-ocr page 1-

I

Vak 83

Qj

vC'Vl .

OORDENBOEK

VAN

NEDERLAND

DOOR

IP. PI- quot;W I T IK -A- Is/L F.

EEESTE DEEL.

GOEDKOOPE UITGAVE.

AMSTERDAM ' - #

SCHELTEMA k HOLKEMA. EN C. L. BRINKMAN.

të-k'

■t

egt;

(Oy

48

-ocr page 2-
-ocr page 3-

AAEDEIJKSKUNDI6

WOORDENBOE

VAN

NEDERLAND.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

AAEDBIJKSKIINIIB

WOORDENBOEK

van

NEDERLAND

door

F. H. quot;W I T K -A_ IM: F.

EEESÏE DEEL.

AMSTERDAM f fr-SCHELTEMA amp; HOLKEMA. en C. L. BRINKMAN.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

VOORBERICHT.

Het zal den schrijver van dit Aardrijkskundig Woordenboek de schoonste voldoening zijn, als zij, die aan zijn arbeid hunne hooggewaardeerde goedkeuring gehecht hebben, ook verder, bij het gébruik maken daarvan, ontivaren mogen, dat het zijn ernstig streven is geweest, een zoo volledig, zoo juist mogelijk werk te leveren.

Hij maakt tevens van dit Voorbericht gebruik om — ook uit naam des Uitgevers — aan allen, die hem in het voltooien van zijne niet gemakkelijke taak zoo krachtig en zoo hoogst welwillend geschraagd hebben, zijn innigen, warmen dank toe te brengen.

P. H. Witkamp.

Amsterdam, 18 Maart 1877.

-ocr page 8-

Verklaring van eenige verkortingen.

amb.

ambacht.

Herst.-Luth. Hersteld-Lutherschen.

Angl.

Anglikanen.

inw.

inwoners.

A.P.

Amsterdamsch Peil.

Isr.

Israëlieten.

arr.

arrondissement.

kant.

kanton.

bew.

bewoners.

Luth.

Lutherschen.

bisd.

bisdom.

Ned.-Herv.

Nederduitsch-IIervormden.

b.

buurt.

O.-E.

Oud-Roomschen.

buurtsch.

buurtschap.

pold.

polder.

dek.

dekenaat.

Presb.

Presbyterianen.

dept.

departement.

prov.

provincie.

d.

dorp.

Rem.,

Remonstranten.

Doopsg.

Doopsgezinden.

R.-Kath.

Roomsch-Katholieken.

geh.

gehucht.

sehiereil.

schiereiland.

Episc.

Episcopalen.

voorm.

voormalig.

gem.

gemeente.

voorn.

voornaam.

heerl.

heerlykheid.

W.-Herv.

Waalsch-Hervormden.

-ocr page 9-

Aa, beek in de Pruiss. prov. West falen en de Geld. gem. Gendringen. Zij valt bij Ulft in den Ouden IJssel.

Aa, beekje in de Koord-Brab. gemeenten Reusel enHooge-en-Lage-Mierde. Het valt in de Reusel.

Aa, riv. in Noord-Brab., komende uit de Peel, en vloeiende over of langs de gem. Someren, Asten, Li erop. Vlierden, Helmond, Aarle-Rixtel, Beek-en-Donk, Gemert, Erp, Veghel, Schijndel, Dinther, Heeswijk, Ber-licnm, den Dungen en 's Hertogenbosch.

Aa of Weerreis, beekje, ontspringende in Antwerpen en loopende door de N. Brab. gem. Zundert, Rijsbergen en Princenhage, vallende te Breda in de Merk.

Aa, beekje dat langs de Overijsselscbe dorpen Hengelo en Borne naar de Almelosche-Aa vloeit.

Aa, bovenpand van den Krommen-Angstel, in de Utr. gem. Ruwiel.

Aa (ter), verkorte naam van het TJtrechtsche dorp Nieuwer-ter-Aa.

Aabroek, pold. onder Princenhage, 93 bund, groot.

Aagdorp of Aagtdorp, buurt in de gem. en 2500 el Z. O. van 't N. Holl. dorp Schoorl. Oudtijds stonden er de adellijke huizen Poelenburg en Hazendaal.

Aagdorperpolder, pold. in de gem. Schoorl, groot 189 bund.

Aagtekerke, gein. op het eil. Walcheren, prov. Zeeland, tusschen Domburg, Oostkapellc, Grijpskerke en Melis-cn-Mariakerke. Zij is ruim 844 bund, groot, en telde in 1822 345, in 1840 380 en in 1870 444 inw. De Hervormden maakten in laatstgen. jaar een getal van 430, de Christ. Ger. 14 uit. De grond, uit zanderige klei bestaande, dient voor een groot deel tot akkerland. De voornaamste veldvruchten zijn tarwe, boonen, erwten, gerst en aardappelen. Behalve het dorp Aagtekerke, bevat de gem. slechts verspreide woningen, waaronder de bouwhoeve het Klooster, ter plaatse van het vroegere convent Waterlooswerve, dat aldaar onder Flo-ris V (1290) was gesticht.

Het dorp Aagtekerke, 2 u. noordw. van Middelburg, bezit in de herv. kerk een marmeren gedenkteeken, ter eere van den edelman Hendrik Thibaut.

Aagtendijk (st.), dijk langs het IJ, van Beverwijk tot aan de VlietsJoot bij Assendelft.

I

-ocr page 10-

2

Aaijen, buurt in de Limb. gem. en i u. zuid. van Bergen.

Aalbeek, buurt in de Limb, gemeenten Hulsberg en Wijnandsrade, in 1840 met 330, in 1860 met 333 imv.

Aalbertsberg, prachtig en historisch belangrijk landgoed in de N. Holl. gem. Bloemendaal.

Aalburg, dorp in de N. Brab. gem. Wijk-en-Aalburg, in 1S40 met 486 inw. Bisschop Bernulf van Utrecht erkende in 1108 het recht der abdij van st. ïruiden op het bezit der kerk te „Alburc.quot; De Herv. kerk, de eenigo van het d., staat op den dijk.

AalburgSChe-polder, pold. in de gem. Wijk-en-Aalburg, gr. 289 bund.

Aalden, kerkbuurt in de Drcnthsche gem. Zweeloo, 1300 el ten z. w. van het hoofddorp. In 1840 telde het 11C-, in 1860 134 inw. De kerk is die der Christ. Ger. gemeente Aalden.

Aalderinkhoek, buurt in de Overijsselsche gem. Ambt-Almelo.

Aalkeet-Binnen-Polder, pold. in de Z. Eoll. gemeenten Maasland en Vlaardinger-Ambacht, 414 bund, groot.

Aalkeet-Buiten-Polder, pold. in de Z. Holl. gemeenten Maasland en Vlaardinger-Ambacht, 730 bund, groot.

Aalsmeer, gem. in Noord-Holland, omringd door de gem. Haarlemmermeer, Niemver-Amstel, Uithoorn en Leymuiden, saamgesteld uit het Kennemer-Ambacht Aalsmeer, de Rijnl. heerl. Kalslagen en Kudelstaart, en Stichtsch-Kudelstaart. Zij was tot 31 Dee. 1861 2969 bund, groot, doch heeft door de veranderde grensscheiding naar de zijde van Leymuiden, sinds 1 Januari 1865, eenc uitgestrektheid van 3310 bunders. De grond bestaat grootendeels uit veen, doch in de drooggemaakte polders ten deele uit klei. Vroeger was het grootste deel uitgevcend, doch in de 17de eeuw zijn de Stom- en de Hornmeer, en in den jongsten tijd ook de Zwarte-polder en de Poelpolder drooggemaakt. Thans zijn nog alleen naar de zijde van Leymuiden veenplassen. Do ingezetenen, in 1822 1976, in 1840 2515 en in 1870 3083, vinden in bloem-, boom- en aardbezie-kweekerij, visscherij, landbouw, veenderij en veeteelt middelen van bestaan. Bij de telling voor 1860 onderscheidde men hen in 1272 Herv., 3 Hem., 20 Cbr. Afg. (Chr. Ger.), 724 Doopsgez., 6 Ev. Luth., 3 Herst. Luth , 519 R. Kath., 110 Oud-Roomsehen en 14 Isr.

Het grooto, fraaie dorp Aalsmeer, aan de ringvaart van den Haarlemmermeer, heeft eene schoone Herv., eeno Doopsgez. en eeno Oud-Room-sche kerk en door zijne bloem- en boomkweekerijen een bevallig aanzien. In 1203 verklaarden de ingezetenen van Aalsmeer zich tegen Ada en den Graaf van Loon en voor Graaf Willem I. De Doopsgez. gem. te Aalsmeer-op-den-Uitweg-in-de-Nieuwe-Vermaning, en die te Aalsmeer-op-den-Uitweg-in-de-Oudc-Vermaning waren do beide laatsten, die niet tot de Algemeene Societeit behoorden.

-ocr page 11-

3

Aalsmeer-en-Kampsterpolder, pold. in do Gron. gem. Oldehovc, 193 bunders groot.

Aalst, d. in de Gold. gem. en i u. oost. van Poederoijen, in 1S40 met 481, in 18G0 met 518 inw. Het behoorde vroeger aan de abdij te Werden en komt omstreeks 983 onder den naam Alisti voor. Er is eeno Herv. kerk.

Aalst, buurt in de Geld. gem. en i u. zuidoost van Lienden. Zij bad in 1840 305, en in 1860 201 inw. Men ziet er het fraaie heerenhuis Kolverschoten.

Aalst, gem. in Noord-Brab., tussehen de gem. Gostel-en-Blaarthem, Stratum, Zes-Gehuchten, Heeze en Waalre. Zij is 922 bund, groot en heeft een zandigen bodem. De ingezetenen, in 1S22 ten getale van 531, 1840 van 573, en 1870 van 640, zijn allen R.-Kath. en bestaan bijna uitsluitend van den landbouw. De gem. bevat het d. Aalst of Kerkeind, aan de Tongelreep, in 1860 met 77 huizen, do buurt Laareind met 40 h., het geh. Eikenrode met 20 h., en het geh. Achtereind met 10 h.

Het d. Aalst heeft door zijn aanleg aanleiding gegeven tot het gezegde „lang en smal als Aalst.quot; In 711 komt het reeds voor onder den naam Haestlo. Het ligt 1 u. ten Z. van Eindhoven.

Aalstraat, geh. in de N. Brab. gem. en 500 el van het dorp Gilze.

Aalsum, dorp in Oost-Dongeradeel, oen klein half uur noordw. van Dokkum. Vroeger stonden er de staten Stinstra en Mokkema. Er is cene Herv. kerk. In 1840 had het 536 inw. (waarvan 230 in de voorst, dc Streek bij Dokkum), in 1870 570.

Aalsum, geh. in de Gron. gem. en 4 u. W. van Oldehove.

Aalsumerpolder, pold. in de gem. Oldehove, 50 bunders groot.

Aalsvoort of Aalsfort, geh. in de N. Brab. gem. Herpen.

Aalten, kant. in 't arr. Zutphen, bevattende de 3 gem. Aalten, Dinx-perloo en Winterswijk.

Aalten, gem. in de prov. Gelderland, begrensd door de gem. Winterswijk, Lichtenvoorde, Wisch, Gendringen en Dinxperlo, alsmede door de Pruiss. prov. Westfalen. Zij beslaat 8260 bund., bestaat uit zandgrond en voor een klein ged. uit afgegraven hoog veen, en wordt doorsneden door dc Aaltensche-beek. Zij bevat het vlek Aalten, in 1S60 met 285, het steedje Bredevoort met 166, en de buurten Lintelo met 161, Barlo met 89, Dale met 81, Uzerlo met 71, Haast met 52 en Heurne met 46 h. Dc gem. telde in 1832 5012, in 1840 6368, in 1870 6063 inw. Naar hunne gezindte onderscheidden zij zich in 1860 in 4441 Ned. Herv., 1 Waalsch Herv., 494 Chr. Ger., 3 Doopsgez., 12 Ev. Luth., 1065 R. Kath. en 76 Isr. Landbouw en fabriekwezen zijn er de hoofdbronnen van bestaan.

Het vlek Aalten, in 1840 met 2136, in 1860 met 2003 inw., ligt aan de Aaltensche-beek en heeft tot middelpunt het op do helling eens heuvels gelegen marktveld, waarop de oude, groote Herv. kerk staat. De overige

1*

-ocr page 12-

4

kerkgcb. zijn die der R. Kath. en der Chr. Geref. De fabrieken leveren katoenen stoffen, bombazijn, diemet, leder, steenen, dakpannen, enz. Aalten werd in de 12de eeuw Alathen en Aladnon geschreven. Het behoorde toen tot de heerl., later graafsch. Lohn, een Munstersch en Geldersch leen.

Aaltensche-Beek, of Slingerbeek, beekje dat in Westfalen ontspringt, door de gem. Winterswijk, Aalten en Wisch loopt, zich in de Bielhemmerbeek en Slinge deelt, en in den Ouden-IJssel valt.

Aam, kleine bmirt aan de Lingo, in de Geld. gem. Eist.

Aamsveen, hoog veen op de grenzen van de Overijss. gem. Lonneker en de Prniss. prov. Westfalen.

Aan-en-Genderdijke-Polder, pold. in het oosten der Zecuwsche gem. Zaamslag, bedijkt in 1654 en 300 bund, groot.

Aanreeperdiep, beekje in de Drenthsche gemeenten Beilen en Assen, dat met het Amerdiep het Duurserdiep vormt.

Aanschot, buurt in de N. Brab. gem. en J u. zuidoost van het dorp Son. Het had in 1860, met den Heuvel, 161 inw.

Aanwas, buurt in de N. Brab. gem. Ossendrecht, in 1840 met -201, in 1860 met 195 inw.

Aanwas (de), polder in de gem. Steenbergen, bedijkt in 1482, 164 bund, groot.

Aanwas-van-Steentaergen, dljkaadje in de N. Brab. gem. Steenbergen, bestaande uit de polders Kruisland, het Oude-land- en de beide Kromwielen, Oost-en West-Graaf-Hendriks-polder. het Westland, st. Om-kommerspolder en Heenschen-polder, te zamen 5464 bunders.

Aar (de), vliet of riv., komende uit den Rijn bij Alphen en vloeiende naar de Drecht bij Nieuwveen, in 1824 en 1825 voor de vaart van grootc binnerJ. vaartuigen geschikt gemaakt.

Aar (ter), gem. in Z. Holl., ingesloten door de gem. Leymuiden, Nieuwveen, Zevenhoven, Nieuwkoop, Aarlanderveen, Oudshoorn, Wou-brugge en Rijnsaterwoude. Zij is groot 1946 bund, en bestond vroeger geheel uit veen, doch de uitgedolven en weder drooggem. veenen zijn nu vruchtbare kleüanden. Er zijn nog enkele veenplassen, en langs de Aar nog veengronden. Ten W. van deze vliet liggen de Langeraarsche- ofNoord-eindsche-, de Middel- en de üiteindsche-polder, de Heerenwegspolder en de Wassenaarsche polder; ten O. de Korteraarsche-, de Bloklandsche-, deSchil-ker- en de Zeven-Ambachtspolder. In 1840 is met deze gcm. vereenigd de kleine gem. Vrijhoeve. Landbouw en veeteelt maken de hoofdbronnen van bestaan uit. De gem. telt 2 d., ter Aar, met eene Herv., en Langeraar, met eenc R. K. kerk. De bevolking, in 1823 1461, in 1840 1782 en in 1870 2030 zielen, deelde zich ten jare 1860 in 642 N. Herv., 1 Waalsch Herv.. 12 Rem., 29 Chr. Ger., 10 Ev. Luth., 1120 R. Kath. en 3 Oud-Roomschen. Zij bestaat hoofdzakelijk door landbouw, veeteelt en veenderij.

Het d. ter Aar, in het midden der gem., ligt bijna li u. N. ten O.

-ocr page 13-

5

van Alphen. De toren der Herv. kerk dagteckent van 1501. ])e kerk zelve is van jonger dagteekening.

Aard (ter), geh. in de Drentschegem. Vries, li u. Z.W. van het hoofdd.

Aard. (ter), of Hoogen-Aard, geh. in de ÏST. Brab. gem. Gilze-en-Rijen.

Aardam, fraai gel. geh. aan de Aar, in de gem. ter Aar.

Aardenburg, dekenaat in 't bisd. Breda, bevattende de 9 parochiën Aardenburg. Biervliet, Eede, Groede, Hoofdplaat, IJzendijke, Oostburg, Philippine er. Sluis.

Aardenburg, gem. in Zeeuwsch-Vlaanderen, ingesloten tusschen Re-tranchement, Zuidzande, Oostburg, 't Kruis, Ecde en Hcille. Zij is groot 1G70 bunders, waarvan 1024 den Isabellapolder, 186 den Diomedepolder, 107 den Aardenburgschen-Havenpolder en 53 den polder Oude-Stad-Aardenburg uitmaken. Het overige bevat de stad Aardenburg, met een deel van de polders Beoosten-Eede, Bewesten-Eede-bezuiden-st.Pietersdijk, en Bewesten-Eede-benoorden-st.Pietersdijk. De bodem, uit zandachtige klei gevormd, brengt veel tarwe, gerst, haver en boonen en eenige andere veldvruchten voort. De bevolking, in 1822 1194 zielen, was in 1840 tot 156C en in 1870 tot 1734 gestegen. Zij was in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 930 Herv., 68 Doopsgezinden, 3 Christ. Gereformeerden, 732 R.-Kath. en 1 die tot geen dezer kerkgenootschappen behoorde.

De stad Aardenburg, vóór 1204 Rodenburg genoemd, bloeide reeds als koopstad in de 9de eeuw en verhief' zich in de 13de eeuw door koophandel tot een grootte, dat zij 7 marktpleinen en 74 straten telde. Oorlogsrampen, watervloed en 't opslijken van hare haven vernietigden die welvaart. In 1601 werd zij door Prins Maurits voor de Unie gewonnen en in 1672 door de dapperheid harer ingezetenen voor het Vaderland behouden. Nog geenc 40 soldaten en 175 weerbare burgers sloegen toen niet alleen den aanval van SOOO of 9000 Franschen af, maar maakten zelfs 620 krijgsgevangenen. De Herv. Kerk, in 1854 vernieuwd, is een ruim gebouw. De Doopsgez. kerk is in 1793 vernieuwd, de E. K. in 1804 gesticht. Op het Raadhuis bewaart men den degen van den dapperen vaandrig Elias Beekman, in 1672 bevelhebber der stad.

Aardenburgsche-Havenpolder, pold. gem. Aardenburg, bedijkt in 1807, groot 107 bund.

Aardenhout, fraai bosch langs den Zandvoorder straatweg, in Haarlem's omstreken, gem. Bloemendaal.

Aardhuis, boerenw. in de gem. en ruim 1 uur ten W. van Apeldoorn. Hierbij is in 1861 door Koning Willem III een gebouw in Zwitserschen stijl opgericht.

Aardsche-Veld, buurt in de gem. Assen, aan de zuidwestzijde der stad.

Aardt, d. in de Geld. gem. Herwen-en-Aardt, in 1840 met 525, in 1860 met 518 inw. Hier staat de kerk der Herv. gem. Herwen-Aardt-

-ocr page 14-

6

CD-Pannerden. Indien Aardt het oude Arenatium of Arenaeum is, behoorde het tot de Eomoinsche vestingen, die in den oorlog van 71, op last van Claudius Civilis, door de Batavieren werden aangevallen.

Aarlanderveen, gem. in Z. Holl., ingesloten door de gem. ter Aar, Nieuwkoop, Bodegraven, Alphen en Oudshoorn, 2264. bund, beslaande en bewoond in 1822 door 2247, in 1840 door 2736 en in 1870 door 2828 inw. Bij de telling van 1860 vond men 1851 N. Herv., 1 Waalsch Herv., 25 Rem., 28 Chr. Ger., 16 Ev. Luth., 1 Herst. Luth., 697 E. Kath., 91 Isr. en 32 ongenoemden. De grond bestaat grootendeels uit kleiland en deels uit veen, waardoor landbouw en veeteelt, met eenige fabrieken, vooral steenbakkerijen, de hoofdbronnen van bestaan uitmaken. De landen behooren meerendeels tot den Noord-en-Zuideinderpolder, den Kortsteker-polder, den Coupépolder, de Aarlanderveensehe-Droogmakerij en den Zeven-Ambaehtspolder. De Rijn maakt de zuidergrens uit, de Nieuwe-Vaart doorsnijdt het westen, de Aarlanderveensche-Vaart het midden der gem. Behalve het d. Aarlanderveen, bevat de gem. de sehoone uitgestrekte Aarlanderveensche-Eijnbuurt, eerstgenoemde plaats in 1840 met 250, de tweede met 331 huizen.

Het d. Aarlanderveen is in de lengte gebouwd, van het noordw. naar het zuidoosten, in eene uitgestrektheid van J uur. De Herv. kerk staat in het midden, de R. K. in het noordwesten. In den oorlog van 1672 onderscheidden de boeren van Aarlanderveen zich door eene ferme houding tegenover de Fransehen.

A ar lander veensche-Bi j ntauurt, uitgestrekte buurt langs den Rijn in de gem. Aarlanderveen, met ruim 1500 inw. Zij vormt voor het da-gelijkseh verkeer een gedeelte van het vlek Alphen.

Aarle, dorp in de N. Brab. gem. Aarle-Rixtel, J u. ten noordw. van Helmond. Het had in 1840 701, en in 1860 755 inw. Het bloeit door landbouw, het aanfokken van ganzen en hoenders en eenige fabrieken, waaronder eene beroemde klokgieterij. De tegenw. R. Kath. kerk dagtekent van 1846, de Herv. van 1848.

Aarle, buurt in de N. Brab. gem. en i u. westwaarts van Best, fraai in 't geboomte, in 1840 met 343, in 1860 met 357 inw.

Aarle-Rixtel, gem. in 't Peelland der prov. Noord-Brab. Zij wordt bepaald door de gem. Beek-en-Donk, Gemert, Bakel-en-Milheeze, Helmond, Stiphout en Lieshout, is 1454 bund, groot, en heeft voor 't grootste deel een zandigen bodem. In 't oosten, langs de Aa, ligt echter klei. In 1822 had zij 1133, in 1840 1303 en in 1870 1509 inw. Landbouw, vee-en vogelteelt en eenige fabrieken geven den ingezetenen het noodige. De gein. bevat het d. Aarle, waar men in 1860 144 h. telde, de buurten Kouwenberg met 43, Strijp met 30, Heikant met 23, Broekkant met 20, Rixtel met 16, Overbrug met 16, en 't geh. Koppel met 10 huizen.

Aartswoud, d. in de N. Holl. gem. en J u. ten N. van Hoogwoud, in 1840 met 161, in 1860 met 240 inw. De Herv. kerk is een ruim, groot geb., met een zwaren, dikken toren.

-ocr page 15-

7

Aasdom, of Aasilom-in-'t Veen, gedeelte der IJtr. gem. Abcoude-Proostdij-en-Aasdom.

Aast, geh. in de Limb. gem. en Ij u. N. van Grubbenvorst, aan de Maas.

Aasterberg, geh. in de Limb. gem. Echt.

Aaxens, geh. i u. Z.W. van 't Friesche dorp Tjerkwerd.

Abbega, d. in de Fricsche gem. Wymbritseradeel, in 1840 met 227, in 1870 met 242 inw. In eerstgenoemd jaar waren deze verdeeld, 113 in 't dorp en 114 in de onderhoorige geh. Abbegaster-Ketting, Abbegaster-Eijge, Oosterburen en de Morrha.

Abbagaster-Ketting, geh. bij 't dorp Abbega.

Abbegaster-Eijge, geh. hij 't dorp Abbega.

Abbekerk, d. in de Noord-Holl. gem. Abbekerk-en-Lambertsehagen, aan den Zeedijk, ruim IJ u. zuidwest van Medemblik. In den graf. tijd maakte Abbekerk met Twisk, Midwoud en het oostelijk deel van Lambertschagen, een stede uit. In 1840 telde men er 422, in 18G0 460 inw.

Abbekerk-en-Lambertschagen, gem. in Noord-Holl., in 't noorden palende aan de Zuiderzee en verder ingesloten door Hoogwoud, Opmeer, Sybekarspel en Twisk. Zij is 782 bund, groot, alles voortreffelijk kleiland, en bestaat uit het d. Abbekerk, de oosterhelft van Lambertschagen, het zuiderdeel van de Weere, het geh. Coppershorn en de wester helft van den drooggem. Bennemeer. In 1822 waren er 033, in 1840 779 en in 1870 831 inw. In 1860 onderscheidde men de bevolking in 546 Herv., 8 Chr. Afg., SIDoopsgez., 1 Ev. Luth. en 232 R. Kath. Landbouw en veeteelt maken er de bronnen van welvaart uit.

Abbekinderen, geh. in de Z. Bevelandsehe gemeente Kloetinge.

Abbenbroek, gem. in Zuil-Holland, op het eil. Voorne, door de Bernisse van Geervliet gescheiden, en verder omringd door Hecnvliet, Nieuwenhoorn, Oudenhoorn en Zuidland. Zij is groot 940 bund, en bestaat uit vruchtbare kleilanden, die deels de polders het Oudeland, het Nieuweland en het Oude-Nieuweland uitmaken, en deels tot de pold. de Oudc-Kade, de Nieuwe-Kade, den-Zuidlandschen-polder en den Nieuwenhoorn-schen-polder behooren. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van welvaart. In 1822 had de gem. 564, in 1840 644 en in 1870 677 inw. Ten jare 1860 onderscheidde men hen in 611 Herv. en 4 R. Kath.

Het dorp Abbenbroek, 2i u. zuidoost van Brielle, ligt aan de Bernisse, is in het vierkant gebouwd, en heeft een fraai rechthuis en eene Herv. kerk. In het begin der 13de eeuw werd dit dorp door Graaf Floris IV aan een edelman in leen gegeven, die zich naar dit dorp noemde.

Abbenes, aanzienlijke buurtschap in de gem. Haarlemmermeer, waarin het vóór de droogmaling een onbewoond eiland vormde. Het ligt daardoor zeer hoog en wordt door de hoofdvaart doorsneden. In 1867 is tot den bouw eener Herv. kerk besloten. Vóór de oprichting der gem. Haarlemmermeer behoorde het tot Alkemade.

-ocr page 16-

8

Abbestee, kleine buurt in de gem. cn i u. N.0. van het N. Holl. dorp Calandsoog.

Abbeweer, buurt in de Groningsehe gem. Baflo.

Abbingawier of Abbeweer, geh. in de Friesche gem. Eauwerderhem, 20 min. zuidwaarts van Irnsum.

Abcoude, groot, aanzienlijk dorp in de prov. Utrecht, ten deele in de gem. Abcoude-Baambrugge, ten deele in Abcoude-Proostdij-en-Aasdom, aan het Gein en den Krommen-Angstel, 2 u. zuid-zuid-west van Amsterdam. De Herv. kerk is een aanzienlijk kruisgeb., waarin eene tombe. Ook is er eene K. K. kerk. Het station Abcoude van den Ehijn-spoorweg staat aan den oostkant van het Gein, 15 min. ten noord-oosten van het dorpsplein. De Abcouder paardenmarkt is zeer bezocht. Vroeger zetelde te Abcoude een ridderlijk geslacht, van welks stamhuis tot op den tijd van Koning Willem II een vervallen toren was overgebleven. In 1085 wordt reeds van Abcoude onder den naam Abekewalde melding gemaakt. In 1593 huisden er nog wolven.

Abcoude-Baambrugge, gem. in Utrecht, ingesloten door de gem. Weesperkarspel, Nigtevecht, Vreeland, Loenen, Loenersloot, Vinkeveen-en-Waverveen en Abcoude-Proostdij-en-Aasdom. De grond, gevormd door den Oostzijdschen-polder, den Westzijdschen-polder, den Schrobber-polder, het Slotpoldertje en de oosthelft van den Winkelpolder, is groot 1595 bund., deels klei-, deels veenland. In 1S22 had deze gem. 1127, in 1840 1173 en in 1870 1371 inw., voor 't laatstvermelde jaar onderscheiden in 805 Ned. Herv., 1 Waalsch Herv., 24 Ev. Luth., 2 Herst. Duth., 6 Doopsg., 35 Chr. Ger., 487 B. Kath., 8 Isr. en 3 ongenoemden. Veefokkerij en melkerij maken het hoofdbestaan der ingezetenen uit. Er is slechts weinig bouwland, doch langs den Krommen-Angstel aangenaam boschaadje van eenige, deels aanzienlijke buitenverblijven. In 't noorden ligt de zuiderhelft van 3t dorp Abcoude, in het midden het dorp Baam-brugge, cn nagenoeg halverwege beiden, nevens de Hofstede Postwijk de eenvoudige kerk der Chr. Ger. gemeente.

Abcoude-Proostdij-en-Aasdom, gem. in de prov. Utrecht, omringd door de gem. Ouder-Amstel, Weesperkarspel, Abcoude-Baambrugge en Vinkeveen-en-Waverveen. Zij is saamgesteld uit den Broekzijdschen-pol-der, den Holendrechtschen-polder, den Waardassakschen-polder, den Nellen-steinspolder en den Proostdijer-polder, benevens de westhelft van den Winkelpolder, alles te zamen 1543 bund, groot, voor het grootste deel veen, doch langs liet Gein en den Krommen-Angstel klei. In 1822 had zij 1030, in 1840 1072 en in 1870 1432 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 556 Ned. Herv., 4 Ev. Luth., 5 Doopsgez., 2 Chr. Ger., 860 B. Kath., 31 Isr. en 2 ongenoemden. Veeteelt, zuivelbereiding en veenderij zijn er de middelen van bestaan. Behalve het grootste deel van 't dorp Abcoude, bevat zij de buurt Achterbosch.

Abcoudermeer, klein meer op de grenzen van N. Holland en Utrecht

-ocr page 17-

■■■I

9

bij het dorp Abcoude, van den Krommen-Angstel (hier Holendrecht genoemd) alleen door eene paalrij afgescheiden.

Abeele, fraaie buurt aan den weg van Middelburg naar Vlissingen, eene veelbezochte uitspanningsplaats der stedelingen. Zij ligt in de gem. Oost- en West-Souburg en wordt in de Groote-Abeele en de Kleine-Abeele onderscheiden.

Abelstok of Abtstok, bekende brug bij hot Gron. dorp Mensingeweer.

Abeltjeshuis, alleenstaand huis (boerderij en herberg) bij het Gron. dorp Vlagtwedde, op de Pruiss. grens.

Abkoven, buurt in de N. Brab. gem. Goirle.

Aborth, geh. bij 't Friesche dorp Ysbrechtum, ter plaatse waar van 1410 tot 1572 het klooster van Reguliere kanunniken Thabor bloeide.

Abrahamsdiep, of Oude-Diep, vaarwater, dat tusschen Hoogezand en Slochteren in het Winschoterdiep valt.

Absdale, pold. in de Zeeuwsche gem. st. Jansteen, bedijkt in 1654. groot 727 bund.

Abshoven, geh. in de Limb. gem. Munstergeleen.

Abt, zandbank in het Wad tusschen Barradeel en Terschelling.

Abtspoel, adell. huis in de Z. Holl gem. Oegstgeest.

Abtsregt, deel der Z. Holl. gem. Vrijenban, waarmede het in 1855 is vereenigd. Het is groot 470 bnnd. en had in 1822 102, in 1840 170 en in 1850 167 inw.

Abtstede, landelijke buurt aan de zuidoostzijde der stad Utrecht, met vele tuinen, moesvelden en boomgaarden

Abtswoude, of Paapswoude, buurt in de Z. Holl. gem. Hof-van-Delft, aan den weg van Delft naar Kethel. Als ter herinnering aan den landelijken dichter H. K. Poot, die hier 29 Januari 1089 geboren werd, zijn de hekken van vele landhoeven met versjes beschilderd.

Abtswouder-polder of Lage-Abtswouder-polder, pold. in de Z. Holl. gemeente Hof-van-Delft en Schipluiden, groot 374 b.

Achlum, d. in de Friesche gem. Franekeradeel, 1 u. Z.W. van Fra-neker, in 1840 met 433, of met de drie onderh. geh. Sopsum, Yslum-buren en Geldterp 538 inw. In 1876 was met betrekking tot de laatste opgave dit getal tot 831 toegenomen. In vorige eeuwen stonden hier de staten Offingahuizen en Benysten, benevens het Regulieren-klooster Achlum-mer-konvent. De kerk, die aan de Herv. behoort, staat op een hooge terp.

Acht, d. in de N. Brab. gem. Woenscl-en-Eckart, 1 u. van VVoensel, in 1840 met 350, in 1860 met 316 inw. Het ligt wijd uiteen en heeft eene B. Kath. kerk. In 1848 is er eene Germaansche grafplaats ontdekt.

Achtegaal, geh. in de Limburgsche gem. Tegelen.

-ocr page 18-

10

Acht-en-Zestig-Morgen, of de Laagjes, polder in de Z. Holl. gem. IJsselmonde, groot 65 bund.

Achter-Ambacht, gedeelte der Z. Holl. gem. Hendrik-Ido-Ambacht.

Achterberg, uitgestrekte buurtsehap onder de gem. Ehenen, aan de noorder helling van den llhenenschen-Berg.

Achterboerkens, pold. in de N. Brab. gem. Etten-en-Leur, groot 31 bund.

Achterbosch, geh. in de N. Brab. gem. Lieshout.

Achterbosch, geh. in de N. Brab. gem. Asten.

Achterbosch, geh. in de N. Brab. gem. Nuenen c. a.

Achterbosch, buurt in de beide Utr. gem. Abeoude-Proostdij-en-Aasdom, en .Vinkeveen-en-Waverveen.

Achterbroek, geh. in de N. Brab, gem. Lierop.

Achterbroek, buurt in de Z. Holl. gem. Berkenwoude, in den ge-lijknamigen pold., die 452 bund, groot is.

Achter-de-Biesen, pold, in de Z. Holl. gem. Boskoop.

Achter-de-Hoeven, pold. in de N. Brab. gem. Kaamsdonk. 28 b.

Achter-de-Hoven, buurt in de gem. Leeuwarden.

Achter-de-Lage-zijde, pold. in de N. Holl. gem. Sehagcn, bijna 11 bund, groot.

Achter-de-Loet, pold. in de N. Holl. gein. Schagen, 43 bund.

Achter-den-Haag, buurt bij het steedje Buren.

Achterdiep, buurt in de Gron. gem. Sappemeer, in 1840 met 277. in 1860 met (Spitsbergen daaronder begrepen) 346 inw.

Achterdijk, geh. in de Drenthsehe gem. Euinen.

Achtereind, geh, in de Brab. gem. Aalst.

Achterenk, buurt in de Geld. gem. Epe.

Achter-Gouw, stroom bij het N. Holl. dorp Zuiderwoude.

Achter-Grootewal, pold. in de N. Holl, gem. Schagen, 38 bund, groot.

Achter-het-Hof, geh. in de N. Brab. gem. Hoeven c. a.

Achterhoek, buurtsch. in de gem. Nijkerk, op de Utr. grens.

Achterhoek, buurt in de N. Brab. gemeente Kucphen c. a.

Achterhoek, geh. in de Overijsselsehe gem. Kaalte.

Achterhoek, buurt in de Overijsselsehe gem. Ambt-Almelo, 40 min. van de stad Almelo. Zij had met Wateregge in 1840 271 en in 1860 424 inw., waarvan in laatstgenoemd jaar 268 in Achterhoek alleen.

-ocr page 19-

11

Achterhoek, landstreek ten oosten van den IJssel, aldus in de wandeling door de bewoners van de meer westel. deelen des Lands genoemd. Daar echter niemand zijne woonpl. tot den Achterhoek wil gebracht hebben, krimpt de streek in naarmate men haar nadert. Sommigen rekenen haar aan den IJssel te beginnen, anderen 1 uur of li oostelijker, nog anderen eerst in de nabijheid der Pruiss. grenzen.

Achterholte, buurt in de Gron. gem. Onstwedde, in 1860 met 152 inw.

Achterhout, geh. in de Gron. gemeente Winschoten.

Achter-Klappolder, 2 pold. in de Z. Holl. gem. Bleiswijk.

Achter-Kulnre, pold. in de Overijsselsche gem. Kuinre.

Achterlandsche-polder, pold. in de Z. Holl. gem. Groot-Ammers.

Achter-Iiindt, geh. in de Z. Holl. gem. Groote-Lindt.

Achter-Loo, geh. in de N. Brab. gem. Bergeyk.

Achterineer, pold. aan de zuidzijde der stad Alkmaar, 35 bund. gr.

Achter-Oetgenspad, buurt aan de Weesperzijde in de gem. Amsterdam.

Achterpoort, pold. in de Z. Holl. gem. Haastrecht, 35 bund, groot.

Achter-Schulpvlak, duinvallei in de N. H. gem. Bergen.

Achtersloot, buurt in de ütr. gem. IJsselstein.

Achtersluis-polder, pold. in de gem. Zaandam, gr. 84 bund.

Achterste-Hees, buurt in de Limb. gem. Sevenum.

Achterste-Hoeve, geh. in de N. Brab. gem. Loon-op-Zand.

Achterste-Steeg, buurt in de Limb. gem. Sevenum.

Achterstraat, geh. in de N. Brab. gem. Nistelrode.

Achter-Vlokhoven, buurt in de N. Brab. gem. Woensel.

Achter-Vogelswerf, pold. in de Geld. gem. Vuren. gr. 35 bund.

Achterweg, geh. in de Z. Holl. gem. Capelle-op-den-IJssel.

Achter-Wehl, buurt in de Geld. gem. Wehl, in 1840 mot 325, in 1860 met 295 inw.

Achterwetering, geh. in de Utr. gcm. Maartensdijk.

Achteveld, d. op de Utr.-Geld. grens, deels in Stoutenbnrg, deels in Bameveld. De kerk, eene R. Kath.. staat op Stichtseh grondgeb. Er zijn ruim 120 huizen.

Achthoek, plek in het Haarlemmerhout, waar in 1823 een smakeloos gedenkteeken voor Laurens Jansz. Costsr werd geplaatst.

Achthoven, pold. in de Z. Holl. gem. Leksmond, 407 bund, groot.

Achthoven, pold. in de Z. Holl. gem. Leiderdorp, 374 bund, groot.

-ocr page 20-

12

Achtboven, oost. deel dor ütr. gem. Linschoten, doc'j vóór 11 Juni 1857 eene eigene gem. Deze had 368 hund. oppervl. en telde zoowel in 1840 als 1850 105 inw.

Achthuizen, kerkbuurt in de Z. Holl. gera. Ooltgensplaat, op de grens van den Bommel. De kerk is die der R. Kath. gem. Ooltgensplaat; Hare stichting dagteekent van 1848.

Achtkarspelen, gem. in Friesland, vroeger de zesde grietenij van Oostergoo en omringd door de gem. Kollumerland-en-Nieuw-Kruisland, Dantumadeel, Tietjerksteradeel, Smallingerland, Grootegast en Grijpskerk, de beide laatsten in de prov. Groningen. Zij is groot 10,320 bund, en heeft in 't noorden en midden een zandigen, en in het zuiden een veen-achtigen bodem.

De gem., oorspronkelijk uit 8 kerspelen gevormd, is afgedeeld in 11 dorpen, t. w. Augustinusga, Buitenpost, Drogeham, Gerkesklooster, Har-kema-Opeinde, Kooten, Lutjepost, Kottevalle, Surhuisterveen, Surhuizum en Twijzel. In geographischen zin is Harkema-Opeinde echter slechts eene buurt, en Lutjepost een gehucht, daar beide plaatsen geene kerken hebben.

De bevolking telde in 1744 4344 zielen, in 1811 4715, in 1822 5408, in 1840 7568 en in 1870 9339, vóór laatstgenoemd jaar onderscheiden in 8624 Nederduitsch-Hervormden, 2 Ev. Luth., 498 Doopsgez., 390 Christ. Geref. en 25 Koomsch-Kath.

Landbouw, veeteelt en veenderij zijn de hoofdbronnen van bestaan. De bouwlanden zijn groot 2148, de weilanden 2805, en de hooilanden 322G bund. De wateren bedekken 903 bund., en de woeste gronden (heiden) 733. Tarwe wordt weinig verbouwd, doch haver, rogge, gerst, aardappelen en boekweit in groote hoeveelheid. Overigens komen in aanmerking vlas en lijnzaad. Ook wint men er peulvruchten, koolzaad, chicorei, enz., doch op slechts weinige akkers. In 1869 waren er 895 paarden, 6276 runderen, 2680 schapen, 490 varkens en 1350 bijenkorven. Er zijn weinige, en niet dan kleine fabrieken en werkplaatsen, zoo als oliemolens, verwerijen, smederijen, enz. De spoorweg van Leeuwarden naar Groningen heeft in die gem. het station Buitenpost. De scheepvaart wordt bevorderd door het Caspar-Roblesdiep, de Dokkumer-Groninger-trekvaart en eenige daaruit afgeleide binnenvaarten. Op de Groninger grens vloeit de eens veel belangrijker Lauwers.

Achtkarspelen, inzonderheid door Ludgerus voor het Christendom gewonnen, behoorde vóór de Hervorming tot het kerkelijk regtsgebied van Münster.

Thans zijn er 9 gem. der Hervormden: Augustinusga, Buitenpost-en-Lutkepost, Drogeham, Gerkesklooster, Kooten, Rottevalle, Surhuisterveen, Surhuizum en Twijzel. — De Chr. Ger. hebben 2 gem.: te Drogeham en Surhuisterveen, en de Doopsg. eveneens 2 gem.: te Rottevalle en Surhuisterveen.

De hoofdplaats der gem. is Buitenpost. In den Franschen tijd was Achtkarspelen in 3 gem. gesmaldeeld: Augustinusga, Buitenpost en Surhuizum.

Achtmaal, d. in de N. Brab. gem. Zundert, 1 u. ten Z.W. van Groot-

*

-ocr page 21-

13

Zundert. Het had in 1840 16 h. en 100 inw., wier aantal sedert aanzienlijk is toegenomen. Er is eene R. Kath. kerk, aan st. Cornelius gewijd.

Aehttienhoven, gem. in de prov. Utrecht, bepaald door de gem. Hilversum (N. Holl.), Maartensdijk, Utrecht, Zuylen en Westbroek, 1083 bund, groot. De grond bestaat in het zuiden (aan de Vecht) uit klei, in het midden uit veen en in het noorden uit laag zand. De bevolking, in 1822 297 inw., was in 1840 tot 371 en in 1870 tot 487 vermeerderd. Zij splitste zich in het laatstgen. jaar in 362 Ned. Herv.. 1 Anglik., 1 Evang. Luth., 3 Chr. Geref., 105 R. Kath., 14 Oud-Room-schen en 1 ongenoemde. Veeteelt, zuivelbereiding, veenderij en landbouw maken er de middelen van bestaan uit. De gem. deelt zich in de buurt Achttienhoven, ia 1840 met 38, het geh. Kooldijk met 3, het geh. Ga-geldijk met 5, en Vechtdijk met 12 huizen.

Het geh. Achttienhoven ligt ter wederzijde van een belommerden weg, die de d. Maartensdijk en Westbroek verbindt, li u. ten N. van Utrecht. In oude oorkonden wordt het Everckesdorp genoemd.

Aehttienhoven, thans oost. deel der Z. Holl. gem. Nieuwkoop, doch tot 1855 een zelfst. gem., ter grootte van 426 bund., in 1822 met 124 en in 1850 met 119 inw. Het geh. Achttienhoven ligt in het midden dezer streek.

Ackersdijk-en-Vrouwenregt, vroeger zelfst. gem. in Z. Holland, doch bij de wet van 11 Juli 1835 met Vrijenban vereenigd. Zij was 345 bund, groot, had in 1822 116 en in 1850 132 inw.

Ackersdijksche-Polder, pold. in de Z. Holl. gem. Vrijenban.

Acquoy, of Ackooi, d. in 1140 door Jan van Arkel gesticht, en vroeger eene eigene baronie uitmakende. In April 1820 werd Acquoy van Holland gescheiden en aan Gelderland toegevoegd, en wel tot het schoutambt (thans gem.) Beest, waarbij het sedert gebleven is. Het ligt aan de Einge, tegenover het steedje Asperen, en heeft een vernieuwde Herv. kerk. In 1840 waren er 352 en in 1860 424 inw.; t. w. (in laatstgen. jaar) 188 in de kom en 236 daarbuiten.

Adama, voorm. kasteel, thans nonnenkl. bij het N. Brab. d. Etten.

Adegeest, aanzienlijke hofstede in de Z. Holl. gem. Voorschoten.

Admiraal-de-Ruyter, in den Franschen tijd st. Ililaire, fort i u. O. van VHssingen.

Admiraal-Dirksz, fort i u. Z. van den Helder, ter plaatse waar de N. Holl. staatsspoorweg de Heldersche vestingwerken binnendringt.

Admiraal-Tromp, kustbatterij, 7 min. ten oost. van Vlissingcn.

Admiraal Zoutman, van 1810—1813 la Coste, fort J u. ten O. van Vlissingen.

St. Adolfsland, naam waaronder een deel der Z. Holl. gem. Ooit-gensplaat dikwijls voorkomt.

-ocr page 22-

14

Adornis-polder, pold. in de Zeeuwsche gem. Nieuwvliet, 56 bund, groot, bedijkt in 1619.

Adorp, gem. in Groningen, begrensd door Winsum, Bedum, Noord-dijk, Hoogkerk, Aduard en Ezinge, en 2209 bund, groot. Zij is saam-gesteld uit hot zuid. deel van Ubbega en het ged. van het Westerkwartier ten oosten van het Reitdiep. Zij bevat daarin de d. Adorp, Sauwert en Wetsinge, de buurten Harssens en Hekkum, en de geh. Wierum-ten-oosten-van-het-Reitdiep, Dorkwerd-ten-oosten-van-het-Reitdiep, Arwerd en Paddepoel. In 1822 had zij 898, in 1840 1030 en in 1870 1355 inw., vóór laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1071 Ned. Herv., 1 Waalseh Herv., 10 Doopsg., 265 Chr. Geref., 3 R. Kath. en 5 Oud-Roomschen. De grond, uit zeeklei gevormd, is meestal akkerland, weshalve landbouw het hoofdbedrijf der ingezetenen uitmaakt.

Het d. Adorp, in 1840 met 300, in 1860 met 392 inw., ligt 1 u. N.N.W. van Groningen. Er is eene kleine Herv. kerk. De stompe toren met schietgaten, die van eene vorige kerk was overgebleven, is in 1794 gesloopt.

Adriaanspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Kortgene, bedijkt in 1718 en 58 bund, groot.

Adrianapolder, pold. in de Z. Holl. gem. Stellendam, bedijkt in 1769; 194 bund, groot.

Adriana-Theodora-polder, pold. in de Z. Holl. gemeente Oolt-gensplaat, omstreeks 1850 op het Volkerak gewonnen, groot 167 bund.

Adrichem, hofstede in de N. Holl. gem. Beverwijk, een zeer oud goed, daar het door den Frankischen Groothofmeester Karei Martel in de eerste helft der 8ste eeuw aan den geloofsprediker Willebrord werd geschonken.

Aduard, gem. in Groningen, begrensd door de gom. Ezinge, Adorp, Hoogkerk, de Look, Zuidhorn en Oldehove. Zij is 3063 bund, groot, grootondeels kleigrond. Alleen het zuidereinde bestaat uit laag veen. Zij bevat de d. Aduard, Franstim, don Ham en Leego-Meedon, de buurten don Hom, Aduardor-Voorwerk, do Poffert en Langewoor, en do geh. Wierum-bewosten-hot-Reitdiep, Fransummorvoonverk en do Knijp. In 1822 had deze gem. 1593, in 1840 1955 en in 1870 2309 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1778 Ned. Herv., 6 Ev. Lnth., 103 Doopsgez., 337 Chr. Geref., 75 R. Kath. en 10 Isr. Do landbouw is er hot voornaamste middel van bestaan, en daarnevens veefokkerij, steenbakkerij, enz.

Hot d. Aduard, 2 u. ten N.W. van Groningen, dankt waarschijnlijk zijn bestaan aan de beroemde Benedictijner abdij, die er den 5 Juni 1192 werd gesticht, en in 1580 in brand gestoken. Men telde erin 1840 737 en in 1860 725 inw. Er zijn kerken voor de Horv., do Chr. Ger. en de R. Kath., bonevens eene steenbakkerij.

Aduarderdiep, riv. in Drenthe en Groningen, die onder den naam van Langeloërdiep bij Langelo ontstaat, dan den naam van Eieverdordiep

-ocr page 23-

15

aanneemt, vervolgens Peizerdiep en ten laatste Koningsdiep heet. Zij loopt aan de Aduarderzijl in het Reitdiep nit.

Aduarder-Voorwerk, buurt in de Gron. gem. Aduard, 10 min noord-oost van Aduard. Zij had ten jare 1840 185 en ten jare 1860 203 inw., die van Wierum-bewesten-het-Reitdiep daaronder begrepen.

Aduarderzijl, buurt en zijl (sluis), in do Gron. gem. Ezinge.

Aegum, buurt met dorpsrechten in de Friesche gem. Idaarderadeel. Zij had in 1840 49 en in 1870 64 inw. Van de in 1838 afgebroken kerk staat nog de toren.

Aekamp, buurt in de Gron. gemeenten Finsterwolde en Midwolde. ter wederzijde van de Oude-Ee, in 1840 met 208 inw., wier aantal echter sedert aanzienlijk is toegenomen.

Aemburen, geh. onder het Friesche dorp Parrega.

Aengehorren, geh. onder het Gron. dorp Woltersum, gem. ten Boer.

Aengwirden, gem. in Friesland, tijdens de Republiek de tweede grietenij der Zevenwolden, en in de middeleeuwen Handmare genoemd. Zij wordt ingesloten door Utingeradeel, Opsterland, Sehoterland en Has-kerland, is 4064 bund, groot en bestaat bijna geheel uit lage, voor een groot deel nitgedolven veenen, behalve eene strook alluvisch zand in het zuiden, in vorige eeuwen met hoog veen bedekt.

De gem. is afgedeeld in 5 dorpen: Heerenveen, Gersloot, Lunjeberd, Terband en Tjalleberd, die in geographischen zin vormen: het derde deel van het vlek Heerenveen, de 2 dorpen Tjalleberd en Terband, de buurten Gersloot, Lunjeberd, de Fok en Nienwebrug, en de geh. Luxwolde, Zestienroeden en Terbandstersehans.

De bevolking, in 1744 uit slechts 566 zielen bestaande, was in 1822 tot 1918 toegenomen. In 1840 beliep zij 2756, in 1S60 ;i094, en in 1870 3547, voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2843 Ned. Herv., 2S5 Doopsg. 186 Christ. Geref., 221 R. Kath. en 12 Isr.

Veenderij, scheepvaart en veeteelt zijn de hoofdbronnen van bestaan der ingezetenen. Aan den akkerbouw is slechts een klein deel gewijd, namelijk het ontgonnen hoogveen, waar in 1869 65 bunders met rogge, 100 bunders met haver, 3 bunders met boonen en erwten, 32 bunders met aardappelen, en 10 bund, met koolzaad was bezet. Dc veestapel telde toen 51 paarden, 1 ezel, 1000 runderen, 472 schapen, 13 geiten en bokken en 29 varkens.

Te Terband is eeue Herv. kerk. Tjalleberd heeft kerken voor de Herv., voor de Doopsgez. en voor de Chr. Geref.

Er zijn 4 lagere scholen.

In den Franschen tijd was deze grietenij in 2 gem. gesplitst: Ueeren-veen en Tjalleberd, waarvan de eerstgenoemde zich echter ook over een deel van Sehoterland uitstrekte.

-ocr page 24-

16

Aetsveld, middelgedeelte der N. Holl. gem. Weesperkarspel, door het Aetsveldwat in Binnen-Aetsveld en Over-Aetsveld onderscheiden. Het bestaat uit 3 pold.: Begijnenpolder, Boslandsehen-polder en Koode-molen-polder.

Aetsveldwat, wetering, zich uitstrekkende van den Hinderdam tot Weesp.

Afferden, fraai dorp, vroeger de hoofcipl. eener heerl. van Opper-Gelder, thans een deel der Limb. gem. Bergen. Het ligt nabij de Maas en heeft een gierpontenveer op Vortum in N. Brab. In 1840 telde men er, met eenige buitenbuurten, 460, en in 1860 in de dorpskom alleen 336 inw. Behalve de fraaie R. Kath. st. Cosmus- en Damianuskerk, heeft men er eene kleine kapel, aan de treurende Moeder Gods gewijd. Een oud verhaal zegt, dat het prachtig gebeiteld albasten beeldwerk van het hoofdaltaar der kerk in 1542 uit Engeland is gekomen. In 1720 ontstond oproer te Afferden, omdat de schout der schooljeugd het dusgenoemde fooien-jagen en het vieren van den „razenden maandagquot; verboden had.

Afferden, d. in de Geld. gem. Druten, 1 u. ten Z.O. van het hoofddorp, in 1840 met 838, en in 1860 met 855 inw., die echter voor het meerendeel buiten de kom der plaats wonen, daar in laatstgenoemd jaar deze alleen niet meer dan 61 inw. telde. De kerk behoort den K. Kath.

Afsched, buurt in de gem. Genemuiden, langs den Kamper-Zeedijk, in 1840 met 146 en in 1860 met 230 inw. Daarin ligt de Vcnerijterzijl.

Agatha (St.), dorp in de N. Brab. gem. Cuyk, nabij de Maas, in 1840 met 298 en in 1860 met 300 inw. Het ontleent zijn naam aan het Kruisheerenklooster st. Agatha, dat door Diederik Heer van Heurne in 1371 werd gesticht, en dit weder aan de in 1300 gebouwde st. Agatha-kapel, waarmede het convent begiftigd is geworden. De kloosterkapel dient ook voor de godsdienstoefeningen der ingezetenen van het dorp.

Agelo, buurt in de Overijsselsche gem. Denekamp, in Groot- en Klein-Agelo onderscheiden, in 1840 met 570 eu in 1860 met 614 inw.

Agger, voorm. Zeeuwsch d. en ambacht op Zuid-Beveland, reeds in 1187 bekend, doch meermalen overstroomd en daardoor te niet gegaan. Een klein deel is bij Hinkelenoord ingedijkt en daarmede in 1806 aan Brabant gevoegd. Van den stroom de Agger is nog een streng in de gem. quot;Woensdrecht over.

Akendam, voorm. ambacht bij Haarlem, thans deel uitmakende der gem. Schoten-en-Gehuehten.

Akerbaan, buurt in de Limb. gem. Heerlen, in 1840 met 254 inw.

Akersloot, gem. in Noord-Holland, bepaald over do gom. Alkmaar, Zuid-en-Noord-Sehermer, Graft, Jisp, Uitgeest, Limmea en Hcilo. Zij is groot 2526 bund, en bestaat uit het veenachtige oeverland van het Alkmaardermeer, met deelen van den Sehermeer en den Stermoer, vruchtbare kleigronden. De ingezetenen maakten in 1882 854, in 1840 964 cn in

-ocr page 25-

17

1870 1328 personen uit; zijnde zij in 1860 onderscheiden in 656 Herv., 14 Doopsg., 5 Ev. Luth., 510 R. Kath., 1 Oud B. — Behalve de Kerkbuurt, bevat de gem. nog het Zwarte-Kerkje of Zuid-Schermeer, benevens de Molenbuurt en de geh. Boekei, Sluisbuurt, Starting, Akersloter-woude, de Stierop, Oostwoude en Dampten, benevens een aantal verstrooide boerderijen. De veeteelt is het hoofdbedrijf der ingezetenen.

Het d. Akersloot, 2 u. zuidwaarts van Alkmaar, was reeds vóór den jare 900 bekend en tijdens het Hollandsehe Gravenhuis beroemd als de woonplaats van een strijdbaar volkje, dat zich vaak tegen de West-Friezen deed gelden. Men vindt er nu 2 kerken; een Herv. en een B. Kath.

Akersloterwoude, of Westwoude, geh. in de N. Holl. gem. Akersloot, in 1840 met 65, in 1860 met 98 inw.

Akerstraat, geh. in de Limb. gem. Hoensbroek, in 1840 met 62 inw.

Akinga, geh. bij het Friesche dorp Appelscha (Oost-Stellingwerf).

Akkereind, of Akereind, geh. in de N. Brab. gem. Zeelst.

Akkeroord, hofstede in de Z. Holl. gem. Moordrecht, bekend als een toonbeeld van den Hollandschen landbouw.

Akkers, pold. in de N. Brab. gem. Geertruidenberg, 25 bund, groot.

Akkers (de), geh. in de N. Brab. gem. Bucphen.

Akkersloots- Hertogs- en Blijverspolder, droogmakerij in de Z. Holl. gem. Alkemade, 136 bund, groot.

Akkervoude, d. in de Friesche gem. Dantumadeel, in 1840 met 1317, in 1870 met 1477 inw., van welken echter ongeveer een derde in de onderhoorige buurt de Valom gevestigd zijn. Het ligt een klein uur van Dokkum en heeft een Herv. kerk.

Akkrum, welvarend en fraai dorp in de Friesche gem. Utingeradeel, met scheepvaart, scheepstimmerwerven en eenige andere inrichtingen van volksvlijt. Het wordt door den straatweg van Leeuwarden naar Zwolle doorsneden en heeft ook een station van den Staatsspoorweg. In 1840 telde men er 1143, en in 1870 1583 inw., die van het geh. Henshuizen medegerekend. Er zijn twee kerken, een Herv. en een Doopsg. In vroegere eeuwen bloeiden er het klooster Aalsum en de stinsen Abbema, Galama, Metsingawier en Sikkema, waarvan nu niets meer over is.

Akmarijp, buurt in de Friesche gem. Utingeradeel, in 1840 met 99, in 1870 met 151 inw., gemeenlijk onder de dorpen gerangschikt. De kerk is echter reeds lang verdwenen, doch de toren bewaard gebleven.

Albergen, d. met een B. Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Tubbergen, in 1840 met 994, in 1860 met 1024 inw.

Alblas, of Graafstroom, riv. of watering in den Alblasserwaard, loo-pende langs Molenaarsgraaf, Bleskensgraaf en Oud-Alblas tot Alblasserdam.

Alblas-polder, pold. in de N. Brab. gem. Zwaluwe, 9i bund. gr.

2

-ocr page 26-

30

Alkmaar, eerste kant. van het arr. Alkmaar, bevattende de 19 gem. Alkmaar, Akersloot, Bergen, st. Pancras, Oudorp, Egmond-Binnen, Egmond-aan-Zee, Heilo, Limmen, Koedijk, Oudkarspel, Schoorl, Heer-Hugowaard, Noord-Scharwoude, Zuid-Scharwoude, Brook-op-Langendijk, Oterleek, Zuiden-Noord-Schermer en Schermerhorn.

Alkmaar, rijks-kiesdistrict tot het afvaardigen van Leden naar de Staten Gencr., bevattende, volgens de wet van 9 Mei 186!) de 38 gem. Alkmaar, Texel, Vlieland, Terschelling, Wicringerwaard, quot;VVieringen, de Helder, Zijpe, Anna-Paulownapolder, Schagen, Calandsoog, Bergen, Schoorl, Petten, Koedijk, Oudorp, Heilo, Egmond-aan-Zee, Egmond-binnen, Akersloot, Limmen, Castricum, Harenkarspel, st. Maarten, Warmenhuizen, Nieuwe-Niedorp, Oude-Niedorp, Winkel, Barsingerhorn, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude, st. Pancras, Brock-op-Langendijk, Oudkarspel, Heer-Hugowaard, Oterleek, Schermerhorn en Zuid-en-Noord-Schermer. Het aantal inw. beliep in 1869 85,907, het aantal kiesgerechtigden 3051.

Alkmaar, kiesdistrict in Noord-Holland voor de Provinciale Staten, bestaande uit de 9 gemeenten Alkmaar, Oudorp, Egmond-aan-Zee, Castricum, Heilo, Limmen, Uitgeest, Heemskerk en Akersloot.

Alkmaar, klass. van 't Herv. kerkgenootschap in de prov. Noord-Holland, verdeeld in 6 ringen. Alkmaar, de Rijp, Scharwoude, de Zijpe, Burg op Texel, Terschelling en Vlieland. Zij telt 52 gem. en heeft 57 predik.

Alkmaar, eerste ring der klassis Alkmaar, bestaande uit de 7 gem. Akersloot, Alkmaar, Bergen, Egmond-aan-Zee, Egmond-Binnen-en-aan-den-Hoef, Heilo en Limmen.

Alkmaar, klassis der Christ. Ger. kerk, bestaande uit de 8 gem.: Alkmaar, Anna-Paulowna-polder, Broek-op-den-Langendijk, de Helder, Krabbendam, Landsmeer, Texel (Oosterend) en Zaandam.

Alkmaar, dek. van het bisdom Haarlem, bestaande uit de 11 par. van Alkmaar (st. Laurentius), Alkmaar (st. Dominions), Bergen, de Eg-monden, Heer-Hugowaard, Heilo, Langendijk, Oudorp, Schoorl, Tuitjen-horn en Warmenhuizen.

Alkmaar, gem. in Noord-Holland, palende in het noorden aan Bergen en Koedijk, in het noordoosten aan Oudorp, in het oosten aan Zuid- en Noord-Schermer, in het zuiden aan Akersloot en Heilo en in het westen aan Egmond-binnen. Hare grootte beloopt 1446 bunders, zijnde voor een deel uit drooggemaakte meren, den Achterraeer, den Voormeer en den Zwijns-meer, en deelen van den Schermeer en Egmondermeer saamgesteld. Het middelgedeelte bevat de stad Alkmaar. Ten noordwesten daarvan ligt de Wognummerbuurt, en ten oosten daarvan de Omval. De grond bestaat uit zand, doch in den Schermeer nit klei.

De gem. had in 1795 8373, in 1811 7809, in 1822 8435, in 1840 9539, in 1870 11,410 inw. Ten jare 1860 waren de ingezetenen onderscheiden in 4956 Ned. Herv., 18 Waalsch Herv., 90 Remonstr., 85 Christ.

-ocr page 27-

21

Afg., 222 Doopsgez., 410 Ev. Luth., 14 Horst. Luth., 4334 R. Kath., 17 Oud-Roomschen, 281 Isr. en 14 ongenoemden.

De stad Alkmaar, de oude hoofdplaats van Keimemerland, komt in de 10de eeuw onder de namen Alleemere, Alcmare en Alemere voor, waarschijnlijk naar de menigvuldige meren, waardoor zij vroeger als ingesloten was. Onder den Eoomsch-Koning Willem, die den poorters den 11 Juni 1254 een handvest schonk, werd de stad voor de eerste maal uitgelegd. Hare tweede vergrooting dagteekent van 1528, de derde van 1572, de vierde van 157 4. Door de voltooiing van het Noord-Hollandsche Kanaal in 1834 werd zij een havenstad en door de opening van den spoorweg naar den Helder en Haarlem in 1865 en 1867 met het Nederlandsche spoorwegnet in verbinding gebracht. Zij heeft in de langdurige oorlogen tussehen de Hollanders en West-Friezeu veel geleden, en is toen meermalen verwoest geworden, b. v. in 972, 1072, 1133, 116G en 1169. Ten tijde der Hoeksche en Kabeljanwsche onlusten, in 142G en 1428, kampte zij met hare zusterstad Hoorn. In 1491 een steunpunt der misnoegde landlieden geworden, die hun kaas en brood wilden behouden, moest zij daarvoor met de vernieling van poorten en muren, het verlies van alle voorrechten, overgave van alle wapenen en de opbrengst eener zware belasting boeten. Den 23 Juni 1517 werd Alkmaar door de verbonden Gelderschen en Friezen ingenomen, en in September 1531 door Chris-tiaan II van Denemarken uitgeplunderd. Onvergetelijk is de wijze, waarop de stad den aanval der Spanjaarden in 1573 afsloeg. Don Frederik's geoefende krijgslieden zwichtten voor een geringe bezetting, maar ondersteund door alle ingezetenen, zoowel vrouwen als mannen. Den 8 October van hot genoemde jaar gaven de Spanjaarden, na duizend man verloren te hebben, het beleg op. Sedert luidde de blijde kreet: „Van Alkmaar begint de victorie!quot;

Alkmaar, 95 bunders groot, is goed, ten deele zelfs fraai gebouwd, en in den jongsten tijd door het dempen van onderscheidene grachten veel verbeterd. Het middelpunt is een fraaie markt, van waar de schoone Langestraat naar de Groote of Laurenskerk voert. Aan deze Langestraat prijkt het Stadhuis, in 1509 aangevangen, en in 1520 voltooid; ten noorden der Korenstraat de trotsche Laurenskerk, waarin onder een verheven zerk het ingewand van Graaf Floris V rust; aan de Breedstraat en het Dron-kenoord twee zeer fraaie R.-K. kerken, beiden in Byzantijnschen stijl, op de markt de Waag, aan de gedempte Nieuwesloot het Hof van Sonoy. Verdere merkwaardige gebouwen zijn eenige liefdadige gestichten, het gebouw der hoogere burgerschool, het oude Excijnshuis, de Kapel enz. In het geheel heeft Alkmaar 2 Herv. en 2 K.-K. kerken, een luthersche, een Eemonstrantsehe, een Doopsgezinde en een Christ.-Geref. kerk, benevens een synagoge. De wallen vormen bevallige wandelwegen, en buiten de Berger- en Kennemer poorten ligt het schoone Alkmaarderhout. Alkmaar bloeit door handel en scheepvaart, maar vooral door zijne markten, daar een groot deel der Kennemer en West-Friesche bevolking hier zijne producten te koop brengt en zich het noodige aanschaft. Op de Waag werden in 1869 4.729,646 kilogrammen kaas gewogen. Er zijn 2 scheepstimmerwerven en eenige kleine fabrieken.

-ocr page 28-

22

Alkmaarderhout, fraai bosch aan de zuidwestzijde der stad Alkmaar, omstreeks 35 bund, groot.

Alkmaardermeer of Langemeer, meer in de prov. Noord-Holland, zuidwaarts van den Schermcer, in de gem. Akersloot en Uitgeest, ongeveer 600 bund, groot, met vele inhammen. Er is daarover een drukke vaart tussehen Alkmaar en de Zaanstreek.

Alkmaarder-Overtoom of de Zes-Wielen, overtoom in de vaart van Alkmaar naar den Langendijk.

Alkmaarsche-Vaart, vaart van Alkmaar naar Edam, voor het westelijk pand een deel van het Noord-Hollandsche Kanaal uitmakende.

Allemanshil, pold. in de N.-Brab. gem. Geertruidenberg, gr. 17 bund.; bedijkt in 1808.

Allemanswaard, pold. in de N.-Brab. gcm. Oijen c. a., gr. 132 bund.

AllertSOOg, alleenst. huis onder 't Priesche dorp Siegerswolde, nabij de scheiding der prov. Friesland, Groningen en Drenthe.

Allingawier, d. in de Friesche gem. Wonseradeel, 1 u. westel. van Bolsward, met een Herv. kerk. In 1840 had het 155, in 1870 185 inw.. die der geh. Bruindeer en Vierhuis (in 1S40 41) daaronder begrepen.

Allersma, geh. in de Gron, gem. Ezinge.

Allingahuizen, buurt in de Gron. gem. Winsum.

Alloysen, voorm. heerl. met dorp in den Zuid Ilollandschen-Waard, bij de overstrooming van 18 Nov. 1421 verdronken.

Alm, rivier in het Land van Altena, die langs Waardhuizen, Emmik-hoven en Almkerk vloeit, en na haar vereeniging met den Gantel de Bleek vormt.

Almari, voorm. meer tussehen Holland, Friesland en de Veluwe, het Over- en Neder-Stieht, dat na de zware inbraken van de 13de eeuw den naam van Zuiderzee heeft verkregen.

Almelo, heerl. in de prov. Overijssel, gesplitst in stad Almelo, ambt Almelo en Vriezenveen. Zij was in de middeleeuwen vrij en onafhankelijk zonder eenige andere onderhoorigheid dan aan het Duitsehe-Rijk. De eerste Heer dien men kent was Everhard van Almelo, die in 1365 leefde. Door het huwelijk van Beatrix van Almelo met Evert van Heeekeren van den Eeze kwam Almelo in 't bezit van het geslacht der Heeckeren's, hetwelk in 1367 genoodzaakt was, het slot van Almelo voor een open huis des Utrechtschen Bisschops te verklaren, en dit verband in 1394 uitbreidde. In 1457 kwam Almelo aan de linie der Heeckeren's, genaamd van Eech-teren, in welke het tot heden gebleven is. In het begin der 18de eeuw werd de toenmalige Heer Adolf Hendrik door den Duitschen Keizer tot Graaf des H. Roomschen-Ilijks verheven.

-ocr page 29-

33

Almelo, arr. in de prov. Overijssel. Bij de vorming van liet departement der Monden-van-den-IJssel opgericht, bevatte het toen geheel Twenthe met Haaksbergen, en werd in (i kantons gesplitst: Almelo, Delden, Goor, Enschede, Oldenzaal en Ootmarsum. Deze telden te zamen 17 mairiën.

In 1838 is het zuidwestelijke deel van dit arr. aan dat van Deventer overgegaan, en het getal kantons tot 5 gebracht: Almelo, Dolden, Enschede, Oldenzaal en Ootmarsum.

Almelo, kanton in de prov. Overijssel, bevattende de 4 gem. Almelo (stad). Almelo (ambt), Vriezenveen en Wierden.

Almelo, rijks-kiesdistrict voor Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij bevat, volgens de wet van 0 Mei 1809 de 21 gom. Almelo (stad), Gramsbergen, Hardenberg (stad), Hardenberg (ambt), den Ham, Vriezenveen, Wierden, Almelo (ambt), Tubbergen, Ootmarsum, Denekamp, Weerselo, Oldenzaal, Losser, Borne, Delden (stad), Delden (ambt), Hengelo, Enschede, Lonneker en Haaksbergen. Het had in 18G9 94,449 inw. en 2071 kiesgerechtigden.

Almelo, prov. kiesdistrict in Overijssel, bevattende de 6 gem. Almelo, (stad), Almelo (ambt), den Ham, Wierden, Vriezenveen en Tubbergen.

Almelo, kerk. ring van de Deventersche klassis der Herv. Kerk, bestaande uit de 10 gcm. Almelo, Denekamp, Enter, Ootmarsum, Eijssen, Tubbergen, Vriezenveen, Weerselo en Wierden.

Almelo, dek. van het aartsbisdom Utrecht, met 16 par.; Albergen, Almelo, Denekamp, Geesteren, den Ham, Hertme, Langeveen, Lattrop, Ootmarsum, Eeutum, Saasveld, Tubbergen, Vasse, Vriezenveen, Weerselo en Wierden. Bijkerken zijn te Sendercn (par. Hertme) en Telligte (par. Ootmarsum).

Almelo, of stad Almelo, gem. in de prov. Overijssel, geheel dooide gem. ambt Almelo ingesloten. Zij is ruim 31 b. groot en bevat niets dan de stalt;l Almelo. In 1811 had zij 1950, in 1822 2264, in 1840 3693 en in 1870 4139 inw. In laatstgenoemd jaar splitsten deze zich in 3024 Ned. Herv., 4 Waalsch-Herv., 12 Ev. Luth., 123 Doopsgez., 12 Chr. Ger., 037 E.-Kath., 325 Ned. Isr. en 2 Port. Isr.

Almelo was slechts een dorp, tot Heer Egbert van Heeckeren het in 1420 een keur schonk. Het bleef echter tot de kleine steden behooren, tot de ontwikkeling der katoen-industrie tijdens de Belgische revolutie Twenthe een ongekenden bloei schonk. Sedert Juni 1855 heeft het gemeenschap te water met Zwolle en Deventer, sinds 1865 een spoorweg-verbinding over Hengelo mot Enschede, Oldenzaal en het geheele vasteland. Onder de 700 gebouweu vindt men cenige fraaie huizen, aanzienlijke winkels, een goed stadhuis, oen schoon gerechtshof, een ruim weeshuis en een nieuwe beurs. Er zijn belangrijke fabrieken, die inzonderheid katoenen stoften en damast leveren. De Herv. kerk, in 1738 in plaats van een zeer oud kerkgesticht gebouwd, werd in 1835 veel verbeterd. en bevat in het koor de tombe der grafelijke familie van Rechteren.

-ocr page 30-

24

De overige kerken zijn die der Doopsgez., Christ. Ger, en K.-Kath. Ook is er een synagoge. De voornaamste inrichting van onderwijs is de latijnsche school. Na het1' zoo belangrijke fabriekwezen, maakt de handel er de voornaamste bron van welvaart uit. Het huis te Almelo, aan de oostzijde der stad, de aanzienlijke residentie der Graven van Rechteren, ligt buiten de gem., in het ambt Almelo.

Almelo (ambt), gem., die de gem. stad Almelo in haar midden heeft, en omringd wordt door Vriezenveen, Tubbergen, Borne en Wierden. Zij is 3789 bund, groot en bestaat uit vier wijken, waarvan de eerste de buurtschappen Wateregge, Bolkshoek en Boomshoek; de tweede Bellink-hof; de derde Aalderinkhoek en Visschendijk; en de vierde Schelfhorst, Kluppelshuizen, Krommendijk en Achterhoek bevat. Haar bevolking beliep in 1811 2343, in 1822 2317, in 1840 3792, in 1870 6032 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 4697 Ned. Herv., 30 Ev. Luth., 2 Herst, Luth., 54 Doopsgez., 6 Christ. Ger., 1184 R.-Kath. en 59 Ned. Isr. De landbouw is het voornaamste middel van bestaan, doch daarnevens bloeien aanzienlijke stoom-weverijen, stoom-katoen-spinnerijen en stoom-bleekerijen, die ettelijke honderd arbeiders tellen. De grond bestaat grootendeels uit zand. Doch aan de Loo-Lee, de Aa en Nieuwe-Graven ligt klei.

Almelo, kasteel in de gem. Ambt-Almelo, in de onmiddellijke nabijheid der stad, met fraaien tuin, boomgaard en warmoezerij. Oudtijds een sterk slot, dat een vijandelijken aanval weerstand kon bieden, heeft het in of omstreeks 1664 van Heer Zeyger van Rechteren de tegenwoordige gedaante ontvangen.

Almelosche-Aa, beekje in het Overijsselsche landschap Twenthe, dat na de Loo-Lee ontvangen te hebben, door de stad Almelo loopt, en met de Molenbeek de Nieuwe-Graven vormt.

Almen, dorp in de Geld. gem. Gorssel, 2 u. ten oosten van Zutphen, aan de Berkel. Men heeft er een Herv. kerk (met een merkwaardige steeneu doopvont) en de fraaie landgoederen ter Meulen of Hof-te-Almen en Eeze. In 1840 had Almen 629, in 1860 483 inw.

Almenum, buurt met dorpsreehten in de Friesche gem. Barradeel, vlak bij de stad Harlingen, die reeds in de 16de eeuw de kerk van Almenum met het westelijk deel binnen hare muren heeft ingelijfd. In den jongsten tijd zijn meermalen plannen ontworpen, om ook het overige met de naburige havenstad te vereenigen, doch zij zijn op verschillende zwarigheden afgestuit. Er zijn verscheidene steen- en plateelbakkerijen, houtzaagmolens en pelmolens, een kalkbranderij enz. In 1840 had Almenum 664, in 1870 850 inw. Onder het behoor van Almenum staat op den Zeedijk het monument ter eere van den Spaanschen Landvoogd Caspar Robles, de zoogenoemde Steenen Man.

Almersdorp, huis in de N.-Holl. gem. Opperdoes, aan den West-Frieschen zeedijk, naar men meent, het overblijfsel van een oud dorp.

-ocr page 31-

25

Almkerk, klassis der Chr.-Ger. Kerk in N.-Brab., bevattende de 6 gem. Almkerk, Andel c. a., Sleeuwijk, Veen, Waardhuizen en Werkendam.

Almkerk, dorp in de N.-Brab. gem. Almkerk-en-Uitwijk, li u. zuidwaarts Tan Woudrichem, aan de noordzijde van den Alm. Er is een kerk, wier stichting door Switbert van 698 dagteekent, en die sinds drie eeuwen den Herv. toebehoort. Vóór den st.-Elizabeths-vloed (18 November 1421), waardoor dit dorp zwaar werd geteisterd, stond er een klooster van Kegnliere kanunniken, door Eeimont Minneboden gesticht.

Almkerk-en-TJltwijk, gem. in N.-Brab., tusschen de gem. de Wer-ken-en-Sleeuwijk, Eijswijk, Giessen, Emmikhoven-en-Waardhuizen enDus-sen. Zij is 1642 bund, groot, en heeft een vruchtbaren kleigrond, die door den Alm wordt bespoeld. Dé gem. telt 2 doipen, Almkerk en Uitwijk, benevens de buurten Uppelschen-dijk, Uppelschen-hoek en Nieuwendijk. Zij had in 1822 1237, in 1840 1411 en in 1870 1592 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1125 Herv., 440 Chr. Geref., 16 R.-Kath., 5 Isr. en 6 ongenoemden. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbedrijven der inwoners.

Almkerksche-polder, pold. in de gem. Almkerk, in 1G46 bedijkt, 431 bunders groot.

Almstein, voorm. heerl. en kasteel in den verdronken Zuid-Holland-schen-Waard.

Almsvoet, voorm. d. in den verdronken Zuid-Hollandschen-Waard.

Aloisepolder of Bovenpolder-van-Dubbeldam, pold. in de Z.-Holl. gem. Dubbeldam, 391 bund, groot.

Alphen, vierde kant. van het arr. Leiden, bevattende 7 gem.: Aar-landerveen, AIphen-en-Eietveld, Benthuizen, Boskoop, Hazerswoude, Ouds-hoom en Zwammerdam.

Alphen, ring der Z.-H. klassis van Leiden, bevattende de 11 gem. Alphen, Woubrugge, Leiderdorp, Zwammerdam, Boskoop-en-Middelburg, Zoeterwoude, Benthuizen, Hoogmade-en-Eijpwetering, Oudshoorn-en-Gnep-hoek, Hazerswoude en Koudekerk.

Alphen, dek. van het bisdom Haarlem, bevattende de 10 par. Aar-landerveen , Alphen, Bodegraven , Langeraar, Leymuiden, Nieuwkoop, Nieuwveen, Noorden, Eoelof-Arendsveen en Zevenhoven. Tot de par. Nieuwkoop behoort de bijkerk in de Mije.

Alphen, voormalige gem. in Geld., die 852 bund, groot was, doch in 1818 met Appeltern is vereenigd. Zij bevat het d. Alphen en de geh. de Nieuwe-Schans, het Hoofd, Greffeling, den Haag, Moleneind en Moorthuizen.

Het d. Alphen ligt aan de Maas, tegenover het N.-Brab. dorp Oijcn. Er zijn kerken voor de E.-Kath. en Herv. Met de onderhoorigheden had het in 1840 913 en in 1860 1146 inw.

Alphen, d. in de N.-Brab. gem. Alphen-en-Eiel, 1 u. ten w. van de Belgische grenzen, en 4 u. zuidoost van Breda. In 711 door den edelman

-ocr page 32-

36

Kngelbrccht, onder den naam van Alfheim, aan den geloofsprediker Wil-lebrord geschonken, kwam liet vervolgons aan de abdij Eehternach, cn in de 12de eeuw aan de abdij van Tongerloo. In 1840 tolde men in de dorpskom 363 inw., meerendeels E.-Kath , die er, even als de Herv., een kerk hebben. Er is een station van den in October 1867 geopenden spoorweg Tilburg—Turnhout. In den omtrek liggen vele oud-Germaansche graven.

Alphen, aanzienlijk dorp in de Znid-Holl. gem. Alphen-en-Riotveld, 3 u. ten oosten van Leiden, aan de zuidzijde van den Rijn, langs den Hoogen-Rijndijk en tegenover de Aarlanderveensche-Rijnbuurt, waarmede het voor handel en verkeer, even als in kerkelijke opzichten, één geheel vormt. Alphen bloeide reeds in het Romeinsche tijdperk onder den naam van Albiniana, cn moet toen niet van gewicht zijn ontbloot, wijl er in latere eeuwen vele penningen en voorwerpen uit den keizertijd zijn opgedolven. Door den bloei van veeteelt, zuivelbereiding, handel, scheepvaart, doortocht, kalkbranderij, steenbakkerij en andere takken van volksvlijt heeft het zich tot een lengte van meer dan een uur langs den heerlijken stroom uitgebreid, en een bevolking op beide oevers daarvan vereenigd, die meer dan 4000 beloopt, van welken ongeveer 3000 in de gem. Alphen-en-Rietveld. Het deftige raadhuis der gem. dagteekent van 1840. Tn de fraaie Herv. kerk wijst men het graf des dichters Jan Leonard Nierstrasz aan. Voorts zijn er kerken voor de Christ.-Geref. en de R -Kath. en een synagoge. De meeste woningen geven blijken van groote welvaart, de winkels en plaatsen van uitspanning van veel vertier. In de geschiedenis is Alphen vooral merkwaardig geworden door twee overwinningen van vrouwe Jacoba over de Kabeljauwen, op den 21 October 1425 en 30 April 1426, alsook door den opstand tegen Napoleon op den 19 April 1813.

Alphen-en-Riel, gem. in N.-Brab., ingesloten door de gem. Baarle-Nassau, Chaam, Gilze-en-Rijen, Tilburg, Goirle en Poppel (België), en 5G63 bund, groot. De grond bestaat uit zand, en moet nog ten deele ontgonnen worden. In 1822 waren er 1559, in 1840 1791, in 1870 1814 inw., voor laatstgenoemd jaar afgedeeld in 16 Herv. en 1794 R.-Eath. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, die meest rogge, boekweit, haver, aardappelen en gerst aankweeken. De gem., saamgesteld uit een deel der Baronnie-van-Breda (Alphen) en een deel der Meijerij-van-'s Hertogenbosch (Riel), bevat de d. Alphen en Riel, de buurten Terover, Kwaalburg, Bosschoven, Oosterwijk, Brakel en Zandeind, benevens de geh. Druisdijk en Vijfhuizen.

Alphen-en-Sietveld, gem. in de prov. Zuid-Holland, in het noorden door den Rijn van Koudekerk, Oudshoorn en Aarlanderveen gescheiden, wordt naar het oosten door Zwammerdam, naar het zuiden door Reeu-wijk en Boskoop, en naar het westen door Hazerswoude bepaald. Voor de noorderhelft uit Rijnklei gevormd, bestaat zij naar het zuiden uit laag veen, te zamen 2310 bnnd. groot. Met uitzondering van ongeveer

-ocr page 33-

21

50 bunders bouwland en eeuige tuinen, dient de gansche oppervlakte thans tot wei- en hooiland. Vroeger waren er ook uitgestrekte veenen, die, na in plassen vervormd te zijn, weder in land zijn herschapen. In 1822 had deze gem. 2043, in 1840 2944, in 1870 3170 inw. In 18(50 was de bevolking gesplitst in 2228 Ned. Herv., 0 Waalseh-IIerv., 27 Rem., 10 Christ. Afg. (Christ. Ger), 2 Doopsgez., 13 Ev. Luth., 8l;G R. Kath., 38 Isr. en 10 ongenoemden. Nevens veefokkerij, zuivelbereiding, handel, scheepvaart en winkelnering, bloeien hier eenige fabrieken.

Alphen-Oisterwijk, buurt in de gem. Alphen-en-Riel, halverwege de beide dorpen dezer gem. In 1840 had deze buurt 198 inw.

Alsteinpolder, of van Alsteinpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Graauw, in 1852 bedijkt, 403 bund, groot.

Alteklein, pold. in de Zeeuwsche gem. Kats, groot 10 bund.

Alteklein, pold. in de Zeeuwsche gem. Nieuwerkerke, gr. 82 bund.

Alteklein, pold. in de Zuid-Holl. gem. Melissant, groot 24 bund.

Alteklein, pold. in de Zuid-Holl. gem. Ooltgensplaat, gr. 34 bund.

Altana, district dat, oorspronkelijk tot Teisterband behoord hebbende, in 1332 aan Holland kwam, tot 1798 een deel dezer prov. uitmaakte, en dnarmede in 1814 werd hereenigd. Den 10 Februari 1815 werd het echter aan Brabant toegevoegd, zoodat het thans tot dc prov. N.-Brabant behoort. Het is bijna 6600 bunders groot, en bestaat uit de gem. Wou-drichem-en-Oudendijk, Almkerk-en-Uitwijk, Andel, Emmikhoven-en-Waard-hui/.en, Giessen, Rijswijk, de Werken-en-Sleeuwijk en het westelijk deel van de gem. Babilonienbroek, namelijk het dorp Hill. Landbouw en veeteelt bloeien in dit oord, bestaande de veldproducten inzonderheid uit tarwe, rogge, gerst, haver, koolzaad en boonen. Het oud land van Altena (5070 bunders) is door de overstrooming van 1421 getrott'en, doch weder droog geloopen. Het werd overstroomd in 1740 1792, 1793, 1794, 1795. 1799 en 1809.

Altena, voorm. blokhuis tegenover Deventer, onder Voorst, in 1521 door Hertog Karei van Êgmond aangelegd, en in 1528 door de Deven-terschen, die er zeer door benauwd worden, gesloopt.

Altena, voorm. kasteel buiten de Schoolpoort van Delft, in 1573 afgebroken.

Altena, geh. onder het Eriesche dorp Idsegahuizen (Wonseradeel).

Altenasche-heuvel, heuvel bij Almkerk, waarop het oude slot Altena gestaan heeft, dat waarschijnlijk reeds in de 9de eeuw bestond en zijne sterkte behield tot den jare 1393, toen het door Hertog Albreeht, die daarin eeuige oproerige edelen belegerde, werd verwoest. Er bleven echter nog lang eenige torens van over, maar ook deze zijn ton tijde van Prins Willem III gesloopt. De heuvel verheft zich bijna lil meter boven het omliggende land.

-ocr page 34-

Alteveer, buurt aan de zuidwestzijde der Drenthsche gem. Hooge-veen. In 1840 had zij 40 huizen en 220 inw., in 1860 110 huizen en 564 inw.

Altforst, dorp in de Geld. gem. Appeltern, te midden van het weiland. Men vindt er een R. Kath. en een Herv. kerk. In 1840 bevatte het met de geh. de Heppert, de Torsch en den Monnikenwaard, 281, in 1860 307 inw.

Alting, geh. in de Drenthsche gem. Beilen, in 1811 met 28, in 1840 met 40 inw.

Altweert, buurt in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 321, in 1860 met 372 inw.

Ambachtspolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Hazerswoude, 28 bund. gr.

Amby, gem. in Limburg, bepaald door de gem. Meerssen, Berg-en-Terblijt, Bemelen en Heer. Zij is 721 bund, groot, en heeft een grond, die, zich zacht naar het oosten verheffende, uit vruchtbare Limburg-sche klei bestaat. In het noordwesten vloeit de Kanjelbeek. In 1822 had zij 573, in 1840 662, in 1870 847 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 9 Ned. Herv., 1 Waalsch Herv. en 837 R. Kath. Behalve het d. Amby bevat zij de Heidebuurt en de huizen Geusselt, Severen, Ravenhof en Gravenhof. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Er wordt meer tarwe dan rogge, en verder gerst, haver, aardappelen, groenten en vruchten verbouwd. Tot de fabrieken behooren een pannen- en een steenbakkerij.

Het d. Amby, in de lengte van het noorden naar het zuiden gebouwd, zou, volgens de overlevering, ontstaan zijn voor ruim 3 eeuwen, door een kolonie van Zigeuners of Heidenen , die hun zwervend leven moede waren geworden. Waarschijnlijk echter is het veel ouder, en bewaart het den naam van een der Germaansche stammen, die ten tijde van Cesar de Nederlanden bewoonden, te weten de Ambivariten. Oudtijds behoorde het tot de Valkenburgsche bank Meerssen, waarmede het in 1661 den Staten-Generaal werd toegekend.

Ameide, gem. in Z. Holl., in het noorde» door de Lek van Jaarsveld gescheiden, en overigens door de gem. Tienhoven, Meerkerk en Lexmond omringd. Zij is 524 bunders groot en bestaat uit het steedje Ameide en eenige verstrooid liggende huizen. De grond, uit klei bestaande, wordt slechts voor een zeer klein deel met veldvruchten bezaaid, doch voedt een belangrijken veestapel. In 1822 telde de gem. 860, in 1840 1115, in 1870 1300 inw. Ten jare 1860 was de bevolking onderscheiden in 1168 Ned. Herv., 1 Waalsch Herv., 1 Rem., 31 Chr. Afg. (Christ. Geref.), 1 Doopsgez., 4 R. Kathol, en 7 Isr.

Het steedje Ameide, bij verkorting ter Mei genoemd, ligt aan de Lek, 2i u. ten west-zuid-westen van Vianen. Het verkreeg in den grafelijken tijd stedelijke rechten, werd in 1388 door de Arkelschen veroverd, en in 1527 door de ütrechtschen ingenomen. In 1672 plunderden de Franschende ingezetenen en offerden de plaats aan de vlammen op. De hoofdgebouwen be-

-ocr page 35-

29

staan in de Herr. kerk en het raadhuis. De paardenmarkt te Ameide is een der belangrijksten van Z. Holland.

Ameland, eiland en gem. in Friesland, tusschen de Noordzee, het rinkegat, het Triesche-Wad en het Amelandergat. Het is 6066 bnnd. groot en bevatte in 1811 2270, in 1822 1989, in 1840 2081, in 1870 2344 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1240 Ned. Herv., 668 Doopsgez., 119 Chr. Geref. en 317 E. Kath. De grond bestaat grootendeels uit diluvisch en alluvisch zand, met één of meer rijen duinen. Doch er zijn ook kampen kleibodem. Het eiland bevat 4 dorpen: Hollum, Ballum, Nes en Buren, benevens het geh. Bliek. Volgens de overlevering bloeiden er vroeger nog twee dorpen. Sier en Oosthuizen of Oerd, ten gevolge van overstroomingen verlaten.

Ameland was vroeger een heerlijkheid, wier eigenaars — eeuwen lang de heeren van Cammingha — beweerden, dat zij niet dan aan het H. Roomsche-Kijk onderworpen waren. Hertog Albrecht van Beijeren verklaarde de Amelanders ten jare 1396 onzijdig in den oorlog tusschen Holland en Friesland. Hetzelfde deed Cromwell in 1654, toen de Ver-eenigde-Nederlanden met Engeland in oorlog waren, en een zelfde voorrecht wedervoer den eilanders in 1674 door tusschenkomst des Duitschen Keizers. De zetel der Heeren van Cammingha, het kasteel te Ballum, is in 1829 gesloopt, na een bestaan van ruim 4 eeuwen.

Scheepvaart, landbouw en veefokkerij maken de bronnen van bestaan der ingezetenen uit. In 1869 waren er 131 bunders met rogge, 1 met tarwe, 25 met zomergerst, 16 met haver, 27 met boonen, 6 met erwten, 135 met aardappelen en 22 met zandrapen bezet, terwijl het weiland een uitgestrektheid van 1970, en het hooiland een van 1072 bunders bezat. Men rekende bij den aanvang van dat jaar den veestapel op 364 paarden, 1 ezel, 1471 stuks runderen, 580 schapen, 2 geiten en 5 varkens. Ook had het eiland toen 20 bijenkorven.

Sinds 1856 zijn onderscheidene plannen beraamd, om Ameland aan den vasten wal te hechten. De Nederlandsche regeering heeft daartoe in 1870 niet alleen concessie verleend, maar zich daarbij tot een aanzienlijke geldelijke bijdrage verbonden.

Amelandergat, zeeëngte tusschen Terschelling en Ameland.

Ameliapolder, polder in de Zeeuwsche gem. Biervliet, bedijkt in 1639, groot 361 bund.

Amelis-waard, of Oud-Ameliswaard, ridderhofst. in de Utrechtsche gem. Ehijnauwen, aan den Krommen-Eijn. Oudtijds was het zeer sterk, doch in 1672 werd het door de Franschen vernield. In 1707 liet Gerhard Godaard Taats van Amerongen op de grondvlakte daarvan een nieuw huis bouwen, dat van 1808 tot 1810 door Koning Lodewijk Napoleon werd bezeten.

Amelte, geh. in de Drenthsche gem. Assen.

Amen, geh. in de Drenthsche gem. Rolde, in 1840 met 44, in 1860 met 47 inw.

-ocr page 36-

30

Amer, riv. die bij Geertruidenberg door de vereeniging van Donge en Oude-Maas ontstaat en naar het Hollandsch-Diep loopt.

Amerika, bunrtsch. in de Limb. gem. Horst, in 18G0 met 426 inw.

Amerongen, hoofdkiesd. voor loden der prov. Staten in Utrecht, bestaande uit de 16 gem, Amerongen, Bunnik, Cothen, l'oorr., Driebergen, Langbroek, Leersum, Maarn, Odijk, Ehenen, Rijsenburg, Veenendaal, Werkhoven, Wijk-bij-Duurstede, Woudenburg en Zeyst.

Amerongen, gem. in de prov. Utrecht, omringd door Woudenberg, Renswoude, Veenendaal, Khenen, Lienden (Geld.), Maurik (Geld.), Wijkbij-Duurstede, Langbroek en Leersum. Haar oppervlakte beloopt 3200 bunders, voor 't grootste deel diluviseh zand, doch in het zuiden vette rivierklei. Zij bevat het d. Amerongen, de westhelft van het d. Eist en de bunrtsch. Ginkel, nevens de geh. Dwarsweg, de Haar en de Groep. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, die nevens veel granen ook tabak planten. Er zijn uitgestrekte bosschen, die bij het heuvelachtig terrein schoone gezichtspunten opleveren. In 1822 had deze gem. 1378, in 1840 1825 en in 1870 2173 inw., voor laatstvermeld jaar afgedeeld in 2115 Ned. Herv., 1 Waalsch Herv., 4 Ev. Luth., 1 Christ. Geref., 51 R.-Kath. en 1 Isr.

Het d. Amerongen, in 1840 met 1361, in 1860 met 1709 inw., munt uit door eene fraaie ligging, en prijkt met het prachtige kasteel Amerongen, met een Herv. kerk, wier toren zich hoog boven de overige gebouwen verheft, en een aanzienlijk gemeentehuis.

Ameronger-Bosch, fraai, uitgestrekt bosch, ten noorden van het dorp Araerongen, op een rijzenden en dalenden grond, waarvan het hoogste punt (i9 el boven A. P. is verheven.

Amerongsche-Uiterwaarden, pold. in het zuiden der gemeente Amerongen, 500 bunders groot.

AmerongSChe-Wetering, wetering, uitmakende de grenslijn der gem. Amerongen en Wijk-bij-Duurstede naar de zijde van Leersum en Langbroek. Zij voert het water der hooge landen af naar den Krommen-Rijn

Amerplaat, onbehuisde polder in den Biesbosch, 96 bund, groot.

Amersfoort, het oostelijke arr. der prov. Utrecht.

Toen het dep. der Zuiderzee in 1811 werd gevormd, splitste men het arr. Amersfoort in 4 kant.: Amersfoort eerste kanton, Amersfoort tweede kanton, Rhenen en Wijk-bij-Duurstede. Toen behoorden tot dit arr. ook Hoevelaken en Geldersch-Veenendaal, die in 1S14 tot Gelderland terugkeerden.

Sedert 1838 is het arr. in 3 kantons gesplitst; Amersfoort, Rhenen en Wijk-bij-Duurstede.

Amersfoort, eerste kant. van het arr. Amersfoort, bevattende de 9

-ocr page 37-

31

gem. Amersfoort, Hoogland, Stontenburg. Bunschoten, Eenmes, Baarn, Soest, Leusden en Woudenberg.

Amersfoort, rijks-kiesdistrict voor liet afvaardigen van Leden naaide Staten-Generaal, volgens de wet van 6 Mei 186'J saamgesteld uit deelen van Utrecht, Gelderland en Noord-Holland. Het bevat 32 gem.; Amersfoort, Veenendaal, Eenswoude, Scherpenzeel, Woudenberg, Leusden, Stontenburg, Hoevelaken, Nijkerk, Harderwijk, Putten, Ermelo, Barne-veld. Hoogland, Bunschoten, Eemnes, Baarn, Soest, Maarn, Weesp, Weesperkarspel, 's Graveland, Ankeveen, Kortenhoef, Nederhorst den-Berg, Naarden, Muiden, Huizen, Bussum, Hilversum, Laren en Blaricum. Het had in 1869 92,113 inw. en 2864 kiesgerechtigden.

Amersfoort, hoofd-kiesdistrict tot het afvaardigen van Leden voor de Prov. Staten van Utrecht, bevattende de 9 gem. : Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Hoogland, Leusden, Renswoude, Soest en Stontenburg.

Amersfoort, klassis der Herv. kerk in de prov. Utrecht, verdeeld in de ringen Amersfoort en ïienhoven. Zij bevat 24 gem. met 28 predik.

Amersfoort, kerk. ring der klassis van Amersfoort, bevattende de 11 gem. Amersfoort, Baarn-en-Eembrugge, Bunschoten, Eemnes-Binnendijks, Eemnes-Buitendijks, Hoogland, Lensden, Soest, Soesterberg, de Vuursche en Woudenberg.

Amersfoort, klassis der Chr. Ger. kerk, bevattende de 5 gem. Amersfoort, Bunschoten (Spakenburg), Zeyst, Nijkerk en Scherpenzeel.

Amersfoort, dek. van het aartsbisdom van Utrecht met 16 paroch.: Achteveld, Amersfoort (st.-Maria-Hemelvaart), Amersfoort ist.-Franciscus-Xaverius), Baarn, Barneveld, Blaricum, Eemnes, Hamersveld, Harderwijk, Hilversum, Hoogland (Langeroord), Laren, Nijkerk, Putten, Soest en Soesterberg.

Amersfoort, gem. in Utrecht, palende ten noorden aan Hoogland, ten oosten aan Hoevelaken (Geld.) en Stontenburg, ten zuiden aan Leusden, ten zuidwesten aan Zeyst, ten westen en noordwesten aan Soest. Zij is 2258 bund, groot en bevat, behalve de stad Amersfoort en hare voorsteden, niet dan verstrooide woningen. De grond bestaat uit zand, en wordt door de Eem en de beken, die haar vormen, doorkronkeld. In 1748 had zij 7550, in 1811 86S2, in 1822 9395, in 1840 12,664, in 1870 13,560 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 6463 Ned. Herv , 10 Waalsch-Herv., 1 Anglik., 296 Ev. Luth., 4 Herst. Luth., 32 Doopsgez., 56 Rem., 171 Christ. Geref., 5809 R.-Kath., 241 Oud-Roomschen en 475 Ned. Isr.

De stad Amersfoort ligt 4 uren van Utrecht, 9 uren van Amsterdam, aan de samenvloeiing van eenige beken , die de Eem vormen. Zij dankt waarschijnlijk haar oorsprong aan een ridderlijk geslacht, dat hier een kasteel bouwde, waarnevens zich allengs een dorp verhief. De plaats wordt het eerst vermeld in een brief van Keizer Koenraad in 1028, en ontving stedelijke rechten van Bisschop Hendrik van Vianden in 1259.

-ocr page 38-

32

Reeds op het einde der 14de eeuw ving men aan haar te vergrooten, doch de nieuwe stad, die de oude als haar middelpunt omringt, werd niet vóór 1450 ommuurd. Zij werd reeds in 1399 de tweede hoofdstad van het Neder-Sticht genoemd, en telde in 1436 13 gilden, die zich later tot 82 uitbreidden.

In 1411 en 1420 werd Amersfoort door de Gelderschen aangetast, doch schoon de stad veel schade leed, niet door hen ingenomen. In 1427 sloeg hare burgerij, vrouwen zoowel als mannen, een aanval van Filips van Bourgondië af, en in 1492 weerde zij zich even moedig tegen Maxi-miliaan's veldoverste Wittenhorst. Het was eerst in 1543, dat zij door den Gelderschen bevelhebber Maarten van Eossem gedwongen werd zich over te geven. In 1579 voegde zij zich, daartoe door de wapenen gedwongen, bij de Unie, werd in 1629 door Montecuculi en in 1672 door Louis XIV ingenomen, en was gedurende de burgergeschillen van 1786 en 1787 de verblijfplaats der Prinsgezinde Staatsleden der Provincie.

Het middelpunt der stad is de ruime markt, de Hof genoemd, waarop zeven straten uitloopen. De Langestraat, de schoonste der stad, deelt, met hare beide verlengingen, haar in een noordwestelijke en zuidoostelijke helft, terwijl het Singel, met de Muurhuizen en het Zand, nog den omvang der oude stad aanwijst. Bijzonder schoon zijn de wallen, die, onder het toezicht van den Haarlemschen architect Zocher, in voortreffelijke wandeldreven zijn herschapen. De daarin gelegen Monnikendam is vooral een teekenachtig punt. Het station van den spoorweg ligt aan de noord-westzijde der stad, tusschen den Amsterdamschen straatweg en de Eem.

Amersfoort heeft 1 Herv., 1 Luth., 1 Rem., 1 Christ. Ger. en 1 Oud-Roomsche kerk, 2 R. Kath. kerken en 1 synagoge. De Groote of Joris-kerk, in 1248 voltooid, is een bezienswaardig gebouw, waarin een marmeren tombe van A. Quellin de grafstede van den grootsten Nederland-schen bouwmeester Jacob van Campen aanwijst. De Lieve-Vrouwekerk sprong in 1787 door het vuur vatten van buskruit in de lucht, doch zoo hecht toonde zich haar ranke, sierlijke toren, dat deze tot aan den huldigen dag ongedeerd zijn sierlijke spits ten hemel heft. Het bouwen van dezen toren is aangevangen in of kort na 1444. Hij is ruim 98 el hoog.

De stad bevat het in 1726 opgerichte seminarie voor de geestelijken der Oud-Roomsche kerk in de Nederlanden. Er is een latijnsche school, en de stichting eener hoogere burgerschool voorbereid. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bezit er een fraaie vergaderplaats.

Amersfoort drijft veel handel in granen en tabak. Er zijn verscheidene weverijen van de bekende gestreepte katoenen stof, amersfoort genoemd, touwspinnerijen, een stoomfabriek ter verwerking van ruwe granen, sigarenfabrieken, molens, een bierbrouwerij en andere inrichtingen van volksvlijt.

Het gedeelte der gemeente buiten de poorten bevat, behalve eenige heidevelden, meest tabaksplanterijen, korenakkers en weiden. In 1869 rekende men er 11 bunders met tarwe bezaaid, 213 bunders met rogge, 7 met gerst, 40 met haver, 200 met boekweit, 3 met boonen, 1 met koolzaad, 18 met tabak, 5 met mangelwortels, 190 met knollen en 2 met spurrie. Het weiland besloeg 196, het hooiland 31, de warmoezeniers-

-ocr page 39-

33

grond 11, de boomgaarden 31, het opgaand hout 195 en het hakhout 335 bunders. Be veestapel telde 216 paarden, 960 stuks rundvee, 40 ezels, 625 schapen, 462 varkens, 204 bokken en geiten.

Amersfoortsche-Bergen, heuvelreeks, die bij Amersfoort begint en zich westwaarts in dc richting naar de Bilt en zuidwaarts langs Austerlitz naar Amerongen en Eist uitbreidt. De hoogte waarop de Piramide van Austerlitz staat, is 46, de Waterberg of Pisheuvel 47, de Soesterberg 64, en het hoogste punt in het Ameronger-bosch mede 64 el hoog.

Ammers-Graveland, pold. in de Zuid-Holl. gem. Groot-Ammers, 610 bund, groot.

Ammerstol, gem. in Zuid-Holland, door de Lek van Streefkerk en Groot-Ammers gescheiden, en naar de landzijde door 's Heer-Aartsberg ingesloten. Zij is nog geene 73 bund, groot, en heeft een kleiachtigen bodem. In 1822 telde zij 428, in 1840 533 en in 1870 762 inw. Ten jare 1860 was deze bevolking onderscheiden in 566 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 1 Doopsgez. en 1 E.-Kath. Hare hoofdbronnen van bestaan zijn veeteelt, zalmvisscherij en hoepelmakerij. Het eenige akkerland bestaat uit weinige bunders aardappel- en hennepvelden.

Het d. Ammerstol, 1 u. w. ten z. van Schoonhoven, is langs den Lekdijk gebouwd en heeft een Herv. kerk en een poutveer op Groot-Ammers. Den 27 October 1321 kreeg Ammerstol van Graaf quot;Willem III dezelfde vrijheid als Dordrecht bezat.

Ammerzoden, gem. in Gelderland, ingesloten door Neder-Hemert, Poederoijen, Kerkwijk, Hedel, Bokhoven (N. Brab.) en Hedikhuizen (N. Brab.), op beide zijden van de Maas. In 1870 heeft de grens naar de zijde van Hedikhuizen een geringe wijziging ondergaan, vóór welken tijd men de oppervlakte op nagenoeg 1327 bunders berekende. De grond bestaat uit vruchtbare rivierklei, deels akkerland, maar inzonderheid wei- en hooiland. De gom. telt 2 dorpen : Ammerzoden en Well, benevens de buurtschappen Wordragen, Wellseind en Slijkwell. Zij telde in 1822 1495, in 1840 1822 en in 1870 2130 inw. In 1860 waren de 1961 ingezetenen onderscheiden in 579 Herv., 23 Christ. Afg., 1 Ev. Luth. en 1358 E. ICath. Landbouw cn veeteelt verschaffen den moesten het noodige.

Het d. Ammerzoden, in 1840 met 885, in I860 met 1600 inw., heeft een merkwaardig, wel onderhouden kasteel, met 4 torens, een Herv. en een K.-K. kerk. Het ligt noordwaarts van den Maasdijk, 2 uur zuid ten westen van Zalt-Boinrnel. In 1386 werd Ammerzoden door Heer Arnold van Hoemen van het Hertogdom Brabant ter leen gehouden. Deze edelman viel in handen van Hertog Willem van Gelder, die hem de keuze liet tusschen de overgave van zijn kasteel Ammerzoden of den dood. Het fiere antwoord des Ridders luidde: „Moet ik sterven, ik zal het met eere doen, maar dc bezworen trouw aan mijne Vrouwe van Brabant verbreek ik niet.quot; De Gelderschc Hertog veroverde sedert het kasteel, welk lot de sterkte sinds nog meermalen onderging.

3

-ocr page 40-

34

Ampsen, fraai adell. huis bij de stad Lochem, in de gem. Laren (Geld.), waarbij een buurt van denzelfden naam ontstaan is, die in 1840 155 en in 1860 122 inw. had. Hierbij is bet station Lochem van den staatsspoorweg.

Amstel, riv. in Noord-Holland, die op de Utrechtsehe grens uit de vereeniging van Drecht en Kromme-Mijdrecht ontstaat, langs de dorpen Uithoorn, Zwalnwenbuurt en Ouderkerk loopt, den Angstel opneemt, en na de stad Amsterdam doorsneden te hebben, na een loop van 31 uur in het IJ valt. De Amstel is naar evenredigheid zijner lengte zeer breed, zelfs voor middelbare zeeschepen bevaarbaar, en levert, bij zijne kronkelingen en veelal welbeplante oevers, aangename gezichtspunten op. Doch de reeks prachtige buitenverblijven, die vooral in de 17de en 18de eeuw zijne oevers bezoomden, is op het einde der vorige en in het begin dezer eeuw zeer verminderd.

Amstel, Aernstel of Amestelle, voorm. hcerl. aan IJ en Amstel, een vrij eigen goed, dat door Heeren werd bezeten, die inzonderheid in het midden der 13de eeuw tot groot aanzien waren gestegen. Wolfger van Amstel komt voor in 1105 en 1126, Egbert van 1131 tot 1172, Gijsbrecht I in 1176 en 1178, Gijsbrecht II van 1200 tot 1228, Gijsbrecht III van 1228 tot 1252, Gijsbrecht IV van 1252 tot 1296. De laatste verloor zijn onafhankelijkheid aan Holland, den 27 October 1285. Hij word toen een leenman van Graaf F lor is V, doch, nadat hij in 1296 met andere edelen zich in oen samenzwering togen dien Graaf had gewikkeld, verloor hij zijn heerschappij. Graaf Jan II schonk de heerlijkheid Amstel den 21 Mei 1300 aan zijn brooder Gwy van Avonnes, waarna deze de hoofdplaats tot een stad verhief. Wel deed Jan van Nijerlede, de zoon van Gijsbrecht IV, pogingen om Amsterdam te herwinnen, doch slechts van den zomer van 1301 tot de lente van 1304 kon hij er zich handhaven. Toen kwam een leger van Haarlemmers, Kennemers en Waterlanders en ontrukte stad en heerschappij aan Heer Jan. Heer Gwy, in 1301 Bisschop van Utrecht geworden, keerde nu in het bezit van Amstel weder, waarin hij bleef tot op het verdrag van 11 October 1311, waarbij Graaf Willem III Amstel met Amsterdam terug erlangde. De heerlijkheid Amstel deelde zich in Ouder-Amstel en Nieuwer-Amstel. Doch in het bloeiendst tijdperk hunner macht hebben de Heeren van Amstel ook gebied gevoerd over Diemen, Weesp, Muiden, de Vechtoevers tot Breukelen, de Bijlmerlanden en Mijdrecht. Voorts sproten uit hen de Heeren van Mijnden en van IJsselstein.

Amstel of Aernstel, twee vroegere kasteden in de tieerl. Amstel. Het eerste, volgens overlevering door Heer Egbert gesticht, stond waarschijnlijk te Ouderkerk, aan den noorderoever der Holendreeht, doch werd in 1204 door de Kennemers verwoest. Het tweede, dat Gijsbrecht II stichtte, werd aan den mond des Arastel's gebouwd, waarbij eerlang het sinds zoo belangrijke Amsterdam verrees. Met de inneming van Amsterdam dooide Haarlemmers, Kennemers en Waterlanders in 1304 werd het deerlijk gehavend en sedert geheel met den grond gelijk gemaakt. De plaats,

-ocr page 41-

35

waar het gestaan had, werd door Graaf Willem III den 1 Mei 1333 tot hofsteden in erfpacht gegeven.

Amstel, of Departoment-van-den-Amstel, departement der üa-taafsche-Repnbliek, gevormd bij do Staatsregeling van 1798. Het splitste zich in 7 ringen, die te zaraen bevatten: Amsterdam, Nieuwer-Amstel, Ouder-Amstel, Diemen, Watergraafsmeer, Sloten-Sloterdijk-Osdorp-cn-de-Vrije-Geer, Eietwijk-cn-Rietwijkeroord, Aalsmeer, Kudelstaart, Kal-slagen-en-Vriezekoop, Leymuiden, Thamen-en-Uithoorn. AVcesp, Weesper-karspel, de Bijlmermeer, Muiden en het gedeelte van Abcoude ten noorden van de Holendrecht en het Gein. Deze verdeeling duurde echter niet langer dan tot 1S01.

Amsteldiep, diepe stroom in de Zuiderzee, tussehen het Balgzand en don Breehorn. Er staat 5 tot 12 el water.

Amsteldijk, dijk langs den westoever des Amstel's, van het grondgebied van Amsterdam tot aan de buurt Over-Ouderkerk. quot;Van dezen dijk loopen in het noorden eenige paden in westelijke richting naar of tot nabij de Wetering, de moesten dicht bevolkt, terwijl meer in het midden de verder strekkende Kalfjeslaan, en aan het zuideindo het Groote-Loopveld aanvangt. In vorige eeuwen vond men langs den Amsteldijk schoone en uitgestrekte buitenverblijven, die op zeer enkelen na allen verdwenen zijn. Nu vindt men er, behalve het raadhuis der gemeente en de vergaderplaats van het kantongerecht Nieuwer-Amstel, een glasblazerij en andere fabrieken, eenige plaatsen van uitspanning, de nieuwe begraafplaats op de hofstede Zorgvlied, verscheidene boerderijen, winkels en woonhuizen. Tussehen de dagloonerswoningen en kleine optrekken aan het Hoedenmakerspad, Verwerspad, lïustenburgerpad en Kuiperspad breiden zich vele warmoezierderijen uit. Aan het Rustenburgerpad is een R.-Kath. kerk, omstreeks 1660 gesticht.

Amsteleind, buurt in de N.-Brab. gem. Osch, in 1840 met 167 inw.

Amstelland, voorm. baljuwschap, bevattende de ambachtsheerlijk-heden Ouder-Amstel, Nieuwer-Amstel en Waverveen.

Amstelland, departement van het Koninkrijk Holland, in 1807 opgericht en ook in stand gebleven tijdens de eerste maanden vau het Keizerrijk tot 1811. Het was in 2 kwartieren gesplitst: Haarlem en Hoorn, en omvatte: geheel Amstelland, Gooiland, Muiden, Wecsp, Weesperkarspel, Kennemerland, West-Friesland, Waterland, Texel, Wicringcn, Urk, Marken, do deelen van Rijnland, die in 171)8 bij het Departement-van-den-Amstel waren gevoegd, de oude heerlijkheden Loosdrecht, Mijnden en Loenen-Kroonenburg, benevens de Stichtsche heerlijkheden Nigtevecht, Vreeland, Abcoude (Proostdy en Baambrugge), Vinkeveen en Nicuwer-tcr-Aa.

Amstelland, hoogheemraadschap, zich uitstrekkende over een deel van Noord-Holland (15,575 bund.), een deel van Zuid-Holland (1803 bund.) en

3*

-ocr page 42-

3fi

een deel van Utrecht (15,692 bund.). Het reikt naar het zuiden van Amsterdam tot Zevenhoven in Z.-Holl. en IJsselstein in Utrecht, van het westen naar het oosten van Aalsmeer tot Muiden en Weesp.

Amstelveen, dorp in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel, IJ u. ten z. van Amsterdam, aan het einde van den Veendijk. Het had in 1840 468, in 1860 399 inw. Gevormd uit een rechte straat, die zich van den Veendijk uitstrekt tot aan de sluis, die uit de vaart langs het Loopveld naar den plas de Poel voert, heeft het in het midden der westzijde een fraaie Herv. kerk, die met een grafgesteente voor den dichter Jan van Broekhuizen prijkt. Er is een fabriek, die keurig verlakt leder in den handel brengt. Amstelveen werd in de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten ten deele afgebrand. Do Patriotten leverden er don Pruisen den 30 September 1787 een scherp gevecht. Door een ongelukkig toeval werden er in den nacht van 25 op 26 Juni 1792 meer dan 70 huizen ia de asch gelegd.

Amstenrade, gem. in Limburg, die door Oirsbeek, Merkelbeek, Bruns-sem, Heerlen, Hoensbroek en Nuth-en-Vaesrade wordt omringd, 289 bund, beslaat, en een vruchtbaren kleibodem (Limburgsche klei) heeft. Zij had in 1822 335, in 1840 503 en in 1870 465 inw. Bij laatstgenoemde opgave splitste de bevolking zich in 464 E. Kath. en 1 Herv. De landbouw is de voornaamste bezigheid der ingezetenen.

Het d. Amstenrade, nagenoeg halverwege Sittard en Heerlen gelegen, prijkt met een grafelijk kasteel dat door fraaie tuinen wordt omringd. Het bleef na den Münsterschen vrede aan Spanje, tot het in 1713 aan Oostenrijk ten deel viel.

Amsterdam, Kijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1809, alleen de gem. Amsterdam, wier ingezetenen toen op een getal van 371,764 berekend werden. Het aantal kiesgerechtigden beliep destijds 3964.

Amsterdam, prov. kiesdistrict in Noord-Holl., bevattende alleen de gem. Amsterdam.

Amsterdam, arr. Noord-Holland, het zuidwestelijkste deel der prov. omvattende.

Toen in 1811 het Departement-der-Zuiderzee werd opgericht, werd het daarbij gevormde arr. Amsterdam verdeeld in 14 kantons: t. w. Amsterdam 1—6. Nieuwer-Amstel, Ouder-Amstel, Baambrugge, Naarden, Loosdrecht, Loenen, Weesp en Aalsmeer.

Bij het herstel van den Nederlandschen-Staat kwamen eenige deelen van dit arr. aan de prov. Utrecht, waardoor, na de grensregelingen van 1815 en 1819, het arr. Amsterdam, nog 12 kantons telde: Amsterdam 1—6, Nieuwer-Amstel, Ouder-Amstel, Naarden, Hilversum en Weesp.

Sedert 183S telt het arr. nog slechts 7 kantons: Amsterdam 1—4, Nieuwer-Amstel, Weesp en Naarden.

Amsterdam Eerste kanton, kant. van 't arr. Amsterdam, bevattende de buurten A, B, C, 1, K, M. N, O, P, Q, E, S, T, U, V, W en ZZ der gem. Amsterdam, benevens de gem. Watergraafsmeer.

-ocr page 43-

37

Amsterdam Tweede kanton, kant. bevattende de buurten X, Y, Z, AA, BB, CC, HH en II, benevens de oostelijke helft der buurt YY der gem. Amsterdam.

Amsterdam Derde kanton, kant. bevattende de buurten D, E, F, G, H, L. KK, LiL, ER, SS en TT der gem. Amsterdam.

Amsterdam Vierde kanton, kant. bevattende de buurten DD, EE, EE, GG, MM, NN, 00. PP, QQ, UU, TV, WW, XX en het westelijke deel van YY der gem. Amsterdam, benevens de gem. Sloten-Sloterdijk-Osdorp-en-de-Vrije-Geer.

Amsterdam, klassis der Herv. Kerk in de prov. Noord-Holl., verdeeld in de 3 ringen: Amsterdam, Weesp en Naarden. Zij telt 20 gem. met 48 predikanten.

Amsterdam, kerk. ring der klassis van Amsterdam, bevattende do gen!. Amsterdam, met 10 kerken.

Aaistardam, Ev.-Luth. kerk. ring, bevattende de gem. Amsterdam, met 2 kerken.

Amsterdam, klassis der Chr.-Ger. kerk, bevattende de (5 gem.: Amsterdam, Amstelveen, Haarlem, Haarlemmermeer, Uithoorn en Venneperdorp.

Amsterdam, dek. van het bisdom van Haarlem, bevattende 9 parochiën binnen Amsterdam: st.-Nicolaas, st.-Antonius van Padua, st.-Willebrord., st.-Catharina, st.-Maria Onbevlekte Ontvangenis, st.-Ignatius, st.-Dominieus, st.-Augustinus, st.-Petrus en Panlus, benevens do kerk van st.-Nieolaas-buiton-de-vesten, aan het Langebleekerspad on de kork van st.-Willebrord.-buiien-de-vesten in de gom. Niemver-Amstol op het Rustenburgerpad. Behalve de 11 parochiekerken bevat het dek. nog 7 hulpkerken.

Amsterdam, gem. in N.-Holl. palende in het noordwesten aan de gem. Zaandam, in het noorden aan Oost-Zaan, Landsmeer, Buiksloot en Nieu-wendam, in het oosten aan den mond en het IJ en de gem. Diemen, in het zuiden aan de gem. Nienwer-Amstel, in het westen aan Sloten-Sloterdijk-Osdorp-en-de-Vrije-Geer. Zij is 1434 bund, groot, behalve nog een deel van het IJ.

Ofschoon de grens den 20 November 1838 nauwkeurig is aangewezen, nadat belangrijke veranderingen naar de zijde van Nieuwer-Amstel en Diemen waren tot stand gebracht, heerscht thans zekere verwarring in de limieten naar de zijde van Buiksloot en Nieuwendam, als een gevolg van indijkingen, aanplompingen en van fouten te dien aanzien in de kadastrale plans.

De gem. bevat, volgens hare wettige grensregeling, de stad Amsterdam, een deel van den Overbraker-Buitenpolder, een deel van den Overbraker-Binnenpolder, den noord-ooster hoek van den Sloter-Binnenpolder, de oosthelft van den Stads- en- Godshuispolder, het noorderdeel van den Binnendijkschen-Buitenveldertschen-polder, het noordwestelijke deel van den Over-Amstelpolder, de Stads-Rietlanden, bijna den gebcelon Buik-

-ocr page 44-

38

sloterham en eveneens het grootste deel van den Nieuwendammerham, enkele buitendijksche gronden langs de Waterlandsehe kust en het gedeelte van het IJ, begrepen tussehen de lijn: westpunt van het Barnde-gattermeer tot de noordpunt der Zwemkade eenerzijds en de lijn Paardenboek en de grens van Nieawendam en Ransdorp anderzijds.

Binnen de stad Amsterdam en ten zuiden daarvan is de grond meest veen, waaronder zieh op verschillende diepten diluvisch «and uitbreidt. In de Stads-Eietlanden en den Buiksloterham vindt men klei, terwijl de Nieuwendammerham uit modder der stads grachten, met puin, riet enz., uit de diepte is opgewerkt. Binnen de stad zelve is de weeke veengrond ettelijke voeten hoog met heide- of duinzand kunstmatig opgehoogd. Uithoofde van deze veenlagen ia het noodig, overal waar gebouwen geplaatst worden, lange masten in den grond te heien. liet water des Amstel's en der grachten is brak, doch voortreffelijk drinkwater levert de waterleiding uit de duinen van de Vogelenzang naar Amsterdam.

Het grootste deel der gem. wordt door de stad Amsterdam met hare grachten, kaden, straten, pleinen, wandelingen, voorsteden en tuinen ingenomen. Het overige bestaat uit warmoeziers-, wei- en bouwland, het laatste echter alleen in den Buiksloterham en Nieuwendammerham, tenzij nu en dan een enkel kamp gerst in de Stads-Rietlanden.

Amsterdam telde in 1515 2531, in 1G32 16,051, in 1732 26,085, in 1840 24,532, in 1860 27,183 huizen.

De bevolking beliep in 1622 104,961, in 1630 115,249, in 1796 217,024, in 1811 201,628, in 1815 180,179, in 1830 202,364, in 1840 211,349, in 1850 222,616, in 1860 241,348, in 1870 274,931 inw.

De bevolking van laatstgenoemd jaar deelde zieh in: 189,218 Ned.-Herv., 3,038 Waalsch-Herv., 189 Engelsch-Herv. (Presb ), 164 Anglik., 26,943 Ev. Luth., 8161 Herst. Ev. Luth., 4459 Doopsg,, 1012 Rem., 985 Christ. Ger., 59,541 R.-Kath., 414 Oud Roomschen, 23 Grieken, 27,549 Ned. Isr., 3134 Ned. Port. Isr. en 98 ongenoemden.

De stad Amsterdam, de hoofdstad van het Koninkrijk der Nederlanden, ligt aan den mond des Amstel's in het IJ, op 52° 22' 30quot; noorderbreedte en 22° 32' 54quot; oosterlengte van Greenwich. Hare gedaante is die eener halve maan, welker horens zich in het IJ uitstrekken.

Amsterdam dankt waarschijnlijk zijn stichting aan Heer Gijsbrecht II, die, na de verwoesting van het kasteel Amstel te Ouderkerk in den jare 1204 door de Kennemers, een nieuwe sterkte aan den Amstelmond liet bouwen. Onder de bescherming daarvan zetten zich ingezetenen uit alle deelen van Amstelland neder, die eerlang door West-Friezen en andere vreemden gevolgd, zich spoedig op scheepvaart en koophandel toelegden. De vorm der aloude haven, 'het Damrak of Water, getuigt dat bij haar aanleg gelet is op de belangen der scheepvaart.

Den 27 October 1275 kreeg Amsterdam zijn eerste handvest, een gunstbrief van Graaf Floris V, waarbij die Vorst den burgeren vrijheid schonk om hunne eigene goederen tolvrij door Holland, Zeeland en Friesland te voeren. In 1300 of 1301 werd het vlek door Gwy van Avennes tot een stad verheven, en in Mei 1334 het middelpunt eener nieuwe paro-

-ocr page 45-

39

chie, zijnde het tot dien tijd met het nabuiige Ouderkerk kerkelijk veroe-nigd geweest. Na in 1311 bij Holland ingelijfd te zijn, trad de stad in 1368 in het verbond der Hanze, en in het begin der 15de eeuw onderhield zij reeds belangrijke handelsbetrekkingen met het Noorden en de Oostzee, met Brabant, Vlaanderen, Brittanje, Frankrijk en Spanje. Toen de zeegaten bij Texel en Vlieland wijder en de vaarwaters naar de stad dieper waren geworden, begon men het IJ met groote zeeschepen te bevaren, en sinds ving Amsterdam aan met Brugge en Antwerpen te wedijveren. Do Spaansche dwingelandij scheen dien bloei ten verderve te zullen voeren, doch nadat de stad in Februari 1578 hare poorten voor de Staatschen had ontsloten, steeg die welvaart tot een hoogte, zooals nog geene stad in Europa had beleefd. Kijke kooplieden uit verwijderde oorden, zelfs uit Perzië en Rusland, vestigden zich te Amsterdam. Amsterdam-sche schepen veroverden geheele rijken in Oost-en West-Indië, onnoemelijke schatten vloeiden naar de IJstad, die in nog geen tachtig jaren vier malen werd vergroot, en de vorsten van Europa dongen naar hare vriendschap.

Doch op het einde der 18de eeuw werd die bloei door slag op slag geknot. De Engelschen brachten der stad sinds 1780 de gevoeligste slagen toe door het veroveren harer schepen en het bezetten der Nederlandsche koloniën, en de Fransehen, die Nederland sedert 1795 meer en meer van zich afhankelijk hadden gemaakt, vernietigden er allen handel, alle scheepvaart. Van 1810 tot op het einde van 1813 stonden de scheepvaart en handel geheel stil, zoodat de kostbare vloot in de havens lag te verrotten. Geheele wijken werden gesloopt, en in driejaren verminderde de bevolking met 28,000 zielen! Toch heette Amsterdam van 1808 tot 1810 de hoofdstad van 't Koninkrijk Holland, en van 1810 tot 1813 de derde stad des Franschen-Keizerrijks.

Den 15 November 1813 sloeg het uur der bevrijding, en hernam Amsterdam zijn plaats onder de koopsteden. Koning Willem I deed zeer veel om den koophandel der stad tot den ouden bloei terug te voeren; en de stad getroostte zich opofferingen van millioenen om betere toegangen naar de zee, om dokken, rijen pakhuizen cn aanlegplaatsen voor stoombooten te bekomen. Maar nam de handel, vooral die in staatspapieren, weer belangrijk toe, de scheepvaart bleef daarbij ten achteren. De doorgraving van Holland op zijn smalst, die in 1865 met ernst is ondernomen en met kracht wordt voortgezet, belooft veel voor de toekomst. De stad wordt weer aan alle zijden uitgezet, terwijl verfraaiingen van allerlei aard aan de orde zijn.

Tot de merkwaardigste herinneringen van Amsterdam behooren: het oprukken van Gijsbrecht IV met de Kennemers naar Utrecht in 1268; de verovering der stad door de Haarlemmers, Kennemers en quot;Waterlanders in 1304; de branden van 23 April 1421 en 24 Mei 1452, die ieder eenige wijken in de asch legden; de overwinningen op de Utrechtschen in December 1481; de opeisching door de Gelderschen in 1508 ; de aanslag der Wederdoopers op de stad in Juli 1535 ; de prediking op de Dastaadje door Jan Arendsz op den 21 Augustus 1566; de komst van Brederode en van den Graaf van Megen met Spaansche benden in 1567; de geweldenarijen van Alba in 1568 tot zijn bankroet in 1573; het vertrek van

-ocr page 46-

40

Bossu om de Watergeuzen te bestrijden op 24 September 1573; de mislukte overrompeling onder Helling en Ruichavcr op 23 November 1577; het uitleiden van regeering en geestelijken op 26 Mei 1578; het verijdelen van Leicester's gevaarlijke plannen in October 1587; het uitrusten van het eerste smaldeel koopvaardijvaartuigen naar Oost-Indië in 1594 en naar West-Indië in 1596; de komst van Prins Maurits in 1618; en van Prins Frederik Hendrik in 1628; het bergen van de schatten der Spaansche zilvervloot en het oproer daardoor ontstaan in 1629 ; de aanslag van Prins Willem II in 1650; de pogingen der burgerij om de Pranschen te keeren in 1672; de begrafenis van den Admiraal de Ruyter, den 18 Pebr. 1677; de ontvangst der Pransche vluchtelingen in 1682 en 1685; het aansprekers-oproer in 1696; de komst van Czaar Peter in 1697 en 1716; de actiehandel van 1720; de oproeren van 1747 en 1748; de gevechten tegen de Pruisen in de omstreken der stad ten jare 1787 ; de omwenteling van 1795; de intocht van Lodewijk Napoleon op 20 April 1808; het binnentrekken der Pranschen op 4 Juli 1810; het verzet tegen de Franschen op 20 Sept. 1810 en 11 April 1811; de komst van Napoleon op 9 October 1811; de omwenteling van 15 November 1813; de intocht van Willem van Oranje op 2 Dec. 1813; de inhuldiging van den Souvereinen Vorst op 30 Maart 1814; de inhuldiging van Koning Willem II op 2S Nov. 1840; de inhuldiging van Koning Willem III op 12 Mei 1849.

Burgwallen of ringgrachten waren de oudste vestingwerken der stad. Doch nadat Heer Jan van Amstel in 1301 zijn voorvaderlijk stamgoed, hetwelk aan zijn vader Gijsbrecht ontnomen was, weder had teruggewonnen, versterkte hij haar van rondom met houten bruggen en torenbargten. Eerst omstreeks 1480 werd de bemuring der stad met kracht ter hand genomen; zij werd binnen weinige jaren voltrokken, en vertoont nog heden in den toren Swicht Utrecht van 1482 en de st.-Antonieswaag van 1488 overblijfselen. Na het voleinden dezer bemuring besloeg de stad 106 bunders. Door de vergrooting van 1585 wies do grondvlakte aan tot 160 bunders, door die van 1593 tot 184, door die van 1611 tot 431, en door die van 1658 tot ruim 726. De aanleg van het Maritiemdok van 1790 tot 1795 bracht haar tot 738, en die der Ooster- en Westerdokken, \an 1828 tot 1834, tot ruim 760 bunders. De bouw van het Paleis voor Volksvlijt, de aanleg der Vondelstraat en de in 1870 vastgestelde rooiïng van straten tus-echen den Amstel en de Wetering zullen, met den aanleg van het nieuwe spoorwegstation in het open havenfront, eerlang de grootte van de bebouwde kom der gemeente tot meer dan 800 bunders brengen.

Ofschoon de hechte muren die van 1611—1615 en later van 1660 tot 1664 om Amsterdam zijn aangelegd, sedert het begin dezer eeuw zijn gesloopt — de laatsten vielen in 1870 — en de wallen thans meeren-deels in wandelwegen zijn herschapen, is Amsterdam het middelpunt van het Nederlandsche verdedigingsstelsel, welks binnenste linie gevormd wordt door de werken te Naarden, Muiden, Weesp en de forten Uiter-meer, Kijkuit, de Spion, Nieuwersluis, Schiphol en anderen. Door de dijken door te steken wordt al het land rondom Amsterdam een bare zee, die bij een goede verdediging iedere nadering des vijands verhindert.

-ocr page 47-

41

Amsterdam, door meer dan 60 grachten, in talrijke eilanden afgedeeld, welke door bruggen zijn verbonden, levert duizenden punten op om de schoonste stadsgezichten op doek te brengen. De beroemde hoofdgrachten, Singel, Heerengracht, Keizersgracht en Prinsengracht, loopen in een boogvormige gedaante en prijken met vele honderden trotsche gebouwen van gebakken en gehouwen steen, meerendeels met marmeren portalen en gangen, sierlijke woon- en andere vertrekken en doorgaans kostbaar gemeubeld. Ook andere grachten verdienen geroemd te worden, zooals de Kloveniersburgwal, de Geldersche Kade, de Binnen-Amstel, het Eokin, het Water, de Fluweelenburgwal, de Buitenkant. Fraaie aanzienlijke straten zijn de Doelenstraat, de Sarphatistraat, de Vondelstraat en de door duizenden winkels verlevendigde Damstraat, Kalverstraat, Nieuwendijk, Haarlemmerdijk, Spuistraat, Leidsche-straat en Utrechtsche-straat. De Dam is een der merkwaardigste pleinen van Nederland; het hart en de bakermat der stad, de oorsprong van haar naam en het schouwtooneel der merkwaardigste gebeurtenissen. De Nieuwmarkt en Botermarkt zijn beiden zeer rnim, doch allen worden overtroffen door het Frederiksplein, in 1870 voltooid en met heesters, bloemen en geboomte beplant. De schoonste wandeling is bet Vondelspark, een stichting der burgerij, ruim 15 bund, groot. Verder verdienen het Plantsoen aan de Willemspoort, de Plantaadje en de kruinen der boogvormige Westerdoks- en Oosterdoks-dijken onderscheiding.

Amsterdam is de zetel van vele regeerings- en rechterlijke collegiën, van het bestuur der Nederlandsche Handelmaatschappij, van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, van het Hoofdbestuur der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen en talrijke andere instellingen.

Men vindt er het volgende aantal kerken: Ned.-Herv. 10, Waalsch-Herv. 2, Engelsch-Herv. ), Remonstr. 1, Chr.-Ger. 3, Ev.-Luth. 3, Herst-Ev.-Luth. ], Oud-Luth. 1, Doopsgez. 1, R.-Kath. IS, Oud-Eoomsche 2, Eng.-Episc. 1, Nederl.-Isr. 8, Nederl.-Port.-Isr, 1, terwijl daarenboven in onderscheidene gebouwen, daarvoor meer of minder bepaaldelijk ingericht, godsdienstoefening wordt gehouden.

Het merkwaardigste gebouw, tevens het beroemdste van geheel Nederland, is het Kon. Paleis, vóór den jare 1S0S het Raadhuis. Het werd naar hot ontwerp des bouwmeesters Jacob van Campen in 104S aangevangen en in minder dan twintig jaren volbouwd. Het is 80 el lang, 67 el breed en 33 el hoog, of met den koepelvormigen toren 52 el. Gevels, frontons en dakspitsen prijken met kostbaar beeldwerk. Maar bovenal schoon is het inwendige, waar van marmer van allerlei kleur, edele houtsoorten en schilderwerk een geheel is tot stand gebracht, dat de bewondering van alle kunstvrienden wegdraagt. De groote zaal, 34 el lang, 16 el breed en 63 el hoog, overtreft bijna alle koninklijke zalen in Europa. Haar gewelf vertoont keurig schilderwerk, en boven de zware koperen deuren die haar afsluiten, prijkt eene trofee van door Nederlanders veroverde standaarden. Ook hangt er de vlag die boven Antwerpen's citadel wapperde, toen Chassé dien vijfhoek tegen het Eran-sche leger verdedigde. Het schoonste deel van het Paleis echter is de

-ocr page 48-

42

voormalige vierschaar, waar drie tafereelen uit de geschiedenis en eenige meer dan levensgroote vrouwenbeelden getuigenis geven dat Artus Quellin een hoogen rang onder de beeldhouwers bekleedt. Het Paleis staat aan de westzijde van het Damplein en rust op 13,659 palen.

Een tweede gebouw van grootsche afmetingen en trotsche bouworde is het Paleis voor Volksvlijt, een stichting van Dr. Samuel Sarphati, van 1858 tot 1864 door den bouwmeester Cornells Outshoorn tot stand gebracht. De lengte is 126 el, de breedte 80, en de hoogte, den koepel medege-rekend, 50 el. In de groote zaal kunnen 10,000 mcnschen zich bewegen. Als plaats van uitspanning wordt het elke week door duizenden bezocht, terwijl de kunstvriend in het Museum voor schilderijen, door de zorgen van den directeur J. Eduard de Vries bijeengebracht, uren vol genot kan doorbrengen. De verlichting in den tuin op schoone zomeravonden, brengt een tooveraehtige uitwerking voort. Paleis en tuin hebben bijna 2 millioen guldens gekost.

Een andere kostbare inrichting is de diergaarde van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap, die van 1S38 tot 1870 dertien malen vergroot, nu eene oppervlakte van 8 bunders beslaat. Behalve schoone ruime gezelschapszalen, bevat zij een Museum van opgezette zoogdieren, vogels en schelpen, een van zeegewassen en polypen, een van insekten, een van ethnologische merkwaardigheden en een zeer rijke boekerij. Het schoonst van alles echter is do warande zelve, met hare bloemrijke dreven, dierperken, diergalerijen, stallingen en vijvers, door vreemden als het toonbeeld eener zoölogische instelling geprezen.

Het Trippenhuis, tijdens Koning Lodewijk de zetel van het Wetgevend Lichaam, bevat in zijn zuiderhelft, waar de Koninklijke Akademie is gevestigd, eene der rijkste boekerijen van ^Nederland in alle vakken van kennis, en in het andere gedeelte 's Rijks-Museum, een verzameling van schilderijen en prenten, zoo schoon en rijk, dat zij, althans in meesters der Nedevlandsche school, door geene enkele op aarde wordt geëvenaard. Daar berust de beroemde Nachtwacht van Eembrandt, de Schuttersmaaltijd van van der Helst, de Avondschool van Douw, de st.-Nicolaasavond van Jan Steen, benevens nog omstreeks 470 andere voortbrengselen der edele kunst van st.-Lncas, meerendeels van de eerste meesters, zoo als behalve de reeds genoemden, Hobbema, van der Velde, Euisdaal, van Huysum, Bakhuyzen, du Jardin, Rubens, Ostade, Brouwer, van Berchem, ter Burgh, van Everdingen, Potter, Wouwerman, van Dijck, Both, Hondekoeter, Teniers, Schotel enz. Een der zalen bevat sedert 1870 het Museum Dupper, een geschenk van een Dordtsch kunstvriend. De afdeeling prenten, vereenigd in 200 portefeuilles, staat der schilderijverzameling waardig ter zijde.

Het Museum van der Hoop, geopend in 1854, bevat schilderijen uit verschillende tijdperken; het Museum Eodor, geopend in 1863, zoowel schilderijen als teekeningen. Beiden zijn erfmakingen door kunstlievende burgers aan de stad hunner inwoning.

Het Stadhuis, ten tijde der Republiek het Prinsenhof of Admiraliteitshof, bestaat uit eene reeks onregelmatige gebouwen, waarvan alleen de in 1661 opgetrokken zuidervleugel op architectonisch schoon

-ocr page 49-

43

kan bogen. Doch ook hier vorderen ongeveer 140 doeken en paneelen van oudere en nieuwere schilderkunst, achting voor de groote meesters die Nederland heeft voorgebracht. De Eariteitkamer bevat 13 beeldjes van Hollandsche Graven en Gravinnen uit de 15de eeuw, zilveren drinkhorens en vaandels der oude Amsterdamsche schutterij, het beeld van een reus (naar men meent door Albert Vinckenbrinck vervaardigd), vele andere zeldzaamheden en eindelijk de modellen van eenige groote werken.

De Nederlandsche Bank is gevestigd in een trotsch gebouw op het Rokin, van 1865 tot 1869 naar de plannen van den bouwmeester W. A. Froger opgericht.

De Oude of Nicolaaskerk, omstreeks den jare 1300 gesticht, prijkt met een toren van 68} el hoogte, en met beschilderde vensters, die de schoonste voorbeelden vertoonen der oude glasschilderkunst. Men vindt er ook de praalgraven der Vice-Admiraals Isaac Sweers en Abraham van der Hulst, de tombe van den Schout-bij-nacht Willem van der Zaan, en de graf-teekens der Zeehelden Jacob van Heemskerk, Cornelis Jansz (bijgenaamd het Haantje), en Gilles Schey, van den Veldmaarschalk Wurtz, van de dichteres Lucretia Wilhelmina van Merken en van haar echtgenoot Nicolaas Simon van Winter. In de IJzeren Kapel, een afgezonderd, hooggelegen vertrek, worden de oorspronkelijke handvesten der stad bewaard, aanvangende met het privilegie van 27 October 1275, door Graaf Floris V verleend.

De Nieuwe of Catharinakerk, wier bouw in den jare 1408 werd voorbereid en in 1414 aangevangen, is van ruimen omvang, want zij is 90 el lang en 60 el breed. Zij rust op 52 hardsteenen pilaren en ontvangt het licht door 75 groote glasramen, waarvan enkelen fraai beschilderd zijn. De predikstoel, van Albert Vinckenbrinck, is een meesterstuk der beitelkunst, gelijk het orgel van de kunst om speeltuigen te vervaardigen : de vox humana vooral is onvergelijkelijk schoon. Een der heerlijkste sieraden der kerk is het praalgraf van den Admiraal de Ruyter, door Rombout Verhulst uit marmer gebeiteld. Nog vindt men hier de praalgraven van den Kom-mandeur Jan van Galen en den Luitenant-ter-zee Jan Carel .Tosephus van Speyk, de graftombe van den Schout-bij-nacht Wolter Jan Gerrit Baron Bentinck, den dichter Joost van den Vondel en van Willem Eggert, Heer van Purmerende. Een ander merkwaardig gedenkteeken is aan de herinnering van den Admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen gewijd, die te Apeldoorn begraven ligt.

De overige aanzienlijke kerkgebouwen zijn: de Westerkerk, met een toren van 854 el hoogte; de Zuidcrkerk, met een toren van 674 el; de Luthersche Oude Kerk, ingericht om vele duizenden hoorders te bevatten; de Luthersche Nieuwe Kerk, met een schoonen koepel; de Hersteld Luthersche Kerk, met een zeer groot, schoon orgel; de Doopsgezinde Kerk; de Remonstrantsche Kerk; de Mozes- en Aaronskerk derKath., met schoonen voorgevel; de Synagoge der Portngeesche Israëlieten, even als de Tabernakel ingericht en bijzonder rijk aan kostbare wetsrollen, schalen en kannen van edel metaal, waaronder een der schoonste meesterstukken van Adam van Vianen.

-ocr page 50-

44

Onder de verdere merkwaardige gebouwen en instellingen die de beschouwing overwaardig zijn, bekleedt 's Eijks Werf een eerste plaats. Met 's Lands Magazijn, het Maritieme dok, eeno kazerne, tal van werkplaatsen, bruggen, kaaien en poorten, vormt deze werf als het ware een stad op zich zelve. Bijna even uitgestrekt is het naburige Entrepotdok. — Verder de Beurs, van 1842 tot 1845 gebouwd; — het Oost-Indische-Huis; — het gebouw van het Collegie Zeemanshoop; — het Zeemanshuis; — het Postkantoor, naar de plannen van Corn. Outshoorn opgetrokken; — het Paleis van Justitie; — de Cellulaire gevangenis door Is. Warnsinck ontworpen; — de Munt- of Reguliers-, de Montelbaans- en de Schreijerstorens ; — de sierlijke Willemspoort; — de Muiderpoort; — de st. Antoniesvvaag en de toren Swicht Utrecht, deelen der oude vestingwerken; — de Schouwburg; — Felix Meritis; — het Odeon; — de Kazerne Oranje Nassau, 274 el lang; — het Amstel-Hotel, dat van 1866 dagteekent.

Amsterdam is zeer rijk in liefdadige gestichten, waar eenige duizenden zieke en andere behoeftige personen verzorgd worden. Het Werkhuis, waarvan het hoofdgebouw alleen een bunder grond beslaat, geeft elk behoeftig Amsterdammer, die geene toevlucht heeft, woning, voedsel en al het noodige en munt uit door een schier voorbeeldelooze orde. Het Binnen-Gasthuis vormt genoegzaam een geheele wijk. Het Burger-Weeshuis bevat op een der ruime binnenplaatsen een gcdenkteeken voor van Speyk, een vroeger kweekeling. Van ruimen omvang zijn mede de wees-, oude-mannen- en vrouwenhuizen der Hervormden, Lutherschen en Hersteld-Lutherschen, benevens het R.-K. Maagdenhuis, het st.-Jacobsgestich:, het nieuwe sierlijke Israelietische Jongens-Weeshuis, het Weduwenhof, het Gesticht voor volwassen blinden en nog vele anderen.

Gedenkteekenen op pleinen en markten bezit Amsterdam in zijn Monument voor den Volksgeest van 1S30 en 1831 op den Dam, opgericht in 1856; het Standbeeld voor Eembrandt van Rhijn, opgericht in 1852; en het Standbeeld voor Joost van den Vondel, opgericht in 1867.

De voornaamste inrichtingen van onderwijs zijn de Doorluchtige school of het Atheneum, in 1632 gesticht; — het Gymnasium, dat in 1847 de vroegere Latijnsche School heeft vervangen; — de Kweekschool voor de Remonstranten, die van 1634, de Kweekschool der Doopsgezinden, die van 1745, het Seminarie der Evangelisch-Lutherschen, dat van 1815, het Seminarie der Nederlandsche Israelieten, dat van 1741, en het Seminarie der Portugeesche Israëlieten, dat van 1637 dagteekent. In 1690 werd het Theatrum Anatomicum gesticht, in 1871 het Anatomisch Physiologisch Kabinet geopend. De Clinischc school dagteekent van 1828, de Militaire geneeskundige school werd in 1869 van Utrecht naar hier verplaatst. In 1784 werd de Kweekschool voor de Zeevaart, in 1808 het Instituut voor Blinden, en in 1870 de Rijks Akademie van Beeldende Kunsten opgericht. De hoogere burgerschool met 5jarigen cursus is geplaatst in het stamhuis van 't beroemd geslacht Huydecoper, de Handelschool in het stamhuis der de Geer's, het Huis met de Hoofden genoemd. De Maatschappij voor den Werkenden Stand heeft twee uitmuntende ambachtscholen, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een voortreffelijke industrie-

-ocr page 51-

45

school voor de vrouwelijke jeugd opgericht. De stichting eener hoogere burgerschool voor meisjes wordt voorbereid.

Onder de genootschappen voor wetenschappen, schoone letteren en fraaie kunsten, die te Amsterdam gevestigd zijn, staan in den eersten rang: de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, die in 1851 het vroegere Instituut vervangen heeft; de Maatschappij Felix Mentis, opgerigt in 1776; het wiskundig genootschap een onvermoeide arbeid, komt alles te boven, opgericht in 1779; de beide departementen der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, opgericht in 1785 en 1790; hot Genootschap Boctrina et Ami-citiae, opgericht in 1800; een afdecling der Hollandsche Maalschappij van fraaie Kunsten en Wetenschappen, opgericht in 1806; het collegie Zeemans-hoop, opgericht in 1832; het Genootschap Arti et Amiciliae, opgericht in 1839; de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, opgericht in 1842; de afdeeling Amsterdam van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, opgericht in 1844; de Maatschappij voor den Werkenden Stand, opgericht in 1854; het Koninklijk Oudheidkundig-Genootschap, opgericht in 1858. Velen van hen bezitten schoone gebouwen en eenigen zeer kostbare verzamelingen. Arti et Amiciliae vooral is door zijne tentoonstellingen het middelpunt der bevorderaars van beeldende kunsten.

De koophandel is het voornaamste bedrijf der Amsterdammers; doch ook als fabriekstad bekleedt Amsterdam een hoogen rang. De merkwaardigste inrichtingen van kunstvlijt zijn fabrieken van stoom- en andere werktuigen, diamantslijperijen, scheepstimmerwerven, masten- en zeilmakerijen, lijnbanen, ijzer- en kopergieterijen, platloodgieterijen, bierbrouwerijen, suikerraffinaderijen, gas- en chemische fabrieken, verwerijen, boek- en plaatdrukkerijen, een lettergieterij, een rijst-pelmolen, koren- en chocolaad-molens, tabaks- en sigarenfabrieken, zeepziederijen, likeurstokerijen, instrumentmakerijen, meubelmakerijen, houtzaagmolens,een brandspuitfabriek, enz.

Amsterdamsche-Veld, uitgestrekte veengronden in het zuiden der Drenthsche gem. Emmen, waar nu het d. Nieuw-Amsterdam zich vormt.

Amsweer, geh. in de Gron. gem. Delfzijl, in 1840 met 61 inw. meubelmakerijen, rijtuigfabrieken, glasbuigerijen.

Amuda en Amuden, oude namen van Muiden.

Amuthom. oude naam van Ameide.

Andel, gem. in N.-Brab., ingesloten door Poederoijen (Geld.), Veen, Meeuwen en Andel. Zij is 683 bund, groot, alles kleigrond, die naar de Geldersche zijde door de Maas wordt bespoeld. In 1822 had zij 601, in 1840 738 en in 1S70 818 inw., voor laatstvermcld jaar onderscheiden in 698 Ned. Herv.. 119 Chr. Ger. en 1 E-Kath. Landbouw en veeteelt maken de middelen van bestaan der inwoners uit. De kom der gem. ligt aan den Maasdijk en deelt zich in het dorp Op-Andel en de buurt Neer-Andel.

Andel (den), d. in de Gron. gem. Baflo, tellende in 1840, met een deel van den Koordpolder, 713 en in 1860 761 inw. Er is een Herv. kerk. Het werd in 1584 door Staatsch krijgsvolk verbrand.

-ocr page 52-

46

Andelsohe-Broek, pold. in de N.-Brab. gem. Andel, 60 bund, groot.

Andelsche-en-Giessensche-Weide, pold. in de N.-Brab. gem. Giessen, 210 bund, groot.

Andelst of Aalst, d. in de Geld. gem. Valburg, waar in den hertogelijken tijd op zondag na Paschen het geregt van de Betuwe onder den blooten hemel gehouden werd. Hel had in 1840 6S8, in 1860 577 inw. Er is een Herv. kerk.

Anderen, buurtschap in de Drcnthsche gem. Anloo, fraai in het geboomte gelegen: in 1840 met 121, in 1860 met 123 inw.

Andere-Wereld, geh. in de Gron. gom. Middelstum.

Andijk, gem. in N.-Holland, in het noorden door de Zuiderzee bepaald en verder ingesloten door Wervershoof, Grootebroek, Bovenkarspel en Enkhuizen. Hare grootte beloopt 1479 bund. Hare bevolking bestond in 1822 uit 1253, in 1840 uit 1456 en in 1870 uit 2279 zielen. In 1860 was zij onderscheiden in 1187 Herv., 284 Chr. Afg. (Christ. Geref.), 2 Doopsgez., 5 Ev.-Luth., 393 K.-Kath. en 157 ongenoemden. De grond der gem., uit klei bestaande, levert uitmuntende weiden en eenig bouwland op. Vroeger onder Bovenkarspel, Grootebroek en Lutjebroek verdeeld, is Andijk eerst in 1812 een eigene gem. geworden. Behalve door landbouw en veeteelt bestaan vele ingezetenen door het werken aan de dijken.

Het middelpunt der gem. is de Kerkbuurt, die even als al de onderhoorige wijken, de Bangert, Krimpen, Munnikei of Monnikeind, Geuzebuurt en Broekereind, zich langs den West-Friesehen dijk uitstrekt. De Herv. kerk is in 1655 gesticht. Een tweede kerk behoort den Chr. Gereform.

Andla, voorm. stins bij het Friesehe dorp Ried (Franekeradeel).

Andlahuizen, geh. bij het Friesehe dorp Burgwerd (Wonseradeel).

Andries (St.), of Oud-st.-Andries, geh. in de Geld. gem. Heerewaarden, aan het Schansche-gat. Het dankt zijn ontstaan aan de schans st.-Andries, die in 1599 op bevel van den Kardinaal Andreas van Oostenrijk werd aangelegd, en in 1600 door Prins Maurits veroverd. In 1794 werd die sterkte door de Fransehen genomen, doch door de Nederlanders heroverd, en met zoo veel kracht bij een vernieuwden aanval desvij-ands verdedigd, dat do belegeraars aftrokken. Sedert is de veste echter geslecht. doch haar omtrek nog zeer wel te onderscheiden. In 1840 had het geh. 93, in 1860 115 inw. Tegenover het door sluizen afgesloten Schansche-gat ligt thans het fort Nieuw-st.-Andrios.

Andries (St.), buurt in de Zeemvsche gem. Koewacht, in 1840 met 153, in 1860 met 263 inw.

Andringa, state bij het Friesehe dorp Oldeboorn.

Andriuga, state in het Friesehe vlek de Lemmer.

-ocr page 53-

47

Ane, buurtsch. in de Overijsselsche gom. Gramsbergen, bekend door den veldslag op 31 Augustus 1227, waarbij Bisschop Otto van Utrechten zijne ridders door de Drenthen werden verslagen. In 1840 had zij S58, in 18C0 477 inw. Zij is zeer levendig, daar de Dedemsvaart zich te dezer plaatse met de Vecht verbindt.

Anena. of Aenhem, havez. in de Overijss. gem. Wijhe.

Anerveen, buurtsch. in de Overijss. gem. Gramsbergen, in 1840 met 222, in 1860 met 343 inw.

Aneveld, geh. in de Overijss. gem. Gramsbergen, in 1S40 met 62, in 1860 met 57 inw.

Angelina-polder, eiland in den Braakman, bijna geheel in de Zeeuw-sche gem. Philippine, doch voor het noordelijkst gedeelte in de gem. Biervliet. Het is in 1847 door het bedijken van de Savoyaardsplaat verkregen cn 240 bund, groot.

Angelia-polder, pold. in de N.-Brab. gem. pij naar t, 18 bund. gr.

Angelsloo, geh. in de Drenthsche gem. Eramen, in 1840 met 39, in 1860 met 45 inw. Er liggen hierbij eenige hunebedden.

Angeren, dorp in de Geld. gem. Bommel, aan den Rijndijk, in 1S40 met 773, in 1860 met 907 inw. De Herv. en R.-Kath. hebben hier elk een kerk. De overlevering verhaalt dat de Batavieren bij hunne komst van de Eder te Angeren aan land gingen.

Angerenstein, prachtig landgoed bij het Geld. dorp Velp.

Angerlo, gem. in de prov. Geld., palende in het noordwesten aan den 1 Jssel, waardoor het van Ehcden gescheiden is, en verder aan Does-borgh, Huramelo-en-Keppel, Wehl, Didam, Zevenaar, Duiven en Westervoort. De grond, uit vette rivierklei gevormd, is deels bouw-, deels weiland. In het geheel heeft de gem. 3012 bund, oppervlakte, terwijl de bevolking in 1822 1370, in 1840 1625, en in 1870 1689 bedroeg. Naar hunne gezindte onderscheidden de inw. zich ten jare 1860 in: 759 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 1 Ev.-Luth., 1 Presb. en 88S K.-Kath. De gem. bevat 3 dorpen, t. w. Angerloo, Giesbeek en Lathum, de buurten Bingcrdcn, Bcinuni en Bahr, en de geh. Bevermeer en Buinerweerd.

Het d. Angerlo, in 1840 met 325, in 1860 met 299 inw., ligt i uur ten zuiden van Doesborgh en wijd uiteen. Het voornaamste gebouw is dc Herv. kerk. Angerlo heeft gedurende eenigen tijd aan Cleve behoord, doch is door Keizer Karei V in 1544 weder aan Gelderland gehecht.

Angora, voorm. landgoed in de N.-Brab. gem. Zundert c. a.

Angstel, riv. in Utrecht en N.-Holl. Zij ontstaat bij ter Aa, loopt met vele kronkelingen langs Baambrugge en Abcoude en eindigt haren loop onder den naam van Holendrecht te Ouderkerk, waar zij in den Amstel valt. Bij Abcoude zendt zij een tak naar de Geinbrug, het Gein genoemd, welke naam ook wol aan het deel tusschen ter Aa en Abcoude gegeven wordt.

-ocr page 54-

48

Angterp, geh. bij het Frieschc d. Parrega (Wonseradeel).

Anholt, geh. in de Drenthsche gem. Ruinen, in 1860 met 17 inw.

Anholt (den), huis in de Drenthsche gem. Coevorden.

Anjum, d, in de Friesche gem. Oost-Dongeradeel. Het had in 1840 1289, in 1860 1300, in 1870 1556 inw., die der geh. Ezumazijl en Oost-mahorn (in 1840 313) medegerekend. Er is een Herv. kerk, die zoowel door haar yerhevene ligging als naaldtoren uren ver te ontwaren is. Door den watervloed van 1570 werd het zoodanig geteisterd, dat men het bij het herstel der dijken daarbuiten bracht. In 1592 dijkte men het echter weer binnen. Vroeger stonden er vele staten, waarvan de laatste, Hol-dinga, in 1833 word gesloopt.

Anjum, of Klooster-Anjum, geh. bij het Friesche dorp Slappeterp, (Menaldumadeel). Het ontleent zijn oorsprong aan het klooster van Reguliere kanunniken Maria'sberg. In 1840 telde het 60, in 1860 57, in 1870 80 inw.

Ankelaar, buurt in de Geld. gem. Apeldoorn, in 1840 met 421, in 1860 met 382 inw.

Ankeveen, gem. in N.-Holl., ingesloten door de gem. Weesper-karspel, 's Graveland en Nederhorst-den-Berg, 477 bund, groot, alles laag veen of veenplassen. Het maken van turf en de veeteelt zijn de voornaamste middelen van bestaan der ingezetenen, wier aantal in 1822 445, in 1840 504 en in 1870 565 bedroeg. In 1860 telde men er 182 Ned.-Herv., 4 Ev.-Luth., 2 Herst.-Luth. en 341 B.-Kath. Behalve het grootste deel van het dorp Ankeveen, bevat het de buurt Rade of Aan-de-Raai. In den grafelijken tijd en gedurende de Republiek der Vereenigde-Nederlanden behoorde Ankeveen tot de prov. Utrecht, doch den 19 Mei 1819 werd het aan Noord-Holland gevoegd.

Het d. Ankeveen, aan de noordoostzijde van het Horstermeer, heeft een Herv. kerk en reikt noordwaarts tot onder Weesperkarspel, waar de R.-K. kerk staat. In 1840 telde het d. Ankeveen 553 inw., t. w. 401 in de gem. Ankeveen, en 152 in Weesperkarspel.

Ankeveensche-Brug, noorder uiteinde van het d. Ankeveen, met eene brug over de 's Gravelandsche-Vaart, onder de gem. Weesperkarspel.

Ankeveensche-polder, of Hollandsch-Ankeveensehe-polder.

pold. in de N.-Holl. gem. Weesperkarspel, 371 bund, groot.

Ankeveensche-polder, ofStichtseh-Ankeveensche-polder,pold. in de N.-Holl. gem. Ankeveen, 477 bund, groot.

Ankeveere, pold. in de Zeeuwsche gem. 's Heer-Arendskerke, 118 bund, groot. Men vindt dien polder reeds genoemd in 1395, doch later door de Schenge overstroomd, is hij in 1661 herdijkt.

Ankum, buurt in de Overijss. gem. Dalfsen, laugs de Vecht, in 1840 met 501, in 1860 met 499 inw.

-ocr page 55-

49

Anloo, gom. iu Drenthe, omringd door Zuidlaren, Vries, Rolde, Gieten, Wildervank en Hoogezand, in vorige eeuwen het eerste kerspel van het dingspil Noordeveld. Zij heeft 9162 bunders oppervlakte, meerendeels zandgrond. Langs de Oostermoersehe-vaart (in de oosterhelft) en langs het Andersehe-Diep (op de zuidwestzijde) ligt laag veen, langs de Groningsche grenzen afgegraven hoog veen. Bij Schipborg verrijzen eenige lage heuvelen. De gem. had in 1811 1592, in 1822 1809, in 1830 2070, in 1840 2344, in 1870 3161 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3067 Herv., 6 Luth., 23 Doopsgez., 28 Chr. Ger., 24 E.-Kath. en 13 Isr. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, zijnde rogge, aardappelen en boekweit do hoofdproducten van den grond. In 1860 bestond het dorp Anloo uit 57 huizen, het d. Eext uit 95, en het d. Annerveen-ster-Kanaal uit 88. De buurt Annen had toen 125 huizen, Eextervoen 47, Annerveen 45, Gasteren 36, Anderen 22, Schipborg 20 en Zandvoort 16. Van den voorhistorischen tijd dagtcokenen 7 hunebedden en één grafkelder.

Het d. Anloo, 2i u. noordoost van Assen, heeft eene kerk met een zwaren vierkanten toren van duifsteen. Zij is, volgens de overlevering, de moederkerk van die van Gasselte, Gieten en Zuidlaren geweest. Aan den binnenweg naar Zuidlaren liggen do overblijfselen van een hunebed.

Anna (St.), fraai gelegen goh. in de gem. Nijmegen, aan den straatweg naar Maastricht.

Annabosch. (St.), bosch in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a.

Annabrink (St.), buurt in de Overijss. gem. stad Delden, in 18-10 met 111 inw.

Anna-Frisopolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Wissekerke, 102 bund, groot, in 1747 bedijkt.

Anna-Jacobapolder, pold. in de Zeeuwsche gem. st.-Philipsland, bedijkt in 1847, 763 bund, groot. Tijdens de bedijking behoorde hot grootste deel onder Bruinisse, doch bij de wet van 12 Augustus 1857 kwam dit aan st.-Philipsland.

Anna-kapel (St.), kapel bij hot N.-Brab. dorp Best.

Annakerke, voorm. dorp in den Zuid-Hollandschon-Waard, in 1421 verdronken.

Annaland (St.), gom. op 't Zeeuwscho eiland Tholen, den noordwost-hook daarvan uitmakende. Zij is in hot noordwesten door het Mastgat en in het noorden door de Krabbokreck bepaald, en grenst verder aan Oud-Vosmeer, Poortvliet, st. Maartensdijk en Stavcnisso. De grond, oen vruchtbare klei, bestaat uit den polder van st. Annaland, 557 bunders groot; don Annovosdijkpolder, 263 b.: den Moggorshilpoldor, 43 b.; den Susannapolder, 66 b.; den Johanna-Mariapolder enz., te zamen 1820 bunders. In 1822 had zij 1429, in 1840 1792, in 1870 2139 inw., die voor laatstgenoemd jaar zich onderscheidden in 1923 Herv., 205 Chr. Ger. en 11 R.-Kath.

4

-ocr page 56-

50

Hot d. st.-Annalaml is ruim en fraai, en hcoft oene haven, eene Herv. kerk en 3 meestoven.

Annaland (St.), polder in de Zeeuwsche gem. st.-Annaland, volgens octrooi in 1475 door het bedijken van de schor de Hamel verkregen.

Anna-Parochie (St.), d. in de Friesche gem. 't Bildt, met eene fraaie Herv. kerk en een in 1835 gebouwd gemeentehuis. Den 11 December 1735 verbrandde er het landhuis van den dichter Willem van Haren, waarbij zijn kostbare bibliotheek verloren ging. In 1840 had dit d. 2421 in 1870 3057 inw.

Anna-Paulowna of de Kerkbuurt, d. in de N.-Holl. gem. Anna-Paulownapolder, aan het Oude-Veer en de Kleine-Sluis.

Anna-Paulownapolder, gom. in de pvov. Noord-Holland, de jongste des Rijks. Zij wordt gevormd door eene bedijking, die in 1845 werd aangevangen en in 1847 voltooid. Zij paalt ten noorden en westen aan de Zuiderzee, ten zuiden aan den Wieringerwaard en de Zijpe, en naar het westen aan Calandsoog en de Helder, van welke beide laatste gem. zij door hot Noord-Hol-landsche-kanaal is gescheiden. Nog onlangs behoorde deze polder tot do gom. de Zijpe, maar bij de wet van 19 Juli 1870 is Anna-Paulownapolder tot eene zelfstandige gemeente verheven. De grond is in het westen zand, in het oosten klei. De polder deelt zich in twee helften, het westelijke deel en het oostelijke doel, die door oen brcedo kreek, het Oudo-Veer, zijn gescheiden. Behalve het d. Anna-Paulowna, bevat de gom. de buurten Ewijcksluis, Driebruggen en de Gelderseho-Huisjos. In 1860 had do polder 1013 inw. De gem. vormt 2 kerkelijke gemeenten, een Herv. en een R.-Kath. Tusschen het d., de hoofdplaats der gem., en do buurt Driebruggen ligt het station Anna-Paulowna van den Noord-Hollandschen Staats-spoorweg.

Annapolder, pold. in de N.-Brab. gem. Dinteloord c. a., 316 bnnd. gr.

Anuapolder, pold. in de Zeouwscho gemeenten Kortgono en Kats, bedijkt in 1727, groot 205 bund.

Annapolder (St.), pold. in de Z.-Holl. gem. Eockanje, 342 bund, groot.

Annapolder (St.), pold. in de Zeeuwsche gom. Axel, 28 bund, groot.

Annapolder (St.), pold. in do Zeeuwsche gem. Biervliet, 53 bund. gr.

Anna-ter-Muiden (St.), gem. in Zeeuwsch-Vlaandcron, de westelijkste des Rijks, grenst voor do oosthelft aan do gom. Ketranchemont, Sluis en Hoille en voor de westhelft aan 't kon. België. De 403 bunders, die zij groot is, splitsen zich in de Krayonspolder, Eobbemorolpoldor, Brugschc-polder, Maneschijnpolder, Gouverneurspoldor, Kloinopolder en een deel van 't voormalig Zwin. In 1822 had de gom. 235, in 1840 272, en in 1870 341 inw. In 1870 waren er 163 Herv. en 79 R.-Kath. Zij bestaan van den landbouw, die op den vetten kleigrond rogge, tarwe enz. levert.

Het dorp St. Anna-ter-Muiden, in 1341 tot eene stad verheven, heeft slechts één kerk, die thans den Herv. behoort.

-ocr page 57-

51

Anna-Wilhelminapolder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten den Bommel en Ooltgensplaat, 191 bund, groot, bedijkt van 1806 tot 1808.

Anneburen (St.), geh. onder het Friesche dorp Tirns (Wijmbritseradeel).

Annen, buurt in de Drenthsche gem. Anloo, in 1840 met 419, in 1860 met 599 inw. Vijftien min. ten noordw. van daar ligt een zeer geschonden hunebed.

Annen (St.), buurt in de Gron. gem. ten Boer, in 1840 met 225 inw.

Annendaal, geh. in de Limb. gem. Echt, in 1840 met 29, in 1860 met 37 inw. Het ontleent zijn oorsprong aan een kasteel, een der voor-naamsten van het Ambt-van-Montfort.

Annerveen, buurt in de Drenthsche gom. Anloo, in 1840 met 191, in 1860 met 227 inw. Het wordt verdeeld in Oud- en Nicuw-Annerveen.

Annerveensche-Compagnie, veenkol. in de Drenthsche gem. Anloo. Zij ontstond omstreeks 1770, toen Lambertus Grevelink een kanaal door het woeste veen aanlegde, zuidwaarts van het Kielster-kanaal. In 1835 werd er eene Herv. kerk gebouwd, waardoor zij het aanzien van oen dorp heeft verkregen. Men telde er in 1S40 443, in 1800 545 inw.

Annerveenster-kanaal of Grovelink-kanaal, vaart in de Drenthsche gem. Anloo, op de grenzen van Groningen. Het werd omstreeks 1770 aangevangen.

Annevosdijk, oudtijds Hannevosdijk, pold. in de Zeeuwsche gem. st.-Annaland, bedijkt in 1475, groot 263 bund.

Anne-Wiele, meertje bij 't Friesche d. Hommerts.

Anreep, geh. in de Drenthsche gem. Assen.

Anson, buurt in de Drenthsche gem. Ruinen, in 1840 met 167, in 1860 met 161 inw. Do oude havezathe Ansen is omstreeks don jarc 1800 gesloopt.

Anthonio (St.), fort, 750 el van don zuidelijken wal der vesting 's Hertogenbosch. Het werd den 19 Juli 1629 door Prins Hendrik bezet.

Anthoniepolder (St.), d. in de Z.-Holl. gem. Maasdam, aan de Oude-Maas, met eene oude Herv. kerk. Voorheen was het eene zelfst. gem., die in 1822 430 inw. telde. Na de vereeniging met Maasdam beliep de bevolking in 1840 584, in 1860 473 zielen.

Anthoniepolder (St.), pold. in de Z.-Holl. gem. Maasdam, 454 bund gr.

Anthoniepolder (St.), pold. in de N.-Brab. gem. Raamsdonk, 19 b. gr.

Anthoniepolder (St.), pold. in de Zeeuwsche gem. Ovezande, 412 bunders groot, bedijkt in 1531.

Anthoniepolder (St.), pold. in de Zeeuwsche gem. Sas-van-Gent, 242 bund, groot, bedijkt in 1787.

4*

-ocr page 58-

52

Anthonis (st.)gt; buurt in de Geld. gem. Groesbeek, in 1840 met lö'J, in 1860 met 212 inw.

Anthonis (St.), dorp in de N.-Brab. gem. Oploo c. a., in 1840 met 971, in 1860 met 960 inw. De bloei van dit dorp is zeer toegenomen, nadat een groote weg van Boxmeer naar Helmond daardoor is aangelegd.

Anthoniusbank, geh. in do Limb. gem. Cadier-en-Keer.

Antwerper-polder, polder in de Zeeuwsehe gem. Zuidzande, bedijkt in 1506, 183 buiid. groot.

Apel (ter), d. in de Gron. gem. Vlagtwedde, in den zuidoosthoek der prov., aan de Ruiten-Aa. Het ontleent zijn oorsprong aan het Kruisdragers-klooster, het Huis des Lichts, dat in 1464 door Jacobus Wiltinck werd gesticht. In 1619 kwam dit convent aan de stad Groningen, die hot ophief. Het d. had in 1840 59, in 186Ü 119 inw. Door het menigvuldige houtgewas rondom deze fraai-gclegen plaats levert zij vele schilderachtige dreven op.

Apelerkanaal (ter) of Stads-ter-Apelerkanaal, vaart in het zuidoosten der prov. Groningen, door de Kloosterveenen van ter-Apel. Zij reikt van het zuideindo van het Stadskanaal oostwaarts naar de Ruiten-Aa en westwaarts naar de Drenthsche grenzen, ter lengte van omstreeks J uur. Een nieuwe kolonie is daardoor ontstaan, in wier midden, voor omstreeks tien jaren, eene R -Kath. kerk is gebouwd.

Apeldoorn, kanton in het Geld. arr. Arnhem, bevattende de 4 gem. Apeldoorn, Voorst, Brummen en Epe.

Apeldoorn, kerk. ring der klassis Arnhem, bevattende de 12 gem. Apeldoorn-en-het-Loo, Beekbergen, Brummen, Eerbeek, Hall, Hoenderloo, Loenen, Nijbroek, Terwolde, Twello, Voorst en Wilp.

Apeldoorn, gem. in Gelderl., op het midden der Veluwe en ingesloten door de gem. Ede, Barnevcld, Ermelo, Epe, Voorst, Brummen en Rozendaal. Zij is 33,940 bunders groot, genoegzaam alles zandgrond, met heuvelen van 70, 80, ja tot 107 el boven A.P. Er zijn echter ook eenige bunders moerasveen, even als afgegraven hoog veen, terwijl aan de noordwester grenzen het heldere Uddelermeer wordt gevonden. De gem. bevat de dorpen Apeldoorn, Beekbergen en Loenen, het grootste deel van het d. Hoenderloo, de buurten Ankelaar, Beemte, Brink, Broekland, Engeland, Kootwijk, Lieren, 't Loo, Meerveld, Noord-Apeldoorn, Oosterhuizen, Orden, Oudorp, Hoog-Soeren, Ugchelen, Utteld, Wcnum, Wiessel, Wormen, Woudhuis, Zevenhuizen en Zilven, benevens de goh. Asselt, Koudenhoven, 't Sol, Vossen, enz. De inw., in 1822 5859, en in 1840 8817, waren in 1870 tot 12,765 toegenomen. Zij deelden zich bij de telling van 1860 in 9082 Ned.-Herv., 14 Waalsch-Herv., 1 Rem., 531 Chr. Afg. (Christ. Geref.), 8 Doopsgezinden, 45 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 3 Anglik., 1606 R.-Kath., 21 Isr. en 3 ongenoemden. Ofschoon de gem. nog bijna 20,000 bund, heide bevat, maakt de landbouw het hoofdbedrijf der ingezetenen uit; men berekende liet bouwland in 1869

-ocr page 59-

53

op 4395, liet weiland op 1350, het hooiland op 150, de tuingrond op 268 en het bosch op 6817 bund. De veeteelt is niet onbelangrijk, vooral de schapenfokkerij. De veestapel bestond in 1869 uit 614 paarden, 3952 runderen, 5042 schapen, 1455 geiten en bokken, en 1158 varkens. Voor het winnen van honig en was zijn er 1500 korven. Voorts zijn er nagenoeg 40 papiermakerijen, waarvan 4 door stoom gedreven worden, een koperpletterij, een marokiin-lederfabriek en eenige kleinere inrichtingen van volksvlijt. De schoepvaart vindt een goeden waterweg in het Apeldoornsch-kanaal, aan welks einde het Dierensche-kanaal een aanvang neemt. Voorts dankt Apeldoorn veel vertier aan het bezoek op het koninklijk lustverblijf het Loo.

Het d. Apeldoorn is eene welgebouwde, bevallige plaats, aan de Grift, die in 1840 924, in 1860 1114 inw. binnen de bebouwde kom telde. Het heeft een aanzienlijk raadhuis, eene nieuwe en schoone Herv. kerk, eene sierlijke R.-Kath. kerk, en eene kerk voor de Chr. Geref. Er zijn verscheidene scholen, waaronder een door Koning Lodewijk en een door Koning Willem III gesticht. In 793 wordt van deze plaats onder den naam van Apoldro melding gemaakt. In Aug. 1629 werd het door de Spanjaarden onder Salazar afgebrand.

Apenbroek, landhoeve in de Limb. gem. Beegdcn, aan de Halenderbcek.

Aponhuizen, geh. in de Overijsselsche gem. Bathmen.

Aperloo, buurt in de Geld. gem. Doornspijk, in 1840 met 224, in 1860 met 229 inw.

Apostelhuis, boerd. in de N.-Brab. gem. Mierlo. In 1545 werd het gesticht tot een gasthuis voor oude mannen.

Appel, buurt in het zuiderd. der gem. Nijkerk, in 1840 met 318, in 1860 met 299 inw.

Appelenburg, landg. deels in do gom. Dodewaard, deels in do gem. Echteld, aan de Waal.

Appelscha, dorp in de Friescho gom. Oost-Stellingwerf, te midden van heiden, woeste zandduinen en venen. Het telde dien ton gevolge in 1811 met do daaronder bohoorende goh. slechts 150 inw., doch sedert is door het verlengen der Compagnonsvaart zoo veel heide ontgonnen, dat Appelscha in 1840 885 inw. bevatte, namelijk 665 te Appelscha, 128 te Hoog-Appelscha, 31 te Akinga, 28 aan de Bult, 18 te Tor-Wisga en 15 te Hoogeveen. In 1860 beliep het aantal inw. 2008, in 1870 2274. Het deelt zich nu in 2 dorpen. Appelscha en Nieuw-Appelscha, waarvan het laatste zich langs do Compagnonsvaart tot op de Drenthscho grens uitbreidt. Het d. Appelscha zelf tolt, zonder de onderhoorigheden, ongeveer 1000 bew. en heeft eene Herv. kerk. Vóór de vereeniging dor Zeventien Nederlanden bloeide er het Premonstreiter monnikenklooster 's Werelds Licht.

Appelscher-Zandbergen, zandhoogten aan de zuidzijde van het Friesche dorp Appelscha, die, hoezeer te midden dos lands liggende, zich

-ocr page 60-

54

geheel als zandduinen voordoen. De hoogste punt, de Bosehberg, is ongeveer 20 el hoog.

Appeltern, gem. in Gelderl., langs de Maas, ingesloten door Dreumel, Wamel, Druten, Horssen, Batenburg (Geld.), en Dieden, Megen, Oijen, Lithoijen en Lith (N.-Brab.). Zij is ruim 3311 bund, groot en heeft een vruchtbaren kleibodem, die echter om hare lage ligging door dijken moet beschermd worden. Er zijn 4 dorpen: Appeltern, Altforst, Maas-Bommel en Alphen, tot elk waarvan eenige buurten of geh. behooren. De gem. had in 1822 2126, in 1840 2464, in 1870 3129 inw. In 1860 onderscheidde men er 343 Herv., 2675 R.-Kath, en 6 Isr. De meeste inw. vinden in den landbouw hun bestaan.

Het d. Appeltern bevatte in 1860 in de kom 325 inw., het oude huis Appeltern, eene Herv. en eene R.-Kath. kerk. Door het Megensche veer onderhoudt het gemeenschap met het steedje Megen. In 1130 behoorde de heerl. aan Folcoldus van Berne.

Appen, buurt in de Geld. gem. Voorst, in 1840 met 808 inw.

Appiuge, voorm. watering, die in den Fivel uitliep. De dam daarin gaf den oorsprong aan Appingedam.

Appingedam, arr. in de prov. Groningen. Bij de vorming daarvan in 1811 werd het zaamgesteld uit Hunsego en twee kleine distr. van 't Westerkwartier op de oostzijde van het Reitdiep. Men deelde het in 4 kant.: Appingedam, Loppersum, Middelstum en Winsum. Het bleef die uitgestrektheid en verdeeling behouden tot 1838, toen Slochteren met Siddeburen en Harkstede daarvan werd afgenomen en aan Groningen gevoegd, en het getal kantons tot 2 werd verminderd: Appingedam en Onderdendam.

Appingedam, eerste kant. van 't air. Appingedam (Gron.), bevattende sints 183S de 7 gem.: Appingedam, Bierum, ten Boer, Delfzijl, Loppersum, Stedum en 't Zandt.

Appingedam, rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal, volgens do wet van 6 Mei 1869 saamgesteld uit de 27 gem.: Appingedam, Delfzijl, Slochteren, Bierum, Loppersum, Stedum, 't Zandt, Uithuizen, Uithuizermeeden, TJsquert, Warffum, Kantens, Middelstum, Bedum, Midwolde, Nieuwolde, Termunten, Noordbroek, Zuidbroek, Sappemeer, Hoogezand, Muntendam, Beerta, Finsterwolde, Nieuwe-Schans, de Meeden. Het had in 1869 89,992 inw. en 2868 kiesgerechtigden.

Appingedam, hoofdkiesdistr, tot het afvaardigen van Leden voor de Prov. Staten van Groningen, bevattende de 10 gem.: Appingedam, Delfzijl, Bierum, 't Zandt, Loppersum, ten Boer, Slochteren, Stedum, Uithuizermeeden en Termunten.

Appingedam, klass. der Herv. kerk in dc prov. Groningen, verdeeld in de ringen; Appingedam, Delfzijl, Loppersum en Slochteren. Zij bevat 41 gem. met 42 predik.

-ocr page 61-

55

Appingedam, kerk. ring der klassis van Appingedam, bevattende dc 8 gem.: Appingedam, Farmsum, Heveskes, Meedhuizen, Opwierda, Oter-dum, Tjamsweer en quot;Weiwert.

Appingedam, klasse der Chr.-Ger. kerk, bevattende de 11 gem.: Appingedam, Bierum, Delfzijl, Garrelsweer, ten Post, Sehildwolde, Sidde-buren, Spijk, Stedum, Woldendorp, 't Zandt.

Appingedam, gem. in de prov. Groningen. Zij wordt ingesloten door de gem. Bierum, Delfzijl. Sloehteren, Loppersum en 't Zandt, en beslaat 2484 bunders, alles kleigrond. Saamgesteld uit dc stad Appingedam, de dorpen Jukwerd, Marssum, Opwierde, Sohverd en Tjamsweer, de buurten Bolwerk, dc Wierde en Garrewcer, en de gehuchten Langerijp, Eelwert Laskwerd, Eekwerd en Oling, bevatte zij in 1822 2827, in 1840 3380, in 1870 3709 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2836 Ned. Hervormden, 5 Ev. Luth., 30 Doopsg., 456 Christ. Afgescheiden, 248 R. Kath. en 134 Isr. Binnen dc stad maken kleinhandel, scheepvaart, winkelnering, handwerken en eenigc fabriekarbeid de hoofdbronnen van bestaan uit, doch de dorpen, die allen klein zijn, bestaan enkel door den landbouw. De veemarkten zijn vrij belangrijk, cn op de onderscheidene jaar- en weekmarkten van 1869 werden 965 paarden, 2147 runderen, 519 schapen en 323 varkens ten verkoop aangeboden.

De stad Appingedam, die haren naam van een ouden waterloop en den voor-maligcn dam in den Fivel ontleent, ligt 4.'[ u. ten noord-oosten van Groningen, 1 u. ten westen van Delfzijl, aan beide zijden van het Damsterdiep. In 1327 ontving zij, op dc vergadering bij den Upstalboom, stedelijke rechten. Sedert met vestingwerken omringd, kon zij in 1500 den aanval der Groningers afwijzen. In 1514 werd zij door Hertog George van Saksen stormenderhand ingenomen, doch nog hetzelfde jaar door Graaf Edzard van Oost-Friesland hernomen. Den 8 September 1536 moesten de Geldersehen, die Appingedam bezetten, deze stad aan Karei V inruimen. De vestingwerken werden hierop geslecht, waardoor Appingedam sedert een open stad gebleven is. Ook de oude burgten Snelger, Houwerda en Dijkhuis, die hier vóór den Spaansehen tijd bloeiden, zijn geheel verdwenen.

In 1840 telde de stad Appingedam 377 huizen en 2185 inw., welke getallen in 1860 tot 396 cn 2218 waren toegenomen.

De stad heeft een welvarend aanzien, doch geene gebouwen van een trotschc bouworde. Zij heeft een raadhuis, een in 1S46 gesticht gebouw van justitie, een ruime Hervormde kerk, een Christ. Afgesch. en een E. Kath. kerk, en een synagoge. Het door de Ommelanden in de 2de helft der 16de eeuw gebouwde Munthuis diende in de vorige eeuw tot eene vermaning 3er Doopsgezinden, doch werd in 1814 afgebroken.

Arcen, ook Arssen of Aarssen genoemd, is het hoofdd. der Limb, gem. Arcen-en-Velden. Het ligt aan den grooten weg van Nijmegen naar Venlo, 2 uur ten noorden van laatstgenoemde stad. Het telde in 1840 622, in i860 651 inw. Ten tijde der Geldersche hertogen was het eene hccrl. van het Ovcrkwartier, waarvan do eerst-bckende eigenaar, Otto

-ocr page 62-

56

van Buren, in 1355 voorkomt. Van het oude slot, dat in 1511, 1586 en 1635 werd ingenomen, bestaan nog enkele overblijfselen.

Arcen-en-Velden, gem. in Limburg, is door de Maas van Broekhuizen en Grubbenvorst gescheiden, en verder bepaald door Bergen in het noorden, Venlo in het zuiden, de Pruissisehe Rijnprovincie in het oosten. Zij beslaat eene oppervlakte van 41C4 bund, en heeft een meerendeels zandigen bodem. Op de Pruissisehe grens liggen venen, langs de Maas enkele kleigronden. Zij had in 1822 1320, in 1S40 1636 en in 1870 1970 inw. Bijna al de ingezetenen belijden de R. K. godsdienst, beloo-pende hun aantal in 1870 1965. De overigen bestonden uit 5 Herv. Ofschoon er nog uitgestrekte onontgonnen velden zijn, breidt de landbouw zich meer en meer uit. Er zijn eenige molens en andere fabriekmatige inrichtingen. De gem. telt 3 d. Arcen, Velden en Lomm, de buurten Sehandelo, Vorst en Velgart, en het geh. Hasselt.

Archem, buurtseh. in de Overijsselsche gem. Ambt-Ommen, in 1840 met 208, in 1860 met 256 inw.

Aremberger-graeht, vaart in Overijssel, tussehen 1548 en 1568 op kosten van den Spaanschen stadhouder Jan de Ligne, Graaf van Arem-berg, gegraven. Zij voert uit het Gietermermeer naar Zwartsluis, waar zij door de Arembergersluis in het Zwartewater valt. De sluis is in 1826 geheel vernieuwd.

Arembergerpolder, pold. in de N.-Brab. gemeenten Klundert en Zevenbergen, 186 bund, groot.

Arembergerpolder, noord-west. deel van de Beemster.

Arenberg, fraai landgoed in de Utr. gem. de Bilt.

Arendsgenhout of Arensgenhout, buurt in de Limb. gem. Hulsberg, in 1840 met 287, in 1860 met 330 inw.

Arentshorst, voorm. havez. in de Overijssel, gem. Ambt Ommen.

Arendsnest, geh. in de N.-Brab. gem. en i u. zuid-oost van Boekei.

Arentsburg, landg. in het zuiden der gem. Voorburg, aan de Delft-sehe-Vliet, waarschijnlijk ter plaatse van het Forum-Hadriani, de marktplaats, door Keizer Hadrianus in de eerste helft der 2de eeuw gesticht. In 1770 en 1829 zijn hier vele Romeinsche oudheden opgedolven, waaronder de grondslagen van een uitgestrekt gebouw.

Ark, geh. in de Geld. gem. Nijkerk.

Arkel, in den grafelijken tijd een der machtigste heerl. aan de Maas, bestaande uit de stad Gorinchem en de d. Arkel, Hoog-Blokland, Hoornaar, Schelluinen, Kediehem, Oosterwijk, Nieuwland en Leerbroek. Voorts bezaten de Heeren van Arkel leenen in Holland, t. w. Haastrecht, Stolwijk en Vlist. In 1401 ontstond eene botsing tussehen Heer Jan van Arkel en Hertog Albrecht van Beijeren, die tot verschillende oorlogen aanleiding gaf, waar-

-ocr page 63-

57

door de heerl. Arkel, na o. a. korten tijd aan Gelderland gehecht te lijn geweest, eindelijk met Holland werd vereenigd. Heer Willem van Arkel, de laatste der Arkelheeren, sneuvelde den 1 December 1417 te Gorinehem.

Arkel, stamhuis der Heeren van Gorinehem. Naar het schijnt stond het eerste kasteel der Heeren van Arkel in of bij het d. Arkel, doch Jan de Sterke bouwde een tweede, te Gorinehem, veel grooter en schooner dan de meeste burgten in de Nederlanden, hetwelk tot 1412 in stand bleef, toen het door Graaf Willem VI van Holland werd verwoest. Een derde kasteel Arkel, door genoemden Graaf aan de zuidzijde van Gorinehem gebouwd, is, na de verovering door de Watergeuzen in 1573, door de burgers gesloopt.

Arkel, gem. in Z.-Holl., tusschen de gem. Hoog-Blokland, Nieuwland, Kedichem, Heukelom en Gorinehem, ruim 816 bund, groot. De bodem, die door de Linge wordt doorsneden, bestaat uit rivierklei. In 1822 had zij 398, in 1840 589, in 1870 630 inw. Ten jare 1860 was de bevolking onderscheiden in 532 Herv., 5 Chr. Afg. (Chr. Ger.), 1 Herst. Luth., en 35 R.-Kath. Landbouw, ooft- en veeteelt zijn er de bronnen van welvaart. Behalve het d. Arkel, bevat de gem. ook de buurten Rietveld en Arkelsche-Dam.

Het kleine dorp Arkel ligt tegen den Lingedijk, i uur ten noorden van Gorinehem. De kerk behoort den Hervormden.

Arkelsche-Dam, buurt in de Z.-Holl. gem. Arkel, aan de Linge, en het Zederikkanaal. In vorige eeuwen vond men er het nonnenklooster Oudenhagen of Mariënhagen, en sedert 1825 een belangrijke inrichting om bij hooge waterstanden door middel van stoom liet water uit het Zederikkanaal in de Linge te loozen. De Zederiksluis alhier dagteekent van 1819.

Arkelstein, voorm. kasteel aan de Schipbeek bij Bathmen (Overijssel), in 1360 door Bisschop Jan van Arkel tegen de Gelderschen gesticht, doch in de I7d8 eeuw verwoest.

Arkenheemsehe-Polder, pold. in de Geld. gemeenten Nijkerk en Putten, aan de Zuiderzee, 3090 bund, groot.

Arkum, geh. bij het I'riesche d. Dedgum (Wonseradeel).

Arkumerheem, polder in de Friesche gem. Wonseradeel.

Arloo (ten), buurt uit 3 geh. gevormd, in de Drenthsche gom. Zuid-wolde, t. w. Pinksterhuis, Kiers en den Heuvel. Deze hadden in 1840 te zamen 72, in 1860 92 inw.

Armhoede, buurt in de Geld. gem. Lochem, in 1840 met 145, in 1860 met 172 inw. Zij ontleent haar naam aan de algemeene weide voor de minvermogende burgers der stad.

Arue, voorm. vaarwater op Walcheren, loopendc van Middelburg naar Amemuiden, doch reeds voor eeuwen opgeslijkt.

-ocr page 64-

58

Arnemuiden, gom., uitmakende het oostelijk gedeelte van Walcheren, het noordelijkst deel van Nieuw- en st. Joosland, en het eilandje uit den Sehastiaans-de-Langes- en Calandspolder saamgesteld. Vóór 1857 was zij veel kleiner, doch toen is Kleverskerke daarbij ingelijfd. Naar de waterzijde is zij bepaald door 't Veerschc-Gat, de Zuidvliet, de Piet. dc Schengen en 't Sloe; naar de landzijde door de gem. Nieuw- en- St. Joosland, Middelburg en Vrouwepolder. De grootte beloopt 1233 bund., de bevolking in 1870 1649 zielen, of 185 meer dan in 1860. De inwoners bestonden in 1870 uit 1578 Herv., 7 Chr. Ger. en 64 R.-Kath. Landbouw en vischvangst geven den moesten ingezetenen het noodige. In de gom. liggen het steedje Arnemuiden, het d. Kleverskerke en hel goh. Nieuwerkerke. De grond is een vette klei.

Het steedje Arnemuiden vervangt sints 1438 het verdwenen Oud-Arnemuiden, eens eene hanzestad. In de 16de eeuw was Arnemuiden eone voorname haven, doch hot verzanden der roede deed haar bloei ton onder gaan. Kerk en raadhuis zijn merkwaardige gebouwen. In 1802 brandden er door 't springen van oen kruidmolen 8 zoutketen af. Er wordt een station voor den staatsspoorweg gebouwd.

Arnemuidsehe-gat, stroom tusschen Walcheren en st.-Joosland. Het is sints lang als vaarwater verlamd. Er loopt nu oen dam door, een deel uitmakende van den straatweg tusschen Middelburg en Goes.

Arnhem, arr. in de prov. Gelderland. Toen het in 1811 als arr. van het Departement van den Boven-IJssel werd gevormd, werd hot afgedeeld in de 14 kantons: Apeldoorn, Arnhem, Barneveld, Brummen, Ede, Elburg, Harderwijk, Hattem, Nijkerk, Twello, Vaassen, Velp, Wageningen en Zevenaar. Sedert 1838 beloopt het aantal kantons slechts 7: Arnhem, Zovonaar, Wageningen, Nijkerk, Elburg, Apeldoorn en Harderwijk.

AmheiU, eerste kant. van het arr. Arnhem, bevattende do gem. Arnhem, Rheden en Eozendaal.

Arnhem, rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar do Staton-Generaal, volgens de wet van 6 Mei bevattende de 14 gein.: Arnhem, Ede, Renkum, Doorwerth, Heteren, Hemmen, Huisson, Westervoort, Brummen, Eheden, Eozendaal, Wageningen, Valburg, Eist. Het had in 1869 87,190 inw. en 2745 kiesgerechtigden.

Arnhem, hoofd-ldosdistrict tot het afvaardigen van Leden voor do Prov. Staton van Gelderland, bevattende de 3 gom.: Arnhem, Eozendaal, Eheden.

Arnhem, klassis der Herv. kerk in de prov. Gelderland, verdeeld in do 3 ringen: Arnhem, Wageningen en Apeldoorn. Zij bevat 29 gom. mot 36 predik.

Arnhem, kerk. ring der klassis van Arnhem, bevattende de 9 gom. Arnhem, Dieren, Ellokom, Oosterbeek, Eheden, Eozendaal, Schaarsbergen, Spankeren, Volp.

-ocr page 65-

59

Arnhem, klasse der Christ. Ger. kerk, bevattende de 9 gem.: Arnhem, Beekbergen, Culemborg, Lunteren, Ommeren, Renswoude, Tiel, Veenendaal, Velp.

Arnhem, dek. van het aartsbisdom van Utrecht, met 18 par.: Ange-ren, Arnhem (st.-Walbnrgis), Arnhem (st.-Eusebius), Bemmel, Doornen-burg, Driel, Elden, Eist, Gent, Herveld, Huisscn, Indoomik, Lent, Oosterbeek, Oosterholt, Renswoude, Valburg, Wageningen. Bijkerken zijn te Heteren (par. Indoornik) en Renkum (par. Wageningen).

Arnhem, gem. in de prov. Gelderland, palende in het noorden aan Ede, in het oosten aan Rozendaal, Rheden en Westervoort, in het zuiden aan Huissen en Eist, in het westen aan Renkum. Zij is 6748 bund, groot, bestaande de grond grootendeels uit diluviseh zand, doch aan den IJssel en Rijn uit rivierklei.

In 1796 telde zij 10,080, in 1811 9437, in 1814 9438, in 1S22 10,059, in 1830 14,509, in 1840 16,758, in 1870 32,497 inw. Bij de telling van 1860 waren zij onderscheiden in: 12,136 Ned. Herv., 199 Waalsch Herv., 29 Rem., 132 Chr. Afgesch., 86 Doopsg., 814 Ev. Luth., 14 Herst. Luth., 10 Herrnhütters, 5 Anglik., 2 Eng. Presb., 10,621 R.-Kath., 3 Oud-Roomschen, 742 N. Isr., 1 Port. Isr. en 19 ongenoemden.

De gem. bevat de stad Arnhem, het dorp Schaarsbergen, de buurt Klingelbeek, verscheidene groote en kleine landgoederen, uitgestrekte bos-schen, heiden, akkers en weilanden, van welken de laatsten het Arnhemmer-Broek en de Stads-Waarden beslaan.

De stad Arnhem, de hoofdstad van Gelderland, ligt aan den Rijn, 17 uren van Amsterdam, 25 uren van 's Gravenhage.

Zij is van oude dagteekening, al is het gevoelen, dat zij het Arenacum uit den tijd van Civilis zou zijn, moeijelijk te verdedigen. De inkomsten harer kerk werden onder de Frankische koningen aan de abdij te Prüm, en voor het overige in 996 of 997 door Keizer Otto II aan de abdij te Elten geschonken. Graaf Otto van Gelder gaf aan deze plaats don 18 Juli 1233 stedelijke rechten. Sedert verkreeg zij den rang van hoofdplaats van het Kwartier der Veluwe, trad in 1343 in de Hanze, werd in 1544 de zetel van het Hof van Gelderland en in 1559 van de provinciale rekenkamer. Bij de oprichting van het Kon. der Nederlanden werd Arnhem de hoofdplaats der prov. Gelderland, en sedert nam haar bloei zoodanig toe, dat terwijl zij in 1820, wat het aantal harer bewoners betreft, de zeventiende stad van Noord-Nederland werd gerekend, zij te dien aanzien thans de zevende plaats bekleedt.

ïot do merkwaardigste herinneringen van Arnhem's geschioJonis moet men rekenen: de verrassing der stad door Willem van Egmond, op 27 Eebr. 1466; het bezetten door de Bourgondiërs in 1473; de verovering door Filips de Schoone, op 23 Juni 1505; het verdrijven der Bourgondiërs door Karei van Egmond op 21 Maart 1514; het afsterven van Hertog Karei van Egmond op 30 Juni 1538; het binnenbrengen van het Staatsch-krijgsvolk door den Graaf van Meurs in 1585 ; het binnentrekken der Franschen op 16 Juni 1672; de verlossing in Mei 1674: de oproeren van 1702, 1748, 1783 en 1786; de overgave aan de Franschen

-ocr page 66-

60

op 17 Januari 1795; en de overwinning der Pruisen op de Franschen den 30 Januari 1813.

Arnhem was, naar het schijnt, bij zijn ontstaan vlak aan den Eijn gebouwd, en nog in de 14de eeuw bespoelde de rivier de vesten. Sints echter baande de rivier zich een zuidelijker bed, tot dat Karei van Egmond deze Strang deed sluiten en de rivier weder naar de stad verleggen. Er bleef nogtans een smalle strook lands tusschen den Kijn en den stadsmuur over, die onder den naam van het Weerdje door Prins Maurits in 1619 tot 1G25 binnen de vesting werd opgenomen, ofschoon zij weinig meer dan speeltuinen bevatte. De stad behield hare wallen tot de magistraat in 1829 deswegens eene schikking met het Gouvernement maakte, waarna, met het sloopen van het bolwerk aan de Velperpoort, eene herschepping en uitbreiding ontstond, die sedert onafgebroken is voortgezet. Binnen veertig jaren tijds hebben de 1400 huizen, die in 1830 de kom der gemeente vormden, zich tot een cijfer van 4000 vergroot. Onder de schoone pleinen en straten, die sedert zijn ontstaan, verdienen in de eerste plaats het Koningsplein, het Velperplein, het Nieuwe-Plein en het Roermondsche-Plein, benevens de Rijnkade, de Singels en de Bergstraat genoemd te worden.

De oudste deelen van Arnhem dragen evenzeer de blijken van den vooruitgang der gemeente, als de werken, die buiten en op de verdwenen vestingwerken zijn ontstaan. De Groote Markt is veel verruimd, en wedijvert met de schoonste pleinen des Vaderlands. Ook het st. Walburgsplein is veel verfraaid, en van de hoofdstraten prijken inzonderheid de Rijnstraat, Vijzelstraat, Ketclstraat, Roggestraat, Bakkerstraat, Turfstraat en Koningstraat met keur van winkels en andere gebouwen.

De stad heeft 2 Ned. Herv. en 2 R.-Kath. kerken, een Luth., een Waalsch Herv., een Doopsgez. en een Chr. Ger. kerk en een synagoge.

De Groote of Eusebiuskerk, in 1452 aangevangen en eerst na 1491 voltooid, is het aanzienlijkste gebouw der stad en prijkt met een toren, die reeds in de 15de eeuw gebouwd, in 1650 zijn tegenwoordige hoogte van 91 cl ontving. Men ziet er de graftombe van Hertog Karei van Gelder, bestaande in een monument van wit albast, met het beeld des Hertogs en vier leeuwen daarop en de beelden der apostelen op de zijden. De tegenwoordige st.-Janskerk is een koepelvormig bedehuis, in 1838 volbouwd. Van de 2 Kath. kerken, prijkt de in 1391 gestichte st.-Walburgskerk met 2 torens, terwijl de in 1864 en 1865 gebouwde st.-Eusebiuskerk, naar een ontwerp van den bouwmeester H. J. van den Brink, een sieraad van het Nieuwe-Plein uitmaakt.

Het Raadhuis, vroeger de woning van den veldoverste Maarten van Rossum, draagt naar drie saterbeelden aan een ingang den naam van Dui-velshuis. Het bevat, behalve de raadzaal en verdere dienstvertrekken, de Stedelijke Bibliotheek en een Museum van Oudheden. Andere merkwaardige gebouwen zijn het Gouvernement, ter plaatse van het oude Hertogelijke Hof, in het begin dezer eeuw gesticht en in 1837 uitgebreid; het Paleis van Justitie, dat van 1837 tot 1839 werd gebouwd; het gebouw Musis Sacrum, te midden eener heerlijke warande, in 1847 gesticht, en in 1852 en

-ocr page 67-

61

1864 vergroot; de nieuwe schouwburg, waarvan den 1 Augustus 1864 de eerste steen werd gelegd, de Waag, in 1761 gebouwd, enz. De gebouwen der liefdadige inrichtingen en scholen getuigen mede van Arnhera's bloei.

De voornaamste inrichtingen van onderwijs zijn de gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, (gevestigd in een fraai en ruim gebouw, mede een sieraad der stad), het gymnasium, de in 1862 opgerichte kweekschool voor onderwijzeressen, de in 1802 gestichte teeken- en bouwkundige school Kunstoefening, en de middelbare school voor meisjes (tot wier oprichting is besloten).

Te Arnhem is de zetel van de Gelderschc Maatschappij voor Geschieden Letterkunde. Het Natuurkundig Genootschap Tot Nut en Vergenoegen, dagteekent van 1824, het ü.-Ceciliaconcert van 1591.

De stad Arnhem hoeft een groot deel van haar bloei te danken aan de bekoorlijke omstreken, die niet alleen gedurende de zomermaanden vele vreemdelingen derwaarts voeren, maar ook vele vermogenden zich hier vestigen doen. Zij is wijders de marktplaats in de Veluwezoom, van de Over-Betuwe en de Lijmers, en drijft een aanzienlijken commissiehandel op Duitschland langs den Rijn. In de vorige eeuw vond men er weinige of geen fabrieken; thans is dit geheel anders, daar er belangrijke inrichtingen van volksvlijt gevestigd zijn, die stoomwerktuigen, ijzer- en koperwaren, instrumenten, rijtuigen, piano's, spiegels, meubelen, tabak, sigaren, leder, bier, zout enz. in den handel brengen. De scheepvaart vindt eene schoone en fraaie haven aan de westzijde der stad, nevens de schipbrug die naar de Betuwe voert.

Arnhemmer-en-Velperbroek, polder in de Geld. gem. Arnhem, 759 bund, groot.

Arrlen, d. in de Overijsselsche gem. Ambt-Ommen aan de Vecht, in 1840 mot 211, in 1860 mot 233 inw.

Arrienveld, b. in de Overijss. gom. Avereest, in 1840 met 192 inw.

Arum, d. in de Friosche gem. Wonseradeel, aan de vaart van Bolsward naar Harlingen, in 1840 met 1039, in 1860 mot 1191, in 1870 met 1449 inw., die der onderhoorige goh. Baarderburon, Boijem, Bolta en Hijsaard (in 1860 416) medegerekond. Er is één kerk, die den Hervormden behoort. Vroeger stonden er de staten AHhiga, Boima, Cam-mingha of Hooghuistra, Minnema, Sytzama enz. Don 4 Juli 1380 leverden de monniken van Ludingakerk hier oen gevecht aan die van Oldo-kloostcr, waarin van wedorzijdon 130 man sneuvolden.

Ardwerd of Arwerd, goh. in de Gron. gom. Bicrum.

Arwerd, goh. in de Gron. gem. Adorp.

As, goh. in de Limb, gom. Hunsol.

Asbroek, geh. in de Limb, gem. lïoggel.

Ascb, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gom. Buren, aan den weg van dit steedje naar Culemborg. Het had in 1840 278, in i860 325 inw.

-ocr page 68-

63

Aschat, of Asschat, heerl. in de Utr. gem. Leusden, ruim 300 bund, groot, in 1840 met 172 inw.

Aschatterbeek of Moosterbeek, beekje in de gemeenten Barne-veld en Leusden (Geld. en Utrecht), hetwelk in de Modderbeek valt.

Aschdonk, deel van het N.-Brab. geh. Heikant, in de gem. Aarle-Rixtel.

Aselerbeek, noordelijkst deel der Overijsselsche beek deBoekelosche-Aa.

Aselo, b. in de gem. Ambt-Dclden, in 1840 met 284, in 1860 met 278 inw.

Asenray of Hellenray, b. in de Limb. gem. Maasniel, in 1840 met 194, in 1860 met 245 inw.

Asinga, voorm. adell. huis in do Gron. gem. Middelstum.

Asinga, voorm. adell. huis in do Gron. gem. Ulrum.

Asperen, voorm. baronnie, die beurtelings met het Land-van-Arkcl was vereenigd of daarvan gescheiden. Later werd zij onder twee heeren verdeeld, die elk een kasteel te Asperen bezaten, hetgeen ten tijde van Filips de Goede tot treurige tooneelen van geweld voerde. Eindelijk werden de beide deelen onder Maximiliaan en Maria door Heer Wessel van den Boetzelaar hereenigd. De baronnie behoort thans deels tot de gem. Asperen, deels tot Herwijnen.

Asperen, gem. in Zuid-Holland, ingesloten door de gem. Leerdam, Heukelom (Z. Holl.) en Herwijnen (Geld.), en bestaande uit het steedje Asperen en een deel van het Aspersche-Hoogeland. De gem., die 334 bund, groot is en een kleiaehtigen bodem heeft, telde in 1822 939, in 1840 1147 en in 1870 1423 inw. In 1860 was de bevolking onderscheiden in: 1203 Ned. Herv., 9 Chr. Afg. (Chr. Ger.), 3 Ev. Luth., 8 E.-Kath. en 19 Isr.

Het steedje Asperen ligt op de oostzijde van de Linge, en vereenigt, op weinigen na, al de huizen der gem. binnen hare wallen. De Herv. kerk is een ruim gebouw, met een hoogen, fraaien toren. Op de plaats van het kasteel Waddestein staat een heerenhuis. Van het tweede kasteel is niets over.

Asperen werd in 1204 ingenomen door Graaf Willem I van Holland, in 1480 door de Bourgondiërs, in 1517 door den Zwarten hoop en in 1574 door de Spanjaarden. In 1672 werd zij door de Franschen bezet.

Den 6 Mei 15G9 werd Dirk Willemsz. daar verbrand. Hij was een Doopsgezind burger, die, vluchtende voor een gerechtsdienaar, welke bevel had hem te vatten, deze uit het water redde, toen de man door het ijs zakte.

Asperen bestaat hoofdzakelijk van landbouw en veeteelt, inzonderheid paardenfokkerij. De Aspersehe paardenmarkten worden druk bezocht.

Aspersche-Lingesluis, belangrijke sluis in de Linge, bij het steedje Asperen, gebouwd in 1811.

Aspersche-Polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Asperen, gr. 334 bund.

Aspersche-Veld, pold. in de Geld. gem. Herwijnen, groot 1024 bund.

Asselt, d. in de Limb. gem. Swalmen, met een R.-K. kerk (rectoraat). Het had in 1840 197, in 1860 208 inw.

-ocr page 69-

63

Asselt, alleenst. huis in de Geld. gem. Apeldoorn.

Assen, arr., bestaande uit de geheele prov. Drenthe. Bij de eerste vorming der arr. in 1811 was het in 4 kant. gesplitst: Assen, Dalen, Hoogeveen en Meppel. Het was toen onderhoorig aan het departement der Wester-Eems, hetgeen tot Maart 1814 stand hield.

In 1838 werden de 4 kantons tot 3 gebracht, t. w. Assen, Hoogeveen en Meppel.

Assen, kanton van het arr. Assen, bevattende de 15 gem.: Aulo, Assen, Borger, Eelde, Emmen, Gasselte, Gieten, ïlorg, Odoorn, Peize, Roden, Kolde, Smilde, Vries, Zuidlaren.

Assen, rijks-kiesdistrict voor Beden vau de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van C Mei 1869, de 25 gem.: Assen, Vries, Smilde, Beilen, Dwingelo, Meppel, Ruinerwold, de Wijk, Zuidwolde, Kuinen, Hoogeveen, Westerbork, Zweelo, Sleen, Oosterhesselen, Dalen, Coevorden, Emmen, Odoorn, Borger, Gasselte, Gieten, Roldo, Anloo, Zuidlaren. Het had in 1867 89,430 inw. en 2161 kiesgeregtigden.

Assen, hoofd-kiesdistr. voor het afvaardigen van Leden voor de Prov. Staten van Drenthe, bevattende de 19 gem.: Anloo, Assen, Beilen, Borger, Diever, Dwingeloo, Eelde, Gasselte, Gieten, Norg, Odoorn, Peize, Roden, Rolde, Smilde, Vledder, Vries, Westerbork, Zuidlaren.

Assen, klassis der Herv. kerk in de prov. Drenthe, die (niet in ringen verdeeld) de 22 gom. bevat: Anlo, Annerveen, Assen, Beilen, Boven-Smilde, Eelde, Eext-Anderen-en-Zandvoort, Gasselte, Gasselter-Kijoveen, Gieten, Gieterveen-en-Bonnerveon, Grolloo-en-Schoonloo, Hoogersmilde, Hijkersmilde-en-Kloosterveen, Norg, Peize, Roden, Roderwolde, Rolde, Veenhuizen, Vries, Zuidlaren. Zij wordt bediend door 24 predik.

Assen, klasse der Chr. Ger. kerk, bevattende de 8 gem.: Assen, Smilde, Norg, Appelscha, Koden-en-Een, Borger, Gasselter-Nijeveen, Vries.

Assen, gcm. in Drenthe, grenzende in het noorden aan Norg en Vries, in het oosten aan Rolde, in het zuiden aan Beilen en in het westen aan Smilde, 5490 bunders groot, en bijna geheel uit zandgrond bestaande, met eenig veenachtig groenland langs een drietal beekjes: het Hoender- of Looner-diep, de Ruimsloot en het Anreeperdiep. Aan de westzijde ligt afgegraven hoog veen. Het Stadsbosch en het landgoed Vredeveld bestaan geheel of grootendeels uit hoog opgaand geboomte. In vorige eeuwen een ged. van 't kerspel Rolde uitmakend, werd Assen daarvan afgescheiden, toen Koning Bodewijk het den 13 Maart 1809 tot eene stad verhief. Assen is eene der Nederlandsche gem., wier bevolking bijzonder snel is toegenomen. Zij had in 1811 1090, in 1822 1426, in 1830 2184, in 1840 3613, in 1850 4412, in 1860 5346, en in 1870 6907 inwoners. Laatstvermeld aantal splitste zich in 5630 Ned. Herv., 22 Waalsch Herv., 37 Ev. Luth. , 1 Herst. Ev. Luth., 37 Doopsgezinden, 478 Chr. Geref., 328 R.-Kath., 360 Isr., en nog 14, van wier godsd. gezindheid goene opgave was

-ocr page 70-

64

gedaan. — In I860 telde men van de 1062 huizen 658 binnen de stad Assen, en de overige 404 in de buitenbuurten; Kloosterveen, Baggelhui-ücn. Loon, Nieuw-Loon, Witten, Aardscheveld, Vredeveld, Steendijk, Anreep, Peelo, de Haar, Schieven en Amelte.

De stad Assen dankt haar oorsprong aan het Cisterciënser nonnenklooster Mariënkamp, dat in het midden der 13de eeuw herwaarts werd overgeplaatst, en na zijne opheffing in 1602 tot zetel der Staten van 't Landschap werd verkozen. Eerst in 1809 ontving Assen stadsrechten, doch was toen nog zoo klein van omvang, dat het niet meer dan 730 inwoners telde. Tot hare uitbreiding heeft inzonderheid Mr. Petrus Hofstede, in leven gouverneur in Drenthe, veel bijgedragen. Het middelpunt der stad is de fraaie Brink, een met sierlijk geboomte beplant plein, aan welks oostzijde het Gouvernement en het Raadhuis verrijzen, het eerste weleer de woongebouwen van Mariakamp, het laatste vroeger de kloosterkapel. Nevens deze beide gebouwen onderscheidt zich door een schoon aanzien het Paleis van Justitie (gesticht 1838), de Hervormde kerk (gebouwd 1847 en 1848), het Gymnasium (opgericht 1832), en de hoogere burgerschool aan den Beilerweg, van jeugdige dagteekening. De R. K. kerk is in 1837, de Christ. Geref. in 1840, de synagoge in 1832 gebouwd. Door de in 1767 aangevangen Smildevaart is Assen met Meppel en door de in 1801 geopende Noord-Willemsvaart met Groningen verbonden, terwijl het door het in 1870 geopende baanvak Meppel—Groningen, bij het Europeesch spoorwegnet aansluit. Binnen de stad zelve vormen de Brink, de zwaar belommerde Drostenlaan, de Zuider-Cingel, de Ooster Cingel, do Markt, de Vaart en de Torenlaan aangename wandelingen; doch inzonderheid munt te dien aanzien het Sterrebosch uit, dat 100 bunders groot, sedert 1735 Assen's omtrek versiert. De stichter dezer heerlijke dreven was Wolter Hendrik Hofstede. Behalve de genoemde inrichtingen van onderwijs. heeft Assen nog verscheidene belangrijke scholen, waaronder eene kostschool voor jonge jufvrouwen, met fraaien, ruimen tuin. Concerten worden o. a. gegeven in eene bovenzaal van het logement 't Wapen van Drenthe. In het Gouvernementsgebouw vindt men het merkwaardige Museum van Drentsche oudheden. De hoofdbronnen van welvaart ontspringen uit de voordeden die het vestigen van de voornaamste regeerings- collegiën van Drenthe aan de stad verschaft, verder uit winkelnering, markten en eenige kleine fabrieken, handwerken, landbouw, veenderij en scheepvaart.

Assendelft, geh. in do N.-Brab. gem. Berlicum.

Assendelft, gem. in N.-Holland, ingesloten door Wijk-aan-Zee-en-Wijk-aan-Duin, Heemskerk, Uitgeest, Krommenie, West-Zaan en het IJ, en 2U92 bund, groot. De grond bestaat uit laag veen, behalve de buiten dijksche landen en de toegeslikte IJe, waar klei ligt. De gem. telde in 1822 2148, in 1840 2808, in 1870 3149 inw. Ten jare 1860 onderscheidde de bcv. zich in 1486 Herv., 6 Chr. Af. (Ch. Ger.), 25 Doopsg., 3 Ev. Luth., 1458 R, Kath., 11 Isr. en 5 ongenoemden. Behalve het d. Assendelft, bevat do gem. de westhelft der buurt Nauerna en de geh. de

-ocr page 71-

65

Korteheid, Vrouwenverdriet en den Dam. Veeteelt, zuivelbereiding, veenderij en het maken van zeildoek zijn er de hoofdbronnen van bestaan.

Het d. Assendelft strekt zich uit van den IJdijk tot Krommenie, ter lengte van ruim een uur gaans. Het wordt doorsneden door den Zaanland-schen-Conmuinieatieweg, die van de Zaan naar Beverwijk leidt. Er zijn 2 kerken, eene Herv. en eene R.-Kath. Tijdens en na het beleg van Haarlem was Assendelft een steunpunt der Spaansehe benden, die vandaar het omliggende land veel kwaad berokkenden. Tot op den tijd van Jaeoba van Beijcren schijnt bij de Vliet een kasteel gestaan te hebben.

Assendelver-Veenpolder, droogmakerij eener verveening. De polder, in 1845 bedijkt, is 313 bund, groot.

Assendel ver-Zeedijk, dijk langs het IJ, van den st. Aagtendijk tot de Nauernasche-Vaart 7420 el lang.

Assendorp, voorstad van Zwolle, waar in 1566 de eerste Herv. predikatie voor de bewoners van den omtrek werd gehouden.

Assendorp, kleine pold. in de gem. Zwolle.

Asseneder-Ambacht, een der dusgenoemde Vier-Ambachten in Vlaanderen, waarvan een klein gedeelte, met de stad Sas van Gent, aan Noord-Nederland gekomen is.

Assum, kleine buurt in de N.-Holl. gem. Uitgeest.

Assutnburg, adell. huis in de N.-Holl. gem. Heemskerk, bij Assum; thans (1871) onbewoond.

Asten, kant. van het arr. Eindhoven (N. Brab.), bevattende de 11 gem.: Asten, Bakel-en-Milheeze, Deurne-en-Liessel, Vlierden, Lierop, Someren, Heeze, Leende, Budel, Maarheeze, Soerendonk c. a.

Asten, gem. in N.-Brab., die, door Someren, Lierop, Vlierden en Deurne (N.-Brab.), en Meijel en Nederweert (Limb.) ingesloten, eene oppervlakte van 6986 bund, beslaat. De grond is in het noorden, westen en oosten diluvisch zand, doch in het zuiden hoog veen, dat voor het grootste deel is afgegraven. Langs de wester grenzen vloeit de Aa, langs de noordooster en ooster de Astensche-Aa. In 1822 had deze gem. 2473, in 1840 2993 en in 1870 3182 inw., voor laatstgen. jaar onderscheiden in 3134 R.-Kath., 42 Herv., 2 Waalsch-Herv. en 4 Ev.-Luth. De gem. bevat 2 d., Asten en Ommel, benevens de buurten Voordeldonk, den Dijk, Heusden, Wolfsberg, Stegen en Diesdonk, benevens de geh. Oostappen, Ommelsche-Bosch, Achterbosch, Einkveld, Leensel, Kloostereind, Behelp Nachtegaal, Laarbroek en Busselen. Landbouw, veenderij en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van bestaan; verder bierbrouwerij, weverij en siga-ren-fabricatie.

Het d. Asten, aan den weg van Eindhoven naar het land-van-Kessel, telde in 1840 973 en in I860 1006 inw. Men vindt er een fraai, in 1801 gebouwd raadhuis, eene groote, sehoone E.-Kath. en eene Herv. kerk.

5

-ocr page 72-

66

In 1462 werd de heerl. Asten door Wenceslaus van Brabant en zijne gade Johanna aan den befaamden Leuvenschen hoofdschout Fieter Conterel geschonken. In 1512 werd het door de Gelderschen geplunderd en in 1543 door dezelfden gebrandschat.

Asten, kast. in de gem. Asten, tusschen Wolfsberg en Hensden.

Astensche-Aa, beek in N.-Brab., die, in de Peel ontstaan, langs de grenzen der gem. Asten aan de eene, en Dcurne en Vlierden aan de andere zijde vloeit cn zich met de Aa vereenigt.

Astert, pold. in de N.-Brab. gem. Princenhage, 44 bund. gr.

Ateburen, of Atteburen, geh. onder het Priesche d. Hieslum (Won-seradeel).

Atseburen, of Atzeburen, geh. onder het Friesche dorp Westhem (Wymbritseradeel).

Atsebuurstermeer, of Eleinemeer, voorm. meer bij Westhem (Wymbritseradeel), in 1633 droog gemaakt. In 1825 werd het overstroomd.

Attelaken, buurt in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, in 1840 met 314, in 1860 met 359 inw.

Augsbuurt, of Lutkewolde, d. in de Friesche gem. Kollumerland c. a., aan de trekvaart van Dokkum op Groningen. Het telde met het geh. Steenharst in 1840 165, in 1870 133 inw. Er is eene Herv. kerk. Vroeger stond er de state Augsbuur of Clant.

Augusta-polder, pold. in de N.-Brab. gemeenten Bergen-op-Zoom en Woensdrecht c. a., 137 bund, groot, bedijkt in 1787.

Augustinus (8t.-), geh. aan de Kendel, in de Limb. gem. Bergen, met een kantoor voor de inkomende rechten. Het is door het genoemde riviertje van de tuinen van het Pruissisch seminarie Gaasdonk gescheiden.

Augustinusga, d. in de Friesche gem. Achtkarspelen, aangenaam in het geboomte gelegen. Het had in 1840 621, in 1870 G45 inw., waaronder die van de geh. Blaauwvallaat, Oosterburen en Roodeschuur begrepen zijn. Er is eene Herv. kerk. Vroeger vond men er ook de staten Gay-cama, Jensma en Siccama.

Austerlitz, d. in de Utrechtsche gem. Zeyst. Het is ontstaan ten gevolge van een kamp van Fransche en Nederl. krijgslieden op de Amers-foortsche heide, in 1804 betrokken, en genoemd naar de verovering, door Napoleon I den 2 December 1805 op de Oostenrijkers bevochten. Het bleef een geh. tot 1801, toen het door de mildheid van Jhr. A. J. de Beaufort eene eigene (Herv.) ksrk kreeg, die echter niet in het dorp, maar ten noord-westen daarvan, aan den straatweg, staat. Bij Austerlitz, verrijst op een der meest-verheven punten der heide, 65 el hoog, de Piramide van Austerlitz, een kunstheuvel, ter herinnering aan het kamp van 1805 opgericht. De steenen met hunne opschriften, die eens daarop stonden, liggen verbroken in het rond.

-ocr page 73-

07

AusterlitZ-polder, pold. in de Zecuwsche gem. Zuidzandc, bedijkt in 1807, 87 bund, groot.

Autrichen-polder, of Oostenrijksche-polder, pold. in de Zeeuw-sche gem. Westdorpe, bedijkt in 1620, 502 bund, groot.

Auvergne-polder, pold. in de N.-Brab. gem. Halsteren, bedijkt in 1693, 717 bund, groot.

Auwema, voorm. adell. huis, met prachtig boseh, in de Gron. gem. de Leek, bij Tolbert.

Avendorp of Avonddorp, voorm. geh., thans boerenhoeve, i uur ten zuidw. van Schagen, op een lagen heuvel.

Avenhom, gem. in N.-Holl., naar de landzijde bepaald door Berkhout, TJrsem, Schermerhorn, de Beemster, Oudendijk, en in het oosten door de Zuiderzee bespeeld. Zij is 879 bund, groot, voor twee derden klei- en voor één derde veengrond, en bevat thans weder de d. Avenhorn, Grosthuizen en Scharwoude, even als van 1811—1817. Van 1817 tot 1854 was de gem. echter alleen tot Avenhorn, met de buurt Oost-Mijzen, bepaald. In 1811 had zij 619, in 1860 1103 en in 1870 1145 inw. Ten jare 1860 onderscheidde men de bev. in 74G Ned.-Herv., 2 Rem., 16 Doopsgez., 4 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth. en 322 E,-Kath. Veeteelt en zuivelbereiding zijn er de hoofdbronnen van welvaart.

Het d. Avenhorn, aan de vaart van Hoorn naar Alkmaar, had in 1840 364, in 1860 397 inw. Er is eene Herv. kerk. Het oudste bericht van Avenhorn dagteekent van 1319.

Averbergen, havezathe in de Overijsselsche gem. Oist, vermoedelijk reeds vóór 1260 gesticht, toen Henricus ultra Montem als getuige een giftbrief bezegelde.

Avereest, gem. in de prov. Overijssel, in het noorden palende aan de Drenthsehe gemeenten de Wijk en Zuidwolde, van welke zij door de Reest gescheiden wordt, en verder ingesloten door Ambt-Ommen, Ommen en Uleuw-Leusen. Zij is 7335 bund, groot, en telde in 1840 3781 en in 1870 6285 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 4635 Herv., 22 Ev.-Luth., 12 Doopsgez., 684 Chr. Ger., 841 E.-Kath. en 91 Isr.

Avereest bestaat in zijn tegenwoordigen omvang eerst sinds 1836. Vóór 1818 behoorde het d. Avereest zelf tot Ambt-Ommen en vormde daarna eenigen tijd met Nieuw-Leusen één schoutambt. In eerstvermeld jaar werd het, na van Nieuw-Leusen gescheiden te zijn, met deelen van Ambt-Ommen en Ambt-Hardenberg vergroot.

Avereest bestaat uit het d. Avereest, de aanzienlijke veenkolonie De-demsvaart, een deel van de Ommerschans, de buurten Achterveld, Spon-turfwijk, Arrienveld en de Huizen, benevens de geh. Oosterhuis, de Bever, Westerhuis, de Kievitshaar, Grootoever, Kleinoever, Wheme, de Haar, de Veldhoek en ten Kate.

De grond bestaat uit diluvisch zand en hoog veen, dat, voor het grootste deel afgegraven, in goede bouwlanden is herschapen. De hoofd-

5*

-ocr page 74-

68

bronnen van bestaan zijn landbouw, veeteelt, koophandel, scheepvaart, kalkbranderij en scheepsbouw, verder glasblazerij, weverij, mattenmakerij, bezembinderij, enz.

Het dorp Averecst ontleent zijn naam aan zijne ligging over de Eeest, met betrekking tot Drenthe. Het heeft eene Herv.-kerk, waartoe ook de ingezetenen van de Wijk in Drenthe behooren. De kerk der R.-Kath. parochie Avereest is te Dedemsvaart.

Aver-Enk, adell. huis in de Geld. gem. Hengelo.

Averloo, buurt in de Overijsselsche gem. Diepenveen, in 1840 met 294, in 1860 met 209 inw.

Averwolde, geh. in de Overijsselsche gem. Wijhe.

Avest, buurt in de Geld. gem. Eibergen, in 1840 met 250, in 1860 met 266 inw.

Avezathen (de), naam waaronder men de beide Geld. dorpen Kerk-Avezaath en Kapel-Avezaath verstaat.

Axel, kanton van het Zeeuwsche arr. Goes, bevattende de 10 gem.: Axel, ter Neuzen, Sas-van-Gent, Hoek, Koewacht, Overslag, Philippine, Westdorpe, Zaamslag, Zuiddorpe.

Axel, ring der klassis Uzendijke van de Herv. Kerk, bevattende de 7 gem. Axel, den Hoek, Hontenisse, Hulst, ter Neuzen, Sas-van-Gent, Philippine-en- Zaamslag.

Axel, gem. in Zeenwsch-Vlaanderen, grenzende in het noorden aan Zaamslag en Boschkapelle, in het oosten aan st. Jansteen, in het zuiden aan Koewacht, Zuiddorpe en Westdorpe, in het westen aan ter Neuzen. Zij is groot 4335 bund., en gevormd door de polders Beoosten-Blij-Benoorden, Groote-Noordpolder, Buthpolder, Cappellepolder, Visscherspolder, Oude-Egelantierpolder, Nieuwe-Egelantierpolder, Sparkspolder, Smits- en Koe-gorspolder en Emmapolder, benevens deelen der Nieuwe-Zevenaars-en-Koegorsschorrepolder, Catharinapolder, Riet-en-Wulfdijkpolder, Beoosten-Blij-Bewesten, Beoosten-Blij-Beoosten en de Axelsche-vlakte. De grond, zandige klei, bestaat grootendeels uit bouwland, en brengt inzonderheid haver, tarwe, boonen, erwten, rogge, gerst, vlas, koolzaad en aardappelen voort, alsook meekrap, waarvoor hier 2 stoven zijn. De gem. bevat de stad Axel, de buurt Zoutespui en het geh. Axelsche-Sassing. In 1822 had zij 2167, in 1840 2416, en in 1870 2677 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2160 Ned. Herv., 2 Waalsch Herv., 1 Eng. Presb., 1 Doopsgez., 134 Chr. Geref., 350 R.-Kath. en 29 ongenoemden.

De stad Axel, 2 u. w. van Hulst, en 2 u. z. o. van ter Neuzen, bloeide reeds in het begin der 9de eeuw, en was vroeger eene vesting, die in 1586 door Prins Maurits veroverd, daardoor aan de Unie werd toegevoegd. Er zijn kerken voor de Herv., de Christ. Ger. en de R.-Kath. De bevolking beliep in 1840 1226, in 1860 1355 inw. De bierbrouwerij en verdere fabrieken zijn allen van geringen omvang.

-ocr page 75-

69

Azeler-Ambacht, een der Vier-Ambachten, die omstreeks 940 door Keizer Otto I aan het burggraafschap Gent werden onderworpen. Het werd meermalen vergroot of ingekort en door de verovering van Axel onder Prins Maurils in 1586 in tweeën gesplitst, waarvan het zuiderdeel vooreerst nog aan Spanje bleef. Het noorderdeel vormde in de 17de en 18de eeuwen ten gevolge van overstroomingen een eiland, dat eerst door de bedijkingen van 1789 en 1790 weder aan het vasteland werd gehecht.

Axelsche-Gat, zuidooster inham van den Braakman, in den jongsten tijd door verschillende bedijkingen zeer ingekort.

Axelsche-Kanaal, vaart van Sluiskil naar Axel, een zijtak van het Kanaal-van-ter-Nenzen. Bij den aanleg onder Koning Willem I, was het voornemen deze vaart tot Hulst uit te strekken, doch door de omwenteling van 1830 is zij onvoltooid gebleven.

Axelsche-Kreek, watervlakte voor de stad Axel, op het einde der vorige eeuw voel grooter dan thans, nu zij door indijkingen zeer is ingekort.

Axelsche-Sassing, geh. in de Zeenwsche gem. Axel.

Axelsche-Vlakte, eene streek grootendeels moerassige grond in het uiterste westen der gem. Axel, op de grens van Westdorpe, westwaarts van den Smits-en-Koegorsschorrepolder.

Axwijk, buurt in N.-Holland, aan de ringvaart van de Purmer, in 1840 met 146 inw., van welke 102 in de gcm. Middelie en 44 in de gem. Kwadijk.

Aykema, adell. huis in de Gron. gem. Grijpskerk.

Aylva, 5 voorm. adell. staten in Friesland, als te Hilaard (Baardera-deel), Genum (Fcnverderadeel), Holwerd en Ternaard (West-Dongeradeel) en te Witmarsum (Wonseradeel).

Aylva-polder, pold. onder het Friesche dorp Burgwerd (Wonseradeel).

Aysma, adell. state bij het Friesche d. Oudkerk (Tietjerksteradeel).

Aysma, 4 voorm. adell. staten in Friesland, als te Beetgum (Menaldu-madeel), Marrum (Ferwerderadeel), Hichtum, (Wonseradeelj en Driezum (Dantumadeel).

Aytta, voorm. adell. state in het Friesche dorp Swichem, in 1794 afgebroken, eens de eigendom van den geleerden Staatsman Wigle (Viglius) van Aytta van Swichem.

Azoelen, voorm. kasteel in het Overijsselsche landschap Salland, bij den Ham, in 1380 door Bisschop Arnold van Hoorne ingenomen en geslecht.

-ocr page 76-

Baafs (St.-), voorm. d. bij Aardenburg, in Sept. 1477 overstroomd.

Baafjes-polder, pold. in de N.-Holl. gem. Ileilo, groot 305 bund.

Baai, buurt in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, tellende in 1840, met de Heerstraat, 270, in 1860 286 inw.

Baak, d. in de Geld. gem. Steenderen, met een adell. huis, dat reeds in 1326 als havezathe bekend stond, en met eene E.-K. kerk. In 1840 waren er 869, in 1860 877 ingezetenen.

Baal, geb. in de Geld. gem. Bemmel.

Baaider, buurt in de Overijsselsche gem. Ambt.Hardenberg, in 1840 met 252, in 1860 met 242 inw.

Baalderbeek, beek die in 't graafseb. Bentheim ontspringt en i u. boven Hardenberg in de Veeht valt.

Baalhoek, geh. in de Zeeuwsehe gem. Hontenisse.

Baambrugge, d. in de Utr. gem. Abcoude-Baambrugge, aan den Amstel. Het had met de Horre en Klein-Baambrugge in 1860 405 inw. In het d. is eene Herv. kerk. Eene afgescheidene kerk ligt op korten afstand nevens het buiten Postwijk. Den 7 Nov. 1672 is Baambrugge door de Franschen geplunderd.

Baamsum, geh. in de Gron. gem. Termunten.

Baan, buurt in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand, in 1840 met 120 inw.

Baard, d. ia de Friesche gem. Baarderadeel, vroeger de hoofdplaats der grietenij, met eene Herv.- en eene Doopsg.-kerk. In 1840 telde men er, met Faddens en een deel van Hem, 264, in 1860 328, in 1870 36(5 inw. De laatst-verkozen Potestaat van Friesland, Juw Dekama, had hier zijn stins.

Baardharen, geh. bij het Friesche d. Wirdum (Leeuwarderadeel).

Baarderadeel, gem. in Friesland, vroeger de vierde grietenij vanWester-goo, omringd door Menaldumadeel, Leeuwarderadeel, Idaarderadeel, Eau-werderhem, Wymbritseradeel, Hennaarderadeel en Franekeradeel en ruim 7287 hectaren (bunders) groot. De grond, uit zeeklei bestaande, behoort voor een gedeelte tot het Nieuwland, dat in de 13de eeuw en vervolgens aan het Boorndiep of de Middelzee is ontwoekerd. Bij Huins, Lions, Hilaard, Baard, Jorwerd en Oosterlittens is de grond niet zoo goed als in het

-ocr page 77-

71

oosten, waar lagen knipklei de vruchtbaarheid grootelijks schaden. Bij Winsum, Jorwerd en Oosterlittens verrijzen eenige terpen.

Afgedeeld in de 3 kadastrale gemeenten : Jorwerd, Oosterwierum en Baard, bestaat Baarderadeel uit 16 dorpen: Weidum, Jorwerd, Mantgum, Schillaard, Oosterwierum, Bozum, Wieuwerd, Britswerd, Oosterlittens, Winsum, Baard, Huins, Lions, Hilaard, Jellum en Beers. Kromwal, in geographischen zin mede een dorp, behoort in administrativen zin onder Britswerd.

De bevolking is in den jongsten tijd sterk toegenomen. Zij bestond in 1744 uit 2749, in 1811 uit 3416, in 1822 uit 3564, in 1840 uit 4564, in 1850 uit 4770, in 1S60 uit 4957 en in 1870 uit 5537 zielen, voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 4978 Herv., 1 Ev.-Luth., 261 Doopsg., 86 Christelijk-Gereformeerden, 209 Eoomsch-Katholieken en 2 ongenoemden.

De veeteelt en de zuivelbereiding zijn de hoofdbronnen van bestaan der inwoners. Er wordt echter ook eenige landbouw gedreven onder Winsum en Bozum, — men rekent er in het geheel 6778 bunders weiden en 164 bunders bouwland — terwijl eene aanzienlijke fabriek van dakpannen en vloersteenen met cementmolen te Huins aan vele werklieden arbeid verschaft. Er is wijders eene kleine scheepstimmerwerf te Kromwal en eene vellen-blooterij te Oosterlittens. De scheepvaart vindt uitmuntende waterwegen in de Leeuwarder-Sneeker en de Leeuwarder-Bolswarder trekvaart, verder in de Sneeker-Zeilvaart, de Laan- of Jaanvaart, de Oosterwierummer-Oudvaart, enz.

In elk der 16 dorpen is eene Herv. Kerk, die te zamen 11 kerkgemeenten vormen: Beers-en-Jellum, Bozum, Britswerd-en-Wieuwerd, Hilaard, Huins-en-Lions, Jorwerd, Mantgum-en-Schillaard, Oosterlittens, Oosterwierum, Weidum en Winsum-en-Baard. — Doopsgezinde kerken zijn te Kromwal en te Baard, en eene E. K. parochie te Oosterwierum.

Er zijn 14 lagere scholen.

Oudtijds was het dorp Baard, waar toen de waar of rechtdag werd gehouden, de hoofdplaats van Baarderadeel. Later werd het Jorwerd en eindelijk, doch reeds vóór meer dan twee eeuwen, Weidum.

In den Eranschen tijd (eigenlijk sedert 1809) vormde Baarderadeel twee gemeenten: Bozum (het zuidwesten) en Jorwerd (het noordoosten). Later werd Bozum opgeheven en kwamen daarvoor in de plaats Oosterwierum en Baard. In 1816 werd Baarderadeel weder eene grietenij.

Baarderburen, geh. bij 't Eriesche d. Arum (Wonseradeel).

Baardwijk, gem. in de prov. N.-Brab., ingesloten door de gem. Dron-gelen, Oud-Heusden, Drunen, Loon-op-Zand en Waalwijk. Zij is 911b. gr., met een kleiachtigen bodem in het noorden en zandgronden in het zuiden. In 1822 had deze gem. 845, in 1840 1212, in 1870 1445 inw. voor laatstgen. jaar onderscheiden in 1352 R.-Kath , 92 Herv. en 1 Ev.-Luth. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdmiddelen van bestaan.

Het d. Baardwijk is een der zoogenoemde Langstraatsche dorpen en even als deze, in de lengte, van het oosten naar het westen, gebouwd. Er zijn twee kerken, eene der E.-Kath. en eene der Herv. Het aantal inw. is nagenoeg even groot als dat dor gem., daar slechts zeer enkele

-ocr page 78-

72

huizen buiten de dorpskom zijn gebouwd. In 1334 bemiddelde Filips, Koning van Frankrijk, een geschil over dit d. tusscben den Hertog van Brabant en den Graaf van Gelder. In 1408 schonk de Graaf van Holland het aan Heer Foyken.

Baardwijksche-Overlaat, overlaat in N.-Brab. tusscben Baardwijk en Drunen, dienende om over het Bosscheveld en de Langstraatsche velden het afvloeien van overstroomingswater te bevorderen. Zij dag-teekent van 1765 en 1766.

Baarland, gem. op het Zeeuwsche eil. Zuid-Beveland, in het zuiden en oosten door de Hont bespoeld en voorts door EUewoutsdijk, Oude-lande, Nisse en Hoedekenskerke bepaald. De vruchtbare bodem, een zanderige klei, beslaat 1101 bund. In 1822 had de gem. 506, in 1840 613 en in 1870 717 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 895 Herv., 178 Chr.-Ger. en 142 R.-Kath. De landbouw, het hoofdbedrijf der ingezetenen, levert tarwe, rogge, gerst, haver, boenen, erwten, suikerbiet, koolzaad, meekrap, vlas. Behalve het d. Baarland, bevat de gem. ook het geh. Bakendorp.

Het d. Baarland, bekend door eene nederlaag der Vlamingen op 12 October 1295, was in den grafelijken tijd de zetel van een voornaam geslacht. Het heeft een bevallig aanzien. Men vindt er eene Herv. en eene Christ.-Ger. kerk. Het kasteel Hellenburg, dat aan de westzijde heeft gestaan, is reeds voor eeuwen, doch het Hof te Baarland, dat op de oostzijde bloeide, eerst in 1840 gesloopt.

Baarland-Spelle-polder, oost. deel der Spelle-pold., op Zuid-Beveland.

Baarle, d. deels in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau, deels in de Belg. gem. Baarle-Hertog. De beide deelen van dit dorp liggen zoo door elkander, dat men in weinige minuten ettelijke malen op ander grondgebied kan komen. Zelfs zijn er huizen die deels tot België, deels tot Nederland behooren. Het Nederl. deel had in 1840 232, in 1860 260 inw. Er is eene aanzienlijke R.-K. en eene kleine Herv.-kerk, in welke laatste echter sedert den Belgischen opstand geene godsdienstoefening meer gehouden wordt. Het d. is zeer oud: den 1 Juni 992 verbond Hilswindis, Gravin van Strijen, haar goed Baarle aan het klooster te Thorn. Sedert de grensregeling met België in 1843 is eene commissie werkzaam om eene wijziging in het grondgebied te dezer plaatse tot stand te brengen. Het station van den ijzeren spoorweg Tilburg-Tum-hout werd den 1 Oct. 1867 voor het verkeer ontsloten.

Baarle-Boschhoven, zuidel. deel van de N.-Brab. buurt Boschhoven.

Baarlebrug, geh. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau.

Baarle-Nassau, gem. in N.-Brab., ingesloten door de gem. Chaam en Alphen-en-Riel (Nederl.), en Poppel, Weelde, Baarle-Hertog, Wortel, Hoogstraten, Minderhout en Meerle (België). Ook liggen van Baarle-Nassau enclaves in Baarle-Hertog, even als van Baarle-Hertog in Baarle-Nassau.

-ocr page 79-

73

De gem. is groot 7506 bund., alles zandgrond, met vele moerassen. Er is nog veel heide, doch ten gevolge van de ontginningen gedurende vele eeuwen zijn er ook goede akkerlanden, bosschen en weiden. In 1869 waren 1000 bunders met rogge, 175 bund, met haver, 125 bund, met boekweit, 75 bund, met aardappelen, 15 bund, met vlas, 9 bund, met koolzaad en 3 bund, met erwten beteeld, behalve nog ettelijke bund, met beestenvoeder. De veestapel bestond toen uit 140 paarden, bijna 1400 runderen, 140 schapen, 300 varkens, 200 geiten en bokken.

In 1822 telde de gem. 1798, in 1840 1915 en iu 1870 2201 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2198 R.-Kath. en 3 Hervormden.

Behalve een deel van het dorp Baarle, bevat de gem. ook het d. Ulicoten, de buurten Castelré, Loveren, Heikant, Eikelbosch, Nijhoven en Reth, benevens de geh. Baarle-Boschhoven, Groot-Bedaf, Klein-Bedaf, Gorpeind, Heesboom, Heimolen, Heining, Hoogeind, Hoogbraak, Keizers-hoek, Liefkenshoek, Oordel, Eeuth, Schalluinen, Oude-Strumpt, Nieuwe-Strumpt en Veldbraak.

Baarlo, zuidelijk deel van het geh. Stouwe-en-Baarlo, in de Over-ijsselsche gem. Zwartsluis.

Baarlo, noordwestelijk deel van de buurt Kuinderdijk-en-Baarlo, in de Overijsselsche gem. Ambt-Vollenhove.

Baarn, gem. in de prov. Utrecht, wier tegenwoordige uitgestrektheid dagteekent van 1857, toen de gem. de Vuursche daarbij werd ingelijfd. Zij is groot 3320 bund, en wordt omringd door de gem. Eemnes, Bunschoten, Hoogland, Soest, Zeyst, de Bilt en Maartensdijk (Utr.), en Hilversum en Laren (N.-Holl.). Zij wordt doorsneden door de Eem, langs wier oevers men eenige kleigronden aantreft. Naar de zijde van Hoogland liggen enkele veenachtige perceelen, doch, behalve deze geringe uitzonderingen, bestaat de grond uit zand, deels tot schoone akkers, weiden en bosschen ontgonnen, deels nog heide. In 1860 had deze gem. 2322, in 1870 2537 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1875 Ned.-Herv., 17 Waalsch-Herv,, 3 Ev.-Luth., 4 Herst.-Luth., 19 Doopsgez., 20 Cbr.-Ger., 591 E.-Kath., 1 Oud-R. en 7 Ned. Isr. In 1822 had Baarn 1143 en de-Vuursche 250 inw. Een voornaam middel van bestaan der Baarners bestaat in de voordeden, die het verblijf van vele stedelingen gedurende het schoone jaargetijde opleveren. Voorts bloeien landbouw en veeteelt. De gem. telt 2 dorpen, Baarn en de Vuursche, de buurten Zandvoort, Eembrugge, Pijnenburg, Nieuw-Baarn en een deel der buurt Soestdijk, benevens het geh. de Hooge-Vuursche. Behalve het vorstelijk lustverblijf Soestdijk, zijn hier verscheidene groote, prachtige, en vele kleinere lustverblijven.

Het d. Baarn ligt op het oostelijk uiteinde der hooge streek, die zich van de veenen bij Loosdrecht naar de Eem uitstrekt. Het had in 1840 1121 en in 1860 1368 inw. Van 1890, toen Bisschop Flor is van Weve-linkho.en het verscheidene privilegiën schonk, tot op het eind der 15de eeuw werd het onder de steden gerangschikt. Versterkt schijnt het echter nooit geweest te zijn. In den aanvang der 19de eeuw werkte bier de edele Rein-

-ocr page 80-

74

hard Scherenberg tot groot voordeel van alle klassen. Hij bracht veel toe om Baarn te verfraaien, en richtte er eene tapijtfabriek op, die aan vele handen brood verschafte en nog op het eind der regeering van Xoning Willem I haar roem handhaafde. De Herv. kerk is een oud gebouw. De R. K. kerk is een nieuw gesticht, dat sinds 1862 de vroegere kerk te Zandvoort vervangt.

Saarnscbe-Bosch, prachtig bosch, dat zich ten westen en zuiden van het d. Baarn uitstrekt, ongeveer 700 bund, groot. Het heeft twee vijvers te midden van statig geboomte, en wordt door schoone landgoederen, en naar de zijde van de Eem door welige weiden ingesloten.

Baarschot of Baschot, buurt in de N.-Brab. gem. Diessen, in 1840 met 212, in 1860 met 208 inw.

Baarschot, geh. in de N.-Brab. gem. Vlierden.

Baarschot, kast. in de N.-Brab. gem. Esch.

Baarsdijker-polder, pold. in de Zeeuwsche gom. Poortvliet.

Baarsdorp, d. in de Zeeuwsche gem. 's Heer-Abtskerke, op het eiland Zuid-Beveland, in 1860 met 2G inw. en eene Herv. kerk. Zeer geringe overblijfselen wijzen de plaats aan van het Huis te Baarsdorp, dat ten jare 1300 door Graaf Jan I stormenderhand werd ingenomen. De heerl. Baarsdorp had in 1840 102 inw.

Baarsdorp, geh. in de N.-Holl. gem. Berkhout.

Baarsdorp, of de-Drie-Baarsjes, uitgestrekte buurt in de N.-Holl. gem. Sloten, aan de Kostverloren-Wetering, lüet volmolens en warmoe-zerijen.

Baarsdorpermeer, meer in de N.-Holl. gem. Berkhout, dat in 1627 werd droog gemaakt, 155 bund, groot.

Baarstraat, geh. in de Limb. gem. Thorn,

Baarzande, voorm. zandbank bij Cadzand, door de Baar daarvan gescheiden. Vóór en in 1486 bij gedeelten bedijkt, werd dit nieuwe land in 1583 overstroomd, en van 1009 tot 1616 herwonnen. De streek bevat thans de pold. Groot-Baarzande, 481 bund.; Klein-Baarzande, 190 bund.; Jong-Baarzande, 102 bund.

Baasdamsbeek, beek in Overijssel, die onder den naam van Molenbeek in de Loo-Lee valt.

Baast, kast. in de N.-Brab. gem. Oostel- Westel- en Middel-Beers.

Baasterhoeven, geh. in de N.-Brab. gem. Oostel- Westel- en Middel-Beers.

Baat (de), geh. in de Gron. gem. Bierum.

Baat, geh. in de Gron. gem. Kloosterburen.

-ocr page 81-

75

Babberik, buurtsch. in de Geld. gem. Zevenaar, op dc Pruissische grens, met het vernieuwde adell. huis Babberik of Halsaf. De b. had in 1860, met Holthuizen, 696 inw.

Babberspolder, heerl. in de gem. Vlaardinger-Ambacht, in 1840 met 40 inw.

Babiloniënbroek, d. in de N.-Brab. gom. Meeuwen, in 1840 met 250, in 1860 met 211 inw. Het d., dat eeue Herv. kerk heeft, bloeide reeds in 1131, toen Bisschop Andreas van Utrecht de novale tienden aldaar aan de abdij van st.-Truiden schonk.

Babiloniënbroeksche-polder, pold. in de gemeenten Meeuwen en Wijk-en-Aalburg, groot 327 bund.

Baburen, geh. onder 't Friesche dorp Tjerkwerd (Wonseradeel).

Baek, riviertje in Limburg, dat, door de Selzerbeek en Zieversbeek bij Lemiers gevormd, bij Wittem in de Geul valt.

Baenstpolder of Baanstpolder, pold. in de Zeeuwsehe gem. Nieuw-vliet, 60 bund, groot, bedijkt in 1540.

Baerlo, d. aan de Maas, in de Limb. gem. Maasbrec, in 1840 met 395, in 1860 met 561 inw. Het is door veel geboomte en schoone bouwlanden omringd en bevat eene hooggelegene E.-Kath. kerk en het adell. Huis te Baerlo.

Baexem, gem. in Limb., tusschen Neder weert, Heithuizen, Haelen, Hoorn, Heel-cn-Panheel en Grathem. De grond is zand. Langs de noordergrens vloeit de Molenbeek, langs de zuider de Ghoorbeek. De oppervlakte beslaat 910 bund. In 1822 had deze gem. 492, in 1840 576 en in 1870 645 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 643 E.-Kath. en 2 Herv. Rogge en haver zijn de voornaamste producten van den veldbouw, het hoofdmiddel van bestaan der ingezetenen. Vour 1795 behoorde deze gem. aan de vorstelijke abdij Thorn.

Het d. Baexem, aan den weg van Roermond naar Weert, lè uur van eerstgenoemde stad, bevat eene E.-K. kerk, die uit zandsteen is opgetrokken.

Baflo, gem. in de prov. Gron., in het noorden door het Groninger Wad bespoeld en verder bepaald door WarfFum, Bedum, Winsum en Eenrum. Hare grootte is 3246 bund., alles kleiland. Zij bevat 4 dorpen: Baflo, den Andel, Tinallinge en Saaxumhuizen, de buurt Easquert en de geh. Abbeweer, Lutke-Saaxum, Vennen, Hiddingerzijl en Dingen, benevens een ged. van don Noordpolder. De bevolking beliep in 1822 1715, in 1840 2178, in 1870 2352 inw. In laatstgenoemd jaar splitste zij zich in 1949 Herv., 4 Ev.-Luth., 43 Doopsgez., 336 Chr.-Geref. en 20 E.-Kath. De meeste ingezetenen vinden in en door den landbouw hun bestaan.

Het d. Baflo, met eene Herv. en eene Chr.-Ger. kerk, was vroeger

-ocr page 82-

76

de hoofdplaats van het Halve-Ambt. Het werd door den Kersvloed van 1717 deerlijk geteisterd. In 1840 had het 682, in 1860 553 inw.

Bagben, buurt in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 210, in 1860 met 206 inw.

Bagijnenhoek, zuidwestelijk deel van het vlek Boxmeer,

Babr, bannerij in Gelderland, achtereenvolgens in bezit der Heeren van Babr, der Graven van Meurs, der Graven van Egmond en der Graven van Bronkhorst. Door het huwelijk van de eenigo dochter van Graaf Diederik van Bronkhorst, kwam deze bannerij, in de eerste helft der 17de eeuw, aan den Eijngraaf en Prins van Salm-Salm Leopold Filip Carel, wiens nakomelingen haar den Heeren van Westerholt verkocht hebben, welke haar bij verkoop overgaven aan de Staten van Gelderland. In 1471 is de heerlijkheid Lathum daarmede vereenigd geworden.

Babr, buursch. in de Geld. gem. Angerloo, in 1840 met 144, in 1860 met 143 inw. In den hertogelijken tijd stond hier het kasteel Bahr, het stamslot der bannerbeeren van dien naam, dat op Hemelvaartsdag 1495 op last van Hertog Karei van Egmond werd ingenomen en geslecht.

Bajorztmo of Bajaurana, voorm. Friesch vlek, dat in 880 door de Noormannen werd verwoest.

Bajum, of Bayum, d. in de Friesche gem. Hennaarderadeel, in 1840 met 108, in 1860 met 119, in 1870 met 151 inw. De kerk, die den Herv. behoort, bewaart eene oude doopvont.

Bakel, d. in de N.-Brab. gem. Bakel-en-Milheeze, in 1860 met 241 inw. Er is eene R.-Kath. kerk. Reeds ten jare 721 was dit d. bekend. Toen schonk Herelaef er goederen aan den geloofsprediker Willebrord. Het komt in den giftbrief daarvan onder den naam Baclaos voor. In Januari 1511 is Bakel door Gelderschen, in September 1599 door de Spanjaarden geplunderd.

Bakel-en-Milbeeze, gem. in de prov. N.-Brab., tussehen Deume, Vlierden, Lierop, Helmond, Aarle-Eixtel, Gemert, Oploo en Sambeek (N.-Brab.) en Venray (Limb.) Op eene oppervlakte van 7587 bund., bevat het het d. Bakel, de buurt Milheeze, en de geh. Zand, Genenend, Esp, Neerstraat, Nieuwereind, Mathyseind, Benthem, Overschot, Hilakker, Schouw, Ravensgat, Brug, Rijpelberg, Brouwhuis, Kruisschot, Grootel en Kawei. De grond is zand, en in de Peel (in 't oosten der gem.) hoog veen, dat reeds ten deele is afgeveend. Aan de Bakelsche-Aa ligt klei. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, wier aantal in 1822 1549, in 1840 1756 en in 1870 1777 beliep. Onder laatstgenoemde opgave waren 1773 R.-Kath. en 4 Herv. begrepen.

Bakelsobe-Aa, beekje in de gemeenten Denrne en Bakel, dat uit de Peel komt en in de Aa of Ade valt.

Bakenberg, prachtig landgoed in de gem. Arnhem.

-ocr page 83-

77

Bakendorp, heerl. en geh. in de gem. Baarland, in 1840 met 51, in 1800 met 41 inw. Er is een overzetveer van Zuid-Beveland naar Z eenwsch-Vlaanderen.

Bakenes, voorm. d. in Kennemerland, dat in de eerste helft der 14de eeuw bij Haarlem is getrokken.

Bakenhage, voorm. havez. in de Overijsselsche gem. Ambt-Helden, het stamhuis der Heeren van Bake, Baeke of Baecke, die reeds in 1267 in de gesch. voorkomen.

Bakervond, geh. in de N.-Brab. gem. Goirle.

Bakerweerd, of Baakerweerd, geh. in de Geld. gem. Steenderen.

Bakhuisterhoog, gedeelte van een hoogen zandrug in Gaasterland, bij Bakhuizen.

Bakhuizen, d. in de Friesche gem. Gaasterland, met eene E.-Kath. kerk. Het vormt in administratieven zin met Mirns één dorp, ofschoon beiden meer dan i uur van elkander verwijderd liggen. Zij hadden in 1840 te zamen 572 en in 1870 812 inw.

Bakkersdam, dam in Zeeland, 1789 door het Coxysche-Gat gelegd, waardoor Cadzand aan den vasten wal werd gehecht.

Bakkershagen, schoon landgoed in de Z.-Holl. gem. Wassenaar, thans met de Paauw één geheel uitmakende, dat aan Prins Frederik der Nederlanden toebehoort,

Bakkerskil, een der voornaamste killen van den Biesbosch, onder Werkendam, de Werken c. a. en Dnssen.

Bakkeveen, dorp, in administratieyen zin onder het Friesche dorp Duurswoude behoorende. Het ligt niet ver van de Drenthsche grens, in een fraai, boschrijk oord. Siard, abt van Mariëngaard, stichtte er ten jare 1225 den uithof Mariënhof, die het middelpunt werd van eene buurt. Later werd er ook eene kapel gebouwd. Doch in den Spaanschen tijd verminderde Bakkeveen door de plunderingen der krijgslieden tot een gehucht van 2 huizen. Naarmate echter in volgende jaren do Dragtster-vaart werd verlengd, verhief zich het oude Backefene, zoodat het van lieverlede weder in eene aanzienlijke buurt werd herschapen, die in 1S60 432 inw. telde. In 1856 is er eene Herv. kerk met pastorie gesticht, nadat het twee jaren te voren een eigen hulpprediker had bekomen.

Bakkeveenstervaart, zuidoostelijk deel der Dragtstervaart.

Bakkum, heerl. in de N.-Holl. gem. Castricum, waarvan het 't noordelijke deel uitmaakt. Oorspronkelijk een deel van Egmond, had Bakkum eenige eeuwen een zelfstandig bestuur gehad, toen het ten tijde van Keizer Napoleon bij Castricum werd ingelijfd. De heerl. bevat de oude buurt Bakkum, waar in den grafelijken tijd eene kapel stond, en eenige verstrooide huizen. Men telde er in 1811 110 en in 1840 176 inw. Koning Willem I bezat hier vele woeste gronden, die hij zorgvuldig heeft doen ontginnen.

-ocr page 84-

78

Balg, vaarwater in de Zuiderzee, dat het Amsteldiep met het Marsdiep vereenigt.

Balgerijt, waterloop in de gem. Alkemade, van den Kever naar het Kagermeer.

Balgoy, d. in de Geld. gem. Balgoy-en-Keent, in 1840 met 171, in 1860 met 196 inw. Het ligt aan de Maas, heeft eene nette Herv. kerk en grondslagen van een in 1672 verwoest kasteel.

Balgoy-en-Keent, gem. in de prov. Gelderland, aan de Maas, palende aan Wijehen en Over-Asselt (Geld.) en aan Reek, Herpen en Huisseling (N.-Brah.). Zij heeft slechts 640 bnnd. oppervlakte, alles kleigrond, en bevat de dorpen Balgoj en Keent, het eerste met eene Herv., het tweede met eene E.-Kath. kerk. In 1822 had deze gem. 366, in 1840 406, in 1870 443 inw. Bij de telling in 1860 onderscheidde de bevolking zich in 390 E.-Kath., 12 Herv. en 1 Ev.-Lnth. De landbouw is er de hoofdbron van welvaart.

Balgzand, droogte in de Zuiderzee, reikende van het Marsdiep tot den Anna-Paulownapolder. Door het Amsteldiep is het van Wieringen gescheiden.

Balinge, geh. in de Drenthsche gem. Westerbork.

Balk, d. in de Friesche gem. Gaasterland, waaraan het ten hoofdplaats strekt. Het ligt aan de beide zijden van de Lits, een watertje dat in het Slotermeer uitloopt, en tevens aan het einde eener heuvelachtige heide. In 1840 had het 1344, in 1870 1444 inw. Er zijn 3 kerken, één Herv., één Doopsg. en één R.-Kath. De Balker Doopsgez. werden nog in 1S53 door liefdepredikers gesticht. Doch nadat in dat jaar twee vijfden der leden naar Amerika waren vertrokken, omdat het Nederl. gouvernement hun verzoek niet inwilligde, hun vrijheid van wapendienst te verleenen, sloten de overigen zich bij de algemeene Doopsgezinde-Societeit aan. Gemeentehuis, winkels en woongebouwen van Balk getuigen van de welvaart der ingezetenen, die meerendeels landbouwers zijn, doch ook door koophandel en scheepvaart vooruit komen.

Ballast (de), geh. in de Drenthsche gem. Coevorden, in 1840 met 49, in 1860 met 60 inw.

Ballerkule of Ballerkoele, een laag langwerpig vierkant, van 32 el lengte bij 28 el breedte in de Drenthsche gem. Holde, tusschen het hoofddorp en de buurt Ballo. Deze kuil is omringd door een aarden wal van gemiddeld 10 el breed. De hoogte daarvan is van het buitenveld gemeten 2,6 tot 3 el, doch van bet binnenplein slechts 1.5 tot 2 el, zoodat het grondvlak, van den kuil zelf hooger is dan de omringende heide. Aan den noordwester hoek van dezen wal is eene doorsnede, ter breedte van 4 el, die men als den ingang kan aanmerken. Men beschouwt dien kuil als de plaats waar in de middeleeuwen en later, namelijk tot in de eerste tijden der Republiek, de Etten, „de Wijsheid van den Landequot; bijeenkwamen om recht te spreken. Van de aarden zitbanken waarop de rechters plaats namen,

-ocr page 85-

79

schijnt nog een overblijfsel te zijn in een platten wal aan de zuidzijde van den zuidwal die, evenwijdig met deze, bij 25 el lengte, 4 el breedte en 1 el hoogte heeft.

Ballo, buursch. in de Drenthsche gem. Rolde, in 1811 mei 165, in 1840 met 211 en in 1860 eveneens met 211 inw. Naar het noordwesten ligt een geschonden hunebed, naar het zuidoosten de bovenbeschreven Ballerkule. quot;Voorts vindt men in de nabuurschap vele oud-Germaansche grafheuvelen.

Ballum, d. op het Friesche eiland Ameland, met eene Hen-.- en eene Doopsgez. kerk. In 1840 had het 289, in 1870 351 inw. Tot 1810 stond er het kasteel Camminghaburg, Cambuur of Oud-Blokhuis, waarvan het laatste overblijfsel in 1829 is gesloopt. De vroegere kerk bevatte de versierde graven der Cammingha's. Onder Willem I was hier eene koninklijke paardenstoeterij gevestigd.

Balmahuizen, geh. in de Gron. gem. Oldehove.

Balsvoort, groot landg. met boerenhoven, op de grenzen der N.-Brab. gem. Boxtel, Oisterwijk, Oirschot en Haaren, aan de Beerse.

Balversche-Hoek, wijk van het Geld. d. Oosterholt (gem. Valburg), met het perceel de Hooge-Hof, waar bij uitgravingen grondslagen van oude gebouwen en vele urnen worden gevonden.

Bamestra, oude naam van de Beemster, of wel van een stroom die daardoor liep.

Band (het), geh. bij het Friesche d. Oudetra (Wymbritseradeel).

Banenheide of Bahnenheyde, geh. in de Limb, gemeenten Wit-tem en Bocholtz, in 1860 met 97 inw., t. w. 62 in de eerst- en 35 in de laatstgen. gemeente.

Bangert, of de Bangert, buurt in de N.-Holi. gemeenten Blokker en Zwaag, in 1840 met 162 inw., van welken 87 onder Blokker en 75 onder Zwaag. In den grafelijken tijd stond hier het klooster Betlehem. Be Bangert is in N.-Holl. bekend om zijne voortreffelijke aalbeziën.

Bangert (de), geh. in de N.-Holl. gem. Andijk.

Bangeweer, geh. in de Gron. gem. Hoogkerk, op de Drenthsche grens.

Banholt, buurt in de Limb. gem. Mheer, in 1840 met 471, in 1860 met 457 inw. Het is dorpswijze gebouwd op een hoogen, vruchtbaren grond.

Banjaard, droogte op de westzijde van het Zeeuwsche eiland Schouwen, bestaande in de Zeehondenplaat, Wijnbol, 't Nieuwe-Zand enz.

Banjaart, voorm. kasteel in de gem. Velsen, achter de lustplaats Westerhout. Het werd in 1203 door het volk van Lodewijk Graaf van Loon in

-ocr page 86-

80

brand gestoken. Tot het midden der 18de eeuw zag men nog grondslagen daarvan, die sedert door de duinen overstoven zijn.

Banken (de), geh. in de N.-Holl. gem. Uithoorn.

Banken van st.-Servaas, 11 voorm. heerlijkheden binnen den omtrek van 't oude hert. Limburg, en bisdom Luik, die aan het kapittel van st.-Servaas te Maastricht toebehoorden. Zij stonden uit dien hoofde eerst onder de souvereiniteit des Brabantschen Hertogs en sinds 1632 onder die der Staten van de Vereenigde-Nederlanden. Slechts twee dier banken behooren thans tot Nederland: Schoole of Tweebergen en Heer-en-Cadier (Limb ). De overigen, met de beide genoemden in 1795 aan het Departement der Neder-Maas (Meuse-Inférieure) gekomen, maken nu een deel van het Belgisch grondgebied (Limburg en Luik) uit; t. w. Zepperen, Mechelen-en-Daal-Grimby, Vlijtiugen-Lafeld-en-Ellicht, Hees, Sluise, Ko-ninxheim, Groot-Loon en Bernau.

Bankrasmeer, meertje in de gem. Nieuwer-Amstel, nabij Over-Onderkerk.

Bantumerzijl, sluis onder het Fr. dorp Kimswerd (Wonseradeel).

Barchem, d. in de Geld. gem. Laren, in 1840 met 346, in 1860 met 400 inw. Het was vroeger eene buurt, die in 1861 door het bouwen eener Herv. kerk in de rij der dorpen is gekomen. Het ligt zeer fraai aan den Lochemerberg.

Barendonk. adell. huis in de N.-Brab. gem. Beers,

Barendrecht, d. in de Z.-Holl. gem. Oost- en West-Barendrecht, met eene oude Herv. kerk, die een nieuwen, zwaren toren heeft. Deze kerk schijnt in 1370 gesticht te zijn en is in 1787 deelswijze vernieuwd.

Bargenheem, plaats in de Gron. gem. Stedum, waar weleer een slot heeft gestaan.

Bargermeer, voorm. meer in de Drenthsche gem. Emmen, dat ten gevolge van het graven van het Oranjekanaal verdwenen is.

Bargerveenen, uitgestrekte veenstreek in de Drenthsche gem. Emmen, waar in den jongsten tijd een snelle vooruitgang plaats vindt, sinds het Oranjekanaal werd gedolven.

Barkela-sloot, oude veenscheiding tusschen Onstwedde en de Pekela.

Barkwerd, geh. onder 't Friesche d. Kubaard (Hennaarderadeel).

Barlage, geh. in de Gron. gem. Onstwedde.

Barlake, geh. in de N.-Brab. gem. Fijnaart.

Barlham, havez. in de Geldersche gem. Ambt-Doetinchem,b!j Dichteren.

Barlo, buurtschap in de Geld. gem. Aalten, in 1840 met 619, in 1860 met 573 inw.

Barndegat, geh. in de N.-Holl. gem. Oost-Zaan.

-ocr page 87-

81

Barndegat, of Barndegattermeer, inham van het IJ aan de

Noordkust, doch onder de gem. Amsterdam behoorende, waarvan liet den uitersten noordwesthoek vormt.

Barnegaten, geh. in de Gron. gem. Leens, nabij Warfhuizen.

Barneveld, gem. in Gelderland, ingesloten door de gem. Hoevelaken, Nijkerk, Putten, Ermelo, Apeldoorn, Ede en Scherpenzeel (Geld.) en Renswoude, quot;Woudenberg, Leusden en Stoutenburg (Utr.). Hare grootte beloopt 17,606 bund., zijnde de bodera er diluviseh zand met gerolde steenen. Door de westerhelft kronkelen verscheidene beken, die tot de bronnen van de Eem behooren, t. w. de Groote-Barneveldsche-beek, de Esvelderbeek, de Modderbeek, de Glinderbeek, enz. In 1822 had deze gem. 4637, in 1840 5293 en in 1870 6169 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men de bevolking in 5278 Ncd.-Herv., 3 Waalseh-Herv., 1 Rem., 28 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 8 Doopsgez., 9 Ev.-Luth., 3 Herst. Luth., 1 Angl., 645 R.-Kath., 28 Ned.-Isr., 1 Port.-Isr. en 1 ongenoemde. De landbouw is hot hoofdbedrijf der ingezetenen. In 1869 waren 1340 bund, met rogge, 167 met haver, 1354 met boekweit en 303 met aardappelen beplant. Voorts zaait men er knollen, veevoeder, enz. De veestapel bestond toen uit 637 paarden. 3701 runderen, 5811 schapen, 2412 varkens, 561 bokken en geiten. Het aantal bijenkorven werd op 2821 berekend. De gem. bevat de d. Barneveld, Voorthuizen, Garderen en Kootwijk, benevens de buurten Esveld, Kallenbroek, Glinde, Zeumeren, Harselaar, Zwart-broek, Stroe, Essen, Garderbroek en Kootwijkerbroek, eindelijk een deel van het d. Achteveld.

Het d. Barneveld, een der schoonsten van de Veluwe, had in 1840 1438, in 1860 lG9fi inw. De voorn, gebouwen zijn de schoone havczathe de Schaffelaar, de Herv. kerk, met eene marmeren tombe ter cere van Lucas Willem Baron van Essen, en de R.-Kath. st.-Catharinakerk. In de geschiedenis is Barneveld bekend door de zelfopoffering van Jan van Schaffelaar (1482).

Barneveldsche beken, twee beken, die door de namen Groote- en Kleine-Barneveldsche-Beek van elkander onderscheiden worden.

Bamwerd, buurt In de Gron. gem. Oldhove, op eene hooge wierde, in 1840 met 114 inw.

Baronsbergen, naam waaronder de buurt Brunsbergen, in de Geld. gem. Warnsveld, dikwijls voorkomt.

Barradeel, gem. in Eriesl., die, in het westen en noordwesten door de Zuiderzee bespoeld, naar de landzijde door dc gem. de Bildt, Menal-dumadeel, Franekeradeel, Franekcr en Wonseradeel wordt bepaald. Voorts wordt de aan de kust gelegene gem. Harlingen naar de landzijde door haar ingesloten.

Barradeel is groot 6109 bund., zijnde de grond eene zandige, vruchtbare klei, die uitmuntend bouwland oplevert.

6

-ocr page 88-

83

Dc gem. is administratief afgedeeld in 9 dorpen, zijnde Almenum. Firdgum, Klooster-Lidlum, Minnertsga, Oosterbierum, Pietersbierum, Sex-biorum, Tjummarum en Wijnaldnm, van welken echter in gcographischen zin Firdgum thans sleehts ecno baurt uitmaakt, Almenum eene voorstad van Harlingen vormt, en Klooster-Lidlum slechts een geh. kan heeten.

In 174'! telde Barradeel 3051 ingezetenen, in 1832 4285, in 1840 5481, in 1870 7225. In laatstgenoemd jaar onderscheidden zij zich in 0344 Ned.-Herv., 8 Ev.-Luth., 7 Herst.-Luth., 130 Doopsgez., 483 Chr. Geref., 244 R -Kath.

Do landbouw is do voornaamste bron van welvaart der gem. In 1869 waren 450 bund, met tarwe, 08 bund, mot rogge, 299 bund, met wintor-gerst, 17 bund, met zomergerst, 208 bund, met haver, 109 bund, met boonen, 49 bund, met erwten, 1382 bund, met aardappelen, 124 bund, met winterkoolzaad, 11 bund, met zomerkoolzaad, S3 bund, met kanarie-zaad, 56 bund, met cichorei en 728 bund, met vlas bezet. Voorts verbouwde men er voedergewassen voor het vee. Het weiland besloeg 769 en het hooiland 1310 bund. Do veestapel beliep 931 paarden, 2772 runderen, 1891 schapen, 325 varkens, 42 bokken en geiten.

De fabrieksnijverheid is alleen onder Almenum van belang. Zij levert voornamelijk kalk, steen, pannen, tras, olie en planken.

Er zijn 0 kerk. gem. der Hervormden: Minnertsga, Tjummarum-en-Firdgum, Oosterbierum, Sexbierum, Pietersbierum en Wijnaldum. De Chr. Ger. hebben er 2 gem.: Sexbierum en Minnertsga.

Het getal openbare scholen beloopt 9.

De hoofdplaats der gem. is Sexbierum. quot;Vroeger was het Minnertsga, doch onder de Republiek, even als onder Koning Willem I tot 1832, vergaderde het grietenijbestuur op het Raadhuis te Harlingen. In den Franschen tijd was deze gem. in 3 deelen gesplitst, vormende dc mairie Minnertsga, de mairie Sexbierum en het westelijkst deel der mairie Almenum.

Barrahuis, of Barrastins, voorm. stins bij hctFriesche dorp Wirdum. Bij eene wet van 1406 werd bepaald, dat de staten en regters van Oos-tergoo te Barrahuis hunne vergaderingen zouden houden.

Barrepolder, pold. in de Z.-H. gem. Zoeterwoude en Hazerswoude, 240 bund, groot.

Barrewinkel, geh. in de N.-Brab. gcm. Aalst.

Barreveld, boerderij, herberg en tolhuis op de grenzen van Groningen en Drenthe, in de gemeenten Wildervank en Gieten.

Barrum, geh. bij het Friesche d. Tjum (Franckeradeel).

Barsbeek. buursch. in dc Overijsselsche gem. Ambt-Vo'lenhovo. in 1840 met 652, in 1860 met 1001 inw. In Aug. 1336 viel hier een hevig gevecht voor tusschen de Geldcrschen en Friezen, en in 1522 een tusschen de Vollenhovenaars en de Gelderschen.

-ocr page 89-

88

Barsbekerpolder, pold. in de Overijsselscho gem, Ambt-Vollcnhovc, 528 bund, groot.

Barsbekerzijl, sluis in den Barsbekcrdijk, aan den inham der Zuiderzee, die zieh van Genemuiden in de richting naar Vollenliove en oostwaarts naar het Zwartewater uitstrekt.

Barsingerhorn. gem. in N.-Holl., palende aan Wieringerwaard, Schagen, Oude-Niedorp, Nieuwe-K iedorp, Winkel en de Zuiderzee, 20S1 bund, groot. De grond bestaat uit kleilanden, die meorondeels lot weiden, doch deels ook tot bouwland dienen, weshalve veeteelt, zuivelbereiding en landbouw er de hoofdbronnen van welvaart uitmaken. In 1822 had deze gem. 1290, in 1S40 HiSt en in 1870 235't inw. Bij de telling van 1860 onderscheidde de bevolking zich in 1735 N.-Herv., 12 Christ.-Afg. (Chris.-Gcr.), 225 Doopsgez., 13 Ev.-Luth., 112 R.-Kath., 3 Isr. en 3 ongenoemden. De gem. bevat do d. Barsingerhorn, Kolhorn en Haringhuizen, de geh. Kreil, en de Horn, benevens den Waardpolder, het noordelijkst deel der Waard-Groet-gronden.

Hot dorp Barsingerhorn is in do lengte gebouwd aan den weg van Schagen naar Kolhorn. De Herv. kerk staat in het oosten, de Doopsgez. kerk in het westen, het bouwkundig merkwaardige Raadhuis (dat van 1622 dagteekent) in het midden. In 1840 had Barsingerhorn 926, in 1860 1013 inw. Ten jare 1415 werd dit dorp, in vereeniging met Haringhuizen, door Graaf Willem tot eene stede verheven. De Heercn van Schagen hebben dit stedereeht bevestigd.

Barsingerhorn, pold. in de N.-Holl. gem. Barsingerhorn, 964 bunders groot.

Barsum, goh. onder het Priesche d. Lollum (Wonseradeel).

Bartelehiem, of Barlehiem, geh. bij het Fricsche dorp Oudkerk (Tietjerksteradeel).

Bartelemeet, of Bartelmoer, pold. in de Zeeuwsche gem. Poortvliet, 63 bund, groot.

Bartengen, oude naam dor Utrochtsohe heerl. Portengen.

Barwoutswaarder, gem, in Z.-Holl., aan do zuidzijde van den Rijn, door de gem, 'Woerden, Rietveld en Waarder omringd. Zij bestaat uit de polders Barwoutswaarder en Bekenes, en bestaat uithoofde van den rijken kleibodem, uit schoon wei- en bouwland. De gem. is groot 382 bund. Zij telde in 1822 465, in 1840 5S4, in 1870 6S8 inw. In 1860 onderscheidde men de bevolking in 459 Herv., 2 Rem , 1 Chr.-Afg., 186 R.-Kath. en 7 ongenoemden.

De buurt Barwoutswaarder had in 1840 366, in 1860 410 inw.

Barwoutswaarder, pold. in de Z.-Holl. gem. Barwoutswaarder 263 bund, groot.

6*

-ocr page 90-

84

Bassekil, een der killen van den Biesbosch, in Zuid-Holland.

Basselt, adell. h. bij het Geld. d. Twello.

Bastiaan-de-Langepolder of Sebastiaan-de-Langepolder, pold. in do Zeeuwsehe gem. Arnemuiden, het noonVivestelijk deel van het eiland Bastiaan-dc-Lango-en-Calandpolder, 75 bund, groot.

Bastiaan-de-Lange-en-Calandpolders, eilandje in de Zeeuwsehe gem. Arnemuiden, door het Veersche-Gat, het Sloe, de Schengen, de Piet en de Zuidvliet van Walcheren, Zuid-Beveland en Noord-Beveland, geseheiden. Het noordwestelijk deel (do Bastiaan-de-Langepolder) is in 1S47, hot zuidoostelijk deel (de-Calandpolder) in 1857 op de stroomen gewonnen. Het eiland beslaat 157 bunders.

Bataafsche-Bepubliek, naam die ons Vaderland van 1793—1806 droeg.

Batenborg, goh. in do Gron. gem. Appingedara.

Batenborg, voorm. burg bij het Gron. d. Maarhuizon.

Batenburg, kerk. ring der klassis van Nijmegen, bevattende do 10 gom.; Altforst-on-Appeltern, Uatenburg en-Niftrik, Bergharon-en-Hernon, Afferden-Drnten-en-Deost, Horsson, Maasbommel-en-Alphon, Puiflijk-en-Leeuwon, Wamel-en-Droumel, Winssen, Wijehen-en-Leur, met 14 kerken en 10 predik.

Batenburg, gom. in Gelderland, langs de Maas, tussehon de gom. Appeltern, Borgharen en Wijchen (Geld.), en Dieden, Ravestoin on Huis-soling (N.-Brab.). Hare grootte beloopt 738 bund., alles kleigrond. In 1822 had deze gom. 522, in 1840 077, in 1S70 6U0 inw. Bij de volkstelling van 18()0 was do bevolking onderscheiden in 114 Ned.-Horv., l Waalsch-Horv., 1 Ev -Luth., 576 R.-Kath. on 8 Isr. De landbouw is het hoofdbedrijf dor ingezetenen. Behalve het steedje Batonburg, bevat de gom. de buurtsch. Lienden, benevens de goh. Hoof, Ham en Laak.

De hoerl. Batenburg, een der oudsten van Gelderland, maakte een der vier bannorijen uit. De Hoeren van Batenburg worden reeds in lOSO vermeld. Door hot huwelijk der erfdochter Johanna van Batonburg met Willem van Eronkhorst kwam de heerl. in oen ander geslacht. Genoemde Hoor Willem werd in 1317 door den Keizer met do aangehuwde heerl. beleend. In 1641 erlangde het grafelijk Huis van Horne of Hoorne Batenburg, en op het eind der 17de eeuw worden do Graven van Bontheim en Steinfurt bezitters.

Hot steedje Batenburg telde in 1840 441, in I8i;0 480 inw. Het had vroeger twee poorten, en was toen door breede grachten omringd. Thans bestaat het uit eene straat, die zich van don Maasdijk in noordwestelijke richting naar het binnenland uitstrekt. De belangrijkste gebouwen zijn do Herv. en de R.-Kath. kerk. Verder ziet men cr nog eenige overblijfselen van het oude slot Batenburg, dat in 1497 door Albert van Saksen werd

-ocr page 91-

85

ingenomen. De Staatschen wonnen het in 1582, 1586 en 1600. In 1795 werd het door do onvoorzichtigheid eener Fnmschc ambulance in brand gestoken.

Satestein, oud-adell. hofstede bij het Utr. dorp Harmeien, eens de eigendom van den Hoo^leeraar Petrus Burmannus,

Satestein, voorm. kasteel te Vianen, in 1370 gesticht, doch in het midden der vorige eeuw door brand verwoest en sedert gesloopt.

Bath, heerl. op het eiland Zuid-Beveland, waarin tot 1539 een dorp van denzelfden naam lag. Toen echter gingen beiden door overstrooming verloren. In 1773 is weder een deel der oude heerl. ingedijkt geworden. Zij is thans 123 bund, groot en vormt een deel dor gem. Fort-Bath-en-Bath.

Bathmen, gem. in Overijssel, bepaald door de gem. Diepenveen en Holten (Overijssel), en Gorssel (Geld.), met eene oppervlakte van 2700 bunders. De grond bestaat meerendcels uit diluvisch zand, doch aan de Schipbeek en de Dortherbeek ligt klei. In 1840 had deze gem. 1507, en in 1870 1537 inw. Ten jare 1822 was zij nog met Holten vereenigd. In 1870 onderscheidde men de bevolking in 1451 Ned.-Herv., 3 Doops-gez., 5 Chr.-Geref., 70 K.-Kath. cn 8 Isr. Landbouw, veeteelt en handel in veldproducten zijn er de voornaamste middelen van bestaan. De gem. bevat het d. Bathmen en de buurtschappen Dortherhoek, Zuidloo en Loo.

Het d. Bathmen, IJ u. ten oosten van Deventer, ligt verstrooid en is onregelmatig aangelegd. Het had in 1840 484, in ISBO 525 inw. In de kerk, de eigendom der Herv. gemeente, werden onlangs merkwaardige muurschilderingen ontdekt.

Batinge, voorm. havoz. in de Drentsche gem. Dwingeloo. Zij had eene afzonderlijke kapel, in eene zaal van het gebouw, waar na de herroeping van het edict van Nantes die Fransche vluchtelingen welke zich te Dwingeloo hadden neergezet, godsdienstoefening hebben gehouden.

Battenoord, geh. in de Z.-Holl. gem. Nieuwe-Tonge, met een overzetveer op Bruinisse (Duiveland).

Battenoord, pold. in de Z.-Holl. gem. Nieuwe-Tonge, bedijkt in 1455, 3(53 bund, groot.

Baukens, voorm. burg bij hot Gron. dorp Wciwerd.

Bautscb, geh. in de Limb. gem. Heerlen.

Bavel, d. in de N.-Brab. gem. Ginneken. Het had, met de daaronder behoorende buurten en geh., in 1840 809, in 1800 781 inw., waarvan in het d. zelf geen vierde deel. De kerk behoort thans den R.-Kath. Zij werd in 1310 tot eene kerspelkerk verheven. Den 22 Mei 1299 werd over de tienden te Bavel eene overeenkomst gesloten tusschen de abdis van Thorn en den pastoor van Gilze.

-ocr page 92-

86

Bavelsbeek, beek onder ile Overijssclsche gemeenten Vriezenveen en Tubbergeu, die in de Hollandseho-Graven valt.

Bavetna, voorm. state bij het Friesche dorp Akmaryp•

Bavinksvaart, klcino vaart in de gem. Ambt-Almelo.

Bavoort, gch. in de Utr. gem. Leusden.

Bazeldijk, dijk in den Alblasserwaard (Z.-Holl.), van Meerkerk tot den Arkelschen-Dam reikende. De huizen langs dien dijk vormen eene buurtschap, deels onder de gem. Hoog-Blokland, deels onder Meerkerk. In 1840 had het eerstgenoemde deel 190, het tweede 137 inw.

Bazeldouk, plaats in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch, waar het klooster Hemelspoort heeft gestaan.

Bazuin, geh. in de Drenthsche gem. Zuidwolde.

Bedaf, of Zandberg, buurt in de N.-Brab. gem. Uden, op de grenzen van Nistelrode, metin 1840 656, in 1860 559 inw. De kleine R. Kath. gemeente alhier vormde tot 1848 een rectoraat van het bisdom 's Hertogen-bosch, doch in 1845 werd dit rectoraat naar het naburige Vorstenbosch over-gebragt, waar 3 jaren te voren eene nieuwe R -Kath. kerk was gesticht.

Bedafsche-heide, heideveld bij de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau, met vele grafheuvelen uit den oud-Germaanschen tijd.

Bedijkte-Leek, pold. in de N.-Holl. gem. Berkhout, in 1633 nieuw gewonnen, ruim 9 bunders groot.

Bedum, gem. in de prov. Groningen, ingesloten door de gem. Kantens, Middelstum, Stedum, ter Boer, Noorddijk, Adorp, Winsum en Baflo. Hare oppervlakte, die 5037 bund, beloopt, wordt Joorsncdcn door het Boter-diep en het Westerwijtweerdermaar. Hare bevolking, die in 1822 uit 2723 inw. bestond, was in 1840 tot 3186 en in 1870 tot 4181 gestegen. In laatstgenoemd jaar bestond zij uit 3167 Herv., 16 Ev.-Luth., 42 Doopsgez., 1 Rem., 557 Chr.-Geref. 393 R.-Kath. 4 Isr. en 1 ongenoemde. De landbouw is het hoofdtedrijf der ingezetenen. Voorts houden zij zich bezig met veeteelt, handel in veldproducten ea cenigen fabriekarbeid, waarvoor door de gem. eenige molens zijn gebouwd. Bedum bevat de d, Bedum, Onderdendam, Noordwolde en Zuidwolde, de buurten Westerdijks-horn, Onderwlerum, ter Laan en de Oosterhuizen, een gedeelte van de buurt Noorder-Hoogebrug, de geh. den Haver, het Reidland, Ellerhuizen, het Roodewold en Beijum, benevens een deel van Lutkewoude.

Het d. Bedum, aan het Boterdiep, had in 1840 1051, in 1860 1099 inw. Het is eene oude plaats, die thans 3 kerken heeft: eene Herv., eene Chr.-Geref. en eene R.-Kath. De Herv. kerk hoeft een der hoogste torens van de Ommelanden. Te Bedum werd in 837 de geloofsprediker Walfridus door de Koermannen om het leven gebracht. In 1336 werd dit dorp door de Gelderschen, onder Meindert van der Ham, verbrand.

-ocr page 93-

87

Beegden, gem. in het hert. Limburg, aan de Maas, tusschen de gem. Roermond, Hom, Heel, Linne en Herten. Zij is 933 bund, groot, zijnde de grond in het noord-westen zand, in het zuid-oosten klei. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, wier aantal in 1822 474, in 1840 611 en in 1870 661 beliep. Er zijn geene andere dan R.-Kath. inwoners. Behalve het d. Beegden, bevat de gem. slechts twee geh.; Apenbroek en Hatenboer.

Het d. Beegden ligt 1 uur van Roermond, te midden der bouwlanden, die hier de Maas bezoomen. Het heeft eene R.-Kath. kerk en overblijfselen van een oud kasteel. In 1643 woonde Jonker Gillis van Baexem op het Huis te Beegden. Den 16 Juni 1676 werd Beegden door den Luikschen Bisschop aan Heer Karei Crol voor 20U0 kronen verpand. In 1690 was Heer Fostier pandheer van Beegden. In I860 bevatte het d. Beegden alleen 611 inw., terwijl het overige der gem. er niet meer dan 31 telde.

Beek, gem. in Limburg, door de gem. Sittard, Geleen, Spaubeek, Schimmert, Ulestraten, Geul, Elsloo, Stein en Urmond ingesloten. Hare oppervlakte, die door Limburgsche klei wordt gevormd, beloopt 1872 bunders. In 1822 had zij 2086, in 1840 2380 en in 1870 2618 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 41 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 2535 R-Kath. en 41 Isr. — De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, zijnde tarwe liet voornaamste veldproduct. Daarnevens worden echter ook rogge, haver, aardappelen, boekweit, gerst enz. ingeoogst. Aan bewoonde plaatsen bevat de gem. het d. Beek, benevens de buurten Geverik, Groot-Genhout, Klein-Genhout, Kelmond, Neerbeek en Oensel. Op het einde dor 15de eeuw leed deze gom., even als hare naburen, veel overlast van de Heeren vau Argenteau de la Marck en andere roofridders. In 1661 werd zij bij het verdoelen van het Land van Overmaze den Staten der Vereenigde-Nederlanden toegevoegd.

Het d. Beek, 2 uren van Maastricht, is een aanzienlijk, schoon dorp, met eene groote R-Kath. en eene nette llerv. kerk. In 1840 had het 939, in 18Ö0 1090 inw.

Beek, eenzaam d. in do Geld. gem. Bergh, aan de westzijde van het hooggelegen Bergherbosch, m het midden van heide- en bouwlanden. Ofschoon men tot Boek in 1840 573, in 1S60 1025 inw. rekende, is de dorpskom zeer klein. Het heeft eene R.-Kath. kerk.

Beek, d. in de N.-Brab. gem. Beok-en-Donk, in 1840 met £70, in 1860 met 285 inw., met eene R.-Kath. kerk en het kasteel Eikenlust. Het dorp is in 1598 en 1599 door de Spanjaarden, en in 1672 en 1673 dooide Fransehen deerlijk geteisterd.

Beek, d. in de N.-Brab. gem. Princenhage, wier oude kapel in 1790 tot eene parochiekerk werd verheven. Behalve deze R.-Kath. kerk, telde het d. in 1840 80 en in 1860 118 huizen. De bevolking beliep in genoemde jaren 545 eu 631.

-ocr page 94-

88

Beek, d. in de Geld. gem. Ubbergen, op do Pruissische grens en op de helling der bergketen, die zich van Cleve tot Nijmegen uitstrekt. Men telde er in 1840 715, in 1860 897 inw. Het is een verrukkelijk schoon oord, waar bergen en dalen elkander op het bevalligst afwisselen. Behalve de voordeelen, die het verblijf van vele vreemdelingen verschaft, bestaan de inw. van landbouw, veeteelt, wasschen en linneableeken. De Herv. kerk is zeer oud, de R.-Kath. ruim en fraai. Ten tijde der Romeinen lagen hier verschillende cohorten in kwartier. Nog in de 14de eeuw was Beek onderhoorig aan Cleve; doch nadat het aan de Heeren van Groesbeek is gekomen, werd het van de Geldersche Hertogen ter leen gehouden.

Beek, of Beeken, geh. in de Limb. gem. Venray, nabij Merselo, in 1860 met 59 inw.

Beek (de), prachtig landgoed bij het N.-Holl. dorp Bloemcndaal.

Beekbergen, d. in de Geld. gem. Apeldoorn, aan den grooten weg van Arnhem naar het Loo, welks bew. (in 1860 495) hun bestaan vinden in landbouw en het vervaardigen van papier. Er is eene Herv. kerk.

Beekberger-bosch, voorm. bosch, waarvan de laatste boom in de lente van 1871 is geveld. Het bosch was wellicht het eenige natuurwond van ons Vaderland, dat het tegenwoordige geslacht kende en beroemd om de weelderigheid van zijn plantengroei. Slechts met moeite kon men er in doordringen, daar men gevaar liep om in den weeken, moerassigen grond te verzinken. Midden tusschen de hooge olmen, eiken en essen, tierde in het schoone jaargetijde een overvloed van braam- en boschbeziën, frambozen, bloemen en heesters. Hier en daar verhieven zich zandige hoogten (horsten), en behalve ander gevogelte bouwden reigers, goudvinken en nachtegalen er hunne nesten. Het is thans in bouwland herschapen.

Beek-en-Donk, gem. in N.-Brabant, die. door de gem. Erp, Gemert, Aarle-Rixtel en Lieshout wordt omringd cn 1671 bund, oppervlakte heeft. Het grootste deel is diluvisch zand, doch in het oosten, aan de Aa en Kleine-Aa ligt klei. In 1822 had deze gem. 1209, in 1840 1272, in 1870 1415 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in: 1407 R.-Kath. en 8 Herv. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. De gem. bevat het d. Beek, de buurten Donk, Bcekcrheide en Broekkant.

Beekerheide, buurtschap in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk, in 1810 met 171, in 1860 met 189 inw.

Beekgraaf, beekje dat in twee aderen ontspringt en bij het huis Zwanenburg onder Veghel in de Aa valt.

Beekhuizen, een der beroemdste landgoederen in Nederland, in de Geld. gem. Rheden, met zijne beken, vijvers, watervallen, bergen en valleijen, 136 bund, groot.

-ocr page 95-

89

Beskkant, geh. in de N.-Brab. gem. st.-Michielsgestel, in 1840 met 206 imv.

Beekkant (de), geh. in de Limb. gem. Haelen.

Beekkarspel, naam waaronder het N.-Holl. d. Bovenkarspel soms voorkomt.

Beekpolder, pold. in de Z,-Holi. gem. Lisse en Sassenheim, 73 b. gr.

Beeksbergen, heuvel bij Spoordonk, in de N.-Brab. gem. Oirsehot.

Beekshoek, of Beexhoek, pold. in de Zeeuwsche gem. Vrouwepolder, 52 bund, groot.

Beekstraat, zuidoostel. uiteinde van het N.-Brab. dorp Nunen.

Beekvliet, landgoed in de N.-Brab. gem. st.-Michielsgestel, waar sedert Nov. 1817 de onderafdeeling van het bisschoppelijk seminarie van 's Hertogenbosch gevestigd is.

Beemd, geh. in de N.-Brab. gem. Heesch.

Beemd, pold. in de Z.-Holl. gem. Hoog-Blokland, 480 bund, groot, en in de Hooge-Beemd en Lage-Beemd afgedeeld.

Beemdkant, buurt in de N.-Brab. gem. Lieshout, in 1840 met 199, in 1860 met 195 inw.

Beemster, gem. in N.-Holl., bestaande uit een voormalig meer met eenig daarbij ingedijkt land, t. w. Kruisoord. Zij wordt ingesloten door de gem. Avenhom, Oudendijk, üeets. Oosthuizen, Purmerende, Jisp, de Rijp, Zuid-en-Noord-Schermer en Schermerhorn, en is 7214 bund, groot. De grond is een voortreffelijke klei, behalve in het 44 bund, groote Kruisoord, dat uit laag veen bestaat. Door deze gunstige grondsgesteldheid wordt de Beemster voor een der vruchtbaarste deelen van Noord-Holland gehouden, terwijl het uithoofde van zijne welbeplante, meestal voortreffelijke wegen en schoone boerenhofsteden het oog des reizigers aangenaam bezig houdt. In 1S22 telde zij 2573 inw., in 1840 3000, en in 1870 3870. Bij de telling van 18C0 onilerschuidde men deze bev. in 2441 Ned.-Herv., 6 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 296 Doopsgez., 152 Ev.-Luth., 3 Herst.-Luth., 737 K.-Kath. en 1 ongenoemde. De meesten vinden hun bestaan in de veeteelt en zuivelbereiding (het maken van Edammer kaas), voorts in landbouw en tuinderij, wordende de laatste inzonderheid in de onmiddellijke nabuurschap van Purmerende gedreven. De veestapel bestond op 't einde van 1869 uit 557 paarden, 4 ezels, Ö8i6 runderen, 17,484 schapen, 514 varkens, 109 geiten en bokken. Men deelt de Beemster voor zijn waterstaat in 4 polders: de Middelpolder, de Kil-polder, de Arenbergerpolder en den Bovenpolder; voor de administratie in Middel-Beemster, Noord-Beemster, West-Beemster, Oost-Beemster en Zuid-Bcemsier. Tc Middel-Beemster staat het Raadhuis en de Herv. kerk, in West-Beemster de R.-Kath. kerk, en aan den hoek van Middel- en Ho-brederweg (bij de Hoornsche-Keet) de Doopsgez. kerk. Openbare scholen

-ocr page 96-

91)

vindt men in elk der afdeelingen. Tegenover het dorp de Rijp ligt de Klaterbuurt.

De Beemster was in de 10de en 11de eeuwen een stroom, de Bamestra genoemd. Na het ontstaan dor Zuiderzee wies deze stroom tot een groot meer aan, dat van 1008 tot 1G12 werd drooggemaakt.

Beemster-BingslOOt, vaart die de geheele Beemster omringt, en waarvan het zuiderdeel, in 1819 in het Noord-lIollandsch-Kanaal opgenomen, voor groote zeesehepen bevaarbaar is.

Beemte, gea. in de Geld. gem. Apeldoorn.

Beereudrecht, oud-adell. hofsteden in Z.-Holl., één in de gem. Leiderdorp, één in Aarlanderveen en één in Zoeterwoude, die allen gesloopt, sinds door boerderijen of bouwmanswoningen vervangen zijn.

Beerenklaauw, adell. huis in de Geldersche gemeente Duiven.

Beerenpolder, of de Beer, eilandje en polder in de Z.-Holl. gem. Oud-Beijerland, in 170-1 bedijkt, en ruim 280 bund, groot.

Beerenschot, geh. in de Geld. gem. Euurlo.

Beeruinksbeek, beekje in de Overijsselsche gem. Losser, dat in de Dinkel valt.

Beers, d. in de Friesche gem. Haarderadeel, aan de Jaanvaart, met eene Herv. kerk. In 1840 telde het, met één huis van Wiel, 104, in 1870 215 inw. Van de oude stins Unia ziet men nog de grondslagen en eene poort.

Beers, gem. in N.-Brab,, tussehen de gem. Linden. Cuyk-en-st.-Aga-tha, Mill-en-st.-Habert en Gassel. De grond, die 1158 bund, beslaat, bestaat uit diluviseh zand, en is deels nog onontgonnen heide, deels bouw- en weiland. In 18^2 had deze gem. 022, in 18l0 717, in 1870 707 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 701 R.-Kath. en ü Herv. Behalve het d. Beers, bevat de gem. de buurten Vianen en de Hoven, benevens do geh. de Eist, Dommelsvoort, de Plaats en de Lage-Hoide.

Het d. Boers, uur van Grave, heeft eene Il. Kath. kerk. In 1S-40 had het 154, in 1800 89 bew. Den 20 Febr. 1402 on den 27 April 141(1 ontving dit d. oenige gunstige besehikkingen van den Geldorsehen Hertog.

Beersche-Maas, overlaat in de N.-Drab. gem Cuyk, Linden, Gassol en Escharen.

Beerschoten, voornaam landgoed in de Utr. gem. do Bilt.

Beerse, geh. in do Overijsselsche gom. Ambt-Ommen, aan do Vecht, in 1840 met 154, in 1860 met 220 iuw. Er is aldaar eene havezathe die in 't begin der 15de eeuw aan het magtige geslacht der Hoeren van Voorst behoorde. Vroeger bestond er een edel geslacht van Beerse Warner van Beerse sneuvelde in 1227 bij Ane.

-ocr page 97-

91

Boerse, riviertje in N.-Brab., uit do veieeniging van de Groote- en Kleine-Beerse gevormd, dat, na de gom. Oostel.- Westel- en Middel-Beers, Oirschot en Boxtel doorkronkeld te hebben, zich met de liun ver-ecnigt ca deels zijn water den Dommel toevoert.

Beerser-Nieuwland, pold. in de Friesehc gem. Baarderadeel, groot 234 buud.

Beersing, geh. in de N.-Brab. gom. Vlierden.

Beersterdiep, of Vierkerspelendiep, diep, dat uit de Keusel bij Winschoten voortkomt, en langs Ueerta en de lieersterzijl naar den Bollard loopt.

Beersterhoogen, buurt in de Gron. gem. Beerta, in 1810 met 133, in 18C0 met 138 inw.

Beersterzijl, sluis in de gem. Finsterwolde, dienende toe uitwatering van het Beersterdiep.

Beerta, gem. in Groningen, tusschen Finsterwolde, Winschoten, Wedde, Bellingewolde, de Nieuwe-Sehans en den Dollard, 4603 bund, groot. Zij bestaat bijna geheel uit vette kleigronden, doch in den uitersten zuidwesthoek vindt men diluvisch zand en afgegraven hoog veen. De gem. bevat de beide groote d. Beerta en Nieuwe-Beerta, de buurten Oudedijk en Beersterhoogen, de geh. Ulsda, Zandhoogte, Kloostergare en de Sta-tenzijl, deelen van de Winschoterzijl, Drieborg en de Oude-Zijl, benevens den Kroonpolder en den Stadspolder. De bloeiende landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, wier aantal in 1822 2634-, in 1840 3189 en in 1870 3853 beliep. Men onderscheidde de bevolking in 1870 in 3023 Ilerv., 2 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 102 Doopsgez., 27 Chr.-Geref., 2Ü R.-Kath. en 49 Israëlieten.

Het d. Beerta, li u. ten noordoosten van Winschoten, is in do lengte gebouwd langs het Beersterdiep. Het bad in 1840 1075, in l!-'60 ICüS inw. Er zijn 2 kerken; een Herv. en een Doopsgez. Oudtijds stond er de burg Huininga. Thans vindt men er eene reeks boerderijen, die van welvaart en rijkdom getuigen,

Beesel, of Besel, gem. in Limburg, langs de Maas, tusschen Belfeld, Kessel, Neer, Swalmen en de Pruissische grens. Zij is 2912 bund, groot, eene oppervlakte, die grooteadeels door diluvisch zand en alleen langs den Maasboord door klei gevormd wordt. In 1822 had deze gem. 1084, in 1840 1391, in 1870 1632 inw. In laatstgenoemd jaar behoorden alle ingezetenen tot de li.-Kath. Kerk. In 1840 telde men er 1, iu 1850 7 Herv. De landbouw maakt hun hoofdbedrijf uit. De gem. bevat de d. Beesel en Reuver, benevens de buurten Bussering, Eiekel, Lcuwen en Offenbeek.

Het d. Beesel, in de middeleeuwen de zetel van een gelijknamig ridderlijk geslacht, telde in 1840 322, in 1SC0 324 inw. De voornaamste gebouwen zijn de R.-Kath. Geertruidakerk en het kasteel Nijbroek Van 1713 tot 1795 behoorde Beesel tot Staatsch-Opper-Gelder.

-ocr page 98-

92

Beest, gem. in Gelderland, aan de noordzijde van de Linge, bepaald doorCulemborg, Bunrmalsen, Deil en Herwijnen (Geld.), en Schoonderwoerd, Leerdam en Asperen (Z.-Holl.) Zij heeft eene oppervlakte van 3469 bund, en telde in 1822 1495, in 1840 2094, in 1870 2357 inw. Bij de telling van 1860 onderscheidde men de bevolking in 1151 Herv., 44 Chr. Afg. (Christ. Geref.), 1 Ev.-Luth., 1187 E.-Kath. en 22 Isr. Daar de grond langs de Linge en de ooster grenzen uit vruchtbare klei bestaat, is de landbouw het hoofdbedrijf der ingezetenen. Naar de zijde van Holland ligt laag veen, welke grond met een deel der kleilanden tot weiden dient. Behalve het groote, schoone dorp Beest, bevat de gem. nog de dorpen Rhenoy en Acquoi, benevens de buurt Mariënwaard.

Het d. Beest ligt in eene kromming van de Linge en onderscheidt zich door zijn netten aanleg. Het hoofdgedeelte is eene breede, welbebouwde en welbeplante straat, waarin de veelal nette en fraaie huizen naast en tegenover elkander staan. De beide kerken, een Herv. en een R.-Kath., zijn fraaie gebouwen. Voorts is er een pontveer op Kumpt en een voet-veer op Enspijk. In 1840 had Beest 12S2. in 1860 1496 inw. Het voormalige Huis te Beest is geheel verdwenen: het werd in 1491 door de Bourgondiërs, en in 1493 en 1511 door Hertog Karei van Gelder veroverd.

Beest-en-Rhenoy, voorm. Geldersch ambt, het middel- en grootste ged. der gem. Beest omvattende. Heer Rudolf Cock, die er in het midden der 13de eeuw het hooge en lage rechtsgebied bezat, ruilde deze heerl. in 1265 aan Graaf Otto van Gelder, tegen Hien, Neer- en Op-IJnen, waardoor Beest-en-Rhenoy aan Gelderland kwam. In het begin der 14de eeuw was dit ambt aan Buren verpand.

Beetgum, d. in de Friesehe gem. Menaldumadeel, dat met de geh. Dijkstrahuizen, Beetgumermolen en Hameren, in 1840 998, in 1870 1234 inw. telde. In eerstgenoemd jaar had Beetgum alleen 383 inw. Vroeger lagen er de staten Aysma en Buma. Een derde state, Martena ot Groot-Terhorne, vormt nog heden een der schoonste landgoederen van Friesland. Beetgum heeft eene aanzienlijke Herv. kerk. Het dorp sluit in het westen aan de huurt Besseburen, die tot Menaldum behoort en waar de kerk der Christ. Geref. gem. Beetgum wordt gevonden.

Beetgumermolen, buurt onder het Friesehe dorp Beetgum, in 1 840 met 494 inw.

Beets, gem. in H.-Holl., in het oosten door de Zuiderzee bespoeld, en naar de landzijde door Avenhorn, Oudendijk, de Beemster en Oosthuizen bepaald. De grond — de oppervlakte beloopt 573 bunders bestaat bijna geheel uit laag veen, met uitzondering van het uiterste noordoosten, waar klei ligt. De gem. bevatte vroeger alleen de ban van Beets, doeh sedert 1854 is Schardam daarmede vereenigd. In 18:22, vóór de ver-eeniging, telde Beets 370 en Schardam 55 inw., welke getallen in 1840 tot 412 en 'J1 waren toegenomen. In 1870 telde de in 1854 gevormde gemeente 638 ingezetenen, Bij de telling van 1860 waren zij onderschei-

-ocr page 99-

93

den in 491 Herv., 17 Doopsgez., 8 Ev.-Luth. en 13 R.-Kathol. Veeteelt en zuivelbereiding zijn de hoofdbronnen van hun bestaan. De gem. bevat het d. Beets en de noorderhelft van het d. Schardam.

Het d. Beets ligt tegenover den Beemsterdijk, 2 uur van Hoorn. In de 14(lo eeuw had het door de overstroomingen van 't Beemstermeer zooveel geleden, dat het werd vrij gesteld van de kosten, die het bouwen der sluis te Schardam in 1388 veroorzaakte. De Herv. kerk is het voornaamste gebouw. De oude hofstad Hoogerbeets, die hier vroeger biocide, was reeds in 1648 zoo ver gesloopt, dat men nog alleen de grondslagen daarvan zien kon. In 1860 had Bects alleen 420 inw.

Beets, d. in de Friesche gem. Opsterland, met eene Herv. kerk. Het heeft zich in den jongsten tijd snel uitgebreid. In 1840 waren er 187, in 1SC0 208, in 1866 300, in 1870 566 inw.

Beetserkoog, of Beetserpolder, pold. in de N.-Holl. gemeenten Beets en Oudendijk, 558 bund, groot.

Beetsterzwaag, kanton van 't Friesche arrondissement Heerenveen, bevattende de 2 gem.; Smallingerland en Opsterland.

Beetsterzwaag, d. in de Friesche gem. Opsterland, fraai in het geboomte gelegen, met eene in 1803 vernieuwde Herv. kerk. In 1840 waren er 74S, in 1870 799 inw.

Beggelder, buurtsch. in de Geld. gem. Dinxperloo, in 1840 met 404, in 1860 met 364 inw.

Beijenberg, heuvel in de Gron. gem. Vlagtwedde, bij Sellingen.

Beijerlanden (de); naam, waaronder men de 3 gem. Oud-Beijerland, Nieuw-Beijerland en Zuid-Beijerland verstaat, doch die, geheel ten onrechte vaak aan den geheclen Hoekschen-Waard wordt toegekend.

Beijerlust, fraai landgoed in de gem. Heemskerk, tegenover Assumburg.

Beijersche (het), of Beijersem, buurt in de Z.-Holl. gem. Stolwijk, in 1840 met 197 inw.

Beijersche-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Stolwijk, 60S b. groot.

Beijum, geh. deels in de Gron. gem. Bedum, deels in Noorddijk. Tot 1475 was het een dorp met eene eigene kerk.

BeileD, klasse der Chr.-Geref. kerk in Drenthe, bevattende de.5 gem. Beilen, Westerbork, Diever, Dwingelo cn Hijken.

Bellen, gem. in Drenthe, tusschen de gem. Assen, Rolde, Westerbork, Hoogeveen, Ruinen, Dwingelo en Smilde. Hare oppervlakte beloopt 16,674 bund., waarvan een groot deel uit heidevelden bestaat. Als diluvisch zand vertoont zich de grond in het grootste deel der gem. Naar de zijde van Hoogeveen en de Smilde ligt hoog veen (ten deele afgegraven), en langs eenige beekjes, zoo als den Beilerstroom, den Westerborkerstroom, do Leek cn het Anreeperdiep een weinig laag veen. In 1822 had deze gem.

-ocr page 100-

fl4

1778, in 1840 259U, in 1870 3917 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3361 Herv., 570 Chr.-Ger., 5 R.-Kath. en 81 Isr. De landbouw is hun hoofdbedrijf. In 1809 waren bezet 'J15 bund, met rogge, 8 met gerst, 16 met haver, 250 met boekweit, 7 met erwten en boon en, 238 met aardappelen, en 3 met vlas. Er waren toen 2632 bund, hooi- en weiland, die een veestapel voedden van 551 paarden, 2383 runderen, 10,97ll schapen, 77 bokken en geiten. De gem. bevat de d. Beilea en Hijken, benevens de buurten Beilervaart, Eursing, Klatering, Makkum, ter Horst, Holthe, Wijster, Drieber, Tiendeveen, Siberië, Spier, Brunsting en Hoog-Halen. alsmede de geh. Alting, Lieving, ter Horst, Laag-Halen.

Het tl. Beiion, in 1840 met 808. in 1860 met 863 inw., is meer aaneengesloten gebouwd dan de meeste Drenthsehe dorpen. Het hoeft 2 Christ, kerken: de Herv., met een hoogen, spitsen toren, en de Chr.-Ger. Voorts is er eene synagoge. Er worden twee welbezochte veemarkten gehouden. Het d. is in 1750, 1796 en 1830 zwaar door brand geteisterd.

Beiler-Dingspil, voorm. dingspil in Drenthe, bevattende de kerspelen Beilen, Westerbork en Zuidwoldo 1).

Beilerstroom, beek in Drenthe, die, door do Leek en den Westcr-borkerstroom gevormd, naar Dwingelo loopt, waar hij den naam van Dwingoler-stroom of Oude-Vaart aanneemt.

Beilervaart, buurt in de Drenthsehe gem. Beilen, aan bet einde der Beilervaart, in 1840 met 43, in 1860 mot 106 inw.

Beilervaart, kanaal in Drenthe, dat uit de Smikle langs de Knol naar de westzijde van het d. Beilen voert. Het is gegraven in 1790 en 1791.

Beima, of Beijem, geh, onder 't Eriosche d. Arum (Wonscradeel).

Beimerwaard, geh. in de Geld. gemeente Angerlo.

Beinsdorp, voorm. eiland in het Haarlemmermeer, waarop in den Gra-felijken tijd een dorp of buurt bloeide.

Beinsdorp, zuid-wester afd. van don Haarlemmermeerpolder,

Beinum, buurtsch. in de Geld. gom. Angerlo, in 1840 met 173, in 1860 mot 169 inw.

') De vraag of Zuidwolde te allen tijde tot dit dingspil heeft behoord, heb ik den Heer J. S. Magnin voorgelegd, omdat ik tot geene beslissing durf te komen. Pc Tegenwoordige Slaat van Drenthe plaatst de boveng. 3 kerspelen in het Beiler-Dingspil, doch de kaart voegt haar aan het Dievcrder-Dingspil toe. Aant. 27 van het Geschiedkundig Overzigt van de Besturen in Drenthe, door J. S. Magnin, bevestigt de oude betrekking van Zuidwolde tot 't Beilcrdingspil, doch de naamlijst op bladz. 270 en 371 van Picardt's Korte Beschryvinge van eenige ver get ene en verborgene Antiquiteten (Arast. 1600), is daarmede weder in tegenspraak. Iloc Jammer dat de podagristen Beilen noch Zuidwolde bereikt hebben!

-ocr page 101-

95

Beitel, geh. in do Limb. gem. Heerlen.

Bekaf, of het-Gaatje-Bekaf, kil. in den Biesbosch, onder Dassen.

Bekafschans, vervallen schans in 't Friesche d. Oldeberkoop (West-Stcllingiverf).

Bekelaar, goh. in de N.-Brab. gem. Mierlo.

Bekenes, westelijk deel der Z.-Holi. gem. R ar wou ts waar der. Het is een pold. van 120 bund, grootte, met 218 inw. in 1840 en 245 in 1800.

Bekenpoldor (Van der), pold. in de Zeenwsehe gem. Waterland-kerkje. bedijkt in 1768, groot 31 bund.

Bekkum, geh. bij het Friesche d. Hilaard (Baarderadeel).

Bekkum, d. in de Overijsselsehe gem. Hengelo, in oen bosehrijk oord in 18i0 met 304, in 1860 mot 205 inw. Er is eene li. Kath. kerk.

Bekkumerbeek, beekje in de Overijsselsehe gom. Hengelo.

Bekveld, buurt in de Geld. gem. Hengelo, in 1840 met 509, in I860 met 794 inw.

Belerumpolder of Speelhuispolder, pold. in de NVBrab. gom. ïeteringen, 64 bund, groot.

Belfeld, gem. in 't hert. Limburg, op de oostzijde en de Maas, tus-sehen Beesel, Kessol, Maasbree, Tegelen en Pruissen. Zij beslaat, zoo aan diluvisch zand als klei 1355 bund., die gi-ootendeels tot bouwland gebezigd worden. In 1822 had Belfeld 383, in 1840 409, in 1870 502 inw. Al de ingezetenen behooren thans tot de E. Kath. kerk. Behalve het d. Belfeld, bevat de gem. de buurten Geloo en Bolenberg.

Het d. Belfeld, dat ta gelijkertijd met Beesel aan de Republiek der Ver-eenigde-Xederlanden kwam, had in 1840 107, en in 1860 126 inw. In de Wittepoel, op do grenzen van Belfeld en Beesel, zijn Germaansche urnen opgedolven. Bij Belfeld is in den Spaanschen tijd eene verschansing aangelegd, om de vaart op de Maas te beheerschen, doch deze is spoedig weer vervallen.

Belgeren, geh. in de N.-Brab. gem. Vlierdon.

Bellard of Beider, geh. in do Zecuwsche gem. Dreischor.

Bellen, geh. in do Limb. gem. Gulpen.

Bellenbroek, pold. in de N.-Brab. gcm. st.-Michielsgestel, 33 bund. gr.

Bellingeweer, geh. in de Gron. gem. Winsum, in 1840 mot U0 in 1860 met 75 inw.

Bellingewolde, kerk. ring der Gron. Idassis Winschoten. Zij bevat de gom. ter-Apel, Bellingewolde, Büjham, Bourtange, de Horsten, Nieuw-Stadskanaal, Onstwedde, Oudeschans, Sellingen, Vlagtwedde, Yriescheloo en Wedde, te zamen met 12 kerken en 13 predikanten.

-ocr page 102-

96

Bellingewoldo, gem. in Groti., insschen Nieuwc-Schans, Wedde, Vlagtwedde en Pruissen, groot 7073 bund. De grond is van zeer onderscheiden aard. In het noord-westen bestaat hij uit klei, in het noord-oosten uit laag veen, in het midden uit diluvisch zand en in de geheele zuidelijke helft uit hoog veen, waarvan een deel is afgegraven. Van hier dat nevens landbouw en veeteelt, de veenderij een voorname tak van bestaan voor de ingezetenen uitmaakt, wier aantal, in 1822 nog slechts 2358, in 1840 tot 2946 en in 1870 tot 3924 was toegenomen. In laatstgenoemd jaar onderscheidde men hen in 3847 Herv., 1 Ev.-Luth., 4 Doopsgez., 11 Christ.-Geref., 18 R.-Kath. en 43 Isr. De gem. bevat de dorpen Bollingewolde, Vrieschelo en de Oude-Schans, de buurten Leete, de Bovenstreek, Ham en Wester, benevens de geh. de Straat, Koudenhoek, Klein-Ulsda, Vrieschelo-sehe-Heide, de Bnlt, Draaijerij en Veendijk.

Het d. Bellingewolde, in 1860 met 1187 inw. binnen de kom, ligt nabij de Duitsche grens, op een zandigen grond, en kenmerkt zich door een schoonen aanleg en rijke boerenhoven. Het eenige kerkelijke gebouw is dat der Herv. gemeente. In 143S had dit d. bij de binnenlandschc beroerten veel te lijden.

Bellingewolderdiep, watering in Bellingewolde, die naar het Buis-kooldiep voert.

Bollingewoldermeer, voorm. meer op dc Hannoversche grens, door afwatering en plantengroei in het ondiepe water verdwenen.

Bellingewolderzijl, sluis, die het water uit Bellingewolde, langs do Tjamme naar den Dollard afvoert.

Bellinkhof, buurt in de Overijsselsehe gem. Ambt-Almelo. Zij telde in 1860 1184 inw. Do havezathe Bellinkhof is sinds 1460 bekend.

Belmonte, prachtig landgoed in de Geld. gem. Wageningen.

Belmermeer, drooggem. meer in de Noord-Holl. gemeenten Broek-in-Waterland, Nieuwendam en Eansdorp. Het werd lediggemalen van 1624—1628, en is 141 btind. groot.

Belt (do), geh. in de N.-Holl. gem. Wieringen.

Belteklap, geh. in de Gron. gem. ten Boer.

Belt (de), of Zandbelt, westelijk deel der buurtschap Zandbelt-en-Schutsloot, in de Overijsselsehe gem. Wanneperveen.

Belterbeek, beekje in de Overijsselsehe gem. Ambt-Hardenbergh. Het ontstaat in het Bruchterbroek en valt in dc Vecht.

Belterwijde, groote veenplas in de Overijsselsehe gemeenten Wanneperveen en Ambt-Vollenhove, ten deelo door een bij storm met overstrooming bedreigden weg van de Beulakerwijdc gescheiden.

Beltrum, d. met R.-Kath. kerk in de Geld. gem. Eibergen, in 1840 met 1068, in 1860 met 1022 inw.

-ocr page 103-

97

Bemelen, gem. in het hert. Limburg, ingesloten door erg-en-Ter-blijt, Heer, Cadier-en-Keer, Wijlre en Oud-Valkenburg, 355 bund, groot. De grond bestaat uit Limburgsche klei en rijst in heuvelen omhoog, die tot 120 voet hoogte hebben. Uit de groeven van Haagwilder worden bouwsteenen gewonnen. In 1S22 had deze gem. 208, in 1840 235 en in 1870 253 inw. Al de ingezetenen zijn K.-Katholieken en bestaan voor het meerendeel van den landbouw. Behalve het d. Bemelen, bevat de gem. ook het geh. Gasthuis.

Het d. Bemelen ligt 1 uur ten oosten van Maastricht, aan den wester voet van het gebergte. Het heeft eene E.-K. kerk en eene bevolking van 138 inw. in 1840, of 142 in 1860. In do nabuurschap, op de grenzen van Amby en Heer, ligt een tumulus, de Tomme genoemd, die, vroeger aanmerkelijk hooger, zich nu nog 20 voet boven het maaiveld verheft. Zijne middellijn is 120 voet. In de middeleeuwen hieven de Heeren van Valkenburg en hunne opvolgers, de Hertogen van Brabant, hier een tol van allen, die langs de door de Romeinen aangelegde heerbaan reisden. Een roofslot alhier werd in 1490 door de Maastrichtenaars ingenomen en geslecht.

Bemelerheide, heuvel bij het liimb. dorp Bemelen, waar in 1827 een Eomeinsch kerkhof werd ontdekt, waaruit men meer dan veertig voorwerpen der oudheid, onder anderen rood aardewerk, heeft opgegraven.

Bemmel, gem. in Geld. tusschen de gem. Huissen, Duiven, Panner-den, Millingen, Gent, Eist en Valburg. Zij is groot 4219 bund., en vormt een der schoonste gedeelten van de Over-Betuwe. De grond, een vruchtbare klei, brengt voortreffelijke tarwe, nevens tabak, kersen en andere veldvruchten voort. Ook zijn er vele schoone, uitgestrekte, welbeplante landgoederen. De bevolking, die in 1822 2749 zielen bedroeg, was in 1840 tot 4126 en in 1870 tot 4903 geklommen. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men hen in 585 Ned.-Herv., 3 Waalsch-Herv , 4 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth,, 1 Episc., 3 Presb., 3929 E.-Kath., 12 Isr. en 1 ongen. De gem. bevat de dorpen Bemmel, Angeren, Doornenburg en Ressen, de buurten Haalderen, de Honderd-Morgen en Doornik, benevens de geh. Heuvel, Baal, Bergerden en Houtakker.

Het d. Bemmel, aan den Waaldijk, is groot en wijd uiteen gebouwd. Het ligt allerbevalligst uithoofde der menigte van landgoederen, die het omringen. Daartoe behooren het Huis te Bemmel, de Kinkelenburg, Strijd-hagen, de Leemkuil, enz. Men vindt er verder eene Herv. en eene R -Kath. kerk. In 1840 waren er 1270, in 1860 1450 ingezetenen.

Bemmelsche, Gentsche-en-Ooische-polder, pold. in de Geld. gemeenten Bemmel en Gent, 207 bund, groot. Vóór 1655 lag het Ooische deel van dezen polder aan de andere zijde van de Waal.

Bemmelstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.

Benmurde-Weerd, voorstad van Utrecht, in den bisschoppelijken tijd en nog zelfs onder de Republiek eene stad op zich zelve, met eigene muren en poorten.

7

-ocr page 104-

98

Beneden-Buurt, wijk van hot Geld dorp Bennekom, in de gem. Ede.

Beneden-de-Benedenste-Sluis, pold. in de N.-Brab. gem. Willemstad, 17 bund, groot, in 1810 omkaad.

Beneden-de-Broeksche-Sluis, pold. in de N.-Brab. gem. Dron-gelen, bijna 15 bund, groot.

Beneden-de-Brug-van-Doeveren, pold. in de N.-Brab. gem. Drongelen, ruim 3 bund, groot.

Beneden-de-Doeverensche-Sluis, polder in de N.-Brab. gem, Drongelen, ruim 2 bund, groot.

Beneden-de-Jufvrouwenweide, polder in de N.-Brab. gem. Dussen. ruim 1G bund, groot.

Ben eden - de - Uiterwaarden - van - den-Drongelschen-Folder,

pold. in de N.-Brab. gem. Drongelen, 6 bund, groot.

Beneden-Districten, die deelen van Gelderland, welke zich langs den Rijn, de Waal en de Maas beneden Nijmegen uitstrekken.

Beneden-Dood, of Bloemplaat, pold. in de Biesbosch, onder de N.-Brab. gem. Made-en-Drimmelen, 41 bund, groot.

Beneden-Engelandsaluis, pold. in de N.-Brab. gem. Kaamsdonk, 6 bund, groot.

Benedeneinde-van-Jaarsveld, westelijk deel van de Utr. gem. Jaarsveld.

Benedeneinde-van-Oijen, westelijk deel der N.-Brab. heerl. Oijen.

Beneden-Haastrecht, pold. in de Z.-Holl. gem. Haastrecht, 311 b. groot. Daarin ligt de gelijknamige buurt, die in 1840 160 inw. telde.

Beneden-Hardinxveld, pold. in de Z.-Holl. gem. Hardinxveld, 738 bund, groot.

Beneden-het-Drongelsche-Veer. pold. in de gem. Drongelen, 9 bund, groot.

Beneden-Knijpe, westel. deel van het Friesche d. de Knijpe, dat hier Nieuw-Brongerga heet, aan de Compagnonsvaart, in 1840 met 643, in 1870 met 689 inw.

Benedenland-van-HeuSden, zuidwester deel van de heerl. Heusden.

Beneden-Maas, het deel der riv. de Maas tusschen het Limb, dorp Mook en de vereeniging van Maas en Waal bij de stad Woudrichem.

Beneden-Moer, geh. in de N.-Brab. gem. Zundert.

Benedenpolder, nieuwe pold. in de Z.-Holl. gem. Dubbeldam, 33 bund, groot.

Benedenpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Zuid-Beijerland, 85 bunders groot.

-ocr page 105-

99

Benedenpolder-'s Lands-van-Ravestein, pold. in de N.-Brab. gem. Herpen, Huisseling, Kavestein, Dieden en Deurzen, 1815 bund, groot.

Benedenste-polder, pold. in de Geld. gem. Wageningen, gr. 48 b.

Bennebroek, gem. in N.-Holl., ingesloten door de gem. Bloemendaal, Heemstede en Haarlemmermeer (N.-Holl.), en Hillegom (Z.-Holl.). Zij is groot 175 bunders en heeft een zandigen, doch vruchtbaren bodem, die voor een deel uit weiden, deels uit de prachtige bosschen van schoone buitenverblijven bestaat. In 18.22 telde zij 375, in 1840 428 en in 1870 663 inw. Bij de telling van 1860 onderscheidde men de bevolking in 276 Herv., 1 Chr.-Afg., 11 Ev.-Luth., 289 R.-Kath. en 1 Port.-Isr. De arbeid op de verschillende buitengoederen, veeteelt, zuivelbereiding en kleeren-bleekerijen zijn er de hoofdmiddelen van bestaan.

Het d. Bennebrook, een der schoonsten van Noord-Holland, ligt IJ uur zuidwaarts van Haarlem en bevat eene Herv. kerk, die in 1659 werd gesticht. Van het oude nonnenklooster, door den Hollandschen Graaf Dirk II in de 10de eeuw van Egmond herwaarts verplaatst, is de herinnering zoo geheel verdwenen, dat men zelfs do plaats, waar het gestaan heeft, niet meer weet op te geven. Onder de buitenverblijven, die het dorp omringen, munt het Huis te Bennebroek of Duinwijk door pracht en grootte uit. In 1860 telde men in de kom van het dorp 68 huizen en •303 inw., daarbuiten 61 huizen en 256 inw.

Bennebroder-polder, pold. in de N.-Holl. gem. Bennebroek, 75 bund, groot.

Bennekom, d. in de Geld. gem. Ede, aan den weg van het station Ede naar Wageningen. Het had met de onderhoorigheden in 1840 1453, in 1860 1456 inw., van welken in laatstgenoemd jaar 265 de bevolking der dorpskom uitmaakten. Het eenige kerkgebouw is dat der Herv. In oude geschriften wordt het onder den naam van Benichem vermeld.

Bennema-State, landhuis met bosch bij het Eriesche dorp Harde-garijp (Tletjerksteradeel).

Bennemeer, voorm. meer in de N.-Holl. gem. Abbekerk en Twisk, drooggemaakt in 1629, 118 bund, groot.

Benneveld, buurt in de Drenthsche gem. Zweelo, in 1840 met 158, in 1860 met 171 inw.

Benningbroek, d. in de N.-Holl. gem. Sybekarspel, H uur ten noorden van Hoorn, in 1S40 met 401, in 1860 met 488 inw. die in veeteelt, zuivelbereiding en landbouw hun bestaan vinden. Het merkwaardigste gebouw is de Herv. kerk. Volgens de overlevering is Benningbroek in 1302 ontstaan.

Benoorden-de-Zuwe, buurt aan den Amstel, in de Utr. gem Mijdrecht, in 1840 met 226, in 1860 met 311 inw.

Benschop, gem. in de prov. Utrecht, tusschen de gem. Willeskop, IJssel-stein, Eopik en Polsbroek, die 2270 bund, beslaat, genoegzaam alles laag

A

7*

-ocr page 106-

100

veen, hier en daar met klei vermengd. In 1822 had zij 1219, in 1840 1415, in 1870 1581 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 911 Herv., 10 Chr.-Ger. en 660 E.-Kath. Behalve eenigen landbouw, — er wordt veel hennep, aardappelen en boonen, benevens een weinig haver, tarwe, gerst en rogge gekweekt — zijn veeteelt en zuivelbereiding de voornaamste middelen van bestaan. De gem. maakte vroeger een deel uit der baronnie van IJsselstein, en werd met haar in 1S14 bij Utrecht ingelijfd. Geheel door dijken ingesloten, vormt zij een afzonderlijken polder.

Het dorp Benschop is langs de Benschopsche-Wetering gebouwd en heeft eene lengte van If uur. Van de beide kerken, eene Herv. en eene E.-Kath., bevat de eerste een gedenkteeken ter eere van een Amster-damsch menschenvriend, een metselaar, Izaac Insen, die in 1571, na een hevigen watervloed. Benschop, Langerak, Goudriaan en Ameide elk f 8000 tot het lenigen der ellende schonk.

Bent, geh. in de Z.-Holl. gem. Hazerswoude.

Bentdijk, dijk langs het deel der Zuiderzee, dat zich zuidoostwaarts van het hooge land bij Vollenhove (Overijssel) uitstrekt.

Bente, wijk van het dorp Dalen.

Bentelo, buurt in de Overijsselsche gem. Ambt-Delden, in 1840 met 504, in 1860 met 509 inw.

Bonten (de), pold. in de Dvcrijsselsche gem. Ambt-Vollenhove, 205 bund, groot.

Benthem, of Bentheim, buurt in de ÏJ.-Brab. gem. Bakel c. a., in 1840 met 128 inw.

Benthorn, buurt en heerl. in de Z.-Holl. gem. Benthuizen. De heerl. vormde eene zelfstandige gemeente tot op den tijd van Koning Willem 11. Zij besloeg 85 bund, en had in 1822 13, in 1830 11, en in 1840 17 inw.

Benthuizen, gem. in Z.-IIoll., ingesloten door de gem. Zoeterwoude. Hazerswoude, Waddinxveen, Moerkapelle, Bleiswijk en Zegwaard. De grond bestond in vorige eeuwen uit laag veen, dat, grootendeels uitge-dolven zijnde, veenplassen achterliet, die sinds 1748 weder zijn drooggemaakt, en nu in vruchtbare kleistreken zijn verkeerd. AVaar deze herschepping niet heeft plaats gevonden, ligt nog laag veen. Sinds 1830 zijn twee gemeenten daarbij ingelijfd: Benthorn, tijdens het bestuur van Koning Willem II, Hoogeveen (in Eijnland) tijdens de regering van Koning Willem 111. Na deze vergrooting beslaat Benthuizen 1227 bund., waarop in 1870 671 menschen leefden. In 1822 had Benthuizen alleen 372, Hoogeveen 54, en Benthorn 13 inw. In 1860 onderscheidde men de bev. dezer vereenigde gem. in 588 Herv., 2 Eem. en 14 E.-Kath. De landbouw is hun hoofdbedrijf.

Het d. Benthuizen ligt aan den weg, die van Zegwaard naar Hazerswoude en Alphen voert. De kerk, de eigendom der Hervormden, is ten

-ocr page 107-

101

jare 1798 gebouwd. De toren is veel ouder en het overblijfsel van een vroeger bedehuis.

Benthuizerpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Benthuizen, in 1748 gewonnen, door het water, dat het vroegere veen had vervangen, uit te malen.

Bentincks-Compagnie, veenwijk der Drenthsche gem. Hoogeveen.

Benzerade, of Benzeratb, buurt in de Limb. gem. Heerlen, in 1860 met 150 inw.

Beoosten-Blij, voorm. dorp in Staatsch-Vlaanderen, in 1586 op last van Prins Maurits onder water gezet, ten einde het behoud van Axel te verzekeren.

Beoosten-Blij-Benoorden, pold. in de Zeeuwsche gem. Axel, in 1653 bedijkt, 1174 bund, groot.

Beoosten-en-Bewesten-Blij, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Axel, Koewacht en Zuiddorpe, bedijkt in 1790, 1347 bund, groot.

Beoosten-Heinoomsvaart, pold. in de Utr. gem. Wilnis, groot 1219 bund.

Beoosten-Steene, oostelijk deel der Zeeuwsche heerl. Noordgonwe.

Berchem, gem. in N.-Brabant, tusschen de gem. Megen, Deurzen-en-Dennenburg, Herpen, Schayk, Nistelrode en Osch. Zij heeft eene oppervlakte van 1377 bund., alles meest zand, doch in het noorden kleigrond. In 1822 had deze gem. 2324, in 1840 1901gt; en in 1870 1999 inw., in het laatstgenoemde jaar onderscheiden in 1989 R.-Kath. en 10 Isr. De landbouw is het voornaamste bedrijf der ingezetenen, en vlas een der belangrijkste producten.

Het d. Berchem strekt zich J uur ver, van do grenzen van Oscb tot die van Herpen, door het midden der gem., uit. Het westerdeel noemt men Berchemseind, het ooster Vooreind. Van dit laatste maakt het Honds-eind het oostelijkst en Heihoek het zuidelijkst deel uit. Vóór 1619 had Berchem slechts eene kapel, doch in laatstgenoemd jaar werd het tot eene eigene par. verheven. De E.-K. kerk heeft een hoogen, zwaren toren. In 1512 werd Berchem door de Gelderschen verbrand.

Berckt, kast. met uitgebreide tuinen en landerijen bij Baerlo, in de Limb. gem. Maasbree.

Berenbroek, geh. in de N.-Brab. gem. Miorlo.

Berg, d. in de Limb. gem. Berg-en-Terblijt, aan den weg van Maastricht naar Valkenburg, in 1840 met 314, in 1860 met 407 inw. Op tien minuten ten oosten van de R.-K. dorpskerk begint het hooggelegen bosch deWuppelsche Heide, waarin ten jare 1865 een Eomeinsch kerkhof werd ontdekt, bestaande uit ruim veertig grafheuvelen. Reeds vroeger waren hier Romeinsche overblijfselen gevonden, b. v. in 1807 op den Rasberg.

-ocr page 108-

102

Het dorp Berg' behoorde reeds in het jaar 1139 aan het kapittel van st. Servaas.

Berg, d. in de Limb. gem. Urmoud, aan de Maas, met eene R.-K. kerk. In 18-10 had het 468, in 1860 493 inw.

Berg, geh. in de Limb. gem. Vaals.

Berg, geh. in de N.-Brab. gem. Budel, in 1S40 met 90, in 1860 met 87 inw.

Berg, buurt in de N.-Brab. gem. Liempde, iu 1840 met 382, in 1860 met 377 inw.

Berg, geh. in de Overijsselsche gem. Steenwijkerwold.

Berg, havezathe in de Overijsselsche gem. Dalfsen, in de marke van Millingen.

Berg (den), of Stichtsclieil-Berg, d. in de N.-Holl. gem. Neder-horst-den-Berg, tusschen de Stille-Vecht en de Khedervaart, in 1860 met 375 inw. Behalve de schoone hofstad Nederhorst, bevat het d. eene Herv. en eene R.-Kath. kerk. De Herv. kerk staat op een 12 el hoogen heuvel, dien men van verschillende zijden langs eenige trappen beklimt. Zij is zeer oud en bevat o. a. een eeuwenheugend opschrift, dat tot nog toe niet voldoende is verklaard. Er worden hier vele hoepels gesneden.

Berg-Ambacht, gem. in Z.-Holland, ingesloten door Stolwijk, Vlist, Schoonhoven, Groot-Ammers, Ammerstol, Streefkerk, Lekkerkerk en Berkenwoude. Zij is saamgesteld uit de heerl. 's-Heer-Aartsberg en Berg-Amhacht, waarbij in 1857 de gem. en heerl. Zuidbroek gekomen is. De grootte beloopt 2884 bund., bestaande de grond in het noorderdeel uit laag veen en langs de Lek uit rivierklei. In 1822 telde BergAmbacht 1299 en Zuidbroek 91 inw., welke getallen in 1840 1661 en 43 beliepen. In 1870 was de bevolking dezer beide toen vereenigde gem. 2327. Bij de volkstelling van 1860 vond men; 2043 Herv., 1 Rem., 16 Chr.Afg., 6 R.-Kath. en 7 van wier godsdienstige belijdenis geene opgave was geschied. Behalve vlas, hennep en aardappelen, levert de landbouw weinig op, doch des te belangrijker zijn veeteelt en zuivelbereiding.

Het d. Berg-Ambacht is eene aanzienlijke plaats, van hoogen ouderdom. Onder Graaf Floris V stond hier reeds eene kapel. De tegenwoordige kerk behoort den Hervormden. In den Jonker-Fransen-oorlog en den Gel-derschen krijg onder Maximiliaan heeft het veel geleden.

Bergen, gem. in Limburg, ingesloten door de Limb., N.-Brab. en Pruissische gem. Ottersum, Gennep, Beugen, Boxmeer, Sambeek, Vierlingsbeek, Wanssum, Meerlo, Broekhuizen, Arcen-en-Velden, Walbeek Kevelaar, Weeze en Asperden. Hare oppervlakte, die 12,470 bund, beloopt, bestaat nog voor een groot deel uit heiden en veenen; doch heeft langs de Maas en aan de Kendel schoone landerijen, die graan en andere veldvruchten voortbrengen. Er is een veestapel van 285 paarden, 2163 runde-

-ocr page 109-

103

ren, 2175 schapen, 1057 varkens, 547 geiten en bokken (1869). De grondsoorten zijn diluvisch zand (voor meer dan drie vierden), klei en laag veen. De gem. is saamgesteld uit de voorm. Geldersche heerlijkheden Heijen, Afferden of' Bliënbeek, Bergen en Well, benevens een deel van het Nederambt van Goeh, dat bij de grensregeling met Pruissen in 181ü daarbij gekomen is. De heerlijkheden Bergen en Well waren reeds in 1360 vereenigd; doch de overige deelen dezer gemeente stonden in vorige eeuwen zoo vijandelijk tegenover elkander, dat de geschiedenis eenige Invallen der Heeren van Well en der Gochschen in de heerl. Afferden heeft opgeteekend. In J822 had Bergen 2908, in 1840 3723, in 1870 4497 inw , ter laatstgenoemde jaar onderscheiden in 4476 K.-Kath., 8 Herv. en 13 Ev.-Luth. Er zijn in de gem. Bergen 6 dorpen, t. w. Afferden, Bergen, Well, Hei-jen, Siebengewald en Heukelom, benevens de buurten Aaijen, Bliënbeek, de Langstraat, Wellerlooij, Knikkerdorp, Heikant, Leuken en Krettenheide, de geh. Kamp, Elsteren, Lakey, Pannendijk en st.-Augustinus.

Het d. Bergen, aan de Maas, had in 1840 281, in 1860 212 inw. De fraaie E.-Kath. kerk staat in het midden. Bergen belooft in bloei toe te nemen, sinds het bij de groote wegen naar Gennep en Venlo, ook een goede kunstweg naar Goch gekregen heeft. Door een gierpontenveer heeft het gemeenschap met Vierlingsbeek.

Bergen, gem. in N.-Holl., bepaald door de Noordzee, Schoorl, Oudkarspel, Koedijk, Alkmaar en Egmond-Binnen. Zij is 3686 bund, groot, alles alluvisch zand, t. w. duinen en duingrondcn. De helling van het hoogc duin vormt hier een schilderachtig oord, waar bosch, weide en akker elkander op het bevalligst afwisselen. De gem. bevat het schoone dorp Bergen, de buurten Oostdorp, Westdorp, Zanegeest en het Woud of Noord-Wimmenum, het geh. Oudburg en den drooggemaakten Bergermeer. In 1822 had deze gem. 729, in 1840 952, in 1870 1202 inw. Deze bev. splitste zich bij de telling van 1860 in 530 Ncd.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 11 Doopsgez., 5 Ev.-Luth., 645 E.-Kath., 3 Oud-E. en 3 ongenoemden. Veeteelt, zuivelbereiding en landbouw zijn de hoofdbronnen der welvaart.

Het dorp Bergen ligt 1 uur ten noordwesten van Alkmaar, aan het einde van het Bergerbosch. De Herv. kerk is de oude parochiekerk, die in 1094 door Bisschop Koer,raad van Utrecht aan het kapittel van st.-Jan werd geschonken. Zij verbrandde in 1148 en 1574, en werd sinds laatstgenoemd jaar slechts voor een klein deel herbouwd. Het grootste deel vertoont zich nog als een bouwval aan het oog, hetgeen echter het tee-kenachtige van het landschap aanmerkelijk verhoogt. De K.-K. kerk is een nieuw gebouw, met hoogen toren. In het schoone, uitgestrekte Bergerbosch ligt het deftige Huis te Bergen. Den 19 September 1799 behaalde het Eransch-Bataafsche leger hier eene groote overwinning op de vcree-nigde Engelschen en Bussen.

Bergen, buurt in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 329, in 1860 met 441 inw.

Bergen, zuidwestelijk deel van het N.-Brab. dorp Raamsdonk, in hetwelk de K.-K. kerk staat.

-ocr page 110-

104

Bergen (de), polder in de Geld. gem. Heerewaarden, 88 bnnd. groot.

Bergen (de), wijk der N.-Brab. stad Eindhoven, in den Grooten-Berg en den Kleinen-Berg onderscheiden.

Berg-en-Broek, voormalige pold. in de Z.-Holl. gem. Hillegersberg, opgenomen in de bedijking der Schielandsche-Plassen-beoosten-Eotterdam.

Bergendaal, fraai gelegen lustverblijf ter ontvangst van landgenooten en vreemdelingen in de Geld. gom. Ubbergen, vlak op de Pruissische grens, en aan den ouden heerweg van Nijmegen naar Cleve. De eerste steen werd den 15 November 1867 gelegd. De voltooiing vond plaats in het begin van 1869.

Bergendaal, pold. in de Z -Holl. gem. Voorhout, 135 bund, groot.

Bergen-op-Zoom, voorm. markgraafschap, in het hertogdom Brabant. Het ontstond door de splitsing der heerlijkheid Breda in 1287, tusschen Eazo van Gaveren en Gerard van Wezemale, van welke de laatstgenoemde de wester helft, dat is het Land-van-Bergen-op-Zoom, ontving. Vervolgens werd deze heerl. bezeten door de geslachten van Wezemale, Voorne, Montjoie, Bautersem en Glimes, tot zij in 1533 door Keizer Karei V tot een markgraafschap werd verheven. Sedert volgden de geslachten van Merode, Wittem, Bergh, Hohenzollern, de la Tour d'Auvergne, Aremberg en Sulzbach elkander in het bezit van dit markgraafschap op, tot de afschaffing der leenroerigheid in 1795 de waardigheid van markgraaf deed vervallen.

Sinds den vrede van Münster stond het zuidelijkst deel van Bergen-op-Zoom onder Spanje of Oostenrijk, terwijl de noord- en midden-districten tot het gebied van de Staten der Vereenigde-Nederlanden behoorden. Het Staatsche deel was gesplitst: 1. de stad Bergen-op-Zoom; 2. het Westerkwartier, bevattende Wouw, Halsteren en Noordgeest: 3. het Zuiderkwartier, bevattende Ossendrecht, Woensdrecht, Hoogerheide en Putte, 4. het Oosterkwartier, bevattende Oudenbosch, Hoeven, Rucphen, Zegge, Oud-Gastel en Nieuw-Gastel; 5. het Noorderkwartier, bevattende Stand-daarbuiten en Fijnaart; 6. de heerlijkheid Borgvliet. In het deel, dat onder de souvereiniteit van Spanje bleef, lagen het steedje Santvliet, de dorpen Beerendrecht en Stabroeck, benevens den polder van Lillo.

Bergen-op-Zoom, vijfde kanton van het air. Breda, bevattende de 9 gem.: Bergen-op-Zoom, Steenbergen, Nieuw-Vosmeer, Halsteren, Woensdrecht, Ossendrecht, Putte, Huybergen, Wouw.

Bergen-op-Zoom, hoofdkiesdistrict voor het afvaardigen van leden voor de Prov. Staten van Noord-Brabant, bevattende de 14 gem.: Bergen-op-Zoom, Putte, Ossendrecht, Woensdrecht, Huybergen, Halsteren, Nieuw-Vosmeer, Steenbergen, Eosendaal-en-Nispen, Eucphen-en-Sprundel, Hoeven c. a., Dinteloord-en-Prinsenland, Wouw, Oud-en-Nieuw-Gastel.

Bergen-op-Zoom, kerk. ring van de klassis der Herv. Kerk, bevattende de 6 gem.: Bergen-op-Zoom, Kruisland, Nieuw-Vosmeer-en-Halsteren,

-ocr page 111-

105

Ossendrecht-Woensdrecht c. a., Rosendaal-Nispen-en-Wouw, Steenbergen, bediend wordende door 7 predikanten.

Bergen-op-Zoom, dek. van het bisdom van Breda, bevattende de 17 parochiën: Bergen-op-Zoom, Borgvliet, Dinteloord (Prinsenland), Halsteren, Heen, Heerle, Hoogerheide, Huybergen, Kruisland, Lepelstraat, Nieuw-Vosmeer, Nispen, Ossendreeht, Putte, Eosendaal, Steenbergen, Wouw. Tot de par. Rosendaal behoort nog de openbare O. L. Vrouwekapel aldaar.

Bergen-op-Zoom, gem. in N.-Brab., palende in het noorden aan Halsteren, in het oosten aan Wouw, in het zuiden aan Huybergen en Woensdrecht, en in het westen aan de Ooster-Sehelde. Eene oppervlakte van 5130 bund, beslaande, is de grond grootendeels gevormd uit dilu-visch zand, terwijl alleen de zoom langs de Ooster-Schelde uit kleiland bestaat. In het diluvisch zand liggen eenige moeren, als de Zeezuiper, het Keutelmeer enz.

In 1796 had deze gem. 4722, in 1822 6048, in 1830 7245, in 1840 7811, in 1830 8506, in 1860 8891, in 1870 9706 inw. In laatstgenoemd jaar berekende men deze bevolking op 2167 Ned.-Herv., 2 Waalsch-Herv., 110 Ev.-Luth., 8 Herst.-Luth., 23 Doopsgez., 6 Rem., 39 Chr.-Geref., 7284 Eoomsch-Kath. en 67 Isr.

De gem. bevat de stad Bergen-op-Zoom, het dorp Borgvliet en meer dan honderd verstrooide woningen in de dusgenoemde Poorterij.

De stad Bergen-op-Zoom ligt op een hoogen, zandigen grond, nabij de Ooster-Schelde, waardoor zij met eene haven gemeenschap heeft, 7 uren van Antwerpen, 15 uren van 's Hertogenbosch, 27 uren van Amsterdam.

Waarschijnlijk ontleent Bergen-op-Zoom zijn oorsprong aan een kasteel, dat aan den boord van de moerassige streek Soma (of de Zoom) werd gesticht. Oude kronieken verhalen, dat Geertruida, de dochter vanPeppin van Landen, te dezer plaatse in de Sste eeuw eene kapel stichtte, doch in gelijktijdige schriften vindt men van Bergen-op-Zoom niet vóór het einde der 13de eeuw melding gemaakt. Het werd nogtans reeds in 1287 met muren omringd, en ontving den 9 Mei 1397 van den Heer eene keur. Laatstgenoemd jaar was echter hoogst noodlottig, daar in Mei de gansche stad, op twee huizen na, door de vlammen werd verslonden. Spoedig echter verrees de veste weder, want in 1435 bevatte zij reeds 1119 haardsteden. Frederik Perrenot, Baron van Ronsse, bracht haar in 1577 aan de Staatsche zijde. In 1588 en 1623 werd zij vruchteloos door de Spanjaarden onder hunne grootste veldheeren (Parma en Spinola) belegerd. Vóór 1747 was zij nooit door eenigen vijand ingenomen, doch den 16 September van dat jaar werd zij door de Franschen onder Löwenthal bemachtigd, nadat zij door een bombardement deerlijk was geteisterd. Den 8 Maart 1814 poogden de Engelschen haar bij verrassing in te nemen, doch werden, reeds in de stad zijnde, door de Fransche bezetting krijgsgevangen gemaakt of verdreven.

Bergen-op-Zoom, sinds den tijd van Willem III voor een meesterstuk der vesting-bouwkunst van Baron Menno van Coehoorn gehouden, wordt

-ocr page 112-

106

sedert 1867 ontmanteld, en daardoor van de enge muren, die het omknelden, bevrijd. Het fraaiste gedeelte der stad ligt aan de Groote Markt en aan de straten, die naar de voormalige Steenbergsche, Wouwsche en Boschpoorten voeren. Het westelijkst deel der stad, aan de Haven, is van jongere dagteekening, doch geenszins het fraaiste. Binnen de stad waren in 1840 12-14 en in 1860 1406 hulzen.

Bergen-op-Zoom, dat den 23 December 1863 met hel Europeesch spoorwegnet werd verbonden, bestaat hoofdzakelijk van den doorvoer, eenigen handel, scheepvaart, visscherij en de voordeelen, die de bezetting afwerpt. Men vindt er verscheidene potten- en pannenbakkerijen, eene groote beetwortel-suikerfabriek en eenige kleinere instellingen van nijverheid, die vooral in den jongsten tijd zeer in aantal zijn toegenomen.

De Groote- of Geertruidakerk, de eigendom der Hervormden, is een overoud gebouw, dat, in 1442 vernieuwd, vooral door de belegeringen van 1622 en 1747 deerlijk werd geschonden. Na haar herstel werd zij den 18 October 1752 op nieuw ingewijd. De kerk heeft een zwaren toren en in een afgescheiden gedeelte verscheidene meestal geschonden praalgraven.

De overige kerkgebouwen zijn de K.-lvath. Maria-Hemelvaartkerk, de kerk der Luth., de kerk der Chr.-Geref. en de Synagoge.

Het Raadhuis, op de Markt, heeft een fraaien gevel van gehouwen steen, en in de ruime Witte Zaal de portretten der Heeren en Markiezen. Het Markiezenhof, thans eene kazerne, prijkte, toen het zijne oorspronkelijke bestemming vervulde, met een achtkanten tamelijk hoogen toren, die van boven een grooter omtrek besloeg dan beneden. De ijzeren traliën voor de vensters werden vroeger voor meesterstukken der smeekunst gehouden.

Behalve een weinig bezochte Latijnsche school, heeft Bergen-op-Zoom eene bloeiende teekenschool en verschillende inrichtingen voor lager onderwijs.

Bergenshuizen buurt in de N.-Brab. gem. Vught, in 1840 met 203, in 1860 met 202 inw.

Berg-en-Terblijt, gem. in Limburg, die, door Meers sen, Houthem, Valkenburg, Oud-Valkenburg, Bemelen en Amby bepaald, eene oppervlakte heeft van 794 bund. Bijna de gehoele oppervlakte bestaat uit Limburgsche klei of mergel. Alleen langs de noordergrens, waar de Geul vloeit, vindt men rivierklei. Het terrein is zeer heuvelachtig, zoodat zelfs een enkel punt de hoogte van 101 el boven de oppervlakte der zee bereikt In 1822 had deze gemeente, die eerst na de omwenteling van 1795 uit twee vroeger geheel van elkander afgescheiden heerlijkheden werd samengesteld, 708, in 1840 764, in 1870 858 inw. Eene splitsing in gezindten vindt hier geen plaats, daar alle inw. thans tot de li.-K. Kerk behooren. Landbouw en het bewerken van steengroeven zijn de hoofdbronnen der welvaart. In de steengroeven zijn verscheidene grotten, die het bewijs leveren, dat zij voor vele eeuwen den ingezetenen tot woonplaatsen dienden. Behalve het d. Berg, bevat de gem. de bnnrten Terblijt, Vilt, de Valkenburgerpoort, een deel van Geulem en de afgezonderd liggende hoeven aan den Rasberg en aan den Koeweg.

-ocr page 113-

107

Bergentheim, buurt in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenberg, met eene havezathe, die in 1469 reeds als „saelstedequot; bekend was. In 1840 had deze buurt 243, in 1860 364 inw. In 1509 viel hier een veldslag voor tusschen Hendrik de Groote en de Bisschoppelijken, waarbij de laatsten het onderspit dolven.

Bergerbosch, prachtig woud, dat zich van het N.-Holl. dorp Bergen noord- en zuidwaarts langs de duinen uitstrekt. De trotsche kruinen der stammen bij de „Boeke boomenquot; (beuken), overschaduwen eene plek, die aan de heerlijkste boschpartij in Gelderland en het Haagsche Bosch herinnert.

Bergerden, geh. in de Geld. gem. Bemmel.

Bergerhuizen, geh. in de Limb. gem. Noorbeek.

Bergermeer, voorm. meer in de N.-Holl. gem. Bergen, drooggemaakt in 1565, groot 441 bund.

Bergeroth, buurt in de Limb. gem. Stramproy, in 1840 met 284, in 1860 met 208 inw.

Bergeyk, gem. in N.-Brab., door de gem. Bensel, Bladel, Hooge-loon, Eersel, Riethoven, quot;Westerhoven, Borkel-en-Schaft, Lommei (Belg.), Luiksgestel en Moll (België) bepaald, heeft eene oppervlakte van 5233 bunders, alles diluvisch zand, of voor een klein gedeelte afgegraven hoog veen. Landbouw en het venten van onderscheidene natuurproducten schenken den inw. het noodige. Hun aantal beliep in 1822 1586, in 1840 1800, in 1870 1794, zijnde zij in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 73 Herv., 1718 R.-Kath. en 3 Isr. De gem. bevat 2 dorpen, Bergeyk-op-het-Hof en Bergeyk-op-het-Loo, de buurt Hooge-Berkt, en de geh. Eykereind, Lage-Berkt, Kund, Muggenhool, Spaanreit, Wiebosch, Groot-Wilreit en Klein-Wilreit.

Bergeyk-op-het-Hof, of Bergeyk, d. in de N.-Brab. gem. Bergeyk, met eene Herv. en eene R.-Kath. kerk. Het telde, met Eykerend, in 1840 501 en in 1860 641 inw. Karei de Stoute vergunde in 1468 den Bergeykers om hun dorp in eene stad te herscheppen cn met wallen en poorten te versterken; doch van deze vergunning is geen gebruik gemaakt. In 1500 werd het dorp door de Gelderschen gebrandschat, in 1592 door Prins Maurits bezet, in 1593 door Mondragon veroverd, en in 1702 door de Franschen en Spanjaarden zoo geplunderd, dat de schade op ruim ƒ 77,000 werd begroot. Ook in 1747 is het door de Franschen gebrandschat. Aan den weg van Bergeyk naar Eersel liggen op de heide vele grafheuvelen, waaruit sinds 1838 vele oudheden zijn opgedolven.

Bergeyk-op-het-Loo, dorp in de N.-Brab. gem. Bergeyk, dat in 1840 351 en in 1860 461 inw. telde. Er is eene R.-Kath. kerk.

Bergh, voorm. bannerij, heerlijkheid en graafschap in Gelderland, welker eerst-bekende bezitter, Constantinus de Meiegarde, in de tweede helft der 11de eeuw wordt vermeld. Sophia van den Bergh bracht in 1416 de heerlijkheid in het geslacht van der Lek over, uit hetwelk Heer Oswald

-ocr page 114-

108

voortsproot, die in 1486 tot Graaf werd verheven. Na het uitsterven der Heeren van Bergh uit den stam der van der Lek's, in 1712, kwam Bergh aan Vorst Franz Wilhelm van Hohenzollern-Sigmaringen, wiens nakomelingen dit graafschap nog bezitten, evenals de daaraan ten deel gevallen heerlijkheden Didam, Gendringen en Etten, benevens de halve hoogheid van Wisch. Vroeger hebben de Heeren en Graven van Bergh nog vele andere goederen bezeten, zoo als Bijland, Millingen, Pannerden, ülft, Homoet, enz. Bergh bezat ook rechten op de stad Emmerich, doch Heer Hendrik van den Bergh stond deze in 1237 aan Graaf Otto II van Gelder af. In 1319 verklaarde Reinald, erfzoon des Graven van Gelder, dat hij van Frederik, Heer van den Bergh, geene bede zou afvragen, en dat noch hij, noch zijne voorgangers daartoe eenig recht bezaten. Doch toen Graaf Herman van den Bergh, den 25 November 1581, tot stadhouder van Gelderland werd verkozen, nam hij de voorwaarde aan, dat zijn graafschap, evenals zijne heerlijkheden, mede in de gemeene middelen zou bijdragen, dat is het oppergezag der Geldersche regeering erkennen.

Bergh, gem. in Gelderland, tusschen Zevenaar, Didam, Wehl, Ambt-Doetinchem, Doetinchem, Wisch en Gendringen (Geld.) en Emmerich en Elten (Pruiss. kreits Rees). Zij was in het begin dezer eeuw grooter dan thans, doch onder Koning quot;Willem I is door de grensregeling met Pruissen van 26 Juni 1816 de zuiderstrook daarvan afgescheiden, bevattende de buurtsch. Klein-Netterden, Speelberg, Borghees en Leegmeer, en onder Koning Willem III het dorp Netterden, dat bij de wet van 1 September 1863 aan Gendringen is toegevoegd. Door eerstgemelden afstand verloor Gendringen een district van 379 inw. (in 1861 tot 472 toegenomen), en door den laatstgemelde eene bevolking van nagenoeg 500 zielen. De gem. is na deze verliezen ongeveer 8045 bund, groot, waarvan het grootste deel (het westen en midden) uit diluvisch zand, doch het overige (het oosten) uit rivierklei bestaat. De naam van Bergh is niet zonder reden aan deze streek gegeven, daar zij de hoogste punten van het geheele Nederlandsch gebied ten oosten des IJssel's bevat. De Rijsberg is 81, de Montferland 88, de Hnl-zenberg 96 en de Hertenheuvel 105 el hoog. De gem. telde in 1822 4022 en in 1840 5067 inw., dat is vóór Netterden er van gescheiden werd, in 1865 5188, in 1870 5209. Bij de volkstelling van 1860 splitste de bevolking zich in 460 Ned.-Herv., 3 Waalsch-Herv., 1 Rem., 10 Ev.-Luth., 8 Episc., 5120 R.-Kath. en 93 Isr. Landbouw, veeteelt en handel in hout, granen en vee zijn de hoofdbronnen van welvaart. De gem. bevat het steedje 's Heerenberg, de dorpen Zeddam, Beek, Groot-Azewijn en Wijnbergen, de buurten Lengel, Stokkum, Vinkwijk, Vethui-zen, Kilder, Braamt en Klein-Azewijn, benevens het geh. Loerbeek.

Bergh, geh. in de Limb. gem. Wijlré.

Bergharen, of Burgharen, gem. in Gelderlatid, tusschen Bruten, Ewijk, Wijchen, Batenburg, Appeltern en Horssen, hebbende eene oppervlakte van 2106 bünd. Het middendeel, van het zuidoosten naar het noordwesten, heeft een heuvelachtigen zandbodem (diluvium), terwijl het

-ocr page 115-

109

overige uit kleigrond bestaat. In 1822 had deze gem. 1339, in 1840 1431, in 1870 1544 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men hen in 105 Herv. en 1344 R -Kath., voor het meerendeel landbouwers. Intusschen is ook de veeteelt niet onbelangrijk. De gem. bevat .gt; dorpen: Bergharen, Hemen en Leur, en verder verstrooide woningen. Het dorp Bergharen telde in 1840 734 en in 1860 767 inw., doch de dorpskom zelve is veel kleiner, daar hier in 1860 slechts 276 zielen leefden. De Herv. kerk, de E. Kath. kerk en de school maken de hoofdgebouwen uit. Er zijn bevallige wandelwegen over welbebouwde hoogten en laagten, deels fraai met geboomte beplant.

Berghem, geh. in de Iamb. gem. Gulpen.

Bergherbosch, bergstreek en bosch in de Geld. gem. Bergh, meer dan 2000 bund, groot. De houtvesterij staat op den top van den hoogen en schilderaehtigen Montferland.

Berghuizen, geh. in de Geld. gem. Appeltern, bij Maas-Bommel.

Berghuizen, buurt in de Overijss. gem. Losser, in 1840 met 557, in 1860 met 624 inw.

Berghvrede, of Meursentoren, oude duifsteenen toren te Didam, die in 1609 werd afgebroken.

Bergsche-Broek, laag wei- en bouwland aan de zuidzijde van het Bergherbosch, in de Geld. gem. Bergh, 462 bund, groot.

Bergschenhoek, gem. in Z.-Holl., door Berkel, Bleiswijk, Zevenhuizen, Hillegersberg en Schiebroek ingesloten, en 1535 bund, groot. Vroeger geheel uit laag veen bestaande, heeft het thans door uitvening en het weder droog maken der achtergebleven plassen, een gunstigen kleibodem, die inzonderheid tot veeweiden, doch deels ook tot akkerland wordt gebruikt. In 1811, bij hare oprichting, had zij 700, in 1822 897, in 1840 1014 en in 1870 956 inw. Bij de volkstelling van 1860 waren de ingezetenen onderscheiden in 652 Herv., 1 Rem , 4 Chr.-Afg. en 338 R.-Kath.

Het d. Bergschenhoek, tot 1811 eene afdeeling van Hillegersberg, was tot het midden der 17de eeuw slechts een buurt. In 1658 bekwam het een eigen (Herv.) pred., en in 1696, na het verbranden der schuurkerk, een waardig kerkgebouw. De R.-Kath. kerk is eene stichting, die, naar het schijnt, van 1660 dagteekent. Deze oude kerk is echter in 1836 veel verfraaid. In I860 bevatte de dorpskom 486 bewoners.

Bergsche-Verlaat, geh. in de Z.-Holl. gem. Hillegersberg.

Bergsche-Veld, zuiderdeel van den Biesbosch.

Bergstraat, of Bergeind, buurt in de N.-Brab. gem. Geffen, in 1840 met 189, in 1860 met 147 inw.

Bergum, vijfde kanton van het arrond. Leeuwarden (Friesl.), bestaande uit de gem. Tietjerksteradeel en Achtkarspelen.

-ocr page 116-

110

Bergum, kerk. ring der klassis Leeuwarden (Friesl.), bevattende de 16 gem.: Bergum, Bergumerheide, Boombergum-en-Korte-Hemmen, Zuid-en-Noord-Dragten, Dragster-Compagnie, Eernewoude, Garijp, Harde-garijp, Oenkerk-Giekerk-en-\Vijns, Oostermeer-en-Eestrum, Oudega-Nijega en-Opeinde, Oudkerk-en-Eoodkerk, Eottevalle, Rijperkerk, Suameer, Sua-woude-en-Tietjerk, die te zamen door 17 predik, bediend worden.

Sergum, d. in de Eriesche gem. Tietjerksteradeel, dat in de vijf wijken Bergunoerbnren of Groote-Buurt, Bergnmerdam, het Klooster, Nijestad en Noordermeer afgedeeld, in 1811 1244, in 1840 2327, in 1S70 3187 inw. telde, die van het aanpalend Bergumerheide, Kuikhorne en een deel van Veenwoudsterwal medegerekend. Er zijn 2 kerken, eene voor de Herv. cn eene voor de Christ.-Geref. Voorts vindt men er het gemeentehuis van Tietjerksteradeel, vele warmoezerijen en boomkweekerijen. In vorige eeuwen vond men er het Bergklooster, de staten Hillema en het Hooghuis, op welk laatste Meuno van Coehoorn zijn beroemde Vestingbomo schreef. Wegens de gunstige ligging aan drie straatwegen en een groot kanaal, zoowel als door de sierlijke huizen in de dorpsstraat, is het thans een even fraai als aanzienlijk dorp.

Sergumerheide, d., dat op de heide bij Bergum (Tietjerksteradeel) als buurt ontstaan, in 1850 door het bouwen eener Herv. kerk, bij een armhuis met school, doch vooral door het ontginnen van honderd bunders heide, van 1849 tot 1852 door Dr N. Ypey ondernomen, zijn tegenwoordig aanzien kreeg.

Bergmnermeer, meer in de Eriesche gem. Tietjerksteradeel, dat ongeveer 3 uren in omtrek heeft.

Beringen, buurt in de Limb. gem. Helden, in 1840 met 330, in 1860 mot 333 inw.

Berk (den), geh. in de N.-Brab. gem. Rucphen.

Berkdijk, buurt in de N.-Brab. gem Tilburg, in 1840 met 647, in 1860 met 741 inw.

Berkeindje, geh. in de N.-Brab. gem. Lierop.

Berkel, buurt in de Limb. gem. Horst, in 1840 met 535 inw.

Berkel, dorp in de N.-Brab. gem. Berkel-Enschot-en-Heukelom, dat reeds in 1240 onder den naam van Berde wordt vermeld. In 1840 had het 399, in 1860 409 inw. De R.-Kath. kerk was langen tijd slechts eene kapel.

Berkel, dorp in de Z.-Holl. gem. Berkel-en-Rodenrijs, te midden van uitgeveende en weder droog gemaakte polders. Men telde er in 1840 binnen de bebouwde kom 339, in 1860 469 inw. Er zijn 3 kerken; eene Herv., eene Rem. en eene R.-Kath. De eerste bevat eene tombe der Heeren van Berkel.

Berkel, rivier, die op den Bavenberg in de Pruissische provincie Westphalen ontspringt, langs Coesfeld, Stadt-Lohn en Vreden loopt, bij Oldenkotte den Gelderschen bodem bereikt, en na de Slinge of Lebbinkbeek

-ocr page 117-

Ill

opgenomen te hebben, te Zutphen in den IJssel valt. De rivier wordt voor kleine scheepjes bevaarbaar te Vreden, waar de haven juist beneden een waterval ligt. De Nederlandsche plaatsen aan de Berkel zijn Rekken, Eibergen, Borculo, Ijochem, Almen, Warnsveld en Zutphen.

Berkelaar, buurt in de Limb. gem. Echt, in 1840 met 276, in 1860 met 315 inw.

Berkel-Enschot-en-Heukelom, gem. in N.-Brab., tusschen Uden-hout, Oisterwijk, Moergestel, Hilvarenbeek en Tilburg. De grond, die 2082 bund, beslaat, is geheel uit diluvisch zand gevormd, met eenig moeras in het zuiden. In 1822 had deze gem. 886, in 1840 999, in 1870 1121 inw., die in laatstgenoemd jaar allen tot de R.-Kath. Kerk behoorden. Landbouw en veeteelt zijn genoegzaam de eenige middelen van bestaan. De gem. bevat de dorpen Berkel en Enschot, benevens de buurt Heukelom.

Berkel-en-Rodenrijs, gem. in Z-Holl., die, omringd door Zegwaard, Bleiswijk, Bergschenhoek, Schiebroek, Overschie, Vrijenban en Pijnacker, eene oppervlakte van 1967 bund, beslaat. Het grootste deel der gem. is laag veen, doch eenige streken, waarvan de veenstof door uitbaggering is weggevoerd, bestaan nu, na het droogmalen der achtergelaten plassen, uit kleigrond. In 1822 had deze gem. 1100, in 1840 1149, in 1870 1562 inw., die meest in de veeteelt en zuivelbereiding hun bestaan vinden. In 1860 onderscheidde de bevolking zich in 625 Herv., 6 Kem , 14 Chr.-Afg., 3 Ev.-Luth. en 726 R.-Kath. De gem. bevat, behalve het d. Berkel, den Voorafschenpolder, don Noordpolder, den Zuidpolder, den Westpolder en den Berkelschenpolder, van welke de beide laatsten zoogenaamde droogmakerijen zijn. De buurt van Berkel in de richting naar Zegwaard heet het Noordeinde, die naar de zijde van Overschie Rodenrijs of het Zuideinde. Een hoek in het zuidoosten, de Tempel, vormde tot 1855 eene afzonderlijke gemeente, die echter reeds sinds lang onbewoond was, en nog geene 11 bund, besloeg.

De hcerl. Berkel-en-Rodenrijs heeft tijdens Koning Filips aan de Heercn van Egmond, en van 1600 tot 1618 aan 's Lands Advocaat Joan van Oldenbarneveld toebehoord.

Berkelsche-Meer, meertje in de Z.-Holl. gem. Berkel, c. a.

Berkelsche-polder, pold. in de Z.-H. gem. Berkel c. a. en Pijnacker.

Berkenboach, geh. in de N.-Brab. gem. Oploo c. a.

Berkenrode, klein dorp, in de N.-Holl. gem. Heemstede, aan den straatweg tusschen Haarlem en Hillegom. Men vindt er de groote, schoone buitengoederen Oud-Berkenrode en Knapenbnrg, benevens eene R.-Kath. kerk, wier stichting van 1694 dagteekent. In 1822 had dit dorpje 65, in 1840 72, in 1850 61 inw. Het vormde tot 1857 eene zelfstandige gem. van 49 hnnd. oppervlakte, die bij de wet van 13 Juni van genoemd jaar bij Heemstede werd ingelijfd.

-ocr page 118-

112

Berkenwoude, gem. in Z.-Holl., tusschen de gem. Stolwijk, Bergambacht, Lekkerkerk, Onderkerk-op den-IJssel en Gouderak, met eene oppervlakte van 1132 bund. De grond, geheel uit laag veen bestaande, dient schier bij uitsluiting tot wei- en hooilanden. Alleen zaait men op enkele perceelen hennep. In 1832 had deze gem. 41S, in 1840 484, in 1870 557 inw. Bij de volkstelling van 1860 vond men de ingezetenen onderscheiden in 515 Herv. en 24 R.-Kath.

Het d. Berkenwoude, of Berkoude, in het midden van den Krimpener-waard, bevatte in de dorpskom ten jare 1860 niet meer dan 171 inw. Er is eene Herv. kerk, die, in 1732 door den bliksem getroffen, in 1735 werd vernieuwd, en in 1833 nogmaals belangrijke herstellingen onderging. Men vindt in 1379 van Berkenwoude het eerst melding gemaakt.

Berkey, geh. in de N.-Brab. gem. Berkel-en-Milheeze.

Borkhey, voorm. d. in Z.-Holl. Het lag aan het strand tusschen Katwijk en Scheveningen, doch is vóór het midden der 17de eeuw, vermoedelijk door overstrooming, verdwenen. Twee duinvalleien in de nabuurschap voeren nog den naam van Groot- en Klein-Berkhey.

Berkhout, gem. in N.-Holland, tusschen Avenhorn, Ursem, Hensbroek, Obdam, Spanbroek, Wognum, Hoorn en de Zuiderzee, eene oppervlakte van 2571 bund, beslaande. De grond der gem. bestaat meest uit klei, doch in het uiterste westen ook uit veen. In 1822 had de gem. 1098, in 1840 1438, in 1870 2043 inw., zijnde de bevolking van 1860 onderscheiden in 1031 Herv., 11 Chr.-Afgesch., 1 Doopsg., 3 Herst.-Luth. en 768 R.-Kath., wier voornaamste bronnen van bestaan veeteelt en zuivelbereiding zijn. De gem. bevat de dorpen Berkhout en de Goorn, een deel van het dorp Spierdijk, de buurt Bobeldijk, de drooggemaakte plassen Baarsdorpermeer, Zuidermeer, Leekemeer en de Groote-Waal, benevens de geh. de Burg en de Hulk of Zeedijk.

Het d. Berkhout is ruim 500 el lang van het oosten naar het westen, bevattende in 1840 766, in 1860 908 inw. Het heeft eene Herv. kerk, die in 1841 met een orgel werd versierd.

Berkhout, pold. in de N.-Holl. gem. Berkhout, met 2004 bund, oppervlakte.

Berkmeer, voorm meer in N.-Holl , in 1636 drooggemaakt. Het is onder de gem. Heer-Hugowaard, Obdam en Opmeer verdeeld, en 267 bund, groot.

Berkmeerdijk, bunrt in de gem. Hensbroek, Obdam en Heer-Hugowaard, in 1S40 met 148 inw.

Berkt, of Lage-Berkt, buurt in de N.-Brab. gom. Bergeyk, in 1840 met 138, in 1860 met 120 inw.

Berkt, geh. in de N.-Brab. gem. Heesch.

Berkt, geh. in de N.-Brab. gem. Oerle.

-ocr page 119-

113

Berkum, buurtschap in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, in 1840 met 506, in 1860 met 602 inw. Zij is in den Veldhoek, den Poepenhoek, den Bruggenhoek en den Brinkhoek afgedeeld, van welken de derde de Ber-knmerbrug bevat, die door de stad Zwolle in 1451 over de quot;Vecht is gelegd.

Berlicum, d. in de N.-Brab. gem. Berlicum-en-Middelrode, bevallig aan de Aa gelegen. Het had in 1840 1192 inw. Men vindt er eene Herv. kerk, eene R.-K. kerk en vele schoone buitengoederen. In 1672 was er het hoofdkwartier van Turenne, in 1794 dat van den Hertog van York.

Berlicum-en-Middelrode, gem. in N.-Brab., omsloten door de gem. Rosmalen, Nuland, Heesch, Heeswijk, Schijndel en den Dongen. Hare oppervlakte van 2478 bunders, bestaat bijna geheel uit zandgrond, behalve langs de Aa, waar klei ligt. In 1822 had deze gem. 1854, in 1840 2383, in 1870 2575 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2501 B.-Kath. en 70 Herv., wier voornaamste middel van bestaan de landbouw is. Behalve het d. Berlicum, bevat de gem. de buurten Middelrode, Assendelft, Loofaart en Doomhoek, een deel der buurt Kaathoven, benevens de geh. Hasselt, Veebeek, West-Kampen, Motven, Brand en Heikant.

Berlikum, tweede kanton van het arrondissement Leeuwarden, omvattende de beide gem. Menaldumadeel en het Bildt.

Berlikum, bij verkorting Belkum en Belsum genoemd, is een dorp in de Friesche gem. Menaldumadeel, in 1840 met 1310, in 1860 met 1640, in 1870 met 1813 inw. Oorspronkelijk aan de Middelzee gebouwd, bloeide Berlikum met het daarbij sinds ingelijfde Uitgong, ten tijde van Friesland's zelfstandigheid, door koophandel en scheepvaart, doch na het opslijken der Middelzee zijn landbouw, ooftkweekerij en veeteelt de hoofdbronnen der welvaart geworden. Van hier, dat de zeer uitgestrekte buurt, thans door schoone moestuinen is bezoomd, die vooral Leeuwarden van groenten en ooft voorzien. Er zijn in hot d. 2 kerken, eene fraaie Herv. koepelkerk en een Doopsgezind bedehuis. Oudtijds vond men er verscheidene staten, zooals Adelen, Eysinga, llemmema en Nyefenne, benevens den uithof Anikana van het klooster te Lidlum. In 1572 heeft Berlikum van de Spanjaarden en hunne tegenstanders veel leed ervaren.

Bern, geh. in de N.-Brab. gem. Herpt-en-Bem, met eenige overblijfselen der Premonstratenser abdij Bern, in 1134 door Heer Fulco van Bern gesticht, en in 1589 door de Spanjaarden afgebrand. Het geh. had in 1840 60 inw.

Bemisse, of Boraisss, water, dat thans onder Simonshaven aanvangt en naar de Maas bij Heenvliet voortloopt. Vroeger veel breeder en van grooter uitgestrektheid, scheidde het de eilanden Voorne en Pntten van elkander. Het was in den grafelijken tijd een voornaam vaarwater, en de tol te Geervliet eene belangrijke bron van 's Graven inkomsten.

Bemsche-Hoeven, geh. in de N.-13rab. gem. Loon-op-Zand.

Bernstorburen, geh. onder het Friesche d. Eauwerd (Eauwerderhem).

Berouw, of Polder-van-Berouw, pold. in de N.-Holl. gem. Uitgeest, ruim 16 bund, groot.

8

-ocr page 120-

114

Berringveld, geh. in dc Geld. gem. Wisch.

Bersum, voorm. dorp in Groningen, door eene inbraak van den Dollard weggespoeld.

Beschilberg, of Bescheilberg, geh. in de Limb, gemeenten Sle-naken en Noordbeek. Het ligt aan den grooten weg van Maastricht naar Verviers, die hier steeds stijgende, op de Lniksche grens, tot 215 Ned. el boven den spiegel der zee verrijst.

Beschoot (het), kleine pold. in de N.-Holl. gem. Beets, onder Oudendijk.

Beslinga, voorm. state bij het Frieschc d. Friens.

Besoijen, gem. in N.-Brab., tusschen Drongelen, Waalwijk, Sprang en Capelle, groot 783 bnnd., en bevolkt in 1822 door 664, in 1840 door 1041 en in 1870 door 1160 inw. In de zuiderhelft bestaat de grond uit diluvisch zand, in de noorderhelft, langs het Oude-Maasje, uit klei. Landbouw, veeteelt en het fabriekmatig maken van schoenen zijn de voornaamste middelen van bestaan der ingezetenen, die zich in 1870 in 318 Herv., 1 Herst.-Luth., 833 E,-Kath. en 8 Isr. splitsten. Besoijen was in vorige eeuwen eene Holl. heerlijkheid, die in 1421 met den Zuid-Hollandschen-Waard overstroomde, doch gelukkig weder droog gelegd werd. Eerst sinds 20 Juli 1814 heeft zij bestendig tot N.-Brab. behoord.

Het dorp Besoijen heeft (doch op Waalwijkschen grond) eene Herv. kerk, wier stichting van 1612, uit het tijdperk van het twaalfjarig bestand, dagteekent. In vorige eeuwen stond er een kasteel der Heeren van Besoijen, waarvan in 't begin dezer eeuw nog geringe muurbrokken over waren. In 1840 telde de kom van Besoijen 993, in 1860 956 inw.

Besseburen, wijk van het Friesche d. Beetgum, met een Chr.-Geref. kerk. Administratief behoort deze wijk onder Menaldum.

Bessens, of Wieuwerder-Bosch, geh. bij het Friesche dorp Wieu-werd (Baarderadeel).

Best, gem. in N.-Brab., die, door Liempde, st.-Oedenrode, Son-en-Breugel, Woensel en Oirschot bepaald, eene oppervlakte beeft van 3010 bund. In het oosten liggen verscheidene moerassen, bestaande de grond overigens uit diluvisch zand, dat voor een deel tot akkers is ontgonnen, voor een deel nog uit heide bestaat. De meeste ingezetenen — in 1822 1736, in 1840 1903, in 1870 1928 — bestaan van landbouw en veeteelt. Het meerendeel behoort tot de R.-Kath. Kerk: men telde er namelijk op 1 Januari 1870 1920 E.-Kath. en 8 Herv. Het dorp Best ligt in het midden der gem. Verder bevat deze de buurten Verre-Best, Naaste-Best, do Vleut en Aarle.

Het d. Best bevat oene R.-Kath. kerk, volgens de overlevering in 1437 gebouwd ter plaatse van het huis, waar st.-Odulphus omstreeks den jare 806 was geboren. Er is een station van den spoorweg Boxtel-Eindhoven. Best had in 18(50 in de dorpskom, het Kerkeneind, alleen 299 inw.

-ocr page 121-

115

Bestmen, of Besthmen, buurt ia de Overijsselsche gem. Ambt Ommen, met de havezathe Laar. Het had ia 1840 135, in 1860 158 inw.

Beswerd, geh. in de Gron. gem. Ezinge.

Bethesda, landgoed met geneeskundige inrichting in de Geld. gem. Kheden, te Laag-Soeren. Het is voor ongeveer twintig jaren opgericht door eenige voorstanders der natuur-geneeskunde, die door een waterkuur de gezondheid aan verschillende lijders pogen terug te geven. Daar bij Bethesda vele heldere bronnen vlieten, is de plaats voor dit doel uitmuntend geschikt. Van Mei 1870 tot Mei 1871 werd het door 81 lijders bezocht, van welken 34 genezen terugkeerden, 25 aanmerkelijk waren gebeterd en 6 onder behandeling bleven.

Betlehem, geh. in de Gron. gem. Kantens, bij Rottum, waar reeds in 1291 eene vermaarde Benedictijner abdij bloeide, wier gebouwen in 1658 werden afgebroken en verkocht.

Betuwe, landstreek tusschen den Kijn en de Waal, van de scheiding dier stroomen tot in de nabuurschap van Tiel. Eene eeuw vóór Christus door de Batavieren bevolkt, wordt de gouw Batua het eerst in een geschrift van den Frankischen Koning Theodorik, omstreeks den jare 670, vermeld. In het westen paalde zij toen aan de gouw Teisterband. Evenals deze had zij in de middeleeuwen verschillende Heeren, die echter allengs aan de Graven van Gelder en Cleve leenplichtig werden. Naar het schijnt, was Dodewaard de eerste bezitting, die de Geldersche Graven in de Betuwe verwierven. Zij kregen er ook goederen, die vroeger aan Cleve hadden behoord, b. v. Kessen, dat in 1164 aan Cleve kwam, doch in 1385 door Hertog Eeinald werd verworven. Bij de verovering van Gelder door Keizer Karei V in 1543 behoorden de geheele Over- en Neder-Betuwe aan dit hertogdom, terwijl het Cleefsche gebied zich bepaalde tot het ambtmanschap Huissen, de heerlijkheid Huihuizen en het ambtmanschap Lobith. Deze 3 districten bleven aan Cleve, toen dit aan Pruissen kwam, en keerden ook aan dat Rijk, na de groote veranderingen in 1813 en 1814, terug. Eerst in 1816 zijn zij duurzaam onder dezelfde regeering als de Over- en Neder-Betuwe gekomen. Veranderingen, die de loop van den Rijn in de laatste eeuwen onderging, hebben Herwen, Aardt, Pannerden, Lobith, het Spijk en de Schenkenschans van de Betuwe gescheiden, ja naar aanleiding der grensregeling van 1816 Schenkenschans zelfs buiten het Nederlandsch gebied gebracht.

De Betuwe, door den Nieuwendijk in de Over- en Neder-Betuwe onderscheiden, ligt zeer laag, ten aanzien der Veluwe in het noorden, en den Hunnenberg in het zuiden. Ook kan het land slechts door zware dijken voor overstroomingen beveiligd worden. Nogtans is het eene aangename streek, omdat de meer verheven schoonheid van berg- of heuvellanden door den weelderigen groei van geboomte en veldvruchten wordt vergoed. De schoonste oorden der Betuwe zijn bij Bemmel en Doomenburg.

Beuckenswijk, buiten bij het Eriesche dorp Sondel (Gaasterland).

8*

-ocr page 122-

116

Beugelskamp, landgoed in de Overijsselscbe gem. Denekamp.

Beugen, d. in de N.-Brab. gem. Bengen-en-Kijkevoort, in 1840 met 1052, in 1860 met 1049 inw. De B.-K. st.-Mariakerk, de eenige in het d., heeft een hoogen, zwaren toren. De oudste giftbrief, waarin Beugen wordt vermeld, is van 15 October 1294.

Beugen-en-Rijkevoort, gem. in N.-Brab., tusschen Osffelt, Haps, Wanroy, Boekei, Oploo en Boxmeer (N.-Brab.), en Gennep en Bergen (Limb.). Zij is 3474 bund, groot en bevat de d. Beugen en Kijkevoort, benevens de geb. Laageind, Papevoort, Tove en Walschot. Het aantal ingezetenen beliep in 1822 1437, in 1840 1515, in 1870 1543, die mee-rendeels in den landbouw hun bestaan vinden en allen tot de E.-K. Kerk behooren. Als tak der veeteelt wordt hier veel werk gemaakt van het fokken van gevogelte (ganzen, enz.) De grond bestaat uit zand. Een smalle strook klei ligt aaa de Maas. Op de grenzen van Boekei vindt men hoog veen.

Beukelspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Biervliet, in 1804 op den Braakman gewonnen, met de dijken 604 bund, groot.

Beukensgraoht, Overijsselsch diep, dat de Beulakcrwijde met het Meppelerdiep gemeenschap geeft. Aan het einde ligt het Beukenschut, de sluis, waardoor het diep in hel Meppelerdiep afwatert.

Beulake, voorm. d. in de Overijsselsche gem. Ambt-Vollenhove. Het was eene oude buurt, die in 1666 door het stichten eener Herv. kerk tot een dorp werd verheven. In de tweede helft der 18de eeuw ging het door het vergrooten der veenplassen geweldig achteruit. De laatste overblijfselen werden door de zeevloeden van 1775 en 1776 vernietigd.

Beulakerwijde, uitgestrekte veenplas in de Overijsselsche gemeenten Ambt-Vollenhove en Wanneperveen. Van de Belterwijde wordt dit water alleen door een voetpad gescheiden.

Beumershoek, geh. in de Overijsselsche gem. Kaalte.

Beuningen, gem. in Geld., tusschen Ewijk, Wijchen, Nijmegen en Valburg, welke laatste gem. door de Waal daarvan gescheiden wordt. Zij is groot 2069 bund, en heeft een vruchtbaren kleibodem. De bevolking bedroeg in 1822 1023, in 1840 1410, in 1870 1815 zielen. Zij bestond bij de volkstelling van 1860 uit 151 Herv. en 1462 K.-Katb. De gem. bevat de beide dorpen Beuningen en Weurt, benevens vele verstrooide woningen in de noorderhelft. In de zuiderhelft, de Hoeven en het Broek, zijn de woningen schaars. De landbouw maakt het hoofdbedrijf der ingezetenen uit.

Het d. Beuningen, aan de Koningstraat, ia wijd uiteen gebouwd. Het bevatte met de verstrooide huizen in de westerhelft der gem. in 1840 959, in 1860 1114 inwoners. De oude kerk behoorde sints de Herv. tot 1794 aan de Prot., sedert weder aan de K.-Katholieken. De tegenw. Herv. kerk is in 1821 uit liefdegiften der Nederl. Protestanten gebouwd. Oudtijds droeg dit d. den naam van Boningen.

-ocr page 123-

117

Beuningen, buurtsch. in de Overijsselsehe frem. Lo«ser, aan de Dinkel, in 1840 met 699, in 1860 met 743 inw.

Beusbergen, geh. in de Overijsselsehe gem. Markelo.

Beusichem, gem. in Gelderland, die, door Culemborg, Bnurmalsen, Bnren, Maurik en Wijk-bij-Duurstede ingesloten, eene oppervlakte van 1586 bund, beslaat. De grond is klei, wordende de noordoostgrens der gem. door de Lek gevormd. Behalve in den landbouw, vinden de ingezetenen in den handel met paarden en ander vee, en in dien met land-vruchten middelen van bestaan. In 1822 telde Beusichem 1187, in 1840 1540, in 1870 1735 inw., terwijl bij de volkstelling van 1860 het aantal Herv. 1546, dat der Ev.-Luth. 2, dat der R.-Kath. 115, dat der Oud-Roomschen 6 en dat der Isr. 8 groot werd bevonden. Be gem. bevat twee dorpen, Beusichem en Zoelmond.

Het d. Beusichem, in 1840 met 1004, in 1860 met 989 inw., is eene fraaie, welgeb. plaats, met eene sierlijke Herv. kerk. Beusichem is zeer oud, want de kerk werd reeds in het midden der 10de eeuw verbouwd. Vroeger prijkte er het stamhuis der Heeren van Beusichem ofBosichem, uit wien ook de Heeren van Culemborg zijn voortgesproten. In de maand Juni wordt te Beusichem eene der belangrijkste paardenmarkten van Nederland gehouden.

Beusiehemmer-Veer, veer over de Lek, 20 min. ten noord-oosten van het d. Beusichem. In 1304 verloren Jan van Renesse, Arend van Benschop en nog eenige Hollandsche edelen, die tot de zamenzweerders tegen Graaf Floris V hadden behoord, er het leven, door het omslaan van de schouw.

Beusichemsche-Waard, polder in de Geld. gem, Beusichem, 100 bund, groot.

Bentenaken, geh. in de Limb. gem. Slenaken, in 1840 met 39, in 1860 met 87 inw.

Beuven, poel of meertje in de N.-Brab. gem. Lierop.

Beuzenberg, buurtsch. in de Overijsselsehe gem. Holten, in 1340 met 515, in 1860 met 513 inw.

Beveland, voormalig landschap in Zeeland, dat door de Znidvliet in 2 deelen werd gescheiden. In een brief van Keizer Otto 11 van 976 wordt het reeds genoemd. Tegenwoordig bestaat het uit het schiereiland Zuid-Beveland, dat in het oosten door een breeden dam aan K-Brab., en in het westen door een zoodanigen dam aan Walcheren is gehecht, en uit het eiland Noord-Beveland.

Beverbeek, stroompje in de Geld. gem. Angerlo en Doesborgh.

Bevermeer, buurtsch. in de Geld. gem. Angerlo, in 1840 met 95, in 1860 met 91 inw.

Bevershoek, pold. in de Z.-Holl. gem. 's Gravendeel, na 1600 bedijkt, 16 bund, groot.

-ocr page 124-

118

Beversoord, 2 pold. in de Z.-Holl. gem. 's Gravendeel, tusschen 1632 en 1650 bedijkt, de eerste 41, de tweede nagenoeg 80 bund, groot.

Bevert (de), beekje in de Overijsselsche gem. den Ham, een sprankje van de Hammerbeek.

Bevervoorde, voorm. havezathe in de Geld. gem. Borculo.

Beverweerd, prachtige ridderhofstede in de Utr. gem. Werkhoven. Waarschijnlijk stond hier reeds in de eerste eeuwen onzer jaartelling een Romeinsche burg. Onder de bezitters telt men verscheidene leden van het Huis Nassau-Oranje. In 1835 is het op last van Hendrik Jacob Ca-rel Jan Baron van Heeckeren prachtig herbouwd.

Beverweerdsohe-polder, pold. in de Utr. gem. Werkhoven, 600 bund.

Beverweurde, of Bevervoorde, voorm. havezathe in de Overijss. gem. Weerselo. Roelof van Beverweurde, die dit kasteel in het midden der 15de eeuw bewoonde, stond bij Bisschop David van Boargondië in hoog aanzien. Hij ontving van dezen Kerkvoogd het kasteleinschap van Lage, het rentmeesterschap van Twenthe, het kasteleinschap van Blankenberg, en in 1460 den hove van Oldenzaal, de Bisschopshof geheeten.

Beverwijk, tweede kanton van het arr. Haarlem, bevattende de 8 gem. Beverwijk, Velzen, Castricnm, Uitgeest, Wijk-aan-Zee-en-Duin, Heemskerk, Krommenie, Assendelft.

Beverwijk, dek. van het bisdom Haarlem, bevattende de 11 gem. Akersloot, Assendelft, Beverwijk, Castricnm, Krommenie, Heemskerk, Limmen, Uitgeest, Velzen, Wijk-aan-Zee, Wormerveer.

Beverwijk, gem. in K-Holland, naar het westen en noorden bepaald door de gem. Wijk-aan-Zee-en-Duin, in het oosten door hot Wijkermeer en in het zuiden door Velzen, heeft, ofschoon weinig meer dan 200 bund, groot, in de westhelft een zandigen, in de oosthelft een kleiaehtigen bodem, waarin vruchtboomen, groenten en bloemen voortreffelijk tieren.

In 1822 had deze gem. 1826, in 1840 2255 en in 1870 3081 inw. Bij de volkstelling van i860 onderscheidde men hen in 880 Ned.-Herv., 1 Waalseh-Herv., 2 Rem., 5 Chr.-Afg., 32 Doopsgez., 106 Ev. Luth., 1561 R.-Kath., 96 Ned.-Isr., 1 Port. Isr. en 4 ongenoemden.

De gem. bevat de opene stad Beverwijk met haar naasten omtrek.

Deze stad is eene zeer oude plaats. Het goed Adrichem aldaar werd door Karei Martel aan Willebrord geschonken. In de nabuurschap daarvan ontstond de st.-Agathakerk, die ten gevolge van pelgrimaadjes derwaarts, aan het daarbij ontstane dorp den naam van Beverwijk (Beêvaartswijk) mededeelde. In 1298 bezat Beverwijk reeds stedelijke rechten, en in 1347 was het zoo aanzienlijk, dat het Amsterdam plechtig beloofde, „hare helpers te wesen in den twiste die zi hadde thegens die van Deventer.quot;

In 1519 is Beverwijk door Lange Pier, in 1572 en 1573 door de Spanjaarden uitgeplunderd. In 1799 was er het hoofdkw. van den Gener. Brune.

Beverwijk is fraai gebouwd. De hoofdstraat, die den naam van Bree-

-ocr page 125-

119

straat voert, is 012 el lang, sierlijk met geboomte beplant en kan met de hoofdstraten van veel grootere steden in schoonheid wedijveren.

Het in 1775 vernieuwde Eaadhnis is onlangs door een geheel nieuw vervangen. De Herv. kerk is dnor eenige gedcnkteekenen versierd, waaronder do tombe van het geslacht Haringcarspel Decker uitmunt. Ook heeft zij een sierlijken toren van 62 el hoogte. De Doopsgezinde kerk is in 1765, de Luthersche in 1769 en de B.-Kath. in 1840 gesticht. De Isr. bijkerk staat ten oosten der Breestraat.

De haven, welke de Pijp wordt genoemd, was tot op de doorgraving van HolIand-op-zijn-Smalst erg verzand. Sedert echter is zij uitgediept en vormt nu het noordwestelijke uiteinde der spranken, die uit het Am-sterdamsch Noordzeekanaal worden afgeleid. Sedert 1 Mei 1867 is Beverwijk in het Nederlandsche spoorwegnet opgenomen.

Land- en tuinbouw maken het hoofdbedrijf der ingezetenen uit. Overigens zijn er enkele kleine fabrieken.

Bewesten-Blij, wester deel van den Zeeuwschen pold. Beoosten-en-Bewesten-Blij.

Bewesten-Eede-benoorden-Pietersdijk, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Heille en Aardenburg, bedijkt in 1650, groot 955 bund.

Bewesten-Eede-bezuiden-Pietersdijk, pold., deels in de Zeeuwsche gemeenten Aardenburg, Heille en Eede, deels in België, bedijkt in 1650, groot voor het Ned. gedeelte 955 bund.

Bewesten-Heinoomsvaart, pold. in de Utr. gem. Wilnis, groot 169 bund.

Bewesten-het-Klelne-Roode-Zand, kleine pold. in de Z.-Holl. gem. Hendrik-Ido-Ambacht.

Bewesten-ter-Hofstede-polder, pold. in de Zeeuwsche gem. Be-tranchemcnt, bedijkt in 1541, groot 33 bund.

Bey (de), klein geh. bij het Friesche d. Augsbuur (Kollumerland c. a.).

Bezelerbeek, beekje in de Overijsselsche gemeenten Losser en Weerselo, een sprank der Bornsche-beek.

Bezworen-Kerf, westelijk deel van den Grooten-Uithoornschen polder, t. w. het gedeelte onder Aalsmeer.

Bielheimerbeek, sprank van de Aaltensche-beek, die beneden ter Borgh in den Ouden-IJssel valt.

Bieningen, of Grevelingen, stroom tusschen het Z.-Holl. eiland Goedereede-en-Overflakkee en het Zeeuwsche eiland Schouwen. Het ontvangt water uit het Krammer en ontlast zich door het Brouwershaven-sche-Gat in de Noordzee.

Bieren (de), geh. bij het Friesche d. Burgwerd CWonseradeel).

Bierkade, buurt van het N.-Iloll. steedje Schagen.

Bierlap, duinvallei in de Z -Holl. gem. Wassenaar.

-ocr page 126-

120

Biert, d. in de Z.-Holl. gem. Geervliet, op Putten. Het had in den grafelijken tijd 2 kerken, en werd toen somwijlen Biervliet genoemd. In 1840 had het 69, in 1860 61 inw. Er is eene Herv. kerk.

Biert-en-Stompeit, voorm. gem. in Z.-Holland, die bij de wet van 11 Juli 1855 bij Geervliet is ingelijfd. Zij was 411 bund, groot, en had in 1822 72, in 1840 69 inw.

Biertsohe-polder, pold. op 't Z.-Holl. eiland Putten, groot 225 b.

Bierum, gem. in Gron.. tusschen de Eems, Delfzijl, Appingedam en 't Zandt, 4809 bund, groot, met een vetten kleibodem. Zij bestaat uit de d. Bierum, Godlinze , Holwierda, Krewerd, Losdorp en Spijk, de buurt Katmis, en de geh. Hoogwatum, Nansum, Klein-Wierum, Uiteinde, Ban-sum, Lutjeburen, Oldenklooster, Nyenklooster (ten deele), Arwerd, Tweehuizen en Vierhuizen, benevens een deel van den Oostpolder. In 1822 had zij 2184, in 1840 2792 en in 1870 3805 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3219 Herv., 2 Ev.-Luth., 14 Doopsgez., 560 Chr.-Afgeseh., 5 R.-Kath. en 5 Isr. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen.

Het d. Bierum, 1| u. ten noorden van Delfzijl, op onderscheidene wierden gelegen, bevatte in 1840 294 en in 1860 370 inw., zonder die van het daarbij behoorend Hoog-Watum en der verspreide woningen. Het heeft 2 kerken, een Herv. en een Chr.-Afg. Het behoort tot de oudste dorpen van Groningerland, aangezien Bisschop Herbert, die in 1138 tot Kerkvoogd van Utrecht werd benoemd, er het eerste levenslicht aanschouwde. Den 1 Nov. 1570 leed het veel door de Allerheiligenvloed. In 1590 werd het door de Staatschen uitgeplunderd, den 12 November 1686 weder door eene geweldige overstrooming geteisterd, en nog eens in den Kersavond van 1717.

Bierum, of Bierumertorp, geh. in de Friesche gem. West-Don-geradeel, bij Hantum.

Bierumen (de), de streek der 3 Friesche d. Oosterbierum, Sex-bierum en Pietersbierum (Barradeel).

Bierumerzijl, sluis in den Eemsdijk, te Bierum.

Biervliet, gem. in Zeeland, zuidwaarts van de Hont, westwaarts van de Braakman, noordwaarts van Philippine en oostwaarts van Hoofdplaat. In den grafelijken tijd was zij een eiland, dat door de Wijlingee, den Braakman, den Beveme en nog een diep (naar de zuidzijde) van het overige Vlaanderen was gescheiden. In 1282 was dit eiland door bedijkingen aan den vasten wal gehecht, doch door den vloed van 16 Nov. 1377 tot kleiner gedaante teruggebracht. Door vloeden in 1404, 1440 en 1447 werd het telkens weder enger beperkt. Eindelijk bleef van de geheele uitgestrektheid weinig meer dan het grondvlak der stad Biervliet over. De Geertraidapolder en de Kleine-Zoutepolder werden waarschijnlijk in de 16de eeuw bedijkt. De Oranjepolder is in 1618, de Ameliapolder en de Groote-Zoutpolder in 1639, de Annapolder en de Mariapolder in 1666, de Helenapolder in 1691, de st.-Pieterspolder in 1699, de Wilhelmina-

-ocr page 127-

121

polder in 1775, de Magdalenapolder in 1780, de Beukelspolder in 1811, de Thomaespolder en de Paulinapolder in 1845 en de Elisabethpolder in 1865 ingedijkt. Een deel van den Nieuwe-Passgeulepolder (33 bund.) en een deel van den in 1847 bedijkten Angelinapolder (36 bund.) behooren mede tot de gem. Thans is zij, door zoo vele landaanwinningen, tot enne grootte van 3285 bund, gestegen.

De gem. telde in 1822 1353, in 1840 1860 en in 1870 1938 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1332 Herv., 2 Luth. en 604 R.-Kath.

Biervliet is een oude stad. Filips van den Elsass, Graaf van Vlaanderen, gaf in 1183 zijnen burgeren van Biervliet vrijdom van tollen door Vlaanderen, en in 1288 ontving de stad van Gravin Margaretba keuren. Daardoor steeg zij spoedig in aanzien en bezat welhaast 4 poorten, 2 parochiën, een nonnenklooster, een gasthuis en een schuttershof. Zij bloeide vooral door de haringvisscherij, welke tak van nijverheid door haar vooral werd uitgebreid, toen een harer inw., Willem Beukelsz., het haringkaken uitvond.

De Biervlieters namen een werkzaam deel aan de inneming van Kon-stantinopel in April 1204. In 1338 moesten zij zich aan van Artevelde overgeven, doch in 1384 en 1385 sloegen zij de Gentenaren, en in 1488 de Duitsche benden van Aartshertog Maximiliaan af. In 1572 werd de stad door de Vlissingers veroverd.

De stad zelve had in 1860 168 huizen en 874 inw. Nog in de vorige eeuw had zij wallen, zooals uit eene gravure van 1739 blijkt. Deze zijn echter in later tijd geslecht. Het gemeentehuis dagteekent van 1807. In de Herv. kerk is een glasraam met eene afbeelding van Willem Beukelsz. De R.-Kath. kerk in 1856 gesticht, werd in 1858 ingewijd.

De landbouw maakt het hoofdbedrijf der ingezetenen uit. In 1870 bedroeg de oogst 15,741 mud tarwe (op 477 bund.), 1960 mud rogge (op 70 bund.), 10,350 mud wintergarst (op 230 bund.), 4770 mud zomergarst (op 106 bund.), 9050 mud haver (op 181 bund.), 9200 mud boonen (op 36S bund.), 624 mud erwten (op 24 bund.), 18,000 mud aardappelen (op 90 bund.), 2,450,000 ned. pond suikerbiet (op 70 bund.), 1025 mud win-terkoolzaad (op 41 bund), 22,800 ned. pond gedolven meekrap (op 6 bund.), eene aanzienlijke hoeveelheid vlas (op 238 bund.), 1,085,000 ned. pond mangelwortels (op 31 bund.), 14,160 mud wortels (op 59 b.), eene groote hoeveelheid wikken (op 18 bund.) en 27,000 ned. pond klaverhooi (op 60 bund.) Het braakliggend land bedroeg toen 403 bund.

Bies, buurt in de Limb. gem. Schimmert, onmiddellijk sluitende aan het hoofddorp, in 1840 met 291, in 1860 met 318 inw. Van 1715 tot 1785 was over de oppermacht dezer buurt verschil tusschen de Vereenigde-Nederlanden en Oostenrijk, doch in laatstgenoemd jaar deed Keizer Jozef zijne aanspraken op haar te niet.

Biesbosch (de), waterplas vol eilanden in de provinciën Noord-Brab. en Znid-Holl. Tot in het begin van de 16de eeuw maakte dit een gedeelte uit van den Grooten-Zuid-Hollandschen quot;Waard, die bijna 7 geographische mijlen oppervlakte besloeg en door de Oude-Maas werd doorsneden. Maar

-ocr page 128-

122

de vloed, die hier den 18 November 1421 de ontzettendste veranderingen te weeg bracht, en onder den naam van den Tweeden st.-Elizabethsvloed bekend is, overstelpte 72 parochiën van dezen waard, waarbij meer dan 100,000 menschen den dood vonden. Wel werden weder 38 dorpen door ijverige inspanning teruggewonnen, doch 34 waren voor altoos te gronde gegaan, t. w. Dordsmonde, de Mijl, Ledekerke, Poelwijk, Alloysen, Tol-loysen, Wey, Annekerke, Wolfbrantskerke, Cruyskerke, Merwede, Harde-werd, Crayestein, Giessenmonde, Houweningen, Werken, Almsteln, Eemde, Eemskerk en Almsvoet (ten noorden der Maas); Wienmonde, Aartswaard, Twintighoeven, Achthoeven, Weede, Wieldrecht, Teysselinkskerke, Al-monde, Dubbelmonde, Datmour, Hoekenesse, Standhaze en Kloosteroord (ten zuiden der Maas); en Aarnoutsbergen, waarvan men de ligging niet meer weet aan te wijzen. De stad Dordrecht lag naar alle zijden in het water. Een stuk dijk buiten de Rietdijksche poort was langen tijd de eenige wandeling, die de ingezetenen buiten de muren konden doen. Evenmin als de 38 dorpen, die teruggewonnen zijn, weder onmiddellijk na de ramp aan het water zijn onttrokken — dit was slechts met 16 het geval — evenmin is het grondgebied der 34 verdronkenen geheel door water bedekt gebleven. Van tijd tot tijd zijn verschillende aanwassen in den plas bekaad of bedijkt, en door het opkomen van platen de watervlakte binnen een kleineren omvang besloten. De eigenlijke Biesbosch bestaat nu uit vele grootere en kleinere eilanden, met breedere en smallere plassen en kreken daartusschen, waarvan een, die door kunstwerken wordt gevormd, de Nieuwe-Merwede, reeds de gedaante eener statige rivier heeft verkregen.

De eilanden in den Biesbosch behooren thans onder 8 gem.: t. w. Dordrecht, Dubbeldam en Sliedrecht in Z.-Holl., en Werkendam, de Werken-en-Sleeuwijk, Dussen, Made-en-Drimmelen en Zwaluwe (N.-Brab.)

Onder Dordrecht liggen de bedijkingen of bekade platen de Schram-polder, de Polder-van-Wijngaarden, de Staart, de Merwedepolder, de Oost-Merwedepolder, de Sionpolder, het Grensblok, de Groote-Rug, de Kleine-Rug, de Smaker, de Honderd-Morgen en eenige kleineren.

Onder Dubbeldam: de Tongplaat, met de daaraan verbonden Noordplaat en Zuidplaat, de Zwanenplaat, de Midden-EIsplaat, de Noorder-Elsplaat, de Zuider-Elsplaat, de Zuid-Springer, de Midden-Springer, de Noord-Springer, de Zwarte-Hoek, enz.

Onder Sliedrecht: Kraaijenstein, de Ronduit, de Kikvorsch- of Otterplaat, de Zuilespolder, de Helpolder, de Stededijk, Kort-en-Lang-Ambacht, de Ruigten-bezuiden-den-Perenboom, Tilborg of Grobbendonk, Aart-Eloyenbosch, de Louw-Simonswaard, de Hengstpolder, de Jongeneele-Ruigt, de Huiswaard, de Onde-Kat, de Nienwe-Kat, enz.

Onder Werkendam: de Welgelegenpolder, de Weren-over-de-Bakkers-kil, het Waardje, de Draaijer, de Nieuwepolder, de Dertien-Morgen, de Middelwaard, de Middelwaard-van-Bink (grootendeels), de Noord, de Beverhart, de Guldenwaard, de Kalverwaard, de Groeningwaard, de Gan-zenwaard, de Kooiwaard, de Eijerwaard, de Kleine-Eijerwaard, Klein-Donderzand, het Donderzand, de Steenen-Muur of Dooijemanswaard (groo-

-ocr page 129-

133

tendeels), de Nicolaina- of Maria-polder, de Vogelenzang, de Kleine-Zalm, de Kroon, de Muggewaard, de Japewaard, de Kievitswaard, de Paulowna-polder, de Middelste-Kievitswaard, de Achterste-Kievitswaard, Happen-Hennip, de Hardenhoek, de Pannekoek, de Spieringplaat, de Jantjesplaat, de Ruitersplaat, enz.

Onder de Werken-en-Sleeuwijk: de Borcharenplaat, de Grienden, de Havermansgrienden, de Prikpolder, Weerenstein of Joachimsveld.

Onder Dussen: de Oude-Dooijemanswaard, de Steenen-Muur of Nienwe-Dooijemanswaard (ten deele), de Spiering- of Bloemplaat, de Nelis-Maanenwaard, de Middelwaard-van-Bink (ten deele), de Bruinhoeksche-Waard, de Kijfhoek, de Hennip, de Spits, het Pauluszand, het Janne-zand, enz.

Onder Made-en-Drimmelen: het Prins-Jannezand, de Oranjepolder, de Stee-van-Kloosteroord 1), de Steenplaat, de Noordplaat-van-de-Steur, de Moordplaat, de Beneden-Dood of Bloemplaat, de Groote-Turfzak, de Groote-Felixpolder, de Kleine-Tnrfzak, de Lepelaar, de Plomp, het Mid-delste-Jannezand, het Benedenste-Jannezand, de st.-Jansplaat, de Hofmanplaat, de Oudeplaat, de Kimmen, de Heenplaat, de Gijster, de Jeneverplaat, de Toontjesplaat, de Spreeuwenhoek, de Hangmat, de Riet-Gijster, Moken-Holleken, de Amerplaat, de Amerpolder, de Biesgors-van-den-Amer, de Kruisvlaai, de Keizersdijk, de Elft, de Honderd-en-dertig, de Groeneplaat, de Noorderplaat, Maltha, de Petrnsplaat, de Vischplaat, de Catharinaplaat, de Lagehof, de Kleine-Hof, de Hoogehof, de Deeneplaat, de Vischplaat, de Koekoek, de Bol, enz.

Onder Zwaluwe: de Bovenste-Beversluis, de Deeneplaat (ten westen van de Nieuwe- M envcde), de Ruigteplaat, enz.

De breedste stroomen van den Biesboseh zijn, behalve de Nieuwe-Merwede en de Amer: het Zuid-Maartensgat, het Gat-van-Kielen, het Zuidgat. het Gat-van-de-Visschen, het Gat-van-den-Ham, het Spijkerboor, het Gat-van-Kampen, het Gat-van-de-Noorderklip, het Steurgat, het Gat-van-Lijnoorden, het Boomgat, de Bruine-Kil en de Bakkerskil.

Van den plas is betrekkelijk nog slechts weinii: over. Nogtans zijn de teruggewonnen oorden, voor zoo ver ze nog den naam van Biesboseh of 't Bergsche-Veld dragen, genoegzaam onbewoond. Alleen op zeer enkele platen 13 een boerenwoning, stulp of schuur gebouwd.

Siesekaden, buurt in de N.-Brab. gem. Zeelst, in 1840 met 108, in 1860 met 98 inw.

Biesen, pold. in de Z.-Holl. gem. Hagestein en Everdingen, 627 b. gr.

Biesheuvel, geh. in de X.-Brab. gem. Veen.

Biesheuvel, geh. in de N.-Brab. gem. Wijk-en-Aalburg.

Biesland, buurt in de Limb. gem. Oud-Vroenhoven, in 1840 met 245, in 1860 met 350 inw.

1

Veela! verkeerdelijk de Steen-v.m-Kloosteroord geschreven.

-ocr page 130-

134

Biesland, heerl. en pold. in de Z.-Holl. gem. Vrijenban, 390 b. gr. In 1840 telde Biesland 20 inw.

Biessenbeek, beekje in de Overijsselsche gem. Losser, dat in den Dinkel valt.

Biesstraat (de), buurt in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen, in 1840 met 169 inw.

Biesstraat, buurt in de Limb. gem. Heytbuizen, in 1840 met 135, in 1860 met 87 inw.

Biest, buurt in de Limb. gem. Hilvarenbeek, in 1840 met 213, in I860 met 544 inw.

Biest, buurt in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 279, in 1860 met 333 inw.

Biesterpolder, pold. in de Utr. gem. Schalkwijk, 103 bund, groot.

Biesum, of Biessum, buurt in de Gron. gem. Delfzijl, in 1840 met 107 inw.

Biezelinge. d. in de Zeeuwsche gem. Kapelle (Zuid-Beveland), met eene Herv. kerk. In 1840 had het 516, in 1860 583 inw.

Bij de stichting van dit dorp lag het aan de Biezelinge, een stroom, die in 1353 door het bedijken van den Simonspolder werd gesloten. De kerk was oorspronkelijk de kloosterkapel van het adellijk vrouwenconvent Jerusalem.

Biezenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Eede, bedijkt in 1672, groot 434 bund. Binnen dezen polder zijn de gronden van het voorm. dorp st.-Baafs ingedijkt.

Biggekerke, gem. in Zeeland, uit de heerl. Biggekerke en Krommen-hoeke saamgesteld. Zij wordt in het zuidwesten bespoeld door de Noordzee en is naar de landzijde bepaald door Zoutelande, Melis-en-Mariakerke, Grijpskerke en Koudekerke. Hare grootte beloopt 942 bund., hare bevolking in 1822 415, in 1840 509 en in 1870 633 zielen. Men berekende in laatstgenoemd jaar het getal Herv. op 612, en dat der Chr.-Geref. op 21. De grond bestaat uit klei, klei met zand gemengd, en langs de zee (de duinzoom) uit alluvisch zand. Men oogstte er in 1870 3696 mud tarwe, 940 mud zomergarst, 560 mud boonen, 2132 mud erwten, 1236 mud 'stamboontjes, 13,156 mud aardappelen, 783 mud koolzaad en 9000

ned. pond klaverhooi.

Het d. Biggekerke, nagenoeg halverwege Vlissingen en Westkapelle, had tot 1433 een kasteel, dat toen op bevel van Graaf Filips I door de ingezetenen van Middelburg is geslecht. Het dorp is xeer oud, had in 1840 467 en in 1860 472 inw., van welken de helft woont binnen de kom der plaats en de helft in den omtrek, voor zoo ver de heerl. Biggekerke reikt.

-ocr page 131-

125

Biggestart, geh. in de Gron. gem. Aduard, bij den Ham.

Bijlandsohe-Kanaal, gedeelte van den Rijn, van 1773 tot 1776 ten gevolge eener doorsnijding van den Bijlandschen-Waard gevormd. Het is 1900 el lang en 352 el breed, en maakt voor 5/6 het gedeelte der grenslijn met Pruissen uit, voor zoover deze door den Eijn wordt gevormd. De ontwerpers van dit belangrijke kanaal, dat met het oogmerk om overstroomingen te voorkomen, werd gegraven, waren Christiaan Brunings en de Baron van Hugenpoth van Aerdt.

Bijlandsohe-Waard, bedijking in de Geld. gem. Herwen-en-Aerdt, groot 121 bund., meest rijswaarden. De polder ontleent zijn naam aan het kasteel Bijland, dat Willem Doys reeds in 1275 van den Graaf van Cleve in leen had, doth in het midden der ISde eeuw door den aandringenden Rijnstroom in een bouwval werd verkeerd en geheel vernield. De Bij-landsche-Waard is in 1816 door Pruissen aan Nederland afgestaan. De gronden van het huis Bijland, 170 morgen groot, liggen nog onder de Pruiss. gem. Keeken.

Bijleveld, waterschap in de prov. Utrecht, bevattende 2407 bund, onder de gem. Harmeien, Veldhuizen, Linschoten, Ysselstein en Vleuten, en door de Bijleveld uitwaterende op den Amstel.

Bijleveld (de), vaart, die in 1413 werd gedolven tot waterontlasting der polders van Reijerskop, Bijleveld, Achthoven en Mastwijk. Zij loopt van het d. Harmeien, door Kockengen, Wilnis en de Ronde-Veenen naar den Amstel. Door de Joostendammersluis beeft zij gemeenschap met de Heikoop.

Bijlmer (de), voorm. d., aan de noord-oostzijde van den Bijlmermeer, 10 uren van Gaasperdam. Het had slechts eene kapel, die in 1634 nog in wezen was, doch sedert zoo verviel, dat men ten tijde van Koning Willem I nauwelijks de grondslagen daarvan kon aanwijzen.

Bijlmerlanden (de), polderlanden ten zuiden van den Bijlmermeer, onder de gemeenten Weesperkarspel en Ouder-Amstel, en bestaande uit den Oost-Bijlmerpolder en West-Bijlmerpolder.

Bijlmermeer, voorm. waterplas, die met de omliggende landen door de Heeren van Amstel van het Bisdom Utrecht werd in leen gehouden en door den val dier Heeren aan Holland kwam. In of bij dit meer lag het Reigersbosch, waaruit genoemde Heeren en de Hollandsche Graven reigers kregen en hout lieten vellen.

Het Bijlmermeer werd tusschen 1622 en 1637 drooggemaakt, bij de nadering der Pranschen in 1672 ondergezet, vervolgens omstreeks 1678 op nieuw beverscht en in April 170i andermaal door eene overstrooming aan de golven hergeven. Sedert deed de stad Amsterdam daarin bagger storten, waardoor de buitenste randen allengs in moesvelden werden herschapen. Kindelijk is het Bijlmermeer van 1818 tot 1826 weder drooggemalen.

-ocr page 132-

126

Bijlmermeer, onder het Fransche bestuur onder Weesp gebracht, werd onder Koning Willem 1 weêr eene zelfstandige gemeente, die 592 bund, groot was en in 1822 84, in 1840 180 en in 1847 191 inw. telde. Den 1 Januari 1848 is echter de Bijlmermeer bij de gem. Weespercarspel ingelijfd.

In 1177 en vervolgens komt Bijlmermeer onder den naam van Ben-delmerbruc voor.

Bijloop (dB), stroompje in de N.-Brab. gemeenten Zundert, Eijsber-gen en Princenhage, dat in de Aa valt.

Sijma, landgoed in de Gron. gem. Oldekerk, zuidwaarts van de buurt Faan, weshalve het oudtijds het Huis te Faan werd genoemd. Aan dit huis hecht zich eene sombere herinnering, daar Rudolf de Mepsche, Heer van Faan, welke dit huis in 1725 stichtte, er in 1731 meer dan vier-en-twintig menschen op eene gruwelijke wijze liet pijnigen, om hen tot bekentenis te brengen van een misdrijf, dat waarschijnlijk velen niet begaan hebben. Zij werden den 24 September daaraanvolgende ten gevolge der afgedwongen bekentenis gevonnisd en zeer wreed gestraft. Een-en-twintig hunner werden ter dood gebracht, van welken drie door het blakeren van vlammen.

Bijmerwaard, of Beimerwaard, pold. in de Geld. gem. Ehcden, groot 188 bund., deel uitmakende van den Ellekomschen-Waard.

Bljssel, buurtschap aan de Zuiderzee, in de gem. Doornspijk, in Hoog-Bijssel en Laag-Bijssel afgedeeld.

Bijstein, adell. h. in de Geld. gem. Putten.

Bijster, beekje in de N.-Brab. gem. Roosendaal, een sprankje van de l/oozebeek.

Bijsteren, geh. in de Geld. gem. Putten.

Bijsters (de), polderland in de N.-Brab. gem. Waspik en 'sGravemoer.

Bijsterveld, geh. met een fraai kasteel in de N.-Brab. gem. Oirschot.

Bij Ster veld, buurt in de N.-Brab. gem. Helmond, in 1840 met 409 inw.

Bijvang (de), buiten in de Geld. gem. Bergh.

Bikkerspolder, pold. in de Utr. gem. Bunschoten, 463 bund, groot.

Bilderdam, buurt, vroeger een deel der voorm. gem. Kalslagen, in 1854 bij Leimuiden gevoegd, en sints 1 Januari 1865 voor het noorder-deel onder de gem. Uithoorn gebracht. Zij had in 1S40 59 inw. De buurt is langs de Vecht gebouwd en behoort nu deels tot Noord-, deels tot Zuid-Holland, t. w. tot de gem. Uithoorn en Leimuiden. De Bilder-damsche sluizen, die de vaart op Amsterdam zeer belemmerden, zijn in 1824 weggebroken.

Bilderdammerlaan, weg tusschen Kalslagen en Bilderdam, dienende tot waterkeering tusschen Amstelland en Rijnland,

Bildt, gem. in Friesland, in het noorden door de Wadden en in het

-ocr page 133-

127

westen door de Zuiderzee bespoeld, doch in het oosten door Ferwerdera-deel en Leeuwarderadeel, en in het zuiden door Menaldumadeel en Bar-radeel bepaald.

Vroeger lag hier de mond van de Middelzee, doch nadat deze boezem was opgeslijkt, ontstond ook hier land in plaats van zee. Eeeds in 1398 had deze landvorming eene aanmerkelijke uitgebreidheid bekomen, doch het duurde tot 1504, eer de bedijking werd aangevangen. De Hertogen Albrecht en George Saksen droegen tot het tot stand komen daarvan het meeste bij. George sloot in 1504 met 4 Hollandsche edelen uit het geslacht Oem van Wijngaarden of daaraan verwant eene overeenkomst, waarbij deze mannen op zich namen het land binnen elf jaren te bedijken en te ontginnen. In 1508 was het Bildt aan de zee onttrokken, doch de bedijkers hadden nog lang met vele moeiten te kampen. In 1579 werd het Bildt stem in den Staat gegeven, en tot in 1600 door het bedijken van het Nieuwe- en het Monnike-Bildt do uitgestrektheid aanmerkelijk vergroot. Nieuwe uitbreidingen vonden plaats in 1715 Cde West-Bildtpollen), en in 1754 (de Oost-Bildtpollen en de Noorderleeg). Het aanhechten van Ameland aan den vasten wal belooft verdere vergrootingen.

Tegenwoordig is het Bildt 7766 bund, groot, waarvan 47S3 het Oude-Bildt, 1494 het Nieuwe-Bildt, 96 het Nieuwe-Monnike-Bildt, 379 de quot;West-Bildtpollen, 107 de Oost-Bildtpollen en 127 de Koorderleeg uitmaken.

De grond is een vette klei, die, uitmuntend bebouwd, rijke vruchten voortbrengt.

De gem. is afgedeeld in 3 dorpen: st.-Anna-Parochie, st.-Jacobi-Paro-chie en L.-Vrouwe-Paroehie, doch bevat in geographisehen zin 4 dorpen, aangezien zij, buiten deze 3 dorpen, een vierde buurt met kerk (t. w. eene Doopsgezinde vermaning), Oude-Bildtzijl genoemd, bevat.

De bevolking beliep in 1744 3362, in 1811 4892, in 1S22 5528, in 1840 6729, in 1860 7801 en in 1870 8570 inw., voor laatstgenoemd jaar afgedeeld in 7902 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 3 Evang.-Luth., 190 Doopsgez., 1 Rem., 449 Chr.-Ger. en 10 R.-Kath., terwijl van 14 de godsdienstige belijdenis niet was opgegeven.

Landbouw en veeteelt zijn de hoofdbedrijven der ingezetenen, terwijl als fabriekmatige inrichtingen weinig meer dan enkele kleine bierbrouwerijen en chicoreieesten bestaan. In 1870 beliep de oogst 21,456 mud tarwe (van 596 bund.), 2880 mud rogge (van 96 bund.), 25,550 mud wintergarst (van 511 bund.), 5320 mud zomergarst (van 133 bund.), 29,400 mud haver (van 490 bund.), 7650 mud boonen (van 225 buud), 6120 mud erwten (van 204 bund), 119,980 mud aardappelen (van 857 bund.), 4160 mud winterkoolzaad (van 104 bund.), 6725 mud kanariezaad (van 269 bund.), 4,060,000 mud chicorei (van 203 bund.), 539,650 mud vlas en 12,685 mud lijnzaad (van 1054 bund.), 144,000 ned. pond mangelwortels (van 6 bund.) en 65,250 ned. pond klaverhooi (van 145 bund.). De grootte van het gebraakt land beliep 29, die der kunstweiden 224, die van 't weiland 1122 en die van 't hooiland 755 bunders.

De veestapel bestond uit 1228 paarden, 3135 runderen, 2582 schapen, 43 bokken en geiten, 241 varkens.

-ocr page 134-

128

Er zijn 3 Herv. kerken: te st.-Anna-Paroehie, st.-Jacobi-Parochie en L.-Vrouwe-Parochie, eene Doopsgez. kerk te Oude-Bildtzijl, en eene Chr.-Geref. kerk te st.-Anna-Parochie.

Scholen zijn in de 3 hoofdd., aan de Oude-Bildtzijl, aan den Nieuwen-Bildtdijk, in den Westhoek en den Oosthoek.

Bilgaard, geh. in de Friesehe gem. Leeuwarden, 20 min. ten n. van de stad.

Bilioen, prachtig landgoed in de Geld. gem. Eheden, bij Velp. Het hoofdgebouw, een sierlijk kasteel, met schoone vertrekken, versierd met voortbrengselen van allerlei kunst, ligt in een vijver, die door de bevalligste dreven wordt omringd. Reeds in den jare 1075 werd dit oud-adellijk verblijf, onder den naam van Bruoehe, vermeld. Na eeuwen in het bezit der Utrechtscbe Kerk geweest te zijn, kwam het in 1530 aan den Gelder-schen Hertog Karei van Egmond, die den naam van Broekerhof in Bouillon veranderde, waarvan de tegenwoordige benaming afstamt.

Bilioensche-Beek, beekje, dat, eenige kleine watervallen vormende, van de Zomp langs het kasteel Bilioen naar den Ussel loopt.

Billinghulzen, of Billenhuizen, noorderdeel van de buurt Billing-huizen-en-W aterop.

Billinghuizen-en-Waterop, buurt in de Limb. gem. Gulpen, in 1840 met 145 inw.

Bilt (de), gem. in Utrecht, die door de gem. Utrecht, Maartensdijk, Hilversum (N.-Holl.), Baarn, Zeist, Bnnnik en Houten wordt ingesloten en eene oppervlakte van 3042 bund, heeft. De grond is in het midden diluvisch zand, doch in het zuiden, langs den Krommen-Eijn, rivierklei. In 1822 had deze gem. 1047, in 1840 1529, in 1870 1964 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1626 Ned.-Hen-., 6 Waalsch-Herv., I Angl., 11 Ev.-Luth., 3 Doopsgez., 2 Eem., 4 Chr.-Geref., 307 R.-Kath. en 4 Oud-Eoomschen. De landbouw is het voornaamste bedrijf der ingezetenen, benevens veeteelt en de voordeden, die uit het tijdelijk verblijf van eenige vermogende ingezetenen uit andere gem. op de buitenverblijven rondom de Bilt voortspruiten. Voorts vindt men in de kom der gem. eene voorname rijtuigfabriek met 50 werkl.

Het d. de Bilt ligt een klein uur ten oosten van Utrecht, aan de Biltstraat, die zoowel het eerste deel van den grooten weg naar Amersfoort als van dien naar Arnhem uitmaakt. Men telde aan de Bilt ten jare 1860 in de dorpskom 613 inw. Vroeger behoorde de Bilt kerkelijk ouder Utrecht. Er was vóór de Hervorming geen ander gewijd gebouw dan het st.-Petronella's-kapelletje. oen achtkante kolom met een daarop rustend heilig huisje, waarin eenig beeldwerk. Verder was in de nabijheid het adellijk vrouwenklooster Coe-lenberg. De tegenwoordige kerk, de eigendom der Hervormden, is in 1657 gesticht.

Aan de Bilt worden belangrijke paardenmarkten gehouden.

Bilt (de), fraai landgoed in de N.-Holl. gem. Velzen.

-ocr page 135-

129

Biltkant, of Biltstraat, ged. der gem. Maartensdijk, dat tijdens de Republiek onder de Bilt behoorde. Het had in 1840 64, in 1860 65 inw.

Biltsche- of Zeister-Grift, watering in de gem. Zeyst, de Bilt en Utrecht, alleen voor kleine schuiten bevaarbaar.

Biltstraat, een der oudste straatwegen hier te Lande, loopende van de stad Utrecht naar het d. de Bilt, zijnde lang vóór 1433 bestraat. In 1S24 werd op dezen weg een fort aangelegd, dat in 1848 belangrijk is uitgebreid.

BiTwijk, pold. in de Z.-Holl. gem. Haastrecht, 200 bund, groot.

Binckhorst, adell. huis in de Z.-Holl. gem. Voorburg, aan den Haag-schcn-Vliet. Dit huis was reeds in 1076 bekend. Het werd in 1350 door Graaf Willem V en in 1359 door de Kabeljauwschgezindo Delftschen ingenomen.

Binckhorst-polder, pold. in de Z.-Holl. geni. Voorburg, 224 b. gr.

Binder en, buurt in de N.-Brab. gem. Helmond, in 1840 met 222 inw.

Binderij (de), geh. in dc Gron. gem. Termunten.

Binderseind, buurt in de N.-Brab. gem. Helmond, in 1840 met 694 inw.

Bingelrade, gem. in Limb., ingesloten door de gem. Oirsbeek, Merkelbeek, Schinveld, Jabeek (Limb.) en Hillensberg (Pruissen). Zij is groot 356 bund, en heeft een heuvelachtigen grond, die gevormd wordt door Limburgsche klei (klei, met mergel en zand). In 1822 had zij 340, in 1840 446 en in 1870 423 inw. Alle ingezetenen, die schier uitsluitend in den landbouw hun bestaan vinden, belijden den R.-K. godsdienst. Behalve het d. Bingelrade, bevat de gem. de buurt Raath, benevens do geh. Viel en Quabeek.

Het d. Bingelrade, oudtijds Bygenrooth en Bengenrooth, is klein van omtrek, daar het in 1840 100 en in 1S60 slechts SS inw. binnen de kom vereenigde. De R.-K. kerk maakt er het middelpunt van uit.

Bingerden, buurt in de Geld. gem. Angerlo, in 1840 met 202, in 1860 met 229 inw. Nevens de fraaie havezathe Bingerden neemt de in 1860 aangelegde grindweg van Doesborgh naar Zevenaar een begin. Er is hier eene sluis in den IJsseldijk.

Bingerdensohe-Overlaat, volgens kon. besluit van 18 Juli 1809 iiangelegd, reikt van de Lathumsche sluis tot do havezathe Bingerden, ter lengte van 1570 el. Zij dient om bij doorbraak van den Boven-Rijndijk het overstroomingswater op den IJssel te lossen.

Binnen-Ae, buurt in de Gron. gemeenten Nieuwolde en Termunten, in 1840 met 99 inw , van welken 80 in Termunten.

Binnen-Amstel, het zuider ged. van de rivier de Amstel, voor zoo ver deze binnen de stad Amsterdam is begrepen.

9

-ocr page 136-

130

Binnen-Bijsters, pold. van 162 bund, in de N.-Brab. gem. Waspik.

Binnen-Bovenpolder-van-Srongelen, pold. ter grootte van 158 bnnd. in de N.-Brab. gem. Drongelen c. a.

Binnen-den-Tiendweg, pold. in de Z.-Holl. gem. Heukelom, groot 200 bund.

Binnen-de-Oude-Straat, pold. in de N.-Brab. gemeenten Capelle en Vrijhoeve-Capelle, ill bund, groot.

Binnendijksehe-Buitenveldertsche-polder, pold. in de N.-Holl. gemeenten Amsterdam en Nieuwer-Amstel, tot heden 1276 bnnd. groot. Deze polder wordt iets kleiner, daar thans (Januari 1872) door de gem. Amsterdam in het noordelijkst deel straten worden aangelegd.

Binnendijkaohe-Overscheensche-polder, pold. in de N.-Holl. gemeenten Naarden en Muiden, groot 280 bund.

Binnen-Ee, het deel van do Ee in Gron., dat langs Woldendorp loopt.

Binnengedijkte-polder-van-Naarden, pold. in de gem. Naarden, groot 164 bund.

Binnen-Gouw, pold. in de N.-Holl. gem. Broek-in-Waterland, groot 154 band.

Binnen-Heining, bekade polder, in de N.-Holl. gem. Sloten, 14 bund, groot.

Binnen-Heurne, buurt in de Geld. gem. Wisch, in 1840 met 435, in 1860 met 450 inw.

Binnen-Kijveland, pold. in de Z.-Holl. gem. Poortugaal.

Binnenland - van - Oost-en-WeBt-Barendrecht-en-Carnlsse,

pold. in de Z.-Holl. gem. Barendrecht, groot 753 bund.

Binnenland-van-Rhoon, pold. in de Z.-Holl. gem. Ehoon, groot 331 bund.

Binnen-Moerdijk, buurt in de N.-Brali. gem. Klundcrt, in 1840 met 280, in 1860 met 286 inw.

Binnendijksche-polder, pold. in de Utr. gem. Eemnes.

Binnengeesten, pold. in de N.-Holl. gem. Akersloot, groot 118 bund.

Binnengouw, of Binnenpolder, poli), in de N.-Holl. gemeenten Hoogwoud en Opmeer, groot 1008 bund.

Binnenland-van-Orten, of de Slagen, pold. in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch, 238 bund, groot.

Binnenlandsche-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Moordrecht.

Binnen-Nes, pold. van 32 bund, in de Z-Holl. gem. Groot-Ammers.

Binnen-Omloop (de), pold. van 21 b. in de N -Brab. gein. Zwaluwe.

Binnenpolder-van-Achttienhoven, pold. in de Utr. gem. Achttienhoven.

-ocr page 137-

131

Binnenpolder-van-Besoijen, pold. in do N.-Brab. gem. Besoijon, 542 bnnd. groot.

Binnenpolder-van-Cromvoirt, pold. in de N.-Brab. gem. Crom voirt, groot 155 bnnd.

Binnenpolder-van-Engelen, pold. in de N.-Brab. gem. Engelen, groot 49 bnnd.

Binnenpolder-van-Qeffen, pold. in de N.-Brab. gem. Geffen, groot 526 bnnd.

Binnenpolder-vau-Hedel, pold. in de Geld. gem. Hedel, groot 913 b.

Binnenpolder-van-Hedikhuizen, pold. in de N.-Brab. gem. Hedik-huizen, groot 492 bnnd.

Binnenpolder-van-Heenvliet, pold. in de Z.-Holl. gem. Heenvliet, groot 707 bnnd.

Binnenpolder-van-Hemert, pold. in dc Geld. gem. Neder-Hemert, groot 204 bnnd.

Binnenpolder-van-Langel, poldert, in de N.-Brab. gem. Dieden c. a.

Binnenpolder-van-Mijnden, pold. in de Utr. gem. Loosdrecht, 177 bnnd. groot.

Blnnenpolder-van-Nuland, pold. in de N.-Brab. gem. Nuland, groot 121 bnnd.

Binnenpolder-van-Over-Langel, poldert, in de N.-Br. gem. Herpen.

Blnnenpolder-van-Baamsdonk, pold. in de N.-Brab. gem. Eaams-donk, groot 102 bnnd.

Binnenpolder-van-Bosmalen, pold. in de N.-Brab. gem. Rosmalen, 1033 bund, groot.

Binnenpolder-van-Sprang, pold. in de N.-Brab. gemeenten Sprang en Capelle, groot 425 bund.

Binnenpolder-van-Velp, pold. in de N.-Brab. gem. Velp, groot 205 bunders.

Binnenpolder-van-Vlijmen, pold. in de N.-Brab. gem. Vlijmen, groot 703 bund.

Binnenpolder-van-Voorschoten, pold. in de Z.-Holl. gem. Voorschoten,

Binnenpolder-van-Vrijhoeven-Capelle, pold. in de N.-Brab. gom. Vrijboeven-Capelle, groet lfgt;4 bund.

Blnnenpolder-van-Waalwijk, pold. in de N.-Brab. gem. Waalwijk, groot 288 bund.

Binnenpolder-van-Zwammerdam, pold. in de Z-Holl. gem. Zwammerdam.

9*

-ocr page 138-

132

Binnea-Spaarne, deel der riv. het Spaame, binnen de stad Haarlem.

Binnen-Thamer-polder, pold. van 212 bund, in de N.-Holl.

gem. Uithoorn.

Binnenwald, bosch in de Geld. gem. Groesbeek, 169 bund, groot.

Binnenwijzend, d. in do N.-Holl. gem. Westwoude, bestaande uit eene reeks boerenwoningen ter lengte van bijna 2000 cl langs den straatweg. Men telde er in 1840 200, in 1860 219 inw. Er is eene Herv. kerk. Eerst in 1459 kreeg Binnenwijzend eene kapel en niet vóór 1484 eene kerk. Landbouw en veefokkerij zijn er de middelen van bestaan.

Binnenwijzend, pold. van 340 bund, in de N.-Holl. gem. Westwoude.

Binnen-Zaan, ged. van de rivier de Zaan van haar oorsprong tot aan de sluizen te Zaandam.

Bird (de), waterloop beoosten het Friesche dorp Grouw, voerende naar de Wijde-Ee.

Birdaard, d. in de Friesche gem. Dantumadeel, op de zuidoostzijde der Ee, waarover hier een brug ligt, die het met eene buurt vereenigt, welke wel in geographischen, doch niet in admiDistratieven zin een deel van Birdaard uitmaakt. Dat deel ligt namelijk op den grond van Wanswerd, in Ferwerderadeel. In Birdaard, voor zoo ver het onder Dantumadeel behoort, waren in 1840, met de geh. Wijtsma, Toerle, Kolkhuizen en Old-brandweeren, 452 inw., wier aantal in 1870 tot 502 was toegenomen. Zij bestaan meest van zuivelbereiding en veefokkerij, waardoor zij een uilgebreiden handel in kaas en vleesch drijven. Te Birdaard onder Dantumadeel is eene Herv. kerk, te Birdaard onder Wanswerd eene kerk der Chr.-Gereformeerden. In vroegere tijden vond men er den staten Grcot-Wytsma, Klein-Wytsma en Stylsma.

Birk (de), buurt in do Utr. gem. Soest. Zij wordt wegens den zacht oprijzenden grond in de Lage-en Hooge-Birk afgedeeld. In 1840 telde men er 13G inw., wier aantal sedert een groote weg naar Soesterberg werd aangelegd, veel is vermeerderd. Men vindt aan de oostzijde het fraaie landgoed Birkhoven.

Birstum, geh. bij het Friesche d. Akkrum (Utingeradeel).

Bisschopsberg, heuvel of liever hoogelandrug in de Drenthsche gem. Havelte, in de richting van Havelte op Steenwijk, waar verscheidene bisschoppen als Heeren van Drenthe zijn gehuldigd.

Bisschop-Davids-grift, vaart op de grenzen van Gelderland en Utrecht bij Veenendaal. Zij werd in de 15de eeuw geiiolven. Hare verbreeding is meermalen, en niet het minst in onzen tijd, ter sprake gebracht.

Bisschopsgraaf, wetering of vaart tusschen Culemborg en Tricht, doch slechts zelden bevaarbaar. Deels draagt zij den naam van 't Meer.

Bisschopsdam, voorm. dijk in Wcsterwolde, in 1672 door Bisschop Bernhard van Galen aangelegd, om geschut naar Groningen te voeren. De dijk is echter weer te gronde gegaan in het Bourtangermoeras.

-ocr page 139-

133

BiSSCbopSSChanS, voorm. schans in Overijssel bij Rouveen, in 1604 tegen de Miinstersclien opgeworpen, doch door deze Bisschoppelijken bij hun tweeden inval, den 13 Juni 1072, veroverd.

Bisschopsweg, weg in de Utr. gemeenten Baarn en Hoogland, in de richting van Eembrug naar Bunschoten.

Bisschopswetering, vaart in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, IJsselmuiden, Grafhorst en Genemuiden, leidende door do polders 's Heerenbroek en Mastenbroek tot de Lntterzijl. Langs deze vaart breidt zich de buurtschap Bisschopswetering in Zwollerkerspel uit.

Bisterveld, geh. in de I/imb. gem. Ottersum.

Bittens, geh. onder het Friesche dorp Schettens (Wonseradeel).

Blaak (de), buurt in de Z.-Holl. gem. Heinenoord, in 1840 met 237, in 1860 met 175 inw.

Blaaksche-Dijk, of Blaaksen-Dijk, buurt in de Z.-Holl. gem. Mijusheerenland, in 1840 met 152, in 1860 met 144 inw.

Blaardorp, pold. in de Z.-Holl. gem. Nieuwerkerk-op-den-IJssel, 283 bund, groot.

Blaarthem, buurt in de N.-Brab. gem. Gestel-en-Blaarthem. Zij komt in een giftbrief aan de abdij te Postel in 1173 onder den naam Blartehem voor. In 1840 had zij 343 inw. Van hoogen ouderdom, was zij tot in het begin dezer eeuw een dorp. De kerk, door den storm in 9 Nov. 1800 vreeselijK geteisterd, waarbij de toren instortte, is sedert afgebroken en niet meer opgebouwd, ten gevolge waarvan Blaarthem nu het aanzien eener buurt heeft. Men vindt er iiet kasteel Blaarthem. Vroeger waren er ook de adellijke huizen der edelen van den Dijk en Suremondt. In 1543 is Blaarthem door de Gelderschen uitgeplunderd.

Blaasbalk, geh. in de N -Brab. gem. Rijswijk.

Blaauweburg, voorm. burg in de Groningsche gem. Winsum.

Blaauwekamerscbe-Uiterwaarden, uiterw. in de gem. Wapeningen, 45 bund, groot.

Blaauweband, geh. in de Overijsselsche gem. Wanneperveen.

Blaauwe-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Woubrugge.

Blaauwesluis, buurt in de N.-Brab. gem. Zevenbergen, op de grenzen van Zwaluwe, met 243 inw.

Blaauwesluis, geh. in de Geld. gem. Appeltere, met eene sluis aan den Maasdijk.

Blaauwesteen, heuvel in de Z.-Holl. gem. Goedereede.

Blaauwbuis, of Sensmeer, d. in de Friesche gem. Wymbritseradeel, in administratieven zin eene wijk van het dorp Westhem. Het ontleent zijn naam

-ocr page 140-

134

van het uiterlijke aanzien eener E. K. Kerk, die er tijdens de Republiek gevestigd werd, en die met de pastorie door eene gracht was omgeven. De nieuwe R. K. Kerk aldaar is een groot, fraai gebouw. In 1840 telde men er 151 inw.

Blaauwkapel, ten deele versterkt dorp, in de Utr. gem. Maartensdijk. Vroeger Oostveeu geheeten, ontleent het zijn tegenwoordigen naam aan een kapelletje, onder aanroeping in st.-Lebuinus gesticht. Dit kapelletje is thans de Herv. Kerk. De vesting van het dorp dagteekent van 1818 en 1819, doch is iu 1847 tot 1850 uitgebreid. De woningen buiten deze wallen liggen aan den Voordorpschen-Dijk. In 1840 telde men er 267 en in I860 326 inw. Van deze waren in laatstgenoemd jaar 87 binnen de vesting en 239 daar buiten gevestigd.

Bladel, d. in de N,-Brab. gem. Bladel-en-Netersel, waar Karei de Eenvoudige Koning der Franken, op zijn aldaar gelegen hof, den 16 Juni 923, eenige goederen bij Egmond aan Graaf Dirk (van Holland) opdroeg. Het werd toen Bladella of Pladella geheeten. In 1784 maakte Keizer Josef aanspraak op dit dorp, omdat Hertogin Johanna van Brabant, den 26 Juli 1400 bepaalde, dat het van de Bossche-Meijerij zou gescheiden worden om aan het Kwartier in Antwerpen toe te behooren, welke bepaling echter geen gevolg schijnt gehad te hebben. Het d. zelf, of de kom om het Marktveld, is zeer klein, doch met eenige uithoeken telde het in 1860 379 inw. In 1688 en 1694 had dit d. veel van de Franschen te lijden. Er zijn 2 kerken, een voor de R.-Kath. en een voor de Herv. Er worden verscheidene paarden- en veulenmarkten gehouden.

Bladel-en-Netersel, gem. in N.-Brab., door de gem. Ooster-Wester-en-Midden-Beers, Hoogeloon, Eersel, Bergeyk, Reusel en Hooge-sn-Lage-Mierde ingesloten, met een zandigen grond (diluvium), en 3307 bund, groot. Zij had in 1822 1103, in 1840 1278, in 1860 1342 en in 1870 1583 inw., in het laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1468 R -Kath., 105 Herv. en 10 Isr. De inw. bestaan meest van den landbouw, terwijl eenigen elders werk pogen te vinden, en enkelen zich met fabriekarbeid (brouwerij en leerlooierij) bezig houden.

Blankenberg, klein d. in de Z.-Holl. gem. Rozenburg, met eene Herv. Kerk, wier stichting van 1657 dagteekent.

Blankenburg, pold. in de Z.-Holl. gem. Rozenburg, 201 bund, groot, in 1508 bedijkt.

Blankenburg, fraai adell. landgoed in de Limb. gem. Heer-en-Ca-dier, in 1825 herbouwd.

Blankenham, gem. in Overijssel, langs hare zuidwestzijde door de Zuiderzee bespoeld, en verder bepaald door Kuinre (Ov.), West-Stellingwerf (Friesl.),01demarkt, Steenwijkerwold en Ambt-Vollenhove(Ov.j. Hare grootte beloopt 1694 bund., bestaande de grond langs de zee en de riv.deLinde

-ocr page 141-

135

uit klei, doch overigens uit laag veen. In 1822 maakte zij nog een deel van Kuinre uit. In 1840 had Blankenham 282 en in 1870 436 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 417 Herv., 6 Doopsgez. en 13 R.-Kath. De veefokkerij en veenderij zijn schier de eenige middelen van bestaan. Blankenham is eene dier gem., welke door den watervloed van 1825 het meest hebben geleden. Niet minder dan 28 menschen verloren toen op eene noodlottige wijze het leven.

Het d. Blankenham bestaat uit slechts 3 of 4 huizen met de Herv kerk, zoodat van eene kom eigenlijk geen sprake kan zijn.

Blankenweer, voorm. schans bij het Gron. dorp Noordlaren, ten jare 1400 door den ütrechtschen Bisschop Frederik van Blankenheim aangelegd.

Blarioum, gem. in N.-Holl., in het noordoosten door de Zuiderzee bepaald en verder ingesloten door Huizen, Hilversum, Laren (N.-Holl.) en Eemnes (ütr.). Zij heeft eene oppervlakte van 1003 bund., die langs de kust, waar de bodem klei is, uit weilanden, doch meer naar binnen, waar de grond uit diluvisch zand is gevormd, uit akkers, bosschen en heiden bestaan. Door de heuvelachtigheid van het zandige terrein is het landschap zeer schoon. De Tafelberg verrijst 25 Ned. el boven het vlak der zee. In 1822 telde de gem. 615, in 1840 787 en in 1870 965 inw. Zij splitsten zich bij de volkstelling van 1860 in 855 K.-Kath. en 35 Herv. Landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, doch ook do weverij van grove stoffen houdt vele handen bezig.

Het d. bevat eene Herv. en eene K.-Kath. kerk. Nabij het eerstgenoemd bedehuis wijst een grafzerk de laatste rustplaats aan van Johan Stachouwer, Heer van Schiermonnikoog. Het dorp leed den 26 Maart 1696 groote schade door een brand, die de Herv. kerk en 30 huizen vernielde.

Blaricummereng, kring van bebouwde akkers rondom het dorp Blaricum.

Blazekop-bewesten-het-Water, of West-Blazekop, pold. in de Zeeuwsche gem. Ovezaude, 71 bund, groot.

Blazekop-bezuiden-het-Water, of Zuid-Blazekop, pold. in de Zeeuwsche gem. Ovezande, 16 bund, groot.

Bleek, geh. in de N.-Brab. gem. Gemert.

Bleek (de), geh. in de Limb. gem. Grubbenvorst.

Bleek (de), riv, in N.-Brab., ontstaan door de vereeniging van den Alm met het Schansgat en den Gantel. Zij loopt uit in den Biesbosch.

Bleekmeer, drooggem. meer in de N.-Holl. gem. Haringkarspel, bedijkt in 1632, groot 81 bund.

Bleekwaard, pold. in de N.-Brab. gem. Emmikboven-en-Waardhuizen, groot 22 bund.

-ocr page 142-

136

Blijenbeek, of Bliënbeek, buurt in de Limb. gem. Bergen, in 1860 met 83 inw. In dit geh. ligt, aan den grindweg van Afferden naar Goch, het vermaarde kasteel Blijenbeek of Bliënbeek, oorspronkelijk een Klt;;ulscb, en sedert 1528 een Geldersch leen. Het was ten jare 1405 de eigendom van Rntger van Alpen, van wien het toen in het bezit kwam van de Heeren Schenk van Nydeggen. Het bleef aan deze Guliksche familie, tot eene erfdochter het in 't begin der 1 Cde eeuw in het geslacht der van de Lippe's overbracht. Eerlang echter ontstond een strijd over het bezit tussclien de van der Lippe's en een anderen tak der Schenk's De vermaarde Schenk van Nydeggen, toen krijgsoverste in Spaanschen dienst, maakte er zich in 1579 met geweld meester van. In 1580 werd het slot door de Staatschen aangevallen, doch door de Spanjaarden voor Schenk behouden. Toen die overste echter zelf de Staatsche partij had omhelsd, zwichtte het den 25 Juni 1589 voor Marcus van Eijen, Markies de Var-rambon, Spaansch Stadhouder van Gelderland. In 1736 kwam het door erfrecht aan hetquot; geslacht der van Hoensbroek's.

Bleiswijk, gem. in Zuid-Holl., door Benthuizen, Moerkapelle, Zevenhuizen, Bergschenhoek, Berkel en Zegwaard ingesloten. Vroeger was de geheele oppervlakte laag veen, doch de turfstof uitgebaggerd zijnde, veranderde de bodem in veenplasscn, terwijl van het land niets overbleef dan eenige wegen met hunne naaste zoomen. In het begin der 18de eeuw werd een begin gemaakt om deze veenplassen in te dijken en droog te malen, welk werk vooral tusschen 1772 en 1782 met kracht werd voortgezet. Daardoor bestaan de tegenwoordige polders in Bleiswijk, t. w. de Overbuurtschepolder, de Hoekeindschepoldcr, de Klappolder, de Honderd-Veertig-Morgen, de Voorhoefsche-polder, de Achterhoefsche-polder, en de Achterste-polder, nu uit vruchtbare klei, die deels een aanzienlijken veestapel voeden, deels koren, vlas en andere marktproducten leveren. De gemeente is 2166 bund, groot. Zij telde in 1822 1131, in 1840 1472 en in 1870 1456 inw. Bij de volkstelling van 1840 waren deze onderscheiden in 1021 Herv., 10 Rem., 5 Christ.-Afg. (Christ.-Ger.), 1 Doops-gez., 7 Herst.-Luth. en 341 E.-Kath. De gem. bevat het d. Bleiswijk, en de buurt de Kruisweg. Reeds ten jare 1200 wordt zij vermeld als eene heerlijkheid, die toen aan Jakob van Wassenaar toebehoorde. In 1582 kwam zij aan de stad Rotterdam, door wier toedoen vooral de herschepping der veenplassen in akkers en weiden heeft plaats gehad.

Het d. Bleiswijk telde binnen de bebouwde kom ten jare 1860 621 inw. Men vindt er een zeer fraaie Herv. en een R.-K kerk. Vroeger vond men er ook een Rem. kerk. In 1469 werd Bleiswijk door Pilips van Brederode gebrandschat.

Bleiswij ksche-Meren, twee kleine meren ter helfte in de gem. Bleiswijk, ter helfte in Zevenhuizen (Z.-Holl.), door de Rotte gevormd.

Blerik, d. in do Limb. gem. Maasbree, met eene R.-Eatb. kerk. Het had in 1840 832, in 1800 857 inw. Het is van boegen ouderdom, daar hot den Romeinen, welke hier eene sterkte bezaten, onder den

-ocr page 143-

137

naam van Bleriacum bekend was. In de 18de eeuw waren de herbergen in dit dorp een doorn in het oog der Staatsche bevelhebbers van het tegenoverliggende Venlo, omdat zich daar vele Pruissische wervers onthielden, die de soldaten in Nederlandsehen dienst maar al te vaak tot overloopen overhaalden. In September 1830 is er een urn vol gouden en zilveren Eomeiusche munten opgedolven. Tot de overige vondsten van dien aard behoort ook dat van een fraai geëmailleerd vrouwenbeeldje met kunstige druiventrossen en wijngaardloof versierd.

Blesdijke, d. in de Friesche gem. West Stellingwerf, dat met de onderhoorigheden, waaronder een deel der groote buurt de Blesse, in 1840 457, in 1860 609, in 1870 817 inw. had. Er is eene llerv. kerk, met stompen toren. In 1413 werd Blesdijke door de benden van den Utreehtschen Bisschop Frederik van Blankenheim in brand geschoten.

Bleskensgraaf, d. in de Z.-Holl. gem. Bleskensgraaf-en-Hofwegen. Het ligt op beide zijden van den Graafstroom, waarover hier eene brug voert. In 1860 had de kom van het d. 218 inw. Het eenige kerkgebouw alhier is dat der Hervormden. Vóór 1856 was Bleskensgraaf eene afzonderlijke gemeente, die in 1822 476, en in 1840 632 inw. telde. Zij was 1061 bund, groot.

Bleskensgraaf-en-Hofwegen, gem. in Z.-Holl, ingesloten door Streefkerk, Brandwijk, Molenaarsgraaf, Wijngaarden, Oud-Alblas en Nieuw-Lekkerland. Zij bestaat inbare tegenwoordige gedaante eerst sedert 1855, daar Hofwegen vóór dien tijd eene afzonderlijke gem. vormde. Zij is 1251 bunders groot, hare oppervlakte meest veen. Alleen in het uiterste noordoosten ligt klei. In 1870 had deze gem. 891 inw. Bij de volkstelling in 1860 behoorden al de inw., toen 825, tot de Herv. Kerk. Veeteelt is het voornaamste bedrijf der ingezetenen. Ook wordt er hennep gekweekt. Bleskensgraaf is een dorp. Hofwegen eene buurt.

Blesse (de), buurt aan den straatweg van Meppel naar Heerenveen en behoorende onder de Friesche dorpen Peperga en Blesdijke. Er worden 2 jaarmarkten gehouden. In 1810 woonden onder het behoor van Peperga 69, onder dat van Blesdijke 64 menschen.

Blesse (de), stroompje, dat van de Blessebuurt naar de Linde loopt. Aan de Blessebrug viel in 1672 een merkwaardig gevecht voor tusschen den Luitenant-Generaal Hans Willem van Aylva en een Fransch Markies.

Blessum, fraai, in het geboomte gelegen d. in de Friesche gem. Menal-dumadeel. Tot 1824 waren hier 2 kerken, eene Herv. en eene Doopsgezinde, waarvan nu nog alleen dc eerstgenoemde overig is. In vorige eeuwen vond men er de stins Wissema en de state Bingia. In 1840 had het 169, in 1860 156, en in 1870 mede 156 inw.

Bleyst (de), geh. in de N.-Brab. gem. Deurne.

Blija, d. in de Friesche gem. Ferwerderadeel, tellende met de buurt Vaardeburen en het geh. Tjesseburen in 1840 1040, in 1860 1071, in

-ocr page 144-

138

1870 1192 inw., die den roem dragen het eerst de vlasteelt in Friesland ingevoerd te hebben. Er zijn 3 kerken, die der Herv., die der Doopsgez., en die der Chr.-Geref. Vroeger waren er verscheidene staten, als Sehel-tema, Monsma, Uneina en Aebinga.

Blijdenstede, of Blijdenstein, voorm. Benedictijnerabdij, aan Maria Magdalena gewijd, te Euinerwold, die vóór 1277 is gesticht en waarschijnlijk in het begin der 14de eeuw vernietigd. De Herv. kerk van Ruinenvold, eene der oudsten van Drenthe (daar zij reeJs in 1152 aanwezig was), staat te zelfder plaats. Uit dien hoofde wisselen voor het kerkdorp de namen Blijdenstede en Euinerwold met elkander af. In 1860 had Blijdenstede 24 inw.

Blijdorpsche-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Overschie, 304 bund. gr.

Blijenburg, heerl. in de gem. Utrecht, westwaarts van de Eidder-schapsvaart.

Blijerheide, buurt in de Limb. gem. Kerkrade, in 1840 met 505, in 1860 met 558 inw.

Blijham, d. in de Gron. gem. Wedde, in 1840 met 806, in 1860 met 851 inw. Of het ontstaan is ten gevolge der aanslibbingen van den Dollard, is onzeker, terwijl het buiten twijfel is, dat het vroeger meer noordelijk heeft gestaan. De tegenwoordige Herv. kerk dagteekent van 1783. De spitse toren staat afgescheiden van de kerk. Landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. In 1709, 1728, 1763, 1799 en 1825 heeft Blijham veel door overstroomingen geleden.

Blijham, geh. in de Gron. gem. Hoogezand.

Blijkpolder, pold. in de N,-H. gem. Nederhorst-den-Berg, 158 bund. gr.

Blijt (ter), of Terblijt, buurt in de Limb. gem. Berg-en-ter-Blijt, in 1840 met 130, in 1860 met 158 inw.

Blijverpolder, polderland in de Z.-Holl. gem. Alkemade.

Blikkenburg, voorm. ridderhofstad in de Utr. gem. Zeyst, in de 15de eeuw de eigendom der van Gaasbeek's, die het aan Bisschop David van Bourgondiê overdroegen. Het is sinds lang gesloopt.

Blikvaart (de), hoofdvaart van de Friesche gem. het Bildt.

Blinkert (de), hoog duin in de N.-Holl. gem. Bloemendaal, bij de herberg Kraantjelek.

Blitterswijk, d. in de Limb. gem. Meerloo, in 1840 met 444, in 1860 met 470 inw. Het bevat een oud kasteel, een E.-Kath. kerk, een E.-Kath. kapel en een Herv. kerk. Er is te dezer plaatse een voetveer over de Maas. De heerl. Blitterswijk werd bijna 300 jaren door de familie van Lijnden bezeten, waarna zij door een huwelijk aan het geslacht de Cocq van Haeften kwam. Het kasteel werd in Januari 1586 door den Graaf van Mansfeld met een troep Spanjaarden bezet.

-ocr page 145-

139

Blodenburg, voorm. kasteel bij Zierikzee, dat spoorloos verdwenen schijnt. De Zierikzeeënaars hernamen het den 9den Maart 1304. op de Vlamingen.

Bloemenbeek, beekje in de Overijsselsehe gem. Losser, een sprank van den Dinkel.

Bloemendaal, gem. in N.-Holl., in het noordwesten door de Noordzee bespoeld en verder ingesloten door Zandvoort, Velzen, Schoten c. a., Haarlem, Heemstede en Bennebroek (N.-Holl.), en Hillegom en Noord-wijkerhout (Z.-Holl.). Zij heeft eene oppervlakte van 4039 bund., alles alluvisch zand (duinen en duingrond). In 1822 had zij 1502, in 1840 205 S, in 1870 3486 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidden deze zich in 1961 E.-Kath., 901 Ned.-Herv., 28 Waalsch-Heiv., 6 Rem., 17 Chr.-Afg., 30 Doopsg-, 82 Ev.-Luth., 10 Herst.-Luth., en 3 Anglik. De gem. is gevormd uit de voorm. ambachten Aalbrechtsberg of Bloemendaal, Tetterode of Overveen en de Vogelenzang. Zij bevat de d. Overveen, Bloemendaal en do Vogelenzang, het prov. krankzinnigengesticht Meerenberg en een groot aantal schoone, deels zeer uitgestrekte buitenverblijven, zoo als Elswoud, Mariënberg, Mariëndnin, Boekenrode, Kuilenberg, Vogelenzang, Woestduin, Bloemenheuvel, Lindcnheuvel, de Nachtegaal, de Beek, Sparrenheuvel, Duin-en-daal, Saxenburg, Aalbrechtsberg, Duinzigt, Bijduin, Hartelust en vele kleineren. Uit dien hoofde is het grootste deel der gem. een zeer schilderachtig oord, terwijl de bloei dezer streek voor een groot deel afhangt van de eigenaars dier buitengoederen, meeren-deels Amsterdammers, die er het schoone jaargetijde komen doorbrengen. Verdere bronnen van welvaart zijn bloemkweekerij, landbouw, veefokkerij en het linnenbleeken.

Het d. Bloemendaal bestaat uit twee deelen, waarvan het zuidelijke eene kleine siraat, het noordelijke een vierkant om de in 1636 gestichte Herv. kerk vormt. De afdeeling Bloemendaal, het noordelijkst derde deel der gem., had in 1840 587, in 1860 1265 inw.

Bloemendaal, pold. in Z.-Holl. bij Gouda, 1261 bund, groot.

Bloemendaal, pold. van 346 bund, in de N.-Brab. gem. Klundert.

Bloemendaal, pold. van 158 bund, in de Z.-Holl. gem. Vianen.

Bloemendaal, voorm. rechtsban aan de noordzijde van Amersfoort, in de 14de en 15de eeuwen deels binnen Amersfoort gebracht.

Bloemendaler-polder, pold. in de N.-Holl. gemeenten Weesp en Muiden, 415 bund, groot.

Bloemestein, voorm. kasteel bij de Geld. stad Culemborg.

Bloemhof, of Bloemgaarde, voorm. Premonstratenser-abdij bij het Gron. d. Wittewierum, omstreeks 1209 gesticht en in 1566 gesloopt.

Blois, voormalige heerl., bestaande uit de bannen van Krommenie en West-Zaan, waarschijnlijk uit de oude heerl. Zaanden gevormd.

-ocr page 146-

140

Zij heeft haar naam ontvangen van Gnido do Chatillon, die, in 1891 wegens schulden zijn in Frankrijk gelegen graafschap Blois moetende verkoopen, den naam dier bezitting op zijne in Holland gelegene goederen overbracht. Later vormde Blois een baljuwschap, waarbij echter ook Wijk-aan-Zee-en-Duin en Spaarnewoude behoorden, terwijl de baljuw, tevens hoogschout vau Beverwijk, binnen die stede de hooge vierschaar spande.

Blokdijk, geh. in de N.-Holl. gem. Blokker,

Bloken (de), geh. in de Gron. gem. ten Boer.

Blokhoven, geh. in de Utr. gem. Schalkwijk, met de ridderhofstad Blokhoven.

Blokhovensche-polder, pold. in de Utr. gem. Schalkwijk, 374 b. gr.

Blokhuizen, geh. in de N.-Holl. gem. Oude-Niedorp en Haringkarspel.

Blokken (de), geh. onder het Friesche dorp Pingjum (Wonseradeel).

Blokker, gem. in N.-Holl., in het zuiden door de Zuiderzee (het Hoornsche-Hop) bespeeld, en verder ingesloten door Hoorn, Zwaag, Westwoud, Venhuizen en Schellinkhout. Zij beslaat 1384 bunders grond, waarvan de bodem door vruchtbare zeeklei is gevormd. In 1822 had zij 903, in 1840 1072, in 1870 1701 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men deze in 982 R.-Kath., 547 Herv. en 4 Doopsgez. Veeteelt, landbouw, warmoezierderij en ooftteelt zijn de hoofdbronnen van Blokker's bestaan. De gem. bevat de beide dorpen Ooster-Blokker en Wester-Blokker, de geh. de Bangert, Blokdijk en Lage weg, benevens de Bramsluis en Munnikei.

Blokland, buurt in de Utr. gem. Willeskop, vroeger eene afzonderlijke heerlijkheid, in 1840 met 142 inw.

Blokland, west. deel van Mijdrecht, door de Kromme -Mijdrecht van het overige deel der gem. afgescheiden. Vroeger tot Uithoorn behoorende, is het in 1811 bij Mijdrecht gevoegd. Het telde in 1840 27), in 1860 334 inw. De zuider- en westerdeelen, in de vorige eeuw uitgeveend, vormen nu een deel der droogmakerijen van Zevenhoven en Nieuwveen.

Blokland, pold. in de Geld. gem. Herwijnen, groot 59 bund.

Bloklandscbe-polder, pold. van 192 bund, in de Z.-Holl. gem. ter Aar.

Bloklandsche-polder, pold. in de Utr. gem. Bunschoten, 279 b. gr.

Bloklandsche-polder, pold. in de Utr. gem. Willeskop, 604 bund.

Blokpolder, pold. in de N.-Brab. gem. de Klundert en Zevenbergen, groot 115 bund.

Blokspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Groede, groot 53 bund., ingedijkt in 1613.

Blokweer, pold. in de Z.-Holl. gem. Alblasserdam, groot 275 bund.

Blokweeren, polderland in de gem. Edam.

-ocr page 147-

141

Blokzijl. gem. in Overijssel, die naar alle zijden door de gem. Ambt-Vollenhove, waarvan zij lang een gedeelte uitmaakte, wordt ingesloten. Niets dan het steedje, of, gelijk doorgaans gezegd wordt, het vlek Blokzijl bevattende, is zij nog geene volle 16 bund, groot, wat haar, sedert in December 1864 de grenzen van Egmond-aan-Zee zijn uitgebreid, tot de kleinste gem. maakt van de Zeventien Nederlanden (Nederland, België en Luxemburg). Blokzijl dankt zijn ontstaan aan het graven van een kanaal van Muggenbeet naar de Zuiderzee dat op aansporing van Jan van Ligny, Graaf van Aremberg, omstreeks het midden der ICde eeuw werd gegraven. Ter plaatse waar dit kanaal den Zeedijk bereikte, werd eene sluis gelegd, die den naam van Groote-Zijl ontving, doch sedert als Blokzijl werd verdoopt, wellicht ten gevolge van daaraan gebezigde grondstoften (blokken hardsteen). De belegering van Steenwijk in 15S0 en lüSl gaf aanleiding dat Sonoy deze zijl, waarbij eene buurt met haven was ontstaan, versterkte, in den vorm van een onregelmati-gen zeshoekigen polygoon. Prins Maurits schonk Blokzijl den 18 Januari 1609 het recht om eene waag op te richten, en tien dagen later een wapenschild. Het kreeg toen ook eene afzonderlijke regeering, en den 1!) October 1672 van Prins Willem Hendrik van Nassau stads gerechtigheid. Onder het Fransch bestuur eene eigene mairie vormende, werd onder Koning Willem I Blokzijl weder met de nabuurschap hereenigd onder den naam van Vollenhove en-Blokzijl. Doch dit hield slechts weinige jaren stand. Blokzijl, in 1822 nog een deel der genoemde ver-eeniging, telde, tot eene zelfst. gemeente verheven, in 1840 1666 en in 1870 1722 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1406 Herv., 6 Herst.-Luth., 181 Doopsgez., 3 Chr.-Geref., l'J R.-Kath. en 107 Isr. Scheepvaart, doorvoer cu handel zijn de hoofdbronnen der welvaart, waarbij de voordeden van enkele kleine fabrieken komen. Er zijn 3 openbare bedehuizen (eene Herv. en eene Doopsgez. kerk en eene synagoge). De in 16Ü'J gestichte Waag is in of omstreeks 182B afgebroken. Zij voerde een opschrift, dat van Blokzijl's snelle opkomst getuigenis geeft:

Blokzijl heeft meer schepen in getal Dan Overijssel heel en al.

De oude vestingwerken zijn verdwenen, doch het steedje, waarvan de havenkom een groot gedeelte beslaat, is door grachten van het omliggend platteland gescheiden. Blokzijl gaf zich, den 17 Juni 1673, aan do Miinsterschen over, doch was de eerste plaats die het vijandelijk juk afschudde. Met hulp van 450 Friezen werd het, na 4^ week in de macht des Bisschops geweest te zijn, door eigene kracht verlost (23 Aug.).

Bloemendaal, pold. in de Z.-IToll. gem. Meerkerk, 368 bund, groot.

Blommersdijk, 2 polders in de gem. Rotterdam, die door de Schie gescheiden, de namen van West-Blommersdijk (332 bund.) en Oost-Blcm-mersdijk (60 bund.) voeren.

Blondrok, binnengedijktu kreek in de Zeeuwsche gem. Waterlandkerkje.

-ocr page 148-

142

Blois, buurt en heerl. in de Zeeuwsche gem. Zonnemaire, in 1840 met 45, in 1860 met 68 inw.

Blois-en-OUd-Bommenede, pold. in de Zeeuwsche gem. Zonnemaire, bedijkt in 1425, 252 bund, groot.

Bobeldijk, buurt in de N.-Holl. gemeenten Berkhout en Spanbroek, in 1S40 met 165 inw.

Bocholtz, gem. in Limburg, op de wester grenzen ingesloten door de gem. Wittem en Simpclveld (Ned.), en op de ooster door Horbach, Laurens-berg, Eichterich en Orsbach (Pruissen). Zij behoort tot de hoogste deelen des Lands, aangezien een der meest verheven punten 215 el boven het vlak der zee verrijst, en zelfs het laagste gedeelte meer dan 150 el hoog is. De grond bestaat uit Limb, klei, rustende op Maastrichtsch krijt. De grootte beloopt 852 bund. In 1822 had deze gem. 790, in 1840 1008, in I860 1167, en in 1870 1324 inw. Alle ingezetenen behooren tot do R.-Kath. Kerk. De landbouw is hun hoofdbezigheid. Voorts hebben zij kalkbranderij, brouwerij en branderij. Door de grensregeling van 1816 werd in 1817 eon deel van Richterieh met deze gem. vereenigd. Behalve het d. Bocholtz, bevat de gem. de geh. Stein of Steinstrasse, Bocholtzerheide en Broek, en de goh. Prikart en Banenheide.

Het d. Bocholtz ligt nauwelijks een kwartier van de Pruissisebe grens. Het had in I860, zonder de onderhoorigheden, 426 inw. In 1869 is er eene nieuwe kerk gebouwd. Naar het noordoosten ligt het kasteel Bongaard of Bongart, zijnde de Heeren van Bongart door huwelijk in het bezit der heerl. Bocholtz gekomen.

Bocholtzerheide, buurt in do Limb. gem. Bocholtz, in 1840 met 140, in 1860 met 221 inw.

Bodegraafsche-Meije, oostelijk deel van het d. de Meijein Z.-Holl.

Bodegraven, gem. in Z.-Holl., omringd door Zegveld (Utr.), en Rietveld, Waarder, Lange-Ruige-Weide, Zwammerdam, Aarlanderveen en Nieuwkoop (Z.-Holl.). Zij wordt door den Rijn doorsneden en door de Meije in het noord-oosten bepaald. Hare grootte beloopt 2569 hund., bestaande de grond in het zuiden uit klei, doch naar de zijde van Nieuwkoop en Zegveld uit laag veen. De bevolking bedroeg in 1S22 2119, in 1840 2374, in 1870 uit S051 inw. Bij de volkstelling van 1860 vond men 1757 Ned.-Herv., 2 Waalsch-Herv., 16 Rem., 174 Cbr.-Afg., 2 Doops-gez., 67 Ev.-Luth., I Herst.-Lulh., 761 R.-Kath., 1 Oud-R., 11 Isr. en 2 ongenoemden. Veeteelt en zuivelbereiding maken, nevens den landbouw, het hoofdbedrijf der ingezetenen uit. Er zijn echter ook enkele scheept timmerwerven en andere kleine fabriekmatige inrichtingen. Do gem. bevat verscheidene polders en, behalve het d. Bodegraven, een deel van de Meije, de buurt Nieuwerbrugge, de vesting de Wierikkerschans en verscheidene buitenplaatsen.

Het groote, aanzienlijke d. Bodegraven, oudtijds ook Bodelo, werd in of omstreeks 1018 door de Hollanders op den Graaf van Bodelo en zijne

-ocr page 149-

143

medestanders, de Utrechtschen, veroverd, doch eerst ten tijde van Graaf rioris V voor goed met Holland vereenigd. In 1489 richtten de Hoek-schen er groote schade aan, evenals in 1507 en 1512 de Geldcrschen. In 1678 leed Bodegraven veel van de Franschen, die er vreeselijke gruwelen pleegden. Den 31 Mel en 1 Juni 1870 is het voor een groot deel eene prooi der vlammen geworden, die in de Bruggebuurt hare vernielingen aanvingen. De brand verleerde 140 huizen en inboedels, benevens do Luth. kerk, alles ter waarde van ruim 781,515 guldens. De groote sluis, die hier in den Rijn ligt, dient om het opperwater uit Rijnland te keeren. Er zijn kerken voor de Herv., de Luth. en de Chr.-Geref. Eene R.-Kath. kerk staat mede in het d., doch op een uithoek der gem. Zwammerdam.

Bodegraver-Vaart, vaart, uit den Rijn bij Bodegraven naar den IJssel binnen Gouda voerende.

Boede, wijk van het N.-Holl. dorp Andijk.

Eoede (ter), landhuis in de Zeeuwsche gem. Koudekerkc, dat aan het ter-Boede-Ambacht den naam heeft gegeven.

Boedelhof, havezathe in de Geld. gem. Gorssel.

Boeijink, geh. in de N.-Brab. gem. Roosendaal c. a.

Boeikoop, streek in de Z.-Holl. gemeenten Ileikoop-en-Boeikoop en Schoonrewoerd, bestaande uit den polder Neder-Boeikoop, groot 423 bund., en Over-Boeikoop, groot 301 bund.

Boelmeer, buurt in do N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 mot 89. in 1860 met 98 inw.

Boekei, gem. in N.-Erab., ingesloten door Uden, Wanroy, Beugen, Gemert en Erp. Zij heeft 3131 bund, oppervlakte en over het geheel zandgrond (diluvium). Alleen in het uiterste zuidwesten ligt een weinig klei, terwijl de oostgrens uit hoogveen (ten deele afgegraven) bestaat. In 1822 had dezo gem. 1U23, in 1840 2359, in 1870 2243 inw., allen tot de R.-Kath. Kerk behoorende. Landbouw en veeteelt maken het hoofdbedrijf der ingezetenen uit, zijnde rogge, haver, boekweit, aardappelen en vlas de hoofdproducten van den grond. Behalve het d. Boekei, bevat de gem. de buurt. Bovenstehuis, de Berkhoek, Peelstraat, Molenwijk, Zandhoek, Leurke, Neerbraakt, de Elzen en Peelsche Huis, benevens de Handelsche-Kluis.

Het d. Boekei, ook de Kerkstraat genoemd, bevat eene groote R.-K. kerk. Het had in 18fi0 in de kom 390 inw. In vroegere eeuwen heeft Boekei een deel van Uden uitgemaakt.

Boekei, buurt in de N.-Holl. gem. Akersloot, aan het Noord-IIol-landsch kanaal. Tijdens de oude Graven stond hier een adellijk slot, dat reeds sedert eeuwen verdwenen is. Zij had in 1840 60, in 1860 113 inw.

-ocr page 150-

144

Boekelermeer, in 1580 drooggem. meer in de N.-Holl. gemeenten Heilo en Akersloot, groot 338 bund.

Boekelerpolder, pold. in de N.-HoU. gemeenten Heilo en Akersloot, groot 55 bund.

Boekelo, buurtsch. in de Overijsselsehe gem. Haaksbergen, in 1840 met 419 inw.

Boekelo, buurt in de Overijsselsehe gem. louneker, in 1840 met 433, in 1860 met 489 inw. De havczathe het Hof te Boekelo, in het begin der 17do eeuw eene bezitting der Ripperda's, was in 1817 nog een schoon huis.

Boekelosche-Beek, beek in Overijssel, die ook do namen van Hee-gerbeek en Rutbeek voert en in de Almelosche-Aa valt.

Boekenrode, fraai buiten in do N.-IIoll. gem. Bloemendaal.

Boekont, geb. in de N.-Biab. gem. Gemert.

Boeket, buurt in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 171, in 1S60 met 134 inw.

Boeket, geh. bij het Friesehe d. Beuil (West-Stellingwerf).

Boekhorst, voorm. heerl., bevattende Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout, in 1271 door Graaf Floris V aan Boudewijn van Noordwijk verkocht. Zij is in de 18de eeuw zeer verkleind en gesmaldeeld.

Boekhorst, geh. bij het Friesehe d. Oosterwolde (Oost-Stellingwerf).

Boekhorst (de), geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde.

Boekhorst (do), landhuis in de Geld. gem. Rheden.

Boekhorst (de), havezathe in de Geld. gem. Laren.

Boelens, landgoed, in het Friesehe d. Olterterp (Opsterland).

Boelestein, ridderhofstede in de Utr. gem. Maarssen.

Boer, d. in de Friesehe gem. Franekeradeel, in 1840 met 93, in 1860 met 104, in 1870 met 115 inw. Het bevat eene Herv. kerk en was vroeger versierd door de state Elgersma.

Boer (de) buurt in de N.-Brab. gem. Mill-en-st.-Hubert, in 1840 met 29() inw.

Boer (ten), gem. in Gron., tusschen Steduin, Loppersum, Sloehteren, Noorddijk en Bedum, met eene oppervlakte van 5690 bund, en door hit Tiamsterdiep doorsneden. Het westen en het zuiden is klei, het oosten veengrond. In 1822 had dezo gom. 2468, in 1840 3113 en in 1870 4171 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3130 Herv., 4 Ev.-Luth., 2^ Doopsgez., 989 Chr.-Afgeseh., 4 R.-Kath. en 16 Isr. De gom. bevat de d. ten Boer, Garraerwolde, Thesinge, Leilens, Wittewierum en Wolter-sum, de buurten ten Post en st.-Annen, benevens de geh. Bouwerschap.

-ocr page 151-

145

Boltklapstreek, Dijkshorn, Lutjewolde, Immerwolde, Heidenschap, üovcn-Rijge, Achter-Thesing, Hemert, Kroddeburen, Blokum, Luddeweer, een gedeelte van Graauwendijk en meer dan 100 verspreide woningen.

Het d. ten Boer, in 1840 met 279, in 1860 met 297 imv. binnen do kom, ligt op den westoever van het Damstcrdiep. Het heeft eene Herv, kerk, die vroeger de kapel van een Benedictijner nonnenklooster is geweest en op eene hoogte staat. Ook heeft het eene kerk der Chr.-Ge-reformcerden.

Boerdam, geh. in de Gron. gem. Middelstnm.

Boerdijk, geh. in de N.-Holl. gem. Midwoud.

Boerdonk, buurt in de N.-Brab. gem. Erp, in 1S40 met 177, in 1860 met 254 inw. Vroeger stond er de st. Corneliuskapel.

Boerendiep, wijk aan het Stadskanaal (Gron.), onder de gemeente Onstwedde, in 1800 met 1571 inw.

Boerengors, polderland in de N.-Brab. gem. Nieuw-Vossemcer, 74 bunders groot.

Boerenstraat, of de Bel, buurt in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur.

Boerenstreek (de), geh. bij het Priesche d. Gaast (Wonseradeel).

Boerenstreek (de), buurt in de Gron. gem. de Leek, in 1840 met 134 inw.

Boetelo, of Boetele, buurt in de Overijsselsche gem. Kaalte, in 1840 met 213, in 1860 met 239 inw.

Boetzelaar, boerderij in de Zeeuwsche gem. Groede, waar in vorig eeuwen het kasteel Boetzelaar stond.

Boetelen, of Boven-Heuvel, geh. in de N.-Brab. gom. Eersel.

Boezempolder, pokl. van 107 bund, in de Z.-Holl. gem. Keeuwijk.

Bogt (de), geh. in de N.-Brab. gem. Steenbergen c. a.

Bok, geh. in de Limb. gem. Heerlen.

Bokend, of Boekend, buurt in de Limb. gem. Maasbree, in 1840 met 390, in 1860 met 337 inw.

Bokhoven, gem. in N.-Brab., door de Maas van do Geld. gem. Am-merzoden en Hedel gescheiden, en verder ingesloten door Hedikhuizen en Engelen. Zij is 323 bund, groot en bevat niets dan het d. Bokhoven. He grond, uit klei bestaande, ligt zeer laag, en wordt bijna geheel tot wei- en hooiland gebezigd. Slechts op enkele bunders worden aardappelen en haver aangekweekt. Jn 1822 had de gem. 196, in 1840 235, in 1870 276 inw. Alle ingezetenen belijden den R.-K. godsdienst. Bokhoven was oudtijds eene heerl., die, oorspronkelijk leenroerig aan Luik, den 16 Maart 1499 tot eene baronie of baanderheerlijkheid, en in 1640 door Keizer Ferdinand III tot een rijksgraafschap word verheven. Door de

10

-ocr page 152-

14fi

Franschen in 1795 in bezit genomen, kwam dit graafschap in 1800 door transactie aan het Bataafsch-Gemoenebest.

Het d. Bokhoven bevat de ruime st.-Antoniuskerk, die met een schoon praalgraf van Engelbert van Jjiere cn zijne vrouw Helcne de Montmorency prijkt. Verder heeft zij een gedenksteen ter herinnering aan 15 personen, die door het omslaan eener schuit, den 7 Mei 1837, in de Dieze verdronken, en een grafsteen voor Franciscus Xaverius Verheijen, in leven griffier der Staten van Noord-Brabant. De kerkstichting dagteekent van 1396, nadat er reeds van 1363 tot 1396 een kapel was geweest. Vroeger was er ook een grafelijk kasteel.

Bokkengat, vaarwater in het Goereesche-Gat.

Bokkenpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Goedereede, aan den duin-voet, ongeveer 20 bund, groot.

Bokkum, geh. bij het Friesche d. Akkrum (ütingeradeel).

Bokkumermeer, meertje in de Friesche gem. Ütingeradeel.

Boksbergen, of Boxbergen, havezathe in de Overijsselschc gem. Olst, bij Wezepe, op 't einde der vorige eeuw door den Graaf von War-tensleben en vervolgens door zijne weduwe, de Gravin van Hogendorp, bewoond. Zij werd in 1581 door Rennenberg, en in 1585 door Over-ijsselsche en Geldersche burgers ingenomen.

Boks ven, poel in de K.-Brab. gem. Bergeyk, op do Belgische grens, uit welken poel de Groote-Beerse voortkomt.

Bokt, of het Boxt, buurt in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel, in 1860 met 125 inw.

Bokum, geh. in de Gron. gem. Kloosterburen.

Bolberg, buurt in de ÏT.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen, in 1840 met 140 inw.

Bolenberg, geh. in de Limb. gem. Belfeld, in 1860 met 57 inw.

Bol-en-Eikberg, buurt in de N.-Brab. gem. Ginneken-en-Bavel, in 1840 met 174 en in 1860 met 158 inw,

Bolgerij, pold. in de Z.-IIoll. gem. Everdingen, groot 238 bund.

Bolgarijen (de), pold. in de Z.-Holl gem. Vianen, onderscheiden in Souden-Bolgarij en Leiden-Bolgarij, te zamen 393 bund, groot.

Bolkaar, geh. in de Overijsselsche gem. Lonneker.

Bolksbeek, beek, die bij Haarlo uit de Berkel komt cn onder Vcr-wolde in de Schipbeek valt. Zij vormt een deel der grenslijn tusschen Gelderland en Overijssel.

Bolkshoek, wijk der Overijsselsche gem. Ambt-Almelo, tellende met quot;Wateregge en Boomshoek in 1SG0 962 inw.

Bollendorp, geh. in de N.-Holl. gem. Eeilo, in 1840 met 66 inw.

-ocr page 153-

147

Bollingweer, geh. aan de 1'casens, onder het Friesche d. Nijkcrk (Oost-Dongeradeel).

Bolnes, buurt in de Z.-Holl. gem. Eidderkerk, aan dc Maas, in 1840 met 537 inw.

Bolscherbeek, beek in het zuidoosten van Overijssel, die haar water door de Vlijbeek en Potlee naar de Regge voert.

Bolshuizen, geh. in de Gron. gem. Ezinge.

Bolst, geh. in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 79, in 1860 met 88 inw.

Bolsward, tweede kant. van het arrondissement Sneek (Friosl.), bevattende de 3 gem.: Bolsward, Wonseradeel en Hennaarderadeel.

Bolsward, ring der klassis praneker van de Herv. Kerk, bevattende de 10 gem.: Bolsward, Burgwerd-Hartwerd-en-Hichtum, Kubaard-en-Waaxens, Edens-en-Spannum, liOllum, Oosterend, Oosterlittens, Winsum-en-Baard, Wommels-en-Hidaard, Itens-en-Hennaard.

Bolsward, gem. in Friesland, palende in het zuidoosten aan Wym-britseradeel, doch overigens naar alle zijden door Wonseradeel ingesloten. Zij is 923 bund, groot en bevat, behalve de stad Bolsward, niet dan verspreide woningen in den zoogenoemden Klokslag. De grond, grootendeels door het opslijken der oude Middelzee ontstaan, bestaat geheel uit klei en wordt door vele vaarten doorsneden. In 1748 had Bolsward 2878, in 1811 3048, in 1822 3374, in 1840 4450, in 18G0 43S0, in 1870 4915 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2950 Herv., 6 Ev.-Luth., 175 Doopsgez., 1 Rem., 95 Chr.-Ger., 1397 R.-Kath. en 85 Isr.

De zware kleigrond in den Klokslag bestaat genoegzaam geheel uit weiden, waar in 1870 93 paarden, lOS'J runderen, 610 schapen, 32 varkens, 6 bokken en geiten het noodige voedsel vonden. Vanhier dat vele burgers van den handel in vee en zuivelproducten bestaan, terwijl velen der overigen in het spinnen van sajet, in winkelnering en eenige inrichtingen van nijverheid hun bestaan vinden. De voornaamste fabrieken zijn potten- en pannenbakkerijen.

De stad Bolsward, die 22-J- bund, beslaat, is zeer ond, daar zij reeds in 't jaar 725 wordt genoemd. Destijds lag de plaats aan de Middelzee, waardoor zij een uitgestrekten handel kon drijven. Deze handel hield zelfs stand, nadat de golf, waaraan zij was gebouwd, opslijkte en in vruchtbare landen veranderde. De Bolswarders dolven een kanaal naar de Zuiderzee en breidden hunne betrekkingen met andere gewesten zoozeer uit, dat hunne woonstede in 1422 in de rij der Hanzesteden eene plaats verwierf.

De voornaamste historische herinneringen van Bolsward zijn: de inneming der stad door de Sehieringers in 1420; de brand van 25 April 1475, die door Albert Leidecker was gesticht en tweehonderd huizen vernielde; de veroveringen door de Sehieringers in 1494 en 1497; het beleg door de Gelderschen in 1514; de plundering door den Zwarten Hoop in 1514; het verraad der Gelderschen in 1516, waardoor de stad

10*

-ocr page 154-

148

voor eene som vau 600 Emder guldens aan de Bourgondiërs werd overgeleverd; het binnenlaten der Geuzen op 27 Augustus 1572.

Bols ward heeft 2 Herv. kerken, eene Chr.-Ger. kerk, eene I/oopsgez. kerk, 2 R.-Kath. kerken en eene synagoge. Onder deze gebouwen munt de Groote- of Maartenskerk uit, ook wel Oldehove genoemd, van 1446 tot 1466 gebouwd en algemeen voor het grootste en schoonste bedehuis van Friesland gehouden. Bezienswaardig zijn daarin de fraaigesneden gestoelten, het kostbare orgel, de graven van vele ede'e Friezen en het in 1823 geplaatste gedenkteeken voor den Frieschen dichter Gijsbert Jacobs.

Het tweede Herv. bedehuis is de Kleine- of Broerenkerk, een overblijfsel van het vroegere Franciscanerklooster, waarin nog even als in het koor der Groote kerk, vele merkwaardige antieke banken van gesneden houtwerk worden gevonden.

Het Stadhuis van Bolsward, van 1614 tot 1618 gebouwd, munt door architectonisch schoon uit. Verdere bezienswaardige gebouwen zijn: het Gemeentehuis van quot;Wonseradeel, vroeger de state Hiddema; het st.-An-thonij-gast- of proveniershuis; het nieuwe Burgerweeshuis.

Bolsward heeft eene Latijnschc school en 6 lagere scholen.

Bolswarder-Vaart, trekvaart van Bolsward langs Burgwerd, Wom-mels, Edens, Baard en Lions naar Pyphorne aan de Harlingervaart. Zij vormt het grootste deel van den waterweg van Bolsward naar Leeuwarden.

Bolt, geh. in de N.-Brab. gem. Escharen.

Bolte, of Boltklapstreek, geh. in de Gron. gem. ten Boer.

Bolwerk, buurt in de Gron. gem. Appingedam, onder Tjamsweer, in 1860 met 260 inw.

Bomberg, geh. in de Limb. gem. Grubbenvorst.

Bommel (den), gem. in Zuid-Holland, op het eiland Overflakkee, reikende van het noorden naar het zuiden van het Haringvliet tot het Krammer. Naar het oosten paalt zij aan Ooltgensplaat, naar het westen aan Stad aan 't Haringvliet, Middelharnis en Oude-Tonge. Zij bestaat uit de polders: den Bommel, groot 790 bunders (in of kort na 1481 bedijkt); het oosterdeel — of ruim 350 bunders — van den Tille- of st. Sebastiaans-polder, (in 1515 bedijkt); den TJitslagpolder, groot 50 bunders (na 1515 aan de zee ontwoekerd); den Nieuwen-Blokpolder, 149 bunders (in 1523 bedijkt); de wester- en noorderdeelen van den Grooten-Blokpolder, te zamen meer dan 300 bunders (in 1600 gewonnen); den Molenpolder, van 29 bunders oppervlakte (in 1614 verkregen); den Krammerpolder, 122 bunders groot, (die van 1694 dagteekent); en het wester- en middeldeel van den in 1S06 gewonnen WOhelminapolder, beslaande ongeveer 120 bunders.

Met de gorzen en stranden is de geheele gem. 2085 bunders groot. De bodem bestaat uit vruchtbare zeeklei, weshalve het meeste land tot akkers is bewerkt. De landbouw is derhalve ook het hoofdbedrijf der ingezetenen, van welke men in 1822 866, in 1840 1306, in 1850 1308, in

-ocr page 155-

U9

1870 1434 telde. Bij de volkstelling van 1SC0 was do bev. onderscheiden in 1012 Herv., 13 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 1 Luth. en 325 R.-Kath. De Herv. maken sedert 1641 eene afzonderlijke gem. nit. De R. Katholieken parochiëeren te Achthuizen, onder Ooltgensplaat.

Het dorp den Bommel ligt uur oost ten zuiden van Sommelsdijk, aan eene haven die in het naburige Haringvliet uitloopt. De sluishaven dag-teekent van 1619, de Herv. kerk van 1647, de Polders-raadkamer van het begin der 18de eeuw, en de meestoof van 1731. Hot gemeentehuis werd in 1820 verkregen, inzonderheid door de bemoeiingen van Johannis Mijs, die in 1823 overleed. Er is ook eene goede gemeenteschool.

Den Bommel is meermalen door watervloeden geteisterd. De polder den Bommel werd overstroomd in Sopt. 1511, waarna hij bloof drijven tot 1526, in 1530 ten tweede en in Januari 1683 ten derde male.

Bommelerwaard, waard of door de Waal en Maas gevormd eiland in Geld., dat in de middeleeuwen een gedeelte van Teisterband vormde, doch in de 9de eeuw (ten deele althans) aan het Bisdom van Utrecht kwam. Waarschijnlijk werd het door do Bisschoppen in leen gegeven aan de Hertogen van Brabant, en door deze weder in achterleen aan do Gol-dersche Vorsten. Alleen het Huis te Loevenstoin kwam aan Holland.

Do oudste plaats van den Bommelerwaard is waarschijnlijk Rossum, waar reeds de P imeinen zich gevestigd hebben. Deze plaats komt onder den naam van Rothom in 670 voor. Van Aalst, Driel en Hedel wordt gewaagd in 814 of 815, van Niouwaal en Gameren in 1031, van Ammcr-zoden in 1050, van Zuilichem in 1196, van Bruchem in 1310, van Kerkwijk en Bolwijnen in 1321.

De Bommelerwaard, zeer laag gelegen, wordt door hoogo dijken beschermd en door den Meidijk in tweeën gescheiden, terwijl hij sinds 1853 door het loggen van oen dam met eene sluis aan Heorowaardon is verbonden. Vroeger was do Bommelerwaard groofer, doch door hot maken van twee afsnijdingen in de Maas, ton jare 1474 en 1481, zijn deelcn van Neder-Homert on Ammerzoden, aan hot vasteland van Ilousdon gehecht, die echter nog altoos in administratioven zin tot den Bommelerwaard blijven behooren. Loevenstoin is sedert 1812 daarmede voreonigd.

Als dijksdistrict is do Bommolerwaard-boven-den-Moidijk S818. en de Bommelorwaard-benodon-den-Mcidijk 1138 bund, groot, terwijl do uiterwaarden te zamon 1977 bund, beslaan. De Geldersohe waarden bij Ammerzoden zijn groot 150 on het eiland Neder-Homert ten zuiden der Maas 89 bunders.

De Bommelerwaard is dikwijls door overstroomingen geteisterd: die van Januari 1861 bracht eene schade van minstens IJ millioen aan.

Bommelsche-Wetering, wetering die bij do stad Zalt-Bommel begint en het water onder Bommel, Bruchem, Kerkwijk, Gameren en Nieuwaal naar do Maas afvoert.

Bommelskous, buurt in de Z.-H. gem. Klaaswaal en Z.-Beijerland.

Bommenede, noord. god. der Zeeuwseho gem. Zonnemairo, uit de

-ocr page 156-

150

heerl. Bommenede cn Bloois samengesteld. Het was tot April 18C0 eene zelfstandige gemeente, die G90 band. groot, in 1822 door 362, in 1840 door 510, in 1860 door 438 ingezetenen werd bevolkt. Bij het vaststellen der wet die Bommenede's inlijving bij Zonnemaire beval, op 30 Dee. 18 64, was het getal der inwoners 420.

In deze afdeeling ligt de buurt Bommenede, in de onmiddellijke nabijheid van het d. Zonnemaire, terwijl men er ook de lustplaats Buiten-lust cn een meekrapfabriek vindt.

Bommenede behoorde oudtijds, toen nog uit schorren bestaande, tot de aan Holland verknochte heerlijkheid Voorne. Hertog Jan van Beijeren gaf, in zijne hoedanigheid van Heer van Voorne, die buitengronden in 1412 ter bedijking uit. Eerst door eene resolutie van Holland's Staten van September 1684 kwam dat oord, dat inmiddels door de watervloeden van 1 November 1570 en 26 Januari 1682 zeer veel had geleden, aan Zeeland.

Vroeger lag in de heerl. Bommenede een dorp van dien naam, noordwaarts in het thans bestaande geh. op eene plek welke thans door de golven wordt overdekt. In den oorlog met Spanje verkreeg dit Bommenede, doordien het met verschansingen werd omringd, de gedaante van eene stad, die echter door den watervloed van 1682 zoo werd geteisterd, dat niets meer dan de kerk overbleef. Te midden der golven staande, is eindelijk ook dat gebouw door het water verzwolgen. Het steedje had in 1575 twintig dagen achtereen een aanval der Spanjaarden manmoedig afgeslagen, doch toen de verdedigers tot slechts twee gezonde mannen waren ingekrompen, werd het door den vijand overweldigd.

Bommerig, geh. in de Limb. gem. Wittcm.

Bomsterzijl, voorm. sluis tusschen de Niezijl en de Kommerzijl, in het Westerkwartier van Groningen, waarbij tijdens den vrijheidskamp in de 16de eeuw eene schans lag, die in 1581 door de bezetting dapper tegen de Spanjaarden werd verdedigd.

Bonaventura, streek van den Hoekschen-Waard, de polders Kieuw-en-Oud-Bonavcntura bevattende.

Bonenburg, voornaam landgoed aan de zuidzijde van het Geld. dorp Heerde, waaraan de Bonenburgerbrug en Bonenburgersluis, de eerste over het Griftkanaal, de tweede in de genoemde vaart, hare namen ontleenen.

Bonersehans, of Boonersclians, geh. in de Gron. gem. Nieuwe-schans, aan het einde van den Hamdijk, ter plaatse waar door de Groningers in 1589 eene schans werd aangelegd.

Bong (de), geh. in de Limb. gem. Maasbree, in 1860 met 75 inw.

Bongaart, kasteel in de Limb. gem. Boeholtz.

Bongaart, kasteel in de Limb. gem. Wynandsrade.

Bongierd, geh. onder het Friesche d. Bozum (Baarderadeel).

Bonjahuizen, geh. onder het Friesche d. Idsegahuizen (Wonseradeel).

-ocr page 157-

151

Bonkenhave, voorm. hav. in de Overijssolsche gem. Ambt Vollen-hove, in de 17lt;ie eeuw door de van Steenwijk's cn in de 18de door de Gansneb's genaamd Tengnagel bezeten.

Bonnen, buurt in de Drenthsche gem. Gieten, in 1811 met 157, in 1840 met 30G, in 1860 met 303 inw.

Bonnerveen, buurt in de Drenthsche gem. Gieten, in 1811 met 160, in 1840 met 308, in 1860 met 434 inw.

Bonrepas, zuidelijk deel der gem. Vlist, tusschen de Vlist en de prov. Utrecht. Het is tevens een polder van nagenoeg 300 bund, oppervlakte. Vroeger was het eeno afzonderlijke heerlijkheid, wier opbrengst, volgens de overlevering, door een enkel maal dat den eigenaar, de Graaf van Chatillon, gaf, werd verslonden. Van dit slechts door eene overlevering gestaafd feit zou de naam afkomstig zijn.

Bons, geh. onder het Friesche d. Ysbrechtum (Wymbritseradeel).

Bonsum, of Bansum, geh. in de Gron. gem. Bierum, eigenlijk een uithoek van het d. Holwierde.

Bontebok (de), geh. onder het Friesche d. Nijehorne (Schoterland).

Bontekoe, geh. in de Z.-Holl. gem. Pernis.

Bontepaal, wijk van het Z.-Holl. d. Alphen, van 's Molenaarsbrug tot aan de scheiding van Hazerswoude.

Bontepaal, dichtbebouwd grenspunt, met tolhek, der gemeente Botterdam en Delfshaven, aan den Schielandscheu dijk.

Boom (den), grensoord bij Aardenburg, deels onder de Zeeuwsche gem. st-Kruis, deels onder de Belg. geni. st. Margaretha (Oost-Vlaanderen).

Boomen, geh. in de N.-Brab. gem. Lierop.

Boomen (de), geh. in do N.-Holl. gcm. Oude-Niedorp.

Boomkreek, vischrijke kreek in de Zeeuwsche gem. st. Kruis.

Boomshoek, buurtsch. der gem. Ambt, Almelo. Zij telde met Rei-gerhofte, in 1840 334, in 1860 452 inw.

Boom vliet, water, de grens uitmakende tusschen de Z.-Holl. gem. Sommelsdijk en Melissant.

Boondijk, of Bonendijk, dijkaadje op Walcheren. Zij is ten jare 1372 verkregen en in 1390 verbeterd. Daardoor werd de West-Watering met do Zuid-Watering verbonden.

Bontepoort, geh. in de Geld. gem. Nijkerk.

Boonepolder, of Cornelis-Jansz .-Boonepolder, polder in de Zeeuwsche gemeenten Hoedekenskerke en 's Gravenpolder, die in 1622

-ocr page 158-

152

overstroomde, sedert meermalen werd herwonnen en weder verloren, en het laatst ten jare 1825 weder is bedijkt. Vroeger van veel grooter uitgestrekt-lieid, heeft hij in zijn tegenwoordigen omvang 18 bnnd. oppervlakte.

Boonepolder, pold. in de Zeeuwsehe gem. Serooskerke (Walcheren).

Boonersluis, sluis in de Z.-Holl. gem. Maasland, dienende om het overtollige water van Delfland in de Maas te ontlasten.

Boonervliet, watering van Zouteveen naar de Boonersluis.

Boonhil, geh. in de X.-Brill), gem. Steenbergen.

Boord, (het), moerassige streek van 200 bund, in do N.-Brab. gem. Grassel.

Boorn, riv. in Friesland. Zij ontspringt tussehen Bakkeveen en Wilp, stroomt met zeer kronkelenden loop, onder den naam van Koningsdiep, langs de zuidelijke helling van den landrag, waarop Bcetsterzwaag en Beets zÜn gebouwd, erlangt dan een wijd en diep bed, waardoor ze voor het benedenpand voor groote binnenschepen bevaarbaar is, en stroomt eindelijk langs Oldeboorn, Nes en Akkrum, naar de Oude-Schouw, waar zij door de Nieuwe-Wetering afvloeit in het Sneekermeer.

Boornbergum, d. in de rriesche gem. Smallingerland, in 1840 met 6G0, in 1860 met 845, in 1870 met 904 inw. Onder dit dorp beliooren de buurten de Wilgen, Goingahuizen en Smalle-Ee, wier bevolking onder bovenstaande opgaven is begrepen. Zonder deze buurten bad Boornbergum in 1840 328 inw. .Landbouw, veeteelt en veenderij zijn er de hoofdbronnen van bestaan. Er is eene Herv. kerk, die in de plaats staat van een bedehuis, dat in 1733 door het omvallen van den hooien stompen toren werd vernield.

Boornzwaag, buurt met dorpsrechten in de Friesche gem. Doniawer-stal, in 1840 met 68, in 1860 mot 75, in 1870 met 102 inw. Vroeger was het een d.f doch de kerk is reeds voor meer dan eene eeuw, wellicht reeds in den Bourgondischen tijd, gesloopt.

Boort, geh. in de N.-Brab. gem. Nuenen c. a.

Borculo, heerl. in Geld,, bevattende de gem. Borculo, Eibergen en Neede. De eerste Heer dien men vermeld vindt, was Hendrik van Borcke-loe, die in 1140 leefde. Henrica van Borculo liet deze heerlijkheid na aan hare zonen Godart en Heimerich van Borculo van Dooding-weerde, welke haar in 1397 aan Gijsbrecht van Bronkhorst verkochten. Gijsbert liet de heerl. na aan een neef, die haar in 1406 in het geheim aan den Bisschop van Miinster opdroeg, ofschoon het oppergebied en de leenplichtigheid sinds onheugelijke tijden aan den Hertog van Gelder hadden toebehoord. Uit dien hoofde wilde Bisschop Ernst van Miinster, uit den Huize Beijeren, bij den dood van Graaf Jodocus van Bronkhorst, in 1553, deze heerlijkheid tot zich nemen. Doch de Geldersche Staten gaven haar als een Zutphensch leen aan Graaf George van Limburg-Stirum, wiens gade

-ocr page 159-

153

Je naaste bloedverwant was van den overleden eigenaar. Ofschoon het kamergerieht te Spiers het geschil daarover ontstaan, in 1C15 ten gunste der Geldersche Staten besliste, vernieuwde Bisschop Bcrnhard, uit den Huize van Galen, de Münstersche aanspraken in de tweede helft der 17e eeuw en poogde in 16G5 en 1672 de heerlijkheid door wapengeweld te bemachtigen. Hij slaagde er in, deze streek tijdelijk te bezetten maar bij den vrede van Cleve, in 1674, moest hij van zijn eisch afzien. In 1726 kwam Borculo door koop aan den Graaf van Flodorf-Wartensleben, vervolgens aan den Poolschen Prins Adam Czartorinski en eindelijk in 1777 aan Prins Willem V van Oranje-Nassau.

Borculo, voorm. hoofdschoutambt of district, dat onder het bewind van Koning Willem I opgericht, de schoutambten of gemeenten Borculo, Eibergen, Lichtevoorde en Neede omvatte.

Borculo, gem. in Geld., ingesloten door Laren, Ruurlo, Eibergen en Neede (Geld.), en Diepenheim en Markelo (Overijssel). Zij is 5408 bund, groot en bevat, behalve het steedje Borculo, de d. Geesteren, Gelselaar en Haarlo, benevens de buurtschappen Lemperhoek, Neder-Biel, Respelhoek. Kulsdom, Over-Biel, Eietelaar en Heuren. De grond bestaat meest uit diluvisch zand, doch aan de rivier de Berkel en hare zijtakken, de Slin-ge, de Blankenborgsche beek en de Bolksbeek, benevens aan de Schipbeek die de noorder grenzen nadert, liggen kleigronden. In 1822 had de gem. 3121 in 1840 4081, in 1870 5209 inw. Bij de volkstelling van 1860 waren de ingezetenen onderscheiden in 3560 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 101 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 11 Ev.-Luth., 281 E.-Kathol. en 99 Israelieten. De landbouw is hun hoofdbedrijf. Men oogstte er in 1870 810 mud tarwe, 13,024 mud rogge, 870 mud garst, 2883 mud haver, 2831 mud boekweit, 440 mud boonen, 96 mud envten, 361 mud stamboontjes, 30,030 mud aardappelen, 705 mud koolzaad, 7400 pond vlas. Men fokt er ook vee aan, zoo paarden, runderen, schapen en varkens als ganzen. Onder het Fransch bestuur, onder Koning Willem I en Willem II was op het Hof eene belangrijke stoeterij.

Het steedje Borculo, in een bocht van de Berkel gebouwd, had in 1840 12G7 en in 1800 1218 inw. Het werd in 1348 op last van Jan van Arkel, Bisschop van Utrecht, platgebrand, als zoenoffer voor het leed dat Heer Gijsbrecht van Bronkhorst der stad Goor had toegebracht. Vroeger was het Hof het voornaamste gebouw. Van de drie kerken behoort een den Herv., een den E.-Kathol. en een den Israelieten.

Borg (ter), geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde.

Borg-Beuningen, hav. in de Overijsselsche gem. Losser, in de 17do eeuw door de van Twickel's, en in de 18de door de Sloet's en van Rechteren's bezeten.

Borgel, of Borgelo, buurtsch. in de Overijsselsche gem. Diepenveen, in 1840 met 156, in I860 met 338 inw. Het bevat de havezathe Borgel, die in de 16e eeuw aan de van Brienen's, in de 17e eeuw aan de van Haarsolto's en in de 18e eeuw aan de van Voerst's toebehoorde. Zij word

-ocr page 160-

154

in de vorige eeuw voor drie vierden afgebroken, zoodat de huizing nu uit slechts een klein gebouw bestaat.

Borger, gem. in Drenthe, tusschen Gasselte, Rolde, Westerbork, Zweelo, Sleen en Odoorn (Drenthe), Onstwedde en Wildervank (Groningen). Op eene oppervlakte van 13,035 bund., telde zij in 18111177, in 1822 1262, in 1840 2541, in 1870 5200 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 4365 Ned.-Herv., 91 Ev.-Luth., 40 Doopsgez., 476 Chr.-Ger., 174R.-Kath. en 54 Israëlieten.

De grond bestaat ongeveer ter helfte uit diluvisch zand, ter helfde uit ongerept of afgegraven hoog veen en langs de stroompjes het Oude-Diep, het Voorste-Diep en het Achterste-Diep uit laag veen. Een groot deel der gem. bestaat uit heide. Het bebouwde land leverde in 1870 een oogst op van 1S,21G mud rogge (op 1012 bund), 132 mud garst (6 bund.), 560 mud haver (op 20 bund.), 540 mud zand-boekweit (op 43 bund.), 748 mud veen-boekweit (op 187 bund.), 33G mud boonen (op 28 bund.), 180 mud erwten (op 10 bund.), 72 mud stamboontjes (op 9 bund.), 67,800 mud aardappelen (op 452 bund.), 310 mud oliezaad (op 31 bund.), 2400 Ned. pond vlas en 21 mud lijnzaad (op 31 bund.). Er waren verder 46 bund, met voedergewassen voor het vee bezet, 85 bund, kunstweiden, 1917 bund, weiland en 904 bund, hooiland. De veestapel telde 481 paarden, 2507 runderen, 6531 schapen, 132 geiten en bokken, 445 varkens.

De gem. Borger onderscheidt zich door een groot aantal hunebedden Ze zijn er namelijk 11 in getal, waarvan 3 van tien tot vijftig minuten afstands van het dorp Borger en 8 in de omstreken van do buurt Drouwen liggen. Het hunebed, 10 min. ten noord-oosten van Borger, is het grootste in de Nederlanden. Het heeft nagenoeg 21 el lengte. Naar het westen beslaat de binnenruimte 2.5 el, die naar het oosten tot 1.5 el vermindert. De zijsteenen, 45 in getal cn van eene geweldige grootte, staan 1 el van elkander, ofschoon hier en daar door kleinere keijen aaneengeschakeld. Op een el boven den grond worden zij door 9 ontzag' lijk groote steenen gedekt, een cijfer dat blijkbaar eenmaal grooter was. De grootste der deksteenen schat men op eene zwaarte van 20,000 kilo's. Eene voorpoort of portaal van steenen verheft zich aan de zuidoostzijde. In 1685 deed de Friesche juffer Titia Brongersma dit bed openen. Zij vond er eenige urnen of kruiken, waarvan zij nogtans niets dan eenige scherven kon inzamelen. In onzen tijd is om dezen grootschen steenhoop plantsoen aangelegd.

De gem. bevat de d. Borger en Nieuw-Buinen, de buurten Drouwen, Drouwenerveen, Buinen, Buinerveen, Drouwenermond, Ees, Westdorp en Bronneger, benevens het geh. Eldershaar.

Hot d. Borger, in 1850 met 519, in 1860 met 655 inw., heeft een eenigzins steedsch aanzien en bevat 2 kerken, die der Hervormden en der Chr.-Gereformeerden. Do eerste is een gebouw van den jare 1826, hetwelk de oude parochiekerk heeft vervangen. Vroeger lag in de nabuurschap de havezathc Westrup.

-ocr page 161-

153

Borgh (de), buurt in Limb. gom. Posterholt, in 1840 met SO, in 1800 met 99 inw.

Borgh (ter), kanton in het Geld. arr. Zutphon, bevattende de 3 gemeenten: Wiseh, Gendringen en Bergh.

Borgh (ter), steedje in de Geld. gem. Wiseh, aan den Ouden-IJssel. Het ligt geheel open en bestaat genoegzaam uit eéne straat, die van het kasteel Wiseh, waaraan liet zijn naam ontleent, zich in eene noordwestelijke richting naar den weg van Doesborgh naar Anholt uitstrekt. In 1S40 had dit steedje 709, in 1860 708 inw. Er zijn 2 kerken, een Herv. en een R.-Kath.

Borgh (ter), voorm kasteel aan do oostzijde van het N.-Brab. vlek Oisterwijk.

Borgh (ter), voorm. havezathe bij het Drenthsche dorp Eelde. In 1759 bestond zij reeds niet meer.

Borgharen, gem in Limb., tussehen Ittercn, Meerssen en Üud-Vroon-hoven (Limb.) en Lanaken (België). Zij heeft een oppervlakte van 381 bund., grootendeels rivierklei, deels Limburgsche klei. De Maas vormt de wester grenzen, terwijl de Canjelbeek en de Oude-Canjel haar doorsnijden. In 1822 had deze gem. 328, in 1840 437, in 1870 599 inw. In laatstgenoemd jaar onderscheidde men hen in 596 R. Kath. en 3 Isr. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen.

Het d. Borgharen ligt aan de Maas. Behalve door de Kath. st.-Maar-tens-kcrk is het versierd door een oud kasteel, het stamhuis van het Friesche geslacht der van Haren's, waarop in 1748 de Graaf van Löwcnthal bij het beleg van Maastricht zijn hoofdkwartier vestigde. Ogier Sire van Haren, de oudst-bekende eigenaar der heerlijkheid, wordt op hot jaar 1218 vermeld.

Borgsweer, d. in do Grou. gem. Termunten, in 1840 met 100, in 1860 met 127 inw. Het is gebouwd op een 3 el hooge wierde en heeft eenc Herv. kerk.

Borkel, d. In de N.-quot;rab. gem. Borkcl-en-Schaft, in 1860 met slechts 28 inw. in de 9 huizen die do kom vormen. Het ligt to midden van een zeer schraal oord, terwijl de akkers eeno zoo geringe uitgestrektheid bezitten, dat men uit een der huizen, hetzelfde welk, een bal werpende, daarmede gemakkelijk de ongerepte heide kan bereiken.

Borkel-en-Sehaft, gem. in N.-Brab., die, tussehen Bergeyk, Westerhoven, Dommelen en Valkenswaard (N.-Brab.), Achel en Neer-Pelt (België) gelegen, eeno oppervlakte beslaat van 2473 bund., bijna geheel zandgrond, met eenigo verstrooide moeren en beekklei langs den Dommel. In 1823 had deze gein. 445, in 1840 511 in 1870 585 inw. De gem. bevat de beide d. Borkel en Schaft, benevens de geh. Klein-Borkel, Hoek, Heuvel, Hoef-en-Brug, Pcutersend, Heijersend en Klein-Schaft. De ingezetenen,

-ocr page 162-

156

allen R.-Kath., hadden vroeger in elk der beide d. eene kerk, doch in 1843 zijn deze vervangen door een nieuw hedelmis, halverwege beide dorpen opgericht.

Borkeld of de Borkelt, buurtschap in de Overijsselsche gem. Holten, in 1840 met 193, in 1860 met 316 inw.

Born, gem. in Limb., ingesloten door Roosteren, Susteren, Nienw-stadt, Limbricht, Sittard, Urmond, Obbicht c. a. en Grevenbicht, en 1544 bund, groot. De grond bestaat bijna geheel uit Limburgsche klei, terwijl langs de Molenbeek, die op de oostergrenzen vliet, ook rivier-klei wordt aangetroffen. Op de westergrenzen zijn overblijfselen van een oud stroombed, de Oude-Maas genoemd. De gem. bevat de d. Born, Buchten en Holtum, de geh. Hoogenberg, Crathei en Klein-Holtum, benevens de zuiderhelft der buurt Illikhoven. In 1822 had deze gem. 1256, in 1840 1453, in 1870 1546 inw., zijnde deze bevolking in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1539 B.-Kath. en 7 Herv. De landbouw is hun hoofdbedrijf.

Het d. Born, in 1840 met 590, in 1860 met 658 inw. en met eene E.-Kath. kerk, is zeer ond. Op een kasteel bij het naburige Grasbroek (in de gem. Limbricht) zetelde in de 9de eeuw Koning Zwentibold. De eerste Heer van Born was Gozewijn I, die in 1150 wordt genoemd. De Bornsche Heeren waren leenplichtig aan de Graven van Loon en Gelder en vassallen der Heeren van Valkenburg. Arnold van Stein, Heer van Born, droeg deze heerlijkheid in 1320 aan Jan van Valkenburg, Heer van Sittard, op, wiens erfgenamen haar behielden tot in 1398, als wanneer Bom met Sittard aan de Hertogen van Gulik overging. De latere Heeren van Bom waren vassalen der Guliksche Hertogen. Het tegenwoordige kasteel is een gebouw der 17de eeuw. Daarop wordt een meubel bewaard, dat door de landlieden dezer streek den „stoel van Koning Sanderboutquot; wordt genoemd, ofschoon het blijkbaar een aanrecht- (kredenz-) tafel is, welke uit do 15de eeuw dagteekent. Het d. Bom bezat in de 14de eeuw stedelijke rechten.

Borne, gem. in Overijssel, tusschen Ambt Almelo, Tubbergen, Weer-selo, Hengelo, Ambt Delden en quot;Wierden. De grond — eene uitgestrektheid van 3997 bund. — bestaat grootendeels uit diluvisch zand, terwijl een klein deel door beekklei is gevormd, t. w. langs de Eegge, do Almelosche-Aa en de Loo. In 1822 had deze gem. 2610, in 1840 3325, in 1870 3567 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2476 Il.-Kath., 932 Herv., 70 Doopsg. en 89 Isr. Be landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, waarnevens het fabriekwezen middelen tot onderhoud levert, t. w. katoenspinnerij, verwerij en weverij (van calicot, bombazijn, damast, marscille en linnen), ijzergieterij, bierbrouwerij, enz. De gem. bevat het d. Borne en 3 kerkbuurten: Senderen, Hertme en Bornerbroek.

Het d. Borne in 1840 met 1219, in 1860 met 1193 inw., is eene aanzienlijke plaats, die sedert Oct. 1865 aan het spoorwegnet is verbonden. Er zijn 4 kerken, die der Herv., Doopsg., R,-Kath. en Isr. gem. De predikstoel in de Herv. kerk is een overoud kunststuk, uit zandsteen gewrocht.

-ocr page 163-

157

Borne, buurtschap of wijk iu de N.-Brab. gem, Schijndel, in 1860 met 279 inw.

Bornerbroek, d. met een K.-Kath. kerk in dc Overijssclsche gem.

Borne, tellende in 1840 570, in 1860 641 inw.

Bomisse, of Bemisse, een der Z.-Holl. stroomen. Dit water scheidde in de middeleeuwen Voorne van Putten en bezat toen oene aanzienlijke breedte. Door verlanding en indijking is de Bornisse zoo versmald en voor de scheepvaart onbruikbaar geworden, dat de Geervlietsche tol (in de middeleeuwen een twistappel tusschen Vlaanderen en Holland) in 1600 deswegens naar. Dordrecht verlegd moest worden. Van dien versmalden en in-gedijkten stroomarm is het zuiderdeel geheel verloren gegaan, zoodat dc Bornisse nu nog alleen van Zuidland tot aan haren mond tusschen Geervliet en Heenvliet reikt.

Borirwerd, d. in de Friesche gem. West-Dongeradeel, in 1840 met 84, in 1860 mede met 84, in 1870 met 110 inw. Er is eene kleine Herv. kerk.

Bornwerdorhuizen, geh. dat met Betterwird, eene der afdeelingen van de Friesche gem. West-Dongeradeel uitmaakt.

Bomwerdermoer, rietpoel hij het Friesche d. Bornwerd.

Borrenbrood, pold. in de gom. Zonnemaire, afd. Bommcnede, 35 bund, groot.

Borrendamme, voorm. d. in Zeeland, nabij en ten zuiden van Zierikzec. Het had een kasteel, dat met het dorp bij het beleg en de verdediging van Zierikzee in 1304 afbrandde. Door de overstroomingen van 1477 en 1530 leed Borrendamme veel, doch door de overstrooming van Januari 1613 werd het geheel verwoest.

Borssele, voorm. eiland in Zeeland, dat reeds in de 7de eeuw vermeld, tot de 13de eeuw uit de beide eilanden West-Borsscle en Oost-Borssele bestond, die door dc Yve van elkander werden gescheiden. Het werd toen in het noorden bespoeld door de Loo-Yve, ten noordoosten door de Dierik, in het zuiden door de Wijling-Ee, en in het westen door Sloe en de Zwake. Het bevatte toen dc d. Coudorp, Ellewoutsdijk, Ever-inge, st. Katrijn, Monster, Oostkerke, Westkerk, te Wijk en Wolfartsdorp. West-Borssele maakte de beroemde heerlijkheid Borssele uit.

In 1530 en 1532 is dit eiland zoo zeer door overstroomingen geteisterd dat het jaren lang onder water bedolven bleef. Een deel daarvan werd in 1616 herdljkt en door verlandingen en indijkingen in 1680 aan Zuid-Be-veland gehecht. Van de toen nog bedolven gronden zijn sedert velen weder door indijking hernieuwd, het laatst de van-Citterspolder.

Borssele, ring der Zeeuwsche klassis Goes van de Herv. Kerk, bevattende dc 10 gem. Borssele, Baarland, Ellewoutsdijk, 's Gravenpolder, 's Hce-renhoek-cn-Nieuwedorp, Heinkcnszand, Hoedekenskerke, Nissc, Oudclande, Ovezande en-Driewegcn. Er zijn daarin 11 kerken.

-ocr page 164-

158

Borssele, gem. in Zeeland, die in het zuiden door de Hont ofWcs-ter-Schelde wordt besnoeid, en overigens omringd is door's Heer-Arends-kerke, 's Hoerenlioek, Ovezande en Driewegen. Zij is door overstroomingen en bedijkingen vele raaien van gedaante veranderd en bestaat nu uit het grootste deel van den Nieuw-Borsselepolder, den geheelen Oud-Borssele-of-Hollepolder, beiden in 1010 bedijkt; het zuidoosterdeel van den in 1613 bedijkten Isieuwen-West-Craayertpolder; het zciderdeel van den in 1531 bedijkten st.-Anthonypolder; de grootste helft van den in 1573 bedijkten Koningspolder; en den oosthoek van den in 1SC1 gewonnen van-Citterspolder. Al deze gedeelten zijn te zamen ruim 1000 bund, groot. Do gem. telde in 1822 010, in 1840 819, in 1808 870 en in 1870 995 inw, voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 650 Herv., 1 Ev.-Luth., 174 Chr.-Gerf. en 104 K.-Kath. De grond bestaat uit vruchtbare zeeklei, die ruime oogsten van granen en andere veldvruchten, vooral tarwe, boonen, erwten, aardappelen en koolzaad, oplevert. Behalve het d. Borssele bevat zij niet dan verstrooide hofsteden en woningen.

Het d. Borssele, of Monster, is eene aanzienlijke, ruim gebouwde plaats, met eene Herv. kerk. In 1860 had het in de kom 538 inw. Een vliedberg, ten noordoosten van het d., draagt den naam van Berg-van-Troye, waarschijnlijk naar het slot. Troyc, waarop vóór de overstroomingen die het oude Borssele vernielden, de hoofdstam der Borssele's zetelde.

Dc Heeren van Borssele rekenden zich gesproten uit den stam der Schwabische (Zwaabsche) Hertogen. De heerlijkh. zelve is door hen en door de geslachten van Beaumont, Lalaing, Pallandt, Rennenberg en Borssele van den Hooge bezeten.

Den 19 December ISIS landden 120 Fransche militairen bij Borssele, die er eene door hen verlaten batterij vernielden. Andermaal deden de Eranschen er eene landing in het begin van Januari 1814, doch zij werden door ecnige Engelsche kanonniers onder Macfarlane en Hollandsche vrijwilligers onder Dominicus van daar verdreven.

Borst (de), geh. onder het Eriesche d. Oostcrmeer (Tietjerksteradeel).

Borstlappeveer, veer over de Donge in de K.-B. gem. Oosterhout. Het ontleent zijn naam aan de vervallen schans Borstlappe.

Borteldonk, buurtsch. in de N.-Brab. gem. liosendaal c. a., in 1840 met 215, in 1860 met 244 inw.

Bortland, of Bootland, geh. onder het Frieschc d. Pingjum (Won-seradeel).

Bosch, plaat in de Noordzee, noordwaarts van het Groningerwad, ten westen van Eottumeroog. Vroeger een eiland, dat aan de abdij te Rottum toebehoorde, bracht het bij de secularisatie van dit klooster, in 1;gt;94, met eenige andere platen 700 gulden op. Het was toen echter niet bewoond meer, zooals nog in 1555 het geval was, toen er eenige visschers hutten bezaten. Niet alleen bij laag water ligt hot boven, maar zelfs bij gewone hooge vloeden.

-ocr page 165-

159

Bosch, buurt in dc N.-Brab. gem. Bndel, in 1840 met 159, in 1S60 met 154 inw.

Bosch, buurt in de Limb. gem. Maasbree, in 1840 met 85, in 1S60 met 152 inw.

Bosch, geb. in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Bosch, geh. in de N.-Brab. gem. Luiksgestel.

Bosch (de), geh. in de N.-Brab. gem. Maashees.

Bosch (d©), geh. in de Z.-Holl. gem. Nieuwkoop, onder Aehttienhovcn.

Bosch (de), geh. onder het Friesehe d. Langodijke (Oost-Stellingwerf).

Bosch (het), geh. onder het Friesehe d. Kollumerzwaag (gem. Kol-lutnerland c. a.).

Boschbroek of het Bosschebrook, pold. in de N.-Brab. gemeenten 's Hertogenbosch, Rosmalen, st.-Miehielsgestel, den Dongen en Vucht, 837 bund, groot.

BoSSChenhuizen, buurt in de Limb. gem. Simpelveld. in 1840 met 118, in 1860 met 130 inw.

Bosch-en-Varenhout, wijk der N.-Brab. gem. st. Oedenrode, bevattende de buurten Bosch en Varenhout, te zamen met 726 inw. in 1840, en met 830 in 1860.

Boschgrubben, goh. in de Limb. gem. Schinnen.

Boschheume, of Boschhuurne, buurtschap indoGeld. gom. Laren, aan de Berkel, in 1840 met 173, in I860 met 199 inw.

Boschhoek, geh. onder Oene, in de Geld. gem. Epe.

Boschhoven, of Bosschoven, buurt in de N.-Brab. gemeenten Alphen-en-Iïiel en Baarle-Nassau. Zij had in 1840 99 inw. onder Alphen en 89 onder Baarle-Nassau.

Boschhoven, buurt in dc N.-Brab. gcm. Leende, in 1840 mot 90, in 1860 met 110 inw.

Boschhuizerpolder, pold. in de Z.-IIolI. gcm. Zocterwoude, ter grootte van 210 bund.

Boschkant, wijk der N.-Brab. gem. st.-Oedenrode.

Boschkantroth, buurtschap in de Geld. gem. Wijchen, in 1840 met 749, in 1860 met 811 inw.

Boschkamp, voorm. havezathe in de Overijsselsche gcm. OM. Langen tijd bezeten door het geslacht Knoppert, is zij ten tijde van Koning Willem 1 in een R.-Kath. kerk herschapen.

Boschkapelle, gcm. in Zeeland, ingesloten door Zaamslag, Axel. st.-Janssteen en Stoppeldijk, 1193 bund, groot en gevormd door deelen van den polder Copwijk of Stoppeldijk, die van 1646 dagteekent; van den Ca-

-ocr page 166-

160

tharina-poldcr, in 1846 gewonnen; en van don polder Willem III eerst in 18G1 verkregen. De grond bestaat uit zandige klei, die in zeer goede akkers is afgeperkt. De bevolking, in 1822 771 en in 1840 U48 zielen in getal, was in Januari 1870 tot 1224 gestegen. Deze bevolking onderscheidde zich in laatstgenoemd jaar in 1181 K.-Kath. en 43 Herv. Bijna alle ingezetenen bestaan door den landbouw. Behalve het d. Boschkapelle ol' Kappellewijk, bevat hot de goh. Saswijk, Veerwijk, Koekebakkershoek, Stoppeldijksveer, liuischonde-Gat, Keizerrijk, Hoekwijk en Schapershock.

Het d. Boschkapelle is waarschijnlijk eerst in de 18dc eeuw ontstaan op do gronden die in 1296 aan de abdij van Cambron waren geschonken, doch die in de 16de eeuw ondervloeiden. De tegenwoordige R.-Kath. kerk, de eenige van het d., dagtookent van 1811. In de kom van hetd. telde men in 1860 229 inw.

Boschpolder, pold. van 148 bund, in de Z.-Holl. gem. Naaldwijk.

Boschpolder, pold. in do Z.-Holl. gemeenten Leiderdorp en Wou-brugge, groot 148 bund.

Boschstraat, buurt in do N.-Brab. gom. Osch, in 1840 met 322 inw.

Boschweg, buurt in do N.-Brab. gem. Schijndol, in 1860 met 257 inw.

Boschwijk, uitgestrekt landgoed in de Overijsselsche gom. Zwollerkerspel, langen tijd door den dichter Rhijnvis Feith bewoond.

Bos-en-Hoven, of Bozenhoven, pold. in de Utr. gem. Mijdrecht, 885 bund, groot.

Boshoven, buurt in de N.-Brab. gem. Riethoven, in 1860 met 112 inw.

Boshoven, buurt in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 322, in 1860 met 416 inw.

Boshoverbeek. buurt in de Limb. gom. Weert, in 1840 met 185, in 1860 met 166 inw.

Boshuizen, geh. in do Limb. gem. Venray.

Bosinchem, oude naam der hoerl. en van het d. Beusichem.

Boskoop, gem. in Z.-Holl, die, ingesloten door Hazerswoudo, Alphon, Reeuwijk en Waddinxveen, eene oppervlakte van 649 bund, beslaat. Hare bevolking bestond in 1822 uit 1580, in 1840 uit 1956, in 1870 uit 2373 inw., waarbij opmerking verdient dat in do beide eerstgenoemde jaren, de ingezetenen van Zuidwijk (20 en 25), daaronder niet waren begrepen. Bij de volkstolling van 1860 vond men 1390 Herv., 53 Rem., 217 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 5 Luth., 385 R. Kath. en 4 Isr. Ofschoon do grond van Boskoop uit laag veen bestaat, is deze uitmuntend voor het aankweeken van geboomte en andere voortbrengselen uit het plantenrijk geschikt, zoodat de boom-, bloem- en vruchtkwcekorijen van Boskoop eono Europeosche vermaardheid bezitten. Voorts zijn er weiden, kleine scheepstimmerwerven en eenige

-ocr page 167-

161

andere kleine inrichtingen van volksvlijt. De gem. bestaat in hare tegenwoordige uitgestrektheid eerst sedert 1 Januari 184G, toen de gom. Zuidwijk daarbij werd ingelijfd.

Het d. Boskoop, aan de Gouwe, is eene aanzienlijke plaats, die zich tot in de aanpalende gem. Waddinxveen uitstrekt. In het deel onder de gem. Boskoop staat de fraaie Herv. kerk, in het deel onder Waddinxveen de Rem. Voorts zijn er kerken der Chr.-Ger. en der E.-Kath. in het Boskooper aandeel der kom van het d. woonden ten jare 1860 1CG1 menschen, en ongeveer 500 in het aandeel van Waddinxveen. De drukke scheepvaart langs de Gouwe en de boomkweekerijen maken dit dorp zeer aangenaam.

quot;Waarschijnlijk heeft ten tijde van Graaf Willem I te Boskoop de sterkte ten Bussche gelegen, die tegen de Utrechtschen was opgeworpen. De Heer van Amstel bezat in 1234 te Boskoop goederen, die hij, op verzoek der Abdis, aan het convent te Kijnsburg verkocht.

Bospolder, voorm. pold. van 148 bund, in de Z.-Holl. gem. Hillegers-berg, thans een deel van den Prins-Alexanders-polder.

Bosschendijk, buurt in de N.-Brab. gem. Oudenbosch.

Bosschenhoofd, buurt in de N.-Brab. gem. Hoeven-en-st.-Maartens-polder, in 1840 met 269, in 1860 met 3öl inw.

Bosachenhuizen. buurt in de Limb, gemeente Simpelveld, in 1860 met 118 inw.

Bosscherheide, buurt in de Limb, gemeente Bergen, onder Well, in 1860 met 182 inw.

Bosschenwaard (de), pold. van 52 bund, in de Utr. gem. Vreeswijk.

Bossche-polder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Oud-Beijerland, Goid-schalxoord en Mijnsheerenland, 118 bund, groot.

Bossche-sloot, watering in N.-Brab., die van de vereeniging van de Oudevaart en Leibeek naar de Dieze loopt.

Bosscheveld-en-May, pold. in de gem. 's Hertogenbosch, 467 bund, groot.

Bossepolder of Boschpolder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Delfshaven en Schiedam, 34 bund, groot.

Bosserstraat, buurt in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 186, in 1860 met 205 inw.

Boteburen, geh. onder het Friesche d. Ferwerd (Ferwerderadcel).

Boterbeek, beekje in Twenthe, dat in de Schipbeek valt.

Boterdiep, vaart van de stad Groningen, langs Zuidwolde en Bedum naar Onderdendam.

Boterdijk, buurt in de N.-Holl. gem. Uithoorn, in 1840 met 105, in 1860 met 118 inw., zoo landlieden als visschers.

11

-ocr page 168-

163

Boterhoek, buurt onder het Friesche d. Hallum (Ferwerderadcel), in 1840 met 126 inw.

Boterhuis-polder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Warmond, Leiderdorp en Oegstgeest, 299 bund, groot.

Botersloot, pold. van 221 bund, in de Z.-IIoll. gem. Noordeloos.

Boter Wijk, deel van de N.-Brab. buurt Spoordonk (Oirscbot).

Boterzande, of Wewelswaarde, voormalig dijkdiscrict in Vlaanderen, bevattende de dorpen Coudekerk, Frondie en Packenge, door de overstroomingen van 1877 en 1530 te gronde gegaan. Do Coude- en Lovenpolders in de gem. Hoek zijn in 1542 en 1572 van dit oord op de Hont herwonnen.

Botland, of Bothland, heerl. in de Zeeuwsehe gom. Nieuwerkerk, in 1840 met 18 inw.

Botshol, heerl. in de Utr. gem. Vinkeveen-en-VVaverveen. Zij behoorde reeds in de middeleeuwen aan het kapittel van st.-Maria te Utrecht.

Botshoofd, of Bosohhoofd, geh. in de Zeeuwsehe gom. Oud-Vosmeer.

Botteej voorm. stroom op Walcheren, die van de Arno naar do Pekelinge liep.

Bottel, geh. in de N.-Brab. gem. Deurne.

Bottestein, voorm. ridderhofstad in de Utr. gem. Vleuten.

Bouchauter-Ambacht, ambacht van het voorm. Graafschap Vlaanderen, waarvan een ged. (dat waarin Philippine ligt), thans tot Zeeland behoort.

Bouchauter-haven, buurt in de Zeeuwsthe gem. Philippine, in 1840 met 152, in 1860 met 103 inw.

Boudeloosdijk, dijk in de Zeeuwsehe gem. Hontenissc, aan de noordzijde van het d. Lamswaavde. Zij ontleent haar naam en oorsprong aan de Cistercicnser abdij van Boudeloo of Boodeloo, die in den jare 1200 in het Land van Waas werd gesticht en later binnen Gent verplaatst.

Boudewijnsdorp, voorm. d. bij Bergen-op-Zoom, in de 15de eeuw door een overstrooming vernield. Het lag ter plaatse waar thans de Glimespoldor wordt gevonden.

Boudewijnskerke. geh. in de Zeeuwsehe gem. Zoutelande, doch in de 13de eeuw een dorp.

Boilkoel, buurt in de Limb. gem. Swalmen, in 1840 met 322, in 1300 met 333 inw.

Bourtagne, bevestigde plaats in de Gron. gem. Vlagtwedde, op een zandige hoogte, te midden van het vroeger ondoorwaadbare Bourtanger-moeras. De eerste aanleg dagteekent van 1580, toen Jonkheer Die-derik van Sonoy den Spanjaarden in Groningen daardoor den toevoer wilde afsnijden. De vesting werd kort na hare stichting door den Kom-

-ocr page 169-

163

mandeur de Jonge tegen Verdugo, en in 1672 door Kapitein Prot tegen den Miinatersehen Bissehop vau Galen dapper verdedigd en voor het Vaderland behouden. Binnen de schans zijn ook burgerhuizen gebouwd, die haar het aanzien eener kleine stad geven. Zij had in 1860 binnen de wallen 278 bewoners, doch die vestingwerken worden niet meer onderhouden. Landbouw en handel zijn de voornaamste middelen van bestaan der ingezetenen. De Herv. kerk is een stichting van 1607. In 1807 heeft men te Bourtange cenige koperen penningen van Keizer Galba opgedolven.

Bourtangor-Moeras, groote moerassige heide in het zuidoosten der prov. Groningen. Hare lengte beloopt omstreeks 12 uren. Vroeger zoo drassig, dat zelfs een voetganger niet dan met moeite daarover kon gaan, is hot moeras allengs uitgedroogd en deelswijze ontgonnen. liet strekte oudtijds ter bescherming onzer noordoostelijke grenzen.

Bouwberg, geh. in de Limb. gem. Brunssum.

Boven, of Boven-Waspik, buurt in de N.-Brab. gom. Waspik, in 1860 met 517 inw.

Bovenboer, geh. in de Overijsselsehe gem. Wanneperveen.

Bovenburen, geh. bij het Friesehe dorp Koudum (gem. Hcmelumcr-Oldephaert-en-Noordwolde).

Bovenburen, b. in de Gron. gem. Winschoten, in 1860 met 163 inw.

Bovencarspel, gom. in N.-Holl., tussehen Enkhuizen, Andijk, Grootebroek, Venhuizen en de Zuiderzee. Zij heeft 859 bund, oppervlakte en een uit zeeklei geverraden bodem. In 1822 had zij 847, in 1840 992, in 1870 1363 inw. Bij de volkstelling van 1860 waren do ingezetenen gesplitst in 621 Herv., 2 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 5 Doopsgez., 1 Ev. Lnth. en 604 E.-Kath. De hoofdbedrijven der ingezetenen bestaan uit veeteelt en landbouw, die ruime winsten afwerpen.

Behalve het d. Bovencarspel, bevat de gom. ook de buurt Brockerhaven of Beekkarspel.

Het d. Bovenkarspel, of Broekcarspel, het oostelijkste van do Strook, bevatte in 1840 789, in 1860 899 inw., en is naar Streeksch gebruik geheel in de lengte langs den straatweg van Hoorn naar Enkhuizen gebouwd. van de wester tot de ooster gemeente-grenzen. In vorige eouweii had het één, sedert 1617 hoeft het 2 kerken: een Herv. en een E.-Kath. In 1763 word het door een brand geteisterd, die 60 tot 70 huizen vernielde.

Bovencarspel, pold. van 794 bund, in de N.-H. gem. Bovencarspel.

Boven-de-Brug-van-Doeveren, pold, van nagenoeg l bund, in de N.-Brab. gom. Drongolen.

Boven-de-Doeverensche-Sluis, pold. van 2 bund, in de N.-Brab. gom. Oud-Heusden.

Bovendekork, pold. in de N.-Brab. gem. Waspik, groot 16'J bund.

11*

-ocr page 170-

164

Bovendekerk-over-de-Vrouwkensvaart, pold. in de N.-Brab.

gom. Waspik, groot 86 bund.

Boven-den-Hagenoortsohen-Sasdijk, pold. in de N.-Brab. gem. Drongelen c. a. en Capelle.

Bovendijks, geh. in de Gron. gcm. liOppersum.

Boven-de-Oude-Waag, pold. van 1 bund, grootte in de N.-Brab.

gem. Drongelen.

Bovendonk, wijk van het N.-Brab. dorp Hoeven (gem. Hoeven c. a.).

Boven-Eexta, zuiderdeel van het Gron. dorp Eexta.

Boveneinde-van-Jaarsveld, oostel. deel van het Utr. d. Jaarsveld.

Boveneinde-van-oijen, oostcl. deel der N.-Brab. heerl. Oijen.

Boven-Hardinxveld, pold. van 309 bund, in do Z.-Holl. gem. Hardinxveld.

Bovenhuizen, goh. in de Gron. gom. Sloehtoren.

Bovenhuizen, goh. in de Gron. gom. Uithuizen.

Bovenkerk, wijk der N.-Holl. gom. Diemon.

Bovenkerk, kloin d. in de N.-Holl. gom. Niouwer-Amstol, mot eeno K.-Kath. kerk, die hier in 1803 werd gesticht in do plaats van eeno, die omstreeks 1680 een groot half uur zuidelijker aan den Bovenkerkerweg was gebouwd. Toen dit dorpjo nog slechts oen geh. vormde, noemde men hot naar een handwijzer de Hand-van-Leiden.

Bovenkerkerpolder, god. van de N.-Holl. gom. Niouwor-Amstel, dat in het midden der 18de eeuw genoegzaam gehool in een voenplas was herschapen en in 1764 werd droog gemaakt. De polder is 1250 bund, groot.

Boven-Knijpe, buurt mot dorpsrechten in de Friesche gem. Schotor-land. Zij strekt zich langs do Schoterlands-Compagnonsvaart uit en telde in 1840 571, in 1870 659 inw.

Bovenland-van-Heusden, oostelijk dool in het Land-van-Heusden, bevattende alle gemeenten, die zich ton oosten der stad Heusden tot aan de Dioze uitstrekken, te zamen 2785 bund.

Boven-Maas, gedeelte der rivier de Maas. De algemeene geographie noemt de Bovon-Maas het gedeelte der rivier van haar oorsprong in de Vosges (Vogesen) tot aan den mond van do Joker bij Maastricht, waar de Maas hot vlakke land bereikt. Bij don Ncderlandschen^Waterstaat noemt men Boven-Maas het ganscho gedeelte van den stroom, dat in Limburg en N.-Brabant tot aan de groote bocht tusschen Mook en Heumen reikt.

Boven-Molens, goh. in de Z.-Holl. gem. Berkel.

Bovenpolder-van-Biesland, pold. van 273 bund, in do Z.-Holl. gem. Vrijenban.

-ocr page 171-

165

Bovenpolder-'s Lands-van-Kavestein, pold. aan de Maas, in de N.-Brab. gem. Velp, Reek, Schayk en Herpen, 1775 bnnd. groot.

Bovenpolder-van-Schieveen, of Oude-Polder-van-Schieveen,

pold. in de Z.-Holl. gem. Overschie, 556 bund, groot.

Bovenpolder-van-Wageningen, pold. in de Geld. gem. Wagenin-gen, 160 bnnd. groot.

Boven-Rij ge, geh. bij het Gron. dorp Garmerwolde (gem. ten Boer).

BoVen-Rijn, ged. van de rivier de Rijn. In geograpbischen zin is de Boven-Rijn het gedeelte der rivier in het hooge gebergte, de Middel-Rijn, het gedeelte van Basel tot Bonn. de Neder-Rijn het ged. van den Rijn door de vlakten tot aan den mond. Bij den Ned. Waterstaat noemt men Boven-Rijn het ged. der rivier van de Pruissische grens ten zuiden van Hoog-Elten tot aan het deelingspunt bij Pannerden.

Bovensluis, geh. met sluis aan het Hollandsch-diep in de N.-Brab. gem. Willemstad.

Boven-Smilde, noordelijk gedeelte der Drenthsche gem. Srailde, in 1840 met 896, in 1860 met 1266 inw. In het laatstgenoemd jaar woonden 726 menschen in de buurt langs de vaart en 540 in de meer verstrooide deelen.

Bovens-Nieuwenhagen, zuidel. deel van het Limb. d. Nieuwenhagen.

Boven-Spijk, pold. in de Geld. gem. Herwen. De Boven-Spijksche dijk werd, na eene doorbraak van den vroegere, in het jaar 1784 gelegd.

Bovenste-Huis, of Bovenseliuis, buurt in de N.-Brab. gem. Boekei, in 1860 met 217 inw.

Bovenstraat, buurt in de N.-Brab. gem. Hoeven e. a., in 1840 met 75, in 1860 met 104 inw.

Bovenstreek, buurtseh in de Geld. gem. Oldebroek, in 1800 met 187 inw.

Bovenstreek, buurt in de Gron. gem. Bellingwolde, in 1840 met 123 inw.

Boven-Veenpolder, of Bovenpolder-van Voorburg, pold. in de Z.-Holl. gem. Voorburg, 368 band. groot.

Bovenwegsche-Polder, gedeelte van den polder Noordpias in Z-Uoll.

Bosheide, buurt in de N.-Brab, gem. Eersel, in 1840 met 88, in 1860 met 114 inw.

Boxmeer, vrije heerl. aan de Maas, naar de landzijde door de heerl. Cuyk en de heerl. Gemert, naar de Maaszijde door het hert. Gelder bepaald. Zij bevatte behalve de tegenwoordige gem. Boxmeer, ook liet dorp st.-Antonis met de daartoe behoorende gehuchten, thans de noordwester helft der gem. Oploo c. a

Tot in de 16de eeuw werd Boxmeer alleen Meer of Meren geheeten en behoorde toen tot de heerl. Cuyk, uit welken hoofde Heer Jau van Cuyk den 15 October 1294 de novale tienden van Meer, te gelijk met die

-ocr page 172-

166

van Cuyk, Bengen en Sambeek ter helfto aan de pastoors der kerspelen en ter helfte aan liet st.-Catharinagasthuis te Grave schonk. Kort daarna kreeg liet echter een eigen Heer, die uit den Huize van Buc of Bok gesproten, zijn naam aan dien van Meer verbond, sedert welken tijd de heerl. en de hoofdplaats Boksmeer of Boxmeer zijn geheeten. Een tijd lang was ook de helft van Sambeek, Beugen en Haps daarmede verbonden. Johanna, dochter van Jan Bok, bracht deze heerlijkheid ten jare 1300 aan Pieter van Culemborg, die, nadat hij tot zijne schade in den oorlog tusschen de Hertogen van Brabant en Gelder de zijde van den laastgenoemdc had gekozen, in 1365 verplicht werd, zijn goed als een leen aan Hertog Wenceslaus van Brabant op te dragen. Uit den Huize van Culemborg ging de heerl. in of omstreeks 1473 aan dat van Vier'ein, en uit dut van Viertein in 1479 aan dat van Eg-mond over. Door het huwelijk van Anna van Egtnond met Willem van der Bergh kwam Boxmeer aan het Geldersche geslacht Bergh. In 1538 kwam Boxmeer aan Floris van Buren, in 1545 aan Oswald van den Bergh , in 1713 aan Franciscus Wilhelm van Hohenzollem-Sigmaringen. De Heeren van Boxmeer hielden sedert 13G5 hun land van de Brabantsche Hertogen ter leen en brachten hun ook die hulde nadat Cuyk aan do Staten der Vereenigde-Nederlanden was gekomen. Albert Graaf van den Bergh verhief zijn leen te Brussel den 27 Juni 1629, doch nadat in 1653 zijne heerlijkheid Bergh tot een graafschap was verheven, nam hij het zijne onderzaten ten hoogste euvel, dat afgevaardigden uit hun midden te Brussel verklaarden, dat Boxmeer onder Brabant behoorde. Ofschoon de soevereiniteit over Boxmeer sedert een betwist punt bleef, betaalden de ingezetenen geen schattingen of tienden dan aan hun Heer. Tijdens den Spaan-schen oorlog hadden zij beurtelings aan Spanje en de Staten contribution moeten opbrengen. In 1794 door de Franschen in bezit genomen, werd do heerl. den 18 Deo. 1797 bij Frankrijk ingelijfd en den 23 Januari 1798 bij het Departement-van-de-Roer gevoegd. Door het tractaat van 5 Januari 1800 kwam echter Boxmeer bij de Bataafsche-Kepubliek, ten gevolge waarvan het-in 1805 bij het Departement Brabant werd ingelijfd.

Boxmeer, voorm. distr. van N.-Brabant tijdens het bewind van Koning Willem I. Het bevatte de streek langs de Maas van de Limb, grens tot en met de gom. Oijen-en-ïeeffelen (zonder de stad Grave), en in het westen tot en met Berchem, Schayk, üden en Boekei, in het gel^l 29 gem.

Boxmeer, Eijks-kiesdistr. voor liet afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, 42 gem. in N.-Brabant en Limburg, t. w. Boxmeer, Beugen-en-Rijke voort, Sambeek, Vierlingsbeek, Maashces-en-Overloon, Oploo-st.-Anthonis-en-Lede-acker. Oeffeit, Haps, Gassel, Escharen, Gemert, üden, Nistelrode, Boekei, Linden, Beers, Cuyk-en-st.-Agatha, Wanroy, Mill-en-st.-Hnbert, Grave, Reek, Velp, Zeeland, — Bergen, Gennep, Mook-en-Middelaar, Ottersum,

-ocr page 173-

107

Arcen-en-Velden, Horst, Grubbenvorst, Sevenum, Broekhuizen, Venray, Meerlo, Wanssura, Venlo, Tegelen, Belfeld, Beesel, Kessel, Helden, Maas-bree. Het had in 1869 88,349 inwoners en 2,367 kiesgerechtigden.

Boxmeer, kant. van het N.-Brab. arr. 's-Hertogenbosch, bevattende de 10 gem.: Beugen, Boxmeer, Cuyk-en-st.-Agatha, Haps, Maashees-en-Overloon, Oeffeit, Oploo e. a., Sambeek, Vierlingsbeek, Wanroy.

Boxmeer, gem. in N.-Brab., ingesloten door Beugen, Oploo c. a. en Sambeek in N.-Brab. en Bergen in Limb. Zij heeft eene oppervlakte van 1172 bund., die grootendeels uit dilnvisch zand, en alleen in het oosten, langs de Maas, uit een strook rivierklei bestaat. In het oosten en midden is de grond met vlijt ontgonnen en vormt een bevallig landschap, met veel geboomte. In het westen ligt veel moerassige heide, nevens uitgestrekte boschgrond, b. v. het Brestbosch. De voornaamste oogst is die van rogge en aardappelen, voorts garst, haver, boekweit, tarwe, erwten, vlas, tabak, doch in geringe hoeveelheid. De veestapel bestond in 1870 uit 81 paarden, 2 ezels, 585 runderen, 23 schapen, 456 geiten en bokken. De ingezetenen waren in 1822 1808, in 1840 2067, in 1870 2089 in getal. Zij splitsten zich in laatstgenoemd jaar in 1991 R.-Kath., 44 Ned.-Herv., 2 Waalsch-Herv., 2 Luth. en 47 Isr.

Behalve het vlek Boxmeer bevat de gem. de buurten Over-Biest en Holsteeg.

Het vlek Boxmeer is eene wijduitgestrekte plaats, waarvan het middelste gedeelte een steedseh aanzien heeft. Andere wijken bezitten een meer landelijk voorkomen, b. v. 't Zand in het noordoosten, en de Bagijnen-hoek in het zuid-westen; zij komen nogtans te dicht bij het middelpunt, om haar als afzonderlijke buurten te beschouwen. Behalve vele renteniers en landbouwers, wonen te Boxmeer ook onderscheidene industriëelen, zoo als bierbrouwers, fabrikanten van kerksieraden en anderen.

De voornaamste gebouwen van Boxmeer zijn de schoone st.-Petrus-en-Pauluskerk, met de marmeren grafstede van Graaf Oswald van den Bergh; het Raadhuis; het Karmelieter klooster, met het gymnasium; het nonnenklooster Elzendaal in den Bagijnenhoek; het kasteel, aan een meer of ouden stroomarm; de bevallig gelegen Herv. kerk in de wijk het Zand. Voorts zijn er nog 2 E.-Kath. kapellen. Het kasteel, in de 16de eeuw eene vesting, die een aanval der Spanjaarden in 1580 afsloeg, werd in 1784 prachtig herbouwd, doch in het begin dezer eeuw voor meer dan twee derden gesloopt.

In 1582 zijn vele ingezetenen van Boxmeer door de Spanjaarden opgelicht. In 1635 werden zij in hunne huizen door Croaten uitgeplunderd, en in 1653 door I'ransche benden (Lotharingers) zwaar gebrandschat. Van 1657 tot 1660 plaatsten de Staten der Vereenigde-Nedcrlanden er een sauvegarde, waardoor aan de veelvuldige knevelarijen, den ingezetenen aangedaan, een einde kwam. De Boxmeersche Vaart is een jaarmarkt, die tegelijk met een herinneringsfeest der Kath. Kerk van Boxmeer, kort na Pinksteren, wordt gehouden.

Boxtel, voorm. distr. van N.-Brabant ten tijde van Koning Willem I, bevattende de 26 gem. Boxtel, Alem c a., Berkel e. a., Berlicnm c. a.,

-ocr page 174-

168

Cromvoirt, Dinther, den Dungen, Empel c. a., Esch, Geffen, Haaren, Heesch, Heeswijk, Helvoirt, Liempde, Lith, Lithoijen, st-Michielsgestel, Nistelrode, Nuland, Oisterwijk, Osch, Rosmalen, Sehijndel, Udeni-.out, Vnclit.

Boxtel, kant. van het N.-Brab. arr. 's-Hertogenbosch, bevattende de 7 gem. Boxtel, Liempde, Esch, Ilolvoirt, Haaren, st.-Michielsgestel, Sehijndel.

Boxtel, dek. van het bisd. 's-Hertogenbosch, bevattende de IS par. Berkel, Berlicum, Boxtel, Cromvoirt, Dinther, den Dungen, Enschot, Esch, Gemonde, Haaren, Heeswijk, Helvoirt, Liempde, st.-Michielsgestel, Oisterwijk, Sehijndel, Udenhout, Vucht.

Boxtel, gem. in N.-Brab., tnsschen Vucht, st.-Michielsgestel, st.-Oe-denrode, Liempde, Oirschot, Haaren en Helvoirt. Hare oppervlakte beslaat 5134 bund., genoegzaam alles dilnvisch zand, terwijl het overige, langs de boorden van den Dommel en de Aa, door beekklei is gevormd. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, wier aantal in 1822 3212, in 1840 4222 en in 1870 4800 beliep, zijnde in laatstgenoemd jaar de bevolking onderscheiden in 4562 R.-Kath., 144 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., I Anglik., 1 Ev.-Luth. en 1 Bern. Behalve het vlek Boxtel bevat de gem. het zuidwestelijk deel van het d. Gemonde, de buurten Breukelen, Lennisheuvel, Tongeren, Kleiner-Liempde, Selissen, Roond, Luissel, Hal, Onrooi, Munzel en Langenberg, benevens de geh. Molenwijk, Heult en Boscheind.

Boxtel was in de grafelijke tijden een vrije baronnie des Rijks tot Elizabeth van Meerheim, in 1439, toen het Keizerlijk aanzien sterk was gedaald, hare heerlijkheid opdroeg aan Eilips de Goede, Hertog van Brabant. Door huwelijk kwam deze heerl. aan het Huis van Ranst, daarna aan dat van Hoorne, vervolgens aan dat van Salm.

Het vlek Boxtel, 2 uur ten zuiden van 's-Ilertogenboseh, thans het middelpunt van het spoorwegverkeer in het oostelijk Noord-Brabant, is langs den Dommel gebouwd en bestaat uit vele aanzienlijke huizen, met een fraai marktplein in het midden. Het had in 18G0 1189 inw., onder welken vele bekwame wevers, die onder anderen uitmuntend damast weven. De groote, schoone st.-Petrnskerk heeft een prachtig hoofdaltaar cn een vrij hoogen toren, de Herv. kerk sinds 1863 een serafijnorgel. Het kasteel van Stapele of Boxtel is voor weinige jaren fraai vernieuwd. De spoorweg van Uoxtel naar Tilburg is in 18G5 geopend, die naar Eindhoven in 1800 cn ' die naar Vught in 1868. De aanleg van den spoorweg van Boxtel over Gennep naar Goch is zoo ver gevorderd, dat men een spoedige voltooiing mag te gemoet zien.

In 1388 en in 1543 werd Boxtel door de Gelderschen geplunderd, in 1583 door Staatsche krijgsbenden, in 1603 door de Spanjaarden, in 1672 door de Eranschen.

Boxum, d. in het zuid-oosten der Friesehe gem. Menaldumadcel. Het had in 1840 237, in 1860 312, in 1870 302 inw. Bij de Herv. kerk stond

-ocr page 175-

169

tot 1842 een stompe, zeer scheeve klokketoren, wier spits den 6 Febr. van dat jaar instortte, doch sedert door een andere werd vervangen. Er is ook eene kerk der Chr.-Ger. Vroeger vond men er de adell. staten Schel-tema en Oedsma, even als twee uithoven der abdij Lidlum, onder den naam van Monnikhuis en ter Poorte bekend.

Den 17 Januari 1586 viel hier een veldslag voor tusschen de krijgsbenden van Graaf Willem Lodewijk van Nassau en de Spanjaarden van den Overste de Tassis. De Staatsche vaandrig Otto Clant weigerde de lijfsgenade, die men hem bood, toen hij overmand werd, maar zich in zijn vaandel wikkelende, verdedigde hij zich, tot hij in het eerekleed dat hij gekozen had, werd doorstoken.

Boxumer-zool, vaart van het d. Boxum naar de Sneeker-trekvaart.

Bozum, d. in de Friesche gem. Baarderadeel, in 1840 met 553, in 1860 met 591 en in 1870 met 629 inw., met inbegrip der ingezetenen van de geh. Indijk, Bongierd, Dijkshorne en Makkum, benevens die van een deel van Kleiterp. Zonder die geh. had Bozum in 1860 350 inw. Er is een Herv. kerk met een stompen toren. Vroeger stond er de state Walta.

Bozumer-Wieuwland, het deel van het door de opslijking der Middelzee gewonnen nieuwland, voor zoo ver dit onder Bozum ligt.

Bozumer-vaart, vaart in Friesland, van Bozum naar de Sneekervaart Oudtijds maakte zij een deel uit van de waterweg van Franeker naar de Middelzee.

Braaiaal, bekende herberg en pleisterplaats bij het Geld. d. Vuren.

Braak (de), geh. in de N.-Holl. gem. Ursem.

Braak (de), of Aartswouder-Braak, pold. ter grootte van 3 bund, in de N.-Holl. gem. Hoogwoude.

Braak (de), voorm. plas in den Over-Braker-Binnenpolder in de gem. Amsterdam, tegenover de Westerbegraafplaats. Deze kleine plas is in 1871 droog gemaakt door het inwerpen van zand. Ue plek is begrepen in den aanleg van den spoorweg Amsterdam-Zaandam.

Braak (de), voorm. meer of inbraak in de N.-Holl. gem. Medemblik, in 1631 drooggemaakt, ongeveer 100 bund, groot.

Braak, pold. in de N.-Holl. gem. Barsingerhorn. Het is een in 1C34 bedijkt meertje, 72^- bund, groot.

Braake (ter), voorm. hofstede der Tempelieren in het geh. ten Oever bij het N.-Brab. d. Eiel. De orde ontving dit landgoed in 1100 van Hendrik II, Heer van Breda, Na de uitroeiing der Tempelieren kwam ter Braake in 1311 aan de st.-Jansridders, en in den vrijheidskamp tegen Spanje aan de domeinen van het Huis Nassau-Oranje.

Braakhoek, geh. in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde.

Braakhuizen, buurt in de N.-Brab. gem. Geldrop, in Groot- en Klein-Braakhuizen onderscheiden, in 1840 met 453, in I860 met 516 inw.

-ocr page 176-

170

Braakman of Brakman, zijarm van de Ilont, of Wester-Scheldc door den watervloed van 22 Januari 1440 ontstaan, die de d. Huigersluis, Steekerk, Hertingen, Peerboom, Moerkerk en st.-Janskapel verzwolg. Vroeger, toen deze arm ook de Dullaert of het Woeste-Water werd geheeten, was hij veel uitgestrekter en deelde zich bij de Vogelschor in twee armen, die de namen van Axelsche-Gat cn Sassche-Gat droegen. In den jongsten tijd is de Braakman zeer opgeslijkt en daardoor zijn verscheidene nieuwe polders gewonnen, het laatst de in 1868 en 1869 bedijkte Visartpolc'.er.

Braam, of de Braam, geh. in de Overijsselsche gem. Haaksbergen, bestaande uit een kantoor van ink. rechten en eenige boerenwoningen.

Braamberg, heuvel bij het Gron. d. de Horsten (gem. Onstwedde).

Braamberg, heuvel in de Drenthsche gem. Zuidwolde.

Braambosch, geh. in de N.-Brab. gem. Westerhoven.

Braamt, of Braampt, buurt in de Geld. gem. Bergh, in 1840 met 292, in 1860 met 354 inw.

Braassemermeer, of Brasemermeer, meer in Z.-Holl., dat ruim 300 bnnd. groot, deels onder Eijnsaterwoude, deels onder Alkemade behoort. Door de Oude-Wetering heeft het gemeenschap met de Ringvaart der Haarlemmermeer, gelijk door dc Woud-Wetering en door do Wijde-Aa en de voortzetting daarvan met den Rijn.

Brabant, voorm. hertogdom tusschen Holland, Gelderland, Clove, Luik, Namen, Henegouwen, Vlaanderen en Zeeland. Het ontleent zijn naam aan de gouw Braebant, Bracbantia of Brabant, die in de 9de eeuw de landen van Eename (of Eenham), Brussel, Leuven en Nivelles omvatte. In 1086 nam Graaf Hendrik van Leuven den titel van Graaf en Voogd van Brabant aan, waarna diens broeder en opvolger, Godfried met den Baard, door Keizer Hendrik IV in 1106 met de waardigheid van Hertog van Neder-Lotharigen werd bekleed. Sedert noemden zijne opvolgers zich Hertogen van Brabant en Lotharigen.

De Vorsten uit het Huis van Leuven wonnen in 1288 het hertogdom Limburg en bleven in het bezit van beide gewesten tot op Jan lil (de Vreedzame), die in 1355 overleed. Door het huwelijk van Johanna, oudste dochter van genoemden Jan, kwamen Brabant en Limburg aan het Huis van Luxemburg; doch Johanna stierf den 1 December 1406 zonder kinderen na te laten, waarop overeenkomstig haar uiterste wilsbeschikking, de Staten van Brabant Antonie van Bourgondië als Hertog huldigden.

Kadat Hertog Antonie in den slag bij Azincourt (25 October 1415) was gesneuveld, werd hij eerst opgevolgd door zijn zoon Jan IV en toen deze in 1427 overleed, door zijn tweeden zoon Filips, die slechts drie jaren het roer van staat omklemde. Toen deze den 4 Augustus 1430 te Leuven was overleden, was Margaretha, oud-Gravin van Henegouwen, de naaste erfgenaam tot den troon. Doch haar neef Filips de Goede, Hertog van Bourgondië, Graaf van Vlaanderen en Namen, eischte de erfenis

-ocr page 177-

171

als de oudste van zijn Huis. Het geschil werd voor de Staten van Brabant gebracht, die voor den veelvermogenden invloed van den Hertog wijkende, hem de rijke erfenis toewezen.

Brabant werd nu het middelpunt der Bourgondische macht, en toen het Huis van Oostenrijk door het huwelijk van Aartshertog Maximi-liaan met Maria van Bourgondië in 1477, de rijke Bourgondische erfenis verwierf, werd Brabant's tweede hoofdstad Brussel het middelpunt voor het bewind der Zeventien-Nederlanden. Daar zetelden de Landvoogdessen en Landvoogden die door Karei V en Filips II over hunne Bourgondische landen werden gesteld.

Gedurende den vrijheidskrijg der Nederlanders tegen de Spaansche Koningen, verdreven de Staatschen de Castilianen uit het noorden van Brabant en de Brabantsche Maaslanden, waardoor het geheele Kwartier van 's Hertogenbosch en een groot deel van het Kwartier van Antwerpen nevens de stad Maastricht met de daarbij gelegen Brabantsche enclaves aan de Republiek der Vereenigde-Nederlanden kwamen.

Het zuiderdeel van Brabant bleef een zelfstandig Hertogdom tot 1700 onder de Spaansche Koningen, en na 1713 onder het Huis van Oostenrijk. Bij den vrede van Campo-Formio, op 6 October 1797, verklaarde Keizer Franz afstand te doen van zijne rechten op dit gewest, dat reeds in 1794 door de Franschen overweldigd was.

Oostenrijksch-Brabant was toen in de Departementen van-de-Dijle en van-de-Beide-Nethen afgedeeld, terwijl Staatsch-Brabant, met uitzondering van Maastricht en omstreken die aan het Fransche Departement-van-de-Neder-Maas waren afgestaan, een afzonderlijk departement werd van de Bataafsche-Republiek.

Brabant, departement van de Bataafsche-Republiek, volgens de staatsregeling van 1801. Het was saamgesteld uit het voorm. Staatsch-Brabant, (zonder Maastricht en onderhoorigheden) en omringd door de departementen Zeeland, Holland en Gelderland van de Bataafsche-Republiek en door de Fransche Departementen van-de-Roer, van-de-Neder-Maas en van de Beide-Nethen. Bij besluit van Hunne Hoogmogenden, de vertegenwoordigers van het Bataafsch-Gemeenebest, van den 20 September 1805, werden daaraan toegevoegd de op 5 Januari 1800 door de Franschen aan de Bataven gecedeerde landen, t. w. Ravestein, Megen, Gemert, Boxmeer, Oeffeit en Bokhoven.

Het departement bleef binnen deze grenzen, ook nadat de Bataafsche-Republiek in een koninkrijk was veranderd, tot in 1807.

Brabant, departement van het Kon.-Holland, dat in 1807 werd samengesteld uit het dept. Brabant van de Bataafsche-Republiek, met bijvoeging der zuidelijkste districten van Holland, namelijk de heerl. Klundert, Zevenbergen, Hooge-en-Lage-Zwaluwe, Drimmelen-en-Standhaze, de dorpen van de Langestraat, de steden Geertruidenberg en Heusden, en de heerlijkheden van het Land-van-Heusden ten zniden der Oude Maas, t. w. Oud-Heusden, Baardwijk, Drunen, Vlijmen, Herpt, Hedikhuizen. Onzenoord en Engelen.

-ocr page 178-

173

Van Gelderland werden Oijen en Dieden daarbij ingelijfd. Van Zeeland kwam daaraan, bij besluit van 13 April 1807, de polder van Hin-kelenoord, en bij beslnit van 3 Mei 1809 de heerl. Nieuw-Vossemeer.

Bij tractaat, den 11 November 1807 te Fontainebleau gesloten, verkreeg het departement, in ruiling voor Lommei en het zuidelijk uiteinde van Eersel, de heerl. Luiksgestel.

Het was in 3 kwartieren verdeeld, waarvan het eerste 's Hertogenbosch, het tweede Eindhoven en het derde Breda tot hoofdplaats had.

Toen bij het tractraat van Parijs, van 10 Maart 1810, Brabant aan het Fransche-Keizerrijk word afgestaan, werd de oosthelft van Brabant (het land ten oosten van de Donge) tot het toen opgerichte Departement-van-de-Monden-van-den-Rijn gebracht, en de westhelft tot het Depar-tement-der-Beide-Nethen.

Brabant, prov. van het Souvereine Vorstendom der Vereenigde-Nederlanden, bij het vaststellen der grondwet van Maart 1814 gevormd. Het bevatte het voorm. Staatsch-Brabant, Staatsch-Vlaanderen, Staatsch-Limburg en Staatsch-Opper-Gelder, benevens al de in 1800 door Frankrijk aan de Bataafsche-Republiek gecedeerde landen, met uitzondering vanOeffelt, dat weder aan Pruissen kwam. Ook bleven Oijen en Dieden daaraan.

Aanvankelijk werd nogtans een afzonderlijke commissie van bestuur voor het voorm. Staatsch-Limburg en Staatsch-Gelder ingesteld, wier werkzaamheden van 24 Januari 1814 tot 1 Januari 1815 duurden.

De provincie veranderde aanmerkelijk van gedaante door het besluit van 20 Juli 1814, waardoor Staatsch-Vlaanderen daaraan werd ontnomen, maar die deelen van Holland en Zeeland weder daaraan werden toegevoegd, welke onder het koninkrijk Holland tot Brabant waren gebracht. Een nieuwe vergrooting verkreeg het den 10 Februari 1815, toen het Land-van-Altena, benevens de noordwesthelft van het Land-van-Heusden, twee Hollandsche districten, daarbij werden ingelyfd.

De vertegenwoordiging der provincie bestond toen uit 56 leden, als 10 uit de ridderschap, 2fi uit de steden en 19 uit de eigenerfden. Als volksvertegenwoordigers der steden werden benoemd uit Maastricht 5, 's Hertogenbosch 4, Breda 4, Tilburg 3, Bergen-op-Zoom 2 en Oosterhout 2 leden; uit Eindhoven 1, Geertruidenberg 1, Grave 1, Helmond 1, Heusden 1, Venlo 1 en Willemstad 1 lid.

Overeenkomstig de grondwet van 1815, gingen het voormalige Staatsch-Limburg en Staatsch-Opper-Gelder, benevens de gemeente Lommei aan de toen gevormde provincie Limburg, op den 9 October 1815, over. 1)

1

De oud-Hoogleeraar Mr. G. Mees Az. zegt in zijne beschrijving tot de Tiende kaart van zijn Historische Atlas van Noord-Nederland, bladz. 10 : „De bezittingen aan de Boven-Maas, die wij vroeger hebben leeren kennen, als Maastricht, Limburg en Opper-Gelder schijnen nog (in 1814 en 1815) de Fransche verdeeling te hebben behouden.quot;

Door bovenstaand artikel heb ik alle onzekerheid weggenomen, welke genoemde Atlas omtrent de toenmalige staatkundige betrekkingen van deze streken, even

-ocr page 179-

173

Brabandi of Brabandsohe-polder, pold. in de Z.-Holi. gem. Spij-kenisse, 370 bund, groot.

Braberspolder, kleine pold. in de Z.-Holl. gem. Dubbeldam.

Brakel, gem. in Geld., tusschen Vuren, Herwijnen, Zuilichem en Poc-deroijen, groot 1266 bund., met een bodem van rivierklei. Do noorder grenslijn loopt door de rivier de Waal. In 1822 had deze gem. 930, in 1840 1096, in 1870 1129 inw. Bij de telling van 1860 splitsten de ingezetenen zich in 1060 Herv., 57 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 3 Herst.-Luth., 8 K.-Kath. en 6 Isr. De hoofdbronnen van welvaart zijn veefokkerij, landbouw, steenbakkerij en visscherij.

Het d. Brakel, aan den znider Waaldijk, prijkte vroeger met een aanzienlijk kasteel, dat in 1672 verwoest werd, doch vroeger de zetel was der machtige Heeren van Brakel. Er zijn nog eenige bouwvallen over. De Herv. kerk is een oud gebouw. Er is een veer over de Waal.

Brakelsche-reer, veer over het Spui in de Z.-Holl. gcm. Nieuw-Beijerland en Hekelingen.

Braken (de), drooggem. meertjes in de N.-Holl. gem. Obdam. Met de Wiel zijn zij 77 bund, groot. Zij werden in 1632 bedijkt.

Brakke (de), herberg met grenskantoor in de Zeeuwsche gem. st.-Kruis.

Brakken (de), geh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Bij en.

Brakken (de)i geh. in de N.-Brab. gem. Ossendrecht.

Brammelo, buurt in de Overijsselsche gem. Haaksbergen, in 1840 met 250 inw.

Bramslnis, sluis en woning in de N.-Holl. gem. Blokker.

Brammershoop, heuvel in Drenthe, tevens grenspunt voor de gem. Borger, Rolde, Westerbork, Zweelo en Sleen.

Brand (de), buurt in de N.-Brab. gem. Zeeland, in 1S60 met 171 inw.

Brand (de), buurt in de N.-Brab. gem. Rucphen, in 1840 met 172 inw.

Brand (de), geh. in de Utr. gem. Hoogland.

als omtrent die der in 1800 gecedeerde landen, omtrent Niemv-Vossemccr, Hin-kelenoord en andere districten overlaat. Moge de twijfel des Hoogleeraars tc verontschuldigen zijn uithoofde der onvolledigheid van het Stbl. van 1814—1817, Stuart's Jaarboeken, Bosscha's en Konijnenbarg's werken over de omwenteling, van der Aa's Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, van der Poeli's Beschrijving van Limburg, van der Maelen's Bictionnaire de Limbourg en alle greotere en kleinere geschiedkundige werken en landbeschrijvingen die de veranderingen van 1814 tot 1817 aan de Boven-Maas hadden behooren op tc geven, het blijft te betreuren, dat de eerste jaren der geschiedenis van het koninkrijk der Nederlanden zoo groote duisterheden konden opleveren. Trouwens de oorkouden van het bewind uit die tijden en van vroeger dragen vele blijken dat de studie der to-pographie toen heel veel te wenschen overliet,

-ocr page 180-

174

Brandaris (de), lichttoren bij het d. West-Terschelling, in 1594 gebouwd en in 1666 bij de vernieling van alle gebouwen op het eiland op merkwaardige wijze gespaard. De nieuwe inrichting van het licht dag-teekent van 1 October 1838.

Brandemeer, meertje op de grenzen der Friesche gom. Lemsterland, Gaasterland en Sloten.

Brand-en-Buursing, pold. in de N.-Brab. gem. den Dungen, 131 bund, groot.

Brandordijk, geh. in de Overijsselsche gem. Grafhorst.

BrandSTOOrt, geh. in de N.-Brab. gem. Mierlo.

Brandgum, of Brantgum, d. in de Friesche gem. West-Dongera-deel, in 1840 met 395, in 1860 met 399, in 1870 met 373 inw. Er is een llerv. kerk, welke met die van Waaxens is gecombineerd.

Brandkreek, voorm. kreek in Staatsch-Vlaanderen, in 1623 en eenige volgende jaren gegraven, om tot verdediging van het noordwaarts van daar gelegen land. het Coxysche-Gat met hot Jonkvrouwengat te verecnigen. lu 1664 werd het een deel der grenslijn tusschen Staatsch- en Spaansch-Vlaanderen, doch sedert is het allengs opgeslijkt.

Brandkreekpolder, pold., deels in de Zeeuwsche gem. IJzendijke en st.-Kruis, deels in de Oost-Vlaamsche gem. st.-Margaretha. Van 230 bund, behooren 99 tot Nederland, 131 tot België. De polder is in 1775 bedijkt.

Brandwijk, gom. in Z.-Holl., tusschen Streefkerk, Blcskensgraaf, Molenaarsgraaf, Ottoland en Groot-Ammers, een oppervlakte van 1111 bund, beslaande. Het grootste gedeelte van den bodem bestaat uit laag veen, mot een weinig klei naar de zijde van Groot-Ammers. Doch de grond van het geh. de Donk onderscheidt zich aanmerkelijk. Poze bestaat uit diluvisch zand, dat zich als een heuvel boven het omringende land verheft. In 1823 had deze gom. 419, in 1840 507, in 1870 738 inw. Men onderscheidde de bevolking ten jare 1860 in 638 Herv. en l Chr.-Afg. Het grondgebied bestaat meest uit weiden en hooilanden. Eenig akkerland ligt bij den Donk. Hennip groeit echter ook in het overige der gem. Behalve het d. Brandwijk en het geh. de Donk, bevat de gem. ook de hocrl. Gijbeland.

Het d. Brandwijk is zeer klein. Het bevat oen Herv. kork, waarin men het blauw arduinen graf van den Dordschen burgemeester Samuel Onderwater ziet. In 1860 had het 54 inw.

Brandwijksche-polder, pold. van 690 bund, in de Z.-Holl. gem. Brandwijk.

Brantsenburg, voorm. havez. in de Geld. gem. Steenderen, die langen tijd aan een tak der van Heeckcren's heeft toebehoord. Ter plaatse daarvan staat thans een boerenhuis.

Breda, voorm. baronnie, thans een voornaam deel uitmakende van

-ocr page 181-

175

dc prov. N.-Brab., tusschen de Meijerij van 's Hertogenbosch, de Meijerij van Turnhout, het graafschap Hoogstraten, het Land-van-Eijen, het markgraafschap van Bergen-op-Zoom en het baljuwschap van Zuid-Holland. Het was oudtijds een heerlijkheid, die haar ontstaan ontleende aan de smaldeeling van het graafschap Strijen in 1039. In het laatst der 13de eeuw werd deze heerl. in tweeën gescheiden: de stad Breda en de ooster helft des lands kwamen aan Raso van Gaveren, terwijl de westorhelft (Bergen-op-Zoom) aan Gerard van Wezemale, Heer van Quabeek, ten deel viel. De kleindochter van genoemden Easo bracht Breda aan haar echtgenoot, Gerard von Eazeghem, die in 1326 het Land-van-Breda aan Jan III, Hertog van Brabant, verkocht. Op zijne beurt verkocht Hertog Jan deze heerlijkheid aan Jan van Polancn, Heer van der Lek (2 April 1351), die in 1377 werd opgevolgd door zijn zoon, mede Jan gcheeten. Doch door het huwelijk van Johanna van Polanen met Engel-bert van Nassau in 1403 kwam Breda aan een stamhuis uit de Lahn-gouw, dat eene eeuw vroeger het graafsche Vianden had verworven en zich sedert tot het vermogendste geslacht in de Nederlanden verhief. De Graven van Nassau, die den titel van Baron van Breda voerden, zijn geweest : Engelbert, Hendrik, Ecinier of Ee'ne', Willem (de Zwijger), Eilips Willem, Maurits, Fredrik Hendrik, Willem II, 'Willem III. Willem Karei Hendrik Friso, Willem IV en Willem V. Bij de omwenteling van 1795 kwam de baronnie van Breda bij 's Lands domeinen, doch de wet van 26 Mei 1816 bepaalde dat de goederen in de rentambten van Breda, Niervaart, Oosterhout, Steenbergen, Zevenbergen en de Zwaluwe, wier zuivere opbrengst toen op ƒ 190,000 werd geraamd, in eigendom moesten komen aan Prins Frederik der Nederlanden, om die voor zich en zijne wettige mannelijke nakomelingen te bezitten.

De baronnie van Breda was afgedeeld in 3 deelen; 1. de stad Breda met haar rechtsgebied, waaronder het d. Teteringen was begrepen; 2. de 11 dingbanken Terheyden, Dongen, Gilze-en-Eijen, Alphen-en-Chaam, Baarle-Nassau, Ginneken-en-Bavel, Zundert-en-Eijsbergen, Mertersen of Princenhage (met Beek), Etten, Leur en Sprundel; 3. de beide heerlijkheden Oosterhout en Eosendaai.

Breda, Eijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, de 37 gem.; Breda, Ginneken-en-Bavel, Zundert-en-Wernhout, Teteringen, Princenhage, Eijsbergen, Oudenbosch, Oud-en-Nieuw-Gastel, Hoeven-en-st.-Maar-tcnspolder, Etten-en-Leur, Klundert, Willemstad, Fijnaart-en-Heiningen, Standdaarbuiten, Eosendaal-en-Nispen, Wouw, Eucphen-en-Vorenseinde, Bergen-op-Zoom, Woensdrecht, Hoogerheide-en-Hinkelenoord, Uuybergen, Ossendrecht, Putten, Steenbergen-en-Kruisland, Nieuw-Vossemeer, Dintel-oord-en-Princeland, Halsteren. Het had in 1869 99,322 inw. en 3902 kiesgerechtigden.

Breda, prov. kiesdistrict in N.-Brab., bevattende de 10 gem. Breda, Ginneken c. a., Teteringen, Princenhage, Etten-en-Leur, Eijsbergen, Zundert c. a., Chaam, Alphen-en-Eiel, Baarle-Nassau.

-ocr page 182-

176

Breda, 3de arrondissement van Noord-Brabant, bet westelijk deel der prov. uitmakende.

De vorming van het arrond. is geschied bij de verdeeling van het departement Brabant in April 1807, toen de voorm. baronnie van Breda, het markgraafschap van Bergen-op-Zoom en het zuid-westelijkst deel van het baljuwschap van Zuid-Holland als Kwartier van Breda werden verec-nigd. Bij kon. besluit van 13 April 1807 werd daaraan toegewezen de polder Hinkelenoord, bij besluit van 3 Mei 1809 dc heerl. Nicuw-Vossemeer.

Toen bij het verdrag van 16 Maart 1810 geheel Zeeland en al het land ten zuiden van de Waal aan het Fransche-Keizerrijk werden afgestaan, ontving het Kwartier van Breda den naam van arrondissement Breda en werd aan liet Departement-der-Beide-Nethen toegevoegd, waarvan Antwerpen de hoofdstad was. Doch den 15 December 1813 werd dit arrondissement door den Souvereinen Vorst Willem Frederik weder van genoemd Departement gescheiden en aan het Departement-der-Monden-van-den-Rijn toegevoegd.

Bij de grondwet van Maart 1814 werden de llollandsche districten aan dit arr. ontnomen, doch slechts tot 20 Juli daaraanvolgende, toen zij op nieuw bij het arrondissement Breda worden ingelijfd.

Destijds was het arr. verdeeld in 7 kantons: Breda, Bergen-op-Zoom, Oosterhout, Zevenbergen, Eosendaal, Oudenbosch, Ginneken.

In 1838 werd dit getal met 1 verminderd, na welken tijd het arr. uit de 6 kantons: Breda, Ginneken, Oosterhout, Oudenbosch, Zevenbergen, Bergen-op-Zoom bestaat.

Breda, eerste kant. van het arr. Breda, bevattende de 4 gem.: Breda, Princenhage, Terheyden, Teteringen.

Breda, klassis der Herv. kerk in de prov. N.-Brab., verdeeld in 4 ringen: Breda, Bergen-op-Zoom, Willemstad, Geertruidenberg. Zij telt 30 gem. met 33 predik.

Breda, kerk. ring der klassis van Breda, bevattende de 7 gem Breda, Chaam-Baarle-Nassau-Alphen-Gilze-en-Rijen, Etten-en-de-Hoeven, Ginne-ken-en-Bavel, de Leur, Princenhage, Zundert-en-Eijsbergen.

Breda, bisd. in N.-Brab. en Zeeland, opgericht den 4 Maart 1853. Het werd toen in 6 dek. afgedeeld, 4 in N.-Brab. en 3 in Zeeland, doch later is bij een nieuwe omschrijving een 5de dek. in N.-Brabant gevormd. Thans bevat dit bisdom: in het dek. Breda 9 parochiën, in Bergen-op-Zoom 17 par., in Etten 13 par., in Ginneken 10 par. en 1 rectoraat, in Aardenburg 9 par., in Hulst 16 par.

Breda, dek. van 't bisdom Breda, bevattende de 9 par. Achtmaal, Beek, Breda (st.-Antonius van Padua),. Breda (st. Barbara), Breda (st. Maria Hemelvaart), Groot-Zundert, Klein-Zundert, Princenhage, Rijsbergen.

Breda, gem. in N.-Brab., in het noord-westen, westen en zuidwesten door Princenhage, en in het zuid-oosten, oosten en noordoosten door Teteringen bepaald. Door de Merk doorsneden, heeft zij een deels zan-digen, deels kleiachtigen bodem en beslaat een oppervlakte van 282j b.

-ocr page 183-

177

De gem. Breda bevat niets dan de stad Breda en den grond door de nu ten deele gesloopte vestingwerken ingenomen. Zij telde in 1435 974 haardsteden. In 1743 had zij 1500, in 1860 2723 huizen.

De bevolking, in 1742 op 11,000 berekend, beliep in 1796 slechts S250. In 1823 was zij weder gestegen tot 9562, in 1830 tot 13,114, in 1840 tot 13,559, in 1850 tot 14,743, in 1860 tot 14,930, in 1870 tot 15,340. In laatstgenoemd jaar deelden zij zich in 12,057 R.-Kath., 3 Oud-Roomschen, 2656 Ned.-Herv., 142 Waalsch-Herv., 3 Presbyt., 7 Anglik., 192 Ev.-Luth., 2 Herst.-Luth., 17 Doopsgcz., 15 Remonstr., 25 Chr.-Geref., 213 Isr. en 8 ongenoemden.

Volgens oude kronieken zou Breda reeds in de 9de eeuw bestaan en in 1252 stadsrechten bekomen hebben. Van 1355 tot 1410 kreeg de stad het aanzien eener vesting, daar zij toen met muren werd omringd, waarom, tot betere verdediging, grachten werden gegraven, terwijl de muren zeiven met sterke torens en hechte poorthuizen werden voorzien. Van 1531 tot 1536 werd de stad belangrijk uitgelegd en met een nieuwen wal omgeven. Sedert onderging de stad geene uitbreiding meer, doch hare vestingwerken werden in 1578, 1622, 1682 en het laatst onder Koning Willem I veel vermeerderd. Na den aanleg der staatsspoorwegen is Breda als vesting opgeheven. De spoorweg van Breda naar Rosendaal werd geopend 1 Mei 1855, die van Breda naar Tilburg 5 October 1863, die van Breda naar den Moerdijk 1 Juli 1866.

Tot de geschiedkundige herinneringen van Breda behooren: de zware branden van 27 Augustus 1490 en 23 Juli 1534, die telkens een groot gedeelte der stad vernielden; het bezoek van Keizer Karei V in Augustus 1540; de bijeenkomst der Nederlandsohe edelen in het begin van 1566; de beeldstormerij op 22 Augustus 1566; de komst van Alba op den 6 Juli 1508; de vergeefsche vredehandeling met Spanje in 1574; de verovering door de Staatschen op 4 October 1577; de dappere, maar ongelukkige verdediging door de burgers na een schelmsch verraad in Juni 1581; de inneming door middel van een turfschip, onder de leiding van den Staatschen Overste Charles de Heraugicre, op 4 Maart 1590 ; de overgave aan de Spanjaarden op 2 Juni 1625 ; de verovering door Prins Frederik Hendrik op 7 October 1637 ; de komst van Charles II van Engeland en zijne zuster de Prinses van Oranje in 1660; het sluiten van den vrede met Engeland op 24 Aug. 1667; de vergeefsche vredehandeling in September 1746; de overgave aan de Franschen op 24 Februari 1793; de overgave door de Franschen aan de Nederlanders den 5 April 1793; de dappere verdediging door den Generaal-Majoor von Geusau in 1794; de overgave op last hunner Hoogmogenden op 28 Januari 1795 ; hot aftrekken der Franschen op 10 December 1813; de verdediging tegen de Franschen van 20 tot 22 December 1813.

Het schoonste deel van Breda bestaat uit de ruime Markt, met de hoofdstraten die derwaarts leiden, en de Haven.

Van de wereldlijke gebouwen zijn het Kasteel en het Raadhuis de voornaamsten. Het eerste vervangt twee vroegere kasteelen, waarvan het oudste reeds in de 9de eeuw gebouwd schijnt. Het tweede werd van

12

-ocr page 184-

178

1350 tot 1362 gebouwd. Graaf Hendrik van Nassau deed den bouw van het tegenwoordige kasteel in 1536 aanvangen, doch eerst in 1696 voltooide het de beroemde bouwmeester Jacobus Romans, op kosten van Koning Willem III. Sedert 1828 dient het tot eene Militaire Akademie. Het schoonste vertrek is de uitspanningszaal, waar door de officieren, beambten en ka-detten eene galerij tot stand is gebracht van de portretten der meest beroemde helden die Nederland heeft opgeleverd, en van enkele afbeeldingen van belangrijke oorlogsfeiten. — Op het Raadhuis, dat in de eerste helft der 16de eeuw werd gebouwd, doch in 1776 zijn tegenwoordigen voorgevel ontving, prijken eenige portretten van Heeren van Breda, inzonderheid Oranje-Vorsten.

Breda heeft 4 R.-Kath. kerken, eene Herv. kerk, eene Waalsch-Herv. kerk, eene Luth. kerk en eene synagoge. Het ruime Beggijnhof is van hoogen ouderdom, daar de oorsprong tot 1240 opklimt.

De Groote- of O.-L.-Vrouwekerk, sedert 1637 bij de Hervormden in gebruik, is een der schoonste kerken van Noord-Brabant en heeft den hoogsten toren van dat gewest. Zij is ruim 80 el lang, bijna 37 el breed en 21 el hoog, terwijl de hoogte des torens 85 el beloopt. Een fraai koperen doopvont verdient opmerking, maar de kostbaarste sieraden zijn twee praalgraven, die van Engelbert van Nassau en van Hendrik van Nassau. Het eerste, veelal voor een werk van Michael Angelo Bu-anarotti gehouden, vertoont zes levensgroote beelden van doorschijnend marmer, zoo stout en uitvoerig tevens gebeiteld, dat de kunstvriend met moeite van het weergaloos meesterstuk afscheid neemt.

Als wandelplaats bezit Breda den voormaligen tuin van het Kasteel, Valkenberg genoemd.

Na de Militaire Akademie is de voornaamste inrichting van onderwijs, de gemeentelijke hoogere burgerschool.

Breda's fabriekmatige inrichtingen zijn talrijk en veelal bloeiend. Zij leveren tapijten, meubelen, hoeden, stoomwerktuigen, metaalwaren, olie. zeep, bier, gemaakte lijfgoederen, enz.

Bredasche-Gat, mond van de Roode-Vaart in het Hollandsehdiep.

Bredasche-Heide, naam waaronder de verschillende heidevelden in de Baronie van Breda meermalen voorkomen.

Bredasche-polder, pold. van 112 bund, in de N.-Brab. gemeenten Klundert en Zevenbergen.

Bredelaar, geh. in de Geld. gem. Eist.

Brederode, voorm. heerl. in Holland, die uit een aantal gerechten in de duinstreek en aan het IJ bestond, welke later het baljuwschap van Brederode vormden, benevens de ambachtsheerl. Sloten-Sloterdijk-Osdorp-cn-de-Vrije-Geer, die in 1529 door koop van de heerl. werd vervreemd. De Heeren van Brederode zijn voorts in het bezit geweest van goederen te Waddinxveen, verder in de gemeenten Nieuwer-Amstel, Vianen, Ameide, Goudriaan, Giessen-Nieuwkerk, Hardinxveld, Hofwegen, Papendrecht, Peur-sum, Slingeland, Wijngaarden.

-ocr page 185-

179

De oorsprong der Heeren van Brederode is onzeker. Vleiende geslachtslijsten vermelden dat Holland's Gravenzoon Sicco, de broeder van Dirk III, hun stamvader is geweest. Andere verhalen wijzen op eene afstamming van Graaf Willem I of spreken van het geslacht Brederode als zijtak van de Teilingen's. De oudste Heer van Brederode is ontwijfelbaar Dirk Dros-saet, wiens zoon Willem van Brederode in 1252 door den Roomsch-Koning Willem zijn bloedverwant werd genoemd. De Heeren van Brederode stegen tot grooten luister en hebben in de geschiedenis der Nederlanden eene groote rol gespeeld. Keinoud III van Brederode, die van 1531 tot 1556 Heer van Brederode was, nam zelfs het wapen en den titel „Graaf van Hollandquot; aan, tot een vonnis van Keizer Karei V dit belette.

Brederode, voorm. baljuwschap in Holland, gevormd uit verschillende gerechten, waarover de Heeren van Brederode in den grafelijken tijd het hooge rechtsgebied bezaten, t. w. Zandvoort, Tetrode-Albreehts-berg-en-de-Vogelenzang, Schooten, Zuid- en Noord-Akendam, Haarlem-merliede, Noord-Schalkwijk, Hofambacht, Velscn, Schoorl-Hargen-en-Kamp. Het werd opgericht nadat Wolfaard III, Heer van Brederode, den 19 Juni 1679, was overleden, wijl men, ofschoon ten onrechte, meende, dat deze edelman, kolonel in Staatschen dienst, het laatste wettig mannelijk oir der Brederode's was.

Brederode, vervallen adell. huis op de zuider grenzen der gem. Velsen, waarschijnlijk in de 13de eeuw gebouwd. Het werd in 1426 door de Kabeljaauwsche Haarlemmers ingenomen en verwoest, zoodat slechts een bouwval overbleef. Een deel daarvan werd echter hersteld. Nog in 1478 verstrekte het kasteel Brederode tot woning aan Johanna van Lalaing, weduwe van Heer Eeinoud II van Brederode. In 1573, tijdens den grooten vrijheidskamp, ging het herstelde gedeelte door het bedrijf van Spaansche legerbenden weder in vlammen op, zoodat, toen de Heeren in rustiger' tijd weder een rentmeester op hun kasteel plaatsten, men voor eene woning van dien beambte nieuwe gebouwen moest oprichten. Ook deze rent-meesterswoning is weder vervallen, en niets dan een kleine behuizing is nog tusschen de bouwvallen overgebleven. De bouwvallen zeiven zijn zeer uitgestrekt en maken nu een der merkwaardigste punten van Velsen's schoone omstreken uit. Door tusschenkomst van vrienden der oudheid, zijn zij in de laatste jaren door opgravingen en het aanbrengen van schadelooze herstellingen meer genaakbaar geworden.

Bredevoort, of Bredevoorde, voorm. heerl. in Geld., bestaande uit de ambten Bredevoort, Aalten, Winterswijk en Dinxperlo. Zij maakte in de 12de eeuw een deel uit der Westfaalsche heerl. Lohn, die aan het stift Münster toebehoorde. Bisschop Werner liet tusschen 1131 en 1151 een slot te Lohn bouwen, hetwelk hij ter bewaring gaf aan den edelen Heer Godschalk van Lohn, zoon van Gerhard van Lohn. Na den dood van Werner beweerde Godschalk met deze heerl. beleend te zijn. Hij en zijne opvolgers handhaafden zich in 't bezit daarvan en bemuurden ook Brede-

12*

-ocr page 186-

180

voort. In 1233 voerde Herman van Lohn den grafelijken titel. Hij droeg in 1235, in gemeenschap met zijne gade Sophia, zijn huis te Bredevocrt aan den Graaf van Gelder op en ontving het van dezen weer ter leen. Later moest Herman zich en zijne erfgoederen leenplichtig maken aan Graaf Everhard van der Mark, en in 1301 nam Otto van Rietberg, Bisschop van Münster, het slot Bredevoort in, dat hij voor sich behield. De rechten van Graaf Herman op Lohn en Bredevoort, overgegaan op Otto, Heer van Ahaus, werden in 1316 aan den Bisschop van Münster verkocht. Doch Graaf Beinoud II van Gelder, te regt beweerende, dat de leenheerschappij bij hem berustte, betwistte den Münsterschen Kerkvoogd het bezit van Bredevoort en handhaafde zich in een hevigen oorlog, die tot aan het verdrag van Coesfeld in 1324 duurde. De Geldersche Graaf behield Bredevoort, doch beloofde, dat de gerechten van Winterswijk, Aalten en Dinxperlo, met het Vrijgraafschap, ten allen tijde door den Bisschop konden ingelost worden voor 3500 mark. In volgende tijden is de heerl. Bredevoort dikwijls verpand, o. a. aan Prins Willem I en zijne opvolgers, totdat de Geldersche Staten in 1697 de heerl. aan Prins Willem III opdroegen.

Bredevoort, of Bredevoorde, voorm. hoofdschoutambt of district van Gelderland ten tijde van Koning Willem I. Het bevatte de gem. Aalten, Dinxperlo, Winterswijk en Wisch.

Bredevoort of Bredevoorde, kleine stad in de Geld. gem. Aalten, aan dc Aaltensche-beek. Vroeger was zij de hoofdpl. der heerl. Bredevoort, en onder het Pransche bewind nog eene afzonderlijke mairie. Onder Koning Willem I werd zij, ofschoon de hoofdpl. van het distr. Bredevoort, bij het sehoutambt (de gem.) Aalten ingelijfd. In 1811 had zij 710, in 1840 902, in 1860 828 inw.

De stad is, ofschoon ontmanteld, nog door grachten omringd, waardoor twee poorten voeren. Zij heeft ongeveer 170 huizen en 2 kerken, een voor de Herv. en een voor de II. Kathol. Van het voormalige slot dat aan de noordwestzijde heeft gestaan, zag men in de vorige eeuw nog puinhoopen.

In of na 1276 voerde Graaf Herman van Lohn Engelbert Graaf van der Mark als gevangene naar zijn slot te Bredevoort, waar de laatstgenoemde zijn leven eindigde. Het gevolg was, dat Everhard van der Mark voor Bredevoort kwam, en, daar de bezetting des nachts in stilte uittrok, zonder veel moeite zich van het gebalsemd lijk zijns vaders meester maakte. In 1303 maakte Bisschop Wichbold van Keulen zich meester der sterkte, ten behoeve van zijn schoonbroeder, den Graaf van Lohn. Op het einde van 1326 werd het slot van Bredevoort door Graaf Eeinoud

11 van Gelder ingenomen.

Latere herinneringen zijn: de verovering der stad door Prins Maurits op 9 October 1597, de verovering door Verdugo in het begin van 1606, de verovering door Staatsche benden op 22 Maart 1606, het in de lucht springen van het slot door de ontploffing van buskruit op 11 Juli 1646, de overgave aan den Münsterschen Generaal-Wachtmeester st.-Paul op

12 Juni 1672.

-ocr page 187-

181

Bree, westelijk deel der Z.-Holl. gem. Rietveld of Iiietveld-en-de-Bree, bestaande uit een pold. van 343 bund, oppervlakte.

Breeberg, of Breeburg, voorm. schans bij 't Friesche d. Donkerbroek (Oost-Stellingwerf.)

Breede, d. in de Gron. gem. Warffum, in 1840 met 95, in 1860 met ongeveer 80 inw. Behalve de Herv. kerk, bevat het de oud-adell. huizing den Breedenburg.

Breede-Gooi, kreek in het zuid-westen der Z.-Holl. gem. Dirksland.

Breede-Made, voorm. buurt in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude. Zij werd in 1268 kerkhoorig aan Leiderdorp, doch is later spoorloos verdwenen.

Breedenbroek, of Bredenbroek, d. in de Geld. gem. Gendringen, in Groot-Breedenbroek en Klein-Breedenbroek afgedeeld. Men vindt er de Kath. kerk der par. Dinxperlo.

Braedenhorst, havezathe in de Overijsselsche gem. Heino. In de 16de eeuw werd zij door de van Eechteren's, in de 17de door de van Haersolte's, in de 19de door de Sloet's bezeten.

Bre eden vliet, pold. van 122 bund, in de Zeeuwsche gemeenten st.-Annaland en Maartensdijk. De bedijking dagteekent van 1560.

Breede-Vaart, vaart tusschen de Z.-Holl. dorpen Bodegraven en Beeuwijk.

Breede-Watering, of Breede-Watering-bewesten-Yerseke,

dijkgraafschap in het Zeeuwsche landschap Zuid-Beveland. Het bevat den Burenpolder, den Koudepolder, den Kaarspolder, den Verderfpolder, den Stormezand en de Oude-Nisse, derhalve het geheele midden of het grootste en voornaamste deel van het landschap. Het is 9445 bund, groot.

Breedsehoot, of Breedschot, geh. in de N.-Brab. gem. Kijsbergen.

Breedzand, of Breezand, noorderstrand van het Zeeuwsche eiland Walcheren, bekend door de landing der Engclschen op 30 Juli 1809.

Breegat, kreek in de N.-Brab. gem. Willemstad.

Breekant, geh. in de N.-Brab. gem. Lierop.

Breeken (de), geh. in de Gron. gem. Middelstum.

Breembroekshoek, geh. in de Overijsselsche gem. Kaalte.

Breen (de), geh. in de Limb. gem. Klimmen.

Breesaap, of Breezaap, duinvallei van 245 bund, oppervlakte in de N.-Holl. gem. Velsen, door wier zuiderdeel thans het Kanaal door Holland op zijn Smalst wordt gevoerd. In vorige eeuwen lag zij geheel of grootendeels woest. Sedert het midden der 18de eeuw is zij echter met meer vrucht ontgonnen. In de 19de eeuw onderging zij belangrijke her-

-ocr page 188-

182

scheppingen door Jacobus Stuart, die in 1830 daarvan eigenaar werd. In 1840 had zij 94, in 1860 116 inw., welk getal, sedert de kanaalwer-ken zijn aangevangen, aanzienlijk is vermeerderd.

Breestraat, geh. in de N.-Brab. gem. Dongen.

Breevaart, vaarwater, dat van Delft langs Schipluiden, Maasland en Zouteveen naar Vlaardingen loopt.

Bree-Veertien, zandbank in de Noordzee, vóór de Holl. kust, zich van 52° 40' tot 54° noorderbreedte uitstrekkende. Aan de binnenzijde daalt zij steil af tot 26 vademen. De bank zelve ligt slechts 14 vademen beneden het vlak der zee.

Breeveld, pold. van 314 bund, in de Z.-Holl. gem. Woerden.

Bregdorp, of Brechtdorp, buurt in de N.-Holl. gem. Schoorl, in 1840 met 109, in 1860 met 124 inw.

Bregge (ter), buurt in de Z.-Holl. gem. Hillegersberg, aan do Rotte, waarover te dezer plaatse eene brng voert, die den naam aan de buurt heeft gegeven. In vorige eenwen veel grooter, had zij in 1840 136 inw.

Brehees, geh. in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek.

Breinder, geh. in dc Limb. gem. Schinnen.

Brekelenkamp, of Breklenkamp, buurt in de Overijsselsche gem. Denekamp, in 1840 met 257, in 1860 met 275 inw. De havezathe Brekelenkamp behoorde bij den inval der Münsterschen in 1672 aan Gerhard Adolph Bentinck, die den li.-Kath. godsdienst beleed en zich zeer ingenomen met den vijand betoonde.

Bremberg, buurt in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, in 1840 met 194, in 1860 met 189 inw.

Brentsche-Heide, heide in de N.-Brab. gem. Mierlo.

Breskens, gem. in Zeeland, die, in het westen door de Hont bespoeld, naar de landzijde bepaald is door de gem. Groede. De grond, gevormd door het bedijken van den Oud-Breskenspolder, den Jong-Breskenspolder en den Elisabethpolder, heeft eene oppervlakte van 635 bund, en bestaat uit zeeklei, die deels tot weide dient, deels schoone akkers bevat, die vooral tarwe, gerst, aardappelen, meekrap en suikerbiet opleveren.

In 1822 had Breskens 888, in 1840 1638, in 1860 1655, in 1870 1555 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1381 Ned.-Herv., 16 Ev. Luth., 7 Chr.-Geref., 140 E.-Kath., 7 Isr. en 4 ongenoemden. Behalve landbouw en veeteelt zijn scheepvaart, handel, doorvoer en arbeid aan de dijken er de voornaamste bronnen van welvaart. Behalve het d. Breskens, bevat de gem. de buurt Nieuwesluis.

Ofschoon de polders waaruit deze gem. thans bestaat, eerst sedert 1619 op het water zijn gewonnen, is Breskens veel onder. Romeinsche penningen aldaar opgedolven, spreken van de eerste tijden onzer jaartelling. Doch het oude dorp Breskens werd in de 15de eeuw overstroomd, in 1480

-ocr page 189-

183

(of 1486) op de golven herwonnen, doch in 1570 door het bezwijken van den zeedijk weder verloren.

Het d. Breskens, in 1860 met 763 inw., is eene aanzienlijke plaats, met oene goede haven en verschillende forten in de nabuurschap, die onder het bewind van Napoleon I aangevangen, onder Koning Willem I veel zijn vermeerderd, doch wellicht ten deele niet lang meer in stand zullen blijven. Het voornaamste dier sterkten is het fort Frederik Hendrik. Er is eene Herv. kerk. De bloei van dit d. begint met het tijdperk sinds de groote weg van Brugge naar Middelburg in dit deel van het noordelijk Vlaanderen werd aangelegd (1808—1818).

Breskenszand, pold. in Vlaanderen, die van 1480 (of 1486) tot 1570 was bedijkt, doch toen weder inbrak. Sedert 1619 herdijkt, noemt men dien grond den Ond-Breskenspolder.

Breudijk, dijk in de TJtr. gem. Harmeien, waaraan verscheidene boerderijen gebouwd zijn. Aan het zuidwesteinde is het station Harmeien van den Rhijn-spoorweg.

Breudijk, pold. van 430 bund, in de ütr. gem. Harmeien.

Breugel, d. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel, in 1840 (de onder-hoorige gehuchten Breugels-Oerle, Eind, Eige, Hoogstraat en Stad-van-Gerwen medegerekend) met 553, in 1860 met 578 inw. Er is eeneK.-Kath. kerk. De tocht van Maarten van Eossum in 1543 bracht veel ellende voor Breugel voort, want het werd toen in brand gestoken. In de eerste dagen der Eepubliek genoot het dorp een grooten bloei door zijne linnenweverijen, doch de verwoestingen der Franschen in 1673 hebben vele wevers naar elders doen vertrekken. Ook in 1688 dreigden de Franschen het dorp in de vlammen te laten opgaan, doch deze ramp werd toen, door over te geven al wat men kon bijeenbrengen, afgekocht.

Breugels-Oerle, goh. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel.

Breukelen, buurt in de N.-Brab. gem. Boxtel, in 1840 met 480, in 1860 met 420 inw. in de onmiddellijke nabijheid van het spoorweg-station Boxtel.

Breukelen, distr. in Utrecht, ter verkiezing der prov. Staten, bevattende de 21 gem.: Breukelen-Nijenrode, Breukelen-st.-Pieters, Abcoude-Baambrugge, Abcoude-Proostdij-en-Aasdom, Achttienhoven, de Bilt, Loe-nen, Loenersloot, Loosdrecht, Maarsen, Maarseveen, Maartensdijk, Mijdrecht, Nigtevecht, Euwiel, Tienhoven, Vinkeveen-en-Waverveen, Vreeland, Westbroek, Wilnis, Zuylen.

Breukelen, d. in de Utr. gem. Breukelen-Nijenrode, aan de Vecht, waarover hier eene ophaalbrug voert. Het is eene groote, schoone plaats met 2 kerken, een Herv., en een R.-Kath. De omtrek is by zonder bekoorlijk uithoofde van de menigvuldige buitengoederen welke zich op beide oevers der Vecht uitstrekken. In 1840 telde het 901, in 1860 1207 inw.

Breukelen komt reeds vroeg in de geschiedenis voor, want zekere Rofgerius schonk het in 838 aan de ütrechtsche Kerk. In 1488 leed het

-ocr page 190-

184

dorp veel in den oorlog tusschen de stad Utrecht en Aartshertog Maxi-miliaan, en in 1672 in den strijd der Staten tegen Louis XIV.

Breukelen-Nijenrode, gevormd uit de heerlijkh. Breukelen-Nijen-rode, Breukelen-Ortts en Portengen-Lettesgerecht, is eene gem. in de prov. Utrecht op den westoever van de Vecht, tusschen Loenen, Ruwiel, Koeken-gen, Laag-Nieuwkoop, Maarsen en Breukelen-st.-Pieters. Haar tegenwoordige omvang dagteekent eerst sedert de wet van 27 Juni 1857, die de gem. Portengen daarbij inlijfde. Zij heeft nu 1115 bund, oppervlakte, meerendeels rivierklei, doch in het westen laag veen. Hare bevolking in 1822 1290 zielen, beliep in 1840 1606, terwijl Portengen in eerstgenoemd jaar door 56, en in laatstgenoemd jaar door 55 zielen was bevolkt. Ten jare 1870 had de gemeente Breukelen 1827 inw., onderscheiden in 1099 Ned.-Herv., 2 Waalsoh-Herv., 1 Anglik., 35 Ev.-Luth., 12 Doopsgez., 4 Rem., 10 Christ.-Ger., 661 E.-Kath. en 3 ongenoemden. De veeteelt is de voorn, bron van welvaart. Voorts komen in aanmerking de voordeelen die het zomerverblijf van vele stedelingen afwerpt, scheepvaart, zuivelbereiding, en enkele inrichtingen van volksvlijt. Behalve het d. Breukelen, bevat de gem. de geh. Galgerwaard, Kortrijk en de Portengensche-Brug. Voorts vindt men er de ridderhofstad Nijenrode, benevens de groote buitens Vredenoord, Vechtstroom, Vechtvliet, Hofwerk, Rijn-en-Veeht, enz.

Breukelen-Ortts, heerl. in Utrecht, in de gem. Breukelen-Nijenrode.

Breukelen-st.-Pieters, gem. in Utrecht, op beide oevers van de Vecht, doch meest op de oostzijde, door Breukelen-Nijenrode, Loosdrecht, Maarseveen, Tienhoven en Hilversum (N.-Holl.) bepaald. Langs de Vecht is de bodem klei, doch meer naar het westen heeft men waterplassen, meest door uitdelving ontstaan, met vele strooken laag veen daartusschen. De gem. beslaat 1275 bund, en had in 1822 507, in 1840 837, in 1870 808 inw., wijzende de verdeeling in laatstgenoemd jaar aan: 676 Ned.-ilerv., 2 Waalsch-Herv., 1 Rem., 5 Chr.-Ger. en 124 R.-Kath. De gem. bevat, de aanzienlijke buurtsch. Breukelerveen, op den weg van Nieuw-Loos-drecht naar Tienhoven. Aan de Vecht liggen, behalve een steenoven, ook de ridderhofsteden Gunterstein en Oudaan, de landgoederen Groene-vecht, Kweekhoven, Vechthof, Boomrijk en Slangenvecht.

Breukelerveen, buurt in de Utr. gem. Breukelen-st.-Pieters, in 1840 met 398, in 1860 met 393 inw.

Breukelerveen, polder in de Utr. gem. Breukelen-st.-Pieters.

Breukelerwaard, geh. in de Utr. gemeenten Ruwiel en Breukelen-Nijenrode.

Breul (de), ambachtsheerl. in de gem. Zeist, in 1840 met 93 inw.

Breust, d. in de Limb. gem. Eysden, in 1840 met 266, in 1860 met 301 inw. De st-Maartenskerk, van zandsteen opgetrokken, ia in Gothischen bouwstijl.

-ocr page 191-

185

Met de geh. Hoog-Caestert en Maerland en een deel van st.-Geertruide, vormde dit d. vroeger eene heerl., wier grondgebied zoodanig met dat van de heerl. Eysden was verbonden, dat beiden als een schaakbord dooreen lagen, zoo echter dat Eysden slechts half zoo groot was als Breust. In 1822 waren Breust en Eysden nog twee afzonderlijke gemeenten, in welk jaar Breust 944 inw. telde. Kort daarna zijn zij echter vereenigd.

Breust behoorde in vorige eeuwen aan het kapittel van st.-Martin te Luik, hetwelk beweerde dat dit gebied een onmiddellijk rijksleen uitmaakte.

Breusterbosch, buurt in de Limb. gem. st.-Geertruide, in 1840 met 170, in 1860 met 144 inw.

Breyversroth, of Breyvensroth, buurt in de Limb. gem. Stamp-ray, in 1840 met 198, in 1860 met 213 inw.

Briefketll, geh. in de Gron. gem. Warffum.

Brielaart (de), fraai landgoed aan de westzijde van het Geld. dorp Bameveld.

Brielle, rijkskiesdistr. voor het afvaardigen van leden naar de Staten-Generaal, gevormd bij de wet van 6 Mei 1869, bevattende de 26 gem.: Brielle, Rozenburg, Vierpolders, Oostvoorne, Nieuwenhoorn, Hellevoet-sluis, Nieuw-Helvoet, Eockanje, Heenvliet, Geervliet, Zwartewaal, Spijke-nisse. Hekelingen, Zuidland, Abbenbroek, Oudenhoorn, Piershil, Goudswaard, Nieuw-Beijerland, Oud-Beijerland, Poortugaal, Hoogvliet, Pernis, Charlois, Rhoon, Katendrecht. Het had bij zijne samenstelling 43,401 inw. en 1125 kiesgerechtigden.

Brielle, distr. in Z.-Holland tot het afvaardigen van leden naar de Prov. Staten, bevattende de 15 gem.; Brielle, Oostvoorne, Zwartewaal, Vierpolders, Nieuwenhoorn, Hellevoetsluis, Nieuw-Helvoet, Kockanje, Zuidland, Geervliet, Spijkenisse, Hekelingen, Oudenhoorn, Heenvliet, Abbenbroek.

Brielle, arr. in de prov. Zuid-Holland. Het werd in 1811 als arr. van het Departement-der-Bouches-de-la-Meuse opgericht, en in 3 kantons: Brielle, Sommelsdijk en Goedereede afgedeeld. Bij de invoering der rechterlijke organisatie van 1838 behield het denzelfden omvang, doch toen werd het kanton Goedereede bij Sommelsdijk ingelijfd. Het arr. heeft dus nu slechts 2 kantons, t. w. Brielle en Sommelsdijk.

Brielle, eerste kanton van hot arr. Brielle, bevattende de 15 gem.: Brielle, Oostvoorne, Hellevoetsluis, Nieuw-Helvoet, Nieuwenhoorn, Oudenhoorn, Zuidland, Abbenbroek, Zwartewaal, Vierpolders, Kockanje, Heenvliet, Geervliet, Spijkenisse, Hekelingen.

Brielle, klassis der Herv. Kerk in Z.-Holland, verdeeld in 3 ringen: Brielle, Geervliet en Sommelsdijk. Zij bevat 31 gem. en heeft 35 predikanten.

Brielle, kerk. ring der klassis van Brielle, bevattende de 8 gem. Brielle, Brielsch-Nieuwland, Hellevoetsluis, Nieuwenhoorn, Nieuw-llelvoet, Oostvoorne, Rockanje, Zwartewaal.

-ocr page 192-

186

Brielle, gem. in Z.-Holl., in het noordoosten door de Onde-Maas bespoeld cn daardoor van Rozenburg gescheiden, terwijl zij naar de landzijde bepaald is in het noordwesten en westen door Oostvoorne, in het zuiden door Nienwenhoorn, iu het oosten door Vierpolders. Zij is slechts 238 bund, groot en bevat, behalve de stad Brielle, nog slechts weinige perceelen grond. De bodem bestaat uit rivierklei.

In 1796 had Brielle 3170, in 1811 3600, in 1822 3492, in 1830 4195, in 1840 4504, in 1850 4483, in 1870 4226 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde de bevolking zich in 3539 Ned.-Herv., 12 Waalsch-Herv., 2 Eem., 27 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 1 Doopsgez., 62 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 520 R.-Kath., 129 Ned.-Isr., 1 Port.-Isr. en 2 onge-noemden.

Brielle is van hoogen ouderdom, ofschoon geene oudere oorkonden dan van 1280 het vermelden. Het werd in de eerste jaren der 14de eeuw tot eene stad verheven (tnsschen 1302—1306) en was de hoofdplaats der uitgestrekte heerl. Voorne. In 1417 werd de stad door Hertog Jan van Beijeren ingenomen; in 1471 door zeeroovers verrast, doch door het ontdekken van den toeleg voor plundering gespaard. Den 1 April 1572 maakten de Watergeuzen zich van haar meester, en sloegen vier dagen later (5 April), — bij welke gelegenheid Eochus Meeuwesz zich bijzonder onderscheidde, — den aanval van den Graaf van Bossu af. Den 3 October 1579 mislukte de verraderlijke toeleg van den Spaanschen Overste Valentin de Pardieu om haar te vermeesteren. In Juni 1575 verheugde Brielle zich in het huwelijk, te dier stede tusschen Willem I en Charlotte de Bourbon voltrokken. Van 1585 tot 1616 was de stad aan Engeland verpand. In 1813 (1 December) was Brielle de eerste Nederlandsche vesting, die de Fran-schen uit hare wallen verdreef. Het derde eeuwfeest van Brielle's bevrijding van het Spaansche juk is den 1 April 1872, in de tegenwoordigheid van Koning Willem III, op luisterrijke, hartverheffende wijze gevierd.

De stad is eene vesting, die de mond der Maze beschermt. Aan het eind der haven ligt het ruime havenfort.

Brielle, vroeger bloeiend door de haringvangst, bestaat thans voor een groot deel van de scheepvaart, aangezien vele inwoners zeelieden of loodsen zijn. Voorts zijn er eenige kleine fabrieken.

Er zijn te Brielle 2 kerken der Herv., van welke de Kleine kerk ook door de Euth. wordt gebruikt, 1 R.-Kath. kerk en 1 synagoge.

De Groote- of Catharinakerk is een zeer hoog gebouw, met een breeden, zwaren, doch niet volbouwden toren, die 75 el hoogte heeft. Deze toren is in 1462 gebouwd, nadat de vorige, die in 1417 was gesticht, in 1456 omstortte. Tot de sieraden behoort het marmeren praalgraf van den Luitenant-Admiraal Filips van Almonde.

Andere merkwaardige gebouwen zijn het Stadhuis en het Weeshuis, welk laatste in 1557 werd gesticht uit de nalatenschap van den beroemden Heenvlietsehen pastoor Engel Willemszoon de Meerle (Angelus Merula), wiens afbeeldsel er bewaard wordt.

Ter plaatse waar vóór 1817 de Maarlandsehe kerk stond, op welke plek later eene spinnerij was gevestigd, worden thans twee gedenkteekenen

-ocr page 193-

187

aan het innemen van Brielle door de Watergeuzen opgericht: een asyl voor zeelieden en een beeld van den Haagschen kunstenaar J. P. Koelman.

Het huis waar Maarten Harpertsz. Tromp in 1597 werd geboren, stond in de Kaatsbaan en het Kolfslop, doch is ten tijde van Koning Willem 1 afgebroken.

Er is te Brielle een gymnasium.

Brielsche-Diep, arm der Maas tusschen Voornc en Rozenburg. Op dezen stroom viel, den 4 Juli 1354, de scheepsstrijd voor, waarin de vloot van quot;Willem van Henegouwen de scheepsmagt van zijne moeder Margaretha versloeg.

Brielach-Nieuwland, of Nieuwland, d. in de Z.-Holl. gem. Vier-polders, met eene Herv. kerk. Ter herinnering aan het behoud van Brielle, toen dit door den Graaf van Bossu werd bedreigd, en Rochus Meeawesz de sluis openzette, die het water over Brielsch-Nienwland bracht, kreeg dit dorp tot wapen: een schild van keel, beladen met een zilveren zwaard, hebbende één gouden penning op de punt, en geplaatst tusschen twee rijen gouden penningen, te zamen 9 stuks, ter herinnering dat de tegenstand, aan Alba's tienden penning geboden, eene der oorzaken is geweest van Nederland's bevrijding en verheffing.

Brieltgenspolder, pold. in de N.-Brab. gemeenten Oosterhout en Made, 153 bund, groot.

Brienenswaard (van), pold. in de Z.-Holl. gemeenten Goudswaard en Zuid-Beijerland, het westelijkst deel van het eiland de Tien-Gemeenten uitmakende. De polder is in 1844 ingedijkt en 53 bund, groot,

Brieskerke, voorm. Zeeuwsch dorp op Schouwen.

Brigdamme, buurt in de Zeeuwsche gem. st.-Lanrens, aan den weg van Middelburg naar Domburg. Vroeger was Brigdamme van grooter aanzien, want reeds in den jare 1196 of 1197 vergunde de Utrechtsche Bisschop Dirk van der Ahr aan die van Brigdamme, eene nieuwe kerk te stichten. Deze kerk werd in den vrijheidskamp tegen de Spanjaarden verwoest. Brigdamme vormt eene heerlijkheid van 584 bund, oppervlakte, in 1840 met 300, in 1860 met 276 inw. Hopman Jacob Scotte versloeg hier in 1574 een hoop Spanjaarden.

Brijdorpe, heerl. in de Zeeuwsche gem. Duivendijke, 403 bund, groot, in 1840 met 79, in 1860 met 109 inw. In deze heerl. is een klein geh., mede Brijdorpe geheeten, dat in den tijd van Graaf Floris V zich als een bloeiend dorp vertoonde.

Brijdweg, geh. in de Limb. gem. Linne.

Brij sloot, watering in de N.-Holl. gem. Schagen.

Bril (de), geh. onder het Friesche d. Hitsum (Franekeradeel).

Bril (de), geh. in de Gron. gem. Zuidhorn.

Brildiep, vaart in de Gron. gem. Oldekerk, van hot Kolonelsdiep naar het Hoendiep.

-ocr page 194-

188

Brilspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Biervliet, 8 bund, groot. In 1808 ingebroken zijnde, is hij later weder beverscht.

Brink de, of de Loobrink, buurt in de Geld. gem. Epe; in 1840 met 148 inw.

Brink (de), beroemd landgoed in de Geld. gem. Arnhem, aan den Rijn.

Brink-en-Orden, buurt in de Geld. gem. Apeldoorn, in 1860 met 1083 inw.

Brinkgreve, havez. in de Overijsselsche gem. Diepenveen.

Brinkheurne, buurt in de Geld. gem. Winterswijk, in 1840 met 295, in 1860 met 254 inw.

Brinkmanshoek, buurt in de Geld. gem. Euurlo, in 1840 door 159, in 1860 door 130 menschen bewoond.

Britsaard, geh. onder het Friesche d. Wommels (Hennaarderadeel).

Britsum, d. in de Friesehe gem, Leeuwarderadeel, aan de Stienzer-vaart, in 1811 met 271, in 1840 met 326, in 1870 met 434 inw., mee-ren deels landbouwers. In de middeleeuwen stond hier eene zware sterkte, Britsenburg, waarvan in 1290 nog alleen eenige grondslagen werden gevonden. Later bloeiden er de staten Lettinga, Jornsma, Tjessinga, Eringa (of Geringa), Jeltinga, Swynzerhuis en anderen. Op Lettingastate, dat lang in welstand bleef, werd in 1641 Menno Baron van Coehoorn geboren. De dorpskerk, die den Herv. behoort, staat op een hooge terp. Er is ook eene kerk der Chr. Geref. gem.

Britswerd, d. in de Friesche gem. Baarderadeel, met de kerkbuurt Kromwal en het geh. Jet in 1811 door 190, in 1840 door 202 en in 1870 door 251 inw. bevolkt. Drie vijfden der ingezetenen wonen in de dorpskom. Er is eene Herv. kerk.

Britswerdermeer, voorm. meer bij het Friesche d. Britswerd, aan de Sneekster-Zeilvaart, doch in 1855 drooggemaakt.

Brittenburg, of het Huis te Britten, voorm. sterkte, van Ho-meinschen oorsprong, aan het strand der Noordzee, op eene plaats nu reeds sedert eeuwen door de zee overdekt. Het vormde een vierkant, waarvan elke zijde 75 meter lengte had, was van vooruitspringende torens voorzien en omvatte binnen zijne muren een binnenhof, met een hoofdgebouw in het midden. De fondamentsteenen hadden eene lengte van 4 voet, bij 3 voet breedte. De tijd der stichting is onzeker. Het was geheel vergeten, toen de bouwvallen — toen nog 8 voet hoog — op Kersdag van den jare 1520 door een hevigen zuidoostenwind, die de zee naar het westen terugstuwde, werden ontbloot. Sedert zijn die bouwvallen nog menigmalen ■s gezien tot in 1750. ïoen echter waren ze, zoo door afspoeling als door

't vervoer wanneer ze bloot lagen, tot geringe sporen ingekrompen.

Brixuspolder, polder, deels in de Zeeuwsche gem. st.-Anna-ter-

Mniden, deels in de Belgische gem. Westcappelle. Het Nederlandschc deel is nagenoeg 15 bund, groot.

l

-ocr page 195-

189

Broeder-Jan-Klaassens-Schipsloot, vaart in cle Frieschc gem. Opsterlaud, uitloopende in het Koningsdiep.

Broek, d. in de Frieschc gem. Doniawerstal, aan de Joustcrvaart. Het heeft eene Herv. kerk. In 1811 telde men cr 130, in 1840 158, in 1870 248 inw. In den Spaanschen tijd vestigde zich hier een berucht partijganger, die, eigen voordeel heoogende, allen plunderde, welke in zijne macht vielen. De woestaard werd echter eindelijk overmand en met zijne 30 trawanten te Leeuwarden onthalsd.

Broek, voorm. d., thans buurt in de N.-Brab. gem. Mierlo, in 1840 met 250, in 1860 met 303 inw. De kapel, die hier in vorige eeuwen stond, is spoorloos verdwenen.

Broek, of het Broek, buurt in do Geld. gem. Wehl, in 1840 met 419, in 1860 met 514 inw.

Broek, of Vaassensclie-Broek, buurt in de Geld. gem. Epe, in 1840 met 423, in 1860 met 499 inw.

Broek, geh, in de N.-Brab. gem. Raamsdonk.

Broek, of het Broek, buurt in de Limb. gem. Kessel, in 1860 met 166 inw.

Broek, of het Broek, geh. in de Limb. gem. Simpelveld, in 1860 met 25 inw.

Broek, of Middelbroek, pold. in de Z.-H. gem. Meerkerk, in 1277 bedijkt, hebbende met het Zouweland 924 bund, oppervlakte.

Broek, voorm. pold. in Zuid-Holland tusschen de Gouwe en den Zuid-plas, sinds 1863 een deel van den Oostpolder-van-Schieland uitmakende. In 1840 had dit oord, thans grootendeels tot de gem. Gouda en deels tot Waddinxveen behoorende, 62 inw.

Broek (de), buurtschap in de N.-Brab. gom. Veldhoven c. a., in 1840 met 135 inw.

Broek (het), pold. van 799 bund, in de Utr. gom. IJssolstoin.

Broek (het), buurtschap in de Limb. gom. Geul, in 1860 met 143 inw.

Broek, buurt in de Limb. gem. Haelen, in 1840 met 107, in 1860 met 111 inw.

Broekbeek, beek in de Ovorijssolsche gem. Tubborgen, loopende van hot Drieschicht naar de Hollandsche-Gravon.

Broek-cum-annexis, voorm. gem. in Zuid-Holland, gevormd uit de heerlijkheden Broek-Thuil-en-'t-Weegje, Broekhuizen en Bloomendaal, te zamen 1768 bund, groot. In 1822 had zij 1116, in 1830 1319, in 1840 1652, in 1850 1527, op 30 Juni 1870 1741 inw. In 1860 had men er 849 Nod.-Herv., 54 Rem., 13 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 13 Luth., 570 R.-Kath. on 4 üud-I!oomschen. Door do wet van i Juni 1870 is zij gedeeld, en ton gevolge daarvan, den 1 Juli daaraanvolgende, deels bij Waddinxveen, deols

-ocr page 196-

190

bij Gouda ingelijfd. Het deel tot Gouda gebracht, 426 bund, beslaande, had toen 313 inw., terwijl het deel aan Waddinxveen toebedeeld, 1342 bund, bevatte, met 1428 inw. Aan de Gouwe, die deze voorm. gem. doorsnijdt, staat in het deel thans tot Waddinxveen behoorende, een R.-Kath. kerk.

Broekdijk, buurt in de Geld. gem. Oldebroek, in 1860 met 393 inw.

Broekdijk, geh. in de Geld. gem. Huissen.

Broekdijke, dijk in de Overijsselsche gemeenten Diepenveen en Gist, tusschen Okkenbroek en Wezepe. Langs dezen weg staan ettelijke huizen en buitenplaatsen.

Broeke, voorm. d. op het Zeeuwsche eiland Zuid-Beveland, aan de Schelde, sinds 1530 geheel weggespoeld.

Broeke, buurt in de Geld. gem. Neede, in 1840 met 197, in 1860 met 228 inw.

Broekeind, buurt in de N.-Brab. gem. Gemert, in 1860 met 63 inw.

Broekeind, buurt in de Limb. gem. Grubbenvorst, in 1840 met 147, in 1860 met 166 inw.

Broeken-en-Maten, pold. in de gem. Kampen, groot ongeveer 600 bund. Op 15 November 1825 brak de dijk door, waardoor het land onder water werd gezet.

Broek-en-Simonspolder, pold. van 202 bund, oppervlakte in de Z.-Holl. gemeenten Oegstgeest en Warmond.

Broekerhaven, of Beekcarspel, buurt in de N.-Holl. gem. Boven-carspel, aan de Zuiderzee, in 1840 met 203, in 1860 met 328 inw. Het heeft eene ruime, in 1449 aangelegde haven.

Broekermeer, in 1624 drooggemaakt meer in de N.-Holl. gemeenten Broek-in-Waterland, Nieuwendam en Landsmeer, groot 290 bund. In 1825 werd het overstroomd.

Broeker-Oude-Gouw, meertje in de N.-Holl. gem. Grootebroek.

Broekervaart, vaart in de prov. Noord-Holl. van de Broekerschouw aan het Noord-Hollandsche-kanaal naar het d. Broek-in-Waterland.

Broekhem, buurt in de Limb. gem. Houthcm, in 1860 met 107 inw. Men vindt hierbij eene begraafplaats der Romeinen. In 1327 liet Jan III Hertog van Brabant hier een dam in de Geul leggen om het steedje Valkenburg door overstrooming tot overgave te dwingen.

Broekheurne, buurtschap in Overijssel, in de gem. Lonneker, in de Usseler-Broekheurne en Eschmarktsche-Broekheurne onderscheiden. Zij had in 1840 267 inw.

Broekhoek, huurt in de N.-Brab. gem. Heesch, ia 1860 met 428 inw.

Broekhom, of Broekerhorn, geh. in de N.-Holl. gein. Broek-op-Langedijk, aan den dijk van den Heer-Hugowaard.

-ocr page 197-

191

Broekhoven, buurt in de N.-Brab. gem. Riethoven, in 1840 met H5, m 1860 met 206 inw.

Broekhoven, buurt der N.-Brab. gem. Tilburg, met eene voorname wollenstoffenfabriek. Zij had in 1840 159, in 1860 153 inw.

Broekhuizén, of Broekhuysen, gem. in Limb., ingesloten door Mecrlo, Horst, Grubbenvorst, -Areen-en-Velden en Bergen, zijnde de oostelijke grenslijn (die naar de zijde van Arcen c. a. en Bergen) door de Maas gevormd. Met uitzondering van eenige gronden langs dien stroom, die klei hebben, bestaat de geheele oppervlakte uit dilu-viseh zand. De gem. bevat de d. Broekhuizen en Broekhuizervorst, benevens de buurt Oijen en de geh. Stokt en Geenenberg. Zij beslaat 1156 bund. In 1823 had het 645, in 1840 871, in 1870 S57 inw. Al de ingezetenen belijden den E.-Kath. godsdienst.

Behalve de hoofdbron van bestaan, de landbouw, bloeien er de zuivelbereiding, het olieslaan en steenbakkerij. De oude Heeren van Broekhuizen hebben in de geschiedenis van Gelderland eene merkwaardige rol gespeeld.

Het d. Broekhuizen, tijdens het bestaan van het Dept.-van-de-Roer een hoofdplaats van een vredegerecht, telde in 1860 131 inw. of met Geenenberg 218, zijnde beide plaatsen in 1840 door 210 menschen bewoond.

Broekhuizen, buurt in de 1/imb. gem. Ubach-over-Worms, in 1860 met 192 inw.

Broekhuizen, buurt in de Drenthsche gem. Ruinerwold, in 1860 met 202 inw.

Broekhuizen, heerl. van 116 bunder, in de Z.-H. gem. Gouda, aan den Hollandsehen-IJssel. Zij had in 1840, toen zij nog onder Broek c. a. behoorde, 81 inw.

Broekhuizen, ridderhofstad in de Utr. gem. Leersum. Zij bestond reeds in den jare 1294 en werd bezeten door de Broekhuizen's, de Culemborg's, de Gaasbeek's en de Gent's, tot zij in 1460 door Bisschop David van Bour-gondië werd aangekocht. Sedert kwam zij achtereenvolgens weder aan onderscheiden voorname geslachten, lot zij aan de Nellensteyn's ten deel viel, die op den Donderberg het bekende famieliegraf stichtten. Het huis is in 1810 fraai vernieuwd.

Broekhuizervorst, d. in de Limb. gem. Broekhuizen, in 1860 met 333 inw. Met de geh. Heyming, Heide en Beerendonk, stijgt dit tot 446. hebbende deze vier plaatsen in 1840 436 ingezetenen geteld.

Broek-in-Waterland, gem. in Noord-Holland, ingesloten door Mon-nickendam, Landsmeer, Nieuwendam, Ransdorp en de Zuiderzee, en samengesteld uit de vroegere Waterlandsche bannen Broek-in-Waterland en Zuiderwoude, benevens een klein deel van Ransdorp, namelijk het zuider uiteinde van Uitdam. De gem. beslaat 2329 bund, grond, in het dusgenoemde oude land laag veeu, doch in de drooggemaakte meren uit klei. In 1822 had deze gem. 1126, in 1840 1426, in 1870

-ocr page 198-

192

1528 inw. De gem. bevat de 3 dorpen Broek-in-Waterland, Zuiderwoude en Uitdam, benevens den drooggemaakten Noordmeer en deeleu van den Broekermeer, Bellemermeer en Monnikenmeer. Bij de volkstelling van I860 vond men er: 1394 Herv., 1 Chr.-Afg., 24 Doopsgez., 10 Ev.-Luth., 3 Herst-Luth., 32 R.-Kath. en 4 Israëlieten. Veefokkerij en zuivelbereiding maken de hoofdbronnen van welvaart uit. Ten tijde der Republiek woonden te Broek kooplieden, die dagelijks de Amsterdamsche beurs bezochten, om aan den handel op de Oostzee en andere gewesten deel te nemen, terwijl te Uitdam vele ingezetenen waren gevestigd, die zich met het lichten der koopvaardijschepen over het Pampus bezig hielden.

Het d. Broek-in-Waterland, aan drie zijden van een wijden waterkom, het Havenrak, gebouwd, is het schoonste dorp van Waterland, en bevatte in de dorpskom in 1840 1020 en in 1860 1047 inw. Eerst in 1858 is een weg door dit dorp gemaakt, die toelaat, dat paarden en rijtuigen binnen het d. komen. Vroeger bevatte het slechts voetpaden. Toonbeelden van netheid, leveren de straten met hare sierlijke huizen, die doorgaans uitmuntend „in de verf zijn,quot; met de fraaie beplantingen van de verschillende grootere en kleinere tuinen, talrijke bruggen en heldere wateren een bevallig geheel. De voorbeelden van overdreven zindelijkheid, die men van de oude Broekers verhaalt, behooren niet meer tot onzen leeftijd. De eenige kerk, die den Hervormden behoort, is een fraai gebouw met spitsen toren, beschilderde glazen en een kunstig gesneden predikstoel. Ook het raadhuis en de school zijn goede gebouwen, terwijl voor vreemdelingen het huis van mejufvrouw A. Fregeres, nabij den ingang van het dorp, groote aantrekkelijkheid bezit. De eigenares toeh heeft eene uitmuntende verzameling van Broeksche oudheden, namelijk kleederen, meubelen en vaatwerk. Vooral is de verzameling zeer rijk aan allerlei oud Chineesch en Japansch porcclein, zoo als dit in de 17de en 18de eeuwen in allo huizen der Broeksche aanzienlijken in gebruik was.

In 1573 is Broek door de Spanjaarden geplunderd, in 1825 door den watervloed van Februari zwaar geteisterd.

Broekkant, buurt in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk, in 1840 met 167, in 1870 met 178 inw.

Broekkant, buurt in de N.-Brab. gem. Budel, in 1860 met 168 inw.

Broekkant, buurtschap In de N.-Brab. gem. Lierop, in 1860 met 313 inw.

Broekland, buurt in de Geldersche gem. Apeldoorn, in 1840 met 278, in 1860 met 334 inw.

Broekland, buurt in de Overijsselsche gem. Kaalte, in 1840 met 165, in 1860 met 196 Inw.

Broekoord, wijk der N.-Holl. gem. Andijk.

Broek-op-Langedijk, gem. in N.-Holl., ingesloten door de gem. Zuid-Scharwoude, Heer-Hugowaard, st -Pancras en Koedijk. De grond, die 460 bund, beslaat, bestaat voor de oosthelft uit alluvisch zand, voor de westhelft uit zeeklei. In 1822 had zij 612, in 1840 700, in 1870 1008

-ocr page 199-

193

inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men de ingezetenen in 635 Ned.-Herv., 230 Chr.-Afg. (Christ.-Ger.), 49 Doopsgez., 12 R.-Kath. en 2 Oud-Roomschen. Veeteelt, zuivelbereiding en warmoezerij verschaffen den ingezetenen het noodige.

Het d. Broek-op-Langedijk, of Broekkarspel, maakt het zuidelijkste der Langedijker dorpen uit. De Broekers onderscheidden zich door hunne trouw aan Vrouwe Jakoba van Beijeren, ter wier behoeve zij aan een aanval tegen Haarlem in April 1436 deel namen. Er zijn kerken voor de Herv., Doopsgez., Chr.-Ger. en R.-Kath.

Broekpolder, pcld. in de Z.-Holl. gemeenten Vlaardinger-Ambacht en Maasland, 387 bund, groot.

Broekpolder, of Heukelumsche-Broek, pold., deels in de Z.-Holl. gem. Heukelum, deels in de Geld. gem. Vuren, 524 bund, groot.

Broekpolder, pold. van 162 bund, in de Zeeuwsche gem. Tholen.

Broeksche-Hoek, of Babyloniënbroeksche-Hoek, pold. in do N.-Brab. gem. Meeuwen c. a., 15 bund, groot.

Broek-Slttard, gem. in Limb., in het westen en zuiden door de gem. Sittard, en in het noorden en oosten door de Pruissische gem. Tüddern en Hillenaberg ingesloten. Zij beslaat 210 bund., had in 1822 521, in 1840 664, in 1870 651 inw. De grond, uit Limb, klei gevormd, bestaat meest uit akkerland, daar de ingezetenen, die allen den R.-Kath. godsdienst belijden, in den landbouw hun hoofdbestaan vinden.

Behalve het d. Eroek-Sittard, dat eene aan de Maagd Maria gewijde kerk bezit, bevat de gem. het geh. Heiligenhuis en eenige verstrooide landhoeven, zooals Haag-Sittard. Het d. had in 1840 607, in 1860 621 inw. In 1845 zijn bij Broek-Sittard onder het veen do overblijfselen van eene houten brug gevonden, die waarschijnlijk uit den tijd der Romeinen dagteekent.

Broeksteeg, geh. in de N.-Brab. gem. Uden.

Broekster huizen, geh. onder het Friescbe d. Wouterswoude (Dan-tumadeel).

Broekstraat, buurt in de N.-Erab. gem. Bergeyk, in 1860 met 151 inw.

Broekstraat, buurt in de N.-Brab. gem. Geffen, in 1S40 met 195, in 1860 met 191 inw.

Broekstraat, buurt in de N.-Brab. gem. Gemert, in 1840 met 160, in 1860 met 174 inw.

Broekstraat, buurt in de N.-Brab. gem. Schijndel, in 1840 met 330, in 1860 met 326 inw.

Broek-Thuil-en-'t-Weegje, heerl. in de Z.-Holl. gemeenten Gouda en Waddinxveen, die tot 1870 met de heerl. Bloemendaal en Broekhuizen de gem. Broek-cum-annexis vormde.

13

-ocr page 200-

194

Broektocht, wetering, loopende van den Bcnnemeer naar Medcmblik.

Broekvelden, pold. in de Z.-Holl. gem. Zwammerdam, 838 bund. gr.

Broekzij derpolder, pold. in de Utr. gem. Abcoude-Proostdij-en-Aasdom, 300 bund, groot.

Broeresloot, vaart uit het ïjeukemeer naar de Tjonger, tussehen Vierhuizen en Westergaast.

Brom melen, buurt in de Limb. gem. Geul. ZIJ had in 1840 met Broek 235, in 1860 alleen 99 inw.

Bronbeek, koloniaal invaliden-gesticht in de gem. Arnhem aan den Velpschen weg. liet was een nieuw landgoed, toen Koning Willem III die hofstede in Maart 1851 aankocht. Sedert werd liet bescheiden landhuis in oen koninklijk paleis herschapen, waar een koninklijk balling, de Graaf de Chambord, in 1859 eenige maanden achtereen de Nederland-sche gastvrijheid leerde kennen. Nog datzelfde jaar, 15 October, droeg de Koning dit landgoed aan den Nederlandschen Staat over, onder voorwaarde, dat dit goed tot een koloniaal invalidenhuis zou worden ingericht en nimmer van die bestemming vervreemd. Sedert met verschillende bijgebouwen vermeerderd, is het zoowel een bekoorlijke rustplaats voor de veteranen van het Oost-Indische leger als een getuigenis voor den weldadigen inborst van Koning Willem III.

Brongerga, buurt in de Friesche gem. Schoterland, onder Mildam. Zij had in 1840 42 inwoners. In vorige eeuwen was zij een dorp, doch de kerk, de staten van Haren en Tamminga en het vorstelijk lusthuis Caro-linaburg, die Brongerga eens versierden, zijn allen reeds voor jaren gesloopt.

Bronkhorst, of Bronckborst, heerl. in Geld., uitmakende het west. deel der gem. Steenderen, bevattende het steedje Bronkhorst en de kerkbuurt Olburgen.

Oude kronieken vermelden als eerste Heer van dit gebied Jan van Bronkhorst, die omtrent het jaar 1035 leefde. Doch de eerste, die in een echt charter voorkomt, was Adam van Bronkhorst, getuige van Graaf Gerhard van Gelder in een oorkonde, tussehen 1127 en 1131 uitgevaardigd. Zijne opvolgers werden sedert als leden van het edelste Gelder-sehe geslacht aangeduid en verkregen in dit Hertogdom het grootste aanzien. De Heeren van Bronkhorst zijn ook bezitters van Renkum (Bedichem), Batenburg, Borculo, Homoet, Wisch, Styrum en andere goederen in Gelderland en aangrenzende oorden geweest, en aan vorstelijke geslachten vermaagschapt. Sedert 1811 is deze heerlijkheid bij Steenderen ingelijfd.

Het steedje Bronkhorst, aan den IJssel, 2 uur ten zuiden van Zutphen gelegen, is zeer klein. Het had in 1860 278 inw., in 49 bewoonde en S onbewoonde huizen. Gedurende den Spaanschen oorlog leed het veel door plundering, en werd in 1633, 1606 en 1770 hevig door brand geteisterd. Er is een slot, dat vóór 1828 veel grooter en aanzienlijker was. Door het Bronkhorsterveer, dat met ponten wordt bediend, heeft dit

-ocr page 201-

195

steedje gemeenschap met het groote Veluwsche dorp Brummen. Er zijn in de nabuurschap 2 steenbakkerijen.

Bronneger, of Bronger, geh. in de Drenthsche gem. Borger.

Bronnens, geh. in de Gron. gem. ten Boer, bij Lellens.

Brouwershaven, kant. van 't Zeeuwsche arrondissement Goes, bevattende de 13 gemeenten : Brouwershaven, Zonnemaire, Dreischor, Noord-gouwe, Kerkwerve, Serooskerke, Duivendijke, Eikerzee, Ellemeet, Renesse, Haamstede, Burgh, Noordwelle.

Brouwershaven, kerk. ring van de klassis Zierikzee der Herv. Kerk, bevattende de 9 gemeenten: Brouwershaven, Burgh, Dreischor, Eikerzee, Haamstede, Noordgouwe, Renesse-en-Noordwelle, Serooskerke, Zonnemaire. Er zijn 10 kerken.

Brouwershaven, gem. in de prov. Zeeland, op Schouwen, in het noorden door de Grevelinge bespoeld, en in het oosten door Zonnemaire, in het zuiden door Kerkwerve, in het westen door Duivendijke bepaald.

De grond, samengesteld uit de stad Brouwershaven, den Grooten-Jacobs-polder, de Inlaag, den Zuider-Nieuwlandpolder, den Geest-Nieuwlandpolder, den Noorder-Nieuwlandpolder, den st.-Christoffelpolder en den Keetpolder, is 226 bund, groot en bestaat uit zeeklei, die buiten de kom der gemeente mime oogsten van tarwe, rogge, gerst, haver, boonen, erwten, aardappelen, meekrap en mangelwortels oplevert. De bevolking van Brouwershaven is in onze eeuw snel toegenomen. In 1822 beliep het aantal ingezetenen 822, in 1840 1266, en in 1870 1739, die zich in laatstgenoemd jaar onderscheidden in 1669 Herv., 12 Luth., 36 Christ.-Geref. cn 22 Roomsch-Kath.

Brouwershaven dankt zijne stichting aan de afdamming der Duvenee, •ten gevolge waarvan Graaf Floris, daartoe door Pieter Nobel en diens broeder bewogen, in 1285 het plan vormde, te dezer plaatse eene stad aan te leggen. Doch nog in de 15de eeuw was Brouwershaven niet meer dan een dorp, de hoofdplaats eener heerlijkheid, die in 1461 onder de geslachten van Borssele, van Bergen en Bolle verdeeld was. In 1589 kregen de ingezetenen van Prins Willem I verlof, de plaats te bewallen, waardoor Brouwershaven in 1590 en vervolgens onder de Zeeuwsche smal-steden werd gerekend.

In 1426 werd vóór Brouwershaven een bloedige zeeslag geleverd tus-schen de vloot van den Hertog van Glocester, den gemaal van Gravin Jakoba van Beijeren, en Hertog Filips van Bourgondië.

De stad wordt door wallen en grachten omringd, doch haar laatste poorthuis is reeds in 1820 gesloopt. Zij heeft ruim 300 huizen, die van cene toenemende welvaart getuigen. Aan het einde der ruime Haven is het marktplein, dat sedert December 1829 met het beeld van een van Brouwershaven's grootste inboorlingen, Jacob Cats, is versierd.

De voornaamste gebouwen van Brouwershaven zijn het Stadhuis, (waarop een folio exemplaar van Cats' Gedichten wordt bewaard, met eigenhandig door den dichter geteekende opdracht en sierlijke zilveren sloten, die

13 *

-ocr page 202-

196

in een fraai relief de voornaamste onderwerpen dier dichtwerken ver-toonen), de Waag, de oude, ruime Herv. kerk en het bedehuis der Chr.-Gereformeerden.

Behalve in landbouw, winkelnering en handel, vinden de ingezetenen van Brouwershaven bronnen van welvaart in de scheepvaart en meekrapbereiding. Sedert de betonning van het Brouwershavensche-Gat wordt de reede van Brouwershaven steeds drukker bezocht. In 1839 vielen er 14, in 1870 83 Oost-lndievaarders binnen. quot;Van do eens voo bloeiende lakenweverij en zoutziederij zijn geene zichtbare sporen meer over.

Brouwershavensche-Gat, mond van de Bieningen of Grevelinge, die in 1838 werd betond en sedert veel bevaren.

Brouwershoek, buurt in de Geld. gem. Ruurlo, zoowel in 1840 als in 1860 met 133 inw.

Brouwerskolk, schilderachtig gelegen waterplas in het duin bij Overveen, in de N.-Holl. gem. Bloemendaal, tevens een veelbezochte uitspanningsplaats. Aan het westeinde is een sluisje, waardoor de kolk gemeenschap heeft met de Brouwersvaart, die naar de Leidschevaart bij Haarlem loopt.

Brouwhuis, buurt in de N.-Brab. gem. Vlierden, in 1840 met 138, in 1860 met 224 inw.

Brouwhuis, geh. in de N.-Brab. gem. Bakel.

Bruchem, heerl. in de Geld. gem. Kerkwijk, een oude bezitting van het geslacht de Cock. Zij had in 1840 452, in 1860 490 inw.

Het d. Bruchem, in het midden van den Bomtnelerwaard, heeft een Herv. kerk.

Bruchemsche-polder, pold. van 488 bund, in de Geld. gem. Kerkwijk.

Bruoht, bunrt in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh, in 1840 met 195, in 1860 met 249 inw.

Bruchterbeek, beek in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh, die bij Brucht in de Vecht valt.

Bruelis, buitengoed in de Zeeuwsche gem. Kapelle, in den grafelijken tijd een wachttoren of burg, die door Graaf Willem IV aan zijn bloedverwant Simon ter leen gegeven, het stamhuis werd der edelen van Bruelis. Door huwelijk en erfmaking kwam dit slot aan het geslacht van Kats. Het werd in 't begin dezer eeuw gesloopt, om voor een nieuw heerenhuis plaats te maken.

Brug, geh. in de N.-Brab. gem. Bakel.

Brugge, geh. in de N.-Brab. gem. Deurne.

Bruggen, buurt in de N.-Brab. gem. Eosmalen, in 1840 met 108 inw.

Bruggen (de), geh. in de N.-Brab. gem. Mill c. a.

Bruggenhuis, geh. in de N -Brab. gem. Leende.

-ocr page 203-

197

Brugsche-polder, oude pold. in de Zeeuwsche gom. st.-Anna-ter-Muiden, bijna 24 bund, groot.

Brugsche-Vaart, oude kreek of vaarwater in het tegenwoordige Zeeuwseh-Vlaanderen, dat uit hot Zwin naar Biervliet liep. Mogelijk is het in 1377 bij het wegspoelen van Oud-1 Jzendijke, Gaternesse en Elle-mare door de invloeiïng der Wester-Schelde, mogelijk door arbeid ontstaan. Door het bedijken van den Mauritspolder in 1614 en den Oranjepolder in 1617 werd deze vaart ingekort, waarna zij, in 1650 en 1651, door het bedijken der Prins-Willemspolder en in 16S4 door het bedijken van den Brugsche-Vaartpolder bijna geheel te niet ging. Het overgeblevene deel bij Oostburg draagt den naam van het Groote-Gat.

Brugsche-Vaartpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Oostburg, in 1684 ingedijkt en 86 bund, groot.

BrugslOOt, deel van het vaarwater ton zuidoosten van Sneek (Friesland), langs het dorp Uitwellingerga.

Bruhcze, voorm. kasteel in de N.-Brab. gom. Baarle-Nassau, te Lo-veren, het stamhuis van een beroemd Brabantsch geslacht.

Bruil (de), buurt in de Geld. gem. Ruurlo, in 1840 met 161, in 1860 met 167 inw.

Bruindeer, goh. bij het Fricsche dorp Allingawier (Wonseradeel).

Bruindljk, goh. bij hot Friesehe dorp Sehettens (Wonseradeel).

Bruine-Haar, buurt in de Overijssolsehe gem. Vriezenvoen, in 1840 met SO, in 1860 met 119 inw.

Bminemeer, voorm. meer in de N.-Brab. gem. Deurne. Sedert den aanleg van het Helenaveen is het water afgetapt.

Bruinenberg, heuvel in de Overijssolsehe gom. Ambt-Ilardenbergh.

Bruinenhoeksche-Waard, pold. in de N.-Brab. gemeenten Dussen en Werkendam, 135 bund, groot.

Bruine-Spijker, geh. in de Geld. gem. Doornspijk.

Bruiningsdeel, pold. in do Z.-Holl. gem. Leerbroek.

Bruiningspolder, pold. in de N.-Brab. gom. Zevenbergen, 83 bund. gr.

Bruinisse, gem. in Zeeland, het oostelijkst dool van Duiveland uitmakende. Zij wordt in het noorden door de Grevelingo, in het oosten door het Zijpe, en in het zuidoosten en zuiden door het Mastgat bespoeld, zijnde zij naar het westen door de gem. Oosterland bepaald. Drie polders vormen haar grondgebied, namelijk de Bruinisse- of Oost-Duivelandsehe-polder, do Stoofpolder en do Inlaag. Hare grootte bedraagt 853 bunders. In het noorden bestaat de grond uit klei, in het zuiden uit klei met zand vermengd. Bruinisse bestond slechts uit schorren, toen Adriaan van Borsselo van Graaf Filips I, den 27 Januari 1452, octrooi erlangde om die gronden in te dijken. Het duurde echter tot 1467, oer de Bruinisse-

-ocr page 204-

198

polder werd gewonnen. Met den Stoofpolder werd de gemeente in 1621 Tergroot. De schorren van Bumolrd en Nieke, die vroeger tot Bruinlsse behoorden, werden in 1847 bij den Anna-Jacobapolder ingedijkt, en deze grond bij de wet van 12 Aug. 1857 bij st.-PhilipsIand ingelijfd. In 1822 had Bruinisse 1041, in 1840 1430, in 1870 1803 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1476 Ned.-Herv., 309 Chr.-Geref., 6 Luth. en 12 B.-Kath. Nevens visscherij, scheepvaart en arbeid in de meestoven, maakt de landbouw eene der voornaamste bronnen van welvaart uit. De grootste verbouw is van tarwe, aardappelen, erwten, boonen en vlas, verder van haver, gerst, rogge, meekrap, enz. De gem. bevat het d. Bruinisse en het geh. Zijpe.

Het groote, schoone dorp Bruinisse of Oost-Duiveland, is in de geschiedenis bekend door de landing der Spanjaarden op 28 September 1571, die hier, na het doorwaden van het Keeten, op Duiveland aan wal kwamen. De Herv. kerk, de kerk der Chr.-Geref. en het dorpshuis zijn de voornaamste gebouwen. In de nabuurschap zijn 2 meestoven en oesterputten. Van Bruinisse bestaan verschillende overzetveeren naar naburige plaatsen op Schouwen, Goedereede-en-Overflakkee, den Noord-Bra-bantschen wal, st.-Philipsland, Tholen en Znid-Beveland.

Bruinissepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Bruinisse, in 1467 bedijkt, 792 bund, groot.

Bruinspan, duinvallei in de Z.-Holl. gem. Katwijk.

Bruintjeskreek, kreek in de Zeeuwsche gem. st.-Philipsland, ten deole in 1847 binnen de nieuwe bedijkingen op de westzijde van dit eiland gebracht.

Bruk, geh. in de N.-Brab. gem. Drongelen.

Brul (de), bosch in de Drenthsche gem. Norg.

Brurnholt, buurt in de Limb. gem. Neer, in 1840 met 159, in 1860 met 171 inw.

Brammen, gem. in Geld., ingesloten door Apeldoorn, Voorst, Zut-phen en Eheden. Sedert zij in 1863 eenige perceelen in de Hoven aan Zutphen verloor, beslaat hare oppervlakte 8463 bunders. Het geheele westen en midden bestaat uit diluvisch zand. In het oosten zyn de gemengde gronden langs den IJssel meest uit klei gevormd, en hier en daar met alluvisch zand vermengd. Over het geheel zijn de akkers uitmuntend vruchtbaar, terwijl de menigvuldige buitens een pracht van hoogopgaand geboomte vertoonen. Heidegronden vindt men nog alleen ten westen van Empe en Tonden, ten noorden van Eerbeek en ten zuiden van Coldenhave. In 1822 had deze gem. 3523, in 1840 5548, in 1870 6447 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidden de ingezetenen zich in 5412 Ned.-Herv., 6 Waalsch-Herv., 5 Rem., 8 Chr.-Afg. (Chr.-Ger), 23 Doopsgez., 33 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 1 Herrnh., 767 R.-Kath., 42 Isr. en 1 ongen.

Eenige inw. bestaan door den arbeid op de papierfabrieken, die langs eenige beken zijn opgericht, anderen door het klompen maken. De land-

-ocr page 205-

199

bouw is hier echter de hoofdbron van welvaart. De gem. bevat de dorpen Brammen, Hall en Eerbeek, benevens de buurten lihiemlercn, Empe, Oeken, Leuvenheim, Voorstonden, Tonden en Cortenoever.

Het d. Brummen, in 1840 met 995, in 1860 met 1221 inw. (t. w. 807 binnen de kom en 414 daarbuiten), is een der schoonste en welvarendste plaatsen van de Veluwe, cn te midden van een allerbevalligst landschap gelegen. Het heeft een Herv. en een R.-Kath. kerk. Keizer Otto I besliste in 997, dat de helft van Brummen, die vroeger door Graaf Wichman aan het stift te Elten was geschonken, daaraan zou blijven toebehooren.

Brummensche-Beek, beek, uit 2 Veluwspranken gevormd. Zij om-kronkelt het zuiden en oosten van het d. Brummen en valt iets lager in den IJsscl.

Brummensche-Uiterwaarden, uiterwaarden langs den IJssel in de gem. Brummen, 315 bund, groot.

Brunkum, geh. in de N.-Brab. gem. Beers.

Brunnepe, buurt in de Overijsselsehe gem. Kampen. Zij maakt een voorstad van Kampen uit, van welke stad zij zich landwaarts in noordwestelijke richting uitbreidt. In 1840 had zij 431, in 1860 1106 inw. Men vindt er steen- en kalkovens.

Brunssem, gem. in Limb., ingesloten door Schinveld, Merkelbeek, Amstenrade, Heerlen, Nieuwenhagen, TJbach-over-Worms en liimburg, benevens door het Pruissisch grondgebied van Teveren. De geheele oppervlakte beloopt 1245 bund, en bestaat bijna geheel uit Limburgsche klei. Alleen aan eene beek, die in het midden der gem. van het zuiden naar het noorden vloeit, vindt men bcekklei. Behalve het d. Brunssem bevat de gem. nog de buurt Eumpen, benevens de geh. Kling en Bouwberg. Zij had in 1822 922, in 1840 1025, in 1870 1021 inw., die, op geringe uitzondering na, meest in den landbouw hun bestaan vinden. Nabij Bouwberg is een pannenbakkerij. Al de ingezetenen belijden den R.-Kath. godsdienst.

Het d. Brunssem had in 1840 713. in 1860 679 inw. Het bezit eene R.-Kath. kerk en een kasteel.

Brunstinge, geh. in de Drenthsche gom. Beilen, in 1840 met 72, in 1860 met 98 inw.

Brunsveld, geh. in de Geld. gem. Zelhem.

Bruntinge, geh. in de Drenthsche gem. Westerbork.

Bruuk, of Bruk, buurt in de Geld. gem. Groesbeek, in 1840 met 212, in 1860 met 278 inw.

Buchten, d. in de Limb. gem. Born, aan den weg van Susteren naar Grevenbicht. Het had in 1840 288, in 1860 289 inw., allen R.-Kath. De dorpskerk, aan st.-Catharina gewijd, staat aan de noordzijde der in de lengte gebouwde plaats.

-ocr page 206-

20(J

Buckhorst, voorm. kasteel in de Overijsselsehe gem. Zalk, in den loop der eeuwen door de geslachten van Buckhorst, Sloet, Oer, Weleveld en Bentinek bewoond. Het werd iu 1225 op last van Bisschop Otto van der Lippe verwoest; in 1505, toen het door Johan van Buckhorst was bezet, door zijn broeder Arnold van Buckhorst belegerd; in 1524 door de Geldersehen ingenomen en in 1840 gesloopt. Nu vindt men te zelfder plaatse een boerenerve.

Sud (de), of Bird (de), geh. bij het Friesche d.Idsega(Wymbritseradeel).

Buddinge, kluft of wijk der Drenthsche gem. Euinerwold.

Buddingewold, oudtijds Buddinckwalde, kluft of wijk der Drenthsche gem. Kuinerwold. Het vormde oudtijds, met Haakswold, het voornaamste deel van het Kuinensche kerspel Euinerwold. De keur, die Heer Berend van Munster en zijne gade Johanna van Ruinen in 1428 aan het kerspel Euinerwold verleenden, droeg den naam van het landrecht van Buddinge-en-Haakswold, en werd na verloop van tijd op de geheele heerl. Euinen toepasselijk verklaard. Buddinge en Buddingewold vormen thans te zamen de buurtschap Dijkhuizen.

Budel, gem. in N.-Brab., tusschen de gemeenten Soerendonk en Maarheeze (N.-Brab.), Weert (Limb.) en Bocholt en Hamont (België). Zij maakt het zuidelijkst deel der provincie uit, heeft een zandigen bodem (diluvium en deels afgegraven hoog veen) en beslaat in het geheel 4034 bunders. De gem. bevat, nevens het d. Budel, de buurten Heesakker, Schorik, Broekkant, Bosch, Toom, Heikant, Midbuul, Keunenhoek, Groot-Schoot en Meemortel, benevens de geh. Berg en Klein-Schoot. In 1822 had zij 2052, in 1840 2199, in 1870 2144 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2081 E.-Kath. en 63 Hervormden. De landbouw vormt het hoofdbedrijf der ingezetenen. Doch onder hen zijn ook reizende kramers, zoogenaamde Teuten, terwijl anderen arbeiden in 1 brouwerij, 1 leerlooierij en 1 olieslagerij.

Budel was een vrij, eigen goed der Heeren van Kranendonk, tot het in 1421 bij de Mcijerij van 's Bosch werd ingelijfd. De ingezetenen kregen in 1424 het recht, dat zij nimmer hooger zouden belast worden dan tot de helft der som, waarop Maarheeze en Soerendonk werden aangeslagen. Het d. Budel, bij verkorting veelal Bnul geheeten, had in 1840 440, in 1860 459 inw. De E.-Kath. hebben er een groot, do Herv. een klein kerkgebouw. Het dorp bestond reeds in den jare 779, toen Keizer Karei de Groote de tienden aldaar aan de st. Mariakerk te Aken schonk.

Wegens de voortdurende veeten tusschen de Gelderschen en Brabanters hebben de ingezetenen van dit dorp en die van het naburige Weert in den hertogelijken tijd menigen bloedigen strijd met elkander gevoerd. Daardoor werd Budel, ten jare 1504, door de Gelderschen verbrand. In 1635 werd het d. door de Spaansche bezetting van Roermond geplunderd, en in 1672 en 1673 door de Franschen deerlijk gekweld. De orkaan van 9 November 1800 bracht er groote schade voort.

Budschop, buurt in de Limb. gem. Nederwecrt. in 1840 met 144, in 1860 met 112 inw.

-ocr page 207-

201

Buggenum, gem. in Limburg, op den linker Maasoever tussehen Roermond, Swalmen, Neer, Nunhem, Haelen en Horn. Hare grootte beloopt 547 bunders, deels diluvische zandgrond, deels rivierklei. In 1S22 had deze gem. 506, in 1840 668, in 1870 743 inw. Alle ingezetenen belijden den R.-Katb. godsdienst, terwijl de meesten hun bestaan vinden in den landbouw. Verder hebben zij 2 brouwerijen, 2 steenbakkerijen, 1 pannenbakkerij en 1 stroopmakerij. Buiten het d. Buggenum vindt men er slechts enkele verstrooide huizen, waaronder Melenborghof, een goed, vroeger toebehoord hebbende aan het st. Elizabeths-klooster bij Nunhem.

Buggenum maakte vroeger een der banken van het graafschap Hom of Hoorne uit. De Bisschop van Luik verpandde do heerl. Buggenum in December 1679 aan de Gravin van Berg, doch deze bleef niet lang in het bezit, daar de heerl. bij opbod of anderzins kwam aan het klooster van st. Elizabeth te Nunhem.

Het d. Buggenum, in oude stukken ook Buchnem genoemd, strekt zich langs den weg van Nunhem naar het gierpontenveer aan de Maas uit. Vroeger prijkte het met een der 6 riddermatige kasteelen van het graafschap Horn of Hoorne. In 1643 behoorde dit slot aan Jonker Willem van Waes, in 1705 aan den Baron van Kerckem. De kerk van Buggenum werd in 1233 door 'Willem van Hoorne aan de abdij te Averbode geschonken, doch deze droeg haar in 1288 aan de abdij Keizersbosch over.

Buig, of Beug, buurt in de N.-Brab. gem. Dinther, in 1840 met 185 inw. In vorige eeuwen stond er een aan st.-Antonius gewijde kapel.

Buiksloot, gem. in N.-Holl., aan de noordzijde van het IJ, tegenover Amsterdam, naar de landzijde door Nieuwendam en Landsmeer bepaald. Zij had in 1857 417 bunders oppervlakte, doch heeft zich sedert, ten koste van Amsterdam, aanmerkelijk uitgebreid, daar by koninklijk besluit van 31 Mei 1821 de noorder-oever van het IJ als grens tusschen de Hoofdstad en Buiksloot werd aangenomen, en Amsterdam sedert daar onderscheidene gronden heeft aangeplempt of ingedijkt, welke dien ten gevolge bij Buiksloot zijn gekomen 1). Daartoe behooren de verlengde uithoeken van de Volewijk, de Buiksloterham en de Nieuwendammerham. In 1860 berekende men de grootte op bijna 639 bund. Zij bevat nu het d. Buiksloot, een deel van den Buikslotermeer, den Buiksloterham en de Volewijk. De oude landen hebben een veenachtigen, de nieuw-ingedijkte gronden een kleiachtigen bodem. In 1822 had Buiksloot 682, in 1840 820 en in 1870 975 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidden de ingezetenen zich in 771 Ned.-Herv., 12 Doopsgez., 21 Ev.-Luth., 8 Herst.-Luth., 100 R.-Kath. en 4 onge-noemden. De middelen van bestaan zijn veeteelt, zuivelbereiding, scheepvaart, doortocht en een veelvuldig bezoek der ingezetenen van de naburige Hoofdstad.

Het d. Buiksloot, in 1840 met 598, in 1860 met 710 inw., strekt zich langs den Waterlandsehen-Dijk uit, die hier door het Noord-Hollandsch

1

Dit heldert het medegedeelde op ten aanzien der grenzen van Amsterdam op bladz. 37 en 38.

-ocr page 208-

202

Kanaal wordt doorsneden. De Herv. kerk van dit dorp staat aan het westeinde. Verder vindt men er een gemeentehuis, een weeshuis, een school en aanzienlijke herbergen. Het d. werd bij den watervloed van 14 en 15 November 1775 zwaar geteisterd.

Buiksloterbam, voorm. uitham van het IJ, toen tot Amsterdam be-hoorende en sedert onder Buiksloot gebracht. Bij de bedijking, door de stad in 1848 aangevangen, behoorden 212 btmd. onder Amsterdam en slechts 5 ouder Buiksloot. In Januari 1855 werd de Buiksloterham overstroomd, doch het gat (op de zuidwestzijde) is in het volgend voorjaar weer gedicht en de polder op nieuw uitgemalen.

Buikslotermeer, een der drie van 1624 tot 1628 drooggem. Water-landsche meren, 346 bund, groot. Deze polder is onder de 3 gem. Buiksloot, Nieuwendam en Landsmeer verdeeld.

Buinen, buurt in de Drenthsche gem. Borger, in 1840 met 260, in 1860 met 284 inw.

Buinerveen, buurt in de Drenthsche gem. Borger, in 1840 met 205, in 1860 met 318 inw.

Buinswaard, voorm. kasteel bij Nijmegen, in 1355 door Hertog Eduard en de Nijmegenaren ingenomen en geslecht.

Buirakker, geh. in de Gron. gem. de Leek, bij 't Oldebert.

Buirte, geh. in de Gron. gem. Grijpskerk.

Bulten-de-Koppel, geh. in de ütr. gem. Hoogland.

Buitendellen - van - Waspik - Oost - en - West-van-Vrouwkens-vaart, pold. van 6i bund, oppervlakte in de N.-Brab. gem. Waspik.

Buitendijk, geh. in de Z.-H. gem. Oost- en quot;West-Barendrecht.

Buitendijksche-polder, omkade polder aan het IJ, in de gem. Diemen.

Buitendijksche-Binnenveldertsche-polder, pold. van 1421 bund, in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel.

Buitendijksche-Waarden, geh. in de Geld. gem. Bemmel.

Buitendijks-Slagwijk, pold. van 29} bund, in de N.-Brab. gem. Princenhage.

Buitendijks-Snelrewaard, pold. van 14 bund, in de Z.-Holl. gem. Haastrecht.

Buiten-Dwarsgracht, vaarwater in de Overijsselsche gem. Giethoorn, van de Beulakerwijde tot de Klossengracht.

Buitengedijkte-Noordpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Oolt-gensplaat.

Buiten-Gouw, pold. van 55 bund, in de N.-Holl. gem. Broek-in-Waterland.

-ocr page 209-

203

Buitengronden-van-Heenvliet, pold. in de Z.-Holl. gem. Heenvliet.

Buiten-Heining, omkade polder op de zuidzijde van het IJ, in de N.-Holl. gem. Sloten c. a. In de vorige eeuw en vroeger lag daarbij in het IJ een eilandje van denzelfden naam, dat sedert geheel is weggespoeld.

Buitenhuizen, polder in de gem. Assendelft, waardoor thans het Kanaal door Holland-op-zijn-Smalst wordt gevoerd.

Buiten-Eaagpolder, pold. van 94 bund, in de N.-Holl. gem. Assendelft.

Buitenkerk, wijk der N.-Holl. gem. Diemen.

Buiten-Eij Veland, pold. in de Z.-Holl. gem. Poortugaal, 274bund.gr.

Buitenlanden-van-Heinenoord, pold. van 430 bund, in de Z.-Holl. gem. Heinenoord.

Buitenland-van-Oost-en-West-Barendrecht-en-Carnisse, pold.

in de Z.-Holl. gem. Oost-en-West-Barendrecht, groot 418 bund.

Buitenland-van-Bhoon, pold. in de Z.-Holl. gem. Rhoon, groot 282 bunders.

Buiten-Lauwers, zeegat in het Groninger wad.

Buiten-Oranjepolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Naaldwijk.

Buitenpolder, of Maaspolder, pold. van 102 bund, oppervlakte in de N.-Brab. gemeenten Escharen en Gassel.

Buitenpolders 'Van-Nisae, bedijking in het Zeeuwsehe distr. Zuid-Beveland, bestaande uit eenige polders in de gem. Nisse, 's-Heer-Abs-kerke, Heinkenszand en Baarland.

Buitenpolder-van-Baardwijk, pold. van 555 bund, in de N.-Brab. gem. Baardwijk.

Buitenpolder-van-Besoijen, pold. van 542 bund, in de N.-Brab. gem. Besoijen.

Buitenpolder-van-Qansoijen, pold. van 18 bund, in de N.-Brab. gem. Gansoüen.

Buitenpolder-van-Hedel, pold. van 179 bund, in de Geld. gem. Hedel.

Buitenpolder-van-Huissen, pold. in de Geld. gem. Huissen, groot 464 bunders.

Buitenpolder-van-Mijnden, pold. van 181 bund, in de Utr. gem. Loosdrecht.

Buitenpolder-van-Nuland, pold. in de N.-Brab. gem. Nuland, 701 bund, groot.

Buitenpolder-van-Vrijhoeve-Capelle, pold. in de N.-Brab. gem. Vrijhoeve-Capelle, bijna 19 bund, groot.

-ocr page 210-

304

Buitenpost, oudtijds üitpostema, d. en hoofdplaats der Frieschc gem. Achtkarspelei), aan den straatweg van Leeuwarden naar Groningen, in ]811 met ruim 600, iu 1S40 met 882, in 1870 met 943 inw., de bevolking der kleine buurtjes Uitland, Klein-üitland en de Home medege-rekerid. Het fraaie dorp bevat, behalve de Herv. kerk, het gemeentehuis van Achtkarspelen en de schoone state Haersma. Vroeger vond men er ook de staten Herbranda en Jelkema of Jeltinga. De Buitanposter jaar-en paardenmarkt wordt druk bezocht. Het dorp heeft ook een station van den spoorweg van Leeuwarden op Groningen, die den 1 Juni 186G geopend werd. Van 1811 tot 1838 was Buitenpost de hoofdplaats van een kanton, omvattende Achtkarspelen en Kollumerland c. a.

Buitensluis, sluis in den Nnmanspolderscben dijk, binnen het d. Numansdorp, waarnaar dat dorp in de wandeling de Buitensluis wordt genoemd.

Buiten-Thamerpolder, pold. van 56 bund, in de N.-Holl. gem. Uithoorn.

Buitenveldert, wijk van de gem. Nieuwer-Amstel, zich uitstrekkende van den Overtoom tot aan de Kalfjeslaan, of het Kleine-Loopveld, vroeger met een schoone rij van buitengoederen. Daaronder was Eeigersdaal van schier vorstelijke schoonheid. Er is een in 1656 gestichte E.-Kath. kerk.

Buitenveldje, pold. in de N.-Holl. gem. Broek-in-Waterland.

Buitenwegsche-polder, polder van 289 bund, in de Utr. gem. Westbroek.

Buitenweide, pold. van 38 bund, in de Z,-Holl. gem. Vlanrdingen.

Buiter-Bom, pold. in de N.-Holl. gem. Broek-in-Waterland.

Buizergat, kleine inham der Noordzee op de N.-Holl. kust tusscben den Helder en Callantsoog.

Buizenpolder, polderland van 30 bund, in de Zeeuwsche gem. Groede.

Bulgerstein, voorm. kasteel in Schieland (toen N.-Holl., thans Z.-Holl ). Het lag ten westen der tegenwoordige Hoogstraat binnen de stad Eotterdam. Volgens overleveringen was het zoo oud, dat men het jaartal 1071, dat op een der torens stond aangeteekend, voor een aanduiding houdt van den tijd van herbouw. In het midden der 17de eeuw was de slotgracht nog aanwezig. Aan dit slot en aan het naburige Wena is de stad Eotterdam haar oorsprong verschuldigd.

Buikenaar (de), geh. in de N.-Brab. gem. Eoosendaal.

Bulkestein, voorm. kasteel in de Geld. gem. Deil, in 1788 gesloopt.

Bullewijk, wijk der N.-Holl. gem. Ouderkerk, aan de zuidzijde der Bullewijk of Holendrecht. De E.-Kath. kerk, die omstreeks 1620 in het midden dier buurt werd gesticht, is in 1820 naar Ouderkerk verplaatst.

Bullewijker-en-Holendrechter-polder, pold. in de gem. Ouder-Amstel, ten noorden van het water der Holendrecht of Bullewijk, van 1802 tot 1860 uitgeveend, doch in 1864 droog gemaakt. De polder, die

-ocr page 211-

205

430 bund, groot is, werd onverwacht, den 34 December 1869, ondergezet, doch sedert weder beverscht.

Bult (de), geh. bij het Friesche d. Teridzerd (West-Stellingwerf).

Bult (de), wijk van de N.-Brab. buurt Slieven (Someren).

Bult (de), geh. in de Gron. gem. Bellingewolde.

Bult (de), buiten met zwaar geboomte in de Overijsselsche gem. Steenwijkerwold, ten oosten van den Woidberg, aan den weg naar Fre-deriksoord.

Bulter-verlaat, sluis in de Gron. gem. Bellingewolde, waardoor de Pekel-Aa in de Westerwoldschc-Aa valt.

Bultje (het), geh. in de Gron. gem. Kloosterburen.

Bultvenne, hooge plek in de Gron. gem. Termunten, in de oudste eeuwen onzer geschiedenis ecu begraafplaats der Heidensche landzaten.

Bulwijk, pold. in de Z.-Holl. gem. Woerden.

Bunde, gem. in Limb., ingesloten door üe Nederl. gemeenten Geul, Meerssen en Itteren, en door de Belg. gem. Neerharen. Op 528 bunders had zij in 1822 512, in 1840 632, in 1870 693 inw., wat laatstgenoemd jaar betreft onderscheiden in 689 B.-Kath., 3 Herv. en 3 Ev. Luth. Landbouw is de hoofdbron der welvaart, doch men vindt er ook een brouwerij en 2 branderijen. Behalve het d. Bunde, bevat de gem. de buurt Casen, of Kasen, een deel van de buurt Weert, het geh. Voulwames, benevens de verspreide huizen Hoolhuis, Aan-de-Baan, Over-Bunde, Steenberg en Hoolstraat.

Bunde was in den grafelijken tijd een afzonderlijke heerl., die in 1244 aan Eeinard van Bunde toebehoorde. Aert van Bunde was schepen te Maastricht in 1570, doch Jonker Jan van Bunde werd uitgesloten, toen Parma in 1579 eene algemeene vergiffenis voor de Maastrichtenaren afkondigde. In 1626 was Bunde aan den Heer van Geul voor 4000 gulden verpand.

Het d. Bunde, dat sedert 6 November 1865, door de opening van den staatsspoorweg Maastricht—Venlo een gemakkelijk verkeer heeft met alle aanzienlijke plaatsen des Lands en den vreemde, bevatte zoowel in 1840 als in 1860 386 inw.

Bunne, buurt in de Drenthsche gem. Vries, in 1840 met 110, in 1860 met 103 inw. In den bisschoppelijken tijd was le Bunne een kom-manderij van de Duitsche Ridderorde. Pieter van Hemert, de laatste Kommandeur van Bunne, verliet zijn residentie, den 15 Maart 1560, in stilte.

Bunnik, gem. in Utr., ingesloten tusschen de Bilt, Zeist, Odijk en Houten, beslaat, sedert de wet van 27 Juni 1857 uitvoering erlangde (waarbij de gemeenten Bunnik-en-Vechten en Rhijnauwen werden vereenigd), ruim 1453 bund. Hare oppervlakte, die door den Ouden-Eijn wordt doorsneden, bestaat uit vruchtbare klei, die deels tot weiden wordt ge-

-ocr page 212-

206

bruikt, doels schoone akkers bevat. Ook vindt men er op de buitenverblijven welig groeiend bosch. In 1822 had Bannik 683 en Khijnauwen 59 inw., die in 1840 vermeerderd waren tot 824 en 79. In 1870 was de bevolking der gemeente 1065, onderscheiden in 625 B.-Kath., 435 Herv. en 3 Isr. De hoofdplaats is het d. Bunnik. Verder bevat de gem. de buurt Vechten, en de geh. ter Huil en Ebijnauwen.

Het d. Bunnik ligt aan den Ouden-Bijn, in een liefelijk cord. Het bevat, in 2 door den Bhijn-Spoorweg van elkander gescheiden deelen, een Herv. en een R.-Kath. kerk. In 1860 telde men er 423 inw.

Bunsohoten, gem. in Utrecht, in het noorden door de Zuiderzee bespoeld, en verder bepaald door Eemnes, Baarn en Hoogland (Utr.) en door Nijkerk (Geld.). Zij bestaat uit de dorpen Bunschoten en Spakenburg, met de onderhoorige polders. De grond, in het geheel 2221 bund., bestaat meest uit zeeklei. Alleen in het uiterste zuiden ligt zoowel eenig zand als laag veen. De wester-grenslijn vormt de rivier de Eem. In 1822 had de gem. 860, in 1840 1127, in 1870 1670 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 916 Chr.-Geref., 736 Herv., 1 Luth., 2 Doopsgez. en 15 B.-Kath. De bewoners van Bunschoten en het geh. Dijkhuizen bestaan meest van de veefokkerij, zuivelbereiding en hooibouw, de ingezetenen van Spakenburg van de visscherij en de daarmede verwante bedrijven.

Het d. Bunschoten verwierf in 1383 van Bisschop Floris uit den Huize van Wovelinkhoven stedelijke rechten, doch werd in 1428 door Bisschop Rudolf uit den Huize van Diepholt ontmanteld. Echter telde Bisschop David uit den Huize van Bourgoudië het in 1467 nog onder de steden.

De grond van Bunschoten wijst nog de uitgestrektheid der voormalige stad aan. Doch alleen de hoofdstraat, die van het noorden naar het zuiden loopt, is ter wederzijde bebouwd. In 1840 had Bunschoten 396, in 1860 389 inw. De Herv. kerk prijkt met een zwaren toren van twee verdiepingen en een spits. De haven van Bunschoten werd, na schier geheel vervallen te zijn, in 1732 hersteld. De paardenmarkt, die hier in Juli wordt gehouden, heeft een druk bezoek.

Historische herinneringen zijn het gevecht bij de stad tusschen de Hollanders en Utrechtschen in 1353, waarbij 70 Bunschoters sneuvelden, en de Pontiaansvloed van 1552, die hier een schade van een ton gouds aanrichtte.

Bunschoterveen, pold. in de Utr. gem. Bunschoten, gr. 529 bund.

Burcb, geh. in de N.-Holl. gem. Wieringen, bij den Oever.

Burch (ter), geb. bij het Friesche d. Kubaard (Hennaarderadeel).

Burokmeer, of Burkmeer, voorn, meer in de N.-Holl. gem. Nieu-wendam. Het is van 1867 tot 1871 drooggemaakt.

Burd (de), of Bird (da), vaart en geh. bij Grouw (gem. Idaarderadeel).

Buren, voorm. graafschap, tusschen de Lek en Linge. Oorspronkelijk een gedeelte van Teisterband, vinden wij Buren ten jare 1152 als een afzonderlijke heerlijkheid vermeld, den eigendom van Heer Hugo van Buren.

-ocr page 213-

207

Do Hoeren van Buren bezaten hun land toen als een eigen goed. De eerste band, die hen aan Gelderland hechtte, werd Heer Otto in 1298 opgelegd. Graaf Keinoud verplichtte hem toen, uithoofde van geploegd geweld, zijn slot te Buren over te geven en het als een loon weder te ontvangen. Do heerlijkheid schijnt echter to dien tijde nog een eigen goed gebleven to zijn, doch in 1329 werd Hoor Lambert, van wegen den Hertog van Brabant, met Buren beleend. Later werd Buren aan het hertogdom Gelder onderhoorig, want den 14 Augustus 1367 beleende Hertog Eduard Heer Alard van Buren met het huis aldaar, zijne grachten en den voorburg, met de heerschappij, de hooge en lage gorichton der Landen van Buren en al wat daartoe behoorde. Met Buren waren verscheidono heerlijkheden vereonigd, als Beusichem, Zoelmond en het noorderdeel van Malsen (Buurmalsen). In 1430 werd Hoer Willem van Buren door Hertog Arnold nit zijn land verjaagd, dat nu in een Geldersch ambt werd herschapen, en in die verhouding bleef, tot genoemde Hertog den 12 Juni 1472 aan zijns brooderszoon Frederik van Egmond, Heer van IJsselstein, do heerlijkheid Buren afstond, tor vergooding van do kosten, die genoemde frederik gedurende do onlusten, door Jonker Adolf van Gelder verwekt, te zijnen behoeve had gemaakt. Ten behoeve van dezen Frederik werd Buren door Keizer Maximiliaan in 1492 tot een graafschap verheven, dat Anna van Egmond, door haar huwelijk met Prins Willem van Nassau-Oranje, in 1551, aan het Huis van Nassau bracht. Het graafschap Buren werd tijdens de Eepubliek niet als een Geldersche landstreek beschouwd, en de pogingen, door do Staten van Gelderland in 1709 en 1710 gedaan, om Buren bij hun gewest in te lijven, bleven zonder gevolg.

Buren, gom. in Gelderland, in het noorden door Beusichem en Mau-rik, in hot oosten door Zoelen, in het zuiden door Geldermalsen en in het westen door Buurmalsen bepaald, hebbende eene uitgestrektheid van 1990 bunders. De grond, die in het zuiden door de Lingo van Geldermalsen wordt gescheiden, en door de Kom van het noordoosten naar het zuidwesten wordt doorsneden, bestaat uit klei, die deels in akkers, deels in weilanden is afgeperkt. In 1822 had deze gem. 1548, in 1840 1828, in 1870 1874 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men de bevolking in 1661 Ned.-Horv., 3 Waalsch-Herv., 1 Rem., 3 Doopsgez., 4 Ev.-Luth., 217 B.-Kath. en 17 Israëlieten.

De hoofdplaats is het steedjo Buren, waarnevens de gom. nog de dorpen Asch en Erichem, benevens het goh. Achter-den-Haag bevat.

Het steodje Buren ligt op den westeroover van den Kom en aan den weg van Tiel naar Culemborg. Het bevat ruim 200 huizen, en telde binnen de wallen in 1840 1079 en in 1860 1056 ingezetenon. De aanzienlijkste gebouwen zijn; het in 1654 gebouwde raadhuis; het zeer fraaie weeshuis, dat van 1614 dagteekent; de Herv. kerk, met oen sierlijken toren; do B.-Kath. kerk, in 1797 gesticht, en do synagoge. Buiten do stad, aan de westzijde, wijst een vierkant perk met hooge wallen de plaats aan, waar eens het sterke kasteel van Buren prijkte, dat niet minder dan 170 vertrekken bevatte. Het is vermaard door de zesjarige gevan-

-ocr page 214-

■308

genschap van Hertog Arnoud van Gelder (van 14B5 tot 1470) en door de geboorte van Filips Willem van Oranje op 19 December 1554. Dit kasteel is tusschen 1803 en 1814 gesloopt.

Tot do historische herinneringen, aan Buren verbonden, behooren, behalve die, welke reeds hiervoor zijn vermeld, de vernieling van het kasteel in 1493 door Hertog Karei van Gelder; de verovering van Buren door de Staatschen don 10 Juli 1572 ; de verovering door de Spanjaarden onder Hierges, in 1573; de bezetting door de Franschen in 1672.

Buren, buurt met dorpsrechten in de Eriesche gem. (het eil.) Ameland, ten oosten van en onder Nes, in 1840 met 147, in 1860 met 157, in 1870 met 181 inw. In de nabuurschap ligt de algemeene begraafplaats des eilands, waarop, volgens de overlevering, in vroegere eeuwen de eerste kerk van Ameland stond.

Buren-en-Culemborg, tijdens de regeering van Koning Willem I een der 15 hoofdschoutambten van Gelderland, uit de gem. Buren, Beusi-chem, Buurmalscn en Beest gevormd.

Burenpolder, of Schaapspolder, pold. op Zuid-Beveland, den 26 Januari 1682 ingebroken, doch vervolgens weder beverscht.

Burg (de), opene stad in de N.-Holl. gem. Texel, bestaande uit vier pleinen en tien straten, in 1840 met 1523, in 1860 met 1684 inw. Er zijn kerken voor do Herv., Doopsgez. en R.-Kath. Eene oude kloostergevangenis wordt, waarschijnlijk ten onrechte, als kerker van Gravin Ada (1203) aangewezen. Voorts vindt men er een raadhuis, verscheidene liefdadige inrichtingen en schoone wandelwegen.

Burgerbrug, of Eenigenburgerbrug, d. met een Herv. kerk in de N.-Holl. gem. Zijpe. Hot had in 1840 185, in 1860 239 inw.

Burger-Compagnie, of Borger-Compagnie, veenkolonie in Gron., aangevangen in 1G47 langs een vaart, die bij Sappemeer uit het Win-schoterdiep naar de woeste veenen werd geleid. Zij strekt zich uit door 4 gemeenten. Bij de volkstelling in 1840 behoorden van de 1051 inw. 122 onder Sappemeer, 1C8 onder Muntendam, 681 onder Veendam en 80 onder Wildervank.

Burgersdijk, buurt in de Z.-Holl. gem. Maasland, in 1840 met 202 inw.

Burgh, of Burgh-en-Westensohouwen, gem. op het Zeeuwsche eiland Schouwen, in het zuiden door de Ooster-Schelde bespocld, en verder door Haamstede bepaald. Vroeger bestond zij uit twee heerlijkheden, wier vereeniging tot ée'n gem. van 1810 dagteekent. De gem. is 494 bund, groot. In 1822 had zij 443, in 1840 528, in 1870 704 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 680 Ned.-Herv., 19 Chr.-Ger. en 5 R.-Kath. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, zijnde de grond deels klei, deels alluvisch zand, deels uit beide aardsoorten saamgesteld.

Het d. Burgh, in 1840 met 351, in 1860 met 418 inw., bevat een fraaie, van 1669 tot 1674 volbouwde Herv. kerk, waarin twee praalgraven de gedachtenis bewaren dor Heeren de Huybert, dio het nabijgelegen slot

-ocr page 215-

209

Kraaijenstein bewoonden. In vorige eeuwen bevatte het ook het nonnenklooster Leliëndaal.

Burgh-en-Wostland, polder in de Zeenwsche gem. Burgh, 4S8 bund, groot.

Burghorn, pold. in de N.-Holl. gem. Schagen, in 1460 bedijkt, 308 bund, groot. Daarin waren in 1840 8 huizen met 56 inw.

Burghsluis, buurt in de Zeeuwsche gem. Burgh, aan de Ooster-Schelde, in 1840 met 89, in 1860 met 126 inw.

Burgpolder, of Burg-en-Zoutelandspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Ossenisse, 207 bund, groot.

Burgst, heerl. en geh. in de N.-Brab. gem. Princenhagc, in 1840 met 86 inw. Daarin ligt de adell. huizinge Burgst.

Burgt, of Hooge-Burgt, hooge grond met eenige boerenwoningen in de Z.-Holl. gem. Zwammerdam. Men meent dat hier een Eomeinsche burg gestaan heeft. Gevonden oudheden schijnen die meening te bevestigen.

Burgvliet, of Borgvliet, d. in de N.-Brab. gem. Bergen-op-Zoom, vroeger de hoofdplaats der heorl. Burgvliet, die in 1467 door Jan van Delft aan de Heercn van Bergen werd verkocht. Het d. werd in 1587 door de Spanjaarden, die Bergen-op-Zoom belegerden, verwoest en kreeg sinds het aanzien van een geh., tot het in de laatste tijden allengs weder toenam en door het bouwen eener R.-Kath. kerk ten jare 1864 in den rang der dorpen terugkeerde. In 1860 had Burgvliet 168 inw.

Burgwerd, d. in de Friesehe gem. Wonseradeel, aan de vaart van Bolsward naar Leeuwarden. Het had in 1811 281, in 1840 324, in 1870 368 inw., die van de geh. Andlahuizen, de Bieren, Grons, Kromwal, Hemert, Sjungadijk en Terhorne medegerekend. Er is eene Herv. kerk.

Burtenhuizen, geh. in de Gron. gem. Slochteren.

Burum, d. in de Friesche gem. Kollumerland-en-Nieuw-Kruisland. Het heeft een Herv. en een Ch. Geref. kerk, terwijl het aantal ingezetenen in 1840 op 1569, in 1870 op 1479 werd berekend. Daaronder zijn echter ook die begrepen van het d. Munnikezijl en de geh. de Keegen, de Leegte en den Hoogendam, benevens van den polder Nieuw-Kruisland. De akkers onder het behoor van dit dorp zijn wegens hunne vrachtbaarheid beroemd.

Busberk, geh. in de N.-Brab. gem. Nistelrode.

Busch, geh. in de N.-Holl. gem. Krommenie. Men heeft beweerd dat het in de tijden dor Hollandsche Graven uit het eerste Stamhuis con kerkdorp was, dat in eene oorkonde van 1083 onder den naam van Bu-schusa is vermeld.

Buschotor-water, vaart van de Beemster naar de Zuiderzee, de grens uitmakende tusschen Grosthuizen en Oudendijk.

14

-ocr page 216-

210

Bussehe (ten), voorm. sterkte in Z.-Holl., in 1204 door Graaf Willem I tegen de Stichtsehen opgeworpen, doch door een list van Bisschop Dirk van der Ahr aan den vijand verloren. Men meent dat deze sterkte lag ter plaatse van of nabij het d. Boskoop.

BusslOO, E.-Kath. parochie van het dekenaat Zutphen. Zij ontleent haar naam aan het landgoed Bussloo, waar zij in 1847 als statie werd gevestigd. De kerkbuurt zelve, die tot de Geld. gem. Voorst behoort, draagt den naam van Gietel.

Bussum, gem. in N.-Holl., ingesloten door Naarden en Hilversum. Op eene uitgestrektheid van bijna 633 bund. — alles diluviseh zand — telde zij in 1822 498, in 1840 798, in 1870 1160 inw. Die bevolking was bij de telling van 1860 onderscheiden in 918 E.-Kath., 100 Ned.-IIerv., 2 Waalsch-Herv., 8 Ev.-Luth,, 2 Herst. Ev.-Luth. en 2 Oud-Eoomschen. De middelen van bestaan zijn land- en tuinbouw, bleekerij, zanderij en eeni-gen fabriekarbeid. In vroegere tijden, zelfs nog onder het Fransch bestuur. behoorde Bussum tot de gem. Naarden.

liet d. Bussum bevat 2 kerken, eene E.-Kath., die in 1796 werd gesticht, doch in 1843 vernieuwd, en eene Herv., de oude dorpskapel, die, na lang verval, in 1870 op nieuw tot de openbare godsdienstoefening werd ingericht. In 1860 woonden 695 menschen binnen de kom van het d. en 337 daarbuiten. Den 30 November 1572 was Bussum het hoofdkwartier van Don Erederico de Toledo, van waar hij 1 Dec. vertrok om Naarden aan zijne wraak op te offeren. Gedurende het beleg van Naarden in 1813 ^ en 1814 had Bussum veel te lijden. Er viel o. a. binnen dit dorp op 22 Dec. van eerstgenoemd jaar een scherp gevecht voor.

Bussumer-vaart, buurt in de N.-Holl. gom. Naarden, in 1840 met 100 inw.

Buthpoldar, pold., groot 199 bund., in de Zeeuwsche gem. Axel, bedijkt in 1606.

Butterdorpsehe-polder, of Boterdorpsche-polder, uitgeveende en weder drooggemaakte polder in de Z.-Holl. gemeenten Bergschenhock en Hillegersberg, 1021 bund, groot.

Butterhuizen, of Boterhuizen, geh. in N.-Holl., deels gem. st.-Pancras, deels gem. Heer-Hugowaard. Het ligt aan den dijk van genoemden waard en aan het zuidwestelijk einde van de Buttersloot (of Botersloot).

Butterpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Hazerswoude.

Buttinga, geh. onder het Friesche d. Oosterwolde (Oost-Stellingwerf).

Buttinge, buurt in de Zeeuwsche gem. Grijpskerk, in 1860 met 37 inw. Zij ontleent haar oorsprong aan de rivier de Bottee, die tijdens het eerste grafelijke Huis van Holland en nog eenigen tijd later langs deze plaats stroomde en de Pekelinge met de Arne verbond. Buttinge verhief zich zelfs tot een d., doch de kerk is reeds voor lang gesloopt, evenals het oud-adellijke huis Eavestein aldaar.

-ocr page 217-

211

Buurmalsen, gem. in Gelderland, tusschen Culemborg, Beusichem, Buren, Geldermalsen, Deil en Beest, 2112 bund, groot. De grond, die in het zuiden door de lange wordt bespoold, bestaat uit rivierklei, die deels in weiden, deels in akkers is gescheiden, en ook eenig (meest laag) boseh bevat. In 1822 had deze gem. 1074, in 1840 1233, in 1870 1650 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men deze bev. in 1379 Ned-Herv., 1 Waalsch-Herv., 1 Ev.-Luth., 80 R.-Kath. en C Isr. De gem. bevat de beide dorpen Buurmalsen en Trieht.

Het d. Buurmalsen, aan den grooten weg van Culemborg naar Zalt-Bommel, had in 1840 465, in 1860 597 inw., en wel, ten laatstgenoemde jare 438 binnen de kom en 179 daarbuiten. De Herv. kerk staat aan de zuidzijde. De stichting van dit bedehuis klimt tot een zeer hooge oudheid op; ja de overlevering meldt dat het reeds door den Evangelieprediker Switbert, een tijdgenoot van Willebrord, werd ingewijd. In 1287 hadden de Heeren van Buren, die dit deel der heerl. Malsen hadden verworven, geschil met het kapittel van st.-Pieter te Utrecht over de Buurmalsensche tiendon.

Buurse, of Buurze, d. in de Overijsselsche gem. Haaksborgen, in 1840 met 676 inw. Het was tot 1852 slechts eene buurtschap, maar toon werd er eene E.-Kath. en vervolgens ook eene Herv. kerk gebouwd.

Buurserbeek, pand van de rivier de Schipbeek, of wel van de Eeggo, door het oostelijk deel der gem. Haaksbergen, met een spiegel van 30 tot 36 Ned. el boven A. P.

Buurstedeheide, of Buurstede-Heike, buurtschap in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 181, in 1860 met 216 inw.

Buurterpolder, of Bakkerspolder, pold. in de Z,-Holl. gem. Alkemade, 70 bund, groot.

Buurtje ('t), buurt in de N.-Holl. gem. Zijpe, in 1840 met 115 inw.

Buurwei, geh. op Wieringen, bij Stroe.

Buweklooster, geh. onder 't Eriesche d. Harkoma-Opeinde (Acht-karspelen). Het ontleent zijn naam aan een in 1242 door Buwo Ilarkema gesticht nonnenklooster, dat gedurende den tachtigjarigen oorlog te gronde

ging-

14*

-ocr page 218-

Cabauw, of Eabauw, cl. en heerl. iff dc Utr. gem. Willige-Langerak, met eene R.-Kath. kerk. In 1822 had deze heerl. 87, in 1840 121, in 1860 129 inw. Zij behoorde nog van 1814 tot 1820 bij Holland en vormde tot 1857 eene zelfstandige gemeente.

Caberg, of Cauberg, buurt in de Limb. gem. Oud-Vroenhoven, in 1840 met 126, in 1860 met 171 inw.

Cadier, d. in de Limb. gem. Cadier-en-Keer, in 1823 met 172, in 1840 met ruim 200, in 1860 met 198 inw. Het ligt op den hoogen Keerberg en bevat eene fraaie R.-Kath. kerk. In vorige eeuwen maakte het eene der heerlijkheden van het graafschap Daelhem uit. Onder Koning Willem I vormde het eene afzonderlijke gem., die echter in 1828, door de toevoeging van een deel der gem. Heer-en-Keer zich tot do gem. Cadier-en-Keer uitbreidde.

Cadier-en-Keer, gem. in Limb., tusschen Bemelen, Wijlre', Margraten, Gronsfeld en Heer. Zij beslaat 785 bund., en bestaat uit een hoog gelegen oord, 120—132 el boven het vlak der zee. De grond is uit Limb, klei gevormd. De gem. had in 1840 647, in 1860 574 en in 1870 648 inw. De inw., die allen den R.-Kath. godsdienst belijden, vinden genoegzaam allen hun bestaan in den landbouw. Do gem. bevat het d. Cadier, do buurt Keer, het geh. st.-Antoniusbank en het kasteel Blankenburg.

Cadzand, voorm. eiland in Vlaanderen, dat door de Noordzee, het Zwin, het Zwartegat en andere wateren omspoeld, naar het schijnt, eerst in do 13do eeuw van 't vasteland was gescheiden. Het werd in 1640 door het bedijken van den Grooten-Annapolder met het land van Groede vereenigd, en door het bedijken van Nieuwenhaven in 1742 ook met Oostburg. Sinds 1788 is het door het leggen van den Kapitalendam en den Bakkersdam, met het vasteland hereenigd. Het eigenlijke Land van Cadzand reikt niet verder dan tot Cadzand, Zuidzande en Retranchement.

Cadzand, gem. in Zeeland, in het noordwesten door de Noordzee bespeeld, en verder door de gemeenten Retranchement, Zuidzande en Nieuwvliet omringd, met eene oppervlakte van 1466 bund. Behalve eenige weinige duingronden langs do zee, bestaat de gem. uit kleipolders, die, na veelvuldige veranderingen, sinds den jare 1500 op de zee zijn teruggewonnen. Het land is vruchtbaar, en brengt vooral tarwe, gerst en boonen, benevens aardappelen, haver, rogge enz. voort. In 1822 had

-ocr page 219-

213

deze gem. 772, in 1840 118S, in 1870 1220 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1192 Herv., 2 Chr.-Geref., en 26 E.-Kath.

Het aanzienlijke d. Cadzand, of Kadzand, telde in 1860 351 inw. De dorpskerk, die den Herv. behoort, was in de 17de en 18de eeuw in twee vergaderplaatsen gescheiden, waarvan de eene door vervolgden om het geloof uit de nabuurschap van Lille (Rijssel) gebruikt werd, doch dit deel der kerk is in 1817 gesloopt.

Cadzand heeft in de 15de eeuw veel door watervloeden geleden, vooral door dien van 19 Nov. 1404 en dien van 17 September 1477. Door den laatstgenoemde werd het geheel door de golven overstelpt.

Calangepolder, pold. van 19 bund, in de Zeeuwsche gem. Ovezande.

Calishoek, buurt in de N.-Brab. gem. Zevenbergen, in 1840 met 541 inw.

Callantsoog of Calandsoog, gem. in N.-Holl., in het westendoor de Noordzee bespoeld en verder bepaald door de gemeenten de Helder, Anna-Paulowna, Zijpe en Petten. De oppervlakte — 2857 bunders — bestaat deels uit duinen, deels uit lageren zandgrond en deels uit een ondiep meer, het Zwanenwater. Het lage land is ingepolderd. Behalve het d. Callantsoog, bevat de gem. de geh. Abbestee en de Groote-Keeten. In 1822 had zij 262, in 1840 827, in 1870 647 inw. Bij de volkstelling van 1860 was deze bevolking onderscheiden in 514 Herv., 35 Doopsgez. en 48 E.-Kath. De veeteelt en zuivelbereiding zijn thans de voornaamste middelen van bestaan. Nog in de 16de eeuw was Callantsoog, ook enkel 't Oog (Toige) genoemd, een afzonderlijk eiland, om hetwelk te bereiken men, zoowel van de zijde van Huisduinen als Putten, sleuven moest oversteken of doorwaden.

Het d. Callantsoog maakt geene betere vertooning dan de meeste zeedorpen. Aan den binnenrand van het zeeduin gelegen, telde het in 1840 187, in 1860 189 inw. Vroeger lag het veel westelijker, maar toen het oude Callantsoog door den Allerheiligenvloed van 1570 zoo zwaar werd geteisterd, dat het genoegzaam geheel was vernield, is sedert een nieuw Callantsoog gebouwd. In de geschiedenis is Callantsoog bekend door de landing der Engelschen en Eussen op 27 Augustus 1799. De kerk behoort den Hervormden.

Callencote, of Kallenkote, buurt in de Overijsselsche gem. Steen-wijkerwold, in 1840 met 228, in 1860 met 284 inw.

Cambuur, buitenwijk der Friesche gem. Leeuwarden, in 1840 met 72 inw. In de middeleeuwen stond hier de hechte stins Camminghaburg, die in 1810 werd afgebroken.

Camorig, buurt in de Limb. gem. Vaals, in 1840 met 120, in 1860 met 141 inw.

Camp, geh. in de N.-Holl. gem Schoor), vóór 1799 een dorp met eigene (Herv.) kerk. In 1840 had het 13 inw.

■i i

!

-ocr page 220-

314

Campen, geh. in de Zeeuwsche gem. Stoppeldijk, in 1840 met 58 inw. De steenen zeesluis, die hier in den dijk langs het Hellegat ligt, werd in 1740 gebouwd.

Campen (de), TOcrm. rechtstoel of grietenij tijdens de Republiek in de prov. Groningen, van zeer geringe uitgestrektheid. Haar oorsprong dagteekent van den tijd, dat de Hunse onder Zuurdijk een meer noordelijken loop nam, waardoor de Campen, die vroeger tot den rechtstoel in Zuurdijk-en-Wehe behoorden, afgescheiden daarvan, op le zijde van het Westerkwartier kwamen liggen.

Campen. (de), goh. onder hot Friescho d. Witmarsum (Wonseradeel). Vroeger stond er de state Aylva.

Campen (de), geh. onder het Triesche d. Langedijk (Oost-Stellingwerf.)

Campens-Nieuwland, of Kampens-Nieuwland, buurt in de Zeeuwsche gem. Wissekerke, in 1840 met 170, in 1860 met 221 inw.

Camperduin, hoog duin aan de N oordzee-kust bij het N.-Holl. geh. Camp. Aan den voet van deze hoogte begint de dijk der Hondsbossche. Op de zee tegenover dit duin viel, den 11 October 1797, de merkwaardige slag voor, waarin de Admiraal de Winter zich aan den Britschen vlootvoogd Duncan moest overgeven.

Camperland, of Kamperland, d. in de Zeeuwsche gem. Wissekerke, in 1860 met 405 inw. Het heeft eene kerk voor de Chr.-Geref. en eene vergaderplaats voor de Ilerv. uit de westerhelft der gem. Wissekerke.

Camperland, pold. van 213 bund, in do Zeeuwsche gem. Wissekerke, in 1658 bedijkt.

Camperlandsveer, of Kamperlandsveer, goh. in de Zeouwscho gem. Wissekerke, met een overzetveer op de stad Veere.

Campherbeeck, of Kampherbeek, voorm. havezathe in do Overijs-selsche gem. ZwoUerkorspel, op den linker Vechtoever. Het voerde in de middeleeuwen den naam van Bircmede, en later dien van Berkman. In 1400 was het in het bezit der Campherbeeck's, doch kwam vervolgens aan de van Coeverden's, daarna aan de Mulert's, de Keppel's, de Scheltus' en de Bongers'.

Camstraburen, noordelijke voorstad der Friosche hoofdpl. Leeuwarden, langs do Eo of do trekvaart naar Dokkum. Deze voorstad, die in 1840 in 64 huizon 350 bewoners telde, is sedert veel vergroot en verfraaid. Men heeft er een stoom-houtzaagmolen en eene ijzergieterij.

Candia, eiland in de Geld. gem. Duiven, doch door een dam op de noordwestzijde aan 't vasteland verbonden. Het wordt door twee armen van den Ouden-Rijn on hot Pannerdensche-Kanaal gevormd. Het bevat de boerderij Candia, waarbij vroeger een fort lag van aenzelfden naam.

-ocr page 221-

215

Canisvliet, polder in de Zeeuwscho gem. Westdorpe, bedijkt van 1650 tot 1653, en na overstrooming andermaal in 1787. Hij is 1562 bund, groot.

Canisvliet-buiten, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Westdorpe en Zuiddorpe, groot 322 bund., in 1790 bedijkt,

Canisvlietkreek, kreek in Zeeland en België, reikende van de Pas-sluis tot de Leede.

Canjel, of Geut, beek in de prov. Limburg, die bij Amby ontstaat, en beneden Borgharen in de Maas valt.

Canne, kasteel met hoeve in de Limb. gem. Oud-Vroenhoven. Het kasteel, Canne of Neder-Canne genoemd, is reeds in de 12de eeuw bekend geweest. Beiden liggen aan de Jeker, en maken het noorderdeel uit van het d. Canne, dat met de verdere onderhoorigheden eene gem. van België vormt.

Cannenborch, kasteel en landgoed bij Vaassen, in do Geld. gem. Epe. In 1402 was het in 't bezit van Klaas van Herwen, uit wiens geslacht hot door erfenis aan dat van Keppel kwam. In 1535 aan'Hertog Karei van Gelder verkocht, stond deze het af aan Steven van Buitenburg, ter vergoeding van zekere schade. Spoedig daarna kwam het aan den Veldoverste Maarten van Eossum, die het, wijl hij kinderloos bleef, aan zijne zuster Margaretha naliet. Het bleef aan hare nakomelingen, de Isendoorn's, tot op onzen tijd.

Capelle, gem. in N.-Brab., ingesloten door Dussen, Meeuwen, Dron-gelen, Besoijen, Sprang, Vrijhoeven-Capelle, Loon-op-Zand, Dongen en Waspik. Zij bestaat uit het d. Capelle en de buurten Nieuwstraat, Nieuwe-Vaart, Hoogevaart, Zandschel en Willem-van-Gentsvaart. Hare oppervlakte, groot 2006 bund., bestaat in het noorderdeel, waardoor de Oude-Maas vloeit, uit klei, in het zuiden uit diluvisch zand. Landbouw en veeteelt maken te zamen de hoofdbronnen der welvaart uit. In 1822 had deze gem. 1495, in 1840 1929, in 1870 2242 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1917 Herv., 3 Ev.-Luth., 57 Chr.-Geref., 246 K.-Kath. en 19 Isr.

Het d. Capelle, of 's Grevelduin-Capelle, in 1840 met 753, in 1860 met 777 inw., werd door Graaf Willem III van Holland aangekocht, waartoe de Vrouwe van Dussen hem de penningen voorschoot. In 1823 is aldaar binnendijks een oud vaartuig opgedolven. De Herv. kerk is een achthoekig, koepelvormig gebouw.

Capelle-aan-den-IJssel, gem. in Z.-Holl., ongeveer 1400 bund, groot en ingesloten door Zevenhuizen, Nieuwerkerk, Ouderkerk, Krim-pen-op-den-IJssel, Kralingen en Hillegersberg. De gemeente erlangde haar tegenwoordigen omvang eerst bij de wet van 3 April 1871, die hare grenzen in den nieuw ingedijkten Prins-Alexanderspolder bepaalde. De grond bestaat uit klei en veen, terwijl de zuid-ooster grens door de rivier de IJssel wordt gevormd. In 1832 had deze gem. 1097, in 1840

-ocr page 222-

216

154C, in 1870 2283 inw. Bij do volkstelling van 1860 onderscheidde men hen in 1507 Ned.-Herv., 1 Kern., 3 Ev.-Luth., 76 E.-Kath. en 9 Israël. Nevens veeteelt en landbouw zijn steenbakkerij en het scheepstimmeren voorname takken van welvaart. Behalve het d. Capelle, bevat de gem. de buurten de Keeten, 's Gravenweg en Oudeplaats.

Het d. Capelle, aan den IJsseldijk, prijkt met eene fraaie Herv. kerk. Sedert het midden der 14de eeuw stond hier een slot, dat een eigen reehtsgebied had, doch in 1797 werd gesloopt. Het d. Capelle, dat door een station van den Ehijn-spoorweg wordt verlevendigd, had in 1840 525, in 1860 549 inw.

Capellenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Zuidzande, bedijkt in 1522, 84 bund, groot

Capellepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Axel, die, op Paaschdag 1606 ingebroken, kort daarna weder beverscht is. Hij beslaat 179 bund.

Capelstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Oudenbosch.

Cardingemaar, of Kardingermaar, watering, die uit de Gron. gem. Noorddijk naar het Boterdicp bij Onderdendam vloeit. De Cardin-gezijl, onder Bedum, dient om het water van dit maar in dat van het Damsterdiep te schutten.

Carnisse, of Karnisso, buurt in de Z.-Holl. gemeente Oost-en-West-Barendrecht, in 1840 met 391 inw. Zij maakte vroeger met het omliggende land eene afzonderlijke heerl. uit, die van de Heeren van de Merwede werd ter leen gehouden.

Carolina, voorin, fort bij 't Dinteloordsche Sas, welks naam voortleeft in den Kooi- en Carolinapolder, in de N.-Brab. gem. Dinteloord.

CartilS, of Gartiels, kast. in de Limb. gem. Wittem, tellende met de daarbij behoorende hoeven in 1840 40, in 1860 38 inw. Het kasteel, dat aan de samenvloeiing van Gulp en Geul ligt, maakte tot 1795 eene afzonderlijke heerl. uit, die, aan geen der naburige hertogdommen of graafschappen onderhoorig, alleen den Keizer als opperheer erkende. Op het einde der 14de eeuw volgden de Ridders Theodoor en Ivo van Cartils elkander in het bezit dezer heerl. op. Ivo's zoon, Johan, noemde zich ter herinnering aan zijne moeder, die uit den Huize Hoen stamde, Hoen van Cartils. Hendrik Hoen van Cartils, die tussehen 1537 en 1546 overleed, verkreeg door huwelijk de baronie Rummen, en Johan Hoen van Cartils, die tot omstreeks 1645 leefde, werd in den gravenstand verheven. Maria Anna Henriëtte Hoon, weduwe van den Baron van Mas-bourg, schonk bij uiterste wilsbeschikking van 12 October 1772 de heerl. Cartils aan haar neef, den Graaf van Liedekerke. Door de machthebbers der Fransche-Republiek werd deze heerl. in 1795 in bezit genomen,

Casen, Gazen, of Casel, buurt in de Limb. gem. Bunde, in 1840 met 202, in 1860 met 171 inw.

-ocr page 223-

217

Caspar-Boblesdiep, of Kolonelsdiep, vaart in Friesl., op last van den Spaansclien Stadhouder Caspar de Robles omstreeks 1574, ter verbinding van Leeuwarden en Groningen gedolven. Zij begint bij Sebui-lenburg aan het Bergumenneer, loopt door de gemeenten Tietjerksteradeel en Achtkarspelen en valt bij Gerkesklooster in de trekvaart van Dokkum op Stroobos.

Castelré, buurt in de N.-Iirab, gem. Baarle-Nassau, in 1840 met 305, In 1800 met 347 inw.

Castenray, d. in de Limb. gem. Venray, met eene E.-Kath. kerk. Het had in 1840 211, in 1860 207 inw.

Casteren, d. in de N.-Brab. gem. Hoogeloon, op een grond, die voor den schraalste der Meierij van 's-Hertogenbosch wordt gehouden. De inw., in 1840 273, in 1860 271, hebben eene R.-Kath. kerk.

Casteren, buurt in de N.-Brab. gem. Liempde, in 1840 met 177, in 1860 met 169 inw.

Castert, geh. in de Limb. gem. Hunsel.

Castricum, gem. in N.-Holl., die, in het westen door do Noordzee bespoeld, naar de landzijde bepaald wordt door Egmond-Binnen, Heilo, Limmen, Uitgeest en Heemskerk. Zij heeft eene oppervlakte van SKil bund., grootendeels hoog duin, deels lagen duingrond (alluvisch zand). Zij is uit de heerl. Castricum en Bakkum saamgesteld, en bevat, behalve het d. Castricum, de buurten Duinzijde, Kleibroek, Oosterbuurt, Bakkum en Noordend, de geh. Schulpstet en Heemstee, en de duinontginning het Koningsduin. In 1822 had zij 724, in 1840 1046, in 1870 1349 inw. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde de bevolking zich in 965 R.-Kath., 172 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 3 Ev.-Lnth. en 6 Oud-Room-schen. Landbouw, veeteelt, zuivelbereiding en schelpvisscherij geven den ingezetenen het noodige.

Het d. Castricum, in 1840 met 229, in I860 met 251 inw., ligt aan den voet van het duin, in een bevallig oord, en wordt door den grooten weg van Haarlem naar Alkmaar doorsneden. Het heeft 2 fraaie kerken, één voor de Herv. en één voor de R.-Kath. Het d. bloeide reeds in de 10de eeuw, en was in de 12do de zetel van een edel geslacht. In 1358 viel te Castricum een hevig gevecht voor tusschen de Hoekschen en Ka-beljaauwschen. In 1573 werd het dorp door de Spanjaarden geplunderd. Den 6 October 1799 had bij Castricum een hevige veldslag plaats tusschen de Fransch-Bataafsche en Engelsch-Russische legers. Castricum is sinds Mei 1867 aan het spoorwegnet verbonden.

Catelijnepolder, pold. van 167 bund, in de Zeeuwsche gem. Waterlandkerkje, in 1650 op vroegere overstroomingen terug gewonnen. Hij ontleent zijn naam van het oude dorp st.-Catelijnekapel, dat in 1570 door het water werd overstelpt.

Gatelijneschans, voorm. schans bij Oostburg, in den nacht van 1 op 2 Mei 1604 door Prins Maurits op de Spanjaarden gewonnen.

-ocr page 224-

218

Caterspolder, pold. in de N.-Brab. gem. Woensdrecht, groot 137 bund., in 1861 ingedijkt.

Catert, geh. in de Limb. gem. Heel c. a.

Catharijne, of Buiten-Catharijne, westelijke voorstad van Utrecht, vroeger eene ambachtsheerlijkheid, die in 1715 door de stad Utrecht werd aangekocht.

Catharinapolder, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Axel en Broek-kapelle, 411 bund, groot, in 184G ingedijkt.

Catharinendal (St.), nonnenklooster, in 1Ü46 gesticht, bij de N.-Brab. stad Oosterhout, ter vervanging van een vroeger convent, dat in 1268 te Vroenhout onder Kosendaal zijn oorsprong had genomen.

Catshoeve, hofstede in de Zeeuwsche gem. Groede, eens bewoond door den staatsman en dichter Jacob Cats.

Casop, of Kasop, geh. in de Limb. gem. Herkenbosch-en-Melich.

Cattenbroek, of Kattenbroek, geh. en heerl. in de Utr. gem. Zeist. Zij had in 1840 41, in 1860 22 inw.

Cattenbroek, of Kattenbroek, heerl. en polder in de Utr. gem. Linschoten, in 1840 met 96, in 1860 met 80 inw.

Caumer, buurt in de Limb. gem. Heerlen, in 1840 met 221, in 186Ü met 240 inw.

Caumerbeek, beek in de Limb. gem. Heerlen, die door het water van eene voortreffelijke fontein, de Koude bron, gevormd, naar de Molenbeek vloeit.

Cellemuiden, geh. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, nabij het Zwartewater en de stad Genemuiden.

Centraal-Spoorweg, of Nederlandsche-Centraal-Spoorweg,

spoorweg, waarvoor in 1859 concessie werd verleend. De grondwerken zijn aangevangen in 1861. De opening der lijn van Utrecht tot Hattem had plaats 20 Aug. 1863, der lijn Hattem tot Zwolle 4 Juni 1864, en die van Zwolle tot Kampen 10 Mei 1865. De weg is bijna 101 kilometer lang, waarvan de schoone IJsselbrug bij het Katerveer 473 meter beslaat.

Chaam, gem. in N. Brab., tusschen de gemeenten Ginneken, Gilze-en-Eijen, Alphen-en-Eiel, Baarle-Nassau (Ned.) en Meerle (België). Zij beslaat 2987 bund, oppervlakte, alles diluvisch zand, en had in 1822 1070, in 1840 1350, in 1870 1395 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1300 E.-Kath., 90 Ned.-Herv., 4 Eem. en 1 Luth. Deland-bouw maakt het voornaamste bedrijf der ingezetenen uit. Men verbouwt er meest rogge, haver, boekweit en aardappelen. De gem. bevat het d. Chaam, de buurten Heikant, Dassemus, Snijders-Chaam en Ginderdoor of Chaamdijk, benevens de geh. Houtgoor, Leg, de Sluis, enz.

Het d. Chaam strekt zich in de lengte van het noordwesten naar het zuidoosten, langs den weg van Breda naar Baarle uit. Het had in 1840,

-ocr page 225-

219

met de verspreide huizen in den omtrek, 396, in 1860 binnen do kom alleen 291 itnv. Er zijn 2 kerken, een Herv. en een R.-Kath. Chaam is zeer oud, aangezien oude kronieken het als een der maalsteden der Franken vermelden. In 1243 werd het de hoofdplaats eener heerl., die door Godevaart van Breda aan zekeren Willem werd geschonken. In 1624 had het veel van de Spanjaarden te lijden.

Cbaamboscll, goh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen.

Chaamdijk, of G-inderdOOr, buurt in de N.-Brab. gem. Chaam, in 1840 met 142, in 18C0 met 141 inw. Men noemt haar ook Dijk-en-Door.

Charlois, gem. in Z.-Holl., tusschen Rotterdam, Katendrecht, Delfs-haven, Schiedam, Pernis, Rhoon, Oost- en 'West-Barendrecht en Ussel-monde, en ruim 2000 bunders groot. Door de wet van 15 Juli 1869 zijn eenige buitengorzen langs de Maas en een deel dier rivier van haar afgescheiden en aan Rotterdam toegevoegd. De grond, uit klei gevormd, is zeer vruchtbaar, en levert, behalve het noodige voedsel voor een aanzienlijken veestapel, inzonderheid tarwe, koolzaad, erwten, gerst, hennip en vlas. De bevolking dezer gem. is in de laatste jaren snel toegenomen: in 1822 had zij 2010, in 1840 2S06, in 1870 4663 inw. Bij de telling van 1860 onderscheidde de bevolking zich in 3271 Ned.-Herv., 29 Chr.-Afg. (Chr.-Ger.), 4 Ev.-Luth., 40 R.-Kath. en 1 ongenoemde. Behalve landbouw en veeteelt, maken handel, scheepvaart en verschillende bedrijven do middelen van bestaan uit. Men vindt er scheepstimmerwerven en eeno vlasbereiding-fabriek. De gem. ontleent haar oorsprong aan eene bedijking van den ouden Kolderwaard in 1460, door Karei, Graaf van Charolais, zoon van Hertog Filips van Bourgondië, Graaf van Holland, later onder den naam van Karei de Stoute bekend.

Het groote, schoone d. Charlois had in 1840 1040, in 1860 1285 inw. Hot heeft eene fraaie haven, eene ruime Herv. kerk en langs de dijken weelderig geboomte. In zijne geschiedenis staat do inwijdingsdag der kerk in Februari 1512 als hoogst noodlottig opgeteekend. Priesters en leokon gingen toen in processie op het ijs, in een stoet, welke op meer dan 8000 personen werd begroot. Plotseling echter bezweek de ijskorst, en eene groote menigte kwam in don stroom om.

Charlois, pold. in de gom. Charlois, gr. 770 bund., in 1460 ingedijkt.

Chartroysen, voorm. Karthuizerklooster bij Utrecht. Het was tijdons de regeering van Koning Willem I en vervolgens eene veelbezochte plaats van uitspanning, waar de jeugdige gespelen elkander den veelbesproken Monnikenboom aanwezen. Sedert de laatste jaren is het slechts eene gewone boerderij.

Chavremont, buurt in do Limb. gem. Kerkrade, in 1840 met 430, in 1860 met 382 inw.

Christoffelpolder (st.), pold. van ongeveer 80 bund, in de Z.-Holl. gem. Sommelsdijk, in 1488 bedijkt.

-ocr page 226-

220

Christoffolpolder (St.), pold. van bijna 20 bund, in do Zeenwsche gem. Brouwershaven.

Christoffelpolder (St.), pold. van 3i bund, in de Zeenwsche gem. Zuidzande, thans een deel uitmakende van den Eikenpolder. De bedijking geschiedde waarschijnlijk in het midden der 17de eeuw.

Cillaartshoek, d. in de Zuid-Hollandsche gem. Maasdam, zich van het noorden naar het zuiden langs den Keizersdijk uitstrekkende. Het bevat eene oude Herv. kerk. Zonderling is het, dat al de landerijen, die achter de huizen liggen, niet onder dit d., evenmin als tot de oude heerl. van Cillaartshoek behooren, maar deel uitmaken van de gem. Strijen. Terwijl dus de landlieden in Maasdam wonen, weidt hun vee en bearbeiden zij hunne akkers in Strijen. Niettemin maakte Cillaartshoek lang eene afzonderlijke gemeente uit, die bij deze gesteldheid slechts 8 bund, oppervlakte had. Eerst tusschen 1830 en 1840 is zij bij Maasdam ingelijfd. De bevolking beliep in 1822 273, in 1830 312, in 1840 297, in 1860 260 zielen.

Cirkel-van-Ooy, lage streek in de Geld. gem. Ubbergen, tusschen de heuvelreeks en de Waal, 1015 bund, groot, met de dorpen Ooy en Persingen. In het najaar staat deze streek veelal onder water.

Clarapolder, pold. in de Zeenwsche gemeenten IJzendijke on Philippine, in 1613 op den Braakman gewonnen, doch na herhaalde inbraken of onder-water-zettingen andermaal bedijkt in 1648, 1788, 1808 en na de Belgische onlusten van 1830 en 1831. De polder is 726 bund. gr.

Clethemspolder, pold. in de Zeenwsche gem. Groede, groot ruim 17 bund., ingedijkt in 1612,

Clinge, gem. in Zeeland, bepaald door st.-Jansteen, Hulst, Graauw-en-Langendam en de Staaftinger schorren (Nederl.), en door Kieldrecht, Meerdonck, Clinge, st.-Gilles en Kemseke (België). Zij is na een herhaalden strijd op de golven, sedert 1683 herwonnen, en vooral in 1847 door indijkingen veel vergroot. Hare oppervlakte beloopt nu 4233 bunders, zijnde de grond uit een met zand vermengde klei saamgesteld. In 1822 had deze gem. 1153, in 1840 1547, in 1870 1944 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 193S E.-Kath. en 6 Hervormden. De landbouw levert hier vooral tarwe, rogge, gerst, haver, boonen, erwten, aardappelen, koolzaad en vlas. Eenige inw. bestaan van de visscherij en het inzouten van ansjovisch. De gem. bevat de noorderhelft van het d. Clinge, het d. Nieuw-Namen of Kauter en de oosthelft van de buurt Kapellebrug.

Het Nederlandsch gedeelte van het d. Clinge, in 1840 met 692, in 1860 met 752 inw., wordt veelal, ter onderscheiding van het quot;Waalschc Clinge, Hulster-Clinge genoemd. Het strekt zich van het noorden naar het zuiden uit, terwijl het Belgisch deel, waarin de R.-Kath. dorpskerk staat, zich in kruisvorm verder naar het zuiden, westen en oosten uitbreidt.

-ocr page 227-

221

Clinge, of Rietveld, pold. van 1110 bund, in de Zeeuwsche gem. Clinge, in 1616 ingedijkt. Hij is in 1674, om de Franschen te stuiten, onder water gezet, en daarop in 1675 ten eerste en (na vernieuwde on-dervloeiïngen) in 1683 andermaal en in 1713 ten derde male beverscht.

Cloese (de), havezathe in de Geld. gem. Lochem. Een tak der Heeckeren's heeft naar deze plaats den naam van Heeckeren tot de Cloese aangenomen.

Cloosteroirt, of Kloosteroord, voorm. d. in den Z.-Hollandschcn waard, bij het ontstaan van den Biesbosch (18 Nov. 1421) verdronken.

Cocksdorp (de), d. in de N.-Holl. gem. Texel, bij de bedijking van de Eijerlandsche gronden in 1835 nieuw aangelegd. Het heeft eene in 1839 gestichte Hervormde en eene in 1841 gestichte lï.-K. kerk. In 1840 had het reeds 293 inw.

Coegorspolder, pold. van 959 bund, in do Zeeuwsche gemeenten Axel en ter Neuzen, in 1631 bedijkt.

Coehoornspolder, poldertje bij het Friesche d. Wijkei, in de 17dc eeuw door Menno Baron van Coehoorn, die op het buiten Meerestein woonde, aangelegd.

Coelenberg, heerl. in de Utr. gem. de Bilt, aan de Biltstraat, van kleinen omvang.

Coevorden, of Koevorden, gem. in Drenthe, palende in het noorden en oosten aan Dalen, in het westen aan Hoogeveen, in het zuiden aan Gramsbergen (Overijssel) en aan Laar en Emblicheim (Pruissen). Zij beslaat 4032.J bund, en bevat de stad Coevorden, de buurt Steenwijks-moer en de geh. het Klooster, de Loo, Ballast, Weijerswold, Padhuis, Vlieghuis, Pikveld, Anholt, de Kleine-Scheer, de Hulte en de Wijnhorst. De grond der gem. bestaat in het zuiden, waar het Schoonebekcr-diep, het Drostendiep en het Loodiep zich tot de Kleine-Vecht vereeni-gen uit klei. In het westen en noordoosten ligt (deels afgegraven) hoogveen, in het zuidoosten langs het Sehoonebekerdiep laag veen, en in het uiterste oosten bij Vlieghuis en Padhuis diluvisch zand. In 1811 had deze gem. 2014, in 1822 2009, in 1830 2314, in 1840 2491, in 1870 2721 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1708 Herv., 5 Luth., 193 Chr -Geref., 667 R.-Kath. en 148 Isr. Zij bestaan deels van den landbouw, veeteelt en zuivelbereiding, van het turfmaken, deels van handel, markten, winkelnering en handwerken.

De gem. Coevorden is eene heerl., die haar oorsprong nam toen de Bisschoppen van Utrecht, als Graven of Hoeren van Drenthe, kasteleins over hun burg te Coevorden aanstelden, Het dienstmansleen toch werd vervolgens in een recht leen veranderd en zelfs in 1262 of 1263 door Bisschop Hendrik I (van Vianden) aan de toenmalige kasteleins verpand. De rechten dier pandheeren aan het reeds vroeger met Coevorden beleende geslacht van Borculo gekomen, bleven voortduren tot 1394, toen Bisschop Frederik uit den huize van Blankenheim Heer Eeinold IV de pandpen-ningen voor Coevorden liet aanbieden. Eeinold weigerde wel die te ont-

-ocr page 228-

222

vangen en poogde zich zelfs in 't bezit van Coevorden te handhaven, doch de Bisschop maakte van de wapenen gebruik en ontnam hem kasteel en heerlijkheid (15 Augustas 1395), die nu weder tot 's Bisschops domeinen kwamen. De heerlijkheid werd sedert niet weder in leen uitgegeven en deelde daardoor het lot van Drenthe. Niettemin werd in de heerl. Coevorden het Overijsselsche landrecht gevolgd, tot den 22 Maart 1791 daarvoor het Drenthsche landrecht in de plaats werd gesteld.

De stad Coevorden, aan de samenvloeiing der drie beken gebouwd, welke te zamen de Kleine-Vecht vormen, had in 1783 927, in 1811 1596, in 1840 1881 en in 1860 1747 inw. Zij is van hooge oudheid en vermoedelijk, hetzij als sterkte, hetzij als legerplaats reeds ten tijde der Romeinen bekend geweest. In een brief van 1195 word reeds van de villa Coeverdiae gewaagd. De stad bleef echter lang open, maar zij werd beschermd door het oude sterke slot, waarop de kasteleins, burggraven, heeren en drosten van Coevorden en Drenthe zetelden.

Niet vóór de 16de eeuw werd de stad zelve met vestingwerken omringd. Deze werden echter onder Keizer Karei V en Koning Filips II gesloopt. Nieuwe wallen werden in 1579 door Johan van den Cornput aangevangen. Doch eerst op last van Willem Bodewijk van Nassau, die deze stad als den sleutel van Drenthe, Groningen en Friesland aanmerkte, kreeg zij die uitgestrekte werken, welke Coevorden tot een der voornaamste vestingen der Nederlanden verhieven. Deze wallen werden in 1607 voltooid. Onder Koning Willem III is echter tot de ontmanteling van Coevorden besloten.

Tot de historische herinneringen van Coevorden behooren de strijd van Kudolf van Coevorden tegen Bisschop Otto van der Bippe van 1222—1227; de verovering van het kasteel door Bisschop Willebrand van Oldenburg in 1228; de herovering door Heer Eudolf en de ellendige dood van dien Burgvoogd in 1229 ; de verovering van den burg door Bisschop Prederik van Blankenheim op 15 Aug. 1394; de verrassing door Roelof van Munster in den nacht van 16 Oct. 1512 ; de belegering en verovering door Bisschop i'rederik van Baden op 8 December 1512; de verovering door Boelof van Munster op 25 Mei 1513; de overrompeling der stad door de Gelderschen op 3 September en de verovering van het kasteel op 12 September 1522; de verdediging door Johan van Selbach tegen de Bourgondiërs onder George Schenk in 't najaar van 1522, die met de overgave van Coevorden op 10 November eindigde; het bezoek door Cornelia de Balaing aan haar broeder, den Graaf van Rennenberg, den 21 Januari 1580 gebracht, 't welk van zeer grooten invloed op zijnen afval van de Staatsche partij is geweest; het verlaten der stad door de Staat-schen na den slag bij Hardenbergh, op 17 Juni en de bezetting der veste door Maarten Schenk op 18 Juni 1580; de verovering door den Staatschen Overste van Hohenlohe, op 13 Augustus 1581; de elfdaagsche belegering van 9—20 September 1581 door Rennenberg en zijne Spanjaarden; de belegering door Prins Maurits in Augustus 1592, die met de overgave op den 12 September eindigde; de dappere verdediging door van Ewsum tegen Francesco Verdugo van October 1593 tot Mei 1564; de komst van

-ocr page 229-

233

Prins Maurits op 31 Augustus 1605, om de stad tegen Spinola te dekken; de strooptocht der Spanjaarden in Juli 1606; het beleg en de verovering door Christoph Bernhard van Galen, Bisschop van Münster, van 4 tot 11 Juli 1672; de verovering door de Staatsohen, naar het plan van den Coevordenschen schoolonderwijzer Meindert Minnes van der ïhynen, in den nacht van 29 op 30 December 1672 ; het doorbreken van don Bisschopsdijk aan de Vecht, op 1 October 1673 ; de blokkade der door de ïranschen bezette vesting van 1 November 1803 tot 3 Mei 1814 ; de feestviering in Augustus 187.3, ter herinnering aan het verdrijven der Müusterschen in 1672.

Behalve eenige gebouwen die nog aan het voorm. kasteel herinneren, bevat Coevorden een raadhuis, benevens kerkgebouwen der Hervormden, Chr.-Geref., E.-Kath. en Israëlieten. De avondmaalsbeker der Herv. kerk is die, welke eens aan Meynert Minnes van der Thynen werd vereerd.

Coevordensche-Kanaal, kanaal van Coevorden naar de Vecht bij Haanderik, loopende door de gemeenten Coevorden en Gramsbergen. Het is nagenoeg 1 uur lang en heeft een zijkanaal naar Ane van ongeveer 4000 el lengte. Het kanaal is door de Coevorder kanaal-maatschappij, die daartoe in 1857 concessie bekwam, van 1859 tot 1863 aangelegd, na daartoe door eene rijkssubsidie begunstigd te zijn. Sedert 1860 bewijst deze vaart belangrijke diensten aan de scheepvaart en de afwatering. Zoowel in 1864 als in 1871 werd het bevaren door 376 schepen. Over het onderhoud wordt (1872) geklaagd.

Coldeuhave, buurt in de Geld. gem. Brummen, onder Hall, met eene papierfabriek.

Colijnsplaat, gem. op het Zeeuwsche eiland Noord-Beveland, in het noorden door de Ooster-Schelde bespoeld en voorts bepaald door Wisse-kerke, Kortgene en Kats. Zij bestaat uit deelen van den in 1598 ingedijkten Oud-Noord-Bevelandschen polder, en een deel van den in 1616 ingedijkten Nieuw-Noord-Bevelandschen polder, te zamon 1678 bund, groot. Do grond bestaat uit klei, die echter in de wester helft met zand is vermengd. In 1822 had deze gem. 1519, in 1840 1749, in 1870 1953 inw. Laatstgenoemd cijfer was gesplitst in 1824 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 123 Chr.-Geref, 1 E.-Kath. en 4 Israëlieten. De landbouw maakt de hoofdbron van welvaart uit, wordende de akkers meest met tarwe, erwten, boonen, gerst, haver, aardappelen, koolzaad, meekrap en vlas bezaaid. Er is ook eene meestoof.

Het d. Colijnsplaat, is eene der voornaamste plaatsen van het Zeeuwsche platteland. Het vormt een ruim vierkant, met de fraaie Herv. kerk in het zuiden en eene haven in het noorden. Onder de gebouwen onderscheidt men verder het Raadhuis en de kerk der Chr.-Gereformeerden. Colijnsplaat is in 1599 aangelegd.

Collendoorn, buurt in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh, in 1840 met 122, in 1860 met 269 inw. De havezathe Collendoorn werd in 1560 door Lubbert Blanckfoort gebouwd.

-ocr page 230-

224

Collendoorner-veen, veenstreek aan de Dedemsvaart in de Over-ijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh.

Colmont, geh. in de Limb. gem. Voerendaal, in i840 met 87, in 1860 met 99 inw.

Colmschate, voorm. schoutambt of ambtmannij in Overijssel, den 24 Juli 1576 door Koning Filips II aan de stad Deventer verpand. Na de omwenteling van 1795 ontving dit ambt (sedert mairie, schoutambt en gemeente) den naam van Diepenveen, naar de aanzienlijkste wijk.

Colmschate, d. in de Overijsselsche gem. Diepenveen, in de wijk Lage-Weteringen, aan den weg van Deventer naar Oldenzaal. Het heeft eerst het aanzien van een dorp bekomen door het bouwen van eene Herv. kerk voor de buurtschap Lage-Weteringen in 1843. Colmschate had in 1840 34 inw., terwijl Lage-Weteringen daarenboven nog 228 inw. telde. In 1860 telden beiden te zamen 345 inw.

Commandeurspolder, pold. van 315 bund, in de Z.-Holl. gem. Maasland.

Compagnonsvaart, of Dragtster-Compagnonsvaart, veenkanaal in Friesland, in de Friesche gemeenten Smallingerland, Opsterland en Oost-Stellingwerf. Het werd aangevangen in 1641 bij Dragten en is sedert voortgezet langs Ureterp, de Friesche-Palen en Bakkeveen, van waar het geleid is naar en door Haulerwijk, ter gesamenlijke lengte van bijna 4 uren.

Compagnonsvaart, of Opsterlandsche-en-Oost-Stellingwer-Ver-Compagnonsvaart, kanaal in het zuid-oosten der gem. Friesland. Het kanaal is 8 uren lang, loopende langs de d. Gorredijk, Lippenhuizen, Hemrik en Wijnjeterp (Opsterland), en Donkerbroek, Oosterwolde en Nieuw-Appelscha (Oost-Stellingwerf). Door 8 sluizen wordt het verschil in den stand van het water geregeld, daar het einde nabij de Drenthsche grens 32 voet hooger ligt dan het begin. Het werd in 1704 aangevangen, doch vooral na 1781 met kracht voortgezet, en, na het overwinnen van velerlei beletselen omstreeks 1820 tot op ongeveer 300 el van de Drenthsche grens ten einde gebracht. De vaart bleef sedert door enkele nog af te graven perceelen van de Witte-Wijk onder de Smilde gescheiden. Tot het vereenigen van beide vaarten is reeds door Friesland verlof gegeven. Het struikelblok is het bouwen van eene kapitale sluis aan de Scheid, daar de waterspiegel der vaart door de Witte-Wijk 10 voet hooger ligt dan die van het einde der Compagnonsvaart. Over het bouwen van die sluis wordt thans onderhandeld, vooral om aan den algemeenen wensch tot verkrijging van eene doorvaart te voldoen.

Compagnonsvaart, of Schoterlands-Compagnonsvaart, vaart of kanaal in de Friesche gem. Schoterland, op de grenzen van Opsterland. De vaart heeft ontelbare zijtakken of wijken, die bij het afgraven der veenen ontstaan zijn. Do vaart is aangevangen door Heeren Compagnons der Dekama-, Cuyck- en Foitsveenen, in 1S30 te Heerenveen

-ocr page 231-

en vervolgens bestendig voortgezet tot liet J. Hornstemvaag, waar zij eene lengte heeft van ruim 4 uren. De waterstand wordt door 4 sluizen geregeld.

Compascuum, buurt in de Drenthsehe gem. Emmen, die haar naam ontleent aan eene overeenkomst (compascuum), betredende de veengronden van Noord- en Zuid-Barge. Er is in 1869 eene lagere school gesticht.

Coppenijspolder, of Companiespolder, voorn, polder in de Zeemvsche gem. Nieuwvliet, ongeveer 20 bund, groot, doch omstreeks het begin dezer eeuw door overstrooming te gronde gegaan.

Copierdnin, duin of vallei in de Z.-Holl. gein. Monster, 21 bund. gr.

Coppershorn, geh. in de N.-Holl. gemeenten Twisk en Abbekerk. aan den West-Erieschen Zeedijk.

Corle, buurt in de Geld. gem. Winterswijk, in 1840 met 323, in 1860 met 304, in 1872 met 317 irnv.

Cornazand, Kornazand, of Kroonhof, voorm. eil. in Groningen, tegenover de kust van Hornhuizen. In eene oorkonde van den 1 Mei 1344 komt het als eene bezitting der abdij Oldeklooster in de Marno voor. Het schijnt in die tijden bewoond te zijn geweest, doch was dit niet meer in het midden der 17de eeuw.

Comjum, d. in de Friesche gem. Leeuwarderadeel, met de buurt Cornjumer-Oudland en het geh. Cornjumer-Nieuwland in ISll door 241, in 1840 door 303 en in 1S72 door 357 ingezetenen bevolkt. Het had reeds in de 10de eeuw eene kerk. gesticht door de Martena's, wier stamhuis, de Martenastate, nog het dorp versiert. Tn de kerk werd reeds in 1507 door Johannes Rouck de Hervormde leer gepredikt.

Cornjumer-Nieuwland, geh. onder het Friesche d. Comjum.

Comjumer-Oudland, buurt onder het Friesche d. Comjum.

Comelissloot, of Cornelisgracht, vaart in de Ovetijsselsche gem. Giethoorn, voerende van het d. Giethoorn naar Jonen.

CorneliS-Landeke, pold. van 12 bund, in de Z.-Holl. gem. Oost-en-Wost-Barendrecht, in 1361 ingedijkt.

Cornelissendorp, geh in de N.-Holl. gem. Schagen.

Comwerd. d. In de Friesche gem. Wonseradeel, met de geh. Sotte-rum en 't Houw in 1811 door 109, in 1840 door 150, in 1872 door 108 ingezetenen bewoond. Vau de 150 inw. in 1840 waren 69 in de dorpskom en 81 in beide gehuchten gevestigd. Er is eene Herv. kerk.

Cortemanspolder, pold. in Vlaanderen, ten noorden van Uzendijke. Door overstroomingen vernield, is sedert ongeveer te zelfder plaatse do Oranjepolder ingedijkt.

Cortenbach, oud, adcll. kasteel in de Limb. gem. Voerendaal. Gerard van Cortenbach bezat het in 1381. Uit zijn geslacht kwam het

15

-ocr page 232-

226

in 1531 aan de Berlo's, zijnde het sedert 1634 door de geslachten de Schnetter, Baats, Montelbano en Lamberts bezeten. In 1034 bestond Cortenbaeh uit een oud kasteel, nevens hetwelk de Generaal Caspar Baron de Schnetter eene paehtorswoning, geflankeerd met vier torens, liet bouwen. Later werd het kasteel vernieuwd. Een der In 1034 gebouwde torens werd den 24 September 18G4 door brand vernield. Sommige oudheidkundigen meenen, doch waarschijnlijk ton onrechte, dat Cortenbaeh de plaats beslaat van het Coriovallnm der Romeinen, in het reisboek van Antoninus vermeld.

Cortenoever, buurt in de Geld. gem. Brummen, in 1840 met 208, in 1800 met 41C, in 1872 met 421 imv.

Cortinghuis, voorm. kasteel in Gron., in Selwerd, zeer nabij de stad Groningen. Men achtte het in de 14de eeuw een der sterkste burgen der Provincie. Het werd in 1338 door de Ommelanders op Herman van Coevorden veroverd. Aan de stad Groningen verkocht, is het afgebroken.

Cothen, gem. in Utrecht, saamgesteld uit dc heerl. Cothen en den Dwarsdijk of Nijendijk, en bepaald door Driebergen, Langbroek, Wijkbij-Duurstede, Houten en Werkhoven. De oppervlakte beloopt 1211 bnnd. Zij wordt doorsneden door den Ivrommen-Rijn en heeft een vruchtbaren kleigrond, die vooral granen voortbrengt. In 1822 had deze gem. 534, in 1840 665, in 1872 757 inw., zijnde de bevolking in 1870 onderscheiden in 540 R.-Kath. en 200 Herv.

Het d. -Cothen heeft 2 kerken (een Herv. en een R.-Kath.) en eene brug over den Krommen-Rijn, waarbij het ond-adell. huis Rijnestein staat. In 1S40 telde de dorpskom 312 bew. Men vindt van Cothen reeds op het einde der 8ste eeuw melding gemaakt. In 1358 sloeg Graaf Wiliciii V in zijn oorlog met het Sticht zich bij Cothen neder.

Cothergrift, vaart, tusschen 1622 en 1037 uit dc Langbroeker-Wetering naar den Krommen-Rhijn gegraven.

Cottessen, geh, in de Limb. gem. Vaals.

Coudewater, of Cauwater, fraaie hofstede in de N.-Erab. gem. Rosmalen. Het was oudtijds een dubbel klooster, in 1434 door eene Hollandsche weduwe, Milla van Kampen, gesticht. Het mannenconvent nam een einde in 1629, het vrouwenconvent in 1712.

Coudorpe, geh. in de Zeeuwsehc gem. Driewegen, in 1S40 met 29, in 1800 met 37 inw. Het was in de grafelijke tijden een dorp, waarvan de kerk nog eeuwen als bouwval staan bleef. Doch in liet midden der 18de eeuw is de overgebleven steen tot het versterken der dijken aangewend. De watervloed van 2 Nov. 1532 heeft vooral den val van Coudorpe bewerkt. Van de oude heerl. Coudorpe zijn nog 260 bund. over.

Coulster (ter), ridderhofstad in de N.-IIoll. gem. Heilo, het slam-huis van het oud-adellijk geslacht ter Coulster, dat van 1412 tot 1537

-ocr page 233-

327

een belangrijke vol in de geseliiedenis van Holland speelde. liet huis ter Coulsler werd in 1517 door do Gelderschen verbrand, doch in lfi4S door den Heer Theophilus Kats herbouwd. Het tegenwoordige huis is in 1310 aangevangen.

Coum, of Koum, geh. onder het Friesche d. Tjum (Franekeradeel).

Courzand, of Koerzand,. landgoed in de Z.-Holl. gein. Charlois, aan den mond van den Koedood, met de Oonrzandsehe-IIaven.

Couwerve, voorm. d. en lieerl. op Z.-Beveland, tegenover st.-Maartensdijk, door den watervloed van .quot;j November 15;?0 vernietigd.

Covelswade, voorstad van Utrecht, buiten de Witte-Vrouwenpoort, in Groot- en Klein-Covelswade onderscheiden.

Covik, buurt in de Geld. gem. Steenderen, in 1840 met 210. in lS7lt;i met 23't inw.

Coxy, voorm. heerl. in Vlaanderen, bij Aardenburg, door verschillende overstroomingen in het laatst der 16de eeuw vernietigd. Zij was met een kasteel voorzien.

Coxysehe-Gat, voorm. water tussehen de Zeeuwsche steden Oost-burg en Sluis, dat door indijkingen is te loor gegaan.

Craijestein, adell. huis in de Geld. gem. Euurmalscn, bij het dorp Tricht.

Craijestein, heerl. in de gem. Sliedrecht, uit eenige polders ten zuiden der Merwede gevormd. Het oude d. Craijestein werd bij het ontstaan van den Zuid-Hollandschen-Waard in 1131 overstroomd.

Crapoel, geh. in de Limb. gem. Gulpen.

Craubach, of Croubeek, buurt in de Limb. gom. Klimmen, mei steengroeven. Zij had in 1840 118, in 18C0 183 inw.

Crailweisgors, pold. in de N.-Brab. gein. Terheyden, 327 bund. gr.

Creecke, voorm. d. en amb. op 't Zeeuwsche eiland Zuid-Beveland. in 1530 overstroomd.

Crevecoeur, fort in de N.-Brab. gem. Empel, gebouwd op een landpunt, door den mond van de Dieze en do Maas gevormd. Hot ontving den naam van Crevecoeur, nadat het in dou zomer van 1587 door den Staatschen Veldoverste van Hohonlohe was veroverd. Daarop geslecht, bouwden de Spanjaarden het eerlang weder op, maar met geen andere uitkomst, dan dat Prins Maurits het in 1590 bemachtigde. Tc vergeefs poogde Pieter Ernst, Graaf van Mansfeld, deze schans in 1593 voor de Spanjaarden tc heroveren. Prins Maurits drong den vijand dien toeleg op te geven. In 1599 ging deze sterkte echter voor de Nederlanders verloren, doch Prins Maurits hernam hnar den 2-'i Maart 1000, waarna

1 5 *

-ocr page 234-

238

de dappere Stadhouder haar met zeven bolwerken versterkte. Hare verovering in 1672 en 1794 door de Fransehen werd als oen gevoelig verlies aangemerkt.

In 1746 is een kanaal uit de Dieze door dit fort geleid, welk kanaal van 18»8 tot 1861, toen de mond der Dieze werd afgesloten, met groote kosten werd verbeterd en tot den gewonen waterweg van en naar 's Iler-togenbosch ingericht.

CromBtrijen, heerl. iu Z.-Holl., op den Hoeksehen-Waard, bevattende de polders Groot-Cromstrijen, Klein-Cromstrijen, Nieuw-Cromstrijen en Numanspolder, en daarin de d. Kumansdorp en Klaaswaal. Zij heeft eene oppervlakte van 3193 bund. De heerl. is ontstaan door de gift van den Roomsch-Koning Maximiliaan, op den 16 Juni 1492, aan zijn eersten Secretaris Gerrit Numan.

Cromvoirt, gem. in N.-Brab., ingesloten door de gemeenten 's-Her-togenboseli, Vucht, Helvoirt, Vlijmen en Engelen, hebbende 1421 bund, oppervlakte. Met uitzondering van de noordelijke kleigronden, bestaan de landen dezer gemeente uit diluvisch zand, deels heide, deels korenakkers en weiden. In 1822 had deze gem. 432, in 1840 463, in 1872 465 inw. Alle ingezetenen belijden den R.-Kath. godsdienst. Behalve het d. Cromvoirt, bevat de gem. de geh. Groot-Deuteren en Klein-Deuteren.

Het d. Cromvoirt ligt 1 uur ten zuid-westen van 's-Hertogenboseh. Het had in 1840 in de kom 393, in lS60411 inw. De grenssclieidingnaar de zijde van Vlijmen en Engelen — welke dorpen sinds de 14de eeuw tot Holland behoorden — werd bepaald door Hertog Wenceslaus en Hertogin Johanna den 27 September 1356, en de geschillen, daarover ontstaan, door vijf scheidsmannen beslist op IS October 1372. In 1503 werd Cromvoirt door Hertog Filips verpand, doch reeds na weinige jaren loste de stad 's Hertogenbosch dit pandschap af. De oude dorpskerk, die sedert den Münsterschen vrede aan de Hervormden was afgestaan, stortte op het einde der vorige eeuw in. De stichting der tegenwoordige R.-Kath. kerk dagteekent van 1717.

Croy, kasteel in de N.-Brab. gem. Stiphout, aan do Mierle. Het behoorde vóór 1643 tot do gem. Aarlc, en is o. a. bezeten door de geslachten Dekker, de Mcllo, van Elen en van der Brugghen.

Crubeke-en-Graspolder, pold. van ruim 23 bund, in do Zeeuwsehe gem. Zuidzande, in 1506 bedijkt.

Cruis, of Hoog-Cruts, buurt in de Limb, gemeenten Noorbeek en Slenaken, die haar naam en oorsprong ontleent aan een Kruisheerenklooster, dat op 't einde der 18de eeuw werd opgeheven. Het gedeelte onder Noorbeek telde in 1840 82, in 1860 93 inw. In hot ged. onder Slenaken woonden in 1840 33, in 1860 35 ingezetenen.

Cruyskerko, een der 34 verdronken en sedert niet herbouwde dorpen van den Grooton-Zuiil-Hollandschen-Waard. Met 71 andere dorpen werd het den 18 November 1421 door het water overstelpt.

-ocr page 235-

229

Cubaard, Eubaard, of Koebaard, klein a., met eone Heiv. kerk, in de Fricsche gem. Hennaarderadeel. Het telde in 1SH met de onder-hoürigc buurten Barkwerd en Terburg 250, in 1840 338, in 1872 462 inw.

Cubaarder-vaart, vaart, die uit de Bolsward-Leeuwarder-trekvaart langs Cubaard naar den Slagtedijk loopt.

Culemborg, Culenborg of Kuilenburg, voormalige heerlijkheid on vervolgens graafschap aan de Lek, tusschen Gelderland, Holland en Utrecht, bevattende de stad Culemborg, de dorpen Zijderveld en Ever-dingen, en de buurten Goilberdingen en Redichem, benevens de landen, tot aan het voorm. ambt van Beest-en-Rhenoy.

Du eerste Heeren van Culemborg, die de geschiedenis kent, stamden af uit het huis van Beusichem of Bosinchem. Hubert van Beusichem, die op het einde der 13de eeuw in de geschiedenis wordt genoemd, bevrijdde in 1281 den grond, waarop zijn slot Culemborg was gebouwd, van den lecnplicht, waardoor het tot dien tijd aan de proostdij van st.-balvator te Utrecht was verbonden. Zijne opvolgers en opvolgsters waren: zijn zoon Jan I, van Beusichem, die door huwelijk de heerlijkheid Maurik verwierf; Hubert 11, van Beusichem, die de heerl. Werth in Munsterland bchuwelijkte en door aankoop zijne goederen met Schalkwijk, Everdingen, Goilberdingen, Honswijk en Zijderveld vergrootte; Jan van Culemborg, die de heerlijkheid van 1347 tot 1377 bezat; Gerard I, die in 1394 overleed; Hubert III, die Over-Zijderveld aankocht; Jan II, die van 1422 tot 1452 zijn land beheerde; Gerard 11, die de heerlijkheden Lienden, Leede, Oudewaard enz. door koop bekwam; Jasper, die in 1480 zijn vader opvolgde; en Elisabeth, de laatste spruit van het oude Culemborgsche Huis, die van 1506 tot 1555 dit gebied als Vrouwe bestuurde.

Toen Floris van Palland in laatstgenoemd jaar zijne aangehuwde tante Elisabeth opvolgde, werd de heerlijkheid Culemborg door Keizer Karei V tot een graafschap verheven, dat in 1598 door erfenis aan Floris II (van Palland) kwam.

Bij den dood van dezen Floris II (in 1639) kwam Culemborg aan het geslacht van Waldeck, waaruit achtereenvolgens over dit graafschap regeerden : Filips Theodor, tot 1645; Heinrich Wolrad, tot 1664; George Friedrich, tot 1692: en Luise Anna, tot 1714.

Na den dood der kinderlooze Luise Anna kwam Culemborg aan Ernst Friedrich, Hertog van Saksen-Hildburghausen, die het graafschap in 1720 aan do Staten van het Kwartier-van-ÜSljmegen verkocht.

Aan deze Staten bleef de heerschappij tot 1748, toen zij die opdroegen aan Willem IV, Prins van Oranje-Nassau, Erfstadhouder der Vereenigde-Nederlanden, in wiens Huis zij tot op de omwenteling van Januari 1795 bleef.

Culemborg maakte tot 1795 een onafhankelijk gebied uit. De Graaf, alleen door den leenband over eenige domeinen aan het hertogdom Gelder gehecht, gelijk wegens anderen aan het graafschap Holland, oefende al de rechten van soevereiniteit uit. De Staten van Gelderland beweerden

-ocr page 236-

330

wel is waar raeermalcn dat zij recht ofj ilic soovereiuileit hadden, doch Culemborg's zelfstandigheid bleef' tot op de Fransohe omwenteling gehandhaafd.

Culemborg, Culenborg of Kuilenburg, kanton van het Geld. arrondissement Tiel, bevattende de 5 gem. Culemhorg, Buren, Beusichem, Buurmalsen en Beest.

Culemborg, Culenborg, of Kuilenburg, kerkel. ring der klassis Tiel van de Herv. Kerk, bevattende de 8 gem.: Asch, Beusichem, Buren, Buurmalsen, Culemborg, Kriehem, Tricht en Zoelmond. Er zijn 8 kerken, die bediend worden door 9 predikanten.

Culemborg, Culenborg, of Kuilenburg ♦), gem. in Geld., grenzende in het noorden aan Tull-en-'t Waal, Schalkwijk en Houten (Utr.), in het westen aan Everdingen en Heikop-en-Boeicop (Z.-Holl.), in het zuiden aan Beest en Buurmalsen, en in het oosten aan Beusichem (Geld.). De noorder grenslijn loopt thans door het midden van de Lek.

De gem. is groot 2858 bund., waarvan het wei- en hooiland 1840, en het bouwland 729 bund, beslaat. De grond bestaat in het geheele noorden, midden en oosten uit klei, in het zuidwesten uit laag veen.

In 179C had Culemborg 3766, in 1811 4382, in 1830 é2cJ9, in 184U 4697, in 1850 5121, in 1860 5413 inw. Op 1 Januari 1872 was de bevolking (6318 zielen) saamgesteld uit 3170 K.-Kath., 198 Oud-Eoom-schen, 2619 Herv., 84 Ev.-Luth., 3 Herst.-Luth., 10 Doopsg., 2 Rem., 29 Chr.-Geref. en 198 Israëlieten.

De stad Culemborg, op den zuideroever van de Lek gebouwd, dankt hare stichting waarschijnlijk aan het kasteel, door een der Heeren van Beusichem hier gebouwd. Bij verscheidene gelegenheden werd de plaats, die in 1318 een beschreven stadsrecht bekwam, uitgelegd, zoodat zij eindelijk tot 3 blokken aangroeide, door grachten, muren en poorten van elkander gescheiden. Nadat de Binnenstad was ommuurd, werd de Hienwstad van 1385 tot 1394 aangelegd, en de Havendijk in 1427 bemuurd. De tegenwoordige Haven, aan de noordzijde der stad, werd in 1518 op bevel van Elisabeth van Culemborg en haar gade Anthonie gegraven.

De geschiedenis beeft merkwaardige herinneringen ten aanzien van Culemborg opgeteekend. Daartoe behooren de mislukte aanval der ütrecht-sehen onder Jan van Buren op deze stad. den 3 Februari 1428: de mislukte aanslag van Heer Gerrit van Culemborg, in 1449; de mislukte aanslag van Hertog Adolf van Gelder in 1466 ; de beeldstormerij, in September 1567 ; de brand van 8 October 1570; de gruwelen, door dc Spaansche bezetting tegen Hollandsche gevangenen in 1574 bedreven; de pest van 1599; het oproer over het aanschaffen van een stads molenkar

*) De eerstgenoemde schrijfwijze is die van het gemeentebestuur. Er is echter vrij wat verzet tegen. Op stukken, van gemceutcwege gepubliceerd, kan men in den tekst Culemborg, in het onderschrift Culenborg lezen. De Prov. Staten schrijven mede Culenborg.

-ocr page 237-

331

in 1650; het verblijf der Franschen in 1672 en 1673, dat vooral iloor velerlei afpersingen gekenmerkt werd; de slechting van het kasteel in 1735 en 1812.

Culemborg ligt tussehen grachten en wallen besloten, en heeft bij eene lengte van 1000 ellen, slechts 350 tot 330 ellen breedte. Het schoonste deel is het middelvak, de dusgenoemde Binnenstad, vooral de omtrek der Groote Markt. Van de oude binnenpoorten is de Lanksmeerderpoort, tassehen de Binnenstad en de Nieuwstad. nog over. Binnen do stad tolde men in 1840 666 huizen, met 4211 imv., welke cijfers in 1860 tot 865 en 4531 vermeerderd waren.

De stad heeft 6 kerken, t. w. een Herv. kerk, een Luthersche kerk. een Chr.-Geref. kerk, esn E.-Kath. kerk, een Oud-Roomsche kerk en een synagoge.

De Herv. kerk staat tor plaatse eener oude kapel, die tot 1310 onder-hoorig was aan do moederkerk te Beusichom. De tegenwoordige kerk is, na het vernielen der vorige, door een hevigen brand, van 1654 tot 1659 gebouwd. Op het hooge koor ziet men een marmeren gedenksteen voor Vrouwe Catharina Alida van Slingeland, geboren van der Dusson.

Tot de overige merkwaardige gebouwen behooren: het Stadhuis, een sierlijk en fraai gebouw van 153t; de Lanksmeerdorpoort, de toegang van de Binnen- naar do Nieuwstad; het Weeshuis, volgens de uiterste wilsbeschikking van Vrouwe Elisabeth van Culemborg in 1535 gesticht; en de gebouwen van het E.-Kath. Seminarie, dat in IS 11 het Seminarie van 's Heerenberg verving.

Merkwaardiger dan al die bouwgewrochten van vroegeren tijd is de spoorwegbrug over de Lek. Zij ligt een weinig beneden de stad, waar de stroom op beide oevers door groote uiterwaarden wordt bozoomd. De geheole lengte der brug, gemeten tussehen de voor- of dagzijden der landhoofden, bedraagt K6ö cl, terwijl het noorderlandhoofd tot den Lekdijk 400 el, en het zuider landhoofd 235 cl lengte heeft. De brug is samengesteld uit 7 openingen van 57 el, een opening van 80 cl en één van 150 el. De overspanningen van 57 cl strekken zich boven den uiterwaard op den reehter-of noordelijken oever uit, om dienst te doen bij hoog water. De brug van 80 el rust aan de eene zijde op een aau den rechterkant van dien oever gebouwden pijler, en aan de andere zijde op een stroompijler in het rivierbed, die oven bezuiden de aangenomen noordelijke normaallijn der rivier is opgetrokken. Eindelijk rust de brug van 150 el op dezen pijler en op hot linker landhoofd, dat op den zoom van den linker of Culemborgschen oever is opgericht. De onderkant der brug ligt 12.66 el boven den middelbaren rivierstand.

in het voorjaar van 1863 aangevangen, is de brug in vijf jaren voltooid en bij de opening van den weg van Utrecht naar Waardenburg, don 1 November 1868, in dienst genomen. Den 23 December 1862 was de bouw der landhoofden en jiijlers mot de daarbij behoorendc werken aanbesteed aau 1J. Quant te Amsterdam voor ƒ S'JïjSOO, waarna voor don bovenbouw don 18 Januari 1866 voor ƒ 1,814,000 word ingeschreven door A. C. Harkort te Harkorten. Met inbegrip van lijnpad en krib-

-ocr page 238-

332

werken ter wederzijde, het verzwaren der dijken en den aankoop van gronden heeft de brug bijna ƒ 3.300,000 gekost.

Het eerste kasteel van Culeraborg stond ten westen der stad, doch werd op last van Heer Jan door een ander, aan de oostzijde, vervangen, dat door grootte, sterkte en menigte van torens boven bijna alle sloten aan de Lek uitblonk. Het bleef in welstand tot 1672, toen het de inlegering van onbeschofte Fransche krijgsbenden moest verduren. In 1735 werd het opperhof, en in 1812 het laatste overblijfsel, de Witte Toren, gesloopt.

De middelen van bestaan der Culemborgers spruiten ten deele vourt uit handel en scheepvaart, landbouw en veeteelt, visscherij en markten, deels uit handwerken en fabrieken. Men telt te dezer stede 1 geweerfabriek, 10 stoelenmakerijen, 13 klompenmakerijen, 1 distilleerderij, 1 steenbakkerij, 3 tabaks- en 3 sigarenfabrieken, 1 bierbrouwerij, 1 azijnmakerij, 1 kurkfabriek, 2 houtzaagmolens en eenige kleinere inrichtingen van volksvlijt.

Cunerabergje, heuvel, 4 min. ten zuidoosten van Ehenen, aan den weg langs den voet des Heimenberg's, met een prachtig uitzicht op den Rijn, de Betuwe, de stad en den bergwand.

Cuyk, Kuik, of Land-ean-Cuyk, voorm. baronie aan de Maas. Zij was omringd door Gelderland, Brabant en Cleve, en omsloot de baronie van Boxmeer. Het Land was verdeeld in het Over-Ambt en Neder-Ambt, waarvan het eene de dorpen Maashees, Vierlingsbeek, Groeningen, Vorthem, Sambeek, Beugen, Overloon, Oploo en Rijkevoort bevatte, terwijl het tweede gevormd werd door de stad Grave, het vlek Cuyk, en de d. Neer-Loon, Escharen, Gassel, Beers, Mill, st.-Hubert, Wanrooy, Groot-Linden, Haps en st.-Agatha.

De oorsprong der heerlijkheid Cuyk is even onzeker als van de meeste heerschappijen die in de middeleeuwen ontstonden. Historische zekerheid begint eerst met Heer Herman T, die naar het schijnt in 1068 overleed. Hij en zijne eerste opvolgers werden veelal met den titel van Graaf aangeduid, vermoedelijk omdat zij Burggraven te Utrecht waren. Zijne opvolgers waren: Hendrik I, tot in of omstreeks 1108; Herman II, tot in of omstreeks 1170; Hendrik II, tot in of omstreeks 1201: Albert, waarschijnlijk tot 1333; Hendrik III, tot 1265 ; Jan I, tot 1308; Otto, tot 1350 ; Jan II, tot 1332; Jan III, tot 1364; Jan IV, tot 1382; Wenemar, tot 1390: Jan V, tot 1394.

De zuster van Heer Jan V, Johanna, die op de rij dor Heeren uit het oude Cuyksche Huis volgde, bestierde haar land slechts tot 15 December 1400, toen zij ten behoeve van Willem I, Hertog van Gelder, afstand deed van het benedendeel van hare heerlijkheid, nevens de stad Grave, en zich tevens tot leenhulde verplichtte voor het overige deel, het land dat zich van de Üefi'elterbeek opwaarts langs de Maas uitstrekt.

De heerlijkheid Grave-en-Cuyk bleef nogtans verplicht tot de leenhulde tegenover de Hertogen van Brabant, die daartoe reeds sinds lang het recht bezaten.

-ocr page 239-

233

Bij cene ourkonde op ~fi November 14SI scheidde de Aartshertog Maximiliaan de stad Grave en 't-Land-van-Cuyk van Gelderland af, om beiden ten nauwste aan Brabant te hechten. Doch den 10 Augustus 1485 verklaarde dezelfde Vorst, dat Cuyk voortaan noch tot Brabant, noch tot Gelderland zonde behooren, maar een neutraal domein van zijn Huis uitmaken.

Deze onzijdigheid duurde slechts tot 1519, toen Keizer Karei V een open brief uitvaardigde, waarbij hij vaststelde, dat de stad Grave en het Land-van-Cayk op nieuw bij hot Hertogdom Brabant zouden ingelijfd zijn, om er niet meer van gescheiden te worden.

Inmiddels (in 1517) was deze heerlijkheid door Karei verpand aan Floris van Egmond, Graaf van Buren, vervolgens (in 1539) door erfenis aan diens zoon Maximiliaan van Buren gekomen, en sedert korten tijd (1549) ten deel gevallen aan Anna van Egmond, die twee jaren later de gade werd van Prins Willem I van Nassau-Oranje.

Karei V loste het pandsehap van Grave-en-Cuyk in, doch Koning Fi-lips II verpandde den 6 Mei 1559 de heerlijkheid op nieuw. Pandheer was Willem van Oranje, die als zoodanig in 1560 gehuldigd werd.

Prins Maurits ontving dezelfde hulde den 38 September 1602; doch bij resolutie der Staten-Generaal van 9 December 1611 werd bepaald, dat het pandsehap, 'twelk de Prinsen van Oranje over Grave en Cuyk bezaten, in een wettig eigendom zou overgaan.

Sedert heeft het Land-van-Cuyk den naam van baronie gedragen, en is aan het Huis van Nassau-Oranje en de erfgenamen daarvan gebleven tot op de groote omwenteling van 1795.

Cuyk, dek. van het bisdom 's-Hertogenboseh, bevattende 18 parochiën en 1 rectoraat. De par. zijn. st.-Antonis, Beers, Beugen, Boxmeer, Cuyk, Gassel, Grave, Groot-Linden, Haps, st.-Hubert, Ledeakker, Maashees, Mill, Oett'elt, Opioo, Over-Loon, Rijkevoort, Sambeek en Vierlingsbeek. Het rectoraat Vortum, met eene bijkerk te Mullum, behoort tot de par. Sambeek.

Cuyk, of Kuik, fraai vlek in N.-Brab. in de gem. Cuyk-eu-st.-Agatha. Het ligt aan de Maas en is van hoogen ouderdom, naardien het reeds ten tijde der Romeinen is bewoond geweest. Menigvuldige oudheden, aldaar opgedolven, strekken daarvan ten bewijze. Vermoedelijk noemden de Latijnen het Cevecnm 1). De oude burg van Cuyk is waarschijnlijk door overstrooming van de Maas verwoest. Cuyk had binnen zijne kom ten jare 1860 843 ingezetenen. Er zijn 3 Christenkerken; de st.-Martinuskerk der Katholieken, wier stichting tot ver verwijderde tijden opklimt, en de in 1810 gebouwde Herv. kerk. Ook is er eene synagoge. Het Raadhuis, een nieuw, sierlijk gebouw, prijkt in den voorgevel met het standbeeld van Heer Jan I van Cuyk. Het vlek heeft verscheidene fabrieken, name-

1

Waarschijnlijk is de naam Ceveluin op dc Romeiusehc reiskaart Tabula Peutingeriana door ceue' schrijffout ontstaan.

-ocr page 240-

334

lijk o bierbrouwerijen, 7 leerlooierijen, 1 steenbakkerij. 1 j.anncnbak-kerij, 1 fabriek van kerksieraden, 1 kachel- en brandkastenfabriek,

sigarenfabriek, en 1 fabriek van koffiemolens, balansen en bascules.

Cuyk-en-St.-Agatha, gem. in N.-Brab. tnsschen Linden, Beers, Haps on Oeflfelt (N.-Brab.), Mook-en-Middelaar en Ottersum (Limb.J. ZIJ beslaat 1098 bund., en telde in 1822 1673, in 1810 1899. in 1872 22Sa inw. in 187U deelden de ingezetenen zich in 2141 R.-Kath., 10S Ilerv. en 19 Israëlieten. Nevens den landbouw, die op den weltoebereidcn zandgrond (diluvium) met gunstig gevolg wordt gedreven, bloeien ei-handel, ambaehts- cn fabrieks-nijverheid. Het verkeer wordt door de voorbijstroomende Maas bevorderd. Behalve het vlek Cuyk, bevat de gem. de kloosterbuurt st.-Agatha en de geh. Ewinkel, Vianen, Heeswijk. en Cuyksche-Heide.

Cuyksche-Heide, geh. in de gem. Cuyk c. a., op de grenzen van Haps cn Bcers.

Cuzemer, of Kuzemar, vooim. nonnenklooster van de Premonstra-tenser orde in de Gron. gein. üldckerk. Het werd in't begin der 13de eeuw onder den naam van st.-Maria's-poort door Hendricus. proost van Bo-rethe, gesticht, doch op het einde der 16de eeuw geslecht. De plek. nog herkenbaar aan hare liooge ligging, wordt thans door eene boerderij ingenomen.

-ocr page 241-

Daal, of Dal. geh. in tie Limb. gem. Vocremlaal.

Daalhof, voorm. slot in de Üvcrijss. gom. Giethoorn, onibtreuks 16SU gesloopt.

Daalhuizen, schoon un uitgestrekt landgoed in du Geld. gein. Rhe-den, in de vorige eeuw door den geschiedschrijver Gerard van Hasselt aangelegd, die er in 1810 een gedenkteeken plaatste ter eere van den held Prins Willem Frederik George Lodewijk en diens brave wapenbroederen.

Daalmeer, of Aalmeer, in 1575 drooggemaakt meer in de N. Holl. gom. Koedijk, 131 bund, groot.

Daalsche-dijk, wog van Utrecht naar de voorm abdij Mariëndaal.

Daarle, d. in de Overljsselsclie gom. Hellendoorn, in IStO met 386, in 18fi0 met 634 inw. Tot 1855 slechts eene buurt, is het toen door de stichting van eenc Herv. kerk in den rang der dorpen getreden.

Daasdonck, meermalen het Ladderkasteeltje genoemd, voorm. kasteel in do N.-Brab. gem. Ginneken-en-Bavel, in 1832 afgebrand.

Daelhem, of Dalhem, voorm. graafschap aan de Maas en de Berwine, welks beheerschers hun land deels als eigen goederen bezaten, deels in leen van de Hertogen van Limburg cn Brabant hadden ontvangen. De eerste Graaf, die door de geschiedenis wordt vermeld, Willem, ontmoeten wij in 1108 en 1128. Hij werd opgevolgd door Koenraad, die in bescheiden van 1146 tot 1152 voorkomt en waarschijnlijk het graafschap aan het Huis van Hochstade bracht. Uit dit geslacht regeerden over Daelhem: Dirk 1 (tot omstreeks 11Ü7); Lotharius 1 (tot omstreeks 1211)); Lotharius II (tot omstreeks 1238): en Dirk II, die zich gedrongen zag, den 23 Februari 1244, zijn land aan Hertog Hendrik 11 van Brabant af te staan. De leenhulde, waartoe de Hertog van Brabant over cenigc deelen van dit graafschap aan den Hertog van Limburg verplicht was, kocht Hendrik 111 van Walram IV in 1258 af.

Nadat Limburg in 1288 aan ürabant was gekomen, is Daelhem aan Limburg toegevoegd, als een der Landcn-van-Overmazc.

Ten gevolge dor verovering van hot steedje Daelhem, de hoofdplaats van het graafschap, in 1644, door de Staatschen onder von Stein-Kallenfels. werd hel graafschap Daelhem in 1661 tusschen de Staten der Verecnigde-Nederlanden cn den Koning van Spanje verdeeld. Deze splitsing geschiedde in dier voege, dat de Staten het steedje Daelhem, benevens de hans of

-ocr page 242-

236

heerlijkheden Bombay of Bolbeek, Trembleur (met Jilegny en st.-Andre'J, Fcneur, Cadier en Oost bekwamen, terwijl dc bans van Cheratte (met st.-Remy, Housse, Mortier, Eichelle, Warsage en Aubm-Neufchateau) en van Aubel (met 's-Gravenvoeren, Mheer, Noorbeek, st.-Maartensvoeren, Mouland en st.-.Tean-Sart) aan Spanje bleven of terugkeerden. Het dorp Berneau was bij deze verdeeling niet vermeld, doch Noord-Nederland vergrootte het Staatsch-Daelhem met den ban van Olno, welken het ten gevolge der deoling van bet eigenlijke hertogdom Limburg bekwam.

Bij den vrede van 5 November 17S5, te Versailles gesloten, stonden de Staten Keizer Jozef af den ban van Olne, de heerlijkheid Blegny-le-Trem-bleur met st.-Andre, de heerlijkheid Feneur, de heerlijkheid Bombay en de stad en het kasteel van Daelhem, benevens hunne aanspraken op dc heerlijkheid Bernau. De overgifte van dit grondgebied had plaats op den 10 en 12 Juli 1786.

Sedert bleef het Staatsch-Daelhem beperkt tot Cadier en Oost, die in 171)5 aan het Departement van de Neder-Maas werden toegevoegd, welk gewest in 1815 den naam van Limburg verkreeg. Van Spaansch- of Oos-tenrijksch-Daelhem zijn Mheer en Noorbeek aan Neder-Maas en Limburg gekomen.

Dale, buurt in de Geld. gem. Aalten, in 1840 met 547, in 187^ met 573 inw.

Dalem, d. in de Geld. gem. Vuren, aan den Waaldijk, in 1840 met 321, in 1860 mot 333 inw. Dc kleine, doch fraaie Herv. kerk is in 1801 gebouwd. Dalem is eenc oude bezitting der Heeren van Arkel, zijnde, naar men meent, op het einde der 11de eeuw door Heer Jan V gesticht. Dalem kwam aan Gelderland als eenc vercering, die eenige edelen uit den Tielerwaard hun Hertog aanboden, toen deze in 1423 zijne blijde inkomst hield. In 1498 werd Dalem verpand door Hertog Karei aan Willem van Rossem, en in 1568 werd deze heerlijkheid door Koning filips II aan Joachim Hop in leen uitgegeven. Wijl Dalem nauwelijks een kwartier van Gorinehem ligt, heeft hot d., zoo vaak deze vesting werd aangetast, veel geleden, vooral in 1795, als ook in 1813 en 1814.

Dalem, of Dalen, buurt in de N.-Brab. gem. Hoogeloon, in 1840 met 152 inw.

Dalemsclie-polder, pold. in de Geld. gem. Vuren, 321 bund, groot.

Dalemsche-polder, pold. in de Zceuwsche gem. Tholen, waarvan de bedijking tot een zeer vroeg tijdperk opklimt. Deze pold. is ruim 67 bund, groot.

Dalen, gem. in Drenthe, tusschen de gemeenten Coevorden, Hooge-veen, Oosterhesselcn, Slcen en Emmen (Drenthe), het hert. Aremberg-Meppen en het graafschap Bentheim (Pruissen). Do grond — 14,190 bunders — bestaat voor het grootste deel uit hoog veen. Doch langs de drie beken, het Loodiep, het Drostendiep en het Schoonebekerdiep, vindt men deels laag veen, deels klei, terwijl men in dc westerhelft der gem. uitgestrekte velden ontmoet, door diluvisch zand gevormd. In 1832 had deze

-ocr page 243-

237

gem. Ifi04, in 1840 3020, in 1872 3756 imv. Men onderscheidde hen in laatstgenoemd jaai' in 2713 Ned.-Herv., 2 Lnth., 1 Doopsgez. , 210 Chr.-Ger., 762 R.-Kath. en 62 Israëlieten. Landbouw en veeteelt maken hun hoofdbedrijf uit. De voornaamste handelsproducten, die worden gewonnen, zijn rogge, gerst, haver, boekweit en aardappelen. In geringe hoeveelheid oogst men er ook erwten, boonen en vlas. liet weiland besloeg in 1871 2796 en het hooiland 1395 bunders, terwijl men toen den veestapel op 823 paarden, 3470 runderen, 4150 schapen, 650 varkens, 75 geiten en bokken berekende. Er worden ongeveer 1200 bijenkorven gehouden. De gem. bevat de d. Dalen, Schoonebeek en Kiemv-Schoone-beek, de buurten Wachtnm en Dalerveen en de geh. de Loo, de Vosse-belt en Veenlmizon.

Het d. Dalen, een der fraaiste van Drenthe, zoo door zijn welig geboomte en velden, als sierlijke en nette huizen, had in 1840 1264 en in 1860 1291 inw. De kerk der Hervormden werd In 1824 vernieuwd, omdat do vorige bij het beleg van Coevorden in 1813 en 1S14 was vernield. Vroeger had Dalen bij de veelvuldige krijgsgebeurtenissen voor Coevorden eveneens veel geleden, vooral In den Nederlandsch-Münsterschen oorlog van 1672 tot 1674. Onder het Fransrh bestuur maakte Dalen met Oos-terhesselen ééne mairie uit.

Dalenbroek, of Dahlenbrook, boerenhoeve in de Limb, gemeente Hcrkenbosch-en-Meliek, in 1840 met 17 bew. Daarbij lag weleer het sterke kasteel Dalenbroek, eens een der belangrijkste van liet hertogdom Gulik. Binnen zijne muren werden vele gewichtige aangelegenheden betreffende de heerlijkheid Heinsberg, het graafschap Loon en andere gewesten geregeld, daar zijne eigenaars met vorstelijke geslachten verzwagerd waren. Den 7 October 1598 werd Dalenbroek door de Spanjaarden berend en door ülrich von Daun, Graaf van Falkensteln, die op het kasteel het bewind voerde, bij verdrag overgegeven. De Spanjaarden schonden echter die overeenkomst en vermoordden zoowel den Graaf als zijne volgelingen.

Dalerveen, buurt In de Drentsche gem. Dalen, in 1840 met 275, in 1860 met 344 inw.

Dalfsen, gem. in Overijssel, die door Zwollerkerspel, jSicuw-Leusen. Ambt-Ommen, Raalte en Hoino Ingesloten, eene oppervlakte beslaat van ruim 12,866 bund. Vóór de wet van 24 December 1871 rekende men slechts nagenoeg 12,853 bunder, doch daarbij vond eene nieuwe regeling naar de zijde van Ileino plaats. Het grootste deel van Dalfsen bestaat uit diluvisch zand. Langs de Vecht en In het Dalmsholte vindt men kleigrond en op de grens van Zwollerkerspel en Niemv-Leasen laag veen. In 1822 had deze gem. 3781, in 1840 4534, In 1872 5340 Inw., die zich In laatstgenoemd jaar onderscheidden in 3387 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 3 Ev.-Luth., 243 Chr.-Geref., 1676 R.-Kath. en 25 Israëlieten. Dalfsen bestaat uit de dorpen of kerkbuurten Dalfsen en Hoonhorst, benevens de buurten I.enthe (sedert 1815 slechts ten deele), Ankum, Oud-Lensen, Emmen, Gerner,

-ocr page 244-

23 S

Millegen, Rcehteren, Hessem, Welsum, Ooster-Dalfsen cn Dalmsholtc. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Doch zij fokken ook vee, bereiden zuivel en arbeiden op eene stoomweverij, eene chieoreifabriek en II windkorenmolens. De gam. wordt verfraaid door een aantal schoone buitenplaatsen en adellijke huizen, als Reehteren, den Berg, Ma-tarani, de Aalshorst, Hoevelding en de Horst, aan de zuidzijde der Vecht, en de Leemcule, Ruitenborgh, Hofwijk en Ankum in de noorderhelft.

Het schoone, welvarende dorp Dalfsen, in 18^0 met 1171, in 1860 met 1087 inw., ligt op den noorderoever der Vecht, in eene met hoog geboomte fraai beplante streek. De Hervormde Kerk, een der grootste en fraaiste van het platteland in Overijssel, prijkt met eene marmeren graftombe der Graven van Reehteren. Nevens dit bedehuis heeft men er kerken voor de Chr.-Geref, R.-Kath. en Israëlieten. De brug over de Vecht is in 183(1 gelegd. Dalfsen werd reeds ten jare 1237 vermeld.

Dallingeweer, geh. in de Gron. gem. Termunten.

Dalmsholte, oude markte in de Overijsselsche gem. Dalfsen en Ambt-Ommen, vroeger genoegzaam alleen moeras en veengronden, doch sedert het graven der kanalen tusschen Zwolle, Deventer en Almelo voor een aanzienlijk deel ontgonnen. In de buurtschap Dalmsholte, onder Dalfsen aan het Kanaal ontstaan, is een gemeenteschool gesticht.

Dam, geh. in de Limb. gem. Ottersum.

Dam (den), of Nieuwendam, geh. in N.-Holl , deels in de gem. Assendelft, deels in de gem. Uitgeest, in 1840 met 64 inw., waarvan 36 in eerstgenoemde en 28 in laatstgenoemde gem. Het ontleent zijn naam aan den dam die daar ten jare 1357 in het IJ werd gelegd.

Dam (de), oude havezatho in de Geld. gem, Gorssel, reeds in 1324 vermeld.

Dam (de), geh. in de Gron. gem. Kloosterburen.

Dam (ten), voorm. havez. in de Overijsselsche gem. llellendoorn.

Damhouderspolder, pold. van 139 bund, in de Z.-lIoll. gem. Stompwijk.

Dammerscbeid, voorm. kasteel in de Limb. gem. Klimmen, waarvan nog geringe overblijfselen worden gevonden.

Dampten, voorm. buurt in N.-Holl., groot 255 bund. Thans maakt deze streek zoowel een pold. als een deel dor gem. Hoorn uit.

Dampolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Zwammerdam, groot 44S bnnd.

Damsterdisp, vaart in de prov. Gron., van de stad Groningen tot de Eems bij Delfzijl. Jn deze vaart, die in 1598 werd gedolven, zijn het voorm. riviertje de Fivel en het kanaal de Delf opgenomen. Zij ontleent haar naam aan de stad Appingedam, waardoor dit diep loopt.

Daniëlsweerd, of Daniëlswirkt, geh. in de Limb. Grevenbicht.

-ocr page 245-

239

Daniëlspolder, pold. in tic Zeeuwsclie gem. 's Ileer-Abtskovke, op ile grens der gem. HeiukenszanJ.

Daniken, buurt in Ue gemeenten Schinnen en Geleen. In 1810 halt;l liet deel onder Schinnen 01, dat onder Geleen 54 inwoners. In ISfiO was de bev. van Daniken onder Schinnen toegenomen tot Si, die onder Geleen gedaald tot 31 zielen.

Dantumadeel, gem. in Friesland, weleer de zevende grietenij van Oostergoo, ingesloten door Dokkum, Oost-Dongcradcel, Kollumerlaml-en-Nieuw-Kruisland, Aehtkarspelen, Tietjerksteradeel, Ferwerderadeel en West-Dongeradeel. Hare grootte beloopt 9983 bund. De grond is van zeer verscheiden soort. Het grootste deel is allnvisch zand. Daardoor loopt van Rinsumageest tot Driezum een breede strook diluvisch zand, die, met veel geboomte getooid, het schilderachtigst oord der gem. uitmaakt. Langs de Ee en aan het Dokkumerdiep ligt klei. Zoowel om de Hout-wielen en de Sanjes als op do grenzen van Aehtkarspelen vindt men afgegraven hoog veen, gelijk oost- en noordwaarts van Roodkerk laag veen. De Houtwielen en de San jes zijn kleine meren, even als het Klaarkamp-stermeer, de Zwarte-Broek, de Korte-Suwei, de Lange-Suwei, het Aaltjes-meer, de Wijde-Murk, de Zand-Brekken, (die met Groote-Brekken en Zwarte-Brekken ineenloopen), het Dokkmnermeer, de .Tantjeszee en het Driezu-mermeer. Voor de scheepvaart zijn de meeste dezer wateren van weinig belang: doeh daarentegen zijn de Ee, het Dokkumerdiep, de vaart van Dokkum naar Stroobos, do Kuikhornstervaart en de Woudvaart druk-bezoehte vaarwaters.

De bevolking van Dantumadeel, die in 1741 3020 zielen bedroeg, was in 1811 tot 4485, in 1822 tot 4935, in 1840 tot 0725, in 1872 tot 8558 toegenomen. Men berekende haar in laatstgenoemd jaar op 7120 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 2 Ev.-Luth., 723 Doopsgez., 570 Chr.-Ger., 135 R.-Kath. en 7 van wien men geene opgave had.

Dantumadeel is in 12 dorpen afgedeeld; t. w. Akkerwoude, Zwaag-westeinde, Rinsumageest, Veenwouden, Dantumawoude, Driezum, Mur-merwoude, Wouterswoude, Birdaard, Roodkerk, Sybrandahuis en Janura. Onder Veenwouden behoort het noorderdeel van VeenwoudsterwaL

De bewoners van Dantumadeel vinden hun bestaan meerendecls iu den landbouw en de veeteelt. De bouwgronden leverden in 1871 een oogst van 2100 mud tarwe, 7200 mud rogge, 1080 mud wintergarst, 000 mud zomergarst, 18,000 mud haver, 1890 mud boekweit, 2400 mud boenen. 450 mud erwten, 270 mud stamboonen, 29,000 mud aardappelen, 0U0 mud koolzaad, 4.900,000 kilo chicorei, 540 kilo vlas, enz. De uitgestrektheid van het weiland bedroeg toeu 1880 en van het hooiland S375 bund., terwijl de veestapel was saamgesteld uit 050 paarden, 2 ezels, 0135 runderen, 3800 schapen, 130 varkens, 5 bokken en geiten.

De welvaart wordt bevorderd door 15 ehicoreifabriekcn, 13 smederijen, 5 grutterijeu, 2 houtzaagmolens, 1 kalkbranderij, 2 katoendrukkerijen, 4 korenmolens, 4 mostaardmolens, 1 olie- en cementmolen. 1 touwslagerij, 2 verwerijen.

-ocr page 246-

240

In den ïranschen tijd was Dantumadeel (met uitsluiting van Roodkerk dat aan de mairie Oenkerk was toegevoegd) in 3 mairiën gesplitst, namelijk: Danturaawoude, Rinsumageest en Veenwouden.

Oudtijds was Danturaawoude de hoofdplaats der grietenij, doch reeds voorlang heeft Rinsumageest dien voorrang verkregen.

Dantumawoude, d. in de Friesehe gem. Dantumadeel, ligt een uur ten zuiden van Dokkum, te midden van houw landen en geboomte. Het bevatte in 1811 557, in 1840 558, in 1872 798 inw. Er zijn 2 kerken, eene Herv. eu eene Doopsgez. In vorige eenwen vond men er de staten Botnia, Donia, Oekema, Buinga en anderen.

Darthuizen, buurt in de gem. Leersum, in 1832 met 183, in 1840 met 228, in 1860 met 241 inw. Vroeger was het een klein dorp, doch de kapel, waarvan men in het midden der vorige eeuw nog belangrijke bouwvallen zag, is nu geheel gesloopt. Ook vormde het tot voor weinige jaren eene afzonderlijke gemeente, die echter bij de wet van 27 Juni 1857 bij Leersum werd ingelijfd. De gem. was fi()4 bnnd. groot. Van het oude kasteel der Heeren van Darthuizen is niets meer over. De laatste eigenaar dier ridderhofstad. Otto van Darthuizen, werd in 1580 te Utrecht vermoord.

Darthuizerberg, aanmerkelijke heuvel aan den straatweg van Doorn naar Leersum, waarop een jachthuis (tevens plaats van uitspanning), in Zwitserschen stijl is gebouwd ter plaatse waar zich eens de ridderhofstad Darthuizen verhief. Uit deze woning en van het terras geniet men de verrukkendste vergezichten over het zuidwester deel van t Utreehtschc Overkwartier en de Betuwe.

Dasselaar, geh. in de Geld. gem. Putten.

Dassemis, of Dassomus, buurt in de N.-Brab. gem. Chaam, in 1840 met 204, in 1860 met 237 inw.

Datmour, een der op 18 Nov. 1431 verdronken dorpen van den Zuid-Holl.-Waard. liet lag tussehen Lage-Zwaluwe en Dubbelmondc.

Deddingatauren, of Dedgeburen, geh. onder het Friesehe dorp Oideberkoop (Oost-Stellingwerf).

Dedemsvaart, vaart in Overijssel, die aan het Zwartewater te Hasselt een begin neemt en naar do Vecht bij Ane voert, ter lengte van bijna 41 ned. mijl. Zij heeft haar ontstaan te danken aan Willem Jan Baron Dedem van den Berg, die naar het plan zijns schoonvaders, Gerrit Willem van Marie, in Juli 1S09 met den aanleg een begin maakte en dit werk met zooveel voortvarendheid voortzette, dat in 1S11 reeds eene lengte van 19 Ned. mijlen, van Hasselt tot liet Oosthnizerveld, was gegraven. Nadat dit kanaal in 1845 door de prov. Overijssel was aangekocht, werd door de Staten, den 13 Juli 1852, het besluit genomen, het tot de Vecht te voltooien. Reeds toen waren eenige zijtakken aangevangen, die sedert aanmerkelijk vermeerderd zijn. Het Lichtmiskanaal en de Hoofdwijk door Lutten zijn daarvan de voornaamste. Door der. aanleg van dit kanaal is eene woeste streek, waar in den aanvang dezer eeuw nauwelijks klein

-ocr page 247-

241

wild en gevogelte eene schuilplaats vond, in bloeiende veenkoloniën herschapen. Deze tellen nu reeds ruim 12,000 bewoners, van welken velen door veeteelt, scheepvaart, handel en fabrieken bf een ruim bestaan, bf ten minste het noodige levensonderhoud vinden. De middelpunten dezer veenkoloniën vormen de dorpen Dedemsvaart, Slagharen en Lutten. In 1871 kwamen 5748 schepen de Dedemsvaart afvaren.

Dedemsvaart, d. in de Overijsselscho gom. Avereest, aan het kanaal de Dedemsvaart. Het telde in 1860 3263 inw., waarvan 2400 in de kom en 1863 daar buiten. Van 1809 tot 1811 ontstaan, nam het zeer snel in bloei toe. In 1818 werd er een R.-Kath. en in 1834 een Herv. kerk gebouwd. Vervolgens is daarbij ook eene Chr.-Afg. (Christ.-Geref.) kerk gekomen. Er zijn 4 kalkbranderijen, 1 steenbakkerij, 1 glasblazerij, 1 mast- en blokkenmakerij, 2 touwslagerijen en verscheidene andere inrichtingen van volksvlijt.

Dedgum, d. met een Herv. kerk in de Friesche gem. Wonseradeel. Het had met de geh. Arkum en Ysgum, in 1840 131, in 1872 slechts 118 inw. In 1860 bedroeg de bevolking binnen de kom lOO, in de geh. 29 zielen.

Dedgumerpolder, pold. in de Friesche gem. Wonseradeel, die door de Dedgumerzijl het overtollige water op de Workum-Bolswarder trekvaart loost.

Deel, (ten), benedenpand van het Friesche kanaal de Heerensloot, van Akkrum naar Terhorne (Utingeradeel).

Deel, de Deel, of Tendiel, buurt in de Gron. gem. Middelstum, in 1840 met 94 inw.

Deelen, buurt in de Geld. gem. Ede, in 1840 met 69, in i860 met 281 inw. In vorige eeuwen stond er het adell. huis Deelen.

Deersum, of Deerzum, d. in de Friesche gem. Eauwerderhem, aan den straatweg van Leeuwarden naar Sneek, in 1811 met 184, in 1840 met 244 (waarvan 32 in het geh. Speers), in 1872 met 281 inw., die meest in veeteelt en zuivelnering hun bestaan vinden. Er is een Herv. kerk.

Deest, d. in de Geld. gem. Druten, aan den Waaldijk, in 1840 met 451, in 1872 met 750 inw. De kerk behoort den R.-Kath., die do eenige ingezetenen van het d. uitmaken.

Deikum, geh. in de Gron. gem. Eenrum.

Deil, gem. in Gelderl., tusschen Beest, Buurmalsen, Geldermalsen, Waardenburg, Haaften en Herwijnen, hebbende eene oppervlakte van 2987 bund. Zij is saamgesteld uit de vier heerlijkheden Deil, Rumpt, Gellicum en Enspijk, en telde in 1822 1477, in 1840 1903, in 1872 2180 inw. In laatstgenoemd jaar was de bevolking gesplitst in 1524 Ned.-Herv., 12 Chr.-Gercf., 3 Luth., 632 R.-Kath. en Ü Israëlieten. De grond

16

-ocr page 248-

242

uit rivierklei gevormd, is zeer vruchtbaar, zoodat nevens de veeteelt do landbouw het voornaamste middel van bestaan uitmaakt. Men oogst er allerlei granen, aardappelen, suikerbieten enz. De veestapel bestond in 1871 uit 503 paarden, 160G runderen, 400 schapen, 315 varkens, 400 geiten en bokken. Fabrieken heeft men er niet, tenzij men daaronder 2 koronmolens, 1 grutterij en 4 klompenmakerijen wilde rekenen.

Het d. Deil, in 18411 met 638, in 1S72 mot 817 inw., bevat een Herv. kerk en is zeer aangenaam aan de Linge gelegen. In vroegere eeuwen verhieven er niet minder dan zeven groote kasteelen hunne tinnen, t. w. Bakerbosch, Uingelensttin, Vogelenburg, Reinestein, Schorrestein, Palme-stein en Bulkestein. Duil is zeer oud, daar men het reeds in eene oorkonde van Keizer Otto I uit den jare 970 vermeld vindt.

Deil (ten), voorm. adell. huis in de Z.-Holl. gem. Wassenaar, nu sedert eene reeks van jaren eene veelbezochte pleisterplaats aan den grooten weg van 's Gravenhage naar Leiden en Haarlem.

Deilsche-polder, pold. van 790 bund, in de Geld. gem. Deil.

Deinum, d. in ds Friesche gem. Menaldumadeel, aan de trekvaart van Franeker op Leeuwarden, tegen de helling van oen terp gebouwd. Men telde er in 1311 SGfi, in 1840 496, in 1872 561 inw., waaronder echter de bevolking van het geh. Schenkenschans en het zuiderdeel van het geh. Eilsuma/ijl begrepen waren. Het d. wordt omringd door het st.-Janspad, aangelegd ten diensse der processie, die hier vóór de Herv. op feestdagen ter eere van st.-Jan werd gehouden. Sedert 1580 behoort do kerk den Hervormden. Do zonderlinge vorm des torens heeft daaraan den naam van Deinumer-Buiskool gegeven. Deinum heeft veel gewonnen sedert in de nabijheid eene halte van den Staats-spoorweg is gevestigd. Men vindt er het buiten Welgelegen. De oude staten Feitsma en Siersma zijn gesloopt.

Dekkersbuizen, geh. in de Gron. gem. Bierum.

Delden, tweede kanton van het 3de arrondissement (Almelo) in Overijssel, bevattende de 4 gem.: stad-Delden, ambt-Delden, Hengelo, Borne.

Delden, of stad-Delden, gem. in Overijssel, palende in het noorden, westen en zuidwesten aan 't ambt-Dolden, en in het zuidoosten en oosten aan Hengelo. Zij beslaat 508 bund., alles zandgrond, en telde in 1811 1093, in l!-22 1160, in 1840 1495, in 1872 1627 inw. Deze bevolking splitste zich in laatstgenoemd jaar in: 798 R.-Kath., 767 Uerv., 6 Ev.-Luth., 6 Doopsgez., 1 Chr.-Geref. en 49 Israëlieten.

Behalve de kleine stad Delden, bevat de gem. de buitenbuurten Vosse-brink, st.-Annebrink en Schoppenstede, die to zamen in 1840 316 en in 1860 432 bew. hadden.

Delden is een klein steedje, welks omtrek grootendeels door met hagen omzoomde paden wordt aangewezen. Bevallige omstreken (vooral naar de

-ocr page 249-

243

oostzijde, waar het kasteel Twickelo ligt) maken er het verblijf zeer aangenaam. In 1840 bestond het uit 201 huizen met 1169 inw,, welke cijfers in 1860 tot 246 en 1172 waren toegenomen.

Van Delden wordt het eerst in 1118 melding gemaakt. Het moet toen echter op eene andere plek hebben gelegen, daar de Utrechtsche Bisschop Frederik van Sierck in 1322 aan het verplaatste Delden hetzelfde recht als aan het oude schonk. Elf jaren later (1333) ontving het van Bisschop Johannes III (nit den Huize van Diest) stads rechten, gelijk aan die van Oldenzaal. Ten jare 1583 werd het door de ruiters van Pruist verbrand.

Er zijn 2 kerken, een Herv. en een R.-Kath., benevens eene synagoge.

Delden heeft veel doortocht en sedert November 1865 een station van den staatsspoorweg. Zijne fabrieken bestaan in eene stoomweverij (met 41 werkl.), 1 ververij en drogerij, 1 stoomgrutterij en korenmolen, 1 grutterij en 1 lijnkoekbrekerij.

Delden (ambt), gem. in Overijssel, liggende tusschen Borne, Hengelo, Delden (stad). Haaksbergen, Diepenheim, Markelo, Goor en Wierden. De grond — 8347 bund. — bestaat genoegzaam geheel uit diluvisch zand. Alleen eenige plaatsen langs de Reggc, de Twickelsche-vaart en de Aselerbeek maken eene uitzondering, wijl de oppervlakte daar uit klei is gevormd. De bewoonde plaatsen in deze gem. bestaan uit het d. of de kerkbuurt Hengevelde, benevens de buurten Deldenerbroek, Deldener-escb, Zeldam, Wiene en Aselo. Zij had in 1811 2802, in 1822 2870, in 1840 3056, in 1850 3072, in 1872 3027 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1826 R.-Kath., 1198 Herv., 1 Chr.-Geref., 1 Ev.-Luth. en 1 Doopsgez. Deze bev. vindt meest haar bestaan in den akkerbouw en daarmede verwante bedrijven. Ook vinden velen arbeid en brood op het landgoed Twickelo, dat menig vorstelijk park in schoonheid on uitgebreidheid overtreft.

Delden, buurt in de Geld, gem. Vorden, in 1840 met 464, in 186U met 454 inw.

Delden (de), of de Dellen, geh. in de Gron. gemeenten Nieuwolde, Scheemda en Termnnten.

Deldenerbroek, buurt in de Overijsselsche gem. ambt-Delden, in 1840 met 518, in 1860 met 488 inw.

Deldeneresoh, buurt in de Overijsselsche gem. ambt-Delden, in 1840 met 484, in 1860 met 473 inw. Ter plaatse waar de Twickelsche-vaart een begin neemt, staat het veelbezochte, in 1773 gestichte logement Carelshave.

Delf (de), vaartje in de N.-Holl. gem. Assendelft.

Delf (de), voorm. vaart in Gron., loopende van Garrelsweer door Ap-pingedam naar Delfzijl. In 1598 werd een deel daarvan in het Damster-diep opgenomen.

16*

-ocr page 250-

244

Delf (de), watering in N.-Holl., tusschen de gemeenten Bloemendaal en Velsen eenerzijds, Haarlem en Schoten c. a. anderzijds.

Delf, of Departement van den Delf, departement der Bataafsohe-Eepubliek, gevormd bij de Staatsregeling van 1798, en in stand gebleven tot 1801. Het splitste zich in 7 ringen, en bevatte het middeldeel van het tegenwoordig Zuid-Holland en het zuid-westerdeel van Utrecht. De hoofdplaatsen der ringen waren: 's Gravenhage, Delft, Schiedam, Botterdam (2 ringen), Gouda en Oudewater.

Delfgaairw, huurt in de Z.-Holl. gem. Vrijenban, in 1840 met 322 inw. Wanneer de spoorweg van Zoetemeer-Zegwaard naar Monster tot stand komt, waarvoor den 13 Juli 1872 eene voorloopige concessie ia verleend, wordt hier een halt geplaatst.

Delfland, voorm. baljuwschap van 't graafschap en de prov. Holland, tnsschen Rijnland, Schieland,de Maas en de Noordzee. Oorspronkelijk een deel van Noord-Holland, is het in later' tijd tot Zuid-Holland gerekend. Het had nagenoeg dezelfde uitgestrektheid als het hoogheemraadschap Delfland. Alleen vormde Rijswijk een afzonderlijk baljuwschap.

Delfland, hoogheemraadschap in Z.-Holl., ruim 30,000 bund, groot, in het westen door de Noordzee en in het zuiden door de Maas bespoeld. Het is verdeeld in de West-Ambachten en Oost-Ambachten.

Tot de West-Ambachten behooren: Monster, met den polder Achter-den-dijk en Klein-Hof-van-Delft; Wateringen, met Zegbroek en Haag-Ambacht; Voorburg, met Tedingerbroek, 's Gravesande-buiten en 's Gravesande-binnen; Naaldwijk, met de Lier, Westkamp en Oostkamp; Maasland, met den Dijkpolder, den Achterburgersdijk en Achter-de-Gaag; Vlaardingen, met Hoogstad of Broek, Zouteveen en Aalkeet; Rijswijk; Schipluiden, met Hodenpijl, Woud-Harnasch en Aalkeet.

Tot de Oost-Ambachten: Vrijenban, met Babberspolder; Hof-van-Delft, met Poortland; Pijnacker, met Ackersdijk; Berkel, met Schieveen; Kethel, met Nootdorp.

De zetel van het bestuur is te Delft.

Delfshaven, gem. in Z.-Holland, tnsschen de gemeenten Oyerschie, Rotterdam, Katendrecht en Schiedam. Zij beslaat 487 bunders, wordt door de Nieuwe-Maas doorsneden en heeft een vetten kleibodem. In 1811 had deze gem. 2806, in 1822 2823, in 1830 3090, in 1840 3032, in 1850 3203, in 1872 8271 inw. Bij de telling van 1860 was de bevolking onderscheiden in: 2742 Ned.-Herv., 6 Waalsch-Herv., 10 Rem., 46 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 3 Doopsgez., 74 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 4 Episc., 6 Leden der Schotsche gem., 3 Presb., 126S R.-Kath., 10 Oud-Roomschen en 9 Isr.

De gem. bestaat uit de stad Delfshaven, de buurt Schoonderloo en verscheidene nieuwe wijken, die in de laatste jaren op de grens naar de zijde van Rotterdam zijn aangelegd, zoo als de Gouvernestraat, de Koolstraat en de Adrianastraat. Het platteland, meest weiland, behoort tot

-ocr page 251-

245

den Koolschen-polder, den Boschpolder, den Nienwe-Matthenesse-polder, de Ruigeplaat in de Maas en de buitendijksche oeverlanden. Het zuid-oosterdeel der gem. is een boschrijk oord. Men vindt er namelijk het Park, de westelijke openbare wandelplaats der stad Rotterdam en enkele sierlijke buitenverblijven. In genoemd Park prijkt het marmeren standbeeld van den dichter Hendrik Tollens Cz.

De ingezetenen vinden meest hun bestaan in koophandel, scheepvaart, fabrieken, handwerken en winkelnering. Men telt er o. a. 6 scheepstimmerwerven, verscheidene branderijen, die te zamen 200 menschen werk verschaffen, 1 suikerraffinaderij met ruim 220 werklieden, 1 leerlooierij, 1 bierbrouwerij, 1 glasblazerij, eenige mouterijen en kuiperijen, 1 pakkistenmakerij, 1 zeepziederij, 1 gasfabriek, enz.

De stad Delfshaven is ontstaan ten gevolge van een octrooi van 1389, waarbij Graaf Albrecht van Holland, uit den Huize Beijeren, den Delftenaars vergunde, om eene haven naar de Maas aan te leggen. Bij den mond dier haven ontstaan, werd Delfshaven allengs grooter, zoodat het ten tijde van Filips van Bourgondië reeds de gedaante van een vlek had verkregen.

Delfshaven behoorde tijdens het Grafelijk bewind en de Eepubliek der Vereenigde-Nederlanden onder Delft, waarvan het eene bijzondere wijk uitmaakte, doch bij de omwenteling van 1795 wilden de ingezetenen het gezag dor Delftsche regcering niet meer erkennen. De stad Delft gaf dien ten gevolge hare rechten op Delfshaven prijs. Doch de nieuwe gemeente kreeg eerst bij een besluit van Koning Willem I, den 31 Jnli 1825 gegeven, den naam van stad.

In weerwil dezer rangverheffing kwijnde Delfshaven in de daarop volgende jaren, zoodat de gemeente zelfs, ofschoon vruchteloos, aanzoek deed om bij het naburig Botterdam ingelijfd te worden. Doch met de uitbreiding van deze naburige koopstad ontstond voor Delfshaven een gunstiger tijd, zoodat de bevolking in de laatste twaalf jaren meer dan verdubbeld is.

De stad Delfshaven, die door de buurt Schoonderloo als met Botterdam vereenigd is, ligt aan de Nieuwe-Maas, wier hooge vloeden hier door eene sluis in de Delfshavensche-Schie en den Zeedijk, den Havendijk en den Mathenessedijk wordt gekeerd. De huizen, ten deele op en aan deze dijken gebouwd, hebben daardoor een zeer verschillend grondvlak. De fraaiste deelen der stad zijn de Oude-Haven en de Nieuwe-of Achterhaven. De laatste was in vorige eeuwen grooter dan thans, nu het noorderdeel daarvan is gedempt en in belommerde wandelpaden herschapen.

Tot de historische herinneringen dezer stad behooren onder anderen: de verwoesting door de Hoekschen in 14S8, de overrompeling door den Graaf van Bossu in den nacht van 10 April 1572, en de watervloed van 14 November 1775.

De voornaamste gebouwen der stad Delfshaven zijn het Baadhuis, de Hervormde kerk en de B.-Kath. st.-Anthoniuskerk. Eene tweede R.-Kath. kerk staat in de nieuwe wijken op de noordoostgrens bij Botterdam.

-ocr page 252-

246

Delfshaven prijkt in de zoo oven vermelde wandelplaats aan de Achterhaven met het standbeeld van zijn beroemden inboorling Piet Pieterszoon Heyn. Het is gehouwen van TIedelfanger steen en 3 meters hoog. De wakkere zeeheld is blootshoofds voorgesteld, in het oogenblik, waarop hij het kommando geeft om den vijand aan te vallen. In de uitgestrekte rechterhand houdt hij den bevelhebberstaf. De linker rast op de greep van zijn slagzwaard. Hij staat met het rechterbeen vooruit, te midden van eenige attributen, kanonstukken, enz. Het voetstuk is van steen, uit do Belgische gemeente Escaussines aangevoerd, 2.8 meter hoog, en aan den onderkant mede 2.8 meter breed. Op de voorzijde, die naar de Haven is gekeerd, prijkt het wapen van den held, met de woorden: aryentum auro, utrumque virtuti cedii (goud gaat boven zilver, deugd overtreft beiden). Aan de achterzijde leest men: Aan den Luitenant-Admiraal Pieler Pieterszoon Heyn, het dankbare nageslacht. Onthuld 17 October 1870. Aan de rechterzijde van het beeld ziet men het wapen van Holland, en daarboven; heldendood gestorven 20 Juni 1629; — aan de linkerzijde het wapen van Delfshaven, en daarboven: Geloren te Delfshaven, 27 Nov. 1577. Het beeld is vervaardigd door Jos. Graven te 's-Hertogenbosch, het voetstuk door J. H. Verhoogh te Rotterdam. De plechtige onthulling vond plaats in tegenwoordigheid van Koning Willem IIT en Prins Hendrik der Nederlanden.

Delfshavenscbe-Schie, vaart van Overschie naar de Maas te Delfshaven, gegraven naar aanleiding van het privilegie, door Graaf Albrecht in 1389 verleend.

Delfstrahuizen, d. met een Herv. kerk, in de Friesche gem. Scho-terland, aan de zuidoostzijde van het Tjeukemeer. Het had in 1811 184, in 1840 287, in 1872 348 inw., daaronder gerekend die van het geh. Vierhuizen en het noorderdeel van Echterbrug.

Delft, Rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, de 25 gem.: Delft, Hof-van-Delft, Pijnacker, Nootdorp, Vrijenban, Vlaardingen, Vlaar-dinger-Ambacht, Kethel-en-Spaland, Stompwijk, Voorburg, Veur, Zegwaard, Zoetermeer, Berkel, Wateringen, de Lier, Schipluiden, Naaldwijk, 's Gravesande, Monster, Maassluis, Maasland, Schiedam, Overschie, Schie-broek. Het had in 1869 92,259 inw. en 2,650 kiesgerechtigden.

Delft, prov. kiesdistrict in Z.-Holl., bevattende de 4 gem. Delft, Hof-van-Delft, Vrijenban, Schipluiden.

Delft, tweede kanton van het arr. 's-Gravenhage (Z.-Holl.), bevattende de 5 gem. Delft, Vrijenban, Pijnacker, Schipluiden, Hof-van-Delft.

Delft, kerk. ring van de Z.-Holl. klasse 's-Gravenhage der Herv. Kerk, bevattende de 7 gem.: Delft, de Lier, Nootdorp, Pijnacker, Schipluiden, 't Woud, Zoetermeer-en-Zegwaard.

Delft, klasse der Chr.-Ger. kerk, bevattende de 10 gem. Delft, 's-Gravenhage (2), 's-Gravesande, de Lier, Maasland, Maassluis, Naaldwijk, Schiedam, Zegwaard.

-ocr page 253-

24.7

Delft, deken, van het bisdom van Haarlem, bevattende de 13 par. Bergschenhoek, Berkel, Bleiswijk, Brielle, Delft (2 par.1, Hcllevoetsluis, Kethel, Maasland, Maassluis, Pijnacker, Schipluiden, Vlaardingen.

Delft, gem. in Z.-Holland, palende in het noorden, oosten en zuidoosten aan de gem. Vrijenban, en in het zuidwesten, westen en noordwesten aan de gem. Hof-van-Delft. Zij beslaat eene oppervlakte van 659 bund., grootendeels kleigrond, zijnde alleen een uithoek in het noordoosten (de Bieslandsche-polder) door laag veen gevormd.

Behalve de stad Delft en de meeste harer voorsteden, bevat zij ruim 400 bunders weiden, die bf tot den Wippolder, bf tot den Noordpolder-van-Dolfgaauw, den Bieslandschen-polder, den Krakeelpolder en den Abts-wouder-polder behooren.

Delft telde in 1496 3265 en in 1515 2733 haardsteden. In 1732 rokende men het getal huizen (zonder die van Delfshaven) op 4555. In 1840 beliep het 3588, in 1860 4524.

De bevolking werd in 1740 op 23,000 zielen geschat. In 1796 telde men 13,737, in 1811 13,852, in 1822 13,285, in 1830 14,560, in 1S40 17,514, in 1872 22,902 inw. — Bij do telling van 1860 splitste de bevolking zich in 10,590 Ned.-Herv., 247 Waalsch-Herv., 67 Eem., 219 Chr.-Afg. (Chr.-Geref), 12 Doopsgez., 566 Ev.-Lulh, 3 Herst.-Luth., 4 Episc., 1 Lid der Schotsche gem , 7822 Eoomsch-Kath., 50 Oud-Enomschen, 157 Ned.-lsr., 10 Port. Ned.-lsr. en 9 die tot geen dier kerkgenootschappen behoorden.

Delft schijnt reeds in 1062 onder Floris I bestaan te hebben, doch in 1072 werd het door Hertog Godfried met den Bult van muren voorzien. Onder Graaf Willem II in 1246 en onder Floris quot;V, in 1268, ontving het de rechten eener vrije gemeente. In 1299 werd Wolfaard van Borfsule er door de opgeruide menigte gedood, en ten jare 1304 strekte het ten too-neele van eene geweldige nederlaag der binnengedrongen Vlamingen. Hertog Albrecht belegerde de stad in 1359 gedurende tien weken, omdat rij zich tegen hem verzet had, doch toen zij later bewees hem weèr van harte te zijn toegedaan, schonk hij haar in 1389 het voorrecht om eene haven bij Schoonderloo aan te leggen. Den 13 Mei 1536 brandde de stad grootendeels af, doch na den herbouw breidde zij zich krachtig uit. Nadat Delft den 26 Juli 1572 tot de Staatsehe zijde was overgegaan, koos Prins Willem I haar tot zijn gewoon verblijf in Holland. Hij eindigde er den 10 Juli 1584 zijn belangrijke loopbaan door hot schot dos sluipmoordenaars Balthasar Gerardsz. Op 12 October 1654 vloog een goed deel der stad door het springen van een kruidtoren in de lucht, een ramp, die aan vele menschen het leven kostte. Bij do onrustige bewegingen van Juni 1672 werd zij door do visschers van Maassluis en de boeren van het Westland overrompeld. Ook den 29 April 1747 speelden dezelfde plattelandbewoners met het Delftsche grauw hier eon treurige rol. Onder het Fransch bewind ging de stad in bevolking en welvaart ontzettend achteruit. Hare eens zoo beroemde fabrieken kwijnden of stonden stil, en haar bnitenlandsche handel werd geheel vernietigd.

-ocr page 254-

248

Delft, ongeveer 100 bvrad. groot, is door verscheidene grachten doorsneden, van welke twee, die de stad van het noordwesten naar het zuidoosten doorsnijden (het Onde-Delft, de Voorstraat, Hypolitusbuurt en Korenmarkt), veelal door fraaie huizen zijn bezoomd. De Groote-Markt is een schilderachtig plein, terwijl de oostelijke en westelijke wallen door fraaie beplantingen aangename wandelwegen opleveren.

Delft heeft 3 Ned.-Herv. kerken, een Waalsch-Herv. kerk, een Luth. kerk, 1 Rem. kerk, 1 Chr.-Geref. kerk, 2 R.-Kath. kerken en eene synagoge.

Van deze bedehuizen behooren de beide Hervormde kerken tot de merkwaardigste gebouwen der stad. De Nieuwe- of Ursulakerk, in 1381 aangevangen, bevat onder anderen het Praalgraf van Willem I, den Vader des Vaderlands, met den grafkelder der Vorstelijke Familie van Oranje. Dit praalgraf, door Hendrik de Keyser op kosten der Unie in 1609 begonnen, is van zwarten toetssteen en zwart marmer. Van het beroemde beeldwerk munt de Faam uit, oen zwaar metalen gevaarte, dat slechts op een enkel punt (een teen) rust. Een tweede praalgraf is aan den grooten staatsman Hugo de Groot gewijd, die te Delft den 10 April 1583 het eerste levenslicht aanschouwde. De toren, gebouwd van witten zandsteen, tot 93 ellen hoogte opgetrokken, werd door het onweder van 29 September 1872 geschonden.

In de Oude of Hypolitnskerk, waarvan de stichting tot 1240 opklimt, is in sierlijke monumenten hulde bewezen aan den overwinnaar der zilvervloot, Piet Heyn; aan den overwinnaar in den zeeslag bij de Downs (Duins), Maarten Harpertsz. Tromp; aan den natuuronderzoekerAnthonie van Leeuwenhoek en aan de gade van den grooten Marnix van st.-Alde-gonde, Elisabeth. De toren met zijn spitsen, ofschoon sterk overhellenden top, wordt voor een hecht kunststuk gehouden.

Een Nederlander van den echten stempel, die te Delft verblijft, vergeet nooit een bezoek af te leggen aan het st.-Agathaklooster, sinds 1572 het Prinsenhof genoemd, en later in twee deelen gesplitst, waarvan het eene tot eene liefdadige inrichting, het andere tot eene kazerne strekt. In het laatste wijst een steen de plek aan, waar het schelmstuk, door Koning Filips II uitgelokt, den 10 Juli 1584 het Vaderland van zijn „Vaderquot; beroofde.

De belangrijkste inrichting voor onderwijs te Delft is de Polytechnische School, opgericht in 1864, bestemd ter opleiding van aanstaande indus-triëelen of technologen, die eene grootere mate van kennis verlangen dan aan de hoogere burgerscholen verkregen kan worden, en van ingenieurs voor alle maatschappelijke en burgerlijke ondernemingen. — Voorts heeft Delft eene gemeentelijke instelling van onderwijs in de Indische taal-, land- en volkenkunde, een gymnasium, eene hoogere burgerschool, een burger dag- en avondschool en welingerichte scholen voor lager onderwijs.

Het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen is een der talrijke instellingen van weldadigheid, waarop Delft roem draagt. In het Charitaat-huis, het westerdeel van het oude Prinsenhof, is bij gelegenheid der feesten van 1 April 1872 een gedenkteeken aan Prins Willem I (een borstbeeld) geplaatst.

-ocr page 255-

249

Delft bezit belangrijke werkplaatsen onder het beheer van het departement van oorlog, zoo als 's Lands constructiewinkel, waar, met uitzondering van het gieten van geschut, alles wordt vervaardigd, wat ten dienste der artillerie en het vervoeren daarvan wordt vereischt, benevens den zadelmakerswinkel, waarbij aan het kleeding- en tentenmagazijn eene plaats is aangewezen. Deze werkplaatsen geven duizenden arbeid en brood. Voorts bevat de stad 1 geweerfabriek, 2 tapijtfabrieken, 2 aardewerkfabrieken, 1 azijnmakerij, 1 bergblauw- en lakmoesfabriek, 2 branderijen, 2 distilleerderijen, 1 bierbrouwerij, 3 mouterijen, 1 spiritusfabriek, 1 gasfabriek, 1 houtzagerij, 1 huidenzouterij, 1 koffijstroopfabriek, 4 leerlooierijen, 1 meel- en broodfabriek, 3 oliemolens, 2 tabak- en sigarenfabrieken, 1 steenbakkerij, 1 trasmolen, 2 zeepziederijen, 1 zinkfabriek, 1 ijzergieterij, enz. Den 31 Mei 1847 werd het spoorwegverkeer met 's Hage en Rotterdam geopend.

Delft, geh. in de Geld. gem. Druten, aan den Waaldijk.

Delfzijl, kerk. ring der klasse Appingedam van do Herv. Kerk, in do prov. Groningen, bevattende de 10 gem. Bierum, Delfzijl, Godlinze, Hol-wierda, Jnkwert, Krewert, Losdorp, Solwert-en-Marsum, Spijk, TJitwierda.

Delfzijl, gem. in Groningen, die, in het oosten door de Eems be-spoeld, naar de landzijde wordt bepaald door Bierum, Appingedam, Slochteren en Termunten. Hare grootte beloopt 4674 bund., hebbende het land over het geheel een vruchtbaren kleibodem. Alleen in het uiterste zuiden, bij het Proostmeer, zijn eenige perceelen laag veen. Behalve dit grensmeer heeft Delfzijl nog 2 andere binnenlandsche plassen, het Meet-hnizermeer en het Kleine-Meer.

De gem. bevat de vesting Delfzijl, de dorpen Farmsum, Weiwerd, TJitwierda, Heveskes, Oterdum en Meethuizen, de buurt Bieznm, en de geh. Amsweer, Zomerdijk, Heveskesklooster, Geefsweer, de Warven, Tuik-wert, Nieuwenhuis, Schaapbuiten, Overtocht, Ideweer, Opmeeden.

Hare bevolking beliep in 1811 3183, in 1822 3368, in 1S40 4499 en in 1872 5346 inw. In 1870 rekende men 4371 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 14 Ev.-Luth,, 14 Doopsgez., 742 Chr.-Geref, 220 R.-Kath. en 131 Israëlieten.

De meeste ingezetenen vinden hun bestaan in landbouw en veeteelt, anderen in koophandel, scheepvaart, winkelnering en ambachten. Als fabrieken komen in aanmerking: 10 steen- en pannenbakkerijen, 2houtzaagmolens, 6 korenmolens, l cementmolen, 1 oliemolen en 2 kalkbranderijen.

Delfzijl, de hoofdplaats der gemeente, ontleent oorsprong en naam aan de kunstwerken, waardoor het water uit Fivelgo in de Eems wordt afgevoerd. De Dorpsterzijl, de jongste der drie sluizen, waardoor deze afvoering plaats vindt, was waarschijnlijk reeds in 1272 in wezen. De beide oudere zijn de Scharmster- en de Slochterzijl. Daar aan het onderhoud dezer sluizen veel gelegen ligt, werd aldaar ten tijde der Saksische beroerten (in de 15de eeuw) een blokhuis gesticht. De Hertog van Alva achtte die sterkte van zoo veel gewicht, dat hij na den slag van Jemgum besloot, haar in cene meer uitgebreide vesting te herscheppen, waaraan hij ter eere van den oorlogsgod der Romeinen den naam van

-ocr page 256-

250

Marsbnrg wilde geven. In 1572 was „Marsbnrgquot; eene schans van vier bolwerken, waarnevens nog eene andere schans, de Opslag, lag. De Groningers begonnen haar in 1577 te ontmantelen, doch door de tusschenkomst der Algemeene Staten werd zij behouden en sedert veel versterkt, vooral in 1696 en 1697. De naam Marsburg verdween met de Spaansche heerschappij.

Tot de historische herinneringen der vesting behooren: de overrompeling door de Groningers in den nacht van 28 Mei 1501; de beide veroveringen door de Saksers in 1514; de vermeestering door Graaf Edzard van Oost-Friesland in 1510; het bezetten door de Ommelanders in 1577 ; de tusschenkomst van den Graaf van Rennenberg, waardoor Delfzijl weder aan Groningen kwam; het beleg der Spanjaarden in Juni en Juli 1580; de verovering door Prins Maurits in 1591; de aanslag van Verdugo op 12 Februari 1594; do stormvloed van 1598; de verschillen tusschen Friesland en Groningen over de mede-soevereiniteit der vesting; de aankoop der heerlijkheid Delfzijl van Jonkheer Maurits van Rippenla, door de Ommelanders den 13 Nov. 1630; het binnenvallen der rijke West-Indische vloot, onder de leiding van Michiel de Ruyter, den 6 Augustus 1655 ; het ver-leenen van 't recht om een volmacht ten landsdage te zenden in 16B1; het verijdelen van een aanslag der Münstersehen op de veste in 1672; de bezetting door de Franschen tot 23 Mei 1814.

De vesting heeft 3 poorten, eene zeer goede haven, een kommandants-huis, kazerne, arsenaal en magazijnen. Zij bevatte in 1811 945, in 1840 1704, in 1880 1762 inw., die meerendeels in scheepvaart, handel, winkelnering, visscherij en landbouw hun bestaan vinden.

De Herv. kerk is in 1613 op's Lands kosten gebouwd. De R.-Kath. kerk dagteekent van 1816. Voorts vindt men er eene kerk der Chr.-Geref.

Delishurkt, Deelishurk, of de Hurkt, buurt in de N.-Brab. gem. Valkenswaard, in 1860 met 14S inw.

Delle, uitgestrekt landgoed in de Geld. gem. Heerde, door den Generaal Herman Willem Daendels aan de woeste heide ontwoekerd.

D6ll6n, geh. onder het Friesche d. Oudwoude (Kollumerland c. a.).

Dellen, of de Delden, geh. in de Groningsche gemeenten Nieuwolde en Termunten.

Deïst, buurt in de N.-Brab. gem. Kistelrode, in 1840 met 138, in 1860 met 124 inw.

Delt (de), vaartje of meer in Gron., dat nabij den dijk tusschen Warffum en U-kwert begint, en naar de Schaftil bij Menkeweer voert. Vroeger was het een niet onbelangrijke stroom.

Delwijnen, buurt in de Geld. gem. Kerkwijk, in 1840 met 258, in 1872 met 221 inw. In do middeleeuwen stonden er, volgens de overlevering, verscheidene kasteden, benevens een Tempelierenklooster, waarnaar zekere hooge plek den naam van Keelaf draagt.

-ocr page 257-

251

Delwijnen, polder van 572 bund, in de Geld. gem. Kerkwijk.

Demen, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Dieden c. a., aan den Maasdijk, in 1840 met 167, in 1860 met 140 inw. In de oudste oorkonde, waarin het wordt vermeld (29 Nov. 1331), komt het als Deemen voor.

Demmerik, heerl. en pold. in de Utr. gem. Vinkeveen, 1033 bund, groot, in 1840 met 568 inw. Demmerik is zeer oud, daar men reeds in 884 daarvan melding vindt gemaakt. Men acht dat het zijn naam ontleent aan de Deenen, welke in de 9de eeuw van Keizer Lodewijk eenige Friesehe landstreken ontvingen. Do naam zou dan zoo veel beteekenen als Deenenrijk.

Denekamp, gem. in Overijssel, die, in het westen door Tnbbergen en in het zuiden door Losser bepaald, de gem. Ootmarsum omsluit, en naar het oosten en noorden tot het Pruissische landschap Bentheim reikt. Zij beslaat 8677 bund., genoegzaam geheel zandgrond (alluvium), daar de eenige uitzondering gevormd wordt door de smalle oeverlanden van do Dinkel, de Geelebeek, de Rammelbeek, de Sombeek en de Roetinkbeek, die uit klei bestaan. In 1822 had deze gem. 3331, in 1810 4068 en in 1872 4191 bewoners, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3507 R.-Kath., 607 Herv., 5 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth. en 71 Ned.-Isr. De landbouw is hun hoofdbedrijf, bestaande de voornaamste producten van den grond in rogge, boekweit, haver, garst en aardappelen. De veestapel is zeer aanzienlijk. Een stoom-papiorfabriek, eene linnenbleekerij en 8 molens, waarop tarwe en grutten gemalen worden, maken de fabriekmatige inrichtingen uit.

De gem. bevat de dorpen Denekamp. Lattrop en Xilligte, benevens de buurtschappen Denekamp, Noord-Deuringen, Brekelenkatnp, Oud-Oot-marsum, N uter, Groot-Agelo en Klein-Agelo.

Het d. Denekamp, in 1840 met 538, in 1860 met 821 inw., ligt aan den grooten weg van Oldenzaal naar Nordhorn. Men vindt er 3 kerken, waarvan een den R.-Kath., een den Herv. en een den Israëlieten toebehoort. Op korten afstand omkronkelt de Dinkel aan drie zijden de oude have-zathe Singrave.

Denekamp, buurt in de Overijsselsche gem. Denekamp, ongeveer een nur ten oosten van het d., in 1840 met 543, in I860 met 502 inw.

Denemarken, geh. in de Gron. gem. Slochteren, in 1840 met 60 inw, Dennekamp, of het Flanken-Wambuis, geh. in de Geld. gem. Ede.

Dennenburg, d., met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Deursen e. a., in 1840 met 182, in 1860 met 185 inw.

Dergmeer, drooggem. meer in de N.-Holl. gem. Oudkarspel. Het werd het eerst omstreeks 1520 bedijkt en is bijna 43 buod. groot.

Derrijvliet, watering op het Z.-Holl. eil. Voorne, loopende van den Rijswaardschen-Dijk naar Zwartewaal.

-ocr page 258-

252

Derp, of Terp, buurt in de N.-Brab. gem. Denrne, in 1860 mot 258 inw.

Oesselaar, geh. in de N.-Brab. gem. Asten.

Deuringen, of Deurningen, d. of kerkb. in de Overijsselsche gem. Weerselo, in 1840 met 719, in 1860 met 780 inw. De kerk, welke eerst in 1830 werd opgericht, behoort den R.-Kath. van Deuringen, Hasselo en Gammelke.

Deurloo, of de Bassen, zeegat, gevormd door den mond der Hont of Wester-Schelde. Het was bij het inzeilen van de Deurloo, in Juli 1779, dat het schip Woestduin aan den grond raakte, hetgeen den onverschrokken broeders Naerebout gelegenheid gaf, met de edelste zelfopoffering, 87 schepelingen van een schier onvermijdelijken dood te redden.

Deurloohoek, geh. in de Zeeuwsche gem. Terseke.

Deurloopolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Tholen, oudtijds Baar-loo genoemd, ruim 66 bund, groot.

Deurne, of Doorne d. in de N.-Brab. gem. Deurne-en-Liessel, dat reeds in den jare 721 onder den naam van Durninum in eene oorkonde voorkomt. Het was tot in de 15de eeuw kerkhoorig aan Bakel, doch werd toen tot eene zelfstandige par. verheven. Het had in 1860 in de dorpskom 399 inw. Twee adell. kasteelen dragen veel bij om den omtrek te verfraaien.

Den 5 Januari 1511 werd het d. door de Gelderschen, in 1599 door de Spanjaarden en in 1702 door de Franschen uitgeplunderd.

Seume-en-ltiessel, gem. in N.-Brab , die, in het noorden en westen door de N.-Brab. gemeenten Bakel c. a.. Vlierden en Asten, en naar het oosten en zuiden door de Limb. gem. Venray, Horst, Sevenum, Helden en Meijel wordt bepaald, eene oppervlakte van 10328 bund, beslaat en gevormd wordt door zandgronden, die naar het oosten met hoog veen bedekt zijn. In vorige eeuwen waren die veengronden veel uitgestrekter, doch behalve dat Deurne in 1716 eene belangrijke uitgestrektheid veen aan het Land-van-Kessel heeft moeten afstaan, is door de stichting der nieuwe kolonie Helenaveen een groot deel van dit woeste oord (de Peel) ontgonnen.

In 1822 had deze gem. 2630, in 1840 3448 en in 1872 4318 inw. In 1870 berekende men het aantal R.-Kath. op 4156, dat der Herv. op 102, dat der Ev.-Luth. op 1, dat der Israëlieten op 9.

Landbouw, veenderij en veeteelt geven den meesten het noodige onderhoud. Men vindt er echter ook 1 damastweverij en 4 wollen-stoffen-fabrieken.

De gem. bevat 3 dorpen: Deurne, Liessel en Helenaveen. Verder de buurten Zijlberg, Moerdijk, Vrekwijk, Warberg, Vloei-eind, benevens de geh. Hanenberg, Neerkant, Heitrak, Terp of Derp, Loon, Molenhof, Bottel en Bruggen.

-ocr page 259-

253

In 1887 is op de heide onder Deurne een begraafplaats uit den heiden-schen tijd ontdekt. De urnen, daaruit opgedolven, behooren tot de fijnste gerangschikt te worden, die uit vóór-christelijken tijd binnen onze grenzen zijn opgegraven. Ook oude koperen voorwerpen zijn daarbij gevonden.

Deurzen, of Deursen, d. in de N.-Brab. gem. Deurzen-en-Dennen-burg, met eene E.-Kath. kerk en een nonnenklooster van Augustinessen; De ingezetenen — in 1840 262, in 18G0 293 — bestaan genoegzaam uitsluitend van landbouw en veefokkerij.

Deurzen-en-Dennenburg, gem. in N.-Brab., liggende tusschen Dieden, Ravestein, Huisseling, Herpen, Berchem en Megen. Zij heeft 561 bund, oppervlakte, welke grond, uit rivierklei gevormd, zoowel uit akkers als weiden bestaat. In 1806 had deze gem. 289, in 1815 507, in 1822 337, in 1840 444, in 1872 457 inw., allen E.-Kath.

Deurzen-Dennenburg-Dieden-en-Demen, pold. in N.-Brab. aan de Maas, omstreeks 990 bund, groot.

Deuteron, geh. in de N.-Brab. gem. Cromvoirt, aan den weg van Waalwijk naar 's-Hertogenbosch. Het wordt in Groot- en Klein-Deuteren onderscheiden, en is in de geschiedenis merkwaardig, wijl hier in 1566 de eerste Hervormde predikatie in deze streken door Cornells van Diest is gehouden. Bij Klein-Deuteren lag tot 1329 een bosch, dat toen door de Eegeering van 's-Hertogenbosch, met goedkeuring van Hertog Jan III, van Brabant, werd uitgeroeid.

Devel, riv. in den Zwijndrechtschen-Waard (Z.-Holl.), loopende in zeer bochtige richting van het d. Groote-Lindt langs Oudelands-Ambacht en Kijfhoek naar de Develsluis, waardoor dit water zich in de Oude-Maas ontlast. De rivier was vóór den vloed van 1421 veel grooter, en maakte toen een deel van de Dubbel uit.

Deyelsluis, sluis in de Z.-Holl. gem. Groote-Lindt, aan de Oude-Maas.

Develstein, voorm. sterk slot in Z.-Holl. bij Dordrecht, in 1332 door Willem van Duivenvoorde gesticht. Het is in 1824 gesloopt.

Deventer, Eijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, de 15 gem. Deventer, Diepenveen, Bathmen, Holten, Markelo, Goor, Eijssen, Hellen-doorn, Eaalte, Wijhe, Olst, Gorssel, Voorst, Epe, Apeldoorn. Het had in 1869 89,610 inw. en 2725 kiesgerechtigden.

Deventer, prov. kiesdistrict in Overijssel, bevattende de 2 gem. Deventer en Diepenveen.

Deventer, 2de arrondissement van Overijssel, het middelgedeelte der prov. uitmakende.

Het is in 1811 gevormd uit het kwartier Deventer, dat als zoodanig van 1807 tot 1811 had bestaan, en werd bij zijne oprichting verdeeld in 4 kantons, t. w. Deventer, Hardenberg, Ommen, Eaalte.

-ocr page 260-

354

In 1838 werd het vergroot met 2 gem. van het kanton Goor, en 2 gem. van het kanton Rijssen, terwijl de indceling verschillende veranderingen onderging.

Sinds bestaat het arr. uit de 4 kantons: Deventer, Ommen, Baalte, Goor.

Deventer, eerste kant. van het arr. Deventer, bevattende de 5 gem. Bathmen, Deventer, Diepenveen, Holten, Olst.

Deventer, klasse der Herv. Kerk in de prov. Overijssel, verdeeld in 3 ringen: Deventer, Almelo en Enschede. Zij bevat 28 gem., die door 30 predikanten bediend worden.

Deventer, kerkel. ring der klasse van Deventer, bevattende de 8 gem.: Deventer, Holten, Markelo, Bathmen, Diepenveen, Colmschate, Wil-«nm, Wesepe.

Deventer, bisdom der Ond-Boomschen, waaraan een Oud-Boomsch priester den titel van Bisschop ontleent, doch het bisdom zelf heeft geene enkele parochie.

Het bisdom nam zijn oorsprong door de pauselijke bul van 21 Juli 1559, waarbij het werd samengesteld uit deelen der bisd. Utrecht en Munster. Het verkreeg bijna al de parochiën en kerkelijke inrichtingen van Overijssel, benevens die in de noord-ooster helft der Veluwe, het graafschap Zutphen, het graafschap Lingen, het noorderdeel van 't graafschap Bentheim en de heerlijkheid Anholt. Het was verdeeld in de 13 dekenschappen; Deventer, Oldenzaal, Zutphen, Steenwijk, Kampen, Zwolle, Ootmarsum, Harderwijk, Doesborgh, Hattem, Doetinchem, Groenlo, Lingen.

Dit bisdom bleef niet langer in stand dan van 30 Nov. 1570 tot 10 Juni 1591. Doch sedert 1757 zijn weder Bisschoppen van Deventer door de Oud-Boomschen gekozen.

Deventer, dekenaat van het aartsbisdom van Utrecht, bevattende de 17 parochiën: Apeldoorn, Colmschate, Deventer, Duistervoorde, Enter, Goor, Haarle, Heeten, Hellendoorn, Lettele, Luttenberg, Olst, Baalte, Bijssen, Vaassen, Wijhe (de Boerhaar), Wijhe. Onder de parochie Vaassen behoort de bykerk te Epe.

Deventer, gem. in Overijssel, op beide zijden van den IJssel, grenzende ten noorden en oosten aan Diepenveen, ten westen en zuid-westen aan Voorst en ten zuiden aan Gorssel, de beide laatste gemeenten in Gelderland.

De grond der gemeente bestaat deels uit zand (diluvium en alluvium), deels uit klei, en wordt, behalve door den IJssel, door de Schipbeek doorsneden. De geheele oppervlakte beslaat ruim 1410 bund.

De bevolking van Deventer beliep in 1796 8287 zielen, in 1811 10,088, in 1822 9539, in 1840 14,007, in 1872 18,006, zijnde zij in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 12,423 Ned.-Herv., 16 Waalsch-Herv., 1 Presb., 3 Anglik., 443 Ev.-Luth., 15 Herst.-Ev.-Luth., 206 Doopsgez., 15 Bem., 1 Herrnh., 339 Chr.-Geref., 4145 B.-Kath., 1 Ond-B., 369 Ned.-Isr., 13 Port.-Isr. en 16 ongenoemden.

-ocr page 261-

255

De stad Deventer ligt aan den mond der Schipbeek in den IJssel, op een hoogen zandgrond.

Haar oorsprong verliest zich in den nacht der tijden. Doch zeker is het, dat zij reeds in de 8ste eeuw bestond en in de 9do eeuw onder de belangrijkste markten dezer landen werd geteld. In 1241 verkreeg zij van het stift te Elten den Katertol, en werd sedert door de Vorsten van Holland, Gelderland, Utrecht en Denemarken met belangrijke rechten ten aanzien van handel en scheepvaart begunstigd. Onder de Bisschoppen van Utrecht, Karei V, Filips II en ten tijde der Republiek was zij de hoofdstad van geheel Overijssel.

In 755 werd door den geloofsprediker Lebuinus eene kerk te Deventer gesticht, die In 760 door de Saksers werd vernield. In 882 werd de stad door de Noormannen geplunderd en verbrand. Toen Keizer Hendrik V haar in 1120 belegerde, moest zij zich overgeven, doch in 1123 weerstond zij de aanvallen van Hertog Lotharius van Saksen en den Bisschop van Münster. Eveneens weerstond zij op het einde der 12de eeuw drie malen de aanvallen van Geldersche Graven, als in 1160 en 1186 van Graaf Hendrik, en in 1196 van Graaf Otto I. In 1202 echter bukte zij voor den Gelderschman, toen deze, met Holland verbonden, het bisdom Utrecht aanviel. In 1334 verkeerden twee derden der stad door een brand in een puinhoop. Bisschop Jan van Diest verpandde de stad aan Graaf Roinald II, doch toen Bisschop Jan van Arkel, in 1342 den ütrechtschen stoel besteeg, loste hij deze belangrijke bezitting weder in. In Augustus 1456 werd de stad door do Bourgondiërs, en in 1510 door de Gelderschen onder Karei van Egmond belegerd; het eerste beleg werd ten gevolge van een verdrag, het tweede ten gevolge van den aftocht des vijands opgeheven.

De Duitsche hulptroepen, in dienst van den Spaanschen Koning, hielden er in 1377 deerlijk huis. Den 19 November 1578 bracht de Graaf van Rennenberg Deventer onder de macht der Staten, doch nauwelijks was de stad negen jaren van de Spanjaarden bevrijd geweest, toen zij door den Ier William Stanley den 29 Januari 1587 verraderlijk aan den Spaanschen Overste Taxis werd overgeleverd. Eerst den 10 Juni 1591 werd zij, door Manrits' heldenmoed, aan de Vereenigde-Nederlanden hergeven. Den 22 Juni 1672 werd zij den Münsterschen ingeruimd, waardoor zij tot April 1674 aan de Republiek bleef onttrokken.

In Januari 1787 greep het vuur der tweedracht te Deventer geweldig om zich heen. Het werd door strenge maatregelen gebluscht, doch smeulde voort, tot de Pruisen den 20 September 1787 binnenrukten, en de daarop gevolgde plunderingen de hoofden der Patriotten naar elders deden wijken.

Den 10 November 1813 werd de stad door den Franschen Kommandant in staat van beleg verklaard. Bedreigd door de Kozakken en den Ne-derlandschen landstorm, hielden zij er stand, tot zij den 26 April 1814 met krijgseer, wapenen en bagaadje naar Frankrijk aftrokken.

Deventer heeft nauwe straten, doch des te ruimer pleinen, waaronder de Brink uitmunt. De overige markten dragen de namen van Nieuwe-

-ocr page 262-

356

markt, Vischmarkt en Houtmarkt. Buiten de wallen, aan de overzijde des IJssel's, heeft men de schoone wandelplaats de Worp.

De Herv. hebben te Deventer 2 kerken (de Groote- of Lebuinuskerk en de Berg- of st.-Nikolaaskerk). Voorts hebben de Chr.-Geref., de Doopsgez., do Luth., de R.-Kath. en de Isr. elk een kerk.

De Groote- of Lebuinuskerk behoort tot de schoonste gebouwen iu Nederland. Waarschijnlijk reeds in 1040 gesticht, werd zij, na eerst in 1235 en vervolgens in 1334 eene prooi der vlammen geworden te zijn, omstreeks het midden der 14de eeuw vernieuwd. Merkwaardig is de Kroch! {crypt) onder het koor. De toren der kerk is eerst in 1613 volbouwd.

De Berg- of Nikolaaskerk prijkt met 2 torens van bijna gelijke hoogte.

Tot de gebouwen, die Deventer ten sieraad strekken, behoort de Waag, die, ten jare 1528 gesticht, van den smaak des bouwmeesters de gunstigste getuigenis aflegt. Aan een der zijmuren hangt een groote koperen ketel, waarin, volgens het volksverhaal, een muntmeester „gesoden wart.quot; Andere schoone gebouwen zijn het Stadhuis, waarvan de voorgevel in 1693 werd vernieuwd, en waarin onder andere belangrijke voorwerpen eene zeer schoone schilderij van Gerhard Terborgh wordt bewaard, die in 1872 op meesterlijke wijze is gerestaureerd. In dit gebouw zijn voortreffelijke lokalen voor de stedelijke bibliotheek in het archief ingericht.

Deventer heeft belangrijke inrichtingen van onderwijs. Het Atheneum dagteekent van 16 Februari 1630. Voorts heeft de stad sedert 1865 eene hoogere burgerschool. Het grootste der talrijke liefdadige gestichten is dat voor krankzinnigen.

Deventer bezit eene belangrijke instelling van praktischen landbouw in zijn Proeftuin, die den 5 Mei 1860 door eene vereeniging werd gesticht.

Deventer is een zeer drukbezochte marktplaats, waartoe de ligging aan den breeden IJssel het meest bijdraagt. Over deze rivier voert eene brug, waarvan het middeldeel uit negen vaartuigen is gevormd, terwijl het geheel ruim 136 el lengte heeft. Sedert 5 Augustus 1865 is de stad met het Europeesche spoorwegnet door de lijn Zutphen—Deventer verbonden. De lijn Deventer—Zwolle werd den 1 October 1866 geopend.

Handel, scheepvaart en winkelnering zijn drie voorname bronnen van Deventer's welvaart. Verder vinden vele ingezetenen het onderhoud in talrijke fabrieken, waartoe behooren: de ijzergieterij en de tapijtweverij, inrichtingen, die zelfs buitenslands met roem bekend zijn. Voorts een fabriek van gebreide goederen, een stoomweverij, ververij en drukkerij, 3 aardewerkfabrieken, 2 stoom-bierbrouwerijen, een gasfabriek, 2 ijzer- en kachelfabrieken, een stoom-broodfabriek, een cichoreifabriek, een fabriek van kartonnen doozen, 2 stoom-grutmolens, 4 stoom-grutterijen en lijn-koekbrekerijen, 2 houtzaagmolens, 2 leerlooierijen, 1 Btoom-leerlooierij en lijmziederij, 1 olie- en pelmolen, 1 stoom-olie-, pel-, tras- en korenmolen, 1 sigarenfabriek, 1 touwslagerij, 1 touwslagerij met zeil- en taanderij, 1 stoom-boekdrukkerij, een meel-, olie- en korenmolen.

De Deventer koekbakkerijen zijn sedert eeuwen beroemd.

Deiffelsche-polder, of DeifFelsbroek, pold. van 290 bund, in de Z.-Holl. gem. Fernis.

-ocr page 263-

257

Diohteren, buurt in de Geld. gem. Ambt-Doetinchem, in 1840 met 384, in 1872 met 404 inw.

Didam, gem. in Geld., tusschen Angerlo, Wehl, Bergh en Zevenaar, hebbende eene grootte van 3504 bund. Het noorden, westen en zuidwesten heeft kleigrond, het midden en oosten zand (diluvium). In 1822 had Didam 2734, in 1840 3481, in 1872 3453 inw. Men onderscheidde in laatstgenoemd jaar de bevolking in 3306 R.-Kath., 136 Herv., 1 Ev.-Luth. en 10 Israëlieten.

De landbouw, het hoofdbedrijf der ingezetenen, levert wegens den voortref-felijken grond en de goede bebouwing ruime oogsten van tarwe en andere granen, aardappelen, enz. Vroeger waren er vele adellijke huizen. De Meursen-toren of Bergvrede, in 1609 afgebroken, achtte men van zeer ouden, waarschijnlijk zelfs van Romeinschen oorsprong. Verder bloeiden er Baarle, Doornvest, Hees, Kerkhoven, Lunhorst, Nevelhorst, Oldengoor, Schadewijk en Tinsonberg. Alleen de Heegh en liOil zijn in stand gebleven en prijken met schoon geboomte.

Behalve het d. Didam, bevat de gem. de buurten Dijk, Loil, Holt-huizen en Greff'elkamp.

Het d. Didam, aan den weg van Zevenaar naar 's Heerenberg, bevatte in 1840 850, in 1872 755 inw. Het was reeds in den jare 824 onder den naam van Theodem bekend. Het heeft een Herv. kerk, een R.-Kath. kerk en een synagoge.

Die, breede kreek of meertje in de N.-Holl. gem. Heilo.

Bieden, d. in de N.-Brab. gem. Dieden-Demen*en-Ijangel, aan den Maasdijk, doch zeer verstrooid gelegen, in 1840 met 309, in 1860 met 318 inw. Het heeft een Herv. en een R.-Kath. kerk.

In vorige eeuwen behoorde Dieden tot het Geld. ambt van Maas-en-Waal. Ofschoon de Grondwet der Vereenigde-Nederlanden van 29 Maart 1814 in art. 54 bepaalde, dat de provinciën, behoudens daarbij vermelde uitzonderingen, hare oude grenzen zouden behouden, is Dieden, dat niet bij die uitzonderingen was genoemd, bij Noord-Brabant gebleven.

Dieden-Demen-en-Langel, gem. in N.-Brab., uit deelen van het Land-van-Ravestein en Gelderland saamgesteld. Zij ligt aan de Maas en wordt ingesloten door de gemeenten Appeltern en Batenburg (Geld.), Ravestein, Deurzen c. a. en Megen. Hare oppervlakte — bijna 835 bunders — is gevormd uit klei, hetgeen oorzaak is dat de akkerbouw het voornaamste middel van bestaan uitmaakt. In 1815 had deze gem. 513, in 1822 536, in 1840 575, in 1872 623 inw. In 1870 berekende men het aantal R.-Kath. op 619, dat der Hervormden op 12.

De gem. bevat de beide d. Dieden en Demen, benevens de buurt Neer-Langel.

Diedensche-Uiterdijk, of Diedensche-Uiterwaard, bekade pold. langs de Maas, in de N.-Brab. gem. Dieden c. a., 37 bund, groot.

Diederikpolder, pold. van 196 bund, in de Z.-Holl. gemeenten Melissant en Dirksland.

17

-ocr page 264-

258

Diefdijk, buurt in de Z.-HoII. gemeenten Leerdam en Schoonrewoerd, in 1840 met 172 inw. onder Leerdam en 195 inw. onder Schoonrewoerd.

Diefdijk, dijk, die sinds April 1820 het grootste deel der grenslijn vormt tusschen Z.-Holland en Gelderland, van de Linge tot de Lek. Waarschijnlijk is deze zeer hooge dijk tusschen 1284 an 1303 gelegd.

Diek (ter), geh. in de N.-Holl. gem. Nieuwe-Niedorp.

Dielefsmeer, drooggemaakt meer in de N.-Holl. gem. Uitgeest. De tijd van droogmaken was het jaar 1630. De grootte beloopt ruim 18 bund.

Dielings, noord-oostelijk deel van het Alkmaarder- of Langemeer in Noord-Holland.

Diom, kreek of meer in N.-Holl., dat oorspronkelijk de uitwatering van het Bijlmermeer is geweest. Het zuider, zeer smalle gedeelte, tusschen de Weesper- en Muider-trekvaarten, draagt den naam van Korten-Diem of Slochter. Op dit oogenblik (in 1873) wordt op kosten der Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaatschappij een dam met brug door dezen plas aangelegd ten behoeve van den Ooster-Spoorweg. Deze overgang ligt ten zuiden van de buurt Over-Diemen. Door de Diemerdammersluis wordt het overtollige water van den Diem in de Zuiderzee afgeleid.

Diemen, gem. in N.-Holl., ingesloten door Amsterdam, Nieuwer-Amstel, Watergraafsmeer, Ouder-Amstel, Weesperkarspel, Muiden, de Zuiderzee en het IJ. Het grootste deel der oppervlakte — in het geheel 1459 bund. — bestaat uit veengrond. Alleen de buitendijksche landen hebben klei. De gem. omvat verder de plassen de Diem, het Nieuwediep, het Akkerswade en het van Tydenswade, welke laatste echter genoegzaam is uitgedroogd. In 1822 had deze gem. 721, in 1840 855, in 1872 960, in 1873 997 inw. Bij de telling van 1860 onderscheidde men er 590 Herv., 9 Luth., 5 Herst.-Luth., 273 R.-Kath. en 6 ongenoemden.

Veeteelt en zuivelbereiding zijn de beide hoofdbronnen van welvaart, voorts doortocht, warmoezerij en de voordeden voortspruitende uit het bezoek van vreemdelingen, t. w. de bewoners van de naburige Hoofdstad.

Diemen was oudtijds eene heerl., die aan het Sticht Utrecht behoorde. In het begin der 13de eeuw kwam het voor de helft in erfpacht aan Gijsbrecht II, Heer van Amstel, terwijl de andere helft aan Heer Hendrik van de Velde geschonken werd. Twintig jaren later (29 Maart 1226) deed Hendrik van de Velde afstand van zijn gedeelte, waarop Gijsbrecht alleen de geheele erfpacht ontving tegen 30 Utrechtsche ponden 's jaars. Na de omwenteling, die op de vlucht van Gijsbrecht IV in 1296 volgde, is Diemen met geheel Amstelland verbeurd verklaard en daarmede in 1311 aan Holland gekomen.

De buurt Diemen was een dorp tot in 1S07 de kerk werd afgebroken, om voor eene aan de Diemerbrng plaats te maken. Het ommuurde kerkhof is echter overgebleven. Volgens de overlevering waren de klokken dezer kerk door den Paus zeiven gewijd. In 1170 onderscheidden de

-ocr page 265-

259

bewoners van Diemen zich, ofschoon zeiven bedreigd, door hunne naburen, de Kennemers, bij den watervloed van 3 November, te hulp te komen. In 1572 werd Diemen door Willem van Lumey en zijne geuzen uitgeplunderd, in 1652 door een zwaren brand deerlijk geteisterd.

Diemerbroek, heerl. en buurt in de Z.-Holl. gem. Papekop, in 1840 met 133, in 1860 met 132 inw.

Diemerbrug* d. in de gem. Diemen, ter plaatse waar de vaart van Amsterdam naar de Hollandsche Vechtoevers zich in twee armen splitst, waarvan de eene zich op Muiden, de andere op Weesp richt. De plaats heeft haar bloei te danken aan het graven dezer trekvaart, hetwelk in 1641 geschiedde. Doch reeds veel vroeger lag hier eene brug in den weg van Ouderkerk naar Diemen. over eene vaart, die het Diemer- of Watergraafsmeer met het Bijlmermeer verbond, en welke brug zoowel den naam van Diemerbrug als dien van Hein-Cysenbrug voerde. De buurt aan de Diemerbrug werd een dorp, toen in 1786 de R,-Kath. kerk van Over-Diemen, en in 1807 de Herv. kerk van Diemen derwaarts werd verplaatst. De laatste is reeds door eene nieuwe vervangen, waarvan de eerste steen den 16 November 1865 is gelegd. Het dorp bevat verscheidene herbergen en had in 1860 363 inw.

Diemerdam, geh. aan den Diemer- en Muider-Zeedijk, in de gem. Diemen, aan het einde van den Diem, die hier door de Diemerdammer-of Claas-Jacobsz-sluis met den mond van het IJ gemeenschap heeft. Nog in onze dagen stond hier een der mijlpalen, die het ban- en vangrecht der stad Amsterdam aanwezen.

Diemerdammerpolder, pold. van 20 bund, in de gem. Diemen.

Diemer-en-Muider-Zeedijk, zeedijk, die zich van de dijken van de gem. Amsterdam bij Zeeburg langs het IJ en de Zuiderzee tot het d. Muiderberg uitstrekt.

Diemermeer, naam van een voormalig meer tusschen Ouder-Amstel en Diemen, dat drooggemalen, thans de gem. Watergraafsmeer vormt.

Diemerpolder, pold. van 380 bund, in de gem. Diemen.

Diepenbroek, havez. in de Geld. gem. Laren.

Diependaal, zuidelijk ged. van de Utr. gem. Maarsseveen, langs den Diependaalschen-Dijk.

Diepenheim, gem. in Overijssei, tusschen Markelo, Ambt-Delden en Haaksbergen (Overijssel) en Neede en Borculo (Gelderland). Zij beslaat 2637 bnnd., wordt door de Regge (hier Schipbeek en Molenbeek genoemd), de Begge-Vlier en de Poelbeek doorsneden en heeft een meest zandigen (diluvischen) grond. Echter vindt men langs de stroompjes eenige perceelen beekklei. De gem. had in 1811 1104, in 1822 1209, in 1840 1389, in 1860 1657, in 1872 1643 inw., wat laatstgenoemd jaar betreft onderscheiden in 1445 Herv., 5 Doopsgez., 2 Christ.-Geref., 150

17*

-ocr page 266-

260

R.-Katli. en 35 Isr. De landbouw is hun voornaamste bedrijf. Behalve het steedje Diepenheim, bevat de gem. de buurten Diepenheimer-Karspel, Markvelde, Old-Diepen en Schipbeek.

Het steedje Diepenheim, het westelijk deel der gem., ligt aan een waterloop, die uit de Schipbeek van de sluis bij Westervlier naar eene kromming van de Molenbeek is gevoerd. Het had in 1811 522, in 1840 666, in 1860 762 inw.

In de 11de eeuw was Diepenheim de zetel van een ridderlijk geslacht. Bernard van Diepenheim, die in de 12de eeuw leefde, werd door keizerlijke gift Heer van Ahaus, doch met zijne kleindochter Regewine stierf zijn geslacht uit, en kwamen zijne bezittingen aan de Westphaalsche Graven van Dalen. Door Kunegonda van Dalen viel de heerl. aan Willem, Heer van Boxtel ten deel, die Diepenheim met Dalen in 1331 aan den Utreehtschen Bisschop Jan van Diest verkocht. Diepenheim had toen reeds stadsrechten, die het waarschijnlijk van een zijner Heeren verkregen had. Van 1521 tot 1536 was Diepenheim in de macht van den Gelderschen Hertog Karei van Egmond.

Diepenheim kreeg eerst eene eigene kapel door de zorg van Vrouwe Regewine. Die kapel werd in 1224 tot eene parochiekerk verheven en bleef in het bezit der R.-Kath. tot 1601. Zij stortte den 21 April 1679 wegens ouderdom in, juist toen men bezig was eene nieuwe Herv. kerk te bouwen. Er is ook eene synagoge.

De grond, waar het oude kasteel van Diepenheim gestaan heeft, lag ten jare 1635 onbetimmerd. Een nieuw kasteel, geen sterke burg maar een deftig heerenhuis, werd in 1648 door Heer Bernhard Bentinck gebouwd, dat, te midden van een bevallige lustplaats gelegen, den westkant van het steedje verfraait.

Diepenheimer-Kerspel, doorgaans alleen 't Kerspel genoemd, buurt in de Overijsselsche gem. Diepenheim, in 1840 met 245 inw., in 1860, met Old-Diepen medegerekend, 382 inw.

Diepenhorst, naam, waaronder weieens het d. Ouddorp (Z.-Holl.) voorkomt.

Diepenveen, gem. in Overijssel, die, in het zuid-westen door Deventer bepaald, in het noordwesten tot de Geld. gem. Voorst reikt, Olst en Raalte ten noorden van zich heeft. Holten in het oosten, Bathmen in het zuidoosten en de Geldersche gem. Gorssel in het zuiden. Do grond — in het geheel 8086 bund. — bestaat grootendeels uit zand, doch langs den IJssel, de Schipbeek en de Zandwetering uit klei en gemengde aardsoorten. In 1811 had zij 2031, in 1822 2383, in 1840 2947, in 1872 3719 inw,, voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2350 Ned.-Herv., l Waalsch-Herv., 1 Ev.-Luth., 4 Doopsgez. en 1363 R -Kath. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Er zijn 4 dorpen of kerkbuurten, die allen klein zijn, waaronder Diepenveen, Colm-schate, Lettele en Rande. Overigens bevat de gem. de buurtschappen Averlo, Linde, Tjoene, Hooge-Weteringen, Lage-Weteringen, Riele, Ok-

-ocr page 267-

261

kenbroek, Borgele, Oxe, Ortele, Vrieswijk, benevens de geh. Vulik, Essen, Wechele en Schalkhaar. Vóór de groote omwenteling van 1795 vormde deze gem. de in 1576 aan Deventer verpande ambtmanny Colmsehate.

Het dorp Diepenveen is zeer klein: in 1860 had het niet meer dan 120 inw. De plek was niet veel meer dan een moeras, toen Johan Brinkerink en Zwedera van Rechteren hier in 1402 een klooster stichtten van reguliere kanunnikken. De Hervormde kerk alhier dag-teekent van 1720.

Dieperpoel, uithoek van het Kagermeer (Z.-Holl.).

Dieperskant, buurt in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 143, in 1860 met 157 inw.

Diepsmeer, voorm. meer, in 1594 drooggemalen en in een polder herschapen, in de gem. Oudcarspel (N.-Holl.). De grootte beloopt 182 bund.

Diepswal, geh. in de Gron. gem. de Leek.

Diepswal, westelijk uiteinde van het geh. de Bril in de Gron. gem. Zuidhom.

Dieren, fraai dorp in de Geld. gem. Kheden, aan den groeten weg van Arnhem naar Zutphen. Het was eene geringe buurt, toen hier eene kommanderij van Bidders der Duitsche Orde werd opgericht, doch nadat Prins Willem 11 deze bezitting, den 2 September 1647, van de balije Utrecht had aangekocht en er een vorstelijk jachthuis liet aanleggen, is Dieren zeer in bloei toegenomen. In 1840 had het 1468, in 1860 1855, in 1872 2124 inw., waarbij echter de bev. van den naasten omtrek gerekend is. Van de 1855 inw, in 1860 woonden 1095 in de dorpskom. Het jachthuis is in December 1795 door de onvoorzichtigheid der ingelegerde Franschen afgebrand, doch in plaats daarvan zijn verscheidene vorstelijke buitenplaatsen gekomen, die met de schoone wandelwegen over berg en dal Dieren tot een der bevalligste oorden van Gelderland maken. Er zijn kerken van de Herv. en de R.-Kath.

Dierensche-Bosch, uitgestrekt bosch op de Veluwe bij Dieren (Gelderl.), ook onder den naam van de Plantage bekend. Bijzonder fraaie punten zijn de Carolinenberg, die 54, en de Prins-Willemsberg, die 70 el hoog is.

Dierentijdpolder, polder van ruim 27 bund, oppervlakte in de Zeeuwsche gem. IJzendijke.

Diergaarde, geh. in de Limb, gem. Echt.

Dierik (de), voorm. stroom in Zeeland, tusschen Borssele en Baarland.

Dierkensteinpolder, polderland in de Prins-Willemspolder en den Nieuwe-Passegeulepolder van de Zeeuwsche gem. Waterlandkerkje.

-ocr page 268-

262

Diermen, buurt in de Geld. gem. Putten, in 1840 met 310, in 1860 met 289, in 1872 met 259 inw.

Diesdonk, geh. in de N.-Brab. gem. Asten, in 1860 met 81 inw.

Diesse, of Diessen, beekje in de N.-Brab. gem. Diessen, dat in de Reusel uitloopt.

Diessen, gem. in N.-Brab., tusschen Hilvarenbeek, Moergestel en Oos- • tel-Westel-en-Middel-Beers, 3951 bund, groot. De grond is diluvisch zand, die rogge, boekweit, aardappelen, haver en voederkruiden voortbrengt. Van do zuider tot de noorder grenzen wordt de gem. door de Reusel doorsneden. In 1822 had Diessen 894, in 1840 1003, in 1860 987, in 1872 930 inw. Ofschoon de kerk van Diessen van 1648 tot 1798 in het bezit der Herv. was, belijden thans alle ingezetenen den B.-Kath. godsdienst. De ingezetenen bestaan grootendeels van den landbouw. Behalve het d. Diessen, bevat de gem. ook da buurten Haghorst en Baarschot.

Het dorp Diessen telde in 1840 560, in 1860 546 inw. Bij de kerk is een dusgenoemde st.-Willebrordsput. Diessen is zeer oud, want in het jaar 712 schonk Ansbald zijne goederen te Diessen (in het charter Diosne genoemd) aan den geloofsprediker Willebrord. In 1702 ontnamen de Franschen den boeren hun voorraad, meubelen, kleederen en vee.

Dieteren, of Deteren, d. in de Limb. gem. Sustcren, met eene R.-Kath. kerk, in 1840 met 492, in 1860 met 491 inw. Keizer Frederik schonk de hoeve van Dieteren aan den Graaf van den Bergh, doeh de zoon van dezen Graaf. Adolf van den Bergh, begiftigde daarmede do balije van st.-Catharina der Duitsche Orde te Keulen, die op hare beurt haar in 1430 aan den Lamlskommanderij van Aldenbiessen te Maastricht overdroeg.

Diever, gem. in Drenthe, tusschen Smilde, Dwingelo, Havelte, Vled-der cn de Friesche gem. Oost-Stellingwerf. Op eene uitgestrektheid van 7437 bund, telde zij in 1822 842, in 1840 1233, in 1860 1493, in 1872 1524 inw. Tijdens do Kepubliek was zij grooter, naardien zij zich toen tot dicht onder het d. Dwingelo uitstrekte, maar in den Franschen tijd werden de buurtschappen Emster en Leggeloo daarvan afgenomen. Daarentegen werd zij toen met Vledder vergroot, welk deel nogtans na Nederland's herstel weder eene afzonderlijke gem. werd. Behalve het d. Diever, bevat de 'gem. Diever de buurten Wapsc, Oldendiever en Wittelte, benevens de geh. Dieverbrug, Wateren, Kalteren en 't Moer. De ingezetenen, die bijna allen in den landbouw hun bestaan vinden, onderscheidden zich in 1872 in 1216 Herv., 278 Chr.-Geref., 9 Doopsgez., 4 Luth., 5 R.-Kath. en 12 Israëlieten.

Het d. Diever, eerst onlangs door een kunstweg met de naburige plaatsen (Noordwolde in Friesland en de Dieverderbrug aan de Drentsche-Hoofd-vaart) verbonden, ligt bevallig in het geboomte, en heeft 2 kerken.- een Herv. en een Chr.-Geref. Op korten afstand daarvan, aan den weg naar de Smilde, ligt een zeer geschonden hunebed.

-ocr page 269-

263

Dieverderbrug, geh. in de Drenthsche gem. Diever, aan den grooten weg van Zwolle naar Groningen en de Drenthsehe-Hoofdvaart, nog altoos eene belangrijke pleisterplaats, ofschoon niet meer zoo veel als vóór de opening van den spoorweg tussehen Meppel en Assen.

Dieverderdingspel, voorm. dingspel in Drenthe, bevattende do kerspelen Diever, Wapserveen, Vledder, Dwingelo, Koekange, Havelte, Meppel, Kolderveen, Nijeveen, Pesse-Echten-en-Ansen, de Wijk.

Dieversche-Veld, velden ten noordwesten van het Drenthsche dorp Diever, in 1860 met 18 bew.

Dieze, buurt in de Overijsselsche gem. Zwolle, in 1840 met 237, in 1860 met 520 inw.

Dieze, riv. in N -Brab,, die te 's-Hertogenbosch uit de vereeniging van den Dommel en de Aa ontstaat, en na korten loop bij Crevecoeur in de Maas valt.

Diezekant, of Dieskant, geh. in de N.-Brab. gem. Empel c. a.,

tegenover Engelen. Daarin ligt het landgoed Meerwijk.

Diezekant, of Dieskant, wijk van Engelen (N.-Brab.) langs de Dieze.

DifTelen, buurt in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh, in 1840 met 153, in 1860 met 155 inw.

Dijk, of Erpsche-Dijk, buurt in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 131, in 1860 met 124 inw.

Dijk, buurt in de N.-Brab. gem. Nistelrode, in 1840 met 123, in 1860 met 187 inw.

Dijk, buurt in de Geld. gem. Didam, in 1840 met 692, in 1860 met 795, in 1872 met 830 inw.

Dijk, geh. in de N.-Brab. gem. Boekei.

Dijk (den), buurt in de N.-Brab. gem. Asten, in 1860 met 161 inw.

Dijk (den), of Dijken (de), buurt in de N.-Brab, gem. Eersel, in 1840 met 263, in 1860 met 318 inw.

Dijk (den), buurt in de N.-Brab, gem. Hedikhuizen, in 1840 met 130, in 1860 met 247 inw.

Dijkbuurt, buurt in de N.-Holl. gemeenten Hoogwoud en Heer-Hugowaard, in 1840 met 206 inw.

Dijk (de), of Sevenbronnen, beekje in de Limb, gem, Voerendaal, dal in de Geleen valt.

Dijke (ten) burg bij het Gron. d, Pieterburen, waar de Veldoverste Diederik Sonoy den 1 Juni 1597 overleed.

Dijken, Dyken, of Indijken, d. met eene Herv. kerk zonder toren in de Friesche gem. Doniawerstal, in 1840 met 72, in 1860 met 113 inw. In vroegeren tijd stond er de state Solkema.

-ocr page 270-

264

Bijken (do., geh. in de Gron. gem. Bierum.

Dijkerhoek. of Holtordijk, bnurt in de Overijsselsehe gem. Holten, in 1840 met 328, in 1860 met 331 inw.

Dijkerrot, of Dijkerroth, buurt onder Oene, in de Geld. gem. Epe, in 1860 met 180 inw.

Dijkhuis, voorm. burg in de Gron. gem. Appingedam, in de eerste helft der 15de eeuw door Focke Dkena gesticht, in de 16de eeuw van zijne sterkte beroofd en in 1738 geheel geslecht.

Dijkhuizen, of Eemdijk, buurt in de Utr. gein. Bunschoten, in 1840 met 156, in 1860 met 148 inw.

Dijkhuizen, buurt in de Geld. gem. Epe, in 1840 met 119, in 1860 met 175 inw.

Dijkhuizen, buurt in de Drenthsche gem. Ruinenvold, door Buddinge en Buddingewold gevormd.

Dijkhuizen, geh. in de Geld. gem. Bergh, uitmakende een deel dev buurtschap Veld-en-Dijkhuizen.

Dijkpolder, pold. van 134 bund, in de Z.-Holl. geni. Monster.

Dijkpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Maasland, 332 bund, groot.

Dijkehoek, geh. onder het Friesche d. Firdgum (gem. Barradeel).

Dijkshorn, geh. in de Gron. gem. ten Boer.

Dijkstaal, geh. in de N,-Holl, gem. st.-Maarten.

Dijkstraat, geh. in de Gron. gem. Warffnm.

Dijkstraburen. geh. onder het Friesche d. Kimswerd (Wonseradeel).

Dijkstrahuizen, buurt onder het Friesche d. Beetgum (Menalduma-deel), in 1840 met 121 inw.

Dijkstreek, geh. in de Gron. geni. Eenrum.

Dijkum, geh. in de Gron. gem. Stednm, vroeger met den burg Dijku-raerborg en waarschijnlijk ook met eeno kapel.

Dijkveld, heerl. in de Utr. gem. Honkoop, doch reeds vóór 1530 met Rateles vereenigd.

Dijkveld-en-Bateles, heerl. in de Utr. gem. Honkoop, 134 bund, groot, in 1840 met 81 inw.

Dijkwater (het), stroom tusschen de eilanden Schouwen en Duive-land, van Zierikzee tot de Grevelingen. Tusschen Dreischor en st.-Jans-

land wordt dit water sinds den tijd van Koning Willem I door een dam doorsneden.

-ocr page 271-

2fi5

Dij kwel, geh. in de Zeeuwsche gem. Kapelle. De gronden van dit gehucht vormen de kern der landen, die het eerst tussehen de Wijtvliet en Hont bewoond werden.

Ditningen, landgoed in de Drenthsehe gem. de Wijk, aan de Reest. Oorspronkelijk eene hoeve, werd het in 1S25 een convent, toen de ütreehtsche Bisschop Jan ran Diest verlof verleende om de Benedictijner abdij van st.-Maria van Kuinen derwaarts te verplaatsen. De abdij is in 1602 opgeheven, en aan de aanwezige nonnen in 1603 een Jaargeld toegelegd. Vóór 1580 waren te Dikningen ook een abt en monniken. De abdijkerk is in 1672 door de Münsterschen vernield.

Dilgt, geh. in de Gron. gem. Haren, waarbij in vorige eeuwen de burg Linthorst stond.

Dille (de), of Krinserarm, herberg en brug tussehen de Friesche d. Rauwerd in de gem. Rauwerderhem en Oosterwierum in de gem.Bar-radeel. Zij behoort onder Rauwerd.

Dingen, Of de Dingen, geh. in de Gron. gem. Baflo.

Dingshof, havezathe in de Overijsselsche gem. Gist, die in de 17de en de eerste helft der 18de eeuw aan de Keppel's toebehoorde en vervolgens aan de Hemert's is gekomen.

Dingstede, geh. aan liet Meppelerdiep, in de Drenthsehe gem. Meppel. De gronden, daartoe behoorende, ongeveer 80 bunders, liggen geheel afgescheiden van het overige grondgebied zoowel van Meppel als van Drenthe, en geheel ingesloten door de Overijsselsche gemeenten Staphorst en Wanneperveen. In 1840 had Dingstede slechts 5 inw.

Dinkel, viv. in Westphalen, Overijssel en Hannover. Zij ontstaat in de buurtschap Holtwick, op de noord-westelijke afdeeling der Koesfeld-sche en Billerbecksche hoogten, stroomt langs Nicnhurg, Epe en Gronau, en treedt beneden het klooster Glane in Overijssel. Hier neemt zij de Glanerbeek, de Ruinborgelbeek en de Hamburgerbeek op, doch dringt weldra Bentheim binnen, waar zij, na de Geelebeek ontvangen te hebben, de molens van Lage en Neuenhaus drijft, en in de Vecht uitloopt. Bij hare komst in Overijssel ligt het rivierwater op 33, bij de Bentheimsche grens op 18.4 el boven A. P.; zoodat de rivier op Nederlandsch gebied, dat is op eene lengte van 40,000 el, een verval heeft van 14.6 el.

Dintel, rivier in N.-Brab., die don benedenloop van de Merk vormt en in het Volkerak uitloopt. De sluizen in den mond dezer rivier zonken in Januari 1810 weg, waarop in 1828 een nieuw Dintelsch-Sas is gebouwd.

Dinteloord, d. in de N.-Brab. gem. Dinteloord-en-Prinseland, in de wandeling Prinseland genoemd. Het is fraai gebouwd, bevat eene Herv., eene Chr.-Geref. en eene R.-Kath. kerk en telde in 1840 1073, en in 1860 1210 inw. Het d. is niet voor het begin der 17de eeuw aangelegd.

Dinteloord-en-Frinseland, gem. in N.-Brab., die, in het noord.

-ocr page 272-

266

westen door het Volkerak bespeeld, naar de landzijde wordt bepaald door de gemeenten Fijnaart, Oud-en-Nieuw-Gastel en Steenbergen. Zij is gevormd uit verscheidene polders, die een vruchtbaren kleigrond hebben, als Oud-Prinseland, Willemspolder, Mariapolder, Koningsoord, Din-telpolder. Oud-en-Nieuw-Beaumont, Boterpolder, Groote-Torenpolder, Kleine-Torenpolder, Oostveerpolder, Westveerpolder, Oranjepolder, Nas-saupolder, st.-Annapoldei, Koogpolder, Carolinapolder en Drie-Vrienden-polder. Al deze gronden, te zamen 5991 bund., zijn eerst na 1605 aan de stroomen ontwoekerd. Het aantal inw. beliep in 1822 1727, in 1840 2035, in 1860 2191, in 1872 2552. Men rekende ten jare 1870 1311 Herv., 284 Chr.-Afgesch., 5 Luth., 1 Doopsgez. en 1005 R.-Kath. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Men vindt er echter ook 3 meekrapfabrieken, een kleine rljtuigfabriek, een bierbrouwerij, enz.

Dintelpolder, pold. van l'JO bnnd. oppervlakte in de N.-Brab. gem. Dinteloord c. a., in 1708 bedijkt.

Dinther, gem. in N.-Brab., ingesloten door Hees wijk, Heesch, Nistel-rode, Veghel en Schijndel, 1861 bund, groot, met een bodem, bijna geheel door dihiviseh zand gevormd. Alleen in het uiterste zuiden en zuidwesten, langs de voorbijvlietende Aa, vindt men beekklei. De inw., die bijna allen van den landbouw bestaan, maakten in 1822 een aantal van 3 310, in 1840 van 1567 en in 1872 van 1621 uit. In 1870, toen do bevolking op 1754 werd begroot, rekende men 1689 R.-Kath., 53 Herv., 1 Luth. en 11 Israëlieten. De gem. bevat het d. Dinther en een deel van het d. Vorstenbosch, benevens de buurten Hekkenhoek, Doodenhoek Beugt, Heilaren, Loosbroek, Donk en Hazelberg.

Het d. Dinther, in 1840 met 341, in 1860 met 391 inw., bestond reeds in 1196, toen Albertus, Heer van Dinther, goederen aan de Abdij van Bern schonk. Tn 1398 en 1512 is het dorp door de Gelderschen in de asch gelegd. De R.-Katholieke st.-Servatinskerk prijkt met een tamelijk hoogen toren.

Dinxperlo, gem. in Gelderland, tusschen Gendringen en Aalten (Nederl.) en Liedern (Pruissen), 1353 bund, groot, en bevattende het d. Dinxperlo, benevens de buurten Heurne en Beggelder. De grond is di-luvisch zand, dat echter ruime oogsten van granen, vlas, hennep en andere veldvruchten oplevert. In 1822 had deze gem. 1767, in 1840 2310, in 1872 2368 inw. Men rekende in laatstgenoemd jaar 1640 Herv., 139 Christ.-Geref., 6 Doopsgez., 3 Ev.-Luth., 538 R.-Kath. en 42 Isr. Behalve den landbouw, geven handel en eenige fabriekmatige inrichtingen, als 3 olieslagerijen, een ververij, een stoomkorenmolen, een houtzaagmolen en een meubelmakerij, benevens 38 klompenmakerijen den ingezetenen het noodige.

Het d. Dinxperlo ligt zoo dicht op de grens, dat het met het Pruissische d. Süderwick een geheel schijnt uit te maken. Zelfs heeft die nabijheid tot zoo groote moeielijkheden aanleiding gegeven, dat in Juni 1873 eene nieuwe grensscheiding op dit punt tusschen de beide Staten is voorge-

-ocr page 273-

267

steld. Men vindt er eene fraaie Herv. kerk, benovens eene synagoge. In 1840 waren er 690, in 1872 747 inwoners.

Dinxterveen, of Dingsterveen, buurt in de Overijsselsche gem. Wanneperveen, in 1840 met 438, in 1860 met 408 inw.

Diomedepolder, polder in de Zeeuwsche gem. Aarden burg, 187 bund, groot, in 1827 bedijkt.

Diphoom, of Diephoorn, geh. in de Drenthsche gem. Sleen, in 1840 met 82 inw.

Dirkshorn, d. in de N.-Holl. gom. Haringearspel, met eene Herv. en eene Christ.-Geref. kerk. In 1840 had het 297 inw. Dirkshorn was slechts eene buurt tot 1657, toen de Herv. kerk werd gebouwd.

Dirksland, gem. in Z.-Holland, naar alle zijden door de gem. Melissant ingesloten. Zij wordt gevormd door den polder Dirksland en een gedeelte van den Diederikpolder, te zamen 1447 bund. De grond is zeeklei, die rijke oogsten van granen, aardappelen, vlas en andere veldvruchten geeft. In 1822 had deze gem. 1563, in 1840 2183, in 1872 2211 inw. In I860 was de bevolking onderscheiden in 2096 Herv., I Luth., 29 R.-Kath. en 22 Israël. Er zijn 2 meestoven, Dirksland is eene heerl., die in 1275 door Graaf Floris V aan Albert, Heer van Voorne, werd verkocht.

Het d. Dirksland is eene aanzienlijke plaats, met eene fraaie Herv. kerk, een Ambachtshuis en eene Waag. Waarschijnlijk ontleent het zijn naam aan Heer Diederik van Zierikzee, die men voor den eersten bedijker van den polder Dirksland houdt.

Dirkslandsche-polder, pold. Op het Z.-Holl. eiland Overflakkee. In of omstreeks 1275 het eerst bedijkt en later nog eens ten tijde van Jan van Beijeren, beslaat deze polder thans 1344 bund.

Dirkslandsche-haven, vaart van het Haringvliet naar het d. Dirksland op Overflakkee (Z.-Holl.), ter lengte van ongeveer een uur.

Dirk-Smeetsland, pold. in de Z.-Holl. gem. IJsselmonde, ongeveer 227 bund, groot.

Dishoek, geh. op Walcheren, in de Zeeuwsche gem. Koudekerke.

Disseldorp, dorp of kerkbuurt in de N.-Holl. gem. Dimmen, met eene in 1657 gestichte R.-Kath. kerk. In 1840 waren er 166, in 1860 157 inw.

Distelberg, of Roestelberg, buurt in de N.-Brab. gem. Helvoirt, in 1840 met 254, in 1860 met 263 inw.

Dobsdijk, geh. in de Gron. gem. Uithuizermeeden, dat zijn naam ontleent aan de beide Dobben of waterkolken aldaar.

Dodde, bocht van het Alkmaarder- of Lange-Meer.

Doddendaal, voorm. heerl. en slot in do Geld. gem. Ewijk, in 1840 met 74, in 1872 met 71 inw.

-ocr page 274-

26S

Dodöwaard, gem. in Geld., aan de Waal, omringd door de gemeenten Echteld, Resteren, Heteren, Hemmen, Valburg, Ewijk en Drnten. Zij beslaat 1863 bund, en bestaat geheel uit rivierklei. In 1832 had deze gem. 1095, in 1840 1434, in 1860 1513, in 1872 1618 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1488 Herv., 1 Luth., 123 R.-Kath. en 6 Isr. Land- en ooftbouw zijn er do hoofdbronnen van welvaart.

Het d. Dodewaard is langs den noorder Waaldijk gebouwd, halverwege Tiel en Nijmegen, van elk der beide steden namelijk 3 uren. De Herv. hebben hier eene kerk, een zeer oud gebouw, waarvan de toren allerwaarschijnlijkst nog uit den Eomeinschen tijd dagteekent. Tot het jaar 1863 zag men in dien toren een steen gemetseld, die een Romeinsch veldoverste voorstelt, met het opschrift: m. traianivc gvmattivs gai sionis fvbtalae afkor t p i. Ds. Heldring verklaarde en vertaalde deze woorden door; Marcus Trajanus Jucgumattius, zoon van Gaisio, oud-krijgsoverste der Afrikaansche ruiterbende, heeft zelf bij uitersten wil gelast, dit gedenkteeken op te rigten, Dr. Buddingh door: Voor Marcus Trajanus, heeft Jucgun Attius, zoon van Gaisio, oud-krijgsoverste der Afrikaansche ruiter-iende, gelast dezen toren te stichten. De steen is in het genoemde jaar 1863 uitgebroken en naar het Rijks-museum te Leiden overgebracht. Dodewaard is een der eerste heerlijkheden, die de Graven van Gelder in de Betuwe bezeten hebben. Althans Jolanda, dochter van Graaf Gerhard I, die omstreeks het jaar 1107 met Graaf Boudewijn 111 van Mons of Henegouwen trouwde, bracht hem Dodewaard ten huwelijk. Dit dorp had in 1840 714, in 1873 918 inw. Men heeft er een steen- eu een pannenbakkerij, benevens een olieslagerij.

Dosnraad, of Doenraede, d. in de Limb. gem. Oirsbeek, in Groot-en Klein-Doenraad onderscheiden. Het bevat het kasteel Doenrade, dat tusschen beide gedeelten ligt, en sedert 1873 cene parochiale kerk. Vroeger was er slechts eene kapel. In 1840 had Groot-Doenraad 426, en Klein-Doenraad 43 inw.

Does (de), gracht of watering in Z.-Holland, die, van Leyderdorp uit den Rijn in noord-oostelijke richting tot de Wijde-Aa gegraven, een deel uitmaakt van den waterweg van de Oude-Wetering naar Leiden. Men meent dat het een der vaarten is, die op last van Claudius Drusus Ger-manicus is gedolven.

Does (ter), voorm. slot aan het vereenigingspunt van den Does en den Rijn in de Z.-Holl. gem. Leyderdorp. In den grafelijken tijd de zetel van het geslacht ter Does, werd het in 1430 door Hertog Jan van Beije-ren ingenomen. Op 't einde der 18de eeuw is het weggebroken.

Doesborgh, prov. kiesdistrict in Gelderland, bevattende de 6 gem.; Doesborgh, Hummelo-en-Keppel, Doetinchem (stad), Zelhem, Hengelo, Steenderen.

Doesborgh, zesde kanton van het Geld. arr. Zutphen, bevattende de 5 gem. Doesborgh, Angerlo, Hummelo-en-Keppel, Steenderen, Didam.

-ocr page 275-

269

Doesborgh, kerk. ring der klasse Zutphen van de Herv. Kerk, bevattende de 11 gem.; Doesborgh, Angerlo, Bahr-en-Lathum, Didam, Drempt, Hengelo, Keppel, Steenderen-en-Bronkhorst, Wehl, Westervoort, Zevenaar.

Doesborgh, dek. in het aartsb. Utrecht, bevattende de 16 par. Aze-wijn. Beek, Didam, Doesborgh, Duiven, Groessen, 's Heerenberg, Herwen, Latham, Lobith, 'tLoo (bij Groessen), Oud-Zevenaar, Pannerden, Wester-voort, Zeddam, Zevenaar.

Doesborgh, of Doesburg, gem. in Gelderland, op beide oevers van den IJssel, grenzende ten noorden en westen aan Rheden, ten oosten aan Hummelo-en-Keppel, ten zuiden aan Angerlo, met eene oppervlakte van 365 bunders.

Zij bevat de stad Doesborgh met hare vestingwerken en eenig omliggend land. Het grootste deel der gem. ligt op den rechter stroomoever. Op den linker stroomoever vindt men de Stads-Weide, tusscheu den IJssel en den Lammen-IJssel.

De bevolking beliep in 1796 2074 zielen. In 1811 bedroeg zij 2374, in 1822 2466, in 1840 3525, in 1850 3851, in 1872 4405. In laatstgenoemd jaar was zij onderscheiden in 2402 Ned.-Herv., 3 Waalsch-Herv., 116 Ev.-Luth., 12 Herst. Ev.-Luth., 11 Rem., 34 Chr.-Geref., 1759 B.-Eath., en 51 Isr.

De oude naamsafleiding van Drusiburgum getuigt, dat men deze stad reeds sedert eeuwen als een der kasteelen beschouwt, die door den veldheer Drusus hier to Lande zijn opgericht. Zeker is het, dat de burg, dien men in vorige eeuwen aan het punt vond, waar de Oude- en Nieuwe-IJssel zich vereenigen, en in 1527 op last van Hertog Karei van Egmond werd afgebroken, van hooge oudheid getuigde. Of het Diusburch, dat in 884 door de Noormannen werd verwoest, het tegenwoordige Doesborgh of wel Duisburg aan den Kijn is, valt niet met zekerheid te bepalen. Men weet echter, dat in het begin der 13de eeuw Doesborgh aan den IJssel reeds zoo aanzienlijk was, dat Gerhard III de plaats met stadsrechten beschonk. Hare vestingwerken zijn onder Prins Maurits in 1007 en onder Prins Willem II in 1674 veel uitgebreid.

De merkwaardigste historische herinneringen der stad bestaan in haren afval van het bewind van Reinald I in 1317, om zich aan diens zoon Eeinald II te hechten; haar deelnemen aan de worsteling tusschen de Graven Reinald III en Eduard; de huldiging van Hertog Willem in 1372; het verraad van Pieter van Boetbergen en Harmen van Beek, waardoor de stad op nieuwjaarsnacht van 1468 den Clevenaten in handen viel; het afwijzen van den Bisschop van Münster, Heinrich von Schwart-zenberg, in 1478; de plechtige ontvangst van Hertog Karei van Gelder in Maart 1492; de huldiging van Eilips de Schoone in 1505; de terugkeer onder Hertog Karei in 1507; de slooping van den ouden burg en het bouwen van een nieuw kasteel in 1527 ; de inneming door de Staat-schen, onder den Graaf van den Bergh en de herovering door de Spanjaarden in 1572; de terugkeer onder Oranje in 1576; het verraad van eenige Spaanschgezinde burgers in 1585; het beleg en de verovering onder den

-ocr page 276-

370

Graaf van Leicester in 1386; de berenning door de Franschen, die door eene overgave werd gevolgd, den 16 tot den 21 Juni 1672; het aftrekken der Franschen in 1674; het hevige oproer van 1705, dat inzonderheid door de tusschenkomst der Doetiuchemmers werd gestild; de bezetting door de Pruisen in den nacht van 18 op 19 November 1813; de herneming door de Franschen drie dagen later en de bestorming door de Pruisen den 22 Nov. 1813; de storm van 29 November 1836, waarbij de toren der Maartenskerk groot gevaar liep om in te storten.

De bronnen van bestaan der ingezetenen zijn inzonderheid koophandel, doortocht, scheepvaart, markten, landbouw en veeteelt. Fabrieken zijn er in gering getal. Alleen vindt men er eene bierbrouwerij, 1 hoek- en steendrukkerij, 2 chicoreifabrieken, l gasfabriek, 2 grutterijen, 1 kaarsenmakerij, 1 klompenmakerij, 2 leerlooijerijen, 1 likeurstokerij, 4 meubelmakerijen, 3 mosterdmolens — zijnde de Doesborgher mosterd wijd en zijd beroemd, — 2 olieslagerijen, 3 pottenbakkerijen, 1 runmolen, 1 rij-tuigfabriek, 2 ververijen en 1 vernisfabriek, doch al deze inrichtingen zijn van geringen omvang.

Het Stadhuis is niet groot, maar bevat eene fraaie raadkamer.

De Hervormden bezitten de Maartenskerk, die, in do 14de eeuw gebouwd, in 1483, 1348, 1717 en 1737 telkens door brand zwaar is geteisterd. Zij prijkt met een hoogen toren. De Gasthuiskerk strekt zoowel den Hervormden als den Ev.-Lutherschen tot een bedehuis. Voorts heeft men er een Chr.-Geref. en een R.-Kath. kerk, benevens eene synagoge.

De belangrijkste inrichtingen van wetenschap zijn de afdeeling Doesborgh van de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen en de Latijnsche school.

Doesburg, buurt in de Geld. gem. Ede, in 1840 met 234 inw.

Doespolder, pold. van ongeveer SO bund, in de Z.-Holl. gem.Leyder-dorp, door de Doespolder-Wetering van den Doespolder onder Wou-brugge afgescheiden.

Doespolder, pold. van 99 bund, in de Z.-Holl. gem. Woubrugge.

Doetinchem, vijfde kanton van het Geld. arrond. Zutphen, bevattende de 5 gem. Doetinchem (ambt), Doetinchem (stad), Hengelo, Wehl, Zelhem.

Doetinchem, ring der Geld. klasse van Zutphen van de Herv. Kerk, bevattende de 12 gem.: ter Borgh, Dinxperlo, Doetinchem, Etten-en-Net-terden, Gendringen-en-Megchelen, Halle, 's Heerenberg, Hummelo, Sil-volde, Varsseveld, Zeddam, Zelhem. Er zijn 12 kerken.

Doetinchem, of stad-Doetinchem, gem. in de prov. Geld., palende in het westen, noorden en oosten aan de gem. Ambt-Doetinchem, en in het zuiden aan Bergh.

Hare oppervlakte, 367 bund., bestaat meest uit kleigrond, doch op enkele plekken vindt men zand. De Oude-IJssel vloeit er door heen en ontvangt er do Slingebeek.

Het middelgedeelte der gem. bevat de stad Doetinchem. Het overige bestaat uit het zoogenaamde Schependom.

-ocr page 277-

271

De stad Doetinchem ligt op den rechteroever van den Ouden-IJssel, waarover te dezer plaatse eene lange brug is geslagen. De plaats is zeer oud, daar zij reeds in een giftbrief van den jare 838 wordt genoemd, waarin haar naam Duetinghem is gespeld. Hare stadsrechten gegeven, door Graaf Otto II, dagteekenen van 1236 of 1237.

Volgens eene overlevering zou de ringmuur, die nog in 1860 bestond, reeds ten jare 1100 zijn opgetrokken. Van de brug over den IJssel werd reeds in de 14de eeuw gewaagd. De stad is over het geheel fraai gebouwd, en hare hoofdstraten, die van het noord-westen naar de Markt, en van daar naar het zuid-oosten loopen, zouden menige provinciale hoofdstad tot sieraad verstrekken.

De stad met het Schependom had in 1796 1351 inwoners, in 1811 1485, in 1822 1980, in 1830 1685, in 1840 1869 (van welke 1757 binnen en 112 buiten de muren), in 1850 1938, in 1872 2568, wat laatstgenoemd jaar betreft, onderscheiden in 1719 Ned.-Herv., 12 Waalsch-Herv,, 33 Ev.-Luth., 3 Herst.-Luth., 7 Doopsg., 4 Rem., 26 Chr.-Afg., 627 R.-Kath. en 137 Israëlieten.

Tot de belangrijkste tijdstippen uit Doetinchem's geschiedenis behooren: de aanval van Hertog Jan II van Cleve in 1499; de vermeestering door Filipa de Schoone in 1505; de vreeselijke brand op Goeden Vrijdag 1527 ; de komst van den Graaf van den Bergh voor Doetinchem en de inneming door de Staatschen in Juni 1572; het herhaalde binnentrekken van Spaanschen en Staatschen in de maand October 1572; de onverhoedsche aanval door Maarten Schenck van Nydeggen aan 't hoofd eener bende Spanjaarden, in den nacht van 9 op 10 Juli 1579; de herovering door 't regement van Jacob van Steinbach, op 12 Juli 1579; de aanvallen der Spanjaarden op de stad, van 6 tot 12 October 1580; de verovering door den Admirant van Arragon, op den 18 Novembei .1598; de zware branden van st.-Maarten 1598 en Goeden Vrijdag 1599; de samenzwering van Spaansche soldaten tegen hunne kapiteins in April 1599; de inbezitneming der stad voor de Staatschen door Graaf Willem van Nassau in 1600; de bezetting der stad door de Münsterschen in 1665 en 1666; de ongelukkige verdediging tegen de Franschen in Juni 1672; de overstroomingen van 1754, 1764, 1784, 1800, 1814, 1855 en 1861.

Behalve het Stadhuis heeft Doetinchem gcene openbare gebouwen, die bijzondere belangstelling verdienen. De Herv. kerk is een fraai gebouw, met het versierd graf van Burgemeester Quirijn Maurits Verhuell. Zij is in 1855 inwendig geheel vernieuwd. Het mede vernieuwde orgel was in 1610 aangebracht. De R.-Kath. kerk werd eerst in 1857 ges ;cht. Voorts vindt men er eene Ev.-Luth. kerk en eene synagoge.

De voornaamste inrichting van onderwijs te Doetinchem is de Latijnsche School. Het departement Doetinchem der Maatschappij Tot Nut van 't Al-gemeen heeft er eene teekenschool opgericht. De vereeniging Concordia heeft het beoefenen van de muziek ten doel.

Landbouw, handel en winkelnering zijn de drie voornaamste bronnen van welvaart, die ongetwijfeld zeer zullen toenemen, wanneer de Neder-landsch-Westphaalsche Spoorwegmaatschappij haro lijnen van Zutphen

-ocr page 278-

272

over Doetinchem, ter Borgh en Bochold naar Wesel, en van ter Borgh naar Zevenaar tot stand brengt. Voorts heeft men er de volgende meest kleine inrichtingen van volksvlijt: l boek- en steendrukkerij, 1 breukbanden-, scharen- en messenfabriek, 1 gasfabriek, 1 grutterij, 1 houtzaagmolen, 6 klompenmakerijen, 4 leerlooierijen, 2 likeurstokerijen, 4 meubelmakerijen, 1 olieslagerij, 1 orgelmakerij, 1 runmolen, 1 verwerij, 1 stoom-korenmolen, I tabakskerverij, 5 touwslagerijen. 4 korenmolens, 1 zeepziederij.

Doetinchem. (ambt), gem. iu Geld., liggende tusschen Hummelo, Zelhem, Wisch, Gendringen, Bergh, stad Doetinchem en Webl. Zij heeft eene oppervlakte van 4661 bund., die meest langs den Ouden-IJssel, de Slingerbeek, de Bielheimerbeek en de Lovinkscho beek uit rivierklei, maar overigens uit diluvisch zand bestaat. Deze grond is, op 210 bunder na, geheel ontgonnen en brengt ruime oogsten van rogge, haver, boekweit en andere veldvruchten voort. Ook is er meer dan 1600 bunders bosch. Op vele plaatsen wordt oer gegraven, zijnde deze industrie haar oorsprong verschuldigd aan Josias Olmius, die in 1689 octrooi verwierf „om te mogen ontdeeken, soecken ende reduceren sodaene minerael van yser ende alle andere mineraliën, als hy aldaer sal konnen vinden.quot; Eene „nieuwe geïnventeerde ysermachinequot; werd aanvankelijk te Rekhem op de Bielheimerbeek gevestigd, doch is later naar Keppel verplaatst. Onder de bewoners zijn ruim 100 klompenmakers, die in 27 werkplaatsen arbeiden. Men heeft er ook 2 korenmolens. Het getal inwoners beliep in 1822 1980, in 1840 2663, in 1872 3531, zijnde in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2001 Ned.-Herv., 6 Luth., 19 Christ.-Afg. en 1505 R.-Kath. De gem. bevat het dorp Gaanderen, waar eene Roomsche kerk is, en 4 buurtschappen: IJzevoorde, Oosseld, Langerak en Dichteren.

Doetschepolder, of Doedtpolder, pold. van 180 bund, in de z.-Holl. gem. Giessen-Nieuwkerk.

Doeveren, d. in de N.-Brab. gem. Drongelen c. a., met een kerkje der Hervormden. Het had in 1840 113, in 18ö0 116 inw. In 1140 werd het door Jan III, Heer van Heusden, aan zijn tweeden zoon Jan tot eene heerl. gegeven. Er ligt eene brug over het Oude-Maasje. De Schans te Doeveren werd in 1589 aan de Spanjaarden verloren, in 1590 door Prins Jlaurits herwonnen, en den 2 Augustus 1605 door Willem van Panderen heldhaftig verdedigd.

Doeveren, pold. in de N.-Brab. gem. Drongelen c. a., 166 b. groot.

Doeverensche-Sluis, zware steenen sluis te Doeveren, dienende om de landerijen van 't Bovenland van Heusden op het Oude-Maasje te doen afwateren.

Doezum, d, in de Gron. gem. Grootegast, op een hoogen zandgrond, iu een boomrijk oord. Daar het niet regelmatig is afgeperkt, behaagt het ongemeen aan 't oog van natuurvrienden, ofschoon de huizen in aanzien voor die van vele andere Gron. dorpen moeten onderdoen. De Herv. kerk is een gebouw van oude dagteekening. De oude burg van Doezum is omstreeks

-ocr page 279-

273

het midden of laatst der 17de eeuw afgebroken. In 1840 had Doezum 593 (of met de oosthelft van Stroobos, benevens de geh. Kornhorne, Op-dorp en de Ees, 922), in 1860 1159 inw.

Doezummörtogt, vaart in de Gron. gem. Grootegast.

Doggenaarsbraak, meertje in de N.-Holl. gem. Sloten, aan den IJdijk, door een inbraak ontstaan.

Doitsche-Wiel, vaart in de IViesche gem. Tietjerksteradeel.

Dojum, of Doyum, geh. in Friesland, voor het noorderdeel onder de gem. Franeker, voor het zuiderdeel onder de gem. Franekeradeel, en wel onder het d. Hitsum behoorende.

Dokkum, rijkskiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, de 14 gem. Dokkum, Ferwerderadeel, West-Dongeradeel, Oost-Dongeradeel, Dantu-madeel, Kollumerland-en-Nieuw-Kvuisland, Ameland, Schiermonnikoog, Achtkarspelen, Tietjerksteradeel, Smallingerland, Marum, Grootegast, Grijpskerk. Het had in 1869 88,737 inw. en 2478 kiesgerechtigden.

Dokkum, prov. kiesdistrict in Friesland, bevattende de 9 gemeenten; Dokkum, Ferwerderadeel, West-Dongeradeel, Oost-Dongeradeel, Dantu-madeel, Kollumerland-en-Nieuw-Kruislaml, Achtkarspelen, Ameland, Schiermonnikoog.

Dokkum, derde kanton van het Friesche arrondissement lieeuwarden, bevattende de 5 gemeenten: Dokkum, Oost-Dongeradeel, Kollumerland-en-Nieuw-Kruisland, Dantumadeel, Schiermonnikoog.

Dokkum, klasse der Herv. Kerk in Friesland, die, afgedeeld in de 4 ringen; Dokkum, Kollum, Holwerd en Metslawier, 44 gemeenten bevat, welke door 45 predikanten bediend worden.

Dokkum, kerk. ring van de Friesche klasse Dokkum der Herv, Kerk, bevattende de 8 gem.: Dokkum, Aalsum-en-Wetsens, Akkerwoude-en-Murmerwoude, Birdaard-en-Janum, Dantumawoude-en-Driczum, Einsuma-geest-cn-Sibrandahuis, Veenwouden, Zwaag-Westeinde.

Dokkum, of Dockum, gem. in Friesland, die eene oppervlakte beslaat van 32^ bunder en door de gemeenten Oost-Dongeradeel en Dantumadeel wordt bepaald. Zij bevat niets dan de stad Dokkum, zoodat de uiterste kant der stadsgracht de grenslijn uitmaakt.

De stad is ontstaan aan het westeinde van een inham der Ijauwerzee, die onder den naam van Dokkumerdiep zich westwaarts uitstrekte, zoodat zij oorspronkelijk tot de zeesteden behoorde. Dokkum is van hoo-gen ouderdom, daar Aartsbisschop Bonifacius hier en in de omstreken reeds ten jare 754 het Evangelie verkondigde en den dood dor martelaren vond. De herinnering aan dien geloofsprediker wordt bewaard door eene kom met wellen, de Bonifaciusbron, ten zuid-oosten der stad. In de oudste oorkonden heet de plaats Doccinga en Dockynchirica.

18

-ocr page 280-

274

Tot de belangrijke gebeurtenissen uit Dokknm's geschiedenis behooren het verdrag van Mei 1318 met Groningen; de inneming door de Hollanders en Hennewieren onder Graaf Albrecht van Beijeren in 1399; de verwoesting door de Vetkoopers in of omstreeks 1414; de herbouwing door de Schieringers in 1419; de aanval der Friezen, toeu de stad in 1421 weder door de Hollanders was bezet; de verovering door de Gelder-sehen in 1515; de verovering door de Bourgondiërs in 1516; het beleg en de inneming door de Gelderschen in 1517; de verovering door Jan van Wassenaar, veldheer van Keizer Karei V, in 1523; de plundering door de Spanjaarden op 28 Augustus 1572; de bezetting door de Staatschen onder den Graaf van Hohenlohe in 1580; de versterking der wallen in 1582.

Dokkum had in 1744 2855, in 1796 2682, in 1811 3167, in 1815 3101, in 1822 3357, in 1840 4006, in 1860 4409, in 1872 4474 inw. Op laatstgenoemd tijdstip deelde de bev. zich in 3650 Ned.-Herv., 3 Waalsch-Herv., 5 Ev.-Luth , 135 Doopsgez., 54 Rem., 147 Chr.-Geref., 390 R.-Kath., 46 Israël, en 44 ongenoemden.

Langs het Dokkumerdiep heeft Dokkum scheepvaart ter zee, terwijl de stad langs de Ee en de Woudvaart eene druk binnenverkeer met Leeuwarden, Groningen en andere Friesche en Groninger gemeenten onderhoudt. Dokkum is daarbij eene voorname marktplaats, weshalve handel en winkelnering tot de voornaamste bronnen van welvaart behooren. Dokkum heeft 2 scheepstimmerwerven, 2 bierbrouwerijen, 3 chicoreifabrieken, 1 friesch-groenfabriek, 1 gasfabriek, 5 goud- en zilversmederijen, 2 grof-aardewerkfabrieken, 5 smederijen, 4 grutterijen, 1 branderij, 2 katoendrukkerijen, 2 korenmolens, 2 koren- en pelmolens, 3 leerlooierijen, 1 oliemolen, 3 tabaks- en sigarenfabrieken, 2 touwslagerijen, 2 vellenblooterijen, 1 wol-kammerij, 1 zeepziederij, 1 zoutziederij en 3 zwart- en blauwververijen. Van bijzonder groot belang is echter geen dezer inrichtingen; die, welke de meeste personen werk verschaft, eene tabaksfabriek, telt 20 man.

Het beste gedeelte van Dokkum strekt zich, onder de namen van Diepswal, Zuipmarkt, Dijk en Vleeschmarkt, langs het Diep uit. De voornaamste straten zijn de Hoogstraat, die van het Diep naar de Markt voert. Verder komen in aanmerking: de Breedstraat, Fetsestraat, Gasthuisstraat, Koningstraat, Hooge-Pol, Keppelstraat, enz.

Er zijn 4 kerken. Daarvan draagt die der Hervormden den naam van Groote- of Maartenskerk, welke in 1589 hare tegenwoordige gedaante heeft ontvangen. De kerk der Vereenigde Christelijke Gemeente (een kerkgenootschap dat in 1798 door de samensmelting der Doopsgezinden en Remonstranten ontstond), staat aan den Lageweg, de kerk der Christ.-Geref. in de nabijheid der Aalsumerpoort, de R.-Kath. aan de Hoogstraat.

Het Stadhuis, aan de Zuipmarkt, in 1608 gesticht, is een der schoonste gebouwen van Dokkum. De raadzaal prijkt met fraai geschilderde tafe-reelen, in 1763 door D. Reynes gepenseeld. Andere merkwaardige gebouwen zijn de Waag, de Societeit de Harmonie, de Latijnsche School en de lagere scholen.

-ocr page 281-

275

Dokkumerdiep, voorm. inham der Lauwerzee, die door opslijking versmald, allengs in een scheepvaartkanaal is veranderd en in 1729 door een dijk met sluizen van de zee werd afgescheiden. Het heeft van de Dokkumer-Nieuwe-Zijlen tot Dokkum eene lengte van 2J uur.

Dokkumertrekvaart, kanaal in Friesland, loopende van Dokkum naar Stroohos op de Groninger grenzen, van 1654 tot 1658 op kosten der stad Dokkum gegraven.

Dolberg. geh. in de Limb. gem. Klimmen.

Dolhuizen, geh. onder het Friesche dorp Oudemirdum (gem. Gaasterland).

Doldersum, buurt in de ürenthsche gem. Vledder, in 1840 met 89, in 1860 met 101 inw.

Dollard (de), groote inham aan den mond der Eems, tusschen Groningen en Oost-Friesland. Deze waterboezem is ontstaan door inbraken op verschillende tijdstippen, die met den vreeselijken vloed van Kerstdag 1277 begonnen, telkens meer en meer land verzwolgen, tot in 1575 ook de kerk van Wester-Eeide te gronde ging. Herhaalde malen had men gepoogd dooide dijken te herstellen en nieuwe dijken op te werpen, de uitbreiding van den plas tegen te gaan, inzonderheid in 1454. Door het leggen van een nieuwen dijk in 1545 werd de zuidwester uithoek, die zich tot Slochteren uitstrekte, op het water herwonnen, doch vooral na de stichting der Republiek werd de Dollard steeds achteruit gedrongen. Inzonderheid geschiedde dit in 1597, 1626, 1656, 16G5, 1696, 1708, 1740, 1769 en 1793. Dat voorbeeld werd door de Oost-Friezen gevolgd, die in 1605, 1682, 1707, 1752 en 1795 op de oostzijde vijf polders aan hun land toevoegden. In onze eeuw werd in Oost-Friesland het Nesserland met de kust van Emden verbonden. Op Nederlandsche zijde won men den Finster-wolder-Polder in 1819 en den Reiderwolder-Polder van 1861—1863. In 1873 zijn ontwerpen tot stand gekomen voor hot bedijken van een nieuwen polder, die den naam van Johannes-Kerkhovenpolder zal verkrijgen.

Domburg, gem. op het Zeeuwsche eiland Walcheren. Langs de noord-westzijde door de Noordzee bespoeld, is zij naar de landzijde door de gemeenten Oostkapelle, Aagtekerke, Melis-en-Mariakerke, Zoutelande en Westkapelle bepaald. Hare oppervlakte beslaat 734 bunders, grooten-deels zeeklei, doch langs de zee, waar zich hooge duinen verheffen, allu-visch zand. De gem. had in 1822 713, in 1840 777, in 1872 818inw. De landbouw is het voornaamste bedrijf der ingezetenen, die zich in Dec. 1869 splitsten in 845 Herv., 1 Waalsch-Herv., 4 Ev.-Luth., 5 Chr.-Geref. en 4 ongenoemden.

De gem. Domburg bevat het steedje Domburg en den omtrek, die onder den naam van Domburg-Buiten bekend is.

De kleine of smalstad Domburg ligt aan den voet van het duin, te midden van een allerbekoorlijkst landschap. Zij had in 1840 641, in 1860 690 inw. Zij is van hoogen ouderdom, zooals blykt uit de verschillende oudheden, namelijk houten wanden, tonnen en grafsteden, Romeinsche

18*

-ocr page 282-

276

beeldwerken en overblijfselen van een ronden afgodstempel. De voornaamste beeldwerken, waaronder eenigen van de Godin Nehalennia 1) zijn in 1647 uit het strand opgegraven. Latere belangrijke vondsten van oudheden hadden plaats in 16B7, 1747 en 1817.

Domburg wordt reeds in 1223 eene poorte en de inwoners poorters genoemd. De rechten der stad werden in 1424 door Jan van Beijeren bevestigd, doch in 1453 verkocht Filips de Goede Domburg als heerlijkheid aan Hendrik van Borssele, Heer van Veere. In 1834 kreeg Domburg eene bad-inriehting, en den 10 October 1848 werd het steedje geteisterd door een onweder, dat den toren der kerk trof. Daardoor werden de oude beelden vau Nehalennia, Herkules Magusanus enz., die men in een afgeschoten vertrekje bewaarde, geheel verloren, of deerlijk beschadigd.

De nieuwe Herv. kerk is in 1850 ingewijd.

Domburg-Buiten, het ged. der gem. Domburg, dat buiten het steedje ligt. Het is eene afzonderlijke heerlijkheid, waarin het groote buiten st.-Jan-ten-Heere ligt. In 1S40 had het 136, in I860 147 inw.

Dommel, riv. in de Belgische prov. Limburg en de Nederlandsche prov. Noord-Brabant. Deze stroom ontspringt bij het gehucht Waberg, in de gem. Peer, bereikt bij Schaft den Nederlandschen bodem, neemt te Waalre de Keerschop, bij Eindhoven de Tongelreep, iets lager de Gender, bij Eckart de Bal of Kleinen-Dommel, bij Boxtel de Lei en bij Herlaar de Eun op, waarna hij zich binnen 's Hertogenbosch met de Aa vereenigt. De Dommel is slechts voor het gedeelte beneden Boxtel bevaarbaar, maar zelfs deze vaart is voor de schepen nog moeielijk en lastig. Men schat de lengte van den Dommel in België op 4i, in Nederland op 21J uur. Door de vereeniging van den Dommel en de Aa ontstaat de Dieze.

Dommel, of Departement-van-den-Dommel, departement der Bataafsche-Republiek, gevormd bij de Staatsregeling van 1798 en in stand gebleven tot 1801. Het was saamgesteld uit deelen van Staatsch-Brabant, Gelderland en Holland. De verdeeling was in 7 ringen, die tot hoofdplaatsen hadden; 's Hertogenbosch, Heusden, Tilburg, Eindhoven, Helmond, Osch en Nijmegen.

Dommelen, gem. in N.-Brab., die voor het grootste deel door de rivieren den Dommel en de Keerschop omspoeld, ingesloten wordt door Waalre, Valkenswaard, Borkel-en-Schaft, Westerhoven en Riethoven. Met uitzondering der oeverranden van de beide stroompjes, waar beekklei ligt, bestaat de grond uit diluvisch zand, met eenige poelen daarin, vooral naar het zuiden. De grond brengt rogge, boekweit, haver en aardappelen voort. Doch van de 757 bunders die de

1

Dat Nehalennia eene godin was, die ook elders dan in Zeeland werd vereerd, is door mij aangetoond in de Geschiedenis der Zeventien Nederlanden, Deel I, bladz. 18.

-ocr page 283-

277

gemeente beslaat, ligt nog veel woest. In 1822 had Dommelen 309, in 1840 347 in 1872 332 inw. Aide inwoners belijden den E.-Kath. godsdienst. Behalve het d. Dommelen bevat het een ged. van het geh. Keer-schop of Keersop.

Het d. Dommelen ligt wijd uiteen. In 1860 rekende men in de kom slechts 73 bewoners. In vorige eeuwen stond er het klooster Agnieten-daal, waarvan de kapel in 1821 tot eene parochiekerk is ingericht. In 1599 werd het d. door de Spanjaarden gebrandschat.

Dommelrode, voorm. kasteel, doch sedert 1818 nonnenklooster in de N.-Brab. gem. st.-Oedcnrode. In 1834 kreeg het een eigen kapel.

Dommelsvoort, bunrt in de N.-Brab. gem. Oostel-Westel-en-Middel-Beers, in 1860 met 148 inw.

Domproosten-eng, of Domproosten-geregt, deel der voorstad Buiten-de-Weerd in de gem. Utrecht.

Donck, geh in de Limb. gem. Kessel.

Donderberg (de), heuvel in de prov. Utrecht bij het landgoed Broekhuizen. Daarop verrijst een grafgesteente der Heeren van Nelle-steyn, dat door een der zangen van vader Tollens algemeen bekend is geworden.

Donderdagsche-Wetering, wetering in de Z.-Holl. gemeenten Noordwijk en Noordwijkerhout. Zij begint bij Langeveld en eindigt aan de Woensdagsche-Wetering.

Donderdam, dijk of dam op de grens der Z.-Holl. gemeenten Moer-capelle en Waddinxveen.

Donderen, buurt in de Drenthsche gem. Vries, in 1811 met 184, in 1840 met 267, in 1860 met 291 inw.

Donderveld, heidesireek tusschen Donderen, Zeijen en Peest. Daarin vindt men een hunebed en de overblijfselen van eene Eomeinsche legerplaats.

Donderzand, in 1808 bedijkte polder in den Biesbosch, 50 bund, groot, onder de N.-Brab. gem. Werkendam.

Donge (de), riv. in N.-Brab., die op de heide bij Baarle ontspringt, langs Hiel, Dongen en 's Gravenmoer loopt en te Geertruidenberg in den Biesbosch uitloopt. Het bevaarbare gedeelte, van 's Gravenmoer tot den riviermond, is ruim 2 uren lang. De geheele rivier heeft nagenoeg 9 uren lengte.

Dongen, gem. in N.-Brab., die 2451 bunders groot, door de gemeenten Oosterhout, 's Gravenmoer, Waspik, Capelle, Loon-op-Zand, Tilburg en Gilze-en-Kijen wordt bepaald. De grond bestaat uit diluvisch zand, die wel ontgonnen tot akkers en weiden, goede oogsten van granen en andere veldvruchten geeft of tot weiden dient. Door de westefhelft vloeit de riv. de Donge. In 1822 had deze gem 2882, in 1840 3346, in 1872 3884

-ocr page 284-

S7S

inw. In 1870 onderscheidde men de bevolking in 3745 B.-Kath. en 22S Ned.-Herv. De gem. bevat de d. Dongen en Hoogenham, waarvan het eerste de Herv., het tweede de R.-Kath. kerk bevat, de buurten Don-gensche-Vaart, Klein-Dongen, Lagenham, Bergen, Breestraat, Eind of Moerstraat, Heuvel, Laagstraat en Groenstraat, benevens de geh. Haander-hoef en Biezen.

Het d. Dongen bevatte in 1840 371, in 1860 402 inw. De oudst bekende oorkonde, waarin dit d. wordt genoemd, ij van 30 November 1323.

Dongendijksche-Polder, pold. van 162* bund, in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Oongensche-Vaart, buurt in de N.-Brab, gem. Dongen, aan beide zijden eener vaart, die door den noord-wester uithoek der gem. Dongen tot aan de grenzen van 's Gravenmoer is gedolven, en waarvan de voortzetting den naam draagt van 's Gravenmoersehe-Vaart. De buurt telde in 1840 583, in 1860 664 inw.

Dongowijk, geh. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Dongeradeelen, 8 gemeenten in Friesland, die door de Peazens van elkander gescheiden, de namen dragen van Oost-Dongeradeel en West-Dongeradeel.

Donghom, geh. in de Gron. gemeenten Groningen en Hoogkerk, aan den weg van Groningen naar Aduard.

Dongjum, d. in de Friesehe gem. Franekeradeel, in 1811 met 157, in 1840 met 200, in 1860 met 272, in 1872 met 265 inw. De ingezetenen, die bijna allen den Herv. godsdienst belijden, hebben eene kerk, die het praalgraf bevat van den in 1731 op zijne state Goslinga overleden Staatsman Sicco van Goslinga. Deze state is sedert gesloopt, even als de overige adellijke verblijven, die vroeger te Dongjum stonden, t. w. Aylufsisma, Frittema, Heringa, Lionaudstra en Boedersma. Verschillende groote terpen alhier bewijzen dat het dorp reeds vroeg is bewoond geweest.

Dongjumermeer, of Donjumermeer, drooggem. meer van 180 bund, bij het Friesehe dorp Dongjum (gem. Franekeradeel). Het is in 1776 ingepolderd.

Doniawier, of Doinwier, geh. onder het Friesehe d. Wons (gem. Wonseradeel).

Doniaburen, geh. onder het Friesehe d. Ferwoude (gem. Wonseradeel).

Doniaga, buurt in de Friesehe gem. Doniawerstal, nabij den weg van de Lemmer naar Leeuwarden, in 1801 met 115, in 1840 met 104, in 1860 met 143, in 1872 met 140 inw. Vroeger een dorp en zóó nog altoos bij de gemeentelijke administratie genoemd, is het vervallen sedert de Saksen het in 1498 voor een groot deel afbrandden.

Doniawerstal, gem. in Friesland, ingesloten door Bauwerderhem, Ütingeradeel, Haskerland, Schoterland, Lemsterland. Sloten en Wymbrit-

-ocr page 285-

279

seradeel. Zij beslaat 12,565 bund, en maakt een der minst vruchtbare deelen van Friesland uit. Een groot gedeelte toch is gevormd uit meren en poelen, daar de noord-westhoek van het Tjeukemeer, het oosteinde van het Sloter-meer, de oosthelft van het Sneekermeer en verder de Goingarijpsterpoelen, het Koevordermeer en het Idskenhuizermeer, de Langweerder-Wieion, het Jentjemeer, de Wesler-Zijpe, de Ooster-Zijpe en vele kleinere wateren daartoe behooren. Al de noorder-, noord-wester- en zuid-oosterdeelen bestaan uit veengronden, doch het midden en zuiden heeft een zandigen bodem. De veengronden, voor zoo ver die niet uitgebaggerd worden, zijn allen tot weilanden aangelegd. In de zandstreken, dio eerst door de zorgen van den Grietman Johan Vegilin van Clacrbergen, tusschen 1723 en 1772 met kracht ontgonnen werden, wisselen de weiden met bosschen en akkers af. De veestapel bestond in 1871 uit 8566 runderen, 1560 schapen, 1569 varkens en 466 paarden. De voortbrengselen van den landbouw bepalen zich hoofdzakelijk tot boekweit, rogge, haver, aardappelen cn knollen, benevens hout. Fabrieken zijn hier schaars. Men vindt er alleen 1 scheepstimmerwerf, 4 hoefsmederijen, 1 korenmolen en 1 ververij.

In 1744 had deze gem. 1610 inw., in 1748 1541, in 1811 (toen zij deels de mairie Langweer vormde, deels tot Sloten behoorde) 1895, in 1822 2057. in 1840 2453, in 1800 3158, in 1872 3456.

Men berekende de bevolking den 1 Januari 1871 op 2486 Ned.-Herv., 21 Doopsgez., 84 Chr.-Geref. cn 765 R.-Katholieken.

Vroeger telde de gem. 14 dorpen, die ook nog heden als zoodanig in administratieven zin worden onderscheiden; doch 7 vertoonen zich thans nog alleen als kleine buurten. De zeven werkelijke dorpen zijn Langweer (de hoofdplaats der gemeente), Broek, Goingarijp, Idskenhuizen, st.-Nicolaasga, Ouwster-Haule en Tjerkgaast: de zeven overigen heeten; Boornzwaag, Doniaga, Dijken, Legemeer, Olde-Ouwer, Ouwster-Haule, en Ter-Oele. Onder Langweer ligt het geh. Zandgaast. Verdere geh. zijn: Jongeburen en Ballingbuur onder Goingarijp ; de Scharren onder Ouwster-Haule; Hongerschar, de Heide, de Rijlst en Groenendal onder st.-Nico-laasga; Rodenburg onder Boornzwaag.

Donk, buurt, voorm. d., in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk, in 1840 met 664, in 1860 met 650 inw. De kapel is reeds ten tijde der Republiek vervallen.

Bonk, buurt in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, door den weg van Etten naar Oosterhout in Hocge-Donk en Lage-Donk onderscheiden. Zij had in 1840 (met de Palingsfraat) 649, in 1860 (met Heul en st.-Wille-brord) 771 inw.

Donk, buurt in de N.-Brab. gem. Dinther, in 1840 met 118, in 1860 met 144 inw.

Donk, geh. in de Limb. gem. Kessel, in 1872 met 72 Inw.

Donk, geh. in do Z.-Holl. gem. Brandwijk, waarvan de grond zich aanmerkelijk onderscheidt van al het omliggende land. Het is een zan-

-ocr page 286-

280

dige heuvel van 8 bunder oppervlakte, te midden van veengronden. In 1439 werd er het cisterciënser nonnenklooster Maria ter Donk gesticht, dat na deHerv. is gesloopt. In 1840 had Donk 27, in i860 24 bew. In 1820 vonden vele ongelukkigen van den Alblasserwaard, wier gronden en woningen in Januari door het water werden overstelpt, hier een toevluchtsoord.

Donk (de), of de Donck, voorname auell, huizinge in de Z.-Holl. gem. Ridderkerk, aan de Nieuwe-Maas, te midden van een fraai plantsoen, dat 30 bund, beslaat. Het is achtereenvolgens een stamzetel geweest der Donk's, Persijn's, van der Duin's en Groeninx's van Zoelen.

Donkelaar, geh. in de Utr. gem. Woudenberg. Vóór 1828 behoorde het tot de gem. Lensden. De oude ridderhofstad Donkelaar is door eene boerenwoning vervangen.

Donkerbroek, d. in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf, aan de Oost-Stellingwerfsche-Compagnonsvaart, met eene Herv. kerk. Het is in den jongsten tijd zeer snel toegenomen. In 1811 telde men er 475, in 1840 749 (van welken 80 te Hanlerwijk, aan de Eusschen en den Breeberg), in 1860 1013, in 1872 1118 inw.

Donkere-Eind, buurt in de Utr. gemeenten Yinkeveen en Waverveen.

Donkersloot, voorm. d. in de Z.-Holl. bedijking de Eiederwaard, vermoedelijk in 1170 of omstreeks dien tijd door een watervloed omgekomen.

Donkersvoort, geh. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.

Donkervlietschepolder, pold. van 189 bund, oppervlakte in de Utr. gem. Abconde-Baambrugge.

Donkven, moeras in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek, in 1340 door Hertogin Johanna van Brabant aan de bewoners van het geh. Westerwijk, uit dankbaarheid voor verleende hulp, ten geschenke gegeven.

Donselaar, of Dompselaar, voorm. ridderhofstad in de Utr. gem. Langbroek, eens de eigendom der geslachten Donselaar, Wijnbergen, Eeede van Drakenstein en Giessenbrug.

Donzel, buurt in de N.-Brab. gem. Nistelrode, in 1860 met 161, inw.

Doode-Maas, of Oude-Maas, oude Maasarm in de N.-Brab. gem. Megen en de Geld. gem. Appeltern.

Doodenhoek, of Dodenboek, buurt in de N.-Brab. gem. Dinther, in 1840 met 213, in 1860 met 183 inw.

Doodesluis, Dooij er sluis, of Oudbuizersluis, sluis in de Utr. gem. Wilnis, in het water de Bijleveld.

Doode-Waal, oude Waalarm in de Geld. gem. Ubbergen.

Doodstil, geh. in de Gron. gem. Kantens,

-ocr page 287-

281

Dool (den), geh. in de Z.-Holl. gem. Meerkerk.

Dooperspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Eede, op de Belg. grens, waarschijnlijk door het leggen van den Doopersdijk in 1672 ontstaan. Men vindt daarin het d. Eede. De grootte beloopt 130 bnnd.

Doom, gem. in Utrecht, tusschen de gemeenten Driebergen, Maarn, Leersnm en Langbroek. Hare oppervlakte, in het geheel 2221 bund., bestaat uit diluvisch zand, dat in het zuidwesten vlak ligt, maar in het noorden, vooral in het noordoosten, tot heuvelen van 40 tot 47 meter oprijst. Op het landgoed Zonheuvel vindt men eene leemlaag, die eene klei als Brusselsche aarde oplevert. Een groot deel der gem. is met bosch bedekt, een gevolg van het aanleggen van verscheidene buitengoederen, die bijna de geheele gemeente in een voortreffelijk park herscheppen, 't Huis te Doorn, Schoonoord, Moersbergen, Heidepark en Zonheuvel munten onder deze verblijven inzonderheid uit. In 1822 had deze gem. 635, in 1840 1075, in 1860 1132, in 1872 1166 inw. In 1872 rekende men 1131 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 3 Ev.-Luth., I Herst.-Luth., 5 Doopsgez., 1 Chr.-Geref., en 22 R.-Katholieken.

Het d. Doorn, het kruispunt der groote wegen van Utrecht naar Arnhem en van Amersfoort naar Wijk-bij-Duurstede, is een der schoonsten van Nederland, wat zijne ligging betreft. Het is zeer oud, daar het reeds in den jare 838 wordt vermeld. Men vindt het oudtijds Thorhem en Thoerne geschreven. De Herv. kerk vertoont nog sporen van hooge oudheid. Het oude slot van Doorn is nu een sierlijk landhuis. Het d., in 1860 met 620 inw., werd in 1322 door de Hollanders, in 1420 en 1421 door de Gelderschen in brand gestoken.

Dooruenburg, d. in de Geld. gem. Bemmel, bijzonder fraai in het geboomte gelegen, met eene E.-Kath. kerk en een oud slot, dat nog in 't bezit is van voorpoort, voorburg en kapel, maar sterk ten ondergang neigt. De vertrekken van dit kasteel bevatten nog overblijfselen van vroegere pracht, zoo als gobelins en schilderwerk, maar ook dit verkeert in treu-rigen staat. Een der schilderijen bevat een tafereel, dat de vlucht van Gijsbrecht IV uit Amsterdam voorstelt, volgens de verdichte verhalen omtrent de inneming der stad door de Hollanders. Doornenburg is eene oude heerl., die o. a. aan de Amstel's heeft toebehoord. Tusschen het slot en de kerk staat een wegens ouderdom en dikte merkwaardige eik. Doornenburg had met de Honderd-Morgen in 1811 383, in 1840 1055, in 1860 1152 (waarvan slechts 53 in de dorpskom), in 1872 1341 inw.

Doomheide, of Doonheide, buurt in de N.-Brab, gem. Gemert, in 1840 met 104, in 1860 met 107 inw.

Doomhoek, buurt in de N.-Brab. gem. Vegchel, in 1840 met 130, in 1860 met 152 inw.

Doornik, buurt in de Geld. gem. Bemmel, in 1840 met 94 inw. Het oude huis te Doornik, dat zijne verwoesting in 1355-door herbouw ontkwam, is in 1827 afgebroken.

-ocr page 288-

282

Doornspijk, gem. in Gelderland, naar het westen bepaald door de Zuiderzee en de gem. EIburg, en overigens door Ermelo, Epe en Olde-broek (Geld.) en Kamperveen en Kampen (Overijssel). Hare grootte beloopt 7939 bund. Het gansche zuiden en midden heeft een zandigen bodem (diluvium), in het oosten met belangrijke verheffing van den grond. In het noorden bestaat de grond deels uit lage veenen, deels (langs de Zuiderzee) uit kleistreken. In 1823 had deze gem. 2214, in 1840 2849, in 1860 2900, in 1872 2897 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2892 Ned -Herv., 4 Chr.-Geref. en 1 E.-Kath.

Landbouw, veeteelt en veenderij maken de hoofdbronnen van bestaan der bevolking uit. Verder zijn er 2 korenmolens. De gem. bevat 2 dorpen of kerkbuurten: Doornspijk of Werfhorst en Oosterwolde-Hoogerot of Zandweg. Verder vindt men er de buurten Oostbeek, Lage-Eijssel, Wessingen, Aperloo, Oostendorp, Oosterwolde-Zuiderot en Oosterwolde-Noorderot of Kamper-Nieuwstad, benevens de geh. Horst en Hooge-Rijssel. Eindelijk heeft men er vele groote landgoederen, waaronder het merkwaardige Old-Putten.

Het d. Doornspijk is klein. Het is het middelpunt der wijk Werfhorst, die in 1872 333 inw. bevatte. De fraaie, iu 1831 gebouwde Herv. kerk staat aan den straatweg van EIburg naar Harderwijk. Dit is eigenlijk het nieuwe Doornspijk. Het oude Doornspijk, dat reeds in de 8ste eeuw bestond en in 805 onder den naam van Thornspyc voorkomt, werd in 1825 door den watervloed van 4 Februari vernield. Van de toen verwoeste kerk is nog het kerkhof over. Reeds in de 8ste eeuw bloeide op den Karmelietenheuvel een monnikenklooster.

Doornsteeg, buurt in de Geld. gem. Nijkerk, tellende in 1840, met Bontepoort, Ark, Nekkeveld en Watergoor, 247, in 1860 251, in 1872 349 inw.

Doornveld, duinvallei in de N.-Holl. gem. Bergen.

Doomwaard, pold. van 89 bund, in de N.-Brab. gem. Herpt-en-Bem.

Doorslag, geh. iu de ütr. gem. Jutphaas, ontstaan bij eene sluis, die in 1671 in de vaart van den Hollandsehen IJssel naar den Vaartschen-Rijn werd gelegd. In 1872 werden 6912 vaartuigen door deze sluis geschut.

Doorwertb, of Dorenweerde, gem. in Geld,, op beide oevers van den Rijn, tusschen de gemeenten Renkum en Heteren. Terwijl nogtans het ged. op den linker- of noorder-stroomoever op de Veluwe uit een belangrijke afwisseling van berg, dal, bosch, heide, akkers en weiden bestaat, bevat dat op den rechter- of zuidelijken oever, in de Betuwe, niets dan weinige bunders uiterwaard, met het Doorwerthsche-Veerhuis. In het geheel heeft de gem. 1679 bunders oppervlakte. Aan den Rijn ligt klei, maar al het overige is diluvisch zand, waardoor de heldere Heelsummerbeek kronkelt. De gem. bevat het kasteel en de bosschen van Doorwerth, het d. Heelsum, de hoeve Laag-Wolfheeze, het landgoed Dnno en eenige verstrooide huizen. Zij bad in 1822 301, in 1840 366, in 1872 316 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 304 Herv., 1 Ev.-Lnth. en 11 R.-Kath.

-ocr page 289-

283

Het kast. Doorwerth ligt aan den Rijn en aan den voet van de Ve-Inwsche hoogten, wier hellingen en flanken hier met een der schoonste bosschen van Nederland zijn bedekt. De heerlijkheid Doorwerth was tot 1402 een vrij eigen goed, welks bezitters alleen den Keizer en het Rijk leenhnlde schuldig waren. De oudst-bekende bezitter was Barend van Dorenweerde, die in oorlog met den Heer van Vianen geraakte. Hendrik van Dorenweerde kwam in botsing met den Heer van Bahr, die het slot Dorenweerde in 1280 innam. Barend van Dorenweerde was in 1306 Ambtman in Amstelland voor Bisschop Gwy van Utrecht. In het reeds genoemde jaar 1402 werd de heerlijkheid leenroerig aan het Hertogdom Gelder. Zij kwam in 1500 in het bezit van het geslacht Voorst, in 1558 aan dat van Schellard van Obbendorp, in 1677 aan dat van Altenburg, in 1799 aan dat van Bentinck, in 1840 aan dat van Brakell van Wadenoijcn. Het slot, nog geheel in middeneeuwschen stijl, bevat eene kapel, die door edelen eenvoud uitmunt.

Tegenover het slot, langs de Fonteinlaan, strekt zich de buurt Doorwerth uit, die met het kasteel, de lustplaats Duno en de hoeve het Huis-ter-Aa in 1840 246, in 1860 190, in 1872 161 inw. telde.

Doorwertsche-Bosch, zeer schoon en schilderachtig bosch, dat zich van de Fonteinlaan bij Doorwerth tot aan de heide van Wolfheeze uitstrekt. De schoonste partijen vindt men aan de helling van het gebergte, waar men op de hoogten, in dalen en kloven gezichtspunten heeft, die men tot de verrukkelijkste dreven van Midden-Europa kan rekenen. Dit bosch bezit ook een der merkwaardigste overblijfselen der oudheid: de Hunensehans.

Dordrecht, rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, de 29 gem. Dordrecht, Dubbeldam, Zwijndrecht, Groote-Lindt, Heerjansdam, Hen-drik-Ido-Ambacht, IJsselmonde, Barendreeht, Ridderkerk, Mijnsheeren-land, Heinenoord, Westmaas, 's Gravendeel, Puttershoek, Maasdam, Strijen, Numansdorp, Klaaswaal, Zuid-Beijerland, Alblasserdam, Papendrecht, Oud-Alblas, Wijngaarden, Molenaarsgraaf, Bleskensgraaf-en-Hofwegen, Streefkerk, Nieuw-Lekkerland, Brandwijk, Sliedrecht. Het aantal inw. beliep in 1869 88,902, het aantal kiesgerechtigden 2037.

Dordrecht, kiesdistrict in Zuid-Holland voor de verkiezing van Prov. Staten, bestaande uit de 3 gemeenten: Dordrecht en Dubbeldam.

Dordrecht, 4de arrondissement van Zuid-Holland, omvattende het Eiland-van Dordrecht, IJsselmonde en den Hoekschen-Waard.

Het arrondissement werd in 1811 gevormd, als deel van hot Departement der Monden-van-de-Maas, en daarbij in 4 kantons afgedeeld : Dordrecht, Ridderkerk, Strijen en Oud-Beijerland.

Dit getal kantons werd met één vermeerderd door de splitsing van Dordrecht in Dordrecht 1ste kanton en Dordrecht 2de kanton.

In 1838 kreeg het avr. eene nieuwe indeeling, waardoor het getal kan-

-ocr page 290-

284

tons weder tot 4 werd beperkt, waaraan tot hoofdplaatsen werden gegeven: Dordrecht, 's Gravendeel, Ond-Beijerland en Ridderkerk.

Dordrecht, eerste kant. van het arr. Dordrecht, bevattende do 6 gemeenten: Dordrecht, Dubbeldam, Groote-Lindt, Heerjansdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht.

Dordrecht, klasse der Herv. Kerk in Zuid-Holland, verdeeld in 5 ringen: Dordrecht, Zwijndrecht, Oud-Beijerland, Sliedrecht, Gorinchem. Zij telt 44 gem, , die door 55 pred. bediend worden.

Dordrecht, kerk. ring der klasse Dordrecht, bevattende de gem. Dordrecht, die 3 kerken en 8 predikanten heeft.

Dordrecht, klasse der Chr.-Ger. Kerk in Zuid-Holland, bevattende de 9 gem.: Alblasserdam, Barendrecht-op-den-Dijk, Barendrecht-onder-den-Dijk, Dordrecht, Giessendam, 's Gravendeel, Heerjansdam, Putters-hoek, Sliedrecht.

Dordrecht, gem. in Z.-Holl., in het noorden bepaald door de gem. Papendrecht, in het noord-oosten door Sliedrecht, in het zuid-oosten en zuiden door Dubbeldam, in het westen door Zwijndrecht.

Zij heeft, sedert bij de wet van 19 Juni 1871 een ged. van de gem. Dubbeldam tot Dordrecht is gekomen, meer dan 1330 bund, oppervlakte en is gevormd uit de stad Dordrecht en de heerl. de Merwede. De grond bestaat uit rivierklei, wordt bespoeld door de Merwede en de Oude-Maas en is doorsneden van de Boven-Westersloot en verscheidene killen.

Dordrecht had in 1515 1500 huizen, in 1620 3084, in 1632 3278, in 1732 3954, in 1860 4074.

In 1572 telde Dordrecht 4200 weerbare mannen. Omstreeks 1740 berekende men het getal inwoners op 18,000. In 1796 bestond de bevolking uit 18,014 zielen, in 1811 uit 19,402, in 1822 uit 18,460, in 1830 uit 19,972, in 1840 uit 20,991, in 1850 uit 20,900, in 1870 uit 24.651, in 1872 uit 25,796.

Het getal ingezetenen, dat door de grensverandering met Dubbeldam op den 1 Juli 1871 bij Dordrecht kwam, beliep 191.

In 1860 rekende men te Dordrecht: 18,648 Ned.-Herv., 210 Waalsch-Herv., 10 Eem., 170 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 47 Doopsgez., 565 Ev.-Luth., 2 Herst.-Luth., 3 Episc., 1 Lid der Schotsche gem., 2949 E.-Kath., 46 Oud-Eoomschen, 367 Isr. en 36 ongenoemden.

De stad Dordrecht bloeide waarschijnlijk reeds als marktplaats, toen de Hollandsche Graaf Dirk III haar omstreeks 1015 liet versterken en er een tol vestigde. Aangelegd aan den mond van de Dubbel in de Merwede, werd zij in 1046 door het bestraten van de Voorstraat vergroot, en onderging, wat haar omtrek betreft, tusschen 1170 en 1176 eene geheele verandering. Ten gevolge van doorbraken baande de Noord zich een doortocht naar Puttershoek, hetgeen ten gevolge had, dat tusschen Dordrecht en Zwijndrecht een stroombaan ontstond en het dorpje Dordsmonde, dat tusschen beiden lag, werd vernietigd. In 1284 werd den Dubbel eene nieuwe uitwatering gegeven, waardoor tevens de

-ocr page 291-

385

Groote-Kerkbuurt, Groenmarkt en Wijnstraat ontstonden. De derde vergrooting der stad, in 1404, bracht een gedeelte der heerlijkheid Merwede binnen de wallen. Met de vierde vergrooting, in 1508, ontstonden de Nieu-wehaven en de Hooge-Nieuwstraat. De vijfde vergrooting, in 1574, voegde de Prinsenstraat aan de stad; de zesde, in 1609, de Drapiers- of Wolleweverskade; de zevende, in 1647, het st.-Maartensgat; de achtste, in 1656, de Kalkhaven. Sedert 1863 heeft, zoowel door het leggen van eene kade van het Groote-Hoofd naar het Eietdijkshoofd, als door aanbouw bij het station van den spoorweg, de kom der gemeente nieuwe uitbreidingen ontvangen.

De fraaiste deelen van Dordrecht zijn de havens, waarvan die, welke de namen van Wolleweverskade, Kieuwehaven en Maartensgat dragen, met de Wijnstraat, Voorstraat, Steeg-over-Sloot en Groenmarkt door de woonhuizen der aanzienlijkste burgers zijn bezoomd. Andere havens dan de genoemden zijn de Oude- of Wijnhaven, de Kalkhaven en deEietdijksche haven. Het plein, dat den naam van de Beurs of Scheffersplein draagt en de Voorstraat zijn de voornaamste punten voor het dagelijksch vorkeer. De Gravenstraat herinnert aan den dood van Graaf Dirk IV, die aan het oostelijk einde van die straat, den 14 Januari 1049, doodelijk werd getroffen. Het huis in de Wijnstraat tegenover deze plek, heet nog het huis Holland. Van de oudste grafelijke tijden tot 1795 was Dordrecht de eerste onder de Hollandsche steden, en zij bezat in dit tijdperk vele en belangrijke voorrechten. Vooral muntte daaronder het stapelrecht uit, dat haar in 1299 door Graaf Jan I van Holland werd gegeven.

Tot de historische herinneringen van Dordrecht behooren nog: hare verdediging tegen de Utrechtschen in 1049 en 1058 door Graaf Floris I; het binnentrekken van den Graaf van Loon in 1204; de twist van Wolfert van Borssele met Dordrecht's schepenen in 1299 ; de tocht der Dordtenaars tegen Delft in 1359, om Hertog Albrecht laatstgenoemde stad te helpen winnen; de burgergeschillen van 1406 en 1407; de komst van den Keizer Sigismund, in 1415; de huldiging van Hertog Jan van Beijcren en het beleg der stad door Jakoba van Beijcren in 1418; de watervloed van IS Nov. (de st-Elizabethsnacht) 1421, die Dordrecht van het vasteland scheidde; de verwikkelingen met Hertog Filips van Bourgondië, van 1444 tot 1456; de brand van den 29 Juni 1457, die nagenoeg 600 huizen vernielde; de inhuldiging van Filips de Schoone, op den 13 Juni 1497; het vermoorden van Burgemeester Willem van Alblas, door den priester van der Does, in 1502; de komst van Keizer Karei V, den 3 Juni 1515; de vervolgingen om den godsdienst van 1555 tot 1572; do overgang tot de Staatsche zijde op 22 Juni 1572 ; de eerste algemeene vergadering der Hollandsche edelen en steden, die de zijde van den Prins van Oranje hadden gekozen, op 15 Juli 1572; het houden der eerste nationale synode, van 2 tot 18 Juni 1578; de nationale synode van 1618 en 1619; de burgergeschillen van 1647, 1672, 1684 en 1742; de capitulatie met de Pruisen op 18 September 1787; het binnentrekken der Franschen op 19 Januari 1795; de aftocht der Franschen op 18 November 1813; de pogingen der Franschen om de stad te heroveren van 24 tot 30 November 1813; de

-ocr page 292-

286

watervloed van Februari 1825; de opening van den spoorweg Zwalnwe— Dordrecht, op den 31 December 1871, waardoor Dordrecht met het vasteland werd hereenigd; de opening van den spoorweg Dordrecht— Mallegat, op den 1 November 1872, waardoor de vereeniging van Dordrecht met den Zwijndrechtschen-Waard tot stand kwam.

Dordrecht heeft 3 Ned.-Herv. kerken, eene Waalsch-Herv. kerk. cene Ev.-Luth. kerk, eene Chr.-Geref. kerk, eene R.-Kath. kerk, eene Oud-Roomsche kerk en eene synagoge. Ook is er eeu gebouw van Evangelisatie.

Van deze onderscheidene kerken munten die der Herv. gemeente uit, vooral de Groote- of Lieve-Vrouwekerk, een der schoonste bedehuizen van gansch Holland. Zij is in de 11de of 12de eeuw gesticht en in 1339 met den hoogen, zwaren, maar onvolbouwd gebleven toren versierd. Het kerkgebouw, dat 104 el lengte heeft, rust op 56 zuilen van grauw arduin. Zij pronkt met een schoonen marmeren predikstoel, een ge-denkteeken voor den zeeschilder Johannes Christiaan Schotel en onderscheidene deftige grafsteden van de oudste en voornaamste Dordrechtache geslachten, zoo als de Beaumont, van Beveren, Beelaerts, Bleijenburg, Duik, Meerdervoort, Muis van Holy, van der Mijle, de Wit en anderen. Het in 1671 vervaardigde orgel is in 1799 geheel vernieuwd. Rijk is deze kerk voorzien van vaatwerk voor den doop en het avondmaal. De gouden schotels en bekers zijn in 1738 gemaakt uit een legaat van een Oost-Indisch Heer, Diodati genoemd, een geboren Dordtenaar. Het doopbekken en de schenkkan, beiden eveneens van goud, zijn bekostigd uit cene erfgifte van Mattheus Coddaeus, in 1724 overleden.

De Nieuwekerk staat ter plaatse waar vroeger de oude kapel, later de grootsche parochiekerk der heerlijkheid de Merwede, heeft gestaan, welk oud bedehuis den 22 Januari 1568 afbrandde. De Nieuwekerk is in het jaar 1854 van binnen geheel vernieuwd en voorzien van een orgel op kosten van P. H. van der Wall.

De Augustijnerkerk, weleer tot het Augustijnerklooster behoord hebbende, is in 1861 van binnen geheel hersteld en ontving toen een orgel van Vrouwe van der Wall, geb. Repelaar.

Van de overige gebouwen is vooral merkwaardig: het Stadhuis, dat reeds in 1382 als een hal voor de kooplieden bloeide, en van 1834 tot 1843 werd vernieuwd. Het bevat o. a. verscheidene prachtige schilderstukken: vau Anthony van Montfoort, Gerard Honthorst en andere meesters. Verder vindt men te Dordrecht de Boterbeurs, bevattende het stedelijk museum van schilderijen; de Gevangenis, voor een tiental jaren gebouwd ter plaatse van do Kloveniersdoelen, waar in 1618 en 1619 de groote synode werd gehouden; de Grootehoofdspoort, in 1618 gebouwd, doch later ten deeleverbouwd; de groote spoorwegbrug, aan de zuid-westzijde der stad; het gebouw der Societeit de Harmonie, alleraangenaamst aan de Merwede gelegen; het Tribunaal, enz.

Het Schefferplein of de Beurs prijkt sinds 1862 met een fraai metalen beeld van den schilder Ary Scheffer, die te Dordrecht geboren werd.

Dordrecht heeft een groot getal wees- en gasthuizen, benevens andere liefdadige inrichtingen, waaronder een geneeskundig gesticht voor krank-

-ocr page 293-

287

zinnigen. Ook heeft het belangrijke scholen, waarvan de Hoogere Burgerschool is geplaatst in een gebouw, dat in 1871 daartoe werd ingericht.

Het genootschap Pictura bevordert de teeken- en schilderkunde, Kunstmin de uiterlijke welsprekendheid.

Dordrecht bloeit in de eerste plaats door koophandel en scheepvaart. De voornaamste fabrieken, die men er vindt, zijn: 22 houtzaagmolens, 2 scheepstimmerwerven, 1 fabriek tot het creosoteren van hout, 1 beet-wortelsuikerfabriek, 3 bierbrouwerijen, 1 azijnfabriek, 2 blauwselfabrieken,

1 gasfabriek, l glasbuigerij, 1 kurkfabriek, 3 leerlooierijen, 10 likeurstokerijen, 4 oliemolens, 4 marmerzagerijen, 1 platloodgieterij, 1 zinkfabriek,

2 chemische fabrieken, 2 fabrieken van stoomwerktuigen, 2 touwslagerijen, 4 wasfabrieken, 1 zeepziederij.

De omstreken van Dordrecht bevatten verscheidene fraaie buitengoederen. Een daarvan, in de nabuurschap der stad, doch op het gebied van Dubbeldam, dient sinds-verscheidene jaren tot een rustplaats der dooden.

Dordrecht, Dordtsche-Eiland, of Eiland-van-Dordrecbt,

eiland, dat sedert 1872 door spoorwegbruggen met het vasteland van Noord-Brabant en Zuid-Holland is verbonden. Oorspronkelijk was deze streek een deel van den Grooteu-Zuid-Hollandschen-Waard, doch door den st.-EIizabethsvloed van 1421 werd alles een bare zee, uitgenomen Dordrecht en een kleine strook gronds buiten de Rietdijksche poort dier stad. Ook bleef boven het water het eilandje, waarop het Huis te Merwede staat. De Oud-Dubbeldamsche polder werd gewonnen in 1G20. In de volgende veertig jaren bedijkte men den Noordpolder, den Oost-Mijlpolder en den Zuidpolder. Later werden bedijkt; de Stadspolder, de Noord-Bovenpolder, de Wieldrecht-schepolder, de Aloïsepolder en de Nieuwe-Noordpolder. Na 1849 is het aanwinnen van land met kracht voortgezet, daar sedert zijn ingedijkt: de Oude-Beerpolder, de Nieuwe-Beerpolder, de Louisapolder, de Cannemans-polder, de Haniaspolder, de Zuid-Buitenpolder, de Benedenpolder, de Groote-Bovenpolder, de Kleine-Bovenpolder, de Engelsche polder, de Bra-berspolder, de Koperenbergpolder en de van-Dijkpolder. Het eiland wordt omspoeld door de Merwede, de Oude-Maas, het Mallegat, de Dordtsche-Kil, het Hollandschdiep, het Zeehondengat, bet Zuid-Maartensgat, het Noorderdiep, het Springersgat, de Groote-Hel en het Wanty, of het vaarwater van Dordrecht naar Geertrnideuberg. De grond bestaat meest uit weiden, deels nit akkervelden.

Dordsche-kil, oorspronkelijk een op het einde der 16de eeuw gegraven watering door de aangeslibde gronden van den Zuid-Holland-schen-Waard, doch die allengs het aanzien van een breeden arm van deu Maasstroom heeft verkregen. Zij tcheidt den Hoekschen-Waard van het Eiland-van-Dordrecht.

Sordsmonde of Dortsmonde, voorm. d. in Holland, bij Dordrecht, vermoedelijk tusschen 1170 en 1176 overstroomd. Het geh. Dortsmonde in de gem. Groote-Lindt acht men daarvan een overblijfsel.

Dorestad, of Dorestadum, oude naam van het kasteel Duurstede en de stad Wijk in de prov. Utrecht.

-ocr page 294-

288

Dorgeestpolder, of Dorregeestpolder, pold. van 165 bund, in de N.-Holl. gem. Uitgeest. Daarin liggen de geh. Groot-Dorgeest en Klein-Dorgeest.

Dorkwert, d. in de Gron. gemeenten Hoogkerk en Adorp, waarvan het grootste deel, waar de Herv. kerk staat, ten westen, en het kleinste deel ten oosten van het Reitdiep ligt. Onder Hoogkerk stond in vorige eeuwen ook de burg der Gaikinga's. Dorkwert had in 1840 119 invr. onder Hoogkerk en 8 onder Adorp,

Dorp (het), geh. onder Doezum, in de Gron. gem. Grootegast.

Dorp-Ambacht, heerl. in de Z.-Holl. gem. Schipluiden, die haar naam ontleent aan het adell. huis Dorp, dat meer dan tweehonderd jaren aan het beroemde Hollandsche geslaeht van dien naam toebehoorde. In het laatste vijfde der 17de eeuw door huwelijk aan de üitterlier's gekomen, is dit slot sedert vervallen en gesloopt.

Dorpbuurt, of Dorpboer, buurt in de Geld. gem. Winterswijk, in 1840 met 665, in 1860 met 650, in 1872 met 713 inw.

Dorpen (de), geh. in de N.-Holl. gem. Schagen.

Dorppolder, of Dorpspolder, pold. van ongeveer 500 bund, in de Z.-Holl. gemeenten de Lier en Schipluiden.

Dorpster-zijl, sluis in het Damsterdiep, in 1272 gelegd, en met de Scharmerzijl en Slochterzijl in 1317 onder ée'n hoofdbestuur gebracht.

Dorre-Ilp, stroompje of kreek, loopende van den Ruigen-Ilp naar Ilpendam.

Dorseleind, geh. in de N.-Brab. gem. Osch.

Dorshoilt, buurt in de N.-Brab. gem. Vegchel, in 1840 met 260, in 1860 met 341 inw.

Dorsschewaard, of Dorsscheveen, pold. van 126 bund, in de ütr. gem. Vreeland. Ik meen daarin het Dursehivenne terug te vinden, dat voorkomt in de grensregeling der heerlijkheid Amstel en de landen van het kapittel van sint-Marie, den 4 Mei 1235 vastgesteld.

Dorst, d. in de N.-Brab. gem. Oosterhout, aan den grooten weg van Breda naar Tilburg. De in de hertogelijke tijden gebouwde kapel bestond in 1835 nog slechts als bouwval, toen men de nieuwe R.-Kath. st.-Mar-culphuskerk aldaar bouwde. Het d. telde in 1840 316, in 1S60 297 inw.

Dorterhoek, of Dortherhoek, buurt in de Overijsselsehe gem. Bathmen, in 1840 met 318, in 1860 met 287 inw.

Dorth, of Ering-van-Dorth, heerl. en voorm. afz. gem. (schoutambt) in Gelderl., in 1822 met de gem. Gorssel vereenigd, waarvan zij nu het noorderdeel uitmaakt. Men vindt er het adell, huis Dorth en eene

-ocr page 295-

289

buurtschap van denzelfden naam. Du Kriug-van-Dorth had in 1822 300, in 1840 298, in 1872 299 inw. In laatstgenoemd jaar waren zij onderscheiden in 2G8 Herv., 6 Christ.-Geref. cn 25 K.-Kath.

Dorthsche-beek, of Voorstebeek, heek die in de buurt Ampsen, in de Geldersche gom. Laren, ontstaat, vervolgens een deel der grens tussehen Gelderland en Overijssel vormt en bij het Koorhuis in de gem. Deventer in den I.Tssel valt. Zij neemt de Ilaarbeek op.

Douve, ged. van de Limb, buurt Hout-en-Douve, ook wel Dou-venderhout genoemd.

Douwen, geh. in de Gron. gem. Leens.

Draaibrug, geh. in de Zeeuwsche gem. Aardenburg, ontstaan aan oene draaibrug over de voormalige Aardenburgerhaven. Bij een in 1873 gevormd ontwerp tot aanleg van spoorwegen in liet Vierde District van Zeeland en den noordwesthook van Vlaanderen is het tot een ver-eenigingspunt verkozen der wegen van Brugge en Maldegem naar Bres-kens. Den 30 October 1830 viel hier eeno schermutseling voor tussehen de Nederlanders en Belgen.

Draaijeri.i (de), geh in de Gron. gemeenten Bellingwolde cn Wedde.

Draaioorder-Molens. reeks van vier watermolens aan den oostkant van de Becmster.

Draaisterhuizeu, geh, onder het Friesehe d. Heeg (Wymbritseradecl).

Dragten, of Drachten, aanzienlijk vlek in de Friesche gem. Smal-lingerland. In de middeleeuwen vond men er slechts enkele gehuchten, waarvan een, onder Zuider-Dragten, reeds in de achtste of negende eeuw oen kerkje had, dat in 1H8 door een ander werd vervangen. Noorder-Dragten kreeg oene kerk in 1541. Beide kerkbuurten namen sterk in uitgebreidheid toe, nadat in 1641 de Dragtstorvaart was gedolven cn daardoor ontoegankelijke veenen aan de snede werden gebracht. Kuim eene eeuw later brak men de b»ide kerken af, en den 10 November van 1743 werd eene nieuwe (Hervormde) kerk ingewijd. Dragten heeft ook kerken der Doopsgez. en der Chr.-Gerefoimeerden. In 1811 telde men er, met de Dragtster-Compagnio, 2777, in 1840 4350, in 18C0 5207, in 1872 5494 inw. Ilct fraaie gemeentehuis van Smnllirgerland is in 1830 gebouwd.

DragtSter-CompagQie, wijd uiteen gebouwd d. in do Friesche gem. Smallingerland, onder Dragten. Eerst in 1850 is de Herv. gem. van Dragtster-Compagnie gesticht. Tien jaren vroeger (1840) telde het d. reeds 374 inw.

Dragtstervaart, vaart, die in 1641 uit de Dreit, in de nabuurschap van den plas Smalle-Eester-Sanding, door de veenen werd gegraven.

Drakenburg, aanzienlijke ridderhofstad in de Utr. gem. Baarn, die

19

-ocr page 296-

290

reeds in 1340 bekend stond. Zij heeft behoord aan do geslachten Drakenburg, Zuylen, van Gent, Eoeters, Reede van Oudshoorn, enz. Het oude kasteel is reeds in de vorige eeuw afgebroken en sedert twee malen door meer vroolijke landhuizen vervangen.

Drakensteiu, oud. adellijk huis bij het d. do Vunvsehe, in do Utr. gem. Baarn. Deze hofstad bestond reeds in de 10de eeuw, daar zij in 953 door Keizer Otto aan Bisschop Balderik van Utrecht werd geschonken. Aan het kapittel van st.-Jan te Utrecht afgestaan, is zij sedert gekomen aan de geslachten Drakenburg, Culemborg, Bourgondië, van Veen, van Reede, Reinst, Hooftman, Wuytiers, Godin, Sander en Bosch. Het huis, in 1G40 in koepolvorm verbouwd, is door een park van buitengewone schoonheid omringd.

Dreellt (de), riv. in de prov. Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland. Zij komt voort uit de Oude-Wctering en stroomt langs Leymuiden, Bilder-dam en quot;Vrouwenakker naar de Mennonietenbuurt, waar zij met de Krommc-Mijdrecht den Amstel vormt. De rivier is in 1824 voor groote binnen-landsche schepen bevaarbaar gemaakt. Onder Bilderdam staat liet Huis te Drecht of het Goudsehe-Tolhuis, eene pleisterplaats van schippers en reizigers.

Drechterland, of Dregterland, oostelijk deel van West-Friesland, dat als een schiereiland in do Zuiderzee vooruitsteekt. Het vormt een der Noord-Hollandsche heemraadschappen. Naar de landzijde is het ingesloten door de Vier-Noorder-Koggen, de Nieuwburgen en den Zeevang. De oppervlakte beloopt ruim 10,000 bunders. Drechterland wordt verdeeld in vier koggen of koogen. Tot de Oosterkogge behooren Enkhnizen, Boven-carspel. Grootebroek, Hoogcarspel en Andijk. Tot de Middelkogge; Westwoud, Oudijk, Binnenwijzend, Ooster-Blokker, Wester-Blokker, Zwaag en Wervershoof oostelijk deel (dat is het eigenlijke Werverstoof, zonder Zwaagdijk). Tot de Zuiderkogge: Venhuizen, Hem, Oosterleek, AVijdenes en Schellinkhout. Tot de Westerkogge: Hoorn, Dampten, Berkhout, Grosthuizen, Oudendijk, Avenhorn en Scharwoude. De grond bestaat hoofdzakelijk uit vruchtbare klei en wordt voor het grootste deel tot weiden gebezigd. Er zijn echter ook vele koren- en zaadakkers (wier aantal in den laatsten tijd niet onbelangrijk toeneemt), warmoesvelden, en ooftgaarden. Het schoonste gedeelte is de bekende Streek. Eerst op het einde der 13Ue eeuw is Drechterland voor goed met Holland vereenigd. De naam komt het eerst voor in de Egmondsche Kroniek op het jaar 1155.

Dreijen, landgoed en geh. in de Gold. gem. Benkum.

Dreischor, gem. op het Zecuwsche eiland Schouwen-en-Duiveland, in het noorden door de Grevelinge, in het oosten en zuiden door het Dijk-water omspoeld en verder bepaald door Zonncmaire en Noordgouwe. Zij is 1270 bund, groot en heeft een zanderigen kleigrond. Vroeger was Dreischor een afzonderlijk eiland, uit drie schorren, Mareland, de Bellaart en Sir-Jansland gevormd, doch nadat Sir-Jansland door den watervloed van st--Aagtendag 1288 daarvan was afgescheiden, is onder de regeering van Hertog Karei de Stoute, Dreischor aan Noordgouwe en

-ocr page 297-

291

Zonnemaire verbonden. De gem. DreisChor had in 1832 708,^ 1840 888, in 1872 1125 inw. In 1870 onderscheidde men de bevolking in 1092 Herv. en 3 R.-Kath. Behalve het groote d. Dreisehor bevat de gem. het geh. Bellaart of Beider. De landbouw geeft ruime oogsten van tarwe en andere granen, aardappelen, meekrap, enz. Er zijn 2 moestovcn.

Het dorp Dreisehor prijkt met eene aanzienlijke Herv. kerk, die het marmeren praalgraf beval der Staatsmannen Johau Daniël Oekerse ca Cornelis Daniël Oekerse. Het slot Windenburg te Dreisehor is in 1837 gesloopt.

Dreischorpoldor. pold. van 1133 bund, in de Zeeuwsehe gcm. Dreisehor.

Drempt, d. in de Geld. gem, Hummelo-en-Koppel, aan den Ouden-Ussel en den weg van Doesborgh naar Doetinehem. Het is wijd uiteen gebouwd en telde in 1840 1092, in 1872 1104 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 061 Herv. en 498 R.-Kath. Beide kerkgenootschappen hebben cr elk cenc kerk. Verder vindt men er de havezathe de Ulenpas.

Drenthe, tiende provincie des Kijks. Zij paalt in het noorden en noordoosten aan Groningen, in het westen aan Friesland, in hot zuidwesten en zuiden aan Overijssel, in hot zuidwesten en oosten aan de Pruissische gewesten Bontheim en Aremberg-Meppen (prov. Hannover). Een afgescheiden district (Dingstede), tot de gem. Meppel behoorendc, ligt aan het Meppelerdiep in Overijssel.

De eerste vermelding van dit landschap geschiedt door Anskarius, die in het leven van den geloofsprediker Willehadus van Thrianta spreekt. In een brief van 820 heet hot landschap Threant, in oorkonde van 944 en 1006 Thrente.

Het land was echter reeds volo eeuwen vroeger bewoond geweest, waarvan de 54 hunebedden, die men er vindt, nevens vele andere oudheden, getuigenis afleggen.

Het maakte onder do eerste Duitsche Keizers soms één, soms meer graafschappen uit en kwam in do 11de eeuw door gifte aan hot bisdom Utrecht.

De oude hoofdplaats was Groningen (toen Gruoninga of Cruoninga geschreven). Later zetelden 's Bisschops Stadhouders te Coevorden (onder den titel van kastelein, burggraaf of slotvoogd) cn te Eeldc (onder den itel van schulte van Drenthe).

Kceds spoedig matigden do slotvoogden van Coevorden zich grooter gezag aan dan hun toekwam, waardoor herhaalde malen groote moeie-lijkheden ontstonden, daar de Drenthen zich veelal op de zijde dier stadhouders voegden, on de Bisschoppen mot legerbenden moesten opdagen om de rechten van het Sticht te handhaven. Bisschop Otto II verloor bij zoodanige worsteling den 28 Juli (of 1 Augustus) 1227, te Ane. op de zuidooster-grens des Lands, hot loven.

Drenthe behield onder do Bisschoppen eigene wetgeving en rechtspraak, waartoe de volmachten en oltcn (staten cn rechters) in het Grollerholt en op

19*

-ocr page 298-

292

andere plaatsen onder den blooten hemel bijeenkwamen. De bisschoppen moesten bij hunne inhuldiging op den Bisschopsberg bij Havelte, of aan de kapel te Hulsvoorde bij Coevorden, het handhaven van 'sLands rechten bezweren.

Ten gevolge der oorlogen der bisschoppen van Utrecht met den hertog van Gelderland, Karei van Egmond, werd Drenthe in 1522 onder Gel-dersche heerschappij gebracht, en deze omwenteling door den Gorinchem-schen vrede van 3 October 1528 bevestigd.

Doch deze staat van zaken duurde slechts kort, daar Coevorden in 1536 op last van Keizer Karei V werd veroverd en met geheel Drenthe aan de Bourgondische Nederlanden toegevoegd. Het behield echter zijne zelfstandigheid, die ook bewaard bleef, toen de Eepubliek der Vereenigde Nederlanden gevormd werd. Doch, ofsctioon als een onafhankelijk landschap aangemerkt, gelukte het Drenthe niet, om als achtste provincie te worden aangemerkt. Het was toon, even als vroeger, in C dingspillen afgedeeld; Zuidenveld, Beilcrdingspil, Dieverderdingspil, Rolderdingspil, Noordenveld en Oostermoer, terwijl Coevorden en Kuinen bijzondere heerlijkheden vormden.

Nadat in Februari 1795 de omwenteling, die aan de Republiek der Vcreenigde-Nederlanden een einde maakte, tot Drenthe was uitgestrekt, werd ten gevolge der staatsregeling van 1798 Drenthe voor het grootste deel bij het Departement-van-den-Ouden-IJssel en voor den noorder uithoek (die tusschen het Leekstermeer en het Hoornsche-Diep) bij het Departement-van-de-Eems ingedeeld. In 1801 werd Drenthe aan het Departement Overijssel toegevoegd, doch het verkreeg in 1805 zijne oude zelfstandigheid weder. Onder Koning Lodewijk kreeg het gewest den naam en rang van Departement Drenthe en was in 2 kwartieren afgedeeld: Assen en Meppel (IS07). Doch na vier jaren (1811) werd het onder het Fransen bestuur, in een arrondissement (Assen) van het toen opgerichte Departement-van-de-Wester-Eems herschapen.

Toen Nederland op 't einde van 1813 zijne plaats in de rij der volken hernam, werd Drenthe eeno provincie van het Koninklijk der Nederlanden. Zijne zelfstandigheid werd zoowel bij de grondwet van 1814, als bij die van 1815, 1840 en 1848 gewaarborgd.

Drenthe is 260,272 bund, of ruim 48^ geogr. mijl groot.

Over het geheel is doze prov. vlak, bestaande dc groud meest uit diluvisch zand, verder uit hoog veen, laag veen cn klei. Uitgestrekte heidevelden cn woeste gronden bedekken nog een groot deel des bodems, maar terwijl deze in 1803 nog meer dan omstreeks vier vijfden dos Lands uitmaakten, hebben krachtige ontginningen deze verhouding belangrijk gewijzigd. In 1871 beliep het bouwland 3l,883J, het weiland 31,855 en het hooiland 27.993 bund. Daarbij komen uitgestrekte bosschen, terwijl vroeger ontoegankelijke veenen aan de snede zijn gebracht. Een der meest vermaarde heuvels van Drenthe is de Bisschopsberg op de Overijsselsche grens. Doch noch deze, nocli de Havelterberg, de hoogten van den Hondsrug, do Bram-mershoop of de heuvelen bij Schipborg gaan do hoogte van 20 el te boven. Alleen in het Bargerveen, op dc Arembergsche grens, rijst de grond langzaam glooiend tot 24 el op.

-ocr page 299-

293

Rivieren of stroomcudo wateren die voor het geheel bevaren kunnen worden, zijn er in Drenthe niet, buiten het Meppelerdiep, waarvan echter alleen het noordoostelijk pand in deze provincie is gelegen of haar be-zoomt. Dit diep is van veel belang omdat het de eenige waterweg is naar de Zuiderzee. Het Hoornsche-Diep, in het noorden, is belangrijk geworden sedert het ten deele in het Noord-Willemskanaal is opgenomen en daarmede den waterweg naar Groningen vormt. Van minder belang zijn de Hunse of Oostermoersehe-Vaart, het Peizerdiep, het Eelderdiep, de Beilerstroom, (die onder den naam van Oudo-vaart zijn loop eindigt), de Wold-Aa, de Echtingerstroom, de Keest, het Loodiep, het Drosten-diep, het Schoonebeekerdiep, de Kleine-Vecht, de Mussel-A, de llunde enz. Slechts enkelen daarvan zijn bevaarbaar. Daarentegen zijn sedert 1613, doch inzonderheid na de troonsbestijging van Koning Willem III, talrijke kanalen gedolven, die meerendeels voortreflelijke waterwegen opleveren. De Drenthsche-Hoofdvaart of Smildervaart, als een onbeteekenend vaartje, in 1313 aangevangen, werd van 1707 tot 17S0 gegraven. De Hoogeveenschc vaart dagteekent van 1623, de Beilervaart van 1790. In onze eeuw zijn daarin toegevoegd: de Norgervaart, het Grevelinks- of Annerveen-Kanaal, het Kanaal van Frederiksoord, de Znidlaardervaart, de Verlengde-Hoogeveensche vaart, het Oranjekanaal, het Noord-Willems-kanaal, het Coevorderkanaal, de Verlengde-Lntter-Hoofdwijk, de Wittc-Wijk en vele andere zijvaarten.

Door de krachtige ontginningen der hoogo veenen zijn twee van Drenthe's grootste meren geheel verdwenen: het Echtensmeer en het Bergermeer. Het nog grootere Zuidlaardermeer ligt, even als het Leekster- of Zuttemeer, ten deele in Drenthe, ten deele in Groningen. Van minder uitgestrektheid zijn het Zwartemeer, het Zwartewater, het Mekelermeer, het Elpermeer, het Hoedmeer, het Esmeer, het Lokmeer.

Drenthe had tot in het begin dezer eeuw geen andere wegen dan /andsporen, veendijken en dergelijken. Onder Koning Willem I is men met het leggen van groote wegen aangevangen, die nu het gewest in alle richtingen doorsnijden en steeds vermeerderd worden. De spoorweg van Zwolle naar Meppel is geopend den 1 October 1867, die van Mep-pel naar Heerenveen den 15 Januari 1868, die van Meppel over Assen naar Groningen den 1 Mei 1871.

Drenthe had in 1796 39,472 inw,, in 1808 41,154, in 1811 44,821, in 1815 47,217, in 1822 49,715, in 1830 63,580, in 1840 72,484, in 1850 83,939, in 1860 94,472, in 1870 105,739, in 1872 106.713.

De bevolking was op l Januari 1872 onderschoidon in 88,348 Ned.-Herv., 5 Waalseh-Herv., 53 leden der Schotsche gemeente, 343 Ev.-Luth., 33 Herst.-Luth., 3G7 Doopsgez., 7 lïem., 9S70 Chr.-Ger., 5452 R.-Katholieken, 1 Oud-Eoomscho, 2386 Israëlieten en 148 ongenoemden.

Er zijn in Drenthe 50 Ned.-Hcrv., 1 Protestantsche (te Veenhuizen), 23 Chr.-Geref., 8 E.-Kath. en 9 Isr. gemeenten.

De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Verder veeteelt, veenderij, koophandel, scheepvaart, ambachten en eenige fabriekarbeid. Dc laatste is genoegzaam alleen beperkt tot Meppel, Iloogevocn, Assen

-ocr page 300-

394

en de veenkoloniën op de ooster grens naar de zijde van Groningen.

Drenthe is voor het lagere schoolwezen verdeeld in 5 districten. Tot het eerste behooren de scholen: te Assen, Kloosterveen, Loon, Witten, Aardscheveld (gem. Assen); Anlo, Gasteren, Anderen, Eext, Annen, An-nerveen, Eexterveen, Annerveenster-kanaal (Anlo); Gieten, Gieterveen (Gieten); Rolde, Grollo, Schoonlo, Ekehaar (Rolde); Vries, Yde, Zeijen, Donderen, Tinarlo, Taarlo, Runde-en-Wende (Vries); Zuidlaren en Zuid-laarderveen (Zuidlaren). — Tot het tmeede de scholen; te Beilen, Hijken, Wijster, Hooghalen, Bpier, ïiendevcen iBeilen); Diever, Wapse, Wit-telte (Diever); Dwingclo, Leggelo, Lhee (Dwingelo); Eelde, 1'atcrwolck (Eelde); Norg, Norgervaart, Zuid-en-Westerveen, Langelo, Een, Veen-hnizen (Norg); Peizo (gein. Peize); Roden, Rodenvolde, Lieveren, Steenbergen (Roden); Smilde, Bovensmilde, Kloosterveen, Hijkersmildc, Hoogersmilde (Sraildo). — ïot liet derde de scholen: te Borger, Buinen, Drouwen, Buinerveen, Drouwcnerveen, Niemv-Buinen, Drouwc-nermond, (Borger); Emnien, Noordbarge, Zuidbarge, Weerdinge, Vastenow of Nieuw-Dordrecht, Roswinkel, de Maten, Verlengdo-Hoogeveensche-Vaart, Compascuum, (Emmen); Gasselte, Gasselter-nijveen, Gasselter-nijveensche-mond (Gasselte); Odoorn, Exlo, Valthermond, Exlocrmond. Valthe, Valtherveen, Odoomerveen, Exloërveen (Odoorn). — Tot het oierde de scholen: te Coevorden, Steenwijksmoer, Loo, 't Klooster, Vlieg-huis (Coevorden); Dalen, Sehoonebeek, Wachtum, Dalerveen, Nieuw-SchoonebeekOosteinde, Nieuw-Schoonebeek-Westcinde (Dalen); Hooge-veen, Hollandsche-Veld, aan 't Noorder-Opgaande, aan 't Zuider-Op-gaande, Brouwerswijk, Alteveer (Hoogeveen); Oosterhesselen, Gecs, Zwinderen (Oosterhesselen); Zuid-Sleen, Noord-Sleen, Erm, Schoonoord, Veen-oord (Sleen); Westerbork, Balinge, Zwiggelte, EIp, Nieuweroord (Wes-terbork); Zweelo en Moppen (Zweelo). — ïot het vijfde de scholen te Havelte, Uffelte, Wapserveen, Veendijk, Ilavelterberg (Havelte); Meppel, en Oosterboer (Meppel); Nijeveen en Kolderveen (Nijeveen); Ruinen, Pesse, Stuifzand, Ansen, Echten, Fluitenberg (Ruinen); Dijkhuizen, Oosteinde. Broekhuizen, Weenville (Kuinerwolde); Vledder, Nijensleek, Doldersum. Frederiksoord (Vledder); de Wijk en Koekange (de Wijk); Kerkenbosch. Veeningen en Linde (Zuidwolde).

In 't geheel had Drenthe in 1872 1GJ- lagere scholen, t. w. 156 openbare voor gewoon lager onderwijs en 8 voor meer uitgebreid onderwijs. Van deze scholen waren 151 openbare en 13 bijzondere.

Voor middelbaar onderwijs heeft Assen eene rijke hoogere burgerschool en eene gemeentelijke burger-avondschool. Meppel bezit eene bouwkundige en rekenschool. Te Assen is ook een gymnasium.

Naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal vaardigt Drenthe 1 lid af. Voor de verkiezingen van leden voor de Tweede Kamer vormen 25 gem. het kiesdistrict Assen, terwijl 4 gemeenten tot Zuidhorn en 4 tot Steen-wijk behooren.

Voor de verkiezing van Provinciale Staten is Drenthe in 2 kiesdistricten gesplitst: Assen en Hoogeveen, waarvan het eerste (het noorden en midden) 18, het tweede (het zuiden) 17 afgevaardigden benoemt.

-ocr page 301-

295

Rechterlijk bevat Drenthe 1 arrondissement; Assen, met 3 kantons: Assen, Meppel en Hoogeveen.

Drentherwolde, oude naam van de Gron. landstreek het Goregt.

Drenthschö-Aa, riv. in Drenthe en Groningen. Zij ontstaat bij de ICoelanden onder Grollo en Schoonlo, en loopt op korten afstand van Anderen, Gasteren en Schipborg naar de Groningsehe grenzen, waar zij haar loop onder de namen van liet Hoornsehe-Diep en Noord-Willemskanaal naar Groningen voortzet, om met hot Schuitendiep het Reitdiep te vormen. In Drenthe neemt zij het Taarlosohe-diep, het Anloër-diepje en de Zeeg-zerloop op, en is voor hare verschillende panden door do namen Oosterdiepje, Andersehe-diep, Oldemeulerdiep en Schipborgerdiep onderscheiden. Eerst op de Drentsch-Groningsche grens -wordt zij voor kleine vaartuigen bevaarbaar.

Drenthsche-Hoofdvaart, of Smildervaart, kanaal in Drenthe, reikende van Assen tot Meppel, hebbende ceno lengte van negen uren. in 1613 werd eene kleine vaart gegraven uit de Havelter-Aa tot do heerlijkheid Hoogersmilde, die wellicht aanleiding gaf dat, volgens oen besluit der Staten van Drenthe, omstreeks 1707 on 1780 de Dronthsehe-Hoofdvaart werd gedolven. De op dit kanaal aanwezige zeven schutsluizen kee-ren het water boven de gewone watervloeden in het Zwartewator tot aan Assen ruim 1H meter. In 1830 werd do Dronthsehe-Hoofdvaart bevaren door 3958, in 1870 door 10,063 vaartuigen, die afvaartgeld betaalden.

Drenthsche-Reesten, reeks verstrooide gehuchten langs de riv. de Reest in de Drenthsche gem. Zuidwolde, oostwaarts van Bloemberg. Zij dragen de namen van Pieperij, 'Wildenberg, Babbering, Gezekamp, Brug-gebergen en hot Ongeluk. In 1840 telden zij 291 bew., wier aantal sedert belangrijk is toegenomen.

Dreumel, gom. in Geld. op den zuideroever van de Waal en den noorderoevor van de Maas, ingesloten door de gemeenten Appeltern, Wamol, Tiel, Wadenoijen, Ophemort, Varik, Heercwaarden (Geld.) en Lith (Noord-Brabant). Zij beslaat 1955 bund., zijnde de grond uit Rijn-klei gevormd. In 1822 had zij 1182, in 1840 1648, in 1872 2074 inw., die zich in laatstgenoemd jaar onderscheidden in 1977 R.-Kath. en 97 Herv. Do landbouw is hun hoofdbedrijf. Eene steenbakkerij geeft aan 30 werklieden, 3 klompenmakerijen aan 6 werklieden arbeid. Behalve het dorp Dreumel, bevat de gem. het geh. de-Kop-van-de-Voorn.

Het d. Dreumel is deels langs den Zuider-Waaldijk, deels langs do Roonsche-straat en den Hoogen-Weg gebouwd. De R.-Kath. kerk is een groot en fraai gebouw, in 1838 vernieuwd. Als Herv. kerk dient hot koor dor oude parochiale kerk. Dreumol wordt reeds in een register van de abdij rriim, van den jare 893 vermeld, onder don naam Tremele. In later tijd gesohieddo de uitgifte der heerlijkheid Dreumel of Dromol dooide Geldersche Hertogen. In 1402 on 1413 werden de van de Poli's daarmede verleid. Later kwam Dreumel aan de geslachten van Balveren, Pieek en van Scherpenzeel.

-ocr page 302-

296

Drie, tïaai gelegen geli. in de Geld. gem. Ermolo, aan de oostzijde van hot Spenlderbosch. Het wordt reeds in oen giftbrief van 855 vermeld.

Drieberg, of Driescheberg, heuvel in de Geld. gera. Ennelo, hij 't geh. Drie, 59 el boven het vlak der zee. Daarop worden verscheidene oft'er- en grafheuvelen gevonden.

Drieberg, heuvel in de Geld. gein. Ede, onder Lanteren.

Drieberg, drie heuvelen ton oosten van het Geld. dorp Ede, waarvan de hoogste zich tot 48 el verheft. Twee dezer heuvelen hebben op de kruin drie ronde gaten van vier schreden in middellijn, die in oen driehoek zijn gelegen. De derde heuvel is in 't middelpunt van zoodanigen kuil voorzien. Vermoedelijk hebben zij in overoude tijden tot offerplaatsen gediend.

Driebergen, gem. in Utrecht, die, in 1857 uit de vereoniging der beide gemeenten Driebergen en Sterkenburg gevormd, bepaald wordt door Zeist, Maarn, Doorn, Langbroek, Cothen, Werkhoven en Rijzenburg en 2417 bund, beslaat. In 1S22 had Driebergen 550 en Sterkenburg 233 inw. Na hare vereoniging telde de gem. in 1800 1759, in 1873 3016 inw. Bij de volkstolling van 1 December 186!) was de bevolking onderscheiden in 1591 Ned.-Horv., 1 Waalsch-Herv., 1 Rem , 7 Chr.-Geref., 5 Ev.-Luth., 1 Horst.-Luth. en 363 R.-Kath. Het meerendeol bestaat door den landbouw, zijnde de grond in hot noorden en midden uit diluvisoh zand, in hot zuiden uit rivierklei gevormd. Voorts leven vele ingezetenen van de voordeelen, die het verblijf van vreemdelingen op do hier zoo talrijke buitenverblijven oplevert. Behalve het d. Drioborgen bevat de gem. de buurt Sterkenburg, hot geh. Gooijer-Wotering, verscheidene ridderhofsteden en grooto landgoederen, het aartsbisschoppelijk seminarie Sparrendaal en talrijke verstrooide woningen. Van 1677 tot 1767 was Driebergen met Zeist vereenigd.

Het d. Driebergen, aan den weg van Utrecht naar Arnhem, ontleent zijn naam aan drie heuvels of bergen, die de wandelaar, wanneer hij van de zijde van Wijk-bij-Duurstede naar het oosten den blik wondt, duidelijk nevens elkander kan ondorscheidon. Do tegenwoordige Herv. kerk heeft in 1830 de vroegere vervangen, die nog kapelsgewijze was gebouwd. In 1860 telde men in do kom van 't dorp 665 inw.

Driebruggen, kleine buurt, deels in de Z.-Holl. gem. Lange-Ruigo-Weide, deels in de gem. Waarder.

Drie-Dozen, sluizen in den Maasdijk onder de Geld. gem. Poederoijon.

Drie-Eigenen, naam, waaronder de landen van Thorn, Nocritter en Kossenich, in Limburg (Nederland en België) dikwijls voorkomen.

Driegaten, gering geh. in de Zeeuwsche gom. Watorlandkerkje, ter plaatse waar de Spanjaarden in de 16de eeuw een thans geheel vervallen fort hebben aangelegd.

Drie-Gepriviligeorde-Zijlvestenijen, drie grooto zijlvostenijen in do prov. Groningen, t. w. hot Zijlvest der Drie-Delfzijlen, het Winsum-nicr-en-Schaaphalster-zijlvest en het Aduarder-zijlvest.

-ocr page 303-

297

Drie-Hoefijzers, buurt in do N.-Brab. gom. Zevenbergen, nabij het spoorweg-station Lanjroweg.

Driehoek, geh. in du N.-Brab. gem. Fijnaart c. a.

Driehoek, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Bijen.

Driehoek, geh. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel.

Driehoek, geh. in de N.-Brab. gem. Zundert-en-Wemhoiu.

Driehuis, kerkbuurt of dorpje met de B.-Kath. kerk der N. Holl. gem. Veisen. Tot onder de regeering van Koning Willem II vond men er het prachtige landgoed Middeloo, dat sinds is gesloopt.

Driehuis, geh. in de N.-Brab. gom. Reek.

Driehuizen, d. in de N.-Holl. gem. Zuid- en Noord-Schermer, aan de ringsloot van den Sehenneer. Het ontleent zijn naam aan de drie eerste huizen, die er in 1603 gesticht zijn. In 1840 waren er 2S huizen mat 156 inw., in 1S60 30 huizen met 145 inw. De ITerv. kerk is eene stichting van 1688.

Driehuizen, geh. in de N.-Brab. gem. Hilvatenbeek.

Driehuizen, geh. in de Geld. gom. Nijmegen.

Driehuizen, geh. in de Z.-Holl. gom. lïijnsburg.

Driehuizen, geh. in de N.-Holl. gemeenten Wervershoof en Andijk.

Driehuizen, geh. in de N.-Holl. gem. Ilpendam.

Driel, gem. in Geld., uitmakende liet zuidoostelijk deel van den Bom-melenvaard. Zij wordt ingesloten door de gem. Hedel, Kerkwijk en Bossem (Geld.), en Empel e. a. en Alein e. a. (N.-Brab.) Hare oppervlakte — in het geheel 2734 bund. —bestaat uit rivierklei, die (5f door de Maas wordt bezoomd óf daardoor doorsneden, want de GelderscLe grens springt hier driemalen over de rivier. In 1822 had deze gem. 2414, in 1840 2939, in 1872 3396 inw., die in l«atstgenoemd jaar zich onderscheidden in 2795 B.-Kath., 573 Herv., 17 Chr.-Geref., 1 Rem., en 10 Israelieten. Het grootste deel ingezetenen bestaat van landbouw en veefokkerij. Men vindt er 2 steenbakkerijen (met 90 werklieden), eene leerlooierij, eene bierbrouwerij, 3 sigarenfabrieken, 3 wagenmakerijen, 1 draaierij, 1 touw-slagerij, 1 vlasserij, 6 klompenmakerijen, 2 korenmolens en eenige mindere inrichtingen van dien aard. Behalve de d. Kerk-Driel en Veld-Driel. bevat do gem. ook do buurten Hoenza-Driel en Hoorzik.

Van Driel wordt reeds in de jaren 814 en 997 melding gemaakt. Graal' Ansfried, bisschop van Utrecht geworden zijnde, gaf al wat hij te Driel bezat, aan het klooster Hoogenhorst. Van de abdij van st.-Paulus ging hot in erfpacht over aan de Graven en Hertogen van Gelder, en in 1532 bekwam Hertog Karei het erfelijk en zonder pacht.

Het d. Driel ligt beneden en langs den Maasdijk. Het heeft een raadhuis, eene Herv. en eene R. kerk. In 1840 telde het 1608, in 1872 1683 inw. Driel, in de middeleeuwen Thrile en Driela geschreven, had ten

-ocr page 304-

398

tijde der Hertogen en nog later vele adellijke sloten, die echter sinds lang vervallen zijn.

Driel, d. in de Geld. gem. Heteren, aan den Betuwschen Eijndijk, in 1840 met 983, in 1872 met 1272 inw. Het d. hoeft eene nieuwe, groote K.-Kath. kerk, met hoogen toren, ceno Herv. kerk, eene steenbakkerij, cn een veer op den Veluwe-oever bij het landgoed Westerbouwing. Onder de gebouwen onderscheidt men nog de huizen de Nevel en Ommers-hof. In Januari 1S20 werden hier vier gaten in den dijk geslagen. In den hertogelijken tijd bloeiden er de kloosters st.-Annaboog en st.-Anna's-troon.

Driemanspolder, uitgcveende en drooggemaakte polder van 51G bund, in de Z.-Holl. gemeenten Zoetermeer en Stompwijk. Zij is bedijkt en drooggemalen volgens octrooi van 13 Juli 16G8.

Driene, buurtschap in do Overijsselsehe gem. Lonneker, in 1840 met 699, in 1860 met 720 inw.

Dries, of Keizersboseh, buurt in de Limb. gem. Neer, in 1840 met 129, in 1860 met 122 inw. De tweede der hier opgegeven namen is ontleend aan het oude klooster Keizersboseh.

Dries, geh. in de Limb. gem. Weert.

Drie-Schouwen, geh. in de Zeeuwsche gem. Axel.

Drie Sluizen, sluizen bij het geh. de Nieuwendijk in de N.-Brab. gem. Almkerk.

Drie-Vriendenpolder, pold. van 199 bund, in de N.-Brab. gem. Wnteloord.

Drieschigt, boseh in de Overijsselsehe gem. Tubbergen, waar men den overgang van bosch tot hoog veen kan waarnemen. Hierbij liggen twee geh. Koord-Drieschigt en Zuid-Driesehigt.

Driewegen, Zeeuwscho gem., deel uitmakende van Zuid-Beveland. Zij wordt in het zuidwesten door de Hont bespoeld en is overigens door Borssele, Ovezande, Oudelande en Ellewoudsdijk bepaald. Saamgesteld uit de beide heerlijkheden Driewegen en Coudorpe, is zij 657 bund, groot. In 1822 had zij 3S4, in 1840 472, in 1S72 551 inw. Bij de volkstelling van 1 December 1869 vond men 434 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 47 Chr.-Geref. en 51 R.-Kath. De grond der gemeente bestaat uit zanderige klei, de hoofdbron der volkswelvaart uit landbouw. Behalve het d. Driewegen bevat de gem. het geh. Coudorpe.

Het d. Driewegen, heeft eene Herv. Kerk. Het telde in 1860 188 inw. Dc heerlijkheid had toen 435 inw. tegen 443 in 1840.

Driewegen-polder, pold. in de Zeeuwsche gem. Driewegen.

Driewegen, geh. in de Zeeuwsche gem. Biervliet.

Driezum, of Driesum, d. in de Friesche gem, Dantumadeel, tellende

-ocr page 305-

399

met de geh. üostwoude on Uriezummerterp in 1811 366, in 1840 640, in 1872 786 imv. Van de 776 inw. in 1860 vond men slechts 216 in dc kom van het dorp. Nevens de Herv. kerk ligt de Rinsmastate. De vroegere staten Albada, Aysma, Bnnia of Buwinga.. Canter en Foitama bestaan niet meer.

Driezummermeer, klein meer in do Friesche gem. Dantnmadcel.

Driezummerterp, buurt onder het Friesche d. Drieznm (DantumaJeel).

Drijber, of Drieber, buurt in de Urenthsche gem. Beilcn, in 1SH met 38, in 1840 met 68, in 1860 met 90 inw.

Drimmelen, d. en hoofdplaats eencr heerlijkheid, die in 1811 met Made tot de burgerlijke gem. Made-cn-Drimmelen werd vereenigd. Drimmelen vindt men in een oorkonde der 10de eeuw onder den naam van Trumella vermeld. Het werd in 1421 door de overstrooming van den st.-Elizabeths-vloed zeer geteisterd. Door brand in 1732 verwoest, is het d. toen van Oud-Drimmelen naar den oever van don Bicsbosch verplaatst. In 1840 telde men binnen de kom 278, in 1860 327 ingezetenen. Hun bestaan vinden do inwoners hoofdzakelijk door vischvangst en landbouw. Er is eene Herv. kerk.

Drogebam, klasse der Chr.-Geref. kerk in Friesland, bevattende de 8 gem. Bergum, Dragtcn, Drogeham,. Oudega, Surhuisterveen, Urcterp, Veenwoudstenval. Westergeest.

Drogebam, d. in do Friesche gom. Achtkarspclen, met eene Ilerv. en eene Chr.-Geref. kerk. In 1811 had het 406, in 1840 529, in 1873 679 inw., daarbij gerekend de bevolking van de kleine buurten Westerend, Hamshorn en Munneketil. De dorpskom zelve bevatte in 1840 264, in 1860 296 inw. Vóór de Hervorming stond hier het Buweklooster voor zusters der orde van Prémontré.

Drogt, buurt in de Drenthsche gem. Zuidwolde, in 1840 met 126, in 1860 met 105 inw. De oude veenplas Drogtzee is door het aanleggen van waterleidingen droog geloopen.

Drongelon, d. in de N.-Brab. gemeente Drongelen-Hagoort-Gansoijen-cn-Doeveren, in 1840 met 358, in 1860 met 318 inw. aangenaam te midden van geboomte cn akkers gelegen. De overlevering zegt dat de oude parochiekerk door een watervloed in 1509 is vernield. Sedert had men te Drongelen geen openbaar bedehuis tot Jan Boll in 1700 er een Herv. kerk stichtte. Drongelen hoeft zoowel in 1421, als in 1509, 1775 en 1809 veel door water geleden.

Drongelen-Hagoort-Gansoijen-en-Doeveren, gem. in Iv.-Brabant, op de noordzijde van het Oude-Maasje. Zij is uit deelen van het Land van Heusden en eene enclave der Meijerij van den Bosch samengesteld, en wordt ingesloten door Meeuwen, Heesbcen, Oud-Hcusden, Baardwijk, Waalwijk, Besoijen en Capelle. De gem. beslaat 681 bund.

-ocr page 306-

300

eu telde in 1S22 437, in 18 iO 491, in 1860 479, in 1873 495 inw. De grond bestaat uit klei, die voor een gedeelte tot bouwland is aangelegd, voor het overige weitien bevat. Daardoor zijn landbouw en veeteelt er de hoofdbronnen van welvaart. Ten aanzien hunner godsdienstige belijdenis deelden de inwoners zich ten jare 1870 in: 397 Herv., 1 Luth., 50 Chr.-Geref. en 57 li.-Kath. De gemeente bevat de dorpen: Drongelen cn Doeveren, benevens de geh. Gansoijen en Hagoort.

Dronrijp. d. in de Friesehe gem. Menaidnii-adeel, aan do vaart cn den weg van Franeker naar Leeuwarden. Het had in 1811, toen het de hoofdplaats was van het kanton Dronrijp, 1036, in 1840 1408, in 1860 1693 (waarvan 1161 in de dorpskom, die zich in de Kerkbuurt en de Jiruggebuurt smaldeelt), en in 1872 1789 inw. Er zijn kerken der Herv. en Iv.-Kath. De Herv. kerk is een gebouw van 1544, mot een fraaien toren en een uitmuntend, in 1849 vergroot cn verfraaid orgel. Naar het noorden liggen de buitens Nienw-Friesma, Nieuw-Gralda en Schatzenburg, naar liet zuiden Oorbijters, oen tigehelwerk en het station van den Staatsspoorweg, dat voor het verkeer den 14 October 1863 is geopend. Vroeger waren hier vele adellijke staten, als Foppinga, Hommema, Glins, Fetza, Groot-Dotinga, Hobbema en Ozinga, die meest in boerderijen zijn veranderd. Ten noorden van hier zijn vruchtbare korenakkers, ten zuiden vette weiden, waartusschen verscheidene terpen verrijzen.

Dronthen, zuidwestelijk deel der Overijsselsche gem. Kampen, dat zich langs de Zuiderzee uitstrekt en uit laag wei- en hooiland bestaat. Aan zee liggen de Dronthensche-Overlaat en de Dronthensche-Sluis.

Drostenbelten, met schaarhout begroeide heuvelen in do Overijsselsche gem. Zwollerkerspel.

Drostenberg, Addingaburg, of Euis-te-Wodde, voorm. kasteel, thans landhuis in de Gron. gcm. Wedde, waarvan men in 1392 het eerst molding vindt gemaakt. liet was vroeger een sterk punt, de eerste vesting, waarvan Graaf Lodewijk van Nassau zich meester maakte, toen hij in Mei 1568 de bevrijding van de Nederlanden beproefde. Het is derhalve de plek waar de tachtigjarige oorlog een begin nam. Het huis, met geheel Westerwolde, aan Groningen gekomen, is in 1811 door de stad verkocht en sedert veel vergroot. Het wordt thans bewoond door den Notaris Mr. J. S. G. Koning.

Drostenburg, of Gockingaheerd, buitenverblijf in de Gron. gem. Zuidhorn, ter plaatse waar in dc middeleeuwen de sterke burg der Gockinga's stond, die in 1401 door de Schicringers werd verwoest.

Drostendiep, kleine rivier in Drenthe, die ten westen der buurtschap Wesup in de gem. Zwoelo ontspringt, langs het huis de Klencke vloeit, de Laak en Sleenerstroom opneemt cn zich in de grachten van Coevorden uitstort.

Drouwen, buurt in de Drenthsche gem, Borger, in 1840 met 362, in 1860 met 323 inw.

-ocr page 307-

301

Drouwonermond, veenkolonie in (Ie Drenthsche gem. Borger, die eerst onder het bewind van Koning 'Willem I opgekomen, in 1840 170 inw. telde, doeh in 1800 reeds door 030 zielen was bewoond en sedert nog aanmerkelijk is vooruitgegaan.

Drouwenerdiep, of Voorstediep. boek die in de gem. Borger ontspringt en nan don noordkant van Drouwenervcen in de Oostermoerselie-Vaart uitloopt.

Drouwenerveen, buurt in de Drenthsche gom. Borger, in 1840 met 305, in 18G0 met 273 inw. Vóór 1825 was het slechts oen gering gehueht.

Druisdijk, of Alphensche-Dijk, geh. in de N.-Brab. gom. Alphen-en-Riel.

Drul, buurt in de Geld. gem. Groesbcek, in 1840 met 158, in 1800 met 182 inw.

Drumpt, d. in de gem. Wadenoijen, aan den weg vau Tiel naar Buren, aangenaam doch zeer verstrooid gelegen. Het heeft eene kleine Herv. kerk. Men telde er in 1840 483, in 1800 517, in 1S72 575 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 493 Herv. en 82E.-Kath. Drumpt wordt in een giftbrief van 850 onder den naam Thrumiti vermeld.

Drunen, gem. in N.-Brab. van 2851 bund, oppervlakte, die door Ond-IIeusden, Herpt-en-Bern, Nieuw-Kuik, Helvoirt, üdenhout, Loon-op-Zand en Baardwijk wordt ingesloten. De grond bestaat doorgaans uit diluviseh zand, met eenig moerasveen. Alleen in het uiterste noordoosten vindt men klei. In 1822 had deze gem. 1921, in 1840 2110, in 18G0 444, in 1872 2680 inw. Ten jare 1870 berekende men de bevolking op 2650 R.-Kath., 08 Herv. en 2 Luth. Do ingezetenen bestaan hoofdzakelijk van den landbouw. Behalve het d. Drunen, bevat de gem. de buurten: de Heide, Meeuw aard, of Wolfshoek en Scheiding, benevens de geh. Giersbergen, Sempko, Fellenoord, Halten, Klinkert en Perssert.

liet lt;1. Drunen bevat eene E.-Kath. en eenc Herv. kerk, van welken de laatste in 1801 werd vernieuwd, do oude parochiekerk vervangt, die in den st.-Elizabethsvloed van 1431 staande bleef. Het kasleel van Drunen is in 17ti9 afgebrand. Drunen had in 1840 1523, in 1860 1808 inw. Den 9 Februari 1232 verklaarde Dirk van Altena, dat hij het bezit van Drunen aan den Hertog van Brabant had afgestaan, behoudens de tiendrethten, zoo lang de Hertog hem jaarlijks 185 mark betaalde.

Drunensche-Polder, pold. van 812 bund, in de gem. Drunen.

Druausgracht, kanaal door den Komeinsehen veldheer Drusus Incite Lande gegraven, doeh waarvan men de richting niet meer kent.

Druten, 4de kanton van 't arrondissement Nijmegen, bevattende de 7 gemeenten: Druten, Appeltern, Batenburg, Dreumel, Ewijk, Hors-sen, Wamel.

-ocr page 308-

302

Druten, deken, van het aartsbisdom 's-Hertogenboseh, bevattende de 18 parochiën: Afferden, Alphen, Altforst, Appeltern, Batenburg, Borg-Iiaren, Deest, Dreumel, Druten, Ewijk, Hernen-en-Lenr, Horssen, Leeuwen, Maasbommel, Niftrik, Puyflyk, Wamel, AVinssen.

Druton, gem. in Geld, op de zuidzijde van de Waal, ingesloten door Wamel, Appeltern, Horssen, Bergharen, Ewijk, Dodewaard, Eehteld en Uzendoorn. De oppervlakte van den bodem — in het geheel 29S4 bund.— bestaat uit vruehtbare klei, zoodat land- en ooftbouw er ruime opbrengsten leveren. Onder de voortbrengselen van den grond bekleedt, nevens tarwe en andere granen, de tabak eene voorname plaats. De gem. bevat de 4 dorpen; Druten, Afferden, Deest en Puyflyk. Daarin tolde men ten jare 1822 2709, ten jare 1840 3340, ten jare 1860 3797, en ten jare 1872 4442 inw. Bij de laatste opgave splitste men deze bevolking in H77 K.-Kath., 199 Herv., 5 Ev.-Luth., 2 Doopsg., 58 Isr. en 1 ongenoemde.

Het d. Druten is langs den Waaldijk gebouwd en eene zeer aanzienlijke plaats, daar zij in 1840 1383, in 1860 1820, in 1873 2090 inw. telde. Onder de gebouwen onderscheidt men de K.-Kath. en de Ilerv. kerk, de synagoge en het Huis te Druten. In eene oorkonde uit de tweede helft der 12de eeuw, een giftbrief van Aartsbisschop Philips van Küln (Keulen) wordt Druten Truhtene genoemd.

Dubbel, riv. op het Eiland-van-Dordrecht, die, aan de oostzijde bij den Biesbosch ontstaan, in eene noord-westelijke richting naar het Malie-gat loopt. In de 12de eeuw liep deze rivier verder westwaarts door den tegenwoordigen Zwijndreehtschen-Waard, doch dit gedeelte heeft sedert den naam van Devel gekregen. De Dubbel wordt in 1064 onder den naam van Duble vermeld.

Dubbeldam, gem. in Z.-Holland, uitmakende het middel- en zuider-gedeelte van het Eiland-van-Dordrecht, eenige eilanden in den Biesbosch, de Krabbe en het poldertje Klein-Koningrijk op den Hoekschen-Waard' Zij wordt omringd door de gemeenten 's-Gravendeel, Groote-Lindt, Zwijn-drecht, Dordrecht en Sliedrecht (Z.-Holl.), Werkendam, Dussen c. a.. Made-cn-Drimmelen en Hooge-en-Lage-Zwaluwo (N.-Brab.).

De gem. is in den jongsten tijd twee malen in uitgestrektheid gewijzigd. Bij de wet van 27 December 1856 werd daarmede de gem. Wieldreeht vereenigd, benevens de oosthelft van de gcm. de Mijl. Bij de wet van 19 Juni 1871 heeft zij daarentegen eeuige bunders nabij het spoorwegstation Dordrecht aan de hoofdplaats van het arr. verloren.

Dubbeldam had den 30 Juni 1871 3797 inw., maar niet het aanbreken van den I JuJi gingen 191 aan Dordrecht over. Op 1 Jan. 1872 telde het 3566, den 1 Jan, 1873 3579 inw. In 1860 telde men er 2934 Herv., 45 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 1 Luth. en 40 K.-Kath.

Dubbeldam is ongeveer 6090 bund, groot en bestaat geheel uit vruchtbare kleipolders en buitengronden. Het bevat het d. Dubbeldam, do buurten de Mijl en Wieldreeht, de geh. Willemsdorp en Kop-van-het-Land.

Het d. Dubbeldam is niet groot, maar fraai gelegen, waartoe het landgoed Dubbelstein en eenige kleinere buitenverblijven veel bijdragen. De

-ocr page 309-

303

Herv. kerk is een net, maar geenszins indrukwekkend gebouw. In 1421 is het oude Dubhcïdam door den st.-Eiizabethsvloed ondergeloopen. Eerst sedert 1589 is het allengs teruggewonnen, doch hoevele zorgen en kosten noo-dig zijn om het tegen overstrooming te beveiligen, kan blijken uit de omstandigheid, dat do Aloisenpolder of BovenpolJer-van-Dubbeldum acht malen is ondcrgevloeid, t. w. in December 1652, Nov. 1053, Maart lfiG2, December 1GG5, Januari 1(182, Maart 1715 en September 1717. Alleen de kosten der laatste herdijking beliepen ƒ 161,811.

Dubbeldamschepolder, of Oude-Land-van-Dubbeldam, pold. in de gemeenten Dordrecht en Dubbeldam, in 1581) door eene kade omringd en in 1003 bedijkt. Zij is 637 bund, groot, waarvan 518 onder Dubbeldam en 119 onder Dordrecht behooren,

Dubbele-Buurt, buurt in de N.-Holl, gem. Haarlem, aan het Zuidor-Bulten-Spaame.

Dubbele-Buurt, buurt in N..Holland aan den Overtoom, onder de gcm. Nieuwer-Amstel.

Dubbele-Wierikke, vaart in Z.-Holl., uit den Hollandschon-IJssel bij de Goe-Jan-Vcrwellesluis naar de b. Nienwerbrug.

Dubbeling, of Dubbelink, havez. in de Overijsselsche gem. Ambt-Delden, achtereenvolgens eene bezitting der geslachten Rammelman, Blanek-foort, von Munchhauson en van Ileeckcren.

Dubbel monde, voorm. d. in Z.-Holl., bij don watervloed van 18 Nov. 1421 te gronde gegaan.

Dubbroek, geh. in de Limb. gem. Maasbree.

Duffel, of Duffelt, landstreek op de grenzen van Nederland en Pruissen, aan de zuidzijde van den Rijn. In de middeleeuwen een gouw, schijnt zij toen met de Betuwe verbonden en door den Rijn en de Waal naar drie zijden omspoeld te zijn. Het oord wordt ten jare 720 als pagus Dublen, in 793 als pagus Dubla en in 891 als Duvelero-Marca vermeld. Sedert de 12de eeuw kwam de Duffel deels aan Gelder, deels aan Cleve. Door de verpanding op last van Hertog Arnold in 1445 werd de Duffel geheel met Cleve vereenigd, hetgeen bevestigd werd door een bepaalden afstand in 1473 uit naam van Hertog Karei do Stoute. Bij de grensregeling met Pruissen van 7 October 1810 werden de dorpen Kekcrdom en Leuth van den Duffel aan Nederland afgestaan.

Duffel, of Duffelt, bedijking in Pruissen en Nederland, waarvan hot bestuur geregeld is naar aanleiding eener overeenkomst van 9 Juni 1821. Zij omvat de Pruissische dorpen Duffelward, Keeken, Bimmen, Mehr en Niel, benevens de Nederlandsche dorpen Kckerdnm en Leuth. De geërfdendagen worden te Cleve gehouden onder gemeenschappelijke leiding van een 1'ruis-sischen en een Nederlandschen Commissaris, van welken do laatste door Jen Commissaris des Ivonings in Gelderland wordt benoemd. De besluiten on begrootingen der geiirfdon zijn onderworpen aan de Pruissische regeering te Düsseldorf en der Gedeputeerde Staten van Gelderland te Arnhem.

-ocr page 310-

304

Duifhuis, gch. in Je N.-Brab. gem. Uden.

Duifhuis, geh. in de N.-Bral). gem. Reek.

Duifhuis, voorm. oud gebouw te Krooswijk, in de Z.-Holl. fcem. lïol-terdam, naar men meent eens een Romeinsch kasteel.

Duifpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Maasland, 307 bund, groot.

Duiksche-Hoeve, geh. in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand.

Duil (de), pold. in de N.-Brab. gemeenten Emmiklioven en Waardhuizen, 748 bund, groot.

Duimkenslager, geh. in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek.

Duin, geh. in de Overijsselsehe gem. Ambt-Vollcnhove.

Duin, of Verduin, voorm. kasteel in de Z.-Holl. gem. Zevenhuizen, dat aan het Oud-Hollandsehe geslacht van der Dnyn tot in de 17de eeuw toebehoorde. Oorspronkelijk uit Lotharingen, en zijne afkomst van de Graven van Verdun rekenende, was dit geslacht reeds in de 14de eeuw te Zevenhuizen gevestigd.

Duinbeek, oud-adellijk huis in de Zeeuwsche gein. Oostkapelle. Het vormde vroeger eene afzonderlijke heerlijkheid, terwijl de overlevering getuigt dat op Duinbeek in de middeleeuwen geld is gemunt.

Duinkavel, een der 3 kavels, waarin de landen verdeeld zijn, die tot het onderhoud der Hondsbossehe en Pettemer-Zeewering in N.-Holl. bijdragen. Het bevat de 16 navolgende bannen: Uitgeest, Bergen, Ileilo, Velsen, Heemskerk, Limmen, Schoorl, Akersloot, Castricum, Egmoml. Wijk-aan-Duin, Bak';urn, Groet, Wimmenum, Petten, Beverwijk.

Duin-en-Daal, een der schoonste buitengoederen van Noord-Holland in de gem. Bloemendaal. In het begin dezer eeuw was het eene plaats van uitspanning voor het algemeen.

Duininger-meer, meev in dc Overijssolsche gem. Ambt-Vollenhove.

Duinstreek, streek in N.- en Z.-Holland, van do Helder tot den lIoek-van-Holland, deels bestaande uit hooge en lage duinen, deels uit de bekoorlijke helling daarvan naar de landzijde. Zij strekte zich vroeger veel verder naar het westen uit, en nog altoos moet zij met kracht tegen het aandringen der zee door het beplanten der duinen, het vormen van duinen, het aanleggen van hoofden en dijken beschermd worden. De hoogste deelen van de Duinstreek zijn in do nabuurschap van Over-veen, Wijk-op-Zec, Bergen en Schoorl. In liet gedeelte tusschen Petten en Kamp zijn geen duinen. Tusschen Callantsoog en Huisduinen zijn zij door kunst verkregen. Sommige duintoppen verheffen zich tot 60 meter boven het vlak der zee. De gemiddelde hoogte beloopt echter slechts 10 meter.

De Duinstreek behoorde tot de vroegst-bewoonde oorden van Holland. Dc meeste grafelijke verblijven lagen daar, even als de kasteelon der voornaamste edelen.

Duinzijde, buurt in de N.-Holl. gem. Castricum, in 1840 met 271 inw.

-ocr page 311-

305

Duister voorde, kerkbuurt onder Twello, in de Geld. gem. Voorst. De H.-Kath. state Duistervoorde is tijdens de Reptiblick opgericht.

Duister winkel, geh. in de Gron. gem. Ezinge.

Duits, of Duist, pold. in de Utr. gem. Hoogland.

Duits-de-Haar-en-Zevenhuizen, noorder deel der Utr. gem. Hoogland. Vroeger eene afzonderlijke gemeente, is het door de wet van den 27 Juni 1857 hij Hoogland ingelijfd. Het telde in 1S22 103, in 1840 173 inw.

Duivelsnd, oostelijk deel van het Zeeuwsche eiland Sehouwen-en-Duiveland, wordende de scheiding in het noorden en midden door het Dijkwater, doch in het zuiden alleen door binnendijken aangewezen. Ofschoon Duiveland over het geheel minder van watervloeden heeft geleden dan andere Zeeuwsche eilanden, werd hot toch in 1288, 1304, 1324, 1404, 1421, 1509, 1531 en 1532 door de stroomen voor een grooter of kleiner deel overstelpt. Daarentegen is het meermalen vergroot, zoo als blijken kan uit de spranken van oude stroomen, gelijk de Geul of Marevliet en de Steenen-Zwaan, die afgedamd zijn. In het begin- der 13de eeuw bestond Duiveland slechts uit de Vierbannen, dat is uit Ouwerkerk, Nieuwerkerk, Kapelle en het slot Zwanenburg. Omstreeks dezen tijd werd Botland daarmede vereenigd. In 1305 werd de polder van Sir-.Iansland, die vóór 1288 tot Dreischor had behoord, bij Duiveland gevoegd. In 1355 won men den polder van Oosterland, in 1467 Bruinisse, in 1612 Bettewaarde, in 1621 den Sfoofpolder, in 1628 den Gouwoveerpolder, in 1646 den Saspolder, in 1710 den Jongepolder.

Duiveland wordt naar het noorden door de Grevelingen, naar het oosten door het Krammer, de Zijpe cn het Mastgat, naar het zuiden door de Keeten en de Ooster-Sehelde bespoeld. Het heeft 6 uren in omtrek cn bevatte den 1 Januari 1872 539R bewoners.

Duiven, gem. in Geld., die, door Westervoort, Angerlo, Didam, Zevenaar, Pannerden, Bemmel en Huissen omringd, eene oppervlakte van 3507 bund, beslaat, geheel uit Kijnklci gevormd. In 1822 had deze gem. 2095, in 1840 2493, in 1872 2649 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2456 E.-Kath., 102 Herv. en 1 Luth. Zij bewonen drie dorpen: Duiven, Groessen en Loo, de buurt Nijcgraaf, vele verstrooide landgoederen en boerenhoven, cn bestaan hoofdzakelijk van den landbouw. Als deel der Lijmers volgde Duiven dc lotgevallen van dit ambt, waarmede het in 1816 door Pruissen aan Nederland werd afgestaan.

Het d. Duiven, reeds in 970 als Xhumna vermeld, telde in 1840 732, in 1872 733 inw. Het bevat slechts lie'n kerk, do oude parochiekerk, die den R.-Kath. toebehoort. Het ligt aan den grooten weg van Arnhem naar Emmerich en heeft in dc nabuurschap (zuidwaarts van daar) een spoorwegstation.

Duivendans, geh. in de Geld. gem, Oldcbroek.

■2u

-ocr page 312-

306

Duivendijke, gem. op het Zecuwsche eiland richouwen-en-L)ulveIand, die in het noorden door de Grevelingen bespoeld, naar de landzijde bepaald is door Eikerzee, Ellemeet, Serooskerke, Kerkwerve en Brouwershaven. Zij beslaat 1681 bund., heeft een vruchtbaren kleigrond en is samengesteld uit de 4 heerlijkheden: Duivendijke, Brijdorpe, Klaas-kinderenkerke en Looperskapelle. In 1822 had zij 336, in 1840 397, in 1860 440, in 1872 597 inw. Bij de volkstelling van 1 December bedroeg het aantal Hervormden 509, dat der Chr.-Geref. 78. De landbouw maakt het hoofdbedrijf der bevolking uit. Vroeger bloeiden hier vier dorpen, benevens eenige geli. Doch van de 3 oude parochiekerken en de kapel te Looperskapelle zijn nu weinig meer dan de grondslagen over. De Hervormden behooren thans kerkelijk tot Eikerzee, de Christ.-Gerel'. tot Scharendijke.

De buurt Duivendijke had met de gronden der oude heerl. in 1840 93, in 1800 100 inw. Het kerkhof waarop de oude parochiekerk stond, wordt nog tot eene algemeene begraafplaats gebruikt.

Duivendrecht, d. in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel, met eene Il.-Kath. kerk, die in 1650 werd gesticht. In 1840 had het 431 inw. Aan het noordeinde ligt de Duivendrechtsche brug, die in 1760 eene overvaart over de Weespertrekvaart verving. In 1787 werden de Prniscn hier door de Patriotten tegengehouden.

Duivenee, voorm. ambacht op het Zeeuwsctie eiland Zuid-Bcveland, door den watervloed van 5 November 1570 vernietigd.

Duivenhoek. of Duivershoek, geh. onder de Zeeuwsche gemeenten Hontenisse en Graauw-en-Langendam.

Duivenvoorde, ridderhofstad in de Z.-Holl. geni. Voorschoten, het stamslot der beroemde Heeren van Duivenvoorde, die uit den stam der Wassenaar's zijn voortgesproten.

Duivenvoordsche-Polder, pold. van 327 bund, in de gem. Voorschoten.

Duivenwaard, of Duivenwaardsche-Polder, pold. van 412 bnnd. in do Z.-Holl. gom. Nieuwc-Tonge.

Duizel, d. met eene E.-Kath. kerk in de N.-Brab, gem. Duizel-en-Steensel, in 1840 door 396, in 1860 door 2S7 landbouwdrijvendo inw. bevolkt.

Duizel-eu-Steensel, gem. in N.-Brab., tusschen Vessem c. a.. Veldhoven, Riethoven, Eersel en Hoogeloon. De oppervlakte bestaat uit dilu-visch zand, met verscheidene poelen. De gem. is 1352 bund, groot en bevat de beide d. Duizel en Steensel, benevens het geh. Steenvoort. Het getal inwoners beliep in 1822 559, in 1840 578, in 1860 633, in 1873 619. Al de ingezetenen belijden den R.-Kath. godsdienst.

Dukenburg, beroemd landgoed in dc gem. Nijmegen, waarbij Karei de Stoute in 1473 zijn kamp opsloeg, en dat ten jare 1672 eenigen tijd aan Louis

-ocr page 313-

307

XIV tot hoofdkwartier diende. Het oude slot is in de eerste helft der 17de eeuw herbouwd. Doch dit nieuwe gebouw stond slechts tot 1825, toen het, op een kleinen vleugel na, is gesloopt.

Duider, of Dulderen, d. of kerkbuurt in de üverijsselsche gem. ^ Weerselo, in 1840 met 932, in 1860 mot 1011 inw. De dorpskerk is de R.-Kath. kerk der parochie Saasveld.

Dullaartpolder. pold. van 1905 )mnd. in de Zeouwsche gem. Ilon-tenisse.

Dun, of Duin, geh. in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek.

Dungen (den), gem. in N.Brab., ter grootte van 1031 bund. Zij is omringd door de gem. 's Hertogenbosch, Rosmalen, Berlieum, Schijndcl en st.-Michielsgestel, heeft een bodem uit diluvisch zand gevormd en wordt langs de noordooster grens door de Aa bespoeld. Het getal van hare ingezetenen beliep in 1822 1300, in 1840 1399, in 1860 1374, in 1873 1322. Al de ingezetenen belijden den R.-Kath. godsdienst en vinden hun bestaan in den land- cn ooftbouw, het vetmesten van kalveren en den handel met deze producten. Daar de gem. door de Zuid-Willemsvaart in hare grootste lengte wordt doorsneden, i.s het vervoer gemakkelijk. Behalve het d. den Dungen, bevat de gem. slechts kleine geh. zooals het Dungensche-Klooster en Zeldenzat, benevens verstrooide woningen. In 1471 werd op den Eikendonk, onder den Dungen, met bewilliging van Hertog Kaï'el de Stoute een Karthuizerklooster gesticht, dat echter om de overstroomingen reeds spoedig binnen 's Hertogenbosch werd verplaatst.

Het d. den Dungen is klein. De kom (de Kerksenhoek) bevatte in 1800 niet meer dan 149 inw. Het werd in 15 43 door Maarten van Rossom gebrandschat.

Duugensche-Folder, pold. van 243 bund, in de N.-Brab. gom, den Dungen.

Dungensche-Steeg, geh. in de N.-Brab. gem. Schijndel.

Dungensch-Klooster, geh. in do N.-Brab. gom. den Dungen. In 1629 was er het hoofdkwartier van den Heer van Brederode.

Dunningen, havezathe in de Dronthsche gom. dc Wijk, roods voor lang gesloopt.

Dunsborg, of Dunsborgerhoek, buurt in de Geld. gom. Hengelo, in 1840 met 154, in 1860 met 187, in 1872 met 178 inw.. in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 104 Herv. en 74 R.-Kath.

Durgerdam, oudtijds IJdoornerdam, d. aan het IJ en de Zuiderzee, in de N.-Holl. gem. Ransdorp. In 1811 had het 553, in 1840 518, in I860 505 inw., deels visschers, deels veefokkers. Ook zijn er 3 scheeps-timmerwervon.

Het d. is ontstaan door het leggen van een dam in do Die ten jare 1421.

20*

-ocr page 314-

308

Lang had hot slechts ccne kapel, die nog aanwezig is, doch uu tot secretarie dient. Eene nieuwe Herv. kerk is in 1643 gesticht, die in ISiO door cene andere is vervangen. In 1840 en 1841 is ook eene nieuwe haven aangelegd. In 1625, 1665, 1775 en 1S25 werd dit d. geweldig door over-stroomingen en in 1087 door brand geteisterd.

Durgerdammer-Buiteupolder, pold. van 75 bund, in deN.-Holl. gem. Kansdorp.

Durgerdammer-Die, waterplas in de N.-Holl. gem. Eansdorp, aan de westzijde van het d. Durgerdam.

Dussen, gem. in N.-Brab. van 3669 bund, oppervlakte. Zij ligt ingesloten tusschen Werkendam, de Werken-en-Sleenwijk, Almkerk, Em-mikhoven-en-Waardhuizen, Meeuwen, Capelle, Waspik, Kaamsdonk, Made-cn-Drimmelen (N.-Brab.), en Dubbeldam (Z.-Holl.). Zij is saamgesteld uit verscheidene polders en bekade en onbekade eilanden van den Bies-bosch. In 1822 had zij 1725, in 1840 2041, in 1860 2189, in 1873 2333 inw. Bij de telling van 1 Dec. 1869 vond men 1499 R.-Kath., 611 Herv., 163 Chr.-Geref. en 1 Luth. Landbouw en veeteelt zijn de beide hoofdbronnen van welvaart. De eerste levert hoofdzakelijk tarwe en haver op, verder hooi en riet, bestaande de veestapel in 1872 uit 540 paarden, 1570 runderen, 100 schapen, 150 varkens, enz. De Heeren van Dussen worden in de geschiedenis van Holland dikwijls vermeld. In 1156 was Jacobus van Dnssen getuige van Graaf Dirk VI. In 142), 1775, 1809 en 1837 heeft Dussen veel door overstroomingen geleden. In eerstgenoemd jaar ging het geheel te gronde, waarvan het eerst in het begin der 17de eeuw werd teruggewonnen. De gem. Dussen bevat 3 dorpen of kerkbuurten : Dussen of Dussen-Mnnsterkerk, Dussen-Muilkerk en de Polder. Er zijn 2 E.-Kath. kerken te Dussen-Munsterkerk en de Polder, één Herv. kerk te Dussen-Muilkerk, en één kerk der Chr.-Geref.

Het d. Dussen, of Dussen-Munsterkerk, telde in 1840 937 inw.

Dussen, of Dusseusche-Gautel, stroompje in de N.-Brab. geni. Dussen.

Dussen-Muilkerk, d. in de N.-13rab. gem. Dussen, in 1840 met 441 inw. De toren der Herv. kerk, het cenige openbare bedehuis alhier, stortte bij den watervloed van 1809 in. Bij Dussen-Muilkerk ligt het aanzienlijke slot Dussen.

Dussen-Buitendijk-en-Hang, kerkbuurt in de N.-Brab. gem. Dussen, tellende in 1840 met de verstrooide huizen van den Polder, 663 inw. In 1864 is de R.-Kath. parochie de Polder van die van Dussen gescheiden.

Dussens-Noordeveld, pold. van 592 bund, in de N.-Brab. gemeenten Dussen en Meeuwen.

Dussens-Zuideveld, pold. van 252 bund, in de N.-Brab. gem. Dussen.

Duunoog, Duinoog, of Duno, beroemd landgoed in de Geld. gem. Doorwerth, op den rand der Veluwe, 59 meter boven A.P. Het werd

-ocr page 315-

309

op het einde der 18do eeuw door een Raadsheer Bomblé Vatobender aangelegd. Met Kozendaal, Beekhuizen en de Oorsprong, behoort het tot de meestbezochte punten uit Arnhem's sehoonc omstreken.

Duur, buurt in de Overijsselsche gom. Olst, in 1840 met dSl, in 1S60 met 570 inw.

Duureind, noordoost, deel in het N.-Brab. dorp Berchem.

Duurkenakker, buurt in de Gron. gem. Muntendam, in 1840 met 111, in 1860 mot 113 inw.

Duurse, bevallig gelegen en welvarende buurtsehap in de Drenthsehe gem. Rolde, aan het Duurserdiep. In 1S11 telde men er 34, in 18 10 58, in 1860 89 inw.

Duurserdiep, beekje in Drenthe, een der panden van het ïaarlosche Diep.

Duurstede, oud kasteel aan do westzijde der Utr. stad Wijk, grootendeels een bouwval, te midden van een bevallig plantsoen. Het bestond reeds in do 7de eeuw, was in de 9de het verblijf van den Deensehen Koning Herold en in de 15 en 10de eone wijkplaats der meeste Utrechtsche Bisschoppen.

Duurswoude, of de Woldstreek, zuidelijk deel der Gron. landstreek Fivelgo, bevattende de 12 d. Garmerwolde, Thezinge, ten Boer, Wittewierum, Garrelsweer, Woltersum, Scharmer, Kolham, Sloehteren, Helium.

Duurswolde, d. in de Friesche gem. Opsterland, dat met Bakkeveen, de Molenbuurt en Voorwerk, in 1811 551, in 1840 453 (of zonder Bakkeveen 238), in 1872 886 inw. telde. De oude Herv. kerk is bekend om haar Noordsch deurtje.

Dwarsdiep, of Wolddiepje, watering in de Groningsehc gein. Marum en do Leek, dat bij Enumatil in hot Hoendiep valt.

Dwarsdijk, of Nijendijk, buurt te midden van korenakkers in de Utr. gem. Cothen, in 1840 mot 96 inw. Vóór de Hervorming stond hier oene kapel, waarbij telken Sacramentsdag oen plechtige omgang plaats had. Het adell. huis Rodestein bij den Dwarsdijk strekt thans ten verblijve aan arme gezinnen.

Dwarsgrachten, 2 buurten in do Ovcrijsselsclic gem. Giethoorn, onderscheiden in Noorder- en Zuider-Dwarsgrachten.

Dwarsweg, goh. in de gem. Amerongcn.

Dwingelerstroom, pand van do Havelter-Aa, zoo ver deze riv. door de gem. Dwingelo loopt.

Dwingelo, gem. in Drenthe, die haar tegenwoordigen omvang in 1811 verkreeg, toon de oostelijke doelen van Diever daarbij werden ingelijfd.

-ocr page 316-

310

Zij is groot 0S41 buuU. uu wordt omriugil door Diever, ÖmiUle, BeileUj Ruinen en Havelte. In 1811 had zij 1009, in 182^ 1095, in 1840 1393, in 1860 1708, in 1873 1789 inw., voor laatstgenoemd jaar onderseheiden in 1420 Herv., 298 Chr.-Geref. en 71 Israelieten. De Drenthsche-Hoofd-vaart loopt langs de noordwest grens. De Havelter-Aa, mede ten deele de grens Iiepalende, stroomt van liet noordoosten naar het zuidwesten. Langs dezen stroom ligt groenland, uit laag veen gevormd. Overigens bestaat de grond uit diluviseh zand, zijnde het hoog veen naar de zijde van de Smilde reeds lang afgegraven. De ontgonnen gronden geven goede oogsten van granen en aardappelen, doch naar de zijde van Beilen ligt nog veel woeste heide. Ongetwijfeld zal de in 1871 aangelegde straatweg van üwingelo naar Beilen eene verdere ontginning krachtig bevorderen. Behalve het d. Dwingelo, bevat de gem. de buurten Lee, Eemster en Leggelo, het geh. Lheebroek, het huis Voshaar en het Leggelerveld.

Het d. Dwingelo ligt bevallig aan den Dwingelerstroom. Het had in 1811 528, in 1840 772, in 1860 793 inw. De Herv. kerk heeft eenpeer-vormigen toren. De beide andere openbare bedehuizen zijn die der Christ.-Ger. en Israelieten. Sedert de opheffing van het edict van Nantes vestigde zich ook eene kolonie van Fransche uitgeweken Protestanten te Dwingelo, die op de havezathe Batinge hare godsdienst uitoefende. Aan deze vluchtelingen herinneren nog de dusgenoemde Fransche huizen, eene stichting van Elbert Anthony Baron van Pallandt, bij aete van 4 Augui!-tus 1685.

Dijkhuizen, geh. onder het Friesche d. Lutkopost (Achtkarspelen),

Dijksherne, geh. in de Friesche gem. Workum.

Dijksherne, geh. onder het Friesche d. Ee (Oost-I)ongeradeol).

Dijkshorne. voorin, d. in Friesland, tusschen Almenum en Terschelling met eene stins. die in 1130, ten gevolge van eene veele, werd vernield. Het d. is later door overstrooiniugen vernield.

Dijkshornorpolder, pold. in de Friesche gem. Oost-Dongeradeel.

Dijksterhuizen, geh. onder het Friesche d. Kimswcrd (Wonscradeel).

-ocr page 317-

Eb, pold. van ruim 7 bund, in rte N.-Brab. gem. Wijk-eu-Aalburg.

Echel, of Egchel, buurt in de Limb. gem. Helden, in 1840 met 195, in 1860 met 22G inw.

Echt, gem. in Limb., ingesloten door Susteren, Ohe-en-Laak, Stevens-weert, Maasbracht, Montfort, st.-Odiliënberg en Posterholt (Limb ), Wald-feueht, Saeffelen en Havert (Pruissen). Hare oppervlakte beslaat 7142 bund., bestaande de boJem in het westen en noorden uit diluvisch zand, in het oosten en zuiden uit Limburgsehe klei. Langs de Oude-Maas ligt ook een smalle strook rivierklei. In IS22 had deze gem. 2713, in 1840 3588, in 1860 3906, in 1872 4194 inw. In laatstgenoemd jaar rekende men er 4170 K.-Kath., 8 Herv., 1 Luth. en 9 Israëlieten. Landbouw, graanhandel en steenbakkerij zijn te Echt do hoofdbronnen der welvaart. Er zijn 13 pannen- en 2 steenbakkerijen, benevens 4 brouwerijen, 1 blauw-ververij, 1 leerlooierij, 2 zeepziederijen, 1 siroopmakerij en 3 verschillende graan- en oliemolens.

De gem. bevat de stad Echt, de d. Pey en Echterbosch, de buurten Berkelaar, Slek, st.-Joost, Hingen, Gebroek, Putsbroek, Aesterberg en Schilberg, benevens de geh. Spaanshuisken, Ophoven, Diergaarde en Annendaal.

Do stad Echt is nog heden door grachten omgeven, waarover drie bruggen voeren, die eertijds door poorthuizen, het Noorderpoorthuis, Zuiderpoorthuis en Maeseyckerpoorthuis, overwelfd waren. Deze grachten kunnen door de Geleen onder water gezet worden. Echt bestaat uit drie hoofd- en verscheidene mindere straten, die door stegen doorsneden worden. Het middelpunt, de markt, voert den naam van Plats of Plaats.

Echt was in de middeleeuwen eene bezitting der Frankische koningen, van wien het aan de graven van Loon kwam, die er in 1128 heerschappij voerden. In 1267 behoorde hot echter den graven van Gelder, die do plaats van keuren voorzagen, ton gevolge waarvan men Echt in 1343 onder de steden vermeld vindt. In 1397 werd het toen reeds versterkte steedje door de Luikenaren in de asch gelegd. In Juni 1473, in October 1497 en November 1498 werd het door de Bourgondiërs veroverd. In den Spaansehen oorlog leed Echt zooveel, dat men in 1600 van de huizen ruim de helft verbrand vond en de overigen meest onbewoond zag staan. In 1656 leed Eeht veel door een vernielenden brand, en in 1688 door pestziekte. Den 9 December 1703 brandden weder 34 gebouwen af. Bij de omwenteling van 1830 werden de Belgische vrijwilligers van Mellinet er in triomf ontvangen.

-ocr page 318-

012

Echt telde in 1S40 1476, in 1860 1505 iuw. liet Stadhuis is eon nieuw gebouw van 1820. Do kerk, oorspronkelijk Eomaanseh van vorm, is tusschen 1374 en 1425 in Gothischen stijl vernieuwd, met uitzondering van don toren, die nog genoegzaam zijn oude gedaante heeft behouden. In 1853 is het voorkoor in orde gebraeht, waarna in 1854 een prachtig hoofdaltaar het vroegere heeft vervangen. Sedert 1863 heeft Echt een klooster van Ursulinner nonnen.

Echteld, gom. in Geld., uit twee van elkander gescheiden stukken bestaande. De westelijke helft, bevattende het d. Echteld, is omringd door Tiel, Lienden, IJzondoorn en Wamel, de oostelijke helft, bevattende het d. Ochten, door IJzondoorn, Kesteren, Dodewaard en Druten. Beide doelen, die in het zuiden door de Waal bezoomd en in hot noorden door de Lingo doorsneden worden, hebben een vruchtbaren kleigrond, ter grootte van 2808 bund. In 1822 had deze gom. 1261, in 1840 1781, in 1872 2204 inw. Deze bevolking, die hoofdzakelijk in den landbouw haar bestaan vindt, was in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2070 N od.-Herv., 12 Chr.-Goref. en 116 R.-Kath.

Het d. Echteld tolde in 1872 304, of' met üoy en Medel 1112 inw. Het heeft oone Herv. kerk en was reeds in 1178 de zetel van het adell. geslacht van Echteld, dat waarschijnlijk den hof Echteld voor een geestelijk gesticht als voogd beheerde. Later word Echteld door de geslachten van Wijhe en Wassenaar bezeten.

Echten, d. met eene Herv. kerk in do Eriesche gom. Lemsterland, aan den weg van de Lemmer naar Heerenveen, wijd uiteen gebouwd. Het had in 1811 250, in 1840 894, in 1873 821 inw.

Echten, buurt in de Drenthsche gom. Ruinen, in 1811 met 142, in 1840 met 210, in 1860 met 235 inw. Het bevat de havezatho Echten, die in het voorjaar van 1673, door hot volk van Rabenhaupt bezet, een aanval der Münsterschen zoodanig afsloeg, dat de vijand er vele manschappen verloor. Echten wordt reeds in 1181 vermeld.

Echtensmeer, voorm. moor in Drenthe, tusschen Eeliten en Ambt-Hardenbergh, door het afgraven der veenen tijdens de regeering van Koning Willem I geheel verdwenen.

Echterbosch, d. in de Limb. gem. Echt, in 1840 met .144, in 1860 met 161 inw. Het heeft een nieuw bedehuis, dat in 1861 als hulpkapel werd gebouwd en later tot eene kerk verheven.

Echterbrug, geh. in Friosl., aan de Pier-Christiaan-üostorzeesloot, deels omler het d. Echten (Lemsterland), deels onder Dolfstrahuizen (Sehotorland).

Echtingerstroom, of Oude-Diep, stroompje in de Drenthsche gemeenten Westerbork, Beilen en Ruinen, vallende bij de Echtensche sluis in de Hoogeveensche-vaart.

-ocr page 319-

313

Eek, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gem. Maurik, vroeger ceue heerl., die door de geslachten van Eek, Bosinehem en Culemborg is bezeten. In 1811 had het, met do aanpalende buurt Wiel, 487, in 1840 643, in 1872 760 inw. In 1840 bedroeg de bevolking van Eek alleen 318 zielen. Het d., dat reeds in 953 wordt genoemd, ligt aangenaam in het geboomte, te midden van ooftgaarden, korenvelden en weiden.

Eckart, buurt in de N.-Brab. gem. Woensel-en-Eekart, in 1840 met 190, in 1860 met 186 inw. Het vormt eene eigene heerl., zijnde de zetel der Heeren van Eckart een fraai kasteel aan den Dommel.

Edam, prov. kiesdistr. van N,-Holland, bevattende de 9 gem.: Edam, Middelie, Monniekendam, Katwoude, Broek-in-Waterland, Nienwendani, Buiksloot, Eansdorp, Marken.

Edam, vijfde kant. van het N.-Holl. arrondissement Hoorn, bevattende de 10 gem.: Broek-in-Waterland, Buiksloot, Edam, Katwoude, Marken, Middelie, Monniekendam, Nieuwendam, Oosthuizen, Eansdorp.

Edam, klasse der Herv. Kerk in de prov. Noord-Holland, verdeeld in 3 ringen: Edam, Purmerende en Monniekendam. Zij bevat 25 gem., die door 28 pred. bediend worden.

Edam, ring der Herv. klasse Edam, bevattende de 7 gem. Beeis, Edam, Etersheim-en-Schardam, Middelie, Oosthuizen, Oudendijk, Warder.

Edam, gem. in N.-Holl., in het oosten door de Zuiderzee bespeeld, en verder bepaald naar het noorden door Warder en Middelie, in het westen door Kwadijk en Purmerende, in het zuiden door Monniekendam en Katwoude. Hare oppervlakte bestaat uit 2242 bund., saamgestcld deels uit oud land, deels uit het noordoostelijk deel van de droog gemaakte Purmer. In 't oude land bestaat de grond uit laag veen, in de Purmer uit klei. Men vindt er de stad Edam en het d. Volendam.

In 1790 beliep de bevolking van Edam 2745 zielen. In 1811 bedroeg zij 2562, in 1830 3940, in 1S40 4024, in 1850 4367, in 1870 5183, in 1873 5242. Bij de volkstelling van 1860 was zij onderscheiden in 266'i Ned.-Herv., 36 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 64 Doopsgez., 152 Ev.-Luth,, 9 Herst.-Luth., 1855 E.-Kath., 51 Isr. en 5 ongenoemden.

De stad Edam ligt op den noordoostelijken uithoek van do Purmer, waar eertijds de IJe daarin stroomde, op korten afstand van de Zuiderzee. Met deze zee heeft zij gemeenschap door hare haven en voorstad, het Oorgat. De stad had in 1840 2827, in 1860 33C5 inw.

Van Edam hebben wij geen oude berichten. Graaf Willem van Beije-ren schonk het in 1357 stedelijke keuren. De stad werd in 1426 dooide Kennemers voor Vrouw Jakoba ingenomen, en in 1491 in het Kaas-en Broodspel gewikkeld. Den 26 Juni 1572 begaf zij zich onder liet gezag van Prins Willem I, doch den 24 Februari 1602 werd zij door oen brand, ontstaan uithoofde de bliksem in den toren der Grooto kerk sloeg, geheel in de asch gelegd. In 1784 werd er de Maatschappij Tol Nut van 't Algemeen opgericht.

-ocr page 320-

314

Ediini heeft 2 Herv. kerken (waarvan de Groote kerk door bouworde, ruimte en geschilderde glazen uitmunt), eene Luth., eene Doopsgez., eeno Chr.-Geref. en eene R,-Kath. kerk, bonevens eene synagoge, verscheidene liefdadige gestichten, enz. Het Stadhuis is een sierlijk gebouw, dat van 1737 tot 1739 werd opgetrokken. Van de ijzeren leuning dei-Damsluis wordt gezegd, dat zij aan geen roest onderhevig is. Onder de zeldzaamheden, die te Edam bewaard worden, behooren het portret van Pieter Derksz. Langebaard, wiens baard nagenoeg twee malen de lengte van zijn lichaam had: het portret van een zeer dikken kastelein. Jan Claasz. Clees, die op zijn twee-en-veertigste jaar IBS pond woog; van eeu meisje. Trijntje Keever, wier lengte ongeveer drie en een half meter heeft bedragen; en van den scheepsbouwmeester Oosterling, die 93 schepen op zijn werf van stapel liet loopen.

Terwijl de inw. van bet ged. der gein. dat buiten de stad ligt, meest in veeteelt, cn die van het d. Volendam in de visehvangst hun bestaan vinden, winnen de stedelingen meerendeels door den handel met hout en kaas het noodige. Men heeft er 3 scheepstimmerwerven, 1 touwslagerij en eenige andere fabrieken, doch van kleinen omvang.

Ede, prov. kiesdistrict, bevattende de 6 gem.: Ede, Doorwerth, Ren-kutn, Wageningen, Scherpenzeel, Barneveld.

Ede, gem. in Geld., tusschen Barneveld, Apeldoorn, Eozendaal, Arnhem, Kenkum en Wageningen (Geld.), en Ehenen, Veenendaal en Eens-woude (Utr.). Zij heeft eene zeer groote uitgestrektheid, namelijk 32,926 bund., die deels uit schoone akkers, bosschen en weiden, maar deels ook uit woeste heiden en dorre zanden (t. w. 14,770 bund.) bestaat. In 1822 had deze gem. 5S30, in 1840 8484, in 1860 9616, in 1873 10,655 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 10,383 Ned.-Herv., 8 Waalsch-Herv., 28 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 10 Doopsgez., 2 Rem., 42 Christ.-Ger., 140 R.-Kath., 5 Oud-Roomschen, 27 Israël, en 3 ongenoemden. Zij bevat de d. Ede, Lunteren, Bonnekom en Otterloo: deelen der d. Veenendaal en Hoenderloo; de buurten Ederveen, Manen, Wekerom, Veldhuizen en Ginkel (onder Ede); Nedenvoud, Meu-Lunteren, Overwoud, Flierden en de Valk (onder Lunteren); de Heukelomsche-Brink, Nergena en de Kraats (onder Bennekom) ; Hartskamp, Hooge-Baarlo en Eschoten, benevens de gehuchten Westenenk, Deelen, Westerhuis, Oud-Reemst, Laar, Nieuw-Reemst, en de verstrooide hoeven Plankenwambuis, Mossel en Pampelt (allen onder Otterloo). Landbouw en schapenfokkerij zijn de hoofdbedrijven der ingezetenen, doch men vindt er ook 25 wol-kammerijen (met 48 werkl.), eene kleine hoedenfabriek, 1 olieslagerij, 1 draaierij, 2 verwerijen, 1 touwslagerij, 11 wagenmakerijen, 9 korenmolens en 1 grutterij. In 1811 was de gem. in 4 mairiën gesplitst: Ede, Bennekom, Lunteren en Otterloo, terwijl Geldersch-Veenendaal met Stichtsch-Veenendaal éene mairie uitmaakte.

Het groote, schoone dorp Ede, aan het kruispunt der wegen van Amersfoort naar Arnhem en van Wageningen naar Nijkerk, bevatte in 1840 937, in 1860 1406 inw. in de kom. Het heeft eene Herv. kerk met

-ocr page 321-

315

hougeu turen, on op 25 min. afstand een station van den Khijnspoorvveg. De plunderende Spanjaarden van Hendrik van den Bergh werden er in 1024, met achterlating van him buit, door de Hollanders verdreven.

Edens, lt;1. in de Friescho gom. Henuaarderadeel, met eene Herv. kerk. In 1811 telde het 58, in 1840 48, in 1873 7C inw. Vroeger lag er de state TTnga.

Ederbosch, bosch ten oosten van het Geld. d. Ede, ruim 40U bund, groot, vooral bekoorlijk door zijne trotsche eiken en beuken.

Ederveen, buurt in de Geld. gem. Ede, in 1840 met 42(), in 18ti0 met 312 inw.

Ee, d. in de Friesehe gem. Oost-Dongcradoel, met de geh, Tibma, Groot-Medhuizcn, Kleiu-Mcdhuizen, Oudterp en Valingen, in 1811 door 1)26, in 1840 door 981, in 1873 door 975 zielen bewoond. Do Horv. kerk is een fraai gebouw, mot een vierkanten toren.

Ee, geh. onder het Friesehe d. Itens (Hennaarderadeel).

Ee, riv. in het Gron. distr. Fivelgo, tusschen het Schaapshok en Wol-tersum, eertijds wel 80. nu slechts 20 voet breed.

Be, stroom in Friesl., voerende uit het Slotormeor door do stad Sloten naar de Tacozijl.

Ee, stroom in Friesland, uitmakende de trekvaart van Leeuwarden naar Dokkum.

Ee, voormalige zeeboezem bij do Vlaamscho steden Aardenburg on Oostburg, wellicht de oude Heidenzee. die in de 13de eeuw bedijkt en sedert in land is herschapen.

Eechenberg, geh. in de Limb. gem. Hoensbroek.

Eede, gem. in Zeeland, ingesloten door Hoille, Aardenburg en st.-Kruis in Zeeland, en Middelburg, Maldegem on st.-Laurens in de Belgische provincie Oost Vlaanderen. Zij bestaat uit verschillende ingedijkte, door zand en klei gevormde gronden, en heeft 1344 bund, oppervlakte. In 1822 had zij 1104, in 1840 1233, in 1872 1250 inw. Bij de volkstelling van December 1869 was de bevolking gesplitst in 1209 E.-Kath., 33 Herv. en 1 Luth. De landbouw maakt het hoofdbedrijf der ingezetenen uit.

Het d. Eede, vlak aan de Belgische grenzen gelegen, neemt de plaats in der oude dorpen st.-Baafs (in het oosten) en Onzo-Liove-Vrouw-Bezui-den (in het westen), die vóór of tijdens de Spaansebe onlusten door oorlog en watervloeden te gronde waren gegaan. Eerst na de bedijking van Beooston-Eede in 1651 is dit d. ontstaan. De toen gestichte Herv. kerk werd in 1815 aan de 1{.-Katholieken verkocht, welke vóór dien tijd te Middelburg of st.-Laurens ter mis gingen. Het d. is zoor aangenaam door korenvelden en eene boom- en boschrijke streek omringd.

Eefde, buurt in de Geld. gem. Gorssel, in 1840 met 709, in 1SG0 met 917, in 1872 met 1029 inw.

-ocr page 322-

316

Eefdesohe-Beek, Hijsselsche-Beak, of Polbeek, beuk in de Geld. gemeenten Laren en Gorssel, die in den IJssel uitloopt.

Eekeburen, geb. in de Gron. gem. Oldekerk.

Eekenrode, of Eikenrode, geb. in de N.-Brab. gem. Aalst.

Eekt, buurt in de Geld. gem. Oldebroek. Met den Zwarteweg bad zij in 1840 440, in 187 3 457 inw.

Eekwert, geh. in de Gron. gemeenten Appingedam en Loppersum.

Eelde, gem. in Drenthe, tussehen Peize en Vries (Drenthe) en Haren en Groningen (Groningen). Hare oppervlakte — in het geheel 2551 bund. — bestaat in het noorden en langs eenige kleine stroompjes uit laag veen, doch overigens uit zand (diluvium), waardoor zoowel akkerbouw en veeteelt als veenderij de hoofdbronnen der welvaart uitmaken. In 18;s2 had deze gcm. 1122, in 1840 1329, in 1873 1555 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1500 Herv., 1 Luth , 4 Doopsgez., 34 Chr.-Geref., 5 R.-Kath. en 4 ongenoemden. Eenige fraaie buitens ver-hoogen de schoonheid dezer streek. Behalve het d. Eelde, bevat de gem. de buurt Paterswolde cn de geh. Eelderwolde en Oosterbroek. In den Eranschen tijd was de gem. Peize bij Eelde ingelijfd.

Het d. Eelde, in do middeleeuwen de woonplaats der schuiten van Drenthe, werd daardoor in de twisten der Groenebergen en Gelekingen gewikkeld, ten gevolge waarvan bet omstreeks het midden der 13de eeuw-door de Groenebergen werd in de asch gelegd. Men vindt er eene Herv. kerk. In 1811 had het met Oosterbroek 49fi, in 1840 700, in 1860 700 inw.

Eelderdiep, riviertje, dat de Drenthsche gemeenten Eelde en Poizo van elkander scheidt en in het Peizerdlep uitloopt.

Eelderwolde, fraai gelegen geh. in de Drenthsche gem. Eelde.

Eelwert, of Eelswert, geh. in de Gron. gem. Appingedam.

Eem, riv. in Utrecht, die uit de vereeniging van verseheidenc bekeu te Amersfoort ontstaat eu langs Eombrugge naar de Zuiderzee vloeit. In eene oorkonde van 776 wordt zij Hemus genoemd.

Eem (ter), voorm. kast. to Eembrngge, in Utr., in 1252 het eerst vermeld, ofschoon van ouder dagteekening. Het werd in 1358, 1458 en 1481 door dc Utrechtsche burgers, in 1527 door Maarten van Eossem en in 1629 door de Spanjaarden onder Montceuculi veroverd. In laatstgenoemd Jaar had een dappere boer met slechts acht volgelingen dc Spanjaarden er een gcruimen tijd tegenstand geboden en voor de overgave een eervol verdrag bedongen.

Eombrugge, buurt aan de Eem, waarover te dezer plaatse eene brug voert. Het was op het eind der 12de eeuw eene stad, wier voorrechten in 1364 door Bisschop Jan van Arkel, en door Koning Eilips II in 1576 bevestigd werden. Tijdens de laatste plechtigheid was de vroegere wel-

-ocr page 323-

317

vaart reeds veel verminderd ten gevolge van een inval der Geldersehen, in 1527, waarbij de stad geplunderd en zelfs de kerk aan kolen gelegd was. De stadhouder Lalaing liet wel de kerk herbouwen, doch Eembrugge kreeg nooit het vorig aanzien weder. Toen de Franseheu er in 1672 kwamen, was het reeds tot een dorp ingekrompen, en sedert, in het begin der 18de eeuw, de kerk werd afgebroken, heeft het sleehts het aanzien eener buurt. In 1840 telde men er 129 inw.

Eemde, voorm. d. in den Zuid-Hollandsehen-Waard, den 18 Nov. 1421 door overstrooming vernield. Men vond er het Regulierenklooster Eemstein.

Eemkerk, voorm. d. in den Zuid-Hollandsehen-Waard, bij het ontstaan van den Biesboseh (18 Nov. 1421) vernield.

Eemland, voorm. kwartier der prov. Utreeht, rondom do stad Amersfoort, bevattende de heerlijkheden Isselt, Hoogland, Emmeklaar, Duits e. a.. Bunschoten, Eembrugge, Baarn, Soest, Eemnes, de Vuursche, Leusden, Aschat, Stoutenburg, Woudenberg, Maarsbergen en Kenswoude.

Eemlandsche-polder, pold. in de Utr. gem. Baarn.

Eemnes, gom. in Utrecht, die, 3076 bund, groot, bepaald wordt dooide Zuiderzee in het noorden, en verder door Bunschoten en Baarn in Utrecht, en door Laren en Blaricum in N.-Holland. In het oosten door de Eem beepoeld, bestaat de grond in de oosthelft uit klei, in de westhelft uit diluvisch zand. Veeteelt en akkerbouw maken de hoofdbedrijven der ingezetenen uit, wier aantal in 1822 1307, in 1840 1419, in 1873 1288 beliep. Zij splitsten zich in laatstgenoemd jaar ia 783 K.-Kath., 512 Herv., 1 Ev.-Luth. en 1 Herst-Luth. Door den Wakkerdijk of Wakerdijk wordt het westelijk deel der gem. tegen de hooge vloeden van de Eem en Zuiderzee beschut. Langs dezen dijk breiden zich ter lengte van 6000 el de beide dorpen Eemnes-Binnen en Eemnes Buiten uit, die ten jare 1352 en nog lang daarna stedelijke rechten bezaten. Sedert de middeleeuwen aan het Sticht van Utrecht gehecht, waren de ingezetenen echter met het bestuur der bisschoppen weinig ingenomen. In 1345 zwoeren zij zelfs den naam Eemnessers af en namen dien van Oost-Hollanders aan, waarbij zij Bisschop Jan IV (van Arkel) de gehoorzaamheid opzeiden en zich aan Graaf Willem IV van Holland onderwierpen. Drie jaren weerstreefden zij genoemden Kerkvorst, tot aan den veldslag op de Loopers in 134S. Ook onder Rudolf van Diepholt, in 1438, vielen zoo hoogloopende geschillen met den Bisschop-pelijken Stoel voor, dat krijgsbenden aanrukten om de stede lot onderwerping te brengen. In 1481 werd Eemnes door de Hollanders, in 1527 door de Geldersehen veroverd

Eemnes-Binnen, fraai d. met eeue Herv. en eene R.-Kath. kerk, in het zuiden der gem. Eemnes, in 1840 met 465, in 1800 met 415 inw.

-ocr page 324-

318

Eemnes-Buitan, d. in het noorden der gem. Eemnes, met eene aanzienlijke Herv. kerk. In 1840 had het 954, in 1800 936 inw. Ten tijde van Koning Willem II was hier. naar de zijde van Laren, eene inrichting van onderwijs voor R.-Kath. blinden.

Eems, rivier in de Pruissisehe provinciën VVestphalen en Hannover en in Nederland. Zij ontspringt op de Sennerheide, neemt de Lutter, de Bever, do Worse, de Ahe, de Haase en de Leda op, en valt, na aan de Dollard een deel van haar water toegevoerd te hebben, op beide zijden van het eiland Borkum in de Noordzee. Duitsche geologen beweren, dat do Beneden-Eems, hetzij van Hheine, hetzij van Meppen het benedenpand van deWeser is geweest, alvorens deze zich door de Porta-Westphalica bij Minden een weg baande. De voornaamste steden aan de Eems zijn Warendorf, Telgte en Rheine, in de prov. Westphalen; Lingen en Meppon in de prov. Hannover; Delfzijl in Nederland. Vroeger lag ook Emden, de grootste stad van Oost-Eries-land, aan de Eems, doch door de aanhechting van Nesserland heeft Emden thans alleen door een kanaal met de Eems gemeenschap.

Eems, of Departemont-van-de-Eems, volgens de Staatsregeling van 1788 het eerste Departement der Bataafsclie-Hepubliek. Het was saam-gesteld uit de prov. Groningen en Ommelanden, het westelijke en noordoostelijke deel van Friesland en den noordelijken uithoek van Drenthe. • Het was verdeeld in 7 ringen, die tot hoofdplaatsen hadden: Dokkum. LeeuwaiMen, Bolsward, Dragten, Groningen, Middelstum, Winschoten.

Eemster, of Eomshoorn, buurt in de Drenthsche gem. Dwingelo, in 1811 met 120, in 1840 met 179, in 1860 met 213 inw.

Eemswoude, of Ymswoude, geh. onder het Friesche d. Tjerkwerd (Wonseradeel). Bij dit geh. begon de aanslijki'ng van de Middelzee, waarom het eerst-ingepolderde land van dien zeearm de Eemswouderhcm is genoemd.

Eemteu (de), geh. in de Drentsche gem. de Wijk.

Een, of Eden, d. of kerkbuurt in de Drenthsche gem. Norg, uit drie groepen bestaande, die in 1811 100, in 1840 134, in 18(i0 135 inw. telden. Door zijne zware eiken is het zeer bekoorlijk. De kerk, eene stichting der Chr.-Geref. van 1858, staat in het Zuideind of Zuid-Een.

Eendebeek, beek in de Overijssclsehe gent. Tubbergen en Vriezen-veen, die in de Aa valt.

Eendje, buurt in de N.-Brab. gem. Vueht.

Eendragt, pold. in de N,-HoU. gem. Texel, in 1845 bedijkt en 247 bund, groot.

Eendragt, of Eendracht, stroom tusschen Zeel. en N.-Brab., die uit de Ooster-Schelde, langs den vasten wal en ïholen, naar het Slaak en de Mosselkreek loopt.

Eendragtpolder, pold. in de N.-Brab. gemeentdi Nicuw-Vossemeer en Halsteren, in 1697 bedijkt en 243 bund, groot.

-ocr page 325-

319

Eendragtpolder, jiold. in de Z.-Holl. gemeenten Goudswaard en Piershil, in 1653 en 1654 gewonnen en 1272 bunder groot.

Eendragtpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Stellendam, in 1780 bedijkt en 578 bund, groot.

Eendragtpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Zevenhuizen, in 1760 bedijkt en 985 bund, groot.

Eendragtpolder, pold. in de Zeeuwscbo gem. Zaamslag, in 1777 omdijkt en na de overstrooming van 1808, weder beverscbt, 170 bund, groot.

Eeneind, geh. in de N.-Brab. gem. Nnencn c. a.

Een-en-Vijftlg-Morgen, pold. in de Z.-IIol!. gem. IJsselmonde, 48 bund, groot.

Eenigenburg, d. met eene lierv. kerk in de N.-Holl. gem. st.-Maarten, aan den voet van den West-Frieschen-Zeedijk, die het van de Zijpc scheidt. In 1295 stichtte Graaf Floris V hier het kasteel Eenigenburg, dat echter reeds in 1297 door de West-Friezen word vernield. Het d. had in 1840 1C0, in ISüO 182 inw.

Eenigenburg, pold. van 179 bund, in do N.-Holl. gein. st.-Maarien.

Eenrum, gem. in Groningen, die in bet noorden door de Wadden bepaald, naar de landzijde door Kloosterburen, Leens, Winsum en Baflo wordt ingesloten. Zij is 2876 bund, groot en heeft ecu vruchtbaren kleigrond. In 1822 had zij 1791, in 1840 2391, in 1860 2518 in 1873 2779 inw. die zich in het laatstgen. jaar onderscheidden in 2276 Herv., 2 Luth., 84 Doopsgez., 155 Chr.-Geref., 229 R.-Kath. en 33 Israelieten. De landbouw die rijke, oogsten geeft, is hun hoofdbedrijf. Verder beoefenen de inw. de veeteelt. Ook zijn in Eenrum 5 korenmolens, 1 moutmolen, 1 mostaardmolen, 1 grutterij, 1 bierbrouwerij, 1 kalkbranderij, 7 leerlooierijen, 1 ververij en 7 grofsmederijen. De gem. bevat 4 dorpen: Eenrum, Pieterburen, Westernieland en Wierhuizen, benevens de geh. Deikum, Drieborg, do Hander, de Horn en de Streek.

Het d. Eonrum is van hooge oudheid. Het had in de middeleeuwen vele adellijke huizen, die in de burgeroorlogen echter verwoest zijn. De Herv. kerk hoeft een hoogen fraaien toren, die in 1652 werd voltooid. Met de geh. de Hander, de Horn en de Streek, had Eenrnm in 1840 1150, in 1860 1115 inw.

Eenrum, geh. onder het Gron. dorp Eexta (gem. Scheemda).

Eenum, fraai gelegen d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. 't Zandt, in 1S40 met 163, in 1860 met 211 inw., die van het geh. Randelweer daaronder begrepen. Oudtijds vond men er den burg Alberda. In 1506 is hot d. door de Groningers, in 1590 door Staatsche bonden geplunderd.

Eenum, geh. in de Gron. gom. Oldehove.

Eerbeek, d. in do Gold. gein. Voorst, in 1840 met 747, in 18G0 met 809, in 1872 met 859 inw., die ïif in den landbouw of in het papierma-

-ocr page 326-

320

ken hun bestaan vinden. Onder de gebouwen munt het adell. huis Eerbeek uit. In 1859 is er eene Herv. kerk gebouwd. De R.-K. kerk die er tot 1845 stond, is tot afbraak verkocht.

Eerbeek, of Eerbeeksche-beek, beek in de Geld. gom. Brummen, die in de Vorstondensehe beek uitloopt.

Eerde, d. in N.-Brab., met eene R.-K. kerk, ten decle in de gem. Veghel, ten deele in st.-Oedenrode, in 1840 met 417 inw., van welke 243 onder Veghel en 174 onder st.-Oedcnrode.

Eerde, buurtschap in de Overijsselsche gem. Ambt-Ommen, in 1840 met 8G, in 1860 met 108 inw. Er is een kasteel, dat door bouworde en tuinen uitmunt. Het werd in 1380 door de Bisschoppelijken en in 1521 door de Zwollenaren verwoest.

Eernewoude, dorp, met eene Herv. kerk, in de Eriesche gem. Tiet-jerksteradeel, in 1811 met 256, in 1840 met 310, in 1860 met 224, in 1873 met 217 inw.

Eernewoudsterwijd, meertje in de Friesche gem. Tietjerksteradeel, ten zniden van Eernewoude: door breede wateren met andere plassen verbonden.

Eerschot, zuidelijk deel van het Noord-Brab. d. st.-Oedenrode, door den Dommel daarvan gescheiden. Men vindt er de Herv. kerk der gem. st -Oedenrode-en-Son, die den 9 Nov. 1800 door een hevigen storm geteisterd werd.

Eersel, gem. in N.-Brab. tusschen Duizel-en-Steensel, Riethoven, Berg-eyk en Hoogeloon, 2244 bund, groot, hebbende eene zandigen (diluvialen) grond, waarvan de ingezetenen slechts met veel moeite eenige granen en andere veldvruchten winnen. Zelfs ligt hot grootste deel der gem. woest. Zij had in 1822 964, in 1840 965, in 1860 1086, in 1873 1039 inw. In 1871 berekende met het aantal R.-Kath. op 1058, dat der Hervormden op IC. Behalve het d. Eersel, bevat de gem. de buurten Dijk, Schadewijk, Stokkelen en Boxheide, benevens het goh. de Mees.

Het d. Eersel heeft eene R.-Kath. en eene Herv. kerk. In 1840 had het 297, in 1860 303 inw. Reeds in 712 wordt het, onder den naam van Eresloch, vermeld. Het was in de 14de eeuw eene vrijheid, met rechten en keuren naar het voorbeeld van Antwerpen, weshalve men het uok onder de kleine of smalsteden van Brabant vermeld vindt. In 1506 is het door de Gelderschen, in 1581 door de Spanjaarden, in 1694 en 1711 door de Eranschen, en in 1713 door eene booze vrouw in brand gestoken. De Eranschen vorderden cr in 1747 brandschatting in.

Eerste-Polder, pold. in de Zceuwsche gem. Rilland en Eort-Bath-en-Bath, in 1856 door de Nederlandschc Landaanwinningmaatschappij ingedijkt en ongeveer 300 bund, groot.

Eertingen, of Hertingen, voorm. d. in Zeeuwsch-Vlaanderen, door den vloed van 22 Februari 1440 onder het water bedolven.

-ocr page 327-

321

Eos, of Eest, buurt in de Drenthsche gem. Borger, in 1811 met 123, in 1840 met ICO, in 18C0 met 173 inw.

Eeskwerd, geh. onder het Friesche d. Oosterend (Hennaarderadeel).

Eest (de), of de Eeze, gch. iu de Gron. gem. Grootegast, weleer met cene adell. liuizinge, die in de vorige eeuw is gesloopt.

Eest (de), of Saaxumborg, geh. in de Gron. gem. Baflo, waarbij eertijds het kasteel Saaxumborg stond.

Eesterburen, geh. onder het Friesche d. Arum (Wonseradeel).

Eesterga, buurt in de Friesche gem. Lemsterland, in 1811 met 130, in 1840 met 143, in 1873 met 167 inw. Het was vroeger een dorp en voert dien naam nog in administratieven zin. Doch de kerk is in of omstreeks 1740 afgebroken. In de nabuurschap heeft liet geheel verdwenen dorp Bantega of Bandt gestaan.

Eestrum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Tietjerkstera-deel, tusschen den straatweg van Leeuwarden naar Groningen en het Caspar-Roblesdiep. Het had in 1811 268. in 1840 385, in 1873 593 inw.

Eesveen, of IJsveen, buurt in de Overijsselsche gem. Stcenwijker-wold, in 1840 met 256, in 18G0 met 390 inw.

Eethen, d. in de N.-Brab. gem. Heesbeen, met eene Herv. kerk en de Osseweide, de plek, waar oudtijds het Huis te Eethen stond. In 1421 1705, 1799 en 1809 leed dit dorp — dat in 1840 310, in 1800 292 inw. telde — veel door overstroomingen.

Eethensche-polder, pold. van 677 bund, in de N.-Brab. gem. Hecsbeen.

Eewer (de), of de Ewer, fraai geh. in de Gron. gein. Leens.

Eext, d. in de Drenthsche gem. Anloo, fraai in het geboomte gelegen en door vruchtbare korenvelden omringd. Het was tot 1840 slechts eene buurt, die toen echter eene Herv. kerk verkreeg, welke in 1841 werd ingewijd. In 1811 had Eext 310, in 1840 425, in 1860 467 inw. In de nabuurschap van het dorp zijn twee hunebedden, waarvan het zuidelijke zich door eene verheven ligging en grootsche afmetingen onderscheidt. Verder is er een merkwaardige overoude grafkelder, die in 1756 werd ontdekt.

Eexta, d. in de Gron. gem. Scheemda, alleen door het Winschoter-diep van de hoofdplaats der gem. gescheiden. Met de buurten Ëexter-zwaag en Oude-Dijk had het in 1811 493, in 1840 505, in 1860 387 inw. Er is een kerk der Hervormden.

Eexterveen, buurt in de Drenthsche gem. Anloo, in 1811 met 156, in 1840 met 187, in 1860 met 246 inw.

Eexterveenscbe-Compagnie, buurt in de Drenthsche gem. Anloo, palende aan de Annerveensche-Compagnie en daarmede verbonden.

21

-ocr page 328-

322

Eexterzwaag, b. in do Gron. gem. Scheemda, in 1860 met 236 inw.

Eeze, of Eese, geh. iu de Overijsselsche gem. Steonwijk. Het maakte vroeger eene bijzondere heerl. uit. De oude Heeren van Eeze, van wier slot nog overblijfselen in het begin dezer eeuw werden gezien, waren machtige edelen. Later kwam Eeze aan de Raesfeld's en de Rechteren's. Tusschen Eeze en Vinkega in Friesland lag nog in de vorige eeuw een hunebed.

Effen, buurt in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 19T, in 1860 met 155 inw.

Efteling, buurt in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand, in 1840 met. 84, in 1860 met 129 inw.

Egbertgaastcn, geh, onder het Eriesche d. Oudega (Smallingerland).

Egbert-Petruspolder, in 1856 nieuw-gewonnen pold. in de Zeeuw-sche gem. Wolphaartsdijk, ongevcev 60 bund, groot.

Egede, buurt met eene havezathe van denzelfden naam in do Overijsselsche gem. Hellendoorn, in 1840 mot 177, in 18G0 met 181 inw.

Egelmoer, of Engelmeer, meer van ongeveer 10 bund, oppervlakte op de heide der TJtr. gem. Amerongon. Het is zoo ondiep, dat, wanneer hot droog ligt, hetgeen dikwijls gebeurt, men nauwelijks anders dan aan de kleur der planton de uitgestrektheid van den plas ontdekken kan. Eenige oudheidkundigen meenen daarin het Agilmari der middeleouwen terug te vinden.

Egmond, oude heerl. in Holland, in 1186 door Maximiliaan van Oostenrijk tot een graafschap verheven. Zij bevatte do gemeenten Eg-mond-aan-Zee en Egmond-Binnen.

Egmond-aan-Zee, gem. in N.-IIoll., in het westen door de Noordzee bospoeld, doch naar het noordon, oosten en zuiden door Egmond-Binnen bepaald. Zij was tot 1805 de kleinste gemeente der Nederlanden, daar zij toen nog geen 11 bund, besloeg. Bij de wet van 2G December 1864 is zij echter uitgebreid tot 86 bund. Do gem. bevat niets dan hot d. Egmond-aan-Zee en cenige duingrondon. In 1811 had zij 1062, in 1822 1057, in 1840 1434, in 1873 1827 inw. Bij de volkstelling van 1860 vond men er 1062 Oud-Eoomsohon, 125 B.-Kath., 406 Herv., 1 Doops-gez. en 1 ongenoemde. De visehvangst is het hoofdbedrijf der ingezetenen.

Het d. Egmoud-aan-Zeo is, volgens de overlevering, omstreeks 1036 door Heer Walger van Egmond gesticht. Hot kreeg in genoemd jaar eene kapel, die, later tot eene parochiekerk verheven, vervolgens door een grootschen bouw en een hoogen toren uitmuntte. Deze toren, door stormvlagen geteisterd, stortte don 27 November 1741 ten deele, en den 7 Februari 1743 geheel in. Do beide kerken die thans te Egmond zijn, bestaan uit eenvoudige gebouwen, t. w. eene Oud-Eoomsche en eene Herv. kerk. Verder heeft men er twee vuurtorens, waarvan de noordelijkste met een bronzen monument prijkt, ter eere van den zeeheld Jan van Speyk. Er

-ocr page 329-

32a

was tot 1873 een baak, die, in 1834 gebouwd en op een hoog duin geplaatst, ver in zee en te lande van de Zaan tot de Zijpe gezien kon worden; maar onlangs is deze door een onweder vernield. Voorts vindt men er een raadhuis en een liefdadig gesticht. In April 1571 werd dit d. dooide Watergeuzen in brand gestoken.

Egmond-Bmnen, gem. in N.-Holland, die door de Noordzee, Eg-mond-aan-Zee, Bergen, Alkmaar, Heilo en Castricum wordt bepaald, eene oppervlakte van 2992 bund, (alles zandgrond) heeft en de d. Egmond-Binnen, Egmond-op-den-Hoef en Rincegom bevat. Landbouw en veeteelt maken het hoofdbedrijf der ingezetenen uit, wier aantal in 1811 747, in 1822 780, in 1840 915, in 1873 1232 beliep. Bij de volkstelling van 1860 onderscheidde men er 735 R.-Kath., 50 Oud-Roomschen, 334 Hcrv., 2 Doopsgez., 2 Ev.-Luth. en 3 ongenoemden.

Het d. Egmond-Binnen, in 1860 met 288 inw., bevat eene Herv. kerk, op de plaats waar van 887 tot 1572 de beroemde abdij van Egmond of het st.-Adelbertsklooster bloeide. Die abdij is in 1572 door de soldaten van Sonoy verwoest, en het dorp den 18 Juli 1573 door de Spanjaarden in de asch gelegd. Nadat de zeer schoone bouwval der abdij nog meer dan twee eeuwen den tand des tijds had getrotseerd, stortten de muren den 18 December 1798 in.

Egmondermeer, drooggem. meer in de N.-Holl. gemeenten Alkmaar, Heilo en Egmond-Binnen, 718 bund, groot en in 1556 drooggemalen.

Egmond-op-den-Hoef, d. in de gem. Egmond-Binnen, in 1840 met 405, in 18C0 met 092 inw. De Herv. kerk is de oude slotkapel der Ueeren van Egmond. Doch het slot, in de 12de eeuw door Heer Beerwoud van Egmond gesticht en later vernieuwd en vergroot, is, nadat het de oorlogsrampen van 1203, 1315, 1537 en 1573 was ontkomen, in 1574 verwoest. Nog in 1744 werden twee torens hersteld, maar thans zijn ook deze getuigen van vroegere grootheid verdwenen. Talrijke steenklompen in den grond (luiden alleen nog de uitgestrektheid aan.

Egypte, buurt in de Gron. gem. Voendam.

Egypte, gch. in de Gron. gem. Finsterwoldc.

Eh, of Merk, beek, die bij Sondereigen in de Belgische prov. Am-werpen ontspringt,, door het zuiden van de N.-Brnb. gem. Baarlc-Nassau kronkelt en bij Castelré in do Merk of Mark valt.

Ebze, of Eeze, fraaie havezathe te Almcn in de Geld. gem. Gorssel.

Eibergen, gem. in Gelderland, tussehen Winterswijk, Groenlo, Lichtenvoorde, Ruurlo, Borculo en Neede (Geld.), Haaksbergen (Overijssel) en Vreden (Pruissen). Zij beslaat 11,715 bund., met uitzondering van eene smalle strook kleigrond iangs de riv. de Berkel, genoegzaam alles diluvisch zand, In 1811 had deze gem. (toen in de beide mairiën Eibergen en Beltrum gesmaldeeld) 4238, in 1822 4205, in 1840 5398, in 1873 5137 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2685 R.-Kath., 3350 Herv., 9 Doopsgez., 6 Ev.-Luth. en 87 Isr. De gem. bevat dc d. Eibergen, Rekken en Beltrum, de buurten Holterhoek, Olden-Eibergen, Lint-

21*

-ocr page 330-

334

volde, Mallem, Avest, Zwolle, Hupsel en Loo, benevens een deel van het d. Oldenkotte op de Pruissische grens. Ofschoon nog 5923 bund, grond woest ligt, levert de grootste helft der gom. belangrijke oogsten van granen en andere veldvruchten op, zoodat de meeste inw. hun bestaan in den landbouw vinden. Men heeft er ook damast- en pellenweverijen, benevens 2 calieotfabrieken (met 118 werkl.), 1 katoenfabriek (met 10 werkl.), eene bleekerij , 5 steenbakkerijen, eene kalkbranderij, C draaierijen, 4 klompenmakerijen, eene bierbrouwerij, eeno cichoreifabriek, 2 olieslagerijen, eene perkamentbereiderij, 1 stijfselfabriek, 1 tabaksfabriek en C molens.

Het d. Eibergen — volgens de overlevering oudtijds een steedje — ligt aan de Berkel. Het telde in de kom ten jare 1840 1198, ten jare 1SG0 1105 inw. Met zijne veelal fraaie huizen en weelderig geboomte heeft het een bevallig aanzien. Men vindt er eene Herv. en eene R.-Kath. kerk. Onder zijne historische herinneringen behoort het een-en-twlntigjarig verblijf van den godvruchtigen zanger Willem Sluiter.

Eltaertburen, of Eibersburen, geh. in de Gron. gem. Grootegast.

Eige, geh. in de N.-Brab. gem. Son c. a.

Eijerland, voorm. eil. in N.-Holl., tusschen Texel en Vlieland, doch door het leggen van een zanddijk in 1629 en 1030 met Texel vereenigd. In 1649 werd er de groote hoeve Eijerlandshuis gesticht, waarbij sedert alleen het Zanddijkshnis en enkele herdershutjes kwamen, doch in 1835 werd een krachtiger ontginnen door eene maatschappij aangevangen, die het laud naar het oosten omdijkte en het dorp de-Cocksdorp stichtte. Het Eijerland maakt een ged. der gem. Texel uit. Men telde er in 1860 1266 inw.

Eijerlaudsche-Grat, zeegat tusschen Texel en Vlieland, voor de doorvaart van koopvaarders echter niet geschikt.

Eij er waard, pold. van 42 bund, in de N.-Brab. gem. Werkendam.

Eik, of Kapel-da-Eik, kapel in de N.-Brab. gem. Oirschot, eene bedevaartsplaats der R.-Kath., die het Mariabeeld aldaar wensehen te vereeren. De kapel ligt aan de Beerse.

Eikberg, geh. in de N,-Brab. gem. Ginneken.

Eikelenboseh, geb. in de Limb. gom. Horst.

Eikelenbosch, buurt in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau, in 1840 met 181 inw.

Eikendonk, hoogte en herberg in de N.-Brab. gem. den Dungeu, waar in de 15de en IGde eeuwen het klooster Barbaradal stond.

Eikenduinen, voorm. dorpje, thans geh. in de Z.-Holl. gem. Loosduinen. Van de oude kapel, die in 1326 tot eene parochiekerk werd verheven, zijn nog eenige overblijfselen over, die, met talrijke gedenk-teekenen en ' 't weelderig geboomte daarom heen, het kerkhof een schilderachtig aanzien geven. Op het kerkhof rusten verscheidene beroemde personen, veelal ingezetenen van het naburig 's Gravenhage. Eikenduinen telde in 1840 51 inw.

-ocr page 331-

325

Eikenheuvel, geh. in de N.-Brab. gem. tJden.

Eikenpolder, pold. van 83 bund, in de Zceuwsche gem. Zuidzande, in 1057 bedijkt en in in 1547 herdijkt.

Eikenreit, geh. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel.

Eikenreit, of Kleine-Bun, beekje tussehen Zand-Oerle en Son, dat in den Dommel valt.

Eikenrode, buurt in de N.-Brab. gem. Aalst, in 1840 met 71, in 1860 met 106 inw.

Eiland (het), buurt met eene R.-Kath. kapel in do Limb. gem. Ste-vensweert, in 1840 met de geh. Bild en Brand door 415, in 1860 door 430 inw. bevolkt.

Eiland (het), vcreeniging van polders in de Zceuwsche gemeenten l.Jzendijkc en st.-Kruis. Zij zijn: de Margaritcpoldcr, st.-Jorispolder, Kruispolder, st.-Lievcnspolder, Oude-Passegculcpolder, Jorouimuspolder, Oudemanspolder cn 't Vrijepoldertje. Voorts behoort cr toe een ged. van den Krakeelpolder en hot Ned. ged. van den Brandkreckpolder.

Eiland, of Volders-eiland, eiland van 210 bund, in het water de Hulstervlakte, in de Zceuwsche gem. st.-Janstcen.

Eimeren, buurt in de Geld. gcm. Eist, waar vóór de Hervorming een nonnenklooster stond. Zij had in 1840 133, in 1860 122, in 1872 134 inw.

Eimerik, wijk van het N.-Brab. dorp Heeze, in I860 met 257 inw.

Eind, buurt in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 388, in 1860 met 405 inw.

Eind, buurt in de Limb. gem. Helden, in 1860 met 111 inw.

Eind, of Eynd, buurt in de Limb. gem. Nedcrweert, in 1840 met 160, in 1860 met 179 inw.

Eind, geh. in dc N.-Brab. gem. Riethoven, in 1860 met 93 inw.

Eind, geh. in de N.-Brab. gem. Soercndonk.

Eind, of Einderstraat, buurt der N.-Brab. gem. Someren, in 1860 met 586 inw.

Eindhoven, rijkskicsdistriet voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Gcneraal. Het bevat, volgens dc wet van 6 Mei 1859, dc 50 gem.: Eindhoven, H'oensel-cn-Eckatt, Stratum, Gcstel-en-Blaarthcm, Strijp, Zeelst, Aalst, Bergcyk, Eersel, Duizel-en-Steensel, Vcsscm-Wintclrc-cn-Knegsel, Oerlc, Veldhoven-en Mcreveldhoven, Riethoven, Wcsterhoven, Luiksgestel, Borkel-en-Schaft, Dommelen, Vaikcnswaard, Waalre, Leende, Budel, Soe-rendonk-Sterkscl-cn-Gastel, Maarhccze, Hecze, Asten, Someren, Vlierden, Deurne-en-Liessel, Gcldrop, Mierlo, Liorop, Tongclre, Zes-Gehuchten, Nuenen-Gerwen-en-Nederwetten, Helmond, Stiphout, Aarlc-Rixtel, Bakel-cn-Milheezc, Beek-en-Donk, Veghel, Erp, Reusel, Bladel-en-Netersel,

-ocr page 332-

326

Oostel- Wcstel- en Middel-Heers, st.-Oedonrodc, Son-en-Breugel, Best, Hoogeloon, Hapert-en-Casteren. Het had in 1869 87,632 inw. en 2140 kiesgerechtigden.

Eindhoven, prov. kiesdistrict in N.-Brab., bevattende de 32 gem.: Eindhoven, Aalst, Dommelen, Geldrop, Gestel, Oerle, Stratum, Strijp, Tongelre, Valkenswaard, Veldhoven c. a., Waalrc, Woensel c. a., Zeelst, Zes-Gehuchten, liorkcl-en-Schaf't, Westerhoven. st.-Oedenrode, Son-en-Breugel, Oirschot, Best, Vessem c. a., Oostel- Wentel- en Midden-Beers, Bladel, Bergeyk, Reusel, IIooge-en-Lage-Mierde, Hoogeloon c. a., Eersel. Duizel c. a., Riethoven en Luiksgestel.

Eindhoven, tweede arrondissement van de prov. N.-Brabant. Vóur het invoeren der tegenwoordige rechterlijke verdeeling bevatte het 8 kantons ; Eindhoven, Hilvarenbeek, Oirschot, st.-Oedenrode, Gemert, Helmond, Asten, Boxmeer. Sedert 1838 is niet alleen het rechtsgebied gewijzigd, maar is het getal kantons tot 4 verminderd, t. w. Eindhoven, Asten. Helmond, Oirschot.

Eindhoven, eerste kanton van het tweede arr. van N.-Brab., bevattende de 20 gem.; Aalst, Bergeyk, Borkel c. a., Dommelen, Duizel c. a,, Eersel, Eindhoven, Gestel c. a., Luiksgestel, Oerle, Riethoven, Son c. a., Stratum, Strijp, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre, Westerhoven, Woensel, Zeelst.

Eindhoven, klasse der Herv. kerk in de prov. N.-Brab., verdeeld iu 3 ringen: Eindhoven, Heeze en Helmond. Zij bevat 17 gem., bediend wordende door 17 pred.

Eindhoven, kerk. ring der klasse van Eindhoven, bevattende de 5 gem.: Bladel-Hapert-Reusel-en-Netersel, Eindhoven-Stratum-Strijp-Woen-sel-en-Xongelre, Hoogeloon-Eersel-Vessem - Knegsel - Duizel - en - Steensel, Oirschot-Best-Oostel-Westelcn-Middel-Beers, Veldhoven-Blaarthem-Gestel-Oerle-Wintelre-Zcelst-en-Mercveldhoven. Er zijn 6 kerken, namelijk te Eindhoven, Bladel, Hapert, Hoogeloon, Oirschot en Veldhoven.

Eindhoven, deken, van het aartsbisdom van 's Hertogenboseh, bevattende de 22 parochiën; Aalst, Acht, Breugel, Eindhoven, Geldrop, Gestel-cn-Blaarthem, Mercveldhoven, Nederwetten, Nuenen, st.-Oedenrode, Oerle, Olland, Son, Steensel, Stratum, Tongelre, Veldhoven, Waalre, Woensel, Zeelst, Zes-Gehuchten,

Openbare kapellen zijn te Opwetten (Nuenen), Zand-Oerle (Oerle), en Knegsel (Steensel).

Eindhoven, gem. in N.-Brab., die, ingesloten door Woensel, Stratum, Gestel-en-Blaarthem en Strijp, cene oppervlakte heeft van 56 bunders. Er bestaat echter plan bij de Eegeering om Eindhoven naar het noorden uit te breiden, waartoe den 6 November 1871 door de Eegeering bij de Staten-Gencraal een wetsontwerp is ingediend. Daardoor zullen de grenzen van Eindhoven zoowel als die van Woensel en Tongelre gewijzigd worden. De gem.

-ocr page 333-

337

bevat niets ilan do stad Eindhoven, die deels op zand, deels op kleigrond is aangelegd.

In 1796 had Eindhoven 1959, in 1822 2495, in 1830 2996. in 1840 3154, in 1860 3191, in 1873 3209 inw. In 1870 onderseheiddo men dc bewoners in 2902 R.-Kath., 129 Herv., 4 Ev.-Luth . 4 Herst.-Luth., 3 Doopsgez. en 176 Israëlieten.

Dc stad Eindhoven is in het midden der Meijerij van don Bosch, uan de samenvloeiing van de Gender en den Dommel, gebouwd. Zij werd door Hertog Hendrik I in 1233 met eenc keur begiftigd, waarbij hare poorters dezelfde voorrcchtcn kregen als die van quot;s llcrtogonbosch. Zij werd door mnren en wallen omringd en was daardoor tegen overvallen beveiligd. In hot laatst der 17do eeuw is zij echter ontmanteld. In 1741 word met het aanloggen van den straatweg van 's Bosch naar Eindhoven een grondslag voor verderen bloei gelegd. Sedert 1846 heeft de stad door een kanaal gemeenschap te water met Helmond, en sedert 1866 spoorweg-verbinding met Boxtel, Luik en Venlo, cn daardoor met alle gewesten van Midden-Europa.

Eindhoven is in 1543 door Maarten van Rossom ingenomen on geplunderd, in 1552 door brand verwoest, in 1581 door Staatsche troepen bij verrassing bemachtigd, docli door dc Barlaimont en von Mansfeld weder aan de Spaanscho zijde gebracht. In den nacht van 7 op 8 Januari 1583 word do stad op last van don Hertog van Alenron overrompeld, in April daaraanvolgende door Parma weder bemachtigd, in 1604 door muitende Spanjaarden uitgeplunderd, in 17-47 en 1794 door do Fransehen gebrandschat. In 1795 bouwden de Franschen binnen dc oude parochiekerk ovens voor hunne bakkerij, doch dit kostte eonigen monsehen hot leven, omdat oen deel van het gebouw dien ten gevolge instortte.

Eindhoven heeft drukbezochte markten en belangrijke fabrieken, namelijk ; 14 wollen- en katoenen-stoflfenfabrieken, 5 leerlooierijen, 3 bierbron-worijon, 20 sigaren- en tabaksfabrieken, 1 fabriek vau- stoomwerktuigen, 1 spijkorfabriek, 1 lueifotfabriek, 2 branderijen cn 4 chicoroifabrieken.

Eindhoven heeft 3 kerkgebouwen, t. w. oen voor de E.-Katholieken, een voor de Hervormden en een voor do Israëlieten. Do oude collegiale st.-Catharinakerk, die in 1795 ten dooie instortte en met een zwaren, maar stompen toren was voorzien, is voor weinige jaren vervangen door een nieuw gebouw, dat om zijne beide hoogo spitse torons en schoone gewelven den bouwmeester Petrus Joh. Hub. Cuypers, alle eere doet.

Het stadhuis dagteekent van 1555, het gebouw dor rechtbank van 1841.

Als inrichting van middelbaar onderwijs verdient het gymnasium opmerking.

Eindhoven, goh. in de N.-Brab. gem. Princonhago.

Eindhovensehe-kanaal, kanaal in N.-Brab., voerende van dc Zuid-Willemsvaart te Helmond naar Eindhoven. Het is naar hot ontwerp van B. Bijnon, onder toezicht van den Hoofd-ingenieur A, de Geus, in 1S45 en 1846 gegraven. De lengte beloopt 13,692 cl.

-ocr page 334-

328

Einighausen, d. met ccne R.-Kath. kerk, in ilc Limb. gem. Limbneht . in 1840 met 542, in 1860 met 531 inw.

Einscho, of Eindre, buurt in de Geld. gem. Over-Asselt, in 1840 met 223 inw.

Eiteren, buurt in de Utr. gem. Usselstein, in 1840 met 134 inw. Deze plaats werd door Keizer Hendrik III aan de abdij vau Werden gesehonken. Vóór de stichting van het kasteel IJsse' ein en de daarbij gebouwde stad was het een dorp, met eene aan O. L. Vrouwe Hemelvaart gewijde kerk, die sedert in eene kapel werd herschapen. Een vicaris verrichtte daarin tot 1579 den dienst. Ter plaatse van dit voorm. bedehuis ligt thans de burgerlijke begraafplaats der gem. Usselstein.

Ekebaar, geh. in de Drenthsche gem. Rolde.

Ekenstein, adell. huis in de Gron. gem. Appingcdani, te ïjamsweer, met eene plantaadje van 40 bund, oppervlakte.

Ekkelrade, d. in de Limb, gemeenten Gronsfeld en st.-Geertruid, met eene R.-Kath. kerk en in 1840 424, in 1860 442 inw. De kerk staat op Gronsfeldsch gebied.

Elahllizen, buurt, doch vroeger een dorp en als zoodanig nog in de gemeentelijke administratie vermeld, in de Friesche gemeente Hemc-lumer-OIdephaert-en-Noordwolde, aan den zuidoostkant van de Fluessen. Van de voorm. kerk is nog alleen hot kerkhof over. In 1811 had Ela-huizen met het geh. Tophorne 52, in 1840 71, in 1873 92 inw.

Elanden (de), pold. van 23 bund, in de N.-Brab. gem. Drongelen c. a.

Elba, geh. in de N.-Holl. !»cm. Venhuizen, in 1840 met 56, in 1860 met 39 inw.

Elburg, vijfde kanton van het air. Arnhem, in do prov. Geld., bevattende de 5 gem.: Doornspijk, Elburg, Hattem, Heerde, Oldebroek.

Elburg, gem. in Geld., in het westen door de Zuiderzee bepaald, cn overigens door de gem. Doornspijk ingesloten. Zij beslaat 869 bund., bestaande de gronden in het oosten uit diluvisch zand, doch langs den zeeoever meerendeels uit klei. In 1796 had deze gem. 1549, in 1811 1908, in 1822 1976, in 1840 2421, in 1873 2506 inw. In 1872 onderscheidde men hen in 2287 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 24 Ev.-Luth., 44 Ghr.-Geref., 6 R.-Kath. en 118 Isr. Hunne middelen van bestaan zijn landbouw, veeteelt, scheepvaart op de Zuiderzee, handel, vischvangst, winkelnering cn ambachten. Men heeft er 4 bokkingrookerijen, 4 viseh-rookerijen, eene bierbrouwerij, een gasfabriek, een houtzaagmolen, eeti kalkbranderij, een leerlooierij, een olieslagerij, een runmolen, een touw-slagerij, oen korenmolen en eene grutterij.

De gem. bevat de stad Elburg en de beide buitenwijken de Vrijheid (in het noorden) en de Nieuwstad (in het zuiden).

De stad Elburg, door eene haven van 12 tot 15 min. lengte met de

-ocr page 335-

33«

Zuiderzee verbonden, is op eene hooge plaats, cle El, gesticht en zeer regelmatig aangelegd. Midden door cle stad vloeit de Oostbeek oi' Huisbeek, terwijl de hooge wallen, die een langwerpig vierkant vormen, door eene sierlijke beplanting aangename wandelwegen opleveren. Binnen deze wallen telde men in 1840 3234, in 1872 2048 inw.

Elbnrg ontving stedelijke rechten van Graaf Otto van Gelder den 3 Juli 1233, en werd in 1365 in de hanze opgenomen. Van 1393 tot 1306 werd zij versterkt, en in 1438 haar schependom uitgebreid. Hare kerk stond toen nog buiten de stad op de hoogte van Aperloo, maar in 1397 verleende de Utrechtsche Bisschop Frederik van Blankenheim vergunning om dit bedehuis binnen de muren te brengen.

Fn 1480 werd de stad, die de zijde van Bourgondic had gekozen, door de bezetting van Zutphen, en in 1495 door Hertog Karei van Egmond ingenomen. In 1528 gaf zij zich aan den veldheer van Karei V, Floris van Egmond, over, die er een blokhuis, den Schutteren, deed bouwen. De Graaf van den Bergh bezette Elburg in 1572, de Münstersche Overste Hautyn den 19 Juni 1072, en het Staatsche krijgsvolk den G September 1786.

In Januari 1302, November 1775, November 1776 en Februari 1825 is Elburg geweldig door overstroomingen geteisterd.

De hoofdgebouwen van Elburg bestaan uit het Stadhuis, do Uerv. kerk, de Chr.-Geref. kerk, de synagoge, hot Feithenhof (eene liefdadige inrichting) en het gebouw van 't Instituut voor opvoeding en onderwijs, in 1806 door den Luitenant-Admiraal van Kinsbergen gesticht.

Elde, Bodem-van-EIde, of Vier-Gemalen, het ged. der N.-Brab. gemeenten st.-Miehielsgestel, Boxtel, Schijndel en st.-Oedenrode, dat de parochie Gemonde omvat.

Elden, d. in de Geld. gein. Eist, aan den Rijndijk, tegenover en i uur van Arnhem. Het bevatte, met Meincrswijk, in 1810 791, in 1872 793 inw., namelijk 007 lï.-Kath., 183 Herv., 2 Chr.-Geref. en l Luth. Behalve de beide kerken, vindt men er een fort, dat den weg naar Arnhem bestrijkt.

Elderenspo 1 der, pold. van 284 bund, in de N.-Brab. gem. Zevenbergen, bedijkt in 1593.

Elderschans, voorm. schans in de Zeeuwsche gem. Aardenburg, thans eene lustplaats.

Eldershaar, klein geh. in do Drenthsche gem. Borger.

Eldersveld, uitgestrekt heideveld in het oosten van Drenthe, tusschen Odoorn, Noord-Sleen, Wesup, Orvelte, Elp, Schoonloo, Westdorp, Ees, en Exlo, dat echter door verschillende ontginningen allengs begint in te krimpen, vooral na het aanleggen van het Oranjekanaal.

Eldrik, buurt in de Geld. gem. Hummelo-en-ICeppel, in 1840 met 216, in 1860 met 242, in 1872 met 222 inw.

-ocr page 336-

330

Elon, buurt in tic Overijsselsche gem. Hellendoorn.. tellende met llhaan in 1810 37S, in 1860 441 imv.

Elens, geh. in de Gron. gem. UIrum.

Eleveld, geh. in de Drenthscho gem. Rolde.

Elfbergen, geh. onder het Friesche dorp Oudemirdum (Gaasterland).

Elft (de), geh. in de N.-Holl. gcm. Wieringen.

Elft (de), geh. in de N.-Brab. gem. Reek, eene veelbezochte uitspan-uingspluats dor ingezetenen van Grave.

Elisabeth (St.), geh. in de Limb. gem. Nnnhem, in 1840 mot 31, in ISfiO met 38 inw. Hier stond vroeger het Regulierenklooster st.-EIi-sabethsdal, dat, in 1210 door Theodoras van Home gesticht, in 1798 werd vernietigd.

Elisataethpoldor (St.), pold. in de Z.-IIoll. gem. Melissant, groot 1S9 bund., bedijkt na 1480.

Elizabethpolder, pold. in de Zccuwsche gem. Biervliet, ingedijkt in 1SGG en ongeveer 350 bund, groot.

Elizabethpolder, pold. in de Zeouwsche gemeenten lïreskens en Groede, bedijkt kort nadat de vroegere Elizabethpolder, die in 1639 was ingedijkt, den 27 Januari 1682 was ingebroken. Deze nieuwe Elizabethpolder is 85 bund, groot, of slechts een vierde van den vorige.

Elizabethpolder, pold. van 49 bund, in de Zeeuwscho gem. Zuid-zande, in 1504 bedijkt.

Elizabethpolder (St.), pold. in de N.-Brab. gein. Fijnaart c. a., beslaande 309 bund., in 1618 ingedijkt.

Elkenraad, buurt in de Limb. gem. Wijlrc, een der hoogst gelegen plaatsen van Nederland, naardien het op den Krikelenberg is gebouwd. Hot had in 1840 116, in 1800 139 inw.

Elkerzee, gem. in Zeeland, op Schouwen, in het noorden bespoeld door de Grevelingen, en overigens door Ellemeet en Duivendijke bepaald. Zij beslaat 535 bund, en telde in 1822 362, in 1840 489, in i860 498, in 1873 648 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 588 Ned.-Herv., 58 Chr.-Geref., 1 Luth. en 1 Doopsgez. Nagenoeg allen vinden in den landbouw hun hoofdbestaan, want met uitzondering van den noordwestelijken uithoek, waar duinen zijn, bestaat de grond uit klei. Ook is er eene meestoof. Behalve de beide d. Eikerzee en Scharendijke, bevat de gem. alleen verstrooide boerenhofsteden, waarvan één nog overblijfselen van het klooster Betlehem bevat.

Het d. Eikerzee had in 1840 285, in 1860 344 inw., van welke echter nauwelijks de helft (in 1860 108) de kom bevolkten. Men vindt er eene in 1741 vernieuwde Ilerv. kerk.

-ocr page 337-

331

EU, of Elle, d. met eene E.-Kath. kerk in de Limb. gem. Hansel, in 1840 met 297, in 1860 met 388 inw.

Ellekorn, of Elkom, d. met eene Herv. kerk in de Gold. gem. Rhc-den, aan den weg van Doesborgh naar Arnhem. liet telde in 1840 a33, in 1860 448, in 1872 547 inw.

Ellemeet, gem. in Zeeland, op Schouwen, tusschen Noordwelle, Kerkwijke en Elkerzee, met eene oppervlakte van 883 bund. In 1823 had zij 367, in 1840 407, in 1860 45G, in 1873 531 inw., die meest allen — daar de landerijen uit vruchtbare kleigronden bestaan — dooiden landbouw het noodige winnen. Zij onderscheidden zich den 1 Januari van laatstgenoemd jaar in 528 Herv. en 3 E.-Kath. Tot op de tijden van Filips I bevatte Ellemeet een dorp van dien naam, met eene kerk, doch nadat deze in den Spaanschen oorlog werd verwoest, is het d. mede te niet gegaan. Er staat thans ter plaatse van het oude dorp nog slechts eén dagloonerswoning. Do hoofdplaats der gemeente is nu de levendige buurt Oudendijk. De gem. bevat ook eene meestoof.

Ellerhuizeu, of Ellershuizen, buurt in de Gron. gem. Bedum, in 1840 met 113 inw. Vermoedelijk heeft er in de middeleeuwen eene kapel gestaan. Langen lijd maakte Ellerhuizen een afzonderlijken rechtstoel uit.

Elleringhuizen, of Elderinghuizen, buurt in de Gron. gemeente Vlagtwedde, in 1840 met 95, in 1800 met 149 inw.

Elle wout sdijk, gem. op het Zeeuwsche schiereiland Zuid-Beveland, in het zuiden door de Hont bespeeld, en overigens door Driewegen, Oudelande en Baarland bepaald. De oppervlakte, bestaande uit met zand vermengde klei, beloopt 820 bund. In 1833 had dezo gem. 414, in 1840 739, in 1860 761, in 1873 734 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 698 Ncd.-Herv,, 31 Chr.-Geref., 1 Luth., 8 R.-Kath. en 6 Isr. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, doch eenigen vindon hun bestaan in scheepvaart, het arbeiden aan de dijkeu en het bereiden van meekrap. De gemeente is uit de beide heerlijkheden Ellewoutsdijk on Everingen gevormd.

Het d. Ellewoutsdijk had in 1840 706, in 1860 565 inw. Het ligt aan den dijk der Wester-Sehelde en hoeft een der voornaamste veeren van Zuid-Bevcland op Zeeuwsch-Vlaanderen. Het merkwaardigste gebouw is de Herv. kerk. In vorige eeuwen vond men er ook het belangrijke slot van Ellewoutsdijk, dat in de 17de eeuw werd afgebroken. Van 1837 tot 1839 is bij dit dorp een fort aangelegd.

Ellewoutsdijk, pold. van 516 bund, in de Zeeuwsche gem, Ellewoutsdijk.

Elmara, voorm. dorp, ter plaatse van het tegenw. Zeeuwsche geh. Steenhoven bij Schoondijke. Hot ontleende zijn naam aan de in 1144 gestichte priory Elmara en werd deels in 1377, deels in 1404 door het water overstelpt.

-ocr page 338-

333

Elp, huurt in de Drenthschc gem. Westcrbork, in 1811 met 175, in 1840 met 243, in 1860 niet 253 inw.

Elsbrookerpolder, pold. van 185 bund, in de Z.-Holl. getn. Hillegom.

Eisen, of Elzen, buurt in de Overijsselsche gem. Markelo, in 1840 met 494 inw. In 1860 telde het met Elserbroek 819 inw.

Eiserbroek, buurt in de Overijsselsche gem. 'Markelo, in 1840 met 183 inw.

Elshout, d. met eeuc K.-Kath. kerk in de N.-Brab. gom. Oud-Heus-den, in 1840 met (318, in 18G0 met G02 inw. In 1835 werd er het fraaie raadhuis voor de gem. Oud-Heusdcn gesticht. In vorige eeuwea stond er het kasteel van Elshout en hot Cistercienser nonnenklooster Mariëndonk.

Elshout, beneden- of westelijk ged. der Z.-Holl. gcm. Nieuw-Lekker-lanil. Men vindt er de sluizen voor den Over- en Nederwaard. Vóór de Hervorming had hot oen eigen kerk. In 1840 telde hot 164 inw.

Elskamp, geh. in de Overijsselsche gem. Raalte.

Elsloo, d. met eene Hcrv. kerk in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf, op de Drenthsche grens. Het had, mot do daartoe bohoorende gehuchten Tronde en Zuidhorn, in 1811 225, in 1873 398 inw. In 1840 vond mcu 239 inw. te Elsloo en 72 in de gehuchten, in 1860 288 en 85.

Elsloo, gem. in Limb., ingesloten tusschen Stein, Beek en Geul (Nederl.), en Boorsheim en Meeholen (België). Op don zuid-westkant dooide Maas bepaald, heeft zij langs de rivier een bodem van Maasklei, doch meer oost- en noordwaarts van Limburgsche klei. Hare oppervlakte beloopt 807 bund. In 1822 had deze gem. 733, in 1840 1151, in 1873 1311 inw. Allen belijden den R.-Kath. godsdienst en vinden voor het meerendeel hun bestaan in den landbouw. Er is ook eene branderij. Behalve het d. Elsloo, bevat de gom. de buurten Groot-Meers en Catsop, benevens het geh. Terhagen. Elsloo is eene oude heerlijkheid, over wier betrekkingen tot Brabant en Gnlik, tot Spanje, Oostenrijk en de Veree-nigde-NoJerlanden vrij wat verschil is geweest. Bij don vrede van 1785 erkende de Keizer Elsloo als cono Staatsche heerlijkheid.

Het d. Elsloo aan de Maas, had in 1840 495, in 1860 523 inw. Het is eene zeer oude plaats, daar de middeleenwsche schrijvers haar bij het verhaal der landingen van de Noormannen onder den naam van Haslao vermelden. Een Noordsch kamp was er van 881 tot 883 gevestigd, totdat Karei de Dikke deze zeeschuimers tot den aftocht wist te bewegen. De kerk, aan st.-Augustinus gewijd, bezit eene merkwaardige klok.

Elspeet, d. in de Geld. gem. Ermelo, in 1840 met 591, in 1860 met 734, in 1872 met 80S inw. Het is van hoogen ouderdom, waarvan de oude toren der Herv. kerk ten bewijze strekte. Die toren was van duifsteen opgetrokken, maar is in het begin dezer eeuw afgebroken, om voor een sierlijker spits plaats te maken. Bij Elspeet lagen niet, zoo als vroeger in Gelderl. schier overal het geval was, eenige adell, huizen; ook

-ocr page 339-

333

waren er geene bodelaars, hetgeen de Elspeters deed zeggeu: „wi hebben geen edelman, wi hebben geen bedelmanquot;. Bij Elspect ligt het 500 bund, groote Elspeter bosch. Onder Koning Willem I was Elspeet de hoofdplaats van een district voor het afvaardigen van leden uit den lan-delijken stand naar de Prov. Staten.

Eist, prov. kiesdistrict van Geld., bevattende de 5 gem.: Eist, Huissen, Bemmel, Gent, Valburg.

Eist, derde kanton van het Geld. air. Nijmegen, bevattende de 7 gein Bemmel, Eist, Gent, Ilemmen, Heteren, Huissen, Valburg.

Eist, kerk. ring der Herv. klasse Nijmegen (Geld.). Zij bevat 18 gom. : Angeren-en-Loo, Bemmel, Driel (in de Betuwe), Elden, Eist, Gent-Erlc-com-en-Doornenburg, Hemmen, Herveld, Herwen-Aerdt-en-Pannerden, Heteren, Huissen, Lent, Lobith, Randwijk-en-Eakemond, liessen, Slijk-Ewijk-cn-Oosterhout, Valburg-en-Homoet, Zetten-Andelst-en-Indoornik. Er zijn 26 kerken en 18 predik.

Eist, gem. in Geld., uit twee van elkander gescheiden stukken bestaande. Het grootste, omvattende de d. Eist en Elden, is omsloten door Arnhem, Renkum, Heteren, Valburg, Bemmel en Huissen; het kleinste, waarin het d. Leut ligt, strekt zich tusschen Valburg, Bemmel. Ubbergen en Nijmegen uit. Beide deelon, die het midden der Over-Betuwe uii-maken, hebben te zamen ruim 5599 bund, oppervlakte. De gem. had in 1822 3357, in 1840 4510, in 1873 4908 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3208 R.-Kath., 1659 Herv., 3 Waalsch-Herv., 2 Presb,, 5 Luth., 4 Doopsgez,, 4 Chr.-Geref. eu 23 Isr. De ingezetenen vinden meerendeels hun bestaan in den land- en ooftbouw; verder in warmoe-zerij, veeteelt en eenige fabrieken, zoo als eene bierbrouwerij, eene aard-appelsiroopfabriek, eene kleine meubelmakerij, eene stijfselfabrick en 4 molens. Behalve de drie d., bevat de gem. ook de buurten Hollanderbroek, Lienden, Aam, Rijkerswoerd, Reet en Eimeren, benevens de geh. Bredelaar, Merm en Laar.

Het d. Eist, in 1840 met 1140, in 1872 met 1452 inw., ligt aan den grooten weg tusschen Arnhem en Nijmegen, genoegzaam halverwege beide steden. Het is van hoogen ouderdom, daar hot reeds in 726 eene kerk had, die den 9 Juli van dat jaar door den Frankischen Groothofmeester Karei Martel met de goederen van den ontrouwen Graaf Everard werd begunstigd. Het komt in de oudste oorkonden onder de namen van Eliste, Alista en Alisa voor. Volgens sommigen zou de geloofsprediker Werenfried er begraven zijn. De zeer oude Herv. en de aanzienlijke R.-Kath. kerken zijn de belangrijkste gebouwen, van welke de eerste door haar zeer hoogen toren op verren afstand kan gezien worden. Keizer Hendrik II hield zich in 1003 eenigen tijd op een hof te Eist op. Eerst in 1235 kwam Eist, door ruiling met Utrecht, aan Gelderland.

Eist, d. in de Utr. gemeenten Rhenen en Amorongen, met eene Herv. kerk, die op 't grondgebied van Rhenen staat, lu 1840 telde men er

-ocr page 340-

334

780 inw., t. w. 631 onder Rhenen en 13U onder Amerongen. Eerst sedert 1819, toen de kerk werd gesticht, behoort Eist tot de dorpen.

Eist, naam, die het zuidelijk ged. der Geld. buurtschap de Ooj, in de gemeente Zevenaar, vroeger heeft gedragen 1). Dit Eist komt reeds als Elisa in eene oorkonde der 11de eeuw voor. Vroeger was er ook het adellijk huis Eist.

Eist (de), geh. in de N.-Brab. gem, Beers.

Elsteren, geh. in de Limb. gem. Bergen.

Elstgeesterpolder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Sassenheim en Voorburg, 327 bund, groot.

ElsWOUd, een der schoonste en prachtigste buitengoederen van N.-Holl. Het ligt in de gem. Bloemendaal en beslaat moer dan 1000 bund.

Elten, oude abdij, in U63 door Graaf Wichman van Hameland gesticht en den 14 December 973 door Keizer Otto II bevestigd. Zij is achtereenvolgens door 31 abdissen bestuurd en werd in 1811 opgeheven. De Abdis voerde het vorstelijk bewind over de d. Ober-Elten en Nieder-Elten, met het onderhoorig gebied. De voogdij over het Stift werd door de Abdis aanvankelijk naar goedvinden verleend. In den loop der tijden werd het nogtans erfelijk. Eerst bezaten haar do Vorsten van Gelder, van wien zij aan Bourgondië kwam, vervolgens aan Clove cn ten laatste aan Pruissen. Nadat in 1802 het grondgebied aan Pruissen, als schadeloosstelling voor aan Frankrijk afgestane landen, was overgegeven, doelde het in het lot der Clovescho landen op don rechter Rijnoever tot aan Napoleon's val in 1813. Toen andermaal aan Pruissen toebedeeld, stond dit rijk in 181(! hot zuidwestelijk deel aan de Nederlanden af, welk oord nu het noordwestelijk gedeelte der Geld. gom. Herwen-en-Aerdt uitmaakt.

Elzen (de), buurt in de N.-Brab. gom. Boekol, in 1840 met 112, in 18G0 met 143 inw.

Elzet, goh. in de Limb. gem. Wittem.

1

Uc buurt met de adellijke huizingc komt voor op de kaarten van Slich-tenhorst, Tirion en anderen. Het laatst vond ik den naam op eene kaart van den loop des llijn's van Lintz tot Arnhem, door Wieheking ten jare 1790 in 10 bladen uitgegeven. Toen ik echter in Aug. 1873 in de geheele streek tussehen Oud-Zevenaar en het Pannerdensche-Veer navraag deed, wist noch een Kath. geestelijke, noch een der andere ingezetenen zich meer te herinneren dal dit oord eens Eist heette. Wanneer men de vraag van den Kijksarehivaris Mr. L. PIi. C. van den BergU in Nijhoff's Bijdragen N. Keeks 5 deel bladz. 51, met de aanteekeningeu van de oorkonde N. 152 in Sloet's Oo'ihondenboek van Gelre en Zutfen, 1 deel bladz. 150, overweegt, zal men deze mcdedceling geen belang ontzeggen. Zij toont aan, dat, wanneer van Elisa in Hameland sprake is, men niet aan Eist in de Betuwe behoeft te denken.

-ocr page 341-

335

Emanuelpolder, polder in de Zeeuwsehe gemeenten Rilland eu Krabbendijke. Zij is in 1805 ingedijkt en ongeveer 95 bnml. groot,

Emelisse, voorna, d. op het Zeeuwsclie oil. Noord-Beveland, door de overstroomingen van 1530 en 1532 te gronde gegaan.

Emer (den), buurt in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 mei 180, in 1860 met 159 imv. Men vindt er het oud-adell. landgoed den Emer.

Emiclaar, of Emmeklaar, heerl. in Utrecht, thans een deel uitmakende der gem. Hoogland, in 1840 met 142 inw.

Emiliapolder, pold. in de N.-Brab. gemeenten Made-en-Drimmelcn en Geertruidenberg, in 1645 bedijkt en 1591 bund, groot.

Emmapolder, nieuw-gewonnen pold. in de Zeeuwsehe gom. Axel, van ongeveer 20 bund, oppervlakte.

Emmeloord, noord. ged. van het eiland Schokland, dat vóór dc omwenteling van 1795 en de verdeeling der Kepubliek in departementen ten jare 1798 tot Holland heeft behoord, even als op nieuw van 1801 tot 1807. In vroegere oorkonden wordt het veelal Emmelwaard genoemd. In 1060 kwam de heerl. Emmeloord aan Amsterdam. In 1G32 telde Emmeloord 47 en in 1840 77 huizen, die in laatstgenoemd jaar door 415 menschen werden bewoond. De R.-Kath. kerk werd nog in 1842 herbouwd, doch in 1859 is Emmeloord, even als Ens, ontvolkt. Er wonen nu nog slechts enkele ambtenaren aan de ruime, tot eene toevluchtsoord bestemde haven.

Emmen, gem. in Drenthe, die zich van hot Sleenerdiep in het westen tot de Pruissischo prov. Hannover uitstrekt. Op de Nederlandsche zijde is zij door de gem. Dalen, Sleen en Odoorn (Drenthe), en Vlagt-wedde (Gron.) bepaald. Do oppervlakte beslaat 28,851 bunders, die nog voor een groot gedeelte onontgonnen liggen, ofschoon de sterk toenemende bevolking krachtig tot verbetering arbeidt. De grond bestaat of uit zand, of uit hoogveen; zoodat landbouw, veenderij en schapenfokkerij de hoofdbronnen der welvaart uitmaken. Emmen had in 1790 1280, in 1811 1547. in 1822 1675, in 1840 2450, in 1800 3817, in 1873 6007 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 4765 Ned.-Herv., 383 Chr.-Gerel'., 2'.) Doopsgez., 4 Rem., 3 Luth., 1335 R.-Kath., 77 Israëlieten en 7 onge-noemden. De gom. bevat de dorpen Emmen, Roswinkel, Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Dordrecht, Erica, (de drie laatsten eerst onlangs gesticht of in ontstaan), de buurten Noord-Barge, Zuid-Barge, Westenesch, Oranje-dorp, Vastenow, Weerdinge, de Maten, Compascuum eu de verlengde Hoogeveensche-Vaart, benevens de geh. Angelslo, don Oever, Wilhelms-oord en Bumaveen. Men telt in deze gemeente niet minder dan 9 hunebedden, t. w. drie in het Emmerveld. aan den ouden weg van Emmen naar Valthe; één nabij het dorp Emmen aan den straatweg naar Odoorn; één op den esch ten noorden van het geh. Westenesch; twee nabij elkander in het Barger-Oosterveld, noordoostwaarts van Angelslo: het negende in de Emmerdennen. Voorts liggen er twee overoude graf-

-ocr page 342-

33 fi

kelders op de Schimmeresch, ten noorden van en nabij liet kerkdorp Emmen.

Het d. Emmen, in 1840 met 562, in 18G0 met 041 imv., ligt aan den straatweg van Groningen naar Coevordeu, ter plaatse waar deze weg zich naar het zuidoosten ombuigt, een kwartier uurs van bet Oranjekanaal. Het was reeds in het begin der 13de eeuw aanwezig, daar men gemeld vindt dat het in 1228 door de Twenthers werd verbrand. Den 14 Augustus 1393, terwijl de Spanjaarden Groningen bezet hielden, begon Graaf Willem Lodewijk van Nassau hier zijn tocht over bet onbegaanbaar geachte moeras, elk ruiter met een takkebos voor zich op het paard. Er zijn 2 kerken, een der Hervormden en een der Chr.-Gcrcf., welke laatste in 1843 is gesticht.

Emrnen, buurt in de Overijsselsche gem. Dalfsen. Zij telde in 1S4Ö met den Masthoek 421, in 1860 407 inw.

Emmer, of Emmeren, geh. in de Geld. gem. Steenderen.

Emmikhoven, buurt in de N.-Brab. gem. Emmikhoven-en-Waard-huizen, in 1840 met 197, in 1860 met 191 inw. Zij is alleen door de Alm van het d. Almkerk gescheiden.

Emmikhoven-en-Waardhuizen, gem. in N.-Brab., tusschen Almkerk, Giessen, Meeuwen en Dussen, 1480 bund, groot, met een vruchtbaren kleigrond, en uit de heerlijkheden Emmikhoven, Waardhuizen en Ganswijk gevormd. In 1822 had zij 920, in 1840 1047, in 1860 1159, in 1873 1230 inw., die meest in landbouw en veeteelt hun bestaan vinden. Men rekende de bevolking in 1870 op 646 Herv., 549 Chr.-Geref., 1 Ev.-Luth., 1 Herst-Luth., 1 Doopsgez., en 15 R.-Kath. De gem. bevat het d. Waardhuizen, benevens de buurten Emmikhoven, Nieuwendijk, Kornsche-Dijk en Vorlaatsche-Dijk.

Emmikhovensche-polder, pold. van 486 bund, in de N.-Brab. gem. Emmikhoven c. a.

Emmikhuizen, geh. in de Utr. gein. Renswonde. Hierbij is de Emtnikhuizerberg, die, afgescheiden van andere hoogten, tot ongeveer 22 meters oprijst, met een uitgedolven geul in het midden voor den Rhijn-spoonveg, over welke geul eene houten brug is geslagen.

Empe, buurt in de Geld. gem. Brummen, aan de Emperbeek, in 1840 met 544, in 1800 met 562, in 1872 met 580 inw.

Empel, d. in de N.-Brab. gem. Empel en-Meerwijk, is met 180 inw. Hot ligt aan den Maasdijk en heeft eene R.-K. kerk. In 814 bestond deze plaats reeds, daar zij in eene oorkonde van dat jaar onder den naam van Empele voorkomt.

Empel-en-Meerwijk, gem. in N.-Brab., door Engelen, 's-Hertogen-bosch en Rosmalen (N.-Brab.), Driel en Hedel (Geld.) bepaald. Zij heeft 1461 bnnd. oppervlakte, en niet dan met uitzondering van enkele zand-

-ocr page 343-

337

gronden, lage kleilanden. De Maas besproeit de noordzijde, de Dieze de westzijde. Landbouw, veeteelt en visseherij zijn er de hoofdbronnen van welvaart. In 1822 had deze gem. 487, in 1840 506, in 1800 58G, in 1873 578 inw. In 1870 berekende men het aantal ll.-Katii. op 579, dat der Hery. op 21. De gem. bevat het d. Empel, het fort Crevecoeur, de geh. Diezekant en het Slot, benevens het zuiderdeel van de buurt Gewande.

Empelsche polder, pold. van 923 bund, in de N.-Brab, gem. Empel.

Emperbeek. beek in de Geld. gein. Brummen, die in den IJssel uitloopt.

Ernst, d. in de Geld. gem. Epe, in 1860 met 1279 inw. Eerst sedert 1804, wanneer er eene Herv. gemeente is gesticht, rekent men Ernst onder de dorpen.

Emsterbroek, pold. van ongeveer 600 bund, in de Geld. gem. Epe.

Endegeest, oud adell. huis in de Z.-Holl. gem. Oegstgeest, fe midden van zeer sehoone dreven.

Engeburen, geh. onder het Friesche d. Grouw (Idaarderadeel).

Engeland, buurt in de Geld. gem. Apeldoorn, in 1840 met 378, in 1860 met 305, in 1872 met 351 inw. Hierbij ligt het bosch Bruggelen of het Engelanderholt. Hier was in de middeleeuwen de eerste en tevens de oudste gerechtsplaats van de Veluwe. Englandi wordt reeds in eene oorkonde van 801 vermeld.

Engeland, geh. in de Geld. gem. Oldebroek, bij de Woldbergen.

Engeland, geh. in de Overijsselsche gem. Gramsbergen.

Engeland, geh. bij Ankum, in de Overijsselsche gem. Dalfsen.

Engelbert, d. in de Gron. gem. Noorddijk, met eene Herv. kerk, die op een heuvel is gebouwd. Men telde er in 1840 193, of met de Roode-Haan 345, in 1860 met genoemde buurt 376 inw.

Engelbrechtsplekje, of Eondenhoek- pold. van 46 bund, in de Z.-Holl. gem. Sliedrecht.

Engelen, gem. in N.-Brab., tusschen Bokhoven, Hedikhuizen, Vlijmen, 's Hertogenbosch en Empel-en-Meerwijk (N.-Brab.), en Hedel (Geld.). In het noorden vloeit de Maas, in het oosten de Dieze. In het zuiden vindt men het Engelermeer en de Bosschesloot. De grond bestaat uit lage kleilanden, die meest tot weiden gebruikt worden. Op 728 bund, bevatte de gem. in 1822 232, in 1840 405, in 1860 428, in 1873 436 inw. In 1870 rekende men het getal E.-Kath. op 481, dat der Herv. op 49, dat der Ev.-Lutb. op 1. Eenige ingezetenen bestaan van de voordeden, die het jagen van schepen op de Dieze opleveren.

Het d. Engelen ligt aan de Dieze. Men vindt er een nipuw, fraai kasteel, eene Herv. en eene B.-Kath. kerk en een nonnenklooster.

22

-ocr page 344-

338

Engelenburg, uitgestrekt landgoed in de Geld. gom. Brummen. Het oude kasteel werd in don Spaansehen oorlog door Graaf Hendrik van den Bergh verbrand.

Engelerschans, vervallen schans, ter plaatse waar de Bossehesloot in de Dieze valt. Zij werd in 1072 door de bezetting dapper tegen Tu-renne verdedigd.

Engelmansplaat, of Engelschmanplaat, zandplaat tusschen de Friesche eilanden Ameland en Schiermonnikoog, die slechts zelden onderloopt. Zelfs blijven bij gewone hooge vloeden eenige plekken droog.

Engelmondsbeek (st.), boek in de N.-IIoll. gera, Velsen, die van de duinen naar het Wijkermeer loopt.

Engelum, of Englum, d. met ecne Ilerv. kerk, in de Friesche gem. Menaldumadeel, in 1S11 met 207, in 1840 met 247, in 1873 met 325 inw.

Engelum, of Englum, buurt in de Gron. gem. Oldehove, in 1840 mot 129 inw. Hier stond tot 1773 het adell. huis Engelumborg, waarop de staatsman Johan Willem Eipperda heeft gewoond, die in de eerste helft der 18de eeuw achtereenvolgens de ambten bekleed heeft van lid der Algemeene Staten, Noderlandsch ambassadeur, koninklijk directeur der Spaansche fabrieken, Spaansch ambassadeur, Superintendant van den Spaansehen koophandel, hertog en eerste minister van Koning Felipe V en eindelijk van bassa in dienst van den Sultan Moelei Abdallah van Marokko.

Engeweer, goh. in de Gron. gem. Middelstum.

Enge-Wormer, drooggem. meer in de N.-lloll. gom. Wormer, in 1624 bedijkt en 179 bund, groot. Vroeger een afzonderlijk baljuwschap, is het sedert 1811 bij de gom. Wormer ingelijfd. De polder is den 0 Febr. 1825 overstroomd, doch vervolgens weder drooggemalen. Hij bevatte in 1811 29, in 1840 69 inw.

Engh (den), heerl. in de Utr. gom. Linsehoton, deel uitmakende van den polder Sehagen-en-den-Engh.

Engh. (den), ridderhofstad in de Utr. gom. Vleuten, het stamhuis der van Engh's, die reeds in de 13de eeuw in do geschiedenis optreden.

Enghuizen. havezathe in de Geld. gom. llummelo c. a., een der schoonsten der Nederlanden, meer dan 1000 bund, groot, met een in 1835 geheel nieuw opgebouwd prachtig hoerenhuis.

Engwier, d. met eene Herv. kerk, in de Friesche gom. Wonseradeel. Het had in 1811 16, in 1840 31, in 1873 32 inw.

Engwierum, d. in de Friesche gem. Oost-Dongcradoel, met een door indijken herhaaldelijk uitgebreid grondgebied. Daarin ligt de door hare sluizen bekende buurt Nieuwe-Zijlen of Dokkumer-Nieuwe-Zijlen. Er

-ocr page 345-

339

is eene in 1746 gebouwde Herv. kerk. Met de onderhoorigheden tolde Engwierum in 1811 334, in 1840 708. in 1873 8C8 inw.

Engwierummer-Nieuwland, pold. van 440 poudematen (102 bund.) in de Friesche gem. Oost-Dongeradeel, in 1752 bedijkt.

Enkhuizen, prov. kiesdistrict in N.-Holl., ter benoeming van leden voor de prov. Staten, bevattende de 19 gem.; Enkhuizen, Urk, Medem-blik. Hoogwoud, Andijk, Wervershoof, Grootebroek, Bovenkarspel, Veen-buizen, Sybekarspel, Mid woud, Twisk, Abbekerk, Opperdoes, Opmeer, Hoogkarspel, Westwoud, Obdam, Hensbroek.

Enkhuizen, tweede kanton van het arr. Hoorn der prov. N.-Holland. bevattende de 8 gem.: Andijk, Bovenkarspel, Enkhuizen, Grootebroek. Hoogkarspel, Urk. Venhuizen. AVervershoof.

Enkhuizen, kerkelijke ring in N.-Holl. der klasse Hoorn van de Herv. Kerk, bevattende de 8 gem.; Enkhuizen. Bovenkerk-en-Broeker-baven, Grootebroek, Hoogkarspel, Lutjebroek, Urk, Venhuizen, West-woud-en-Binnenwijzend. De ring heeft 10 kerken en 11 predikanten.

Enkhuizen, klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende de 4 gom.: Andijk, Enkhuizen, Medemblik-en-Opperdoes, Urk.

Enkhuizon, gem. in N.-Holl., in het noorden, oosten en zuiden dooide Zuiderzee bespoeld eu in het westen bepaald door Bovenkarspel en Andijk, met eene oppervlakte van 1208 bund., door kleigronden gevormd.

In 1514 had Enkhuizen 720 huizen, die in 1632 tot 4130 waren toegenomen. Sedert echter nam het aantal woningen sterk af tot op den tijd van Koning Willem 11. In 1732 telde men er 2605, in 1840 1020, in ISüO weder 1415.

In 1515 waren te Enkhuizen 2300 eouununicanton, hetgeen eene bevolking van ongeveer 4500 inw. doet vooronderstellen. Eene eeuw later was het cijfer der bev, waarschijnlijk tot ruim 30,000, zoo niet tot 40,000 gestegen. In 't midden der 18de eeuw rekende men er nog 10,000 of 11,000 inw. In 1796 beliep het cijfer dor bevolking nog slechts 6803, in 1811 5733, in 1815 omstreeks 5200, in 1823 5108, in 1830 5388, in 1S40 slechts 4988. In 1850 was het weder 5137, in 1870 5426, in 1873 5420. Bij de volkstelling van 1860 vond men 413S Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 1 Kem., 69 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 63 Doopsgez., 85 Herst.-Luth., 1 Ev.-Luth., 722 lï.-Kath., 103 Oud-Roomschen, 32 Ned.-Isr., 6 Port. Isr. en 2 ongenoemden.

De gom. bevat de stad Enkhuizeu, een deel van het d. Oosterdijk, de buurt Westeindc, bet oostelijk deel van hot drooggemaakte meer de Oude-Gouw en den vuurtoren aan den Gelderschen-Hoek.

De stad Enkhuizen ligt op don oostelijksten uithoek van West-Friesland, aan twee zijden (het oosten en zuiden) door de Zuiderzee bespoeld en aan het einde van de dusgenoomde Streek, naar welke ligging zij niet onwaarschijnlijk haar naam draagt, die van eind en huizen schijnt te komen.

Binnen de stad telde men in 1840 4673, in 1860 4791 inw.

22*

-ocr page 346-

340

Enkhnlzen, waarvan het eerst in 1248 melding wordt gemaakt, was toen een dorp, gescheiden van het aanpalende Gommerskerspel, waarmede het in 1355 tot één stad werd verheven. De kerk van Enkhuizen stond tot 1423 buitendijks, toen zij, na verkregen verlof van Jan van Beijeren, binnenwaarts is geplaatst. Onder het Bourgondisch Huis deed de uitbreiding des handels Enkhuizen zeer in aanzien toenemen, maar vooral zette de stad zich uit, nadat zij den standaard der vrijheid togen Spanje had opgestoken. Toen strekte haar handel zich uit tot Oost en West, en het getal van hare haringbuizen steeg tot vier- of vijfhonderd. Het ontstaan van het Enkhuizerzand en de verplaatsing des koophandels naar Amsterdam deden de stad kwijnen, die nogtans weer tot hoogeren bloei kan geraken, indien zij een der eindpunten wordt van een toekomstig spoorwegnet in Noord-IIolland.

In 1297 werd Enkhuizen op last van Jan van Avesnes, door Nikolaas van Putten en Jan van Arkel, te scheep herwaarts gekomen, in brand gestoken, tot straf voor de deelneming aan een opstand tegen het Hollandsch gezag. In 1309 verbrandden de Friezen er 43 huizen. In 1425 waagden die van Grootebroek en naburige dorpen een aanslag op de stad, die echter door den moed der ingezetenen werd afgeslagen. Het jaar 142G was voor Enkhuizen vooral treurig: door de Kennemers voor Vrouwe Jacoba ingenomen, werd het door Bourgondische krijgslieden weder op de Kabeljaauwsche zijde gebracht, doch als wraak daarvoor drongen Hoeksche zeeschuimers de stad binnen, lichtten ongeveer honderd burgers op en deden deze vervolgens onthoofden. ïen jare 1512 werd Enkhuizen door een hevigen brand, en in 1514 door den st.-Hieronimusvloed zwaar geteisterd. Den 25 Juni 1537 kwamen Geldersche oorlogschepen voor de stad, maar de Enkhuizers deden dezen vijand met verlies wijken. De verrassing van Brielle door de Watergeuzen boezemde den Enkhuizers het verlangen in, de Spaansche kluisters te verbreken, hetgeen zij den 21 Mei 1572 volvoerden. De stad weerstreefde in October 1587 den Hertog van Leicester, toen hij zich van haar wilde verzekeren; doch in Juni 1653, Maart 1787 en Januari 1795 wist zij de uitbarsting van booze hartstochten niet te breidelen, zoodat oproer en vervolging aan rustige burgers groote verliezen toebrachten. Van 21 September tot 11 October 1799 moest Enkhuizen aan de Engelschen ingeruimd worden. Den 20 Juli 1816 werd door een hevigen brand het Hospitaal voor de Marine (het oude Oost-Indische Huis) geheel vernield.

Hot schoonste gebouw is het Stadhuis, dat in 1G88 voltooid, met verschillend prachtig schilderwerk, waaronder tafereolen van Romein de Hooge, prijkt. Andere belangrijke gebouwen zijn de toren Dromedaris, met een der welluidendste klokkespelen van Nederland, en het voormalige Atlmira-liteits- of Prinsenhof.

Er zijn 8 kerken; als twee der Hervormden, een der Luthersehen, een der Doopsgez., een der Christ.-Geref., een der R.-Kath., een der Oud-Roomschen en een der Israëlieten. De beide kerken der Hervormden, de Wester- en de Znidorkerk, munten door bouworde uit: de laatstgenoemde heeft een ongeveer 67 meter hoogen toren.

-ocr page 347-

341

Enkhuizen heeft cene gemeentelijke hoogere burgerschool met driejarigen cursus.

Enkhuizen, dat in de 17de eeuw bij een uitgestrekten koophandel honderden buizen ter haringvangst uitzond, 63 zoutkeeten, 58 bokkinghangen, 16 lijnbanen, 5 schuitenmakerijen, 14 molens, een kalkoven en vele andere inrichtingen van volksvlijt telde, hoeft thans weinig of geene bui-tenlandsche vaart meer; het is cene zeldzaamheid, wanneer eene vreemde vlag te Enkhuizen wordt gezien. Winkelnering en markten van landbouwproducten geven velen het noodige. Anderen bestaan van visscherij, ambachten en eenige kleine fabrieken, t. w. een scheepstimmerwerf, een lijnbaan, een zoutziederij, een vernis- en standoliefabriek, een gasfabriek en eenige molens. Voor de volksnijverheid heeft het in 1779 opgerichte genootschap Oeconomia Encharcma zich zeer verdienstelijk gemaakt.

Enkhuizerzand, zandbank in de Zuiderzee, van ruim 4 uren lengte en li tot 2 uren breedte. Er staat daarop bij gewoon laag getij 6 tot 25 palm water. De bank bestaat uit hard zand.

Ennemaborg, uitgestrekt landgoed te Midwolde, in de Gron. gem. Zuidbroek.

jEqs, zuidelijk ged. van het Overijsselsche eil. Schokland, Het deelde zich vroeger in twee deelen: de Molenbuurt en de Zuidbuurt, bij welke laatste, op een afgezonderde plek, de Herv. kerk werd gevonden. In 1840 had Ens 240 inw. Het is gelijktijdig met Emmeloord ontvolkt.

Enschede, hoofdkiesdistr. voor het afvaardigen van leden voor de Prov. Staten van Overijssel, bevattende de 7 gem.: Enschede, Lonneker, Haaksbergen, Diepenheim, Delden (stad). Delden (ambt), Hengelo.

Enschede, derde kanton van het Overijsselsche arrondissement Almelo, bevattende de 3 gem.: Enschede, Haaksbergen, Lonneker.

Enschede, kerk. ring van de klasse Deventer der Herv. Kerk, bevattende de 9 gem.: Enschede, Delden, Diepenheim, Goor, Haaksbergen, Hengelo, Losser, Oldenzaal, Usselo. Er zijn 10 kerken, daar de gem. Haaksbergen ook eenc kerk te Buurse heeft.

Enschede 11, gem. in Overijssel, naar alle zijden door de gem. Lonneker omsloten. Zij bestaat uit de stad Enschede, van wier buitenbuurten reeds eenigen zich binnen Lonneker uitstrekken. Ofschoon de zandige grond vlak is, ligt zij vrij hoog, namelijk 42 a 43 meter boven A.P.

De stad, die waarschijnlijk haar oorsprong aan hare ligging aan den esch ontleend, dus An Esche, wordt het eerst in eene oorkonde van 1118 genoemd. Bisschop Jan van Diest verleende der plaats in 1325 stadsrechten, waartegen echter Graaf Willem van Solms, te Ottenstein, als bewerende Heer van Enschede te zijn, zich nadrukkelijk verzette. Daarom

1

Het is cene algemeene dwaling om Enschedé te schrijven. Die ' behoort evenmin aan de e als de nadruk aan de derde lettergreep. De nadruk valt op Eu.

-ocr page 348-

342

bracht Bisschop Jan do Solmscho aanspraken in 1331 door opoffering van eene geldsom aan het Sticht. In 1465 werd Enschede met een houten staketsel omgeven, zijnde het vroeger alleen door een burg beschermd. Van den Spaanschen of reeds van vroegercn tijd tot 1862 was de stad door eene smalle gracht omringd, die door den brand van 7 Mei is gedempt. Zij had tot dien tijd 2 poorten: de Veld- en de Eschpoort. Binnen hare wallen was zij toen slechts 12 bund, groot.

Enschede werd den 18 October 1547 door de Spanjaarden aan Prins Maurits overgegeven. In September 1665 veroverden het de Münstcr-schen, die hot daarop geheel uitplunderden. Den 2 Juni 1672 viel het andermaal in de Miinstersche macht. Den 20 Mei 1750 verbrandden er 70 huizen, en den 7 Mei 1862 de geheele stad, met 362 gebouwen daarbinnen, 429 in de buitenwijken en eenigen in de gemeente Lonneker. Slechts 141 huizen in de voorsteden bleven gespaard.

Sedert is Enschede weder opgebouwd en nog merkelijk uitgebreid, zoodat van de 53 bund., die de gemeente groot is, op weinige perceelen na, alles met huizen en tuinen is bedekt.

Het vernieuwde Enschede is veel fraaier dan het oude ooit is geweest. Doch met uitzondering dat de oude vestgracht is gedempt, hebben de straten genoegzaam dezelfde richting als vroeger. Alleen zijn eenige uitspringende hoeken weggenomen. Vele huizen getuigen van bloei, bijna allen van toenemende welvaart. De fraaiste deelen der stad zijn aan de Markt en de Langestraat, verder aan de Oldenzaalschc straat, do Ilengelosche straat en de Gronauscho straat. De buurten de Krim, Sebastopol en Mexico bevatten reeksen arbeiderswoningen. Een prachtig, nieuw wandelperk is eene erfenis der stad van een verdienstelijk burger, den fabriekant van Heek, die daartoe de erve Goolkate naliet.

Enschede telde in 1796 met de Eschmarke 3418, en in 1811 4077 inw. Nadat de Eschmarke daarvan in het laatst van 1815 was gescheiden en met Lonneker vereonigd, werd de bevolking met nagenoeg 1800 zielen verminderd. Zij telde in 1822 dien ten gevolge, ofschoon vrij wat vooruitgegaan, 2716 zielen, in 1828 2891, in 1840 3721, in 1850 3778, in 1860 4466, in 1870 5084, in 1873 5276. Men onderscheidde hen in laatstgenoemd jaar in 3044 Ned.-Herv,, 1 Waalsch-Herv., 45 Ev.-Luth., 115 Doopsgez., 9 Rem., 32 Chr.-Geref., 1647 R.-Kath., 1 Oud-Roomsche, 331 Isr. en 51 ongenoemden.

Enschede is eene belangrijke fabriekplaats, doch dit eerst sedert de laatste honderd vijf en twintig jaren geworden. Vóór dien tijd bestond de burgerij schier uitsluitend van den landbouw, van winkelnering en den doorvoor naar Miinstor. Omstreeks het midden der 18de eeuw ondernamen twee poorters. Herman en Jan van Lochem, het vervaardigen van bombazijnen, met het gunstige gevolg, dat reeds ten tijde van het koninkrijk Holland het weven van gekeperde en ongekeperde bombazijnen, van diemet, katoen, baai en kalamink, een hoofdbedrijf der ingezetenen uitmaakte. Maar eene grooto uitbreiding ontving dit fabriekwezen na de afscheiding van België van de Nederlanden, inzonderheid nadat in 1836 de Enschedesche katoenspinnerij was opgericht. Bij den aanvang van 1873 waren to Enschede en in de

-ocr page 349-

343

voorsteden onder Lonneker in werking: 10 stoom-katoenspinnerijen, met 60,300 spindels, en 13 stoomweverijen met 3223 looms. Voor de spinnerijen werden gedurende 1S72 gebezigd 1,985,155 kilo ruw katoen, en 587,220 kilo afval. Zij leverden op 1,991,533 kilo garen, ter waarde van ƒ 2,292,389.30. Voor de weverijen werden verkocht 3,570,992 kilo garen, waarvan 1,564,604 kilo uit don vreemde werd ontvangen. Tot het in werking brengen der genoemde en andere fabrieken bezigde men 26 stoomwerktuigen, te zamen van 882 paardenkracht. Ten dienste daarvan zijn in 1872 aangevoerd 19,607,998 kilo steenkool.

Enschede is sints den 1 Juli 18G3 met het spoorwegnet verbonden, toen de spoorweg naar Hengelo werd geopend. De lijn naar Glanerbeek werd ontsloten den 1 Januari 1868. Eene spoorwegverbinding met Minister zal eerlang tot stand komen.

De hoofdgebouwen van Enschede bestaan in de kerken, het stadhuis, de industrieschool, het weeshuis, eene in 1S68 gestichte liefdadige inrichting van R.-Kath. en eenige fabriekinrichtingen. Een oude-mannen-huis staat, even als het Stationsgebouw, op Lonnekerschen grond.

Van de 4 kerken verrijzen de Ilerv. en de E.-Kath. kerk, beiden groote, schoone gebouwen, aan de Markt. De Doopsgez. kerk en de synagoge zijn aan de Achterstraat gebouwd. Ofschoon do Horv. kerk bij den ramp van 1862 van binnen geheel is uitgebrand, bleef de romp met den zwaren toren gespaard, daar beiden van Bentheimer steenblokken zijn opgetrokken.

Enschot, d. met eene E.-Kath. kerk in do N.-Brab. gem. Berkel-Enschot-en-Henkelum, in 1840 met 351, in 1860 met 388 inw. In 1186 werd de abdij van Tongerlo in liet patronaatschap der kerk bevestigd. In de desbetreffende oorkonde komt het d. onder don naam van En-doschot voor.

Enspik, of Enspijk, d. in de Gold. gom. Deil, aan den Lingedijk. Er is eene fraaie Herv. kerk, doch het adell. Huis te Enspijk werd in 1828 afgebroken. Het d. had in 1840 247, in 1860 283, in 1872 256 inw.

Enter, d. in de Overijssolseho gom. Wierden, aan do Regge, met 1213 inw. in den jare 1860. Hot had toen met Entorbroek te zamen 231 inw. meer dan twintig jaren vroeger. De Horv. kerk is eene stichting van 1707, do R.-Kath. van 1819. Do kapel, die er vóór do Hervorming stond, is door de Spanjaarden in don tachtigjarigen oorlog verwoest. In de nabuurschap vindt men de havezathe Kattolaar. De meeste inwoners zijn landbouwers, doch er wonen ook vele schippers, eenige klompenmakers en wevers. Enter wordt reeds vermeld in 118 8.

Enterbroek, buurt in de Overijsselsche gom. AVicrden, in 1860 met 973 inw.

Enum, of Eeuum, buurt in de Gron. gem. 't Zandt.

Enumatil, d. in de Gron. gemeenten de Leek en Zuidhorn, aan de trekvaart van Groningen naar Stroobos, in 1840 met 183, in 18C0 met 310 inw. In den Spaanschen oorlog lag hier eene schans, -die don 10 Maart 1588 door Hopman Gerrit Schaay met hulp cenor krijgslist

-ocr page 350-

344

werd bemachtigd. Tot 1838 eene buurt, is er toen eene Herv. kerk gebouwd, die den 8 October van dat jaar is ingewijd.

Enzelens, geh. in de Gron. gem. Loppersum.

Epe, gem. in Gelderland, tusschen Heerde, Oldebroek, Doornspijk, Ermelo, Apeldoorn en Voorst (Geld.) en Olst (Overijssel). Zij beslaat 15,648 bund., bijna alles diluvisch zand, met uitzondering van het uiterste oostelijk deel langs den IJssel, waar klei ligt. Ook vindt men in het midden eene kleine uitgestrektheid afgegraven hoog veen. In 1811 had deze gem. (toen zij in de mairicn Epe cn Vaassen was gesmaldeeld) 3921, in 1822 4205, in 1840 6056, in 1873 7615 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 6420 Ned.-Herv., 86 Chr.-Geret'., 12 Doopsgez., 1 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 1 Rem., 1081 K.-Kath. en 13 Israëlieten. Zij vinden hun bestaan in landbouw, die vooral in het oostelijk, door verschillende wateringen doorsneden gedeelte met voordeel wordt gedreven, want in het westen der gem. liggen nog ruim 7350 bund, woeste grond. Vooris drijven zij veefokkerij en houtteelt, en hebben 20 papierfabrieken, 18 klompenmakerijen, 1 olieslagerij, 1 ververij en 12 korenmolens. De gem. bevat de dorpen Epe, Emst, Vaassen en Oene, de buurten Loohuizen, Tongeren, Wessel, Gortel, Schaveren, Achterenk, Norel, Vemde, Dijkhuizen, Over-de-Grift, Loobrink, Westendorp, Laarstraat en Zuuk (onder Epe), Hegge, Vaassensche-Broek, Niersen, ITilenberg, Oosterhof, Hongc-straat en Westerenk (onder Vaassen), Horsthoek, Dijkerrot, Boshoek en Oost-Oene (onder Oene).

Het d. Epe telde in 1840 ö7ö, in 18B0 730 inw. In 1872 was het met de daaronder behoorende buurtschappen, benevens het d. Emst, door 4488 zielen bevolkt. Men heeft te Epe 3 kerken, waarvan de oude parochiekerk den Hervormden behoort. De R.-Kath. kerk is in 1847 gebouwd.

Spon, d. met eene K.-Kath. kerk in de Limb. gem. Wittem, in 1860 met 209 inw. Het is eene zeer oude plaats, die oudtijds ook Apina, Apinc, Epene, enz. wordt genoemd. Keizer Hendrik III gaf in 1040 eene landhoeve te Epen aan zijne bloedverwante Irmengardis. In 1289 werd Epen door Hertog Jan I van Brabant aan zijn getrouwen ridder Arnold van Jule-mont tot een erfleen geschonken en daarop met de heerl. Wittem vereenigd.

Eperbroek, buurt in de Geld. gem. Epe.

Eperheide, buurt in de Limb. gem. Wittem, in 1840 met 116, in 1860 met 133 inw.

Eppenhuizen, of Eppiugehuizeu, d. in de Gron. gem. Kantens. Het heeft eene Herv. kerk. De bevolking beliep in 1840 160, in 1860 182 zielen.

Eppenzolder, b. in dc Overijsselsche gem. Haaksbergen, in 1840 met 489 inw.

Epse, buurt in de Geld. gem. Gorssol, in 1840 mot 567, in 1860 mot

-ocr page 351-

345

ófio, in 1872 mot 5!)!) inw. Nabij deze buurt werd in December 1799 een bever in den IJssel gevangen.

Erfkamerlingschap, streek tussehen twee oude Rijn-armen in de Geld. gem. Herwen-en-Aerdt. Aan het zuideinde ligt het geh. Houberg, in 1840 door 13, in 1800 door 15 inw. bewoond.

Erfprins, groot en belangrijk fort in de N.-Holl. gem. den Helder, op de noordwestelijkste punt van ;t vasteland van Holland. Het heeft dc gedaante van een vijfhoek, werd door het Fransche gouvernement in 1811 en 1812 aangelegd, en inzonderheid door Spaansehe krijgsgevangenen opgeworpen. Tot de lente van 1814 droeg het den naam van la Salie.

Erica, nieuw d. in de Dreuthsehe gem. Emmen, nabij een vervallen schans aangelegd. Het bevat do K.-Kath. kerk der parochie Nieuw-Amsterdam.

Erlchem d. met cene Herv. kerk, aan de Linge, in dc Geld. gem. Buren. Het had in 1840 438, in I860 401, in 1872 450 inw.

Erkens, of Arkens, geh. in de Friesche gem. ïranekev.

Erlecom, buurt in de Geld. gem. Ubbergen. Zij telde in 1840 202, in 1860 176, in 1872 294 inw. Het huis der Heeren van Erlecom is door de Waal vernield.

Erm, b. in de Drenthsehe gem. Sleen, in 1811 met 302, in 1840 met 100, in 1860 met 542 inw.

Ermelo, gem. in Geld., die deels door de Zuiderzee wordt bespoeld, deels bepaald door Harderwijk, Doornspijk, Epe, Apeldoorn, Barneveld en Putten. Met uitzondering van eenig kustland, bestaat de grond — in het geheel 20,915 bund. — uit diluvisch zand, dat zich naar het zuiden en oosten tot heuvelen verheft. Door het midden vloeit de Leuvenumsche beek. In 1811 had deze gem., die toen de mairiën Ermelo en Nunspeet vormde, 2070, in 1822 3027, in 1840 4234, in I860 4923, in 1873 5070 inw. De bevolking was in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 5014 Ned.-Herv., IS Chr.-Geref,, 9 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 2 Doopsgez., 10 B.-Kath., 13 Isr. en I ongenoemde. Ofschoon de gem. nog 11,076 bund, woesten grond bevat, maken landbouw, schapenfokkerij en houtteelt er de hoofdbronnen van welvaart uit. Voorts heeft men er eene steenbakkerij, 4 wagenmakerijen, 2 leerlooierijen, 5 molens en 2 klompenmakerijen. Dc gem. bevat de 3 dorpen: Ermelo, Nunspeet en Elspeet, de buurten Horst, Telgt, Veldwijk, Spenlde, Staverden, Leuvenum, Hulshorst, Westeinde, Oosteinde en Vierhouten, benevens de geh. Tonsel, Drie, Houtdorp en Hophuizen.

Het d. Ermelo, in 1840 met 276, in 1860 met 341, in 1872 met 436 inw., ligt aan den straatweg van Nijkerk naar Harderwijk. Het wordt in cene oorkonde van 858 Irmenlo genoemd. Er zijn 2 Herv. kerken, dc

-ocr page 352-

346

oude parochiekerk en eens in 1840 gestichte zendingskerk. Bij de laatste behooren verschillende scholen en inrichtingen. Sedert 185C zijn uit deze gem. geordende zendboden vertrokken naar Java, Soematra cn ïalaoe, naar Egypte en andere Afrikaansche landen.

ErDSthGODl, geh. in de Gron. gem. Winsum.

Erp, gem. in N.-Brab., tusschen Udon, Boekel, Gemert, Bcek-en-üonk, Lieshout en Veghel, 35G0 bund, groot. Behalve cenige oeverlanden aan de Aa, die met klei zijn overdekt, bestaat de grond uit diluvisch zand. In 1S23 had deze gem. 1913, in 1S40 2228, in 1860 2127, in 1873 2157 inw. In 1870 berekende men het getal R.-Kath. op 2103, der Herv. op 39, der Bv.-Luth. op 2, der Isr. op 8. Do landbouw en aanverwante vakken maken er de middelen van bestaan uit. Men heeft er ook brouwerijen en cenige andere kleine fabrieken. De gem. bevat de beide d. Erp en Boer-donk, de buurten Keidonk, Dijk, Oudeveld, Looieind, Veluwe, Hoek, Hurkske, Laan en Dieperskant, benevens de geh. Bolst, Morschoef en Heuvelberg.

Het d. Erp, aan de Aa, telde in 1840 529, in 18CO 528 inw. Het bevat eene R.-Kath. en eene in 1857 gebouwde Herv. kerk. Men vermoedt dat Erthepc in Tessandria, waarvan eene oorkonde van 1134 spreekt, hetzelfde dorp is dat thans Erp wordt genoemd. Het raadhuis is uit den verkoop van gemeentegronden gesticht.

Erpenstraat, of Arperstraat, geh. in do N.-Brab. gem. Westerhoven.

Ertveld (het), pold. van HO bund, in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch.

Esbeek, buurt in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek, in 1840 met 370, in 18C0 met 423 inw.

Esch, gem. in N.-Brab. tusschen de gemeenten Vueht, Boxtel en Haaien, hebbende 441 bund, uitgestrektheid, zoo zand- als kleigronden. In 1822 had zij 339, in 1840 473, in 1860 440, in 1873 481 inw. Al de inw. belijden den R.-Kath. godsdienst, en de moesten vinden hun bestaan in den landbouw. De gem. bevat het d. Esch, de b. Overeind en de geh. Kraaijenhoek, Schutsboom en Heikant.

Plet d. Esch, aan de Run en Beerze, telde in 1840 245, in 1860 354 inw. Er is eene R.-Kath. kerk en een reeds in 1191 gesticht gasthuis voor oude mannen.

Escharen, gem. in N.-Brab., die naar het noorden door de Geld. gem. Over-Asselt is bepaald, doch overigens door de N.-Brab. gemeenten Grave, Velp, Beek, Zeeland, Mill-en-st.-Huhert en Gassel wordt ingesloten. Met uitzondering van eenige gronden aan de Maas en de beek de Raam is al het land — in het geheel 2014 bund. — diluvisch zand. In 1822 had deze gem. 734, in 1840 790, in 1878 953 inw. De ingezetenen bestaan allen uit R.-Kath., en wat hun bedrijf betreft, uit akkerlieden. Behalve de d. Escharen en Langenboom, vindt men er de b.

-ocr page 353-

347

Lage-Heide en Lago-Peel, benevens de geh. Bolt, Vaalhoek, Heihoek en Zandvoort.

Het d. Eseharen heeft eene K.-Kath. kerk en telde binnen de dorpskom in 1860 133 inw.

Esohede, havezathe in de Geld. ^em. Gorssel, waavschijnlijk liet As-cete, dat in 1046 door Keizer Hendrik III aan Bisschop Bernulf van Utrecht werd geschonken.

Eschede, of Esscbede, havezathe in de Overijsselsche gem. Tub-bergen, in den Spaanschen tijd nog in het bezit der Esehede's.

Eschrnarke, of Eschmarkt, buurt in de Overijsselsche gem. Lon-neker, vroeger tot Enschede behoord hebbende, doch in 1815 daarvan afgescheiden. Zij telde in 1811 1816, in 1840 2955, in 1860 3701 inw.

Eschoton, buurt in de Geld. gem. Ede, nabij Otterloo, in 1840 met 93 inw.

Esdonk, of Eschdonk, buurt met eene kapel in de N.-Biab. gein. Gcmert, in 1840 met 104, in 1860 met 119 inw.

Eslemaburen, geh. onder het Friesche d. Achlum (gem. Eranekeradeel).

Esp, geh. in de N.-Brab. gem. Bakel, e. a.

Esp, geh. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel.

Espelo, b. in de Overijsselsche gem. Holten, in 1840 met 330, in 1S60 met 362 inw.

Esscben, of ten Easchen, b. in de Limb. gem. Voerendaal, in 1840 met 163, in 1860 met 189 inw.

Esscberbrugge, brug bij Coevorden, in don weg naar de buurt Esscherbrugge, in het graafschap Bentheim (Pruissen).

Esse-en-Gansdorp, pold. van 649 bund, in de Z.-Holl. gem. Nieu-werkerk-op-den-IJssel.

Esselijkerwoude-en-Heer-Jacobswoude, heerl. in Z.-Holland, lt;lie de gem. Woubrugge omvat, en wier Heeren met Jacob van der Woude, een leenman van Graaf Floris V, in de geschiedenis optreden.

Essen, b. in de Geld. gem. Barneveld, onder Garderen, in 1840 met 155, in 1860 met 152, in 1872 met 154 inw.

Essen, geh. in de Overijsselsche gem. Diepenveen.

Essen, b. in de Gron. gem. Haren, in 1840 met 94 inw. In 1316 werd er een Bernardijner abdij en Cisterciënser nonnenklooster- gesticht. Dit convent bleef tot in 1594 in wezen.

-ocr page 354-

348

Essenburg, oud adell. landgoed in de Geld. gemeenten Ermelo en Harderwijk, met een fraai kasteel en prachtige dreven.

Essop (de), boseh van 350 bund, in de Geld. gem. Bheden, met de merkwaardige hoogten de Offerberg en de Afgodsberg.

Est, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gem. Est-on Op-IJnen, in I860 met 384, in 3 872 met 403 inw. Het Huif, te Est is in 1796 gesloopt. De Heeren van Est waren uit de geslachten van Est, Tuil, Vijgb, Bloemendaal, Lawick en anderen.

Estel, geh. in de N.-Brab, gem. Loon-op-Zand.

Est-en-Op-IJnen, gem. in Geld., uit de heerl. Est en Op-IJnen saamgesteld. Zij wordt ingesloten door de gemeenten Waardenburg, Gel-dermalsen, Wadenoijen, Op-Hemert, Varik en Hnrwcnen, beslaat 718 bund, en heeft een vruchtbaren, door de Waal bespoelden kleibodem. In 1823 had deze gem. 673, in 1840 921, in 1860 937, in 1873 979 inw., die zich in laatstgenoemd jaar onderscheidden in 969 Hcrv. en 10 R.-Kath. De vruchtbare gronden geven rijke oogsten van granen, koolzaad en andere veldvruchten, weshalve de landbouw het hoofdbedrijf der ingezetenen uitmaakt.

Esveld, b. in de Geld. gem. Barneveld, in 1840 met 470, in 1860 met 542, in 1872 met 563 inw.

Esveldsche-Beek, beek op de Veluwe, in Geld., die bij Stroe ontspringt, naar de Zandwetering vloeit en daarmede een der bronnen van de Eem vormt.

Etenaken, b. in de Limb. gem. Wijlre, in 1860 met 304 inw.

Etersheim, d. met eene Herv. kerk, aan dc Zuiderzee, in de gem. Oostliuizen, in 1840 met 45 inw. Met Zuid-Schardam vormde het vroeger eene afzonderlijke gemeente, die in 1822 81 en in 1840 129 inw. telde, doch den 1 Januari 1848 bij Oosthuizen is ingelijfd.

Etersheimer-Braak. pold. van 69 bund, in de N.-Holl. gem. Oosthuizen. ,

Etsberg, b. in de Limb. gem. Vlodrop, in 1860 met 116 inw.

Etten, fraai d. in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, aan den weg van Breda naar Eosendaal, in 1840 met 975, in 1860 met 878 inw. De beide kerken, der R.-Kath. en der Herv., zijn aanzienlijke gebouwen. Dc plaats is zeer oud, en was, naar men meent, ten tijde der Franken een hunner maalsteden of vergaderplaatsen. Do kerk te Etten werd den 9 Juni 1261 door Hilswindis van Strijen aan de Abdij van Thorn geschonken. Het kasteel te Etten, Iloute geheeten, stond tot 1815. Walter van den Houte bezegelde, als leenman van den Heer van Breda, den 6 December 1298, eene oorkonde. Een station van den spoorweg Antwerpen—Rotterdam ligt aan de noord-oostzijde van het d.

-ocr page 355-

349

Etten, d. mot eeue li.-Kath. cn cene Horv. kerk in de Geld. geni. Gendringen, op korten afstand van het steedje ter Borgh, tussehen welke beide plaatsen de rivier de Oude-IJssol stroomt. Etten had in 1860 in de kom 240, doch met ülft, Pol, Oer, IJsselhunten, Warm, Ziek en Ravelder, in 1872 1796 inw.

Etten-en-Leur, gem. in N -Brab.. bepaald door Zevenbergen, Ter-heyden, Princenhage, Rijsbergen, Ruephen en Uoeven-en-st.-Maartenspoldev. Zij is 6023 bund, groot, bestaande hot noordelijk deel, langs de Merk, uit kleigronden, het zuiderdeel uit diluviseh zand. In 1822 had deze gem. 4483, in 1840 5548, in 1860 5635, in 1873 5002 inw. Ten jare 1870 onderscheidde men de bevolking in 5346 E.-Kath., 335 Herv. en 4 Ev.-Luth. De landbouw is hun hoofdbedrijf. Er zijn echter ook verschillende fabrieken, t. w. 5 bierbrouwerijen, 14 leerlooierijen, 8 sigaren- en tabaksfabrieken, 1 olieslagerij, 3 steen- en 2 pannenbakkerijen, 1 beetwortel-suikerfabriek, 1 zoutziederij, 1 zeepziederij en 2 touwslagerijen.

De gem. bevat de d. Etten en Leur, de buurten Moleneind, Klappeu-berg, Hil, Vaartkant, Baai, Neerstraat, Bremberg, Attelaken, Haansberg. Donk en Heul, benevens het wester deel van het d. st.-Willobrord.

Etzenrade, of Etzenratb, b. in de Limb. gem. Jabeek, in 1840 met !)9, in 1860 met 94 inw.

Eugeniaansche-Grift, of Possa-Eugeniana, ontworpen, doch niet voltooid kanaal tussehen Venlo en Rheinberg. De Markies Ambrosius Spinola had voor deze vaart bet plan gemaakt, met het oogmerk om de Belgische Nederlanden een watering uit de Maas naar den Rijn te openen. Do arbeid begon den 23 September 1626, doch moest gestaakt worden, nadat de Nederlanders zich van Wesel, en vervolgens van Rheinberg en Venlo meester gemaakt hadden. Ook ontbrak daartoe het geld, vooral wijl de Spanjaarden ter bedekking der arbeiders eene belangrijke troepenmacht noodig hadden, wier hoofdkwartier doorgaans te Issum was.

Eule, of Oele, b. in de Overijsselsche gem. Hengelo. Zij had in 1840 448, in 1860 444 inw.

Eursing, of Eursinge-Boilen, b. in de Drenthsche gem. Beilen, in 1840 met 162, in 1860 met 133 inw.

Eursing, of Eursinge-Bork, geh. in de Drenthsche gem. Westerhork, in 1840 met 63, in 1860 met 80 inw.

Eursingö, of Eersingo, noord-westelijke wijk van het Drenthsche d. Havelte.

Euvelgunne, b. op beide oevers van hot Schuitendiep in de Gron. gemeenten Noorddijk en Haren, in 1840 met 314, in 1860 met 273 inw. In de middeleeuwen stond hier het kasteel der Groenenbergen, hetwelk in 1251, kort nadat het weder was opgebouwd, door de vereenigde Hunsegoërs en Fivelgoërs is gesloopt.

-ocr page 356-

350

Euvelwegen, S15'1- 'n N.-Brab. gem. Hoeze.

Euvenheim, of Euverem, b. in de Limb. gem. Gulpen, in 1S40 met 123 inw.

Evenbeld, geb. onder Tijemaan, in de Overijsselsche gem. Kaalte.

Everdinapolder, pold. van 9U l)und. in do Z.-Holl. gem. SommelsdljU.

Everdingen, gem. in Z.-Holi , bepaald door Hagestcin, Vianen, Hei-en-Boeicop en Schoonrewoerd (Z.-Holl.), Cnlemborg (Geld.) en Tnll-on-'t Waal (Utrecht). Met uitzondering van bet uiterste zuid-oosterdeel, waar veen ligt, bestaat de bodem — in het geheel 1093 bund. — uit klei. Langs het noorden vloeit de Lek. In 1823 had deze gem. 939, in 1840 1004, in 1873 1029 inw. Bij de volkstelling van 1800 vond men er 709 Herv., 4 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.) en 304 K.-Kath. Landbouw en veeteelt zijn de hoofdbronnen van hun bestaan. Behalve het d. Everdin-gen, bevat de gem. het d. Zijderveld en de b. Tienhoven.

Het d. Everdingen, aan den Zuider-Lekdijk, telde in 1840 403, in 1860 :J8(i inw. Het heeft 2 kerken, waarvan een den Herv., één den 1{.-Kath. behoort. De kasteelen Everdingen en Everstein, die hier vroeger verrezen, zijn gesloopt. Ofschoon Everdingen ouder de eerste Graven een Hollandsch leen was, is het in de 14de eeuw aan Culemborg en vervolgens aan Gelderland gekomen. Eerst ten gevolge der wet van 27 April 1820 is Everdingen 'met Zijderveld en Tienhoven met Zuid-Holland herecnigd. Van 1842 tot 1849 werd bij Everdingen, op de Geldeisehc grens, een groot fort gebouwd.

Everdingen, pold. van 125 bund, in do Z.-lloll. gem. Everdingen.

Everinge, heerl. in Zeeland, 145 bund, groot en bet oostelijk deel dor gem. Ellewoutsdijk uitmakende. Hot had in 1840 33 inw.

Everingpolder, pold. in de Zccuwsehe gom. Ellewoutsdijk, 120 bund, groot, iu 1595 bedijkt.

Everlo, b. in de Limb. gem. Helden, in 18ü0 met 168 inw.

Everstaerg, havczathe in de Overijsselsche gem. Wierden, op een hoogon grond, op den oosteroevor der Regge. In do 17de en 18de eeuw behoorde het aan hot geslacht van Hoerdt.

Eversdam, voorm fort in de Zeeuwsche gem. Westdorpe, na den vrede met België geslecht.

Evetsdijk, goh. in de Zeeuwsche gem. Kappelle, en wel in het ged. dat de heerl. Eversdijk vormt en 413 bund, beslaat. He heerl. had in 1S40 75 inw. Het was vroeger een d., doch de kerk is in 1821 ingestort, en de zware toren in 1841 gesloopt.

Everse, b. in de N.-Brab. gem, st.-Oedenrode, in 1840 met 285 inw.

-ocr page 357-

351

Everwaard, voorm. ambacht op Zuid-Beveland (Zeeland), in lö.'Jü door 't water overstelpt.

Evert-Hendrikswijk, wijk met vaart der Drenthsehe gem. Smilde.

Everwenninkhoek. b. in de Geld. gem. Euurlo, in 1840 met 128, in 1800 met 103 inw.

Ewijcksluis (ffan) sluis in de N.-Holl. gem. Anna-Paulowna. aan de Zuiderzee.

Ewijk, gem. in Geld., aan de zuidzijde van dc Waal, ingesloten door Druten, Bergharen, Wijelien, Beuningen, Valburg en Dodewaard, met eene oppervlakte van SCOO bund. In 1822 had zij 1490, in 1840 ](Ui3, in ISfiO 1978, in 1873 2003 inw. In laatstgenoemd jaar onderscheidde men er 1901 R.-Kath. en 102 Herv. De inw. vinden meest een bestaan in den landbouw, die rijke oogsten geeft, daar de grond door vruchtbare klei is gevormd. Men vindt er 1 orgelmakerij, benevens C klompenmakerijen, 1 draaierij, 1 wagenmakerij en 2 molens. Dc gem. bevat de dorpen Ewijk en AVinsen, benevens hot geh. Doddendaal.

Het d. Ewijk ligt aan den Zuider-Waaldijk. liet heeft eene R.-Kath. kerk, en telde in 1840 680, in 1860 877, in 1872 879 inw. Het bestond waarschijnlijk reeds in de 9de eeuw en werd in de 13de eeuw bezeten door dc kapittel van st.-Maria te Utrecht.

Ewinkel, geh. in do N.-Brab. gem. Cuyk-en-st.-Agatha.

Ewsum, of Ewssum, burg in de Gron. gem. Middelstum, tussehen de hoofdpl. der gem. en Oosterburen. Deze burg werd in 1472 gesticht na de verwoesting van het kast. Gert door de Groningers. Van den zwaren, hechten toren heeft men een schoon vergezicht op de omliggende landstreek, terwijl de tuinen bevallige wandelwegen opleveren.

Exel, of Eeksol, b. in de Geld. gem. Laren, in 1840 met 280, in 1860 met 296, in 1872 met 340 inw.

Exlo, b. in de Drenthsehe gem. Odoorn. Zij had in 1811 met het Exlocrveen 307, in 1840 570, in 1800 alleen 538 inw. In de nabuurschap ligt de plek, die als de voorm. stad Hunsow wordt aangeduid.

Exloërveen, veenkol. in de Drenthsehe gem. Odoorn, eerst in den jongsten tijd ontstaan, in 1860 met 734 inw.

Exmorra, d. in de Fricsche gem. Wonseradeel, dat met de daaronder behoorende geh. Exmorsterzijl, Sibrandaburen, Paddehuis en Vaderhof-stede, in 1811 164, in 1840 198, in 1860 277, in 1873 309 inw. bevatte. Zonder de geh. beliep de bevolking in 1800 181 personen. Er is eene Herv. kerk, die den 27 October 1830 geweldig word geteisterd, daar toen een windhoos den toren van het schip der kerk afrukte. De inw. bestaan van de veeteelt en de vischvangst, tot welk laatste bedrijf het d., uithoofde zijner ligging aan het Makkumermeer en andere plassen, zeer geschikt is.

-ocr page 358-

352

Exmorsterzijl. geh. onder het Frieschc cl. Exmorra, in 1840 met 30inw.

Eyckenstein, fraai landgoed in de Utr. gem. Maartensdijk.

Eygelshoven, gem. in Limb., die vóór 1795 eene enclave van 6u-lik (Jülich) in het Land van 's Hertogenrade vormde. Zij wordt ingesloten door 4 gem.; Ubach-over-Worms, Nieuwcnhagen en Kerkrade (Limb.), en Merkstein (Prnissen). Met laatstgenoemde gem. vormt do rivier de Worm de scheiding. Langs deze riv. en langs de Ansolderbeet en de daarin uitloopende Streithagensche beek bestaat de grond uit beekklei, doch het hooger gelegen bergterrein, hetwelk hier tot 138 meter opstijgt, is door Limburgsche klei gevormd. De gem. beslaat ongeveer 315 bund, en telde in 1822 420, in 1840 441, in 18C0 503, in l86(i 454, in 1873 406 inw. Allen zijn E.-Kath. en vinden, op geringe uitzondering na, hun onderhoud in den landbouw.

Het d. Ey gels hoven, oudtijds ook Eyngesloe geschreven, ligt aan de Streithagensche beek, niet ver van de vereeniging van dat stroompje met de Ansolderbeek. Het heeft eene R.-Kath. kerk.

Eykberg, b. in de N,-Brab. gem. Ginneken c. a.

Eys, riv. in het zuiden van Limb., die bij Boeholz ontspringt, en eerst in noord-westelijken en vervolgens in west-zuid-westelijken loop langs Simpelveld naar Cartiels loopt, waar zij in de Geul valt.

Eys, d. in de Limb. gem. Wittem, in 1840 met 190, in 1860 met 245 inw. liet maakte vroeger met zijne onderhoorigheden eene bijzondere rijks-heerlijkheid uit, onafhankelijk van 't Land van Valkenburg en al de overige declen van Limburg en Brabant. Door Eva van Eys kwam de heerl. aan de edelen van Goor, door Maria van Goor aan de Streit-hagen's, en door Maria van Streithagen aan de Breyl's. Jan Keinier van Breyl, die het leenrecht van den heer van Wittem weigerde te erkennen, zag zijne goederen daarvoor in 1685 aangeslagen. Eindelijk kwam Eys in 1722 aan den Graaf van Plettenberg, die Eys met Wittem vereenigde.

Er is eene R.-Kath. kerk, waaruit in 1672 eenige Fransche soldaten de monstrans stalen, na de geconsacreerde hostiën op het altaar uitgestort te hebben. Deze kerk is in 1734 vernieuwd.

Eyserheide, b. in de Limb. gem. Wittem, in 1840 met 136, in 1860 met 144 inw.

Exateu, kasteel in de Limb. gem. Hom, onlangs door uit Duitschland verdreven Jezuiten betrokken.

Eysden, gem. in Limburg, die ingesloten wordt door Gronsfeld, Rijck-holt, st.-Geertruid en Mesch (Ned.), Mouland, Lixhe en Lanaye (België). Zij is saamgesteld uit een deel der heerl. Eysden, de heerl. Oost en een deel van de heerl. Breust, en heeft haar tegenwoordigen omvang tusschen 1822 en 1830 verkregen. Haar oppervlakte beloopt thans 1588 bund. Langs de Maas en de Voer ligt stroomklei, doch het overige, grootste deel der

-ocr page 359-

3IÏ3

gem. is uit Limb, klei gevormd. Het geheel is een zeer vruehtbaar en bevallig oord, dat granen en boomvruchten in groote menigte voortbrengt-Tn 1833 had deze gem. 1941, in 1840 20GG, in 1860 2041, in 1873 2177 inw., in iRatstgenoenul jaar saamgesteld uit 20(U R.-Kath., 30 Herv., 1 Herst.-Luth. en 85 Israeli eten. De meeste ingezetenen vinden in landbouw, veeteelt, zuivelbereiding, anderen in fabriekarbeid hun bestaan. Men vindt er namelijk 1 zinkwitl'abriek, 2 leerlooierijen, 4 korenmolens, 1 brouwerij, 2 stroopmakerijen, 1 azijnmakcrij eu 1 schorsmolen. De gem. bevat de dorpen Eysden on Breust, do buurten Oosl, Maarland en Caes-tert en het geh. Withuis.

Het d. Eysden, vroeger het zuidelijkst d. van 't Land van Valkenburg, telde in 1822 mot de daartoe behoorende doelen van Breusterbosch, Ek-kelrade en st.-Gcertruide, 1300 inw. i.linnen do kom zelve vond men in 1840 938, in 18(50 880 inw. Onder do gebouwen van Eysden onderscheidt men een Iraai kasteel, do IL-Kath. kerk, do Horv. kerk en de synagoge.

Eysden, door Heriog Wonceslaus, in 1375 aan don Heer van Gronds-feld verpand, behoorde van 1644 tot 1795 aan de Republiek der Veree-nigde-K ederland en.

Ezinge, gom. in de prov. Gron., jngesloton door Lecns, Winsum, Adorp, Adnard en Oldehove. Zij is 2301 hund. groot en in 1822 door 1350. in 1840 door 1691, in I860 door 1841 en in 1873 door 2214 zielen bevolkt. De grond, die door het Reitdicp naar het noorden en oosten bezoomd en door het Aduarderdiep doorsneden wordt, bestaat uit klei van verschillende hoedanigheid, in het noordon zwavelachtig, in het zuiden met knipklei cn odoorn vermengd. De landbouw is do hoofdbron van het bestaan der ingezetenen, die zich den 1 Januari 1873 onderscheidden in: 171G Horv., 455 Chr.-Geref., 8 Doopsgez., 3 Ev.-Luth., i R.-Kath., 12 Ier. en 10 ongonoemden. Do gem. bevat de dorpen Ezinge, Peerwerd, Garnwerd en Oostum, do b. Aduarderzijl, en do gehuchten Suttum, Allers-ma, Hardeweer, Bolslmizeu, Joeswerd, Beswerd en Krassum.

Het d. Ezinge, in 1860 met 371 inw. heelt eeno Herv. en oene Chr.-Geref. kerk. In de middeleeuwen stond er het klooster van Ezinge of Maria'skamp, dat door Paus Pius IV bij bul van den 7 Augustus 1561 is opgeheven.

Ezonstad, voorm. plaats iu de Friesche gem. Oost-üongeradeel. Zij zou, volgens de overlevering, bemuurd zijn geweest en derhalve do gedaante van oene stad gehad hebben, üp st. Thomasdag 805 werd zij door een hevigen watervloed en in 808 door do Noormannen geteisterd. Nog ten jare 938 wordt zij als machtig vermeld, maar sedert schijnt zij allengs verminderd te zijn. Waarschijnlijk vindt men in het geh. Ezu-mazijl een overblijfsel van het oude Ezonstad.

Ezumazijl, of Ezumaburen, buurt onder het Friesche d. Anjum, in 1840 met 247 inw. Er ligt hier, aan de Lauwerzee, eene sluis of zijl, waarbij men in 1420 eene sterkte vond, waarbinnen de voorstanders van Graaf Albrecht van Beijeren zich tegen hunne tegenpartij verdedigden.

23

-ocr page 360-

Paan, b. in de Gron. gem. Oldekerk, in 1840 met 120, in IStiO met 132 inw. Het was vroeger een dorp, met eene kerk, die in 1613 werd vernieuwd, doch reeds in de tweede helft der 18de eeuw niet meer tot godsdienstige bijeenkomsten werd gebezigd en in 1827 is afgebroken. Bij dit d. ligt het Huis te Bljma.

Paddons, geh. onder het Friesche d. Baard (Baarderadeel).

Parmsum, oudtijds Fermorsheim genoemd, d. in de Gron. gem. Delfzijl, even buiten den zuidwal van de vesting Delfzijl. Het bevatte in 18(10 958 inw. De Herv. kerk is een groot, aanzienlijk gebouw. In vorige eeuwen stonden er verscheidene burgen, als Farmsum, Gommelburg, enz. Eerstgenoemd slot werd in 1401, toen bet door zeeroovers was bezet, door de Groningers en Schieringers ingenomen. Vervolgens weder opgebouwd, moest de Heer van Ripperda, de toenmalige eigenaar, zich in 1430 verplichten, om eene stedelijke bezetting daarop te ontvangen. In het jaar 1515 werd de Farmsummer kerk door stroopende Saksen ingenomen, en in 15:50 den burg Farmsum door Frederik Schenk van Toutenburg veroverd. In 1812, toen de Franschen de vestingwerken der gem. Delfzijl uitbreidden, is die burg gesloopt.

Fatum, geh. onder het Friesche d. Tjum, in de gem. Franekeradeel.

Pectio, voorm. vlek, dat ten tijde der Romeinen aan den Kijn bloeide, ter hoogte van het tegenw. Vechten (ütrecht). Eerst in 1869 hebben wij van deze plaats kennis gekregen, — tenzij Fectio hetzelfde is geweest wat latere schrijvers ons als Fethna hebben aangeduid. Bij het bouwen van een nieuw fort aan den zoom der Houtensche vlakte vond men namelijk een steen, met een latijnsch opschrift, vermeldende: „Aan du Godin Viradecdis hebben de Tungrische burgers en de varensgezellen, die le Feclio vertoefden, hunne gelofte gaarne en naar verdienste gelrachtquot;

Peerwerd, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Ezinge. in 1800 door 175 inw. bewoond. Het is van hoogen ouderdom en had vroeger een burg der Adringa's.

Peldwerd, geh. in in de Gron. gem. Bierum, ter plaatse waar vroeger een mannen- en vrouwenklooster heeft gestaan, dat, in 1183 gesticht, tot het einde der 16de eeuw heeft bestaan, en zoowel onder den naam van Feldwerd als Oldeklooster bekend stond. In 1840 had het 28 inw.

Pellenoord, buurt in de N.-Brab. gem. Woensel c. a., alleen door

-ocr page 361-

355

de Gender van Eindhoven gescheiden. Zij had in 1S40 570, in 1860 392 inw.

Fellenoord, voorm. buurt in N.-Brab., die bij cene vergrooting van Breda bij deze stad is ingelijfd.

Fellenoord, geh. in de N.-Brab. gem. Drunen.

Fennen (de), geh. in de Friesche gem. Baarderadeel, onder Mantgum en Jorvvcrd.

Fennen (de,, geh. onder het Friesche d. Veenwouden, in do gem. Dantumadeel.

Ferwerd, d. en hoofdpl. der Friesche gem. Ferwerderadeel, in 1811 met 1196, in 1840 met 1704, in 1860 met 1756 (waarvan in de kom alleen 1059), in 1873 met 1847 inw. In vroeger tijd stonden hier vele staten, zoo als Caramingha. Juwsma. Tjallingahuis, Feitsma, Sminia, Meikama, Gerbranda. Elinga en Denia, doch deze zijn allen verdwenen. De Herv. kerk, een fraai gebouw, is merkwaardig om haar hooge ligging op een heuvel, zoodat men van het kerkhof een schoon gezicht over de naar het noorden gelegen akkers, op de Wadden en Ameland heeft. Het fraaie gemeentehuis dagteekent van 1840.

Ferwerderadeel, gem. in Friesland, in het noordwesten door de Wadden bespocld, cn overigens door West-Dongeradeel, Dantumadeel. Tietjerksteradeel, Leeuwarderadeel en 't Bildt bepaald. Voor het noordwestelijk gedeelte door aanslibbing in deu historischen tijd ontstaan, heeft het over het geheel een vetten kleibodem. Alleen in den znidoosthoek, naar de zijde van Tietjerksteradeel, is deze klei met zand vermengd. Hier is het meeste weiland, terwijl de overige meer noord-westelijke deelen veelal bouwland bevatten. De grootte der gem. beloopt 8449 bund.

In 1744 had deze gem. 3304, in 1748 3226. in 1822 6115, in 184U 7295, in I860 8078, in 1873 8410 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 5787 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 2331 Chr.-Geref., 284 Doopsgez., 2 Luth., 4 R.-Kath. en l ongenoemde.

De verdeeling is in II d.: Ferwerd, Hallum, Marrum, Blija, Wanswerd, Wester-Nijkerk. Hoogebeintum, Genum, Jislum, Lichtaard en Reitsum. In den Franschen tijd waren deze tot 4 mairicn gebracht: Hallum, Blija, Ferwerd en Marrum, die te zanten 5401 inw. bevatten. Wester-Nijkerk behoorde toen onder Marrum. Hoogebeintum, Genum, Lichtaard. Reitsum, Jislum en Wanswerd waren met Blija verbonden.

Behalve deze dorpen bevat de gein. de buurten: de Rijp (onder Ferwerd), Hallumerhoek, de Leije, Boterhoek, Nieuwc-Bildtzijl, Vijfhuizen, Jousum-buren en Noordermieden (onder Hallum); Vareburen (onder Blija); de Wanswerderstraat en Tergracht (onder Wanswerd); benevens de geh. Bote-buren en Ooster-Beintum (onder Ferwerd); Zuidermieden, Zjvartewoude en Betlehem fonder Hallum); de Hoogeheerenweg (onder Marrum).

Elk der 11 dorpen heeft eene Herv. kerk. Chr.-Geref. kerken zijn te

23*

-ocr page 362-

356

Hallum, Marrum, Blija, Ferwerd en in de Wanswerderstraat van Birdaard; kerken der Doopsgez. te Hallum en Blija.

Er zijn 11 lagere scholen.

De bloeiende landbouw en veefokkerij geeft den meesten ingezetenen onderhoud en welvaart. Men heeft er ook 28 cichoreifabrieken, 2 gouden zilversmederijin, 13 smederijen, 1 houtzaagmolen, 5 koren- en pelmolens, 1 grutterij.

Perwoude, d. met eene in 17C9 vernieuwde Herv. kerk in de Frieschc gem. Wonseradecl, aan don dijk langs de Zuiderzee en nabij het Workumer-meer. Het had in 1S11 173, in 1840 213, in 1860 251, in 1873 278 inw. Bij deze bevolkingscijfers zijn de bew. der geh. Doniaburen, Scharneburen (ook Olferderburen genoemd), Fallingaburen, Bamburen en Wonneburen medegerekend. Zonder deze had het d. in 1840 109, in 1860 98 inw.

Fethna, voorm. vlek of burg aan den Rijn, naar meu vermoedt bij Vechten (ütr.), die in 122 door Karei Martel aan den geloofsprediker Willebrord werd geschonken.

Pijenoord, of Feijonoord, voorm. eiland in Z.-Holl., sedert 1869 eene wijk der gemeente Botterdam uitmakende.

Oorspronkelijk was Fijenoord een eiland, dat in het noorden en oosten door de Maas, in het westen en zniden door het Zwanengat was omringd. Het werd voor twee derden in 1591 en voor het overige 'l3 in 1658 door do stad Botterdam aangekocht, doch bleef niettemin aan het ambacht van IJsselmonde verknocht. Eerst in 1795 is het door de stad Rotterdam bedijkt, welke reeds onmiddelijk nadat zij in het bezit van 't eiland was gekomen, er een pesthuis had laten bouwen. Dit pesthuis werd na het vernietigen der Republiek in een Militair Hospitaal en onder Koning Lodewijk in eene Kweekschool voor do Marino herschapen. In 180S werd in plaats daarvan eene particuliere industrieschool gevestigd. Doch meer dan die instellingen droeg tot den bloei van Fijenoord de Fabriek der Nederlandsche Stoombootmaatschappij bij, die in 1S25 aldaar werd gevestigd. Nevens die belangrijke inrichting, liet eene vennootschap in 1841 op Fijenoord eene sleephelling bouwen, en zoo was Fijenoord reeds een werkelijk deel der stad Rotterdam toen de wet van 15 Juli 1869 het eiland bij deze aanzienlijke gemeente inlijfde. Sedert wordt met nadruk een plan ten uitvoer gelegd, om Fijenoord eene waardige plaats nevens de Rotterdamsche havens en handelsmagazijnen te geven. Door een reeds vergevorderde spoorwegbrug en eene vaste brug met Botterdam verbonden, zal dit voormalige eiland, dat 141 bund, groot is, eene belangrijke stadswijk worden. Er worden thans ten uitvoer gebracht van gemeentewege: de aanleg der Noorderhaven, 950 meter lang bij 150 meter breedte; het ophoogen van de daaraan palende gronden tot 3,20 meter boven A.P.; het aanbrengen van oeverwerken ter lengte van 2055 meter; het bouwen eener brug over de Noorderhaven, rustende op drie pijlers en twee landhoofden; terwijl eerlang het bouwen der Maasbrug ter lengte van 345 meters zal volgen. Van wege de Rotterdamsche Handelsvereeniging, die van de gemeente,

-ocr page 363-

357

hetzij in eigendom, hetzij in erfpacht de gronden heeft verkregen van 't dusgenaamde Noorder-eiland, eene straat ten zuiden der Noorderhaven beoosten den spoorweg, en het terrein tussehen den spoorweg en de spoorwegbrug, doet men aldaar aanleggen : de Wester-Binnenhavon en een entrepot-haven met de noodige gebouwen, zoo kantoren en woningen als loodsen, pakhuizen, aanlegplaatsen voor stoombooten, enz., alles op eene ruime en tevens grootsche schaal.

Pijlens, geh. onder het ïriesche d. Witmarsum (Wonseradeel).

Fijmar, voorm. d. in Groningerland, ten jaro 1277 door den Dollard overstroomd.

Pijnaart, d. in de N.-Brab. gem. Fijnaart-en-Hcyningen, in 1860 met 363 inw. binnen de kom der plaats. Het dagteekent eerst van de 16de eeuw, daar vroeger alles in den omtrek eene bare zee gelijk was. Wel werden reeds in 1380 hier schorren ter bedijking uitgegeven, doch het oude Fijnaart werd bij den st.-Elizabethsvloed in 1421 door het water overstelpt. In 1575 verschanste Mondragon zich aldaar. De Herv. kerk is in 1045, de B.-Kath. in 1796 gesticht.

Fijnaart-en-Heyningen, gem. in N.-Brab., die, eene oppervlakte hebbende van 4530 bund., in het westen bespoeld wordt door het Volkerak, doch overigens omringd is door de gemeenten Willemstad, Klun-dert, Stand-daar-buiten, Oud- en Nieuw-Gastel en Dinteloord. Uit verscheidene op de stroomen tussehen Schelde en Maas gewonnen polders gevormd, heeft de gem. een vruchtbarc-n kleibodem, die, welbebouwd, rijke oogsten geeft en o. a. talrijke kudden van runderen en schapen voedt. Er zijn ook 4 meekrapfabrieken. In 1822 had deze gem. 1905, in 1840 2608, in 1860 3998, in 1873 3055 inw. In 1870 onderscheidde men hen in 1949 Herv., 1 Chr. Gercf., 1040 R.-Kath. en 25 Israëlieten. Het d. Fijnaart is de hoofdplaats der gem. Voorts bevat deze de buurten Heyningen, Fijnaartsche-Kade, Nieuwe-Molen, Kwartier en Zwingelspaan, de zuid-westelijke helft der b. Oude-Molen, en de geh Barlake, Driehoek en Zevenhuizen.

Pij naar tSChe-Kade, b. in de N.-Brab. gem Fijnaart c. a., in 1840 met 370, in 1860 met 462 inw.

Pikkershil, pold. van 55 bund, in de Z.-Holl. gem. Simonshaven.

Pimel, of Piemel, geh. in de Gron. gem. Termunten.

Pinkum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Leeuwardera-deel. Met een deel der buurt de Leije telde het in 1811 402, in 1840 190, in 1860 578, in 1873 600 inw. Binnen do dorpskom beliep het aantal ingezetenen in 1860 136. De oude staten Eminga en Holdinga bestaan sedert lang niet moer.

Pinsterwolde, gem. in Groningen, die, in het noorden door den Dollard bespoeld, naar de landzijde is ingesloten door de'gemeenten Nieuwolda, Midwolde, Winschoten en Beerta. De grens naar de zijde

-ocr page 364-

358

van Beerta is bij de wet van 21 December 1867 gewijzigd, ten gevolge waarvan de gem. Finsterwolde eerst sedert den 1 Januari 1868haar tegenwoor-digen omvang heeft. Do gem. is thans ruim 4623 bund, groot, zijnde het zuidelijk deel zandgrond, waarvan vroeger een deel met hoog veen was overdekt, het noordelijk deel vette klei. In 1811 had deze gem. 1086, in 1822 1184, in 1840 1630, in 1873 2446 inw., ten laatstgen. jare onderscheiden in 2400 Ned.-Herv., 11 Chr.-Geref'., 7Luth., 3 Doopsgez., 7 R.-Kath. en 12 Israëlieten. De landbouw is nevens de veefokkerij hun voornaamste bedrijf. Eenige ingezetenen bestaan van de vischvangst. Er zijn ook 2 koren- en 2 pelmolens, 1 inostaardniolen, 1 grntterij, 1 leerlooierij en 7 smederijen. De gem. bevat het d. Finsterwolde, de b. Ganzendijk, de oosthelft der buurt Aekamp, de geli. Finsterwolderhamrik, Hardenberg, Oudedijk en Veenhuizen, het Meerland en deelen van den Oostwolderpolder, den Finsterwolderpolder en den Reiderwolderpolder.

Het d. Finsterwolde, in 1840 met 1067, in 1860 met 1271 inw., was sedert de Dollard zich had gevormd, een door het water zeer bedreigd punt, doch de sedert de Ifide eeuw plaats gehad hebbende indijkingen welke de gem. met zeer rijke polders vergrootten, hebben de vroegere verliezen dubbel vergoed. De Herv. kerk staat afgezonderd van den toren, die tot ingang van het kerkhof dient. In 1584 werd Finsterwolde door het Staatsolie krijgsvolk aan kolen gelegd.

Finsterwolderhamrik, geh. in de Gron. gem. Finsterwolde.

Finsterwolderpolder, pold. van 1153 bund, in de gemeenten Finsterwolde, Midwolde en Nicuwolda, in 1819 op den Dollard door bedijking gewonnen.

Firdgum, buurt met dorpsrechten in de Friesche gem. Barradcel, in 1811 met 83, in 1840 met 11'J, in 1860 met 149, in 1873 met 205 inw., die van het geh. Dijkshoek an 1840 25) daaronder begrepen. Op het hooggelegen kerkhof vindt men sedert eene reeks van jaren geen kerk meer, maar wel een stompen toren, die van het vroegere bedehuis getuigenis geeft. Ook zijn de staten Camstra, Jelgersma, Klein-Folta en Klein-Fernia allen afgebroken.

Fiswerd (eene samentrekking van Franciscusweerd), voorin, nonnenklooster bij Leeuwarden, omstreeks 1510 op last van den Saksischen Hertog afgebroken en binnen de stad overgebracht. Ter plaatse is in 1830 de begraafplaats der stad Leeuwarden aangelegd.

Fitze. geh. onder het Friesche d. Hantnm (West-Uongeradeel).

Fivel, of Fivel-Aa, voorm. riv., die, op de hooge gronden van üuurswolde ontstaan, noordwaarts stroomde tot Wittewierum en zich daar in twee takken deelde, waarvan de een bij Westeremden een thans op-geslijkten inham der Wadden, de ander oostwaarts van Farmsum deEems bereikte. Bij den aanleg van het Damsterdiep, in het laatst der IBde eeuw, werd de Fivel bf in dat diep opgenomen, óf zoo van wateraanvoer afgesneden, dat men haar bed op vele plaatsen niet meer kan aanwijzen. Het landschap Fivelgo ontleende aan dezen stroom zijn naam.

-ocr page 365-

359

Fivelgo, of Pivelingo, landstreek in Gron., die reeds in de 9de eeuw onder den naam Fivilga wordt vermeld. Met Ilunsego is zij in de middeleeuwen, althans somtijds, door denzelfden Graaf vanwege den Keizer bestuurd geweest. De hoofdplaats der gem. schijnt vódr of in 1057 Garrelsweer geweest le zijn. Fivelgo is in het noovd-oosten door de Eems, in het westen en noord-westen door Hunsego, in het zuid-westen door het Goregt, in het zuid-oosten door het Oldambt bepaald. In 1B59 werd Fivelgo verdeeld in 3 deelen: het Wolddeel, het iloogeland en het Oos-terdeel, die elk 15 kerspelen bevatten. Sinds 1749 onderscheidde men het in 2 deelen: de Woldstreek, met 32, en Duurswolde, met 11 kerspelen. To'; de Woldstreek behoorden: Appingcdam, Delfzijl, Farmsum, Solwerd, Uitwierda, Weiwerd, Heveskes, Oterdum, Meedhuizen, Opwierda, Siddeburen. Helium, Tjamsweer, Marsum, Jukwerd, Krewerd, Holwierda, Bierum, Spijk, Losdorp, Godlinze, 't Zandt, Leermens, Oosterwijtwerd, Zeerijp, Enum, Loppersum, Wirdum, Westeremden, Garshuizen, Stedum en Lellens. Tot Duurswolde waren gebracht: Slochteren, Schildwolde, Kolham, Scharnier, Harkstede, Garmerwolde, Thesingc, ton Boer, Wolter-sum, Wittewierum en Garrelsweer.

Plaauwers, twee inlagen, of polders in Zeeland, op de zuidkust van Schouwen, tot de gemeenten Kerkwerve en Serooskerke behoorende. Zij zijn door het leggen van den Slaperdijk in 1651 ontstaan en 60 bund, groot.

Flait (het), voorm. meer in de Friesche gemeente Hemelumer-Ol-dephaert-en-Noordwolde, van 1850 tot 185i drooggemaakt, ruim 100 bund, groot.

rianzum, geh. onder het Friesche d. Irnsum, in de gem. Rauwer-derhem, vóór de Herv. met eene kapel, waar eenmaal 's jaars een plechtige dienst werd gebonden, gevolgd door een vroolijk maal en een vogelschieten.

Flatterstraat, geh. in de Limb. gem. Hoensbroek.

Flehite, middeleeuwsche gouw, die in 855 wordt vermeld, nagenoeg dezelfde landstreek, die later het Eemland en het Overkwartier van Utrecht wordt genoemd.

Fleringen, buurt in de Overijsselsche gem. Tubbergen, in 1840 met 334, in 1860 met 329 inw.

FlöVO, voorm. meer in den Romeinschen tijd, dat, later door overstrooming uitgebreid, de Zuiderzee heeft helpen vormen. Door den stroom Flevo (het Flie of Vlie) had het gemeenschap met de Noordzee. Genoemde stroom omzoomde in twee armen een eiland, mede Flevo genoemd.

Fileren, b. in de Geld. gem. Gent, in 1840 met 331, in 1860 met 329, in 1872 met 343 inw.

Fliert (de), b. onder het Geld. d. Lunteren, in de gem. Ede, tellende in 1840 153, in 1860 mede 153 inw.

-ocr page 366-

360

Floriskoog, pold. van 13 hund. in de N.-Holl. gem, Schardam.

Floris-Schonten-Vrouwenpolder, pold. van 175 bund, in de Z.-Holl. gom. Sassenheim.

Pluessen (de), westelijk deel van een plas in het zuid-westen van Friesland, die zich van de Galamadammen tot Heeg uitstrekt, van waar het Heegermeer oostwaarts loopt. Oude verhalen schrijven het ontstaan toe aan een boschbrand in het begin der 13de eeuw (1209 of 1210). Het water is zeer vischrijk; vooral bevat het veel paling.

Fluitpolder, pold. van ongeveer SO bund, in de Z.-Holl. gem. Veur.

Pok (de), noordelijke wijk van het in de Friesche gem. Aengwirden gelegen deel van Heerenveen, in 1840 met 118 inw.

Pokkesloot, watering in Friesl., loopende uit het Heegermeer langs Woudsend nnar het Slotermeer.

Peigeren, of Volgeren, b. onder het d. Dragten, in de Friesche gem. Smallingerland. Zij had in 1840 101 inw.

Pollega, b. met dorpsrechten in de Friesche gem. Lemsterland, aan den weg van de Lemmer naar Sneek, in 1811 met 196, in 1840 met 231, in 1860 met 216, in 1873 met 243 inw. De kerk is in de 17de eeuw gesloopt, doch het klokkestel is behouden. Hierbij ligt de Follega-brug over de breede Follegasloot, die het Tjeukemeer met den plas Groote-Brekken verbindt. Den 2 October 1799 vie! hier een gevecht tusschen Friesche burgers en de Kngelschen voor.

Polsgare, of Polsgars. d. met eene Herv. kerk, in de Friesche gem. Wyinbritseradeel, in 1811 met 87, in 1840 met 141, zoowel in 1860 als in 1873 met 199 inw. In 1498 werd de kerk door de Vetkoopers afgebrand. De state Walma is voor lang gesloopt.

Pons, of Pendens, geh. onder het d Jorwerd in de Friesche gem. Baarderadeel.

Poppenpolder, pold. van 128 bund, in de Z.-Holl. gem. Maasland.

Poreest, of Oosterwijk, vervallen kasteel in de N.-Holl. gem. Wijk-aan-Zee-en-Duin.

Pormerhoek, b. in de Geld. gem. Ruurlo. in 1840 met 121, in 1860 met 136, in 1S72 met 111 inw.

Pormerum, b, op het N.-Holl. eiland Terschelling, in 1840 met 224 inw.

Port (het), geh. in de N.-Brab. gem. Raamsdonk.

Posword, geh. onder het Friesche d. Ferwerd, dat zijn naam ontleent van de abdij Foswerd of Bethanie, omstreeks 1180 gesticht, en in het midden der 14de eeuw door meer dan 200 priesters, conversen en nonnen bevolkt.

-ocr page 367-

361

doch later gesloopt. In de geschiedenis van Friesland is het bekend door de veeto van die van Foswerd met die van Klaarkamp, welke in 1397 de verwoesting der fraaie kerk te Foswerd ten gevolge had.

Poudgum, d. met eene Herv. kerk, in de Friesehe gcm. West-Don-geradeel. Het had in 1811 91, in 1840 112, in 1860 119, in 1873 130 inw.

Pouteburen, geh. onder het dorp Irnsum, in de Friesehe gem. Rauwerderhem.

Foxham, geh. in de Gron. gem, Slochteren.

Foxhol, b. in de Gron. gem. Hoogezand, met Foxholsterboseh in 1840 door 376, in 1860 door 592 menschen bewoond. In 1499, toen de naam nog Vossenhol werd geschreven, viel er een gevecht voor tusachen den Saks Nittert Fox en de Groningers.

Foxholsterboseh, b. in de gem. Hoogezand, in 1860 met 105 inw.

Foxholstermeer, meer in Gron., ten noordwesten van het veel grootere Zuidlaardermeer. In 1865 en 1866 is door dit meer een dam gelegd ten behoeve van den spoorweg tusschen Groningen en Winschoten.

Foxwolde, b. in de Drenthsche gem. Koden. In 1811 had zij 111, in 1840 122, in 1860 143 inw.

Fraam, geh. in de Gron. gem. Middelstum, bij het d. Huizinge. Oudtijds stond hier een burg, die omstreeks 1738 werd gesloopt.

Fraamklap, of Fraamtil, geh. in de Gron, gem, Middelstum.

Fraeylemaborg, een der schoonste en meest uitgestrekte landgoederen in de gem. Groningen, met prachtig buis en schilderachtig bosch. Het ligt in de gera. Slochteren, aan do wegen van Slochteren naar Schildwolde en naar Noordbroek. De lustplaats i.s ruim 200 bunders groot. Waarschijnlijk heeft reeds in de 13de eeuw te dezer plaatse een burg gestaan.

Francispolder (St.), pold., deels in de Ned. gem. Sas-van-Gent, ter grootte van ruim 39 bund., ten deele in de Belg. gcm. Zelzate. De pold. is in 1615, en na onderlooping in 1709 andermaal herdijkt.

Franeker, prov. kiesdistrict in Friesland, bevattende de 8 gem.; Fra-neker, Harlingen, Bolsward, Wonseradeel, Franekeradeel, Barradeel, 't Bildt, Baarderadeel.

Franeker, klasse der Herv. Kerk in Friesland, welke in 1852 de sinds 1816 bestaan hebbende klasse Harlingen vervangen heeft. Zij heeft 3 ringen: namelijk Franeker, Harlingen, Bolsward.

Franeker, ring der Herv. klasse Franeker, bevattende de 11 gem.; Franeker, Achlum-en-Hitsum, Dongjnin, Dronrijp, Herbajum, Peins-en-Zweins, Bied-en-Boev, Schalsum, Schingen-en-Slappeterp, Tjua, Welsrijp-en-Bajum. Er zijn 10 kerken, bediend wordende door 12 predikanten.

-ocr page 368-

369

Franeker, klasse der Chr.-Geref. kerk in Friesland, bevattende de 5 gem.: Arum, Franeker, flarlingen, Minnertsga, Sexbierum.

Franeker, gem. in Friesland, palende in het noordwesten aan Bar-radeel, in het noorden aan Franekeradeel, in het znidooslen aan Hennaar-deradeel, ia het zuiden en westen nogmaals aan Franekeradeel.

Zij heeft eene oppervlakte van 1723J bund., bevat de stad Franeker en den zoogenaamden Klokslag van Franeker, en heeft een met zand vermengden kleibodem.

Franeker telde in 1714 3368, in 1748 3671, in 1796 3891, in 1811 3841, in 1815 3S9S. in 1822 4310, in 1833 4656, in 1840 5241, in 1850 5320, in 1860 5929, in 1873 6388 inw., zijnde de bevolking in laatstgenoemd jaat onderscheiden in 4359 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 54S Chr.-Geref., 175 Doopsgez., 36 Baptisten, 17 Ev.-Luth., 2 Herst.-Luth., 1 Rem , 1 Lid der Vrije Ev. gemeente, 1204 R.-Kath., 27 Israëlieten en 17 ongenoemden. X

De bevolking der stad beliep in 1840 o9ti8, die der voorsteden 569 en die van 't platteland in den Klokslag 636. In 1860 waren binnen de stad 4312, in de voorsteden (Oostvliet, Westvliet en Kaatsbaan) 782, in de verstrooide gehuchten 752 en op schepen binnen deze gem. 183 hew.

De stad Franeker ligt aan de trekvaart, die Leeuwarden met Harlingen verbindt, 3 uren van eerstgenoemde en kleine 2 uren van laatstgenoemde stad, in een vruchtbaar, veerijk oord. Zij is ruim 30 bund, groot en bezat reeds in 1191 stedelijke rechten. Haar bloei nam aanmerkelijk toe door het bedijken van het vruchtbare Bildt, waarvan zij 200 morgen van den Saksischen Hertog ten geschenke ontving.

Historische herinneringen zijn wijders het veroveren der stad Harlingen op de Groningers in 1496; het beleg Jer stad door de Friezen, toen zij tegen Hendrik van Saksen opstonden, van Mei—Juli 1500; de schenkingen van Hertog Albrecht in 1501; het binnenlaten der prinselijke troepen onder den Graaf van Schauenburg in 1572 ; het onheil Graaf Johan Maurits van Nassau den 6 Januari 1665 overkomen; de burgergeschillen van 1786, die o. a. ten gevolge hadden, dat op last der Friesche Staten de deuren der poorthuizen en de sluitboomen der stads grachten werden weggenomen.

Franeker heeft eenige fraaie openbare gebouwen, waaronder het in 1591 gebouwde Stadhuis met zijn toren uitmunt. Opmerking verdienen verder het gemeentehuis van Franekeradeel en het huis, waar Eise Eisinga van 1773 tot 1780 zijn beroemd planetarium vervaardigde, dat, door het Rijk aangekocht, voor allo belangstellenden toegankelijk is. In overoude tijden woonden te Franeker vele edelen. Het merkwaardigste gebouw, door hen gesticht, was het slot Sjaaidema, of Nieuw Sjaardema, dat in het midden der 15de eeuw aan de westzijde der stad gebouwd, tot in het begin der 18de eeuw uit een brcede gracht oprees.

De Herv. kerk, voor de Hervorming aan st.-Maarten gewijd, is een gebouw van 88 meter lengte, met een toren van 63 meter hoogte. De overige kerken bestaan uit een Doopsg. kerk, eene Chr.-Geref. kerk, eene kerk der Baptisten en eene fraaie R.-Kath. kerk.

-ocr page 369-

363

Van de liefdegestichten verdienen het Prov. Krankzinnigengesticht, het Blaauw- of Klaarkampster-wceshuis, het Zwarte-weeshuis en het Wester-huis-vrouwen-gasthuis vooral opmerking.

Van 1585 tot 1811 bezat Franeker eene hoogeschool, die dc kweekschool van vele beroemde mannen is geweest. In 1815 werd in de plaatb daarvan een atheneum opgericht, dat echter in 1843 werd opgeheven. Thans is de voornaamste inrichting van onderwijs de latijnschc school.

De ingezetenen van Franekev vinden hun bestaan inlandbouw en veefokkerij, in handel en eenige fabrieken, waaronder de olieslagerij, nevens de steen- en pannenbakkerijen de belangrijksten uitmaken. Voorts heeft men er een gasfabriek, een fabriek van grof aardewerk, 4 gouden zilversmederijen, 3 houtzaagmolens, 5 meubelmakerijen, eenige koren-, pel- en mosterdmolens, enz. Sedert 14 October 1803 is Franeker aan het spoorwegnet verbonden. Het station is aan de zuid-oostzijde der stad.

Pranekeradeel, gem. in Friesland, die door de gem. Franeker in twee van elkander gescheiden stukken is gesmaldeeld. Het noord-oostelijk deel ligt tusschen Franeker, Barradeel, Menaldumadeel en Hennaardera-deel, het zuid-westerdeel tusschen Franeker, Hennaarderadcel en Wonser-adeel. Beide stukken zijn te zamen 5918 bund, groot en hebben een deels zwaren, deels gemengden kleibodem. De zwaarste gronden zijn in de omstreken van Midlum, Achlum en Tjum. Vóór 1500 vormde de gem., doch toen onder den naam van grietenij, een aaneenverbonden geheel. Sedert echter gingen de Franeker Uitburen aan Franeker over, waarschijnlijk om de voorrechten te genieten, die de Hertog van Saksen aan de Franekers had geschonken.

In 1744 had deze gem. (toen grietenij) 2212, in 1748 2210, in 1811 (toen zij de mairiën Tjum en oen deel der mairie Almenum vormde) 2571, in 1822 2941, in 1840 336f), in 181)0 4201, in 1873 5011 inwoners.

Men berekende in laatstgen. jaar de bev. op 4268 Ned.-Herv., 312 Chr.-Geref., 91 Doopsgez., 7 Baptisten en 333 R.-Katholieken.

De veefokkerij en de landbouw zijn de hoofdbedrijven der ingezetenen. Men heeft er echter ook 3 kalkbranderijen, 1 cichoreifabriek en eenige smederijen.

Franekeradeel bevat 11 dorpen, t. w. Tjum, Hitsum, Achlum, Midlum, Herbajum, Dongjum, Boer, Ried, Peins, Zweins en Schalsum. Voorts zijn er 2 buurten : de Koningsbuurt onder Midlum en een deel der Kingma-tille onder Zweins. Gehuchten zijn; Laquart, Tritsum, Miedutn, Koum, Holprijp, Barium, Teetlum, Tolsum en de Kampen (onder Tjum), Wester-Hitsum en een ged. van Dojum (onder Hitsum), Sopsum, IJslumburen en Geld terp (onder Achlum), Ludingakerk (onder Midlum) en Ungabuurt (deels onder Midlum, deels onder Herbajum).

Er zijn 8 Herv. gemeenten en 11 lagere scholen.

Praneker-trekvaart, vaart van Franeker naar Leeuwarden (Friesl.), in 1507 onder het bestuur van den Saksischen Hertog George voor het grootste gedeelte gegraven.

Franeker-Uitburen. een deel van het platteland onder de stad

-ocr page 370-

364

Fiancker, namelijk de geh. Arkens of Erkeus, Salwerd, Lutke-Lollum, Miedum, de Kie, Lanknm en War, benevens een ged. van Dojum, in 1840 met 491, in 1860 met 604 inw.

Pranekor-Vijfga, streek in Friesl., nagenoeg de noord-westelijke helft van Franekeradeel uitmakende, daar van deze helft der gem. alleen Dong-jum daartoe niet behoort. Daarin liggen de d. Boer, Schalsum, Ried, Peins en Zwcins.

Franjeburen, geh. in de Frieschc gem. Menaldumadeel, onder Mar-snm. In de nabuurschap stond in vroegere eeuwen het nonnenklooster Franjum, waarvan in 1575 echter niets meer over was dan de grondslagen der kapel.

Fransehe-Hoef, of Isegrim, goh. in de N.-Brab. gem. Blade).

Frankhuis, b. in de Overijsselsche gemeenten Zwolle en Zwollerkerspel.

Fransum, d. met eene hoog gelegen Herv. kerk in de Gron. gem. Aduard, in 1840 met 166, in 1860 met 162 inw.

Fransumer-V oor werk, geh. onder het d. Fransum, in de Gron. gem. Aduard. Het ontleent zijn oorsprong aan eene hoeve van het Adu-arderklooster.

Fraterwaard, of Fraterweerd, pold. van 313 bund, in Geld., op de Veluwe, door den IJssel bezoomd. Deze streek behoort onder de gem. Eheden, en had in 1840 82, in 1860 81, in 1872 mede 81 inw.

Fredericuspolder, of Frederikspolder, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Kortgenc en Colijnsplaat, van 1639 — 1641 bedijkt, 495 b. groot.

Fredericuspolder, pold. van ruim 6 bund, in de Zeeuwsche gem. Wolphaartsdijk.

Frederikspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Rilland, in 1851 bedijkt, ongeveer 300 bund, groot.

Frederik-Hendrik, fort in de Zeeuwsche gem. Brcskens, aan do Wester-Schelde. Onder Napoleon's bewind aangelegd, droeg het aanvankelijk den naam Fort-Imperiaal.

FrederikSOOrd, kol. der Maatschappij van Weldadigheid, deels in de Drenthsche gem. Vledder, deels in do Friesche gem. West-Stellingwerf. Zij werd in 1818 door den Graaf van den Bosch, onder bescherming van Prins Frederik der Nederlanden, gesticht. Zij vormt kol. 1 en 2 der Vrije koloniën, en is in 1859 van de later gestichte bedelaars- en weezenko-loniën te Veenhuizen en Ommerschnns gescheiden. Al de bewoners zijn vrije kolonisten, die op hun verzoek door de afdeelingen der Maatschappij daar geplaatst zijn. Nabij de boerderijen met hare akkers wonen de kolonist-arbeiders, en in afzonderlijke wijken de pachters der Maatschappij, de vrijboeren, die land en hoeve van de Maatschappij voor ƒ 60 's jaars huren. In tijden van werkschaarschte geeft de Maatschappij hun, zooveel

-ocr page 371-

365

in haar vermogen is, werk, vooral bij de bosch-kultuur. De kolonistarbeider, die voortdurend aanspraak heeft op werk, wordt öf geplaatst op eene naburige boerderij, öf bij de boschkuituur öf op de fabriek. Sedert Mei 1868 heeft Frederiksoord eene rijks lagere school. Reeds vroeger waren er kerken voor de Herv. en voor de R.-Kath. De Herv. kerk is ingewijd 26 December 1854. Voorts heeft men te Frederiksoord, in de buurt Wester-beeksloot, de woning van den directeur en een logement. Het landschap is schoon, en de kolonie een bezoek overwaardig.

Frederikspolder, pold. van Ti bund, in de Z.-lIoU. gem. Woubrugge.

Friens, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Fdaarderadeel, in 1811 met 108, in 1840 met 137, in 1860 met 151, in 1873 met 141 inw.

Friosehe-Broek, oeverland langs dc Linde, in Overijssel, vroeger tot de Friesche gem. West-Stellingwerf behoord hebbende, doch reeds onder dc Utr. bisschoppen aan de Overijsselsche gemeenten Oldemarkt en Kuinre gehecht geworden,

Friesohe-Palen, vervallen schans, deels in de Friesche gem. Opsterland, onder het behoor van Siegerswolde, deels in de Gron. gem. Marum. In de nabuurschap is, aan de Bakkeveenstervaart, de buurt Friesche-Palen ontslaan (onder Opsterland), in 1840 met 118 inw.

Friesen (het), geh. in de Drenthsche gem. Emmen, onder het dorp Roswinkel.

Friesland, zevende provincie des Rijks. Zij wordt in het noorden door de Noordzee, in het westen en zuid-westen door de Zuiderzee en in het noord-oosten door de Lauwerzee bespoeld; in het oosten is zy aan Groningen en Drenthe, in het zuid-oosten aan Overijssel verbonden.

Friesland ontleent zijn naam aan de Friezen, die sinds het begin der geboekstaafde geschiedenis het kustland van ons vaderland bewoonden. De Latijnsche schrijvers der eerste eeuwen van onze jaartelling schreven F r i s i a, de Grieken P h r i s i a.

De Friezen woonden, volgens de berichten der ouden, langs de Noordzee tusschen de Rijn en de Fems. Later overschreden zij die grens en breidden zich zuidwaarts uit lot do Hoofden aan het Nauw-van-Calais, noordwaarts tot over den Eider naar de zijde van Jylland (Jutland). Onder Karei de Groote werden de Friezen uit het deel tusschen do Hoofden en het Zwin van hunne landgenootea gescheiden, en na de oprichting der graafschappen Vlaanderen en Holland werden ook de landschappon zuid- en westwaarts van het Reekerwad aan de Friesche macht ontrukt. Lang onderscheidde men Friesland toen in zeven zeelanden, als 1. tusschen het Reekerwad en het Vlie, 2. tusschen het Vlie en de Lauwers, 3. tusschen de Lauwers en de Eems, 4. tusschen de Eems en do Weser, 5. tusschen de Weser en de Elbe, 6. tusschen do Elbe en de Eider, 7. tusschen de Eider en de Konge-Aa. Het eerste Friesche Zeeland droeg ook

-ocr page 372-

3fi6

den naam van West-Friesland, het zevende dien van Noord-Friesland. Het grootste deel van het vierde heeft sedert den naam van Oost-Friesland aangenomen.

Het tweede dezer zeelanden is het tegenwoordig Friesland, dat zich toen in Oostergoo, Westergoo en Stavoren splitste, doch door de Middelzee en het Boorndiep ingekorven, eene geheel andere gedaante dan de tegenwoordige provincie vertoonde.

Nadat het over het Flie gelegen West-Friesland door de Graven van Holland overweldigd was (985—1297), en Oost-Friesland een buit was geworden van trotsche hoofdelingen, verviel het verbond der Zeven Zeelanden. Alleen het tegenwoordige Friesland, het middelpunt van het oude bondgenootschap, bleef ongedeerd en vrij, daar het zich bij voortduur tegen de aanvallen van vreemde Heeren met veelal gelukkige uitkomst verdedigde.

Aan de Bisschoppen van Utrecht, die op het bezit van Friesland vlamden, gelukte het alleen eenige oorden aan de rivier de Linde in hunne macht te krijgen. De Hollandsche Graven vatten soms vasten voet te Stavoren , in Westergoo en in Oostergoo , doch doorgaans slechts voor korten tijd, en niet zelden tot hun verderf. Hunne aanspraken op deze gewesten ontleenden zij aan een giftbrief van Keizer Lotharius van 1125, waarbij deze vorst zijn neef, Graaf Dirk VI, Oostergoo en Westergoo in leen opdroeg. Graaf Floris V had de voldoening in 1292 door Stavoren, Jan I om in 1299 mede door Stavoren, en Willem III in 1310 om door Westergoo gehuldigd te worden: doch het was er ver van af, dat geheel Friesland voor de overheersching bukte. Willem IV, die zijne rechten in 1345 door een overmachtig leger wilde doen gelden, werd den 7 September 1345 te Warns zoo geheel verslagen, dat hij met 240 zijner ridders sneuvelde en zijne vloot onverrich-terzake terugkeerde.

De tocht die Hertog Albrecht uit den Huize van lieijeren. Graaf van Holland, den 37 Augustus 1396, tegen Friesland ondernam, had weinig meer dan het verlies van de Schoterzijl en eenige andere sterkten ten gevolge, doch van meer gewicht was de landing van Graaf Willem van Ostrevant in Juli 1398, daar deze de onderwerping van gansch Stavoren en Westergoo, en van het grootste deel van Oostergoo voldong. Niet dan Achtkarspelen ontkwam toen aan de overheersching. Drie Friesche plaatsen hadden echter het voorrecht, door Hertog Albrecht tot steden verheven te worden. Harlingen ontving den 31 December 1398, Bolsward den 5 April 1399 en Workum den 19 April 1399 poorterrecht.

De veroveringen in Friesland waren den Hollandschen Graaf te eer gelukt, omdat een der staatspartijen, die sedert het begin der I tde eeuw waren opgekomen, de Vetkoopers, Hertog Albrecht bf had ondersteund, bf zich van de verdediging des vaderlands had teruggetrokken. Doeh de tegenstanders dier begunstigers van het Hollandsch gezag, de Sehieringcrs. verdubbelden des te meer hunne krachten. Zij ondersteunden de standvastig gebleven bewoners van Achtkarspelen en rustten niet, vóór bij de verdragen van 's Gravenhage en Bolsward, van 30 September en 1 October 1401, het

-ocr page 373-

3B7

grondgebied der Hollandsche heerschappij in Friesland tot Stavoren «vas beperkt. Doch zelfs dit laatste overblijfsel der Hollandsche macht ging te loor, toen de Friezen in het voorjaar van 1414 Stavoren overrompelden.

Inmiddels had het bestuur des lands berust, bf bij de oldermans, burgemeesters en schepenen der steden, bf bij de grietmans en hunne bijzitters of rechters in de grietenijen. Ieder goo had daarenboven een landraad en goorechters, die de algemeene belangen behandelden en do hoofdmisdaden berechtten. Soms, in tijden van nood, werden opperbestuurders verkozen, onder den titel van potestaten. Alle openbare besluiten werden echter, onder goedkeuring des volks genomen, en niet slechts in den naam der overheden, maar ook van de gemeente of het geheele lichaam des volks afgekondigd. Ofschoon de edelen sterke huizen (stinzen) bouwden, kon niemand zijne volgelingen dwingen bij hom te blijven, leder Fries was persoonlijk vrij, kon gaan waar hij wilde en door niemand verplicht worden om buiten de grenzen zijns lands ten strijde te trekken.'

De laatste der inlandsche Potestaten was Juw Dekama, na wiens bewind Friesland zijne vrijheid verloor. De Schieringers, beducht dat de Vetkoopers hun te machtig zouden worden, kozen in 1498 den Bourgon-dischen veldheer te Medemblik, Hertog Albrecht van Saksen, tot Erfpo-testaat, die daarop den 20 Juli van genoemd jaar te Franekcr werd gehuldigd. Maar de Vetkoopers, die de overhand hadden in Oostergoo en de Zevenwouden (voor het grootste deel uit de voormalige gouw Stavoren saamgesteld), verzetten zich tegen die verandering, ofschoon het hnn weinig baatte, daar zij door de Saksische benden werden bedwongen.

Sedert Hertog George in 1504 door het oprichten van een Gerechtshof en het afkondigen van een wetboek, rust, veiligheid en orde vestigde, genoot Friesland onder het bestuur zijner stadhouders gelukkige dagen. Doch nadeelen in een oorlog tegen de Groningers en tegen Graaf Edzard van Oost-Friesland, drongen George in 1515 tot het besluit, om zijne rechten aan Keizer Karei V, voor de som van 150,000 goudguldens, te ver-koopen. Vruchteloos poogden sommige Friezen dezen machtigen Monarch te wederstreven, waartoe zij Hertog Karei van Gelder tot schutsheer aannamen. Al bleef Friesland daardoor nog jaren lang een twistappel tusschen de vorsten van Oostenrijk en Gelder, in 1524 werden de Gelderschen geheel uit Friesland verdreven. Keizer Karei verbond zich bij tractaat om der Friezen vrijheden en rechten te beschermen en hen als Erfheer te doen besturen, tegen het genot van geen hoogere belastingen, dan vroeger onder de Saksische regeering waren toegestaan.

Nadat Friesland door de ünie van Utrecht met de overige noordelijke provinciën de grondslagen der Uepubliek der Vereenigde-Nederlanden had gelegd, werd het de vijfde der Zeven Provinciën, ofschoon het vaak Utrecht de vierde plaats betwistte. Het was toen verdeeld in 11 steden en 30 grietenijen, terwijl de heoriijkheden Ameland en Schiermonnikoog daaraan bf eenigermate, bf nauw verknocht waren.

In 1798 bij de inrichting der departementen der Bataafsche-Republiek werd de grootste (noord-westelijke) helft van Friesland bij het Departement van de Eems, en de kleinere zuid-oostelijke helft tot het Departement van den IJssel gebracht.

-ocr page 374-

368

In 1801 werd Friesland in zijne oude uitgestrektheid, doch met Ameland en Schiermonnikoog, een afzonderlijk departement, waaraan in 1807 Terschelling en Vlieland werden toegevoegd. In 18H kreeg Friesland weder den omtrek, dien het van 1801 tot 1807 had gehad.

Friesland is 327,480 bund, of bijna ö2i □ geogr. mijl groot. De in 1873 ondernomen aanhechting van Ameland aan den vasten wal belooft het aanmerkelijk uit te breiden.

Friesland is over het geheel vlak. De hoogste punten, de duinen op Ameland en Schiermonnikoog, en eenige heuvelen in Gaasterland en Oost-Stellingwerf, bereiken nog niet 15 meter boven den waterspiegel der zee. In het noorden bestaat de grond meest uit zeeklei, in het zuid-westen uit laag veen, in het zuiden en oosten uit diluvisch zand en hoog veen. In de lage veen-streek en op den rand daarvan naar dc zijde der zandstreken liggen talrijke meren, waaronder het ïjcukemeer, het Slotermcer, het Bergumermeer, het Sneekermeer en het Heegermeer (met de daarmede verbonden Flues-sen) en het Workumermeer dc grootste uitgestrektheid hebben.

De Friesche rivieren zijn van geringe lengte. De Tjonger of Kuinder en de Linde besproeien het zuid-oosten. De Boorne, in het oosten, was vroeger veel aanzienlijker dan thans; doch nog meer heeft de Lauwers, op de noordoostelijke grenzen, in belangrijkheid verloren. Daarentegen is Friesland zeer rijk aan natuurlijke en gegraven vaarten, die te zamen een net van waterwegen vormen, hetwelk een levendig verkeer tusscheri alle oorden van het gewest mogelijk maakt.

De spoorwegen behooren allen tot het Noordernet der Staatsspoorwegen. De lijn van Harlingen naar Leeuwarden werd geopend den 14 October 1863, de lijn Leeuwarden—Groningsche grens den 1 Juni 1806, de lijn Overijsselsche grens—Heerenveen den 15 Januari 1868, de lijn Heerenveen—Leeuwarden den 1 September 1868. De straat-, grind- en puinwegen zijn talrijk, en worden met elk jaar vermeerderd.

Friesland had in 1744 135,133, in 1748 135,195 inw., zonder de bevolking van Ameland, of die van Schiermonnikoog daarbij te rekenen. In 1811 had het 175,375 inw., waarvan 2270 op Ameland, 1051 op Schiermonnikoog, 1868 op Terschelling en 658 op Vlieland. In 1822 telde Friesland binnen de tegenwoordige grenzen 140,342 inw., in 1840 327,85i), in 1860 274,305.. in 1873 304,106 inw.

Op den 1 Januari 1873 berekende men het aantal Ned.-Herv. op 242,406, dat der Waalsch-Herv, op 132, dat der Presb. op 4, dat der Episc. op 3, dat der Ev.-Luth. op 992, dat der Herst.-Luth. op 158, dat der Doopsgez. op 16,423, dat der Rem. op 76, dat der Chr.-Geref. op 16,098, dat der Bapt. op 43, dat der Leden der Vrije Gem. op 1, dat der E.-Kath. op 35,095, dat der Oud-K. op 1, dat der Ned.-Isr. op 2177, dat der Port.-Isr. op 12, dat der ongenoemden op 485.

Er zijn in Friesland 213 gem. der Ned.-Herv., ! der Waalsch-Herv., 47 der Chr.-Geref., 46 der Doopsgez., 3 der Lutb., 1 der Herst.-Luth., 1 der Baptisten, 39 der R.-Kath. en 8 der Isr.

Het platteland van Friesland bloeit door den landbouw, zoowel door het kweeken van granen en handelsgewassen als door veefokkerij en zui-

-ocr page 375-

369

velbereiding. Elders heeft men visechei'ij, veenderij, boschkuituur, enz. De steden, eenige vlekken en voorname dorpen bestaan inzonderheid door handel en scheepvaart. Het fabriekwezen is vertegenwoordigd door potten- en pannenbakkerijen, scheepstimmerwerven , koren-, pel- en houtzaagmolens, leerlooierijen, wolkammerijen, kalkbranderijen, ververijen, gouden zilversmederijen, enz. Ken bijzondere tak van volksvlijt te Joure is het maken van klokken.

Friesland is met betrekking tot de lagere scholen verdeeld in 9 districten. Tot het eerste behooren de scholen in do geni. het Bildt (te st.-Anna-Parochie, Nieuwe-Bildtdijk, st.-Jacobi-Parochie, Westhoek, Oosthoek, Lieve-Vrouwe-Parochie en Oude-Bildtzijl); in Idaarderadeel (te Grouw, Friens, Idaanl, Hoordahuizum. Warga en Wartena); in Leeuwarden (te Leeuwarden); in Leeuwarderadeel (te Stiens, Wirdum, Huizum, Lekkum, Goutum, Swichum, Hempens, Jelsum, Cornjum, Britsum, Hyum, Finkum en Wijtgaard;. — Tot het tweede de scholen in de gem. Barradcel (te Almenum, Minnertsga, Oosterbierum, Pietersbierum, Sex-bierum, Tjummarum, Wynaldum en Firdgum); in Bolsward (te Bols-ward); in Harlingen (te Haiiingen); in Wonseradeel (te Arum, Burgwerd, Cornwerd, Dedgum, Exmorra, Ferwoude, Gaast, Hichtum, Idsega-huizen, Kimswerd, Lollum, Makkum, Parrega, Pingjum, Schettens, Schraard, Tjerkwerd, Witmarsum, Wons en Zurich). — Tot het derde de scholen in de gem. Ameland (te Ballum, Buren, Hollum en Nes); in Ferwerderadeel (te Blija, Ferwerd, Genum-en-Jislum, Hallum, Ho-gebeintum, Lichtaard-en-Heitsum, Marrum-en-Nijkerk en Wanswerd); in Oost-Dongeradeel (te Aalsum, Anjum, Ee, Engwiernm, Ezumazijl, Lioessens, Metslawier, Morra, Nyawier, Nijkerk, Oostrum, Paesens en Wetzens); in West-Dongeradeel (te Holwerd, Brantgum, Born-werd , Fondgum, Hantum, Hantumhuizen, Hiaure, Moddergat, Nes, Eaard. Ternaard, Waaxens, Wievum; op Schiermonnikoog (te Vierhuizen). — Tot het uierde de scholen in de gem. Dantumadeel (te Dantuma-woude, Driesnm, Uinsumageest, Akkerwoude, Broek-onder-Akkerwoude, Veenwouden, Zwaag-Westeinde, Birdaard en Roodkerk); in Dokkum (te Dokkum); in KoIlumerland-en-Nieuw-Kiuisland (te Augsbuurt, Bnrum, Kollum, Kollumerpomp, Kollumerzwaag, Munnekenzijl, Oudwoude en Westergeest); in Tietjerksteradeel (te Bergum, Bergumerheide, Eerne-woude, Eestrum, Garijp, Giekerk, Hardegarijp, Oenkerk, Oostermeer, Oudkerk, Rijperkerk, Suameer, Suawonde, Tietjerk, Wijns en Witveen); — tot het vijfde de scholen in de gem. Achtkarspelen (te Au-gustinusga, Buitenpost, Drogeham, Gerkesklooster, Harkema-Opeinde, Kooten, Rottevalle, Surhuisterveen, Surhuisterveensterheide, Surhuizutn, Twijzel en Twijzelerheide); in Aengwirden (te Gersloot /fHeerenveer. Lunjeberd en Tjallcberd); in de gem. Opsterland (te Bakkevecn, Beet-sterzwaag, Duurswoude, Gorredijk, Hemrik, Kortezwaag, Langezwaag, Lippenhuizen, Siegerswoude, Terwispel, Tijnje, Ureterp, üreterpsterver-laat en Wijnjeterp); in Smallingerland (te Boornbergum, Drag ten, Dragtster-Compagnie, Noorderdwarsvaart, Zuiderstraatweg, Nijega, Opeinde en Oudega). — Tot het zesde de scliolen in de gem. Oost-Stellingwerf

24

-ocr page 376-

370

(te Appelscha, Donkerbroek, Elsloo, Haule, Haulerwijk-Benedeneind, Haulerwijk-Boveneind, Langedijke, Makkin ga, Oldebcrkoop, Oosterwolde en Vochteloo); in Schoterland (te Beneden-Knijpe, Boven-Knijpe, Delfstrahuizen, Hecrenveen, Hoornsterzwaajr, st.-Johannisga. Jubbega-Schurega, Mildam, Nienwchorne, Oudehorne, Oudeschoot, Gaast of Kotster-gaast en Rottum; in West-Stellingwerf (te Boyl, Blesdijke, Noord-wolde, Nijeholtpado. Nijelamer, Oldeholtpade, Oldeholtwolde, Olde-lamer, Oldetrijne, Scberpenzeel, Slijkenburg, Steggerda, Vinkega en Wolvega). — Tot het zevende de scholen in de gem. Doniawerstal (te Broek, Doniaga, Goingarijp, Idskenhuizen, Langweer, Oldeouwer, Ooster-haule, st.-Nicolaasga en Tjerkgaast); in Gaasterland (te Balk, Harich, Mirns-en-Bakhnizen, Oudemivdum, Sondel en Wijckel); in Hasker-land (te Haskerdijken, Haskerhorne, Jonre, Nijehaske en Oudehaske); in Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde (te Hemelam, Koudum, Molkwe-rum, Nijega, Oudega en Warns); in Hindeloopen (te Hindeloopen); in Lemsterland (te Echten, Follega, Kooisloot, Lemmer en Oosterzeequot;); in Sloten (te Sloten); in Stavoren (te Stavoren). — Tot het achtste de scholen in de gem. Eauwerderhem (te Deerzum, Irnsum, Poppingawier. Eauwerd, Sybrandabnren en Terzooi); in Sneck (te Sneek); in Utingc-radeel (te Akkrum, Oldeboorn, Terhorne en Terkaple); in Workum (te Workum en het Heidenschap); in Wymbritscradeel (te Abbega, Folsgarc, Gaastmeer, Gauw, Goenga, Heeg, Hommerts, Jutrijp, Nij-land, Offingawier, Oosthem, Oppenhnizen, Oudega, Scharnegoutum, Tirns, üitwellingerga, Westhem, 'VVolsum, Woudsend en Ysbrechtum); in Ylst (te Ylst). — Tot het negende de scholen in de gem. Baarderadeel (te Baard, Beers, Bozum, Britswerd, Hylaard, Huins, Jellum, Jorwerd, Mantgum, Oosterlittens, Oostcrwicrum. Weidum, Wieuwerd en Winsum); in Franeker (te Franeker); in Franekeradeel (te Achlum, Dongjum, Herba-jum, Hitznm, Midlum, Peins, Ried, Schalsum, Tjum en Zweins); in Hennaarderadeel (te Bayum, Cubaard, Hydaard, Ytens, Lutkewiernm, Oosterend, Spannum, Welsrijp en Wommels); in Menaldumadeel (te Beetgum, Berlikum, Blessum, Boxum, Deinum, Dronrijp, Engelum, Marssum, Menaldum. Schingen en Wier).

In het geheel telde Friesland in 1872 423 lagere scholen, t. w. 377 voor gewoon lager en 4B voor meer uitgebreid onderwijs. Van deze scholen waren 354 openbare en G9 bijzondere.

Voor middelbaar onderwijs heeft Friesland rijks hoogere burgerscholen te Leeuwarden en Heerenveen; gemeentelijke hoogere burgerscholen te Harlingen en Sneek; burger dag- en avondscholen te Leeuwarden, Har-lingen en Hecrenveen.

Voor hooger onderwijs bestaan gymnasia of latijnsche scholen te Sneek, Dokkum en Leeuwarden.

Naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal vaardigt Friesland 3 leden af. Voor de verkiezingen van loden voor de Tweede Kamer ia Friesland afgedeeld, met toevoeging van drie Groninger gemeenten, in 3 districten; Leeuwarden, Sneek en Dokkum.

Voor de verkiezing van 50 Provinciale Staten is Friesland in 5 kiesdis-

-ocr page 377-

371

tricten gesplitst; Leeuwarden, Dokkum. Heerenveen, Sneek en Franeker, Jie elk 10 leden afvaardigen.

Voor de rechtsmacht is Friesland gesplitst in 3 arrondissementen; Leeuwarden, Heerenveen en Sneek, te zamen met 14 kantons.

Frittema, ofquot; Prytema. b. in de Gron. gem. Oldehove, in 1840 met 90 inw.

Froskepolle, geh. onder het Frieschc d. Huizum (Leeuwarderadeel), hoofdzakelijk bestaande uit cene veelbezochte herberg aan de Grons en het Woudmansdiep, e'éu uur ten zuid-oosten van Leeuwarden.

Fyns, geh. onder het Friesche d. Womraels illenuaarderadeeli.

24 *

-ocr page 378-

Gaach (de), vaart in Z.-Holl., van de buurt de Hoorn bij Delft tot. de Karpcrhoelischc brug, waar zij den naam van Oost-Gaacli aanneemt. Dan splitst zij zich in Wcst-Gaaeh en Zuid Gaacli, van welke de laatste naar het d. Maasland loopt.

Gaaikemapolder, pold. van 177 bund, in de Gron. gem. Oluehove.

Gaaikemaweer, b. in de Gron. gem. Oldehove, in 1S40 mot 111 inw.

Gaanderen, d. met eene E.-Kath. kerk in de Geld, gom. Ambt-Doe-tinchem, in 1840 met 482, in 18fi0 met 734, in 1872 mot C7l inw. De kerk stond tot voor nagenoeg twintig jaren te Ter Gun.

Gaard, geh. in de N.-Brab. gemeente Zundert-en-Wornhout.

Gaarkeuken, geh. in de Gron. gem. Grijpskerk, aan de trekvaart van Groningen naar Stroobos. In 1840 met 57 inw.

Gaasp, stroomarm in N.-Holl., looponde uit het Gein naar den Bijlmermeer.

Gaasperdam, geh. met eene voorname herberg aan de Gaasp, in de N.-Holl. gcm. Weespercarspel.

Gaast, d. met eene Herv. kerk in de l'riesche gom. Wonsoradeel, aan den dijk langs de Zuiderzee, in 1811 met 188, in 1840 met 370, in ISfiO met 290, in 1873 mot 297 inw., deels veefokkers, deels visseliers. In 1840 waren te Gaast zelf 317 en iu do zoogenaamde Boorenstreok 53 inw. In 1860 waren deze getallen 24C en 44,

Gaasterland, gem. in Priesl., die, in het zuiden door de Zuiderzee bespoeld, naar de landzijde door Homelumer-Oldophaert-en-Noordwolde, AVymbritseradeel, Doniawcrstal, Sloten en I.emsterland is bepaald. Hare grootte beloopt 8815 bund., daaronder gerekend ongeveer de westerhelft van het Slotormeer.

In 1744 had deze gom. 1873, in 1748 1060, in 1811 (toon zij deels de mairie Balk vormde, deels tot Sloten behoorde) 2373, in 1822 2C99, in 1840 3448, in ISfiO 4014, in 1873 4GU4 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3513 Nod.-Herv., 106 Doopsgez., 6 Chr.-Geref., 2 Kv.-Luth., U74 Il,-Kath. en 3 Isr.

Gaasterland hooft eene grooto afwisseliug van gronden. Het middelgedeelte bestaat uit diluvisch en alluvisch zand, de grenslanden naar do zijde van Ilemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, Doniawerstal en Lem-

-ocr page 379-

373

storland uit laas; veen. Een groot deel der gem. is met bosch, waaronder veel hoogstammig geboomte, bedekt. Daartusschen liggen, opdenhenvel-aehtigen grond, schoone korenakkers, en naar het westen, noorden en zuid-oosten zoowel veenderijen als weiden. In 't zuiden reikt het hooge land tot de zee. Het Mirnserklif verrijst fi.ó, het Oudomirdumerklif 7 meter boven A. jf.

Gaasterland had vroeger 9, thans slechts 5 kerkdorpen. Deze laatsten zijn: Balk, Wijekel, Oudemirdum, Bakhuizen, Harich en Sondel. De drie overige dorpen, thans slechts buurten, worden echter nog bij de gemeenteadministratie als dorpen aangemerkt, namelijk Nijemirdum, Mirns en Ruiga-huizen. Voorts bevat de gem. de buurt Rijs, onder Mirns, benevens de geh. Wester-Harich onder Harich en Tacozijl onder Sondel.

Er zijn 6 lagere scholen.

De hoofdplaats der gem. is het fraaie, welgelegen Balk, waar nevens den landbouw, de veeteelt en visscherij, ook handel wordt gedreven, en enkele fabriekmatige inrichtingen gevestigd zijn.

G-aastmaburen, geh. onder het Friesehe d. Hardegarijp (Tictjerk-steradeol).

Qaastmeer, d. met eene Herv. kerk in do Friesehe gem. Wymbrit-seradeel. Het d. bloeit vooral door do palingvisscherij, met welk voortbrengsel van het Heegermeer en andore plassen der omliggende streek een uitgestrekte handel naar Londen wordt gedreven. Het d. had in 1811 173, in 1840 237, in 1860 271, in 1872 389 inw., daaronder begrepen de ingezetenen der geh. Noorderburen, Visscherburen en Woudburen, welke in 1840 een getal van 149, in 1860 van li-I uitmaakten.

Gaete, Gaat, of Geute, b. in de N.-Brab. gom. Hooge-en-Lage-

Zwaluwe, in 1840 met 214, in 1860 met 213 inw.

Gagel (de), b. in de N.-Brab. gem. Mill-en-st,-Hubert, in 1840 met 120 inw.

Gageldonk, geb. in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 47 inw. Het maakt met de omliggende gronden, ter grootte van 29 bund., eeno bijzondere heerl. uit. Men vindt er een kapelletje.

Gaikingadijk, geh. in Gron., ten deele in de gem. Hoogkerk, ten deele in do gem. Adnard. In het laatste ged. stond oudtijds het kasteel Gaikingaborg.

Galamadammen, geh. in do Friesehe gom. Hemelumer-Oldephnert-en-Noordwolde, tusschen de plassen Morra en de Oorden, op don Slaperdijk. Do sluis in dezen dijk, in het jaar 1732 gelegd, is in 1836 verbreed en met eenc kapitale draaibrug overdekt. Er is hier eene herberg, die veel uit alle oorden der provincie bezocht wordt.

Galathé, pold. in de Z.-Holl. gom. Ooltgensplaat, in 1521 bedijkt en 624 bund, groot. Aan de Galathesche sluis ligt het gelijknamig gehucht.

-ocr page 380-

374

Galberg, geh. in de N.-Brab. gem. Linden.

Galder, b. in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a., in 1840 met 301, in 1860 met 315 inw. Vroeger waa het een d., met eene kapel, doch dit gebonw is reeds voor lang afgebroken. De toren is alleen over.

G-alekop, heerl., uitmakende het ciostel. deel der ütr. gem. Onden-Rijn, 446 band. groot. Het had in 1840 87 inw.

G-algenberg, heuvel in de Geld. gem. Arnhem, 82 el hoog boven A.P.

Galgendaa], geh. in de Geld. gem. Gent.

Galgepolder, pold. van ruim 4 bund, in de Zeeuwsehe gem. Noord-gouwe, bedijkt in 1628, in 1808 overstroomd.

Galghoek, pold. van 31 bund, in de Z.-Holl. gem. Schipluiden.

Galgoord, pold. van ruim 10 bund, in de Z.-Holl. gem. Haastrecht.

Galgstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Oudenbosch.

GamereD, gem. in Geld., ingesloten door Zuilichem, Kerkwijk, Zalt-Bommel (drie gem. van den Bommelerwaard) en Haaften (een der gemeenten van den ïielerwaard). Met de laatste gem. wordt de scheiding door het midden van de Waal gevormd. De gem. beslaat 1211 bund., uit rivierklei gevormd. In 1832 had zij 964, in 1840 1368, in 1860 1434, 1873 1504 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1283 Ned.-Herv., 173 Chr.-Geref. en 48 B.-Kath., wier hoofdbedrijf landbouw (vooral het kweeken van aardappelen) en veeteelt uitmaken. Er is ook eene steen-bakkei'ij. De gem. is in 1818 gevormd uit de beide heerl. Gameren (in het oosten) en Nienwaal (in het westen).

Het d. Gameren heeft een Herv. en een Chr.-Geref. kerk. Men vindt het reeds op het jaar 1031 vermeld, toen Meinwerk, bisschop van Pa-derborn, de kerk aan de abdij Abdinghof overdroeg. Het voorm. slot van Gameren, de zetel der heeren, is o. a. bewoond geweest door de de Cock's, de Heukelom's, de Leijenburg's, de Pieck's. de Haaften's, de IJssel-stein's en de Randwijk's. De heerl. Gameren had in 1840 1042, in 1860 1094, in 1872 1102 ingezetenen. Zij wonen, met geringe uitzondering, allen in de kom van het d. Gameren; beloopendc het getal inw. daar buiten slechts 24.

Gamles, of Gammels, vaarwater in de Zuiderzee tusschen Medem-blik en Wieringen. Daarin is een rif van ruim 1100 voet lengte, 2^- el onder de oppervlakte van gewoon hoog water, waarschijnlijk een dier oude duifsteenen wegen, wier aanwezen zoo vele raadselen te voorschijn roept.

Gammelke, buurt in de Overijsselsche gem. Weerselo, in 1840 met 267, in 1860 met 317 inw.

Gammelkerbeek, beek in Overijssel, loopende door het zuiden der gem. Weerselo. Zij valt in de Aa, in de nabijheid van Borne.

-ocr page 381-

375

Gandel-en-Middelwaard, uiterw. in de Geld. gem. Pouderoyen, •t7 bnnd. groot.

Gansdorp, pold. van 164 bund, in de Z.-Holl. gem. Nieuwerkerk.

Gansepolle, bedijkt buitenland in de Friesche gom. Oost-Dongeradeel aan de Lauwerzee. Het is in 1770 en 1825 door overstrooming onder-gevloeid.

Gansoijen, geh. in de N. Brab. gem. Drongelen c. a. Met den omlig-genden grond, ter grootte van 47 bund., vormt het eene bijzondere heerlijkheid. Het oude kasteel van Gansoijen, naar men meent, op het einde der 13de eeuw door Hertog Jan II van Brabant gesticht, is in 1829 grootendeels afgebroken en door een landhuis vervangen. In 1840 had Gansoijen 12, in 1860 11 inw.

Gansoijen, pold. van 39 bund, in de N.-Brab. gem. Drongelen c. a.

Ganswijk, heerl , pold. en geh. in de N.-Brab. gem. Emmikhoven c. a. De heerl., die dezelfde grootte als de pold. heeft, beslaat ruim 139 bund.

Gantel, waterloop in het Z.-Holl. kanton Naaldwijk.

Gantel, of Ganteltje, waterloop in de N.-Brab. gem. Almkerb.

Ganzendiep een der monden van de riv. de IJssel, in de Overijs-seische gem. Kampen. Het scheidt het Kamper-eiland van den Mandjeswaard.

Ganzendijk, geh. in de Groti. gem. Finstenvolde, in 1840 met 63 inw. In 1795 viel er eene merkwaardige schermutseling voor tusscheu Fransclie emigranten en legercorpsen van de Fransche-Republiek.

Ganzenkampen, pold. van 35 bund, in de Geld. gem. Beest.

Ganzenveld, duinvallei in de N.-Holl. gem. Bergen.

Ganzestaart, geh. in de N.-Brab. gem. Hoogeloon c. a.

Ganzeweide, b. in de Limb. gem. Heerlen, in 1840 met 114, in 1860 met 141 inw.

Gapinge, d. met eene Herv. kerk in de Zeenwsche gem. Vrouwepolder. Het vormt met het onderhoorig gebied eene heerl., die tot onder Koning Willem III nog eene afzonderlijke burgerlijke gom. uitmaakte, doch door de wet van 13 Juni 1857 bij Vrouwepolder is ingelijfd. In 1822 had Gapinge 166, in 1840 203, in 1860 269 inw. In laatstgenoemd jaar waren deze afgedeeld: 32 binnen de dorpskom en 237 daarbuiten.

Garderbroek, b. in de Geld. gem. Barneveld, in 1840 met 282, in 1860 met 804, in 1873 met 300 inw.

Garderen, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gem. Barneveld, nabij

-ocr page 382-

376

het Uddelermeer. Het telde in 1840 247, in 1860 309, in 1872 272 inw. In 1811 is dit d. voor het grootste deel afgebrand.

Qarijp, d. met een Herv. kerk in de ITriesche gem. Tietjerksteradeel, in 1811 met 469, in 1840 met 620, in 1860 met 831, in 1873 met 960 inw., daaronder begrepen de bew. der geh. Lutke-Inia, Siegerswolde en de Veenhuizen. Binnen de kom alleen telde men in 1860 298 inw. Oudtijds lagen hier niet minder dan 14 stinzen, namelijk: Albada, Amema, Douma, Galama, Galekehiem, Kinnema, Scroetsma, Sixma, Solkatna of Hoogstins, Vooklama. Wiarda en drie wier namen zelfs verloren zijn gegaan.

Oarmerwolde, d. met eene merkwaardige Herv. kerk in de Gron. gem. ten Boer, in 1811 met 422, in 18G0 met 645 inw., daaronder begrepen de bev. der bnurt Bovenrijge en van het geh. Heidenschap. De dorpskom zelve bevatte in 1860 196 inw.

Garminge, geh. in de Drenthsche gem. Westerbork, in 1840 met 97, in 1860 met 87 inw.

Garuwerd, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Ezinge, op den linkeroever van het Reitdiep. Het had in 1840 465, of met de daaronder behoorende geh. Krassum en Beswerd 513 inw. In 1860 bevatte het slechts 438 inw. In 1739 stortte de dorpstoren in. In 1810 werd het op den rechteroever van het Reitdiep gelegen Kiein-Garnwerd van Ezinge gescheiden en onder quot;Winsum gebracht.

Garrelsweer, d. in de Gron. gem. Loppèrsum, in 1810 met 229, in 1860 met 210 inw. Het strekt zich op beide oevers van het Damsterdiep uit en was vroeger eene der belangrijkste plaatsen van Fivelgo, zoodat de Roomsch-Koning Hendrik IV het in 1037 met eene markt, ten dienste van het geheele landschap, begiftigde. Er zijn kerken voor de Herv. en de Chr.-Gereformeerden.

Garreweer, of Garreweerd, buurt in de Gron. gem. Appingedam. Het had in 1840 104 inw. Men vindt er het huis Garreweer. Oudtijds stond er ook een kapel.

Garshuizen, of Gamp;rstliuizoxi, d. met eene Herv. kerk, in de Gron. gem. Stedum, in 1840 met 376, in 1860 met 451 inw., daaronder begrepen die in de geh. Dijkum, Groote-Garshuizer-Voorwerk en Kleine-Garshuizer-Voorwerk. In 1860 telde men in de dorpskom alleen 287 inw.

Garstenheem, geh. in de Gron. gem. Leens.

Garstenpolder, pold. van 201 bnnd. in de ütr. getn. Nigtevecht.

Garvelinkhoek, b. in de Geld. gem. Ruurlo, in 1840 met 110, in 1860 met 123, in 1872 met 147 inw.

Gasparden, voorm. steedje in Z.-Holl., in de nabuurschap van Vianen, mogelijk dezelfde plaats, die wij als Hagestein kennen. Het had een

-ocr page 383-

377

kasteel, welks lot het volgde, toen deze sterkte ten jare 1405 door den Hollandschen Graaf Willem VI in den Arkelsehen oorlog werd ingenomen.

Gassel, gem. in N.-Brab., tusschen Escharen, Mill en-st.-Hubert, Beers en Linden (N.-Brab.) en de Geldersche gem. Over-Asselt. Zij beslaat 1057 bund. In het noorden door de Maas bespoeld, bestaat de grond deels uit klei, deels uit diluvisch zand. Landbouw en veeteelt zijn er do voornaamste bronnen van bestaan. In 1822 beliep het getal imv. 530, in 1840 568, in 1873 560. De inw. behooren thans allen tot de R.-Kath. Kerk. Do gem. bevat bet d. Gassel, de buurten Nieuw-Gassel en Heihoek, de geh. Maasdijk en Tongelaar.

Het d. Gassel, aan den grooten weg van Cuyk naar Grave, doorgaans den Kerkenboek genoemd, heeft eene R.-Kath. kerk. Het bevatte in 1860 124 inw.

Grasselte, gem. in Drenthe, ingesloten door Gieten, Rolde eu Borger (Drenthe) en Wildervank (Gron.). Hare oppervlakte beslaat 4027 bund., zijnde de grond van zeer versehillende hoedanigheid. Het westen is gevormd door diluvisch zand. In het midden, waardoor zich de Ooster-moersche vaart kronkelt, ligt veelal laag veen. Het oosten bestaat uit hoog veen en afgegraven dalgronden. De ontginningen der laatste halve eenw hebben de vruchtbaarheid dezer streek zeer verhoogd, die nu veel rogge, gerst en andore veldvruchten voortbrengt. In 1811 telde men er 654, in 1822 761, in 1840 1340, in 1873 2071 inw., ten laatstgenoemde jare onderscheiden in 1792 Herv., 186 Christ. Gereform., 52 leden der Schotsche gom., 3 Doopsgez., 2 Luth., 27 R.-Kath., 6 Isr. en 3 ongen. De meeste ingezetenen vinden hun bestaan in den landbouw. Doch ook de veeteelt, veenderij, scheepvaart en koophandel werpen belangrijke voordeden af. Als fabriekmatige inrichtingen vindt men er '2 kleine scheepstimmerwerven, een houtzaag- en korenmolen en oen olie- en korenmolen. De gem. bevat de beide dorpen Gasselte en Gasselter-Nijeveen, benevens de buurten Gasselter-Nijeveensche-mond, Gasselter-Boerveen en Gasselter-Boerveensche-mond.

Het d. Gasselte had in 1811 285, in 1840 390, in 1860 440 inw. Er is eene Herv. kerk.

Gasselter-Boerveen, b. in de Drenthsche gem. Gasselte, in 1840 met 85, in 1860 met 180 inw.

Gasselter-Boerveensche-mond, b. in de Drenthsche gem, Gasselte, in 1840 met 143, in 1860 met 171 inw.

Gasselter-Nijeveen, d. in de Drenthsche gem. Gasselte, met een

Herv. en een Chr.-Geref. kerk. In 1811 telde men er 306, in 1840 488, in 1860 612 inw. Eerst op het einde der 17de eenw kreeg deze plaats het aanzien van een dorp.

Gasselter-Nijeveensche-mond, b. in de Drenthsche gem. Gasselte, in 1840 met 234, in 1860 mot 412 inw.

-ocr page 384-

378

Gast, zandige hoogte in de Gron. gem. Zuidhom.

Gastel, of Oud-Gastel, d. in de N.-Brab. gem, Ond-en-Nienw-Gastel, met cene R. Kath. en een Herv. kerk. In 1840 telde men er 581,

in 1860 901 inw.

Gastel, dorp in de N.-Brab. gem. Soerendonk, in 1840 met 79, in 1860 met 205 inw. Er is cene openbare kapel, die tot de par. Budel behoort.

Gasteren, b in de Urenthsehe gem. Anloo, in 1811 met 121, in 1840 met 155, in 1860 met 180 inw.

Gasthuis, b. in de Limb. gem. Bemelen, in 1840 met 97, in 1860 met 126 inw.

Gasthuis, geh. in de N.-Brab. gem. Stiphout.

Gasthuispolder, pold. van 94 band. in de Z.-Holl. gem. Zoeterwonde.

Gasthuiswaard, pold. van 18 bund, in de N.-Brab. gem. Geer-truidenberg.

Gat (het), geh. in de N.-Brab, gem. Raamsdonk.

Gaternisse, voorm. ambacht in Vlaanderen, dat reeds in 084 wordt genoemd, doch door vele watervloeden geteisterd, in 1377 en 1578 te gronde ging. Later zijn de overstelpte landen weder bedijkt, doch niet in de gedaante, zoo als ze onder de Graven waren. Deze nieuwe indijkingen bohooren nu tot de Zeeuwsche gemeenten Schoondijke en Hoofdplaat.

Gaternissekreek, kreek in de Zeeuwsche gem. Schoondijke.

Gauw, oud d., met eene Herv. kerk. in de Friescbe gem. Wymbritser-adeol. Het had in 1811 107, in 1840 150, in 1873 244 inw.

Gawege, geh. in Zeeland, deels in de gem. Waarde, deels in de gem. Krabbendijke.

Gebroek, buurt in de Limb. gem. Echt, in 1840 met 150, in 1860 met 179 inw.

Gebroek, buurt in de Limb. gem. Herkenbosch-en-Melich, in 1840

met 194, in 1860 met 226 inw.

Gebroek, buurt in de Limb. gem. Maasniel, in 1840 mot 140, in 1860 met 175 inw.

Gebroek, geh. in de Limb. gem. Susteren, in 1840 met 39, in 1860 met 67 inw.

Geefsweer, goh. in de Gron. gem. Delfzijl.

Geeneind, geh. in de N.-Brab. gem. Stiphout.

Geeneind; geh. in de Limb. gem. Tegclen.

-ocr page 385-

379

Geenhoven, buurt in de N.-Brab. gem. Valkenswaard, in 1340 met 247, in 1860 met 251 inw.

Geenweide, of Geenwei, geh. in de Geld. gem. Kossem, in 1840 met 156, in 1860 met 86, in 1872 met 51 inw.

Geer (de), geh. in de Utr. gem. Wilnis.

Geer (de), in de Z.-Holl. gem. Nieuwland,

Geerdinksbeek, beek in tie Overijsselsche gem. Tubbergen.

Geerenpolder, pold van 84 bund, in de Utr- gem. Schalkwijk,

Geerepolder, pold, in de Z.-Holl. gem. Ouderkerk-aan-den-IJssel.

Geerepolder, pold. van 225 bund, in de Z.-Holl. gem. Hazerswoude.

Geerestein, ridderhofstad en heerl. in de Dtr. gem. Woudenberg. De ridderhofstad is bezeten door de geslachten Zuylen van Nyeveld, van Lijnden, de Marez, Eechteren, Hooft, enz. De heerlijkheid had in 1840 204, in 1860 186 inw.

Geerpolder, pold. van 112 bund, in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoudc.

Geersbroek, buurt in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a., in 1840 met 195, in 1860 met 239 inw.

Geersdijk, of Geersdijkschepoldor, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Wissekerke en ICortgene, met 201 bund, oppervlakte. Hij is in 1550 ondergevloeid, doch in 1668 weder beverscht. Onder Wissekerke ligt de b. Geersdijk, in 1840 met 240, in 1860 met 258 inw.

Geertruidapolder (St.), pold. van 64 bund, in de Zeeuwsche gem. Scherpenisse.

Geertruidapolder (St.), pold. van 106 bund, in de Zeeuwsche ^em. Biervliet.

Geertruide (3t.), gem. in Limburg, in 1828 uit de oostelijke deelen der beide gemeenten Breust en Eysden gevormd. Zij wordt omringd door de gemeenten Mesch, Eysden. Gronsfeld, Margraten, Gulpen en Mheer (Limb.) en 's Gravenvoeren (België). Hare oppervlakte beloopt Ö14 bund. De hooge grond, uit Hmburgschs klei gevormd, is vruchtbaar en brengt velerlei granen en andere veldvruchten voort, zoodat de landbouw het hoofdbedrijf der ingezetenten uitmaakt. St -Geertruide had iu 1840 961, in 18G0 924, in 1873 926 inw. Ia laatstgenoemd jaar telde men 925 K-Kath. en 1 Herv. De gem. bevat de beide d. St.-Geertruide en Ekkelrade, dc buurten Herkenrade. Brensterbosch en Libuek, benevens het geh. Moerslag.

Het d. St.-Geertruide, dat zijn naam van de patrones der kerk ontleent, voert ook den naam van Eysden-op den-Berg en telde in 1840 271, fn 1860 252 inw.

Geertruidenberg, oude heerl. uit de stad Geertruidenberg en een deel van Made saamgesteld. Zij is uit het graafsch. Strijen voortgekomen

-ocr page 386-

380

en kwam als bnvggraafschap, door opdracht van Graaf' Willem III aan Willem van Duivenvoorde. In 14CH kwam deze heerlijkheid door het huwelijk dor erfdochter Johanna van Polanen aan Graaf Engelbrecht van Nassau.

Geertruidenberg, kerk. ring der klasse Breda van de Ilerv. Kerk, bevattende de 9 gemeenten; Geertruidenberg, Dongen, Drimmelen, Made, Moerdijk, Oosterhout-en-Dorst, Terheyden, Hooge-Zwaluwe, Lage-Zwaluwe.

G-eertruidonberg, dekenaat van het bisdom 's Hertogenbosch, bevattende de 15 parochiën: Baardwijk, Besoijen, Geeriruidenberg, Hoek of Zevenbergsche Hoek, Hooge-Zwaluwe, Kaatsheuvel, Lage-Zwaluwe, Loon-op-Zand, Made, Moerdijk, Uaamsdonk, Raatnsdonksche-Veer, Waalwijk, Waspik, Zevenbergen.

Geertruidenberg, gem. in N. Brab,, aan den mond van de Dongc, in het noorden, westen en zuidwesten door Made-en-Drimmelen, in het zuidoosten door Oosterhout, in het oosten door Raamsdonk bepaald.

Zij is van kleinen omvang, want zij heeft slechts 537 bund, oppervlakte en bevat weinig meer dan de stad Geertruidenberg en het geh. Statendam. De grond bestaat uit klei.

De bevolking beliep in 1796 1320, in 1830 1558, in 1840 2080, in 1850 1869, in 1860 1694, in 1873 1876 zielen. In 1870 onderscheidde men deze bevolking, toen op 1901 berekend, in 1345 R.-Kath., 501 Herv., 4 Waalsch Herv., 18 Ev.-Luth. 3 Chr.-Geref., 2 Doopsgez. en 29 Israëlieten.

De stad Geertruidenberg, op den linkeroever van de Donge gelegen, is cene ruim-gebouwde vesting, waarvan het voornaamste gedeelte eich langs eene bijzonder lange, deels breede markt uitstrekt. Zij heeft eene haven, scheepvaart, visscherij, winkelnering, eene looierij, 2 sigaren- en tabaksfabrieken en 2 beetwortelsnikerfabrieken, en geniet doorgaans de voordeden van een betrekkelijk groot garnizoen.

Geertruidenberg is van hooge oudheid, daar het in het midden der 7o eeuw begunstigd werd door vrouwe Geertmida, de dochter van Poppin van Landen, abdis van Nivelles, die er eene kapel liet bouwen. Den 1 October 1213 werden de ingezetenen door tien Hollandschen Graaf Willem I met belangrijke rechten begiftigd, welke gunsten den 23 Januari 1274 door Graaf Floris V bevestigd werden, lie stad was uit dien hoofde zeer aan het Hollandsche gravenhuis gehecht, en toen Graaf Jan van Holland en Graaf Jan van Henegouwen zich in 1399 aaneensloten om de moordenaars van Graaf Floris V streng te vervolgen, vereenigden zich Geertruidenberg en zeven andere Hollandschen steden met beide vorsten, ten einde den banvloek tegen de moordenaars te bekrachtigen en de belofte af te leggen, geen verzoening mot hen aan te gaan (17 October 1399). Sedert woonden afgevaardigden van Geertruidenberg (of st.-Geertruidenbcrg) do dagvaarten van Holland's staten bij, altans tot 1584.

Verdere historische herinneringen zijn : de inneming der sta.d door Hertog Jan II van Brabant en de herovering door Nikolaas van Putten in 1304; do bezetting der stad door Jan van Beijeron, in 1420, dio, daar het kasteel de zijde van vrouwe Jacoba hield, de verwoesting der stad naar zich sleepte; dest. Eli-

-ocr page 387-

381

zabethsvloed van 18 November 1421, die den omtrek geheel veranderdej de veroTering der stad door de Hoekschen, op den G Maart 1489 ; de verovering door de Staatschen, op deu 28 Augustus 1573 ; de muiterij der bezetting, meest Engelscben, in Slaart 1588; de aanval van Prins Maurits op de stad in 1589, hetgeen de muiters Geertruidenberg aan Parma deed verkoupen; het beleg door Prins Maurits in het voorjaar van 1593 ; du bezetting dooi de Franseben in Februari 1793; de berovering der stad door de Prins van Oranje, in April 1793 ; liet bombardement der stad en de overgave aan de Fransehen in Januari 1795: do overgave aan de verbondenen op 12 December 1813.

De hoofdgebouwen der stad zijn het Stadhuis, de Herv. en de R.-Kath. kerk. Do Herv. kerk prijkt met een gedenkteekeu ter eere van den Luitenant-Admiraal Johan Arnold Zoutman, die er begraven ligt. Er is ook een synagoge. Tot op den tijd der Belgische omwenteling vond men te Geertruidenberg het Groot Prinsenhof, een verblijf door Prins Maurits voor zich en zijne opvolgers, heeren van Geertruidenberg, gebouwd.

Geervliet, kerk. ring der klasse van Brielle van de Herv. Kerk. Zij bevat de 10 gem.: Geervliet, Abbenbroek, Heenvliet, Hekelingen, Korendijk, Oudenhoorn, Piershil, Simonshaven-en-Biert, Spijkenisse, Zuidland.

Geervliet, gem. in Z.-Holl., uitmakende ongeveer de zuid-westelijke helft van Putten. Zij is 2627 bund, groot en wordt bepaald door de gemeenten Spijkenisse, Hekelingen, Nieuw-Beijerland, Piershü, Goudswaard, Zuidland, Abbenbroek, Heenvliet en Rozenburg. Eerst sedert 1855, toen de gemeenten Simonshaven en Biert daarbij werden ingelijfd, bezit zij haren tegenwoordigen omvang. In 1860 had deze gem. 999, in 1873 1122 inw. Men telde er in 1870 1090 Herv. en 1 Luth. In 1840 had men te Geervliet 589, te Simonshaven 257 ea te Biert 69 inw. geteld. De landbouw is hun voornaamste bedrijf, leverende de gronden, die allen uit zeeklei bestaan, hoofdzakelijk tarwe, haver, aardappelen enz. De gem. bevat het steedje Geervliet, benevens de dorpen Simonshaven en Biert.

Het steedje Geervliet dankt waarschijnlijk zijn oorsprong aan de ligging ter plaatse waar de Bornisse of Bernisse, (in den giafelijken tijd een aanzienlijke stroom), in de Maas uitliep. Wijl de Vlamingen, door de Bornisse in te stevenen, den liollandschen tol te Dordrecht poogden te ontgaan, vestigde Graaf Floris IU (1155—1190) te Geervliet een tol, die tot vele moeielijkheden, zelfs tot oorlogen aanleiding gaf'. Doch do tol bleef tot dat de Bornisse verlanddo, dat is tegen de zestiende eeuw. Een der poorten van Geervliet, de Tolpoort, heeft nog eeuwen daarna aan dien stroomtol herinnerd. Hot oude slot te Putten is, even als de wallen der stad, voor lang gesloopt. De merkwaardigste gebouwen zijn nu het Raadhuis en de Herv. kerk. De laatste bevat hot praalgraf van den held Nikolaas van Putten.

Geerviietsche polder, pold. van 452 bund, in de Z.-Holl. gom. Geervliet.

Gees, d. met eeno Chr.-Geref. kerk in de Drentsche gom. Oosterhes-selen. In 1811 had Gees 293, in 1840 405, in 1S60 547 inw.

-ocr page 388-

383

Geestbrug, fraai geh. iu de Z.-HolJ. gem. Rijswijk, die zijn naam ontleent van eene brag over de Vliet. In 1840 telde hot 73 inw.

Geestdorp, buurt aan den Rijn, deels in de Z.-Hoil. gem. Woerden, deels in de Utr. gem. Harmeien.

Geesteren. d. met eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk in de Geld. gem. Borculo, aan den weg van Groenlo naar Dieponheim, tellende in 1840 458, in 1860 414, in 1872 395 inW.

Geesteren, d. met eene B.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. ïub-bergen, in 1860 met 1281 inw., die van den Harbrinkshoek medegerekend.

Geestmer-Ambacht, zuid-oostelijk gedeelte van West-Friesland, omvattende Ouddorp, Oterleek, st.-Pancras, Koedijk, Broek, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude, Oudcarspel, Harencarspel en st.-Maarten.

Geest-Nieuwlandpolder, oude pold. van bijna 3 bund, oppervlakte in de Zeeuwsche gem. Brouwershaven.

Geeuw, breede vaart in Friesland, loopende van Sneek langs Ylst naar de Wijmers.

Geffen. gem. in N.-Brab., door Nuland, Lithoijen, Osch en Heesch omringd en 1404 bund, groot. In het noorden is de grond uit klei, in het midden uit diluvisch zand gevormd, doch beide deelen zijn welbebouwd en leveren ruime oogsten van veldvruchten. In 1822 had deze gem. 949, in 1840 1147, in 1860 1208, in 1873 1344 inw. Met uitzondering van 2 Herv. en 9 Israëlieten waren de 1282 inw., die men er in 1870 telde, allen R.-Kath. De landbouw is hun hoofdbedrijf. Er wonen te Geffen ook enkele klompenmakers, kuipers, bierbrouwers en spijkersmeden. Behalve de dorpskom bevat de gem. de buurten Papendijk, Runstraat, Kerkstraat, Broek-straat, Bergstraat en de Eist.

Het d. Geffen, of het Kerkrot, is zeer klein, daar het in 1860 slechts 125 inw. telde. De R.-Kath. kerk, die van 1648 tot 1803 den Hervormden behoorde, is een groot, fraai gebouw. Het oude kasteel van Geffen is in den Franschen tijd gesloopt. Het dorp is in 1497 en 1512 door de Gel-derschen uitgeplunderd.

Geffensche polder, pold. van ö08 hund. in de N.-Brab. gem. Geffen

Gein, rivier in ütr. en N.-Holl., loopende van den Angstel naar de Vecht, dragende het noord-oostelijkste gedeelte, den naam van Smalle-Weesp. Sommigen rekenen het Gein te beginnen te Loenersloot, anderen eerst te Abcoude. Zeker is het, dat het gedeelte tusschen Loenersloot en Abcoude door de omwoners zoowel Angstel als Gein wordt genoemd.

Gein, voorm. stad in Utr., tusschen IJsselstein en Jutphaas. De buurt Gein onder Eiteren werd in 1217 door Bisschop Otto van Lippe tot een bijzonder kerspel en in 1294 door Jan van Sierck tot eene stad verheven.

-ocr page 389-

383

Deze stad was een belangrijk handelspunt en bevatte, behalve eene parochiekerk, ook een in 1123 gesticht nonnenklooster. Oorlogsratnpen — verwoestingen door de Hollanders in 1225, 1333 en 1402 — hebben haar veel doen lijden, doch eerst de Spaansche beroerten hebben haar geheel ton val gebracht. Het gebied van 't Gein maakt thans een deel der gem. Jutphaas uit. Het had in ISIO 100, in 1860 30 inw. De ridderhofstad het Gein, die reeds in 1202 een aanval van Graaf Dirk Vil afsloeg, is sedert herhaalde malen herbouwd.

Geinbrug, fraai geh. in de N.-Holl. gem. Weospercarspel, een klein half nur ten westen van Weesp. Het is het noorder uiteinde van de fraaie streek het Gein.

G-ein-eil-Gaasperpolder, pold, van 390 bund, in de N.-Holl. gem. Weespercarspel.

Geinpolder, pold. in de Utr. gem. Jutphaas.

Gelderland, tweede provincie des Eijks. In het noord-westen door de Zuiderzee bespeeld, wordt zij overigens in het noorden en noordoosten door Overijssel, in het westen door Utrecht en Zuid-Holland, in het zuiden door Noord-Brabant en Limburg, in het zuidoosten door de Pruissische prov. Hijnland, in het oosten door de Pruissisclie prov. West-falen bepaald.

Gelderland ontleent zijn naam aan de stad Gelder of Geldern, in Rijnland, aan de Niers, waar men waarschijnlijk de wieg van het Graafschap (later Hertogdom) Gelre of Gelder heeft te zoeken.

Tijdens den aanvang onzer jaartelling door de Batavieren en de Cha-maven (of Hamaven) bewoond, werd het eenige eeuwen later ten deelc bezet door de Saksen, ten deele door de Franken, naar alle waarschijnlijkheid door de eersten voor het. gedeelte dat noorden van den lüjn en de Waal, door de tweeden voor de oorden op don znideroever van beide stroomen.

Toen de Saksen door Karei de Groote waren onderworpen, stelden 's Keizers opvolgers over het geheele gewest dat wij Gelderland noemen, benevens over het dusgenoemde Overkwartier, graven aan, die öf een of meer gouwen, öf wel een bepaald gedeelte van e'én gouw in naam van den soeverein bestuurden. Gelderland bevatte toen, of behoorde ten deele tot do gouwen; Teisterbant (Testrebenti), Betuwe (Batua), de Veluwe (Felua), Duffel (Dubla), IJsselgouw (Hisloa), Lijmers (Leomerike), Maasgouw (Mosao), en Molengouw (Moila).

Onder die graven worden het meest de graven van Hameland, van Teisterbant en van Nijmegen onderscheiden. Die van Teisterbant bezaten dc vruchtbare streken langs de Waal, den Rijn en de Maas; die van Hameland strekten hun gebied uit over een groot deel der IJsselstreken en lt;le Veluwe. Waarschijnlijk was een Nordgouwsche graaf, Euthhart, uit denElsass, die zicli in den oorlog togen de Friezen verdienstelijk had gemaakt, om-

-ocr page 390-

384

streeks het midden der 8ste eeuw met liet graafschap Hameland beschonken 1J. . .

In welke betrekkingen deze graven stonden tot de dynasten, die in de 11de eeuw van Gelder en Zutphen den grafelijken titel droegen, ligt nog in het duister. Overleveringen noemen de eerst-vermelde graven van Gelder afstammelingen uit den huize van Nassau, doch andere bronnen meenen in hen nazaten van een edel Vlaamsch geslacht uit de omstreken

van Antoing terug te vinden.

Hoe'Jdit zij: luidens een grafschrift te Biaunweiler moet er in het laatst der 10de eeuw een Graaf Otto, Heer van Zutphen, geleefd hebben, en eene oorkonde van lOUG is door Gerhard van Gelder bezegeld.

Ten gevolge van het huwelijk van Graaf Gerhard II van Gelder met Vrouwe Ermgard van Zutphen, erfde hun zoon, Hendrik, beider heerschappijen, die van zijn vader den 24 October 1131, die van zijne moeder eenigc jaren later, aangezien zij een tweede huwelijk heeft aangegaan met Koenraad II, Graaf van Luxemburg.

Onder Graaf Hendrik (1131 tot 1182) verkregen de graven van Gelder heerschappij over de Veluwe, als leen van don hertog van Brabant, die weder den bisschop van Utrecht als leenheer deswegens huldigen moest. Hendrik's zoon Otto I (1182—1307) voerde ook grafelijk gezag in't Land-van-Maas-en-Waal, doch do rechten, die hij op Megen kon doen gelden, stond hij Hertog Hendrik I van Brabant af (1203). Hij was de eerste,' die stedelijke rechten verleende, want in 1190 schonk hij Zutphen vrijheid en schepenen, onder bepaling dat de boeten ton laste der stad

zoudeu komen.

Gerhard III (1207—1229) zag zijne landen verwoesten door Keizer Otto IV, doch Keizer Frederik II machtigde hem om den tol van Arnhem naar Lobith te verplaatsen, langen tijd een der voornaamste inkomsten der Geldersche regenten. Van zijne rechten op Salland deed hij, ten behoeve van den Utrechtschen bisschop Otto II afstand, tegen ontvangst van 1100 Utrechtsche ponden en het verwerven van het Stichtsche domein Steenderen t)- Boor koop erlangde hij van het st.-Mana- en st -Adelbertsstift te Aken de heerlijkheid Mook in 1227.

Otto II, de zoon van Gerhard III, drong vele edelen, wier goederen tusschen zijne domeinen lagen ingeklemd, voor hem te bukken. Zij openden voor hem hunne sloten; droegen hem hunne heerlijkheden op, om die als leengoederen terug te ontvangen; erkenden zijn opper rechtsgebied en droegen voortaan hun aandeel in 'slands beden en schattingen. Bij deze staatkunde, welke het graafschap vaste grenzen schonk, had Otto

1

Vergelijk het nieuw-uitgekomen werk van A. J. C. Kromer: Be Graven van Uameland en de oorsprong der Gi-aven van Nassau, Gelre, Cleve en Zutphen, Arnhem 1873.

f) Zie Mr. L. A. J. W. Baron Sloet, Oorhondenhoek der Graafschappen Gelre en Zutfen, Deel I, bladz. 491—493.

-ocr page 391-

385

II het doorzicht, om de voornaamste plaatsen tot vrije gemeenten te verheffen, door Harderwijk, Arnhem, Emmerich, Lochem, Doesborgh, Doetinchem, Wageningen cn waarschijnlijk nog andere plaatsen van stedelijke rechten te voorzien. Door aankoop werd hij eigenaar der heerlijkheid Kriekeubeck (1243), van het rechtsgebied van Grocnlo, van al wat het Utreehtsche kapittel vau Oud-Munster tusschon dc Lek en Linge bezat, en van de heerlijkheid Beest-en-Rhenoy. Hij verkreeg mede den leeneigendom der heerlijkheid Bredcvoort, en in 1248 van Willem van Holland, den Koomsch-Koning, in pandschap den burg, met de stad on het Rijk-van-Nijmegen.

Roinald ], die in 1271 zijn vader Otto 11 opvolgde, zag zich hot hertogdom Limburg, hem door den dood zijns schoonvaders toegevallen, door Hertog Jan I van lirabant jammerlijk ontrukken (1288). Maar zijne onafhankelijkheid van het Rijk werd uitgebreid door het verlof van Keizer Hendrik VII, dat de Gelderschc graven alle plaatsen in hun gebied, die zij als vrije gemeenten wilden vestigen, stedelijke rechten mochten verlcenen (1310). Nu hernieuwde Reinald 1 dc privilegiën, door Otto I en Otto II geschonken, en verhief ook Zalt-Bommcl, Groenlo, Goeh, Montfort, Kriekenbeek en Nieuwstadt tot den rang van steden. Reinald I verwierf nog grootere macht toen Frederik van Oostenrijk hem in 1317 als Rijksvorst erkende, eene waardigheid, waaraan het recht om wetten te geven, munten met 's Graven beeldtenis te slaan, om tollen te heffen en in het algemeen alle vorstelijke voorrechten, verbonden waren. Na een veelbewogen leven, dat behalve door zijne nederlaag te Worringen, door het krenken zijner hersenen en heillooze geschillen met zijn zoon werd verbitterd, overleed hij in 1326.

Reinald II breidde niet minder dan zijn vader Gelderland's grenzen uit. Nog in het Jaar 1326 werd hij door aankoop eigenaar van het Land van Kessel. In 1328 won hij den Overwaard, tegenover Rhenen, in 1331 de heerlijkheid Beeronbroek, even als een groot gedeelte van het Rijkswald, en in 1333 de heerlijkheid Hoevelaken. Bij een verdrag met Brabant, op den 30 Augustus 1334, ruilde hij het belangrijke Tiel, met Zandwijk en Heerewaarden in, tegen de rechten die hij op Heusdeo, Vlijmen en Engelen kon doen gelden. Ten jare 1338 kocht hij Issnm aan, in 1342 Velp en een gedeelte van Oostcrbeek. Daarenboven wist hij, even als zijn vader, een aantal edelen, hetzij door overmacht, hetzij door geldelijke schadeloosstelling, tot het besluit te brengen, hem manschap te bewijzen. Aan hem hebben de eerste land- en dijkrechten die bewaard zijn gebleven, hun aanzijn te danken. Ook werden Elburg en Venlo door hem tot steden verheven. Zijn macht bereikte haar toppunt toen hij, den 19 Maart 133Ü, door Keizer Lodewijk van Beijeren tot Hertog, en Gelderland tot een hertogdom werd verheven.

Na den dood van Reinald II, in het laatst van 1339, volgde zijn zoon Reinald III hem op. Daarmede deed de bloei des lands een terugtred, want nu ontstonden tusschcn Reinald III en diens broeder Eduard, omstreeks 1350 die vernielende onlusten, welke dc binncnlandsche oorlogen tusschcn de

25

-ocr page 392-

386

partijen der ITccckcrcn's en Bronkhorst'cn voortbrachtent Na elf jaren strijds zwichtte Rein aid, ten gevolge van den veldslag bij Tiel, op den 25 Mei 1361, voor de wapenen zijns broeders, die zich terstond daarop als hertog liet huldigen.

Eeinald III, na Eduard's doodelijk wonden in den veldslag van Baes-weiler, op den 22 Augustus 1371, uit zijne gevangenschap op het slot Nijenbeek ontslagen, hernam slechts voor korten tijd de teugels van het bewind. Eer drie maanden om waren, werd hij ziek en stierf, slechts acht-en-dertig jaren oud.

Met dezen vorst was de laatste mannelijke spruit uit het oude huis der Geldersche graven overleden. Zijn halve zuster Machteld, die met Joan do Blois, graaf van Chatillon, was gehuwd, maakte nu aanspraak op de hertogelijke waardigheid en werd daartoe door eene der nog steeds twistende partijen (de lïeeckeren's) ondersteund. Dc Bronkhorst en echter gaven de voorkeur aan Willem, den zoon van Maria, «ene andere halve zuster van Reinald en Eduard, en de gemalin van Willem ^an Gulik (Jülich). Natuurlijk gaf deze verdeeldheid den strijd tussehen de binnenlandsche partijen nieuw voedsel, doch eindelijk gelukte het Hertog Willem I om de strijdenden te bevredigen cn zich alom te doen huldigen (1378).

Willem I toonde dat bij grooter macht kon uitoefenen dan zijn voorganger. Hij bewerkte, dat vele tot hiertoe nog vrije heeren hem als opperheer erkenden. Tot deze nieuwe vassallcn behoorden o. a. de heeren van Lienden, Ammcrzoden, Oijen cn Cuyk. In 1400 koebt dc Hertog de heerlijkheid Born, met dc steden Sittard en Susteren, nadat hij reeds vroeger den burgvoogd, die noch hem noch zijne tante Machteld had willen erkennen, door geweld van wapenen, tot overgave gedwongen, en van den Graaf van der Mark de verpande Lijmers met het huis Zevenaar ingelost had. Als een der grootste helden van zijn tijd geroemd, overleed hij op acht-en-dertig jarigen leeftijd tc Arnhem, den 10 Februari 1402.

Reinald IV, Willem's jongere broeder, voerde de teugels van hot bewind gedurende drie-en-twintig jaren. Minder strijdlustig dan zijn voorganger, deed hij reeds in 1402 afstand van do stad Emmerich aan Graaf Adolf van Cleve, waarschijnlijk om daardoor eenc schuld te kwijten, door zijn broeder aangegaan. Ook gaf hij, toen do Aartsbisschop van Keulen in oen verschil over de grenzen, Graaf Adolf in het gelijk stelde, in 1400 aan den Clecfschen Hertog de Lijmers over. Hij moest het Land van Arkel, dat hem was overgedragen, aan Holland laten en voor de Landen van Grave en Cuyk hulde doen aan Brabant. Niettemin gelukte het hem toch eenige domeinen bij Gelder in te lijven, namelijk Batenburg in 1413 cn de heerlijkheid Acqnoi in 1415. Hij verleende Nijkcrk stedelijke rechten (1413) en bevorderde, daar zijne steeds uitgeputte schatkist hem tot nieuwe beden dreef, de opkomst der landstenden of staten.

Reinald's opvolger, Arnold, was de eerste Hertog uit het stamhuis van Egmond. Dit oorspronkelijk Hollandsch geslacht bekwam do heerschappij in Gelderland uithoofde Willem's en Reinald's nicht Maria van Arkel (de

-ocr page 393-

387

dochter hunner zuster Johanna) met Heer Jan van Egmond in den echt getreden, aan genoemden Arnold hot leven had geschonken.

Hertog Arnold van Egmond had door de hulp der edelen en steden gezegevierd over zijne beide mededingers naar de hoogc waardigheid: .Tan van Loon, Heer van Heinsberg, cn Adolf, Hertog van Berg. Ongelukkig was hij een zwak vorst, die door partij te kiezen voor zijn neef, Swedcr van Culemborg, verkozen Bisschop van Utrecht, zijn land groote onheilen berokkende. Wel stonden zijne ondorflanen hem met goed en bloed bij, want de mildheid der ridderschap en der andere geërfden in den Tielerwaard, in Beest en Ehenoy, die voor hun Hertog de heerlijkheid Dalem aankochten (1425), verloochende zich ook bij hen en dc overige onderzaten gedurende den Stichtsehen oorlog niet. Zoo brachten de Gclderschen grondstoffen en alle benoodigdheden bijeen om aan de Zuiderzee Hulkestein tot een hechten voormuur van de Veluwe te maken Doch de strijd liep niet tot Arnold's voordeel uit. Al verzoende hij zich, op niet ongunstige voorwaarden, met Rudolf van Diepholt, Sweder's tegenstander, te Wagenin-gen, in Mei 1429, terwijl zijne krijgsbenden aan de Geldersch-Stichtsche grenzen tegen de Utrechtschen streden, was zijn hertogdom Gulik door den Hertog van den Berg veroverd, en hadden de ingezetenen van dat gewest den indringer als heer erkend en gehuldigd. Om Gulik terug te winnen, zag Hertog Arnold zich gedwongen, het grootste deel van zijne eigen domeinen te verpanden. Doch dit was nog het ergste niet. Daar de steden de nadeelen van den oorlog het meest ondervonden, en de onmatige lasten haar handel aan banden leiden, begonnen zij Arnold hare hulp en medewerking te ontzeggen. Zij drongen, nevens dc ridderschap, op eene dagvaart in April 143C, aan op het wegnemen van hare grieven en van de talrijke gebreken, die zij in het landsbestuur aantoonden. Vorst en volk vervreemdden zich van elkander, cn terwijl de Hertog voortging eene kostbare hofhouding te voeren — hij had een gevolg van 280 personen en van 100 tot 150 paarden — waren eerlang zelfs schier alle tienden, tollen en andere opbrengsten verpand. Adolf van den Borg, gesteund door den Keizer, die Hertog Arnold in den ban had gedaan, sloeg den Gelderschen in November 1444 te Linnich, waardoor de staat der geldmiddelen zoo verergerde, dat Arnold de zoo belangrijke Duffel aan Cleve moest verpanden.

Door gedurige verschillen met zijne onderzaten in de klem gebracht, laadde Hertog Arnold ook den toorn op zich van den machtigen Hertog Filips de Goe;lc, toen de Gelderschman dc verheffing van 's Bourgondiërs zoon David tot Bisschop van Utrecht tegenwerkte. Eindelijk bereikte Arnold's verlegenheid haar toppunt, toen zijn zoon Adolf zich aan het hoofd der misnoegden plaatste (1459). Schijnbaar verzoenden vader cn zoon zich met elkander, maar in den nacht van den 9 Januari 1465 nam Adolf zijn vader te Grave gevangen en liet den grijsaard in het holst van den kouden winternacht welbewaakt wegvoeren, eerst naar Lobith en vervolgens naar Buren.

Een burgeroorlog was het gevolg van deze schandelijke daad. De ridderschap en steden splitsten zich in twee partyon, van welke de eene

25*

-ocr page 394-

388

den onden Hertog trouw bleef, doch de andere, die de sterkste was, den zoon als Hertog erkende. Die burgeroorlog kon niet gestuit worden door don afstand, tot welks teekening Adolf zijn vader verplichtte: dc aanhangers van Hertog Arnold beseften zeer wel, dat die afstand een gedwongen fraaiigheid was.

Arnold, eindelijk in 1471 door de tusschenkomst van Hertog Karei de Stoute uit zijne vijfjarige gevangenschap ontslagen, liet zich overhalen, al zijne landen aan den machtigen Bourgondiër te verpanden, onder beding, dat hem het vruchtgebruik gedurende zijn leven vergund zou blijven. Naar aanleiding van deze overeenkomst, poogde Hertog Karei zich in het bezit van het Geldersch hertogdom te stollen, toen Hertog Arnold den 23 Februari 1473 aan oene beroerte overleed. Adolf zelf kon hem daarbij geen tegenstand bieden: deze werd door den Bourgondiër te Koit-rijk gevangen gehouden.

Heldhaftig was de tegenstand, die Nijmegen Karel's pogingen bood. Doch na eene hevige belegering, was de stad gedwongen, zich aan den Bourgondiër over te geven, zoodat ook de kinderen van Adolf, de kleine Karei en Filippa van Egmond, in zijne handen vielen. Spoedig was alle verdere tegenstand gebroken: gansch Gelderland werd in den zomer van 1473 een Bourgondisch wingewest.

Tot de gevolgen van die verovering behoorde, dat verscheidene van de oudste bezittingen der Geldersche Graven van hot hertogdom werden afgescheurd, Karei bevestigde namelijk den hertog van Cleve in het bezit van de aan dien vorst verpande ambten de Duffel en de Lijmers, met de stad Zevenaar, benevens het kasteel Nergena, en, onder zekere voorwaarden ook in het beheer van de stad Goeh cn het daartoe behoorende ambt, de heerlijkheid Wachtendonk, de voogdij over Flten, het kerspel Angerlo cn de tolplaats Lobith.

De heerschappij van Karei de Stoute over Gelderland duurde niet lang. Nauwelijks was de tijding, dat hij den 5 Januari 1477 te Nancy was verslagen, in Gelderland aangekomen, of het geheele hertogdom eischte van Maria van Bourgondië den gevangen Karei van Egmond met zijne kinderen terug. Maria scheen dezen eisch te zullen moeten inwilligen, want dc ingezetenen van hare gewone residentie. Gent, stelden Adolf in vrijheid. en wilden hem zelfs aan hunne Hertogin tot gemaal opdringen. Als een dapper man was Adolf's eerste werk tegen de Franschen op te trekken, die Maria's erfdeel bedreigden. Hij sloeg zich terstond met een Vlaamsch-Bourgondisch leger voor Doornik neder. Maar hier bereidde zijne vermetelheid hem den dood; hij sneuvelde bij een uitval dor belegerden, op den 29 Juni 1477.

Terwijl Hertog Adolf voor de belangen van Maria van Bourgondië streed, was de omwenteling in Gelderland voortgeschreden, en had Ca-tharina van Egmond, Adolf's zuster, het ruwaardschap aanvaard, dat echter eerlang op Hendrik van Schwarzenberg, Bisschop van Münster, (aan wicn de staten uit geldgebrek het graafschap Zutphen hadden verpand) werd overgedragen.

Nadat do Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, die de hand van

-ocr page 395-

389

Maria van Bourgondië had verworven, den Franschen te Guinegatc had overwonnen, kon hij zich met de onderwerping van Gelderland bezig houden. Arnhem was nog altoos op de Bourgondische zijde. In Maart 1480 begonnen de krijgsverrichtingen met de herovering van quot;Wageningen, welke stad voor haar afval van Maria mot eene ontzettende verwoesting werd gestraft. Harderwijk, Hattem, Elburg, Tiel en Zalt-Bom-mel onderwierpen zich. Nijmegen en Grave zwichtten voor het krijgsgeweld van Maximiliaan en zijn veldheer Adolf van Nassau. Ten laatste onderwierp zich ook Zutphen, dat de Bisschop van Münster, evenmin als de andere steden had durven beschermen, omdat do Keizer hom dit op strafte zijner ongenade had verboden. In Augustus 1483 erkende Gelderland ten tweeden male do heerschappij van Bourgondië.

De hertog van Cleve, die Arnhem voor Maximiliaan had bewaard, meende na 's Aartshertogs vertrek, een kans te wagen om Gelderland voor zich te winnen. Hij slaagde aanvankelijk, doch do heer van Ge-men, Maximiliaan's landdrost te Zutphen, deed die poging mislukken: Jan van Cleve moest al zijne veroveringen ontruimen.

Gelderland bleef onderworpen aan de Bourgondische macht tot 1492, toen de jeugdige Karei van Egmond, Adolf's zoon, na velerlei lotwisselingen, te Roermond weer den vaderlandschen grond betrad. Dadelijk vielen de Geklerschen hem toe, en nu begon oen der merkwaardigste oorlogen, die vóór den Spaansehon krijg in de Noordelijke Nederlanden zijn gevoerd. Karei van Egmond verdedigde zich tegen Maximiliaan, tegen Filips do Schoone, tegen Keizer Karei V, met kloeken moed. Hoe vaak do overmacht van die gevreesde vorsten hom van alle zijden bedreigde, hij wist zich te handhaven, al was het niet altoos op eene eervolle wijze. Meer dan eenmaal stond hij op hot punt om alles te verliezen, doch telkens herwon hij zijn hertogdom, gesterkt door hulp uit Frankrijk, door de trouw en de dapperheid der ingezetenen en door eigene bekwaamheden en van zijn legerhoofd Maarten van Rossom. Het gelukte zijn benden herhaalde koeren tot het hart van Holland en Brabant door te dringen; Amsterdam en Dordrecht werden bedreigd, 's Gravenhage uitgeplunderd. Gedurende deze bedrijven wist hij zelfs nog Overijssel, Friesland, Groningen en Drenthe aan zich te onderworpen. Doch hoe groot daarbij zijn voorspoed mocht zijn, op don duur was hij niet togen Karei van Oostenrijk opgewassen. Had hij in October 1528 do voldoening, dat, bij den vrede van Gorinehem, hem het levenslang bewind over Gelderland, Zutphen, Groningen. Coevorden en Drenthe werd toegezegd, hij had bij hetzelfde verdrag moeten toestemmen, dat, zoo hij zonder kinderen na te laten, overleed, al zijne landen aan den Keizer zouden vervallen. Toen zijne pogingen om Groningen als oene overheerde stad te behandelen, den oorlog met Karei V op nieuw deden ontbranden, taande zijne gelukster geweldig, want in 1536 ging het Geldersch gezag in Groningen, Coevorden en Drenthe volkomen te niet. Bij don vrede te Grave, op den 10 December (1530), deed Karei, tegen eenige geldelijke vergoeding, afstand van alle rechten, welke hij op die gewesten kon' doen golden

Gelukte het Karei niet, zijne veroveringen buiten Gelderland te blijven

i

-ocr page 396-

390

bewaren, üo onafhankelijke baunerheerlijkheden binnen de grenzen van zijn hertogdom wist hij daaraan te onderwerpen. De bannerheeren van Bahr-en-Lathum, Wiseh, Batenburg, Bronkhorst en Bergh beloofden, na hunne sloten aan hem ingeruimd te hebben, zijn oppergezag te zullen erkennen. Ook bracht Karei Wachtendonk weder onder zijne heerschappij en onderwierp de laatste heerlijkheid op de Veluwe, Wilp, aan het Gel-dersch gezag.

Hertog Karei die in zijn haat tegen het huis van Oostenrijk, op het eind zijns levens, van mecning was, om Gelderland aan den Franschen koning te vermaken, werd door zijne onderdanen gedwongen, nog bij zijn leven den jeugdigen Willem, zoon van den hertog van Cleve en Gulik (Jülich), tot opvolger aan te nemen, ja den jongen vorst zelfs de verdediging van Gelder en Zutphen. onder den titel van beschermheer, op te dragen. Diep beledigd over dezen hoon, eindigde hij, den 30 Juni 1538, te Arnhem in treurige gemoedsstemming zijn leven.

Willem II verwisselde terstond den titel van beschermheer met dien van hertog en graaf, doch Gelderlands einde als zelfstandige staat was nabij. Keizer Karei V eischte, overeenkomstig het gesloten verdrag te Gorinehem, de erfopvolging in Gelder en Zutphen voor zich. Maar Hertog Willem, die inmiddels zijn vader Jan ook in Cleve, Gulik, Berg, Mark en Kavensbcrg was opgevolgd, toonde geene neiging om aan dien eisch te beantwoorden. Veeleer sterkte hij zich door een bondgenootschap met Koning Francois I van Frankrijk. Nog eenmaal vernieuwde Maarten van Eossem den schrik voor de Geldersche wapens. Hij bedreigde Antwerpen en Leuven (1542). Doch in Prins Eeinier van Oranje vond Hertog Willem II een gevreesden tegenstander, die de verwoestingen door de Gelderschen in Brabant, Namen en Luxemburg aangericht, betaald zette door de vermeestering van Sittard, Gulik, Heinsberg en Duren. Een kortstondige wapenstilstand was oorzaak dat de Geldersche steden voor het lot dezer Guliksche plaatsen bewaard bleven. Maar in het begin van 1543 vingen de vijandelijkheden weder aan. Maarten van Kossem veroverde nog Amersfoort en brandde en blaakte in de Meijerij van den Bosch. Doch dit waren de laatste plundertochten der Gelderschen in het gebied van Keizer Karei. In Augustus rukte deze machtige monarch uit het zuiden aan, won het sterke Düren door storm, hield zijn intocht tc Iloermonde, dat niet den minsten tegenstand meer durfde bieden, en stond in het begin van September voor Venlo. Willem II zag geen andere uitkomst dan zich te onderwerpen: op den 7 van Herfstmaand begaf hij zich binnen het keizerlijke kamp voor Venlo, waar hij, voor den Keizer nederkuielende, vergiffenis verzocht voor zijn jeugdigen overmoed en voor altoos afstand deed van zijne rechten op het hertogdom Gelder cn het graafschap Zutphen.

Onder de regeering van Keizer Karei V werd een der afgescheiden deelen van Gelderland daarmede hereenigd, namelijk bet kerspel Angerlo (1544), doch Emmerich, de Lijmers, de Duffel, Goch, Nergena en de voogdij over Elten bleven verloren.

Zoo lang rilips II de heerschappij over de Noordelijke-Nederlanden

-ocr page 397-

391

voerde, behield Gelderland de grenzen van 1544, doch het afschudden van het Spaansche juk smaldeelde het gewest. Een der kwartieren, dat van Roermonde, doorgaans het Overkwartier geheeten, bleef bij den vrede van Munster aan Spanje.

Gelderland was de eerste in rang der Zeven Provinciën van de Ver-eenigde-Nederlanden. Het was toen verdeeld in 3 kwartieren (Nijmegen, Zutphen en Arnhem), die ieder afzonderlijke kwartierdagen en te zamen in don regel twee maal 'sjaars landdagen hielden, welke beurtelings in elk der drie hoofdsteden gehouden werden.

Van 179S tot 1801, onder de Butaafschc-Kcpubliek, was Gelderland versnipperd onder de departementen van den Uhijn, van den Dommel en van den Oudcn-Ussel.

In 1SÜ1 werden al deze deelen weder hereenigd en de naam Gelderland hersteld, terwijl de Landen van Culemborg en Buren daarbij werden ingelijfd.

Bij de nieuwe verdeeling van het koninkrijk Holland in 1807 werden Culemborg, Beest, Ehenoy, Dalem, Vuren en Herwijnen van Gelderland gescheiden om bij Maasland gevoegd te worden; even als Scherpenzeel, Geldersch-Veenendaal en Hoevelaken, die toen aau Utrecht kwamen. Daarentegen werden Welsum en Marie van Overijssel bij Gelderland gevoegd en de Schipbeek tot noord-oostelijke grenslijn aangenomen. Eindelijk werden, den 21 April 1808, mot Gelderland vereenigd de Cleef-sehe streken Zevenaar, Duiven, Wehl, Haissen, Huihuizen en Malburg, die reeds bij eene conventie van den 14 November 1802 door Pruissen aan de liataafselie-Kepubliek waren afgestaan.

In Maart 1809 werden de deelea van Gelderland ten zuiden van de Waal aan Frankrijk overgegeven en met een deel van Brabant tot een Departement, dat van de Monden-van-dea-Khijn, vereenigd. Zij bleven daarbij tot de omwenteling van 1813 en 1814. Het overgebleven deel van het Departement-van-den-lïhijn verkreeg in 1811 den naam van Dc-partement-van-den-Opper-IJssel. Het behield ongeveer de grenzen van 1807; alleen werden daaraan Dalem, Vuren en Herwijnen teruggegeven.

De Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden van den 29 Maart 1814 vereenigdo het arrondissement Nijmegen van het Departement-van-do-Monden-van-den-Uhijn met het Departcment-van-den-Ouden-IJssel tot écne provincie, die den ouden naam van Gelderland weder aannam. Doch de vroeger Cleefsche gebiedsdeelen; de Lijmers, Uuissen, Wehl en Halhuizen, gingen met de omwenteling weder verloren, wijl zij door Pruissen op nieuw in bezit werden genomen. Ook de Overijsselsche enclaves Welsum en Marle scheidde de Grondwet weder van Gelderland af, waartegen echter Hoevelaken, Scherpenzeel, Geldersch-Veenendaal, Culemborg, Vuren, Dalem, Herwijnen en Acquoi werden terugverkregen.

Nadat de wet van den 20 Juli 1814 Loevcnstein en het Monnikenland bij Gelderland had gevoegd, werden Wehl, Zevenaar, Huissen en Malburgen, den 12 Juli 181G, op nieuw door Pruissen aan do Nederlanden overgegeven, waardoor zij weder tot Gelderland keerden.

-ocr page 398-

392

Bij deze aanwinsten voegde het tractaat van Cleve, van den 7 October 181G, nog eenige Cleefsche districten, namelijk Huihuizen in de Betuwe, Kekerdom en Leuth in de Duffel, en Lobith met eenige uiterwaarden tussehen don Rhijn en de Wild, alsook een noordwestelijken uithoek van de abdij Elten. Daarentegen kwamen Schenkenschans en het zuiderdeel van Borgh (Klein-Nettorden, Speelberg, Borghees en Leegmeer) aan Pruissen.

Bij de grensregeling, ten gevolge der wet van den 27 April 1820, gingen Everdingen en Zijderveld aan Zuid-Holland over.

Bij do nieuwste grensregeling met Pruissen, in het najaar van 1873, zijn eenige pereeelen van Dinxperlo en Siiderwick tegen elkander uitgewisseld.

Gelderland was vóór do jongste vaststelling der grens bij Dinxperlo 508,658^ bund, of bijna 92} □ geogr. mijl groot. De wijziging, door de nieuwe regeling ontstaan, is te gering om in aanmerking te komen. De grondsgesteldheid van Gelderhnd is zeer verscheiden. Terwijl de

Veluwe _ met uitzondering van de kusten der Zuiderzee, van de Gel-

dersche Vallei en verschillende oeverlanden langs den Rijn en IJssel — de streek van Nijmegen tot de Limburgsche grens, en de omstreken van 's Heerenberg, Lochem en Neede, uit heuvelachtige zandgronden bestaan, met verheffingen die tot 110 el boven het vlak der zee oprijzen, worden al de overige deelen van Gelderland door vlakke streken gevormd, deels zeer vruchtbare kleigronden (zoo als in de Beneden-districten en de Lijmers), deels lage venen, (zooals bij Oosterwolde), deels gemengde gronden (zoo als aan den IJssel), deels vlakke zandstreken, zoo als in het grootste gedeelte van Zutphen en in de Geldersche-Valloi. Onder Winterswijk zijn enkele tertiaire gronden, terwijl eenige plokken op de Veluwe en het Zutphensche hoog veen bevatten. Van de vlakke streken liggen velen zoo laag, vooral langs de groote stroomen, dat ze door dijken beschermd moeten worden.

De hoofdrivieren van Gelderland zijn; do Rijn, de Waal, de IJssel en do Maas. Verder stroomen er do Linge, de Oude-IJssel, de Berkel, de Schipbeek, do Grift en verschillende beken. Meren van grooten omvang hoeft Gelderland niet: het voornaamste is het Uddelermeer.

De vaart door de Betuwe tussehen Nijmegen on Arnhem, wellicht reeds in de 14de eeuw aangevangen en in 160S andermaal tot stand gebracht, was reeds in het begin der 18de eeuw voor een groot deel toegegroeid. De voornaamste kanalen, die men thans in Gelderland vindt, zijn het Grift- of Apeldoornscho on het Diorensche kanaal.

Gelderland hoeft thans (Jan. 1874) 203 kilometers spoorweg, namelijk van de Utrechtsche grens tot hot station Veonendaal, geopend 15 Maart 1845; van Veenendaal tot Arnhem, geopend 16 Mei 1845 ; van Arnhem tot de Pruissische grens bij Babborik, geopend 15 Februari 1856; van de Utrechtsche grens bij den Brand tot Hattem, geopend den 20 Augustus 1863; van Hattem tot het midden des Ussel's, zijnde de Overijs-selseho grens, den 6 Juni 1864; van Arnhem tot Zutphen, den 1 Februari 1865; van Zutphen tot de Dortherboek, op dc Overijsselsche grens, den 5 Augustus 1865; van Nijmegen tot de Pruissische grens bij den Heikant, den 9 Augustus 1865; van Zutphen tot de Overijsselsehe grens bij Diepenheim, don 30 October 1865 ; van het midden der Lek, zijnde

-ocr page 399-

393

de ütrechtsche grens, tot Waardenburg, den 1 November 1S68; van Waardenburg tot Hedcl, den 1 November 1809; van Hedel tot do Noord-Brabantsche grens, zijnde het midden van een thans dooden arm der Maas, den 15 September 1870.

In aanleg zijn: spoorwegen van de Ütrechtsche grens bij Achteveld tot Zutphen (lijn Amsterdam—Zutphen), van Arnhem naar Nijmegen, van Nijmegen naar de Noord-Brabantsehe grens bij Kaveustein.

Gelderland had in October 1795 (zonder de Lijmers enz.) 317,8:28 inw., in 1809 (met de Lijmers enz.) 239,716, in 1814 (zonder de Lijmers enz.) 250,220, in 1815 (met de Lijmers enz.) 259,784, in Jan. 1821 209,926, in 1835 323,167, in 1840 315,762, in 1860 401,864, in 1873 437,778 inwoners.

Op 1 Januari 1873 berekende men de Ned.-Hervormden op 260,760, de Waalseh-Hervormden op 604, do Engelsch-Hervormden op 37, de Chr. Gereformeerden op 6024, de Kv. Luth. op 2715, de Hcrst.-Luth. op 105, de Doopsgezinden op 630, de Kemonstranten op 150, do Moravische broeders op 17, de Episcopalen op 3, de Eoomsch-Katholieken op 161,137, de Oud-Iioomschen op 243, de Ned.-lsraëlieten op 5139, de Portugeesche-Israëlieten op 34, de ongenoemden op 114.

Er zijn in Gelderland 204 gem. der Ned.-Hervormden, 2 der Waalseh-Hervormden, 6 der Lutherschen (bonevens 2 filiaalgemeenten), 30 der Chr.-Geref., 4 der Doopsgez., 135 der R.-Kath., 1 der Oud-Koomschon en 30 der Israëlieten.

De Landbouw is de voornaamste bron van welvaart in Gelderland, waarbij komen veeteelt, bosehkultuur, handwerken, fabriekarbeid, koophandel, scheepvaart en visscherij. Tot de belangrijkste fabrieken bchooren de steenbakkerijen, de papierfabrieken, meubelfabrieken, leerlooierijen, bierbrouwerijen, wolkammerijen, olieslagerijen, ijzergieterijen, sigaren- en tabaksfabrieken en weverijen. De steenbakkerijen vindt men veelal op de uiterwaarden langs de rivieren; do weverijen inzonderheid te Winterswijk, Aaltcn, Neede, Eibergen en Veenendaal; de papierfabrieken meerendeels op de Middel-Veluwe; de meubelmakerijen te Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Culemborg, enz.; de ijzergieterijen te Vulkaansoord, Koppel en ülft. Opmerking verdienen o a. de koperfabriek te Apeldoorn en dc fabrieken van landbouwwerktuigen te Tiel en Lochem.

Gelderland is voor het lagere schoolwezen verdoold in 10 districten. Tot het eerste behooren de scholen: in de gem. Arnhem (te Arnhem on Schaarsbergen); in Brummen (te Brummen, Oeken, Hall, Empe, Eerbeek); in Doorwerth (te Heelsum); in Renkum (te Kenknm en Oosler-beek); •n Rlieden (te Hheden, Middachtersteeg, Ellekom, Laag-Sooron, Spankeren, Dieren, Velp, Rhedersteeg); in Kozendaal (te Kozendaal); in Wageningen (te Wageningen). — Tot het tweede de scholen: in de gom. Barneveld (te Barneveld, Gardcren, Glind, Stroe, Kootwijk, Voorthuizen, Zwartbroek); in Ede, (te Eie, Bonnekom, Ederveen, Lunteren, Otterloo, de Valk); in Ermelo, (te Ermelo, Elspeet, Leuvenum, Nujispeei, Vierhouten, Telgt); in Harderwijk (te Harderwijk en Hierden); in Hoevelaken (te Hoevelaken); in Nijkerk (te Nijkerk, Appel en Nijkerkerveen); in Putten

-ocr page 400-

394

(to Putton, Diermen en Huinen); in ScherponzccI (te Scherpenzcel). — Tot hot derde de scholen; in tie gom. Apeldoorn (te Apeldoorn, Hoog-Sooren, Beenito, Uddel, 't Loo, Oosterhuizen, Ugchelen, Hoendcrloo, Beekbergen on Loenen); in Doornspijk (to Doornspijk, Oosterwolde-Zandweg on Oostonvolde-Noordeinde); in Elburg (te Elburg); in Epo (te Epe, Tongeren, Emst, Oene en Vnassen); in Hattem (to llattem); in lieerde (te Hoerde, Wapenveldo, Voerssen en Vorchten; in Olde-brook (tu Oldebrock, Hattemerbrock on Wozep); in Voorst (to Voorst, Nij-brook, Wilp, Twello, Tcnvolde, Gietelo en Teuge). — Tot hot vierde do scholen: iu do gem. Gorssel (te Gorssol, Noderlandseh-Mettray, Almon en Epse); in Hengelo (te Hengelo, Varssel en't Gooi); in Laren (te Laren, Barohem, Ver-wolde on Nettolhorstj; in Lochom (to Lochem on Klein-Dochteron); in Ruurlo (to Kuurlo en Voldhook); in Stoondoron (te Steenderen, Rha, Broekhorst, Baak en Toldijk); in Vorden (to Vorden en Linde); in Warnsveld (to Warnsveld en Vierakker); in Zolhem (te Zelhem, Halle en Velswijk); in Zutphen (te Zutphen en de Hoven). — Tot het vijfde Ac scholen .-in do gem. Aalten (te Aalten, Bredevoort, Lintelo, Barlo-eu-Uale, Heurne-en-IJzerlo en Haart); in Borculo (te Borculo, Geestoren, Gelselaar on Haarlo); in Eiborgen (te Eibergen, Kekkon, Beltrum on Zwolle) ; in Groenlo (te Groerilo); in Lichtenvoorde (te Lichtenvoorde en 't Zieuwent); in Neede (te Neede, Noorddijk en Brooke); in Winterswijk (te Winterswijk, Meddeho, Huppel-en-Mexel, Ratum, Kotten, 't Woolcl, Miste, Korle en Brinkheurne); in Wisch (te ter Borgh, Silvoldo, Sindercn, Westendorp, Heelweg en Varsseveld). — Tot hei zesde de scholen: in de gem. Angerlo (te Angerlo en Lathum); in Bergh (te 's Hoerenbergh, Zcddam, Beek en Azewijn); in Didam (te Didam); in Dinxperlo, (te Dinxperlo enHcurne); in Doosborgh (te Doesborgh); in Doetinchem (te Doetinchom en IJzevoorde); in Ambt-üootinchem (te Gaandoron en Stads-Hoide); in Duiven, (te Duiven, Loo en Groessen); in Gondringen (ie Gen-dringen, Megchelen, Klein-Broedonbroek, Ulft, Etten en Netterden); in Iler-wen-en-Aerdt (te Herwen on Lobith); in Hummelo-en-Keppel (te Hum-molo, Laag-Kcppel, Hoog-Koppel en Drcmpt); in Kannorden (te Pannorden); in Wohl (te Wehl); in Westervoort (to Westervoort); in Zevenaar (te Zevenaar en Oud-Zovenaar). — Tot het zevende de scholen: in de gom. Bemmol (te Bommel, Angeren en Doornenburg); in Dodewaard (te Dodewaard); in Echteld (te Echteld en Ochten); in Eist (te Eist, Lent on Eldon); in Gent (tc Gent; in Hemmen (te Hommen); in Hoteren (te Hetereu, Driel cn Randwijk); in Huisson (te Iluissen); in Kesteren (te Kosteren en Opheusden); in Liendon (te Lienden, Ingen en Ommeren); in Maurik (te Manrik, Eek, Rijswijk en Ravcnswaay); in Tiel (te Tiel); in Valburg (te Valburg, Hervold, Oosterhout, Slijk-Ewijk, An deïst en Zetten); in Uzondoorn (te Uzendoorn); in Zooien (te Zooien, Kcrk-Avezaath en Kapel-Avezaath). — Tot het achtsla de scholen: in de gom. Beest (te Beost, Rhenoy en Acquoy); in Beusichom (te Bcusichem en Zoelmond); in Brakol (te Brakel); in Buren (te Buren, Asch on Erichem); in Buurmalson (te Buurmalsen en Tricht); in Culemborg (te Culemborg); in Deil (te Deil, Enspijk, Rumpt en Gellicum); in Kst-en-Op-IJnen (tc Est en Op-IJnen); in Gameren (te Gameren en Nieuwaal; (in Geldermalsen (te Geldermalsen en Meteren); in Haafton (te Haaften, Hel-

-ocr page 401-

395

louw en Tuil); in Ilerwijnen (te llerwijnen); in Kerkwijk (te Kerkwijk en Bruchem); in Neder-Hemert (te Neder-Hemert-noordzijde en Neder-IIemert-zuidzijde); in Op-Hemert (te Op-Hemert); in Pouderoijen (te Poude-roijen en Aalst); in Varik (te Varik en Heesselt); in Vuren (te Vuren en Dalem); in Waardenburg (te Waardenburg en Neer-IJnen); in Wadenoijen (te Wadenoijen en Drumpt); in Zuilichem (te Zuiliehem). — Tot het neyende de scholen: in de gem. Ammerzoden (te Ammerzodeu en Well); in Appel-tern (te Appeltern, Alphen, Maas-Bommel en Altforst); in Batenburg (te Batenburg); in Bergharen (te Bergharen en Hemen); in Dreumel (te Dreu-mel); in Driel (te Kerk-Driel, Veld-Driel en Hoenza-Driel); in Bruten (te Druten, Aft'erden, Deost en Puiflijk); in Hedel (te Hedel); in Heere-waardeu (te Heerewaarden); in Horssen (te Horssen); in Hurwenen (te Hurwenen); in Rossem (te Kossem), in Wamel (te Wamel en Leeuwen); in Zalt-Bommel (te Zalt-Bommel). — Tot het tiende de scholen: in de gem. Bal-goy-en-Keent (te Balgoy); in Beuningen (te Beuningen en Weurt); in E-.vijk (te Ewijk en Winssen); in Groesbeek (te Groesbeek en Berg-en-Dal); in Heu-men (te Heumen en Malden); in Millingen (te Mülingen); in Nijmegen (te Nijmegen, Neerboseh, Hatert en Hees); in Over-Asselt (te Over-Asselt en Neer-Asselt); in Ubbergen (te Ubbergen, Beek, Kekerdom, Ooy en Leuth); in Wijehen (te Wijchen en Nifterik).

In 't geheel had Gelderland in 1872 481 lagere scholen, t. w. 315 openbare voor gewoon lager onderwijs en 166 voor meer uitgebreid onderwijs. Van deze scholen waren 324 openbare en 157 bijzondere.

Voor middelbaar onderwijs bestaan de volgende inrichtingen; hoogere burgerscholen te Arnhem, Zalt-Bommel, Nijmegen, Tiel, Wageningen en Zutphen; openbare burgeravondscholen te Arnhem, Nijmegen, Tiel en Zutphen; teekenscholen te Arnhem, Barneveld, Zalt-Bommel en Wageningen.

Voor het hooger onderwijs heeft Gelderland gymnasien te Harderwijk, Nijmegen, Valburg en Zutphen; latijnsche scholen te Zalt-Bommel, Does-borgh, Doetinchem, Elburg, Groenlo, Lochem, Tiel, Wageningen en Zevenaar.

Naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal vaardigt Gelderland 5 leden af. Voor de verkiezingen van leden voor de Tweede Kamer vormen 16 gem. het kiesdistrict Arnhem en 28 hot kiesdistrict Nijmegen. Verder be-hooren tot het kiesdistrict Zwolle 5, tot Deventer 4, tot Zutphen 22, tot Tiel 20, tot Amersfoort 5, tot Gorinchem 16 gem.

Voor de verkiezingen der Provinciale Staten is Gelderland in 16 districten gesplitst: Arnhem bevat 3, Ede 6, Putten 5, Oldebroek 6, Voorst 3, Zutphen 5, Ruurlo 7, Aalten 5, Zevenaar 10, Doesborgh 6, Eist 5, Tiel II, Geldermalsen 14, Zalt-Bommel 12, Wijchen 14 en Nijmegen 4 gem. Het distr. Zevenaar benoemt 5 leden. De districten Doesborgh, Eist en Zalt-Bommel vaardigen elk 3, al de overigen elk 4 leden af.

Rechterlijk bevat Gelderland 4 arrondissementen: Arnhem, Nijmegen, Zutphen en Tiel, te zamen met 21 kantons.

Geldermalsen, hoofdkiesdistrict voor de Prov. vertegenwoordiging

-ocr page 402-

396

in Gelderland, saamgesteld uit de 14 gem.: Geldermalsen, Buurmalsen, Buren, Bensicliem, Culenborg, Beest, Doil, Vuren, Herwijnen, Haaften, Waardcnburg, Est-en-Op-IJnen, Varik, Op-Hemert.

Geldermalsen, tweede kant. van het Geld. arr. Tiel, bevattende de 9 gem.: Geldermalsen, Deil, Vuren, Herwijnen, Haaften, Waardenburg, Varik, Est-en-Op-IJnen, Op-Hemert.

Geldermalsen, gem. in Gelderland, palende in het midden van de Lingo aan Buren en Buurmalsen, verder aan Deil, Waardenburg, Est-en-Op-IJnen en Wadenoijen. Zij is saamgesteld uit de heerlijkheden Geldermalsen en Meteren, beslaat ruim 1861 bunders en heeft een vruchtbaren bodem van rivierklei. De gem. had in 1822 1144, in 1840 1669, in 1860 2053, in 1873 2444 inw., in laatstgenoemd jaar bestaande uit 2397 Herv., 16 Chr.-Geref., 5 Roomsch-Kath. eu 26 Isr. De landbouw vormt hun hoofdbedrijf. Ook beoefent men er de veeteelt. Verder is hier eene belangrijke beetwortelsuikerfabriek. Behalve de dorpen Geldermalsen en Meteren, bevat de gem. ook het geh. Rot of Roth.

De hoofdplaats der gem., het d. Geldermalsen, is een der bevalligste en aanzienlijkste plaatsen van den Tielerwaard. Zij ligt op den linker- of zuideroever van de Linge en aan den grooten weg van Utrecht naar 's Herlogcnbosch. Men telde in 1860 binnen de dorpskom en den naasten omtrek 631, in 1870 739 inw. De llerv. kerk is een oud gebouw, met een orgel en een zwaren toren. Het koor daarvan bevat het praalgraf van een edelman uit het geslacht der van Borssele's: het bestaat uit een rustbed, waarop de beelden van den baron en zijne gado levensgroot uit wit marmer liggen uitgestrekt. Het monument is een werk van groote verdienste, dat op meer zorg mocht aanspraak maken dan daarvoor wordt gedragen. De school ligt tegenover de kerk, aan do zuidzijde van den dijk. Een kwartier ten westen van Geldermalsen, tegenover het d. Tricht, is het station Geldermalsen van den Staatsspoorweg: Utrecht's Hertogenbosch.

Geldermalsen, oudtijds Malsen, is van zeur vroege dagteekening, daar de eerste kerk er den 24 September 696 door Suitbertus is ingewijd. Een edel geslacht zetelde er reeds in 1088. Eerst in 1828 is het adellijk stamhuis dezer heeren gesloopt.

Geldersche-dijk, buurt in Gelderland, op den linker IJsseloever, deels in de gem. Oldebroek, deels in de gem. Hattem. In 1860 telde men onder Oldebroek 165, onder Hattem 128 inw. In 1870 beliepen deze cijfers 222 en 110.

Geldersche-Gracht, wetering in Geld., voor het grootste gedeelte op de Oveïijsselsche grens, tusschen Doornspijk en Kamperveen. Zij is in 1377 gedolven en in 1425 verder uitgegraven.

Geldersche-Hoek, landpunt met vuurtoren in het noordoosten der N.-Holl. gem. Enkhuizen. Zij herinnert aan den vruchteloozen aanval der Gelderschen op genoemde Hollandsche stad in Juni 1537.

-ocr page 403-

397

Geldersche-Huisjes, buurt in de N.-Holl. gem. Anna-Paulowna.

Geldersche-polder, pold. van 135 bund, in de N.-Brab. gem. Zevenbergen.

Geldersche-Toren, uitgestr. adellijk landgoed in Geld. gom. Hhe-dcn, bij Spankeren.

Geldersche-Vallei, landstreek in Geld. en Utr., tusschen de Amersfoortscbc en Rhenensclio hoogten in het westen en de Veluwsebe hoogten ia het oosten. In 1855 werd deze vallei, ten gevolge van eene doorbraak van den Grebbedijk, op den 5 Maart, door eene overstrooming zwaar geteisterd.

Geldersche-Waar den, uiterwaarden in de Geld. gem, Ammcrzoden, zuidwaarts van do Maas, 150 bund, groot.

Geldersch-Heukelum, streek in de Geld. gem. Vuren.

GelderSCh-Veenendaal, oostelijk deel van het vlek Veenendaal, zoo ver dit tot de Geld. gom. Ede behoort. Het had in 181] 1995, in 1840 1763 in 18ü0 1685, in 1872 188C inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1771 Nod.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 2 Lulh., 1 Doops-gez., 12 Chr.-Goref., 92 R.-Kath. en 7 Isr. Het was met Stiehtseh-Voenendaal vereenigd van 1807—1814.

Gelders-oord, gesleehle schans in de Geld. gem. Wcstervoort, oorspronkelijk tot dekking der grenzen naar de zijde van Cleve aangelegd. Hare wallen zijn nog in 1709 en 1770 opgehaald.

Gelderswoude, buurt in de Z.-H. gem. Zoeterwoude, in 1840 met 111 inw.

Gelderwoudsohe-Polder, in 176G drooggemaakte veenplas in de Z.-H. gcm. Zoeterwoude, 2GG bund, groot.

Geldrop, gem. in N.-Brabant, liggende tusschen de gem. Nucnen c. a. Miorlo, Heeze en Zes-Gehuchten, S4G bund, groot. Ofschoon dus de uitgestrektheid niet zeer belangrijk is, vereenigt zij eene groote bevolking. Men telde er namelijk in 1822 1589, in 1840 1782, in 1860 1780, in 1873 2268 inw., ten gevolge der menigvuldige fabrieken, die laken en andere wollen stoffen, linnen, pellen en damast, katoen, bier enz. leveren. Ook vindt men er eene kuiperij, 3 klompenmakerijen en eene gasfabriek. Nevens het fabriekwezen bloeit in Geldrop de landbouw. Do bevolking doelde zich in 1870 in 2135 R.-Kath., 25 Herv. en 1 Luth. De grond der gom. bestaat langs de Rul, die in het westen en langs de hoofdpl. der gem. vloeit, uit beekklei. Overigens echter uit diluvisch zand, mot vele moerassige plekken. Behalve het d. Geldrop, bevat de gem. de buurten Groot-Braakhuizen, Kloin-Braakhuizen, benevens de geh. Laar en Leeuwerik.

Het d. Geldrop, aan de Rul gelegen, telde in 1S40 1329, in 1860 1172, in 1870 1492 inw. Men vindt er eene groote, fraaie R.-K. kerk. Eene vorige kerk stortte den 27 December 1627 ten deele in, juist terwijl de priester de mis las, zoodat wel 300 personen door dit ongeval

-ocr page 404-

398

verpletterd werden. Het kasteel van Geldrop strekte in 1629 ton schuilplaats aan den Bosseher Bisschop Michael Ophovius.

Geldrop kreeg van Heer Jan van Geldrop in 1377 de goheele heide zijner heerlijkheid, voor 40 dubbele Brabantsche motoenen. Het heeft, veel geleden in vroegere oorlogen, vooral in den Gelderschen krijg van 1512.

Geldterp, of Gelterp, geh. onder het Friesche d. Achlum (Frane-keradeel).

Geleburen, geh. bij het d. Baard, in de Friesche gem. Baarderadeel.

Geleen, gem. in Limb., tusschen de gem. Sittard, Mnnstergelcen, Schinnen, Spaubeek en Beek. Zij beslaat eene oppervlakte van 1221 bund., die bf uit Limbnrgscbc klei bf uit beekklei is gevormd. De laatste vindt men aan de Geleen. He gem. had in 1822 2092, in 1840 2093, in 1800 8240, in 1873 21G9 inw. in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2167 R.-Kath. en 2 Herv. He landbouw, die rijke oogsten schenkt, is hun hoofdbedrijf. Wijders vindt men er 1 leerlooierij, 2 brouwerijen cn 2 waterkolenmolcns. Er zijn 2 dorpen Geleen en Lutterade, de buurten Krawinkel en Neerbeek, cn twee gedeelten van andere plaatsen, Haniken en Munstergelcen. Geleen, oudtijds ook Op-Gclecn genoemd, maakte in vroegere eeuwen eene eigene heerlijkheid uit, die zelfs wel eens als graafschap voorkomt en door de geslachten van Printhagen, Huyn, Salm en Ligne, is bezeten geworden.

Het d. Geleen bevatte in 1840 627, in 18(i0 674, in 1870 637 inw. Er is eene R. K. kerk, wier stichting tot de eerste helft der 9de eeuw opklimt, Ben 19 en 20 Juli 1678 viel bij Geleen een gevecht voor tusschen de Brandenburgers en Franschen.

Geleen, of st.-Jans-Geleeil( kasteel der Heeren der Limb, heerl. Geleen, binnen den omtrek der gem. Spaubeek gelegen.

Geleen, rivier in Limburg, die bij Heerlen ontspringt, langs Sittard en Nienwstadt vloeit, bij Dicteren de Roodebeek opneemt en nabij Sle-vensweert met twee monden in de Maas uitloopt.

Geleerde-Man, fraaie plaats van uitspanning in de N.-Holl. gem. Bennebroek.

Gelkenes, pold. 543 bund, in de Z.-Holl. gem. Groot-Ammers.

Gelkinge, voorm. kasteel bij de stad Groningen, aan de llunse, in 1252 omvergehaald.

Gelllcum, d. in de Geld. Gem. Deil, aan de Linge, vroeger meteen kasteel, dat in 1802 werd afgebroken, thans met eene Herv. en een R.-K. kerk. 13e heerl. Gellicum, die een deel der gcm. Deil uitmaakt, had in 1840 340, in 1860 342, in 1872 300 inw. Als stichter noemt men Heer Jan van Arkel in 1140.

Gellicumsche-polder, pold. van 452 bund, in de Geld. gem. Deil.

-ocr page 405-

399

Oelmersma, voorm. hofstede in do Gron. gem. ten Boer.

G-elOO, geh. in de Limb. gom. Belfcld.

Gelselaar, d. met cenc Herv. kerk in de Geld. gem. Borculo, in 1840 met 025, in 1860 met C33, in 1872 met 57C inw.

Gemeenelanden. landen ter grootte van 88 bund, in do N.-Holl. gem. Heemskerk.

Gemeenelanden-van-Wijk, streek in de Utr. gom. Wijk-bij-Duurstedo, 1134 bund, groot.

Gemooneland-van-Alblasserdam. pold. van 028 bund, in de Z.-IIoll. gem. Alblasscrdam.

Gemeeneland-van-Ameide, pold. van 521 bund, in de Z.-Holi.

gem. Ameide.

Gemeeneland-van-Asperen, pold. in de Z.-Holl. gem. Aspcren en do Gold. gom. Doil, 1102 bund, groot.

Gomeonoland-van-Giessen-Nieuwkerk, pold. van 789 bund, in do Z.-IIoll. gom. Giessen-Nieuwkerk.

Gemeeneland-van-Goudriaan, streek in de Z.-Holl. gem. Gou-driaan, omvattende de polders Oud-Goudriaan en Nieuw-Goudriaan.

Gemeeneland-van-Heukelum, pold. deels in de Z.-Holl. gem. Ileukelum, deels in do Geld. gem. Vuren, 1077 bund, groot.

Gemeonopolder-van-Laag-Blokland, pold. van 344 bund, in de Z.-Holl. gem. Laag-Blokland.

Gemeone-W aar schappij, rietland in het Nieuwe-Diep in de N.-Holl. gem. Dicmen.

Gemeenowegsche-Polder, pold. van 105 bund, in de Z.-Holl. gem. Hazorswoude.

Gameenschapspolder, pold. in do N.-Holl. gemeenten Muiden, Wecspercarspel en Diemen, door de vereeniging van verscheidene kleinere polders ontstaan. Hij is 740 bunders groot.

Gemert, gem. in N.-Brab., ingesloten door Boekei, Beugen, Oploo, Bakol, Aarle-Rixtel, Beek-on-Donk en Erp. Zij is van eene belangrijke uitgestrektheid, want zij beslaat 5058 bunders, bijna geheel diluvisck zand, met eenig hoogveen en met kleigronden langs de Aa. De gom. telde in 1822 3922, in 1840 4541, in 1860 4736, in 1873 4897 inw. Bij de jongste volkstelling onderscheidde de bevolking zich in 4916 ll.-Kath. en 12 Herv. De gem. bevat de dorpen Gemert, Handel en Mortel, de buurten Deel, Pandolaar, Heuvel, Elsdonk, Verreheide, Doonheide, Broekkant, Brookstraat en Boekend, benevens de geh. Wolfsbosch, Lodderdijk, Grocskuile, Stap en Gaashoef, Ken, Milschot, ïereikon, de Bleek, Smagt

-ocr page 406-

•iOO

en Hoogenaalc. De inwoners zijn meerendeels landbouwers, deels wevers, die vooral katoenen bont en wollen streep in don handel brengen.

Gemert is eene heerlijkheid die tot in de 14do eeuw ter helfte aan do liecren van Gemert en ter wcderhelfte aan de Duitsche ridders belioordej doch sedert 136G geheel aan de laatstgenoemden ten deel viel. De kom-mandenr Ulrich van Hoensbroek stelde zich zeiven en de kommandeurij in 1043 onder de bescherming en de opperheerschappij der Staten-Gcne-raal, doch de Grootmeester der Duitsche orde deed hiertegen vertoogen, onder bewering, dat Gemert een deel van zijne heerschappij uitmaakte. De Staten teekenden den 8 Juni 1662 eene schikking, waarbij de soevereiniteit over Gemert aan de Grootmeester werd afgestaan, op zekere voorwaarden, waaronder die dat de Herv. hunne godsdienstoefening zouden uitoefenen in eene tot dit doel ingerichte kapel en dat de Grootmeester eene som van /-10,000 aan de Staten uitbetaalde. Door do Franschen op het einde van 1794 in bezit genomen, werd Gemert in Januari 179-gt; met de vooi-raalige baronie van Boxmeer als het 40ste kanton van het Departement-van-de-Roer aangewezen. Deze toestand duurde slechts kort, want bij eene overeenkomst tusschen de Fransche en de Bataafsche Republieken werd Gemert, even als Ravestein, Megen, Boxmeer enz., den 5 Januari 1800, aan het laatstgenoemd gemeenebest afgestaan. De inbezitneming van Gemert door de Batavcu geschiedde den 18 Maart daaraanvolgende. Met do overige „gecedeerde landenquot; werd het bij besluit van Hunne Hoog Mogenden, van 20 September 1805, bij het departement Brabant

Het d. Gemert telde in de kom ten jare 1860 1586, in 1870 1663 imv. Vroeger kerkhoorig onder Bakel, werd het in 1437 tot eene eigene par. verheven. De R.-K. kerk is een groot, aanzienlijk gebouw. Wijders heeft men er eene latijnsche school. Een instituut voor blinden bloeide er van Juni 1830 tot October 1840. Het oude, grootsche kasteel dicut thans tot een fabriekgebouw.

Gemonde, d. met eene R.-K. kerk in N.-Brab, ten deele behoo-rende onder do gem. Boxtel, ten deele onder st.-Michielsgestel, ten deelo onder Schijndel en ten deele onder st.-Oedenrodo. Do kerk staat onder st.-Miehielsgestel. Do gronden onder Gemonde zijn bekend zoowel onder den naam van Vier-Gemalen als van Bodem van Eldo. Op den Dommclakker bij Gemonde zijn in 1739 verscheidene oudheden gevonden. .Men meent dat deze plaats en het Heilig-Weike voormalige offerplaatsen zijn.

Gender, of Einde, beek in N.-Brab,, loopende van Steensel naar Eindhoven, waar zij in den Dommel valt.

Genderdijke-Polder, voorm. pold. in Vlaanderen, die van 1574 tot 1386 onder water gezet, niet weder is herdijkt. De gronden zijn echter in den Zaamslag-polder opgenomen.

Qenderen, klasse der Chr.-Geref. Kerk in N.-Brab„ bevattende de

-ocr page 407-

401

7 gem. Dussen, Genderen, 's Gravenmoer, 's Hertogenbosch, Heusden, Meeuwen, Sprang-en-Vrijhoeven-Capelle.

Genderen, d. in de N.-Brab. gem. Heesbeen c. a., in 1840 met 499, in 1860 met 567, in 1870 met 559 inw. Men heeft er 2 kerken: eene Herv. en eene Chr.-Geref., de laatste in 1841 gesticht.

GreDdringen, gem. in Gelder)., omringd door de gem. Bergh, Ambt-Doetinchem, Wisch, Aalten en Dinxperlo (Geld.) en Anholt, Millingen en Vrasselt (Pruissen). Hare tegenwoordige uitgestrektheid erlangde zij eerst den 1 September 1863, toen zij vergroot werd met het d. Netter-den, dat tot dien tijd tot de gem. Bergh had behoord. Gendringen had in 1865 5887, en in 1872 5613 inw., ten laatstgeooemden jare onderscheiden in 4163 R.-Kath., 1368 Herv., 31 Chr.-Geref., 4 Luth. en 47 Isr. De gem. die voor 1863 6029 bund, groot was, beslaat thans 6493 bund., nagenoeg ter helfte klei, ter helfte diluvisch zand. Zij wordt door den Ouden-IJssel doorsneden en bevat zeer vruchtbare landerijen, zoodat de landbouw er de voornaamste bron van welvaart-uitmaakt. Er zijn eenige fabrieken, waaronder eene groote ijzersmederij en smelterij (die 80 werklieden bezig houdt), 5 steenbakkerijen, 3 pannenbakkerijen, een emailleerfabriek, 2 oLeslagerijen, 2 ververijen, een bleekerij, 18 klompenmakerijen, eene tabaksfabriek, een stoomkorenmoleu, 8 andere korenmolens. De gem. bevat de d. Gendringen, Megchelen, Klein-Breedenbroek, Eiten, Ulft en Netterden, benevens de buurten Wals, Wieken, Milt, Veldhunte, Varsselder, Voorst, Groot-Breedenbroek, Pol, Oer, IJsselhunte, Warm, Rafelder en Ziek.

Het d. Gendringen, in 1840 met 959, in 18G0 met 1128, in 1870 met 1055 inw., bevat 2 kerken, eene Herv. en eene R.-Kath., benevens eene synagoge. Het werd in Mei 1830 door een hevigen brand geteisterd.

Geneinde, geh. in de Limb. gem. Itteren.

Genemuiden, gem. in Overijssel, in het westen door de Zuiderzee bespoeld en verder ingesloten door Ambt-Vollenhoven, Zwollerkerspel, Grafhorst en Kampen, met eene oppervlakte van ruim 2417 bund. Do grond bestaat, met uitzondering van een kleinen hoek in het zuid-oosten die laag veen is, uit zeeklei, en wordt door de Goot (den meest oostelijken mond van den IJssel), het Zwartewater en het Zwolsche Diep bespoeld. Genemuiden had in 1811 1150, in 1822 1293, in 1840 1719, in I860 2068, in 1873 2320 inw., en bevat de kleine stad Genemuiden, de buurt Afsched of Kamper-Zeedijk en het geh. Hasselterdijk. De inwoners, welke meerendeels in de veeteelt, den handel met landbouwproducten, biezen en matten, de scheepvaart en de mattenmakerij hun bestaan vinden, deelden zich in 1873 in 2096 Ned.-Herv., 219 Chr.-Geref., 1 Herst.-Luth., 1 Doopsgez. en 3 ongenoemden.

Genemuiden kreeg den rang van stad van Bisschop Jan van Nassau, in 1275. In de 14de eeuw was het versterkt en bezat toen twee poorten, de Middelpoort aan den Zeedijk en de Sieenpoort naar de zijde van

36

-ocr page 408-

402

Hasselt. Ter plaatse van het tegenwoordige kerkhof stond in de 16de eeuw een blokhuis.

Genemuiden werd in 1522 door de Bourgondiërs belegerd, doch door den Geldersehen Hertog Karei van Egmond ontzet. In 1525 werd hot door den Utrechtschen Bisschop ingesloten, doch in 1526 door den Geldersehen Hertog weder veroverd. Tijdens de heerschappij der Weder-doopers te Munster, in Maart 1534, kwamen vele Hollandsche schepen met aanhangers van Jan Beukelsz naar Genemuiden, doch werden op last van Keizer Karei V in beslag genomen. In Augustus 1572 gaf Genemuiden zich over aan de Staatschen, en in 1672 aan de Miinster-schen. In 1799 poogde een Engelsch officier zich van Genemuiden voor den Prins van Oranje te verzekeren, doch hij werd er door jagers uit Hattem en Deventer gevangen genomen.

Genemuiden heeft veel geleden door den watervloed van Februari 1825, en niet minder door de hevige branden van 1625, 1698, 1741 en 1868. De laatstvermelde ramp, die den 11 en 12 Maart van dat jaar woedde, vernielde 140 huizen en 39 hooibergen, waardoor de ingezetenen eene schade leden van ƒ 339,725.

Genemuiden is in do lengte van het noorden naar het zuiden gebouwd en bevat een nieuw, bevallig stadhuis, eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk. Behalve de talrijke mattenmakerijen, vindt men er eene scheepstimmerwerf. Er is een pontveer over het Zwartewater. In 1840 had de stad 1530, in 1860 1787, in 1870 1844 inwoners.

Generaliteitslanden, vijf landstreken, die bf door den vrijen wil der ingezetenen, bf door de legers der Vereenigde-Nederlanden aan de Spaansche heerschappij waren ontrukt en een deel der Republiek uitmaakten, zonder in de vergadering der Algemeene Staten vertegenwoordigd te worden. Zij waren: Staatsch-Brabant, Staatsch-Eimburg, Staatsch-

Vlaanderen, Staatsch-Opper-Gelder en Westerwoldc.

Genne. buurt in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, op de oostzijde van het Zwartewater, in 1840 met 144, in 1860 met 165, in 1870 met 182 inw.

Genne-Overwaters, geh. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, op de westzijde van het Zwartewater, in 1840 met 92, in 1860 met 99, in 1870 met 88 inw.

Geneneind, geh. in de N.-Brab. gem. Bakel-en-Milheeze.

Genen, of Genoy, geh. in de Limb. gem. Venlo. Men vindt er eene steenbakkerij en ter plaatse van het voormalige klooster Marién-daal de Genoyerkapel.

Genboes, oud kasteel in de Limb. gem. Oud-Valkenburg.

Gennep, voorm. heerl., bevattende het steedje Gennep en de dorpen Ottersum en Oeffeit, met hunne onderhoorigheden. De eerste Heer van Gennep, dien men kent, Hendrik, wordt omstreeks 1290 vermeld. Door het huwelijk van Johanna van Gennep met Reinond van Brederode, m of omstreeks 1367, kwam Gennep aan het beroemde geslacht, dat onder

-ocr page 409-

403

de HoIIandsche edelen den eersten rang bekleedde. Na Reinoud's dood schijnt Gennep verdeeld te zijn onder zijne zonen Walram en Jan, benevens zijne dochter Margaretha, die met Jan van Lienden, lieer van Heinsberg en Loon, was gehuwd. Reinoud van Brederode had den 7 Juni 1385 erkend zijne heerl. en slot te Gennep van den Gelderschen Hertog in leen te houden, doch Heer Jan van Lienden weigerde in 1414 leenhulde voor Gennep te doen. Toen hij echter in den slag van Cleversham krijgsgevangen was gemaakt, verkocht hij de hem toebchoorende helft van Gennep aan Hertog Adolf van Cleve, om zijn rantsoen van 10,400 gouden schilden te voldoen (1426). De andere helft van Gennep, die aan de broeders Proost Gijsbrecht te Utrecht en Keinoud II behoorde, werd ten jare 1441 aan den Cleefschen Hertog verkocht.

Sedert is de heerl. Gennep aan Cleve verknocht gebleven, totdat het daarmede aan de Fransche-Republiek kwam. In 1810 kwam Gennep aan de Nederlanden.

De heerl. Gennep had in 1722 1968 inw. (waarvan 844 binnen de stad), in 1787 1821 (waarvan 649 binnen de stad).

Gennep, kant. van het Limb, arrondissement Roermond, bevattende de 4 gem.: Gennep, Ottersum, Mook-en-Middelaar, Bergen.

Gennep, gem. in Limburg, tusschen Ottersum en Bergen (Limb.) en Beugen en Oefielt (N.-Brab.). Zij wordt door de Maas bezoomd en door de Niers doorsneden, en bestaat voor het grootste deel uit diluvisch zand, dat nog deels woeste heide en heuvelen vertoont, deels wel ontgonnen, goede akkers heeft. Langs de Maas en de Niers ligt ook rivierklei. De gem. is groot 713 bund, en had in 1722 844, in 1740 748, in 1750 855, in 1763 774, in 1777 757, in 1787 649, in 1822 1014, in 1840 1153, in 1860 1333, in 1872 1527 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1382 R.-Kath., 101 Herv., 14 Ev.-Luth. en 30 Isr.

De gem. bevat de stad Gennep, benevens de geh. Picavdie, Panoven, Achter-de-Hoeven, Kroef, Over-de-Niers, Genneperhuis en verstrooide huizen op de heide.

Da stad Gennep ligt op den linkeroever van de Niers, 10 min. van den rechter Maasoever. Zij had vroeger muren, poorten en torens, doch ligt nu open. Zij telde in 1860 1034, in 1870 1124 inw.

Gennep, dat in 1012 onder den naam Gennipa voorkomt, was toen de zetel van zekeren Godfried, den zoon van een keizerlijk voogd. In 1378 maakte de Hertog van Gulik zich daarvan meester. In 1499 werd het door den Hertog van Saksen bezet. In 1599 veroverde het de keizerlijke veldheer. Graaf van Lippe. In 1602 en 1614 werd het door Prins Manrits, en in 1648 door Prins Frederik Hendrik bezet.

De voornaamste gebouwen van Gennep zijn het oude, doch wel onderhonden stadhuis aan de Markt; de ruime en onlangs fraai herbouwde st.-Martinuskerk, aan het noord-oostelijk uiteinde der stad, de Herv. kerk, nabij het stadhuis, en de groote korenmolen, die door de bruisende Niers wordt gedreven. Het station Gennep van den Noord-Brabantsch-Duitschen spoorweg, vanwaar sedert Ï5 Juli 1873 geregelde treinen ver-

36*

-ocr page 410-

404

trekken, staat een kwartier ten zuiden van Gennep. Bezienswaardig is de spoorwegbrug daarbij over de Maas.

Gennep, geh. in de N.-Brab. gem. Gestel-en-Blaarthem.

Genneperhuis, voorm. sterkte aan den uitloop van de Niers in de Maas, 15 min. ten noordwesten van Gennep. Als de sleutel van Gennep en de Boven-Maas was het door vroegere oorlogen in aen jammerlijken staat gebracht, toen de Spanjaarden het in 1635 op nieuw versterkten. In 1641, toen Prins Frederik Hendrik het Genneperhuis belegerde, was de Ier Thomas Preston er gouverneur. Het beleg begon den 10 Juni en duurde tot den 27 Juli, wanneer Preston gedwongen was het over te geven. In 1710 is Genneperhuis door de Franschen verwoest en bestaat thans nog slechts als puinhoop. Daarbij staat eene boerderij, mede Genneperhuis geheeten, met een veer over de Maas.

Genoen, of Qenouw, geh. in de Limb. gem. Montfort, waarbij Eo-meinsche oudheden zijn gevonden.

Oenoenhuis, of Konijnenhuis, geh. in de N.-Brab. gem. Zes-Gehuchten, in 1840 met 97, in 1860 met 86 inw.

Gent, gem. in Geld., saamgesteld uit de heerl. Gent en Huihuizen, waarvan de een tot 1795 tot Gelderland, de ander tot Cleve behoorde. Zij wordt in het zuiden door de Waal bespoeld en wordt omringd door de gem. Bemmel, Millingen en übbergen. Hare grootte beloopt ruim 1549 bund., bijna geheel vruchtbare riviorklei, terwijl een deel der uiterwaarden door alluvisch zand is gevormd. In 1822 had deze gem. 1087, in 1840 1835, in 1860 1948, in 1873 2318 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2129 R.-Kath., 182 Herv., 2 Luth. en 5 Israëlieten. De landbouw maakt het hoofdbedrijf der ingezetenen uit. Men vindt er echter ook 7 steenbakkerijen, een scheepstimmerwerf, een korenmolen enz. Behalve de dorpen Gent en Huihuizen, bevat de gem. ook de buurten Kommerdijk, Flieren en Kapel.

Het d. Gent, in 1S40 met 368, in 1860 met 470, in 1872 met 482 inw., ligt aan den Waaldijk, in eene zeer bevallige streek. Het heeft een kasteel (een deftig heerenhuis), eeno K.-K. en een Herv. kerk. Het is zeer oud. Opgedolven oudheden wekken het vermoeden dat het reeds in den Komeinschen tijd bloeide, doch zeker weet men dat het reeds ten fijde van Karei de Groote bestond: het komt onder den naam van Gannitaer-marca in een giftbrief van 793 voor. De abdij Lorsch of Lauresham die toen en later gronden te Gent kreeg, verkocht deze in 1228 aan Graaf Gerhard van Gelder, waardoor Gent aan Gelderland kwam. Graaf Eei-nald verhief Gent in 1312 tot eene stad, die nog als zoodanig op den landdag van 1538 werd vertegenwoordigd. Ook was Gent in het hanze-verbond opgenomen. Doch Gent verloor die voorrechten ten gevolge eener gift van Hertog Karei aan Heer Hendrik van Gent. Hot werd toen eene heerlijkheid, die achtereenvolgens door de Gent's, de Merode's, de Baer's, de Voorst's, de Eck's, des Villattes', enz. werd bezeten.

-ocr page 411-

405

Gentel, uiterwaard aan de Linge, in de Geld. gem. Geldermalsen, ongeveer 41 bund, groot.

Genum, d. met ecne Herv. kerk in de Frieschc gem. Ferwerderadeel, in 1811 met 77, in 1840 met 124, in 1873 met 149 inw. In vorige eeuwen vond men er de state Eoorda.

Gerard-de-Moorspolder, oude polder, sedert 1612 iu de dijkaadje van Groede begrepen, gem. Groede, 117 bund, groot.

Gerendal, geh. in de Limb. gem. Strucht.

Gerheggen, geh. in de Limb. gem. Neer.

Gerkesklooster, d. met een Herv. kerk in de i'riesche gem. Acht-karspelen, in 1840 met 350 inw., doch zonder het daaronder behoorend ged. van Stroobos te rekenen, waarmede het in 1811 444, in 1840 568, in 1872 716 inw. bevatte. Het ontleent zijn naam aan het door Gerke Harkema in 1240 gesticht monnikenklooster Jerusalem.

St.-Gerlach, d. in de Limb. gem. Honthem, in 1860 met 237, in 1870 met 265 inw. Het ontleent zijn oorsprong aan het Norbertijner nonnenklooster st.-Gerlach, door een Heer van Valkenburg in het dal van de Geul gesticht. Dit klooster bleef in 1661 onder het Spaansch gebied, ofschoon de geheele omliggende streek tot aan de kloostermuren aan de Vereenigde Nederlanden was ten deel gevallen. Bij den vrede van Versailles in 1785 heeft Keizer Jozef echter st.-Gerlach aan de Republiek afgestaan. De kloosterkapel strekt thans tot kerk der parochie Hou them. Het klooster zelf is in een fraai landgoed herschapen.

Gerner, b. in de Overijsselsche gem. Dalfsen, in 1840 met 332, in 1870 met 380 inw. Tot in het laatst der 16de eeuw stond hier de have-zathe de Gerner, waarin zich meermalen Spaansche benden nestelden, die daaruit het geheele omliggende land plunderden. Nadat het in 1591 door hen werd verlaten, is deze havezathe door de landlieden gesloopt.

Gerolfsdijk, of Gijntersdijk, voorm. d. in het Zeeuwsche eiland Noord-Beveland. Het werd door de watervloeden van 1208 en 1247 verwoest. Later zijn de gronden weder ingedijkt en heeten nu Geersdijk.

Gerond, geli. in de Limb. gem. Tegelen.

Gerrit-Gaukespolder, pold. in de Friesche gem. Dantumadeel.

Gerritsland, polderland in de N.-Holl. gem. Texel.

Gersloot, b. met dorpsrcchten in de Friesehe gem. Aengwirden, in 1811 met 109, in 1840 met 166, in 1873 met 288 inw. De kerk is ten tijde der Eepubliek gesloopt.

Gerslotermeer, bedijking in de Friesehe gem. Aengwirden. Zij is in 1852 volbracht en omvat 480 bund.

Gerstepolder, pold. van ruim 10 bund, in de Zeeuwsche gem. Vrouwepolder.

-ocr page 412-

406

Gerven, of Gerwerden, b. in de Geld. gem. Putten, in 1840 met

146, in 1860 met 126, in 1872 met 123 inw.

Gerven, of Herven, buurt in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch,

in 1840 met 96 inw.

Garverskop, buurt in de Utr. gem. Harmeien, in 1840 met 126, in 1870 met 146 inw. Zij strekt zich langs den Gerverskopperdijk uit en maakte met het grondgebied der drie heerl. Gerverskop-Munnik-van-Cleefsgeregt, Gerverskop-Statengeregt of Gerverskop-ütenhamsgeregt en Gerverskop-Trip-de-Maiezgeregt, eene gem. van 562 bund, uit, die door do wet van 27 Juni 1857 bij de gem. Harmeien werd ingelijfd. Deze gem. had in 1822 165, in 1840 171 inw.

Gerverskop, pold. van ruim 359 bund, in de Utr. gem. Harmeien.

Gerwen, d. in de N.-Brab. gem. Nuenen-Gerwen-en-Nederwetten, in 1840 met 571, in 1860 met 574, in 1870 met 578 inw. De kerk, st.-Clemenskerk geheeten, staat eenzaam, zoodat de kom van het d. in 1870 slechts 6 bewoners had. De wijken liggen verstrooid en dragen de namen van Heuvel, Laar, Langlaar, Alvershool, Rulle, Spek, Nieuwen-dijk en de Staart of de Stad. De inw. zijn bijna allen landbouwers.

Gesper den, b. in de Geld. gem. Dodewaard, vermoedelijk het oude Gaspoverdum. Het ligt aan de Linge, en had in 1840 83 inw. Het hooggelegen perceel de quot;VVuust is waarschijnlijk eene offerplaats geweest.

Gest (de), geh. in de N.-Holl. gem. Wieringen.

Gestel, d. met eene R.-K. kerk in de N.-Brab. gem. Gestel-en-BIaart-hem, in 1870 met 523 inw., meerendeels landbouwers. Er wordt ook veel linnen geweven. In 1543 werd Gestel door Maarten van Kossem gebrandschat.

Gestel-en-Blaarthem, gem. in N.-Brab., ingesloten door Eindhoven, Strijp, Zeelst, Waalre, Aalst en Stratum, beslaat 657 bund., meest dilu-visch zand, doch langs de stroompjes beekklei. Zij telde in 1822 1014, in 1840 1410, in 1873 1816 inw. In 1870 vond men er 1633 R.-Kath. en 15 Herv. Men vindt er 3 pellen- en damastweverijen, voor het overige is de landbouw er het voornaamste middel van bestaan.

Getserderzijl, sluis in den waterkeerenden Slachtedijk, binnen de Friesche gom. Barradeel, waardoor de Sexbierumervaart in de Ried uitloopt.

Geul, gem. in Limb., ingesloten door de gem. Elsloo, Beek, Diestraten en Bunde (Limb.); en Uykhoven en Boorsheim (België). Zij beslaat 685 bund, en had iu 1822 952, in 1840 941, in 1873 1005 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1004 R.-Kath., en 1 Herv. De ingezetenen bestaan genoegzaam alleen van den landbouw. De grond langs de Maas is uit rivierklei gevormd, doch voor het overige uit Limburgsche klei of mergel. De gem. bevat, behalve het d. Geul, de buurten het Broek, Hulsen,

-ocr page 413-

407

Hussenberg, Moorveld en Snijdersberg, benevens de geh. Brommelen en Hulserbroek.

Het d. Geul, of Geulle, in het Maasdal gelegen, bevatte in 1840 187, in 1870 225 inw. Het heeft eene in 1626 gestichte E.-K. kerk. Nog tot op onzen tijd zag men er een der schoonste kasteelen der Nederlanden, waarop den 31 Mei 1757 de krijgsheld Friedrich Franz Xaverius, Prins van Hohenzollern-Hechingen, het eerste levenslicht aanschouwde.

Geul, riv. in Pruissen, in het onzijdig district van Moresnet, België en Limburg, door de Walen la Geulle en door do Duitschers die Göhl geschreven. Zij ontspringt bij Wolfsheid, komt nabij Cottesen in de Nederl., ontvangt bij Wittcm de Solzerbeek en bij Cartiels eerst de Eys en vervolgens de Gulp. Na het steedje Valkenburg bespoeld te hebben, valt zij beneden het d. Bunde in de Maas. De riv. heeft een aanmerkelijk verval: bij hare vereeniging met de Gulp ligt zij ongeveer 92, bij haren mond 39 el boven A. P,

Geul, binnengedijkte kreek op het Zeeawsche eil. Duivcland.

Geulem, geh. in de Limb, gem. Berg-en-Terblijt.

Geuzenbuurt, wijk van het N.-Holl. dorp Andijk.

Gsuzing, of Göusing, westelijk deel van het Drenthsche d. Kuinon.

Geverik, b. in de Limb. gem. Beek, in 1840 met 2S1, in 1870 met 316 inw.

Gewande, b. in N.-Brab., aan de Maas, deels in de gem. Alem, c. a. deels in de gem. Empel c. a., in 1840 met 374 inw., vau welke 299 onder Empel en 75 onder Alem.

Geysteren, d. met eene E.-K. kerk, in de Limb. gem. Wansum, aan de Maas in 1840 met 339, in 1870 met 251 inw. Geysteren vormde vroeger met Vroenenbroek eene heerl., die in 1304 door Jan van Straten werd bezeten. Later kwam het aan de geslachten Broekhuysen, Eyll, Sche-laert, enz.

Ghoor, pachth. in de Limb. gem. Neer, ter plaatse van het voorm. kasteel van dien naam, dat waarschijnlijk reeds in de 12de eeuw gesticht, in 1796 werd gesloopt. Het werd ten jare 1500 op eene bende roovers veroverd. De eerste Heer van Ghoor dien men vermeld vindt, was Jan van Loon, zoon van Graaf Arnold en Aleide van Diest.

Ghoorbeek, beek in België en Limb., die bij Ghoor in de Neer valt.

Giekerk, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Tietjerk-steradeel, te midden van bouwlanden. In 1811 had het 216, in 1840 336, in 1873 624 inw. In vroegere eeuwen waren er verscheidene staten Thans vindt men er het buiten Poelzigt, aan den straatweg door de Trijnwouden.

GieUjensdorp, heerl. en polder in de Utr. gem. Laag-Nieuwkoop, groot bijna 113 bund. In 1840 telde men er 37, in 1870 65 inw.

-ocr page 414-

408

Giersbergen, geh. in de N.-Brab. gem. Drnnen.

Giesbeek, d. met eene R.-K. kerk en een steenoven in de Geld. gem. Angerlo, in 1840 met 399, in 1872 met 460 inw., bestaande in laatstgenoemd jaar nit 350 E.-Kath., 109 Herv. en 1 Chr.-Geref.

Giessen, oude heerl. in den grafelijken tijd toebehoord hebbende aan het geslacht Brederode, en later in de 3 heerl.; Giessendam, Giessen-Nieuwkerk en Giessen-Oudkerk gesplitst.

Giessen, gem. in N.-Brab., ingesloten door Rijswijk, Almkerk, Bm-mikhoven c. a., Meenwen en Andel (N.-Brab.) en Pouderoijen (Geld.). Hare grootte beloopt 574 bund. In 1822 telde zij 305, in 1840 431, in 1873 430 inw. Bij de volkstelling van 1860 waren zij onderscheiden in 365 Herv. en 84 Chr.-Geref. Wijl de grond uit rivierklei bestaat, zijn landbouw en veeteelt de voornaamste bronnen van welvaart. Behalve het d. Giessen, bevat de gem. de geh. Eng-Giessen en Steenen-Heul.

Het d. Giessen ligt op en aan den fraai beplanten Maasdijk. Het had in 1870 binnen de kom 114 inw. Van hoogen ouderdom — daar het reeds op het einde der 7de eeuw bestond — had het in de middeleeuwen en nog later een adellijk kasteel, het Huis te Giessen. Er is eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk. Van een vroeger Hervormd bedehuis stortte in Maart 1755 de toren in.

Giessen, riv. in het Z.-Holl. district de Alblasserwaard, 32 el breed en 6 el diep, loopende van Hoornaar naar Giessendam, waar zij in de Merwede valt.

Giessenburg, voorm. kasteel in de Z.-Holl. gem. Giessen-Nieuw-kerk, eens bet eigendom der Brederode's. Het werd in 1401 door Jan van Arkel bemachtigd en is in 1802 gesloopt.

Giessendam, gem. in Z.-Holl., tusschen Sliedrecht, Wijngaarden, Molenaarsgraaf, Ottoland, Peursum, Giessen-Nieuwkerk en Hardinxveld, uit de heerl. Giessendam en Giessen-Oudekerk saamgesteld en 1877 bund, groot. De grond langs de Giessen bestaat uit klei, maar is overigens door laag veen gevormd. Veeteelt en landbouw geven velen ingezetenen het noodige. Doch er zijn ook enkele fabriekmatige inrichtingen, terwijl verder te Giessendam vele aannemers van voor de uitvoering van publieke werken met hunne werklieden wonen. De gem. bevat de beide dorpen Giessendam en Giessen-Oudekerk. In 1822 telde men er 1350, in 1840 1842, in 1873 2703 inw. Bij de volkstelling van 1870 waren zij onderscheiden in 2257 Herv., 224 Chr.-Geref. en 11 Israëlieten.

Het d. Giessendam, dat aan den mond van de Giessen in de Merwede is gebouwd, schijnt met het daaraan palende Neder-Hardinxveld een geheel uit te maken. Men telde er in 1840 (met de naaste omstreken) 1363, in 1870 (binnen de kom) 522 inw. Sedert 1841 is er een kerk der Chr.-Afg. (Chr.-Geref.). Den 21 Sept. 1777 brandde de kom van het d., toen door 18 huizen gevormd, geheel af.

-ocr page 415-

409

Giessendam-en-Giessen-Oade-Benedenkerk, poid. van 1324 bund, in de Z.-Holl. gem. Giessendam.

Giessenmonde, voorm. d. in Z.-Holl., door den watervloed van 18 Nov. 1421 vernield.

Giessen-Nieuwkerk, gem. in Z.-Holl., die door Giessendam, Peur-snm, Hoornaar, Schellninen en Hardinxveld ingesloten, eene oppervlakte van 789 bund, beslaat. Haar noordergrens wordt gevormd door de Giessen. De landerijen bestaan uit kleigronden. De inw. maakten in 1822 een getal van 446, in 1840 van 635, in 1873 van 802 uit. In 1870 splitsten zij zich in 732 Herv., 1 R.-Kath. en 17 Ier. Veeteelt en het aankweeken van hennip zijn hunne voornaamste middelen van bestaan. De gem. bevat het d. Gicssen-Nieuwkerk en de b. Moezebroek of Muizenbroek.

Het d. Giessen-Nieuwkerk, op den linker Giessen-oever, heeft ecne Herv. kerk. Het bevatte in 1870 239 inw.

Giessen-Oude-Bovenkerk, pold. van 450 bund, in de Z.-Holl. gem. Giessendam.

Giessen-Oudekerk, d. met eene Herv. kerk in de Z.-Holl. gem. Giessendam, op den rechter Giessen-oever, in 1840 met 479 inw.

Giessensohe-Broek, pold. van 39 bund, in de N.-Brab. gem. Giessen.

Giessensohe-Weide, pold. van 220 bund, in N.-Brab., ten deele in de gem. Op-en-Neer-Andel, ten deele in de gem. Giessen.

Gietel, of Gietelo, d. of kerkb. in de Geld. gem. Voorst, in 1840 met 323 inw. Het landhuis Bussloo is in eene E.-Kath. kerk herschapen, waarnaar de kerkelijke gemeente doorgaans wordt genoemd. Er is te Gietelo ook eene brouwerij, eene veelbezochte plaats van uitspanning voor de bewoners van Zutphen en Deventer.

Gieten, gem. in Drenthe, ingesloten door Anlo, Eolde en Gasselte (Drenthe) en Wildervank (Gron.). Door de Hunse of Oostcrmoersche vaart doorsneden, bestaat de grond — in het geheel 4165 bund. — deels uit zand (diluvium), deels uit hoog veen, zoo afgegraven als onontgonnen, deels uit laag veen. In het zuid-westen, op de grens van Anlo, ligt het meertje het Zwartewater. In 1795 telde deze gem. 915, in 1822 1127, in 1840 1765, in 1873 2170 inw., voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2044 Herv., 79 Chr.-Geref., 10 Doopsgez., 5 Luth., 6 E.-Kath. en 26 Israël. Zij bestaan meest van den landbouw,, voorts van veeteelt, veenderij en linnenweven. Men heeft er ook wagenmakerijen en smederijen. Behalve de d. Gieten en Gieterveen, vindt men er de buurten Bonnen en Bonnerveen, benevens de geh. Zandvoort en Veenhof.

Het d. Gieten, aan het kruispunt der wegen van Assen naar Veendam en Groningen naar Coevorden, had in 1840 464, in 1870 544 inw. Het ligt zeer fraai te midden eener heuvelachtige streek, met veel geboomte. De tegenwoordige Herv. kerk dagteekent van 1849.

Niet ver van dit d., doch onder Anloo, ligt, op een vérheven plek, een der grootste Drenthsche hunnebedden.

-ocr page 416-

410

Gieterhoogte, heuvelachtige streek in de Drenthsche gem. Gieten, 17 el boven A. P. of 10 el hooger dan de oeverlanden der naburige Oostermoersche-Vaart. Met sierlijk geboomte getooid, levert deze streek zeer aangename wandelwegen op.

Gieterveen, d. in de Drenthsche gem. Gieten. In 1795 was het slechts eene b., met 211 inw. Sedert 1840 bezit het eene Herv. kerk, zijnde het getal inw. van 1840 tot 1870 van 595 tot 673 gestegen.

Gieterveensche-kanaal, vaart in het oosten der Drenthsche gem. Gieten.

Giethmen, of Gietmen, b. in de Overijsselsche gem. Ambt-Ommen, in 1840 met 149, in 1870 met 173 inw.

Giethoorn, gem. in Overijssel, die door Steenwijkerwold, Ambt-Vol-lenhove en Wanneperveen wordt ingesloten en 3898 bund, beslaat. De lage grond bestaat geheel uit laag veen, met het Giethoornsche meer, het Bovenwijde en andere wateren daartusschen. Vanhier dat de veenderij er een der voornaamste bronnen van bestaan uitmaakt. De geringe landbouw bepaalt zich genoegzaam tot eenige bunders, waar men aardappelen poot. Eenige ingezetenen leven van vogelvangst en visscherij, van het scheepstimmeren, smeden, enz. Het aantal ingezetenen bedroeg in 1822 1163, in 1840 1570, in 1873 1801. Er waren in laatstgen. jaar 919 Doopsgez., 868 Ned.- Herv., 8 Chr.-Geref. en 6 R.-Kath. Behalve het d. Giethoorn, bevat de gem. de geh. Noorder-Dwarsgracht, Zuider Dwarsgracht, Jonen en Muggenbeet. Tot in het begin der 14de eeuw lagen de veenen van Giethoorn woest, doch omstreeks dien tijd zijn ze door den Utrechtscben Bisschop uitgegeven aan eenige landverhuizers, die sedert st.-Maartensmannen werden genoemd. Hunne dienstbare verplichtingen hebben voortgeduurd tot 1624, wanneer die tegen afkoop in geld als anderzins zijn afgeschaft. Door den watervloed van Februari 1825 leed Giethoorn ƒ 119,000 schade.

Het d. Giethoorn, veelal Gieteren genoemd, telde in 1840 1400, in 1860 1473, in 1870 1465 inw. Het bevat 2 Doopsgez. kerken en een Herv. kerk. Het is in de lengte van het noorden naar het zuiden gebouwd ter lengte van bijna l^ uur. Tot in het begin der 17de eeuw stond er een slot, de Daalhof, dat toen werd afgebroken. Vóór de Herv. stond in het noorder ged. van het d. ook een Franciscaner convent, waarnaar een deel van het d. nog het Klooster heet. Van de broeders dier inrichting gaat het verhaal, dat zij het eerst turf gestoken hebben.

Giethoornsche-Meer, meer van 160 bund, oppervlakte in de Overijsselsche gem. Giethoorn, op de grenzen van Ambt-Vollenhove en Steenwijkerwold.

Gijbeland, heerl. en pold. in de Z.-Holl. gem. Brandwijk.

Gijbelandsche-Dijk, buurt in de Z.-Holl. gem. Brandwijk, in 1860 met 329 inw.

Gijzel, b. in de N.-Brab. gem. Helvoirt, in 1840 met 118 inw.

-ocr page 417-

411

Gijzenrooi, geh. in de N.-Brab. gem. Zes-Gehuchten.

Gildenburg, voorm. kasteel in de TTtr. gem. Vreeswijk.

Gildensteiü, buurt in de gem. Utrecht, 10 bund, groot, waar in 1820 de veeartsenijschool is gevestigd.

Gilze, d. in N.-Brab., in de gem. Gilze-en-Rijen, Het is van hooge oudheid en telde in 1840 306, in 1870 322 inw. In 992 door Hilswin-dis, Gravin van Strijen, aan de abdij Thorn geschonken, was het in de volgende eeuwen da hoofdplaats der uitgestrekte bezittingen, die dat vorstelijke stift in de Baronie van Breda bezat. De R.-Kath. kerk van Gilze is de moederkerk van Etten, Ginneken, Princenhage, Bavel en Molenschot. In 1764 is een groot deel van dit d. afgebrand.

Gilze-en-Eijen, gem. in N.-Brab., ter grootte van 7148 bund. Zij wordt ingesloten door Oosterhout, Dongen, Tilburg, Alphen-en-Riel, Chaam en Ginneken, en bestaat geheel uit zandgronden, die ten deele broek- en veenachtig zijn. In 1822 had deze gem. 2119, in 1840 2764, in 1860 2734, in 1873 2676 inw. Men onderscheidde hen in 1870 in 2569 B.-Kath. en 19 Herv.

Behalve de dorpen Gilze, Eijen en Molenschot, bevat de gem. nog onder Gilze: do buurten Huiten, Nerhoven, Biesstraat, Bolberg, Haanstraat, Vossenberg, Eaakeind en Aalstraat, benevens de geh. Weilenseinde, Verhoven, Valkenberg, Horst, Langereit, Brakken, Driehoek, Moleneind en den Aart; en onder Eijen: de buurten Laareind en Laagstraat, benevens de geh. Heikant, Haansberg en den Hoek. De ingezetenen zijn bijna allen landbouwers. Men heeft er echter ook 26 leerlooierijen, 19 linnenweverijen, 3 bierbrouwerijen, 2 olieslagerijen, 2 mouterijen, 2 waskaarsenmakerijen en 1 touwslagerij.

Gilzebroek, moerassige streek van ongeveer 650 bund, in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Eijen, die niet dan een weinig slecht hooi oplevert.

Ginderdoor, of Genderdoor, b. in de N.-Brab. gem. Lieshout, in 1840 met 328, in 1870 met 352 inw. Tot in onze eeuw heeft er eene kapel gestaan,

Ginderover, b. in de N.-Brab. gem. Heeze, in 1840 met 150, in 1860 met 235 inw. Zij ontleent haar naam aan hare ligging over de Rul.

Ginkel, b. in de Geld. gem. Ede, in 1840 met 74, in 1870 met 106 inw., in vorige tijden eene pleisterplaats der wagens tusschen Amsterdam en Arnhem. Er is eene fraaie hofstede, mede Ginkel genoemd.

Ginkel, heerl. in de Utr. gem. Leersum, in 1840 met 113 inw.

Ginneken, kant. van het N.-Brab. arrondissement Breda, bevattende de 7 gemeenten: Ginneken-en-Bavel, Chaam, Gilze-en-Rijen, Alphen-en-Riel, Zundert-en-Wernhout, Baarle-Nassau, Rijsbergen.

-ocr page 418-

412

Ginneken, dek. van het Bisdom van Breda, bevattende 10 parochiën en 1 rectoraat. De par. zijn: Achtmaal, Alphen, Baarle-Nassau, Bavel, Chaam, Gilze, Ginneken, Kiel, Ulecoten, ülvenhout. Het rectoraat is Molenschot. Onder ülvenhout zijn openbare kapellen te Strijbeek en Galder.

Ginneken, fraai d. in de N.-Erab. gem. Ginneken-en-Bavel, aan de Mark. Het had in 1840 833, in 1870 1070 inw. Men vindt er eene E.-Kath. en , eene Herv. kerk en vele bevallige bnitonverblijven. Ook is er een gedcnkteeken voor de Nederlandsche krijgslieden, die op de citadel van Antwerpen zijn gesneuveld, opgericht nadat hun stoffelijk overschot van de Schelde in Augustus 1871 hierheen is gevoerd.

Ginneken-en-Bavel, gem. in N.-Brab., die, 5735 bund, groot, wordt ingesloten door de gemeenten Rijsbergen, Princenhage, Teteringen, Oosterhout, Gilze-en-Eijeu en Chaam (N.-Brab.), Meerlc en Meir (België). Langs de Mark vindt men eenige beekklei, doch overigens bestaat dc grond uit diluvisch zand. Er is veel hout; o. a. vindt men er het fraaie Mastbosch. In 1822 telde deze gem. 2744, in 1840 3357, in 1873 3952 inw. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men 3613 E.-Kath., 150 Ned.-Herv., 7 Waalsch-Herv., 6 Luth. en 8 Isr. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van welvaart. Men heeft er ook een kunstwol-fabriek, 3 bierbrouwerijen, een verfhout- en schorsmolen, enz.

Ginsterberg, geh. in de Limb. gem. Wittem.

Gistelaarpolder, pold. van 48 bund, in de Zeenwsche gem. Groede.

Glanerbeek, station van den Staatsspoorweg, op den linkeroever van de Glanerbeek, een weinig ten noorden van het geh. Glanerbrugge, in de Overijsselsche gem. Lonneker. Ofschoon de opening voor het verkeer met Enschede heeft plaats gehad op 1 Januari 1868, is de omtrek van dit station dezelfde gebleven: er is noch dorp, noch buurtschap daarbij ontstaan.

Glanerbeek, of Mulderinkbeek, beek in Pruissen en Overijssel, die in het Aamsveen ontstaan, in de Diakei uitloopt.

Glanerbrug, geh. in de Overijsselsche gem. Lonneker ter plaatse waar in den weg van Enschede naar Gronau, over de Glanerbeek, welke hier de grenslijn vormt, eene brug is geslagen.

Glimespolder, voorm. pold. bij Bergen-op-Zoom, op het einde der 15de eeuw ondergevloeid. De gronden zijn later weder ingedijkt, zoo in den Oud-Glimespolder als in den Auvergnepolder.

Glimmen, fraaie b. in de Gron. gem. Haren, met het boschrijke landgoed het Huis te Glimmen. In 1227 is er een kasteel gebouwd, dat kort daarna door de Drenthen is omvergeworpen. Glimmen telde in 1840 213, in 1870 253 inw.

Glind, of Glinden, b. in de Geld. gem. Bameveld, in 1840 met

-ocr page 419-

413

498, in 1870 met 653 inw. De havezathe Glindhorst alhier, is in 1797 geslecht.

Glip (de), b. met eenige bleekerijen in de N.-Holl. gem. Heemstede, in 1840 met 455, in 1870 met 727 inw. Zij wordt ook de Prinsebuurt en Prinsen-Zandvaart genoemd.

Gnephoek, heerl., die het westel. deel uitmakende van de Z.-Holl. gem. Oudshoorn, in 1840 450 inw. telde.

Gnephoeksche-en-Vrouwgeestpolder, pold. van 153 bund, in de Z.-Holl. gem. Oudshoorn.

Gnephoeksche-Folder-Buitendijks, pold. van 234 bund, in do Z.-Holl. gem. Oudshoorn.

Godefroipolder, pold. deels in de Zceuwsche gem. st.-Anna-ter-Muiden (44 bund.), deels in de West-Vlaamsehe gem. Westcapelle (18 bund.). Van 1718 tot 1814 behoorde de geheele polder onder st.-Anna-ter-Muiden.

Godlinze, d. in de Gron. gem. Bierum, waaronder het geh. Oude-Dijk en eenige verstrooide boerderijen behooren. Het had binnen de kom, in 1870 171 inw. Het heeft eene Herv. kerk en ligt op een verheven, breeden terp. Vroeger stonden er vele adell. huizen, o. a. de burgen Eengerda en Ubbena. In 1506 werd het door de Groningers, in 1589 door Staatsche benden en in Nov. 1686 door eene overstrooming zwaar geteisterd.

Goeden-Aerts-en-Eendragtspolder, pold. van 130 bund, in de N.-Brab. gem. Eaamsdonk.

Goeden-Tijd, wijk van het N.-Brab. dorp Alphen.

Goedereede, of Goeree, wester helft van het eiland Goedereede-en-Overflakkee. Het vormde een afzonderlijk eiland tot het in 1751 door een dam, en in 1780 door landaanwinning naar de zijde van Stellendam met Overflakkee werd vereenigd.

Goedereede, gem. in Z.-Holl., in het westen door Ouddorp, in het oosten door Stellendam bepaald, terwijl zij naar het noorden door het Goedereesehe-Gat en naar het zuiden door de Bieningen wordt bespoeld. Hare oppervlakte beloopt 692 bund., die meerendeels uit vette klei, in het noorden uit duinen (alluviseh zand) bestaat. De lage gronden zijn in verscheidene polders afgedeeld, t. w. de Groote-Zuiderpolder, Nieuwe-Waterlooschepolder, Oude-Waterlooschepolder, Kleine-Zuider-polder, Schei-hoek, Piaspolder, Altena, Nieuwe-Oostdijkschepolder, Eooklaasplaatpolder, Gorspolder en Bokkepolder. In 1822 had deze gem. 900, in 1840 1118, in 1873 1012 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er 1074 Herv., 1 Chr.-Ger., I Doopsgez., 7 E.-Kath. en 2 Isr. De gem. bevat de stad Goedereede en eenige weinige verstrooide woningen.

De stad Goedereede, de hoofdplaats van West-Voorne, was weleer na Brielle, de voornaamste stad der heerlijkheid Voorne, en schijnt reeds vdór, of althans in het begin der 14de eeuw versterkt te zijn geweest. In 1430 werden de vestingwerken vermeerderd door eene cingelgracht,

-ocr page 420-

414

muren cn vijf poorten. Op het einde der 15de eeuw bloeide de stad door eene uitgebreide vischvangst en koophandel op Engeland, Frankrijk, do Oostzee, Noorwegen, enz. Het verzanden der haven, heeft het meest bijgedragen om dien bloei te verminderen, hetgeen vooral in de eerste tijden der Republiek het geval schijnt geweest te zijn. De haven is echter nog voor kleine vaartuigen bevaarbaar en heeft eene lengte van ruim '/j uur.

In 1870 had Goedereede 327 huizen en 1020 inwoners binnen den voor-maligen omvang der stad, terwijl 75 menschen in 15 huizen daarbuiten woonden.

Herinneringen uit de geschiedenis zijn: het uitvaardigen eener keur op haringvaart door Heer Gerrit van Voorne in 1330; het verkrijgen eener vrije jaarmarkt in 1331; de teistering der muren door storm en watervloed in 1421; de afgeslagen aanval der Zevenbergers in 1428; de verovering van een kaperschip in 1475; de brand van 1482, die op een twintigtal gebouwen na de gansche stad verdelgde; de verovering van een Deensch roofschip in 1490; het afweren van de Hoeksche vloot onder Jonker Frans van Brederode in Juli 1499, waarbij de vrouwen de mannen op het heldhaftigst ondersteunden; de watervloeden van 5 November 1534 en van 1 November 1570; de ontvangst van het krijgsvolk van den Graaf van der Mark, in 1572; het verijdelen van den aanslag op de stad ondernomen door Jacob Boey, Admiraal van Antwerpen, in 1604; de watervloed van 1618, die de overblijfselen eener oude stad, de Oude Wereld, deed kennen; de onaangenaamheden uit de Fransche bezetting

voortgesproten (1810—1813).

De voornaamste gebouwen zijn het Eaadhuis en de Herv. kerk, van welke laatste de hooge toren reeds van 1467—1512 dagteekent. Buiten de stad, aan het noorderstrand, is sedert 1834 een kustlicht.

Goedereede-en-Overüakkee, eiland in Z.-Holl., door de Noordzee, het Goereesche-Gat, het Haringvliet, het quot;Volkerak, het Krammer en de Bieningen omspoeld, 22.193 bund, groot. Het had in 1870 22,597 inwoners.

Overleveringen verhalen dat Goedereede in lang-vervlogen tijden met Schouwen en Oost-Voorn is verbonden geweest. Door verschillende overstroomingen geteisterd, vond men ten tijde der laatste Graven nit het Hol-landsche Huis hier weinig meer dan eenige landen aan den duinvoet en „zoutlandquot; of gorzen. In de 15de eeuw werd het hordijken met kracht aangevangen, in de 16 en 17de eeuwen met kracht voortgezet en in de 18de eeuw belangrijk vooruitgebracht door den in 1750 gelegden dam in de Hals en Scharrezee, van Goedereede naar Overflakkee. Dit gaf aanleiding tot de bedijking van den Adriaanpolder en Eendragtpolder in 1769 en 1780, waarmede de aanhechting van beide eilanden was voldongen. De latere indijkingen van de 18 en 19de eeuw vergrootten inzonderheid de noord- en oostzijden.

Goënga, of Goinga, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Wymbritseradeel, in 1811 met 182, in 1840 met 293, in 1873 met 424 inw., die van de buurt Goëngamieden daaronder begrepen.

-ocr page 421-

415

Goëngamieden, b. in de Friesche gem. Wymbritseradeel, in 1840 met 110 inw.

Goereesehe-Gat, breede mond van het Haringvliet in de Noordzee, tusschen Voorne en Goedereede. In dit gat zijn de diepste geulen het Kwaksdiep, Zuiderdiep, Bokkegat, Slijkgat en Westgat. De ondiepste plekken (zandbanken) dragen de namen van Hinder en Scheelhoek.

Goe-Jan-Verwellesluis, d. in de Z.-Holl. gem. Hekendorp, aldus geheeten naar eene sluis, die uit de Dubbele-Wierike toegang geeft naar den IJssal. Het was slechts een buurtje tot 1845, toen er eene Herv. kerk is gesticht. In 1S40 telde men er 186, in 1870 232 inw. De sluis is bekend door het tegenhouden der Prinses Wilhelmina, de gade des Erfstadhouders, door de Commissie van Defensie in Juni 1787 en door den overval der Pruisen den 19 September daaraanvolgende.

Goes, Eijkskiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van G Mei 1869, de 37 gemeenten : Goes, 's Heer-Areudskerke, 's Heer-Abtskerke, Kattendijke, Wolfaartsdijk, Baarland, 's-Gravenpolder, Ellewoutsdijk, Oudelande, Hoedekenskerke, Ove-zande, Heinkenszand, 's Heerenhoek, Driewegen, Nisse, Borssele, Kapelle, Wemcldinge, Kloetinge, Yerseke, Krabbenilijke, Kruiningen, Schore c. a,, Waarde, Rilland, Fort-Bath-en-Bath, Kortgene, Wissekerke, Colijnsplaat, Kats, Tholen, Oad-Vossemeer, Poortvliet, st.-Maartensdijk, Scherpenisse, st.-Annaland, Stavenisse, st.-Philipsland. Het had in 1869 53,493 inwoners en 1417 kiesgerechtigden.

Goes, prov. kiesdistrict in Zeeland, saamgesteld uit de 26 gem. van Zuid-Beveland cn do 4 van Noord-Bcveland, t. w.: Forth-Bath-en Bath, Eilland-en-Maire, Waarde, Krabbendijke, Kruiningen, Schore-en-Vlake, Yerseke, Wemeldinge, Kloetinge, Kapelle, 's Heer-Abtskerke, 's Gravenpolder, Nisse, Ovezande, Hoedekenskerke, Baarland, Oudelande, Ellewoutsdijk, Driewegen, Borssele, 's Heerenhoek, Heinkenszand, 's lleer-Arends-kerke, Wolfaartsdijk, Goes, Kattendijke Wissekerke, Kortgene, Kats, Colijnsplaat.

Goes, tweede arr. van Zeeland, uit Zuid-Bcveland, Noord-Beveland en de oostelijke helft van Zeeuwsch-VIaanderen gevormd.

Van 1814 tot 1838 bevatte het 6 kantons: Goes, Heinkenszand, Kruiningen, Kortgene, Axel, Hulst.

Sedert is het in slechts 5 kantons gesplitst: Goes, Heinkenszand, Kortgene, Axel, Hulst.

Goes, eerste kant. van het arr. Goes, bevattende de 13 gemeenten: Fort-Bath-en-Bath, Goes, Kapelle, Kattendijke, Kloetinge, Krabbendijke, Kruiningen, Eilland-en-Maire, Schore-en-Vlake, Waarde, Wemeldinge, Wolfaartsdijk, Yerseke.

Goes, klasse der Herv. Kerk in de prov. Zeelana, verdeeld in 3 ringen: Goes, Kruiningen, Borssele.

-ocr page 422-

416

Goes, kerkel. ring der klasse van Goes, bevattende 12 gem. in 2 sectiën, te zamen met 14 predikanten. De eerste sectie bestaat uit do 8 gem.; Goes, 's Heer-Abt-en-Sinoutskerke, 's Heer-Arendskerke-en-Baars-dorp, 's Heer-Hendriks-kinderen-en-Wissekerke, Kattendijke, Kloetinge, Wilhelminadorp, Wolfaartsdijk. De tweede sectie omvat de 4 gem.: Co-lijnsplaat, Kats, Kortgene, Wissekerke-en-Geersdijk.

Goes, klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende de 5 gem. Baarland, Goes, Heinkenszand, Nieuwedorp en Wolfaartsdijk.

Goes, gem. op het Zeeuwsehe schiereiland Zuid-Beveland, in het noorden bepaald door Kattendijke, in het oosten door Kloetinge, in het zuiden door 's Heer-Abtskerke, in het westen door 's Heer-Arendskerke.

De gem. is groot ruim 747 bund., hebbende een met zand vermengden kleigrond en bevattende de stad Goes, hare voorsteden en een deel van den Goessche-polder.

De bevolking beliep in 1796 3711, in 1811 4427, in 1822 4888, in 1840 5425, in 1850 5298, in 1860 5712, in 1873 6272 zielen. In laatstgenoemd jaar was zij saamgesteld uit 4359 Ned.-Herv., 5 Waalsch-Herv., 532 Chr.-Geref., 18 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 5 Doopsg., 1209 K.-Kath., 109 Isr. en 27 ongenoemden.

Goes ontleent zijn oorsprong aan het slot Oostende, eene sterkte, die in de 14de eeuw aan don stroom Gosaha lag en door de Borssele's werd bezeten. Het daarbij ontstane dorp werd in 1342, met goedkeuring van Graaf Willem, door Jan van Beaumont met keuren begiftigd. Kort na 1406 kreeg het stadsrechten, en in 1417 begon men het met poorten, muren en vestingwerken te omringen. In 1577 werd Goes verheven tot de derde stemhebbende stad der provincie.

Tot de historische herinneringen van Goes behooren: een aanslag op het slot Oostende door den Heer van Kenesse, en het ontzet dezer sterkte door die van Reimerswaal, in 1300; het herhaald verblijf van Jakoba van Beijeren tusschen 1428 en 1436; de st.-Felixvloed van 5 November 1530; de brand van 18 Mei 1554; de herhaalde aanvallen van Hieronimus Tseraarts en zijne Geuzen op Goes, in 1572; de toetreding tot de Staat-sche zijde in 1577; het binnentrekken van Staatsch krijgsvolk, op last van Prins Willem Hl, den 24 Augustus 1692; de rustverstoringen in Januari 1787.

De stad Goes, ruim 45 bund, groot en ruim i uur in den omtrek, is over het geheel fraai gebouwd, en heeft tot middelpunt het ruimsle van vijf pleinen: de Groote-Markt.

De bevolking der stad beliep bij do volkstelling van 1860 4916, bij die van 1870 5205. In eerstgenoemd jaar telde men binnen de wallen 924, in het laatstgenoemde 1019 huizen.

Et zijn te Goes 4 kerken, namelijk 1 Herv., 1 Chr.-Geref., 1 K.-Kath. en 1 Isr. De Herv. kerk, veelal de Groote en vóór de Keformatie de st.-Maria-Magdalenakerk genoemd, wordt te recht als het schoonste kerkgebouw van Zeeland beschouwd. Zij is in twee deelen gesplitst: de zoo-

-ocr page 423-

417

genoemde Preek- en de Wandelkerk, waarvan het eerste deel een allerprachtigst orgel, het tweede het graf van den menschenvriend ïquot;rans Naerebout bevat. De kerk is na verscheidene jaren van bouwen, den 18 Juni 1423, ingewijd. De E.-Kath. kerk prijkt niet bezienswaardige schilderijeo.

Onder de overige gebouwen, waaronder men te recht ettelijke liefdadige inrichiingen onderscheidt, is hot schoouste het stadhuis, een oud, doch in 1771 met smank vernieuwd gebouw. Voorts verdienen opmerking: de overblijfselen van het slot Oostende, thans in eene burgerwoning herschapen. Op het erf staat een moerbezieboom, dien men meent dat door Jakoba van Beijeren is geplant.

Goes heeft een gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus en eene openbare burger-avondschool.

De meeste inwoners leven van den handel, markten en winkelnering. De buitenlandsche handel bepaalt zich tot hout en steenkolen. Voorts zijn er 5 meestoven cn garancinefabrieken, 1 bierbrouwerij, 2 cho-colaadfabrieken, 1 meelfabriek, 1 oliemolen, 1 houtzagerij, 1 leerlooierij, 1 sigarenfabriek, 1 stroohoedenfabriek, 3 touwslagerijen, 1 gasfabriek, enz. Door eene van 1817 tot 1819 verlengde en verbeterde haven heeft de stad gemeenschap te water met da Ooster-Schelde. De spoorweg van Bergen-op-Zoom tot Goes werd den 1 Juli 1808, die van Goes naar Middelburg den 1 Maart 1872 geopend.

G-oessche-polder, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Goes en 's-Heer-Hendrikskerke-en-Wissekerke, bedijkt in 1331.

Goosscho-poldor, pold. van 185 bund, in de Zeeuwsche gem. Hoek, waarschijnlijk in 1615 ingedijkt.

Cxoosscho-Dicp, kreek in Z.-Bevelaml, vóór 1809 het vaarwater van Goes naar de Ooster-Schelde, sedert 1S09 afgedamd.

Goidschalxoord, b. en heerl. in de Z.-Holl. gem. Heinenoord, iu 1811 met 133, in 18:22 met 123, in 1840 met 88 inw. Het was vroeger eene zelfstandige gemeente, die de wet van 11 Juli 1S55 bij Heinenoord inlijfde. In vorige eeuwen lag hier te midden van prachtig plantsoen het adell. huis Goidschalxoord. Er is hier een pontenveer over de Maas, naar het eiland IJsselmondc.

Goüberdingen, b. in de Geld. gem. Culemborg, aan den Lekdijk, in 1860 met 333, in 1870 met 258 inw. Het was vroeger een dorp met eene kapel, in of omstreeks 139G door Heer Hubrccht V van Culemborg gesticht.

Goingahuizen, of Goëngahuizon, geh. onder het Friesche d, Boornbergum (Smallingerland).

Goingarijp, of Goëngarijp, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Doniawerstal, in een door vele wateren doorsneden oord. Het telde met de geh. Jongeburen en Ballingbuur in 1811 121, in 1S4Ü 126, in

37

-ocr page 424-

418

1873 164 inw. Bij de opgave van 1840 telde men 86 inw. binnen het d., 40 in de geh.

Goingarijpster-Poelen, meeren onder het Friesche d. Goingarijp.

Goins, of Geins, geh. onder hot Friesche d. Wommels (Hennaar-deradeel).

Goirke (Het), noordelijke wijk der stad Tilburg, bestaande uit de b. Veldhoven, Hoeven, de Beid, Hasselt, Stokhasselt, Oost-Heikant en West-Heikant.

Goirle, gem. in N.-Brab., tusschen Alphen-en-Biel, Tilburg, Hilva-renbeek en de Belgische gem. Poppel. Zij beslaat 2544 bund., alles di-luvisch zand, en bevat het d. Goirle, of Kerkbuurt, de buurten Ven en Abcoven, benevens de geh. Nieuwkerk en Bakervond. De ingezetenen bestaan grootendeels van den landbouw; deels ook van het weven van grof linnen en damast. Zij maakten in 1822 een getal uit van 1097, in 1840 van 1225, in 1860 van 1223, in 1873 van 1492 zielen. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er 1441 B.-Kath. en 17 Hervormden.

Het d. Goirle, in 1840 met 246, in 1870 met 396 inw., ligt aan de noordzijde van de Lei, aan den weg van Tilburg naar Poppel. De kerk staat op den zuidkant van den grooten weg, waar deze een spitsen hoek vormt. In 1586 is Goirle door Staatsche, in 1702 door Fransche troepen geplunderd.

Gokkemaburg, of Gaaikemaburg, voorm. burg in de Gron. gem. Oldehove, bij de buurt Gaaikemawier. Een vermaningshuis der Doopsgez., dat aan de westzijde van dit geh. stond, is in het begin der 19de eeuw afgebroken.

Goldhorn, voorm. d. in de Groninger Ommelanden, dat ten gevolge van het ontstaan van den Dollard is verdronken. Er is echter een deel van overgebleven, dat thans een geh. van de gem. Finsterwolde uitmaakt. Er heeft daar eene kommanderij van st.-Jan gestaan.

Golepolder, pold. van 27 bund, in de Zeeuwsche gem. Groede.

Gollon (de), geh. onder het Friesche d. Wijkei (Gaasterland).

Gommelburg, voorm. burg in do prov. Groningen, tusschen Farmsum en Meedhuizen.

Gommerskerspel, voorm. d. in Drechterland, ter plaatse waar thans het westelijk deel van Enkhuizen wordt gevonden.

Goodsvlietpolder, pold. van 120 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Kruis, in 1660 ingedijkt.

Gogerpolder, pold. van 277 bund, in de Z.-Holl. gem. Alkemade, in 1718 bedijkt.

-ocr page 425-

419

Gooi, d. of buurtschap in de Geld. gem. Hengelo, in 1840 mei 677, in 1860 met 636, in 1872 met 644 inw. Deze buurtschap bevat de R.-Kath. kerk der parochie Keijenberg.

Gooi, d. in de Utr. gem. Houten, in 1840 met 274, in 1860 met 334, in 1870 met 383 inw. De oude kapel alhier, later tot eene kerk verheven, werd nog na de Herv. tot godsdienst gebezigd, doch, in de vorige eeuw vervallen zijnde, is zij sedert afgebroken. In of omstreeks 1866 is er eene nieuwe R.-Kath. kerk gesticht. Oudtijds stond er het vermaarde slot ten Goije, dat reeds in 1126 als riddermatig bekend stond. Het is in 1317 door den Utreehtschen Bisschop Gwy. en in 1354 door Bisschop Jan van Arkel ingenomen. Thans ligt in de nabuurschap het fraaie landgoed Wikkenburg.

Gooiland, of het Gooi, landstreek in N.-Holland, oudtijds Nardin-gerland of Naardingerland genoemd. quot;Waarschijnlijk was het de uiterste westhoek van het Saksenland, nadat de stam der Saksen zich naar den Bijn had uitgebreid. Aan Graaf Wichman van Hameland gekomen, schonk deze het in vruchtgebruik aan de Abdij van Elten, hetgeen door Keizer Otto I, den 3 Augustus 970, werd bevestigd. In de 13de eeuw werden eenige Gooische leenen bezeten door den Heer van Amstel, doch de Abdis van Elten stond in 1280 hare rechten op Gooiland af aan Floris V, Graaf van Holland. De Amstelsche goederen in dit oord verwierf de Graaf in 1285.

Waarschijnlijk heeft Gooiland zich aanvankelijk tot de Vecht uitgestrekt, zoodat dan het kasteel van Muiden op Gooischen grond is gesticht. Ook schijnt Gooiland meer oostelijke grenzen gehad te hebben, althans over die oostelijke limieten zijn tot 1719 verschillen geweest.

Sedert zijn tot Gooiland gerekend: Naarden, Bussum, Huizen, Blaricum, Laren, Hilversum en Muiderberg.

Do grond is, met uitzondering van eenige landen aan het Naardermeer en de Haatlanden langs de Zuiderzee, hoog en heuvelachtig, vol bekoorlijke afwisselingen van bosch, korenveld, heide, weiden en wateren, de laatste bf meertjes te midden der heide, of waterleidingen tot het ontginnen der dorre zanden.

Gooijurn, of Gojum, geh. onder het Friesche d. Wons (gem. Won-seradeel.

Gooische-Gat, geh. in de N.-Holl. gem. Hilversum.

Goor, voorm. graafschap in Overijssel, waarschijnlijk ontstaan door eene splitsing van Twenthe, in 970, toen Graaf Balderik Oldenzaal aan het sticht Utrecht hechtte. Nadat het graafschap Goor nog bijna drie eeuwen zijne onafhankelijkheid had gehandhaafd, werd het eindelijk in 1248 door bisschoppelijke troepen veroverd en bij de overige bezittingen van het Overstlcht ingelijfd.

Goor, vierde kanton van het Overijsselsch arrondissement Deventer, bevattende de 4 gem.: Goor, Markelo, Diepenheim, Rijssen.

27*

-ocr page 426-

420

Goor, gem. in Overijssel, die, in hot noorden met een enkel punt tot de gem. Ambt-Dolden reikende, overigens door de gem. Markelo is ingesloten. Zij beslaat 283 bund, en heeft een veelal zandigen grond. Alleen langs do Eogge, die de gem. van het noorden naar hot zuiden doorsnijdt, bestaat de grond uit boekklei.

Do gem. bevat de stad Goor, benovens eonige verstrooide huizen. Zij had in 1811 1009, in 1S22 1098, in 1840 1627, in 1860 2030, in 1873 229C inw. Deze waren in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1G83 Ned.-Horv., 2 Waalsch-Herv., 7 Doopsgez., 4 Ev.-Luth., 3 Horst.-Luth., 1 Angl., 511 R.-Kath. en 85 Israëlieten.

Do openo stad Goor ligt aan de Regge, waardoor zij met kloino binnenvaartuigen te bereiken is. Zij tolde in 1860 1922, in 1870 1959 inw., die moorendeels in het fabriekwezen (weverij, kunstbleekerij en ververij) eon bestaan vinden. Eenigen echter vinden hun voordeel in winkelnering en landbouw. Stedelijke rechten ontving Goor in 1263 van Bisschop Hendrik van Vianden.

Historische herinneringen zijn; do oprichting van oen vrijstoel door het veemgorecht, in 1421 ; de verovering dor stad door den Heer van Wisch, in 1498; die door Hertog Karei van Gelder, in 1510; die door den Coe-vordor Drost Eoelof van Munster, in 1517; en die door den Graaf van den Bergh, in 1572; hot beleg door den Ötaatschen overste IJsselstein, on hot ontzet door Maarten Schenk, in 1580; de verovering door Prins Mau-rits, in 1597, de bezetting door de Münsterschen, in 1665 en 1672; de oprichting dor eerste calicotweverij door Thomas Ainsworth, in 1833.

Er zijn 3 kerken: eene oude Hervormde kerk, met broeden toren; eene in 1832 herbouwde E.-K. kerk en eono synagoge.

Voorts vindt men er een nieuw stadhuis, een station van den Staatsspoorweg en op do begraafplaats oen sierlijk graftoeken voor den verdienstelijken Brit Ainsworth.

Goor (het), b. in de N.-Brab. gom. Mierlo, in 1840 mot 150, in 1860 met 267 inw.

Gooregt (het), of Goregt (het), landstreek in de prov. Groningen, ook wol Dronthorwolde genoemd. Het kwam in do oorste helft der 11de eeuw aan hot Bisdom Utrecht en werd ten jare 1283 met de heerlijkheid Selwerd voroenigd. In 1392 pachtte do stad Groningen dit gerecht van het Utrechtscho kapittel voor honderd jaren, doch Bisschop Frcderik van Blankenheim ontnam het haar in 1405. Groningen kreeg echter Selwerd en het Gooregt in 1460 in bezit togen eene koopsom van 1600 JRijnscho guldens en 100 gulden jaarlijks.

In 1633 wenien do vroeger woeste veenen van hot Gooregt met die van het Oldambt voroenigd tot don rechtstool van Sappemoer.

liet Gooregt bevatte sedert Selwerd, Heipon, Haren, Noordlaron, Krops-woldo, Wosterbroek, Eugelbort, Middolbert cn Noorddijk.

Goorn, d. in de N.-Holl. gom. Berkhout, iu 1840 met 98, in 1870 mot 166 inw. Het heeft sedert 1635 eeno R-K. kerk.

-ocr page 427-

421

Goot (de), een der monden van de rivier de IJssel, tevens de grens-loop vormende tusschen de gem. Kampen en Genemniden (Overijssel).

Goote (de), voorm. Maasarm bij Brielle.

Goote (de), pold. in de Z.-Holl. gem. Nieuwenhoorn en Rockarje, in 1473 bedijkt en 737 bund, groot.

Gorinchem, Rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaai. Het bevat volgens do wet van 6 Mei 1869, de 65 gemeenten: Gorinchom, Schelluinen, Arkel, Nieuwland, Kedichem, Giessen-Nieuw-kerk, Giessendam, Hardinxveld, Ottoland, Pcursum, Meerkerk, Noordeloos, Goudriaan, Ameide, Tienhoven, Hoornaar, Hoogblokland, Leerdam, Asperen, Heukelom, Schoonrewoerd, Niemvpoort, Langerak. Groot-Am-mers, Leerbroek, Lexmond, Hei-en-Boeicop, Vianen, Hagestein, Ever-dingen, Schalkwijk, IJsselstein, Vreeswijk, Tull-en-'t-Waal, Jaarsveld, Willige-Langerak. Polsbroek, Hoenkoop, Lopik, Benschop, Ilaaften, Her-wijnen, Vuren, Beest, Dussen c. a., Meeuwen c. a., Drongelen c. a., Capelle, Besoijen, Heesbcen c. a., Almkerk, e. a., Emmikhoven e. a., Werkendam, Woudrichem. de Werken-en-Sleeuwijk, Giessen, Rijswijk, Op-en-Neer-Andel, Veen, Wijk-en-Aalburg, Heusden, Herpt, Hedikhaizen, Ond-Heusden. Het had in 1869 87,900 inw. en 3102 kiesgerechtigden.

Gorinchem, prov. kiesdistrict in Z.-Ho!l., bevattende de 16 gemeenten : Gorinchem, Arkel, Schelluinen, Asperen, Heukelom, Hardinxveld, Leerdam, Schoonrewoerd, Leerbroek, Nieuwland, Kedichem, Vianen, Hagestein, Everdiagen, Lexmond, Hei-en-Boeicop.

Gorincliein, vijfde arrondissement van Z.-Holl., het zuidoostelijk deel van de prov. uitmakende.

Het is in 1811 gevormd uit een doel van liet kwartier Dordrecht, zooals dit onder Koning Lodewijk had bestaan, en werd toen gesplitst in 3 kantons: Gorinchem, Süedrecht en Culemborg. Nadat in 1814 het oostelijk deel van het kanton Culemborg daaraan was onttrokken, werd het vergroot met Schoonhoven en omstreken en gesplitst in do 4 kantons: Gorinchem, Sliedrecht, Vianen en Schoonhoven. Bij de rechterlijke ver-doeling van 1838 word het kanton Schoonhoven weder daaraan ontnomen, zoodat het sedert do 3 kantons: Gorinchem, Sliedrecht en Vianen omvat.

Gorinchem, eerste kanton van het arr. Gorinchem, bevattende de 13 gemeenten: Ameide, Arkel, Giessen-Nieuwkerk, Gorinchem, Hardinxveld, Hoogblokland, Hoornaar, Kedichem, Leerbroek, Meerkerk, Nieuw-land, Sehelluinen, Tienhoven.

Gorinchem, kerk. ring der klasse Dordrecht van de Herv. Kerk, bevattende de 10 gemeenten: Arkel, Boven-Hardinxveld, Giessendam-en-Noder-Hardinxveld , Giessen-Nieuwkerk, Giessen-Oudkerk-en-Pcursum, Gorinchem, Hoogblokland, Hoornaar en Schelluinen. Er zijn 10 kerken met 12 predikanten.

-ocr page 428-

422

Gorinchem, klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende de 11 gemeenten: Gameren, Gorinchem, Hardinxveld, Herwijnen, Langerak, Leerdam, Noordeloos, Pouderoijen, Vuren, Well, Zuilichem. Ofschoon 6 gem. in Gelderland en slechts 5 in Z.-Holland liggen, is de klasse tot de synode van Z.-Holland gebracht.

Gorinchem, gem. in Z.-Holl., omringd door de gem. Hardinxveld, Schellninen, Hoogblokland, Arkel en Heukelom (Z.-Holl.); Vuren-en-Dalem (Geld.); Woudrichem en de Werken-en-Sloeuwijk (Ï'.-Brab.).

Zij beslaat ruim 1427 bund., wordt door de Merwede lt;.n Linge bespeeld en bevat de stad Gorinchem, benevens de banne dier stad, waarvan de grond door rivierklei is gevormd.

De bevolking van Gorinchem beliep in 1796 4969, in 1811 5762. in 1822 5774, in 1830 6834, in 1840 8199, in 1850 8766, in 1860 8909, in 1873 8933. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er: 6124 Ned.-Herv., 22 Waalsch-Herv., 1 Engelsch Presb., 3 Remonstr., 317 Chr.-Geref., 155 Luth., 11 Doopsgez., 2068 R.-Kath., 167 Isr. en 8 ongenoemden.

De stad Gorinchem ligt aan den mond der Linge in de Merwede en is zoowel door hare ligging als wallen en andere werken eene zeer sterke vesting. Binnen hare wallen had zij in 1860 8797, in 1870 8725 inw.

Het oudste zekere bericht van Gorinchem vindt men in een handvest van den Brabantschen Hertog Jan 1, waarbij de burgers van Gorinchem, toen eene Arkelsche plaats, tolvrijheid door Brabant ontvingen, een voorrecht dat in 1289 belangrijk werd uitgebreid, toen Graaf Floris V van Holland, ook in zijn gebied de Gorinchemmers tolvrijheid verleende.

Tot de historische herinneringen behooren: eene veete der Gorinchemmers en Arkelschen met de Meerkerkers en een felle brand in 1388; het beleg van Gorinchem door Hertog Albrecht van Beijeren, in 1403; de verovering der stad door quot;Willem van Beijeren, en hare herovering door Willem van Arkel en Keinald van Gelder, in 1408; de afstand van Gorinchem en geheel Arkel aan Holland, in 1412; de bemachtiging der stad door de Kabeljaauwschen, in 1417, waarbij Willem van Arkel ia de Krijt- of Ravetsteeg sneuvelde; de twist over de visscherij met Jacob van Hoorn, Heer van Altena, in 1454; de gevangenneming van den bastaard van Rubempré, die herwaarts was gekomen om Prins Karei, den zoon van Hertog Philips de Goede op te lichten, in 1464; de krijg met de Gelder-schenen 1479 en 1480; de inneming door de Watergeuzen in Juni 1572; de slooping van het kasteel Arkel en de verbranding van Woudrichem door de Gorinchemmers, in 1573 ; de herhaalde doch vergeefache opeieching der stad door de Franschen, in 1672; de overstrooming van 1740; de bezetting door de Pruisen in September 1787 ; de overgave aan de Franschen in Januari 1795; de watervloed van Januari 1809; de insluiting door de Verbondenen in 1813; de overgave door de Fransche bezetting den 20 Februari 1814 ; de overstrooming van Januari 1820; de plechtige ontvangst van de teruggekeerde verdedigers der citadel van Antwerpen, in Juni 1833.

Gorinchem, ruim 96 bunders groot, is ruim en luchtig gebouwd. De

-ocr page 429-

423

Markt on de Vischmarkt zijn ruime pleinen, de Havendijk en Kalk-haven fraaie kaden.

Gorinchem heeft 1 Herv.-, 1 Chr.-Geref.-, 1 Herst.-Luth.-, 1 E.-Kath. kerk, benevens eene synagoge. De tegenwoordige Herv. kerk is in Augustus 1851 opgetrokkeD, doch de hooge toren is veel ouder, zijnde de kap in 1517 voltooid.

Andere aanzienlijke gebouwen zijn: het Stadhuis, de Kazerne, het Weeshuis en eenige anderen, waar liefdadige inrichtingen zijn gevestigd.

Gorinchem heeft o. a. cene hoogere burger- cn eene latijnsche school.

De stad drijft een belangrijken handel in granen, hennep en vee. Zij is zeer gunstig gelegen voor de scheepvaart, doch ontbeert tot heden een ijzeren spoorweg. Men vindt er een aantal fabrieken, die inzonderheid beetwortelsuiker, meel, bier, olie, tabak, snuif, suikerwerken enz. in den handel brengen. Men heeft er ook 2 scheepstimmerwerven. De bewoners van den Ban van Gorinchem zijn meerendeels landbouwers en veefokkers.

Gorinchemsche-Avelingen, pold. van 176 bund, in de gem. Gorinchem.

Gorishoek, geh. in de Zeeuwsche gem. Scherpenisse, met een overzetveer van het eiland Tholen naar Yersekendam op Zuid-Beveland.

Gorp, fraai geh. in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek.

Gorredijk, vlek in do Friescho gom. Opsterland. Oorspronkelijk cene onderhoorige buurt van Kortozwaag, is hot in de tweede helft der 17do eeuw tot een dorp aangegroeid, dat sedert de meeste Friesche dorpen boven het hoofd wies. Het had in 1811 1199, in 1840 1720, in 1874 1771 inw. Landbouw, veeteelt, veenderij, scheepvaart en de voordeolen van eenige fabrieken (als scheepstimmerwerven, kalkbranderijen, leerlooierijen, onderscheidene molens, enz.) maken er de bronnen van welvaart uit. De Herv. kerk is in 1683 gesticht en in 1735 vergroot. Voorts is er sedert 1817 eene kerk voor de Doopsgezinden. Ook is er eene synagoge.

Gorredijkstervaart, god. der Opstorlands-Compagnonsvaart (Friesl.).

Gors, b. in de N.-Brab. gom. Hoeven c. a., in 1840 met 279, in 1860 met 230 inw.

Gorssel, gom. in Geld., ingesloten door do gemeenten Voorst, Zut-phen, Warnsveld en Laren (Geld.); en Holten, Bathmen, Diepenveen en Deventer (Overijssel). Zij is 9085 bund, groot en telde in 1840 3393, in 1873 4260 inw. In 1873 berekende men het aantal Herv. op 3948, der Waalsch-Herv. op 2, der Chr.-Geref. op 26, der Luth. op 18, der Herst.-Luth. op 3, dor Doopsgez. op 15, dor Rem. op 7, der E.-Kath. op 214, der Isr. op 6.

Gorssel bestaat in haar tegenwoordigen omvang eerst sedert 1822, toen de gem. Kring-van-Dorth daarmede werd vereenigd. Zij bevat de dorpen

-ocr page 430-

424

Gorssel en Almen, benevens de buurten Ilarfsen, Eefde en Epse, de heerl. Dorth en de kolonie Nederlandsch-Mettray. De grond bestaat langs den Ussel, de Berkel, de Schipbeek, de Eefdesobe beek en de Dorther-beek uit klei, doch voor het overige geheel uit zand. Men vint er echter zoowel op den cenen als anderen grond goede oogsten van veldvruchten. Een deel wordt door bosschen en weiden beslagen. Heide is er weinig of niet meer. Van hier dat landbouw, veeteelt, zuivelbereiding en handel in hout de hoofdbronnen zijn der welvaart. Er ziju 6 korenmolens en 7 klompenmakerijen.

Het d. Gorssel, in 1840 met 629, in 1872 met 814 inw., ligt aan den grooten weg van Zutphen naar Deventer. Er is cene Herv. kerk. De E.-Kath. kerk van Gorssel staat ter plaatse van het huis Joppe, nabij het station van den Staats-spoorweg, 20 min. ten O. van de kom van het d.

Het d. Gorssel is in de geschiedenis bekend door de schennis, gepleegd aan het familiegraf der gebroeders van der Capellen, den 20 Sept. 1785,

Gorsselsche-Heide, vroeger uitgestrekte, doch thans meest ontgonnen heide in de Geld. gem. Gorssel, bekend door het kamp van de Bouruouville in 1796 en de wapenschouwing van Koning Willem I op 26 Augustus 1833 over de uit Frankrijk teruggekeerde verdedigers der Citadel van Antwerpen.

Gortebrij hoek, wijk van het Drenthsche d. Nijeveen.

Gortel, buurtschap in de Geld. gem. Epe, in 1860 met 147, in 1870 met 163 inw.

Gortelsehe-Bosch, bosch van ongeveer 900 bund, in de Geld. gem. Epe, deels met hoog opgaand geboomte, deels met schaarhout. Er is veel wild.

Gorzenpolder, pold. van bijna 90 bund, in de Z.-Holl. gem. Pernis.

Goslinga, 3 voorm. staten in Pries!, als in het d. Hallum (Ferwer-deradeel), te Wanswerd (gom. Fenverderadeel), te Dongjnm (gem. Fra-nekeradeel).

Gottum, geh. onder het Friesche d. Grouw (Idaarderadeel).

Gouda, voorm. heerl. aan de Gouwe en Ussel, die in 1248 door Diederik van ter Goude werd bezeten, op het einde der 13de eeuw in het geslacht van Eenesse kwam en in het begin der 14de eeuw met Holland werd vereenigd. Zij werd echter bij den dood van Graaf Jan H in leen toebedeeld aan Heer Jan van Avesnes of Beaumont, die door zijn broeder Gwy werd opgevolgd. Vervolgens aan Hertog Albrecht van Beijeren gekomen, werd de heerl. Gouda in 1404 weder bij de grafelijkheid van Holland ingelijfd. Waarschijnlijk had de heerl. dezelfde uitgestrektheid als de stad Gouda, met het onderhoorig baljuwschap van ter Goude.

Gouda, voorm. baljuwschap in Holland, ten tijde der laatste Graven en de Republiek. Het bevatte de ambachtsheerl. Gouderak, Bloemendaal, Broek-Tuil-en-'t-W eegj e.

Gouda, Eijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van den 6 Mei 1869, 45

-ocr page 431-

425

gem., deels in Z.-HoII., deels in Utrecht; zijnde: Gouda, Oudewater, Hekendorp, Lange-Ruigeweide, BodegraTen, Papekop, Woerden, Nieuwkoop, Zevenhoven, Rietveld, Waardcr, Barwoutswaarder, Boskoop, Waddinxveen, Moercapelie, Zevenhuizen, Bleiswijk, Reeuwijk, Moordrecht, Nieuwerkerk-aan-den-IJssel, Capelle-aan-denIJssel, Krimpen-aan-den-IJssel, Lekker-kerk, Krimpen-aan-dc-Lek, Ouderkerk-aan-den-IJssel, Berkenwoude, Gouderak, Schoonhoven, Bergambacht, Ammerstol, Stolwijk, Haastrecht, Vlist, Mijdrecht, Wilnis, Zegveld, Kamer!':, Kockengeu, Harmeien, Linschotcn, Veldhuizen, Willeskop, Mootfoort, Snelrewaard, Vinkeveen-en-Waverveen. Het had in 1869 88,672 inw. en 3200 kiesgerechtigden.

Gouda, prov. kiesdistrict in Z.-Holland, bevattende de 24 gem.: Gouda, Haastrecht, Woerden, Waarder, Barwoutswaarder, Rietveld, Oudewater, Hekendorp, Papekop, Lange-Ruigeweide, Waddinxveen, Reeuwijk, Schoonhoven, Vlist, Ouderkerk-aan-den-IJssel, Berkenwoude, Gouderak, Berg-Ambacht, Ammerstol, Stolwijk, Lekkerkerk, Krimpen-aan-de-Lek, Krimpen-aan-den-IJssel.

Gouda, zesde kanton van het Z.-Holl. arr. Rotterdam, bevattende de 5 gem.: Gouda, Gouderak, Moordrecht, Reeuwijk, Waddinxveen.

Gouda, klasse der Herv. Kerk in Z.-Holl., verdeeld in de 4 ringen; Gouda, Leerdam, Schoonhoven, Vianen.

Gouda, kerk. ring van de klasse Gouda der Herv. Kerk, bevattende de 8 gem.: Gouda, Moordrecht, Nienwerkerk-aan-den-IJssel, Oudewater, Reeuwijk, Sluipwijk, Waarder-en-Lange-Ruigeweide, Waddinxveen-en-Bloemendaal. Er zijn 10 kerken en 13 predik.

Gouda, deken, van het bisdom Haarlem, bevattende de 10 par.. Boskoop, Gouda (Maria Hemelvaart), Gouda (st -Jozefi. Haastrecht, Moordrecht, Oudewater, Randenburg (of Raamburg), Schoonhoven, Waddinxveen, Woerden.

Gouda, gem. in Z.-Holland, aan de samenvloeiing van de Gouwe met den IJssel. Zij was tot Juli 1870 ongeveer 217 bund, groot, doch is toen door bijvoeging van het zuidelijk deel der gem. Broek c. a. en het westelijk deel der gem. Stein tot 880 bund, vergroot. Van Broek c. a. kwamen 426, van Stein 137 bunders aan Gouda. Sedert is zij in het noorden bepaald door Waddinxveen, in het oosten door Reeuwijk en Hekendorp, in het zuiden door Haastrecht, Stolwijk en Gouderak, in het westen door Moordrecht.

Oe geheele uitgestrektheid der gem. bestaat uit laag veen.

Gouda, telde in 1382 820, doch ten tijde van Hertog Karei den Stoute 2800 huizen. Dit getal verminderde in 1492 tot 1727 en in 1510 tot 1694, verminderingen, die echter alleen de huizen binnen de wallen betroffen, want in 1493 telde men 147 en in 1514 168 in het rechtsgebied. In 1632 vond men binnen de stad weder 2314 en in de voorsteden 138 huizen. Hun aantal vermeerderde in 1732 tot 3974. Sedert het laatst der vorige eeuw ging Gouda echter weder in getal van huizen achteruit, vooral in den Franschen tijd. In 1860 telde men er 2775 bewoonde en 775 onbewoonde huizen (de schuren en stallen onder dit laatste cijfer begrepen). In

-ocr page 432-

436

1870 vond men binnen de wallen 3297 bewoonde huizen, 570 onbewoonde huizen en 7 huizen in aanbouw. Buiten de wallen stonden 202 bewoonde en 85 onbewoonde huizen, en waren 26 huizen in aanbouw.

De bevolking van Gouda zal waarschijnlijk onder Keizer Karei V 15,000 of 16,000 hebben beloopen, daar het getal communicanten toen op 10,000 werd berekend. In het midden der 18de eeuw achtte men de ingezetenen een cijfer van 20,000 te zullen bedragen. In 1796 telde men 11,715, in 1811 11,379, in 1822 10,568, in 1830 14,878, in 1840 14,451, in 1850 13,788, in 1860 14,843, in 1870 feitelijk 16,009 en wettelijk 15,861 ingezetenen. Door de vereeniging van de aanpalende deeleu van Broek c. a. en Stein vermeerderde de bevolking op den 1 Juli 1870 met 313 ingezetenen van Broek c. a. en 99 ingezetenen van Stein, waardoor zij den 30 Juli (1870) in het geheel 16,233 uitmaakte. Den 1 Januari 1873 werd zij tot 16,347 aangegeven. De bevolking werd in 1870 onderscheiden in 9490 Ned.-Herv., 39 Waalsch-Herv., 388 Luth., 375 Rem., 156 Chr.-Geref., 10 Doopsgez., 4962 B.-Kath., 61 Oud-Koomschen, 376 Isr. en 24 ongenoemden.

De stad Gouda, in 1870 met 15,174 inw. binnen de kom der gemeente, is op den noorderoever van den Hollandschen IJssel, en op beide oevers van de Gouwe aangelegd, en thans met de bebouwde deelen der buitenwijken, ruim 70 bund, groot.

Gouda verkreeg in Juli 1272 stedelijke rechten, door bemiddeling van den Kidder Nikolaas van Kats, van Graaf Floris V, en werd toen met muren en poorten versterkt. In de 14de eeuw werd zij de vijfde hoofdstad van Holland, een rang, dien zij wel vervolgens aan Amsterdam moest afstaan, doch zij bleef Holland's zesde stad tot op de omwenteling van 1795.

Hare voornaamste historische herinneringen zijn de vreesclijke branden van 1361 en 1438, waardoor zij genoegzaam geheel werd vernield; de trouw der stedelingen aan Gravin Jakoba van Beijeren (vooral in de jaren 1425 tot 1428); de aanslag der Utrechtenaren in 1488; de overgang der stad aan de Staatsche partij op 21 Juni 1572, door Jonkheer Adriaan van Swieten bewerkt; de verijdelde aanslag der Spaanschgezinden, in februari 1574; de slooping van het oude slot der Heeren van Gouda, in 1577; het onder water zetten der omstreken in Juni 1672, ten einde de Franschen, die reeds Oudewater bezet hadden, te keeren; de burgergeschillen van 1672 en 1747; de watervloed van November 1775; de opschuddingen in 1787; de feesten ter herinnering van het Zeshonderd jarig bestaan der stad, den 26 Juli 1872.

Gouda, nagenoeg rond van gedaante, is ruim en luchtig gebouwd en door vele grachten doorsneden. De Groote-Markt is niet alleen een ruim, maar tevens fraai plein. Langs de Oosthaven, de Westhaven en de Gouwe zijn de schoonste kaden. De voornaamste straten-dragen den naam van Kleiweg, Hoogstraat, Wijdstraat en Tiendeweg. Voorts komen in aanmerking buiten den omvang der oude stad de Fluweelensingel, Bleekers-singel, Kattensingel en Turfsingel. Een ruime nieuwe straat voert van de voormalige Kleiwegspoort in noord-westelijke richting naar het station van den Kijnspoorweg. De voormalige wallen zijn ten deele in bevallige wandelwegen herschapen.

-ocr page 433-

427

Het stadhuis van Gouda is een voortreffelijk gebouw, in 1449 gesticht, doch in 1603 gewijzigd en van binnen in 1690 en 1691 vernieuwd. Andere voorname gebouwen zijn de waag en de doelen, eenigc kerken en liefdadige gestichten (onder welke laatsten het Oude-Vrouwenhnis uitmunt).

De kerken te Gouda bestaan uit 2 Herv. en 2 R.-Kath. kerken, 1 Chr.-Geref., 1 Bem., 1 Luth. en 1 Oud-Roomsche kerk, benevens eene synagoge. Daaronder munt de Groote of Janskerk uit, die, nadat een vroeger kerkgebouw te zelfder plaatse door den brand van 1438 was verwoest omstreeks het midden en einde der 15de eeuw is opgetrokken, en na in 1552 andermaal door de vlammen vernield te zijn, ten tijde van Keizer Karei V en Filips II werd vernieuwd. Zelfs de Keulscbe Dom is niet zoo ruim als deze kerk, d;e vóór de Hervorming met 52 (of zelfs 72) altaren prijkte. Hare lengte bedraagt 105, hare breedte 46, hare hoogte 25i meter. De grootste roem der Goudsche kerk bestaat in hare 45 geschilderde glasramen, waarvan eenigen, van de broeders Dirk en Wouter Crabeth, tot de heerlijkste voortbrengselen der kunst behooron. Voorts prijkt de kerk met een der fraaiste orgels en grafgesteenten van den staatsman Hieronymus van Beverningk, het geslacht Eosendael, Dirk Volkertsz Coomhert en de Lange van Wijngaarden, alsmede een gedenk-teeken voor Vrouwe A. B. van Meerten, geb. SchilperoorL

De stad heeft een gymnasium en eene hoogere burgerschool. Er is eene openbare boekerij onder den naam van Stads Librije, en een in Mei 1874 geopend Stedelijk Museum van Oudheden.

Gouda, in den grafelijken tijd vooral bloeiend door zijne brouwerijen en lakennering — men telde er in 1510 156 of 157 brouwerijen en vervaardigde er 1000 of 1100 stukken laken per jaar — had in Uteren tijd zijne welvaart het meest te danken aan de pijpenmakerijen en pottenbakkerijen, ongerekend de scheepvaart en den doortocht, die ook reeds vroeger vele honderden het noodige schonk. In 1751 verschaften de 374 pijpenmakerijen alleen aan 3o00 raenschen arbeid. Thans zijn, behalve handel, scheepvaart en doortocht, de voornaamste bestaanmiddelen: het marktver-tier, wordende o. a. veel vee, kaas en boter te Gouda verhandeld. Hoezeer het aantal pijpenfabrieken en dat der pottenbakkerijen zeer is verminderd, zijn beiden nog aanzienlijk. Verder heeft men er eene beroemde stearine-kaarsenfabriek, eene aanzienlijke garenspinnerij, olieslagerijen, eene bind-rottingwasscherij, sigarenfabrieken, smederijen, houtzagerijen, enz.

Gouden-polder, doorgaans Gouwepolder genoemd, pold. in de Zeeuwsche gem. Uzendijke, ongeveer 62 bund, groot.

Gouderak, gem. in Z.-Holl., tusschen Gouda, Moordrecht, Nieuwer-kerk-aan-den-IJssel, Ouderkerk-aan-den-IJssel, Berkenwoude, Stolwijk en Haastrecht, ter grootte van 1088 bund. De grond bestaat hoofdzakelijk uit laag veen. Alleen langs den IJssel, die langs de noord-wester grens vloeit, ligt klei. In 1822 had deze gem. 1171, in 1840 1460, in 1873 1640 inw. In 1870 onderscheidde men er 1487 Herv. en 68 R.-Kath.

-ocr page 434-

4.28

De meeste ingezetenen vinden hnn bestaan in de veeteelt. Er zijn echter ook verscheidene touwslagerijen en steenbakkerijen.

Het d. Goudernk, aan den Hollandschen-Ussel, heeft eene in 1658 gestichte Herv. kerk en een in 1842 gebouwd Eaadhuis.

Goudkade, twee b. in de gem. Waddinxveen, door de namen van Noord-Goudkade en Zuid-Gondkade van elkander onderscheiden.

Goudriaan, gem. in Z Holl., ingesloten door Langerak, Noordeloos, Peursum, Ottoland en Groot-Amraers, hebbende eenc uitgestrektheid van 792 bund., meest kleigronden, doch deels ook (in het zuiden) laag veen. De gem. is saamgesteld uit de polders Oud-Goudriaan en Nieuw-Goudriaan. In 1822 had deze gem. 340, in 1860 142, in 1873 567 inw. Bij de volkstelling van 1870 was de bev. gesplitst in 529 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv. en 19 Chr.-Geref. Veeteelt en zuivelbereiding geven den meesten ingezetenen het noodige. De landbouw bestaat alleen in het aankweeken van hennep, haver en aardappelen.

Het d. Goudriaan, in 1870 met 107 inw., ontving in 1260 verlof van Bisschop Hendrik van Vianden, op verzoek van Willem van Brederode, om eene afzonderlijke parochie uit te maken. Daar de ingezetenen in de 16de eeuw de Hervormde leer omhelsden, is deze kerk voortaan door de Hervormden bezeten. Goudriaan maakte vroeger twee heerlijkheden uit, die echter reeds in de 15de eeuw werden vereenigd.

Goudsche-Sluis, wijk van het d. Alphen, die haren naam ontleent van de gelijknamige sluis, aangelegd bij de uitwatering van de Gouwe in den Kijn. Zij had in 1840 460, in 1870 568 inw. De sluis bestond reeds in 1284. In 1438 dreigde Filips de Stoute zich meester te maken van de Goudsche-Sluis, waardoor hij vrouwe Jakoba van Beijeren dwong om het beleg voor Haarlem op te heffen. In 1574 dreven de Spanjaarden vijf Kngelscho vendels van hier. In 1672 stuitte het Staatsche leger er de Franschen.

Goudswaard, of Korendijk, gem. in Z.-Holland, saamgesteld uit het zuidwest, deel van den Hoekschen-Waard en de westpunt van het eiland Tien-Gemeten. De gem. wordt door het Haringvliet en het Spui bespoeld en naar de landzijde bepaald door de gem. 1'iershil en Zuid-Beijerland. Hare oppervlakte, 2557 bund., bestaat geheel uit zeeklei. In 1822 vond men er 708, in 1840 778, in 1873 1067 inw. Volgens de jongste volkstelling (18701 was de bevolking onderscheiden ; 936 Herv., 33 Chr.-Geref. en 7 Israëlieten. Bij hare bedijking in 1439 en hare herdijking in 1456 en 1471 was Goudswaard of Korendijk een eiland, dat eerst door het bedijken van den Eendragtspolder in 1653 aan Piers-hil en Zuid-Beijerland werd gehecht. Herhaalde malen is de gem. door overstroomingen geteisterd.

Het d. Goudswaard, of de Korendijk, telde in 1840 497, in 1860 561, in 1870 591 inw., die, even als die van het overige der gemeente, meest in den landbouw een bestaan vinden. Er is eene fraaie Herv. kerk en eene haven, die in het Spui uitloopt.

-ocr page 435-

429

Goukens-Nieuwland, of Gooykens-Nieuwland, pold. ia de Zeeuwsche gem. Zierikzee, in 1358 ingedijkt en 70 bund, groot.

Goutum, d. in de rriescho gem. Leeuwarderadeel, in 1811 met 206, in 1S40 inet 252, in 1873 met 343 inw., daaronder begrepen die van het geh- Xechum, waarvan het bevolkingscijfer in 1840 33 bedroeg. Men vindt er eene Herv. kerk met een stompen toren en do fraaie state Wiarda. De staten Drinkuitsma en Putsma, die naar verhaald wordt eens door twee drinkebroers werden bewoond, zijn reeds voor lang in boerderijen veranderd.

Gouverneurspolder, pold. van 47 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Anna-ter-Muiden, in 1716 bedijkt.

GOUW (de), watering of kreek in de N.-Holl. gem. West-Zaan.

Gouw (de), watering of kreek in de N.-Holl. gem. Graft en de Eijp.

Gouw (de), watering in N.-Holl. binnen de Vier-Noorderkoggen.

Gouw (de), buurt in de N.-Holl. gem. Hoogwoud, in 1840 met 190, in 1870 met 291 inw,, aan den weg van Aartswoud naar Zijbecarspel.

Gouwe (de), voorm. stroom die het eiland Cadzand van Groede afscheidde, doch door aanslibbing is opgedroogd.

Gouwe (de), ook de Kromme-Gouwe genoemd, wetering of rivierarm, loopende van den Eijn bij de Goudsche-Sluis langs Boskoop en Waddinxveen naar Gouda, waar zij zich met den IJssel vereenigt.

Gouwenes, pold. van 73 bund, in de Z.-Holl. gem. Everdingen.

Gouwenes, pold. van 45 bund, in de Z.-Holl. gem. Hagestein.

Gouweveerpolder, poll), van 240 bund, in de Zeeuwsche gemeenten Nieuwerkerk en Ouwerkerk. Zij is in 1633 bedijkt.

Graaf-en-Alblas, of het Oude-Waterschap, waterschap in Z.-Holl., omvattende de ambachten Blokland, Molenaarsgraaf, Giessen, Brandwijk en Oud-Alblas.

Graaf-Ernstdijk, oude dijk bij ter Apel in Groningen, vermoedelijk door Graaf Ernst Casimir ter versterking van Bourtange aangelegd.

Graaf-Jansdijk, dijk in Zeel. en Oost-Vlaanderen, loopende in de richting van Sas van-Gent naar Eede. Hij schijnt zijn naam te ontleenen aan Hertog Jan zonder Vrees, die dezen dijk in 1408 deed aanleggen of liever vernieuwen. Van 1715 tot 1718 was deze dijk, overeenkomstig het Barrière-tractaat de scheiding tussehen Staatsch- en Oustenrijksch-Vlaan-deren. Het protest der Vlaatn-che Staten deed die grens echter in 1718 wijzigen, waardoor de Noordelijke Nederlanden 9000 bunders land verloren.

Graaf-Jansdijk, of Dikkedijk, oude dijk in Zeel., en West-Vlaan-deren, naar men meent, door Graaf Jan van Namen, Heer van Sluis, op het eind der 13de eeuw aangelegd of vernieuwd.

-ocr page 436-

430

Graatheide, of Gaadheide, ook Graterheide genoemd, een door het

vernielen van een woud ontstaan heideveld, volgens de overlevering door Koning Zwentibold van Lotharingen op het eind der 9de eeuw afgestaan aan de bewoners van Bom, Guttekoven, Limhricht, Sittard, Munster-geleen, Op-Geleen, Beek, JElsloo, Stein, Obbicht, Papenhoven en Buch-ten. Daar die plaatsen sedert aan verschillende Staten kwamen (namelijk aan Gulik, Valkenburg en Gelder, of later aan Spanje, Oostenrijk, den Keurvorst van de Pfalz en de Vereenigde Nederlanden) gaf deze niet genoegzaam verdeelde heide, ofschoon reeds in 1169 scheidingen waren gemaakt, tot vele twisten aanleiding. Om deze geschillen weg te nemen, werd de Graterheide in 1776 in kaait gebracht, doch eerst nadat al de genoemde plaatsen aan het Koninkrijk der Nederlanden waren gekomen, en wel in 1S19, is de Graterheide behoorlijk onder de gem. Beek, Sittard, Bom, Susteren, Grevenbicht, Stein, Urmond en Elsloo verdeeld. Geleen, (Jrmond en lambrecht blijven echter beweren daarbij zeer benadeeld te zijn.

Graauw, d. in de Zeeuwsche gem. Graauw-en-Langendam, in 1860 met 538, in 1870 met 559 inw. Het d., dat eene K.-Kath. kerk heeft, wordt reeds in eene oorkonde van 1247 vermeld.

Graauwendijk, buurt in Gron., deels in de gem. ten Boer, deels in de gem. Slochteren.

Graauw-en-Langendam, gem. in Zeel., in het noordoosten en westen door de Ooster Schelde bespoeld en naar de landzijde bepaald door de gem. Hontenisse, Hulst en Clinge, met eene oppervlakte van 2396 bunil., deels met, deels zonder zand vermengde klei. Zij had in 1822 126;), in 1840 1529, in 1873 1803 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1768 R.-Kath. en 35 Hervormden. Gevormd door verscheidene polders en deelen van polders, bevat zij het d. Graauw, de b. Paal en Zandberg, het geh. Scheldevaartshoek, en deelen van Duivenhoek en Rozenberg De ingezetenen bestaan hoofdzakelijk van landbouw, scheepvaart, mosselvangst en het aanvoeren van schoraarde voor de dijken.

Gracht, geh. in de Limb. gem. Heerlen, in 1870 met 60 inw.

Gracht, b. in de Limb. gem. Kerkrade, in 1840 met 130, in 1860 met 112, in 1870 met 192 inw.

Gracht, b. in de Limb. gem. Oirsbeek, in 1840 met 168, in 1860 met 161, in 1870 met 138 inw.

Gracht, of Ter-Gracht, geh. in de Friesche gem. Ferwerderadeel, onder Wanswerd.

Graes, voorm. havezathe in de Overijsselsche gem. Ambt-Delden, Heeren van Graes kent men sedert 1396.

Grafhorst, gem. in Overijssel, tussehen de gemeenten Kampen, IJs-selmniden. Zwollerkerspel en Genemuiden, 211 bund, groot, deels kleigrond, deels (doch alleen in het zuid-westen) uit zand. Zij had zoowel

-ocr page 437-

431

in 1811 als in 1822 268, in 1840 388, in 1860 469 en in 1873 566 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 528 Herv. en 38 Christ.-Geref. Mattenmakerij, handel in biezen en veefokkerij vormen voor hon de bronnen van welvaart. De gem. bevat de stad Grafhorst en eenige verstrooid liggende huizen.

Het steedje Grafhorst ligt op den dijk langs den arm van den IJssel, die den naam van Ganze- of Grafhorsterdiep draagt. Het heeft een raadhuis, doch geene kerk, zoodat de inw. te IJsselmuiden de openbare godsdienstoefening bijwonen. Binnen de bebouwde kom — want bemuurd is het nooit geweest — telde het in 1860 458, in 1870 493 bew. Stedelijke rechten verwierf het van den ütrechtschen Bisschop Jan van Diest in 1333. In de geschiedenis staat Grafhorst nagenoeg alleen vermeld bij de watervloeden die dit oord geteisterd hebben, vooral in November 1775 en Februari 1825. Den 5 Mei 1849 brandden van de 75 huizen 57 af.

Graft, gem. in N.-Holl., die, ingesloten door de Rijp, Zuid-en-Noord-Schermer, Akersloot en Jisp, eene oppervlakte heeft van 1134 bund. Saamgesteld uit deelen van het Schermer-Eiland, de Stermeer en de Kamerhop, heeft zij deels een kleibodem, doch meest laag veen. In 1822 had deze gem. 1214, in 1840 1463, in 1860 1651, in 1873 1508 inw. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er: 1057 Neü.-Herv., 2 Waalsch-Herv., 227 Doopsgez., 4 Eem., 3 Luth. en 308 R.-Kath. De gem. bevat 4 dorpen: Graft, West-Graftdijk, Oost-Graftdijk en Noordeind-van-Graft. Veefokkerij, zuivelbereiding, het bewerken van hennip en vis-seherij zijn er de hoofdmiddelen van bestaan.

Het d. Graft, in 1840 met 458, in 1860 met 471, in 1870 met 445 inw., oudtijds de hoofdplaats van het Schermereiland, bezit een fraai, in 1613 gesticht raadhuis, eene Herv. kerk en een weeshuis. In 1347 werd het ter oorzake van weerspannigheid in eene boete van 200 Holl. ponden (150 gulden) verwezen. In 1575 sloeg het de Spanjaarden af, die hier het Schermer-eiland wilden binnendringen.

Graftermeer, of Zuidermeer, voorm. meer in de gem. Graft, in 1842 en 1845 droog gemaakt, 161 bund, groot. Er waren in 1870 6 huizen met 40 bewoners.

Grafwegen, of Grafwege, b. in de Geld. gem. Groesbeek, in 1840 met 235, in 1860 met 181, in 1870 met 182 inw.

Gramsbergen, gem. in Overijssel, ingesloten door de gem. Stad-Hardenberg en Ambt-Hardenberg (Overijssel), Coevorden (Drenthe) en het kerspel Laar (Hannover). Zij is 5783 bund, groot, zijnde deels dilu-visch zand, deels hoog veen, en voor het gedeelte langs de Vecht klei. In 1811 had deze gem. 1263, in 1840 1648, in 1860 2012, in 1873 2711 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 2334 Herv., 175 Chr.-Geref., 7 Doopsgez., 175 R.-Kath., 1 Oud-R., 6 Isr. en 13 ongenoemden. Hunne middelen van bestaan zijn voornamelijk landbouw, veenderij, veeteelt, linnenweverij. De gem. bevat de plattelandstad Gramsbergen, de buurten

-ocr page 438-

433

Aane, Aanerveen, Holtheme, Holthone, de Velde en de Krim, benevens de geh. Aanevelde en Lozen of Loosen.

De plattelandstad Gramsbergen, aan de Vecht, heeft weinig meer aanzien dan een dorp. Zij telde in 1811 413, in 1840 526, in 1860 540, in 1870 515 inw. Er is eene Herv. kerk, die in 1672 door de Münsterschen werd verwoest en in 1777 door een feilen brand geschonden. Vroeger stond aan de oostzijde oen sterk slot of havezathe, een kasteel dat in 1521 door den Drost van Coevorden, i'rcderik van Twiekelo, door wapengeweld aan de Gelderschen werd ontnomen, in 1593 door Graaf Willem van Nassau aan Verdugo werd ontrukt, in 1672 door Gerrit van Kiemsdijk heldhaftig tegen do Münsterschen, ofschoon zonder een gelukkigen uitslag, werd verdedigd, en in 1673 door Rabenhaupt werd verwoest. De nieuwe havezathe, die sedert te zelfder plaatse werd gebouwd, is in 1822 afgebroken. Men vindt Gramsbergen het eerst in 1442 als stad vermeld. In 1517 werd het bijna geheel, in 1777 op 16 huizen en 2 schuren na, in de aseh gelegd.

Gramshoop, geh. in de N.-Brab. gem. Boekei.

Grapendaal, geh. in de Overijsselsche gem. Wilsum.

G-rasbroek, groote hoeve in do Limb. gem. Limbricht, waar, volgens de overlevering, de residentie van den Lotharingschen Koning Zwentibold is geweest.

Grasen, geh. in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a.

Grashuis, voorm. geh. in de gem. Delfzijl, thans slechts eene vee-hoederij.

Graspeel, buurtschap in de N.-Brab. gem. Zeeland, in 1840 met 228, in 1860 met 318 inw.

Graspolder, zuidelijk deel van den Crubeke-en-Graspolder, ruim 10 bund, groot.

Grathem, gem. in Limb., die, door Thora, Heel c. a., Baexem, Ne-derweert en Hunsel ingesloten, eene oppervlakte beslaat van 2103 bund. De grond is diluvisch zand, die, door de Ghoorbeek en de Molenbeek besproeid, deels uit vruchtbare akkers, deels uit bosch, weide, heide en moeras bestaat. Dc gem. had in 1822 925, in 1840 1048, in 1873 1086 inw. Bij de volkstelling van 1870 behoorden alle ingezetenen tot dc E.-Kath. Kerk. Grathem was in vroeger tijd een der banken van de vorstelijke abdij Thorn. Behalve het d. Grathem, bevat de gem. de buurten Keipen en Gier. Er zijn 2 brouwerijen en 1 molen.

Het d. Grathem, in 1840 met 515, in 1870 met 529 inw., heeft een oude E.-Kath. kerk, die st. Severinus tot patroon heeft.

Grathemerbeek, beek in de Limb, gemeenten Grathem en Heel, die uit de Ghoorbeek voortkomt en onder den naam van Panhceler-beek in de Thoornderbeek valt.

-ocr page 439-

433

Gratingabuurt, of Grettingeburen, buurt onder Almecum, in de Friesclie gem. Barradeel, in de onmiddellijke nabijheid van Harlicgen. Vroeger stond er de state Gratinga of Grettinga, op wier plaats men thans eene fraaie boerderij vindt.

Grauwe kat, geh. bij het Friesche d. Westhem (Wymbritseradeel).

Grave, prov. kiesdistrict in N.-Brab., bevattende de 30 gemeenten : Grave, Escharen, Velp, Reek, Gassel, Linden, Cuyk e. a., Schayk, Beers, Uden, Mill e. a.. Zeeland, Ravestein, Dieden e. a., Deurzen e. a., Iluis-seling. Boxmeer, Sambeek, Vierlingsbeek, Maashees c. a., Oploo, Wan-roy. Beugen, Oeffeit, Haps, Osch, Berchem, liegen, Oyen e. a.. Herpen.

Grave, zesde kanton van 't arr. 's-Hertogenboseh, bevattende de 15 gem.: Grave, Beers, Gassel, Escharen, Reek, Zeeland, Schayk, Herpen, Huisseling c. a, Deurzen c. a.. Dioden c. a., Ravestein, Velp, Mill c. a.. Linden.

Grave, kerk. ring der klasse 's-Hertogenbosch der Herv. kerk, bevattende de 6 gem.: Grave-en-Mill, Boxmeer-Sambeek-en-Beugen, Cuyk-en-Beers, Dieden, Kavestein, Vierlingsbeek. Er zijn 7 kerken, namelijk tc Grave, Boxmeer, Sambeek, Cuyk, Dieden, Ravestein, Vierlingsbeek.

Grave, gem. in N.-Brab., naar de landzijde bepaald door de gemeenten Velp en Escharen (N.-Brab.), naar de Maaszijde door de Geld. gem. Over-Asselt. Zij bevat do stad Grave en den polder Mars-en-Wijth, te zamen nagenoeg 405 bunders beslaande. De grond bestaat voor 't grootste deel uit rivierklei, doch in hot zuiden uit diluvisch zand. De gem. had in 1796 1573, in 1822 2160, in 1830 2833, in 1840 2490, in 1860 2985, in 1873 2593 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men 2434 R.-Kath,, 1 Oud-R., 280 Ned.-Herv., 3 Waalsch-Herv., 11 Luth., 4 Herst.-Luth., 1 Rem., 1 Doopsgez. en 63 Israëlieten. De ingezetenen bestaan van handel en winkelnering, van de voordeden der krijgsbezetting, ambachten en fabrieken, t. w. 1 katoenweverij, 3 bierbrouwerijen, 2 leerlooierijen, 3 sigaren- en labaksfabrieken, 4 kuiperijen, 2 waskaarsenmakorijen, 1 gasfabriek, 1 spijkerfabriek en 3 touwslagerijen.

De stad Grave, oene vesting op den zuideroever der Blaas, wordt algemeen geacht eene stichting te zijn van Graaf Herman van Cuyk, die in het begin der 13de eeuw leefde. Men vermoedt echter dat zij ouder is, daar sporen van een Romeinschen keiweg naar de Maas voor eenige jaren buiten de Maaspoort gevonden zijn, even als enkele malen Romein-sche penningen. Otto, Heer van Cuyk, droeg zijne stad Grave in Juni 1323 aan Hertog Jan III van Brabant in leen op en ontving haar van deze weder in leen terug.

Latere historische herinneringen zijn: het beleg der stad in October 1386 op last van Johanna van Brabant, toen Grave door de Gelderschen was bezet; een nieuw beleg door de Brabanters, in den zomer van 1388; de overgifte in 1400 aan Gelder; de brand van 13 Mei 1425; de gevangenneming van Hertog Arnoud van Gelder door zijn zoon Adolf, den 9 Januari 1466; de inneming door de Bosschenaars, in 1478; hot sluiten

28

-ocr page 440-

43-1

van den vrede tusschen Karei van Oostenrijk en Karei van Gelder, den 10 December 1536; de verrassing der stad door Sander Turk en zijne Staatsehen op den 27 April 1568; de gevangenneming van den Spaan-schen overste Braceamonte door de ingezetenen in 1577; de inneming door Parma, den 7 Juni 1586; de verovering der stad door Prins Mau-rits, den 19 September 1602; do vergeefsche aanslag der Spanjaarden in Augustus 1005 ; de overgave der stad aan de Franschen in 1672; de inneming der stad door Prins Willem III, den 26 October 107^; de inneming door de Franschen in 1794; het aftrekken der Franschen den 14 Mei 1814.

Grave is met zijne vestingwerken 64 bund, groot en heeft 12 straten, waarvan 4 op een groot plein, de Markt, uitloopen. Onder de openbare gebouwen zijn merkwaardig: het stadhuis, de hoofdwacht en de Hampoort. De st.-Elizabethskerk, van 1290 tot 1308 gebouwd en van 1506 tot 1516 met het koor vergroot, prijkt met ecne graftombe van Hertog Arnoud van Gelderland. Behalve dit bedehuis, heeft Grave eene Herv. kerk en eene synagoge. Ook is er eene latijnsche school. Het oude kasteel, zoo berucht door de gevangenneming van Hertog Arnoud, is na de verovering der stad door Prins Willem III in 1674 afgebroken.

's-Qraveland, gem. in N.-Holl., tusschen Hilversum, Kortenhoef, Ankeveen en Weesperkarspel. Zij is ruim 484 bund, groot, alles diluvisch zand, dat tot 1625 woest lag, maar door den ondernemingsgeest van Mr. Jan Ingel en zijne medestanders van 1625 tot 1634 werd ontgonnen. Sedert werd het een der schoonste dorpen van Noord-Holland. Terwijl langs de vaart, die op de westzijde der gemeente werd gedolven, zich vooral bleekers, neringdoenden en daglooners vestigden, werden op de oostzijde van den breeden, fraai beplanten weg langs deze vaart verschillende buitenplaatsen aangelegd, waarvan velen menige vorstelijke lustplaats in schoonheid overtreffen. Onder die buitens verdienen vooral Trompenburg, eens door den Admiraal Cornells Tromp bewoond, het trot-schc Gooilust, het uitgestrekte Schapenburg, het voortreffelijke Spanders-woud en het liefelijke Hilverbeek de aandacht. In 1811 had deze gem. 1036, in 1822 1042, in 1840 1207, in 1873 1230 inw. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er 931 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 37 Chr.-Geref., 18 Luth., 213 R.-Kath., 1 Oud-R. cn 32 Isr.

Het d. 's-Graveland heeft eene lengte van nagenoeg J uur. De door heerlijk geboomte belommerde Hervormde kerk is in 1658 op een gedeelte van het landgoed Hilverbeek aangelegd. De Chr.-Geref. hebben er mede eene kerkelijke vergaderplaats.

's-Graveland, pold. van 31 bund, in de gem. Schiedam.

'e-Gravelandsche-Vaart, vaart in N.-Holl., van het zuideinde van 's-Graveland naar de Uitcrmeersche-Sluis.

's-Gravelandsohe-Vaart, wijk der N-Holl. gem. Weesperkarspel.

's-Gravelandsche-Weg, geh. in de N.-Holl. gem. Weesp.

'S-Graven-Ambaellt, b. in de Z.-Holl. gem. Pernis. Zij maakt met haren ' omtrek, de pold. de Kiesheid en Boudewijns-Haveland, eene heerl.

-ocr page 441-

435

van 259 bund, uit, die lang eene eigene gem. vormde, in 1822 95 inw. en in 1830 176 inw. telde. Later met Pernis vereenigd, vond men er in 1840 172 inw.

'S-Qravenbroek, geh. in de Z.-Holl. gem. Reeuwijk.

's Gravendeel, tweede kanton van het arr. Dordrecht, bevattende de 6 gem.: 's Gravendeel, Maasdam, Mijnsheerenland, Puttershoek, Strijen, Westmaas.

'S Gravendeel, gem. in Z.-Holl. tussehen Strijen, Maasdam, Puttershoek, Groote-Lindt en Dubbeldam, het oostelijk uiteinde van den Hoek-schen-Waard beslaande. Zij heeft hare tegenwoordige uitgestrektheid eerst ontvangen door de wet van 27 Deo. 1856, die de gem. de Mijl in tweeën splitste en de westhelft (de kadastr. sectie B) aan 's Gravendeel toevoegde. Daarmede is 's Gravendeel thans 2110 bund, groot. De gem. had in 1860 2924, in 1873 3477 inw. Bij do volkstelling van 1870 onderscheidde men 3235 Ned.-Herv., 155 Chr.-Geref., 2 Ev.-Luth., 12 R.-Kath. en 19 Israëlieten. De inw. bestaan van vlasserij, landbouw, winkelnering, het scheepstimmeren, scheepvaart, enz.

Het d. 's Gravendeel in 1860 met 2204, in 1870 met 2413 inw., is zeer net en fraai. Het heeft eene Herv. kerk en een pontveer op Wiel-drecht. In 1421 en 1610 werd 's Gravendeel door hoog water geteisterd en verloor den 25 Juli 1826 door een hevigen brand 72 huizen en 13 schuren.

Graven-weg, of Gravene-weg, zandplaat in Friesland, die van het d. Sandfirde door de Brekken tot in het Sneekermeer voortloopt. Van deze plaat komt het Priesche spreekwoord Dy Greioa wetj Rint uwr flues in kley, d. i. de Graveneweg loopt over vloed en klei. Zij vormt een lagen weg van hard zand.

's Gravenhage, Rijks-kiesdistrict tot het afvaardigen van Leden voor de Staten Generaal. Het bevat volgens de wet van 6 Mei 1869 de 3 gem.: 's Gravenhage, Loosduinen en Rijswijk. Het had in 1869 95,299 inw. en 2032 kiesgerechtigden.

'S Gravenhage, prov. kiesdistrict, bevattende alleen de gem. 's Gravenhage.

's Gravenhage, eerste arr. der prov. Z.-Holl., bestaande uit de 4 kantons: 's Gravenhage, Delft, Voorburg en Naaldwijk en omvattende het zuidwestelijk deel van Rijnland en het grootste deel van Delfland.

Dit arr. heeft zijne tegenwoordige uitgestrektheid eerst sedert 1838. Het in 1811 gevormde arr. 's Gravenhage van het Departement der Mon-den-van-de-Maas, en sedert 1814 van Z.-Holland, had eene geheel andere gedaante, zoodat het zich niet naar de Schie en Maas, maar daarentegen langs den Rijn en tot de grens van het arr. Amsterdam

28*

-ocr page 442-

436

uitbreidde. Het bestond toen uit de kantons ; 's Gravenhage I—IV, Alphen, Katwijk en Voorburg. In 1811 bevatte het 13 mairiën: t. w. Alphen, Bodegraven, Hazerswoude, Zwammerdam, 's Gravenhage, Wassenaar, Katwijk, Voorschoten, Leldschendam, Eijswijk, Voorburg, Zegwaard, Zoetermeer.

's Gravenbage, eerste kant. van het Z.-Holl. arr. 's Gravenhage, bevattende de 2 gem.: 's Gravenhage en Wassenaar.

'S Gravenhage, klasse der Herv. Kerk in de prov. Zuid-Holland, verdeeld in 3 ringen: 's Gravenhage, Delft, Voorburg.

'S Gravenhage, kerk. ring der klasse 's Gravenhage, bevattende alleen de Herv. gera. der Hofstad 's Gravenhage. Er zijn 3 kerken. bediend wordende door 11 predikanten.

'S Gravenhage, Bv.-Luth. kerk. ring, bevattende de 7 gem.: 's Gravenhage, Leiden, Delft, Gouda, Schiedam, Woerden, Bodegraven.

's Gravenhage, dek. van het bisd. Haarlem, bevattende de 14 par. te 's Gravenhage, Loosduinen, Monster, Naaldwijk, Poeldijk, Rijswijk, Scheveningen, Voorburg, Wassenaar, Wateringen. Het getal parochiën te 's Gravenhage beloopt 5. Daarenboven is in deze stad nog eene hulpkerk en te Scheveningen eene openbare kapel op de begraafplaats.

'8 Gravenhage, district van het Ned. Israëlietisch kerkgenootschap, bevattende de 10 gem.: Alphen, Brielle, Delft, 's Gravenhage, Heenvliot, Hellevoetsluis, Leiden, Maassluis, Naaldwijk, Schiedam.

'8 Gravenhage, gem. in Z.-Holl, in het noordwesten door de Noordzee bespoeld en verder bepaald naar het noorden door Wassenaar, op een enkel punt in het noordoosten door Veur, in het oosten door Voorburg, in het zuidoosten door Bijswijk en in het zuidwesten door Loosduinen.

Hare oppervlakte beslaat 2223 bund., meest zandgrond (duin en geest), verder laag veen, en eindelijk eenige perceelen kleigrond. Zij bevat de stad 's Gravenhage, het vlek of dorp Scheveningen, een deel van het Haagsche-Bosch, eenige polders of doelen van polders, als de Benoor-denhoutsche-polder, Veenpolder, Noordpolder, Zusterpolder en het Kleine-Veentje, benevens de bewoonde duinvallei Zegbroek.

's Gravenhage telde in 1496 134S, of met Scheveningen 1642 huizen, welke getallen in 1515 tot 1198 en 1410 verminderd waren. In 't begin der 17de eeuw vond men er 2400, in 1632 3262, in 1732 6163, in 1808 8818, in 1814 8264, in 1840 8953, in 1860 11,245, in 1870 15,833 huizen. Ten laatstgenoemde jare splitste dit getal zich in 14,465 bewoonde en 1283 onbewoonde huizen, nevens 85 in aanbouw. Er lagen toen binnen do gemeente 57 bewoonde schepen.

In 1622 telde 's Gravenhage 17,430 inwoners. In 1732 schatte men het getal ingezetenen op 34,000. In 1796 beliep het 41,5 66 (waaronder 2833 te Scheveningen), in 1811 42,150, in 1830 56,105, in 1840 58,521, in 1850 66,329, in 1860 78,405, in 1870 91,328, in 1874 94,895.

-ocr page 443-

437

Bij de telling van 1870 onderscheidde men de bevolking in ■ 52.600 Ned.-Herv., 1192 Waalsch-Herv., 37 Eng.-Presb., 3270 Ev.-Luth., 53 Herst.-Luth., 748 Christ.-Ger., 397 Rem., 145 Doopsgez., 57 Episc., 7 Leden der Schotsche Gemeente, 1 Ilerrnhütter, 27,486 R.-Kath., 124 Oud-Roomschen, 21 Grieken, 3471 Ned. Isr., 148 Port. Isr. en 520 onge-noemden.

De stad 's Gravenhage ligt aan het wester uiteinde van den Haagschen Vliet en den voet van den duinzoom, waardoor de noordwestelijke wijken een zanl-, de oostelijke en zuidwestelijke een veengrond hebben.

's Gravenhage, waar Graaf Floris II den 15 Juni 1097 eene oorkonde bezegelde, schijnt weinig meer dan een grafelijk jachthuis geweest te zijn, toen Graaf Willem II, de Roomsch-Koning, er in 1250 een begin maakte met de stichting van een trotsch Hofgebouw. Naar aanleiding hiervan vestigden zich hier vele edelen met hun gevolg, hetgeen de overkomst van eene menigte winkeliers en handwerkslieden en de opkomst van een dorp ten gevolge had. Onder Hertogin Maria van Bourgondië in 1481, vindt men de Hage of 's Gravenhage eene stede genoemd, en als stad werd het ter zitting der Hollandsche Staten geroepen in 1584. Nogtans bleef de naam van stad, met dien van dorp en vlek afwisselen tot op den tijd van Koning Lodewijk Napoleon. In 1620 werd 's Gravenhage met grachten omringd, om het althans voor alle onverwachte aanvallen te verzekeren.

Tot de merkwaardig-te herinneringen uit 's Gravenhage's geschiedenis behooren : het wegvoeren van Graaf Jan I door Wolfert van Borssele, in Juli 1299; het vermoorden van Aleide van Poelgeest, in den nacht van 21 op 22 September 1391; het vredesverdrag met de Friezen, op 30 September 1401; de plundering van het Hofgebouw, ten gevolge van moeie-lijkheden tusschen de valkeniers van den Stadhouder Wolfert van Borssele en eenige Kabeljauwscho edelen, in 1479; het brandschatten door de soldeniers van Maximiliaan van Oostenrijk in 1489 ; het oproer over den bier-accijns, in 1524; het martelen van den Woerdenschen prediker Jan de Bakker (Johannes Pistoriust, op 15 September 1525 ; het plunderen der stad door de Gelderschen, onder Maarten van Rossem, in den nacht van 5 op 6 Maart 1528 ; de verwoestingen door de Spanjaarden, in 1572, 1573 en 1574, waardoor 's Gravenhage met een geheelen ondergang werd bedreigd; het herstel uit dien betreurenswaardigen staat door Prins Willem I, in 1376: de overkomst van 5 Spaansche gezanten, in Februari 1C07; het vermoorden der gebroeders de Witt, op 20 Augustus 1672; de verheffing van Prins Willem IV tot stadhouder, in April 1747; do plunderingen in Juni 1743; de brand op de jaarmarkt, den 9 Mei 1738 ; de opschuddingen gedurende de bnrgergeschillen van 1782 tot 1787 ; de verplaatsing der hooge regeringscollegiëtj in 1808; het sloopen van meer dan 600 huizen in het tijdperk van 1810—1813; het afkondigen der proclamatie die de terugkomst van het Huis van Oranje beloofde, door van der Dnyn van Maasdam en Hogendorp, op 21 November 1813.

De oudste deelen van 's Gravenhage zijn de naaste omstreken van het Hofgebouw, en wel die naar het westen, zuidoosten en noordwesten. Naar het oosten, of den Boschkant, vindt men, bij de stichting der Neder-

-ocr page 444-

438

landschc Republiek, behalve den Doelen nog slechts weinige huizen. In 1729 had de stad reeds nagenoeg dezelfde gedaante als toen zij in 1815 de zetel werd der hooge regerings-collegiën van het Koninkrijk. Sedert vormde de Koninginnegracht en de Frederikstraat de eerste uitbreidingen. Onder Koning Willem II werd het Willemspark aan de stad toegevoegd, even als de Stationsweg. Doch vooral sedert Koning Willem III den troon beklom, heeft 's Gravenhage reeksen van nieuwe buurten verkregen, t. w. de Willemstraat, Parkstraat, Alexanderstraat, Mauritskade, Kanaalstraat, Javastraat, Oranjestraat, Sumatrastraat, Balistraat, Laan-van-Copes-van-Cattenburch, in het noord-westen; de Trompstraat, de Ruyterstraat, Bazarstraat, de Eiemerstraat, Westerbaanstraat, Anna-Pau-lownastraat, in het westen; de Huygensstraat, het Oranjeplein, de Koningstraat, van der Duynstraat, van Hogendorpstraat, van Limburg-Stirum-straat. Kemperstraat, Slichorstraat, Fagelstraat, Jacob-Catsstraat, in het zuid-oosten; eindelijk belangrijke aanbouwingen langs den Bezuiden-houtschen weg, de singels enz.

's Gravenhage bezit zeer schoone pleinen, waarvan het Buitenhof, het Binnenhof, de Plaats, het Lange-Voorhout, het Korte-Voorhout, de Vijverberg, het Tournooiveld, de Kneuterdijk, het Plein en de Dagelijksche Groenmarkt tevens aan de merkwaardige gebeurtenissen en personen onzer geschiedenis herinneren. De Vijverberg bezoomt den oostkant van don Vijver, eene bevallige waterkom, nevens het oude Hofgebouw aangelegd. Tot do schoonste straten behooren, behalve de Alexanderstraat, de Javastraat en andere reeds vroeger genoemd, het Noordeinde, de (gedempte) Heerengracht en Lange-Houtstraat; — tot de grachten de Prinsengracht, Prin-sessogracht en Mauritskade. De voornaamste winkelstraten zijn de Hoogstraat, Voenestraat, Vlamingstraat, Spuistraat, Wagenstraat, Lange-Pooten, Korte-Pooten enz.

Onder de openbare gedenkteekenen is het ruiterstandbeeld van Prins Willem I door don Graaf van Nienwerkerke, in het Noordeinde, een dor schoonsten. Een ander standbeeld ter eere van Prins Willem I, door Louis Royor, versiert het Plein; een standbeeld tor oere van Koning Willem II, door Georges, het Buitenhof; een zuil, ter oere van Hertog Bomhard van Sakson-Weimar, het Korte-Voorhout; een gedenkteekon aan de omwenteling van 1813, door van der Waarjen Pietersen en Koolman, het Willemspark.

Behalve in zijne schoone pleinen en paden, bezit 's Gravenhage bekoorlijke wandelwegen in de dreven van het Haagsche Bosch, langs de oevers van hot Scheveningsehe-Kanaal en in de Schoveninger-Bosschen.

's Gravenhage, de residentie des Konings, is tevens de zetel der hooge regeringscollogiën van staat, van het hoog gerechtshof en van talrijke instellingen van handel, bedrijf, wetenschap en kunst.

Men vindt er hot volgende aantal kerken: Ned.-Herv. 5, Waalsch-Herv. 1, Luth. 1, Rem. 1, Engelseh-Episc. 1, Duitsch-Evang. 1, Chr.-Geref. 2, Apostolische 1, R. Kath. 6 en Oud-Roomsch 1. Er zijn voorts ecne Griek-sche kapel en 2 synagogen.

Het middelpunt van 's Gravenhage is het Hofgebouw, het oude paleis,

-ocr page 445-

439

door den Roomsch-Koning Willem van Holland in 1249 aangevangen. Een ruim plein, het Binnenhof omgevende, bestaat dit Paleis uit verschillende afdcelingen, waarvan, vooral vroeger, de Ridderzaal, 38 meterlang, 19 meter breed en 21 meter hoog, als een meesterstuk van bouwkunde is geprezen. Westwaarts van daar is de vergaderplaats van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en de kapel van Maria ten Hove, zuid-oostwaarts de vergaderzaal van de Tweede Kamer.

Het Paleis des Konings beslaat de plaats van de oude ridderhofstede Brandwijk en eenige omliggende gronden. Het werd in 1595 door de Staten van Holland aangekocht en sedert het Oude-Hof genoemd. Prins Willem III heeft het laten herbouwen, en Koning Willem I het aanmerkelijk uitbreiden. Achter dit paleis ligt een door Prins Erederik Hendrik aangelegde tuin, den Prinsessentuin genoemd, met eene oppervlakte van ruim oi bunder. — Het Paleis van den Prins van Oranje werd omstreeks 1720 door den Graaf Unico Willem van Wassenaar Twickelo gesticht. Het Paleis van Prins Erederik der Nederlanden werd van 1825 tot 1828 opgetrokken. Het Paleis van Prins Hendrik is het omstreeks 1743 gestichte logement der afgevaardigden der stad Rotterdam, het Paleis van Prins Alexander was in de 17de eeuw het huis van den Raadpensionaris Johan de Witt. Andere paleizen zijn van de Groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach, van den Baron van Brienen (in 1857 gesticht), enz.

Onder de menigvuldige gebouwen ten dienste van het Gouvernement zijn vooral bezienswaardig: het Departement van het Ministerie van Marine, bevattende o. a. eenige zalen waar belangrijke modellen worden bewaard, benevens vele voorwerpen, die Jakob van Heemskerk op Nova-Zembla achterliet; het Departement van Einantiën, eens de woning van Johan van Oldenbarneveld; het Rijksarchief, ten tijde der Republiek, als logement voor de afgevaardigden der stad Amsterdam gesticht; het Hótel van den raad voor de spoorwegen en den algemeenen dienst van den waterstaat, weleer de woning van den staatsman Constantijn Huygens; het Hooggerechtshof.

De Koninklijke Bibliotheek en het daaraan verbonden kabinet van munten en gesneden steenen zijn gevestigd in een schoon gebouw, opgericht van 1734 tot 1788 ter plaatse van het Huis van Borssele; het strekte na de omwenteling van November 1813 eenigen tijd aan Koning Willem I en zijn gezin tot verblijf. Het Koninklijk Kabinet van Schilderijen en Zeldzaamheden is geplaatst in het schoone Prins-Maurits huis, eene stichting van den beroemden Gouverneur van Brazilië, Johan Maurits van Nassau-Siegen. De rijkdom dezer verzamelingen maakt beide gebouwen tot brandpunten van kunst en wetenschap in Midden-Europa.

Het Provinciaal Gouvernementsgebouw was oorspronkelijk eene stichting van het uit Portugal overgekomen Israëlitisch geslacht Suasso.

Verdere merkwaardige gebouwen van 's Gravenhage zijn: het Stadhuis, tusschen 1560 en 1565 gesticht; de Gevangenpoort, voorheen de Voorpoort van den Hove, eene merkwaardige plek om hare geschiedkundige

-ocr page 446-

440

herinneringeu ; de schoone sociëteitsgebouwen op het Plein, het Buitenhof de Plaats en in 't Bosch; de menigvuldige gestichten van liefdadigheid, waaronder er velen zijn in den jongs ten tijd opgericht; de Stationsgebouwen der beide spoorwegen; eenige hotels van den eersten rang, enz.

Middelpunten van beschaving zijn nog: het Museum Meermanno-West-reenianum, de Muziek- en Teekenakademie, het Stedelijk Museum van oudheden en moderne kunst en de zoölogisch botanische tuin van acclimatatie (de laatste sedert 1862). De schouwburg werd oorspronkelijk tot paleis voor den Prins van Nassau-Weilburg gesticht. Het lokaal Diligentia dient inzonderheid voor muziekuitvoeringen en wetenschappelijke voordrachten. Aan den Zwarten weg wordt thans (Augustus 1874) een nieuw gebouw voor kunsten en wetenschappen gesticht, naar de plannen van Professor E. Gugel te Delft.

Onder de kerkgebouwen is de Groote- of Jakobskerk de merkwaardigste. Bijna 92 meter langen 47 meter breed, heeft zij een hoogen toren, welks spits tijdens de regeering van Koning Willem III een geheel nieuwen vorm , uit ijzer heeft ontvangen. In het koor en langs de wanden van dit gebouw vindt men de praalgraven van den zeeheld Jakob Baron van Wassenaar-Obdam, van Ridder Gerrit van Assendelft, van Jonkheer Gerard van Randenrode en van Philip Landgraaf van Hessen-Philipsthal. De Kloosterkerk bevat een gedenkteeken ter herinnering aan Jacob Cats. De Willemskerk is een geschenk van Koning Willem III aan de Hervormde gemeente van 's Gravenhage, in 1853. Het jongste kerkgebouw is dat der Engelsch-Episcopale gemeente aan den Bezuidenhout-schen weg.

Tot 's Gravenhaagsche inrichtingen voor onderwijs behooren.- een gymnasium, dat in 1838 de latijnsche school heeft vervangen, en eene hoo-gere burgerschool met vijfjarigen cursus. De koninklijke Muziekschool is den 1 Januari 1847 geopend.

Vele geleerde maatschappijen bloeien te dezer stede, hetzij als zelfstandige vereenigingen, zooals het kon. Instituut voor de land-, taal- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië; de maatschappij Diligentia en het in 1834 opgerichte letterkundig Genootschap Oefening JnoeeJct kennis, hetzij als afdec-lingen van meer algemeene instellingen.

De burgerij van 's Gravenhage vindt cene groote hron van welvaart in het verblijf van het hof, van de hooge staatscollegiën en van vele vermogende familiën, die het verblijf in de schoone, welgelegene en bloeiende stad de voorkeur geven. Doch ook het fabriekwezen is er aanzienlijk. De koperpletterij, loodpletterij en ijzergieterij, aan het Zieken, geniet sints eene halve eeuw niet alleen eene groote vermaardheid, maar geeft vele honderden arbeid. quot;Voorts verdienen opmerking: de ijzergieterij /ie Prins van Oranje, de geschutgieterij, uitgestrekte meubel- en rijtuig-fabrieken, houtzagerijen, steen- en boekdrukkerijen, wollen- en zijdever-werijen, likeurstokerijen, enz.

'3 G-ravenhoek, hecrl. in de Zeeuwsche gem. Wissckerke, ruim 160 bund, groot, in 1840 met 65, in 1870 met 66 inw. Oudtijds noemde men haar doorgaans alleen Hoeke.

-ocr page 447-

441

's Gravenmoer, gom. in N.-Brab., tusschen Oosterhout, Kaamsdonk, Waspik en Dongen, 514 bund, groot, veengronden in het noorden, zandgronden in het zuiden. Zij telde in 1822 767, in 1840 875, in 1873 977 inw. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er 693 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 227 Chr. Geref. en 50 R.-Kath. Do ingezetenen vinden meest hun bestaan in landbouw, veenderij, scheepvaart en het kant-maken. 's Gravenmoer, eene oude heer]., die achtereenvolgens aan de geslachten van Duivenvoorde, Wassenaar, Spangen, Bruheze, Assendelft, van der Duyn en de Court toebehoorde, bevat het d. 's Gravenmoer cn de buurt 's Gravenmoersehe-Vaart of de Vaart.

Het d 's Gravenmoer, of de 's Gravenmoersche Slraat, in 1840 met 420, in 1870 met 465 ingezetenen, heeft eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk.

'S GravenmoerSChe-Vaart, vaart in N.-Brab. in de gem. d. 's Gravenmoer. Hieraan ligt eene buurt die in 1840 455, in 1870 448 inw. tolde.

's Gravenpolder, gem. in het Zeeuwsche schiereiland Zuid-Beveland, die in het zuidoosten door de Hont bepaald, naar de landzijde wordt ingesloten door Kapelle, Kloetinge, 's Heer-Abtskcrke, Nisse, Baarland cn Iloedekenskerko. Zij is saamgesteld uit de heerl. 's Gravenpolder, Heer-Janspolder en Zwake, beslaat 669 bund, en heeft een vruchtbaren kleibodem, die in de westhelft meer dan in het oosten met zand is vermengd. De gom. telde in 1822 556, in 1840 042, in 1873 818 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 469 Herv., 243 Chr.-Gcref. en 106 E.-Kath. De landbouw is hunne voornaamste bezigheid.

Het fraaie d. 's Gravenpolder aan de Zwake gelegen, had in 1870 390 inw. Er is eene aanzienlijke Herv. kerk. In vroeger ecuwen vond men er het door Nikolaas van Borssele gestichte kasteel Poelmond.

's Gravenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. 's Gravenpolder, in 1355 bedijkt. In oude stukken vindt men dezen polder 's Gravenpoldervan-Voortrappen genoemd. Met den Heer-Georspolder en den Korenpolder, maakt hij de watering van 's Gravenpolder, groot 307 bund., uit.

'S Gravenpolder, pold. van 82 bund, in de Zeenwsche gem Groede.

'S Graven-waard, pold. in de Geld. gem. Herwen-en-Aardt, 213 bund, groot. Vóór den aanleg van het Pannerdonsche-kanaal lag deze pold. op den linkeroever van den I\ijn, vóór het graven van het Pijlandsche kanaal, op den rechteroever van de Waal. Men vond er voorheen eene schans, waarbij tol werd geheven. De kosten van onderhoud dezer schans werden op den staat van oorloggebracht en in de jaren 1724 cn 1730 verhoogd, doch alleen voor Gelderland en Utrecht, daar Overijssel zich aan de betaling had onttrokken. In 1S10 had's Gravenwaard 4S5, in 1870 492 bew. In laatstgenoemd jaar woonden daarvan 284 in de kom der buurtschap 's Graven-waard of de Tolkamer, waar een hoofdkantoor der in-en uitgaande rechten gevestigd is.

-ocr page 448-

442

'8 Gravenweg, gedeelte van den straatweg tusschen Rotterdam en Gouda, van de Hoflaan tot Kortenoord. De huizen langs dezen weg behooren tot Kralingen, Capelle-op-.len-IJssel en Nieuwerkerk.

'S Gravenvoeren, gem. in de Belgische pror. Luik, waarvan in 1827 eenige perceelen bij de Limb. gem. Noorbeek en in 1843 eenigen bij de gem. Mesch zijn gevoegd.

's Gravesande, gem. in Z.-Holl., in het westen door de Noordzee en in het zuiden door het Sluische-Diep bespoeld en verder door de gem. Monster, de Lier en Naaldwijk bepaald. Hare oppervlakte, in 't geheel 3810 bund., bestaat meest uit alluvisch zand. Alleen in het zuidoosten vindt men klei. Met uitzondering van eenige duingronden onmiddellijk langs het strand en aan den Hoek van Holland, zijn de landerijen echter uitmuntend bebouwd of tot sehoone weiden aangelegd. Landbouw en veeteelt zijn er derhalve de hoofdbronnen der welvaart. Behalve het steedje 's Gravesande, bevat de gem. ook het Zand-Ambacht. Zij telde in 1516 ongeveer 750, in 1811 1281, in 1822 1467, in 1840 2099, in 1860 2552, in 1873 3732 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er 3220 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 2'24 Chr.-Geref., 13 Ev. Luth., 10 Doopsgez., 442 R.-Kath. en 3 Israëlieten. De snelle aanwas der bevolking sedert 1860 is het gevolg van den aanleg van den nieuwen Rotterdamsehen Waterweg, die het zuidelijk deel der gem. doorsnijdt en hier de zee bereikt.

De open stad 's Gravesande, veelal ook 's Gravezande geschreven, ligt in een lommerrijk, schoon oord van het Westland. Zij telde in 1811 722, in 1840 1346, in 1860 1568, in 1870 1916 inw. Behalve het Raadhuis, bevat zij eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk. In de 13de eeuw vond men hier een hofgebouw der Hollandsche Graven. Ook was de stad toen door poorten en muren ingesloten en had eene haven die in de Maas uitliep.

Historische herinneringen zijn; de scheepsstrijd op den naburigen arm van de Maas, op den 4 Juli 1351; de brandstichting door de Brielle-naars in 1418 en de instorting van den hoogen toren der Hervormde kerk op den 5 Mei 1809.

'8 Gravesloot, b. in de ütr. gem. Kamerik, in 1822 met 93, in 1840 met 114, in 1870 met 115 inw. In de beide eerstgenoemde jaren was 's Gravesloot eene zelfstandige gemeente, doch door de wet van 27 Juni 1857 werd zij met Kamerik vereenigd. De gem. 's Gravesloot was 323 bund, groot.

Grebbe, voorm. stad in N.-H., in de nabuurschap van het eiland Wieringen. Van hare stichting en historie is ons weinig bekend, daar zij, reeds vóór de plaatselijke geschiedenis in schrift werd gebracht, door overstroomingen is vernield. Toen Nicolaas Witsen in 1710 de diepte en platen in de Zuiderzee verkende, won hij berichten omtrent dit Grebbe in. Daaruit bleek dat de muren van vele gebouwen van duifsteen waren opgetrokken, dat de stad twee zijlen of sluizen had gehad en er een bijzonder groot gebouw had gestaan, waarschijnlijk een kasteel, kerk of klooster.

-ocr page 449-

443

Op do kaart die hij door den landmeter Izaak de Graaf liet vervaardigen, verzuimde hij niet „de verdronken stad Grebbequot; aan te teekenen.

Grebbe, kleine riv. in Utrecht, die oudtijds toen zij den naam van Noode voerde, veel aanzienlijker is geweest. Zij ligt aan de oostgrens der gem. Ehenen, naar de Geldersche zijde, en dekt de verschansingen, op de zuidwestzijde van de Gelderscbe-Vallei. Zij voert het water uit dit dal in den Kijn.

Grebbe (de), fraaie buurt aan de Grebbe, in de gem. Rhenen, aan den voet van den Heimenberg, in 1840 met 96, in 1870 met 107 inw. De hooge boschrijke ligging maakt dit punt, nagenoeg halverwege Rhenen en Wageningen, tot eene aangename uitspanningsplaats.

Grebtueer, voorn, meer in de N.-Holl. gem. Warmenhuizen, sedert 1631 twee polders, de Oude-Greb en Nieuwe-Greb genoemd en 92 bund, groot.

Grecht, riv. in Utr. en Z.-Holl., tusschen de dorpen Kamerik en Zegveld. Zij valt bij Woerden in den Rijn.

Greeden (de), geh. in de Gron. gem. Eenrum, door de boerderijen de Groote-Greede en Kleine-Greede gevormd.

Greffeling, b. in de Geld. gem. Appeltern, in 1870 met 260 inw.

Greffelkamp, of Griffelkamp, b. in de Geld. gem. Didam, in 1840 met 574, in 1870 met 590 inw.

Greijen, geh. in de Limb. gem. Neer.

Greonterp, buurt met dorpsrechten in de Friesche gem. Wonseradeel, in 1811 met 104, in 1840 met 117, in 1873 met 214 inw. De kerk is in 1780 afgebroken en door een klokketoren vervangen.

's Grevelduin-Capelle, kerk. ring der klasse Heus len van de Herv. kerk, bevattende de 10 gem. Baardwijk-en-Elshout, Besoijen, Drunen-en-Nieuwkuik, 's Gravenmoer, 's Grevelduin-en-Vrijhoeve-Capelle, Loon-op-Zand, Raamsdonk, Sprang, Waalwijk, Waspik. Er zijn 10 kerken.

De ring ontleent zijn naam van het d. Capelle, ook wel 's Grevelduin-Capelle genoemd.

Grevenberg (de), heuvel in de Drenthsche gem. Oosterhesselen, aan den weg naar Dalen. De hoogte bestaat uit een tumulus, die het einde van het zoogenaamde Hunenkorkhof vormt.

Grevenbicht, gem. in Limb., die haar tegenwoordigen omvang eerst na de eindsehikking met België in 1839 heeft bekomen, daar vóór dien tijd de nu Belgische buurt Boijen daartoe behoorde, en het geh. Daniëls-weerd, dat thans een deel der gem. vormt, toeneen uithoek der gem. Eelen uitmaakte. Ze strekt zich langs de Maas uit en wordt ingesloten door Roosteren, Bom en Obbicht-en-Papenhoven (Nederl.), en Eelen, Dilsen en Stokheim (België). Hare oppervlakte beslaat 413 bund., deels klei-, deels zandgrond, een veelal zeer vruchtbaren bodem. In 1822 en dus voor hare veranderde grenzen, had deze gem. 852, in 1840 942, in 1873 1035

-ocr page 450-

444

inw., ten laatstgenoemde jare onderscheiden in 924 B.-Kath., 97 Herv. en 14 Isr. Grevenbicht, een der gemeenten, die vroeger tot het Hertogd. Gulik (Jülich) behoorden, kwam in 1795 aan het Departement-van-de-Roer en in Mei 1815 aan de Nederlanden.

Het d. Grevenbicht, aan de Maas gelegen, bevat eene R.-Kath. en eene Ilerv. kerk. In 1830 werd dit d. zeer door het doorbreken van den Maasdijk geteisterd.

Greveninge, pold. ten deele in België, ten deele in de Zeeuwsche gem. st.-Anna-ter-Muiden, uitmakende een deel der Watering-van-Greve-ningen-en-Klein-Reigersvliet.

Grevingen, geh. in de Gron. gem. 't Zandt, dat zijn oorsprong ontleent aan een reeds voor eeuwen vernielden burg.

Grie (het), pold. in de N.-Holl. gem. Texel, 21 bund, groot.

Griet, of Qrieth, buurt in de Geld. gem. Zevenaar. Zij had in 1840 met Zweekhorst 432, in 1872 547 inw., bestaande in laatstgenoemd jaar uit 503 R.-Kath. en 44 Herv.

Grietmanswijk, buurt in de Drenthsche gem. Smilde, langs eene turfgracht.

Grietpolder, in 1741 drooggem. veenplas in de Z.-Holl. gem. Loy-muiden, ruim 96 bund, groot.

Grift, kleine riv. op de Veluwe (Geld.), die uit de vereeniging van verscheidene beken bij Beekbergen ontstaat en bij Hattem in den IJssol valt. Deze rivier is in 1829 bevaarbaar gemaakt.

Grift, watering in de Betuwe (Geld.), tusschen Arnhem en Nijmegen. Waarschijnlijk reeds in het begin der 14de eeuw aangelegd, werd de vaart in 1608 vernieuwd en voor trekschuiten bevaarbaar gemaakt. Weinige juren had men er genot van. Door opslijking onbruikbaar geworden, zijn de gronden voor eenige jaren verkocht en sints deels in akkers, moesvelden enz. herschapen.

Grijpskerk, gem. in Gron., ingesloten door Oldehove, Zuidhorn, Oldekerk, Grootegast (Gron.) en door Kollumerland c. a. (Friesland). De grond dezer gem. bestaat uit zeeklei, die vooral in de noorderdeelen (de later ingedijkte waarden) bijzonder vruchtbaar is. In het geheel is de gem. 3218 bund, groot. In 1811 had zij 1813, in 1822 2216, in 1840 2775. in 1873 3321 inw., ten laatstgenoemde jare onderscheiden in 2117 Herv., 990 Chr.-Gercf., 149 Doopsgez., 26 R. Kath. en 39 Israelieten. De gem. bevat de d. Grijpskerk, Visvliet, Pieterzijl en Niezijl, de buurt Westerhorn, de geh. Westerwaard, Oosterwaard, Middelwaard, Juursemakluft en Gaarkeuken, het westelijk deel van de buurt Kommerzijl, den Ruigewaarderpolder en het zuiderdeel van den Ruigezandpolder. Landbouw en veeteelt maken er de hoofdbronnen van bestaan uit. In vroegere eeuwen een deel van het kerspel Sebaldeburen vormende, droeg dit oord langen tijd den naam van Sebal-deburen-binnen. Nadat Nicolaas Grijp er echter eene kerk had gesticht.

-ocr page 451-

445

kreeg het, in het midden der ICde eeuw, een zelfstandig bestaan, waarna hel door bedijkingen belangrijk in omvang toenam.

Het d. Grijpskerke is vooral in bloei gestegen, nadat de straatweg van Groningen naar Leeuwarden in 1842 werd gelegd. Sedert 1 Juni 1866 is het met beide steden door de noorderlijn van den Staatsspoorweg verbonden. Het voornaamste gebouw is de Herv. kerk. Vroeger waren er twee burgen; Reitsema en Aikema. In 1840 had Grijpskerk 611, in 1870 719 inw. Te Grijpskerk zegevierden Sonoy en Norrits op Rennenberg, den 19 Juli 1581.

Grijpskerke, gem. op Walcheren (Zeel.), tussehen Oostkapelle, Se-rooskerke, st.-Laurens, Middelburg, Koudekerke, Biggekerke, Melis-en-Mariakerke en Aagtekerke. Zij beslaat 1305 bund., alles zeeklei, die echter in het oostelijk deel met zand vermengd is. Op dezen vruchtbaren grond heeft men zoowel akkers als weiden. In 1822 had deze gem. 605, in 1810 680, in 1873 725 inw., wat laatstgenoemd jaar betreft onderscheiden in 611 Ned. Herv., 3 Waalsch-Herv, en 110 Chr.-Geref. De gem. is saamgesteld uit de heerl. Grijpskerke, Poppendamme, Buttinge en-Zand-voort en Hoogelande.

Het d. Grijpskerk is eene fraaie plaats, met eene Herv. kerk. Het had in 1840 408, in 1370 463 inw. De onder Grijpskerke gelegen buitenplaats Molenbaix wijst de overlevering aan als de plaats waar Hugo de Groot zich ophield, terwijl hij naar de haad van Maria van Reigersberg dong.

Grijsegrobben, of Grijzegrubben, b. in de Limb. gem. Nuth-en-Vaasraad, in 1S70 met 172 inw.

Grijssloot, b. in de Gron. gem. Leens, in 1840 met 59, in 1870 met 112 inw. In vroegere eeuwen was hier eene kloosterkapel en werd de plaats ook Grijscheloo genoemd.

Grijsoord, heerl. in Z.-Holl., uitmakende de gem. Oude-Tonge en Nieuwe-Tonge. Graaf Floris V verklaarde, bij eene oorkonde van 25 Juni 1?84, dat Heer Albrecht van Voorue Grijsoord van hem had gekocht.

Grijze-Monnikenklooster, geh. in de Gron. gem. Termunten, ter plaatse waar in 1258 een klooster van de orde der Cistercicnsers was gesticht. In 1306 werd hier door de Groningers eene overeenkomst met Graaf Edzard van Oost-Friesland gesloten. Het klooster zelf, is na eene verwoesting door de Watergeuzen in 157S afgebroken.

Grimberg, voorm. kast. in de N.-Brab. gem. Someren, reeds voor langen tijd afgebroken.

Grimberg, of Grimbergen, voorm. havezathe in de Overijsselsche gem. Wierden. In 1336 was zij in bezit van Dirk van den Grimberg. Later kwam zij aan do gesl. Tfaije, Voerst en Nehrkorn. In 1821 is zij gesloopt.

Grimhuizen, voorm. kasteel in de N.-Brab. gem. Ginneken, het stamhuis der heeren van Grimhuizen. In later tijd werd het herbouwd door Justinus van Nassau, gouverneur van Breda, en in 1750 in eene kerk en pastorie der R.-Kath. gem. Ulvenhout herschapen.

-ocr page 452-

446

Qrind, eiland in de Zuiderzee, tusschen de Friesehe kust en Vlieland. Oudtijds een bezitting der abdij Lidlum, was het vóór het inbreken der Zuiderzee zoo welbebouwd, dat men de buurt aldaar eene stad noemde. Deze buurt werd, naar het verhaal van oude kronieken, door Abt Syard Siersma in 1232 met grachten en wallen omringd. Ook spreken oude verhalen van eene school in do godgeleerdheid en van eene aanzienlijke kerk met koor. Door den watervloed van 14 Dee. 1287 werd deze stad verwoest. Doch nog in het begin dei' 18de eeuw vond men een huis op het eiland. In de zandheuvels vond men tot 1825 konijnen, die toen echter bij den hoogen watervloed verdronken. De voordeelen, die men thans van dit eiland trekt, bestaan in het maaien van het gras voor hooi, het laten weiden van schapen en het inzamelen van vogeleijeren

Grinnes, oude Rom. sterkte van het eiland der Batavieren, waarvan wij de juiste ligging niet meer kennen. De oudheidkenners hebben haar meenen terug te vinden in Ehenen, Tiel, Dreumel of Kossem.

Groe, geh. in de Zeeuwsche gem. Kloetinge. Vóór de vestiging der Republiek stond er een aan st.-Maarten gewijd kapelletje.

Groede, gem. in Zeel, die in het noordwesten door de Noordzee en in het noordoosten door de Ilont of Wester-Schelde bespoeld, naar het noorden bepaald wordt door de gem. Breskens, naar het westen door Nieuwvliet, naar het zuiden door Oostburg en naar het zuidwesten en oosten door Schoondijke. Zij is groot 2939 bund , doorgaans zeeklei, die in het uiterste westen met zand is vermengd. Ook bevat zij verscheidene kreeken. In 1822 had deze gem. 1897, in 1840 2492, in 1873 2570 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2002 Herv., 65 Ev.-Luth , 494 E.-Kath. en 9 ongenoemden. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen; er wordt vooral tarwe, gerst, koolzaad, boonen, aardappelen, suikerbiet, meekrap, vlas en mangelwortels gewonnen.

Er zijn 2 steenbakkerijen, een stijfselfabriek en een touwslagerij. Behalve het d. Groede, bevat de gem. ook de b. Kruisdijk.

Het d. Groede, in 1S60 met 847, in 1870 met 959 inw. binnen de kom, is een der oudste plaatsen van Zeeuwsch-Vlaanderen. In den grafelijken tijd bezat der Vlaamsche abtdij ter Does er aanzienlijke rechten en goederen. In den Spaanschen tijd werd het onder water gezet, ofschoon de kerk in stand bleef. Doch in het begin der 17de eeuw, t. w. in 1613, werd het weder bedijkt en nam vervolgens zeer in bloei toe. De bevolking vermeerderde vooral in 1733, toen eenige honderden verdreven Salzburgers door tusschenkomst van den Nederlandschen Resident te Eegensburg, als kolonisten naar Groede en omstreken kwamen. Aan hunne overkomst herinnert de Luth. kerk, die met eene Herv., een Chr.-Geref. en een R.-Kath. kerk, de gebouwen voor den openbaren godsdienst uitmaken.

Groede, of Watering-van-Groede, dijkaadje in de Zeeuwsche gem. Grocde-en-Nieuwvliet, bevattende den Ouden-Polder-van-Groede, den

-ocr page 453-

447

Nieuwen-Polder-van-Groede, den Zoutenpolder, den Proostpolder, den Baanstpolder, den 's Gravenpolder, den Clethempolder, den Kleinen-Polder, den Moorspolder, den Isenpolder, den Parochiepolder, den Grooten-Corneliapolder, den Kleinen-Corneliapolder, den Van-der-Lingenpolder, en den Hurgronjepolder, te zamen groot 2016 bund.

Groendijk, dijk in de Friesche gemeenten Sneek en Wymbritseradeel, die zijn naam gaf aan het in 1463 gestichte Franciscan er-non neklooster Groendijk of Groenendijk, dat sedert de Hervorming geslecht is.

Groene-Bedde, pold. van 23 bund, in de N -Brab. gem. Oosterhout.

Groenedijk, b. in de N.-Brab. gem. Zwaluwe, zeer nabij het d. Lage-Zwaluwe.

Groen O-Kan, b. in de TJtr. gem. Maartensdijk, zich zuidwaarts van het d. Maartensdijk van het westen naar het oosten uitstrekkende. Zij ontleent haar naam aan eene herberg, die de groene kan tot uithangbord voert. In 1840 had deze b. 237, in 1870 343 inw.

Groenenberg, voorm. kast. in de Gron. gem. Middelbert, het stamslot van het machtige Huis der Groenenbcrgen, dat namens de Utrecht-sche bisschoppen het hoog gezag binnen Groningen en in het Goregt voerde. Dit kasteel is in 1241 en 1250 door do Gelderschen vernield, en daarna niet weder hersteld.

Groenendal, geh. onder het Friesche d. st.-Nicolaasga (gem. Donia-werstal).

Groenendijk, d. met eene R.-Kath. kerk in de Zeeuwsche gem. Hon-tenisse. Het had in 1840 673 inw. in 1870 telde men er met Walsoorden, Kruisweg en de Eek 776.

Groenendijk, of Hazerswonde-aan-den-Rijndijk, d. in de

Z.-Holl. gem. Hazerswoude, in 1840 met 824, in 1870 met 874 inw. Er is een fraaie R.-Kath. kerk.

Groenendijk, of Zoeterwoude-aan-den-Rijndijk, d. in de Z.-

Holl. gem. Zoeterwoude, in 1840 met 522 inw. Er is een gesticht voor R.-Kath. boetvaardige vrouwen.

Groenendijk, dijk in N.-Brab. tusschen de landen van Mogen en Ravestein. Die van Ravestein hebben dikwerf, wanneer zij last hadden van hoog water, dezen dijk doorgestoken, waaruit dan hevige twisten met hunne naburen ontstonden.

Groenendijk, geh. in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Groenewoud. geh. in de N.-Brab. gem. Aarle-Rixtel.

Groeneveld, geh. in de Z.-Holl. gem. Hof-van-Delft, eertijds eene burgerlijke gem., die echter ten gevolge der wet van l'l Juli 1855 hare zelfstandigheid verloor. Het had in 1822 58, in 1840 50 inw. De gem.

-ocr page 454-

44 S

was 233 bund, groot. Hot kasteel der Heeren van Groenenveld, die uit de Heeren van Wassenaar voortsproten, werd ten jaro 1420, in den oorlog van Vrouwe Jakoba tegen Jan van Beijeren vernield.

Qroeneveld, b, in de N.-Holl. gem. st.-Maarten.

Groonevold, fraaie riddermatige hofstad in de ütr. gom. Ecmnes, te midden van een uitgestrekt park en prachtige bosschen. Onder de vorige bezitters behoorde de rampzalige Reinier van Groeneveld.

Groeneveld, geh. in de Drenthsche gem. Meppel.

Groeneveldsche-polder, of Laag-Harnasch, pold. van 272 bund, in de Z. Holl. gem. Hof-van-Delft, Schipluiden en de Lier.

Groenewog, geh. deels in de Z.-Holl. gem. Hoog-BIokland, deels in do gem. Hoornaar.

Groenewoud, geh. bij het Friesehe d. Oostermeer (Tietjerksteradeel).

Groenewoud, geb. in de Z.-Holl. gem. Woubrugge.

Groenewoude, ridderm. hofstad in do Utr. gem. Woudenberg, waarschijnlijk in 1382 door Willem van Groenewogen, in de plaats van het kasteel Woudenberg gesticht.

Groeningen, d. mot eeno R.-Kath. kerk in de N. Brab. gem. Vierlingsbeek, in 1S40 met 443, in 1860 met 489, in 1870 met 461 inw.

Groenlo, kant. van het Geld. arr. Zutphen, bevattende do 4 gom. Groenlo, Eibergen, Lichtenvoorde, Neede.

Groénlo. dek. van het aartsbisd. Utrecht, bevattondo 19 par. on 1 rectoraat. De parochiën zijn: Aalten, Beltrum, ter Borgh, Bredevoort, Dinxperlo, Doetinchem, Eibergen, Etten, Gaanderen, Gondringen, Groenlo, Lichtenvoorde, Megcholen, Ketterden, Eielmolen, Silvoldo, Ulft, Winterswijk en 't Zieuwont. Hot rectoraat is Rekken. Bijkerken zijn to Vragonder (par. Lichtenvoorde), Neede (Rietmolon), Meddeho (Winterswijk) en Harreveld ('t Zieuwent).

Groenlo, gom. in Gold., in het westen, noordon en oosten door Eiborgen en in het zuiden door Lichtenvoorde bepaald.

Zij is 934 bund, groot, heeft een diluvialon zandgrond, wordt door de Slingebeek doorkronkeld en bevat de stad en het schependom Groenlo.

In 1796 had Groenlo 1466, in 1811 1799, in 1822 2010, in 1830 2149, in 1840 2402, in 1850 2429, in 1860 2471, in 1873 2360 inw. In het laatstvermelde jaar onderscheidde men hen in 1883 R.-Kath., 1 Oud.-E., 348 Nod.-Horv., 1 Waalsch-Herv. en 127 Israelieten.

Do inw. van het schependom bestaan bijna allen en die van de stad voor het meerendeel van den landbouw. Voorts verschaffen de doortocht, de winkelnering, de handel in eieren en andere voortbrengselen van het platteland en eenige fabrieken aan velen het noodige. Men vindt er een brouwerij, een bleekorij, eene katoenfabriek, 2 leerlooierijen, 1 meubelma-

-ocr page 455-

449

kerij, 1 pianofabriek, verwerij, 2 touwslagcrijen, 4 korenmolens, 2 grut-torijen.

De stad Groenlo, in de wandeling veelal Grol genoemd, is gebouwd aan de Slinge. Ten tijde der Republiek eene sterke vesting, is zij in het laatst der 18de eeuw ontmanteld, doch nog binnen diepe grachten besloten en op eenige plaatsen door hooge wallen omringd.

Groenlo was in de grafelijke tijden eene heerlijkheid. In den jare 1228 vinden wij van een Gerardus de Grunlo melding gemaakt. Acht jaren later (25 Mei 1236) kocht Otto If, Graaf van Gelder, de villa Groenlo van Heer Hendrik van Borculo, met dien verstande, dat de hof (curlis) van Groenlo aan Heer Hendrik zou verblijven. Naar het schijnt, bezat de Graaf van Lohn ook eenige rechten op Groenlo, doch door eene overdracht op den 2den Augustus 1216 kwamen die rechten mede aan Graaf Otto.

Na ruim veertig jaren tot het graafschap Gelder behoord te hebben, schonk Graaf Reinald I den ingezetenen van Groenlo stedelijke rechten, nagenoeg overeenkomstig die, welke do burgers van Doesborgh en Lochcm vroeger ontvangen hadden (l December 1277).

Historische herinneringen van lateren tijd zijn: de versterking der stad door Keizer Karei V, in 1550; de belegering door Prins Manrits en het ontzet der Spanjaarden door Mondragon, in 1595; de belegering en verovering door Prins Maurits, in September 1597 ; de verovering door Am-brosio Spinola, in 1006; de hevige brand van April 1627; de verovering door Prins Frederik Hendrik, in Augustus 1027; de verovering door do Münsterschen, in Juni 1672; het aftrekken der Münstersehen, in het begin van 1673; do vreeselijke onweersbui in 1839, die de spits des torens vernielde.

De ITerv. kerk te Groenlo is na do Walburgskerk te Ztitphen de grootste van het oude graafschap. Voorts vindt men er eene R.-Kath. kerk, in 1784 van buiten de stad binnen hare muren verplaatst, benevens eene synagoge, wier stichting van den tijd van Koning Lodewijk dagteekent.

Het stadhuis, aan de Markt, word in 1S41 en 1842 vernieuwd. Eene inrichting van middelbaar onderwijs is dc latijnscho school.

Het Schependom van Groenlo bevat slechts verspreide woningen, waarvan enkelen gehuchten vormen, als Marvelde, Nijkamp, Laarberg, Papen en Blankenberg. In 1840 had dit Schependom 552, in 1870 009 inwoners.

Groenstraat, b. in de N.-Brab. gemeenten Oosterhout en Dongen, in 1840 met 184 inw., t. w. 74 onder Oosterhout, en 110 onder Dongen.

Groenstraat, b. in de Limb. gem. Ubach-over-Worms, in 1840 met 448, in 1870 met 440 inw.

Groenswaard, streek lands in de Z.-Holl. gem. Waddinxvcen.

Groep, geh. in de N.-Holl. gem. Beemster.

Groes, geh. in do N.-Brab. gem. Heesch.

Groesbeek, gem. in Gelderl., ingesloten door Ubbergcn, Nijmegen

29

-ocr page 456-

450

en Hcumen (Geldcrl.), Mook-en-MiddcIaar en Ottorsnm (Limb.), en Cra-nenbtirg en Niel (Pruisscn). Zij beslaat 454(5 bund, en heeft een diluvi-alon zandgrond, die afwisselend heuvelen en dalen aan het oog vertoont. Een groot deel der gem. beslaat uit bosch, het overige uit wei- en bouwland, heide, tuinen enz. In 1822 had deze gem. 1754, in 1840 2990, in 1S70 3648, in 1873 4043 inw., dio zich in het laatstgenoemd jaar onderscheidden in 3899 E.-Kath. en 149 Herv. Hun voornaamste bedrijf is de landbouw. Vele ingezetenen bestaan echter ook van het bezembinden. Behalve het d. Groesbeek, bevat do gem. de buurten Ne-derrijkswald, st.-Anthonis, Plas, Heikant, Bruuk, Nieuwerf, Drul en Grafwegen. De gem. vormde in vorige eeuwen eene bijzondere heerlijkheid, die in 1768 door het geslacht van Wachtendonk aan de Staten van Gelderland werd verkocht.

Het d. Groesbeek ligt in een fraai dal, en bevat, behalve eene groote R.-Kath. en een kleine Herv. kerk, een ruim stationsgebouw van den spoorweg Nijmegen—Clevc. In 1840 had het 733, in 1872 1061 inw. In den nacht van 18 op lü Juli 1828 heeft het veel door brand geleden.

Groesbeeksch-Gebergte, hooge heuvelstreek op de zuid-ooster grens van Gelderland en de noord-ooster grens van Limburg. Van de toppen, zoo als de Iloogeklif, liakkersberg, Usclenberg, Langenbcrg, Muntbcrg, Ilocnderberg, Laatberg, Freiuienbcrg, Hemmendaalsche-Klif, st.-Jansbcrg, st.-Martensberg, Kiekberg en Kloosterberg, geniet men zeer schoone vergezichten.

Groesend, b. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Groeskuilen, geb. in de N.-Brab. gem. Gemort, tellende met Lod-derdijk in 1840 81, in 1860 108 inw.

Groessen, d. in de Geld. gem. Duiven, in 1840 mot 1400, in 1872 met 1582 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1512 R-Kath. cn 70 Herv. Het d. hoeft eene R.-Kath. kerk met eene hooge spits. Het komt reeds ia eene oorkonde van 970, onder den naam Grese, voor.

Groet, d. in de N.-Holl. gem. Sehoorl, in 1811 met 149, in 1822 met 1C7, in 1840 met 185, in 1870 met 271 inw. Het maakte onder Koning Willem I tot 1834 oene afzonderlijke gem. uit, die toen met Sehoorl is vereenigd. Er is eene Herv. kerk. Het d., welks naam oudtijds ook Groede werd geschreven, ligt bevallig aan den voet van hooge duinen.

Groeterpolder, pold. van 207 bund, in de N.-IIoIl. gem. Sehoorl.

Groetpolder, polder in do N.-Holl. gem. Winkel, eene bedijking van 1844 tot 1847. De polder, die het zuiderdeel uitmaakt van Waard-cn-Groet, is 761} bund, groot.

Groeve (de), goh. in de Gron. gom. 't Zandt, ten noord-westen van het dorp Zeerijp.

Groeve (de), b. in de Drenthsche gem. Zuidlaren, aan de Ooster-

-ocr page 457-

431

mocrschc vaart, die een weinig lager in het ZuidlaarJermeor valt. In 1S40 had deze buurt 99, in 1S70 135 imv.

Groevo (de), watering in Groningen. Zij loopt uit het Schildmecr naar het Damsterdiep.

Grollerholt, voorm. bosch in de Drenthsche gem. Rolde, waar tot onder de Republiek, o. a. nog in 1C96, landsvergaderingen in de open lucht zijn gehouden.

Grollo, d. in de Drenthsche gom. Rolde, in 1S11 met 208, in 1S40 mot 272, in 1870 met 338 inw. Ofschoon cenc der oudste plaatsen van Drenthe, heeft het eerst sedert 1S52 cenc kerk. Deze kerk is voor de Hervormde ingezetenen van Grollo en Schoonlo gesticht.

Groningen, negende provincie des Rijks. In het noorden is zij bepaald door de Noordzee, in het oosten door Oost-Friesland en Aremberg-Meppen (twco afdeelingcn der Pruissischc provincie Hannover), in het zuiden door Drenthe, in het westen door Friesland.

De provincie ontleent haar naam van hare hoofdstad. In vorige eeuwen droeg zij den naam van Stad-Groningen-en-Ommelanden, of bij verkorting Stad-en-Lande.

Tijdens het begin onzer jaartelling werd Groningen, dat toen bij hooge vloeden voor een groot deel door de zee werd overstroomd, bewoond door do Friezen en deelde sedert de lotgevallen der naburige Fricsche zeelanden.

Ter plaatse waar de Aa den hoogen zandigen don Hondsrug verlaat, om zich door do vruchtbare kleigronden een weg naar zee te banen, ontstond reeds vroeg eene bewoonde plaats, die naar do welige weilanden, die haar ten deele insloten, den naam van Groen-ingen of Groningen ontving.

De Over-Lauwersche Friezen verdedigden niet minder dan die van Oostergoo eu Westergoo hunne vrijheid en zelfstandigheid tegen de Frankische landvoogden, die, op het voetspoor hunner ambtgenooton, in de meer zuidelijke streken aan Schelde, Maas en Rijn, do hun toevertrouwde landvoogdijen in erfelijke graafschappen wilden herscheppen. Maar de Groningsche Friezen, ofschoon 's Keizers oppermacht erkennende, weigerden, met die van Oostergoo, Westergoo en andere Fricsche landen, 's Keizers voogden als heeren te dienen. Zij verwierpen allo eischen om schattingen op to brengen of teekenen te geven van volstrekte afhankelijkheid.

Gelukte het al Keizer Hendrik HI in 1040 het kleine landschap 't Goo-regt met den hof Groningen [villa Cruotibuja) als leen aan de Utrechtsche Kerk te verbinden, de Ommelanden bewaarden hunne vrijheid en hun zelfstandig bestuur de gansche middeleeuwen door, met uitzondering echter van Westerwolde, dat, door overmacht gedrongen, in 131G den Bisschop van Münster ecnige hoogheidsrechten moest inwilligen en sedert onder hoofdelingen (Münstersche vassallen) kwam.

Nimmer viel het handhaven dier vrijheid moeielijkor, dan toon do splitsing des volks in twee partijen, Vetkoopers en Scllieringers, den Graven van Holland en don Eisschoppen van Utrecht gelegenheid schonk, zich in do binnonlandsche aangelegenheden der Ilunsigoërs, Fivelgocrs,

29*

-ocr page 458-

452

Humsterlanders, Vredowolders, Langcwoldcrs, Oldambstors cn Reiderlanders te mengen. Vooral liep de vrijheid het grootst gevaar, toen do rijkste geslachten, zoo als de Gockinga's en HouwerJa's, op 't einde der 14de eeuw Hertog Albrecht van Beijeren, Graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, als leenheer erkenden, en Bissehop Frederik van Blankenheim de in 1040 door Utrecht verkregen rechten niet slechts op den hof binnen Groningen, maar op de geheele, reeds machtig geworden stad wilde toepassen.

Ofschoon de oorlogen tegen Holland cn Utrecht met zeer wisselende kansen werden gevoerd, steeg het aanzien der stad Groningen — die sedert 1284 een lid der Hanze was geworden — tot nog aanzienlijker hoogte, doordien de Groningsche magistraat, na de heeren van Goekinga cn Houwerda overwonnen te hebben, in 1401 het hoogste gezag in het Oldambt verwierf. Zij bevestigde er hare macht door ambtlicden of drosten op do burgen te Termunten en Winschoten aan to stellen.

Zevenentwintig jaren later (1428) legde de stad Groningen, iu vereeni-ging met de vrije Over-Lauwersche landschappen de grondslagen tot het vormen van een gewestelijk staatswezen. Dit geschiedde door het sluiten van het dusgenoemd Eerst Verhond, Daarbij beloofden de bondge-nooten elkander bijstand tegen de Duitsche, zuidelijke en alle andere heeren, die hun nadeel zouden willen doen, of hunne vrijheden krenken. Mocht eenig landschap, ambt, buurtschap of persoon vreemd krijgsvolk in het land halen of binnen den een of anderen burg in bezetting leggen, do overige leden van het verbond zouden zoodanige pogingen te zamen met de wapenen keeren.

In 1473 onderging dit verbond eeno belangrijke uitbreiding, door het maken van bepalingen op den uitvoer van granen, het toelaten van vreemde bieren en het besteden der geldboeten. Alle verbeurde gelden zouden voortaan ten algemeeno nutte worden aangewend, vooral tot het aankoopen van bussen, kruit, kogels en andere middelen ter verdediging. Keizer Frederik III schonk zijne goedkeuring aan dit verbond in twee oorkonden, do eene gericht aan de inwoners van „Klein-Friesland, tnssehen Oost- en West-Friesland, of tusschen do Eems en de Lauwers ', de andere aan de „getrouwe rijksstad Groningenquot;.

Nalat Hertog Albrecht van Saksen in 1498 door de Sehieringers van Friesland tot Erfpotestaat was gekozen, achtte deze zich, krachtens de keizerlijke aanstelling, gerechtigd, ook Groningen en de Ommelanden onder zijne heerschappij te trekken. Ten einde hierin naar wensch te slagen, sloot hij, bij zijne komst in Friesland, ten jare 1499, eeu verdrag met Edzard, Graaf van Oost-Friesland, die te zijnen behoeve het Groningsche gewest uit het noordoosten zou binnenrukken, terwijl de Graaf van Schaum-burg, een Saksisch legerhoofd, uit het westen zou naderen.

Met onbezweken moed streden de Groningers, althans de stedelingen nevens die Ommelanders welke Groningen trouw bleven, voor hunne vrijheid. Doch ofschoon zij nabij Sauwerd en Kropswolde over hunne vijanden zegevierden, leden zij aan do WarfFumerzijl een nederlaag, die Albrecht don weg naar de stad baande. Vruchteloos echter was het beleg, waardoor Hertog

-ocr page 459-

453

Albrecht in den zomer van 1500 over de stad poogde te zegevieren. Na vijftien dagen Groningen met zwaar geschut beschoten te hebben, was hij nog niets gevorderd. Integendeel hij ontving ecne wonde aan het hoofd, die hem, nadat hij in een stilstand van wapenen had bewilligd, uit het leven rukte (8 September 1500).

Hendrik van Saksen en zijn broeder George zetten, in vereeniging met Graaf Erlzard van Oost-Friesland, den oorlog voort, dien hun vader had aangevangen. De Groningers weerden zich dapper, doch toen op 't einde van 1D05 en het begin van 1500 gebrek aan mondbehoeften hun de zoo noodige krachten ontroofde, besloten zij door een verdrag met Graaf Edzard zich uitkomst te verschaffen. Den 17 April (1506) werd dit verdrag te Ter-munten gesloten. De stad nam daarbij den Graaf als haar beschermheer aan, onverhinderd de rechten des Bisschops van Utrecht en met behoud van hare eigene uitgestrekte privilegiën.

Veertien dagen later (1 Mei) had de plechtige huldiging plaats. Doch zoo als licht te voorzien was, nam Hertog George van Saksen die verheffing van Graaf Edzard zeer euvel op. Hij besloot onmiddelijk Oost-Friesland den oorlog aan te doen cn door zijn leger over de Eems te zenden, het Graaf Edzard onmogelijk te maken, zich met Groningen en de Ommelanden bezig te houden.

Toen nu de Groningers door hun beschermheer aan hun lot werden overgelaten, beproefden zij eene poging, om zich met den Saksischen Hertog te verdragen. Doch hunne afgevaardigden keerden onverrichterzake weder, en van de hulp, hun door den Utrechtschen Bisschop Frederik van Blan-kenheim toegezegd, kwam niet het geringste. In dezen nood kozen de Groningers den dapperen Karei van Egmond, Hertog van Gelder, tot hun heer en beschermer (3 November 1514).

Het binnenrukken der Geldersehen, wier wapenen zich toen in een grooten voorspoed verheugden, had ten gevolge, dat George van Saksen, na te vergeefs veel geld en manschappen verspild te hebben, om Groningen in bezit te krijgen, zieh in 1515 terugtrok, om zijn recht als Erfpotestaat over Friesland en Groningen aan Aartshertog Karei van Oostenrijk, Heer der meeste Nederlanden, over te dragen. Groningen en Ommelanden waren echter geenszins bereid den Oostenrijker voor Heer aan te nomen. Beiden bleven dus onder Karei van Gelder, die den Keizer iu Holland, het Sticht en Friesland zoo veel werk verschafte, dat zijne legers geen voet in Groningen konden zetten. Maar Karei van Gelder verspeelde door zijne heerschzucht zelf het Groningerland. Het stond hem tegen, dat de inwoners tusschen de Lauwers en de Eems tegen iedere inbreuk op hunne rechten zich met nadruk verzetten. Daarom zond hij een woest hoofdman, Meindert van Ham, die in last had het gewest tot eene volkomen onderwerping te brengen (April 1536). Vervolgens eisehte hij, dat men hem toeliet, een kasteel binnen de stad Groningen te bouwen en Appingedam met muren te omringen.

Deze eiscben vervreemden do Groningers geheel van den Geldersehen vorst. Zij boden het Bourgondische hof te Brussel aan, zoo dit hen van de Geldersehen wilde verlossen, om den Keizer in zijne'hoedanigheid van hertog van Brabant, graaf van Holland en heer van Friesland te huldigen.

-ocr page 460-

454

Namens den Keizer werd deze voorslag door de landvoogdes der Bourgondische Nederlanden gretig aangenomen, waarop George Schenk, stadhouder van Friesland, den 8 Juni 1336, van de Groningers en Ommelan-ders den eed van hulde en trouw ontving. De landzaten gaven het bewijs dat zij mot hart en ziel's Keizers belangen omhelsd hadden. Met ijver ondersteunden zij Sehenk's pogingen om de Gelderschen te verjagen, zoodat de kasteden te Termunten en Delfzijl door 's hertogs benden eerlang aan de Oostenrijkers (of Bourgondiërs) moesten overgegeven worden. Vervolgeus won Schenk het kasteel te quot;Wedde, drong door tot het naburige Coe-vorden en won eindelijk do sterkte de Kinkhorst bij Mcppel.

Deze voorspoed der Bourgondische wapenen deed Hertog Karei naar verzoening neigen. Bij den vrede, die den 10 December (1336) werd go-troffen, onderschreef do Goldersehe vorst den afstand van Groningen, du Ommelanden, Westcrwolde en Wedde, nevens die van Drenthe, Coe-vorden en Diepenheim.

Onder Keizer Karei V en zijn zoon Koning Filips II word Groningen, nevens Friesland en Drenthe, door denzolfden stadhouder bestuurd, totdat de provincie zich bij de Unie aansloot. Het eerst deden dit de Staten der Ommelanden, t. w. in Januari 1579, doch in Juli daaraanvolgende bewerkte George van Lalaing, Graaf van Eennenberg, dat ook de stad Groningen dit voorbeeld volgde.

Deze aansluiting vau het geheelo gewest bij de Unie duurde echter slechts korten tijd, want reeds den 3den Maart 1580 verliet Rennenberg, op verraderlijke wijze, de zijdo der Staten, en stelde de stad Groningen weder in de macht des Konings van Spanje. Hij zocht de Ommelanders mode tot zulk een afval over te halen, doch deze sloegen ziju voorstel met verontwaardiging van de hand en bleven der Unie trouw. Een felle biu-nonlandscho krijg was een der eerste gevolgen van die omwenteling.

Voortion jaren bleven de stad en Ommelanden gescheiden, tot Prins Maurits voor de hoofdstad kwam en door zijn krijgsbeleid de Spanjaarden tot do overgave dwong. Bij hot vermaard traktaat van reductie, don 23 Juli 1394 in het leger te Helpen gesloten, werd niet alleen Groningen aan de Voreenigde Provinciën hergeven, maar werden tevens de betrekkingen tusschen beide doelen der provincie zoodanig geregeld, dat dit tractaat sedert do grondwet uitmaakte voor de samenstelling der Staten en het gewestelijk beheer.

Ongelukkigerwijze kon de stad het kwalijk vergeten, welke overmacht zij gedurende do binnenlandsche en Saksische oorlogen over het platteland had bezeten. Mocht het haar door het verdrag van 1394 onmogelijk zijn, dat hooge aanzien terug te winnen, zij zocht toch steeds een overwegenden invloed uit to oefenen. Do Ommelanden daarentegen, door de verandering van zaken geen behoefte aan de meerderheid dor stad moer gevoelende, kantten zich met gewold tegen alles aan, wat zij als eone aanmatiging der stedelingen beschouwden en poogden in het bestuur van hot gewest der stad haar overwicht te betwisten. Van hier huogloopende geschillen, die de Algemeene Staten ton jare 1G00 het besluit doden nemon, om do stad Grouingen met krijgsvolk te bezetten en er een kasteel te bouwen.

-ocr page 461-

455

Gelukkigerwijze worden die verschillen van lieverlede uit deu weg geruimd, vooral nadat in 1007 het kasteel met goedvinden der Algemeene Staten geheel werd geslecht. Evenwel van tijd tot tijd vlamden do twisten weder op, vooral in 1640, toen de Ommelanders klaagden over vorsehillcndo proceduren door do stad don Oldambsters aangedaan. Te vergeefs poogde Prins Willem II, toen hij den 1 September 1649 te Groningen was gekomen, het vuur te blusschen: het duurde tot het einde van 1053 eer partijen het verschil bijlegden.

Bij de omwenteling van 1765 werd de heerlijkheid Westorwoldo, die sedert de afschuddiog van 't Spaanscho juk als een generaliteitsland word beschouwd, en in 1619 door de stad Groningen was aangekocht, bij do provincie Groningen ingelijfd. Drie jaren later echter werd uit deze provincie, benevens uit do noordelijke en westolijko doelen van Friesland en eenigo Dronthsche kerspelen een Departement-van-do-Eems gevormd, met do bepaling, dat te Groningen het departementaal gerechtshof zou geplaatst worden.

In 1801 werd do naam Stad-en-Lando weder hersteld en onder dien naam een afzonderlijk depaitement in 't loven geroepen dat na do oprichting van het koninkrijk Holland in 1810 Groningen werd gehceton, on waaraan Lodowijk Eeiderland (het deel van Oost-Friesland tussehen do Aa en Eoms) toevoegde.

Bij Holland's inlijving in 't Fransche keizerrijk werd dit alzoo vergroot departement uitgebreid door do aanhechting van Drenthe, om daarmede het Doparteniont-van-de-Woster-Eems uit te maken.

Bij de oprichting van het koninkrijk der Nederlanden ontving de provincie Groningen haar ouden naam oa vroegere grenzen terug. Zij maakte tot do afscheiding van België do zestiende provincie des Rijks uit. Sedert is zij vergroot door eenige indijkingen naar do zijde van don Dullard en do Wadden.

Groningen is thans ruim 229,268 bund, groot, hetgeen overeenkomt mot ruim 41-73 vierkante geographiseho mijl.

Groningen is nagenoeg geheel vlak, en de uitzonderingen, — oen hooge zandrug van do Drenthacho grens tot de stad Groningen, eenige heuvelen in Westorwoldo en eenige duinen op't eiland Rottumoioog —verheften zich niet meer dan weinige ellen boven het omliggende lage land. Do Doose-borg, een der Westerwoldsche heuvelen, is bijna 10 el, het Groninger deel van den Hondsrug 5 tot 0 el hoog. Het hoogste deel dor provincie in het uiterste zuidoosten verrijst nog niet tot volle 12 el. Zelfs beneden A. P. ligt oen dool van hot gewest, t. w. de streek zuidoostwaarts van Delfzijl en Appingedam in do richting naar Finsterwolde.

Het grootste deel van het gewest bestaat uit zeeklei. Laag veen breidt zich uit om het Leokstermeer en in het oord van het Zuid-laardermeer tot het Schildmeor. Hoog veen ligt voornamelijk op de Dronthsche on Pruissische grenzen, zandgrond in Westorwoldo, het Wold-Oldambt, het middeldeel van 't Goorogt en omstreeks Zuidhorn en Marum.

De hoofdrivieren van Groningen zijn do Ilunse, die hier de namen van Drenthsche-Diep, Schuitcndiep en Eeitdiep voert. De Westerwoldsche

-ocr page 462-

456

Aa ontstaat uit do vereeniging van de Kuiten-Aa en Mussel-Aa en wordt door do Pekel-Aa versterkt. De Lauwers, op de westelijke grenzen, en de Tjarijt, in het noord-oosten der provincie, zijn van weinig aanbelang.

De Fivel is voor hot grootste deel in een kanaal, het Damsterdiep, herschapen. Ook het Hoornsche-Diep is voor een groot deel in hot Noord-Willemskanaal opgenomen. Nevens deze vaarten komen vooral in aanmerking; het Hoendiep, het Boterdiep, het Schnitendiep, — waarvan de gekanaliseerde Hunse slechts een klein deel uitmaakt — het Stadskanaal, het Termunterdiep, het Buiskooldiep, enz. Een nog belangrijker vaart, het Groot-Scheepvaartkanaal, tusschen Groningen en Delfzijl, tot welks aanleg reeds in September 1856 werd bestolen, is in 1864 afgebakend en sedert 1870 in aanleg.

Behalve de reeds genoemde Zuidlaardormeer, Leekstermeer en Schild-meer, heeft Groningen nog het Foxholstermeer en het Meedhuizermeer. Eenige andere meren zijn door aftapping in vruchtbaar land herschapen.

Vroeger behoorden tot Groningen drie eilanden: Eottumeroog, Bosch of Koornzaad en Ueffezand, die door de Wadden van do vaste kust waren gescheiden. Alleen Kottumeroog is nog bewoond, ofschoon slechts door een enkel gezin. Bosch is niets meer dan eene zandplaat. Heffezand is geheel ondergevloeid.

Do spoorwegen behooren allen tot het Noordernet der Staatsspoorwegen. De lijn van de Friesche grens bij Visvliet tot Groningen werd den 1 Juni 1866, de lijn van Groningen naar Winschoten den 1 Mei 1868, de lijn van Winschoten naar de Nieuwe-Schans den 1 November 1868, de lijn van de Drenthsche grens bij de Punt tot Groningen den 1 Mei 1870 voor het verkeer geopend. Deze vier lijnen zijn te zamen 83 kilometers lang.

Groningen had in 1822 140,990 inwoners. Bij de volkstelling van 16 Nov. 1829 was dit getal gestegen tot 157,504, bij die van 31 Dec. 1859 tot 205,005, bij die van 1 December 1869 tot 222,016. Den 1 Januari 1874 rekende men 232,739 inwoners, en wel 11 ,836 van het mannelijke en 117,903 van het vrouwelijke geslacht. Zij splitsten zich ia 't laatstver-melde jaar in 181,204 Ned.-Herv., 142 Waalsch-Herv., 2 Engelsch-Hcrv., 22,269 Christ.-Gcref., 5457 Doopsgez., 2146 Ev.-Luth., 10 Ilerst.-Luth., 8 Kemonstranten, 2 Anglik,, 16,416 K.-Kath., 3 Oud-Eoomsclien, 4S68 Israëlieten en 182 ongenoemden.

Er zijn in Groningen: 134 gemeenten der Ned.-Herv., 1 der Waalsch-llerv., 57 der Chr.-Geref, 16 der Doopsgez,, 6 der Luth., 16 der E.-Kath. (14 parochiën en 2 rectoraten) en 13 der Israëlieten.

Do landbouw staat in Groningen op een hoogen trap en is de voornaamste bron van welvaart. Verder bloeien er veeteelt, zuivelbereiding, koophandel, scheepvaart, scheepsbouw, veenderij en visscherij. Het fabriekwezen heeft steen- en pannenbakkerijen, koren-, olie-, houtzaag-, pel-, tras-, cement-, mout-, mostaard- en boekweitmolens, grutterijen, brouwerijen, likeurstokerijen en moutwijnbramlerijeu, aardappelstroopbranderijeu, zeepziederijen, azijnmakerijen, kalkbranderijen, leerlooierijen, touwslagerijen, wolkammerijen, verwerijen, smederijen, meubelfabrieken, ijzersmederijen.

-ocr page 463-

457

stoomwerktuigenfabriekeu, goud- en zilversmedcrijen, sigarenfabrieken, eenige weverijen, enz.

Groningen is met betrekking tot het lager schoolwezen verdeeld in 7 districten. Tot het eerste behooren de scholen: in de gem. Groningen en in Haren (te Haren, Noordlaren, Helpen, Onnen en Glimmen). — Tot hot tweede de scholen : in Aduard (te Aduard, den Ham en den Horn), in Ezingo (te Ezinge, Fcerwerd en Garnwerd), in Grijpskerk (te Grijps-kerk, Niezijl, Pieterzijl en Visvliet), in Grootegast (te Grootegast, Lutko-gast, Stroobos, Opende, Doezum en Sebaldebnren), in Hoogkerk (te Hoogkerk, Leegkerk en Dorkwerd), in Leek (te Leek, Tolbcrt, Zevenhuizen, Lettelbert, Enumatil en Oostwold), in Marum (te Marum, Niebert, Noord-wijk, Wiip en Nuis), in Oldehove (te Oldehove, Niehove, Saaksum en Kommerzijl), in Oldekerk (te Oldekerk en Niekerk), in Znidhoru (te Zui Jhorn, Noordhora en Enumatil). — Tot het derde de scholen ; in Adorp (te Adorp, Wetsinghe-Sauwerd en Sauwerd), in Baflo (te Baflo, Andel, Saaxumhuizen en Tinallinge), in Bedum (te Bedum, Noordwolde, Onderdendam en Zuid-wolde), in Eenrum (te Eenrum, Pieterburcn en Westernieland), in Kantens (ie Kantens, Eppunhuizcn, Rottum, Stitswerd en Zandeweer), in Kloosterburen (te Kloosterburen en Hornhuizen), in Lcens (te Loods, Men-singaweer, Schouwerzijl, Warfhuizen, Wehe on Zuurdijk), in Middelstum, (te Middelstum, lluizingho en Wostorwijtword), in Ulrum (te Ulrum, Hou-worzijl. Vierhuizen en Zoutkamp), in Usquert (te Usquert), in Warffum (te Warffum on Breede), in Winsum (to Winsum on Obergum).— Tot het vierde de scholen: in Appingodam (te Appingedam, Tjamsweer, Solwerd en Opwierde), in Bierum (te Bierum, Godlinze, Holwiordo, Kreword, Losdorp en Spijk), in Delfzijl (te Delfzijl, Earmsum, Weiwerd, Heveskes, Otordum, Moedhuizon on Uitwiordo), in Lopporsum (te Lopporsum, Wir-dum en Garrelsweer), in Stodum (te Stedum, Westoremden en Garshuizen), in Uithuizen (te Uithuizen), in Uithuistermeden (te Uithuistormedcn westelijk gedeelte, Oude-Dijk, Roode-School, Onde-Schip, Oosternieland en Oldcnzijl), in 't Zandt (te Zandt, Zeerijp, Eenrum, Leermens, Oosterwij t-word en Zijldijk).— Tot het vijfde do scholen: in Hoogczand (te Iloogc-zand, Eoxhol, Kalkwijk, Kiel-Windeweer, Kropswoldo, Westerbroek en Stootshorn), in Noorddijk (te Noorddijk, Engelbert, Euvelgunne en Mid-delbort), in Sappomeer (te Sappemoer on Kloinemeer), in Slochteren (te Slochtoren, Harkstede, Helium, Kolham, Scharmer, Schildwoldo, Siddo-burcn, Veondijk en Over-'t Schild), in ten Boer (te st.-Annen, ten Boor, Garmonvolde, Lellons, ton Post, Thosinge en Woltersum), in Zuidbroek (te Zuidbroek en Uitorburen). — Tot hot zesde do scholen; in Boerta (te Beona, Nieuw-Beerta, Beerta-Westeindo en Kroonpolder), in Bellingwolde (te Bellingwolde-Oosteindc, Bellingwoldo-Wcstoindo, Vriescholoo on Oudc-Schans), in Finsterwolde (to Finsterwoldo, Aokamp en Ganzondijk), in Moedon (to Moeden), in Midwolde (te Midwolde, Oostwolderpolder en Moerland), in Muntendam (te Muntendam en Trips-Compagnie), in Nieuwo-Schans (to Niouwe-Schans), in Nieuwolde (te Niouwqlda en Nieuwolda-Oostoinde), in Scheemda (te Schecmda, Nieuw-Scheemda, Eexta, Westor-lee, Heiligerlee, 't Waar), in Tormunton (te Tormunten, Termuntorzijl,

-ocr page 464-

458

Borgsweer, Woldondorp en Wagenborgen), in Winschoten (te Winschoten).— Tot het zevende de scholen: in Nieuwc-Pckela (te Nieuwe-Pekcla), in Onstwedde (to Onstwedde, Stadskanaal, Stadsmusselkanaal en de Mussel), in Oude Pekola (te Oude-Pekela), in Veendam (te Veendam, de Bnrger-Compagnie, Zuidwending en Ommelanderwijk), in Vlagtwedde (te Vlagt-wedde, Plaggenburg, Sellingen, Bourtange, ter Apel), in Wedde (te Wedde cn Blijhara), in Wildervauk (te Wildervank, Wildervanksehe-Dallen, Stadskanaal en Burger-Compagnie).

In het geheel telde Groningen in 1873 273 lagere scholen, t. w. 335 voor gewoon lager cn 33 voor meer uitgebreid onderwijs. Van deze scholen waren 230 openbare cn 43 bijzondere.

Voor middelbaar onderwijs heeft Groningen: rijks hoogere burgerscholen tc Groningen, Sappemeer en Warffum; een school voor middelbaar onderwijs voor meisjes te Groningen; eene gemeentelijke hoogere burgerschool te Veendam; eene school voor middelbaar onderwijs teZuiiihorn; scholen voor de zeevaartkunde te Groningen, Delfzijl en Veendam; een landbouwschool te Warffum; een instituut voor doofstommen te Groningen; een burgerdag- en avondschool te Groningen; een avondschool voor voortgezet onderwijs te Groningen; een avondschool voor aanstaande handwerkslieden te Groningen.

Voor hooger onderwijs is er eene hoogeschool te Groningen. Er zijn 2 gymnasiën, als een te Groningen eu een te Winschoten. Te Veendam is eene latijnsche school.

Naar de Eerste Kamer der Staten-Geaeraal vaardigt Groningen 2 leden af. Voor de verkiezingen van leden voor de Tweede Kamer omvat de provincie de districten Groningen, Appingedam en Winschoten, een groot deel van het district Zuidhorn cn een klein deel van 't distr. Dokkum.

Voor de verkiezing van Provinciale Staten is Groningen in 7 kiesdistricten gesplitst: Groningen, Hoogezand, Zuidhorn, Onderdendam, Appingedam, Winschoten en Oude-Pekela. Hiervan benoemen Groningen cn Appingedam elk 8, Onderdendam, Winschoten en Pekela elk 7, Zuidhorn 5 cn Hoogezand 3 leden.

Voor de rechtsmacht is Groningen gesplitst in 3 arrondissementen: Groningen, Winschoten en Appingedam, te zamen met 7 kantons.

G-roningen, Eijkskiesdistrict voor hot afvaardigen van leden naar do Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 18G9, 4 gem., t. w. Groningen, Haren, Noorddijk, ten Boer. Het had in 1809 46,372 inw. en 1495 kiesgerechtigden.

Oroningen, prov. kiesdistrict in Groningen, bevattende alleen do gem. Groningen.

Groningen, eerste arr. van de prov. Groningen, saamgesteld uit de stad Groningen, het Westerkwartier, het Gooregt en het zuidelijk deel vanFivclgo. In 1811 als arrondissement van het DepartcmeDt-van-de-Wcster-Eems opgericht, had het toen eene kleinere uitgestrektheid, daar het deel van Fivelgo, hetwelk thans daaraan behoort, oorspronkelijk een deel van het arr. Appingedam uitmaakte. Het bevatte toen 5 kant.: Groningen eerste kan-

-ocr page 465-

459

ton, Groningen tweede kanton, Hoogezand, de Leek en Zuidhorn. Deze verdeeling bleef stand houden tot 1838, toen, ofschoon het arr. uitgebreider grenzen kreeg, het getal kantons tot de 3 word beperkt, die thans dit rechterlijk gebied uitmaken: Groningen, Hoogezand en Zuidhorn.

Groningen, eerste kant. van het arr. Groningen, bevattende de 3 gom.; Groningen, Haren, Noorddijk.

Groningen, klasse der Herv. Kerk in de prov. Groningen, verdeeld in 4 ringen: Groningen, Hoogezand, Zuidhorn, Grootegast. Zij bevat 3'J gem. en wordt bediend door 47 predikanten.

Groningen, kerkel. ring der klasse van Groningen, bevattende alleen do gom. Groningen.

Groningen, klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende 11 gem. in Groningen en 1 in Drenthe, t. w.: Adnard, Bedum, Ezingc, Groningen, Haren, Kiel-Wïndeweer, Sappemeer, Sauwerd, ten Boer, ïhesinge. Zuid-broek en Zuidlaron.

Groningen, ring der Ev.-Luth. Kerk, bevattende do volgende 10 gom.: Groningen, Deventer, Harlingen, Kampen, Leeuwarden, Pekela, Sappemeer, Stadskanaal, Veendam-en-Wildervank, Winschoten.

Groningen, district van het Nederl. Israëlitisch kerkgenootschap, bevattende de 13 gem.: Appingedam, Bourtagne, Delfzijl, Groningen, Hoogezand, de Leek, Nieuweschans, Pekela, Stadskanaal, Stedum-en-Loppersum, Veendam, Winschoten, Winsum.

Groningen, gem. in Groningen, palende in het westen aan de gem. Hoogkerk, in het noord-oosten aan Noorddijk, in het zuid-oosten en zuiden aan Haren, in het noordwesten aan de Drenthsche gem. Eelde.

Hare oppervlakte is 1770 bund, groot, bestaande het geheele noorder-, ooster- en westergedeelte uit zeeklei. In het zuiden, namelijk in do ruimte tusschen het Schnitendicp en Noord-Willemskanaal, ligt eene strook diluviaal zand, die tot den Hondsrug of Bisschopsrug behoort. Naar de zijde van Eelde bestaat de grond uit laag veen. De voornaamste schcepvaartkanalen der provincie hebben hun vcreenigingspunt in of bij de stad Groningen, t. w. het Schuitendiep, Reitdiep, Damsterdiep, Boterdiep, Hoendicp, bet Noord-Willemskanaal en het nieuwe Groote-Scheepvaartkauaal.

Groningen telde in 17S7 ongeveer 5500, in 1840 5553 en in 1870 0717 huizon, voor laatstgenoemd jaar onderscheiden in 6636 bewooutle en 78 onbewoonde huizen, nevens 3 in aanbouw.

Do bevolking werd in 1787 op 22,000 berekend. Bij de telling van 17'J8 vond men er 23,770, in 1811 2G,044, in 1822 28,851, in 1810 31,899, in 1850 33,695, in 1870 37,894, in 1874 39,284 inw.

Op 1 Januari 1874 was de bevolking gesplitst in 18,322 personen van het mannelijk en 20,962 van het vrouwelijk geslacht, of 28,563 Ned.-Ilerv., 130 Waalsch-Herv., 2 Engelsch-Herv., 1010 Doopsgezinden, 914 Ev.-Luth., 8 Herst.-Luth., 800 Chr.-Geref., 5 Rem., 2 Anglik., 6063 R.-Kath., 3 Oud-Roomschen, 1605 Israëlieten en 59 ongenoemden.

-ocr page 466-

460

Behalve de stad Groningen met hare voorsteden, bevat de gem. ook de buurt de Hoornsche-Dijk. De stad en hare voorsteden hadden in 1840 31,782, en de Hoornsche-Dijk 117 inw. In 1870 rekende men 33,540 binnen de kom der gem., 3216 in do voorsteden en in 't overige der stadstafel, benevens 1248 op de schepen.

De stad Groningen ligt aan het vereenigingspunt van verscheidene vaarten, die haar ecne voortreffelijke scheepvaart naar alle deelen des Rijks en ook naar andere landen verzekeren. Wegens hare ligging op het uiteinde van den Hondsrug ligt de zuiderhelft veel hoogcr dan de noordelijke. Binnen de stad zijn thans 3 sluizen: de Damsterkolk, de Groote-Spilsluis en de Kleine-Spilsluis. Even buiten de stad aan het Noord-Willemskanaal ligt nog een vierde sluis. Zoodra de afsluiting van het Keitdiep bij Wetsinghe en Zoutkamp, waaraan thans wordt gearbeid, zal tot stand zijn gekomen, hebben de Spilsluizen uitgediend.

Van de villa Cruoninga wordt ten jare 1040 in den giftbrief des lloomsch-Konings Hendrik III aan de Utrechtsche Kerk melding gemaakt. Welke uitgestrektheid die villa had, is onbekend. Doch zeventig jaren later (1110) werd de stad Groningen, welke tot dien tijd slechts door een houten wal was ingesloten, door een stecnen muur, met sterke torens en poorten, en door eene buitengracht omringd. Daar die nieuwe vestingwerken echter waren opgericht zonder voorkennis van den ütrechtschen Bisschop Gondebald, beval deze in 1112 hen weder te slechten. Een nieuwe muur werd in 1255 aangevangen, die een omtrek van 2600 schreden bin-nensloot. Eene niet onbelangrijke uitbreiding kreeg de stad in 1469, toen zij op nieuw werd versterkt met een geweldigen wal, met zes zware torens en eene nieuwe diepe gracht, werken, waartoe de Ommelanders krachtig bijdroegen.Werden die versterkingen in den Geldcrschen oorlog (1514-—1536) nog uitgebreid, allerbelangrijkst was de vergrooting en versterking der stad, die onder den Stadhouder Willem Lodewijk van Nassau in 1608 werd aangevangen en in 1624 voleindigd. Daardoor kreeg Groningen eene zeer regelmatige gedaante, met 17 bolwerken of dwingers. Sedert achtte men de stad eene der sterkste vestingen des Lands, vooral sedert Menno van Coehoorn in 1698 de Nieuwe Werken bij Helpen had aangelegd. Bij de wet van 18 April 1874 is echter dc ontmanteling van Groningen aangenomen.

Tot de historische herinneringen van Groningen behooren: de langdurige strijd der Gelkingen tegen de Groenenbergen, de eersten tegenstanders des ütrechtschen Bisschops, de laatsten 's Kerkvoogds aanhangers, welke twisten reeds in 1115 groote onheilen aanrichtten; de strijd der Groningers tegen Bisschop Herbert van Bierum in 1143 en Bisschop Godfried van Rhenen, in 1164; de plechtige ontvangst van Bisschop Boudewijn, in 1187; hot in den ban slaan der Groninger burgerij door denzelfden Bisschop, omdat de burgerij de oude st.-Walburgskerk had versterkt, in 1195; de verovering van Groningen door Burggraaf Egbert en de daarop gevolgde aanval van Rudolf van Coevorden, in 1226; de vernieuwde strijd der Gelkingen en Groenenbergen, van 1241 tot 1255; de toenemende bloei van handel en scheepvaart, in de tweede helft der 13 le

-ocr page 467-

461

oenw; dc beslechting der zwevende geschillen met Bisschop Johannes, in 1328; do oorlog in 1333 door do Ommelanders Groningen aangedaan; het verdrag van Selwerd mot de Ommelanders, in 1338; de vreeselijko pestziekte, „do zwarte doodquot;, die in alle geslachten ronw bracht, doch wellicht eene verzoening bewerkte met de naburige Drenthen, dio vijanden der stad geworden waren, in 1350 ; het sloopen van het kasteel hot Kortinghuis, in 1360; het verbond met al de Friesche landen van Westergoo tot Brockmeiland, in 1361; het verbond tegen Hertog Albrecht van Beijeren, Graaf van Holland, in 1381 en 1383; de verpac'aling van het Gooregt aan do stad, in 1392; het verdrag met Bisschop Frederik van Blankenheim, den 19 Februari 1399; de verovering van het kasteel te Sauwerd door de Groningers, in 1400; het oplichten der sterkte Blankeweer tegen de Groningers, dooiden Utrecbtscben Bisschop Frederik, in den herfst van 1400; do veiovering der burgen bij Appingedam, te Farmsum en Termunlen, door de Groningers, en het beleg van Groningen door Bisschop Frederik, in 1401; het vredesverdrag van September 1405, waarbij de betrekkingen tus-schen den TJtrechtschen kerkvoogd en de stad geregeld werden; do bestorming van het Groninger Raadhuis door do Schieringers of Hikborsters, den 23 October 1413; de verrassing der stad door den hoofdoling Keno ten Broeke, op 14 September 1415; het opdragen van het bewind over Groningen aan Bisschop Frederik, den 15 Mei 1419; do nederlaag der Groningers in een gevocht tegen Focko Ukena te Otordum, in 1427; het „eerste verbondquot; met de Ommelanden, op 1 Augustus 1428; dc strijd met de Hamburgers van 1429 tot 1439; de manmoedige houding van don raadsheer Warner Smit, in een geschil over do wijze van verkoop van aangevoerde koopwaren, in 1454; de eisch van Karei de Stoute, dat Groningen zich aan zijne heerschappij zou onderwerpen, in 1469; het verkrijgen van het staatkundig overwicht der stad ten gevolge der burgeroorlogen in Frieslanden de Groninger Ommelanden; het onderhandelen met den Keizer over het verwerven voor de stad van het potestaatschap over Friesland, in 1479; het sluiten van hot groote verbond, in 1482; de slag van Kropswolde, waar de Groninger ridder Fox en zijne krijgsknechten geslagen werden, op 22 Juli 1499 ; de vruchtelooze aanval der Groningers op Appingedam, en het beleg der stad door Hertog Albrecht van Saksen in 1500; do slag van Jnkwerd tegen do Oost-Friezen, waarbij do Groningers hunne banier verloren, don 15 Juni 1501; de plundering der voorateden door de Saksische bonden, in Juli 1501; de stad door de Saksers en Oost-Friezen nauw ingesloten, en door den Eoomsch-Koning Maxi-miliaan in den rijksban gedaan, in 1505; de plechtige ontvangst van Graaf Edzard van Oost-Friesland als beschermheer, den 1 Mei 1506; de komst van Hertog Karei van Gelder te Groningen, den 7 Juli 1514; het huldigen van dien Hertog op 3, 5 en 6 November 1532; de oproeren ton gevolge der stedelijke belastingen, in 1525 en 1527; de huizen voor de Poelpoort door de Denen van Meindert van Ham in brand gestoken, op 13 April 1536; de overkomst van George Schenk van Toutenburg, in Juni 1536; het brengen van krijgsvolk binnen de stad

-ocr page 468-

462

door den Graaf van Aremberg, in Jnni 1507; do vrnchteloozo poging van Lodewijk, Graaf van Nassau, om do stad op de Spanjaarden te veroveren, in Mei 1568; het inhalen van don Groninger Bisschop Johan Knijf, op 3 October 1568; de kwellingen der Spanjaarden van 1568 tot 1576; het uitbarsten van hevige geschillen tnsschen de stad en de Ommelanden in 1574; de poging van Francois Martin Stella om do stad aan de Staatsche zijde te brengen, in 1576; do komst van den Graaf van Rennenberg ab Stadhouder der Algemeene Staten, op 27 December 1576; het afbreken van het door Alba geslichte kasteel, in 1577; do Ommelander afgevaardigden door de Groningschc regering gevangen genomen, op 4 November 1577 ; het verraad van licn-nenberg, die de stad wedor onder Spanje bracht, op 3 Maart 1580; het insluiten der stad door Staatsche troepen onder Barthold Entes, en het sneuvelen van dien krijgsoverste, den 27 Mei 1580 ; het afsterven van Rennenberg, op 23 Juli 1581; de vergeefsche poging van Graaf Willem Lodewijk om Groningen te verrassen, in Juli en Augustus 1585; het vruchteloos berennen der stad door Prins Maurits, in Juni 1591; het beleg en de inneming der stad door Prins Maurits, in Mei, Juni en Juli 1591; de intrede van Prins Maurits, den 25 Juli 1594; de uitspraak der Staten in de geschillen tusschen de stad Groningen en de Ommelanden, den 21 Januari 1597; het handhaven dezer uitspraak door de komst van krijgsvolk onder Graaf Willem Lodewijk, in 1599; het slechten van het in 1600 geslechte kasteel, in Januari 1607; het instorten der oude st.-Walburgskerk, in 1611; het bezetten van het Provinciehuis door krijgsvolk, in Februari 1643; hevige onlusten en plunderingen, in 1657; het oproer der gilden, in 1662 ; de dappere verdediging der stad togen do Münsterschen en Keulenaren, van 19 Juli tot 28 Augustus 1672; het instorten van den toren der Aakerk, op 12 April 1710; de staatkundige bewegingen in 1748, 1749, 1787, 1788; do verlossing der stad van de Fransche overheersching, op 16 November 1814.

Groningen heeft, zijne bolwerken niet medegerekend, eene peervormigo gedaante, met de spitse punt naar het noordwesten, de breede zijde naar het zuidoosten. Het beloop der oude stadsgracht, die nu het middendeel der stad binnenslait, vormt een langwerpig vierkant. Daarover liggen achttien bruggen, waarvan de in 1703 gemaakte Botcringeboog door stouten aanleg uitmunt. In het midden dor oude stad vindt men eene aaneenschakeling van pleinen, die de namen van Vischmarkt, Breedomarkt en st.-Walburgsplein voeren, en waarvan het middelste een der schoonste en ruimste opene plaatsen in de Nederlanden uitmaakt. In do Nieuwe stad verdient do Ossenmarkt opmerking, ter helfte een bestraat en belommerd plein, ter helfte als plantsoen aangelegd. Vijf der hoofdstraten zijn genoemd naar even zoovele oude geslachten : de Boteringe-, de Eb-binge-, de Gelkinge-, de Haddinge- en de Folkingestraat. De grachten dragen de namen van Aa, Loopende-Diep, Schuitendiep, Zuiderdiep en Botcrdiep.

Een der schoonste gebouwen der stad is het Raadhuis, op de Breedomarkt, dat van 1793 tot 1810, naar het ontwerp van Jacob Otten IJusloy, is opgetrokken en in 1878 aan do achterzijde werd uitgebreid. Het Provin-

-ocr page 469-

463

ciaal-Gouvernemcnt, aan het st.-WalburgspIein, is sedert weinige jaren geen minder sieraad der stad; de nieuwe prachtige voorgevel werd in 1870 en 1871, naar het ontwerp van den hoofdingenieur van don waterstaat J. Strootman opgetrokken. Van ouder dagteekening is het Provinciaal gerechtshof, in do Oude-Boteringestraat; het is van 1749 tot 1753 van een particuliere woning met veel smaak in eene vergaderplaats der rechterlijke collegiën herschapen. De Korenbeurs en Waag zijn heide nieuwe gebouwen, zijnde de beurs in 1835, do waag in 1874 voltooid. Andere belangrijke gebouwen zijn het voormalige Ommelan-derhuis, het burgerlijke en militaire huis van verzekering, het arsenaal, enz.

Groningen heeft 12 kerkgebouwen, namelijk 5 voor de Ned.-ITerv., te'n voor de Waalsch-Herv., één voor de Christ.-Geref., één voor de Doopsgez., één voor de Luth., twee voor de R.-Kath. en één voor de Israelieten. Onder deze munten drie der Hervormde kerken door hare bouworde uit, t. w. do Maartens-, de Aa- en do Nieuwe-kerk. De Maartenskerk of Groote kerk, die vóór 1253 is gesticht, is oen gebouw van ruim 64 cl lengte en 27 el breedte, in den Gothischen smaak en voorzien van oen 95 el hoogen toren, die, herhaalde malen door brand verwoest, het laatst in 1627 is vernieuwd. De Aakerk, vroeger de kerk van O. L. Vrouwe, hoeft een in 1725 herbouwden toren van 85 el hoogte. De Nieuwe- of Noorderkork is van 1660 tot 1664 gebouwd.

Onder de inrichtingen voor wetenschap staat de hoogeschool boven aan, die in 1614 opgericht, in do jaren 1847 tot 1850 een schoon hoofdgebouw heeft verkregen. Zij heeft cene rijke bibliotheek, belangrijke kabinetten van wetenschap en een schoonen kruidtuin. Het in 1790 opgerichte Doofstommen-Instituut is een der beroemdste inrichtingen van dien aard in Europa. Voorts bezit Groningen een gymnasium, oono rijkskweekschool voor schoolonderwijzers, eene rijks hoogero burgerschool met vijfjarigen cursus, eono school voor middelbaar onderwijs voor meisjes, oono burger dag- en avondschool, eene avondschool voor aanstaande handwerkslieden, eene school voor do zeevaartkunde, opgericht door do Akadomie Minerva, eene teekenschool, medo door dezelfde Minerva opgericht, eene muziekschool, enz.

Inrichtingen tot weldadige doeleinden heeft Groningen in een aanmerkelijk getal, zoo wees-, als gast- en ziekenhuizen. De garnizoens-zieken-zaal is het oude prefectenhuis en strekte van 1594 tot 1795 tot een stadhouderlijk hof. De voornaamste inrichtingen voor ouderlooze kinderen dragen de namen van het Groene- en het Roode-Weoshuis.

Onder de gebouwen voor gezellige vereeniging verdient het eerst genoemd te worden dat van do societeit de Harmonie. Er is daarbij een fraaie tuin.

Behalve een oud beeld tegenover de Kijk in 't Jatstraat, bevat Groningen een gedenkteeken voor den stichter van het Instituut voor Doofstommen, Henri Daniel Guyot, on op do beide begraafplaatsen cenigc versierde graven.

Do inwoners van Groningen vinden hun bestaan veelal in don koop-

-ocr page 470-

464

handel, scheepvaart en markten. Voorts hebben zij scheepstimmerwerven, molens, bierbrouwerijen, eene zoutziederij, zoepziederijen, azijnmakerijen, stijfselfabrieken, een steen- en pannenbakkerij, eon fabriek van droogbuizen, eene kalkbranderij, leerlooierijen, touwslagerijen, wolkammerijen,blauwverwe-rijen, eene katoendrukkerij, eene katoen- en wollenstoffer.fabriek, smederijen, meubel- en spiegelfabrieken, orgel- en pianofabrieken, chicoreibranderijen, likeurstokerijen, tabaks- en sigarenfabrieken, hagelgieterijen, een suikerraffinaderij, eene gasfabriek, vele goud- en züversmederijen, eene machinale vlasspinnerij, borstelmakerij enz.

Eene wandelplaats, met opgaand geboomte en laag hout, ligt ten zuiden der stad, hot zoogenoemde Sterrebosch.

Groningen-en-Assen, dek. van het aartsbisdom Utrecht, bevattende 17 parochiën en 2 rectoraten. De parochiën zijn: Appingedam, Assen, Beclum, Delfzijl, Groningen (st.-Martinus), de Hoorn, Kloosterburen, Nicmve-Pekela, Oude-Pekela, Sappemcer, Stadskanaal, Uithuizen, Veen-dam, Veenhuizen, Winschoten, Zandberg, Zuidhorn. Do rectoraten zijn: ter Apelerkanaal (onder Zandberg) en O. L. Vrouw to Groningen (onder st.-Martinus te Groningen).

Groningerpunt, geh. in de Gron. gem. Haren, op de Drenthsche grens.

Groninger-Wad, het deel der Wadden ten noorden van Hunsingo, tusschen het Fricsche en het Uithuizer-Wad.

Groninger-Zeegat, ook de Schotbalg en het Friesche gat genoemd, zeegat tusschen de eilanden Ameland en Schiermonnikoog, met twee monden die de Engelschmansplaat omvatten.

Grons, huis onder het d. Burgwerd, in de Friesche gem. Wonseradeel.

Gronsveld, of Grondsfeld, voorm. graafschap in de Landen van Overmazo. Het was tot op het jaar 1498 eene bijzondere rijkshcer-lijkheid, tusschen de graafschappen Daelhem en Valkenburg. Keizer Maximiliaan verhief het in het genoemde jaar tot een graafschap. In de middeleeuwen van grooter omvang, bevatte het op het einde der 18de eeuw alleen de dorpen Gronsveld en de buurt Hontum. Ofschoon geheel door Bourgondische landen omringd, behoorde het graafschap tot den Westphaalschen kreits. De grafelijke inkomsten beliepen in den laatsten tijd 12,700 gulden. De eerste Heer van Gronsveld die wij kennen, heette Willem. Jan van Gronsveld, de zoon van Hendrik I, kreeg van het huis van Valkenburg de heerlijkheid st.-Maartonsvoeren in leen (1380). Jan II, de zoon van Jan I, breidde zijne domeinen uit door Eysden en Keer in pand te nemen; doch zijn geluk verwekte zooveel nijd, dat hij den 25 Augustus 1386 werd vermoord. Door het huwelijk van Catharina van Gronsveld met Dirk van Bronkhorst kwam hot Graafschap aan een beroemd Geldersch geslacht, waaraan het tot 1721 bleef. Een ander huwelijk bragt het aan het huis van Arberg en Valengin, en het huwelijk van Maria Josephine van Arberg en Valengin met een kamerheer van don Boijersehen keurvorst, Maximiliaan Emanuel van Törring-

-ocr page 471-

465

Jottenbach, aan eone Zuid-Duitsche familie. Het laatstgon. geslacht bleef het graafschap bezitten tot op de verovering door do Franschen, waarna het bij het Departement-van-de-Noder-Maas werd ingelijfd. Sedert 1815 is het een deel van Limburg.

Qronsveld, gem. in Limburg, tusschcn st-Pieter, Heer, Cadier-en-Keer, Margraten, st.-Geertruid, Eijckholt en Eysdon, 14434 bnnd. groot, hebbende een veelal heuvelachtig terrein van Limburgscho klei. Alleen langs de Maas vindt men rivierklei. Do gem. had in 1822 1191, in 1840 1533, in 1874 1777 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1770 E.-Kath. en 7 Herv. De gem. bevat de dorpen Gronsveld en Heugem, do buurt Hontem en een deel van het d. Ekkelrade. De landbouw is de hoofdbron van welvaart voor deze streek. Vroeger had men er verscheidene steengroeven, waarvan nog een, de Hel, somwijlen wordt bewerkt.

Het d. Gronsveld ligt aan den grooten weg van Maastricht naar Ver-viers. Het had in 1840 007, in 1870 711 inw. Men vindt er, behalve eene R.-Kath. kerk, een fraai landhuis, dat het vroegere grafelijke kasteel heeft vervangen. Het zuidelijk deel van het d., dat den zonderlingen naam van Tartarije draagt, is, naar men meent, in de 17de eeuw door Zigeuners aangelegd.

In 1C43 werd het kasteel van Gronsveld ingenomen door een hoop bandelooze soldaten, die, oorspronkelijk door den Franschman Valmont bijeengeroepen, zich ten slotte Hessen noemden. Zij werden er door de Luikenaren bestookt en bij de hardnekkige verdediging gedood of opgehangen.

G-rOOt-AgelO, buurt in de Overijsselsche gem. Denekamp, in 1870 met 373 inw. Groot- en Klein-Agelo hadden toen te zamon 564 inw., dat is 6 minder dan in 1840, toen men er 570 telde.

Groot-Ammers, gem. in Z.-Holl., tnsschen Nieuwpoort, Langerak, Goudriaan, Ottoland, Brandwijk, Streefkerk, Bergambacht en Schoonhoven. Zij beslaat 1540 bund, en heeft een door rivierklei gevormden bodem, die in het noorden door de Lek wordt bespoeld. In 1822 had deze gem. 650, in 1840 956, in 1874 1210 inw. Bij de volkstelling van Dec. 1809 vond men er 1140 Herv., 39 Chr.-Geref. en 7 Rem. De gem. vormt eene heerl. en bestaat uit de polders : Gelkenes, Ammers-'s Gravcland, Akkerland, l'eulwijk, Binnon-Ncs en Buiten-Nes. Veefokkerij en zuivelbereiding vormen het voornaamste bedrijf der inwoners, doch de landbouw bepaalt zich tot het aankweeken van aardappelen, beetwortelen en hennip.

Het d. Groot-Ammers, of Gelkenes-Ammers, aan den zuider Lekdijk gebouwd, bevatte in 1860 437, in 1870 468 inw. De Herv. kerk is een ruim gebouw met fraaien toren.

Groot-Azowijn, d. met eene E.-Kath. kerk in de Geld. gem. Bergh. Het had in 1840 421, in 1872 423 inw.

Groot-Baarzande, watering in de Zeeuwsche gem. Breskens en-Groede, uit de pold. Baarzande, Heerenpolder, Schallepolder, Steenen-

30

-ocr page 472-

460

polder, Paradijspolder, Rodenpolder, Havenschor, GistelarepoWer, Veersen-polder, Znidkorkpolder en Golepolder, te zamen groot 481 bund., gevormd.

Groot-Babberspolder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Vlaardinger-Ambaeht en Kethol-en-Spaland, 216 bund, groot.

Groot-Bedaf, geh. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau.

Groot-Bentveld, fraai landgoeil in de N.-Holl. gem. Bloemendaal c. a., bij het Aardenhout.

Groot-Berghom, geh. in de Limb. gem. Ulestraten, met 79 inw. in 1870.

Groot-Boeimeer, pold. van 153 bund, in de N.-Brab. gem. Prin-cenhage.

Groot-Breedenbroek, westelijk deel van het Geld. d. Breedenbroek.

Grootebroek, gem. in Noord-Holland, tusselien Andijk, Bovenkarspel, Venhuizen en Hoogkarspel. Zij heeft eene oppervlakte van 1236 bunders, door zeeklei gevormd. In 1811 had deze gem. 1509, in 1823 1512, in 1840 1649, in 1874 2004 inw. Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er 1447 JR.-Kath., 468 Her v., 2 Luth. en 1 Rem. De gcm. bestaat uit de dorpen Grootebroek en Lutjebroek, die haar bloei aan de veefokkerij en landbouw danken. Beide dorpen behooren tot de Streek, makende Grootebroek in deze gemeente het oostelijke. Lutjebroek het westelijke deel uit.

Het d. Grootebroek, in 1811 met 958, in 1840 met 1046, in 1870 met 1170 inw., heeft een fraai raadhuis, eene R.-Kath. en eene Hcrv. kerk en een aanzienlijk weeshuis. Grootebroek is in 1364, in vereeniging met Bovenkarspel, door Hertog Albrecht van Beijeren, Graaf van Holland, tot eene stede verheven, die in 1402 met Lutjebroek en vervolgens met Hoogkarspel werd vergroot. De rechten van Grootebroek waren uitgebreider dan die der overige kleine Wcst-Priesche steden. Ook heeft do stede 2 poorten gehad. In 1681, 1694 en 1750 richtten zware branden hier groote verwoestingen aan. Van 1811 tot 1838 was Grootebroek de hoofdplaats in een kanton, dat de gemeenten Grootebroek, Andijk, Wervershoof, Bovenkarspel, Hoogkarspel, Wcstwoude en Venhuizen omvatte.

Groot-Cambron, pold. in de Zeeuwsche gcm. Stoppeldijk, 333 bund, groot, in 1708 bedijkt.

Groot-Covelswade, voorstad van Utrecht.

Groot-Cromstrijen, pold. van 1237 bund, in de Z-Holl. gemeenten Strijen en Numansdorp, bedijkt in 1625 en herdijkt in 1628.

Groot-Dochteren, buurt in de Geld. gem. Laren, in 1840 met 309, in 1872 met 323 inw.

Groot-Dorgeest, of Groot-Dorregeest, geh. in de N.-Holl. gem. Uitgeest.

-ocr page 473-

467

Groote-Bladelijnspolder, of Bladelingspolder, pold. in de Zeeuw-sche gem. Zuidzande, raim 95 bnnd. groot, waarschijnlijk ten tijde van Keizer Karei V ingedijkt. Oudtijds rindt men dezen polder ook door den naam van Eobertus-Christiaanspolder aangewezen.

Groote-Blankaart, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Stompwijk en Zoetermeer, 64 bund, groot.

Groote-Blokpolder, pold. van 501 bund, in de Z.-IIoll. gemeenten den Bommel en Ooltgensplaat, in 1600 ingedijkt.

G-roote-Boom, of Groote-Boompolder, pold. van 412 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Kruis, bedijkt in 1698.

Groote-Bos, geb. in de N.-Holl. gem. Heer-Hugowaard.

Groote-Braak (de), meer in de N.-Holl. gem. Sloten c. a, door eene inbraak in het IJ ontstaan. De Hollandsche spoorweg is door middel van een dam door dit water gevoerd.

Groote-Brekken, meer in de Friesche gem. Lemsterland.

Groote-Corneliapolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Groede, in 1649 bedijkt en 48 bund, groot.

Groote-Duivendrechtsche-polder, pold. in de N.-Holl. gem. Ouder-Amstel, groot 735 bund., waarvan 225 b. met een zomerpeil van 1.60 el en 510 bund, met een zomerpeil van 1.97 el onder A. P.

Groote-Gaastmeer, klein meer in de Friesche gemeenten Wym-britseradeel en Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde.

Groote-Garshuizer-Voorwerk, geb. in de Gron. gem. Stedum.

Grootegast, kerkel. ring van de klasse Groningen der Herv. Kerk. Zij bevat de 13 gem.: Grootcgast-en-Doczum, Lcttelbert-en-Enumatil, Lut-kegast, Marum en-Noordwijk, Midwolde-en-de-Leek, NieUerk-Oldekerk-en-de-Faan, Nuis-en-Niebert, 't Oldebert of ïolbert, Oostwolde-Leege en-Hooge-Meeden, Opende, Sebaldeburen, Wilp, Zevenhuizen. Er zijn 19 kerken.

Grootegast, gem. in Groningen, omringd door de gemeenten Grijps-kerk, Oldekerk en Marum (Gron.), en Achtkarspelen (Friesl.). Zij beslaat cene oppervlakte van 66S6 bund, en heeft een bodem, die afwisselend door zand, hoog veen, klei en laag veen is gevormd. De grenslijn naar de zijde van Achtkarspelen bestaat uit het riviertje de Lauwers. De gem. bevat de d. Grootegast, Doezum, Lutkegast en Sebaldeburen, het oostelijk deel van het d. Stroobos, de buurt Westerzand, deelen der buurten Jouwer of Cusemer-balk en Westerhorne, benevens de geh. Koruhorne, Opdorp, Eibersbu-ren, de Ees, Topweer, Uithorn, Hilmahuis, do Wierden, het Peebosch en de Snipperij. In 1811 had deze gem. 225S, in 1822 242S, in 1840 3001, in 1874 4300 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3483 Ned.-Herv., 755 Chr.-Geref., 40 Doopsgez., 5 Luth. en 17 R.-Kath. De inwo-

30*

-ocr page 474-

4-68

ners vinden meerendeels hun bestaan in den landbouw. Zij genieten voor den afvoer van producten groot voordeel van het Caspar-Roblesdiep, het Hoendiep, het Wolddiep en den Grootegastcrtogt.

Het d. Grootegast had met zijn omtrek en het geh. Tenten in 1840 785 inw. In de dorpskom alleen woonden in 1860 277, in 1870 289 ingezetenen. Men heeft er eene Herv. en eene Chr.-Gerof. kerk.

Groote-Gemeenelandskreek, of Oud-Beij erlandseho-kreek,

kreek op het Z.-Holl. eiland Hoeksche-WaarJ.

Groote-Gors, pold. van 18J bund, in de N.-Brab. gemeenten Wou-driehem en de-Werken-en-Sleeuwijk.

Groote-Heuvel (de), buurt in de N.-Brab. gem. Someren, een deel van het d. uitmakende.

Groote-Houtdijk, of Houtdijk, buurt in de Utr. gem. Kamerik, in 1840 met 162 inw. Met Kloin-Houtdijk had het toen 243 inw., wier getal in 1870 tot 310 was verminderd.

Groote-Houtdijk, pold. van 221 bund, in de Utr. gom. Kamerik.

Groote-Jonk vrouwpolder-benoorden, pold. van 282 bund, in de Zoeuwsehe gem. IJzendijke, in 1702 bedijkt en in 1710 herdijkt.

Groote-Jonkvrouwpolder-bezuiden, pold. van 179 bund, in de Zeeuwsehe gem. IJzendijke, in het midden dor 17do eeuw bedijkt en in 1703 herdijkt.

Groote-Kampen (de), pold. in de prov. Groningen, groot 80 bund.

Groote-Keeten (de), geh. in de N.-Holl. gem. Callantsoog.

Groote-Keins, goh. in de N.-Holl. gem. Sehagcn.

Groote-Kurenpolder, pold. van 71 bund, in de N.-Brab. gem. Raamsdonk.

Grootel, b. in de N.-Brab. gem. Bakel c. a., in 1840 met 92 inw.

Groote-Iiindt, gem. in het Z.-Holl. district Zwijndrechtsehe-Waard, ingesloten door de gemeenten Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, TTeinen-oord, Puttershoek, 's Gravendeel en Dubbeldam. Zij beslaat 1177 bund., en is, door de Merwede, Oude-Maas en Devel bespoeld, door rivierklei gevormd. De gem. heeft haar tegenwoordige uitgebreidheid eerst door de wet van 13 Juni 1857 verkregen, die de gemeenten Heer-Oudolands-ambaeht en Kijfhoek daarmede vereenigde. Zij telde in 1860 843, in 1S74 994 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er 935 Ned.-Herv. en 23 Chr.-Gercf. De landbouw, veefokkerij, vlasserij en zalmvisscherij zijn er de voornaamste middelen van bestaan. De gem. bevat 3 kerkd.: Groote-Lindt, Kijfhoek en Pieterman.

Het d. Groote-Lindt ligt aan den ringdijk van den Zwijndreehtsehen-Waard en het zuid-oostelijk uiteinde van den Devel, door breede buiten-

-ocr page 475-

469

landen van de Oude-Maas gescheiden. Het had in 1840 350, in 1860 359, in 1870 443 inw. Het merkwaardigste gebouw is de Herv. kerk.

Groote-Lodijkepolder, pold. in 1556 bedijkt en 110 bund, groot, in de Zeeuwsche gem. Zuidzande.

Grootenhuis, voorm. havezathe in de Overijsselsche gem. Wecrselo, reeds voor geruimen tijd gesloopt. Hendrik van Grootenhuis verklaarde zich in den bisschoppelijken tijd tot een vijand der stad Deventer.

Groote-Nespolder, pold. van 54 bund, in de Z.-lIoll. gem. Oud Alblas.

Groote-K'oord, buitenplaat in de Z.-IIoll. gom. Hcndrik ldo-Ambacht, 130 bund, groot.

Groote-Oever, geh. in de Overijsselsche gem. Avereest.

Groote-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Alphen, 861 bund, groot.

Groote-polder, pold. van 55 bund, in de N. HolI. gem. Haarlem-mevliede c. a.

Groote-polder, pold. van 35 bund, in do N. Brab. gom. Hudikhuizon.

Groote-polder, ook de Groote-polder van Niervaart genoemd, pold. in de N.-Brab. gem. Klundcrt, in 1557 bedijkt en 1017 bund, groot.

Groote-polder, pold. in de Z.-Holl. gom. Oudshoorn, 411 b. groot.

Groote-polder, pold. in de Z.-Holl. gemeenten Zoetermeer en Stompwijk.

Groote-polder, pold. in de Z.-Holl. gom. Zoeterwoude, 470 b. groot.

Groote-Eeinoutschepolder, pold. van 35 bund, in de Zeeuwsche gem. Baarland.

Groote-Schans, vroeger ook Fort Warande en Fort Spinola genoemd, voorm. vestingwerk in do N.-Brab. gem. Terheyden, in 1624 door Am-brosius Spinola aangelegd.

Groote-Sloot, vaart in de N.-Holl. gem. Zijpe.

Groote-Speelheuvel (de), b. in do N.-Brab. gem. Someren.

Groote-Spijk (het), geh. in de Geld. gem. Ermelo.

Groote-Starrevaartspolder, pold. van 475 bund, in de Z.-IIoll.

gem. Stompwijk.

Groote-Steenveld (het), duinvallei van 50 bund, in do N.-Holl. gem. Zandvoort.

Groote-Torenpolder, pold. van 61 bund, in de N.-Brab. gem. Fijnaart.

-ocr page 476-

•HO

Groote-Tuithofapolder, of Uithofspolder, pold. van 204 bund, in de Z.-Holl. gom. Loosduicen.

Groote-Voer, geh. in de X.-Brab. gem. Boxmeer, aan de Maas.

Groote-Vettenoordschepolder. pold. van 83 bund, in de Z.-Holl. gemeenten Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht.

Groote-Vogel (de), binnengedijkte kreek in de Zeeuwsche gemeenten Hontenisse, Stoppeldijk en Hengstdijk, 59 bund, groot.

Groote-Vogelwater (het), duinvallei in de N.-Holl. gem. Egmond-Binnen.

Groote-Vrijheid, geh. in de Geld. gem. Elburg.

Groote-Waal, voorm. meer in de N.-Holl. gemeenten Hoorn en Berkhout, dat in 1514 door overstrooming was ontstaan. Het werd in 1682 droog gemaakt en is 57 bund, groot.

Groote-Waard, pold. in de Z.-Holl. gem. Noordeloos.

Groote-Wal, geh. in de N.-Holl. gem. Sehagen.

Groote-Welsden, buurt in de Limb. gem. Margraten, in 1840 met 201, in 1870 met 210 inw.

Groote-Wiel, in 1859 drooggemaakte polder van ongeveer 6 bund, oppervlakte in de Friesche gem. Lemsterland.

Groo te-Wielen, klein meer bij het Friesche d. Eijperkerk (gem. Tietjerksteradoel).

Groote-Wierum, b. onder het Friesehe d. Lntkewierum (gem. Hennaarderadeel).

Groote-Zonzeelsche-polder, pold, van 2171 bund, in de N.-Brab, gemeenten Terheyden en Zwaluwe.

Groote-Zoutepolder, polder van 65 bund, in de Zeeuwsche gem. Biervliet, in 1639 bedijkt.

Groote-Zuiderpolder, pold. van 124 bund, in de Z.-Holl. gem. Goedereede.

Groote-Zwartvold (het), duinvallei van 50 bund, oppervlakte in de N.-Holl. gem. Zandvoort.

Groot-Ferdinandspolder, of Oud-Perdinandspolder, pold. in de Zeeuwsche gemeenten st.-Jansteen en Koewacht, in het begin der 18de eeuw ingedijkt, ingevolge octrooi van 27 Juni 1714. Van 1784 tot 1787 lag deze polder onder, ten gevolge van militaire maatregelen bij de geschillen met Keizer Jozef. De polder is 593 bund, groot.

Groot-Haasdal, of Groot-Haesdael, d. in de Limb gem. Schim-mert, in 1840 met 388, in 1870 met 346 inw. Men vindt er eene E.-Kath. kapel en een Israëlitisch kerkhof.

Groot-Hekendorp, pold. van 414 bund, in de Z.-Holl. gem. Hekendorp.

-ocr page 477-

471

Groot-Helm veld, woeste duinvallei in de N.Holl. gem. Bloemendaal.

Groot-Hongstdijk, pold. vau 417 bund, in de Zeemvsche gem. Hengstdijk.

Groot-Henmeer, pold. in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Groot-Katli jk, of Oud-Katlijk, b. in dc Friesche gem. Schoterland, het oostelijkste geil. van hot d. Katlijk uitmakende.

Groot-Keulovaart, pold. in de Z.-Holl. gem. Haastrecht, 145 bund, groot.

Groot-Koningrijk, pold. van 103 bund, in de Z.-Holl. gem. 'sGravendeel.

Groot-Lankum, voorm. buiten in de Friesche gem. Franeker, 15 min. ten westen der stad.

Groot-Lier, goh. in de Limb. gem. Mook-en-Middelaar.

Groot-Maalbergen, geh. in de N.-Brab. gem. Zundert, in 1840 met

86 inw.

Groot-Maarslag, buurt in de Gron. gem. Leens.

Groot-Medhuizen, geh. bij het Friesche d. Ee (Oost-Dongeradeel).

Groot-Oosterland, ged. van den Polder van Oostvoorne, in Zuid-Hollaud.

Groot-Rilland, geh. bij het Friesche d. Lollum (gem. Wonseradeel).

Groot-Scheepvaartkanaal, of Groot-Groninger-^ehoepvaart-

kanaa], nieuw kanaal in Groningen, sedert 1870 in aanleg. Het voert van Groningen, zuidoostwaarts \an het Damstcrdiep, langs Woltersum en Wittewierum, naar den mond van de Eems, met eene breedte en diepte, waardoor het voor groote zeeschepen gebruikt zal kunnen worden.

Groot Scbermer, d. in de N.-Holl. gem. Zuid- en Noord-Schermer, in 1840 met 415, in 1870 met 515 inw. Oorspronkelijk was hot 't uiteinde van hot d. Schermer, maar toen de kerk van dat dorp in 1612 door storm werd uiteengeslagen, werd Groot-Schermer do hoofdplaats der gem. De Herv. kerk heeft een kleinen toren. In vroeger eeuwen was het eene kapel.

Groot-Schoot, b. in de N.-Brab. gem. Bndel, in 1840 met 127, in 1840 mot 129 inw.

Groot-sint-Jacobs-Nieuwland, in de wandeling het Galgeblok genoemd, pold. in de Zeeuwsche gemeenten Brouwershaven en Zonnemaire, in 1427 ter bedijking uitgegeven.

Grootslag, pold, uitmakends hot noordooster doel van Drochtorland, omvattende het platteland dor gom. Enkhuizen, Bovencarspol, Grootebroek, Hoogcarspel, Andijk, Westwoudo c. a. en Wei vershoof, 3980 bund, groot.

Groot-Termunten, westelijk deel van hot Gron. d. Termunten,

-ocr page 478-

4.72

Grootven, geh. in de N.-Holl. gem. st.-Maarten.

Groot-Vllilkoop, pold. in de Utr. gem. Houten, 300 bund, groot.

Groot-Waskemser, voorm, meer van ongeveer 10 bund, oppervlakte bij het Friesche d. Duurswolde (gem, Opsterland).

Groot-Waspik, liet deel der gem. Waspik, hetwelk het d. Waspik, benevens de geh. Kuyt en Seharlo, te zamen 1320 bund., bevat.

Groot-Wijngaarden, geh. bij het Friesche d. Langezwaag (gem. Opsterland).

Groot-Zeewijk, groote boerderij in den Noordpolder, onder de Gron. gem. Warffum, beroemd wegens de daar gedreven wetensehappelijken landbouw.

Groot-Zuidereind, geh. bij het Friesche d. Hieslum (gem. Won-seradeel).

Groot-Zundert, of Hertgang, d. in de N.-Brab, gem. Zundert, aan den grooten weg van Breda naar Antwerpen, in 1840 met 1217, in 1870 met 1329 inw., meerendeels landbouwers. Tot op de tijden van Keizer Karei V woonden hier vele lakenwevers en lederbereiders, doch de zware brand van 1554 die wel 200 huizen vernielde, deed de nering dier werklieden geheel verloopen. De voornaamste gebouwen zijn het gemeentehuis, de E.-K. en de Herv. kerk. Tot 1849 stond bij Groot-Zundert het Huis te Laar, ook wel het Hof genoemd.

Gros (de), geh. in de Gron. gem. Hoogezand.

Grosthuizen, d. met eene Herv. kerk in de N.-Holl. gem. Avenhorn, in 1870 met 359 inw. Het maakte tot de wet van 13 April 1854 eene afzonderlijke gem. uit, van 370 bund, oppervlakte. Zij had in 1822 235, in 1840 307, in 1860 375, in 1870 384 bew. In 1572 heeft dit dorp in den oorlog door de inlegering van Staatsche troepen veel geleden.

Group, b. in de Z.-Holl. gem. Westmaas, uitmakende eene heerl. diu in 1840 177 inw. telde. Deze heerl. was tot in do 16de eeuw slechts een gors, dat toen met andere rijpe slikken werd ingedijkt.

Grouw (de), breede stroom in Friesland, die uit het Pikmeer naar de Boorne loopt.

Grouw, d. in de Friesche gem. Idaarderadeel, waaraan het ten hoofdplaats strekt. Op een vooruitstekende plek lands gebouwd, wordt het aan drie zijden door de Grouw en het Pikmeer bespeeld. Eerst sedert 1759 heeft het eene voldoende gemeenschap te lande met de overige rijwegen der provincie verkregen, en sedert 1 September 1868 een station van de staatsspoorwegen. Grouw, of Grouwerga, is eene zeer fraaie, welvarende plaats, die vooral door scheepvaart en handel in hout, boter, kaas enz. tot bloei is gekomen. Men telt er verscheidene scheepstimmerwerven.

-ocr page 479-

473

uurwerkmakerijen en molens. In 1840 telde men in de kom van het d. 1429 en in 1870 1586 inw. Men vindt er een gemeentehuis, een marktplaats, 2 kerken (waarvan een den Hervormden, een den Doopsgezinden behoort), een telegraafkantoor en eene nieuw-aangelegde begraafplaats. Een groot aantal boerderijen in een wijden omtrek behoort tot dit dorp, van waar het beroemde geslacht Halbertsma afkomstig is. Te Grouw verloor Wybe Jarichs in 149G door zijne vijanden het leven.

Grovestins, stins te Koudurn, in de Frieschc gem. Hemolumer-Olde-phaert-eu-Noordwolde. Do Grovestins te Gaastmaburen in Tietjerkstera-deel, en die te Engelum in Menaldumadeel zijn gesloopt. Grovestins te Heereuveen is verbouwd tot gemeentehuis van Schoterland. Deze vier stinsen waren de siamzetels van een beroemd geslaeht.

Grubbonvorst, gem. in Limb., die, door Horst, Broekhuizen, Aieen-en-Velden, Maasbree en Sevenum ingesloten, eene oppervlakte beslaat van 4438 bund. Langs de Maas, die de oostgrens vormt, ligt klei. Overigens echter bestaat de grond uit diluvisch zand. In 1832 had deze gem. 1195, in 184ü 1331, in 1874 1431 inw., meest allen landbouwers. In 1874 onderscheidde men hen in 1429 R.-Kath. en 3 Herv. De gem. bevat de dorpen Grubbenvorst en Lotlum, de b. Broekeind, Raaieind en Houthuizen, benevens de geh. lleijerhoeven. Veestraat, Homberg, Wilder, de Bleek, het Opperdonk, Broekhuizerwcg, het Hoogbroek, Op-de-Kampen, Aast, Konijnskamp en Californië.

Het d. Grubbenvorst, in 1840 met 219, in 1870 mot 204 inw., ligt aan de Maas. Het heeft eene R.-Kath. kerk en eenige overblijfselen van een kasteel. Oudtijds gingen de knapen van Grubbenvorst tegen vastenavond rond om fooien te jagen, die hun veelal rijkelijk werden geschonken. Voor het verkregene geld kocht de jeugd versnaperingen en bier, dat onder vroolijko scherts gedurende den vastenavond in de school werd genuttigd.

Gruisberg, een der heuvelen, waarop de stad Nijmegen is gebouwd.

Grunsfoort, buitenverblijf in de Geld. gem. Renkum, dat onlangs dezen naam heeft verkregen ter vervanging van dien van den Kortenberg. De Kortenberg was namelijk aangelegd op de gronden van het oude Geldersche slot Grunsfoort, waarvan de Heer van Blois, echtgenoot van Machteld van Gelder, zich in 1372, en de Heer van Montfoort zich in 1379 meester maakte. Het werd omstreeks 1780 gesloopt.

Gullk, of Jülicb, voorm. hertogdom, waarvan de geschiedenis nauw met die der naburige Nederlanden is saamgeweven. Reeds ten jare 912 komt zekere Graaf Gerhard van Gulik in oorkonden voor, cn in 1029 werden Gerard en Giselboit. graven in de Gulikergouw genoemd. De erfelijke opvolging vindt men eerst gestaafd sedert de tijden van Graaf Willem I (1147—llfiS) en zijn broeder Gerhard. Aanvankelijk was het graafschap zeer klein. Willem V verkreeg van Keizer Frederik II de voogdij over de stad Aken, hetgeen dien Graaf echter het leven kostte, daar hij in 1277 binnen genoemde rijksstad met zijn oudsten zoon verslagen werd. Willem VII werd door Keizer Bodewijk in 1337 tot Markgraaf, en

-ocr page 480-

474

in 1356 door Keizer Karei IV tot Hertog verheven. Ook verpandde deze Keizer hem de steden Düren, Sinzig, Remagen en den burg te Kaisers-werth. Na den dood van Reinald III van Gelder in 1372 kwam Hertog Willem lil van Gnlik in 't bezit van Gelderland. Doch met zijn broeder Reinald stierf de mannelijke lijn dezer vorsten uit, ten gevolge waarvan Gulik, dat aan Hertog Adolf van den Berg ten deel viel, van Gelder werd gescheiden. Ook kwam ecu vierde deel des lands aan de machtige Heeren van Heinsberg, die echter in 1473 uitstierven, waarop Gulik en Manderscheid de erfenis deelden. Het hoofdgedeelte van Gulik bleef met Berg vereenigd tot aan de verovering van het land op den linker-Rijnoever door de ITranschen, in 1794. Door het Weener-Congres werden eenige deelen aan het koningrijk der Nederlanden toegekend, t. w. de steden Sittani, Susteren en Urmond, benevens de dorpen Tegelen, Steyl, Herkenbosch, Melick, Greveabicht, Bom, Buchten, Holtum, Dieteren, Limbriclit, Guttekoven, Einighausen, Broek-Siltard, Eygclshoven en een deel van Millen. Daarbij kwamen bij de grensregelingen van 1817 met Pruissen nog kleine gedeelten van Kaldenkircheu en Richterich.

Gulp (de), beek in de Belgische prov. Luik en het hert. Limburg, die bij Henri-Chapelle ontspringt, bij Slenaken in Nederland komt en te Gulpen iu de Geul valt. De Walen noemen de beek la Galoppc.

Gulpen, prov. kiesdistrict in Limburg, bevattende de 14 gemeenten: Bocholtz, Gulpen, Margraten, Mheer, Noorbeek, Slenaken, Simpelveld, Vaals, Schin-op-Geulle, Strucht, Oud-Valkenburg, Valkenburg, Wittem, Wijlré.

Gulpen, vijfde kanton van het Limb. arr. Maastricht, bevattende de 14 gem.: Gulpen, Bocholtz, Cadier-en-Keer, Margraten, Mheer, Koorboek, Oud-Valkenburg, Schin-op-Geulle, Simpelveld, Slenaken, Strucht, Vaals, Wijlré, Wittem.

Gulpen, dek. van het bisdom Roermond, bevattende 16 parochiën en 3 rectoraten. De par. zijn: Eys, Epen, Gulpen, Holset, Margraten, Mcche-len, Mheer, Nooibeek, Oud-Valkenburg, Schin-op-Geulle, Schuldor, Slenaken, Vaals, Vijhlen, Wahlwiller, Wijlré. De rectoraten zijn: Reimerstok, Sibbe-en-IJzeren en Wittem. Openbare kapellen zijn: te Noorbeek, Blu-menthal, Lemiers en Schaesberg. Eene bijkerk is te Nijswiller.

Gulpen, gem. in Limburg, door de gem. Wijlré, Wittem, Slenaken. Noorbeek, Mheer, st.-Geertruid en Margraten omringd on 211S bund, groot. De grond, van tertiaire formatie, is met Limburgsch klei overdekt en hoeft langs de rivier de Geul en de beek de Gulp rivierklei. Het geheele terrein is bergachtig van '.'0 tot 200 el boven AP. In 1822 had deze gem. 1577, in 1840 2080, in 1874 24G5 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2357 R. Kath., 34 Herv., 3 Luth. en 71 Israëlieten. De landbouw is hun voornaamste bedrijf, doch men vindt er ook eene brouwerij, eene branderij, 2 korenmolens, eene steen- en pannenbakkerij en eene boekdrukkerij. De gem. bevat de dorpen Gulpen en Reymerstok, do buurten Ingber, Pesaken, Del en Euverem, benevens de geh. Bellinghuizen, Waterop, Houtstraat, Landsraad, Berghem,TerlmdeD,Crapoel,Bek en de Hut.

-ocr page 481-

475

Het d. Gulpen, in 1860 met 933, in 1870 met 1176 inw., ligt op de oostelijke afhelling van een 160 el hoogen berg, langs wier voet de Gulp stroomt. Het is oen zeer fraai dorp, dat verlevendigd wordt door don doorvoer langs den steenweg die van Aken naar Maastrieht geleidt. Het heeft eene E -K. kerk, eene kleine Herv. kerk, en eene synagoge. Aan de zuidzijde van het d. ligt het oude, fraaie kasteel Neuborg. In 1283 stonden hier de vijandelijke legers der Brabanters en Geldersehen, met hunne bondgenooten, tegenover elkander, gereed om het verschil over do erfopvolging in Limburg door een veldslag te beslechten. Zij werden echter door broeders Minorieten bewogen om dat voornemen te staken. In den zomer van 1284 waren die legers hier elkander andermaal genaderd, doch ook toen kwam het door bemiddeling tot geen treffen. Van 16G1 tot 1795 was Gulpen de hoofdplaats van Staatsch-'s Hertogenrade.

Grunne, huis in de Overijsselsche gem. Heino.

Gunterstein, oude ridderhofstad in de gem. Breukelen st.-Pieters, aan de Vecht, in het begin der 17de eeuw eene bezitting van Johan van Oldenbarneveld, in 1672 door de Franschen verwoest en sedert in modernen smaak herbouwd.

Guttekoven, of Guttecoven, d. met eene R.-K. kerk in do Limb, gem. Limbricht, tellende in 1840 390, in 1870 358 inw.

-ocr page 482-

HaafteD, gem in Gelderl, omringd door de gemeenten Herwijnen, Deil, Waardenburg, Zalt-Bommcl en Gameren, loopende de grens met de beide laatstgen. gemeenten door het midden van de Waal. Do gem., die 2117 bund, groot is, heeft een bodem door rivierklei gevormd, welke goede oogsten van granen oplevert, een grooten veestapel voedt en de noodige grondstof voor eene groote steenbakkerij levert. In 1822 had Haaften 1480, in 1840 1960, in 1873 2103 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1984 Herv., 1 Waalsch-Herv., 71 Chr. Geref., 1 Luth., 41 R.-Kath. ea 5 Israelieten. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van welvaart. De steenbakkerij heeft p. m. 230 arbeiders. De gem. is uit de heerl. Haaften, Hellouw en Tuil saamgesteld.

Het d. Haaften, op en langs den noorder-Waaldijk gebouwd, prijkt met eene fraaie Herv. kerk en do bevallige hofstede het Huis te Haaften. Het had in 1840 922, in 1872 1108 inw. Reeds in eene oorkonde van 1281 wordt een Heer van Haaften, met name Kudolf, vermeld. Van het geslacht van Haaften kwam de heerl. in 1608 aan dat van Brederodo, in 1679 aan dat van Lippe, vervolgens aan dat van Bont, van Rijnberk en Dutry. Het oude slot van Haaften is in 1672 door de Franschen verwoest. In 1649 verbrandde een deel van Haaften. In Februari 1711 brak bij Haaften den Waaldijk door. In 1866 leed het weder veel door brand.

Haaften, pold. van 468 bund, in de Geld. gem. Haaften.

Haag (den), geh. bij het d. Alphen, in de Geld. gem. Appeltern.

Haag (den), b. in do N.-Brab. gem. Schayk, in 1840 met 173 inw.

Haag-Ambacht, voorm. ambt in Z.-Holland, bevattende Scheveningen, Eikenduinen, Nieuwveen of 's Gravenveen en de helft van Loosduinen. Het bestond uit 2 van elkander gescheiden stukken, waarvan het grootste het vlek of de stad 's Gravenhage omringde, en het kleinste in Delfland was besloten.

Haaghorst, of Haaghout, b. in de N.-Brab gem. Diessen, in 1840 met 231, in 1860 met 233, in 1870 met 214 inw.

Haagsche-Beemden, bedijkt land in de N.-Brab. gem. Princenhage, 993 bund, groot.

HaagSChe-BoSCh, fraai bosch, ten noordoosten der stad 's Gravenhage, waaronder het voor het grootste deel behoort. Deels strekt het zich ook in de gem. Wassenaar uit. Het beslaat ongeveer 91 bunders.

-ocr page 483-

477

Haagsche-Schouw, hcerl. en brug over den Rijn, in de Z. H. gem. Voorschoten. De brug is in het begin dezer eeuw gelegd in de plaats van eene schouw, die vroeger het verkeer tusschen de beide oevers onderhield.

Haagsveld, duinvallei in de Z.-Holl. gem. Noordwijk.

Haak (de), voorm. fort in de Zeeuwsche gem. Vrouwepolder, in 1518 gebouwd cn na den aftogt der Engelschen, die hier in 1809 landden, ontmanteld.

Haak, polderl.- en buitendijksl. ia de Z.-Holl. gem. 's Gravesande.

Haaks (de) zandbank in de Noordzee, vóór het Marsdiep, waarschijnlijk een overblijfsel van nu weggeslagen kusten nabij het N.-Holl. dorp Huisduinen. Blijkbaar was de bank eens met dicht bosch begroeid. Onrust op de Haaks ligt zelfs bij gewone hooge vloeden boven hot vlak der zee.

Haaksbergen, gem. in Overijssel, vroeger een afzonderlijk drostambt, ingesloten door de gem. Lonneker, Hengelo, Ambt-Delden en Diepenheim (Overijssel), Neede en Eibergen (Geld.), Vredcn en Alstatte (Pruiss. prov. Westphalen). Zij beslaat ruim 10,469 bund., wordt door de Regge, onder de namen van Buurserbeek en Schipbeek, en door do ZodJebeek en de Hegebcek doorsneden, en heeft een bodem, die meest door dilu-visch zand, deels door hoogveen en een weinig beekklei is gevormd. Een groot gedeelte der gem. is nog onontgonnen, doch de naaste omtrek der dorpen en buurtschappen bevatten schoone akkerlanden en eenige weiden. Landbouw, veefokkerij, veenderij, weverij, linnenbleekerij en houtskoolbranderij zijn er de voornaamste bronnen van bestaan. In 1811 had Haaksbergen 3857, in 1823 4021, in 1840 4518, in 1874 4692 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3378 R.-Kath., 1272 Herv., 5 Doops-gez. en 37 Isr. De gem. bevat de d. Haaksbergen en Buurse, benevens do buurten Eppenzoldcr, Honesch, Holthuizen, Boekelo, Langelo, Bram-mclo cn Stepelo.

Het d. Haaksbergen, aan do Schipbeek of Regge, bevatte in de dorpskom in 1860 1184, in 1870 1201, inw. De merkwaardigste gebouwen zijn do R.-Kath en de Herv. kerk, de synagoge en de stoombleekerij en weverij. Vroeger vond men te Haaksbergen en in den omtrek de Wakelvel-derschans, hot kasteel Blankenburg en de havezathen Spanbed, Sonderen en Rausehenburg, thans allen gesloopt. De eerste melding van het kerspel Haaksbergen geschiedt op het jaar 1188, in de lijst van goederen van Hendrik Graaf van Dalen en Heer van Diepenheim.

Haaksbergerveen, uitgestrekt heideveld ten zuiden van het d. Haaksbergen.

Haakswold, Haagswold, of Haaxwold, b. in deDrenthschegem. Ruinerwold, in 1870 met 178 inw. Het wetboek der oude heerl. Ruinen werd naar deze buurt cn het naburige Buddinge (thans Dijkhuizen), het

-ocr page 484-

478

landrecht van Buddinge cn Haaxwoldo genoemd. Dit wetboek was in 1428 vastgesteld en bleef in werking tot 1654.

Haal (de), b. in de N.-Holl. gem. Oostzaan, die uit Noord-Haal cn Zuid-Haal bestaat, in 1870 met 219 inw.

Haalderen, of Halderen, b. in de Geld, gem. Bemmel, in 1840 met 495 inw.

Haalweide, geh. in de Drcnthsche gem. de Wijk, in 1840 met 100, in 1870 met 73 inw.

Haamstede, gem. in Zeeland, saamgesteld uit de heerl. Haamstede en Koudekerke en vormende het uiterste westen van Schouwen. Zij wordt in het noorden en westen door de Noordzee, gelijk in het zuid-oosten door de Ooster-Schelde bespeeld, terwijl zij overigens aan Eenesse, Noordwelle, Serooskerke en Burgh paalt. Hare oppervlakte — in het geheel 3226 bund. — bestaat in het noordwesten uit duinen en duin-gronden (alluviaal zand), in het zuid-oosten uit zeeklei. Zij telde in 1822 593, in 1840 819, in 1873 999 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 878 Ned.-Herv., 1 quot;Waalsch-IIerv., 98 Chr.-Geref. en 3 E.-Kath. De landbouw verschaft den meesten inw. het noodige. Er is echter ook eene meestoof.

Het d. Haamstede, in 1860 met 547, in 1870 met 620 inw., heeft eene fraaie Herv. kerk, eene Chr.-Geref. kerk, een oud slot en bevallige omstreken. De heerl. Haamstede, eertijds een eigendom der Heeren van Eenesse, kwam in 1299 aan den beroemden Witte van Holland, een natuurlijken zoon van Graaf Kloris V, sedert Witte van Haamstede genoemd. Zijne nazaten bezaten de heerl. tot 1455. Drie kwartier unrs van Haamstede is de in 1839 gebouwde prachtige kustlichttoren van Schouwen.

Haandrik, geh. in de Overijsselsche gem. Gramsbcrgen.

Haanmeer, voorm. meer in de Friesche gem. Hcmolumer-Oldephaert-en-Noordwolde, in 1860 droog gemaakt, en ongeveer 500 bund, groot.

Haanrade, of Hahurade, b. in de Limb. gem. Kerkrade, in 1840 met 180, in 1870 met 107 inw.

Haansche-Hoeve, geh. in N.-Brab., deels in de gem. Dongen, deals in de gem, Tilburg. Vóór 1838 behoorde het geheel tot Tilburg.

Haansberg, b. in de N -Brab. gem. Etten-en-Leur, bevattende met eenige geh. in 1840 507, in 1860 511 inw.

Haansberg, of Gilzensche-Haansberg, b. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Eijen, in 1840 met 136 inw, In 1825 werd de straatweg door dit dorp, een deel van den weg tusschen Breda en Tilburg, gelegd.

Haansberg, of Rij enache-Haansberg, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Eijen,

-ocr page 485-

479

Haantje (het), b. in do Drenthsohe gem. Sleen, in 1870 met 127 inw.

Haanwijk, gch. met oen fraai kast. in de N.-Brab. gem. st.-Miehiels-gestel, waar in 1553 eene der eerste Herv. predikatiën in Brabant werd gehouden.

Haanwijk, pold. van 181 bund, in de üfr. gom. Hannclen.

Haar (de), d. in de Utr. gem. Haarzuilens, met eene vervallen kerk en do overblijfselen van het Huis de Haar, eens do grootste ridderhofstad van Utrecht. Hot midden van het d. bestaat uit oen belommerden brink of plein. Men telde er in 1870 105 inw. Het Huis ter Haar is, naar hot schijnt, door een jongeren zoon uit het geslacht van Woerden gebouwd. Sedert hot begin der 17de eeuw is het aan het verval ten prooi gegeven.

Haar (de), b. in do Geld. gem. Ruurlo, in 1840 met 120, in 1872 met 128 inw.

Haar (de), b. in do Utr. gem. Amerongon.

Haar (de), goh. in de Z.-Holl. gem. Gorinchctn, nabij Schellninen.

Haar (de), goh. in de Gold. gem. Brummon.

Haar (de), goh. in de Dronthsche gem. Assen.

Haar (de), geh. in de Dronthsche gem. Sleen.

Haar (de), goh. in de Gron. gem. Marum.

Haar (de), goh. on pold. in do Utr. gom. Hoogland. De pold. is 385 bund, groot.

Haar (de), pold. van 251 bund, in de Utr. gem. Haarzuilens.

Haar (ter), goh. in do Gron. gom. Vlagtwedde. Waarschijnlijk is hot deze plaats, waar de Eomeinsche veldheer Cecina zich in *t jaar 15 een weg door hot moeras baande.

Haar, of Haerdt (de), geh. in do Gron. gem. Zuidhorn.

Haare (de), havez. in de Overijsselsche getn. Olst.

Haareind, geh. in de N.'Brab gom. Riethoven.

Haarbeek, kleine beek in Gelderland, die te Elburg in de Zuiderzee uitloopt.

Haaren, gom, in N.-Brab,, tusschen Helvoirt, Vucht, Esch, Boxtel, Oirschot, Oisterwijk en Udcnhout. Zij is 2397 bund, groot. De grond bestaat genoegzaam geheel uit diluviaal zand, moer of min met loom vermengd. Langs de Aa of Run, die van het westen naar hot noordoosten de gemeente doorsnijdt, vindt men beekklei. In 1822 had Haaren

-ocr page 486-

480

1200, in 1840 1535, in 1873 1551 inw. Bij de volkstelling van 1870 waren al de ingezetenen (1524) E -Kath. De gem. bevat het d. Haaren, benevens de geli. Balsvoort, Heesakker, Holeind en Rouwdonk. Do ingezetenen bestaan meest van den landbouw.

Het d. Haaren heeft eene nieuwe R.-Kath. kerk, doch is slechts klein, daar het in zijne kom in 1870 niet meer dan 67 inw. telde. In de nabuurschap werd in 1839 een seminarie voor R.-Kath. geestelijken gevestigd. Deze inrichting heeft een ruim, fraai gebouw, ongeveer 700 ellen ten oosten van den straatweg tusschen quot;s-Hertogenbosch en Tilburg.

Haaren, fraai landhuis ter plaatse van een oud-adellijk kasteel in de Limb. gem. Voerendaal.

Haarle, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Hellen, doorn, in 1840 met 636, in 1870 met 769 inw.

Haarle, b. in de Overijsselsche gem. Tubbergen, in 1870 met 129 inw.

Haarlem, Rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Gcneraal. liet bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869 de 25 gem.: Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Bloemendsal, Velsen, Beverwijk, Wijk-aan-Zee-cn-Duin, Zandvoort, Spaarndam, Schoten, Zaandam, Koog-aan-de-Zaan, Zaandijk, Wormerveer, Westzaan, Assendelft, Wormor, Jisp, Wijdc-Wormer, Oostzaan, Landsmeer, Buiksloot, Uitgeest, Heemskerk, Krommenie. Het had in 1869 85,946 inw. en 2426 kiesgerechtigden.

Haarlem, Prov.-kiesdistrict in N.-Holland, bevattende de 12 gem.: Haarlem, Spaarndam, Schoten, Beverwijk, Wijk-aan-Zee-en-Duin, Velsen, Bloemendaal, Zandvoort, Heemstede, Bennebroek, Haarlenjmerliede-en-Spaarnwoude, Haarlemmermeer.

Haarlem, vierde arr. der prov. N.-Holland. Het werd in 1811 gevormd als tweede arr. van het Dep. van de Zuiderzee en was toen in 6 kantons afgedeeld, namelijk: Haarlem, Bloemendaal, Heemstede, Beverwijk, Westzaan en Zaandam. Het behield ook onder het Koninkrijk der Nederlanden die uitgestrektheid en verdeeling tot 1838, toen het vergroot werd met de gemeenten Castricum en Uitgeest, welke tot dien tijd tot het arr. en kant. Alkmaar behoord hadden. Te zelfder tijd echter werd het getal kantons verminderd tot 3, t. w.: Haarlem, Beverwijk en Zaandam. Het eerstgenoemde werd sedert door het droogmaken en tot eene gem. verheffen van het Haarlemmermeer aanmerkelijk uitgebreid.

Haarlem, eerste kant. van het arr. Haarlem, bevattende de 9 gem.: Bennebroek, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede c. a., Haarlemmermeer, Heemstede, Schoten, Spaarndam, Zandvoort.

Haarlem, klasse der Herv. Kerk in de prov. Noord-Holland, verdeeld in de 2 ringen: Haarlem en Zaandam. Zij bevat 29 gem., die door 37 predikanten bediend worden.

Haarlem, kerk. ring der klasse Haarlem van de Hervormde Kerk,

-ocr page 487-

481

bevattende de 10 gem.: Haarlem, Bonnebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Castricnm, Haarlemmermeer (Hoofddorp), Heemskerk, Heemstede, Hov.t-rijk-en-Polanen, Nieuw-Vennep, Santpoort, Spaarnwoude-en-Spaarndam, Uitgeest, Velsen, Wijk-aan-Zee-en-Duin, Zandpoort.

Haarlem, ring der Ev.Luth. Kerk, bevattende de 10 gem.: Haarlem, Alkmaar, Beverwijk, Edam, de Helder, Monniekendam, Purmerend, de Eijp, Weesp, Zaandam.

Haarlem, R.-Kath. bisdom, opgericht bij pauselijk breve van 4 Maart 1833. Het bevat de R.-Kath. par. in bijna geheel Zuid-Holland, bijna geheel Noord-Holland en Zeeland benoorden de Hont. Het is verdeeld in 18 dekenaten: Haarlem, Alkmaar, Alphen, Amsterdam, Beverwijk, Delft, Gouda, 's Gravenhage, Hoorn, Leiden, Middelburg, Noordwijk, Ouderkerk, Purmerend, Rotterdam, Schagen, Wervershoof, Zoeterwoude. In N.-Holland zijn 99, in Z.-Holland 89, in Zeeland 11 parochiën, terwijl in laatstgenoemde prov. daarenboven nog een rectoraat is.

Haarlem, dek. in het bisdom Haarlem, bevattende de 12 parochiën; Berkenrode, st. Jozef te Haarlem, st. Antonius van Padua te Haarlem, st. Dominicus te Haarlem, st. Jan Baptist in den Haarlemmermeer, st. Franciscus in den Haarlemmermeer, st. Maria onbevlekte ontvangenis in den Haarlemmermeer, Osdorp, Overveen, Schoten.

Haarlem, bisdom der R.-Katb. van de Oude-Clerezy, tot welks bestuur sedert 1742 geregeld bisschoppen zijn gekozen, die hnn oorsprong rekenen van het in 1559 door Paus Paulus IV opgerichte bisdom Haarlem. Het bevat 9 gemsenten, bediend wordende door 9 pastoors, allen in N.-Holl. Deze gemeenten zijn: Aalsmeer, Amsterdam (2 gem.), Krommenie, Eg-mond-aan-Zee, Enkhuizen, Haarlem, de Helder, Zaandam. De gem. te Krommenie heeft, behalve de parochiekerk te Krommenie, nog eene bijkerk te Wormerveer.

Haarlem, gem. in N.-Holl., in het noorden bepaald door de gem. Schoten, in het oosten door Haarlemmerliede c. a., in het zuiden en zuidwesten door Heemstede, in het noordwesten door Bloemendaal.

De grond bestaat uit zand en veen en beslaat eene uitgestrektheid van bijna 570 bund. De rivier het Spaarne vloeit er door van het zuiden naar het noorden.

Het aantal huizen binnen Haarlem beliep in 1515 2714, in 1632 6490, in 17B2 7963, in 1840 4508, bij de telling van 1869 5503, t. w. 4740 binnen de stad en 763 daarbuiten, of 5331 bewoonde huizen, 129 onbewoonde en 43 in aanbouw. Er waren toen 67 bewoonde schepen.

In 1570 waren binnen de stad 1836 weerbare Hollandsche mannen, 1215 Engelschen en Franschen, 1856 Duitschers en Nederlanders en 15,865 vrouwen en kinderen, te zamen 20,772 zielen. In 1622 telde de stad 39,455 bewoners, in 1748 slechts 26,281, in 1796 21,227, in 1811 20,080, in 1815 niet meer dan 17,432. In 1822 was het cijfer der bevolking weder gestegen tot 18,453, in 1830 tot 21,667, in 1S40 tot 24,012, in 1850 tot 25,852, in 1860 tot 27,534, in 1874 tot 32,758.

31

-ocr page 488-

482

Bij do volkstelling van December 1869 onderscheidde men do bevolking in: 14,471 Ned-Herv., 251 Waalsch-IIerv., 7 Engelsch-Presb., 1686 Ev.-liUth , 54 Herst.-Luth., 1366 Doopsgez., 202 Chr.-Geref., 159 Rem., 16 Herrnhütters, 10 Episc., 1 Eid der Schotsche gem., 11,574 R.-Kath., 55 Ond-Rooraschen, 560 Ned.-Isr., 5 Port.-Isr. en 108 ongenoemden.

Do stad Haarlem heeft haar begin verkregen op den wester oever van het Spaarne, doch heeft zich sedert op beide oevers uitgebreid, zoodat de stroom thans de stad doorsnijdt. Men berekent hare grootte op ISO bunders.

Haarlem is oud. Het wordt in een register der 10de eeuw Haralem, en in eene oorkonde uit het begin der 12de eeuw Harlem genoemd. Graaf Willem II verleende der burgerij een handvest, den 23 November 1245, sedert welken tijd haar bloei zoozeer toenam, dat, ofschoon nu en dan drukkende tijden hare uitbreiding belemmerden, de stad in 1253, 1524, 1595, 1610 en 1672 werd uitgelegd.

Verdere historische herinneringen zijn: het optreden der Haarlemmers tegen de West-Friezen, in 1155; de vlucht van de Gravin-weduwe Adelheide en Jen Graaf van Loon, iu 1203; het beleg door de bevolking van 't Kennemer platteland, in 1268; de brand op st.-Olofsdag, van 1346 en die van 1351, welke telkens een groot gedeelte der stad in de asch legden; het oproer, waarhij Simon van Zaanden zich door zijne vastberadenheid ruim baan verschafte, in 1377 ; de vruchtelooze aanval van Jacoba van Beijeren op de stad, in April 1426; de onlusten van 1444, waarbij de Groote Markt in een kamp der tegen elkander opgetrokken Hoekschen en Kabeljaauwsehen werd herschapen, tot het heldhaftig gedrag van Hertogin Isabella, do gade van Filips de Goede, de muitzucht dempte; het binnenrukken en do schanddaden van het Kaas- en Broodsvolk, nevens het bouwen van een blokhuis binnen de stad door Hertog Albrccht van Saksen, in 1492; de zware brand van 20 Juli 1493; do pest, die duizenden menschen wegraapte, in 1509; de eerste hervormde predikatie, op den 21 Juli 1566 ; het kiezen van de zijde der Staat-schen, den 4 Juli 1572; het beleg der stad door de Spanjaarden, van December 1572 tot Juli 1573; do overgave aan Don Erederik, op 13 Juli 1573, waarop de bloedige wraak der Spanjaarden volgde; de brand van 23 October 1576, die 500 huizen vernielde; do terugkeer der stad onder het bewind van Oranje, in Juli 1577; de beeldstormerij, in Eebruari 1578 ; de verandering der regering door Prins Maurits, op 24 October 1618; de pestziekte en dwaze bloemenhandel van 1636; do onlusten van Juli 1072, Juni 1748, Januari 1750; de watervloed van 14 en 15 November 1775 ; do komst der Pruisen, in 1787; de watervloed van 1791; het inslaan van den bliksem in den toren der Grooto kerk, op 22 Mei 1801; de omwenteling van 1813, die hier van 19 tot 24 November tot stand kwam; het vierde eeuwfeest der uitvinding van de boekdrukkunst, in 1823; de groote tentoonstelling van voortbrengselen der Nederlandschc volksvlijt, in 1825.

Haarlem is over het geheel fraai gebouwd. Het had vroeger vele binnengrachten, waarvan eenigen in de tweede helft onzer 19de eeuw in brecde straten of lanen herschapen zijn, zooals de Ach tor-N ieuwe-Gracht (thans do Parklaan), de Oude-Gracht, do Kraaijenhorstcr Gracht, de Raamgracht en de Raaks.

-ocr page 489-

483

Tot de schoonste deelen van Haarlem behooren; de Nieuwe-Gracht, de kaden langs het Spaarne, de Groote Markt, de Groote Houtstraat, de St.-Jansstraat, de st.-Jansweg, de Kruisweg, de Anegang, de Zijlstraat, de Parklaan, het Kenaupark, het. Eipperdapark, enz. De voormaliga wallen zijn meerendeels reeds onder Koning Willem I in prachtige wandeldreven herschapen. In 1864 en vervolgens zijn daar, even als in het Kenaupark en in den Prinsessetuin bij den Haarlemmerhout, vele villa's verrezen. Buiten de stad zijn uitgestrekte voorsteden, rijke bloemisterijen tuinen, bleekvelden en weiden. Ook ligt een klein deel van den bekoorlijken Haarlemmerhout, met de schoone Dreef, die van do Groote Houtpoort derwaarts geleidt, binnen de gem. Haarlem.

Met Amsterdam is Haarlem sedert 20 September 1839, met Veenenburg sedert 2 Juni 1842, en met Alkmaar sedert 1 Mei 1867 door ijzeren spoorwegen verbonden.

Haarlem bloeide in den grafelijken tijd vooral door zijne lakenweverijen en brouwerijen. Reeds onder Keizer Karei V kwijnden echter beide takken; in 1515 rekende men, dat toen nog jaarlijks 800 of 900 halve stukken laken werden gemaakt, getallen die negen of tien jaren vroeger wel 2000 hadden beloopen. De brouwerijen verminderden van 1494 tot 1503 van 120 tot 95, en van 1503 tot 1513 tot slechts 77. Na de herroeping van het edict van Nantes, in October 1685, zetten zich honderden Fransche wevers binnen Haarlem neder, waardoor het fabriekwezen tot een hoogen trap van bloei steeg. Zijde-, kant-, damast- en andere weverijen gaven toen aan meer dan 10,000 menschen werk. In de tweede helft der 18de eeuw neigden deze takken van nijverheid te gronde, en eerst na de Belgische omwenteling heeft het Haarlemsche fabriekwezen zich weder uit zijn verval opgebeurd. Onder die inrichtingen van volksvlijt bekleeden thans de eerste plaats de twee katoenfabrieken, met ongeveer 550 werklieden, de werkplaatsen van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-maatschappij, eene groote rijtuigfabriek, eene fabriek voor verduurzaamde levensmiddelen en eene beroemde lettergieterij. Verder levert de Haarlemsche nijverheid; stoom- en andere metalen werktuigen, meubelen, spiegels, zadels en tuigen, wagens, lithogra-phiën en drukwerk, zeep, bier, meel, veerkrachtige gom, enz. De bloementeelt en bloemenhandel verheugen zich in toenemenden bloei, eveneens de handel in landbouwproducten en zuivel.

Haarlem heeft 14 kerken, als 4 voor de Ned.-Herv., één voor de Waalsch-Herv., één voor de Luth., één voor de Doopsgez., 2 voor de Chr.-Geref., één voor de Rem., één voor de Herrnh., 4 voor de E.-Kath., één voor do R.-Kath. der Oude Clerezy en één voor de Israëlieten.

De Groote of Bavo'skerk, die sedert 1578 aan de Herv. behoort, is een der moest beroemde kerken van Holland. In 1538 voltooid, heeft zij een lengte verkregen van 130 el. De spits van den toren, die uit het midden van het zeer hooge dak oprijst, is 76 el boven den grond. Het orgel is het beroemdste van Nederland en geniet eene Europesche vermaardheid; het werd van 1735 tot 1738 door Christiaan Muller van Amsterdam vervaardigd. Voorts bevat de kerk: een gedenkteeken ter herinnering aan het vierde eeuwfeest der uitvinding van de drukkunst; een monument ter her-

31*

-ocr page 490-

484

innering aan de tentoonstelling van 1825; een gedenkteeken voor den dichter Willem Bilderdijk, een gedenksteen boven het vereenigd graf der waterbouwkundigen Christiaan Brunings en Fredrik Willem Conrad, een lijksteen voor Pieter Jansz. Eaadt, een fraai voorhek en muurschilderingen. Ten slotte komen in aanmerking do Damiaatjes, kleine klokjes, die volgens de overlevering, door Graaf Willem I aan de stad zijn geschonken.

Van de overige kerken is de Bakenesserkerk om hare oudheid en toren, evenals de kath. st.-Jozefskerk om haar stillen eenvoud opmerkenswaardig.

De volgende gebouwen verdienen vermelding: het Raadhuis, oudtijds een grafelijk paleis, vooral bezienswaardig om het Museum van kunst en oudheden. Onder de schilderijen blinken uit de werken van Frans Hals, een van Haarlem's beroemdheden, onder de oudheden eenc verzameling van oude drukwerken van Coster; — het Prinsenhof, vroeger het Dominikaner klooster, waar de Staten van Noord-Holland vergaderen; — het Gouvernement, aan de st.-Jansstraat; — de Vleeschhal, in 1600 in den oud-Hollandschen stijl opgericht; — de in 1541 gestichte Stads-Doelen, met herinneringen aan Kenau Hasselaar en Wigbold Ripperda; — de Waag; — de Rechtbank, eene stichting van 1839; — het Stationsgebouw van den Hollandschen Spoorweg; — en een groot aantal gebouwen voor wetenschappelijke, liefdadige of gezellige doeleinden, waaronder de 2 schouwburgen.

Onder de gebouwen en wetenschappelijke instellingen is dat der in 1732 gestichte Hollandsche Maatschappij van wetenschappen een der schoonste; men bewondert er een uitmuntend kabinet van voorwerpen uit de drie rijken der natuur. Nog grootscher vertoont zich het Paviljoen, waar het Koninklijk Museum van Moderne Kunst, en het koloniaal Museum zijn geplaatst; het was oorspronkelijk een in 1790 door den Amsterdamschen bankier Hope gesticht landhuis, dat door Koning Lodewijk Napoleon werd aangekocht. Omstreeks 250 schilderstukken zijn er thans vereenigd. Het woonhuis van den kunstvriend Pieter Teyler van der Hulst bevat de kabinetten der natuurkundige afdeeling van Tey-ler's Stichting: eene zeldzame verzameling van delfstoffen, versteeningen, teekeningen, schilderstukken, boeken en natuurkundige werktuigen. Het Bisschoppelijk Museum bevat vele zeldzaamheden der kerkdienst, enz.

Onder de talrijke andere instellingen van wetenschap en onderwijs moeten de in 1777 gestichte Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid, de kweekschool voor onderwijzers, de kweekschool voor onderwijzeressen, het gymnasium, met de daaraan verbonden hoogere burgerschool en de in September 1867 geopende hoogere burgerschool voor meisjes in de eerste plaats genoemd worden.

De reeds in 1507 opgerichte rederijkerskamer: „Trouw moet blijkenquot;, bezit fraaie sociëteitsgebouwen in de Houtstraat en in den Haarlemmerhout.

Haarlem heeft een groot aantal liefdadige instellingen, waarvan velen ook reeds door de gebouwen, waar zij zijn gevestigd, van den onbekrompen weldadigheidszin der Haarlemmers getuigen, als : het in 1608 gesticht Oud-Mannenhuis, verschillende wees- en gasthuizen, het sierlijke Teylershofje, het rijkversierde Hofje van Staats, het in vroegere eeuwen gestichte Iieprozenhnis, enz.

-ocr page 491-

lt;485

Op de Groote Markt prijkt een metalen standbeeld van Laurens Jansz. Coster, ontworpen door Louis Eoyer en den 16 Juli 1856 onthuld. Een steenen beeld van dien oudsten Hollandschen boekdrukker, in 1723 door G. van Heerstal gebeiteld, prijkte van 1723 tot 1801 in den Kruidtuin, waarheen het in 1856 terugkeerde.

Haarlemmerhout, fraai bosch in de N.-Holl. gemeenten Heemstede en Haarlem, een bijzonder eigendom der naburige provinciale hoofdstad. Oorspronkelijk een overblijfsel van het groote duinwoad, bevatte het nog in de 14de eeuw verscheidene soorten van groot wild, als herten, reeën, enz. Door de Spanjaarden zwaar beschadigd, werd de Haarlemmerhout in 1585 van nieuw plantsoen voorzien, in 1702 veel vergroot, en ten tijde van Koning Willem I door den bloemist Zocher op voortreffelijke wijze nieuw ingericht. Het omsluit een hertenkamp, alsook een in 1823 opgericht monument voor Laurens Jansz. Coster, een gedenkteeken van geringe kunstwaarde.

Haarlemmerliede, oude ambachtsheerlijkheid, die, met Noord-Schalkwijk en Hofambacht vereenigd, tot 1857 eene afzonderlijke gemeente heeft uitgemaakt, welke 1329 bund, oppervlakte besloeg. Zij had in 1822 211, in 1840 449, in 1850 316 inw.

Haarlemmerliede-en-Spaarnwoude, gem. in N.-Holland, tussehen Haarlem, Heemstede, Haarlemmermeer, Sloten, West-Zaan, Assendelft, Spaarndam en Schoten. Zij is in 1857 ontstaan uit de vereeniging der oude gemeenten Haarlemmerliede-Noord-Schalkwijk-en-Hofambacht en Spaarnwoude, en had toen 2060 bund, oppervlakte. Sedert werd zij door de wet van 27 Juni 1863 vergroot met nog 2 gemeenten: Zuid-Schalkwijk c. a. en Houtrijk-en-Polanen, waardoor hare oppervlakte eene uitgebreidheid van 3154 bund, verkreeg. Ten laatste is zij vergroot met een groot deel van het drooggemaakte IJ bij de wet van den 16 April 1874.

De gem. bevat 3 dorpen: Spaarnwoude, Spaarnwoude-aan-de-Lie en Polanen of Halfweg, benevens verscheidene polders. Het land ten noorden van den Spaarndamsehen dijk heeft een kleibodem, alles ten zuiden daarvan is laag veen.

De gem. had den 1 Januari 1860 1213, en den 1 Januari 1874 1630 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er 910 R.-Kath., 478 Ned.-Herv., 2 Waalsch-Herv., 15 Ev.-Luth., 13 Herst.-Luth., 6 Chr.-Geref., 1 Rem., 1 Doopsgez. en 1 ongenoemde. Veeteelt, zuivelbereiding, landbouw, visscherij en het vervaardigen van beetwortelsuiker (ta Polanen) zijn er de hoofdbronnen van welvaart.

Het gemeentehuis staat aan den groolen weg tussehen de stad Haarlem en Amsterdam, op korten afstand (ten westen) van de Liebrug.

Haarlemmermeer, Rijks kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van den 6 Mei 1869, de volgende 14 gem.: Haarlemmermeer, Haarlem-merliede-en-Spaarnwoude, Sloten, Watergraafsmeer, Diemen, Ouder-Am-stel, Nieuwer-Amstel, Aalsmeer, Uithoorn, Leymuiden, Rijnsaterwoude, Al-

-ocr page 492-

486

kemade, Lisse, Hillegom. Het had in 1869 43,932 inwoners en 1282 kiesgerechtigden.

Haarlemmermeer, gem. in N.-Holland, tusschen de gemeenten Bennebroek, Heemstede, Haarlemmerliede c. a., Sloten c. a., Nieuwer-Amstel en Aalsmeer (N.-Holl.), en Hillegom, Lisse, Warmond, Alkemade en Leymuiden (Z.-Holl.). Zij is ontstaan ten gevolge der droogmaking van een uitgestrekten waterplas, die, na bedijkt en drooggemalen te zijn, met eenige oeverlanden bij de wet van den 1G Juli 1855 tot eene zelfstandige gemeente werd verheven.

Verscheidene uitgestrekte plassen strekten zich in den Bourgondischen tijd in het hart van Eijnland uit, waarschijnlijk ontstaan ten gevolge der vereeniging van vele kleinere veenplassen en kreeken, waar het water uit den veenachtigen grond bijeenliep. De vereeniging zelve was grootendeels een gevolg van de verveening der gronden tot het bekomen van brandstof. In 1531 besloeg het Haarlemmermeer ongeveer 2600 bunders oppervlakte, terwijl vier andere plassen in deze streek, het Leidsche-meer, het Spieringmeer en het Oudemeer omstreeks 3000 bunders grootte hadden. Allengs vereenigden zich deze meren tot eene groote binnenzee, wier uitgestrektheid in 1647 14,700 en in 1740 16,945 bunders bedroeg. Die geduchte „waterwolfquot; moest gebreideld worden. Reeds had Jan Adriaanszoon Lecghwater in 1643 den voorslag gedaan, het meer te bedijken en droog te malen. Zijn ontwerp werd door vele anderen gevolgd, doch het bleef bij plannen maken, totdat de storm van den 29 November 1836 de golven van het meer tot voor de poorten van Amsterdam zweepte. Koning Willem I benoemde, den 7 Augustus 1887, eene Staats-Commissie, om de middelen te onderzoeken, het groote werk der droogmaking ten uitvoer te leggen. Den 22 Maart 1839 schonk de Tweede Kamer hare goedkeuring aan een ontwerp, en in Mei daaraanvolgende werd de wet uitgevaardigd: „dat het Haarlemmermeer zou worden bedijkt en drooggemaakt.quot; Beeds den 5den der genoemde maand werd bij Hillegom met het opwerpen van den ringdijk een begin gemaakt, en na acht jaren onafgebroken worsteling met velerlei bezwaren, werden in 1848 de dijk en de ringvaart daartusschen afgewerkt. Drie groote stoomwerktuigen pompten daarna het water in de vaart. Het eerste, de Leeghwater, ontving zijn naam van den waterbouwkundige, wiens ontwerp in 1643 het licht had gezien. De Cruquius kreeg zijn naam van Nikolaas Samuel Cruquius, wiens ontwerp van 1742 dag-teekent, de van Lijnden van Fredrik Godard Baron van Lijnden van Hemmen, die in 1821 een zeer voortreffelijk ontwerp aan Koning Willem I inleverde. In 1852 raakte het meer droog, in Augustus 1853 had de eerste verkooping van gronden plaats. In 1854 werden de eerste oogsten van haver en koolzaad binnengehaald. Men had de waarde der verkochte gronden op / 200 per bunder geschat: de gemiddelde opbrengst is ƒ473 geweest; de gezamenlijke kosten van indijking en droogmaking hebben beloopen, met den rentelast, ƒ 13.789,377, zoodat, daar do verkochte gronden bijna ƒ 9.400,000 opbrachten, de aanwinst van bijna 17,000 bunders grond voor het Rijk nog geen ƒ 4.400,000 hebben gevorderd.

-ocr page 493-

487

Zij, die zich in den Haarlemmermeer als landbouwers, werklieden of dagloouers vestigden, kwamen uit alle oorden des Lands. Bij de eerste stemming voor den gemeenteraad telde men reeds 60 kiesgerechtigden, wier verkozenen den 16 November 1855 het eerst vergaderden.

Op den 2 December 1855 werd in eene noodkerk, staande op den hoek van de Hoofdvaart en den Bennebroekerweg, voor de Protestanten de eerste openbare godsdienstoefening gehouden. Sedert zijn 3 sierlijke kerken voor de Hervormden, 3 voor de R.-Katholiekeu en 1 voor de Chr.-Geref. gebouwd.

De gem. heeft met de kleine eilanden en de oeverlanden, die binnen-gedijkt zijn, thans 18,522 bund, oppervlakte. De bodem is zeer verschillend van aard, deels klei, deels zand, deels veen. Het wettige polderpeil is 4.7 el onder A.P.

De gem. had bij de volkstelling van 18G0 reeds 7237 inw. Hun getal was in 1864 vermeerderd tot 9350, in 1868 tot 10,628, in 1874 tot 12,253. Bij de volkstelling van Dee. 1809, toen de geheele wettelijke bevolking 11,272 zielen beliep, vond men er 6993 Ned.-Herv., 649 Chr.-Geref, 143 Doopsgez., 54 Ev.-Luth., 3 Herst.-Luth., 9 Rem., 3412 K.-Kath. en 9 ongenoemden.

De gem., die genoegzaam geheel door rechtlijnige wegen, welke meeren-deels reeds in voortreffelijken staat zijn gebracht, en door verscheidene vaarten wordt doorsneden, bezit in hare ringvaart een afvoerkanaal voor hare voortbrengselen, die vooral uit koren, zaden, vee en zuivel bestaan. Schoone boerderijen, in Hollandschen, Frieschen, Brabantschen of anderen stijl opgeworpen, bezoomen alle wegen, terwijl de dichtste punten van bevolking worden gevonden te Hoofddorp, te Venneperdorp of Nieuw-Venuep, te Abbenes en in de nabuurschap der drie groote stoomwerktuigen.

Haarlemmermeerpolder, polder, die de gem. Haarlemmermeer omvat. Het polderbestuur verving voor de waterstaatsbelangen van deze gemeente in Juli 1856 de Commissie van beheer en toezicht voor het droog-malen van den Haarlemmormeer. Tot eersten dijkgraaf is de heer J. L. van der Burch verkozen.

Haarlemmervaart, vaart in N.-Holl., voor de westhelft in de gemeenten Haarlem en Haarleiumerliede, voor de oosthelft in de gemeenten Haarlemmerliede (afd. Pcilanen), Sloten c. a. en Amsterdam, in 1631 gegraven, om eene reisgelegenheid met trekschuiten tusschen Haarlem en Amsterdam te openen. De sluizen op Halfweg verhinderen de doortrekking van beide gedeelten.

Haarlertaerg, heuvel in de Overijsselsche gem. Hellendoorn.

Haarlo, d. in de Geld. gem. Boreulo, in 1840 met 366, in 1872 met 378 inw. Eene oude kapel alhier, waarin de leeraar van Eibergen vier malen 's jaars predikte, werd in 1823 vernieuwd, doch later vervangen door eene kerk, zijnde de Herv. van Haarlo en Waterhoek in 1858 tot eene

-ocr page 494-

488

zelfstandige gem. vereenigd. De eerste predikant werd den 14 November 1858 bevestigd.

Haar-Bijn, of Rijn, watering in Utr., loopende van Gieltjesdorp naar de Vecht, tussehen Maarssen en Breukelen.

Haarsteeg, d. in N.-Brab., deels in de gem. Hedikhuizen, deels in de gem. Vlijmen. Men telde er in 1840 619 inwoners, als 375 in Hedikhuizen, in welk ged. de B.-Katb. kerk staal, en 242 in Vlijmen.

Haart, b. in de Geld. gem. Aalten, in 1840 met 390, in 1872 met 329 inw.

Haarst, of Haerst, buurtsch. in de Overijsselsche gem. Zwollerker-spol, in 1840 met 201, in 1870 met 239 inw. Men vindt in deze buurt, oudtijds Haersolte geheeten, de havezathe den Doorn. Vroeger lagen er nog 2 anderen: Haerst of Haersolte en Ordel of Ordal, waarvan de eerste van hoogen ouderdom was. Haerst is in 1803 gesloopt. Te Haarst is een veer over de Vecht, het Haarsterveer genoemd.

Haarzililens, gem. in Utrecht, tussehen Utrecht, Maarssen, Laag-Nieuwkoop en Vleuten. Zij beslaat nagenoeg 699 bund., door rivierklei gevormd, en bevat meest wei- en hooiland, doch ook deels korenakkers. In 1822 had deze gem. 254, in 1840 286, in 1874 381 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 349 E.-Kath. en 33 Ned.-Herv.

De gem. bevat het kleine, maar fraai gelegen dorp de Haar, nevens de overblijfselen van het evenzoo genoemde eens zeer trotsche slot. Verder vindt men er de b. ïhemaat. De kerk is weinig meer dan een bouwval.

Haastel (den), geh. in deZ.-Holl. gem. Spijkenisse, in 1840met 56 inw.

Haastrecht, gem. in Z.-Holl., tussehen Hekendorp, Eeeuwljk, Gouda, Gouderak, Stolwijk en Vliet (Z.-Holl.) en Hoenkoop (Utr ). Zij bezit haar tegenwoordigen omvang eerst sedert 1 Januari 1846, toen de gem. Vliet, die nu het oostelijk deel uitmaakt, daarbij werd ingelijfd. Haastrecht, uit een aantal polders gevormd, op de zuidzijde van den Hollandschen IJssel, beslaat nu 1706 bund,, meerendeels laag veen, doch langs de rivier klei. Behalve door den IJssel wordt de gem. door de Vliet bespoeld. In 1822 had Haastrecht 1177 en Vliet 44 inw., die in 1840 tot 1425 en 45 vermeerderd waren. De vereenigde gem. had in 1S60 1475 en in 1871 1503 inw. Bij de volkstelling van 1 Dcc. 1869 vond men er; 823 Ned.-Herv., 4 Ev.-Luth., 1 Rem., 631 B.-Katb. en 1 Oud-B. De middelen van bestaan ztjn veeteelt en zuivelbereiding. Het aankweeken van granen en veldvruchten is, met uitzondering van hennip, die in vrij groote hoeveelheid gezaaid wordt, gering. Voorts zijn er looierijen en eenige andere inrichtingen van volksvlijt. Ten tijde van Keizer Karei V waren er 8 steenbakkerijen, die allengs in getal verminderd zijn. Het middelpunt der gem. is de kleine stad Haastrecht. De heerl. Haastrecht was lang een twistappel tussehen de Graven van Holland en de Bisschoppen van Utrecht.

Het steedje Haastrecht, veelal als een dorp aangemerkt, is gebouwd ter plaatse waar de Vlist in den IJssel valt. Het had in 1860 739, in 1870 729 inw., en bevat een stadhuis, oen marktveld, eene Herv. en eenc

-ocr page 495-

489

K.-Kath. kerk. Vroeger schijnt het kasteel, waarmede Graaf Floris V Heer Herbern van Haastrecht in April 1290 beleende, gestaan te hebben ter plaatse vau de steenachtige hoogte Steenbergen. Er is ook een Doelen geweest, benevens één of twee kloosters. De Haastrechtsche paardenmarkt wordt druk bezocht. Zoowel in 1511 als in 1512 werd de stad door de Gelderschen geplunderd.

Haastrechtsche-Brug, brng, die over den Hollandschen-Ussel in de gemeenten Gonda en Haastrecht is geslagen, i uur ten oosten van Gouda, ï uur ten westen van Haastrecht.

Haaswijk, fraai landg. in de Z.-Holl. gem. Oegstgeest.

Haatland, pold. in de Overijsselsche gem. Kampen, ia 181'J met 62, in lb70 met 83 inw.

Hachmeule, of Hagmeule, havez. in de Ovcrijsselsche gem. Ambt-Delden. Onder de bezitters telde men de geslachten Bentinck, Dedem cn Waander ten Heggeler.

Hackfort, of Hakvoort, adell. huis in de Geld. gem. Vorden, dat sedert 1324 in de geschiedenis wordt genoemd.

Hackfortsche-Beek, beek in het Geld. arr. Zutpheu, die uit dc verecniging van de Vordensche en Hissinkbeek ontstaat en naar den IJssel vloeit.

Haelen, of Halen, gem. in Limb., ingesloten door Buggenum, Heit-huizen, Baexem en Hom, 1112 bund, groot, gevormd door diluvisch zand, waardoor zich de Ghoor- of Haelenerbeek kronkelt, en in het noordwesten door de Neer bespoeld. De gem. telde in 1822 563, in 184.0 681, in 1874. 730 inw. In 1871 vond men er 721 R.-Kath. en 1 Lid der Schotsche gem. De landbouw is hier het hoofdbedrijf. Behalve het d. Haelen, bevat do gem. de geh. Overhaelen en Broek of Halerbroek, het geh. Broekkant, de kasteelen Aldengoor en Waeremberg, benevens eenige verstrooide hoeven. Ter hoogte van de plaats Melenborg zijn Romeinsche oudheden gevonden. De heerl. Haelen, die vroeger tot het graafschap Hoorn of Hom behoorde, werd den 15 Dec. 1679 aan den Baron Rudolf van Keverberg verpand. Vroeger was de heerl. eene bezitting der van Boetzelaar's.

Het d. Haelen, in 184i0 met 374, in 1870 met 396 inw., ligt rondom de R.-Kath. kerk, op den linkeroever van de Haelerbeek.

Haere, havez. in de Overijsselschc gem. Olst. Een der eigenaars, Pierre Voute, van Amsterdam, heeft veel bijgedragen tot de verbetering der wegen in de gemeente.

Haersma, landhuis bij het Friesche d. Buitenpost, in de gem. Acht-karspelen.

Haersma-state, in 1843 gesticht landhuis bij het Friesche d. Dragten in de gem. Smallingerland.

-ocr page 496-

490

Hage, of Hagen, buitenbuurt der Overijsselsche gem. Kampen.

Hage (ter), Mariënhage, of ter Hagen, voorm. monnikenklooster bij Eindhoven, tot 30 Juni 1874 in de gem. Tongelre, sedert 1 Juli daaropvolgend in de gem. Eindhoven. In 1419 gesticht, is het ten gevolge van den oorlog in 1581 en 1629 verwoest, en na laatstgenoemd jaar in een staat van verval gebleven, tot het in eene fabriek van wollen stoffen werd herschapen.

Hage (ter), voorm. nonnenklooster in Axeler-Ambacht, dat van 1230 tot 1578 bestond, en in laatstgemeld jaar werd verwoest.

Hage (ter), of Terhagen, geh. in de Limb. gom. Elsloo.

Hagelaud, geh. in de N.-Brab. gem. Ossendrecht.

Hagelingerbuurt, b. in de N.-Holl. gem. Velsen, in 1840 met 152 inw.

Hagen, twee landgoederen in de Geld. gem. Ambt-Doetinchem, bestaande uit het bevallig jachthuis Klein-Hagen en de aanzienlijke boerderij Groot-Hagen.

Hagenbroek, eene der stads weiden van Kampen in Overijssel, 82 bund, groot.

Hagenvoorde, voorm. bavezathe in de Overijsselsche gein. Wijhe, vele jaren lang in het bezit van het geslacht Voorst of Voerst, doch in 1810 afgebroken.

Hagestein, gem. in Z-Holl., tusschen Vianen en Everdingen (Z -Holl.) en Tull-en-'t Waal en Vreeswijk (Utr.). Zij is groot 1068 bund, en heeft een vruchtbaren bodem, door rivierklei gevormd. Enkele plekken zijn betrekkelijk veel hooger dan het omringende oord. Oorspronkelijk was Hagestein het zuidw. deel eener groote heerlijkh., die ook Jaarsveld, Everdingen, Honswijk en 't quot;Waal omvatte, en eene reeks van jaren een twistappel vormde tusschen het Graafschap Holland en het Sticht Utrecht. Sedert 1435 bleef echter de heerl. aan Utrecht, tot de groote omwenteling op het eind der vorige eeuw in 17'J8 verandering in 's Lands verdeeling bracht. Na de omwenteling van 1813 kwam Hagestein weder aan Utrecht, tot de wet van den 27 April 1820 het weder aan Z.-Holland toevoegde. In 1822 had deze gem. 525, in 1840 C55, in 1874 993 inw. Bij de volkstelling van 1 Dec. 1869 onderscheidde men er 507 E.-Kath., 399 Ned.-Herv. en 1 Ev.-Luth. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van welvaart.

Het d. Hagestein, waar de zendeling Switbert in de 8ste eeuw het Christendom predikte, was in de 14de eeuw eene stad, toen veelal Gas-parde of Gaspernweerde genoemd, terwijl alleen het kasteel den naam van Hagestein droeg. Slot en stad werden in 1405 door Graaf Willem III van Holland veroverd, sedert welken tijd de naam Gasparde weinig of niet meer voorkomt. Nog in 1674 werd van de vesten van Hagestein gesproken. Het d. telde binnen do kom in 1870 227 inw. He t heeft eene

-ocr page 497-

491

in 1830 vernieuwde Herv. kerk. Het kasteel ligt te midden yan hoog opgaand geboomte.

Hageveld, klein seminarie in de Z.-Holl. gem. Voorhout, aldaar in 1848 verplaatst vau Hageveld onder Velsen, waar hot als eene afdeeling van het in 1799 gestichte seminarie te Warmond, was gevestigd. Het werd in 1825 gesloten, doch later weder heropend.

HagOOrt, heerl, en pold. in de N.-Brab. gem. Drongclen c. a., in 1840 nog slechts met 2 h. en 8 inw. In 1740, toen er nog 8 huizen stonden, verzochten de inw. om eene eigene (Herr.) kerk. Vóór 1798 was het eene Brahantsche enclave, te midden van het Hollandsch gebied.

Hajem, of Haijum, geh. onder het Friesche d. Wons (gem. Won-seradeel).

Haink, b. in de N.-Brab. gem, Rosendaal c. a., in 1840 met 190 inw.

Hakkelaarsbrug, brug en tolhek in do N.-Holl. gem. Muiden, over de trekvaart bij Naarden. In de nabuurschap werd den 27 Juni 1.296 Graaf Floris V vermoord. In 1813 en 1814 hadden er vele schermutselingen tusschen de Nederlanders en Franschen plaats.

Hakkelsum, voorm. d. in de Groninger-Ommelanden, door den Dollard gesloopt.

Hakkershoek, geh. in dc Overijsselsche gem. Baalte.

Hakkeveld, pold. van 47 bund, in de N.-Brab. gem. Wijk-en-Aalburg.

Haksberg-en-het-Platte, veld op de westzijde der Woldbergen in de Geld. gem. Doornspijk, bekend door eene overwinning der Geldcr-schen op de Overijsselaars in 1521.

Hal, buurtschap in de N.-Brab. gem. Escharen, uit de buurten Hoog-Hal, Langenboom, Lage-Peel en Lage-Heide gevormd, in 1840 met 401, in 1870 met 494 inw. Te Langenboom is eene R.-Kath. kapel.

Hal, b. in de N.-Brab. gem. Boxtel, aan de Aa, die hier het Halsche-Water wordt genoemd, in 1840 met 117 inw. Aan den Halschen tol, gemeenlijk de Halsche Barrière genoemd, viel in 1714 tusschen do Engel-schen en Franschen een gevecht voor.

Halblok, b. in de Z.-Holl. gem. Gouderak.

Halderbrink, b. in de Geld. gem. Ede, bij Bennekom.

Halen, geh. in de N.-Holl. gem. Schagen.

Haler, b. in de Limb. gem. Hunsel, in 1840 met 19S, in 1870 met 201 inw.

Half-Meyl, geh. in de N.-Brab. gem. Oerle.

Halfweg, of Polanen, d. in de N.-Holl. gem. Haarlemmerliede c. a. en ter wederzijde der sluizen, die het water uit de ringvaart van den Haar-

-ocr page 498-

493

lemmermeer in het IJ, of (meer overeenkomstig de thans in aanleg zijnde werken) in het kanaal van Amsterdam naar IJmuiden voeren. De drie sluizen zijn gelegd overeenkomstig een handvest van Hertog Albrecht in 1364. Den 1 Oct. 1787 verrasten de Pruisen hier een troep Patriotten. Napoleon deed er in 1812 een fort aanleggen, dat in het laatst van 1813 bij capitulatie aan de Kozakken werd overgegeven, en sedert weer is geslecht. Nieuwe vestingwerken zijn er na het droogmaken van het Haarlemmermeer, naar de zijde van Haarlem, aangelegd. Eerst in 1852 is eene kerk te Halfweg gebouwd; de Herv. gem., die haar stichtte, voert den naam van Houtrijk-en-Polanen.

Hall, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gem. Brummen. Het had in 1840 336, in 1872 459 inw. De dorpskom zelf telde in 1870 slechts 106 bew.

Halle, d. in de Geld. gem. Zelhem, in 1840 met 690, in 1872 met 711 inw. Vroeger slechts eene b., heeft het in 1858 eene (Herv.) kerk verkregen.

Hallum, d. in de Friesche gem. Ferwerderadeel, in 1840 met 1178, in 1870 met 1285 inw. binnen de kom, of met de buitenbuurten in 1811 1606, in 1840 2289 en in 1874 2690. De tegenwoordige Herv. kerk is een fraai gebouw van binnen, met een schoon orgel en vele merkwaardige grafzerken van edelen uit de 16de en 17de eeuw. Voorts heeft men er eene Doopsg. en eene Chr.-Geref. kerk, benevens een groot armhuis.

Hallumerhoek, b. ten westen van het d. Hallum in de Friesche gem. Ferwerderadeel, in 1840 met 204 inw.

Hallumermeer, of Hallumervaart, trekvaart van Hallum naar de Ee (Friesl.), gemeenschap gevende met Leeuwarden.

Halsche-veen, voorm. hoog veen in de Geld. gem. Zelhem, thans bouwland of heide.

Halspolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Stellendam, in 1803 bedijkt en 332 bund, groot.

Halsteren, gem. in N.-Brab., tusschen Bergen-op-Zoom, Wouw, Steenbergen en Nieuw-Vossemeer (N.-Brab.) en Tholen (Zeeland). Zij beslaat 3521 bund., die in het oosten der gemeente uit diluviaal zand, in het westen nit vaste zeeklei bestaan. Op de westzijde wordt de gem. door de Eendragt bespoeld. Zij had in 1822 1693, in 1840 2220, in 1874 2648 inw. Bij de volkstelling van 1 Dec. 1869 vond men er 2530 K.-Kath. en 31 Ned.-Herv. De landbouw maakt het hoofdbedrijf der ingezetenen uit. In het Langewater wordt veel paling gevangen. De gem. bevat de beide d. Halsteren en Lepelstraat, do b. Oudemolen, Noordgeest en Leemkladden, het geh. Slikkenburg en de polders Oud-Glimespolder, Auvergnepolder, Oude-Bijmoerpolder, Nieuwe-Bijmoerpolder en Thcodo-ruspolder.

-ocr page 499-

493

Het d. Halsteren, ia het midden der gem., had in 1840 53S, in 1870 549 inw. Men vindt er eene groote R.-Kath. en eene kleine Herv. kerk. Schilderachtig is de ligging op den uitersten rand van den hoogen zandgrond, wanneer men uit het lage polderland van de zijde van Tholen komt. In Februari 1825 werd dit lage land overstroomd.

Halsum, b. in de Gron. gem. Slochteren.

Halswijksbook, beek op de grenzen dor Geld. gem. Dinxperlo.

Halve-ambt, of Halfambt, een der drie deelen van het Gron. landschap Hunsego. Het bevatte 17 kerspelen; Bafio, Rasquerd, Tinal-linge, Ranum, Maarhuizen, Obergum, Menkeweer, Usquerd, Uithuizen, Warffum, Breede, den Andel, Saaxumhuizen, Eenrum, Pieterburen, Wes-ternieland. Wierhuizen.

Halvinkhuizen, of Halvikhuizen, b. in de Geld. gcm. Putten, in 1840 met 131, in 1872 met 126 inw.

Ham, buurt in de N.-Brab. gem, Veghel, in 1840 met 13C, in 1870 met 119 inw.

Ham, buurt in de Gron. gem. Bellingwolde, in 1840 met 117, in 1870 met 119 inw.

Ham, buurt in de Limb. gem. Kerkrade, in 1840 met 116, in 18G0 met 160 inw.

Ham (den), d. in de Gron. gem. Aduard, met eene Herv. kerk. Het schijnt eerst in de 16de eeuw het aanzien van oen dorp gekregen te hebben. In 1840 had het 341, in 1870 437 inw.

Ham (den), d. in de Utr. gem. Hoogland, met eene in 1843 gestichte Herv. kerk. Het ligt aan den weg van Amersfoort naar de Zuiderzee, en telde in 1840 150 inw. In 1870 had het met Coelhorst en omstreken 610 inw.

Ham (den), d. in de Utr. gem. Vleuten, weinig meer dan een geh. in grootte. Het bestaat uit de ridderhofstad de Ham, een stamburg van een jongeren tak der Heeren van Woerden, benevens eene R.-Kath. kerk en enkele boerenwoningen.

Ham (den), gem. in Overijssel tusschen Ambt-Ommen, Ambt-Har-denberg, Vriezenveen en Hellendoorn, met eene oppervlakte van 4341 bund. Het grondgebied dat in het westen door de Regge wordt bespoeld, bestaat uit eene afwisseling van zand (diluvium) en beekklei, benevens afgeveende gronden van hoog veen. Daar de Overijsselsche kanalen, die uit het westen eenerzijds naar Gramsbergen, anderzijds naar Almelo voeren, hier hun scheidingspant hebben, zijn de ontginningen hier sedert den aanleg dier wateren sterk toegenomen. Vanhier, dat de bevolking, die in 1811 1721 en in 1840 2151 bedroeg, in 1874 tot 4001 was toegenomen, in laatstgen. jaar onderscheiden in 3211 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 540

-ocr page 500-

494

Chr.-Geref., 216 E.-Kath. en 28 Ned.-Isr. In de eerste jaren der regeering van Koning Willem I behoorde den Ham tot het schoutambt van Ommen-en-den-Ham. Later is het weder van Ommen afgescheiden, zoo als reeds was onder het Fransch bestuur. Landbouw, vee- en vogelteelt en weverij zijn de hoofdbronnen der welvaart. De gem. bevat de d. den Ham en Vroomshoop en de b. Magele, N oordmeer en Linde.

Het d. den Ham, in 1S70 met 633 inw., ligt aan den weg van Ommen naar Almelo. Het heeft eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk. Tot 1834 stond in de nabuurschap de havezathe Mennigeshave. Te Ham vielen in 1784 groote oproerigheden voor. Den 15 Augustus 1842 leed het zwaar door brand.

Ham (den), geh. in de N.-Brab. gem. Son c. a.

Ham (den), voorm. burg in de Gron. gem. Loppersum, in 1738 afgebroken en door de boerderij de Groote-Ham vervangen.

Ham (den), b. in de N.-Brab. gem. Dongen, in den Hoogen-Ham en Lagen-Ham onderscheiden. Zij had in 1840 816 inw.

Ham (den), b. in de Gron. gem. Bellingwolde, in 1840 met 117 inw.

Ham (den), b. in de Geld. gem. Batenburg.

Ham (het), geh. in de N.-Brab. gom. Wanroy.

Hameland, of Hamaland, voorm. graafsch. aan den IJssel, waarvan het oudste bericht van 837 dagteekent. Het strekte zich uit tusschen de Veluwe, de Duffel (Dubla), Westphalen, Twenthe en Islegouwe, en had Deventer tot hoofdplaats. Verscheidene Graven komen in oude oorkonden voor. Allerwaarschijnlijkst waren cenige Hamelandsche Graven ook Graven van de Nordgau in den Elsass. Het laatst komt de naam Hamaland ten jare 1083 en 1085 in oorkonden voor. Hameland is sedert onder het Stift Utrecht, de Graafschappen Zutphen en Gelder verdeeld.

Hamdijk, b. in de Gron. gem. Nieuwe-Schans, in 1840 met 128, in 1870 met 213 inw.

Hamel (de), watering in N.-Brab., die tusschen Megen en Dieden in de Maas valt.

Ham-en-Bijskampen, pold. in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch.

Hamer (ten), voorm. d. in de omstreken der Zeeuwsche stad Biervliet, in Nov. 1377 door overstrooming te gronde gegaan. Mogelijk was het dezelfde plaats, die st.-Nicolaas-ten-Hamere en Hamerzate wordt genoemd.

Hameren, geh. ten noorden van het Friesche d. Beetgum, doch in de gem. het Bildt, onder L. Vrouweparochie.

Hamersveld, d. in de Utr. gem. Leusden, in 1870 met 491 inw. Er is eene E.-Kath. kerk, die in 1841 is ingewijd.

-ocr page 501-

495

Hamingen, of Hamolingen, geh. aan het Meppelerdiep, in de Overijsselsche gem. Staphorst. Het had in 1870 151 inw.

Hammerbeek, of Vlierwetering, heek in Overijssel, die uit het Alrnelosche-veon ontstaat en in de Kegge valt.

Hammer hof, geh. in de Limb. gem. Herkenbosch-en-Meliek.

Hammink, geh. in de Gron. gem. ten Boer, in don omtrek van Leilens.

Hamsche-Brug, brug over de Lingo in de Geld. gemeenten Zoelen en Wadenoijen, waarbij eeno uitspanningsplaats in de eerstgenoemde gem-

Hamshom, geh. bij het Friesche d.Drogoham, indogem. Achtkarspelon.

Hamsterland, streek lands bij het Gron. dorp den Ilam.

Hamveld, heideveld van 135 bund, in de Drenthscho gem. Beilen.

Hanckema, fraaie burg of oud kasteel in de Gron. gem. Zuidhorn.

Handel, d. met eene R.-Kath. kapel in de N.-Brab. gem. Gemert, waarheen op bepaalde tijden vele ingezetenen der Meijerij en andere streken in bedevaart komen. Deze kapel is eene stiohting van 1225. Het had in 1840 98 inw.

Handelsche-Kluis, of HuiS-te-Padua, gesticht van broederen van st.-IVanciseusorde, deels in de N.-Brab. gem. Bockel, deels in de gem. Gemert. In 1833 werd een krankzinnigen-gesticht met deze kluis verbonden. Er waren daarin 1 Januari 1874 47 lijders.

Hander, of Op-de-Hauder, geh. in de Gron. gom. Eenrum.

Hand-naar-Leiden. vroeger middelpunt der wijk Bovenkerk van de gom. Niouwer-Amstel. De aldaar in 1803 gebouwde E.-Kath. kerk is echter in 1874 verplaatst naar de Noordammerbrug.

Hanetang (de), geh. in de Gron. gem. Vlagtwodde.

Hania'spolder, pold. van 48 bund, in de Z.-Holl. gem. Dubbeldam.

Hansum, b. in de Limb. gem. Neer, in 1870 met 89 inw. Zij is gevormd door twee goh., Groot-Hansum on Klein-Hansum.

Hans-Vriese-Schans, voorm. sohans bij de Zoeuwsche stad Oostburg, in 1673 geslecht.

Hansweert, of Hanswest, nieuw d. in de Zoeuwsche gom. Krui-ningen, aan het zuideinde van het Zuid-Bevelandsche kanaal. Vroeger slechts oen goh., hoeft het door hot stichten eenor R.-Kath. kerk in 1867 en do opening van het kanaal een bloeiend aanzien verkregen. Het had in 1840 ongeveer 25, in 1870 193 inw. Er is een telegraafkantoor en een veer over de 'Westcr-Scheldo naar Walsoorde in Zeouwseh-Vlaandoren.

-ocr page 502-

496

Hantum, lt;1. met eone Herv. kerk in de Friesche gem. West-Dongera-deel. Het had in 1840 383, in 1874 564 inw.

Hantumer-Uitburen, kring van 5 buurten in de Friesche gem. Oost-Dongeradeel, die eene bijzondere afdeeling met dorpsrechten uitmaken. Zij zijn: Haard of Raarderterp, Bierum, of Bierumerterp, Medent, Germerhuizen en Nijenhuis. Zij hadden in 1840 109, in 1874 155 inw.

Hantumhuizen, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. West-Dongeradeel. Het had in 1840 209, in 1874 386 inw.

Hapert, d. met eene E.-Kath. en eene Herv. kerk in de N.-Brab. gem. Hoogeloon, in 1840 met 347, in 1870 met 502 inw. Men heeft daarin het oude Hesperdum willen herkennen, waar Aartsbisschop Wille-brord in 710 verscheidene goederen verwierf. Later werd het Happaert en Happert genoemd.

Happenhennip, pold. van 59 bund, in de N.-Brab, gem. Werkendam.

Haps, gem. in N.-Brab., tusschen Cuyk c. a,, OefFelt, Beugen, Wanroy, Mill e. a. en Beers. Zij is 1520 bund, groot en heeft een diluvialen zandgrond, die deels nog woest ligt, doch voor het grootste deel zoowel vruchtbare akkers als hoogstammig geboomte aan het oog vertoont. In 1822 had deze gem. 594, in 1840 680, in 1874 800 inw. Al de inw. belijden de R.-Kath. godsdienst.

Het d. Haps, de eenige belangrijke plaats in de gem., is slechts klein. Het had in 1870 191 inw. Doch het ligt zeer fraai en heeft in den jongsten tijd door den aanleg van kunstwegen naar Beers, Mill, Oeffeit enz. veel gewonnen. De in 1714 gebouwde kerk, het nette raadhuis en het station Haps van den Noord-Brab.-Duitschen spoorweg maken de hoofdgebouwen uit.

Har (de), geh. in de Gron. gem. Stedum.

Harbrink, of Harbrinkshoek, buurtschap in de Overijsselsche gem. Tubbergen.

Harculo, of Herculo, b. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, in 1840 met 106, in 1870 met 147 inw.

Hardegarijp, d. in de Friesche gom. Tietjerksteradeel, zoowel aan den grooten straatweg van Leeuwarden naar Groningen als aan den Staatsspoorweg. Langs den eerste strekt zich de lange dorpbuurt uit, waartus-schen de buitens Villa-Nova en Bennema-state eene aangename afwisseling geven. De Herv. kerk werd gesticht op do tegenwoordige plok in 1711. In 1811 had dit d. 440, in 1840 779, in 1874 1078 inw., die van Gaastmaburen en de Nieuwe-streek (in 1840 155) medegerekend. Hardenberg, geh. in de Gron. gom. Finstorwolde.

Hardenbergh, of Stad-Hardenbergh, gem. in Overijssel, 1672 bund, groot, tusschen de gom. Ambt-Hardenbergh en Gramsbergen. Langs de Vecht die in het westen vloeit, ligt klei. Al het overige is dilu-visch zand en hoogveen. Er waren in 1822 782, in 1840 910, in 1874 1298 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1207 Ned.-Herv., 2 W.-Herv.,

-ocr page 503-

497

3;i Chr.-Geref., 1 Herst.-Luth. en 55 Isr. Landbouw en veenderij zijnde hoofdbronnen der welvaart.

Hardenbergh, op den rechter Vechtoever gebouwd, ontleent zijn oorsprong van een kasteel, in 1227 of 1228 door den Utr. Bisschop Wille-brand gesticht. Het is in 1362 door Bisschop Jan van Arkel met stede-ijke rechten begunstigd, doch in 1518 door Filips van Bourgondië ontmanteld. De hevige branden van 1497 en 1508, het gevecht tusschen de Nederlanders en Spanjaarden in 1580, en een gedreigde aanval der Fran-schen in Dec. 1813 behooren tot de voorn. hist, herianeringen. Men vindt er een stadhuis en eene nieuwe Herv. kerk. Den 1 Dec. 1869 vond men binnen de stad 759 en daarbuiten 441 inw.

Hardenbergh, of Ambt-Hardenbergh, gem. in Overijssel, tusschen Gramsbergen, Stad-Hardenbergh, Vriezenveen, den Ham, Ambt-Ommen en Avereest (Overijssel), Zuidwolde en Hoogevcen (Drenthe) en Bentheim. Het is groot 16.547 bund., heeft een soortgelijken bodera als de gem. Stad-Har-denbergh en wordt door de Vecht doorsneden. In 1822 waren er 1938, in 1840 3313, in 1874 7349 inw., t. w. 4753 Ned.-Herv., 1314 Chr.-Ger., 12 Ev.-Lnth., 1 Herst.-Iiuth., 10 Doopsgez., 1231 R.-Kath., 22 Ned.-Isr en 6 ongenoemdea. De ontginning der veenen langs nieuw-gegraven vaarten is de voornaamste oorzaak van dien snellen aanwas. De gem. bevat 3 d.: Heemse, Lutten en Slagharen, een deel van Dedemsvaart en de b. Bracht, Bergentheim, Sibculo, Kloosterhaar, Diffelen, Eheeze, Baaider, Eadewijk, Veenebrugge, Collendoorn, Collendoornerveen, Heemserveen en Eheezerveen.

Hardenbroek, buurt in de Utr. gem. Langbroek, aan den Krommen-

n, met de fraaie ridderhofstad van dien naam, welke reeds in oorkonden van 1280 wordt genoemd. In 1840 had de b. 141 inw.

Harderwijk, kant. in het arr. Arnhem, bevattende de 3 gemeenten: Harderwijk, Ermelo, Putten.

Harderwijk, klasse der Herv. Kerk, bevattende de beide ringen Harderwijk en Hattem.

Harderwijk, kerk. ring van de klasse Harderwijk, met 10 gem.: Harderwijk, Barneveld, Elspeet, Ermelo, Garderen, Hierdcn, Kootwijk, Nijkerk, Putten, Voorthuizen.

Harderwijk, gem. in Gelderl., in het westen en noordwesten door de Zuiderzee bespoeld, doch overigens door de gem. Ermelo omringd. Hare oppervlakte (3348 bund.) bestaat, met uitzondering van een kleirand langs de zee, uit diluvisch zand. In 1796 had deze gem. 360S, in 1811 3755, in 1822 4145, in 1840 4382, in 1874 6379 inw. In 1872 vond men er: 5458 Ned.-Herv., 19 Ev.-Luth., 19 Chr.-Geref., 6 Doopsg., 3 Rem., 667 R.-Kath. en 114 Isr. De gem. bevat de stad Harderwijk, het d. Hierden en de b. Tonsel.

De stad Harderwijk was eene opene plaats tot Graaf Otto II haar in

33

-ocr page 504-

498

1229 liet bemuren. Hij schonk haar in 1231 eenige voorrechten, sedert welken tijd zij onder de steden gerekend werd. De koophandel begon zich uit te breiden, en eerlang stevenden de Harderwijkers zelfs tot de Oostzee. Zij kregen voorrechten voor hun handel in Holstein, Holland, Hamburg, Friesland, Engeland, Denemarken, Zweden en andere oorden. Doch reeds lang heeft Harderwijk geen scheepvaart meer op verwijderde gewesten. Thans maken landbouw, visscherij, winkelnering en eenige kleine inrichtingen van volksvlijt de bestaanmiddelen der ingezetenen uit, wier aantal in 1S40 4382, in 1S72 5041 beliep.

Tot de historische herinneringen behooren : het innemen van de stad door de Heeckeren's, in 1372; het verdrag van vrede van 28 Mei 1438; de brand van 31 Juli 1503; de onlusten van 1518, waarvan de tijdelijke opheffing der stedelijke rechten een gevolg was; de verovering der stad door de Bourgondiërs, in 1528; de verovering door de Staalschen, in 1572; het slechten van twee blokhuizen, in 1578 ; de oprichting der kwar-tierschool in 1600, die in 1C47 door de Geldersche Staten tot eene provinciale akademie werd verheven; de vruchtelooze opeiaching door den graaf van den Bergh in 1629; de bezetting gedurende zeventien maanden door de Münsterschen en Franschen, in 1G72 en 1673; het oproer van 1704; de vloed van 14 November 1775, en die van 3 op 4 Februari 1825.

Harderwijk heeft 2 pleinen en verscheidene fraaie woonhuizen, vooral in het middeldeel der stad. Het Eaadhuis heeft een nieuwen, doch geenszins schoonen gevel en eene antieke vergaderzaal. Voorts zijn er kerken voor de Hervormden, de Chr.-Geref., de R.-Kath., benevens eene synagoge. De Herv. kerk is een groot gebouw, dat na den brand van 1415 nieuw is opgetrokken, doch haar hooge toren is den 28 Januari 1797 omver gestort. Andere belangrijke gebouwen zijn die van het Nassausch-Veluwsch gymnasium, en eene kazerne voor het koloniaal werfdepöt (vroeger het Muntgebouw). Onder de liefdadige gestichten munt het burgerweeshuis uit.

Hardeweer, geh. in de Gron. gem. Ezinge.

ïïardewerd, een der in 1421 verdronken Z.-Holl. dorpen.

Hardinxveld, gem. in Z.-Holl., tusschen Gorinchem, Schelluinen, Giessen-Nieuwkerk, Giessendam en Sliedrecht (Z.-Holl.) en Werkendam en de Werken c. a. (N.-Brab.). Zij beslaat 1341 bund., heeft een bodem van rivierklei en wordt door de Merwede bespoeld. In 1822 had zij 2209, in 1840 3298, in 1874 3961 inw. Bij do volkstelling van Dec. 1869 vond men er 3525 Ned.-Herv., 6 W.-Herv., 207 Chr.-Geref., 6 Doops-gez., 5 Ev.-Luth., 1 Herst -Luth., 4 Rem., 23 K.-Kath. en 4 Isr. De gem. heeft tot hoofdplaats eene uitgestrekte buurt langs den Merwedijk met twee Herv. kerken en is in Boven-Hardinxveld cn Beneden- of Neder-Hardinxveld onderscheiden. Er is ook eene Chr.-Geref. kerk.

Hare, fraai geh. in do Overijsselsche gem. Oldemarkt, in vroegeren tijd eene bijzondere heerlijkheid.

Haren, gem. in Gron., die door de gemeenten Groningen, Noorddijk

-ocr page 505-

499

en Hoogezand (Gron.) en door Zuidlaren, Vries en Eelde (Drenthe) wordt ingesloten. Het midden der gem., die G2U bund, groot is, bestaat uit een deel van den hoogen, zandigeu Hondsrug, waaraan zich ter wederzijden kleilanden en verderop veengronden uitstrekken. Op den Hondsrug zijn verscheidene buitenverblijven aangelegd, en prijkt veel geboomte. Landbouw, veefokkerij, veenderij, warmoezerij, arbeid op eenige molens, enz. zijn de hoofdbronnen van bestaan voor de ingezetenen, wier aantal in 1822 1905, in 1840 2647, in 1874 3444 beliep, in 't laatste jaar bestaande uit: 3041 Ned.-Horv., 331 Chr. Geref., 15 Doopsgez., 4 Ev.-Luth., 40 K.-Kath., 10 Isr. en 3 ongen.

De gem. bevat de beide d. Haren en Noordlaren, de b. Hoornsche-Dijk, Onnen, Helpen, Glimmen, Euvelgunne, Hommen, Essen, Harender-molen, Middelhorst, benevens de geh. Dilgt en Groningerpunt.

Het d. Haren ligt zeer fraai aan don straatweg van Groningen naar Assen. Het heeft eene Herv. kerk, mot een toren in Erieschen stijl, benevens eene Chr.-Geref. kerk. In 1869 had het 457 inw. in de dorpskom. Een der groote landgoederen is de boerderij, die aan de Kon. Landbouwschool te Groningen heeft behoord.

Haren, d. met eene E.-Kath. kerk en een nonnenklooster in de N.-Brab. gem. Megen. Het had in 1840 485 inw.

Harendermolen, b. in de Gron. gem. Haren, in 1840 met 94, in Dec. 1869 met 184 inw.

Harfsen, b. in de Geld. gem. Gorssel, in 1840 met 734, in 1872 met 966 inw. Vroeger had Harfsen een kapel, waarin eenmaal 's jaars werd gepredikt.

Harger, of Hargen, b. in de N. Holl, gem. Schoorl, in een giftbrief van 1005 onder den naam Haregon vermeld. Met Camp had het in 1840 184, in Dec. 1869 192 inw.

Hargerpolder, pold. van 146 b. in de gem. Schoorl.

Hargpolder, pold. van 135 bund, in de Z.-Holl. gem. Kethel c. a.

HariCta, hooggelegen d., met eene Herv. kerk, in de Eriescbe gem. Gaasterland. Het telde in 1811 244, in 1810 319, in 1S74 430 inw.

Harike, of Herike, b. in de Overijsselsche gem. Markelo, in 1840 met 489, in Dec. 1869 met 593 inw.

Harikerberg, heuvel in de Overijsselsche gom. Markelo.

Haringcarspel, of Harenkarspel, gem. in N.-Holl., tusschen Schagen, Barsingerhorn, Oude-Niedorp, Heer-Hugowaard, Oudkarspel, War-menhuizen en st.-Maarten. De 2406 bund., die deze gem. groot is, bestaan voor het grootste deel uit klei, voorts uit alluviaal zand en veen. In 1822 had deze gem. 942, in 1840 1124, in 1874 1955 inw. Bij do telling van 1 Dec. 1809 vond men er 888 Ned.-Herv., 35 Chr.-Geref., 8 Doopsgez., 2 Ev.-Luth., 929 K.-Kath. en 1 ongen. Zij bestaan van veefokkerij, zuivelbereiding en landbouw. De gem, bevat de d. Haringcarspel, Dirks-

32*

-ocr page 506-

500

horn en Tuitjehorn, benevens de buurten Kalverdijk en Veldhuizen, een deel van den Heer-Hugo waard en vele polders.

Het d. Haringcarspel is klein. Men telde er in 1840 slechts 123, den 1 Dee. 1869 niet meer dan 116 inw. De Herv. kerk is in 1830 vernieuwd.

Haringhuizen, d. met eene Herv. kerk in de N.-Holl. gem. Barsin-gerhorn. Het had in 1840 177, den 1 Dec. 1869 195 inw.

Haringhuizum, voorm. burg of slot bij V'svliet, in de Gron. gem. Grijpskerk.

Haringeind, b. in de gem. Tilburg.

Haringvliet (het), stroom in Z.-Holl., die van het Hollandschdiep naar de Noordzee loopt. Naar bet noorden bespoelt dit water den Hoek-schen-Waard en Voorne, naar het zuiden Overflakkee.

Harkema-Opeinde, buurt met dorpsrechten in de Friesche gem. Achtkarspelen, in 1840 met 563, in 1874 met S86 inw. In vorige eeuwen had het eene eigen kerk. Beschaduwd door hoog geboomte, is het eene fraaie plaats.

Harkstede, d. met eene merkwaardige Herv. kerk in de Gron. gem. Slochteren. Het d. had 1 Dec. 1869 281 inw. in de dorpskom.

Harles, b. in de Limb. gem. Vaals, in 1840 met 103, in Dec. 1869 met 108 inw.

Harlingen, kant. van 't arr. Leeuwarden, bevattende de 4 gemeenten : Harlingen, Franeker, Franekeradeel, Barradeel.

Harlingen, ring der klasse Franeker van de Herv. Kerk, bevattende de 10 gem.: Harlingen, st.-Jacobi-Parochie, Kimswerd, Midlum, Minnertsga, Oos-terbierum, Pietersbierum, Sexbierum, Tjummarum-en-Firdgum, Wijnaldum.

Harlingen, gem. in Friesl., tusschen de Zuiderzee en de gem. Barradeel. Zij bevat de stad Harlingen en een kleine strook van het platte land. De grootte beloopt 102 bund. De bodem bestaat uit klei. In 1714 waren er 7106, in 1S40 8364, in 1874 10,761 inw., t. w. 7830 Ned-Herv., 1 W.-Herv., 766 Doopsg., 576 Chr.-Geref., 117 Ev.-Luth., 108 Herst.-Luth., 1460 R -Kath., 369 Isr. en 34 ongen. Zij vinden hun bestaan in koophandel, zeevaart, verschillende fabrieken en handwerken. Men heeft er o. a. steenbakkerijen, scheepstimmerwerven, houtzaag- en andere molens, benevens eene groote, in 1834 opgerichte zaklinnenfabriek.

De stad Harlingen, de aanzienlijkste haven- en zeestad van Friesland, is ontstaan uit een buurt tusschen de adell. staten Harliga en Harns. Zij werd sedert 1543 verscheidene malen vergroot, terwijl hare havens in den jongsten tijd aanmerkelijk zeewaarts zijn uitgebreid. Den 1 Dec. 1869 waren 9807 inw. binnen de stad en 212 in den zeer beperkten klokslag.

Het schoonste deel der stad ligt aan de Noorderhaven en de Voorstraat. Onder de gebouwen munt het van 1730 tot 1733 gebouwde Raadhuis uit. Het is met een toren gesierd, en bevat in de vestibule een monument voor den geschiedschrijver Simon Stijl, geplaatst tusschen twee modellen

-ocr page 507-

301

van sluiswerken. Er zijn 2 Herv. kerken, waaronder de Groote of Nieuwe-kerk uitmunt. Do Westerkerk bestaat uit een deel van het voorm. kasteel. Verder heeft men er eene Doopsg., eene Chr.-Geref., eene Ev.-Luth., eene Herst.-Luth. en eene E.-Kalh. kerk, benevens eene synagoge. Als inrichting van onderwijs verdient opmerking: de zeevaartkundige school.

Aan den dijk ten zuiden der stad, doch op den grond van Almenum, vindt men een in 1774 vernieuwd gedenkteeken voor den Spaanschcn gouverneur Caspar de Robles.

ïot de geschiedkundige herinneringen der stad behooren: de brand van 1462; de bezetting door de Groningers, in 1496; de huldiging van Hertog Albrecht van Saksen, in 1499; de bouw van een nieuw kasteel, in 1502; het in brand steken van dit slot, in 1516; de toetreding der stad tot de vrijheid, in 1572; do plunderingen, in 1748; de watervloed van 21 en 22 Nov. 1776; de hevige burgergeschillen van 1787, die in September van dat jaar eene blokkade door de Patriotten van Franekcr ten gevolge had; de watervloed vau Febr. 1825; de opening van den spoorweg tot Leeuwarden, op 14 October 1863.

Harlinger-trekvaart, vaart in Friesl., tusschen Harlingen en Leeuwarden.

Harmeien, gem. in ütr., die haar tegenwoordigen omvang in 1857, met de inlijving van Gerverskop, verkregen heeft. Zij is bepaald door de gemeenten Kamerik, Kockengen, Laag-Nieuwkoop, Vleuten, Veldhuizen, Linschoten en Woerden. De grond, uit rivierklei gevormd, is 1912 bund, groot. Men telde in Dec. 1869 1494, in Januari 1874 1624 inw., t. w. 911 E.-Kath., 704 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv. en 8 Chr.-Geref. De veeteelt is nevens den landbouw het voornaamste bedrijf der ingezetenen.

Het d. Harmeien ligt aan den Rijn, in eene bevallige streek. Er zijn kerken voor de Herv. en R.-Kath. Noordwaarts van daar ligt het fraaie huis te Harmeien, dat reeds in de 13de eeuw bekend was. Het station Harmeien van den Ehijnspoorweg ligt westwaarts, op een klein half uur afstand van het dorp.

Harmelerwaard, pold. van 182 bund, in de Utr. gem. Harmeien.

Harns, voorm. stlns aan de Zuiderzee, naar welk adell. slot do stad Harlingen in het Friesch den naam van Harns voert.

Harseier, b. in de Geld. gem, Barneveld.

Harselo, voorm. kasteel bij Bennekom, in de gem. Ede, reeds in de 14de eeuw bekend, doch in het begin der 19de eeuw afgebroken.

Harsenhorst, geh. in de Overijsselsche gem. Wilsum.

Harsens, geh. in de Gron. gem. Adorp, in vorige eeuwen een kerkdorp. Van 1540 tot 1732 stond er de burg Harsens.

Harseveld, fraaie havezatbe in de Overijsselsche gem. Denekamp.

Harskamp, of Hartskamp, b. in de Geld. gem. Ede, in een een-

-ocr page 508-

502

zaam, maar schilderachtig oord. Men vindt er het huis Harskamp. In 1840 had de b. 268, in 1870 447 inw.

Harsteburen, geh. bij het Friesche d. Poppingawier, in de gem. JKauwerderhem.

Harste (de), geh. bij het Friesche d. Suameer (gem. Tietjerksteradeel).

Harstenhoek, duinvallei in de Z.-Holl. gem. 's Gravenhage.

Harten, b. in de Geld. gem. Eenkum. Vo.jr 1814 behoorde het wes-terdeel onder Wageningen.

Har tank amp, beroemde hofstede in de N.-Holl. gemeenten Heemstede en Bennebroek, bekend door het verblijf van Linné van 1736 tot 1738.

Hartwerd, b. met dorpsrechten in de Friesche gem. Wonseradeel. De kerk is in 1771 voor afbraak verkocht. Met de onderhoorigheden had het in 1840 106, in 1874 125 inw. Tot 1322 werden er de landdagen van Westergoo gebonden.

Haskerdijken, d. in de Friesche gem. Haskerland. Oorspronkelijk was het eene b. bij het klooster Haske. Later groeide het aan tot een d., dat in 1840 304, in 1874 438 inw. telde.

Haskerhorne, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Haskerland, in 1840 met 139, in 1874 met 189 inw.

Haskerland, gem. in Friesland, tusschen ütingeradeel, Aengwirden, Schoterland en Doniawerstal. Zij is groot 5917 bund, en bevat, met uitzondering van een weinig zandgrond in het zuidw. en een weinig kleigrond in het zuidoosten, meest lage veenen. In 1744 had zij 2572, in 1822 4624, in 1874 6656 inw., t. w. 4835 Ned.-Herv., 759 Doopsg., 283 Chr.-Geref., 13 Ev.-Luth., 746 R.-Kath. en 30 Isr. De gem. bevat administratief 7 dorpen: Jonre, Haskerhorne, Haskerdijken, Nijehaske, Oude-haske, Westermeer en Snikzwaag, doch de beide laatsten zijn in geogra-phischen zin slechts buurten. De meeste ingezetenen bestaan van de veeteelt en veenderij. Akkerbouw heeft men er weinig, doch te Joure, de hoofdplaats der gem., vindt men, behalve uitgestrekte boom- en bloem-kweekerijen, eenige fabrieken.

Haskerschans, of Terbandsterachans, b. in de Friesche gem. Haskerland, in de nabijheid der in 1775 gebouwde Herv. kerk van Nijehaske.

Haspel, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze.

Haspel, geh. in de TJtr. gem. Veenendaal.

Hasseberg, heuvel, deels in de Nederl. prov. Groningen, deels in de Pruissische prov. Hannover.

Hasselo, b. in de Overijsselsche gem. Weerselo, in 1840 met 805, in 1870 met 920 inw.

Hasselt, kerk. ring der Herv. klasse Zwolle, met 6 gem.: Hasselt, Avereest, Uborst-en-de-Wijk, Nieuwlensen, Rouveen, Staphorst.

-ocr page 509-

503

Hasselt, gem. in Overijssel, door de gemeenten Zwollerkerspel en Zwartsluis bepaald. De grond — 99 bund. — die door het Zwartewater wordt bespeeld, bestaat uit klei. Behalve de stad Hasselt, bevat de gem. slechts weinige gronden. In 1822 had zij 1172, in 1840 1871, in 1874 2401 inw., t. w. 2060 Ned.-Hcrv., 2 Waalsch-Herv., 167 Chr.-Geref., 7 Doopsg., 5 Ev.-Luth., 123 E.-Kath. en 37 Isr. De meeste inw. bestaan door scheepvaart, mattenmakerij, kalkbranderij, enz. In 1872 voeren 7950, in 1873 7058 schepen door de stad.

De stad Hasselt ligt aan hot Zf/artewater, waarin hier de Dedemsvaart uitloopt. Hare uitgestrekte wallen vormen thans fraaie wandelwegen, hare grachten en straten zien er net en bevallig uit. De Herv. kerk, een zeer oude stichting, heeft een toren van 63 el hoogte, de Chr.-Geref. kerk (een vroeger burgerhuis) prijkt met een antieken gevel. Voorts vindt men er een R-Kath. kerk en een synagoge. Op het Stadhuis zijn eenige merkwaardige schilderijen: eene rechtspleging en een gezicht op de stad. Over het Zwartewater ligt sedert 1828 eene brug van 112 el lengte.

Hasselt ontving in 1252 stadsrechten, en behoorde in 137fi tot de hanze. Zij werd in 1521 aangevallen door de Zwollenaars, doch door den moed der burgerij behouden; in hetzelfde jaar zwichtte zij echter voor de Gelderschen. In 1528 werd zij voor Keizer Karei V, in 1572 en 1582 voor de Staatschen en in 1672 door de Münsterschen gewonnen.

Hasselt, wijk der N.-Brab. stad Tilburg.

Hasselt, geh. in de Limb. gem. Arcen-en-Velden.

Hassel ter dijk, geh. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel.

Hatenboer, geh. in de Limb. gem. Beegden.

Hatert, d. met eene E.-Kath. kerk en eenige lustverblijven in de Geld. gem. Nijmegen. Hot had in 1840 1023, in 1872 1243 inw.

Hattem, kerk. ring der Herv. klasse Harderwijk, met de 15 gom.: Hattem, Doornspijk, Eemst, Elburg, Epe, Heerde, Nunspeet, Oene, Olde-broek, Oosterwolde, Putten, Vaassen, Veessen, Vorgten, Wapenveld, Wezep.

Hattem, gem. in Geld., bepaald door Oldebroek, Heerde en Zwollerkerspel, met eene oppervlakte van 1305 bunder: zand en klei. Zij bevat de stad Hattem, het Hattemerveen en een deel van den Gelderschendijk. In 1822 had deze gom. 1770, in 1840 2426, in 1874 2827 inw. Men had er in 1872 2324 Herv., 348 Chr.-Geref., 4 Doopsg., 3 Luth., 12 R. Kath. en 29 Israelioten. Zoowel de meeste stedelingen als do buitenlieden vinden hun bestaan in den landbouw. Er zijn echter ook enkele fabrieken.

De stad Hattem ligt nabij do plaats, waar de Grift in den Ussel valt. Zij heeft in de 13de en 14de eeuw ook Godsberg geheten. In 1505 is zij door de Bourgondiërs, in 1512 door Karei van Gelder en in 1521 andermaal door de Bourgondiërs veroverd. Tegen de-Spanjaarden verdedigde zij zich zeer moedig. In 1672 is zij door de Münsterschen en in 1787 door krijgsvolk van den Staat bezet.

Het Stadhuis, de Herv. en de Chr.-Geref. kerken zijn de merkwaardigste

-ocr page 510-

504

gebouwen. Er is een beroemd instituut van opvoeding. Het oude, sterke kasteel is reeds voor lang gesloopt.

Hattemerbroek, d. met eene R.-Kath. kerk in de Geld, gem. Olde-broek. In 1840 had het 350, in 1872 428 inw.

Hattemerveen, b. in de Geld. gem. Hattem.

Hattenaerveen, ook de veenpolder van Hattem genoemd, pold. in de Geld. gemeenten Hattem en Heerde, 100 b. groot.

Hattemerwezep, ged. van het d. Wezep, in de Geld. gem. Oldebroek.

Haule, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf. Het had in 1840 142, in 1870 303 inw.

Haulerwijb, d. met eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf. Het ligt ter wederzijde van eene veenvaart eu wordt in Boven- en Beneden-Haulerwijk onderscheiden. In 1840 telde het 1040, in 1870 1582 inw.

Hauwert, d. met eene Herv. kerk in de N.-Holl. gem. Nibbixwoud. In 1840 telde het 301, in 1870 475 inw.

Havelt, b. in de N.-Brab. gem. Veghel, in 1840 met 146 inw.

Havelte, gem. in Drenthe, bepaald door Vledder, Diever, Dwingelo, Buinen, Ruinerwold, Meppel, Nijeveen, en Steenwijkerwold, 6219 bund, groot, met een deels veenachtigen, deels zandigen bodem. In 1822 had zij 1857, in 1874 2744 inw., t. w. 2686 Ned.-Herv., 11 Chr.-Geref., 5 Doopsg., 27 B.-Kath., 11 Isr. en 4 ongenoemden. Do meeste inw. zijn landbouwers. Behalve de d. Havelte en Wapserveen, bevat de gem. de buurten üffelte, Veendijk en Hesselte, benevens de geh. Holtinge. Nijen-tap en Lageveld.

De dorpsbuurt van Havelte ligt verwijderd van de eenzaam staande Herv. kerk. In 1870 had zij 277 inw. Havelte is zeer oud. Op korten afstand liggen 2 hunebedden.

Havelter-Aa, groote beek in Drenthe, die onder den naam van Beiler-stroom in de gem. Westerbork ontstaat, westwaarts vloeit, nabij Dwingelo zich zuidwaarts richt en bij Meppel in de Beest uitloopt.

Havenpolder, pold. van 136 bund, in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, ingedijkt in 1755.

Havenwijk, b. in de Zeeuwsche gem. Philippine, in 1840 met 152 inw,

Haver (de), geh. in de Gron. gem. Bedum.

Havikkerwaard, pold. en b. in de Geld. gem. Bheden, in 1872 met 114 inw. De pold. is 447 bund, groot.

Havikpolder, pold. van 160 bund, in de Zeeuwsche gem. Stoppeldijk, herdijkt in 1754.

Havixhorst, fraaie havezathe in de Drcnthsehe gem. de Wijk.

Hayman, voorm. heerl in Zeel., thans met de gem. Middelburg vereenigd.

-ocr page 511-

505

Hazelaar (de), geh. in de N.-Brab. gem. Wouw.

Hazelberg, b. in de N.-Brab. gem. Binther, in 1840 met 93 inw.

Hazeldonk, b. in de N.-Brab. gem. Bijsbergen, in 1840 met 131 inw.

Hazepolder, pold. van 276 bund, in de N.-Holl. gem. de Zijpe. in 1413 bedijkt.

Hazerswoude, gem. in Z.-Holl., door Alphen, Boskoop, Waddinx-veen. Benthuizen, Zoeterwoude, Leyderdorp en Kouderkerk bepaald, 3472 bund, groot, uit verschillende polders gevormd. Het oude land bestaat meerendeels uit veen; de Eijnboorden en de drooggemaakte plassen hebben klei. De bevolking, in 1822 2192 zielen, was in 1874 tot 3043 gestegen. Den 1 Dee. 1869 waren er 14Ü3 Herv., 420 Chr.-Geref, 38 Rem., 3 Luth., 2 Doopsgez. en 1121 R.-Kaih. Zij leven van veeteelt, zuivelbereiding, landbouw en eenige fabrieken, zoo als scheepstimmerwerven, steenbakkerijen, enz. Er ziju 3 kerkdorpen: Hazerswoude, Groenendijk en Oostbuurt of Hazerswoude-aan-den-Rijndijk.

Het groote, fraaie d. Hazerswoude (in 1870 met 791 inw.) heeft 4 kerken; eene Herv., eene Rem., eene Chr.-Geref. en eene R.-Kath. Vroeger vond men er het krankzinnigengesticht Nieuwenburg.

Hedel, gem. in Geld., tusschen Ammerzoden, Kerkwijk, Driel, Em-pel c. a.. Engelen en Bokhoven, met 1171 bund, oppervlakte. Zij heeft een kleibodem, die deels weiden, deels akkerlanden aan het oog vertoont. In 1822 had zij 1033, in 1874 1611 inw. In 1872 onderscheidde men er: 931 Herv., 3 Chr.-Geref-, 2 Herst.-Luth., 704 R.-Kath. en 5 Isr.

Het d. Hedel heeft in den Spaanschen tijd veel geleden. Er zijn kerken voor de Herv. en R.-Kath., de laatste ter plaatse van het oude slot. Er is een hoog-gelegen spoorwegstation, aan de noordzijde dei' fraaie spoorwegbrug, die over de Maas voert.

Hedel., b. in de N.-Brab. gem. Oirsehot.

Hedelsche-Waarden, uiterwaarden van ruim 98 bund, in de Geld. gem. Hedel, onderscheiden in de Hedelsche-Bovenwaarden en de Hedelsche-Benedenwaarden.

Hedikhuizen, gem. in N.-Brab., omgeven door Herpt, Nieuwkuik, Vlijmen, Bokhoven en Heerewaarden. Dit door twee Maasarmen bespoeld oord bestaat nit kleigronden — 930 bund. — waarop zoowel akkerbouw als veefokkerij worden gedreven. In 1822 vond men hier 643, in 1874 1059 inw. Bij de jongste volkstelling waren er 1035 R.-Kath. en 30 Herv. Behalve het d. Hedikhuizen, bevat de gem. ook een deel van de Haarsteeg, benevens de buurt Luttelherpt.

Het d. Hedikhuizen, waar in 1846 eene R.-Kath. kerk werd gebouwd, is volgens de overlevering door Robert III, Heer van Heusden, gesticht. In 1508 behaalden de ingezetenen der stad Heusden- hier eene merkwaardige overwinning op de Gelderschen.

Hediksche-Maas, doode arm van de rivier de Maas. bij Hedikhuizen, door eene rivierverbetering in 1474 ontstaan.

-ocr page 512-

306

Hee, geh. op het N.-Holl. eiland Terschelling.

Heeckeren, fraaie havez. aan de oostzijde der stad Goor, deels in de gem. Goor, deels in de gem. Markelo.

Heeg, groot d. in de Friesche gem. Wvmbritseradecl, aan het Ilee-germeer, beroemd door zijne palingvisscherij en scheepvaart op Londen. Er zijn kerken voor de Herv en R.-Kath. In 1840 had het 795, in 1870 848 inw. in de dorpskom.

Heegebeek, heek in het Overijsselsche landschap Twenthe, die uit Westphalen komt en den naam van Rotbeek aanneemt.

Heegermeer, oosterhelft van een ruimen plas, die zich in het zuidwesten van Friesland uitbreidt. De westerhelft van dien plas heet de Fljuessen.

Heek (de), b. in de Limb. gem. Hulsberg.

Heek, geh. in de Limb. gem. Klimmen.

Heel, d. in de Limb. gem. Heel-en-Panheel, waar meermalen verschillende oudheden zijn gevonden. Het heeft eene R-Kath. kerk en telde in 1870 592 inw. Bijzonder fraai is het adellijk kasteel. T)e Staten van het graafschap Horn of Hoorn, eens op het kasteel te zamen geroepen, gaven den drossaard te verstaan, dat het d. Heel geen deel uitmaakte van het Land van Hoorn.

Heel-en-Panheel, gem. in Limb., ingesloten door Thorn, Wessem, Linne, Beegden, Hom, Baexem en Grathem, 1066 bund, groot, meest diluvisch zand, deels klei. In 1832 had zij 702, in 1874 826 inw., allen R.-Kath. Hun bedrijf is meest landbouw. De gem. bevat het d. Heel, de b. Panheel, benevens de geh. Houthem en Katert.

Heelsum, fraai d. in de gem. Doorwerth, met een op eene hoogte gelegen Herv. kerk. Het dorp, dat zich in eene vallei langs eene heldere beek uitstrekt, die drie papiermolens drijft, had, met Wolfhees, in 1840 120, in 1872 155 inw.

Heelsummerbeek, beek, die op de Veluwe ontspringt en langs Wolfhees en Heelsum naar den Rijn loopt.

Heelweg, b. in de gem. Wisch, in 1840 met 720 inw. In 828 werd zij, toen Hellewich genoemd, aan de Utr. Kerk geschonken.

Heelwijk, geh. in de N.-Brab. gem. Heesch.

Heem (het), hoog-gelegen geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde.

Heemen, geh. in de Gron. gem. Woldendorp.

Heemse, d. in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh, in 1840 met 481, in 1870 met 525 inw. De fraaie havezathe Heemse benevens de beide kerken (Herv. en Chr.-Afg.) verdienen opmerking.

Heemserveen, b. in de Overijsselsche gem. Ambt-Hardenbergh, in 1870 met 117 inw.

-ocr page 513-

507

Heemskerk, gem. in N.-Holl., ingesloten door de Noordzee, Castri-cum. Uitgeest, Assendelft en Wijk-aan-Zee c. a. Zij beslaat 2731 bund, en heeft voor het grootste deel een zandigen bodem. In het oosten der gem. vindt men eehter klei. De gem. telde in 1822 685, in 1840 885, in 1874 1451 inw. Bij de volkstelling van 1 Dec. 1869 was de bevolking onderscheiden in 1018 K.-Kath., 281 Ned.-Herv, 2 Waalsch-Herv., 13 Chr.-Geref., 12 Doopsgez. en 3 Ev.-Luth. Hunne middelen van bestaan zijn hoofdzakelijk landbouw, warmoezerij en veeteelt. Behalve het d. Heemskerk en de wijk Oosterbuurt, bevat de gem. nog de buurten Heemskerkerduin, Hoogdorperbuurt eu Noorddorp.

Het d. Heemskerk, in eene oorkonde van 1063 Hemezenkirica genoemd, ligt in een bevallig oord, waar zich in den grafelijken tijd vele adell. kasteden verhieven. De Herv. kerk is een gebouw van den jare 1800, doch de toren is veel ouder. Op het kerkhof staat een steenen naald, door den schilder Maarten van Heemskerk in 1570 ter eere zijns vaders Jacob Willemsz. van Veen opgericht. Het oude kasteel van Heemskerk, dat echter reeds eene reeks van jaren geene sterkte meer aan het oog vertoont, draagt thans den naam van Marquette. Heemskerk had in 1840 324, in 1870 405 inw.

Historische herinneringen zijn: het bouwen van het. kasteel van Heemkerk door Willem II, Graaf van Holland, in 1254; de inneming van het kasteel door de Hoekschen, in 1426; de slag tegen het Kaas- en Broodvolk, in 1492; de brand van Mei 1796.

Heemskerkerduin, b. in de N.-Holl. gem. Heemskerk, in 1840 met 180, in 1870 met 238 inw.

Heemste, geh. bij het Friesche d. Beetsterzwaag (gem. Opsterland).

Heemstede, gem. in N.-Holl., ingesloten door Haarlem, Haarlem-merliede c. a, Haarlemmermeer, Bennebroek en Bloemenilaal, en 1173 bund, groot. De grond, meest alluvisch zand, met eenig veen, bestaat uit eene bekoorlijke afwisseling van buitenverblijven, weiden, bosch (het Haarlemmerhout), van bleekerijen, bloemisterijen en akkers. Heemstede had in 1822 1898 en in 1840 2332 inw., doch zonder het in 1S57 met haar vereenigde Bennebroek. In 1870 telde men in de toen zoo voel groeitere gem. 2104 R.-Kath., 618 Ned.-Herv., 14 Waalsch-Herv., 40 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 135 Episc., 25 Doopsgez., 8 Leden der Schotsche gem., 5 Chr.-Geref., 3 Rem., 1 Isr. en 16 ongenoemden. In 1874 waren er 2976 inw. Behalve de d. Heemstede en Berkenrode, bevat de gem. de b. de Heeren-Zandvaart, de Glip of Prinsenbuurt en het Kraaijennest, benevens de huizen aan den Heerenweg, in den Hout, de Koediever-laan, enz.

Het fraaie d. Heemstede, in 1840 met 480, in 1870 met 492 inw., heeft eene in 1623 vernieuwde Herv. kerk, zijnde de kerk, die in 1347 was gesticht, in 1572 verwoest. Het oude huis te Heemstede, buiten het d. naar de zijde van het Spaarne gelegen, is in 1394, 1404 en 1425 verwoest. Het in 1460 vernieuwde gebouw is grootendeels in 1810 gesloopt.

-ocr page 514-

508

Heemstede, fraai kasteel in de TJtr. gem. Houten, vroeger de hoofdplaats eener heerlijkheid, die tot 1811 eene bijzondere gem. uitmaakte, doch toen bij Oud-Wulven werd ingelijfd. Heeren van Heemstede worden sedert 1323 vermeld. De heerl. Heemstede had in 1840 76 inw.

Heemstee, geh. in de N.-Holl. gem. Castricum.

Heemwerd, of Hemert, geh. onder Lellens, in de Gron. gem. ten Boer.

Heen, d. met eene in 1847 gestichte R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Steenbergen, in 1840 met 357 inw.

Heenepolder, pold. in de N.-Brab. gemeenten Steenbergen en Nieuw-Vossomeer, in 1610 ingedijkt en 779 bund, groot.

Heensche-Molen, b. in de N.-Brab. gemeenten Steenbergen en Nieuw-Vossemeer, in 1840 met 350 inw., van welke 210 onder eerstgenoemde, 140 onder laatstgenoemde gem.

Hèenvliet, gem. in Z.-Holl., het noord-oostelijk deel van Voorne uitmakende. Zij wordt ingesloten door Zwartewaal, Vier-Polders, Nieu-wenhoori], Abbenbroek, Geervliet en Rozenburg. In het oosten door de Bernisse en in het noorden door de Maas bespoeld, wordt zij door het Kanaal van Voorne doorsneden. De grond — in het geheel 1213 bund. — bestaat uit zeeklei, in verschillende polders. In 1822 had deze gem. 603, in 1840 823, in 1874 1297 inw. Bij de volkstelling van 1869 vond men er 1099 Ned.-Herv., 42 Chr.-Geref., 4 Evang. Luth., 40 R.-Kath., 28 Ked.-Isr. De landbouw is hun voornaamste middel van bestaan. De gem. bevat hot steedje Heenvliet en de b. Nieuwe-Sluis.

Het steedje Heenvliet, aan de Bernisse gebouwd, had in 1840 569, in 1870 778 inw. Het is op en aan den dijk langs de Bernisse gebouwd, met een ruim Marktveld in het midden. Van het slot Ravestein bestaan nog geringe overblijfselen, doch de beide sloten Blijdestein en I.eeuwestein zijn geheel vervallen. De voornaamste gebouwen zijn het Raadhuis, de Herv. kerk en eenige particuliere woningen, waarvan velen fraaie tuinen hebben. Ook is er eene synagoge. Heenvliet, in 1469 door Heer Adriaan van Kruiningen met stadsrechten beschonken, heeft in 1380 veel geleden door de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, in 1660 door brand, en in 1787 door de burgergeschillen.

Heer, gem. in Limb., die, sedert 1828, toen Keer en st.-Anthoniusbank daarvan zijn afgenomen, slechts 700 bund, groot is en bepaald wordt door Maastricht, Meerssen, Amby, Bemelen, Cadier c. a., Gronsfeld en st.-Pieter. De vruchtbare grond, deels Limburgsche, deels Maas-klei, verheft zich in het oosten tot aanzienlijke heuvelen, die, even als de vlakten langs de Maas voortreffelijk zijn bebouwd. Men telde er in 1840 1288, in 1874 1413 inw., in laatstgen. jaar bestaande uit 1404 R.-Kath., 3 Ned.-Herv. en 6 Isr. Behalve het d. Heer, bevat de gem. ook de b. Scharn. De meeste ingezetenen zijn landbouwers. Eenigen generen zich als arbeiders aan groote werken.

Het d. Heer, vroeger eene bijzondere bezitting der st.-Servaaskerk te

-ocr page 515-

30'J

Maastricht, had in 1840 1052, in 1870 1128 inw. Men vindt er eene fraaie R.-Kath. kerk. Het dorp ligt aan den weg van Maastricht naar Verviers, ter plaatse waar deze weg zich van dien van Maastricht naar Aken afscheidt.

's Heer-Aartsberg, heerl. in Z.-Holland, 878 bund, groot, het oostelijk deel der gem. Berg-Ambacht uitmakende. Het oud-adell. huis van 's Heer-Aartsberg werd in de eerste helft der 14de eeuw gesticht. In 1840 had de heerl. 541 bew.

's Heer-Abtskerke, gem. op het Zeeuwsche schiereil. Zuid-Beveland, tusschen de gem. Goes, Kloetinge, 's Gravenpolder, Nisse, Hein-kenszand en 's Heer-Arendskerke. Zij heeft eene oppervlakte van 15 (Ui bund., die uit met zand vermengde klei bestaan. In 1822 had zij 303, in 1840 295, in 1874 296 inw. in laatstgen. jaar samengesteld uit 221 Ned.-Herv., 14 Chr.-Geref. en G1 R-Kath. Landbouw en veeteelt zijn het gewone bedrijf. De gem. bevat de beide d. 's Heer-Abtskerke en Sinoutskerke, benevens de b. (het vroegere d.) Baarsdorp.

Het d. 's Heer-Abtskerke telde in 1870 in de dorpskom 109 inw. Er is eene Herv. kerk, met een hoogen toren.

Heer-Alma, voorm. burg in het Gron. d. Saaxum, in de gem. Oldehove.

's Heer-Arendskerke, gem. op Z.-Beveland in Zeel., in 1857 door de vereeniging der gem. 's Heer-Arendskerke en 's Heer-Hendrikskinde-ren ontstaan. Sedert is zij naar het noordoosten en oosten bepaald door de gemeenten Wolphaartsdijk, Goes, 's Heer-Abtskerke, Heinkenszand, 's Heerenhoek en Borssele, terwijl zij verder, behalve waar de spoor-wegdam baar aan de Walchersche gem. Arnemuiden verbindt, wordt be-spoeld door de Hont, bet Sloe en de Schengen. Zij is nog in den zomer van 1874 door indijking naar het noorden vergroot. In 1870 rekende men hare oppervlakte op 4055 bund, alles met zand vermengd kleiland. In 1800 had deze gem. 2238, in 1S74 2758 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1591 Ned.-Herv., 526 Chr.-Ger., 1 Ev.-Luth., 637 R.-Kath. en 3 ongenoemden. Een bloeiende landbouw voorziet ruimschoots in de behoeften der bevolking. De gem. bevat de drie d.'s Heer-Arendskerke, het Nieuwedorp en 's Heer-Hendrikskinderen, benevens het geh. (het voorm. d.) Wissekerke.

Het d. 's Heer-Arendskerke ligt schilderachtig aan den grooten weg van Goes naar Middelburg. Het voornaamste gebouw is de Herv. kerk, die een zwaren, hoogen toren heeft. Vroeger stond in de nabuurschap het slot Schengen. In 1870 had dit d. in de kom 502 bew. Tot de historische herinneringen behoort het woeden van eene windhoos op den 12 September 1838, waardoor twintig huizen en eenige schuren zwaar beschadigd werden.

's Heer-Arendspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Ossenisse, in 1710 ingedijkt en 42 b. groot.

-ocr page 516-

510

's Heer-Arendswoude, heer], in de N.-Brab. gem. Dussen, uit eenige polders samengesteld.

Heerde, gem. in Geld., tasschen Hattem, Oldebroek en Epe (Geld.), Wijhe en Zwollerkerspel (Overijssel). Zij beslaat 8023 bund, met uitzondering van eenige kleigronden aan den IJssel, alles dilnvisch zand, dat naar het westen zich hier in de Woldbergen lot meer dan 35 el verheft. In 1822 had zij 31U, in 1840 4227, in 1874 5265 inw. In 1873 telde men: 4124 Ned.-Herv. 1082 Chr.-Geref., 14 Doopsgez., 2 Ev.-Luth., 1 Rem, 21 E.-Kath. en 11 Isr. De hoofdbron der welvaart is de landbouw verder de boomkweekerij en houthandel, handel in spek, vleesch en landbouwproducten, benevens eenige fabrieken en andere inrichtingen van volksvlijt, die papier, olie, meel, wagens en klompen in den handel brengen. De gem. bevat 4 dorpen: Heerde, Wapenveld, Veesssn en Vorgten, benevens de b. Dorpbuurt, Hoorn, Markluiden, Horsthoek en Werven.

v Het d. Heerde telde, met de wijk Dorpbuurt, in 1840 1187, in 1872 1667 inw. Het ligt te midden van schoone korenvelden, op het punt, waar de wegen van Hattem naar Apeldoorn en van Kampen naar Wijhe elkander kruisen. Men vindt er kerken voor de Herv. en de Chr.-Geref. en oen ruim marktveld.

Heerder-Wezep, ged. van het d. Wezep in de Geld. gem. Oldebroek.

Heereburen, geh. in de Gron. gem. Oldehove, in 1840 met 47 inw.

'S Heer-Elsdorp, geh. in de Zeeuwsche gem. Kloetinge.

'S Heerenberg, stad in de Geld. gem. Bergh, op slechts 400 ellen afstand van de Pruissisehe grens. Ofschoon klein, is zij welgebouwd, en de noorder- en noordwester deelen van haar belommerden wal leveren aangename wandelingen op. Ook de omstreken lokken tot wandelen uit. De vroegere poorten zijn gesloopt. Binnen de stad telde men in 1840 1081, in 1872 1277 inw., onderscheiden in U94 K.-Kath., 207 Herv., 8 Luth., en 66 Isr.

Het belangrijkste gebouw is het slot, met zijn trotschen donjon, weleer de zetel der machtige Heeren van den Bergh. In den Spaanschen oorlog werd het bezit meermalen door de oorlogvoerenden aan elkander betwist, tot Prins Maarits het 1598 deed ontmantelen. In 1735 werd het door brand beschadigd, doch weder hersteld. Onder Koning Willem I en Willem II (tot 1843) was daarop het seminarie voor de aartspriesterschappen Utrecht, Gelderland, Friesland, Salland-en-Drenthe, Twcnthe en Groningen gevestigd.

Andere belangrijke gebouwen zijn het met een toren versierde raadhuis, de E.-Kath. en de Herv.-kerk, de synagoge en het Gasthuis.

's Heerenberg heeft eene treurige vermaardheid verkregen door eene samenrotting van gepeupel uit Emmerich en omstreken op den 1 April 187;?, waardoor de feestvreugde van vele vaderlandlievende ingezetenen werd gestoord.

'8 Heerenbroek, b. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, in 1840 met 161, in 1870 met 234 inw.

'8 Heereudijk, voorm. kolonie der Herrnhütters, aan den IJssel, in de

-ocr page 517-

511

gem. Usselstein (toen Holland, thans Ulreeht). Het hoofdgebouw werd 1736 gesticht, doch in 1740 door de stichters weer verlaten, om zich to Zeist te vestigen.

Heerenduinen, duinen in de N.-Holl. gemeenten Bloemendaal en Velsen.

Heereneind, geh. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.

'S Heerenhoek, gem. op 't Zoeuwsche schiereiland Zuid-Beveland, tusschen Heinkenszand, Ovezande, Borssele en 's Heer-Arendskerke. Zij is 669 bund, groot en heeft een bodem van met zand vermengde klei. In 1822 had zij 605, in 1840 772, in 1874 1013 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 801 B.-Kath., 193 Ned.-Herv. en 19 Chr.-Geref. Zij bestaan bijna allen van den landbouw.

Het d. 's Heerenhoek met zijne belommerde wegen maakt eene aangename vertooning. Er zijn 2 kerken, een voor de Herv. en een voor de K.-Kath. In 1870 vond men in de dorpskom 636 bew.

'S Heerenloo, of st.-Jan-ten-Dale, iandg. in de Geld. gem. Harderwijk, in vorige eeuw eene kommanderij van st.-Jansheeren.

Heerenhui, heuvel in de Geld. gem. Apeldoorn.

Heerenpolder, pold. in de N.-Brab. gem. Nieuw-Vossemeer, in 1633 bedijkt en 125 bund, groot.

Heerenpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Oude-Tonge, in 1523 bedijkt, in 1647 herdijkt en 225 bund, groot.

Heerenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Cadzand, in 1437 bedijkt en bijna 11 bund, grooi.

Heerenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Groede, 77 bund, groot, in 't voorst der 17de eeuw bedijkt.

Heerenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Retranchemcnt, in 1537 bedijkt en 32 bund, groot.

Heerenpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Wolphaartsdijk, in 1649 bedijkt en 271 bund, groot.

Heerensloot, ged. van de watering het Deel, van Haskerkdijken naar Heerenveen.

Heerenveen, distr. in Friesland tot het afvaardigen van leden naar de Prov. Staten, bevattende de 7 gemeenten: Smallingerland, Opsterland, Oost-Stellingwerf, West-Stellingwerf, Schoterland, Aengwirden en Utin-geradeel.

Heerenveen, tweede arr. der prov. Friesland, dat in 1811 bij zijne oprichting dezelfde uitgestrektheid verkreeg als het kwartier Heerenveen tijdens het Koningrijk Holland had bezeten. Bij zijne oprichting werd het in 4 kantons gesplitst: Akkrum, Beetsterzwaag, Ileerenveen en 01-

-ocr page 518-

512

(leberkoop. Sedert 1838 zijn het eerste en derde kanton saatngevoegd, zoodat het arr. thans 3 kantons heeft: Heerenveen, Beetsterzwaag, Olde-berkoop.

HeerenveSD, eerste kant. van het Friesche arr. Heerenveen. bevattende de 4 gem.: Aengwirden, Haskerland, Sehoterland, Utingeradeel.

Heerenveen, klasse der Herv. Kerk in de prov. Friesland, verdeeld in 3 ringen: Heerenveen, de Lemmer en Wolvega. Zij bevat 42 gem., bediend wordende door 45 predikanten.

Heerenveen, ring der klasse Heerenveen, bevattende de 16 gem.: Bakkeveen, Beetsterzwaag, Beets-en-Olterterp, Gorredijk, Haskerdijken-en-Nijehaske, Heerenveen, Hoornsterzwaag-Jubbega-en-Schnrega, Kortezwaag, Langezwaag-en-Luxwolde, Lippenhuizen en-Hemrik, Nieuw-Brongerga of de Knijpe, Oudchorne-en-Nijehorne, Oudesehoot-cn-Nijeschoot, Terwispel, Tjalleberd-Lunjeberd-Gersloot-en-Terband, Ureterp-en-Sigerswolde, Wijnje-terp-eu -Dunrswonde.

Heerenveen, klasse der Chr.-Geref-, Kerk, bevattende de 11 gem. ; Donkerbroek, Duurswoude, Haulerwijk, Heerenveen, Idskenhuizen, Jonre, Lippenhuizen, Mildam, Oldeboom, Terwispel, Wolvega.

Heerenveen, dek. van het bisdom Utrecht, dat vóór de oprichting van het dek. Sneek in April 1873 eene grootere uitgestrektheid had. Thans bevat het 10 par. en 1 rectoraat. De par. zijn: Heerenveen, Jonre, Steggerda, Wolvega, Kuinre, Oldemarkt, Steenwijk. Steenwijkerwold, Vol-lenhove en Meppol. Het rectoraat is dat van Frederiksoord.

Heerenveen, vlek in Friesland, deels in de gem. Sehoterland, deels in de gem. Aengwirden, en voor het ged. dat den naam van Nijehaske voert (administratief een afzonderlijk dorp, maar in geographischen zin met Heerenveen één kom), in de gem. Haskerland. In 1840 telde het deel in Sehoterland 1828, het deel in Aengwirden (met de Fok) 534 en het d. Nijehaske 1105 inw. In 1874 vond men in deze drie deelen te za-men 4546 inw., als 2153 in Sehoterland, 1589 in Haskerland en 794 in Aengwirden.

De opkomst van Heerenveen dagteekent van den tijd van Keizer Karei V, toen Ridder Pieter van Dekama en zijne compagnons Kuik en Foits de hier gelegen veengronden aankochten en begonnen af te graven en te ontginnen. In later tijd werd de bloei zeer bevorderd, toen Prinses Albertina Agnes het landgoed Oranjewoud bij Heerenveen aanlegde, dat het hof der Friesche Stadhouders doorgaans gedurende den zomer tot verblijf verstrekte. In het begin dezer eeuw, onder Koning Lodewijk, werd Heerenveen de hoofdplaats van een der drie Friesche kwartieren, en onder Keizer Napoleon van een der arondissementen. Ook de aanleg vau den grooten weg van Zwolle naar Leeuwarden en van den spoorweg van Meppel naar Friesland's hoofdstad heeft veel tot Heerenveen's uitbreiding bijgedragen. Doch was oorspronkelijk de veenderij hier de hoofdbron van welvaart, thans zijn het koophandel,

-ocr page 519-

513

scheepvaart, winkelnering, markten, scheepstimmerwerven, looierijen, goud- en zilversmederijen, enz.

Tot de hoofdgebouwen van Heerenveen behooren; de Rechtbank, vroeger de Crackstate; het gemeentehuis van Schoterland, vroeger de state Dekama, waarachter eene openbare wandelplaats is aangelegd; het gemeentehuis van Aengwirden; het gebouw der hoogere-burgerschool en het station van den Staats-spoorweg.

Oe ruime Herv. kerk van Heerenveen staat in Schoterland, die van Nijehaske in Haskerland, en de nieuwe kerk van de Fok in Aengwirden. De Doopsgez. kerk staat in Schoterland, de Chr.-Geref. in Aengwirden, de R.-Kath. in Schoterland, de synagoge in Haskerland.

Eenige aarden werken, bij Heerenveen opgeworpen, werden in 1622 door de landzaten zoo dapper tegen de Spanjaarden verdedigd, dat de vijand afdeinsde. Met gelijke uitkomst werd hier hevig in don nacht van 18 op 19 Augustus 1072 tegen de Münsterschen gestreden.

Heerenwal, lange buurt in de Friesche gom. Haskerland, uitmakende het deel van Nijehaske, dat zich onmiddellijk aan het deel van Heerenveen in Schoterland aansluit en door de Heerensloot van de buurt in Aengwirden wordt afgescheiden.

Heerenweg, geh. in de Limb. gem. Heerlen.

Heeren-Zandvaart, b. in de N.-Holl. gem. Heemstede, in 1840 met 955, in 1870 met 1132 imv., meerendeels bleekcrs.

Heerenzijl, huis en overvaart bij de Friesche dorpen Terkaple en Ter-horne in de Friesche gem. Utingeradeel. De plaats ontleent haar naam van eene vroegere Sluis in den Slagtedijk.

Heerewaarden, gem. in Gelderl. tusschen Rossera, Varik en Dreu-mel (Geld.), Alem c. a. en Lith (N.-Brab.), door de Waal in het noorden bespoeld en door de Maas in het zuiden doorsneden. Tot 1599 maakte zij het oostelijk gedeelte van den Bommelerwaard uit, doch het graven van het st.-Andrieskanaal heeft hierin verandering gebracht. Sedert waren hier twee open rakken, waardoor de Waal met de Maas gemeenschap had. De bovenste vereeniging is in 1734 gedicht, de onderste in 1853 ingeëngd en door eene doorvaartsluis met brug vervangen. Heerewaarden is 876 bund, groot en bestaat uit ingepolderd land en uiterwaarden, alles rivierklei. De polder Heerewaarden en de Kopsche- of Bovenpolder zijn te zamen begrepen in den overlaat, die zich van den bandijk in Maas-en-Waal tot dien van den Bommelerwaard uitstrekt. Daarom werd der gem. geene hoogere bedijking of bekading toegestaan dan tot 6 el boven peil. In het d. Heerewaarden is voor het geval van hooge vloeden een vluchtheuvel opgericht.

In 1822 had deze gem. 489, in 1840 604, in 1874 990 inw. In 1872 onderscheidde men de bevolking in 879 Herv., 3 Chr.-Geref., en 80 R.-Kath. Zij bestaan meest van landbouw, veeteelt, visscherij en steenbakkerijen. Behalve het d. Heerewaarden, bevat de gem. de b. Oud-st.-Andries en liet fort Nieuw-st.-Andries.

-ocr page 520-

514

Het (1. Heerewaarden is zeer oud. Volgens eene oorkonde zou Keizej Otto III den 9 April 997 Heriwarda aan de Utr. Kerk geschonken hebben. De inw. dreven reeds in bet voorst der 12de eeaw een belangrijken handel op den Rijn, want bij de bevestiging van den tol tp Coblenz, in 1104, werd onder de handeldrijvende plaatsen Herewerde genoemd. De Heerewaarders waren echter vrijgesteld van betaling, zoo zij voor ieder schip een goeden zalm betaalden. Destijris behoorde Heerewaarden tot Brabant, maar het kwam vervolgens door ruiling aan Reinald II van Gelder. Heerewaarden, dat eene aangename vertooning maakt, heeft een raadhuis, eene Herv. Kerk en eene school. Het telde in 1840 511, in 1872 804 inw.

Heer-Geertspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. 's Gravenpolder.

'S Hoer-Hendriks-kinderen, d. in Zeel. op het schiereiland Zuid-Beveland. Het maakte tot 1857 met Wissekerke eene zelfstandige gem. uit, doch die sedert bij 's Heer-Arendskerke is ingelijfd. Zij was 560 bund, groot en had in 1822 202, in 1840 246, in 1850 233 inw. Het d. 's Heer-Hendriks-kinderen, had vroeger een merkwaardig kasteel, Heer Hendriksburg genoemd, doch dit is van 1798 tot 1802 afgebroken. Het belangrijkste gebouw is thans de Herv. Kerk. In 1840 had dit d. 137, in 1870 112 inw.

Heer-Hugowaard, vroegere waterplas in N.-Holl,, waarin de Eoomsch Koning Willem van Holland, den 28 Januari 1256, den dood vond, toen hij over het ijs trok om de West-Friezen te bevechten. De plas werd van 1626 tot 1631 op kosten van Hans van Loon, een Amsterdamsch koopman en eenigen zijner medestanders, bedijkt en drooggemaakt. Met de eilandjes en oevergronden die men binnendijkte, kreeg de waard eene uitgestrektheid van 3127 bund., deels onder een zelfstandig bestuur, deels onder de omringende bannen van Oterleek, Hensbroek, Veenhuizen, Haringkarspel, Oudkarspel, Noord-Scharwoude, Zuid-Scharwoude, st.-Pancras en Ondorp. In dezen waard zijn twee stations van den N.-Holl. Staats-Spoorweg: Heer-Hugowaard en Noord-Scharwoude.

Heer-Hugowaard, gem. in N.-Holl., het grootste deel van den polder Heer-Hngowaard bevattende, en ingesloten door de gem. Haringkarspel, Oude-Niedorp, Hoogwoud, Opmeer, Obdam, Hensbroek, Ursem, Oterleek, Oudorp, st.-Pancras, Broek-op-Langedijk, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude en Oudkarspel. Tot in 1854 vormde haar noordoostelijk deel eene bijzondere gemeente, Veenhuizen, doch deze werd door de wet van 13 April 1854 met Heer-Hugowaard, vereenigd.

Sedert dien tijd beslaat de gem. Heer-Hugowaard 3782 bund., bestaande de grond deels uit zand (alluvium), deels uit klei of laag veen. Het grootste deel der landerijen is tot weide aangelegd. Doch er zijn ook vele rietvelden en bosschen, welke beiden brandstof leveren. In 1822 waren in de toenm. gem. Heer-Hugowaard 712 en in Veenhuizen 231 inw. De vereenigde gem. telde in 1860 1768, in 1874 2579 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er 1176 Herv., 16 Doopsgez , 10 Ev.-Lnth.

-ocr page 521-

515

2 Herst.-Luth., 6 Christ.-Geref., 1030 R.-Kath en 1 ongen. Behalve de dorpen Heer-Hugowaard en Veenhuizen, bevat de gem. de geh. Groote-Bas en Bntterhuizen, het laatste echter slechts ten deele.

Men kon eerst sedert weinige jaren van een dorp Heer-Hugowaard spreken, daar de beide kerken, de R.-Kath. en de Herv., eerst na den aanleg van den spoorweg zijn gesticht, de eerste in 1867, de tweede in 1870. Het fraaie gemeentehuis ligt noordwaarts van daar aan den Middelweg.

Heer-Jansdam, gem. in Z -Holl., tusschen Oost- en West-Barendrecht, Ridderkerk, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Groote-Lindt, Puttershoek en Heinenoord, uitmakende het zuidwestelijk deel van den Zwijndrechtschen Waard. Zij heeft haar tegenw. omvang — 637 bund. — eerst door de wet van 13 Juni 1857 verkregen, die Heer-Jansdam met Kleine-landt vereenigde. De gem. die door de Oude-Maas, de Waal en de Devel wordt bespoeld, heeft een kleibodem, weshalve de landbouw er de voornaamste bron van welvaart uitmaakt. In 1822 had Heer-Jansdam 663 en Kleine-landt 355 inw. In 1860 telde men in de door beider vereeniging gevormde gem. 1334 en in 1874 1518 ingezetenen. Deze bev. deelde zich in 1870 in 1411 Ned -Herv., 67 Chr.-Geref., 9 R.-Kath. en 2 Isr. De gem. bevat de d. Heer-Jansdam en de b. Kleine-Lindt.

Het d. Heer-Jansdam ligt aan do Merwede en Waal. Het heeft eene Herv. en eene Chr.-Ger. Kerk, benevens eene in 1741 gelegde sluis in den mond der Waal. Den 16 Mei 1789 werd dit d. door een hevigen brand geteisterd.

Heer-Jansland, of Sir-Jansland, d. met eene Herv. kerk in de Zeeuwsche gem. Oosterland, in het noord-westen van Duiveland. Het had in 1870 binnen de kom 246 inw. Oudtijds lag Heer-Jansland op hetzelfde eiland als Dreischor, doch door de st.-Aagtenvloed van 5 Februari 1288 werd de polder van Heer-Jansland overstelpt, en toen Heer-Jansdam in 1354 werd herdijkt, werd het aan Oosterland gehecht.

Heer-Janspolder, pold. van 276 bund, in de Zeeuwsche gem. Wissekerke.

Heer-Janspolder, of st.-Janspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. 's Gravenpolder.

Heerle, d. met eene R.-K. kerk, in de N.-Brab. gem. Wouw. Het had in 1840 577 inw.

Heerlen, prov. kiesdistr. in Limburg, bevattende de 13 gem.: Heerlen, Hoensbroek, Hulsberg, Wijnandsrade, Kerkrade, Klimmen, Nieuwen-hagen, Schaesberg, Schimmert, Eygelshoven, Rimburg, Ubach-over-Worms, Voerendaal.

Heerlen, derde kanton van het arr. Maastricht, bevattende de 12 gem.: Eygelshoven, Heerlen, Hoensbroek, Kerkrade, Klimmen, Nieuwen-hagen, Nuth c. a., Rimburg, Schaesberg, Ubach-over-Worms, Voerendaal, Wijnandsrade.

33*

-ocr page 522-

316

Heerlen, ring der Herv. Kerk in Limburg, bevattende de 5 gem.: Grevenbicht, Heerlen, Sittard, Urmond, Vaals.

Heerlen, heerl. in den omvang van het tegenw. Limbnrg, vroeger eene afzonderlijke heerschappij, vervolgens bij de heerl. Valkenburg ingelijfd. Zij bevatte de tegenw. gemeenten Heerlen, Nieuwenhagen en Voereudaal.

Heerlen, of Heerle, gem. in Limburg, ingesloten tusschen Amsten-rade, Bnmssem, TJbach-ovtr-Worms, Nieuwenhagen, Schaesberg, Kerkrade, Simpelveld, Voerendaal en Hoensbroek. In het uiterste zuidoosten raakt de gem. op een enkel punt ook de Pruissische gem. Horbaeh. Zij beslaat 3356 bund, waarvan de grond op de hoogten en in de dalen uit Limb, klei gevormd, in den schoot der aarde steen- en bruinkool bevat. In 1822 had deze gem. 3671, in 1840 4546 en in 1874 4938 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 4819 E.-Kath., 50 Herv., 1 Ev.-Luth. en 08 Isr. Hunne middelen van bestaan zijn landbouw, handel, fabrieken en handwerken. Men heeft er brouwerijen, eene damast- en linnenweverij, drie leerlooierijen, eene speldenmakerij, eene touwslagerij, eene boekdrukkerij, enz. De gein. bevat het vlek Heerlen, de dorpen Heerlerheide en Welten, de buurten Caumer, Schandelen, Vrusschemig, Benzenradc en Locht, benevens de gehuchten Linden, Bek, Welterhuisje, Douvenrade, ten Esschen, Heidehoven, Schiffelder, Baatsch, Rukker, Oud-Ealkenhausen, Kook, Gijzen, Heerlerbaau, Soureth, Vrusschenhuisje, Beitel, Falkenhau-sen, Euven.

Het vlek Heerlen is van hooge oudheid, zooals blijkt uit de verschillende Eomeinsche oudheden, die aldaar zijn opgedolven. De eerste maal dat deze plaats in echte stukken wordt vermeld, geschiedde in 1114. Jn 1870 had het binnen de kom 1463 inw. Van het oude kasteel, eens nevens het kasteel van Valkenburg een der merkwaardigste sterkten van t Land-van-Overmaze, bestaan nog overblijfselen. De kerkelijke gebouwen bestaan in eene groote E.-Kath. kerk, eene R.-Kath. kapel op de begraafplaats, eene Herv. kerk en eene synagoge.

Heerlerheide, d. met eene R.-Kath. kerk in do Limb. gem. Heerlen, uit verschillende wijken, buurten en geh. zamengesteld, t. w. uit de b. Geit, Schrijversheide, Ganzeweide, en de geh. Huisken, Beersdal, Vrank, Musschemig, Huisberg, Smits, Koningsbeemd, Morgen, Preut, Riunemig, Schuur, Litsch, Coblens, Bok, Beekske, Gracht, Pappersjans, Robroek, Heerenweg, Heulsberg, Straatje, Varebeuker, Einde en Prons, in 1840 met 860, in 1870 met 922 inw. In 1S41 werd in den nabijgelegen Hek-senberg eene oud-Germaansche begraafplaats ontdekt.

Heer-Oudelands-ambacht, noord-oostelijk deel der Z.-Holl gem. Groote-Lindt, waarbij het door de wet van 13 Juni 1857 werd ingelijfd. Als zelfstandige gem., die 274 bund, groot was, had het in 1822 145, in 1840 slechts 84 inw. In 1870 telde men er weder 108 inw. Het dorp Heer-Oudelands-ambacht heeft eene Herv. kerk en ligt aan de Devel. In de wandeling wordt het Pieterman genoemd.

Heers, b. in de N.-Brab. gem. Veldhoven, in 1840 met 238 inw.

-ocr page 523-

517

Heersel, of Hersel, b. in de N.-Brab. gem. Lierop, in 1840 met 142 inw.

HeQr-Simonskork, voorm, d. op het Zeeuwsche eil. Schouwen.

Hees, d. in de Geld. gem. Nijmegen. Het heeft eene bevallige ligging, eenige sierlijke buitenverblijven en eene Herv. kerk. In 1840 had het 901, in 1873 1293 inw., ten laatstgenoemden jare onderscheiden in 915 K.-Kath., 354 Ned.-Herv., 15 W.-Herv., 1 Presb., 7 Luth. cn 1 Doopsg.

Hees, b. in de Utr. gem. Soest, in 1840 met 354 inw. Het wordt reeds in den jare 838 vermeld.

Hees, geh. in de Drenthsche gem. Ruinen.

Heosakker, b. in de N.-Brab. gem, Budel, in 1S40 met 231, in 1870 met 200 inw.

Heesbeen, d. in de N.-Brab. gem. Heesbeen-Eethen-en-Genderen, in 1840 met 208, in 1870 met 145 inw. Hot ligt wijd uiteen verspreid en heeft eene Herv. kerk. Het oude kasteel van Heesbeen, in 1589 door de Spanjaarden gesticht, was een zeer aanzienlijk gebouw.

Heesbeen-Eethen-en-Qenderen, gem. in N.-Brab., tusschen de gemeenten Heusden, Oudbeusden, Prongelen c. a., Meeuwen en Wijk-en-Aalburg (N.-Brab.) en Neder-llemert (Geld.). Zij beslaat lfi20 bund, heefi een kleibodem en wordt in het zuid-oosten door het Oude-Maasje bespoeld. In 1822 had zij 769, in 1840 1017, in 1874 083 inw. Bij de volkstelling voor 1870 voud men er 469 Ned.-Herv., 388 Chr.-Geref., 5 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 90 R.-Kath. en 1 ongen. Bandbouw en veeteelt zijn de hoofdbronnen van hun bestaan.

Heesbeensehe-polder, pold. van 285 bund, in de N.-Brab. gem. lleesbeen c. a.

Heesboom, geh. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau.

Heeseh, gem. in N.-Brab , uit twee van elkander gescheiden stukken bestaande. Het hoofdgedeelte ligt tusschen Osch, Nistelrode, Dinther, Heeswijk, Nuland on Geffen. Het tweede deel (oen uithoek van Vinkel) wordt door Heeswijk, Nuland en Berlieum ingesloten. De cppervlaktc, geheel door diluvisch zand gevormd, is 2636 bund, groot. In 1822 had Heesch 1531, in 1840 1863, in 1874 2223 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er: 2128 R.-Kath. en 17 Herv. De landbouw geeft don ingezetenen het noodige. De gem. bevat het d. Heesch, de buurten Vinkel en Wijst cn het geh. Loosbroek.

Het d. Heeswijk, uit de rotten of wijken Hoogstraat, Kerkeind, Hcel-vrijk, Beemd, Schutsboom en Brookhout saamgesteld, ligt aan den groo-tun weg van 's Hertogenbosch naar Grave. Het had in 1840 1196 inw. Er is eene R.-Kath. kerk.

-ocr page 524-

518

Hoesche-Weg, geh. in de N.-Brab. gem. Osch.

Hees eind, b. in de N.-Brab. gem. Eosmalen, in 1840 met 209 inw.

Heeskamp, pold. van 37 bund, in de Geld. gem. Zoelen.

Heesselt, d. in de Geld. gem. Varik, aan de Waal, in 1340 met 258, in 1872 met 279 inw. Het komt reeds in 850 onder den naam ran Hesola voor. Er is eene Herv. kerk.

Heesterbosch, geh. in de N.-Brab. gem. Rucphen.

Heeswijk, gem. in N.-Brab., tusschen Berlicum, Nuland, Heesch, Dinther en Schijndel, met eene oppervlakte van 1528 bund. Langs de Aa, die de zuider grens vormt, ligt eenige klei; over het geheel echter bestaat de grond uit diluvisch zand. In 1823 had deze gem. 845, in 1840 959, in 1874 1003 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er 977 K.-Kath. en 3 Herv. Zij bestaan genoegzaam allen van den landbouw. Behalve het d. Heeswijk, bevat de gem. de buurten Kerkstraat, Muggenhock, Kameren, Rukven of Rucphen en Fokkcrshoek, benevens het geh. Kaalhoven.

Het d. Heeswijk bevatte in 1840 225, in 1870 214 inw. Men vindt er een fraai kasteel, waarop eene prachtige verzameling van oud- en zeldzaamheden berust. Ook heeft het d. eene R.-Kath. kerk. De Herv, kerk is in 1860 afgebroken. In 1398 en 1514 werd Heeswijk door de Gelder-schen verbrand.

Heeswijk, geh. in de N.-Brab. gem. Cuyk c. a.

Heeswijk, geh. in de ütr. gem. Linschoten. Het maakt een deel uit der heerL Heeswijk, die, 305 bund, groot, in 1840 59 inw. bevatte.

Heeten, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Raalte. Het had in 1840 1199, in 1870 1222 inw.

Heetveld, b. in de Utr. gem. Leusden, in 1870 met 217 inw.

Heeze, kerk. ring der Hervormden in de klasse Eindhoven, bevattende de 6 gem.: Heeze-en-Leende, Asten-en-Ommelen, Bergeyk-Westerhoven-Riethoven-en-Borkel, Budel-en-Gestel, Someren-en-Lierop. Er zijn G kerken.

Heeze, gem. in N.-Brab., tusschen Geldrop, Lierop, Soerendonk, Leende, Valkenswaard, Aalst en Zes-Gehuchten, ter grootte van 3882 bund. De grond bestaat uit diluvisch zand, met vele moeren, benevens een weinig klei langs de Aa, die met de Sterkselsche-Aa en de Dongelreep deze gem. besproeit. In 1822 had Heeze 1751, in 1840 1814, in 1874 1852 inw. Bij de volkstelling van 1870 vond men er; 1783 R.-Kath. en 94 Ned.-Herv. De ingezetenen bestaan in de eerste plaats van den landbouw, doch ook deels van veefokkerij, linnen weven en klompen maken. Behalve het d. Heeze of Eimerik, bevat de gem. de buurten Stabrccht, de Ven, Crcyl, Ginderover, Heezerenbosch, Rul, Ouden-Molen en het Kruis, benevens de geh. Kerkhof en Euvelwegen. Aan den zamenloop van de Aa en de Sterkselsche-Aa ligt het aanzienlijke kasteel van Heeze, tc midden

-ocr page 525-

519

van groote bosschen, rijke boomgaarden en akkers, zoodat het eene heerlijke vertooning maakt.

Het d. Heeze, ook Eimerik en oudtijds lemerik genoemd, bevatte in 1840 510, in 1870 896 inw. Het heeft eene R.-Kath. en eene Herv. kerk. Heeze werd in 1506 door de Gelderschen uitgeplunderd, doch twee-en-twintig jaren later (1528) werden de Gelderschen hier door de Brabanters geslagen. In 1543 werd het d. door Maarten van Kossem gebrandschat. Ten tijde van Koning Willem I was het d. het toevluchtsoord voor vele oog-kranken, van welken velen de herstelling van het edelste zintuig aan den predikant Johannes Leonardus Arnoldus Cremer dankten.

Heezeberg, een der vijf heuvelen, waarop de stad Nijmegen is gebouwd.

HeezS-en-Leende, oude heerl. in N.-Brab., de gemeenten Heeze, Leende en Zes-Gehuchten omvattende. Zij is o. a. bezeten door de Graven van Hoorne of Eorn.

Hoozorenbosch, b. in de N.-Brab. gem. Heeze, in 1840 met 145 inw.

Hegelsom, b. in de Limb. gem. Horst, in 1840 met 280, in 1870 met 304 inw.

Hegge, of Heggerot, b. in de afd. Vaassen der Geld. gem. Epe, in 1840 met 405, in 1870 met 433 inw.

Hegge, b. in de Limb, gemeenten Schinnen en Spaubeek, in 1840 met 191 inw., van welke 155 in Schinnen en 36 in Spaubeek. In 1870 waren er 156 bew. in het deel van Schinnen en 284 dat van Spaubeek.

Hegge, of Hegge-Themaat, heerl. in Utr., deels in de gem. du Haar-Znylens, deels in Laag-Nieuwkoop, deels in Vleuten, nagenoeg 43 bund, groot.

Hei (de), geh. in de N.-Brab. gem. de Werken c. a.

Heibloem, kolonie in de Limb. gem. Heithuizen.

Heicop, of Heikoop, d. met eene Herv. kerk in de Z.-Holl. gem. Heicop-en-Boeicop. Het had in 1870 in de dorpskom 89 inw.

Heicop-en Boeieop, of Hei-en-Boeicop, gem. in Z.-Holl., tus-schen Vianen, Everdingen, Schoonrewoerd, Leerdam, Leerbroek en Lex-mond, hebbsnde 932 bund, oppervlakte. De grond bestaat in het noorden uit klei, in het zuiden uit laag veen. In 1822 had deze gem. 358, in 1840 524, in 1874 540 inw. Bij de volkstelling van Dec. 1869 vond men er 579 Ned.-Herv. en 2 R.-Kath. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. De gem. bevat het d. Heicop, de b. Boeicop en verstrooide woningen.

Heide (de), b. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk, in 1840 met 171 inw.

-ocr page 526-

520

Heide (de), of Kuiksche-Heide (de), b. in de N.-Brab. gem. Drunen, in 1840 met 180 inw.

Helde (de), b. in de N.-Brab. gom. Veghel, in 1840 met 215 inw.

Heide (de), b. in de Geld. gem. Over-Asselt, in 1840 met 207 inw.

Heide (de), b. in de N.-Holl. gem. Velsen, aan het kanaal door Holland op zijn Smalst, in de dningronden aangelegd. Het had bij de volkstelling van Dee. 1869 839 inw. Aan hot hoofdgedeelte is, met het oog op de voornaamste winkelstraat der naburige Hoofdstad, den naam van Kulverstraat gegeven. De Kalverstant van de Heide maakt echter eeno alles behalve trotsche vertooning.

Heide (de), b. in de Limb. gom. Heithuizen, in 1840 met 185, in 1870 met 568 inw.

Heide (de), b. in de Limb. gem. Susteren, in 1840 met 136, in 1870 met 156 inw.

Heide (de), of Wijlerheide (de), b. in de Limb. gem. Swalmen, in 1840 met 140, in 1870 met 192 inw.

Heide (de), b. in de Limb. gem. Venray, in 1840 met 270, in 1870 mot 250 inw.

Heide (de), geh. in de Limb, gom, Nieuwenhagen.

Heide (ter), of ter Heyde, d. met eene Herv. kerk in de Z.-Holl. gom. Monster, aan de Noordzee, in 1840 met 435, in 1870 met 403 inw. Een in 1831 gevonden gouden penning doet vermoeden dat hier reeds in den Romeinsehen tijd eene bewoonde plaats bloeide. Het is wegens de afspoeling der duinen meermalen naar binnen verplaatst. Op de Noordzee, in het gezicht van dit d., viel den 10 Augustus 1653 de zeeslag voor, waaric Maarten Harpertsz. Tromp sneuvelde.

Heide (Huis ter), fraaigelegen, veelbezochte herberg in de Utr. gem. Soest, aan den driesprong der wegen die van Utrecht, Zeist en Amersfoort samenkomen.

Heide (Huis ter), fraaigelegen, veelbezochte herberg onder het Frie-sche d. Legemeer, tusschen st.-Nicolaasga en Joure, in de gem. Doniawerstal.

Heideburen, b. in de Friesche gem. Achtkarspelen, onder het d. Eottevalle, in 1840 met 53 inw.

Heidekant, of Heikant, b. in de Geld. gem. Wehl, in 1840 met 435, in 1870 met 473 inw.

Heidenhoek, of Heijenhoek, b. in de Geld. gom. Zelhem, in 1840 met 279, in 1870 met 290 inw.

Heidensohap (het), streek in de Friesche gemeenten Workum en Heme-lumer-Oldephaert-cn-Noordwolde. In 1840 woonden onder eerstgen. gom. 125, onder de tweede 58 inw. Onder Workura staat eene school voor lager onderwijs.

-ocr page 527-

521

Heidenschap (het), geh. in de Gron. gem. teu Boer, in 1840 met 41 inw. Voor de Herv. stond er eene kapel.

Heidenzoe, of Heidinzee, voorm. stroom in Zeeland, waarvan men met zekerheid den loop niet meer weet. Bij de keuren aan Weslcappelle en Domburg in 1223 en aan Middelburg in 1254 gegeven, wordt dit water als eene grensrivier aangeduid. De beste aanduiding is die, welke dit water plaatst tussehen Walcheren en het verdronken Schooneveld.

Hoidhuizen, geh. bij het Friesche d. Olterterp (gem. Opsterland).

Heidhuizen, geh. bij het IViesche d. Suameer (gem. Tietjerksteradeel).

Heidrik (de), of ïTcitrik, geh. in de N.-Brab. gem. Deurne. Hier wordt de beste turf der Meierij van den Bosch gedolven.

Heleind, wijk van het N.-Brab. dorp Nuenen.

Heienroth, of Heijenrade, b. in de Limb. gem. Slenaken, in 1840 met 221, in 1870 met 232 inw.

Heijen, d. in de Limb. gem. Bergen, aan de Maas, in 1870 met 2U2 inw. Men vindt er een kasteel en eene E.-Kath. kerk.

Heijerroth, b. in de Limb. gem. Stramproy. Zij had met het geh. Horst in 1840 206, in 1870 221 inw.

Heijerseind, geh. in de N.-Brab. gom. Borkel-en-Schaft.

Heikant, wijk der N.-Brab. gem. Tilbnrg, waarin 1873 eene R.-Kath. kerk is gesticht. Zij wordt in Oost- en West-Heikant afgedeeld en ligt ongeveer een uur ten noorden van het middelpunt der gem.

Heikant, b. in de N.-Brab. gem. Chaam. Vóór 1842 had het het aanzien van een d., doch in dat jaar werd de R.-Kath. kerk der jiarochie naar Chaam verplaatst. In 1840 had zij 252 inw.

Heikant, b. in de N.-Brab. gem. Aarle-Eixtel, in 1840 met 210 inw.

Heikant, b. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau. In 1840 had het met Reth en Bedaf 223 inw.

Heikant, b. in de N.-Brab. gem. Budel, in 1840 met 134, in 1870 met 98 inw.

Heikant, of Heiken, b. in de N.-Brab. gem. lleusel, in 1840 met 130, in 1870 met 17fi inw.

Heikant, b. in de N.-Brab. gom. Ruephcn, in 1840 met 222 inw.

Heikant, b. in de N.-Brab. gem. Soerendonk, in 1840 met 137 inw.

Heikant, fraaie b. in de N.-Brab. gem. Vucht, in 1840 met 267 inw.

Heikant, b. in de Geld. gem. Groesbeek, in 1840 met 311, in 1870 met 304 inw.

-ocr page 528-

532

Heikant, b. in de Zeeuwsche gem. St.-Jan-Steen, in 1840 met 422, in 1870 met 416 inw.

Heikant, b. in de Limb. gem. Bergen, in 1870 met 159 inw.

Heikant, geh. in de N.-Brab. gem. Esch.

Heikant, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Kijen.

Heikant, geh. in de N.-Brab. gem. Helvoirt.

Heikant, geh. in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde.

Heikant, geh. in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand.

Heike (het), wijk der stad Tilburg, met eene eigene parochiekerk.

Heiken (het), of st.-Willebrord, d. grootendeels in de gem. Rnc-phen c. a., doch ten deele ook in de gem. Etton c. a. en in de gem. Hoeven c. a. In 1840 had het gedeelte onder Rncpben 320 inw. Het Heiken's volk stond vroeger wegens vele strooperijen en dieverijen in een kwaad gerncht. Sedert de buurt in 1841 door de stichting der st.-Wlllebrordskerk het aanzien van een dorp kreeg, Is nogtans veel ten goede veranderd. Terwijl men er in vorige eeuwen niets dan allerellendigste hutten of holen zag, vindt men er thans eenige tamelijk welingerichte boerenwoningen. Spottenderwijze wordt het d. ook wel Vil-dersheiken en Klein-Amsterdam genoemd.

Heikop, voorm. heerl. in ütr., sedert lang met Oudenrhijn vereenigd. In 1840 had zij 86 inw.

Heikop, of Heikoop, pold. van 334 bund, in de Utr. gem. Oudenrhijn.

Heikop, of Heikoper-watering, vaart in Utrecht, loopende in noord-westelijke richting van Ouderhijn langs Kockengen naar Joostendam, en van daar in oost-noord-oostelijke richting langs de Portengensche brug en Galgerweerd naar de Vecht te Breukelen. Bij Joostendam heeft het water gemeenschap met de Bijleveld.

Heikop-en-Galekop, pold. van 730 bund, in Utrecht.

Heil (ter), of Terheyl, b. in de Drenthsche gem. Koden, in 1840 met 92, in 1870 met 207 inw. De havezathe ter Heil was eens een lusthof der abdij Aduard.

Heilaar, b. in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 104 inw.

Heiland, geh. in de Geld. gem. Groesbeek.

Heilaren, b. in de N.-Brab. gem. Dinther, in 1840 met 143 inw.

Heilig-Arm, klein geh. in de N.-Holl. gem. den Helder.

Heiligenberg, prachtig landgoed in de Utr. gem. Leusden, ter plaatse waar Bisschop Ansfried in 't begin der 11de eeuw de abdij Ho-horst of Hoogenhorst stichtte.

-ocr page 529-

523

Heilighuisken, geh. in de Limb. gem. Broek-Sittard.

Heiligerlee, b. in de Gron. gem. Scheemda, die haar ontstaan dankt aan een omstreeks 1200 gesticht nonnenklooster der orde van Premontré. Zij telde in 1870 507 inw. Bij Heiligerlee herinnert een schoon gedenk-teeken, den 23 Mei 1873 in tegenwoordigheid van Koning Willem III onthuld, aan den glorierijken strijd der Nederlanders tegen de Spanjaarden op den 23 Mei 1568. Het vertoont de beelden van Graaf Adolf van Nassau, die hier voor het Vaderland sneuvelde en van de Nederl. Maagd. Dit monument vervangt eene in 1826 gestichte piramide. Bij Heiligerlee, aan den weg naar Winschoten, ligt eene beroemde klokgieterij.

Heille, gem. in Zeel., tusschen st.-Anna-ter-Muiden, Sluis, Aardenburg en Eede (Nederl.), Middelburg en Lapschure (België). Zij is groot 1728 bund, en heeft een door do zee gevormden kleibodem. De grond is door overstroomingen en herdijkingen meermalen veranderd, zoodat vroeger te zelfder plaatse nu geheel verdwenen dorpen bloeiden, zoo als Hein-kenswerve en Lieve-Vrouw-benoorden De b. Heille, thans het middelpunt der gem., was ook vóór 1477 een dorp. In 1822 had deze gem. 534, in 1840 632, in 1874 562 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 461 R.-Kath. en 101 Herv. De bevolking bestaat hoofdzakelijk van den landbouw.

De b. Heille ligt op nauwelijks een kwartier afstand van het Vlaam-sche steedje Middelburg.

Heilo, of Heiloo, gem. in N.-Holl., tusschen Alkmaar, Akersloot, Limmen, Castricum en Egmond-Binnen, hebbende eene oppervlakte van 2266 bund. Ofschoon de grond geheel uit zand bestaat, behoort Heilo door zijn prachtig bosschaadje en vruchtbare velden tot de bevalligste oorden der provincie. In 1822 had de gem. 523, in 1840 720, in 1874 1191 inw. Bij de volkstelling van Dec. 1869 telde men er 711 R.-Kath., 384 Ned.-Herv., 8 Ev.-Luth., 2 Doopsg. De ingezetenen bestaan van landbouw, veeteelt en zuivelbereiding. Men vindt in de gem. de beide d. Heilo en Zevenhulzen, het laatste in de afd. Oesdom. Voorts bevat de gem. het geh. Bollendorp, een deel van Nieuwpoort en van den Boekelermeer enz. Vroeger waren er vele landgoederen, doch Engelenburg, Kranenbroek en IJpestein zijn afgebroken, even als in den jongsten tijd ter Coulster.

Het d. Heilo is zeer oud. In eene oorkonde van 28 Dee. 1093 komt het onder den naam van Heilegelo voor. Nevens de Herv. kerk staat de beroemde put, die, volgens de overlevering, het aanzijn aan den geloofs-prediker Willebrord dankt. In 1573 werd Heilo door het volk van Sonoy verbrand. In 1840 woonden in de kom 206, in 1870 2s6 mensehen.

Heiloërmeer, voorm. meer in N.-Holl., in 1381 drooggemaakt, en thans den Oosterzijpolder genoemd.

Heimanswetering, voornaam vaarwater, dat uit den Ouden-Rijn bij de Molenaarsbrug bij Oudshoorn langs Woubrugge naar de Wijde-Aa, den westelijken uithoek van het Braassemermeer, voert.

-ocr page 530-

524

Heimenb^rg, of Grebsche-Berg, berg in de Utr. gem. Rhenen, ten oosten der stad. Fraai begroeid, vormt deze hoogte, die tot 40 el boven A.P. verrijst, zeer schoone vergezichten, vooral aan de Koningstafel en in de Zaalboog.

Heicierstein, adell. h. in de Utr. gem. Rhenen, aan den voet van den Heimenberg.

neimolen, geh. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau.

Heinenoord, gem. op het Z.-Holl. eil. de Hoeksche-Waard, ingesloten door Oud-Beijerland, Mijnsheerenland, Puttershoek, Groote-Lindt, Heer-Jansdam, Barendrecbt en Ehoon. Ruim 1752 bund, beslaande, bestaat de grond uit zeeklei, die deels tot akkers, deels tot weiden is aangelegd. In 1822 had deze Heinenoord 795 en in 1840 1077 inw., toen echter was Goidscbalxoord nog niet daarmede vereenigd, daar die gem. eerst door de wet van 17 Juli 1855 daarbij werd ingelijfd. In 1874 had het dus vergroote Heinenoord 1754 inw. Bij de volkstelling van Deo. 1869 onderscheidde men de bevolking in 1621 Ned.-Herv., 5 Chr.-Geref., 5 R.-Kath. cn 6 Isr, Behalve het d. Heinenoord, bevat de gemeente de b. Blaak en Goidscbalxoord, benevens de geh. Kuipersveer, Reedijk, Shiis-sche-dijk, Lage-eind en Zomerland. Landbouw, veeteelt en vlasserij zijn de hoofdbronnen der welvaart. Heinenoord, oudtijds het Land van Wale genoemd, is een der oudste plaatsen van den Hoekschen-Waard, daar het reeds in de 12de eeuw wordt genoemd.

Het d. Heinenoord had in 1840 599, in 1870 1239 inw. Het heeft eene Herv. kerk en door eene haven gemeenschap met de Oude-Maas.

Heinis, b. in de N.-Brab. gem. Rosmalen, in 1840 met 118 inw.

Heinkenswerve, voorm. d. in het deel van Vlaanderen, dat thans het Vierde District van Zeeland vormt. In 1477 overstroomd, doch weder herbouwd, is het in of omstreeks 1587 andermaal door de Zee verzwolgen.

Heinkenszand, tweede kanton van het arr. Goes, bevattende de 13 gem.: Baarland, Borssele, Driewegen, Ellowoutsdijk, 's Gravenpolder, 's Heer-Abtskerke, 's Heer-Arendskerke, 's Heerenhoek, Heinkenszand, Hoedekenskerke, Nisse, Oudelande, Ovezande. Het kanton beslaat derhalve de westerhelft van Zuid-Beveland.

Heinkenszand, gem. op 't Zeeuwsche schiereil. Zuid-Beveland, tus-schen 's Heer-Arendskerke, 's Heer-Abtskerke, Nisse, Ovezande en 's Heerenhoek. De vruchtbare grond — in 't geheel 1242 bund. — bestaat uit met zand vermengde zeeklei, die rijke oogsten van granen en veldvruchten voortbrengt, zijnde de wegen fraai met boomen beplant. In 1822 telde men er 1071, in 1840 1389, in 1874 1685 inw. in laatstgen. jaar onderscheiden in 704 N.-Herv., 1 W.-Herv., 149 Chr.-Ger., 2 Herst.-Luth., 822 R.-Kath. en 7 Isr.

Het fraaie d. Heinkenszand bevat twee kerken: eene Herv. en eene R.-Kath., de laatste ter plaatse van de voormalige ridderhofstad Barbe-stein. Het had in 1870 binnen de kom 826 inw.

-ocr page 531-

525

Heino, gem. in Overijssel, ingesloten door Zwollerkerspel, Dalfsen, Haalteen Wijhe. Zij is 3122 bund, groot en bevat meest zandgronden, die in het noordwesten door kleigronden worden afgewisseld. In 1822 had deze gem., {wier grens naar de zijde van Dalfsen door de Wet van 24 Dcc. 1871 werd geregeld) 1502, in 1840 1071, in 1874 1778 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 893 Herv., 31 Chr. Ger, 1 Herst.-Luih. en 853 K.-Kath. De landbouw, het hoofdbeiirijf der inwoners, luvert vooral rogge, gerst, haver, boekweit, aardappelen en vlas op. Behalve het d. Heino, bevat de gem. do buurten Oud-Heino, het Ileinosche-Veld en een deel van Lenthe. Ook is er de havezathe Aalderink.

Het d. Heino is niet groot, tellende in 1870 slechts 309 inw., doch het is zeer bevallig aan den grooton weg van Zwolle naar Almelo gelegen. De Herv. kerk heeft een aanzienlijken toren.

Heinoomsvaart, vaart in de Utr. gem. Wilnis, langs het (i. Wilnis in zuidel. richting naar het Woerdensche Verlaat voerende.

Heinosche-Veld, streek met verstrooide huizen in de Overijsselache gem. Heino.

Heinsberg, geb. in de N.-Brab. gem. Oud-en-Nieuw-Gastel.

Heintjesrakpolder, pold. in de N.-Iloll. gem. Nederhorst-den-Berg, 100B b. groot.

Heioord (h.6t), of dö Heide, b. in de Limb. gein. Neeritter, in 1840 met 91, in 1870 met 115 inw.

Hcistorbrug. geh. in de Limb. gem. Schinnen.

Heistraat, b. in de N.-Brab. gom. Oosterhout, in 1840 met 200 inw.

Heistraat, b. ic de N.-Brab. gem. Teteringen, in 1840 met 191, in 1870 met 224 inw.

Heistraat, b. in de N.-Brab. gem. Zeelst in 1840 met 231 inw.

Heithuizen, of Heythuyzen, gem. in Limb., ingesloten door Meijel, Roggel, Nunheim, llaelen, Baexem en Nederweert, hebbende eene oppervlakte van 2926 bund. De grond bestaat uit dilnviseh zand, zijnde do deelen die vroeger met hoogveen waren bedekt, meest afgegraven. In 1822 had deze gem. 1208, in 1840 1300, in 1874 17S0 inw , in laatstgen. jaar onderscheidon in 1768 E.-Kath , 11 Herv. en 1 Herst.-Luth. De inwoners vinden meerondeels hun bestaan in den landbouw. Men heeft er echter ook 3 brouwerijen, 3 leerlooierijen, 2 blanwververijen en 2 korenmolens. De gom. heeft in het noorden veelal woeste gronden. In het zuiden vindt men het d. Heithuizen, benevens de buurten Walk, Biesstraat, Vlasroet, Rooistraat, Kouk, Maxelt. De Heide bestaat uit verstrooide huizen, met de ontginning Heibloem.

Het d. Heithuizen, of Heythuyzen, heeft eene R.-K. kerk, een Ursuliner nonnenklooster. In 1840 telde men er 275, in 1870 800 inw. Heithuizen maakte vroeger een der banken van het Graafseh. Hoorn of Horn uit.

-ocr page 532-

326

Soms vergaderden er zelfs 's Lands staten. Den 5 Maart 1680 verpandde de Luiksche bisschop de heerl, Heithuizen voor 3000 kroonen aan den Heer H. van der Meer.

Hekelingen, gem. in Z.-Holl. het oostelijkst ged. van Putten nit-makende. Zij wordt ingesloten door Geervliet, Spijkenisse, Portugaal, Oud-Beijerland en Nieuw-Beijerland. De grond — 829 bund. — bestaat uit zeeklei, die door de Oude-Maas en het Spui wordt bespoeld. In 1822 had deze gem. 341, in 1840 435, in 1874 800 inw. Bij de volkstelling van Dee. 1809 vond men er 717 Herv., 15 Chr.-Geref. en 6 R.-Kath. Zij bestaan van landbouw. Behalve het d. Hekelingen, bevat de gem. de polders Vriesland, Oude-Uitslag van Putten, Nieuwe-üitslag van Putten en den Wulvepolder.

Het d. Hekelingen had reeds in 1307 eene parochiekerk. Thans heeft het eene Herv. kerk, en in 1870 398 ingezetenen.

Hekelingenpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Hekelingen, 151 bund, groot.

Hekendorp, gem. in Z.-Holl., door de wet van 13 Juni 1857 uit de van elkander liggende gemeenten Hekendorp en Oukoop gevormd, te zamen 847 bund, groot, meest laag veen, met een weinig klei. Hekendorp strekt zich langs den Hollandschen IJssel tusschen Oudewater, Papekop, Lange-Euigeweide, Reeuwijk, Haastrecht en de Utr. gem. Honkoop uit. Oukoop ligt tusschen Reeuwijk en Lange-Ruigeweide. In 1822 had Hekendorp 360 en Oukoop 84 inw. De vereenigde gem. telde in 1874 628 ingezetenen. Bij de volkstelling van Dec. 1869 waren er 361 Herv., 11 Ev.-Luth., 9 Chr.-Geref., en 204 R.-Kath. Zij bestaan meest van veeteelt, zuivelbereiding en landbouw. Het middelpunt der gem. is aan de Goejanverwellesluis.

Hekkenhoek, b. in de N.-Brab. gem. Dinther, in 1844 met 244 inw.

Hekkens, geh. in de Limb. gem. Ottersum, met een grenskantoor.

Hekkum, geh. in de Gron. gem. Adorp.

Heksel, Hexel, of Hooge-Hexel, b. in de Overijsselscbe gem. Wierden, in 1870 met 244 inw.

Heksloot, watering in N.-Holl., tusschen Marquette en het Assumer-tolhek, vroeger een diep vaarwater.

Hel, (de), fort en geh. bij Willemstad in N.-Brabant.

Hel, of Heiakker, b. in de N.-Brab. gem. Oirschot, in 1840 met 313 inw.

Helden, gem. in Limburg, bepaald door Sevenum, Maasbree, Kessel Neer, Roggel en Meijel. De grond bestaat geheel uit diluvisch zand, met vele moerassen, zijnde de vroegere hooge veenen allen afgestoken. Op eene oppervlakte van 7016 bund., telde de gem. in 1822 2139, in 1840

-ocr page 533-

527

2609, in 1874 3308 inw. Alle inw. belijJen den E-Kath. godsdienst. Men heeft er eenige brouwerijen en branderijen, olie- en korenmolens, verwerijen en leerlooierijen, doch de meeste ingezetenen vinden hun bestaan in den landbouw. De gem. bevat de beide d. Helden en Paningen, de buurten Beringen, Everlo, Echgel, Zandberg, Stogger, Straatje, Hub, Vosberg, Loo, Onder, Eind, Grashoek en Zelen, benevens de gehuchten Driessen, Huisboek, Looijerheide, Keup, Egchelhoek, Stox, Heuvelhoek, Vliegert en Koningslust.

Het d. Helden, in 1870 met 228 inw., maakt met zijne ruime schoone parochiekerk eene fraaie vertooning. De abdij van Averbode die oudtijds de kerkgifie te Helden bezat, stond die in 1288 aan het klooster Kei-zersbosch af.

Heldor (do), prov. kiesdistrict in N.-Holl., bevattende de 4 gem.-: de Helder, Texel, Vlieland, Terschelling.

Helder (de), derde kanton van het arr. Alkmaar, bevattende de 3 gem.: de Helder, Texel, Wieringen.

Holder, of Helder Cde), gem. in N.-Holl , naar drie zijden (westen, noorden en noord-oosten) door de zee bepaald, t. w. door de Noordzee, het Gat-van-Texel en de Zuiderzee, en in het zuid-oosten en zuiden grenzende aan de gemeenten Anna-Paulowna en Calantsoog. Zij heeft 4463 bund, op-dervlakte, alles alluvisch zand. De gem. bevat het door vestingwerken ingesloten vlek de Helder met de wijk Willemsoord aan het Nieuwe-Diep, de polder het Koegras, het geh. de Kooi en de werken van Kijkduin. In vorige eeuwen droeg zij den naam van Huisduinen en-de Helder, later dien van de Helder-en-Hnisduinen. Thans wordt zij meestal alleen de Helder genoemd.

Deze gem. neemt zeer snel in bevolking toe. In 1811 had zij 2324, in 1822 2852, in 1840 8369 en in 1874 20,104 inw. Men onderscheidde de bevolking bij de volkstelling van Dec. 1869 (toen men er 18,366 ingezetenen vond), in 11,685 Ned.-Herv., 33 W.-Herv., 540 Chr.-Geref., 460 Ev.-Lnth., 342 Herst.-Luth., 332 Doopsg., 22 Rem., 3 Episc., 4225 R.-Kath., 293 Oud-R., 391 Ned.-Isr., 3 Port.-Isr. en 37 ongenoemden.

De Helder was oorspronkelijk een uithoek van Huisduinen, die omstreeks het jaar 1500 begon bebouwd te worden. Aanvankelijk nam het zeer langzaam toe, daar men eerst in 1624 met den bouw eener (Hervormde) kerk een begin maakte. Gedurige overstroomingen maakten dat het d. meer binnenwaarts moest verplaatst worden, betgeen met de kerk in 1679 het geval werd. In de Helder vestigden zich vooral walvisch-vaarders, doch grooter bloei voorspelde het besluit van Holland's Staten in April 1781 om de haven het Nieuwe-Diep, die van 1770 tot 1780 door steenen dammen was afgedamd en uitgediept, tot eene ligplaats voor 's Lands oorlogschepen te bestemmen. Onder de Bataafsehe-Republiek werd de Helder met een kring van voorloopige vestingwerken omgeven, ter aanvulling van de reeds vroeger aangelegde strandbatterijen. Napoleon koesterde het plan deze werken belangrijk uit te breiden. Daarmede werd in 1811 onder den bekwamen overste Valter een begin gemaakt,

-ocr page 534-

528

weike groote werken toen meest door Spaansche krijgsgevangenen zijn uitgevoerd. De Helder had met het Nieuwe-Diep nogtans weinig meer dan 2000 bewoners, toen de aanleg van het Groot-Noord-Hollandsch kanaal in 1819 den bloei te voorschijn riep, waardoor deze plaats van een middelbaar dorp tot een vlek is geklommen, hetwelk in bevolking den achttienden rang in de rij der Nederlandsche gemeenten inneemt. In 1870 telde de Helder, met het daarmede vereenigde Willemsoord en het Nieuwe-Diep, de Nieuwstad en den Kanaalweg, dat is de eigenlijke kom der gem., 16,205 ingezetenen.

Het schoonste deel van de Helder is de Hoofdgracht, met haren naasten omtrek. Ook aan het westelijk eind van 1828 tot 1829 gegraven Helder-sche-Kauaal staan vele fraaie huizen.

De haven het Nieuwe-Diep is eene der beste van Europa. Zij is 2000 el lang en 100 tot 150 el breed, eu heeft eene voldoende diepte voor de zwaarste schepen, die door eene groote schutsluis, de Koopvaarderssluis genoemd, in het Noord-Hollandsche-Kanaal kunnen komen.

De vestingwerken van de Helder reiken van de Duinen tot de Zuiderzee. Daartoe behooren het fort Kijkduin, de batterij Kaaphoofd, de forten Erfprins, Dirks-Admiraal, Westoever en Oostoever, de Oost-batterij, de batterij Prinses Louize en de batterij aan het Wierhoofd. De doorloopende borstwering, die van Erfprins tot Westoever reikt, is 3000 el lang en be-zoomd door eene natte gracht, terwijl het met slooten doorsneden terrein daarvoor voor het grootste gedeelte onder water gezet kan worden. In het fort Kijkduin staat een schoone vuurtoren.

's llijks werf aan het Nieuwe-Diep is een uitgestrekt etablissement. Zij bevat het 3Ü0 el lange en 130 el breede natte dok, dat aan de oostzijde door eene groote sluis met de haven gemeenschap heeft. Bezienswaardig zijn ook het drooge dok, de tuighuizen, werkplaatsen en andere voor de uitrusting van oorlogschepen noodige gebouwen.

Aan de oostzijde van dit etablissement vindt men het Paleis (voor de Directie der marine), het Koninklijk Instituut ter opleiding van jongelieden tot adelborsten (naar het ontwerp en onder toezicht van den architect Cor-nelis Outshoorn gebouwd), een hospitaal voor de marine en eene kazerne.

Andere belangrijke gebouwen van de Helder zijn het in 1836 gebouwde Raadhuis, het metereologisch observatorium en het Stationsgebouw van den Staatsspoorweg, van welke baan het gedeelte de Helder—Alkmaar den 18 December 1865 in dienst werd gesteld. Bijzonder bezienswaardig is de Heldersche zeewering, daar op niet eéne plaats aan de Nederlandsche kust eene «oo groote diepte der zee zich zoo nabij den dijk uitstrekt.

De Helder heeft met Willemsoord 2 Herv. kerken, 1 Ev.-Luth., 1 Herst.-Ev.-Luth., 1 Doopsgez, 1 Chr.-Geref., 1 K. Kath. en 1 Oud-E. kerk. Van de Herv. kerken is de Westerkerk in 1845, de Nieuwekerk in 1839 gebouwd. Ook is er eene synagoge. Onder de liefdadige gestichten munt het door den bouwmeester Sevenhuysen ontworpen weeshuis uit.

De ingezetenen van de Helder bestaan voor een groot deel van koophandel en scheepvaart, van de voordeelen, die de Eijks-instellingen voor dc marine geven, van visscherij, scbeepstimmeren, metaalgieterij, smederij cn ecnige fabriekmatige instellingen.

-ocr page 535-

539

In de geschiedenis van de Helder zijn merkwaardig : de Allerheiligenvloed van 1 Nov. 1570; de moerzee of springvloed van 26 November 1614; de stormvloed van 5 December 1614; de zeeslag voor Kijkduin op 22 Augustus 1673; het uitzeilen der vloot van Zoutman op 1 Augustus 1781; de inscheping der Engelschen en Russen in 1799; de insluiting van de Helder door Nederlandsche en Russische krijgsbenden van Dec. 1813 tot Mei 1814, toen de Franschen de verschillende sterkten verlieten.

Helenapolder, pold. van 301 bund, in de Zeeuwsche gem. Biervliet, in 1691 ingedijkt.

Helenaveen, d. met eene Herv. en eene R.-Kath. kerk, in de N.-Brab. gem. Deurne. Het is eerst onder de regering van Koning Willem III door ontginning van de Peel ontstaan. De Herv. kerk werd in 1862 gebouwd.

Heihuizen, geh. in de Overijsselsche gem. Holten.

Helium, oude naam voor den breeden Maasmond.

Heikant, b. in de N.-Brab. gem. Zwaluwe, in 1840 met 461 inw.

Helle, of Hel, geh. in de Limb. gem. Nnth-en-Vaasraad.

Hellebroek, b. in de Limb. gem. Nuth-en-Vaasraad, in 1840 met 212, in 1870 met 211 inw.

Hellegat, waterval in de Roer, aan de westzijde der stad Roermond, nabij de plaats waar de rivier zich in de Maas stort.

Hellegat, stroomarm in Zeel., tusschen de gem. Zaamslag in het westen, en Boschkapelle, Stoppeldijk en Ossenisse in het oosten. Vroeger veel grooter, is dit water door indijkingen, het laatst in 1845, binnen engere grenzen gebracht.

Hellegatspolder, pold. van 76 bund, in de Z.-Holl. gemeenten Warmond, Sassenheim en Lisse.

Hellemeer, voorm. meer in Holland, dat, zich later met het Haarlemmermeer vereenigd hebbende, in de bedijking van dien plas is opgenomen.

Hellendoorn, gem. in Overijssel, tusschen Ambt-Ommen, den Ham, Vriezenveen, Wierden, Kijssen, Holten en Raalte, met eene oppervlakte van 13,196 bund. De grond verheft zich in het westen tot hooge heuvelen in den Helderschenberg, Haarlerberg en Holterberg, zoodat de straatweg van Nijverdal naar Raalte hier eene hoogte van 33.6 el boven A. P-bereikt. Deze heuvelen, even als de meeste lagere gronden, bestaan uit diluvisch zand. Verder bevat de gem. eenige kleigronden en eenig hoog veen. Van het zuid-oosten naar het noord-westen wordt de gem. door de Regge doorsneden. In 1822 had deze gem. 2820, in 1840 3571, in 1874 5413 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3724

34

-ocr page 536-

530

Ned.-Herv., 237 Ghr.-Geref., 15 Ev.-Luth., 3 Herst.-Lutli., 5 Doopsgez., 1409 R.-Kath., 19 Isr. en 1 ongen. Zij bestaan van landbouw, weverij, schoenmakerij, enz. De gem. bevat do beide d. Hellendoorn en Daarle) benevens de buurten Noetsele, Elen-en-Rhaan, Egede, Marle, Hulsen en Nijverdal.

Het d. Hellendoorn, tusseben de Hegge en den Helderscben berg gebouwd, telde in 1840 860, in 1870 895 inw. Het heeft 2 kerken, een voor de Herv., en een voor de B.-Kath. Het d. bestond reeds in den jare 1080.

Kellenraad, of Hellenraedt, kast. in de Limb. gem. Swalmen, in of omstreeks 1450 door het huwelijk van Elisabeth van Oost met Arnold Schenk ten deel gevallen aan het geslacht van Nideggen. Bij besluit van Koning Karei IF van 21 Dec. 1695 werden de landen en heerlijkheden van Hel-lenraad en Swalmen vereenigd en verheven tot een markgraafschap ten gunste van Arnold Schenk van Nideggen.

Hellevoetsluis, gem. op het Z.-Holl. eil. Voorne-en-Putten, die in het zuiden bespoeld wordt door het Haringvliet, en op de overige zijden door de gem. Nieuw-Hellevoet is ingesloten Zij bevat de vesting Hellevoetsluis en eenig buitenland, de Weergorzen, te zamen 158 bund, groot. De bodem bestaat uit zeeklei.

Hellevoetsluis had in 1795 1208, in 1811 1470, in 1822 1644, in 1840 2523, in 1874 4135 inw. Bij do jongste volkstelling deelden de ingezetenen zich in 3393 Ned.-Herv., 11 W.-Herv., 178 Chr.-Geref., 81 Ev.-Luth., 7 Herst.-Luth., 6 Doopsg, 374 B.-Katb., 57 Ned.-Isr., 2 Port.-Isr. en 1 ongen.

Van deze bevolking waren aanwezig binnen de vesting 3680, op de schepen 606 en buiten de poorten 38 personen.

De vesting Hellevoetsluis, of Helvoetsluis, dankt hare stichting aan twee besluiten der Staten van Holland, een van 20 Dec. 1636 om er een iok aan te leggen, en een van 16 Maart 1638 om dit dok met vestingwerken te omringen. Het duurde echter tot den eersten Engelschen oorlog, eer met het aanleggen der vestingwerken een begin werd gemaakt, en eerst in 1696 was de vesting voltooid. Vóór den aanleg stond te zelf-der plaatse slechts een geh. bij kleine sluizen, waardoor eenige polders van Voorne hun overtollig water in het Haringvliet ontlastten. Sedert is het eene geduchte oorlogshaven geworden, waaruit o. a. de vloten van den Admiraal de Euyter meermalen zijn uitgeloopen.

Het belangrijkste wat Hellevoetsluis te beschouwen geeft, bestaat in de haven met het droogdok, de doksluis, de sluizen in het Voornsche-Kanaal, 's Eijks werf, het Zeemagazijn tot uitrusting van oorlogsvaartuigen, het Gemeentehuis, do van 1661 tot 1684 gebouwde Herv. kerk, de Chr.-Geref. kerk, de R.-Kath. kerk en de synagoge.

Onder de inw. zijn vela ambtenaren, terwijl onder de overigen de meesten hun bestaan vinden op 's Rijks werf, in het loodsen van schepen, het voerwezen en het vertier van eene zeehaven.

Tot de herinneringen der vesting behooren: het vertrek van Koning

-ocr page 537-

531

Willem III in 1C88 naar EngelanJ; de burgergescliillen van 17S7; de ontvangst der Fransehe troepen door Kapitein Story en de ontwapening van 600 Engelsehen, in 1795; het bezetten der vesting door eene afdee-ling Brielsche schutters en 500 Engelsehen, op 6 Dee. 1813; de aankomst van Koning Willem III, den 21 Maart 1819.

HellOUW, d. met eene Herv. kerk, aan de Waal, in de Geld. gem. Haaften. Vroeger vormde het eene bijzondere heerl., wier oudste eigenaars zich van Hellu of Heilouw genoemd hebben. In 1840 had het 5G0, in 1872 577 inw. De kerkgifte van Heilouw door Keizer Hendrik I in 1081 aan de abdij Abdinghof, het instorten der kerk bij den storm van Augustus 1671, en de watervloeden van 14 Febr. 1709 en Januari 1809 maken de belangrijkste geschiedkundige herinneringen uit. Het huis te Heilouw is bij den watervloed van 1709 vernield.

Hellouwsche-polder, pold. van 752 bund, in de Geld. gem. Haaften.

Helium, fraai gelegen d. in de Gron. gem. Slochteren, op een zan-digen, lommerrijken grond. Er is eene merkwaardige Herv. kerk. In 1840 telde Helium met de onderhoorige geh. 693, in 1870 binnen de dorpskom alleen 118 inw. De burg te Helium, die volgens de overlevering reeds in de 10de eeuw bestond, is waarschijnlijk in 't laatst der 17de eeuw gesloopt.

Helmerzijde, of Helmingzijde, wijk van het d. Usselo in de Overijsselsche gem. Lonneker.

Helmond, prov. kiesdistr. van N.-Bral» bevattende de 22 gom.; Helmond, Aarle-Rixtel, Beek-en-Donk, Lieshout, Mierlo, Stiphout, Gemert, Bakel, Nuenen c. a., Heezc, Leende, Aston, Denrne c. a, Vlierden, Someren, Lierop, Budel, Maarheeze, Soerendonk c a., Veghel, Erp, Boekei.

Helmond, derde kanton van het N.-Brab. arr. Eindhoven, bevattende de 11 gem.: Helmond, Zes-Gehuchten, Geldrop, Mierlo, Tongelre, Nuenen c. a., Stiphout, Lieshout, Aarle-Rixtel, Beek-en-I)onk, Gemert.

Helmond, kerk. ring der klasse Eindhoven van de Herv. Kerk. bevattende de 6 gem.: Helmond-Rixtel-Aarle-Beek-en-Lieshout, Deurne-Vlierden-Bakel-Liessel-en-Milheeze , Helenaveen, Nuenen-Gerwen-Wetten-Geldrop-Mierlo-Stiphout-en-Croy, st.-Oedenrode-en-Son, Veghel-Erp-Gemert-en-Uden. Er zijn 8 kerken, namelijk te Helmond, Aarle, Deurne, Helenaveen, Nuenen, st.-Oedenrode, Veghel en Erp.

Helmond, dek. van bet bisdom van 's Hertogenbosch, bevattende 22 par. en 2 rectoraten. De par. zijn, Aarle-Rixtel, Asten, Bakel, Beek-en-Donk, Boerdonk, Deurne, Eerde, Erp, Gemert, Gerwen, Helmond, Lierop, Lieshout, Liessel, Mierlo, Milheeze, Mortel, Seitaart, Someren, Stiphout, Veghel, Vlierden. Be rectoraten zijn Handel en Helenaveen. Openbare kapellen zijn te Ronwenberg (Aarle-Rixtel) en Ommel (Asten).

34*

-ocr page 538-

532

Helmond, gem. in N.-Brab,, ingesloten door Aarle-Rixtel, Bakel c. a., Lierop, Mierlo en Stiphout. Zij is 1458 bund, groot. De grond, over het algemeen diluvisch zand, is zeer verschillend, als deels leem, deels met zwarte aarde, ijzeroer, derrie en moer vermengd of daardoor afgewisseld. De gem. wordt door de Aa en de Zuid-Willemsvaart doorsneden. Langs de noordgrens vloeit de Bakelsche-Aa.

In 1822 had deze gem. 2639, in 1840 4702, in 1874 6768 inw. Bij de volkstelling in Dee. 1869 vond men er 6191 R.-Kath., 227 Ned.-Herv. 1 W.-Herv., 21 Ev.-Luth., 3 Herst.-Luth., 3 Doopsg., 1 Rem. en 7 Ned.-Isr.

De ingezetenen bestaan zoowel van 't fabriekwezen en handel, als van landbouw en veeteelt. Al deze takken worden zeer bevoordeeld door de Zuid-Willemsvaart en den spoorweg van Boxtel naar Venlo.

De voornaamste fabrieken bestaan in 12 katoenweverijen, waaronder eenigen van aanmerkelijken omvang, 3 kousenweverijen, 1 linnenweverij, 3 Turksch-roodverwerijen, 1 katoenverwerij, 1 ijzergieterij, 3 spijkermakerijen, 2 boekdrukkerijen, 8 sigaren- en tabaksfabrieken, 6 bierbrouwerijen, 1 zeepziederij, 1 gasfabriek.

De gem. was oudtijds eene heerl., die in 1220 met Brabant werd ver-eenigd. In 1314 werd deze heerl. als een leen aan het huis der Berthout's van Herlaar uitgegeven.

In het midden der gem. ligt de stad Helmond. De buurten Binderseind, Heuvel en Steenweg vormen even zoo vele voorsteden. Op verderen afstand liggen de buurten Hoogeind, Bijsterveld, Binderen en de Haag. In het uiterste zuidoosten ligt het geh. Duizeldonk.

Wanneer Helmond eene stedelijke keur heeft verworven is onbekend: men vindt de plaats het eerst als stad genoemd op 8 Maart 1354. Evenzeer is het twijfelachtig of het Herlemont en Harlomont waarvan in giftbrieven van 1137 en 1151 sprake is, te dezer plaatse moet gezocht worden. In het midden der 13de eeuw was Helmond veelal de verblijfplaats van de Roomsch-Keizerin Maria, eene geboren jonkvrouw van Brabant. Het was bij den inval der Gelderschen in de Meierij ten jare 1543 versterkt, doch sedert de vrede te Munster is de stad opengebleven, ofschoon het nog tot onze eeuw poorten behield. In 1814 werd het door Koning Willem I onder de stemhebbende steden van Brabant geplaatst, doch dezen rang verloor het, toen bij de afscheiding van Maastricht en dc Landen-van-Overmaze, de staten van Noord-Brabant op nieuw geregeld werden.

Helmond is aan de Aa gebouwd, wordt sedert 1822 — 1826 door de Zuid-Willemsvaart bespoeld en breidt zich sedert den aanleg van den Staatsspoorweg meer dan vroeger naar het zuid-oosten uit, aan welke zijde men het den lOden October 1866 geopende station vindt. De stad telde in 1870, zonder de buitenbuurten, 5280 inw.

De voornaamste gebouwen zijn het fraaie kasteel, een particulier domein, dat zich nog ongeveer in denzelfden staat vertoont, als waarin het in 1402 werd gebouwd. Thans echter ligt het te midden van bevallige dreven. Andere belangrijke gebouwen zijn de fraaie, ruime st -Lambertuskerk, de in 1847 gebouwde Hcrv. kerk, het Raadhuis en cenige fabrieken. Men vindt er

-ocr page 539-

533

voorts eene latijnsche school, benevens eene rijks hoogere burgerschool met driejarigen cursus.

Tot de historische herinneringen behooren: de brand van 1539; de vruchtelooze aanval van den Gelderschen veldoverste Maarten van Rossem, in 1563; de inneming door Parma, in 1579; de herovering door de Staatschen, in 1581; de bestorming door den Graaf van Hohenlohe, in 1588, waardoor het op nieuw in de macht der Staatschen kwam; de bezetting door eenige muitende Ieren, die den ingezetenen veel overlast veroorzaakten, in 1597; de verovering van het kasteel door Prins Mau-rits, in 1602; de nederlaag door Graaf Frederik van Nassau in 1635 aan eenige Spaansche benden toegebracht; het opwerpen van eenige batterijen aan de Veepoort door de Franschen, in 1794.

Helpen, fraaie b. in de Gron. gem. Haren, in eene oorkonde van 1245 Heltmen, en in eene van 1422 Helpman genoemd, welke laatste naam ook nu nog veel wordt gebezigd. Op korten afstand van de hoofdstad der prov. gelegen, wordt deze b. veel door de burgerij als uitspanningsplaats bezocht. Oudtijds stond er een burg, die in het krijgsbedrijf tusschen de Saksers en Groningers in de jaren 1504—1506 veelvuldig wordt genoemd. De buurt Helpen had in 1840 220, in 1870 420 inw. De Herv. kerkleer werd hier reeds in 1566 door Menso Alting verkondigd.

Helpijp, geh. onder het Friesche dorp Tjum (gem. Franekeradeel).

Heisdeur, breed en diep vaarwater in de zee bij de N.-Holl. vesting de Helder.

Helsenhoek, b. in de N.-Brab. gem. Nuland, in 1840 met 142 inw.

Helvoirt, gem. in N.-Brab., tusschen Vlijmen, Cromvoirt, Vucht, Haaren, TJdenhout en Drunen, hebbende eene oppervlakte van 2656 bund., alles diluvisch zand. In 1822 had deze gem. 1230, in 1840 1424, in 1874 1446 inw. Bij de telling van Dec. 1869 onderscheidde de bevolking zich in 1368 R.-Kath., 56 Ned.-Herv., 3 Chr.-Geref., 1 Ev.-Luth. en 1 Episc. Eenige inw. vinden hun bestaan in het leerlooien en schoenmaken, doch de meesten in den landbouw. Behalve het d. Helvoirt, bevat de gem. de buurten Voorste-Distelberg, Achterste-Distelberg en Gijzel, benevens de geh. Groot-Laar, Klein-Laar, Raam, Molenstraat, Heikant, Hoeve-ten-Halve, een deel van Zandkant en een deel van Zandhoek. Ook vindt men er het kasteel of landgoed Zwijnsbergen.

Het d. Helvoirt, wijd uiteen gebouwd, bevatte in 1840 878 inw. Het heeft eene K.-Kath. en eene Herv. kerk, en is zeer levendig, omdat het door den grooten weg van 's Hertogenbosch naar Tilburg wordt doorsneden.

Helwerder-Maar, watering in de Gron. landstreek Fivelgo.

Helwerd, of Helwart, geh. in de Gron. gem. Kantens, nabij Rottum, van hoogen ouderdom.

Hem! d. met eene Herv. kerk in de N.-Holl. gem. Venhuizen, in

-ocr page 540-

534

1840 met 591, in 1.870 met 608 inw. Den 2 Februari 1413 werd Hem, in vereeniging met Venhuizenj door Graaf Willem VI tot eene stede verheven.

Hem, geh. in de Friesche gem. Baarderadeel, deels onder Jorwerd, deels onder Baard.

Hem, geh. onder Wirdum, in de Fricsche gem. Leeuwarderadeel.

Hemdijken, reeks van dijken in de Friesche gemeenten Rauwerder-hem, Wymbritssradeel, Wonseradeel eu Bolsward, reikende van de Oude-schouw tot Bolsward.

Hemelsche-Berg, merkw. heuvel in de Geld. gem. Ermelo, tusschen Nuns peet en Elspeet.

HemelSChe-Berg, prachtig en bekoorlijk landgoed bij het Geld. d. Oosterbeek (gem. Renkum) , eens het eigendom van den dichter Mr. C. P. E. Eobidé van der Aa.

Hemelum, d. in de Friesehe gem. Hemelumer-Oldephaert-en-Noord-wolde, in 1811 met 172, in 1840 met 240, in 1874 met 527 inw., die van het geh. Hemelumer-Nijeburen (in 1840 5S) daaronder begrepen. De heuvelachtige grond biedt aangename water- en boschgezichten aan. De kerk der Herv. is het meest opmerkenswaardig gebouw. Nadat het st.-Odulphusklooster van Stavoren door overstroomingen was te gronde gericht, werd deze instelling naar Hemelum verplaatst, waar zij van omstreeks 1420 tot de Hervorming bloeide. Hierbij stond een spijker of versterkt huis, dat in de twisten der Schieringers en Vetkoopers een groote rol speelde. De vroegere staten Epema, Galama en Hoppers zijn reeds voorlang gesloopt.

Hemelumer-Nijeburen, geh. onder het Friesehe d. Hemelum.

Hemelumer-Oldephaert, zuid-westelijk deel der Friesehe gem. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, omvattende de dorpen: Koudum, Molkwerum, Hemelum, Warns en Scharl.

Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, gem. in Friesl., deels door de Zuiderzee bespoeld, en verder bepaald door de gemeenten Stavoren. Hindeloopen, Workum, Wymbritseradeel en Gaasterland. Hare grootte beloopt 8374 bund., bestaande de grond voor het grootste deel uit laag veen, verder uit klei, en bij Koudum, Hemelum en Warns uit tamelijk hooggelegen diluvisch zand. Het Roode-Klif, een heuvel aan de Zuiderzee, verheft zich tot 11 el boven A. P. Het midden der gem. bestaat uit de groote plassen do Fljuessen en de Morra, die met nog vele kleinere poelen (ten deele uitgedolven gronden) dit oord tot een waterrijk gewest vormen. Het Stavordermeer, het Flait en het Haan-meer zijn door bedijking weder tot vruchtbaar land gewonnen.

In 1744 had deze gem. 2308, in 1822 2349, in 1840 2914, in 1874 4483 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3234 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 490 Doopsgez., 294 Chr.-Geref., 2 Ev.-Luth. en 402 R.-Kath.

-ocr page 541-

535

Veefokkerij; landbouw en visscherij zijn de hoofdbronnen van bestaan, beslaande het wei- en hooiland 1865, het bouwland 219 en de visch-rijke binnenwateren 2600 bunders. Voorts zijn er veenderijen, een stoom-, water-, run-, houtzaag- en oliemolen en enkele minder belangrijke fabrieken.

De gem. is afgedeeld in 9 dorpen; Koudnm, Warns, Hemelum, Molk-werum, Oudega, Nijega, Scharl, Kolderwolde, Elahuizen. De drie laat-sten zijn echter in geographischen zin tot buurten afgedaald.

Tot de geschiedkundige herinneringen behooren; de treurige ontdekking, dat paalwormen de dijken vernielden, ten jare 1732, hetgeen tot den aanleg van den Slaperdijk deed besluiten; de splitsing der gem. in 1811 toen Warns en Scharl bij Stavoren werden gevoegd en de 7 overige dorpen de mairie Koudum uitmaakten; de overstrooming van Februari 1S25, die bijna de geheele gem. onder water zette.

Hem-en-Venhuizen, pold. van 1363 b. in N.-Holl. gem. Venhuizen.

Hemert, geh. onder het d. Lellens. in de Gron. gem. ten Boer.

Hemertache-Waard, eil. in Geld., dat het zuider deel der gem. Neder-Hemert uitmaakt en door eene afsnijding in de Maas ten jare 1482 is ontstaan. Deze waard die door de Doode-Maas van Heusden is gescheiden en het d. Neder-Hemert-Zuidzijde bevat, is bijna 89 bund, groot.

Hemerwolde, of Emmerwolde, geh. in de Gron. gem. ten Boer.

Hemmeland, buitendijksche polder in de N.-Holl. gem. Zuiderwoude, 35 bnnd. groot.

Hemmen, gem. in Geld., ingesloten door Heteren, Valburg en Dode-waard, hebbende eene oppervlakte van 263 bund., vruchtbare kleigronden. In 1822 had deze gem. 183, in 1840 209, in 1874 217 inw. Bij de volkstellingvoor 1870 onderscheidde men dezebev. in 202 Ned.-Herv., 3W.-Herv., en 15 R.-Kath. De gem. is eene heerl., die als keizerlijk leen vroeger te te Weenen moest verheergewaard worden en bezeten is door de geslachten Borre van Doornik, Delen, Bijlandt en Lijnden.

Het d. Hemmen ligt aan de Linge. Het heeft een zeer fraai kasteel, in 1757 ter vervanging van een ander gebouwd, en eene Herv. kerk.

Hemmen, b. in de Gron. gem. Haren, in 1840 met 149 inw. De burg te Hemmen, waarop de Bisschop van Münster in 1672 zijn hoofdkwartier bij het beleg van Groningen had gevestigd, is in 1805 gesloopt.

Hempens, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Leeuwarde-radeel, in 1811 met 75, in 1840 met 89, in 1874 met 99 inw. Vroeger lagen er de staten Glins en Hiddema.

Hempenstermeer, voorm. meer in Friesl., deels in Leeuwarderadcel deels in Idaarderadeel. Het is van 1784—1787 bedijkt en van water ont-ledigd. De grootte is ongeveer 100 bund.

-ocr page 542-

536

Hompolder, eil. cn polder in de gem. Akersloot, op de westzijde van het Alkmaardertneer, ruim 71 bund, groot.

Hempolder, pold. in de N.-Holl. gem. Schoorl, groot 65 bund.

Hemrik, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Opsterland, aangenaam in het geboomte gelegen. Het is van hooge oudheid. In 1811 telde het 331, in 1840 353, in 1874 420 inw.

Hendrik-Ido-Ambaoht, gem. in den Zwijndrechtschen-Waard (Z.-Holl.) ingesloten door de gemeenten: Ridderkerk, Heer-Jansdam, Groote-Lindt, Zwijndrecht, Papendrecht en Alblasserdam, vormende de rivier de Noord of Oord, met haren zijtak de Pelsert, naar de zijde der beide laatstver-melde gem. de grensscheiding. De gem. is 1192 bund, groot, en heeft een bodem van zeeklei. In 1822 had zij 1239, in 1840 1324, in 1874 2667 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 2563 Ned.-Herv. en 5 R.-Katb. Veefokkerij, zuivelbereiding, vlasserij en steenbakkerij zijn er de hoofdbronnen van welvaart. De gem. is uit de heerl. Hendrik-Ido-Ambacht, Oostendam en Schildmans-kinderen-ambacht saamgesteld. Zij bevat het d. Hendrik-Ido-Ambacht, de b. Oostendam en heefc eenige buitengronden, ten deele gevormd door eilanden of platen tusschen de Noord en de Pelsert, den Noord en het Oostendammergat, enz.

Het d. Hendrik-Ido-Ambacht ontleent zijn naam aan Hendrik Ido, die in 1331 een der medebedijkers van den Zwijndrechtschen-Waard is geweest. De fraaie Herv. kerk pronkt met een aanzienlijken toren. Aan de pastorie werd in 1805 door Jonkvrouw Christina Elisabeth Pompe van Meerdervoort eene bibliotheek vermaakt.

Hendrik-Ido-Ambacht, polder in de Z.-Holl. gem. van dien naam, 640 bund, groot.

Hendrik-Veerse-polder, polderland in de Zeeuwsche gem. Groede.

Hengelo, gem. in Geld,, ingesloten door Steenderen, Warnsveld, Vor-den, Ruurlo en Zelhem. De grond — 4940 bund. — bestaat bijna geheel uit diluvisch zand. Alleen de zuidwesthoek bezit klei. In 1822 had deze gem. 2400, in 1840 3001, in 1874 3490 inw. Bij eene telling voor 1870 vond men er 2218 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 3 Herst.-Luth., I Ev..Luth., 2 Doopsg., 1174 R.-Kath. en 41 Ned.-Isr. Landbouw, veeteelt en handel in vee en veldproducten maken er de hoofdbronnen der welvaart uit. Behalve het hoofddorp Hengelo, bevat de gem. de kerkbuurt Keijen-burg, benevens de buurten 't Gooi, Noordink, Bekveld, Varssel en Duns-borgshoek.

Het d. Hengelo, in 1840 met 581, in 1872 met 727 inw., bezit twee kerken eene Herv. en eene K.-K. Het heeft veel aanzien en ligt zeer fraai aan het kruispunt van den weg van Zutphen naar Aalten en dien van Borculo naar Doesborgh.

Hengelo, gem. in Overijssel, tusschen Delden (stad), Delden (ambt)j Borne, Weerselo, Lonneker en Haaksbergen, beslaande eene oppervlakte

-ocr page 543-

537

van ruim 3991 bund. Mot uitzondering van eenig klei langs de Oelerbeek en de Barglosche beek, die deze gem. van het zuidoosten naar het noordwesten doorstroomen, bestaat de bodem uit diluvisch zand. In 1811 had Hengelo 2847,in 1822 2908, in 18403561, in 1874 5963 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in; 3102 N.-Herv., 6 W.-Herv., 240 Doopsg., 39 Ev.-Luth., 2 Herst -Luth., 27 Chr.-Geref., 2476 E.-Kath., 67 Isr. en 2 on-genoemden. De meeste inwoners vinden hun bestaan in landbouw, fabrieken en handel. Men vindt er belangrijke weverijen van calicots en bont, eene uitgebreide katoenspinnerij, eene spoelcrij en kettingsterkerij, eene ijzergieterij en stoomwerktuigenfabriek, enz. Ook heeft de Maatschappij ter exploitatie van Staatsspoorwegen er een werkplaats. Behalve- het vlek of dorp Hengelo, bevat de gem. de buurten Ring, Woolde, Oeie of Eule ea Bekkum.

Het vlek Hengelo, veelal als het middelpunt van Twenthe beschouwd, ligt ter plaatse waar de groote wegen van Zwolle naar Enschede en van Deventer naar Oldenzaal elkander kruisen, terwijl het een kruispunt is der staatsspoorwegen en van de lijn Almelo-Salzbergen. In 1840 had het 1830, in 1870 2380 inw.

Tot de gebouwen die opmerking verdienen, behooren; de Herv., de R.-Kath., de Doopsg., en de Isr. kerken, de Beurs en het Stationsgebouw.

De oude heeren vau Hengelo schijnen territoriale heeren geweest te zijn, want bijna alle huizen zijn op zekere erfpacht of jaarlijkschen cijns gebouwd, die op het huis te Hengelo voldaan moesten worden. Dit slot, aan de westzijde van Hengelo gelegen, is reeds voor lang gesloopt. Met Paschen 1595 brandden te Hengelo 43 huizen, nevens vele stallen en schuren, af.

Hengevelde, d. met eene in 1819 gestichte E.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Wijhe. Men rekende de bev. in 1840 op 337, in 1870 op 250 zielen.

Hengevelde, d. met eene R.-Kath. kerk, in de Overijsselsche gem. Ambt-Delden, in 1840 met 355, in 1870 met 386 inw.

Hengforden, of Hengvoorde, b. in de Overijsselsche gem. Olst, in 1840 met 476, in 1870 met 593 inw.

Hengstdijk, gem. in Zeel., ingesloten door Ossenisse, Hontenisse en Stoppeldijk, 882 bund, groot, met een deels door klei, deels door klei en zand gevormden bodem, een der miost vruchtbaren van het district. Er ligt ook veel derrie, die als turf wordt uitgegraven. De noorderhelft van de kreek de Groote-Vogel behoort mede tot deze gem. In 1822 had Hengstdijk 609, in 1840 670, in 1874 761 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 711 E.-Kath. en 50 Herv. Zij bestaan genoegzaam allen van den landbouw en daarmede verwante bezigheden. Behalve het d. Hengstdijk, bevat de gem. de b.Koningsdijk, en de gehuchten Oude-Stoof en Plat-tendijk.

Het d. Hengstdijk is gebouwd aan den dijk, die op korten afstand evenwijdig met het water de Groote-Vogel loopt. Het had ten jare 1870 binnen de

-ocr page 544-

538

kom 271 inw. Hengstdijk is een der oudste dorpen van Zeeuwsch-Vlaanderen. Men vindt het ook Heynsdijk genoemd. Do kerk die na de verovering van Hulst en omstreken door de Staatschen aan de Herv. was gekomen, is in 1796 aan de B.-Kath. teruggegeven,

HengStbeuvel, geh. in de N.-Brab. gem. Uden.

Hengst polder, pold. van 37 bund, in de .Z.-Holl. gem. Sliedrecht, in 1806 bedijkt.

Henkemahorn, merkw. grensplek tusschen de Gron. districten Fi-velgo en het Goregt, in de gem. Slochteren.

Hennaard, d. in de Friesche gem. Hennaarderadeel, in 1811 met 75, in 1840 met 84, in 1874 met HO inw. Vroeger waren hier twee kerken, eene Herv. en eene Doopsgez. Thans echter bestaat te Hennaard geen Doopsgez. kerk meer, ofschoon de vermaning van Hennaard eene der oudste van Friesland is geweest. Weleer lag te Hennaard de state Sassinga.

Hennaarderadeel, gom. in Friesl., tusschen Franeker, Franekera-deel, Menaldumadeel, Baarderadeel, Wymbritseradeel en Wonseradeel, 5869 bund, groot. De grond bestaat uit zeeklei, die in het zuiden en oosten met zand is vermengd. In 1744 had deze gem. (toen grietenij) 1953, in 1811 (toen in de mairiën Wommels en Oosterend gesplitst, en deels tot de mairie Dronrijp gebracht) 2418, in 1822 2592, in 1840 3369, in 1874 4466 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 3838 Ned.-Herv., 165 Doopsgez, 17 Chr.-Ger. en 446 E.-Kath. De meeste ingezetenen bestaan van de veeteelt en zuivelbereiding. Voorts heeft men (vooral in het noorden) landbouw en enkele doch meest kleine fabrieken.

De gem. is afgedeeld in 12 dorpen, zijnde Wommels (de hoofdpl. der gem.), Oosterend, Welsrijp, Lutkewierum, Cubaard, Spannum, Ytens, Baijum, Hydaard, Hennaard, Waaxens en Elens. Onder Oosterend behoort Roodhuis, met eene R.-Kath. kerk.

Henricuspolder, pold. van 397 bund, in de Zeeuwsche gem. Oost-burg, in 1638 gewonnen.

Henriëttapolder, pold. in de N.-Brab. gem. Fijnaart, in 1609 met eene kade omringd, die in 1715 tot een zwaarderen dijk werd verbreed. De pold. is 74 bund, groot.

Henriëttapolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Tholen, 99 bnnd. groot

Hensbroek, gem. in N.-Holl., ingesloten door Heer-Hugowaard, Ob-dam, Berkhout en Ursem. De grond bestaat uit klei, die hoofdzakelijk tot wei- en hooiland wordt gebruikt. In 1822 had deze gem. 505, in 1840 560, in 1874 885 inw. Bij de volkstelling voor 1870 vond men er 449 R.-Kath., 3 Oud-R., 372 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 4 Doopsgez. en 1 Ev.-Luth. Behalve het d. Hensbroek, bevat de gem. deelen van den Wogmeer, van den Berkmeer en van den Heer-Hugowaard.

Het d. Hensbroek, in 1840 met 324, in 1870 met 457 inw., ligt aan

-ocr page 545-

539

den weg die uit het zuiden van den Heer-Hugowaard naar Obdam voert. Men vindt er een fraai gemeentehuis en eene nieuwe Herv. kerk.

Hensbroekerpolder, pold. van 583 bund, in de N.-Holl. gem. Hensbroek.

HenSCboteUj adell. landgoed in de Utr. gem. Woudenberg.

Henshuister-Bietmeer, voorm. poel in de Friesche gem. Utinge-radeel, 10 bund, groot, door aanwas allengs in hooiland herschapen.

Hensbuizen, geh. onder het Friesche d. Akkrum (UtingeradeelJ.

Henswoude, geh. onder het Friesche d. Akkrum (Utingeradeel).

Henxel, geh. in de Geld. gem. A alten.

Heppatd, geh. in de Geld. gem. Appeltern, bij Altforst.

Herbayum, of Herbajum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Franekeradeel, aan den grooten weg van Franeker naar Harlingen. Het telde in 1811 145, in 1840 232, in 1874 35G inw. De bevolking van een deel der Ungabuurt (in 1840 17 zielen) is onder deze cijfers begrepen.

Herfte, b. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, in 1840 met 118, in 1870 met 126 inw.

Herinckhave, of Fleringen, havezathe in de Overijsselsche gem. Tubbergen.

Heringa, fraaie state, met antieke voorpoort in het Friesche d. Mars-sum, gem. Menaldumadeel, thans beheerd door de voogden van het aanzienlijke Poptagasthuis aldaar.

Heringabuizen, geh. onder het Friesche d. Arum (Wonseradeel).

Herink (de), beek in de Overijsselsche gemeenten Tubbergen en Ambt-Almelo.

Herink (de), eenzaam gelegen landgoed in de Limb. gem. Schinveld, aan de Roode beek.

Herkenbosch, d. in de Limb. gem. Herkenbosch-en-Melick. Het heeft eene R.-Kath. kerk met een merkwaardig orgel. In 1840 had bet 475, in 1870 538 inw. Den 20 Juni 1499 werd te Herkenbosch den vrede getroffen tusschen de Gelderschen en de Bourgondiërs.

Herkenbosch-en-Melick, gem. in Limb., ingesloten door Maasniel, Roermond, st.-Odiliënberg en Vlodrop (Limb.) en Cruchten en Elmpt (Pruissen). In het zuiden en zuid-oosten door de Roer bespoeld, heeft deze gem. langs deze rivier een kleiachtigen, doch overigens een zandigen bodem, die zich hier en daar tot heuvelen verheft. In het geheel is de gem. 3477 bund, groot. Zij telde in 1822 1222, in 1840 1231, in 1874 1555 inw., in laatstgenoemd jaar saamgesteld uit 1550 R.-Kath., 3 Herv. en

-ocr page 546-

540

2 Isr. De meeste inw. vinden hun bestaan in den landbouw. Vóór 1795 maakte deze gem., — die de dorpen Herkenbosch en Melick, de buurten Gebroek en NVaterscheid, benevens de geh. Dalenbroek. Kasop en Schan-delen bevat — een deel van het hertogdom Gulik (Jülieh) uit. Eerst bij de grensregeling van 1816 is zij aan de Nederlanden gekomen.

Herkenrade, b. in de Limb. gem. st.-Geertruida, in 1840 met 215, in 1870 met 240 inw.

Herkesteia, voorm. kasteel op 't Zeeuwsche eiland Schouwen, onder Duivendijke, reeds voor eeuwen vernield. Het is in de geschiedenis vermaard door een veldslag tusschen de Hoekschen van Vrouwe Jakoba en de Kabeljauwschen van Filips van Bourgondië, op 13 Januari 1426.

Herkingen, gem. op het Z.-Holl. eil. Goedereede-en-Overflakkee, aan de Grevelingen, en naar de landzijde door Melissant en Nieuwe-Tonge bepaald. De grond — 545 bund — bestaat uit zeeklei, weshalve de landbouw het hoofdbedrijf der ingezetenen uitmaakt. In 1822 waren hier 492, in 1840 628, in 1874 684 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 636 Herv. en 11 Chr.-Gereformeerden.

Herkingen vormde in de 14de eeuw een afzonderlijk eilandje, zijnde dit de polder, die thans Oud-Herkingen heet. Later zijn daaronder gekomen deelen van den Elisabethpolder en van het Klinkerland.

Het d. Herkingen, in 1870 met 571 inw., onderscheidt zich door aanleg van de overige dorpen van Over-Flakkee, zoodat de meening niet ongegrond is, dat het door Zeeuwsche volkplanters zou zijn gesticht. De kapel, die hier in 1484 stond, werd toen tot eene parochiekerk verheven. De tegenwoordige (Herv.) kerk dagteekent van 1788.

Herlaar, voorm. slot in de Z.-Holl. gem. Tienhoven, aan de Lek.

Herlaar, voorm. kasteel in de N.-Brab. gem. st.-Michielsgestel, nabij de vereeniging van Lek en Dommel.

Hemen, d. in de Geld. gem. Bergharen, in 1840 met 450, in 1872 met 508 inw. Men vindt er een B.-Kath. kerk en een oud slot. Heeren van Hernen komen sedert 1183 in de geschiedenis voor.

Hemensche-Meer, waterplas tusschen de Geld. dorpen Hernen en Leur, in eene heuvelachtige streek.

Herpen, gem. in N.-Brab., ingesloten door Beek, Schayk, Berchem, Deurzen c. a. en Huisseling c. a. (N.-Brab.) en Balgoy (Geld.), met eene oppervlakte van 1770 bund. In het oosten, waar de Maas stroomt, vindt men eenig klei, doch voor het grootste deel bestaat de grond uit diluviaal zand. In 1815 had deze gem. 1365, in 1822 1405, in 1840 1628, in 1874 1610 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men er 1596 B.-Kath. en 3 Herv. De landbouw is het hoofdbedrijf. Herpen is eene oude heerl., die door de Heeren van Cuyk op het einde der 12de eeuw bezeten, door Heer Hendrik van Cuyk en zijne naaste bloedverwanten in 1191 als een leen aan Hertog Hendrik I van Brabant

-ocr page 547-

541

werd opgedragen. Nadat de Heeren van Herpen het kasteel te Ravestein hadden gesticht, heeft de heerl. den naam van Ravestein verkregen. De gem. bevat de dorpen Herpen en Over-Langel, de b. Groot-Koolwijk, benevens de geh. Klein-Koolwijk en Aalsvoort.

Het d. Herpen had binnen de kom in 1870 287 inw. Het heeft eene R.-Kath. kerk, met een toren die zich door eene hooge spits onderscheidt. Er worden niet onbelangrijke jaarmarkten gehouden.

Herpt, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Herpt-en-Bern, in 1840 met 380, in 1870 met 444 inw.

Herpt-en-Bern, gem. in N.-Brab., tusschen Hensden, Oudheusden, Drunen, Nieuwkuik en Hedikhuizen (N.-Brab.) en Ammerzoden en Neder-Hemert (Geld.) Zij is bijna 999 bund, groot, heeft een bodem van rivierklei en wordt door de Maas bespoeld. In 1822 had deze gem. 895, iu 1840 440, in 1874 503 inw. Bij de volkstelling voor 1870 vond men er 485 R.-Kath. en 21 Herv. De ingezetenen bestaan bijna allen van landbouw. De gem. bevat het d. Herpt, de b. Bern en het geh. Luttelherpt.

Herpt-en-Bern, pold. van 522 bund, in de N.-Brab, gem. Herpt-en-Bern.

Herptsehe-Veld, pold. van 177 bund, in de N.-Brab. gem. Herpt-en-Bern.

Herssels (do), pold. in de N.-Brab. gem. Oosterhout, 53 bund, groot. Hij is ook onder den naam van Mostaardpolder bekend.

Horstraat, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 165, in 1870 met 182 inw.

Herten, gem. in Limb., tusschen Roermond, st.-Odiliënberg, Linne en Beegden. Door de Maas naar drie zijden omkronkeld, heeft zij meeren-deels een vetten kleibodem. In het zuid-oosten nogtans ligt diluvisch zand. Alles te zamen is de gem. 699 bund, groot. In 1822 had Herten 590, in 1840 752, in 1874 935 inw. Al de inw. belijden de R.-Kath. godsdienst, en de meesten vinden hun bestaan in den landbouw. Er zijn echter ook 2 brouwerijen, 1 adrianopel roodverwerij en 1 korenmolen. De meest-volk-rijke plaats der gem. is de b. Merum. Verder bevat zij het d. Herten, de b. Ooi en eenige verstrooide huizen, waaronder de Offerkamp, het Nieuwhuis en het Zand.

De gem. behoort tot de eerst-bevolkte streken van Limb. Althans het is genoegzaam zeker, dat zij reeds ten tijde der Romeinen werd bewoond. Sprekende blijken daarvan zijn aanwezig in de overblijfselen van een oud gebouw, den Oudenberg genoemd;in 't benedendeel van den dorpstoren, welks stichting vele eeuwen opklimt; in den grootsten tumulus van Nederland, onder den naam van Drususberg bekend, doch van 1869 tot 1873 deelswijze gesloopt, tot de schrijver van dit Woordenboek de aandacht op deze jammerlijke vernieling vestigde; in de grondslagen van eene Ro-meinsche brug over eeu der monden van de Roer, even voorbij de

-ocr page 548-

542

noord-oost. grens, de Roode brug genoemd; eindelijk in de hoeve de Offerkamp, wier naam op heidensche geloofsvereering wijst. Als Romein-sche stichting droeg deze plaats den naam van Mederiacnm, die nog in het middelpunt der gemeente, Merum, voortleeft. Als Germaansche stichting ontleende zij haar naam aan de godin Hertha (de aarde).

Het d. Herten bevatte in 1840 153, in 1870 178 inw. De R.-Kath. kerk, onder het Oostenrijksch gouvernement van Opper-Gelder vernieuwd, is een eenvoudig gebouw, dat de gom. door eene grootscher stichting wenscht te vervangen. Moge dan de toren, die door zijne dikke muren, bouworde en weinige lichtopeningen zijne oude herkomst vermeldt, gespaard blijven! De hooge spits op den toren is een werk uit latere eeuwen.

Hertenheuvel, hoogste heuveltop iu het Berghsche-Boseh, in de Geld. gem. Bergh. Hij verheft zich tot 105 el boven A.P.

Hertgang, naam, die doorgaans aan de hoofdwijk van de N.-Brab. gem. Groot-Zundert wordt gegeven.

Hertme, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Borne, tellende in 1840 302, in 1870 303 inw.

'S Hertogenbosch, rijkskiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869 de 37 gem.: 's Hertogenbosch, Empel c. a., Engelen, Boxtel, Liempde, Esch, Helvoirt, st.-Michielsgestel, Vucht, Schijndel, Berlicum, Dungen, Dinther, Heeswijk, Rosmalen, Osch, Geffen, Nuland, Lith, Lithoijen, Alem c. a., Ravestein, Deurzen c. a., Huisseling c. a., Schayk, Dieden c. a., Herpen, Heesch, Berchem, Megen c. a., Oijen c. a., Waalwijk, Baardwijk, Drunen, Vlijmen, Uieuwkuik c. a.. Bokhoven. Het had in 18b9 89,214 inw. en 2764 kiesgerechtigden.

'S Hertogenbosch, prov. kiesdistrict van N.-Brab., bevattende de 15 gem.: 's Hertogenbosch, Rosmalen, Dungen, st.-Michielsgestel, Schijndel, Vucht, Heeswijk, Dinther, Geffen, Nuland, Heesch, Nistelrode, Lith, Lithoijen, Berlicum.

'S Hertogenbosóh, eerste arrondissement van N.-Brab., het noordelijk deel der prov. uitmakende. Nadat ten gevolge van het tractaat van den 16 Maart 1810 de landen ten zuiden van de Waal bij het Fransche-Kcizer. rijk waren gevoegd, werd bij decreet van 26 April daaraanvolgende een Departement derBouches du Rhin (Monden-van-den-Rijn) opgericht, dat in 3 arrondissementen werd gesplitst: 's Hertogenbosch, Nijmegen en Eindhoven. Het arr. 's Hertogenbosch werd in 1814 met de overige deelen van N.-Brab. hereenigd en bevatte toen tot 183S 9 kantons, t. w. 's Herlogen-bosch, Tilburg, Oisterwijk, Boxtel, Osch, Heusden, Waalwijk, Grave, Ravestein. In 1838 kreeg het arr. gewijzigde grenzen en indeeling. Sedert bestaat het uit do 9 kantons: 's Hertogenbosch, Osch, Grave, Heusden, Tilburg, Boxtel, Waalwijk, Veghel, Boxmeer.

's Hertogenbosch, eerste kanton van het arr. 's Hertogenbosch, be-

-ocr page 549-

543

vattende de 8 gem.: 's Hcrtogenboseb, Rosmalen, Empel c. a., Engilen, Croravoirt, Vueht, Dnngen, Berlicum c. a.

's Hertogenbosch, klasse der Herv. Kerk in N.-Brab., verdeeld in 4 ringen: 's Hertogenbosch, Osch, Grave, Oisterwijk. Er zijn 20 gem. met 22 predikanten.

's Hertogenbosch, kerk. ring der klasse 's Hertogenbosch, bevattende de 3 gem.: 's Hertogenbosch, Engelen-Empel-en-Crevecoeur, Vlijmen-Crom-voirt-Haarsteeg-en-Hedikhuizen.

'8 Hertogenbosch, ring der Ev.-Lnth. Kerk, bevattende de 7 gem.: 'a Hertogenbosch (met de bijgemeente Zalt-Bommel), Breda, Bergen op-Zoom, Nijmegen (mot de bijgemeénte Grave), Maastricht, Vaals, Heusden.

's Hertogenbosch, bisd. der B.-Kath. Kerk, dat, oorspronkelijk in 1559 opgericht, bij breve van 4 Maart 1853 werd hersteld. Het is thans ingedeeld in 15 dekenaten, te zamen tellende 232 parochiën, benevens 6 rectoraten, bediend wordende door 232 pastoors, 6 rectors, 1 coadjutor, 252 kapelaans en adsistenten. De 15 dekenaten zijn: 's Hertogenbosch, Boxtel, Cuyk, Druten, Eindhoven, Geertruidenberg, Helmond, Hensden, Nijmegen, Oirschot, Osch, Bavestein-en-Megen, Tilburg, Valkenswaard, Zalt-Bommel. In de prov. N.-Brab. zijn 188 par. en 6 rectoraten, in Gelderland 44 parochiën.

's Hertogenbosch, dek. van het bisd.'s Hertogenbosch, bevattende de a par: st. Johannes te 's Hertogenbosch, st. Jacobus te 's Hertogenbosch, st. Catharina te 's Hertogenbosch, st. Petrusbanden te 's Hertogenbosch en Orthen, benevens het rectoraat st. Jozef te 's Hertogenbosch.

'S Hertogenbosch, gem. in N.-Brab. palende in het noorden aan Engelen en Empel e. a., in het oosten aan Bosmalen en Dungen, in het zuiden aan st. Michelsgestel en Vucht, in het westen aan Cromvoirt.

De gem. is groot ruim 1759 bund., bestaat uit een laaggelegen diluvischen zandgrond en wordt doorsneden door de Dommel en de Aa, die zich hier tot de Dieze vereenigen.

In 1796 had deze gem. 12,627, in 1822 14,167, inlS30 20,489, in 1840 20,408, in 1800 23,257, in 1874 24,162 inwoners.

Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men: 21,038 R. Kath., 1 Oud R., 2553 Ned. Herv., 62 W. Herv., 149 Chr. Geref., 124 Ev. Luth., 10 Herst. Luth., 12 Doopsgez,, 4 Kern., 1 Episc., 348 Ned. Isr. en 8 ongenoemden.

De gem. bevat do stad 's Hertogenbosch, het dorp Orthen, het geh. Gerwen of Herwen, benevens een deel van Hintham.

De stad 's Hertogenbosch licht aan de vereeniging van de Dommel en de Aa, waardoor de Dieze ontstaat. Ter plaatse van 's Hertogenbosch was in de 12de eeuw een dit boscb, waarin de Hertogen van Brabant dikwerf ter jacht gingen. Echter bloeide daarnevens reeds een dorp door kooplieden gesticht. Hertog Godfried III bouwde daarbij een jachthuis (later het Hazewindje genoemd, een gebouw op de Schapenmarkt, dat ofschoon in

-ocr page 550-

544

1511 vernieuwd tot 1835, toen het andermaal werd verbouwd, sporen van hoogen ouderdom vertoonde). Hertog Godfried III begunstigde de plaats, en door deze bescherming ontstond eene stad, die welhaast de vierde in rang van bet Hertogdom werd. Den 12den November 1204 bevestigde de Roomsch-Koning Filips, ten verzoeke van Hertog Hendrik 1 van Brabant, de tolvrijheid van 's Hertogenbosch (Ciinhus Orten, quae nunc Silva diciur) door het geheele keizerrijk. De stad werd onder Hertog Jan (1312 tot 1355) tweemalen vergroot, en nog eens onder Maximiliaan in 1499.

Historische herinneringen zijn wijders : de verovering der stad door de Hollanders, in 1202; het slaan van Graaf Floris van Holland tot ridder, in 1277; de aanval van den Hollandscben Ridder Nikolaas van Putten op de stad, in 1304; het hevig oproer van 1305; de blijde inkomst van Hertogin Johanna en Hertog Wenceslaus in 1356; de woelige st. Jansmis van 1397; de hevige beroeringen van 1400; de geschillen tusschen 's Hertogenbosch en den Bra-bantschen adel, in 1401; het bouwen van een kasteel binnen de stad door Hertog Antonie, in 1411; de brand van 30 April 1419, die een groot deel der stad vernielde; de verschillen tusschen de stad en Hertog ï'ilips van Bourgondië, in 1434; de brand van 13 Juni 1463, welke vierduizend huizen verteerde; het oproer op 18 Maart 1477 ; de inhuldiging van Marie van Bourgondië, waarbij die Vorstin door het instorten van het huldtooneel in levensgevaar geraakte; de vruchtelooze pogingen door de Gelderschen om de stad te veroveren, in 1512; de twist tusschen de kanunniken en de burgers over den wijn-impost, in 1517; de hevige onlusten in den zomer van 1525; de inval der Gelderschen in de Meierij, in 1528; de watervloed van 1529; het verbranden van zestien of zeventien Wederdoopers, in Augustus 1538; de beide invallen der Gelderschen in de Meierij, in Juli 1542 en in Juli 1543; het oproer wegens de belastingen, in 1547; de komst van den eersten Bisschop van 's Hertogenbosch Trans van der Velde binnen de stad op, 18 November 1562; de beeldstormerij in de st. Janskerk, op 22 Augustus 1566; de verwoesting van het Bazelaarsklooster, den 9den October 1566; de stad door den Graaf van Megen geblokkeerd, in Februari 1567; de hevige vervolgingen onder Alva, in 1568 ; de poging van Hopman Koenen, Drossaard van Hoogstraten, om de stad te overrompelen, in 1576 ; de groote moeite door de muitende Spaansche krijgslieden verwekt, in September 1577 ; de gevechten tusschen de burgers onderling in Juli 1579; de mislukte aanslagen der Staatschen op de stad in 1581 ; de mislukte verrassingen beproefd door den Graaf van Hohenlohe, in 1584, 1585 en 1587; de mislukte aanslag op de stad door Prins Manrits, op het einde van Februari 1594; het gevangen nemen van den Heer van Merwe, in Mei 1597; het gevecht tusschen Charles de Breaute' en Gerard Abrahams, bijgenaamd Lekkerbeetje, op de Vuchtsche heide, den S Februari 1600; het beleg door Prins Maurils, in November 1601; een tweede beleg door Prins Mau-rits, in den herfst van 1603 ; de aanslag op de stad door Prins Maurits, in September 1622; het bele? en deveroveringder stad door Pr ins Frederik Hendrik, van 30 April tot 13 September 1629 ; de hooge vloed op 26 en 27 Januari 1651, en op 3 Maart 1658, welke nog aoor gedenksteenen in herinnering

-ocr page 551-

545

worden gehouden; het oproer over den prijs van brood on meel, in Juli 1062 ; de komst van Spaansche hulpbenden binnen de stad, in het begin van Juli 1672; de blokkade der stad door de Franschen, van 19 tot 29 Juli 1672; het oproer van October 1673 ; de hooge vloeden van 1693 en 1702; de brand in de st.-Janskerk, op 13 December 1719; de hooge vloeden van 1726, 1740, 1751, 1752, 1775 en 1776; de plunderingen door de muitende bezetting in 1787; de overgave der stad aan de Franschen, onder Pi-chegru, na een beleg van achttien dagen, den 9 October 1795; de verovering der stad op de Franschen door het Pruissiscb leger en een aantal vaderlandlievende ingezetenen, in den nacht van den 25 op 26 Januari 1814; het leggen van den eersten steen aan de kanaal werken voor de Zuid-Willemsvaart, den 11 November 1822; de opening van den Staats-spoorweg tot Vucht, den 1 November 1868; de opening van den spoorweg tusschen Hedel en 's Hertogenbosch, den 15 September 1870.

's Hertogenbosch heeft eene onregelmatige, driehoekige gedaante en is tot op onzen tijd onder do sterkste vestingen des Lands gerekend. Thans echter is hare ontmanteling bepaald. Behalve door de Zuid-Willemsvaart wordt zij nog door eenige kleine wateren doorsneden. In het noord-westen strekt zich de vaak verbreede en verdiepte Haven uit. De Markt, in het midden der stad, is onregelmatig van vorm, maar met fraaie gebouwen bezoomd. Onder de overige vrije plaatsen munten de Paradeplaats, het Orthen-Plein en het st.-Jacobs-kerkhof uit. De hoofdstraten zijn; de Hinthammerstraat, met het Hinthammereind, de Hooge-Steenweg, de Orthenstraat, met het Orthenseind, de Vuchterstraat, met het Vuchter-eind, de Kerkstraat, de quot;Verwerstraat, de Schapenmarkt, enz.

In 1840 telde men binnen de stad 3241 huizen en 19,991 inwoners, in 1870 4013 zoo voltooide als in aanbouw zijnde gebouwen en 24,105 ingezetenen.

's Hertogenbosch heeft 5 E.-Kath. kerken, een Ned -Herv., een W.-Herv., een Luth. en een Chr.-Geref. kerk en een synagoge.

Onder deze kerken munt de Groote of st.-Janskerk uit, de bisschoppelijke kathedraal, een der merkwaardigste kerkgebouwen van geheel Nederland. Reeds in 1050 stond bij het tegenwoordige 's Hertogenbosch eene st.-Janskerk, die, later herhaaldelijk vernieuwd, na een vreeselijken brand die haar verwoestte, van 1419 tot 1520 nieuw werd opgetrokken. Sedert 1853 is hot kerkbestuur aanhoudend bezig haar prachtig te vernieuwen. Deze kerk heeft eene lengte van 105, eene breedte van 52 en eene hoogte (van het middenschip) van 56 el. Zij rust op 150 pilaren en bevat keurig beeldwerk, een koperen doopvont en andere bezienswaardigheden. Haar prachtig oksaal, nog in 1866 als een barer grootste schoonheden beschouwd, is sedert weggebroken en voor eene geringe som verkocht. Londen verhoovaardigt zich thans dat heerlijk beitelwerk te bezitten!

Onder de overige merkwaardige gebouwen onderscheidt men in de eerste plaats het Stadhuis, het Gouvernement, het Paleis van Justitie en do Vergaderplaats der Illustre-Lievo-Vrouwe-broedersehap. Ook is er een groot tucht-, werk- en gevangenhuis.

's Hertogenbosch heeft een gymnasium, eene kweekschool voor onder-

35

-ocr page 552-

546

wijzers, eene rijks hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus en verscheidene andere inrichtingen van onderwijs. Liefdadige instellingen zijn talrijk; in de eerste plaats dienen genoemd te worden: het Groot-zieken-gasthuis en het gesticht voor krankzinnigen: Reinier van Arkel.

De bevolking der stad 's Hertogenbosch geniet een groot deel van hare welvaart ten gevolge van handel, markten en verkeer. Er zijn 5 leerlooierijen, 11 sigaren- en tabaksfabrieken, 1 gasfabriek, 1 pannen- en pottenfabriek, 4 hoedenmakerijen, 2 zoutziederijen, 2 ijzergieterijen, 1 spijkerfabriek, 3 fabrieken van stoomwerktuigen, 1 lakmoes- en ultramarijnfabriek, 1 lood-pletterij, 1 hagelfabriek, 1 capsulesfabriek, 1 zeepziederij, 3 spiegelfabrie-ken, 1 speldenfabriek, 5 garen- en bandfabrieken, 2 pianofabrieken, 2 kunstboterfabrieken, enz.

's Hertogenbosch, of Meierij-van-'s Hertogenbosch, landstreek die met de stad 's Hertogenbosch, de stad Grave en het Land-van-Cuyk, het Graafschap Megen en de heerlijkheid Eavestein een der vier kwartieren van het oude hertogdom Brabant uitmaakte. De Meierij was in 4 deelen gesplitst: Peelland, Kempenland, Oisterwijk en Maasland. Met uitzondering van het dorp Lommei en kleine strooken van Eersel en enkele andere gem., die aan België zijn gekomen, behoort thans de geheele Meierij tot de prov. Noord-Brabant.

'S Hertogenrade, oude heerl. aan de Worms, tusschen Limburg, Daelhem, Valkenburg, Wittem, Gulik (Jülich) en het gebied der toenmalige vrije rijksstad Aken (Aachen). Oorspronkelijk eene afzonderlijke heer]., kwam het door erfrecht aan Limburg en Brabant, waarbij het bleef, tot het in 1544 door Keizer Karei V aan Hertog Willem van Gulik werd afgestaan. In 1609 andermaal aan de Nederlanden gekomen, werd het in 16G1 tusschen Spanje en de Vereenigde-Nederlanden gedeeld. De Spaanschc Koning bekwam voor zijn aandeel het steedje 's Hertogenrade, de bannen van Kerkrade, Merkstein (waaronder een deel van Afden behoorde), Ubach en Simpelveld (waaronder Bocholz), de door Gulik afgescheiden dorpen Welz en Roerdorf, benevens de vrije heerlijkheden Rimburg en Alsdorf. Aan de Staten kwamen: de bannen van Gulpen, Margraten, en Vaals-Vijlen-en-Holset. In 1795 aan Frankrijk gekomen, werden beide deelen bij het Departement der Neder-Maas ingedeeld. In 1816 is het Land van 's Hertogenrade tusschen Nederland en Pruissen verdeeld. Pruissen bekwam het steedje 's Hertogenrade met eenige dorpen, de Nederlanden: Kerkrade, Ubach-over-Worms, Simpelveld, Bocbolz, Gulpen, Margraten en Vaals-Vijlen-en-Holset. In 't Waalsch heeten stad en heerlijkheid Rolduc, in het Duitsch 's Herzogenrath.

Herveld, d. in de Geld. gem. Valburg, in 1840 met 890, in 1872 met 1072 inw. Men meent daarin het oude Gastra-Hercules der Romeinen terug te vinden. De Herveldsche-Woerd, waarin vele oudheden zijn gevonden, verheft zich zoo hoog, dat hij zelfs bij den watervloed van 1809 niet werd overstelpt. Te Herveld zijn kerken der Herv. en der R.-Kath.

-ocr page 553-

547

Herveld, of Harreveld, b. in de Geld. gem. Lichtenvoorde. Do havezathe Herveld of Harreveld werd in liet laatst der vorige eeuw bewoond door Freule Johanna Magdalena Catharina Judith van Dorth, die den 21 November 1799 op last van de revolutionaire rechtbank te Win-terswijk werd doodgeschoten. Voor weinige jaren is dit goed in handen gekomen van R.-Kath. geestelijken, die uit het naburig Pruissen derwaarts de wijk hebben genomen.

Herven, of Qerwen, b. in Je N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch, in 1840 met 96 inw.

Herverskop, noord-oost. deel der Utr. gem. st.-Maartensdijk, vroeger eene afzonderlijke heerl.

Herwen, d. met eene R.-Kath. kerk in de Geld. gem. Herwen-on-Aerdt, in 1840 met 054, in 1872 met 064 inw. Het wordt reods in 897 vermeld.

Herwen-Aerdt-en-Pannerden, dijkstoel in Geld., 702 bund, groot.

Herwen-en-Aerdt, gem. in Geld., sedert 1810 samengesteld uit het voorm. Betuwsche panderambt Ilerwen-en-Aerdt, de Cleefsche heerl. Lobith en een uithoek der abdij Elten. Zij is 3354 bund, groot, alles kleigrond, en wordt ingesloten door de Geld. gemeenten Zevenaar, Pannerden en Millingen (Geld.) en Huthum, Elten en Keeken (Pruissen). De gvcnslijn naar de zijde van Millingen en Keeken loopt door het midden van den Rijn, naar de zijde van Zevenaar door een ouden Rijntak. In 1822 had deze gem. 1901, in 1840 2514, in 1874 3137 inw. In 1872 onderscheidde men de bevolking in 2452 R.-Kath., 432 llerv., 5 Doopsgez. en 3 Ev.-I,uth. De meeste inw. bestaan van den landbouw.

Er zijn 3 dorpen: Lobith, Herwen en Aerdt. Voorts hoeft men er de buurten 's Gravenweerd of Tolkamer en Spijk, het geh. Houberg en den Bijlandsche-Waard, Geitenwaard, Geldersche-Waard en het Erfkamer-lingschap.

Herwijnen, gem. in Geld., ingesloten door Beest, Deil, Ilaaften, Zuiliehem, Brakel en Vuren in Geld. en Aspcren in Z.-Holl. Zij beslaat 2393 bund, en wordt gevormd door lage kleigronden, die in het zuiden door de Waal en in het noorden door de Linge bespoeld worden. De landbouw is de hoofdbron der welvaart, waarnevens o. n. ook eene steenbakkerij wordt aan den gang gehouden. In 1822 had deze gem. 1501, in 1840 1940, in 1874 1786 inw. Deze bevolking was in 1872 onderscheiden in 1417 Herv., 284 Chr.-Geref., 1 Ev.-Luth., 3 R.-Kath. en 32 Isr. De gem. is uit de oude heerl. Herwijnen en een deel van Asperen saamgesteld.

Het d. Herwijnen, langs den noorder Waaldijk gebouwd, wordt reods in eene oorkonde van den 12 Augustus 850, als Heriwina, vermeld. Het had in 1840 1784, in 1872 1729 inw. Er zijn kerken voor do Herv. en de Christ.-Geref.

35*

-ocr page 554-

548

Herwijnen, pold. in de Geld. gem. Herwijnen.

Herwijnensche-Uiterwaarden, twee uiterw. in de Geld. gem. Herwijnen langs de Waal. De Bovenwaard is bijna 34 bund., de Bene-denwaard nagenoeg 38 bund, groot.

Herxen, of Herksen, b. in de Overijsselsche gem. Wijhe, in 1840 met 368, in 1870 met 330 inw. De havezathe Herxen, vroeger ook Hoogerbeek geheeten, is in 1810 gesloopt. In 1602 en 1603 hadden te Herxen vergaderingen van ridderschap en steden van Overijssel plaats.

Hesenberg, een der heuvelen, waarop de stad Nijmegen is gebouwd.

Hesensermeer, in 1834 drooggemaakte plas in de Friesche gem. Baarderadeel, bij het dorp Lyons.

Hesingen, of Hezingen, b. in de Overijsselsche gem. Tubbergen, in 1840 met 187, in 1870 met 244 inw.

Hesselingen, geh. in de Overijsselsche gem. Staphorst, aan het Meppelerdiep, in 1840 met 72 inw. Vroeger was het eene meer belangrijke plaats, meest door schippers bewoond.

Hesselte, b. in de Drenthsche gem. Havelte, in 1840 met 14G inw.

Hesselter-Nijeveen geh. in de Drenthsche gem. Havelte.

Hessen, of Hessum, b. in de Overijsselsche gem. Dalfsen, aan de Vecht. Zij had in 1842 182, in 1870 213 inw.

Heteren, gem. in Gelderl., tusschen Resteren, Hemmen, Valburg, Eist, Benkum en Doorwerth, met eene oppervlakte van 3388 bund. Het noord-oostelijk deel der Over-Betnwe uitmakende, bestaat de grond uit vruchtbare kleilandcn, die niet alleen allerlei granen, tabak en andere veldvruchten, maar ook veel ooft voortbrengen. Er zijn ook steenbakkerijen. In 1823 had deze gem. 2063, in 1840 2534, in 1874 3001 inw. De bev. splitste zich in 1872 in 1510 Herv., 3 Ev.-Luth., 2 Doopsg., 1 Chr.-Geref., 1432 R.-Kath. en 3 Isr. De gem. bevat de d. Heteren, Driel, Kandwijk en Indoornik, benevens de b. Lakenmond.

Het d. Heteren ligt aan den Rijndijk, tegenover de bosschen en hoogten der heerl. Doorwerth, in een bevallig, vruchtbaar landschap. In 1840 had het 674, in 1872 796 inw. Er zijn kerken voor de Herv. en de B.-Kath. Oudtijds vond men er de adell. huizen Nijborgh en de Roodetoren.

Heterensche-en-Bandwijksche-Uiterwaarden, uiterwaarden in de Geld. gem. Heteren, 325 bund, groot.

Heubeek, beekje in de Overijsselsche gem. Losser, dat in de Din-kel valt.

Heuf, polderland in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch.

Heugem, d. met eene R.-Kath. kerk in de Limb. gem. Gronsveld, aan de Maas en tegenover den st.-Pietersberg. Het had in 1840 556, in 1870 590 inw.

-ocr page 555-

549

Heugten, geh. in de N.-Brab. gem. Asten.

Heukelom, d. met eene E.-Kath. kapel in de Limb. gem. Bergen, in 1840 met 151, in 1870 met 219 inw.

Heukelom, of Hoekelom, adell. hnis in de Geld. gem. Ede, te midden van uitgestrekte bosschen, aan den weg van Ede naar Wageningen.

Heukelomsche-Brink, of Hoekelomsche-Brink, geh. in de Geld. gem. Ede.

Heukelum, of Heukelom, gem. in Z.-Uoll., ten jare 1855 door de vereeniging van de toenmalige gemeenten Heukelum en Spijk gevormd. Zij is bepaald door de gemeenten Asperen, Kedichem, Arkol en Gorin-chem (Z.-Holl.) en Vuren (Geld.) De grond bestaat uit klei, die langs de noorder- en wester-grens door de Linge wordt bespoeld. De gem. is 562 bund, groot. Zij had in 1822 in het toenm. Heukelum 420 en in Spijk 267 inw., welke getallen iu 1840 tot 629 en 392 waren toegenomen. In 1874 telden de beide voorm., doch (oen vereenigde gem. 1375 inw., zijnde de bev. bij de telling van Dee. 1869 onderscheiden in 1215 Ned.-Herv., 59 Chr.-Geref., 1 Rem. en 1 Ev.-Euth. Zij bestaan meest van veeteelt (vooral paardenfokkerij) en landbouw.

De gem. bevat het steedje Heukelum, het d. Spijk en het geh. Vogelwerf.

Het steedje Heukelum, in 1870 met 533 inw., ligt op den zuideroever der Linge, ruim uiteen gebouwd. Vroeger was het door muren met zes poorten omringd. De Herv. kerk en het Stadhuis zijn de merkwaardigste gebouwen, ofschoon het laatste geenszins door bouworde uitmunt. Het kasteel van Heukelom, ook Merckenburgh genoemd, ligt niet binnen de stad, maar een kwartier meer oostwaarts, aan den weg naar Asperen, te midden van eene fraaie plantaadje. Te Heukelum is een veer naar het tegenoverliggend d. Oisterwijk.

Ten tijde van Hertog Eilips van Bourgondië is dit steedje door Otto van Heukelum, met hulp van zijn oom Gerard van Culemborg, op zijn vader Jan van Heukelum veroverd. Het bleef echter niet lang in het bezit der overweldigers, want Graaf Karei van Charolais (later Karei de Stoute) beval den Gorinchemmers, zich daarvan meester te maken, zooals geschiedde. In den strijd tusschen Hertog Karei van Gelder en Keizer Karei V werd Heukelum door de Gelderschen veroverd eu voor het grootste deel aan kolen gelegd.

Den 17 Augustus 1772 is dit steedje door een geweldigen brand, en herhaalde malen, zoo als in Januari 1809, Januari 1820 en Januari 1827, door overstroomingen geteisterd.

Heukelum, of Heukelum-en-Leiienburg, voorm. baronie, wier bezitters uit den huize van Arkel zijn voortgesproten. Zij bevatte het oostelijk deel der tegenw. gemeente Heukelum en het noord-west. deel der Geld. gem. Vuren. Zij was 1076 bund, groot.

Heukelum, of Huykelum, b. in de N.-Brab. gem. Berkel c. a., in 1840 met 249, in 1870 met 272 inw.

-ocr page 556-

550

Heul, geh. in de N.-Brab. gem. Hoeven c. a.

Heul (de), brug over de Schie in de Z.-Holl. gem. i'otterdam, op do grens der gem. Hillegersberg. Naar deze brug wordt de omliggende buurt veelal genoemd.

Heult, geh. in de N.-Brab. gem. Boxtel.

Heumen, gem. in Geld., ingesloten door Groesbeek, Nijmegen en Over-Asselt (Geld.), en Mook-en-Middelaar (Limb ). Zij is uit de oude heerl. Heumen en Malden gevormd en beslaat 2136 bund. Het zuiden, dat door do Maas wordt bespocld, bestaat uit klei, het noorden uit dilu-visch zand. De landbouw wordt uit dien hoofde verschillend gedreven, doch over het geheel door ruime oogsten beloond. In 1822 had deze gem. 923, in 1»40 1281, in 1874 1474 inw. Ten jare 1872 splitste do bev. zich in 1405 R.-lCath., 44 Herv. en 1 Ev.-IiUth.

Het d. Heumen, aan de Maas, prijkte tot in het laatst der vorige eeuw met een der prachtigste kasteelen van het Eijk-van-Nijmegen. Het heeft eene R.-Kath. en eene Herv. kerk, benevens verscheidene bevallige heerenhuizon. Het wordt onderscheiden in den Molenhoek en den Vossenhoek. In 1840 had het 601, in 1872 651 inw. Het Heumensche bier is vermaard. Ten jare 1585 was het vol Spanjaarden, onder Haultepenne, die het kasteel, waarop toen Diederik van dor Voordt gebood, poogden in te nemen. In weerwil van de heldenmoedige verdediging moesten de Staatschen zich overgeven.

Heumen, pold. van 669 bund, in de Geld. gem. Heumen.

Houmensche-Molen, geh. deels in do Geld. gom. Heumen, deels in de Limb. gem. Mook-en-Middelaar. Er is eene belangrijke bierbrouwerij.

Heure, of Heuren, b. in de Geld. gem. Borculo, in 1840 met 170, in 1872 met 129 inw.

Heurne, b. in de Geld. gom. Aalten, in 1840 met 274, in 1872 met 296 inw.

Heurne, b. in de Geld. gem. Dinxperlo, in 1840 met 1216, in 1870 met 1227 inw.

Heusbeek, Huisbeek, of Oostbeek, beek op de Veluwe, die te Elburg in de Zuiderzee uitloopt.

Heusden, heorl., oorspronkelijk een doel van het Graafschap Teisterband, later afwisselend een leen van Cleve, Brabant, Gelder en Holland. Do overlevering zegt dat de Hoeren van Heusden van de Graven van Cleve afstammen. Nadat de heerschappij over Heusden lang een twistappel tusschen Holland en Brabant was geweest, stond Hertogin Johanna in vereeniging met haar gade, Wenceslaus van Luxemburg, de heerl. in 1357 aan Graaf Willem IV van Holland af. Niettemin waren do volgende Hertogen van Brabant gehouden, om bij hunne blijde inkomste te beloven,

-ocr page 557-

551

dat zij deheerl. bij Brabant zouden houden, terwijl de Hollandsehe Graven van hunne zijde moesten bevestigen, dat zij Hensden bij Holland zouden bewaren.

Het Land-van-Heusden bleef bij Holland tot 1798, toen het bij het Departement-van-de-Dommel werd gevoegd. In 1801 kwam het aan het Departement Holland, werd in 1807 tussehen Maasland en Brabant verdeeld, in 1S10 weder vereenigd en tot het Departement van de Monden-van-den-Rijn gebracht, in Maart 1814 aan Holland teruggegeven, in Juli 1814 op nieuw tussehen Holland en Brabant verdeeld, en eindelijk in Februari 1813 weder geheel aan Brabant toegevoegd.

Het platteland van Heusden was ten tijde der Republiek in het Boven-en het Beaedenland onderscheiden. Het Bovenland bevatte: Engelen, Vlijmen, Hedikhuizen, Onzenoord, Herpt, Oudheusden, Elshout, Huiten en Baardwijk. Het Benedenland was gevormd uit: Heesbeen, Genderen, Doeveren, Drongelen, Eethen, Meeuwen, Babiloniënbroek, Veen, Wijk en Aalburg.

Heusden, prov. kiesdistr. in N.-Brab , bevattende de 32 gem.: Heusden, Bokhoven, Alem c. a., Empel c. a, Engelen, Drongelen, Dusseu c. a., Hedikhuizen, Heesbeen, Herpt-en-Bern, Meeuwen c. a., Oudheusden, Wijk-en-Aalburg, Veen, Woudrichem c. a., Rijswijk, Andel, de Werken-en-Sleeuwijk, Werkendam, Giessen, Emmikhoven c. a., Almkerk c. a.. Waalwijk, Baardwijk, Besoijen, Capelle, Sprang, Vrijhoeve-Capelle, Waspik, Vlijmen, Nieuwkuik, Drunen.

Heusden, vierde kanton van het arr. 's Hertogenbosch, bevattende de 19 gem.: Heusden, Herpt c. a., Oudheusden, Hedikhuizen, Bokhoven, Werkendam, de Werken-en-Sleeuwijk, Andel, Giessen, Rijswijk, Veen, Almkerk c. a., Emmikhoven c. a., Woudrichem c. a., Wijk-en-Aalburg, Dussen c. a.. Meeuwen c. a., Drongelen c. a.. Heesbeen c. a,

Heusden, klasse der Herv. Kerk in N.-Brab., verdeeld in 3 ringen; Heusden, Woudrichem en 's Grevelduin-Capelle. Zij heeft 26 gem. met 26 predikanten.

Heusden, eerste ring der klasse Heusden van de Herv. Kerk, bevattende de 9 gem.: Heusden-Oudheusden-en-Herpt, Aalburg-en-Heesbeen, Babiloniënbroek-en-de Hill, Doeveren-Genderen-en-Gansoijen, Dussen, Ee-then-en-Drongelen, Meeuwen-en-Hagoort, Veen, Wijk. Er zijn 13 kerken.

Heusden, dek. van het bisd. 's Hertogenbosch, bevattende de 12 par.: Bokhoven, Drunen, Dussen, Engelen, Haarsteeg, Hedikhuizen, Heusden, Nieuwkuik, Oudheusden, de Polder, Vlijmen, Woudrichem.

Heusden, gem. in N.-Brab., ingesloten door de gemeenten Heesbeen, Oudheusden en Herpt-en-Bern (N.-Brab.) en Neder-Hemert (Geld,), hebbende eene oppervlakte van 110 bund., grootendeels kleigrond, doch ook ten deele water- en rietbosschen.

De gem. bevat niets dan de stad Heusden en hare vestingwerken.

Heusden is zeer oud, daar van deze plaats wordt verhaald, dat zij ten jare 839 door de Denen werd verwoest. Toen Hertog Godfried van Brabant in 1184 's Hertogenbosch omhoog hief, deden de lleusdenaars herhaalde

-ocr page 558-

552

pogingen om de „nieuwe stad bij Orthenquot;, zoo mogelijk, te verdelgen, doch met een voor hen zeiven ongunstigen uitslag. Men vindt aangetee-kend, dat Heusden reeds in 1231 cene stad geweest zou zijn. Zeker is het, dat Jan, Heer van Heusden, zijne stad Heusden mine port en mine vrihede van der port van Huesdenequot;) den 31 Mei 1290 aan Graaf Flo-ris V van Holland opdroeg.

Verdere historische herinneringen zijn: de bezetting van Hensdon door de Brabanters, in 1276; het beleg door Graaf Willem III van Holland, in 1334; het versterken van Heusden door den Brabantschen Hertog Jan III van 1340 tot 1355, wanneer ook het trotsche kasteel werd aangevangen; het beleg van het kasteel door Graaf Albrecht van Holland, in 1359; het verleggen van de Maas in 1482, waardoor de Maas-arm voor Heusden in eene „Doode Maasquot; veranderde; het afkoopen der bedreiging van Maarten van Eossem, om Heusden aan kolen te leggen, in 1542; de inneming van Heusden door den Staatschen Hopman Waardenburg, in 1569; de toetreding van Heusden tot de Gentsche bevrediging, den 24 November 1577; de mislukte aanslag van den Spaanschen bevelLjbber Baldeus, in 1579; de muiterij der bezetting, in 1588; het vruchteloos beleg door de Spanjaarden, onder Graaf Karei van Mansfeld, in 1589; de verovering der Spaansche verschansingen rondom Heusden, door Prins Maurits, in 1590; de doorbraak van den Maasdijk, den 6 December 1614; de trouw en standvastigheid van den bevelhebber Willem Adriaan van Hoorn, toen do priester Michiel van Ophoven hem tot verraad jegens de Vereenigde-Nedorlanden aanzette, in 1623; de pestziekten van 1624, 1625 en 1664; het afweren der Franschon door eene kloeke houding van burgerij en bezetting, in 1672; de vernieling van het kasteel door den bliksem, den 24 Juli 1680; de overgave aan de Franschon, den 12 Januari 1795; de watervloeden van 1799 en 1809; het binnenrukken van Pruissische troepen, in December 1815.

Heusden is op den zuideroever van een Maasarm gebouwd, waarin een haven uitloopl. Het bad in 1514 247, in 1840 495, in 1870 575 huizen.

De bevolking beliep in 1795 1415, in 1822 1512, in 1830 1834, in 1840 2066, in 1850 2131, in 1874 2140 zielen. Bij de jongste volkstelling (Dec. 1869) onderscheidde men de ingezetenen In 1237 R.-Kath., 726 Ned.-Herv., 5 W.-Herv., 55 Chr.-Geref., 16 Ev.-Luth., 4 Herst.-Luth., 1 Doopsgez., 1 Episc., 64 Isr. en 2 ongenoemden.

Handel, scheepvaart, markten en eenigo fabrieken vormen de voornaamste middelen van bestaan der ingezetenen. Men heeft er 2 bierbrouwerijen, 2 mouterijen, 2 destilleerderijen, 1 likeurstokerij, 2 stroop-maalderijen, 2 cichoreimaalderijen, 1 stoommeelfabriek, 1 leerlooierij, 1 kalkbranderij, 1 sigarenfabriek, 1 gasfabriek enz.

Heusden's hoofdgebouwen bestaan sedert de vernieling en slooping van het kasteel, uit het Stadhuis, dat mot een merkwaardigen toren prijkt; en do Herv. kerk, waarin men een praalgraf vindt van den Baron von Fries-heim, in leven bevelhebber der stad. De overige kerkgebouwen bestaan in een voor de E.-Eatb., een voor de Luth. en oen voor de Chr.-Geref., benevens een synagoge.

-ocr page 559-

553

Heusden had in vroegere eeuwen eene latijnsche school, die echter op het eind der 17de eeuw te niet ging. In 1823 is andermaal eene latijnsche school opgericht.

Heusden, b. in de K.-Brab. gem. Asten, in 1840 met 343 inw.

Heusdenhout, h. in de N.-Brab. gem. Ginneken, even buiten Breda gelegen, ia 1840 met 300 inw.

Heuvel, wijk der N. Brab. stad Tilburg.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 229 inw.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Gemert, in 1840 met 250 inw.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Moergestel, in 1840 met 91 inw.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Osch.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 165 inw.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel. Met Esp telde het in 1840 203 inw.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Strijp, in 1840 met 109 inw.

Heuvel, b. in de N.-Brab. gem. Waalre, in 1840 met 238, in 1870 met 303 inw.

Heuvel, geh. in de N.-Brab. geni. Beek-en-Donk.

Heuvel, geh. in de N.-Brab. gem. Borkel-en-Schaft.

Heuvel, geh. in de Geld. gem. Bemmel.

Heuvel, geh. in de Z.-Holl. gem. Strijen.

Heuvelberg, geh. in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 86 inw.

Heuvelt, b. in de N.-Brab. gem. Veghel, in 1870 met 134 inw.

Heuvelwegen, geh. in de N.-Brab. gem. Heeze.

Heuven, geh. in de Geld. gem. Wisch.

Heuven, voornaam landgoed in de Geld. gem. Rheden.

Hever, geh. in de N.-Brab. gem. Boxtel.

Heveskes, d. met eene Herv. kerk. in de Gron. gein. Delfzijl. In 1840 telde het 199, in 1870 187 inw.

Heveskesklooster, of Oosterwierum, geh. in de Gron. gem. Delfzijl. Het ontleent zijn oorsprong aan een in de 13de eeuw gesticht Jo-hanniter nonnenklooster, dat in het begin der 17de eeuw is vernietigd.

Hexel, b. in de Overijsselsche gem. Wierden.

-ocr page 560-

554

Hey (de), geh. in de Z.-Holl. gem. Pemis.

Heyningen, of Heiningen, noordwestelijk deel der N.-Brab. gem. Fijnaart-en-Heyningen, in 1840 met 834 inw. Voor het Franseh bestuur vormde het eene afzonderlijke gem.

Heysterstraat, of Hij sterstraat, b. in de Limb. gem. Neder weert, in 1840 met 141, in 1870 met 131 inw.

Hezelaar, b. in de N.-Brab. gem. Liempde, in 1840 met 125 inw.

Hezelaar, b. in de N.-Brab. gem. st. Michielsgestel, in 1840 met 240 inw. ,

Hezelaar, b. in N.-Brab. gem. Veghel, in 1840 met 448, in 1870 met 488 inw.

Hiaure, Joure, of Kleine-joure, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. West-Dongeradeel, tellende in 1840 99, in 1840 114, in 1874 111 inw., die van het geh. Lutkelaard medebegrepeu.

Hichtum, d. in de Friesche gem. Wonseradeel, in 1811 mot 85, in 1840 met 132, in 1874 met 128 inw., die van Sydswerd medegerekend. Het ligt aan de vaart van Bolsward naar Harlingen en heeft eene Herv. kerk met een stompen toren en de Wibrandastate.

Hiddingerberg, fraaie heuvel in de Overijsselsche gem. Steen-wijkerwold.

Hiddingerzijl, geh. in de Gron. gem. Bafio.

't Hiem, geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde.

Hien, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gem. Dodewaard, in 1840 met 637, in 1872 met 700 inw.

Hiept, geh. in de Limb. gem. Venray.

Hierden, d. in de Geld. gom. Harderwijk. In vroegere eeuwen stond er de st.-Severijnskapcl. Sedert 174-1 is er eene Herv. kerk. In 1840 had Hierden 957, in 1872 932 inw.

Hierderbeeb, of Hierdensche-beek, beek op de Veluwe, deels in de Geld. gem. Ermelo, deels op de grens dier gem. naar de zijde vau Harderwijk. Zij verfraait in het bijzonder het landgoed den Essenburg.

Hieslum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Wonseradeel. Met de geh. Ateburen, Idserdaburen en Monnikeburen had het in 1811 66, in 1840 84, in 1874 97 inw.

Hijken, d. met eene in 1841 gestichte Chr.-Geref. kerk indeDrenth-sche gem. Beilen. Het had in 1811 237, in 1840 417, in 1870 596 iuw.

-ocr page 561-

555

Hijkersmilde, d. in de Drenthsche gem. Smilde, zijnde do fraaie Herv. kerk van 1780 tot 1787 geslicht. In 1840 had Hijkersmilde 962, in 1870 1133 inw.

Hijzen, of Heyze, b. in de N.-Brab. gcm. Moergestel, door de geh. Broekzijde, Hovel en Winkelberg gevormd. Zij had in 18-10 3G6 inw.

Hikkepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Oud-Vossemcer, in 1561 herdijkt en 249 bund, groot.

Hil, geh. in do N.-Brab. gem. Loon-op-Zand.

Hildermsse, huis ia do N.-Brab., gem. Woensdrecht, dat aan hot d. Hildernisse herinnert, hetwelk op het cindo der 15de eeuw door de öcheldo is verzwolgen.

Hil-en-Vaartkant, in de N.-Brab. gom. Etten-en-Leur. Het had in 1840 526 inw.

Hül, d. in de N.-Brab. gom. Meeuwen, in 1840 met 155 inw. In de kapel te Hill werd do predikdienst nog in deze eeuw door den leeraar van Babiloniënbroek verricht. Doch deze kapel is thans vervallen.

Hille, pold. van 233 bund, in de Z.-Holl. gom. Charlois, in 1529 bedijkt.

Hillegersberg, vijfde kanton van hot arr. Kotterdam, bevattende do 9 gom.: Bergschenhoek, Berkel en-Rodenrijs, Bleiswijk, Capelle-aan-den-IJssel, Hillegersberg, Mocreapello, Nieuwerkerk-aan-den-IJssel, Schiebroek, Zevenhuizen.

Hillegersberg, ring van de klasse Rotterdam der Herv. Kerk. Zij bevat do 9 gom.: Hillegersberg, Bergschenhoek, Berkel-en-Rodenrijs, Bleiswijk, Capelle-aan-den-IJssol, Kralingon, Moercapello, Overschio, Zevenhuizen.

Hillegersberg, gem. in Z.-Holl., tusschen Rotterdam, Schiebroek, Bergschenhoek, Zevenhuizen, Capelle-aan-den-IJssel en Kralingen. In 1870 bedroeg de oppervlakte 1905 bund., doch ton gevolge van de wet van 3 April 1871, die de grenzen in den nieuwen Prins-Alexanderspolder regelde, is dit cijfer eenigzins gewijzigd. De grond is deels klei, deels veen, met een zandheuvel tor plaatse van het d. De gom. wordt door de Rotte doorsneden. In 1S22 had zij 1150, in 1840 1988, in 1874 2498 inw. Bij de jongste volkstelling (Doe. 1869) onderscheidde men or 2097 Herv., 2 W.-IIerv., 35 Chr.-Ger., 16 Rem., 8 Ev.-Luth., 314 R.-Kath., 8 Ned.-Isr. en 1 ongen. Zij bestaan van landbouw, scheepstimmeren, houtzagen, visseherij, enz. Behalve hot d. Hillegersberg, bevat de gem. den Rotteban, met de b. de Heul. Zwaanshals en ter Brogge.

Het d. Hillegersberg, of Hillegondsberg, ligt ten deéle op een zandheuvel en strekt zich verder uit langs den weg van Rotterdam naar Bleiswijk. Het is eene fraaie plaats, die in 1870 binnen de dorpskom 370 inw. telde. Opmerkenswaardige gebouwen zijn het Gemeente- of Dorpshuis, de Herv. kerk, en eenige overblijfselen van het zoogenaamde Reuzctt-

m

-ocr page 562-

556

huis. Hillegersberg heeft in den Jonker Fransenoorlog in de jaren 1488 en 1489 veel geleden.

Hillegom, gem. in Z.-Holl., ingesloten door Noordwijkerhout en Lisse (Z.-Holl.) en Bloemendaal, Bennebroek en Haarlemmermeer (N.-Holl.). Het grootste deel der gem. bestaat uit duingrond (alluvisch zand). Een deel echter is laag veen. Alles te zamen is zij 1329 bund, groot. In 1822 had deze gem. 1249, in 1840 1652, in 1874 2555 inw. In 1855 werd de gem. de Vennip met Hillegom vereenigd, binnen wier omtrek echter noch in 1822, noch in 1840 ingezetenen werden gevonden. In Dec. 1869 telde men in Hillegom; 1254 E.-Kath., 1002Ned.-Herv., 8 W.-Herv., 1 Presb., 73 Chr.-Geref., 26 Ev.-Luth., 3 Herst.-IiUth., 7 Kern., 6 Doopsg., 17 Ned.-Isr., 1 l'ort.-Isr. De inw. bestaan meest van land- en tuinbouw, veeteelt en kalkbranderij.

Het d. Hillegom, in welks kom men in 1870 1440 inw. telde, is een zeer fraaie plaats, uithoofde het door buitenplaatsen, akkers, bloemvelden, boomgaarden en warmoezerijen is ingesloten. Er zijn kerken voor de Herv., de Chr.-Geref. en de R.-Kath. Een tweede E.-Kath. kerk aan de trekvaart tusschen Haarlem en Leiden, is in 1836 gesloopt. Hillegom heoft in October 1575 veel van de Spanjaarden geleden.

Hillegommerbeek, beek in de gem. Hillegom, waarover de Hol-landsche spoorweg is gevoerd, die hier een halt heeft.

Hillekens (de), pold. in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur.

Hillen (de), pold. in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Hillen (de), pold. in de N.-Brab. gem. Princenhage.

Hilleshagen, b. in de Limb. gem. Wittem, in 1840 met 109, in 1870 met 138 inw.

Hillesluis, b. in de Z.-Holl. gem. Charlois. Zij telde met de Vilder-steeg in 1840 384, inw.

HUsche-polder, pold. van 77 bund, in de N.-Brab. gem. Meeuwen c.a.

Hilvarenbeek, gem. in N.-Brab., tusschen Goirle, Tilburg. Bcrkcl c. a., Moergestel, Diessen, Oostel- Wester-en-Midden-Beers en Hooge-en-Lage-Mierde (N.-Brab.) en Poppel (België). Zij is 6804 bund, groot cn heeft een zandigen bodem (diluvium), die slechts door veel mest en veel arbeid in een staat van vruchtbaarheid gehouden kan worden. De voornaamste producten van den landbouw zijn: boekweit, rogge en garst. De veeboeren leggen zich vooral toe op het fokken van schapen. Er worden ook vele bijenkorven gehouden. In 1822 had deze gem. 1944, in 1840 2494, in 1874 2268 inw. Bij de volkstelling voor 1870 was de bevolking onderscheiden in 2160 R.-Kath., 81 Herv. en 4 Isr. De gem. bevat het vlek of dorp Hilvarenbeek, de buurten Esbeck, Speul, Biest, Westerwijk, de Voort, Loo, Beerten en Slibbroek, benevens de geh. Dun, Gorp, Bre-hees, Tuldershoef en Kovert. Ook vindt men er het kasteel Groenendaal.

-ocr page 563-

557

Het vlek Hilvarenbeek, eene oude vrijheid, is gebouwd rondom het ruime marktveld, de Vrijthof genaamd. Het bevatte in 1840 706, in 1870 658 inw. De ll.-Kath. kerk, met haar 72 el hoogen toren, is een schoon gebouw. De Herv. kerk is in 1809 gesticht. In 1388, 1542 en 1543 is Hilvarenbeek door de Gelderschen verwoest of gebrandschat, in 1583 door de Spanjaarden geschonden, in 1586 door Staatsche troepen ten deele verbrand, in 1702 en 1708 door de Franschen uitgeplunderd en in 1719 door eene zoo besmettelijke ziekte geteisterd, dat op last der Staten een cordon om het d. werd geplaatst.

Hilversum, gem. in N.-Holl., tusschen Kortenhoef, 's Graveland, Weesperkarspel, Naarden, Bussum, Huizen, Blaricum en Laren (N.-Holl.) en Baarn, Maartensdijk, Achttienhoven, Westbroek, Tienhoven cn Loos-drecht (Utr.), hebbende eene oppervlakte van 4869 bund. De grond bestaat uit diluvisch zand, dat ten deele in bevallige heuvelen oprijst, waaronder vooral de Hoogeberg, de Trompenberg, de Zwaluwbergen en de Boomberg in aanmerking komen. De Hilversnmsche eng en de weg naar Baarn cn Soestdijk, even als eenige plekken aan het Tienhovensche kanaal, vertoonen schoone akkers. Een ander deel bestaat uit bossehen, nog een deel uit woeste heidevelden en de meent aan het Naardermeer uit weiland. Wegens de bekoorlijke afwisseling van hoogten en laagten is Hilversum een geliefd uitspanningsoord voor deftige stedelingen, die hier bf alleen des zomers, bf het geheele jaar grootere en kleinere buitengoederen bewonen. Hilversum had in 1822 3697, in 1840 5314, in 1874 7085 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er: 3463 K.-Kath., 443 Oud-E., 2327 Ned.-Herv., 12 W.-Herv., 87 Chr.-Geref., 21 Ev.-Luth., 4 Herst.-Luth., 14 Doopsgez., 3 Episc., 2 Rem., 236 Isr. en 2 ongen. Tot de middelen van bestaan behooren landbouw, schapenteelt, bijenteelt en het weven van vloerkleeden, paardendekken en Hilversummer streep. Ook vindt men er eene gasfabriek, eene boekdrukkerij, een verwerij, enz. De opening van den Oosterspoorweg, op den 10 Juni 1874, heeft nieuwe bronnen van welvaart voor Hilversum geopend, daar dit schoone vlek niet alleen de voordeden van een snel verkeer met Amsterdam, Utrecht en Amersfoort heeft verkregen, maar bestemd wordt om een herstellingsoord voor zwakken cn lijders aan slepende ziekte te worden, waartoe eene vereeniging in 1874 den Trompenberg heeft aangekocht. Behalve het vlek Hilversum, bevat de gem. de b. het Gooische gat of de Vaart, en een aantal verspreide woningen.

Hot vlek Hilversum ligt aan de helling van eeno heuvelreeks, die in het noordwesten en westen de plaats beschut. Het heeft veel lommerrijk geboomte, een bevalligen omtrek en een groot aantal schoone villa's en tuinen. Zelfs de woningen der fabriekarbeiders, ofschoon daaronder velen zijn die verbetering behoeven, liggen veelal zeer schilderachtig. In 1840 had dit vlek 5160, in 1870 5611 inw. Het Raadhuis en de kerken (een voor de Herv., een voor de Chr.-Geref., een voor de R.-Kath., een Oud-R. kerk, benevens de synagoge) behooren tot de merkw. gebouwen. Maar het

-ocr page 564-

558

aanzienlijkste gebouw van Hilversum is het aanzienlijke stationsgebouw, aan de noordoostzijde der plaats.

Hilversum is in 1423 van Laren afgescheiden. In 1505 had het veel te lijden van de Gelderschen, in 1629 van de Croaten en in 1672 van de Franschen. Den 1 Augustus 1674 en den 5 Juni 1766 is het door zware branden geteisterd.

Hilversumsche-Meent, gem. weide van Hilversum, tusschen het Naardermeer en de Karnemelksloot, 425 bund, groot.

Ïïilversumsche-Wassemeer, meer in de N.-Holl. gem. Hilversum, te midden der heide.

Hindeloopen, vierde kant. van het Friesche arr. Sneek, bevatt. de 4 gom.: Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, Hindeloopen, Stavoren, Workum.

Hindeloopen, gem. in Friesl., in het westen door de Zuiderzee bespeeld en verder bepaald door de gemeenten Workum en Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, met eene oppervlakte van 501 bund. De grond bestaat uit zandige klei, die meest tot wei- en hooilanden worden aangewend. In 1744 had deze gem. 1913, in 1811 1439, in 1822 1161, in 1840 1229, in 1874 974 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 792 Herv., 61 Cbr.-Gem., 60 Doopsgez., 3 Ev. Luth., 57 R.-Kath. en 1 Isr. Tijdens de Republiek bloeide Hindeloopen vooral door de scheepvaart. De welvaart is echter sedert het midden der vorige eeuw veel verminderd. Als bestaanmiddelen komen thans het meest in aanmerking veeteelt, vis-scherij, polderwerken, scheepstimmeren en wolkammen.

De stad Hindeloopen ligt op een vooruitstekend punt des lands, zoodat zij op drie zijden door de zee wordt bespoeld, die hier door hoogo dijken is omgord. Vroeger tamelijk dicht bebouwd langs eenige grachten en straten, zijn door het sloopen binnen de stad vele opene plekken ontstaan, waardoor alles nu een onregelmatig aanzien heeft. Binnen de stad woonden in 1870 827 ingezetenen, die zich nog door een bijzonderen tongval kenmerken en vroeger door een eigene kleeding van de overige Friezen onderscheidden.

Hindeloopen is zeer oud: de overlevering wijst het als eene lustplaats der oude Friesche koningen aan. In 779 werd het door de Noormannen aangevallen, in 1225 tot eene stad verheven, en in 1368 door Koning Albrecht van Zweden met handelsprivilegiën begunstigd.

In 1418 viel aan de Palesloot bij Hindeloopen een treffen voor tusschen die van Hindeloopen en die van Molkwerum. In 1421 huldigde Hindeloopen Jan van Beijeren als Heer van Friesland. In 1491 en 1514 werd de stad door branden geteisterd, den 23 Mei 1515 door den Zwarten hoop in brand gestoken, in 1517 door Groote Pier aan de Bourgondiërs ontrukt; in 1570 door den Allerheiligenvloed zwaar beschadigd; in 1574 door kapitein quot;Walter Hageman voor de Staatschen bezet en door kolonel Robles hernomen. Zoowel in 1598, als in 1610, 1643, 1676 en 1823 heeft de stad veel door overstrooniingen geleden.

-ocr page 565-

559

Het stadhuis, benevens de Herv. en de Doopsgez. kerken getuigen nog eenigermate van den vroegeren bloei.

Hinder (de), ondiepte in het Goedereedesche-Gat (Z.-Holl.).

Hinderdam, b. in de N.-Holl. gem. Nederhorst-den-Berg, in 1840 met 102, in 1870 met 106 inw.

Hinderdammer-Schans, schans in de Vecht in de Utr. gem. Nigtevecht. De sterkte ontleent haar naam aan een vroegeren dam in de rivier.

Hinderstein, ridderhofstad in de Utr. gem. Langbroek.

Hingen, b. in de Limb. gem. Echt, in 1840 met 204, in 1870 met 258 inw.

Hinkelenoord, voorm. d. in Zeeland, op Zuid-Beveland, dat door de vloeden van 1530 en 1570 door het water is overstelpt. In of omstreeks 1083 is een deel langs den vasten wal van Brabant teruggewonnen, dat aan Zeeland bleef, doch bij besluit van Koning Lodewijk Bonaparte, den 13 April 1807, bij Brabant werd ingelijfd. Die teruggewonnen polder heet Oud-Hinkelenoord.

Hinkelinge, oude stroom in Zeeland, op Zuid-Beveland, die omstreeks het midden der 14de eeuw verlandde.

Hintelaken, pold. van 114 bund, in de N.-Brab. gem. Princenhage.

Hintham, b. in de N.-Brab. gemeenten Rosmalen en 's Hertogenbosch in 1840 met 283 inw., als 274 onder eerstgen. en 9 onder laatstgen. gem.

Hippolitushoef, of Hypolitushoef, d. en hoofdpl. der N.-Holl. gem. Wieringen, in 1840 met 340, in 1870 met 513 inw. Het is eene fraaie plaats. Er zijn kerken voor de Herv., de Doopsgez. en de E.-Kath.

Hissing, of Hissink, fraai landgoed in de Geld. gem. Zelhem.

Hissinkbeek, beek in Geld., die de Vordensehe beek versterkt.

Hitzertsche-kade, b. in de Z.-Holl. gem. Zuid-Beijerland, in 1840 met 146 inw.

Hitzum, of Hitsum, d. in de Eriesche gem. Franekeradeel, in 1811 met 101, in 1840 met 136, in 1874 met 346 inw., daaronder begrepen de bewoners van Wester-Hitzum en een deel van Dojum (in 1840 38). Men vindt er eene Herv. kerk, bouw- en weilanden, hoven en boomgaarden. Vroeger zag men er ook de staten de Bril en Roordama of Boorda.

Hobbel, geh. in de N.-Brab. gem. Riethoven of Rijthoven.

Hobbelrade, of Hobbelraede, in de Limb. gem. Spaubeek, in 1840 met 263, in 1870 met 236 inw.

Hobrede, of Hobreede, b. in de N.-Holl. gem. Oosthnizen, in 1840 met 115, in 1870 met 148 inw. Het was tot 1826 een dorp. Doch in dat jaar werd de Herv. kerk afgebroken.

-ocr page 566-

560

Hobreder-koog, poll), van 72 bund, in de N.-Holl. gem. Oosthuizen.

Hodenpjjl, klein dorp of kerkb. met eene r.-kath. kerk in de gem. Schiplulden. Tot 1855 vormde dit plaatsje met de aanpalende streek naar het westen eene bijzondere gem., die ia 1822 159, in 1840 155 inw. telde. Ter plaatse van het oude slot Hodenpijl staat thans eene boerenwoning.

Hodenpijlsolie-polder, pold. van 351 bund, in de Z.-Holl. gem. Schipluiden.

Hoedekenskerke, gem. op het Zeeuwsche schiereil. Zuid-Beveland in het oosten door de Hont bespoeld en verder ingesloten door 's Gravenpolder en Baarland. Zij bestaat uit verscheidene polders en deelen van polders, heeft een met zand vermengden klei-bodem, die meest tot bouwland wordt gebruikt, en is 1042 bund, groot. In 1822 had zij 693, in 1840 839, in 1874 987 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 457 Herv. 92 Chr.-Geref. 1 Ev.-Luth. en 437 B.-Kath. Er zijn 2 dorpen, Hoedekenskerke en Ewadendamme, benevens de b. Hoondert.

Het d. Hoedekenskerke had in 1870 452 inw. Er zijn kerken der Herv. en Chr.-Geref. Er is veel doortocht van het westelijk Zuid-Beveland naar Zeeuwsch-Vlaanderen.

Hoedekenskerke, pold. van 407 bund, van de Zeeuwsche gemeenten Hoedekenskerke en Baarland.

Hoedenmakerspad, groote buurt in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstol. Vroeger meest door warmoeziers bewoond, ondergaat het thans (1875) eene geheele herschepping. Het erlangt door aanbouw van burgerhuizen meer en meer het aanzien eener voorstad van Amsterdam.

Hoedmansmeer, voormalig meer in Groningen, in de gemeenten Nieuw-Pekela, Veendam en Wildervank. Het is in 1778 door altapping tot land gemaakt.

Hoedmeer, klein meer in de Drenthsche gem. Smilde.

Hoef, of de Hoef, b. in de Geld. gem. Putten, in 1840 met 428, in 1872 met C80 inw.

Hoef, of de Hoef, b. in de Utr. gem. Mijdrecht, langs de Kromme-Mijdrecht, in 1840 met 266, in 1870 met 288 inw.

Hoef, of Vickenhoef, b. in de Utr. gem. Hoogland, in 1840 met 142, in 1870 met 219 inw.

Hoef, of de Hoef, geh. in de N.-Brab. gem. Borkel-en.Schaft.

Hoef, of Haansche-Hoef, geh. in de N.-Brab. gem. Dongen.

Hoef, of de Hoef, goh. in de Geld. gem. Batenburg.

Hoef-en-Haag, pold. van 206 bund, in de Z.-Holl. gem. Hagcstein.

-ocr page 567-

561

Hoef-en-Sohoutenpolder, pold. van 72 bund, in de Z.-Holl. gem. Oudshoorn.

Hoefken ('t), of Heufken, geh. in het noorden der Geld. gem. Hummelo c.a. Tot omstreeks 1860 vond men er de E.-Kath. kerk van de par. Drempt, doch deze is toen naar het d. Drempt verplaatst.

Hoefpolder, pold. van 173 bund, in de Z.-Holl. gem. de Lier.

Hoefpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. ter Aar.

Eoef-ten-Halve, geh. in de N.-Grab. gem. Boxtel.

Hoeisum, geh. in de Gron. gem. Warffum.

Hoeitink, geh. in de Gron. gem. Hoogkerk.

Hoek, gem. in Zeeuwsch-VIaanderen, in het noorden door de Hont, in het westen en zuidwesten door den Braakman bespoeld en overigens bepaald door de gem. Neuzen. Zij is 3844 bund, groot en bestaat uit vette kleigronden, door hooge dijken beschermd. De landbouw, het hoofdbedrijf dor bev., levert rijke oogsten. In 1822 had Hoek 1112, in 1840 1469, in 1874 1630 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1508 Herv., 05 Chr.-Geref. en 57 E.-Kath. Benevens het d. Hoek bevat de gem. ook de b. Mauritsfort.

Het d. Hoek, welks aanleg eerst uit het laatst der 16de eeuw dagtee-kent, bevatte in 1840 420, in 1870 468 inw. Eerst in 1602 is hier eene (Herv.) kerk gesticht.

Hoek, voorm. d. in Friesland, dat, met Oldehove vereenigd, de stad Leeuwarden heeft helpen vormen.

Hoek, b. in de N.-Brab. gem. Veghel.

Hoek, b. in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 107 inw.

Hoek, geh. in de N.-Brab. gem. Borkel-en-Schaft.

Hoek, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen.

Hoek (den), pold. in de Z.-Holl. gem. Lekkerkerk, 1370 b groot.

Hoekeindsche-polder, of Oosthoekseho-polder, in 1770 bedijkte en drooggemaakte veenplas in de Z.-Holl. gem. Bleiswijk, 431 bund, groot.

Hoekerpolder, pold, in de Utr. gemeenten Vreeland en Loenen.

Hoekpolder, pold. in de Z. Holl. gem. Rijswijk, 239 bund, groot.

Hoeksehe-Waard, eil. in Z.-Holl., door de Oude-Maas, de Dort-sche-Kil, het Hollandschdiep en liet Spui ingesloten, mét oen omtrek van 10 uren en ruim 29,000 bund, oppervlakte. Het bevat de gemeenten Oud-Beijerland, Nieuw-Beijerland, Piershil, Numansdorp, Strijen,'s Gravendeel, Puttershoek, Heiiicnoord, Westmaas, Maasdam en Klaaswaal, de hoofdgedeelten van Zuid-Beijerland en Goudswaard, benevens een klein deel van Dub-

36

-ocr page 568-

562

beldam. Het is eene zeer vruchtbare streek, die o. a. tarwe en andere granen, koolzaad, vlas enz. in groote menigte voortbrengt.

Hoeksmeer, klein meer in de Gron. gemeenten Loppersum en ten Boer.

Hoelem (de), geh. op het N.-Holl. eil. Wieringen.

Hoen, of Hoenshuis, voorm. kasteel in de Limb. gem. Voerendaal, thans eene groote pachthoeve. Het kasteel heeft behoord aan den tak van het geslacht Cartiels, dat den naam van Hoen aannam.

Hoenderloo, d. in de Geld. gemeenten Ede en Apeldoorn, omstreeks het jaar 1820 op eene woeste plek van do Velnwe ontstaan. Nadat door bemiddeling van den Hemmenschen leeraar O. G. Heldring hier eerst een put was gegraven en een school gesticht, heeft de plaats ten jare 1855 eene eigene (Herv.) kerk verkregen. Ten jare 1851 is er ook een „doorgangshuisquot; gesticht, een tijdelijk toevluchtsoord voor ongelukkige, verwaarloosde knapen. In 1870 had Hoenderloo 580 inw., waarvan 403 onder Apeldoorn en 177 onder Ede.

Hoeuderwiel, geh. in de Z.-Holl. gem. Meerkerk.

Hoendiep, vaart in Groningen, ten deele reeds in 1597 gegraven, doch eerst in 1654 voltooid. Zij reikt van Groningen naar Stroobos op de Eriesche grenzen.

Hoenloo, voorm. havezathe in de Overijsselsche gem. Gist, reeds ten jare 1233 vermeld.

Hoensbroek, gem. in Limb., ingesloten door Nuth-en-Vaasrade, Amstenrade, Heerlen, Voerendaal, Klimmen en Wijnandsrade, hebbende eene oppervlakte van 890 hund. De grond bestaat uit beek- en Limburg-sche klei en wordt o. a. besproeid door de Geleen, de Boodebeek en de Oude-Moeder. In 1822 had deze gem. 1070, in 1840 1163, in 1874 1045 inw. De geheele bevolking is E.-Kath. en bestaat in de eerste plaats van den landbouw. Men vindt te Hoensbroek echter ook een zijdefabriek, eene brouwerij, eene slotenmakerij en 2 waterkorenmolens. De gem. bevat het d. Hoensbroek, de buurten Overbroek en Schurenberg of Papparts, de geh. Kouwenraad, of Ivouwenrade, Akerstraat, Koumen, Elatterstraat, Konings-heemd, Overlotbroek, Esschenberg en Sloort, benevens een deel van Vaas-raad. Hoensbroek is eene heerlijkheid, die in 1388 door Hertogin Johanna van Brabant van Valkenburg werd gescheiden. De Heeren van Hoensbroek stonden bij 's Lands vorsten in hoog aanzien. Heer Arnold Adriaan van Hoensbroek werd in 1675 door den Koning van Spanje tot Markgraaf verheven.

Het d. Hoensbroek, in 1840 met 450, in 1870 met 521 inw., ligt zeer fraai. Het heeft eene R.-Kath. kerk en een kasteel, dat omstreeks 1644 nagenoeg de tegenwoordige gedaante ontving.

Hoenza-Driel, b. in de Geld. gem. Driel, in 1840 met 396, in 1872 met 329 inw., namelijk 188 Herv., 17 Chr.-Geref. en 124 R.-Kath.

-ocr page 569-

563

Hoep (de), wijk van het N,-Holl. steedje Schagen.

Hoepbeek, beek in de N.-Holl. gemeenten Heemskerk en Castrieum.

Hoerdiep, vaarwater in de Gron. gem. Grijpskerk.

Hoert, geh. in de Geld. gem. Dinxperlo.

Hoeve, d. met eene in 1837 gestichte R.-K. kerk in de Limb. gem. Spaubeek, in 1840 met 100, in 1870 met 81 inw.

Hoeve, of Hoeven, wijk der N.-Brab. gem. Uden, uit verscheidene b. en geh. gevormd, in 1840 met 954 inw.

Hoeve, b. in de N.-Brab. gem. quot;Vucht, in 1840 met 186 inw.

Hoeve, geh. in de N.-Brab. gem. Reusel.

Hoeve, of Hoeven, geh. in de N.-Brab. gem. Son c. a.

Hoeve, of Houve, voormalig slot in den Dijkpolder der Z.-Holl. gem. Maasland, het stamhuis van den geschiedschrijver Jonker Matthijs van der Houve.

Hoevelaken, gem. in Geld., ingesloten door Nijkerk en Barneveld (Geld.), Stoutenburg, Amersfoort en Hoogland (Utr.) Zij beslaat 726 bund., zijnde een welbebouwde zandgrond (diluvium). In 1822 had deze gcm. 624, in 1840 742, in 1874 854 inw. In 1872 telde men er 716 Herv., 4 Luth., 2 Doopsgez. en 153 E.-Kath. De inw. bestaan van landbouw en veeteelt. Hoevelaken komt reeds in 1132 voor, en werd in 1263 leenroerig aan Gelderland. In 1810 kwam het aan Utrecht, doch in 1814 keerde het tot Gelderland terug.

Het d. Hoevelaken ligt aan den weg van Amersfoort naar Apeldoorn. Het prijkt met het adell. huis Hoevelaken en heeft eene Herv. kerk. Ten tijde van Hertog Reinald IV werd het huis te Hoevelaken door de Hollanders in brand gestoken.

Hoevelakensche-Beek, beek, die bij Hoevelaken een deel der Geld.-Utr. grens uitmaakt en in de Vlierbeek uitloopt.

Hoeven, d. in de N.-Brab. gem. Hoeven-en-st. Maartenspolder, in 1840 met 389, in 1870 met 384 inw. Er zijn kerken voor de Herv. en de E.-Kath.

Hoeven, b. in de N.-Brab. gem. Nieuwkuik, in 1840 met 130 inw.

Hoeven, b. in de N.-Brab. gem. Tilburg, in 1840 met 389 inw.

Hoeven, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 126, in 1870 met 121 inw.

Hoeven, of Hoevensche-Straat, geh. in de N.-Brab, gem. Wanroy.

Hoeven, of de Hoeven, geh. onder het Friesche d. st. Jacobiparochie (gem. 't Bildt).

Hoeven, geh. in de N.-Brab. gem. Vlierden.

36*

-ocr page 570-

564

Hoevenoind, b. in de N.-Brab. gem. Teteringen, in 1S40 met 202, in 1870 met 299 inw.

Hoeveneinde, b. in de N.-Brab. gem. Bladel, in 1840 met 147 inw.

Hoeven-en-st. Maartenspolder, gem. in N.-Brab., met eene oppervlakte van 3102 baad. Zij is begrensd door Oudenbosch, Standdaarbuiten, Zevenbergen, Ettea-en-Leur en Rucphen. Het grootste deel der gem. bestaat uit diluvisch zand, doch het door de Mark bespoalde noorderdeel heeft klei. In 1822 had deze gem. 1403, in 1840 1755, in 1874 2291 inw. Bij de telling voor 1872 vond men er: 2148 R.-Kath. en 8 Herv. Men vindt er 2 looierijen, 1 bierbrouwerij, 1 mouterij, 1 linnenweverij, 1 waskaarsenmakerij, 2 sigaren- en tabaksfabrieken, 1 kuiperij en 4 klompenmakerijen, doch het meerendeel der bevolking vindt zijn bestaan in den landbouw.

Hoevonsehe-Beemden, pold. in de N.-Brab. gem, Hoeven, in 1409 bedijkt en 537 bund, groot.

Hof (het), geh. in de N.-Brab. gem. Lieshout.

Hofambacht, heerl. in de N.-Holl. gem. Haarlemmerliede c. a., door den Spaarndammerdijk in Hofambacht-Binnen en Hofambacht-Buiten afgedeeld. Zij telde in 1840 39 inw.

Hofgeest, b. in de N.-Holl. gem. Velsen, in 1840 met 125, in 1870 met 121 inw.

Hofland, b. in de N.-Holl. gem. Wijk-aan-Zee, in 1840 met 130, in 1870 met 119 inw., meest warmoeziers en ooftkweekers.

Hofland, b. onder het Friesche d. Grouw (gem. Idaarderadeel), in 1840 met 119 inw.

Hofland, polder in de Utr. gem. Mijdrecht op de oostzijde van de Kromme-Mij drecht.

Hofpolder, pold. van 127 bund, in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude.

Hofrust, landgoed in het N.-Holl. d. Muiderberg, beroemd wegens eene merkwaardige echo.

Hofstede, havez. in de Overijsselsche gem. Baalte.

Hofstede (ter), b. in de Zeeuwsche gem. Eetranchement, in 1870 met 129 inw. Het is een der oudste plaatsen van het distr. Sluis.

Hofte of Höfte, geh. in de Gron. gem. Onstwedde.

Hof-Van-Delft, gem. in Z.-Holl., die haar tegenwoordigen omvang door de wet van 11 Juli 1855 heeft verkregen, waardoor bij de toenmalige gem. Hof-van-Delft de gem. Groeneveld werd ingelijfd. De gem. wordt door de afdeeling st. Maartensregt van de gem. Schipluiden in twee stukken gedeeld. Het grootste ligt tusschen de gem. Delft, Vrijenban, Schipluiden, de Lier, Naaldwijk en Wateringen; hel tweede tusschen Vrijenban, Kethel, Vlaardinger-ambacht en Schipluiden. Beide deelen tc

-ocr page 571-

565

zamen zijn 3187 bund, groot en zoowel het een als het ander deels door klei, deels door laag veen gevormd. In 1860 had deze gem. 1174, in 1874 1581 inw. Bij de volkstelling voor 1870 vond men er 804 E.-Kath., 615 Ned. Herv., 2 W. Herv., 21 Ev. Luth., 9 Chr. Gerf., 6 Rem., 6 Doopsgez. en fi Isr. De gem. bevat het d. 't Woud, de buurten Hoorn en Abtswoude, benevens de noordwestelijke voorsteden van Delft. Op het platteland bestaan de meeste inw. van veefokkerij en zuivelbereiding.

Hofwegen, heerl. in de Z.-Holl. gem. Bleekensgraaf-en-Hofwegen. Zij maakte tot 1855 eene afzonderlijke gem. van 190 bund, uit en had in 1822 72, in 1840 86 inw.

Hofwijk, landgoed in de Z -Holl. gem. Voorburg, eens de buitenplaats van Constantijn Huygens en door dien geleerde en staatsman in een beroemd gedicht bezongen. In onzen tijd werd het in eene fabriek herschapen.

Hogebeintum, of Hooge-Beintum, hooggelegen d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Ferwerderadeel, in 1811 met 158, in 1840 met 190, in 1874 met 237 inw. De terp, waarop dit d. ligt, wordt voor de hoogste in Friesland gehouden.

Hogenban, westl. ged. der Z.-Holl. gem. Overschie, in 1840 met 320 inw. Het is eene heerl., waarop Botterdam in 1513 aanspraak maakte

Hogenberg, geh. in de Limb. gem. Born.

Hogt, of Hucht, geh. in de Gron. gem. Ulrum.

Hoiteburen, geh. van het Friesche d. Nijemirdum (gem. Gaasterland).

Hokkenburg, pold. van 49 bund, in de N.-Brab. gem. Terheyden,

Hole (de) geh. in de Gron. gem. Slochteren.

Holendreoht, stroom op de grens van N.-Holl. en Utr. Hij komt voort nit het Abcouder-meer en neemt na zijne vereeniging met de Oude-Waver den naam van Bullewijk aan.

Holendrecht, b. in de N.-Holl. gem. Ouder-Amstel. Zij had in 1840 met de Bullewijk 513, in 1870 435 inw.

Holendrechter-en-Bullewijker-polder, pold. van 65 bund, oud land in de N.-Holl. gem. Oudor-Amstel. Vroeger behoorde daartoe ook de sedert drooggemaakte veenplas Bullewijker-polder.

Holeind, geh. in de N.-Brab. gem. Haaren.

Holiërhoeksohe-polder, pold. van 1768 bund, in de Z.-Holl. gem. Schipluiden, Kethel, Vlaardinger-ambacht en Vlaardingen.

Holijsloot, d. met eene Herv. kerk in de N.-Holl. gem. Ransdorp, aan de Holijsloter-IJe gelegen. Het had in 1840 195, in 1870 186 inw.

-ocr page 572-

566

Hoik, b. in da Geld. gem. Nijkerk, in 1840 met 204, in 1872 met 345 imv.

Holland, voormalig graafschap, welks naam het eerst in eene oorkonde van 1064 voorkomt. Graven van Holland waren er echter reeds vroeger, ofschoon men niet den juisten tijd kan aangeven, wanneer dit graafschap zijn oorsprong nam. Oorspronkelijk tot de landen aan de monden des Eijn s bepaald, breidde het zich door keizerlijke giften, opdrachten, verdragen en veroveringen naar het noorden, zuiden en oosten uit, zoodat het onder zijn laatsten Graaf van de Donge tot de noordkusten der Zuiderzee reikte.

Graaf Dirk I voerde het bewind reeds in 916 en schijnt dit gevoerd te hebben tot 939. Op hem volgden: Dirk II, van 939 tot 988; Arnulf, van 988 tot 993; Dirk III, van 993 tot 1039; Dirk IV, van 1039 tot 1049; Floris I, van 1049 tot 1061; Dirk V, van 1061 tot 1091; Floris IF, van 1091 tot 1122; Dirk VI, van 1122 tot 1157; Floris III, van 1157 tot 1190; Dirk VII, van 1190 tot 1203; Ada, in 1203; Willem I, van 1203 tot 1223; Floris IV, van 1223 tot 1235; Willem II, van 1235 tot 1256; Floris V, van 1256 tot 1296; Jan I, van 1296 tot 1299.

Door het kinderloos afsterven van Jan I kwam het graafschap aan het Huis van Avesnes, daar Jan van Avesnes door zijne moeder Aleide van Holland lid was van het oude grafelijke huis. Hadden de oude Holland-schs Graven met hunne waardigheid reeds die van Graaf van Zeeland vereenigd, thans beheerden de Graven van Holland drie graafschappen: Henegouwen, Holland en Zeeland, terwijl zij zich tevens Heeren van Friesland noemden.

TJit het tweede stamhuis regeerden: Jan II, van 1299 tot 1304; Willem Hl, van 1304 tot 1337; Willem IV, van 1337 tot 1345; Marga-retha, van 1345 tot 1354.

Door Margaretha's huwelijk met Lodewijk van Beijeren kwam het Beijersche Huis aan het bewind. De eerste Graaf uit dit geslacht was Willem V, die van 1354 tot 1358 het gezag in handen had, doch toen wegens krankzinnigheid te Quesnoy werd opgesloten. Zijn broeder Albrecht was Euwaard tot 1389, en volgde toen op als Graaf. Na Albrecht's verscheiden in 1404 voerde Willem VI het bewind tot 1417, en toen Jakoba, van 1417 tot 1433.

Jakoba's afstand bracht het graafschap Holland aan het Huis van Bour-gondië. Filips de Goede regeerde van 1433 tot 1467; Karei de Stoute van 1467 tot 1477; Maria van 1477 tot 1482.

Filips de Schoone, uit het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk gesproten, was de eerste Graaf uit het Oosten-rijksche stamhuis. Hij was Graaf van Holland van 1482 tot 1506. Zijn zoon, sedert Keizer Karei V, volgde hem, nog minderjarig, op, en gaf zijn graafschap Holland, nevens al de overige Nederlanden, in 1555 aan zijn zoon Filips over, die, uithoofde der door hem geërfde waardigheid van Koning van Spanje, doorgaans Filips II wordt genoemd. Hij werd door de Staten van Holland in 1581 afgezworen.

Met Holland waren gedurende dezen tijd verscheidene kleinere heer-

-ocr page 573-

567

schappijen verbonden: West-Friesland, Bodegraven, Waterland, Amstel, Gooiland, Woerden, Heusden, Arkel. Voorne was nog een afzonderlijk gewest bij den opstand tegen Spanje, doch sedert werd ook dit bij Holland ingelijfd.

Holland, of Holland-en-West-Friesland, tweede provincie der Republiek der Vereenigde Nederlanden, bestaande uit het vroegere graafschap Holland, met bijvoeging van de heerlijkheid Voorne. Zij was verdeeld in 18 steden en het platteland. De steden waren: Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, .Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Schoonhoven, Brielle, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam en Purmerende. Het platteland bestond uit 's Gravenbage en Haag-Ambacht ; uit de baljuwschappen: Zuid-Holland, Strijen, Beijerland, Putten, Voorne, Delfland, Schieland, Rijnland, Noordwijkerhout c. a.. Woerden, Oudewater, Gouda, Gooiland, Amstelland, Waveren c. a., de Loosdrechten c. a., Ken-nemerland, Brederode, Blois, de Egmonden, Nieuwburg, Waterland, de Zeevang, West-Friesland, de Zijpe, Wieringerwaard, Huisduinen-en-de Helder, Texel, Wieringen; een groot aantal heerlijkheden, als : Asperen, Heukelum, Spijk, Vianen, Altena, Heusden, Geertruidenberg, de Zwaluwe, Zevenbergen, Klundert of de Niervaart, Emiliapolder, Tienhoven, Jaarsveld, Polsbroek, Assendelft, Bakkum, Wimmenum, Bergen, Petten, Callantsoog, Purmerland-en-Ilpendam, Oosthuizen-en-Hobrede, Etershem, Obdam, Hens-broek, Spanbroek, Opmeer, Boogwoud-en-Aartswoud, Veenhuizen, Oud-karspel, Noord-Scbarwoude, Warmenhuizen, Schagen, Barsingerhorn, st.Maar-ten-Valkoog-en-Eenigenburg, TJrk-en-Emmeloord ; het drostambt Terschelling en het schoutambt Vlieland. De baronie IJsselstein was leenroerig aan Holland, doch niet daarbij ingelijfd. Ook Leerdam was meer of min zelfstandig.

De provincie behield deze uitgestrektheid tot 1798, toen de Bataafscho-Republiek in departementen werd verdeeld.

Holland, departement van de Bataafsche-Republiek, in 1801 gevormd, en tot 1807 in stand gebleven. Het had ongeveer dezelfde grenzen als de oude provincie Holland. IJsselstein en Leerdam waren daarbij ingelijfd, doch Vianen aan Utrecht toegevoegd. Bij de invoering der constitutie van 1805 word IJsselstein van Holland afgenomen en aan Utrecht gehecht. Daarentegen keerde Vianen bij Holland terug en werd de Zeeuwsche heerlijkheid Sommelsdijk bij dit departement ingelijfd.

Holland, voorm. koningrijk, dat van Juni 1806 tot Juli 1810 bestond. Het werd in 1807 ingedeeld in 10 departementen: Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Amstelland, Maasland, Zeeland en Brabant.

Bij tractaat van Parijs, van den 11 November 1807, werd dit koningrijk vergroot met Oost-Friesland, Jever, Kniphausen en Varel, tegen afstand der stad Vlissingen met haren naasten omtrek aan Frankrijk. Dientengevolge werd het departement Groningen tot aan de Eems uitgebreid en een elfde departement, Oost-Friesland, gevormd.

Bij het tractaat van 16 Maart 1810 werden Zeeland en Brabant, bene-

-ocr page 574-

568

vens de zuidelijke deelen van Holland en Gelderland tot aan de Merwede en Waal, aan Frankrijk afgestaan, en den 3 Juli daaraanvolgende, na den troonsafstand van Koning Lodewijk het geheele koninkrijk bij Frankrijk ingelijfd.

Holland, prov. van het Koningrijk der Nederlanden, van 1814 tot 1840. De grondwet van 1814 bepaalde, dat zij de oude grensscheidingen behield, met bijvoeging van Vianen, Ameide, Leerdam, Langerak en Som-melsdijk. Den 20 Juli 1814 werden echter de landen ten zuiden van het Hollandschdiep, de Biesbosch en de Oude-Maas daarvan afgenomen om bij Brabant gevoegd te worden. Bij besluit van 10 Februari 1815 werd ook hut noorderdeel van 't Land van Heusden, nevens het Land van Altena en Dussen, daarvan gescheiden. Aan Gelderland verloor Holland in 1814 de vesting Loevestein en het Monnikenland, terwijl het in 1820, voor den afstand van het dorp Acquoi, de dorpen Everdingen en Zijderveld bekwam. Mot Utrecht werden de grenzen veranderd door de wet van 19 Mei 181», waardoor Waverveen, Waveren c. a., Loosdrecht, Loenen-Kroonenburg en Klein-Muiden voor de prov. verloren gingen; doch Ankeveen, Neder-horst-den-Berg, Kortenhoef en Uithoorn werden gewonnen. Nieuwe veranderingen langs deze grens kwamen tot stand door de wet van 27 April 1820, die ïecbop. Indijk, Snelrewaard, Zuid-Polsbroek, Zevender en Ca-bauw van Holland afnam, doch het vergrootte met Hagestein, Lange-Ruigeweide, Oukoop, Papekop en Diemerbroek.

Holland was de eenige provincie, die 2 gouverneurs had, één voor Holland's zuidelijk gedeelte en een voor Holland's noordelijk gedeelte. De Staten vergaderden beurtelings te 's Gravenhage en te Haarlem, en bestonden uit 14 loden voor de ridderschap, 49 voor de steden en 27 voor den landelijken stand. Van genoemde 49 stedelijke afgevaardigden benoemde Amsterdam 15, Rotterdam 5, 's Gravenhage 4, Leiden 3, Dordrecht 2 en Haarlem 2 leden. De overigen achttien zonden elk een afgevaardigde, namelijk; Alkmaar, Hoorn, Delft, Schiedam, Gouda, Enkhuizen, Medemblik, Monnickendam, Purmerende, Gorinchem, Brielle, Schoonhoven, Woerden, Weesp, Vlaardingen, West en-Oost-Zaandam en Maassluis. Voor den landeüjken stand was de prov. gesplitst in 27 kiesdistricten: de Helder, Schagen, Blokker, Schermerhorn, Heilo, de Eijp, Broek in Waterland, Beverwijk, Noordwijk-binnen, Oegstgeest. Naaldwijk, Pijnacker, Delfshaven, Bodegraven, Alphen, Leidschendam, Haastrecht, Meerkerk, Alblasserdam, Ridderkerk, OudBeijerland, Strijen, Som-melsdijk, Hellevoetsluis, Geervliet, Naarden, Sloterdijk.

Holland, geh. in de Gron. gem. de Leek.

Hollanderbroek, b. in de Geld. gem. Eist, in 1840 met 383, in 1572 met 309 inw.

Hollanderbroek, pold. van G29 bund, in de N.-Brab. gem. Mill. c. a.

Hollander-Graven, waterloop in het noordwesten van het Overijssel-sche landschap Twenthe in de gemeenten Vriezen veen en Almelo (Ambt).

Hollander huizen, zuidoostelijke uithoek van de Overijsselsche gem. Kamperveen, vroeger met eene buurt.

-ocr page 575-

569

Holland-Op-zij U-Smalst, voorm. landengte in N.-Holl. tussclien het IJ en de Noordzee. Door de werken ' voor tot het in aanleg zijnde Amsterdamsche Zeekanaal, inzonderheid door het droogmaken der IJ gronden is deze streek geheel van gedaante veranderd. De eerste concessie der Kanaal-maatschappij dagteekent van 10 December 1861. Den 8 Maart 1865 is in de Breesaap, op ongeveer 600 meter van het strand, de eerste spade voor het te graven kanaal in den grond gestoken.

Holland-Op-Zijn-Smalst, landgoed in de N.-Holl. gem. Velsen, waar, volgens de overlevering Joost van den Vondel zijn treurspel, Falamedes dichtte.

HollandSChdiep, breede stroom, tusschen den Hoekschen-Waard eenerzijds en Overflakkee in Z.-Holl. en de K.-Brab. kust anderzijds. Het is van 1470 tot meer dan 2000 meter breed.

Hollandsohe-Qravon, stroompje in de Overijsselsche gem. Denekamp, dat op de Bentheimsche grens in de Dinkel uitloopt.

Hollandsche-IJssel, rivier in Utrecht en Z.-Holl., in vroegere eeuwen een Rijnarm. Haar bovenpand wordt door een dam van de Lek gescheiden. Zij vloeit langs IJsselstein, Montfoort, Oudewater, Haastrecht en Gouda en valt bij den Stormpolder, tegenover IJsselmonde, in de Nieuwe-Maas. Door eene gegraven vaart langs het Gein heeft de Hollandsche-IJssel gemeenschap met den Vaartsche-Rijn, door de Linschoten, de Wiericke en de Gouwe met den Ouden-Rijn, en door de Vlist met den IJssel. Langs deze rivier zijn vele steenbakkerijen opgericht.

Hollandsche IJzeren-Spoorweg, ijzeren spoorweg in N- en Z -

Holland. Hij is aangelegd door eene maatschappij, die den 8 Augustus 1837 concessie bekwam. Het baanvak van Amsterdam naar Haarlem werd geopend den 20 Sept. 1839, het vak van Haarlem naar Veenenburg den 2 Juni 1842; van Veenenburg naar Leiden den 17 Augustus 1842, van Leiden naar Voorschoten 1 Mei 1843, van Voorschoten naar 's Gravenhage 6 December 1843, van 's Gravenhage naar Rotterdam 31 Mei 1847, van Haarlem naar Uitgeest den 1 Mei 1867. Deze vakken zijn te zamen 102.5 kilometer lang. De Hollandsche IJzeren-Spoorweg Maatschappij heeft ook den staatsspoorweg van de Helder over Uitgeest naar Zaandam in exploitatie verkregen en den 10 Mei 1874 een eigen spoorweg (de Ooster-spoorweg) tusschen Amsterdam en Amersfoort met een zijtak van Hilversum naar Utrecht voltooid.

Hollandsche-polder, pold. in de Utrechtsche gemeenten Loenen en Loenersloot.

Hollandsche-Veld, veenkolonie met eene Herv. en eene Chr. Geref. kerk in de Drenthsche gem. Hoogeveen. Zij had in 1840 1760, in 1870 2745 inw. De kol. bestaat uit de b. Zuideropgaande, Opgaande, Regtnit, Noordkant, Carstenswijk, Schutswijk-en-Beukerswijk, benevens de gehuchten Jan-Slotswijk, Ritmeesterswijk, Jeulenswijk. Bennenswijk,

-ocr page 576-

570

Barswijk, Brandligtswijk, Holtien, Groot-Hendrikswijk, Okkenswijk, Lange-wijk, 't Zandwijkje, Schokland, Frijswijk, Meester-Bakkerswijk en Samuelswijk.

Hollandsche-Velddijk, b. in de Drenthsche gem. Hoogeveen, in 1870 met 222 inw.

HollandschG- Waard, polderland in de Geld. gem. Pouderoijen.

Hollare-polder, pold. in de Zeeuwsehe gem. Oud-Vossemeer, in 1843 bedijkt en 259 bund, groot.

Hollendoorn, vallei in de Geld. gem. Groesbeek, zoowel door de schoone gezichtspunten die zij oplevert, als wegens de gevonden Komeinsche oudheden merkwaardig.

Hollesloot, of Hom sloot, diep gedeelte van het IJ, tusschen den mond van de Zaan en het eiland de Hom.

Hollum, d. met eene Herv. en eene Doopsgez. kerk op het Friesche eiland Ameland, in 1840 met 1075, in 1874 met 1157 inw.

Holm, geh. in de Gron. gem. de Leek.

Holprijp, geh. onder het Friesche d. Tjum.

Holset, d. met eone R.-Kath. kerk in de Limb. gem. Vaals, waarvan men de eerste melding vindt in eene oorkonde van den jare 1354. In 1840 had het 133, in 1870 135 inw.

Holst, geh. in de Limb. gem. Posterholt.

Holtdijksbeek, rivierstrang in de Overijsselsche gemeenten Goor en Markelo, die de Regge en Schipbeek met elkander vereenigt.

Holte, of Holthe, b. in de Drenthsche gem. Beilen, in 1840 met 96, in 1870 met 154 inw.

Holten, klasse der Chr. Geref. Kerk, bevattende de 8 gem. Deventer, Holten, Enter, Vriezenveen, Almelo, Enschede, Rijssen, Bome.

Holten, gem. in Overijssel, tusschen Bathmen, Diepenveen, Raalte, Hellendoorn, Rijssen, Markelo (Overijssel) en Gorssel (Geld.). Zij beslaat 6486 bund., grootendeels diluvisch zand, doch aan de Schipbeek, door klei en naar de zijde van Rijssen door hoogveen gevormd. Het noordelijk deel der gem. is zeer heuvelachtig en ten deele nog heide. Niettemin bevat Holten ook zeer goede streken. ïot 1835 was Holten met Bathmen vereenigd, doch werd toen eene afzonderlijke gem. In 1840 telde het 2619, in 1874 3057 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2717 Herv., 218 Chr. Geref., 99 R.-Kath. en 23 Isr. De inw. bestaan voornamelijk van den landbouw, deels van weverij en steenbakkerij. Behalve het d. Holten, bevat de gem. ook de b. Beuzeberg, Neerdorp, Look, Dijkerhoek, Espelo en de Borkelt.

Het d. Holten, in 1840 met 483, in 1870 met 659 inw., ügt aan dén

-ocr page 577-

571

voet van den Holterberg en aan het vereenigingspunt der groote wegen van Kaalte naar Hengelo en van Deventer naar Rijssen. Den 16 Juni 1829 is Holten door een vreeselijken brand geteisterd. Het huis te Holten, een sterk gebouw, werd in het midden der 15 eeuw door Bisschop Kudolf van Diepholt aan Deventer verpand. Het is later geheel gesloopt.

Holten, geh. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel.

Holtenbroek, pold. van 98 bund, in de Overijsselsche gem. Zwolle.

Holterberg, heuvel in de Overijsselsche gem, Holten, 54 el boven A. P.

Holterhoek, b. in de Geld. gem. Eibergen, in 1840 met 345, in 1872 met 444 inw.

Holthees, d. met eene R.-Kath. kapel in de N.-Brab. gem. Maashees c. a., in 1840 met 263 inw.

Holtheme, b. in de Overijsselsche gem. Gramsbergen, in 1840 met 191, in 1870 met 240 inw.

Holthone, b. in de Overijsselsche gem. Gramsbergen, in 1840 met 130, in 1870 met 141 inw. Hier ligt de havezathe de Scheer, welke bij de belegeringen van Coevorden veelal een belangrijk punt uitmaakte.

Holthuizen, b. in de Geld. gem. Didam, in 1840 met 685, in 1872 met 645 inw.

Holthuizen, b. in de Geld gem. Zevenaar.

Holthuizen, b. in Overijsselsche gem. Haaksbergen, in 1840 met 422 inw.

Holtinge, geh. in de Drenthsche gem. Havelte.

Holtkamp, geh. in de gem. Ambt-Doetinchem.

Holtmuhle, groot landgoed in de Limb. gem. Tegelen.

Holtz of Holz, b. in de Limb. Kerkrade, in 1840 met 170, in 1870 met 588 inw.

Holtzbroek of Holzbroek, geh. in de Limb. gem. Kerkrade.

Holtum, d. met eene R.-Kath. kerk in de Limb. gem. Born. Het had in 1840 406, in 1870 449 inw.

Holwerd, derde kanton van het arr. Leeuwarden in de prov. Fries-land. Het bevat 3 gem.: Ameland, Ferwerderadeel, West-Dongeradeel.

Holwerd, d. in de Friesche gem. West-Dongeradeel, in 1811 met 1280, in 1840 met 1741, in 1874 met 2327 inw. Het ligt op een hoogen terp en langs den zeedijk. Men vindt er rijke akkers, waarop granen, vlas en aardappelen worden gekweekt. De Herv. kerk ligt op

-ocr page 578-

572

het hoogste deel van den heuvel. Verder vindt men er eene Doopsgez. kerk. In 1421 en 1515 werd dit d., dat van hooge oudheid is, door brand vernield, de laatste maal ten gevolge van binnenlandsche tweespalt.

Holwerdor-Oosterpolder, in 1580 ingedijkte polder aan de Wadden in de Friesche gem. West-Dongeradcel. De pold. is 256 bund, groot.

Holwerder-Westerpolder, zeepolder in de Friesche gem. West-Dongeradeel, mede in 1580 bedijkt, 272 bund, groot.

Holwierde, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Bierum. Het telde binnen do kom in 1840 66, in 1870 met den naasten omtrek 372 inw. Met de gehuchten Katmis, Nansum, Klein-Wierum, Uiteinde, Bonsum, Lutjeburen en Oldeklooster vereenigde het in eerstgenoemd jaar eene bevolking van 565, in het tweede van 739 zielen. De storm van den 29 November 1836 wierp een deel van den hoogen dorpstoren omver.

Holwinde, geh. in de Gron. gem. Kantens, vroeger met een sterken burg.

Holy, landgoed in de Z.-Holl. gem. Vlaardinger-Ambacht, in 1342 reeds onder de adell. stamsloten bekend.

Homburgerbroek, gemeenteweide in de Geld. gem. Doetinchem (stad).

Hommert, geh. in de Limb, gemeenten Schinnen en Nuth, in 1870 met 52 inwoners onder Schinnen en 19 onder Nuth.

Hommerta, d. in de Friesche gem. Wymbritseradeel, in 1811 met 260, in 1840 met 390, in 1874 met 710 inw., die van Lippenwoude (in 1840 68) daaronder begrepen. Het heeft eene Herv. kerk, die tot 1821 met een hoogen, breeden toren prijkte. Dit d. heeft veel gewonnen sedert in 1843 de straatweg van Sneek naar de Lemmer werd aangevangen.

Homoet, weide van 103 bund, oppervlakte, in 1401 door Hertog Willem aan de stad Hattem opgedragen.

Homoet, d. in de gem. Valburg. De Herv. kerk werd in 1836 afgebroken, waarop de plaats, na lang zonder kerk geweest te zijn, voor weinige jaren een nieuw, fraai gebouw voor het honden van openbare godsdienstoefeningen, door den ijver van eenige gemeenteleden, terugbekwam. Homoet had in 1840 88, in 1872 105 inw. Het is eene onde heerl., waarvan de stamzetel echter reeds voor vele jaren is gesloopt. Hierbij ligt de Ho-moetscbe-Woerd, de hoogste plek van de Over-Betnwe, met sporen van overoude gebouwen en graven.

Hompels (de), zandplaat in de Wielingen, aan den mond der Wester-Scbelde.

Honaard, of Hoonaard, pold. in de Z.-Hol!. gem. Haastrecht, 119 bund, groot.

Hond (de), pold. van 65 bund, in de Utr. gem. Hoogland.

-ocr page 579-

573

Hondegems-Ambacht, ged. der Walcherensche gem. Serooskerke.

Hondenpad, boerenstreek in de Gron. gem. Bollingwolde.

Honderd (het), pold. van 284 bund, in de Utr. gem. Loenen.

Honderd-Gemeten, ged. van het platteland der Zeeuwsche gem. Goes.

Honderdland, of Hoenderland, voorm. heerl. in de Z.-Holl. gem. Naaldwijk, 93 bund, groot. Zij had in 1840 196 inw.

Honderd-Morgen, b. in de Geld. gem. Bemmel, in 1840 met 426 inw.

Honderd-Morgen, pold. van 63 bund, in de N.-Brab. gemeenten Cromvoirt en Vueht.

Hondert (de), geh. in de Gron. gem. 't Zandt.

Hondhorst, buitenwijk der Z.-Holl. stad Woerden.

Hondinga, geh. in de Gron. gem. Eenrum.

Hondsberg, geh. en uitgestrekt landgoed in de N.-Brab. gem. Oister-wijk.

Hondsbossehe, belangrijke zeewering in N.-Holl. tusschen Petten en Camp, eene streek van een uur lengte, waar geene duinen worden gevonden. De kosten aan deze zeewering, die door bijna het geheele Noorderkwartier van Holland worden gedragen, beloopen verbazende sommen, en meermalen heeft men den dijk meer binnenwaarts moeten verleggen. De stichting van den tegenwoordigen dijk is van 1784. Het Noorderkwartier van Holland is voor de dijkslasten en het bestuur dezer zeewering in zes kavels verdeeld, zijnde Duinkavel, Waterland (Zaanland en aanpalende districten), Geestmer-Ambacht, de Schager- en Niedorper-koggen, de Vior-Noorderkoggen en Drechterland. Den 15 December 1575 is de dijk doorgebroken, waardoor alleen' aan omgeworpen molens, weggespoelde huizen en afgekabbelde en doorgebroken waterkeeringen de voor dien tijd ontzettende schade van 55,000 guldens ontstond.

Hondsdijksche-polder, pold. van 400 bund, in de Z.-Holl. gem. Koudekerk.

Hondseind, b. in de N.-Brab. gem. Ossendrecht, in 1840 met 473 inw.

Hondsholredijk, of Honselaarsdijk, b. in de Z.-Holl. gem. Naaldwijk, in 1840 met 1016, in 1870 met 752 inw. De b. ontleent waarschijnlijk haren oorsprong aan het kasteel Honsel of Hunsel, dat eerst door heeren van Hunsel, toen door de Naaldwijk's werd bewoond. In 1612 door Prins Frederik Hendrik aangekocht, liet de jeugdige Oranjevorst het tot een vorstelijk lustslot aanleggen. Met koninklijke pracht werd het voltooid. Koning Priedrich I van Pruissen, die het in 1732 uit de erfenis van Prins Willem III bekwam, vertoefde er gaarne, doch zijn opvolger Priedrich II liet het deelswijze sioopen. In 1754 aan Prins Willem V ge-

-ocr page 580-

574

komen, werd het gebouw vernieuwd en verfraaid. Maar de omwenteling van 1795 beroofde het van zijn luister. In 1798 werd het eene staatsgevangenis, in 1799 een hospitaal voor de Engelsche en Russische krijgsgevangenen, in 1806 eene kweekschool voor kadetten, in 1811 andermaal een hospitaal. Vervolgens werd het door Keizer Napoleon I aan zijn nicht Borghese ten geschenke gegeven. Na Nederland's herstel aan het bestuur der domeinen gekomen, werd het den 21 December 1814 tot afbraak verkocht en dien ten gevolge in 1816 deelswijze gesloopt. Het overblijvende is sedert in burgerwoningen herschapen.

Hondsrug, heuvelrug in Drenthe en Groningen, merkwaardig om de vele zware veldsteenen. Bij Gieten verrijst öize heuvel tot 17 el boven A.P. Buiten het noorderfront der stad Groningen daalt hij tot de hoogte van het omringende land (0,7 el) af. Even ten zuiden van genoemde stad is hij nog 6,52 el hoog.

Hondsruk, geh. in de Limb. gem. Simpelveld.

Hondzenelleboog, b. in de Utr. gem. Veenendaal in 1840 met 89, inw.

Honesch, of Honesche, b. in de Overijsselsche gem. Haaksbergen, in 1840 met 446 inw.

Hongarije geh. in de N.-Brab. gem. Bergeyk.

Hongerij, geh. in de Gron. gem. Wedde.

Hongerschar, geh. in de Friesche gem. Doniawerstal.

Hongersdijk, voormalig d. en heerl. op het Zeeuwsche eiland Wolphaarsdijk, in 1231 overstroomd. Een deel daarvan is later weder ingedijkt toen de Heerenpolder werd gewonnen.

Honingen, voormalig sterk slot in de Z. Holl. gem. Kralingen, ter plaatse waar thans tuinen en heerenhuizen worden gevonden.

Honkoop, of Hoenkoop, gem. in Utr. tusschen Willeskop en Polsbroek (Utr.), Vlist-en-Bonrepas, Haastrecht en Oudewater (Z.-Holl.). Zij is groot 755 buud. heeft deels laag veen, deels klei en wordt gevormd door de oude heerlijkheden Honkoop, Dijkveld, Rateles en IJsselvere. In 1822 had zij 251, in 1840 324, in 1874 391 luw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden iu : 244 E.-Kath., 4 Oud-Eoomschen en 143 Herv. De inwoners bestaan meest van veeteelt, deels ook van landbouw. Behalve het geh. Honkoop, bevat de gem. ook de Vuilebnurt.

De b. Honkoop maakt het meest-bevolkte deel der heerl. Honkoop uit, waarvan de jurisdictie reeds in 1122 werd bepaald. Gijsbrecht, Heer van Amstel, droeg in 1285 zijn domein te Honkoop mede aan Graaf Eloris V in leen op.

Honkoop, pold. in de Utr. gem. Honkoop, 601 bund, groot.

Honswijk, b. in de Utr. gem. Tull-en-'t Waal, aan da Lek, in 1840 met 220, in 1870 met 219 inw. Zij was vroeger een d., welks kerk in de vorige eeuw begon te vervallen en in 1837 is gesloopt. De heerl. Hons-

-ocr page 581-

575

wijk was oorspronkelijk een deel in Hagestein. In 1747 viel bij Honswijk eene doorbraak in den Lekdijk. In 1843 is in deze buurt een sterk fort aangelegd.

Honswijkerpolder, pold. van 220 bund, in de N.-Holl. gem. Wees-perearspel.

Honswijkseliepolder, pold. van 128 bund, in de N.-Brab. gemeenten de Werken c. a., Almkerk c. a., Rijswijk en 'Woudrichem c. a.

Hout, Honte, of Wester-Schelde (de), het breede benedenpand der rivier de Schelde, stroomt zuidwaarts van Zuid-Beveland en Walcheren noordwaarts van Zeeuwsch-Vlaanderen. De oude loop van dezen stroom is nog geenszins voldoende toegelicht, in weerwil van ijverige historische nasporingen. In de 13de en 14de eeuw schijnt de Hont die belangrijke breedte bekomen te hebben, waardoor het menschelijk oog de noorderoevers van de zuidzijde en omgekeerd de zuideroevers van de noordzijde slechts met moeite ontwaren kan.

Hontem, b. in de Limb. gem. Gronsveld, in 1840 mot 127, in 1870 met 146 inw.

Hontenisse, gem. in Zeeuwsch-Vlaanderen, in het noorden en noordoosten bespoeld door de Hout of Wester-Schelde en overigens bepaald door Ossenisse, Hengstdijk, Stoppeldijk, Hulst en Graauw-en-Langendam. De grond — in het geheel 3819 bund. — bestaat uit verschillende polders, door zanderige klei gevormd. In 1822 had deze gem. 3745, in 1840 4769, in 1874 4907 inw. in laatstgenoemd jaar onderscheiden in: 4605 E.-Kath. en 302 Herv. De inw. vinden meest hun bestaan in landbouw, verder in scheepvaart, dijkwerken, het vletten van schoraarde, meekrapbereiding, steenbakkerij en het graven van derrie.

Het d. Hontenisse, of Oud-Hontenisse, is in 1384 en 1511 overstroomd. Ook Nieuw-Hontenisse is dit lot gevolgd.

Thans bevat de gem. de 3 dorpen: Groenendijk, LamsweerdeenKloos-terzande, de buurten Kuitaart, Terhole, Kruisdorp en Walsoorde, de gehuchten Noordstraat, Molenhoek, Baalhoek, Rozenberg, Kruispolder en Duivenhoek, benevens ongeveer 500 verspreide woningen.

Hoofd (de), geh. in de Gron. gem. Bellingwolde.

Hoofd (het), geh. in de Geld. gem. Appeltern.

Hoofdplaat, gem. in Zeeuwsch-Vlaanderen, in het noorden door de Hont bespoeld en naar de landzijde ingesloten door de gemeenten Schoondijke, Uzendijke en Biervliet. De grond bestaat uit vruchtbare zeeklei en is 1113 bund, groot. Eerst was deze grond eene plaat in de Hont, de Hoogplaat genoemd, die allengs tot een schor aangewassen, deels in 1775, deels in 1778 door dijken werd ingesloten. In dat tijdperk was de bedijking grooter dan thans, maar in 1795 en 1828 heeft men eenige gronden wegens dreigend gevaar van het water moeten buitensluiten, de eerste maal een aanzienlijk deel, de laatste maal slechts weinige bunders. In 1822 had de gemeente Hoofdplaat 818, in

-ocr page 582-

576

1840 1355, in 1874 1548 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1035 R.-Kath., en 513 Herv. De landbouw is hun hoofdbedrijf. Behalve het d. Hoofdplaat, bevat de gem. de buurten Nnmmer-Een en Slijkplaat. Over den eigendom van de Hoogeplaat is veel geschil geweest tusschen de Frov. Zeeland, het Vrije-en-Sluis en de gem. Biervliet. In 1775 is dit geschil beslecht, in dien zin, dat een gedeelte aan Zeeland, een gedeelte aan de Generaliteit kwam.

Het d. Hoofdplaat heeft eene haven aan de Wester-Schelde. De Herv. kerk werd in 1783, de R.-Kath. in 1795 gesticht.

Hoog (het), geh. in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde.

Hoogquot;Appelscha, b. onder het Friesche d. Appelscha (gem. Oost-Stellingwerf), in 1840 met 128 inw.

Hoog-Blokland, of Hoogblokland, gem. in Z.-Holl. tusschen Gorinchcm, Arkel, Nieuwland, Meerkerk, Noordeloos en Hoornaar, beslaande 774 bund.,' meest kleiland, doch ook deels diluvisch zand. Zij had in 1822 400, in 1840 552, in 1874 687 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men er 619 Herv., 1 Chr. Geref. en 2 R.-Kath. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van welvaart. Behalve het d. Hoog-Blokland, heeft de gem. de b. Bazeldijk, en de geh. Groeneweg, Hooge-Giessen en Minkeloos, het laatste echter slechts ten deele.

Het d. Hoog-Blokland heeft eene Herv. kerk. Het telde in 1840 295,

1870 352 inw.

Hoog-Boskoop, pold. van 350 b. in de Z.-Holl. gem. Boskoop.

Hoogbroek, geh. in de Limb. gem. Grubbenvorst.

Hoog-Caestert, geh. in de Limb. gem. Eysden.

Hoog-Carspel, of Hoogkarspel, gem. in N.-Holl., tusschen Wervers-hoof Grootebroek. Venhuizen en Westwoud. Zij beslaat 1349 bund, alles kleigrond. In 1822 had zij 842, in 1840 974, in 1874 1187 inw. Men vond er bij de volkstelling voor 1870: 672 Herv., 9 Chr. Geref., 5 Ev. Luth., 1 Herst. Luth. en 527 R. Kath. Do inwoners bestaan meest van veeteelt, zuivelbereiding, landbouw en warmoezerij. De gem. bevat het d. Hoog-carspel, een deel van de b. Zwaagdijk, benevens de geh. de Wijzend en

Hoogcarpel ligt in het midden van de Streek en heeft eene Herv. kerk. Het bevatte in 1840 734, in 1870 848 inw. Het Medemblik-sche Tolhek te Hoog-Carspel is zoowel eene tolplaats, als een veelbezocht punt van uitspanning.

Hoog-Casteren. b. in de N.-Brab. gem. Hoogeloon, in 1840 met 167 inw.

Hoog-Cruts, geh. in de Limb. gem. Slenaken. Het ontleent zijn naam aan eene R.-Kath. kapel van het Heilige Kruis, waarb.j in 14.8 een klooster van reguliere kanunniken werd gesticht.

-ocr page 583-

577

Hoogdorp, fraaie b. in de N.-Holl. gem. Heemskerk, in 1840 met 109, in 1870 met 124 inw.

Hoogdorp, pold. van 307 bund, in de Z.-Holl. gem. Capelle-aan-den-IJssel.

Hoog-Duurswoude, geh. bij het Friesche d. Langedijke (gem. Oost-Stellingwerf).

Hooge (ter), landgoed in de Zeeuwsche gem. Koudekerke, oudtijds een der beroemdste ridderhofsteden van Walcheren.

Hoogeberg, geh. op het N.-Holl. eil. Texel. Het ontleent zijn naam aan een heuvel, die, vroeger hooger dan thans, zich nog tot 15 el boven volzee verheft. Den 1 Nov. 1482 werd op deze hoogte eene kapel ingewijd, die na ruim eene eeuw bestaan te hebben, werd gesloopt.

Hooge-Biere, geh. in de N.-Holl. gem. Barsingerhorn.

Hooge-Bijssel, geh. in de Geld. gem. Doornspijk.

Hooge-Biezen, pold. van 206 bund, in de ütr. gem. IJsselstein.

Hooge-Boekhorst, heerl. in de Z.-Holl. gem. Noordwijkerhout, in 1840 met 2 inw. Zij is 250 bund, groot.

Hooge-Boezem-van-Haastrecht, waterplas in de Z.-Holl. gem. Haastrecht, 43 bund, groot.

Hoogedeur, geh. bij het Friesche d. Rottevalle (gem. Achtkarspelen), dat zijn naam ontleent aan een schut of verlaat.

Hoogedijk, kunstweg in de Friesche gemeenten Leeuwarden en Leeu-warderadeel, waaraan vele huizen en boerderijen liggen.

Hooge-Duivel, klein bosch in de Geld. gem. Ermelo.

Hooge-en-Lage-Biezea, b. in de N.-Brab. gem. Veghel, in 1840 met 145, in 1870 met 148 inw.

Hooge-en-Lage-Inlagen, pold. van 67 bund, in de N.-Brab. gemeenten Meeuwen en Capelle.

Hooge-en-Lage-Mierde, gem. in N.-Brab., ingesloten door Hilva-renbeek, Oostel-Westel-en-Midden-Beers, Bladel en Eeusel (in N.-Brab.) en Arendonck, Kaevels, Weelde en Poppel (in de Belgische prov. Antwerpen). De gem. beslaat 4708 bund., zijnde diluvisch zand, dat veelal zeer schraal is en door de Nemer wordt doorsneden. In 1822 had deze gem. 1220, in 1840 1402, in 1874 1268 inw. Bij de telling van Dec. 1869 waren er 1234 R.-Kath. en 9 Herv. De landbouw is hun hoofdbedrijf. Er zijn 3 dorpen; Lage-Mierde, Hooge-Mierde en Hulsel.

Hooge-en-Lage-Nespolder, pold. van 513 bund, in de Z.-Holl. gem. Ouderkerk aan den IJssel.

H00ge-eil-Lage-Veenen, pold. in de Z.-Holl. gem. Hillegom.

37

-ocr page 584-

578

HoOge-en-Lage-Zwaluwe, heerl, in N.-Brab., in het begin der 14de eeuw eene bezitting van het geslacht van Duivenvoorde, en van 1376 tot 1513 in tweeën gesplitst. Sedert werd dit hereenigd domein door het Huis van Nassau bizeten tot 1795. De heerl. vormt thans eene gem. van het kanton Zevenbergen, die doorgaans Zwaluwe, maar ook Hooge-en-Lage-Zwaluwe wordt genoemd.

Hooge-Geesten, voormalig heideveld bij het d. Bergum in de Frie-sche gem. Tietjerksteradeel, waar Menno van Coehoorn zich tijdens zijne jeugd in het maken van de vestingwerken oefende.

Hooge-Giessen, geh. in de Z.-Holl. gemeenten Hoornaar en Hoog-Blokland.

Hoogeind, wijk der stad Helmond, in 1840 met 898 inw.

Hoogeind, de oost. wijk van het Ïi.-Brab. d. Baardwijk.

Hoogeind-van-Middelkoop, b. in de Z.-Holl. gem. Leerdam, in 1840 met 141 inw.

Hoogeland, geh. in de Zeeuwsche gem. Grijpskerke, uitmakende met 221 bund, land de heerl. Hoogeland, die in 1840 47, in 1870 67 inw. telde.

Hoogelandsche-polder, pold. van 375 bund, in de N.-Holl. gem. Barsingerhorn.

Hoogeloon, d. in de N.-Brab. gem. Hoogeloon-Hapert-en-Casteren, in 1840 met 459, in 1870 met 614 inw. Het heeft eene R.-Kath. en eene in 1821 gestichte Herv. kerk. Bij Hoogeloon zijn verschillende Romeinsche oudheden opgedolven.

Hoogeloon-Bapert-en-Casteren, gem. in N-Brab., tusscben Oos-tel- Westel- en Midden-Beers, Vessem c. a., Duizel c. a., Eersel, Berg-eyck en Bladel, hebbende eene oppervlakte van 4029 bund, diluvischen zandgrond, waardoor en waarlangs de Groote-Beerze en Kleine-Beerze vloeien. In 1822 had zij 1126, in 1840 1398, in 1874 1362 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men: 1305 R.-Kath., 96 Herv. en 1 Kem. De inw. bestaan meest van den landbouw. Men vindt er de dorpen Hoogeloon, Hapert en Casteren, benevens de buurten Hoog-Casteren en Dalem.

Hooge-Hillekens, gedeelte polderland van de Hillekens in de N.-Brab. gem. Etten-en Leur, 51 bund, groot.

Hooge-Kraijer, westelijk ged. van het verdronken land van het Zeeuwsche sehiereil. Zuid-Beveland.

Hooge-Markt, geh. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Hooge-Meeden, b. in de Gron. gem. Aduard.

-ocr page 585-

579

Hoogemeer, geh., nit eene enkele woning bestaande, in de N.-Holl. gem. Opmeer.

Hooge-Miörde, d. in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde, in 1840 met 555, in 1870 met 483 inw. Bij beide opgaven is echter de naaste omtrek gerekend, want de eigenlijke dorpskom nevens de R.-Katb. kerk bevatte in 1870 slechts 50 inw.

Hooge-Morseh, b. in de Z.-Holl, gem. Oegstgeest. Zij telde met de Lage-Morsch in 1840 354 inw.

Hoogenaale, geh. in de N.-Brab. gem. Gemert.

Hoogen-Biezendijk, geh. in de Utr. gem. IJsselstein.

Hoogondijk, b. in de N.-Brab. gem. Nieuw-Vossemeer, in 1840 met 140 inw.

Hoogendijk, b. in de N.-Holl. gemeenten Amsterdam en Sloten, bestaande uit boerderijen en warmoezerijen. Onder Amsterdam zijn ook plaatsen van Uitspanning, eene schietbaan, een chocolaadmolen en de W esterbegraufplaats.

Hoogendijk, b. in de ütr. gem. IJsselstein, in 1840 met 93 inw.

Hoogendijk, geh. in de N.-Holl. gem. Berkhout.

Hoogeneind, b. iu de N.-Brab. gem. Oerle, in 1840 met 177, in 1870 met 183 inw.

Hooge-Nespolder, pold. in de Z.-Holl. gem, Groote-Lindt.

Hoogenham, b. in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 414 inw.

Hoogenhorst, of Hohorst, voorm. abdij in de prov. Utrecht, nabij de Eem. In 1006 door Bisschop Ansfried gesticht, is deze abdij tusschen 1037 en 1054 naar de stad Utrecht overgebracht. Ter plaatse van Hoogenhorst vindt men thans het landgoed de Heiligenberg.

Hooge-Oude-Doorn, znidelijk ged. van den pold. Oude-Doorn, in de N.-Brab. gem. Almkerk c. a.

Hoogepolder-van-Iiinschoten, pold. van Cl bund, in de Utr. gem. Linschotcn.

Hooge-Eaam, beekje in N.-Brab., dat in de Lage-Eaam uitloopt.

Hooge-Eijndijk, buurt aan den Rijn, in de Z.-Holl. gem. Zoeter-woude, ten westen der stad Ueiden, in 1840 met 85 inw.

Een andere buurt (kerkbuurt) van denzelfden naam, mede in de gem. Zoeterwoude, wordt thans veelal Zoeterwoude-aan-den-Rijndijk genoemd.

Hoogerheide, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Woens-dreoht. Het had in 1840 235 inw.

37*

-ocr page 586-

580

Hoogerheide, b. in de N.-Brab. gem. Oosterhout, in 1840 met 262 inw.

Hoogersmilde, of Hooger-Smilde, d. in de Drenthsche gem. Smilde, in 1840 met 660, in 1870 met 849 inw. Men vindt er eene in 1844 gestichte kerk der Hervormden. Hooger-Smilde is eenc heerl., door de Staten van Drenthe in lfi33 ten behoeve van Adriaan Pauw, Heer van Heemstede, uitgegeven ten Stichtschen leenrechte.

HoogGrwoerd, geh. in de N.-Holl. gem. Schoten. Het is eene oude heerl. met een slot. In 1840 waren er 13 inw.

Hooge-Traan, geh. in de Gron. gem. de Leek, een deel van de Traan.

Moogovaart, b. in de ÏT.-Brab. gem. Capelle, in 1840 met 225 inw.

Hoogeveen, prov. kiesdistrict van Drenthe, bevattende de 14 gem.: Coevorden, Dalen, Emmen, Havelte, Hoogeveen, Meppel, Nijeveen, Ooster-hesselen. Ruinen, Euinerwold, Sleen, de Wijk, Zuidwolde, Zweelo.

Hoogeveen, tweede kanton van het arr. Assen, bevattende de 10 gem.: Hoogeveen, Dalen, Coevorden, Oosterhesselen, Sleen, Zweelo, Beilen, Buinen, Westerbork, Zuidwolde.

Hoogeveen, gem. in Drenthe, 6219 bund, groot, die door Zuidwolde Ruinen, Beilen, Westerbork, Dalen en Coevorden (Drenthe), benevens door Gramsbergen en Ambt-Hardenbergh (Overijssel) wordt ingesloten. In vorige eeuwen bestond de oppervlakte grootendeels uit zanden en hooge veenen met het Echtensmeer en kleinere plassen. Sedert de beide laatste eeuwen is door de bestendig voortgezette ontginning het meeste hoogveen afgenomen, en zijn het Echtensmeer en de poelen daarmede verdwenen. In 1811 had de gem. 4794, in 1822 4993, in 1840 7339, in 1874 10,763 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 7855 Herv., 2466 Chr. Geref., 10 Lmh., 8 Doopsgez,, 15 R.-Kath., 402 Isr. en 7 ongenoemden. De bronnen van bestaan zijn landbouw, turfgraven, scheepvaart, handel, veefokkerij, zuivelbereiding, bijenteelt, winkelnering en fabrieken; men vindt er namelijk 8 scheepstimmerwerven, verder zeilmakerijen, blokmakerijen, smederijen, een vellenblooterij, eene steenbakkerij, enz. Het verkeer wordt zeer bevorderd door de spoorweglijn Meppel-Groningen, die den 1 Mei 1870 werd geopend.

De gem. Hoogeveen dankt hare stichting en opkomst aan Roelof Baron van Echten tot Echten, die, in 1625 het plan gevormd hebbende, om de uitgestrekte Echtensche veenen te ontginnen, daartoe met de markgenooten van Steenbergen en ten Arlo, in het kerspel Zuidwol,te,in onderhandeling trad. Hij richtte eene maatschappij op, die de tloogeveensche vaart liet graven, de ontginning krachtig aanving en met volharding doorzette. Het Echtensch deel der kolonie, Hoogeveen, werd krachtens een octrooi der Staten in 1626 eene heerlijkheid; het overige deel van het kerspel bleef onder het schoutambt Zuidwolde, welks schout zich, nadat Hoogeveen belangrijk was toegenomen, schout van Hoogeveen-en-Zuidwolde schreef. In 179o werdde heerlijkheid vernietigd, en vervolgens de beide deelon met elkander vereenigd.

De gem. Hoogeveen bestaat uit het vlek Hoogeveen, het d. Hollandsche-Veld, benevens de b. Noord, Krakeel, Alteveer en Pesserveld,

-ocr page 587-

581

Het vlek Hoogeveen telde in 1870 binnen de kom 2194 imv. Men heeft er eene in 1652 gebouwde Herv. kerk, die in 1766 en 1801 telkens aanmerkelijk is vergroot. Verder vindt men er eene Chr. Geref. kerk, eene synagoge en een in 1810 gebouwd armenwerkhuis.

Hoogeveen, of Hoogeveen-in-Delfland, voormalig gem. in Z.-Holl., eene heerl., die in 1834 bij Nootdorp is ingelijfd. Hoogeveen is 246 bund, groot en had in 1822 41, in 1840 50 inw.

Hoogeveen, of Hoogeveen-in-Rijnland, voormalige gem. die ten gevolge van de wet van 11 Juli 1855 bij Benthuizen werd ingelijfd. Zij was eene heerl. van 453 bund, oppervlakte en bevatte in 1822 54, in 1840 87 inw.

Hoogeveen, geh. in het Friesche d. Appelscha (Oost-Stellingwerf.)

Hoogeveensche-polder, pold. van 481 bund, in de Z.-Holl. gem. N oordwijkerhout.

Hoogeveensche-Vaart, vaart in Drenthe, in 1623 aangevangen van Meppel in oostelijke richting naar Hoogeveen. Sedert zijn daaruit binnen de gem. Hoogeveen verscheidene zijvaarten gegraven, vervolgens ook in den zuider-uithoek der gem. Bellen en Westerbork. Na de oprichting der Drenthsche Kanaal-Maatschappij is de verlenging dezer vaart met kracht voortgezet, zoodat zij nu, onder den naam van Verlengde-Hooge-veensche-Vaart, reeds tot in de Barger-veenen, in het zuid-oosten van Drenthe, is geleid.

Hoogeveld, b. in de Geld. gem. Overasselt, in 1840 met 216 inw.

Hooge-Vossenberg, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze c. a.

Hooge-Vuursclie, fraai geh. in de Utr. gem. Baarn, aan den weg van Hilversum naar Soestdijk.

Hoogewaardsche-polder, pold. van 173 bund, in de Z.-Holl. gem. Koudekerk.

Hoogeweg, of Hoogenweg, d. in de Overijsselsche gem. Kamperveen, in 1840 met 183, in 1870 met 209 inw. Eerst in 1748 heeft deze plaats, vroeger eene buurtschap, door den bouw der Herv. kerk van Kamperveen het aanzien van een dorp gekregen.

Hoogewegen, geh, in de Overijsselsche gem. Kaalte.

Hoogewerven, geh. in de Gron. gem. Appingedam.

Hoogeweische-polder, pold. van 17 bund, in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Hooge-Westersche-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Numansdorp.

Hooge-Wateringen, b. in de Overijsselsche gem. Diepenveen, in 1840 met 231, in 1870 met 279 inw.

-ocr page 588-

582

Hoogeweerd, of Hoogewaard, verheven plek in Utr., gem. Mont-foort, waarschijnlijk eens door eene Romeinsche sterkte bezet. Den 4 Juli 1301 werd er een veldslag geleverd, waarin de Utrechtsche Bisschop Willem van Mechelen sneuvelde.

Hoogezand, prov. kiesdistrict van Groningen, bevattende de 4 gem. Hoogezand, Sappemeer, Haren, Noorddijk.

Hoogezand, tweede kanton van het arr. Groningen, bevattende de 3 gem.: Hoogezand, Slochteren, Sappemeer.

Hoogezand, kerk. ring der klasse Groningen van de Herv. Kerk, bevattende de 10 gem : Hoogezand, Engelbert, Haren, Kropswolde, Middel-bert, Noorddijk, Noordlaren, Sappemeer, Westerbroek, Windeweer-en-Lula.

Hoogezand, gem. in Gron., uit de beide vroegere gemeenten Hoogezand en Windeweer gevormd. Zij wordt ingesloten door Haren, Noorddijk, Slochteren, Sappemeer, Muntendam, Veendam en Wildervank in Groningen, en Anloo en Zuidlaren in Drenthe. Hare grootte beloopt 5791 bund., bestaande de grond in het oosten uit afgegraven hoogveen, in het zuidwesten uit diluvisch zand, in het noordwesten uit laag veen. Een deel van het Zuidlaardermeer, zoowel als het geheele Foxholstermeer, behoort tot deze gem. Deze uitgestrektheid telde in 1822 in het toenmaals kleinere Hoogezand 3721, in Windeweer 1295 inw. Na de vereeniging van beiden had Hoogezand in 1840 5879, in 1874 7538 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 5635 Herv., 520 Doopsgez., 191 Chr.-Geref., 54 Lulh., 1 Rem., 967 E.-Kath. en 170 Isr. De inw. bestaan van landbouw, veeteelt, handel en fabrieken. Men heeft er namelijk scheepstimmerwerven, smederijen, branderijen, molens, enz. De gem. bevat de dorpen Hoogezand, Windeweer, Westerbroek en Kropswolde, de buurten Kalkwijk, Martenshoek, Foxhol, Wolfsbergen en de Kiel, benevens de geh. Vossen-burg en de Nieuwe-Compagnie.

Het vlek Hoogezand ligt aan het Winschoterdiep. Het is ontstaan in 1657, toen men de veenderijen aldaar begon te ontginnen. De huizen zijn nevens elkander op beide oevers van het Winschoterdiep gebouwd, waarop, even als op den in 1868 voltooiden spoorweg tusschen Groningen en Winschoten, een levendig verkeer heerscht. In 1840 waren er 1575 en in 1870 1902 inwoners. Er zijn kerken voor de Herv., de Doopsgez. en de Chr.-Geref., van welke de eerste in 1G69 werd gesticht.

HOOge-ZandsChel. b. in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand, in 1840 met 403 inw.

Hooge Zwaluwe, d. in de N.-Brab. gem. Zwaluwe, in 1840 met ,731 inw. Br zijn kerken voor de Herv. en de R. Kath. Het was een der d., die door den watervloed van 18 November 1731 onderliepen, doch het is spoedig weder boven gekomen. Den 14 November 1775 en den 31 en 22 November 1776 heeft het eveneens door overstroomingen vee) geleden. In 1787 en 1793 vonden hier hevige tooneelen van burgertwist plaats.

-ocr page 589-

383

Hoog-Geldrop, d. in de N.-Brab. gcm. Zes-Gehuchten, in 1840 met 147 inw. Tot 1867, toen hier de R.-Kath. kerk van Zes-Gehuchten werd gesticht, telde men Hoog-Geldrop onder de buurten.

Hoog-Halen, of Hooghalen, b. in de Drenthsche gem. Beilen, in 1840 met 90, in 1870 met 142 inw.

Hoog-Herwijnen, zuider gedeelte Yan de Geld. heerl. Herwijnen.

Hoog-Keppel, of Olden-Ksppel, d. in de Geld. gem. Hummelo-en-Keppel, in eene hoog-gelegen, boschrijke streek, op den noorderoevcr des Ouden-IJssel's. In 1840 telde het 270, in 1872 312 inw. Men vindt er eene Hery. kerk.

Hoogkerk, gem. in Gron, tusschen de Leek, Aduard, Adorp, Noord-dijk en Groningen (in dezelfde provincie) en Roden, Peizc en Eelde (in Drenthe). De oppervlakte beslaat 2075 bund, en bestaat meest uit klei, deels uit zand en veen. In 1822 had deze gem. 755, in 1840 967, in 1874 1444 inw., die zich ten laatstgenoemden jare onderscheidden in 985 Herv., 338 Chr.-Geref., 105 Doopsgez. en 16 R.-Kath. Landbouw, veefokkerij en zuivelbereiding zijn er de hoofdbronnen van welvaart. Er zijn ook kalkbranderijen, enz. Behalve het d. Hoogkerk, bevat de gem. de dorpen Leegkerk en Dorkwert, de b. Vier-Verlaten, benevens de geh. Vinkhuizen, Kalkwerk, de Koningspoort en Kleiwerd.

Het d. Hoogkerk telde binnen de kom in 1870 391 inw. Er zijn kerken der Herv. en der Chr.-Geref. In 1501 en 1514 werd het d. door de Saksers bezet, die er vooral in eerstgen. jaar veel onheil aanrichtten.

Hoogland, gem. in Utr., ingesloten door Bunschoten, Baarn, Soest en Amersfoort (Utr.) en Hoevelaken en Nijkerk (Geld.), hebbende eene oppervlakte van 4130 bund. In het westen door de Eem bespoeld, is de grond meest diluvisch zand, doch het noorden is door laag veen gevormd. In 1860 had Hoogland 2314, in 1874 2417 inw., in 't laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1990 R.-Kath., 419 Herv. en 8 Chr.-Geref. Zij bestaan meest van landbouw en veeteelt. Tot de stapelproducten behoort de tabak. De gem. bevat de dorpen de Ham en Langenoord, de buurten Zeldert, den Hoef, Emiclaar, Keulhorst, Duist, benevens de geh Liendert, Buiten-(ie-Koppel, Zevenhuizen en de Haar. De gem. Hoogland heeft haar tegenwoordigen omvang eerst in 1857 bekomen, toen de gem. Duits daarbij werd ingelijfd. In 1822 had Hoogland 1661 en Duits 163 inw., welke getallen in 1840 tot 2064 en 173 waren toegenomen.

Hoogland, zandige streek, deels in de Zeeuwsche gem. st.-Kruis, deels in de Belg. gem. st.-Margaretha. Het vormde van 1672 tot 1820 een afzonderlijken polder.

Hoogland (het), een der 3 districten, waarin de Gron. landstreek Fivelgo van 1659 tot 1749 was verdeeld. Het bevatte 15 kerspelen ten noorden van het Damsterdiep.

-ocr page 590-

584

Hooglandsohe-polder, of Hooglandspolder, pold. van 530 bund, in de N.-Holl. gem. Schagen.

Hooglandspolder, pold. in de Zeeuwsehe gem. Ossenisse, in 1610 ingedijkt en 467 bund, groot.

Hoog-Leerbrook, pold. in de Z.-Holl. gem. Leerbroek.

Hoogmade, d. met eene Herv. en eene K.-Kath. kerk in de Z.-Holl. gem. Woubrugge, aan een nieuwen rijweg, die van Leiden derwaarts voert. Deze weg is eene uitmuntende verbetering, daar men tot na het midden dezer eeuw alleen langs smalle kaden herwaarts kou komen. Tot 1855 vormde Hoogmade eene zelfstandige gem., die, 173 bund, groot, in 1822 222, en in 1840 311 inw. telde. Als ged. van Woubrugge had het in 1870 262 inw,

Hoog-Raven, b. in de Utr. gem. Jutphaas, aan den Vaartschen-Bijn, met steenbakkerijen en zaagmolens.

Hoog-Sittard, geh. in de Limb. gem. Broek-Sittard.

Hoog-Soeren, b. in de Geld. gem. Apeldoorn, schilderachtig in het Soerensche-Bosch gelegen. Het telde in 1840 191, in 1872 268 inw.

Hoogstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Eersel.

Hoogstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Heesch.

Hoogstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Son c. a.

Hoogstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Uden.

Hoogstraat, geh. in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude.

Hoogt (de), geh. in de N.-Brab. gem. Steenbergen c. a.

Hoogt (de), geh. in de N.-Brab. gem. Wouw.

Hoogte (de), geh. in de Gron. gem. ülrum.

Hoogterp, geh. bij het Friesche d. Ee (gem. Oost-Dongeradeel).

Hoogvliet, gem. in Z.-lToll., tusschen Pernis, Poortugaal en Spijke-nisse, gaande de grenslijn met laatstgenoemde gem. door de Oude-Maas. De gem. bestaat uit een deel van het eiland IJsselmonde en de daaraan in 1869 gehechte Meeuwenplaat, uitmakende de heerl. Hoogvliet en Oud-en Nieuw-Engeland. Zij heeft een vruchtbaren kleibodem en is groot 7 64 bund. In 1822 had deze gem. 553, in 1840 744, in 1874 973 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men deze bevolking in 868 Herv., 68 Chr. Geref., 3 Rem., 1 Ev. Luth., 20 E -Kath en 1 ongen. Landbouw, veeteelt en zalmvisscherij voorzien de bevolking van het noodige.

Hoogvliet telde in 1870 binnen de dorpskom 389 inw. Het ligt aan den dijk der Oude-Maas, waaraan het eene haven heeft. Eerst in 1658 is hier eene kerk gesticht, die den Herv. behoort.

Hoog-Watum, geh. in de Gron. gem. Bierum.

Hoogwegsche-polder, pold, in de Z.-Holl. gem. Noordwijk-binnen.

-ocr page 591-

385

Hoog-Wolf hees, oostelijk gedeelte van het geh. Wolfhees, in de Geld. gem. Doorwerth.

Hoogwoud, gem. in N.-Holl., die in het noorden door de Zuiderzee hespoeld, naar de landzijde wordt bepaald door Winkel, Nieuwe-Niedorp, Oude-Niedorp, Ueer-Hugowaard, Opmeer en Abbekerk. De geheele oppervlakte — 2343 bund. — bestaat uit zeeklei, die rijke oogsten van granen en zaden voortbrengt en een prachtigen veestapel voedt. In 1822 had Hoogwoud 1254, in 1840 1555, in 1874 2150 inw. Bij de jongste volkstelling (Deo. 1869) vond men er: 1287 Herv., 24 Chr. Geref., 11 Ev. Luth., 1 Herst. Luth., 767 K.-Kath. en 1 ongen. De gem. bevat de beide dorpen Hoogwoud en Aartswoud, deelen van de dorpen Lambert-sehagen en de Weere, de buurten Langereis, de Gouwe, Dijkbuurt en Noordend, benevens de geh. de Pade, Zuidend en de Kolk.

Het d. Hoogwoud is eene zeer fraaie plaats, ofschoon de dorpskom niet groot is: men telde daarbinnen in 1840 165, in 1870 199 inw. Eenige buurtjes beginnen echter reeds op korten afstand. Er zijn 2 kerken, die der Herv. en die der R.-Kath., van welke de eerste een doopvont bewaart, die, volgens de overlevering, bij den voorgenomen doop van den Erieschen Koning Radboud gediend zou hebben. Deze kerk vervangt eene die door een storm in het jaar 1674 geheel werd vernield. Hoogwoud is bekend door het sneuvelen van den Roomsch-Koning Willem van Holland, den 25 of 26 Januari 1256, en door den watervloed van 17 November 1678. In de 15de eeuw bouwde Everhard van Hoogwoud er een kasteel, dat echter reeds voor honderden jaren weder is gesloopt.

Hoogwouderkogge, district in N.-Holl., een der Vier-Noordkoggen uitmakende, en gevormd uit Hoogwoud met Aartswoud, Opmeer, Zwaag, Hoog-en-Laag-Zwaagdijk.

Hooibergen, geh. bij het Eriesche d. Oudemirdum (Gaasterland).

Hooibrug, geh. in de N.-Holl. gem. Diemen, bij eene brug over de Muidervaart.

Hooidonk, of Hoydonk, geh. in de N.-Brab. gem. Nuenen, vroeger vermaard wegens eene in 1144 gestichte abdij van adellijke nonnen en een sterk kasteel.

Hooipoldertje, pold. in de Z.-Holl. gem. Schipluiden.

Hooislagan, of Oostslagen, pold. deels in de Geld. gem. Vuren, deels in de Z.-Holl. gem. Heukelum.

Hooislobben, of Beelaarspolder, pold. van 43 bund, in de N.-Brab. gem. Raamsdonk.

Hooiveld (het), duinvallei in de Z.-Holl. gem. 's Gravenhage.

Hoonhorst, of Hohenhorst, zeer klein dorp of kerkb., met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Dalfsen.

-ocr page 592-

586

Hooi (de), geh. in de Drenthsche gem. Sleen, waarbij men vroeger de schans ter Hole rond.

Hooi (ter), of Terhoole, b. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, in 1840 met 186 inw.

Hoolstraat, wijk van het N.-Brab. d. Teteringen.

Hoonte, b. in de Geld. gem. Neede, in \840 met 301, in 1872 met 334 inw.

Hoorn, rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van leden naar de Staten-Generaal. Volgens de wet van 6 Mei 1869, bevat het de 4S gem.: Hoorn, Berkhout, Avenhorn, Enkhuizen, Urk, Grootebroek, Bovenkarspel, Medemblik, Hoogcarspel, Wervershoof, Andijk, Blokker, Zwaag, Westwoud, Wijdenes, Schellinkhout, Venhuizen, Midwoud, Zijbecarspel, Abbekerk, Twisk, Opperdoes, Beemster, Hoogwoud, Spanbroek, Opmeer, Wognum, Nibbixwoud, Obdam, Hensbroek, Oosthuizen, Beets, Oudendijk, Middelie, Kwadijk, Warder, Edam, Vurmerende, Monnickendam, Marken, Broek-in-Waterland, Ilpendam, Katwoude, Nieuwendam, Ransdorp, Rijp, Graft, Ursem. Het telde in 1860 82,254 inw. en 3473 kiesgerechtigden.

Hoorn, prov. kiesdistrict van N.-Holl., bevattende de 13 gem.: Hoorn, Berkhout, Wognum, Nibbixwoud, Zwaag, Blokker, Beets, Avenhorn, Oudendijk, Wijdenes, Schellinkhout, Uisem, Oterleek.

Hoorn, derde arr. van N.-Holl., het eerst als arr. van het Departement der Zuiderzee in 1811 opgericht. Tot 1838 was het verdeeld in de kantons: Hoorn 1ste en 2de kanton, Edam, Enkhuizen, Grootebroek, Medemblik, Monnickendam, Purmerende. Bij de invoering der rechterlijke organisatie van 1838 heeft het eenigzins gewijzigde grenzen, vooral naar de zijde van het Scbermereiland, verkregen. Het is thans gesplitst in 5 kantons : Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Purmerende, Edam.

Hoorn, eerste kanton van het arr. Hoorn, bevattende de 12 gem. : Avenhorn, Beets, Berkhout, Blokker, Hoorn, Oudendijk, Schellinkhout, Hoorn, Westwoud, Wognum, Wijdenes, Zwaag.

Hoorn, klasse der Herv. Kerk in N.-Holl. Zij is verdeeld in 4 ringen, en heeft 36 gem. met 40 predikanten.

Hoorn, kerkelijke ring der klasse Hoorn, bevattende de 8 gem.: Berkhout, Grosthuizen-en-Avenhorn, Hoorn, Ooster-en-Wester-Blokker, Scharwoude, Schellinkhout, Wijdenes-en-Oosterleek, Zwaag.

Hoorn, dek. van het bisdom Haarlem, bevattende de 10 par. : Bovenkarspel, Enkbuizen, Grootebroek, Hoorn, Lutjebroek, Ooster-Blokker, Venhuizen, Wester-Blokker, Westwoude, Zwaagdijk.

Hoorn, gem. in N.-Holl., in het westen bepaald door Berkhout, in het noordwesten door Wognum, in het noordoosten door Zwaag, in het oosten door Blokker, en in het zuiden door het deel der Zuiderzee, dat het Hoornsche-Hop wordt genoemd, hebbende eene oppervlakte van 677 bund. De grond bestaat uit zeeklei.

-ocr page 593-

587

Hoorn telde in 1796 9551, in 1811 8193, in 1830 7418, in 1840 8668, in 1850 8999, in 1860 9247, in 1874 9587 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men er; 5112 Ned. Herv., 12 W. Herv., 335 Herst. Luth., 161 Ev. Luth., 263 Doopsgez., 129 Hem., 5 Chr. Geref., 2954 R.-Kath., 10 Oud.-R. 384 Ned.-Isr., 2 Port.-Isr. en 12 ongenoemden.

De gem. bevat de stad Hoorn benevens haar ban, Dampten medege-rekend. In 1840 telde men binnen de stad 8177, in 1870 8780 (of met de schepelingen 8906) inwoners.

Hoorn is onder dan do Hoornsche geschiedschrijvers tot op ouden tijd gesteld hebben. Het gewone verhaal luidde, dat de bouw van driehuizen te dezer plaatse in den jara 1316 het begin van Hoorn is geweest. Hoorn staat evenwel reeds in eene baljuwrekening, te Medemblik gehouden, ten jare 1311 vermeld, en in 1356 stelde Graaf Willem V de mogelijkheid, dat Hoornsche handvesten door ouderdom konden zijn vergaan Er is aanleiding om te geloven, dat Hoorn oorspronkelijk een uithoek van een in 1319 vermelde plaats Zudendorp is geweest.

Latere historische herinneringen zijn ; het breien van het eerste groote net voor de haringvisscherij, in 1416; de bewailing der stad en de strijd tegen de Kennemers, aanhangers van Vrouw Jakoba, in 1426; de scheepsstrijd tegen de Oosterlingen, in 1441; het hevig oproer over de schattingen, in 1447 ; de plechtige ontvangst van Graaf Karei van Charolais, in 1464; het oproer wegens den bieraccijns in 1471; de strijd der Kabel-jauwschen en Hoekschen, aangewakkerd door Jan Banjaard en Maarten Velaar, van 1477 tot 1482; het kaas- en broodspel, in 1491; de overstrooming op 30 September 1514; de pogingen van Groote Pier om zich van Hoorn meester te maken, in 1518; de komst van Hendrik van Brederode, in 15GC; de strooperijen der manschappen van Brederode, in iloorn's omstreken, ten jare 1567; de bezetting der stad door Spanjaarden, den 24 September 1569; het overgaan van Hoorn aan de Staatsche zijde den 19 Juni 1572 ; de slag op de Zuiderzee, den 11 October 1573 ; de oneenigheden tnsschen den Hoornschen magistraat en Sonoy, in 1575 ; het ontslag van den Graaf van Bossu, in 1576; de komst van Prins Maurits te Hoorn, in 1588 en in October 1618; de plundering der woning van Reinier Langewagen, in 1672 ; het springen van een kruidmolen, den 1 Februari 1703; de oprichting der Compagnie van navigatie en commercie, in 1720; de verandering der regering, den 23 April 1748; de watervloed van 14 November 1775; de botsingen tnsschen Patriotten en Prinsgezinden, in 1787; het verplaatsen der zeemagazijnen naar Medemblik, ten gevolge der omwenteling van 1795 ; de overrompeling van Hoorn door den Engelschen Generaal Abercromby, den 17 September 1799 ; de ellende der Pransche overheersching, ten gevolge waarvan te Hoorn alleen in 1811 200 huizen gesloopt werden; de brand in de Groote kerk, den 3 Augustus 1838.

Hoorn toont nog in zijne grachten, straten, havens en gebouwen den vroegeren rijkdom en ruimen aanleg. Vele gevels prijken met bevallig beeldwerk of herinneren in gedichten en rijmen aan den stichter. Een gedenksteen doet de ouderliefde van den Westzaner jongeling Lambert Melisz. herdenken. Er zijn ook fraaie wandelwegen.

-ocr page 594-

588

Het Stadhuis met eenige merkwaardige schilderijen, de Waag, de Oostpoort en het nieuwe Ziekenhuis verdienen opmerking. Het Weeshuis wordt als de plaats aangewezen, die den Graaf van Bossu van 1573 tot 1576 tot een gedwongen verblijf verstrekte. Er zijn 3 Herv. kerken, 1 Luth. 1 Rem. 1 Doopsgez. kerk, 2 E. Kath. kerken en 1 synagoge.

De Groote kerk, die na haar verwoesting in 1838, van 1841 tot 1844 is herbouwd, bevat het praalgraf van den Vice-Admiraal Pieter Floriszoon.

Er is te Hoorn eene gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, geopend in September 1869. Ook is er eene latijnsche school.

Hoorn, in de ICde eeuw een der voornaamste koopsteden van Holland, heeft nog een uitgebreid verkeer, doch nagenoeg alleen met het binnenland. Zijne kaas- en veemarkten zijn allerbelangrijkst. Voorts heeft het gouden zilversmederijen, houtzagerijen, een scheepstimmerwerf voor kleine vaartuigen en eenige andere instellingen voor volksvlijt. In den Hoorner ban, buiten de stad, wonen meest warmoeziers, landbouwers en veefokkers.

Hoorn, de Hoorn, of Oost-Tersohelling, d. op hetN. Holl. eil. Terschelling, in 1840 met 122, iu 1870 met 169 inw. De Herv. kerk vertoont sporen van hoogen ouderdom.

Hoorn, of de Hoorn, d. op het N.-Holl. eil. Texel. Vóór den aanleg van het N.-Holl. kanaal, toen hier vele loodsen woonden, was het veel bloeiender dan thans. Het had iu 1840 569, in 1870 594 inw. De Herv. kerk prijkt met een hoogen naaldtoren. Ook is er een Doopsgez, kerk.

Hoorn, of de Hoorn, d. in de Gron. gem. Leens. Men vindt er eene in de eerste helft der 17de eeuw gestichte R.-Kath. kerk. Eene Doopsgez. kerk was er van 1718 tot 1818. In 1840 had de Hoorn 178, in 1870 190 inw.

Hoorn, b. in de Geld. gem. Heerde, in 1840 met 373, in 1873 met 364 inw.

Hoorn, wijk van het Z.-Holl. d. Alphen.

Hoorn (de), b. in de Z.-Holl. gem. Zegwaard, in 1840 met 216 inw.

Hoorn (de), b. in de Z.-Holl. gem. Hof-van-Delft, met veel doortocht.

Hoorn (de), b. in de Gron. gem. Wedde, in 1840 met 200, in 1870 met 318 inw.

Hoorn, (de), geh. in de N.-Holl. gem. Akersloot.

Hoorn (de), geh. in de Gron. gem. Uithuizermeeden.

Hoorn (de), Horn, of Zanerhorn, eil. in het IJ, tot de N.-Holl. gcm. Zaandam behoorende. Het werd in 1399 door Graaf Albrecht verkocht aan het Karthuizerklooster te Amsterdam. Wegens de zware kosten van onderhoud op het einde der ISde eeuw verlaten, is het in 1830 op nieuw door F. W. J. Beukman bedijkt en met 2 boerderijen bezet. Het is binnen de bedijking van het IJ begrepen en zal dien ten gevolge waarschijnlijk onder eene andere gemeente ingedeeld worden.

-ocr page 595-

589

Hoornaar, gem. in Z.-Holl , tusschen Gorinchem, Hoog-Blokland, Noordeloos, Peursum en Gicssen-Nieuwkerk. De grond — 545 bund. — bestaat uit klei. Het noordelijk gedeelte van het dorp Hoornaar is eenig-zins zandig en hoog. In 1822 had deze gem. 356, in 1840 518, in 1874 558 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men de inw., die meest van den landbouw bestaan, in 539 Ned.-Herv., 1 W.-Herv , 4 Chr.-Geref. en 1 Rem.

Het d. Hoornaar heeft eene Herv. kerk. Men telde in 1870 binnen de kom 316 inw. Wegens de hooge ligging heeft het noorderdeel bij overstroomingen vaak tot eene schuilplaats van vluchtelingen verstrekt. Het is zeer ottd en bekend door de onlusten van 1784.

Hoornaarsclxe-hoeken, pold. van 31 bund, in de Z.-Holl. gem. Hoornaar.

Hoornbrug, brug over de Vliet, in do Z.-Holl. gem. Rijswijk, die haar naam aan het adell. huis Hoorn ontleent.

Hoornder-Nieuwland, of Hoorner-Nieuwland, pold. op het N.-Holl. eiland Texel.

Hoorn-en-Burg, pold. op het N.-Holl. eil. Texel, in 1768 bedijkt, doch in 1792 overstroomd. Thans vindt men te zelfder plaats den Prins-Hendrikspolder.

Hoorner-Nieuwland, pold. op het N.-Holl. eil. Terschelling.

Boornhil, pold. van 33 bund, in de N.-Brab. gem. Zwaluwe.

Hoornache-Diep, ged. van de Drenthsche-Aa, in Gron., ten deele tot het Noord-Willemskanaal vervormd.

Hoornsche-Dijk, b. in Gron., deels in de gem. Groningen, deels in de gem. Haren. Zij telde met het aanpalende de Hoorn in li:40 411 inw., t.w. 294 in de gem. Haren en 117 in de gem. Groningen.

Hoornsche-Hop, of Hoorner-Hop, golf of inham der Zuiderzee tusschen Schardam en de Nes. De stad Hoorn is aan haar noordelijksten bocht gebouwd.

Hoornsehe-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Alphen, 133 b. groot.

Hoorsik, b. in de Geld. gem. Driel, in 1840 met 513, in 1872 met 704 inw.

Hoosenhuizen (de), geh. in de Gron. gem. Noorddijk.

Hopel, geh. in do Limb. gem. Kerkraede.

Hopmanspolder, polderland in de N.-Holl. gem. Diemen, een deel van den School-en-Hopmanspolder uitmakende.

Hoptille, geh. bij het Friesche d. Huins, in de gem. Baarderadeel, met eene brug over de Bolswarder vaart.

Hordijk, b. in de Z.-Holl. gem. IJsselmonde, in 1840 met 106 inw.

Horik, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 147, in 1870 met 201 inw.

-ocr page 596-

590

Hom, Hoorn, of Homes, voorm. graafschap op de westzijde van do Maas, binnen den omtrek het tegenwoordige Limbarg. In de 12de eeuw was het eene heerl., van wier bezitters Engelhrccht de Ilurnes het eerst in eene oorkonde van 1166 optreedt. De Heeren van Hom waren leenmannen der graven van Loon en huldigden den Luikschen bisschop als hun opperheer sedert Loon in 1361 aan Luik kwam. In 1450 werd de heerlijkheid Hom door Keizer Frederik II tot een graafschap verheven. Na het uitsterven van het Huis van Hom met Graaf Jan (ten jare 1540 of 1541) kwam het graafschap aan het geslacht van Montmorency. Filips van Montmorency, die het eerst die waardigheid bekleedde, stierf den 5 Juli 1568, ten gevolge van Alba's dwingelandij, op het schavot te Brussel, 's Graven moeder, Anna van Egmond, regeerde daarop Horn van 1568 tot aan haar overlijden in 1574. Toen beweerde de Prins-Bisschop van Luik dat het graafschap Hom als een vervallen zadelleen aan hem, als Graaf van Loon, moest terugkeeren. De erfgenamen der Montmorency's kwamen hiertegen op, doch onderling weder verdeeld ontstonden hieruit en uit de Luiksche aanspraken velerlei botsingen, die vooral in October 1603 tot hevige tooneelen aanleiding gaven. Ten slotte bleef het Graafschap in het bezit van het Luiksche bisdom. Na de inbezitneming van België en Luik door de Franschen werd het Land-van-Horn bij het Departement van de Neder-Maas ingedeeld, -waarbij het bleef tot aan de vorming der Nederlandsche provincie Limburg in 1815.

Het graafschap bestond uit 10 dorpen, t. w. Hom, Beegden, Haelen, Nunheim, Neer, Buggenum, Heithuizen, Roggel, Geistingen en Ophoven; die in 5 banken waren ingedeeld. De hoofdplaats was de sterke burg te Hom. De Staten bestonden uit de geestelijkheid (den proost van Keizers-bosch en den prior van st. Elisabeth), uit de ridderschap {aanvankelijk de bezitters van drie, later van zes ridderhofsteden: Goor, Aldengoor en Waremberg, Nunheim, Buggenum en Beegden), en uit den derden staat (de officieren der vijf bannen: Halen, Neer, Heithuizen, Koggel Ophoven-en-Geistingen).

De landstreken van Weert, Nederweert, Meijel en Wessem, schijnbaar bij Hom ingelijfd, waren onderworpen wegens de leenen aan het Gel-dersche leencostuum en wegens de schepengoederen aan het Loonsche landrecht. Wanneer de Staten van deze landstreken gewaagden, vatten zij ze te zamen onder den naam van „ de Heerlijkhedenquot;.

Door de scheiding van Nederland en België, in 1830 aangevangen en in 1839 voldongen, zijn Ophoven en Geistingen aan België gekomen.

Horn, Home of Hoome, gem. in Limb, tusschen Roermond, Buggenum Haelen, Baexem, Heel en Beegden. Zij is 1149 bund, groot, bestaat in het westen en noorden uit diluvisch zand en in het oosten uit kleigronden. Zij had in 1S22 634, in 1840 844, in 1874 1045 inw. Al de ingezetenen zijn R.-Kath. De landbouw is er bet hoofdbedrijf. Men vindt er echter ook 3 brouwerijen, 2 korenmolens, 1 stroopmakerij, 3 tegelbakkerijen en 1 leerlooierij. Behalve het d. Hom, bevat de gem. ook het geh. Weert.

-ocr page 597-

591

Het d. Horn ligt aan den grooten weg van Roermond naar Weert. Het telde in 1840 797, in 1870 871 inw. De E.-Kath. kerk is een nieuw gebouw dat in 1838 een vroeger heeft rervangen, hetwelk tot de oudste bedehuizen der provincie behoorde. Voorts vindt men er den merkwaar-digen burg Horn, den hoofdzetel van het oude graafschap, waar doorgaans de landdagen der staten werden gehouden. Te midden van een bevallig plantsoen gelegen, heeft dit slot met zijne torens nog geheel het aanzien van een middeneeuwschen ridderburg.

Hom (de), geh. in de N.-Holl. gem. Weespercarspel.

Horn (den), geh. in de Gron. gem. Aduard.

Hom (ter), wijk van het d. Leermens, in de Gron. gem. 't Zandt. Er is eene Doopsgez. kerk.

Horn (ter), geh. in de Gron. gem. Oldehove.

Horne (de), geh. bij het rriesche d. Buitenpost (Achtkarspelen).

Home (ter), geh. bij het Friesche d. Langweer (Doniawerstal).

Hornespolder, of Hoornespolder, pold. van 126 bund, in de Z.-Holl. gem. Katwijk.

Hornhuizen, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Kloosterburen, in 1840 met 740, in 1870 met 703 inw. Do aanzienlijke Tammingaburg te dezer plaatse werd in 1803 gesloopt.

Hornhuizen, geh. in de Gron. gem. Bierum.

Hornmeer, voormalig meer in de N.-Holl. gem. Aalsmeer. Het is ten eerste male in 1657 bedijkt, en 186 bund, groot.

Hornpolder, pold. van 60 bund, in de N.-Holl. gem. Nederhorst-den-Berg.

Hornpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Bodegraven, 51 bund, groot

Hornsterburen, geh. bij het Friesche d. Eauwerd (gem. Eauwer-derhem).

Hornsterzwaag, of Hoornsterzwaag, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Schoterland. Het telde met de Hornsterzwaagster compagnie in 1811 109, in 1810 4i6, in 1874 952 inw.

Hornsterzwaagsche-Compagnie, b. in de Friesche gem. Schoterland, in 1840 met 275 inw.

Horntje, zuiderpunt van het N.-Holl. eiland Texel. Een zanddijk alhier werd den 27 November 1776 geheel weggespoeld.

Horrelveen, geh. in de Drenthsche gem. Havelte.

Horren, geh. in de Gron. gem. Baflo.

Horrendijk, of Horndijk, geh. en dijk in de Z.-Holl. gem. Leerdam.

Hors (de), zandplaat aan het zuideinde van het N.-Holl. eiland Texel.

-ocr page 598-

592

Hors, of Vlielander-Hors (de) zuidwestelijk einde van het N.-Holl. eiland Vlieland, dat bij hooge vloeden onderloopt.

Horse, geh. bij het Friesche d. Delfstrahuizen (gem. Sc.hoterland.)

Horssa (de), vaarwater ten oosten der Friesche stad Workum.

Horssen, gem. in Gelderland, tusschen Druten, Bergharen, Batenburg en Appeltern. Hare grootte beloopt 1189 bund., bestaande de grond uit vruchtbare klei. In 1822 had zij 683, in 1840 813, in 1874 902 inw. In 1872 onderscheidde men er: 852 R-Kath., 104 Herv. en 4 Isr. Zij bestaan hoofdzakelijk van den landbouw, waaronder het aankweeken van tabak, en de veeteelt. Behalve het d. Horsseo, vindt men er niets dan verspreide woningen. Oudtijds en tot het midden der 17de eeuw was de heerl. Horssen een deel der baanderheerl. van Batenburg.

Het d. Horssen bevat een kasteel, een R.-Kath. en eene Herv. kerk.

Horst, prov. kiesdistrict van Limb., bevattende de 9 gem.; Bergen, Gennep, Horst, Meerlo, Wanssum, Mook-en-Middelaar, Ottersum, Seve-num, Venray.

Horst, tweede kant. van het arr. Roermond, bevattende de 8 gem.: Horst, Broekhuizen, Grnhbenvorst, Helden, Meerlo, Sevenum, Venray, Wanssum.

Horst, dek. van het bisd. Roermond, bevattende 15 parochiën cn 5 rectoraten. De par. zijn: Blitterswijk, Broekhuizen, Broekhuizervorst, Geys-teren, Grubbenvorst, Helden, Horst, Lottum, Meerlo, Oirlo, Panningen, Sevenum, Swolgen, Venray, Wanssum; de rectoraten: Castenray, Leunen, Merselo, Oostrum, Smakt. Openbare kapellen zijn opgericht te Blitterswijk, in het Bosch, Koningslust, Moleneind, Venray, Veltum en het Le-onardusveld.

Horst, gem. in Limburg, ingesloten door Venray, Meerlo, Broekhuizen, Grubbenvorst en Sevenum (I;imb.) en Deurne (N.-Brab.) De grond bestaat meest uit diluvisch zand, deels uit het hooge veen van de Peel, te zamen 8011 bund, groot. In 1822 was Horst met Sevenum vereenigd tot e'e'ne gem. die toen 4378 inw. telde. Onder het Belgisch bewind is het eene afzonderlijke gem. geworden, die in 1840 3245, in 1874 3693 inw. telde, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3683 R.-Kath., 9 Herv. en 1 Isr. De ingezetenen bestaan hoofdzakelijk van den landbouw, ten deele van fabrieken: als koren- en oliemolens, een katoenen- en wollenstoffenfabriek, een zijdefabriek, een zijdefluweelfabriek, 3 brouwerijen en een fabriek van ijzeren gereedschappen. Behalve het d. Horst, bevat de gem. de b. Amerika, Middelijk, Hegelsom, Oostenrijk, Melderslo, Meeterik Broek, Nieuwstraat, Schadijk, Konijnswarande en Eiklenbosch, benevens het geh. Afhang.

Het d. Horst, in 1840 met 560, in 1870 met 793 inw., heeft een fraaie R.-Kath. kerk, met een hoogen toren. Men vindt er ook een ruim ge-jneentehuisgt;

-ocr page 599-

593

Horst, b. ia de N.-Brab. gem. Oosterhout, in 1840 met 281 inw.

Horst, b. in do Geld. gem. Ermelo, in 1840 met 3G0, in 1873 met 340 inw.

Horst, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen.

Horst, geh. in N.-Brab. gem. Loon-op-Zand.

Horst, geh. in de N.-Brab. gem. Made.

Eorst, geh. in de N.-Brab. gem. Waalwijk.

Horst, geh. in de Geld. gem. Doornspijk, in 1840 met 70, in 1873 met 77 inw.

Horst, geh. in de Overijsselsche gem. Diepenveen.

Horst, geh. in de Limb. gem. Stramproy.

Horst, of ter Horst, voorm. slot in de Utr. gem. Rhencn, omstreeks 1158 door Bisschop Godfried van Rhenen gesticht tot een bolwerk tegen invallen uit Gelderland. Vele belangrijke gebeurtenissen hebben er plaats gevonden, doch in den oorlog tegen Hertog Karei van Gelder in 1527 werd het geheel vernield.

Horsten, d. in de Gron. gem. Onstwedde, met eene Herv. kerk. liet had in 1840 300, in 1870 743 inw. Eerst in deze eeuw is het een geh., en in 1858 met het bouwen der kerk een dorp geworden.

Horstermeer, of Overmeersche-Meer, meer in de N.-IIoll. gem. Nederhorst-den-Ber^', 621 bund, groot. Het werd in do 17de eeuw drooggemaakt, doch do ingelanden hebben het niet droog kunnen houden.

Horsthoek, b. in de Geld. gem. lieerde, in 1840 met 314, in 1872 met 439 inw.

Horzak, of Horszak, geh. in de N.-Brab. gem. Osch.

Hothoek, of Hothoekerrot, b. in de Geld. gem. Epe, in 1840 met 17ti inw.

Houberg, geh. in de Geld. gein. Herwen-en-Aerdt, nabij den Elten-berg, ter plaatse waar men meent, dat in de Sste ecnw het kasteel Uplade stond. Hierbij is het Houbergsohe veer, eene overvaart over een ouden Rijnarm.

Houderingen, groot en prachtig landgoed in de Utr. gem. do Bilt, nabij het vereenigingspunt der wegen van Amersfoort en Soestdijk naar Utrecht.

Houkema, groote boerderij in de Gron. gem. Baflo, vroeger een aanzienlijk heerenhuis, -waarnevens in het begin dezer eeuw eene Doopsge/. kerk stond.

38

-ocr page 600-

594

Houkes, geh. in de N.-Holl. gem. Wieringen.

Hout (den), d. in do N.-Brab. gem. Oosterhout, in 1840 met 650 inw. De E.-Kath. kerk v/ordt veel in bedevaart bezocht. Hier stond eens het stamhuis der Heeren van den Hout of Uitenhout.

Hout, b. in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 116 inw.

Hout, b. in do N.-Brab. gem. Zes-Gehuchten, in 1840 met 201 inw.

Hout, b. in de Limb. gem. Kessel, in 1840 met 108, in 1870 met 121 inw.

Hout (de), geh. in do N.-Holl. gem. Hoogcarspel.

Houtakker, geh. in de Geld. gem. Bemmel.

Hout-Blerik, of Holtblerik, b. in de Limb. gem. Maasbree, in 1840 met 338, in 1870 met 531 inw.

Houtdijken, voorm. gerecht in Utr., thans een ged. uitmakende der gem. Kamerik. Het is in Groot-Houtdijk en Klein-Houtdijk onderscheiden.

Houtdorp, b. in de Geld. gem. Ermelo, nabij het kamp van Millin-

gen, in 1840 met 54, in 1872 met 122 inw.

Houte (den), voorm. zeer aanzienlijk kasteel bij het N.-Brab. d. Etten, in 1819 gesloopt.

Houten, gem. in Utr., tusschen Schalkwijk, Vreeswijk, Jutphaas, Utrecht, de Bilt, Bnnnik, Odijk, Werkhoven, Cothen en Wijk-bij-Duur-stedo (Utr.) en Culemborg (Geld.). Zij heeft haren tegenwoordigen omvang — 3440 bund. — eerst door de wet van 27 Juni 1857 verkregen, ten gevolge waarvan de gemeenten Oud-Wulven en Schonauwen bij haar werden ingelijfd. In 1822 had Houten 751, Oud-Wulven 264 en Schonauwen 214 inw., welke cijfers in 1840 bedroegen 957, 256 en 210. In 1860 telde de door de vereeniging dezer drie rechtsgebieden gevormde gem. Houten 1592 en in 1874 1()48 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1038 K. Kalh., 608 Ned. Herv., 1 W.-Herv. en 1 Luth. Landbouw en veeteelt maken het bedrijf dezer ingezetenen uit. De gem. bevat de dorpen Houten en 't Gooi, de buurten Schonauwen en Loerik, benevens de geh. Heemstede, Oud-Wulven, Waijen, Wulven, Maarschalkerweerd, Slacht-maat, Groot-Koppel en Klein-Koppel.

Het d. Houten telde met Loerik in 1840 683, in 1870 775 inw. Het heeft eene Herv. kerk, met een hoogen, fraaien toren en eene graftombe van Dirk van Veldhuizen. Ook is er een R.-Kath. kerk. Oostwaarts van daar ligt het station Houten van den Staatsspoorweg. In eene oorkonde van 1228 wordt dit d. Halten genoemd. In 1421 werd het door de Gelder-schen uitgeplunderd en verbrand.

Hout-en-Douve, of Douvenderhout, b. in de Limb. gem. Merkelbeek, in 1840 €net 376, in 1870 met 380 inw.

-ocr page 601-

595

Houtens, geh. in do N.-Brab. gem. Son c. a.

Houtenpoppen, geh. in de Zeouwsche gem. Kerkwerve.

Houterpolder, pold. van 1633 bund, in N.-Holl., deels in de gem. Hoogcarspel, deels in de gem. Grootebroek.

Houtewaal, voorm. dorpje of b. in de N.-Holl. landstreek Amstelland. Het is bij den uitleg van Amsterdam tussehen 1C58 en 1G64 gesloopt, en de plek bij deze stad getrokken. De Houtewalenveg ontleent daarvan zijn naam.

Houtgoor-en-Legh, of Houtgoir-en-Legge, b. in de N.-Brab. gem. Chaam, in 1840 met 191 inw.

Houthem, gem. in Limb., tussehen Meerssen, Schimmert, Hulsberg, Valkenburg en Berg-en-Terblijt. De oppervlakte, ter grootte van 889 bund., door Limb, klei en beekklei gevormd, wordt door de Geul bespoeld en doorsneden. Van 1661 tot 1785 behoorde Houthem tot de Republiek der Ver-eenigde-Nederlanden, met uitzondering van het klooster st.-Gerlach, dat binnen zijne muron een deel der Katholieke Nederlanden uitmaakte, doch in het genoemde jaar door Keizer Jozef aan het Gemeenebest werd afgestaan. In 1822 had deze gem. 595, in 1840 711, in 1874 850 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 843 R.-Kath., 5 Ncd.-Herv. en 2 W.-Herv. De landbouw is het hoofdbestaan der ingezetenen. De water-buskruidmolen alhier is buiten werking. Behalve de buurt of het dorp Houthem, bevat de gem. het d. st.-Gerlach, de buurten Strabeek en Broekhem, benevens do geh. Houthemerberg en Holswijk.

De b. Houthem telde binnen do kom in 1870 279 inw. Er is hier geene kerk; de par. van Holthem heeft tot kerk de prachtige voorm. kloosterkapel van st.-Gerlach. Bij Houthem liggen grooto en schoone landgoederen.

Houthem, geh. in de Limb. gem. Heel.

Houthemerberg, geh. in de Limb. gem. Houthem.

Houtrak, golf van het IJ naar de zijde van Houtrijk*en-Polanen en Sloten c. a. De wester helft is thans (Maart 1875) in land herschapen.

Houtrakpoider, ged. van het drooggemaakte IJ, in de N.-Holl. gem, Haarlemmerliede, zuidwaarts van het Hoofdkanaal en tussehen de zijkanalen die uit dit Hoofdkanaal naar Spaarndam en Halfweg voeren. Op 25 Maart 1875 werd door de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij eene uitgestrektheid van 237 bunders ter bezaaiing met zomergewas verpacht. De gemiddelde opbrengst per bunder was ƒ 78,—.

Houtrijk, voorm. afzonderlijke heerl., een gedeelte der N.-Holi. gem. Haarlemmerliede-en-Spaarnwoude uitmakende.

Houtrijk-en-Polanen, noord-oost. deol der N.-Holl. gem. Haarlemmerliede c. a. Het maakte tot 1863 eene gemeente uit, die, 287 bund, groot, in 1822 231, in 1840 334, in 1860 411 inw. telde. Door de wet van 27 Juni 1863 heeft deze gem., die het dorp Polanen of Halfweg be-

38*

-ocr page 602-

596

vat, hare zelfstandigheid verloren, doch zij is geenszins in aanzien verminderd, daar hare bevolking in 1870 tot 564 zielen was toegenomen.

Houtsche-Straat; of UdonlioutscliQ-Straatj h. in de N.-Brab. gem. Udenhout.

Houtum, b. in de N.-Brab. gem. st.-Oedenrode.

Houtwielen (de), kleine meren in de Friesche gem. Dantumadeel.

HOUW (het), geh. bij het Friesche d. Cornwerd (Wonseradeel).

Houweuingen, voorm. d. in Z.-Holl., dat reeds in het begin der 12de eeuw bestond, doch bij den vloed van 18 November 1421 is verdronken. Het deel van den Biesbosch, waar dit d. gelegen heeft, bevat thans weder polderland, t. w. den Thomaswaard en Kraaijenest.

Hoirwerzijl, d. of kerkb., met eene Chr.-Geref. kerk in de Gron. gem. Ulrum, in 1840 met 296, in 1870 met 318 inw. In de 14de en 15de eeuw vond men hier cene sterkte, en in lateren tijd eene Doopsg. kerk, die in 1832 afgebroken werd.

Houwerzijlstarrijt, vaart in de Gron. gemeenten Ulrum en Leens.

Houwerzijlvest, zijlvest in de Gron. landstreek Hunsingo, 39/2 h. omvattende.

Hoven (de), b. in de N.-Brab. gem. Beers.

Hoven (de), of Hoeve, b. in de N.-Brab. gem. Vucht, in 1840 met 1B6 inw.

Hoven (de), b. in de Geld. gem. Zutphen, waarmede zij met ongeveer 8 bund, grond in 18(i3 werd vereenigd. Vroeger behoorde zij tot de gem. Brumtnen. Men telde er in 1S4U 159 inw. De b. ligt tegenover de stad, op den linkeroever des Ussel's.

Howingagast, voorm. d. in Gron., door de vloeden van den Dollard te gronde gegaan.

Hub, b. in de Limb. gem. Helden, in 1840 met 127, in 1870 met 96 inw.

Hubert (St.), d. in de N.-Brab. gem. Mill-en-st.-Hubert. Behalve de E.-Kaih. kerk, telt het slechts enkele huizen. Met de onderhoonge wijk bevatte het in 1840 1C5 inw.

Hubertsgeregt (st.), ged. der Z.-Holl. gem. Waddinxveeu, vroeger eene afzonderlijke heerl. uitmakende.

Hucht (de), gch. in de Gron. gem. Ulrum.

Hugopolder, kleine polder op het Zeeuwsohe eiland Z.-Beveland, ia de gem. Baarland.

Hu gov liet, voorm. steedje of d. in Vlaanderen, in de streek tusschen Biervliet en Oostburg, in 1377 grootendeels overstroomd en voor het overige in 1404 door het water vernield.

-ocr page 603-

597

Huif kens, geh. in de N.-Brab. gem. Reek.

Huigendijk, dijk in N.-IIoll., tusschen Oudorp en Rustenburg, waarschijnlijk op last van Graaf Floris V aangelegd. Don 22 Januari 1572 brak deze waterkeering, die het Schermeer van een meer noordelijken plas, den Heer-Hugowaard, scheidde, bij een zwaren storm door.

Huigendijk, geh. in de N.-Holl. gom. Oudorp.

Huigenhil, pold. van 16 bund, in de Z.-Holl. gom. Alblasserdam.

Huigepolder, of Johaana-Corneliapolder, pold. van bijna 30 bund, in de N.-Brab. gem. Zevenbergen.

Huigsloterpolder, pold. van 0 bund, in de Z.-Holl. gera. Alkemado. Voor 1S40 was hij grooter, doch sedert is het noorderdeel bij den Ilaar-lemmermeerpolder ingelijfd.

Hulnen, b. in do Gold. gom. Putten, in 1840 met 6SS, in 1873 mot 1060 inw.

Huins, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gera. Baarderadeel. Het had met het geh. Reword in 1S11 109, in 1840 157, in 1874 235 inw.

Huisberg, goh. in de Limb. gem. Heerlen.

Huisduinen, d. met eene Herv. kerk in de gem. den Helder, eene oude en vroeger zeer welvarende plaats, thans klein en onaanzienlijk. Het had in 1707 1 52, in 1870 nog slechts 54 huizen. De bev. beliep in 1840 327, in 1870 476 zielen. Do watervloeden van 1570, 1614, 1665 en 1675 zijn voor dit d. zeer schadelijk geweest,

Huisseling, d. met eene R.-Kath. kerk in do N.-Brab. gem. Huisse-ling-en-Neorloon. Het had in 1840 481 inw.

Huisseling-en-Neerloon, gem. in N.-Brab., uit een deel der hoerl. Ravestein (Huisseling) on een deel van Cuyk (Neerloon) saamgesteld. Zij is groot 785 bund., wordt door Ravestein, Dourzen c. a. en Herpen (N.-Brab.), Balgoy en Wijchon (Geld.) ingesloten. In hot oosten en noorden door de Maas bospoeld, heeft zij goede kleigronden, die naar hot zuiden echter in dilnvisch zand overgaan. lu 1822 had deze gem. 545, in 1840 692, in 1874 689 inw. Bij de tolling voor 1870 vond men er 662 R.-Kath. en 5 Herv. Landbouw is er het hoofdbedrijf. De gem. bevat de dorpen Huisseling en Neerloon.

Huissen, gera. in Gold., tusschen Arnhem, Westervoort, Duiven, Bemrael on Eist, door den Rijn en den IJssel doorsneden, doch voor hot grootste doel in de Betuwe en slechts voor kleine strooken op de Voluwe of in de Lijmers gelegen. Zij is 2100 bund, groot. De grond bestaat uit vruchtbare klei. In 1722 had zij (toen in de stad en het ambt Huissen afgedeeld) 1618, in 1822 2424, in 1S40 2963, in 1874 3727 inw. In 1872 rekende men er 3442 R.-Kath., 149 Herv. en 17 Isr. Do ingezetenen bestaan meest van landbouw, tabakskweekerij en veeteelt.

Huissen was eene der oudste bozittingon van Cleve. Bij overeenkomst

-ocr page 604-

598

van 25 Nov. 1368 tusschen Adolf van Mark en Ednard van Gelder werd bepaald, dat Hnissen met zijn slot en den tol aan Eduard zou komen, doch indien de Geldersche Hertog kinderloos overleed, aan Cleve terugkeeren. Die terugkeer had dan ook na het afsterven van Eduard (1371) plaats.

In November 1794 door de Eranschen overweldigd, werd Hnissen door Pruissen bij den vrede van Basel, den 5 April 1795, aan de Fransche-Eepubliek afgestaan. Op den 5 Januari 1800 werd tusschen de Fransche en de Bataafsch-Republieken een tractaat gesloten, waarbij, volgens art. 7, de eerste aan de laatste het bezit van Huissen en Malburg verzekerde-Doch ofschoon de Koning van Pruissen, bij conventie van 14 November 1802, zoowel Zevenaar als Huissen en Malburg aan de Bataafsche-Repu-bliek afstond, verkreeg ons Gemeeuebest deze enclave niet. Eerst het Koningrijk Holland erlangde haar op 21 April 1808, door tusschenkomst van Keizer Napoleon, van Joachim, Groot-Hertog van Berg en Cleve. In 1810 kwam Huissen met het geheele koninkrijk Holland aan Frankrijk, doch na den val van Napoleon deed Pruissen zijne rechten weder gelden. Volgens art. 66 der acte van het Weener congres van 16 Maart 1815, moesten ook Hnissen en Malburgen weder aan Nederland komen, hetgeen eene conventie met Pruissen op 25 Mei 1816 en de overdracht achttien dagen later (12 Juni) ten gevolge had.

Do stad Huissen ligt aan den Rijndijk, vroeger onmiddellijk aan de rivier, doch thans door eene strook weiland van den stroom gescheiden. Zij is van eene ronde gedaante en bevatte met het Schependom in 1722 1076, in 1/87 926, in 1840 1573 eo in 1870 1904 inw. Rekent men het Schependom niet mede, zoo had de stad in 1840 1263, in 1870 1581 inw. Er zijn kerken voor de Herv. en de H.-Kath. Tor plaatse van het voorm. kasteel, aan do zuid-oostzijde der stad, staat thans een Dominicaner klooster. Men meent het Huasenheim, dat in eene oorkonde van 854 voorkomt, in Huissen terug te vinden.

Huissen, voorm. ambt, zijnde het platteland dat de stad Huissen en haar schependom omringt. Het had met Malburgen in 1722 542, in 1787 762, in 1840 1272, in 1870 1502 inw.

Huis-ter-Weerspoldor, zuid-ooster deel van den Z.-Holl. Oostdorper- en Huis-ter-Weerspolder.

Huiswaard, geh. in N.-Holl., deels in de gem. Alkmaar, deels in de gem. Koedijk.

Huiswaard, pold. van 91 bund, in de N.-Holl. gem. Alkmaar.

Huisweeren, geh. in de Gron. gem. Slochteren.

Huiszittenpolder, drooggem. veenplas in de Z.-Holl. gom. Stompwijk.

Huiven, of Heuven, geh. in de Geld. gem, Rheden.

Huizee, gem. in N.-Holl., in het noorden en oosten door de Zuiderzee bespoeld en verder naar de landzijde ingesloten door Naarden, Hil-

-ocr page 605-

59!»

versum en Blaricum. Hare oppervlakte ligt meestal hoog, bevat kleine heuvelen en heeft zelfs ten deele eene hooge kust. Bijna alles is diluvisch zand. In het uiterste oosten vindt men ook klei. De grootte beloopt 1542 bund. In 1811 had deze gem. 1835, in 1822 1805, in 1840 2478, in 1874 3281 inw. De volkstelling voor 1870 onderscheidde er; 3010 Herv., 45 Chr -Geref., 5 Doopsgez., 3 Ev.-Luth. en 23 R.-Kath. De inwoners zijn meerendeels landbouwers of visschers. ïen dienste der vis-seherij en het kalefateren der schepen is in 1854 in 1853 eene haven aangelegd. Behalve het d. Huizen, bevat de gcm. de lustplaatsen Oud-Bussum, Noord-Crailo en Zuid-Crailo.

Het d. Huizen ligt wijd uiteen. De kom telde in 1870 2481 inw. Er is eene ruime Herv. kerk. Men vindt er mede eene Doopsgez. kerk en een nieuw weeshuis. Door straatwegen is het met Naarden, Blaricum en sints korten tijd ook met de haven verbonden.

Huizen (de), b. in de Overijsselsche gem Avereest, in 1840 met 117 inw.

Huizinge, oud d. met eene Herv. en eene Doopsgez. kerk in de Gron. gem. Middelstum. Vroeger stond er de burg Fraem. In 1840 had liet 263, in 1870 305 inw.

Huizum, fraai d. in de Friesche gem. Leenwarderadeel. Het telde met de Leeuwarder voorstad de Schrans, in 1811 035, in 1840 959 (waarvan 293 in de Schrans), in 1874 1156 inw. Er zijn vele warmoezerijen. Ook heeft men er Sixmastate. Vroeger werden er mede Abbingastate, Dekcmastate of het Oudhof en Bootsmastate gevonden.

Hul (ter), voorm. ambacht in Utr., thans met de gem. Bunnik ver-eenigd.

Huldtooneel (het), of Schepelenbergje, heuvel in de N.-Holl. gem. Heemskerk, bij de b. Koorddorp. Het was de plek waar, volgens de overlevering, in vorige eenwen de Graven van Holland als Heeren van Kennemerland werden gehuldigd. In 1863 is daarop door den Heer Gevers van Endegeest en zijne gade M. J. Deutz van Assendelft een gedenksteen geplaatst.

Huihuizen, oudtijds ook Hulhausen, d. in de Geld. gem. Gent, met eene E.-Kath. kapel van eene ronde gedaante. Huihuizen had in 1722 67, in 1787 29, in 1840 422, in 1872 646 inw. In do 14de eeuw aan Cleve gekomen, heeft het sedert dezelfde staatkundige wisselingen gehad als het naburige Haissen.

Hulk (de), bekende pleisterpl. in de N.-Holl. gem. Berkhout, aan de trekvaart van Hoorn naar Oosthuizen en Alkmaar. Met den Zeedijk had het in 1840 43, alleen in 1870 10 inw.

Hulkestein, of Altena, voorm. slot in de Geld. gem. Nijkerk, in 1517 door de Bourgondiërs veroverd en geslecht. Het werd op last van Hertog Karei van Egmond weder opgebouwd, doch na weder geslecht te zijn, is de grond door de Zuiderzee overstelpt.

Huls, geh. in de Limb. gem. Simpelveld. Het had met Lauvenberg in 1840 135, in 1870 127 inw.

-ocr page 606-

600

Hulsbeek, geh. in de N.-Brab. gem. Beugen.

Hulsberg, gem. in Limburg, tussehen Valkenburg, Sehin-op-Geulle, Klimmen, Wijnandsrade, Sebimmert en Houthem, ruim 999 bund, groot. De oppervlakte van den heuvelachtigen grond bestaat uit Limburgsche klei. In 1822 had de gem. 896, in 1840 1052, in 1874 1167 inw. Al de inwoners zijn K.-Kath. De inw. bestaan van landbouw en steenbakkerij. Men vindt er het d. Hulsberg, benevens de buurten Aalbeek, Arensgen-hont en Heek.

Het d. Hulsberg had in 1840 332, in 1870 367 inw. Men vindt er cene R -Kath. kerk en in den omtrek fraaie gezichten uithoofde van hot bosehrijke gebergte.

Hulsbergen, boerderij in de Geld. gem. Heerde, waar eertijds het klooster Hieronymusberg heeft gestaan.

Hulsdonk, b, in de N.-Brab. gem. Rosendaal, in 1840 met Z4S inw.

Hulsdonk, b. in de N.-Brab. gem. Zundert, in 1840 met 145 inw.

Hulsel, d. met eene R -Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde. liet had in 1840 271 inw. In 710 kreeg Willebrord hier een bosch ten geschenke. In 1702 werd het door de Fransehen uitgeplunderd.

Hulsen, of Overwater, b. in de Overijsselsche gem. Hellendoorn, in 1843 met 197, in 1870 met 213 inw.

Hulsen, geh. in de Limb. gem. Geulle. Het telde in 1870 113 inw.

Hulsen, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 180, in 1870 met 191 inw.

Hulsenbroek, geh. in de Limb. gem. Geul.

Hulshorst, b. in de Geld. gem. Ermelo in 1840 met 404, in 1872 met 509 inw. De schoone buitenplaats Hulshorst versiert deze bevallige streek. Er is ook een station van den Centraal-Spoorweg.

Hulst, prov. kiesdistrict van Zeeland, het zoogenaamde Vijfde District omvattende. Het telt 19 gem.: Philippine, Sas-van-Gent, Westdorpe, Zuiddoipe, Overslag, Koewacht, st. Janstecn, Clinge, Hulst, Graauw-en-Langendam, Hontcnisse, Ossenisse, Hengstdijk, Stoppeldijk, Boschkapelle, Zaamslag, Axel, ter Neuzen, Hoek.

Hulst, vijfde kanton van het arr. Goes, bevattende de 8 gem.: Hulst, Boschkapelle, Hengstdijk, Hontenisse, Ossenisse, Graauw c. a-, st. Jansteen, Stoppeldijk.

Hulst, deken, van het bisdom van lireda, tellende 10 par.: Axel, Boschkapelle, Graauw, Hengstdijk, Hontenisse (Groenendijk), Hulst, st.-Janslccn, Koewacht, Lamswaarde, ter Neuzen, Nieuw-Namen (de Kauter), Ossenisse, Sas-van-Gent, Stoppeldijk, Westdorpe, Zuiddorpe.

-ocr page 607-

601

Hulst, gem. in Zeeland, ingesloten door Stoppeldijk, IIoDteiiisso, Graanw c. a., Clinge en st. Jansteen, hebbende eene oppervlakte van 189 bund, zijnde klei met zand vermengd. Zij had in 1S22 1941, in 1330 2124, in 1840 2389, in 1850 2361, in I860 2265, in 1874 2277 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2054 R.-Kath., 215 Ilerv,, 6 Isr. en 2 ongen.

De gem. bevat de stad Hulst, die binnen bare wallen 35 bund, groot is, benevens 7 huizen daarbuiten.

Hulst is zeer oud, want op het eind der 12de eeuw vernieuwde Gravin Margaretha I de voorrechten, die haar voorzaat Pilips I het vlek had gegeven, doch door brand waren verleen gegaan. Het ontleent zijn oorsprong aan een sterken burg, die nabij de voormalige Asscherpoort stond.

Ofschoon door Graaf Mips van den Elsass tot eene stad verheven, werd eerst in 1413 het besluit genomen om Hulst, dat tot nog toe alleen door eene gracht was afgesloten, met wallen en muren te omringen, welk besluit nogtans door velerlei rampspoeden eerst in de tweede helft der lóde eeuw, is volvoerd. Sedert 1618 is Hulst in eene sterke vesting herschapen, doch na de omwenteling van 1795 zijn die werken niet meer als verdedigingsmiddelen onderhouden.

Hulst heeft meerendeels luchtige en rechte straten, waarvan do voor-naamsten op de Groote markt in het midden der stad uitloopen.

Het Stadhuis is een fraai, merkwaardig gebouw. Ook het Landshuis verdient opmerking. Het schoonste gebouw is echter de Groote kerk, een kruisgebouw, waarvan het schip den Hervormden tot godsdienstige vergaderplaats dient, terwijl in de kruispanden en het koor de li.-Kath. vergaderen.

Tot de historische herinneringen van Hulst behooren : de verwoesting van Hulst door de Gentenaren, in 1452 of 1453; de slachting der binnengedrongen Gentenaren, iu Juli 1485; het bezoek van den Koomsch-Koning Maximiliaan, in 1487; de mislukte aanvallen der Gentenaars, in 1488 en 1489; de inneming der stad door do Gentenaren, den 10 Juli 1491; de bezetting door do Staatschen, onder Jonkheer Bernhard vau Deynze, in 1578; het verraad van ëervaas van Steeland, waardoor de stad in handen van Parma viel, in 1583; de mislukte pogingen van Philippe Sydney, om de stad aan de zijde van Prins Maurits te brengen, in 1886; de verovering door Prins Maurits, in September 1591; de heldhaftige maar vruchtelooze verdediging tegen Aartshertog Albert van Oostenrijk, in Juli en Augustus 1596; de aanval op de stad en hare schansen door Graaf Willem Casimir van Nassau, in 1640; de verovering der stad door Prins Prederik Hendrik, in 1645; het afweren der Franschen door het onderwaterzetten der polders, in 1G7'2 en 1673; de vruchtelooze aanvallen op Hulst, door de Franschen, in 1702 en 1705; de overgave aan do Franschen, op 11 Mei 1747; de terugkeer onder het Staatsch gezag, den 29 Januari 1749; de overgave aan de Franschen, den 23 Octobcr 1794; de afkondiging van het herstel der Vereenigde-Nederlanden, onder den Prins van Oranje, den 14 Februari 1814; de hernieuwde bezetting door de Franschen, den 8 Maart 1814; het binnenrukken van Neder-

-ocr page 608-

602

landsche troepen, den 2 Mei 1815 ; het overweldigen der stad door Belgische oproerlingen, onder Ernst Gregoire, van 21 tot 28 October 1830; het bezetten der stad door Nederlandsche troepen, den 11 Januari 1831.

De middelen van bestaan der Hulstenaars zijn landbouw, winkelnering en eenige kleine fabrieken, als; leerlooierijen, bierbrouwerijen, goud- en zilversmederijen. Op de wekelijksche markten worden meest boter en eieren verkocht. Sedert 27 September 1871 is Hulst aan het spoorwegnet (spoorweg van Mechelen naar ter Neuzen) verbonden.

Hulst, b. in de N.-Brab. gem. Zes-Gehuchten, in 1840 met 191 inw.

Hulst, of Huls, b. in de Overijsselsche gem. Staphorst, in 1840 met 86, in 1870 met 135 inw.

Hulst (den), b. in de Overijsselsche gem. Nieuw-Leusen, in 1840 met 340, in 1870 met 746 inw.

Hulster-ambacht, voormalig ambacht, het oostelijk deel van het Vijfde district van Zeeuwsch-Vlaanderen omvattende, t. w. Graauw c. a., Hontenisse, Hengstdijk, Ossenisse, Stoppeldijk, st. Jansteen, Clinge. Door overstroomingen en indijkingen is het veelvuldig van gedaante en uitgestrektheid veranderd.

Hulster-Nieuwland, pold, in Zeeuwsch-Vlaanderen, in 1707 bedijkt, deels in de gem. Hulst, deels in Stoppeldijk, 191 bund, groot.

Hulsvoorde, of Hulsforde, voormalige kapel in Drenthe, tusschen Coevorden en Dalen, merkwaardig als de plaats waar de Bisschoppen van Utrecht als Graven of Ileeren van Drenthe werden gehuldigd. Zij is spoorloos verdwenen.

Hulte (de) alleenstaand huis in de Drenthsche gem. Coevorden, met een veer over de Kleine-Vecht.

Hulten, b. in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Eijen, in 1840 met 192 inw.

Huiten, heerl. van 180 bund., die tot 1836 onder Oudheusden behoorde, doch toen deelswijze bij Drunen is gevoegd. Zij had in 1840 ruim 58 inw.

Hultje, b. in de N.-Brab. gem. üden.

Hulzenberg, heuvel in de Geld. gem. Bergh, vlak aan de Pruissische grens, 96 el hoog.

Humkoven, of Humkoven, geh. in de Limb. gem. Ulestraten.

Hummelo, fraai d. in de Geld. gem. Humtaelo-en-Keppel, in 1840 met 1293, in 1872 met 1201 inw. Het komt reeds in 828 onder don naam van Humelle voor. De Herv. kerk verkreeg een fraai orgel in 1840. Hierbij ligt het prachtige landgoed Enghuizen.

-ocr page 609-

603

Hummelo-en-Keppel, gem. in Geld., tussehen Doesborgh, Anger-lo, Wehl, Doetinchem (ambt), Zelhem, Steenderen en Eheden, hebbende 4731 bund, oppervlakte. Zij wordt door den IJssel bespoeld, en door den Ouden-IJssel doorsneden. De oppervlakte bestaat deels uit kleilanden en ge-mengden grond, deels (in het zuid-oosten) uit diluvisch zand. Men telde er in 1822 2320, in 1840 3184. in 1874 3230 inw. Ten jare 1872 onderscheidde men er: 2520 Herv., 5 Lnth., 5 Chr.-Geref., 2 Doopsgez , 672 R.-Kath. en 1 Isr. De gera. bevat het vlek Laag-Keppel, de dorpen Hummelo, Drempt en Laag-Keppel, benevens de b. Eldrik. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Men vindt er echter ook eene belangrijke ijzergieterij (aan den Ouden-IJssel, tusschen Hoog- en Laag-Keppel), twee bierbrouwerijen en molens.

Hummelosche-Beek, beek in Geld., die bij Bronkhorst in den IJssel valt.

Hum Ster land, of Hom sterland, distr. in het Gron. landschap het Westerkwartier, de d. Oldehove, Niehove en Saaksum omvattende. Onder den naam Humarcha was het reeds in de Sste eeuw bekend.

Huneborg, of Himneborg, oud vestingwerk, waarschijnlijk uit den heidenschen voortijd, in de Overijsselsehe gem. Weerselo, bij Volte.

Hunonborg, of Hoenderborg, een der heuvelen, waarop de stad Nijmegen is gebouwd.

Huneschans, of Hunnesehans, oude verschansing in de Geld. gem. Apeldoorn, aan het Uddelermeer.

Huneschans, ol' Hunneschans, oude verschansing op de schilderachtige hoogte tusschen de buitenplaats Duuo en de Oostbeek, hoog boven den Eijnoever, in de Geld. gem. Doorwerth.

Huningatneer, meer in de Gron. gem. Finsterwolde en Midwolde.

Hunnecum, of Hunnecom, b. in de Limb. gem. Nuth, in 1870 met 114 inw.

Hunse, riv., die bij Westdorp in Drenthe ontspringt, door het Ztiid-laardermeer Groningen bereikt en bij Zoutkamp in de Lauwerzee valt. Zij draagt voor ieder van hare panden verschillende namen, t w. Voorste-Diep, Oostermoersche-Vaart, Schuitendiep, Loopende-Diep en Reitdiep.In 1874 is men met werken begonnen, om dit laatste pand door sluizen bij Wetzinge en Zoutkamp af te sluiten. De Hunse wordt te Gasselter-Nije-veen bevaarbaar.

HunsegO, of Hunsingo, landschap in Gron., het noord-westelijk deel der prov. uitmakende. In de 10de eeuw was het een graafschap, waarover de Keizer landvoogden of graven aanstelde. Het heeft in den loop der tijden verschillende grenzen gehad, daar Middagt — later een deel van het Westerkwartier — daartoe in de 13de eeuw behoorde.

-ocr page 610-

604

Na de afscheiding van Middagt was Hunsogo in 5 districten: Ub-bega, do Marne, 't Halfambt, 't Oosterambt en Innersdijk afgedeeld, welke indeeling echter in 1629 verviel, om evenwel in 1749 hersteld te worden. Van 1659 tot 1749 waren er slechts 3 districten: de Marne, 't Halfambt en 't Oosterambt.

Hunsow, raadselachtige plek in de Drenthsche gem. Odoorn, aan den oorsprong der Hunse. De overlevering duidt haar als eene plaats aan van door de Noormannen verwoeste stad. Volgens opzettelijke onderzoekingen, in Augustus 1843 verricht, schijnt het, dat op deze thans woeste plek eens eene buurtschap heeft gestaan.

SuDSOl, gem. in Limb., tusschen Stramproy, quot;Weert, Nederweort, Grathem, Ittervoort en Nieuw-Itter (Noderl.) en Molenboersel (België). Zij beslaat 2426 hund. en heeft een uit diluvisch zand gevormden, veelal schralen bodem. In IS22 had de gem. Hunsel 949, in 1S40 962, in 1874 1049 inw. De ingezetenen (1045 R.-Kath. en 4 Herv. in 1874) bestaan van landbouw. Er zijn 2 dorpen; Hunsel en Ell. Verder vindt men er de buurten Haler en üffelsen, benevens de geh. Smitsstraat, As en Kaster.

Het d. Hunsel heeft eene R.-Kath. kerk en telde in 1840 236, in 1870 312 inw.

Huppel, b. in de Geld. gom. Winterswijk, in 1840 mot 273, in 1870 met 272 inw.

Hupsel, b. in de Geld. gem. Eibergon, in 1840 met 182, in 1872 met 189 inw.

Hurk:, geh. in de N.-Brah. gem. Strijp.

Hurkskö, b. in de N.-Brah. gom. Erp, in 1840 met 125 inw.

Hurwenen, gem. in Gelderl., tusschen Zalt-Bommel, Kerkwijk, Rossom, Varik en Est-en-Op-TJnen. In het noorden door de Waal bespoeld, heeft deze gem., die 642 bnnd. groot is, eene oppervlakte van rivierkloi, die zoowel tot akkers als veeweiden dient. In 1822 had zij 336, in 1840 449, in 1874 59S inw. Ten jare 1872 vond men er: 357 Herv. en 247 R.-Kath. Behalve het d. Hurwenen, vindt men er de b. Oensel en het geh. Rozendaal.

Het d. Hurwenen ligt aan den Waaldijk. Een groot wiel, de Hurwe-nensche-kil, herinnert aan vroegere overstroomingen. Er zijn kerken voor de Herv. en R.-Kath. Men telde er ton jare 1840 398, in 1872 540 inw.

Hurwenen, pold. in Geld., 526 bund, groot.

%

Hurwenensche - en - Zalt-Bommelsche-TJiterwaarden, uiterw. in de Geld. gemeenten Hurwenen en Zalt-Bommel, 355 bund, groot.

Hushoven, b. in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 372, in 1870 met 347 inw.

-ocr page 611-

605

Husschenberg, of Hussenberg, b. in de Limb. gem. Gen'., in 1840 met 129, in 1870 met 159 inw.

Hut, geh. in de N.-Brab. gem. Someren.

Huybergen, of Huibergen, gem. in N.-Brab., ingesloten door Wouw, Bergen-op-Zoom, Woenadrecht, Ossendrecht en Putte (Nederl.) en Calmpthout (België). Zij beslaat 1061 bund., alles diluvisch zand, met vele moeren. In 1822 had zij 340, in 1840 507, in 1874 657 inw. Bij de volkstelling voor-1870 vond men er 603 E.-Kath. en 3 Herv. De inw. bestaan meest allen van den landbouw. De gem. bevat het d. Huybergen en de buurten Overbergh en Schoelieberg.

Het d. Huybergen, in 1840 met 281, in 1870 met 423 inw., was vroeger vermaard wegens het Wilhelmitenklooster, den 6 Februari 1277 door Arnold van Leuven en Elisabeth van Breda gesticht. Na den vrede van Munster is tussehen de Vereenigde-Nederlanden en Spanje veel verschil over het bezit van dit klooster geweest, waarvan de gebouwen zich nog door hunne uitgestrektheid onderscheiden.

Hydaard, Hijdaard, of Hidaard, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Hennaarderadeel. In 1811 had het 113, in 1840 146, in 1874 160 inw. Onder dit d. lagen vroeger de adell. staten Klein-Ber-narda, Donia, Koyfenne en ïjebbinga.

Hydepark, voornaam landgoed met prachtig hoerenhuis in de Utr. gem. Doorn.

Hylaard, Hilaard, of Hijlaard, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Baarderadeel, in Ibll met 184, in 1S40 met 229, in 1874 met 286 inw. Oudtijds lag hier de state Aylva.

Hyum, of Hijum, d. in de Friesche gem. Leeuwarderadeel, fraai op een hooge terp, te midlen van bouwlanden gelegen. Vroeger bevatte het de state der Aebinga's. In het begin dezer eeuw woonden er de vervaardigers van beroemde teleskopen, de landbouwers Pieter, Albert en Arjen Rodofs. Tot omstreeks 177U waren hier twee kerken; eene Herv. en eene Doopsgez., van welke tlians nog alleen de eerste overig is. Door de Hyummervaart heeft Hyum gemeenschap met de Uokkumer-Ee. In 1S11 had dit d. 250, in 1840 310, in 1874 402 inw.

-ocr page 612-

Idaard, of Ydaard, d. met eene kerk en de state Friesma, ia de Friesche gem. Idaarderadeel, in 1811 met 82, in 1840 met 86, in 1874 met 127 inw.

Idaarderadeel, gem. in Friesland, ingesloten door Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel, Smallingerland, Utingeradeel, Rauwerderhem en Baar-deradeel. Zij is 6874 bund, groot en bestaat uit verschillende gronden. Het westelijk deel, een gedeelte der oude Middelzee, is gevormd door vrueht-bare kleilanden. Meer naar het midden ligt eveneens klei, doch met zand vermengd. Het zuidoosten bestaat uit veengronden, uitgedolven veen en meren. In het uiterste noordoosten ligt eenig diluvisch zand.

De gem, heeft veel voordeel van de hoofdvaarten van Sneek en Leeuwarden naar Groningen, die door deze streek of langs hare grenzen loepen. Ook wordt de gem, doorsneden van den spoorweg van Heerenveen naar Leeuwarden, die van het zuiden naar het noorden loopt.

Veefokkerij en zuivelbereiding zijn de voornaamste takken van bestaan. Voor den akkerbouw is slechts weinig grond beschikbaar. Voorts heeft men er veel handel, visscherij, scheepstimmerwerven, looierijen, molens, enz,

In 1744 had deze gem. (toen grietenij) 2610, in 1811 (destijds de mairiën Grouw en Eoordahuizum) 3050, in 1822 3358, in 1840 4111, in 1874 5156 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in; 3388 Herv., 1306 Hoopsgez., 20 Chr.-Geref., 3 Ev. Luth. en 439 K.Kath.

De gem. telt 8 dorpen, t. w. Grouw (de hoofdplaats), Warga, War-tena, Boordahuizum, Friens, Idaard, Aegum, Warstiens.

Ideweer, geh. in de Gron. gem. Farmsum.

Idsega, of Idzega, b. met dorpsrechten in de Friesche gem. Wymbritseradeel, in 1811 met 128, in 1840 met 178, in 1874 met 251 inw., die van het geb. dc Band (in 1840 29) medegerekend. De kerk is reeds voor meer dan eene eeuw gesloopt, het klooster Nazareth reods vroeger.

Idsegahuizum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Won-seradeel. Het telde in 1811 104, in 1840 77, in 1S74 145 inw.

Idsegaster-poelen, aaneenschakeling van kleine meren in de Friesehe gem. Wymbritseradeel.

Idserdaburen, geh. bij het Friesche d. Hieslum, in de gem. Won-seradeel.

-ocr page 613-

607

Idskenhuizen, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Donia-werstal, in 1811 195, in 1840 396, in 1874 373 inw. tellende.

Igewolden, streek in de Friesche gem. Hemelumer-Oldephaert-en Noordwolde, bevattende de dorpen Oudega, Njega, Elahuizen en Kol-derwolde.

IJ, oorspronkelijk een inham of golf van de Zuiderzee, reikende van Pampus tot de duingronden bij Beverwijk. Deelen daarvan waren de Nieuwendammerham, de Buiksloterhain, de Oostzanerham, het Barndegat, de Hollesloot, het Houtrak en het Wijkermeer. Het was 4 uren lang en van 600 tot meer dan 3000 ellen breed. De Buiksloterham en Nieuwendammerham werden reeds voor meer dan twintig jaren in land herschapen. Sedert is ten gevolge eener den 10 Dec. 1861 verleende concessie, die nader werd bepaald den 25 Juni 1862, 24 Dec. 1862, 7 Januari 1864 en 8 Nov. 1864, de Amsterdamsehe Kanaalmaatschappij werkzaam om het IJ droog te malen en in vruchtbaar land te herscheppen. Het westelijk IJ is in de jaren 1865 tot 1875 reeds in polders afgedeeld, die door het Kanaal door Holland op zijn Smalst en door zijkanalen uit deze hoofdvaart naar Spaarndam, Halfweg, Nauerna, West-Zaan enz. van elkander gescheiden worden. In het oostelijk IJ is door aanplemping tusschen Schellingwoude en de haven van Nienwcndam eene strook land van afwisselende breedte verkregen. Aan het oosteinde is het IJ van de Zuiderzee door een dam met sluizen (de Oranjesluizenl afgesloten. Deze sluizen zijn in Maart 1872 ten eersten male voor de zeevaart geopend.

IJde, of Ide, b. in de Drenthsche gem. Vries, in 1811 met 195, in 1840 met 258, in 1870 met 421 inw. Een hunebed, dat er in vorige eeuwen werd gevonden, is gesloopt.

IJdewalle, of Eodewalle, voorm. heerl., kasteel en b. in Vlaanderen bij Aardenburar, tusschen deze stad, Heille en Middelburg, waarvan de herinnering nog door eene boerderij bij de Elderschans wordt bewaard.

IJdoorn, buitenpolder van 40 bund, in de N.-Holl. gem. Ransdorp.

Ue, kreek of stroom in N.-Holl., die tusschen Middclie en Warder door naar Edam loopt.

IJhorst, d. met eene Herv. kerk in de Qverijsselsche gem. Staphorst, in 1840 met 530, in 1870 met 667 inw. Het wordt door de Reest van het Drenthsche kerspel de Wijk gescheiden. Dat het d IJhorst van hoo-gen ouderdom is, kan blijken uit het feit, dat ten tijde van Bisschop Eloris van Wevelinkhoven (1382) de kerk reeds wegens haren ouderdom bouwvallig werd geacht.

IJpelaarseinde, b. in de Geld, gem. Ginneken, met het buitengoed Groot-IJpelaar. Het had in 1840 216 inw.

IJpelo, b. in de Overijsselsche gem. Wierden, in 1840 met 239, in 1870 met 224 inw.

-ocr page 614-

608

Upenbuurstermeer, in 1869 drooggem. plas in de Friesche gem. WoDseradeel.

IJpesloot, klein geh. in de N.-Holl. gem. Diemen. Men vindt te

dezer plaatse de IJperslotersluis, waardoor het water uit den plas het Nieuwe-Diep in den mond van het IJ wordt gevoerd. In 1507 streden de Amsterdammers hier tegen de Gelderschen.

IJshovel, of Ijshövel, geh. in de Limb. gem. Ottersum, aan de Kendel, die hier de grens tusschen Nederland en Pruissen vormt. Over de Kende! ligt eene brug van den IJzeren Spoorweg tusschen Boxtel en Goeh. In 1840 telde het 65, in 1870 eveneens 65 inw.

IJssel, IJsel, Ysel of Geldersehe-IJssel, rivier, die öf oorspronkelijk een Rijnarm uitmaakte, of het benedenpand was der rivier, die thans den naam van Ouden-IJssel voert. Tegenwoordig vormt hij den Rijnarm, die te Westervoort uit de hoofdrivier voorkomt en langs Does-borgh, Zutphen, Deventer en het Katervoer naar Kampen voert, waar hij zich in verscheidene armen deelende, in de Zuiderzee uitloopt. De IJssel is ruim 20 uren lang en heeft eene afwisselende breedte van 95 tot 315 Ned. el.

IJsseldijk, b. in de Utr. gem. IJsselstein, in 1840 met 230 inw.

IJsseldijksche-Waarden, uiterw. in de Geld. gemeenten Westervoort en Duiven, 98 bund, groot.

Usselham, b. in de Overijsselsehe gem. Oldemarkt, in 1840 met 123, in 1870 met 193 inw. Het was vroeger een dorp, doch in het laatst der 17de eeuw verminderde het zeer. Vervolgens werd de kerk en in 1810 ook de toren gesloopt.

Usselhuntec, b. in de Geld. gem. Gendringen, in 1840 met 223 inw.

IJsselmeer, voorm. meer in de Z.-Holl. gem. Zevenhuizen, in 1633 drooggemaakt.

IJsselmonde, eil. in Z.-Holl., door den Riederwaard en Zwijndrecht-sehen-Waard gevormd, en door de Maas, Merwede en Oude-Maas omspoeld.

IJsaeltnonde, kerk. ring in de klasse Rotterdam der Herv. Kerk, bevattende de 7 gem.: IJsselmonde, Barendrecht, Charlois, Hoogvliet, Pernis, Poortugaal, Rhoon-en-Pendreeht.

IJsselmonde, gem. in Z.-Holland, die door de gemeenten Rotterdam, Kralingen, Capelle-aan-den-U^sel, Ridderkerk, Barendrecht en Charlois ■wordt ingesloten. De noorder grenslijn gaat door de Nieuwe-Maas. Het land zelf bestaat uit klei. Alles te zamen is de gem., die in Oost- en West-IJsselmonde wordt afgedeeld, tlia)!s 1372 b. groot, doch zij wasvöor de Wet van 15 Juli 18G9, die aan Rotterdam Fijenoord toevoegde, veel grooter, t. w. 1595 bunders. In 1822 had zij 1393, in 1840 2310, in 1874 2439 inw. Bij de telling voor 1870, toon men er 2744 inw. vond, onder-

-ocr page 615-

609

atheidde men 2620 Ned.-Herv., 3 W.-Herv., 1 Presb., 18 Ev.-Luth., 11 Chr.-Geref., 6 Rem., 70 R.-Kath., 13 Ned.-Isr. en 2 ongen. De inw. bestaan meest van landbouw, veeteelt, visscherij, het scheepstimmeren en daarmede verwante bedrijven. Behalve het d. IJsselmonde, bevat de gem. de buurten Oostdijk, Langendijk en Hordijk, benevens de geh. de Kreek, de Punt, Lombardije en Varkensoordkade.

Het d. IJsselmonde heeft eene fraaie Herv. kerk en een aanzienlijk kasteel. In de woelingen van 1787 en 1788 hebben hier velerlei onaangename gebeurtenissen plaats gehad. Het d. telde in 1870 1030 inw.

IJsselmuideu, gem. in Overijssel, tusschen Kampen, Grafhorst, Zwollerkerspel en Wilsum, hebbende 2142 bund, oppervlakte. In het westen bestaat de grond meest uit klei, met uitzondering van de plaats waar het d. is aangelegd, waar men diluviseh zand vindt. In het oosten, een deel van den polder Mastenbroek, bestaat het land uit laag veen. In 1822 had deze gem. 1000, in 1840 1132, in 1874 1791 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1276 Herv., 30 Chr.-Geref., 2 Ev.-Luth., 1 Herst-Luth, 481 R.-Kath. en 1 Oud-R. Landbouw, veeteelt, zuivelbereiding, warmoezerij eu mattenmakerij zijn de hoofdbezigheden der inw. Behalve het d. IJsselmuiden, bevat de gem. de buurten het Zandberg, Oosterholt Bisschopswetering en Oude-Wetering, benevens geh. de Plas.

Het d. IJsselmuiden, in 1S40 met 520, in 1870 met 731 inw., ligt zeer aangenaam een kwartier uurs ten oosten van Kampen. Het heeft thans 2 kerken, eene Herv. en eene R.-Kath. In eene oorkonde van 1133 wordt IJsselmuiden reeds vermeld.

IJsseloord, geh. in de Geld. gem. Westervoort, ter plaatse waar vroeger eene schans werd gevonden, die vooral door krijgsgebeur-tenisseu van 1585, 1629 en 1672 is bekend geworden.

IJsseloordsehe-polder, of Abtswaard, pold. in de Geld. gem.

Westervoort, groot ruim 43 bund.

IJsselstein, heerlijkheid of baronie tusschen Holland en Utrecht, omvatiende de districten IJsselstein, Benschop en Noord-Polsbroek. De heerl. IJsselstein vinden wij den 9 Juni 1257 in bezit van Arnold of Areud van Amstel, een jongeren broeder van Gijsbrecht IV van Amstel. Toen werd de heerl. veelal onder de namen van Achtersloot en Eiteren vermeld. Doch reeds in eene oorkonde van 1279 werd van de heerl. IJsselstein gewaagd. Toch schijnt de naam IJsselstein niet nieuw geweest te zijn, want Gijsbrecht, de zoon van Arnold en bestuurder des Lands gedurende zijus vaders gevangenschap, zegt in het charter van 1379, dat zijne „voervaders heren tot Yselsteyne gheweest haduen.quot; Omstreeks 1377 kwam IJsselstein aan het huis van Egmond en in 1551 aan dat van Oranje, door het huwelijk van Prins Willem I met Anna van Egmond. Prins Willem liet de heerl, sedert baronie genoemd, zijn opvolgers na, maar ofschoon in 1285 een leengoed van Holland geworden, bleef IJsselslem gedurende den Spaanschen oorlog op zich zelve, zonder in de provinciale lasten van Holland te deelen of onder het Hof van dit gewest betrokken te

39

-ocr page 616-

610

worden. De baron behield de territoriale hoogheid, maar niettemin bracht zijn rechtsgebied, overeenkomstigeen verdrag van 5 October 1585, eenejaarlijk-sche bijdrage van ƒ 3000 aan de Unie op. In dezen staat bleef de baronie tot de omwenteling van 1795. In 1801 werd IJsselstein bij het departement Holland gevoegd, doch in 1805 bij Utrecht, welke indeeling bij de grondwet van 29 Maart 1814 eveneens werd gevolgd.

IJsselstein, prov. kiesdistr. van Utrecht, bevattende de 25 gem.: IJsselstein, Benschop, Haarzuilens, Harmeien, Honkoop, Houten, Jaarsveld, Jutphaas, Karaerik, Kockengen, Lasig-Nieuwkoop, Linschoten, Lopik, Montfoort, Oudenrhijn, Polsbroek, Schalkwijk, Snelrewaard, Tuil en-'t Waal, Veldhuizen, Vleuten, Vreeswijk, Willeskop, Willige-Langerak, Zegveld.

IJsselstein, tweede kant. van het arr. Utrecht, bevattende de 15 gem.: IJsselstein, Oudenrhijn, Jutphaas, Vreeswijk, Jaarsveld, Willige-Langerak, Lopik, Benschop, Polsbroek, Honkoop. Willeskop, Snelrewaard, Linschoten, Veldhuizen, Montfoort.

IJsselstein, kerk. ring der klasse van Utrecht der Herv. Kerk, bevattende de 11 gem.: IJsselstein, Benschop, Harmeien, Jaarsveld, Jutphaas, Linschoten, Lopik-en-Cabauw, Lopiker-en-Jaarsvclder-kapel, Montfoort, Polsbroek, Vreeswijk.

IJsselstein, of Ysselstein, gem. in Utr., tusschen Vreeswijk, Jutphaas, Linschoten, Willeskop, Benschop, Lopik en Jaarsveld (Utr.) en Vianen (Z.-Holl.). Zij wordt door de Lek in het zuid-oosten bespoeld, en door don Hollandschen-IJssel doorsneden, heeft een bodem van rivier-klei en is 22i9 bund, groot. In 1790 had zij 2531, in 1811 2032, in 1822 2558, in 1830 3010, in 1840 3380, in 1850 3054, in 1860 3254, in 1874 3005 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1612 E.-Kath., 1341 Ned.-Herv., 3 W.-Herv., 10 Doopsgez., 3 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth., 1 Rem. en 34 Isr. De meeste inw. bestaan van den landbouw en veeteelt. Er zijn echter ook twee touwslagerijen, twaalf groote en vele kleinere hoepelmakerijen, twee leerlooierijen, een steenbakkerij, een bierbrouwerij en een stoomdraaierij, inzonderheid voor deurknoppen.

De stad IJsselstein ligt op den linkeroever des Ussel's, waarover hier eene brug voert. Zij heeft eene gracht, de Haven genoemd, en 9 straten. Een deel van den wal is tot eene wandelplaats aangelegd. In 1840 telde men binnen de stad 2249, in 1870 1848 inw.

In de eerste helft der 14de eeuw werd IJsselstein door Guyotte van IJsselstein, de gade van Johan van Egmond, tot eene stad verheven, en in 1390 werd het met muren, torens en poorten versterkt. Waarschijnlijk heeft het kasteel der heeren van IJsselstein den oorsprong aan de stad gegeven, die echter eerst in 1310 eene parochiekerk verkreeg.

Historische bijzonderheden zijn het beleg van het kasteel door Wolfert van Borssele, in 1297, waarbij Baarte of Bertha van Heukelum, de gade van Heer Gijsbrecht, den grootsten heldenmoed aan den dag legde; de aanval der Utrechtschen, in 1349; de bedreiging met aanval door Graaf Willem V, in 1416; de overrompeling door Willem van Egmond, den 10 Juni 1417;

H,

-ocr page 617-

611

het beleg door het Hollandsehe leger en de Utrechtenaren, van 11 tot 23 Juni H17; de verwoesting der stad door de Utrechtschen, in 1417 en 1418; de verwoesting door de Gelderschen, in 1466; het vruchteloos beleg der Utrechtschen en Cleefschen, in Augustus 1482; de mislukte aanslag der Utrechtschen, in 1510; het beleg en ontzet der stad, in 1511; de beeldstormerij, den 6 December 1577; de bezetting door de Franschen, in 1673 en 1673; de overkomst van Herrnhütters, in of omstreeks 1736, en het vertrek dier Moravische broeders, in 1740.

De merkw. gebouwen van Usselstein zijn het slot, de Herv. kerk, de R.-Kath. kerk en het Raadhuis. De Herv. kerk prijkt met een fraaien toren en een heerlijk praalgraf van vier vroegere heeren en vrouwen van Usselstein. Ook vindt men er eene kleine synagoge en een gasthuis.

IJsselstein-Broek-en-Langenbiezen, pold. van 793 bund, in de Utr. gem. Usselstein.

IJsselvere, geh. in de Utr. gem. Snelrewaard,

IJsselveld, pold. van 487 bund, in de Utr. gem. Usselstein.

IJzendijke, klasse der Herv, Kerk in Zeeland, gesplitst in 3 ringen: Uzendijke, Sluis, Axel. Er zijn 23 gem. met 23 predik.

IJzendijke, kerk. ring in de klasse van IJzendijke, bevattende de 8 gem.: IJzendijke, Biervliet, Breskeas, Groede, Hoofdplaat, Nieuwvliet, Schoondijke, Waterlandkerkjo.

IJzendijke, of Yzendijke, gem. in Zeel., tusschen Philippine, Biervliet, Hoofdplaat, Schoondijke, Waterlandkerkje en st.-Kruis (Nederl.) en st.-Margaretha, Waterland-Oudeman en Watervliet (België). De gem. bestaat uit een groot aantal polders, met een bodem van met zand vermengde klei, ter grootte van 4402 bund. Sedert het midden der 13de eeuw tot 1789 is hier de strijd der ingezetenen met de zee zoo groot geweest, dat men beurtelings te zelfder plaatse land en water zag. Het oude IJzendijke, waarvan reeds in een oorkonde van 984 melding wordt gemaakt, dat in de 12de eeuw onder de steden werd geteld en in de 13de een lid der hanze was, bezweek zelve den 16 November 1377, en het weinige dat nog overbleef, werd bij den vloed van 1570 mede vernield. Sedert bleef de naam overig in eene nabijgelegen buurt, die de Hertog van Pama liet verschansen. Deze vesting liet Prins Maurits, na hare verovering in Mei 1604, uitbreiden. Dit nienwe IJzendijke lag in het begin der 18de eeuw nog aan het water, het Jonkvrouwengat, doch na de bedijking van den Grooten-Jonkvrouwpolder in 1702, en den Zachariaspolder in 1740 werd het weder eene landstad. De laatste vergrooting van haar gebied was de bedijking van de Nieuwe-Passegeulé-polder, in 1789, nadat door het leggen van de Kapitalen-Dam in 1788 voor goed aan de scheepvaart herwaarts een einde was gemaakt.

In 1822 had IJzendijke 1954, in 1840 2447, in 1874 2720 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1840 E.-Kath. en 8h0 Herv.

Meest alle ingezetenen vinden hun bestaan in den landbouw.

39»

-ocr page 618-

613

Behalve het steedje IJzendijke, bevat de gem. de b. Rodenhoek en de goh. Nieuw-Molentje, Turkije, Plakkebord, Mollenkot en de Maagdvan Gent.

Het steedje IJzendijke bevatte in 1870 binnen de oude geslechte wallen, in elf straten, 1006 inw. Men vindt er een stadhuis, eene Herv. en eene R.-Kath. kerk. In 1747 is IJzendijke door de Franschen ingenomen, en in October 1830 tweemaal, doch telkens voor slechts weinige uren, door Belgische vrijscharen bezet.

IJzendijker-Ambacllt, voorm. amb., dat ongeveer de tegenwoordige gemeenten IJzendijke en Waterlandkerkje omvatte.

IJzendoorn, gem. in Geld. zoowel in het westen als in het oosten door de gem. Echteld bepaald, naar het noorden door Lienden en naar het zuiden door Druten, loopende de grens met laatstgenoemde gem. door het midden van de Waal. De grond — 639 bund. — bestaat uit rivierklei, die meest rijke akkers aan het oog vertoont. In 1822 had IJzendoorn 332, in 1840 394, in 1874 541 inw. Ten jare 1872 rekende men er 501 Herv. en 45 R.-Kath De oude heeren van IJzendoorn stamden af uit het geslacht der van Ochten's.

Het d. IJzendoorn, aan den Waaldijk gebouwd, had vroeger een kasteel. Thans heeft het eene Herv. kerk en 30 huizon, in 1870 bewoond door 149 zielen.

IJzeren, of Iseren, b. in de Limb. gem. Oud-Valkenburg, in 1840 met 160, in 1870 met 178 inw. Er zijn steengroeven.

IJzeren-Varkens, (de) watermolens in U.-Holl., op het Schermereiland.

IJzerlo, b. in de Geld. gem. Aalten, in 1840 met 438, in 1872 met 459 inw.

IJzevoorde, b. in de Geld. gem. Doetinchem (ambt), in 1840 met 839, in 1872 met 1131 inw. Er liegen prachtige landgoederen.

IJzevoordsche-Beek, beek in Geld., die van IJzevoorde naar den IJssel loopt.

Ikema, b. in de Gron. gem. Oldehove, in 1840 met 95 inw.

Illikhoven, of Illikoven, b. in Limb., deels in de gem. Roosteren, deels in de gem Born. Onder Roosteren telde men in 1840 60, in 1870 65 inw., onder Bom in 1840 09, in 1S70 47 intv.

Ilp (de), d. met eene Doopsgez. kerk in de N.-Holl. gem. Ilpendam, in 1840 met 237, in 1870 met 339 inw. Vroeger was het veel grooter en welvarender, zoodat het den naam van den Gouden-lip heeft gedragen.

Ilpendam, gem. in N -HoII., ingesloten door Purmercndc, Monnicken-dam. Landsmeer en Wijde-Wormer. De gein. bevat de dorpen Ilpendam, Purmerland en de Ilp, benevens het zuidwestelijk deel van de Purmer, te zamen 2917 bund. Het oude land bestaat uit lai:e, ten deele uitge-dolven venen; de Purmer, met uitzondering van de Nes, uit klei. In 1822 had de gom. 1039, in 1840 1191, in 1874 1680 inw. Bij de volks-

-ocr page 619-

613

telling voor 1870 onderscheidde men er 1131 Ned.-Herv., SW.-Herv., 120 Doopsgez., 15 Ev.-Luth., 3 Chr.-Geref., 327 R.-Kath., 5 Isr. Veeteelt en zuivelbereiding: geven den meesten inwoners een bestaan. Eenigen onderhouden zich en hunne gezinnen van visscherij,roopmakenenscheepstimmeren.

Het d. Ilpondam ligt aan don zoom van den Purmer en aan het N.-Holl. kanaal. Het is eene aanzienlijke plaats, die met fraaie kerken voor de Herv. en R.-Kath. prijkt. In 1840 woonden er 518, in 1870 660 men-schen. In 1574 werden de Spanjaarden hier geslagen.

Ilpenstein, voorm. kasteel op een uithoek van de Nes, binnen de Purmer, in de N.-Holl. gem. Ilpendam. Het is in het begin der 17de eeuw door Volkert Overlamler gesticht, in vervolg van tijd door het aanzienlijke geslacht de Graeff bezeten en eerst onlangs gesloopt.

Imboscb, geh. in de Geld. gem. Rozendaal. In deze boschrijke streek verheft zich de Veluwe tot haar hoogste punt, 110 el boven A.P.

In-de-Hasselt, geh. in de N.-Brab. gem. Berlieum.

Indijk, heerl. in de Utr. gem. Harmeien, die in vroegeren tijd tot Holland behoord heeft. Zij had in 1840 290 inw.

Indijk, geh, met dorpsrechten in de Friesche gem. Wymbritseradeel, in 1811 met 37, in 1840 met fi5, in 1874 met 44 inw. Ter plaatse der gesloopte kerk staat thans eene klok in een houten bintwerk.

Indijk, geh. onder het Friesche d. Oudkerk (Tietjerksteradeel).

Indijk, geh. onder het Friesche d. Bozum (Baarderadeel).

Indoornik, d. met eene R.-Kath. kerk in de Geld. gem. Heteren. De heerl. Indoornik, in den grafelijken tijd een Cleefsch leen, telde in 1840 102, in 1S72 94 inw., in laatstgenoemd jaar 59 Herv. en 35 R.-Kath.

Ingber, Ingberg, of Imber, b. in de Geld gem. Gulpen, in 1840 met 225, in 1870 met 213 inw.

Ingen, kerk. ring der klasse Tiel van de Hervormden. Zij bevat 9 gem.: Ingen, Eck-en-Wiel, Kesteren, Lienden, Maurik, Ommeren, Opheus-den, Ravenswaai, Rijswijk.

Ingen, d. in de Geld. gem. Lienden, in 1840 met 886, in 1872 met 1207 inw. Vroeger vond men er eenè kommanderij der ridders van Maltha. Er is eene Herv. kerk met een hoogen toren.

Ingensche-Waarden, pold. in de Geld. gem. Lienden, 106 b. groot.

Inkerdijk, geh. in de N.-Holl. gem. Haringcarspel.

Inkoedijk, geh. in de N.-Holl. gem. Oudcarspel, aan het N.-Holl. kanaal.

Inlaagpolder, of Inlaagsche-polder, pold. van 318 hund. in de N.-Holl. gem. Haarlemmerliede c.a.

Inlaag-van-Ritthem-en-Nieuw-Erve, pold, van bijna 24 bunders in de Zeeuwsche gem. Ritthem.

-ocr page 620-

614

Innersdijk, een der 5 distr. waarin weleer het Gron. landschap Hunse-go was afgedeeld, bevattende de 4 dorpen: Bedum, Noordwolde, Wester-dijkshorn, Zuldwolde.

Ipenrode, of IJpenrode, bulten in de N.-Holl. gem. Heemstede.

Ircsum, of Eernsum, d. met eene Herv., eene Doopsgez. en eene E.-K. kerk in de Friesehe gem. Eanwerderhem, met eene lange b. aan den grooten weg van Leeuwarden naar Zwolle en de Grouw gelegen. Het telde met de geh. Vierhuizen, Abbingawier, Fouteburen en Kerkeburen in 1811 448, in 1840 010 (of zonder de geh. 525), in 1874 753 inw.

Irnsurnerzijl, sluis bij het Friesche d. Irnsum, waar de Grouw, de Muzel en de Boom samenkomen.

Isabellapolder, pold. van 1056 bund, in de Zeeuwsche gem. Aardenburg, in 1049 bedijkt ter plaatse van een deel van Nieuw-Beooster-Eede, welke streek in 1583 tot beveiliging des lands was doorgestoken.

Isabellapolder, pold. van 42 bund, in de Zeeuwsche gem. Philippine, in 1794 bedijkt.

Isabellaschans, of Fort-Isabella, fort in de gem. 's Hertogenbosch, in 1623 onder het bewind der Aartshertogen Albrecht en Isabella volbouwd. Den 18 Juli 1629 werd deze schans door Prins Frederik Hendrik veroverd.

Isenpolder, of Istapolder, pold, van 22 bund, in do Zeeuwsche gem. Groede.

Iseren of IJzeren, geh. in de Limb. gem. Wijlré, een zuidel. uith. van de b. IJzeren, onder Oud-Valkenburg.

Islagouwe, voorm. graafsch. aan den IJssel, den 3 April 1086 door Keizer Hendrik IV aan de Kerk van Utrecht geschonken. 'Waarschijnlijk moet men onder Islagouwe het Overijsselsche kwartier Salland verstaan. Er zijn echter geschiedschrijvers, die Islagouwe en het graafschap Stavoren voor dezelfde streek houden.

Isselt, geh. in de ütr. gem. Soest, vroeger met eene ridderhofstad en een kapel, welke laatste, ofschoon geen kerkelijk gebouw meer, nog aanwezig is. De heerl. Isselt had in 1840 38 inw.

Isseltsche-polder, pold. van 149 bund, in de ütr. gem. Soest.

Itter, of Itteren, beek in Limb., die in België ontspringt en daar den naam van Tongerloosche beek voert. Zij valt bij Wessem in de Maas.

Itteren, gem. in Limb., tusschen Borgharen, Meerssen en Bunde, (Ned.), nevens Neerharen en Lanaken (België), Zij wordt in het westen en noorden door de Maas en in het noordoosten door de Geul bespoeld, heeft eene oppervlakte van 444 bund, en is gevormd door Limburgsche en rivierklei. In 1822 had zij 367, in 1840 410, in 1874, 474 inw. Al

-ocr page 621-

615

de inw. belijden den R.-K. godsdienst en zijn, op geringe uitzondering na, van beroep landbouwers.

Het d. Itteren, reeds in 1041 vermeld, telde in 1870 binnen de kom 408 inw. Het heeft eene R.-Kath. kerk en in de nabuurschap fraaie landgoederen.

Ittersum, b. in de gem. Zwollerkerspel, reeds in 1207 vermeld. Zij telde in 1840 127, in 1870 250 inw.

Ittervoort, gem. in Limb., tusscheu Neer-Itter, Hunsel en Thorn (Nederl.) en Kessenich (België) Zij is 401 bund, groot en heeft een bodem van diluvisch zand. In 1822 telde zij 290, in 1840 235, in 1874 230 inw. Er zijn alleen R.-Kath. ingezetenen. De landbouw is hun bedrijf. Benevens het d. Ittervoort, bevat de gem de geh. Sandfort, Sehie-lersheide en Schous.

Het d. Ittervoort, bevat eene R.-Kath. kerk. Binnen de kom telde men in 1840 163, in 1870 122 inw.

-ocr page 622-

Jaag-in, pold. van 18 bund, in de Z.-Holl. gem. Pernis.

Jaanvaart, vaart in de Friesche gem. Baarderadeel, ruim 10,000 el lang.

Jaap-Hannes, geh. in de N.-Holl. gem. Diemen. Tijdens den bloei der walvischvangst vond men hier traankokerijen. In dit geh. staat het aanzienlijke Gemeenelandshuis van den Zeeburger- en Diemer Zeedijk.

Jaarlingermeer, of Tjaarlingermeer, in 1594 drooggemaakt meer. Deze polder en het Diepsmeer zijn te zamen 230 bund, groot.

Jaarsdorp, geh. in de N.-Holl. gem. Schagen.

Jaarsveld, gem. in Utrecht, tussehen IJsselstein, Lopik en quot;Willige-Langerak (Utr.) en Tienhoven, Ameide, Lexmond en Vianen (Z.-Holl.). In het zuiden door de Lek bespoeld, bestaat de grond uit rivierklei, die meest tot weiden, deels tot akkers dient. In vorige eeuwen een twistappel tussehen Holland en Utreeht, is Jaarsveld bij de grondwet van 1814 bepaaldelijk aan Utrecht toegevoegd. In 1822 had deze gem., die 1304 bund, groot is, 854, in 1840 1079, in 1874 1259 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1158 Herv., 11 Chr.-Geref, 2 Doopsgez., 1 Ev.-Luth., en 87 B.-Kath. Behalve het d. Jaarsveld, bevat de gem. de b. Jaarsvelderkapel.

Het d. Jaarsveld prijkt met eene schoone Herv. kerk. Het ligt bevallig aan de Lek en telde binnen de kom in 1870 168 inw. Het Huis te Jaarsveld werd in 1672 door de Franschen verwoest.

Jaarsvelderkapel, b. in de Utr. gem. Jaarsveld.

Jabeek, gem. in Limb., tussehen de gem. Bingelrade en Schinveld en de Pruissische grens. Zij is 396 bund, groot en door Limb, klei gevormd. In 1822 had Jabeek 415, in 1840 443, in 1874 406 inw., allen R.-Kath. en bijna allen het landbouwersbedrijf uitoefenende. De gem. bevat het d. Jabeek en de b. Ezenraad of Etzenrath.

Het d. Jabeek heeft eene E.-K. kerk. Het telde in 1840 344, in 1870 338 inw. Van Jabeek wordt reeds in 1190 melding gemaakt.

St.-JaOObi-parOChie, fraai d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. het Bildt, in 1811 met 1699, in 1860 met 2927, in 1874 met 3307

-ocr page 623-

N 617

inw., daaronder begrepen die van de buurten langs een gedeelte van den Ouden-Bildtdijk, den Nieuwen-Blldtdijk en den Polder. In 1840 had het d. alleen 2116 inw. Vele boerenhofsteden in deze vruchtbare streek hebben het aanzien van deftige heerenhuizen.

st.-Jacobskerke, voorm. d. op het Zeeuwsehe eil. Schouwen, in 1534 huitengedijkt.

Jaoobpolder, pold. in de Zeeuwsehe gem. 's Heer-Arendskerke op Zuid-Beveland, in 1856 bedijkt,

st.-Jacobspolder, pold. van 73 bund, in de Z.-Holl. gem. Nieuwe-Tonge.

st.-Jacobspolder, pold. van 8 bund, in de Zeeuwsehe gem. Noord-gouwe.

Jagerswijk, b. in de Gron. gem. Sappemeer, in 1840 met 107 inw.

Jagtlust, prachtig landgoed in de N.-Holl. gem. Velson.

Jagtlust, uitgestrekt landgoed in de Utr. gem. de Bilt.

st.-Jans-proostdij, of Proostdij-van-st-Jan, uitgestrekte bezitting van het voorm. kapittel der st.-Janskerk te Utrecht, verdueld in 5 rechtsgebieden: Mijdrecht, ïhamen. Wil nis-en-West veen, Uithoorn-Kudelstaart-Blokland-en-Kromme-Mijdrecht en Achttienhoven. Hot proostenhuis stond te Mijdrecht.

Jan-Fierloospolder, pold. op Zuid-Beveland, deels in de gem. Baarland, deels in de gem. 's Gravenpolder, 12 bund, groot.

Jan-Gijzenvaart, fraaie b. in de N.-Holl. gem. Velsen, in 1810 met 261, in 1870 met 4'i3 inw. Zij ontleent haar naam aan eene vaart, die van het duin langs Schooten naar het Spaarne loopt.

Jan-Hansenpad, volkrijke b in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel, die van de westgrens der gem. Amsterdam tot de Kostverloren-Wetering reikt.

Jan-Hozengraoht, vaart in de OverijsselBche gem. Giethoorn.

Jannezand, pold. van 216 bund, in de N.-Brab. gem. Dussen c. a.

Jan-Pier-en-Pinkspolder, pold. van 6 bund, in de Zeeuwsehe gem. Goes.

Jan-Rebellen-eiland, of do Waard, eilandje van geringe uitgestrektheid in het oostelijk IJ, nevens de Horn (gem. Zaandam).

st.-Jansberg, geh. en prachtig landgoed in de Limb. gem. Ottersum, op den hoogen st.-Jans- of Kloosterberg.

st.-Jans-Geleen, geh. in de Limb. gem. Spaubeek.

st.-Janskerke, geh. in de Zeeuwsehe gem. Zoutelande. Het telde in 1840 met het overige van de heerl. st.-Janskerke op 159 bund., 46 inw.

st.-jansklooster, b. in de Overijsselsche gem. Ambt-Vollenhove, in 1840 met 250 inw. Het ontleent zijn naam van het in 1409 gestichte en

-ocr page 624-

618

in 1575 vernietigde klooster st.-Janskamp. Meermalen is er sprake geweest om hier eene Herv. kerk te stichten. Den 3 September 1»35 verbrandden hier 23 huizen.

St.-Janspolder, pold. van 235 buDd. in de Zeeuwsche gemeenten Nieuwvliet, Cadzand en Zuidzande, in 1552 bedijkt.

st.-jansteen, of st.-Jan-Steen, gem. in Zeel., ingesloten door Koewacht, Axel, Bochkapelle, Stoppeldijk, Hulst en Clinge (Nederl.) en Stekene, st.-Gilles en Clinge (België). Zij beslaat 2812 bund, en bestaat uit verschillende polders, wier bodem door een zandhoudende klei is gevormd. In 1822 had zij 1279, in 1840 1587, in 1874 1820 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1815 E.-Kath. en 15 Herv. De gem. bevat het d. st.-Jansteen, benevens de b. Heikant, Absdale, Kapellebrug en Drie-Hoefijzers. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen.

Het d. st.-Jansteen is eerst in 1664, bij eene regeling der grenzen, aan de Vereenigde-Nederlanden gekomen. Het was toen de hoofdplaats der baronie en vrije heerl. st.-Jan-Steen en Glossenberge. Het d. heeft wegens de nabijheid van Hulst veel door krijgsgebeurtenissen geleden, vooral in 1645 en 1747. St.-Jansteen heeft eeue R-K. kerk. Vóór 1647 waren er zelfs twee. In 1840 had het d. 708, in 1870 727 inw.

st.-Jansteen, pold. van 466 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Jansteen.

st.-Jans-Zijdelingdijb, dijk in Zeeuwsch-Vlaanderen, van Eede tot het Belgische d. st.-Lanrens.

Jansum, voorm. dorp, door de wateren van den Dollard verzwolgen.

st.-Jan-ten-Heere, of Kerkwerve, fraai landgoed in de Zeeuwsche gem. Domburg, oudtijds een klooster.

Janum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Dantumadeel, nabij de Ee. Het telde in 1811 68, in 1840 9quot;, in 1874 103 inw.

Jarringa, of Jardinga, geh. bij het Friesche d. Oosterwolde (Oost-Stellingwerf).

Jeker, Jekker, Jaar, of Geer (de), kleine riv., die in Luik, ten noorden van Huy ontspringt, langs Waremme, Tongeren en Glons vloeit, en bij het d. Canne de Nederl. grens bereikt. Zij vloeit naar Maastricht en valt daar in de Maas. De namen Geer en Jaar zijn die welke de riv. in Waalsch-België draagt.

Jekschoot, voorm. heerl. in de N.-Brab. gemeenten st.-Oedenrode en Veghel, in 1310 door den Hertog van Brabant gegeven aan Willem die Cruudener.

Jellema, voorm. burg in de Gron. gem. Zuidhorn, in het begin der 18de eeuw gesloopt.

Jellum, d. in de Friesche gem. Baarderadeel, in 1811 met 87, in 1840 met 96, in 1874 met 138 inw. Er is eene Herv. kerk, wier spitse toren in 1832 door den bliksem werd getroffen.

Jelsum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Leeuwarderadeel,

-ocr page 625-

619

bekend door het verblijf van Balthasar Bekker. Het had in 1811 352. in 1840 377, in 1874 530 inw. Hier ligt de fraaie Dekamastate. Daaronder zijn begrepen die van de geh. Vensterburen en Buren-aan-den-Hoogendijk, in 1840 met 115 inw.

Jensetna, geh. in de Gron. gem. Oldehove, waarbij vroeger de Jen-semaborg stond.

Jerden, geh. bij het Friesehe d. Surhuisterveen, in de gem. Acht-karspelen.

Jeroenspolder (st.), of Hieronymuspolder (st), pold. van 49 bund, in de Zeeuwsehe gem. Noordgouwe, omstreeks 1458 bedijkt en in 1603 herdijkt.

Jeronimuspolder (st.), pold. van 176 bund, in de Zeeuwsehe gem. IJzendijke.

Jet, geh. bij het Friesehe d. Britswerd (gem. Baarderadeel).

Jewelpolder, pold. io de N.-Holl. gem. Callantsoog.

Jipsinghuizen, b. in de Gron. gem. Vlagtwedde, in 1840 met 96, in 1870 met 85 inw.

Jislum, of Jeslum, d. met eene Herv. kerk in de Friesehe gem. Ferwerderadeel. Het had in 1811 98, in 1840 118, in 1874 138 inw.

Jisp, gem. in N.-Holl., tusschen Purmerende, de Beemster, de Eijp, Graft, Akersloot, Uitgeest en Wormer, hebbende eene oppervlakte van 1015 bund. De grond bestaat meest uit laag veen, dat door vele wateren is doorsneden. Alleen in het ged. binnen de Starnmeer gelegen, is de bodem door klei gevormd. In 1822 had Jisp 519, in 1840 608, in 1874 700 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 580 Herv., 59 Doopsgez., 18 Ev.-Lnth. en 50 R.-Kath. De middelen van bestaan zijn veeteelt, zuivelbereiding, visseherij en olieslaan. Van 1518 tot 1611 behoorde Jisp tot het schoutambt Wormer. Behalve het d. Jisp bevat de gem het geh. Spijkerboor en eenige verstrooide huizen.

Het d. Jisp had tot 1832 of 1833 twee kerken, doch toen werd de Doopsgez. kerk gesloopt, sedert welken tijd men er alleen eene Herv. kerk vindt. In 1840 had het 442, in 1870 439 inw. In de 17de eeuw werd dit d. uit alle oorden bezocht door lijders, om heelkundige hulp te erlangen van den chirurgijn Cornells Ploeg, die schier wonderdadige genezingen verrichtte. Vandaar, dat toen te Jisp een groot aantal herbergen werd gevonden voor het verblijf van vreemdelingen geschikt. Den 21 April 1667 woedde te Jisp een brand, die ongeveer 150 huizen vernielde.

Joere (de), geh. bij het Friesehe d. Oostermeer (Tietjerksteradeel). Johanna-Kooi-en-Geneverpolder, pold. van 84 bund, in de

Z.-Holl. gem. Poortngaal.

-ocr page 626-

620

Johannespolder, pold. van 59 bund, in de Z.-Holl. gem. Sommels-dijk, in 1762 bedijkt.

Johannlsga (St.) of Jansga (St.), d. in de Friesche gem. Schoter-land, te midden van uitgeveende plassen, die nu bepolderd zijn tot een grooten polder, den st. Johannisgasterpolder, in IS 11 met 573, in 1840 met 348, in 1874 met 692 inw. Men vindt er eene Herv. kerk en 2 scheepstimmerwerven.

Jonen, geh. in de Overijsselsche gem. Giethoorn.

Jong-Breskens, pold. van 43 bund, in de Zeeuwsche gem. Breskens, in 1620 bedijkt.

Jongeburen, geh. bij het d. Goingarijp, in de Friesche gem. Donia-werstal.

Jongapolder, pold. van 64 bund, in de Zeeuwsche gem. Nieuwerkerk.

Jong-Veitaaoord, pold. van ruim 27 bund, in de Z.-Holl. gemeenten Maasland en Vlaardinger-Ambacht.

Jonkvrouwengat, voorm. stroom in Zeeuwseh-Vlaanderen, die langs Uzendijke liep, doch die na verland te zijn, door het indijken der Jonk-vrouwenpolders verdwenen is.

Jonkvrouwenschans, voorm. schans in de Zeeuwsche gem. Uzendijke, waarschijnlijk door Prins Maurits aangelegd. In 1805 tot ontmanteling verkocht, is zij eerst in 1809 en vervolgens weder in 1831 hersteld, doch in 1839 weder in bouwland herschapen.

Joosland (st.), voorm. afzonderlijk eiland in Zeel., in 1631 ingedijkt en sedert herhaaldelijk vergroot, tot het in 1818 door een verbindingsdijk met Walcheren werd vereenigd.

Joosland fst.), heerl. in de Zeeuwsche gem. Nieuw-en-st.-Joosland, 806 bund, groot. Zij had in 1840 231 inw.

Joost (st.), b. in de Limb. gem. Echt, in 1840 met 226, in 1870 met 228 inw.

Joost (st.), of Brachter-st.-Joost, b. in de Limb, gem, Maasbracht, in 1840 met 147, ia 1870 met 158 inw.

Joostpolder (St.), pold. van 17 b. in de Zeeuwsche gem. Noordgouwe.

Joostendam, huis in de gem. Kockengen, nevens de sluis, die de Bijleveld met de Heikoperwatering vereenigt. Deze sluis is in 1658 gelegd.

Joppe, groot landgoed in de Geld. gem. Gorssel. Voor weinige jaren heeft de eigenaar daarop eene R.-Kath. kerk gesticht.

Jorispolder (St.), pold. in de Zeeuwsche gem. Zuidzande, in 1513 bedijkt en 84 bund, groot.

Jorispolder (St.), pold. van 94 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Kruis.

Jornahuistermeor, drooggem. meer van 27 bund, bij het Friesche d. Warrega (gem. Idaarderadeel).

-ocr page 627-

621

Jorwerd, fraai d. met eeno Herr. kerk, in de Friesche gem. Baar-deradeel. Het telde in 1811 347, in 1840 447, in 1874 577 inw. Onder deze bev. zijn begrepen de bewoners van Hezens of Hesens, Fons, benevens deelen van Tjeintgum en de Hem (in 1840 75 zielen). Bij Jorwerd lagen weleer de staten Hezens of Hettinga, Foudens en Fockema.

Joseph (St.), voorm. fort in de Zeeuwscbe gem. Koewacht, thans bouwland.

Joure, of de Joirwer, fraai vlek in de Frieschc gem. Haskerland, waaraan het ten hoofdplaats strekt. Oorspronkelijk eene uitbuurt van Wester-meer, groeide bet in de 15de eeuw tot een matig dorp en vervolgens tot een aanzienlijk vlek aan. In 1811 had het 3040, in 1840 2454, in 1874 3335 inw. De Dubbele-Streek is eene straat, die elke stad tot sieraad zou verstrekken, de Groote-Kolk eene schoone haven. De Herv., Doopsgez, en K.-Kath. kerken zijn allen fraaie gebouwen, even als het gemeentehuis. Men vindt er mede eene kerk der Chr.-Geref., eene latijn-sche sehool, warmoezerijen en bloemtuinen, benevens aan de westzijde do prachtige Herema-state, te midden van een bosch vol hoogstammig geboomte. Joure drijft een uitgestrekten handel, heeft scheepstimmerwerven en verscheidene andere fabrieken, zoo als pottenbakkerijen, uurwerk-makerijen, meubelmakerijen enz.

Jousterp, geh. bij het Friesche d. Tjerkwerd (gem. Wonseradeel).

Jouwer, of Cusemerbalk, geh. in de Gron. gem. Grootegast. Het ontleent zijn oorspronkelijken naam aan het voorm. klooster (Juzemar.

Jouwsumburen, geh. bij het Friesche d. Hallum (gem. Ferwerdera-deel).

Jouwswerd, geh. bij het Friesche d. Wolsum (gem. Wymbritseradeel),

Jouwswier, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Oost-Don-geradecl. Het had in 1811 BO, in 1840 59, in 1874 81 inw. De staten Eriisma, Joeoga, Winia, Mollema en Holdinga, die hier eens werden gevonden, zijn thans meest schoone boerenplaatsen.

Jubbega, b. in de Friesche gem. Schotorland, een deel van Jubbequot;-a-Schurega.

Jubbega-Schurega, twee vereenigde dorpen in de Friesche gem. Schotcrland. Zij telden te zamen in 1811 710, 1840 96?, in 1874 1527 inw. Hieronder zijn begrepen die van de Compagnie van Jubbega-Schu-rega, in 1840 met 759 inw. De beide d. hebben te zamen e'e'nu (Herv.) kerk.

JubbegA-Schuragasche-Compagnie, veenkolonie in de gem. Scho-terland, aan de lange Compaguonsvaart.

Jufferswaard, uiterw. in de Geld. gem. Doorwerth, 30 bund, groot.

Juffrouwenweide, pold. van 66 bund, in de N.-Brab. gemeenten Dussen, Meeuwen, Capelle en Waspik.

-ocr page 628-

622

Jukwerd, lt;1. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Appingedam. Het had in 1840 69, in 1870 82 inw.

Jutphaas, gem. in Utr., tusschen Utrecht, Houten, Vreeswijk, IJssel-stein, Linschoten, Veldhuizen en Oudenrhijn, hebbende eene grootte van 2596 hund, alles kleigrond. In 1832 had zij 1544, in 1840 2100, in 1874 2433 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1355 E-Kath., 5 Oud-R., 1065 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 3 Episc., 1 Rem., 1 Chr.-Geref. en 2 ongenoemden. Zij bestaan vooral van landbouw, veeteelt, steenbakkerij, bloemkweekerij, warmoezierderij en doortocht. De gem. is samengesteld uit de heerl. Jutphaas, die twee afJeelingen (het Overeind en het Nedereind) heeft, 't Gein, Oude-Gein, Hoog-Raven, Laag-Raven en West-Raven.

Het d. Jutphaas, deels aan den Vaartschen-Rijn, deels meer westwaarts in het Nedereind gelegen, was reeds in 1165 bekend. Het is eene fraaie plaats. De vroegere kerk der Herv. is in 1820 vervangen door eene meer nabij de brug over de vaart. De nieuwe R.-Kath. kerk, aan den straatweg gebouwd, is in Mei 1875 ingewijd. Er bloeiden hier van ouds vele ridderhofsteden, als Rijnestein, Rijnenburg, Vroonestein, Rijnhuizen, Plettenburg en Wijnestein, van welke enkelen, als Rijnhuizen en Wijne-stein, nog als prachtige buitengoederen voortbloeien, terwijl anderen in boerenhofsteden zijn herschapen. Plettenburg, dat in het midden der vorige eeuw in pracht uitmuntte, werd in 1812 en 1813 gesloopt, en ter plaatse daarvan in 1819 een fort aangelegd. Onder de buitens behooren vooral Groenendaal en de Geer genoemd te worden. In 1348 en 1481 werd het d. door de Hollanders in brand gestoken. In 1672 wierpen de Franschen er eene schans op. In 1870 bevatten de beide deelen waaruit de dorpskom bestaat, 357 inw.

Jutrijp, of Jortrijp, d. in de Friesche gem. Wymbritseradeel, aan den straatweg van Soeek naar de Lemmer, in 1811 met 83, in 1840 met 161, in 1874 met 285 inw. Op korten afstand van de Herv. kerk staat de stompe toren van een vroeger bedehuis.

Juursemakluft, geh. in de Gron. gem. Grijpskerk.

-ocr page 629-

Kaag (de), d. met eene Herv. kerk in de Z -Holl. gem. Alkemade. Het ligt op een eiland, ter grootte van 111 bund., in het Kagermeer en de in dien plas nitloopende kleinere wateren. Bij open water ontvangt het dorp levendigheid door de voorbijvarende schepen, des winters wordt het veel bezocht door schaatsenrijders uit Leiden cn omstreken. In 1840 had het met Ade en Poel 227, in 1870 alleen 294 inw.

Kaag (de), pold. van 90 bund, in de N.-Holl. gem. Assendelft.

Kaag-polder, pold. van 550 bund, in tie N.-Holl. gem. Spanbroek.

Kaarschot, of Caarschot, b. in de N.-Brab. gem. Eijsbergen, in 1840 met 151 inw.

Kaarspolder, pold. van ruim 5 bund, in de Zeeuwsche gemeenten Wemeldingen en Yerseke.

Kaart, geh. op het N.-Holl. eil. Terschelling.

Kaasmakerij, of Pleuniswaard, pold. deels in de Geld. gem. Zevenaar, deels in de Pruiss. burgemeesterij Elten, 35 bund, groot.

Kaathoven, b. in N.-Brab., deels in de gem. Berlicum, deels in Hees-wijk. Eene kapel alhier is in 1838 afgebroken. In 1840 vond men onder Berlicum 66, onder Heeswijk 27 inw.

Kaatsheuvel, d. in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand, oorspronkelijk eene uitbuurt, thans de hoofdpl. der gem. Het telde in 1840 858 inw., onder welken vele looiers en schoenmakers. Er is eene E.-Kath. kerk.

Kaatsveld, geh. in de Friesche gem. Franeker.

Kadoelen, geh. in de N.-Holl. gem. Landsmeer, aan den IJdijk.

Kahlheide, b. in de Limb. gem. Kerkrade, in 1870 met 155 inw.

Kalekluft, wijk in de Drenthsche gem. Ruinerwold.

Kalenberg, of Kaleinberg, b. in de Overijsseische gem. Oldemarkt, in 1840 met 272, in 1870 met 267 inw.

Kalenbergergracht, vaart in Overijssel tusschen Muggenbeet en de Ossenzijl.

Kalf (het), d. met eene K.-Kath. kerk in de N.-Holl. gem. Zaandam. In 1574 vond hier een gevecht plaats tussihen de Staatschen en Spanjaarden.

Kalfstaart, voorm. buurt in het tegenw. Zeeuwsch-Vlaanderen, waar

-ocr page 630-

624

Prins Maurits in 1590 met 4000 voetknechten landde. Het is met den st.-BayopoIder verdronken.

Kalfven, b. in de N.-Brab. gem. Ossendrecht, in 1840 met 98 inw.

Kalkovensche-Polder-binnen, pold. van 69 bund, in de Z.-Holl. gem. Oudshoorn.

Kalkovensehe-Polder-buiten, pold. van 102 bund, in de Z.-Holl. gem. Oudshoorn.

Kalkpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Leyderdorp, 89 bnnd. groot.

Kalkwijk, b. in de Gron. gem. Hoogezand, in 1840 met 574, in 1870 met 1050 inw. Het is eene in 1631 gestichte kolonie.

Kalkwerk (tiet), geh. in de Gron. gem. Hoogkerk.

Eallenbroek, b. in de Geld. gem. BarnevelJ, in 1840 met 365, in 1870 met 460 inw.

Kallenkote, b. in de Overijsselsche gem. Steenwijkerwold, in 1840 met 228, in 1870 met 331 inw.

Kalsdonk, b. in de N.-Brab. gem. Eosendaal, in 1840 met 388 inw.

Kalslagen, geh. in de N,-Holl. gem. Uithoorn. Het was voorheen een dorp, de hoofdplaats eener zelfst. gemeente, die in 1854 bij Leymuiden werd ingelijfd, doch den 1 Januari 1S65 daarvan werd gescheiden en gesplitst, om deels aan Aalsmeer, deels aan Uithoorn toegevoegd te worden. De gem. was in 1840 664 bund, groot en had toen 200 inw. Het geh. Kalslagen telde in 1840 33 inw. De llerv. kerk is in 1827 gesloopt.

Kalt eren, geh. in de Drenthsche gem. Diever.

Kal verbroek, of Kalverenbroek, geh. in de Z.-Holl. gem. Eeeuwijk

Kalverdijk, b. in de N.-Holl. gem. Haringcarspel, in 1840 met 228, in 1870 met 195 inw.

Kalverwaard, pold. van 40 bund, in de N.-Brab. gem. Werkendam in 1817 ingedijkt.

Kameren, b. in de N.-Brab. gem. Heeswijk, in 1840 met 145 inw.

Kamerhop of Kamerhoppolder, pold. in N.-Holl., deels in de gem. de Rijp, deels in de gem. Jisp. Hij is in 1643 bedijkt en 50 bund, groot.

Kamerik, gem. in Utrecht, palende in het noorden aan Wilnis, in het oosten aan Kockengen en Harmeien, in het zuiden aan Woerden (Z.-Holl.), in het zuidwesten aan Zegveld (Utr.) eu in het noordwesten aan Nieuwkoop (Z.-Holl.). Zij bcslant 2946 bund., zijnde de grond in het zui-der gedeelte klei, in het midden en noorden laag veen. De gem. dagteekent in haar tegenw. omvang eerst sedert de wet van 27 Juni 1857, ten gevolge waarvan de 4 gem. Kamerik-Mijzijde, Kamerik-Houtiiijken, 's Gravesloot en Teckop werden vereenigd. In 1S22 hadden deze vier gem. te zamen 1138 en in 1840 1312 inw. De bevolking der in 1657 gevormde gemeentewas in 1860 1366, in 1874 1510 zielen, t. w., wat laatstgen. jaar betreft, 993

-ocr page 631-

625

Herv., 14 Chr.-Geref., 4 Herst.-Luth., 1 Doopsgez. en 498 E.-Kath. De inw. bestaan meest van veefokkerij en zuivelbereiding, verder van landbouw en handel met de voortbrengselen van stal, veld en akker. Da gem. bevat het d. Kamerik, de buurten Tekkop, Oud-Kamerijk, Groote-Houtdijk, Kleine-Houtdijk en 's Gravesloot.

Het d. Kamerik telde in 1873 340 inw. Het heeft eene Herv. en eene E. Kath. kerk, de laatste ter vervanging van die welke in de eerste helft dezer eeuw in het westeinde van Tekkop stond.

Kamerik-Houtdijken, deel der gem. Kamerik, 1445 bnnd. groot, in 1822 met 512, in 1840 met 620 inw.

Kamerik-Mijzijde, deel der gem. Kamerik, 835 bund, groot, in 1822 met 376, in 1S40 met 417 inw.

Kamp, geh. in de Limb. gem. Bergen.

Kampen, prov.-kiesdistr. van Overijssel, bevattende de 5 gemeenten: Kampen, Kamperveen, IJsselmuiden, Wilsum, Grafhorst.

Kampen, tweede kanton van het Overijsselsche arr. Zwolle, bevattende de 7 gemeenten: Kampen, IJsselmuiden, Kamperveen, Zalk-en-Veecaten, Wilsum, Grafhorst, Gcnemuiden.

Kampen, klasse der Herv.-Kerk in Overijssel, gesplitst in 2 ringen, te zamen met 19 gem. en 26 predikanten.

Kampen, kerkel. ring der klasse Kampen, bevattende de 8 gemeenten: Kampen, Genemuiden, IJsselmuiden, Kampereiland, Kamperveen, Mastenbroek, Wilsum, Zalk-en-Veecaten.

Kampen, gem. in Overijssel, in het westen en noorden door de Zuiderzee bespoeld, in het oosten bepaald door Genemuideu, Grafhorst, IJsselmuiden en Wilsum, in het zuiden door Kamperveen en de Geld. gem. Doornspijk. Zij beslaat, sedert zij, in 1859, met Schokland werd vergroot, ruim 6203 bund., meest kleigrond, doch met diluvisch zand ter plaatse van de stad Kampen. De groud van Schokland is laag veen.

Kampen had in 1796 6214, in 1811 7019, in 1822 7347, in 1830 8882, in 184U 9072, in 1850 10,883 inw., te weten zonder de bevolking van de toen zelfstandige gem. Schokland. In 1860 beliep de bevolking (met de weinige overgebleven bewoners van Schokland) 13,824, in 1874 15,802 zielen, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 10,698 Ned.-Herv., 42 W.-Herv., 1 Presb., 1193 Chr.-Geref., 403 Ev.-Luth., 14 Herst.-Luth. 277 Doopsgez., 12 Eem., 2687 E.-Kath., 457 Ned.-Isr., 1 Portug.-Isr., en 17 ongeuoemden.

De gem. bevat de stad Kampen, de buurt Brunnepe, het Kampereiland en Schokland.

De stad Kampen heeft eene zeer schoone ligging op den linkeroever van den IJssel, waarlangs zij zich meer dan 1500 meter uitstrekt. Haar breedte is nauwelijks een derde daarvan, terwijl hare oppervlakte nagenoeg 70 bund, beslaat. Zij wordt in hare grootste lengte door eene

40

-ocr page 632-

626

gracht, den Burgwal, doorsneden en bezit in de Beestenmarkt een ruim plein. De IJsselkade levert eene aangename wandeling op. Ook de voormalige wallen lokken tot wandelen uit, daar zij in welbeplante dreven zijn herschapen. De Oudestraat is de hoofdstraat der stad.

Binnen hare wallen telde Kampen in 1840 1581 en in 1870 2225 huizen, terwijl het getal der ingezetenen op deze tijdstippen 7760 en 11,903 beliep.

Kampen heeft 7 kerkelijke gebouwen, t. w. 2 Herv. kerken, eene Luth, eene Doopsgez., eene Chr.-Geref. en eene R.-Kath. kerk, benevens eene synagoge.

Een van hare voornaamste gebouwen is de Boven- of Nikolaaskerk, een hoog gebouw, rustende op vier rijen pilaren en versierd met een fraai en zwaar orgel. In eene urn, die in eene nis is geplaatst, wordt het hart van den Admiraal de Winter bewaard. Ook heeft de kerk een zeer oude steenen doopvont. De toren, die in de 16 eeuw geweldig begon over te hellen, is in 1686 op merkwaardige wijze door Jan de Jonge recht gezet.

Niet minder opmerkenswaardig is het Raadhuis, waarvan de noorderhelft in antieken, de zuiderhelft in modernen smaak is opgetrokken. De oude Raadzaal, in 1545 in orde gebracht, vertoont in schoorsteen en gestoelten meesterstukken van beitel- en snijwerken. Het gemeentearchief is beroemd wegens zijn rijkdom.

De Nieuwe Toren, de Cellebroerspoort en de Broerenpoort zijn mede als werken van bouwkunst merkwaardig. Hetzelfde geldt van de nieuwe IJssel-brug, die, in het begin van 1874 voor het verkeer geopend, eene in het midden der 15de eeuw gebouwde brug vervangt. Aan het einde dezer 220 voet lange brug, tegenover de stad, vindt men het sierlijke gebouw en de dreven der Buiten-Societeit, benevens het Stationsgebouw van den Cen-traal-spoorweg.

Kampen heeft eene theologische school ter opleiding van leeraren der Chr. Geref. godsdienst, een gymnasium, eene hoogere burgerschool, eene burger-avond school, eene stads-teekenschool, eene zangschool, enz. Ter vorming van onder-officieren is te Kampen het instructie-bataillon geplaatst.

Van de talrijke liefdadige inrichtingen verdient het Groot Burgerweeshuis in de eerste plaats vermelding.

Kampen is waarschijnlijk van hooge oudheid. Reeds in 1172 vertrokken van daar, even als van Zwolle, volkplanters naar Noord-Beveland. Het kwam reeds vroeg in het bezit van stedelijke rechten, verwierf handels-voordeelen in Denemarken en Holland, en bezat in de 14de eeuw bloeiende lakenfabrieken en andere inrichtingen van nijverheid. Onder de banzesteden bekleedde deze stad weleer mede eene voorname plaats. Zij werd het middelpunt van den handel, waar de goederen uit Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant, Münsterland en de Rijnstreken samenvloeiden.

Tot de historische herinneringen behooren wijders: de oorlog met Heer Willem van Bronkhorst, in 1361; het beleg der stins Voorst, in 1362; het beleg van het kasteel Puttenstein door de Kampenaren en hunne

-ocr page 633-

627

bondgenooten, in den zomer van 1375; de deelneming aan den oorlog der hanze tegen koning Waldemar van Denemarken, in 1367; de krijgstocht tegen Evert van Essen en het kasteel van Eerde, in 1380; de tocht tegen het kasteel Schuilenbnrg, in 1381; het verbond met Zwolle, in 1385; de tocht tegen den Heer van TJlft, in 1391; het verdrag met Albrecht van Beijeren, Graaf van Holland, in 1400; de mislukte aanslag van Hertog Jan van Beijeren op Kampen, in 1419; het verdrag met den Hertog van Gelder, in 1435; het beleg van het huis te Putten, het roofnest van Pelgrim de Vos, in 1485; de mislukte aanslag van Jan van Ens, in 1493; de plechtige ontvangst van Bisschop Erederik van Baden, den 28 November 1496; de scheepsstrijd bij Schokland, in 1510; het uitbreken der verschillen over het tolrecht op den IJssel, in 1520; het vermeesteren van schepen der Wederdoopers, in 1534; de overgave van Kampen aan den Graaf van den Bergh en de Staatschen, op 12 Augustus 1572; de onderwerping aan Don Erederik, den 20 November 1572; de mislukte verrassing der stad door Wolter Hegeman, en hare verovering door Rennenberg, in 1578; de mislukte ; nderneming van Verdugo, in 1584; de overgave aan de Münsterschen, den 13 Juli 1672; de verlossing der stad van de Eranschen, den 24 Dec. 1673; de watervloed van 14 November 1775; de komst der Kozakken, in November 1813; de vloeden en stormen van Januari 1820 en 1824; de opening van den spoorweg tusschen deze stad en Zwolle, den 10 Mei 1865.

De inw. der stad Kampen bestaan vooral van koophandel, winkelnering, markten, scheepvaart, visscherij, landbouw, handwerken en fabrieken. Men vindt er scheepstimmerwerven, touwslagerijen, een stoom-werktuigenfabriek, smederijen, kalkbranderijen, steenbakkerijen, houtzaagmolens, sigarenfabrieken, eene papierfabriek, boekdrukkerijen, enz.

Het uitgestrekte platteland bestaat meest uit veeweiden, zoodat daar veeteelt en zuivelbereiding de hoofdbronnen van bestaan der bew. uitmaken.

Kampen, voorm. dorp in Zeeland, omstreeks 1172 gesticht, doch in 1532 door overstrooming verwoest. De gronden van dit d., een afzonderlijk eiland, zijn later herdijkt en bij Noord-Beveland aangetrokken.

Kamperelland, naam, die men geeft aan de eilanden tusschen de monden van den IJssel in de Overijsselsche gem. Kampen, t. w. den Kat-tenwaard, de Raas-en-Pijper, het Kampereiland en den Mandjes waard. Men vindt er verstrooide boerenhoeven en aan het Noorderdiep eene Herv. kerk met eene school. De IJsselarmen, die deze eilanden omvatten, zijn het Keteldiep, het Regtediep, het Noorderdiep, het Ganzendiep en de Goot. Het Kampereiiand had in 1840 511, in 1870 565 inw.

Kamper-Nieuwstad, of het Woorderrot, b. in de Geld. gem Doornspijk, in 1840 met 15B, in 1872 met 161 inw.

Kamper (de), geh. in de N.-Holl. gem. Nieuwe-Niedorp.

Kamperveen, gem. in Overijssel, tusschen Kampen, Wilsum en Zalk in Overyssel, en Doornspijk en Oldebroek in Gelderland. Zij is groot

40*

-ocr page 634-

628

2226 bund, bestaat deels uit laag veenen deels uit diluvisch zand, doch langs den IJssel uit klei. In 1822 had zij 508, in 1840 490, in 1874 587 low,, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 536 Ned.-Herr., 45 Chr.-Goref. en 6 R.-Kath.

Tot op het einde der 12de eeuw lag Kamperveen woest en eenzaam. Eerst na den vreeselijken watervloed van 1170 kwamen eenige Friezen herwaarts, die van Bisschop Godfried van Ehenen vrijheid verwierven om zich hier te vestigen, met vergunning van buiten hunne palen vrij van krijgsdienst te zijn.

Een eigenlijke dorpskom is er niet. De meeste huizen staan aan den Hoogen-Weg, waar ook de Herv. kerk, het eenige openbare bedehuis dezer gem., wordt gevonden. Vroeger stond de kerk aan den Leidijk, tot zij in 1718 door het onweder werd verwoest. De toren stond er nog tot 1839. Nevens de zuid-ooster grens ligt de b. Zuideinde, en aan den IJsselkant de Zande.

Kamperzand, bank in de Wadden, nabij Ameland, bekend door het verblijf van Jan Cornells Femmes, van 11 Juni 1610 tot 11 Juni 1611. Hij had er een huisje betrokken, dat op palen in het zand rustte, en bij vloeden of afloop van het water door middel van een schroef kon opgevijzeld of neergelaten worden.

Katnphuizer-polder, of Kamphuizen, pold. van 80 bond. in de Z.-Holl. gem. Oegstgeest.

Kandels, geh. in de Limb. gem. Wijlre.

Kanonsdijk, dijk in Geld., tusschen Brummen en Zutphen, op den linker Usseloever.

Kantens, gem. in Groningen, tusschen Warffum, Usquerd, Uithuizen, Dithuistermeeden, 't Zandt, Stedum, Middelstum en Bedum. De grond — in het geheel 3292 bund. — is door klei gevormd, die vooral in het noorden en oosten zeer ruime oogsten van allerlei veldvruchten opbrengt. In het zuid-oosten en westen liggen zoowel weiden als akkers. Inl832 had Kantens 1716, in 1840 1941, in 1874 2183 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1796 Herv., 259 Chr.-Geref., 32 Doopsgez., 1 Herst.-Luth., 90 R.-Kath. en 5 Isr. Er zijn 5 dorpen: Kantens, Zandeweer, Rottum, Stitswerd en Eppenhuizen. Verder heeft men er de b. Startenhuizen, benevens de geh. Doodstil, Holwinde, de Knijp, Helwert en Betlehem.

Het d. Kantens had in 1840 570, in 1870 721 inw. Er is een Herv. kerk met een merkwaardigen toren.

Kantje (het), b. in de N.-Brab. gem. Nistelrode, in 1840 met 214 inw.

Kapel, wijk van het N.-Brab. dorp Heeze.

Kapel, geh. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.

Kapel, geh. in de N.-Brab. gem. Eersel.

Kapel, Capel of de Kapel, b. in de Geld. gem. Gent, in 1840 met 206, in 1872 met 267 inw. (in laatstgen. jaar 258 R.-Kath. en 9 Herv.)

-ocr page 635-

639

Kapel-Avezaath, of Kapel-Avezaat, d. in de Geld. gem. Zoeien. Het had in 1840 447, in 1872 687 inw. (627 Herv. en 60 E.-Kath.) De kerk der Herv., de eenige van het d., en het middelpunt daarvan, staat op een half kwartier afstand van den Avezaathschen weg, die over de lange, o. a. naar het naburige Wadenoijen voert.

Kapelberg, heuvel in de N.-Brab. gem. st. Michielsgestel, bij Ruimel. Er zijn daaruit verschillende oudheden van Romeinschen oorsprong opgedolven. In de middeleeuwen stond er eene aan st. Willebrord gewijde kapel.

Kapelleberg, fraai-beplante heuvel in de Geld. gem. Eozendaal.

Kapellebrug, of Oude-Kapel, b. in de Zeeuwsche gemeenten Clinge en st. Jansteen, in 1840 met 154 inw. onder eerstgen. en 124 onder laatstgen. gemeente, dus 278 tezamen. In 1870 was het gezamenlijk getal tot 342 toegenomen, tellende zoowel het Clinger als het st. Jan-steensehe aandeel 171 inw. Kapellebrug ligt op de Belgische grens, aan den weg van Hulst naar st. Nicolaas.

Kapellepolder, pold. van 82 bund, in de Z.-Holl. gem. Maasland.

Eapelput, bron of waterloop in het Limb. d. Ulestraten, waar vóór den jare 1790 eece kapel stond.

Kapel-te-Runksputte, of Kapel-te-Hinxputte, plaats in de N.-Holl. gem. Heilo, waar tot 1573 eene vermaarde kapel stond.

Eapelplaat, hooge plaat in de Groninger-Wadden.

Eapitale-Darn, dam met huizen op de grenzen der Zeeuwsche gem. Biervliet en Philippine, in 1788 bij het afdammen van de Passegeule gelegd. De grootste sluis, die in 1830 door de Belgen werd bezet, is den 2 Augustus 1831 door de Nederlanders stormenderhand genomen.

Kapittelduinen, duinstreek in de Z.-Holl. gemeenten 's Gravezande en Monster, in 1409 door Graaf Willem VI aan het kapittel van den Hage geschonken.

Kappelle, of Kapelle, gem. op het Zeeuwsche schiereil. Zuid.-Beve-land, ingesloten door 'sGravenpolder, Kloeiinge, Kattendijke, Wemeldinge, Yerseke, Schore-en-Vlake en de rivier de Hont. Zij beslaat 1830 bund, en is gevormd door zeeklei, die meer of min, vooral naar het noordwesten, met zand is vermengd. In 1822 had zij 1116, in 1840 1354, in 1874 1707 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1536 Herv., 141 Chr. Geref., 1 Ev. Luth., en 29 R.-Kath. Zij vinden meest hun bestaan in den landbouw. De gem. is uit beide heerlijkheden Kapelle en Eversdijk saam. gesteld en bevat de beide d. Kapelle en Biezelingen, verder de geh. Eversdijk, Maalstede, Dij kwel en Teekenburg.

-ocr page 636-

630

Het d. Kapelle, in 1870 met 548 inw. binnen de kom, ligt in aangenaam lommer, aan den grooten weg van Goes naar Yeraekendam. Het is eene der oudste plaatsen van het oostelijk Zuid-Beveland en bloeide in de 15de eeuw, behalve door den landbouw door het lakenweven. Toen stonden er ook de adellijke huizen Gistellis, Maalstede en Bruëlis, van welke het laatste zich thans als een gewoon landhuis voordoet. In de Herv. kerk vindt men een arduinsteenen tombe van Heer Philibert van Tuyl van Serooskerke.

Kapelle, geh. in de Zeeuwsche gem. Nieuwerkerk, aan den weg van Zierikzee naar de Zijpe. Met het omliggende land vormt het eene heerl. die 520 bund, beslaat, en in 1840 144 inw. telde. Het geh., waar in vorige eeuwen eene kapel stond, had in 1870 76 inw.

Karelshave, Karelshaven, of Carol shave, vaart in de Overijssel-sche gemeenten Delden (ambt) en Wierden. Zij werd in 1771 op kosten van den Graaf van Wassenaar gegraven, om Twickelo en Delden in gemeenschap te brengen met de Eegge.

Karelshave, Karelshaven, of Carelshave, logement in de gem. Delden (Ambt), ter plaatse waar de vaart Karelshave begint, en aan den weg van Delden naar Hengelo.

Karmelitenhull, voorm. karmeliterklooster in de Geld. gem. Doornspijk, aan de Zuiderzee. Het bloeide reeds in de 10de eeuw. De laatste overblijfselen zijn bij de overstrooming in 1825 weggespoeld.

Kamemelksgat, klein meer in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel, omringd door weiden en elzenboschjes, uitmakende een deel der vaart van Amsterdam naar de Noordammerbrug.

I

Karnemelksland, pold. van 61 bund, in de Z.-Holl. gem. Charlois.

Karnemelksland, polderland in den polder Oud-Kijkuit, in de Zeeuwsche gem. Oud-Vossemeer.

Karnemelksloot, vaart in N.-Holl., van Naarden langs de Hilver-sumsche meent naar de 's Gravelandsche vaart.

Karnemelkspolder, pold. van 176 bund, in de N.-Brab. gemeenten Almkerk c. a. en de Werken c. a.

Karnemelkspolder, pold. van 45 bund, in de N.-Holl. gem Zaandam.

Karssenbrug, of Katsenbrug, geh. in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel, een deel van Bietwijkeroord.

Karstraat, b. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.

Karthuizer-polder, pold. van 65 bund, in de N.-Brab. gem. Geer-trnidenberg.

-ocr page 637-

R31

Kasko, geh. in de N.-Brab. gem. Son-en-Breugel.

Kaskenveld, weide in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek. Zij ontleent haar naam aan een zoogenoemd heilig kastje ter eerc van Joannes Nepomnk aldaar geplaatst.

Kasteelpolder, in 1740 ingedijkte polder in de Zeeuwsche gem. Retranchement, 40 bnnd. groot.

Kasterenshoef, uiterw. van 99 bund, in de Geld. gem. Driel.

Katendreoht, b. in de Z.-Holl. gem. Charlois. Zij is dicht bebouwd en strekt zich uit van den Maasdijk, tegenover het Nieuwe-Werk te Rotterdam oost- en zuidwaarts langs den Katendrechtschen-polder tot nabij het dorp Charlois. Deze buurt en do gemelde polder vormden te zamen eene zelfstandige gem., die eerst den 1 Januari 1874 bij Charlois is ingelijfd. Door eene vroegere wet, die van 15 Juli 1869, had de gem. reeds de buitendijksche landen aan Rotterdam moeten afstaan. Katendreoht, ook wel het Tolhuis genoemd, was vóór den afstand van grond aan Rotterdam 169 en sedert 971/2 bund, groot. Zij telde in 1822 430, in 1840 688 en 1870 1296 inw. Bij hare vereeniging met Charlois was het getal ingezetenen gestegen tot 1390. Bij de telling van 1870 vond men er 1280 Ned.-Herv., 9 Ev. Luth., 5 Chr. Geref., en 2 R.-Kath. Er is eene kerk voor de Chr. Geref. Door een stoombootveer wordt de gemeenschap met Rotterdam onderhouden.

Katendrechtschepolder, pold. van 85 bund, in de Z.-Holl. gem. Charlois.

Eatenhorst, landgoed in de Overijsselsche gem. Hellendoom, aan de Regge.

Katerbosch, geh. in de Limb. gem. Mook c. a.

Katert, geh. in de Limb. gem. Heel c. a.

Katham, of het Soord, geh. aan den zeedijk in N.-Bfoll., deels in de gem. Edam, deels in de gem. Katwoude. In 1870 telde het Katwoud-sche deel 44, het Edamsche 25 inw.

Kathoek, geh. in de N.-Holl. gem. Oudendijk, slechts door een dijk van het d. Avenhorn gescheiden.

Kathoeken (de), wijk van het N.-Holl. d. Gostzaan.

Katlijk, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Schoterland. Het is in drie wijken gesplitst: Groot-Katlijk, Klein-Katlijk en Nieuw-Katlijk. Het had in 1811 166, in 1840 241, in 1874 453 inw.

Katmis, b. in de Gron. gem. Bierum, in 1840 met 264 inw. Het ligt op eene vrij hooge weide en is alleen door de Groote-Heekt van het d. Holwierde gescheiden.

Kats, gem. in Zeeland, uitmakende het oostelijk ged. van het eiland Noord-Beveland. Zij is in het westen door Colijnsplaat en Kortgene be-

-ocr page 638-

632

grensd, doch overigens bepaald door de Ooster-Schelde en de Zandkreek. Zij beslaat ruim 1352 bund., alles uitmuntend kleiland, en is saamgesteld uit de heerl. Kats en het grootste deel der heerl. Noord-Beveland. In 1822 had zij 302, in 1840 401, in 1874 616 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 584 Herv., 21 Chr.-Geref. en 11 R.-Kath. De inw. bestaan meest van den landbouw.

Het d. Kats lag vroeger aan den dijk tegen de Ooster-Schelde, maar sedert de bedijking van den Leendert-Abrahampolder, in 1853, is het een kwartier uurs van dien stroom verwijderd. Het telde in 1870 binnen de kom 385 inw. Heeren van Kats komen in de geschiedenis sedert 1123 voor. Den 2 Nov. 1532 werd het dorp door eene overstrooming verzwolgen.

Eatshoek, oostelijkste hoek der Zeeuwsche gem. Kats, thans een schor, doch in de 16de eeuw binnen dijken besloten en eene bijzondere heerlijkheid.

Eataop, Catsop, of Castrop, b. in de Limb. gem. Elsloo, in 1840 met 235, in 1870 met 251 inw.

Katspolder, pold. op het Zeeuwsche eil. Noord-Beveland, in 1668 ingedijkt en ruim 76 bund, groot. Het grootste deel behoort tot de gem. Kats, het overige aan Kortgene.

Katspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Neuzen, omstreeks 1613 ingedijkt en 36 bund, groot.

Katteburen, geh. onder het Friesche d. de Dijken, uit enkele hofsteden gevormd (gem. Doniawerstal).

Kattegat, geh. onder het Friesche d. Oostenneer (Tietjerksteradeel).

Kattelaar, landgoed in de Overijsselsche gem. Wierden, aan de Eegge.

Kattonberg, geh. in de Gron. gem. Leens.

Kattenbaech, b. in de N.-Brab. gem. Reusel, in 1870 met 406 inw.

Kattenbroek, heerl. en pold. in de Utr. gem. Linschoten, iu 1840 met 96, in 1870 met 89 inw.

Kattenbroek, geh. in de TJtr. gem. Zeist. Met het omliggende land vormt zij eene heerl., die in 1840 41 inw. telde.

Kattendijke, gem. op het Zeeuwsche schiereiland Zuid-Beveland, in het noorden door de Zandkreek en in het noord-oosten door de Ooster-Scheldebespoeld, terwijl zij verder bepaald wordt door de gemeenten Wolphaars-dijk. Goes, Kloetinge, Kapelle en Wemeldinge. Zij is 2052 bund, groot, bestaat uit een deel der Breede-Watering-bewesten-Yerseke, benevens de door indijking in 1708 verkregen heerl. Oost-Beveland en het grootste deel van den in 1809 gewonnen Lodewijks- of Wilhelminapolder. De grond bestaat uit met zand vermengde klei. In 1822 had zij 362, in 1840 783, in 1874 1022 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1004

-ocr page 639-

633

Herv., 15 Chr.-Geref., 1 Ev.-Luth., 1 Doopsgez. en 1 K.-Kath. Zij bestaan meest van landbouw. Ook wordt er meekrap gewonnen. De gem. bevat 2 dorpen; Kattendijke en Wilhelminadorp, benevens de geh. Goessche-Sas en Wijtvliet.

Het d. Kattendijke is, wat de dorpskom betreft, zeer klein. Het bevatte in 1870, behalve de Herv. kerk, slechts 23 huizen, te zamen met 98 inw. Heeren van Kattendijke zijn sedert don tijd van Graaf Jan van Avesnes in de geschiedenis bekend.

Kattendijksblok, of Kattendijkspolder, pold. van 212 bund, in de Z.-Holl. gem. Gouderak.

Kattenpolder, pold. van ruim 6 bund, in de Zeeuwsche gem. Vrouwenpolder.

Kattenwaard, pold. in de Overijsselsche gem. Kampen, 1371 bund. gr.

Katuin, geh, in de Gron. gem. Sloehteren.

Katwijk, of de-Beide-Katwijken-en-het-Zand, gem. in Z.-Holl.,

te zamengesteld uit de beide d. Katwijk-aan-Zee en Katwijk-aan-den-Kijn en de heerl. het Zand. De gem. wordt in het westen door de Noordzee bespoeld en is verder door de Noordwijk, Rijnsburg, Oegstgeest, Valkenburg en Wassenaar bepaald. De oppervlakte — in het geheel 1186 bund — bestaat meest uit alluvisch zand (duingronden), doch in het uiterste oosten uit klei. In 1811 had deze gem. 3777, in 1822 3900, in 1840 4509, in 1874 5200 inw. Bij de telling van Dec. 1869, toen men er 5234 inw. vond, onderscheidde de bevolking zich in 4260 Herv., 466 Chr.-Geref., 10 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth, 3 Rem., 1 Doopsg., 475 R.-Kath. en 12 Isr. Vischvangst en landbouw zijn er de hoofdbronnen der welvaart.

Katwijk, b. in de Z.-Holl. gem. Pijnacker.

Katwijk, of Katwijk-aan-de-Maas, b. in de N.-Brab. gem. Linden, in 1840 met 99 inw. Het ligt bevallig aan de Maas, waarover hier een veelbezocht veer is. De verbinding met den Limb, en Gelderschen oever geschiedt door eene gierpont.

Katwijk-aan-den-Eijn, of Katwijk-Binnen, d. in de Z.-Holl. gem. Katwijk, in 1840 met 1005, in 1870 met 1302 inw. Het wordt door den Rijn doorsneden en behoort tot de fraaiste plaatsen van Rijnland. Men heeft er een Raadhuis, eene merkwaardige Herv. kerk, eene in 1845 gestichte R.-Kath. kerk, een in 1805 gesticht hofje, bokkingrookerijen, enz. De meeste inwoners bestaan van den landbouw. De Herv. kerk prijkt met de prachtige tombe van Willem Baron van Lier en zijne gade Maria van Reygersberg. In 1514 was het d. ver van dien bloeienden staat, waarin het sedert de afschudding van het Spaansche juk kwam. Er waren toen slechts 65 of 66 haardsteden, „daerof datter 20 arme zijn, die van der almisse leven; ende vergaen zeer mits de verstuyvinge van den duynen.quot; Op het voorm. Hof werd in 1831 door den Baron van

-ocr page 640-

634

Wijkersloot, Bisschop van Curium, eene inrichting voor middelbaar onderwijs en opvoeding gesticht.

Katwijk-aan-Zee, of Katwijk-Buiten, d. aan de Noordzee in de Z.-Holl. gem. Katwijk, een der oudste dorpen van Holland. Het had in 1514 145, in 1632 187, in 1732 294, in 1874 591 huizen. De bevolking beliep in 1811 2740, in 1840 3254, in 1870 3386 zielen. Zij bestaan meest van de vischvangst en daarmede verwante bedrijven. Vroeger was er ook een gradeerwerk. Er zijn 2 kerken, eene voor de Herv. en eene voor de Chr.-Geref. — Verder heeft men er eene zee-badinrichting, eene vuurbaak en twee instellingen van weldadigheid. Even ten noorden van het d. zijn de sluizen, waardoor de Eijn (hier het Katwijksche-Kanaal) in de zee uitloopt. Dat de Romeinen zich in de nabuurschap van Katwijk gevestigd hadden, bewijzen de iu 1520 gevonden overblijfselen van Brittenburg. In 1571 werd het d. door vrijbuiters uitgeplunderd, in 1572 in brand gestoken, in 1574 door de Spanjaarden bezet, en tusschen 1690 en 1695 door de Franschen meermalen gebrandschat. Herhaalde malen heeft het d. ook door hooge zeevloeden geleden. Men vindt opgeteekend, dat eens 70, een andermaal 79 huizen te zelfder tijd werden weggespoeld.

Katwijksche-Kanaal, kanaal in Z.-Holl., van 1804 tot 1807 gegraven om den Eijn, welks mond sedert de 9de eeuw verstopt was, nadat een in 1571 en 1572 gegraven uitloozing weder was vernietigd, eene uitloop in de Noordzee te verschaffen. Het kanaal is in 1840 en 1841 toen de droogmaking van het Haarlemmermeer werd aangevangen, veel verbreed en landwaarts in verlengd. Eene kapitale buiten-sluis, eene dnikersluis en twee buitensluizen dienen om hooge zeeën te keeren. Zij worden daarentegen bij een oostenwind geopend om Bijnland van overtollig water te ontlasten.

Katwolde, kleine pold. in de Overijsselsche gem. Zwolle.

Katwoude, of Kadwoude, gem. in N.-Holl., in het oosten door de Zuiderzee en in het zuiden door het Monnickendammergat bespoeld, terwijl zij naar de landzijde door de gem. Edam en Monnickendam wordt bepaald. Zij beslaat 709 bund., alles laag veenland, dat door dijken ingesloten, tot weiden is aangelegd. In 1822 had zij 151, in 1840 182, in 1874 228 inw. Bij de telling van 1870 onderscheidde men er 143 Ned.-Herv., 15 Ev.-Luth., 3 Doopsgez. en 52 E-Kath. De gem. bevat geen dorp, maar 4 gehuchten, als aan den Hoogendijk (in 1870 met 75), Zedde (met 61), Katham (met 44) en Lagendijk (met 33) inw.

Kauter, Hollandsche-Kauter, Zeeuwsohe-Kauter, of Nieuw-

Namen, d. in de Zeeuwsche gem. Clinge, vlak op de Belgische grens. Het was tot 1858 slechts eene b., wier inwoners in het kerkelijke met die van het aanpalende Vlaamsche-Kauter onder de par. Kieldrecht in Oost-Vlaanderen behoorden. In genoemd jaar 1858 werd het eenige zelfstandige kerk. gem., waaraan den naam van Nieuw-Namen werd gegeven, en die na eerst alleen eene „noodkerkquot; bezeten te hebben, in 1860 en 1861 een fraai kerkgebouw bekwam. In 1840 had de Kauter 701, in 1870 823 inw. De inw. bestaan van visscherij, het vlotten van schoraarde voor de dijken en smokkelhandel.

-ocr page 641-

635

Kauwenberg, of Koudenberg, wijk van het N.-Brab. dorp Aarle.

Kauwers-Inlage, of Cauwers-Inlage, poW. van ongeveer 12 bnnd. in de Zeeuwsche gem. Zierikzee, in 1726 bedijkt.

Kawijksehe-Loop, beekje in N.-Brab. dat uit de Peel naar de Bakelsche-Aa vloeit.

Kedichem, gem. in Z.-Holl., tusschen Leerdam, Heukelum, Arkel en Nieuwland, ruim 999 bund, groot. Langs de Linge, die de zuid- en oost-grens vormt, bestaat do grond uit klei, meer in bét noorden uit laag veen. De gem. bad in 1822 362, in 1840 595, in 1874 705 inw. Bij de telling van 1870 (toen er 747 inw. waren') vond men er 735 Herv., 10 Chr.-Geref. en 2 K.-Katb. De meeste inw. vinden een bestaan in de veeteelt, deels ook in den landbouw. De gem. bevat de beide dorpen Kedichem en Oosterwijk.

Het d. Kedichem, aan den Noorder-Lingedijk gebouwd, had in 1840 met den polder 381 inw. Men heeft er eene Herv. kerk. Volgens de overlevering is Kedichem omstreeks den jare 1000 door Heer Fop van Arkel gesticht. In 1479 werd het door de Gelderschen, onder de leiding van een verrader, Klaas van Haaften, verbrand. Door doorbraken en overstroomingen heeft het herhaalde malen geleden, zooals den 21 Januari 1726, den 3 Januari 1741 en in Januari 1820.

Kediohemsche-polder, pold. van 380 bund, in de Z.-Holl. gem. Kedichem.

Kedingen, voorm. richter-ambt in Overijssel, omvattende de tegenwoordige gem. Wierden en Markelo.

Keegen (de), hooge buitengronden langs de Wadden in de Friesche gem. Ferwerderadeel.

Keel (de), vaarwater in den mond der Ooster-Schelde (Zeeland).

Keelaf, plek in de Geld. gem. Kerkwijk, nabij Delwijnen, waar volgens de overlevering een klooster der Tempeliers heeft gestaan.

Keen, kleine stroom, in N.-Brab., die langs Klundert loopt en in de Dintel valt. Vroeger was dit water veel breeder en tot in de tweede helft der 18de eeuw bevaarbaar.

Keenenburg, of Kenenburg, heerl. in Z.-Holl.; thans een deel uitmakende der gem. Schipluiden, afdeeling st. Maartensregt. Zij is bijna 8 bund, groot. De heerl. bevatte weleer het slot Keenenburg, dat in de 11de eeuw een der hoofdsterkten van Maasland uitmaakte. Het werd in 1046 door Keizer Hendrik III belegerd en ingenomen, doch door Graaf Dirk IV van Holland bijna onmiddellijk hernomen. Meermalen verbouwd, is het in 1798 afgebroken.

Keene-polder, polderland in de N.-Brab. gem. Fynaart.

-ocr page 642-

636

Eeene-polder, pold. in de N.-Brab. gem. Zwalnwe, in 1650 bedijkt en 170 bund, groot.

Eeensehe-Gorzenten-Oosten-van-de-Klundert.pold.inN.-Brab.,

deels in de gem. Klundert, deels in de gem. Zevenbergen. Deze polder is omstreeks 1750 bedijkt en 172 bund, groot.

Keensche-Gorzen-ten-Zuiden-van-de-Klundert, pold. in N.-Brab.,

deels in de gem. Fijnaart, deels in Klundert, deels in Standdaarbuiten. Deze polder is in 1768 bedijkt en nagenoeg 180 bund, groot.

Keent, b. in de Geld. gem. Balgoy. Zij bad in 1840 235, in 1872 230 inw. De st. Antoniuskapel alhier is vervallen. De heerl. Keent was reeds in het begin der 15de eeuw met de heerl. Balgoy vereenigd,

Keentsche-polder, pold. in de Geld. gem. Balgoy.

Keer, d. met eene R.-Kath. kerk in Limb. gem. Cadier. Het is van het d. Cadier, alleen door den straatweg tusschen Maastricht en Aken (Aachen) gescheiden. Eerst in 1828 is het burgerlijk met genoemd dorp vereenigd. Vóór dien tijd behoorde bet tot de gem. Heer-en-Keer. Het d. telde in 1840 335, in 1870 375 inw.

Keerberg, heuvel in de Limb. gem. Cadier.

Keern, of Keeren (het), b. in N.-Holl., deels in de gem. Hoorn, deels in de gem. Zwaag. Zij telde in 1840 250 inw., als 212 onder Hoorn, en 38 onder Zwaag. De bevolking van het laatste gedeelte was in 1870 tot 57 toegenomen. De b. ontleent haar naam aan het afdeinzen der Hoeksche Kennemers, onder Willem Nagel, toen deze troepen in 1427 het Kabeljauwsche Hoorn wilden bestoken, doch door een uitval der ingezetenen werden afgeschrikt.

Keern, b. buiten de Keerenpoort der N.-Holl. stad Medemblik.

Keerscliop, of Keersop (de), riviertje in N.-Brab., dat bij Luyks-gestel ontspringt en bij Waalre in den Dommel valt.

Keerschop, geh. in N.-Brab., deels in de gem. Dommelen, deels in de gem. Rythoven of Riethoven.

Keeten (de), b. in de Z.-Holl. gem. Capelle-aan-den-IJssel, in 1840 met 424 inw.

Keeten (de), of Combinatiepolder, pold. van 20 bund, in de N.-Brab. gem. Zwaluwe, in 1833 bedijkt.

Keeten (de), breede stroom in Zeeland, tusschen Tholen en Duive-land. Dit water vereenigt de Ooster-Schelde met de Zijpe.

Keeten-polder, pold. van 345 bund, in de Z.-Holl. gem. Capelle-aan-den-Ussel.

Keijenberg, d. of kerkb. in de Geld. gem. Hengelo. Er is eene R.-Kath. kerk.

-ocr page 643-

fi3 7

Keins, voorm, d. met eene kapel in N.-Holl., aan den oever van de Zijpe. Thans ligt ongeveer te zelfder plaatse het geh. Groot-Keins in de gem. Schagen.

Keinselmeer, meer in de N.-Holl. gem. Eansdorp. Het is 80—90 bund, groot en wordt alleen door den Waterlandschen dijk van de Zuiderzee gescheiden,

Keinsmerbrug. b. in de N.-Holl. gem. de Zijpe, in 1870 met 269 inw.

Keizerbosch, Keysersboscli, of Kaisersbosch, b. in de Limb, gem. Neer, in 1840 met 129, in 1870 met 118 inw. Heer Willem van Hom stichtte hier in 1253 een adellijk stift, aan welks hoofd een proost kwam, die onder de Hornsche Staten de eerste plaats bekleedde. Hier was het graf der Heeren van Horn. Een pachterswoning is al wat thans van dit stift over is.

Keizersguldewaard, pold. in de N.-Brab. gem. Werkendam, in 1840 met 10 inw.

Keizershoofd, voorm. schans op Zuid-Beveland, in 1630 aangelegd, doch in 1682 door eene overstrooming van de Hont vernield.

Keizersveer, veer in de N.-Brab. gem. Raamsdonk, ter plaatse waar het Oude-Maasjo den grooten weg tusschen Gorinchem en Breda afbreekt.

Kokerdom, d. met eene R.-Ivath. kerk in de Geld. gem. Ubbergen, aan den Waaldijk. Het had in 1840 351, in 1872 466 inw. Dit dorp behoorde vroeger tot Cleve en werd eerst bij de grensregeling van 1816 aan Nederland toegevoegd. In Januari 1820, December 1833 en Januari 1834 leed het veel door overstroomingen.

Koldijk, of Keidonk, b. aan de Aa, in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 246 inw.

Keil, havezathe in de Geld. gem. Angerlo.

Kelmond, of Kelmont, b. in de Limb. gem. Beek, in 1840 met 191, in 1870 met 198 inw.

Keipen, b. in de Limb. gem. Grathem, in 1840 met 245, in 1870 met 215 inw.

Kemenad©, geh. in ds N.-Brab. gem. Son c. a.

Kemenade, of Kemnade, uitgestrekt landgoed in de Geld. gem. Bergh, aan den ouden-IJssel.

Kempenland, zuidwestelijk kwartier van de Meierij van 's Hertogenbosch, bevattende de stad Eindhoven, benevens de schepcnsbanken: Veldhoven - Zeelst- en - Blaarthem, Oerle - en - Mereveldhoven, Eersel - Duizel -en - Steensel, Dommelen, Bergeyk - Kiethoven - Westerhoven - Borkel - en

-ocr page 644-

638

Schaft, Lommei, Bladel-Reusel-en-Netersel, Hoogeloon-Hapert-en-Kasteren, Vessem-Wintelre-en-Knegsel, Oostel-en-Middel-Beers, Oirschot, Woensel, Eckart, Strijp-Stratum-en-Gestel, Aalst, Waalre-en-Valkenswaard. De abdij Postel, die tot 1629 onder den schepenstoel van Bladel c. a. had behoord, werd daaraan feitelijk bij het eindigen van den tachtigjarigen oorlog en rechtens door den vrede van Versailles op den 8sten November 1785 ontscheurd. Lommei werd met een deel van Eersel, den Uden November 1807, aan Frankrijk afgestaan in ruil tegen Luyksgestel.

Kempenshofstede, heerl. in de Zeeuwsche gem. Stavenisse, bestaande uit de polders Oud-Kempenshofstede, Nieuw-Kempenshofstede en den Margarethapolder.

Kempkes. b. in de N.-Brab. gem, Veghel, in 1840 met 145, in 1870 met 175 inw.

Kenau-Hasselaar, vervallen fort bij Vlissingen.

Kennemerland, landstreek in N.-Holl., een der oudste deelen van het graafsch. Holland, zich uitstrekkende langs de Noordzee en naar de landzijde bepaald door West-Friesland, Waterland, Amstelland en Eijn-land. Het was ten tijde der Republiek verdeeld in de baljuwschappen: Kennemerland, Brederode, Beverwijk-en-Blois, de Nieuwburgen en de Egmonden. Verder omvatte het de vrije heerlijkheden Assendelft, Bak-kum, Wimmenum, Bergen, Putten en Callantsoog. De hoofdstad van Kennemerland was Haarlem. Alkmaar werd veelal de tweede hoofdstad genoemd.

Kennemerland, voorm. balj. in N.-Holl., bevattende de bannen van Akersloot, Uitgeest-en-Marken-binnen, Limmen, Heilo-en-Oesdom, Heemskerk, Castricum, Groet, Wormer, Jisp, Oostzaan (met Oost-Zaandam), Aalsmeer, Spaarndam, Heemstede, Berkenrode, Sloten-Sloterdijk-Osdorp-en-de-Vrije-Geer, Eaasdorp, Houtrijk-en-Polanen, Nieuwerkerk-aan-den-Drecht-Zuid-Schalkwijk-en-Vijfhuizen , Rietwijk-en-Rietwijkeroord, Schoo-ter-Vlieland, Schooterbosch-tloogerwoerd-en-Zanen.

Kenwerd, geh. in de Gron. gem. Oldehove.

Keppel, fraai kasteel in de Geld. gem. Hummelo-en-Keppel, aan de oostzijde van het vlek of d. Laag-Keppel. Het is het middelpunt der heerl. Keppel, die behalve Laag-Keppel ook het d. Hoog-Keppel en de b. Eldrik bevat, en 865 bund, groot is. Uit het geslacht van Voorst is deze heerl. in het bezit van dat van Pallandt gekomen. In 1502 werd het kasteel te Keppel door de Cleefschen, in 1510 door de Utrechtschen en in 1582 door de Staatschen belegerd. In 1672 was er een tijd lang het hoofdkwartier van Louis XIV.

Kerk-Avezaath, of Kerk-Avezaat, fraai d. in de Geld. gem. Zoelen. Men vindt er eene Herv. kerk en de lustplaats Teisterband. In 1840 had het 449, in 1873 484 inw.

-ocr page 645-

639

Kerkebreek, meer in de N.-Holl. gem. Landsmeer. In de laatste jaren zijn herhaalde malen plannen gemaakt om dezen plas te bedijken, en in 1868 werkelijk eenige voorbereidende werken aangevangen. Doch zij zijn niet voortgezet, en de verleende concessie is ingetrokken.

Kerkeburen, wijk van het Friesche d. Dronrijp (Menaldumadeel).

Kerkeburen, geh. by het Friesche d. Harich (Gaasterland).

Kerkeburen, geh. bij het Friesche d. Irnsum (Rauwerderhem).

Kerkenboseh, of Zuidwolde, d. met eene Herv. kerk in de Drenthsche gem. Zuidwolde. Het telde binnen de kom in 1870 336 bew. De zeer oude kerk der Herv., is in 1828 door een nieuw gebouw vervangen.

Eerkendijk, geh. in de Z.-Holl. gem. IJsselmonde.

Kerk onland, pold. van 16 bund, in de N,-Brab. gem. Zwaluwe, in 1650 bedijkt.

Kerk-en-Zanen, pold. van 889 bund, in de Z.-Holl. gem. Alphenen-Rietveld.

Kerkepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Ond-Vossemeer, in 1410 bedijkt en 203 bund, groot.

Kerkepolder, polderland in de Zeeuwsche gem. Neuzen, een deel van den Triniteitspolder uitmakende.

Kerkerijtje, voorm. water in de N.-Holl. gem. Nieuwe-Niedorp, nagenoeg 20 bund, groot. Het is in 1857 drooggemaakt.

Kerkhof, geh. in de N.-Brab. gem. Heeze. Vroeger vormde het de kom van het d. Heeze, waar o. a. de parochiale kerk stond.

Kerkhof (het), of het Oude-Kerkhof, geh. in de Zeeuwsche gem. Poortvliet.

Kerkhoven, b. in de N.-Brab. gem. Oisterwijk, in 1840 met 192, in 1870 met 239 inw.

Kerkmeer, drooggem. meer in de N.-Holl. gem. Oudcarspel, in 1621 bedijkt en 61 bund, groot.

Kerkpolder, pold. in Z.-Holl., deels in de gem. Hof-van-Delft, deels in de gem. Schipluiden. De grootte beloopt 243 bund.

Kerkrade, dek. van het bisdom Roermond, bevattende 14 par. en 1 rectoraat. De par. zijn: Bocholtz, Eygelshoven, Heerlen, Heerlerheide, Kerkrade, Klimmen, Nieuwenhagen, Rimburg, Schaesberg, Simpelveld, Spekholzerheide, Ubaeh-over-Worms (Waubach), Ubachsberg, Voerendaal. Het rectoraat is Weiten. Openbare kapellen zijn te Kloosterrade (Kerkrade), Geleenboseh en Palenberg (Schaesberg).

-ocr page 646-

640

Kerkrade, gem. in Limb., bepaald door Heerlen, Schaesberg, Nieuwen hagen en Eygelshoven in Nederland, en Horbach, 's Herzogenrath ('sHertogenrade) en Merckstein in Pruissen. Zij beslaat 1839bund.,bestaande de oppervlakte uit Limburjjsehe klei, terwijl de ondergrond rijke lagen van steenkool bevat. In het noord-oosten wordt de gem. door de kleine rivier de Worm, Worms ol'Wurm bespoeld, terwijl zij in het midden doorsneden wordt door de Molenbeek, die er de Crombaeheibeek opneemt. In 1822 had Kerkrade 2930, in 1840 3951, in 1874 5436 in'.v. In laatstgen. jaar vond men er 5419 R.-Kath. en 17 Herv. De landbouw is een voornaam middel van bestaan. Verder het ontginnen der mijnen, wier bloei door den thans voltooiden spoorweg naar Simpelveld zeer bevorderd zal worden. Er zijn ook 2 steenbakkerijen, 1 pannenbakkerij en 5 water-korenmolens, waarvan ée'n tevens tot moutmolen, één tevens tot oliemolen dient. In 1873 zijn uit de dominiale steenkoolmijnen Groot-Athwerk en Kauschenwerk 895,200 en uit de mijn Neu-Priek 335,836 hectoliter steenkool gedolven. Eenige voordeelen voor de bev. ontspruiten uit de vestiging der onderafdeeling van het bisschoppelijk seminarie binnen deze gem., namelijk in de voorm. abdij Kloosterrade of Rolduc.

De gem. bevat de dorpen Kerkrade en Spekholzerheide, de buurten Holz (met Kloosterrade), Blijerheide, Chevremont of Kervermunt, Nulland Onder-Spekholz, Vink, Gracht, Haenrade of Hahnrade, Ham, Kaalheide of Kahlheide, Kloosterbosch, Bril en Nieuwstraat, deelen van Locht en, Bovenste-Locht, benevens de geh. Hopel, Holzbroek, Kriekelberg, Wie-bach, Dentgenbach, Vauputs en Valkenhuizen of Falkenhausen.

Het d. Kerkrade ligt aan den weg van Heerlen naar 's Hertogenrade en bevatte in 1840 560, in 1870 723 inw. Er is eene fraaie, ruime R.-Kath. kerk.

Kerkweg, weg waaraan het N.-Holl. dorp Veenhuizen is gebouwd.

Kerkwerve, gem. op het Zeeuwsche eil. Schouwen, in het zuid-w. door de Ooster-Schelde bespoela en naar de landzijde bepaald door Zie-rikzee, Noordgouwe, Zonnemaire, Brouwershaven, Duivendijke en Seroos-kerke. Zij is uit de vier heerl. Kerkwerve, Nieuwerkerke, Rengerskerke en Zuidland saamgesteld en beslaat 1931 bund., alles kleigrond. De inw. die meest van den landbouw bestaan, waren in 1822 ten getale van 572, in 1840 van 502, in 1874 van 641, in laatstgen. jaar onderscheiden in 544 Herv., 89 Chr.-Geref. en 8 R. Kath. De gem. bevat het d. Kerkwerve, de b. Nieuwerkerk en Rengerskerke, het geh. Zuidland en het huis Mo-riaanshoofd.

Het d. Kerkwerve is zeer oud. Het prijkte vroeger met het Kasteel te Werve. Het telde in 1840 233, in 1870 292 inw., en heeft eene Herv. kerk. In 1575 werd dit d. door de Spanjaarden in brand gestoken, die er in 1576 met sloepen terugkeerden, doch toen door de Zeeuwen onder Joost van den Ende deerlijk werden gehavend.

Kerkwetering, vaart in den Overijsselsche polder Mastenbroek.

^Korkwijll) ê©111, Geld., in het midden van den Bommelerwaardj

-ocr page 647-

641

bestaande uit de heerlijkheden Kerkwijk, Bruchem en Delwijnen en ingesloten door de gem. Zalt-Bommel, Hurwenen, Rossem, Driel, Hedel, Ammerzoden, Pouderoijen en Gameren. Zij beslaat 1345 bund, en heeft een kleibodem, die deels tot weiden, deels tot akkers is aangelegd. In 1822 had deze gem. 613, in 1840 879, in 1872 929, in 1874 899 inw. In 1872 vond men er: 910 Herv., 9 Chr-Geref. en 10 R.-Kath. De gem. bevat de beide dorpen Bruchem en Kerkwijk, benevens de b. Delwijnen.

Het d. Kerkwijk ligt wijd uiteen. De meeste huizen staan tusschen boomgaarden en moestuinen, veelal op hoogten tegen overstroomingen. Ook de Herv. kerk en de pastorie zijn op een verhoogd terrein aangelegd. In 1840 had Kerkwijk 169, in 1870 211 inw.

Kerkwijker-polder, polder van 201 bund, in de Geld. gem. Kerkwijk.

Kernheira, landhuis in de Geld. gem. Ede, in den hertogelijken tijd een sterk kasteel. Op een der nabijgelegeu heuveltoppen staat een gedenkteeken voor mejufvrouw Anna Maria Moens, die op Kernheim in 1832 overleed. Het werd door dankbare leerlingen opgericht. Kernheim toch was in haar tijd een der meest beroemde opvoedings-inrichtingen van Nederland.

Kersloot, geh. in de N.-Holl. gem. Grosthuizen.

Kerverland, of Kerfland, pold. van 109 b. in de Z.-Holl. gemeenten Waarder en Barwoutswaarder.

Kessel, of Land-van-Kessel, landstreek tusschen de Maas en de Peel, oudtijds ingesloten door het Brabantsch kwartier Peelland, de heerl. Cuyk, de voogdijen Gelder en Stralen, de stad Venlo en haar bantuin, de heerl. Tegelen van het hert. Gulik, het ambt van Montfort, het graafschap Horn en de Geldersche heerl. Meijel. Het bevat het oostelijk deel van de Peel en den meer vtuchtbaren zoom aan de Maas. De hoofddorpen zijn: Kessel, Helden, Maasbree, Blerik, Baarlo, Grubbenvorst, Dottum, Sevenum, Horst, Venray, Geysieren, Wanssum, Meerlo, Blitterswijk, Broekhuizen en Broekhuizervorst.

Het Land van Kessel was vroeger een graafschap, van welks bezitters Hendrik van Kessel, die in den slag bij Andernach ten jare 1114 het leven verloor, ons het eerst bij name bekend is. Als zijne opvolgers komen in oorkonden voor: Walter, Hendrik II (die ook Graaf van Grevenbroich werd;, Hendrik Hf, Willem en Hendrik IV. Naar het schijnt sloot deze laatste met Graaf Reinald I van Gelder eene overeenkomst betreffende het slot en het Land van Kessel, want in October 1279 werd Godfried van den Bergh slotvoogd te Kessel voor den Gelderschen Graaf en ontving jaarlijks voor zich en zijn beide zonen eene wedde van 30 mark uit de tollen en beden van Kessel om het kasteel te bewaren. In 1286 komende schildknapen Jan en Matthijs van Kessel als Geldersche leenmannen voor, en sedert den dood van Hendrik IV, die in of omstreeks 1289 voorviel, wordt van geen graven van Kessel meer gewaagd. Kessel bleef een Geldersch domein, hetgeen door den Graaf of Hertog aan een

41

-ocr page 648-

642

of meer zijner ridders in leen werd uitgegeven. Niettemin bleef het land nog verder den naam graafschap voeren, zoo als in 1405, toen Hertog Eeinald IV Kessel ten waarborg stelde aan den Hertog van Orleans voor zekere sommen. Inmiddels waren reeds eenige bijzondere heerlijkheden in dit gewest uitgegeven, zoo als Geysteren in 1304.

Kessel, gem. in Limburg, tusscben Helden, Maasbreo, Belfeld, Beesel en Neer, 2221 bund, groot en in 1822 door 987, in 1840 door 1248, en in 1874 door 1268 ingezetenen bewoond. In het oosten en zuidoosten wordt deze gem. door de Maas bespoeld, waarlangs de grond door rivier-klei is gevormd. Overigens echter bestaat de oppervlakte, die door de Tasbeek van het westen naar het oosten wordt doorsneden, uit diluvisch zand. De inw., die allen de E.-Kath. godsdienst belijden, bestaan meerendeels van den landbouw. Eenigen houden zich met steen- en pannenbakkerij, brouwerij, olieslaan, scheepstimmeren of linnenweven bezig. De gem. bevat het d. Kessel, de buurten Kesseleyk, het Broek, het Veer en Hout, benevens de geh. Ooijen, Donck en Spurt.

Het d. Kessel, in 1840 met 368, in 1870 met 364 inw., ligt aan de Maas en behoort tot de oudste plaatsen des Hertogdoms. Het heeft twee marktpleinen, een groot, in 1840 gebouwd raadhuis, eene E.-Kath. kerk en een op eene hoogte gelegen kasteel, dat wel is waar in de bouworde van den grafelijken tijd is opgetrokken, doch naar het algemeen gevoelen ter plaatse staat van het Castellum-Menapiorum der Eomeinen. Onderscheidene oudheden hier en in de nabijheid, ook nog in den jongsten tijd, opgedolven, strekken om den Eomeinschen oorsprong van deze sterkte te bevestigen.

Eessel, d. in de N.-Brab. gem. Alem-Maren-en-Kessel, in 1840 met 298 inw. De heerl. Kessel is o. a. bezeten door de geslachten van Dongen-rode. Ranst, Horn, Nassau-Saarbrücken, Bicker, Sydenhagen en Esné. Hun kasteel alhier is in 1801 gesloopt. Vroeger had men er twee kerken, een voor de Herv. en een voor de R.-Kath. Nadat de oude parochiekerk ten jare 1800 aan de E.-Kath. was teruggegeven, werd voor de Herv. een gewoon huis tot het houden van godsdienstoefeningen ingericht.

Kesseleyk, of Kesaeleik, b. in de Limb. gem. Kessel, in 1840 met 244, in 1870 met 248 inw.

Kesselsche-Biunenwaard, buitenpolder aan de Maas, in de N.-Brab. gem. Alem c. a.

Eesselsche-Buitenwaard, buitenpold. aan de Maas, in de N.-Brab. gem. Alem c. a.

Kessenich, heerl., die door het graafschap Horn, de voorm. abdij Thorn, het bisd. Luik en het hert. Gelder begrensd, onmiddellijk van den keizer werd ter leen gehouden. De eerste heer van Kessenich die in de geschiedenis voorkomt, was Arnold van Kessenich, die met Lodewijk Graaf van Loon een charter van 1155, ten gunste der abdij van Averbode bezegelde. Kessenich is vervolgens in het bezit gekomen der geslachten

-ocr page 649-

643

van Argenteau, Horn, Waes 1), van der Noot en Michiels van Kessenich. Van deze oude heerl. of baronie is aan Nederland bij de scheiding met België in 1839 de gem. Hunsel toebedeeld.

Kesteren, gem. in Geld., gevormd door de drie heerl. Resteren, Op-hensden en Leede-en-Oudewaard. Zij beslaat 1703 bund, en wordt omringd door de Geld. gemeenten Lienden, Echteld, Dodewaard, Heteren en Wa-geningen, en de Utr. gem. Rhenen, loopende de grens met de laatstgem. door het midden van den Rijn. De grond, het oostelijk deel der Neder-Betuwe, bestaat uit vruchtbare klei, ten gevolge waarvan de landbouw hier de voornaamste bron van welvaart uitmaakt. In 1822 had Kesteren 1553, in 1840 1975, in 1874 2529 inw. Ten jare 1872 onderscheidde men deze bevolking in 2452 Herv., 7 Luth., 2 Chr.-Geref., 57 R.-Kath. en 4 Isr. Men vindt in deze gem. eene steenbakkerij en een aardappel-siroop-fabriek. Zij bevat de beide dorpen Kesteren en Opheusden, benevens een groot aantal verstrooide woningen.

Het d. Kesteren, waarschijnlijk het oude Castra uit den tijd der Romeinen, was vroeger de hoofdplaats der Neder-Betuwe. Het heeft eene merkwaardige kerk en bevatte in 1870 756 inw., waarvan 67 binnen de dorpskom. De oude heerl. Kesteren had in 1840 552, in 1872 744 bew.

Kesteren, pold. van 595 bund, in de Geld. gem, Kesteren, bevattende dezelfde uitgestrektheid als de heerlijkheid.

Eeteldal, fraaie vallei in de Geld. gem. Ubbergen.

Ketel (de), of het Keteldiep, een der monden van den IJssel in de gem. Kampen, tasschen den Vossenwaard en den Kattenwaard. In 1840 is eene som van meer dan 3 ton gouds aan de verbetering van dezen riviermond besteed, zoodat de Ketel sedert het voornaamste vaarwater van Kampen naar zee is, het eenige voor groote schepen. De dijken ter wederzijde van den Ketel eindigen in regtlijnig zeewaarts loopende kribben van 3300 el.

Ketel (de), polderland in de N.-Brab. gem. Klundert, bijna 50 bund, groot.

Ketelpolder, polderland ter grootte van 190 bund, van den Royalen polder in de N.-Brab. gem. Zwalnwe.

41*

1

Een der leden van üt geslacht, Franciscus Jacob, Baron van Waes, Heer van Kessenich, Hunsel enz., was kolonel in dienst der Staten-Generaal, eu met de waardigheid van kommandant van Stevensweert bekleed. Dit veranderde natuurlijk niets aan den staatkundigen toestand van Kessenich, hetwelk eene rijksheerlijkheid bleef. Zoo Statenvolk dus in 1714 Pfalzische soldaten van daar verdreef, geschiedde dit niet omdat wdit dorp voorheen aan Hunne Hoog-mogenden heeft behoord , zoo als W. A. Bachiene in zijne Beschrijving der Vereenigde Nederlanden, Deel V, bladz., 143 verzekert. De Staten handhaafden slechts een hunner krijgsoversten in zijne rechten. Van der Aa heeft den naam Kessenich niet en plaatst Hunsel in het Land van Thorn.

-ocr page 650-

644

Kethel, d. in de Z.-Holl. gem. Kethel-en-Spaland. Er zijn kerken voor de Herv. en de B.-Kath., van welken de laatste op eenigen afstand van de kom is gelegen. Deze kom had in 1840 264, in 1870 321 inw.

Kethel-en-Spaland, gem, in Z.-Holl., tusscheu Schiedam, Vlaar-dinger-Ambacht, Hof-van-Delft, Vrijenban en Overschie, met zeer onregelmatige grenzen naar de noordwestzijde, zijnde de zijde naar Vlaardinger-Ambacht. Zij heeft bij het begin van 1868 een deel van haar grondgebied ten behoeve der gem. Schiedam moeten missen, waardoor hare uitgestrektheid van 1448 tot 1215 bund, inkromp. Deze inkrimping is van grooten invloed geweest op het cijfer der bevolking, daar vroeger zelfs eene voorstad van Schiedam tot Kethel behoorde: 470 bewoners gingen nameiyk 1 Jan. 1868 aan Schiedam over. In 1822 had de gem. 784, in 1840 812, in 1867 1478, in 1868 1042, in 1874 1030 inw. Bij de telling van 1870 onderscheidde men er: 505 Herv., 6 Chr.-Geref., 4 Ev.-Luth., 1 Rem., en 455 R.-Kath. De inw. bestaan meest van veeteelt, deels ook van landbouw en veenderij, bestaande de grond in het zuidwesten uit kleiland, in het noordoosten uit venen. In het oosten wordt de gem. door de Schie bespeeld, en in het midden door de Poldervaart doorsneden. De gem. bestaat nit de heerlijkheden Kethel en Spaland, of uit den Oost-Abtspolder en den West-Abtspolder, benevens deelen van den Noord-Kethelpolder, Holiërhoeksche-polder en Harger-polder.

Kets, geh. op het N.-Holl. eil. Marken.

Kettingwier, geh. bij het Friesche d. Westergeest in de gem. Kollu-merland c. a.

Keukendijken (de), dijken in N.-Holl., die de Zeevang en Etersheim tegen overstroomingen van de Zuiderzee beveiligen.

Keukenhof, voornaam landgoed in de Z.-Holl. gem. Lisse.

Keulhorst, of Coelhorst, buurtschap met een gelijknamig landgoed in de Ütr. gem. Hoogland, in 1840 met 110 inw. Vóór de slichting der Herv. kerk aan den Ham, vergaiierden do inwoners van Hoogland in eene kapel alhier tot gemeenschappelijke godsdienstoefening.

Keulseha Vaart, waterweg van Amsterdam naar den Rijn, gevormd, door den Amstel, de Weespervaart, de üaasp, de Smal Weesp, de Vecht, de Ehedervaart en den Vaartschen-Rijn. De bezwaren aan deze vaart voor groote schepen verbonden, vooral uithoofde der geringe diepte van eenige panden, wegens de sluizen en tollen, doen den Amsterdamschen handel en de scheepvaart wenschen naar eene verbeterde vaart, waarbij vooral het oog gevestigd is op een kanaal door de Geldersche-Vallei.

KeunenhOtik, b. in de N. Brab. gem. Builel, in 1840 met 132, in 1870 met 12S inw.

Keup, geh. in de Limb. gem. Helden in 1870 met 51 inw.

Keutenberg, geh. in de Limb. gem. Wijlre', in 1810 met 69, in 1870 met 59 inw.

Keverdijksehe-en-Reaalspoldei', pold. in N.-Holl., deels in de gem. Weespercarspel, deels in Weesp, 375 bund, groot.

-ocr page 651-

645

Keverdijksche-Overscheensche-polder, pold. van 325 bund.

in de N.-Holl. gem. Naarden.

Keverberg, pachthoeve in de Limb, gem, Voerendaal, ter plaatse waar vroeger het kasteel Keverberg heeft gestaan.

Kibbelgaarn, of Kibbelg iren, geh. in de Gron. gem. Veendam, in 1840 met 55, in 1870 met 123 iuw.

Kibbel vaartje, watertje in de N.-Brab. gem. Eucphen en Hoeven c.a.

Kie (de), geh. in de ïriesche gem. Franeker.

Kie (de), geh. onder het Friesche d. Greonterp, gem. Wonseradeel.

Kiefwaard, of Kijfwaard, geh. in Geld., deels in de gem. Herwen-en-Aerdt, deels in de gem. Pannerden.

Kiekberg (de), berg in de Limb. gem. Mook-en-Middelaar.

Kiel (de), b. in de Gron. gem. Hoogezand, in 1840 met 13S, in 1870 met 22S inw. Zij is eene in 1647 gestichte kolonie en strekt zich langs eene vaart uit, het Kielster-kanaal, dat uit het Sehuitendiep in zuidoostelijke richting is gedolven.

Kiors, wijk van den Drenthsche b. ten Arloo, in de gem. Zuidwolde.

Kiesheid (de), pold. van 152 bund, in Z.-Holl., deels in de gem. Pernis, deels in de gem. Rhoon.

Kiesterzijl of Kiestrazijl, sluis in de gem. Franeker, bij het d. Herbajum. Zij is aangelegd in de Harlinger trekvaart als waterkeering ter hoogte van den Slachtedijk. Zij werd in 1837 verbeterd en van eene nieuwe draaibrug voorzien.

Kievit, of Kivit, geh. in de Limb. gem. Posterholt, met een grens-kantoor der belastingen.

Kievitenpolder, pold. uit lage duinen en duindellen bestaande, in de Zeeuwsche gem. Cadzand, 70 bund, groot.

Kievitsbuurt, geh. in de Utrechtsche gem. Breukelen-st.-Pieters, in het veen.

Kievitshaar, geh. in de Overijsselsche gem. Avereost.

Kievitswaard, pold. in de N.-Brab. gem Werkendam, 36 bund, groot, in 1840 met 12 bew.

Kijf-en-Eendragt, pold. in de N.-Holl. gem. Alkmaar, 113 b. groot.

Kijfhook, heeri. in de Z.-Holl. gem. Groote-Lindt, tot 1857 eene zelfstandige gemeente, die 235 bund, besloeg, in 1822 133, in 1840 92 inw. telde. In 1870 had Kijfhoek, als ged. van Groote-Lindt, 100 inw. De heerl. bevat het kleine d. Kijfhoek, dat aan de Devel ligt en eene Herv. kerk heeft.

Kijfhoek, of Kijfhoekwaard, pold. in de N.-Brab. gem. Dussen, 54 bund, groot.

-ocr page 652-

646

Kijfpolder, pold. van 60 bund, in de N.-Holl. gem. Alkmaar.

Kijfpolder. of Middelbuurtpolder, pold. van 35 bund, in de N.-Holl. gem. Akersloot.

Kijkduin, fort in de N.-Holl. gem. de Helder, op een hoog duin, met een vuurtoren. Fort en vuurtoren zijn beiden bewonderenswaardige werken. De sterkte verdient vooral opmerking wegens hare wallen en on-deraardsche gangen, waarheen men langs 36 tot 44 trappen afdaalt. De toren, dien men met 110 trappen beklimt, verheft zich 47 el boven het gewone waterpas en heeft een prachtigen lichttoestel. Dit licht bestaat uit 26 Argaatsche lampen en is op 4 Duitsche mijlen zichtbaar. In hot gezicht van dit duin viel op de Noordzee, den 21 Augustus 1673, een roemrijke slag voor van de Nederlandsche vloot, onder de Ruyter, tegen de vereenigde Engelsche en Fransche zeemacht, onder Prins Kobert en den Graaf d'Estrées. De stichting van het fort dagteekent van 1811—1813, die van den vuurtoren van 1822.

Kijk-in-de-Vecht, boerenhofstede in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, aan het Zwartewater en tegenover den mond van de Vecht. De hofstede vervangt eene schans, in vroegere eeuwen aangelegd, om den vijand het naderen van Zwolle te beletten.

Kijkuit, geh. in de Zeeuwsche gem. Axel. Er is hier een halt van den spoorweg Mechelen—ter-Neuzen. Vroeger lag hier eene schans.

Kijkuit, fort in de N.-Holl. gem. Kortenhoef, nabij het Horstermeer.

Kijkuitpolder, pold. van 51 bund, in de Zeeuwsche gem. Zonne-maire, in 1697 bedijkt. Het vroegere land te dezer plaatse was den 1 November 1570 overstroomd.

Kijl (de), geh. in de Gron. gem. Wedde.

Kijmmelswijk, wijk in de Drenthsche gem. Smilde.

Kijvelanden, streek in de Z.-Holl. gem. Foortugaal, 550 b. groot.

Kikkerpolder, of Poelgeesterpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Oegstgeest, 256 b. groot.

Kil (de), stroom in de N.-Holl. landstreek Kennemerland, die vóór het leggen van den Nieuwendam het vaarwater vormde tusschen het Wijker-meer en het Alkmaardermeer.

Kilder, b. in de Geld. gem. Bergh, in 1840 met 448, in 1872 met 516 inw. Zij heeft eene schilderachtige ligging tegen de hoogten van het Bergherbosch.

Killenbeek, beek in de Geld. gem. Ermelo, die bij Hoophuizen in de Zuiderzee valt.

Kille, b. in de N.-Brab. gem. de-Werken-en-Sleeuwijk, in 1840 met 216, in 1870 met 286 inw.

Kilpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. 's Gravendeel.

-ocr page 653-

647

Kimswerd, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Wonsera-deel, aan de vaart van Harlingen naar Bolsward. Het had in 1811 358, in 1840 436, in 1874 685 inw., die van het geh. Dijkstrabaren (in 1840 38) medegerekend. Vroeger stonden nabij dit d. de staten Bonnema, Hiemstra, Watsma, Sytzama, Osinga en Bonga, thans boerenplaatsen.

Kinderdijk, dijk in Z.-Holl., uitmakende het ged. van den Hoogen-dijk om den Alblasserwaard, strekkende van den dam te Alblasserdam noordwaarts tot de scheiding van deze gem. en Nieuw-Lekkerland. De dijk is in zijne geheele lengte zoowel met huizen, als met groote en kleinere scheepstimmerwerven bezet. De overlevering zegt, dat deze dijk den naam heeft ontvangen naar een kind, dat bij de overstrooming van den Z.-Hollandschen-Waard in November 1421 in eene wieg hier aanspoelde. Anderen meenen dat de naam afkomstig is van een kleinen of kinderdijk.

Kinder-Verlaat, geh. in de Gron. gem. Hoogkerk, aan het Adu-arderdiep.

Kind-van-Trente, geh. in de Zeeuwsche gem. Kruiningen.

Kingmatille, of Keimpetille, b. in de Friesche gem. Franekeradeel, bij het d. Zweins, in 1840 met 122 inw. Zij ontleent haar naam aan de state Kingma en eene brug over de Leeuwarder trekvaart. Er is een tegelwerk.

Kinkelenburg, adell. huis in de Geld. gem. Bemmel.

Kinkhorst (de), voorm. kasteel bij Meppel, in 1510 door Eudolf van Munster, Drost van Coevorden, gesticht, doch in 1513 door de Kampenaren, met hulp van 200 voetknechten, ingenomen en gesloopt.

Enkhoven, b. in de Limb. gem. Neer, in 1840 met 150, in 1870 met 120 inw.

Kinnum, of Kennum, geh. op het N.-Holl. eiland Terschelling, in 1860 met 78, in 1870 met 91 inw.

Kippereind, geh. in de N.-Brab. gem. Reuse!.

Kitsersinlage, pold. van 16 bund, in de Zeeuwsche gem. Zierikzee.

Kivitspolder, pold. van 25 bund, in de Zeeuwsche gem. Hontenisse.

Klaarkamp, voorm. abdij voor monniken van de Bernardiner of Cisterciënserorde, nabij het Friesche d. Einsumageest (gem. Dantumadeel), waarschijnlijk in de 12de eeuw gesticht en na de Hervorming vernietigd. Ter plaatse waar het gestaan heeft, vindt men thans drie boerenplaatsen.

Klaarstraat, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 125, in 1870 met 106 inw.

Klaarwater, voorm. nonnenklooster in de Geld. gem. Oldenbroek, in 1415 gesticht.

Klaarwaterswaard, pold. in de Geld. gem. Oldenbroek, 62 bund, groot.

Klaas-Engölbregtspolder, pold, in de Z.-Holl. gem. Schipluiden.

-ocr page 654-

648

Klaas-Hennepoelpolder, pold. van 10 bund, in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Klaas-Hoornpolder, pold. van 57 bund, in de N.-Holl. gem. Akersloot.

Klaaskinderen, voorm. d. en pold. op het Zeeuwsche eil. Schouwen, den 14den December 1511 door overstrooming vernield.

Klaaskin derkarke, geh., doch in vorige eeuwen een dorp, in de Zeeuwsche gem. Duivendijke, in 1870 met 48 inw. De voorm. heerl. Klaaskinderkerke is groot 331 bund. Zij had in 1840 69 inw.

Klaaswaal, gem. in Z.-Holl., tusschen Oud-Beijerland, Westmaas, Slrijen, Numansdorp en Zuid Beijerland, met eene oppervlakte van 1454 bund. De vruchtbare kleigrond bestaat uit de polders Oud-Cromstrijen, Nieuw-Cromstrijen en een gedeelte van den Westmaas-Nieuwlandspolder. In 1822 had Klaaswaal 981, in 1840 1204, in 1874 1468 inw,, meest allen landbouwers. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 1345 Herv , 3 Chr.-Ueref., 21 R.-Kath., 3 Isr. Behalve het d. Klaaswaal, bevat de gem. de b. Oude-Sluis, het geh. Bommeskous en een aantal verspreide woningen.

Het d. Klaaswaal, in het midden van den Hoekschen-Waard, heeft eene Herv. Kerk. Het had in 1840 651, in 1870 758 inw. In 1710 leed het veel door een zwaren brand.

Kladde, of Leemkladde, b. in N.-Brab., deels in de gem. Steenbergen, deels in de gem. Halsteren.

Klapdorenpoldertje, pold. van nagenoeg 12 bund, in de N.-Brab. gem. Eaamsdonk.

Klappenberg, b. in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, in 1840 met 161 inw.

Klappolder, pold. in de N.-Holl. gem. Alkmaar,bijna 156 bund, groot.

Klapvaren, geh. in de Limb. gem. Eoggel.

Klarenbeek, prachtig landgoed in het noordoosten der gem. Arnhem, met vele beroemde punten, waaronder Monnikhuizen, de Beuzen-Trappen, de Steenen-Tafel enz.

Klarenbeek, d. of kerkb. in de Geld. gem. Voorst. Op het landgoed Klarenbeek werd in 1847 door den heer J. E. Krepel een E.-Kath. kerk gesticht.

Klaterbuurt, b. in de N.-Holl. gem. Beemster, door de ringsloot dezer bedijking van het d. de Rijp gescheiden.

Klaverpolder, polderland ter grootte van 182 bund, in de N.-Brab. gem. Zwaluwe.

Klatering, b. in de Drenthsche gem. Bellen, in 1811 met 41, in 1840 met 54, in 1870 met 93 inw.

-ocr page 655-

649

Klaverkampen (de), of Aerdtsche-XJiterwaarden, pold. in de Geld. gem. Herwen-en-Aerdt, groot 20 bund.

Klaverwaard-en-Wolfswaard, pold. van 166 bnnd. in de Geld. gem. Heteren.

Kleef, bouwval in de N.-Holl. gem. Schooten c. a., weinige minuten buiten Haarlem. Waarschijnlijk is bet slot Kleef gesticht in de tweede helft der 14de eeuw. Don Frederik had op dit huis zijn hoofdkwartier, toen hij in 1573 Haarlem belegerde. Na het overizaan der stad lieten de Spanjaarden het door buskruid in de lucht springen. Ter zijde van den bouwval staat eeno boerenwoning met een toren.

Kleef, of het Land van Kleef, b. in de N -Brab. gem. Loon-op-Zaud, in 1840 met 102 inw.

Kleefsche-Waard, pold. in de Geld. gem. Arnhem, ruim 61 bund, groot.

Klei (de), b. in de Z.-Holl. gem. Noordwijk.

Klei (de), geh. in de Gron gem. ülrum.

Kleibroek, geh. in de N.-Holl. gem. Castricum.

Kleimeer, pold. van 66 bund, in de N.-Holl. gem. Koedijk. Deze pold. is een voorm. plas, die in 1567 werd bedijkt en drooggemalen.

Kleijenburg, b. in de Friesche gem. Leeuwarden aan de Tijne, uitmakende de verlenging van het Vliet.

Klein-Azewijn, b. in de Geld. gem. Bergh, in 1840 met 104, in

1872 met 98 inw.

Klein-Baarzandepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Groede, in 1510 bedijkt en 80 bund, groot.

Klein-Babberspolder, pold. van 22 bund, in de Z.-Holl. gem. Vlaardinger-ambacht.

Klein-Bedaf, geh. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau.

Kloin-Berghem, geh. in de Limb. gem. Ulestraten.

Klein-Boeimeer, streek land in de N.-Brab. gem. Princenhage, 63 bund, groot.

Kleln-Borkel, geh. in de N.-Brab. gem. Borkel-en-Schaft.

Klein-Brabant, geh. in de Zeeuwsche gem. Waterlandkerkje, in 1840 met 80 inw.

Klein-Cambronpolder, pold. van 65 bund, in de Zeeuwsche gem. Stoppeldijk, in 1770 ingedijkt.

Klein-Covelswade, streek in de gem. Utrecht, eene oude heerl.

Klein-Cromstrijec, pold. van 226 bund, in de Z.-Holl. gem. Klaaswaal.

-ocr page 656-

650

Elein-Delfgasuw, geh. in de Z.-Holl. gem. Vrijenban.

Klein-Dochteren, b. in Geld.; deels in de gem. Lochem, deels in Laren, aan den weg van Zutphen naar Lochem. Daarbij vindt men, onder Laren, het groote, schoone landgoed Boekhorst.

Klein-Dongen, b. in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 339 inw.

Klein-Duivendrecht, b. in de N.-Holl. gem. Ouder-Amstel, in 1840 met 112 inw.

Klein-Eindhoven, geh. in de N.-Brab. gem. Zeelst.

Kleine-Allartspolder, pold. van ruim 4 bund, in de N.-Brab. gem. Made c. a.

Kleine-Bolspolder, pold. in de N.-Brab. gem. Steenbergen c. a., 28 bnnd. groot.

Kleine-Boompolder, pold., grootendeels in de Zeenwsche gem. st.-Kruis, deels in België. Zij is in 1698 bedijkt en 196 bund, groot.

Kleine-Braak, pold. in de N.-Holl. gem. Avenhorn, bij Scharwoude, bijna 11 bund, groot.

Kleine-Braak, pold. in de N.-Holl. gem. Avenhorn, bij Scharwoude, ruim 15 bund, groot, zuidwestwaarts van de vorige gelegen.

Kleine-Brekken, voorm. meertje in de Friesche gem. Lemsterland, in 1868 drooggemaakt.

Kleine-Corneliapolder, pold. van bijna 7 bund, in de Zeeuwscho gem. Groede.

Kleine-Duivendrechtsohe-polder, pold. in de N.-H. gem. Ouder-Amstel, met den Binnen- Bullewijkerpolder 320 bund, groot,

Kleine-Geest, of Westergeest, geh. bij het Friesche d. Tietjerk, in de gem. Tietjerksteradeel, in 1840 met 75 inw.

Kleine-Garshuizer-Voorwerk, geh. in de Gron. gem. Stedum.

Kleine-Gors, pold. van 3 bund, in de N.-Brab. gem. Woudrichem.

Kleine-Heide (de), b. in de N.-Brab. gem. Oisterwijk, in 1840 met 67, in 1870 met 91 inw.

Kleine-Henriouspolder, pold. van bijna 15 bund, in de Zeeuwsche gem. Oostburg, waarschijnlijk in 1660 bedijkt en omstreeks 1757 herdijkt.

Kleine-Hoek, deel van den N.-Holl. Eondehoeppolder, 105 bund, groot.

Kleine-Houtdijk, pold. in de Utr. gem. Kamerik, 177 bund, groot.

Kleine-Houw, geh. in de Gron. gem. Ulrum.

Kleine-Huyssenspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Zaamslag, groot 161 bund., in 1713 ingedijkt.

-ocr page 657-

651

Kleine-JonkvTouwenpolder-bezuidon, pold. in de Zeeuwsche gem. IJzendijke, in 1653 ingedijkt en 160 bund, groot.

Kleine-Kampen, pold. in de Gron. gem. Oldehove, 45 b. groot.

Kleine-Keet, boerderij in de N.-Holl. gem. den Helder, in wier nabijheid het Engelsche landingsleger zich den 27 Augustus 1799 ontscheepte.

Kleine-Kurenpolder, pold. van 25 bund, in de Brab. gem. Eaamsdonk.

Kleine-Xiandekens, of Kleine-Landjes (de), pold. van bijna 12 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Maartensdijk.

Kleine-Iiindt, b. in de Z.-Holl. gem. Heerjansdam. Het maakte tot 1857, met 264 bund, polderland, eene zelfstandige gemeente uit, die in 1822 355, in 1840 479, en in 1850 416 inw. telde. Do ingezetenen vinden meerendeels in de vlasserij en landbouw hun bestaan.

Kleine-Meer, d. met eene Doopsgez. kerk in de Gron. gem. Sappe-meer. Tot 1873 was er ook eene E.-Kath. kerk, maar toen werd deze naar Sappemeer verplaatst. Kleine-Meer had in 1840 413, in 1870 518 inw. Kleine-Meer is eene in 1621 aangelegde kolonie.

Kleinemeerster-en-Oudediepje, b. in de Gron. gem. Sappemeer, in 1870 met 97 inw.

Kleine-Noord (de), geh. in de N.-Holl. gem. Aalsmeer.

Kleine-Noord-en-Slikpolder, pold. van 160 bund, in de N.-Brab. gem. Zevenbergen.

Kleine-Oever, geh. in de Overijsselsehe gem. Avereest.

Kleine-Oudemanspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. IJzendijke, in 1711 ingedijkt en op Nederl. bodem 101 bund, groot. Een gedeelte ligt in België.

Kleinepolder, pold. van 46 bund, in de Z.-Holl. gem. Alphen.

Kleinepolder, of Al-te-klein, pold. in de Z.-H. gem. Ooltgensplaat.

Kleinepolder, pold. van 38 bund, in de Zeeuwsche gem. Groede.

Kleinepolder-van-Znid-Schalkwijk, pold. van 49 bund, in de N.-Holl. gem. Haarlemmerliede c. a.

Kleine-Reinoutspolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Baarland, bijna 9 bund, groot.

Kleine-Roodezand, pold. van bijna 34 bund, in de Z.-Holl. gem. Hendrik-Ido-Ambacht.

Kleine-Scheer, geh. in de Drenthsche gem. Coevorden.

Kleine-sint.-Albertpolder, of Sas-van-Qentsohe-polder, pold. in de Zeeuwsche gem. Sas-van-Gent, in 1805 ingedijkt, 66 bund, groot.

-ocr page 658-

652

Eleine-sint-Annapolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Nieuwvliet, bijna 50 bund, groot.

Eleine-Speelbeuvel, geh. in de N.-Brab. gem. Someren.

Eleine-Spjjk, geh. in de Geld. gem. Ermelo.

Kleine-Starrevaartspolder, pold. van 9 bund, in de Z.-Holl. gem. Stompwijk.

Kleine-Stelle, eiland en pold. te midden van den Braakman, in de Zeeuwsche gem. Hoek. Dit eil. is in 1866 op kosten van het gouvernement ingedijkt en 88 bund, groot. De binnendijksche landen, ter grootte van 77.235 bund., zijn in Juni 1867 verkocht.

Kleine-Torenpolder, pold. van 13 bund, in de N.-Brab. gem. Fijnuart.

Kleine-Tuithofspolder, Kleine-Uithofspolder, of Zwartepol-der, pold. van 49 bund, in de Z.-Holl. gem. Loosduinen.

Kleine-Vecht, of Coevorder-Vecht, riv. in Drenthe, die te Coe-vorden uit de vereeniging van het Drostendiep, het Loodup en Schoone-bekerdiep ontstaat, en in de Overijsselsche gem. Gramsbergen in de Vecht valt.

Kleine-Veentje, pold. in de Z.-Holl. gem. 's Gravenhage.

Kleine-Vettenoordsche-polder, pold. van nagenoeg 40 bund, in de Z.-Holl. gem. Vlaardinger-Ambacht.

Kleine-Vlaren, geh. bij het Friescho d. Tjum (gem. Franekeradeel).

Kleine-Vogel, binnengedijkte kreek in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, bijna 3 bund, groot.

Kleine-Vrijheid, geh. in de Geld. gem. Elburg.

Kleine-Waal, plas van ongeveer 4 of 5 bund, in de N.-Holl. gem. Hoorn, aan de westzijde dier stad, in 1514 door overstrooming ontstaan. Aanvankelijk grooter, is een ged. weder tot land gemaakt.

Kleine-Weergors, pold. van bijna 4 bund, in de Z.-Holl. gem. Nienw-Helvoet.

Kleine-Welsden, b. in de Limb. gem. Margraten, in 1840 met 92, in 1870 met 97 inw.

Kleine-Zien, pold. van 16 bund, in de N.-Holl. gem. Uitgeest.

Klein-Fer din andspolder, of Nieuw-Ferdinanduspolder. pold. van 34 bnnd. in Zeel. in 1776 bedijkt, deels in de gem. Koewacht, deels in de gem. st. Jansteen.

Klein-Qarnwerd, de Hoek, of de Baken, streek in de Gron. gem. Winsum. Vóór 1811 behoorde het tot Garnwerd, in het Westerkwartier, doch daar het in 1629 door het verleggen van het bed der Hunse aan de oostzijde van het Reitdiep was gekomen, oordeelde de Fransche administratie het beter, om Klein-Garnwerd hg Winsum tc

-ocr page 659-

653

voegen. Er zijn hier fraaie boerderijen. In 1840 had Klein-Garnwerd 85, in 1870 104 inw.

Klein-Genhout, b. in de Limb. gem. Beek, in 1840 met 132, in 1870 met 114 inw.

Klein-Haasdaal, b. in de Limb. gem. Schimmert, in 1840 met 270, in 1870 met 270 inw.

Klein-Hekendorp, pold. van 83 bund, in de Z.-Holl. gem. Heken-dorp, in 1840 met 24 inw.

Klein-Hengstdijk, pold. van 111 bund, in de Zeeuwsche gem. Hengstdijk.

Klein-Henmeer, pold. van 22 bund, in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Klein-Hof-van-Delft, streek van 268 bund, in het noordw. der Z.-Holl. gem. Hof-van-Delft.

Klein-Holtum, geh. in de Limb. gem. Born.

Klein-st. Jaeobs-Nieuwland, of Keetpolder, pold. op het Zeeuwsche eil. Schouwen, deels in de gem. Brouwershaven, deels in de gem. Zonnemaire.

Klein-Katlijk, of Klein-Katlyk, west. ged. van het Friesche d. Katlijk (Schoterland).

Klein-Keulevaart, pold. in de Z.-Holl. gem. Haastrecht, gr. 71 bund.

Klein-Kieldreeht, pold. van 123 bund, in Zeel., deels in de gem. Clinge, deels in de gem. Graauw c. a., in 1687 ingedijkt.

Klein-Koningrijk, pold. van 19 bund, in de Z-Holl. gem. Dubbeldam, het eenige deel dezer gem. dat in den Hoekschen-Waard ligt. Het behoorde tot 1857 aan de opgeheven gem. de Mijl.

Klein-Koolwijk, geh met eene R.-Kath. kapel in N. Brab., deels in de gem. Berchem, deels in de gem. Herpen. De st. Annakapel wordt des zondags na st. Anna veel bezocht door ongehuwde bedevaartgangers, zoo jongelingen als meisjes, die een gelukkig huwelijk wenschen te doen.

Klein-Lankum, hofstede in de Friesche gem. Franeker. Vroeger stond er eene siate, die in 1830 is gesloopt. Daarop woonde gedurende veertien jaren de beroemde hoogleeraar Petrus Camper en later zijn zoon Adriaan Gillis Camper.

Klein-Lier, geh. in de Limb. gem. Mook.

Klein-Linden, b. in de N.-Brab. gem. Linden, in 1840 met 84 inw.

Klein-Maarslagt, geh. in de Gron. gem. Leens.

Klein-Medliuizen, geh. onder het Friesche d. Ee, in de gem. Oost-Dongeradeel.

Kleinmeerpolder, deel van den N.-Holl. Anna-Paulownapolder, 345 bund, groot,

*

-ocr page 660-

654

Klein-Meersch, of Kleine-Meersoh, b. in de Limb. gem. Stein. Het had zoowel in 1840 als in 1870 127 inw.

Klein-Nauerna, geh. in dé N.-Holl. gem. Westzaaio.

Klein-Nieu-wland, of de Een-en-vijftig-Morgen, pold. in de Z.-Holl. gem. Usselmonde, behoorende tot het waterschap van West-IJsselmonde.

Klein-Oirlo, geh. in de Limb. gem. Venray, in 1870 met 155 inw.

Klein-Oisterwijk, b. in de N.-Brab. gem. Oisterwijk, in 1840 met 87 inw.

Klein-Oosterhout, geh. in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Kleiu-Oosterland, voorm. heerl. op het Z.-Holl. eiland Voorne-en-Pntten, 159 bund, groot, thans een gedeelte der gem. Oostvoome en een deel der gem. Brielle uitmakende. In 1632 had zij 11, in 1732 5 huizen

Klein-Oventje, geh. in N.-Brab. gem. Zeeland.

Kleiu-Faspolder, of Faspolder, pold. van71 bnnd. indeZeenwsche gem. st. Anna ter Maiden, in 1693 bedijkt en in 1808 herdijkt.

Kleiu-Fiershil, pold. van 153 bund, in de Z.-Holl. gem. Piershil.

Klein-Rillaard, boerderij onder het Friesche d. Lollum (Won-serade el).

Klein-Schaft, geh. in de N.-Brab. gem. Borkel-en-Schaft.

Klein-Sohoot, geh. in de N.-Brab. gem. Budel.

Klein-Sehuddebeurs, pold. in de Z.-Holl. gem. Geervliet.

Klein-Termunten, westel. wijk van het Gron. dorp Termunten.

Klein-Tilburg, geh. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Klein-Tongelre, b. in de N.-Brab. gem. Tongelre, in 1840 met 234 inw.

Klein-TTitland, geh. onder bet Friesche d. Buitenpost, in de gem. Achtkarspelen.

Klein-TJlsda, geh. in de Gron. gem. Bellingwolde.

Klein-Vaarle, geh. in de N.Brab. gem. Mierlo.

Klein-Vrijenban, polderland in de Z.-Holl. gem. Vrijenban.

Klein-Vuilkoop, pold. van 87 bund, in de Utr. gem. Houten.

Klein-Waspik, ged. der N.-Brab. gem. quot;Waspik, 682 bund, groot.

Kleinwijk, b. in de N.-Brab. gem. Nistelrode, in 1840 met 129 inw.

Klein-Zovenaarpolder, of Noord-Westendijk, pold. in de Zeenwsche gemeenten Neuzen en Hoek, in 1699 bedijkt en 218 bnnd. groot. Tweemaal is de polder ten gevolge van doorbraken overstroomd, namelijk in 1791 en 1808.

-ocr page 661-

655

Klein-Zuid-Beyerlandsche-polder, pold, van 368 bund, in de Z.-Holl. gem. Zuid-Beijerland.

Klein-Zuiddiepe, pold. in Zeeland, deels in de gem. IJzendijke, deels in de gem. Biervliet, 31 bund, groot.

Klein-Zuidereind, geh. bij het Friesebe d. Parrega (Wonseradeel).

Klein-Zundert, d. met eene E.-Katb. kerk in de N.-Brab. gem. Zundert-en-Wernhout. Het had in 1840 220 inw.

Klei-Oldambt, noord, deel van de Gron. landstreek het Oldambt, bevattende de kerspelen Termunten, Wagenborgen en Woldendorp.

Kleiterp, geh. in de Friesebe gem. Baarderderadeel, deels onder het d. Boznm, deels onder Wieuwerd.

Kleiwerd, geh. in de Gron. gem. Hoogkerk.

Klencke, of Klenke (de), geh. in de Drenthsche gem. Oosterhesselen. Het bestaat uit de fraaie havezathe de Klencke en eenige boerenwoningen.

Kletten, geh. onder het Friesebe d. Opeinde (Smallingerland), aan eene op het einde der 16de eeuw gegraven vaart, de Kletstervaart geheeten.

Kleverskerke, d. met eene Herv. kerk op het Zeeuwsche eiland TValcheren. Het had in 1870 binnen de kom 74 inw. Vroeger was er een slot, de zetel der Heeren van Kleverskerke. Deze beerl., die 748 bund, groot is, maakte tot 1857 eene zelfstandige gem. uit, die toen bij Ame-muiden werd ingelijfd. De gem. Kleverskerke had in 1822 208, in 1840 194, in 1850 205 inw. Als deel van Arnemuiden telde het in 1870 216 ingezetenen.

Eliese, of Klieze, geh. onder het Friesche d. Terwispel.

Klimmen, gem. in Limb., ingesloten door Wijnandsrade, Hoensbroek, Voerendaal, WijJre, Schin-op-Geulle en Hulsberg. De oppervlakte van den hooggelegen grond, bestaat uit Limb. klei. De gem. is ruim 789 bund, groot. Zij telde in 1822 916, in 1840 1060, in 1874 1268 inw. In vorige eeuwen was er eene kleine Herv. gem. Thans belijden al de inw. den E.-Katb. godsdienst. Er heeft eenige doortocht plaats, en er zijn enkele kleine fabrieken en steengroeven, doch de hoofdbron der welvaart is de landbouw. De gem. bevat het d. Klimmen, de b. Beters-beek, Eansdaal, Craubeek en Weustenraad, benevens de gehuchten Walem, Dolberg, Maar, Koulen, Straat, Heek en Overheek.

Het d. Klimmen ligt op een berg, aan welks voet de Zevensprongen de Eetersbeek vormen, welk stroompje in noordoostelijke richting naar de Geleen vliet. Het heeft eene E.-Kath. kerk en telde in 1840 255, in 1870 259 inw. De weg van Maastricht naar Heerlen voert door dit dorp. Oudtijds werd de naam van dit d. veelal Glimmen of Clummen, ook wel Clemmen geschreven.

Klinckema, fraai en uitgestrekt landgoed in de Gron. gem. Zuidhorn.

-ocr page 662-

656

Kling, geh. in de Limb. gem. Brunssum.

Klingelbeek, beekje in Geld. dat ten deele de grens tusschen de gem. Arnhem en Benknm uitmaakt.

Klingelbeek, b. in de Geld. gemeenten Arnhem en Renkum, bevattende het fraaie landgoed van denzelfden naam en eenige boeren-en dagloonerswoningen. In 1840 had het Arnhemsche deel 140 inw.

Klinkenberg, b. in de Geld. gem. Lienden, onder Ingen.

Klinkenbergsche-polder, pold. in Z.-Holl., deels in de gem. Sassenheim, deels in de gem. Warmond, 107 bund, groot.

Klinkerland, heerl. in de Z.-Holl. gem. Nieuwe-Tonge, 233 bund, groot.

Klinkerland, of st. Pieterspolder, op het Z.-Holl. eiland. Goede-reede-en-Overflakkee, deels in de gem. Herkingen, deels in Melissant, deels in Nieuwe-Tonge, in 1504 ter bedijking uitgegeven en 507 bund, groot.

Klip (de), geh. in de Gron. gem. Bierum.

Klisse (de), geh. onder het Friesche d. Luxwolde (gem. Opsterland).

Klissen-polder, pold. van bijna 15 bund, in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Kloetinge, gem. op het Zeeuwsche schier-eil. Zuid-Beveland, tusschen Goes, Kattendijke, Kappelle, 's Gravenpolder en 's Heer-Abtskerke. Zij is 1599 bund, groot en heeft een met zand vermengden kleibodem die meest uit rijke akkervelden bestaat. De wegen zijn veelal fraai belommerd. In 1822 had Kloetinge 704, in 1840 858, in 1874 1143 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 998 Herv., 80 Chr.-Geref. en 65 R.Kath. Zij bestaan meest van landbouw en veefokkerij. De gem. bevat het d. Kloetinge, de b. de Groe, en de gehuchten Abbekinderen, Sirhelsdorp of 's Heer-Elsdorp en ter Vate. De heerl. Kloetinge heeft o. a. toebehoord aan du geslachten Borssele en Brederode

Het fraaie d. Kloetinge, aan den grooten weg van Goes naar bet veer te Yersekendam, bevatte in 1870 binnen de kom 551 inw. Vroeger had men er het adellijk kasteel Kloetinge. Thans is het merkwaardigste gebouw de Herv. kerk, die zich door haar sierlijken toren onderscheidt.

Klokkenberg, een der heuvelen waarop de stad Nijmegen is gebouwd.

Klokkenberg, geh. in de N.-Brab, gem. Loon-op-Zand.

Klomp (de), groote herberg in de Geld. gem. Ede, bij Geldersch-Veenendaal. Er wordt daarbij in Juni eene belangrijke wolmarkt gehouden.

Klomp (de), geh. in de N.-Holl. gem. Weespercarspel.

Klompweg, geh. in de N.-Holl. gem. Weesp.

-ocr page 663-

657

Klooster (het), b. in do Drenthsche gem. Coevorden, in 1811 met 109, in 1840 met 85, in 1870 met 96 inw.

Klooster (het), geh. in de Overijsselsche gem. Giethoorn.

Klooster (het), geh. in de Friesche gem. Workum, in 1840 met 79 inw.

Klooster (het), geh. in de Overijsselsche gem. Oldemarkt.

Klooster (het), geh. in de Overijsselsche gem. Tubbergen.

Klooster (hat), geh. in de Gron. gem. Biernm.

Kloosterberg, fraai begroeide berg in de Limb. gem. Mock.

Kloosterbosch, b. in de Limb, gem. Kerkrade, in 1840 met 150, in 1870 met 142 inw.

Kloosterburen, gem. in Gron., in het noorden door het Groningerwad bespoeld, en naar de landzijde bepaald door de gemeenten Ulrum, Leens en Eenrum, met eene oppervlakte ran 2434 bund, in 1870, welke grootte sedert eenigzins is gewijzigd door het indijken van kweldergronden tot den Negen boeren polder in 1872 en van den polder in 1873 door Torringa c. s. aangevangen. De grond bestaat meest uit vruchtbare klei, hier en daar zavelachtig, elders oerachtig of roodoornig. In 1822 had deze gem. 1262, in 1840 1714, in 1874 1853 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 962 Herv., 270 Chr.-Geref., 42 Doopsg., 575 R. Kath. en 4 Isr. De landbouw verschaft den meesten een bestaan. De gem. bevat de beide d. Kloosterburen en Hornhuizen, benevens de geh. Groote-Baat, Kleine-Baat, Nieuw-Bokum, het Bultje, de Dam, de Molenrijge, Nijen-Klooster en Wester-Klooster.

Het d. Kloosterburen, dat binnen zijn kom in 1870 550 inw. telde, heeft eene Herv. en eene K.-Kath. kerk.

KIooster-Engword, geh. onder het Friesche d. Poppingawier, in de gem. Eauwerderhem.

Kloostergare, geh. in de Gron. gem. Beerta.

Kloosterboek, geh. in de N.-Brab. gem. Rosmalen.

Kloosterboek, geh. in de Overu'sselsche gem. Kaalte.

Kloosterholt, b. in Groningen, deels in de gem. Winschoten, deels in de gem. Scheemda.

Kloostersteeg, b. in de N.-Brab. gem. Waalwijk.

Kloosterrade, of Holduc, klein sem. van het bisd. Roermond, in de Limb. gem. Kerkrade, vroeger eene vermaarde abdij. Deze abdij werd ten jare 1101 gesticht door Heer Adelbert van Saffenberg, die daartoe den grond schonk aan den kanunnik Albert van Antoing. Allengs kreeg de abdij, die

42

-ocr page 664-

658

aan de Augustijner orde behoorde, groote bezittingen en veel invloed. De abt was Heer van Goe, van Kerkrade en Merkstein, en voorzitter der Staten van Limburg. De abdij bloeide tot de komst der Franscben in 1793, doch de gebouwen bleven zoo goed behouden, dat de i^uikscbe Bisschop Cornelius van Bommel ben in 1831 tot een klein seminarie kon laten inrichten. De gebouwen liggen zeer fraai op eene hoogte en bevatten eene aanzienlijke kapel, waarin eene krocht, die reeds ten jare 1108 door Bisschop Otbert van Luik werd gewijd. In de abdij Klooster-raad zijn vele Limburgsche vorsten begraven, o. a. Walram lil, voor wien hier in 1689 een praalgraf werd opgericht.

Kloosterveen, wijk van de Drenthsche gem. Smilde, het noordelijk ged. dezer gem. uitmakende. Zij bevatte in 1840 1675, in 1870 1914 inw. Er zijn kerken der Herv. en der Chr.-Geref., benevens eene synagoge. Ook is er het armenhuis.

Kloosterveen, b. der Drenthsche gem. Assen, aan de Smildevaart, palende aan Kloosterveen in de gem. Smilde. Zij had in 1840 389, in 1870 1131 inw. De buurt wordt ingedeeld in; Hoofdvaartweg, Vaart-straat-Zuidzijde, Vaartstraat-Noordzijde, Langendijk, Lucbleslaod, Alte-veerstraat, Veeneweg, Molenweg, Gratama'swijk, Asserwijk, Domeinwijk, Norgervaart, Witteweg en Broek.

Kloosterzande, d. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, in 1840 met 226, in 1870 met 423 inw. De Herv. kerk is de voorm. kloosterkapel van ten Zande.

Kloosterzijl, sluis in den Zwartewaferdijk binnen de Overijsselsche gem. Zwartsluis.

Kloot (de), wijk van het d. Orthen in de N.-Brab. gem. 's Hertogenbosch.

Klop (de), fort in de Utr. gem. Zuylen, aan de Vecht. Het ontleent zijn naam aan eene nabijgelegen herberg.

Kluft, voorm. marke in de Drenthsche gem. Beilen, omvattende de gronden van de hoofdplaats der gom. en de naaste buurtschappen.

Kluird, of Kluurd, geh. onder het Friesche d. Kimswerd, in de gem. Wonseradeel.

Klundert, of de Khmdert, gem. in N.-Brab., in het noorden door het Hollandschdiep bepaald en verder ingesloten door Willemstad, Fijn-aart c. a , Standdaarbuiten, Hoeven e. a. en Zevenbergen. Zij wordt door kleigronden gevormd, gezamenlijk ter grootte van bijna 4601 bund. In 182i had deze gem. 1950, in 1840 2586, in 1874 3112 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er: 1761 Ked.-Herv., 4 W.-Herv., 79 Chr.-Geref., 3 Ev.-Luth., 1316 E.-Kath. en 8 Isr. Zij bestaan meest van den landbouw, doch men vindt er ook twee molens, eene zeepziederij en eene bierbrouwerij. De gem. bevat de stad Klundert, een deel van het d. Moerdijk en het geh. de Noordschans. In den grafelijken tijd maakte dit oord de Holl. heerl. Nieuwenvaart of Niervaart uit.

-ocr page 665-

659

De stad Klundert, aan de Heen, dankt hare stichting aan Prins Willem I die in 1583 het d. Niervaart met wallen en grachten omringde en een stedelijk bestuur gaf. Zij beslaat ruim 53 bund, en telt acht straten, waarvan zeven lijnrecht en één boogvorming loopen. In 184.0 had zij 1180, in 1870 1365 ingezetenen.

De voornaamste gebouwen zijn het Raadhuis, de Herv. kerk en de R.-Kath. kerk.

Klundert is in de geschiedenis beroemd geworden door de heldhaftige tegenweer, die de kapitein Baron von Dopf den Transchen bood toen deze onder Dumouriez, de stad den 25 Februari 1793 aanvielen. Zijn heldenmoed kon de stad echter niet redden. De wallen zijn nog in wezen, doch de stad is geene vesting meer.

Knalhutte, grenskantoor in de Overijsselsche gem. Lonneker, aan den weg van Enschede naar Ahaus. Het is in 1849 opgericht.

Knegsel, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Vessem-Wintelre-en-Knegsel. In 1840 had het 288, in 1870 206 inw. In 1790 stortte de kerk in.

Eneppelen, geh. onder het Friesche d. Lutkewierum, in de gem. Hennaarderadeel.

Knijp (de), geh. in de Gron. gem. Kantens.

Knijp (de), wijk van het d. den Ham in de Gron. gem. Aduard.

Knijpe (de), of Nieuw-B rongerga d. in de Friesche gem. Scho-terland, in Beneden- en Boven-Knijpe afgedeeld.

Knikkerdorp, b. in de Limb. gem. Bergen, in 1840 met 110, in 1870 met 126 inw.

Knodsenburg, voorm. schans in de Geld. gem. Eist, aan de Waal, tegenover Nijmegen, in 1590 op last van Prins Maurits opgeworpen. Bij de vruchtelooze belegering door de Spanjaarden in 1591 liet Octavius van Mansfeld het leven. In 1672 wonnen de Franschen haar door de bezetting te misleiden. Later is de schans geslecht en heeft toen voor het buitenverblijf Knodsenburg plaats gemaakt.

Knoest (de), geh. in de Utr. gem. Schalkwijk.

Knoest (de), pold. van 143 bund, in de Utr. gem. Schalkwijk.

Knolle, geh. in het Friesche d. Oosterwolde, in gem. Oost.-Stellingwerf.

Knollendam, d. in N.-Hoil., deels in de gem. Wormerveer, deels in de gem. Wormer, op beide oevers van de Zaan en daardoor in Westen Oost-Knollendam onderscheiden. Vóór de invoering van het kadaster behoorde een deel van West-Knollendam tot de gem. Uitgeest, het overige dezer afdeeling tot 1833 onder Westzaan. In 1840 had Knollendam 293, in 1870 393 inw. De nieuwe Herv. kerk staat te Oost-

42*

-ocr page 666-

660

Enollendam, de Doopsgez. kerk te West-Knollendam. In de 14de eeuw lag hier door de Zaan eene dam, waarin met vergunning van den Heer Jan van Chatillon ten jare 1374 eene sluis werd gelegd. Omstreeks 1560) kwam er nog eene sluis in, maar tachtig jaren later (omstreeks 1632) werd de dam weggeruimd.

Knoopshofte, b. in de Overijsselsche gem. Almelo (Ambt).

Knossens, geh. in de Friesehe gem. Bolsward.

Knotterpolder, pold. van 122 bund, in de Z.-Holl. gem. Zoeter-woude.

Kockengen, gem. in Utr., door de heerl. Koekengen en Spengen gevormd. Zij ligt tusschen de gemeenten Wilnis, Ruwiel, Breukelen, Laag-Nieuwkoop, Harmeien en Kamerik. Hare oppervlakte bestaat uit laag veen en beslaat ruim 700 bund. Langs en door deze gem. zijn de Heikoperwetering en de Bijleveld gegraven, die door eene sluis bij Joostendam gemeenschap met elkander hebben. In 1811 had Kockengen 547, in 1822 591, in 1840 077, in 1874 730 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 434 Herv., 65 Chr.-Geref., 1 Luth., 226 R.-Kath. en 4 Isr. De inwoners beslaan meest van veeteelt en zuivelbereiding, deels door den handel in kaas, bierbrouwen, enz.

Het d. Kockengen ligt tusschen de Heikoperwetering en de Bijleveld en is door eene wipbrug over de eerstgenoemde vaart verbonden met de Varkensbuurt onder Laag-Nieuwkoop. in 1870 had dit d. binnen de kom 387 inw. Er zijn 3 kerken. De oude parochiekerk, waarin voor de Herv. op Maria Hemelvaart een pbchtigen omgang plaats had, behoort den Herv. Na I»30 zijn er Chr-Geref. en R-Kath. kerken gebouwd.

Het is niet geheel onwaarschijnlijk, dat de oude bewoners van Kockengen zich ten tijde van de invallen der Noormannen hebben onderscheiden. Althans de Conkingi verdreven in 866 den Noorman Roruk 1).

Kockengen, pold. in de Utr. gem. Kockengen.

Kockengen-Lokhorst-geregt, voorm. heerl. in Utrecht, het zuider-deel der gem. Kockengen beslaande, dat in 1729 met Kockengen werd vereenigd.

Koeburg, voorm. brug bij de stad Kampen, dienende om het vee der bew. in de siadsbosschen tegen overvallen te besehermen De Koeburg werd in 1527 door de Gelderschen ingenomen en in 1528 door de Kampenaren, met hulp van Bourgondische soldaten, herwonnen.

Koediep, of Oostermoersche-diep (het), beekje in Drenthe, dat zijne wateren naar het Peizerdiep stuwt.

1

Zie mijne Geschiedenis der Zeventien Nederlanden, Deel I bladz. 153.

-ocr page 667-

661

Koediep (het), vaart in Gron., tusschen Oostwold en Eexta, in 1635 gegraven.

Koedijk, gem. in N.-Holl., tusschen Alkmaar, Bergen, Omlkarspel, Noord-Scharwoude, Zuid-Scharwoude, Broek op Langendijk, st.-Pancras en Oudorp. De grond bestaat in het noorden nit klei, en in het zuiden uit allavkal zand. In het geheel is de gem. 9i9 bund, groot. In 1822 had zij 640, in 1840 717, in 1874 1013 inw. Bij de volkstelling voor 1370 vond men er 796 Herv., 27 Doopsgez., 10 Ev. Luth., 4 Chr.-Geref., 1 Rem., 147 R.-Kaih. en 3 Oud-R. De inw. bestaan meest van veeteelt en zuivelbereiding. Ook wordt er veel witte kool aangekweekt. De gem. bevat het d. Koedijk, een deel van Huiswaard, het zuiderdeel van st.-Pancras, benevens het drooggem. Kleimeer en deelen van het Daal-meer en Vroonermeer.

Het d. Koedijk, in 1840 met 631, in 1870 met 820 inw., strekt zich langs de oostzijde van het Noord Hollandsch kanaal uit. Vroeger waren er 2 kerken, een voor de Herv. en een voor de Doopsgez., doch sints het laatst der vorige eeuw heeft alleen de Herv. gem. hier eene kerk. De Koedijkers namen in de 15de eeuw deel aan de krijgsbedrijven der Hoekschen ten voordeele van Vrouwe Jacoba, en in 1491 aan het Kaas- en Broodspel. Den 4 en 5 October 1573 werd Koedijk door de Spanjaarden die Alkmaar belegerden, afgebrand.

Eoedood (de), water dat het Land van IJsselmonde van Rhoon en Poortugaal afscheidt.

Koedood, geh. in de Z.-Holl. gem. Rhoon, bij de sluis waardoor het water de Koedood in de Oude-Maas valt.

Koegras (het), of Buitenveld, bedijkte zand- en slikgronden in de N.-Holl. gem. den Helder. In vorige eeuwen lagen zij wel boven den gewonen stand der zee, doch werden toen meermalen overstroomd. Ook waren zij deels niets dan poelen. De eerste verbetering geschiedde toen in 1610 langs de Noordzee de Zanddijk werd gelegd. Doch ofschoon reeds in April 1629 octrooi werd gegeven om het Koegras naar de zijde der Zuiderzee te bedijken, bleef dit werk onuitgevoerd, tot het met het aanleggen van het N.-Holl. kanaal in 1817 werd volbracht. In 1840 had het Koegras 40 huizen en 315 bew. In 1870 werd het door 573 meuschen in 98 huizen bewoond.

Koehooi, boerenhofstede onder het d. Tjummarum, in de Friesche gem. Barradeel, ter plaatse waar van 1182 tot 1334 het klooster Lidlum heeft gestaan.

Koek an ge, of Coekange, d. in de Drenthsche gem. de Wijk, in 1840 met 506, in 1870 met 766 inw. Er zijn kerken voor de Herv. en Chr.-Geref. Het ligt zeer verstrooid en is afgedeeld in Zuid-Koekange, waar de Herv. kerk staat, Noord-Koekange en Koekanger-Dwarsdijk.

Koekanger-Aa, beekje in Drenthe, dat van Koekange naar de Wold-Aa loopt.

-ocr page 668-

662

Koekoek (do), sedert 1766 uitgeveende plas in de Overijsselsche gem. IJsselmuiden. Het ontwerp om dien plas weder droog te maken heeft geleid tot het stichten van een stoomgemaal, doch het werk is niet ten einde gebracht.

Koekoek (de), geh. in de Overijsselsche gem. IJsselmuiden. Vóór Febr. 1825 was het veel grooter dan thans; maar toen spoelden 12 van de 13 huizen weg.

Koekoek (de), pold. van 55 bund, in de N.-Brab. gem. Zevenbergen.

Koekoekswaard, uiterw. van 33 bund, in de Z.-Holl. gem. Tienhoven.

Koepoortsweg, b. in de N.-Holl. gem. Hoorn, in 1840 met 279 inw.

Koestraat, b. in de N.-Brab. gem. Liempde, in 1840 met 183 inw.

Koetenburg, pold. van 55 bund, in de N.-Holl. gem. Haringkarspel.

Koevering, b. in de N.-Brab. gem. Steenbergen, in 1840 met 261 inw.

Koewaard (de), pold. van 41 bund, in de Geld. gem. Pouderoijen.

Koewacht, gem. in Zeeuwsch-Vlaanderen, 2064 bund, groot. Zij wordt bepaald door Overslag, Zuiddorpe, Axel en st.-Jansteen (Nederl.), door Stekene en Moerbeke (België). De grond bestaat uit met zand vermengde klei, of wel enkel zand, deels akkers, deels weiden. In 1822 had de gem. 1414, in 1840 1859, in 1874 2018 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1998 R.-Kath., 21 Herv. en 1 Eem. De meeste inw. vinden hun bestaan in den landbouw. De gem., die uit verschillende polders en deelen van polders bestaat, bevat een deel van het d. Koewacht, de buurten het Zand en st.-Andries, benevens de geh. Nieuwemolen, Oudemolen en Eijgerij.

Het d. Koewacht behoort voor de noorderhelft aan Nederl., voor de zuiderhelft aan België (gem. Moerbeke). Er is eene K.-Kath. kerk. Het Nederlandsche aandeel had in 1870 365 inw.

Koewei (de), pold. van 9 bund, in de Geld. gem. Pannerden.

Koezand, Koesant, of Coesant, voorm. eil. in Zeeuwsch-Vlaanderen, waarschijnlijk een hoog schor. Het schijnt op het eind der 13de of het begin der 14de eeuw door overstrooming weggeslagen.

Kogjespolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Warmond. Het vormt met den Tuinpolder een eiland van 51 bund, in de Kagerpoelen.

Koijen, of Kooijen, geh. onder het Friesche d. Bergum, in de gem. Tietjerksteradeel.

Kokpolder, pold. van 31 bund, in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Koksheuvels (de), of de-Opkomst-van-Vreugderijk, pold. in de N.-Brab., deels in de gem. Oosterhout, deels in de gem. Eaamsdonk, ruim 20 bund, groot.

Kol, geh. in het zuidoosten der N.-Brab. gem. Tongelre.

-ocr page 669-

(563

Koldehool, geh. ten noorden van het d. Eauwerd, in de Friesche gem. Rauwerderhem.

Koldenburg of Kludenburg, geh. in Friesche gem. Oost-Stellingwerf, bij Haule.

KolderVGen, d. met cene Herv. kerk, in de Drenlhsche gem. Nije-veen. Met den Kolderveenschen-dijk had het in 1840 256, in 1870 292 inw. Bij den watervloed van Februari 1835 heeft dit d. veel geleden.

KolderveenseliG-Bovenboer, b. in de Dreothsche gem. Nijeveen, in 1840 mot 267, in 1870 met 313 inw.

Kolderveensche-Dijk, ged. van het Drenthsche d. Kolderveen.

Kolderwolde, b. met dorpsrechten in de Friesche gem. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde. De kerk is reeds lang gesloopt, en in 1828 het kerkhof voor het begraven gesloten. In 1811 had dit d. 43, in 1840 51, in 1874 118 inw.

Kolham, d. met eene Herv. kerk, in de Gron. gem. Slochteren. Het had binnen de dorpskom in 1870 slechts 128, doch met den naasten omtrek 550 ingezetenen.

Kolhorn, d. in de N.-Holl. gem. Barsingerhorn. Het heeft door het Kolhornerdiep gemeenschap met de naburige Zuiderzee, weshalve zoowel veeteelt en landbouw als visscherij den inw. — in 1840 551, in 1870 747 — het noodige schenken. Vuor de bedijking van den polder van Waard en Groot in 1844 lag het d. onmiddellijk aan zee.

Kolk, Oosterkolk of Kolk-van-Dussen (de), geh. in de N.-Holl.

gem. Hoogwoud, in 1840 met 71 inw.

Kolk (de), geh. in de Drenthsche gem. Nijeveen.

Kolkhuizen, geh. onder het Friesche d. Birdaard, in de gem. Dantumadeel.

Kollum, kerkelijke ring in de klasse Dokkum der Hervormden, bevattende de 12 gemeenten: Augustinusga, Buitenpost-en-Luikepost, Burum-en-Mun-nikezijl, Drogeham, Gerkesklooster, Kollum-en-Augsbuur, Kollumerzwaag, Koeten, Oudwoude, Surhuisterveen, Surhuizum, Twijzel.

Kollum, d. of vlek in de Friesche gem. Kollamerland-en-Nieuw-Kruisland, de hoofdplaats en het middelpunt dier gemeente. Het had in 1811 1584, in 1840 213S (waarvan 75 in het geh. de Pomp), in 1874 2243 inw. In 1870 woonden 1261 menschen binnen de dorpskom, de Kerkeburen, en 1124 daarbuiten in de 3 overige kluften: de Laanster-en-Luynster-kluft, de Torpmakluft en de Uiterdijkster-kluft. Het d., dat in het midden door eene vaart wordt doorsneden, heeft verscheidene straten, vele winkels en eenige molens, goudsmederijen enz. Er wordt ook veel handel gedreven. Verder bestaan de ingezetenen van landbouw, scheepvaart en visscherij. Er is eene Herv. kerk met een der hoogste torens van Friesland. Ook is er eene Chr.-Geref. kerk. Vroeger waren er vele staten. Te Kollum werd scherpe wacht gehouden, toen Rennenberg Groningen in 1580 weder aan de

-ocr page 670-

664

Spaansche zijde had gebracht. In 1625 viel er een hevig oproer voor. In 1797 werd het geteisterd door een zwaren brand.

Kollumerland en-Nieuw-Kruisland, gem. in Friesland, in het noorden door de Lauwerzee bespoeld en naar de landzijde bepaald door de gem. Oost-Dongeradeel, Dantumadeel en Achtkarspelen (Friesl.) c.a., Grijpskerk en Oldehove (Gron.) De oppervlakte besloeg in 1870 8175 bund. Doch dit cijfer wordt thans gewijzigd door het bedijken van den zuidoostelijken inham van de Lauwerzee bij het afsluiten van het Reit-diep. De grond bestaat in het getieele oosten en noorden uit klei. Het zuidwesten echter heeft zand en venen, benevens eenige kleine meren, als het Wijdwater, het Merriewater en de Gauw, henevens de Drie-Dollen. In 1744 had deze gem. 3304, in 1811 (toen het in de mairiën Kollum, Burum en Oudwoude was gesplitst) 4282, in 1840 6063, in 1874 6655 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 5980 Herv., 612 Chr.-Geref., 43 Doopsgez., 1 Ev.-Luth en 19 R.-Kath. De inw. bestaan voor het meerendeel van den landbouw. Men heeft er eenige kleine fabrieken, als goudsmederijen, looierijen, branderijen en molens.

De gem. is verdeeld in 6 dorpen, t. w. Kollum, Burum, Westergeest, OuJwoude, Kollumerzwaag en Augsbuurt of Lutjewoude. In geographischen zin is er één d. meer: Munnekenzijl, dat onder Burum wordt gerekend, waartoe ook behoort het in 1529 gewonnen Nieuw-Kruisland (1500 bund, groot). De buurten zijn Wijgeest onder Oudwoude, de Triemen en Zandbnlten onder Westergeest, Warfstermolen onder Burum; de Pomp onder Kollum; Veenklooster ten deele onder Westergeest ten deele onder Oudwoude.

Er hebben hier vele adellijke sloten gestaan, als Groot-Buma, Bootsma, Broersma, Brongersma, Feitsma, Haijema, Scheltinga, Melkama, Rid-dersma, Sjoerda, Tadama en Oostenburg, te Kollum; Klant, Gaykama en Faesma, te Augsbuur; Sybema, Buma en Allema, te Oudwoude; Eysinga, te Burum; Beintama en Idema, onder Westergeest. Thans heeft men er de uitgestrekte lustplaats Vogelenzang te Veenklooster, Nijenhurg te Kollum, en Vaartzigt te Oudwoude.

Kollumertorp, geh. onder het Friesche d. Kollum (Kollumerland c.a.)

Kollumerzwaag, d. met eene Herv. kerk, in de Friesche gem. Kollumerland c. a. Het had in 1811 285, in 1840 513, in 1874 718 inw.. Vroeger was het eene armoedige plaats, thans geniet het eene redelijke welvaart.

Koloniën-der-Maatschappij-van-Weldadigheid, koloniën in Drenthe, Overijssel en Friesland, ten jare 1818 gesticht door den Gene-raal-Majoor Johannes van den Bosch, die van 1829 tot 1834 de waardigheid bekleedde van Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Oost-Indië. Met zijne edele medestanders had hij tot dat einde in 1817 van den heer R. A. L. Nobel te Elburg het landgoed Westerbeeksloot in de Drenthsche gem . Vled-der aangekocht. Nadat de eerste grondslagen gelegd waren, breidde deze eerste aanleg, die zich in de bijzondere bescherming van Prins Frederik der Nederlanden mocht verheugen, zeer spoedig uit. In 1819 werd reeds eene tweede kolonie, noordwaarts van de eerste, aangewonnen. Beiden kre-

-ocr page 671-

665

gen den naam ran Frederiksoord. In 1820 legde de Maatschappij de kolonie Willemsoord, een uur benoorden Steenwijk in OTerrjssel, aan. Nauw was deze voltooid, of men begon met den aanleg van de vierde kolonie, die Wilhelmina'soord werd genoemd. Gelijktijdig begon men de Ommigt;rschans in te richten tot een bedelaarsinrichting. Dit was kolonie vijf. Spoedig daarna verrees de zesde kolonie, die getrokken werd aan Willemsoord en eindelijk kolonie zeven, ten oosten, aan Wilhelmina'soord. Eene nieuwe bedelaarskolonie werd in 1832 te Veenhuizen bij Norg in Drenthe gesticht. Koning Willem I bedong daar eenige plaatsen voor veteranen, met hunne gezinnen, en in 1822 en eenige volgende jaren sloot de Maatschappij overeenkomsten met beheerders van gestichten voor weezen en vondelingen, ter opname van deze veriatenen. De laatste inrichting was eene landbouw-BchoolteWateren, tusscben Frederiksoord en Elsloo. Binnen den tijd van negen jaren werden op de heide bij Steenwijk en Vledder en op de Overijsselsch-Friesche grens, 425 woningen voor vrije kolonisten gebouwd, die voor de ambtenaren niet medegerekend, 1107 bunders heide ontgonnen, weverijen gesticht en een veestapel verkregen van 8 paarden, 455 koeijen en 1472 schapen. Aan de Ommerschans, waar de bedelaarskolonie was gevestigd, was toen de heide in den ganschen omtrek ontgonnen en een aantal schoone boerderijen opgericht. Van de 735 bunders waren er 613 vruchtdragend. Te Veenhuizen waren 3 groote gestichten, 2 kerken, scholen en 21 groote boerderijen gebouwd en 918 bunders van de woeste vlakte daarnevens ontgonnen. Bij Watereu behoorden nog 4 boerderijen, met 485 bund, grond. In het geheel bezat de Maatschappij toen 7000 bunders land, waarvan 2700 ontsronnen. De geheele bevolking bedroeg 6744 zielen, de veestapel 5552 stuks, zonder de varkens. Door finantieële bezwaren belemmerd, volgden op deze snelle ontwikkeling sedert 1827 een groote stilstand en achteruitgang. In 1842 en 1859 stond de Maatschappij op het puntte gronde te gaan. Bij overeenkomst met de regering op den 15den September 1859 werd zij evenwel ontheven van het beheer der bedelaarsgestichten te Ommerschans en Veenhuizen, waardoor zij nieuwe krachten won voor hare inrichtingen in Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelmina'soord, want Wateren, dat haar mede was gebleven, werd spoedig verkocht. Bloei en welvaart keerden weder. Thans tellen de koloniën Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelmina'soord ongeveer 2000 vrije kolonisten, die deels in hunne behoeften door hun arbeid voorzien. Het bestuur der Maatschappij van Weldadigheid zorgt voor het onderhoud van het geheel. Elk lid van hen die de inrichting steunen, door lid der Maatschappij te worden, betaalt eene jaarlijksche contributie van ƒ2,60. De Maatschappij wordt thans beheerd overeenkomstig haar Statuten, die goedgekeurd zijn bij Koninklijk Besluiten 7 Juli 1859 en 19 Januari 1861. Aan het hoofd der koloniale huishouding staat een directeur, die ondergeschikt is aan de 5 Commissarissen.

Kooimansland, pold. van 283 bund, in de Z.-Holl. gem. Heinenoord

Kommerdijk, b, in de Geld. gem. Gent. Het had met Galgendaal in 1840 518, in 1872 560 inw.

-ocr page 672-

066

Kommerszijl, b. in Gron., deels in de gem. Grijpskerk, deels in de gem. Oldehove, met eene in 1787 vergroote sluis voor de uitwatering van het Westerkwartier. In 1840 telde Kommerzijl 319 inw., als onder Oldehove 224, en onder Grijpskerk 95.

Konijnenhuis, geh. in de N.-Brab. gem. Zes-Gehuchten.

Koningsbeemd, geh. in de Limb. gem. Heerlen.

Koningsbuurt, b. onder het d. Midlum, in de Priesche gem. Fra-nekeradeel, in 1840 met 103 inw.

Koningsbosch, geh. in de Limb, gem. Echt.

Koningsduin, duinontginning in de N.-Holl. gem. Castricum, in 1829 door Koning Willem I aangevangen.

Koningsoordpolder, pold. in de N.-Brab. gem. Dinteloord, in 1699 of 1700 bedijkt en 410 bund, groot. Er woonden daar in 1840 1441 inw.

Koningspolder, pold. in Zeeland, deels in de gem. Borssele, deels in de gem. 'sHeer-Arendskerke, in 1753 ingedijkt en 101 bund, groot.

Koningspoort, geh. in de Gron. gem. Hoogkerk. Vroeger stond er een burg, mede Koningspoort geheeten.

Koningsveld, buurt in de Z.-Holl. gem. Vrijenban, in 1840 met 278 inw. In deze b., aan de rivier de Schie, stonden in vorige eeuwen de abdij en het klooster Koningsveld. De abdij was door Jonkvrouw Bichardis, eene dochter van Graaf Willem I, omstreeks den jare 1255 voor adellijke vrouwen gesticht. Zij werd in 1572 door een brand vernield, opzettelijk aangestoken, ten einde den Spanjaarden te verhinderen, daaruit het naburige Delft te naderen. Het nevens de abdij gelegen monnikenklooster Koningsveld is eveneens in 1572 verwoest.

Koningswaard in de Buitenste Ossendijk, pold. van 15 bnnd. in de N.-Brab. gem. Herpt-en-Bern.

Koningswade, geh. in de Overijsselsche gem. Genemuiden.

Koning Willem da Eerste, voorm. vesting bij Maastricht.

Koninxhem, voorm. d. op het Zeeuwsche eiland N.-Beveland, in 1582 door een watervloed vernield.

Koog, of de Koog, d. met eene Herv. kerk op het N.-Holl. eiland Texel, aan de Noordzee. In 1514 waren er 140 huizen, die in 1840 tot 15 verminderd waren. In 1870 waren er 18, of met die uit den omtrek 83. De bev. beliep in 1840 81, in 1870 95 zielen. In de 16de eeuw waren de ingezetenen meerendeels visschers; thans leven zij van veeteelt, inzonderheid schapenfokkerij. Er is eene Herv. kerk.

Koog (de), pold. in de N.-Holl. gem. st.-Maarten.

Koog - aan - de - Zaan, gem. in N.-Hol!., tusschen Zaandam, Westznan

-ocr page 673-

667

en Zaandijk. In het oosten wordt zij door de Zaan bespoeld, bestaande de grond der landerijen uit laag veen. De gem. is 320 bund, groot. In 1822 had zij 1745, in 1840 2096, in 1874 2288 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men de bev. in 1525 Ned.-Herv., 534 Doopsgez., 51 Ev.-Luth., 8 Chr.-Geref., 208 E.-Kath., 6 Oud-R. en 19 Isr. Zij vinden meerendeels hun bestaan in het fabriekwezen, koophandel en scheepvaart. Landbouw wordt er niet gedreven. Men heeft er echter veeteelt en zuivelbereiding. De talrijke fabrieken leveren olie, stijfsel, papier, hout, haren zakken voor de olieslagerijen, enz. Ook is cr eene scheepstimmerwerf.

Het d. Koog aan de Zaan ligt op den westeroever van de Zaan, reikende van de grenzen van West-Zaandam tot Wormerveer. Het is eene fraaie, welvarende plaats, met 2 kerken, één voor de Herv., en één voor de Doopsgez. De Koog was in de Spaansche tijden slechts een geh. Onder de Eepubliek wies het aan tot eene b., en in of omtrent 1680 tot een d. Omstreeks het midden der 17de eeuw werd hier de pelderij het eerst uitgeoefend.

Koogerpolder, of Kogerpolder, pold. van 27 bund, in de N.-HoII. gem. Akersloot. Door een kanaal is deze pold. met de Zaan in verbinding gebracht.

Koogerpolder, pold. van 57 bund, in N.-Holl, deels in de gem. Oudkarspel, deels in Haringkarspel.

Kooi (de), geh. nabij het N.-Holl.-kanaal, in de gem. de Helder, met een overzetveer naar den Anua-Paulownapolder.

Kooi-in-Carolinapolder, pold. van 117 bund, in de N.-Brab. gem. Dinteloord, in 1755 of 1756 ingedijkt, in 1825 en 1837 ingebroken.

Kooihuizen, geh. onder het Friesche Piaam, in de gem. Wbnseradeel.

Koolland, of Kooilandsohe-polder, pold. in de Z.-Holl. gem. Strijen, 283 bund, groot.

Kooimeer, pold. in de gem. Alkmaar, 21 bund, groot.

Kooipolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Poortugaal, in 1809 bedijkten 39 bund, groot.

Kooipolder, pold. van 49 bund, in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Kooipolder, pold. van 25 bund, in de Z.-Holl. gem. Woubrugge.

Koolwijk, geh. in de Z.-Holl. gem. Oud-Alblas.

Kool, of Ambt-van-Kool, voorm. heerl. in Z.-Holl., 409 bund, groot, bij de gem. Botterdam ingedeeld.

Koolwijksche-polder, heerl. en pold. in de Z.-Holl., gem. Heenvliet. In 1781 is de heerl. met Heenvliet vereenigd.

Koopvaarders-Beede, ged. der Reede van Texel, t. w. dat, hetwelk tegenover het Oude-Schild is gelegen.

-ocr page 674-

Koornpoldar, of Koranpolder, pold. in de Zeeuwsche gem. 's Gravenpolder.

Koorawaard, of Koroawaard, pold. op den zulder oever van de Maas, deels in de N.-Brab. gemeenten Empel c. a. en Alem c. a., deels in de G'jld. gem. Driol, bijna 200 bund, groot, namelijk ruim 105 in N.-Brab. en 94^ in Gelderland.

Koornwaard. of Beusichemsche-Waarden, pold. van ruim 103 bund, in de Geld. gem. Maurik.

Koornwaardsche-polder, uiterw. van 80 bund, in de Utr. gem. Bhenen.

Koeten, of Koten, d. met eene Herv. kerk in de Friescbe gem. Achtkarspelen, in 1811 met 456, in 1840 met 773, in 1874 met 973 inw., die van Kootstertille en Kuikborne (in 1840 te zamen 146) medegerekend.

Kootstertille, b. onder bet Friesche d. Kooten, in 1840 met 132 inw. Het ontleent zijn naam aau eene brug alhier over het Casper-Robles-of Kolonelsdiep.

Kootwijk, d. met eene Herv. kerk in de Geld gem. Barneveld, op de grens van Apeldoorn, zoodat het noorderdeel tot laatstgen. gemeente behoort. Het Barneveldsche deel van Kootwijk had in 1840 66, in 1872 92 inw. Het Apeldoornsche aandeel is kleiner en nog meer verstrooid.

Kootwijkerbroek, b. in de Geld. gem. Barneveld, in 1840 met 204, in 1872 met 234 inw., allen Herv., even als die van Kootwijk.

Kopbeek, b. in de N.-Brab. gem. Zeelst, in 1840 met 420 inw.

Kop-de-Voorn, geh. in de Geld. gem. Dreumel.

Kopkewier, geh. onder het Friesche d. Nijkerk, in Ferwerderadeel.

Kopraaijenhofsche-polder, pold. van 35 bund, in de Geld. gem. Herwen-en-Aerdt.

Kopsche-polder, pold. van 241 bund, in Geld., deels in de gem. Dreumel, deels in de gem. Heerewaarden.

Korendijk, geh. in de Gron. gem. 't Zandt.

Korengarst, geh. in de Gron. gem. Zuidbroek.

Korenstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Osch, in 1840 met 76 inw.

Korenwaard, uiterw. in de Z.-Holl. gem. Henkelum.

Korhorn, geh. in de Gron. gem. Oldehove.

Kom, of Komsche-Sluis, geh. in de Gron. gem. Dussen c. a.

Korn, of Kome, kleine rivier in Geld., die door eenige wateringen gevoed, langs de oostzijde van Buren loopt en beneden die stad in de Linge valt.

-ocr page 675-

669

Kornhorne, geh. in de Gron. gem. Grootegast, in 1840 met 61 inw.

Korsloot, geh. in de N.-Holl. gem. Oosthuizen.

Korte-Akkers (de), geh. in de Gron. gem. Veendam, in 1810 met 69 inw.

Kortebleekerspad, b. in de gem. Amsterdam, bniten de Baampoort.

Korte-Bonnen, polderl in de Z.-Holl. gem. 's Gravezande.

Korte-en-Langstraatsehe-Veertels, pold. van 150 bund, in de N.-Brab. gem. 's Gravenmoer.

Korteheid, geh. in de N.-Holl. gem. Assendelft, in 1840 met 70 inw.

Korte-Heide, b. in de Iiimb. gem. Maasbree, in 1840 met 107 inw.

Korte-Hemmen, of Kortehem, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Smallingerland, in 1811 met 100, in 1840 met 127, in 1S74 met 214 inw., die van het geh. Zaodeburen medegerekend.

Korte-Kampen-en-Buitendijks, pold. van 26 bund, in de Geld.

gem. Pouderoijen.

Korteland, pold. van ongeveer 250 bund, in de Z.-Holl. gem. AI-blasserdam.

Korte-Maarken, pold. van bijna 2 bund, in de Zeeuwsche gem. 's Gravenpolder.

Kortenbroek, polderl. in de Z.-Holl. gem. Streefkerk.

Kortenburg, geh. in Geld., deels in de gem. Wageningen, deels in de gem. Renkum. Hierbij ligt het schoone, uitgestrekte landgoed Kortenburg.

Kortendijk, geh. in de N.-Brab. gem. Eosendaal.

Kortenhoef, gem. in N.-Holl, ingesloten tusschen Nederhorst-den-Berg, Ankeveen en 's Graveland (N.-Holl.) en Loosdrecht (Utr.), hebbende eene oppervlakte van 1487 bund. De grond bestaat meest uit lang veen, deels uit^eveend en in plassen verkeerd, deels in weilanden herschapen. In het uiterste oosten langs de 's Gravelandsehe vaart, is het veen met zand vermengd. In 1814 had de gem. 594, in 1840 713 en in 1874 755 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 517 Ned.-llerv., 30 Chr.-Geref., 3 Ev.-Luth., 2 Rem., 1 Poopsgez., 224 E.-Kath., 2 Oud B. en 10 Isr. De meeste ingezetenen bestaan van landbouw, veenderij en klee-renbleekerij. Behalve het d. Kortenhoef. bevat de gem. de b. de Bade of Baai en de streek Riethoven. Oudtijds was zij eene heerl., die het kapittel van st.-Marie te Utrecht toebehoorde. Zij bleef aan Utrecht gedurende de Republiek en behoorde daartoe ook van 1815 tot 1819, Bij de wet van 19 Mei 1819 werd zij onder N -Holland gebracht.

Hot d. Kortenhoef, in 1840 met 534, in 1870 met 518 inw., ligt aan

-ocr page 676-

670

den weg van Vreeland naar 's Graveland en Hilversum. Er zijn kerken voor de Herv. en de R.-Kath., van welken do eerste een hooge, spitse toren heeft.

Kortenhoefsche-polder, pold. van 1315 bund, in de N.-Holl. gem. Kortenhoef.

Kortenhoeven, of Kortehoeven, b. in de Z.-Holl. gem. Lexmond, in 1840 met 153 inw.

Kortenhoven, pold. van 112 bund, in de Z.-Holl. gem. Lange-Euige-Weide.

Kort-en-Lang-Ambacht, pold. van 108 bund, in de Z.-Holl. gem. Sliedrecht.

Korleraar, of Korter-Aar, b. in de Z.-Holl. gem. ter Aar. Met het

geheele oost. ged. der gem. had zij in 1840 748 bew.

Korteraarsche-polder, pold. van 130 bund, in de Z.-Holl. gem. ter Aar.

Korteslagen, pold. in de Z.-Holl. gem. Gorinchem.

Kortewaard, b. in de Z.-Holl. gem. Waarder, in 1840 met 9G inw.

Korte Snevert, geh. in de N.-Holl. gem. Sehagen.

Kortezwaag, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Opsterland. Het had in 1811 471, in 1840 592, in 1874 693 inw., daaronder begrepen die van de b. Oosterend (in 1840 188).

Kortgene, derde kanton van het Zeeuwsche arr. Goes, bevattende de 4 gem. Kortgene, Colijnsplaat, Kats, Wissekerke.

Kortgene, gem. op het Zeeuwsche eil. Noord.-Beveland, in het zuiden door de 2.'L-idvliet of Zandkreek bespoeld en naar de landzijde bepaald door Wissekirke, Colijnsplaat en Kats, hebbende 1289 bund, oppervlakte. De grond bestaat uit verschillende polders, die door klei gevormd, aan het oog rijke akkers vertoonen. In 1822 had deze gem. 700, in 1840 921, in 1874 1057 inw., ten laatstgenoemde jare onderscheiden in 1053 Herv., 3 Chr.-Geref en 1 Doopsgez. Zij bestaan meest allen van den landbouw. Heeren van Kloetinge komen reeds in 1290 in de geschiedenis voor. De gem. bevat het steedje Kortgene en eenige verstrooid liggende huizen.

Het steedje Kortgene is in 1413 door Jonkheer Filips van Bourgondië, na daartoe door Graaf Willem VI te zijn gemachtigd, gesticht, bemuurd en volbouwd. Het brandde echter reeds in 1414 af en werd, na herbouwd te zijn, den 2 November 1532 door het water geheel overstelpt. Niet dan anderhalve eeuw later, omstreeks 1681, werd het op nieuw aangelegd. Niettemin was de oude kerktoren nog zoo wèl bewaard, dat de nieuwe kerk daartegen opgebouwd kon worden. Deze kerk, het eigendom der Herv., heeft in 1819 een orgel verkregen. De kom van het steedje telde in 1870 732 inw.

-ocr page 677-

671

Kortgeregt, of Kortgereeht, b. in de Z.-Hoil. gem. Schoonrewoerd, in 1840 met 85 iuw. De pold. Kortgeregt is 302 bund, groot.

Kort-Haarlem-en-Willes, heerl. in Z.-Holland, uit de beide heerlijkheden Kort-Haarlem en Willes gevormd. Zij maakte tot Juli 1870 een ged. der gem. Stein uit, doch is toen met het geheele oostel. deel van Stein, bij Reeuwijk ingelijfd.

Kort-Heeswijk, voorm. heerl., het oost. deel der Utr. gem. Willes-kop uitmakende, 337 buud. groot.

Kortlandsche-polder, pold. van 34 bund, in de Z.-IIoll. gem. Nieuwerkerk.

Kortlandsche-polder, pold. van 17 bund, in de Z.-Holl. gem.

Schiedam.

Kortrijk, geh. in de ütr. gem. Euwiel.

Kort-Scheiwijk, pold. van 75 bund, in de Z.-Holl. gem. Hoog-Blokland.

Kortstekerpolder, pold. van 238 bund, in de Z.-Holl. gem. Aar-landerveen.

Kortveen, of Korteveen, geh. in de N.-Brab. gem. Woensdrechtc.a.

Kort-Nieuwland, polderl. in de Z.-Holl. gem. Nieuwland.

Kortvoort, b. in de N.-Brab. gem. Oseh, in 1840 met 91 inw.

Kortwolde, b. onder het Friesche d. Surhuizum, in de gem. Acht-karspelen. Het had in 1840 98 inw.

Kervel, wijk der N.-Brab. gem. Tilburg, met eene nieuwe E.-Kath. kerk, het middelpunt der parochie Korvel uitmakende.

Kostverloren-polder, pold. van 365 bund, in de N.-Holl. gom.

Nieuwe-Niedorp.

Kostverloren-polder, polderl. in de N -Holl. gem. Weesperkar-spel, een deel van den Gemeenschapspolder.

Kost-Roggebroek, pold. van 12 bund, in de Z.-Holl. gem. Reeuwijk.

Kostverloren-Wetering, vaart in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel, Sloten e. a. en Amsterdam, reikende van het westeinde der Overtoomsche-Vaart naar het oostelijk uiteinde van den Haarlemmerweg. Aan de Baarsjes ligt daarover eene brug. Het einde is geen directe verbinding met de Haarlemmertrekvaart, maar door de Kattensloot heeft de Kostverloren-Weteriog gemeenschap met de vestgracht van Amsterdam en de havens dezer stad.

Kostverloren-Waarden, niterw. in de Geld. gem. Eist.

Kote, of Kate, geh. in de Overijsselsche gem. Zwollerkarspel,

-ocr page 678-

673

Koterveer, of Kat0rV0Sr, voornaam veer aan denIJssel, tusschende buursch. Kote of Kate in de Overijsselsche gem. Zwollerkarspel en den Gelder-schen dijk in de Geld. gem. Oldebroek. De Koter- of Xatertol werd door keizer Otto I in 973 aan de abdij te Elten opgedragen en in 1240 door het stift aan de stad Deventer in pandschap gegeven. Bij het Koterveer lag vroeger de Koterschans, thans in een aangenaam wandelpark, het Nieuwe-werk, herschapen. De Willemsvaart loopt aan het Koterveer door twee sluizen, waarvan de noordelijke eerst in 1874 werd voltooid, in den IJssel.

Kotten, b. in de Geld. gem. Winterswijk, in 1840 met 677, in 1872 met 630 inw.

Kotten (ten), of ton Kate, geh. in de Overijsselsche gem. Avereest, aan de Keest.

Koude-Bron (de), bron in de Limb. gem. Heerlen, te Caumer, die uit den Corisberg ontspringt en de Caumerbeek vormt.

Koude Hoek, of Koudenhoek, geh. in de Gron. gem. Belling-wolde, in 184i0 met 77 inw.

Koudehorne, of Kotdehorn, geh. onder het Friesche d. Koudum,

in de gem. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde.

Koudehuizum, of Koudhuizen, geh. onder het Friesche d. Witmarsum, in de gem. Wonseradeel.

Koudekerk, gem. in Z.-Holl., tusschen Leyderdorp, Woubmgge, Oudshoorn, Alphen en Hazerswoude. In het zuiden door den Rijn bespoeld, is de grond meest door rivierklei gevormd. Alleen in het uiterste noorden ligt laag veen. Op 1017 bund, telde deze gem. m 1822 848, in 1840 1255, in 1874 1326 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 1105 Ned.-Herv., 6 W.-Herv., 44 Chr.-Geref., 16 Ev.-Luth., 5 Herst.-Luth., 4 Hem., 1 Doopsgez., 176 R.-Ka;h. en 2 ongen. Zij bestaan meest van veeteelt en zuivelbreiding. Voorts drijven zij landbouw, steen-, pannen- en tegelbakkerij, enz. De heerl. Koudekerk werd in 1331 door Graaf Willem 111 aan Gerard van Poelgeest geschonken, ten gevolge waarvan nakomelingen van dezen edelman, tot het uitsterven van den stam der Poelgeest's in 1713, deze heerl. hebben behouden.

Het fraaio d. Koudekerk, aan den noorJeroever van den Rijn gebouwd, telde binnen de kom in 1870 slechts 175 inw., doch aan de beide zijden dezer kom, langs den Eijn, breiden zich de onderhoorige wijken mt.Men heeft er cene aanzienlijke Herv. kerk, een weeshuis en eene in 1838 gebouwde brug over den Rijn.

Koudekerke, gem. op het Zeeuwsche eiland Walcheren, in het westen door de Noordzee bespoeld en verder ingesloten door Vhssingen, Souburg, Middelburg, Grijpskerk en Biggekerke, met eene oppervlakte van 1S47 bund. De grond bestaat uit klei, met zand vermengde klei en zand, het laatste langs de Noordzee, waar duinen verrijzen. In 1822 telde

-ocr page 679-

6'/3

telde men er 1101, in 1840 1275, in 1874 1644 ingezetenen, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1615 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 26 Chr.-Geref. en 2 R.-Kath. Meest allen vinden in den landbouw hun bestaan. De gem. bevat het d. Kondekerke, benevens de geh. 't Zand en Dishoek. De landgoederen ter Hooge, Steenhove en ter Boede, benevens de boerenhofsteden Zwanenburg, Paauwenburg en Lammerenburg herinneren aan voorm. kasteelen. Behalve de drie genoemde, zijn hier nog verscheidene buitenverblijven, zoo als Vijvervreugd en Torenvliet.

Koudekerks is een der grootste Zeeuwsche dorpen, tellende binnen de kom, ten jare 1870 462 inw. De Herv. kerk vormt het middenpunt der kom.

Eoudekerke, geh. in de Zeeuwsche gem. Haamstede, vroeger een voornaam dorp, waar eene belangrijke jaarmarkt werd gehouden. Van de kerk is nog de toren bewaard, die tot een baken voor de zeevaarders verstrekt. Inbraken der zee zijn Koudekerke ten verderve geweest. In vroegere eeuwen was het eene afzonderlijke heerl. Het overgebleven deel is nog 450 bund, groot. Het had in 1840 115 inw.

Koudekerker-Inlage, in 1654 door het maken eener inlage gevormde polder in de Zeeuwsche gem. Haamstede.

Koudenburg, geh. onder het Priesche d. Haule, in de gem. West-Stellingwerf.

Koudenpolder, pold. van 508 bund, in de Zeeuwsche gem. Hoek, in 1545 door indijking verkregen. In 1791 is hij ingevloeid, doch onmiddellijk weder beverscht.

Koudepolder, pold. van 10 bund, in de Zeeuwsche gem. Wemel-dinge (Zuid-Beveland).

Koudum, fraai d. in Priesl., de hoofdplaats der gem. Hemelumcr-Oldephaert-en-Noordwolde. Het breidt zich uit op een hoogen, zandigen grond, die te dezer plaatse het veen afwisselt. Dit oord is lommerrijk en aangenaam, weshalve hier oudtijds de meeste staten uit den zuid-westhoek van Friesland werden gesticht, zooals Galama, Epema, Keimpe-Doniahuis, Grovestins, enz. Van deze is nog alleen over Galama, later Grovestins genoemd, welke met het landhuis de Kamp het d. veel aanzien bijzet. In 1811 had Koudum 773, in 1840 998, in 1874 1557 inw., meerendeels landbouwers en veefokkers. Vroeger legden zich vele inw. op de visscherij toe, hetgeen thans veel minder het geval is. Onder de ingezetenen van Koudum zijn begrepen die van de geh. Bovenburen, Galamadammen en de Koudumer-wiske, in 1840 met 73 inw. In 1515 is Koudum door den Zwarten hoop, en Jen 14 Januari 1586 door de Spanjaarden deerlijk geschonden.

Koudumer-Slaperdijk, belangrijke binnen-zeedijk in de Priesche gem. Hemelumer Oldephaert-en-Noordwolde, loopende van het Workumer-Nieuwland naar Koudum en van de hooge gronden aldaar tot die van He-melum. De dijk is meer dan 8000 el lang, doch niettemin geheel en al, naar het omwerp en onder het toezicht van den ingenieur Willem

43

-ocr page 680-

674

Lorié, in den korten tijd van den 22 Augustus tot den 14 October 1732 opgeworpen.

Koudumerwiske, of Kolderwiske, geh. onder het Friesche d. Koudum, in 1840 met 20 inw.

Kouk (de), geh. in de Limb. gem. Heithuizen, in 1840 met 63 inw.

Kouman, of Koumen, geh. in de Limb. gem. Hoensbroek, in 1840 met 62 inw.

Kouwelaar, geh. in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a.

Kouwenberg, geh. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Kouwenraad, geh. in de Limb. gem. Hoensbroek, in 1840 met 77 inw.

Kouwheide, geh. in de N.-Brab. gem. Putte.

Kok, of Kox, geh. in de N.-Brab. gem. Gemert.

Koyfenne, geh. bij het d. Oosterend, in de Friesche gem. Hennaar-deradeel, ter plaatse waar vroeger de state Koyfenne werd gevonden.

KraaijenbOSCh, pold. in de Z.-Holl. gem. Ond-Beijerland, 22 bund, groot.

Kraaijenbroek, pold. in de Z.-Holl. gem. Lexmond.

Kraaijenest, b. in de N.-Holl. gem. Heemstede, in 1840 met 131 inw.

Kraaijenisse, of Krayenisse, pold. van 288 bund, in de Z.-Holl. gem. Melissant, in 1760 ingedijkt, ten jare 1840 met 113 inw.

Kraaijenstein, pold. en heerl. op het Z.-Holl. eil. Goedereede-en-Overflakkee, 147 bund, groot. Met het overige der gem. Onwaard is dit oord in 1857 aan de gem. Melissant ten deel gevallen. De polder is in 1762 bedijkt.

Kraaijenwerf, voorm. b. op het N.-Holl. eil. Marken, door den watervloed van 14 en 15 November 1775 vernield.

Kraaiveen, geh. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Kraan, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 119, in 1870 met 117 inw.

Kraantjelek, veelbezochte herberg in de N.-Holl. gem. Bloemen-daal, aan den voet van den Blinkert. Hierbij was in 1803 het legerkamp onder bevel van den Generaal Dumonceau.

Kraanven, b. in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand, in 1840 met 166 inw.

Kraauwelaar, pold. van 17 bund, in de N.-Brab. gem. Teteringen.

-ocr page 681-

675

Krabbe (de), eil. en pold. in de Z.-Holl. gem. Dubbeldam, 61 bnnd. groot en in 1821 bedijkt. Ter plaatse van eene voormalige traankokerij werd in 174.8 eene batterij aangelegd, die na een kort bestaan weder werd geslecht.

Krabbekreek (de), stroom in Zeel., die, nit de Eendragt voortkomende, zuidwaarts van de slikken tnsschen Tholen en st.-Philipsland naar het Mastgat vloeit.

Krabbendam, d. met eene Chr.-Geref. kerk in de N.-Holl. gem. Warmenhuizen, aan den voet van den Zijperdijk. Het had in 1840 109, in 1870 126 inw.

Krabbendijke, gem. op het Zeeuwsche schiereil. Zuid-Beveland, in het noorden door de Ooster-Sehelde bespoeld en verder bepaald door Krniningen, Waarde en Rilland. Hare grondvlakte, die uit vette klei-landen bestaat, beloopt ruim 1633 bund. Het getal van hare inw. bedroeg in 1822 589, in 1840 838, in 1874 1243, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1107 Herv., 95 Chr.-Geref., 1 Doopsgez. en 40 R.-Kath. De landbouw is hun hoofdbedrijf. De gem. is uit de beide heerl. Kat-tendijke en Nieuwlande saamgesteld. De eerstgen. is in de geschiedenis reeds sedert 1187 bekend, toen Hendrik van Schoten haar aan de Vlaam-sohe abdij ter Does ten geschenke gaf.

Het d. Krabbendijke heeft veel door overstroomingen geleden. In 1570 werd het geheel door het water verzwolgen, zoodat het tegenwoordige Krabbendijke eerst dagteekent van de herdijking, waartoe in 1591 werd besloten. Het had binnen de dorpskom in 1870 592 inw. Men vindt er kerken voor de Herv. en de Chr.-Geref. Tijdens den Spaanschen oorlog lagen bij Krabbendijke verschillende schanswerken.

Krabbendijksehe-Vliet, binnengedijkte kreek of stroom op de grens der Zeeuwsche gemeenten Krabbendijke en Waarde, een deel der oude Hinkelingen.

Krabbenhoek, geh. in de Zeeuwsche gem. Graauw c. a.

Krabbeplaat, in 1847 ingedijkte gronden op het eiland Rozenburg in Z.-Holland, S53 bund, groot.

Krabbepolder, pold. van 294 bund, in de Z.-Holl. gem. Rozenburg.

Krabbeschans, voorm. schans in de Zeeuwsche gem. Heille. Zij werd in 1604 verbeterd, doch is in of na 1672 gesloopt. Men vindt thans ter plaatse eene landhoeve van dien naam.

Kraggenburg, in 1347 aangelegde Zuiderzeehaven aan het westelijke einde van het Zwolsehe-Diep (Overijssel).

Krakeelpolder, pold. in Z.-Holl., deels in de gem. Delft, deels in Hof-van-Delft, ruim 420 bund, groot.

Krakeelpolder, pold., deels in België, deels in de Nederl. gem. IJzendijke, in 1711 bedijkt. Het Nederlandsche deel is 28 bund, groot.

43*

-ocr page 682-

676

Kralingen, gem. in Z.-Holl., ten oosten van Rotterdam, en verder ingesloten door Hillegersberg, Capelle-aan-den-IJssel en Usselmonde. De gem. was in 1870 ruim 1400 bund, groot, doch dit cijfer is door de verdeeling van den sedert drooggem. Prins-Alexanderspolder gewijzigd. Op onderscheidene tijden, o. a. in 1809, heeft de gem. ook gronden aan Botterdam afgestaan. Thans bevat zij, behalve het zuiderdeel van den Prins-Alexanderspolder, het d. Kralingen, een deel van den dicht bebouwden Schieland-schen dijk cn de b. het Kralingsche-Veer. De gem. had in 1822 2358, in 1840 3535, in 1874 8729 inw. Bij de volkstelling voor 1870, toen men er 7099 inw. had, onderscheidde men er 5607 Ned.-Herv., 13 W.-Herv., 125 Ev.-Luth., 72 Chr.-Geref., 40 Rem., 22 Doopsgez., 10 Episc., 1198 R. Kath., 4 Ned.-Isr. en 8 ongenoemden. De bronnen van bestaan zijn het fabriekwezen, landbouw, veeteelt en visscherij. De fabrieken, die bijna allen in het aan Rotterdam palende deel worden gevonden, leveren glas, gedistelleerd, ijzerwerk, katoen, touw, paardenhaar, enz. Landbouw en veeteelt worden door de weltoebereide klei- en veengronden bevorderd.

Het d. Kralingen, dat uithoofde van het vervenen en weder droog-malen der gronden thans eene geheel andere ligging en gedaante heeft dan vroeger, strekt zich nu deels langs de Hoflaan, deels langs den 's Gravenweg uit. Men heeft er nieuwe kerken voor de Herv. en de R.-Kath., een fraai raadhuis en verscheidene buitenverblijven, o. a. op Honingen.

Kralingerpolder, pold. van 589 bund, in de Z.-Holl. gem. Maasland.

Kralingsohe-Veer, of Kralingerveer, b. in de Z.-Holl. gem. Kralingen, aan de Maas, met zalmvisscherij. In 1840 telde zij 455 inw.

Krammer (het), breede stroom tusschen Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant, reikende van st.-Philipsland tot de zuid-oostpunt van Overflakkee. Door dit water zijn de Grevelingen, de Zijpe en het Slaak verbonden met het Volkerak.

Krammerpolder, pold. van 122 bund, in de Z.-Holl. gem. den Bommel, in 1694 ingedijkt. In 1840 had de pold. 18 inw.

Kranemeer, of Kraanmeer, geh. in de N.-Brab. gem. Erp.

Kranenbroek, geh. in de N.-Brab. gem. Esch, in 1840 met 49 inw.

Kranendijk, b. in de Z.-Holl. gem. den Bommel, in 1840 met 120 inw.

Kranendonk, voorm. baronie in N.-Brab., bestaande uit Maarheeze, Gastel, Soerendonk en Sterksel. In de 12de eeuw werd deze baronie, door het grafelijk huis van Horn bezeten. Door het huwelijk van Prins Willem I met Anna van Egmond kwam zij aan het huis Nassau-Oranje. Het kasteel dezer baronie, dat | uur van Maarheeze stond, werd door de Eranschen den 16den September 1673 verwoest.

-ocr page 683-

677

Kranepoort, pold. van 3 bund, in do Z.-Holl. gem. Gouderak.

Kranenweerd, b. in de Overijssclsche gem. Zwartsluis, op een eiland in het Meppelerdiep.

Krangeweer, geh. In du Gron. gem. Stedum, in 1840 met 75 inw. In 1837 zijn er eenige oudheden, waarschijnlijk uit den Germaanschen tijd, opgedolven.

Kras (de), pold. van 9 band. in de N.-Holl. gem. Oaddorp.

Krassum, geh. in de Gron. gem. Ezinge, in 1840 met 32 inw.

Krawinkel, d. in de Limb. gem. Geleen, de noorderhelft uitmakende der par. Lutterade-en-Krawinkel, staande de kerk tusschen beide plaatsen, dicht aan den spoorweg. Het d. had in 1840 568, in 1870 740 inw., onder welke velen van het spijkermaken bestaan.

Krayenhof, fort bij Nijmegen aan den Waaldijk, van 1824 tot 1831 aangelegd.

Krayenspoldor, pold. van 12 bund., grootendeels in de Nederl. gem. st. Anna ter Muiden, deels in de Belg. gem. Westcapelle. Deze pold. is waarschijnlijk omstreeks 1757 ingedijkt, doch in 1818 van 22 bund, tot de helft verkleind.

Kreek, b. in de N.-Brab. gem. Standdaarbuiten, in 1840 met 424 inw.

Kreek (de), b. in de Z.-Holl. gem. IJsselmonde, in 1840 met 70 inw.

Kreekerak, vaarwater in de Ooster-Schelde.

Kreekpolder, pold. van 66 bund, in de Zeeuwsche gem. Zaamslag, in of omstreeks 1727 bedijkt.

Kreelsterzand, zandverstuiving in de Geld. gem. Ede.

Kreijel, geh. in de N.-Brab. gem. Vessem e. a.

Kreijel, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 130, in 1870 met 108 inw.

Kreil, of Creyl, b. in de N.-Brab. gem. Heeze, in 1840 met 166 inw.

Kreil (de), b. in de N.-Holl. gem. Barsingerhorn, aan den dijk ten zuiden van den Wieringerwaard. Zij had in 1870 met Poolland en den Mieldijk 390 inw.

Kreilerbosch, voorm. bosch bewesten Friesland, eens de jachtplaats der Friesche koningen. Het was nog in het begin der 12de eeuw bekend, toen Graaf Floris II er eene ontmoeting had met den Frieschen edelman Galo Iges Galama. In 1173 is het door de Zuiderzee verwoest en ingezwolgen.

Kreitsberg, geh. in de N.-Brab. gem. Zeeland, in 1840 met 80 inw.

Kreupelstraat, wijk van het N.-Brab. d. Boxmeer.

-ocr page 684-

678

Kreverhil, geh. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse.

Krewerd, of Krewert, d. met eene Herv. berk in de Gron. gem. Bierum. Met de gehuchten Arwert, de Klip en Nijeklooster, had het in 1811 117, in 1840 143, in 1870 .317 inw. Binnen de kom alleen rekende men in 1870 107 inw. De oude brug het Steenhuis alhier is reeds lang verdwenen.

Kreytenheide, voorm. heideveld in het N.-Brab. Kwartier van Oisterwijk, thans grootendeels ontgonnen.

Kreytenmolen, geh. in de N.-Brab. gem. Udenhout.

Krichelberg, geh. in de Limb. gem. Kerkrade, in 1870 met 51 inw.

Krijtenberg, pold. van ongeveer 111 bund, in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur.

Krikelenberg, of Kriekelenberg, berg of heuvel aan de noordoostzijde van het Geuldal, met een kruin in de Vaalscher bosschen van gelijke hoogte, een der beide meest verheven punten van Nederland. In het noorden door eene flauwe helling van den Wrakelenberg gescheiden, loopt de kruin van den Krikelenberg glooiend op tot aan de zuidzijde van Elkenraad en helt dan vrij steil af naar Eys. Het hoogste deel van de kruin ligt 240 meters (quot;nagenoeg 765 Kijnlandsehe voeten) boven het vlak der zee, of 158 meters (504 voet) boven het Geuldal. De grond is deels kwartachtig krijt, zandig krijt en krijt met zwarte vuursteenen.

Krimelenberg, heuvel in de Geld. gem. Ermelo.

Krimpen-aan-de-Lek, gem. in Z.-Holl., het zuidelijkste deel van den Krimpenerwaard, zijnde ingesloten door Krimpen-aan-den-IJssel, Lek-kerkerk, Nieuw-Lekkerland en Eidderkerk. Deze gem. is 788 bund, groot. Zij bestaat meest uit kleigronden, doch deels ook uit laag veen. In 1822 had zij 788, in 1840 1051, in 1874 1581 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men er 1525 Herv., 7 Luth. en 7 E.-Kath. De inw. leven van veeteelt, zuivelbereiding, vischvangst, hoepelbuigen, scheepstimmeren, enz. De gem. bevat het d. Krimpen-aan-de-Lek, en de buurten de Noord en Middelland.

Het d. Krimpen-aan de-Lek, vermoedelijk het oude Crempene, is ontstaan aan den mond van de Lek en de Maas. Het was in den strijd met Spanje een belangrijk punt. Twee schansen alhier werden den 21 Februari 1576 door de Staatschen op de Spanjaarden veroverd. Er is eene Herv. kerk. In 1840 had het d. 732, in 1870 1008 inw.

Krimpen-aan-den-IJssel, gem. in Z -Holl., noordwestwaarts van Krimpen-aan-de-Lek, en verder omringd door Lekkerland en Ouderkerk in den Krimpenerwaard, Capelle-aan-den-IJssel in Schieland en IJssel-monde en Eidderkerk op IJsselmonde. Door de Maas en IJssel bespoeld, bestaat de grond bijna geheel uit klei. Alleen in het uiterste oosten vindt men veen. De grootte beloopt 812 bund. In 1860 had de gem. 1286, in 1874 1622 inw. Bij de volkstelling voor 1870 werden er 1572 gevonden»

-ocr page 685-

67!)

t. w. 1533 Herv., 38 lï.-Kath. en 1 ongen. De gem. is eerst in 1857 gevormd uit de beide vroegere gem. Krimpen-aan-de-Lek en Stormpol-der, van welke de eerste in 1822 631, dc laatste destijds 181 inw. telde, welke cijfers in 1840 tot 1018 en 253 waren toegenomen.

Krimpen-aan-den-IJssel wordt eerst sedert 1801 onder de d. gerekend, daar er vóór dien tijd geen kerk werd gevonden. Deze kerk is door de Herv. gem. van Krimpen-aan-de-Lek-en-Stormpolder gesticht.

Krimpenerwaard, of Crimpenrewaard, landstr. in Z.-Holl., een bijzonder hoogheemraadschap uitmakende, dat tusschen den Lopikker-waard, de Lek, de Maas en den Ussel ligt ingesloten, en ruim 10,000 bund, oppervlakte heeft. De streek omvat de gemeenten; Krimpen aan-den-IJssel, Krimpen-aan-de-Lek, Lekkerkerk, Ouderkerk, Berkenwoude, Gouderak, Stolwijk, Berg-Ambacht, Amraerstol, Haastrecht en Vlist-en-Bonrepas. De grond bestaat langs de stroomen uit klei, doch in het midden van den waard uit laag veen. De bedijking is zeer oud, want reeds Graaf Floris de Vette maakte in 1097 bepalingen omtrent het onderhouden van den dijk. In 1572, 1726, 1751 en 1703 heeft deze waard veel door overstroomingen geleden.

Krinkelhoek, geh. in de N.-Brab. gem. Osch.

Krinkelwinkel, of Krinkel-de-Winkel, gedeelte dijk aan de Mer-wede in de Z.-Holl. gem. Gorinchem.

Kroddeburen, b. in de Gron. gem. ten Boer, in 1840 met ÜB inw.

Kromme-IJe, water in N.-Ho]l. tusschen Krommenie en Uitgeest, dat vroeger met de Kil de verbinding vormde tusschen het Alkmaarderen Wijkermeer. Nadat in 1357 een dam met eene sluis door dit water is gelegd, is het allengs opgeslijkt en sedert het eind der 17de eeuw voor groote binnenlandsche vaartuigen onbruikbaar geworden.

Kromme-Leek, stroom in N.-Holl., loopende van den Overtoom bij Wognum met vele bochten naar Wervershoof.

Kromme-Mijdracht, riv. in Utr., op de Z.-Holl. grens bij Zevenhoven, die zich bij de Mennonietenbuurt onder Mijdrecht met de Drecht vereenigt. Door deze vereeniging ontstaat de Amstel.

Kromme-Mij drecht, b. in de Z.-Holl. gem. Zevenhoven,, in 1840 met 142 inw.

Kromme-Mij drecht, b. in de Utr. gem. Mijdrecht, zoowel in 1840 als in 1870 met 149 inw.

Krommendijk, of Krommedijk, geh. in de Overijsselsche gom. Ambt-Almelo, in 1870 met 78 inw.

Krommenhoek, voorm. d. in de Walchersche gem. Biggenkerke, thans een geh. De heerl. Krommenhoek had in 1840 42 inw.

Krommenie, gem. in N.-Hoil., tusschen Wormerveer, Uitgeest en Assendelft, slechts 413 bund, groot, doch dicht bevolkt, aangezien men er in 1811 2023, in 1822 2019, in 1840 2581, in 1874 2758 inw. telde.

-ocr page 686-

680

De grond, uit laag veen gevormd, is door vele breede slooten en wateren doorsneden, die het overtollig water afvoeren in de Kromme-IJe, of in de Nauernascbe vaart. De bevolking was bij de telling voor 1870, toen er •i829 inw. waren, onderscheiden in 1875 N.-Herv., 2 W.-Herv., 291 Doopsgez,, 25 Chr.-Geref., 16 Ev.-Luth., 1 Hem -Luth., 1 Rem., 561 R.-Kath., 50 Oud-R. en 7 Ned -Isr. Zij bestaan meest van het weven van zeildoek en anderen fabriekarbeid, alsmede van veeteelt, zuivelbereiding en scheepvaart. De gem. bevat het vlek Krommenie, hec d. Krommeniedijk, de b, Krommeniehorn en de geh. de Busch, Vaartdijk en enkele verstrooide huizen in het Westerveld.

Het vlek of d. Krommenie, oudtijds veelal Crommenie geschreven, had in 1840 22H0, in 1870 2351 inw. Het ligt aan de westzijde der Naner-nasche-Vaart, waarover hier eene fraaie brug is geslagen. Het is een aangename, welbebouwde plaats, waarin o. a. de Herv., Doopsgez. en Oud-R. kerk, het Raadhuis, het Weeshuis en de woonhuizen van voorname fabrikanten zich door aanzien en netheid onderscheiden. In 1573 en 1574 heeft dit dorp veel geleden door de Spanjaarden, wien men er echter krachtigen tegenstand bood. In 1702 en 1724 is het door zware branden geteisterd.

Krommenie-Assendelft, station van den N.-Holl. spoorweg, in de N.-Holl. gem. Assendelft, nabij Krommenie, sedert 1 Nov. 1869 voor het verkeer ontsloten.

Krommeniedijk, d. met eene Herv. en eene R.-Kath. kerk in de N.-Holl. gem. Krommenie. Het had in 1811 165, in 1840 194, in 1870 265 inw. In 1573 wierp de overste de la Garde hier eene schans op, die met de plaats zelve, door de Spanjaarden in 1574 werd ingenomen en verwoest.

Krommeniehorn, geh. in de N.-Holl. gem. Krommenie, in 1840 met 136, in 1870 met 128 inw.

Kromvliet, kreek in de N.-Brab. gem. Woensdrecht. Het ontleent zijn naam van de voorm. Zeeuwsche pold. Krompvliet, die in 1407 werd bedijkt, doch later ondervloeide.

Kromwal, geh. in de Friesche gem. Baarderadeel, onder het d. Brits-werd, waar tot voor korten tijd eene Doopsgez. kerk stond.

Kromwal, geh, onder het Friesche d. Burgwerd in de gem. Won-seradeel.

Kromwijk, pold. in de Z.-Holl. gem. Woerden.

Kromwijk, pold. in de Utr. gem. Linschoten.

Kromwijk-Bulwijk-Barwoutswaarder-en-Bekeneshet-Kerf-land-en-het-Oosteinde van-Waarder, heemraadschap in Z.-Holl., 1048 bund, groot, verschillende polders in de gem. Woerden, Barwouts-waarder en Waarder omvattende.

Kronenburg, voorm. adellijk slot in de N.-Holl gem. Castricum.

-ocr page 687-

081

Kroonenburg, of Cronenborch, voorm. adell. kasteel in de Utr. gem. Loenen, arhteretnvolgens bezeten door verschillende aanzienlijke geslachten, zooals van Cronenborch, van Velsen, van Avesnes, van Mijnden, van Kuwiel, van Aemstel van Kronenburg, van Lijnden, van Hemmen, Witten vau ter Aa, Cam-minga, Smissaerten Gompertz. Met huis was, volgens de overlevering, in 1122 gesticht door Jan van Cronenborch. Het strekte in 1296 aan Graaf Floris V ten gevangenis tot hij naar Muiden werd vervoerd, en werd na 'sGraven moord door de vertoornde poorters ingenomen en verwoest. In 1375 werd het op nieuw geslecht door den ütrechtschen Bisschop Arend van Horn, doch sedert andermaal herbouwd. Den 2den Augustus 1672 namen de Fran-schen 'het in bezit, waarop zij het door het laten ontploffen van buskruid ten val brachten. Sedert in nieuweren stijl herbouwd, maakte het tot 1837 een prachtig buitengoed uit, doch werd toen gesloopt.

Kronestein, geh. in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude. Het bevat de oud-adellijke ridderhofstad Kronestein en eenige geringe woningen.

Krook, geh. in de Friesche gem. Franeker.

Kroonpolder, of Kreuningspolder, pold. van 481 bund, in de Gron. gem. Beerta, een bijzonder eigendom van de stad Groningen, in 1696 op kosten van Anthony de Huibert bedijkt.

Krop (de), of de Krab, uiterw. van 110 bund, in de Geld. gem. Haaften.

Kropswolde, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Hoogezand, in 1870 met 375 inw. binnen de kom en 723 daarbuiten. Tot Kropswolde behooren nog de buurten en gehuchten Foxhol, Wolfsbergen, Leinwijk, Nieuwe-Compagnie en een ged. van Maartenshoek.

Krozestein, voorm. heerl. in de Utr. gem. Zeist, 20 bund, groot.

Kruchten, b. in de Limb. gem. Maasbracht, in 1840 met 167, in 1870 met 148 inw.

Kruidberg (de), of het Prinsenboseh, beroemd landgoed in de N.-Holl. gem. Velsen, in de 17de eeuw een jachthuis van Prins Willem III. De overlevering zegt dat te dezer plaatse in 1688 door den Prins tot den tocht naar Engeland werd besloten.

Kruidhof, klein meer in de Z.-Holl. gem. Sehoonrewoerd, door het fraaie lommer dat het omringt, met schilderachtige oevers.

Kruiningen, kerkel. ring der klasse Goes, der Herv., bevattende de 9 gemeenten; Biezelinge, Fort-Bath-en-Rilland, Kapelle, Krabbendijke, Kruiningen, Schore-en-Vlake, Waarde, Wemeldinge, Yerseke.

Kruiningen, gem. op het Zeeuwsche schiereil. Zuid-Beveland, in het noordoosten door de Ooster-Schelde, en in het zuidw. door de Hont bespoeld, zijnde naar de landzijde bepaald door Yerseke en Schore-en-Vlake, Krabbendijke en Waarde. De grond — in het geheel bijna 1500 bund — bestaat uit beste klei, ten gevolge waarvan de landbouw hier in een bloeienden staat verkeert. In 1822 had Kruiningen 982, in

-ocr page 688-

682

1840 1246, in 1874 2303 inw., ten laatstgen. jaar onderscheiden in 1866 Herv., 3 Presb., 209 Chr.-Geref., 4 Luth, 2 Doopsgez , 207 E.-Kath., fi Isr. en 6 ongen. De gem. is eene oude heerl., die in de 13de eeuw door het trotsche geslacht der Berthout's, heeren van Mechelen, werd bezeten. Zij heeft veel door overstrooniingen geleden en ten tijde van den Spaanschen oorlog door de inlegering van krijgsvolk. De gem. bevat de dorpen Krui-ningen en Hansweert, benevens het geh. Oostdijk.

Het d. Krniningen is een der grootste Zeeuwsche dorpen, tellende het ten jare 1870 binnen de kom 800 inw. Het heeft eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk. Het oude slot van Kruiningen, dat, naar men meent, in 1361 werd gesticht, is tot verval gekomen, in 1720 en 1721 afgebroken.

Kruiningen-polder, pold. van ruim 25 bund, in Zeeland, deels in de gem. Baarland, deels in de gem. Nisse, iu 1510 bedijkt.

Kruiningsehe-polder, pold. in Zeeland, deels in de gem. Krui-ningen, deels in de gem. Krabbendijke, 1501 bund, groot.

Kruiningsche-Vliet, binnengedijkte kreek van het oostelijk Zuid-Beveland, tusschen Kruiningen en Nieuwlande.

Kruip-in, vervallen schans in Z.-Holl., ten oosten der vesting Woerden, aan de noordzijde van den Rijn.

Kruis, of het Kruis, b. in de N.-Brab. gem. Heeze, in 1840 met 109 inw.

Kruis, b. of geh. in de Limb. gem. Schimmert, in 1840 met 109, in 1870 met 72 inw.

Kruis, b. in de Limb. gem. Tegelen, in 1840 met 153, in 1870 met 168 inw.

St. Kruis, gem. in het westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, tusschen Uzendijke, Waterlandkerkje, Oostburg, Aardenburg en Eede (Nederl.), en st. Jan in Eremo en st. Margaretha (België), hebbende eene oppervlakte van 21401/j bund., zijnde met zand vermengde klei. In 1822 had deze gem. 516, in 1840 613, in 1874 688 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 430 R.-Kath., 257 Herv. en 1 Doopsgez. Zij vinden in den landbouw hun bestaan. Watervloeden en inundatiën gedurende den oorlog, met daarop gevolgde bedijkingen hebben dit oord vaak van gedaante veranderd. De gem. bevat thans het d. st. Kruis, benevens een aantal verstrooide huizen, waaronder die van Spitsbroek, het Eiland, Plakkebord enz.

Het d. st. Kruis, bevat eene Herv. en eene K.-Kath. kerk en had binnen de kom in 1870 232 iuw. Den 5den en 31sten Augustus 1831 vielen hier schermutselingen voor tusschen de Nederlandsche en Belgische troepen.

Kruisberg, landgoed in de buurt Langerak van de Geld. gem. Ambt-Doetinchem. In 1866 is derwaarts van Rotterdam verplaatst de gevangenis voor jeugdige veroordeelden van het mannelijk geslacht.

9

-ocr page 689-

683

Kruisdijk. b. in de Zeeuwsche gem. Groede, in 1S40 met 84, in 1870 met 111 inw.

Kruisdorp, naam welke de hoofdplaats van de gem. Haarlemmermeer aanvankelijk droeg, doch die later in dien van Hoofddorp is veranderd. Er zijn fraaie kerken voor de Herv. en de E.-Kath.

Kruisdorp, b. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, in 1840 met 117 inw.

Kruishoek, geh. in de Geld. gem. Wisch.

Kruisland, d. in de N.-Brab. gem. Steenbergen-en-Kruisland, in 1840 met 250 inw. Er zijn kerken voor de K.-Kath. en de Herv.

Kruislandsche-polder, pold. in de N.-Brab. geni. Steenbergen c. a., in 1487 door Graaf Engelbert van Nassau ter bedijking uitgegeven. Hij is 2917 bund, groot.

Kruisoord, pold. van bijna 26 bund, in het noord-oosten van do Beemster. Het is een vooruitspringend stuk oud land, dat bij het indijken van de Beemster daarbij is binnengesloten.

Kruispolder, pold. van 436 bund, in de Z.-Holl. gem. Ooltgens-plaat, in 1626 bedijkt. Deze polder is in 1682 ondergevloeid, doch vervolgens weder beverscht.

Kruispolder, pold. van 742 bund, in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, in 1616 bedijkt.

Kruispolder, pold. van 44 bund, in de Zeeuwsche gem. st.-Kruis.

Kruispolder-Kaai, geh. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, met een haventje aan de Hont.

Kruisschot, b. in de N.-Brab. gem. Bakel c. a., in 1840 met 35 inw.

Kruisschot, geh. in de N.-Brab. gem Stiphout, in 1840 met 36 inw.

Kruisstee, geh. in de Gron. gem. üsquert.

Kruisstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Osch, in 1840 met 151 inw.

Kruisstraat, b. in de N.-Brab. gem. Rosmalen, in 1840 met 311 inw.

Kruisstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Hoeven c. a., in 1840 met 70 inw.

Kruisstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Bosendaal e. a.

Kruisweg (de), geh. in de Gron. gem. Baflo.

Kruisweg (de), geh. in de Z.-Holl. gem. Bleiswijk, in 1840 met 45 inw.

Kruithagen, geh. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse. Men vond vroeger te zelfder plaatse een fort.

Kruizinga's-wijk, vaart en wijk in de Overijsselsche gem. Avereest.

-ocr page 690-

684

Kudelstaart, d. met eene nieuwe R.-Kath. kerk in de N.-Holl. gem. Aalsmeer. De Herv. of oude parochiekerk, wier naaste omtrek vroeger als de kom van het d. werd aangemerkt, is in 1863 gesloopt. Kudelstaart was lot 1798 ter helfte eene Hollandsche heerl., ter helfïe een deel van de ütrechtsche proostdij van st.-Jan, doch ook het Siichtsche deel betaalde aan de verpondingen en gemeenc lasten van Holland. Ten tijde der graven waren hier vele boomgaarden, doch deze waren reeds onder Keizer Karei V door het inbreken der wateren vernield, zoodat van toen af het wolspinnen en het turf maken de eenige middelen van bestaan bleven. Thans is al het land in het ronde uitgeveend, en sedert den ontzettenden sto^m in November 1836 zelfs het voetpad naar den Uithoorn weggeslagen, zijnde de waterkeering, die de ineenstrooming van het Leg-meer met de Kudelstaarter plassen verhinderde. Kudelstaart had in 1840 371 inw.

Kuijerpolder, pold. van 169 b. in de N.-Holl. gem. Nederhorst-den-Berg.

Kuikhorne, b. in Friesl., deels onder het d. Bergum in Tietjerkster-adeel, deels onder Twyzel in Achtkarspelen, deels onder Zwaag-Westeinde in Dantumadeel. In 1840 had het eerstgen. deel 95, het tweede 14, het derde 22 inw.

Kuikliornstervaart, vaart uit het Bergumermeer in noordelijke richting naar Kuikhorne. De Nieuwe-Vaart is eene verlenging daarvan. Zij bevordert de gemeenschap tusschen het genoemde meer en de Dokkumer Nieuwe-Zijlen, als groot stroomkanaal. De waterstaat heeft haar in de laatste jaren veel verbeterd.

Kuilaart (de), meertje in de Priesche gem. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, nabij de Galamadammen.

Kuilen (de), geh. in de N.-Brab. gem. Wanroy, in 1840 met 41 inw.

Kuilenburg, station van den Staatsspoorweg, aan de zuid-westzijde der stad Culemborg.

Kuinder, of Tjonger, riv. in Friesland en Overijssel, die nabij de Drenthsche grens in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf ontspringt, met vele kronkelingen haar loop voortzet en te Kuinre in de Zuiderzee uitloopt.

Kuinre, voorm. graafsch., dat zich over een deel van het tegenw. Overijssel, Friesland en N.-Holland uitstrekte, doch waarvan een groot deel, zoo niet het grootste deel, door de Zuiderzee is overstelpt. Van Overijssel behoorden daartoe Kuinre en Schokland, van Noord-Holland ürk, van Friesland de aanpalende oorden van Stellingwerf. Van de bezitters van Kuinre, die beurtelings graaf en heer in oirkonden en op munten worden genoemd, is de eerstbekende Hendrik, bijgenaamd de Crane of de Kraan. Hij verloor in 1195 zijn gebied in een strijd tegen Willem van Holland, Graaf van Friesland. Willem III beleende Heer Jan van Kuinre, den 24 Juli

-ocr page 691-

685

1331 met al de goederen, die zijn neef Hendrik van de Graven van Holland als heeren van Friesland ter leen had gehouden, t. w. de gerechten van Kuinre, Emtneloord, Urk, Veenhuizen, Monniken-Kuinre (in Stellingwerf) en het Penningenhure te Oosterzee. Een dertigtal jaren later waren Urk en Emmeloord van Kuinre gescheiden, en toen heer Herman van Kuinre deze in 1412 terugkreeg, was hij geen eigenaar van Kuinre meer: die heerlijkheid was, met zijne toestemming en die van zijn broeder Hendrik, door zijn vader in 1407 voor 6200 Fransche schilden aan het Sticht van Utrecht overgedragen. De Bisschoppen stelden sedert een afionderiijken ambtman of kastelein over Kuinre aan, hetgeen echter ophield nadat Overijssel onder Keizer Karei V was gekomen; de waardigheid van den Kuinreschen slotvoogd werd met het kasteleinschap van Vollcnhove vereenigd. De r.aam en heerlijkheid Kuinre bleven nogtans in de staatsstukken behouden.

Kuinre, gem. in Overijssel, in het westen door de Zuiderzee bespoeld en verder bepaald door de Overijsselsche gem. Blankenham, nevens de Friesche gemeenten West-Stellingwerf en Lemsterland. Hare oppervlakte bedraagt 828 bund., alles kleiland en veeweiden. In 1811 had zij 680, in 1840 870, in 1874 987 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 836 Herv., 2 Luth., 2 Doopsgez., 135 R.-Kath. en 12 Isr. Zij bestaan meest van veeteelt en handel in vee, boter enz. De gem., waartoe onder het Fransche bestuur en nog eenige jaren later Blankenham behoorde, bevat geene andere plaatsen dan het d. Kuinre.

Het d. Kuinre ligt niet tezelfder stede als de oude hoofdplaats van 't graafschap. Deze is met die van het oude slot door de zee overstelpt. Eveneens is de plaats, waar later de Kuinderschans is gesticht, niet meer terug te vinden, daar ook die plek door de zee is overstroomd. Het tegenwoordig Kuinre bestaat uit eene lange, regelmatig bebouwde straat, die van het zuiden naar het noorden loopt, met eene dwarsstraat, die naar den Blankcnhammcrdijk voert. Ter wederzijde van deze straat stroomt eene vaart, ten oosten de Kromme-Linde, ten westen hot Nieuwe-Kanaal. Het d. maakt eene aangename vertooning. De Herv. kerk, waarvan de eerste steen den 31 Mei 1678 werd gelegd, heeft geen toren. Daarentegen siert een hoogo spits de R.-Kath. kerk, een nieuw gebouw van 1870. Het raadhuis werd in 1871 vernieuwd, de haven in 1836 uit een vervallen staat veel verbeterd.

Te Kuinre landde het Hollandsche leger den 27 Augustus 1396, om de Friezen te bestoken. Den 17 October 1508 werd het slot en vlek Kuinre midden in den vrede door Hertog Karei van Gelder bezet. In den volgenden strijd om de heerschappij over het Sticht en Friesland, was deze grensplaats nu eens in handen der Geldersehen, dan in die der Bisschoppelijken en Bourgondiërs. Bij een overval der laatsten in Januari 1522 werd de plaats in brand gestoken, met het gevolg, dat niet dan het middendeel behouden bleef, cn dat middendeel werd den 4den Februari daaraanvolgende door de Geldersehen in de asch gelegd. Onder het bewind van Keizer Karei V, schijnt hot slot, dat door de Bisschoppen geheel vernieuwd was, vervallen en afgebroken te zijn. Toen

-ocr page 692-

686

Overijssel zich aan de zijde der Algemeene Staten had begeven, werd Kuinre eenigzins versterkt. Maar de schans door Grovestins opgeworpen, werd zoo slecht bewaakt, dat bij de belegering Tan Steenwijk door Rennenberg, een hoop voetknechten en ruiters zich in den nacht van 23 October 1580 derwaarts begaf, die de wacht overrompelde en de bezetting óf ombracht bf als gevangenen medesleepte. Het vlek werd geplunderd en verlaten. In Maart 1581 vermeesterden de Staatschen de versterkte kerk aldaar bij verdrag. Deze kerk stond namelijk binnen de schans welke, ofschoon sedert wel opgemaakt en met vijf bolwerken voorzien, in 1672 aan de Münsterschen overging. Twee malen deden de Friezen in dat jaar eene poging om haar te hernemen, maar beiden mislukten. Toen zij echter den 23sten Augustus Blokzijl hadden veroverd, moest Kuinre volgen. De plaats had echter inmiddels door de Bisschoppelijken veel geleden; de Duitsche soldaten hadden er geroofd en geplunderd, terwijl zij de kerk door brand vernielden. In weerwil Kuinre door den kerststorm van 1717 zoo veel leed, dat eene menigte inwoners naar elders vlood, werd er in 1721 nog binnen de schans begraven. Maar eerlang verdween ook deze onder de golven. De watervloed van Februari 1825 heeft mede te Kuinre groote schade aangericht.

Kuinredijk, geh. in de Overijsselsche gem. Ambt-Vollenhove.

Kuiperspad, groote, uitgestrekte b. in de N.-Holl. gem. Nieuwer-Amstel. Er was daar tot voor korten tijd eene R.-Kath. kerk, een onaanzienlijk gebouw, hetwelk sedert door een nieuwe, doch slechts ten deele voltooide kerk, aan den Amstel nabij Amsterdam, is vervangen.

Kuiperij, geh. in de Gron. gem. Baflo.

Kuipersveer, geh. in de Z.-Holl. gem. Heinenoord.

Kuitaard, of Kuithaart, b. in de Zeeuwsche gem. Hontenisse, in 1840 met 197 inw.

Kuivezand, of Kuyvezand, b. in de N.-Brab. gem Oud-en-Nieuw-Gastel, in 1840 met 329 inw.

Kulenrode, of Kullensroode, b. in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde-en-Hulsel, in 1840 met 115 inw.

Kulsdom, b. in de Geld. gem. Borculo, in 1840 met 109, in 1872 met 139 inw.

Kunraad, b. in de Limb. gem. Voerendaal, in 1840 met 351, in

1870 met 402 inw. Er zijn kalkbranderijen.

Kutjesberg, heuvel waarover de grens van Nederland en Pruissen loopt. De westerhelling behoort tot de Overijsselsche gem. Denekamp, de oosterhelling aan het graafschap Bentheim. Een poel of water aan den voet draagt den naam van Pispot (op Duitsche kaarten Pisspot).

Kuttingen, geh, in de Limb. gem. Wittem, in 1870 met 69 inw.

-ocr page 693-

687

Ewaalburg, of de Kwal, b. in de N.-Brab. gem. Alphen-en-Riel, in 1840 met 251 inw.

Kwadondammo, d. met eene R -Kath. kerk in de Zeeuwsche gem. Hoedekenskerke. Het had in 1840 358, in 1870 388 inw.

Kwadijk, gem. in N.-Holl-, ingesloten door Purmerende, Oosthuizen, Middelie en Edam en 655 bund, groot, alles laag veen. In 1811 had zij 219, in 1822 265, in 1840 328, in 1874 421 ingez. Bij de volkstelling voor 1870 vond men er 347 Herv., 32 Doopsgez., 8 Luth., en 15 R.-Kath. In het begin der Kide eeuw behoorde met de vischvangst, de veeteelt tot het voorn, middel van bestaan. Later woonden hier vele zeevaarders. Doch thans geven veefokkerij en zuivelbereiding nagenoeg aan alle inw. het noodige. De gem. bevat het grootste deel van het d. Kwadijk en een deel van de b. Axwijk.

Het d. Kwadijk strekt zich in de richting van de Purmer naar de Beem-ster uit, doch het westelijk ged., het zoogenoemd Verloren-eind, behoort onder Oosthuizen. In 1840 waren er 312 inw., als 284 onder de gem. Kwadijk en 38 onder Oosthuizen. Deze cijfers waren in 1870 toegenomen tot 342 en 64.

Kwadijkerkoog, pold. in de N.-l-loIl. gem. Kwadijk, 193 bund, groot.

Kwakel (de), d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Holl. gem. Uithoorn, in 1840 met 180, in 1870 met 179 inw.

Ewakernaak, of Quakernaak, pold. in de Z.-Holl. gem. Schellui-nen, 265 bund, groot.

Kwakers-eiland, b. in N.-Holl., aan de westzijde der stad Amsterdam.

Kwartier (het), b. in de N.-Brab. gem. Fijnaart, in 1840 met 305 inw.

Kwartier, streek in de Geld. gem. Zevenaar, nabij Holthuizen.

Kwartiersche-Gorzen, pold. van rnim 19 bund, in de N.-Brab. gem. Fijnaart.

Kwintsheul, of Qaintsheul, b. in Z.-Holl., deels in de gem. Monster, deels in de gem. Wateringen. Het eerste (Noord-Kwintsheul) had in 1840 254, het laatste (Zuid-Kwintsheul) 104 inw. De bevolking van de Noordzijde was in 1870 tot 300 toegenomen.

Kwistgeld (het), pold. van 97 bund, in de N.-Brab. gem. Klundert, in 1776 bedijkt.

Kwistgeld (het), pold. van 29 bund, in de N.-Brab. gem. Zwaluwe, in 1779 ingedijkt.

-ocr page 694-

Laag (het), poldertje in de N.-Brab. gem. Almkerk c. a., aan de zuidzijde van den Altenaschen heuvel, ruim 1 bund, groot.

Laag-Blokland, of Neder-Blokland, pold. in de Z.-Holl. gem. Ottoland, doch vóór de wet van 13 Juni 1857, die de vereeniging met Ottoland beval, eene zelfstandige gem., 344 bund, groot. Tn 1822 had deze toenmalige gem. 123, in 1840 156, in 1850 145 inw.

Laag-Boskoop, pold. van 225 bund, in de Z.-Holl. gem. Boskoop.

Laag-Caestert, b. in de Limb. gem. Eysden. Met Hoog-Caestert had zij in 1840 265, in 1870 323 inw.

Laag-Dalem, geh. in de Geld. gem. Vuren, in 1840 met 73 inw.

Laageind, geh. in de N.-Brab. gem. Beugen.

Laag-Halen, of Laaghalen, b. in de Drenthsche gem. Bellen, in 1840 met 77, in 1870 met 121 inw.

Laag-Hemaal, pold. van 1896 bund, in de N.-Brab. gem. Alem c. a.

Laag-Herwijnen, ged. van de Geld. heerl. Herwijnen.

Laag-Keppel, of Keppel-Binnen, vlek of dorp in de Geld. gem. Hum. melo-en-Keppel. Het is aan de westzijde van het kasteel Keppel aangelegd, reikende van den noorderarm desOuden-IJssel's tot den zuiderarm.Het bestaat uit eene dubbele rij huizen, die eene kleine, maar niet onbevallige straat vormen De kerk echter ligt daarbuiten aan de noordzijde van den noorder-IJsselarm. In 1840 had dit vlek 313, in 1872 306 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 284 Herv., 5 Luth., en 17 R.-Kath. De Heeren van Keppel hebben deze plaats stadsrechten verleend, weshalve Laag-Keppel of Keppel-Binnen, ook wel Borg-Keppel of Nieuw-Keppel genoemd, in vroeger tijd onder de steden werd geteld. De ingezetenen bestaan deels van den landbouw, deels van de ijzergieterij.

Laagland, b. onder het Friesche d. Grouw, in de gem. Idaarder-adeel, in 1840 met 95 inw.

Laag-Nieuwkoop, of Laagnieuwkoop, gem. in Utr., ingesloten door de gem. Kockengen, Breukelen-Nijenrode, Ruwiel, de Haarzuilens en Harmeien. De grond, die 678 bund, beslaat, is deels door klei, deels door laag veen gevormd en bestaat meest uit veeweiden, weshalve veeteelt en zuivelbereiding de middelen van bestaan der ingezetenen uitmaken. Deze waren in 1822 ten getale van 284, in 1840 van 328, in 1874 van 409 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 232 K.-Kath.,

-ocr page 695-

689

163 Herv. en 14 Chr.-(jeref. De gem. bevat de b. Laag-Nieuwkoop en Zuideinde-van-Portengen, benevens de gehuchten Varkensbuurt, Gieltjens-dorp, Lage-Haar en Kortrijk.

De buurt Laag-Nieuwkoop strekt zich in oostelijke richting van de Heikoper-wetering naar het Zuideinde van Portengen uit. Zij had in 1840 89, iu 1870 107 inw.

Laag-Raven, pold. en b. in de Utr. gem. Jutphaas. De b. ligt aan den Vaartschen-Rijn en bloeit door steen- en pannenbakkerij.

Laag-Rietbroek, geh. in de Limb. gem. Venray.

Laagstraat, b. in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 120 inw.

Laagstraat, b. onder het N.-Brab. d. Rijen, in de gem. Gilze-en-Rijen, in 1840 met 97 inw.

Laagstraat, of Leegstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Ossendrecht.

Laag - Wolf heze, klein maar schilderachtig gelegen geh. in de Geld. gem. Doorwerth.

Laag-Zuthem, b. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, in 1840 met 61, in 1870 met 68 inw.

Laag - Zwaagdijk, b. in N.-Holl., thans in de gem. Werverhoof, doch vóór 1868 tot de gem. Zwaag behoorende. Zij had in 1870 291 inw.

Laak, d. in de Limb. gem. Ohé-en-Laak. Men vindt er eene st. Anna-kapel en het kasteel Walborgh. In 1840 had het 284, in 1870 273 inw.

Laak, geh. in de Geld. gem. Batenburg, in 1840 met 59 inw.

Laak (de), b. in de Limb. gem. Roggel, in 1870 met 172 inw.

Laak (de), geh. in de Geld. gem. Appeltern.

Laak (de), stroompje in Geld., deels de grenslijn tusschen Nijkerk en Hoevelaken.

Laakwert, geh. onder het Friesche d. Tjum, in de gem. Franekeradeel.

Laan (de), wijk van het Z.-Holl. d. Pijnacker, bevattende o. a. het gemeentehuis en de R.-Kath. kerk.

Laan (de), b. in de N.-Holl. gem. Limmen, in 1840 met 151, in 1870 met 161 inw.

Laan-van-Nieuw-Oosteinde, laan in Z.-Holl. tusschen Voorburg en het Haagsche Bosch. Er was een station van den Hollandschen Spoorweg van het einde van 1843 tot op den aanleg der lijn Gouda-'s-Gravenhagc.

Laar, b. in de N.Brab. gem. Nuenen c. a.

Laar, b. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Laar, b. in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 605, in 1870 met 619 inw.

Laar, geh. in de N.-Brab. gem. Aarle-Rixtel.

Laar, geh. in de N.-Brab. gem. Diessen.

44

-ocr page 696-

690

Laar, geh. in de Geld. gem. Eist.

Laar, geh. in de N.-Brab. gem. Helvoirt, in Groot- en Klein-Laar afgedeeld.

Laar, geh. in de N.-Brab. gem. Kistelrode.

Laar (het), b. in de N.-Brab. gem. Zundert, in 1840 met 115 inw. Vroeger prijkte er het sterke huis Laar, volgens de overlevering de wijkplaats der heeren van Breda tijdens de invallen der Noormannen.

Laar (het), geh. in de N.-Brab. gem. Maarheeze, in 1870 met 41 inw.

Laar (het), geh. onder het d. Otterloo, in de Geld. gem. Ede.

Laar (het), havezathe in de Overijsselsche gem. ambt Ommen, in de marke van Bestmen, oudtijds een versterkt kasteel, door Bisschop Willebrand van Utrecht omstreeks 1230 geslecht. Het is bezeten door de geslachten van Laar, Zalné, Buckhorst, Vilsteren, Bergeyk, Mnlert, Voorst, ter Brugghen, Danckelman, Rechteren, Herzeele, Schomaker en Zandberg.

Laard, geh. onder het Friesche d. Wolsum, in de gem. Wj-mbrit-seradeel.

Laarder-Hoogte, hoogte in Gooiland, op de westzijde van het d. Laren.

Laarder-Wassemeer, klein meer in de N.-Holl. gem. Laren,

Laare, b. in de N.-Brab. gem. Erp, in 1840 met 157 inw.

Laareiud, b. in de N.-Brab. gem. Aalst, in 1840 met 182, in 1870 met 197 inw.

Laareind, b. in de N.-Brab. gem. Gilze c. a., in 1840 met 162 inw.

Laarheide, b. in de N.-Brab. gem. Zundert in 1840 met 131 inw.

Laarstraat, b. in de Geld. gem. Epe, in 1840 met 124 inw.

Laarwoud, fraai landgoed in de Drenthsche gem. Zuidlaren, waaraan de Staten van Drenthe, den 23 Maart 1751, het recht van havezathe gaven ten gunste van Alexander Carel Graaf van Heiden.

Laatberg, hooge heuvel in de Geld. gem. Groesbeek.

Laaxum, of Laaksam, geh. onder het d. Warns in de Friesche gem. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde.

Labbegat, geh. in de N.Brab. gem. Vrijhoeven-Capel, in 1870 met 53 inw.

Lagebroek, wijk der N.-Brab. gem. Uden, in 1840 met 880 inw,, omvattende de buurten en gehuchten Velmolen, Maasstraat, Hoenderbosch, Weeg, Kooldert, Kattenhol, Eikenheuvel, Hulsheuvel en Duifhuis.

Lagebrug, wijk van het N.-Brab. vlek Eosendaal.

Lagedijk, geh. in de N.-Holl. gem. Schagen,

-ocr page 697-

691

Lagedij ker - kaag, pold. van 55 bund, in de N.-Holl. gem. Schagen.

Lage-eind, geh. in de Z.-Holl. gem. Heiuenoord.

Lage-Griessen, pold. van 220 bund, in de Z.-Holl. gem. Hoornaar.

Lage-Haar, geh. in de Utr. gem. Laag-Nieuwkoop.

Lagetaeide, b. in de N.-Brab. gem. Escharen, in 1840 met 232, in 1870 met 310 inw.

Lageheische-polder, pold. in N.-Brab., deels in de gem. Cuyk c. a., deels in de gem. Beers, ruim 101 bund, groot.

Lagehoek, of Lagehoekerpolder, pold. van 203 bund, in N.-Holl., deels in de gem. Hoogwoud, deels in de gem. Opmeer.

Lagekant, b. in de N.-Brab. gem. Nuland, in 1840 met 164 inw.

Lageland, streek in de Geld. gem. Herwijnen, uitmakende een deel der oude baronie van Asperen, bijna 620 bund, groot.

Lageland (het), zuidel. deel van de Gron. landstreek Hunsego, aldus in tegenoverstelling van het hooger gelegen noorderdeel genoemd.

Lageland (het), middeldeel van het Gron. landschap het Westerkwartier, langs het Hoendiep.

Lageland (het), b. in Z.-Holl., deels in de gem. Woubrugge, deels in Warmond, deels in Alkemade.

Lageland (het), pold. van ruim 7 bund, in de N.-Holl. gem. Haring-carspel.

Lagelanden (de), pold. van 59 bund, in de N.-Brab. gem. Oosterhout.

Lagelanden (de), pold. van 546 bund, in de N.-Holl. gem. Spanbroek.

Lage-Mierde, klein d. met eene E.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Hooge-en-Lage-Mierde-en-Hulsel. In eene oorkonde van 1212 wordt het Mirta genoemd. In 1840 had het in de kom 154 inw.

Lagendijk, geh. in de N.-Holl. gem. Katwoude, in 1870 met 33 inw.

Lagendijk, geh. in de N.-Holl. gem. Uitgeest.

Lage-Nesse, pold. in de Zuid.-Holl. gem. Groote-Lindt.

Lagenham, b. in de N.-Brab. gem. Dongen, in 1840 met 402 inw.

Lagenheuvel, geh. in de N.-Brab. gem. TJden,

Lage-Paddepoel, streek in de Gron. gem. Noorddijk.

Lage-Peel, of Lagepeel, b. in de N.-Brab. gem. Escharen, in 1840 met 102, in 1870 met 103 inw.

Lange-Plaat, pold. van 38 bund, in de Z.-Holl. gem. Bozenburg.

Lage-Eijndijk, dijk langs de noordzijde van den Eijn van Woerden tot Katwijk.

44«

-ocr page 698-

692

Lageveen, b. in do Drenthsche gom. ZuidwoUle, in 1S40 met 98, in 1870 met 108 inw.

Lageveensche - polder, pold. van 197 bund, in de Z.-IIoll. gem. Lisse.

Lagewaardsche-en-Bruimaadsche-polder, pold. van 4lo bund, in de Z.-Holl. gem. Koudekerk.

Lageweg, b. in de N.-Holl. gem. Blokker, in 1840 met 53, in 1870 met 112 inw.

Lageweide, pold. in Utr., deels in de gem. Haarzuilens, deels in de gem. Maarsen.

Lage-Weteringen, weleer eene buurtschap in de Overijsselsche gem. Diepenveen, doch sedert het in de kerk van Colmschate een middelpunt heeft verkregen, een dorp. Zij had in 1K40 228 inw.

Lage-Zandscbel, b. in de N.-Brab. gem. Loon-op-Zand, in 1840 met 193 inw.

Lage - Zij de-van-den-Bij n, streek in Z.-Holl. langs de noordzijde van den Rijn.

Lage-Zwaluwe, d. in de N.-Brab. gem. Zwaluwe, in 1840 met 1241 inw. Het is in de lengte gebouwd, en vooral in het noorderdeel met schoone huizen bebouwd. Het uiterste zuiden draagt den naam van Plantsoen. Er zijn kerken voor de Herv. en de R.-Kath. en eene haven aan den Amer. Bij den watervloed van 18 November 1421 is ook Lage-Zwaluwe ondergeloopen.

Lake-en-Isla, voorm. gouw of graafschap aan de Lek en IJssel, in het tegenwoordig Holland en Utrecht.

Lakenmond, of Lakemond, heerl. en b. in de Geld. gem. Heteren. Vroeger stond er het slot Lakemond of Dooijenburg. In 1840 had Lake-inond 169, in 1872 137 (72 Herv. en 65 R.-Kath.) inw.

Lakerpolder, pold. van 28 bund, in de Z.-Holl. gem. Warmond.

Lakerveld, pold. in de Z.-Holl. gem. Lexmond. Daarin ligt aan den weg van Vianen naar Gorincbem de fraaie b. LakerveM. Zij had in 1S40 300 inw.

Lalloweer, hooggel. geh. in de Gron. gem. Termunten, bij Borgsweer.

Lambertschagen of Lambertschaag, d. in N.-HoII., deels in de gem. Abbekerk, deels in de gem. Hoogwoud, 'in 1840 met 206 inw. in eerstgen. en 20 inw. in laatstgen. gem. In 1870 berekende men de inw. in het Abbekerksche deel op 179, die van het Hoogwoudsche deel op 74. De Herv. kerk staat op Hoogwoudschen grond. De R.-Kath. is in 1817 vervangen door een in de Weere.

Lammen, eilandje in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude, dat met de daartegenover gelegen Lammenbrug de benaming bewaart van de grootste schans, die de Spanjaarden bij het beleg van Leiden in 1574 hadden opgeworpen.

-ocr page 699-

693

Lammensvliet, of Lamminsvliet, oude naam der stad Sluis in Vlaanderen.

Lammerburen, geh. in de Gron. gem. Oldehove.

Lammerenburg, klein geh. in de Zeeuwsche gem. Koudekerke, ter plaatse waar in do 17de eeuw het prachtige buiten Lammerenburg van den heer Cornells Lampsins stond.

Lamoor, klein guh. in de N.-Holl., gem. Akersloot, dat vroeger veel meer huizen en inw. telde dan in onzen tijd.

Lampersche-Straat, geh. in de N.-Brab. gem. Wanroy.

Lampsinspolder, pold. van 13 bund, in de Zeeuwsche gera. Nieuwvliet.

Lampstraat, geh. in de Geld. gem. Steenderen.

Lamswaarde, bedijking in Zeeuwsch-Vlaanderen deels in de gem. Hontenisse, deels in de gem. Hengstdijk, 1587 bund, groot.

Lamswaarde, of Lamsweerde, d. met eene K.-Kath. kerk in de Zeeuwsche gem. Hontenisse. Het had in 1870 met Kozenburg 501 inw.

Lanaken, gem. in Belgisch l.imb., waarvan in 1839 en 1843 eenige perceelen aan de Nederlanden, en wel aan de gem. Oud-Vroenhoven, zijn gekomen.

Landeken-Beversoord; pold, in de Z.-IIoll. gem. 's Gravendeel.

Landeken-van-Hoogstraten, pold. in N.-Brab., groot 104 bund., deels in de gem. Klundert, deels in Zevenbergen. De pold. is in 1650 ingedijkt.

Lande rum, of Landrum, b. op het N.-Holl. eil. Terschelling, in 1840 met 83, in 1870 met 92 inw.

's Lands-Bekade-Gorzen, pold. in de Z.-Holl. gem. Goudswaard, 169 bund, groot.

Landsburen, geh. onder het Friesche d. Suameer, in de gem. Tie-tjerksteradeel.

Landsdiep, gevaarlijk vaarwater in de Noordzee, zich uitstrekkende tusschen den vasten wal van Noord-Holland tot de Zuider-Haaks.

Landskroon, voorin, buiten aan de Vecht, in de gem. Weesp, thans een openbare wandelweg met de gemeentebegraafplaats.

Landsmeer, gem. in N.-Holl., ingesloten door Oostzaan, Ilpendam, Monnickendam, Broek-in-'Waterland, Nieuwendam, Buiksloot en het gedeelte van het IJ, dat in Mei 1821 verklaard is onder Amsterdam te behooren. De grond is laag veen, met vele plassen en breede sloten, in het geheel 1823 bund. In 1822 had deze gem. 789, in 1840 920, in 1874 1348 inw. bij de volkstelling voor 1870 was de bev. onderschelden in 1059 Herv., 41 Chr.-Geref., 36 Doopsgez., 18 Ev. Luth., 65 R.-Kath., en 13 ongenoemden. Zij bestaan meest van veeteelt en zuivelbereiding, deels van visscherij en den handel in eijeren en landbouwproducten. De

-ocr page 700-

694

gem. bevat de beide dorpen Landsmeer en Watergang, een deel der b. Oostzaner-Overtoom, het geh. Kadoelen, benevens deelen van den Buik-slotermeer en den Broekermeer.

Het d. Landsmeer is eene fraaie plaats, die in 1840 578 en in 1870 730 inw. telde. Het heeft eene Herv. en een Chr.-Geref. kerk. In 1573 hadden de Staatschen hier eene schans opgeworpen, die de Spaansch-gezinden echter overmeesterden. In November 1665, Augustus 1717 en Februari 1825 heeft Landsmeer veel door overamp;trooming geleden.

Landsraad, geh. in de Limb. gem. Gulpen, in 1840 met 58, in 1870 met 73 inw.

Land - van • Esch, pold. van 526 bund, in de Z.-Holl. gem. Strijen.

Langbroek, of Over-en-Neder-Langbroek, gem. in Utr., tus-schen Wijk-bij-Duurstede, Amerongen, Leersum, Doorn, Driebergen en Cothen, met eene oppervlakte van 1791 bund. De grond, die broekachtig is, bestaat grootendeels uit klei; alleen naar het oosten, op de grenzen van Leersum en Doorn, vindt men ook zand (diluvium). In 1822 had deze gem. 988, in 1840 1096, in 1875 1133 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 831 Herv., 5 Chr.-Geref., 1 Luth., 1 Episc. en 395 B.-Kath. Zij bestaan meest door landbouw. Er is veel bosch, veelal ten gevolge dat hier verscheidene ridderhofsteden en groote landgoederen zijn gesticht, t. w. Weerdestein, Hinderstein, Groenenstein, Sandenburg, Walenburg en Zuilenburg. De gem. bevat de beide dorpen Neder-Lang-broek en Over-Langbroek.

Langdeel, vaart in Eriesl., in de gem. Leeuwarderadeel en Tietjerk-steradeel, uitmakende een ged. van het groote vaarwater tusschen Leeuwarden over Wartena en Grouw naar de Lemmer.

Langdonk, b. in de N.-Brab. gem. Rosendaal, in 1840 met 468 inw.

Langakkerzijl, voorm. sluis in de Gron. gem. Nieuweschans, wier kom men vroeger doorgaans de Langakkerschans noemde.

Langebakkersoord, pold. vau 161 bund, in de Z.-Holl. gem. Pernis. Het was vroeger eene zelfst. gem., die met Deiffelsbroek in 1822 16 inw. telde.

Lange-Bonnen, pold. van 122 bund, in de Z.-Holl. gem. 's Grave-sande.

Lange-Boom, of Langenboom, geh. in de N.-Brab. gem. Escha-ren, in 1840 met 67, in 1870 met 81 B.-Kath. inw. Er is eene openbare kapel.

Lange-Buinders-Slangwijk-en-de-Hillen, pold. van 108 bund, in de N.-Brab. gem. Princenhage.

Langedal, duinvallei in de Zeeuwsche gem. Schouwen.

Langedijke, b. met dorpsrechten in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf, in 1811 met 60, in 1840 met 95, in 1874 met 129 inw. Het is uit 4 geh.: Langedijke, de Bosch, de Weide en Legedaurswolde saamgesteld

-ocr page 701-

695

Langel, of Neer-Langel, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Dieden e. a. Het had ten jare 1840 99 inw. In den hertogelijken tijd had dit dorp eigen heeren, doch kort daarna werd het met het Land-van-Bavestein vereenigd.

Langelaar, geh. in de N.-Brab. gem. Nuenen.

Langeland, pold. van 3B0 bnnd. in de Z.-Holl. gem. Krimpen-aan-den-IJssel.

Langeland, pold. van 167 bund, in de Z.-Holl. gem. Benthuizen.

Langeland, Bentpolder, Delfpolder, of Generale-polder-van-Hazerswoude, pold. van 271 bnnd. in de Z.-Holl. gem. Hazerswoude, in 1765 bedijkt.

Langelille, b. in de Friesche gem. West-Stellingwerf, langs de Tjonger, deels onder het d. Munnekeburen, deels onder Scherpenzeel, in 1840 met 170 inw., onder Munnikeburen.

Langelo, of Langeloo, b. in de Overijsselsche gem. Haaksbergen, aan de Bunrserbeek, in 1840 met 408 inw.

Langelo, b. in de Drenthsche gem. Norg, in 1811 met 108, in 1840 met 135, in 1870 met 134 inw.

Lange-Maarken, pold. van bijna 6 bund, in de Zeeuwsche gem. 's-Gravenpolder.

Lange-Mairepolder, pold. van ruim 43 bnnd. in de Zeeuwsche gem. Driewegen.

Langemeer, of Schalkesloot, breed vaarwater in Friesland, dat uit het Langdeel komt en naar de Wijde-Ee loopt. Het is een deel der vaart tusschen Leeuwarden en Groningen.

Langemeer, pold. in de Gron. gem. de Leek, vroeger een meer. De polder is door afleiding of aftapping van het water verkregen.

Langen, of Langel, b. aan de Berkel, in de Geld. gem. Laren, in 1840 met 136, in 1872 met 150 inw. Vroeger stond er een adell. huis van denzelfden naam.

Langenberg (de), verhevenheid of lage heuvelreeks langs de rivier de Donge in N.-Brab., door velen voor een opgeworpen wal en een werk der Romeinen gehouden.

Langenbroek, pold. in de Z.-Holl. gem. Streefkerk, ruim 92 bund, groot.

Langendam, pold. in de Zeeuwsche gem. Graauw-en-Langendam, ruim 466 bund, groot.

Langendijk, landstreek in N.-Holl., bestaande uit eene reeks van 4 aaneengeschakelde dorpen, die, in het zuiden bij den Vronergeest beginnen en zich naar het noorden uitstrekken. Zij zijn bekend door de groenten, vooral kool, die er aangekweekt worden. De dorpen zijn: Broek-op-Langendijk, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude en Oudkarspel. De straatweg door deze dorpen behoort tot de oudsten in Holland.

-ocr page 702-

696

Langen dijk, b. in de N.-Brab. gem. Rucphen c. a., in 1840 met 394 inw.

Langendijk, b. in de Z.-Holl. gem. IJsselmonde, in 1840 met 109 iuw.

Langendijk, b. ia de N.-Brab. gem. Rosendaal, oostwaarts van Langdonk.

Langenholte, b. in de Overijsselsche gem. Zwollerkerspel, in 1840 met 'J'i, in 1870 met 135 inw.

Lange-Nieuwlandpolder, pold. van ongeveer 21 bund, in de Zeeuwscho geiu. Nisse, in 1325 ingedijkt.

Langenoord, d. met eene R.-Kath. kerk iu do Utr. gem. Hoogland, in 1840 met 105 inw.

Langeraar, of Langer-Aar, d. niet eene 1!.-Kath. kerk in de Z.-Holl. gem. ter Aar. Wet de geheele westzijde der gem., had zij in 1840 U94 inw.

Langeraarsche- of Noordeindsche-polder, pold. van 320 bund, in de Z.-Holl. gem. ter Aar.

Langerak, b. in de Geld. gem. Ambt-Doetiochem, in 1840 met 386, in 1S72 met 584 inw.

Langerak, gem. in Z.-Holl., tussehen de Z.-Holl. gem. Nieuwpoort, Groot-Ammers, Goudriaan, Noordeloos en Tienhoven, en do Utr. gem. Jaarsveld en Willige-Langerak, loopende de grens met de beide laatstgenoemde gem. midden door de Lek. In vorige eeuwen behoorde Langerak tot Utrecht, hetgeen tot 1798 plaats greep. Van 1801 tot 1807 was Langerak weder tot Utrecht gebracht, doch toen kwam het aan Maasland en in 1814 aan Z.-Holl. De gem. die nit een deel der kleilanden van den Alblasserwaard bestaat, is groot 1151 bund. Zij telde in 1832 516, in 1840 657, in 1874 858 inw. Bij de telling voor 1870, toen er 914 inw. waren, onderscheidde men hen in 725 Herv., 187 Chr.-Geref., 1 Rem. en 1 R.-Kath. Zij bestaan meest van veefokkerij en zuivelbereiding. De landbouw bepaalt zich tot het aankweeken van hennep, beetwortelen en aardappelen. Voorts heeft men er zalmvisscherij. Langerak is eene onde heerlijkheid.

Het d. I.angerak ligt langs den Zuider Lekdijk Het heeft eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk. Vroeger stond er het adell. huis Langerak, van de 13de tot de 16de eeuw door het geslacht der Langerak's, en vervolgens door de Boetzelaar's bezeten, maar dat op 't einde der vorige eeuw werd gesloopt. De dorpskom telde in 1870 94 inw.

Langereis (de), vaart in N.-Holl,, die van de gem. Heer-Hugowaard naar den West-Frieschen Zeedijk voert. De toestemming tot het delven daarvan is gegeven door Herlog Albrecht bij een handvest van den 2 April 1386. In een handvest van den 17 Maart 1396 wordt deze vaart de Nieuwe-Wetering geheeten.

Langereis (de), b. in N.-Holl., langs de Langereis, deels in de gem.

-ocr page 703-

697

Hoogwoud, deels in Nieuwe-Niedorp, deels in Winkel. In 1870 had het eerstgenoemde deel 52, het tweede 244, het derde 42 inw.

Langereit, of Langereyt, geh. in de N.-Brab. gem. Gilze en-Kijen.

Langerijp, geh. bestaande uit eenige boerenwoningen onder het Gron. d. Holwierda, in de gem. Bierum, deels in de Gron. gem. Appingedam. Hot laatstgen. ged. had in 1840 17 inw.

Lange-Ruigo-Weide, of Lange-en-Ruige-Weide, gem. in Z.-Holland, ingesloten door Bodegraven, Waarder, Papekop, Hukendorp, Reeuwijk en Zwammerdam, met eene oppervlakte van ruim 1039 bnnd. De grond bestaat bijna geheel uit laag veen, bedragende de kleigronden, die in het noorden der gem. zijn gelegen, slechts weinige bund. Voor 1798 behoorde deze gein. tot Utrecht, en eerst door de wet van 27 April 1820 is zij aan Z.-Holland gekomen. In 1S22 had zij 410, in 1840 371, in 1874 525 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 491 Herv., 19 Chr.-Gerei', en 20 It. Kath. De gem. bevat de polders Lange-Weide, Ruige-Weide en Kortenhoven. Zij bevat de b. Driebruggen. He inw. bestaan meest van veeteelt en zuivelbereiding.

Langeslag, Chr.-Geref. gem. met eene kerk bij Heino, in Overijssel.

Langeslagen, pold. in de Z.-Holl. gem. Gorinchem.

Langestraat, of Langstraat, Streek in N.-Brab., doch die van den grafelijken tijd tot op het eind der vorige eeuw en weder in het begin der 19de deelswijze aan Holland heeft behoord. Zij ontleent haar naam aan eene in gelijke richting voortloopcnde straat, die door acht dorpen wordt gevormd. Deze zijn Raamsdonk, Waspik, Capelle, Besoijen, Waalwijk, Baardwijk, Nieuwkuik en Vlijmen. Ook Sprang en 's Gravenmoer worden vaak daartoe gerekend, omdat het land en de bewoners met die van de Langstraat in vele opzichten overeenkomen. Hooi- en landbouw, vee-lokkerij, het maken van schoenen en den handel met deze voortbrengselen zijn er de middelen van bestaan.

Laagstraatsche-Buitenvelden, lage landen langs het Oude-Maasje, behoorende tot de dorpen van de Langstraat, te zamen 4977 bund, groot.

Langovoon, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Tubbergen, dicht op de Bentheimsche grens, in 1870 met 656 inw.

Langeveld, heerl. in de Z.-Iloll. gem. Noordivijk, in 1840 met 90 inw. De oude kapel van Langeveld was in de vorige eeuw nog iu welstand, maar is omtrent 1830 geheel vervallen.

Langoveldslo, voorm. havezathe in de Overijsselsche gem. Wijhe, sedert het midden der 17de eeuw bezeten door de geslachten van Laer, Bentinck, Welevelde, Haersolte en Quejssen.

Langevliet, waterloop in den N.-Holl. pold. het Koegras

Langewater (hot), kreek in de N.-Brah. gem. Halsteren, in den Auvergnepolder.

-ocr page 704-

698

Langeweer, pold. van ruim 6 bund, in de N.-Holl. gem. Formerende. Langeweer, geh. in de Gron. gem. Aduard, onder Hoogemeden. Langeweoren, polderland ter grootte van 150 bund, in de N.-Holl. gem. Edam.

Lange-Weide, pold. van 648 bund, in de Z.-Holl. gem. Lange-Ruige-Weide, in 1840 met 279 inw.

Langewold, of Langewald, gedeelte van de Gron. landstreek 't Westerkwartier, onderscheiden in Langewold-Westerdeel, Langewold-Oosterdeel, Visvliet en den Ruigewaard. Het omvatte van 1749 tot 1795: Sebaldeburen, Grootegast, Doezum, Opende, Lutkegast, Grijpskerk, Zuidhorn, Noordhorn, Niezijl, Faan, Niekerk, Oldekerk, Visvliet en Ruigewaard.

Langezwaag, fraai d. in de Friesche gem. Opsterland. Het bestaat uit twee buurten, heeft veel lommer, schoone landerijen en eene Herv. kerk met schoone pastorie. In 1811 had het 775, in 1840 956, in 1874 1367 inw.

Lang-Roggebroek, pold. van 78 bund, in de Z.-Holl. gem. Reeuwijk. Lang-Scheiwijk, pold. van 169 bund, in de Z.-Holl. gem.Hoog-Blokland. Langstraat, b. in de Z.-Holl. gem. Ooltgensplaat, in 1840 met 221 inw.

Langstraat, b. in de Limb. gem. Bergen, in 1840 met 150, in 1870 met 262 inw.

Langwater (h.et), beek in Limb, die van de hoogte bij Heer nederdaalt en tusschen Heugum en het Maastrichtsche stadsgedeelte Wijk in de Maas valt. Bij langdurige droogte bevat zij weinig of geen water.

Langweor, d. in Friesl., de boofdpl. der gem. Doniawerstal. Het is eene fraaie plaats, aan de zuidzijde van de Langweerder-Wielen gebouwd. In 1811 had het 409, in 1840 506, in 1874 566 inw., die van het geh. Zandeburen of Zandgaast (in 1840 17) medegerekend. Behalve de fraaie Herv. kerk, vindt men er het gemeentehuis, de state Osinga, eene scheepstimmerwerf en enkele andere inrichtingen van volksvlijt. De state Douma alhier werd in 1845 afgebroken.

Langweerder-Wielen, bochtig meer in de Friesche gem. Doniawerstal.

Langwerd, geh. onder het Friesche d. Oosterlittens in de gem. Baarderadeel.

Lankhorst, geh. onder het d. IJhorst in de Overijsselsche gem. Staphorst.

Lankhnis, b. in de N.-Brab. gem. Uden.

Lankum, geh. in de Friesche gem. Franeker, uit Groot-Lanknm Klein-Lankum en Nieuw-Lankum saamgesteld.

-ocr page 705-

699

Lankveld, geh. in de N.-Brab. gem. Gemert. Vroeger stond er een kasteel, de geboorteplaats van den rechtsgeleerde Joris van Lankveld, of, zoo als hij zich in deels Griekschen vorm schreef, Georgius Makropedius.

Lankvoort, Langvoort, of Landfort, adell. huis in de Geld. gem. Gendringen.

Lapschuurscho-Gat, of Lapscheursche-Gat, pold. van 78 bund.

in de Zeeuwsche gem. Heille, in 1639 bedijkt, in 1747 herdijkt. Vroeger was het een zeearm, die zich tot Middelburg in Vlaanderen uitbreidde.

Laquert, of Laakwert, geh. in de Friesche gem. Franekeradeel, onder Tjum, in 1840 met 35 inw.

Laren, gem. in Gelderl., die door de gem. Lochem in twee deelen wordt gesplitst, en in het geheel 10,839 bund, beslaat. Het westelijke (grootste) deel is omringd door de gem. Markelo in Overijssel, nevens Gorssel, Warnsveld, Vorden en Laren in Geld. Het oostelijke grondgebied paalt, behalve aan Lochem, aan Vorden, Ruurlo en Borculo in Geld. en aan Markelo in Overijssel. Beide deelen worden door de Berkel doorsneden en door de Bolksbeek bezoomd. Aan de oevers van beide stroompjes vindt men klei, even als aan de Verwoldsche-Molenbeek. Doch het grootste deel der gem. is zand. In het oostelijk deel verheft zich de schilderachtige Lochemerberg. In 1822 had deze gem. 2706, in 1840 3071, in 1874 3969 inw. Ten jare 1872 onderscheidde men de bevolking in 3824 Herv., 50 Chr.-Geref., 6 Luth. en 57 E.-Kath. De gem. bevat in het oostelijk deel het d. Laren, benevens de b. Oolde, Exel, Ampsen, Groot-Dochteren en een deel van Klein-Dochteren. In het oostelijk deel vindt men het d. Barchem, benevens de b. Zwiep, Bosheurne, Nettelhorst en Langen. De gem. bevat vele groote landgoederen: als Ampsen, de Boekhorst, het Koss, Verwolde, Nettelhorst en de Cloese.

Het d. Laren is van hooge oudheid. Het heeft eene in 1835 gebouwde Herv. kerk, die de vermaarde st. Ewalduskerk Vervangen heeft. Ten jare 1840 telde men er 612 en in 1872 701 inw. Vier kunstwegen voeren van Laren naar verschillende punten, als naar het station Laren van den staatsspoorweg, naar Lochem, naar Markelo en naar Gorssel.

Laren, gem. in N.-Holl. ingesloten door Blaricum en Hilversum in N.-Holl. en Baarn en Eemnes in TJtr., hebbende eene oppervlakte van 1230i bund. De grond, bestaande uit diluvisch zand, ligt aanmerkelijk verheven boven den zeespiegel, inzonderheid de dusgenoemde Laarderhoogte in het noordwesten. In 1811 had deze gem. 1484 (of met het destijds daartoe behoorende Blaricum 2007), in 1822 1522, in 1840 1955, in 1875 2048 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 1968 E.-Kath., 58 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., en 1 Herst. Luth. Zij bestaan meest van landbouw, deels ook van het weven van kleeden en andere wollen goederen.

Het d. Laren is zeer uitgestrekt, daar de kom genoegzaam de geheele bevolking der gem. vereenigt. Het middelpunt is de Brink, een belommerd plein. Er zijn kerken voor de E.-Kath. en de Herv. In vroeger eeuwen

-ocr page 706-

700

stond de parochiekerk van Laren ongeveer een kwartier zuidelijker, waar nu de begraafplaats, het st. Janskerkhof, wordt gevonden. Doch deze kerk is tijdens de Spaansche oorlogen, op bevel der Staten, afgebroken. Men onderscheidt het d. in Laren, Oosterend, Drift, Zandgat, Zeveneind, Klein-Laren, Pijlcnsteeg en de Heidevelden.

Larenberg, fraai landgoed op de Laarderhoogte, in 1834 aangelegd.

Lasquert, of Laskwert, geh. in de gem. Appingedam.

Last (de), voorm. eil. in Zeeland, bij Noord-Beveland.

Lathmer (de), voornaam landgoed in de Geld. gem. Voorst.

Lathum, d. met eene Herv. kerk in de Geld. gem. Angerlo. liet had in 1840 242, in 1872 214 inw. Op het thans vervallen slot te Lathum ontving Lodewijk XIV in 1672 de Arnhemsche gedeputeerden, die over de overgave van hunne stad kwamen onderhandelen.

Lathumsche-Waarden, uiterw. in de Geld. gem. Angerlo, 145 bund, groot.

Lattrop, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Denekamp. Het telde in 1840 516, in 1870 510 inw.

Laude, geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde, in 1840 met 80 inw.

Laudebroek, geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde.

Laurens (St.), gem. op het Zeeuwsche eiland Walcheren, ingesloten door Middelburg, Vrouwepolder, Serooskerke en Grijpskerke, hebbende eene oppervlakte van ruim 1031 bund., alles met zand vermengde klei, zoodat de landbouw, die er het hoofdmiddel van bestaan uitmaakt, met goed gevolg wordt gedreven. In 1822 had de gem. 416, in 1810 503, in 1874 504 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 482 Herv. en 22 Chr.-Geref. De gem. is uitdeheerl. st.-Laurens en Brigdamme saamgesteld. st.-Laurens had in 1840 203, Brigdamme 300 inw, welke cijfers in 1870 223 en 228 bedroegen.

Het kleine d. st.-Laurens ligt aan den weg van Middelburg naar Domburg. Het heeft eene Herv. kerk. Doch het vroeger zoo aanzienlijke slot Popkensburg is voor eenige jaren gesloopt. Uinnen de kom had het d. in 1870 slechts 72 bew.

Laurens (St.), streek in de Zeeuwsche gem. st.-Krnis, vóór de regeling der grenzen met Spanje een deel van de Vlaamsche gom. st.-Laurens.

Laudenberg, of Lauvenich, geh. in de Limb. gem. Simpelveld.

Lauwenregt, voorstad van Utrecht, eene oude heerl. De wijk Lanwenregt had in 1840 854 huizen en 4418 inw.

Lauwers, rivier in Friesland en Groningen, deelswijze do grenslijn tusschen beide prov. uitmakende. Hare uitwatering ligt noordw. van het d. Munnekezijl in de Lauwerzee. Vroeger was deze riv. veel aanzienlijker dan thans, nu zij op vele plaatsen weinig van eene breede sloot verschilt.

-ocr page 707-

701

Lauwerzee, golf tusschen Friesland en Groningen, volgens overlevering omstreeks het begin der 9de eeuw ontstaan en in 1223, bij de verwoesting van Ezonstad, uitgebreid. In de laatste vijf of zes eeuwen is zij echter door den ijver der bevolking verscheidene malen verkleind. Immers in de 13de eeuw liep de zee tot in de nabijheid van Kollum, Visvliet en Grijpskerk, waarbij de Lauwers reeds to Visvliet, waar toen eene zijl of sluis was, de golf bereikte. Door indijkingen is de zee teruggedreven. Onder anderen werd in 1529 het belangrijke Nicuw-Kruisland gewonnen. In 1729 vergrootte men het polderland door het leggen der Dokkumer-Nieuwe-Zijlen, en in 1793 door het bedijken van de Ruigezand. Thans (in 1875) is men bezig, om de Hnnse of het Reitdiep af te sluiten, waardoor de geheele zuidoostelijke inham der Lauwerzee, met uitzondering der geulen voor de uitwatering en scheepvaart in land zal veranderen. De afsluiting heeft plaats van het Gron. d. Zoutkamp in eene rechte lijn naar het zuidzuidwesten, tot aan den Nitterts- of Friesche-hoek van Nieuw-Kruisland. Twee sluizen zullen in den nieuwen dijk komen, om iedere provincie eene afzonderlijke waterlozing te verzekeren.

Iiavybos, b. in de N.-Brab. gem. Zundert, in 1840 met 249 inw.

Lazaruswaarden, uiterw. in de Geld. gom. Culemborg, ruim 25 bund, groot.

Lebbingbeek, beek in Geld., die uit do Slinge voortkomt en in de Berkel valt.

Lede, Lhede, of Leede, heerl. in de Geld. gem. Kesteren, tegenover den ITeimenberg. Daar Heer Jan van Lede, die op het eind der 13de eeuw leefde, geene zonen naliet, kwam de heerl. aan Jan van Amstel, welke naar alle waarschijnlijkheid met de dochter van genoemden Jan van Lede was gehuwd. Den 18 September 1328 droegen Johan en Willem van Amstel deze heerl. aan Reinald II, Graaf van Gelder, op. Het geh. Lede had in 1840 met Oudewaard 147, in 1872 104 inw. Van het oude, zware slot der Ileeren van Lede is weinig meer dan de ringgracht over.

Ledeakker, of Leedeakker, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Oploo c. a., in 1840 met 221 inw.

Leedeweg, geh. in de Z.-Holl. gem. Berkel-en-Rodenrijs.

Leegemeden, of Lagemeden, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Aduard, in 1870 met 170 inw.

Leeghwater (de), een der drie groote stoomwerktuigen, die het Haarlemmermeer hebben drooggemalen. Het ligt op den dijk, aan de zuidzijde van den meer, nabij bet dorp de Kaag. De bouw vond plaats van Januari 1843 tot September 1845.

Leegkerk, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Hoogkerk. Hot had in 1840 209, in 1870 258 inw. In 1501 werd dit d. zoowel door het leger van den Saksischen stedehouder Hugo von Leishig als door dat van den Graaf van Oost-Friesland gebrandschat.

-ocr page 708-

703

Leegstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Ossendrecht, in 1840 met 58 inw.

Leegstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Dongen.

Leegstraat, of Laagstraat, b. in de N.-Brab. gem. Gilze c. a., in 1840 met 97 inw.

Leegstraat, geh. in de N.-Brab. gem. Princenhage.

Leegte, geh. onder het d. Burum, in de Friesche gem. Kollumer-land c. a.

Leek, of da Leek, gem. in Gron., tussehen Marnm, Oldekerk, Zuid-hom. Aduard en Hoogkerk in Gron., Roden en Norg in Drenthe en Op-sterland in Friesland. Zij beslaat 6682 bund., grootendeels door diluvisch zand, doch deels ook door hoog veen, laag veen en klei gevormd. Nog behoort tot deze gem. een deel van het Leekster-of Zultemeer. In 1811 had deze gem. 2818, in 1822 3742, in 1840 4744, in 1874 4758 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 3347 Herv., 12116 Chr.-Geref., 4 Doopsgez., 1 Iiuth., 7 R.-Kath. en 133 Isr. De inw. bestaan meest door landbouw en veenderij. De gem. bevat de dorpen de Leek, Tolbert of 't Oldebert, Midwolde, Oostwolde, Lettelbert en Zevenhuizen, het zuiderdeel van Enu-matil, de geh. Diepswal, de Holm en Klein-Oostwold, benevens verschillende wijken in de hooge venen onder Zevenhuizen.

Het d. de Leek ligt op beide oevers eener vaart, die uit de hooge venen op de noorder grenzen naar het Leekstermeer voert. Het bevatte in 1870 846 inw. Daar de Drenthsche b. Nietap onmiddellijk tegen de Leek is gebouwd, schijnt het d. grooter dan het werkelijk is. Door scheepvaart, handel en markten heerscht aan de Leek veel welvaart. Het d. wordt bij vriezend weder veel door vreemde schaatsenrijders bezocht, die van daar met Leekster struiken (versierde kransen) huiswaarts keeren. Men vindt er het schoone landgoed Nienoort, een Herv. kerk, een Chr.-Geref. kerk en een synagoge.

ieek, of Leekermeer (de), b. in N.-Holl., deels in de gem. Wog-num, deels in Berkhout. In 1840 waren er 50 inw. in eerstgen. en 20 in laatstgen. gem., welke cijfers in 1870 tot 80 en 27 waren toegenomen.

Leekstermeer, of Zultemeer, meer, deels in de Gron. gem. de Leek, deels in de Drenthsche gem. Roden. Het heeft lage, broekachtige oevers en vischrijke wateren.

Leembrug, brug aan de Smildevaart, in de Drenthsche gem. Smilde.

Leemcule, havezathe in de Overijsselsche gem. Dalfsen, vroeger o. a. bezeten door de geslachten van Haersolte, von Scherich en Mulert.

Leemhorst, of Leimborst, geh. in de Limb. gem. Tegelen, in 1840 met 86 inw.

Leemskuilen, geh. in de N.-Brab. gem. Dommelen.

Leende, gem. in N.-Brab., begrensd door 4 andere N.-Brab. gem.: t. w. Valkensweerd, Heeze, Soerendonk en Maarheeze, en door de Belgische

-ocr page 709-

703

gemeenten Hamont en Achel. De grond bestaat uit diluviscU zand, met vele moerassen, doch aan den Kleinen-Dommel, die de gem. in het midden van het noorden naar het zuiden doorkronkelt, vindt men een weinig heekklei. De grootte bedraagt 4629 bund. In 1822 had deze gem. 1411, in 1840 1607, in 1875 1404 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 1393 R.-Kath. en 4 Herv. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen, die er zich op laten voorstaan dat hunne rapen tot de besten der Meijerij behooren. Eenigen bestaan als kuipers, wielmakers, wevers en brouwers. Vroeger gingen sommige inw. tijdelijk naar Zweden, om er in de mijnen te werken. Men vindt er het d. Leende, de b. Strijp of Leender-Strijp en Oosterik, benevens de geh. Boschhoven, Bruggerheide en Zevenhuizen.

Het d. Leende, in 1840 met 619 inw., heeft eene fraaie R.-Kath. kerk, met een toren van 69 el hoogte.

Leen-den-Boerspoldertje, pold. van 6 bund, in de Z.-Holl. gem. Alkemade.

Leenderstrijp, of Strijp, b. in de N.-Brab. gem. Leende, in 1840 met 410 inw. Vroeger vond men er eene kapel.

Iieenderts, geh. in de Overijsselsche gem. Wanneperveen, aan het Meppelerdiep.

Leenheerenpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Goudswaard, in 1698 bedijkt en 212 bund, groot.

Leens, kerk. ring van de klasse Middelstum der Herv., bevattende de 9 gem.: Hornhuizen-en-Kloosterburen, Leens, Niekerk-en-Vliedorp, Pietersburum-en-Wierhuizen, Ulrum, Vierhuizen-en-Zoutkamp, Warfhuizen, Wijhe-en-Zuurdijk, Westernieland en Saaxumhuizen. Er zijn 13 kerken.

Leens, gem. in Gron., tusschen Ulrum, Kloosterburen, Eenrum, Win» sum, Ezinge en Oldehove. Zij beslaat 3698 bund, en bestaat uit door de Hunse bezoomde kleilanden. In 1811 had zij 2277, in 1822 2571, in 1840 3129, in 1874 3716 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 2313 Herv., 745 Chr.-Geref., 106 Doopsgez., 1 Luth., 517 R.-Kath., 30 Isr. en 14 ongen. Zij bestaan meest van den landbouw. Men heeft et echter ook molens, kalkbranderijen en een scheepstimmerwerf. De gem, bevat 6 dorpen: t. w. Leens, Warfhuizen, Wehe, Zuurdijk, Mensingeweer en de Hoorn, de buurten Schouwerzijl en Groot-Maarslag, benevens de geh. Douwen, Grijssloot, Kattenberg, Barnegaten, Roodehaan, Schouwen, Klein-Maarslag, de Eewer, Leenster-tillen en Stoepen.

Het aanzienlijke d. Leens is van hooge oudheid. Een der eerste kerken van Hunsego werd daar gesticht. Oudtijds komt het ook onder de namen Lidinge, Lidense en Liens voor. Het had in 1840 828, in 1870 829 inw. De Herv. kerk, een fraai kruisgebouw, heeft een uitmuntend orgel. De Chr.-Geref. kerk werd in 1841 gesticht.

Leenster-Tillen, geh. in de Gron. gem. Leens.

-ocr page 710-

704

Leenster-Wierden, of Tuinster-Wierden, twee weiden nabij het i). Leens, de een ruim 6, de ander bijna 6 el boven het maaiveld.

Leer-ambacht, heerl. in de Z.-Holl. gem. 's Gravendeel, in 1840 met 989 inw.

Leerbroek, gem. in Z.-Holl. omsloten door Leerdam, Hei-en-Boeicop, Lexmond en Meerkerk, 1137 bnnd. groot, meest laag veen, dat tot veeweiden is aangelegd. In 1822 had deze gem. 411, in 1840 600, in 1874 692 inw. Bij de telling voor 1S70 vond men er 649 Ned.-Herv., 9 Chr.-Geref. en 2 R.-Kath. De kom van het d. Leerbroek bevat slechts enkele huizen bij de kerk. Verder bevat zij de wijken Kanaaldijk, Weverwijk, Middelkoop en de Geer.

Het d. Leerbroek heeft een Herv. kerk, met een zwaren toren. In 1479 heeft dit d. veel door krijgsgebeurtenissen geleden.

Leerbroek, of Laag-Leerbroek, polderland in de Z.-Holl. gem. Leerbroek.

Leerdam, of ter Lede, voorm. heerl. en graafschap, bevattende de stad Leerdam en omstreken, de heerl. Sehoonrewoerd en de baronie van Acquoi. Het is als heerl. ontstaan nit eene deeling van de heerl. Arkel, kwam vervolgens aan het huis van Egmond, werd in 1492 door Maximiliaan van Oostenrijk tot een graafschap verheven en viel door het huwelijk van Anna van Egmond met Prins Willem aan het geslacht van Nassau-Oranje ten deel. Sedert 1820 is dit voorm. graafschap onder Z.-Holland en Gelderl. verdeeld.

Leerdam, kerk. ring der Z.-Holl. klasse Gouda der Herv., bevattende de 9 gein. Asperen, Heukelum, Kedichem, Leerbroek-en-Middelkoop, Leerdam, Nieuwland, Oosterwijk, Sehoonrewoerd en Zijderveld.

Leerdam, gem. in Z.-Holl., tusschen Sehoonrewoerd, Hei-en-Boeicop, Leerbroek, Nieuwland, Kedichem, Asperen in Z.-Holl. en Beest in Geld. Hare grootte beloopt 1768 bund., zijnde de grond in het zniden. waarlangs de Linge vloeit, klei, doch in het midden en noorden laag veen. In 1811 had deze gem. 1980, in 1822 2128, in 1840 2851, in 18/4 310B inw. Men onderscheidde haar bij de telling voor 1870 in 27'57 Herv., 81 Chr.-Geref., 48 Ev.-Lnth., 4 Doopsgz., 90 R.-Kath., 1 Oud-R. en 38 Isrgt; De ingezetenen bestaan deels van de veeteelt, waarbij de paardenfokkerij een groot aandeel heeft, van winkelnering en eenige fabrieken, zooals 4 glasblazerijen, een scheepstimmerwerf, houtzaagmolens, eene grutterij enz. De gem. bevat de stad Leerdam en verstrooide huizen in de Bruinsdeel, Hoog-Oosterwijk de Meent, Oud en Nieuw-Schaik, Hoogeind en Loosdorp.

De stad Leerdam, oudtijds Lederdam genoemd, is op de noorderoever van de Linge gebouwd en vormt een langwerpig vierkant, dat vroeger door muren was ingesloten. De straten zijn bijna allen lijnrecht, terwijl vele huizen, vooral die in het midden en noorden der stad, ruime tuinen hebben. In 1840 telde men er 331 huizen en 1685 inw., welke

-ocr page 711-

705

cijfers in 1870 tot 428 huizen en 1730 inw. vermeerderd waren. De Herv. kerk bevat het Graf van Jan, den laatsten heer van Arkel. De Luth. kerk werd in 1841 gebouwd. De Chr.-Geref. kerk staat in 't zuiden der stad. Nabij de Steigerpoort vindt men een aanzienlijk liefdegesticht, dat zijn oorsprong aan mevrouw van Aarde dankt. Het oude kasteel, mede nabij de Steigerpoort, is reeds voor meer dan derdehalve eeuw afgebroken.

Leerdam was ten jare 1496, in den oorlog tusschen Gelderland en Holland beurtelings in de macht van beide partijen. Hertog Karei van Egmond, wiens maarschalk Snijdewind het in het voorjaar had gewonnen, benoemde er Peter van Loe tot zijn schout, doch deze waardigheid ging reeds voor den begiftigde in 1497, ten gevolge van het heroveren van Leerdam door de Hollanders, verloren. In 1574 won Chiapin Vitelli de stad voor den koning van Spanje. Zij werd in 1672 door de Franschen bezet en was in 1787 het tooneel van hevige plunderingen. De Franschen wierpen in den nacht van 15 op 16 Januari 1795 alhier eene brug over de Linge, doch die onder het gewicht van het eerste kanon instortte.

In 1709, 1726, 1740, 1741, 1784 en 1809 heeft deze stad veel door watervloed geleden.

Leermens, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. 't Zandt, in 1840 met 471, in 1870 met 479 inw. De hooge ligging op een wierde maakt het zeer aangenaam. Het was in vroegere eeuwen de plaats waar de rechters van het oostelijk Fivelgo werden beëedigd. Onder de bevolking van Leermens zijn gerekend de ingezetenen der b. ter Hom, met een Doopsgez. kerk en het geh. Lutjerijp, in 1870 te zamen met 260 inw. Oudtijds stond te Leermens de burg Bolsiersema of Clinxvveer, later Scharftsburg of Schatsburg genoemd.

Leersum, gem. in Utr., begrensd door Woudenberg, Amerongen, Langbroek, Doorn en Maarn, en 3008 bund, groot. De grond is genoegzaam geheel alluvisch zand. Alleen het uiterste zuidoosien heeft klei. De gem. had in 1822 609, in 1840 797, in 1875 1243 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1230 Ned.-Herv., 6 'W.-Herv. en 7 R.-Kath. Zij bestaan meest van landbouw en schapenfokkerij. De gem. bevat het d. Leersum en de b. Darthuizen en Ginkel, benevens de heerl. Zuilenstein.

Het d. Leersum telde in 1870 binnen de kom 231 inw. Het heeft eene Herv. kerk en wordt door den straatweg tusschen Utrecht en Arnhem doorsneden.

Leest (de), b. in da N.-Brab. gem. Veghel, in 1840 met 236, in 1870 met 240 inw.

Leest (do), afwateringkanaal in de Gron. landstreek het Oldambt.

Leesten, b. in de Geld. gem. Warnsveld, in 1840 met 335, in 1872 met 419 inw.

Leete, of Lete) b. in de Gron. gem. Bellingwolde, in 1840 met 194, in 1870 met 516 inw.

45

-ocr page 712-

706

Leeuwarden, Rijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de Wet van 6 Mei 1869, de 10 gemeenten: Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Franeker, Franekeradeel, Harlingen, Barradeel, 't Bildt, Baarderadeel, Idaarder-deradeel. Het had in 1809 90,663 inw. en 2887 kiesgerechtigden.

Leeuwarden, district in Friesl., voor het kiezen van Prov. Staten, bevattende de 5 gemeenten: Leeuwarden, Leenv/arderadeel, Idaarderadeel, Menaldumadeel, Tietjerksteradeel.

Leeuwarden, eerste arr. van de prov. Friesl., saamgesteld uit bijna de geheele landstreek Oostergoo, het noordelijk deel van Westergoo, benevens de heerl. Ameland en Schiermonnikoog. In 1811, toen voor het eerst een arr. Leeuwarden werd gevormd, was het anders saamgesteld; o. a. bevatte het toen ook de Holl. eilanden Terschelling en Vlieland. Het was destijds gesplitst in de 10 kantons: Bergum, Buitenpost, Dokkum, Dronrijp, Franeker, Hallum, Holwerd, Harlingen,. Leeuwarden eerste kanton en Leeuwarden tweede kanton. In 1814 werden Terschelling en Vlieland daarvan gescheiden. In 1838 werd de uitgestrektheid en verdeeling van het arr. aanmerkelijk gewijzigd. Hennanrderadeel ging over tot liet arr. Sneck, doch Baarderadeel, Rauwerderhem en Idaarderadeel werden daarentegen met Leeuwarden vereenigd. In plaats van 10 had het arr, sedert 7 kantons: Leeuwarden, Berlikum, Holwerd, Dokkum, Bergum, Eauwerd, Harlingen.

Leeuwarden, eerste kanton van het Friesche arr. Leeuwarden, bevattende de 2 gem. Leeuwarden en Leeuwarderadeel.

Leeuwarden, klasse der Herv. Kerk in de prov. Friesland, verdeeld in 4 ringen, Leeuwarden, Stiens, Bergum en Wirdum, te zamen met 48 gemeenten en 57 predikanten.

Leeuwarden, kerkel. ring der klasse van Leeuwarden, bevattende de 8 gemeenten: Deinum, Engelum, Goutum-en-Swichuin, Hempens-en-Teerns, Huizum, Leeuwarden, Lekkum-en-Miedum, Marsum.

Leeuwarden, klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende de 9 gemeenten: Beetgum, Boxum, Britsum, Jlallum, Leeuwarden, Marrum, Oenkerk, st.-Anna parochie, Suawoude.

Leeuwarden, deken, van het aartsb. Utrecht, waaronder ia 1353 al de par. uit het noorden en midden van Friesl. gebracht werden. Toen in 1873 echter een deken. Sneek werd opgericht, is het aantal par. in het dek. Leeuwarden van 17 tot 11 verminderd. Zij zijn thans: Araeland, Dokkum, Dronrijp, Franeker, Harlingen, Imsum, Leeuwarden (2 par.), Oosterwiernm, Warrega, Wijtgaard.

Leeuwarden, of in 'tFriesch Lieuwerd, gem. in Friesl-, palende in het noorden aan Leeuwarderadeel (Noorder-Trimdel), in het oosten aan Tietjerksteradeel, in het zuiden aan Leeuwarderadeel (Zuider-Trimdel), in het westen aan Menaldumadeel.

-ocr page 713-

707

De oppervlakte beslaat 1G60 bund., bestaande in de westelijke helft (het Leeuwarder-Nienwland) uit zeer vruchtbare klei, in de oostelijke helft eveneens uit klei, doch meer of min met zand vermengd. Verschillende vaarten doorsnijden de gem., meerendeels gegraven kanalen. De Ee of Trekvaart op Dokkum, die sints onheugelijke jaren bestaat, voert van het middelpunt der gem. naar het noordoosten, de trekvaart naar Harlingen (in 1507 gegraven) naar het westen, de Potmarge en het Vliet, welke laatste verderop de Tynje wordt genoemd, naar het oosten. Op de oostgrens stroomt het Ouddeel. Die wateren zijn meerendeels breed en diep, zoodat zelfs schepen van ongeveer 2 el diepgang Leeuwarden kunneu bereiken.

Het getal huizen beliep in 1S40 4208, in 1870 4599, in 't laatstgen. jaar gesplitst in 4183 bew., 408 onbew. en 8 in aanbouw. Bij de telling voor 1870 waren er ook 268 bewoonde schepen.

In 1714 bevatte Leeuwarden 15,CS6 inw. Dit getal was in 1744 tot 13,462 verminderd, doch in 1748 was het weer tot 14,270 geklommen. In 1796 had de gem. 15,525, in 1811 16,504, in 1822 18,380, in 1830 20,938, in 1840 23,400, in 1S50 24,456, in 18G0 25,384, in 1870 26,036, in 1875 27,003 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in: 18,422 Herv., 100 W.-Herv., 5 Engel.-Herv. (Presb.), 889 Doopsgez., 692 Ev.-Luth., 29 Herst.-Luth., 564 Chr.-Geref., 14 Eem., 2 Angl., 5127 E.-Kath., 1 Oud.-E., 1119 Ned.-Isr., 5 Port.-Isr. en 34 ongenoemden.

Het hoofdged. der gem. bestaat uit de stad Leeuwarden, met hare voorsteden het Vliet, Grachtswal, Oud-Galileën, Camstraburen en Potmargewal. De buurt Achter-de Hoven begint aan de zuidzijde der stad en strekt zich van daar in zuid-oostelijke richting uit. Kleijenburg en Schilkampen zijn voortzettingen van het Vliet. Noordwaarts van het eerste ligt Cam-buur, oostwaarts van het laatste Wilaard. Naar het noorden liggen de gehuchten Bilgaard en Taniaburen. Het Nieuwland heeft verstrooide boerenplaatsen en woningen.

De stad Leeuwarden, die binnen de stadsgracht ruim 80 bunders beslaat, behoort tot de fraaiste en meest welvarende steden van Nederland, daar bij de ontwikkeling, die nagenoeg overal plaats grijpt, zij eene voorname plaats inneemt. Tot hare schoonste deelea behooren: het Eaadhuisplein, Hofplein en Gouverneursplein (die te zamen een brugplein van nagenoeg 200 meters lengte beslaan), de Nieuwstad, het Zaailand en het Euiterskwartier, de Wirdumerdijk, de st.-Jakobsstraat, de Groote-Kerkstraat, de Eewal, de Voorstreek, de Kelders, de Tweebaksmarkt, de Tuinen, de Weaze, enz. De oude poorten zijn in de laatste jaren allen afgebroken, en de ingangen der stad vermeerderd, o. a. door de Prins-Hendriksbrug, in het midden der nieuw-aangelegde Willemskade. De voormalige wallen zijn aan de noord- en westzijde der stad in aangename wandelwegen herschapen, en in den Prinsentuin bezit Leeuwarden een schilderachtig park met lommerrijke dreven, bevallig plantsoen en helderen vijver. Deze tuin, de vroegere lusthof der Friesche Stadhouders, is in 1648 door Willem Frederik van Nassau aangelegd en in 1819 door Koning Willem I aan de stad hergeven. In twee

45*

-ocr page 714-

708

staJsvijvers bezit Leeuwarden eene goede gelegenheid om de ingezetenen van versch water te voorzien.

De stad Leeuwarden is van geringe beginselen tot haar tegenwoordigen bloei gekomen. De plaats, oorspronkelijk aan een uithoek der Middelzee ontstaan, wordt het eerste genoemd in eene oorkonde van 1149, doch bezat toen reeds eenig aanzien, zoodat het blijkbaar is, dat zij van veel vroegeren tijd dagteekent. Het oud Leeuwarden voerde den naam van Nijehove, in tegenoverstelling van het westwaarts daarvan gelegen Olde-hove, dat dus van nog vroegeren tijd dagteekent. Omstreeks 1190 werd Leeuwarden of Nijehove tot eene stad verheven, waarom in 1398 eene gracht werd gedolven, die de stad bleef insluiten, tot men haar in 1435 met Oldehove en Hoek tot een geheel samensmolt. Sedert ontstonden weder nieuwe buurten, zooals de Nieuwestad, waarvan het eerst in 1456 melding wordt gemaakt. Dit maakte eene nieuwe insluiting noodig, die in 1481 met het graven van eene nieuwe stadsgracht en het opwerpen van een hoogen wal werd aangevangen. Eene belangrijke verandering in den loop der stadsgracht aan de zuidwestzijde van Leeuwarden is in het jaar 1868 volvoerd. Aanleiding daartoe gaf de aanleg der Staatsspoorwegen, waarvan hier het drukst-bezochte station van het geheele Noorden van Nederland is.

Leeuwarden bezit een koninklijk Paleis, ter plaatse waar in de 15de eeuw de staten der Eolkema's en Dekama's stonden. Deze werden in 1603 vereenigd en strekten sedert tot verblijf van het stadhouderlijk Friesehe hof tot op de verheffing van Prins Willem IV tot Erfstadhouder der Vereenigde Nederlanden in 1747. Sedert werd het alleen bewoond gedurende het tijdelijke bezoek der Nederlandsche vorsten. De nieuwe voorgevel en inrichting dagtcekenen van 1816. Tot de sieraden behooren eene verzameling van portretten der Friesehe Stadhouders.

Het Gouvernementshuis bevat o. a. eene schoone zaal voor de Gedeputeerde Staten en een belangrijk museum van Friesehe oudheden en zeldzaamheden. Op het Paleis van justitie, in 1850 gebouwd, berust de rijke provinciale bibliotheek. Het Stadhuis, in 1715 vernieuwd, bezit eene schoone raadzaal, eenige merkwaardige schilderstukken, een rijk, door den archivaris W. Eekhoff uitmuntend gerangschikt archief, eene belangrijke bibliotheek, een merkwaardigen atlas van kaarten, platen en portretten, eindelijk verscheidene oudheden, waaronder het zwaard van Groote Pier. De Kanselarij, in 1571 voltooid, munt uit door een prachtigen antieken voorgevel en strekt sedert 1824 tot een huis van burgerlijke en militaire verzekering. Het Gemeentehuis van Leeuwarderadeel werd in 1844 vernieuwd. Het Tuchthuis, de grootste strafgevangenis van Nederland, is sedert 1870 en vervolgens bijna geheel vernieuwd, in een stijl, die ofschoon men het werk nog niet voltooid, ziet, verdienstelijk mag heeten. De kazerne Prins Frederik, die duizend man kan bevatten, werd In 1860 door brand vernield, doch is in denzelfden stijl als zij in 1827 was opgetrokken, vernieuwd. De fraaie waag dagteekent van 1595 tot 1598. De Nieuwe toren, gebouwd in de eerste helft der 16de eeuw, is 43 el hoog.

-ocr page 715-

709

Tot de gebouwen, die verder vermelding verdienen, behooren: de Hoofdwacht, do Artillerie-kazerne, de Schouwburg, de Concertzaal, verschillende schoolgebouwen en inrichtingen van liefdadigheid, societeiten en kerken.

Do stedelijke begraafplaats, op weinige minuten ten noorden der stad, munt door een fraaien aanleg uit. Zij dagteekent van 1830.

De Hervormden hebben te Leeuwarden 3, en de E.-Kath. 2 kerken. Voorts hebben de W.-Herv., de Doopsgez., de Luth. en de Chr.-Geref. elk eene kerk en de Isr. eene synagoge. In bouwkundige schoonheid staan deze gebouwen bij de boofdkerkeu van Bolsward en Harlingcn achter.

De kerken der Herv. heeten de Groote of Jacobijner-, de Galileër en de Westerkerk. De eerste, oorspronkelijk een kloosterkerk, was als zoodanig de grootste van Nederland. De praalgraven van Friesche stadhouders en hunne aanverwanten, die eens het koor versierden, zijn in 1795 vernield. Sedert 1820 bezit de kerk een eenvoudig marmeren ge-denkteeken voor den opvoedkundige J. H. Nieuwold.

De oudste kerk van Leeuwarden, de st.-Vituskerk van Oldehove, wier oorsprong niet meer is op te sporen, is in 1595 afgebroken. Doch de zware, ofschoon onvoltooide toren, de Oldehoof, van ongeveer 40 el hoogte, in 1529 gebouwd, bleef tot heden bewaard.

Onder de weldadige gestichten staan bovenaan het Old-Burgerweeshuis en het Nieuwe Stads-weeshuis. Voor het eerste, in 1534 gesticht, wordt thans (Juli 1875) een nieuw gebouw opgetrokken. Het laatste, in 1675 van stadswege gesticht, liep voor ruim een halve eeuw gevaar te gronde te gaan, toen het in 1823 door de erfenis van een vroeger pleegkind, Jacobus Martinus Baljc'e, werd gered. Een metalen eerzuil herinnert aan den weldadige. Verder verdienen opmerking het Oude en het Nieuwe st.-Anthonij-gasthuis, het in 1840 gebouwde stads Burger-Ziekenhuis, het vernieuwde Diakonie-Armenhuis der Hervormden, enz.

Voor de hoogere burgerschool is in 1865 een nieuw gebouw gesticht in het Zaailand. Geschikte lokalen zijn in 1870 ingericht voor een burger-dag- en avondschool. Ook heeft Leeuwarden een gymnasium, eene zangen muziekschool, zwemschool en gymnastiekschool.

Leeuwarden bloeit door handel, markten, scheepvaart, allerlei fabrieken en handwerken. Er zijn 8 scheepstimmerwerven, vele goud- en zilversmederijen, eene ijzergieterij, smederijen, koperslagerijen, loodgieterijen, een fabriek van brandkasten en brandspuiten, meubelmakerijen, orgelmakerijen, een fabriek van naaimachines, zeilmakerijen, verschillende molens, een stroo-kartonfabriek (door stoom gedreven), zeepziederijen, tabaksfabrieken, olieslagerijen, boekdrukkerijen, steendrukkerijen, verwerijen en nog een groot aantal andere inrichtingen van volksvlijt.

Behalve de stichting en de lotgevallen van ruim veertig staten en kasteelen van adellijke geslachten om en bij deze stad, behooren tot de voornaamste historische herinneringen van Leeuwarden: de verlanding der Middelzee, omstreeks 1300, waardoor de stad van eene zeehaven eene binnenlandsche plaats werd; de verrassing en verwoesting door de Schieringer partij, in 1392; het wegschenken van Leeuwarden met de dorpen Stiens, Wirdum en Ferwerd, aan Gerrolt Cammingha,

-ocr page 716-

710

door Hertog Albrecht in 1398; het stichten van het kasteel Blankenburg te zelfder tijd; het houden van een kerkelijken landraad en de verhandelingen mot den Duitschen Keizer, in 1414; de bezetting door de Schieringers, in 1421; de vereeniging van Oldehuve, Nijehove en Hoek, in 1435 ; de hevige brand van 13 Juni 1483; de verovering door de Schieringers, den 25 Juli 1437; het verbond met Groningen in 1492; de overgave aan Hertog Albrecht (of Albert) van Saksen, den 7 Juli 1498; de aanval der Leeuwarders op het Uniahuis, in Augustus 1498; de overgave aan de krijgsbenden van Hertog Albrecht, den 23 October 1498; de stichting van het Blokhuis, in 1499; de inhuldiging van Albrecht van Saksen, in de kerk van Oldehove, den 14 Juni 1499; een brand die ongeveer tweehonderd huizen vernielde, in 1511; de strijd der lieeuwarders tegen den aanhang van den Hertog van Gelder, in 1514 en 1515; de komst van Graaf Floris van Egmond, als stadhouder van Aartshertog Karei van Oostenrijk, benevens de verovering der üniastins te Blija en van het Herjuwsmahuis te Ferwerd door de Leeuwarders, in 1515; de afgeslagen aanval der Geldersgezinde Friezen, in Juni 1516; het afleggen van den eed van getrouwheid door de stedelijke regering aan Prins Filips, in handen van den stadhouder, den Graaf van Aremberg, den 18 Januari 1550; de oprichting van het bisdom Leeuwarden, den 12 Mei 1559; het verwijderen der beelden uit de kerken en het openlijk prediken van den Hervormden godsdienst, den 6 September 1566; de verzoening van Leeuwarden met den stadhouder des Spaanschen Konings, den 11 Januari 1567; de komst van den eersten bisschop van Leeuwarden, Cunerus Petri, den 1 Februari 1570; de bezetting van het Blokhuis door den Spaanschgezinden Wijhrant Roorda, in Augustus 1577; de eerste hervormde godsdienstoefening in de Jakobijnerkerk, den 13 Augustus 1578; de beeldstormerij, den 9 October 1578; de inneming en ontmanteling van het Blokhuis, in Februari 1580; de hevige bewegingen bij het aanstellen van een nieuwe wethouderschap, den 1 Januari 1610; de tooneelen van oproer en geweld, op het einde van 1615, in April 1626, in September 1672, in Wei en Juli 1748; de brand in het Landschaps tucht- en werkhuis, in den nacht van 12 op 13 November 1754; de onlusten van 1787; de omwenteling in i ebruari 1795; de aankomst van Kozakken te Leeuwarden, den 16 November 1813; de opening van den spoorweg tusscben Leeuwarden en Harlingen, den 14 October 1863; die van den spoorweg tusschen Leeuwarden en Groningen, den 1 Juli 1866; die tusschen Leeuwarden en Heerenveen, den 1 September 1868.

Leeuwarderadeel, gem. in Friesl-, die door de gem. Leeuwarden in twee deelen wordt gescheiden. Het volkrijkste, Leeuwarderadeel-Noor-der-Trimdel, noordwaarts van Leeuwarden gelegen, wordt verder door Menaldumadeel, het Bildt, Ferwerderadeel en Tietjerksteradeel bepaald. Het minder-bevolkte, Leeuwarderadeel-Znider-Trimdel, zuidwaarts van Leeuwarden gelegen, is naar het westen, zuiden en oosten door Baarder-adeel, Idaarderadeel en Tietjerksteradeel ingesloten. De grond bestaat

-ocr page 717-

711

uit klei, die, vooral in het westen uitstekend vruchtbaar, naar de zijde van Tietjerksteradeel met zand vermengd is. In het geheel is de gem. 8917 bunders groot. Zij tehle in 1744 3549, in 1811 (toen zij in dc mairiën Jelsum, Wirdum, Huizum en Stiens was gesplitst) 5085, in 1822 5438, in 1840 G174, in 1874 8146 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 6870 llerv., 354 Chr.-Geref., 273 Doopsgez., 28 Luth., 598 K.-Kath. en 23 ongenoemden.

De dorpen, waarin Leeuwarderadeel is afgedeeld, zijn, in volgorde van hunne bevolking: Stiens, Wirdum, Huizum, Finkum, Jelsum, Lekkum, Britsum, Ilyum, Goutum, Cornjum, Hempens, Swichum, Miedum en Teems. In geographischen zin is het laatste geen d. moer. Daarentegen kan men als een d. aanmerken Wytgaard onder Wirdum.

Landbouw en veeteelt maken hier de hoofdbronnen dor welvaart uit. Doch er zijn ook cichoreibranderijen, grofaardewerkfabrieken, steenbakkerijen, smederijen, koren- en oliemolens, enz.

Het gemeentehuis staat niet binnen de gem. zelve, maar te Leeuwarden, dat vroeger met zijn klokslag als het Middcl-Trimdel van Leeuwarderadeel werd aangemerkt.

Leeuwarderadeel-Noorder-Trimdel, het noorder gud. van Leeuwarderadeel, bevattende de d. Stiens, Finkum, Jelsum, Lekkum, Britsum, Hyum, Cornjum en Miedum. In 1811 had dit deel 3231, in 1874 5021 inw.

Leeuwarderadeel-Zuider-Trimdel, zuidel. ged. van Leeuwarderadeel, bevattende de d. Wirdum, Huizum, Goutum, Hempens, Swichum en Teerns. In 1811 had het 1854, in 1874 3125 inw.

Leeuwarder-Nieuwland, ged. van de opgeslijkte Middelzee voor zoover die onder de gem. Leeuwarden behoort, in 1840 met 96 bew.

Leeuwen, d. in de Geld. gem. Wamel, aan den Zuid er-Waaldijk, in 1840 met 2li8, in 1872 met 2779 inw. Er zijn kerken voor de Herv. en de R.-Kath. Het d. heeft dikwijls door overstroomingen geleden, vooral in Maart 1855 en Februari 1861. Bij laatstgen. gebeurtenis had aan dc westzijde van Leeuwen eene doorbraak in den dijk plaats, waarvan een breed wiel nog heden de plek aanwijst. Op de zuidzijde van den nieuwen dijk is in 1874 eene steenen piramide, met eene koningskroon op den top, geplaatst, ter herinnering aan de persoonlijke hulp door Koning Willem III bij de algemeene ellende van den watersnood geboden. Het voormalige Huis te Leeuwen, door heer Willem van Druten gebouwd, is in 1817 gesloopt

Leeuwen, b. in de Limb. gem. Muasniel, in 1840 met 269, in 1870 met 447 inw.

Leeuwenberg, fraaie heuvel van ongeveer 20 el hoogte in de N.-Holl. gem. Naaiden. Op dien heuvel, vroeger de Venusberg genoemd, liet Andries de Graeft', raad- en rekenmeester van Holland, in 1666 een gedenksteen plaatsen, met zijn wapen, hebbende een leeuw tot schildhouder. In 1814 is dit gedenkteeken door den lieer F. Hugues vernieuwd. An-

-ocr page 718-

713

dermaal geschiedde dit door den heer J. W. Mijnssen in 1863. In 1875 is de omtrek van den berg cn het monument op nieuw door dien heer geheel veranderd: de berg is thans door eene gracht omringd en vertoont fraai-beplante hellingen. In de onmiddellijke nabijheid is op een anderen heuvel een koepeltje onder den naam van Bellavista opgericht. Het uitzicht van deze hoogte is bijzonder schoon.

Leeuwenhorst, voorm. abdij van de Cisterciënser orde in Z.-Holl., nabij Noordwijkerhout. Stichters waren Arnoud en Walewijn van Alkemade, die daartoe hnnne nalatenschap bestemden. Eeu jaar na hun overlijden werd de eerste steen gelegd (st.-Thomasdag van 1262). Alleen adell. jonkvrouwen werden daarin opgenomen. In den Spaanschen oorlog is Leeuwenhorst vernield.

Leeuwerkpolder, of Calespolder, in Januari 1682 ingebroken polder in de Zeeuwsche heerl. 's Heer-Hendrikskinderen.

Leeuwte, of Karspel-Leeuwte, b. in de Overijsselsche gem. Ambt-Vollenhove, in 1840 met 485, in 1870 met 817 inw.

Legeduurswoude. of Leegduurswolde, geh. onder het d. Langedijke, in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf.

Legemeer, b. met dorpsrechten, in de Friesche gem, Doniawcrstal, in 1811 met 57, in 1840 met 58, in 1874 met 64 inw.

Legeveld, of Lageveld, geh. in de Drenthsche gem. Havelte.

Legge, Legh, of Laag, geh. in de N.-Brab. gem. Chaam.

Leggelo, b. in de Drenthsche gem. Dwingelo, in 1811 met 111, in 1840 met 172, in 1870 met 111 inw.

IiBgmeer, meer in N.-Holl., oorspronkelijk een lange, smalle plas tusschen Mieuwer-Amstel, Thamen en Aalsmeer. Door het vervenen der aanpalende gronden is het van de 16de tot de 18de eeuw belangrijk uitgebreid. Maar het werd vooral vergroot, toen een vreeselijke storm van 29 November 1836 de kade tusschen Kudelstaart en de Kwakel wegsloeg. Verscheidene malen zijn ontwerpen gemaakt om dezen plas te bedijken. De concessie, die den 21 April 1873 aan den heer J. R. M. Wiegel werd verleend, belooft dit ontwerp te verwezenlijken, althans voor het grootste deel van den plas. In October 1874 werd met de werkzaamheden tot droogmaking begonnen, en wel met het leggen van den dijk langs de Noordammerlaan bij Bovenkerk in de gem. Nieuwer-Amstel. Er zal door deze indijking 1510 bund, land gewonnen worden.

Lei (de), rivier in N.-Brab., die in de Belg. prov. Antwerpen ontspringt en nabij Vucht in den Dommel valt.

Leiden, rijkskiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van den 6 Mei 1869, 24 gemeenten : Leiden, Oegstgeest, Rijnsburg, Katwijk, Valkenburg, Sas-

-ocr page 719-

713

senheim, Warmond, Voorhout, Noordwijk, Noordwijkerhout, Leiderdorp, Koudekerk, Benthuizen, Hazerswoude, Zoeterwoude, Voorschoten, Wassenaar, Wonbrugge, ter Aar, Nieuwveen, Oudshoorn, Alphen, Zwammer-dam, Aarlanderveen. Het had in 1869 88,217 inw. en 2701 kiesgerechtigden.

Leiden, prov. kiesdistr. in Z.-Holl., bevattende alleen dc gem. Leiden.

Leiden, tweede arr. van de prov. Zuid-Holland, in 1811 als deel van het Departement-der-Monden-van-de-Maas opgericht, en in do kantons: Leiden (1—3), Noorlwijk en Woubrugge afgedeeld. Na de omwenteling van 1813 kwam daarbij in 1814 het kanton Woerden, hetwelk vroeger tot het Departement van-de-Zuiderzee had behoord. In 1838 kwam het kanton Alphen, dat vroeger bij het arr. 's Gravenhage was ingedeeld, bij het arr. Leiden. Ook werd toen de uitgestrektheid nog op eenige andere punten gewijzigd. Sedert bevat het arr. 5 kantons; Leiden, Noordwijk, Wonbrugge, Alphen, Woerden.

Leiden, eerste kant. van het arr. Leiden, bevattende de 4 gem.: Leiden, Leiderdorp, Voorschoten, Zoeterwoude.

Leiden, klasse der Herv. Kerk, verdeeld in 4 ringen: Leiden, Noordwijk, Alphen en Woerdtn. Zij tellen te zamon 38 gem., die door 43 predikanten bediend worden.

Leiden, kerk. ring der klasse Leiden, bevattende alleen de gem. Leiden.

Leiden, klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende de beide gemeenten te Leiden, nevens die van Alphen, Bodegraven, Boskoop, Hazerswoude, Hillegom, Katwijk-aan-Zee, Noordwijk-Binnen, Noordwijk-aan-Zee, Oude-Wetering, Rijnsburg, Sassenheim, Valkenburg, Waddinxveen.

Leiden, dek. van het bisd. van Haark-m, bevattende de 9 par.; Hoog-made. Katwijk, Leiden (st.-Petrus), Leiden (st.-Maria-onbevlekte-ontvan-genis), Leiden (st.-Maria-Hemelvaart), Oegstgeest, Oud-Ade, Kijpwctering, Voorschoten.

Leiden, of Leyden, gem. in Z.-Holl., in het noordwesten bepaald door Oegstgeest, in het noordoosten door Leiderdorp, in het zuidoosten, zuiden en zuidwesten door Voorschoten.

Zij is 1981/4 bund, groot en bestaat uit de stad Leiden en eene kleine uitgestrektheid grond aan de noordwestzijde daarvan. De stad beslaat met hare wallen en grachten bijna 187, het platteland der gem. ruim Ü'/s bund.

De grond, die door den Eijn wordt doorsneden, bestaat uit rivierklei.

Leiden had in 1497 3017. in 1632 8374, in 1732 10,891, in 1840 6300, in 1870 8206 huizen, wat het laatste jaar betreft onderscheiden in 6617 bewoonde huizen, 1583 onbewoonde huizen en 6 huizen in aanbouw, of 8163 binnen de stad en 43 daarbuiten. Er lagen toen binnen de stad 57 schepen met 266 opvarenden.

-ocr page 720-

714

In 1481 waren te Leiden 6000 weerbare mannen tusschen de 20 en CO jaren. In 1574 schatte men de bevolking op 16,000 zielen. In 1623 werden er 50,000 personen op de lijsten van het hoofdgeld gebracht, doch dit cijfer scheen aan deskundigen te laag. In 1640 schatte men de bevolking op ruim 100,000 zielen.

In 1796 telde men er 30,955 inw., in 1811 30,686, in 1822 34,564, in 1840 37,464, in 1850 35.864, in 1860 36,710, in 1875 ruim 40,249. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er: 25,001 Ned.-Herv., 624 W.-Herv., 6 Presb., 1762 Chr.-Geref., 920 Ev.-Luth., 22 tlerst.-Luth., 205 Rem., 200 Doopsgez., 5 Episc., 9632 E.-Kath., 33 Oud-R., 392 Ned.-lsr., 4 Port.-Isr. en 137 ongonoemden.

De bevolking buiten de vestgrachten der stad beliep bij de jongste telling (die voor 1870) 296 zielen.

De stad Leiden, ofschoon zesmaal vergroot, vormt een vrij regelmatig geheel. De Rijn dringt haar op den oostkant in twee armen binnen, die in het midden der stad bijeenkomen cn dan vereenigd de westhelft der stad in twee nagenoeg gelijke deelen splitsen. Van de beide armen, die in de nabuurschap der Zijlpoort en Hoogewoerdspoort de stad binnendringen, heet de noordelijke den Ouden-Rijn, terwijl de zuidelijke den naam van Nieuwen-Eijn draagt. Van den vereenigden stroom noemt meu het meest westelijke ged. het Galgewater. Behalve den Eijn, heeft Leiden nog vele grachten, waarvan vooral Eapenburg met schoone huizen is bezet; verder de Steenschuur, de Heerengracht, de gracht tusschen de Oude-Vest en den Ouden-Singel, de Mare, de Hoogstraat, enz. Onder de straten munt de Breedestraat uit, die, een flauwen boog beschrijvende, daardoor en door hare breedte en sierlijke gebouwen uitmuntende stadsgezichten oplevert. Andere schoone straten zijn de Haarlemmerstraat, de Hoogewoerd, het Noordeinde, de Hooigracht, de Papengracht, de Donkersteeg, enz. De Ruïne, de Beestenmarkt cn het st.-Pieterskerk-plein zijn de voornaamste open plaatsen. In de Verwerstraat ontstond sedert het midden der vorige eeuw, door het sloopen van huizen, een onregelmatig plein; voor eenige jaren heeft deze streek door het bouwen van arbeiderswoningen dit aanzien weder verloren. Do Visch-markt, even als de Warmoesmarkt en de Botermarkt, een deel der kade langs den Nieuwon-Rijn, prijkt met eene fraaie marmeren fontein.

Leiden bezat nog in de eerste jaren van Koning Willem 111 al zijne poorthuizen, van welke velen sierlijke gebouwen waren. Daarom is de slooping van enkelen door oudheidminnaars zeer betreurd. Nu (Aug. 1875) zijn nog alleen de gebouwen der Zijlpoort en Moschpoort overig. Niettemin zijn de ingangen der stad in hunne nieuwe gedaante fraai, vooral die aan de Wittepoort, de Rijnburgsche poort en de Koepoort, terwijl ook de ingang aan de Hoogewoerdspoort fraai belooft te worden.

De wallen van Leiden zijn ten deele fraai beplant, vooral die aan de zuidzijde. Op den wal bij de Rijnsburgsche poort (waarvan het poorthuis in 1867 is gesloopt) prijkt het standbeeld van Herman Boerhaave, door den beeldhouwer Stracke' gemodelleerd.

Leiden heeft vele opmerkenswaardige gebouwen. Van onbekenden oor-

-ocr page 721-

715

sprong is de Burg, welks stichting op een kunstmatigen heuvel wellicht aan de Romeinen is toe te schrijven. Deze Burg is thans niets meer dan een ouden, ringvormigen muur, rustende op 20 bogen of kasematten, met 38 penanten. Het heerlijk uitzicht, dat van de kanteelen wordt genoten en de bevallige wandelpaden op den Burgheuvel maken het geheel tot eene veelbezochte plek.

Het Stadhuis, het grootste sieraad der Breedestraat, is in de 15 eeuw gesticht, in 1597 vernieuwd, en later nog meermalen uitgebreid, gelukkig in een gelijkvormigen stijl. De Kaadkamer en Burgemeesterskamer zijn ruim en schoon. Men bewaart er eenige herinneringen aan het beleg en de verlossing in 1573.

's Gravensteen, een huis van arrest, maakte oudtijds een deel uit van de residentie der Graven van Holland, die waarschijnlijk van grooten omvang was. Het Gemeenelandshuis van Kijnland dagteekent van 1597, de fraaie Stadswaag van 1658.

Voor de militairen zijn verschillende kazernen. Daartoe behoort de voorm. Doelen, wier welbewaarde poort in heerlijk beeldwerk den ridder st-Joris met den draak vertoont. Twee militaire gebouwen staan op Oegstgeestschen grond, het milit. ziekenhuis, in 1874 aangevangen, doch nog niet voltooid, en de milit. gevangenis.

De Ned.-Hervormden van Leiden hebben 5 kerken: de Pieters-, dc Hooglandsche-, de Mare-, de Waard-of Ooster-en de Armenkerk. De eerste, ten jare 1131 voltooid, praalde eeuwen lang met een der beroemdste torens van Europa, die ruim 140 meter hoogte had, doch den 1 Maart 1512 instortte. Het gebouw heeft een merkwaardig orgel en gedenkteekenen voor onderscheidene geleerde en beroemde mannen, zooals voor Boerbaave, van der Palm, Kemper. Gerard Meerman, Johannes Meerman, van Kerckhoven, Camper en Bragmans. De Hooglandsche kerk, oudtijds veelal de st.-Pancraskerk geheeten, omdat zij in 1315 aan st.-Pancras werd toegewijd, is vermaard om hare gevels aan de noord- en de zuidzijde, die van eene voortreffelijke bouworde zijn. Zij heeft een orgel dat van 1487 dagteekent en voor het oudste in Nederland wordt gehouden. Ook deze kerk heeft eenige grafteekenen, o. a. dat van Pieter Adriaansz. van der Werf. De Marekerk, van 1639 tot 1649 gebouwd, is een achtkante koepel. De Waard- of Oosterkerk is in 1663 van hout opgetrokken, doch in 184f) door een steenen gebouw vervangen. Do Armenkerk is in 1859 gebouwd.

De kerken der E.-Kath. zijn die van st.-Petrus, welke in 1S35, die van O. L. Vrouw-ontvangenis, welke in 1837, en die van st.-Pancras, welke in 1840 is gebouwd. Eene vierde kerk, die van st.-Lodewijk, is eene hulpkerk der par. van st.-Petrus; zij is de vroegere Saaihal, die bij de ramp van Januari 1807 deerlijk geschonden, door koning Lodewijk aan de Leidsche R.-Kath. werd geschonken.

Leiden heeft ook eene Waalsch-Herv. kerk, 2 Chr.-Geref. kerken, eene Rem. kerk, eene Doopgez. kerk, eene Oud-R. kerk en eene synagoge.

De hoogeschool van Leiden is de meest vermaarde instelling van hooger onderwijs in Nederland, een der beroemdste universiteiten van Europa. Deze hoogeschool, wier plechtige inwijding den 8 Februari

-ocr page 722-

716

1575 plaats vond, bezat aanvankelijk als zetel het st.-Barbaraklooster, later genoemd het Prinsenhof. Vervolgens verkreeg zij de kerk der gefaliede Beggijnen en in 1581 het klooster der Witte Nonnen, dat zij tot op den huidigen dag heeft gebruikt, doch welk gebouw na een feilen brand in 1616 eerst het tegenwoordig aanzien bekwam. De stichting van een nieuw akademiegebouw is echter beraamd en als plaats daarvoor de zuidzijde der Ruïue in bezit benomen.

De wetenschappelijke hulpmiddelen der hoogeschool zijn do beroemde inrichting waardig. De bibliotheek is rijk, vooral in Grieksche en Oostersche handschriften. Niet minder verdient opmerking de aanzienlijke plantentuin of hortus botanicus. De in 1860 gebouwde sterre-wacht, prijkt sedert 11 Augustus 1875 met de buste van den hoogleeraar Frederik Kaiser. Het museum van natuurlijke historie is een der rijkste verzamelingen van dien aard in Europa. Verder verdienen opmerking: het kabinet van natuurkunde, het kabinet van landbouw, het herbarium, het ethnologisch museum, het museum van oudheden, het munt- en penning-kabinet, het ontleedkundig-kabinet, en het physisch, chemisch, anatomisch en physiologisch laboratorium, van 1857 tot 1859 gebouwd. De bibliotheek van Thysius is rijk, vooral in rechtsgeleerde werken en vaderlandsche kronieken, en de bibliotheek van de in 1766 gestichte Maatschappij der Nederlandsche letterkunde eenig in werken van Nederlandsche schrijvers.

Leiden bezit nog verscheidene andere instellingen van hooger, middelbaar en bijzonder onderwijs, als; 'sRijks-instelling voor onderwijs in de Indische taal-, land- en volkenkunde, het seminarie der Remonstranten (in 1873 van Amsterdam herwaarts vei'plaatst), een gymnasium, eene gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, eene muziekschool, eene kweekschool voor de zeevaart (gesticht in 1859), teekenscholen enz.

Bezienswaardig is het in 1873 gestichte stads-museum in de voormalige, liakenhal, met vele schilderijen, oudheden, beelden, enz. De Stads-Concert-zaal en de Schouwburg, beiden nieuwe gebouwen, voldoen uitmuntend aan hun doel. Verder behoort vermeld te worden het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen; het Sociëteitsgebouw aan de Ruïne, dat van 1850, en het Zomer-Societeitsgebouw, dat van 1860 dagteekent; het sociëteitsgebouw Minerva, naar het ontwerp van professor Gugel, in 1875 volbouwd; en Musis Sacrum, in de Zuider Plantagie (het plantsoen op den Stadswal).

Leiden deelt ruimschoots in de eigenaardigheid der Nederlandsche steden om een groot aantal gebouwen aan de weldadigheid gewijd en liefdadige instellingen te bezitten. In de eerste plaats dienen genoemd te worden; het in Januari 1873 geopend Akademisch Ziekenhuis (Nosocomium), het in 1819 gestichte Invalidenhuis, het st.-Ceciliagasthuis, het Huiszit-tenhuis, het Minnehuis, het Oude Mannen- en Vrouwenhuis, het Heilige-Geest- of Armenweeshuis, het R.-Kath. Weeshuis, het Luth. Wees-, Oude-Mannen- en Vrouwenhuis, enz.

Reeds in vroegere eeuwen bloeiden te Leiden de weverijen, inzonderheid die van laken. Nam deze tak van nijverheid af op het einde der 15de en in

-ocr page 723-

717

hot begin der IGila eeuw, aangezien er omstreeks 1497 nog 350, omstreeks 1502 300, omstreeks 1505 250, en in 1515 slechts ongeveer 200 getouwen in gang waren, na het afslaan der Spanjaarden in 1574 ontwikkelden de laken- en andere fabrieken een heerlijken bloei, omdat Leidsch laken, Leid-sche baai, Leidsch grein, enz. in alle oorden der wereld het voorrecht genoten boven alle fabrikaten van dien aard gesteld te worden. Door wisseling der mode, het te streng vasthouden aan oude instellingen, partijgeest en de ontwikkeling van het fabriekwezen bij naburen, ging van die voordeelen allengs zooveel te loor, dat in 1802 door de Leidsche fabrieken slechts 1086 stuks laken meer werden geleverd, terwijl de fabrieken van baai zoo geheel te niet gingen, dat de schoone Saaihal in het begin onzer eeuw gesloten stond. Na de omwenteling van 1813 kwam een nieuw leven, en staat Leiden ook niet, met betrekking tot de volksvlijt, op de hoogte der tijden van Prins Maurits en Frederik Hendrik, het fabriekwezen is er niettemin weder tot eene aanzienlijke hoogte gestegen. Ongeveer 70 stoomwerktuigen ondersteunen de krachten van duizenden fabriekarbeiders, wier arbeid vooral wollen manufacturen, inzonderheid dekens en laken, katoenen stoffen, saljetten en garens. Ijzerwaren en werktuigen, koperwerk, boek- en steendrukwerk, zeemleder, zeep, bier, gedistilleerd, behangselpapier, pannen en potten, enz. in den handel brengt. Leiden heeft verder belangrijke vee- en zuivelmarkten, en geniet groote voordeelen uit het verblijf der leeraren en studenten aan de inrichtingen van hooger onderwijs.

Dat Leiden het Lugdunum der Romeinen zou zijn, is eene dwaling, die nogtans der stad in het latijn den naam van Lugdunum-Batavorum heeft doen geven. Leiden komt in oorkonden eerst in de 11de en 12de eeuw, onder den naam van Leythen, Leithen, Leithon en Lcithan, voor.

Tot de merkwaardige herinneringen behooren: het beleg van den burg te Leiden, waarheen Vrouw Ada was gevlucht voor de aanhangers van haar oom Willem I, in 1203; de vereeniging der Loonsche en Stichtsche krijgsbenden onder Lodewljk van Loon en Bisschop Dirk van der Ahr, in 1203 of 1204; de nederlaag der Loonschen bij Leiden, in 1204; de geboorte van Jonker Willem (later Eoomsch-Koning), in of omstreeks Augustus of September 1228; de bevestiging der voorrechten van Leiden door Graaf Floris V, den 19 Dcc. 1266; het erlangen van tolvrijheid in Holland door Graaf Floris V, den 15 April 1290; de aanslag der Kabeljauwschen op het leven van Jan van Wassenaar, den 17 September 1419; het beleg van het door de Hoekschen bezette Leiden, door Hertog Jan van Beljeren, en de intocht van dezen Ruwaard van Holland, den 18 Augustus 1420; eene nieuwe uitbarsting der Hoeksche en Kabel-jauwsche geschillen, in Mei en Juni 1445; het verdrijven der Hoeksche hoofden door de Kabeljauwschen, in Juli 1479; de terugkeer der Leidsche ballingen uit Utrecht, waarbij zij de stad verrasten en de Kabeljaauw-schen weerloos maakten, in Januari 1481 ; de komst van Maximiliaan van Oostenrijk en het verbeurd verklaren van het privilegie omtrent de verkiezingen der stads-regering, in April 1481; de vernieuwing van het privilegie der veertigen, door Maximiliaan en Maria, den 20 Juli

-ocr page 724-

718

1481; de vernieuwde poging der Hoekschen, om zich van Leiden meester te maken, in 1485; het afslaan van het Kaas- en Broodsvolk, in 1491; de beeldstormerij, in Augustus 156G; het beleg door de Spanjaarden onder Baldez, van 31 October 1573 tot 21 Maart 1574; het vernieuwd beleg van 25 Mei tot 2 October 1574; „Leiden's ontzetquot;, 3 October 1574; de twisten tusschen Pieter Cornelisz. en Caspar Koolhaas, in 1578; het verijdelen der pogingen van Leicester, om Leiden tot zijne inzichten te dwingen, in 1587; de verandering der regering door Prins Maurits, deu 23 October 1618; de opschudding over de verheffing van Prins Willem HF, in den zomer van 1672; de onlusten wegens het verpachten der belastingen, in 1748; de feestviering ter herinnering aan het tweehonderdjarig bestaan der hoogeschool, den 8 Februari 1774; het straffen van twee valsche getuigen, die mevrouw Catharina Taan hadden beschuldigd om den Prins naar het leven te staan, in Augustus 1785 ; de omwenteling van 18 Januari 1798; het springen van een schip met buskruid, den 12 Januari 1807; het binnentrekken van Rijnlandsche boeren, die zich tegen de conscriptie verzetten, en de strafoefeningen der Franschen, in April 1813; de komst van den Soevereinen Vorst, den 21 December 1813; het over-stroomen der straten door de opgestuwde wateren van het Haarlemmermeer, in November en December 1836; de komst van Koning Willem II, den 1 Juni 1841; de opening van den spoorweg van Veenenburg naar Leiden, den 17 Augustus 1842; de opening van den spoorweg van Leiden naar Voorschoten, den 1 Mei 1843; het feest van Waterloo, waarbij 1900 oud-strijders deel aan het maal namen, dat hun in de Hoog-landsche kerk en het Invalidenhuis werd aangeboden, den 26 en 27 Juli 1865; de feesten ter herinnering aan het driehonderdjarig bestaan der Leidsche hoogeschool, in het voorjaar en den zomer van 1875.

Leiden, station van den Hollandschen spoorweg in de Z.-Holl. gem. Oegstgeest. Ter vervanging van een vroeger hulpgebouw, is het den 15 Juni 1845 voor de dienst in gebruik gesteld. Tegenover het station ligt het koffijhuis Zomerzorg met een fraaien tuin.

Leiderdorp, kiesdistrict in Zuid-Holland, voor het kiezen van leden voor de Prov. Staten. Het bevat de 15 gem.: Leiderdorp, Zoeterwoude, Koudekerk, Voorschoten, Oegstgeest, Rijnsburg, Valkenburg, Warmond, Sassenheim, Voorhout, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom, Katwijk.

Leiderdorp, of Leyderdorp, gem. in Z.-Holl., ingesloten door Leiden, Oegstgeest, Warmond, Alkemade, Woubrugge, Koudekerk en Zoeterwoude. Zij is 1414 bund, groot, wordt in het zuiden door den Eijn bespoeld en bestaat grootendeels uit kleigronden, doch is in het noordelijkst deel door laag veen gevormd. Zij had in 1822 1089, in 1840 1698, in 1874 2512 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er: 1612 Ned.-Herv., 7 W.-Herv., 100 Chr.-Geref., 12 Eem., 6 Ev.-Luth., 2 Doops-gez., 558 B.-Kath., 21 Isr. en 8 ongenoemden. De inw. bestaan voor een groot deel van de veeteelt en zuivelbereiding, van het kweekon van

-ocr page 725-

719

moesgroenten, bleekerijen en labriekavbeid, o. a. hoeft men er eene stoom-olioslagerij, was- en pleisterfabriek, alsmede de kweekerij van uitheemsche gewassen door Jonkheer Philip von Siebold gesticht. Behalve het d. Leyder dorp, bevat de gem. de buurt aan de Doesbrug, die aan de Spanjaards-brug en de buurten langs onderscheidene paden, die aan den Leidschen Buitensingel aanvangen.

Het d. Leiderdorp ligt aan den Rijn, waarover hier eene brug is geslagen. Het had in 1870 binnen de dorpskom 321 inw. Men vindt er o. a. eene Herv. kerk, en eenige buitenverblijven. Vroeger waren er adellijke kasteelen, als het Huis te Waard, Steenveld, Barendrecht, ter Does, ter Zijl en ter Mij, wier eigenaars nog al eens in twist met elkander waren. In 1324 o. a. bestreden zij elkander den voorrang bij het offeren in de kerk, zoodat de tusscheukomst van Graaf Willem UT noodig werd. Leiderdorp was reeds in 994 als Lietdorp bekend. In 1573 en 1574 leed het veel van de Spanjaarden.

Leidsche-Buurt, of Leydsche-Buurt, d. in Z -Eoll., gom. Oegst-geest, nagenoeg in het middelpunt der gemeente. Hot bevat eene R.-Kath. kerk, wier stichting van 1646 dagteekent.

Leidsche-Meer, of Leydselie-Meer, voorm. meer in Holland, dat zich in 1531 van de Vennep tot Abbenes en van Hillegom tot T-eymuiden uitstrekte, doch zich zestig jaren later met het Haarlemmermeer had vereenigd.

Leidschendam, of Leydsehendam, d. in Z.-Holl., voor de noordwesthelft in de gem. Veur, voor de zuidoosthelft in de gem. Stompwijk. Het ontleent zijn naam en oorsprong aan een dam in de Vliet, waardoor de boezem van Rijnland van dien van Delfland wordt gescheiden. De tijd, waarop die dam werd gelegd, is onbekend, en derhalve ook de tijd, waarop Leidschendam is ontstaan. De sluizen in dien dam moeten in of kort voor 1491 zijn gelegd. Leidschendam behoort tot de aanzienlijkste d. van Zuid-Holland. Het telde ten jare 1840 1022 inw., als in Veur 258 en in Stompwijk 764. De Herv, kerk, onder Stompwijk, is een fraai koepelgebouw van 1654. De stichting der R -Kiith. kerk, die op Veurschen grond staat, dagteekent van 1644 of 1645,

Leydsehe-Vaart, b. in de N.-Holl. gem. Heemstede.

Leidsche-Vaart, vaart in N. en Z.-Holland, tusschen Haarlem en Leiden, in 1656 en 1657 gegraven.

Leidsche-Vaart, vaart in het noordoosten van Z.-Holl., loopende van het Eraassemermeer naar de Aar.

Leidsche-Vaart, vaart in ütr., loopende van de stad Utrecht tot de Meern. Deze vaart is voor onheugelijke jaren gegraven, om voor de scheepvaart eenige groote krommingen in den Rijn af te snijden.

Leidinge, geh. in de Overijsselsche gem. Rijssen.

Leiduin, fraai landgoed in de N.-Holl. gem. Bloemendaal. Hierbij zijn bezienswaardige inrichtingen der Duinwater-maatschappij.

-ocr page 726-

720

Leihoek, geh. in de N.-Holl. gem. Petten.

Leije, groote b. in Friesl., ter plaatse waar weleer Leeuwarderadeel en Ferwerderadeel hunne uitwatering in de Middelzee haddon, totdat die uitloop door het ontstaan van het Bildt werd belemmerd. De b. ligt ter wederzijde van den ouden dijk en de vaart naar de Oude-Bildtzijl, en behoort thans tot 3 gem. Het ged. in Leeuwarderadeel telde in 1840 263 en dat in Ferwerderadeel 176 inw. Het derde en kleinste ged. behoort tot de gem. het Bildt.

Leije, geh. onder het d. Mirns in de Friesche gem. Gaasterland.

Leijö, beek in N.-Brab., die bij Dorst ontstaat en in twee armen, de een boven Ginneken, de andere bij Zandbergen in de Mark uitloopt.

Leijeland (het), pold. in de Z.-Holl. gem. Maasland ruim 25 bund, groot.

Leijen, geh. in de Overijsselsche gem. Staphorst.

Leijen, de Leijen, of de Laijen, geh. in de N.-Holl. gem. Onde-Niedorp, In 1840 met 31, in 1870 met 51 inw.

Leijenbroek, b. in de Limb. gem. Sittard, in 1840 met 395, in 1870 met 398 inw.

Leijenburg, voorm. adell. huis in de Geld. gem. Vuren.

Leijenpolder, of de Leijen, pold. van 240 bund, in de N.-Holl. gemeenten Oude-Niedorp en Nieuwe-Niedorp.

Leimuiden, of Leymuiden, gem. in Z.-Holl., ingesloten door de Z.-Holl. gemeenten Alkemade, Rijnsaterwoude, ter Aar en Nieuwveen, alsmede door de N.-Holl. gemeenten Uithoorn, Aalsmeer en Haarlemmermeer. Zij heeft in de laatste jaren meer dan eenige gem. in Nederland in omtrek gewisseld. In 1814 werd zij aan Noord-Holland toegevoegd, bij de wet van 13 April 1854 met Kalslagen vergroot, en overeenkomstig de wet van den 8 Juni 1864, den 1 Januari 18B5 van Noord-Holland gescheiden, om, binnen eene nieuwe grensbepaling, met Zuid-Holland verbonden te zijn. Dien ten gevolge bedroeg de oppervlakte van de gem. Leimuiden van 1814 tot 1854 1428, van 1854 tot 1865 3064, en sedert 1865 1450 bund. De bodem zelf heeft mede, doch reeds sinds eeuwen, groote verandering ondergaan. Oorspronkelijk was de geheele oppervlakte laag veen, doch na het nit-venen der gronden zijn onderscheidene plassen weder drooggemaakt, als de Wassenaarsche polder (die slechts ten deele onder deze gem. behoort) in 1066, de Heilige-Geeslpolder in 1699, de Vriezekoopeche polder in 1741, en de Grietpolder mede in 1741. Van hier,dat het oude land — alleen eenige stroo-ken grond, o. a. dat waarop het dorp staat — een veenbodem heeft, terwijl de nieuwe polders klei bevatten. De bevolking van Leimuiden was in 1822 837, in 1840 1005. In 1860, bij veranderde grenzen, had de gem. 1291, in 1875, weder bij veranderde grenzen, 1354 inw. Bij de volkstelling voor 1870 onderscheidde men de ingezetenen in 680 Herv,, 26 Rem , 20 Chr.-

-ocr page 727-

m

Gercf., 3 Ev -Luth., 2 Doopsgez-, 593 li.-Kath. en 10 ongen. Do bronnen van bestaan zijn veeteelt, zuivelbereiding, landbouw, warmoezerij, bloem-kweekerij en scheepvaart. De gem. bevat nu het d. Leimuiden, de oosthelft van het d. Oude-Wetering, benevens de buurten Vriezekoop en Bilderdam. Leimuiden is eene heerl., die in 1727 door de stad Amsterdam werd aangekocht.

Het d. Leimuiden, of Leymuiden, ligt tusschen de Drecht en de ringvaart van den Haarlemmermeer. Het is eene bevallige plaats met eene fraaie Herv. kerk. In 1870 telde men binnen de kom 471 inw. In eene oorkonde van 28 Deo. 1063 wordt het Liethemuthon en in eene van 1156 Leythamuthe genoemd.

Leinsheiken, b. in de N,-Brab. gem. Tilburg.

Leinwijk, geh. in de Gron. gem. Hoogezand, nabij het Zuidlaardermeer.

Leipolder, pold. van 25 bund, in de N.-Holl. gem. Petten.

Leisen, b. in de N.-Brab. gem. Oosterhout,

Lek (de), rivier in Geld., ütr., en Z.-Holl., thans een hoofdarm van den Rijn, die als de voortzetting van dezen stroom bij Wijk bij Duurstede ontstaat en langs Culemborg, Vianen, Ameide, Nieuwpoort en Schoonhoven naar Krimpen loopt, waar zij zich met de Maas vereenigt. Velen houden de Lek voor een gegraven Rijn-arm, door Corbnlo tot stand gebracht. Dat Romeinsche kanaal is echter allerwaarschijnlijkst alleen terug te vinden in de Beneden-Lek van Ameide tot Krimpen. De namen van Lakemond in de Betuwe en van Lexmond in Z.-Holl. geven opheldering omtrent den ouden loop der Boven-Lek, wier overgebleven gedeelten met nieuwe panden daartusschen zich veel hebben verbreed sedert de Oude-Rijn ophield de hoofdmond van den Rijn te zijn. De oude namen van Lockia, Lake en Leckia, die deze rivier in oorkonden van 777, 944 en 1108 worden gegeven, schijnen aan te duiden, dat dc Lek eertijds eene grenslijn vormde, waarschijnlijk die tusschcn de landen der Franken en der Friezen.

Lek (de), heerl. in Z.-Holl., oorspronkelijk bestaande uit het geheele zuiderd. van den Krimpenerwaard, met of zonder de heerl. Nieuw-Lekker-land. Later is zij door vervreemding van goederen ingekrompen, en thans is zy beperkt tot het ged. der rivier de Lek van Ammerstol tot Krimpen. Zij is binnen dien omtrek ruim 599 bund, groot en van groot voordeel voor den heer, uithoofde der belangrijke zalmvisscherijen, die van zijnentwege verpacht worden. Het geslacht der heeren van de Lek bezat tijdens de Hollandsche graven groot aanzien. Zij werden in hunne bezittingen opgevolgd door de heeren van Tellingen, van Polanen en van Breda, waardoor de heerl. eindelijk aan Prins Willem I kwam. Prins Maurils vermaakte de heerl. aan zijn natuurlijken zoon Lodewijk van Nassau, bij de jonkvrouw van Mechelen verwekt, wiens nakomelingen zich sedert Nassau la Lecq noemden. Tot 1847 had de heerl. de Lek eene afzonderlijke rechtsmacht, hetwelk toen onder dat der aangrenzende gem. werd verdeeld.

46

-ocr page 728-

722

Lekdijk-Benedendams, ged. van den Lekdijk in de prov. ütr., van het Klaphek bij IJsseUtcin, waar de IJssel is afgedamd, tot Schoonhoven. Het beheer over dezen dijk en de landen daardoor beschermd is opgedragen aan hoogheemraden van het collegie van den Lekdijk-Benedendams en den IJsselwaard of den Lopikenvaard. Het dijksdistrict is groot 11,725 bund.

Lekdijk-Bovendatna, ged. van den Lekdijk in de prov. Utrecht, zich uitstrekkende van Amerongen tot het Klaphek onder IJsselstein. Dit ged. is onder beheer van de heemraden van het collegie van den Lekdijk-Bovendams. Het dijkdistr., omvattende al de lage landen ter wederzijde van den Krommen Rijn, is 31,273 bund, groot.

Lekkerkerk, gem. in Z.-Holl., tusschen Krimpen-aan-de-Lek, Krim-pen-aan-den-IJssel, Ouderkerk, Berkenwoude, Bergambacht, Streefkerk en Nieuw-Lekkerland. Zij is groot 2^78 bund., wordt door de Lek bespoeld en heeft deels een kleibodem, deels gronden van laag veen. In 1811 had zij 1440, in 1822 1435, in 1840 2034, in 1874 2820 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 2693 Herv., 6 Rem., 1 Lulh., 2 R-Kath, en 46 Isr. De middelen van bestaan zijn veeteelt, zuivelbereiding, vis-scherij, landbouw, het scheepstimmeren, enz. De gem. is een heerl. en bestaat uit de polders Hoek en Sehuwaeht.

Het d. Lekkerkerk, aan den Noorder-Lekdijk gebouwd, bevatte binnen de kom in 1370 928 inw. In eene herberg bewaart men de afbeelding van een Lekkerkerkschen visseher, Gerrit Bastiaanse de Hals, die in 1668 overleed en 8 voet 3 duim Rijnlaudsche maat (2.6 meter) groot was.

IiOkkerstraat, b. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.

Lekkerterp, geh. onder het d. Oldeboorn, in de Friesche gem. ütingeradeel.

liSkkum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Lueuwar-deradeel. Het had in 1811 150, in 1840 414, in 1874 516 inw. De dorpskom alleen had in 1870 387 inw. Onder Lekkum behoort de b. Snakkerburen. In 1583 werd Lekkum door de Spanjaarden uitgeplunderd en deels afgebrand.

Leilens, d. in de Gron. gem. ten Boer, oorspronkelijk een b. onder Stedum, doch in 1666 daarvan afgescheiden en tevens tot eene eigene kerkelijke gem. verheven. Met de b. Hemert, Heemert of Heenwerd, telde het in 1811 169, in 1840 150, en in 1870 weder 169 inw. Binnen de kom bedroeg het cijfer der bev. in 1870 72. Men vindt er eene Herv, kerk en den ouden burg Leilens, van waar de vaart de Lellenster-Maar naar de Stedummer-Maar loopi.

Lemele, d. in de Overijsselsche gem. Ambt-Ommen. Vroeger eene b., heeft het door de stichting eener Herv. kerk in den jare 1863 het aanzien van een d. gekregen. Het had in 1840 258, in 1870 975 inw. die van het Lemelerveld medegerekend. Er is eene beetwortelsuiker fabriek.

-ocr page 729-

723

Lemelerberg, berg of heuvel in de gem. Ambt-Ommen, 81 meter boven den zeespiegel. Er ontspringen daarop drie bronnen, die des winters nooit bevriezen, doch bij felle koude den omtrek in uitgebreide ijsvlakten veranderen. Er wordt veel leem uit den berg gegraven voor het vervaardigen van steenen pannen.

Lemiers, d. in de Limb. gem. Vaals, in 1840 met 150, in 1870 met 200 inw. Er is eene R.-Kath. kapel, de st.-Luciakapel, door de familie Eoch gesticht. Het d. ligt tusschen de Selzerbeek, die hier de grens naar de zijde van Pruissen vormt, en den grooten weg van Aken naar Vaals. Er is een fraai kasteel of landhuis. Oudtijds komt deze plaats ook onder den naam Lamiers en Limmiers voor.

Lemmer, derde kanton van het Friesche arrondissement Sneek, bevattende de 4 gemeenten: Doniawerstal, Gaasterland, Lemsterland, Sloten.

Lemmer, voorm. kerk. ring der klasse Heerenveen van de Herv. Eerk, die sedert korten tijd den naam J o u r e van heeft aangenomen. Deze bevat de 13 gem.: Lemmer-Follega-en-Eesterga, Akkrum, Goingarijp-en-Broek, Haskerhorne-en-Oudehaske, st.-Jansga-en-Delfstrahuizen, Joure-Westermoer - en - Snikzwaag, Langweer- Dijken-ter-Oele-en-Boornzwaag, 01-deboorn-en-Nes, Oosterhaule-Oldeouwer-en-Nijega, Oosterzee-en-Echten, ïerhorne, Terkaple-en-Akmarijp, Tjerkgaast-Doniaga-st.-Nikolaasga-Idsken-huizen-en-Legemeer. Er zijn 19 kerken.

Lemmer, of de Lemmer, vlek in de Friesche gem. Lemsterland, de meest zuidelijke plaats van Friesland aan de Zuiderzee.

De Lemmer, in 1228 Lenna genoemd, was in vorige eeuwen van geringer omvang. Het steeg vooral in bloei nadat de haven van Euinre in de 17de eeuw door veranderingen in de kust voor de scheepvaart minder bruikbaar was geworden. De oorlog, die in 1756 in Europa losbarstte, was voor de Lemmer zeer gunstig, daar de strijd der buitenlanders den bloei der Lemmersche reederijen bevorderde. De familie AndringadeKem-penaer (die hier nog vele bezittingen en een aanzienlijk huis, Andringastate, heeft), moedigde koophandel en vertier aan, door het in de vaart brengen van beurtschepen, het invoeren van postwagens, enz. De verbetering der zeesluis in 1838 en het aanleggen van een straatweg over Follega naar Sneek in 1845 heeft in onzen tijd den bloei van de Lemmer nog meer verhoogd. Het voornaamste deel van het vlek breidt zich uit langs de Zijlroede. Ook het ged. aan den afloop van den dijk naar den Sneeker straatweg is fraai betimmerd. Men telde er in 1811 1970, in 1840 2581, in 1874 2787 inw. Er zijn kerken voor de Herv., Chr.-Geref. en R.-Eath., benevens eene synagoge. De eerste heeft een sierlijken toren en een kunstig bewerkten predikstoel. Voorts zijn merkwaardig : het gemeentehuis en het schoolgebouw. In de Lemmer zijn vele inrichtingen van volksvlijt, als: scheepstimmerwerven, zeilmakerijen, mas-tenmakerijen, eene lijnbaan, enz. Van hier varen zee-stoombooten naar Amsterdam, en binnenbooten naar Sneek en Groningen.

46 *

-ocr page 730-

724

Jan, Hertog van Boijeren, bouwde in 1421 aan de Lemmer een kasteel, dat echter in 1422 tijdens vriezend weder doorde Friezen werd bemachtigd, waarbij de Slotvoogd, Heer Floris van Alkemade, werd doodgeslagen. In 1516 werd de Lemmer afgebrand, uitgezonderd de kerk. In 1521 liet de Geldersche stadhouder er een blokhuis oprichten, dat echter in November 1523 door de bezetting, op het naderen der Bourgondiërs, werd verlaten, waardoor Hertog Karei van Egmond het laatste bolwerk zijner macht in Friesland verloor. De sterkte werd, op aandrang van den Heer van Wassenaar en George Schenk door de huislieden onmiddellijk gesloopt. In den oorlog van 1672 liet de Bisschop van Munster de Lemmer opeischen; doch zijne krijgsbenden werden afgeschrikt door eenige wagens met vluchtende personen, die op den zeedijk heen en weder reden, maar die zij voor rijtuigen met soldaten aanzagen. Zij vertrokken daardoor onverrigterzake. Den 29 September 1799 bezetten de Erfgelschen, na het vlek hevig beschoten te hebben, de haven, waarna zij naar den kant van de Tacozijl en de Brekken batterijen oprichtten en dergelijke versterkingen bij Follega poogden aan te leggen. Menigvuldige schermutselingen en gevechten met de Bataafsche macht hadden in den omtrek plaats, tot de Engelschen den 13 October de Lemmer verlieten. Den 4 Februari 1825 braken de dijken bij de Lemmer op verschillende plaatsen door.

Lemperhoek, b. in de Geld. gem. Borculo. Zij omringt het d. Geesteren en telde in 1840 454, in 1872 455 inw.

Lemselo, b. in de Overijsselsche gem. Weerselo, in 1840 met 402, in 1870 met 406 inw.

Lemsterhoek, landpunt in de Friesche gem. Gaasterland, bewesten de Lemmer. Er lag daarbij vroeger een d. van denzelfden naam, dat echter tot Lemsterland behoorde. Dit is in 1410 door den Utrechtschen veldoverste Frederik van Swieten vernield.

Lemsterland, gem. in Friesl., in het zuiden door de Zuiderzee be-spoeld en verder bepaald door de gemeenten Gaasterland, Sloten, Donia-werstal, Schoterland en West-Stellingwerf in Friesland, en Kuinre in Overijssel.

De grootte dezer gem. bedraagt 6602 bund., meest laag veen, zoo uit-gedolven plassen als weilanden. Alleen in het uiterste oosten ligt eenig buitendijksch kleiland. Er zijn vele binnenwateren, namelijk het Tjeukemeer, de Groote-Brekken, het Brandemeer of Kleine-Slotermeer en de uitgeveende plassen van het Oostzingerland. Groote stroomen zijn de Zijlroede, de Eijn en de Langesloot, de Follegasloot, de Rijn- of Woud-sloot, de Dijksloot en de Dijkvaart. De Worstsloot vormt een deel der Overijsselsche grenslijn.

In 1744 had deze gem. 1571, in 1748 1657, in 1811 (toen in de mairiën Lemmer en Oostorzee gesplitst) 3029, in 1840 4729, in 1860 4998, in 1874 5076 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 4553 Herv., 25 Doopsgez., 17 Chr.-Geref, 8 Ev.-Luth., 1 Rem,, 366 R,-Kath. en 106 Israëlieten.

De inw. bestaan voor het grootste deel van de veeteelt, zuivelbereiding,

-ocr page 731-

735

veenderij, scheepvaart eu eenige inrichtingen van nijverheid, welke laatsten allen genoegzaam alleen in de hoofdpl. der gem., het vlek Lemmer of de Lemmer, worden gevonden.

De gem. is verdeeld in 5 dorpen: Lemmer, Oosterzee, Echten, Follega en Eesterga, van welke nogtans de beide laatsten in geographischen zin slechts buurten zijn.

Lemster-Vijfga, naam, die vroeger de 3 dorpen Lemmer, Lemster-hoek, Bandt of Bantega, Eesterga en Follega droegen. Doch terwijl Eesterga en Follega tot buurten zijn afgedaald, zijn Bandt of Bantega en Lemsterhoek geheel te gronde gegaan. Bantega is door de zee overstelpt, Lemsterhoek door een vijandelijken inval vernield.

Lenferdinge, landg. in de Drenthsche gem. Eelde. Vóór 1795 was het eene door de Staten erkende havezathe. In 1812 is het heerenhuis vernieuwd, doch op kleiner schaal dan het vorige.

Lengel, b. in de Geld. gem. Bergh, in 1840 met 253, in 1870 met 397 inw.

Lennisheuvel, b. in de N.-Brab. gem. Boxtel, in 1840 niet 385 inw. Vroeger heeft er eene B.-Kath. kapel gestaan, die echter reeds voor onheugelijke tijden is gesloopt.

Lensel, geh. in de N.-Brab. gem. Asten.

Lensheuvel, geh. in de N.-Brab. gem. Eeusel.

Lent, d. in de Geld. gem. Eist, aan den Noorder-Waaldijk cn aan den weg van Nijmegen naar Arnhem. Het is zeer aangenaam door zijne buitenverblijven en boomgaarden, warmoezerijen, korenvelden en weiden. Hot telde in 1840 1171, in 1872 1349 inw., ten laatstgen. jare onderscheiden in 948 R.-Kath., 385 Ned -Herv., 2 W -Herv., 2 Eng.-Herv., 3 Doopsgez. en 8 Tsr. Er zijn kerken voor de R.-Kath. en Herv. Lent wordt reeds in 1172 vermeld. Er viel den 11 Dec. 1794 een hevig gevecht voor tusschen de bondgenooten en de Franschen. De laatsten werden toen, ofschoon met veel verlies, teruggedreven, doch den 10 Januari 1795 bemachtigden zij den post te Lent. In den nacht van 31 Dec. 1833 op 1 Januari 1834 werd Lent door overstrooming geteisterd.

Lent (de), geh. in de N.-Brab. gem. Zundert.

Lenthe, b. in Overijssel, reeds vermeld in 1133. Vroeger alleen behoord hebbende tot Dalfsen, is het in 1815 gesplitst tusschen Dalfsen en Heino. Het deel onder Dalfsen had in 1840 672 en in 1S70 1071 inw., dal onder Heino was in 1840 door 655 en in 1870 door 601 zielen bevolkt.

Leomerike, oude naam der Geld. landstreek de Lijmers.

Lepelaar, pold. in de N.-Brab. gem. Made, in 1839 ingedijkt en ruim 56 bund, groot.

Lepelstraat, d. met eene K.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Halsteren. Het had met Kladde of Lcemkladde in 1840 727 inw.

-ocr page 732-

726

Leppa, voorin, landstreek in Friesl., omvattende de tegenw. gemeenten Leeuwarden, Leenwarderadeel, Tietjerksteradeel, Smallingerland en Idaarderadeel. De Leppedijk of waterkeering van Oostergoo, tusschen Boornbergum en Irnsammerzijl, ontleent daarvan zijn naam.

Lerop, b. in de Limb. gem. st.-Odilienberg, in 1840 met 149, in 1870 met 138 inw.

Lesterhuis, geh. onder Woldendorp, in de Gron. gem. Termnnten.

Lettele, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gem. Diepenveen. Het had in 1840 235, in 1870 339 inw.

Lettelbert, d. in de Gron. gem. de Leek, op een hoogen, boschrijken grond, vroeger met de burgen Valburg of Valkenburg en Lette-oort. Er is eene Herv. kerk. Het d. had in 1840 148, in 1870 151 inw.

Lettingazijl, voorm. sluis in Friesl., by Britsum, nabij de Lettinga-state, waarin de beroemde Menno Baron van Coehoorn in 1641 geboren werd.

Leuken, d. met eene openbare R.-Kath. kapel, in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 522, in 1870 met 576 inw.

Leuken, b. in de Limb. gem. Bergen, bij Well, in 1840 met 95, in 1870 met 94 inw.

Leu-molen, geh. in de Limb. gem. Nunheim.

Leunen, d. met eene R.-Kath. kerk, in de Limb. gem. Venray, in 1870 met 157 inw. Met de geh. Brienshoek, Laag-Riebroek en Steeg bedroeg de bevolking in 1840 350, in 1870 855 zielen.

Leur, fraai d. aan de Lenrsche-Vaart in de N.-Brab. gem. Etten-en-Leur, in 1840 met 1101 inw. In 1625 deed de Graaf van Isenburg, bevelhebber der Spanjaarden, in de nabuurschap van dit d. aan de Mark, eene schans opwerpen. Er zijn kerken der R.-Kath. en der Herv.

Leur, d. en heerl. in de Geld. gem. Bergbaren, in 1840 met 247, in 1872 met 225 inw., zijnde de bev. in laatstgen. jaar onderscheiden in 195 R.-Kath. en 30 Herv. Er is eene Herv. kerk. Waarschijnlijk hebben de Romeinen in den omtrek van Leur eene legerplaats betrokken. In eene oorkonde van 1322 heet het Lore.

Leurke, b. in de N.-Brab. gem. Boekel, in 1840 met 164 inw,

Leurschans, of Fort-Hendrik, vervallen schans in de N.-Brab. gem. Steenbergen.

Leusbroek, of Nieuw-Leusden, d. met eene in 1827 gestichte Herv. kerk in de Utr. gem. Lensden, in 1840 met 238, in 1870 met 251 inw.

Leusden, gem. in ütr., ingesloten door de gemeenten Stoutenbnrg, Amersfoort, Zeist en Woudenberg in ütr., en door Barneveld in Geld. Zij is saamgesteld uit de heerl. Leusden cn Ascbat, en heeft eene oppervlakte van ruim 4785 bund,, alles diluvisch zand, dat zich deels tot vrjj

-ocr page 733-

aanzienlijke heuvelen verheft. In 1822 had deze gem. 1138, in 1840 1517 en in 1875 1615 inw, in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 859 Herv., 2 Chr -Geref-, 1 Doopsgez. en 753 R.-Kath. Zij bestaan meest van landen tabaksbouw en schapeufokkerij. De gem. bevat de d. Lensbroek of Nieuw-Leusden en Hamersveld, de buurten Lcusden, Aschat, Snorrenhoef en Heetveld, benevens vele groote landgoederen, als de Heiligenberg, de Treek, Zandbergen, enz.

De b. Leusden, een der oudste plaatsen der prov., aangezien het reeds in 776 ouder den naam van Lisiduna voorkomt, was weleer een d, doch in 1828 is de Herv. kerk afgebroken, nadat eene nieuwe te Nieuw-Leusden, meer in het midden der gem., was gebouwd. De b. Leusden of Oud-Leusden had in 1870 136 inw. De toren is bewaard gebleven. In 1543 is Leusden door Maarten van Hossem uitgeplunderd.

Leusderberg, heuvel in de Utr. gem. Leusden, een half uur ten zuiden van de b. Leusden, met eene bron, die zelfs bij groote droogte helder water geeft. Do heuvel verheft zich tot ongeveer 40 el boven den zeespiegel.

Leusinkbrink, of Lusinkbrink, b. in de Geld. gem. Ruurlo, in 1840 met 140, in 1872 met 148 inw.

Leuth, oudtijds ook Loeth. geschreven, d. in de Geld. gem. Ubber-gen, op den zuideroever van de Waal Vroeger tot Cleve behoorende, is het volgens het in 1816 met Pruissen gesloten grenstractaat aan Nederland gekomen. Het had in 1S40 234, in 1872 230 inw. Er is eene R.-Kath. kerk.

Leutingewolde, of Leutingerwolde, b. in de Drenthsche genj. Roden, in 1^11 met 81, in 1S40 met 118, in 1S70 met 188 inw.

Leuven, geb. in de Geld. gem. Vuren, in 1840 met 35 inw.

Leuven, pold. in de Geld. gem. Vuren, 70 bund, groot.

Leuvenheim, b. in de Geld. gem. Drummen, in 1840 met 477, in 1870 met 532 inw. In eene oorkonde van 1046, waarbij Keizer Hendrik III Bisschop Bernulf van Utrecht begiftigde, wordt het Lovenen genoemd.

Tjeuvenum, b. in de Geld. gem. Ermelo, in 1840 met 161, in 1872 met 93 inw. Er is hierbij een fraai, uitgestrekt landgoed van denzelfJen naam.

Leuvenumsche-beek, bovenpand van de Hierdensche beek in Gelderland.

Leuwen, of Leeuwen, b. in de Limb. gem. Beesel, in 1840 met 199, in 1870 met 233 inw.

Levaefanum, oude Romeinsche legerplaats aan den Rijn in het tegenw. Utrecht of Gelderland.

Levendaal, voorm. adell. huis aan den voet des Heimenberg's in de Utr. gem. Rhenen, omstreeks 1820 gesloopt.

-ocr page 734-

728

Leveroy, b. in de Limb. gem. Nederweert, in 1840 met 450, in 1870 met 414 inw.

Lexkesveer. veer over den Rijn, in de Geld. gem. Wageningen.

Lexmond, of Leksmond, gem. in Z-Holl., tusschen Vianen, Hei-en-Boeicop, Leerbroek, Meerkerk en Anieide in Z.-Holl., en Jaarsvell in ütr., hebbende eene oppervlakte van 2258 bund. In het noorden door de Lek bespoeld, wordt zij door het Zederikkanaal in het zuiden en zuidoosten bezoomd. De grond bestaat uit klei, meest veeweiden, ten deele ook akkers. In 1822 had Lexmond 932, in 1840 1320, in 1874 1438 inw. Bij de telling voor 1870, toen er 1511 inw. waren, onderscheidde men er HtS Herv., 41 Chr.-Geref., 1 Ev.-Luth., 15 E -Kath. en 6 Isr. De veeteelt is de voornaamste bron van welvaart. Do landbouw bepaalt zich genoegzaam alleen tot het aankweeken van hennip en mangelwortels. De gem. bevat het d. Lexmond, benevens de buurten Lakerveld, Achthoven en Korlenhoeve.

Het d. Lexmond ligt aan den Zuider-Lekdijk en breidt zich tusschen dezen dijk en den straatweg van Vianen naar Gorinchem uit. Het is eene fraaie, levendige plaats, die in 1870 binnen hare kom 639 inw. telde. Men vindt er eene fraaie Herv. kerk. Lexmond is in 1137 door Floris de Zwarte verbrand en in 1281 door Graaf Keinald I van Gelder verpand aan Hubert van Bensichem of Boesinchom.

Lexmondsche-polder, pold. van 525 bund, in de Z.-Holl. gem. Lexmond.

Lheo, b. in de Drenthsche gem. Dwingelo, in 1811 met 210, in 1840 met 229, in 1870 met 277 inw. In 1360 wordt het Lede genoemd.

Iiheebroek, geh. in de Drenthsche gem. Dwingelo, in 1811 met 40, in 1840 eveneens met 40, in 1870 met 56 inw.

liiauckama, voorm. state bij het Friesche d. Sexbierum, een zeer groot en schoon gebouw, in 1823 gesloopt. Van het geslacht der Liauc-kama's wordt in de kronieken reeds in het jaar 1096 gewaagd.

Iiibeek, of Iiisbeok, b. in de Limb. gem. st.-Geertrnid, zoowel in 1840 als in 1870 met 96 inw. Het adell. buis van Libeek is thans niet meer dan eene pachthoeve.

Iiichtaard, d. met eene Herv. kerk in do Friesche gem. Ferwerder-adeel. Het had in 1811 68, in 1840 89, in 1874 117 inw. Bij de volkstelling voor 1870 rekende men 42 ingez. binnen de kom en 60 daarbuiten.

Iiichtenbeek, prachtig landgoed in de Geld. gem. Arnhem.

Lichtenberg, of Ligtenberg, adell. huis en heerl. in de Geld. gem. Wisch. De heerl. had in 1840 111 inw.

Iiichtenberg, b. in do Limb. gem. Scbaesberg, zoowel in 1840 als in 1870 met 170 inw,

-ocr page 735-

729

Lichtenberg, vervallen slot in de Limb. gem. st.-Pieter, op den st.-Pietersberg. In talrijke oorkonden der 14de eeuw wordt het ook Lix-tenborg genoemd. Onder de bezitters komen voor de heeren van Lichtenberg, Eynatten en Fransberg.

Lichtenvoorde, gem. in Geld., tusschen Eibergen, Groenlo, Winterswijk, Aalten, Wisch, Zelhem en Ruurlo. Zij is 7348 bund, groot en heeft eene oppervlakte, door diluvisch zand gevormd. Het vroegere veen is meest afgegraven. In 1822 had zij 3203, in 1840 3722, in 1874 3587 iuw. In 1872 onderscheidde men de bev. in 3213 R.-Kath.. 355 Herv., 13 Chr.-Gercf. en 6 Isr. De ingezetenen bestaan meest van landbouw en handel in vlas en andere veldproducten, spek, boter, eijeren, enz. Voorts zijn er molens en leerlooierijen. De gem. bevat het steedje Lichtenvoorde, de d. 't Ziouwent en Vragender, de buurtschap Lievelde, benevens de huizen Tongerlo en Hervcld of Harreveld.

Het steedje Lichtenvoorde, nabij den oorsprong van dc Vordensche beek, telde in 1840 1139, in 187 2 1201 inw. Vroeger was het versterkt met wallen en poorten, die echter reeds voor lang zijn gesloopt. Er zijn kerken voor de Herv. en do R.-Kath. Tot na het midden der 18de eeuw was er ook het adell. slot der Heeren van lichtenvoorde. Nadat echter de heerl. in 1777 door Prins Willem V was aangekocht, is dit gebouw gesloopt. Met het Bisdom Münster is veel verschil over het bezit dezer heerl. geweest. In 1616 lag er zelfs Münstersche bezetting, doch den 10 Januari van dat jaar maakte Herman Kreijink, met een deel der Zutphensche bezetting, zich van Lichtenvoorde meester. Waarschijnlijk is Lichtenvoorde dezelfde plaats, die in Maart 945 Lehdanfurt wordt genoemd.

Lichtewater, polder van 20 bund, laag weiland in de N.-Holl. gem. Midwoud, tot in de eerste helft der 17de eeuw een waterplas.

Lichtmis (de), bekende herberg in de Overijsselsche gem. Nieuwleusen.

Lichtmiskanaal (het), vaart in Overijssel, loopende uit de Dedems-vaart bij de herberg de Lichtmis naar de Vecht. In 1828 door den Baron van Dedem aangevangen, is dit kanaal in 1847 door de provincie voltooid.

Lidlum, ofKlooster-Lidlum, geh. onder hetFriesche d. Oosterbierum, in de gem. Barra leel. Oorspronkelijk was het een klooster, in 1182 gesticht door Sibo van Lidlum, een vermogend man van Tjummarum. In 1234 werd dit convent meer noordoostwaarts verplaatst, in 1572 uitgeplunderd en verwoest. In 1840 had het geh. Lidlum 78 inw.

Liebrug, brug in de N.-Holl. gem. Haarlemmerliede e. a, over de Lie, in 1717 bij den kersvloed weggespoeld, sedert vernieuwd, doch in September 1787 door buskruid vernield. De brug, welke vervolgens deze oudere Liebruggen heeft vervangen, staat in fraaiheid bij beiden ten achteren.

Liede, voorm. d. in Groningen, in 1277 door overslrooming vernield.

Liede, stroom in N.-IIoll., die van do ringvaart van het Haarlemmermeer naar het Spaarne bij Spaarndam loopt.

-ocr page 736-

730

Liederholthuis, klein d. of kerkbnnrt in Overijssel, zijnde het middelpunt der R.-Kath. parochie Heino.

Liefkenshoek, geh. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassan.

Lieg (de), pold. van 12 bund, in de N.-Holl. gem. Schagen.

Liempde, gem. in N.-Brab., ingesloten door Boxtel, st.-Oedenrode, Best en Oirsehot, en 1920 bund, groot. Zij wordt door den Dommel van het oosten naar het westen doorkronkeld. Langs deze rivier vindt men eenige beekklei, doch overigens bestaat de grond uit diluvisch zand. In 1822 had de gem. 1064, in 1S40 1319, in 1875 1382 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er geene dan R.-Kath. inw. De gem. bevat het d. Liempde, benevens de buurten Vrilkhoven, Casteren, Berg en Hezelaar. De meeste inw. bestaan van den landbouw, cenigen ook van klompenmaken.

Het d. Liempde, in het Loeëind en de Koestraat afgedeeld, bevatte in 1840 451 inw., t. w. 268 in het Loeëind en 183 in de Koestraat. Het had in de 15de eeuw slechts eene kapel De oude parochiekerk, die sinds don Münsterschen vrede tot 1809 aan de Herv. behoorde, is in 1827 afgebroken. De toren is echter behouden gebleven en versiert de tegenw. R.-Kath. kerk.

Lienden, gem. in GeUlerl., tusschcn de Geld. gemeenten Maurik, Tiel, Echteld, Uzendoorn en Kesteren, en de Utr. gemeenten Amerongen en Rhenen. Zij is saamgesteld uit de heerlijkheden Lienden, Ommeren, Ingen en ter Leede, benevens de Marsch, is 3954 bund, groot en wordt door de Lek en de Linge bespoeld. De grond, een deel der Neder-Betmve, is een vette klei. In 1822 had zij 2054, in 1840 3043, in 1874 392G inw. Ten jare 1872 onderscheidde men deze bev. in 3840 Ned.-Herv., 1 W.-Herv., 34 Chr.-Geref., 10 Ev.-Luth., 1 Doopsgez., 80 R.-Kath. en 18 Isr. Zij bestaan meest van den landbouw. De gcm. bevat de d. Lienden, Ingen en Ommeren, de buurten Aalst, Meerten en de Marsch.

Het d. Lienden, in 1840 met 829, in 1S72 met 1002 inw., is van hooge oudheid, daar het o. a. in eene oorkonde van den 3 Augustus 'J70 wordt genoemd. Het draagt daarin den naam van Liendna. Lienden was vervolgens ter helfte een leen van de abdij te Elten, ter helfte van de abdij st.-Paulus te Utrecht. Den 25 April 1327 verkreeg Graaf Reinald II van Gelder het laatstgen. gedeelte in pacht, waardoor tot de aanhechting van Lienden bij Gelderland de weg werd gebaand. De Herv. kerk is een groot, schoon gebouw. Het Huis te Lienden, ook de toren van As-premont genaamd, was in de 14de eeuw een ontzaggelijke sterkte, waaruit niet zelden strooptochten naar Utrecht werden ondernomen. Dit deed Bisschop Frederik van Sierck, met Hollandsche hulptroepen het beleg om dit slot slaan, dat eindelijk den belegerden in handen viel. Men weet niet meer de plek aan te wijzen, waar het gestaan heeft.

Lienden, Leende, Lijnde, of Leende, b. in de Geld. gem. Eist, in 1840 met 337, in 1872 met 270 inw.

-ocr page 737-

731

Lienden, b. in de Geld. gem. Batenburg, zoowel in 1?40 als in 1870 met 91 inw.

Iiiendensche- of Kostverloren-TJiterwaard, uiierw. in de Geld. gem. Lienden, 85 bund, groot.

Liendert, geh. in de Utr. gem. Hoogland.

Lier (de), gem. in Z.-Holl., tusschen Naaldwijk, Hof-van-Delft, Schipluiden en Maasland, hebbende eene oppervlakte van ruim 6S0 bund. Als mairie van het Departement der Monden-van-de-Maas, was de gem. grooter, want destijds was daartoe gebracht het oostelijk deel van het d. de Lier, dat vroeger tot Maasland behoorde, alsmede het Dorp-Ambacht. Daardoor beliep de bevolking in 1811 931 zielen, als 543 voor de Lier, 300 voor het Maaslandsche deel van de Lier en 88 voor Dorp-Ambacht. In 1822 had het binnen zijne vroegere grenzen teruggebrachte de Lier 599, in 1840 774, in 1874 975 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 625 Herv., 208 Chr.-Geref. en 59 R.-Kath. Zij bestaan meest van veeteelt en zuivelbereiding en voorts van landbouw, bestaande de grond in het westen uit alluvisch zand, in het oosten uit klei. De gem. bevat thans het westelijk deel van het d. do Lier, benevens de buurten Wes-terlee en Oostbunrt.

Het d. de Lier ligt deels op Lierschen, deels op Maaslandschen grond, tellende het eerstgenoemde deel in 1840 454 inw. Sedert jaren zijn bij de regering plannen aanhangig om het Maaslandsche deel met de burgert. gcm. de Lier te hereenigen. De Herv. kerk, die in het westelijk ged. van het d. staat, heeft een hoogen, zwaren toren, die echter vóór dat de bliksem daarin sloeg (3 Juli 1572), veel hooger is geweest. Er is ook een Chr.-Geref. kerk. Vroeger stond aan de Lier het kasteel Boekestein, dat blijkens de grondslagen zeer uitgebreid moet geweest zijn. Ook het Hof te Lier was eens een ridderlijk slot.

Lieren, b. in de Geld. gem. Apeldoorn, in 1840 met 202, in 1872 met 484 inw.

Lierop, gem. in N.-Brab., omringd door Helmond, Bakel c. a.. Vlierden, Asten, Someren, Soerendonk, Heeze en Mierlo. Zij beslaat 2307 bund., heeft een diluvischen zandgrond en wordt in het oosten door de Aa bezoomd. Ook zijn er vele poelen. In 182Ü had deze gem. 855, in 1840 934, in 1875 896 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er geene dan R.-Kath. ingezetenen. Zij bestaan meest allen van den landbouw. De gem. bevat het d. Lierop, de buurten Hersel, Achterbroek en Winkelstraat, benevens de geh. Berkeindje, Stip donk, Moorsel, Boomeo, Broekkant, Graanstraat en Oosterdijk.

Het d. Lierop heeft eene R.-Kath. kerk, zijnde de par, in 1568 opgericht. Vóór dien tijd was er eene kapel. Het d. telde binnen de kom in 1840 288, in 1870 244 inw.

Lierswijk, of van Lierswijk, wijk der Drenthsche gem. Smilde.

Lies, fraaie b. in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met 153 inw.

-ocr page 738-

732

Lies, b. op het N.-Holl. eiland Terschelling, in 1840 met 113, in 1870 met 155 inw.

Liesboseh, fraai bosch, meest van eikenboomen in de N.-Brab. gem. Princenhage, behoorende tot de domeinen van Prins Prederik der Nederlanden. Het is ongeveer 200 bnnd. groot.

Lieseind, geh. in de N.-Brab. gem. Veghel.

Lieshout, gem. in N.-Brab., tussehen Veghel, Erp, Beek-en-Donk, Aarle-Rixtel, Stiphout, Nuenen en st-Oedenrode, hebbende eene oppervlakte van 2537 bund. De grond, een diluvisch zand, omsluit vele moeren en is slechts ten deelo tot bouw- en weiland of tot bosch ontgonnen, zoodat er nog veel heide is. Behalve in den landbouw en de veeteelt vinden de inw. ook oen bestaan in het aanfokken van pluimgedierte. Hun aantal beliep in 1822 984., in 1840 1204, in 1875 1266. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 1229 K.-Kath. en 3 Herv. In de 12de eeuw was Lieshout een vrij allodiaal goed, dat door zijn laatsten heer, Balduinus van Lieshout, aan de abdij van Floreffe bij Namur (Namen) werd vermaakt. De gem. bevat het d. Lieshout, benevens de b. Ginderdoor, Beemdkant en Deensche-Hoek.

Het d. Lieshout, in 1840 met 384, in 1870 met 514 inw., ligt bevallig in het geboomte. Het heeft een raadhuis en eene fraaie, nieuwe R.-Kath. kerk. Het Hof, thans een landgoed, was van het einde der 12de tot de 16de eeuw eene kloosterlijke instelling.

Liessel, of Lyssel, d. met eene E.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Deurne-en-Liessel. Het had in 1840 537 inw. Tijdens de oorlogen tussehen Brabant en Gelder lag hier eene sterkte, het Blokhuis, later een adell. verblijf.

Liesveld, baronie in Z.-Holl., bestaande uit dc gem. Groot-Ammers, üttoland en Peursum in den Alblasserwaard. lieer Arnold van Liesveld wordt in eene oorkonde van den 1 April 1277 genoemd. Met Hendrik van Liesveld stierf in 1456 dit geslacht uit. Daarop kwam de baronie aan het Henegouwsche geslacht de Sart, vervolgens aan dat van de Harchios, van le Pèvre, le Fèvre gezegd van Heemstede, van Brunswijk, van Hohenlohe

en van Nassau-Oranje. Thans behoort het aan het domein. Het kasteel der Heeren van Liesveld, aan de Lek, schuin tegenover Schoonhoven, is tusschen 1740 en 1745 afgebroken.

Liesveld, pold. in de Z.-Holl. gem. Ameide.

Lievelde, b. in de Geld. gem. Lichtenvoorde, in 1840 met 663, in 1872 met 604 inw.

Lievendaal, voorm. ridderhofstad in de Utr. gem. Amerongen.

Lievenspolder, pold. van 17 bund, in de Zeauwsche gem. Neuzen.

Lievenspolder (St), pold. in de Zeeuwsche gem. st-Kruis. In 1484 bedijkt, werd hij in 1622 door het doorgraven van de Brandkreek onder water gezet. In 1711 herdijkt, kreeg hij eene grootte

-ocr page 739-

733

van 123 bund , dat is nauwelijks eon derde van zijne vroegere oppervlakte. Het toen afgescheiden ged. behoort aan België.

Lieveren, b. in de Drenthsehe gem. Koden, aan het beekje het Lieversche diep. Het had in 1821 97, in 1840 93, in 1870 124 inw. Hierbij is een boseh van veelal hoogstammige eiken, het Lievelderbosch.

Lieve-Vrouwe-Benoorden, voorm. d. in Vlaanderen, oen half uur ten noordoosten van Aardenburg, in 1477 door een watervloed vernield.

Lieve-Vrouwe-Bezuiden, voorm. d. in Vlaanderen, een uur ten zuiden van Aardenburg, aan de Eede, in 1477 en 1483 door watervloeden vernield.

Lieve-Vrouwe-Op-Zee, voorm. d. en heerl. op het eiland Schouwen, door het afnemen dor duinen en de zeevloeden van 1530 en 1532 vernield.

Lieve-Vrouwe-Paroehie, Vrouwen-Parochie, of Vrouwen-buurt, fraai d. in de Friesche gem. het Bildt, tellende met Oude-Bildtzijl, Nieuwo-Bildtzijl en een deel van de Lcije, in 1811 1478, in 1840 1892, in 1873 2D43 inw. Men vindt er schoone hofsteden en eene fraaie Herv. kerk.

Lieving, goh. in de Drenthsehe gom. Beilen, in 1811 met 34, in 1840 met 37, in 1870 met 52 inw.

Ligtenberg, of Veldhuizen-Ligtenberg, goh. in de ütr. gem. Veldhuizen.

Ligtenberg, geh. in de Overijsselsche gem. Rijssen.

Lijkerpolder, polder in de Z.-Holl. gem. Alkemade.

Lijmbeekstraat, of Iiimbeek, b. in de N.-Brab. gem. Woensel, in 1840 met C50 inw.

Lijmers (de), landstreek in Geld., het zuiderdeel van het kwartier van Zntphen uitmakende. In eene oorkonde van 838 komt zij onder den naam van Lcomerike voor. Ten jare 1301 werd de Lijmers, of liever een deel daarvan, door den Geldorschen Hertog Reinald III aan Cleve verpand. Later weder gelost zijnde, werd dit deel in 1406 andermaal aan Cleve in pandschap gegeven, door Reinald IV. Het ambt de Lijmers werd sedert een twistappel Insschen Gelder en Cleve totdat Karei de Stoute, Hertog van Bourgondië in 1470 den Hertog van Cleve in het bezit daarvan bevestigde. De pogingen der Geldersche Staten in 1657 en 1670 om de Lijmers terug te bekomen, mislukten, doch in 1808 werd dit Cleefsche ambt nevens het steedje Zevenaar met Gelderland hereenigd. In 1814 met het overige Cleve aan Pruissen hergeven, is het overeenkomstig de grensregeling van 1816 weder met Gelderland hereenigd. In 1787 had het Cleefsche Lijmers, bevattende de gom. Zevenaar en Duiven, 2962 inw. als 2111

-ocr page 740-

734

op het platteland (het ambt) en 851 binnen de stad Zevenaar. De Lijmers is eene zeer vruchtbare streek, doch bij hooge vloeden en dijkbreuken aan overstroomingen blootgesteld. Deze hebben vooral in Februari 1799, in 1809 en Januari 1820 het land zwaar geteisterd.

liijmers, dijksdistr. in Geld. omvattende 6127 bund, laag land in de Geld. gemeenten Zevenaar, Duiven, Westervoort, Angerlo en Didam.

Lijndonk, b. in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a., in 1840 met 113 inw.

Lijskemccr, meertje in Nederl. en Pruissen, namelijk ter helfte in de prov. Groningen, ter helfte in de prov. Hannover.

Limbricht, gem. in Limb., ingesloten door de gemeenten Sittard, Born en Nieuwstadt, hebbende eene oppervlakte van 913 bund. De grond bestaat uit Limb. klei. In 1822 had deze gem. 1158, in 1840 1496, in 1875 1197 inw. Zij belijden allen den E.-Katb. godsdienst en bestaan hoofdzakelijk van den landbouw. De gem. bevat 3 d.: Limbricht, Einighausen en Guttekoven, benevens de buurt Varkenheidstraat. Limbricht is een oude heerl., waarvan de eigenaars het recht oefenden, schattingen vorderden en het jagtrecht bezaten. Zij heeft o. a. behoord aan de geslachten van Merode, Brejl en Bentinck.

Het d. Limbricht bevatte in 1840 554, in 1870 502 inw. Het is zeer oud, zoo als o. a. blijkt uit de in 1817 opgedolven steenen doodkist, die met de daarin gevonden merkwaardigheden in het museum Wallraf te Keulen wordt bewaard. Zoowel de B.-Kath. kerk als het kasteel zijn merkwaardige gebouwen.

Limburg, voorm. hertogdom, dat aanvankelijk uit eenige goederen in het Vesdredal en de nabuurschap bestond, door Frederik van Luxemburg, Hertog van Neder-Lotharingen in de 11de eeuw vermaakt aan zijne dochter Judith, die met Walram I, Graaf van Arlon, in het huwelijk was getreden. Walram I (ook Udo genoemd) werd opgevolgd door Hendrik I, die het eerst den hertogelijken titel voerde, van omstreeks 10S2 tot 1119; Walram II, van 1119 tot 1139; Hendrik II, van 1139 tot 1167; Hendrik III, van 1167 tot 1221; Walram HI, van 1221 tot 1226; Hendrik IV, van 1226 tot 1247; Walram IV, van 1247 tot omstreeks 1279; Ermgarde van Limburg die met Graaf Keinald van Gelder was gehuwd, van omstreeks 1279 tot 1283.

Na den dood van Ermgarde, poogde Eeinald zich in het bezit van Limburg te handhaven, doch dit mislukte hem, daar Adolf van den Berg, de neef der Limburgsche Hertogin, zijne rechten deed gelden en die aan Hertog Jan I van Brabant verkocht. Er ontstond dien ten gevolge over het bezit van Limburg een bloedige oorlog, die, nadat Reinald den slag van Worringen, den 5 Juui 1288, had verloren, met een verdrag op den 15 October 1289 eindigde, ten gevolge waarvan Limburg aan den Brabantschen Hertog bleef.

De Brabantsehe Hertogen, die Jan I opvolgden, hebben allen ook Limburg bezeten. Doch ten gevolge van den oorlog door de Vereenigdo

-ocr page 741-

735

Nederlanden met Spanje gevoerd, werd Limburg in 1632 ten deele door de Republiek gewonnen, zoodat men Limburg sedert dien tijd in een Staatseh- en Spaanscb-, en sedert 1713—1795 in een Staatsch- en Oos-tenrijksch-Limburg onderscheidde.

Het Hertogd. Limburg bestond vóór deze verdeeling uit 4 deelen: het eigenlijke hertogdom Limburg, het graafschap Valkenburg, het graafschap Daalhem en de heerlijkheid 's-Herlogenrade.

Het eigenlijke Limburg was verdeeld in de hoofdstad Limburg, de 4 bannen: Baelen, Walhorn, Monzen en Herve, benevens de heerl. Sprimont, la Chapelle, Esneux, Villers la Tour, Tavier en lïognée.

Nadat in 1785 eene nieuwe grensregeling tusschen de Vereenigde en de Oostenrijksche Nederlanden was bepaald, waarbij vooral Limburg betrokken was, werd dit hertogdom in 1794 door de Fraoschen veroverd. Het werd toen ten deele gebracht onder hut Departement van de Ourthe, ten deele onder het Departement van de Neder-Maas.

Iiimburg, prov. van het Koninkrijk der Nederlanden. Het werd opgericht in 1815 uit bijna het geheele departement van de Neder-Maas en een deel van het departement van de Eoer, zoodat het een klein deel van het oude hertogdom Limburg bevatte, benevens een groot deel van het Over-kwartier van Gelderland, eenige strooken van de voorm. henogd. Brabant, Gulik en Cleve, bijna de geheele vorstelijke abdij Thorn, een deel van het prinsbisdom Luik, de graafsch. Wittem en Gronsfeld, de baronie Rijckhult, de heerl. Stein, Wijiré, Cartiels, Dalenbroek en Mesch, benevens een ged. der heerl. Pietersheim. Bij de grensregeling met Pruissen in iNlfien 1817 kwam daarbij nog een uithoek van het Akensche d. Laurensberg.

De prov. Limburg was groot 465,(J55 bund, en verdeeld in 9 steden en 313 plattelandsgemeenten. Zij had in 1823 307,177, inw. die op het einde van 1830 tot 338,ICS waren toegenomen.

De omwenteling van 1830 had ten gevolge, dat Limburg in 2 deelen werd gesplitst: het hertogdom Limburg, dat de elfde provincie van Noord-Nedeiland werd, en de provincie Limburg, die een der negen Belgische gewesten uiimaakt.

Limburg, hertogdom en elfde provincie des Rijks, in het noorden bepaald door Gtlderland, in het noordwesten door Noord Brabant, in het zuidoosten door de Belgische provincie Limburg, in het zuiden door de Belgische provincie Luik, in het oosten door de Pruissische Rheinprovinz-Het uiterste zuidoostpunt raakt ook het onverdeelde gebied van Moresnet.

Het is groot 223,821 bund., of ruim 40,61 □ mijl.

De grond van Limburg is zeer verscheiden. In zijne grootste afmeting van het zuiden naar het noorden door de Maas bespoeld of doorsneden, vindt men langs deze rivier en in de dalen der Geul, (waarin de Gulp uitloopt) de Geleen, de Roer, de Neer en de Niers rivier- of beekklei, doch reeds op korten afstand van den stroom bedekt diluvisch zand, afgewisseld met hoog veen en zavel, den bodem. In het zuiden van Limburg, waar de voorbergen der Ardennen zich verheffen, bestaat de bovengrond meest uit Limburgsche klei, met vuursteendiluvium, Hervesch zand, enz., rus-

-ocr page 742-

736

tende op tertiaire gronden. Het bergterrein, dat ten zuiden van Sitlard aanvangt, verheft zich in den Krikelenberg en een . punt der Vaal-scher bosschen tot 240 meter of 753 Rijnlandsche voet. De kruin van den st.-Pietersberg, beroemd wegens zijne versteeningen, bereikt 123 el boven de zee of 78 el boven het oppervlak der Maas bij gewonen waterstand. Een groot deel van het Limburgsche bergland bevat in zijn schoot steen- en bruinkool, van welke eerste delfstof in de gemeente Kerkrade rijke groeven gevonden worden. Voor het openen van mijnen in do naburige gemeenten zijn in den jongsten tijd velerlei concessiën aangevraagd.

Ofschoon reeds onder de Aartshertogen Albert en Isabella pogingen zijn aangewend, om in het gedeelte van het tegenw. Limburg, dat toen het Over-kwartier van Gelder vormde, kanalen aan te leggen, en deze pogingen door Napoleon I zijn vernieuwd, heeft Limburg eerst onder Koning Willem I kunstmatige vaarwaters bekomen. De Zuid-Willemsvaart is het eerst geopende dier kanalen. Verder het kanaal tusschen Maastricht en Luik (aangelegd van 1845 tot 1851), een sedert voltooid deel van het Noordkanaal, het afwateringskanaal bij Neer en de vaart naar het Helenaveen. De Limburgsche rivieren zijn, met uitzondering van de Maas, onbevaarbaar.

Limburg heeft thans 145 kilometer spoorweg, met voorname kruispunten te Maastricht en Venlo. Den 23 October 1853 werd de spoorweg van Maastricht naar Aken, den 31 Dec. 1856 de spoorweg van Maastricht naar Hasselt, den 24 November 1861 de spoorweg van Maastricht naar Luik, den 6 November 1865 de spoorweg van Maastricht naar Venlo, den 1 October 1866 de spoorweg van Venlo naar Eindhoven, den 29 November 1866 de spoorweg van Venlo naar Kaldenkirchen geopend.

Een spoorweg van de N.-Brab. grens bij Budel over Weert, Buggenum en Roermond naar de Duitsche grens is in aanleg, en er bestaan gegronde uitzichten op den aanleg van spoorwegen tusschen Venlo en Nijmegen en tusschen de Rijnlandsche grens bij do Locht, over Heerlen, Sittard en Weert, naar Eindhoven.

Limburg had den 1 Januari 1840 196,622 inw. Den 1 Januari 1860 heiiep het cijfer 214,245, den 1 December 1870 223,597, den 1 Januari 1875 230,119.

Bij laatstgen. opgave was het getal mannelijke inw. 117,051, dat der vrouwelijke 113,068.

Het aantal R.-Katb. beliep op 1 Jan. 1875 224,910, dat der N -Herv. 3176, dat der W.-Herv. 135, dat der Eng.-Herv. (Presb.) 1, dat der Ev.-Luth. 345, dat der Herst.-Luth. 12, dat der Anglik. of Episc. 41, dat der Doopsg. 31, dat der Rem. 25, dat der Chr.-Geref. 3, dat der Ned.-Isr. 1434, dat der ongenoemden 6.

Er zijn 168 par. en 21 rectoraten der R.-Kath., die allen tot het bisdom van Roermond behooren. Voorts zijn er 16 gem. der Ned. Herv., 1 der W.-Herv., 2 der Ev.-Luth. en 11 der Israelieten.

De landbouw maakt het hoofdbestaan der ingezetenen van het platteland en der kleine steden uit; fabrieken en koophandel bloeien vooral in de steden. In het zuidoosten der provincie is het mijnwezen niet onbelangrijk. Nabij Maastricht en Valkenburg vindt men steengroeven, in

-ocr page 743-

de Pod en langs het noordelijk deel van de grenslijn tussctien Limburg cn Pruissen hooge venen. De veefokkerij is in sommige streken van groot belang. Limburg had in 1874 een veestapel van 14,559 paarden, 106 ezels en muilezels, 72,843 runderen, 58,745 schapen, 11,822 geiten én bokken, en 38,357 varkens. De warmoezerij voor uitvoer bepaalt zich tot de gem. st-Pieter en Oud-Vroenhoven bij Maastricht, Vaals bij Aken, en Tegelen bij quot;Venlo. Groote bosschen voor houtteelt aangelegd, vindt men vooral te Weert (2000 bund.). Echt (19B1 bund.) Grubbenvorst f1378 bund.). Bergen (1174 bund.), Maasbrce (1043 bund.), Vonray (1032 bund), Nederweert (1020 bund.). Horst (994 bund.), Arcen-en-Velden (921 bund.), Kessel (718 bund.), Venlo (716 bund.), Helden (095 bund.), Beesel (661 bund.), Vaals (642 bund.), st.-Odiliënberg (620 bnnd.) Mook-en-Middelaar (538 bund.). Neer (426 bund.), Herkenbosch-en-Melick (408 bund).

De Limburgsche fabrieken leveren vooral laken, katoenen, wollen, zijden en halfzijden stoffen, garen, lint, borduurwerken, behangsels, papier, meubeleïi, steenen, pannen, potten, ijzer- en koperwerk, wapenen, landbouwwerktuigen, spijkers, hoeden, meel. bier, jenever, azijn, cichorei, chemicaliën, enz.

Limburg is voor het lagere schoolwezen verdeeld in 8 districten. Tot het eerste behooren do scholen in de gemeenten: Cadier-en-Keer, Eysden, Gronsveld (te Gronsveld en Heugem), Gulpen (Gulpen en Eeymerstok), Heer, Maastricht, Margraten, Mheer, Mesch, Noorbeek, Oud-Vroenhoven (te Wilre), st.-Geertruide, st.-Pieter, Slenaken, Wittem (te Wittem en Wahlwiller). — Tot het tweede de scholen in de gem.: Amby, Beek, Bemelen, Berg-en-Terblijt, Borgharen, Bunde, Elsloo, Geul, Houthem, Hulsberg, Itteren, Meerssen (te Meerssen en Limmel), Oud-Valkenburg (te Sibbe), Schimmert, Schin-op-Geulle, Stein, Ulestraten, Valkenburg, Wijlré.— Tot het derde de scholen in de gem.; Amstenrade, Bocholtz, Brunssem, Eygelshoven, Heerlen (te Heerlen en Heerlerheide), Hoensbroek, Kerk-rade (te Kerkrade, Speckholzerheide en Kloosterrade), Klimmen, Nieu-wenhagen, Nuth, Kimburg, Scbaesberg (re Scheliit), öimpelveld, TJbach-over-Worms (te Dbach en übachsberg), Vaals (te Vaals en Vijhlen), Voerendaal, Wijnandsrade. — Tot het vierde de scholen in de gom.: Bingelrade, Born (te Bom, Buchten en Holtum), Brock-Sittard, Geleen (te Geleen en Lutterade-Krawinkel), Grevenbieht, Limbricht (te Limbricht, Einighausen en Guttecoven), Merkelbeek, Munstergeleen, Nieuwstadt, Obbicht-en-Papenhoven (te Obbicht), Oirsbeek (te Oirsbeek en Doenraad), Roosteren, Schinnen (te Schinnen en Puth), Sclünvelj, Sittard, Spaubeek, Susteren (te Susteren en Dieteren), Urmond. — Tot het vijfde de scholen in de gem.: Buggenum, Echt (te Echt en Schilberg), Haelen en Nunhem (welke gem. gezamenlijk ee'n openbare school hebben), Herken-bosch-en-Melick (te Herkenboscb en Melick), Herten, jHorn, Linne, Maasbracht, Maasniel, Montfort, Ohé-en-Laak, Posterholt, Roermond, st.-Odiliënberg, Stevensweert, Swalmen, Vlodrop. — Tot het zesde de scholen in de gem.: Baexem, Beegden, Grathem, Heel, lleithuizen Hunsel (te Hunsel en EU), Meijel, Nederweert (te Nederweert, Kreijel en

47

-ocr page 744-

738

Leveroy), Neeritter, Roggel, Stramproy, Thorn, Weert (to Weert, Leuken, Hulshoven, Moezelkeent, Zwartbroek en Tungelroy), Wessem. — Tot het zevende de scholen in de gem.: Arcen-en-Velden (te Arcen en Velden), Beesel (te Beesel en Reuver), Belfeld, Grubbenvorst (te Grubbenvorst, Lottum en Bisweide), Helden (te Helden en Fanningen), Horst (te Horst en Meterik), Kessel, Maasbree (te Maasbree, Baarloo en Blerik), Neer, Sevenum, Tegelen (te Tegelen en Steyl), Venlo. — Tot het achtste de scholen in de gera.: Bergen (te Bergen, Afferden, Well, Heijen en Siebengewald), Broekhuizen (te Broek-huizervorst). Gennep, Meerlo (te Meerlo, Blitterswijk en Swolgen), Mook c. a. (te Mook en Middelaar), Ottersum, Venray (te Venray, Oostrum, te Leunen, Oirlo en Merselo), Wanssum (te Wanssum en Geysteren).

In het geheel had Limburg in 1874 175 openbare lagere scholen, waarvan 120 voor gewoon lager onderwijs en 55 voor meer uitgebreid onderwijs. Voorts waren er 5 gesubsidieerde en 52 niet gesubsidieerde bijzondere lagere scholen, waarvan 50 voor meer uitgebreid onderwijs.

Voor middelbaar onderwijs bestaan de volgende inrichtingen: hoogere burgerscholen te Maastricht, Roermonde en Venlo; de openbare burgeravondschool en eene boetseer-, modeleer- en graveerschool te Maastricht, benevens teckenscholen te Roermond en Venlo; verder eene school bij het klein seminarie te Kloosterrade, eene school bij het collegie van st.-Aloysius te Sittard en eene afdeeling bij het collegie te Weert.

Voor het hooger onderwijs heeft Limburg een atheneum te Maastricht, een bisschoppelijk collegie te Roermond, collegiën te Kloosterrade, Sittard, Venlo en Weert.

Bij de vorming van het hertogdom Limburg in 1839 werd dit gewest, met uitzondering van de daarin liggende steden Maastricht en Venlo (benevens de daartoe behoorende kringen), in vereeniging met Luxemburg, onder de Staten van het Duitscb Verbond opgenomen. Deze vereeniging is bij de omwenteling in Duitschland ten jare 1867 ontbonden.

Naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal vaardigt Limburg 2 leden af. Voor de verkiezingen van leden voor de Tweede Kamer vormen 47 gem. het kiesdistrict Maastricht en 59 het kiesdistrict Roermond. De overige 19 gem. behooren tot het kiesdistr. Boxmeer.

Voor de verkiezingen der Provinciale Staten is Limburg in 9 districten gesplitst. Maastricht bevat slechts 1 gem., Meerssen 23, Gulpen 14, Heerlen 13, Sittard 19, Roermond 17, Weert 19, Venlo 10 en Horst 9 gemeenten. De distr. Maastricht, Roermond en Weert benoemen elk 6, Meerssen en Sittard elk 5, Gulpen, Heerlen en Horst elk 4 leden.

Rechterlijk bevat Limburg 2 arrondissementen : Maastricht en Roermond, te zamen met 10 kantons.

Lirnmel, d. met eene R.-Kath. kerk in de Limb, gem, Meerssen. Het had in 1840 372, in 1870 533 inw.

Limmen, gem. in N.-Holl., ingesloten door de gemeenten Heilo, Cas-tricum. Uitgeest en Akersloot, met eeno oppervlakte van 1250 bund.,

-ocr page 745-

739

bestaande de grond meest uit zand (alluvium), en voor een klein deel in het oosten uit laag veen. In 1811 was Limmen bij Heilo ingelijfd en had toen 442 inw. In 1822 had Limmen (toen weder eene zelfstandige gem.) 478, in 1840 589, in 1875 878 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 543 E.-Kath., 2 Oud-R., 182 Ned.-IIerv., 1 Doops-gez. en 1 ongenoemde. Zij bestaan zoowel van landbouw als van veefokkerij en zuivelbereiding. De gem. bevat 2 d. of kerkb., zijnde Limmen en Disseldorp. Verder vindt men er de b. de Laan en de geh. Westerzijde en Limmerkoog.

Het d. Limmen is zeer oud; het wordt reeds in oorkonden van de 10de eeuw onder den naam van Limbon vermeld. De heerenweg van Haarlem naar Alkmaar loopt er door. Er is eene merkw. Herv. kerk. In 1840 had het met Limmervoort en Zuideinde 1G3, in 1870 100 inw. Zonder deze buitenb. had het d. in laatstgenoemd jaar 118 inw. In 1573 werd het door de Spanjaarden uitgeplunderd. Aangenamer was de 10 Oct. 1799 voor de ingezetenen, toen op een aambeeld in do smidse eene overeenkomst door de vereenigde Franschen en Bataven met het Engelsch-Russische leger werd gesloten, waarbij het laatste aannam, om zich weder in te schepen en ons vaderland te verlaten.

Limmerkoog, geh. in de N.-Holl. gem. Limmen.

Limmerpolder, pold. in N.-Holl., ter grootte van 1611 bund. Deze pold. was nog in het begin der 15de eeuw een meer, dat in 1430 werd drooggemalen. De pold. behoort deels tot de gem. Limmen, deels tot Akersloot, deels tot Castricum.

Limmerschouw, geh. in de N.-Holl. gem. Winkel.

Linde, b. in de Geld. gem. Vordcn, in 1840 mot 477, ia 1872 met 524 inw.

Linde, b. in de Overijsselsche gem. Diepenveen, in 1840 met 250, in 1870 met 333 inw.

Linde, b. in de Overijsselsche gem. den Ham, in 1840 met 369, in 1870 met 398 inw.

Linde (de), geh. in de Gron. gem. Marum. Weleer stond er een burg met eene kapel.

Linde, geh. in de Drenthsche gem. Zuidwolde, in 1840 met 70, in 1870 met 81 inw.

Linde (de), geh. in de Gron. gem. Midwolde.

Linde, riv. in Friesl. en Overijssel. Zij ontspringt bij Tronde onder het Friesche d. EIsloo, kronkelt zich door Oost-Stellingwerf en West-Stellingwerf, en valt, na zich met de Kuinder of Tjonger vereenigd te hebben, te Kuinre in de Zuiderzee.

Linden, gem. in N.-Brab., ingesloten door dc N.-Brab. gemeenten Gassel, Beers en Cuyk-en-st.-Agatha, de Limb. gem. Mook-en-Middelaar

47*

-ocr page 746-

740

en de Geld. gemeenten Heumen en Over-Asselt. Hare grootte beloopt 1022 bnnd., bestaande de grond, die naar het oosten en noorden door de Maas wordt bespoeld, meest uit dilnvisch zand, doch voor een deel ook nit klei. In 1822 had zij 396, in 1840 495, in 1875 531 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 498 E.-Kath., 2 Herv. en 1 ongen. De inw. bestaan meest van den landbouw. Er zijn 2 d.. Linden en Klein-Linden. Voorts bevat de gem. de b. Katwijk en het geh. Gal-berg. De inw. vinden meest hun bestaan in den landbouw.

Het d. Linden, of Groot-Linden, met eene R.-Kath. kerk, telde in 1840 243 inw.

Linderte, b. in de Overijsselsche gem. Raalte, in 1840 met 648, in 1870 met 675 inw.

Lindonk, eil. in de Donge, behoorende tot de gem. Geertruidenberg, 33 bund, groot.

Lindvelde, of Lintvelde, b. in de Geld. gem. Eibergen, in 1840 met 341, in 1872 met 337 inw.

Lindweg, geh. onder Nispen, in de gemeenten Kosendaal en Nispen.

Iiinge (de), riv. in Geld. en Z.-Holl. De oorsprong bestaat in eene wetering bij Doornenburg in de Over-Betuwe, die zich spoedig in twee evenwijdige, dicht bij elkander loopende takken verdeelt, waarvan de noordelijke de Rijn-Wetering, de zuidelijke de Waal-Wetering wordt genoemd. Alting heeft het gevoelen geopperd, dat vroeger eene onder-aardsche gemeenschap tasschen de Linge en de Waal heeft plaats gehad. Dr. Janssen meent eene kunstmatige verbinding in den ouden tijd te kunnen aannemen. Te Hemmen vereenigen zich de Waal- en de Rijn-Wetering en vormen de Land-Wetering of Linge. Nabij Zoelen ontvangt de Linge de Doode-Linge en bij Buurmalsen de Korne. Van hier af voor kleine schepen bevaarbaar, loopt de Linge langs Gelder-malsen, Tricht, Deil, Enspijk, Beest, Rumpt, Rhenoy, Gellicum en Acquoy, in de Geldersche Beneden-districten, en langs Asperen, Leerdam, Heukelum, Oosterwijk, Kedichem en den Arkelschen-dam naar Gorinchem, waar zij in de Merwede valt. De Linge, die nagenoeg al het water van de Betuwe en de Geldersche Beneden-districten afvoert, wordt van de Aspersche-sluis door zeer zware dijken bezoorad, van welke de Noorder-Lingedijk, in 1726, 1740, 1809 en 1820 doorbrak. De Zuider-Lingedijk maakt, ten gevolge der wet van 27 April 1820 een grout deel der grenslijn tnsschen Gelderland en Zuid-Holland uit.

Lingedijk, b. in de gem. Leerdam, in 1840 met 277 inw.

Iiingen, geh. onder het d. Opeinde in de Friesche gem. Smal-lingerland.

Lingenspolder, of van der Lingepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Groede, in 1636 bedijkt en nagenoeg 40 bund, groot.

Linie (de), vervallen vestingwerk en hoofdkanaal der watering van den Kapitalen-Dam, oorspronkelijk als eene linie ter verdediging van Zeeland

-ocr page 747-

741

aangelegd en daarom met vele forten voorzien. De eerste lijn dagteekent van omstreeks 1604. Doch zij is vele malen gewijzigd, vervormd of verlengd.

Iiinne, gem. in Limb., op beido oevers van de Maas en ingesloten door de gem. Beegden, Herten, st-Odiliënberg, Montfort, Maasbracht, Wessum on Heel c. a. Zij bestaat uit zand- en kleigronden en beslaat 15ÜU bund. In 1822 had zij 586, in 1840 789, in 1875 944 inw., in laaistgen. jaar onderscheiden in 934 R.-Kath., 1 Lnth. en 9 Isr., zijnde bijna alle ingezetenen landbouwers. Du gem. bevat het d. Linne, benevens de gehuchten de Weert, de Breidweg of Brijdweg, Ophoven en Op-de-Heide, benevens een alleenstaanden molen.

Het d. Linne is zeer oud, want het wordt reeds in eene oorkonde van den 24 Juni 943 vermeld. Het was in de 13de eeuw eene bezitting der Hoeren van Wassenberg. Elisabeth van Brabant, vrouwe van Sprimont, bekwam het uit de nalatenschap van haar gade, Gerard van Wassenberg, en stond het den 25 November 1258 aan Graaf Otto van Gelder af. In de oorkonde daarvan wordt Linne een oppidum genoemd, weshalve men het soms onder de steden gerekend heeft. Het dorp bestaat uit eenige straten, die zich van den hoogen oever der Maas naar het zuidwesten uitstrekken en door verscheidene andere straten verbonden zijn. De kerk staat aan de zuidwestzijde. In 1840 had dit d, 621, in 1870 700 inw.

Linschoten, gem. in Utr., ingesloten door Harmeien, Veldhuizen, Jutphaas, IJsselstein, Willeskop, Montfoort en Snelrewaard in Utr., en door Papekop en Woerden in Z.-Holl. Zij heeft haar tegenw. omvang eerst door de wet van den 27 Juni 1857 verkregen, waardoor Linschoten, Wulverhorst en Achthoven vereenigd werden. Door deze vereeniging is Linschoteu thans 2723 bund, groot, bestaande de grond, die door den IJssel en de Linschoten wordt doorsneden, in het oosten en midden uit klei, duch in het westen uit laag veen. In 1822 bevatte Linschoten 712, Wulverhorst 104 en Achthoven 102 inw., welke cijfers in 1840 tot 899, 122 en 105 waren toegenomen. In 1860, na de vereeniging, telde de gem. 1123, in 1875 1345 inw,, in laatstgen. jaar onderscheiden in 835 Herv., 4 Chr.-Geref. en 506 R.-Kath. Zij bestaan meest allen van landbouw, veeteelt en zuivelbereiding. Te Linschoten worden o. a. ook klompen vervaardigd. De gem. bevat de heerlijkheden Linschoten, Cattenbroek, Polanen, Mastwijk, Scnagen-en-den-Engh, Achthoven, Heeswijk, Wulverhorst en Vlooswijk.

Het d. Linschoten, het middelpunt der gem., ligt op beide oevers van de Linschoten, die het landschap door zijne kronkelingen en het lommer op beide zijden een bevallig aanzien geeft. Het telde in 1870 binnen de kom 332 inw. Het heeft eene fraaie Herv. kerk en het Huis te Linschoten, dat reeds in 1270 bekend was.

Linschoten, of Lange-Linschoten (de), rivier in Holland en Utr., die met vele kronkelingen van Woerden naar Oudewater, en dus van den Rijn naar den IJssel, loopt.

-ocr page 748-

742

Linschoterhaar, geh. in de Utr. gem. Linschoten.

Lintelo, b. in de Geld. gem. Aalten, in 1840 met 1062, in 1872 met 1069 inw.

Lintelo-polder, pold. van 63 bund, in de Gron. gem., Nienwe-Schans, bedijkt in 1682.

Lioessens, d. met eene Herv. en eene Chr.-Geref. kerk in de Friesche gem. Oost Dongeradeel, iu 1811 met 2Sgt;4, in 1840 met 439, iu 1875 met 593 inw. Vroeger vond men er verscheidene staten, als: Heemstra, Sjoerda, Gerroltsma, enz.

liioessens-poldor, poldert, in de Friesche gem. Oost-Dongeradeel, in 1593 bedijkt.

Liora, of Iiihora, voorin, rivier in Z.-Holl., waarvan de Lee onder de Lier nog een overblijfsel is.

Lippenhuizen, oudtijds Kobunderhuizan genoemd, fraai d. in de Friesche gem. Opsteiland, aan en Hoofdweg van Heerenveen naar Beetsterzwaag. Het heeft eene in 1744 vernieuwde Herv. kerk, eene Doopsgez. kerk en veel-bezochte markten. In 1811 telde men er 893, in 1840 1002, in 1875 1177 inw.

Lippenwoude, geh. in de Friesche gem. Wjmbritseradcel, onder het d. Hommerts, in 1840 met 68 inw.

Lisse, gem. in Z.-Holl., tusschen Hillegom, Noordwijkerhout, Voorhout en Sassenheim in Z.-Holl. en Haarlemmermeer in N.-Holl. Het grootste deel der gem. — die in het geheel 1591 bund, beslaat, — bestaat uit alluvisch zand (duingronden). Er zijn echter ook klei-gronden en laag veen. In 1811 had deze gem. 1116, in 1822 1187, in 1840 1544, in 1874 2099 inw. Bij de volkstelling voor 1870 was deze bevolking onderscheiden in 1309 E.-Kath., 498 N.-Herv., 1 W.-IIerv., 115 Chr.-Geref., 8 Ev.-Luth., 4 Doopsgez, 1 Rem., 1 N.-Isr. en longen. De voornaamste middelen van bestaan zijn landbouw, bloemkweekerij en warmoezerij, veeteelt en zuivelbereiding. De gem. bevat het d. Lisse, het geh. Veenenburg, verscheidene buitenverblijven, zooals: Keukenhof, Wassergeest, Wildlust, enz.

Het d. Lisse, aan den straatweg van Haarlem naar Leiden en 's-Gra-venhage, bevatte in 1870 1262 inw. binnen de kom. Het is eene bevallige, welvarende plaats, met 2 kerken, een voor de E.-Kath. en een voor de Herv. Vóór 1460 had Lisse slechts een kapel, doch bij een bul van den 8 Nov. van het genoemde jaar werd deze kapel tot eene parochiekerk verheven. De oudst-bewaarde oorkonde, waarin men den naam Lisse vindt, is van 22 Februari 1259.

Lisserbroekerpolder, pold. van 127 bund, in de Z.-Holl. gem. Lisse.

Iiisserpoel, of Lisserpolder, drooggemaakt meer, in Z.-Holl., in 1622 bedijkt en 224 bund, groot. Met uitzondering van het uiterste

-ocr page 749-

743

zuideind dat onder Sassenheim behoort, maakt de Lisserpoel een ged. der gem. Lisse uit. In Dec. 1836 liep de polder onder,

Lith, gem. in N.-Brab., tusschen de N.-Brab. gem. Alem, c. a. Nuland en Lithoijen eenerzijds en de Geld. gem. Heerewaarden, Dreumel en Ap-peltern anderzijds. Zij beslaat 1083 bund., wordt door de Maas doorsneden en bestaat uit lage kleigronden. In 1822 had zij 1217, in 1840 1279, in 1875 1221 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men de bev. in 1131 R.-Kath , 67 N.-Herv., 1 Ev.-Luth., en 54 Isr. Landbouw en veeteelt zijn er de hoofdbronnen van bestaan. Lith is eene heerl, die door Gerberga, weduwe van. Giselbert, Hertog van Lotharingen, in 968 aan de kerk van Keims werd geschonken. In vervolg van tijd kwam de heerl. aan het bisd. Luik, dat haar, ofschoon niet onaangevochten, behield tot op de veranderingen van 1795. De opperheerschappij had Luik nogtans reeds vroeger verloren door eene overeenkomst op den 18 Augustus 1671, waarbij de Prins-Bisschop deze aan de Staten der Vereenigde Nederlanden afstond.

Lith, oudtijds Lythe en thans ook Groot-Lith genoemd, ter onderscheiding van het naburige Lithoijen of Ivlein-Lith, is een der voornaamste Maasdorpen van de Meierij van den Bosch. Het telde in 1870 binnen de kom 420 inw. Er zijn kerken voor de E.-Kath. en de Herv., benevens eene synagoge. Lith is in 1504 door de Gelderschen verwoest, in 1581 door de Spanjaarden bezet, die er een blokhuis slichtten, in 1641 en 1643 door Staatsche legers betrokken, en in 1740, 1799, 1809 en in den nacht van 31 Dec. 1833 op 1 Januari 1834 door overstroomingen geteisterd.

Lith, of Iiithsche-poider, pold, van 839 bund, in de N.-Brab. gem. Lith.

Lithoijan, gem. ia N.-Brab., tusschen Lith, Nuland, Geffen, Osch, Oijen-en-Teeffelen in N.-Brab. en Appeltern in Geld. Zij is groot 1056 bund., wordt in het noorden door de Maas hezoomd en bestaat uit lage kleigronden. In 1822 had zij 568, in 1840 735, in 1875 658 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 660 R.-Kath. en 9 Herv. Lithoijen kwam te zelfder tijd als Lith aan de kerk van Keims, die het patronaatrecht van de vaste goederen tot 1611 behield. De opperheerschappij was echter reeds veel vroeger aan Brabant gekomen.

Het d. Lithoijen, ook Klein-Lith genoemd, deelt zich in 4 wijken: Leuter-eind of Lutterwijk, Steegeind, Olijfwijk en Langwijk. Het heeft eene B.-Kath. kerk en een pontveer over de Maas. In 1398 werd het door de Gelderschen verbrand, en te zelfder tijd als Lith door overstroomingen geteisterd.

Lithoijen, of Lithoijensche-polder, pold. van 813 bund, in de N.-Brab. gem. Lithoijen.

Lithoijensche-waard, uiterw. van 70 bund, in de N.-Brab. gem. Lithoijen.

-ocr page 750-

744

liits (de), meertje in de Kriesche gem. Dantumadeel, bij Akkerwoudc.

Xiits (de), stroompje in do Friesche gemeenten Achtkarspelen, Smal-lingerland en Tietjerksteradeel. liet ontspringt bij Eottevallo en valt door de Leijen in het Bergumermeer.

Lobberden, pold. van 273 bund, in Geld., deels in de gem. Fanner-den, deels in do gem. Herwen-en-Aerdt.

Lobberdorpi rgt;n1derl. ter grootte van 90 bund, in de Z.-Holl. gem. Maasland.

IiObith, d. in de Gold. gem. Herwen-en-Aerdt, thans twintig min. ten noorden van den Rijn, welke riv. in deze streek herhaaldelijk van loop is veranderd en nu langs do b. Tolkamer vloeit, ïe Lobilh, oudtijds veelal Lobede genoemd, was in de grafelijke tijden een tolplaats, die volgens giftbrief van Keuer Frederik II aan Graaf Gerard sedert door de Graven of Hertogen Gelder werd bezeten. Deze tol gaf zoo aanmerkelijke inkomsten, dat de Geldersche Hertog daarvan alleen in 1340 ruim 47,472 Vlaamsche ponden trok. In 1473 werd Lobith met zijn tol door Karei de Stoute aan Cleve afgestaan. De Cleefsche vorst moest de plaats echter door geweld nemen (1479). Het kasteel te Lobith, doorgaans het Tolhuis geheeten, was gedurende den Spaanschen oorlog een belangrijk punt. Den 1 Maart 1817 keerde Lobith aan Nederland terug. Lobith is onder het Nederl. bestuur zeer vooruitgegaan, hebbende het Cleefsche ambt Lobith in 1722 slechts 393 inw., die in 1787 tot 277 verminderd waren. Daarentegen is sedert 1817 de vermeerdering aanzienlijk geweest, het d. bevatte in 1840 682, in 1872 746 inw. Er zijn kerken der E.-Kath. en der Herv. Den 12 Juni 1672 trok het Fransche leger onderLouis XIV er door eene waadbare plaats van den Rijn de Betuwe binnen.

Lobrink, b. in de Geld. gem. Epe, in 1840 met 148 inw.

Lochom, kant. van het Geld. arr. Zutphen, bevattende de 5 gem.: Borculo, Laren, Lochem, Euurlo, Vorden, benevens den Kring van Dorth van de gem. Gorssel 1).

Lochem, gem. in Geld., palende in het noorden en westen aan het west. deel der gem. Laren, in het zuiden aan Vorden, in het oosten aan het oostelijk deel van Laren, in het noorden aan de Overijsselsche gem. Markelo.

Zij beslaat ruim 2125 bund., wordt door de Berkel doorsneden en door do Bolksbeek in het noorden bezoomd. Er is een afwisselende bodem, deels van diluvisch zand, deels van klei.

In 1796 telde de gem. 1356, in 1S11 1485, in 1822 1499, in 1830 1788, in 1840 1934, in 1850 2087, in 1860 2279, in 1874 2663 inw. Ten jare 1872 onderscheidde men de bev. in 2399 N.-Herv., 2 W.-Herv.,

1

De officiëele opgaven omtrent do uitgestrektheid verschillen. Bovenstaande opgave komt overeen met die der Vilkomsten der Volkstelling. De Staats-Almanak laat echter den Kring van Dorth onvermeld.

-ocr page 751-

745

12 Doopsgez., 5 Chr.-Geref., 5 Ev.-Luth., 4 Episc., 31 R.-Kath , 04 Ned.-Isr. en 5 Port.-Isr.

De gem. bevat de stad Lochem, benevens de buurten Klein-Dochteren en Armhoede.

De stad Lochem, op de zuidzijde van de Berkel gelegen, is reeds sedert eeuwen bekend.

Lochem wordt reeds in eene oorkonde van 1059 genoemd. Gravin Ermgard van Zutphen, gehuwd met Koenraad II, Graaf van Luxemburg, gaf de novale tienden aldaar, den 2 Februari 1138, aan de kerk te Zutphen. De plaats kreeg stedelijke rechten van Graaf Otto II, den 16 Juli 1233. Haar tegenwoordige bloei dagteekent vooral van 1841, toen do grindweg van Zutphen naar Goor over deze plaats werd gelegd. Nog meer werd deze bloei bevorderd door de opening van den spoorweg Zut-plien-Hengelo, die tegenover Lochem op Larenschen grond, het station Lochem heeft, hetwelk den 30 Oct. 1865 voor het verkeer werd ontsloten.

De stad Lochem telde in 1840 1587, in 1872 1915 inw., van welke velen in den landbouw een bestaan vinden. Er zijn echter ook leerlooierijen, eene fabriek van tuinbouw- en andere gereedschappen, enz.

In 1330 werd Lochem door Graaf Reinald II bemuurd, doch de wallen zijn reeds sints lang geslecht, zoodat de stad, die fraaie straten heeft, thans eene opcne plaats uitmaakt.

Een der hoofdgebouwen is het Stadhuis, waarvan de voorgevel met het fraai gebeeldhouwde wapen der stad eu van eenige voorname Gel-dersche geslachten prijkt. De Herv.-kerk heeft een zwaren toren, die in 1478, 1722 en 1857 belangrijke herstellingen heeft ondergaan. Ook is er eene synagoge.

Lochem heeft onder zijne inrichtingen van onderwijs eene bloeiende teeken- en eene welbezochte gymnastiekschool. De Societeit de Eendragt bezit eene bevallige vergaderplaats, uit wier warande do bezoekers een liefelijk gezicht hebben op den Paaschberg.

Historische herinneringen zijn o. a. du overgave aan de Bourgondiërs, in 1505 ; de herovering door Karei van Gelder, in 1506; het vruchteloos beleg door Verdugo, in 1582; de mislukte aanslag der Spanjaarden om door hooiwagens de stad te veroveren, in 1590; de verovering door Spinola, in Juli 1606; do herovering door Graaf Ernst van Nassau, in October 1C06; de bezetting door Münstersche troepen, in 1665 en in 1672; het aftrekken der Münsterschen, in 1674.

Lochemsche-Berg, heuvelachtige streek in do Geld. gem. Laren, van 16 tot ongeveer 50 el boven het vlak der zee. In den berg vindt men kwartskristallen en glimmer, dat zich als zilveren schilvertjes vertoont in het leem, dat uit den Lochemschen berg wordt gegraven.

Lochuizen, of Loghuizen, b. in de Geld. gem. Neede, in 1840 met 215, in 1872 met 233 inw.

Locht, b. in Limb., aan den weg van Heerlen naar Aken. Zij wordt in de Bovenste-Locht en Onderste-Locht afgedeeld en behoort deels tot

-ocr page 752-

746

de gem. Kerkrade, deels tot de gem. Heerlen. De Bovenste-Locht ligt vlak op de Praissische grens, weshalve er een kantoor is voor de inkomende rechten. In 1870 telde het ged. onder Heerlen 1124, dat onder Kerkrade 88 inw.

Lodderdijk, geh. in de N.-Brab. gem. Gemert, in 1840 met 52 inw.

liodderland, pold. van nagenoeg 210 bund, in de Z.-Holl. gem. Eockanje.

Lodewijkspolder, pold. van 41 bund, in Z.-Holl., deels in de gem. den Bommel, deels in Ooltgensplaat, in 1806 bedijkt.

Lodijke, of Lodijcke, voorm. heerl. en d. op het Zeeuwsche eil. Z.-Beveland, bij den vloed van 5 November 1530 te gronde gegaan.

Loeëind, wijk van het N.-Brab. d. Liempde.

Loenen, vierde kant. van het arr. Utrecht, bevattende de 13 gcm.: Abcoude-Baambrugge, Abcoude-Proostdij, Breukelen-Nijenrode (zonder Por-tengeu), Breukelen-st.-Pieters, Loenen, Loenersloot, Loosdrecht, Mijdrecht, Nigtevecht, Ruwiel. Vinkeveen-en-Waverveen, Vreeland, Wilnis 1).

Loenen, of Stichtsch-en-Kroonenburgsch-Loenen, gem. ia Utr., ingesloten door de gem. Abcoude-Baambrugge, Vreeland, Loosdrecht, Breukelen-Nijenrode, Ruwiel en Loenersloot. Zij verkreeg haar tegenw. omvang eerst ten gevolge der wet van 1!) Mei 1819, daar vóór dien tijd — de wisselingen van 1798 tot 1814 niet medegerekend — Loenen uit 2 rechtsgebieden bestond: Loenen-Kroonenburg, dat onder Holland behoorde, en Stichtsch-Loenen, dat een deel van Utr. uitmaakte. De gem. is groot 1003 bund., bestaat uit kleigronden en wordt door de Amstel en de Vecht bezoomd. In 1822 had zij 960, in 1840 1219, in 1875 1226 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in: 761 N.-Herv., 5 W.-Herv., 1 Eng.-Herv., 39 Chr.-Geref., 8 Herst.-Luth., 5 Ev.-Luth, 8 Doopsgez. 5 Eem , 386 E.-Kath., 1 Oud.-R., 6 Isr. en 1 ongen. Zij bestaan meest van veeteelt en zuivelbereiding, warmoezerij en ooft-kweekerij. De gcm. bevat het groote d. Loenen, het dorpje of kerkb. Slooidijk en de schans Nieuwersluis, benevens verscheidene groote en kleine buitenverblijven. ïot 1837 bevatte de gem. nog het huis Kroonen-burg, doch dit is toen gesloopt, gelijk mede vroeger en later het geval is geweest met menige beroemde plaats, die eens de Vecht-oevers versierde.

Het fraaie d. Loenen ligt aan de Vecht, waarover te dezer plaatse eene brug is geslagen. Het telde binnen de kom in 1870 733 inw.

1

Ook hier verschilt de opgave van den Staats-Almanak met die van de Vitkomsten der tienjarige Volkstelling. In den Almanak wordt bij Breukclen de uitzondering betreffende Portengen niet vermeid.

-ocr page 753-

747

Loenen is eene oude plaats, daar het reeds in eene oorkonde van 953 voorkomt, waarbij het land van Graaf Hatto ter wederzijde van de Vecht aan den Utrechtschen Bisschop Balderik werd geschonken. De Herv. kerk is een fraai gebouw met eon hoogen en sierlijken toren.

Loenen, of Loenen-op-de-Veluwe, d. met eene Herv. en een K.-Kath. kerk in de Geld. gem. Apeldoorn. Het had in 1840 519, in 1872 612 inw. Nevens den landbouw maakt het vervaardigen van papier hier een voorname tak van welvaart uit. Loenen wordt reeds in het jaar 838 onder den naam Lonen vermeld. In 1356 viel in de nabuurschap een slag voor tusschen de broeders Eeinald III en Eduard van Gelder.

Loenen, geh. in de Geld. gem. Slijk-Ewijk, in 1840 met 78 inw. Het huis te Loenen was tot op de regering van Koning Willem I een der grootste kasteelen van de Betuwe. Het is sedert afgebroken en door een modern gebouw vervangen.

Iioenersloot, gem. in Utrecht, uit de heerl. Locnereloot, Oukoop en ter A a gevormd, ingesloten door de gem. Loenen, Abcoude-Baam-brugge, Vinkeveen, c. a. en Kuwiel. Zij beslaat 629 bund., wordt door den Angstel doorsneden en bestaat deels uit kleigronden, deels uit laag veen. Zij had in 1822 242, in 1840 303, in 1875 416 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in: 285 Herv., 12 Chr.-Geref. en 119 E.-Kath. Veeteelt en zuivelbereiding zijn de beide hoofdbronnen der welvaart. Verder drijft men er landbouw en warmoezerij. De gem. bevat de b. Loenersloot, een deel van het d. ter Aa of Nieuwei-ter-Aa en de b. Oukoop.

De b. Loenersloot, ook Loendersloot genoemd, ligt aan den Krommen-Angstel en is waarschijnlijk het oude Lonaralaca, dat in de 9de eeuw in eene oorkonde voorkomt. De plaats is vermoedelijk nog veel ouder, want ten tijde van den geschiedschrijver Heda werden er overblijfselen van een liomeinsch gebouw ontdekt. Eene kapel stond er reeds vroeger, waarvan de begeving aan de Heeren van Amstel behoorde. Eenige overblijfselen dezer kapel bestonden nog op het einde der vorige eeuw. Loenersloot had in 1840 120, in 1870 135 inw.

Loenersloot, ridderhofstad in de Utr. gem. Abcoude-Baambrugge, door eene valbrug over den Angstel met de b. Loenersloot verbonden. Deze bezitting ging door het huwelijk van Jonkvrouw Elizabeth met Willem van IJzendoorn, in het begin der 15de eeuw uit liet geslacht van Loenersloot in een ander over.

Loenerveen, veenstreek in de Utr. gem. Loosdrecht, op den oost-oever van de Vecht, met uitgestrekte plassen.

Loenen-en-Wolfereu, twee vereenigde heerl. in Geld., die lang eene bijzondere gem. vormden. Deze had in 1822 97, in 1840 98 bew. Door de wet van 13 April 1854 is zij bij de gem. Valburg ingelijfd. De bevolking beliep in 1872 119 zielen.

-ocr page 754-

748

liOënga, Loinga, of Loyenga, b. met dorpsrochten in de Frieschu gem. Wymbritseradeel, aan den puinweg van Eauwerd naar Sneek. Het had met het geh. Pasveer in 1811 86, in 1840 90, in 1875 132 inw. De kerk is reeds voor vele jaren gesloopt, maar men vindt er een kerkklok, hangende in houten gebindten.

Loeswijk, b. in de N.-Brab. gem. Mierlo, in 1840 met 173 inw.

Loet (de), wijk van het N.-Holl. steedje Schagen.

Loete, geh. in de Z.-Holl. gem. Hazerswoude.

Loeto (dö) , plas of meertje in de Z.-Holl. landstreek Krimpenerwaard.

Loeterdijk, pold. van rnim 4 bund, in de N.-Holl. gem. Schagen.

IiOevenstein, of Iioevestein, vesting en kast. in de Geld. gem. Pou-deroijen, slechts 600 el gelegen van de meest westelijke landpunt van den Bommelerwaard, waar de Waal en de Maas ineenstroomen. Men kent den oorsprong van Loevenstein niet. Eenige oudheidkundigen vermoeden dat de plek eens aan het land op den uoorderoever van de rivier was gehecht, waar een adell. geslacht uit de buurt tusschen Horwijnen en Asperen een kasteel stichtte, dat waarschijnlijk naar de heerl. Leuven of Loeven den naam van Loevenstein ontving. Een andor gevoelen leidt den naam af van het geslacht Leuven of Loven, welken aan dit kasteel zou gegeven, zijn ter eere van Vrouw Johanna van Leuven, de gade den Heer Gerard van Altena. Loevenstein behoorde oudtijds aan Holland, en Hertog Filips van Bourgondië beloofde, den 11 Nov. 1425, den burgers van Dordrecht, dat het nooit van Holland gescheiden zou worden. Het heeft verscheidene belegeringen ondergaan. In 1397 werd het gewonnen door Graaf Willem van Ostrevant, op den aanban van de Geldcrschen Ridder Bruysten, die, door Hertog Albrecht tot slotvoogd en schatmeester aangesteld, weigerde om verantwoording van zijn beheer af te leggen. In 1570 werd het door Herman de Ruiter ingenomen en tot zijn dood tegen de Spanjaarden verdedigd. De Staatschen heroverden het weder den 27 Juni 1572. Pogingen der Spanjaarden in 1574, 1589 en van de Franschen in 1672 om Loevenstein te veroveren, mislukten. Den 19 Januari 1795 werd de sterkte door hot leger der Fransche Republiek, en den 15 December 1813 door de gealliëerden bezet. Loevenstein heeft vele malen tot eene staatsgevangenis verstrekt. Gravin Jacoba deed er in 1417 Otto van Scbonauwen en andere aanhangers van Willem van Arkel opsluiten. Hertog Filips van Bourgondië liet er den president Gozewijn de Wilde kerkeren en onthoofden (in of omstreeks 1447). Do gevangenis van Hugo de Groot, van 5 Juni 1619 tot 22 Maan 1621, herinnert aan de edele huwelijksliefde van Maria van Reigersbergh en de trouw van Willem van der Volde en Elsje van Houwening. Gelijktijdig met do Groot was Hoogerbeets op Loevenstein gekerkerd, doch hij bleef er tot 16^6. Tusschen 1621 en 1631 strekte het slot mede tot gevangenis van verscheidene Remonstrantsche predikanten, in 1650 van Jacob de Witt en andere Hollandsche staatslieden, in 166G van den Engelschen Admiraal George Ascue, van 1675 tot 1679 van A-braham van Wicquefort van 1693 tot 1696 en 1697 van den Dordrcchtschen burgemeester Si-

-ocr page 755-

749

mon van Halewijn en den Fransclien schrijver du Plcssis, van 1748 tot 1770 van Pieter de la Rocque (gewezen bevelhebber van Hulst), van 1793 tot 1795 van den Graaf van Bijland (tijdelijk bevelhebber van Breda), van 1809 tot 1813 van eenige Spaanschc, Russische en Engelsche krijgsgevangenen, in 1831 van eenige krijgsgevangen Belgen.

Loevenstein is nog altoos een belangrijk punt voor onze verdediging. Binnen de vestingwerken, die ruim 14 bund, beslaan, liggen verscheidene militaire en andere gebouwen. Voor het uitoefenen van den Herv. godsdienst is een vertrek ingericht.

In 1840 had het 70, in 1872 25 bew.

Loevenstein heeft voortdurend tot 179S tot Holland behoord, in welk jaar het tot het Departement-van-den-Dommel werd gebracht. In 1801 werd het weder aan Holland toegevoegd, maakte van 1807 tot 1810, een deel uit van het Departement Maasland en sedert van het Departement der Monden-van-den-Rijn. Het keerde nogmaals bij de grondwet van 29 Maart 1814 aan Holland terug, doch werd door het koninklijk besluit van den 20 Juli 1814 aan Gelderland toegevoegd.

Lohn, Iioen, Lon, of Loon, voorm. graafschap aan de Berkel, Slinge en Aaltensche-Beek. Het bevatte in het tegenw. Pruisisch regeringsdistrict Münster o. a. Südlohn Stadtlobn, in het Nederl. arr. Zutphen: Bredevoort, Aalten, Winterswijk, Dinxperlo, Varsseveld, Hengelo, Zelhem, Groenlo, Eibergen, Neede en Geesteron. Herman, Graaf van Lohn (Loen), droeg don 2 Augustus 1246 zijn huis te Bredevoort aan Otto II, Graaf van Gelder, op en ontving het van deze weder ter leen, benevens de vier kerspelen: Eibergen, Neede, Groenlo en Geesteren. Over eene verdeeling van Lohn zijn in 1324 en 132G verdragen gesloten tusschen den Bisschop van Münster en den Graaf van Gelder.

Logt (do), geh. in de N.-Brab. gem. Oisterwijk, in 1870 met 30 inw.

Logt (de), geh. in do N.-Brab. gem. Veldhoven.

Loijve of Lo-Yve (de), voorm. stroom in Zeeland, tusschen Hein-kenszand en Borssele.

Loil, of Looi, b. in de Geld. gem. Didam, in 1840 met 680, in 1872 met 652 inw.

Lok (het), geh. in de Drenthsche gem. Havelte.

Lokhorst, b. in de ütr. gem. Kockengen, in 1840 met 96 inw.

Lokhorst, of Oud-Teilingen, voorm. landgoed in de Z.-Holl. gem. Warmond, eens de woonstede van den staatsman Hieronymus van Bever-ningk. Het is in het begin der 19de eeuw gesloopt.

Lokkergors, polderl. ter grootte van 96 bund, in de N.-Brab. gem. Klundert.

Lokkerspolder-de-Ketel-en-de-Platen, pold. van 151 bund, in de N.-Brab. gem. Klundert.

-ocr page 756-

750

IiOkmeer, of 't Lok, klein meer in de Drenthsche gom. Haveltc.

Lolleburg, geh. in de N.-Holl. gem. Schagen.

Lollestraat, geh. in de N.-Brab. gem. Ondenbosch.

Lollum, of Buigelollum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Wonseradeel. Het telde, met de geh. Barsnm, Freollnm, Groot-Ril-laard en Klein-Rillaard, in 1811 140, in 1840 169, in 1875 255 inw.

Lombardijen, pold. van 58 bund, in de Z.-Holl. gem. Poortngaal.

Iiornm, d. met eene K.-Kath. kapel in de Limb. gem. Arcen-en-Velden. Het telde in 1840 211, in 1870 274 inw.

Longerhouw, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Wonseradeel, in 1811 met 47, in 1840 met 90, in 1875 met 113 inw.

Lonneker, gem. in Overijssel, die haar tegenwoordigen omvang in 1815 heeft verkregen, toen de Eschmarke daarmede werd vereenigd. Zij ligt op de Pruissische grens, en is naar de overige zijden door Losser, Weerselo, Hengelo en Diepenheim omringd, terwijl zij de gem. Enschede insluit. Hare oppervlakte beloopt 14,962 bund., alles diluvisch zand, zijnde het vroegere hoogveen nabij de grenzen afgegraven. In 1822 had deze gem. 5473, in 1840 7307, in 1875 11,628 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 7929 Herv., 37 Chr.-Geref., 33 Doopsgez., 18 Ev.-Luth., 10 Rem., 3554 R.-Kath. en 47 Ned.-Isr. De inw. bestaan deels van den landbouw, deels van fabriekarbeid, hebbende Lonneker verscheidene groote katoenweverijen, katoenspinnerijen, verwerijen enz., allen in den onmiddellijken omtrek der stad Enschede. Behalve de voorsteden dezer fa-briekplaats, bevat de gem. de dorpen Lonneker en Usselo, benevens de buurten Eschmarke, Boekelo, Rutbeek, Broekhenrne, Twekkelo en Driene.

Het d. Lonneker is eene kleine, landelijke plaats aan den grooten weg van Enschede naar Oldenzaal. Er is eene R.-Kath. kerk met eene kleine spits. Met de verstrooide woningen in den omtrek had het in 1840 1596, in 1870 1782 inw.

IiOnnekerbeek (de), beek in Overijssel, die bij Enschede ontstaat en in de Woolderbeek uitloopt.

Iionnekerberg (de), heuvel in de Overijsselsche gem. Lonneker.

liOO, d. in de Geld. gem. Duiven, aan den Rijndijk, in 1840 met 242, in 1872 met 228 inw. De R.-Kath. kerk is in 1874, met opoffering van ongeveer ƒ 40,000, vergroot.

Loo (het), d. met eene Chr.-Geref. kerk in de Geld. gem. Apeldoorn, inl840 met 636, in 1872 met 697 inw.

Loo, b. in de N.-Brab. gem. Hilvarenbeek, in 1840 met 142 inw.

Loo, b. in de N.-Brab. gem. Nistelrode, in 1840 met 198 inw.

Loo, b. in de N.-Brab. gem. Uden.

-ocr page 757-

751

LOO, 1gt;. in de Gold. gem. Eibergen, in 1840 mot 149, in 1872 met 125 inw.

Loo, b. in de Overijsselsche gem. Bathmen, in 1840 met 419, in 1870 met 403 inw.

LOO, b. in de Limb. gem. Helden. Het had met Vosberg in 1840 271, in 1870 alleen 101 inw.

LOO (de), b. in Drenthe, deels in de gem. Coevorden, deels in de gem. Dalen. Men vindt or het kerkhof der B.-Kath. par. Coevorden, met eene lijkkapel. Het deel onder Coevorden had in 1840 75, dat onder Dalen 79 inw., welke cijfers in 1870 tot 102 en 95 waren toegenomen.

Loc (het), koninklijk lustverblijf aan de noordzijde van het d. Apeldoorn. Het was in de 16de eeuw een riddergoed van het gosl. Bentinck. Daarna kwam het achtereenvolgens aan de gesl. van Arnhem, van Voorst, van IJzendoorn, van Stepnacht en van Dornick. In 1656 werd het door Johan Canilius van Dornick aan Prins Willem III van Oranje verkocht, ten wiens behoeve de Gelderscho Staten het Loo en Noord-Apeldoorn, den 10 December 1694, tot eene hooge heerlijkheid hebben verbeven. Willem III deed nevens het oude jachtslot een nieuw paleis bouwen, hetwelk onder het opzicht van Heer Godart van Bhede werd voltrokken. Na de omwenteling van 1795 ten behoeve der Republiek verbeurd verklaard, werd deze lustplaats door de ingelegerde kranke Transche militairen zocr beschadigd, terwijl de voornaamste roerende bezittingen, waaronder de beide olifanten Hans en Parkie, als goede buit naar Parijs gingen. Koning Lodewijk Napoleon liet het paleis herstellen en het landgoed verfraaien, hetwelk sedert 1815 een lievelingsverblijf van Neerland's koningen is geweest. Den 7 October 1840 droeg Koning Willem I er de Noderlandsche, Luxemburgsche en Limburgsche kroonon aan zijn zoon Willem II over. Een der sieraden van het meer dan 400 bunder beslaande park is het beeld dor Faam, door de Nedcrlandsche vrouwen Koning Willem III geschonken, ter herinnering aan Z. M. ijver om de rampen van den watersnood in 1861 te lenigen.

Loo (hot), b. in de Geld. gem. Oldenbroek.

Loo (het), geh. in de Overijsselsehe gem. Weerselo.

Lood (het), pold. van 38 bund, in de N.-Holl. gom. Alkmaar.

Loodbroek, geh. in de N.-Brab. gem. Asten.

Loodiep, beek in het zuidoosten van Drenthe, die bij Meppen ontstaat en naar Coevorden loopt.

Loo-end, of Vloei-eind, b. in de N.-Brab, gem. Erp, in 1840 met 129 inw.

Looi, geh. in de Limb. gem. Ottersum, in 1870 met 67 inw.

Looijerheide, geh. in de Limb. gem. Ottersum, in 1870 met 78 inw.

-ocr page 758-

752

Look, b. in de Overijsselsche gem. Holten, in 1840 met 3C8, in 1870 met 444 inw.

Loo-Lee, of Groote-Lee, riviertje in Overijssel, bij Almelo, die nit kleinere beken ontstaat.

Loon, voorm. graafschap tusschen de Maas, de Brabantsche Kempen en Hesbaie, door de Walen Looz of Loss genoemd. Het had eigene graven, van welken men als de eerste zekeren Rudolf aanmerkt, die in eene oorkonde van Juli 944 wordt genoemd. Arnold T, de zoon van Rudolf, schonk het bij uitersten wil, ten jare 1014, aan zijn neef Bal-derik II, Bisschop van Luik, die het als leen der kerk van St. Lambert aan zijn broeder Giselbert overdroeg, op voorwaarde, dat bij uitsterven van het grafelijk huis Loon met het bisdom vereenigd zou worden. Graaf Lodewijk 11 van Loon poogde in 1203 ten gevolge van een huwelijk met Ada van Holland zijn geslacht nieuwe staten aan te brengen. Doch hij miste zijn oogmerk. Daarentegen verwierf zijn broeder Arnold IV, die hem in 1218 opvolgde, voor zijn huis ook het graafschap Chiny. In 1335 kwam Loon, door het uitsterven van het grafelijk huis, aan Heinsberg en in 1360 aan dat van Dalenbroek, waarop in 1363 dat van Rummen volgde. Doch deze laatste bezitters konden hun gezag niet handhaven, daar de Bisschoppen de in 1014 van Luik verkregen rechten lieten gelden, die in 1367 de inlijving van Loon bij Luik voldongen. De voornaamste der Loonscbe leenmannen waren de Heeren van Horn of Hoorn, die later mede de grafelijke waardigheid erlangden. De landen van het oude Loon vormen het hoofdbestanddeel der Belgische provincie Limburg. Doch het graafsch. Hom en enkele grensplaatsen van het eigenl. Loon, zooals Neeritter en Luyksgestel, zijn in 1839 aan Nederland toegekend.

Lood, b. in de N.-Brab. gem. Waalre, in 1840 met 280, in 1870 met348 inn-.

Loon, b. in de Drenthsche gem. Assen, in 1811 met 87, in 1840 met 129, in 1870 met 214 inw. Er is in de nabuurschap een hunebed.

Loon-op-Zand, gem. in N.-Brab., ingesloten door Capelle, Vrijhoeven-Capelle, Sprang, Waalwijk, Baardwijk, Drunen, Udenhout, Tilburg en Dongen, met eene oppervlakte van 5229 bund. De grond, diluvisch zand, is niet bijzonder vruchtbaar, doch brengt, wanneer hij behoorlijk van mest wordt voorzien, rogge en andere veldvruchten voort. In 1823 had deze gem. 3952, in 1840 5079, in 1875 6378 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er: 5396 R-Kath., 509 Ned.-Herv., II Chr.-Geref., 2 Ev.-Luth en 5 ongen. Behalve in den landbouw, vinden zij hun bestaan in het leer-looien — er zijn 48 looierijen — het schoenmaken, het maken van bezems en klompen, het kuipen, olieslaan, steenbakken, enz.

De gem. die in twee deelen: Loon-op-Zand-Straatskwartier en Loon-op-Zand-Vaartskwartier wordt afgedeeld, in eene heerl., die door de geslachten van Hoorne, Haastrecht, Grevenbroek, Immerzeel, Montmorency en Salm-Salm is bezeten.

De gem. bevat 3 dorpen: Kaatsheuvel, Loon-op-Zand en Loonsche-

-ocr page 759-

753

Dijk, de buurten: Ilooge-Zandschel., Lago-Zandschol, Eerste-Straamp;tjo, Tweede-Straatje, Eegtvaart, Baan. het Moor of Loonshoekje, 't Land van Kleef, Kraanveen en Vaartkant, benevens de geh.: Klokkenberg, Moleneind, Molenstraat, Westloon, Daiksche-Hoeven, BernEche-Hoeven, Heikant, Efteling, Eoestenberg, Achterste-Hoeven, Vaart, Horst, Vaart-sehe-Heikant en Hill.

Het d. Loon-op-Zand, in eeno oorkonde van 1269 Veuloen genoemd, ligt aan den weg van Waalwijk naar Tilburg en bevatte in do kom ten jaro 1840 692, iu 1870 693 inw. Men vindt er eene E.-Katli. kerk met oen hoogen spitsen toren. Het d. werd in Mei 1737 door een zwaren brand en den 9 November 1800 door een hovigen storm zwaar geteisterd. Het kasteel van Loon-op-Zand werd in 1587 door de Staat-schen ingenomen, maar reeds korten tijd daarna door de Spanjaarden hernomen.

Loonsche-Dijk, d. met eene in 1804 gestichte Herv.-kerk in dc N.-Brab. gem. Loon-op-Zand. Het had in 1840 223 inw.

Loonshoekje, of Hoekje, b. in de N.-Brab. gom. Loon-op-Zand, in 1840 met 245 inw.

Loonsche-waard, pold. in de N.-Brab. gem. Huisseling-en-Neerloon, ruim 149 bund, groot.

Loop (de), beek in N.-Brab., die bij Mierlo ontspringt en bij Hooidonk in don Dommel valt.

Looperskapelle, voorm. d. in de Zeeuwsche gem. Duivendijke, waarvan de kerk roeds voor lang is gesloopt. Thans is het eeno b. De heerl. Looperskapelle heeft eene oppervlakte van 230 bund. Zij telde in 1840 156, in 1870 176 inw.

Loosbroek, of het Brook, b. in N.-Drab., deels in de gom. Dinthor, deels in Heesch, deels in Nistolrode. In 1840 had het eerstgen. deel 119, het tweede 74, het derde 63 inw.

Loosdijk. pold. van ruim 6 bund, in de N.-Holl. gein. Sehagen.

Loosdorp, goh. in da Z.-Holl. gom. Leerdam, in 1840 met 79 inw.

Loosdrecht, gem. in Utr., waartoe zij in 1819 werd gebracht, nadat zij in vorige eeuwen en ook van 1801—1807, even als van 1814—1819, aan Holland had behoord. Zij is groot 3135 bund, en wordt ingesloten door de Utr. gom. Vreeland, Loenen, Breukelen-Nijenrode, Breukelon-st-Pioters en Tienhovcn, benevens door de N.-Holl. gem. Hilversum en Kortenhoof. In hot westen door de Vecht bezoomd, heeft zij daar kleigronden, doch hot grootste deel der gom. bestaat uit laag veen en uitgestrekte veenplasson. Naar het oosten gaat do grond in diluvisch zand over. Landbouw en veenderij zijn er de hoofdbronnen van bestaan. In 1822 had deze gom. 2289, in 1840 2743, in 1875 2647 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 2258 N.-Herv., 1 W.-Herv., 167 Chr.-Gcref., 18 Ev.-Lnth., 2 Herst.-

48

-ocr page 760-

754

Loth., 192 R.-Kath, en 9 Isr. De gom. bevat do beide dorpen Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht, de buurten Oud-Over en Mijnden, benevens het geli. Muieveld of Muideveld.

Loosduinen, gem. in Z.-Holl., in het westen door do Noordzee bespeeld en verder ingesloten door s-Gravenhage, Rijswijk, Wateringen en Monster, hebbende eene oppervlakte van 3069 bund. De grond bestaat deels uit diluvisch zand, deels uit laag veen. De hooge duinen zijn veelal onbebouwd, maar aan den voet daarvan s.rekken zich weelderige akkers uit, afgewisseld door buitenverblijven, weiden en warmoezerijen. In 1822 had deze gom. 1543, in 1840 1885, in 1874 2432 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 1258 N.-Herv., 4 W.-Herv. 3 Rem, 1 Ev.-Luth., 1 Episc., 1080 R.-Kath., 18 Ned.-Isr. De gom. bevat het d. Loosduinen en het geh. Eikenduinen.

Het d. Loosduinen is zeer oud. Waarschijnlijk is hier of in de nabijheid het Lugdunum der Romeinen te zoeken. Behalve door de overeenkomst van naam wordt dit gevoelen versterkt doordien in het duin verschillende Romeinsche penningen en andere oudheden zijn gevonden. In eene oorkonde van den 7 November 1225 komt het d. onder don naam Loosdunen voor. Er was toen eene Cisterciënser abdij, die in 1579 werd gesloopt. De Herv. en R.-Kath. hebben hier aanzienlijke kerkgebouwen. In de kom van het d. telde men in 1870 204 huizen en 966 inw.

Iioovaart, geh. in de N.-Brab. gem. Berlicum.

Looveran, b. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau, in 1840 met 217 inw.

IiOOzen, of Lozen, b. in de Overijsselsehe gem. Gramsbergen, in 1840 met 61, in 1870 met 117 inw.

Loozepolder, pold. in de Zeeuwsche gem. Hoek, in 1851 bedijkt en 45 bund, groot.

Lopenermark, voorm. mark in Geld., ongeveer de landgoederen Dreijen en Heijenoord omvattende.

Lopik, gem. in Utr., tusschen IJsselstein, Jaarsveld, Willige-Langerak, Polsbroek en Benschop. De grond — in het geheel 2030 bund. — is meest klei, doch naar het noorden met laag veen vermengd. In 1822 had deze gem. 1085, in 1840 1250, in 1875 1472 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 855 Herv., 47 Chr.-Geref., 3 Luth., 564 R.-Kath. en 3 Isr. De hoofdbronnen van bestaan zijn: veeteelt, zuivelbereiding en landbouw. De gem. is grootendeels eene heerl., die vóór 1795 aan do st-Mariakerk te Utrecht behoorde. Het oostelijk deel bestaat uit de heerl. Sevenhoven. Er zijn 2 dorpen, die doorgaans Lopik en Lopiker-kapel, doch beter Lopik en Sevenhoven worden genoemd.

Het d. Lopik bestaat, met Lopikerkapel en Sevenhoven, uit eene door-

-ocr page 761-

755

gaande reeks woningen en boerenhoven langs den Lopikerdijk en de Lopiker-wetering. De eigenlijke kom bij de Ilerv. kerk telde in 1S70 slechts 31 huizen met 131 inw. In 1672 is Lopik door de Franselien zwaar gebrandschat en in 1810 door een feilen brand voor een groot deel van zijn archief beroofd. In eene oorkonde van 1313 heet dit d. Loep wie.

Lopiker-kapel, b. in de ütr. gem. Lopik, het bovengedeelte van do heerl. Lopik uitmakende. Vroeger stond er eene kapel, waarvoor echter eene kerk op Sevenhovenschen grond in de plaats is gekomen. Daarom wordt de kerk van Sevenhoven nog de Lopikerkapel genoemd. Lopiker-kapel had met Sevenhoven in 1870 285 inw.

Lopikerwaard, dijksdistrict in Utr., omvattende de polders, die door het Collegie van den Lekdijk-Benedendams-en-IJsseldam worden beheerd. De oudst-bekende dijkbrief is door Bisschop Jan van Diest in 1328 gegeven.

Lopiker-Voorwetering, wetering in de Utr. gemeenten IJsselstein, Lopik en Willige-Langerak.

Loppersum, ring der klasse Appingedam van do Herv. Kerk, bevattende de 12 gom.: Loppersum, Eenum, Garrelsweer, Garsthuizen, Leermens, Leilens, Oosterwijtwert, Westerembden, Wirdum, 't Zandt, Zeerijp.

Loppersum, gem. in Gron., tusschen Appingedam, Slochteren, ten Boer, Stedum en 't Zandt, hebbende eene oppervlakte van 2727 bund. De grond bestaat voor het grootste deel uit klei; alleen hot zuidwesten bevat lage veengronden. In 1811 had deze gem. 1402, in 1822 1712, in 1840 2059, in 1875 2586 inw,, in laatstgenoemd jaar onderscheidon in : 1831 Herv., 631 Chr.-Geref., 70 Doopsgez, 21 R.-Kath. en 24 Isr. Zij bestaan meest van den landbouw on aanverwante bedrijven, voorts van steenbakken, kalkbrandon, enz. Do gem. bevat 4 dorpen; Loppersum, Garrelsweer, Wirdum en Lopporsumerklap, do b. Hoeksmeer en Eekwerd, benevens de geh. : Enzelens, Mesum en quot;Wirdumerklap.

Het d. Loppersum is oen dor grootste dorpen van Fivelgo, tellende het in 1870 binnen do kom 800 en met do onderhoorighedon 1270 inw. Het d. is zeer oud, want het komt reeds in 1211 onder den naam van Loppersum voor. In 1214 brandde er de oude parochiekerk af. De Herv. kerk is een merkwaardig gebouw. In 1589 had het d. veel last van stroo-pende Slaatsche benden. Oudtijds stonden hier en in de nabuurschap verscheidene burgen, als Mepsche, de Ham, enz. Onder de boerderijen vindt men het drietal: Vollehand, Vretop en Lege-Schotel.

Lopporsumerklap, of Bovendijk, dorpje of kerkb. in de Gron. gem. Loppersum. De kerk, in 1841 gesticht, behoort aan de Chr-Gore-formeerden. Aan de Lopporsumerklap is eene nette steenbakkerij. Het cijfer der bev. was in 1840 slechts 46, doch in 1870 reeds 118 zielen.

Loppersum er-Uiterdijken, geh. in de Gron. gem. Loppersum.

48*

-ocr page 762-

756

Loreine-polder, polderl. in de Zccuwscho gem. st.-Kruis ca Ecdc.

Lorreburen, goh. onder Harieh, iu de ïriesche gem. Gaasterland.

Losdorp, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Bierum, op eene fraaie wierde. Het had in 1811 133, in 1840 94, in 1870 214 inw. De burg Fraeilema alhier is in de vorige eeuw afgebroken. Den 15 Sept. 1595 heeft het d. veel bij een strooptocht geleden.

IiGsecaatspolder-en-Bcerengors, pold. in de N.-Brab. gem. Klun-dert, in 1G8S bedijkt en ruim 86 bund, grooi.

Losser, gem. in Overijssel, die de stad Oldenzaal en haar wigbold omringende, ingesloten wordt door de Overijsselsche gem. Denekamp, Weerselo en Lonneker, en verder door de Pruissische provinciën Westphalon en Hannover. Zij is eerst in 1811 ontstaan door afscheiding van het richterambt Oldenzaal en heeft haar tegenw. omvang niet vóór 1817 verkregen, toen de markeu van Luttc, Beuningen eu Berghuizen daarmede vereenigd werden. Binnen haar tegeuw. grenzuu beslaat de gem. 8078 bunders. De grond, die door de Din kei wordt doorsneden, bestaat genoegzaam geheel uit diluvisch zand. Alleen langs de Dinkel vindt men klei. Bij het d. Losser bevat do grond ook steen, behoorende tot dezelfde soort als die, welke in het aanpalend Bentheim een voortreffelijk bouwmateriaal oplevert. In 1822 had deze gem. 4227, in 1840 4539, in 1875 4981 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 4584 K.-Kath., 372 Herv., 3 Ev.-Luth., 1 Herat.-Luth., 8 Rem. en 18 Isr. Zij bestaan meest van den landbouw, van schapen- en hoender-fokkerij, van arbeid voor de fabrieken te Enschede en Oldenzaal, eene houtzagerij, enz. De gem. bevat de dorpen Losser en Lutte, de buurtschappen Losser, Lutte, Beuningen en Berghuizen, benevens de gehuchten do Poppe en Glanerbrug.

Hot d. Losser ligt aan de Dinkel. Het had in 1870 binnen de kom 581 inw. Er zijn kerken voor de Herv. eu do K.-Kath. Losser is den 21 Sept. 1605 door de MUnsterschen in brand gestoken. Hannoversch krijgsvolk legerde er zich den 24 Dee. 1794, Hessisch in Januari 1795, Fransch in Maart daaraanvolgende.

Losser, marke en b. in do Ovorijssolscho gem. Losser, rondom het d. Losser. Zij had in 1870 1013 inw.

Lottum, d. met oono R.-Kath. kerk in do Limb. gem. Grubbcnvorst. Het is rondom oen vierkant plein gebouwd en telde in 1870 binn jn do kom 127 inw.

Louisapolder, pold. in de Z.-Holl. gom. Dubbeldam, 226 bund, groot. In 1840 had do pold. 4 inw.

Louizepolder, kleino pold. in Zeeland, deels iu do gem. Neuzen, deels in Westdorpo.

Lousmoer, drooggem. moer onder het d. Suawoude, in do Priesche gem. Tietjerksteradeel.

-ocr page 763-

IiOUten, geh. in de Gron. gein. Uirum. Vroeger vond men er ccne Coopsgez. vermaning.

Louweland, pold. van 10 bund, in de Z.-IIoll. gem. Vlaardingen.

Loven, b. in de N.-Brab. gem. Westerhoven, in 1840 met 90 inw.

Loven, b. in de N.-Brab. gem. Tilburg.

Lovendaal, geh. in de Limb. gem. Grubbenvorst.

Lovenpolder, of Loovenpolder, pold. van C47 bund, in de Zeeuwsche gem. Hoek, ingedijkt volgens octrooi van 7 Januari 1542.

Loveren, b. in de N.-Brab. gem. Baarle-Nassau, in 1840 met 217 inw.

Lovensdijk,'of Lovensdonk, geh. in de N.-Brab. gem. Teteringen.

Lowijsenpolder, of Lo-Yvepolder, pold. op het Zeeuwsche schiereiland Zuid-Beveland, in 1554 bedijkt en 2G9 bund, groot. Deze pold. behoort deels tot de gem. Heinkenszand, deels tot Nisse, deels tot Ovezande.

Lubbinge, geh. in de Drenthsche gem. Zuidwolde, in 1840 met 44, in 1870 met 72 inw.

Lucaswolde, b. in Groningen, deels onder de gem. Maram, deels onder Grootegast. In 1840 waren in het eerstgen. gedeelte 117 inw.

Luddewear, geh. onder het d. Woltersum, in do Gron. gem. ten Boer.

Luddingwolde, geh. in de Gron. gem. do Leek.

Ludingakork, geh. onder het d. Midlum, in de Friesche gem. Franekeradeel. Het ontleent zijn oorsprong aan een klooster van Reguliere kanunniken, in 1157 gesticht. Dit klooster had rijke bezittingen, o. a. op Texel en Vlieland. In de Geldersche en Saksische oorlogen is het vernield, en het overgeblevene in 1580 gesloopt. Het geh. had in 1840 53 inw.

Luidem, geh. onder het d. Achlum, in do Friesche gem. Franekeradeel.

Luine, of ter Luine, voorm. kasteel in Friesland, nabij Kollum, in 1398 door Hertog Albrecht van Beijeren gebouwd, doch door de Friezen veroverd en geslecht.

Luinjeberd, of Lunjeberd, d. met ecne Herv. kerk in de Friesche gem. Aengwirden. Het had in 1811 180, in 1840 586, in 1875 770 inw. In vroegere eeuwen werd hier de rechtbank onder den blooten hemel gespannen. Do snelle toeneming der bev. in onze eeuw is het gevolg der bloeiende vervening van den omtrek.

Lnisterkreok, kreek in de Zeeuwsche gem. st.-Philipsland.

Luiten-Ambacht, b. in de N.-Brab. gom. Raamsdonk.

-ocr page 764-

758

Luizenmarkt, polJ. van 7a bund, in de Z.-Holl. gem. Voorhout.

Lula, veenkolonie in de Gron. gem. Hoogezand, in 1647 aangelegd. Zij had in 1840 173, in 1870 190 inw.

Lulemaburg, voorm. burg in de Gron. gem. Leens, met een zwaren toren en door een bosch omringd. Deze burg is in 1823 gesloopt.

Lull, b. in de Limb. gem. Venray, in 1870 met 192 inw.

Lunenburg, ridderhofst. in Ue Utr. gem. Langbroek, die reeds in 1340 bekend was.

Lunetten, vestingwerken der Utrechtsche Linie, deels in de gem. Utr., deels in de gem. Houten, zuidw. van den Krommen-Uijn. De spoorweg van Utrecht naar Culemborg, de Oosterspoorweg en die van Utrecht naar Arnhem hebben hier een vereenigingspunt.

Lanteren, d. in de Geld. gem. Ede, aan de grooten weg van Arnhem. naar Amersfoort. Men vindt het ten eersten male in 1334 vermeld. Den 4 Januari 1566 werd het kerkje aldaar, dat vóór dien tijd onder de parochie van Ede had behoord, tot eene kerspelkerk verheven. Deze kerk, die in Mei 1571 werd ingewijd, behoort sedert 1598 den Hervormden en is sedert herhaaldelijk vergroot. Er is ook eene Chr.-Geref. kerk. Lunteren telde in 1840 704, in 1870 751 inw.

Luntersche-beek, die bij Wekerom op de Veluwe ontspringt en in de Barneveldsche beek uitloopt.

Luntershoek, b. in de Zeeuwsche gem. Stoppeldijk, in 1840 met 124 inw.

Lurkers, geh. in de Overijsselsehe gem. Kaalte.

Lustige-Maar, waterloop onder het Gron. d. Woltersum, dat naar het Damsterdiep afvloeit.

Lutjebooren, geh. in de Gron. gem. Kloosterburen.

Lutjebroek, d. in de N. Holl. gem. Grootebroek, in 1840 met 603, in 1870 met 743 inw. Er zijn kerken der Herv. en der R.-Kath. In 1618 en in 1763 is dit d. hevig door branden geteisterd. In eene rekening van 1311, het oudste stuk dat van deze plaats spreekt, wordt het Lutekebroeke genoemd.

Lutjebroek, geh. onder Wierhnizen in de Gron. gem. Eenrum.

Lutjebroekerweel, in 1873 drooggemaakte plas is de N.-Holl. gem. Grootebroek, op de grenzen van Andijk, bijna 15 bund, groot.

Lutjeburen, geh. onder Holwierda, in de Gron. gem. Bierum.

Lutjehuiskes, geh. onder Vierhuizen, in de Gron. gem. Ulrum.

-ocr page 765-

759

LutjelOO, b. in de Gron. gom. Wedde, in 1840 met 126, in 1870 met 264 inw.

Lutjeswaard, pold. van nagenoeg 170 bund, in de Z,-Holl. gem. Hoornaar.

Lutjewal, geh. in de N.-Holl. gem. Schagen.

Lutjewijtwert, geh. in de Gron. gem. Stedum, in 1840 met 60 inw.

Lutjewinkel, b. in de N.-Holl. gem. Winkel, in 1840 met 171, in 1870 met 274 inw.

Lutkeburen, geh. bij het d. Marrum in de Friesche gem. Fer-werderadeel.

Lutkegast, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Grootegast. Het had binnen zijn kom in 1870 193 inw. Tot 1829 stond erhetadell. huis Rikkerda, hetwelk toen werd gesloopt.

Lutkegeest, of Kleine-Geest, geh. onder het d. Tietjerk in de Friesche gem. Tietjerksteradeel. Er zijn eenige eendekooien. Het tolde in 184,0 75 inw.

Lutkelaard, geh. onder het d. Hiaure in de Friesche gem. West-Dongeradeel.

Lutkelollum, geh. in de Friesche gem. Franeker.

Lutkemeer, voorm. meer in de N.-Holl. gem. Sloten, in 1864 en 1865 drooggemaakt. Do polder is 180 bund, groot.

Lutkepost, geh. met dorpsrechten in de Friesche gom. Achtkarspelon. Het had in 1840 17, in 1870 11, in 1875 10 inw. Volgens do overlevering zou er vroeger eene kerk hebben gestaan, doch stellige bewijzen hiervoor bestaan niet.

Iiutke-Saaxum, b. in do Gron. gom. Baflo, in 1840 met 26 inw.

Lutkewier, geh. onder hot d. Nijewier in de Friesche gem. Oost-Dongeradoel.

Lutkewierum, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. lïen-naarderadeel. Het had in 1811 359, in 1840 488, in 1875 536 inw., die van de grooto b. Uien (in 1840 331) medegerekend.

Lutkewoude, goh. in do Gron. gem. ten Boer, volgens de overlevering vroeger een dorp. Hot had in 1840 42 inw. Men wijst nog de plaats aan waar de kerk en het kerkhof geweest zijn.

-ocr page 766-

760

Lutte, d. met eene R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gcm. Losser. Met do geheele marke, die in vier hoeken verdeeld is: MoUer-Ueurne, Koor dor-He urne, Hengeler-Heurne cn Elfter-Heurne, tolde zij in 1840 1710, in 1870 1810 inw.

Lutteleinde, geh. in dc N.-Brab. gom. Schijndel.

IiUttelherpt, geh. in dc N.-Brab. gom. Hedikhuizen.

Lutten, of Iiutten-aan-de-Dedemsvaart, d. in de Overijsselsche gcm. Hardenherg (ambt). Het is cenc veenkolonie, die in 1840 238, in 1870 552 inw. telde. In 1854 is cr eene Herv. kerk gesticht. Er is ook eene Chr.-Geref. kerk.

IiUttenberg, d. met eene in 1838 gestichte R.-Kath. kerk in de Overijsselsche gcm. Eaaltc, in 1840 met 376, in 1870 met 409 inw. Er is eene havezathe van denzelfden naam, die door de Staten als zoodanig in 1633 werd erkend. Zij is o. a. bezeten door de geslachten van Ittersum, Rechteren en Gansneb gen. Tengnagel.

Luttenberg, heuvel in de Overijsselsche gem. Raaltc, 33 el hoog.

Lutterade, d. in de Limb. gem. Geleen, hebbende met Krawinkel eene R.-Kath. kerk, die midden tusschen beide d. gelegen is. Er waren in 1840 683, in 1870 740 inw.

lutterbeek (de), bovenpand van de riv. de Roest.

Iilltterhoofdwijk, vaart in Overijssel en Drenthe, uit de Dodems-vaart langs Slagharen, in de richting naar Coevorden loopende.

Luttersteeg, of Lmtereind, wijk van het N.-Brab. d. Lithoijen.

Luttervelden, pold. van 44 bund, in de N.-Brab. gem. Lithoijen.

IiUTlT, geh. in de Geld. gom. Steenderen, in 1840 met 92, in 1872 met 74 inw.

Luxterhom, of Luxterhoek, geh. onder het d. Langezwaag in de Friesche gem. Opsterland.

Luxtertienje, geh. onder het d. Langezwaag in dc Eriescho gem. Opsterland.

Luxwolde, of Luxwoude, b. met dorpsrechton in do Eriescho gem. Opsterland, in 1811 met 228, in 1840 met 137, in 1875 mot 221 inw.

Jjuxwolde, geh. onder het d. Gersloot in de Friesche gem. Aeng-wirden, in 1840 met 20 inw.

Iiuyksgestel, Luiksgestel, of Luyks-Gestel, gom. in N.-Brab., ingesloten door de N.-Brab. gom. Bergeyk, en door de Belgische gcm. Moll cn Lommei. Zij beslaat 2245 bund, en is door diluvisch zand

-ocr page 767-

7fil

gevormd. In 1822 had zij 849, !n 1840 810, in 1875 842 inw. Bij dc telling voor 1870 vond men er geene andere dan R.-Kath. ingezetenen. Zij bestaan meest van den landbouw. Doch er zijn onder hen ook teuten of reizende kramers. Luyksgostel was tot 1795 eene Luiksche heerl., nagenoeg geheel door 't gebied der Algemeene Staten ingesloten. Zij kwam mot geheel Luik aan Frankrijk. In 1807 ging zij voor Lommel in ruil aan het koningrijk Holland over. In 1814 aan België gekomen, is zij kort daarna met Noord-Brabant vereenigd. Behalve het d. Luyksgestel, bevat do gom. de buurten Bosch, Keyd en Sengelsbroek.

Het d. Luyksgestel had in 1840 18G, in 1870 202 inw. Een hevige brand verteerde den 1 April 1840 de fraaie st.-Maartenskerk, in wier plaats in 1841 eene nieuwe R.-Kath. kerk is gesticht.

Luyssel, of Lijssol, b. in de N -Brah. gem. Boxtel.

Lyons, of Lions, d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Baarderadeel. Had had in 1811 41, in 1840 38, in 1875 54 inw.

Lytshuizen, geh. onder het d. Heeg, in de Friesche gem. Wym-brifseradeel.

-ocr page 768-

Maagdenberg, geh. in de Zeeuwsche gem. Oostburg, in 1S70 met 23 inw.

Maagdspolder, pold. van rnim 62 bund, in de Zeeuwsche gem. Krabbendijke, in 1595 bedijkt.

Maagd-vau-Gent, geh. deels in de Zeeuwsche gem. IJzendijke, deels in de Belgische gem. Watervliet.

Maalbroek, geh. in de Limb. gem. Maasniel, in 1840 met 67, in 1870 met 60 inw.

Maalstede, b. in de Zeeuwsche gem. Kapelle. nabij de plek, waar omstreeks den jare 1200 hut kasteel Maalstede werd gebouwd. Met de huizen aan den Postweg had deze b. in 1870 253 inw.

Maalstede, voorm. kasteel in de Zeeuwsche gem. Clinge, dat in de Vlaamsche geschiedenis ecne belangrijke plaats inneemt. De laatste bouwvallen zijn op het einde der 17de eeuw opgeruimd.

Maalwater, of Maalwaterpolder, pold. van ruim 84 bund, in de N.-Holl. gem. Heilo. De polder had in 1B40 24 inw.

Maanburen, geh. onder het d. Parrega in de Frieschc gem. Won-seradeel.

Maanen of Manen, b. in de Geld. gem. Ede, in 1840 met 304, in 1870 met 452 inw.

Maar, geh. in de Limb. gem. Klimmen, in 1870 met 44 inw.

Maarheeze, gem. in N.-Brab., ingesloten door de gem. Budel, Soe-rendonk. Leende en Someren van N.-Brab., en Weert van Limb. Zij heeft eene oppervlakte van 1648 bund., zijnde genoegzaam alles diluvisch zand, met eenige beekklei aan de Kleine-Aa en de Sterkselsche Aa. Ook zijn er verscheidene moeren. In 1S22 had deze gem. 664, in 1840 639, in 1875 633 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er geene andere dan R.-Kath. ingezetenen. Zij bestaan genoegzaam allen van den landbouw. De gem. bevat het d. Maarheeze, do gehuchten Vogelsberg en Ouden-Boom, benevens de gehuchten Heugten en het Laar.

Het d. Maarheeze, in 1840 met 220, in 1870 met 210 inw., ligt aan den weg van Eindhoven naar Weert. Er is eene R.-Kath. kerk met een naaldtoren. In 1213 komt dit d. voor onder den naam Maresca. Fransche benden hebben in 1693, 1700 en 1747 te Maarheeze vrij wat onrust te weeg gebracht.

-ocr page 769-

763

Maarhuizon, b. in de Gron. gem. Winsum, vroeger een d. Zij had met de daartoe behoorende gehuchten: Schaaphalster-Zijlhuis, Eemsheim en eenige alleenstaande huizen, in 1840 132, in 1870 120 inw. De in 1211 gestichte kerk, is in de vorige eeuw afgebroken. Het boomrijke kerkhof ligt op het hoogste deel eener wierde.

Maarland, voorm. d. op het eiland Voorne, nabij Brielle, bij de uitbreiding dier stad binnen de vesten getrokken.

Maarland, of Masrland, b. in de Limb. gem. Eysden, in 1840 met 253, in 1S70 met 235 inw. In 1860 zijn er merkwaardige oudheden uit den Bomeinschen tijd opgedolven, ter plaatse waar later een nu geheel vervallen kapel gestaan heeft.

Maarland, oude pold. in de Zeeuwsche gem. Dreischor, ruim 9 bund, groot, in of omstreeks 1489 bedijkt.

Maarmeer, of Mare, drooggem. meer in de N.-Eoll. gem. Koedijk, ruim 20 bund, groot.

Maarn, gem. in ütr., ingesloten door de gem. Zeist, Woudenberg, Leersum, Doorn en Driebergen, met eene oppervlakte van 2521 bund. De grond bestaat uit diluvisch zand, deels vlak, deels heuvelachtig. In 1822 had de gem. 324, in 1840 456, in 1S75 682 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 681 Herv. en 1 Ev.-Luth. De inw. bestaan meest van landbouw, schapenfokkerij en het aanplanten van bosch. De gem. bevat de b. Maarn, de buitenplaats Maarsbergen en do hofstede de Plattenburg.

De b. Maarn, wijd uiteen verstrooid, bevatte in 1840 194, in 1870 361 inw., voor een goed deel kleine landbouwers en daglooners.

Maarsbergen, fraai-gelegen buitenplaats in TTtr., oudtijds een uithof der abdij Bern bij Hensden en toen ook onder den naam van de Proostdij of het Proostenhuis bekend. Na den Miinsterschen vrede aan de Staten van Holland gekomen, verkochten deze het, den 11 Februari 1656, aan den Amsterdamschen Burgemeester Trip do Marez. Met de hoeven en woningen op het grondvlak dezer heerl. medegerekend, had Maarsbergen, in 1840 262, in 1870 332 inw.

Maarsbergen, station van den Eijnspoorweg in do prov. Utr., bij het landgoed Maarsbergen. Daarbij zijn een herberg en enkele andere gebouwen gekomen. Dit station is hoofdzakelijk ten dienste van reizigers van en naar Amersfoort, Amerongen, Tiel enz. den 15 Maart 1845 geopend.

Maarsch. (ter), geh. in do Gron. gem. Onstwedde, in 1840 met 10 inw.

Maarschalkerwaard, heerl. in de Utr. gem. Houten, in 1840 met 28 inw. Oudtijds behoorde zij aan het kapittel van Oud-Munster of st.-Salvator te Utrecht.

Maarsche-Broek, of Pagediep, watering in de Groninger gem. Onstwedde, die van ter Maarsch naar de Mussel-Aa loopt.

-ocr page 770-

764

Maarslag, Maarslagt, of Maarslacht, voorm. d. in do Gron., gem. Lecns. Zij maakt thans deels de b. Groot-Maarslag, deels het geh. Klein-Maarslag uit. Er waren in 1840 124, in 1870 134 inw. Den 36 Maart 1584 werd dit d. door de Friezen aan kolen gelegd, om zich over een strooptocht der Spanjaarden te wreken. De kerk van Maarslag, die te Klein-Maarslag stond, is in 1807 afgebroken.

Maarssen, derde kant. van het arr. Utrecht, bevattende de 14 gem. : Achttienhoven, Haarzuilens, Harmeien, Kamerik, Kockongen, Laag-Nieuw-koop, Maarssen, Maarsseveen, Maartensdijk, Tienhoven, Vleuten, quot;West-broek, Zegveld en Zuylen, benevens Portengen van de gem. Breukelen-Nijenrode. 1)

Maarssen, of Maarsen, gom. in Utr., ingesloten door Brenkelen-Nijen-rorte, Breukelon-st -Pieters, Tienhoven, Maarsseveen, Zuylen, Utrecht, Haarzuilens en Laag-Nieuwkoop. Zij wordt in het oosten deels door de Vecht doorsneden, deels bezoomd en is door vruchtbare kleilanden gevormd. Do grootte beloopt 845 bund. Hare tegenw. uitgestrektheid heeft de gem. eerst verkregen ten gevolge der wet van 27 Juni 1857, waardoor Maarssenbroek daarbij is ingelijfd. In 1822 had Maarssen alleen 13',4 en Maarssenbroek 108 inw., welke getallen in 1840 tot 1710 en 136 waren toegenomen. In 1860 had de gem. 1595 en in 1875 1845 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1069 Ned.-Herv., 3 W.-Herv., 3 Eng.-Herv., 46 Doopsgez., 27 Luth., 676 R.-Kath., 1 Oud-R. en 21 Isr. Zij bestaan deels van landbouw, veeteelt en tuinbouw, deels van handel, doortocht, scheepvaart, het steenbakken, enz. De gem. bevat het d. Maarssen, benevens de b. Maarssenbroek, verscheidene riddermatige en andere hofsteden en verstrooide woningen.

Het d. Maarssen, of Maarsen, een der schoonsten van Utrecht en geheel Nederland, ligt op beide oevers van de Vecht, met de b. Nieuw-Maarsseveen van de gem. Maarsseveen nauw verbonden. In de dorpskom telde men in 1870 1074 inw. Kr zijn kerken der Herv. en K.-Kath. Aan de oostzijde van het d. ligt de fraaie ridderhofstad ter Meer, aan de westzijde Boelestein of Bolestein. Over de Vecht is eene ophaalbrug, waarbij eon veelbezocht logement met een fraaien tuin, die een aangenaam verblijf oplevert. Naar het station Maarssen aan de Rhijn-Spoorweg voert van den Amsterdamschen straatweg eene laan van ongeveer 400 meter lengte. Maarssen komt reeds in de middeleeuwen onder den naam van Marsna voor.

Maarssenbroek, b. in de Utr. gem. Maarssen, in 1S70 met 1S1 inw. Tot in do tweede helft van 1857 maakte zij eene afzonderlijke gem. uit, die ruim 180 bund, groot was. Tot vóór het midden der 18do eeuw stond de R.-Kath. kerk van Maarssen te Maarssenbroek. Do voorm. gem. Maarssenbroek vormt een afzonderlijken polder.

1

Op het verschil in de opgaven van de Uitkomsten der Tienjarige Volks-telliny in den Staats-Almanak is reeds op bladz. 744 en 746 gewezen.

-ocr page 771-

765

Maarsseveen. of Maarasenveen, gem. iu Utrecht, tusschen Maarssen, Broukelen-st.-Pieters, ïieuhoven, Westbroek en Zuylcn, zijnde ruim 962 bund, groot. In het noordwesten, waar do Vecht de gem. bezoomt, ligt vruchtbare klei, en hier vormt de geheele streek wegens verscheidene schoone en uitgestrekte buitenverblijven een allerprachtigst lustoord. In het oosten breiden zich veenplassen uit, wier droogmaking ondernomen, doch nog niet ten uitvoer is gebracht. In 1822 had deze gem. 1051, in 1840 1273, in 1875 1330 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 969 N.-Herv., 4W.-Herv., 3 Herst.-Luth. 2 Ev.-Luth., 3 Chr.-Geref., 2 Doopsgez., 316 R.-Kath., 3 Oud.-R. en 28 Isr. Zij bestaan meest van land- en tuinbouw, veenderij en visscherij. De gem. wordt in twee afdeelingen onderscheiden : Nieuw-Maarsseveen, waarvan de bebouwde kom aan het d. Maarssen aansluit, en Oud-Maarsseveen, dat tot middelpunt eene groote b. van denzelfden naam heeft.

Maarten (St.), gem. in N.-Holl., ingesloten door Schagen, Haringkarspel, Warmenhuizen en de Zijpe, bijna 1419 bund, groot, uit kleilaad bestaande. Zij bevatte in 1822 689, in 1840 778, in 1875 1035 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er 785Herv., 41 Chr.-Geref., 13 Doopsgez., 1 Herst.-Luth., 239 R.-Kath. en 9 ougen. Zij bestaan meest van veeteelt en zuivelbereiding, benevens eenigen landbouw. De gem. bevat de dorpen st.-Maarten, Eenigenbrug en Valkoog, de b. Groeneveld, de gehuchten: ötroet, do Hijp, Weiterend, Dijkstaal, Groot-Ven en Valkogerdijk, benevens een dool van Tolkc.

Hot d. oL.-Maarten ligt aan don voot van den Zijperdijk en heeft eene Herv. kerk. In 1840 had het 24Ü, in 1870 358 inw. Den 27 Sept. 1509 word het d. door het bezwijken van deu Zijperdijk onder water gezet, en in 1799 door den oorlog geteisterd.

Maarten (St.), pold. in de N.-Holl. gem. st.-Maarten.

Maartensbrug (St.), d. met eene Herv. kerk in do N.-Holl gem. do Zijpe. In 1840 waren er 249, in 1870 452 inw.

Maartensdijk, gom. in Utrecht, ingesloten door de gom. Baarn, de Bilt, Utrecht en Achttienhoven in Utr., en Hilversum in N.-Holl. Hare oppervlakte, die meest uit diluviseh zand, doch in het uitersto zuiden uit klei bestaat, wordt berekend op bijna 3136 bund. Zij bad in 1822 1214, in 1840 1556, in 1875 2006 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 1094 N.-Herv., 1 W.-Herv., 24 Chr.-Geref., G Luth., 4 Rem., 2 Anglik. en 275 R.-Kath. De meeste inw. vinden hun bestaan in landen tuinbouw en veeteelt. De gem. was oudtijds eene proostdij van hot kapittel teu Dom, Oostveen genoemd. Zij bevat de beide tiorpen Maartensdijk en Blaauwkapel, de b. Groene-Kan en Achterwetering, liet geh. Nieuwe-Wetering, benevens oen dool der huizen aan do Biltstraat en het Zwartewater. Voorts is zij door eenige fraaie buitens versierd, waaronder Eyckenstoin eene voorname plaats inneemt.

Het d. Maartensdijk had onder het bestuur van Schenk van Toutenborg

-ocr page 772-

766

een bisschoppelijk jaehthnis. De Herv. kerk is een fraai gebouw met een toren. Door den aanleg van den grooten weg tusschen Utrecht en Hilversum in 1834, en de opening van den Oosterspoorweg in 1874 heeft het veel gewonnen. Men telde er in 1840 767, in 1870 873 inw., dat is met den naasten omtrek, want de dorpskom langs den grooten weg van den Tolakker naar den Bolder had in laatstgen. jaar niet meer dan 133 ingezetenen.

Maartensdijk (st.)) gem. op het Zeenwsche eil. Tholen, in het zuidwesten door de Ooster-Schelde bespoeld, en verder ingesloten door Sta-venisse, st.-Annaland, Poortvliet en Scherpenisse. Zij beslaat 2241 bund, en is uit verschillende polders samengesteld, allen met een vruchtbaren kleibodem. In 1822 had zij 1560, in 1840 1937, in 1874 2519 inw., in laatstvermeld jaar onderscheiden in 2441 Herv., 64 Chr.-Geref., 1 Luth., 1 Doopsgez. en 12 Isr. Met uitzondering van eenige weinigen, bestaan de ingezetenen van den landbouw. De gem. was vroeger eene hooge heerl., die aan de geslachten van Borssele, van Buren, Nassau-Oranje en Oranje Nassau heeft toebehoord.

De hoofdpl. der gem. is het steedje st. Maartensdijk, dat op den oost-oever van den Pluimpot is gebouwd, en in 1870 in 345 huizen 1545 ingezetenen vereenigde. Op de ruime markt staat het stadhuis. De Herv. kerk bevat o. a. twee praalgraven, van Cornells Liens en van het geslacht van Borssele, doch beide monumenten zijn deerlijk gehavend. Het oud adellijk slot, het Hof te Maartensdijk, aan de noordzijde der plaats, is in 1819 gesloopt.

Maartenspolder (St.), pold. in de N.-Brab. gem. Hoeven-en-st.-Maartenspolder, in 1483 ingedijkt. De pold. had in 1840 82 inw.

Maartensregt (st.), gedeelte der Z.-Holl. gem. Schipluiden, dat voor het ten uitvoer leggen der wet van 11 Juli 1855 eene zelfstandige gemeente uitmaakte, uit de heerl. st.-Maartensregt en Dorpsambacht gevormd. Zij bestond uit twee van elkander geseheiden stukken, waarvan het eene bij de Lier begon en zich oostwaarts tot aan 't Hof-van-Delft uitstrekte. Het tweede reikte van het d. Schipluiden tot de Schie en deelde Hof-van-Delft door midden. De gem. was ruim 543 bund, groot en had in 1822 119, in 1840 160 inw.

Maarvliet (het), water in Gron., de scheiding uitmakende tusschen Hunsego en Fivelgo. Vroeger was het eene vrij breede rivier, zooals de breede bedding onder 't Zandt nog getuigt.

Maas (de), riv. in Frankrijk, België en Nederl. Zij ontspringt in de Vogesen, bij de dorpen Meuse en Montigny, wordt bevaarbaar bij st.-Thibault en ontvangt in Frankrijk watertoevoer door de Mouzon, de Kor (Chiers) en de Semois; in België, door de Lesse, Sambre, Mehaigne, Ilouyoux, Ourthe en Berwine; in Nederland door de Jeker, Geul, Geleen, Boer, Swalm, Neer, Niers en Dieze. Bij Woudrichem vereenigt de Maas zich met de Waal, neemt den naam van Merwede, Noord, Oude-Maas en Nieuwe-Maas aan en valt bezuiden den Hoek-van-Holland mot een breeden mond

-ocr page 773-

767

in de Noordzee. De voornaamste Maassteden zijn: Neufchateau, Com-merey, Verdun, Stenay, Monzon, Sedan, Mezières, Charleville, Fumay, Givet en Charleville, in Frankrijk; Dinant, Namen (Namur), Hoei (Huy), Luik (Liége) en Visequot;, in zuidoostelijk België; Maastricht, in Zuidoostelijk Nederland; Maeseyk in noord-oostelijk België; Eoermond, Venlo, Grave, Gorinehem, Dordrecht, Rotterdam, Delfshaven, Schiedam, Vlaardin-gen. Maassluis en Brielle, in het midden van Nederland.

Daar de Rijn, door de Waal het grootste deel zijner watermassa naar do Maas, en hierdoor naar zee afvoert, worden de Monden-van-de-Maas mede als Rijnmonden aangemerkt.

Maas, of Aan-de-Maas, b. in de Limb. gem. Geul, in 1840 met 187 inw.

Maasakker, of Maasakkers (de), bekade polder in de Geld. gem. Appeltem, zuidwaarts van de Maas, ongeveer 100 bund, groot.

Maasband, b. in de Limb. gem. Stein, in 1S40 met 119, in 1870 met 157 inw.

Maasbommel, of Maas-Bommel, d. in de Geld. gem. Appeltern, in 1840 met 703, in 1872 met 799 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 716 R.-Kath. en 83 Herv. Maasbommel was oudtijds eenc stad, wier magistraat zelfs tot sommige landdagen is opgeroepen. Ook werden bij de landbrieven van 1328 en 1403 aan het ambt van Maas-en-Waal gegeven, al de rechten der stad Maasbommel voorbehouden, doch daar deze bepaling in latere brieven niet meer voorkomt, heeft men sedert Maasbommel onder de d. gerekend. Te Maasbommel is ook munt geslagen; men heeft Maasbommclsche penningen, uit de regering van Eeinald III (1343—1361). Maasbommel vormde tevens eene heerl., door de geslachten van Bommel, Berkhuizen, van Riemsdijk, van Ravenschot, van Bijland en anderen bezeten. Voorheen stonden twee sloten te Maasbommel: het Hof en Kranenburg. Thans zijn de voorn, gebouwen do R-Kath. en de Herv. kerken.

Maasbommelsche-polder, pold. van ongeveer 800 bund, in de Geld. gem. Appeltern.

Maasbracht, gem. in Limb., tusschen Echt, Stevensweert, Wessem, Linne en Montfort. Het noorder- en westerdeel der gem., dat door de Maas wordt bezoomd, bestaat uit klei, het overige is diluvisch zand. Do grootte beloopt 1G23 bund. In 1822 had deze gem. Ö83, in 1840 1114, in 1875 1369 inw. Ten laatstgen. jare behoorden al do inw. tot de R.-Kath. Kerk. Zij bestaan meest van den landbouw, ten deele ook van de veeteelt. Men vindt er het d. Maasbracht, benevens de buurten Brachterbeek of Bruehterbeek, Brachter-st.-Joost of Bruehter-st.-Joost en Kruchten.

Het d. Maasbracht heeft eene R.-Kath. kerk. Het bevatte in 1840 305, in 1870 369 inw. In Oct. 1577 had het d. Maasbracht veel te lijden van de bezetting van Roermond. Den 6 Nov. 1865 werd het naburige station Maasbracht—Linne van den Staatsspoorweg voor de dienst geopend.

-ocr page 774-

768

Maasbree, gom. in Limburg ingesloten door Venlo, Grnbbenvorsl, Sevennm, Helden, Kessel, Belfeld en Tcgelen, met eene oppervlakte van 6965 bond. De grond is meest diluvisch zand; alleen aan en nabij de Maas vindt men klei. In 1822 had Maasbree, 3416, in 1840 4145, in 1875 4930 inw., in laatstgen. jaar onderscheiden in 4920 R.-Kath. en 10 Herv. Zij bestaan meest van den landbouw. Men vindt er echter ook eene fabriek van landbouwkundige werktuigen, eene ijzergieterij, enz. De gem. bevat de 3 dorpen: Maasbree, Blerik en Baarloo, de buurten: Boekend, Hout, Blerik, Zoterbeek of Soeterbeek, Vergold, de Boug, Eooth, Korteheide, Langheide, Öchoonveld, ïongerloo, Dubbroek, Rinkes-fort, Bosch, en Zandberg benevens de gehuchten: Bout, Westering en een aantal verstrooide woningen, de Veldsche huizen genoemd.

Het d. Maasbree bevat eene R.-Kath kerk. Het had in 1840 490, in 1870 494 inw.

Maasdam, gem. in Z.-Holl., tusschen 's Gravendeel, Strijen, Westmaas, Mijnsheerenland en Puttershoek, bijna 799 bund, groot, met eene oppervlakte door zeeklei gevormd. In het westen vloeit een binnen-gedijkte arm der Maas, de Oude-Maas genoemd. In 1822 was deze gem. nog in drieën gesplitst, zijnde Maasdam mot 389, st.-Anthonypolder met 430 en Cillaarshoek met 373 inw. welke cijfers in 1830 tot 419, 433 en 312 toegenomen waren. Ka de vereeniging telde men in Maasdam ten jare 1840 1480, in 1860 1358, en in 1874 1723 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men er: 1631 Herv. en 17 Cbr.-Geref. Zij bestaan meest van den landbouw, benevens het bereiden van vlas. Ook de veeteelt wordt er beoefend.

Het d. Maasdam heeft een Herv. kerk. Het telde iu 1810 51)9, in 1870 730 inw.

Maasdam, pold. in de Z.-Holl. gem. Maasdam, 240 bnnd. groot.

Maas-en-Waal, voorm. ambt of hoofdschoutambt in Geld., tusschen de rivieren Maas en Waal, ten westen van het Rijk van Nijmegen gelogen. Het bevatte do gem. Batenburg, Appeltern, Bergharen, Dreumel, Wumel, Druten en Horssen. Waarschijnlijk was het oudtijds een deel der gouw Teisterbant. Het wordt ook een graafschap genoemd. Reeds in 1203 behoorde het, althans ten deele, aan het graafschap Gelder.

Maasgouw, voorm. graafschap op beide oevers van de Maas, een deel van het oude Ripuarië. Waarschijnlijk reikte het eens van de Demer en de Ardennen tot de groote kromming der Maas bij Mook. Doch het uiterste zuiden (het land aan de Woser of Vesdre en Geul) komt ook als deel van de Luikergouw en de Akensche gouw voor. De Maasgouw, ook Mosago, Mosagao, Masau en Maseland genoemd, was, volgens eene oorkonde van 870, in een Opper-Maasgouw en een Neder-Maasgouw gescheiden.

Maashees, d. met eene R.-Kath. kerk in dc N.-lirab. gem. Maashees-en-Overloon. Het bad in 1840 307 inw.

-ocr page 775-
-ocr page 776-