-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

Vquot; ■■ HBI ■ ■ W ■

■Mi

-ocr page 4-
-ocr page 5-

ipfö

HEfiVORMDB KEEK.

^quot;-OE'S0'-'

CO\.....

DITOEGEVEtf EB MET EEN ÜIXVlt;gt;i^Jfi4ÈFBABETISCH S^lGrSTBR-TOQRaiEN .aVerVlC-Q:

l^l

0.

■r-'z.aT-

CaTr-c - door

H. M. C, VAN OOSTERZEE.

Derde, vermeerderde Druk.

SCHIEDAM,

II. A. M. ROELANTS 1874.

é L ig

M'

iTHsjf

-ocr page 6-

•; ij.,.

-ocr page 7-

B E E I C ïï T.

Na het afdrukken der eerste vellen zijn twee wijzigingen uitgevaardigd om in werking te treden 1 Januari 1875. Zij zijn dan gemakkelijk met de pen aan te duiden.

Alg. Regl. art. 24, bladz. 9, vallen de woorden en floreenpligtigen weg, zoodat men leze: Wettig verkregen regten van collatoren worden enz.

Regt op de vac. art. 58, bladz. 65, vallen de woorden zoo en als bij benoeming door floreenpligtigen weg. zoodat de eerste volzin van dat art. luidt: De kerkeraad waakt voor de regten der gemeente, met eerbiediging altoos van de regten van derden bij volstrekte collatie,

electie, medestemming enz.

-—.

-ocr page 8-

BERICHT.

Voorts zij herinnerd, dat de Algemeene kerkelijke reglementen hier zijn afgedrukt zooals zij op het tijdstip dezer uitgave (15 September -1874), en dus minstens tot na den afloop der Synode Tan '1875, moeten gelezen worden, met inachtneming alzoo van de veranderingen, na de eerste uitvaardiging daarin gemaakt. Die veranderingen zijn ter onderscheiding cursief gedrukt, met aanhaling der dagteekening van het in werking treden. Waar die dagteekening niet uitdrukkelijk bij de uitvaardiging der reglementen is vermeld, is die der uitvaardiging zelve aangeduid, maar dan tusschen [( )]. Overigens is de dagteekening van het in werking treden na den titel van elk reglement tusschen ( ) aangewezen.

Waar de verandering alleen bestaat in het veranderen van woorden, vindt men den tekst zooals hij nu moet worden gelezen; bij het wegvallen van enkele woorden in eenen volzin met opgave der dagteekening en in den regel met aanduiding dat iets is weggevallen; waar zulks het geval is met eenen geheelen volzin, is zulks vermeld, of gaan aan de dagteekening alleen de eerste woorden van het weg-gevalle vooraf.

Door het wegvallen van geheele artikels, b.v. Algemeen Reglement artt. 58 en 69, zou eigenlijk door

IV

-ocr page 9-

MMjp—B—■ÏTWIH iHMM—M

BERICHT. V

opschieting in al de volgende artikelen eene veranderde nommering ontstaan; doch vermits hierdoor bij het aanhalen van wetsbepalingen groote verwar-i'ing zou worden veroorzaakt, zijn de nommers der artikels dezelfde gebleven en ook nieuwe volgens Synodale bepaling ingevoegde artikels door het nom-mer van het voorafgaande artikel met een quot; aangeduid. Bij nommers in de alinea's der artikels is verandering der cijfers gevolgd, waar de uitvaardiging het tevens voorschreef.

Nog zij opgemerkt, dat ik de nauwkeurigheid in het volgen van de officiëele uitgaven der verschillende reglementen niet angstvallig heb uitgestrekt tot spelling en hoofdletters, b. v. klassikaal en Classicaal, maar behoudens enkele wijzigingen den tekst van het Algemeen Reglement tot grondslag meende te moeten nemen. Alleen in het laatste Reglement, dat op het kerkelijk beheer, als niet van Synodalen oorsprong, heb ik de schrijfwijze der officiëele uitgave gevolgd.

De aanhangsels, bladz. 158 en 1(50, zijn wel geen eigenlijk Reglement, doch men zal zeker de plaatsing niet ongepast achten, daar dat voorgeschrevene zelfs jaarlijks in het kerkelijk Orgaan wordt herinnerd.

-ocr page 10-

BERICHT.

VI

Op algomecii verlangen is ook bij deze uitgave eer alphabetisch register gevoegd, waarin ik getracht heb zooveel mogelijk beknoptheid met volledigheid te vereenigen.

Verschooning en verbetering met de pen wordt verzocht voor een paar hinderlijke

MISSTELLINGEN.

De bladzz. H en 16 zijn verkeerd geplaatst en verkeerd gepagineerd. Op bladz. 13 volgt bladz. 16, daarna 15, 14, 17 enz.

Bladz. 63 is art. 55 onjuist genommerd 52 en Bladz 71 art. 77 verkeerdelijk 97.

H. M. C. v. O.

Haarlem, 15 September 1874

-ocr page 11-

ru-.-r.

ï M H © P D,

Vlgcmeen Reglement voor de Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden ....

lleglement voor de kerkeraden......

fleglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten. Reglement voor de diakoniën der Nederland-

sche Hervormde Kerk........

lleglement op de vacaturen.......48

Blz.

\ 27

39

42

Reglement op het hulppredikerschap .... leglement op het examen ter toelating tot de Evangelie bediening in de Nederlandsehe Hervormde Kerk............

80

86 97

Reglement op het Godsdienstonderwijs . . . Aanhangsel: Instructie omtrent de godsdienstoefeningen in gevangenissen . . .

■ ■■-.I .„i. i.L. 'quot;^MiiiirrwiiTir

107

-ocr page 12-

INHOUD.

Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht,, en

voor de behandeling van kerkelijke geschillen 1) 1 Reglement op de kerkvisitatie ....... -133

Reglement op de erkenning van nieuwe gemeenten..............-142

Verordeningen op het prediken van candidaten

in de godgeleerdheid.........-145

Reglement op de classicale kosten.....147

Reglement op het Fonds ter voorziening in de geestelijke behoeften der gemeenten, waar

eigen middelen ontbreken.......-154

Aanhangsels: Synodaal voorschrift van 9 Julij 1855, betrekkelijk het indienen van adressen om ondersteuning voor opbouw of herstelling van kerkelijke gebouwen. 158 Voorschriften, ter zake van aanvragen om ondersteuning ten behoeve van gemeenten die het zoogenaamd vrij beheer hebben gekozen..........160

Reglement op de Algemeene weduwenbeurs . 162 Algemeen Reglement op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde gemeenten in Nederland, en het toe-

zigt daarop............168

Alphabetisch Register.........187

vin

-ocr page 13-

i(,

ALGEMEEN EEGrLEMENT

VOOR DE

[.»•' :av)/1

HEEVORMDE KERK IN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

(1 Mei 1852.)

I.

ALGEMEENE BEPALINGEN.

Art. i. De Nederlandsche Hervormde Kerk bestaat uit al de Hervormde gemeenten in het Koningrijk der Nederlanden, Waalsohe, Presbyteriaansch-En-gelsclie en Schotsche, zoowel als Nederduitsche.

2. Tot elke bijzondere gemeente behooren;

die op belijdenis des geloofs tot lidmaten zijn aangenomen ;

die voor alsnog alleen door den doop in hare gemeenschap zijn ingelijfd;

die door geboorte uit Hervormde ouders, of door den overgang hunner ouders tot de Hervormde Kerk, gerekend worden tot eene bijzondere gemeente in betrekking te staan;

1

-ocr page 14-

ALGEMEEN REGLEMENT

die in eenige Evangelische gemeente, hetzij li '-te lande, hetzij elders zijn erkend, als behoorer tot de Hervormde Kerk, en van hunnen doop quot;t hunne belijdenis door behoorlijke bewijzen hebl n doen blijken.

3. Deze allen blijven tot de Nederlandsche H. vormde Kerk behooren, zoolang zij niet door wo( d of daad ten duidelijkste toonen, zich van haar af lt; e scheiden, of door haar van hunne betrekking tot te Kerk vervallen zijn verklaard.

3*. Stemgeregtigde leden eener gemeente zijn alle ma 'ts-lidmaten, die onder haar ressort iconen, den^ ouderd • van 23 jaren bereikt hebben, en ten minste één jaar , ie-leden, hetzij bij den kerkeraad geloofsbelijdenis hehL afgelegd, hetzij op ingediende attestatie of bewijs v lidmaatschap als lidmaten der gemeente erkend zijn.

Geen stemregt wordt uitgeoefend door hen, die onder censuur of curatele staan, qf in het jaar, dat aan de stemming of verkiezing voorafgaat, door eenig armbestuv. zijn bedeeld geworden. (1 Febr. 1874.)

4. Het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk wordt uitgeoefend:

1°. over de gemeenten, door kerkeraden;

2,,. over meer gemeenten vereenigd, door olassicak besturen en provinciale kerkbesturen;

3°. over al de gemeenten te zamen, door de Synoc

Üc belangen der Oost- en West-Indische Kerke zijn een voorwerp van de aanhoudende zorg d Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk. 1 betrekking dezer Kerken tot de Synode wordt nadei geregeld. Intusschen wordt zij onderhouden door tv. schenkomst van den Secretaris der Synode, ah lid der Commissie voor de zaken der ProtestantsrJie Kerken m Neérlands Indi'é. ('16 Juni 1874.)

5. De leden dezer besturen worden benoemd do', de Kerk, op de wijze, welke verder in de verschi lende hoofdstukken van dit reglement is opgegeve

Met uitzondering alleen van die der kerkeradc

2

-ocr page 15-

VOOR DE HERVOBJIDE KERK.

en der Algemeone Synode, worden deze leden benoemd voor den tijd van drie jaren. Jaarlijks op den •Isten Januarij treedt een derde, of zoo na mogelijk een derde, van hen af.

Geen predikant of ouderling kan lid worden van een provinciaal kerkbestuur of van de Synode, dan na vroeger lid te zijn geweest of nog te zijn van eenig kerkelijk collegie boven den kerkeraad; en niemand zal tot ouderling in een classicaal bestuur benoemd worden, dan die ouderling is, of geweest is, bij den kerkeraad. Van de leden der Waalsche commissie en van het kerkbestuur van Limburg kunnen ook de secundi ter Synode worden afgevaardigd. (1 Maart 1868.)

Niemand kan ten zelfden tijde lid zijn van een classicaal bestuur en van een provinciaal kerkbestuur.

Een lid van eenig classicaal bestuur, geroepen wordende tot een provinciaal kerkbestuur, treedt, bij aanvaarding van deze benoeming, in de eerste betrekking af, en wordt door zijnen secundus vervangen.

Ter enz. (1 Maart 1868).

6. Aan elk der leden van de besturen boven den kerkeraad wordt een secundus toegevoegd, die de vereischten heeft om als lid op te treden.

Bij tijdelijke ontstentenis van den primus treedt de secundus voor hem op als gewoon lid.

Bij aftreding tusschentijds van den primus wordt de secundus gewoon lid gedurende den diensttijd van den primus.

De secundus van den secretaris of scriba vervangt alleen in het laatste geval den secretaris of scriba in zijne bijzondere betrekking.

Als een secundus gewoon lid geworden is, verkiest de eerstvolgende vergadering van het bevoegde collegie een ander tot zijn' secundus.

7. Van alle benoemingen wordt onverwijld kennis gegeven aan de nieuw benoemden.

Van de benoeming tot leden of secundi van eenig bestuur boven den kerkeraad wordt tevens zoo spoe-

3

-ocr page 16-

i ALGEMEEN REGLEMENT

dig mogelijk berigt gezonden aan het daartoe aangewezen Ministerieel departement, den secretaris der Synode en de onderscheidene kerkelijke besturen, die er belang bij hebben. (1 April 1864.)

8. Alle stemmingen in kerkelijke vergaderingen, ter vervulling van openstaande of openvallende plaatsen, geschieden door de tegenwoordig zijnde leden, en wel met gesloten briefjes.

Ter beslissing wordt gevorderd de volstrekte meerderheid der behoorlijk uitgebragte stemmen. Wanneer deze, na twee vrije stemmingen, bij eene derde tusschen de twee, die de meeste stemmen op zich vereenigd hadden, blijkt niet verkregen te kunnen worden, zal het lot beslissen.

Voor elk lid en voor iederen secundus zal telkens afzonderlijk gestemd worden.

9. Geen kerkelijk bestuur neemt eenig besluit, dan bij tegenwoordigheid van minstens twee derden der leden waaruit het bestaan moet, tenzij de vergadering, wegens ongenoegzaam getal van leden, reeds eenmaal was uiteengegaan, en ten tweeden male tot behandeling der zaak wettiglijk was opgeroepen. (15Feb. 1872.)

10. De leden der kerkelijke besturen stemmen in de vergaderingen, tot welke zij zijn afgevaardigd, altijd hoofdelijk, en zonder aan lastbrieven gehouden te zijn.

Elk lid is verpligt zijne stem bepaald uit te brengen, tenzij de vergadering hem van die verpligting ontslaat.

11. De zorg voor de belangen, zoo van de Christelijke Kerk in het algemeen als van de Hervormde in het bijzonder, de handhaving harer leer, de vermeerdering der godsdienstige kennis, de bevordering van christelijke zeden, de bewaring van orde en eendragt, en de aankweeking van liefde voor Koning en Vaderland, moeten steeds het hoofddoel zijn van allen, die, in onderscheidene betrekkingen, met het kerkelijk bestuur belast zijn.

-ocr page 17-

VOOR DE HERVORMDE KERK.

12. Geene algemeen verbindende reglementen, of veranderingen in de bestaande, kunnen worden vast-gesteld dan door de Synode.

Indien deze reglementen of veranderingen bepalingen behelzen, die op de classicale vergaderingen of de kerkeraden regtstreeks betrekking hebben, zullen de kerkbesturen de consideratiën der classicale vergaderingen op die punten vragen, om door haar regtstreeks aan de Synode te worden opgezonden. (29 October d855.)

Geene bijzondere reglementen voor provinciale ressorten, of veranderingen daarin, kunnen in werking worden gebragt, dan door de provinciale kerkbesturen, na de goedkeuring der Synode te hebben ontvangen;

geene bijzondere reglementen voor classicale ressorten, of veranderingen daarin, dan door de classicale besturen, na de goedkeuring der provinciale besturen te hebben erlangd;

geene bijzondere reglementen voor de ringen, of veranderingen daarin, dan door de ringsvergaderin-gen, na de goedkeuring van de classicale besturen te hebben ontvangen.

Deze goedkeuring van een hooger bestuur mag niet geweigerd worden, tenzij het blijken mogt, dat de bijzondere reglementen met de algemeene in strijd zijn.

Van enz. (1 Maart 1870).

Dispensatie kan alleen gegeven worden van die bepalingen, welke uitdrukkelijk bij de reglementen zijn aangewezen, en op de wijze daarbij voorgeschreven.

13 De kerkelijke besturen bepalen hunne werkzaamheden binnen de grenzen hunner bevoegdheid, zoodat zij niets behandelen wat uitsluitend tot den werkkring van een ander collegie behoort.

Kerkelijke besturen hebben het regt, in zaken, welke tot hunne bevoegdheid behooren, voorstellen in te dienen en voorlichting te vragen bij de in op-klimmenden rang naastvolgende.

-ocr page 18-

ALGEMEEN REGLEMEMT

De verlangde voorlichting zal door deze zoo spoedig mogelijk worden gegeven. Eerstgenoemden zijn gehouden, de aangevraagde berigten, bescheiden en consideratiën zonder verwijl op te zenden.

14. Een kerkelijk bestuur, dat vermeent door de besluiten van een in opklimmenden rang volgend bestuur bezwaard te zijn, heeft het regt zich bij nog hooger te beklagen; doch is inmiddels gehouden, zich naar de ontvangene voorschriften te gedragen, ten ware de zaak in geschil bij einduitspraak niet meer zou kunnen worden gebragt in haar geheel. In dit laatste geval wordt hiervan onverwijld kennis gegeven zoo aan het bestuur, waarover men zich beklaagt, als aan het bestuur, waarbij de eindbeslissing behoort, en als dit laatste de Synode is, dan, in den tusschentijd dat zij niet is vergaderd, aan de Algemeene Synodale commissie.

15. Iedere beslissing van een kerkelijk collegie is vatbaar voor hooger beroep bij het in opklimmenden rang volgend collegie.

Van beslissing, in hooger beroep gevallen, wordt geen nieuw appèl toegelaten, doch kan alleen vernietiging worden gevraagd, wegens schennis of verkeerde toepassing der reglementen.

Het verzoek tot vernietiging van uitspraken van classicale en provinciale besturen, alsmede van de Waalsche commissie en het kerkbestuur van Limburg, wordt gedaan bij de Algemeene Synodale commissie, die in dezen beslist.

In geval van vernietiging wordt de zaak verzonden aan een ander collegie, van gelijken rang, als dat de vernietigde uitspraak heeft gewezen. Als ook dit collegie uitspraak heeft gedaan, is de zaak definitief beslist.

De Synode, geroepen om, hetzij in eersten aanleg, hetzij in hooger beroep, uitspraak te doen, wordt bij uitloting verminderd op de helft harer leden. Indien van die uitspraak herziening wordt gevraagd.

6

-ocr page 19-

VOOR DE HERVORMDE KERK. 7

I

wordt de zaak voor de geheele Synode gebragt, die haar definitief beslist.

-16. De Hervormde gemeenten, in art. 1 genoemd, behoorende tot hetzelfde geheel, en onder hetzelfde gemeenschappelijk bestuur geplaatst, zullen echter, naar hare bijzondere behoeften en omstandigheden, hare afzonderlijke huishoudelijke inrigtingen kunnen hebben, onder de bepalingen in art. 12 voorkomende.

II.

BIJZONDERE BEPALINGEN.

Hoofdstuk 1.

HET KERKELIJK BESTUUR IN DE ENKELE GEMEENTEN EN DE RINGEN.

17. De plaatselijke gemeenten blijven bepaald binnen de grenzen, waarin zij nu bestaan, zoolang daarin, op wettige, bij dit reglement aangewezen, wijze, geene verandering zal gemaakt zijn. De belangen van elke dier gemeenten zijn toevertrouwd aan predikanten, benevens ouderlingen en diakenen, die allen door lidmaatschap aan die gemeente behooren verbonden te zijn.

Bij langdurige ziekte of tijdelijk gemis van een predikant der gemeente, zorgt de ring, volgens de bepalingen van het Reglement op de vacaturen, voor do vervulling van zijn dienstwerk.

EERSTE AFDEELING.

DE KERKERADEN.

18. In alle gemeenten, waar het personeel daar-l toe niet ontbreekt, zal een kerkeraad zijn.

-ocr page 20-

8 ALGEMEEN REGLEMENT

Gemeenten, die, door gebrek aan genoegzaam ge-scliikt en gewillig personeel, geen kerkeraad kunnen hebben, zijn geplaatst onder het toezigt van het classicaal bestuur, hetwelk met den predikant, of by vacature met den consulent, doen zal, wat des kerkeraads is.

19. De kerkeraad wordt onderscheiden in alge-meenen en bijzonderen.

De algemeene, die in alle gemeenten, groo-tere of kleinere, bestaat, is zamengesteld uit één of meer predikanten en uit ouderlingen en diakenen.

Tot den bijzonderen, die slechts in gemeenten met drie of meer predikanten gevonden wordt, be-hooren alleen predikanten en ouderlingen, terwijl diakenen aldaar ook een afzonderlijk collegie uitmaken.

De kerkeraad vertegenwoordigt en bestuurt de gemeente; en wel de algemeene of ook de bijzondere kerkeraad, naar mate de zaken, die te behandelen zijn, tot den eenen of tot den anderen behooren.

20. Aan predikanten is toevertrouwd en aanbevolen: de openbare verkondiging des Evangelies; het bedienen van Doop en Avondmaal; de leiding der openbare godsdienstoefening; de huwelijksinzegening; het geven van godsdienstonderwijs; de herderlijke zorg en het besturen van al de vergaderingen des kerkeraads.

Aan ouderlingen is toevertrouwd en aanbevolen: met predikanten bezig te zijn in de herderlijke zorg voor de gemeente; de bevordering van en het toezigt op het godsdienstonderwijs en de handhaving van orde en tucht; voorts het ijverig zamenwerken met dezen in alles, wat aan de christelijke volmaking der gemeente kan dienstbaar wezen.

Aan diakenen is toevertrouwd en aanbevolen de meer bijzondere zorg voor de armen der gemeente. Daartoe zijn zij belast met het dagelijksch

-ocr page 21-

J_. v

■■KiH

9

VOOR DE HERVORMDE KERK.

beheer der diakonie-goedcren, met liet innen van alle, onder welken titel ook, aan de diakonie der gemeente aankomende gelden, met de inzameling der liefdegaven en met het besteden van dit een en ander tot die godsdienstige en zedelijke einden, welke de christelijke gemeente voor hare armen beoogt.

In gemeenten met één of twee predikanten doen zij dit onder medewerking, en in die met drie of meer predikanten onder toezigt van predikanten en ouderlingen.

Het vaststellen van de collecten, de zorg voor de diakonie-goederen, alsmede voor de geestelijke behoeften der armen, is overal aan predikanten, ouderlingen en diakenen te zamen opgedragen.

21. De kerkeraden geven, wanneer zij verkeerdheden ontdekken in de administratie der kerkelijke goederen, daarvan kennis aan het classicaal bestuur.

22. De censuur over de leden der gemeente, met uitzondering van de predikanten, zoowel emeriti als dienstdoende, van de ouderlingen, de diakenen en de candidaten tot de Heilige dienst, geschiedt, ter eerster instantie, door den kerkeraad, van welks uitspraken men zich kan beroepen op het classicaal bestuur; alles overeenkomstig het Reglement van kerkelijk opzigt en tucht.

23. Het ragt tot benoeming van ouderlingen en diakenen, en tot beroeping van predikanten, berust bij de gemeente.

Deze zal, behoudens de verkregen regten van derden, dit óf zelve uitoefenen, of door hen, die zij daartoe bepaaldelijk magtigt, doen uitoefenen, naar gelang zulks, in nader te maken bijzondere reglementen op de kerkeraden en de predikantsberoeping, zal worden vastgesteld.

Tot dat daarin zal zijn voorzien, blijven de bestaande bepalingen van kracht en toepassing.

24. Wettig verkregen regten van collatoren en floreenpligtigen worden geërbiedigd, tot zij door

V

-ocr page 22-

——

10 ALGEMEEH REGLEMENT

wet of overeenkomst zullen zijn opgeheven. Tegen die verkeerdheden en misbruiken, die met het bestaan of de uitoefening van dit regt gepaard gaan, of daarbij plaats kunnen hebben, zullen door de Kerk de noodige maatregelen worden genomen en uitgelokt.

Geen kerkeraad of gemeente kan het regt van vrije beroeping in eene collatie veranderen, noch ook immer aan iemand overdragen.

25. Do huishoudelijke belangen der gemeente kunnen, in overeenstemming met de algemeene of provinciale verordeningen, door plaatselijke reglementen ■worden geregeld, doch zal van zulke reglementen mededeeling aan de olassicale besturen geschieden.

TWEEDE AFDEELING.

DE RINGEN.

26. Predikantsplaatsen van ééne gemeente of van eenige gemeenten te zamen worden vereenigd tot ringen.

Naar plaatselijke omstandigheden is die vereem-ging zóó ingerigt, dat de dienst in de gemeenten, ook bij vacature en andere ongelegenheden, steeds behoorlijk kan worden waargenomen.

In de bestaande verdeeling kunnen geene yeran-deringen worden gemaakt, dan door de provinciale kerkbesturen, na vooraf de consideratiën der in de zaak betrokkene classicale besturen te hebben in-gewonnen.

Van de gemaakte veranderingen zal kennis gegeven worden aan de Synode.

27. De predikanten, dienstdoende bij gemeenten tot zoodanigen ring behoorende, zijn verpligt tot onderling hulpbetoon, in geval van nood, behoudens de bepalingen op het hulppredikersohap.

ll

Zij moeten, bij vacature, zorgen voor de vervul-

-

-ocr page 23-

VOOR DE HERVORMDE KERK.

ling van al de deelen van het herder- en leeraar-werk. die hun ter waarneming door het Reglement op de vacaturen worden opgedragen.

28. Tot dat einde verdoelen zij onderling de consulentschappen voor de verschillende gemeenten, en maken huishoudelijke bepalingen ten opzigte van het godsdienstonderwijs, de openbare eeredienst en het herderlijk werk in de hulpbehoevende gemeenten; een en ander onder goedkeuring van het classicaal

bestuur. . . j-i

29. De ringen vergaderen, zoo dikwerf zij dit noo-dig achten, in de hoofdplaats van den ring, of in eenige andere plaats, door hen zelve te bepalen, en kiezen jaarlijks uit hun midden een praetor, vice-praetor, scriba en quaestor. — De Waalsche predikanten zyn leden der ringsvergadering.

30. Van het hun by artt. 27—29 van dit Reglement opgedragen werk zijn zij verantwoordelijk aan het classicaal bestuur, waaronder zij behooren.

Hunne verdere werkzaamheden bestaan in de overweging en behandeling van onderwerpen, de godsdienst en het Christendom, de bevordering van bijbelkennis en de waarneming van hunne bediening betreffende.

Jaarlijks zenden zij een verslag van hunne werkzaamheden in bij het classicaal bestuur. (Het overige vervalt. 1 Maart 1871.)

31. De ringsvergaderingen hebben het regt, om bij de onderscheidene kerkbesturen waaronder zij behooren, voorstellen in te leveren, maar zij zijn weder-keerig verpligt, de door dezen verlangde berigten, consideratiën en bescheiden ten spoedigste in te zenden.

32. Verschillen in en tusschen de ringsvergaderingen, en tusschen deze en de kerkeraden, worden onderworpen aan de beslissing van het classicaal bestuur.

11

-ocr page 24-

ALGEMEEN REGLEMENT

12

Hoofdstuk II,

Zuidholland » 6

Noordholland

Zeeland Utrecht Friesland

Overijssel » 3

Groningen » 4

Noordbrabant » 4

Drenthe » 3

HET KERKELIJK BESTUUR OVER MEER GEMEENTEN TE ZAMEN.

EERSTE AFDEELING.

ALGEMEENE BEPALINGEN.

33. Meerdere, in elkanders nabijheid gelegene gemeenten worden, ter geregelde uitoefening van het kerkelijk bestuur, vereenigd tot dassen.

De gezamenlijke dassen in ééne provincie vormen een provinciaal ressort.

34. Er zijn de navolgende provinciale ressorten met hunne dassen:

Gelderland met 6 dassen: Arnhem, Nijmegen, Zut-

phen, Tiel, Bommel en

Harderwijk, 'a Gravenhage , Rotterdam, Leiden, Dordrecht, Gouda en Brielle. Amsterdam , Haarlem , Alkmaar, Hoorn en Edam. Middelburg , Zierikzee , Goes en Uzendijke. Utrecht, Amersfoort en Wijk.

Leeuwarden, Sneek, Fra-neker, Dokkum en Heerenveen.

Zwolle, Deventer en Kampen.

Groningen, Winschoten, Appingadam en Onder-dendam.

's Hertogenbosch, Breda, Heusden en Eindhoven. Assen, Meppel en Coe-vorden-


-ocr page 25-

VOOR DE HERVORMDE KERK. IS

De Waalsohe gêraeenten en die van het hertogdom Limburg maken afzonderlijke kerkresaorten uit. De Presbyteriaansch-Engelsche en Sohotsche gemeenten behooren tot de kerkelijke ressorten der Nederduitsche gemeente in de stad, waar zij gevestigd zijn.

35. In de grensscheidingen der dassen en in de bepaling der hoofdplaatsen zullen geene veranderingen kunnen worden gemaakt, dan door de Synode, op voorstel van de classicale besturen, die er in betrokken zijn, na gehoord te hebben de provinciale kerkbesturen, waaronder zij ressorteren.

Van alle zoodanige veranderingen zal terstond kennis worden gegeven aan het daartoe aangewezen Ministerieel Departement. (1 April 1864.)

36. De belangen van de gezamenlijke gemeenten in de afzonderlijke gedeelten der Nederlandsche Hervormde Kerk, zijn toevertrouwd aan classicale vergaderingen (overeenkomstig de bepalingen van artt. 37 tot 40), aan classicale besturen en provinciale kerkbesturen.

De belangen van de Waalsche gemeenten en van die in Limburg zijn toevertrouwd, eerstgenoemden aan de Waalsche Réanie en de commissie tot de zaken der Waalsche kerken, laatstgenoemden aan de jaarlijksche kerkelijke vergadering en het kerkbestuur van Limburg.

37. De leden der classicale en provinciale besturen worden benoemd door de classicale vergadering, jaarlijks op den laatsten Woensdag in de maand Junij te houden in de hoofdplaats der classe.

De leden der Commissie tot do zaken der Waalsche kerken worden benoemd door eene Waalsche ver-eeniging of Réunie, welke, zooveel zulks mag te pa» komen, de classicale vergaderingen vervangende, jaarlijks gehouden wordt op zoodanige plaats, als door de Réunie des vorigen jaars zal bepaald zijn.

De leden van het kerkbestuur van Limburg wor-

-ocr page 26-

ALGEMEEN REGLEMENT

43. Aan de classicale besturen wordt opgedragen, behalve het vermelde in art. '12:

1°. het toezigt over de gemeenten, predikanten (emeriti zoowel als dienstdoende), candidaten tot de Heilige dienst, ouderlingen en diakenen (verg. art. 22);

2°. het kennis nemen van geschillen bij of tussehen de kerkeraden der gemeenten, alsmede tussehen deze en de ringen, of tussehen de ringen onderling;

3°. de behandeling van gesehillen en van zaken, beboerende tot de kerkelijke tucht, te weten: over de leden der gemeenten in cas van appèl; en over predikanten, candidaten tot de Heilige dienst, ouderlingen en diakenen, ter eerster instantie;

4°. het examineren van degenen, die tot het geven van godsdienstonderwijs verlangen te worden toegelaten, en het verleenen van admissie aan zooda-nigen, bij gunstigen uitslag van het onderzoek;

5° het waken voor de belangen van vacante gemeenten en van predikants-weduwen en weezen in het ressort, alsmede voor de regten der classe op de classicale weduwenbeurzen;

6° het toezigt op de administratie der diakonie-, en het acht geven op die der kerkelijke goederen;

7°. de erkenning van nieuwe gemeenten, de splitsing (1 Maart 1868) en het tot stand brengen (1 Febr. 1874) van combinatiën en het nemen van noodige maatregelen tot het bepalen in geval van onzekerheid, het beslissen in geval van geschil en het veranderen in geval van noodzakelijkheid van de grensscheidingen tussehen de onderscheidene gemeenten van hun ressort, na de kerkeraden der betrokken gemeenten en andere belanghebbenden gehoord te hebben, in gemeen overleg met de collegiën van toezigt, die de belanghebbende administratién hoor en, en, wat verandering betreft, onder goedkeuring van het provinciaal kerkbestuur, met kennisgeving van een en ander aan de Regering en aan de Algemeene Synode; (1 Maart 1868.) 8°. de vestigina en opheffing (1 Febr. 1873) van

-ocr page 27-

VOOR DE HERVORMDE KERK.

en in het bijzonder het benoemen Tan een classicalen quaestor;

4°. het beraadslagen over hetgeen bevorderlijk kan zijn aan de belangen der bijzondere en gezamenlijke gemeenten in het classicaal ressort, inzonderheid wat betreft het godsdienstig en kerkelijk leven;

5°. het in overweging nemen van de voorstellen barer leden, om ze, als de hare overgenomen zijnde, aan de classicale besturen en provinciale kerkbesturen, alsmede aan de Synode, op te zenden;

6quot;. het opnemen en afsluiten ran de rekeningen der classicale weduwenbeurzen, door die leden der vergadering, die tevens leden dezer beurzen zijn. Aan hen verblijft ook het benoemen van quaestoren dezer weduwenbeurzen en de behandeling van alles, wat verder op haar betrekking heeft.

TWEEDE AFDEELING.

HET CLASSICAAL BESTUUR.

41. In elk classicaal ressort is een classicaal bestuur, bestaande uit praeses, assessor, scriba en twee of meer dienstdoende predikanten, benevens één ouderling voor elk tweetal predikanten, die in het bestuur zitting hebben.

Ressorten met 20 en minder predikants-plaatsen zullen twee, die van 21 tot 35 drie, van 36 en daarboven vier predikanten benoemen

42, De praeses, assessor, scriba en verdere leden van dit bestuur worden, met hunne secundi, benoemd door de classicale vergadering, bij vrije keuze.

De scriba en zijn secundus worden bij voorkeur gekozen uit de predikanten van de classicale hoofdplaats of hare nabijheid.

Praeses, assessor en scriba blijven als zoodanig werkzaam, gedurende den tijd van hunne zitting.

15

-ocr page 28-

ALGEMEEN REGLEMENT

den benoemd door de jaarlijksche kerkelijke vergadering, op den laatsten Woensdag in de maand Junij te houden te Maastricht; welke kerkelijke vergadering ook, zooveel zulks mag te pas komen, de olassioale vergadering vervangt.

38. De classicale vergadering bestaat uit wettige vertegenwoordigers der kerkeraden, zijnde al de dienstdoende predikanten, benevens zoovele dienstdoende ouderlingen, als door den kerkeraad van elke gemeente in het ressort, voor hare rekening, zullen worden afgevaardigd, mits het getal der predikanten niet te boven gaande.

Het regt van afvaardiging van eenen ouderling heeft de kerkeraad ook, wanneer de gemeente vacant is.

In gecombineerde gemeenten met meer kerkeraden zal de afvaardiging van de ouderlingen door hen bij toerbeurten geschieden.

Afgevaardigde ouderlingen zullen, zonder schriftelijk bewijs van benoeming, niet ter vergadering worden toegelaten.

De afgevaardigden ter classicale vergadering doen aan de kerkeraden verslag van hetgeen daar belangrijks is geschied.

39. Praeses, assessor en scriba van deze vergadering zijn zij, die deze betrekkingen bij het classicaal bestuur bekleeden; doch de overige leden des classicalen bestuurs hebben als zoodanig hier geene zitting.

40. Aan de classicale vergaderingen behoort:

1°. het doen van benoemingen, welke haar zijn opgedragen;

2°. het geven van consideratiën op zoodanige punten in vast te stellen reglementen of veranderingen in de bestaande, als zijn aangeduid bij het daaromtrent bepaalde in art. 12;

3°. het opnemen en afsluiten der classicale rekeningen, de regeling van hetgeen betrekking heeft op de fondsen, waartoe die rekeningen behooren,

16

-ocr page 29-

VOOR DE HERVORMDE KERK. 17

predikantsplaatsen op aanvraag van den herberaad der gemeente en onder goedkeuring van het provinciaal kerkbestuur; (1 Maart 1869.)

9° het jaarlijks geven aan de classicale vergaderingen van een beknopt verslag der gewigtigste werkzaamheden, door het bestuur verrigt.

44. Tot dat einde:

1°. corresponderen zij met de kerkelijke besturen en andere collegiën, en, waar zij het noodig achten, met bijzondere personen;

2°. doen zij, jaarlijks bij schriftelijke aanvragen, doch om de drie jaren, en voorts zoo dikwijls zij dit bij eenige gemeente noodig achten, persoonlijk, kerkvisitatie, volgens de daarop bestaande verordeningen. Zij geven steeds kennis van het resultaat hunner onderzoekingen aan de provinciale kerkbesturen;

3°. onderzoeken zij voorloopig alle geschillen en aanklagten, beoordeelen, aan wie de behandeling er van moet worden opgedragen, en brengen overeenkomstig die beoordeeling, de zaak of ten einde, óf ter plaatse waar zij behoort.

45. Zij zijn bevoegd tot het schorsen van predikanten, candidaten tot de Heilige dienst, ouderlingen en diakenen.

46. De classicale besturen houden hunne gewone vergaderingen in de classicale hoofdplaats, op do laatste Woensdagen van de maanden Maart, Mei, September en November. Zij kunnen echter hunne bijeenkomsten uitstellen of vervroegen indien omstandigheden dit vereischen. De praeses heeft het regt, en is, door twee leden schriftelijk hiertoe verzocht zijnde, verpligt, buitengewone vergaderingen te beschrijven.

47. Bij afwezigheid van den praeses, treedt de assessor in zijne plaats op, en wordt deze vervangen door dien predikant, die het oudste lid der vergadering is, gerekend naar den tijd van zijne benoeming.

-ocr page 30-

ALGEMEEN REGLEMENT

Bij onvoorziene afwezigheid wordt de scriba vervangen door een der leden, dien de bestuursvergadering daartoe zal aanwijzen.

DERDE AFDEELING.

HET PROVINCIAAL KERKBESTUUR.

48. In elk provinciaal ressort is een provinciaal kerkbestuur, bestaande uit dienstdoende predikanten en uit ouderlingen.

Elke classe benoemt daartoe een predikant uit haar midden en, wanneer het provinciaal kerkbestuur zulks verlangt, bij beurtwisseling nog één daarenboven uit het provinciaal ressort.

Voor elk tweetal aldus benoemde predikanten is één ouderling, door de classicale vergaderingen bij beurtwisseling af te vaardigen.

De commissie voor de zaken der Waalsche kerken bestaat uit vijf predikanten en twee ouderlingen.

Het kerkbestuur van Limburg is zamengesteld uit vier predikanten en twee ouderlingen.

Voor de kerkbesturen, welke niet meer dan drie dassen onder hun ressort hebben, zullen ook zoo vele predikanten tot tertii worden benoemd, als er predikanten in het bestuur zijn.

49. Ieder provinciaal kerkbestuur kiest zich, uit de predikanten in zijn midden, een president en vice-president.

Den secretaris kunnen zij uit de predikanten in hun midden kiezen, of ook daarbuiten, maar in het laatste geval heeft hij slechts eene adviserende stem.

De secretaris wordt, bij onvoorziene afwezigheid, vervangen door een lid, hetwelk de bestuursvergadering daartoe aanwijst.

50. De gewone vergaderingen worden gehouden drie malen 's jaars, op de eerste Woensdagen der maanden Mei, Augustus en October. Zij kunnen ech-

18

-ocr page 31-

19

I ... ' . '•). 'j».

VOOR DE HERVORMDE KERK.

ter worden uitgesteld of vervroegd, indien de omstandigheden dit vereischen.

De president heeft het regt, en is, door twee leden hiertoe schriftelijk verzocht zijnde, verpligt, buitengewone vergaderingen te beschrijven.

De gewone vergaderplaatsen der provinciale kerkbesturen zijn:

Arnhem; 's Gravenhage; Amsterdam; Middelburg; Utrecht; Leeuwarden; Zwolle; Groningen; 's Hertogenbosch; Assen.

m

1

voor Gelderland, Zuidholland, Noordholland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen, Nooidbrabant, Drenthe,

De commissie voor de Waalsche kerken zal vergaderen te 's Gravenhage, Amsterdam of Utrecht, of ter plaatse waar de Réunie vergadert, en het kerkbestuur van Limburg te Maastricht.

51. Aan de provinciale kerkbesturen wordt, behalve het in art, 12 genoemde, opgedragen;

1°. het toezigt over de dassen en derzelver besturen, ter handhaving der kerkelijke reglementen en verordeningen;

2°, het kennis nemen en beslissen van geschillen, welke in de classicale vergaderingen en besturen, of tusschen dezelve, zijn onstaan;

3°. de behandeling van geschillen en van zaken, behoorende tot de kerkelijke tucht, te weten in cas van appèl, en ter eerster instantie, wanneer het misdrijven geldt, voor welke de kerk-orde afzetting eischt, of zaken, waarin de classicale besturen, of derzelver leden, als zoodanig, betrokken zijn;

4°. het examineren van candidaten in de godgeleerdheid, en het toelaten tot de Heilige dienst, bij gunstigen uitslag van het onderzoek; almede het ver-

ujtdHJU

-ocr page 32-

ALGEMEEN REGLEMENT

leenen van ontslag aan 'predikanten uit hunne bediening, op daartoe ingediende aanvraag, qf het voordragen daarvan aan de Synode in buitengewone gevallen (1 Maart 1867);

5n. het waken en zorgen voor de godsdienstige en kerkelijke belangen in geheel het provinciaal ressort, met name ook voor de provinciale weduv/enbeurzen;

6°. het behandelen, en, zoo mogelijk, afdoen van zaken, -welke betrekking hebben op de diakonie-administratie, voor zooverre zij bij de classicale besturen niet beslist kunnen worden. In het belang der administratie van kerkelijke goederen stellen zij zich, des noodig, in verband met het provinciaal collegie van toezigt;

7°. De erkenning van nieuwe gemeenten, de splitsing (1 Maart 1868) en het tot stand brengen (1 Febr. 4874) van combinatiën en het nemen van noodige maatregelen tot het bepalen bij onzekerheid, het beslissen bij geschil of het veranderen bij noodzakelijkheid der grensscheidingen tusschen twee of meer gemeenten in hunne provincie, behoorende tot verschillende classicale ressorten, na de classicale besturen, de kerkeraden der betrokken gemeenten en andere belanghebbenden gehoord te hebben, in gemeen overleg met de collegién van toezigt, die de belanghebbende admi-nistratiën hooren, en in geval van verandering onder goedkeuring der Synode, met kennisgeving van een en ander aan de Regering. (1 Maart 4868.)

52. Tot dat einde:

1°. corresponderen zij met alle kerkelijke besturen en collegiën zonder uitzondering, en, waar zij het noodig achten, ook met alle burgerlijke en regter-lijke, of met bijzondere personen:

'iquot;. geven zij der Synode geregeld die berigten van hunne verrigtingen en zenden aan haar die verslagen der classicale besturen toe, welker mededeeling door de bestaande reglementen gevorderd, of door hen zelve geraden mogt geacht worden.

20

-ocr page 33-

VOOR DE HERVORMDE KERK. 21

53. Zij zijn bevoegd, predikanten, candidaten, ouderlingen en diakenen af te zetten, en aan emeriti het Heilig dienstwerk te verbieden.

54. In geval van verschil tussohen twee of meer classicale besturen, hetwelk door het provinciaal kerkbestuur niet kan vereffend worden, of van verschil van eenig classicaal bestuur met het kerkbestuur zelf, wordt de zaak ter beslissing aan de Synode ge-bragt.

Hoofdstuk 111.

HET KERKELIJK BESTUUR OVER AL DE GEMEENTEN TE ZAMEN.

EERSTE AFDEELING.

DE SYNODE.

55. De algemeene belangen der gemeenten, beboerende tot de Nederlandsche Hervormde Kerk, zijn toevertrouwd aan de Algemeene Synode, die de Kerk vertegenwoordigt en voor haar in regten optreedt.

56. Elk der in art. 34 genoemde provinciale kerkbesturen benoemt jaarlijks, in zijne vergadering van Mei, een predikant uit zijne leden of hunne secundi, tot het bijwonen der synodale vergadering, benevens een secundus, die echter niet optreedt, dan in geval het benoemde lid belet wordt zich naar de Synode te begeven. Op gelijke wijze wordt door de commissie tot de zaken der Waalsche Kerken een predikant en door het kerkbestuur van Limburg een lid naar de Synode afgevaardigd. {Het cverige valt weg. 16 Juni 1874.)

Bovendien worden naar de Synode drie ouderlingen afgevaardigd, bij beurtwisseling door do provinciale kerkbesturen, naar de orde, in art. 34 voorkomende,

-ocr page 34-

ALGEMEEN REGIEMENT

te benoemen uit de leden der kerkelijke besturen, elk in zijne eigene provincie, boven den kerkeraad, en door de commissie voor de zaken der Waalsche kerken vit haar ressort. (5 November 1858.)

Voorts hebben ter synodale vergadering zitting de secretaris der Synode en de quaestor-generaal, met adviserende stem. De laatste woont alleen die zittingen bij, waarin geldelijke aangelegenheden worden behandeld.

Eindelijk hebben ter Synode zitting met praeadviserende stem drie hoogleeraren, door de Hervormde Godgeleerde Faculteiten te Leiden, Utrecht en Groningen uit haar mid-den telkens voor één jaar afgevaardigd. (1 Maart 1868.)

De secretaris, van de benoeming der afgevaardigden met hunne secundi kennis bekomen hebbende, zal eene naamlijst van de leden der vergadering aan elk van deze doen toekomen, met aanwijzing van den oudsten in diensttijd onder de afgevaardigde predikanten.

57. De Synode kiest zich uit de predikanten der Nederlandsohe Hervormde Kerk, haren vasten secretaris, die met der woon gevestigd zal zijn te 's Graven-hage of in den omtrek. Zijn secundus wordt benoemd voor drie jaren. Deze zal, bij aftreden van den secretaris, diens werkzaamheden waarnemen, totdat een nieuwe secretaris, door de eerstvolgende Synode te benoemen, zijne betrekking zal hebben aanvaard.

Nopens het regt, den pligt, de toelaag en het ontslag van den secretaris zal door de Synode bij bijzondere overeenkomst en instructie nadere bepaling worden gemaakt, waarvan afschrift aan den secundus zal worden overgelegd.

Ook benoemt zij, bij voorkeur uit de leden der kerkgemeente te Amsterdam, eenen quaestor met zijnen secundus, voor onbepaalden tijd. Over hunne continuatie zal de Synode jaarlijks haar goedachten uitspreken. Hunne regten en pligten worden in eene bijzondere instructie omschreven.

22

-ocr page 35-

VOOR DE HEUVORMDE KEKK.

58. {Valt weg. \ April 1864.)

59. De gewone synodale vergadering wordt, éénmaal 'sjaars, te 's Gravenhago gehouden, aanvangende op den eersten Woensdag in de maand Julij. Deze tijdsbepaling kan niet worden veranderd, noch eene buitengewone vergadering der Synode beschreven dan door de Synodale commissie. {Het overige valt weg. 1 .Maait 1870.)

Tot eene buitengewone Synode worden de leden ■Ier laatstgehoudene Hooge kerkvergadering zamen-geroepen.

60. De Synode begint telken jare hare werkzaam-leden met, onder leiding van den oudsten in dienst-ijd der afgevaardigde predikanten, uit dezen voor -licli oen president en vice-president, met plaatsvervanger, te verkiezen.

61 Bij de Synode berust de hoogste wetgevende, •egtsprekende en besturende magt, onder de verschillende waarborgen in dit Algemeen Reglement • m in bijzondere reglementen vastgesteld.

62. Zij arresteert de reglementen, welke voor de geheele Hervormde Kerk verbindende zijn. Elk reglement, door haar voorloopig aangenomen, wordt gezonden aan de provinciale kerkbesturen, om er hunne •onsideratiën op in te winnen. Van deze neemt zij kennis en maakt zij naar eigen oordeel gebruik, om ■laarna het reglement, met de veranderingen er in jemaakt, andermaal aan de provinciale kerkbesturen e zonden, die er dan hunne stem over uitbrengen. Wanneer de volstrekte meerderheid dier kerkbesturen zich voor het aannemen van het reglement verklaart, wordt het, als finaal aangenomen, door de Algemeene Synodale commissie uitgevaardigd.

Met veranderingen in de bestaande reglementen wordt evenzoo gehandeld.

63. De regtsprekende magt der Synode wordt uitgeoefend naar art. '15 van dit Algemeen Reglement en naar het Reglement van kerkelijk opzigt en tucht.

25

-ocr page 36-

ALGEMEEN REGLEMENT

Zij beslist geschillen, welke in of tusschen provinciale kerkbesturen mogten ontstaan.

64. De besturende magt der Synode gaat over de algemeene belangen der Nederlandsche Hervormde Kerk, en in het bijzonder over alles, wat de openbare godsdienst en de kerkelijke instellingen betreft. {Het overige valt weg. \ Maart 4870.)

65. Bij de Synode berust het beheer der algemeene kerkelijke fondsen. Zij voert dat onder administratie van den quaestor-generaal, over welke het toezigt is opgedragen aan de na te melden Algemeene Synodale commissie, en, voor zooveel de algemeene clas-aicale kas aangaat, met verantwoording aan de Hooge Regering.

Omtrent de administratie der bijzondere kerk-, pastorij-, custorij-, en andere gemeentefondsen, en de betrekking tusschen derzelver bestuurders en de kerkeraden zullen nadere bepalingen worden ontworpen.

TWEEDE AFDEELING.

DE ALGEMEENE SYNODALE COMMISSIE.

66. Tusschen de gewone jaarlijksehe vergaderingen der Synode worden, in haren naam, de belangen der Nederlandsche Hervormde Kerk behartigd en waargenomen door een collegie, onmiddelijk uitgaande van, en in betrekking staande tot de Synode, onder den naam van Algemeene Synodale commissie.

67. Deze commissie bestaat uit den president, den vice-president en den secretaris der Synode, voorts uit drie predikanten en drie ouderlingen, zooveel mogelijk te benoemen uit de verschillende kerkressorten. Aan elk der leden van deze oommissie wordt een secundus toegevoegd. Zij hebben allen concluderende stem, behalve de secretaris, die eene adviserende heeft. Met uitzondering van den secretaris hebben alleen

24

-ocr page 37-

VOOB DE HERVORMDE KERK.

dienstdoende predikanten in deze commissie zitting (1 April 1864.)

Verder heeft in deze vergadering zitting, met prae-adviserende stem, een hoogleeraar in de godgeleerdheid aan eene dor drie hoogesoholen des Rijks, door de drie respective godgeleerde faculteiten beurtelings te benoemen.

68. De predikanten en ouderlingen, leden dezer commissie, benevens hunne secundi, worden benoemd door de Synode, voor den tijd van drie jaren. Telken jare treedt, met den dag op welken de gewone jaar-lijksche vergadering der Synode gesloten wordt, een derde gedeelte af, zijnde de aftredenden niet herkiesbaar dan na twee jaren.

De hoogleeraar wordt door de aan de beurt zijnde godgeleerde faculteit afgevaardigd, voor den tijd van één jaar.

De president, vice-president en secretaris ter laatste Synodale vergadering fungeren ook bij deze commissie als zoodanig.

69. {Valt weg. 1 April 1804.)

70. Aan deze commissie is opgedragen:

1°. het uitvoeren van alles wat de Synode haar heeft in last gegeven;

2°. het toezigt op de nakoming van alle kerkelijke reglementen en synodale besluiten;

3°. de behandeling en beslissing in vorderingen tot cassatie van in appèl gedane uitspraken, overeenkomstig art. 45;

4°. het toezigt op de administratie der algemeene kerkelijke fondsen, met magt om, waar de zaak bij uitstel lijden zou, daaromtrent te doen hetgeen der Synode is;

5quot;. het houden van zoodanig algemeen toezigt op de administratie van kerkelijke goederen, als haar bij Seen reglement zal worden opgedragen:

6quot;. de behandeling der diakonale, alsmede van spocd-| vorderende zaken, welke tot de bevoegdheid dor 1 Synode behooren; (I Maart 1868.)

23

2

-ocr page 38-

ALGEMEEN REGLEMENT VOOR DE HERVORMDE KERK.

7°. de correspondentie, omtrent alle voorkomende zaken, met collegiën van kerkelijk bestuur en beheer, met de godgeleerde faculteiten eu met de Hooge

Regering. .

7-1. De Synodale commissie biedt jaarlijks der Synode een overzigt aan van den staat der Neder-landsche Hervormde Kerk.

72. De oommissie vergadert te^ 's Gravennage, gewoonlijk twee malen 'sjaars, ééns in het voorjaar en ééns in het najaar, en voorts zoo dikwerf zulks door haar moderamen noodig zal worden geacht.

73. Alle kerkelijke collegiën zijn verpligt aan deze commissie alle door haar gevraagde inlichtingen te geven, en aan hare aanschrijvingen te voldoen, behoudens het bepaalde bij art. 14.

74. De oommissie is, wegens alles wat door haar wordt verrigt, verantwoording schuldig ter eerste Synodale vergadering.

Bij de raadpleging over deze verantwoording heelt geen der synodale leden, die tevens lid is van de Algemeene Synodale commissie, eene concluderende stem. quot;Van uitspraken door haar gedaan ten gevolge van beroep in cassatie, geeft zij aan de Synode alleen verslag.

SLOTBEPALING.

In dit reglement kan geone verandering worden gemaakt, dan door de Synode. Bij verandering van deze grondregeling des bestuurs wordt vereischt, dat eerst de consideratiën der provinciale kerkbesturen zijn gevraagd, en voorts de toestemming van twee derden hunner zij verkregen, nadat deze gehoord zullen hebben de respective classicale besturen. (Verg. art. 62.)

20

-ocr page 39-

Reglement voor de kerkeraden.

[(20 Mei 1857.)]

ALGEMEENE BEPALING.

Art. 1. In elke gemeente is een kerkeraad, die haar vertegenwoordigt en bestuurt.

In gemeenten, waar men, uit hoofde van gebrek aan geschikt personeel, niet tot de zamenstelling van een kerkeraad kan geraken, treedt het classicaal bestuur op, om te doen wat des kerkeraads is.

In laatstgenoemd geval is de predikant der gemeente, en bij vacature de consulent, in de vergaderingen van het bestuur, tot de kerkeraadshande-lingen bestemd, met de betrekking van praeses en scriba bekleed, zonder echter als zoodanig eenige regten, met opzigt tot den tijd en de plaats der zamenkomsten, of' ook anders tusachentijds, uit te oefenen. Waar ook slechts één kerkeraadslid buiten den predikant of den consulent aanwezig is, wordt hij als zoodanig erkend en bij de bedoelde vergadering toegelaten.

Voor de afdoening van zaken, die het heheer der diakonie betreffen oj spoed vorderen, met uitzondering van hetgeen tot het beroepingswerk van een predikant behoort, kan het classicaal bestuur, doende wat des kerkeraads is, zich in de gemeente door eene commissie van twee of drie zijner leden laten vertegenwoordigen, doch telkens met kennisgeving hiervan dan de kerkelijke administratie dier gemeente. (1 Maart quot;1807.)

-ocr page 40-

REGIEMENT VOOR

EERSTE AFDEELING.

ZAMENSTELLING VAN DEN KERKERAAD.

2. De kerkeraad bestaat uit de opzieners der gemeente, zijnde de predikant, of de predikanten, en de ouderlingen, behoudens de betrekking der diakenen tot dit collegie.

In gemeenten met drie of meer predikanten maken de diakenen een afzonderlijk collegie uit, maar worden in gevallen, nader te bepalen, mede tot de handelingen van den kerkeraad geroepen.

fie kerkeraad, uit predikanten en ouderlingen bestaande, draagt den naam van bijzondere kerkeraad.

Die uit predikanten, ouderlingen en diakenen bestaat, wordt algemeene kerkeraad genoemd.

3. De vereischten der predikanten zijn aangewezen in het reglement op de vacaturen.

De ouderlingen en diakenen behooren te zijn lidmaten der gemeente, sedert één jaar in haar midden gevestigd, onberispelijk in belijdenis en wandel, bekende voorstanders van de openbare godsdienst en geen tegenstrevers van kerkelijke verordeningen; de ouderlingen niet beneden de dertig jaren oud, de diakenen meerderjarig naar de burgerlijke wet.

Het classicaal bestuur is bij magte, wegens bijzondere redenen, op den leeftijd der ouderlingen uitzondering toe te laten.

4. De kerkeraad bepaalt het getal der ouderlingen en diakenen, en regelt dit naar de talrijkheid en uitgestrektheid der gemeente, den aard der combinatiën en het getal der predikanten.

Het getal der ouderlingen is voor het minst aan dat der diakenen gelijk.

Buiten zeer bijzondere gevallen, door het classicaal bestuur te beoordeelen, is het getal der ouderlingen en dat der diakenen nergens minder dan twee.

28

-ocr page 41-

D£ KEHKERADEN.

!

29

TWEEDE AFDEEL1NG.

VERKIEZING DER KERKERAADSLEDEN.

5. De beroeping van predikanten geschiedt naar de bepalingen in het Reglement op de vacaturen en het Synodaal Reglement op de benoeming van ouder-lingen en diakenen en de beroeping van predikanten. (1 Maart 1869.)

6. Be benoeming van ouderlingen en diakenen geschiedt overeenkomstig het laatstgenoemde hierop mede betrekkelijk Synodaal Reglement. (1 Maart 1869.)

7. In nieuwe gemeenten geschiedt de eerste benoeming van ouderlingen en diakenen, onder de leiding van twee afgevaardigden van het classiaal bestuur, door de stemgeregtigde manslidmaten. Ten aanzien van genoemde gemeenten loopt de termijn van drie maanden, in art. 2 van meergemeld Synodaal Reglement aangegeven, van den dag, waarop de aldus benoemden in hunne bedieningen zijn bevestigd. (1 Maart. 1869.)

8. De benoemden tot ouderlingen of diakenen, verklaard hebbende, dat zij willens zijn de opgedragen bediening te aanvaarden, worden op twee achtereenvolgende Zondagen aan de gemeente voorgesteld.

9. Bezwaren tegen eenen benoemde worden bij den kerkeraad en in nieuwe gemeenten tegen eenen eerst-benoemde bij het classicaal bestuur schriftelijk en onderteekend ingediend, uiterlijk op den tweeden dag na de tweede afkondiging.

De bij den kerkeraad ingediende bezwaren worden aan het classicaal bestuur en de bij dit bestuur in-gekomene aan het provinciaal kerkbestuur ter beoordeeling en beslissing opgezonden. (1 Maart 1869.)

10. Indien binnen den bepaalden tijd geene bezwaren zijn ingekomen, worden de benoemden op den Zondag, volgende op de laatste afkondiging, bevestigd. Zijn er bezwaren ingediend, welke door het bevoegde bestuur ongegrond zijn geoordeeld, dan

-ocr page 42-

REGLEMENT VOOR

heeft de bevestiging plaats op den eersten Zondag, nadat de kennisgeving van de uitspraak des bestuurs door den kerkeraad is ontvangen. Ingeval de bezwaren geldende zijn verklaard, wordt tot eene nieuwe benoeming niet overgegaan vóór dat de termijnen om te komen in hooger beroep zijn verschenen, of anders de eindbeslissing is gegeven. (1 Maart 18C9.)

H. Bij ouderlingen en diakenen heeft eene geregelde aftreding plaats, welke zich immer gelijktijdig slechts tot een deel van hen bepaalt. Zij gaat gepaard met de bevestiging der nieuw benoemden.

In gemeenten van niet meer dan één predikant blijft tijdens de vacature het personeel der kerke-raadsleden onveranderd.

De diensttijd, waarvoor zij benoemd worden, is hoogstens vier jaren. Tot twee malen zijn zij hij de aftreding terstond weder herkiesbaar. Om hen op nieuw, zonder dat zij ten minste één jaar buiten dienst zijn geweest, te benoemen, is telkens de magtiging noodig van het classicaal bestuur. (1 Maart 1807; 1 Maart 1869.)

Overigens wordt de tijd van hunne benoeming en aftreding bepaald en geregeld bij plaatselijke reglementen.

12. Tusschentijds openvallende plaatsen worden, indien de kerkeraad zulks noodig acht, op de gewone wijze vervuld.

De benoeming geschiedt alsdan voor niet langer dan voor den overigen diensttijd der uitgevaUen leden.

DERDE AFDEELING.

WERKZAAMHEDEN DES KERK ERA ADS.

13. De kerkeraad zorgt voor de belangen der gemeente, gedraagt zich in alles naar de kerkelijke reglementen en verordeningen, en ziet toe dat zij worden opgevolgd.

30

-ocr page 43-

DE KERKEIUnEN.

Jaarlijks worden in de eerste kerkeraadsvergade-ring de derde en Tierde afdeeling van dit reglement voorgelezen.

14. Aan den bijzonderen kerkeraad is bepaaldelijk opgedragen;

lu. de zorg voor de betamelijke viering van de openbare godsdienstoefeningen in het algemeen, waarvan getal, tijd en plaats door hem geregeld worden, en in het bijzonder voor de bediening van Doop en Avondmaal, opdat zij aan hun doel beantwoorden en tot de meeste stichting der gemeente verstrekken ; dat het Avondmaal, telkens na voorafgegane voorbereidingspredikatie '), geregeld ') gehouden worde; dat de doopsbediening niet elke week, indien de talrijkheid der gemeente het althans niet gebiedend vordert, maar ook niet anders dan bij de openlijke bijeenkomsten op den Zondag, in tegenwoordigheid, zoo maar immer mogelijk, van beide de ouders, op de meest Indrukwekkende wijze plaats hebbe; dat zulks, alleen in geval een der ouders vóór den Zondag de plaats, waar het kind geboren is, moet verlaten, of tot de Roomsch-Katholieke Kerk is behoorende , op een der gewone dagen van de week, in de kerk of kerkekamer, of ook in een geschikt locaal, ter beoordeeling van predikant of kerkeraad, geschiede, en dan immer in tegenwoordigheid van één of meer ouderlingen, en, bij gebreke van dien, van eonigo leden der gemeente, statelijk en plegtig, onder aanbeveling mede van den nood der armen; dat ook ie kinderen nan ouders, die tot de kerkgemeente van eene andere plaats behooren, niet fjedoopt worden dan na ontvangen schriftelijk herigt omtrent het zedelijk gedrag der ouders, vooraf ingewonnen bij den kerkeraad der gemeente, waarin zij wonen, en onder verpligting voor den Icerkeraad der gemeente, waarin de doop plaats om binnen acht dagen aan den kerkeraad van

') Twee weglatingen. 1 Febr. 1873.

-ocr page 44-

REGLEMENT VOOR

de fjemeente der woonplaats kennis te geven van de volbrayte handeling, opdat daarvan n a a u w keur i g e opgave geschiede in de doopboeken der heide gemeenten; (I Maart 1867.)

2quot;. de zorg voor het godsdienstonderwijs, naar de voorscliriften van het Reglement op dit onderwerp;

3°. liet toezigt op de belijdenis en den wandel van de leden der gemeente en de handhaving der kerkelijke orde, volgens het Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht;

4°. de bevordering van alles wat het godsdienstig leven in do gemeente kan verhoogen, met name ook van de kerkelijke inzegening des huwelijks;

Squot;. de afneming van de belijdenis des geloofs en de bevestiging van do nieuwe lidmaten in de gemeente, zich bij deze handelingen gedragende naar de bepalingen in art 6ü—04 van het Reglement op het godsdienstonderwijs, en, zooveel dezulken betreft, die eene kerkelijke bediening bij een ander kerkge-nootschap bekleed hebben, naar de Synodale verordening van 21 Julij 1830 ');

6°. hot waken voor het geregeld indienen van de attestatiën der lidmaten, die van elders zijn ingekomen, door hen voor elke avondmaalsbediening hiertoe openlijk uit te noodigen, en de toekenning van het lidmaatschap in de gemeente aan allen, die eene behoorlijke attestatie overleggen, afgegeven dooiden kerkeraad van eene andere Hervormde, of ook van eene Protestantsche gemeente, indien zij oorspronkelijk tot de Hervormde kerk behoord hebben;

7°. het uitreiken van attestatiën op aanvrage van naar elders vertrekkende lidmaten, met inachtneming van de Synodale verordeningen van den lOden Julij 1829 -') en den 12den Julij 1841 3);

8°. het houden van dubbele, aan verschillende plaatsen bewaarde registers; a. van gedoopten; b. van lidmaten, zoowel die op belijdenis zijn aangenomen en met getuigenis overgekomen, als ook,

.'2

-ocr page 45-

DE KERKEBADEN.

zooveel mogelijk, die naar elders vertrokken, die tot eene andere gezindte overgegaan en die overleden zijn; c. van kerkelijk in het huwelijk ingeze-genden;

9°. de aanstelling met instructie, de schorsing en het ontslag van godsdienst-onderwijzers, en van voorlezers en voorzangers, behoudens de regten van derden;

10°. de jaarlijksche afvaardiging tot de elassicale vergaderingen en het ontvangen van het verslag van hetgeen aldaar belangrijks is geschied, volgens art. 38 van het Algemeen Reglement;

11°. het toezigt op het diakoniebeheer, volgens het Synodaal Reglement voor de diakoniën.

15. In de gemeenten, waar geen bijzondere kerkeraad bestaat, zijn de werkzaamheden, in het vorig artikel vermeld, opgedragen aan den al ge-mee nen kerkeraad.

16. Tot het werk van den algemeenen kerkeraad behoort in alle gemeenten;

1°. de zorg voor hetgeen betrekking heeft op de beroeping en het ontslag van predikanten, alsmede voor de verkiezing van ouderlingen en diakenen, beide naar de bepalingen van bijzondere reglementen, en met eerbiediging van de regten van derden;

2°. de behartiging van de geestelijke behoeften der armen; het bepalen van collecten; de zorg voor de diakoniegoederen; het jaarlijks opnemen van de diakonierekening en het geven van de vereischte inlichtingen betreffende het diakoniebeheer; — alles volgens de bepalingen van het Synodaal Reglement voor de diakoniën;

3°. het houden van eene volledige beschrijving of een ligger van al de fondsen en eigendommen, die aan de gemeente behooren, voor zoo verre die onder het beheer of toezigt van den kerkeraad zijn; alsmede van het tractement des predikants, of der predikanten, met de gewone emolumenten; van welken laatsten

2quot;

33

-ocr page 46-

REGLEMENT VOOR

ligger afschrift wordt gezonden aan het classicaal bestuur, aan mik bestuur steeds onverwijld kennis wordt gegeven van elke verandering, die in den laatstgenoemden ligger gemaakt wordt, ter goedkeuring daarvan door het provinciaal kerkbestuur. (1 Febr. 1874.)

4°. het kennis geven aan het classicaal bestuur van ontdekte verkeerdheden in de administratie der kerkelijke goederen, naar art. 21 van het Algemeen Reglement;

5°. het ontvangen van de persoonlijke en de beantwoording van de vragen der schriftelijke kerkvisitatie, volgens het Reglement op dit onderwerp.

17. De bijzondere kerkeraad, of, waar deze niet gt; bestaat, de algemeene komt jaarlijks ten minste vier malen bijeen, en voorts zoo dikwijls, als het plaatselijk reglement of de omstandigheden zulks vereischen.

18. De kerkeraden hebben steeds den predikant of een der predikanten van de gemeente, of den consulent, wanneer hij is opgetreden volgens de wet (laatstgenoemde alleen met adviserende stem), tot voorzitter. Waar geen predikant aanwezig is, neemt de oudste ouderling in dienst de plaats des voorzitters in, doch worden de besluiten van eene vergadering, onder zijne leiding gehouden, niet uitgevoerd, vóór dat ze door den predikant, of, bij ontstentenis van dezen, door den consulent zijn goedgekeurd.

19. De kerkeraden houden aanteekening van hunne handelingen en van de belangrijke door hen uitgevaardigde brieven, in behoorlijk daartoe aangelegde » boeken. Zij zorgen voor de bewaring van de archieven en al de inkomende stukken, waarvan zij getrouw register houden.

20. De nadere regeling van de vergaderingen en werkzaamheden des kerkeraads wordt door provinciale en huishoudelijke reglementen bepaald.

3-i

-ocr page 47-

-./a gt; igt;glt; —-gggagagi

lgt;E KERKERAUEK. ÓS

VIERDE AFDEELING.

A3IUTSPLIGTEN DER PREDIKANTEN, OUDERLINGEN EN DIAKENEN.

1. DER PREDIKANTEN.

21. Aan den predikant, of de predikanten, is opgedragen: 1°. de openbare verkondiging van het Evangelie; 2°. het bedienen van Doop en Avondmaal; 3°. de leiding der openbare godadienatoefeningen; 4°. de huwelijkainzegening; 5°. het oateohetiaoh onderwijs en het afnemen van belijdenis des geloofs, in tegenwoordigheid van één of meer ouderlingen; 6°. de herderlijke zorg en 7°. het besturen der vergaderingen zoo van den kerkeraad als van het Kiescollegie of van ie stemgeregtigden. (1 Maart 1869.)

22. In de regeling van het getal, den tijd en de plaats der openbare godsdienstoefeningen maken zij geen verandering zonder toestemming van den kerkeraad.

Bij de leiding der openbare godsdienstoefeningen gaan zij, zoowel in het algemeen als in het hijzonder met betrekking tot het gebruik van den Heidelbergschen catechismus, de liturgische schriften, de vragen bij de voorbereiding voor het Avondmaal (1 Feb. 1873.), de psalmen en de gezangen, naar eigen oordeel te rade met de godsdienstige behoeften hunner gemeenten. (1 Apr. 1864.)

23. In hunne geheele ambtsbediening zich gedragende naar de kerkelijke reglementen en verordeningen, rigten zij zich voorta naar de bijzondere plaatselijke en tijdelijke behoeften der gemeente, zooveel noodig in overleg met den kerkeraad.

24. In de herderlijke zorg voorzien zij, zoo noodig, met raadpleging en hulp van den kerkeraad, vooral ook door geregeld huisbezoek en getrouw kranken-bezoek.

¥

-ocr page 48-

ItEGLOIENT VOOR

2. DER OUDERLINGEN.

'25. Aan de ouderlingen is opgedragen: 1°. de behartiging der belangen van de openbare gods-vereering; 2°. de bevordering van en het toezigt op het godsdienstonderwijs, naar het Reglement op dit onderwerp; 30. hot medetoezigt op de leden der gemeente, inzonderheid door huisbezoek, zoowel, indien zij daartoe worden verzocht, in vereeniging met de predikanten, als ook afzonderlijk, naar plaatselijke regeling; 4U. ijverige medewerking met de predikanten in alles wat aan de christelijke opbouwing der gemeente kan dienstig zijn.

3. DER DIAKENEN.

26. Aan de diakenen ia opgedragen de meer bijzondere zorg voor de armen der gemeente. Daartoe zijn zij belast: 1°. met het dagelijksch beheer der diakoniegoederen: 2°. met het innen van alle, aan de diakonie aankomende gelden; 3°. met de inzameling der liefdegaven; 4°. met het besteden van dit een en ander tot hot dool, hetwelk de christelijke gemeente voor hare armen beoogt, en 5°. te dien einde ook met het geregeld bezoeken der armen.

In gemeenten met minder dan drie predikanten geschiedt dit alles in overleg met den predikant, of de predikanten, en do ouderlingen.

De diakenen gaan der,, gemeente in het getrouw bijwonen der openbare godsvereering voor.

De verpligtingen dor diakenen worden in het Synodaal Reglement voor de diakoniën nader geregeld.

56

ADDITIONELE ARTIKELEN.

27. Alle kerkelijke reglementen en verordeningen, welke in strijd zijn met dit Reglement, zijn vervallen.

-ocr page 49-

ÜE KEKKEIUDEN. 57

28. De provinciale kerkbesturen herzien het provinciaal reglement voor do kerkeraden in hun ressort, ten fine van ovoroenstomming met dit Reglement en mot de algemeene kerkelijke verordeningen.

De alzoo herziene reglementen worden in de eerste helft van het jaar, op dat der invoering van dit Synodaal Reglement volgende, aan de goedkeuring der Synode onderworpen.

29. De plaatselijke reglementen worden door do kerkeraden, ten fine als in het voorgaand artikel vermeld, herzien binnen één jaar nadat de provinciale reglementen zijn in werking gebragt, en door het provinciaal kerkbestuur, na door het classicaal bestuur van het ressort beoordeeld te zijn, als overeenstemmend met dit Reglement goedgekeurd.

') Om geene personen, die eenigo kerkelijke bediening bij een ander kerkgenootschap bekleeden of bekleed hebben, tot de belijdenis des geloofs bij onze gemeente toe te laten, dan nadat het provinciaal kerkbestuur, onder welks ressort zoodanig persoon tijdens zijne bediening gewoond heeft, onderzoek gedaan hebbe naar zijn gehouden zedelijk gedrag, gedurende dat tijdvak, en aan de gemeente, bij welke hij zich heeft aangegeven, verklaard zal hebben: geen zwarigheid tegen deszelfs toelating tot het lidmaatschap bij onze gemeente te vinden; alles onverminderd en behoudens de bepalingen, nader vast te stellen omtrent het aannemen van gewone lidmaten, tot andere kerkgenootschappen voorheen behoord hebbende.

2) Vooreerst: dat do leeraren verpligt zullen zijn, om de lidmaten, bij het doen van de belijdenis, te verwittigen, dat zij, bij verhuizing naar een andere

-ocr page 50-

REGLEMENT VOOR FIE KERKERADEN.

gemeente, verpligt zijn, binnen het jaar, eene attestatie in te leveren.

Ten tweede: dat in alle gemeenten, na de eerste bekendmaking der aanstaande viering van het H. Avondmaal, openlijk herinnerd worde, dat degenen, die van elders zijn ingekomen, hunne attestatiën be-hooren in te leveren;

Ten derde; dat op de af te geven attestatiën zelve worde gezet, dat men verpligt is, in de gemeente, naar welke men zich begeeft, dezelve ten spoedigste in te dienen.

3) 1°. dat eene volledige attestatie ten minste zal behooren te bevatten de verklaring van den ker-keraad, dat N. N. lidmaat is der christelijke Hervormde Kerk, en dat tegen zijne of hare belijdenis en wandel geene gegronde bezwaren zijn ingekoraent.

2°. dat de kerkeraden verpligt zijn te zorgen, da^ geene attestatie worde afgegeven, dan nadat derzelve. aanvrage, althans één dag vóór de uitlevering open lijk aan de gemeente zij bekend gemaakt;

38

3°. dat, ingeval iemand te lang uit de gemeente verwijderd is om van hem, ten aanzien van belijdenis en wandel, genoegzaam te kunnen getuigen, bij het eenvoudige getuigschrift van iemands lidmaatschap, tot inlichting, de reden, om welke geene volledige attestatie afgegeven is, vermeld worde.

Volgens Synodaal besluit van quot;18 Juli 1868 behoort elke lidmaats-attestatie de vermelding te hebben van den geboortedag des belanghebbende.

-ocr page 51-

Reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten.

(1 Maart 1867).

Art. 1. Het regt der gemeente tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten (art. 23 Alg. Regl.) wordt, behoudens de regten van derden en met inachtneming van de Synodale Reglementen voor de kerkeraden en op de vacaturen, door hare stemgeregtigde leden uitgeoefend.

Stemgeregtigde leden eener gemeente zijn alle manslidmaten, die onder haar ressort wonen, den ouderdom van 23 jaren bereikt hebben, en ten minste één jaar geleden bij den kerkeraad geloofsbelijdenis hebben afgelegd of op ingediende attestatie of bewijs van lidmaatschap als lidmaten der gemeente erkend zijn.

Manslidmaten, die in het jaar, dat aan de stemming of verkiezing voorafgaat, door eenig armbestuur zijn bedeeld geworden, en zij, die onder censuur of curatele staan, zijn van deze stembevoegdheid uitgesloten.

2. Binnen drie maanden na de invoering van dit Reglement onderwerpt de kerkeraad aan het oordeel der stemgeregtigden de vraag, of zij het regt tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten zeiven wenschen uit te oefenen op de in dit Reglement vorder beschreven wijze, dan welden algemeenen kerkeraad bepaaldelijk mag-tigen om daarmede op den bestaanden voet voort te gaan.

De meerderheid der behoorlijk uitgebragte stemmen beslist. Bij het staken der stemmen blijft de bestaande wijze van benoemen en beroepen voortduren.

-ocr page 52-

iO REGIEM. OP DF. BEN. VAN OUDERL. EN DUK. EN

3. Heeft de meerderheid het regt tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten, volgens art. 2, zich voorbehouden, dan wordt dit in gemeenten van minder dan 100 stemge-regtigden door de stemgeregtigde leden zeiven uitgeoefend.

In gemeenten van 100 en meer stemgeregtigdon geschiedt dit door een kiesoollegie. Dit collegie bestaat uit de gezamenlijke leden van den (Algemeenen) kerkeraad en uit twee maal zoo vele gemagtigden, te benoemen door en uit de stemgeregtigden. Deze worden benoemd voor den tijd van vier jaren. Jaarlijks ; treedt een vierde gedeelte af, volgens een rooster, voor de eerste maal door het lot vastgesteld. De aftredenden zijn terstond herkiesbaar.

Voor de vergaderingen, tot de benoeming van ouderlingen en diakenen en tot de beroeping van predikanten belegd, gelden de voorschriften van artt. 8 en 9 van het Algemeen Reglement.

Tienmaal 'sjaars, op den tijd in het plaatselijk Reglement (art. 4) voorgeschreven, wordt de kiezerslijst opgemaakt en vastgesteld.

Het al of niet optreden van een kiescollegie hangt af van het getal der stemgeregtigden op het tijdstip van de vaststelling der kiezerslijst; ten gevolge van de vermeerdering of vermindering van dat getal ondergaat gedurende één jaar de wijze van verkiezing geene verandering. (1 Maart 1871.)

4. Binnen zes maanden, nadat de meerderheid het regt tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten, volgens art. 2, zich heeft voorbehouden, wordt de uitvoering van art. 3 door den kerkeraad bij plaatselijk reglement geregeld. De kerkeraad zendt dat reglement ter beoordeeling aan het classicaal bestuur. Wanneer het classicaal bestuur oordeelt, dat het plaatselijk reglement niet in strijd is met dit reglement noch met andere alge-meene of bijzondere reglementen, zoo onderwerpt dat

-ocr page 53-

DE BEROEPING VAK PhtDIKAIVTEN. H

bestuur het aan do goedkeuring van het provinciaal kerkbestuur. Met veranderingen in meergenoemd plaatselijk Reylement wordt op dezelfde wijze te werk gegaan. Aanstonds na de goedkeuring treden zooivel geheel het Reglement als de daarin gemaakte veranderingen in werking. (1 Febr. 1873.)

Indien in de kosten van het werk der verkiezing niet op eene andere wijze kan worden voorzien, verbindt de kerkeraad de uitoefening van het stemregt aan eene contributie, die evenwel de som van één gulden 's jaars niet mag te boven gaan.

5. De ouderlingen en diakenen, die bij het in werking treden der nieuwe wijze van verkiezing in dienst zijn, blijven hunne betrekking vervullen totdat hun diensttijd verstreken is.

6. Do in art. 2 bedoelde beslissing van de meerderheid der stemgeregtigden blijft van kracht gedurende vier jaren. Na verloop van dezen termijn, en vervolgens telkens na verloop van tien jaren, roept de kerkeraad van nieuws de stemgeregtigden op om te beslissen over de vraag, of zij het regt tot verkiezing der kerkeraadsleden zeiven wenschen uit te oefenen op de in dit Reglement beschreven wijze, dan wel den kerkeraad daartoe bepaaldelijk mag-tigen. De bepalingen in art. 2 worden daarbij steeds in acht genomen.

i

7. Met de invoering van dit Reglement zijn art. 6 ') van het Synodaal Reglement voor de kerkeraden en art. 48 van het Reglement op de vacaturen vervallen.

') Yoor die vervallen artt. zijn later andere in plaats gekomen, zooals zij thans geplaatst zijn.

-ocr page 54-

Reglement voor de diakoniën der Nederlandsche Hervormde Kerk.

[(20 Mei 1857.)]

Art. 1. In elke gemeente der Nederlandsche Hervormde Kerk bestaat eene diakonie of kerkelijke instelling ter verzorging dor armen.

2. Diakoniën zijn instellingen van weldadigheid, van zuiver kerkelijken aard, onder kerkelijk bestuur en toezigt, en bestemd den armen dor gemeente met hulp en ondersteuning te gemoet te komen.

3. De kerkelijke verzorging van armen -wordt uitgeoefend door diakenen, onder medewerking en goedkeuring van den kerkeraad, en onder toezigt van het classicaal bestuur.

4. De zorg der diakenen voor de stoffelijke belangen der armen wordt, zooveel maar immer mogelijk, dienstbaar gemaakt aan de bevordering van hunnen geestelijken welstand.

5. Ten aanzien van het getal der diakenen, hunne vereisohten, hunne benoeming, hunne verhouding tot den kerkeraad en het classicaal bestuur, en wat den duur hunner bediening betreft, wordt gehandeld overeenkomstig de bepalingen van het Algemeen Reglement en de bijzondere reglementen.

6. Elke diakonie zorgt voor de armen, die in het

-ocr page 55-

mm»- *'.: ■;

REGLEMENT VOOR HE MAKONICN.

kerkelijk ressort van liare gemeente wonen. Aan armen, die elders wonen, of die zich tijdelijk in eene gemeente opliouden, wordt niet dan in den uitersten nood door diakenen ondersteuning verleend.

7. Diakenen zorgen allereerst en bij voorkeur voor de arme lidmaten der gemeente en hunne kinderen, doch zullen hunne zorg ook uitstrekken tot armen, die geen lidmaten zijn, indien en in zoover hunne middelen daartoe strekken.

8. Geen arme heeft regt op bedeeling; de kerkelijke verzorging van armen is vrije en ongedwongene liefdadigheid.

9. Diakenen rigten hunne bedeeling in naar de stoffelijke behoeften en den zedelijken toestand der armen, in verband met de middelen, waarover zij kunnen beschikken. In geen geval zijn zij gehouden meer personen te ondersteunen of meer ondersteuning te verstrekken, dan hunne middelen gedoogen.

10. Bij armen, die van elders komen inwonen, geven diakenen bijzonder acht op redenen, die hen tot verandering van woonplaats hebben genoopt, en bepalen hiernaar het bedrag hunner bedeeling.

11. Allereerst zien diakenen toe, dat zij door hunne ondersteuning geene luiheid of onmatigheid, noch eenige zedeloosheid bevorderen. Zij trachten het gebruik van sterken drank bij hunne bedeelden tegen te gaan, en verleenen hun, die zich aan misbruik daarvan schuldig maken, in geen geval eenige geldelijke ondersteuning.

12. Diakenen zorgen, zooveel zij kunnen, voor do verstandelijke, zedelijke en godsdienstige belangen van de bedeelden en hunne kinderen; zij dienen hen met raad, hulp en vertroosting; zij zoeken hun arbeid te verschalfen en bevorderen werkzaamheid onder hen; zij zorgen voor het bijwonen der openbare godsdienstoefeningen bij de bedeelden, voor het gebruik maken van de catechisatie, vooral ook voor het schoolgaan der kinderen.

in

-ocr page 56-

REGLEMENT VOOR

13. Om in don nood der armen te voorzien, zamelen diakenen de liefdegaven der gemeente in, beheeren de inkomsten der diakonie. en zorgen voor hare bezittingen en eigendommen, ook, zooveel de gebouwde eigendommen aangaat, door verzekering tegen brandschade. Zij doen wat in hun vermogen is, om hunne middelen uit te breiden, vooral door beroep op de liefdadigheid der gemeente, en zoeken alzoo aan de kerkelijke verzorging der armen den ruimsten omvang te geven.

14. Kerkelijke gemeenten nemen geen subsidie aan van het burgerlijk bestuur, en sluiten met dat bestuur gee-ne zoodanige overeenkomsten, als waardoor diakenen op eenigerlei wijze zouden beperkt worden in de vrijheid en onafhankelijkheid hunner handelingen en in de naleving der kerkelijke wet.

15. Diakoniën, die, tijdens de invoering van dit Reglement, gesubsidieerd zijn, of met burgerlijke besturen overeenkomsten hebben aangegaan of ver-eenigd zijn, keeren op éénmaal of van lieverlede tot den normalen toestand eener diakonie terug.

Tot het voorloopig voortduren van den abnor-malen staat eener diakonie kan door de ... (1 Maart 1868.) Algemeene Synodale commissie, op aanvrage en om gewigtige redenen, vergunning worden verleend.

16. Diakenen zijn gehouden aan het burgerlijk bestuur de inlichtingen te geven, die bij de Algemeene Armenwet van 28 Junij 1854 (Staatsblad n0. 100) gevorderd worden.

17. Diakenen bewaren charters, titels, papieren van geldswaarde en bewijzen van eigendom der diakonie; zij zijn aansprakelijk, ieder zooveel hem aangaat, voor elk nadeel en verlies, daaraan geleden, uit achteloosheid, verzuim of kwade trouw voortspruitende.

18. Van alle bezittingen der diakonie wordt door diakenen een behoorlijk register of ligger aangelegd, geregeld bijgehouden, en door den kerkeraad gewaarmerkt. De ligger zelf berust bij den administre-

u

-ocr page 57-

DE niAKONICN.

renden diaken; afschrift daarvan, eveneens gewaarmerkt , wordt neergelegd in het archief van den kerkeraad.

Het classicaal bestuur is bevoegd een afschrift van den ligger te vragen. (1 October 1862.)

19. Het al of niet opmaken en vaststellen van eene jaarlijksche begrooting omtrent de ontvangsten en uitgaven voor het volgende dienstjaar, wordt aan huishoudelijke bepalingen overgelaten.

20. Diakenen mogen geene levering aan de diakonie doen, onderhands geen goed van haar huren of koo-pen, noch aan haar verkoopen, geen bezoldigd werk voor haar verrigten, en geene aanbesteding van haar aannemen.

Van deze bepaling kan, om dringende redenen, dispensatie worden verleend door den kerkeraad, met kennisgeving aan het classicaal bestuur.

2'1. Diakenen beleggen de gelden, die zij voor hun beheer niet noodig hebben, met toestemming des kerkeraads. Zij leenen geene gelden van de diakonie, noch gaan beleeningen met haar aan zonder toestemming des kerkeraads en goedkeui'ing van het classicaal bestuur. Evenzoo wordt ook de goedkeuring van dit bestuur vereischt, indien de geldbelegging plaats heeft op eene andere wijze, dan door inschrijving op een der grootboeken van de nationale schuld; alsmede tot het verkoopen, verruilen, bezwaren of verpanden van goederen der diakonie.

22. De kerkeraad is bevoegd diakenen te vergunnen, het batig saldo der rekening tegen behoorlijke rente aan de plaatselijke kerkekas ter leen te geven.

23. Tot het voeren van regtsgedingen de diakonie betreffende, hetzij eischende, hetzij verwerende, behoeft de kerkeraad de toestemming van het classicaal bestuur.

De regtsvordering der eischende partij wordt ingesteld door do Hervormde gemeente, ton name van diakonen of van het eollegie van diakenen.

-ocr page 58-

REGLEMENT VOOR

24. Legaten van honderd gulden en daarboven, aan de diakonie vermaakt, mogen niet worden verbruikt, maar moeten worden belegd of tot aflossing van schuld worden gebezigd, tenzij de erfmaker iets anders hebbe voorgeschreven.

Dispensatie van deze bepaling zal niet dan in dringende omstandigheden worden verleend door het classicaal bestuur.

25. Geene betaling mag door den boekhouder of administrerenden diaken voor de diakonie worden gedaan, tenzij onder doorloopende of bijzondere mag-tiging van diakenen. Bij verschil doet de kerkeraad vutspraak.

26. De boekhouder of administrerende diaken is te allen tijde verpligt aan diakenen, aan den kerkeraad en aan het classicaal bestuur, wanneer dit om ge-wigtige redenen aanvrage daartoe doet, opening te geven van den staat der kas, de boeken te vertoonen en van de aanwezigheid der kasgelden te doen blijken.

27. Diakenen doen jaarlijks, vóór den eersten April, rekening en verantwoording van hunne administratie over het afgeloopen jaar, ten overstaan van den kerkeraad, en leggen daarbij over al de rentegevende effecten en bewijzen van eigendom der diakonie, om met den ligger (art. 18) vergeleken te worden. Bij de beraadslagingen over de goedkeuring der rekening hebben diakenen geen concluderende stem.

Deze rekening, door den kerkeraad goedgekeurd, wordt voor de gemeente ter inzage gelegd, en op dag en uur, vooraf bekend gemaakt, in orde bevonden zijnde, ten overstaan van de gemeente gesloten.

Bezwaren omtrent de gehouden administratie worden hij den kerkeraad ingebragt en behandeld, behoudens beroep op het classicaal bestuur. In de vergadering des kerkeraads hebben diakenen, bij de behandeling dezer bezwaren, geen concluderende stem.

[Iet classicaal bestuur is bevoegd, om gewigtigc redenen, afschrift der rekening te vragen.

-ocr page 59-

DE DIAKONIÖN.

28. Diakenen zijn verpligt zich aan de bepalingen, in dit Reglement vervat, te houden; de kerkeraad zorgt voor hare handhaving en uitvoering, het claa-sicaal bestuur houdt daarop een waakzaam oog en zorgvuldig toezigt; bij verschil in den kerkeraad beslist het classicaal bestuur, behoudens hooger beroep.

29. Ter voorziening in plaatselijke behoeften kunnen door den algemeenen kerkeraad bijzondere reglementen gemaakt worden, overeenkomstig art. 25 ') van het Algemeen Reglement.

') 25 in plaats van 12. (1 Maart 1867.)

-ocr page 60-

Reglement op de vacaturen.

[(20 Mei 1857.)]

EERSTE AFDEEL1NG.

HET ONTSTAAN VAN DE VACATUREN.

Art. De vacature van eene predikantsplaats ontstaat door het overlijden, het vertrek, het emeritaat, den vrijwilligen afstand en het ongevraagd ontslag of de afzetting van hem. die ze bekleedt.

2. Van het overlijden des predikants geeft de ker-keraad onverwijld kennis aan het classicaal bestuur, met opgave of de overledene eene weduwe of minderjarige en nog niet tot onafhankelijk bestaan gekomen kinderen nalaat.

Bij overlijden van den eenigen predikant eener gemeente, zendt de kerkeraad terstond het berigt met de opgave omtrent de nagelaten betrekkingen aan den consulent, die het doet toekomen aan den praetor van den ring en aan het classicaal bestuur, hetwelk de mededeeling doet aan het daartoe aangewezen Ministeriëel departement. (1 Mei 1864.)

3. Het overlijden van den predikant, nalatende eene weduwe of minderjarige, nog niet tot onafhankelijk bestaan gekomen, kinderen, doet de vacature ontstaan voor een geheel jaar, bijaldien deze nabestaanden gebruik maken van het regt, hetwelk hun wordt toegekend, om de inkomsten der vacerende predikantsplaats (hot genot van inwoning in de pastorij of van huishuur daaronder begrepen) gedurende dit tijdvak.

-ocr page 61-

REGLEMENT OP DE VACATUREN. 49

met en boven het sterfkwartier, geheel en onbezwaard te genieten.

Zonder inbreuk op dit regt, tracht men zoo mogelijk het dusgenoemde jaar van gratie, met goedvinden van belanghebbenden, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, ten einde de vervulling der vacature bespoedigd worde.

4. Meerderjarige kinderen van den predikant en alle, bij hem inwonende, bloed- en aanverwanten zijn

I gedurende drie maanden, te rekenen van den dag 1 des overlijdens, geregtigd tot het genot van pastorij en al de overige inkomsten van de standplaats.

5. Een predikant, naar elders vertrekkende, wordt door den kerkeraad, onder voorzitting van den consulent (waar deze werkzaam is), van zijne betrekking tot de gemeente en, de claste verlatende, te gelijkertijd door een afgevaardigde van het classicaal bestuur van zijne betrekking tot de classe ontslagen, welk bestuur, op de aanvrage, door den predikant minstens veertien dagen te voren gedaan, een zijner naastbij wonende leden tot dit einde benoemt.

Het ontslag uit de classis wordt verleend, zonder dat daarbij de overlegging kan worden gevorderd van het bewijs der voldoening van de door de classicale weduwen-beurs gevorderde gelden pro exitu. (1 Maart 1871.)

Aan den alzoo ontslagen predikant worden acten afgegeven, ingerigt overeenkomstig de bij dit Reglement gevoegde formulieren B en C.

De schadeloosstelling van den consulent, alsmede van den classicalen afgevaardigde, voor de kosten aan zoodanig ontslag verbonden, komt ten laste der I roepende gemeente.

6. Indien een predikant komt te overlijden na zijn i ontslag en vóór zijne bevestiging in den loop der 1 maand, waarin dit ontslag heeft plaats gehad, dan p wordt hij gerekend nog te behooren tot de gemeente ' die hij verliet, doch heeft zijn overlijden plaats na het

einde der maand, waarin hij werd ontslagen, dan wordt

3

-ocr page 62-

REGLEMENT 01»

hij gerekend te behooren tot de gemeente die hem ri

Op beide gevallen is het bepaalde bij artt. 3 -nt 4 van toepassing.

7. Een predikant, die vrijwillig van zijne hediem wenscht afstand te doen, gseft van zijn voornemen dan ■ toe schriftelijk kennis aan den kerkeraad zijner gemeen : . met opgave van den tijd tegen welken hij willens is z amht neder te leggen.

De kerkeraad zendt van de ontvangen kennisgeviquot; onmiddelijk herigt aan het classicaal bestuur, dat hierv n weder onverwijld mededeeling doet aan het aangewez ■ Ministerieel departement. (1 Februarij 1865.)

7*. (1 Febr. 1865.) Bij het ontslag van de betrekkii tot de gemeente en de classe ten gevolge van v( kregen emeritaat of vnjwilligen afstand van de dier c wordt gehandeld, als in art. 5 is geregeld; doch worden deze acten ingerigt naar de formulieren ! en E, en de kosten der handeling gedragen do c hem, te wiens behoeve zij plaats heeft.

8. In geval van ongevraagd ontslag en van or. zetting uit de dienst geeft het classicaal bestuur, i ontvangen berigt van het provinciaal kerkbestm hiervan terstond kennis aan den kerkeraad, di ' consulent, den praetor van den ring en het daan aangewezen Ministerieel departement. (1 Mei 186'

TWEEDE AFDEELING.

VOORZIENING IN DE DIENST GEDURENDE DE VACATUREN.

9. In vacante gemeenten wordt de predikdien ■waargenomen door de predikanten van den rin . Het overige herder- en leeraarwerk is aan den cor. sulent opgedragen. De nadereregeling dier werkzaan. heden geschiedt volgens huishoudelijke bepalingen van den ring, goedgekeurd door het classicaal bestuur

Bij langen duur der vacature, ten gevolge van et annus gratiae of gertzen geschil over hare vervulling tracht de kerkeraad, daartoe reden vindende, eem

BO

-ocr page 63-

BE TACATÜREW.

Ujdelijken hulpprediker te hehomen volgens het Reglement op het hulppredikerschap. (1 Maart 1863.)

quot;10. In gemeenten met twee of meer predikanten wordt de vacature voor al de deelen der Evangeliebediening waargenomen door den ring, tenzij de overblijvende predikant of predikanten met het ge-heele werk, buiten de predikdienst, zich alleen willen belasten; een en ander nader te regelen door huishoudelijke bepalingen van den ring, onder goedkeuring van het classicaal bestuur.

11. Voor elke gemeente met één predikant wordt een consulent en nevens hem een secundus benoemd, ten einde in de voorkomende gevallen, als zoodanig, naar het Reglement op te treden.

Yoor de gemeenten met twee of meer predikanten wordt de zaak van het consulentschap door den ring, onder goedkeuring van het classicaal bestuur, geregeld.

12. De benoeming der consulenten en hunner secundi geschiedt door den ring, met inachtneming van de bijzondere behoeften en belangen der gemeenten, en onder goedkeuring van het classicaal bestuur, hetwelk bevoegd is om in die benoeming al zoodanige veranderingen te brengen, als het zal oordeelen door de omstandigheden te worden ver-eischt. Van de alzoo goedgekeurde of gewijzigde benoemingen wordt door den scriba van 't classicaal bestuur aan den praetor van den ring, aan de kerkeraden en aan de benoemden kennis gegeven.

-13. De consulent aanvaardt zijne betrekking in de vergadering des kerkeraads, die, onder zijne voorzitting, tot ontbinding der betrekking van den predikant tot de gemeente wordt gehouden, of anders in eene vergadering, die hij belegt, zoodra hij het berigt heeft ontvangen van het overlijden, het ongevraagd ontslag, de schorsing of ontzetting uit de dienst van den predikant.

14. In de vergadering, in art. 13 vermeld, wordt

ÏA

-ocr page 64-

S2 REGLEMENT OP

het archief, gewoonlijk onder den predikant berustende, overgenomen door den kerkeraad, onder behoorlijken inventaris, waarvan een afschrift wordt gezonden aan het classicaal bestuur.

Het archief wordt nedergelegd in eene verzekerde bergplaats, voorzien met twee verschillende sloten, waarvan de sleutels, de een bij den consulent, de andere bij een der ouderlingen bewaard blijven.

15. De consulent bekleedt in de vacante gemeente geheel de plaats van den pastor loei, doch heeft in den kerkeraad en in het kiescollegie slechts eene adviserende stem. (1 Maart 1869.)

Zijne toestemming wordt gevorderd tot alle handelingen in de gemeente, welke buiten de predikdienst in het herder- en leeraarwerk begrepen zijn.

46. Bij afwezigheid van den consulent vergadert de kerkeraad niet dan om zeer dringende redenen en met schriftelijk door hem verleende toestemming. In zoodanige vergadering neemt deze alleen besluiten omtrent de zaken tot welker behandeling zij belegd is, en zonder zijne goedkeuring wordt aan geen dezer besluiten gevolg gegeven.

17. De consulent regelt, in overleg met den kerkeraad, de waarneming van het herderlijk werk.

18. Bij elk geschil (1 Maart 1863) tusschen den kerkeraad, het kiescollegie of de stemgeregtigden en den consulent wordt de beslissing ingeroepen van het classicaal bestuur. (1 Maart 1869.)

19. De consulent wordt voor zijne gewone werkzaamheden, in artt. IS, 15 en 17 vermeld, als ook voor het bijwonen van de gewone, voor jaarlijks wederkeerende werkzaamheden bestemde (1 Maart 1870) kerkeraadsvergaderingen schadeloos gesteld alleen door den ring, met uitzondering zoowel der kosten, welke volgens art. 5 ten laste komen der roepende gemeente, als van die, welke voortvloeijen uit de invoering van het Synodaal Reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten, en

-ocr page 65-

DE TACATURER.

waarin, volgens art. 5 van dat Reglement, door andere middelen moet worden voorzien. (1 Maart 1869.)

20. De kerkeraad, buitengewoon de tegenwoordigheid van den consulent verlangende, zendt hem eene schriftelijke uitnoodiging, en verzekert hem de vergoeding der kosten van het verblijf met ƒ3, en van de heen- en wederreize te zamen voor elk uur af-stands ƒ 2.

21. De verdeeling der predikbeurten wordt door den ring geregeld.

De consulent vervult de eerste predikbeurt na het ontstaan van de vacature, hetwelk bij overlijden invalt na den dag der begrafenis, en bij emeritaat, vrijwilligen afstand, ongevraagd ontslag en ontzetting uit de dienst, na de deswegens ontvangen officiële kennisgeving.

22. De consulent zendt, binnen acht dagen na hot ontstaan der vacature, aan den praetor eene lijst der te vervullen predikbeurten, voor ten minste drie maanden, met bijvoeging van den tijd, waarop het Avondmaal gevierd en de voorbereiding en nabetrachting moeten gehouden worden. Deze lijst zal telken male, veertien dagen vóór het eindigen dier tijdruimte, voor gelijken tijd, of anders voor den nog overigen duur der vacature worden voortgezet.

De praetor zorgt, dat aan elk der predikanten de opgave geschiedt der predikbeurten, door hen te vervullen.

23. Be vervulling van de predikdienst in eene vacature door den ring wordt bepaald tot ééne predikbeurt op iederen Zondag en den eersten Kersdag. (1 Maart 1863.)

Tot dispensatie van deze bepaling, niet dan om zeer bijzondere en gewigtige redenen aan de zijde van den ring te verleenen, is de Synode of in hare plaats de Synodale commissie bevoegd, na gehoord te hebben het classicaal bestuur en het provinciaal kerkbestuur van het ressort. (1 Mei 1864.)

De prediking op de tweede feestdagen, op den Goeden

S3

-ocr page 66-

REGLEMENT OP

Vrijdag, op Hemelvaartsdag, alsmede op Oud- en Nieuwjaar, op provinciale en plaatselijke biddagen of andere gewone werkdagen, wordt overgelaten aan het oordeel van den ring, met inachtneming van plaatselijke gesteldheid en behoefte, en behoudens goedkeuring van het classicaal bestuur, (1 Maart 1863.)

De ring bepaalt in het belang der gemeente, onder goedkeuring van het classicaal bestuur, of die beurten des voormiddags, des namiddags of op andere uren zullen worden waargenomen.

24. Wanneer meer dan een derde der predikantsplaatsen in het ressort van den ring vacant is, zorgt het classicaal bestuur, of, waar ring en classe één zijn, het provinciaal kerkbestuur, op verzoek van den ring en termen daartoe vindende, dat de vacaturen, die dat gedeelte te boven gaan, door een of meer der naburige ringen bediend worden, en maakt daaromtrent zoodanige bepalingen, als de billijkheid voorschrijft.

25. In eene vacante gemeente wordt niet gepredikt en geen openbare godsdienstoefening geleid dan door een predikant of een candidaat tot de Heilige dienst.

26. De kerkeraad draagt zorg voor de goede ontvangst en huisvesting van den consulent en de overige ringpredikanten, wanneer zij in het belang der vacerende gemeente overkomen.

27. De ten behoeve der vacante gemeente bewezen diensten in het algemeen en de waarneming van het consulentschap in het bijzonder geven den ring aanspraak op al de inkomsten, aan de openstaande predikantsplaats verbonden, met uitzondering van de gevallen , in artt. 3 en 4 vermeld, waarin hij zijne diensten zonder geldelijke vergoeding bewijst.

Indien de inkomsten, uit pastorij goeder en voortvloei-jende, met inbegrip van het landstractement meer dan f 1200 bedragen, komt het meerdere voor de eene helft ten voordeele van de Ringpredikanten, voor de andere helft ten voordeele van de kerkekasder gemeente. (15 Feb. 1872.)

-ocr page 67-

DE VACATUREN.

Twee derde gedeelten van het aan den ring aankomende worden genoten door den hulpprediker, die door den kerkeraad wordt aangesteld naar artt. 9 en 47.

Indien deze twee derde gedeelten meer bedragen dan / 800 'sjaars, blijft het meerdere voor den ring. (1 Maart 1863.)

28. Bij gerezen geschil (1 Maart 1863) tussohen den ring en de vacerende gemeente over de aan den ring toekomende gelden, tracht, vóór dat in de regten wordt opgetreden (1 Maart 1871), het classicaal bestuur, en bij het mislukken van deze poging, het provinciaal kerkbestuur, des noods in overleg met het provinciaal collegie van toezigt het geschil (1 Maart 1863) te vereffenen. (Het overige vervalt. 1 Maart 1871.)

29. De afrekening der inkomsten tussohen den ring ter eene, en de aankomende en vertrekkende predikanten, de weduwen of nabestaanden van overleden predikanten ter andore zijde, geschiedt in eiken ring overeenkomstig huishoudelijke bepalingen , goedgekeurd door het classicaal bestuur.

30. De quaestor van den ring ontvangt de inkomsten der vacature. Tot de regtstreeksohe inning van het landstractement benoemt de ring, zulks goedvindende, een afzonderlijken gemagtigde, met kennisgeving aan het daartoe aangewezen Ministerieel departement. (1 Mei 1864.)

31. De vacatuurpenningen worden in de beurs van den ring gestort, en door de leden naar onderling te maken bepalingen verdeeld. Ingeval van bezwaar, de verdeeling betreffende, beslist het classicaal bestuur.

32. Wanneer een lid van den ring zijne predikbeurt in eene vacante gemeente niet vervult, komt zijn aandeel voor die dienst ten voordeele van de diakonie-kas dezer gemeente, tenzij bij haar de oorzaak ligt van het verzuim, in welk geval de ringbeurs dit voordeel geniet.

Daarenboven betaalt de predikant ten behoeve dier-zelfde diakoniekas eene boete van ƒ 6, wanneer niet

55

-ocr page 68-

REGLEMENT OP

voldoende, ter beoordeeling van het classicaal bestuur, door hem is aangetoond, dat hij de beurt niet vervullen kon.

AANHANGSEL TOT DE TWEEDE AFDEELING.

VOORZIENING IN GEVALLEN MET VACATUREN GELIJKSTAANDE.

33. Ingeval een predikant zich ambtshalve uit zijne gemeente verwijdert, of haar om andere redenen verlaat, zonder gezorgd te hebben dat zjjn dienstwerk behoorlijk waargenomen worde; of ook indien hij door ziekte, krenking van geestvermogens of schorsing belet wordt zijn dienstwerk te verrigten, wordt, inzonderheid in gemeenten met één predikant, door de ringpredikanten, zoo veel noodig in overleg met den kerkeraad, in de dienst voorzien, onder de bepalingen, krachtens de eerstvolgende artikelen in acht te nemen.

34. Een predikant, die, ter bijwoning van hooge kerkvergaderingen geroepen, zich deswege voor eeni-gen tijd uit zijne gemeente verwijderen moet, is ge-regtigd, de dienst der ringbroeders, zoo noodig, in te roepen voor de vervulling van zijne predikbeurten, gedurende den tijd der gevorderde afwezigheid, op den voet in art. 23.

De praetor van den ring zorgt in dit geval, op zijne aanvrage, voor de uitschrijving der predikbeurten, en de Hfwezige predikant voor de goede ontvangst en de reiskosten der ringbroeders, die ze vervullen. Be regeling

^zetkosten is aan den ring overgelaten. (1 Maart 1867.)

35. Ingeval een predikant zijne gemeente verlaten heeft zonder in zijn dienstwerk te hebben voorzien, geeft de kerkeraad hiervan ten spoedigste kennis aan het classicaal bestuur. Zoo het bestuur na onderzoek daartoe termen vindt, verklaart het aan den praetor

so

-ocr page 69-

DE VACATUREN.

van den ring, dat de gemeente in hare tegenwoor-digen toestand als eene hulpbehoevende beschouwd, en dat met haar als met eene vacature gehandeld moet worden, volgens de bepalingen in artt. 13—26.

Indien zoodanige toestand onverhoopt langer dan een half jaar blijft bestaan, beoordeelt het classicaal bestuur, in overleg met den kerkeraad, hoe verder zal gehandeld worden, en wordt inmiddels in de dienst bij voortduring op dezelfde wijze voorzien.

36. Bevindt een predikant door langdurige ziekte zich buiten staat, zijn dienstwerk te verrigten, eu kan hij zelf de vereischte hulp zich niet verschaffen, dan geeft de kerkeraad op zijn verzoek, of anders hij zelf met mededeeling aan dit collegie, hiervan kennis aan het classicaal bestnur, hetwelk alsdan, overeenkomstig het bepaalde in art. 35, handelend optreedt.

Ten aanzien der kosten wordt met de omstandigheden te rade gegaan.

37. Wanneer bij het classicaal bestuur door den kerkeraad eener gemeente bezwaar wordt ingebragt ■wegens ongeschiktheid van haren predikant tot het verrigten van zijn dienstwerk uithoofde van gekrenkte geestvermogens, of wanneer dit bestuur ook buitendien grond heeft om zoodanigen toestand te vermoeden, benoemt het eene commissie uit zijn midden, om op de plaats zelve het noodige onderzoek in te stellen.

Blijkt het alsdan dat dit bezwaar of vermoeden gegrond is zoo wordt de predikant door het classicaal bestuur, op zijn verzoek, of, bij weigering of onbekwaamheid om zulk een aanzoek te doen, na bekomen attest van een geneeskundige, op eervolle wijze en met behoud van zijn tractement, voor een lialf jaar van zijn dienstwerk ontheven, hetwelk alsdan, op aanschrijving van het classicaal bestuur, door de ring-predikanten, en, in gemeenten met één predikant, ook door den consulent wordt waargenomen, overeenkomstig de art. 13—24 en 26.

K7

3*

-ocr page 70-

KEULEMEXT 01'

Na verloop van een half jaar onderzoekt het classicaal bestuur, of de predikant weder tot het ver-rigten van zijn dienstwerk kan worden toegelaten. Indien het bestuur hiertoe geene vrijheid vindt, en de hoop op herstel nogtans niet geheel verloren is, ontheft het den predikant van zijne dienst voor den duur van een geheel jaar. Intusschen is het, daartoe termen vindende, den kerkeraad behulpzaam in het verkrijgen van een hulpprediker. Voor de dienst wordt inmiddels op de wijze als vroeger gezorgd.

Wanneer na den eersten termijn de hoop op her- , stelling geheel is verdwenen, of de krankzinnigheid na den laatsten termijn voortduurt, gaat het bestuur tot handelen over, om een eervol ontslag te doen verleenen aan den lijdenden predikant, overeenkomstig de bepalingen op het verleenen van ongevraagd ontslag in het volgende art. 37*, overminderd altoos het regt van hooger beroep, naar de bestaande bepalingen. (4 Februarij 1865.) ,

Ten aanzien der schadeloosstelling, aan de ring-predikanten te verstrekken, wordt door het classicaal bestuur naar bevind van zaken gehandeld.

37*. Wanneer een predikant door ouderdom, ligchaams-gebreken of andere zeer qewigtige redenen, echter niet gelegen in krankzinnigheid noch vallende in de termen van het Reglement voor kerkelijk opzicjt en tucht, voor zijn dienstwerk ongeschikt geworden en nogtans ongenegen is het emeritaat aan te vragen, kan ie kerkeraad, of kan ook hel classicaal bestuur zelf bezwaren tegen de verdere ambtsvervulling van den predikant inbrengen bij het provinciaal kerkbestuur, tot welks ressort hij behoort.

Bezwaren zonder aanvoering van redenen zijn niet ontvankelijk. Na naauwkeurig onderzoek, icaarbij de predikant in de eerste plaats gehoord wordt en zoowel de belangen van de gemeente als die van den predikant gewogen worden, beslist het provinciaal kerkbestuur over het al of niet gegronde der ingebragte klagten.

-ocr page 71-

1)E VACVTUREN.

Wanneer de bezwaren gegrond geacht worden, doet het kerkbestuur uitspraak: dat de predikant behoort ontslag en te worden, geeft hem daarvan kennis en tracht hem daarbij nog te bewegen, dat hij zelf het emeritaat verzoeke.

Den predikant, die volhardt in zijne weigering, blijft een termijn van vier weken gesteld om tegen de uitspraak van het provinciaal kerkbestuur in hooger beroep te komen, waarvan hij aan dat bestuur schriftelijk kennis geeft.

Wanneer binnen den gestelden termijn geen kennisgeving van hooger beroep noch aanvraag om emeritaat is ingekomen, of wanneer, in geval van hooger beroep, de Synode op dit beroep afwijzend beschikt heejt, verleent het provinciaal kerkbestuur eervol ontslag.

Ook voor de klagers bestaat er bij de ontvangst van eene afwijzende beschikking van het provinciaal kerkbestuur een termijn van vier weken voor het doen van hooger beroep.

De onvermijdelijke kosten van de behandeling der zaak komen ten laste van hen, die bij uitspraak of einduitspraak in het ongelijk gesteld zijn, tenzij er gewigtige redenen bestaan om hierin op eene andere wijze te voorzien. (1 Februarij 1865.)

38. In geval van schorsing van een predikant, geeft het classicaal bestuur daarvan mede kennis aan den praetor van den ring, en, waar hij bestaat, ook aan den consulent, opdat in de dienst der gemeente als in die eener vacante worde voorzien. Die dienst wordt vergoed, en met het overschot van het tractement wordt gehandeld overeenkomstig de bepalingen van 't Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht.

39. Voor de diensten, in artt. 33—37 vermeld, geldt het bepaalde ten aanzien van vacaturen in artt. 23 en 24.

Bij een gelijk verzuim, als in art. 32 is omschreven , betaalt de predikant, die nalatig is gebleven ten behoeve der diakoniekas eene boete van /'6.

S9

-ocr page 72-

REGLEMENT OP

DERDE A.FDEELING,

VERVULLING DER VACATUREN.

A. BEROEPING.

Vóór de beroeping.

40. Be kerker aai doet, door tusschenkomst van het classicaal bestuur, ace-mraag bij het aangewezen Minis-teriiel departement tot het verkrijgen eener magtiging, ten einde aan den te beroepen leeraar het bedrag der laatstelijk aan cle standplaats verbonden inkomsten te kunnen aanbieden, en voert daarbij de gronden aan, waarop zijn verlangen, rust om de vacature op denzelfden voet te doen vervuld worden. (1 Mei quot;1864.)

4-1. De aanvraag, -in art. 40 vermeld, geschiedt zoodra het genoegzaam zeker is dat de vacature zal ontstaan, nadat aan den Ring eene hem voldoende verklaring is gegeven dat er van die zijde der gemeente, voor zooveel deze aangaat, geenz zwarigheid gemaakt wordt of zal gemaakt worden omtrent de naleving van art. 27 van dit Reglement en zal zijm geileken dat door de gemeente de verschenen classicalejuota zijn voldaan. (15 Febr. -1872.)

Het classicaal heèutr brengt deze aanvraag niet over, tenzij gebleken is, ctat de verschenen classicale quota (quota voor de kosten, van het bestuur) zijn betaald en eene schriftelijke verkering is overgelegd van de kerkelijke administratie der roemenie gemeente, dat zij bereid is niet slechts art. 27 na te hsven, maar ook de kosten vermeld in art. 73 te voldoen, enbij t/eschil over hun bedrag, de beslissing aanhet classicaal iestuur over te laten. (1 Febr. 1873.)

Waar een jaar van gratie is ingetreden, wordt met de aanvraag gewaclxt tot op zes maanden vóór dat het zal geëindigd zijn.

42. Indien het bevoegd Ministerieel departement bezwaren inbrengt tegen het verleenen der door den kerkeraad aangevraagde magtiging, tracht het classicaal bestuur, naar aanleiding van li «t Algemeen Reglement (art. 43),

CO

-ocr page 73-

DE VACATUREN.

of het provinciaal kerkbestuur (art. 51), waar zijne tusschenkomst wordt ingeroepen, tot opheffing daarvan te geraken. (1 Maart 1864.)

43. Geen predikanten, die eene vaste standplaats bekleeden, worden... (eene uitlating 1 Maart 1869) uitgenoodigd, om op de nominatie te prediken.

Candidaten tot de Heilige dienst, die op beroep prediken, vertoonen aan den kerkeraad, vóór het waarnemen van hunne predikbeurt, de door hen verkregen acte van toelating, benevens hunne acte van geboorte.

i Indien candidaten andermaal worden uitgenoodigd in dezelfde vacature te prediken, worden hun de reis-en verblijfkosten vanwege de gemeente vergoed.

De uitnoodiging tot het prediken op beroep geschiedt door of namens hen, die krachtens de reglementen de beroeping hebben te doen.

Bij de vervulling eener vacature uit candidaten wordt de keus bepaald tot hen, die op beroep gepredikt hebban. (1 Maart 1869.)

44. De toebereidselen tot de beroeping vangen tijdig aan; uiterlijk drie maanden vóór het einde van een jaar van gratie, waar dit wordt waargenomen, en in elk ander geval uiterlijk twee maanden na het ingaan der vacature, wordt het beroep uit-

,v gebragt.

Wanneer een predikant naar elders vertrokken is, wordt het doen van eene nieuwe beroeping in verband met art. 6, verdaagd tot na zijne bevestiging of tot na den afloop der maand, in welke hij van zijne betrekking tot de gemeente is ontslagen.

45. Wanneer de toebereidselen tot de beroeping niet op den bepaalden tijd tot het doen van eene keuze hebben geleid, geeft de kerkeraad hiervan met vermelding der redenen kennis aan het classicaal bestuur. Dit bestuur, hiertoe termen vindende, verleent diligcntverklaring en neemt qf bevordert maatregelen om den voortgang van het werk te bespoedigen, en gooft

61

-ocr page 74-

RKOLEMENT OP

van dit alles kennis aan het provinciaal kerkbestuur en aan het daartoe aangewezen (1 Mei 1864) Ministerieel departement. (1 Maart 1869.)

46. Wanneer geene diligentverklaring wordt verleend of de kerkeraad, ondanks de maatregelen en aanmaning van het classicaal bestuur, in de toebereidselen tot de beroeping blijft vertragen, doet dit bestuur wat des ker-keraads is. (1 Maart 1867; 1 Maart 1869.)

47. Wordt de vertraging veroorzaakt door hen, die het regt van collatie of van eenige andere medewerking bezitten, zoo naakt de kerkeraad hun eenen termijn bekend, van ten minste dertig, ten hoogste vijftig dagen, na welken hij het werk der beroeping, met hen of zonder hen, doet voortgaan.

Is er een geiing voor den burgerlijken regter over het regt van collatie of van medewerlcing aanhangig, dan stelt de kerkeraad, na afloop van het jaar van gratie, eenen hulpprediker aan naar het Reglement op het hulppredikerschap en op belooning in art. 27 bepaald.

In twijfelachtige gevallen wordt het regt, dat bij de laatste beroeping is uitgeoefend ... {eene uitlating \ Maart 1869) geëerbiedigd.

Bij weigering of uitstel van de agreatie stelt het classicaal bestuur aan den geregtigde tot agreatie, om haar te verhenen, eenen termijn van ten minste dertiq, ten hoogste vijl tig dagen. Is zij binnen den gestelden termijn niet verleend, zoo approbeert het classicaal bestuur de beroeping zonder haar. (1 Maart 1863.)

48. Be beroeping van predikanten geschiedt overeenkomstig het Synodaal Reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten. (1 Maart 1869.)

49. De in artt. 45 en 46 geschreven bepalingra, betreffende de vertraging in de toebereidselen tot de beroeping, zijn mede van toepassing op de beroeping zelve, met dien verstande dat, bij vrije beroeping, het classicaal bestuur een viertal opmaakt, waaruit het provinciaal kerkbestuur beroept, en als

62

-ocr page 75-

DE VACATURES.

derden tot medewerking hij de beroeping geregtigd zijn, het zelf de beroeping doet. (1 Maart 18G6.)

50. Om beroepen te worden in de Nederlandsohe Hervormde Kerk zijn al hare predikanten en hare oandidaten tot de Heilige dienst, die, wanneer de beroeping wordt uitgebragt, den leeftijd van 23 jaren bereikt hebben, in het algemeen bevoegd, behoudens echter de bepalingen voor hijzondere gevallen, in de eerstvolgende artikelen voorkomende.

51. (Valt weg. 1 Maart 1870.)

52. Tot de vervulling van eene vacature komen niet in aanmerking de predikanten, die, toen zij ontstond, of toen de drie maanden vóór het einde van het jaar van gratie reeds waren ingetreden, hunne eerste standplaats nog geen twee volle jaren bekleedden.

Tot dispensatie van deze bepaling, niet dan om zeer bijzondere en gewigtige redenen aan de zijde der roepende gemeente of van den beroepen predikant te verleenen, is de Synode of in hare plaats de Synodale commissie bevoegd, na gehoord te hebben de classicale en de provincicale besturen der ressorten.

53. Die eenmaal voor de op hem uitgebragte beroeping bedankt heeft, of naar art. (51 gerekend wordt bedankt te hebben, is bij elke volgende keuze van den kerkeraad in dezelfde vacature uitgesloten.

54. Om beroepbaar te zijn in gemeenten met drie of meer predikanten, wordt gevorderd de vervulling van den diensttijd van drie en van den leeftijd van zes en twintig jaren op den dag, waarop de gemeente vacant werd, of, bij een jaar van gratie, drie maanden vóór dat het eindigt.

52. Een candidaat tot de Heilige dienst, bij eene wettig erkende instelling van hooger onderwijs tot hoogleeraar en academieprediker benoemd, wordt, na de toestemming van de Synode op zijn verzoek verkregen te hebben, als predikant bevestigd, zon-

05

-ocr page 76-

' ' ' ■ '' ^ ^ t - ■■ 't; l|

6i REGLEMENT OP

der aan eene bepaalde gemeente verbonden te zijn.

De bevestiging geschiedt met oplegging der handen, onder de leiding van den voorzitter der Synode, in eene openbare zitting, daartoe door haar te houden in een der kerkgebouwen van de Hervormde gemeente te 's Gravenhage.

56. Die buiten 's lands het regt tot de predikdienst bij een erkend Hervormd kerkgenootschap verkregen maar nog geene vaste standplaats bekleed hebben, hetzij inboorlingen of vreemdelirigen, zijn niet beroepbaar bij eene gemeente der Nederlandsche Hervormde Kerk, zoolang hun niet de acte van toelating tot de Evangeliebediening, overeenkomstig het Reglement op het examen, door een van de wettige besturen dezer Kerk is uitgereikt.

57. Om op predikanten, die buiten 's lands als zoodanig bij een erkend Hervormd kerkgenootschap zijn werkzaam geweest, de beroeping uit te brengen, is de kerkeraad verpligt, ingeval zij niet volgens het Reglement op het examen als candidaten tot de Heilige dienst hier te lande zijn toegelaten, hen ter goedkeuring aan het provinciaal kerkbestuur van het ressort.. (eene uitlating 1 Mei 1864) voor te dragen.

Indien de beroepen predikant geen Nederlander is, vraagt hij, vóór het aanvaarden zijner bediening, de toestemming des Konings. (1 Mei 1864.)

Bij de overweging van deze voordragt gaat het provinciaal kerkbestuur, na vooraf de consideratiën van het classicaal bestuur gehoord te hebben, te rade niet alleen met de wenschen van bijzondere gemeenten, maar ook en bovenal met het algemeen belang der Nederlandsche Hervormde Kerk. Bovendien geeft het geene goedkeuring, vóór dat het ten volle verzekerd is, dat de bedoelde predikant werkelijk bij een erkend Hervormd kerkgenootschap de Evangeliebediening heeft bekleed, alsmede dat hij, ten aanzien van leeftijd en diensttijd beide, in de termen is van artt. 52 en 54.

-ocr page 77-

BE VACATUREN.

Eindelijk handelt het provinciaal kerkbestuur naar de bepalingen van art. 12 van het Reglement op het examen en voldoet de beroepene, bij gunstigen uitslag van het daar omschreven colloquium, aan de voorschriften van artt. 25—27 van hetzelfde Reglement .(1 Febr. quot;1874.)

58. De kerkeraad waakt voor de regten der gemeente, met eerbiediging altoos van de regten van derden, zoo bij volstrekte collatie, electie, medestemming enz. als bij benoeming door floreen-pligtigen. Gerezen geschillen met derden tracht hij in der minne te beslechten, tevens daarvan kennis gevende aan het classicaal bestuur, 't welk alsdan handelt overeenkomstig art. 47 en den kerkeraad met raad en hulpe ter zijde staat.

Tot het inslaan van den weg van regten behoeft de kerkeraad de goedkeuring van het classicaal bestuur, behoudens beroep, ingeval van weigering, op 't provinciaal kerkbestuur.

59. Zoodra de beroeping is uitgebragt wordt zij door den kerkeraad aan den beroepene bekend gemaakt door eenen brief, ingerigt naar het formulier A, hetwelk aan dit Reglement is toegevoegd. (1 Maart 1869.)

Ingeval er naar art. 52 dispensatie voor de gedane beroeping moet worden aangevraagd, geeft de kerkeraad hiervan voorloopig kennis aan den beroepene, en wordt met het opmaken van den beroepbrief gewacht, tot de dispensatie verkregen is. Indien het verzoek om dispensatie mogt worden afgewezen, wordt zulks onverwijld aan den beroepene berigt. (1 Maart 1867.)

60. De kerkeraad doet den beroepbrief gepaard gaan met eene officiële opgave van de inkomsten, aan de standplaats verbonden.

Veranderingen in de inkomsten worden door den kerkeraad niet gemaakt en niet gedoogd, zonder toestemming van het provinciaal kerkbestuur, op voordragt van het classicaal bestuur.

-ocr page 78-

REGLEMENT OP

Na de beroeping.

61. Van het ontrangen van den beroepbrief wordt aan den kerkeraad, die hem heeft toegezonden, onverwijld door den beroepene berigt gegeven.

Binnen den termijn van drie weken legt hij omtrent de aanneming of afwijzing van de op hem uitgebragte beroeping^ eene stellige schriftelijke verklaring over, en als deze na dit tijdsverloop niet gegeven is, wordt hij geoordeeld de roeping te hebben afgewezen.

62. Zoodra het berigt van afwijzing ontvangen of de tijd van beslissing verstreken is, wordt door den kerkeraad aan de regthebbenden naar art. 58 kennis gegeven, en wordt het werk der beroeping ten spoedigste hervat, opdat deze immer binnen den verloop van zes weken zij uitgebragt.

63. De beroepene, indien hij verklaard heeft de beroeping aan te nemen, wordt op de drie eerstvolgende Zondagen bij de openbare godsdienstoefeningen aan de gemeente voorgesteld, ten einde desbevoegden, zoo zij wettige bezwaren mogten hebben, in de gelegenheid te stellen, om die tegen hem in te brengen.

64. Tot het inbrengen van bezwaar tegen den beroepene zijn alleen bevoegd de niet onder censuur staande manslidmaten der roepende gemeente. De bezwaren houden in bepaalde beschuldiging, de Evangeliebediening of den wandel van den beroepene betreffende, voorzien van duidelijke en deugdelijke bezwaren. Zij worden, schriftelijk en onderteekend, uiterlijk op den tweeden dag na de derde afkondiging overgelegd bij den kerkeraad.

65. De acte van beschuldiging wordt met de daarbij overgelegde stukken door den kerkeraad onverwijld opgezonden aan het classicaal bestuur van het ressort der roepende gemeente. Dit bestuur zendt al de stukken, als ingediende klagten, ten spoedigste

66

-ocr page 79-

DE VACATUREN, 67

aan het classicaal bestuur, waaronder de beroepene behoort, hetwelk de zaak behandelt overeenkomstig het Reglement voor opzigt en tucht. Zoodra de beslissing genomen, en deze, krachtens de wettelijke bepalingen, als eene eindbeslissing te beschouwen is, wordt zij onverwijld ter kennis gebragt van het classicaal bestuur, waaronder de roepende gemeente ressorteert, hetwelk deze kennisgeving ten spoedigste aan den kerkeraad overbrengt.

66. Wanneer binnen den gestelden termijn geene beschuldigingen zijn ingebragt, of de ingebragte bij eind-uitspraak niet gegrond of niet gewigtig genoeg geoordeeld zijn, wordt de beroepbrief met al de daarbij noodige bescheiden door den kerkeraad aan het classicaal bestuur toegezonden, tot het bekomen van de kerkelijke goedkeuring.

De vereischte bescheiden zijn:

a. waar het eene beroeping geldt, uitgebragt op eenen predikant: 1quot;. afschrift van de aan den beroepene toegezondene opgave der inkomsten volgens art. 60

i van dit Reglement; 2°. getuigschrift van zedelijk gedrag, aan den beroepene af te geven door het classicaal bestuur, waaronder hij behoort, overeenkomstig formulier G hij dit Reglement gevoegd; , 3°. wettig bewijs, zooveel noodig, dat er ten aanzien

Ivan leeftijd en diensttijd voldaan is aan de bepalingen van artt. 52 en 54, alsmede, waar zij bestaan, aan de regten van derden;van leeftijd en diensttijd voldaan is aan de bepalingen van artt. 52 en 54, alsmede, waar zij bestaan, aan de regten van derden;

b. waar het de beroeping geldt van eenen candidaat: 1°. afschrift van de opgave der inkomsten volgens art. 60

| van dit Reglement; 2U. wettig bewijs, dat er ten aanzien | van den leeftijd voldaan is aan de bepalingen van art. 50, ( alsmede, waar zij bestaan, aan de regten van derden; t 3° acte van toelating tot de Heilige dienst; 4°. attestatie van goed zedelijk gedrag van den kerkeraad zijner woonplaats; en 5°. schriftelijke, door hem ondertee-, kende betuiging, dat hij bij zijne plegtige, ter toela-1 ting tot de Evangeliebediening afgelegde verklaring

-ocr page 80-

REGLEMENT OP

en belofte opregtelijk volhardt; de twee laatste strekken alleen tot toezending aan het provinciaal kerkbestuur.

Bij den beroepbrief van een buitenlandsch predikant wordt het bewijs gevoegd, dat voldaan is aan de art. 57 gestelde voorwaarden; benevens een getuigschrift van den kerkeraad zijner gemeente, of van het kerkbestuur waaronder die gemeente behoort. (1 Febr. ISGl.)

67. Nadat de vereischte stukken in orde bevonden zijn, wordt de kerkelijke goedkeuring van de beroeping door het classicaal bestuur verleend, mits dan ook gebleken zij:

1°. dat bij de beroeping is gehandeld overeenkomstig de kerkelijke bepalingen, met name die in art. 58 van dit Reglement zijn vervat, zullende anders het classicaal bestuur, tot opheffing van bezwaren of tot wegneming van twijfel, zich wenden, naar gelang der zaak, öf tot het provinciaal kerkbestuur, óf, door dit bestuur, aan de Synode of de Synodale commissie, öf ook regtstreeks tot het ) Ministerieel departement;

2°. dat in het bedrag der inkomsten van de standplaats geene verandering is gebragt, dan met de wettige magtiging naar art. 60 sub 2°. vereischt.

68. Bij de beroeping van een candidaat zendt het classicaal bestuur, na approbatie verleend te hebben, den beroepbrief, met de in art. 66 vermelde attestatie en betuiging, aan het provincaal kerkbestuur, ten einde den brief, nadat de stukken in orde zullen bevonden zijn, met zijn visum te voorzien, en alsdan aan het classicaal bestuur terug te zenden.

69. Ingeval het classicaal bestuur, krachtens art. 1 van het Reglement op de kerkeraden, in zake de beroeping heeft moeten doen wat des kerkeraads is, wordt de beroepbrief door dat bestuur ter approbatie aan het provinciaal kerkbestuur aangeboden. , Waar krachtens art. 49 van dit Reglement het pro- ■

fi8

-ocr page 81-

DE VACATUREN.

vinciaal kerkbestuur de beroeping doet, wordt de approbatie door de Synode of Synodale commissie verleend.

70. Alle zaken, die op de vacaturen en hare vervulling betrekking hebben, worden door het classicaal bestuur met den moesten spoed behandeld , en, indien geene gewigtige bezwaren zich daartegen opdoen, door den praeses en den scriba, namens het bestuur, afgedaan. Die spoed geldt inzonderheid alle handelingen, die beschuldigingen tegen den beroepene betreffen. Zoowel het classicaal bestuur als ook het provinciaal kerkbestuur en de Synodale commissie, waar hunne bemoeijing vereischt wordt, maken daartoe gebruik van de vrijheid, in artt. 46, EO en 72 van het Algemeen Reglement, ten aanzien van het houden der vergaderingen toegekend.

Indien na verloop van vier weken de approbatie op de aanvrage van den kerkeraad door het classicaal bestuur nog niet verleend is, verzoekt dit bestuur, met opgave van redenen, diligentverklaring bij het provinciaal kerkbestuur voor een bepaalden termijn. Is na dezen termijn aan het verzoek om approbatie nog niet voldaan, dan oordeelt het provinciaal kerkbestuur, of er termen zijn, om de zaak nu zelf ter beëindiging ter hand te nemen, en om, bij weigering van het classicaal bestuur, in diens plaats de approbatie te verleenen.

7-1. Na de kerkelijke goedkeuring van de beroeping, doet het classicaal bestuur, of, waar zulks noodig is, het hooger kerkbestuur daarvan mededeeling aan het daartoe aangewezen Ministerieel departement, opdat het de vereischte maatregelen kunne nemen tot uitbetaling van het tractement. Van die mededeeling geeft het be-stuur onmiddelijk kennis aan den beroepene en aan den kerkeraad, die de beroeping heelt uitgebraot. (1 Mei 1864.)

72. Indien de beroepene in gebreke blijft de be-

(!9

-ocr page 82-

(IKGtUMEKT OP

roeping, die hij heeft aangenomen, op te volgen, verklaart de kerkeraad der roepende gemeente of hij er in berust. Van zoodanige berusting moet, ingeval de beroepene een predikant is, die eene standplaats in da Kerk bekleedt, evenzeer blijken aan de zijde van den kerkeraad der gemeente, uit -welke de leeraar beroepen is, voor het geval dat deze reeds voorbereidselen tot het doen van eene, nieuwe beroeping gemaakt heeft. (1 Maart quot;1869.)

Indien niet, zooveel noodig van wederzijde, wordt berust, beoordeelt het classicaal bestuur, waaronder de beroepene ressorteert, diens verantwoording. Wordt zij onvoldoende bevonden en weigert de beroepene zich naar dat oordeel te gedragen, dan behandelt het classicaal bestuur de zaak en volgt den weg, in het Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht voorgeschreven.

Bij het ontstaan van geschil of ander beletsel, dat den beroepene buiten zijne schuld verhindert de aangenomen beroeping op te volgen binnen zes maanden, nadat zij is uitgebragt, mag hij zich van zijn gegeven woord ontslagen rekenen, zoodra hij den wensch daartoe te kennen geeft aan den kerkeraad der roepende gemeente en aan het classicaal bestuur, waaronder die gemeente ressorteert.

Is de beroepene dienstdoend predikant, zoo geeft hij aan den kerkeraad zijner eigene gemeente aanstonds kennis, dat hij van de vroeger aangenomen beroeping heeft afgezien. (1 Maart 1868.)

73. De noodzakelijke kosten, welke, in overeenstemming met de bepalingen van dit Reglement, veroorzaakt worden door de beroeping, het vertrek en het vervoer van den beroepen leeraar met huisgezin en goederen, komen ten laste der roepende gemeente.

Indien een predikant de aanbieding van eene Evangeliebedieding elders of eene andere betrekking aanneemt binnen twee jaren na den dag zijner be-

70

-ocr page 83-

flï VACATÜKHUf. 71

resfiging- op zijne tegenwoordige standplaats, of indien hij zijne bediening binnen dien tijd vrijwillig nederlegt, rust op hem de verpligting om, des gevorderd, de tot vergoeding der kosten hem uitbetaalde gelden terug te geven.

Geene verbindtenissen worden erkend, waardoor den beroepene eene langer dan twee jaren voortdurende verpligting tot de teruggave zou zijn opgelegd.

Aan een candidaat is het regt op vergoeding van eenige kosten niet verbleven.

74. Kosten van zoogenaamde beroepingscommissiën, of die op andere wijze mogen gemaakt zijn, om tot de keuze van den beroepen predikant te geraken, worden nimmer gebragt ten laste van het diakonie-fonds der gemeente.

B. BEVESTIGING,

75. De bevestiging van den beroepen predikant heeft plaats uiterlijk drie maanden na de toezending der kennisgeving, in art. 71 vermeld. (1 Mei 1864.)

Zoo bij den beroepene hiertegen beletsel ontstaat, brengt hij dit ter kennis van den kerkeraad der roepende gemeente en van het classicaal bestuur, waaronder de gemeente ressorteert, ten einde van dit bestuur, nadat het den kerkeraad zal hebben gehoord, verlenging van den gestelden termijn te verkrijgen.

76. De beroepen predikant levert vóór de bevestiging de acte van ontslag uit de betrekking tot zijne vorige gemeente bij den kerkeraad zijner nieuwe gemeente in.

97. In gemeenten met één predikant is de bevestiging het werk van den consulent, als den pastor loei vervangende, of van zijn secundus. Des verkiezende, en daartoe verzocht, wordt deze plegtige handeling aan een ander predikant door hem afge-

-ocr page 84-

s: agaHHaaaaa^'^i

REGLEMENT OP

staan; doch wordt de tegenwoordigheid van één van hen, of anders tot plaatsbekleeding de toestemming ran den praeses van het classicaal bestuur gevorderd.

Be bevestiging heeft plaats, zonder dat van den beroe-pene de overlegging kan worden gevorderd van het bewijs der voldoening van de door de classicale toeduwenbeurs gevorderde gelden -pro introitu. (1 Maart 1871.)

Den consulent of zijnen secundus komen voor het werk der bevestiging van wege de gemeente reis-en vacatiegelden toe.

78. De bevestiging van candidaten alleen geschiedt met oplegging der handen.

79. De kerkeraad, of, in gemeenten met één predikant de consulent, geeft onverwijld van de bevestiging kennis aan het classicaal bestuur, en doet verslag aan den algemeenen correspondent van het kerkelijk orgaan.

Het classicaal bestuur doet aan den bevestigde acte van lidmaatschap der classe toekomen, volgens 't formulier F, aan dit Reglement annex.

Binnen acht dagen na de bevestiging, geeft de consulent het archief in eene kerkeraadsvergadering over, nadat het met den in art. 14 vermelden inventaris zal vergeleken zijn.

De scriba van het classicaal bestuur doet de vervulling der vacature onmiddellijk ter kennis komen van het daartoe aangewezen Ministerieel departement. (1 Mei 1864.)

72

ADDITIONEEL ARTIKEL.

Het vroegere Reglement vervalt met de invoering van het tegenwoordige, benevens al de bepalingen in andere reglementen en al de andere verordeningen, welke met dit Reglement in strijd zijn.

-ocr page 85-

£ Si - - r*..-- -

DE VACATUREN.

FORMULIEREN BIJ HET REGLEMENT OP DE VACATUREN ')■

Formulier A,

ÉL

Beroephrief.

(A) De kerkeraad der Hervormde gemeente

te....., heden wettig bijeengekemen ter zake van

de beroeping van eenen herder en leeraar naar de kerkelijke verordeningen,

gezien den uitslag van de daarvoor gehouden stemming der bevoegde mansledematen (of; gezien den uitslag van de daarvoor gehouden stemming van het kiescollegie);

gezien de acte van collatie . , van electie . , van agreatie ....

ingevolge de stemming van de daartoe geregtigden;

(B) heeft goedgevonden te beroepen, gelijk hij beroept bij deze, (of: verklaart, dat tot herder en leeraar dezer gemeente beroepen is) den Wel Eerwaarden N. N., predikant te , (of den Eerwaarden N. N., candidaat tot de Heilige dienst bij het provinciaal kerkbestuur.....), en zulks op zoodanig

tractement en zoodanige emolumenten, als aan deze standplaats verbonden en in annexe opgave vermeld zijn

(C) De kerkeraad. deze beroeping ter kennis van den Wel Eerwaarden N. N. brengende, vertrouwt dat hij, deze beroeping opvolgende, na de approbatie van het daartoe bevoegde kerkelijke gezag verkregen te hebben, ten spoedigste tot de gemeente zal overkomen, om door leer en voorbeeld, bestuur en opzigt, alles te doen, wat een herder en leeraar overeenkomstig Gods Heilig Woord, volgens de ver-

4.

-ocr page 86-

beclement op

ordeningen der Nederlandsche Hervormde Kerl betaamt; inzonderheid door het verkondigen van hj. Evangelie en het bedienen van den H. Doop en vj tt het H. Avondmaal op de bij de gemeente vastg stelde tijden; het vertroosten der kranken; het b zoeken der gemeenteleden aan hunne huizen, fu door het onderwijzen van de bijbelsche en kerkelijl-gesehiedenis en van de geloofs- en zedeleer van c!\ christelijke godsdienst in eateehisatiën, gedurende het gansche jaar wekelijks te houden;

(D) terwijl de kerkeraad wederkeerig al die aehtin;. liefde en medewerking belooft, welke den regtg' -aarden Evangeliedienaar toekomt.

Gedaan in onze vergadering te ... . den......

(E) De kerkeraad der (Neder du itsche of Waui-

sche) Hervormde gemeente te......

Ingeval het classicaal bestuur, naar art. 1 van In f; Synodaal Reglement voor de kerkeraden, of nar art. 49 van het Reglement op de vacaturen, en h provinciaal kerkbestuur naar laatstgemeld artiki? doen moeten wat des kerkeraads is, hebben de volgende wijzigingen plaats:

in (A) »Het classicaal bestuur . . . . , doende in d'

gemeente.....wat des kerkeraads is, naar art. 1

van het Synodaal Reglement voor de kerkeraden

of: »Het classicaal bestuur....., doende in de

gemeente.....wat des kerkeraads is naar artt. it)

en 49 van het Reglement op de vacaturen, en alzoo heden wett'g bijeengekomen,quot; enz ;

of

j)Het provinciaal kerkbestuur...., handelende naai de artt. 46 en 49 van hot Reglement op de vacaturen, ten aanzien van den kerkeraad van .... heden wettig bijeengekomen,quot; enz.;

in (B) «Heeft goedgevonden te beroepen, gelijk het beroept bij deze,quot; enz.;

of

«Gezien het viertal door hot classicaal bcstuui'

-ocr page 87-

DE VACATUREN.

van .... voorgedragen, heeft goedgevonden te beroepen, gelijk het beroept bij deze,quot; enz.;

in (C.) «Het classicaal bestuur, handelende als boven,quot; enz.;

of

»Het provinciaal kerkbestuur, handelende als boven,quot; enz.quot;

in (D.) «Vertrouwende het classicaal bestuur, dat de Wel Eerwaardige . . ., (Eerwaardige) . , bij de gemeente, en wanneer men in haar midden weder tot de zamenstelling van eenen kerkeraad zal kunnen geraken, ook bij dezen wederkeerig al die achting,quot; enz.;

of

«Vertrouwende het provinciaal kerkbestuur, dat de Wel Eerwaardige .... (Eerwaardige) . . . , zoo bij den kerkeraad als bij de gemeente wederkeerig al die achting,quot; enz.;

in (E.) «Het classicaal bestuur....., handelende

naar art. 1 van het Synodale Reglement voor de kerkeraden;quot;

of

«Het classicaal bestuur, handelende naar art. 49 van het Reglement op de vacaturen;quot;

of

«Het provinciaal kerkbestuur....., handelende

naar artt. 46 en 49 van het Reglement op de vacaturen.quot;

Indien verder zeer bijzondere omstandigheden eenige wijziging in het formulier van den beroep-brief vereischen, wordt zij echter niet toegelaten, dan door het classicaal bestuur, onder goedkeuring van het provinciaal kerkbestuur.

7!J

-ocr page 88-

REGLEMENT OP

Formulier B.

Acte van ontslag van kerheraad en gemeente voor een verroepen predikant.

De kerkeraad der Hervormde gemeente te , gezien hebbende de stukken, betrekkelijk tot de

beroeping van den Wel Eerwaarden....., herder

en leeraar van deze gemeente, tot herder en leeraar van de gemeente te .... , ontslaat hem op zijn verzoek bij deze, op eene vereerende wijze, van alle betrekkingen op kerkeraad en gemeente te dezer ' plaatse, en wenscht hem van harte toe, dat hij in zijne nieuwe betrekking met de meeste vrucht moge arbeiden aan de zaak van het Christendom, en steeds Gods beste zegeningen tot tijdelijk en eeuwig heil genieten.

den ....

De kerkeraad der Hervormde gemeente te .... Formulier C.

Acte van ontslag uit de classe voor een verroepen predikant.

De ondergeteekende . . . , lid van het classicaal bestuur van .... en gecommitteerd tot het ontslag van den Wel Eerwaarden N. N., predikant te ... , beroepen te ... , onder de classe . . . . , gezien hebbende de stukken, tot zijne beroeping betrekkelijk, ontslaat bij deze, op eene vereerende wijze, voornoemden .... van zijne betrekking tot de classe......

met de hartelijke bede, dat hij ook in zijne nieuwe gemeente en classe aan de uitbreiding van het rijk van Christus bevorderlijk moge zijn.

den ....

De gecommitteerde van het classicaal bestuur..........i

76

-ocr page 89-

BE VACATUREN.

Formulier D.

Acte van ontslag uit de dienst der gemeente voor een predikant, die emeritus is verklaard,

of die zijne dienst nederlegt.

De kerkeraad der Hervormde gemeente te , gezien hebbende de stukken, betrekkelijk tot het emeritaat van den Wel Eerwaarden . . . . , herder en leeraar alhier (of verstaan hebbende het voornemen van den Wel Eerwaarden . . .. , om zijne dienst als herder en leeraar alhier neder te leggen), ontslaat hem bij deze, op eene vereerende wijze, van zijne dienst in deze gemeente, en wenscht hem van harte toe, dat de rust van zijn dienstwerk hem nuttig en genoegelijk zij, en hij steeds Gods beste zegeningen tot tijdelijk en eeuwig heil geniete, den ....

De kerkeraad der Hervormde gemeente te..

Formulier E.

Acte van ontslag uit de classe voor een predikant, die emeritus is verklaard, of die zijne dienst nederlegt.

De ondergeteekende......, lid van het classicaal

bestuur... en gecommitteerd tot het ontslag van

den Wel Eerwaarden ... herder en leeraar te......

thans emeritus verklaard zijnde (of zijne dienst neder-gelegd hebbende), na gezien en in orde bevonden te hebben al de stukken hiertoe betrekkelijk, ontslaat hem bij deze, op eene vereerende wijze, van

zijne betrekking tot de classe....., met den wensch,

dat hij, ook in de dagen zijner rust van het Heilig dienstwerk, nog al dat nut stichte, waartoe lust en

77

-ocr page 90-

REGLEMENT OP

kracht hem in staat stellen, en dat hij in alles C4ods hulp en zegen geniete.

den....

De gecommitteerde van het classicaal bestuur....

Formulier F.

Acte van lidmaatschap der classe.

Het classicaal bestuur . ..., ontvangen hebbende 1 de legale kennisgeving van de bevestiging van den

Wel Eerwaarden....., herder en leeraar van de

gemeente....., verklaart hem bij deze tot lid der

classe......, en als zoodanig gehouden tot het

uitoefenen der pligten en bevoegd tot het genot der regten, welke aan dit lidmaatschap verbonden zijn.

den......

Het classicaal bestuur......

Formulier G.

Getuigschrift van zedelijk gedrag voor een verroepen predikant.

Het classicaal bestuur van...... gezien hebbende

het verzoek van den Wel Eerwaardigen ..., herder en leeraar van de gemeente..., houdende aanvrage om een getuigschrift aangaande zijn zedelijk gedrag, ten einde te dienen ter zake de kerkelijke approbatie

van zijn beroep naar • . ., onder de classe......,

getuigt bij deze naar waarheid, dat hij zich onergerlijk in leer en wandel en op eene den Evangeliedienaar waardige wijze gedraagt.

Gegeven te......den......

Het classicaal bestuur......

78

-ocr page 91-

«gggeaaw ■■ ggg » BaBSaBBBBtgjgBWquot;

REGLEMENT IIP HE VACATUREN.

De acten B, C, D, E en F worden niet gegeven aan een predikant, tegen wien een kerkelijke procedure is ingesteld, dan nadat over de tegen hem ingebragte klagte finale uitspraak is gedaan.

In de formulieren D en E kunnen wijzigingen, naar de gesteldheid der zaak, door het classicaal b estuur, of met zijne goedkeuring, worden aange-bragt.

') Ter voorkoming van verwarring zijn de latere veranderingen in deze formulieren in den tekst opgenomen zonder onderscheiding door cursieve letters, gelijk dan ook de tijd der invoering van de veranderingen niet is aangeduid, als vloeiende van zelv' voort uit de in het Reglement opgenomen wijzigingen.

'•C I

-.-X V:

79

-ocr page 92-

Reglement op het hulppredikerschap.

(1 Nov. 4860.)

Art. 1. Hot Iiulpprcdikcrschap -wordt in de Neder-landsolie Hervormde Kerk toegelaten en erkend in gemeenten, waar het in het belang de Evangeliebediening of der Evangeliedienaren gevorderd wordt.

2. Door het hulppredikerschap wordt verstaan de waarneming van het herder- en leeraarambt door predikanten buiten vaste bediening of candidaten tot de Heilige dienst, hetzij op gevestigde doch tijdelijk openstaande standplaatsen, hetzij nevens dienstdoende predikanten, in het belang dier gemeenten of in het persoonlijke belang dier predikanten.

3. Hulppredikers kunnen in de gevallen, bij het voorgaande artikel bedoeld, worden aangesteld:

1°. gedurende het jaar van gratie, of in meer dan gewoon langdurige vacaturen, wanneer de bijzondere behoeften van de gemeente of van den ring zulks vorderen, of ook op nieuw gevestigde standplaatsen, waarvan, om geldelijke of andere redenen, het vaste traotement nog niet geheel verzekerd is;

2°. in bezwaarvolle combinatiën of uitgestrekte gemeenten ten platten lande, waar, hetzjj wegens tijdelijke hetzij wegens blijvende omstandigheden, de predikant niet in de noodwendige behoeften dei-gemeente kan voorzien, en wegens het te geringe zielental geene vermeerdering van standplaatsen gevraagd kan worden;

3°. in gemeenten waar het getal der predikants-

-ocr page 93-

p.».,;, ^,

REGLEMENT lt;ll' HET IIULPPREDIKEHSOHAP.

plaatsen niet in verhouding staat tot het zielental en vooralsnog niet kan worden uitgebreid, of wanneer in grootere gemeenten de gezamenlijke predikanten tot verligting of tot aanvulling van hun werk eenen helper verlangen;

4°. wanneer een predikant persoonlijk, wegens tijdelijke ongesteldheid naar het ligchaam of naar den geest, zijne bediening of geheel niet of slechts ten deele waarnemen kan;

5°. wanneer een predikant, door ouderdom of andere oorzaken voor zijn dienstwerk ongeschikt geworden, zijn emeritaat heeft gevraagd en de inwilliging van dit verzoek wordt vertraagd;

6°. wanneer een predikant in zijne dienst geschorst is;

7quot;. wanneer een predikant voor zijn ambtswerk geheel ongeschikt geworden, zoodat zijn ontslag volstrekt noodzakelijk is, echter weigert het emeritaat aan te vragen, en het provinciaal kerkbestuur op een door den kerkeraad of door de ouderlingen hierover ingediend beklag, handelend optreedt.

4. Het verzoek om de dienst van een hulpprediker wordt gerigt aan het classicaal bestuur, dat daarop niet beslist, dan na de belanghebbenden gehoord te hebben.

5. De hulpprediker verkrijgt van den kerkeraad zijne aanstelling, krachtens eene beroeping, vit te brengen door hen, aan wie de beroeping van predikanten is opgedragen, onder goedkeuring van het classicaal bestuur. (-1 Maart 1869.)

6. De beroeping, in het voorgaande artikel vermeld, wordt den gekozene bekend gemaakt door de uitvaardiging van eenen wettigen brief, ingerigt naar het formulier bij dit Reglement gevoegd en, bij de aanvrage om approbatie, over te leggen bij het classicaal bestuur. (1 Maart 1869.)

7. In de gevallen, in art. 3 sub 3quot; laatste gedeelte, 4° en 5° vermeld, heeft de predikant (hebben de

81

-ocr page 94-

REf.LEMENT OP

predikanten), na vérkregene toestemming van het classicaal bestuur, ingevolge art. 4, het regt om eene voordragt in te dienen. Zij, aan wie de beroeping van predika?iten is opgedragen, veranderen deze voordragt in eene benoeming.

Bij weigering doet de predikant {doen de predikanten) andermaal eene voordragt.

Na hernieuwde weigering geschiedt de beroeping door het classicaal bestuur, zonder aan eenige voordragt gebonden te zijn en onder goedkeuring van het provinciaal kerkbestuur. (1 Maart 1869.)

8. Op gelijke wijze als aan het slot van het vorige artikel bepaald is, wordt gehandeld wanneer het classicaal bestuur, naar art. i van het Reglement voor de kerkeraden doende wat des kerkeraads is, den hulpprediker beroepen heeft. (1 Maart 1869.)

9. Een hulpprediker, tot wiens bezoldiging eene toelage uit 's Lands kas benoodigd is, wordt niet beroepen, vóór dat de gelden door het bevoegd Ministerieel Departement op aanvrage zijn toegezegd. (1 Maart 1869; 1 April 1864.)

10. De hulpprediker wordt aangesteld voor onbe-paalden of voor bepaalden tijd. (1 Maart 1869.)

Vóór de aanvaarding van zijne bediening wordt hij door den predikant (eenen der predikanten) of den consulent, zonder oplegging der handen, kerkelijk bevestigd.

11. In de gevallen, art. 3 sub lquot;, 4°, 5°, 6° en 7° vermeld, wordt de hulpprediker voor niet langer dan voor zes maanden aangesteld. (1 Maart 1869.)

Om gewigtige redenen kan door het classicaal bestuur, op aanvrage der belanghebbenden, verlenging van den diensttijd worden toegestaan. Heeft dit bestuur bedenking daartegen, dan wordt op de aanvrage door het provinciaal kerkbestuur beslist.

12. Het voorgeschrevene in art. 70, alinea 1, van het Reglement op de vacaturen, is mede van toepassing op alle zaken, die op de aanstelling eens hulp-

82

/

-ocr page 95-

HET HÜLPI'REltlKEltSCIIAP,

predikers betrekking hebben; het doen eener beroeping is hiervan uitgezonderd. (1 Maart 1869.)

13. De werkzaamheden van den hulpprediker worden bij zijne aanstelling geregeld door den kerkeraad of, in de gevallen, art. 3 sub 1° eerste gedeelte, 6° en 7° vermeld, door den ring, en, in de gevallen sub 3° tweede gedeelte, 4° en 5° aangeduid, naar gelang der omstandigheden, door den predikant (de predikanten) of door den consulent, onder goedkeuring des kerkeraads, steeds in overeenstemming met de bestaande kerkelijke verordeningen.

De aldus geregelde werkzaamheden worden behoorlijk in eene instructie omschreven, die, na door het classicaal bestuur te zijn goedgekeurd, te gelijk met den brief van beroeping, in art. 6 vermeld, aan den beroepene wordt toegezonden. In geval hg de beroeping aanneemt, onderteekent hij beide deze stukken en zendt ze aan den kerkeraad terug, die daarop de noodige approbatie bij het classicaal bestuur aanvraagt. (1 Maart 1809.)

14. De hulpprediker heeft als zoodanig zitting in den kerkeraad met adviserende stem. Tot bekleeding van het voorzitterschap is hij echter niet bevoegd.

15. Bij de kerkvisitatie wordt ook onderzoek gedaan naar de dienst en den wandel des hulppredikers.

16. Ingeval de hulpprediker in eene vacature op beroeping gaat prediken, zorgt hij voor de waarneming van zijne predikdienst in de gemeente waar hij werkzaam is.

17. Van den staat van het hulppredikerschap in het ressort wordt door de provinciale kerkbesturen, na ontvangene opgaven deswegens van de classicale besturen, jaarlijks aan de Synode verslag gedaan. (Het overige vervalt. 1 Maart 1867.)

18. Dit Reglement treedt in werking op den 1 November 1860. Met de invoering er van zijn de vroegere reglementaire bepalingen, het hulppredikerschap betreffende, vervallen.

83

-ocr page 96-

REC.LEMENX OP

Formulier. ')

(A.) De kerkeraad der Herv ormde gemeente te , heden wettig bijeengekomen, ter zake de beroeping van eenen hulpprediker naar de kerkelijke verordeningen ; gezien den uitslag van de daarvoor gehouden stemming van het kiesoollegie (of: gezien den uitslag van de daarvoor gehouden stemming der stemgerég-tigden; gezien de voordragt....),

(B.) heeft goedgevonden aan te stellen, gelijk hij

aanstelt bij dezen, voor den tijd van......(voor

onbepaalden tijd) , tot hulpprediker dezer gemeente den Wel Eerw. Heer N. N., predikant buiten vaste bediening, (den Eerw. Heer N. N., candidaat tot de Heilige dienst bij het provinciaal kerkbestuur van....)

en zulks op eene bezoldiging van......(/ ...)

(C.) De kerkeraad deze benoeming ter kennisse van den Wel Eerw. Heer N. N. (den Eerw. Heer N. N.) brengende, vertrouwt, dat hij, deze beroeping opvolgende, na de approbatie van het daartoe bevoegde kerkelijke bestuur verkregen te hebben, ten spoedigste tot deze gemeente zal overkomen, om door de getrouwe vervulling van de werkzaamheden, in bijgevoegde instructie omschreven, en door het voorbeeld van eenen godzaligen wandel, aan hare opbouwing en volmaking mede te arbeiden;

(D.) terwijl de kerkeraad wederkeerig al die achting, liefde en medewerking belooft, welke den regtgeaar-den Evangeliedienaar toekomt.

Gedaan in onze vergadering te......, den.....

(E.) De kerkeraad der (Nederduitsohe of Waalsche) Hervormde gemeente te......

Ingeval het classicaal bestuur, hetzij naar art. 7 van het Reglement op het hulppredikerschap, hetzij naar art. 1 op het Reglement voor de kerkeraden, doen moet wat des kerkeraads is, hebben de volgende wijzigingen plaats:

8lt;{.

-ocr page 97-

HET liDI.PPREIIIKËKSGIIAP.

op (A.) Het classicaal bestuur van....., handelende ten aanzien van den kerkeraad der Hervormde

gemeente te....., naar art. 7 van het Reglement op

het hulppredikerschap (doende in de Hervormde gemeente te....., wat des kerkeraads is, naar art. 1

van het Reglement voor de kerkeraden);

op (B.) heeft goedgevonden aan te stellen, gelijk hij aanstelt bij deze, enz.

op (C.) Het classicaal bestuur, handelende (doende) als boven, brengt deze benoeming ter kennis van ...., en verlangt dat hij haar bereidvaardig aanneme en, na de approbatie van het provinciaal kerkbestuur verkregen te hebben, ten spoedigste tot de voormelde gemeente overkome om, enz.

op (D.) vertrouwende het classicale bestuur, dat

de Wel Eerw. Heer......(Eerw. Heer......) zoo

bij den kerkeraad als bij de gemeente (bij de gemeente voornoemd, en wanneer men in haar midden weder tot de zamenstelling van eenen kerkeraad zal kunnen geraken, ook bij dezen) wederkeerig al die achting, liefde en medewerking zal ondervinden, enz.

op (E ) Het classicaal bestuur...... handelende

83

naar art. 7 van het Reglement op het hulppredikerschap (doende naar art. 1 van het Reglement voor de kerkeraden).

') De aant. bladz. 79 is ook hier van toepassing.

-ocr page 98-

Keglement op het examen

ter toelating tot de Evangelie-bediening in de Nederlandsche Hervormde Kerk.

(1 Febr. 1874.)

Art. 1. Ter toelating tot de Evangelie-bediening in de Nederlandsche Horvoi-mde Kerk wordt gevorderd een examen bij een der Provinciale Kerkbesturen of bij de Commissie tot de zaken der Waalsche kerken.

2. Zij, die zich aangeven voor de Evangelie-bediening bij de Nederduitsohe, Presbyteriaansoh-Engel-sche of Soliotsche gemeenten, worden geëxamineerd door een Provinciaal Kerkbestuur ; die zich aangeven voor de Evangelie-bediening in de Waalsche gemeenten, door de Commissie tot de zaken der Waalsche kerken.

3. Bij de Provinciale Kerkbesturen, welker ressort uit niet meer dan drie dassen bestaat, worden de secundi der predikanten, of, des noodig, de tertii, tot het afnemen van het examen opgeroepen, onder vergoeding vanreis-en verblijfkosten of van presentiegelden.

4. Al de leden der vergadering, bij welke een examen wordt afgenomen, wonen het onderzoek van het begin tot het einde bij en brengen over toelating of afwijzing hunne stem bepaald uit.

Leden, die den examinandus tot den vierden graad van bloed- of aanverwantschap bestaan, worden door hunne secundi, of, des noodig, door hunne tertii vervangen.

5. De examina worden door de provinciale kerkbesturen bij beurtwisseling afgenomen, naar de volgorde in art. 34 van het Algemeen Reglement. Niet

-ocr page 99-

REGLEMENT OP HET EXAMEN ENZ.

meer dan vier examinandi na elkander worden aan hetzelfde kerkbestuur toegewezen.

6. Voor de toelating tot het examen worden ver-eischt:

a. bewijs, dat men den graad van candidaat in de godgeleerdheid aan eene der Nederlandsche hooge-scholen heeft bekomen;

h. bewijs, dat men aan eene dier hoogescholen drie jaren in de godgeleerdheid heeft gestudeerd, na het bekomen van den daartoe voorbereidenden graad. Zij, die gedurende één jaar of langer de lessen in de godgeleerdheid aan het Athenajum te Amsterdam hebben gevolgd, volstaan met het bewijs eenertwee-jarige studie in de godgeleerdheid aan eene der hoogeseholen;

c. bewijs, dat men de lessen der Hoogleeraren vlijtig heeft waargenomen, en wel gedurende drie jaren die over de uitlegging van het Oude en Nieuwe Testament; gedurende twee jaren die over de geschiedenis van de Kerk en hare leerstellingen, de bijbelsche en leerstellige godgeleerdheid, de christelijke zedekunde en de practische godgeleerdheid, en gedurende een jaar de lessen over de theologische encyclopsedie en methodologie, de uitlegkunde en oordeelkunde des Bijbels, de bijbelsche geschiedenis en de geschiedenis der bijbelboeken, en de wijsbegeerte en geschiedenis dei-godsdienst (natuurlijke godgeleerdheid).

Dispensatie van deze bepaling wordt door het kerkbestuur verleend aan hen, die bewijzen, dat deze of gene der genoemde lessen, gedurende den tijd hunner studie in de godgeleerdheid, aan de hoogeschool niet gehouden zijn.

De bewijzen, onder «, h en c genoemd, worden niet gevorderd van hen, die aan eene der Nederlandsche hoogescholen den graad van theologiae doctor verworven hebben.

d. bewijs van tweemalen onder voorzitting van een der gemelde Hoogleeraren gepredikt te hebben;

87

-ocr page 100-

RECLEMENT Of

e. bewijs van goed zedelijk gedrag, door de Godgeleerde Faculteit afgegeven;

ƒ. eene door de hoogleeraren opgave van de gedeelten der Heilige Schrift, welke in de door den examinandus bijgewoonde lessen over de uitlegging des Bijbels zijn behandeld;

g. eene kerkelijke attestatie, mede inhoudende, dat de examinandus meer dan twee jaren lidmaat is van de Hervormde Kerk.

7. quot;Van de verpligting om hunne studiën aan eene der in art. 6 onder b genoemde Nederlandsohe in-rigtingen voor hooger onderwijs te volbrengen zijn zij vrijgesteld, die zich voor de Evangelie-bediening bij de Waalsche, Presbyteriaansch-Engelsche of Sohotsche gemeente aangeven.

Bewijzen, als die in art. 6 onder a—f vermeld zijn, worden door hen, zoo zij buitenslands hunne studiën hebben voltrokken, van aldaar wettig erkende inrig-tingen van hooger onderwijs ingeleverd.

8. Gelijke vrijstelling wordt verleend aan hen, die buitenslands, na volbragte studiën, het regt tot de Evangeliebediening bij een Hervormd kerkgenootschap bekomen hebben.

Vóór hunne toelating tot het examen leggen zij over:

1°. voldoende getuigschriften van de Godgeleerde Faculteit der inrigtingen van hooger onderwijs, waar zij hebben gestudeerd, omtrent hun zedelijk gedrag;

2°. bewijs, dat zij zich aan de inrigtingen in de art. 6 onder c genoemde vakken met vrucht hebben geoefend;

Leveren zij dit bewijs niet, dan leggen zij in de ontbrekende vakken, ook in die, welk in art. 19 niet zijn opgegeven, een examen af.

3°. eene kerkelijke attestatie, als in art. 6 onder g is gevorderd.

9. Candidaten tot de heilige dienst bij andere Pro-testantsche kerkgenootschappen in Nederland, die verlangen tot het examen te worden toegelaten, leggen over:

88

-ocr page 101-

HET EXAMEN ENZ.

1°. bewijs, dat zij den graad van candidaat in de godgeleerdheid aan eene der Nederlandsche hooge-scholen hebben verkregen.

2°. bewijs, dat zij aan eene der Nederlandschehoo-gesoholen, of bij hen, wier bevoegdheid daartoe door hun kerkgenootschap wettig erkend is, de lessen, vermeld in art. 6 onder c, getrouw hebben bijgewoond.

De bewijzen, onder 1°. en 2°. vermeld, worden niet gevorderd van hen, die aan eene der Nederlandsche hoogescholen den graad van theologiae doctor hebben verworven.

3°. bewijs, dat zij op belijdenis des geloofs als lidmaten der Nederlandsche Hervormde Kerk zijn aangenomen;

4°. bewijs, dat zij gedurende meer dan twee jaren lidmaten geweest zijn bij eenig Protestantsch kerkgenootschap ;

5quot;. getuigschrift van goed zedelijk gedrag, afgegeven door de bevoegde personen, bij wie zij de onder 2°. genoemde lessen hebben bijgewoond;

6°. verklaring van het Provinciaal Kerkbestuur, na ingewonnen advies van het Classicaal Bestuur, onder welks ressort zij als candidaten hun verblijf gehouden hebben, dat het tegen hunne toelating tot het examen geene bezwaren heeft.

10. Zij, die bij eenig ander Protestantsch kerkgenootschap als Evangeliedienaars werkzaam waren en diezelfde betrekking in do Hervormde kerk wen-schen te bekleeden, zijn mede onderworpen aan het examen, in art. 19 omschreven.

Zij leggen het bewijs over, dat zij candidaten in de godgeleerdheid zijn, of, zoo zij dit niet zijn, het bewijs, dat zij aan eene der in art. 6 onder b genoemde inrigtingen van hooger onderwijs twee jaren met vrucht de lessen in de godgeleerdheid hebben bijgewoond; alsmede het bewijs, in art. 9 onder 3°. vermeld, en eene verklaring van het Classicaal Bestuur, tot welks ressort hunne woonplaats behoort,

89

-ocr page 102-

REGLEMENT 01'

dat liot tegen hunne toelating- tot het examen geene bezwaren heeft.

11. Zij, die vroeger in de Roomsch-Katholieke Kerk den geestelijken stand bekleedden en tot de Evangeliebediening in de Hervormde kerk wenschen toegelaten te worden, leggen het in art. 19 omschreven examen af bij het aangewezen provinciaal kerkbestuur, dat vooraf hun aanzoek onderzoekt en over de toelating tot het examen beslist.

Bij dit Bestuur leggen zij over de bewijzen van tweejarig lidmaatschap der Hervormde Kerk, van het tweejarig met vrucht bijwonen der lessen in de godgeleerdheid aan eene der in art. 6 onder b genoemde inrigtingen van hooger onderwijs, en van goed zedelijk gedrag, afgegeven door den kerkeraad hunner woonplaats, en daarenboven eene verklaring van het Classicaal Bestuur van het ressort dier plaats, dat het tegen hunne toelating tot het examen geene bezwaren heeft.

12. Predikanten, die buitenslands als zoodanig bij een Hervormd kerkgenootschap werkzaam zijn of vroeger waren en niet tot de Evangelie-bediening in de Nederlandsche Hervormde kerk zijn toegelaten, onderwerpen zich, in het geval bij art. 57 van het Reglement op de vacaturen voorzien en nadat aan het voorschrift in het 3de lid van dat artikel is voldaan, aan een colloquium doctum over de vakken, vermeld in art. 19 onder acl, bij het provinciaal kerkbestuur, tot welks ressort de gemeente behoort, die de beroeping op hen wenscht uit te brengen.

Herhaling van het colloquium doctum wordt niet toegelaten, dan nadat ten minste één jaar verloopen is. Na de derde afwijzing wordt geen hernieuwd colloquium toegestaan.

Gedurende den tijd, die vóór de hervatting van het colloquium verloopt, onthoudt zich de afgewezene van de openbare Evangelie-prediking in de Nederlandsche Hervormde Kerk.

oo

-ocr page 103-

HET EXAMEN ENZ. 91

13. De aangifte tot het examen geschiedt bij den Secretaris der Synode ten minste twee maanden vóór dén tijd der gewone vergaderingen van de Provinciale Kerkbesturen, met toezending der vereischto getuigschriften.

De Secretaris der Synode zendt deze getuigschriften zonder verwijl, naar orde van het inkomen, aan den Secretaris van het Kerkbestuur, waarbij het examen moet plaats hebben, en geeft bij elke aangifte een bewijs af, waaruit blijkt, dat de volgorde der kerkbesturen in het examineren wordt in acht genomen.

Zij, die bij de Commissie voor de Waalsche kerken wenschen te worden geëxamineerd, geven zich aan bij den Secretaris dezer Commissie.

•14. De Secretaris van het Kerkbestuur, waarbij het examen moet plaats hebben, doet de in orde bevonden getuigschriften dadelijk toekomen aan den President en berigt, met diens overleg, aan den examinandus, of hij voorloopig tot het examen wordt toegelaten.

Ook legt hij de getuigschriften over in de vergadering van het Kerkbestuur, door hetwelk zij voldoende moeten worden bevonden, vóórdat er met het examen een aanvang wordt gemaakt.

15. Ten minste zes weken vóór hot examen zendt het Kerkbestuur aan den examinandus de opgaven van de hoofdstukken des Bijbels, die in art. 19 onder a worden vermeld.

Bij de keuze van die hoofdstukken neemt het Kerkbestuur eene behoorlijke afwisseling in acht.

16. Het examen wordt in de gewone vergaderingen der Kerkbesturen afgenomen, zonder dat daarvoor aan de leden eenig geldelijk voordeel ten goede komt.

Eene buitengewone vergadering kan, onder voorafgaande voldoening der reis- en verblijfkosten of presentiegelden der examinatoren, plaats hebben op verlangen van den examinandus met opgaaf van redenen , ter beoordeel.ng van het Kerkbestuur.

Zoo een examinandus zonder wettige verhindering

-ocr page 104-

REGLEMENT OP

naar oordeel van het Kerkbestuur niet op den bepaalden tijd zich aan het examen onderwerpt, wordt dit een jaar uitgesteld.

17. Niet meer dan een tweetal wordt gelijktijdig geëxamineerd.

Aan het examen van twee worden ten minste vier, aan dat van één ten minste drie uren besteed.

Er hebben geene tentamina plaats; ook wordt den examinandus vooraf geene opgave van den gang en de wijze des onderzoeks gedaan.

18. Het examen wordt afgenomen in de Nederland-aohe' en, bij de Commissie voor de zaken der Waal-sche Kerken, in de Fransche taal. Hetzelfde geldt van het colloquium doctum, in art. 12 omschreven.

Wanneer iemand, diedeEvangelie-bedieningineene Presbyteriaansoh-Engelsohe of Schotsche gemeente wenscht te bekleeden of als prediker in de Hoogduit-sohe taal bij eene Nederlandsche Hervormde gemeente wenscht te worden aangesteld, de Nederlandsche taal niet magtig is, zoo wordt het geheele onderzoek, mondeling of schriftelijk, in eene andere taal afgenomen.

19. Het examen gaat over de volgende vakken:

a. de uitlegging des Bijbels.

Den examinandus zijn voor dit onderzoek, op den bij art. 15 bepaalden tijd, vooraf opgegeven:

vier hoofdstukken van het Oude Testament, twee uit de historische en twee uit de overige boeken, waarbij hij de LXX vergelijkt; vier hoofdstukken van het Nieuwe Testament, twee uit de historische en twee uit de overige boeken.

Bij de uitlegging van deze hoofdstukken worden blijken gevorderd van genoegzame bekendheid met de geschiedenis der Bijbelboeken, waaruit ze zijn genomen, en van geoefendheid in de Bijbelsche oordeelkunde.

Voor dit gedeelte van het examen is ten minste één, of zoo er twee gelijktijdig geëxamineerd worden, ten minste één en een half uur bestemd.

Indien de geëxamineerde daarin naar het oordeel

92

-ocr page 105-

HEI EXAMEN ENZ.

van de meerderheid der stemhebbende leden geen voldoende blijken van kennis gegeven heeft, wordt hij, zonder voortzetting van het examen, afgewezen;

b. de bijbelsche geschiedenis en de geschiedenis van de Kerk en hare leerstellingen, bijzonder ook met betrekking tot ons vaderland;

c. de bijbelsche en leerstellige godgeleerdheid;

Bij dit onderzoek zal de geëxamineerde vooral

blijken te geven hebben van bekendheid met de kenmerkende leerstukken der Nederlandsche Hervormde kerk en met hunne verhouding tot de leer des Bijbels;

d. de christelijke zedekunde;

e. de practische godgeleerdheid.

Eéne maand te voren dient de examinandus eene door hem opgestelde leerrede in bij den Secretaris van liet Kerkbestuur, die haar onder de examinatoren ter kennisneming rondzendt.

De duur van het onderzoek in elk der vakken onder e wordt vooraf tusschen de examinatoren onderling bepaald.

20. Alle leden der vergadering, ook de Secretarissen, die slechts eene adviserende stem hebben, en de ouderlingen, tenzij ze daarvan wenschen verschoond te blijven, nemen deel aan het examen.

21. Voor de toelating tot de Evangelie-bediening wordt gevorderd, dat zich ten minste twee derden der stemhebbende leden daarvoor verklaren.

22. Bij de kennisgeving van het besluit tot afwijzing wordt den geëxamineerde voorloopig medegedeeld, in welke vakken hij te zwak bevonden is; binnen zeven dagen wordt hem daarvan eene nadere schriftelijke opgave toegezonden.

Vóórdat hij, krachtens hernieuwd examen, tot de Evangelie-bediening is toegelaten, onthoudt hij zich van de openbare Evangelieprediking.

23. Na afwijzing wegens gemis van de vereischte bekwaamheid verloopt ten minste één jaar vóórdat het examen wordt hervat.

95

-ocr page 106-

p r 'WTfflBH—MHMM

94 REGIEMENT OP

Het hernieuwd examen gaat over al de vakken, in art 19 genoemd, en wordt afgenomen door hetzelfde Kerkbestuur, in mindering van het getal der examinandi, die aan dit Bestuur, volgens art. 5, worden toegewezen.

Een afgewezen examinandus wcrdt echter op zijn verzoek, aan den Secretaris der Synode gedaan, voor het nieuwe examen verwezen naar een ander Provinciaal Kerkbestuur, dat volgens art. 5 aan de orde is.

Na de derde afwijzing wordt geen hernieuwd examen toegestaan.

24. De Kerkbesturen zenden aan de Synode van ieder examen een naauwkeurig verslag, mede bevattende eene opgave van de gedeelten des Bijbels, bij de uitlegging des Ouden en Nieuwen Testaments behandeld, en van den tijd, aan elk der vakken besteed.

Aan de Classicale Besturen, onder wier ressort de geëxamineerden hunne woonplaats hebben, wordt berigt gegeven van hunne toelating tot de Evangeliebediening. Veranderen zij van woonplaats, dan geven zij daarvan kennis aan het Classicaal Bestuur, en, gaan zij in een ander Classicaal ressort wonen, dan ook aan het Bestuur van dit ressort.

25. Bij gunstigen uitslag van het examen of van het colloquium doctum, in art. 12 omschreven, betaalt de geëxamineerde vijf en twintig gulden ten behoeve van de Algemeene Weduwenbeurs.

20. De geëxamineerde, die, naar de uitspraak der vergadering, aan de vereischten bij het examen heeft voldaan, verklaart, »dat hij ter verkrijging van eenige standplaats geene overeenkomst heeft aangegaan of giften gegeven, of immer zal aangaan of geven, en dat hem niet bekend is, dat zij door iemand van zijnentwege of te zijnen behoeve aangegaan of gegeven zijn, of aangegaan of gegeven zullen worden; en dat hij ook nimmer eene standplaats zal zoeken of aannemen, welke hij kan vermoeden, dat door eenige bedinaren. beloften. of welke middelen ook van

-ocr page 107-

HET EXAMEN EXZ.

oorafgegane overeenkomst, aan hem Tvordt opgeiragen.quot;

27. Daarenboven leggen de geëxaminecrden do na-olgende verklaring en belofte af en bekrachtigen lie met hunne onderteekening:

«Wijondergeschrevenon, door liet Provinciaal Kerkbestuur van......(of door de Commissie tot do

-aken der Waalsohe Kerken) tot de openbare Evan-ijelie-bediening in de Noderlandsohe Hervormde Kerk oogelaten, verklaren bij deze opregtelijk, dat wij naar het grondbeginsel der Christelijke Kerk in 't algemeen en der Hervormde in 't bijzonder, Gods Keilig woord, in de schriften des Ouden en Nieuwen Verbonds vervat, van ganscher harte aannemen en pregteljjk gelooven; dat wij des zins en willens /.ijn, don geest en de hoofdzaak der leer, welke in 'l.e aangenomen formulieren van éénigheid der Neder-. mdsche Hervormde Kerk begrepen is, getrouwelijk 3 handhaven; dat wij mitsdien den gansohexi raad (iods, inzonderheid zijno genade in Jezus Christus i ls don éénigen grond der zaligheid, ernstig en van Harte, naar de gave ons geschonken, aan de gemeente •uilen verkondigen; dat wij op de bevordering van godsdienstige kennis en van christelijk geloof en leven ons met allen ijver zullen toeleggen en orde n eendragt voorstaan en aankweeken; en dat wij Izoo, onder opzien tot de hulp die van boven is, de belangen van Gods Koningrijk en in 't bijzonder die van de Nederlandsche Hervormde Kerk zorg-. uldig zullen behartigen en, naar vermogen, aan de 'ievordering daarvan medewerken; verbindende wij ns bij deze onze handteekening tot al het voor-ohrevene, en om, zoo wij bevonden worden tegen enig gedeelte van deze verklaring en belofte gehan-leld te hebben, deswege ons te zullen onderwerpen aan ie uitspraken der bevoegde kerkelijke vergaderingen.quot;

28. De geëxamineerde wordt hierop met toespraak ■.'an den President tot de Rvangelie-bodiemng toe-

9f)

-ocr page 108-

REGLEMENT OP

gelaten, en ontvangt het navolgende, door President en Secretaris onderteekende, getuigschrift;

«Vermits voor ons verschenen is N. N. (......),

verlangende tot de Evangelie-bediening in de Neder-landsche Hervormde Kerk te worden toegelaten, en wij bevonden hebben, dat de vereischte getuigschriften, ook dat aangaande zijn zedelijk gedrag, in goede orde waren, zoo hebben wij geene zwarigheid gevonden tot het voorgeschreven examen over te gaan. En hebben wij hem naauwkeurig onderzocht in al hetgeen tot de onderwerpen van het examen behoort, met dien uitslag, dat wij voornoemden N. N., nadat hij de gevorderde verklaringen en beloften afgelegd en die, zoo veel noodig, door zijne hand-teekening bekrachtigd had, tot de Evangelie-bediening hebben toegelaten.

»Het Provinciaal Kerkbestuur van ..... (of de Commissie tot de zaken der Waalsche kerken).quot;

In den aanhef van het getuigschrift wordt, achter den naam van den geëxamineerde, zijn wetenschappelijke titel (candidaat of doctor in do godgeleerdheid aan de lioogeschool te.....) of, zoo hij volgens

art. -10 en 11 zulk een titel niet bezit, zijne vroegere kwaliteit vermeld.

29. Zij, die aldus toegelaten zijn, verkrijgen den titel van Candidaten tot de heilige dienst en zijn bevoegd om te staan naar de Evangelie-bediening.

Zoo lang zij echter niet als predikanten bevestigd zijn, missen zij de bevoegdheid om doop en avondmaal te bedienen.

30. De officiële bekendmaking der toelating geschiedt door het Kerkbestuur, met deze woorden:

»Door het Provinciaal Kerkbestuur van.....(of

door de Commissie tot de zaken der Waalsche ker- j ken) is N. N. na afgelegd examen als Candidaat tot de heilige dienst toegelaten.quot;

90

-ocr page 109-

Eeglement op het godsdienst' onderwijs.

(1 October 1862.)

HOOFDSTUK I.

OVER HET GODSDIENSTONDEIVWIJS IN HET ALGEMEEN.

Art. 1. Het godsdienstonderwijs omvat liet onder-; rigt in het bijbellezon, in de bijbelsclie en kerkelijke j geschiedenis en in de christelijke geloofs- en zedeleer.

2. Het wordt aan kinderen gegeven, zoodra zij tot 1 jaren van onderscheid gekomen zijn, gaat trapsgewijze ■ voort, en is altijd naar de vatbaarheid der onderscheidene leerlingen ingerigt.

3. Ook bij het onderwijs van mingevorderden wordt een beknopt overzigt van don oorsprong, do uitbreiding en hervorming dor christelijke Kerk gegeven.

4. Tot bewaring en vermeerdering van de verkregen kennis en tot bevordering van de zegenrijke vruchten van het godsdienstonderwijs worden zondagscholen, catechisatiën voor lidmaten en bijbellezingen gehouden.

HOOFDSTUK 11.

OVER DE GODSDIENSTONDERWIJZERS EN HUNNE VEREISCHTEN.

5. Het godsdienstonderwijs is steeds een van de ] voornaamste pligten van de herders en leeraren.

Waar het noodig is wordt dit onderwijs ook gegeven door daartoe aangestelde godsdienstonderwijzers, onder welke benaming hier en in de volgende artikelen

-ocr page 110-

REGLEMENT OP

mede onderwijzeressen begrepen worden. Ook candi-daten tot do Heilige dienst en geordende leeraren buiten vaste bediening, zijn bevoegd tot het geven vai godsdienstonderwijs. '

6. Het regt om godsdienstonderwijzers in eene gemeente aan te stellen en te ontslaan berust, overeenkomstig de bepalingen in artt. Ai en 15 van bei Synodaal Reglement voor do kerkeraden. bij den ker-keraad der gemeente. Bij ongevraagd of niet eervol ontslag is er beroep op het classicaal bestuur.

7. De kerkeraad maakt voor het godsdienstonderwijs in de gemeente bepaalde verordeningen, hetzij it zijn huishoudelijk, hetzij in een afzonderlijk reglement Ook stelt do kerkeraad de instructie voor de godsdienstonderwijzers vast.

8. Candidaten tot de Heilige dienst en geordende leeraren, buiten vaste bediening, maken van hunnf bevoegdheid tot het geven van godsdienstonderwijir: geen gebruik dan met toestemming van den kerkeraac en onder het gewone toezigt.

9. Van deze onderwijzers worden, waar dit noodij;i is, de meestgeschikte tot krankbezoekers verkozen.

10. In gemeenten, waar openbare catechisatiën ge. houden worden, zijn do aangestelde godsdienstonder wijzers verpligt, daartoe gevraagd zijr-de van de leeraren en onder de leiding van dezen, daarbij hunne gaven tot stichting der gemeenten te besteden.

11. Bovengemelde personen hebben de bevoegdheid, om bijbellezingen en zoogenaamde oefeningen te houden, doch nitt dan met uitdrukkelijke toestemming van den leeraar of de leeraren der gemeente.

•12. Het getal der godsdienstonderwijzers is in iedere gemeente naar hare behoefte bepaald. De keuze geschiedt door den kerkeraad, in gemeenten van één predikant op voordragt van dezen; in andere gemeenten op voordragt van hen, aan wie het toezigt over het godsdienstonderwijs is opgedragen.

\o. Do bovoegdlioiil tot do botrpkkinsr vnn £tods-

f)S

-ocr page 111-

IIF.T GODSDIENSTONnERWI.IS.

1

99

dienstondenvijzer wordt verkregen door het ondergaan van een examen.

üm tot het examen te worden toegelaten wordt gevorderd:

1°. dat men sedert twee jaren lidmaat zij der Hervormde Kerk en zich voorbeeldig hebbe gedragen ;

2°. dat men zich tot het geven van godsdienstonder-wijs gedurende ten minste twee jaren geoefend en voorbereid hebbe in alles, wat tot het examen behoort, onder opzigt van één of meer leeraren der Hervormde Kerk;

3°. dat men op den dag der aangifte niet ouder zij dan 35 jaren.

Bij de aangifte tot het examen moeten ten deze de noodige schriftelijke bescheiden worden overgelegd.

Va» de bepaling, den leeftijd betreffende, kan door de Synode of Algemeene Synodale commissie dispensatie worden verleend, op verzoek van het classicaal bestuur met overlegging van gunstig advies van den kerkeraad.

14. Het examen wordt, na behoorlijke aangifte in ■me voorgaande vergadering, kosteloos afgenomen Ijor het classicaal bestuur, waaronder de gemeente, tot welke de bedoelde personen behooren, ressorteert; of, voor zooveel de Waalsche gemeenten betreft, door de commissie aan welke de zaken der Waalsche kerken zijn opgedragen, en, wat de gemeenten in het provinciaal ressort van Limburg aangaat, door het kerkbestuur van Limburg.

De Waalsche commissie gedraagt zich ook naar de bepalingen van dit Reglement, behoudens de uitzonderingen, welke de bijzondere inrigting der Waalsche kerken vereischt.

15. Het examen gaat over de volgende vakken:

Bijbelsche en kerkelijke geschiedenis; algemeene

inhoud en geschiedenis der Bijbelboeken; bijbellezen (verstandig); christelijke geloofs- en zedeleer; gronden van de Nederlandsche taal; onderwijskunde.

16. Nog worden bij het examen voldoende proeven gevorderd van geschiktheid tot het geven van onderwijs.

1 3

-ocr page 112-

REGLEMENT OP

zoowel aan kinderen als aan meer bejaarden, in tegenwoordigheid van één of meer leeraren af te leggen.

17. Het examen duurt ten minste twee uren.

Onder deze uren wordt niet berekend de tijd, voor proeven van gescMktheid tot het geven van onderwijs gevorderd.

48. Wanneer iemand bij het examen is afgewezen, wordt hij door het classicaal bestuur niet weder tot een examen toegelaten, dan na zich ten minste nog één jaar, volgens art. 13 2°, geoefend te hebben.

Ook bij verandering van woonplaats is alleen het classicaal bestuur, dat hem heeft afgewezen, tot het afnemen van een hernieuwd examen bevoegd.

Die driemalen is afgewezen wordt niet weder tot een examen toegelaten.

19. Geene acte tot het geven van godsdienstonderwijs wordt verkregen, dan nadat zich ten minste twee derden der stemmen van het classicaal bestuur (der Waalsche commissie of van het kerkbestuur van Limburg) voor de toekenning verklaard hebben, en de geëxamineerde hierop deze verklaring en belofte heeft onderteekend:

»Wij ondergeteekenden, bij het classicaal bestuur van .... (de Waalsche commissie of het kerkbestuur van Limburg) geëxamineerd en toegelaten tot het geven van godsdienstonderwijs, verklaren bij deze opregtelijk, dat wij naar het grondbeginsel der christelijke Kerk in het algemeen en der Hervormde in het bijzonder, Gods heilig woord, in de Schriften des Ouden en Nieuwen quot;Verbonds vervat, van ganscher harte aannemen en gelooven; dat wij derhalve des zins en willens zijn, aan den geest en de hoofdzaak der leer, welke in de aangenomen formulieren van éénheid der Nederlandsche Hervormde Kerk begrepen is, getrouw te blijven; dat wij mitsdien den ganschen raad Gods, inzonderheid zijne genade in Jezus Christus, als den eenigen grond der zaligheid, ernstig en van harte, aan onze leerlingen en de gemeente zullen on-

100

-ocr page 113-

HET GODSDIENSTONDEBWIJS.

n- derwijzen; dat wij op de bevordering van godsdienst-

sn. kennis en van christelijk: geloof en leven ons met allen

ijver zullen toeleggen, en de orde en eendragt zullen or voorstaan en aankweeken: en dat -wij alzoo, onder

ijs inwachting van de hulp die van boven is, do belangen van Gods Koningrijk in het algemeen en van de Neder-!n, landache Hervormde Kerk in het bijzonder zorgvuldig

tot zullen behartigen en naar vermogen aan de bevorde-

og ring daarvan medewerken. — Eindelijk beloven wij ons overeenkomstig het Reglement op het godsdienstiet ^ onderwijs in alles stiptelijk te zullen gedragen, ons iet onderwerpende aan het oordeel van het bevoegde kerkelijk bestuur, indien door ons tegen de kerkelijke tot verordeningen mogt worden gehandeld.quot;

20. Na het onderteekenen van deze verklaring en 3r- belofte, stelt het bestuur (de commissie) aan den ge-ree examineerde de volgende acte van toelating ter hand:

ier «Het classicaal bestuur van.....(de Waalsche

'an commissie of het kerkbestuur van Limburg) geëxa-

en i mineerd hebbende N. N., geboortig van.....oud .

■ftc jaren, wonende te......, verklaart hem (haar)

bevoegd, om te staan naar den post van godsdienston-lur derwijzer (godsdienstonderwijzeres) en geregtigd om, iur na verkiezing door den kerkeraad eener gemeente, in het i die gemeente godsdienstonderwijs te geven, overeen-eze ^ komstig de bepalingen van het Reglement op het gods-'is- dienstonderwijsindeNederlandscheHervormdeKerk.quot; het 21. Op het vertoonen van deze acte van toelating is

des de geëxamineerde verkiesbaar in het classicale ressort, her waartoe hij behoort.

des Om in eenig ander classicaal ressort verkiesbaar te

aak zijn, wordt zijne acte van toelating door het bestuur van van dat ressort geldig gekeurd, op vertoon van vol-pen doend bewijs omtrent zijnen christelijlcen wandel gedurende hen de laatste twee jaren. Bij toepassing van art. 49 van het tus. Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht, wordt deze van acte ingetrokken. (1 Feb. 1865.)

on- Allen, die onder het bestaan van het Reglement van

101

-ocr page 114-

I

HEGLËMENT 1)1'

quot;1816 tot het geven van godsdienstonderwijs zijn toegelaten, behouden de regten hun in art. 25 van hetzelve gewaarborgd. ')

22. Bij de vervulling der posten van vo orl ez.ers, voorzangers, kosters en andere personen, die onder dergelijke namen in liet genot treden van inkomsten uit kerkelijke goederen der Hervormden voortspruitende, zoeken de kerkeraden het daarhenen te rigten, dat, bij gelijke bekwaamheid tot de bedieningen, waarvoor zij in aanmerking komen, zij in den regel verkozen worden, die een bewijs overleggen van bij een classicaal bestuur als godsdienstonderwijzer te zijn geëxamineerd en toegelaten. Voor hunne aanstelling in de kerkelijke bediening verbinden deze zich alsdan schriftelijk om godsdienstonderwijs te geven aan de Hervormde schoolkinderen, indien en zoolang de predikant of commissie (art. 19) dit oorbaar acht on op zoodanige w ij z e en met zoodanige bezoldiging, als de predikant of commissie, 'in overleg met hen bepaalt, zonder daardoor de bevoegdheid te hebben om godsdienstonderwijs aan anderen te geven, tenzij ze door den kerkeraad daartoe zijn of worden toegelaten.

HOOFDSTUK HL

OVER HET GODSDIENSTONDERWIJS INZONDERHEID IN SCHOLEN, GODSHUIZEN, OPENBARE GESTICHTEN EN VOOR DE ARMEN.

23. Allo predikanten zijn gehouden het gansche jaar door wekelijks even getrouw catechetisch onderwijs te geven, als zij wekelijks Gods heilig woord verkondigen.

24. De kerkeraden zorgen zooveel mogelijk, dat aan de Hervormde schooljeugd ééns of meermalen in de week godsdienstonderwijs gegeven worde.

25. In alle diakoniescholen, en voorts ook in allo godshuizen, vo r beter huizen en gevan-

102

-ocr page 115-

UKT GODSDIENSTONDERWIJS.

ge nissen, waar zulken gevonden worden, die tot de Hervormde Kerk beliooren, als ook aan de Hervormde k rij g sli eden, wordt godsdienstonderwijs gegeven.

Zooveel mogelijk wordt desgelijks voor de openbare en bijzondere lagere, alsmede voor de middelbare en hoogere scholen, de gelegenheid tot het ontvangen van godsdienstonderwijs geopend.

Dit onderwijs wordt gegeven, hetzij door de leeraren of hoogleeraren, daartoe door de commissie van toezigt nitgenoodigd, hetzij door anderen, daartoe volgens dit Reglement bevoegd.

20. Uie met dit onderwijs zijn belast, gedragen zich bij het geven daarvan naar do regten hun toegekend en naar de pligten hun opgelegd door de Staatsverordeningen.

In het bijzonder hebben zij, dien het aangaat, de bepalingen in acht te nemen van de «Instructie wegens de godsdienstoefening in de groote strafgevangenissen en in de burgerlijke en militaire huizon van verzekering,quot; vastgesteld bij Koninklijk besluit van 11 October 1826, litt. C.2)

De uitreiking van deze instructie aan de betrokken personen bij hunne aanstelling wordt daarom aan do commissie aanbevolen.

27. Wanneer dit godsdienstonderwijs niet anders dan op tijden van gewone godsdienstoefeningen kan gegeven worden, is het alleen toegankelijk voor hen, die tot de bedoelde scholen en gestichten in betrekking staan of op het godsdienstonderwijs toezigt hebben.

28. Wat de genoemde gestichten aangaat, wordt het onderwijs in de gebouwen zelve gegeven; alle Protestanten, daarin verpleegd, worden daarbij toegelaten; maar geene personen van andere gezindte hebben toegang tot dit onderwijs, tenzij zulks uitdrukkelijk door hen verlangd wordt en zij hiertoe eene bijzondere vergunning van de bestuurders of regenten ontvangen hebben.

10^

-ocr page 116-

REGLEMENT 01'

29. Aan behoeftige personen wordt het godBdienst-ondenvijs om niet gegeven.

30. Overeenkomstig de bepalingen door de Regering gemaakt of nog te maken ten aanzien van liet godsdienstonderwijs., zoo in de koloniën van den Staat als op 's Lands schepen, wordt dit Reglement, naar gelang der omstandigheden, toegepast op de vorming en het examen van de daarvoor bestemde onderwijzers, gelijk ook wat het toezigt over hen betreft.

HOOFDSTUK IV.

OVER HET TOEZIGT OP HET GODSDIENSTONDERWIJS.

31. De olassieale besturen zien toe, dat niet alleen in vacature, maar ook bij langdurige ongesteldheid des predikants of andere onvoorziene omstandigheden, in de bestaande belioefte aan godsdienstonderwijs met gelijke zorgvuldigheid worde voorzien als ten aanzien van do openbare Evangelieprediking plaats vindt.

32. Den godsdienstleeraren is aanbevolen hun, die zich tot het geven van godsdienstonderwijs wen-sohen bekwaam te maken, de vereisohte hulp en opleiding daartoe te geven. In groote gemeenten wordt dit werk aan één of meer leeraren opgedragen, die daartoe door den kerkeraad worden uit-genoodigd.

38. Het toezigt over het godsdienstonderwijs, door ondergeschikte personen gegeven, is opgedragen aan den kerkeraad der gemeente, (art. 6.).

In iedere gemeente van drie of meer predikanten bestaat eene commissie, die dit toezigt namens den kerkeraad uitoefent.

34. De kerkeraad benoemt deze commissie jaarlijks uit zijn midden; zij bestaat uit een gelijk getal van predikanten en ouderlingen.

-ocr page 117-

HET fiODSDlENSTONDERWIJS.

35. Dc keus der leerboeken eu leervakken voor st- ondergeschikte godsdienstonderwijzers wordt opge

dragen aan hen, die in hunne gemeenten het toezigt ng hebben over het godsdienstonderwijs,

is- 36. De commissie van toezigt beijvert zich om

ïat eene behoorlijke bezoldiging te verkrijgen voor hen,

nt, die belast zijn met het onderwijs bij artt. 25 en 29

de bepaald.

ide Waar geene voldoende fondsen hiervoor bestaan,

;en tracht zij zelve de zoodanige bijeen te brengen en

beheert deze onder verantwoording van den kerke-) raad.

Zij biedt de behulpzame hand aan verdienstelijke krankbezoekers en godsdienstonderwijzers, die door ouderdom of ziekte tot waarneming van hun werk onbekwaam geworden zijn, ter verkrijging van een ien billijk pensioen.

aid 37. Zij bezoekt de inrigtingen van godsdienston-

en, derwijs, die aan hare zorgen bepaaldelijk zijn aan-

rijs bevolen, ten minste tweemalen des jaars opzettelijk,

:en terwijl elk van hare leden tot deze inrigtingen altijd

ats den toegang heeft, na overleg, waar dit vereischt

wordt, met regenten of bestuurders.

die

m- ' HOOFDSTUK V.

en

:en over het aannemen en bevestigen van lidmaten.

relit- 38. Het aannemen van lidmaten geschiedt van wege

1 den kerkeraad.

)or Niemand, in eene andere gemeente woonachtig, wordt

tan tot lidmaat aangenomen en bevestigd zonder dat hij overge

legd heeft een behoorlijk attest van zedelijk gedrag, »ƒ-ien gegeven door of van wege dtn kerkeraad zijner gemeente.

Ien Van deze aanneming en bevestiging wordt binnen acht

dagen na de volbragte handeling door of van wege den jks kerkeraad der gemeente, icaar zij geschied is, schriftelijk

ran kennis gegeven aan den kerkeraad der gemeente in de

10b

-ocr page 118-

REGLEMENT OI'

woonplaats, opdat de aangenomen en bevestigde lidmaat als zoodanig in het lidmatenhoek dezer gemeente wmle ingeschreven. (1 Maart 1867.)

Aan de aanneming tot lidmaat gaat vooraf een onderzoek naar de verkregen kennis van de christe-telijke geloofs- en zedeleer, de bijbelsche en kerkelijke geschiedenis, met name ook van die der hervorming; vervolgens, zoo deze kennis voldoende bevonden wordt, eene belijdenis des geloofs door de aanne-melingen af te leggen. Een en ander geschiedt door een leeraar, bijgestaan door één of meer ouderlingen.

39. De bevestiging van lidmaten heeft plaats in eene daarvoor bepaalde godsdienstoefening, bij welke hun de volgende vragen ter beantwoording worden voorgesteld:

In tegenwoordigheid van God en van Zijne gemeente vraag ik u:

Vooreerst: Belijdt gij te gelooven in God den Vader, den Almagtige, Schepper des hemels en der aarde, en in Jezus Christus zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heer, en in den Heiligen Geest?

Vervolgens: Zijt gij des zins en willens bij deze belijdenis door Gods genade te volharden, de zonde te verzaken, te streven naar heiligmaking en uwen Heiland in voorspoed en tegenspoed, in leven en in sterven getrouw te volgen, gelijk aan Zijne ware belijders betaamt?

Eindelijk: Belooft gij tot den bloei van het Godsrijk in het algemeen en van de Nederlandsche Hervormde Kerk in het bijzonder, met opvolging van hare verordeningen, naar uw vermogen volijverig mede te werken?

Na de toestemmende beantwoording van deze vragen, worden zij plegtig en met gepaste toespraak tot lidmaten verklaard.

40. Indien de bevestiging niet in de daarvoor bestemde openbare godsdienstoefening kan plaats hebben, geschiedt zij, bij uitzondering, in eene andere

10(i

-ocr page 119-

IIRT GODSDIENSTONDERWIJS.

openbare godsdienstoefening, of, waar ook hiertegen gewigtige zwarigheden bestaan, ten overstaan van eene commissie uit den kerkeraad.

41 Niemand treedt in de regten aan het lidmaatschap verbonden, dan die, na afgelegde belijdenis, als lidmaat is bevestigd.

Tevens rusten op hem de verpligtingen aan het lidmaatschap in de gemeente zijner woonplaats verbonden.

SLOTBEPALINGEN.

42. Na de uitvaardiging van dit Reglement, overeenkomstig artt. 12 en 62 van het Algemeen Reglement, is dat van 28 Julij '1847 vervallen en buiten werking gesteld.

43. De Synode behoudt zich het regt voor om in het vervolg dit Reglement zoodanig te veranderen of te vermeerderen, als bevonden zal worden te be-hooren.

') Art. 25 van dat Reglement houdt in: «deze acte van admissie zal door elk ander classicaal bestuur, waaraan dezelve vertoond wordt, geldig gekeurd worden, om verkiesbaar te zijn onder deszelfs ressort. Allen, die dusverre door de kerkeraden tot het geven van godsdienstonderwijs zijn toegelaten, zullen worden opgeroepen, om te ontvangen, zonder examen, eene acte tot voortzetting van het godsdienstonderwijs, onder verbindtenis en onderteekening als in art. 22 is bepaald; bij verplaatsing nogtans zullen zij verpligt zijn, zich aan het examen te onderwerpen van het classicaal bestuur, waaronder hunne nieuwe woonplaats behoort.quot;

2) Ofschoon niet van kerkdijken oorsprong, regelt deze Instructie de werkzaamheden van predikanten en godsdienstonderwijzers in bepaalde gevallen. Uit dezen hoofde meenen wij haar als 'aanhangsel tot het

107

-ocr page 120-

108 INSTRUCTIE OJITR. DE GODSDIENSTOEFENINr.EN

Reglement op het godsdienstonderwijs alhier in haar geheel te moeten mededeelen;

Art. 1. De dagen, tot uitoefening van de godsdienst bestemd, zijn de zondagen, de groote feestdagen, alsmede de dank- en bededagen, door den koning uitgeschreven ; deze bepaling zal echter niet verhinderen, dat te dezen de schikkingen zullen kunnen gemaakt worden, welke de omstandigheden mogten vorderen, wanneer de dienstdoende geestelijke door andere ambtsbezigheden belet wordt.

2. De kommandanten in de groote strafgevangenissen en de concierges in de huizen van verzekering zullen moeten zorgen voor hetgeen behoort tot de behoorlijke viering van de godsdienst op de uren, door de commissie van administratie, of het collegie van regenten bepaald, na gemaakt overleg met de bij het gesticht aangestelde geestelijken,

3. Het zal aan de gevangenen, die noch tot de Roomsch-Catholieke, noch tot de Protestantsche Kerk behooren, worden vrijgelaten, om op zoodanige andere dagen, als hun godsdienst als rust- of feestdagen voorschrijft, geen arbeid te verrigten; de toegang hunner geestelijken, door hen verzocht zijnde, zal niet vermogen geweigerd te worden.

4. De kommandanten en concierges voornoemd zullen bij de aankomst der gevangenen onderzoeken, tot welke Kerk of geloof zij behooren, en zullen daarvan, wanneer zij tot de Roomsch-Catholieke of Protestantsche behooren, opgave doen aan de geestelijken van het gesticht, en ten opzigte der overigen, aan de commissie van administratie of collegiën van regenten.

5. Do kommandanten en conciergies zijn bijzonder belast met de handhaving der goede orde bij de godsdienstoefeningen.

(gt;. Geene gevangenen zullen om hun geloof vermogen te worden verontrust, noch deswegens door eenigen geestelijke van een ander geloof of iemand anders worden aangesproken en onderhouden.

-ocr page 121-

IN GEVANGENISSEN.

De kommandanten en concierges worden op hunne verantwoordelijklioid gelast, voor de strikte nakoming v • van dit artikel te zorgen, en, ingeval zij eenige afwijking deswegens mogten ontdekken, daarvan dadelijk aan de commissiën van administratie of collegiën van regenten kennis te geven, op poene van suspensie of destitutie, naar gelegenheid der zaak.

7. De gevangenen zijn verpligt, ieder naar hunne Kerk, de godsdienstoefening en het godsdienstonderwijs hij te wonen.

8. Bijaldien in de groote strafgevangenissen de kommandanten of de directeurs over den arbeid, en, in de huizen van verzekering, de concierges, eene

I meer bepaald verkeerde neiging of bedrijf der gevangenen ontwaren, en de ontwikkeling en uitbreiding daarvan mogten vreezen, zullen zij daaromtrent aan de geestelijken van het gesticht telkens de noodige kennis en inlichtingen geven.

9. Alle beambten in de gevangenissen zijn gehouden, de geestelijken met eerbied te behandelen, en door hun voorbeeld het gevoel van achting voor de voorgangers van de godsdienst bij de gevangenen te bevorderen.

10. De geestelijken, welke bij iedere gevangenis aangesteld zijn, houden in dezelve, op de dagen bij artikel 1 vermeld, voor de gevangenen van hun geloof, godsdienstoefening, hetzij voor mannen en vrouwen te gelijk, hetzij (wanneer de localiteit van het huis zulks toelaat) voor iedere kunne afzonderlijk; zij regelen zich hieromtrent naar de bepalingen door de commissie van administratie of van het collegie van regenten over de gevangenis voorgeschreven, en zullen met dezelve overeenkomen wegens het uur der godsdienstoefening, naar aanleiding van art. 2.

De Roomsch-Catholieken houden na de mis eene leerrede.

11. De geestelijken zijn bevoegd, do gevangenen, die troost, vermaning en onderrigt behoeven, afzon-

109

-ocr page 122-

110 mSTR. OMTlt. Igt;E (iODSDIENSTOEF. IN fiEVANGEN.

derlijk te onderhouden; aan eiken gevangene staat het vrij, zoodanig onderhoud te verlangen.

-12. De zieke gevangenen worden bijzonder aan de godsdienstige zorge der geestelijken aanbevolen, en ingeval de ziekte verergert, zijn de concierges verpligt, hun daarvan dadelijk kennis te geven, ten einde zij aan hunne verpligting omtrent den kran-ken mogten kunnen voldoen.

quot;13. De officieren van gezondheid in de gevangenissen moeten, indien de ziekte eene onverwachte en gevaarlijke wending neemt, zoodat het afsterven te verwachten is, dit zonder eenig verwijl ter kennis der in het gesticht dienstdoende geestelijken brengen.

14. Aan de gevangenen zullen de hulpmiddelen en plegtigheden, welke de godsdienst, door hen beleden, voorschrijft, toegediend worden.

15. De geestelijken zullen zich ter bekoming der boeken, het onderwijs in de godsdienst betreffende, en van hetgeen tot de uitoefening van de godsdienst benoodigd is, moeten wenden tot de commissiën van administratie of collegiën van regenten, welke daarin zullen voorzien.

16. De godsdienstoefeningen worden in zooverre als openbaar beschouwd, dat de gevangenen, die eene andere godsdienst belijden, en mogten verzoeken, dezelve bij te wonen, niet zullen mogen geweerd worden; mits zich behoorlijk daarbij gedragende.

17. Bij afwezigheid of ziekte der geestelijken, zullen zij zich door eenen geestelijke van hunne Kerk doen vervangen, echter niet dan na daartoe verkregene toestemming der commissie van administratie of van het collegie van regenten.

18. De koning behoudt zich voor, om de tegenwoordige Instructie te allen tijde te vermeerderen, te wijzigen of te veranderen, zooals bij de ondervinding zal blijken nuttig en noodig te zijn.

-ocr page 123-

Reglement

voor kerkelijk opzigt en tucht, en voor do behandeling van kerkelijke gesohillen.

(1 Julij 1857.)

EEESTE DEEL.

OPZIGT EN TUCHT.

Eerste Hoofdstuk.

AI.GEMEENE BEPALINGEN.

Art. 1. Kerkelijk opzigt wordt gehouden en ker-keljjkc tucht uitgeoefend tot bevordering van christelijk leven, tot wegneming van alles, wat liet godsdienstige en zedelijke welzijn der gemeente belommert, en tot handhaving der kerkeljjke reglementen en verordeningen.

2. Het houden van opzigt en het uitoefenen van tucht is opgedragen aan do kerker aden, de classicale besturen, de provinciale kerkbesturen en de Algemeene Synode, volgens de bepalingen van dit Reglement.

3. Het kerkelijk opzigt strekt zich uit tot allen.

-ocr page 124-

REGLEMENT VOOR

die, volgens art. 2 van het Algemeen Reglement, door belijdenis, doop, geboorte als anderzins tot de Neder-landsehe Hervormde Kerk beboeren.

Aan de kerkelijke tucht zijn onderworpen alle lidmaten, en inzonderheid leeraren, ouderlingen, diakenen en andere leden van kerkelijke besturen, ter zake van onohristelijken wandel, van openbaren strijd met den geest en de beginselen van de belijdenis der Hervormde Kerk (art. 27 van het Reglement op het examen), van verstoring van orde en rust, en van verzuim of vergrijp in de uitoefening van kerkelijke betrekkingen.

4. De in art. 2 genoemde kerkelijke collegiën trachten de te hunner kennis gekomen verkeerdheden door raadgeving, teregtwijzing, wraarschuwing en bestraffing, in den geest der broederlijke liefde, uit den weg te ruimen.

De tuchtmiddelen, welke zij na kennisneming en onderzoek, overeenkomstig de voorschriften van dit Reglement, aanwenden, zijn:

ontzegging van het gebruik des Avondmaals voor bepaalden of onbepaalden tijd;

vervallenverklaring van de bevoegdheid tot het uitoefenen van kerkelijke regten en tot het aanvaarden van kerkelijke bedieningen voor bepaalden of onbepaalden tijd;

schorsing in de waarneming van kerkelijke bedieningen en ambten voor bepaalden of onbepaalden tijd, met of zonder geheel of gedeeltelijk verlies van tradement; (15 Febr. 1872.)

ontzetting van kerkelijke bedieningen en ambten; ontzetting van het lidmaatschap der Nederlandsche Hervormde Kerk.

5. De genoemde kerkelijke collegiën houden o p z 1 g t op zoodanige wijze, als hun het moest geschikt zal voorkomen en zonder daarin door de bepalingen van dit Reglement gebonden te zijn.

Zij zijn bevoegd, naar de in hun ressort bestaande

112

-ocr page 125-

KERKELIJK OPZIGT EN TUCHT.

verkeerdheden, welke tot de aanwending van oen der in art. 4 genoemde tuchtmiddelen aanleiding zouden kunnen geven, onderzoek in te stellen en daarover beslissingen te nemen, overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement, onverschillig of zij van zoodanige verkeerdheden door eene, volgens de artt. 40 tot 43, ingediende aanklagt of op eenige andere wijze kennis bekomen hebben.

6. Ieder lidmaat der kerk is verpligt de beslissingen van de bevoegde kerkelijke collegiën te eerbiedigen, behoudens hooger beroep, en aanvrage van herziening en vernietiging, met inachtneming van hetgeen daaromtrent in dit Reglement is voorgeschreven.

7. Ieder kerkelijk collegie gaat in de kennisneming en het onderzoek van zaken, tot zijne bevoegdheid behoorende, te werk, zoo als de aard der zaak, de belangen der Kerk in het algemeen en de bijzondere omstandigheden der betrokken personen het vorderen.

Tot het afnemen van den eed van getuigen wordt niet dan in de uiterste noodzakelijkheid overgegaan.

8. Ieder kerkelijk collegie bepaalt, naar mate do omstandigheden en de billijkheid het vorderen, of bezwaarde en andere personen voor de volle vergadering of voor eene daartoe benoemde commissie zullen gehoord worden, met aanwijzing van tijd en plaats. De tijd voor het uitbrengen van rapporten, voor het in handen blijven van afschriften en voor het nemen van inzage van oorspronkelijke stukken wordt door den voorzitter van het collegie geregeld.

9. Die voor een kerkelijk collegie geroepen wordt, is verpligt in persoon, en zonder bijstand van een ander als raadsman of zaakgelastigde, te verschijnen. Alle ingediende stukken moeten door de belanghebbenden zeiven onderteekend zijn, en alleen, bijaldien iemand zijnen naam niet kan schrijven, wordt bij vermelding hiervan in het aangeboden stuk, de onder-teekening namens hem toegelaten.

115

-ocr page 126-

REGLEMENT VDOR

10. luzago van oorspronkelijke stukken wordt onder inachtneming van het bepaalde in art. 8, niet geweigerd aan hem, tegen wien een onderzoek is ingesteld. Ook staat het hem vrij, zich te zijnen koste, volgens het tarief in art. 23, afschriften te doen geven door tusschenkomst van don bewaarder dier stukken.

11. Het bezorgen van schrifturen en het ontbieden van personen geschiedt door de gewone kerkelijke bedienden, of, des noodig, door een ander persoon, daartoe voor ieder bijzonder geval door het collegie, met de behandeling der zaak belast, aan te wijzen.

De verslagen van deze bedienden worden voor waar gehouden, zoolang het tegendeel niet gebleken is; doch zij zijn verantwoordelijk voor alle schade, door nalatigheid en onnaauwkeurigheid in het volbrengen der hun gegeven bevelen veroorzaakt, onverminderd de toepassing van tuchtmiddelen, indien daartoe termen zijn.

12. Bij niet inachtneming door de belanghebbenden der krachtens art. 8 gestelde termijnen, worden, des ongeacht, het onderzoek en de afdoening der zaak voortgezet.

13. Aanteekenigen, door de scriba's of secretarissen van de kerkelijke collegiën in de notulen of do agenda gedaan ten aanzien van den tijd van ontvangst en verzending van stukken, worden voor waar gehouden, zoolang van geene onnaauwkeurigheid is gebleken.

14. Alle gedurende het onderzoek schriftelijk ingediende berigten en andere stukken, alsmede alle in geschrift gebragte verklaringen worden door hem, die ze indient of daarbij eene verklaring aflegt, onderteekend, zooveel noodig na kennisneming van den inhoud.

Verklaringen van iemand, die zijn naam niet schrijven kan, worden, mot vermelding van deze omstandigheid, onderteekend door het lid of de leden van het collegie, voor wie zij zijn afgelegd.

m

-ocr page 127-

K Kit K ELM K 0PZ1CT EX TUCHT.

•15. Wie in oenigo zaak als lid van eon kerkelijk collegie gehandeld of tot de uitspraak medegewerkt heeft, mag in geen hooger collegie van dezelfde zaak kennis nemen.

16. Leden van een kerkelijk collegie oordeelen niet over zaken, in welke zij zeiven of hunne vrouwen, of personen die hun of hunner vrouwen in de drie eerste graden van bloedverwantschap of zwagerschap bestaan, betrokken zijn.

17. In de gevallen, bij do twee laatstvoorgaande artikelen vermeld, moeten zoodanige leden gedurende do behandeling, de beraadslagingen en do beslissing de vergadering verlaten.

18. Indien, ten gevolge van het bepaalde bij de artt. 15 en 16, het getal stemmende leden tot beneden twee derden verminderd wordt, zal het ontbrekende getal worden aangevuld, in den kerkeraad door oproeping van de laatst afgetreden ouderlingen, te beginnen met den oudsten in jaren, en bij de overige kerkelijke besturen door oproeping eerst van de s o-cundi en des noodig verder van de tertiï.

19. Iedere beslissing van een kerkelijk collegie, in zaken van tucht, wordt, met achtgeving op art. 9 van het Algemeen Reglement, genomen bij meerderheid van stemmen.

Al de leden zonder uitzondering zijn verpligt, aan de stemming deel te nemen.

Indien de stemmen staken, is de beslissing ten gunste van den bezwaarde.

20. In zaken, dit Reglement betreffende, is de vergadering bevoegd, aan de leden geheimhouding op te leggen ten aanzien van de uitgebragte adviesen en stemmen.

21. Bij de beslissing van kerkelijke collegiën moeten de feiten, welke het onderwerp ter beoordeeling hebben uitgemaakt, naauwkeurig worden omschreven, alsmede de daaruit, naar het oordeel van het collegie, voortvloeijende verkeerdheid of overtreding bij name

-ocr page 128-

REIiLEMENT VOOR

uitgedrukt worden, met vermelding tevens van do gronden, op welke de beslissing rust. Eindelijk moet daarbij, indien het bezwaar gegrond geoordeeld is, een der bij art. 4 opgenoemde tuchtmiddelen toegepast worden.

Iedere beslissing moet door al de leden, die daaraan deel genomen hebben, worden onderteekend en zóó, als minute, bewaard blijven.

22. Bij eene beslissing in hooger beroep of herziening, houdende toepassing van een der tuchtmiddelen, in art. 4 genoemd, worden de kosten, in eersten aanleg en in hooger beroep of herziening gemaakt, gebragt ten laste van den bezwaarde, behoudens de bepaling van art. 33 3de lid.

Wanneer de bezwaarde berust in de beslissing, in eersten aanleg genomen, en in alle gevallen, bij het ■1ste lid van dit artikel niet bedoeld, worden de kosten gedragen door de Kerk.

23. Geene kosten kunnen in rekening gebragt en geleden worden dan:

■1°. de kosten van huilengewone vergaderingen van kerkelijke collegién hoven den kerkeraacl, de Algemeene Synodale commissie daaronder begrepen, wanneer deze door helanghehbenden gevraagd of door die collegién noodzakelijk gekeurd worden, de reiskosten berekend voor elk uur afstands heen en terug, te zamen voor elk lid één gulden en twintig cents, en de verblijfkosten, mede voor elk lid berekend tegen twee gulden voor eiken dag en twee gulden voor eiken nacht;

116

2°. de kosten van oommissiën der sub 1°. genoemde collegiën, wanneer zij zich buiten den tijd der gewone zittingen van het collegie om eenige zaak van hunne woonplaats moeten verwijderen, reis- en verblijfkosten heide berekend zooals in evenvermelde rubriek sub 1°. is

Om voor een tweeden dag verhlijfgeld te kunnen vorderen, moeten zij niet minder dan zes uren den eersten dag werkzaam zijn geweest, tenzij het vol-

-ocr page 129-

KERKELIJK OPZIGT EN TUCHT. 117

doende worde aangewezen, dat men de behandeling der zaak op den eersten dag niet heeft kunnen voortzetten. (1 Maart 1871);

3quot;. de reiskosten van getuigen, die zich een afstand van één uur en daarboven van hunne ■woonplaats hebben moeten verwijderen, berekend tegen vijf en zeventig cent per uur afstands heen en terug te zamen. De verblijfkosten moeten worden berekend naar billijkheid;

4°. de kosten van het copiëren van processtukken voor kerkelijke collegiën en van die door de belanghebbenden zijn gevraagd, berekend tegen tien cent voor elke bladzijde in folio, bevattende niet minder dan dertig regels, ieder van ten minste twaalf lettergrepen;

5°. alle briefporten voor kerkelijke collegiën, hunne commissiën of leden, ter zake dienende;

6°. de bezoldiging van boden of bedienden voor hunne diensten bij buitengewone bijeenkomsten van kerkelijke collegiën of commissiën, ten bedrage van één gulden per dag en vijftig cent voor een halven dag.

7°. Billijke vergoeding van reiskosten aan hen, die naar art. 11, \e lid, schrifturen bezorgen of personen ontbieden. (1 April 1864.)

Indien, ten gevolge van onvermijdelijke overvaart van wateren, of bij gemis van min kostbare reisge-legenheden, de reiskosten noodwendig grooter zijn, wordt het aan de beoordeeling van het collegie, met het onderzoek der zaak belast, overgelaten, die meerdere kosten in rekening te brengen, of aan de belanghebbenden toe te leggen.

24. Voor zoover de kosten, bij 't vorig artikel vermeld, door de Kerk moeten gedragen worden, zal daaraan een gespecificeerde staat, door den scriba of secretaris van het collegie, met de zaak belast, opgemaakt, worden ingezonden bij de Algemeene Synodale commissie, welke dien staat beoordeelt, met

Él

-ocr page 130-

REGLEMENT VOOK

of zonder wijziging vaststelt en den quaestor-generaü tot de uitbetaling magtigt.

25. Kosten, volgens art. 22 ten laste van een be zwaarde gebragt, worden door den scriba of secretari van het eollegie, dat de uitspraak deed, tegen kwitanti' ontvangen en verantwoord aan wie zulks belioort. :

26. L)e wijze, waai'op voorschot van gelden, wat ^ dit tot onderzoek eener zaak mogt noodig zijn, gedaa. of bekomen wordt, blijft in ieder bijzonder geval aai de regeling van het betrokken eollegie overgelaten.

27. Een kerkelijk bestuur, ontwarende, dat een eollegie onder zijn ressort op bestaande verkeerdheden geen acht geeft, of een te zijner kennis gebragt bezwaar, zonder het behoorlijk onderzocht te hebben, ter zijde legt, vraagt daaromtrent inlichtingen aan het lagere eollegie.

Indien de gegeven inlichtingen onvoldoende bevonden worden, spoort hethoogere eollegie het lagen tot handelen aan, en neemt, na herhaalde weigering of bij voortdurende vertraging van het laatstgenoemde, eindelijk zelf het onderzoek van de zaak ter hand en doet, wat het lagere eollegie had behooren te doen.

28. Van alle beslissingen in zaken van tucht wordt, binnen acht dagen na hare dagteekening, een behoorlijk voor echt verklaard afschrift gezonden aan den bezwaarde.

Van de uitspraken van den kerkeraad, in welke de ontzetting van het lidmaatschap wordt toegepast, en van alle beslissingen in eersten aanleg door de classicale en provinciale besturen genomen, wordt, indien daarvan geen hooger beroep is aangevraagd, binnen 14 dagen na verloop van den termijn, voor het hooger beroep bepaald, een afschrift toegezonden aan het in opklimmonden rang volgend eollegie.

Alle beslissingen der classicale en provinciale besturen in hooger beroep worden, binnen 14 dagen na hare dagteekening, gebragt ter kennis van de Alge-meene Synodale commissie.

-ocr page 131-

KERKELIJK DPZIGT F.M TUCHT.

!

29. Wanneer kerkelijke besturen in de volgens art. I te hunner kennis gebragte beslissingen schennis 1 verkeerde toepassing van het Reglement opmer-| ' ? n, zijn zij bevoegd, aan het lagere collegie hunne

■merkingen en wenken daaromtrent mede te doelen. Aan de Algeraeene Synodale commissie wordt met (trekking tot do haar toegezonden beslissingen in fgt;oger beroep dezelfde bevoegdheid toegekend. Het lagere collegie slaat op die wenken en opmer-i igen acht in de behandeling van zaken, dit Regle-j iiint betreffende.

30. Indien de aanmerkingen, door de Algeraeene | vnodale commissie op de haar toegezonden uitspra-j n gemaakt, door haar van algemeen belang geacht | v, irden, doet zij daarvan mededeeling in het kerkelijk ï quot; gaan, zonder eenige aanduiding van de betrokken ? , ■ rsonen en collegiën.

J 31. Eene beslissing in zake van tucht wordt open-i -ar gemaakt, indien het college, door hetwelk zij ('geven is, bij zijne uitspraak zulks heeft voorge-| breven, doch niet dan wanneer zij de geldigheid ner eindbeslissing heeft verkregen.

32. Geene uitspraak van oen kerkelijk collegie treedt werking, vóór dat de termijnen, om in hooger be-

s ivep te komen en herziening of vernietiging aan te I vragen, verstreken zijn, behoudens de bepaling van ■ art. 48.

33. Hij, tegen wien de toepassing van een der in % art. 4 genoemde tuchtmiddelen is uitgesproken, kan i van die uitspraak in hooger beroep komen binnen '14 i dagen na de dagteekening der hem toegezonden ken-1 nisgeving van de uitspraak. Hij is verpligt, daarvan :i binnen denzelfden termijn schriftelijk kennis te geven 1 aan den voorzitter van het collegie, dat de uitspraak I gedaan heeft en aan den voorzitter van het collegie, | op hetwelk hij zich beroept. In geval van beroep op v\ de Algemeene Synode wordt de bedoelde kennisgeving i gerist aan haren secretaris.

-ocr page 132-

REGLEMENT VOOR

Daarenboven is hij verpligt, binnen denzelfden termijn, ter beoordeeling van bet bestuur, waarop hij zich beroept, in handen van diens scriba of secretaris voldoende zekerheid te stellen voor de kosten, in eersten aanleg gemaakt en in hooger beroep te maken.

In geval van blijkbaar onvermogen wordt bij van deze laatste verpligting en van de betaling der volgens art. 29. te zijnen laste gebragte kosten, door het bestuur, op hetwelk hij zich beroepen heeft, vrijgesteld.

34. De voorzitter van het collegie, tegen welks uitspraak hooger beroep is aangeteekend, zorgt, dat binnen acht dagen, nadat hij daarvan kennis bekomen heeft, al de schrifturen tot de zaak betrekkelijk, met uitzondering van de minute der uitspraak, worden ingezonden aan het kerkelijk bestuur, dat in hooger beroep moet oordeelen, met bijvoeging van een inventaris der stukken, in dubbel opgemaakt, van welke één, door den scriba of secretaris van het hooger collegie geteekend voor ontvangst, wordt terug gezonden.

Indien het aangeteekende hooger beroep door den bezwaarde niet binnen den bepaalden termijn is.voortgezet of daarvan later door hem is afgezien, wordt hiervan door den scriba of secretaris van het kerkelijk bestuur, bij 't welk het beroep moest worden behandeld, onverwijld kennis gegeven aan het kerkelijk collegie, welks uitspraak het geldt, opdat aan deze gevolg gegeven worde.

35. Indien eene uitspraak in hooger beroep wordt te niet gedaan of gewijzigd, wordt de zaak beslist zoo als het collegie, in hooger beroep regtsprekende. meent dat bij de eerste uitspraak had behooren gedaan te zijn.

Van eene uitspraak in hooger beroep wordt in geen geval een nieuw appèl toegelaten, doch kan alleen herziening of vernietiging worden aangevraagd op de wijze, in de tweede en derde afdeeling van het tweede hoofdstuk omschreven.

30. Indien iemand, met eene kerkelijke betrekking

120

-ocr page 133-

KEUKFI.UK OPZK'.T EN TUCHT.

bekleed, gedurende de behandeling van een bezwaar te zijnen laste zijne betrekking nederlogt, wordt de zaak desongeacht voortgezet en ten einde gebragt.

37. Het tractement van een predikant, die voorloopig qf ten gevolge eener uitspraak voor bepaalden of onhepaal-den tijd geschorst is, of die ontzet zijnde van de daartoe betrekkelijke beslissing in hooger beroep komt, of herziening of vernietiging vraagt, wordt ontvangen door den quaestor of door dengemagtigde van den ring, waartoe hij behoort.

Is er bij die schorsing geen verlies van tractement uitgesproken, dan wordt dit, na aftrek van noodzakelijke reiskosten der in zijne plaats dienstdoende predikanten, ter beoordeeling van het classicaal bestuur, aan den geschorste uitbetaald.

Bij verlies van een gedeelte des tractements wordt dit gedeelte, en hij verlies van het geheele tractement het geheel, doch in beide gevallen na aftrek der reiskosten, in het voorgaande lid van dit artikel gemeld, door den quaestor of den gemagtigde van den ring beioaard om, naar dat de eindbeslissing luidt, of aan den ring of aan den vrijgesprokene te worden uitbetaald.

Wordt de schorsing bij de eindbeslissing door vrijspraak gevolgd, dan worden de voor reiskosten afgetrokken gelden aan den vroeger geschorsten predikant vergoed. (15 Febr. 1872.)

38. Die wegens onchristelijken wandel van zijne bediening of van zijn ambt ontzet is, kan in zoodanige betrekking niet weder worden aangesteld, dan na bekomen rehabilitatie, welke evenwel niet wordt verleend, dan na verloop van vijf jaren sedert de dagteekening der laatste uitspraak in de zaak, en op eene met redenen omkleede aanvrage, welke door tusschenkomst van de Algemeene Synodale oommissie. met de door haar ingewonnen inlichtingen, aan de Algemeene Synode wordt voorgelegd, ten einde deze daarover beslisse. ('1 Febr. lï'öó.)

Ontzegging van het gebruik des H. Avondmaals, vervallenverklaring van de bevoegdheid tot het uit-

6

121

-ocr page 134-

REGLEMENT VOOR

oefenen van kerkelijke regten en het aanvaarden van kerkelijke bedieningen en ambten, voor onbepaalden tijd uitgesproken, alsmede ontzetting van ambt of le-dieningen om eene andere reden, dan die in het eerste lid van dit artikel genoemd is, kunnen te allen tijde bij met redenen omkleede uitspraak van het collegie, dat hierin besliste, worden opgeheven. Ontzetting van het lidmaatschap wordt, na raadpleging met het collegia, dat haar uitsprak, opgeheven door den kerke-raad der gemeente, onder welke de van het lidmaatschap ontzette woonachtig is, na plegtige vernieuwing van de verklaringen en beloften bij de belijdenis des geloofs afgelegd in eene daartoe belegde vergadering van dien kerkeraad. (1 Februarij 1865.)

Tweede Hoofdstuk.

BIJZONDERE BEPALINGEN, DE UITOEFENING VAN TUCHT BETREFFENDE.

EERSTE AFDEELING.

IN EERSTEN AANLEG.

A. Bjj den kerkeraad.

39. Aan de tucht des kerkeraads zijn onderworpen alle lidmaten zijner gemeente, godsdienstonderwijzers en onderwijzeressen mede daaronder begrepen.

De kerkeraad is onbevoegd beslissingen te nemen ten aanzien van bezwaren tegen dienstdoende, emeriti of eervol ontslagene predikanten, hulppredikers, candidaten tot de H. dienst, ouderlingen, diakenen, leden van kerkelijke besturen en xtemgeregtir/den als zoodanig. (1 Maart 1869.)

40. leder, niet onder censuur staand, ma'islidmaat der kerk is bevoegd, bij den kerkeraad zijiici- go-

122

-ocr page 135-

K EKKELIJ K OPZIGT EN Tl'CIIT.

meente, bij onderteekend geschrift, bezwaren in te brengen tegen den handel of wandel van een lidmaat derzelfde gemeente, ook van een der personen in het 2de lid van art. 39 genoemd.

De kerkeraad slaat op die bezwaren acht en handelt te dien aanzien gelijk in de volgende artikelen wordt voorgeschreven.

41. Indien de bezwaren betrekking hebben op handelingen van leden des classioalen bestuurs en hunne secundi, als zoodanig, worden zij terstond langs den kerkdijken weg opgezonden aan het provinciaal kerkbestuur. Leden en secundi van het provinciaal kerkbestuur, van de Algemeene Synode en van de Alge-meene Synodale commissie, als zoodanig, betreffende, worden zij evenzoo opgezonden aan de Algemeene Synode.

42. De bezwaren, uitgebragt tegen predikanten, hulppredikers, candidaten, ouderlingen, diakenen en stemgeregtigden als zoodanig, worden door den kerkeraad voorloopig onderzocht, uiterlijk binnen vier weken na bekomen kennis. Oordeelt hij, bij meerderheid van stemmen, die bezwaren gewigtig genoeg en niet van grond ontbloot, dan zendt hij ze met alle daartoe betrekkelijke ingekomen stukken en zijne eigene consideratiën aan het classicaal bestuur, onder hetwelk de gemeente behoort. (1 Maart 1869.)

Indien de bezwaren den predikant of één der predikanten van de gemeente betreffen, wordt voor de verzending aan het classicaal bestuur de meerderheid van twee derden der stemmen gevorderd, onverminderd de bevoegdheid van dit bestuur om te handelen, gelijk in art. 27 wordt voorgeschreven.

Binnen 14 dagen na het genomen besluit berigt de kerkeraad aan hem, die het bezwaarschrift heeft ingediend, of het ter zijde is gelegd, of in nadere behandeling zal genomen worden.

43. Indien de beslissing omtrent het ingebragto

120

-ocr page 136-

REGLEMENT VOOR

bezwaar, volgens art. 39, behoort tot de bevoegdheid van den kerkeraad, onderzoekt hij eerst voorloopig, of het uit zijnen aard en uit hoofde van de gronden, waarop het rust, termen oplevert om naar het Reglement behandeld te worden.

Ingeval van ontkennende beantwoording dezer vraag, wordt daarvan evenzeer, binnen 14 dagen na het genomen besluit, kennis gegeven aan hem, die het bezwaarschift heeft ingediend.

44. Indien de beslissing over het bezwaar, volgens art. 39, tot de bevoegdheid van den kerkeraad behoort en deze, volgens art. 43, termen tot voortzetting dei-zaak gevonden heeft, onderzoekt en handelt hij verder overeenkomstig de voorschriften, in het eerste hoofdstuk opgegeven.

Wanneer bij het onderzoek eener zaak van nog andere verkeerdheden ten laste van denzelfden bezwaarde mogt blijken, gaat de kerkeraad hieromtrent mede te werk zoo als in het eerste hoofdstuk bepaald is.

45. De tuchtmiddelen, welke door den kerkeraad worden toegepast, zijn; ontzegging van het gebruik des H. Avondmaals voor bepaalden of onbepaalden tijd; vervallenverklaring van de bevoegdheid tot het uitoefenen van kerkelijke regten en het aanvaarden van kerkelijke bedieningen voor bepaalden of onbepaalden tijd; ontzetting van het lidmaatschap.

46. De kerkeraad is bevoegd, de door hem aangestelde godsdienstonderwijzers en onderwijzeressen, ter zake van bezwaren te hunnen laste, uit de dienst zijner gemeente te ontslaan, behoudens hooger beroep op het classicaal bestuur. Zijn zoodanige bezwaren van dien aard, dat zij, naar het oordeel des kerkeraads, tot schorsing in de uitoefening van hunne betrekking of tot geheele ontzetting aanleiding kunnen geven, dan worden zij opgezonden aan het classicaal bestuur, dat daarover zelf oordeelt en boslist.

-ocr page 137-

KERKELIJK OPZIf.T ES TUCHT.

B. Bij het classicaal bestuur.

47. Het classicaal bestuur oordeelt over bezwaren, volgens art. 46 te zijner kennis gebragt, en over alle bezwaren tegen de personen, in art 39 2de lid genoemd, behoudens de bepaling van art. 41.

Het volgt in zijn onderzoek en in zijne beslissing de voorschriften, in het eerste hoofdstuk gegeven.

Indien bij het voorloopig onderzoek of gedurende de behandeling der zaak blijkt, dat de bezwaren tegen personen, in art. 39 2de lid genoemd, aanleiding zouden kunnen geven tot ontzetting uit eene kerkelijke bediening, dan verzendt het classicaal bestuur al de bescheiden, tot de zaak betrekkelijk, met de noodige inlichtingen, aan het provinciaal kerkbestuur en geeft, binnen 14 dagen na dagteekening van het hiertoe genomen besluit, daarvan kennis aan den bezwaarde.

48. Indien een geruchtmakend bezwaar van ergerlijken aard, dat ter kennis van het classicaal bestuur gekomen is, gegrond wordt bevonden, kan het bestuur reeds bij zijn voorlooping onderzoek eene provisionele schorsing van den bezwaarde uitspreken, zonder dat hiervan hooger beroep wordt toegelaten.

Indien bij de beslissing van het classicaal of provinciaal bestuur schorsing voor bepaalden of onbepaalden tijd, of o nt zetting uit kerkelijke bediening wordt uitgesproken, en de bezwaarde van deze beslissing in hooger beroep komt, of van de in hooger beroep bevestigde beslissing herziening of vernietiging aanvraagt, blijft de provisionele schorsing gedurende den loop der zaak van kracht.

Van zulk eene provisionele schorsing wordt, wanneer zij een predikant geldt, dadelijk kennis gegeven aan den kerkeraad en des noods aan den consulent zijner gemeente, en aan het provinciaal kerkbestuur; betreft de uitspraak een candidaat tot de H. dienst,

-ocr page 138-

REGLEMENT VOOR

dan geschiedt liet berigt hiervan aan do Algc-meene Synodale commissie, en voor de overige hier bedoelde personen alleen aan den kerkeraad hunner gemeente.

49. De tuchtmiddelen, welke door het classicaal bestuur worden aangewend, zijn die, welke in art. 45 worden opgenoemd; daarenboven; schorsing in de waarneming van kerkelijke bedieningen en ambten voor bepaalden of onbepaalden tijd, en wat de godsdienstonderwijzers en onderwijzeressen betreft, ontzetting uit hunne betrekking.

C. Bij het provinciaal kerkbestuur.

50. Bezwaren, volgens art. 47 door het classicaal bestuur van dien aard geoordeeld, dat zij aanleiding tot ontzetting uit kerkelijke dienst zouden kunnen geven, alsmede alle bezwaren tegen leden van clas-sicale besturen en hunne secundi, als zoodanig, worden doorliet provinciaal kerkbestuur, waaronder die personen behooren, onmiddelijk behandeld en beslist op dezelfde wijze als in het eerste hoofdstuk is voorgeschreven.

51. De tuchtmiddelen, welke door het provinciaal kerkbestuur worden toegepast, zijn die, welke in do artt. 45 en 49 worden opgenoemd, en daarenboven ontzetting van kerkelijke bedieningen en ambten.

D. Bij de Algemeene Synode.

52. Bezwaren ten laste van iemand, die , volgens de bepalingen van artt. 56 en 67 van het Algemeen Reglement, tot de Algemeene Synode of do Algemeene Synodale commissie behoort of van zijn secundus , als zoodanig, alsmede ten laste van een lid van een provinciaal kerkbestuur of zijn secundus, als zoodanig, worden onmiddellijk gebragt voor de Algemeene Synode en, met inachtneming van art. 15 van het Algemeen Reglement, behandeld en 1

120

-ocr page 139-

KERKELIJK OPÜIGT EN Tl'CHT.

beslist overeenkomstig de bepalingen van het eerste hoofdstuk.

53. De tuchtmiddelen, in de artt. 45, 49 en 51 genoemd, kunnen ook worden toegepast door de Al-gemeene Synode.

TWEEDE AFDEELING.

IN HOOGER BEROEP EN HERZIENING.

54. Tot het onderzoek en de beslissing van zaken, in hooger beroep voor een kerkelijk bestuur gebragt, wordt zoo spoedig mogelijk en althans in de eerstvolgende zitting van het oollegie overgegaan, op dezelfde wijze als in het eerste hoofdstuk is voorgeschreven.

55. Indien van eene uitspraak der Algemeene Synode, in eersten aanleg of in hooger beroep, door den bezwaarde herziening wordt gevraagd, wordt de zaak, overeenkomstig art. 15 van het Algemeen Reglement, voor de geheele Synode gebragt, die haar definitief beslist.

De aanvrage tot herziening geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artt. 33 en 34.

DERDE AFDEELING.

BIJ VERZOEKEN TOT VERNIETIGING VAN KERKELIJKE BESLISSINGEN.

56. Van beslissingen der classicale en provinciale besturen in hooger beroep kan, volgens de artt. 15 en 70 van het Algemeen Reglement, vernieti-g.ng wegens schennis of verkeerde toepassing der reglementen worden aangevraagd bij de Algemeene Synodale commissie.

Verzoeken tot vernietiging moeten door den bezwaarde, met overlegging van het door hem ont-

127

-ocr page 140-

.....

fy

nE(JLElIEgt;T VOOR

vangen afschrift der uitspraak, worden ingediend bij den secretaris der Algemeens Synodale commissie, binnen ii dagen na de dagteekening der hem toegezonden kennisgeving van de uitspraak in hooger beroep te zijnen laste. Binnen vier weken na die dagteekening kan de bezwaarde, des verkiezende, de gronden, waarop zijn verzoek rust, bij eene, door hem onderteekcndo memorie, aan den secretaris van do Algemeene Synodale commissie inzenden, ten einde daarop door haar worde acht geslagen.

Na verloop der gezegde 14 dagen is de aanvrage niet meer ontvankelijk.

Indien de bezwaarde de hier boven vermelde vier weken laat voorbijgaan zonder memorie in te zenden, wordt door de Algemeene Synodale commissie op de bij haar ontvangen stukken uitspraak gedaan.

Ingeval de bezwaarde later van de aanvrage tot vernietiging afziet, wordt gehandeld zoo als in art. 34, 2de lid is voorgeschreven.

57. De Algemeene Synodale commissie slaat bij haar oordeel over de gevraagde vernietiging niet alleen acht op de gronden, welke door den bezwaarde zjjn aangevoerd, maar ook op andere, welke zij vermeent dat bestaan.

58. Bij vernietiging van eene beslissing wordt door den Secretaris der Algemeene Synodale commissie een behoorlijk voor echt verklaard afschrift van de daartoe strekkende beslissing, binnen 14 dagen na hare dagteekening toegezonden 1°. aan het provinciaal of classicaal bestuur, naar hetwelk de zaak, volgens art, 15 van het Algemeen Reglement, is verwezen; 2quot;. aan het provinciaal of classicaal bestuur, welks uitspraak vernietigd wordt; 3°. aan den bezwaarde.

Ingeval van verwerping der aanvrage tot vernietiging wordt daarvan op gelijke wijze kennis gegeven aan den bezwaarde en aan het bestuur, dat de uitspraak deed.

12S

l

-ocr page 141-

end Van hare uitspraken, betreffende aanvragen tot

isie, vernietiging, doet de Algemeene Synodale commissie

:oe- jaarlijks verslag aan de Synode.

,ger 59. Het provinciaal of classicaal bestuur, naar

die hetwelk de zaak. volgens art. 15 van het Algemeen

de. Reglement, wordt verzonden, stelt een nieuw on-

oor derzoek in en beslist definitief, zich gedragende

van naar de verklaring van de Algemeene Synodale

ten commissie ten aanzien der schennis of verkeerde toepassing van reglementen, welke tot de vernieti-

age ging heeft geleid.

fier TWEEDE DEEL.

len,

0P BEHANDELING VAN KERKELIJKE GESCHILLEN.

I.

Eerste Hoofdstuk.

bjj ALGEMEENE BEPALINGEN.

liet

fde 60. De collegiën, in art. 2 genoemd, en behalve deze

er- de Algemeene Synodale commissie zijn belast met de kennisneming, het onderzoek en de beslechting van oor kerkelijke geschillen.

sie quot; Zij verleenen hunne medewerking tot bijlegging en de schikking in der minne en doen, wanneer zij daarin

na niet slagen mogen, eene beslissende uitspraak,

in- 61. De artt. 6—10, alsmede 12 tot het Iste en 2de

ik, lid van art. 19 en do artt. 20, 21 (de toepassing van is tuchtmiddelen uitgezonderd), 23, 24, 25, 26 en 31 zijn je- mede van toepassing bij de behandeling van kerke-[en lijke geschillen.

De termijnen voor hooger beroep, aanvrage tot er- herziening en tot vernietiging, in zaken van tucht

nis bepaald, moeten ook door de partijen in kerkelijke ur, I geschillen in acht genomen worden.

62. Memoriën, door eene partij in zaken van ge-

6*

-ocr page 142-

REGLEMENT VOOR

schillen overgelegd, kunnen des noodig door de kerkelijke collegiën worden gesteld in handen der tegenpartij, om daarop binnen een bepaalden tijd te antwoorden.

63. Indien bij de beoordeeling van geschillen de stemmen staken, wordt na herhaalde beraadslaging eene nieuwe stemming beproefd: indien ook daarbij de stemmen staken, wordt bij de kerkuraden de oudste in jaren der laatstafgetreden ouderlingen, bij de overige kerkelijke besturen de secundus van het oudste lid in diensttijd buiten het moderamen ter beslissing opgeroepen.

64. Alle kerkelijke geschillen worden, zoowel door de verwerende als door de eischende partij, gevoerd voor eigen rekening.

Van de eischende partij wordt, des noodig, borgstelling voor de kosten gevorderd.

Bij de beslissing wordt de partij, die in het ongelijk gesteld is, in al de kosten veroordeeld, tenzij om redenen, in de uitspraak te vermelden, ieder der partijen voor een bepaald aandeel in de kosten mogt verwezen worden.

Kosten, door een kerkelijk collegie gemaakt, en bij uitspraak ten laste van één der geschilvoerende partijen of van beide gebragt, worden ontvangen en verantwoord gelijk in art. 25 bepaald is.

65. De Algemeene Synode en, onder hare magti-ging, de Algemeene Synodale commissie zijn bevoegd in het belang der Kerk voor den burgerlijken regter gedingen te voeren. De daartoe noodige kosten, alsmede die, tot welker betaling zij, bij regterlijke uitspraak, worden veroordeeld, worden gedragen door de Kerk.

66. Tot het voeren van gedingen voor den burgerlijken regter kunnen de kerkeraden, classicale en provinciale besturen, alsmede de (4 Maart 1870) magtiging vragen van de Algemeene Synode of, deze niet vergaderd zijnde, van de Algemeene Synodale commissie.

-ocr page 143-

K Bit KL 1.1,1 K OPZIET E.\ TUCHT.

Deze magtiging wordt niet veileend, tenzij in die gedingen tevens het algemeen belang der Kerk is betrokken.

Alleen wanneer die magtiging verleend is, worden de kosten gedragen door de Kerk. (I Maart 1863.)

Tweede Hoofdstuk.

BEHANDELING VAN KERKELIJKE GESCHILLEN DOOR DE KERKELIJKE BESTUREN,

67. Kerkelijke geschillen tusschen de leden der-zelt'de gemeente, met geene kerkelijke betrekking bekleed, alsmede tusschen deze en catechiseermeesters, krankbezoekers en kerkelijke bedienden en tusschen de genoemde personen onderling, worden gebragt voor den kerkeraad der gemeente, waartoe zij behooren.

08. Kerkelijke geschillen in of tusschen kerkeraden; tusschen deze en de ringen of tusschen de ringen onderling; tusschen predikanten, emeriti, candidaten tot de Heilige dienst, alsmede de kerkelijke gesohiUen dediakonie-administratie betreffende; voorts geschillen over de benoemingen van kerke-raadsleden, catechiseermeesters, krankbezoekers en kerkelijke bedienden; geschillen tusschen vacante gemeenten en consulenten; alle geschillen betrekkelijk vacaturen en beroepingswerk, alsmede geschillen over het verkiezingswerk in de gemeenten, en eindelijk geschillen over grensscheidingen tusschen de onderscheidene gemeenten en de veranderingen hieromtrent worden (de laatstvermelde met inachtneming van art. 43 n0. 7 van het Algemeen Reglement) gebragt voor het classicaal bestuur, waaronder zij te zamen behooren. (1 Feb. 1874.)

69. Kerkelijke geschillen tusschen de belanghebbenden, bij 't vorig artikel opgenoemd, doch niet onder hetzelfde classicaal ressort behoorende, voorts

151

-ocr page 144-

RECL. TOOK KCRKEL. OPZ1GT EN TUCHT.

geschillen in en tusschen classioale besturen worden gebragt voor het provinciaal kerkbestuur, waaronder zij te zamen behooren.

70. Geschillen in en tusschen de provinciale kerkbesturen en tusschen classicale besturen, kerkelijke collegiën en personen, onder verschillende provinciale kerkelijke ressorten behoorende, worden gebragt voor de Algemeene Synode, of wanneer deze niet vergaderd is en de zaak spoedt vordert, voor de Algemeene Synodale commissie.

Geschillen in de Algemeene Synodale commissie en tusschen deze en de provinciale kerkbesturen l worden behandeld uitsluitend door de Algemeene Synode.

71. Aanvragen tot vernietiging van beslissingen in kerkelijke geschillen in hooger beroep, worden op dezelfde wijze gedaan en behandeld als in de artt. 56, 58 en 59 voor zaken van tucht is voorgeschreven.

Bij de beoordeeling dezer aanvragen slaat de Algemeene Synodale commissie uitsluitend acht op die gronden, welke door de partij, die de vernietiging vraagt, aangevoerd en bewezen worden door stukken, die gediend hebben bij het collegie, van welks uitspraak de vernietiging gevraagd wordt, of wel door die uitspraak zelve.

SLOTBEPALING.

72. Dit Reglement treedt in werking op den Isten | Julij 1857, na welk tijdstip alle vroegere reglementen en bepalingen, kerkelijk opzigt en tucht en de behandeling van kerkelijke geschillen betreffende, zijn afgeschaft en vervallen.

De zaken, welke bij de invoering van dit Reglement nog bij de kerkelijke collegiën aanhangig zijn, worden voor zooveel de verdere afdoening betreft, naar het vorig Reglement behandeld en beslist.

152

-ocr page 145-

Reglement op de kerkvisitatie.

(1 Julij 1859.)

Art. 1. In de gemeenten, krachtens art. 1 van het Algemeen Reglement tot de Nederlandsche Hervormde Kerk behoorende, wordt jaarlijks kerkvisitatie gehouden.

2. De kerkvisitatie heeft ten doel het onderzoek naar den uitwendigen en inwendigen staat der gemeenten, naar de geregelde opvolging en de handhaving der kerk-orde bij de kerkeraden, en naar de ambtstrouw en den ohristelijken wandel van elk hunner leden.

3. De instelling van het onderzoek is opgedragen aan de classicale besturen, een iegelijk voor de gemeenten en kerkeraden in zijn ressort, behoudens de bepaling in art. 34 van het Algemeen Reglement, betreffende de Waalsohe gemeenten en die van het hertogdom Limburg.

4. Om de drie jaren wordt de kerkvisitatie persoonlijk gehouden, door twee leden van het classicaal bestuur, die het daartoe met hunne secundi tijdig committeert.

De visitatie over het geheele ressort wordt naar gelang zijner uitgestrektheid gehouden door één en hetzelfde tweetal of door onderscheidene tweetallen van leden, met inachtneming van voegzame afwisseling.

5. De classicale besturen zien bij de benoeming der gecommitteerden toe, dat zij niet beiden tot ééne en dezelfde gemeente behooren, waar de visitatie moet plaats hebben.

-ocr page 146-

KEGI.EMK.VT OP

tj. De kerkvisitatie wordt door de daartoe gecom-mitteerde leden van de classicale besturen vóór liet verloop van de eerste helft der maand Mei gehouden.

7. De visitatoren melden den dag en het uur hunner komst ten minste veertien dagen te voren aan den Algemeenen kerkeraad, die haar op den naast hieraan voorafgaanden Zondag ter kennis brengt van de gemeente.

8. Al de leden van den Algemeenen kerkeraad, en in gemeenten waar de dienst door den ring wordt waargenomen, ook de consulent, zijn verpligt de vergadering, voor de kerkvisitatie bestemd, bij te wonen.

Wanneer iemand verhinderd wordt, zal hij daarvan tor vergadering aan de visitatoren met opgave van redenen kennis geven.

9. Één der gecommitteerden is voorzitter, de andere is scriba. Indien de visitatie bij eene gemeente wordt gehouden, waartoe één hunner behoort, neemt hij zijne plaats in onder de leden des kerkeraads en vervult do andere de betrekking van voorzitter en scriba.

10. Do praeses van den kerkeraad, na de vergadering geopend te hebben, doet de visitatoren door eene commissie binnenleiden, en geeft aan den voorzitter der gecommitteerden de leiding der werkzaamheden over.

11. De voorzitter legt den last van visitatoren open, vraagt of op den voorgaanden Zondag de dag en het uur der door hen bepaalde komst aan de gemeente is ter kennisse gebragt, en doet onderzoek of al de leden des kerkeraads tegenwoordig zijn.

12. De voorzitter, tot de visitatie zelve overgaande, stelt een onderzoek in, of iemand verlangt bezwaren in te brengen omtrent de belijdenis, den wandel en de vervulling der ambtspligten van een zijner medeleden, en de leden buiten de predikanten, of, zooveel de zamen-stelling van hun collegie betreft, artt. 3 en 4. en.

m

-ocr page 147-

DE K KR K VISITATIE.

zooveel hunne zitting daarin aanbelangt, art. li, en, voor zooveel noodig, art. 1'2 van het Synodaal Reglement alsmede de verordeningen der bijzondere reglementen voor de kerkeraden worden in acht genomen. (1 Maart ISTl.)

(Het overige valt weg. 1 Maart 1871.)

Waar vacaturen of hiermede gelijkstaande gevallen aanwezig zijn, onderzoeken visitatoren, of in de dienst wordt voorzien zoo als door het Reglement op de vacaturen in de tweede afdeeling en haar aanhangsel wordt verordend.

Voorts onderzoeken zij of de doop-, lidmaten- en trouwboeken, de aanteekeningen van de kerkeraads-haudelingen, de rekeningen der diakonie-administratie, de liggers van het tractement aan de predikantsplaats of plaatsen verbonden, mitsgaders de verzameling van de reglementen en van al de overige ingekomen kerkelijke stukken met register, als ook de index van het kerkelijk archief zich in goede orde bevinden, al welke bescheiden behooren ter tafel te zijn.

Eindelijk winnen zij berigten in aangaande het kerkelijk, zedelijk en godsdienstig leven der gemeente, bepaaldelijk met opzigt tot:

a. de deelneming aan de openbare godsdienstoefeningen;

h. het gezet gebruik van het H. Avondmaal;

c. de huwelijksinzegening;

d. de belangstelling in christelijke instellingen, als bijbel- en zendelinggenootschappen enz.;

e. de Zondagsviering;

/. de openbare zedelijkheid;

g. den staat van het godsdienstonderwijs, met name het getal dergenen, die, nevens de predikanten, hierin bij de gemeente werkzaam zijn, naar art. 06 a van het Reglement op dit onderwerp; — het getal van jeugdigen en meer gevorderden in de gemeente te zamen, die in het jongstverloopen burgerlijk jaar van het godsdienstonderwijs hebben gebruik ge-

15fgt;

-ocr page 148-

RF.m.F.MENT OP

maakt; — het getal der in hetzelfde tijdvak op belijdenis des geloofs aangenomen lidmaten; — al wat door den kerkeraad wordt verrigt in overeenstemming met artt. 33, 40, 48 en 66 e en ƒ van het Reglement op het godsdienstonderwijs;

h. de overgangen uit de Hervormde Kerk tot een ander kerkgenootschap, en uit andere kerkgenootschappen tot het Hervormde, welke in het laatstver-loopen burgerlijk jaar hebben plaats gehad, met opgave van oorzaken en redenen, voor zoover zij bekend zijn;

i. de godsdienstige behoeften der gemeente aan leering, leiding en opbouwing, en onderzoeken of daaraan genoegzaam voldaan wordt, en of anders de kerkeraad ook middelen zou kunnen aanwijzen om daarin te voorzien.

Voorts trachten visitatoren zich te vergewissen, dat de kerkelijke gebouwen tegen brandschade verzekerd zijn, en dat voor het onderhoud naar vermogen wordt zorg gedragen.

Ten slotte onderzoeken visitatoren of er leden der gemeente zijn opgekomen, die een of ander hebben voor te dragen; trachten, in den geest van art. 4, eerste lid, van het Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht, zoo mogelijk, bezwaren uit den weg te ruimen, en zorgen overigens, dat gehandeld worde naar art. 47 van hetzelfde Reglement, met inachtneming, zooveel noodig, van art. 42, 2(,.

13. De voorzitter der visitatoren geeft, na den afloop van het onderzoek, het beleid der vergadering aan den gewonen praeses terug, en deze draagt zorg, dat van de visitatie in het acteboek des ker-keraads aanteekening geschiede.

14. Van den afloop van het onderzoek geven visitatoren verslag aan het classicaal bestuur in zijne vergadering van Mei.

15. Nadat de kerkvisitatie persoonlijk is gehouden, heeft zij twee achtereenvolgende jaren, vóór den

löfi

-ocr page 149-

11E KERKVISITATIE. 137

eersten Mei, schriftelijk plaats, tenzij het om bijzondere redenen voor eene of andere gemeente door het classicaal bestuur anders wordt goed gedacht.

In de Waalsche kerken kan zij elk jaar schriftelijk geschieden.

IC. De schriftelijke kerkvisitatie bestaat in de voorstelling van vragen '), in drie onderscheidene tabellen vervat, door het classicaal bestuur van het ressort tijdig aan lederen kerkeraad toegezonden, betrekking hebbende tot dezelfde onderwerpen als in art. 1'2 vermeld, met uitzomlering van de maag aangaande de belijdenis, den wandel en het vervullen der ambtspligten van ■predikanten en overige kerkeraadsleden. (1 Maart 1871.)

17. De vragen in de tabellen van wege het classicaal bestuur worden bij do schriftelijke visitatie door den voorzitter des kerkeraads in de vergadering gelezen; bij elke der vragen wordt het antwoord bijgeschreven, en aan het einde worden de aldus ingevulde tabellen onderteekend, in gemeenten van ééne predikantsplaats door al de leden der vergadering, in de overige door den praeses, den scriba, twee der ouderlingen en twee der diakenen.

18. De kerkeraad zendt de ingevulde en getee-kende tabellen op aan het classicaal bestuur vóór of op den lOden der maand Mei.

19. De classicale besturen geven van de persoonlijke en van de schriftelijke kerkvisitatie in het ressort verslag door invulling van de drie daarvoor bestaande tabellen, die zij met de tabellen der kerkeraden vóór den 15den Junij opzenden aan het provinciaal kerkbestuur. De tabellen der kerkeraden worden aan de classicale besturen, na gemaakt gebruik, teruggezonden, en bij deze besturen ten minste gedurende den tijd van twee jaren bewaard.

20. Do provinciale kerkbesturen maken uit de tabellen der classicale besturen drie onderscheidene rapporten op, en dienen ze bij de vergadering der Synode van hetzelfde jaar, waarin de kerkvisitatie

-ocr page 150-

REGLEMENT 111' IIE KERKVISITATIE.

heeft plaats gevonden, vóór den eersten Julij, te gelijk met de classicale tabellen in. welke laatste hun uiterlijk vóór den eersten September daaraanvolgende door de Synode ■worden teruggezonden.

Do Waalsohe commissie en het kerkbestuur Limburg zenden desgelijks hunne rapporten, van de tabellen der kerkeraden vergezeld, waaruit zij zijn zamengesteld, vóór den Isten Julij ter Synodale vergadering in.

De classioalo tabellen en die dor kerkeraden, in dit artikel vermeld, worden ten minste gedurende den tijd van twee jaren bij de provinciale kerkbesturen , de Waalsche commissie en het kerkbestuur Limburg bewaard.

21 Aan gecommitteerden van de classicale besturen worden voor elke persoonlijke, hetzij gewone of buitengewone kerkvisitatie, de kosten goedgedaan uit de classicale kas, overeenkomstig het Reglement op de classicale kosten.

quot;Voor eene buitengewone visitatie wordt geene schadeloosstelling verleend, tenzij, door eene schriftelijke verklaring van liet provinciaal kerkbestuur van het ressort, en waar het de Waalsche commissie en het kerkbestuur Limburg geldt, van de Synode of van de Algemeene Synodale commissie, hare noodzakelijkheid zal zijn erkend.

22. Aan liet daartoe aangewezen Ministerieel departement voor de zaken der Hervormde Eeredienst zenden de provinciale kerkbesturen berigt, in welke gemeenten van het ressort de visitatie persoonlijk, in welke zij schriftelijk is gehouden. (1 April 1864.)

OVERGANGSBEPALING.

Bovenstaande verordeningen treden in werking op den eersten Julij 1859, na welk tijdstip allo vroegere verordeningen op do kerkvisitatie worden verklaard te zijn vervallen.

138

-ocr page 151-

vr\(;kn bij df. kerkvisitatie.

') Dezö vragen luiden aldus;

A. TOESTAND DES KERKERAADS.

1. Z amen s t elling van den kerkoraad. Vr. Worden ten haren aanzien artt. 3 en 4, en, wat aangaat den diensttijd, de aftreding en de bevestiging der kerkeraadsleden, art. 11 en, bij tusschentijds openvallende plaatsen, art, 12 van het Synodaal Reglement, alsmede de verordeningen der bijzondere reglementen voor de kerkeraden in acht genomen ?

2. Handelingen van den kerke raad, bepaaldelijk in predikantsvacature. Vr. Houdt men toezigt, dat door den consulent en don ring in de dienst -wordt voorzien, zooals door het Reglement op de vacaturen in do tweede ai'deeling en haar aanhangsel is verordend?

3. Gesteldheid van de gezamenlijke kerkeraadsleden. Vr. Hebben zij bezwaren, rakende de belijdenis en den wandel van iemand hunner medeleden?

4. Als voren van de predikanten in het b ij z o n d e r. Vr. Vervullen zij getrouw al hunne ambtspligten, in artt. 14 en 21—24 van het Synodaal Reglement voor de kerkeraden omschreven, bijzonder door ijverige Evangelieprediking, plegtige doopsbe-diening, geregelde avondmaalsviering, gezet huis- en getrouw krankenbezoek?

5. Als voren van de ouderlingen in het bijzonder. Vr. Volbrengen zij getrouw hunne ambtspligten, vermeld in art. 25 van het Synodaal Reglement voor de kerkeraden, bijzonder door betooning van belangstelling in de openbare Godsvereering, het mede-toezigt op de gemeente en ijverige medewerking tot hare christelijke opbouwing?

6. Als voren van de diakenen in het b ij zonder. Vr. Beantwoorden zij getrouw aan de verpligtin-gen, hun opgelegd bij art. 26 van het Synodaal Reglement voor de kerkeraden, alsmede bij artt. G—Tl van het Reglement voor de diakoniën, bijzonder door ge-

15!»

-ocr page 152-

IWffiMniTTW^ JTnrwBTTW irwfmf—«ma—nwi

\M VRAGEN BIJ DE

zette bijwoning der openbare godsdienstoefeningen, geregeld bezoek der armen, getrouw beheer der fondsen, ijverige zorg, inzonderheid voor de arme lidmaten en hunne kinderen, en behoorlijk doen van rekening?

7. Onderzoek omtrent de hulppredikers. Vr. Indien er bij de gemeente een of meer hulppredikers werden aangesteld, hoe luidt hun naam en zijn er bezwaren tegen hunne ambtsbediening of wandel? Verg. Reglement op het hulppredikerschiip, art. 15.

8. Staat der kerkeraads-eigendommen. Vr. Bevinden zich de dubbele doop-, lidmaten- en trouwboeken, de aanteekeningen van de kerkeraads-handelingen, de rekeningen van de diakonie-admi-nistratie, de door kerkvoogden gewaarmerkte ligger van het traotement aan de predikantsplaats of plaatsen verbonden, mitsgaders de verzameling van de reglementen en van alle overige ingekomen kerkelijke stukken met registers, alsook de index van het kerkelijk archief in goede orde?

B. STAAT VAN HET GODSDIENSTONDERWIJS.

1. Vr. Welk is het getal van godsdienstonderwijzers in de gemeente, buiten de predikanten ?

2. Vr. Wordt er, ook door de predikanten, behoorlijk gezorgd voor het onderrigt van jongen en ouden in alle vakken, welke tot het godsdienstonderwijs behooren, en wel het gansohe jaar door, des zomers zoowel als de winters? Verg. artt. 1—3, 5, 23 en 35 van het Reglement op het godsdienstonderwijs.

3. Vr. Wat geschiedt er door den kerkeraad om het regelmatig catechiseren te bevorderen?

4. Vr. Wat wordt er, ingevolge artt. 24—27 van het Reglement op het godsdienstonderwijs, in het bijzonder voor de godsdienstige opleiding der Hervormde jeugd en jongelingschap in de onderscheidene scholen verrigt?

-ocr page 153-

KEIIKVISITATIÉ# Hi

5. Vr. Wat geschiedt er in het belang van het godsdienstonderwijs van hen, die leven in de gestichten, de verbetering- en gevangenhuizen, in de koloniën en op de schepen? Verg. artt. 25—28 en 30 van evengenoemd Reglement.

6. Vr. Hoe velen hebben in het jongst verloopen burgerlijk jaar gebruik gemaakt van het godsdienstonderwijs, behalve de bedoelden in de eerstvolgende vraag?

7. Vr. Hoe vele lidmaten zijn aangenomen in het jongst verloopen burgerlijk jaar?

C. GESTELDHEID DER GEMEENTE.

a. Inwendige gesteldheid: kerkelijk, zedelijk en godsdienstig leven.

1. Vr. Worden de openbare godsdienstoefeningen getrouw waargenomen ?

2. Vr. Maakt men gezet gebruik van het Heilig avondmaal

3. Vr. Worden de voltrokken huwelijken kerkelijk

ingezegend?

4. Vr. Heeft de kerkeraad ook iets te melden van voor- of achteruitgang in het verloopen (burgerlijk) jaar ten aanzien der belangstelling in christelijke instellingen, de zondagsviering, de openbare zedelijkheid of de overgangen, en, zoo daar niet genoegzaam aan de godsdienstige behoeften der gemeenten voldaan wordt, heeft de kerkeraad ook middelen aan te wijzen om daarin beter te voorzien? Verg. Reglement op de kerkvisitatie, art. 12, litt. d, e, ƒ, h en i,

b. Uitwendige gesteldheid.

5. Vr. Zijn de kerkelijke gebouwen tegen brandschade verzekerd en wordt voor het onderhoud daarvan naar vermogen zorg gedragen?

-ocr page 154-

Synodaal Reglement op de erkenning van nieuwe gemeenten.

('1 Maart 1869.)

Art. 1. Nieuwe gemeenten worden opgerigt: a) door stichting; h) door splitsing van combinatiën; c) door toekenning van een zelfstandig bestaan aan een of meer gedeelten eener gemeente, die op groeten afstand van het kerkgebouw verwijderd zijn; d) door vereeniging van kerkvrije buurtschappen met een deel van eene gemeente; é) door zamenvoeging van gedeelten van meer dan ééne bestaande gemeente.

2. De aanvraag om als zelfstandige gemeente erkend te worden geschiedt door den kerkeraad, belanghebbende personen of hunne gecommitteerden.

3. De aanvraag wordt, met redenen omkleed, aan het classicaal bestuur gerigt, wanneer belanghebbenden onder dezelfde classis ressorteren; aan het provinciaal kerkbestuur, wanneer zjj behooren onder meer dan ééne classis; aan de Algemeene Synode of, als deze niet vergaderd is, aan de Algemeene Synodale commissie, 'wanneer zij behooren onder meer dan één provinciaal ressort.

4. De kerkelijke besturen, bij art. 3 vermeld, kunnen ook zonder dat eene aanvraag bij hen ontvangen werd, elk binnen zijn ressort, de oprigting van eene nieuwe gemeente in overweging nemen en, deze nuttig of noodig keurende, trachten te bevorderen.

5. Bij de aanvraag, in art. 2 bedoeld, worden overgelegd: a) eene kaart of plattegrondsteekening. aanwijzende do kadastrale uitgestrektheid, indeeling en begrenzing van de nieuwe gemeente, welker I

-ocr page 155-

SVN. REGL. OP HE ERK. VAN NIEUWE «E5I.

oprigting wordt verlangd; b) eene juiste opgaaf van het getal der lidmaten en leden, die de nieuwe gemeente zullen uitmaken; c) een voldoend bewijs, dat de gelden, voor liet predikantstractement benoo-digd, in den regel althans voor de helft gevonden zijn; d) een naauwkeurig berigt aangaande hetgeen bereids geschied is en, zoo noodig, nog geschieden zal ten einde te voorzien in de behoefte der nieuwe gemeente aan een kerkgebouw en eene pastorij; e) eene opgaaf van de middelen, waaruit in de behoeften der openbare eeredienst zal kunnen voorzien worden.

6. De kerkelijke besturen nemen op het verzoek om als eene zelfstandige gemeente erkend te worden geen besluit dan na alvorens de betrokken kerkeraden te hebben gehoord en in gemeen overleg met de provinciale collegiën van toezigt, die de belanghebbende administratiën hooren.

7. De grensregeling der iiieuwe gemeente, aangewezen op de naar art. 5 a) over te leggen kaart, kan door de kerkelijke besturen, wanneer zij dit in het belang der op te rigten gemeente noodzakelijk achten, door grensverandering van naburige kerkelijke gemeenten gewijzigd worden op den voet als bij art. 43, 7°. en art. 51, 7lt;l. van het Algemeen Reglement is omschreven, en zulks in gemeen overleg met het provinciaal collegia van toezigt.

8. Wanneer uit het berigt, in art. 5 d) bedoeld, blijken mogt, dat de gelden, voor den bouw van kerk en pastorij vereischt, nog niet gevonden zijn, wordt aan de nieuwe gemeente de erkenning toegezegd onder voorwaarde, dat voor het bijeenbrengen dier gelden alsnog de noodige maatregelen worden genomen, en volgt de erkenning eerst, wanneer in het ontbrekende zal zijn voorzien.

9. Tot de erkenning van eene nieuwe gemeente wordt, krachtens de aan het slot van art. 7 aange-liaalde bepalingen van het Algemeen Reglement, indien zij geschiedt door een classicaal bestuur, de

145

-ocr page 156-

SVN. IIECL. OP DE iT.K. VAN NIEUWE fiEM.

goedkeuring van het provinciaal kerkbestuur, en, indien zij geschiedt door een provinciaal kerkbestuur, de goedkeuring van de Algemeene Synode vereischt of, als deze niet vergaderd is, van de Algemeene Synodale commissie.

10. Van de erkenning eener nieuwe gemeente geeft het kerkelijk bestuur, waardoor zij geschied is, zoodra het van de vereischte goedkeuring berigt heeft ontvangen, onverwijld kennis aan de regering, aan het provinciaal collegie van toezigt, aan den quaestor-generaal der Synode en, wanneer zij door het classicaal bestuur volbragt is, ook aan de Synode, alsmede aan het Algemeen collegie van toezigt.

11. Zoodra eene gemeente erkend is, zorgt het classicaal bestuur, dat met den meesten spoed ouderlingen en diakenen worden benoemd, en doet het de vereischte stappen tot aanstelling van kerkvoogden, notabelen en plaatsvervangers van notabelen, bij eerbiediging evenwel van de regten van derden en met inachtneming der bestaande algemeene en provinciale verordeningen.

12. Het classicaal bestnur dient het provinciaal kerkbestuur van advies, in Welken ring de nieuwe gemeente behoort te worden opgenomen , en geeft, na verkregen berigt van het desbetreffende besluit van het provinciaal kerkbestuur, onverwijld kennis aan den aangewezen ring, opdat deze met vereischten spoed, onder goedkeuring van het classicaal bestuur, eenen consulent en daaraan toe te voegen secundus benoeme.

13. Met de nieuwe gemeente wordt overeenkomstig art. 23 van het Reglement op de vacaturen gehandeld, zoodra er gelden aanwezig zijn om in de reis- en verblijfkosten der leden van den ring te voorzien.

-ocr page 157-

Verordeningen op het prediken van candidaten in de godgeleerdheid.

[(5 November 1858.)]

Art. 1. Het is aan studenten vergund, voor eene gemeente te prediken, onder voorwaarde dat zij

a. lidmaat zijn der Hervormde Kerk;

b. candidaat in de godgeleerdheid;

c. een voorstel onder voorzitting van een der lioogleeraren gedaan hebben, en

d. van goed zedelijk gedrag zijn.

De predikant, voor wien zij zullen optreden, verzekert zich vooraf door een getuigenis van den kerkeraad hunner woonplaats, wat het eerste betreft, en door een getuigenis van de godgeleerde faculteit, wat het overige aangaat, dat zij deze vereischten bezitten.

Het getuigschrift aangaande het zedelijk gedrag zal niet langer dan één jaar na de dagteekening geldig zijn.

De vergunning aan eenen candidaat in de godgeleerdheid om te 'prediken in eene gemeente vervalt, wanneer hij niet hinnen drie jaren na de dagteekening van zijn candidaats-examen als candidaat tot de Heilige dienst is toegelaten. (1 Maart 1869.) ')

2. Zij mogen niet voor eene gemeente optreden, dan in tegenwoordigheid, of althans met toestemming van den predikant dier gemeente, of van één dei-predikanten.

, en, •kbo-■nodc n de

7.

-ocr page 158-

H(\ VF.UOnn. OP HET PREDIKEN VAN CANI). ENZ.

3. In ééne en dezelfde gemeente mogen niet meer dan zes predikbeurten, gedurende den tijd van één jaar, door candidaten in de godgeleerdheid vervuld worden, tenzij met goedkeuring van den kerkeraad.

4. Geene openbare godsdienstoefening zal door candidaten in de godgeleerdheid mogen geleid worden in eene vacante gemeente, overeenkomstig art. 25 van het Reglement op de vacaturen.

5. Een candidaat in de godgeleerdheid is evenmin bevoegd tot de inzegening van het huwelijk en de bevestiging van kerkeraadsleden, als tot de bediening van den Doop en liet Avondmaal.

6. De predikanten in het bijzonder, en de kerkeraden in het algemeen, zijn verpligt deze bepalingen in acht te nemen, en deswegens verantwoordelijk voor het classicaal bestuur, waaronder zij ressorteren.

7. Het toezigt over de inachtneming dezer veror deningen is aan de kerkeraden en hoogere kerkelijke besturen bijzonder aanbevolen.

1) Verg. ook Reglement op het Examen enz., art. 22. al. 2.

-ocr page 159-

meer n één|

irvuld iraad.;

door Reglement op de classicale kosten O*

wor-

' art' [(30 Julij 1816.)]

Art. 1. De classicale kosten zijn gewone of buitengewone.

2. De gewone classicale kosten zijn:

a. Het honorarium voor den scriba van het classicaal bestuur 2).

h. Presentie-gelden of vacatiën der overige moderatoren :i).

c. Reiskosten der buitenleden naar de vergaderingen van het bestuur.

d. Kleine kosten van liet bestuur, als voor licht, schrijfbehoeften, briefporten, enz.

e. Kosten der kerkvisitatiën.

ƒ. Eene tegemoetkoming in de kosten der ring-vergaderingen.

3. De buitengewone classicale kosten zijn: reisgelden en vacatiën der leden van het classicaal moderamen, in alle gevallen, welke db tegenwoordigheid van een of meer derzelve in bijzondere gemeenten vereischen.

4. De gewone classicale kosten worden op de navolgende wijze bepaald:

a. De honoraria der scriba's en presentie-gelden der verdere moderatoren blijven op den tegenwoor-digen, bij het Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz., provisioneel bepaalden voet, totdat dcswcgens nadere bepalingen zullen zijn gemaakt.

-ocr page 160-

REGLEMENT OP

h. De provinciale kerkbesturen zullen, elk voor zooveel hunne provincie betreft, opmaken en aan het Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz., ter goedkeuring aanbieden een tarief van betaling der reiskosten van de buitenleden der classi-cale besturen.

c. Voor kleine onkosten zal aan elk classicaal mode-ramen eene ronde som worden toegestaan van ƒ604).

d. Insgelijks zullen ronde sommen, naar evenredigheid van de uitgebreidheid der dassen, het aantal der gemeenten en verdere omstandigheden, worden toegestaan voor de kosten der kerkvisitatiën, van /60 tot /200.

e. Ter tegemoetkoming in de kosten der ringver-gaderingen zal voor elke derzelve, des begeerende, eene som van /20 tot /60 worden berekend.

5. De buitengewone classicale kosten worden bepaald op één gulden en vijf stuivers [/1.23], voor ieder uur afstands voor de heenreis, en één gulden en vijf stuivers [/1.25] voor de terugreis, alsmede vier gulden vacatie voor elk lid, wiens tegenwoordigheid om eenige redenen ergens vereischt mogt worden.

6. De gewone kosten, art 4. vermeld, worden gevonden uit een gemeenschappelijk fonds of Algemeene classicale kas, welke zal worden gevormd, te beginnen aanstaanden jare 1817 , en bestaande:

a. Uit de jaarlijksche som van /14,000 uit :s Lands kas ter gemoetkoming in de classicale uitgaven toegestaan ^), vermeerderd met hetgeen van 's Landswege aan de dassen van Maastricht en Brussel wordt geaccordeerd.

b. Uit de classicale quota of omslagen, over al de Hervormde gemeenten in het Koningrijk der Nederlanden, ingerigt naar evenredigheid, niet alleen van het getal predikanten, waardoor dezelve bediend worden, maar ook bijzonder naar de talrijkheid en liet vermogen der gemeenten.

-ocr page 161-

DE CLASSICALE KOSTEN.

7. De buitengewone kosten worden terstond voldaan door de gemeenten of door diegenen, ten behoeve van welke zij geschieden.

8. De olassioale quota zoowel als de buitengewone kosten, boven vermeld, worden voldaan uit de kerke-kassen, of indien dezelve daartoe minder in staat zijn, uit andere fondsen der gemeente, des noods, bij wijze van omslag, daartoe in staat gesteld.

9. Elke gemeente is verpligt haar aandeel vóór den Isten Maart vrachtvrij te bezorgen aan den quaestor van het classicaal bestuur.

10. De quaestor van het classicaal bestuur zal, voor het begin der kerkvisitatie, aan de visitatoren de gemeenten bekend maken, welke in de betaling achterlijk gebleven zijn.

11. De kerkvisitatoren zullen zoodanige gemeenten aanmanen, om aan derzelver verpligting alsnog binnen den tijd van veertien dagen te voldoen.

12. Deze aanmaning zonder gevolg blijvende, brengt de quaestor van het classicaal bestuur zulks ter ken-nisse van den quaestor der Synode, welke hiervan onverwijld kennis geeft aan het Departement tot de kerkelijke zaken.

13. De classicale moderatoren zullen op derzelver vergadering, volgende op het arresteren van dit Reglement, opmaken, en aan het Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz. inzenden, eene begrooting van de gewone kosten voor derzelver ressort, ingerigt naar het bepaalde bij art. 4, en waarop elke post afzonderlijk zal moeten worden vermeld.

14. Al de classicale begrootingen bij het Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz. zijnde ingekomen, onderzocht en beoordeeld, zal daaruit worden opgemaakt het geheel van het jaarlijks be-noodigde voor de kosten van al de classicale besturen der Hervormde Kerk in het Koningrijk, en de som bepaald, welke boven de van 's Rijkswege

\m

-ocr page 162-

REGLEMENT OP

toegestane som van /14,000 uit do quota dor gequot; meenten zal moeten worden voldaan.

15. Ter regeling dezer quota worden alle Hervormde gemeenten door de respective classicale besturen verdeeld in onderscheidene rangen en vijf dassen. (25 Aug. 1817.)

De rangen regelen zich naar het getal der predikanten in iedere gemeente.

Er zijn zoo vele rangen als er predikanten in elke gemeente zijn; eene gemeente van één predikant is van den laagsten rang, die van twee predikanten van den tweeden, die van drie predikanten van den derden rang enz.

De gemeenten van eiken rang worden gebragt tot eene der vijf dassen. (25 Augustus 1817.)

De dassen in eiken rang worden bepaald naar de talrijkheid en het vermogen der gemeenten, ten gevolge waarvan dezelve kunnen gerekend worden, tot minstvermogende, minvermogende. Middelmatige, meervermogende en meestvermogende te behooren. (25 Augustus 1817.)

16. Do aanslag in deze verdeeling in rangen en dassen zal derwijze worden ingerigt, dat voortaan ter meer billijke berekening der quota van de gemeenten in de classicale hosten, ten grondslag zal worden aangenomen eene verdeeling in vijf in plaats van drie dassen; in dier voege dat het maximum van den jaar-lijkschen omslag gesteld worde:

op f 5 voor de minstvermogende gemeenten, » -10 » » minvermogende » » -15 » » middelmatige »

» - 20 » » meervermogende »

» - 25 » » meestvermogende »

(25 Aug. 1817.)

17. Ten einde de classificatie naar billijkheid geregeld zoude worden, zullen de classicale besturen, bij het inzenden hunner begrooting, tevens eene bepaling maken van de classe, waarin elk der onder

x

-ocr page 163-

mm

rgrisSs:

HE fXASSlCALE KOSTEN.

hen ressorterende gemeenten naar liet oordeel van het classicaal bestuur zoude behooren geplaatst te worden; zij zullen deze rangschikking doen toekomen aan het provinciaal kerkbestuur, waaronder zij ressorteren, om in deszelfs vergadering van October te worden vergeleken, beoordeeld, en met of zonder bijgevoegde consideratiën aan het Depai-te-ment voor de zaken der Hervormde Kerk enz. ingezonden; de Waalsche commissie zal hetzelfde ver-rigten met betrekking tot de kerken onder haar ressorterende.

I'IS. Indien zich in een classicaal ressort gemeenten mogten bevinden, welke volstrekt onvermogend waren, zal deswegens, bij de bovengemelde opgaven, I eene met redenen bekleede voordragt worden gevoegd.'IS. Indien zich in een classicaal ressort gemeenten mogten bevinden, welke volstrekt onvermogend waren, zal deswegens, bij de bovengemelde opgaven, I eene met redenen bekleede voordragt worden gevoegd.

19. De classificatie en de omslag door het Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz. geregeld zijnde, worden de belanghebbenden daarvan geïnformeerd.

20. Het bestuur over de Algemeene classicale kas is opgedragen aan den quaestor van de Synode als algemeen' quaestor.

21. De algemeeno quaestor wordt door het Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz. onderrigt, zoo van de gearresteerde classicale begrootingen als van de bepaalde classificatie en omslagen, ten einde hij kennis drage, zoo van hetgene elke classe het regt heeft uit het algemeene fonds te ontvangen, als van de quota door de gemeenten onder derzelver ressort te voldoen.

22. De gelden door het gouvernement, ter gemoet-koming in de classicale kosten, geaccordeerd, worden door den algemeenen quaestor ontvangen.

23. Dezelve doet aan elk der classicale quaestors zoodanige som toekomen, als noodig is, om, gevoegd bij het montant van de quota der gemeenten van het classsicaal ressort, uit te maken het geheel

151

-ocr page 164-

REGLEMENT Ol

der som ten behoeve van zoodanig classicaal bestuur en deszell's ring'vergaderingen toegestaan.

24. Hij ontvangt tevens van de classioale quaestors hetgene het totaal van de quota der onder hen ressorterende gemeenten meerder mogt bedragen, dan het aan de classe geconsenteerde.

25. Hij doet jaarlijks verantwoording aan de Synode.

2G. De collegiën van classicale moderatoren zijn

steeds bevoegd, om wanneer door omstandigheden veranderingen in de classificatie der gemeenten, of ook do classicale begrooting noodig mogton worden, deswegens eene voordragt aan het provinciaal kerkbestuur te doen, ten einde voor het vervolg deze veranderingen kunnen worden daargesteld.

27. Alle betalingen, welke dusverre bij de dassen plegen te geschieden, voor sessie nemen of losmaking van de classe, alsmede alle betalingen geloopen hebbende op het kerkelijk approbeeren van beroeping, of onder wat naam ook, voor zooverre deze golden niet geheel in weduwen-fondsen worden gestort, zijn en blijven afgeschaft.

28. Aan de ringvorgaderingen wordt vrijgelaten, om omtrent de kosten, welke uit de in art. 4 vermelde sommen niet mogten kunnen bestreden worden , onderling zoodanige bepalingen te maken, als zij zullen goedvinden, mits op geenorlei wijze ten bezware dor gemeenten strekkende.

29. De Synode reserveert aan zich bet regt, om dit Reglement in het vervolg, onder goedkeuring van Z. M. den Koning, zoodanig te veranderen of te vermeerderen, als bevonden zal worden te be-hooren.

') Dit Reglement is sedert de wijzigingen van 25 Augustus 1817 (zie artt. 15 en 16) onveranderd gebleven. Zoo is er de uitdrukking: «Departement voor de zaken der Hervormde kerk enz.quot; niet als in an-

-ocr page 165-

IIE CLASS1CALE KOSTEN.

dore Reglementen, sedert 1 April 1864, door cone andere vervangen; ook is art. 5 ongewijzigd gebleven ten aanzien der sedert lang vervallen Belassen van Maastricht en Brussel.quot; Het geheele Reglement mag trouwens, hoewel van kerkelijken oorsprong, met het oog op artt. 14 en 22 meer dan de overige als eene zaak van den staat worden aangemerkt. Daarom ook zijn er die aanvullingen en ophelderingen van in de hier volgende aanteekeningen opgenomen, welke er niet krachtens Synodale besluiten, maar door ministeriëele dispositiën aan zijn toegevoegd.

quot;) Volgens ministeriëele circulaire van 21 Maart 1817, art. 7 zijn de scriba's der dassen «verpligt tevens als quaestors van de classicale besturen te fungeren. Indien laatstgenoemde post aan een ander moet worden opgedragen, zullen zij zich met den-zelven, zoo hij zulks begeert, over eene deswege te doene uitkeering moeten verstaan.quot;

3) De in aanteekening 2 aangehaalde circulaire bepaalt, art. 10: »De praesides der classicale besturen zullen voortaan het dubbele genieten van het presentie-geld der andere moderatoren.quot;

4) »Uit dezen post zullen moeten gevonden worden alle uitgaven voor schrijfbehoeften, briefporten, licht, bediening enz. zonder dat voor het een of ander iets meer zal worden in rekening geleden; waartegen hetgeen daarvan mogt overblijven zal komen ten voordeele van den classicalen scriba.quot; Min. clrc. 21 Maart 1817, art. 13.

5) Deze som is later verhoogd en bedraagt thans ruim ƒ 45,000.

183

-ocr page 166-

—— . ; 1

Reglement op het Fonds

der Nederlandsche Hervormde Kerk ter voorziening in de geestelijke behoeften barer gemeenten, waar eigen middelen ontbreken.

(1 Maart 1869.)

t'm

Art. 1. In de Nederlandsche Hervormde Kerk bestaat een Fonds ter voorziening in de geestelijke behoeften van hare gemeenten, waar eigen middelen ontbreken, waarvan het beheer berust bij de Algemeene Synode.

2. Dit fonds bestaat uit een kapitaal van inschrijving op een van de Grootboeken der Nederlandsche Schuld, hetwelk vergroot wordt door hetgeen daaraan bij uiterste wilsbeschikking wordt vermaakt en door de batige saldo's, alsmede door een vierde deel zoo der jaarlijksche bijdragen als der giften.

3. Aan de kerkeraden blijft het overgelaten, ten behoeve van dit fonds jaarlijks gelden in te zamelen op zoodanige wijze en tijden, als door hen meest geschikt zal geoordeeld worden.

4. Uit dit fonds worden gelden verstrekt;

A. tot voorziening in de predikdienst,

l8. bij verwijderde gedeelten van gemeenten, door het bezoldigen van eenen hulpprediker of godsdienstonderwijzer, en het verleenen van hulp voor zoodanig

J

I

-ocr page 167-

HEGL. OP HET FONDS TER VOORZ. ENZ, 1 Üïi

pi'edikantstractement, als noodig geoordeeld wordt om ze tot afzonderlijke gemeenten te vevlieffen;

2°. bij groote gemeenten, waar het getal predikanten te gering is, door het verstrekken yan hulp ter gedeeltelijke vervulling der predikbeurten;

3°. bij gemeenten, die door ziekte van eenen predikant of door langdurige vacature tijdelijk schade lijden, door het geheel of gedeeltelijk bezoldigen van eenen hulpprediker.

B. tot voorziening in het godsdienstonderwijs en andere werkzaamheden ten nutte der gemeenten, als:

1°. het houden van godsdienstoefeningen voor armen, voor krijgslieden en zeevarenden, of ook in hospitalen en liefdadige gestichten;

2°. het geven van godsdienstonderwij-s aan de gewone catechisanten en aan de schooljeugd;

3°. het houden van openbare bijbellezingen en voordragten over de kerkgeschiedenis;

4°. het bezoeken van kranken en hulpbehoevenden, en meer andere dergelijke werkzaamheden.

C. tot tegemoetkoming van jongelieden van goeden aanleg en gunstige verwachting in de kosten hunner opleiding tot de betrekking van godsdienstonderwijzer.

' 5. Er worden geene jaarlijksche bijdragen tot predikantstractementen, zooals in art. 4- onder Aiquot;. bedoeld zijn, toegekend, dan die door de renten van het vaste kapitaal ten volle kunnen bestreden worden.

6. De aanvragen om ondersteuning uit het fonds worden door den kerkeraad of, waar het nieuw op te rigten gemeenten betreft, ook door belanghebbende personen of door hunne gecommitteerden ingezonden ') bij de Algemeene Synodale commissie door tus-schenkomst van de classicale besturen en provinciale kerkbesturen, opdat deze daarbij hunne adviezen voegen.

' 7. Bij elke aanvraag wordt gevoegd eene naauw-

-ocr page 168-

REGLEMENT (II' HET FONDS

keurige opgavo der bestaande behoefte en van het bedrag der verlangde hulp. Geldt de aanvraag bestaande gemeenten, zoo moet bovendien worden overgelegd de volledige staat der inkomsten en uitgaven van hare kerkelijke administratie en van de goederen en inkomsten der pastorij, waar die in mindere of meerdere mate aanwezig zijn: terwijl eindelijk, ook voor nieuw op te rigten gemeenten, moet worden opgegeven al wat tot het doel, waarvoor de aanvraag geschiedt, reeds verzameld of toegezegd is, of, do toestand der gemeente in aanmerking genomen, redelijkerwijze verwacht mag worden.

8. De aanvragen moeten jaarlijks vóór 1 September ingediend worden bij het classicaal bestuur. Dat bestuur doet ze vóór den eersten woensdag in October aan het provinciaal kerkbestuur toekomen, hetwelk, vóór den eersten Januarij daaraanvolgende, die aanvragen verzendt naar de Algemeene Synodale commissie.

Later ingekomen aanvragen, met uitzondering van die ter voorziening in eene onverwacht ontstane tijdelijke behoefte, worden door de Synodale commissie niet in hare voorjaarsvergadering behandeld, maar eerst bij die van het volgende jaar aan de orde gesteld.

9. Dij gelijktijdige toezending van aanvragen om ondersteuning doen do elassicale besturen en provinciale kerkbesturen in hunne adviezen bijzonder uitkomen, welke aanvragen wegens den aard en den drang der behoeften het meest in aanmerking moeten komen.

10. Do Algemeene Synodale commissie benoemt in hare najaarsvergadering uit haar midden voor de verschillende provinciale ressorten correspondenten tot voorloopig onderzoek der in hunne handen te stellen aanvragen.

H, Jaarlijks bepaalt de Algemeene Synode, op *

-ocr page 169-

TER voonz. IS DF. GEEST. IIEHOEKTEN ENZ. 1 E)7

voordragt van de Algemeeno Synodale commissie, welke betalingen uit liet fonds gesoliieden zullen, als ook over welke som de commissie tot aan de volgende Synode beschikken mag voor de in art. 4 onder A 3quot;. vermelde behoeften.

12. De classicale quaestoren en do secretarissen van de commissie voor de zaken dor Waalsche Kerken en van het kerkbestuur van Limburg zenden jaarlijks, uiterlijk vóór 31 December, aan den quaestor-generaal, met eene gespeciflceerde opgave, de door de kerkeraden in dat jaar verzamelde gelden en de overige bij hen ingekomen giften voor het fonds.

43. De administratie van het fonds is opgedragen aan den quaestor-generaal der Algemeene Synode, die 1) gemagtigd is tot ontvangst der renten van de inschrijving op een der Grootboeken alsmede der legaten, giften en alle overige inkomsten en gelden, voor het fonds besterad; 2) voor do tijdelijke belegging der beschikbare geldon zorgt; S) aan de Algemeene Synodale commissie, bij hare voorjaarsvergadering, opgaaf doet van de beschikbare gelden; 4) door tusschenkomst der classicale quaestoren en der secretarissen van de commissie voor de zaken dor Waalsche kerken en van het kerkbestuur van Limburg uitbetaling doet vaiv de toegekende uitkee-ringen; 5) door tusschenkomst der Synodale commissie aan de Synode jaarlijks rekening en verantwoording doet van zijne gehouden administratie, benevens opgaaf van den staat van het fonds; G) voor administratiekosten / 400 's jaars geniet.

14. De Algemeene Synodale commissie doet jaarlijks aan de kerkeraden mededeeling van don staat van het fonds en van de rekening en verantwoording over het afgeloopen jaar met aanbeveling der belangen van het fonds.

-ocr page 170-

J 88 AANVRAGEN OM ONDERSTEUNING UIT HET

AANHANGSEL.

Wij achten het nuttig, eenigermate bij wijze van aanhangsel tot een Reglement op geldelijke ondersteuning betrekking hebbende, hier te laten volgen:

A. Het Synodaal voorschrift betrekkelijk het indienen van adressen om ondersteuning voor opbouw of herstelling van kerkelijke gebouwen.

De Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde kerk,

In aanmerking nemende, dat het nog altijd ontbroken heeft aan bestemde en algemeen bekende voorschriften betrekkelijk het indienen der adressen aan de Hooge Kerkvergadering tot ondersteuning, voor opbouw of herstelling van kerk of pastorij, uit het fonds voor noodlijdende kerken en personen;

Overwegende, dat zulke voorschriften aan goede orde en gelijkmatige behandeling niet slechts zeer bevorderlijk zullen zijn, maar ook tijd en moeite sparen zullen, zoowel bij degenen die de aanvragen doen, als bij hen, die tot het onderzoek der voorgedragen belangen geroepen worden.

Heeft goedgevonden, de navolgende voorschriften te arresteren, en aan alle kerkbesturen en kerkeraden, alsmede aan alle collegiën van kerkelijk bestuur bekend te maken;

I. Alle verzoekschriften om geldelijke ondersteuning, tot opbouwing of herstelling van kerken en pastorijen, uit het fonds voor noodlijdende kerken en personen, moeten aan de Algemeene Synode of Synodale commissie worden toegezonden door middel van het classicaal en provinciaal kerkbestuur, waaronder de belanghebbende gemeente is ressorterende '), op-

') Kerkvoogden en kerkeraden moeten hunne daar-

-ocr page 171-

FONDS VOOR NOODLIJDENDE KERKEN.

dat doze doswogo hunne consideration mededeelen, en, bij meer aanvragen uit dezelfde olasse of provincie, tevens aanwijzing doen van die gemeenten, die, naar hun oordeel, in de eerste plaats behooren geholpen te worden.

II. Bij elk verzoekschrift moeten, als bewijsstukken, worden overgelegd:

a. een specifieke staat van alle bezittingen en schulden, en van jaarlijksehe ontvangsten en uitgaven, behoorlijk vertoekend door kerkvoogden en notabelen ;

b. eene behoorlijke specifieke begrooting van bet werk, dat men wenscht te doen verrigten, en van de kosten, die daartoe zullen worden vereischt, vertoekend door eenen ambtenaar van den Waterstaat, of anders door ten minste twee bevoegde deskundige personen, wier bevoegdheid en eerlijkheid moet worden geattesteerd door het hoofd van het plaatselijk bestuur hunner woonplaats;

c. eene verklaring van het provinciaal collegie van toezigt op de kerkelijke administratie der Hervormden, waaronder de vragende gemeente mag ressorteren, houdende, dat die gemeente werkelijk is hulpbehoevende en dat het de gevraagde som althans niet overdreven keurt;

cl. een schriftelijk bewijs van het bedrag der gelden, welke de gemeente uit eigen boezem zal bijeenbrengen;

139

e. een bewijs, ingeval op de provinciale begrootingen te dien einde fondsen zijn aangewezen, dat

toe betrekkelijke adressen voor het einde des jaars inzenden bij het classicaal bestuur, terwijl deze met de consideratiën van het genoemde bestuur benevens die van het provinciaal kerkbestuur uiterlijk den 15 April moeten zijn ingekomen bij den secretaris der Synode (Syn. besluit 8 Aug. 1859.)

-ocr page 172-

AANVRAGEN OM ONBEKSTEUMNG UIT HET

men zioh ook om ondersteuning heeft gewend tot de provinciale staten, met opgave der som, welke bij deze is aangevraagd;

ƒ. eene teekening, bijaldien de subsidie voor den opbouw van eene nieuwe kerk of voor aan te brengen zeer belangrijke veranderingen wordt gevraagd, van bet te sloopen of nieuw in te rig-ten gebouw, om als eigendom der Synode tot haar archief te blijven behooren.

III. Eindelijk, de belanghebbende gemeenten zullen het zich zeiven te wijten hebben, indien, door verzuim van eene tijdige bijvoeging van dit een of ander, het verzoekschrift zal moeten ter zijde gelegd, of de afdoening der zaak aanmerkelijk vertraagd worden.

B. Voorschriften, ter zake van aanvragen om ondersteuning ten behoeve van gemeenten die het zoogenaamd vrij beheer hebben gekozen.

1°. dat bjj elke aanvrage om hulp uit de Synodale fondsen zeer in aanmerking zal genomen worden, of de vragende gemeente door hare bijdragen tot die fondsen getoond heeft daarin belang te stellen, en dat de kerkbesturen worden uitgenoodigd om bij hunne aanbeveling van dusdanige aanvragen daarop bepaaldelijk acht te geven;

2°. dat omtrent die gemeenten, welke zich aan het toezigt der bestaande provinciale collegiën onderworpen hebben, al die bepalingen blijven bestaan, welke in verschillende reglementen zijn opgenomen;

3quot;. dat die gemeenten, welke een zoogenaamd vrij beheer hebben gekozen, zich aan dezelfde bepalingen behooren te houden, maar dat zij, zich niet meer op een collegie van toezigt kunnende beroepen en dus buiten de mogelijkheid zijnde om die stukken over te leggen, welke anders door zoodonig collegie worden verstrekt, verpligt zullen wezen:

a. een door kerkvoogden gewaarmerkt en door

IfiO

-ocr page 173-

FONDS VOOK NOODLIJDENDE KERKEN. Ifii

den kerkeraad voor niet het oorspronkelijk geheel overeenstemraond verklaard afschrift van de twee laatste jaarlijksche rekeningen en verantwoordingen der kerkelijke administratie over te leggen;

b. eene verklaring van kerkvoogden daarbij te voegen, dat dezen zich verbinden jaarlijks een afschrift van die rekening en verantwoording in te zenden aan het classicaal bestuur, waaronder zij ressorteren, opdat kunne beoordeeld worden, of de verleende hulp aan haar doel beantwoordt en blijft beantwoorden;

c. zoodra, wat den bouw of de herstelling van kerk of pastorij betreft, het werk zal afgeleverd zijn, hiervan kennis te geven aan het classicaal bestuur, waaronder zij ressorteren, hetwelk alsdan het werk door een bekwaam bouwkundige, ten koste der vragende gemeente, naauwkeurig zal doen opnemen en onderzoeken, en van zijne bevinding aan de Synodale commissie berigt geven, opdat, bij goedkeuring van den volbragten bouw, magtiging ter uitbetaling der toegestane golden kunne verleend worden.

V

I

-ocr page 174-

Reglement op de Algemeene weduwenbeurs.

[(20 Mei 1857.)]

Art. 1. Bij de Synode berust het beheer van een algemeen kerkelijk fonds, bestemd tot ondersteuning in de eerste plaats van de weduwen en voorts van de minderjarige ouderlooze kinderen van de predikanten der Nederlandsche Hervormde Kerk, en de predikanten van protestantsohe gemeenten in of buiten het vaderland, die, oorspronkelijk tot deze Kerk behoord hebbende, nog met haar in betrekking staan.

2. Om ondersteuning uit het fonds te genieten, wordt gevorderd, dat de weduwen of de kinderen, die het aangaat, leden zijn van eene der protestantsohe kerken.

3. De ouderlooze, minderjarige kinderen treden gezamenlijk op voor het aandeel, hetwelk der moeder in haar leven zou zijn toegekomen.

4. Tot deelneming aan dit fonds zijn verpligt;

a. al de dienstdoende predikanten, in art. 1 vermeld ;

-ocr page 175-

REGLEMENT 01' DE AU,EM. WEDUWEN BEURS. 165

h. al de emeriti predikanten die minstens /600 pensioen genieten.

5. Tot de deelneming zijn bevoegd;

a. de predikanten, die, emeriti verklaard, een pensioen genieten benoden het bedrag van /600;

h. de predikanten, die emeriti zijn verklaard zonder pensioen en die hun ontslag uit de dienst hebben genomen zonder emeritaat te hebben aangevraagd of verkregen;

c. De hoogleeraren aan de Nederlandsche hoogescholen en athenea, die vóór de aanvaarding van hunne betrekking als predikanten in de Evangelie-bediening toerk-zaam waren;

d. de hoogleeraren in de godgeleerdheid aan gemelde inrigtingen voor hooger onderwijs, die als candidaten tot de Evangelie-bediening zijn toegelaten.

De vermelde hoogleeraren verliezen eventvel hunne bevoegdheid tot deelneming, wanneer zij niet binnen het jaar na de aanvaarding hunner betrekking bij den quaestor der classe hun verlangen tot deelneming hebben kenbaar gemaakt. (1 Maart 1863.)

e. de predikanten, die, in protestantsohe gemeenten dienende, oorspronkelijk niet tot de Nederlaedsche Hervormde Kerk hebben behoord;

ƒ. de uit de dienst ontzette predikanten, indien zij binnen twee maanden, na het ontvangen van de finale uitspraak tot ontzetting, aan den quaestor der classe de verklaring van deelgenoot te willen blijven hebben overgelegd.

6. Het fonds bestaat uit een kapitaal van inschrijving op het Grootboek, ten name van het Algemeen weduwenfonds der predikanten onder het ressort der Hervormde Synode in de Nederlanden, welk fonds vermeerderd wordt door de examengelden der candidaten tot de Heilige dienst, door alle giften met bepaalde bestemming tot vermeerdering van het kapitaal geschonken door erfmalcingen en door batige saldo's. (1 Maart 1870.)

-ocr page 176-

REfiLEMENT OI'

7. Tot jaarlijksche uitkeeringen, aan deelgereytigde weduwen en minderjarige kinderen te doen, zijn hestemd: de renten van het kapitaal op het Grootboek, de renten der tijdelijke geldbelegging, de jaarlijksehe contributién van 'predikanten, de opbrengst van de middelen, vermeld in art. 12, 13 en 14, en van het Kerkelijk orgaan.

Naar de berekening van die inkomsten en van de behoeften, welke vermoedelijk aan het einde des jaars zullen blijken te bestaan, wordt de uitkeering jaarlijks door de Synode volgens eene raming, naar haar beste ■meten, geregeld en vastgesteld. (1 Maart 1870.)

8. De predikanten, in art. 4 tot deelneming ver-pligt verklaard, dragen jaarlijks bij tot de beurs:

a. de dienstdoende in de Nederlandsehe Hervormde Kerk of bij protestantsche gemeenten in liet vaderland, met of zonder landstractement, ,/iO;

b. die met de bediening in de Indische kerken zijn bekleed, in dienst of met verlof, /20;

c. de emeriti predikanten, een pensioen boven de ^600 genietende, ƒ 10. ,

Van het tractement, gedurende het jaar van gratie, door de weduwe of ouderlooze minderjarige kinderen genoten, wordt mede opgebragt de gewone contributie.

9. Die in art. 5 tot deelneming worden bevoegd verklaard, en tot het deelgenootschap zijn toegetreden, brengen jaarlijks op ten behoeve der beurs:

a. de predikanten van protestantsche gemeenten binnen het vaderland, /10; in de Indische kerken, in dienst of met verlof, /20;

b. de emeriti predikanten /5;

c. de hoogleeraren ƒ10; (1 Maart 1863.)

d. de gepensioneerde Indische predikanten ƒ10;

e. de predikanten, die met of na 1 Maart 1870 hunne betrekking nederleggen of, op hunne aanvraag, buiten redenen van gezondheid of leeftijd ontslagen worden, ƒ 20. (1 Maart 1870.)

f. de uit de dienst ontzette predikanten /10.

-ocr page 177-

HE ALGEMEF.NE WEDUWENnEURS.

10. Buitenlandsohe predikanten, in eene Neder-landsohe gemeente beroepen, betalen, uiterlijk drie maanden na hunne bevestiging, ƒ 25 aan den quaestor van de classe, tenzij ze te voren bij één der provinciale kerkbesturen waren geëxamineerd en toen reeds de vastgestelde som hadden betaald. Boven die som pro introitu contribueren zij nog ƒ10 voor elk jaar, in buitenlandsche dienst besteed; zullende echter deze laatstgenoemde contributie niet hooger dan voor tien jaren berekend worden.

Zij, die uit een ander Kerkgenootschap tot de Neder-landsche Hervormde Kerk overgaan en als predikant bij haar optreden, zijn aan dezelfde bepaling onderworpen, in dien zin, dat dienst hij een ander Kerlcgenootschap gelijk wordt gesteld met buitenlandsche dienst, in de eerste alinea genoemd. (1 Febr. 1874.)

11. Alle candidaten tot do Heilige dienst, ook die voor de Indien bestemd zijn, betalen bij hun examen de contributie van ƒ25 ').

12. Een predikant betaalt bij zijne indiensttreding /10.

Dezelfde som wordt betaald door de hoogleeraren bij hunne deelneming, krachtens art. 5, c en d. (1 Maart 1863.)

13. Bij trouwen en hertrouwen wordt /10 bijgedragen, welke gelden mede verschuldigd zijn dooiden predikant, die gehuwd zijnde in dienst treedt.

quot;Voor deze gelden wordt eene acte van inschrijving afgegeven, waarvan een duplicaat te allen tijde, tegen betaling van /S wordt verkrijgbaar gesteld.

Ingeval het blijkt bij den dood van een predikant, dat hij niet is ingeschreven, wordt door zijne nagelaten betrekkingen, ter bekoming van de acte tot deelgeregtigheid, opgebragt eene som van ƒ 20.

De in dit artikel vervatte bepalingen zijn ook van toepassing op de hoogleeraren. (1 Maart 1863.)

14. Bij elke verwisseling van standplaats wordt /20 bijgedragen.

-ocr page 178-

y

fi

REGLEMENT OP

Dezelfde som wordt ook door de hoogleeraren betaald, bij iedere verplaatsing als zoodanig. (1 Maart 1863.)

15. De dienstdoende en emeriti predikanten, alsmede de weduwen en weezen van eerstgenoemden gedurende het jaar van gratie, worden gerekend den Staat te hebben gemagtigd tot de inhoudinf hunner oontributiën van het door hen van Rijkswef genoten wordende traetement of pensioen, om ovi gemaakt te worden aan den quaestor-generaal.

16. In gemeenten, waar geen traetement uit 't Lar . kas genoten wordt, zijn de predikanten en hun betrekkingen tijdens het jaar van gratie, en j_ predikanten van den ring bij vacature verpligt hur jaarlijksche oontributiën, de eerstgenoemden vóp den laatsten der maand Maart, te betalen aan d ' quaestor der classe, waartoe zij behooren.

Bij nalatigheid van twee jaren geeft de quaestor der classe hiervan kennis aan den quaestor-generaal, en deze aan de Synode of de Synodale commissie, ten einde dienaangaande de noodige maatregelen te nemen.

17. Een uit de dienst ontzet predikant, deelge-regtigde van de beurs gebleven, betaalt zijne contributie vóór den eersten November van ieder jaar bij den quaestor van het classicaal ressort, waartoe zijne woonplaats behoort.

Bij nalatigheid van twee jaren is hij van zijne deelgercgtigdheid vervallen, na twee malen door den quaestor der classe gewaarschuwd te zijn, ééne maand na den eersten en ééne maand vóór den tweeden vervaltijd.

18. Al do contribution, door den quaestor der classe ontvangen, worden onverwijld door hem overgemaakt aan den quaestor-generaal.

19. De examengelden ontvangt de quaestor-generaal door de secretarissen der provinciale kerkbesturen.

20. Het beheer van de beurs is opgedragen aan den quaestor-generaal, op een jaarljjksch traetement yan /600, zonder meer.

160

' 1

I

-ocr page 179-

DE ALREMEEIS'E WEDI WEXREURS.

21. De quaestor-generaal is gemagtigd tot het ontvangen van do renten en van alle andere inkomsten der weduwenbeurs.

Hij zorgt voor de tijdelijke belegging der beschikbare gelden.

Hij doet jaarlijks rekening en verantwoording van djne administratie aan de Synode. '• 22. De quaestor-generaal zal, wanneer de opvrage quot; in de uitdeeling geschiedt na den, door de burger-ike wet, bepaalden termijn van vijfjaren, de betaling et doen volgen, dan na daartoe uitdrukkelijk door lu ? Synode te zijn gemagtigd.

1()7

fa 23. De quaestor-generaal maakt jaarlijks een kort (l er slag van den staat der beurs voor de deelgereg-.. gden op.

l) Verg. Regl. op het Examen, enz. art. 25.

-ocr page 180-

Algemeen Reglement

op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde gemeenten in Nederland, en het toezigt daarop.

(1 October 1870.)

Art. 1. Het beheer der kerkelijke goederen en fondsen der Hervormde gemeenten in Nederland en de zorg voor de kosten van hare eeredienst zijn in iedere gemeente opgedragen aan Kerkvoogden, onder medewerking van Notabelen en onder toezigt van Provinciale Collegiën en van een Algemeen Collegie.

De Waalsche gemeenten vormen een bijzonder ressort, met een eigen Collegie van toezigt, dat ton aanzien van zijnen werkkring en zijne bevoegdheid met de Provinciale Collegiën gelijk staat.

Eerste Moofdstuk.

VAN HET BEHEER.

EERSTE AFDEELING.

ORGANISATIE DER GEMEENTEN TEN AANZIEN VAN HET BEHEER.

2. Stemgeregtigde leden eerier gemeente zijn alle manslidmaten, die bij het vaststellen der lijst, vermeld in art. 5, onder haar ressort wonen, den ouderdom van 23 jaren bereikt, en ten minste één jaar geleden bjj den Kerkeraad geloofsbelijdenis afgelegd hebben of op ingediende attestatie of bewijs van lidmaatschap als lidmaten der gemeente erkend zijn.

-ocr page 181-

mg. nrr.r. up iif.t behrer enz.

Van de stemgeregtigdheid zijn uitgesloten zij, die in het laatste jaar door eenig armbestuur zijn bedeeld geworden, die onder censuur of curatele staan, alsmede die nalatig zijn in het voldoen van het aan de gemeente verschuldigde, hetwelk op den dag van de sluiting der stemlijst opvorderbaar is.

Voorts zal in iedere gemeente de uitoefening van het stemregt ter verkiezing van Notabelen bij plaatselijk Reglement van eenen census of van andere beperkende voorwaarden afhankelijk kunnen worden gesteld.

In gemeenten, waar het aantal der stemgeregtigde manslidmaten in verhouding tot het zielental gering is, kunnen bij plaatselijk Reglement met hen tot de uitoefening van het stemregt geroepen worden de mansleden, die den ouderdom van 23 jaren bereikt hebben en, hetzij door betaling in den hoofdelijken omslag, hetzij door huur van zitplaatsen of op andere wijze, jaarlijks tot stijving van de inkomsten der gemeente bijdragen.

3. Notabelen worden door stemgeregtigde leden der gemeente, Kerkvoogden door Notabelen, hoogstens voor den tijd van zes jaren, benoemd.

4. Tot Kerkvoogden en Notabelen zijn alleen benoembaar stemgeregtigde leden der gemeente, voor welke de benoeming plaats heeft.

In gemeenten, waar slechts één Kerkvoogd is, kan van deze bepaling, onder goedkeuring van het Provinciaal Collegie, worden afgeweken.

De betrekkingen van Kerkvoogd en Notabel zijn onvereenigbaar.

Bij plaatselijk Reglement kan de benoembaarheid van stemgeregtigden tot Kerkvoogd van eenen oensus of andere beperkende voorwaarden afhankelijk worden gesteld.

5. De leiding der verkiezing van Notabelen is opgedragen aan Kerkvoogden.

Zij zorgen, dat de lijst van stemgeregtigden jaar-

8

1(1!)

-ocr page 182-

n» iiaKoaeBaKtM n *sm

170 AI.dEMEEN REGLEMENT OP HET i

lijks vóór don Isten October voorloopig wordt opgemaakt of herzien en, nadat de gemeenteleden gedurende acht dagen in de gelegenheid zijn gesteld daarvan kennis te nemen en hunne bezwaren bij Kerkvoogden in te brengen, wordt vastgesteld.

De beslissingen over geschillen betreffende de ; zamenstelling der lijst van stemgeregtigden zijn, : binnen acht dagen na de vaststelling, aan hooger ' beroep bij het Provinciaal Collegie onderworpen. gt;

6. Kerkvoogden zijn gezamenlijk voor het hun opgedragen beheer verantwoordelijk. 'b

Behoudens deze verantwoordelijkheid kunnen zij, hetzij uit hun midden, hetzij uit andere meerderjarige manslidmaten van hunne of van eene naburige gemeente, tot wederopzegging, eenen rentmeester of ontvanger benoemen.

In elk geval is de rentmeester of ontvanger, die geen Kerkvoogd is, gehouden ten genoege van Kerkvoogden zekerheid te stellen.

7. De Kerkvoogd, die zich aan ontrouw of verregaand pligtverzuim of aan wangedrag schuldig maakt, kan uit zijne betrekking worden ontzet.

Zoodanige ontzetting heeft niet plaats, dan op voordragt van het Provinciaal Collegie, door het Al- ! gemeen Collegie, nadat de betrokken Kerkvoogd door'r dit laatste is gehoord, althans tot verdediging in de gelegenheid is gesteld.

Hij, die van de bediening van Kerkvoogd is ontzet, kan in den loop der eerstvolgende vijf jaren niet tot Kerkvoogd of Notabel worden benoemd.

Het Provinciaal Collegie is bevoegd om, hangende het onderzoek, den beklaagden Kerkvoogd in de uitoefening van zijne bediening te schorsen.

8. Het aantal van Kerkvoogden en Notabelen, de graad van bloedverwantschap of zwagerschap, waarin zij elkander niet mogen bestaan, de aanwijzing der mot hunne bediening onvereenigbare betrekkingen, , de duur van hunnen diensttijd, de tijd en rooster 7

-ocr page 183-

liEHEEU DER KERKELIJKE GOEDEREN.

van aftreding, de tijd, wijze en leiding der verkiezingen, mitsgaders de gang en onderlinge verdeeling der werkzaamheden, worden in iedere gemeente bij plaatselijk Reglement geregeld.

TWEEDE AFDEELING.

VAN DEN WERKKRING VAN KERKVOOGDEN EN NOTABELEN.

9. Kerkvoogden voeren het beheer over de kerkelijke goederen en fondsen van de gemeente, en voorzien uit de inkomsten in de kosten van de eeredienst en in het onderhoud van kerken, pastorijen en andere eigendommen.

Zij zorgen, dat de inkomsten der kerkelijke goederen niet aan hare bestemming worden onttrokken.

Voor zoover eenige der gemelde goederen en fondsen, krachtens voldoenden regtstitel, onder het beheer van een ander staan, zien Kerkvoogden toe, dat de belangen der gemeente niet worden verkort.

Meer bepaald is hun het toezigt en. bij klaarblijkelijk misbruik, de tusschenkomst aanbevolen, ten aanzien van het beheer der pastorij- en kosterijgoederen , waar dit, hetzij door hen, die tot de inkomsten zijn geregtigd, hetzij door anderen, wordt gevoerd.

Indien de beheerders ontbreken, voorzien de Kerkvoogden in het beheer der pastorij- en kosterijgoederen.

10. Kerkvoogden bewaren alle stukken, die tot de kerkelijke goederen en fondsen van hunne gemeente betrekking hebben.

Bij de invoering van dit Reglement maken zij onder medewerking van Notabelen inventarissen van de goederen, fondsen, baten, schulden en lasten.

Van de onroerende goederen, waaronder worden begrepen alle zakelijke regten in zulke goederen, worden daarbij aangeduid de kadastrale indeeling

171

-ocr page 184-

172 ALGEMEEN REGLEMENT OP HET J

en grootte, de jaarlijksche vaste of gemiddelde opbrengst, de plaatselijke benaming en ligging, met eene naauwkeurige opgave van de voordoelen en lasten, daaraan verbonden.

Deze inventarissen worden, voor zooveel de pastorij* en kosterijgoederen betreft, na overleg met de tijdelijke gebruikers of beheerders, vastgesteld.

Een afschrift van deze inventarissen, door Kerkvoogden gewaarmerkt. wordt aan het Provinciaal Collegie gezonden en een ander, voor zooveel de 'j pastorijgoederen betreft, aan den Kerkeraad. f

Zoo dikwerf daartoe aanleiding bestaat, worden gemelde inventarissen bijgewerkt, waarvan aan genoemde Collegiën kennis wordt gegeven.

11. In iedere gemeente wordt jaarlijks eene begrooting opgemaakt van al hare inkomsten en uit-

Ïaven, loopende van den Isten Januari) tot den Sisten | lecember.aven, loopende van den Isten Januari) tot den Sisten | lecember.

Het ontwerp dier begrooting, ingerigt naar een door het Provinciaal Collegie te bezorgen model, wordt vóór den Isten November, voorafgaande aan het jaar waartoe zij betrekking heeft, door Kerkvoogden in eene gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen, ter tafel gebragt, en door deze vergadering, na onderzoek, zoo noodig gewijzigd, vóór den 15den derzelfde maand vastgesteld.

Is na de vaststelling eene verandering in de begrooting noodig, dan wordt daartoe door Kerkvoogden en Notabelen besloten.

Van deze begrooting en de besluiten tot verandering wordt aan het Provinciaal Collegie afschrift gezonden.

12. Indien de gewone inkomsten niet voldoende zijn om de uitgaven te dekken, kan het ontbrekende gevonden worden door eenen hoofdelijken omslag.

In den hoofdelijken omslag worden begrepen alle personen, die een eigen middel van bestaan hebben, binnen de kerkelijke gemeente hun hoofdverblijf tk

-ocr page 185-

BEHEER DER KERKELIJKE GOEDEREN. 175

houden en volgens het Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden tot haar behooren.

De grondslagen, naar welke de hoofdelijke omslag geheven wordt, en de wijze van invordering worden bij plaatselijk Reglement geregeld.

13. Het kohier van den hoofdelijken omslag wordt door Kerkvoogden opgemaakt en, na aankondiging, gedurende acht dagen voor de gemeente ter inzage gelegd.

Omtrent bezwaren, tegen den aanslag binnen dien termijn ingebragt, wordt beslist door Kerkvoogden en Notabelen. Zij stellen daarna het kohier vast.

Van de beslissing van Kerkvoogden en Notabelen kan binnen drie weken in hooger beroep worden gekomen bij het Provinciaal Collegie, dat in het hoogste ressort beslist.

ii. Kerkvoogden doen vóór den Isten Junij in eene gecombineerde vergadering aan Notabelen rekening en verantwoording van hun beheer over het afgeloopen jaar.

Deze rekening, ingerigt naar de orde der begrooting, wordt binnen vier weken opgenomen en vastgesteld. Kerkvoogden onthouden zich hierbij van medestemming.

15. Nadat de rekening door Notabelen is vastgesteld, ligt zij gedurende acht dagen ter inzage van de gemeenteleden, op tijd en plaats bij openbare afkondiging aangewezen.

Binnen veertien dagen zenden Kerkvoogden een afschrift der rekening aan het Provinciaal Collegie.

16. Elk stemgeregtigd lid der gemeente is bevoegd de bezwaren, welke hij tegen de rekening en verantwoording van Kerkvoogden mogt hebben, aan het Provinciaal Collegie mede te deelen.

17. De regeling van het gebruik der kerkgebouwen voor de godsdienstoefeningen blijft aan den Kerkeraad.

A

-ocr page 186-

ili ALGEMEEN REGLEMENT OP HET

Tot veranderingen, welke invloed hebben op de inkomsten of uitgaven der gemeente, is overleg met Kerkvoogden noodig.

18. Organisten, kosters en andere kerkelijke bedienden, met uitzondering van voorlezers, voorzangers, godsdienst-onderwijzers en krankbezoekers, worden door Kerkvoogden benoemd, van instruotiën voorzien, geschorst en ontslagen, den Kerkeraad gehoord.

De jaarwedden of andere belooningen aan kerkelijke beambten, die niet ter benoeming staan van Kerkvoogden, uit de kas der gemeente te betalen, worden, na overleg met den Kerkeraad, door Kerkvoogden en Notabelen in eene gecombineerde vergadering vastgesteld.

19. Kerkvoogden vertegenwoordigen de gemeente bij alle handelingen, de kerkelijke goederen en fondsen of de kosten van de eeredienst betreffende.

Zoodra die handelingen echter de perken van het gewoon beheer te buiten gaan, doen zij deswege een voorstel aan de gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen, en gedragen zich naar de besluiten in die vergadering gevallen.

Tot conservatoire maatregelen zijn Kerkvoogden inmiddels bevoegd.

Tot de besluiten, waarbij de medewerking van Notabelen wordt gevorderd, behooren die tot het onderhands verhuren van onroerende goederen en tot onderhandsche aanbesteding van werken of leveringen, wanneer de aannemingsprijs meer dan drie honderd gulden beloopt.

20. Aan de goedkeuring van het Provinciaal Col-legie zijn onderworpen de besluiten der gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen, tot;

a. het opnemen van gelden;

h. het vervreemden, bezwaren of verpanden van onroerende goederen of van inschrijvingen op het Grootboek en andere schuldbrieven;

-ocr page 187-

KEIIEEit DEII KERKELIJKE (iOEDEREN.

c. het aanvaarden van schenkingen, erfenissen of legaten, waaraan lasten verbonden zijn;

d. het voeren van regtsgedingen, behalve tot invordering van kerkelijke belasting, van huur van zitplaatsen of van andere in het openbaar verhuurde eigendommen, van interessen en van andere dergelijke inkomsten;

e. het aangaan eener dading of van een oompro-mis, of het berusten in eene regtsvordering.

21. De gelden der gemeente mogen, zonder mag-tiging van het Provinciaal Collegie, niet anders worden belegd, dan door aankoop van onroerende goederen, van inschrijvingen op een der Grootboeken van de Nederlandsche Nationale Schuld, of bij uit-leening onder eerste hypothecair verband op landerijen, welker waarde het bedrag der leening ten minste met een dorde overtreft.

22. Kerkvoogden mogen middellijk noch onmiddellijk deelnemen aan onderhandsche huur of pacht van goederen of inkomsten onder hun beheer, aan leveringen of aannemingen ten behoeve der gemeente of aan het koopen van schuldvorderingen ten haren laste, waaronder echter niet zijn begrepen aandeelen in geldleeningen.

Ontheffing van deze bepaling kan in het belang der gemeenten door Notabelen worden verleend onder goedkeuring van het Provinciaal Collegie.

23. De Kerkvoogden, die zich veroorloven tot eene der handelingen in de artikelen -19 en 20 vermeld, zonder de vereischte goedkeuring te hebben verkregen, over te gaan, of de gelden der gemeente anders dan op den voet, bij artikel 21 aangewezen, te beleggen, blijven daarvoor persoonlijk aansprakelijk.

24. Geschillen omtrent de toepassing van dit Reglement of van de Plaatselijke Reglementen worden door het Provinciaal Collegie beslist.

25. De werkzaamheden, bij dit hoofdstuk aan de Provinciale Collegiën opgedragen, worden, wanneer

17:;

-ocr page 188-

17lt;gt; ALGEMEEN REGLEMENT OP HET

zij betreffen het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van eene Waalsche gemeente, door het Col-legie van toezigt voor de Waalsche gemeenten, met het oog op hare eigenaardige behoeften en omstandigheden, verrigt.

Tweede Hoofdstuk

VAN HET TOEZIGT.

EERSTE AFDEELING.

VAN DE PROVINCIALE COLLEGleN.

26. In iedere provincie is een Provinciaal Collegie van toezigt op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde gemeenten.

De Kerkelijke Administratiën der Waalsche gemeenten in alle provinciën staan onder het toezigt van een bijzonder Collegie.

Elk dezer Collegiën bestaat uit zeven leden.

27. Een lid van elk Provinciaal Kerkbestuur, uit zijn midden daartoe afgevaardigd, is regtens lid van het Provinciaal Collegie; evenzoo een lid der Commissie tot de zaken der Waalsche kerken van haar Collegie.

De overige leden moeten zijn stemgeregtigde leden eener gemeente onder het ressort van het Collegie.

Het lidmaatschap is onvereenigbaar met de betrekkingen van Kerkvoogd en Notabel.

28. Behoudens het bepaalde in al. 1 van art. 27 worden de leden der Provinciale Collegiën regtstreeks gekozen door afgevaardigden uit de gecombineerde vergaderingen van Kerkvoogden en Notabelen in het ressort.

De afgevaardigde eener gemeente van niet meer dan 1000 zielen heeft bij de verkiezing ééne stem; die eener gemeente van 1001 tot 5000 twee stemmen; die van 5001 tot 15000 drie stemmen; terwijl die

-ocr page 189-

BEHEER DER KERKELIJKE GOEDEREN.

van grootere gemeenten voor elke 10000 zielen meer éene stem daarboven heeft.

29. Wanneer in een Provinciaal Collegie een of meer plaatsen te vervullen zijn, geeft dat Collegie daarvan kennis aan de Kerkvoogden en Notabelen in de provincie, en roept te gelijk de door deze te benoemen afgevaardigden op om zich in de hoofdplaats op bepaalden tijd en in een aangewezen locaal te vereenigen, om aldaar onder de leiding van genoemd Collegie hunne stem uit te brengen.

Voor het Collegie van toezigt der Waalsche gemeenten worden do afgevaardigden opgeroepen in eene plaats, door het Collegie aan te wijzen.

30. De leden der Provinciale Collegiën worden benoemd voor den tijd van zes jaren.

Om de drie jaren treedt de helft dier leden met den eersten Januarij af.

De verkiezingen ter vervulling dier vacaturen hebben plaats vóór den Isten October bevorens.

Tusschentijds ingevallen vacaturen kunnen te gelijk met de periodieke worden vervuld, ten ware het getal der leden tot minder dan vijf mogt zijn gedaald.

31. Elk Collegie verkiest uit zijn midden eenen voorzitter, alsmede uit of buiten zijne leden eenen Secretaris.

Aan den Secretaris kan een honorarium worden toegelegd.

32. Elk Provinciaal Collegie heeft zijnen zetel in de hoofdplaats der provincie. Het vergadert ten minste eens in de drie maanden, en voorts zoo dikwijls de Voorzitter het noodig oordeelt, of drie leden zulks, met opgaaf van redenen, schriftelijk verlangen.

Het Collegie van toezigt voor de Waalsche gemeenten vergadert ter plaatse door zijnen Voorzitter te bepalen, ten minste eenmaal 's jaars.

33. De wijze, waarop spoedeischende zaken tusschentijds zullen worden afgedaan, wordt door elk Collegie bij zijn Reglement van orde geregeld.

177

-ocr page 190-

ALGEMEEN REGLEMENT OP HET

34. Door de zorg van elk Collegie worden de inventarissen, in art. 10 vermeld, verzameld, in orde gehouden en zooveel mogelijk bijgewerkt.

35. Zoo dikwijls een Provinciaal Collegie het voor een behoorlijk toezigt noodig acht, kan het van Kerkvoogden en Notabelen inlichting en overlegging van bescheiden vragen.

TWEEDE AFDEELING.

VAN HET ALGEMEEN COLLEGIE.

36. Het Algemeen Collegie van toezigt op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde gemeenten bestaat uit dertien leden.

Door elk Provinciaal Collegie en door het Collepe van toezigt voor de Waalsche gemeenten wordt eén lid uit hun midden benoemd.

Deze benoeming geschiedt voor den tijd van drie jaren.

Een derde der aldus benoemde leden treedt jaarlijks met den 'Iston Januarij volgens daartoe op te maken rooster af.

De vervulling der plaatsen, door zulk aftreden open te vallen, heeft bij voorraad plaats in de laatst-voorafgaande vergadering van het betrokken Collegie; die van andere vacaturen in de eerste vergadering na haar ontstaan.

Verder wordt door de Algemeene Synode één lid uit haar midden aangewezen.

Aan elk lid wordt een secundus toegevoegd, die de vereischten heeft om als lid op te treden.

37. Het Algemeen Collegie kiest jaarlijks uit zijn midden eenen Voorzitter en eenen Onder-Voorzitter, alsmede uit of buiten zijne leden eenen Secretaris en des noodig eenen Thesaurier.

Aon den Secretaris en aan den Thesaurier kan een honorarium worden toegelegd, door het Collegie vast te stellen.

178

-ocr page 191-

BEHEER DER KERKELIJKE f.OEDEBEN.

38. Het Algemeen Collegie vergadert eens in het jaar te 's Gravenhage.

De tijd dier vergadering wordt door den Voorzitter bepaald.

Indien de Voorzitter het noodig oordeelt of vijf leden hem daartoe , met opgaaf van redenen , een schriftelijk voorstel doen, wordt er eene buitengewone vergadering belegd.

39. De wijze, waarop in de afdoening van spoed-eisohende zaken, buiten den tijd der vergaderingen, zal worden voorzien, wordt bij Reglement van orde bepaald.

40. Het Algemeen Collegie waakt voor de belangen der Hervormde gemeenten ten aanzien van hare kerkelijke goederen en fondsen en van andere middelen om in de kosten der eeredienst te voorzien.

Het neemt, behoudens de uitzondering in art. 13, al. 3, in hooger beroep kennis van alle befBluiten en beslissingen van de Provinciale Collegiën en van het Collegie vantoezigt voor de Waalsche gemeenten, waar belanghebbenden dit vorderen.

Zoodanig beroep moet binnen drie weken na de dagteekening der kennisgeving van het besluit of de beslissing worden ingesteld.

Bij de behandeling eener zaak in hooger beroep kan het lid. dat voor het betrokken Collegie zitting heeft, inlichtingen geven, maar niet aan de stemming deelnemen.

Geldt het de ontzetting van een of meer Kerkvoogden, zoo onthoudt het lid, benoemd dcor het Collegie, van hetwelk de voordragt is uitgegaan, zich eveneens van alle medewerking tot de te nemen beslissing.

41. Indien eene gemeente mogt te niet of zoodanig teruggaan, dat hare goederen en fondsen als buiten wettig beheer kunnen worden beschouwd, geeft het betrokken Provinciaal of Waalsch Collegie daarvan kennis aan het Algemeen Collegie, dat alsdan in dat beheer voorziet en beschikkingen maakt, die strekken

m

-ocr page 192-

180 ALGEMEEN REGLEMENT OP HET

kunnen om gemelde goederen en fondsen bij voortduring, althans zoo na mogelijk, aan hunne bestemming te doen beantwoorden.

42. Wanneer het Algemeen Collegie oordeelt, dat lij dit Reglement wijziging of aanvulling noodig heeft, hc zal het daartoe een besluit ontwerpen en dit ontwerp,

met de noodige toelichting, aan de Provinciale Colle- wi giën en aan het Collegie van toezigt voor de Waalsche Pi gemeenten doen geworden, met uitnoodiging om Kerk- ge voogden en Notabelen bij de gemeenten in hun ressort daarop te hooren, en om voorts, onder mede- de deeling van den zakelijken inhoud der aldus inge- 4 ge wonnen berigten, het Algemeen Collegie binnen eenen pr door dit laatste te bepalen termijn van ten minste bi drie maanden met hunne eigene beschouwingen C( bekend te maken. va

Wanneer deze termijn verstreken is, zal het Algemeen ®ollegie, na kennis te hebben genomen van pc de ontvangen adviezen, het oorspronkelijk ontwerp, , in tenzij het mogt worden ingetrokken, zooveel noodig de wijzigen of aanvullen, om vervolgens dat ontwerp W in beraadslaging en ter beslissing te brengen in eene vergadering, bestaande uit de gewone leden van het Ri Collegie, versterkt door een lid der Synode, door af haar aan te wijzen, en door een stemgeregtigde uit iedere provincie, en uit de Waalsche gemeenten, te » tij kiezen door afgevaardigden van de vergaderingen oc van Kerkvoogden en Notabelen, op de wijze bij art. 28 pl van dit Reglement bepaald.

Wanneer ten minste twee Provinciale Collegiën m

van toezigt of ten minste een tiende der toegetreden za gemeenten wijziging verlangen, is het Algemeen

Collegie verpligt die in beraadslaging te brengen, w

overeenkomstig het in dit artikel bepaalde. tv

43. De Voorzitter, Onder-Voorzitter en de Secretaris R van het Algemeen Collegie vervullen dezelfde betrek- d( kingen in het aldus versterkt Collegie. di

-ocr page 193-

BEIIBEII DER KEIIKEI.IJKE GOEDEREN.

ALGEMEENE BEPALINGEN.

44. Deleden van de in ditReglementj of bij plaatselijke Reglementen genoemde Collegiën genieten geen honorarium, dan voor zoover dit hiervoor is bepaald.

De vergoeding van reis-, verblijf en bureaukosten wordt door het Algemeen Collegie, voor zooveel de Provinciale Collegiën betreft op hunne voordragt, geregeld.

Wanneer de uit anderen hoofde te verkrijgen gelden niet voldoende mogten zijn, worden de kosten gevonden uit bijdragen van de Kerkvoogdijen der provincie voor het Collegie van hare provincie, uit bijdragen van de Waalsche gemeenten voor het Collegie van toezigt dier gemeenten en uit bijdragen van alle gemeenten voor het Algemeen Collegie.

De bijdragen worden voor iedere gemeente bepaald door het Algemeen Collegie, zooveel mogelijk in evenredigheid van de inkomsten der gemeenten, de Provinciale Collegiën en het Collegie voor de Waalsche gemeenten gehoord.

45. Verlies van het radikaal tot eene der naar dit Reglement opgedragen kerkelijke betrekkingen heeft aftreding ten gevolge.

46. Bij de benoeming ter vervulling eener tusschen-tijds ingevallen vacature, treedt de nieuw benoemde, ook ten aanzien van den tijd van aftreding, in de plaats van zijnen voorganger.

47. Aan elk Collegie, krachtens dit Reglement za-mengesteld, wordt overgelaten, den gang zijner werkzaamheden bij een Reglement van orde te bepalen.

48. In de vergaderingen van het Algemeen Collegie wordt geen besluit genomen, zoo niet ten minste twee derden, in de vergaderingen der overige in dit Reglement genoemde Collegiën, zoo niet meer dan de helft van het bepaalde getal leden tegenwoordig is.

Wanneer het in de voorgaande alinea vereischte

181

-ocr page 194-

AUiSMEEX REdLF.MENT lil' HET

getal ontbreekt, wordt na afloop van ten minste vier b

en twintig uren eene nieuwe vergadering belegd. h

In deze laatste vergadering worden de besluiten ai door de dan tegenwoordige leden genomen.

49. Bij het nemen van een besluit wordt de vol- h( strekte meerderheid van stemmen vereisoht. g(

Bij staking van stemmen is een aanhangig voorstel afgewezen of eene aanklagt ten voordeele van vi den bezwaarde beslist. Z

50. Benoemingen geschieden bij gesloten en on-geteekende billetten.

Levert eene eerste stemming geene volstrekte meer- j derheid op, zoo heeft er eene nieuwe vrije stemming plaats.

Is ook bij deze geene volstrekte meerderheid ver- O kregen, zoo wordt er herstemd tusschen de twee

personen, die de meeste stemmen hebben bekomen. b

Verkregen onderscheidene personen het grootste lo

aantal stemmen, zoo geschiedt de herstemming tus- tc

schen deze allen. d

Heeft het grootste getal stemmen zich op één persoon vereenigd, terwijl het daarop volgend getal door K twee of meer is verkregen, zoo wordt bij eene ir tusschenstemming uitgemaakt, wie van de laatsten in z( de herstemming zal deelen.

Indien bij eene herstemming de stemmen staken, 4 k beslist het lot.

Bij het Plaatselijk Reglement, regelende de ver- d

kiezing van Notabelen, kan van deze bepalingen oi

worden afgeweken. a:

51. De Plaatselijke Reglementen, waarvan in dit f( Reglement sprake is, worden, na op voordragt van v Kerkvoogden of Notabelen, in eene gecombineerde ii vergadering, vastgesteld te zijn, ten minste veertien v dagen voor de stemgeregtigden ter inzage gelegd en si vervolgens aan de goedkeuring van het Provinciaal Collegie onderworpen. C

Elk stemgeregtigd lid der gemeente is bevoegd zi

182

-ocr page 195-

BEHEFR DER KERKELIJKE GOEDEREN.

binnen evengenoemden termijn de bezwaren, welke hij tegen het vastgestelde Reglement hebben mogt, aan het Provinciaal Collegie mede te deelen.

52. De uitvoering van een besluit, waarvan belanghebbenden in hooger beroep zijn gekomen, wordt geschorst, totdat op dit beroep zal zijn beslist.

53. De afkondigingen en bekendmakingen, waarvan in dit Reglement sprake is, geschieden des Zondags in of aan de kerkgebouwen.

I

OVERGANGSBEPALINGEN.

54. Dit Reglement treedt in werking op den Isten October IByO.

55. Do Hervormde Floreenpligtigen in Friesland blijven in iedere gemeente, waar zij bestaan, voor-loopig den werkkring vervullen, elders aan Notabelen toegekend, en zulks voortaan in overeenstemming met de voorschriften van dit Reglement.

De door hen benoemde en verder te benoemen Kerkvoogden gedragen zich eveneens naar dit Reglement en naar Plaatselijke Reglementen, daarmede zooveel mogelijk in overeenstemming gebragt.

Deze Plaatselijke Reglementen behoeven de goed-4 keuring van het Provinciaal Collegie.

56. De Kerkvoogden en Notabelen, benoemd naar de voorschriften van het besluit ter voorloopige organisatie van de Nederlandsche Hervormde Kerk aangaande het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van hare gemeenten en het toezigt daarop, vastgesteld den 42den October 1868, blijven bij het in werking treden van dit Reglement in functie, voor zoover zij de overige bepalingen van dat besluit hebben nageleefd.

Evenzoo de Provinciale Collegiën en het Algemeen Collegie van toezigt, krachtens hetzelfde besluit zamengesteld.

185

-ocr page 196-

181 AKI. HEG. OP HET I1EIIEER ENZ.

57. Binnen zes maanden na het tijdstip bij art. 54 bepaald, zorgen de dan fungerende Kerkvoogden, dat de noodige plaatselijke Reglementen tot stand gebragt zijn, en binnen denzelfden tijd maken zij zoowel als Notabelen, ieder voor zich, in eene gecombineerde vergadering eenen rooster van aftreding op, in dier voege, dat bij hen eene eerste aftreding plaats heeft den Isten January 1872, en dat het ledental hunner Collegiën alsdan tevens in overeenstemming wordt gebragt met de bepalingen van het Plaatselijk Reglement.

58. Op denzelfden voet als in het voorgaande artikel ten aanzien van Kerkvoogden en Notabelen is bepaald, wordt de aftreding der leden van de Provinciale Collegiën en van het Algemeen Collegie van toezigt, binnen zes maanden na het in werking treden van dit Reglement geregeld, en heeft de eerste aftreding bij die Collegiën mede op den Isten Januarij 187-2 plaats.

59. In gemeenten, waar aan het organiek besluit van 12 October 1868 geen of geen volledig gevolg is gegeven, doch die zich aan de bij dit Reglement vastgestelde organisatie wensohen aan te sluiten, worden Notabelen en Kerkvoogden met inachtneming van de voorschriften van dit Reglement benoemd, en geven Kerkvoogden, zoodra zij deze benoeming hebben aanvaard, van gemelde aansluiting kennis aan het Collegie van toezigt, waaronder zij ressorteren.

60. Het Collegie van toezigt voor de Waalsche gemeenten wordt, onmiddellijk nadat de meerderheid dier gemeenten zich tot aansluiting bereid heeft verklaard, naar de voorschriften van dit Reglement benoemd en treedt alsdan, na kennisgeving aan het Algemeen Collegie, in functie.

-ocr page 197-
-ocr page 198-

AANWIJZINGEN.

Waar twee cijfers staan, beteekont het eerste do bladzijde, het tweede het artikel; een derde cijfer na een punt duidt de lBte, 2116 enz. alinea van hetzelfde art. aan; na een comma betreft het een ander art. op dezelfde bladz.

De aangeduide bladzijde is die, op welke het bedoelde wetsartikel begint. Zoo is b.v. art. 14 Regl. voor de kerkeraden ook voor die gedeelten met bladz. 31 aangehaald, waar het bedoelde op bladz. 32 of 33 gevonden wordt.

De abusive verplaatsing van bladz. 14 cn 16 is door dubbele aanhaling, de eene tusschen ( ) aangeduid.

-ocr page 199-

ALPHABEÏISGH EEGISTEE.

A.

Aanklagten, bij den kerkeraad, 122. 40; bij het class, best. 17.-W. 5; in zaken van beheer, 182.49.2,

Aanleg. Zie Instantie.

Aanneming van beroeping, 06. 61; — tot lidmaten, lOii. 38; van personen uit eene andere gemeente, aid. 2; van kerk. pers. uit een ander kerkgenootsch., 57 aant. 1. Zie ook Belijdenis.

Aanslag. Zie Hoofdelijke omslag.

Aanstelling van godsdienstonderwijzers, 31. 14. no. 9; 98. 6; — van hulppredikers, 80. 3; door wie, 81. Ei en 83. 13; voor hoe lang, 82. 10 en 11; — van voorlezer en voorzangers, 31. 14. no. 9; — van organisten, kosters enz., 174. 18. 1.

Aanteekeningen des kerkeraads van handelingen enz., 34. 19; hare kracht, 114. 13.

Aanvaarden van kerkel. bedieningen. Onbevoegdverklaring daartoe is tuchtmiddel, 112. 4. 4; 124.45.

Aamerwanten (Regten der inwonende) van overleden pred., 49. 4.

-ocr page 200-

ALPHAHETISCH REGISTER.

Aanvrage tot herziening van Syn. uitspr,, 127. H5. 2;— tot vernietiging van beslissingen, 127. ;i6; — in zake van geschillen, 132. 71.

Academiepredikers (Bevestiging zoo noodig van) tot pred., 63. SS.

Achterstallige quota, 119. 10 volg.

Acte van beschuldiging tegen een beroepen pred., 6G. 6S; — van geboorte en toelating tot de H. D., door oandd. te vertoonen, 61. 43; — van inschrijving bij wed. beurs, 16S. 13. 2; — van lidmaatsch. der classe, 72. 79. 2 en bladz. 78: — van ontslag aan beroepen predd., 49. S en bladz. 76; in te leveren, 71. 76; — hetz. aan emeriti of die hunne dienst neder-leggen, bladz. 77. Geval waarin de laatstgenoemde acten niet worden afgegeven, bladz. 79. al. 1; — van toelating tot de H. D., 9S. 28; aan buitenl. candd. 64. S6; — van toelating tot godsd. ond., 101. 20; hare kracht, aid. 21; intrekking, 124. 46; 126. 49.

Administratie (Kerkelijke), 168. 1 volg. —Toezigtvan den kerkeraad, 9.21; 33. 16. no. 4; van de Synode, 23. 6S. 2; — over de algemeene kerkelijke fondsen, 23. 6S. 1; 147. 1 enz.; 1S4. 1 enz ; 162. 1 enz.; — over de diakonie-fondsen, 42. 1 volg.

Admissie tot de H. dienst. Zie Candidaten; — van godsdienstonderwijzers. Zie Godsdienstonderwijzers.

Adviseerende stem, in den kerkeraad, 32. IS. 1; 83. 14; —• in de Synode, 21. S6. 3; — in de Alg. Syn. comm., 24. 67.

Advocaat. Zie Raadsman.

Afdoening, 114. 12.

Afgevaardigden, ter class, vergad., 16 (14). 38; — uit het class, best., 49. S; — ter Synode, 21. S6. 1, 2.

Afgewezenen. Zie Afwijzing.

Afgezette predikanten, 121. 38; ten aanzien der wed. beurs, 163. S, ƒ.

Afkondiging van ouderll. en diak., 29. 8.; — van beroepen predd., 66. 63; — van de kerkvisitatie, 134. 7 en 11; — in zaken van beheer, zoo van lijsten van

188

-ocr page 201-

ALPHAItETISdl REf.ISTFR.

stcmgeregtigden, l(i9. K. 2, als van hoofdehjken omslag, 173. 15. 1, en de kerkelijke rekening, 175, l-'i. 1 ; (tijd en plaats van), 183. 85.

Afnemen van belijdenis, 105). 38 volg.; — van examen. Zie Candidaten en Godsdienstonderwijzers.

Afscheiding, 2. 3.

Afschrift van beslissingen, 118. 28; — van den inventaris van het archief, SI. M. 1 ; — van den ligger der diakoniegoederen, -M. 18. 1, 2; — van den ligger v. h. pred. tractement, 55. 16. no. 5; — van stukken, 11 i. 10; — van de kerkel. begrooting te zenden aan het Prov. Coll., 172. 11. -4; van de rekening eveneens, 175. 18. 2.

Aftreding, bij den kerkeraad, 2. 8. 2; 30. 11; — bij de kerk. besturen, 2. 8. 2, 8; — bij de Alg. Syn. comm., 28. 68; — bij de kerkvoogden en notabelen, 170. 8; — bij het Prov. Coll. van toezigt, 177. 50; — bij het Alg. Coll. van toezigt, 178. 3(i. 3—8.

Afvaardiging, ter class, verg., 16 (14). 58; — ter Synode, 21. 86. 1, 2.

Afwezigheid, van kerkeraadsleden bij de kerkvisitatie, 154. 8. 1, 2; — van den consulent daarbij, aid.; — van een pred. tot het bijwonen van hooge kerkverg., 86. 34.

Afwijzing van geëxamineerde candd. tot de H. D. 92. 19. a, 8; aid. 05. 22, 25; — van geëx. tot godsdienstonderwijzers, 100. 18.

Afzetting, van godsdienstonderwijzers, 126. 49; —-van kerk. personen, 19. 81. no. 5; 21. 85; 126 81; 80. 8.

Agreatie (Erkenning van) -regt, 9 25. 2; 59 1.1; — (weigering of uitstel van) 62. 47. 4.

Algemeen. Zie op de zelfst. naamw.

Algemeene kerkeraad, 28. 2. 4; 53. 18; aid. 16; 54. 17.

Algemeene verordeningen regel voor bijzondere, 8. 12. 6; 10. 28.

Appèl, 6. 18. I ; — slechts één, aid. al. 2; 120. 58. 2; — wie het regt er toe heeft, 115 6; — wie in zake van Tucht, 119. 55; — hoe te verkrijgen, aid.: —

ISO

-ocr page 202-

ALPIIADETISCH REGISTER.

door welke collegiën, 0. 15. 1, behoudens uitzond, van bepaalde leden, Hö. 15, en met uitloting in de Synode te behandelen, (i, ligt;. 5; — neemt geen provisionele schorsing weg, 12ii, 48. 2, en wordt tegen de laatste niet toegelaten, aid. al. 1.

Approbatie van beroeping, zoo van candd., 07. 66. A, als van hulppredikers, 83. \o. 2., alsmede van predd., 67. 66. a: buitenlandsöhe, aid. al. 3; —■ wijze van behandeling, 68. 67 en 68; door wie in buitengew. gevallen, aid. 69; berigt aan het Min. Dep., 60. 71.

Archief des kerkeraads, 34.. 19; wat het bevat, 31. 14. no. 8; onderzocht bij kerkvisitatie, 134. 12. 10; hoe te handelen bij vacature, 51. 14.; 72. 79. 3.

Armen (Welke) voorwerpen zijn der kerk. armenzorg, 42. 6 volg., hoe, 42. 4; 43. 9 en 10; — ontvangen godsdienstonderw. om niet, 104. 29.

Assessor bij het class, best., 15. 41 en 42; 17. 47.

Assurantie, 134. 12 voorlaatste al.

Attestatièn van candd. bij beroeping, 67. 66. 5; — van lidmaten, 31. 14. no. 6 en 7; bl. 37 en 38.

Avondmaal, door wie al 8. 20. 1, door wie niet te bedienen, 96. 29. 2; onder zorg van den kerke-raad, 31. 14. no. 1; hoe dikwijls en hoe, aid.; — (ontzegging van het) een tuchtmiddel, 112. 4. 3.

B.

Bedanken voor eene beroeping maakt voor dezelfde vac. onberoepbaar, 63. 53 ; — voor eene aangeno-mene, hoe daarbij te handelen, 69. 72.

Bedeeling. Zie Armen en Diakonie.

Bedienden (Kerkelijke), welke door den kerkeraad aangesteld enz., 31. 14. no. 9; brengen schrifturen over enz., 114. 11, onder verantwoordelijkheid, aid. al. 2, en tegen schadeloosstelling. 116. 23. no. 7; — welke door kerkvoogden aangesteld enz.. 174. 18.

Bedieningen (Ontzegging van bevoegdh. tot het aanvaarden van kerkel.) een tuchtmiddel. 112.4. 4; 124, 45,

-ocr page 203-

AlPHAIlETISfMI REGISTER.

Begrafenisdag van een pred. als tijdmerk 85. 21. 2.

Begrenzing der gemeenten, hoe bepaald, 7. 17; hoe te bepalen en te veranderen, 14 (16). 43. 7; 19. SI. 7. %ZBegrooting, der diakonie overgelaten, 48. 10; — dei-kerk. administratie, 172. 11.

Beheer van kerk. fondsen enz., 24. 08. 2; 168. 1 volg.

Bekendmaking van toegelaten candd. tot de H. D.,

Beklag van een kerk. best. over een hooger, 6. 14.

Beleeningen, wat de diakonie daaromtrent moet in acht nemen, 48. 21.

Beleggen van gelden, als voren, aid.

Belijdenis desgeloofs, wie haar afneemt, 31.14. no. 8; verg. 58. 21. no. 8; in wiens bijzijn, aid.; voorafgaand onderzoek, 105. 58. 5; — geeft regten, 1. 2. 2; 59. 1-2. — Voorwaarden ten aanz. van sommigen, 57. aant. 1.

Benoemingen, a) in den kerkeraad, 20. 6; 59. 1 volg.; tussehentijds, 50. 12; voor hoe lang, aid. 11. 5, aid. 12. 2. Zie ook Eerbenoeming; — b) in het class, best. en prov. kerkbest., 2. 8; 15. 57; 18. 48; — c) van de leden der Waalsche commissie, 15. 57. 2; —• d) ter Synode, 21. 86; —e)in de Alg. Syn. comm., 23. 68; — ƒ) in collegien van kerk. adm. 168. 2; 169.5, 4, 8; 176. 26 volg.; 178. 56. (Kennisgeving van), 3.7. Zie ook Afvaardiging.

Beraad (Tijd van) voor een beroepen pred., 66. 61. 2.

Berigten (Inzending van), 8. 13. 5; van benoemingen, 5. 7. 2.

Beroep Zie Appel.

Beroepbaren tot de Evang. bed., 65. 80; — beperkingen, 65. 82—84; 64. 86, 57.

Beroepbrief. 68. 89 1; bladz 73.

Beroeping van predd., 9. 23; 33. 16. no. 1; 39. 1. volg.; 60. 40 volg,

Beroepingskosten, door wie verschuldigd en in welke gevallen terug te vorden of niet verschuldigd, 70. /5; — diakoniefondsen moffen ze niet betalen. 71. 74.

m

-ocr page 204-

■T

192 AI.PHABETISCH RF.niSTF.R.

Beroepingswerk (Hoe te handelen bij onverhoopte vertraging in het), 01. (i2. 46, 47, 4!).

Bescheiden. Zie de onderwerpen, waarbij zij be-hooren.

Beslissingen (Beroep van), 6. IS. 1, 2; — vernietiging, aid., al. 3; — (definitive) aid., al. 4; — in zaken van Tucht, hoe te geschieden, 115. 18-21;

wie er buiten blijven, HE). 18, 16, 17; berigt, 119. 31; openbaar gemaakt, aid. 32; in werking tredende,

aid ; in hooger beroep, 120. 33; — in zaken van kerk. administratie, 17!). 40.

Besluit, hoe te nemen, 4. 9, 10; — in zaken van Tucht, 11S. 19; —van een kerkeraad, wanneer niet uit te voeren, 34. 18; 82. 16.

Besturen {Burgerlijke) ontvangen inlichting van de diakoniën, 44. 16. — Deze nemen van die besturen geene subsidiën aan, aid. 14.

Besturen (Classicale). Ressorten, 12. 5i; leden, 2. 8. 2, 3; 13 37; 18. 41; gew. vergaderingen, 1_7. 46; werkzaamheden in het algemeen, 14 (16). 43; 17. 44, 48; in 't bijz. ten aanzien van: a) Beroeping,

vóór: 60. 40; aid. 42; 61. 48, 62. 46, 47. 49; 63. 82 2- 64. 87. 3; 68. 88. 1, 2; aid. 60. 2; na: 66. 68; 67. 66; 68. 67; aid. 68; aid. 69; 09. 70. 1, 2; aid. 71. 72. 2, 3; 71. 78; — h) Candd. tot de H. D , 94. 24. 2; — c) Diakoniën, 42. 3; 48. 20. 2; aid. 21; 46. 24. 2; aid. 26, 27. 3 en 4; 47. 28; — d) Examen van cand. tot de H. D , 88 9. no 6; 89. 10. 2, — é) Godsdienstonderwijs, 98. 6; aid. 13; 99. 14—16; 100. 17 19; 101. 20; aid. 21; 104. 31;bladz 107.1);--ƒ) Hulppredikerschap, 81. 4, 8, 6, 7; 82. 8, 11. 2; 83. 13. 2; aid 18. 17; bladz. 84; — g) Kerkeraden en kerke-raadsleden, 28. 3. 3; aid. 4. 3; 29. /; aid. 9; J'2. 46; aid. 49; bladz. 74, 78; — h) Kerkvisitatie, 133. 3, 8; 130. 14, 18; 137. 16—19; — ï) Nieuwe gem. 142. 3; 143. 9; — j) Reglementen, 8. 12. 4. 8; 40. 4; — £) Ringen, 10. 26. 3; 11 28; aid. 30. 1, 3; aid. 32; — l) Tucht, 9. 22; 118. 27: 121. 46, 47; 128 48, 49; — /3ener

-ocr page 205-

ALPHABETISCII REGISTER.

m) Vacaturen, vóór: 48. 2. i, 2; 49. S; 50. 7. 2; aid.

gedurende-. 50. 9. i; 51. 10; aid. 11. 2; aid. 12; aid. 14. 1; 52. 18; 53. 23. 2, 3, 4; 54. 24; 55. 28, 29, M, 32. 2; {in gevallen met vacature gelijk gesteld: 56. i'5. 1, 2; 57. 36; aid. 37. 1, 2, 3, 4, 5; 58. 37'. 4). : ie ook Approbatie-, na-. 72. 79. 1, 2.

Besturen (Kerkelijke), hunne benoeming. Zie Benoe-dngen ; — werkzaamheden, 4. 11—6. 14; — wijze van )esluiten, 4. 9, stemmmen, 4. 8, 10, zich beklagen, i. 14, inlichting vragen, 5. 13. 2, 3; — de hoogere tegenover de lagere, 5. 13. 3; 119. 29; aid. 30; 121. 34. 2; de lagere tegenover de hoogere, 6. 14; 119. 29. 3.

Bevestiging, a) van Caridd. tot de H. D. 72. 78; /;) van Hoogleeraren als predikant, 63. 55; c) van Lidmaten, 106. 39, 40; d) van Ouderlingen en Diakenen, 29. 10; e) van Predikanten, 71. 75—77.

Bezwaarde, hoe verhoord, 113. 8; 114. 9; stukken en bescheiden te zijnen aanzien, 114. 10, 11; 118. 28; 128. 58. 1: in welke gevallen hij onkosten betaalt, 116. 22. 1.

Bezwaren, a) bij den Kerkeraad, 29. 9; 46. 27. 3; 66. 63, 64; 123. 42; b) bij het class, best., 29. 9;

125. 47 volg.; c) bij het prov. kerkbest., 123. 41;

126. 50, 51; d) bij de Synode, 123. 41; 126. 52, 53; •;) bij kerkvoogden en notabelen, 173. 13. 2; aid. 16; ') bij het Prov. Collegie van toezigt enz., aid. 13. 3.

Biddagen. Zie Feestdagen.

Bijbellezingen, 98. 11.

Bijzondere kerkeraad, 28. 2. 3; 31. 14; 33. 15; 34. 17. Bloedverwantschap, wanneer zij zitting in eene vsr-jad. belet, 86. 4. 2; 115. 16; bij kerkvoogden en notabelen aan plaats, regl. overgelaten, 170. 8.

Boden, wanneer gebruikt. 114. 11; hoe betaald, 116. 23. 6.

Boete in vacaturen, 55. 32; 59. 39. 2.

Borgstelling, a) in geschillen, 130. 64. 2; b) van . aenen kerk. rentm., 170. 6. 2. I ' 9

1!)5

-ocr page 206-

alphabetiscii register.

Buitenlandsche candd, en pred., 64. 57; 88. 7. ' •165. 10.

C.

Candidates der godgeleerdheid, onder -welke voo • waarden zij al, 145. 1 volg., in welke gevallen ; niet voor de gemeente mogen optreden, 93. 22. . 145. 1. laatste al.; hun kerkelijk examen, 86. 1 vol,

Candidaten tot de H. Diëtist, hun toelating verleen( 93. 21; 94. 26; 95. 27; 95. 28; 96. 29, en deze beken gemaakt, 96. 30; hunne bevoegdheid, 96. 29; 54. 2J 63. 50; 80. 2; 97. 5. 2, onder voorwaarde, 98. 8; z zijn onderworpen aan toezigt, 9. 22, sohoraing, 17. 4. afzetting, 21. 53; waartoe zij, op beroep predikend verpligt, 61. 43. 2, en geregtigd zijn, aid. al. 3, { wat zij beroepen zijnde moeten overleggen, 67. 6lt;

hunne bevestiging, 72. 78.

Cassatie. Zie Vernietiging.

Catechisatién. Zie Godsdienstonderwijs.

Catechiseermeesters. Zie Godsdienstonderwijzers.

Censuur, door en over wie, 9. 22; 16 (14). 43. n 3; 112. 4.

dassen, 12.33; aid. 34; hare grensscheiding, 13. 3: hare vergaderingen. Zie Classicale vergaderingen-, hai leden, 16 (14). 38; ontslag van dit lidmaatseh., 4 5; 50. 7. 7*; bladz. 76, 77.

Classicaal bestuur. Zie Besturen {Classicale').

Classicale kas {Algemeene), 24. 65. 1; 148. 6; ha! beheer, 151. 20, onder verantwoordelijkheid aan C Synode, 152. 25.

Classicale kosten, a) gewone, 147. 1 volg.; b) bu tengewone, aid. 3; 148. 5.

Classicale quaestor. Zie Quaestor.

Classicale quota, 148. 6. b\ 149. 8; 150. 15 volg.

Classicale ressorten, 12. 34.

Classicale vergaderingen, leden, 16 (14). 38; bestuu uld 39; werkzaamheden, 13. 36; 16 (14) 40; 14 (1( 43 no. 9.

I !U

-ocr page 207-

ALPIf ARETISCH REGISTER.

■, Classicale weduwenbevrzen. Zie Weduwenbeurs.

Collatie, Collatiereqten en Collatoren, 9. 24. 1: 65. 58; 62. 47.

Collecte voor de diakonie, 8. 20. 3, 5; 33. 16, 2; i voo i 36- 26- I10- 3-

j2en , Collegie (Algemeen) van toeziqt enz., zamenstelling, | 22. moderamen, vergaderplaats, 178. 36, 37; 179. 38, 39; 1 vol werkzaamheden, 179, 40 volg.

ïrleenl Collegie van toezigt (Prov.) op de kerk. administratie, beken zamenstelling, 176. 26; vereischten, verkiezing, getal 2E diensttijd der leden en moderamen, 176. 27, 28; 177. 3. 8 • z 29, 30; vergaderplaats, 177. 32; tot welke handelingen 17.'41 zijne toestemming vereischt wordt, 174. 20; 175. 21, likeiid' 22. 2; welke geschillen het beslist, 175. 25. ]_ 3 j Colloquium doctum, 90. 12; 92. 18; 94. 25. (57 ' 0( Combinatiën, hoe zij worden tot stand gebragt en gesplitst, (-14) 16. 43. 7°; 19. 51. 7°; hoe zij ter class, verg. afvaardigen, 16 (14). 38. 3; — het hulppredikerschap bestaat ook te haren behoeve, 80. 3. no. 2. ,s_ Commissie {Algemeene Synodale), hare zamenstel-

43 n ling, 24. 67; 25. 68; werkzaamheden, aid. 70; 26.71;

23. 59; aid. 62; 24. 65; 117. 24; 126. 52; 166. 16. ,13.3? 2gt; regten, 26. 73; 118. 28. 3; 119. 29. 2; aid. 'm ■ hai gt; — verantwoordelijkheid, 26. 74. ch. 4 Commissie {Waalsche), zamenstelling, 18. 48. 5; vergaderplaatsen, aid. 50. laatste al.; werkzaamheden, 21. 56. 1, 2; 86. 1. 2; 95. 27; 99. 14. 2. 6 • has Commissiën van toezigt op het godsdienstonderwijs, aan c zamenstelling, 104. 33. 2; aid. 34; werkzaamheden, 105. 35—37.

V) bu Concierges in gevangenissen. Zie Kommandanten.

Consideratiën, wanneer en van wie gevraagd, 5. 12. 2; 23. 62.

■ volg. Consulent, door wie benoemd, 11. 28; 51. 12; voor wie, 50. 9; werkzaamheden, 27. 1. 3; 48. 2. 2; 51. bestuo 13 i 52- 15—17; aid. 19; 53. 21. 2; aid. 22. 1; 57. 37. 14 (-[( 2; 59. 38; 71. 77. 1; 72. 79. 1,3; schadeloosstelling, 49. 5. 3; 52. 19; 53. 20; 54. 26, 27; 71. 77. 2;

19«

-ocr page 208-

Alpiiabetisch register.

1'

d9G

beslissing van geschillen tusschen hem en den ker-keraad, 52. 18.

Contributie. Zie Weduwenbeurs.

Copïen (kosten van), HG. 23. no. 4.

Correspondentie, van class, besturen, 17. 44. no. 1; — van prov. kerkbesturen, 20. 52. no. 1.

D.

Bag van vergadering, der dassen, 13. 37; — (gewone) van de class, besturen, 17, 46; — hetz. van de prov. kerkbesturen, 18. 50. 1; — hetz. van de Synode, 23. 59.

Befroyementen in buiteng. gevallen, 57. 37. 5. Zie ook Consulent enz.

Diakenen, ambt, 36. 26; vereischten, 7. 17; 28. 3. 2 getal, 28. 4; benoeming, 9. 23; 29. 6 volg.; 30. 11 12; 39. 1 volg.; diensttijd, 30. 11; herkiezing, aid al. 3; werkzaamheden, 8. 20. 3; 33. 16; 36. 26; 42. 3 4; 43. 7—12; 44. 13, 16—18; 45. 20-22; 46. 27; 47! 28; (die van de administrerende diakenen, 46. 25. 26;) aftreding, 30. 11, 12; 42. 5; verhouding tot den kerkeraad enz., 8. 20. 4, 5; 28. 2. 1, 2, 4; 31. 14. H: 36. 26. 2; 42. 3; 44. 18. 1; 45. 20—22; 46. 27; 47. 28i

Biakoni'én, 42. 1 volg.; — dragen geen kosten van commissiën in vacaturen, 71. 74.

Biakoniescholen (In) wordt godsdienstonderwijs gegeven, 112. 25.

Bienstdoende predikanten en ouderlingen alleen kunnen zitting nemen in class, vergaderingen, 16 (14). 38; — predikanten alleen in class, besturen, 15. 41. 1; in prov. kerkbesturen, 18. 48. 1; in de Alg. Syn. commissie, 24. 67.

Biensttijd, voor kerkeraadsleden, 30. 11, 3; voor predd. in soram. gevallen, 63. 52; aid. 54: voor leden van hoogerc kerkelijke collegiën, 2. 5. 2; voor tus-

-ocr page 209-

ALPFABETISCH REGISTER.

schentijds opgetreden leden, 3. 6. 3; 30. 12. 2; bij coliegiën van kerkel. adm. en Tan toezigt daarop, 169. 3; 177. 30; 178. 36.

Diligentverklaring, gevraagd; door den kerkeraad,

61. 45; door het class, best., 69. 70. 2; — geweigerd,

62. 46.

Dispensatie, in welke gevallen alleen mogelijk, 5. 12. 7; — van Academische lessen, 87. 6. c. 2; — ten aanzien van Beroeping, 63. 52. 2, en Bevestiging van predd., 71. 75. 2; — aan Diakoniën, 44. 15. 2; 45. 20. 2; — aan Godsdienstonderwijzers, 98.13. laatste al.; — aan Ouderlingen, 28. 3. 3; — van het Stemmen in eene vergadering, 4. 10. 2; van predikbeurten in eene vacature, 53. 23. 2.

Doctores theolo/jiae, waarvan vrijgesteld, 87. 6. c. 3. Doop, 31. 14. 1°, door wie al, 8. 20. 1; 35.21.2°; door wie niet te bedienen, 96. 29. 2.

Dronkaards worden door de diakonie niet met geld ondersteund, 43. 11.

Dubbele. Zie Register.

E.

Eed van getuigen, 113. 7. 2.

Eeredienst. Zie Godsdienstoefeningen.

Mgendommen. Zie Goederen.

Meetieregt, hoe geëerbiedigd, 65. 58; 62. 47. Emeritaat, 48. 1; 50. 7*.

Emeriti, waar censurabel, 9. 22; 16 (14). 43. no. 1; hoe, 21. 53.

Engelsche (FreshyteriaanscK) gemeenten, 1. 1; 12. 34. laatste al.; — candd. tot de H. D., 86. 2; 88. 7. 1.

Evangeliebediening, wie daartoe bevoegd zijn, 8. 20; 35. 21; hoe zij die bevoegdheid erlangen. Zie Examen-, en verliezen, 21. 53; 112. 4. 6.

Examen van candd. tot de H. D., 86. 1 volg,; —

197

-ocr page 210-

s rsr

138 ALPHABET1SCH REGISTER.

van godsdienstonderwijzers, 98. 13; 99. 14—16; 100. 17—19; 101. 20 en 21; van dez. voor de koloniën en op 's Lands schepen, 104. 30.

Faculteiten {Hervormde Godgeleerdequot;), vertegenwoordigd in de Synode, 21. 56. 4; in de Alg. Syn. comm., 24. 67. 2.

Feestdagen, te vieren in vacante gemeenten, S3. 25; in gevangenissen, 108. 1.

Floreenpligtigen in hunne betrekking tot het beheer, 183. 45.

Fondsen (Algemeene kerkelijke) 24. CS. Zie voorts op de afzonderlijke woorden; — (bijzondere ge-meente-), 23. 63. 2; beheer, 168. 1 volg.; 171. 9, 10; 174. 19, 20; 175. 21; toezigt daarop, 176. 26 ; 179. 40; hoe te handelen bij het te niet gaan eener gemeente, 179. 41.

Formulieren, d) van eenigheid, 98. 27; h') liturgische, 33. 22. 2; c) van verbindtenis, zoo voor Candd. tot de H. D., 93. 27, als voor Godsdienstonderwijzers, 100. 19: d) van kerkelijke handelingen en verklaringen, 73—79; 84 en 83; 93. 28; 96. 30; 101. 20; 106. 39.

Gr.

Geboorte, uit Herv. ouders, 1. 2. 4;. -acte, in welk geval over te leggen, 61. 43. 2; 67. 66. b. 2°.

Gebouwen (Kerkelijke'), tegen brandschade te verzekeren en naar vermogen te onderhouden, 134. 12. voorlaatste al.; aanvrage om ondersteuning voor opbouw of herstelling, 138. Zie ook Kerkgebouwen.

Gecommitteerde tot ontv. van vac,-gelden, 33. 30.

Gedingen voor den burgerl. regter, 130. 63, 66; 43.23.

-ocr page 211-

ALPHABETISriI REGISTER,

Geestelijke hehoeften. Zie Gestichten, Gevangenissen, Godsdienstonderwijs, Godshuizen; —■ (Fonds ter voorziening in de) der des behoevende gemeenten, V.ii. I verv.

Geestelijken, hun ambt enz. in de gevangenissen, 109 volg.

Geheimhouding (Opgelegde), 11S. 20.

Geldbelegging door diakenen, 48. 21.

Gemagtigde, tot ontvangst van vao. gelden, !i8. 30; — in zaken van Tucht niet toegelaten, 113. 9.

Gemeenten, hare zamenstelling, 1. 2; 2. 3; — grenzen, 7. 17; ter beslissing van -wie, 16 (14) 45. 7°; 19. SI. 7°; — regten, 7. l(i; 9. 25; — bestuur, 7. 18; *8. 19; aid, 20; 9. 21—21; 10. 25; — stichting 1-12 I; feitelijke opheffing, 179. 41.

Geruehtmahend hezwaar, 123. 48.

Geschillen (Behandeling van kerkelijke), 151. 67.

Ivolg.; — in zaken van beheer, 17S. 24volg.; — in zaken van beheer, 17S. 24

Gestichten (Godsdienstonderwijs in openbare), 102. 25; 105. 26—28.

Getal ouderll. en diakk. in elke gejaeente, 28. 4; — godsdiensionderwijs, 98. 12.

quot; ' , hunne beëediging, 113. 7. 2 ; reiskosten.

Getuigschriften, over te leggen door: a) Candd. der godg. vóór het kerk. examen, 87. 6 ; 88. 8; aid. 9; bij prediken op beroep, 61. 45. 2; na beroeping, 67. 66. 4. h; V) aspirant-Godsdienstonderwijzers, 98. 15; 101. 21; c) Predikanten, 67. 66. 3. a.

Gevangenissen (Bevordering der godsdienst, belangen in), 108 volg.

Godsdienstoefeningen, door wie te leiden, 8. 20. 1; 58. 21; 96. 29; 98. 11; bij vacaturen, 80. 9; welke, 85. 25; — door wie te regelen, 51. 14; te behartigen, 36. 28; bij te wonen, 56. 26. 5.

Godsdienstonderwijs, 97. 1 volg.; 8. 20. 1; 58. 21. 8°; 31. 14. no. 2.

Godsdienstonderwijzers, hoe toegelaten. Zie Examen-, aangesteld, geschorst, ontslagen, ontzet, 31,14. no. 9;

199

-ocr page 212-

ALPHA ItETISCH REGISTER.

98. 6, 7, !), enz.; onderworpen aan toezigt, 104 ö.ï; hebben tot sommige aanstellingen in eene gemeente de voorkeur, 102. 22.

Godshuizen (Godsdienstonderwijs in), 102. 2S.

Goederen (Kerkelijke), het beheer, 108. 1 enz.; — onder de zorg van: a) den kerkeraad, 9. 21; h) het classicaal best., 16 (1-4). 45. no. 6; c) het prov. kerk-best., 19. SI. no. 6; (?) de Alg. Syn. comm., 2ü. 70. no. S. Zio voorts Fondsen.

Goedkeuring van bepalingen door hoogere collegiën, ö, 12.

Gratie (Jaar van), hoe veroorzaakt, 48. 3. 1; in te korten, aid. al. 2; —tijdens hetz. het vragen van «handopeningquot;, GO. H. 2, en uitbrengen van beroeping, 01. 44.

Grensscheiding (Kerkelijke), 7. 17; 13. 38. Zie voorts Gemeenten.

H.

vHandopeningquot;, te vragen, 00. 40, 41; — bezwaar tegen het verleenen, 00. 42.

Handoplegging, 03. 53; 72. 78; eene uitzondering, 82. 10. 2.

Eerderlijk werk, 33. 21. 0°; 30. 2d. 3°, 4°; in vacature, 10. 27. 2; 32. 17; — door hulppredikers, 80. 2.

Herkiezing van ouderlingen en diakenen, 30. 11. 3.

Hervormde (Ned.) Kerk, 1. 1, 2; 2. 3.

Herziening eener Synod, uitspraak, 127. 33.

Honorarium, van scriba's der class, besturen, 147. 2. »; aid. 4. «; van secretarissen, zoo van de Prov. Collegiën van toezigt, 177. 31. 2, als van het Alg. Collegie, 178. 37. 2; — de overige leden der coU. van beheer enz. genieten het niet, 181. 44. 1.

Hoofdelijke omslag, 172. 12; 173. 13.

Hoofdplaatsen, der dassen, 12. 34; der prov. ressorten, 18. 30.

Hoogleeraren (Bevest. van) als pred., 03, 83. — Zie voorts Faculteiten,

-ocr page 213-

ALPHABETISCH REGISTER.

Huisbezoek, ?gt;•), 24; 30. 23. 3°.

Huishoudelijke zaken, a) der gemeenten, 7. Ifi; 10. 25; in zaken van beheer, 170. 8; — b) der ringen. 11. 28; S6. 34. 2.

Hulppredikers, 80. 1 volg.

Huwelijksinzegening, 8. 20. 1; 3b. 21; 31. 14. no. 4. I.

Index van het archief des kerkeraads, 34. 19; 134. 12. 3.

^ Indische kerken, 2. 4. laatste al.

Inkomsten van 'predikantsplaatsen, op een ligger aan te teekenen, 33. 16. no. 3; — mede te deelen, 67. 6fi. a en 5; — bij vacature, 54. 27 volg.; — hij schorsing, 121. 37.

Inlichtingen van hoogere besturen aan lagere, 8. 13; — van den kerkeraad over diakoniezaken, 33. 16. no. 2; — van diakenen aan het burg. best., 44. 16.

Instantie (Eerste), d) bij den kerkeraad, 9. 22; 123. 39; h) hij het class, best., 16 (14). 43. no. 3; 125. 47; c) bij het prov. kerkbest., 19. 81. no. 3; 126. 80; d') bij de Synode, 126. 82.

Instructie ten aanzien van de gevangenissen, bl. 108 volg.

Inventaris. Zie Index; — van kerk. bezittingen 171. 10. 2—6.

Inzage. Zie Visie.

J.

Jaar van gratie. Zie Gratie.

Jaar (O. en N.). Zie Feestdagen.

Jaarwedden van kerk. bedienden; 174. 18. 2. Jaren, vereischt ten aanzien van predd., 63. 80; aid. 84; — van ouderlingen, 28. 3. 2, 3.

201

9*.

-ocr page 214-

uWigjlvi.LC-idXj-'- - ♦- k.: '- '* '•quot;-t^ 'quot;1-'-—-■

ALPHABETISCH REGISTER,

E.

Kas {Algemeene classic ale). Zie Classicale kas [Alye-

n, aan benoemden, 3. 7. 1, 2; — ter zake de kerk. admin., 9. 21; 33. lö. no. 4; — in zaken van Tucht, 118. 28.

Ker/c (Ned. Herv.), 1. 1, 2; 2. 3; haar bestuur, 2. 4, 5; 3. 6; — overzigt vau haren staat, 26. 71.

Kerkbesturen {Provinciale), 18. 48; aid. 49, üO; 19. 81; 20. 52; 26. slotbep.; werkzaam ten aanzien J van: — a) Examen van candd. tot de H. D., 86. 1 volg.; —4) Gedingen (burg.) 130. 66; — c) Geschil- V len, 19. SI. no. 2. en 3; 151. 69; — d) Grensregeling, 13. 38; 19. 51. no. 7; — e) Hulppredikers, 81. 7. 4; 82. 8, 11, 12; 83. 17; — ƒ) Nieuwe gemeenten, 142. 3; 143. 9; - g) Opz. en Tucht, 111. 2; 126. 80, 81; — h) Reglementen, 5. 12. 2, 5; 19. 51. 1; 23. 62. 1, 2; 26. slotbepaling; — t) Vacaturen, 80. 8; 84. 24; 58. 28; 60. 42; 61. 48; 62. 49; 63. 52. 2; 64. 57. 1, 3, 4; 65. 60. 2; 67. 66. 5; 68. 67. no. l;_ald. 69; 69. 70.

Kerkbestuur Limburg, 12. 34. 2; 15. 56. 2; aid. 57. 3; 18. 48. 5; 18. 80. laatste al.; 21. 86.

Kerkekas betaalt het class, quotum, 149. 8; kan gelden van de diakonie leenen, 48. 22.

Kerkelijk. Zie op de zelfst. naamw.

202

Kerkeraad 1), 1) bestaan, 7. 18; 27. 1; — 2) za-menstelling, 8. 19; 28.2—4; — 3) benoeming, voorstelling, bevest., diensttijd, aftreding enz. van ouderlingen en diakenen, 39. 1 volg.; 29. 6 volg.; 30. 11, 12. Zie ook Diakenen en Ouderlingen ; — 4) Algemeene en Bijzondere. Zie op deze woorden; — 8) vergaderingen, 34. 17—20; — 6) werkzaamheden, 2. 4. 1; 7. 18 volg.; ten aanzien van: a) Administratie (de

') In dit art. ia ook opgenomen hetgeen de afzonderlijke Kerkeraadsleden als zoodanig betreft.

-ocr page 215-

ALPHABETISCH REGISTER.

kerkelijke), 9. 21; 55. 16. no. h: — h) Archiven (de kerkelijke), 51. 14. no. 1 en 8; 55 16. no. 5; 54 19; — c) Avondmaalsviering, 51. \i. no. 1; — d) Candd. tot de H. D., 9. 22; 61. 43. 2, b; — e) Classicale besturen, 48. 2. 1, 2; 36. 53; 87. 57; 60. 40; 61. 4Ei; 63. 38. 2; 66. 63; 67. 66; 72. 79; — ƒ) Classicale vergaderingen; 14 (16). 58; 51. 14. no. 10; — ff) Consulenten, 48. 2. 2; 81. 13; 82. 16—19; 85. 20; 84. 26; — A) Diakoniën, 8. 19; 42. 3, 3; 44. quot;18; 48. 21—23; 46. 26, 27; 47, 28, 29; — i) Doopsbedie-ning, 31. •14. no. 1;—j) Gemeente, 8. 19.4; 9.22; 27. 1.1; 50. 15 volg.; 111.2; 122. 39; — k) Geschillen (kerkelijke). Zie Geschillen; l) Godsdienstoefeningen (openbarequot;), 51. 14. no. 1 ; 33. 22; 175. 17; — m) Godsdienstonderwijs en Godsdienstonderwijzers, 51. 14. no. 2 en 9; 98. 6-8; aid. 12; 102 22 , 24; 104, 33, 34; — n) Hulppredikersohap (het), 62. 47. 2; 81. 8; 83. 15; —o) Lidmaatschap, 51, 14. no. 8—7; 103. 38; —p) Kerkvisitatie (de). Zie Kerkvisitatie-, — (j) Opzigt en Tucht, Hl. 2; 118. 28; 122. 59 volg.; — r) Predikanten, 8. 19; 80. 7; 38. 57*; ringpredikan-ten, 34. 26; 36. 33; beroepen predikanten, 49. 8; 68. 39, 60; 66. 63; 67. 66; 09. 72 ; 70. 73 ; 71. 76; — s) Provinciale kerkbesturen, 64. 87; 68. 38; — if) Vacaturen. 48. 2; 60, 40 volg,; — u) Voorlezers en Voorzangers, 31. 14. no, 9; 102. 22,

Kerkgebouwen^ regeling van gebruik, 175. 17.

Kerkvisitatie, 155. 1 enz.; doel, aid. 1; door wie te houden, aid. 5; wanneer, aid. 4; 154. 6; hoe, aid. 7. volg.; verslagen, 137. 20.

Kerkvoogden, 168. 1; benoeming, '169. 3, 4; getal, diensttijd, aftreding, enz., 170. 8; schorsing en ontzetting, 170.7; werkzaamheden, 169.3; 171. 9 volg.

Kieseollegie, in welke gemeenten, 40. 3. 2; zamen-stelling, diensttijd en aftreding, aid.

Kiezerslijst, 40. 3, 4, 8.

Kinderen van overleden predikanten, waartoe ge-regtigd, 48. 5; 49, 4; 162. 1—3,

L.

-ocr page 216-

ALPIIABETISCH REGISTER,

Klassificatie der gemeenten, 150. 15—17; lal. 18, 19. Kohier van hoofd, omslag, 175. 13.

Kommandanten in gevangenissen, 108. 2, 4. 8, 0. 2; 10!). 8.

Koning, zijne toestemming wordt vereischt, indien een beroepen pred. geen Nederlander is, 64 57. 2.

Kosten der afvaard. van ouderlingen ter class, verg., l-t (10). 58.

Kosten, a) classicale. Zie Classicale kosten; b) van burgerlijke Gedingen, 150. Ga; c) ter zake van kerk. Geschillen, 150. 64; d) der Kerkvisitatie, 158 21; e) ter zake van Opzigt en Tucht, 116. 23; 117. 24; 118. j 25, 26; ƒ) -wegens Vacaturen en daarmede gelijkgestelde gevallen, M. 5. 3; 50. 7*; 52. 19; 53. 20; 57. 36. 2; 57. 37. 5; 59. 38; 61. 43. 3; 70. 73; 71. 74; 71. 77. 2.

Kosters, waaruit bij voorkeur te kiezen, 102. 22; door wie aangesteld, 174. 18.

Kosterijgoederen, 24. 65. 2; 171, 9. 4.

Krank. Zie Ziekte.

Krankbezoekers, 98. 9.

Krankzinnigheid van een predikant, 57. 37. Krijgslieden (Godsdienstonderw. aan), 102. 25.

Landstractenienten. Zie Tractementen.

Leden der kerkelijke besturen-, benoeming, 2. 5; 4. 8; diensttijd, 2. 5; aftreding, aid. al. 2; onvereenig-bare lidmaatschappen, aid. al. 4, 5; vereischte voor zitting in het prov. kerkbest., in de Synode, en ten aanzien der ouderll. in het class, best., aid. al. 3; vereischt getal tot het nemen van besluiten, 4. 9; stemmen zonder lastbrieven, 4. 10; zijn verpligt te stemmen, aid. al. 2; in welke gevallen zij niet helpen besluiten, 115. i5, 16, 17.

Leden der Ned. Herv. kerk, 1. 2.

CJ(U

-ocr page 217-

ALPHABETtSCH REfilSTER.

Leeftijd {Vereischtè), voor Diakenen, 28. 5. 2; —■ voor Godsdienstonderwijzers, 98. 15. no. o; — voor Ouderlingen, 28. 5. 2; — voor Predikanten, in het algemeen, 63. aO, in grootere gemeenten, (53. 'M.

Leer (Handhaving der) van de Ned. Hern. Kerk, i. l\.

Leerboeken bij de leervakken van nodsdienstonderwijs. 10S. 35.

Lef/aten (Hoe te handelen met), 46. 24.

Lidmaatschap, der Classe, 72. 79; — der Kerk, hoe, verkregen, 103. 38. volg.; hoe tijdelijk verloren, 118. 28. 2; 124. 4-8; 126. 49; aid. 31; 127. 33; hoe herkregen, 121. 38; geeft voorkeur bij de armenbedee-ling, 43. 7. Zie ook Manslidmaten.

Ligqèr, bij den kerkeraad, 33. 16. no. 3; — bij de diakoniën, 44. 18.

Limburg. Zie Kerkbestuur Jjimburg.

Liturgische schriften, 33. 22. 2.

Lot (Gebruik van het), 4. 8. 2.

M.

Manslidmaten, wat hun ia opgedragen, 39. 1. 2; behoudens welke vereisehten, aid. en al. 3; in welke gemeenten, 39 2; — in nieuwe gemeenten, 29. 7; — waartoe bevoegd in zaken van Opzigt en Tucht, 122. 40; in vacature, 66. 64.

Medestemming (Regt van), geëerbiedigd, 63. 38. 2.

Meerderheid van stemmen, 4. 8. 2; 113, 19. 1.

Memorie, in te dienen, 127. 36; aan partij in handen te stellen, 129. 62.

Ministerieel departement, ontvangt kennisgevingen, 3. 7. 2; 13. 33. 3; 16 (14). 43. no. 7; 19. 31. no. 7; 48. 2. 2; 30. 7. 2; aid. 8; 33. 28; aid. 30; 61. 43; 69. 71; 72. 79. 4; verleent tussohenkomst, 68. 67. no. 1; en magtiging, 60. 40, tenzij bezwaar makende, aid. 42.

Moderamen, a) der ringen, 11. 29; — b) der class.

20!)

-ocr page 218-

ALIMIaBËTISCU register.

vergaderingen, (16). 5!); — c) der class, besturen, 13. 41 en •iz; — d) der prov. kerkbesturen, 18. 4-9; — e) der Synode, 25, 00; 22. 37; — ƒ) der Alg. Syn. commissie, 24. 67.

N.

Nachtmaal. Zie Avondmaal.

Nieuwe gemeenten (Het erkennen van), \l( 10). 43. 7°; 19. 31. 7°; 142. 1. enz.; door wie, 142. 5; onder welke voorwaarden, aid. 3 volg.; ■— (benoeming van kerke-raadsleden in), 29. 7.

Nieuwejaarsdag. Zie Feestdagen.

Nomination, van predikanten, 61. 43. 1; — candd. tot de H. D., aid. al. 3.

Noodlijdende kerken (Aanvragen uit het Fonds voor), 138.

Notahelen, 168. 1; benoeming enz , 169. 3—3; werkzaamheden, 168. 1; 171. 9 volg.

Notulen. Zie Aanteeheningen.

0.

Oefeningen, 98. 11.

Omslag. Zie Hoofdelijke omslag.

Onberoepbaar. Gevallen waarin een pred. zulks is, 63. 32. 1 (dispensatie aid. al. 2); aid. 33; aid. 34.

Onderstand, aan wie verleend, 43. 7 en 10.

Ovdersleuning van g.emeenten. Zie (lebouwen en Geestelijke behoeften.

OnderteeJceningsformulier, voor candd. tot de H. D., 93. 27; — voor godsdienstonderwijzers, 100. 19.

Ontslag, van godsdienstonderwijzers, 31. 14. no. 9; — van predikanten, a) bij Afstand (vrijwilligen), 30. 7; 77. D, E; b) bij Beroeping, 49. 3; 76. B. C; c) bij Emeritaat, 30. 7'; 77. D, E; rf) bij Krankzinnigheid, 37. 37. 4; e) bij geheele Ongeschiktheid, 37. 37*; — van Voorlezers en voorzangers, 31. 14. no. 9,

206

-ocr page 219-

ALPHABETISCH BEGISTER.

Ontvanger (Kerkelijke), 170, 6. 2, 5.

Ontzegging van het Avondmaal, is tuchtmiddel, 112. i. 5; 121. 58. 2; 124 48; 126. 49; aid. 81; 127. 85.

Ontzetting van kerk. ambten enz., 112. 4. 6; — van het lidmaatschap, 112 4.

Oost-Indische herken. Zie Indische kerken.

Opheffing van gemeenten, hoe het Prov. Coll. van toezigt daarbij handelt, 17!gt;. 41.

Opzigt {Kerkelijk), wat het is. 111. 1; over wie, aid. 5; hoe, 112. 8; — en Tucht, 111. 5. 2; door wie uitgeoefend, aid. 2.

Orgaan [Kerkelijk), 72. 79. 1; 119. 50.

Organisten, 174. 18.

Oudejaarsdag. Zie Feestdagen.

Ouderlingen, ambt, 36. 28; vereischten, 7. 17; 28. 5. 2; getal, 28. 4; benoeming enz., 9. 23; 29. 6 volg.; 50. 11, 12; 39. 1 volg.; diensttijd, 50. 11; herkiezing, aid. al. 3; werkzaamheden, 8. 20. 2; 56. 28; 81. 14. 2, ook in hoogere kerkbesturen, 2. 8; 16 (14). 38; 18. 41; 18. 48; 21. 86; 24. 67; 95. 20.

Overlijden van predikanten, 48. 2; aid. 5; 49. 4; aid. 6.

P.

Faster loci in vacature, 82. 18. 1.

Pastorijgoederen, 24. 68. 2; 171. 9. 4.

Plaatselijke reglementen, 10. 28; 30. 11. 4; 57. 29; — in zaken van beheer, 169. 4. 4; 170. 8; 172. 12. 3; 182. 80. 7; aid. 81.

Praeadviserende stem, in de Synode en de Alg. Syn. comm., 21. 86. 4; 24. 67. 2.

Praeses van het class, best., zijne verkiezing, 18. 42; werkzaamh. ter class, verg., 16 (14). 39; vervanging, 17. 47; regt en pligt, 17. 46; 71. 77.

Praetor van den rinq, 11.29; zijn werk: ö) bij afwezigheid, 86. 34, V) bij krankzinnigheid, 87. 37, c) bij ontijdige verwijdering, 86. 38, d) bij schorsing.

207

-ocr page 220-

ALPHARETISCII REGISTER.

ï)9. 38, e) bij ziekte, 57. 56, 57 — alles van een pred.; ƒ) in vacature, -^8. 2. 2; K0. 8.' KI. 12; b5. 22. 2.

Fredikanten, hoe het radioaal daarvan te erlangen, 72. 78; hunne ambtsbediening, 8. 20; 5a. 21 ; 97. S; 102. 25; 10b. 58. 5; 108. 1 enz.; — in vacature. Zie Ringen; — bij wie oensurabel, 12b. 47; 126. bO.

Predikantsplaatsen (Vestiging en opheffing van) 14 (16). 45. 8°.

Fredikantsioedmce, iS. 5; 49. 6. Zie ook Weduwen-beurs.

Predikbeurten, hoe geregeld, 51. 14. no. 1; — in vacature, bO. 9; 35. 21. en 25; door den consulent te vervullen, b5. 21. 2; 71. 77.

Prediking, veroorloofd aan candd. tot de H. D., 96. 29, en met bepalingen aan Theol. candd., 14b. 1 enz.

Presbyteriaansch Engelsche Gemeenten. Zie Engelsche.

President, a) van het prov. kerkbestuur, zijne verkiezing, 18. 49; werkzaamheid, 91. 14; 96. 28;—b) van de Synode (en dus van de Alg. Syn. commissie), 25. 60; 24. 67. 1; 2b. 68. 5.

Privaatdoop, 51. 14 no. 1.

Proceskosten. Zie Kosten.

Protestantsche (Leden vati andere) kerkgenootschappen, in betrekking tot het examen voor cand. tot de H. D., 88. 9; 89. 10. — gevangenen, 108. 4.

Provinciaal Collegie van toezigt op het beheer der kerkelijke goederen, 176. 26 volg.; werkz. in zake van nieuwe gemeenten. 145. 6, 7; 144. 10.

Provinciaal kerkbestuur. Zie Kerkbesturen {Provinciale).

Provinciale ressorten, 12. 54; hoofdplaatsen, 18. 80 5.

Provinciale verordeningen, 8. 12. 5; 10. 2b.

Provisionele schorsing. Zie Schorsing.

Q-

Quaestor, a) van den ring, 11. 29; bb. 50; 121. 57; b) der classe, 16 (14). 40. no. 5; 166. 18; 149. 10; c) der classicale weduwenbeurs, 16 (14). 40. no. 6.

208

-ocr page 221-

! 11

ALPHABETISCH REGISTER. 209

Quaestor-yeneraal, benoeming, 22. Ei7. 3; werk, 65; 131. 20 volg.; 1S7. 15; 166. 20 volg.

Quo/a [Classicale). Zie Classicule quota.

B.

Raadsman in kerk. procedures niet toegelaten, 113.9.

Rangen der gemeenten in zake het class, quotum, 1ÏJO. 18 volg.

Regenten van gestichten, 103. 28; — in gevangenissen, 108—111.

Regering [Hooge). Zie Koning en Ministenêel Departement.

Register, te houden door de kerkeraden, 34. 19; — in duplo, 31. 14. no. 8.

Reglementen, a) algemeen verbindende, hoe vast te stellen, 8. 12. 1 en 2; 23. 62; ,— te veranderen, aid.; b) bijzondere voor: 1) gemeenten, 10. 2b; 34. 20; 37. 29; in zaken van beheer. Zie Plaatselijke reglementen; 2) ringen, 8. 12. 6; 3) classicale ressorten, 8. 12. 8; 4) provinciale ressorten, 8. 12. 2; 34. 20; 37. 29.

Regt, der gemeente. Zie Stemregt\ —van ieder manslidmaat, tot aanklagt, 122.40, en appèl, 113. 0; kan tijdelijk verloren worden, 112. 4.

Regten van derden, a) in het algemeen, 9, 23. 2; 31. 14. no. 9; 33. 16. no. 1; 62, 47; 68. 88; b) van collatoren enz. 68. 88.

Regter {Burgerlijke), 48. 23. 1; 130. 63 en 66.

Rehabilitatie, 121. 38.

Reis- en verblijfkosten, a) van candd. tot de H. D., 61. 43. 3; b) van consulenten. Zie Consulent (schadeloosstelling); e) van leden der kerkelijke besturen. Zie De/royement; d) van getuigen, 117. 23. 3°; van leden der collegiën van toezigt, 181. 44. 2.

Rekening, a) der Classicale kas, 182. 23; b) Diako-nie, 46. 27; c) der Kerkelijke administratie, 173. 14

-ocr page 222-

ALPH MtETISCII REGISTER.

en 15; d) der Weduwenbeurzen, zoo de algemeene, 167. 21. 5, als de bijzondere, li (40). 40. no. 6.

Rentmeester der kerkegoederen. Zie Ontvanger.

Institutie. Zie Beroepingskosten.

Reünie (Waalsehe). Zie Waalsche kerken.

Revisie. Zie Herziening.

Ringen, d) zamenstelling, 10. 26; 11. 29; b') bestuur, 11. 29; c) vergaderingen, 11. 29 en 51; i) werkzaamheden, pligten en regten, 10. 27; 11. 28, 50—32; — bepaald in vacaturen, öO. 9 volg.; è) verhouding tot de kerkelijke besturen, 11. 50. 3; aid. 52; — hoe in de kosten der vergaderingen enz. voorzien wordt, 1-47. 4. e; lü. 15; 152. 28.

Ringpredikanten als zoodanig. Zie Ringen.

Roomsch-katholieken, vroeger den geestelijken stand hebbende hekleed en wenschende tot de Evangeliedienst te worden toegelaten, 90. 11.

S.

Schadeloosstelling. Zie Consulent, Kosten en Reis- en verblijfkosten.

Schepen (Godsdienstonderwijs op 's lands), 104. 50.

Scholen (Godsdienstonderwijs in hoogere en lagere), 102. 25.

Schorsing, a) van oandd. tot de H. D., diakenen, hulppredikers, ouderlingen en predikanten, 17. 4-S; 12a. 48 en 49; 126. 81 en ö5; — provisioneel, 128. 48; ten aanzien van predikanten in het bijzonder, 89. 58; 121. 37; b) van godsdienstonderwijzers, 51. 14. no. 9; 124. 46; c) van voorlezers en voorzangers, 31. 14. no. 9.

Schotsche gemeenten. Zie op dezelfde plaatsen als Engtlsche.

Scriba, van het class, best., a) benoeming, 18. 42. 1, 2; V) vervanging, 17. 47. 2; 3. 6. 4; c) belooning, 147. 2. a; bladz. 155. 2); i) werkzaamheden, zoo ten

210

-ocr page 223-

ALPHABETISCII REGISTER.

aanzien van zaken van Vacaturen, 69. 70, als van Opzigt en Tucht, 117. 24; 118. 23, bij hooger Beroep, 119. o5. 2; 120. 54. 2; waarde hunner aanteekeningen in die zaken, 114. 13. Zie ook Aanteekeningen. Zie overigens Besturen (Classicale); — van den ring, 11.29.

Secretaris, (in het algemeen. Zie ook Scriba.) — a) van het provinciaal kerkbestuur, 1) benoeming, 18. 49. 2; 2) vervanging, aid. al. 5; 3) werkzaamheden, zoo ten aanzien van candidandi tot de H. D., 91. 13, 14; b) van de Synode en de Alg. Syn. comm., 1) benoeming, 22. 57; 2) werkzaamheden, 21. S6. 5; 128. 58. (overigens bij instructie aangewezen); 3) adviserende stem, 21. 56. 3; 24. 67.

Secundus, 1) in het algemeen, 3. 6; tijdelijk optreden, zoo in zaken van Opzigt en Tucht, 115. 18, als in die van Geschillen, 130. 63; — definitief optreden, 2. 5. 5; 3. 6; 2) in het bijzonder; a) van den praeses en assessor, 3. 6. 3; 17. 47; b) van den scriba of secretaris, 3. 6. 4; 17. 47. 2; 18. 49. 3; c) bij het prov. kerkbest., onder vereischten, 3. 0. 1 (vgl. 2. 5. 3), ook bij examen in de kleine prov. ressorten, 86. 3; d) van de leden der Synode, 21. 56; welke secundi ter Synode kunnen worden afgevaardigd, 2. 5. 3; e) van den quaestor-generaal, 22. 57. 3; /) van den secr. der Synode en Alg. Syn. comm., 22. 57. 2.

Spoed aanbevolen, 3. 7. 1 en 2; 69. 70.

Spoedvorderende zaken, hoe te behandelen door de prov. Coll. van toezigt, 177. 33; — door het Alg. Coll. van toezigt, 179. 39.

Staken van stemmen, hoe daarbij te handelen, a) ter zake van Benoeming, 4. 8. 2; h) in zaken van Opzigt en Tucht, 114. 19. 3; c) in zaken van Geschillen, 130. 63; d) bij de collegiën van Beheer, 182. 49. 2.

Stemgeregtigde leden eener gemeente 2. 3'; 39. 1. 2; in zake van beheer, 168. 2.

Stemmen (Wijze van), a) bij benoemingen, 4. 8; h) over zaken, 4. 10. 1, 2; c) na examen, 93. 21; 100. 19. i; d) ia zaken van Opzigt en Tucht, 115. 19.

211

-ocr page 224-

ALPHABETISCH REGISTER.

Sterf kwartaal, ten aanzien van predd., 48. 5.

Synodale {Algemeené) commissie. Zie Commissie {Alg. Syn.)

Synode, 21. 8S; zamenstelling, aid. 'Jfi; 23. 89. 2; — plaats en tijd van vergadering, 23. !)9. 1; moderamen. 23. 60; — werkzaamheden, «) in het algemeen, 23. 61 volg.; 4) ten aanzien van Godsdienstonderwijzers, 98. 13. laatste al.; c) Hoogleeraren-academiepredikers, 63. a-'i; rf) Kerkeraden, 37. 28. 2; e) Ontslag van predd. 38. 37*. ii, 6; ƒ) zaken van Opzigt en Tucht, benevens geschillen, 111. 2; 121. 38; 123. 41; 126. S2 en E)3; 127. SS; 129. (10; 130. 6Senfi6; 132. 70, ff) Vacaturen, SS. 28; 63. S2. 2; 68. 67 en 69; A) dg algemeene Weduwenbeurs, 162. 1 enz.; — wat de Synode ontvangt, ten aanzien van: a) Candd. tot de H. D., 9-4. 1; i) de Classicale kas, 1S2. 2S; c) Hulppredikers, 83. 17; d) de Kerkvisitatie, 137. 20; 138. 21. 2.

T.

Jaal bij het examen tot cand. H. D., 92. 18. Tegenpartij, in zaken van geschillen, 129. 02. Tegenstrevers van kerk. verordeningen, waartoe onverkiesbaar, 28. 3. 2.

lertïi, 18. 48. 6; 86. 3; 118. 18.

Theologiae doctores. Zie Doctores.

Thesaurier bij het Alg. Coll. van toezigt, 178. 37. 1 en 2.

Toelating. Zie Candd. tot de H. D. en

Toezigt, op a) het beheer enz., zoo door Provinciale Collegiën, 176. 26 volg., als door een Algemeen Collegie, 178. 36 volg.; h) de Diakonie, M. 28; c) de Gemeente, 31. 14. no. 3; 36. 28. 3°; d) het Godsdienstonderwijs, 104. 31 volg.

Tt actementen (Predikants-), staat of ligger, 33. 16.

212

-ocr page 225-

ALPHABETISCH REGISTER.

no. 3; — bij vacature, S4 27; SS. 28 volg.; 6S. 60; — bij schorsing, 112. -J; 121. 37.

Tucht, haar doel, ill. 1; — over wie uitgeoefend, 112. 3. 2; door wie, 122. 39 volg.; 123. 47 volg.; 126. SO volg.; aid. S2 volg.; met welke middelen, 112. ii. 2 volg.

Tusschentijds optredenden, 3. 6. 3 en S; — bij de kerkeraden, 30. 12; — bij de Collegiën van toezigt, 181. 46.

U.

Uitkeering of verrekening van tractement, SS. 29; — uit de Alg. weduwenbeurs. Zie Weduwenheurs.

Y.

Vacature. 48. 1 volg.; — ontstaan, aid., verg. S3. 21. 2; — voorziening in de dienst, 30.9 volg.; tegen welke vergoeding, 34. 27 volg.; — gevallen met haar gelijkgesteld, 36. 33 volg.; — vervulling, 00. 40 volg.

Vaststelling, van de kiezerslijst, 40. 3; van het kohier van hoofd, omslag, 175. 13.

Veranderingen, in a) Godsdienstoefeningen, 3S. 22; b) Grensscheidingen. Zie Grensscheiding; c) Reglementen — zoo van bestuur, 8. 12; 26. slotbepaling, — als van beheer, 180. 42; d) Ringverdeeling, 10. 26. 3.

Verantwoordelijkheid, a) van Bedienden (in zaken van Opz. en Tucht), 114. 11. 2; b) van Diakenen, 44. 17; c) van Kerkvoogden, 170. 6; 173. 23; d) van den Quaestor-generaal, 24. 63; 182. 23; e) van de Syn. comm., 26. 74. 1 en 2.

Verbeterhuizen (Godsdienstonderwijs in), 102. 28.

Verblijfkosten. Zie Reis- en Verblijfkosten.

Verdeeling, a) van Consulentschappen, 11. 28; b) van Ringen, 10. 26; c) van Vacatuurgelden, SS. 2'J volg.

213

-ocr page 226-

ALPIUBETISCH REGISTER.

Vergaderingen. Zie op de namen der collegien.

Verhuiskosten. Zie Beroepingskosten.

Verhoor van bezwaarden, 115. 8.

Verkiezingen. Zie Benoemingen.

Verklaringen en belofte van Candd. tot de H. D., 94. 26; 95. 27; later te bevestigen, 07. 66. 4, S0; — van Godsdienstonderswijzers, 100. 19.

Vernietiging van beslissingen, waar, hoe en wanneer te vragen, 6. 15. 2—4; 127. 56 volg., 132. 71.

Verrekening. Zie Uitkeering.

Verschillen. Zie Geschille?t.

Verslag (Voorgeschreven), van: a) Afgevaardigden ter clasa. verg. aan den kerkeraad, 16 (14). 38. S; t b) van het Class, best. aan de class, verg., 16 (14). | 43, no. 9; aan het prov. kerkbest. 83. 17; c) van het prov. kerkbest. aan de Synode; 83. 17; d) van den Quaestor-gen. aan de leden der wed. beurs, 167. 23; e) van den Ring aan het class, best, 11. 50. 3; ƒ) van de Syn. comm. aan de Synode, 26. 71; aid. 74. 1 en 2.

Vertegenwoordiging, der gemeente door den kerke- 1 raad, 8. 19. 4; — van den kerkeraad ter class, vergadering, 16 (14). 38.

Vertraging in het beroepingswerk. Zie Beroepings-werk.

Vervallenverklaring. Zie Lidmaatschap.

Vervulling, eener vacature, 60. 40 volg.; — van predikbeurten in eene vacature, 53. 23.

Verwantschap, wat zij belet, 86. 4. 2; 115. 16; bij kerkvoogden enz., 170. 8.

Verzuim van verpligte predikdienst, 55. 32; 59. 59.

Vice-president. Zie Kerkbesturen (Provinciale), Synode en Commissie (Alg. Syn.)

Viering. Zie Feestdagen.

Viertal, wanneer door het class, best. te maken, 62. 49.

Visie [Ter) liggen, der diakonie-rekening, 46. 27. i 2; van het kohier van hoofd, omslag, 173. 13. 1; j

2U

-ocr page 227-

ALPIUBETISC.il REC.ISTEH.

van de kerke-rekening, 173. 13. 1; van het kiesreglement, 39. 2.

Visum van het prov. kerkbest,, 68. 68.

Voordragt van hulppredikers, 81. 7.

Voorlezere en Voorzangers, benoeming enz., 31. 14. no. 9; 102. 22.

Voorschriften van kerk. besturen, op te volgen, 6.14.

Voorschot in zaken van Opzigt en Tucht, 118. 26.

Voorstellen aan kerk besturen, S. 13. 2; — van ringen, 11. 31; — van leden der class, vergadering, 16 (M). 40. no. 5.

Voorstelling, van benoemde ouderll. en diakenen, 29. 8; — van beroepen predd., 66. 63.

Voorziening in de dienst bij vacature. Zie Vacature.

Vragen, vóór het Avondmaal, 3ü. 22. 2; bij de bevestiging van lidmaten, 106. 39; bij de kerkvisitatie, 139-141.

Vrijdag (Goede). Zie Feestdagen.

Vrijstelling van getuigschriften, 87. 6; 88. 7, 8; aid. 9, sub. 2°. Zie ook Dispensatie-, — kosten, 119. 33. 3.

W.

Waalsche kerken, 1. 1; 12. 34. laatste al.; — bestuur. Zie Commissie [Waalsche)-, — beheer, 168. 1. 2; toezigt op dit laatste. Zie Collegie (Provinciaal) van toeziqt enz. 184. 60; — candidaten, 86. 2; 88. 7. 1; — predikanten, 11. 29; — Réunie, 13. 36. 2; aid. 37. 2.

Waarneming van de dienst in vacaturen. Zie Vervulling en Vacature.

Weduwenbeurs (Algemeene), 162. 1 volg.; — classi-cale, 14 (16). 40. no. 6; 14 (16). 43. S; 49. 3; 71. 77; geldelijke vrijlating van introïtus 71. 77. 2, exitus, 49. ö. 2; — provinciale, 19. bl. no. S.

Weeshuizen. Zie Godshuizen.

Weigering van goedkeuring aan reglementen, S.

-ocr page 228-

AlPIIABETISCIt REGISTER.

West-Indische lcerhen. Zie Indische kerken. Wijzigingen. Zie Veranderingen.

Z.

Zaakgelastigde. Zie Raadsman.

Zamenstelling der vergaderingen van kerk. bestuur. Zie op de verschillende besturen.

Zeevarenden. Zie Schepen.

Ziekte van predikanten, hoe in de dienst te voorzien, S7. 56.

Zomerkatechisatiën, 102. 25; 140. vr. 2.

Zondag (Predikdienst enz. op den), in vacaturen, S5.25.1; — afkondiging en bevestiging van benoemde ouderll. en diakk., 29. 8; van beroepen predd., 66. 65; in zaken van beheer, 185. 55.

216

-ocr page 229-
-ocr page 230-
-ocr page 231-
-ocr page 232-

If *

........... i'ji .............

piriiiilia ■ s

ijifwsi'iss

:

!!;*•{; 'uy»'jKt^Knil ; ;j;i

ilil

..........

:

. ■,

.....

'

. iii

: i •quot; I i'11; Hiyi! dl}ji|js| , ;

■' ?

i

quot; iilpi

■ . i

lilSlliiiiii

HMHfl

-

■ : i-.i r • ■.ü/•

#

•i

- ij '

1 \