WJSfr,--------
^-35;-^
110 0II
uit het Hoogduitsch vertaald
DOOR
KOERMOND, 1 's BOSCH,
Gebhs. LOCKUM. I w. VAN GüLICK.
/^9
DOOR
uit het Hoogduitsch vertaald
DOOK
__-
SNELPERSDRUKKEKIJ VAN GEillt. LOCKL'M.
1878.
Reeds voor ettelijke jaren maakte ik kennis met de kleine, maar degelijke verhandeling over nclie Civile he, von Dr Philipp Hergenröther, Religions- unci Geschichtslelirer an der lateinischen Schule, unci Docent der Theologie an der Universiteit zu Würz-burg. Münster 1870.quot; Al dadelijk ontstond bij mij de wensch dit nuttige werkje in onze moedertaal te zien overgebracht. Herhaaldelijk wendde ik mij lot eenige vrienden, die echter, door andere bezigheden verhinderd, mijnen wensch niet konden bevredigen; zoodat ik zelf de vertaling, hoe dan ook, moest ondernemen. Hierdoor heb ik gemeend onzen beschaafden leekenstand geen ondienst te doen, met hem op nieuw de gelegenheid aan te bieden zich een juist begrip te vormen, én van het christelijk én van het zoogenaamd burgerlijk huwelijk. Want hoewel men omtrent deze stofte de nuttigste wenken ontmoet in het voortreffelijk handboek nHel Huwelijkquot; door den
Eervv. Pastoor W. van Campen, Amsterd. 1866,quot; dan heeft toch deze geleerde Schrijver meer bepaald het christelijk Huwelijk op quot;t oog, terwijl Dr Hergenröther meer breedvoerig de ongerijmdheid van den louter burgerlijken echt aantoont. In-lusschen herinnere men zich dat H. minder voor godgeleerden dan voor leeken schrijft.
A. J. V., R. K. Pr.
T......... 8 Dec. 1877.
Er was een tijd toen men, als over spokenvrees, de schouders ophaalde, wanneer over de vernielingsplannen der Vrijmetselarij gesproken werd. Doch van lieverlede zijn den meest blinden de oogen opengegaan. De fransche Revolutie wilde het verheven gebouw van het Christendom door éénen slag omverwerpen ; maar te vergeefs. In onze dagen meent men voorzichtiger te moeten handelen, door den eenen steen na den anderen los te wringen, en eindelijk het gansche gebouw te doen instorten. Van daar de aanvallen der Loge en hare medehelpers tegen kerk- en kloostergoed, celibaat en geestelijke orden, school en huwelijk enz. In dezen grooten krijg bekleedt de strijd tegen de heiligheid van het Huwelijk eene voorname plaats. Mocht men daarin slagen het Huwelijk aan zijnen christelijken bodem te ontwortelen, dan kunnen familie en staat niet meer christelijk blijven. Reeds is het zoogenaamd burgerlijk huwelijk
in verschillende landen ingevoerd, en elders dreigt min of meer hetzelfde gevaar. Hierom hebben Paus en Bisschoppen hunne stem verheven voor de heiligheid van het Huwelijk, en zal ongetwijfeld ook het Vaticaansch Concilie zijn gevoelen daarover uitspreken. Eene verhandeling dus over het burgerlijk huwelijk komt in onzen tijd niet ten onpas. Wij bepalen ons tot de volgende punten:
1°. De goddelijke instelling en het wezen van het christelijk huwelijk.
2° het onchristelijk wezen van het burgerlijk huwelijk.
3°. zijne treurige gevolgen.
4°. de plichten van den Christen.
Bij de scliepping van hel eerste menschenpaar heeft God zelf de eerste samenleving gegrond die de bakermat zou zijn van alle overige; te weten het Huwelijk. «God schiep den mensch naar zijn beeld.... 7nan en vrouw schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zeide tot hen : weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar.quot; Gen. I 27. 28. Het door God geschapen eerste menschenpaar was niet slechts bestemd tot oorsprong van het gansche mensch-dom, maar ook tot voorbeeld van alle volgende huwelijken. En gelijk de mensch, uit ziel en lichaam saamgesteld, niet alleen tot een natuurlijk en aardsch bestaan geschapen was, maar tevens tot een bovennatuurlijk eeuwig leven, zoo ontving het Huwelijk niet bloot de bestemming den mensch op de aarde voort te planten, maar ook de verhevener richting Gods genade op de nakomelingschap over te dragen, en het Godsrijk op aarde uit te breiden. Immers zonder de zonde zou Gods genade van Adam tot zijne nakomelingen zijn overgegaan. Het Huwelijk moest de hoogste en nauwste verbinding zijn der menschen onder elkander ; doch daar boven stond de liefde Gods om ze te veredelen en op te luisteren. Daarom vordert het Huwelijk de innigste levensgemeenschap en eene onkreukbare trouw. Ook volgens het Romeinsch recht is het Huwelijk eene gemeenschap van alle levenstoestanden ; bij gevolg
— 8 —
eene gemeenschap van mensclielijk en goddelijk recht. Aldus heeft God zelf in het Paradijs het Huwelijk ingesteld als de verbintenis van éénen man en van ééne vrouw, met het oog op de onverdeelde en volle levensgemeenschap in deszelfs eenheid en onoplosbaarheid. «Daarom zal de man zijnen vader en zijne moeder verlaten, en zijne vrouw aankleven, en zij zullen tot één vleesch zijn.quot; Gen. II. 24.
Met den zondigen mensch verviel ook het Huwelijk van zijne oorspronkelijke verhevenheid en waardigheid. Nadat de dierbaarste band, die den mensch aan de Godheid hecht, verbroken was, werd tevens de verbinding verzwakt, tusschen de menschen ingesteld : veelwijverij en echtscheiding schonden de goddelijke huwelijkswet. Hoe kon ook de Echt in zijne eerste reinheid blijven voorlbeslaan, waar de Godsdienst, die den mensch aan God verbindt, door menschenoffers en ontucht schandelijk verlaagd werd ? Zelfs bij de Romeinen, wien het Huwelijk eeuwen lang heilig was, zag Keizer Augustus, om de heerschende uitspattingen, zich genoodzaakt de echteloosheid wettelijk tegen te gaan. Ook bij het volk van Israël kon het Huwelijk in zijne vroegste zuiverheid en onontbindbaarheid niet bewaard blijven. »Om de hardheid hunner hartenquot;, zegt de Heiland, was het den Joden vergund aan de vrouw eenen scheidebrief te geven : doch hij laat volgen : Matth. XIX. 8 «maar van den beginne was het zoo niet.quot;
Eerst Christus heeft het Huwelijk tot zijn oorspronkelijk bestaan teruggebracht, en tot nog veel hoogere waardigheid verheven. Toen Hij in zijn goddelijke Persoon Godheid en menschheid vereenigde, en voor den mensch zich den dood prijs gaf om hem met God te verzoenen , heeft Hij tevens de onderlinge verbinding der menschen en alle menschelijke toestanden gelouterd, veredeld en verheerlijkt. Daarom moest ook het door 't heidendom diep gezonken Huwelijk in eene nieuwe heiligheid te voorschijn treden, geëvenredigd aan den genadestaat van den Christen.
— 9 —
Al terstond verklaart Christus dat het Huwelijk eene goddelijke instelling is: «Hetgeen God heeft verbonden, scheide de mensch nietquot; Hij doet zich zelf kennen als wetgever in betrekking tot het Huwelijk; en toont hierdoor aan, dat de Huwelijksverbintenis rechtelijk tot de Kerk behoort, en niet tol den Staat. Hij verbiedt de echtscheiding en beveelt uitdrukkelijk : ygt;Doch ik zeg u dat zoo iemand zijne vrouw verlaat, tenzij om overspel, en eene andere huwt, doet overspel, en die de verlatene huwt, doet overspel : Matth. XIX. 9. De H. Paulus schrijft I Cor. VIL 10. II. »I)eii gehuwden echter, gebied niet ik maar de Heer, dat de vrouw niet van den man scheide, en zoo zij gescheiden is, ongehuwd blijve, en met haren man zich ver-zoene ; en de man verlate de vrouw niet.quot; En aid. V. 39.
vrouw is door de wet gebonden zoo langen tijd de man leeft; maar zoo haar man ontslapen is, is zij vrij : tuien zij wil huwe zij, alleenlijk in den Heer:quot; d. i. naar de uitlegging van den H. Ignatius, leerling der Apostelen, «volgens de beschikking van den Bisschop.quot; Het lijdt dus geen twijfel ol' Christus behield zich het recht voor om in huwelijkszaken wetten te stellen, welk recht Hij uitoefende; zooals ook de Apostelen en de Kerk dit recht steeds als eene geestelijke macht beschouwden in practijk gebracht hebben. Christus toch liet de wereldlijke wetten onaangeroerd, duidelijk leerarende: Geeft den Keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is: Matth. XXH. 21. Dus behoort het recht over het Huwelijk noch aan den keizer, noch aan den Slaat. Niet de echtverbintenis zelve, wijl hij ze niet kan breken : «Hetgeen God heeft verbonden, scheide de mensch niet!quot;: niet de wetgeving hel huwelijk betreffende, om rede Christus aan zijne plaatsvervangers, de Apostelen, zijne macht overdroeg. Bij gevolg is het Huwelijk geen voorwerp van burgerlijk of staatsrecht, maar van hel natuurlijk en positief goddelijk recht.
Bovendien heeft Christus den Echt niet alleen in zijnen oor-spronkelijken toestand hersteld, maar ook, zooals de Apostel
2
— 10 —
aanduidt en de kerkelijke Overlevering steeds vasthield, tot de waardigheid van Sacrament verheven en als zoodanig Zijner Kerk overgedragen. De woorden van den H. Paulus Ephes. V. 32, dat het Huwelijk een groot Sacrament is in Christus en in de Kerk zijn niet toepasselijk op het oude Rome of op welken Staat ook, noch op het bloot natuurlijk wezen van den Echt, maar slechts op de sacramenteele waardigheid van het christelijk Huwelijk. Daarom ziet Paulus in het christelijk Huwelijk een afbeeldsel der verbinding van Christus met de Kerk, gelijk deze verbinding zich voordoet in de geheimvolle menschwording van het Woord, in zijne opofferende liefde tot in den dood, in zijne steuning der Kerk tot aan het einde der eeuwen, in zijne geheimvolle vereenzelving met de bijzondere ledematen der Kerk. Welk een genaderijke en genadegevende verbintenis moet dat Huwelijk zijn 'tgeen een afbeeldsel is dier wonder- en genadevolle vereeniging van Christus met zijne Kerk? Hierom vermaant de H. Paulus de mannen hunne vrouwen te beminnen gelijk Christus de Kerk heeft lief gehad en zich voor haar ten beste gaf: Ephes. V. 25. Doch tot deze hovenna-tuurlijke liefde is de genade noodzakelijk, die de natuurlijke liefde verheft en heiligt: welke genade door het van Christus ingesteld genademiddel, namelijk door het Sacrament gegeven wordt.
Even gelijk Christus, de éénige Verlosser, altijd met zijne Kerk verbonden blijft, zoo kan ook het christelijk Huwelijk slechts in eenheid en onontbindbaarheid bestaan. Want niets zou met de verhevene type des Huwelijks, de liefde des Hei-lands tot de Kerk, meer strijdig zijn dan veelwijverij en oplossing van den Huwelijksband. En gelijk het Huwelijk reeds in het Paradijs eene hoogere bestemming had dan om het men-schengeslacht voort te planten, moet dit nog meer in hel nieuw genade-verbond plaats vinden. Het christelijk Huwelijk verbindt de door den Doop tot ledematen van Christus ingewijde echtgenooten elkander te stichten, te heiligen en hunne
kinderen als hun toevertrouwde Godskinderen voor het eeuwige leven op te voeden. Gewichtig en heilig zijn de plichten van het christelijk echtpaar; weshalve God, zegt de H. Ambrosius, »het Huwelijk door de genade geheiligd heeftopdat (volgens de woorden van den H. Cyrillus) de kinderen niet alleen voor de aarde geboren, maar ook voor den Hemel zouden wedergeboren worden. Tertullianus, die naast den H. Doop en hel Allerheil. Sacrament des Altaars , en dus klaarblijkelijk als Sacrament, het Huwelijk aanhaalt, verheft den christelijken Echt op welsprekende wijze: »Waar, zegt hij, zou ik woorden vinden, om het geluk van den christelijken Echt te beschrijven dien de Kerk samenvoegt, het Offer bevestigt, de Engelen verkondigen en de hemelsche Vader bekrachtigt ? Welk eenen bond sluiten twee christelijke echtgenooten, een juk van twee geloovi-gen in ééne hoop, een e tucht in ééne dienstbaarheid!.... Waarlijk zij zijn slechts één vleesch en ééne ziel. Lib. II ad Uxor. C. 9. Hel christelijk Huwelijk is Sacrament. Het natuurlijk wezen van het Huwelijk en het Sacrament zijn in het nieuwe genadeverbond door goddelijke instelling onafscheidbaar veree-nigd; en de Kerk kent onder Christenen geen Huwelijk dat niet tegelijkertijd Sacrament is. Hieruit volgt dat het Huwelijk en het recht wetten te stellen en recht te plegen in huwelijkszaken aan de Kerk is toevertrouwd, zooals de H. Kerkvergadering van ïrente plechtig verklaard heeft, met ons in hare 24° zitting. Can. i. 7. 4. 12 en Cap. 2 de volgende Geloofswaarheden voor te houden : «het Huwelijk is een der zeven hh. Sacramenten van het Nieuw Verbond: Hel Huwelijk eenmaal geldig gesloten, is onoplosbaar ; de Kerk bezit het onvervreemdbaar recht geldighcidsbelelselen te stellen, en heeft in de uitoefening van haar recht niet gedwaald ; de Huwelijkszaken behooren tot de kerkelijke rechtbank.quot; Ook heeft hetzelfde Concilie elk huwelijk ongeldig verklaard, dal niet gesloten wordt in de tegenwoordigheid van den Pastoor en twee getuigen.
Van dit haar goddelijk recht was de Kerk zich ten allen
12
tijde bewust, en heeft diensvolgens gehandeld. Zij verwierp vele heidensche huwelijkswetten, waarvan wij reeds onder Paus Calixtus I (218-22) een voorbeeld ontmoeten. De Synoden van Elvira (306), Ancyra (314) en Neocesarea (315) gaven bepalingen omtrent het huwelijksrecht. De Christenen hebben de wetten van het heidensch Rome nooit als verplichtend beschouwd ; en veroorloolden zich niet wat deze hun vergunden. Athenagoras schreef in zijn verdedigingsschrift aan Marcus Aurelius, dat het onder de Christenen een algemeen gebruik was het Huwelijk aan te gaan volgens de wetten der Kerk. De H. Ambrosius zegt: «Gij gelooü, dat de scheiding geoorloofd is omdat de wereldsche wet ze toelaat : doch luister naar de wet Gods, waaraan ook de wetgevers der aarde onderworpen zijn.quot; Niet anders spreekt de H. Augustinus: »De algeheele echtscheiding is volgens de wet des Hemels ongeoorloofd, al wordt ze ook door de wet van den wereld-schen rechter toegestaanquot;. En de H. Chrysostomus: «God zal over uwe ongeoorloofde echtverbintenis niet oordeelen naar de wereldsche wet, maar volgens de wet die Hij zelf gesteld heeft.quot;
In het Frankenrijk was het een onbetwistbaar beginsel, dat huwelijkszaken bij de Kerk 't huis hooren, en eerst sedert da 16° eeuw kwam hierin verandering. De Reformatie loochende de sacramenteele waardigheid van het Huwelijk, en gaf hierdoor aanleiding tot deszelfs secularisatie, die gaandeweg meer algemeen werd. Weldra werd het Huwelijk aan de regeling van den Staat onderworpen; en eindelijk bracht men het daartoe om de bepalingen aangaande de echtverbintenis als een den Staat aaiihoorig recht te verklaren. Zoo ziet nu het oude christelijk Huwelijk een der christelijke oudheid geheel onbekend nieuw huwelijk tegenover zich staan !
II.
Hel burgerlijk huwelijk wordt zoo genoemd, omdat liet voor den wereldlijken ambtenaar wordt aangegaan. Het is 1) algemeen en verplichtend (dwang-huwelijk), wanneer elk huwelijk in dien vorm moet gesloten worden ; 2) facultatief wanneer het eenieder vrijstaat een burgerlijk huwelijk te sluiten met achterstelling der kerkelijke wetten, zelfs indien deze het Huwelijk verbieden: een zoogenaamd noodhuwelijk, namelijk voor dissidenten die tot geene van den Staat erkende gezindte, of wel, tot volstrekt geen kerkgenootschap behooren. Hier is al-alleen sprake van het verplichtend en facultatief burgerlijk huwelijk, in zoo verre het algemeen bestaat of dreigt ingevoerd te worden.
Voor den Katholiek is de zaak duidelijk: want de Kerk heeft het burgerlijk huwelijk voor nul en nietig verklaard. Pius IX heeft slechts herhaald wat het Concilie van ïrente reeds ge-leeraard had ; te weten dat een Huwelijk dan alleen geldig is, wanneer het voor den Pastoor en ten minste twee getuigen gesloten wordt. De katholiek kan er dus volstrekt niet aan twijfelen dat het huwelijk voor den burgemeester of een ander civiel ambtenaar voltrokken, geen huwelijk is; en dat katholieken die alleen op zulke wijze en tegen de kerkelijke wetten zich verbinden, in concubinaat leven. Natuurlijk blijft uitgenomen het geval waarin de Kerk van den vorm , door
— 14 —
haar voorgeschreven, ontslaat, zooals sedert de vorige eeuw voor eenige Bisdommen, ook in Duitschland, door den H. Stoel om gewichtige redenen bepaald werd.
Zou nu een huwelijk zijn aangegaan ook volgens de eischen van het natuurrecht, te weten door wederzijds verklaarde toestemming, dan kan ook de heiden een geldig huwelijk sluiten voor den wereldlijken ambtenaar : tusschen Christenen is dit het geval niet. Kan een huwelijk bloot volgens het natuurlijk recht voltrokken, buiten de Kerk geldig en goed zijn , voor een lidmaat der Kerk is het geheel anders : de Christen kan geen onchristelijk huwelijk aangaan. Het christelijk Huwelijk is Sacrament, en als zoodanig der Kerk toevertrouwd. Wij moeten ons bij de Kerk aansluiten die het natuurrecht volmaakt, en naar hare wetten moet men trouwen. Nu heeft de Kerk een huwelijk tusschen Christenen ongeldig verklaard dat alleen volgens het natuurrecht wordt aangegaan: het natuurlijk huwelijkscontract is slechts de grond van het Sacrament. Evenals volgens de natuurwet de deugd van boetvaardigheid alleen voldoende is, en toch voor den katholiek ook het Sacrament van boetvaardigheid vereischt wordt, bijgevolg boetvaardigheid en Sacrament in de Kerk onafscheidelijk verbonden zijn ; zoo ook is in het Huwelijk van den [Christen het huwelijksverdrag onafscheidbaar van het Sacrament. Van daar komt het, schrijft Pius VI aan den Bisschop van Motula (Napels) d0 16 Sept. 1788, «dat het recht en de macht (in huwelijkszaken) alleen aan de Kerk toekomt, aan welke de geheele zorg over de Sacramenten is opgedragen.quot; De H. Thomas van Aquino zegt, dat »gelijk God hen niet bindt die tegen het goddelijk gebod gebonden worden, Hij ook zulken niet verbindt, die verbonden worden tegen het gebod der Kerk, dat dezelfde verplichtende kracht heeft als het goddelijke gebod.quot;
En waar vandaan komt dan het burg. huwelijk waardoor men den christelijken Echt wil vervangen ? Zijn oorsprong
— 18 —
reeds verraadt kennelijk zijn karakter. Zijne oudheid reikt niet hooger dan tot de fransche Revolutie, en in Engeland tot de Staats-omwenteling onder Cromwell. Het burgerlijk huwelijk is dus een nieuwe plant, gewoekerd uit den bloed-grond der Revolutie. In een tijd toen men troon en Altaar omverwierp, toen men God zelf vervallen verklaarde, en de godin der Rede huldigde in de persoon eener deern, kon ook aan het huwelijk geen christelijk karakter meer toegekend worden. Nadat de Staat zich van het Christendom had losgemaakt, moest tevens aan de Kerk het Huwelijk worden ontvreemd. Het destijds ontsproten burgerlijk huwelijk bleef voortduren ook nadat in Frankrijk wederom een godsdienstig kerkelijk leven was opgewekt. Het moderne fransche recht steunt op de wet van Maart 1803, die den 21 Maart 1804 in den Code civil werd opgenomen. Deze wetgeving beschouwt hel Huwelijk als eene instelling van bloot burgerlijk recht en als bron van civiele rechten. Op de eischen der godsdienst wordt geen acht geslagen, noch ook van de Kerk eenige medewerking gevorderd. Alleen verbiedt men het kerkelijk Huwelijk vóór de burgerlijke ceremonie aan te gaan. Zonder zich aan kerkelijke wetten te storen, worden huwelijksbeletselen verordend, en een landsheerlijk dispensatie-recht vastgesteld. Op dezen voet werd ook in Engeland, Noord-America, in het Koninkrijk Italië en in een deel van Duitschland het burgerlijk huwelijk ingevoerd.
Daar zijn toestanden denkbaar, waarin eene volkomen scheiding van Kerk en Staat als een minder kwaad wenschelijk kan toeschijnen. Doch nooit geeft deze scheiding eene natuurlijke en juiste verhouding. Zoo ook kan het burgerlijk huwelijk in sommige omstandigheden voorkomen als het kleinste kwaad, maar dit onderstelt reeds kranke en verkeerde toestanden. Door de invoering van het burgerlijk huwelijk doet de Staat eenen grooten stap tot de even genoemde scheiding die hij werkelijk voltrekt in een voor het volksleven hoogst
— 16 —
gewichtig punt: Hij breekt met de christelijke traditie, waarop van oudsher alle Staten gevestigd waren ; met de sedert achttien eeuwen onloochenbare beginselen van het Christendom : hij plaatst zich daarbuiten, en kan den naam niet meer dragen van Chrislelijken Staat. De Protestant zelf eischt eene kerkelijke echtverbintenis en beschouwt den Echt als eene godsdienstige handeling. Met zijn burgerlijk huwelijk neemt de Staat de plaats in van de Kerk, en verdringt eene godsdienstige en volgens de katholieke geloofsleer eene sacramen-teele handeling door eenen burgerlijken act. De Staat stelt zich in de plaats van God die het Huwelijk vaststelde en door Zijne Kerk wil gesloten hebben. Volgens de tegenwoordig omzwervende idee van Staatsalmacht moet de Slaat of wel Gods plaats vervangen of Hem verbannen.
Waarop grondt men toch het recht van den Staat een ander huwelijk in te voeren als het Christelijke? «Het huwelijk is een burgerlijk contract, en daarom aan de Staatsmacht ondergeschikt.quot; Zóó luidt de gewone apologie van het burgerlijk huwelijk, reeds in 1796 door Pius VI als valsch verworpen. De Augsburgsche Allg. Zeitung Beilage 8 Mai 1868 schreef o. a. het volgende : «Het huwelijk is in zijn wezen eene burgerlijke overeenkomst, stelt burgerlijke rechten vast en is in zijne rechtelijke betrekkingen alleen aan de Staatsmacht onderworpen. Hierom is de voltrekking van een huwelijk tevens de vestiging van eenen rechtstoestand. Vrome lieden plegen gelijk in alle aangelegenheden des levens, zoo ook hier Gods bijstand in te roepen en daaruit ontstaat bij verschillende volken, ter gelegenheid van het huwelijk eene verbintenis onder kerkelijke vormen.quot; Dal het Huwelijk naar zijn wezen eene burgerlijke overeenkomst zou zijn, is onwaar. Niet op een burgerlijk, maar op een natuurlijk verdrag is het Huwelijk gegrond. Niet de Slaat, maar God heeft het Huwelijk ingesteld. Huwelijk en familie bestonden reeds lang vóór den Staat: en wanneer ook de Staat vóór de vestiging van het
— 17 —
Christendom, wetten uitvaardigde aangaande het Huwelijk, dan heeft hij toch de huwelijksverbintenis niet in 't leven geroepen, maar trad slechts op als een plaatsvervangend en regelend gezag, dat later wijken moest voor eene bovennatuurlijke instelling, namelijk voor de Kerk.1
Christus heeft niet het burgerlijk contract, zooals Hij het bij de Romeinen of Joden aantrof, tot Sacrament verheven, maar de natuurlijke verbintenis, het in het natuurlijk recht gegrond wezen van het Huwelijk, dat vóór alle Staten bestond; en in stede van door den Staat te zijn ingesteld, veelmeer den grondslag tot den Staat zelf, d. i. de familie, in 't leven riep. Christus herstelde het Huwelijk gelijk het door God in het Paradijs gesticht was ; en droeg daarover de zorg niet aan den Staat, maar aan de Kerk op. Wat de Slaat bindt, kan hij ook ontbinden : nu heeft de Staat geen recht, een huwelijk te vernietigen ; bij gevolg mist hij ook hot recht een huwelijk te voltrekken. God vereenigt de Echtgenooten: en nhetgeen God heeft verbonden, scheide de mensch niet !quot; Nog meer: het burgerlijk recht kan niet beschikken over de lichamen der menschen ; die waarlijk geen voorwerp zijn van een burgerlijk contract, evenmin als van den handel: anders ware ook slavernij en menschenhandel geoorloofd. Minder nog kan de wederzijdsche toestemming die de geesten verbindt, een civiele act zijn. De volkomene, onvoorwaardelijke zelfovergave die in het Huwelijk plaats heeft, sluit elke gedachte uit aan een burgerlijke handeling, waarboven het Huwelijk ver verheven is.
Dat bij het Huwelijk ook de voorschriften van de Staatsmacht in aanmerking komen, maakt daarom het Huwelijk niet tot eene bloot burgerlijke verbintenis. Al wat het xvezen van het Huwelijk betreft, gaat ook het Sacrament aan; om rede beide onafscheidelijk zijn, en hierom aan de Kerk toebehoo-ren. Alle zaken nogtans die met het huwelijksverdrag in
De godgeleerde lezer vergelijke hierover Quast. Ruramund. an. 1874 3 fase. pag. 305 seqq., gedrukt bij Gebr. Locküm te Roermond. De Vertaler.
3
— 18 —
verband slaan, als iets niet wezenlijks aan hel Huwelijk toevallen, en uit hunnen aard door het burgerlijk recht bepaald worden, ontleenen hunne wettelijke regeling aan den Staat, die de ongehoorzamen straffen, en de aan den Echt verbonden burgerlijke rechten hun kan onttrekken. Het spreekt van zelf, en werd altoos door de Kerk voorgehouden, dat de Christen ook in geweten verplicht is, alle bepalingen der burgerlijke wet na te komen, tenzij ze strijdig zijn met de natuurlijke zedewei en het uitdrukkelijk gebod van God. Immers »nien moet Gode meer dan menschen gehoorzaam zijn:quot; Handel. V. 29. Is nu inderdaad niet genoegzaam gezorgd, dat bij het aangaan van een Huwelijk de Staatswetten onderhouden worden, te meer daar in vele landen de Pastoor of Priester kerkelijk niet mag verbinden en ook niet verbindt alvorens van den aangewezen wereldlijken beambte de toestemming gegeven is? Doch alle door de Staatsmacht te bepalen rechten vormen het wezen zelf van den Echt niet, en kunnen het Huwelijk niet doen afdalen tot een burgerlijk contract. Hel Huwelijk in zijn wezen beschouwd, behoort tol de zaken die door de natuurwet en Gods gebod moeten geregeld worden : zijne aardsche toevalligheden die den eigendom, hel beheer van goederen enz. betreffen, zijn een voorwerp van burgerlijk gehalte, maar niet het Huwelijk zelf. Indien dit slechts eene burgerlijke overeenkomst was, zou het ook aan de willekeur der contraclee-rende partijen ondergeschikt zijn, zoodal deze den aard, de wijze, den duur naar goedvinden zouden kunnen bepalen, of volgens de bepalingen der Staatswet vaststellen ; iets wat zelfs bij het zuiver natuurlijk huwelijk, daargelaten de Sacra-menteele waardigheid van den christelijken Echt, niet het geval is.
Ongetwijfeld zijn aan het Huwelijk civiel-rechtelijke uitwerkselen verbonden ; de burgerlijke wet verleent aan de Echtge-nooten bepaalde burgerlijke rechten ; maar hierom wordt het Huwelijk nog geen burgerlijke act. Evenmin als de geboorte van
— 19 —
een mensch burgerlijke act kan heeten omdat den geborenen burgerlijke rechten worden toegekend ; evenmin als de Priesterwijding eene burgerlijke handeling is, omdat de Staat aan den Priesterstand zekere voorrechten toestaat, even zoo weinig mag het Huwelijk met den naam van burgerlijken act bestempeld worden, en nog veel minder het Christelijk Huwelijk, dat een afbeeldsel vormt der verbinding van Christus met de Kerk, en een Sacrament is.
De omstandigheid dat de Staat belang heeft bij den Echt zijner onderhoorigen, geeft hem niet het geringste recht om in het wezen van het Huwelijk in te grijpen. »Zulk een beginsel, zeggen in hun Memorandum de Bisschoppen van de Boven-Rhijnsche Kerk-Provincie, zou de geheele rechtsorde, vooral van den Staat zelf, ondermijnen.quot; Wel is het Huwelijk eene voor den Staat uiterst gewichtige instelling, en alles ligt den Staat daaraan gelegen dat het Huwelijk naar behooren worde aangegaan. Doch juist daarom vordert het staatsbeleid, dat van wegens de Regeering geen verhindering of bemoeielijking worde in den weg gelegd; maar omgekeerd alles bevorderd en beschermd wat de juiste opvatting der huwelijksverbinding en de getrouwe plicht kwijting der Echtgenooten verzekert, te weten het heilig en godsdienstig karakter van het Huwelijk. Hoe nauwgezetter de Echtgenooten hunne plichten vervullen, waartoe zij alleen door de goddelijke wel voldoende kunnen verbonden worden, om te beter zal ook de familie voor den Staat afwerpen wat deze van haar vorderen en verwachten mag. Een louter burgerlijk contract zal nooit de noodige verplichtende kracht bezitten.
Hoe verschillend is ook nog de wetgeving in de verschillende Rijken '? Hoe vaak wordt ze niet veranderd naar het goedvinden eener Kamer-meerderheid ? Volgens de wereldlijke wetten is niet zelden een en dezelfde act in een land geldig, in een ander nietig. Moet het Huwelijk als civiele handeling aan de Staatswetten ondergeschikt zijn, dan zou dezelfde wisselvalligheid en verandering in huwelijkszaken plaats hebben
— 20 —
gelijk in andere dingen. Dewijl echter volgens de katholieke leer huwelijksverdrag en Sacrament onafscheidbaar zijn, zou tevens het Saaament aan de willekeur en veranderlijkheid der menschen onderhevig worden. En hoe kan een Sacrament van het N. Verbond aan het oordeel eener Kamer onderworpen zijn ? Is eenmaal het allen rechtsgrond missend en gevaarlijk beginsel aangenomen, dat het Huwelijk een burgerlijke handeling uitmaakt, dan kan een liberale Kamer elk soort van wetten op het Huwelijk voorschrijven.
Nooit heeft de Staat het recht bezeten, den Christen van de verplichting te ontheffen zich in huwelijkszaken te regelen naar de wet van Christus en Zijne Ke?k. Had de Staat zulk recht in dit opzicht, waarom zou hij hel ook niet in andere aangelegenheden hebben; en tot welke gevolgen zou ons dat beginsel heensleepen ? »Men moet Gode meer dan menschen gehoorzaam zijndit geldt ook hier tegenover eene wereldlijke wetgeving, die in strijd is met de wet van God.
De verdedigers van het zoogenaamd burgerlijk huwelijk geven toe, dat al wat het Sacrament betreft aan de Kerk behoort ; maar het overige aan den Staat. Kerkelijk trouwen, zeggen zij, is immers niet verboden, en blijft als gewetenszaak aan het oordeel van iedereen overgelaten. De Geestelijkheid wordt slechts bevrijd van wereldlijke bezigheden bij de voltrekking van een Huwelijk ; hare verhevene roeping moet niet belemmerd worden; enz. O huichelarij ! mag men hier wel uitroepen, wanneer men zulke declamatie's leest, waardoor men den onwetenden zoekt te bedriegen, en zich zeil als ongeroepene gevolmachtigde opwerpt, om den arbeid van den «verheven Priesterstandquot; te verlichten!
Men wil huwelijksverdrag en Sacrament scheiden; wat onmogelijk is. Deze door de Kerk steeds verworpen stelling is op nieuw door Pius IX valsch verklaard; alsook dat het Sacrament, als iets toevalligs aan het huwelijksverdrag toegeworpen, in de kerkelijke inzegening zou bestaan. Deze zegening werd nooit
— 24 —
beschouwd als tol het wezen van het Huwelijk behoorende : anders had de Kerk nimmer een Huwelijk voor geldig kunnen erkennen aan welk hare zegening ontbrak. Dit geschiedt in gemengde Huwelijken, die zonder waarborg eener katholieke opvoeding van allé kinderen, tegen het verbod der Kerk worden gesloten, en waarbij de Pastoor slechts lijdelijk d. i. bloot als getuige, tegenwoordig zou zijn.1 Maar wel vordert de Kerk (sedert het Concilie van Trente) tot de geldigheid van den Echt de tegenwoordigheid van den eigen Pastoor of van een door den Pastoor gevolmachtigd Priester; tenzij waar de Kerk zelf om gewichtige redenen eene uitzondering maakt. Met een in dezen vorm gesloten huwelijksverdrag ontstaat tegelijkertijd het Sacrament. Is er dus sprake een huwelijkscontract aan te gaan of te ontbinden, dan komt tevens het ontvangen of niet ontvangen van het Sacrament in 't spel. Wordt tus-schen Christenen een geldig huwelijkscontract of een geldig Huwelijk gesloten, dan is ook het Sacrament voorhanden. Ongeldig is dus zoo wel het contract als het Sacrament, wanneer de Christen alleenlijk voor den wereldlijken ambtenaar het huwelijk aangaat. Ook hier vindt het woord des Heeren zijne toepassing: »Wal God verbonden heeft, scheide de mensch niet.quot; De Godmensch zelf heelt het natuurlijk wezen van den Echt en het Sacrament verbonden ; en geen menschelijk gezag heeft het recht of de macht ze te scheiden. Goedgunstig staat men toe, dat ook de Kerk haren zegen daarover uitspreke, en de Priester Amen zegge nadat de burgerlijke echt gesloten is. Men vergunt wat men niet verhinderen kan ; en omdat men zeer goed weet, dat de ware Katholiek het burgerlijk huwelijk niet als huwelijk erkent; uithoofde de huwelijksverbintenis uitsluitend naar de voorschriften zijner Kerk moet worden gesloten, zal zij geldig zijn en verplichtende kracht hebben. Waartoe dient dan de voor het volk lastige, bezwarende en bovendien nuttelooze wereldlijke ceremonie ?
Zie v. d. Burgt de Matrim. num. 508 edit. Vertaler.
— 22 —
Hiertegen wordt opgeworpen dat, zelfs naar de verordening van Trente, de Pastoor geen andere rol vervult als van geaccrediteerde getuige bij het voltrekken van eenen rechtelijken act. Daarom bedoelt ook het burgerlijk huwelijk niets anders dan de geloofwaardige bevestiging van een voltrokken huwelijk, die beter door een civiel ambtenaar gedaan ;wordt dan door den Pastoor. Doch men bedenke, dat hel Concilie van Trente het voorstel verwierp om als geaccrediteerd persoon eenen notaris of klerk te nemen, en zich niet tevreden hield met elk soort van bevestiging, maar eene kerkelijke betuiging eischte, afgelegd door eenen kerkdienaar; ook al om rede het betaamt dat een kerkelijke act door eene kerkelijke getuigenis gestaafd worde. Overigens, indien het zoogenaamd burgerlijk huwelijk niets anders beteekent dan eene vormelijke betuiging van een kerkelijk gesloten Huwelijk, dan kon men het stilzwijgend aannemen ; zulk eene betuiging zou tevens voldoende zijn om het liefdevol doel te bereiken den Clerus van wereldlijke bemoeienissen te bevrijden, en de registers van den burgerlijken stand nauwkeurig op te maken. Deze verklaring werd destijds in de Pruisische Kamer afgelegd door den afgevaardigde Rhoden.quot; Geeft, sprak hij, aan hetgeen gij burgerlijk huwelijk noemt zijnen juisten vorm; beschouwt het als eene vormelijke betuiging van bestaande huwelijksbetrekkingen, zooals onze wetten bereids eene vormelijke betuiging van andere rechtstoestanden erkennen ; bepaalt het begrip van verplichtend burgerlijk huwelijk slechts tot deze opvatting, dan wil ik het, wat mij aangaat, zonder protest laten doorgaan.quot; Doch, helaas, nergens heeft men door burgerlijk huwelijk eene bloot statelijke bevestiging van een kerkelijk gesloten Huwelijk verstaan ; maar overal werd het burgerlijk huwelijk op zich zelf, en zonder aanzien of het al dan niet kerkelijk gesloten was, voor een geldig huwelijk genomen; wat volgens de kerkleer nooit kan waar zijn. Voor de lijsten van den burgerlijken stand heeft de Staat geen burgerlijk huwelijk noodig, evenmin als hij bij den
— 23 —
Doop en het overlijden eenen bijzonderen civielen act uitoefent.
Waarom bestaat dan deze noodzakelijkheid alleen voor het Huwelijk? Hebben de Pastoors de plichten hun door den Staat opgelegd, niet vervuld? En wanneer al iemand hierin te kort bleef, heeft de Slaat dan geen middel of kracht meer om dit ongeval te verhelpen? In de Badensche eerste Kamer verklaarde onlangs Bluntschli, dat men door het burgerlijk huwelijkquot; een einde wilde maken aan de halfslachtige verhouding der Geestelijken, waardoor hun geweten lichtelijk in tweestrijd geraakt tusschen «de gehoorzaamheid aan den Staat en hunne plichten jegens de Kerk.quot; Doch laat men geen veel bedenkelijker conflict ontstaan, wanneer van Staatswege sanctie verleend wordt aan eene zwaardere plichtverzaking van Katholieke onderdanen tegenover de wetten hunner Kerk ? Dezelfde Rapporteur zeide, dat door de invoering van het burgerlijk huwelijk het. gebied van Staal en Kerk gescheiden wordt in het be-lang des vredes. Wij meenen de vraag of het in 'l belang des vredes en tot heil van den Staat wenschelijk is. Staat en Kerk te scheiden, die geroepen zijn, naast en met elkander te werken, bepaald ontkennend te moeten beantwoorden. Zulke scheiding is onnatuurlijk; omdat de mensch, de Staatsburger en de Christen zich niet laat scheiden en ontwrichten. Wanneer de Staat, ondanks de tegengestelde kerkelijke wetten, het burgerlijk huwelijk invoert, dan heeft niet slechts een scheiding plaats van alleszins verschillende werkkringen; maar een vaarwelzeggen van den Staat aan de wetten van het Christendom.
Is eenmaal aan de Katholieke Kerk vrije uitoefening en bescherming barer rechten door den Staat toegezegd, dan moet de Staat ook het huwelijksrecht erkennen, en daarop geen inbreuk maken. De Staat moet elk door hem als gelijkelijk gerechtigd erkend Kerkgenootschap zich in zijne wezenlijke instellingen laten ontwikkelen, en bijgevolg ook in zijn huwelijksrecht. Zoodra nu de Staat zich het recht toekent een huwelijk
— 24 —
op te zetten in strijd met de wetten van de Kerk, die een buiten haar gesloten huwelijk voor nul en nietig verklaart, dan kwetst de Staat niet alleen het huwelijksrecht, maar ook de geloofsleer der Katholieke Kerk, volgens welke het Huwelijk een Sacrament is, en als dusdanig aan het rechtsgebied der Kerk onderworpen. Dat de huwelijkszaken tot de kerkelijke rechtbank bebooren, heeft de Kerkvergadering van ïrente (Zilt. 24 Can. 12) en nog onlangs Pius IX verklaard; en door hel burgerlijk huwelijk wordt deze kerkelijke jurisdictie geloochend. De burgerlijke rechter heeft geene macht een Huwelijk te sluiten of te ontbinden. Hierom hebben de mannen van het burgerlijk huwelijk de noodzakelijkheid gevoeld hunne wetten eenigszins in harmonie te brengen met de beginselen der Kerk. Zoo zijn b. v. volgens het fransche recht de Huwelijken tus-schen Katholieken onoplosbaar. Ook in het grieksche keizerrijk werd destijds het burgerlijk naast het christelijk Huwelijk geplaatst ; maar weldra werd het eerste door de voortaan toongevende keizerlijke wetten afgeschaft; zoodat in de Oostersch-scbismatieke kerk, de russische en grieksche, de kerkelijke inzegening als noodzakelijke voorwaarde geëischt wordt.
Heeft wellicht de Kerk hare taak niet vervuld, en den Staat gedwongen het door haar verwaarloosde Huwelijk zich aan te trekken ? Was het niet veeleer de Kerk die het Huwelijk uit de diepe verlaging ophaalde, waarin het onder 't heidendom verzonken lag ? Ja, de Kerk rustte niet alvorens zij de vijandige heidensche wetten verdrongen had. De Gnostieken en Mani-cheërs verwierpen het Huwelijk, en de Kerk veroordeelde hunne dwalingen. De Kerk was het, die tegen woeste barbaren en hoogmoedige vorsten het Huwelijk in bescherming nam, en de heiligheid van het Sacvainent altoos staande hield. De Kerk was het, die tegen eenen koning Lotharius, eenen Hendrik IV, eenen Philip IV van Frankrijk, tegen Napoleon I, in de zaak zijns broeders Jeróme, de heiligheid en onontbindbaarheid van het Huwelijk verdedigde en handhaafde. Evenals Clemens VII
— 25 —
aan het verlangen van Hendrik VIII een nou possumm tegenover stelde, en liever Engeland zich van de Kerk zag losscheuren dan de heiligheid van het Huwelijk en de wet Gods prijs geven , zoo heeft ten allen tijde en weder in onze dagen de Opperherder der Kerk zijne stem doeu hooren voor de heiligheid van het Huwelijk. Heelt misschien in de 19° eeuw de Kerk den Slaat aanleiding gegeven lot de invoering van een ander, van een nieuw huwelijk ? Is de Kerk veranderd? Neen niet zij, de Bruid des Heeren, is veranderd , maar wel de Staten die zich hoe langer zoo meer van het Christendom hebben losgemaakt.
Heeft de Slaat aan sommige secten dezelfde rechten toegestaan als aan de drie christelijke gezindten, * dan kan hij voor zulke dissidenten die of tot geen kerkgenootschap behooren, of wier kerkelijke gemeenten den Staal geeue genoegzame waarborg opleveren, een zoogenaamd burgerlijk nood-huwelijk gedoogen. Wij vorderen immers niet, dat men iemand door uitwendigen dwang noodzake zich te onderwerpen aan Gods-dienslbeginselen die de zijne niet zijn. »Maar, schrijft Vering (Archiv für Kathol. Kirchenrecht 1862), juist daarom vorderen wij ook dat niemand, die bepaalde beginselen van Godsdienst heeft, vooral wanneer zijn genootschap als Kerk burgerlijk erkend is, aan zulke beginselen uil gedwongen noodzakelijkheid onderworpen worde, die met zijne godsdienstige overtuiging in tweestrijd zijn.quot; Met dezelfde bevoegdheid vraagt Pater Schneemann : «Wanneer men het ongeloof gelijke rechten wil vergunnen met den grooten Christelijken Godsdienst, vordert dan niet deze gelijkheid dat iedereen naar zijne overtuiging behandeld worde?quot; De algemeene invoering van het burgerlijk huwelijk, daargelaten dat niet nog andere met do kerkelijke huwelijkswetten strijdige bepalingen gemaakt worden, weder-streeft reeds per se de godsdienstige overtuiging van hen, die hel Huwelijk als een godsdienstige, door de geloofsleer der
■ Katholieken, l-ulhcranen. Calvinisten. Vcrl.
4
— 26 —
Kerk vastgestelde toestand beschouwen. Zelfs een de Flotte* zegt; «Het godsdienstig Huwelijk is tegenwoordig het eenigste dat in 't oog der groole meerderheid aan den Echt zijn eigenaardig karacter geeft, en de achting verwekt van als Echtgenoo-ten verbonden te worden. De geest van onzen tijd weigeit aan het burgerlijk huwelijk eene toereikende bcduidenis. De christelijke familie ontbeert de wettelijke geldigheid, en aan de wettelijke familie, waarbij een bloot burgerlijk huwelijk ten gronde ligt, ontbreekt de moreele waarde.quot; Hiermede worden tevens de gevolgen aangestipt, die het burgerlijk huwelijk na zich sleept.
■ Ken Prolosl. Geschiedschrijver. Vert.
III.
De gevolgen van het burgerlijk huwelijk.
Is reeds, gelijk wij gezien hebben, do oorsprong van hei burgerlijk huwelijk onheilspellend ; zijn de beginselen waarop het boogt, valsch en verwerpelijk, dan kunnen ook zijne gevolgen slechts heilloos zijn. Inderdaad het burgerlijk huwelijk bevordert het indiffereniisme of de onverschilligheid jegens den Godsdienst; leidt tot ontchristelijking van de familie en hiermede van den Staat zeil; ondermijnt het Staatsgezag ; kwetst de gewetensvrijheid, en heeft tot laatste consequentie den afgrond van het socialisme. Zwaar is de beschuldiging, en eene grove beleediging zou het zijn, indien ze niet grondig kon bewezen worden ; wat echter weinig moeite zal kosten.
'T zij verre om aan allo verdedigers van het burgerlijk huwelijk de opgenoemde strekking te willen onderschuiven ; maar vragen wij slechts: is niet het burgerlijk huwelijk sedert lang het wachtwoord van hen die werkelijk deze strekking volgen'! Is niet van de vrijmetselaarsloges het signaal uitgegaan tol den strijd voor de emancipatie van het Huwelijk, als de school van nclericale invloedenquot; ; met andere woorden: invloeden van de Kerk, van den geest dos Christendoms? Geen Priester meer bij het Huwelijk, in de schooi , aan hel ziekbed 1 Ziedaar het naaste doel dal de vijanden van het Christendom in zoovele landen beoogen, al ware het enkel om den godsdienstloozen en ontchristelijkten Slaat zelf eindelijk ten
— 28 —
val le brengen. Wij herhalen het; niet bij alle voorstandeis van het burgerlijk huwelijk onderstellen wij dit oogmerk. Doch wij herinneren ons de woorden van een geacht man, uitgesproken ter gelegenheid van eene kiesvereeniging : «Ook in de reien der Liberalen staan eervolle mannen. Maar als men vraagt, waar toch de ongeloovige en Staatsgefdhrliche lieden moeten gezocht worden, dan zal men ze ongetwijfeld onder de zoogenaamde Liberalen aantreffen.quot; Alleen de warme verdediging van het burgerlijk huwelijk door de vijanden en de vervolgers van het Christendom, moast hen tol nadenken brengen, die uit andere gronden dat soort van verbintenis
in bescherming nemen.
Alvorens nogtans onze aanklacht tegen het burgerlijk huwelijk te motiveeren, dienen wij eerst een alledaagsch voorwendsel aan te halen en uit den weg le ruimen. Men zegt namelijk dal wij ons met louter angstvalligheden ophouden; want sedert lang bestaal reeds het burgerlijk huwelijk in vele landen; en nergens hebben zich de gevolgen geopenbaard die ons schrik aanjagen. Wij nemen aan dat deze gevolgen lot hiertoe slechts gedeeltelijk uitkwamen. Maar wal is hiervan do oorzaak? Wal heeft ergere gevolgen tol dusverre afgewend? Uitsluitend hel gelooi van een christelijk volk, dat voor het grootste gedeelte nog vasthoudt aan het heilig ka-racler van hel Huwelijk ; dal de beginselen verwerpt waarop eigenlijk het burgerlijk huwelijk rust, en daarom in den regel niet nalaat het kerkelijk huwelijk te verlangen. Dal inlus-schen, ook waar het burgerlijk huwelijk bestaat, verreweg de grootste meerderheid van hel volk zich met alleen dat huwelijk niet voldaan acht, is zeker geene rechtvaardiging of verontschuldiging van hot op zich verwerpelijk burgerlijk huwelijk ; en bewijst .slechts dat de godsdienstzin van het volk nog tol heden toe de noodlottige gevolgen heeft afgeweerd die hel burgerlijk huwelijk per se geëigend is le veroorzaken, en alom veroorzaken zal, waar christelijk geloof en chrisle-
— 29 —
lijke zeden verdwenen zijn, of waar het den vijand gelukt ze te bederven. Wat reeds in 1832 de groote rechtsgeleerde von Savigny hierover schreef, kan ook nu, en te meer nog van onze stadsbevolking gelden ; »Ten tijde van Napoleon hadden de ontkennende en vernietigende beginselen veel minder uitwerking dan heden. Wordt tegenwoordig het burgerlijk huwelijk ingevoerd in een land waar het nog niet bestond, dan ziet men terstond velen die het gretig zullen opnemen ; eenige uit lichtzinnigheid en ijdelheid, andere omdat zij volslagen vijanden van het Christendom zijn.quot; Dit verschijnsel verklaarde ten vorigen jare in de Radensche eerste Kamer de Prelaat Holtzmann door onverschilligheid : »Hierdoor, sprak hij, wordt alleen duidelijk, wat helaas het geval mag zijn, dat menigeen niets van de Kerk wil weten.quot; Doch hiermede wordt ook gezegd, dat aan velen aanleiding en gelegenheid gegeven wordt om de kerkelijke wetten te overtreden, dat eveneens bij het facultatief burgerlijk huwelijk plaats grijpt. Is het nu den Staat geoorloofd gelegenheid te geven tot zonde ï Kan hij, die den naaste ergernis geeft zich verontschuldigen daardoor, dat alleen zij tot zonde zich laten verleiden die toch niet vast in 't goede geworteld zijn Bevordert de Staat zijn eigen belang, wanneer hij het indifferentisme begunstigt, het gezag zelf van de Kerk miskent, en zoo tot die miskenning meewerkt dat het door 'tvolk wordt geminacht? .la, terwijl de Staat den eerbied voor het kerkelijk gezag aanrandt, ondermijnt hij zijn eigene kracht. Deze waarheid is met bloedige letters in het boek der geschiedenis aangeteekend. Waar ergens de achting voor de geestelijke macht der Kerk verviel, ook daar leed weldra de achting voor het Staatsgezag schipbreuk. Indien dus de Staal zelf door zijne wetten daartoe bijdraagt de kerkelijke voorschriften te laten overtreden, dan werkt hij aan zijn eigen ongeluk. Wordt eenmaal de macht over het Huwelijk aan de Kerk ontzegd, dan kan de Staat op den duur deze macht niet handhaven over
-SO-
het Huwelijk, dal zich volgens zijn wezen aan een geüsurpeerd Staatsgezag onttrekt.
Men heeft dikwijls gezegd, dat het burgerlijk huwelijk het concubinaat voorkomt. Het tegendeel is waar. Door het burgerlijk huwelijk wordt het concubinaat bevorderd, met voedsel te geven aan de lichtzinnigheid van hen die, door hartstocht verblind, de voorschriften hunner Kerk gering achten, en zich vergenoegen met een bloot burgerlijk huwelijk, dat volgens het oordeel der Kerk toch niets anders is als een concubinaat. En, zal hij die aan een burgerlijk huwelijk genoeg heeft, dat door zijne Kerk als concubinaat verworpen wordt, zich een gewetenszaak daaruit maken ook de civiele formaliteiten te ontduiken, al ware het slechts om de kosten te sparen ?
Dat nu werkelijk het burgerlijk huwelijk wrange vruchten voortbrengt, leert ons de geschiedenis van den dag. Van waar komt het feit, dat b. v. in Frankrijk, waar het burgerlijk huwelijk 'teerst werd ingevoerd,1 een tal van jonge lieden geen Huwelijk aangaat, en zich met een louter concubinaat tevreden houdt? Waarom zijn »de vrije verbintenissenquot; uitgevonden ? «Van het burgerlijk huwelijk, zegt Leroux, lot dit soort van contracten behoeft men slechts een slap te doen.quot; Is nu de Echt eenmaal van zijn karacter beroofd, wal belet dat ook de zoogenaamde »vereenigingen der vrije liefdequot; en de veelwijverij der Mormonen weldra hare verdedigers vinden ? De mensch die de bovennatuurlijke, door Christus gevestigde orde verlaat, valt ook spoedig uit den kring der natuurlijke orde. Hij die de verhevene christelijke opvatting van het Huwelijk verwerpt, loochent allicht de op de natuurlijke zedewet gegronde waardigheid van den Echt. Is de godsdienstig-zedelijke aard van den Echt weggenomen, dan ook verliest de familie hare waardigheid, en het Huwelijk ontaardt in eene verbinding, die ook bij de dieren gevonden wordt.
Zie Quaesl. Uursomund. loc. cit. pag. 515 en volg.
— 31 —
God alleen kan het Huwelijk en de familie vormen ; dc men-schen voor zich zouden misschien transitoire verbindingen gekozen hebben.
De ontchristelijking van het Huwelijk brengt tevens de ontchristelijking der familie en van den Staat te weeg. Daarom zeggen met recht de Zwitsersche Bisschoppen in hunne toespraak van 1868 over het christelijk en burgerlijk huwelijk ; »Hcl familieleven is beslissend voor het leven van een volk in Kerk en Staat. De denkbeelden van zeden in de familie geworteld, gaan niet alleen tot de kinderen over, maar werken op alle kringen van het maatschappelijk leven. De familie nu heeft haren grond in hel Huwelijk: gevolgelijk geeft het recht en de wet, bij de huwelijksvoltrekking toegepast, aan den Echt zelf en aan de familie lol heil ol tot onheil eene beslissende godsdienstige of godsdiensllooze levensrichting ; en hierom raakt de vraag naar de huwelijkssluiting het innigste leven der familie cn van den Staal. Nog heeft het christelijk volk in ons vaderland de godsdienstig-kerkelijke Echtverbintenis trouw bewaard cn opgevolgd. Eene verandering hierin zou gelijk staan met eene radicale verandering zijns levens, zijner christelijke zeden, zijner geschiedenis, zooals ze in Engeland en Frankrijk door den val van de openbare macht gevolgd is.quot; Treffend spreekt hierover de groote Savigny : »Het Huwelijk, zegt hij , heeft een karacter bestaande uit verschillende elementen, waarvan het eerste en toongevende het redelijk en godsdienstig element is ; terwijl bij het burgerlijk huwelijk alleen het staatsrechtelijk element wordt aangenomen en vertegenwoordigd ; daarentegen het moreel en godsdienstig element miskend, verwaarloosd en aan den willekeur der individu's blijft overgelaten, waardoor het Huwelijk noodzakelijk ontaarden moet...... Het burgerlijk huwelijk,
in zijne natuurlijke ontwikkeling beschouwd, leidt noodwendig tot het aannemen der volkomenste Echtscheiding. Want uit een juristisch oogpunt kan er weinig tegen ingebracht worden, dat
— 32 —
het Huwelijk door den eenvoudigen wilsact der Echtgenooten gescheiden wordt: slechts het verhevener zedelijk en godsdienstig principe kan dit verhinderen. Indien deze nieuwigheden consequent in practijk gebracht worden en bij een aanzienlijk getal der bevolking het huwelijk zonder godsdienstige handeling wordt voltrokken; wanneer de scheiding aan een meer ol' minder absoluut goeddunken der echtgenooten bhjtt overgelaten, dan zal men weldra in een toestand geraken, waarin het onmogelijk is tusscher. huwelijk en concubinaat een onderscheid te vinden. Dan vohjt de ontbinding van de familie . Door het burgerlijk huwelijk wordt een huurcontract in de plaats van het sacrament gesteld. Maar die het Huwelijk daarvoor aanziet, kan hij er nog achting voor hebben ? Waarom zou voor zoo iemand het overspel een zoo afschuwelijk kwaad zijn, en waarom het huwelijk onontbindbaar ? Waarom zou hij zich de zware verplichting op den hals halen kinderen op te kweeken en op te voeden ?
Zoodra echter dc familie wordt opgelost, gaat ook de Staat zijne ontbinding te gemoet; en aldus plaatst het burgerlijk huwelijk in zijne laatste consequentie het socialisme in 't verschiet. Gelijk men eertijds in Frankrijk zich liet heensleepen. God uil de familie te stooten, omdat men Hem bereids uit den Staat verbannen had ; zoo wil men van zekeren kant Hem nu ook bij ons uil de familie verwijderen en vervolgens uit den Staal verdringen. Men wil een ontbindbaar, ont-christelijkt huwelijk, om ook later den Staat geheel te ont-christelijken en zijnen regeeringsvorm te vernietigen, men wil de anarchie in hel Huwelijk om later den Staat te beroeren.
Met het burgerlijk huwelijk zullen de eischen van hen die er het meest op aandringen niet bevredigd zijn. Zij zullen ook de oplosbaarheid van den huwelijksband vorderen. En met recht. Want indien de huwelijksvoltrekking niets anders is dan eene burgerlijke handeling, dan moet ook hel recht van echtscheiding den Slaat toekomen. Hiermede echter zou de Staal de
— 33 —
1 macht uitoefenen de gewetens te binden en te ontbinden, welke macht hij door de daad zelf aan de Kerk ontzegt. Waar vindt nu de burgerlijke wetgeving den maatstaf hoe ver zij gaan mag , wanneer zij eene echtscheiding kan toelaten ? re Tot welken gewelemdwang leidt het burgerlijk huwelijk? Bij m menigeen die vroeger met een enkel burgerlijk huwelijk vrede ja had, ontwaakt later het in slaap gesust geweten. De vrouw j i b. v. door gewetensangst gefolterd, verlangt kerkelijk te tronen wen, maar de man heeft aan den burgerlijken trouw genoeg.
De vrouw kan den onrechtmatigen echt niet verlaten, kan hare
ais kinderen en haar levensonderhoud niet opofferen ; de wet zelf
)or gedoogt dit niet: en wie zal aan haar geweien rust schen-
sOU ken ? Bij een zieltogende, zeggen de Pruisische Bisschoppen in
ij11) hun Memorandum over de Constitutie van 5 Dec. 1848, geldt het
.jcti een langdurig ergernis weg te nemen, groote onrechtvaardigheid
jee. jegens anderen te vereffenen en den verloren vrede te herstellen. De burgerlijke act kan niet meer voorafgaan, en het ker-
;laat kelijk huwelijk aan de burgerlijke handeling laten voorgaan is
rlijk verboden. Welk zielsgevaar, welke gewetensdwang ontstaat
ver- niet door zulk eene wet!
peni Men heeft botsingen willen vermijden tusschen de geestelijke
uit en wereldlijke macht! Door het burgerlijk huwelijk veroorzaakt
kant men den grootsten strijd tusschen geweten en wet. Men wil
rvol- het concubinaat beletten ; en een wettelijk concubinaat wordt
ont- in de plaats gesteld : zelfs men versterkt het onwettelijke, om-
ont- dat het Huwelijk ontchristelijkt en verlaagd wordt. Over het
n wil burgerlijk huwelijk stelt de Staat zich vijandig tegenover de
)eren. Kerk, of hij ignoreert volstrekt de wetten van het Christen-
n die dom : die niet met mij is, zegt Christus, is tegen mij.quot; De Slaat
.n ook leent aan de ledematen der Kerk de hand om hare wetten te
recht. schenden, bevordert alzoo hel indifferentisme en werkt met hen
n eene samen die alle Christendom willen vernietigen. Hij ondermijnt
tschei- den steun en den grondslag van het staatsgebouw, het chris-
Laat de telijk familieleven, knaagt aan zijn eigen gezag en arbeidt aan
— 34 —
zijnen eigen ondergang. T'is aan den godsdienstzin van het volk alleen te danken, dat de gevolgen van het burgerlijk huwelijk tot hiertoe nog slechts in geringe mate zijn te voorschijn gekomen. Eindelijk, wordt eenmaal aan de Kerk ook haren invloed op de school onttrokken, dan zullen wij wellicht een geslacht zien opgroeien in staat om de overvloedigste vruchten van het burgerlijk huwelijk in te oogsten.
IV.
Plichten van den Christen betreffende het burgerlijk
Vragen wij nu wat den Geloovigen tegenover dit rampzalig burgerlijk huwelijk te doen staat, dan dienen wij twee gevallen degelijk te onderscheiden ; namelijk of het in een land bereids ingevoerd is, of wel dreigt ingevoerd te worden. Is het verplichtend 1 burgerlijk huwelijk reeds in zwang, dan moet de Christen zich houden aan de volgende kerkelijke beginselen.
1. Elk huwelijk, niet aangegaan volgens de wetten der Kerk, is nul en nietig. Eveneens is elke scheiding of nietig-verkla-ring door den Staat van een kerkelijk huwelijk, ongeldig en van geene waarde.
2. Katholieken die alleen burgerlijk en niet kerkelijk huwen, maken zich schuldig aan concubinaat, en door het Sacrament van boetvaardigheid, kunnen zij, zelfs op hun sterfbed, slechts dan geholpen worden, wanneer zij bereid zijn hunne ongeoorloofde betrekking af te breken, of ze tot een kerkelijk huwelijk te doen overgaan.
3. Ten einde nogtans hel beklagenswaardig burgerlijk nadeel te vermijden dat Echtgenooten met hunne kinderen treft, die den wettelijk opgelegden act niet zouden vervullen , moijen en moeten de Geloovigen, gelijk men het noemt, voor de wet trouwen, zonder toch aan deze formaliteit de kracht eener geldige
Juister gedwongen. Vcrt.
— 36 —
Echtverbintenis toe te kennen. Bovendien moet het kerkelijk Huwelijk, zoo mogelijk, aan de burgerlijke handeling voorafgaan; wordt dit, zooals gewoonlijk het geval is, door de wereldlijke wet verhinderd, dan moet toch het kerkelijk Huwelijk ten spoedigste volgen ; en alvorens dit voltrokken is, mogen de verloofden niet samenwonen.
Geldt het echter de invoering van het burgerlijk huwelijk, dan zijn de Geloovigen streng verplicht alle wettüje en geoorloofde middelen aan te wenden om de aanneming van zulk een wetsontwerp tegen te gaan. Verklaart zich nu verreweg hel grootste deel der bevolking tegen het burgerlijk huwelijk, dan ware het een dubbel zwaar onrecht om ten believe van weinigen, aan wie God en Kerk ontvallen is, aan allen een wet te willen opdringen die 's volks godsdienstige overtuiging krenkt. De Staat kan dit niet doen zonder zelf eene rechtsverkrachting te bedrijven, en zich lot het beginsel te bekennen van geweld gaat boven recht. Nimmer zal het christelijk volk een wel als het openbaar geweten erkennen, die in strijd is met de duidelijke uitspraken van het door God eiken mensch ingegrifte geweten, met hel boven elke Staatswet verheven positief gebod van den Allerhoogste.
Ernstig is in onze dagen de strijd, die het heiligste goed van het menschdom betreft. Het geldt hier niets minder dan de behoudenis van het Christendom of de hervalling in het heidendom; maar dat dieper zou zinken dan het oude heidendom stond, toen Christus den mensch opbeurde en veredelde. De moderne Staat geen gezag boven zich kennende, door de vijanden van het Christendom gedrongen, bedrogen en voortgezweept, was in menig opzicht op hunne hand, bestreed en onderdrukte de eene christelijke instelling na de andere. Lang heeft het katholieke volk aan 't dreigend gevaar geen geloof geslagen. Doch thans is het ontwaakt, en steeds meer en meer treedt de scheiding der geesten en de tegenstelling van beginselen te voorschijn. Een groote strijd is in aantocht.
— 37 —
een strijd der geesten, die beslissend zijn moet. De duisternis van den nacht kan wel is waar, het zonnelicht niet wegnemen ; de Kerk kan in den strijd niet ten onder gaan ; het kwaad zal naar hot plan van Gods wereldbestuur, aan waarheid en recht tot zegepnial dienen. Maar sommigen kunnen zich aan het licht der waarheid onttrekken ; een Staat, een land, kan zich van de zegeningen des Christendoms be-rooven, on te eeniger tijd in goddeloosheid verzinken.
Daarom is het voor alle geloovigen een heilige plicht, niet alleen vast te betrouwen op de bescherming des Heeren, op den bijstand van don 11. Geest door God aan Zijne Kerk toegezegd ; maar bovendien zelf ijverig mede te werken om, waar het in hunne macht is, het kwaad te beletten, en alle geoorloolde en wettige middelen te gebruiken tot handhaving van hun onvervreemdbaar gewetensrecht.
Met hoop en vertrouwen staren wij op de algemeene Vali-caansche Kerkvergadering. Schenke God zegen cn vruchtbaarheid aan de besluiten der vergaderde Herders Zijner Kerk. Moge Hij ons eendracht, moed en volharding verleenen in het strijden van den goeden strijd, ten einde voor ons en onze nakcmelingen hot Geloof en zijne zegeningen te bewaren !