-ocr page 1-
\
HANDBOEK
DER
PAARDENKENNïS.
-ocr page 2-

HANDBOEK
ER
'^7
0 . <-
PAARDENRENNIS,
toor den BURGER- in KRIJGSSÏAND,
DOOR
C. A. GEISWEIT van der NETTEN,
MAJOOR BIJ DE KAVALLERIJ EN INSTRUC-
TEUR BIJ DE KONING L IJ KE MILITAIRE.
K.IJDSCIIÜO L.
H. DEEL.
JiEVATTENDE DE OEZOWDIiEIDSBEWARINO E M
GENEESWIJS VAN SE ZIEKTEN DER, PAARDEN
l8l7.
-ocr page 3-
INLEIDING.
jfJ.oe zeer liet nnauwkcurig volgen der voorfchviften
der gezondheidskunde, aanmerkelijk het getal der ziek-
ten vermindert, die uit hunne verwaarloczïng ontfprui-
ten, verfchilt nogtans de levenswijs des paards, in den
getemden ftaat te zeer van dien der vrije natuur, dan
dat zij deszelfs gezondheid in dezen, even min als in
genen, zouden ftoren, en al ware het zelfs, dat de ken-
nis en waarneming der gezondheidsregels voldoende mog-
ten zijn, ter afwending diergène welke uit hunne ver-
zuimenis ontftaan, zoude dit Hechts een ongenoegzaam
behoedmiddel ter hunner geheele voorkoming opleveren,
daar de dienst welke de mensen van hetzelve vordert,
vaak tot eene behandeling noopt, welke door deze re-
gels volftrekt gewrnakt, zoo in levenswijze als voeding
het tegenover gefielde is dergene die door haar voorge-
*                                 fclirei
-ocr page 4-
IN t EIOl N C.
fchreven wordt-, en die met deszelfs hatuurftaaï het
meeste overeen ftemt. Bovenal zijn 'het de krijgs-
paarden bij welke de drang der omftandigheden, niet
alleen de oplettende waarneming dezer voorfchriften in
den weg ftaat, e;; daasdoor den kiem tot eene menig-
te ongefteldh den legt, maar hen dagelijks aaneen aan-
tal befchadigingen blj^ot fielt, d^e zij als onaffcheidelij-
ke gevolgen des oorlogs met den krijgsman gemeen
hebben, en welke volftrekt genees-en heelkundige hulp
vcreifchen. Dit zij genoeg om de kennis der middelen
ter genezing dezer öngefteldhèdea volftrekt noodzake-
lijk, en in die evenredigheid belangrijker te doen be-
fehouwen, als het aantal bekwame paardenartfen zeldza-
mer is, en daardoor veelal flechts de keuze over blijft,
ttisfchèn de genezing des zoo nuttigen paards aan de
onkunde toe te vertrouwen, of haar alleen aan de na-
tuur over te laten; geringe öngefteldhèden, die in den
aanvang gemakkelijk hadden kunnen worden weg geno-
men, ontaarden dikwerf door zoodanig verzuim in ern-
itige ziekten, of" de verkeerde en ondoelmatige behan-
deling doet vele anderzins onbeduidende toevallen, maar
al te vaak de doodelijkftc gevolgen hebben.
I iet verder dan in de dagelijkfche ondervinding be*
Hoeft men de voorbeelden tot ilaving van dit betoog
te zoeken; immers hoe vaak gebeurt het niet, dat hec
paard
-ocr page 5-
INLEIDING.
i des officiers op marsch, dat des burgerlijken rei-
zigers .op weg, of van den landman op zijne afgelege-
ne landhoevë, onverhoeds door eene ernftige, fpoedige
hu'p vereifciiende ongefteldheid aangetast wordt;, welke
is dan niet hunne verlegenheid, en hoe menigmaal heeft
niet de ongunftigfte uitllag plaats, indien zij alsdan al-
leen van de hulp af hangen, die hen de nabijheid van eenen
yeearts verleenen kan, en welke maar al te vaak door
zijne verwijdering of mangel aan kunde, te fpade of
vruchteloos aangewend wordt, terwijl daarentegen da
nadeelige gevolgen grootendeels zouden voorgekomen
worden, indien eene aanwijzing tot eigene behandeling
der meest voorkomende ziekten en toevallen, in {laat
ftelde, in dringende gevallen, de doelmatigfle middelen
aan te wenden, en daardoor de fchaarsheid aan waar-
lijk bekwame veeartfenijkundige, onfchadelijker te
maken.
■ Bovenal en met regt moge men zich verwonderen,
over den lagen trap, waarop het vak der vecartfenijkun-
de ziehen een land bevind:, waarin de veeteelt tot eene
der hoofdbronnen van welvaart verftrekt, en dat, ter-
wijl Holland zich te regt beroemen kan, in de gences-
kunde de grootfte mannen te hebbén opgeleverd, deze
tak zoodanig terugftaat tegen deszelfs voortgangen in
naburige landen, dat het even min de namen van be-
* a                               roem-
-ocr page 6-
INLEIDING.
roemde paardenartfen, als fchriften over dit vak, oiiï
der hi
                          ': voort orengfelen vermag op cc
.:, en dar, ind              de verhandelingen over eeni*
ge bij . ■ '.          .....rpei uitzondert, welke door be-
lgeven, den aandacht der be-
enijkunde overwaardig zijn, de
zich alleen 1
                           je voorfchrift-boek*
jes en zamenrapingén onzer verlchte tijden onwaardig,
en de vertalingen der \.
             tn cour gelat, vi-
tet, enz., welke, daar zij 'met de voortgangen der
latere geneeskunde geenen gelijken tred hebben gehou-
den, geenszins de algemeene behoefte voldoen kunnen.
Beftond er echter ooiteen tijdperk, waarin de middelen
tot gezondheids-bewaring en genezing der paarden ver-
diende;-! gewjM'Jucn.H «i *» zorg-vükUgH-e oplettendheid
gefchönken te worden, het is datgene welk wij thans
beleven, daar de voorbecldeloos moorddadige oorlogen
onzes tijds, eene zoodanige vernieling dezes nuttigen huis-
diere hebben te wege gebragt,dat niet alleen deszelfs ra? fen
ten eenemaal verbasterd , maar zelfs de ftoeterijen verwoest
en uitgeput zijn geworden, waardoor niet alleen des-
zelfs prijs tot eene voorbeeldelooze hoogte is geilegen,
Maareen goed paard eene wezenlijke zeldzaamheid gewor-
den is.
Of-
-ocr page 7-
I N L E I D ING.
Offchoon een verlicht bcfhiur, door de ïiadrükkelfïk-
fte pogingen, blijken geeft welke waarde door haar aan
dezen tak wordt gehecht, zal er echter nog een aan-
merkelijk tijdvak moéten vcrloopen, alvorens derzelver
vruchten tot die rijpheid g;:uje;:, dat zij de algemeen
heerfchendé mangel wegnemen kunnen.
Het kan derhajve voor ieder die eejige betrekking
op paarden heeft, niet anders dan ten uiterfte belang-
rijk zijn, door het ontvangen eener handleiding tot
onderfcheiding hunner meest voorkomende ziekten,' en
ter aanwending der eenvoudigfte geneeswijze, zich van
de zorg ontheven te zien welke iedere ongefteldheid
hem moest veroorzaken, waarin hij geen paardeniirts
kon raadplegen ofte hulp roepen; en hef. zijn de bo-
vengemelde beweegredenen die den fchrijver genoopt
hebben tot het wagen eener poging om dezen taak te
volbrengen, welke hem tocfcheen niet zoo zeer in het
ontwerpen van een volledig zamenftelfel der paardenart-
fenijkunde, ais wel in dat van een huis- en handboek te
moeten beftaan, dat een ieder ten vraagbaak en raadge-
ver konde verftrekken, en tevens ten grondflag dienen
tot eene verdere beoefening der veeiirtfenijkunde, tot
welks bevordering de opgave der voornaamite werken
over dezelve, en tot verftaan der fchrijvers in andere
talen, ook de benamingen der geneesmiddelen en ziekten
* ^                                     ia
I
-ocr page 8-
INLEIDIN G.
in de latijnfche, franfche en hoogduitfche talen hier bij
gevoegd zijn.
Wanneer men den aandacht vestigt op de vereïschté
ftrekking eens zöodanigen werks, en de vorm die nee
moest ontvangen om daaraan te beantwoorden, vallen
de zwarigheden dadelijk in het oog, die met "deszelfs
uitvoering onaffcheidelijk gepaard waren; daar deze
hiertoe eene zoodanige inrigting voorfchreef, dat aaö
de eene zijde, de min ervarene, voor wien het voorna-
me'';!': befiemd was, er nl het bedoelde nut uit konde
trekken, zonder dat het hogtans voor meer geoefende
geheel nutteloos bleef, en dus door beide met vrucht
gebruikt kon worden; moeijelijk was het hierbij de
juiste middelweg te houden , zonder de grenslijnen aan
de eene of jméerê zijde te overfcbreden, zoodanig dat
het voor de eerfte al het vereischte, en voor de laat-
fte niets overtolligs bevatte.
De verpligting om deze onderfchcidene vorderingen
niee uit het oog te verliezen, maakte aan de eene zijde
noodzakelijk tot bevordering der duidelijkheid, over
fonimige onderwerpen breedvoeriger uit te weiden, dan
voor den meer geoefenden noodig zoude hebben kan-
worden geacht, en daarentegen andere over te
pen, wiïr kcnrJs het algtu-ear, :
               ■ '.>■■.': ■/.;■,■.-
-ocr page 9-
I N L E I D I S Ö.
de komen;. Uit dezen hoofde is geoordeeld dat eeae.
te fijne gefponnene onderfcheiding der ziekten of fpits-
vinnige fchifting der toevallen, hier even ten onpas plaats
zouden hebben gevonden, als die ongefteldheden welke
Hechts zeldzaam voorkomen en moeijelijls te onderfchei»
den zijn; zt>o wel als die heelkundige bewerkingen,
welke volftrekt de behandeling van eenen ervarenen
paardenarts vercifchende , buiten het bereik van C
oefende liggen. Om gelijke redenen, is ook hot be-
fchouwendc gedeelte der ziektekunde(pathologie) voor*
bij gegaan, daar dit op veelal betwiste veronderftelliii-
gen (hypotliefcn ) gebouwd, niet alleen de vatbaarheid
van min geoefende zoude overflijgen, maar hen welligc.
in eenen doolhof van tegenflrijdige denkbeelden doen
verwarren.
Daarentegen mag het noodig worden geacht eenig-
zins breeder te moeten uitweiden in de aanwijzing der
onderfcheidings - teekenen, zoo die tusfehen den ftaat
van gezondheid en ziekte beftaan, als die de verfchü-
lcnde ongefteldheden kenmerken, ten einde door haar
geleid, eene doelmatige keuze der geneesmiddelen te
doen, welke de voorfchjiften der genees- en heelmidde-
len bevatten; wier aantal, dat den ervarener, welligt te
groot zal voorkomen, en voor dezen merkelijk ingekort
had kunnen worden, voor- de ïningeöefcnde daarom
. * 4
                                ruim»
-ocr page 10-
INLEIDING.
ruimfchotiger vonrgefteld is, ten einde deze, welke ze-
ker liet grootfte gedeelte der lezers dezes werks zullen
uitmaken, in hun gebrek aan artfenijkundjge wetenfehap-
pen te gemoet te komen; tot welk einde ook de bij-
gevoegde platen moeten dienen.
Het zoude de laatdunkendfte vooringenomenheid ver-
raden, gevoelde niet de fchrijver hoe veel dit v.'erk
in waarde zoude hebben gewonnen, ware deszelfs vol-
voering door iemand ondernomen, die met alle vakken
der artfenijkunde gemeenzaam, deze taak geheel had
willen of kunnen afwerken, en daarin niet gelijk hij,
door aan dit vak ten eenemaal vreemde werkzaamheden
gedurig geftoord was geworden; het zij hem echter ge-
oorloofd de hoop te mogen koesteren, dat zijne po-
gingen ter uitbreiding eener Errgemeene kunde van dit
belangrijk onderwerp, hun doel niet geheel zullen ge-
mist hebben, en dat, in afwachting een volkoinener werk
dit beter bereike, zij intusfehen het heerfchende ge-
brek aan ecne foortgelijke handleiding in onze taal,
e enigermate zullen te gemoet komen.
Indien er eetrige grond beftaat om deze verwachting
op te mogen bouwen, zoo is dezelve in de krachtda-
dige onderfteuning gelegen, welke bij in zijnen arbeid
van verfcheidene onzer vcrdieni'celijke geneeskundigen,
en
-ocr page 11-
INLEIDING.
en. v.izonder van den heer alexahder, Med. Doet.
en Chir. Majoor bij de Koninklijke Militaire School, heeft
ontvangen, en die hij niet nalaten kan pligtfclruld'g zijnen
opregten dank daarvoor te betuigen; daar niet alleen
hunne teregtwijzingen veel hebben tocgebragt om het
werk, een geregelder zamenhang te doen verkrijgen,
maar zoo door het ophelderen van de denkbeelden des
fclirijvers als de mededeeling der hunne nopens den
aard en de vereïschte behandeling van onderfcheïdene
ziekten, ook het wetenfchappelijke gedeelte belang iter
voor meer onderrigte is geworden, waardoor, indien
het algemeene oordeel eenige waarde aan dit werk mog-
te toekennen, het tevens hun alle aanfpraak geeft, om
de algemeene erkentenis,, voor hunne aangewende moei-
te te verwachten.
                             '                            \
Daar zelden eene eerfte poging anders dan met vele
onvolmaaktheden vergezeld, het doelwit nadert, zij het
verre van den fcluijver te verwachten, dat deze iets
beter zoude (lagen, of dat hij eene hoogere verwachting
koestere, dan dat het goede dat er in bevat mag ;
het minder volkomene verfchóoning in de oogen van
kunstervarene beöordeelaren zal doen verwerven, en de-
ze daarbij de bedoeling des werks, en de klasfe dei-
lezers voor welke het beftemd is, wel in Let oog zul-
len willen houden.
Bewust hoe veel aan dit werk, op eene beperkte
* 5
                                fchaal
-ocr page 12-
INLEIDING.
fchaal ontworpen, nog ter volkomenheid ontbreekt,
zullen alle gegronde en onderrigtende te regt wijzngen
door liem fteeds met genoegen ontvangen, en van de-
zelve een gepast gebruik gemaakt worden, in een blj-
voegfel, dat dit handboek ftaat te volgen; terwijl hij
diegene wier oordeel zijne onderneming befchouwcn
mogt, volftrekt het voorgeftelde doel gemist te heb-
ben, dringende uitnoodigt, door zamenftelling eeuer be-
tere handleiding, het gebrekkige te verbeteren, dat met
iedere eerfte fchrede op eenen nieuwen weg onaffchei-
delijk gepaard gaat, eu zich daardoor eene wel verdien-
(3? AaWVirüflV nn ■<*& "'»»"»»»» erkentenis te verwervoi.
-ocr page 13-
JAN w IJ zing der voornaam/ie werken
over de ■paardenkennis en geneeskunde.
JL/aar liet dengenen, welke eene uitgebreidere
kunde in de paardenartfenijkunde wënsctit te ver-
werven, dan dit werk hem verleenen kan, ten
hoogden belangrijk is, de daartoe gefchikfte bron-
nen te kennen, zal de volgende aanwijzing hem
voorzeker welkom zijn, daar dezelve die der voor-
naamfte en nieuwfte werken bevat, welke over de
ondcrfcheidene declen dezer wetenfchap in het licht
verfchenen zijn.
A. Werken over alle ,deelen der pa.ar-
denkennis, ontleed- en artfenij-
kundc.
La Fosfc, cours d'hippiatrique, Paris 1772,   gr. fol,
met 65 nl. vertaald in liet hOOgduitSCh onder   den tij-
tel van:
         —-—' lehrbegvliT der arzneiknnst, von    Knob-
1 a 11 c h, i/88- 4 th. gr. S». met 57 pi.                          ,
-------------. Dictionnaire raifonné d' hippiatrique, Paris
'7?G- 4 vol. in 8°.
Pil-
-ocr page 14-
i A N ff'IJ Z I N e
J»ilgér, fystomatifrtes handbucli der tlieorctifclie prao
tifche vétéïlnair»,wisfenfchafc, Gicsfen 1804, 4 th. 8>.
Profesfor B u s c Ii, fystem. der theorèfïscB pract. vétéri-
nair - wisfênfcbaft, zum behuf academifcher vorleftingen,
Marburg ïSoo" —■ 16, 4 th. 8°.
Be lab are BI ai lier, notions fomiémentales de Part vé-
térinaire, traduit de 1'anglais, Paris 1803, 3 vol. in 8°.
B. Over de bijzondere hoofdeelen der-
zelve.
n") Natuurlijke ge f cli i eden is en uitwendi-
ge kennis van li e c pa a r d.
fiaumaiin, über die vorzüglichfte tlieïlen der pierde-
wisfeiifcliaft, Berlin 1815. 2 th, gr. 8°.
Go Ct hard, dasz ganze der Pferdezucht, Erfurtli 1804.
2 th. 8°.
Sebald, naturgefchiclite des pferdes. Munchen 1812. 8».
B o u r 5 e I a t, conformation extérieure du clieva!, Paris
1808. 8'.
8.) Gezond-heid'skund e.
A m m o n, tasschenbuch , über die wammg, pfïegung und
behandluög de* pierde, Giesfen 1800*.
Wol 1 ft ei n und F ligger., übcr die zucht und vvartung
der kriegs- und bürgcrpfcrde,
'O
-ocr page 15-
VAN W E R K E W.
e.) Over de ontleed- en n a t uu r 1 ij k u n d e in
il e C b ij 2 0 il tl e r.
Stubhs, the anatomy of tbc horse, London 176o.gr. lol.
B o ut g e 1 a t. précis anatomique du chcval, Paris 1807.
2 vol. 8°.
Girard, anatomie des [animaux domesiiques, Paris 1307.
2 vol 8^.
Cu vier, lc^ons d" anatomie conipai-e'e , Paris 1802. 5 vol,
in 8».
Blumenbacli, liandbuch der vergleichende anatomie,
Göttiugen 1 15. 8».
dj) Het werk tui ge ljjk e z amen ft el des pa ar ds.
Goiffon en V i n c e n t, mémoire artrficielle Air la té-
éfentation fidele des animaux. i" partie, Ie chcval 3 Paris
1779. 3 vol. in lol.
e,~) Kennis der geneesmiddelen.
Bourgelat, mntièra médicale raifonnëe, Paris 103,
2 vol. 8°.
Ypci, handboek der matcria mcdica, Amft. 1811. gr.8».
Bouillon ia Grangc, dispenSBre pliarmaco - cbimïqus
a 1'ufagedes élèves des écoles vétérinaires, Paris 1813.S»,
10 Vee artfen ij kundige kruid kunde.
V
Kuch o z, maniiel vétérinaire dés plantes. Paris 1799.8»;
V e i t k,
-ocr page 16-
A A N W Ij Z I N G.
Vei.th, abrisz der krauterkunde fiir thicrarzte imd cecr?»
nomen , -Wien 1813. 8°
Oswald, befchrjjvjng en afbeelding der artfenü * gewas»
fen*9 Afflffi. 1795. 6 deelen in 8°.
ƒ.) Ziekten-, genees- en heelkunde.
W o 11 fee in, von inserliche krankheiten der fiillen der
kriegs- u bürgcrpferde.
■-----------------bücher der wundarzney der thiere.
Ammon, volftandiges handbuch der practifche pferde-
arzneikunde. Heelbron 1007. s°.
Tenncker, handbuch der practifche arzneiinittellehre ,
1798. 2 tl:. <";.
---------------roszarz, 180S. 2 banden gr. 8".
Rohlwes, der tasfclien -pferdenarzt, Berlin 1807. 8°.
Tan;, Iejirbuch der vétérinair- wisfenfehaft, umgearbeitet
durch pro;'-. Bn'schs Frankfort und Lcipzich 1800. 8CI.
t>u:;c», recept"-tasfchenbucli für angehende thicrarzte r
oder befchrêibung der gewöhriliche krankheitert der huus«
thi< re , Marburg 1801. 8°.
S chr eg er, operations - lehre für thicrarzte.
C. Werken en verhandelingen over on~
de r fc fa e i d e ne deelen der paarden-
«0 O ver de gebreken der voeten en het beflag
Jvcrs-
-ocr page 17-
VAN WERKEN.
s t i n g , unterricht zum befchlag und heiluag der ge--
hen der füsze, Göttingen 1794. 3».
Col e mans, bemedurogen über den bnu , die erjialtunj
und krauklieiwn des pferdcfüsfes und befchlag, Gies-
fen 1804. 8%
C! ark e, disfertation on Uie fóot of the hor-.:
fchoeying, Londen j8w. 4°.
La F os Te, Guide du mardchal, Paris 1766. 4=. en 8°.
Bonrgelat, esfai 1               et pratique fur in fèrrure,
ard, traite du pied des ankuaux domcstiques et des
i'emires, Paris 3°.
J.) Over v erf ch ill en de onderwerpen,
Inftructions vétérinaires par C li a b c r t, Elan d r i n et
Hu z ard, Paris iüoo. 6 vol. 8°.
Fromagc de Feugïé, correspondance fur la confer»
vation et 1'arnlioration des aniraaux domcstiques, Paris
1810.
Rohlwcs, magazin te die tbterarzneikunde, 1802.41!!,
Ludwicli, auferlefene beytrïge zur thicrarzneikunde,
J-'-ipziei! i786 — 83. 4 tb. 8».
Viborg, fammlung von abhandhmgeh fur thicrarzte,
Koppenhagcn. 4 tb. 8°.
* enneker, zeitung für die pferdezucht, Tubingen, 1804.
: 1, f-,
Ten.
-ocr page 18-
AANWIJZING VAN WERKEN.
Ten nel; er, Befclireibung auf die leiclitcste art pferdc za
aagliOreB, 8°.
A. G. Camper, ablip.ndlung von den lcran!:heitcn öie
zo wolil menfenen ais thieren eigen lind, niet anmerk. en
zufatzen ausgeg. durch J. M. Uerbell, Liogen 1-94.
IN'
-ocr page 19-
INHOUD.
EERSTE AF DEELING.
OVER DE KENMERKEN VAN DEN STAAT
VAN GEZONDHEID EN ZIEKTE. BI. I.
S l. Belangrijkheid en aanwijzing derzelve.               .             ib»
2.  Verfchil der tcekenen, welke liet on.derfclieid tusfchen
den ftaat van ziekte en gezondheid aanwijzen. .
              a.'
De teekenen van gezondheid en ziekte.
3.  Wijze waarop men dezelve onderzoekt. .              tb,
4.  Onderfcheïding der kenteekenen. .••..«•               3*
5.  Aanwijzing der uitwendige tcekenen. » •              4.
I. Hoofdd. De teekenen van gezondheid.             .            5.
S <5. Over dezelve in het algemeen, en waaruit men ze
ontleent. .....              tb.
Art. 1. De trappen des ouder doms, .              ib,
S 7. Welke teekenen dezelve opleveren. .              .              ib.
Art. 2. De onderfchei dene verrigtingen.          7.
5 8 De 1 e v t;n s ve r r i 31 i n gen, als: de omloop    des
blo-eds en de ademhaling .. . •              ib.
9' De dierlijke vei'ïigtina;cn: gevoel en beweging           t'S.
Ü*                                            § 10,
-ocr page 20-
IN H O 17 D.
| io. De natuurlijke: voeding, ontlastingen en afTcheï*
dmgen         ....                  Blad/:. 9.
Art. 3. De t c m p era m e n t e n.           .             .              io,
§ ii. Welk befluit deze vergunnen.              .              ,              ii.
Art. 4. Ce g e f t e 1 d h e i d d e f o n d e r f c h e i d ene
levens werktuigen en 1 i g c h a a m S-
d e c j e 11. .                  ,                  .                   .                 11,
jj iz. Welke teemenen de levensvverktuigen tot gezondheid
opleveren.                  .              .              .              . -_ - ii.
13. Welke de ligchaamsueelén. .              .                           13.
II. Hooi'DD. De leekenen van ziekte.                .             14.
Art. 1. Kenmerken welke de ] e ven s v e rri g-
ting cn op 1 ev eren.          .              .             ib.
$ 14. Waaruit deze beflaan. . . .             ii.
a. De p»U. ....            ii,
15.  Desxelfs belchrjjving, wijziging en getal. .            tb.
16.   Onderfcheideqe afwijkingen in den ,llaat van ziekte.    15.
' b. De adtaihaliftg. . . ..
           18.
17- Algetneene verdeeling.               .              ,'          ■.            ib.
18.   Ontierfcheidene keiiteekenen welke de ademhaling op-
levert.
          .....            IQ.
19.   Het hoesten.         .              ,              .             ,           aa>
SO. Het proesten en briefchen . . .23.
Art. is. De dierlijke verrig tingen.         .            ib,
§ ar. Te fterke 1 e-vens werkz aamfceidi .             ib.
aa. Vermeerderde prikkelbaarheid.               .              .            24.
23. Verminderde prikkelbaarheid, rilling, verilijvcu, kramp,
trekkingen.                 ,              .             ,              .            ii.
-ocr page 21-
INHOUD.
§ 24. Pijn.              ....              Bladz.
25. Gedaalde levenskracht: vermoeidheid, afge-
matheid , verlamming, gevoelloosheid, beven, zwak-
heid.
«6. Aangetaste levenskracht
27. Kenmerken door de uitwendige zinnen: gevoel.
fc8. Reuk.           .              .
29, Gezigt.         .              .
Ar.t. 3, Dein w endige zinnen. :
J 30. Bewustzijn, gevoelloosheid, razernij, (Jaap. .
ART. 4. De na 1:u (f r 1 ij ïc verrtgeinge 11.
§31. Honger, dorst, kaauwen, flikkert.                .
32.  Sp$ rertering;              .              .              .             .
33.   Ontlastingen: afgang, pis.            .
34.  Affcheidrngen: fpeekfel, (hot, zweet.
35.  liet bloed.               .              .              .
Art. 5. Teek enen der on der f c h ei de nc 1 i g-
c h a a m s d e e 1 e n» .
              .              .
$ 36. Verandering yan den omtrek des ligchaams: dikte,
dunte en magerheid ; opzwelling van bijzondere dcelen.
37. Veranderde, temp.ering des li^cliaams: warmte,
hitte, koude en derzélvet' afwisfeling.
• 38. Kemeekenen aan de ledematen- ooren, neus,
mond, tong,, kaakkliexen, borst, buik, voeten,
ftaart, huid, baren.                 ,              ,
sq. Uitwendig gedrag: ftaaiv, gaan, liggen, op-
ftaan, onvermogen daartoe,
40.   ^ ij rondere ziekte - kenteekonen.
41.  Uitwendige ziekte - kenteekeaen. .
5.5.
27.
28.
il',
il:
32.
33.
tb.
34-
ii.
3Ö.
88.
40.
4a.
40.
tb.
TWEE*
-ocr page 22-
I N H O U DS
TWEEDE AFDEELING.
DE ZIEKTEN.
De torzaken en onder fchei ding der ziekten.          BI.
a.    Oorzaken der ziekten.
S 4a. Oorzaken der ziekten: verwijderde en naaste.
43.  Uit de zes zoogenaamde niet natuurlijke dingen,
na-
De lucht, de behandeling, het verblijf, voedfel
pen en waken.
De lucht. ....
Hemelftreek en landsgefteldheid.
Veib'ijfpl.iatfen.
Te veel rust en arbtid, te flerke infpanningen
en
langdurige vermoeienis,            .              .
Voedfel : ovennaat en gebrek.
Verhinderde ontlastingen en afzonderingen.
44.  Scheikundige en werktuigeljjke.
Ziekte - finetftof.
Vergiften; delf-, grocifteöelijke, dierlijke.
Werkuiigclijk.
Steenen ,'■ wormen, uitwendige befchadigingen,
45.  Voorbereidende en verwijderde oorzaken
Aanleg tot ziekte. .
              .             
46.  Gebreken der vorming.              .              .
Erfelijke, aangebodene, verworvene. .
b,    Önderfttietdiitg en verdeeling der ziekten,
47.   Wezenlijk pnderfcheid.
48.  Toevallige onderfcueidlngen.
49.  Volgens de leeftijden, levenswijze, gedachten en
jaar-
getijden. .              .              .
jo. Volgens hun toevallig onderfcheid.
fjl, Naar het getal: in heerfchende, afzonderlijk voorko
mende en tasfcbenlooponde,                                .
-ocr page 23-
INHOUD.
S 52. Oorfprong: erfelijke, verkregen*.          .              .          62.
53.  Enkelvoudige en zamengeftelde.                                      63.
54.  Volgens de plaats: algemeene, plaatfelijke, uit- en
inWendige. .
              .              .                            .           ib.
55.  Naar de toevallen: idiopatifche en fymptomatiscbe. ib.
56.  Naar de mededeelfng: in befmetteJijke en niet beiinet-
tende.
            .....           64.
57.  Naar den tijd van duur: fneleindigende, Qepende.          ib.
58.  Naar de afwisfeling: aanhoudende, afgaande, wisfclen-
dc, periodieke.           ....           ib.
59.  Naar de levenskracht: vermeerderde, verminderde. ib.
60.  Volgens den uitflagi geneesbare, ongeneesfelrjke , terugko-
mende , doodelyke. .
              .              . m .           ib.
61.  Naar de tijdperken: be^in, toenemen, (land, vermin-
dering en einde der ziekte. .
              .              .65.
I. Moofdü. Ziekten welke bijzonder het ge/Iel der
opfiorpende vaten aandoen.              .         66.
Art. 1. De droes. *. . . .          ib.
§ 62. DcszeU's aard in kut algemeen. . .            ib.
63.  Algcniecnc oorzaken.                 .              .              .67.
64.  Verfcuillende trappen: verkoudheid. .            ib.
($.
De gewone of goedaardige droes. .
            ib,
66.  Deszelfs kenteekenen. . . .           68.
67.  Merkteekenen van den toeftand der ziekte. .            ib,
68.  Onderfcheidene karakters welke dezelve aanneemt.         69.
65.  De boosaardige droes. . .          70.
7°- Deszelfs uitgang en kenteekenen. . .
            ib.
71.  Toevallen werfee z!cil v,i:lk d.l;u.by vocgcn. ,          ?u
72.  De verplantfte droes. ' . .           ib.
73.  De omzwervende droes. . .          72.
74.   Over de geneeswijze van den droes in liet algemeen,    tb.
75.  Over die der verkoudheid af van eenen iigten droes.       73.
1.] vervaardiging der meeldraaken. .          74.
?<. Die vai laardlgen droes. . .           ib.
&.] Dampbaden. . , « .       ■ 77,
** 3                                         S 77
-ocr page 24-
ï N Iï O V D.
j.] Lavementen.                .              .
§ 77. D:e van den bo vaardigen droes.
Bladz. 75.
jrf.
4.] Gebruik van kamfer en falpetèr.
78.  Van den verplaarfte 1 droes. .
79.   Behandeling wanneer de ziekte vermindert.
8c, Wanneer een ho^st overbluft.
Art. 2. De kwade droes. .              .              .79.
§ 81. Deszelfs aard.             ....            il'.
1 saken en ■ tri. .              .              .              .80.
83.   ICenmerken in de drie onderfcheidene trappen dezer
tte. .                     .              .              .              .il'.
84.   Btfzond re ond                  1- teekenen. .             .           83.
85.  Bepaling                                             IJk wordt .           ib.
5.]               ■ de befmetting gefchiedt. .          f 3.
86.  Wanneer men den droes als verdacht kan be-
fchouwen. .
              ,              .              .              .           il'.
87.  Deszeir . . . .           84.
;::;, Geneeswijze van den eigenlijken kwaden droes.
              ik,
89,                      daar oe door de veeSrtfenjjkundige aange-
pr > ,-.. S'. P A ul. . '          .              .              .          8&
90.  Door W o t, s t ~in.              .              .              .            ii,
5,] Gen:-/ -g'ze van CoLLAlNE, hl den kwa-
den droes en worm aangewend. .
          87.
Art. 3. De worm. .              .              .                         89.
§ pi. Aard (*■ ■-:■ r zii kte. .              .                                        '-'■
■11. ....                                  JO,
93. Kenmerken van I n ei enlijke,n worm.               .            i».
od. Die van den oneigenlijken en deszelfs genezing.          91.
II. HOOFD».
-ocr page 25-
INHOUD,
II. Hc^fdd. De rheumatieke en krampachtige toeval-
len.
                .             .              . BI. 93.
Art. i. De rheumatieke of zinkingachiige
toevallen ...              .              .            ib.
S 95. Dercelver onderfcheidene aard en oorzakw. .           ib.
96.   K am              rgene welke met oneftcking verzeW zgn. ib,
97.   ' Geneeswijze.              .              .              .              .94.
98.   ;                   ;;, onder den naam van omzwerven-
de n droes bekend.
             .              .              ..           ''•'.
<jt). Oorzaken en kenteebenen. . . .           ib.
100. Geneeswijze. . . •           95.
ü. VcTVungenheid en jlgt. . .            9<">.
ioi. Deszc ing Van de voorgaande. .           ih.
meni ....           Ib.
103.   Uitflag. . ... . .          97.
104.   Oorzaken. .                                                                     98.
105.  Gene id'tea ze uit te vee! rust ontftaat. .   ■ 99.
106.  Indie               ■ vleten of vermoejjenisfen ze veroorzaken ib.
107.   Wanneer v.a aan Hecht b ttag en behandeling    der
' Is toe te (thrljven. .              .             .         tot.
100, Langdurig reumatismus of jigt en ftpieid, . 102.
Art. 2. De !: r g m p a ch t ig e toevallen . 104*
S 109. Welke deze zijn. .              .              .                         ib.
a. De klem. .              .             .              .          ib.
110. Deszelfe befchrijviug.               .              .                         '»•
in- Oorzaken                                                                        105.
112.  Geneeswijze.              .              .              .              .           ib.
b' Dc kramp der
   beenen,      .              .              .         106.
113.   Onderfchej,                ,              .     , .            . .           ib.
114.  Oorzaken.                 ....           10-.
115.  Geneeswijze.            .              .              .              .             ib.
jiö. Uitflag. . . . . . ioü.
Hl. Hoofdd. Zichten der levenswerk! uigen. .           109.
Art. 1. ziekten der herfen-en,                  .            ib.
** 4                                   «. Ont.
-ocr page 26-
■ï N H O U D«
(j. Ontfleking der herfenen. .
Eladz.
109.'
117.
Deszelft oorzaak, kenteekenen en geneeswijze
ib.
118
Bevangen door de hitte. .
IIO.
b. De kolder, . . .
.
ib.
119.
Deszelft onderfcheiding.
ib.
120.
Oorzaken. .
.
ib.
121.
Kenmerken van den ft i 11 e n kolder»
.
111.
122.
D.c van den flap end en kolder. .
.
112.
12.3
Die van den razen den kolder. .
.
ib.
124.
Boszelfs genezing. . .
"3.
A;
ut. 2. De k cc 1 ont fteking.
ib.
123.
Dei'/e'ver onderfcheiding en oorzaken,
.
ib.
126
Kenmerken der inwendige
.
114.
127.
Deszelft geneeswijze. .
ib.
128.
Kenteekenen en geneeswijze der u i t w e n d
ige.
115.
Art. 3. Ziektes van de werktuigen der
ademhaling.              .            .         116.
§ 129. Over dezelve in het algemeen             .            .            ib.
a. De onlflckins der long.              .            .            ib.
§ 130 Verfchiilende foorten der Iongontftekingen.     . il,
131.  Onderfcheiding in ware en valfche. .            . 117.
132.  Algemeene befchouwing van derzelver aard  en voor-
rfgaande regels ;cr behandeling. .
            . ib.
13?. Aanwijzingen ter onderfcheiding derzelve                  121.
134.  Oorzaken der ware longontfteking.               .            ii.
135.  Die der valfche.                                                    ib.
136.  Algemeene kenmerken. . .            .         122.
137.  Ken Leekenen der ware longontfteking.     .            ib.
i$?>.
Die der valfche. . .
                     123.
139. Befchouwing* van 'net zoogenaamde Ion gen vuur. 124.
6.J Tijdperken van vermeerderde levenswerkzaam-
heid en verzwakking in outftekiugsziek-
ten. ....
            'b.
S I4«
-ocr page 27-
INHOUD.
i 140, Voorbehoedmiddelen.              .              .              Bladz. 125.
7.] Voorbeelden van dcrzelver nut.           .              ib.
141.  Wijziging dor geneeswijze.                   .              .           126.
142.   Ger.e swijzc der ware longontftekingen in den aan-
vang,                      ....             ib.
143.  Behandeling dcrzclve in het tijdperk van verzwak-
king in de val Teli e longontftekingen. .           127.
8,] Middelen in gevreesd verfterf.                            ib.
144.  Uitgang der longonrftekingen. . ; ;              .           129.
ï>.~) De dampigheid
145 Dcrzelver bclchrüving.            7             i                         I3°-
146.   Oorzaken.                 .              .              ,              .             ib.
147.   Kenmerken.              ...•'&'•
148.  Geneeswijze.             .              ,                           .           I31»
c-~) De hoest ... ' . .
             '*.
149.  Ondcrfchciding. .              .              .                           tb.
150.  Oorzaken.                ....          132-
151.   Kenmerken en geneeswijze van de droog e hoest. ib.
152.  Geneeswijze van de zwakke vochtige en kramp-
achtig e hoest.                .              .              .           133.
Art. 4. Ziekten der ingewanden. .           134-
a.') lier kolijk of buikwee             .              .             ib.
S 153 Desi                 ''c'iciding. .              .              .             »fr.
154   Algemeenc coevallen en ketueckenen.                            ib.
155    Het windkoljjk.              ..•»*•
15Ö. Beazelfe genezing. .
              .                         *35-
157.1101 kolijk door verkouding. . .
           I3<5.
Ï58. Het kram,,!;,,, ijk.            . , .                .               <*•
159. Deszelfs «Waken. '...»*.
1C0 Geneeswijze
              ....           137.
161. Het kohjk door onverteerbaarheid. .           138.
1Ö2. ^.enccsvvijz'-.             ....           139-
i*J. De veri'toptheid.           .              .                          ib.
"5                                                      *•>
L.
-ocr page 28-
1 N H O UI).
b.~) De loop.           .              .              ,              liladz. 140.
$ 164. Deszelfs verfcliillende fooiten. . .             ib.
1Ö5. Oorzaken. . . \ . .             il/.
166.  Onderfclieidings - teekenen. . . .           141.
167.  De levcrloop. . . .             ib.
1C8. Uit zwakte der verterings - werk tuigen. .
             Ib.
i6().
Het zoogenaamde vctfmeiten. . .
             ib.
170. De blocdloop. ....
           142.
171 Geneeswijze ....
             ib.
172.  Wanneer de loop cen ontftekend karakter bezit. ib.
173.  Die van den galschtigen .              .              .           1.3:
174.  Die van den loop uit Jwakte en gebrekkige affcheiding. ib,
175.  Die door verandering van voedfel veroorzaakt.            ib.
176.  Algemeens regels in ziekten der ingewanden,              144.
177.  Verftopt- of liardlyvlgheid.                  .              .           1^5.
c.~) Verlorene eetlust.         ...              il.
178.  Regels in het gebruik der middelen om deze te
licrftcllcn,                ....               ib,
<?.) Wormen,           ....           147.
J79. Dcrzclver verdrijving.            .             .              .              ib.
Art. 5. Ziekten van de werktuigen der
pisont las ting.               .              .           14J,
a.~) Opftopp'ing van water.                ,              ,             ;j
§ 180. Derzelver oorzaken. . . .             ib.
181.  Kcnteckenen. ....             ib,
182.   Gcnceswyzc. ....             ib.
183.  De koude pis of louterflal. . .           J49.
IV. Hoofdd. De toevallen door uitwendige oorzaken
voortgebragt, of die zich uitwendig
aan het ligchaam vertoonen. .
153.
Art. 1. De vergiftigingen. .              .            ib.
8 184. Derzelver onderfclieidene werking en eigenfdiappea. 151.
*4
-ocr page 29-
O
INHOUD.
«,) De delf [loffelijke vergiften. .             Bladz. 151.
185.  Waaruit dezelve bcftaan en hunne werking •             ib.
186.  Tegengiften. .                         i52«
b.~) ' De groeifloffclijke vergiften. . •
             ib.
187.  Optelling en befchrijving der werking van dezelve, ib,
188.  Bijtende plantgiften. . • •           *53-
189.  Hun tegengift. . . .             ib.
c.~) De dierlijke vergiften. . .             ib.
190.  Waaruit dezelve beftaan. . •           154.
«.) De dolle I: o n (I J b e « t.
191. Dcszelfs geneeswijze. . . .             ib,
41 De vergifH|io£tR dooi bt fmctti 15.
191. De befmeuclijke ziekten , . .           155.
Art. 2. De huidziekten. . .          156.
S 193. Onderfcheidiug dcrzelve. . . .             ib.
a.~) De fchurft, ...             il'.
194.  Dcrzclvcr oorzaaken. ...             ibt
195.   Onderfcheiding. ....             ib.
196.  Geneeswijze, vooral der vochtige fchurft. .             ib.
9.] Middel van profesfoi' dupuitren.                  158.
197.  Geneeswijze der droog e fchurft en leefregel.            159.
198.  De manentehurft. . . •              ifio,
b.) Het verharen. . . •           160.
199- Befcliouwing van hetzelve. . • .             iK
soo. Waatfcliouwing tegen misbruiken. . .           tSf
301. Behandeling der paarden in dit'tijdftip. .            163.
202.  Verharen in buitengewone tijden. .              '-'•
c.) De luizen. , . . .
           164.
203.  Oorzaken. ,                                                          ib.
204.  Verdrijving dcrzelve.
Y. TIOOFOD.
-ocr page 30-
G
INHOUD.
V. IIoofdd. Over de koortfen.               .           Blad?, 165.
Art, 1. Over de koortfen in liet algemeen, ib,
5 205. Derzelver aard. ....             ib,
206. Onderfci eiding; ....             ii.
Ast, 2. Over de koortfen met verhoog-
dc i c \ .■ n s krac Ii t, (heet e ofont-
ft e kings-koortfen.}            .              167.
§ 107. Derzelver aard ....                ih,
zz?. Oorzaken, vereischten en loop. .              .                ib.
2qg Overgang tot verzwakking.                .              .              168.
21:0. Kenmerken.           ....                ib,
27i, Beflisfing, fkrifis.)             .              .              .                 ib
21". Regels tot derzelver genezing          .              .              169.
Art. 3. K o ort f en met verminderde levens-
kracht.
          .              .              .              171.
§ 213. Derzelver onderfcheiding,                  . ■           .                ib.
«. De rotkoorlfe;?,          .             .              .                ib.
I.) Over dezelve in het algemeen. .                 ib.
§ 214. Aan welke kóortfên men dezen naam geeft.                 (':'■.
215. Derzelver oorzaken.           .              .              -                 ib.
2.16 Toevallen en kenmerken.                 .                               ib.
217.   Beflisfing (kriiis.)               ...              1-3.
218.   Onderscheiding volgens derzelver karakter en trappen, ib.
219.  Algemeene regel tot derzelver genezing .              174.
10.] Aanmerking over het gebruik der opium.          il'.
2.) Bijzondere befchrijying dezer koortfen       175.
£20 Onderfcheiding in twee foorten. . .                ib.
De goedaardige. ...                i;S
ft2i. Algemeene kenteekerien .              .              .                 ib.
222.  Het eerfte foort dezer koortfen.    .              .                 Ib.
223.  Het tweede foert. .              .              .              ir-.
324. Het derde foort. .
              .             .                 ib.
225. Het vierde foort. .
              .              .                ib,
§ ü6.
-ocr page 31-
INHOUD.
&i6". Derzelver geneeswijze. .              .              Bladz.
De boosaardige rotkoortfea of de lougM'kt
$ 227. Dezelve beeft drie tijdperken
228. Derzelver onderfcheidingg - toevallen.
229 Geneeswijze           .              .             *
230.  Middelen tegen bijzondere toevallen.
231.  Behandeling • en vocdfel.                   .
l>. De zenuwkoortfen.
232.  Derzelver aard .              .
233- Oorzaken. .
              .              .
234.   Onderfcheidene trappen derzelve
235.  Voorboden.          .              .              ,
236.  Kenteekcheh in liet e e r ft e t ij cl p e r k,
237.  In liet tweede .
23Ü, In liet derde
                       .             
239.  Geneeswijze          .              .             
240.  Leefregel.
I.) De hoo f dzweH i«g. .                    t
441. Aard dezer kwaal.             .
242.   Toevallen.             .              .
243.  Onderfcheidingsteekenen en geneeswijs.
a.) Boosaardige z e nuijracht i ge flij n> Ito ortf
144 Aard dezer ziekte.              .              .
245- Ondeifeheidingstcekenen. .              .
246 Kenmerken.          ,              .             
247.  Geneeswijze          .              .              .
248.  Samengetelde rot-dijmkoortfcn; derzelver behandeling.
c, Koortfcn uit verkeerde affcjiciding der itlge-
wanden
I.) Pe 23l!toortfen_
249.  Derzelver oorzaken en kenmerken.
*5o. Geneeswijze volgens derzelver karakter
»•) De flijni koortfea.
25i. Derzelver oorzaken en kenmerken.
252. Geneeswijze
          .                        • •
-ocr page 32-
1 N ïl O U 1.
DERDE AFDEELING.
DE UITWENDIGE TOEVALLEN.
Bladz. 19S«
§ 254, Derzelver onderfchciding.
I. Hoofd d. De wonden.
UT, 1. Over dezelve i;i het algemeen.
Befctarijving der wonden.
Derzelver onderfcheiding.                  .              .
Onderzoek van derzelver aard en kenmerken
[elen om de bloedflerting te dempen
Genezing der wonden door fpocdige vcrecnig
11.] Voordeden dezer geneeswijze.
Geneeswijs door verbanden, .
Door naden.
         •'..'.             
Verdere behandeling.           ,              .
Toevallen tot genezing: omfteking, ettering
Pijn, zwelling; middelen daartegen.
Wondkoorts. .
              .              .
cdeeling van den (laat des ligchaains by de
Verftervi ;
            .              .              .
Het wilde vleescii.              .              .
Ettering onmisbaar tot genezing.
Etterbevorderende middelen,
tering van den etter.
Vermindering van te fterke ettering.
ndeling der wonden.                   
De wondranden.
Dieet en behandeling van het naardj
ib,
194.
ib.
196*.
197.
ib.
198.
ib.
199.
^^^ 2.00.
aoi.
ib.
enezing. 202.
20}.
ib.
20.-,..
ij.
205.
206.
ib.
WJ.
208.
/.kt.
% ^55'
259.
560,
afe.
263,
3.66
2.67.
263.
269
274-
-ocr page 33-
e
INHOUD.
Art- a. Over de wonden in h e c
b ij z o a d e r.             .                 Bladz.
e. De gehouv/eiis ■wonden.
S 276. Derzelver aard. '.
277  De halswonden,                    .
278  De hoofdwonden ....
279. Algenicenc behandeling der genouwene wonden.
b. De gefloke'm wondtfn,
§ 280. Algemeene behandeling der geftokene wonden.
281 De, voerwonden.
Do vui 1 wo n (l «n.                     .                       i
§ 282. Derzelver onderfebeiding in eenvoödige (Vernagelen).
■ 283. In gevaarlijke.
                     .              .              .
284, In ongeneeslijke.                 .              .              .
c De gefchotenc wonden.             .              <
S 285. Derzelver aard.
286.  Onderzoek.            ....
287.  Behandeling en geneeswijze.
II. Hoofdd. De kneuzingen.
Art. u Over de kneuzingen in liet
a 1 g e m e e;;,
              .              i
S 288. Derzelver aard.1
289. Onderfcheiding.
a9°. Geneeswijze.
                       .
291.  Door verdeeling.
292.  Door ettering.
193. Onderfcheiden roort Hn UcuzmSQn vdfiens derzelver
plaatfen.
A            (;                 "
ART. 2. Over de kneuzingei in het
bÜ zon der.
*. De mol of varetit.
* ac^. Deszelfs, oorzaak en genezing.
-ocr page 34-
I N H 8 U D.
i. De zadelk^etfng.
$ 295. Deszelfs befdirijving.
12.] Eefchouwing van de oorzaken der
fcwetfingeiji
                       .
i-i}6. Ondeffcheiding.                   .             
ti)y. Brandylek.
298. Eenvoudige, zadcikwctfing en deszclfs genezin0
veïdeeling           .              .
199 Gevolgen wanneer deze mislukt.
500. Watcrblaas.
          .              .              .
301.  Zwam.                                .             .
302.  Brandvlek.            ...
303.  Ettcrgezwel. .              .              .
304.  Diep indringende zadelkwecfing.
305.  Wanneer den nekband aangetast is.
306.  Middelen tegen de wormen.
c.  Leggers en fchlphakken.
307.  Derzelver aard eu bcfclirijving.
308.  De leggers en derzelver genezing
309.  D e f c li 5 t li a k k e 11.                      .
d.    kv/etfing door   den halflerketcn,
S 310, Geneeswijze.
                       . .
e.    Peeskwetfing,             . .
§ 311. Geneeswijze.
                       . .
312. Knobbels door rheumatieke oorzaken.
ƒ. Befchadiging der knie.
             .
S 313. Derzelver oorzaak en genezing. .
13.] Gevolgen der kniegezwellen,
g. De kroonbetrapping,
                .
§ 314» Oorzaken en geneeswjjsze
315, K r o o n v e r z vv e r i n g e n.
116. Viik of padgezwel.
-ocr page 35-
I N H O V D.
Hoorn kloven' als gevolgen van kroonbetrap-
pingen. . . Bladz.  ajjs.
k. Be fteenga Il e n. . .              232.
S 317- Derzelver belchrijving, oorzaken en genezing               ii.
i. De kneuzing der hielen of het verballen.       233,
Jl8. Oorzaak. gevolgen en geneeswijze. .                ii.
k. De yeryangenheid door uitwendige oorzaken.      334,
519- Otiderfcheiding. . . • '             ii.
320.    Befchryviiig. . ...             235.
321.    Oorzaken. ....             336".
«22. ' Kenmerken. ...                ii.
323. Verichillende trappen. . , .                ii.
3:4. Geneeswijze. . ...             »3f.
III. Hoofdd. De verrekkingen en verfluikingen. 239.
ii.
t
■ ü.
240.
325. Befchrjjving.
520". Onderfcheiding.
J27. Geneeswijze.
Art. i. Over de kr c'upclhcid uit deze «n
r h e u m a t i e k e oorzaken.                      ii.
S J23, Boeglam en kruisjani.
ii.
Art. 2. o v e r de o n d e r f c h e i d e n d e kenmer-
ken der kreupelheid.
                       2421
S 329. Algemeene regels bij derzelver onderzoek.
330.  Kenmerken der b o e g la m m I g h e i d.
331.  Van de verrekking der knie ban den.
332.   Van die des k o o t ge wrich t s.
333- Van de kwetfing der buig pees.
ii.
ii.
«43'
ü.
244.
S34- Van de kreupelheid door mok, gezwollene beenen, enz. ii.
%H
Van die door uitwendige befclradigingent
                       ii*
Vi                                     § 32<J.
-ocr page 36-
I N II OU D.
$.336. Van die door kroonbetrappihg. :,;.  245.
337, Door ftrjjken» . . .              ib.
33S. Door ingetrapte ligchamen. .               ib.
'339- Door vervangenheid. ...               ib.
340. Bijzondere kenteekenen dat zn' in den voet fchuilt.     ib.
Art< 3. Wij::e van onderzoek om de oor-
y.vc:'          plaats der kreupelheid
t e o 111 d e k k e 11.         .             . -        246.
" and onderzoek. .            .                ib.
voet. .              .             247.
343. Van het kootgewricjit. .            .               ib.
: - V; • igpees .            .            248.
- Van de knie en het fciiouderblad.              .               ib.
%ifi. Van de achterbeenen. .            .               ib,
IV. rioOFDD. De gezwellen en ongemakken der
«■                     béènen.                  .'              .              . 250.
Art. 1. De heet e fez wellen zonder uit-
w e n d i g c o o r zake 11,            .               ib.
$ 347- Derzelver oorzaak en genezing.' '                .               ib,
b. De befisfend,e (kritieke), gezwellen,                  ib.
348. Wanneer deze zich vertoonen en derzelver behandeling, ib.
Art. 2. De koude gezwellen.           .            251.
$ 349. Wat men da: ■door verftaat.           .                           ib.
350.    De .                                       2 11. •■                             .                     .                         ib.
a.    Gezwc                                     her, .              ib.
351.  Derzelver oorzaak en genezing.                 • .               ib.
b,    D                              . , .            .            233.
,'$52. Oaderfcheiding lu vlotgallen en p e ei gallen, ib.
S 853-•
-ocr page 37-
INHOUD.
S 353. Geneeswijze d.oor uitwendige middelen. TAs-dz.  254.
354.  Door b ra ruien, . • •            255.
355,  Ce li azen hal; ken. . . •            256.
c. Stil ' 'rbeenen. . • .           *ft»
iS<5. Derzelver gen./. • • • .      '"*•
Art. 3. De mok, egelsvoet, r asp en, k o o t-
vcrzwcring, ro t ftraal, vijgwrat-
ten. . . •
             257*
§ 357. Aard en oorzaak dezer onderfcheidene kwalen.             ib.
358 De mok, deszelft onderfcheiding! in toevallige.          iB.
359.  En eigenlijke. , . .              253.
360.  Derzelver kenteekenen: k'ootyerzwering, .                 #•
361.  Eigen)i)'ke mok. . .. •               259.
362.  E g e Is v o e t. . . • •                 'k
363.  Raspen, barston. • •              , f*«
364.  Vijk of pa dg e zwel, . •               '*•
365.   De rotftralen. . • •               2^°«
360". De vjjgwr«11en. . •. •
                 "•
Genezing dezer verfchillendè ongemakken: van de mok, 261.
368.  Van den egelsvoet. . . .              tt,
369.  Der rot ft r aal. . . .                  »'#«
370.  Der vijg wrat ten. . . •            262.
i- theid van dragten in.deze kwalen.      ib.
V. IIoofdd. Zte ooggebreken, . ...         263.
Art, 1, De oogontftekingen en derzel-
ver oorzaken. ( . •
        ii,
Derzelver ot tfchciding in drooge en ,vochtige.-        ib.
3?3. De d^poge, . ','''. .              '*•
J74. Die uit inwendige oorzaken. . .            265.
«. Z)a maanc ; v. . , .               }f.
***
;•
-ocr page 38-
I H H O U ».
§ 375 BefchrSving, . . .                 Bladz. 2.65.
576". Genezing. • •                 tö*
Art. 2. Gevolgen der 003 on t f tek ing en. 266.
§ 377- Waarin deze -beflaan. . . .                 tb.
a.    Het traaneog. , . .                 ii.
$78. Deszelfs oorzaak. . . .
                 '">.
b.    Het etteroog. ...              267.
179. Oorzaken en geneeswijze. . .
                ii,
c.    liet liloedoog. . . .                it,
j8o. Befchïifving en behandeling van dit toeval.
                   IJ.
d.    Vlekken in het hoornvlies, .              268.
j8i. Waaruit zij beftaan. . . •
                ii.
e.    Vliezen op de oogen. . .                ii,
%%t.
Waar zy zich bevinden, en hoe zij' weggenomen
kannen worden. ...                <*.
m. af«
1
-ocr page 39-
I K H O U B.
VIERDE AFDEELING.
• VER DE BEHANDELING DER PAARDEW
IN DEN STAAT VAN ZIEKTE.
$ 383 Noodzakelijkheid dezer kundigheid.                      Ekdz. 271
I. Hoofdd. Regels ter behandeling der paarden in
den fiaat van ziekte. .                 ib.
S 3S4. Bedoeling dezer regels; middelen om de ziekten te
verhoeden.            .             .              .             ,                 ;j
585. Middelen om de vatbaarheid voor dezelve te ver-
minderen,
27:
886. Noodzakelijkheid om de kenmerken der ziekten te
leeren onderfcheiden.         .                                           „,,,
$87. Die om oordeelkundig in de aanwending der ge-
neesmiddelen te handden.
                .              .                 n,
383. Regels in den aanvang cencr ziekte. . 274.
$89. Over de eïgenfehappen van den veearts, wien men
om raad vraagt.                .              .              .              2?5.
J9°. Waarfchouwing tegen zoogenaamde paardendokters. 276.
9i- Gedrag jegens een ervaren paardenarts,
         .              277.
Voorschriften wanneer men zelfs de genezing befluit
"i-unnemen.                 .              .              .                 il.
ag m den aanvang, vooral" by twijfelachtige
, en bij die van eenen ontftekingachtieen aard. 278.
J.94 Verdubbelde oplettendheden door de gezondheidskun-
de vooreefchreven.
395- Oplettendheid wegens de voedfelmiddelen.
                      il,.
14J! De «eeldranken.                .              .              2g0#
-ocr page 40-
I N. HO U D.
S 39<J. Bepaling van den leefregel. Wanneer eenen fcVnien
ZÖudè zijn. •'.
               .                 Bladz.
oral '~ [lallingen en drinkvatèn.
;heid in den leefregel bij beterfehap.
;
                      (tam, luchttempermg en matige beweging.
400.                    :id boven alles gevorderd.
401.  Aanleg der ftalli                              .              .
402.  Voorzorgen bij gekwetft'e paarden tegen verfïerf.
403.  Verfchillende afdeefingen in den ziekenftal.
15.) Dé berookingen tegen bel'metting.
2B3.
il'.
-' •
2G6.
I
ïl'.
II. HooFDD. De Genees- ,en Heelkundige verrigtin- >
t ïigen.
288,
§ 404. Bepaling in boe verre de genees- en heelkundige
., door ieder paardenbezitter toegebragt kan worden. ib-
Arï< 1. De heelkundige verlig tingen en
werktuigen,               .
20O.
e. De aderlatingen.                      ,
f4051 Ntit der aderlatingen. .
Keuze van den tjjd waartoe.
407. Piaatfen waar men dezcive moet verrigten.
40". Die van de lat ing aan déji r'. a 1 s,
409.  W e r k t u i g e n tot de aderlat!ig.
16",] A d e r 1 a u eet.
I?.] Snep per.
18 ] L ar, <; et te 11.
410.  Wijze hoedanig zulks verrigt wordt.
n; ] L a a t u s tl d.
411.      ' ' :ing mee den laat band.
413. Slet d :U fn ep per.          .              .
il'.
ib.
291.
ib.
292.
ib.
294.
ib.
295.
-ocr page 41-
,
I N H O U D.
I
'•«vb a r,d der lating.
4£5- Lating aan de boeg aden
Bladz. sgtf.
ipoor- en fpatadei,
417. In het verhemi lte.
Opening van den flaap-fli
'              '             "**
- ■:■•.
298.
'-'. De dr
dragten.                                          
419- Uitgebreid nut der dragten.
420.   Onderfcheiding in dragten en fonteneÏÏen.
».
293.
421.   Plaat.fen                 n ze aanwendt en werktal»
ge:: ..;: til :n er . : ;ebmil«.
ze o
20.]                  ie f on ten.el-naalden,
ai ]•' S t omp e.           .
" 422 Wijze hoódki ig men ze zet.          .              .
w. .
SM.
S02.
803.
304.
il'.
Sh
305-
tb,
30S.
tb,
ü'.
3°7.
ii.
423' Font e n e 11                      . *
c. Pi: infm                                                 
42,;, Gevallen waarin men deze verrigt.                .
zwellen.                    .             
426. Verfchilli         werktuigen daartoe nodig.
427.  Bistourien . fchalpels en hoefinesfea,             . ■
22.] S c h a lp c 1 s en b i s t o u r i c 11.
23,] II 0 e f 111 es feu.
428.  S c h a r e n.           .              .              .             
24.] Kromme en gebogen e.           .
'A'j. Werktuigen tot opening van harde deelcn.
*5'3 T fep li in e.
430.   VerfcWnSöfé hulpwerktuigen.
26.} Sonde.
2g.] Tang on pincet. ' .              .                «*•
431.  & iaii ig i ■•: heell iftige bewerkingen voor ongeleerde. jcS,
432.  Algemeene 1 daarbij,                  .              .                  :-.-
^. Uu .:,-.. .                    .              .              .              3°9-
•■•* 4                                        § 433-
-ocr page 42-
INHOUD.
§ 433- Oogmerken waarom men dit verrigt. Bladz.  309.
434.   Werktuigen die men er toe gebruikt. .              3:10.
435.  Wijze hoedanig men zulks verrigt .                ii.
e.    liet yerëenigen der wonden. .              311.
436.  Wijze hoe zulks gefchiedt: wondn aal den,
hechrplêtsters. ....
                ii,
437.  Het onderbinden van bloedvaten. .                 tb.
f.    De verbanden. . . .                 tb,
438.  Middelen die men daartoe gebruikt: plukfel.         312.
439.  Kompr csi'en, zwachtels. .              313.
440.  Hoofd-, ligchaam- en been-verbanden.                 314.
Art. 2. Middelen om zich van het paard
te verzekeren, .             ii,
S 441. Werktuigen daartoe noodig. . .              315.
442 De praam. ....              316.
443.  De mond/rooster. . . .                ib.
444.  De noodftal. . . .                ib.
445.  Het n e d e r w e r p e n van het paard. .                ib.
28.] De kluisters. . .                ii.
Art. 3. Het toedienen e 11 de vorm der
genees- en heelmiddelen.                319.
a. Keuze en onder[che'ulïng der geneesmiddelen,     ik,
S 446. Algemeene rcge's in de keuze en bereiding der-
zelve; hunne onderfcheiding: in enkelvoudige en za-
mengeftelde, in in- en uitwendige. .                ii.
29.] ,Onderfcheide uitwerking op de vlcesch-
en plantëtendo dieren. . .                ib,
i. Vorm en tocdeeüng der genees- en heelmid-
delen. . ,
.
                             320.
447. Volgens derzelver gebruik, . .                ib.
A. Von»
-ocr page 43-
I N II OUD.
*■ TorinentotJeeliii; Jtr jenttlmi,I,ltlt»            j|,j
t.) StjuesiaiddiU» -uuttt tttlfftt» digbtH.l
pOe d e f s.
                                 .
Pillen en fiikbrokken.
elin3 der pillen.
Toedseling der flikbrokken*
              .             . '
D^ k a a u w p,,,, p en.-.
'■) Gtnt'intUAtUn in ■vlaciburt ^clfftzndithiid-
*■ De dranken.
Derzelvcr gebruik en wijze van ingeven.
30.] Toom tot ingeven der dranken.
b. De lavementen en infpuitingen,
             .
Nut der infpuitingen.                                 ^H_________
u
il'.
ib.
il'.
ib.
Ui.
il'.
ib.
323.
324»
ib.
S 44G,
4-1-g,
450,
451.
45ï.
454.
455.
De lavementen en daartoe aoodige werktuigen, ib.
31.] Üe kl ijs t e er f pui t.
32.] De k lij s teer kan.         . .
De infpuitingen. .              . *
c. Het inademen van dampen.                 ' .
Vochtige d a m p baden.                  . .
Berookingen en lavementen van tabaks-
rook.
ib.
3=5-
ib.
ib.
321J.
456.
457.
458.
33-] Werktuig voor de bcrookingen.
3-1-.] Dat tot lavementen van tabaksrook.
ib.
ij
ib.
ib.
ib.
ib.
329.
330.
ib.
S 4fc
B. Vorr
\v
«■• £ = brüifc der heelmiddelen,
459.
46"o.
4^t,
46a.
463.
aar«it de2e beftaan.
De omflagen,
a. Ds omflagen.
K on de omfla
Wartne omflagen.
*' J)c Inwrih h e ■<■
-ocr page 44-
I N H O ü V.
§ 4.64. Derzelvêr gebruik en zamenftelling,
d. Wasfchïngen en baden, • .
465.   Gebruik derzelve.
466.  De baden.         .
467.  Algetneene kende baden.
468.  S tor tb aden.
469.  Warme baden.
47b, Zalven, balfems, pleisters.
IVondwaters en v/ohdjleentn.
471.  Hunne zamenftelling ei ruik.
bs geneeskundige maten en gewigten,
472.  Aanwijzing hunner onderfcheidii gsteekenen.
Zli
•'<'■■ ?,:.o,
331-
il:
il:
ih.
ib.
il:
334»
ih
rooR-
-ocr page 45-
FOORSCHRIFTEN
f A N
GENEES- r.N IIE E I, MI D DELEN.
GENEESMIDDELEN.
A. ALGEMEENE V O O S C II R I F TEN VAN
GENE E S M I D D È L E N.
Verkoelende in ontflekingsziekten.                n°. 7,«—£,21,3,27,30.
Bedarende. . . »                  7>,J'
Tot bevordering der uitwafeming.                       1,4, I0i3i-
Opwekkende. • ,                 21, c, 53 , a , b.
Vcrfterkendc. . .                  8,9,34,53,69,/.
Krampitillende. . .                 23,26, b, zn,aa,bbx
Buikopenende, (juifgatieo.) .                  S&,a—C. (35,49,^.
Pisdrrjvende. . ,                 47, aa — cc.
Lavementen. . , .                  35, a — S.
R. VOORSCHRIFTEN IN    BIJZONDERE
GE VALLEN.
/. Ziekten die bijzonder de opforpende- of waterraten
aandoen,
1. De droes.
a. De goedaardige droes on verkoudheid.
Inden aanvang.                 .            n°.l, 2 , <-■ ■ c, 3,4, 5.
In droes met ontfteking. .                 7, 11, cc, 27,22,«.
Op het einde.                    . .               2,3.
Tot verfterking In droes met ver-
zwakking. .
                 .                  8,rt,2<jO.
«j                                             Voor-
-ocr page 46-
I N H O U ü,
n
Voorbehoedmiddel tegen gevreesden
droes,
              .                 .           n°.5,«.
5. De bo osaardige droes.                   2,^,5.
Tot bevordering van ontlasting uit
den neus. .                 .                 <J,«.
Verfterkend middel hij verzwakking. 8,9.
e. De ver plaat ften droes.              4,5,10.
il. De k waden dro es.
Inden ligtftcn trap en den verdacht en. 11, uli — dd, 12,19,
C* , ao, e.
In hoogeren trap.
                .                 \i,a,b, 13 — 17,
19. i,20,£.
Verfterkend middel tot naküor.             18 , 10.
III. De worm.
Uitwendig.         .                 ,                 20 tCti
Inwendig.           .                 .                 aOfb—ƒ,62.
II. De rheumatieke en krampachtige toevallen.
1.    Rheumatieke of zinkingachtige toevallen.
Rheuinatismus niet ontfteking.
R h e 11 m a t i s 111 u s met v e r 2 w a k k i 11 g, valfchen of
omzwervenden droos.
In den aanvang,                   ,                  io,.c__d.
Bij beterfchap.                    .                 g) 0,
Vervangenhetd met ontfteking. 7, 21,^,27.
Uit te veel voedfel.
            ,                 48, &,
Uit overmatige vermoeyenis.                 2.4» 10,48,a.
Langdurig rhcumatismus of jigt.           4,6, a—c.
2.    Krampachtige toevallen.
De klem : inwendig.           .                  34, aa, bb,$q, a, b,
Uitwendig.            .              .                  35,/, 49 5C.
De kramp der boenen.                    97, a,
III.
-ocr page 47-
INHOUD.                               III
III. Ziekten en ontftekingen der levemviierktuigen.
t. Ziekten der h e r f e n e n.
<*• Ontfteking d e r h er fe n e n. n°.7,10,27.
i- De kolder. .
                 .                 28,29.
a. De keelon t ftek in g.
Inwendig.          .                 .                 10,27,30,31-
Inwrjjving en infpuiting : uitwendig. 32.
II. Ziekten der ademhalingswerktuigen.
1.    De 1 on gou t f te ki n gen.
In den aanvang tot wegneming der
ontfteking. .                 .                 7)«>5»al>***7*
B« derzciver vermindering.                   21, b,
In het tusfcbeti - trjdftip van ontfte-
king en verzwakking. .
                 21, n.
Tot vermindering van den hoest.         2.1,aa, .
Na het ophouden der ontfteking.          22, n.
Wanneer er vrees is dat de ziekte
in steering zal overgaan.                    22, c,
In liet trjdftip van verzwakking, en
fn borstontflckingen met vermin-
de r u c leve n skracht.
                21, c, d.
Verfterkend middel,            .                 22, l>.
In Ion g t e r i.n g met verettering.       22 , d,e,
2.    A a m b o r s t i g li e i d of clampigheid.          3 , 22, a , 23 , a.
1,1 langdurige longgebreken.                  23 , l:
;. De hoest.                                                   '
Uit brjzonuere oorzaken. .                 24,25.
Vochtige hoest uit verzwakking. 26,a.
Krampachtige drboge hoest.
                  26, V.
NI- Ziekten der ingewande n.
I- Het hui kwee, (kolijK)
§ 2                                            Ha
-ocr page 48-
W                             1 N H O U' D.
Het wiiulk ol :jk.          ,          n°. 53,rv-<?A 34,<*, *•
ïlct kolijk door onvertéerbaarheid en
overlading . .               SJt*«
Het kol ijk dooi- vcrkondi n g.         33 , a, 38.
Het krampk,blgk. .               %k„aa,bb,35.<?,5.-37
Her kolijk door wormen»                35, £.
Het kolijk door zuren. .               35,37.
Lavementen. .            i$,a,t,c,e.
ii Ce wo rmen.                                        118,«,%55, *,r.
Tot verfterbing der ingewanden.          8,9, 34,«. 1
j. De loop.
Uit g e 'u r e kki g e a f fc h e i d in g
opgehoopte vuilighedenio het darm*
kanaal en verkonding. .               40,42.
4Jtt ."«ren en toevallig. .               41.
Ontftekingachtige loop. .               40,44,45.
Galachtige. . .               40,4a, 44,
Toevallige en zaelite aigangen.            43 , 44 , a,
Langdurige, . .               44, b.
Zemiwkoortfige, .               45,34,<^
Tot X' e i- ft er k ing en na liet op-
hoaden. ■ .               8,33>#,34,0,
Lavementen in den loop.              39-d, e.
4,    Gebrekkige fpflsV-e'rtering en
verlorene eetlust.                    t6,a-c.
Gebrekkige voeding door zuren,         46, d.
5.    Op 1' t o p p ï n g v an watc r,                  47, a', l>.
Lavemetft. . . .             39./.
F i s d r ü vend e m id de 1 e a,            47, na et
IK
-ocr page 49-
INHOUD;
V
IV, Toevallen doof uitwendige oorzaken.
De dolle hondsbeet.                n°. 50.
De f cburft, man en f cburft,
f t a a r t w onn, — in wen dig,           69 , a — &,
In hardnekkig verouderde.                     69, *c.
Verflerkend middel voor lierftellende. 69 , f.
Uitwendig, .
                 .                 69, g.
Mok,egelsvoet,rot ft ralen,
raspen, enz.                .                 70 *a.               *
Bijtend water.                     .                 70, b.
Prikkelende , roodmakende en btqai:-
trekkende middelen. .                 70, e, d.
V. De koortfen.
De o r. cü e kin gs koortfen.
In den aanvang.                  .                 7,21,0,31.
Na het ophouden der ontftekiiig.          8,9.
Eenvoudig; afgaande koortfen
met verzwakte Ie v.enskrachr. 51, a ,i , 52 a , b.
Koortfen met neiging tot ontbinding
der vochten of r o t k o o r t f e n.           51, b, 52,53, «,'%55»
Boosaardige r o t k o o r t f e n of
het zoogenaamde longenvuut.            53>'Z>^)54>5S,58/;>J
T11 bijkomende zwikte der fpysverte-
rings - werktuigen. - .                 52,34,(7.
Verminderde levenskracht                     21 ,<•', 52 , b , 56, b.
Uitwendig , tegen de gezwellen in den
mond.
d. DeZenuwkoortfen.
Lavement in zenuwkoortfen.
Vei-fterkcni middel tot nakuur.
De li o o fd Z w e 1 1 i n g, Q,ua d'es-
pagne,')          .
Wasfehing des hoofds: uitwendig.
§ 3
57»,
21,
39:
<8'
14, b,
(.5
59>
i,a
iÖO,
62.
63
,64.
65,
,66.
>
e.
De
-ocr page 50-
Vi                             I N H O U D.
e.  De boosaardige zenuwachti-
ge fljjm k o ort s.           ,           n°. 67.
f.   De koortfen uit ver k eerde af-
f c h eiding der ingewanden.
De g a 1 k o o r t f e n.         .               68.
De fl ü m k o o r f f e n. .               28, b , e ,;4<& •
De galachtige flijmkoorts.           07 ,ac,».
UITWENDIGE of HEELMIDDELEN.
/', ALGEMEENS VOORSCHRIFTEN van HEELMIDDELEN.
In w oude 11.
Bloedftillende middelen»                 n°, 73,
Pijnftillende.                    .                ?a»74j?5.Jj?8,
Genezende, .               .                 72,91,94.
Ettcrbevorderciidc.           .                 75 , a, b, 77, 83.
Zuiverende.                     .                 72,80,82.
Kneuzingen.              .                 T' ■> 85 , 94, 97.
Verdeelende.                                    71,84,85,97.
V e r f rui k i n gen en Verrek.
ki n g e i).                     .                 99, lor.
Blifartrekkende en röodmakende.          yo,c,d.
S. VOORSCHRIFTEN in BIJZONDERE GEVALLEN.
;. Wonden,
BtoedrHIlend middel.          .           n°. 73.
PJJnftillende waschmiddelen en omfla-
gen in fterke omftekingen.               71 ■> 74 s 78.
Verdeelendcn omfleg in kwetfing en
met kneuzing verzelde wonden, fu
Wondwater en. wondfteenen,
               72,94.
-ocr page 51-
I N H O U D.
v 11
Etteriiig bevorderende middelen. n°. 75, 76,77,83.
Zuiverende wondzalf.
          .                  3o.
Zuiverend middel in verouderde
wonden. .                                  8a, sa.
Tegen vuile flecht etterende wonden,
wild vieesch en valfclie ontftekingen.
Bijtend wondwater.
Tot verzachting der wondranden.
82,^,02,93.
82, a.
79-
Om goede wonden te doen fluiten en
opdroogen.                      .                  01.
Tegen de w o v m e n in de wonden. 81, a, [>.
Voetwondcn.                                        $5.
11. Kneuzingen.
Omflagen tot verdeeling.
Balfems.
84, a —f.
84 <g 197 > *•
III.  Zadelkwc tfing.
Omflagen ton verdeeling.
Bij mislukte verdeeling. .
Tegen de brandvlekken.
Omflagen by' verminderde omftcking.
By' opene zadelwonden.
Indien de nckband aangetast is.
Indien de beenderen daarenboven
aangedaan zijn.
                .
IV.   Kneuzing e n en koude gezwel-
len.
71,84,!
86".
89.
82, h, 90.
82,90.
Leggers , f chij t h akk en en
kniegcz wellen.
In verhardingen na kneuzingen, en
witte zwelling.
By' klierverliarding.
By' verouderde gezwellen.
P e e s k w ê c f i n g.
            «
95,9<J,^—c,97,
96,1.
96, e,
96, /.
97, K
Kw«t-
-ocr page 52-
vin                             INHOUD,
Kwetfing in den halfterke-
ten.             .                  .            n°. 72,78,97, c.
BI a au w wat er in vo et wo n den. 98.
Gez wol! ene b eenen en koker.  102,103.
v. Ver rekkingen en verf tui kin-
gen.
I11 geringen trap.                 .                 99 , 100.
Met bykomende zwelling.                      101,102.
B ocglammig heid, gal lcn.         104.
VI. De o o g g e b r e k en.
De oogontiteking.               .                  105,106,107,108,
Het etteroog.                      .                  109,110.
Vliezen op de oogen.        ,              m,a,i.
Scherne tranen.                   .                  112.
Oogontfteking met verzwakking.          113.
-ocr page 53-
DE GEZONDH              iTAÏUNG EN GENEESWIJZE VAN
DE ZIEKTEN DER. PAARDEN.
-ocr page 54-
EERSTE AFT) EELING.
Over de kent eekenen van den ftaat
van gezondheid en ziekte»
T
J-ndien er eene kundigheid van gewigt is , zoo
is het die, om den ftaat van ziekte van dien
der gezondheid, niet alleen wel te onderfchei-
den, maar tevens om zich in den aard der
ongefteldheid welke het dierlijk geftel aan-
tast, niet te vergisfen, ten einde geen ge-
vaar te loopen door eene ondoelmatige ge*
neeswijs dezelve te verergeren in plaats van
weg te nemen.
Hiertoe is het noodig dat men de kennis
der kenteekenen poge te verwerven, welke
de natuur tot aanwijzing van het verfchil
tusichen den ftaat van ziekte en gezondheid
in het algemeen en ter ondei'fcheiding der
onderfcheldene kwalen aanbiedt, ten einde
hiernaar de geneeswijs te wijzigen. Deze tee-
kenen worden of door de zintuigen ontdekt
&f wel door nad nken verklaard en uit ge-
A
                           volg-
i
-ocr page 55-
P1.I.
w1
^^
-ocr page 56-
KENTEEKENEN,
2
volgtrekkingen ontleend, welke laatfte minder
duidelijk en zeker zijnde dan de eerfte, ee-
ne grootere leherpzinnigheid des geneesheers
vorderen.
Daar de ftaat van ziekte eene afwijking
van dien der gezondheid is , zoo moeten de
teekencn welke de eerfte aanwijzen van die-
gene verschillen , welke cle laatfte aankondi-
gen: wanneer dus b. v. een gezond dier
eenen rooden mond heeft, zoo kan men in-
dien deze , bleek is deszelfs ongefteklheid
vermoeden; de huid welke bij hetzelve eenig-
zins door de haren heen fchemert, heeft
bii dc meeste gezonde dieren eene eenïg-
ziKS roode kleur; wanneer nu dezelve zich
bleek, geel, enz. vertoont, kan men het
dier als 'ongefteld befchouwen; gelijk mede,
wanneer de anders gladde haren om hoog
ftaan, de huid los afhangt of vast op de rib-
ben kleeft, of wanheer deelen heet zijn,
die ande-rs koud waren en omgekeerd; voorts
wanneer eenig deel hard is , hetwelk voor-
heen week was of dat het deszelfs vorige
veerkracht verloren heeft.
De t'eekenen van gezondheid en
ziekte.
3 Hieruit blijkt dat deze teekenen eene al-
-ocr page 57-
Fl.ii.
a. j. s
-ocr page 58-
DER GEZONDHEID EN ZIEKTE. I. J/d. 3
gcmeene verdeeling in die van den ftaat
van gezondheid en van ziekte aanbie-
den , tot wier ontdekking alle zinnen moe-
ten medewerken, daar ieder derzelve ons an-
dere doet ontwaren, en men dus niet alleen
door het gezigt en gevoel, de pols, de oo-
gen , de ooren, de mond, de neus en de huid
onderzoeken, maar tevens het gehoor te
werk {tellen, aan welk het aanwezen eener
ongefteldheid door zuchten, fteunen, rom-
melingen in het lijf, knarfen der tanden enz.
aangekondigd wordt.
4 Voorts zijn de teekenen welke den ftaat van
ziekte aanwijzen, of algemeene, waar-»:
uit men ontdekt dat het dier ziek is, of b ij- ,
zondere, welke den eigenlijken aard der
ziekte aantooneu; daarenboven zijn de toeval-
1 en onderfcheiden , in vv e z e n 1 ij k e, welke
altijd bij de ziekte voorkomen en moeten plaats
grijpen, om haar te kenmerken en van an-
dere te onderfcheiden, en in toevallige
die door andere toevallen veroorzaakt, vaak
in ziekten voorkomen, zonder tot het wezen
derzelve te behooren, en' die men wel moet
weten te onderfcheiden, ten einde geen toe-
val voor de ziekte zelve te nemen; dus vor-
men de huidkramp, eene fnellere pols en ver-
anderde tempering des ligchaams, de eigenlij-
• A a
                              kt
-ocr page 59-
PI. IJL
1-S-d
-ocr page 60-
4 DE TEEK.ENEN VAN (SEZONDtl. EN ZIEKTE.
ke kenteekenen der koorts, terwijl de Borst-
"kramp , loop , heete gezwellen enz. alleen bij-
komende toevallen zijn.
e Behalve de reedsopgegevenc, beftaari er nog
eene menigte uitwendige kenteekenen, wel-
ke men bij de bepaling der geneeswijs niet uit
het oog verliezen mag, als: a; houding van
het dier, het te weinig of te veel gevoel ,
angfligheid, gevoelloosheid, gemis van ge-
hoor, reuk en gezigt,- beven, fidderen,
trekkingen, kramp, verlamming, geeuwen,
knarstanden , aanhoudend (laan of liggen , wan-
kelen , flapeloosheid , gebrek aan honger en
dorst; als mede de ademhaling, het hoesten,
niezen, de fterke of zwakke beweging van het
hart en des flagiiderlijken geftels , alle welke
teekenen in de bijzondere ziekte-teekenkunde
nader ontvouwd zullen worden.
?ï?
EER-
-ocr page 61-
PI w.
Fk,.S.
Pu/.?.             /r\<7 9 FfVjo.
ZTT7
-ocr page 62-
5
E E R S T E II O O F D D E E L.
OVER DE TEEKENEN DER. GEZONDHEID.
6 .JL/j kenteekenen van den Haat en toeftand
despaards, zijn niet alleen voor den paarden-
arts, maar voor ieder eigenaar van hetzelve al-
lerbelangrijkst, daar dezelve hem tevens de
natuurlijke gefteldheid van hetzelve, zoo wel
ais die van dt'szelis gezondheid, voor oogen
Hellen , en verdienen dus dat zij die van den
zieken Haat voorafgaan, ten einde deze door te-
genover {telling des te duidelijker te kunnen
ontdekken.
Men ontleent deze teekenen uit: i« de on-
dufehetdene trappen des ouderdoms,
se. uit de verrigtingen des ligchaam»,
gs. uit de levens-, 4c. de dier 1 ij k e-, 5C. de
natuurlijke en 6?. de gellac hts- ver-.
rigt lagen.
Hierbij kunnen nog als gezondheicls-teekenen
gevoegd worden: de onder eheidene temper a-
inenten, en 2e, de vereischte gelteldheid
d er i e v e n s w e r k t u i g e n. en die der 1 i g-
chaamsdeelen.
EERSTE ARTIKEL.
De irr.ppen des ouderdoms.
f De teel;enen van gez ondh ei d_ welke in
A 3
                              da
-ocr page 63-
FIV.
-ocr page 64-
6'         DE TEEKENEN DEE. GEZONDHEID ,
de onder fc heiden e trappen des ou-
derdom splaats gr ij pen, worden in de.
eerfte plaats door de afftamming van gezonde
ouders, en vooral uit een edel ras, opgele-
verd , daar zulks tot eene fterke waarborg voor
de gezondheid hunner aframmelingen verftrekt,
aangezien paarden' van een edel ras veel min-
der dan andere aan toevallen onderhevig zijn,
en daarentegen veulens van onvolkpmene en
ziekelijke paarden veelal derzelver gebreken
overerven.
Bij eenen meerderen groei in het eerfte en
tweede jaar worden de vaste deelen fteviger
€n veerkrachtiger, terwijl een goede eetlust
en de daardoor bevorderde groei , de toe-
neming in krachten , levendigheid en een juist
evenwigt van alle verrigtingen bewijzen van
welzijn opleveren.
Bij toenemenden ouderdom , ecnige jaren la-
ter, het welk men den volwasfenen (laat kan noe-
men , kenmerkt zich de gezondheid door on-
verhinderde ontwikkeling des ligchaams en dei-
krachten, behoorlijken honger en dorst, on-
vermoeidheid , volle kracht en ongeftoorde
verrigtingen.
Nu blijft het paard gedurende eenige ja*
ren in het volle genot van gezondheid en
fterkte; waarvan gelijkvormigheid in de
ïevensverrigtingen, zonder ^wakheid na in»
(pan-
-ocr page 65-
SE ONDERSCHEIDENE VERRIGTINCEN.J.J/d.f
fpanning of derzélver ftoring, door invloed
der uitwendige oorzaken, te gevoelen, blijken
opleveren; tot dat eindelijk met het tijd-
vak des ouderdoms dat der zwakte en on-
volkomenheid intreedt, in .hetwelk de verrig-
tingen zeiden meer ongeitoord plaats grijpen.
TWEEDE A R ï I K E L.
De ondcrfcheidcno vcrrigtingcfu
De 1 e v e n s v e r r i g t i n g e n zijn diegene
welke door die werktuigen (organen) volbragt
worden, die volltrekt tot het leven noo-
dig zijn, en waaronder men in de eerlte plaats
de omloop des bloed s rekent; dezelve
moet gelijkvormig, bedaard, en niet afwisf'e-
lend zijn; terwijl geen overmaat of gebrek van
vochten in het ligchaam mag plaats grijpen,
daar beide de levenswerkingen hinderen.
De ademhal i n g behoort ruim , vol, al-
leen met de borst, en niet met den buik of
de zijden, noch met groote moeite , maar zon-
der gedruis, benaauwdheid of pijn te geleide-
den , en wanneer dezelve door beweging fnel-
ler dan natuurlijk is, gefchiedt, moet zij dra
tot de vorige orde terug keeren.
9 Men rekent onder de d i e r 1 ij k e v e r r i g-
A 3
                         t i n-
i
-ocr page 66-
8         DE TEEKENEN DER. GEZONDHEID,
tingen bijzonder het gevoel en de bewe-
ging, die beide vooral van de volkomene
vorming, evenredigheid en eigenfehappen des
ligchaams afhangen.
Het behoorlijk g e vo c 1 beftaat in een vol-
maakt befef der zinnen, als een goed gezigt
en fcherp gehoor, fijne fmaak, reuk en een
zoodanig gevoel, dat zonder pijn iederen indruk
ontvangt. Tot b e we ging wordt eene goe-
de, duurzame en krachtige vorming der fpie-
ren vereischt, welke in ftaat fielt de vrij-
willige bewegingen op de gemakkelijkfte, en
de onwillekeurige der levenswerktuigen op de
volkomenfte wijs te volbrengen.
ïo De n a t u u r 1 ij k e v e r r i g t i n g e n welke
tot voeding en inftandhouding van het dier-
lijk ligchaam verftrekken, en een der zeker-
fte kenteekenen van deszelfs welftafid' opleve-
ren , beftaan : in eenen goeden eetlust, ge-
evenredigd aan de krachten, grootte en werk-
zaamheden van het dier; in een juist gewij-
zigde dorst, en goede verteerings-
■ krachten, die het gebruikte behoorlijk be-
arbeiden, de fpijzen koken, hetmelkfapinzui-
gen, en door geene benaauwdheid of opgebla-
zendheid, het bezwaren der fpijzen verraden.
In de tweede plaats komen behoorlijke af-
'i, o n d e r i n g e n en ontlastingen in aan -
mer-
-ocr page 67-
D E T E M P E R. A M ENTEN. I. Afd. 9
merking : waartoe behoort een gemakkelijke en
geëvenredigde afgang, die de kracht der inge-
wanden aankondigt door de behoorlijke ge-
fteldheid en kleur des afgangs , welke met de
noodige gal vermengd, en zonder eene andere
dan de haar natuurlijk eigene reuk moet zijn.
Het w a te r eene behoorlijke kleur , warmte
en reuk bezittende, moet in eene aan den ge-
notenen drank geëvenredigde hoeveelheid , zon-
der dwang of inipannihg ontlast worden. Het
zweet moet naar mate van den arbeid .en liet
weder niet te v-eel noen te weinig plaats grij-
pen , niet afftroomen maar zich eenparig over
alle ligchaamsdeclcn ver'preiden ;, voorts moet
deszelfs reuk niet fterk, bedorven , zuur noch
üinkend wezen , en hetzelve daarenboven eene
behoorlijke warmte en vloeibaarheid bezitten ,
zonder koud of kleverig te zijn. Nimmer moet
het fpeekfel ontbreken, maar fteeds den
mond vochtig houden, zonder immer anders
dan bij het genot der fpijzen in eene grootere
hoeveelheid afgefcheiden te worden, en voorts
helder, eenigzins taai, niet te dun, fcherp of
Hinkend ziin.
Ook de geflach ts -v.errigti ngen le-
veren blijken van den gezonden of kranken
(laat des paards op; zij wijzen deneeriten aan,
A\annecr geene der daartoe beftemde deelen
e-enige gebreken bezitten , en dezelve met ge»
A 5
                            mak
-ocr page 68-
,IO DE TEEKENEN DER. CEZ0NDHE1D.
mak en kracht volbragt worden, voorts wan-
neer bij eene merrij de natuurdrift de maat niet
te boven gaat, dezelve gedurende hare dragt,
aan. haren toeftand geevenredigde werkzaamhe-
den zonder moeite volbrengt, niet verwerpt,
gezonde veulens voortbrengt en in ftaat is de-
zelve te voeden.
DERDE ARTIKEL.
De temperamenten.
ii De temperamenten hangen bij de die-
ren van derzelver gedaante, vorming en le-
venswijs af; Bij eene vaste vorming der ve-
zelen is meer beweegbaarheid , zamentrekking,
veerkracht en werking op de vochten te wach-
ten , waardoor grootere warmte , levendigheid
enz. voortgebragt wordt, hetgene de eigen-
fchappen der edele rasfen, zijn; daarentegen
zijn dieren met flappe vezels, vele vochten en
weinig veerkracht, trager en minder levendig,
offchoon zij met hun zwak ligchaamsgeftel,
echter gezond kunnen zijn; andere bezitten
drooge, vaste en duurzame vezels, wéinig-
veerkracht en terugwerking op de kleine hoe-
veelheid vochten ; deze zijn fterk, duurzaam ,
moedig en onbevreesd, doch hellen bijzonder
tot hersfenontfteking, de kolder, enz. over.
Van het onderfcheid der temperamenten
hangt ook de meerdere of mindere prikkelbaar-
heid
-ocr page 69-
GESTELDHEID DER LEVENS\VERKT.£«-Z.L^/.II
heid af, daar fterke vaste vezels deze eigenfchap
meer dan llappe bezitten, zoo dat de meerdere
of mindere kracht, vrolijkheid en duurzaamheid,
van deze* af hangen, waardoor zij zeer veel in-
vloed op de gezondheid en dus op de deugd
des paards hebben.
Neemt men voorts de kleuren in ■aanmerking,
zoo zijn, indien men het gevoelen van' fomm'ge
vee - artfenijkundige mag aannemen , de paarden
van een donker en helder haar fterker, vrolijker
en duurzamer dan die van eene bleeke en
lichte kleur, terwijl zij daarenboven hevige
ziekten eerder dan deze te boven komen.
VIERDE ARTIKEL.
De gcfleldhcid der ondcrfcheidcnc lcvenswerkllri~
gen en ligchaamsdeelen.
ia De juiste evenredigheid der deelen en de re-
gelmatigheid der ligchaamsvorming, gepaard
met derzelver onbelemmerde overecnflemmcn-
de verrigtingen , voltooijen dat beeld der vol-
maaktheid en gezondheid,, dat men van een
paard wenfehen kan. H t is vooral in de eer-
fte betrekking dat de ui'vW.ndi/e paardenken-
niszich met de befchouwing der ligchaamsdee-
len bezig houdt, terwijl hit alhier de plaats is
om de vereischten der inwendige deelen te
onderzoeken.
De
-ocr page 70-
12         DE TEEKENEN DER GEZONDHEID.
De bewijzen van een gezond, welgevormd,
en deszelfs verrigtingen met gemak volbren-
gend hart zijn: een regelmatige , met gelij-
ke langzame flagen in iederen ouderdom zich ge-
lijk blij venden pols , welke na eene door infpan-
Iling voortgebragte verinelling, weldra tor.
de vorige orde terugkeert, zonder eenig tee-
ken van imart of benaauwdheid te doen ont-
waren.
Eene gezonde long openbaart zich door eene
breede borst, door vrij en behoorlijk onge-
dwongen uit- en inademen, zoo wel bij infpan-
ning als anderzins , en zonder dat het weder,
de lucht- en landftreek er eenigen invloed op
heeft; in het algemeen door eene goede vor-
ming der lucht- en longpijpen, van het ftrot-
ténhoofd, van het neuskanaal enz. zonder
dat de ademhaling met hoesten of uitwerpen
van flijm , bloed en etter verzeld gaat.
De maag is zulks, wanneer de eetlust en
fpijsvertering goed is, zonder dat men fpan-
ning, winden of kwade reuk gewaar wordt,
hetgene tevens een bewijs voor den goeden toe-
ftand van het darmkanaal oplevert.
Eene gezonde Ie ve r ontdekt zich door de.
frisfche kleur der oogen , en wanneer derzelver
vliezen niet geelachtig zijn; indien de regter-
zljde onder de onware ribben niet opgezet noch
pijnlijk is, de mist en het water derzelver na-
tuur»
-ocr page 71-
CESTF.LDHEID DER LÏVENSWERKT.c/^.1,Jfd.l%
tirttrlijké kleur bezitten, en de fpijsvertering
ongeftoord volbragt wordt.
Het bedaan van gezonde n i eren en b 1 a a s
kan men veronderstellen wanneer de pis onbe-
lemmerd ontlast wordt, zij eene natuurlijke
kleur , reuk en zelffbndigheid bezit, en zich
geene teekenen van pijn in den omtrek der
lendenen opdoen.
13 Wat de uitwendige ligchaamsdeelen
aangaat, zoo moeten dezelve geene afwijkin-
gen vertoonen , het zij door wangeftalte, an-
dere kleur of tempering , dan die natuurlijk is,
en zij voorts derzelver bewegingen met gemak
verrïgten, zonder na infpanning eene 'buiten-
gewone vermoeijenis aan te kondigen. Wan-
neer nu zoo wel deze als de levenswerktuigen
in derzelver gezonden en volmaakten toeftand
©vereenftemmen, alsdan kan men gerust de-
zelve een Haat van volkomen welzijn en ge--
bruikbaarheid toekennen.
Somtijds heeft er eenen middelftaat tusfehen
volkomene gezondheid en ziekte plaats, be-
gaande in den aanleg tot ongefteldheid, wel-
ke door eene (lap- en matheid, langzame vol-
brenging der onderfsheidene verrigtingen, en
eene ongeregeldheid in de afzonderingen en
ontlastingen , afwisfeling in de tempering des
ligchaams, en eene gebrekkige fpijsvertering,
aangewezen w»rdt.
TWEE-
-ocr page 72-
TWEEDE HOOFDDEEL.
D E K E N T E E K E N E N VAN ZIEKTE.
^EERSTE ARTIKEL.,
Kenteckcnen welke de levensver rigtingen opleveren.
14Vinder de kentcekenen welke de ongefteld-
heid des ligchaams aankondigen , verdienen die
welke de levensrigtingen opleveren vooral on-
zen aandacht, aangezien de omloop des bloeds
cn de ademhaling , het eerst door iedere on-
gefteldheid geftoord worden.
«. De pols.
15 De polsïïag welke door het beurtelings za-
mentrekken en uitzetten van het hart cn der
flagaderen, door den aandrang des bjoeds te
weeg gebragt wordt, levert eene der onbe-
driegelijkfte middelen ter beoordeeling van den
ftaat en aard der ziekte, zoo wel als van dien
der gezondheid, op', waarbij men echter de
ouderdom, het gedacht, de levenswijs, het
weder en de luchtftreek in aanmerking moet
nemen , w :lke alle er den grootften invloed op
hebben; dus heeft een groot plantëtend dier
een
-ocr page 73-
DE OMLOOP DES BLOEDS. I. Afd. ï$
een langzamer pols dan een klein vleeschë-
tend, en een oud, een tragere dan een jong
dier; In het algemeen rekent men dat bij
een volwasfen paard 40 a 50 polsilagen in de
minuut in den ftaat van gezondheid gefchieden;
terwijl zoo wel een dit te bovengaand als onder
hetzelve blijvend getal, als eene afwijking van
den gewonen ftaat aangemerkt kan worden.
Het is niet genoegzaam zich flechts bij de-
ze aanwijzing te bepalen, welke alleen aan-
duidt , dat het dier ongefteld is, maar men be-
hoort met de eigenichappen der verfchiUende
polsflagen bekend te zijn, om deszelfs
naderen aard te onderfcheiden, te welken
einde men deze, het zij aan de borst tusfehen
de voorbeenen, het zij in fommige gevallen
aan de (laapflagader onderzoekt, en welke de
volgende kenmerken oplevert.
ï6 De fn e 11e pols welke meermaal in eene
minuut (laat, en ft erker zamentrekkende dan
in den gezonden ftaat, met een heviger klop-
pen der flagaderen gepaard gaat, wordt de
k o o r t s p o 1 s genaamd.
De langzame welke daarentegen minder
lagen dan vereischt wordt in de minuut telt,
is een teeken, van flapheid, traagheid en een
•naandoenlük (phlegmatiek) temperament.
De fterke pols, voortgebragt wanneer
de
-ocr page 74-
l6 D E T É E K E ,\T E N V A X Z I E E T E ,
de flagaderen met geweld kloppende eene ze-
kere volheid aankondigen , is een tecken van
te veel kracht, en meestal van ontfteking »
voorts bij eene langzaam alioopende ziekte van
weinig gevaar en eenen goeden uitilag.
De harde, plaats hebbende wanneer de flag-
aderen hard en gefpannen kloppende, grooter
weerftand bieden en het gevoel als dat van eene
gefpannene fnaar veroorzaken, betcekent kramp,
belemmerden omloop des bloeds, en is een
kwaad teeken in koortfen , hij verkondigt het
einde, ingeval trekkingen plaats hebben, en
de dood wanneer dezelve in langdurige ziekte
op den zwakken pols volgt.
De zwakke getuigt van gebrek aan kracht,
veranderde terugwerking, van eene langzame
flepende, moeijelijk te genezene kwaal, en te-'
vens f nel zijnde, verftrekt zulks ten tceken
van vermoeijenis na arbeid, van inwendige ge-
breken, ettering, tering en fliripköörtfen.
Door een weeke verftaat men diegene
welke naauwelijks merkbaar, breed en aan de
drukking der vingeren bijna geenen weder-
ftandbiedend is; hij getuigt van groote zwakte
na kramp of afmatting , vernaauwing der va-
ten , teruggang des bloeds, en vermindering
der ziekte; terwijl hij in koortfen, zweet en
aanftaande beflisfmg der ziekte aankondigt.
Degelijke pols welke regelmatig maat-
houdende , na afgemetene tusfehentijden klopt,
zon-
-ocr page 75-
DE OMLOOP DES BLOïïDS. I. Afd.        1?
zonder voller, harder, weeker oF zwakker te
worden, is een der zekerlte teekenel) der ge-
zondheid.
Daarentegen levert de ongeregelde,
Welke in getal, kracht en tijd dei klopph gen
verfchilt, een bewijs op van so\.-y rcgeldheid
in de tcr^gwerking van het flagadcrlijk ncL'el,
van gebreken in de vormirig der vaste deeien,
het zij door polijpen, verhardingen in cle flag-
aderen enz., ofwel van dikbloedigheid; de-
zelve is bedenkelijk in heete koortfen , minder
gevaarlijk in andere ziekten, doch een doodelijk
teeken wanneer hij tevens zwak, week en fnel
is.
De t u s f c h e n p o o z e n d e, welke tnsfehen
de polsflagen een meerder o!:' minder tijd laat
verloopen , heeft eene gelijke oorzaak met de vo-
rige en VOOrfpelt de nakende dood op bet ein-
de van Heete ziekten.
Wanneer de pols plaatfelijk ontbrekende
is, verftreki dit ten teékenvan gebrek aan lé-
venswerkzaamheid of verlamming, en in het
algemeen van uitputting ,flaauwte of de dood;
offchoon echter ibniti; Ts hét vet en de diepe
ligging der llagaderen beletten kunnen de pols
te ontdekken.
Al deze opgenoemde , en iedere a f w ij k i n g
des P o 1 s i'J a gs van den natuurleken toeitand
toont eenen 1'taat van of aanleg tot ziekte aan ; de-
zelvc kan eenvoudig of z a m enge ft e 1 d
B                              we-
-ocr page 76-
iS          DE TEEKENEN VAN' ZIEKTE ,
wezen, waarvan het eerfee dan plaats heeft,
wanneer flechts ééne foort van pols door het ge-
voel ontdekt wordt; terwijl men door de za-
meng'.ftelde diegene verftaat, waai bij men
veri'ciïeidene foortan gelijktijdig waarneemt. en
wier zamenvoeghïgen, die men meest in he-
vige ziekten aantreft, vooral wanneer de pols
klein en zwak is, de grootheid des gevaars te
kennen gevefl, en fterk en hard zijnde, hevi-
ge toevallen vooripellcn.
I'. De a d e ni H a 1 i n g.
ij De ademhaling moet met eené zekere
gelijkvormig- en bedaardheid gefchieden, om ten
teeken van ongeftoorde gezondheid te verftrek-
ken, terwijl voorts uit hoofde van den omloop
des bloeds door de longen ,de naauwfte betrek^
king tusfehen haar en den pols plaats grijpt,
zoodanig, dat deszelfs fnelheid fteeds eene
verhaasting der ademhaling voortbrengt, en
omgekeerd, in diervoege : dat alle afwijkingen
in den pols, in de ademhalingbemerkbaarwor-
den, die even- als deze, fncller bij een jong
dan bij een oud dier plaats heeft, en voorts
door den vorm der borst, de gefteklheïd en het
weder gewijzigd wordt; kunnende men in het
• algemeen, bij een volwasfen paard drie polsfla-
gen op isder£ ademhaling rekenen, terwijl men
de ademhaling in het algemeen verdeelt: in
de
-ocr page 77-
DF. ADEMHALING, L Jfd.          IJ
de natuurlijke, die alleen in de ge*
zondheid plaatsheeft, en in de ziekelijke,
welke hare ftoring aanwijst en waarvan de
onderverdeclingen tot meenigcrlei kenteekeneu
van onderfcheidene toevallen verftrekken.
18 Het fnelle ademhalen dat zonder
merkbare tusfehenpoozingen met zekeren haast
gefchiedt, en door eenen fterkeren aandrang
van het bloed naar de longen voortgebragt,
met eenen fnellen pols verzeld gaat, is in ge-
zondheid het gevolg van fterke beweging,
hartstogten, winden , enz. In ziekte : een tee»
ken van hevige koorts, kramp en groots be-
naauwdheid; het is gevaar voorfpellcnde in ont-
ftekings ziekten, doodelijk in heerfchende en
aanftckende , terwijl'hu zwak, met geruisch
en hol rogchelen gepaard gaande eenc voorbo*
■ de van den raderenden dood is.
Het lan <:• i a rn e eenen vrijen omloop des
bloed« bewijzende, is dan alleen gevaarlijk
wanneer het door de hevigheid der ziekte wordt
te weeg gebragt, terwijl', in.den hêt op de
fnelle ademhaling volgt, de dood als nabij
zijnde te befehouwea is.
Het diepe a d e m e n tact volie long, ge-
noegzame kracht en uitzetting derzelve ge-
fchiedende ,
            Is een gunitig teeken , en
voorfpett bij voorafgaande borstkwalen, her-
ftellins van de-zelve.
C %                          Het
-ocr page 78-
             DE TEEKENEN VAN ZIEKTE,
Het korte en a f g e b r o k e n e ademhalen,
beteekènt belemmering dei ademhalings - werk-
tuigen met verval var krachten verzeld; met h i t-
tc gepaard: lpngontftekifig,:; zonder koorts,
in bedompte ftallen: ftikgas; Hetzelve is
zorgelijk in befmetting; onbeduidend geduren-
de de koorts, doch een gevaarlijk teeken wan-
neer het na dezelve voortduurt, wijl het groo-
te zwakte aanwijst.
Het hoog e, kenmerkt eenen geftoorden
omloop des blocjs en fterk aangetaste werk-
tuigen der borst, en is een kwaad teeken in
■koortfen eii borstwaterzucht, terwijl het in
trommel- of windzucht veel gevaar dreigt.
Het angi'tige, dat in gezondheid een
teeken van vrees of fchrik is , verftrekt in ziek-
te tot dat van de hoogte der toevallen, van
aandrang des bloeds naar het hart en deszelfs
geftoorden omloop; en, terwijl het in den
aanval der koorts niet zeer beduidende is, wordt
het op het einde van zware ziekten bedenkelijk.
Het zachte n d e ademhalen , een nadeelig
teeken in heerfchende en befmettende ziekten,
voorfpek met andere kwade teckenen gepaard
den naderenden dood, en in andere kwalen de
hoogte der ziekte.
Het f 3 uitende dat werktuigelijke hinderpa-
len , als vernaauwing der itrottenhoofdsfpleet,
verfliimmg der longpijnen en gezwellen aan-
kondigt , is in de keelontiteking meest doode-
-ocr page 79-
DE ADEMHALING. /. Afd.            SI
lijk, en in alle keelziekten eene aanwijzing van
het grootfte gevaar.
Het r o g c h e 1 e n d e is altijd een teeken van
den nakenden dood, tenminfte van het groot-
fte gevaar, vooral in bei'mettelijke ziek-
ten.
Het p ij n 1 ij k e ademen, dat in longontstekin-
gen in derzelver aanvang, mits met kracht en
gÖ6de teekenen gepaard , niets beduidend is ,
wordt op derzelver einde bedenkelijk, terwijl
hét in koortfèn , kramp en gevaarlijke toevallen
voorfpelt.
Het w arme u i t a d e iri c n wijst gezondheid;
heet, longontsteking, en in koortfèn de he-
vigheid der ziekte aan; terwijl het koude,
zinkende levenskracht, het vuur en de dood
aankondigt.
Een f t i n k e n d e a d e m bewijst in borst-
ziekten , ettering, diepleggende verzweringen
en bederf der long; kwade droes, enz.; in
tfen dreigt dezelve gevaar, en indien hij
krengachtig ruikt, eene fpoedige dood.
Het k u g c h e n is een teeken van borstge-
breken, van longziekten of dampiglieid; en
in koortfèn, van borstkramp; hetzelve is ge-
vaarlijk, wanneer het intrekken des buiks en
het kloppen der zijden er-mede gepaard gaat,
edoch in flepende ziekten is het minder zorg-
verwekkend.
B 3                      J9 Het
-ocr page 80-
SS              DE TL E KT: KEN VAN ZIEKTE,
10 Het hoesten dat in eene ftóetswijze uit-
zetting der long beftaat, vaak mét akwerping
van (lijm , etter of andere ftoiien gepaard gaat,
js aan verlchillende onderfehcidingen onderhe-
vig.
Het hoesten dat uit eene vtille borst
een goeden krachtaankondigend teeken is,
getuigt ook ie U
           Peking, droes en ver-
sheid van de             aaigdheid der longen
en dus van Weinig gevaar.
Daarentegen is Let k o r t e hoesten eene aan-
wijzing vanfmart, aangetaste long, verzwe-
ring, dampigbe;d en fterken prikkel; terwijl
■ het kort afgebroken alleen met de keel
geffchiedend', ii; longontftekingen, pijn en de
1) ipgte der ziekte; in koortfen kramp aanwijst';
voorts kan hetzelve in doffe ftallen dqorfcherpe
dampen, alsmede door prikkeling van flijm of
vreemde ligchamen veroorzaakt worden.
Het v o c h tri % e hoe ft e n dat ten teeken ee-
ner zwakke 'long verftrekt, is minder bedenkelijk
dan het aroöge, en levert zelfs, gepaard met
fterk uitwerpen, na ziekten en ontftekïngen
een goed teeken op , doch is van een kwaad
voorbeduidfel in koortien.
Hetzelfde kan men van het d r o o g e h o e s-
te n in heete ziekten en long - ontftckingen zeg-
gen , waarin hetzelve vaak doodclijk wordt.
.Ei'f' boeten de paarden wanneer zij uit
warme ftallen in eene koudere buitenlucht ko»
mea
-ocr page 81-
DIERLIJKE VERR1G TINGEN. 3.$
men of door het ftof gaan, zulks heeft echter
even weinig te beduiden , als wanneer hetzel-
ve door het likken der kalk- -of Meiwanden
veroorzaakt wordt.
•o Het proesten is niet alleen bij gezonde
dieren een teeken van den goeden toeftandder
iaademings- werktuigen, maar kondigt in ziek-
ten de terugkeeriug der gezondheid en de ver-
heffing dei levenskracht aan.
Het bries f c h en dat in gezondheid
verlangen naar voedfel enz. uitdrukt, voorfpelt
vaak het naderende einde in befmettende en
heerfchende koortfen.
TWEEDE ARTIKEL.
De dierlijke verrigtingett.
Daar gevoel en beweging juist gewijzigd de
gezondheid aankondigen, zoo worden door
derzelver verfchillende afwijkingen eenen zie-
ken toeftand aan den dag gelegd.
ii Eene veel te fterkc Icvcnswerk-
zaamhe'id, ;s als eene «overtreding der na-
tuurlijke gefteldheid, als gebrekkig aan te mer-
ken; dezelve kenmerkt zich door eene groote-
re levendigheid ■> krachtigere beweging , eenen
*urigen wilden blik,, het opfteken der ooren ,
enz.                        B 4                     uDe
-ocr page 82-
24              DE TEE'KENEN VAN ZIEKTE ,
22    De v e r m e e r d e r d e prikkelbaarheid
welke zich door angftigheid in1 blik en hoü-
diflg, groon> onrust, ptin, been en weuer
trappen, neervallen en opfpringen, enz. aan?
kondigt, is even onbeduidende in koortien,
als zij gevaarlijk in ontfiifcings ziekten is.
23    De v C r in i n d e r d e p r i k k e 1 b a a r h e i d
welke een toeft: vai zwakte, fteeds beden-
kelijk en ninimer zonder gevaar is , uitgeno-
men wanneer zij door het afnemen der vermeer-
derde prikkelbaarheid voortgebragt wordt, ken-
teekent zich door cle verminderde beweg
den flaauwen blik, het hangen in den halfteï
of het leggen op bet ftroo.
De rilling is een aanval van koude met
eene vastliggende huid en apftaande haren,
welke fchieiijk voorbij gaat, en vaak fchudden-
deinkcortf . zi nde , is dezelve een teeken van
derzelver aanval,en wordt gewoonlijk door fterke
hitt! ol ■
                  ttende ziekten verkon-
digt dezelve aanfttking, en in flepeude of
lang.Iurige, opflorphig van fcbadelijke vochten
en etter; In weinig beduidende toevallen is
dezelve net gevaa'rüjk, edoch bedenkelijk op
het einde eener ziekte, terwijl zij den dood
voo'rfpèlt wanneer zij ■ in beur;.
             ziek-
ten lang duurt; gaat hiermede eene inwendige
hitte gepaard, zoo is dezelve meestal zorge-
Ujk, edoch ook vaak eene .voorbode der be-
flis-
-ocr page 83-
DIJ5RLÏJK-E VERRIGTINGEN. ƒ. Jffi. 4<j
flisfiög cn van het uitbreken des. zweets, ter-
wijl derzelver poedige terugkeering de hoogte
der ziekte aan den dag legt.
Een hooger trap van dit toeval is het ver-
ft ij ven, welk indien het na fterke verkou• ■ ing ,
en den invloed van fchadelijke prikkels volgt,
mees:, als een bijkomend toeval plaats grijpt;
JSetzelve duidt niet alleen de hevigheid der
koorts aan, maar is als zeer gevaarlijk in long-
orttftekingen , en vooral in geftremde uitwafe-
ming en bulkwee aan te merken; minder is
het indien,wormen aanleiding daartoe geven,
edoch wanneer het met fterke zamentrekking
der fpieren , zoo als in de kiem enz. gepaard
gaat, kenmerkt het groote zwakte en benevens
de overige bedenkelijke toevallen een doodelijk
gevaar.
In kram p cn t i\e kkinge n', wordt eene
bloote kortftondige zamentrekking der fpieren,
kramp genaamd, van welke men die welke
langer duurt, eloor den naam van aanhou-
dende kramp puderfcheidt; terwijl men
trekkingen noemt, wanneer de zamentrek-
king en het uitftrekken beurtelings gefchiedt.
De kramp is in reunia'tieke toevallen, zoo
als in vervangendheid enz. van weinig bedui-
ding, edoch bedenkelijker in de klem,en doo-
delijk wanneer zij in trekkingen ontaardt, ter-
wijl wanneer zij door wormen veroorzaakt
"wordt, zulks de ongeneesbaarheid daarvan,
B 5                            en
-ocr page 84-
<&6              KENTEEKENEN VAN ZIEKTE ,
en in heete ziekten den dood aankondigt.
Het pees trekken dat in eene trillende
of trekkende beweging der huidipieren en voor-
al van derzelver peesachtigc uitbreidingen be-
ftaat, is onbeduidend na bewegingen, wijl het
alsdan door zweet gevolgd wordt, edoch het
verftrekt ten teeken van gevaar in koortfen en
befmettelijke ziekten.
24 De' p ij n welker gewaarwording het dier door
weêrftand en ontwijken te kennen geeft»wordt
door eene zeer verhoogde prikkelbaarheid te
weeg gebragt, die zelfftandig of toevallig plaats
heeft. In het eerfte geval, bepaalt zich de
pijn vooral tot de aangedane plaats,doch wordt in
het tweede ook naar andere doelen voortgeplant
en levert door haar zetel de volgende kentce-
kenen der kwalen op: pijn in het hoofd
doet herfenontfteking; die in den hals keel-
ziekte vermoeden ; in de borst geeft zij long-
ontfteking , in den b u i k , het k o 1 ij k , ia de
lendenen, ontfteking der n i e r e n , en onder
- de onware ribben, die der lever te kennen;
zware pijn, betcekent groot ongemak en
dreigend gevaar, zoo als geringe de onbedui-
dendheid des ongemaks , de a a n h o u d e n d e,
deszelfs hardnekkigheid, detusfehenpoo-
z e n d e en kortftondige deszelfs eindiging , de
omzwervende, de wisfeling van deszelfs
zetel aankondigt, en gevaar voorfpelt wanneer.
eöele deêlen aangetast zijn,
                      Het
-ocr page 85-
BIDRLIJKE VERRIGTINGEN. /. Afd. *?
Met fteunen en zuchten, zijn fteeds
uitingen van pijn, bewijs van vermindering
der krachten , van de hoogte der ziekte, va»
gevaar en lhellen dood.
e. Gedaalde levenskracht.
- Verin o eidh eid na arbeid, beteekent bij
fterke dieren groote inipanning; bij zwakke,
gebrek aan kracht; doch zonder arbeid , onge-
fteldheid of eene aauftaande ziekte; zij heeft
in den loop derzelve na 'de aanvallen plaats,
en verkondigt, na dat zij in evenredigheid van
derzelver hevigheid meer of minder aanmerkelijk
is, een grooter of kleiner gevaar.
De afgematheid die een teeken van ge-
daalde krachten oplevert, is in zware ziekten
zeer bedenkelijk- en een gewone vooriooper
des doods; voorts is eene zoodanige verzwak-
king fteeds gevaarlijk, welk een deel het ook
moge zijn dat er door aangedaan wordt, en
brengt, wanneer zij de ingewanden treft, de
loop , droppel pis enz. voort.
Verlam m i n g is het ophouden der verrig-
tingen van een werktuig ,~ en dus doodelijk wan-
neer zij een dergene'treft,,die tot het leven.
noodzakelijk zijn.
De gevoelloosheid is fteeds een kwaad
tceken; wanneer dus het paard de voorwerpen die
het omringen niet bemerkt, geene vliegen af-
weert ?
-ocr page 86-
&S                 TEEKENEN VAN ZIEKTE ,
weert, noch op de ftem of zweep acht flaat,
zoo i.s dcszelfs einde nabij.
Het fc hadden is een goed, genezing en
gezondheid aankondigend teeken.
Zwak re is meestal een teeken van geleden
gebrek, vermoeijenis of van eenen aanleg tot
ongefteldheid, indien men ze das in een an-
ders gezond en fterk paard aantfeft, ver-
dient dezelve alzins opmerking, fchoon in
eenen minderen trap wanneer het dier anders
zwak mogt zijn ; gevaarlijk is d e z w a k h e i d
der f p i e r e n in koortfen , en een kwaad
teeken wanneer dezelve den omloop des
blo e ds treft; die der zenuwen kenmerkt
gedaalde levenskracht, en is, gepaard met die
der fpieren meestal doodelijk. Iedere plaatfe-
lijke zwakte eens werktuigs kan ligt aanleiding
geven tot ppzweilingen , uit hooide dat des-
zelfs vaten alsdan den aandrang der vochten
niet wederftaan kunnen; hiervan verftrekt ten
voorbeeld . dat wanneer een ziek paard niet
kan liggen ,■ deszelfs beenen. zwellen , doordien
dezelve verzwakt wordende, het zinken der
rockten in dezelve géénen tegenftand ont-
moet.
6 De aangetaste I e v e n s w e r k z a a m-
h e i d geeft zich te kennen door beven, het-
eene werk in 5 der fpieren is die in korte en
'bijna onmerkbare trekkingen beftaat,welke in een
ge-»
-ocr page 87-
DIERLIJKE VERRIGTINGEN. /. Afd. Q()
gezond dier vrees en angst, in een ziek, aan-
vallen der koorts aankondigt, en alsdan on-
feeteekenend is; edoch, in langdurige ziekten
geeft het gvoote zwakte te kennen, zoo als
cene bevende tong groot gevaar aanwijst
27    De uit w e n d ï g e zinnen geven de dui-
delijkfte kenteekenen van den ftaat der ziekte.
Van dezelve is een zeer o p g c w c k t gevoel
in de hoogte derzelve minder gevaarlijk dan
gevoelloosheid, welke na cene langduri-
ge ziekte meestal den dood voorfpelt.
28    Daar de reuk den dieren onontbeerliik is,
zoo kondigt deszelfs gemis fteedseenig gebrek
aan.
,9 Het gezigt dat door de oogen als in een
fpiegel vele merkteekenen doet zien, belooft
wanneer dezelve levendig ftaan , zelfs in
het grootfte gevaar nog de mogelijkheid eens
gunftigen uitflags; terwijl daarentegen, doffe
oogen fteeds tot een nadeclig voorteeken ver-
itrekken.
De ftarendc blik voorfpelt in heete
ziekten, als: in de klem en ontftcking' der
herienen , een fpoedigen dood; De g e f t a d i-
. g e b e w e g 1 n g der oogen betéekent inwendige
kramp. S c h i 11 e r e n d e w i 1 d r o n d z i e n-
de oogcilj woede, razernij, koorts, de
hoog-
-ocr page 88-
:4o Be teekenen van ziekte ,
hoogte der kwaal en ontftekingen; terwijl een
fc hel end e blik met vertoomng van veel
wit aan de kolder- eigen is. De parelach-
tige glans en glasa e htigh cid wijzen
in rotkoortfen enz. het grootlte gevaar aan;
Uitpuilende o ogen met roodheid van
liet zamenvoegend oogvlies, geven in herfen-
róntftekingen enz. den aandrang des b
naar het hoofd, en in koortfen, de ftevig
der ziekte te kennen; zoo als ae f tij ve , ia.
hevige pijn., en vaak de 'ongeneesbaarheid der
kwaal; Matte en doffe, wijzen verminder-
de levenskracht'.aan, gelijk flaauwe hal f ge-
floten e, in gezondheid vermoeidheid en
flapcrigheid; in ziekte, kolder en hoogte dei-
ziekte te kennen geven; ingevallene,
verftrekken in koortien tot een kwaad teeken ,•
terwijl verdraaide, ontfteking in hoofd-
wonden, kramp en andere ziekten aanwijzen.
Voorts levert de van de natuurlijke verte d-
lende kleur der oogen, verfchcidens ziekte
kenteekenen op.
Daar d? roode kleur van het oogvlies ten
teeken van gezondheid verftrekt, zoo is de
bleek e, dar van zwakte en aan Maande onge-
fteldfceid ; te roode van oog - ontfteking ,'
gele van lever- en galxiekten; witte van
"zwakheid, terwijl de flapheid van het oog-
vlies vooral wanneer het in den binnenilen
ooghoek zigtbauï uitiïctkt, een gemeen ras
verraadt.
                                                      Is
-ocr page 89-
DIERLIJKE VERRIGTINGEN. I. Afd. 3i
Is het hoornvlies zeer glinft e rend
en met groots hitte gepaard, zoo kan men
©ntfteking der herfenen vermoeden, en een
flecht einde der ziekte, ingeval deze glans
vermindert; zoo als het een teeken des doods
is, wanne.r de oogen breken, het regenboog-
vlies overdekt wordt; en weder te rug gaat.
Dikke g e z w o 11 e n e oogleden, ver-
raden den aanieg tot maanoogen ; te wijd
geopende misdaan, en hebben vaak plaats <
wanneer de oogen bij eene ontfteking uitpui-
len; half geopende, toonen zwakte der op-
heffpierea en in ziekte, diep gezonkene krach-
ten aan , terwijl g e fl o t e n e, oogontfteking,,
zwakte en groote aandoenlijkheid voor het
licht te kennen geven..
Traanlozing, is, of een gevolg van
kwetilng en oogontfteking , of van verkoudhe»
den en droes, menigmaal ook een toeval'van
den kwaden droes, wanneer de traanbuizen
verftopt of aangetast worden, of van een
traanfistel; terwijl ook fcherpe ftaldampen
vaak tranende oogen te weeg kunnen bren--
gen , die in koortien van eene kwade voorbe-
duiding zijn; het gebrek aan tranen,
heeft groote hitte, en'fterke uitwafeming, en
jn hoofdontftekingen, gevaarlijke toevallen te
beduiden.
Een verwijderde oogappel, geeft
in ziekte gevaar, in gezondheid met onbewc-
ge-
-ocr page 90-
J*           RENTEEKENEN VAN ZIEKTE ,
gelijkheid gepaard, blij 'beid de zwarte
ftaar genaamd., of de gevolgen van Bei ge-
bruik var; verdoovende vergiften
              men
te kenne'iï; terwijl een vurnaav.v. e iti
hoofdwonden, i
           g der gezigtzenuw,
en" een on b e w-eg el i j ke derzelver vei
uring en blindheid aankondigt.
DERDE A B. T I K E L.
Dc inwendige zinnen.
30 Ook de inwendige zinnen leveren ver-
fcheidcne kenteëkenen op; dus wordt het be-
wustzijn vaak in zware zi ek t en g : mist,
fchijnende de paarden als te mijmeren zo
op iets dat hen omringt, acht re geven. De
razernij is een der bedenkelijkfte en door
de moéijelrjkheid om hen te naderen ofte hel-
pen , cene der gevaarlijk ('te toevallen. Terwijl
duizeligheid een prikkel qp de herfenen
aankondigt.
■ De aan het waken geëvenredigde flaap,
verftrekt tot een teeken van gezondheid, te
veel daarentegen, ten blijk van aangetaste
herfenen, kolder enz. te weinige van aan-
drang der vochten naar het hoofd, van onrust,
kramp en ziekte.
VIER-
-ocr page 91-
CE INWENDIGE ZINNEN, /, Af cl.       33
VIERDE ARTIKEL.
De natuurlijke verrigiiagen.
1 Wanneer in heete ziekten weinig dorst be-
fpeurd wordt, duidt zulks eenen geriugen
trap derzelve aan, daarentegen ontdekt f te r k e
dorst, veel hitte en gevaar in ontftekmgsziek-
ten, alsmede in die uit zwakte ontdaan en
reeds eehigen tijd geduurd hebben , vooral wan-
neer de mond daar bij droog is. Dorst m et
onvermogen tot drinken, hee ft vaak in
long- en keelontftekingen plaats; ver min-
der dt de dorst zoo voorfpelt zulks betert'chap,
doch geheel ontbrekende en met andere on-
gun ftige toevallen gepaard gaande, eenfpoedig
einde.
Eene juiste gèëvcnrcdigde eetlust is een.
der zekerfte gezondheidsteekencn , daar derzel-
ver onmatig k e 1 d, wormen , bedorven
gal, te feherp maagfap , enz. en devermin-
derde, ongelteldheid aanwijst, terwijl de na
ziekte t e r u g k e e r e n d e honger , bcterfehap
verkondigt.
Daar het k a a u w e n zonder moeite dient te
gelchieden, zoo zijn in hét tegengefteld geval
ongemakken aan de tanden, het gehemelte of
onder de tong te vermoeden, en indien daar-
bij het paard den mond bezwaarlijk kan ope-
nen, zoo moet men voor de klem beducht
zijn.
                            C                            Het
-ocr page 92-
34.              ÜS. TEEKENEN VAN ZIEKTE,
Het fl i kk e n , dat onbelemmerd een goed
teeken is , kenmerkt, wanneer het verhin ering
ontmoet, verzwakking, verdroogir.g, verflij-
ming of ontfteking der keel; hétgene ook door
een gezwel of vreemd ligchaam kan worden
veroorzaakt, en vérftrekt na langdurige ziek-
ten tot voorbode des doods.
32    De winde n voortgebragt door in de dar-
men zich ontwikkelende gazlborten , verftrek-
ken tot een goed teeken in buikwec en andere
iièkten der ingewanden; edoch wanneer zij
niet geloosd worden , geven zij kramp en za-
öiehtrekkrng der darmen te kennen ; r o in ra c-
1'ing in het lijf beteekent bij opg.blazene die-
ren een fpo edig en gunftig einde des ongemaks.
Opgeblaze n'h e i d geeft een bewijs van ge-
noten winderig vdeüTel, en met pijn gepaard;
van kolijk, terwijl zulks na ontftekings - ziekten
liet vuur verraadt.
"Gebrekkige fpijs ve rt er ing is fteeds
een bewijs van werkeloosheid der ingewanden,
vaak van overeten, koorts en zwakte, terwijl
zij een zeker gevolg is van te veel rust en
mangel aan beweging in de opene lucht.
33    De afgang die even min te hard als te
week behoort te zijn, doet verfcheidene on-
gemakken door deszelfs géfteldheid onderken-
nen, vast en rond met flijm overtrokken,
ken-
-ocr page 93-
DE NATUURLIJKE VERRIGTINGEN. I. Jjrd. 35
kenmerkt dezelve■grootehitte; zwarte, gai-
ziekten ; terwijl w i 11 e . gebreken der 1. .,
en doorgaans mangel aan bijgevoegde. gaj aan
den dag legt. Te harde is eeo toeken van te
groote werkzaamheid der opüorpende vatca,
b.y. in ontftekingziektcn, of van een te lang
verblijf in de darmen, als in koortien. Zeer
dunne, door de vermeerderde beweging der
ingewanden voortgcbragt, is, wanneer zij door
het voeder veroorzaakt wordt, van weinig ge-
wigt, doch in koortfen gevaarlijk; met o n-
verteerd voeder vermengd, wijst dezelve
eene gebrekkige fpijsvertering; dunne en
waterige, zwakheid ; en f 1 ij m e r i g e ,
cene gebrekkige affcheiding van hel darmflijia
aan; terwijl de met wormen vermengde,
het zekerfte getuigenis van derzclver aanwezen
geeft; eindelijk , is de bloedige fteeds ge-
vaarlijk, vooral diegene, welke geheel bloed
LWing van èe bloedvaten des
achteriijfs aan den dag 1'gt; daarenboven le-
vert de verfehillende reuk des al'gangs oinier-
Ichcidene ziel*
                  aen op.
De ver ft o p t h eid welke in koortien of
tekingen nimmer geheel onbeduidende is ,
wordt door langdürigheid, vooral in het eerfte
geval gevaarlij
De pis welke niet.alleen den tegenwoordi-
gen toeltand maar ook de hoogte djE ziekte
aanwijst, levert de volgende teekeuen op. Kan
C z                            het
-ocr page 94-
$6          DE TEEKENEN VAN ZIEKTE,
het paard ni et wat er en, zoo is zulks een
bewijs van kramp der werktuigen der waterloo-
zing , van ontfteking, zwakte, fteenen , buik-
wee of van koorts, welke in dit ongemak fteeds
met gevaar verzeld gaat; het a f 1 o o p c n d e r-
zelve zonder gevoel, voorfpelt in ge-
vaarlijke ziekten, den naderenden dood; te veel
vermagering, flechte verteering, veel zuur en
verlamming der piswcrktuigen; veel pis op
het einde eener ziekte: derzelver beilisfenden
tritflag, (crifis.) Heldereen klare bete-
kent kramp, aanval van koorts, gebrek aan
krachten en onverteerbaarheid ; r o o d e, hit-
te; v 1 am m en de-: oatftekmgen; bloedige,
aangetaste blaas en nieren ; gele: galziekten
en leverontfrekingen; troebele met b e-
zakking, geeft het afgaan der koortfen te
kennen, edoch wanneer dezelve niet be-
zinkt, zoo is zulks een teeken van gevaar;
èh etterachtige, dat van verzweringen.
Voorts is de ziekte des te gevaarlijker, naar ma-
te de kleur hooger is; terwijl de afwijkingen
van de natuurlijke reuk mede onderfcheidene
merkteekenen van den ltaat der ziekte opleve-
ren.
34 Wanneer het fpeekfel van deszelfs gewo-
nen totfbnd afwykt, kan het als een ziektetee-
ken bei'chouwd worden, te veel, getuigt de
verflapping van deszelfs buizen, gebrekkige
w'""
           ~*                                             ver-
-ocr page 95-
NATUURLIJKE VERRIGTINGEN. 1 Afd. tf
vertering en afzondering; te weinig van
te werkzame opllorpende vaten en droogheid
des ligchaams; en terwijl het f c huimende,
gezondheid aankondigt, is liet wanfcleur ige
het zij al of niet bloedig, een bewijs van on-
gezondheid, kwetiing desmonds of der fpeek-
felbuizen, of de gebrekkige affeheiding van
derzelver klieren; terwijl het e 11 e r a c h t i g e,
dikke, taaije, ftinkende, het grootfte
gevaar in koortfén verkondigt, en zeerdun,
groote zwakte en bepaling der vochten naar
den mond ontdekt.
Indien de f n o t uit b e i d e neusgaten ontlast
wordt, geeft zij dun en waterachtig zijnde,
verkoudheid en gewonen droes te kennen, ook
dan wanneer zij geelachtig en dikker wordt;
edoch etterachtig en ftinkende, zonder zwel-
ling der kaakklieren , verraadt zij longtering;
en wordt zij Hechts uit één neusgat ontlast,
is zij daarbij wit, groen , geel, bruin , wan-
kleurig, bloedig en ftinkende, zoo kan men
den kwaden droes niet miskennen.
Het zweet welks nuttigheid zoo ontegen-
zeggelijk i.o, wanneer het zich alleen als ui't-
wafeming naar evenredigheid der beweging met
eene gepaste warme Hgchaamstempéring over
het geheele lijf yertoofct, ventrekt alsdan ten
waarborg der gezondheid; te veel, echter be-
wijst bij een gezond paard , zwaren arbeid, uitge-
ftane Tcrmoeijenisfen , iet genot van"veel hooi
C3
                             
-ocr page 96-
3$              DE TEEK.1ÏNEN VAN ZÏEKTE ,
of zwakte ; het g e b r e k aan u i t w a f e m i n g:
ongefteldheid, huidkramp en zinkingachtigc
toEsrdlen, en terwijl dit een gevaarlijk teeken
in koortfen is, daar zulks eenen gebrekkigen
em >op der vochten bewijst, is der zei ver
herftel allerheilzaamst in ziekten waarin
zü geitoord was geworden; een algemeen
zweet kan men als een goed teelten in koort-
ien en buikwee door verkonding veroorzaakt,
pefchonweB ; terwijl liet integendeel als een
kwaad in oe klem is aan te merken; voorts
verkondigt een p 1 a a t fe lij k, aan de ooren en
in de zijden, aanvallen van koorts; koud:
groot gevaar; klam en kleverig: onzui-
verheid der huid of den naderenden dood ; ft i n-
k e n d, de grootte der kwaal; k r e n g a e h-
tig riekend, eenen fpoedigen dood.
35 Offchoon men het bloed niet als algei
teekenen opleverende, kan aanmerken, wijl
i flechts in bijzondere gevallen aderlatende,
zeldzaam gelegenheid heeft het te onderzoe-
ken, geeft echter datgene hetwelk terftond
n taai wordt, kracht te kennen;
zoo i
             met veel geftolde lijmpha bedekt
wordt, -           Dg, dun of waterig zijn-
de , befmettende ziekten aankondigt.
VIJF-
-ocr page 97-
Z9
V IJ T D E ARTIKEL.
Teekenen der onderfcneiclcnc ligchaamsdeeïen.
36 Wijl derzelver befcliouwing veel licht in
ziekten verfpreidt, zoo komt in de eerfte plaats
de verande ri n g van den omtrek des
1 i g c h a a m s in aanmerking.
Wanneer een dier in dikte toeneemt, zoo
wordt zulks bij gezonde paarden door goed
voediel of andere omftandigheden te weeg ge-
bragt, b. v. gedurende den arbeid, wanneer
de vochten naar de huid vloeijen, door de
zonnehitte, of na het' genot van verhittend
voeder; in ziekte is het een teeken eener
ontftekingskwaal of van koorts, en terwijl
zulks met verftopping gepaard in het be-
gin onbeduidende is, zoo is het zeer be-
denkelijk op het einde eener héete ziekte ; de-
zelve kan insgelijks vergroot worden door wa-
t e r in het celw'ijs weeffel.indenbuik oftusïchèn
de buitenftebekleedfelen, zoo als in de water-
zucht,wanneer zij fteeds een teeken van gevaar is.
Wanneer de 1 u c h t door cene wond in het
celwijs weeffel dringende , de huid opblaast, is
zulks in borstwö-nden eeu gevaarlijk teeken en
bewijs van befchadiging der long, doch minder
zorgelijk' in andere ,terwïjl het zeer bedenke-
lijk na den beet van vergiftige dieren, en
fomtijdsbeilisfende na het uitftaan van ziekte is.
De dunte en magerheid, welke den
omtrek des ligchaams vermindert, is van geen
gewigt bij gebrek lijdende dieren, doch van
C 4                              fee-
-ocr page 98-
          DE TREKENEN VAN ZIEK.TF. ,
beduidenis in loop en tering, terwijl liet is
dampigheid en kwaden droes het naderend eind
vooffpélt.
Het o p z w e 11 e n v a n b ij z o n d e r e d e e-
len, door waterachtige vochtigheden of lucht,
is altijd min of ftieer zorgelijk; dus doet dat der
ooglede n . maanblindheid vreezen; der n e u s
en borst, watergezwellen;des balzaks en
k o k e r , ziekten verplaatfingen van den droes en
kwaden droes ; d t der b e e n e n , waterzucht in
dexdv, 01 mok; der b 1 o cdader en: verflap-
ping of gebrek aan beweging, enz.
7 In de tweede plaats verdient de verande-
ring van de témpering des 1 i g-
chaams onzen aandacht.
Het gezonde dierlijk ligchaam is ecne zoo-
danige w ; r ra t e eigen welke met de het omrin-
gend dampkringsrutht in evenredigheid ftaat;
een e m e e r d ere warmteof hitte is aanwij-
zing van ziekte, welke indien dezelve onder
de opgelegde hand toeneemt, van eene koorts
met verzw kte levenskracht, en verdwijnende,
van ontfteking getuigt; terwijl indien de hitte
mat is, en nog lang een prikkelend gevoel in
de hand nalaat, zulks gevaar verkondigt.
Befpeurt men bjij hetzelve eene koude, wel-
ke die der omringende lucht overtreft, zoe
ontdekt zulks gebrek aan kracht, aanftaande»
aanvul van koorts, krampen en geftoordenom-
loop;
-ocr page 99-
«XDERSCHEIDENE LIGCHAAMSDEEL./.^/#. 41
loop; en wanneer zij op het einde ecner lang-
durige ziekte plaats heeft, het naderen des
doods. Wisfelt warmte en koude beurte-
lings , zoo is dit een teeken van krampen en
aanvallen van koorts, terwijl naar mate de-
ze afwisfeling ichlelijker plaats heeft, hieruit
de hevigheid en aard der ziekte kan afgeleid
vvorclen.
E ene matige warmte is een goed teeken Sn
ziekte en zelfs van gtnezïng, wanneer deze
langdurig ÏS' geweest; vooral is dezelve en
zelfs hitte goed, wanneer er uitwaferoing op
volgt, edoch zij is meer bedenkelijk wanneer
zij met droogte gepaard gaat. In eenige ziek-
ten beeft fomtijds cene onaangename matte,
prikkelende en met eene bijzondere en walge-
lijke reuk verztlde warmte , ^plaats , die wan-
neer zij in koortfen voor komt, zeldzaam ver-
gunt genezing te hopen.
Groote hitte des ligchaams met
koude 00 ren 'en voeten gepaard, ver-
kondigt veel gevaar, daarentegen zijn heete
ooren en voeten geen gevaarlijk teeken, ter-
wijl plaat fel ijk e fterke hitte gewoonlijk
ontfteking aanwijst. Uitwendige koude
en inwendige hitte zijn zeer kwade tee-
kenen , terwijl ook indien de inwendige hitte
door koude vervangen wordt, zulks den aan-
ftaandendood voorfpelt, hetgene ook vaak door
branden gefchiedt, dat ten mïnfte den hoo-
C 5
                            ge»
-ocr page 100-
42            DE TEEKENEN VAN ZIEKTE ,
gen trap der ziekte aanwijst; eindelijk is de
droogheid der huid met hitte gepaard
een kwaad toeken, vooral na voorafgaande uit-
wafeming, edoch een goed, wanneer zij door
deze gevolgd wordt.
?;£ Onderde ziekte-kenmerken welke de le-
d e ra aten opleveren, beteekenen beweeg-
bare, gefpi.tste en naar ieder geluid vrolijk
gerigt wordende oor en, gezondheid; dcr-
zelver terugleggen, nukken, valschheid
en wil tot bijten; vooruitgefpïtste met eenen
zijdelingfehen blik , vrees ; fl a p p e afhangen-
de, luiheid, een gemeen ras, weinig moed
en traagheid; wanneer het eene vooruit en
het andere teruggelegd wordt, is zulks vaak
een teeken van kolder; o p g e r i g t e o o r e n
die geheel onbewegelijk zijn, beteekenen vaak
met andere toevallen vérëenigd, ontfteking
der herfenen; koude of heet e, een
aanval van koorts , in welke één heet en één
koud, tot een kwaad teéken verftrekt. Is der-
zelvcr wortel met zweet bedekt, zoo wordt
zulks als ren goed, doch indien zij tot aan
bet hoofd toe zeer koud zijn, als een nadee-
lig teeken aangemerkt.
De neus moet bij gezonde dieren matig
koud en vochtig zijn, en zoo wel als het
fl ij m vlies eenefrisiche roode kleur bezitten,
daar indien dit hoogrood is,- zulks ont-
fte-
i
-ocr page 101-
ONDERSCHEIDENE LIGCHAAMSDEEL./.yf/^.43
fteking, bleek zijnde , zwakte, en I o o d-
k 1 e u r i.; met zweren bezet, den kwaden
droes aankondigt.
De mond en deszelfs deel en lef eren de vol-
gende teekenen op ; een flap afhangen de
fchetst een gemeen sas, zwakte en week
voeder; een bpefle, gebrek aan lucht of ver-
ftoppingder neusgaten, en een gcflotene
kramp ; terwijl indien dezelve inwendig droog,
h e e t e n r O o d is , dit fterke inwendige hit-
te , koud, b 1 e e k e n v o c h t i g, groote he-
id in de koorts beteekent, en w a n k 1 e u-
r i g en ft i n k e n cl e zijnde, de dood voorfpelt.
Vastftaande tanden zijn getuigen der ge-
zondheid, zoo als derzeiver uitvallen, van
zwakte en faoagen ouderdom; rood, frisch ,
vast tandvlecsch kondigt gezondheid;
doch fponsachtig, f Jap, bloedig: ongeft'.ld-
faeid, zwakte en fcheurbuik aan; zoo als het-
zelfde en flecht voeder, door ingekrompen
tvléesch en uitwasfen aangewezen wordt;
gekwetste lagen leveren blijken van een flecht
gebit en eene zware hand des ruiters op en
zijn met verborgene beeneters gepaard, niet
©nb'eduidend.
De tong, welke in gezondheid gelijke
kleur als het overige des monds btÉroort te be-
zitten, moet zuiver, week, beweegbaar en
van eene behoorlijke dikte wezen: daar eene
i r o o g e , zeer fo«de tong veel hitte en ge-
vaat*
-ocr page 102-
44           DE TEEKENEN VAN ZIEKTE ,
vaar in koorden aanwijst, en indien dezelve
bruin, h a r d en g e f p r o n gen is , het aatt-
ftaande vuur verkondigt: zoo als eene g e-
% w o 11 e n e * b r u i n e tong in keelziekten voor
Babijzijn.de verftikking doet vreezen : eene w i t-
te vochtige koude tong voorfpelt ge-
vaar : heet en met flijm bedekt, is zij een tee-
ken van zinkingen en longontfteeking: walge-
lijk w arm 9 wit met rood e 1'treepen naar
de keel, doet zij in koorden een fpoedig ein-
de duchten, doch met blaren bezet en andere
goede teekenen gepaart, eene onvolkomene
of valfche beflisfing te getoost zien: voorts
geeftt eene opengebarste tong veel hitte;
eene ingetrokkene krampen ; een e u i t-
hangende zwakte te kennen; terwijl eene
bevende in koortfen en belettende ziek-
ten, een kwaad tecken is, welke ongunftige
teekenen des te bedenkelijker zijn naar mate
zii zich nader aan het einde vertooncn.
Gezwollen e keel- en kaakklieren
béteekenerl verkoudheid, en droes, en ver-
raden kwaden droes wanneer zij vastzitten en
Hechts aan de eene zijde gezwollen zijn.
Eene naauwe horst ontdekt den aanleg
tot ziekten van de werktuigen der ademhaling,
als longtering, kortademigheid, (asthma,)
en dampigheid.
Een opgetrokken,buik en zijden kondigen
tering, dampigheid, gebrekkige fpijsverte-
ring en voeding aan.
                               K o u-
-ocr page 103-
ONDERSCHEIDENE LIGCHAANSDEEL. /. Afd. 45
Koude voeten, geven den aanval van
koorts te kennen, welk teeken onbeduidend
in ligte, doch gevaarlijk in zware ziekten is,"
terwijl indien zij het gevoel verloren hebhen,
zulks eenen 'poedigen dood voorl'pelt: derzelver
hitte geeft een plaatfelijk ongemak te ken-
nen.
Gelijk fterkte in den f t a a r t kracht Verkon-
digt , zoo is daarentegen wanneer dezelve
flap afhangt, zich gemakkelijk laat draaijen of
van liet lijf verwijderen, zulks een teeken van
zwakte en gezonkene levenskracht, terwijl
voorts het kwispelen en ilaan met dezelve in
koortien den naderenden dood verkondigt.
De hui d welke in gezondheid behoorlijk
zacht, buigzaam en vochtig behoort te wezen,
kenmerkt indien zij hard, di;oog, ftijf en vast-
liggende is , koorts , krampen, gebrekkige om-
loop in de uitwendige deelen, en met andere
toevallen verzeld, een groot gevaar.
De haren welke in den ftaat van gezond-
heid by welgcvoede en niet aan de koude
blootgeftelde paarden glad en glansrijk zijn,
verkondigen ongeltcldheid, wanneer zij deze
misfen en hunne kleur verliezen, ruw wor-
den, over eind ftaan en verwarren; terwijl
derzelver uitvallen in ziekte, verlamming der
huidvaten en groote zwakte, doch daarente-
gen in gezondheid, welvaren en groei aan-
duiden.
De
-ocr page 104-
46              DE TEEKENEN VAN 21M3TE ,
De aars, en a's.rsda rm welke bij het ge-
zonde dier gefloten is,verftrekt wanneer zij uitge-
zakt, flap , openfraande en eenigzi s m e-
keerd is, tot een teeken van zwakte , terwijl
deszelfs uitzakking als gevaarlijk in koorden
vooral die met buikloop gepaard zi:n; als een
doodelijk teeken in kolijk, doch minder-bes-
denkelijk in andere ziekte;: bebouwd inoet
wor'en; voorts levert deszelfs.bewegi
het ademhalen verzeil,. ook een teeken van
damyigheid op.
Vlekken en builen welke vaak als een
toeval, fomtijds als beüisfiug op de huid ver-
fchijnen , beduiden fteeds groote verflapping
en verwijdering der uitwafemende vaten, en
mangel aan werkzaamheid van het bloedaderlijk
ftelfel. Meest zijn deze builen befüsfende,
(kritisch) en vaak doodeli'k wanneer zij in het
begin der ziekte verfchijnen , minder zorgelijk
op deszelfs einde wanneer zij goede etter en
warmte bezitten, edoch fteeds gevaarlijk, in-
dien zij met lucht gevuld en krakende zijn.
- 39 Niet minder belangerijk is het u i t w e n d i g e
gedrag van het dier gade te f laan, waarbfl
vooreerst deszelfs f taan in aanmerking komt.
Staat het paard moedig aan de krib, *&t het
wild. rond, zoo beduidt zulks eene ontitekings
ziekte: mijmerend en flaperig; kolder en aan-
ftaamie razernij. Met den mond in de kribbe
ftaaa-
-ocr page 105-
ONDERSCHEIDENE LIGCHAAMSDEEL. I. Afcl. 47
ftaande: ontfteking der herfenen en de kol-
der; in en tialftefhangènöe^ groote zwakte.
Het fchuiven met de borst tegen de krib, bet-
gene onbeduidend in de kolder is, beteek ent
in koortien groot gevaar. Zet het p a a r d den
eenen of anderen voet vooruit: zoo beduidt zulks
afmatting en gêledene zware vermoeijenisfen j
met de vier bcenen onder het lijf en eenen Op»
getrekkenen rug : aanval van koorts , en alge-
meene kramp , gelijk ook de klem wanneer de vier
beenen ftijf uiteen gelteld zijn ; het wankelen op
de achterbeenen is een kwaad teeken in koort-
fcn ; het wijd uiteen zetten derzelvc, duidt
gebrek in de nieren of piswerktuigen aan; ge-
lijk het trappen met dezelve zonder te kunnen
liggen: waterzucht der borst; hét ftijf ftaan
met de voorbeenen: longontfteking; het
ftampen en fchrappen met één voorvoet, ko-
lijk en darmontfteking aanwijst.
Het gaan levert de volgende merkteekenen
©p: gcfchiedt zulks met vooruitgeftokene ftij-
v'e voorbeenen op de hielen, zoo kenmerkt
dit vervangendheid, en wankelende op de ach-
terbeenen : koorts; met hoog opgeligte bee-
nen als of bet paard door water moest baden,
kolder en blindheid; terwijl, wanneer het-
zelve op alles aangaande niets fchijnt te zien,
zulks bewusteloosheid , ijlhoofdigheid en he-
vige koorts aan den dag legt.
Het l i g g e n dat in gezondheid, eenen na-
tuur-
-ocr page 106-
          DE TEEKENEN VaN ZIERTEN,
tuurlijken toeftand bewijst, verkondigt in ziek-
te eenen hoogen trap van ongefteldbeid, en met
magteloosheiu gepaard, zoo dat het hoofd en
de vier beenen liggen, een fpoedig einde; het
zitten op het!achtergeitel, wijst verrekking des
ruggraads , buikpijn, darmontl'teking en groot
gevaar aan. Wanneer daarbij het hoofd in de
linkerzijde gelegd wordt, voorfpelf. zulks in
koortfen eenen fpoedigen dood; is hetzelve uit-
geftrekt, zoo kan men dit aan groote vermoeid-
heid toefchrijven ; zijn de vier beenen nog on-
der het lijf geplaatst en wordt het hoofd nog
omhoog gehouden, zoo is de toeft nd niet
geheel hopeloos ; edoch , het f laan met de
beenen, bet omwentelen, het opheffen en
laten vallen des hoofds, zijn de naaste voor-
boden des doods.
                                     t
Het opftaan geeft nog kracht te kennen,
vooral wanneer het met gemak gefehiedt, terwijl
de hoogte van het gevaar door deszelfs moei-
3clijkheid,en de naderende dood, door hetvol-
ftrekt onvermogen daartoe, aangekondigd wordt-
Het onvermogen tot liggen dat in
longontfteking, opftopping van water, borst-
waterzucht en hevige koortfen plaats heeft,
verkondigt fteeds gevaar; terwijl wanneer met
vermindering der toevallen dit onvermogen op.
houdt, men beterfchap kan hopen, edoch wan-
neer dezelve toenemen en het paard zich neder
ligt, zoo is gewoonlijk de dood nabij.
Bc-
-ocr page 107-
ONDERSCHEIDENE I.ICCHAAMSD. I.Jfd. C&
4°. Behalve deze kan men neg de volgende bij-
zondere ziektetëekenen opmerken :
Het u i t ft rekken der bovenlip, geeft
wonnen , en in hevige koortfen den aanmaan-
den dood te kennen. Eet een paard liever van
den grond dan uit de krib of ruif, zoo ver-
raadt zulks kolder ; Het z i e n i n de z ij d e
is een tceken van pijn , buikwee, darmontfte-
king, enz. ; het w e n tel e ft, dat van dezelf-
de toevallen, en in gezondheid van huidjeuk-
tc. Het jeuken en fchuren, dat van
fchurft en uitflag: terwijl wanneer de dieren
met eenen voet naar eene plaats des ligchaams
f laan of naar dezelve bijten, zulks plaatfelijke
pijn aldaar te kennen geeft.
41 Onder de n i t w e n d i g e kenteekcnen , ver-
ftrekkeri hitte, klopping, zwelling, en fom-
tijds koorts ten teeken van óntfteking.
Eenc gekwetfte flagader, wordt door
fpringend ligtrood bloed en zwelling aangewe-
zen; het been bederf, door zwarte dunne
ftinkende etter, ongelijk gevoel met de fonde,
en langzame moeijelijke genezing. Het koude
vuur wordt aangekondigd door gevoel- en be-
wegingloosheid, zwarte en llappe huid, het
uitvallen van het haar; voorts is de wond zeer
gezwollen, de opperhuid (epidermis') met bla-
zen bezet, en een zv/art Hinkend vocht ont-
last zich in plaats van etter. Men ontdekt de
-ocr page 108-
Jö Bï TIIKENïN VAN ZIEKTB,
gewrichtkwetfing door ongeneesbaarheid
der wond en het lekken van het gewrichtfap
of zoogenaamd ledewater, hetgene men daar-
aan onderkent, dat het, offchoon als helder
water uitloopende, echter zoo dra het koud
geworden is , in een gele gelei verandert, wel-
ke men ook in plaats van etter bij het afnemen
van het verband op de kompresfen vindt.
TJTE*
-ocr page 109-
TWEEDE JFDEELING.
De ziekten*
BE OORZAKEN EN ONDERSCHEIDING
DER ZIEKTEN.
*. De oorzaken der ziekten.
J[ J_oezeer bij iedere in het vervolg afzonder-
lijk voorkomende ziekte kortelijk derzelver
min of meer bekende oorzaken zullen opgege-
ven worden, kan het echter noch overbodig,
noch onnoodig gerekend worden , eer wij tot
deze overgaan, om met weinige woorden een
kort algemeen overzigt van de oorzaken der
ziekten te geven, waardoor in het vervolg
de uitweiding over dezelve merkelijk zal kun-
men verkort worden.
Eene algemeene, zoo wel als bijzondere
kennis der oorzaken van de ziek-
ten, (aethio/ogia') is onontbeerlijk voor een
kder die zijne geneeswijs met een goed, geluk-
kig en fpoedig gevolg oekroond wil zien.
Niet altijd liggen de oorzaken der ziek-
ten binnen het bereik onzer zinnen, edoch
net blijft fteeds pligt dezelve zoo Teel mogelijk
Jia te fporen.
              c *                      • Ver-
-ocr page 110-
5*                  DE ZIEKTEN,
Verfchillende zijn de bepalingen der geleer-
den omtrent hetgene oorzaak der ziekte ge-
noemd kan worden.
Met vermijding van alle geleerde redekave-
lingen zij het hier genoeg, al datgene wat
tot het voortbrengen cener ziekte bijdraagt,
ziekte oorzaak {causa morbi~) te noemen.
Men verdeelt de oorzaken in verwijder-
d e, (causa remotai) ën in naaste oorzaak
der ziekte, {causa firoxhna.')
De verwijderde oorzaken kan men
weder in v o o r b e r e i d e n d e , (causa, pra-
disponeutcs)
en g e 1 e g e n I; e i d s oorzaken,
(causa- occasïouales} verdeden.
De v o o r b e r e i cl e n d e o o r z a k e n worden
ook aanleg (se;;ujiium,p/ceMsposi£io~)gQïioemd.
Deze aanleg kan een a 1 g e m e e n c nat u u r-
1 ij k e zijn , namelijk de vatbaarheid van ieder
dier om ziek te worden , of een b ij zondere
natuurlijke, waardoor het eenc dier bo-
ven bet andere voor de eene ziekte meer vat-
baar is , dan voor de andere; en eindelijk eenc
t e g c n n a t u u r 1 ij k e , wanneer er in het lig-
chaam reeds eene gebrekkige wijziging befcaat,
die door de geringite oorzaak in ziekte over-
gaat.
Het behoeft geen betoog dat deze voorbe-
reidende oorzaak eene i n w e n d i g e,
of in het ligchaam gelegeneis, terwijl de gc-
1 e g e n h e i d s o o r z a k e n tot de u i t vv e n d i-
ge
-ocr page 111-
I)E OORZAKEN DER ZIEKTEN.             5J
g e moeten gebragt worden , daar zij buiten het
ligchaam gelegen zijn , en alleen door van bui-
ten op hetzelve werkende, ziekten te wcge
brengen. '
                                                      '
Tot de uitwendige of g e 1 e g e n h e i d s
oorzaken brengt men de zes volgende za-
ken , die wel eens hoe wel oneigenaardig de z e s
niet natu u r 1 ij k e d i n g e n Qex res non
naturalesy
genoemd , worden, zij zijn :
i. de lucht, ii. voed f e Is en dra n-
ken, ui. b c w c g i n g en r u s t, iv. fl a a p
en waken, v. ontlasting der in het lig-
chaam aanwezige ftoffen, als de afgang, pis,
enz. vi. de hartstogten.
Aanleg en gelegcnheids-oorzaak
moeten zich vereenigen om eene .dekte voort
te brengen; waar de cerfte niet is , wordt de
laatfte onwerkzaam , en wanneer de laatfte ont-
breekt , blijft de eerfte onopgewekt.
Onder naaste oorzaak, verftaat men
diegene welke liet ontdaan der ziekte
onmiddelijk voorafgaat, en met dezelve
op het naauwfte is verbonden, zoo dat zij
volgens fominigen , met het wezen der ziekte
één en hetzelfde is, en, zij weggenomen zijn-
de , de ziekte ook met haar ophoudt.
Na dit vooraf gezegd te hebben , zonder in
verdere bijzonderheden, of liever gisfingen
omtrent de Bnaste oorzaak te willen treden ,
D 5                         mi
-ocr page 112-
54                    V È 7. \ E K T E H ,
zal het niet onbelangrijk zijn ieder der zooge-
naamde zes niet nat u u r 1 ij k e zaken
nog eens kort, doch afzonderlijk te befchon-
wen , en met een enkel woord, zoo wel den
aanleg als de gelegenheids-oorzaken te gewagen.
»n Zeker is het dat onder dezelve, de lucht,
en het verblij f, de b' eh,andeling, en
het voed fel, de gezondheid in meer dan
een opzigt kunnen ftoren, wanneer het tc-
gengcftelde bij dezelve plaats grijpt, van het-
gene door de gezondheidskunde gevorderd
wordt.
De lucht verftrekt tot oorzaak van ziekte
wanneer warmte of koude, droogte en vooral
vochtigheid haar van dien toeftand doet afwij-
ken welke voor het dierlijke leven het heil-
zaamfte is, of dat eene fcheikundige vermen-
ging met gazfoortcn of fmetftöffen haar eenen
nadceligen invloed op de gezondheid doen ver-
krijgen.
Met haar ftaan h e m e 1 f t r e e k en 1 a n d s-
gefteldheid in de naauwfte betrekking;
niet alleen hebben de beide uiterftcn van te
groote hitte en te ftrenge koude, den
nadeeligften invloed op de volkomenheid van
derasfen der paarden, die men alleen onder ee-
ne gematigde henielftreek als zoodanig ontmoet,
maar de overgang van deze in eene van beide
ja zelfs in iedere merkelijk verfchillende, mist
zei-
-ocr page 113-
DE OORZAKEN DER ZIEKTE.            55
zelden eene oorzaak tot ziekte op te leveren.
Geen minder invloed heeft de 1 a n d f t r e e k op
de gezondheid: hooge bergachtige en drooge
landen verkenen den dieren meer gezondheid,
iterkte en vlugheid, dan lage , moerasfige,
boschachtige en aan den zeekant gelegene ftre-
ken; die der eerfte plaatfen zijn het meeste
aan ontftekings - ziekten en die van de adem-
halings-werlmrigen onderhevig; in lagere lan-
den zijn ongemakken der voeten, ooggebre-
ken, en ziekten met verminderde levenskracht
de heerfchende; terwijl de boschachtige {'tre-
ken en zeekusten, door het gure , veranderlijke
en vochtige weder eenen bijzonderen aanleg
tot zinkingachtige en rheumatieke toevallen te
wege brengen.
Door afwijking van de vereischte eigenfehap-
pen kunnen de ver blij fp laat fen niet al-
leen dezelfde nadeelen als hierboven vermeld
zijn, maar door eenen gebrekkigen aanleg,
©ok onderfcheidene toevallen veroorzaken.
De behandeling die de huisdieren in den
getemden ftaat ondergaan en het gebruik dat
in dezen zoo zeer van hunne levenswijs in
dien der natuur afwijkt, opent eene ruime
bron van vele ziekten, het zij dat men hen door
kwal ij k geplaatfte zorgverteedert,
en daardoor tot alle ziekten van ontfïe-
king en geltremde uitwafeming voorbereidt, of
toen in tegenoverfrelling hiervan, door ver-
D 4
                       waar-
-ocr page 114-
5^ :              ' ■. D E ZIT. K ï < N.
w.aa r 1 o o z i n g der z u i ve rli e id,aan huid-
ziekten , zoo als ook door ten onpas baden en
fehielijke verkonding na verhitting, aan ontlte-
kingsziekten blooti'celt.
Even nadeelig is te veel rust en arbeid;
De eerf't.e verzwakt de levenswerkzaamheid
des dierlijken geftels , waardoor alle ziekten
van gebrekkige fpijsvertering, geftremden om-
loop der vochten en der afzonderingen voort-
gebragt worden.
Te fterke i n f p anni n g e n en te lang d u-
rigc v er rn o e i j e n i s i'en putten daarente-
gen de levenskracht te zeer uit en doen het
dierlijk en werkt ui gelijk geftel voor den tijd
verfiijten; terwijl door deze beide uiterften des
te nadeeliger gevolgen voortgebxagt worden,
naar mate dezelve fpoediger onderling afvvis-
felen.
De tot voedfel verftrekkende fpijs en d;
kunnen zoo door onevenr.edigheid, foort en
eigenschappen, als door hunne toedeeling
aanleiding tot onderfcheidené ziekten geven.
Overmaat van voedfel ongeëvenre-
digd aan den ouderdom , geftalte en werkzaam-
heden van het dier, brengt den aanleg te we-
ge tot alle ziekten die de werktuigen derfpijs-
vertering aandoen ; terwijl te w e i n i g daaren-
tegen tot de nooclige voeding des ligchaams te
kort fchiet en tot oorzaak van alle ziekten uit
zwakte verftrekt. '.
, Niet
-ocr page 115-
DE OORZAKEN DER ZIEKTEW.             57',
Niet alleen door het ontijdig en overmatig
toededen, zoo wel van het groene als dro,,ge .
voeder en water, maar ook door hunne Hechte
hoedanigheden, worden eene menigte kiekten
te weeg gebragt.
Deze oorzaken liggen veelal binnen onzen-
gezigtskring , zoo wel als de middelen tot der-
zelver wegruiming, en dus tot de geneeswijs
der door haar aangetaste paarden, weshalve
derzclver nafporing van hei; uiterfte belang is.
Niets is uit den , hoofde nuttiger dan die
der voorafgaande levenswijs despaards; dezel*-
vc leert ons dat bij op (tal ftaande, met droog
en genoegzaam voeder onderhoudene paarden,
bijeene drooge lucht- en landsgcftcldheid, zoo
in de garniibenen als na het verlaten der kan-
tonnementcn, in den winter en het voorjaar,
de meeste fneleindïgende ziekten, van eene
verhoogde levenskracht, of een ontfteking-
achtig karakter getuigen, en dat daarentegen,
vooral na het eindigen van eenenveldtogt, het
uitftaan van veel vermpeijenis en gebrek, in
het najaar, in vochtig weder en landllreek,
de meeste , vooral flöpende ziekten van eene
verminderde levenskracht, vcrzeld gaan.
Krachtdadige hulp vereisfehen de toevallen
die door de verhinderde ontlastin-
gen en afzonderingen , of geftremde uitwa-
f cm ing worden te weeg gebragt, als ook
die hunnen oorfprong ontleenen uit de te over-
D5
                        Tioe-
-ocr page 116-
&
D T. ZIEKTEN.
vloedige uitwafeming, ontlastingen tH afzon-
deringen. -
#4 Ten eencmaal buiten onze magt is liet zon-
der hulp der genees- of heelkunde, de zoo i n
als buiten het ligchaam gelegene oorza-
ken te verwilderen of onfchadeiijk te maken ,
welke, het zij fch eik unftig of werk-
tui ge lijk in hetzelve vaak de grootfle ver-
woestingen aanregten.
Onder de e er ft e welke fcheikundig eenen
nadeeligcn invloed op het ligchaam uitende ,
het dierlijke geftel op eene geweldige en het
levensbeginfel aantastende wijze, aandoen ,
verdient in de eerde plaats, de ziekten
fm et ft o f gerekend te worden, als de ge-
woonlijkfte, welke in heerfchende (epidemifche)
ziekten gelijkfoortige dieren algemeen aantast,
of in befmettelijke Hechts enkele treft, die aan
hare onmiddclijkc mededeeling blootgefteld
Xqni het zij dat zulks met of zonder aan-
iïeking, door eene zigtbare floffe , of op eene
buiten het bereik der zinnen gelegene wijze
gefchiedt. Het is aan haar dat alle heerfchen-
de en befmettelijke ziekten , de droes, de kwa-
de droes, de worm, de fchurft, enz. hunnen
■oorfprong verfchuldigd zijn.
Sneller en zigtbaarderwerken de vergiften
op het dierlijk ligchaam, het zij dezelve uit
het del f i't o ff c 1 ij k rijk oorfpronkelijk zijn,
zoo
-ocr page 117-
OORZAKEN DBR ZIEKTEN , II. Afd. $jf
zoo als het rattekruid, kwik, lood, koper,
enz. welke de hevigfte outftekingstoevallcn ver-
oorzaken, of dat zij tot het groeiftoffe-
1 ij k behooren, gelijk de kerslaurier, nacht-
iehade , wilde kervel, taxis, enz. die door
plotfelinge verftoring der aandoenlijkheid,
{ftnfibilitas} meestal verdoovend werken, ter-
wijl de d i e r 1 ij k e g i ft en, van welke de
dolle honds- en adderbeet de voornaamfte zijn,
angst, verlamming , ftuipen of razernij te weeg
brengen, die door eenen fnellen dood gevolgd
worden.
W e r k t u i g e 1 ij k veroorzaken in het lig-
chaam, de d a r m-, g a 1- e n b 1 a a s f t e e n e n,
als ook de onderfcheidene fooiten van w o r-
men, door hunnen prikkel allerhande kramp-
achtige en ontftekings - toevallen; terwijl uit-
vv e n d i g , de beichadigingen , door wonden ,
kwetfingen en verrekkingen veroorzaakt, als
onmiddelijke oorzaken, de ftoring van den
ftaat van gezondheid kunnen te wege brengen.
45 Te regt kan men als voorbereidende
en tot de ver w ij d e r d e oorzaken bchooren-
de, dien aanleg of vatbaarheid tot ziekte
befehouwen , welke t« g e n n a t u u r 1 ij k door
oorfpi'onkelijke of aangeborene gebrekkige vor-
. ming voortgebragt wordt, of aan de onder-
fcheidene leeftijden , gedachten en bijzonder-
heden eigen is, en dezelve eenen bijzonde-
re»
-ocr page 118-
DE ZIEKTEN.
ren n a t 'u u r 1 ij k e n aanleg daartoe mede*
deelt.
,0 De gebreken der vorming, (organifatie)
zijn of erfelijk van de ouders voor;geplant,
of o o r f p r o n k e 1 ij k aangeboren, en uit de
vorming en geftalte des diers ontfpruitende;
dus brengt een te gebogen hoofd, eenen aan-
leg tot kolder voort; eene fmalle borst, plat-
te ribben en opgetrokkenen buik: eene belem-
merde ademhaling en fpijsvertering; dus is
eene zwakke fpijsvertering de grondoorzaak
van het kribbenbijten enz. Voorts kunnen dezelve
beftaan uit tegennatuurlijke vergrootingen, aan-
groeijingen en veranderingen der dcelen , die
eene oorzaak tot ziekte opleveren ; daarenbo-
ven kunnen deze gebreken der vorming v e r«
'\v o r v e n zijn , wanneer zij na eene ziekte
overblijven of aan dezelve hun beftaan te danken
hebben , b. v. volvoetigbeid die na vervangen-
heid overblijft, beenuitwasfen , als: fpat,over-
■ hoeven , enz. die vaak na rheumatieke toevallen
volgen, verftrekken tot oorzaken van kreupelheid;
verhardingen en vcrgroeijingen der long na
börstontftekingen, brengen kortademigheid
voort; even zoo blijft vaak na eene pas gene-
gene ziekte, de neiging tot inftorting in de-
■ zelve over. De meeste dezer oorfpronkelijke
of vormingsgebreken Hellen de geneeskunst te
leur, of ten minden op eenen harden proef,
Wanneer-zij hare wegruiming wil beproeven.
b. De
-ocr page 119-
ONDERSCHEIDING DER ZIEKTEN. II. J/d. 6l
l,. De onderfcheiding en venJoeling der ziekten.
47    Niet minder belangrijk dan de algemeene be-
schouwing van de oorzaken der ziekten is die:
van hun onderling wezenlijk o n d e r-
l"c h e i cl , daar derzelver naauwkeurige herken-
ning den grootften invloed op het gelukkig Ha-
gen in hunne genezing heeft. Zal echter deze
kennis volledig zijn, zoo behoort zij ook nret
die van het toevallig o 11 de l' f c h e i cl dat
plaats zoude kunnen hebben, gepaard te gaan.
Ofichoon , zoo wel de minder van den ftaac
der natuur verwijderden toeltand des diers,
aks onze veelal nog duistere kennis van den
invloed van fommige toevallige onder-
fcheiding c n op deszelfs ziekten, deze int
de veeartfe'nijkunde, binnen eenen naauwercu
kring beperken, vermag men dezelve echtec
evenmin geheel over het hoofd te zien • als door
eene te breedvoerige uitweiding in de klein—
fte bijzonderheden, zich aan eene ondoelmatige
wijdloopigheid fchuldig maken.
48    Ten einde in dezen eenen gepasten middel-
weg te houden, zullen wij ons in de eerfte
plaats bepalen met die toevallige ander-
f c h ei ding e n op te noemen wier beftaan
"buiten twijfel is, en inde tweede, om eene voor
de algemeene vatbaarheid berekende aanwijzing
te geven van de zoodanige, die in de ziektc-
kundc des diers even als in die van den mensch
thaas
-ocr page 120-
6%
BE ZIEKTEN,
thans meer ontwikkeld en met nut op dezelve
toegepast kunnen worden.
49    Tot de e e r ft e wier bijzondere uitwerkin-
gen ons minder bekend zijn, kan men reke-
nen die onderfcheidingen welke uit de verichil-
lende leeftijden, levenswijze, g e-
f 1 a c h t e n en j a a r g e t i j d e n ontleend zou-
den kunnen worden.
50    Terwijl men in de tweede plaats de ziek-
ten volgens derzelver toevallig onderfcheid
kan verdeden.
*! Naar het getal der aan ziekten lijdende
voorwerpen : in heerfchende( epidemi-
fche) ziekten: (morèi eftidemict, epizootiti') ,
.wanneer gelijktijdig een aantal dieren door de-
zelve aangetast worden of dat men dezelve aan
eene algemeene oorzaak kan of moet toefchrij-
ven, in afzonderlijk voorkomende
(sporadifche,) m.sporadici), ingeval flechts
enkele voorwerpen en niet door algemeene oor-
zaken aangedaan worden; waartoe nog de t ti s-
fc hen loop en de ziekten (jndntercurrentts)
kunnen gebragt worden, die offchoon zij op
zich zelve ftaan, echter den invloed der heer-
fchende ziekte gevoelen.
$* Ten opzigte van hunnen oorf prong (ab
«ri-
-ocr page 121-
• NBER.SCHEIDING DER ZIEKTEN. II. J/d. 6%
origine') zijn de ziekten erfelijke (&«-
ditarius m. ) indien zij bij de voortteling
en gedurende de dragt op de vrucht overgaan,
öf wel verkrcgene (;«. acquisities), wan-
neer zij naderhand op eene of andere wijze
verworven worden.
53    Voorts zijn dezelve enkelvoudig (ni. sim-
plex)
of z a m e n g e f t e 1 d(m.compositus s. com-
plicaties
) , van welke eerfte, vele der heelkun-
dige gebreken voorbeelden opleveren, terwijl de
inwendige ziekten meer der tweede aanbieden.
54    Naar de plaats, zijn zij a 1 g e m e e n (m.uui-
versales),
wanneer zij op het geheele lig-
chaam gelijktijdig en gelijkvormig werken, of
plaatfelijk (locaks) indien de voornaam-
fle toevallen meer een enkel deel aandoen.
Hiertoe kunnen ook de uitwendige (ex*
temt)
en de inwendige (interni) gebragt
worden, waarvan de eerfte hoofdzakelijk het
onderwerp der heel- de laatfte die der g e-
aeeskunde uitmaken.
23 De t o e v a 11 e n doen hen onderfc heiden, in
zoodanige waarin de .ziekte en hare toevallen
eenen zetel hebben , (m. idiopathici) &o.\n die,
waarin eene ziekte als toeral er zich by voegt
(symptomaticiy
-ocr page 122-
tf4                   DE ZIEKTEN,
5^ Volgens hunne mededeel ing in: b e-
f m e 11 e n d e Qm.contagiosus'), wanneer zij zich
in hetzelfde kenmerk aan andere mededeelen ,
en in niet b. e f rn e 11 e n de , het zij door mid-
dclijke of OWJiiddelijke gemeenfchap.
e7 Zij worden voorts verdeeld naar den tijd 'of
1 a n g d a r i g h e i d: in h e c t e of f n e 1 e i n d i-
gendc O», aa/ti') , wanneer zij in korten tijd,
als in dagen, weken, ten hoogftc binnen
ecne maand eindigen , en inflepende (m.
chronki')
indien dit tijdvak onbepaald blijft.
e g - Voorts doet de a fw i s f e I i n g de ziekten
ond..rfcheiden,in a a n h oud e n d t(jn.coniinnf)
welke zonder verandering voortduren; in af-
gaande (jii.remittcntei) met tusfehentijden van
beterfchap ; in w i s f e 1 e n d e ( m.iiHcr-s.ilten-
ies)
met uitblijvende poozen en toevallen , en
p e r i o a i e k e (jh,periodicf) waarin dezelve na
vaste en bepaalde tijden temgkeeren.
S9 Naar de werking der 1 e v e n s k r a c h t: in die
van verm eerderde Qm.activus,synocha,sthe~
nicus
) en in v e r m i n d e r d e ( m. passtius, iy~
phus
asthenie us~).
(9 Eindelijk volgens dcrzelver u i t f 1 a g in;
g e 11 e e s b a r-e Qsanabiles') ; ongeneesbare
(insanabiles) ter u g k o m e n d e (jecidivus)
W-doodclijke Ckthalis).
                     ïea
-ocr page 123-
OORZAKEN DSP. ZIEKTEN. II. Afrf. d$
gj Ten laatfte befluiten wij de bovenftaande on-
derieheiding der ziekten, met die der onder-
fcheidene tijdperken die in deze zelve worden
waargenomen en ren getale van vijf voorko-
men , als:
flf) Met begin Qi;ut!u;n~) der ziekte, wan-
neer derzelver eente toevallen zich openbaren.
b ) Het t o e n e m e n ( incrementum ) wan-
neer deze gedurig toenemen.
c~) De f t a n d {acme^ wanneer zij naarden
aard der ziekte den hoogften trap bereikt heb-
ben.
r/) Het verminderen der toevallen {de-
er ementum
) wanneer zij in dezelfde ev nre-
digheid weder afnemen volgens welke zij
toegenomen zijn.
O Derzelver einde (finïs s. rcco;;vnlcsccn~
tls,")
indien niet alleen de ziekte maar ook de
ftaat der zwakte door den vorigen trap van ge-
zondheid vervangen wordt.
E                           EER-
/
-ocr page 124-
EERSTE HOOFDDEEL.
Ziekten 'welke bijzonder het gefiel der opjlor*
pende vaten aandoen.
D e ziekten welke men bijzonder onder de-
ze
afdeeling kan rangfehikken , zijn: de ge-
wone droes in deszelfs verfcliillende trap-
pen, de kwade droes en de worm.
EERSTE ARTIKEL.
De droes.
<52vynder de ziekten waaraan het paard onder»
hevig is, kan men de droes alseenedergene
aanmerken welke hetzelve het menigvuldigfte
aantasten, en hoezeer dezelve door onder-
scheid in trappen, zamenvoegingen en toeval-
len ieen verf hillend karakter fchijntaan te ne-
men , verdient het gevoelen dier geneeskundi-
gen als het waarfchrnlijkftc aangemerkt te wor-
den, welke de droes als eene zinkings- (ca-
tharrale) ziekte befhouwen , wier verfchillen-
de trappen aanleiding gegeven heeft, de-
zelfde kwaal onderfcheidene benamingen t©
-ocr page 125-
D E D R O E S.                       6?
geven, en ze in verkoudheid, goedaardige, boos-
aardige , verplaatste en verdachte droes te on-
derfcheiden, welke laatste zeer nabij aan den
Kwaden droes grenst.
63    De oorzaken aan welke deze kwaal haar
aanwezen verfchuldigd is , zijn in de eerfte
plaats; verkoudheid, verandering van weder,
Hecht voeder, deszelfs verandering en de te
fchielLjke verwisreling van groen en droog voe-
der , voorts aanftelcing, Hechte ftallingen , ver-
waarloosde oppasfing en behandeling.
64    De geringde trap van droes is de verkoud-
heid {coryzei) rnorfondure) kenbaar aan mat-
heid, doffe oogen, ontbrekenden eetlust, en
de ontlasting van een waterachtig vocht uit den
neus., dat na drie of vier dagen, flijmerig en
wit wordt, gepaard met een weinig koorts;
terwijl het neus-flihn vlies zich ontdoken ver-
toont.
g5 Een hooger trap is de gewone of goed-
a a r d i g c d roes, (jaorbus glanduhsm bcnig-
tius {Ja gounr.e)
, welke gewoonlijk alle paar-
den moeten doorftaan <, bevorens hun vijfde
jaar te bereiken , offchoon zij van denzelven
ook op alle andere levenstijden aangetast kun-
nen worden, en welke, wanneer hij geene
Samenvoegingen heeft, bij eene doelmatige be-
E a                       km*
-ocr page 126-
58 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
handeling, zeldzaam van noodlottige gevol-
gen is.
6<5 Desziifs gewone kenteekenen ziin : dat de
kaak-, keel--en fomtijds de oorkl'eren zwel-
len , bij welke zwelling , indien zij door ecne ge-
paste behandeling niet verdeeld wordt, de on-
derkaakklieren in ettering overgaan, en in zes
of acht dagen rijp wordende, zich door de
kunst of de natuur geopend, van de daarin
opgehoopte fiof ontlasten ; Deze klieren zijn
voorts vlak, week en pijnlijk, de oogen
gezwollen en heet, het fliimvlies is meer
•ontftoken en de koorts fterker dan in de ver-
koudheid, terwijl de ontlasting der Gjjm uit
de beide neusgaten gefchiedt; al deze toevallen
verminderen met de ettering, met welke de
witte ontlasting fteeds dunner en waterachti-
ger wordt, en eindelijk geheel ophoudt.
gy De merkteekeiicii van den toeftand der ziek-
te zijn: dat hoe lager het hoofd hangt, hoe
meer het bewustzijn ontbreekt, hoe fterker
de ontfteking der hals en des monds is , en zoo
de ontlasting van den ncusaschgraauw, groen-
achtig, en de etter dun en waterachtig wordt,
des te zorgelijker is de ftaat des diers te be-
fchouwcn; daarentegen zijn als gunftige tce-
kenen aan te merken : ecne dikke boteraebtige
vochtigheid in de ooghoeken, welke beterfchap
aan-
-ocr page 127-
B E DROES.//. Afd.               69
aankondigt; zoo als ook de dikke reukelooze
ontlasting uit de neusgaten, terwijl zelfs de
heete pijnlijke dikte der klieren zonder nade-
lige beduiding is,
68 Daar het in deze ziekte, tot regeling van
derzelver geneeswijs van zeer veel gewigt is
bare kenmerken te ouderilheiden , zoo . die-
nen de volgende merkte.ekenen wel opgemerkt
te worden , die dezelve aanwijzen :
Ontftekirig, kondigt zich aan door een
voorafgaand ftérk rillen, eenen llependen gang
met hangend hooid, bezwaarde ademhaling,
lütademing van heete lucht, grooten dorst, en
hitte in den mond, vurige drooge oogen,
Ihellen harden pols , donkerbruine doorichijnen-
de pis ,, en harde kleine mist.
Het r o t a e h t i g e karakter wordt gekenmerkt
door de brandende hitte der huid, door eene
donkerroode tong en gehemelte, eenen zeer
ftinkenden adem, taai, fmerig, ftJnkendfpeck-
iel,. en de met (lijm overtrokkene, in groote
hallen gevormde , ftinkende mist.
Het z e n u w a C h t i g e (ff al as nervosiis') door
eenen kleinen , fnellenr, iffsguens~) zwakken
pols, benaauwd ademhalen,gevoel- en bewuste-
loosheid, door bijna geflotene oogen, ftrakke of
opgehoudene pis , koud zweet en klamme huid,
kleine huid- enfterkere fpiertrekkingen.
• Het kenmerk dat uit on ge f te Idheid
E 3
                              der
-ocr page 128-
76 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
der ingewande n deszelfs zamenvocging ont-
leent , herkent men aan de ontlastingen , als aan
fsaerigvaakftmkend fpeekfel, eene vuile tong,
eenen opgezettenbuik , aan winden,;flaperig-en
loomheid, verftopping of onverteerden afgang,
doorloop, ondoorfchijnende taaije pis. Terwijl
men de r h e u m a 11 e k e droestoevallen aan ftijf-
heid der leden, het zwellen der huid, en ge-
zwellen aan de beenen, de teeldeclen en het
hoofd herkent.
69    Biizonder zijn deze en de verdere zamenvoc-
gingéh en toevallen eigen , aan den d e r ei e n
trap vanden droes welke deswegens de b o o s-
a a r d i g eQm.gïand.malzgrzxs~)gQma.md wordt,en
veelal daardoor ojQtl'taat, dat de goedaardige niet
wel behandeld of verzuimd is geworden,, als-
mede door veranderlijkheid des weders , of eene
bijzondere voorafgaande ligchaamsgefteldheid.
70    Vaak eindigt dezelve ongimftig, en gaat in
long-, keel- en herfenontfteking, klierverhar-
dhiïen, borstwaterzucht, leggers, mok, rot-
ftr al en kwaden droes over.
Dezelve wordt aangekondigt door meerdere
koorts, pijnlijke en meer gezwollene klieren,gro-
tere bcnaauwdheid in het adeflïhalen,dlkke hoog-
gele . etterige ontlasting uit dea neus, verftop-
ping en Iangeren duur der ziekte dan twintig
dagenr, waarmede zich vaak nog andere toe-
vallen paven.
                                             Die
-ocr page 129-
» I DROES.//. Afd.            11
•?ï Die met on t ft e kin g der long verzeld
gaat, kent men aan het uiteen zetten der vóórbee-
ïien , weinige liggen , fnel, kort, weinig en be-
naauwd inademen, aan den harden pols - de doffe
tranende oogen en hevigen dorst, waar bij de
mond weinig voehtig,en de neusfteeds droog
is; voorts aan he't beftendig gezwollen bliiven
der fceelklieren, en de ontlasting van dikke en.
weinige bruine pis.
Bij kee Ion tftek in g is het hoofd met
den hals iets vooruitgeftoken ; het ademhalen
bcnaauwd, het flikken moeijelijk of onmoge-
lijk.
De h e r f e n o n t f t e k i n g wordt door zin-
neloosheid, gevoelloosheid, wildheid, ftaren-
de oogen en andere foortgelijke kenmerken
aangewezen.
y4 Behalve deze toevallen welke dezelve door
verplaa'fing- van den hoofdzetel der ziekte op
de levenswerkt; ir;en der naam van v e r p 1 a a t-
ften droes, (taorbusglan&ulosusvag;/s')heeft
doen ontvangen, en welke daardoor gewoon*
lijk aangekondigd wordt, dat de ontlasting uit
de neus eensklaps ver i inden of geheel op-
houdt, en de gezwollefae klier, n niet tot rijg-
beid komen 5 brengt zelfs de verzuiming van den
goedaardigeh droes, vaakeenc borsrwaterz« ht
»oort, die maar al te vaak doodtIijke gevolgen
fceeft.
f' 4                           Ein-
-ocr page 130-
72. ZIEKJES DF.R OPSLORPENDE VATE.N' ,
73    Eindelijk beftaat er aog'eene foort \an droes
onder den naaai van o in z w erve n d e d r o e s,
(fKeumatismus asthenicm sive passivis') bekend,
fcent>a3r behalve andere toevallen aan gezwel-,
len op Oiiderfeheidene plaat'en , en welke in
de a cLeiing van het rhcumatismus nader be-
handeld zal worden.
Gelukt het niet de klieren te verdeden
of tot etteren te brengen, duurt de ziekte een
aanmerkelijk kngeren tijd dan tot deszelfs ge-
wone beflisfing vereis :ht wordt, en bevordert
de Iuchtsgefteldheid de ontbinding der voch-
ten ■, zoo wordt de ziekte ais eenc verdach-
te d r o e s , (morbus glandulasus snspcctus') be-
fchouwd-, welk-e vaak als de eerfte trap van
den kwaden droes is aantemerken.
74    Wat de g ence s w ij s van den droes betreft,
zoo behoort daarbij deszelfs oorzaken, trap-
pen en zamenvoegingen in overweging te wor-
den genomen.
Het eerfte dat men te doen heeft,
is, dat men even als in alle undcic ziekten,
ind'en men de o orza'ke n kent, deze poge
weg te nemen, om ze in . hunne gevolgen
onfchadelijk te maken , en niet alleen het door
denzelven aangetaste paard van andere afzon-
dcre, maar ook alle voorzorgen in het werk
ftelle om deszelfs verbreiding voor te komen
1 Ontftaat dezelve uit Qecht voeder t vooral
hooi,
-ocr page 131-
de droes.//. Afd.            73
hooi, zoo geve men ftroo, en tot drank
melklaauw haverwater.
Is dezelve aan de verandering van voeder te
wijten, zoo moet, indien het paard in de wei-
de gebr&gt was, hetzelve weder op lta! gezet
worden; is de oorzaak aan verkoudheid toe
te fchrijven, zoo plaatfe men het ia een war-
mer i'tal, en dekke het des winters , hetgene
echter des zomers fchadelijk is'; is bedorvene
jtallucht de oorzaak der ziekte , zoo doe men
het eene betere inademen.
75 De eerfte trap van den droes of de verkou d-
heid, en zelfs een ligte droes, vereischt
voornamelijk dat men de natuur niet tegen-
werkt, maar haar alleen door eene doelmatige.
behandeling onderfteune in de pogingen wel-
ke zij tot ontlasting aanwendt, welke hulpmid-
delen vooral in eenen gepasten leefregel be-
ftaaji; hiertoe behoort, dat men lier paȕd in
een mati iperde togivrije ftal plaatst,het
voor verk.ouding bewaart, en bij goed warm
weder eene matige beweging doe verrigten,
tonder liet in het minite te verhitten; men
wrijve het niet ftroowisfen en wollen doeken,
en doe het warme dampen inademen ; men geve
in plaats van haver, meeldranken (f) of zenie-
____________E 5
                            len,
CO De voedende meeldranken kunnen uit kaver- of gars-
ten,T''■
               p kokend water gegQten wordt, beftaan, wel-
ke tev             -voedende eigenfehap bezitten, terwijl men
lic" zulks minder noodig is, van tarwe-zemelcn tot het-
zelfde einde gebruik kan maken.
-ocr page 132-
i
f4 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
len en ftroo in plaats van hooi, terwijl men
als eenen algemeenen regel behoort aan te ne-
men, om in aile droefige ziekten, het paard
nimmer koud water, maar itteds zoodanig
tot drank te geven, dat door bijvoeging
yan een weinig warm zulk eer,e tempe-
rh>g heeft aangenomen , dat het nimmer door
koude , als eenen nadeligen prikkel, werken kan.
Bereikt echter deze ziekte eenen hoogeren
trap, zoo gebraike men de ontl'tekingweren-
de middelen , {antiphhgtstica, s. tcmpcranf) be-
ftaande, behalve in de boven aangeprezene
dampbaden, in het gebruik van enkelen ho-
nig-azijn met falpeter, (of n°. i.) waarna
Bïen tot herftel der verzwakking van het llijm-
vlies, de uit fpiesglans- en ftaalmiddelen , a-
lantswortel, watervenkel, enz. beftaande midde-
len (n°. s, 3 en eindelijk n°. 8.) ingeeft.
76 In den goedaardige n droes moet men in
de eerite plaats de gezwollene klieren tra; hten
te verdeden, en tevens de ontlasting uit den
neus te bevorderen: men houde hiertoe het
paard mat:g warm , en bedekke de keel met
eene fchapenvai bt, terwijl men de verdeeling
doorliet inwrijven van zeep- en ammoniak-geesr,
kwikzalf, (ung. oxydiili Ziydrargyri) en
vooral door het zetten van een dragt ter zijde
van den hals, zoekt te bewerkftJHgen; mis-
lukt zulks, zoo moet men zoo fpoedig moge-
-ocr page 133-
/
db droes,//. Afd.          75
lijk de klieren tot cttering en rijpheid pogen
te brengen, waartoe men ze met reuzel, lijn-
olie of althéa -zai.1 'imeert, en warme omflag en van
lijnzaadmcel en melk gekookt, op dezelve legt,
Tooral wanneer zij zeer pijnlijk en gezwellen
zijn.
Tot bevordering van het tweede oogmerk,
namelijk dat der neusontlasting, is de inade-
ming van wanne dampen, (-) het drinken van
laauw haverwater met keukenzout, of honig
met i of i oneen faipeter , gepaard met ver-
zachtende lavementen , (3) ingeval van verftop-
ping, allerheilzaamst; kunnende men, ingeval
deze neusontlasting niet behoorlijk volgen mogt,
daarbij van de voorfehrii'tenn0. 1. en 2. a. b. ge-
bruik maken , welke vooral wanneer de droes
van een ontftekingachtig karakter is, dienstig
zijn; terwijl ingeval dezelve geenen ongunftigen
uitflag voorfpelt, men in de lente of den vóór-
zomer het paard met vrucht in de weide kan
zenden.
In het algemeen ga men fpaarzaam en oor-
deelkundig met aderlatingen en purgatien in
den droes te werk, daar dezelve vaak de na-
tuur in hare pogingen tot genezing in den weg
ftaan
O) Van gekookt hooiaèad, vlierbloemen enz. in een-
emmer met water, die men bet paard, een wollen deke»
: nde, doet inademen;
(ï) Van zemchvater met zeep en keukenzout .
-ocr page 134-
?6 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN.
ftaan, door de heilzame ontlasting te ftoren,
zijnde dan vooral alleen eene kleine lating met
veel on zigtigheid aan te raden, wanneer ont-
ftekingstoevallen van edele deelen, met een
onmiddelijk levensgevaar dreigen. Wanneer
dus de droes eenen hoogeren trap bereikt, de
koorts kerker wordt, en vrees voor ontfte-
king der longen of andere levenswerktuigen
doet geboren worden , zoo moet men dezelve
zoodanig behandelen als de aard dezer bijzonde-
re toevallen vereis; ht: zoo door aderlatingen,
dragten , dampbaden , als het inwendi g gebruik
van ïf.2.#.en7., voorts wanneer de klieren nabij
liet ftrottenhoofd of die der ooren (devyvels)
fterk gezwollen zi'n, deze zoeken te verdeden
doorhet opleggen van een handvol hennip in goe-
de houtasfche gekookt, en zulks zoo vaak herha-
len als het middel koud wordt.
jj In den b o o s a a r d i g e u droes , komt vooral
deszelfs oorzaak en karakter in aanmerking;
zijn de toevallen aan ontfteking toe tefubrijven,
welke haren Qorfprong meestal uit koude of
het voederen van te veel granen ontleent,
is daarbij dezelve hevig, en het gevaar van
ftikken groot, zoo kan men zich tot het doen
cencr aderlating verpligt vinden, en vooral
niet verzuimen een dragt voor de borst te zet-
ten, dat bijna in alle gevallen de verplaatfing
der ziekte voorkomt, als ook het gebruik
van
-ocr page 135-
de droes.//. Afd.            77
van wanne omflagen en dampbaden; men ge-
ve tot bevordering der neusontlasMig \°.d. a.
voorts n°. 2,, en is de bntfteking aanmerkelijk
n°. 4., vooral in het pisdrijvend ai'kookfel
n°. 5, en daarbij haverwatef met keukenzout,
of fatpeter met honig te drinken, men zette
van tijd tot tijd lavementen, met welke men op-
houdt , wanneer eenige on tf banning komt,
deafgang zich in grootemistballen ontlast, en
de oogen en mond minder droog worden, gelijk
men alsdan mede de meéldrahken zonder zout
moet geven, en overgaan kan om het kamfer met
lijnzaad-kookfel toe te dienen. (4)
Geeft de droes eene neiging tot ontbinding
der vochten te kennen, zoo moet men de
middelen tegen rotkoortfen voorgefchreven,
met flijmerige gepaard geven.
Bij zenuwachtige medewerkende oorzaken,
gebruike men dadelijk fpecerijachtige vlugge
middelen, (n°. 9. of 21.c.) en krachtig haver*
nat met wijn of brandewijn vermengd.
Wanneer men eene verzwakte levenskracht
en ingewanden befpeurt, zoo moet men vol-
trekt tegengefteld als bij ontfteking handelen ;
het
(4) Vooral kan mien met vrucht van liet zamenvbegfel van
kamfer en falpcter gebruik maken, inliet tiJdftïpdat de over»
uit den ftaat van fganning (Jthenis) tot dien van zwak-
*6 (.asthenie') nog niet volkomen gekenmerkt zijnde, eene
lyaond.ei'c «nzigtigheid in de behandeling der ziekte „Yordeitj
-ocr page 136-
78 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN.
het aderlaten, de buikzuiverencie mid.lelen,
vooral van mïddelzouten en het gebruik der
weiden zijn dan vaak doodelijk., terwijl men in
verftoppsng alleen van lavementen gebr i; '.Ta-
ken , en bij beterfchap geen hooi maar gekook-
te haver en garst voederen moet.
<* De vcrplaatfte droes welke zich op ee-
nig deel werpt, eischt dezelfde behandeling
als de boosaardige , en men moet daartoe , zoodra
men de vcrpiaatfmg bemerkt of weet, n°. 4.
<en 5. geven, terwijl in de daardoor veroorzaak-
te borst - waterzucht, het purper vingerkruid
{kerb.digitatis fiorespurpure<e) van 4 tot 8 grein
dagelijks gegeven , getoond heeft, heilzame ge-
volgen voort te brengen, wanneer het gepaard
met het zetten van dragten bij tijds aai gewend
word t
Wanneer de droes deszelfs gewone zetel
verlatende, zich on de ledematen verplaatst,
en de daardoor veroorzaakte toevallen , zich
tof als een rheumatismus aankondigen , of hier
en daar builen veroorzaken, zoo wordt eene
bijna gelijkvormige geneeswijs vercischt, als
wegens den boosaarcligen droes voorgeschreven
is; terwijl men in alle gevallen deze gezwel-
len door een dragt, gedurende vier of zes we-
ien op derzelver plaats moet trachten te hou-
den , en in dezen zoogenaamden omvliegen-
4en droes, n°. 10.ingeven.
Vcx»
-ocr page 137-
X> E KWADE BROES.//. Afd. 7$
79 Vermeerderen de toevallen in den droes, en
is de uitwerping uit den neus fterk, zoo ga
men tot het gebruik Van het veriierkend mid-
del n°. 8. over, terwijl men naarmate de ziek-
te en ontfteking vermindert de hoeveelheid ha-
ver moet vermeerderen , en deze tot dat het
paard volkomen bèrftèld is, gemalen voede-
ren ; gelijk het ook raadzaam is hetzelve gedu-
rer.de den geheelen loop der ziekte, matig
warm te houden, en indien het van de/elve
veel geleden mogt hebben, gedurende eemgen
t'yd van fterke vermoeijenisfen te verichoonen,
$o Blijft na dezelve een hoest over, zoo be-
ware men het voor koude en t'ogt, geve het
inwendig gezwavelde kwik ,(_mthiopsmineralis)
en bij verzwakking der vertcringswerktuigea
»°. 3 of 21. b.
TWEEDE 'ARTIKEL.
De kwade droes,
ji De kwade droes, (maHeus humidus,
Vittüm scropi'uilosum txmtagiosum) la mor'
ye)
is eene aan het geflacht der paarden bij-
zonder eigene ziekte, welke zoo door hare be-
smettelijkheid ais de weinige hulp welke de
geneeskunst tegen dezelve aanbiedt, ten uiter-
**e geducht is, hetgene derzeiver kennis, zoo
Tol-
-ocr page 138-
8o ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
volgens deszelfs aard als trappen, ten uiterfte
belangrijk mankt, op dat men kierdoor geleid
geen paard, waarbij dezelve wezenlijk plaats
heeft, tot een middel van aanfteking voor an-
dere doe yerftrekkea, en noodelöze onkosten
tot deszelfs herftel beftede, en aan de andere
zijde , geene naar dezelve zwemende toevallen
als clen kwaden droes verkondigende,befchouwe,
en eene geneesbare ziekte als onbeeibaar ver-
waarlooze.
De oorzaken dezer ziekte moeten gezocht
"worden in befmetting, te fterk voeder, ver-
lies van vochten door ten onpas en overbodig
aderlaten en purgeren , door den loop , langdu-
rig etterende ongemakken en huidziekten,
zwakte der verteringswerktuigen , belette uit-
wafeming, verandering van weder, gebrek en
Hecht voedfel in veldtogtcn, kwiftjk behan-
delde en verwaarloosde droes, enz. terwijl
deszelfs zetel in de klieren, en bijzonder in
die van het flijmvKès van den neus gelegen
is, offchoon liet gehecle geftel der opflorpen-
de vaten er van aangedaan fchijnt te worden.
83 De kentee kenen verfchillen naar de drie
trappen of tijdperken die deze kwaal gewoon-
lijk doorloopt. In de eerfte is het flijmvlies
vooral aan het middelfchot vurig rood, één
der neusgaten ontlast eerst een dun wit, daar-
na een bleekgeel vocht, te gelijker tijd zwelt
een
-ocr page 139-
Dg KWADE D R O E S. II. Afd. 8l
eeiie der groote onderkaakklieren aan dezelfde
zijde, en wordt hard en ongelijk.
In het tweede tijdperk, is de ontfuking
van het flijmvhes zeer vermeerderd, hetwelke
tij het eene paard vroeger dan bij het andere
plaats grijpt; de 1'not wordt taai, groen of
kleverig, en hangt aan de te zamen gerimpel-
de neusgaten , de klieren worden hooger, har-
der en vaster aan de kaak gehecht.
Vaak openbaart zich dus al dadelijk de kwa-
de droes; daarenboven is hetflijmvliesbleek,
finerig, kaaskleurig of geel-rood ; op hetzelve
vertoonen zich blaasjes, welke naderhand
zweren worden , die zich fteeds meer uitbreiden.
In deze beide tijdvakken fchijnen de paarden
gezond, fris en vrolijk, terwijl zij hun werk
zonder moeite verrigten.
In den derden trap, wordt de ontlasting
fteeds groener, bruin , aschgraauw, dun, vaak
met bloedftrepen vermengd, ftinkende en bij-
tende; het flijmvlies is lcxtkleurig of bruin-
rood, de zweren op hetzelve vormen eene on-
efferte vlakte met verhoogde, meestal witte
randen; de gezwollene klieren zijn vast aan de
kaak gehecht; de oogen druipen, het kristal-
lijne vocht is dof,hetonderfte ooglid flap ; al-
le welke verkeringen net 00g aan die ^ijdci
treffen waar de neusontlasting plaats heeft,
en de gezwollene kaakklier beftaat.
Olï&hoon men gcene merkbare koorts befpeurt
F
                               i*3
-ocr page 140-
i-2 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
is echter thans het paard zeer ongefteld,
en hééft deszelfs vrolijkheid en eetlust verlo-
ren, de ademhaling is bezwaarlijk, het kucht,
de haren {taan overeinue, er vertoonen zich
watergezwelleu aan het hoofd , de koker . de
ballen , de beenen , enz. De mist, de pis ,
de fnot en de adem ftinken , koud zweet en
doorloop volgt, en daarop de dood.
84 Tot bijzondere onderf c he idings-
t e e k e n e n dezer ziekte , verftrekken: het
uitwerpen van fnot en het zwellen der klieren
aan deeene zijde, gepaard met fchijnbare ge-
zondheid in de twee eerite tijdperken en met
de kankeraehtige zweren in den neus in het
laatfte; terwijl voorts het aanwezen van den
kwaden droes daardoor verkondigd wordt, dat
de ziekte lang op dezelfde hoogte blijft ftand
houden, daar in andere naar dezelve zwemen-
de ziekten, de toevallen gewoonlijk fpoedig
verergeren . en dan. weder afnemen.
De loop der ziekte is ibmtijds fnel,
{acut), ibmtijds en merendeels flepende en
langdurig ; voorts is zij, of plaatfelijk, of tast
het geheele ligchaamsgeftel {organïsmus) aan,
en gaat vaak met ontfteking der long , herfens,
nieren, of van het rugmerg gepaard, in alle
welke gevallen zij volftrekt ongeneeslijk is.
85 Zij is zeer befmettelijk, en offchoon het
zeer
-ocr page 141-
D E KW a!d z droes. II. Afd. 83
zeer bezwaarlijk valt juist te bepalen in welk
tijdvak der ziekte, en onder welke voorwaar-
delijke gefteldheid des ligchaams de aanfteking
het meeste voor andere paarden te vreezen is ,(5)
raadt echter de voorzigtigheid aan geene
voorzorgen te verzuimen , en alle gemeenfehap
tusl'chen een van dezelve aangetast of ver-
dacht paard met andere af te fnijden, en daar-
enboven die maatregelen tot beteugeling dei-
uitbreiding dezer kwaal, te nemen welke in
hét 9e. hoofddeel van de handleiding tot de
gezondlieidsbewarihg der paarden zijn opge-
geven.
86 Niet flechts alleen dan , wanneer de kenteeke-
nen , die voor den eerden en tweeden trap dezer
ziekte opgegeven zijn , zich , offchoon in ee-
nen geringeren graad vertoonen, maar zelfs
wanneer etnc eewone of boosaardige droes,
in plaats van volgens den gewonen loop te
eindigen, een aanmerkelijk tijdbtftek blijft
voortduren, zonder bijzondere beterfcliap-of
F 2
                           ver-
is) Ondsïvinding en proeven hebben doen zien dat de bc-
fmetting alleen door onmldderljjlie aanraking gefchiedt, dat
alle vochtigheden cjü;, kwaaddroegfigen paards dezelve bewer-
ken , en dat de fnclfte befmetting en uitbreiding met de hevig-
fte toevallen dan plaats beeft , wanneer dezelve door paarden
Van eenvreeradfoortig-ras, üieene plaats wordt te weeg ge-
voovai wanneer dezelve door ongemakken veel gele-
beu,
-ocr page 142-
84 ZISSTEN DER OPSLOP.PENDS VATEN.
verergering aan den dag te leggen, of wel,
indien zich. eenige verfchijnfelen daarbij op-
doen , welke naar de kenteekenen van den
kwaden droes zweemen , zoo kan men dezelve
als eenen verdachten droes bef:homven,
die maar al te vaak een voorlooper of het be-
ginl'el van den kwaden is.
7    Deze kan men echter in het begin nog ho-
pen te genezen , daartoe geve men het paard
inwendig de middelen n°. n. a, b. en 12;
gebraike dezelfde berookingen als in den kwa-
den droes, geve het fpaarzaam, doch goed
droog voeder, vermijde het groene, poctfe
het vlijtig , en doe het eene matige beweging
verrigten.
8    De g e n e z i n g van den eigenlijk kwaden
droes is en blijft ftceds onzeker , daar er wegens
den waren aard en zetel der ziekte zoo veel duis-
terheid heerscht, dat geene der beste veeart-
zehijkundlgé zien op eene volkomene kennis
dcrzclve durft te beroemen; deswegens zal ik
mij alleen bepalen tot de opgave der onderfchei-
dene middelen, welke als de beste gevolgen
gehad hebbende, door hen aangeprezen zijn,
zonder in de beoordceling derzelve verre uit
te weiden.
Alleen bij jonge paarden en in het eerfte ea
twee-
-ocr page 143-
Ce kwade droes.//. Afd. 85
tweede tijdvak vermag men hoop op genezing
koesteren. In het e er ft e, wanneer het on-
gemak nog plaatfelijk is, gebruike men n°. u
a ■> b, 12 , 17 , waarbij men in het tweede de in-
wrijvingen met kwikzalf, {ung. murias hydr.
exydulatf)
en berookingen van gelijke deelen,
oprement, (auripigmentum) en harst, (colopho-
niutn)
voegt, die men het paard doet inade-
men , terwijl men intu.sfch.en verlterkende prik*
kelmjdclelen (n°, -s en 19) geeft.
Men ga voorts zoo veel mogelijk de oorza-
ken tegen, geve het paard, goed droog doch
geen groen voeder, daar hetzelve verflapt j
voorts laauw drinken, en doe het eene dage-
lijkfche zachte beweging verrigten , terwijl men
bet in eene gematigde luchtige ftal plaatst.
De verdunning der ihot, de va-mindering
der kankerachtige zweren, het verkleinen en
losfer worden der klieren; voorts wanneer het
paard levendig, vlug en hongerig blijft, het
haar glad, de oogen helder en de adem
goed blijven, kunnen hoop doen voeden om
m de genezing te Hagen; in alle andere
gevallen doet men beter het te doodeir
hetgene (leeds behoort te gefchieden , wan-
neer na ten langfte gedurende drie weken de
middelen aangewend re hebben, er gcene be,-
terfchap maar verergering plaats grijpt.
Sc.
F 3
-ocr page 144-
Só' ZIGTTEN DER OPSLORPENDE VA TEW ,
89    Sr. paul geeft het voorbeeld van twee paar-
den op , welke door zes maanden laag allten
jenevcrfpoeling en ftroo, en daarna zes we-
ken eene goede weide te hebben genoten,
volkomen herfteld zijn geworden.
Voorts prijst hij het middel 13 en 14 aan ,
waarvan hij fomtijds goede gevolgen heeft on-
dervonden , met bijvoeging van dampbaden en
het zetten van eenen dragt aan den hals aan de
aangetaste zijde, welke men zoo lang laat et-
teren, als het uitwerpen uit den neus duurt,
gevende het een ligt verteerbaar, niet verhit-
tend voedfel, zoo als garftemncel met hakfel,
voorts ftroo en geen of weinig doch goed
hooi,
90    Wolstein de onwaarfcliijnlijkheid der
genezing van andere paarden dan van zes of
zeven jaren vastftcllendc, raadt bij jongere
tweemaal daags het geven van een flikbrok van
r,°. 15 aan, en voorts om goedaardige drocs-
ftof niet werk, te Wederzijde,, in eene huidrn-
fnijding achter de ooren, op de medegevoc-
lende (fympathetifche) zenuwen in te enten,
en wel te laten etteren , en voorts wanneer het
voorfchrift n°. 15 gebruikt is, dagelijks n°. 16
in te geven, terwijl men de klieren met fpaan-
fclie vliegzalf. (img. yeficatorium) uit 1 deel
fpaan-
-ocr page 145-
V
BE KWADE DROES.//. Afd. %f
fpaanfthe vliegen , en 2 deelen altheabalfem za-
mengeftcld fmeert. (5)
Naar gelang dat de genezing door eene de-
F 4
                              zer
(5) Onder de geneeswijzen welke tegen den kwaden droes
en worm in liet werk gefield zijn, beeft die welke de
Heer Coluine (*) onlangs in Italien tegen deze kwalen
beproefd heeft, en waarvan de ■ gunftigc uitfiag liet ge-
nootfehap van lanabomvkuiide van bet departement der Seine
bewogen heeft, zijn vefïlag door den druk gemeen temaken,
en ter beproeving aan te prijzen, bijzondere opmerking verdiend.
Het bijzonder onderfcheidende zijner geneeswijs beftond in
liet geven van fptesglanslcver en bloem van zwavel in bui-
tengewoon gróote giften.
Tegen den w o r m alleen verminderde men de gewone
hoeveelheid hooi en vermeerderde die van het ftroo, ter-
wijl men onder liet voeder , keukenzout vermengde ; men brand-
de de wormbuilcn en beltreek de daaruit voortfpruitende wonden
met bemiddelen; voorts verrigtfe men kleine aderlatin-
gen van twee pond, en herhaalde dezelve met twee da-
gen tusfchentjjd van twee tot vjjf malen; men gaf aan de-
gene waarbij de worm met opzwelling der ledema-
ten verzeld ging, mijnftofielijke kermes, (waterftoffig ver»
zuurde fpiesglans, {kermes mineralis') hydro- fnlphurelum
*xyduli ftibii)
tot 2 oneen daags, beginnende met klei-
ne giften, doch aan de andere, bij welke de ziekte een:
mindere hoogte bereikte, wegens de duurte van dit mid-
del,
C ) Compte rendu a la secietd d'agriculture du dépar-
tement de la Selnet d"une expMence tentée et des suceis
tbtenus contre la morye a u farc-ln ^j jnfcctoient, de-
tuis dixhuit mots u
a3rtg,t de dragons , par Mr. CÓU.AN
*e, suivi du rapport de M.M. Despias, Hussard et Tes^
•"». Paris 1810.
-ocr page 146-
88 ZIEKTEN DER OJ?SEORP£NDE VATEN,
zer vooifchriften bewerkftelligd wordt, ver-
meerdere men de hoeveelheid der haver en ge-
bruike n°. 18 en 19 als nakuurtot verfterking.
DER-
del vergenoegde men zich met non alleen bloem van zwa-
vel tot 6 oneen daags te geven, insgelijks met kleine gif-
ten beginnende^
De van den kwaden droes aangetaste paarden, liet
zij dezelve al of niet met den worm vcrzeld was, vier-
den aan dienselfden leefregel onderworpen, en geljjkfoorti-
ge aderlatingen mee twee dagen tusfchcircijd gedaan, geven-
de hen voorts dagelijks'in flikbrokken met honig , 6 oneen
fpicsglans lever, (gezwavelde fpiesglans bevattende potasth,)
(hepar antim.) fulphuretum potassa fli&iatum') en van
12 tot 18 oneen bloem van zwavel , beginnende met klei-
ne . hoeveelheden; terwijl men hg zoodanige, waar bjj zwo-
ren in den neus aanwezig waren, deze brandde, of met
vitriool olie beiireek.
De uitüag daarvan was, dat alle paarden, bij welke
deze ziekte geene tot liet leven of gezondheid vereisehte
deelen verwoest bad, noch al te oud of te zeer uit-
geput waren , volkomen lierfteld zijn geworden , oiettegen-
ftaandc de meeste vericheidene , ja fommige zells 18 maan-
den aan deze kwalen geleden hadden, zoo, dat na 45
dagen,.de paarden welke alleen den worm hadden, ge-
heel herfteld zijn geworden; terwijl zulks met de kwaad
druefigc, na verloop van 2, 3 oF 4 maanden insgelijks
plaats greep, hebbende men zoo omtrent de ecne als an-
dere , gelegenheid gehad op te merken, dat de weide de
genezing vertraagde.
Ten gevolge der aanbeveling van den minister van oor-
log tot bet in het werk (lellen dezer middelen, werdt
deze geneeswijs, in liet jaar 1811, bij het uit Holland geko-
■ïens
-ocr page 147-
D F. WO R. M. IL Afd.                 Sj
DERDE ARTIKEL.
De worm.
$i Zeer nabij met den kwalen droes vermaag-
fchapt, vaak met dezelve gepaard of er in
F 5                        over-
inenc n«. regiment bus fa-en , in lier. gamiföen te Arras be-
proefd bij, 'iel; welke zien tusfehen de 60 en 70 paarden bevon-
den , alle door deze kwaal in eenen '1100 ;eren of minde-
ren trap aangetast; edoch, niettegenftaande 'te voörfchrif»
ten, onder toezïgt eens bekwamen veearts, op de naauw-
keurigfte wijze gevolgd wierden, beantwoordde de uitflag
geenzints aan de hooggefpannene verwachting, aangezien
aile deze paarden, of onder de geneeswijs ftorven, of zoo
weinig gunftige verandering vertoonden, dat, uit hoofde
der verbazende kosten die dezelve veroorzaakte, en tot
vennping van verdere aanfteking, men eindelijk bcfluiten
moest hen alle dood te fehieten.
Hieruit fchjjnt te blijken, dat indien de Heer CoLLAlNE
geflaagd is, de kwade droes en worm door deze behan-
deling te genezen, plaatfeljjke medewerkende oorzaken, als
Iheid, aard van het voedftl, en meer andere
•wsfchieti onopgemerkte redenen, dezelve waarfehynujk
'öks bevorderd hebben, en dat eene andere .land-
encb*ftreek haar welligt ten eenemaal derzelver doel
zoude doen misfen, uit welken hoofde men ook dit mid-
del geene onvoorwaardelijke zekerheid kan toekennen, zoo
nadere weigeüaagde proeven het bevestigd heb-
ben.
Even min zoude men liet volgende middel als zekerder
■ aanprijzen, dat mij, gedurende mijn verblijf ia O031"
pj-ai-sfün in ,812, toevallig door eene gedrukte «mkoudi-
-ocr page 148-
je ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
overgaande , is de worm, (jnalleus farcinosus,
fcrophula farcimaï) Ie farcin')
en als eene
gelijkaardige ziekte aan te merken, welke ins-
gelijks bijzonder het opflorpende vatenftelfel
aantast; Deszelfs zetel is vooral in de opper-
vlakte des ligcbaams beklecdende huiden en
klieren gevestigd, en is in deszelfs hoogen en
waren trap bijna ongeneesbaar en ten hoogfte
btfmettelijk.
, 92 Deszelfs oorzaken zijn, boven en behal-
ve die welke den kwaden droes voortbren-
gen, een kwalijk behandeld rheumatismus , te
Veel fterk voeder, langdurig en hebbelijk ge-
wordene kwalen, zoo als de loop, enz.
55 Tot kenteekenen van deszelfs aanwe-
zen , verftrekkcn ronde als aan eene koord ge-
legene knobbels, aan het hoofd, den hals,
tus-
ging in een der tydfcluïftcn Lekend is geworden, welk
het gelukkig flagen in het genezen van den kwaden dft)cs,
in onderfcheidene gevallen, door behoorlijke procesverba-
len en getuigfehriften geflaafd, bekend maakte, ware bet
niet dat de onkostbaarheid dier geneeswijs te uitlokkend
was, om de beproeving derzclve achterwege te laten, be-
fiaande dezelve alleen in houtskolen tot een ontastbaar
poeder gefloten, in eenen mondzak, het paard tusfehen
Ae voedertijden, gedurende eenige uren daags aan het hoofd
te hangen, zoodanig dat het als verpligt is hetzelve ba vle
inademing op te {huiven.
-ocr page 149-
O E WO R. M. II. Afd.                ft
tusfchen de voorbeenen , aande zijde des buiks ,
tusfchen de binnenzijde der achterbeenen, enz.
Het paard wordt traag, de oogen dof, de
beenen zwellen en worden kreupel; hoest,
rilling, koorts, het overeinde ftaan van het
haar zijn voorboden dezer kwaal; vervolgens
verfchtjnen cie builen met welke de ziekte toe-
neemt ; dezelve worden weekcr, breken door
en ontlasten een ftinkend vocht, er wast wild
vlecsch in dezelve, zij {teken de aangrenzen*
de deelen aan , vervolgens vertoonen zich de
kenmerken vanden kwaden droes, welke den
dood ten gevolge heeft. ■ Zoodanig is de ge-
wone loop des eigenlijken worms en
van den huogftcn trap dezer ziekte.
Meer hoop tot genezing geeft de o n e i g e n-
1 ij iv e worm, daar dezelve eigenlijk uit
rheumatieke gezwellen beftaat; bij dezelve
vertoonen zich builen aan de zijde der boven-
lip, welke tot de grootte eener hazennoot toe-
nemen , doorbreken, en breede drooge zwe-
ren vormen, wier etter niet itinkt maar eene
gladde dunne korst vormt.
Ontftaan er diergelijke grootere onder de
huid der kaken enz.,'welke uit een klein,
rond gaatje, witte gele etter ontlasten; wan-
neer aan andere deelen, als aan de vóór- en
achterbeenen en knien, grootere builen en
zwee-
-ocr page 150-
p2. ZIEKTEN' DER OPSLORPENDE VATEN,
zweren te voorfchijn komen, die eene taai-je,
f lijmen'ge , geelwitte vochtigheid ontlasten,
en het paard blijft daarbij gezond, zoo kan
men hoop op hcrftel. voeden.
In het algemeen dient tot genezing het zet-
ten van dragten, terwijl door fommige het
branden der wormbuilen aangeprezen wordt,
welke men met laauw water, en daarna met
zcepgeest eenige malen daags moet wasfehen ,
en volgens den raad van pilger uitwendig op
dezelve n°. 20 gebruiken: voorts eene matige
beweging , een goede leefregel, goed voeder,
zuivere lucht, een zindelijke ital en vlijtig
poetfen. Inwendig geve men fpiesglanslever,
zevenboom, anijs, roostert- en venkelzaad of
n°. 20 bv c, d,
5ts
TWEE-
-ocr page 151-
93
TWEEDE HOOFDDEEL.
S.HEÜMATIEKE EN KRAMPACHTIG»
T O E V A L L E N.
EERSTE ARTIKEL.
Jbe rheamaticke of zinkingachtige toevallen.
95 De meeste dezer die, fchoon zij in uitwer-
king en gevolgen verfchillen-, echter veelal in
hoofdkenmerken overeen komen, zijn onder
den algemeenen , doch veelal ongèpast'en. naam
van vervang e. nheid bekend, en worden zoo
door cene overfpannene als verzwakte levcns-
. kracht voortgebragt, welk karakter men 'wel in
het oog behoort te houden.
De oorzaken der eerfte zijn overdrevene
ïnfpanning en fnelle verkonding, door koud
drinken of fchielijke rust in koud weder, enz.
96 Deszelfs k e n m e rk e n zijn, treurigheid,
gebrek aan eetlust, een hangend hoofd, het
fchielijk uitademen van hecte lucht met geo-
pende , drooge , brandende neusgaten en huid,
"et fterk kloppen der zijden, en drooge, met
witte frLjm overtrokkene mist; onaangezien .
ade imerten legt het paard zich niet neder,
tot het door vermoeidheid nedervalt en de
boenen uiti'ti-ekt; vaak is met deze toevallen, '
«ene ontfteking der long gepaard, terwijl ge-
meen-
-ocr page 152-
04 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN ,
meenlijk in alle doelen pijn bekeurd wordt.
v Wat den uitflag der ziekte betreft, zoo
kan men deszelfs genezing niet buiten hoop
{tellen, indien de koorts efi longontfiekïng
gecnen te hoogen trap bereikt heeft, en de
laatfte noch niet in verfterf overgegaan is.
97    De g e n e e s w ij s is in het begin ont'teking
werende of bedarende (m. antiphhgistica, s.
Umperaas)
, beftaaode in latingen die men her-
haalt , wanneer de pols niet langzamer wordt,
in verzachtende openende lavementen , laauw
drinken, dampbaden, wasichen met laauw
Water, een matig warme ftal, goed legltroo,
eene luchtige bedekking, en het herhaalde in-'
geven van eene kleine hoeveelheid falpetcr,
bij v. | ons met lijnzaad afkookfel.
98    Het rbeumatismus dat met verzwakte levens-
kracht gepaard gaat, en dat men onder de droes-
ziekten , onder den naam van valfche of o m-
zwervende droes rafngfehikt, is aldaar
reeds met. een woord aangehaald geworden.
99    De oorzaken zijn dezelfde als bij den
droes; de ken teekenen: doffe oogen,
matheid der leden, pijn bij het rosfen , bran-
dende hitte , een fnelle pols , benaauwd kug-
chend, door hoesten vaak afgebroken adem-
ha-
-ocr page 153-
MIEUMATIEKE T0EVA1LÏ li.II,Afd.<)$
balen, een drooge tong, fpaarzame ontlas-
ting van bruine pis, verftopthtid, vaak fpier-
trekkingen. De zetel der pijn is voornamelijk
in de fpieren der ledematen, deze zijn vaak
ftijf en niet zonder fmen beweegbaar; dik-
wijls wordt deze ziekte door een heet gezwel
op de oppervlakte der fpieren verzeld.
De gevolgen zijn dikwijls verlamming, ftijf-
heid, gezwellen, mok, enz. De beoordeeling
van derzelver uitgang , is dat men herftel kan
hopen, wanneer in haar begin fpoedige hulp
wordt toegebragt, het dier niet te zwak is,
en het kenmerk der ziekte meer ontfteking dan
verzwakking aankondigt.
100 De genezing beftaat in de opwekking der
levenskracht door opium en geest van kamfer,
(n°. 10.) het zij afzonderlijk of met falpeter
vermengd (n°. 10. a.) terwijl de verbinding
van kamfer met mijnftoffelijke kermes, (kermes
mneraUs)
(n°. 10. #.) en van deze met ruwe
fpiesglans , (antimonium crudam , ) (n°. 10. c.)
een :en ander in ilijmachtige afkookfels van
•'nzaad- of garstenmeel, vooral in de voorko-
menc.e longontftcking , bijzonder dienftig is ,
het zetten van dragten aap de borst, den hals
en de bitten $ en het openen der gezwellen,
bij verdere beterrchap verfterkende bittere mid-
delen (n°. 8. en 9.), krachtig voeder eaecne
goede oppasfilig.
Reu-
-ocr page 154-
0 ZIEKÏENJDSR OPSLORPENDE VATEN,
«. ttheumatismus, gewoonlijk vervangenlieifl
g cn aa ra d en jicht.
ioi Dit foort van rheumatismus dat men vervan-
genheid noemt, is vooral door langeren duur
en zonder met aanhoudende koorts gepaard te
gaan, van de vorige trappen van hetzelve
onderfcheiden , en is of als eene kramp van het
werktuig (orgaan) der huid , of als eenen prik-
kel , welke bijzonder de peesfeheden aandoet,
aan te merken.
102 De volgende ken teekenen vertoonen
zieh gewoonlijk: vaak zijn liet de gewrichten
der voorvoeten en de naburige pezen , welke
het eerde dit ongemak aankondigen, dat meer
de voor- dan de a:hterbeenen, fomtijds doch
zeldzaam een en andere aandoet,- de voeten
trillen in het gaan, hetwelke ftijf gefchiedt,
en waarbij het paard de hielen mijdende, meest
op den voorhoef treedt, of het lijdende been
hafleept; de beenen zijn ftijf, de gewr'u
bijna onbewegelijk; vaak zet het paard eenen
voet vooruit, en meermalen dezelve bij een;
het teruggaan is zeer moeijelijk, waarbij het
de achterbecnen onder zich laat ftaan , de voor-
beenen vooruitzet of ze als nafleept : voorts
zijn de fpieren hard en pijnlijk wanneer men
tegen het overeinde ftaande haar ftrijkt.
De
-ocr page 155-
VERVANGENHEID EN JICHT. ƒƒ. Afcl. 97
De pols is bard en fnel, gep: ar I met alge-
mene hitte, eene drooge huid, verlorene eet-
lust en weinig ontlasting . terwiil voorts de pijn
en koorts zoo lang duren tot eui gezwel zich op
de pijnlijke plaats vertoont, de ziekte afneemt
of (lependc word:.
In eenen hoogeren trap , worden alle lig-
chaamsdeelen door pijn aang -'tast, het paard ligt
meer dan dat het (laat, en kan alsdan bezwaarlijk
opflaan , men ontdekt ftijfheid in de voet- en
kniegewrichten , aan den hals, alsmede in de
lendenen en heupen.
103 De u i t f 1 a g en de gevolge n dezes toevals
zijn : dat bij eene doelmatige en CpOêdige hulp,
de deelen vaak cl.rzelver beweegbaarheid terug
krijgen, doch fomtijds echter een waterachtig
gezwel in het gewricht nalaten , en voorts
het paard langzamerhand herftelt. Somtijds
zwellen de achterbeencn, er ontdaan tutfta-
gen, terwid maar al te veel verhardingen der
gezwellen, beenuitwasfén, volvóeten, hoorn-
kloven en verzwcringen des hoefs de gevolgen
van_een fcwalijk behandeld of hardnekkig rheu-
fnatismus zijn. zjjndehetaftH diergelijke oorza-
ken dat men volgens de gevoelens der beste
hedendaagiche veeartfenijkundige. de meeste
ziekten der beenderen, als de fchevelbc ;n< n ,
ïpatten , overhoeven , volvoetigheid door uit-
Eettiag van het voetbeen veroorzaakt, enz.
C
                          moet
-ocr page 156-
j8 RHEUMATIEKE TOEVALLEN,
moet toefch rijven ; terwijl niet alleen vele ziek-
ten aan rlieumatieke oorzaken zijn te wijten ,
maar deze veveenigen zieli vaak met ver-
fcheidcne uitwendig* toevallen, wier genezing
zonder acht te geven, op het zich daar mede
parende rheumatismus zeer bezwaarlijk valt,
dus is b.v. de boeg- en kruislammigbeid, of-
fchoon uit verrekking ontftaande, veelal oor-
zaak dat rhetimatieke toevallen zich bij de-
zelve voegen, waardoor men ze! haam in de
genezing Hagen zal indien men tteuelr* alleen
als een uitwendig toeval behandelt, terwijl
daarentegen het zetten van dragten, zelfs dan
wanneer men van de uitwendige befchadiging
zeker is, bijna nimmer misfen zal heilzame
gevolgen voort te brengen.
104 De oorzaken kunnen dus zoo wél in- als
uitwendige zijn; in het eerfte geval zijn het
die welke de verteringswerktuigen verzwak-
ken, en door de werkzaamheid van het werk-
tuig , (orgaan) der huid te beperken, de
natuurlijke afzonderingen des ligebaams hinde-
ren , zoo als: onverteerbaar zwaar voedfel
van zeer verhittende granen en vooral op on-
gepaste tijden , te langdurige werkeloosheid ,
bijzonder de fnelle overgang van buitengewone
en aanhoudende vermoeijenisfen tot aanhouden-
de- rust; daarenboven kan de aanleiding hier
toe gegeven worden, door vorige ziekten , de
af-
-ocr page 157-
VERVANGENHEID EN JICHT. II. Afd. 99
afwisfeling van de tempering der lucht, ver-
koudheid , te groote yermoeijenis, het verbal-
len of ontftekeu der voeten, hunne, gebrekki-
ge vorming, het zij zulks door het te dun
mtvegen derzelve, het gaan over harde
Zenachtige wegen, of flecht gevormde ijzers
veroorzaakt wordt, welk alles tenen te groo-
ten toevloed van lappen Kaar het lijdende deel
veroorzaakt, terwijl hetzelfde met de boeg-
en kruislammigheid plaats heeft.
l05 In de geneeswijs moet men volftrckt de
oorzaak niet uit het oog verliezen , ten einde
haar volgens deze te wijzigen: ontftaat
dezelve uit te veel rus!: en voedsel en daardoor
tevens verzwakte Spijsvertering, zoo moet men
de tniddelijk verfterkende (negatieve) geneeswijs
aanwenden , door ee'ne v rkoeTende behande-
ling ; men bcvordere de ontlasting door braak-
Wijnfteen en dubbelzout, en g-bniike die mid-
delen , welke naar de huid werken en de fpijs
verterings - werktuigen verfterken , zoo als am-
oniak - zout, ddfftofFelijke moor , gentiaan,
',z'' ^n°- 48. #.);men doe voorts het paard
eenen ftrengcmi leefregel houden, en van
trap tot trap racer beweging verrigten.
*o6_Zijn daarentegen de oorzaken aan vorige
nekten, v,rmoeijenisfm en andere welke uit
zwakte omftaan tcetefchrijven, zoo onder-
G »                        ileu-
-ocr page 158-
lOO E. H E U M A T I E K F. TOEVALLEN,
fteune men de ligchaamskraehten door rust,
goed voedfel en oppasfiug; uien verfterke de
"huid en de gewrichten door inwrijven en was-
fehen met zeepfap en ipoeiing, van welke
laatfte men ook baden kan toebereiden; door
omflagen van houtasehloog , het inwrijven van
kamfer, enz.; in grootc hitte der gewrichten
verrigte men zulks met kalkwater; voorts dce
men het paard vlijtig wrijven mctftroo, warm
toedekken en matige bewegii;g verrigten, en
geve inwendig n°. 2, oi'4 , of 10 en 48 a, ,
met bijvoeging van 2 oneen gember, en in
groote zwakte, van vlug loogzont, aetherenr.
De uitwendige hulpmiddelen die men er ver-
der tegen in het werk ftclt, beftaan daarin dat
wanneer de ziekte Hechts eenen geringen trap
bereikt, dezelve forntijds weggenomen kan
worden , door het paard warm te rijden , en
het te wrijven tot het droog is ; kan men niet
zeker hopen dat dit alleen voldoende zal we-
zen, zoo doe men (des noods dezelve herha-
lende,) eene aderlating aan de hals-of de boeg-
ader , hetgene men echter, wanneer de ver-
vangenheid terftond op het eten volgt, moet
vermijden; geve het inwendig 1 ons duivels»
drek in § pint warme wijn, of 1 drachma
hansboorngeest en a oneen wijngeest met kam-
fer in een pint warm bier, of n°. 48 a.; be-
llange het twee a drie minuten lang met in
zeer koud water gedoopte kleeden, wrijve het
ver-
-ocr page 159-
VEK.VANGENDIIEID EN JICHT. ƒ/. Jfd. IOl
vervolgens droog, rijde het warm, ftel het
voorts in eenen warmen ltal, wel gedekt opeen
overvloedig legftroo , en late het op de mist
ftaan; gevende het tevens lavementen van ka-
udlknbloemen-water met i drachma's dui-
Velsdrek, welke kuur men iedere zes of twaalf
Uuren herhalen moet.
Befpeurt men niet fpoedig eene gunftige
verandering , zoo is het raadzaam dat men zon-
der lang te aarzelen, overga tot het zetten van
dragten aan de beide, zelfs naar omftandig-
heden aan de vier beenen, of wel van eene
fontenel aan de borst, hetgene eene der ze-
kerite en nimmer fchadende middelen oplevert
in de meeste uit verkonding, en bijzonder uit
uitwendige oorzaken ontftaande, of zich bij
dezelve voegende rheumatieke kreupelheid.
107 Is de oorzaak aan flechte ijzers, het dun
' uitvegen der voeten en het gaan over harde
Wegen toe te fchrijven, zoo neme men de ijzers
"*f, verkoele de voeten met koud water, zette
lec paard op eenen zachten grond, doe omfla-
&en Van leem , waarbij men zelfs wat zout en
azijn kan voegen, en ga, indien zulks geen
beterfchaj? fchenkt, tot. het zetten van een
clragt over , terwijl men , indien er verzamelde
vochten of etter in den hoef aanwezig Vogt
2lJn, de zool met het hoefmes, of eene
G 3                          tre-
-ocr page 160-
102 R II E U M A T I E K E T 0 E V A h L E M ,
trephine, (eene daartoe gefchikte boor) op de
"Witte lijn moet openen, en zoo hierdoor als
door het plaatfen der voeten in natte klei, de
daarin opgehoopte vochten ontlasting en af-
loop bezorgen, welke anders de groctfte ver-
woestingen in den voet zouden aanrigtcn,
voorts behandele men dit ongemak zoo als
bij het vernagelen voorgefchrev n wordt;
terwijl men daarenboven met vru.'ht van
warme baden uit verzachtende kruiden, als
vlierbloemen, kamillen , hooizaad, enz. be-
ftaande , gebruik kan maken.
Is men van alle andere hulpmiddelen ver-
floken , zoo is het noen eener kleine aderlating,
het wrijven der lijdende deelen met eene fïroo-
v/iseh, die men in een emmer koud water,
waarbij men een pint azijn en | pint hrande-
wijn gevoegd heeft, bevochtigt, en het
achtervolgens ingeven van cenige flesfehen
water met een baud vol zout, of i fles-
fehen water met een fles azijn , het beste dat
voor de eerfte oogenblikken gedaan kan wor-
den , terwijl men hierbij voorts de andere,
wegens deszelfs behandeling gegevene voor-
fchriften, volgt.
108 De verwaarloozing dezer vervangenheid
doet haar van eenen 1 a n g du r i g e n (chroni-
fchen) aard worden , en terwijl de koorts weg
blijft, tast zij, of de geledingen of de huid
aan
-ocr page 161-
VERVANG ENDHEID EN JICHT. II. Aftl. IO3
aan, welke beide zeer bezwaarlijk te genezen
zijn ; voor de eerfte dezer toevallen geve men
o
11 • 4- en 8. a., en make gebruik van warme
omflagen en baden ; terwijl men voorde twee-
"eü aangewezen door eene algeméène ftij:heid
«er huid en eenen fijnen hirfduitflag met over-"
einde Maande haren, en die, behalve aan
verzuim , aan flecht voeder , zwaren arbeid en
verwaarloosd poetfen is toe te ichrijven , n°.6. a
en b. ingeeft , het paard met zeepfap en aluin
wascht, het mout en goede haver geeft, voorts
het vlijtig reinigt, eene zuivere lucht en ma-
tige beweging doet genieten , en bij betcrichap
zoo lang rijdt tot zich een zacht zweet ver-
toont , waar na men het droog wrijft; terwijl
eindelijk in foortgelijke langdurige jichtige toe-
vallen , die maar al te vaak alle geneeskundige
pogingen te leur (lellen, het;algemeene koude
bad in het warme jaargetijde in het werk ge-
fteld, fomtijds nog het eenige middel tot her,
■ftel heeft opgeleverd.
v
G 4
TWEE-
-ocr page 162-
104 K R A T.I P A C II T I e E T 0 E V A L L E N.
TWEEDE ARTIKEL.
De krampachtige toevallen.
109    Verfcheidene ziekten waaraan het paard
onderhevig is, zijn van eenen krampachtigen
aard, men kan onder dezelve de klem , de
vallende ziekte en duizeligh Jd, de kortade-
migheid, hoest, hartkloppingen, het buik-
wee, de verhinderde waterlozing, de kramp
der beenen en meer andere rangichikken,
waarvan de eerfte en laatfte alleen in dit
artikel verhandeld, en de andere hunne
plaats aangewezen zullen worden bij de be-
fchouwing van de ziekten der onderfcheide-
ne itehels, die zij bijzonder aandoen.
o. De klem.
110  De klem, (trismns') contraction spasmodiqtie
de la bouc/ie~)\s een toeval welk algemeen het
geheele ligchaam, en bijzonder de kaauwlpiè-
ren door eene krampachtige zamentrekking
aandoet, zoo dat eerst de kaakbeenderen
onbewegelijke op elkander fluiten , en eindelijk
het geheele ligchaam ftijf wordt, terwijl
voorts eene toenemende koorts en volkome-
ne verftopping hierop volgt, de bcnaauwd-
hcid toeneemt, en het paard ftuiptrekkendc
fterft.
Der-
-ocr page 163-
DE KLEM.//. Afd.
105
Ui Derzelver oorzaken zijn verkouding, pijn,
wonden bij welke de zenuwen gedrukt of
hal doorgefneden zijn, of die een zwaar ver-
los van bloed veroorzaakt hebben , de bloot-
stelling van fommige wonden aan de zon
°i koude; liet ophouden van derzelver et»
tering, enz.
112 De geneeswijs moet zich naarde oor-
zaken rigten, en daar deze ziekte eenen
fnelien loop hééft, de hulp fpöedig en krach-
tig wezen; zijn de zenuwen half doorge-
fiieden, zoo doorfnijde men ze geheel, doe
derzelver drukking ophouden door verwijde-
ring der wond en het wegnemen der lig-
chamen die zulks veroorzaken; terwijl men
de «tering pogc te herftellen door fpaanfche
vliegenzalf, terebïmhijn, enz. , men zette
lavementen met braakwijnfteen, (gefpiesglans-
de wijnfteenzure potasch, (tart. emet.~) voorts
dragten aan de borst en te wederzijde van
den hals, welke men zoo prikkelend moet
maken als mogelijk is, door in de fontanel
voor de borst, terebinthijn- en fteenolie in
geli-ke deelen te gieten, en de dragten met
fterke fpaanfche -vliegenzalf te beftrijken , men
omhange het paard met dekens welke in
fcherpe loog van potasch gedoopt zijn, en
indien men er gelegenheid toe heeft, zoo
e§rave men het geheel in warme mist. In-
G 5
                          wen-
-ocr page 164-
IOÖ KRAMPACHTIGE TOEVALLEN,
wendig zijn als de wïi'kzaamfte'middelen , indien
liet mogelijk is, het ingeven van wijnige
hartshoorngeest, Qiquor ammonii pyreoleosi)
met opium; wijnachtige geest van ammoni-
akzout {lig, amm. vinosus) aanteraden ; voorts,
indien het paard nog vol kracht is, doe
men eenc ruime aderlating, zette het lave-
menten van tabak, baldriaan, duivelsdrek,
en opium, wrijve Seszelfs kaken met n°.^c.
en geve het n°. 49 a. en b., terwijl door
viiïüRG als een laatst middel het infpui-
ten van het afkookfel van witte nieswortel
(jadixverair. alb.~) in dehalsbloedaderen aan-
geraden wordt; zoo als ook door p 1 l g e r
met goeden uitflag is aangewend, het fteken
van een ftuk van denzelfden wortel op de
beide zijden der kaken, op de buitenfte
kaauwfpier, bij wijze van een dragt, ge-
paard met lavementen van 6 oneen theriac.
thebaica, § ons alkali met 2 kannen fterlc
afkookfel van baldriaan - wortel, in welks
plaats men ook lavementen van 2 drachma
opium, | ons duivelsdrek in een kan bo-
vengemeld afkookfel van baldriaan zoude
kunnen beproeven.
i. De kramp der beenen.
ix3 Dit toeval waaraan het paard fomtijds on-
derworpen is, en door eenen pijnlijken prik-
kel
-ocr page 165-
DE KRAMP DER B E E N E N . II. Afd. 10?
kei die de pezen krampachtig aandoet, te
wees; gebïagt wordt, behoort rnefl wel van
de vervangenheid te onderfcheiden, daar
dezelve eene geheel verfeiiiliei.de geneeswijs
vordert.
1I4 Eene der hoofdoorzaken van dit toe-
v'il is geftremde uitwafeming in koude, die
bijzonder de achterbeenen treft, waardoor
het zich voornamelijk van de vervangen-
heid onderfcheidt, welke meestal het eer-
fte de voorheeften aandoet.
In dit wordt het paard ftijf aan één , fom-
tijds aan beide de achterbeenen, zoodanig
dat het geen deel van dezelve bewegen kan,
het gaat kreupel of fleept het been ftijf na,
het teruggaan is bijna onmogelijk, en niet
alleen in liet gaan, maar zelfs vaak ftil-
ftaande, is het onderfte gedeelte van het lij-
dende been zoo tegennatuurlijk getrokken
dat de koot bijna den grond aanraakt.
x*.5'_ Met vermijding van alle verzwakkende
middelen vinden fterke geestige prikkelmid-
j_cn' uitwendig hier hunne regte plaats,
ijzonder datgene wat in n°. 97 voorgeiehre-
ven is, raet WcIke ]1ct, gehecle been drie
Viermaal daags fterk gewasfehen moet
Vvorden.
Indien het paard èenigzins in ftaat is te
*>aan, moet men trachten het in beweging
te
-ocr page 166-
IoS KRAMPACHTIGE
TOEVALLEN,
te brengen, en eenigen tijd omleiden, het
herhaald en langdurig met ftroo wrijven , en
een overvloedig legftroo geven.
Is deze behandeling niet toereikende tot
wegneming van het ongemak, zoo kan men
overgaan om door het zetten van een dragt
aan de dij een tegenprikkel te weeg te bren-
gen, en tevens een of ander krampltillend
en zweetdrijvend middel te geven.
116 De uitgang van dit toeval is dat fomtijds
zelfs bij de doelmatigfte behandeling, het-
zelve na eenigen tijd terug keert, doch op
gelijke wijs weggenomen wordt, en einde-
lijk geheel ophoudt. Somtijds blijft bij ver-
zuim eene hebbelijkheid over, waardoor het
paard, wanneer het eerst van de ftal komt,
de beenen krampachtig opheft, dat echter
langzamerhand verdwijnt, naar mate het warm
wordt, of wel het vertoont fteeds eene
krampachtige beweging, die echter vaak uit
eene aangeborene gefteldheid ontfpru.it, en
die beweging voortbrengt, welke onder den
naam van hanen f pat bekend, en in het
buitengewoon hoog en krampachtig opheffen
van een of beide achterbeenen beftaat.
DER-
-ocr page 167-
log
DERDE HOOFDDEEL.
KIEKTEN DER L E V E N S W E R K. T U I-
G E N.
EERSTE ARTIKEL.
Ziekten der her f enen.
e. De ontftcking der herfenen.
ii7 De herfenontfteking, tyhrertitis) veeltijds
door het branden der heete zonneftralen op het
hoofd, fomtijds door uitwendige befchadigin-
gèn veroorzaakt, kenmerkt zich door alle
teekenen van ontfteking , als door koorts, hit-
te , vooral des hoofds , razernij, wildheid, die
met matte gevoelloosheid afwisfelt, enz.; ter-
wijl zij Zich van den kolder door de hevigheid
_ der toevallen en fpoediger uitflag, welke ge-
woonlijk doodeliik is, onderieheidt. Zeldzaam
levert de kunst veel hulp tegen dezelve op,
die het meeste van de natuur zelve verwacht
uracn' a*ngezien men een zoodanig
* .Uif hoofde van deszelfs wildheid, be-
zwaarhjk naderen kan 5 Is het mogelijk zoo
doe men bovenal een nf                     ,' , •
LU1 oi «meer ruime aderlatin-
gen , bijzonder aan rto a
            1              r
11 ae napen; legge omfla-
gen oP het hooft van kki met ammoniak-
zout, met water bevochtigd; begiete het hoofd
met koud water, en trachte het n°. 7. h
Blct **« in te geven.
                             So^
-ocr page 168-
IIO ZIEKTEN DER-LEVENSWERK-TUIGEN ,
H8 Som ;Vs wordt een paard door de hitte
bevangen, en (lort door dezelve als be-
dwelmd neder; dit toeval dat bij 'poedige
hulp geene gevaarlijke gevolgen dreigt, vcr-
eischt dat mende neusgaten, flapen, het voor-
hoofd , de ribben ta de kroon htrhattld met azijn
wasfche; men geve bet voorts van tijd tot tijd
een fles water ie, waarin \ ons falpeter ont-
bonden is, is zulks niet voldoende, zeo moet
men het lavementen van laauw water en een
handvol keukenzout zetten, een of twee kki-
Be aderlatingen verrigteji, en voorts hetzelve
in alle gevallen frisfche lucht doen inademen.
i. 13 e kolde r,
119  Dit toeval of deze ziekte, welke men als
volkomen met de zinneloosheid ovcreerJlem-
mende, befchouwen kan, verfebilt even als
deze in uitwerl.fclen en trappen, welke de
onderfebeiding in ftille, razende en fla-
pen de kolder heeft doen geboren worden.
120  De oorzaken en aanleiding is bijzonder
in een zwak, teder, of zeer droog ligchaams-
geftel te zoeken ; vette dikke paarden , en voor-
al ruins , zijn daaraan het meeste blootgefteld,
gcl'fk men mede opgemerkt heeft, dat de hol-
fleinfebe paarden met zeer gebogene hoofden ,
eenen bijzonderen aanleg, vooral tot den ftillen
kol-
-ocr page 169-
DE K O L D E R. II. jffj.
III
kolder bezitten,hetwelke men niet zonder grond
aan de buitengewone terugbuiging van het
voorhoofd toefchrijft, waardoor de inwendige
holte der hertenen te zeer beperkt wordt;
voorts kan vochtig , mistig , koud -veder , te
fterke mfpanning in.grootc koude of hitte, te
heete zonneftralcn , eene ongezonde ftallucht,
onverteerbaar verhittend voedfel, bedwelmen-
de flaapmiddekn en gevolgen van andere ziek-
ten , dezelve voortbrengen.
De zetel der ziekte is in de herfens, hetzij
door verzweringen, verdroogingen of water-
zucht; merendeels is zij ongeneeslijk, ja vaak
doodelijk.
121 Schillende zijn de k e n t e e k enen wel-
ke de onderftheidene trappen aanwijzen, die
vandenftillenkolder^^hetpaardftaat
als m gedachten, het eet liever van den grond
dan uit de ruif, het neemt een mondvol höoi|
houd het ha!/ gekauwd in oezelve, zoo dat
« ter wederzijde uit de lippen komt,
vvacot ecnige minuten om het verder te
■ dauwen t«„
' l'-n ware men aan de halmen trekt,
wanneer he» 7,.ir.
. • . . " aai£s v^eger verrigt; na het eten
leunt het met sew ■ >!••> : ,
^wuu m dün hallter, met het
hoofd op de krib, 0f ia.,t , , ,
             ,
1 .„,                  n ' l ld« hetzelve om laas
"Nngen, mot ftaïeadp nn                . . ,
u-*. ,              "aae °°gen vooruit ziende;
'«Uatdeooren ]w^ of hoH(,t ze ccncn
8-iuimentijd, het eene vooruit, het andere
te-
-ocr page 170-
112 ZIEKTEN DER LEVENSWERRTUlOEN ,
terug, en toont geene de minfte aandoening
'wanneer het bij dezelve aangeval wordt; het
is ongevoelig voor alles wat het omringt; wan-
neer men het op den voet treedt trekt het de-
ze niet terug; zet men den eenen op den
anderen, of de voorheen en kraiswiis overeen
zoo blijft het ver'cheklene minuten, en zoo het
lang in deze ftelling tot het desz- lfs evemvigt
verliest;voorts wil het niet terzijde treden. Bui-
ten den ftal heft het de beenen zoo boog op als of
het door water baadde , en loopt regtuu dooi-
en tegen alles aan. In het rijden leunt het op dfl
hand, en is voor hulpen en ftraffen ongevoelig.
las Zeer veel overeenkomst in gevoelloosheid
heeft hiermede de fl ap end e kolder , waar-
in het paard daarenboven meest altijd ilaat
te flapen.
is3 De dolle of razende kolder wordt ge-
kenmerkt door de buitenfporigfte wildheid, daar
het paard in denzelven, zoo op ftal ftaande als
bereden wordende, fpringt, (laat en tegen alles
aanloopt zoo lang den aanval duurt, of tot de
toevallen der ziekte ophouden , wanneer het zoo
lang tot bedaardheid terug keert, tot het door
eenen nieuwen aanval aangetast wordt, aan
welke ibmmige paarden telkens onderhevig
zijn, wanneer zij aan de zonnehitte blootge-
fteld of warm worden.
Zal
M
-ocr page 171-
DE KOLDER.//. Afd.          H3
ïH Zal men met eenige grond hoop op genezing
voeden, zoo moet men in de eerfte plaats de
oorzaken der kwaal pogen op te fporen, ten
einde dezelve weg te nemen, en voorts de
werkzaamheid der herfenen , middelijk en on-
middelijk door opwekking van het geheel werk-
tuigelijk geitel (organismus) trachten te her-
ftellen.
Hiertoe doe men , in de eerfte plaats, het
paard zoo veel mogelijk eene zuivere frisfche
lucht inademen, begiete het hoofd verfchei-
denmaal daags met koud water, zette het
een dragt aan de borst of voor het hoofd-, en
doe eene ruime aderlating verrigten, indien
men de oorzaak der toevallen aan aandrang des
bloeds naar het hoofd, kan toefchrijven: ter-
wijl men het tot buikzuivering , (purgatie) da-
gelijks n°. 28. a. of b. ingeeft, en daaren-
boven prikkelende lavementen van water en
zout zet; blijft het herftel achterwege zoo ge-
ve men n°. 29,, en herhale na twee of drie
weken de aderlating, terwijl men het voorts
groen voeder op ftal, en gemalene haver of
garst geven moet.
T WEED E ARTIKEL.
Be keelomjïeking.
la5 De keelziekte of keelontfteking Caneitia) veel-
al i
*l «oor den naam van de v ij v e 1 aangeduid ,
H                           tast,
-ocr page 172-
I F4 ZIEKTE?-' D-ER LEVENSWER.£TUIGEN\,
tast, het zij alleen de. uitwendige deelen vanden
hals, doch vaak ook den geheelen flokdarm,
de luchtpijp , de keel en oorklieren aan, waar-
na zij de onderfcheiding in u i t- of i n w e n-
dige ke elo ntft eking ontvangt; hare
oo rzak e n zijn vocral aan verkouding , bij-
zonder door koud drinken toe te fchrijven ,^_
fomtijds paart zij zich met andere ziekten , zoo
als met den droes, mét koorden , enz.
126  Bij de eerfte heeft alleen eene uitwendige
zwelling plaats, welke echter het paard eene
vrije ademhaling en flikken vergunt, die bij de
inwendige keelontftekingen belemmerd zijn,
hetgene men duidelijk aan de pijn en moeije-
: eid in het flikken befpeuren kan, betwcl-
ke vaak zoo groot is dat het water onder een
gedurig hoesten door den neus weder uitgedre-
ven wordt; de oogen zijn rood, vaak is de
tong ontdoken en gezwollen, de ademhaling
hoorbaar , de pols hard en koortfig.
127  Bijzonder wordt tot genezing der i 11-
wen di g e ke elziekte eene fpoedige hulp
vereischt, beftaande in eene overvloedige
aderlating van twee tot vier ponden, welke
men des noods in de hoeveelheid van één
tot twee ponden herhaald, voorts het zet-
ten van dragten te wederzijde van den hals,
welke met ecne fterke fpaaniche-vliegenzalf
n°.
-ocr page 173-
D E K BEEOPTTSTE K I N O. II. Afd. ïl$
n°. 3=- moeten beftreken worden, daaren-
boven make men omflagen van laauw water
en garst; doe het de wanne dampen van
hooizaad en water inademen, zette het la-
vementen van laauw, water en keukenzout,
verzuime niet het vlijtig met itroo te
wrijven, en geve, bgaldiea het nog flik-
ken kun, inwendig n°. 27 en 30 in, fier-
wijl, indim het zulks niet kan doen, men
het falpeter in lijnzaad- of garstenwater ont-
bonden, met bijvoeging van genoegzaam ho-
nig in de keel moet {puiten.
128 Is dezelve alleen uitwendig, zoo po-
ge men het gezwel te verdcelen zoo lang
er hoon toe is, door het gebruik van dampba-
den en het inwrijven van een verdeelend
middel of kwik zalf, terwijl men door het
inwendig gebruik van n°. 31 de uitwafeming
tra :ht te herffelkn.
De leefregel en het voedfel moet in war-
me 1
           -ken beftaan , edoch wanneer de
kwaal tot ettéring overgaat, moet bet voe-
-der matig vérfterkende g-even worden; als
dan opene men het gezw 1 zoodra het week
wordt, voorzigtig aan deszelfs benedenfte
zijde, en behandel* het voorts als eene ge-
wone wond.
TI »
BI R»
-ocr page 174-
Il6 ZIEKTEN DER LEVENSWERKTUIGEN,
DERDE ARTIKEL.
Ziekten der ademhalings - werktuigen.
120 De werktuigen der ademhaling zijn bij het
paard bijzonder onderhevig om door de Ire-
vi"-ite toevallen aangetast te worden, die het
met een fnel doodsgevaar dreigen, of door
overblijvende gevolgen, deszeifs gezondheid
ondermijnen, ten minste het tot verderen
dienst onbruikbaar maken.
a. De ontfteking der long.
130 De long -ontfteking ipleuritis. s.
pneumonica comensuaUs,} la pkuresie,peryptieu-
manie) is eene der ziekten waaraan het paard
bijzonder blootgelteld is, en welke niet al-
leen andere ziekten dikwijls als bijkomend
toeval (symptomatisch) verzelt, maar ook
vaak zonder dezelve het paard als eene ei-
gene ziekte (pi. s. pi. idiopathica) aantast,
het zij afzonderlijk, (sporadici) of algemeen
als eene heerfchende ongcfteldheid, (epidemi-
c'f).
Het is met de befchouwing der afzonder-
lijke dat wij ons hier voornamelijk zullen
bezig houden, en die der heerfchende (epi-
demische) longontlTeking, onder de benaming
van het longenvuur bekend, breedvoeriger
onder de koortien gewagen, daar geachte
\
                             vee-
-ocr page 175-
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Jfd. II7
vèelrtfenijkimdjgen haar als eene koorts met
borstkramp gepaard, aanmerken, in welke
dus de longontfteking als een bijkomend toe-
val plaats heeft.
*3ï Ganseh niet onbelangrijk is de in latere
jaren gemaakte onderfcheiding der longontfte-
king , in eene met vermeerderde levens-
kracht, die de ware (pi. s. pn. vera,
activa s. sthenica") genaamd wordt, en in de
zulke, welke zich door verminderde levens-
werkzaamheid kenmerkt, en den naam van
Valfche (pi. s. pn. spuria 9 passiva, s. as-
thcnica')
ontvangen heeft. ■
Men zoude den lateren tijd onregt doen,
wilde men haar de verdienste betwisten , door
deze verdeeling een duidelijker gezigtspunt,
met opzigt tot deze ziekte te hebben aan-
gewezen, offchoon dezelve ook 'den ouden
met onbekend is geweest, waarvan zoo al
met hunne woorden, echcer hunne behan-
deling duidelijke fporen opleveren.
°a an lloe veel gewigt dezelve ook moge
wezen, vermag men echter haar niet geheel
en zonder eenige bepaling aannemen, en de
volgende zamenvoegingen (complkatim-) uit
het oog verliezen, zonder w;er bijkoming
zeldzaam- eene longontfteking beftaat die ge-
heel en onvermengd het kenmerk eener de-
H 3
                              zer
-ocr page 176-
IlS ZIEKTEN DER. ADEMHAL,INGS WERKTUIG.
zer beide hoo'clverdeellngcn aan den dag legt,
en die ieder naar h innen aard eene wijzi-
ging in de geneeswijs vorderen; tot dezgl-
ve kan men ais de voornaamfte de zinking-
achtige, fheumatieke en flijmachtige longont-
ftekingen (// s.'pn. cat/iarral.s , rheumatica ,
&c ) brengen, om van andere minder ge-
wïgtige zamenvoegingen niet te gewagen.
Ieder dezer zamenvoegingen bezit bet ei-
genaardige dat gewoonlijk de eene zich meer
door wezenlijk vesmi
           e levenswerk;
feeid of             Lot dcrzelver vermeerde
eb andere door verminderde levenskracht
of (trekking tot bare verrak
              ken-
fchetst, dus zal men b. v. bij eene zin-
kingachtigë longöntfteking meer ontfteking-
achtige toevallen, en daarentegen bij eene
flijmachtige meer d;e eener verminderde lé-
venskracht te wachten hebben.
Even belangrijk als wenfehenswaardig zou-
de het zijn indien zekere en onveranderlijke
kenteckenen den waren aard der ziekte aan
den dag Ie kien, edoch daar deswegens (leeds
zoo veel duist
           overig blijft', dat de beoor-
deelingskracht des -. rvarendften geneësheers niet
vermogend is, dezelve volkomen te doorgron-
den , en de ondervinding hierin alleen eene zeke-
re trap van juistheid kan doen verkrijgen,
zoo zal het den minder geoeLTenden niet an-
ders aan voordeeiig zijn, eenige korte en
voorname regels ter aïgemecne behandi
de-
-ocr page 177-
DE ONTSTEKING t>ER LONG. ƒƒ. Afd. 110
dezer ziekte medegedeeld te worden.
Slechts weinige longontftekingen zijn inden
aanvang njet van eenen ontftekingachtigen
aard, en voegen zij zich al bij eene met ver-
zwakking gepaarde ziekte, zoo verlieze men
echter niet uit het oog dat de longen door op-
hooping van bloed zich in eenen toeftand kun-
nen bevinden, die aan den ontftekingachtigen
gre;:st,en wegens de belangrijkheid dezer edele
deelén eene fnelle hulp tot verligting vordert.
Men overwege naauwkeurig de oorzaken,
lien dezelve niet buiten het bereik der
nafporing leggen, en onderzoeke oplettend
het geftel des vóorwerps; waarbij men in
aanmerking moet nemen dat verzwakkende
.oorzaken niet altijd verzwakking ineen fterk
voo™eip te wege brengen.
Daarbij verlieze men nimmer uit het oog
gewigtige deel dat de longen in de dier-
^ke hul:
                 nemen3 waardoor hunne
verrigtingen zonder het grootfte gevaar nim-
*??•* een
             'lik afgebroken kunnen wor-
> hieruit vloeit voort dat men in den
^ginne der longontfteking, nimmer prikke-
lende of verhittende middelen moet aanwen-
den, aangezien de gèvallen waarin zulks
dienftlg kan wezen, ten uiterfte zeldzaam
zijn, en alleen door den geleerden veearts
onderfcheiden kunnen worden. Indien men
dlls desvvegens in de onzekerheid verkeert,
^ 4
                            zoo
-ocr page 178-
120 ZIEKTEN DER ADEMHALIN GS WERKTUIG.
zoo poge men tijd te winnen tot duidelij-
kere onderfcheiding, door het toedienen van
verzachtende en ligte verkoelende middelen,
zoo als flijmachtige afkookfels met honig,
enz.
Beftaan er teekenen die de aderlating vor-
deren , zoo behoort zulks onverwijld, ruim
en zelfs herhaald te gefchieden, indien de
toevallen zulks fchijnen te vereifchen.
Wanneer teekenen van ophooping van bloed
in de longen beftaan, zoo late men niet
na dit laatfte middel fpoedig in het werk te
ftellen , even min als eene kleine aderlating
zoo nabij mogelijk aan de lijdende plaats te doen,
zelfs dan wanneer eene algemeene verzwak-
king plaats greep , daar hiervan vaak de eenige
en onmiddelijke redding afhangt.
Vereiseht de ziekte opwekkende middelen,
zoo is het vciligfte middel om niet te d
len, dat men met de zachtfte beginne?,
om trapswijze te kunnen opklimmen, tCl
nien daarenboven fteeds heeft waar te ne-
men', om de heviger prikkelende middelen
met flijmachtige ter doorzwelging te ver-
zachten , uit hoofde van de groote gevoe-
ligheid der longen; deswegens moet de drank
ook fteeds verzachtende zijn, en daar
voeging van flijmachtige middelen de fcherp-
te der prikkelende weggenomen en omzwach-
teld worden.
Ten
-ocr page 179-
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Afd. 121
133 Ten einde nu met eenige zekerheid de
geneeswijze te bepalen, is de kennis der
teekenen noodig, zoo dergene die den ver-
fchilienden aard der longontfteking kenmer-
ken als die den ftaat van verminderde levenswerk-
zaamheid aankondigen.
De cerfte aanwijzing ontvangt men uit den
ftaat van kracht en de voorafgaande levens-
wijs van het door de ziekte aangetaste dier :
dus kan men bij afgematte, flécht gevoedde
en zwakke paarden, vooral bij vochtig we-
der en jaargetijde niet wel anders dan eene
longontfteking met verzwakking veronderftcl-
Uri, terwijl dezelve bij fterke welgevoede
Paarden, na langdurige droogte, ten minfte
in den aanvang fteeds het kenmerk van ver-
meerderde levenskracht aan den dag legt.
131 De oorzaken der 1 a a s"t g e n o e m d e zijn
gewoonlijk hevige bewegingen, verhitting en
:remde uitwafeming door daar op volgende
verkonding en koud drinken : terwijl voorts
• te veel krachtig voedfel en weinige be-
'ng deze ziekte, zoo al niet voortge-
bragt, ten minfte zeer voorbereid wordt.
135 In tegenover fteUing hiervan zijn de oor-
zaken der longontfteking met ver m ind er-
de levenskracht, al diegene welke deze te
WeSe brengen, als: te veel, te weinig of
H 5
-ocr page 180-
122 ZIEKTEN DER ADEMHALINGSWERKTUIG.
flecht voedfel; te weinige beweging; te fter-
ke en aanhoudende vermóeijenisfen; veran-
derlijk, koud en vochtig weder, vochtige
doffe en vuile ftallen, t^iz.
136 De algemeene kenmerken dezer ziekte
in beide deze fatten, zijn: dat de adem-
haling, welke het paard zeer moeijelijk valt,
fnel met geopende neusgaten en fterke be-
wcgir.g der ribben en zijden gefehieclt, en
gedurig met eenen korten droogen hoest vcr-
zeld wordt; het paard drinkt weinig, of-
fchoon het hevige dorst te kennen geeft en
eet genoegzaam niet; het legt zich weinig
neder en wankelt in het gaan; de uitwen-
dige warmte is merkelijk vermeerden!, heet
en als het ware brandend, de afgang vaak
onnatuurlijk, droog of nat.
137 Die welke bijzender de war e longont-
fteking of den toefcand van verhoogde
leve-
                              n, zi:n: dat in de-
zelve de p o 1 s , groot, vol, hard , ras ,
{eeler) en matig fneïler is dan in den ge-
zonden ftaat, en dan eerst zwak, klein en
fnel (frequens*) , wordt, wanneer door vcr-
waarloozïng, den ftaat van verzwakking voort
gebragt is; de a d e m is veel heeter dan in
den ftaat van gezondheid; het hoesten is
ir. het begin krachtig en helder; de ver-
meer-
-ocr page 181-
de owtsteking der long. II. Afd. 123
meerderde warmte is gelijkvormig over het
geheele ligchaam verbreid, terwijl eindelijk de
dikte der ontftekingachtige korst, welke zich
°P het afgetapte bloed vertoont, in verband
a€* de overige toevallen, eene aanleiding
tot bepaling van de hevigheid der ontfte-
icuig kan geven.
X3S De valfche 1 o n go ntfteki n g of die
met verzwakte levenskracht, Q>assi~
va),
het zij dat dezelve zich dadelijk onder
ott karakter te kennen geeft, of dat het
verzuim in het gebruik van gepaste, of het
• aanwenden van verkeerde, b. v. prikkelmid-
delen, de ware (active) longontiteking in
deze doet overgaan, onderfcheidt zich van
"aar, daardoor, dat wanneer men de hand
aan de linkerzijde op de "Hbben naast het
fehouderblad legt, men het hart buiten-
gewoon fterk voelt kloppen, terwijl
de P o 1 s fiael (frequens) , zwak , klein , kramp-
achtig en fomtijds tusfchenpoozende is-
e ademhaling is fnel en moeijelijk,
doch Ap. 1
UL adem overtreft in hitte weinig die
gezonden ftaat; liet daardoor ver-
_            ' toPpen der zijden is echter vee).
.«erker dan in de wafe ontftekingj zood;i
»S dat men her paard dampig zoude achten;
4 CSt 1S Van dcn beginne af aan reeds
e« afmattende, terwijl de hitte fteeds
on-
-ocr page 182-
124 ZIEKTEN DER ADEMHALINGSWERKTUIG.
ongelijk over het ligchaam verfpreid is,
zoodanig, dat bij afwisfeling de ooren, lip-,
pen, voeten, heet of koud zijn, eindelijk
zijn het knarsen der tanden en gevoellooze
{lompheid, toevallen die alleen de gedaalde
levenskracht vergezellen.
139 De ziekte welke fouitijds heerfchende (epi-
demisch) de grootfte verwoestingen onder de
paarden aanrigt, en na hare gevolgen en
zetel het Ion gen vuur genaamd wordt,
fchijnt niet zonder grond als eene valiche
longontfteking befchouwd te kunnen worden ,.
die fijmptomatisch met eene heerfchende koorts-
ziekte gepaard gaat, en bij de meeste van
eene verzwakte levenskracht getuigt, of ten
minfte fpoedig in dezelve overgaat.
Wanneer dezelve fterke welgevoede paar-
den treft, is zij echter in den aanvang ont.
ftekingachüg, (6) en voor deze bijna al-
tijd
(65 In alle ontftekingsziekten is liet eerfte ti;
dat van vermeerderde levenswerkzaamheid welk door
overfpanning altijd bet daarop volgende var, v er zwak-
king voortbrengt, welke in die evenredigheid grooter is
als de esrfte trap van verhoogde levenskracht boven den
natuurlijken ftaat was gedegen , hét zij dat zulks door de
uitwerking van een ziektenprikkel op een fterk geitel
rzaakt, of dat een ten onpas gebruik van prik-
iddeleu, de ^overfpanning nog meer heeft doeu toe-
nemen.
-ocr page 183-
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Afd. 125
tijd doodelijk, wanneer men dezelve volgens
haren waren aard niet naar de gefteldheid
des paards weet te wijzigen, en dus haar in
den aanvang als eene valfche ontfteking door
prikkelmiddelen behandelt, of de ontfteking-
werende middelen aanwendt, wanneer de
naat van verzwakking reeds aanvang heeft
genomen.
140 De hevigheid dezer ziekte welke zoo
fpoedig den hoogften trap van levenswerk-
zaamheid (sthenie) inflamm. activa') bereikt,
dat zij den arts geen tijd verleent om de
overfpanning te beteugelen, welke door eene
plotfelinge diepe zinking der levenskracht,
en overgang tot den ftaat der grootfte zwak-
te en vêrfterf gevolgd wordt, die alle op-
wekking door prikkelmiddelen vruchteloos
maakt, kan bij zoodanige paarden tot voor-
behoedmiddel, eene aderlating als raadzaam
doen beiehouwen, als het beste middel om
de te fterke overfpanning en daaruit voort-
vloeiende zwakte een perk te ftellen. C7)
___________                                De
(7) De ondervinding fcfa^ de gepastheid van dit mi*
f te bcvcst'S»; bij «„e heerfch'ende borstomfteking on-
'":r dc paard£[I ** tet 'piment busten der garde, in
'oo7, WeMen d.egene wefee ,,„ tot voorbcho,(,in:, d
gelaten, minder hevig door dezelve aangetast, en kwa-
men haar het ligtfte te boven, tervyl \le andere aan
Wle fflen in den beginne zulks had achterwege gelaten
meestal -
            [! chtoffer van werden.
-ocr page 184-
I2Ó ZIEKTEN DER ADEMHALINGSWERKTCIÖ.
141 De geneeswijs der longontftekingen
ntoet dus zoo wel na derzelver veriehil-
lend karakter en onderfcheidene ftatèn onder-
fcheiden ingerigt en gewijzigd worden.
14a De longontftekingmet vermeer-
derde levenskracht, (/>/. s. p,
activa
,) waaraan gezonde, fterke, wel-
gevoede paarden vooral bloot {"taan, ver-
eisdit eene fpoedige hulp, tot vermindering
der ontfteking door eene onverwijlde ader-
lating van omtrent drie ponden, die men
na omftandigheden in meer of minder hoe-
veelheid herhaalt, /wanneer de toe'trul dg:
zrekte niet fpoedig gunftig veranderd; ook
kan het doen inademen van vochtige wanne
dampen, het dikwijls herhaald wrijven met
ftroo, en het aanwenden van verkoelende
en verzachtende lavementen als gepast aange
merkt worden, gelijk ook het zetten v, n
dragten voor de borst. Als leefregel b< I
men het paard matig koel in de ftal te
den; liet in den aanvang der ziekte met
dranken van garst of havermeel, met gele
wortelen enz. in plaats van met haver te voe-
den , en indien de omftandigheden en het
jaargetijde zulks toelaten, het cp het einde
der ziekte, gedurende den dag eenigen tijd
in de weide zenden.
Met deze uitwendige behandeling pare
men
-ocr page 185-
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Afd. 12?
men het inwendia gebruik van zachte buik-
zuiverende , verkoelende en Qijmerige middelen,
zoo als de wijnfteenroom, de ialpeter, het
wonderzout enz. in af kookiel van fcneblade-
ren en lijnzaad of n°. ai. «., en 7. a. waar-
mede rnen echter ophouden moet zoodra de
ontfteking genoegzaam geheel verdwenen is;
terwijl men wanneer de ftaat van verzwak-
king aanvangt die middelen moet toedienen,
welke de oplosfing der in de longen en lucht-
pijpen verdikte vochten kunnen bevorderen
en deze verfterken, zoo als n°. 1. ai. aa.:7
eindelijk befluite men de geneeswijze met
n°. £2. a. b. dat echter niet moet toegediend
worden, bevorens dat de hoest losfer en rui-
mer , de tong en neus vochtiger geworden,
en de overige toevallen van ontfteking ver-
dwenen zijn, wanneer het voeder ook ver-
fterkende kan gegeven worden.
Ingeval uit deze ziekte een droogen hoest
mogt overblijven, zoo worden tot wegne-
ming derzelver de fiijmerige middelen op ge-
lijke wijs aangewend, als hieronder tegen
den hoest voorgefchreven zullen worden.
143 Geheel tegenovergefteld aan de behande-
ling welke men in het tijdperk der ontfte-
king , bij de ware longontsteking moet waar-
nemen , is die, welke zoo wel in. dat van
^et daarop volgende van verzwakking, als
bij-
-ocr page 186-
12.S ZIEKTEN DES. ADEMHALIN GS WERKTUIG.
bijzonder in de valfche longontfte-
kifig (passiva) moet plaats grijpen; ader-
latingen en buikzuiverende middelen zijn in
dezelve doodelijk, daarentegen ' kunnen de
dragten fomtijds van nut zijn, (8) terwijl
men de verftopping alleen door lavementen
moet pogen weg te nemen; heeft daarente-
gen eene boosaardige loop plaats, zoo ma-
ke men van zoodanige gebruik welke uit
kamillen met bijvoeging van kamfer beftaan.
Het is door vlugtige prikkelmiddelen dat
men in den aanvang de levenswerkzaamheid
moet trachten te vermeerderen, en te dien
einde n°. ai. c, ingeven, en herhaald met
ftroo wrijven.
In
(") Zoude men ingeval deze ziekte met rede beducht-
heid inboezemde, dat de longen in verfterf zullen over-
gaan, niet de proef kunnen nemen, om door eenen fter-
fteri tegenprikkel het gevaar van deze edele deelcn af te
wenden, welke daarin beftaat om met een gloeijend ijzer
wederzijds van de rugwervels, achter het fchouderblad den rug
in de uitgeftrektheid van 2 a 3 duim vrij fterk te bran-
den; voorts door eene prikkelende etterbevorderende zalf,
overdekt met eene weekmakeride pap eene fterke ettering
voort te brengen; of indien [men zidks al niet wilde doen
alhier fterkwerkende dragten te zetten.
Deze prikkeling in de nabijheid des rugmergs kan niet
misfen zeer veel aandoening aan hetzelve te veroorza-
ken, en zoude van de gelukkigfte gevolgen kunnen zijn,
door de aandoening welke door hetzelve aan het geheele
dierlijke geitel (organismus) medegedeeld wordt.
-ocr page 187-
DE ONTSTEKING BKR LONG. II.Afd. 129
Indien de hartkloppingen verminderen, de
pols langzamer en voller, de ademhaling ge-
makkelijker en trager wordt, zoo mag men
hoop op herftel' voeden. Wanneer daarbij de prik-
kelbaarheid vermeerdert, en de ziekte eerrig-
zins eenen gunitigen keer neemt, zoo verwis-
fele men de vlugtige prikkelmiddelende tegen
aanhoudende, als wilgen- of eikenbast, kal-
mus enz., terwijl men voorts bij aanhouden-
de beterfchap , toenemenden eetlust, natuur-
lijk ademhalen en weinig hoesten , n°. 2a»£.
om de volkomene herftelling te bewerken,
en voorts goed hooi en haver behoort te
geven.
144 De uitflag der longontfteking, welke,
wanneer deze zieh als eene ware Qac/iva')
kenmerkt, bij eene doelmatige behandeling
meestal fpoedig en gunftig eindigt, is als-
dan eene volkÖmene verdeeling" der ohtfte-
king en daarop volgende genezing; in het
tegenover geftelde geval heeft dezelve verderf
en eenen fnellen dood ten gevolge, of laat
verhardingen en daaruit ontfpruiteóde dam-
pigheid achter, of verllrekt ten oorzaak
aan borstwatevzueht, verërtering , verzwering
der long °f?_tering, die alle als ongenees-
lijke kwalen het paard vroeger of later weg-
liepen.
i
k. De
-ocr page 188-
130 ZIEKTEN DER ADEMHALINGS WERKTU ! G.
i>. De aamborftigheid of d a m p i g h e i d.
145 Ecne der meest gewone gevolgen ecner
kwalijk verdeelde longontfteking is , de uit de
ve-rnar<tingen jn de long ontftaande aambor-
ffigheid {astAmay, bekend onder den naam
var. dam.pi g h eid Qla pousse") , en welke
flechts dan eenige hoop op herftel overlaat,
wanneer dezelve flechis eenen geringer! trap
bereikt heeft en niet verouderd is.
J46 De oorzaken dezer kwaal, voor welke
vette, k'orthalzifjê paarden van zekeren ou-
derdom net meeste vatbaar zijn, hebban in
verkouding, fchielijke verandering van voe-
het gebruik van nieuw of Hecht hooi, en te
V< el ivbé -'er bij te weinige beweging; voorts
groot verlies van bloed, voorafgaande ziek-
ten •' als borst- en Iong-orïtftekijjig, de droes,
ie. fcnlelfjk opgedroogde of kwalijk genezene
zweren, verkeerd behandelde en teruggedre-
vene huidziekten, loop enz.
147 De ken te eken en die dezelve oplevert,
beftaan in eene vèrfhittderde levendigheid,
eenen doffen korten herhaalden hoest, vooral
des morgens; het paard ademt met opge-
rde neusgaten in en met gedruisch we-
r uit, waarbij de zijden flaan, de rib-
;ien buik krampachtig ingetrokken worden,
terwijl het met dit al eene fclnjnbare
ge-
-ocr page 189-
DE DAMP1GHEID. //. Afd.         131
gezondheid en eenen goeden eetlust bezit; al
deze toevallen nemen toe wanneer mm zulk
een paard eenigzins fterk doet bewegen ,
of het in eenen warmen ftal plaatse, vooril
wanneer het veel hooi heeft gegeten, do.h
verminderen , wanneer het in de weide of op
ftal groen voeder geniet.
148    In de geneeswijs moet men zich naar
de oorzaken rigten, en in de geheele ziekte
het hooi volltrekt onthoudende, alleen ftroo
1
en haver in eene mindere hoeveelheid geven;
voorts het paard warm dekken, met brande-
wijn en zeep wasfehen en flechts eenen ma-
tigen arbeid doen verrigten. .
Allerheilzaamst is in het begin dezer ziekte
het dagelijks voederen van twee of drie on-
een ijslan&fche mos, het ingeven van ont-
lastende middelen: als 1
             'teen en dub-
belzout, hierbij voegende indien de ziekte
van eenen -krampachtigen aard is, n°. 123 0,
h en c. en zette vooral een dragt vóór de
borst.
c De hoest.
149    Dei'            - ■■.. ) latoux~)3 welke zonder
eene andere ziekte te verzeilen ofte volgen,
zich als eene bijzondere ongefteldheid van de
werktui
                   mhaiiag oe.enba.art., (tussis
I 2                                  idi'0»
-ocr page 190-
I32 ZIEKTEN DER ADDMHALINGSWERKTUIG.
idiopathica ), kan men onderfcheiden in eenen
drooge n en in eenen v o c h t i g e n hoest,
bij welke laatite eene of andere vochtigheid
uitgeworpen wordt, en die zich vooral ont-
dekt wanneer het paard bereden is.
150 De oorzaken van dezen hoest kunnen
voortgebragt worden, door verandering van
jaargetijde, vcrkoiub'ng, ingeademd ftof, te
fterke infpanning, Hechte vochtige duffe Hal-
len en vorige ziekten.
1.51 Een korte drooge hoe s t uit de
beide eerfte oorzaken ontftaande, kenmerkt
of dreigt meestal het begin eener ontfteking
der ïo'ng en vereischt bijna eene gelijke be-
handeling, waartoe behoort dat men zoo wel
in dit als alle andere diergelijke gevallen,
waarin paarden door hoest aangetast worden,
dezelve in zuivere, luchtige, gematigde en
togtvrije ftallen plaatst; hun warme dampen
; doet inademen, zuiver voeder zonder ftof,
doch geen of weinig hooi geeft, flijmerige
middelen als heemst- (althaa j en graswor-
tel, arabifche- of draganthgom doet gebrui-
ken ; het driemaal daags een flikbrok of drank
van | ons wonderzout C zwavelzure foda) en
a dr. falpeter met honig of lijnzaadwater,
110. 24 of 25 geeft, doende daarbij in hon-
geren trap van ziekte of uitblijvende beter-
fchap
-ocr page 191-
DE HOEST. //, AJ'd.             I3S
fcliap eene aderlating en zette des noods bij
ecne hardnekkige drooge hoest dragten aan de
dijen.
Ontftaat dezelve door ingeademd ftof zoo
make men van dampbaden, en het ingeven
van garst- of lijnzaadwater gebruik.
Daar de oorzaak welke flécht hooi ople-
vert in de eerite wegen gelegen is, zoo
geve men het pcard buikzuiverendé middelen
Biet bijvoeging van braakwijnfteen C gefpies-
glansdewtinfteenzürè potasch) en wonderzout,
voorts flijmerige dranken en lijnkockvvater.
Is de oórfpr'ong der kwaal aan eenen kwa-
lijk genezenen ofverplaatftcn droes, verzuimde
verkoudheid of longontfteking toe te fchrij-
ven , zoo is dezelve vaak met het volkomen-
fte gevolg genezen, door het purper vingerkruid
(Jicrb.d'tgit. flor. J>iirpurea~) waarbij men van *.
tot 8 en 10 grein dagelijks opklimt, en te dien
zelfden einde 2 fchrupcis bij n°. 25 voegt.
i5n Eene zwakke vochtige hoest ver-
eischt goede haver- en meeklonken, en het
ingeven van n°. 26 a.
Ontftaat dezelve door zwaren arbeid, zoo
late men het eerst rusten en daarna zich
Hechts matig ;n cje opene'lucht bewegen.
Is de hoest k r a m p a c h t i g zoo geve
»ien ii°. 2Ó b.
I 3                              VIER-
-ocr page 192-
134 ZIEETKN pER !Kf^;VANDEN,
VIERDE A R T I K E h.
Ziekten der ingewanden.
K. Het k o 1 ij k of b u i k w e c.
1^3 Het kolijk of buikwee Qcoftca') la roïïque,
les tranchées*)? wordt na deszelfs oorzaken in
wind- b'avi;'- worm- en zoogenaamd lood-
kolijk of datgene h
                door vergiftiging
veroorzaakt wordt, ondcrfüieiden.
154 De algemeen e toevallen en ken-
te eken en zijn; verftopping of doorloopT
grove flecht verteerde-, vaak met flijm be-
dekte mist; herhaalde pogingen van het paard
om deszel'S water te Lozen; het geeft voorts
deszdfs fmert door krabben met de voorvoe-
ten te kennen, draait het hoofd weerm
naar den buik, werpt zich neder, wentelt
zich en fpringt weder op. Bereikt het toe-
val eenen hoogen trap zoo gaat het aks ra-
zende te werk, waarbij het echter de&zelfs
meester en oppasfer kent, hetgene bij de
kolder geen plaats heeft.
j 55 Het w i n d - k o 1 ij k kenbaar aan eenen
opgeblazeïien buik en zijden en het romme-
len der winden, wordt veroorzaakt, door
overvoederen vooral van opblazende kruiden 9
als jonge natte klaver, nieuw ongebroeidhooi,
enz.
-ocr page 193-
H ET KOL IJ K. II. J/d.         135
enz. door fcherpe 1'gchamen, bijzonder door
vergiften , door ver dopping van den aarsdarm,
door harde mist enz-
156 In de genezing moet men even als in
alle ziekten de oorzaken zoo veel mogelijk
trachten op te 1'poren ten einde deze naar
dezelve te wijzigen, Men zocke zoo fpoe-
dig mogelijk de winden te doen ontlasten
door lavementen, welke in het algemeen in
alle kolijken meer dienst verkenen dan in-
wendige middelen , en waarbij men fteeds van
de zachtfte tot de meer prikkelende moet
opklimmen: dus geve men eerst n°. 39 , a,
dan b, en eindelijk c; men wriive het paard
met ftroowisfen, giete het koud water fchie-
lïjk en met geweld op het lijf en wriive het
droog ,- doe het cene matige beweging in den
ftap verrigten, doch rijde het nimmer fterk',
en zorg het een goed legftrqa heeft; men
trachtc, indien men de oorzaak aan verllop-
5 toefchrLjTt, de mist af te halen, en
vooral indien de hevigheid der pijnen eene
ontftekuig dreigt of aankondigt , deze
door ééne of des noods herhaalde kleine
aderlatingen weg te nemen of voor te ko-
men; voegen zich krampen bij het wind-
koüjk. zoo menge men in de lavementen 1
drachma opium of 2 dr. duivelsdrek „ ter-
wijl men inwendig n°. 33, a en vervolgens
1 4
                             33,
-ocr page 194-
13<5 ZIEK ï E N D E R I •: O E W :\ N D E N ,
33, b. geeft, wanneer hét kolijk Opgehouden
is om de ingewanden te venlcrken, tot welk
einde men het tevens ijzèrwater kan doen
drinken.
T57 Ontftaat het kolijk door verkoudi r. g,
zoo moet men in de eerfte plaats door n°.
33 «5 en de lavementen van n°. 39. ontlas-
ting pogen te bewerken, en voorts daarbij
door eene matige beweging het wel toege-
dekte paard uitwafeming trachten te bezor-
gen en de huïdkramp weg te nemen, waar-
toe men het n°. 38 ingeeft.
Openbaart zieh het kolijk na het fehielijk
drinken van koud water, zoo geve men het
paard eetré flesch Warm bier in, doe her
leiden, met llroo wrijven en warm toedekken.
.158 Het k r a m p -k o 1 ij k hetwelk door ver-
fchil'endé oorzaken ontdaan kan: als door
ontfteking der ingewanden of werktuigen der
■fpijsvertering, door bnvéfduweïijkheid (indi-
gestie), verftoppingen, verkouding, onzui-
verheden , vergiften , wormen , enz. veré
dat men , indien zulks mogelijk is, indecente
plaats de naaste oorzaak uit den weg ruime
en de door haar veroorzaakte gevolgen. te
keer ga.
Ï59 Deze is de ontfteking der ingewanden
wel-
-ocr page 195-
M iï T K O L ]J K. //. Afd.           137
welke of deze kolijken voorafgaande, de-
zelve Veroorzaakt of opvolgt, kenbaar aan
de vermeerderde toevallen , toenemende pijn
en harde kleine pols, verdienende des te
meer opmerkzaamheid wijl indien dezelve niet
verdeeld kan worden, zij het toeval in ver-
j'ttrving en den dood, of in uitterende kwa-
len doet eindigen.
i6o Men poge dus dezelve weg te nemen door
aderlatingen, welke men bij het minfte ver-
moeden van ontfteking nimmer verzuimen
ïiioet, zelfs dan, wanneer de bij de ontfte-
king der buiks-ingewanden vaak bedriegelijk,
klein en fnel zijnde pols, zulks niet fchijnt
te vorderen; voorts door lavementen, het
gebruik van ftortbaden, van koud water;
dat' van warm zemelwater met malva- (kaas-
jes) en glaskruid; het ingeven van n°. 35
a, b of 36. Men vermijde alle verhittende
middelen en zouten, waarom ingeval men
bemerkt dat de laatfte te fterk prikkelen, men
n°. 37 zoo wel tot ingeven als tot lavemen-
ten bezigen moet.
Houden de toevallen op, zoo geve men
een zacht buikzuiverend middel als van 6
t
oneen woriderzout met   4 oneen honig in
èen pint lijnzaadwater   opgelost, voorts,
geen hooi maar weinig   en ligt verteerbaar
voedfel, als zemelen,   haver- of garft en-
1.5                         meel.
-ocr page 196-
138 ZIEKTEN DER INGEWANDEN,
' meel, enz. en vare hiermede cenige dagen
van aanhoudende b£teïfchaj? voort, welke
men aan het ophouden der to vallen er: het
terugkeren van den eetlust herkent, ais wan-
neer men het la; gzamerhand weder aan het
gewone voeder gewenc en de kuur met
n°. 33, b. of 34 bcfluit, en voorts waar-
neemt om na alle kolijken, het groene voe-
der, koud water, en baden te vermijden,
maar daarentegen het pa.ard olieachtige zaden
en meeldranken te doen gebruiken.
161 Het door o nver te erb aarh e i cl (indi-,
gestie) voortgebragte kolijk, een zeer veel
plaats hebbend toeval, ontftaat, of door de
zwakte der ingewanden om het voedfel te
verteren', of uit het genot van qpzy-ell nd
de maag overladend voeder, als rogge, kla-
ver, enz. of uit deszelfs overmatige hoe-
veelheid , die dikwijls door het bersten der
maag gevolgd wordt, alsmede door den
plotfelingen overgang van iang genoten zacht
en week voeder, b. v. gras, meel', enz, dat
de ingewanden verüapt heeft, tot zeer!;
als erwten, boonen, rogge, enz., of wel
door fterke beweging kort na of vóór bet
voeder, waarvan het ecrfle de fpijsyertering
ftoort, en deze in het laatlle geval de ver-
eischte kracht er toe doet misfen.
Dit alles geeft aanleiding tot dit toeval,
dat
-ocr page 197-
H ET K O L IJ K. //. Afd.            I39
dat vooral in eene maagkramp beftaat, en
waarvan de kenteekenen genoegzaam met die
der andere koliiken overeenftemmen; echter
moet men om de oorzaken te kennen, de
levenswijs en behandeling van hot paard on-
derzoeken , hetgene als eenen algemeencn
regel ter beoordceling van den aard des toe-
vals aangemerkt dient te worden.
In het algemeen heb 1-en de cloor deze on-
gefteldheid aangetaste paarden dikwijls , doch
weinig ontlasting, waarop, indien de natunr
of kunst geene gurdtige verandering te weeg
brengt, eene volk'omeae verftopping met ont-
fteking gepaard, of door deze gevolgd, te
wachten is.
162 Tot genezing beginne men even als
in alle andere hevige kolijken, met het
doen eener naar omstandigheden geëvenredig-
de aderlating, voorts zette men alle vieren-
deel uurs een lavement, zoo als hiervoor.
in n°. 39. b. is voorgefehreven, waarvan
warmte des waters bijzonder tot de
-"tfpanning toebrengt, terwijl men inwen-
dig n°. 33. o. ingeeft.
t63 Maar al te vaak wordt zoo wel dit, als
het krampkoli-k door v e r ft o p p i n g gevolgd,
:tcnde men- om deze gevolgen te doen
ophouden, de- oorzaken tegenwerken, tot
wier
-ocr page 198-
140 ZIEK T E N DER I N G E W A N I) E N ,
wier ontdekking de volgende kenmerken zich
aanbieden, dat indien dezelve uit overeeten
of uit opblazende voedfels beftaan , het paard
van de krib terug treedt, deszelfs lijf zwelt,
de adem wordt benomen , en alle toevallen
van kolijken vertoonèn zich, waarvan men
het paard moet pogen te genezen, door het
op de boven befchreverië wijs te behande-
' len, even als bij het uit verftopping ont-
ftane kolijk opgegeven is.
I. De loop.
164 Men kan deze kwaal naar deszelfs trap-
pen en oorzaken in een gewone bui k-
1 o o p (diarrhaa) cours de ventre) en p c r s-
of b 1 o e d 1 o o p (dyssenteria) dissenterie) on-
derfchciden , terwijl zij daarenboven naar de
ingewanden, welke meer bijzonder door de
ziekte aangedaan worden, onderfcheiJene
kenmerken oplevert.
,t6"5 De oorzaken zijn meest te zoeken in
verkouding, ongezond water, flecht voedfel,
verandering van droog en groen voeder, te
zwaren arbeid, vooral in de hitte; te veel
rust, befmetting en te fterke buikzuiveremle
middelen; terwijl de gewone buikloop dik-
wijls ook andere ziekten als een toeval ver-
zelt.
Al-
-ocr page 199-
DE LOOP. II. Afd.            141
166 AUergewigtigst is het de onderfchei-
d i n g s - k e 111 e e k e n e n gade te liaan, die
de verfehillende foorten en trappen dezer
ziekte aanduiden, ten einde deze volgens
haren aard te behandelen.
\Cl Ontftaat de loop uit eene gebrekkige af-
fcheiding der gal, Qde zoogenaamde lever-
loop) zoo is de afgang groen of geelachtig
en wordt met pijn ontlast.
.Door opgehoopte flijm voortgebragt, is deze
met veel flijm en fomtijds met wormen vermengd.
168    In die welke uit zwakte der verterings-
werktuigen ontftaat, Qienterie) is de mist
Hechts wecker, niet te zamenhangende en
met onverteerd voeder vermengd; de minst
bedcnkelijkfte is die wanneer de afgang f lechts
dunner en menigvuldiger dan gewoonlijk is,
doch in aard met den gezonden overeenltemt,
terwijl het paard geene zwakte vertoont.
169    In den buikloop, welke men oneigen-
aardig met den naam van vet f m e 11 e n be-
ftempeh, en die alleen eenen hoogcren trap
van loop is 5 die door langdurigheid gewoon
(habitueel) geworden is, is de mist vast,
doch met een flijm bekleed welke deze het
voorkomen van gefmolten vet doet verkrij-
gen.
De
-ocr page 200-
242 ZIEK TE N DER INGEWANDEN,
17c De hoogfte trap van den loop Qdysiente-
ricj
woick gekéömèrkt door het plaatftlijk
lijden der darmen, door ftefke en pijnlijke
pcrüng, gevolgd door weinig afgang van
onderscheidene gefteldheid, beftaande in klei-
ne, met witte flijm overtrskkene keutels,
terwijl het overige eene geelachtige of bloe-
dige vochtigheid uitmaakt.
171    Bij de genezing dezer ziekte behoort
men het karakter en de oorzaken derzelve
op te fporen, daar hierna de behandeling
gewijzigd moet worden.-
172    Heeft de loop een ontflekend karak-
ter , en is dezelve met waart', hijnlijkheid aan
verkoudheid toe te fchrijven, zoo geve.
men in den beginne n°. 40. daarna opium,
n°. 44. en 45. lijnzaad en meeldranken,
■fliimerige lavementen, dampbaden en een
warmer ftal dan gewoonlijk, ten einde de
uitwafeming te herftellen, en de door ver-
keerde affcheiding veroorzaakte prikkeling-
der ingewanden weg te nemen , waarbij men
als lavement n°. 39. e. voegt, voorts na
eenige beterfehap zachte middelen, terwijl
men om de voortdurende hebbelijkheid des
•afgangs te matigen, fterke herftellende mid-
delen, zoo als n°. 44. met aluin en een
weinig opium bij n°. 41 geven kan.
In
-ocr page 201-
DE LOOP. II. Afd.               143
J7g in de galachtige of leverlóóp geve
men eerst nc. 40, en lavementen van ze-
melwater met wat wijnfteenroom, vervolgens
n°. 42 en eindslijk n°. 44 met meel- en lijn-
zaaddranken.
174    Kondigt het karakter der loop zwakte
en geneigdheid tot ontbinding der vochten
aan, zoo moet déze als eene rotkoorts be-
handeld'worden, terwijl tegen eenen gerin-
gen trap van den loop, een (lap afkookfeï
van eikenbast niet opium, in liinzaadwater,
en in eenen hoogeren trap derzelve indien
de ömftandigheden zulks vereffenen aluin,
kamfer en wijn in flijmachtige afkookïels in-
gegeven moet worden. Op gelijke wijze moet
diegene welke uit «ene ongefteldheid der ze-
nuwen ontfpruit, als eene zenuwkoorts be-
handeld en voorts n°. 45 ingegeven wor-
den ; voorts herftclt men de zwakte der ver-
terings - werktuigen door bittere middelen
n°. 34, a. eene matige beweging in de opene
lucht, goed droog voeder, frisfehen drank
en bewaring voor koude.
öntftaat de loop uit te veel rust, gebrek-
kige afzondering 0f opg~ehoopte vuiligheden in
de ingewanden zoo geve men n°. 40.
175    Is dezelve alleen aan de eigenfehap of
verandering van het voedfel toe te fchrijven,
of
-ocr page 202-
144 ZIEKTEN DER INGEWANDEN,
pf als eene poging der natuur te be'chon-
wen om fchadelijkhedeö te verwijderen, zoo
is in het eerfte geval voldoende om het
voeder te veranderen, terwijl men in het
tweede, zich wel hebbe te wachten om door
opi'topping de natuur tegen te werken, daar-
entegen is het zeer heilzaam in eene heb-
belijk gewordene loop, door het zetten van
een dragt voor de borst, den prikkel weg
te nemen die de ziekte te weeg brengt, en
daarbij n°. 44 te geven.
Voegt zich de loop bij eene andere ziek-
te, zoo geve men n°. 44, en vervolgens
11°. 41 , welk laatfte middel mede zeer dien-
ftig is, wanneer de oorzaken in zuren in de
maag gelegen zijn.
i~G In alle toevallen welke liet darmkanaal
aandoen, geve men alle geneesmiddelen in
kleine hoeveelheden maar dikwerf in een of
ander flijmcrig middel, ,om de ingewanden
des te minder te prikkelen; terwijl men vooral
van lavementen veel verwachten kan ; daar en
boven zijn inwrijvingen van fpaanfche vliegen-
zalf fomtijds zeer dienftig, en in alle biiik-
loopen bij gedaalde levenskracht, met eene
drooge huid, groote pijn, perfingen enkramp,
achtige toevallen is de opium en duivelsdrel;
als een hoofdmiddcl aan te merken.
Het
-ocr page 203-
DE LOOP.//. Jfd.              H$
177    Mei: tegenover gefielde van den loop is v e r-
fttrpth eid welke veelal op kolijken volgt en
tot wier wegneming aldaar de middelen op-
gegeven zijn, waartoe men zeer ten on-
pas buikzLiiverende middelen zoude aanwen-
den; de beste daartegen zijn in het geven
van groen voeder des zomers en meel- of
zemehvat'er des winters gelegen. In liet al-
gemeen zijn de buikopenende middelen in de
meeste gevallen als onzeker en gevaarlijk aan
te merken, en flechts in eenige weinige
ontrteldngsziekten als gepast te befchouwen,
kunnende men alsdan zonder gevaar ook het
volgende zeker en goedkoop middel gebrui-
ken , betraande in een pond rozijnen in een
kan water tot op de helft te doen verko-
kert en in eens in te geven, daar anders
in de meeste ziekten de lavementen verre
den voorrang verdienen.
c. De verlorene eetlust.
178    Hoe zeer de natuur zich niet ongeflraft
door de kunst tot eene ilerkere fpijsverte-
ring laat dwingen, en dus alle door be-
drog en onkunde uitgevondene middelen welke
men aanwendt'om het paard tot een meerder
genot van voedfel aan te prikkelen dan het
tot inftandhouding der gezondheid noodig
heeft, al; de ecrltc oorzaken van dcrzelver
K                           fto-
-ocr page 204-
14-6 ZIEKTEN DER INGEWANDEN-,
ftoring zijn aan te merken, kunnen echter
ongefteldheden der ingewanden en vergader-
de flljm in de maag, of dcszelfs zwakte de
werkzaamheid der verteringswerktuigen ftretn-
men, welke alleen door eene aanprikkeling
herfteld kan worden; hiertoe geve men
als voeder, radijs, ramenas en peperwortel,
en op ie.'er havervoeder een lepel vol van
11°. 46. a. Of b. ; gewoonlijk is een lepel
vol mosterdzaad en keukenzout, zelfs alleen
het laatstgenoemde, wanneer men van ande-
re middelen verdoken is, in* de meeste ge-
vallen toereikende om den eetlust te her-
fteUen , terwijl men de hoeveelheid van het
hooi en haver vermindert, en naar evenredig-
heid der terugkeerende graagte weder lang-
zaam vergroot.
Men lette voorts of het paard al of niet
naar deszelfs voeder tracht, in het eerde
geval heeft eenig plaatfelijk gebrek plaats,
het zij in den mond, aan de tong of in
de keel, of wel eene kwade fmaak in den
mond, welke men meermalen met azijn en
zout moet uïtwasfchen;edoch men vermijde de te
regt afgekeurde gewoonte om den mond door
het afflaan van de punten der kiezen,
zoo als men het noemt, te doen fchoon
maken; weigert het daarentegen het voe-
der, zoo onderzoeke men of dit ook
bederven of de krib vuil is, moetende men
in
-ocr page 205-
w o e m e n; II. /j;'d.            147
indien geen van beide plaats heeft, het 24
uren doen vasten: welk middel insgelijks
met vrucht kan worden aangewend , wanneer
de oorzaak in het overladen der maag door
de op eens gegevene te groote hoeveelheid
voeders is te wege gcbragt.
d. W o r m e n.
179 Onder de toevallen welke de ingewanden
treffen , kunnen er verf :heidene aan eene on-
matige hoeveelheid wormen , van veifcbiUende
foortcn worden toegefchreven ; die zich , het zij
de maag of ook de darmen ten woonplaats uit-
gekozen hebben, zijnde het dus deze van welke
men het paard moet trachten te bevrijden , waar-
toe een zeer gemakkelijk middel zich aan-
biedt , in 4 of 6 oneen glinfUrend fchoorlteen-
xoet in een pint melk ontbonden in te ge-
ven , waarmede men eenige dagen voortgaat,
en vervolgens n°. 28. c. ingeeft, terwhT
daar zwakte der ingewanden gewoonlijk met
wormen verzeld gaat, zoo geve men daarna
n°. 3. en 9, na het ophouden der kenteekenen
van bet aanzijn der wormen.
Als eenvoudige hulpmiddelen wordt het
geven van ètn handvol .rijnvaren - kruid {herb.
santomcP):, zelfs dat van een handvol gemeene
tabak, op het eerde voeder, als een middel
K a                           aan-
-ocr page 206-
14» ZIEKTEN DER INGEWANDEN,
aangeprezen, dat dikwerf krachtdadig tot
hunne verdrijving medewerkt.
V IJ F D E ARTIKEL.
Ziekten van de werktuigen der piso:;lhnting.
Do opftopping van het water.
180    De opftopping van het water, een niet
zeldzaam' toeval, hetwelk eene lpoedige en
krachtdadige hulp vereischt, ontleent des-
zelfs aanzijn uit verfchillende o o r z a k en,
als uit verhouding, winden, verftopping,
kwetfing, voorafgaande ontdeking, verhar-
ding der voorftaanklicren, verlamming dei-
blaas, taaije flijin of zand in dezelve: ter-
wijl de door deze veroorzaakte toevallen me-
rendeels van eenen krampachtigen aard zijn.
181     Men ontdekt hetzelve aan de volgende
ken t e ek e 11 e n : het paard is benaauwd,
ziet angftig naar de zijden; doet gedurig
pogingen om het water te lozen, het ftampt
en krabt met de voorvoeten, terwijl deszelfs
ademhaling onregelmatig is.
182     De oorzaken geven de geneeswijs aan
de hand, welke vooral daarheen moet 1'trek-
ken om door bewerking van ontipanning de
kramp-
-ocr page 207-
DR OPSTOPPING VAN HET WATER. II. Afd. I49
krampachtige toevallen te doen ophouden,
door warmte, lavementen, en des noods door
aderlatingen; men gebruike als lavement
ii°. 39./'. en geve inwendig n°. 47. a. en b.
Eene geringe opftopping kan men dik-
wijls door plaatfing in eenen warmen fchapen-
ftal, het leggen van warme omflagen op
de lendenen, het inbrengen van zeep of ta-
bak in de fchede of van eene pisfebed in
den koker, gepaard met eene zachte bewe-
ging, doen ophouden.
Ontftaat dezelve door onrfteking van de
blaas of der nieren, zoo moeten aderlatin-
gen en lavementen in het werk gefteld en
■flijmerige en verzachtende middelen ingege-
ven worden.
1R3 Tegen de zoogenaamde koude p i s, of
1 out erftal, die uit verkonding ontftaat,
/.ijn flijmerige middelen, verkoelende dranken
en aderlatingen als raadzaam aan te merken.
nJfa»
V 3                       VIER-
-ocr page 208-
150
• V I E R. D E H 0 0 F D D E E L
DE TOEVALLEN DOOR UITWENDIGE OORZA-
• KEN VOORTCEÏRAfiT, OF DIE ZICH UIT-
WENDIG AAN HET LIGCHAAM
VERT00NEN.
EERSTE ARTIKEL.
De vergiftigingen.
li?4 Hoe zeer in oorfprong en iiitwerking'en
onder cheiden, ftemmën echter de vergif-
tigingen daarin overeen, onverfchihig of
zij hunnen oorfprong uit het delfftoffelijk,
groeiftovïelijk of dierenrijk ontkenen, dat zij
het levensbeginfel op de vcrwoestendfte wijze
aantasten en indien geene onverwijlde en ge-
paste hulp hunnen, voortgang ftuit, de he-
vigfte toevallen met eenen {'nellen dood doen
hefluiten.
Vele vergiften uiten hunne fchadelijkheid
door hunne overmaat of verkeerde aanwen-
ding, terwijl zij in eene juist berekende gave
toegedeeld tot de heilzaamfte geneesmiddelen
verltrekken; dezelve doen zicli dus door hun-
ne, verderfelijke uitwerkingen kennen wanneer
deze evenredigheid overtreden wrordt, welke
de ondervinding leert dat bij de onderfchei-
de-
-ocr page 209-
DE VERGIFTIGINGEN. // Afd. Ifjl
dene dierfoorten aan groote wijzigingen on-
derhevig is; of ook, wanneer onkunde of
achteloosheid oorzaak zijn dat giften 'binnen
in liet ligchaam gehragt Worden, die alleen
uitwendig hunne wTerking hadden moeten ver-
roten.
«. De delfft offelyke vergiften.
185 De del fft of f el ijk e zijn degene die
zich het eerst aan onzen aandacht aanbieden,
en beftaan uit die welke uit bet kwikzilver,
rattenkruid , koper , lood, fpiesglans en der-
zelyèr bereidingen, de delfftoffelijke zuren
enz hunnen oorfprong ontkenen, terwijl men
daaronder ook de nadcüige gevolgen kan
rekenen welke door het overmatig en onge-
past gebruik van fommige middelzouten ver-
oorzaakt wordt.
Met uitzondering van die welke door de
loodgiften voortgtbragt worden, welke za-
mentrekkend en langzamer doch niet minder
üadeèlig werken, brengen de andere delfftof-
felijke giften, zoo als het rattenkruid, het
fpaansehgroen, de kwik- en fpicsglansberci-
dmgen door den hun eigen fcherpen prik-
kel , de bevigfte ontftekïngen der ingewanden
te weeg, gelijk mede dit door de zwavel-
zout- en falpeterzuren veroorzaakt wordt.
K 4.                                x8tf
-ocr page 210-
. $-$0. ZIEKT^K BOOR UITWENDIGE OORZAKEN.
186 De eerfte vordering tot redding is onver-
wijlde hulp ter beteugeling van den voort-
gang der werking dezer vergiften, zoo door
hunne 'fcherpte te omzwachtelen als hen te
ontbinden. Men bewerkt zulks bij alle door
het ingeven eener ruime hoeveelheid vette
zelfsftandigheden zoo als olie, ongezoutcne
boter enz.; terwijl men tevens tot ontbie-
ding van deze alle, (met uitzondering van die uit
lood,) loogzoutige bereidingen, vooral van
zeep in eene aanmerkelijke gift, met veel
zoete melk ingeeft, en bij de loodgiften 1 a.
2. draclima aluin met 1 a 4 drachma opium
toedient; zijnde voorts in de mijnftoffelijke
zuren , alleen verdunnende en met dezelve in
verwantfehap ftaande middelen in ftaat der-
zelver ichadelijkueid te verminderen.
I. De groeif t of f e lij k e vergiften.
i87 De groe i ft.o ff el ij kc vergiften werken
meestal verdoovend op liet gevoel , zoo als de
opium, fcheerling, de nachtfehade, jkraan-
oogen , de taxis en meer andere, of wel bij-
tende zoo als de witte nicswortel, de wolfs-
melk enz.
Van de eerfte doet eene geringe hoeveel-
heid weinig nadeel aan het paard, terwijl
men diegene welke door grootere te weeg
gebragt worden , het beste door groeiftoiFeli'ke
zn-
-ocr page 211-
be vergiftici;:cex. Il Afd. 153
zuren als azijn, alsmede door melk en olie
tegengaat. Schadelijker dan deze is de taxis
welke zelfs in kleine hoeveelheid als doo-
delijk voor het paar,d, __ wordt opgege-
ven.
188, Het tweede foort van plantgiften die door
hare bijrende eigenfehappen, die zich zelfs bij
het uitwendige gebruik aan den dag leggen,
en dus zoo veel te meer inwendig de he-
vigfte ontftekingen veroorzaken, vereifclien
dat men deze door het ingeven van flijme-
rige en olieachtige middelen, zoo als olie,
lijnzaad-drank, melk enz. onfchadelijk poge
te maken.
189 Behalve deze zijn er nog eene menigte
plantgewasferi zelfs onder de gewone voe-
derkruiden vermengd, welke zoo al geenc
doodelljke, ten minfte eene zeer nadcelige uit-
werking op de gezondheid te weeg brengen,
welke nog grooter zoude zijn, ware het
niet dat plantetènde dieren dezelve in veel
grooter hoeveelheid kunnen verdragen dan de
vleeschëtende; des hiettegenftaartde blèjff het
allerraadzaamst, zoodra men bij het genot
van eenig nieuw voeder of'weide, verfchei-:
dene paarden aan eene gelijkvormige onge-
steldheid, ziet lijden, hetzelve te onder-
zoeken , in allen gevalle liet te veranderen
K 5
                              en
-ocr page 212-
154 ZiEKTEN DOOPv UITWENDIGE OORZAKEN.
en des noods de vereischte tegenmiddelen in
het werk te {'tellen.
c. De dierlijke vergiften.
190 De dierlijke vergiften zijn tweeledig,
namelijk die welke door den beet of de fteek
van eenig dier, en die welke door befmetting
aan het ligchaam medegedeeld worden.
Tot de eerfle behooren bovenal de beet
van dolle honden, die der adders, en de
fteek van gekorvene diertjes , zoo als van
wespen en horfels; Van welke eerfte als
liet gewoonlijkfte en gevaarlijkfte, alleen hier
lcortellik melding zal geüdiièden , en van
de andere hier hechts ter loops met weinige
woorden gewag behoeft te worden gemaakt,
daar de beet der adders hechts in die lan-
den te duchten is, waar dezelve door me-
nigvuldigheid en warme luchtftreek het paard
aan de doodelijke gevolgen van dit toeval
blootftelt, ifcrwiiï de fteken van infekten wel
- van pijnlijken doch niet dan door hunne
menigte van gevaarlijken aard zijn en men
dezelve door inwrijven van warme olie fpoe-
dig kan doen verdwijnen. *
«. De dolle hond sb e et.
151 Bij deze is het meeste van uitwendige
mid-
1
-ocr page 213-
DE DOUE HONDS B E E T. II. Afd. fcg£,
middelen te verwachten; men brandt of
fnijdt de wond zoo v ;r mogelijk is uit,
kerft en bel'tnjkt ze met fpiesglansboter,
na ze in het eerfte oogenblik met zout en
azijn of ftherpe zeepzieders loog uitgewas-
fchen te lubben , moetende men, indien de
plaats zulks niet toelaat, de wond met zout-
zuur bevochtigen en met poeder van Ipa.n»
fche vliegen beftrooijen, terwijl men als in-
wendig' middel n°. 50., of om den anderen
dag 3 urachmas nachtfehade-wortel (r. bdla-
durina~) kan geven.
d. De vergiftigingen door b e fin et t ing;
192 Onder de dierlijke vergiften kan men ook
die ziekten rangschikken, welke zich door
mededeeling voortplanten , en tot naaste oor-
zaak van ziekte verftrekken kunnen, zoo-
danig is de droes, de kwade droes, de
.worm, de ie limit, in een woord al die
kwalen welke men door den naam van be-
fmettelijke (coniagioscf) gekenmerkt heeft,
wier aard en geneeswijs op onderfcheidene
plaatfen afgehandeld is, en waaromtrent al-
hier alleen als eenen algemeenen regel voor-
gefchreven wordt: dat men de zorgvuldig-
fte afzondering tusichen de gezonde en de
door eenige zoodanige ziekte aangetaste paar-
den moet daarftellen, en alle middelen tot
derzelver voortplanting wegnemen.
-ocr page 214-
156         D E H U I D Z I E K T E N ,
TWEEDE A R T I K E E.
De huidziekten.
iq"3 Bijzonder komen diegene alhier in de
eeifte plaats iri aanmerking, wier oorzaak
men aan befmetting moet toefchrijven, zoo
als de verfchiJJende foorten van fchurft enz.
it. De fcliurft.
194    De fchurft, (scabies) la gak~) is eigen-
lijk eene huidziekte, wier oorzaken aan
onzuiver-beid dér ïmid, befmetting , nat en warm
weder, gepaard met ongenoegzaam en Hecht
voedfelkunnentoegefebreven worden; weshal-
ve paarden die groote vermoeijenisfen en
gebrek uitgeftaan hebben , zoo als in veld-
togten , vooral voor deze kwaal vatbaar zijn,
die vaak. onder dezelve de grootfte verwoes-
tingen aanrigt.
195    Men onderfeheidt dezelve in twee foorten,
namelijk: in de vochtige of natte,
(scalies sicca ) en in de d r o o g e , (tca-
iies humidua
) les darires'), waarvan de eer-
fte uit blaasjes beftaat, die een fcherp vocht
ontlasten, dat ten laatfte roven . en pijnlij-
ke gaten veroorzaakt; terwijl de drooge
uit meelachtige fchubbige korsten beftaat,
die
-ocr page 215-
DE SC Hü R F T. II. J/d.       ƒ57
die verouderd zijnde, vele kleine vleeschaeh-
tige uitwassen bedekken en voortbrengen.
Beide lborten zijn ten hoogfte aanfteken-
de, en breiden zich trapswijs meer en meer
uit, indien geene gepaste middelen daartegen
inliet werk worden gefteld. In den aanvang zijn
het Hechts kleine piaatfen die er door aan-
getast worden, de haren verliezen aldaar
hunnen glans, de jeukte doet het paard de-
zelve wrijven , hetgene hen doet uitvallen en
de fcharftuitflag vertoont zich ; bij verderen
voortgang en venvaarloozing dezer ziekte,
verfpreidt zich niet alleen dezelve meer en
meer over de oppervlakte des ligchaams,'
maar de zickteftof zelve wordt in het lig-
chaam opgeflorpt, zulks doet deze kwaal heb-
belijk worden, en eenen voortgang bekomen,
die niet alleen de hulpmiddelen den hard-.
nekkigften tegenftand biedt, maar niet zel-
den den dood des diers ten gevolge heeft.
J9<5 Hoe moeijelijk ook deze ziekte in haren
hoögften trap te genezen moge zijn, zoo
gemakkelijk is dezelve echter in derzelvcr
aanvang weg te nemen.
Tot dcrzelver voorkoming ftaan in de
eerfte plaats de voorfchriften van zindelijk-
heid boven aan; vlijtig poctfen en wasfcheji
tot zuiver houden der huid, luchtige ftal-
kn §n zuiver legftroo met genoegzaam goed
-ocr page 216-
15? DE H U I D 2 I E K T E N ,
voeder, waarbij men, ingeval zich dezelve
onder de paarden openbaart, de ftrengf'ce af-
zondering i tusfehen de gezonde en befmette
voegen moet, zijn de beste \oorbehoeumid-
delen
Deze zdfdc middelen behooren ook de eer-
ltete zijn die men bij de genezing aanwenden
en nimmer verzuimen moet: men \vasfehe
voorts het geh.:e!e paard dagelijks met Iterk
*
zeepfap , potasch of houtasch -loog , of om den
anderen dag hiermede, late bet' dus liaan, en
poetfe Int den volgenden, terwijl ;nen de
aangedane zigfbare phatfen met aluin en ta-
bakswater en zoo dezelve 01 t.token zijn met
kalkwatcr wascht, terwijl men voorts tegen
de natte fchurft, het middel van profesfor
BDPcrnuN, dat door het -geneeskundige
beftuur tegen de fchurft bij den mensch
aangeprezen is, met vrucht zoude kunnen
beproeven. (9)
De-
(<>) Hetzelve beftaat daarin dat men 4 oneen zwavel •■
lever■, (gezwavelde potasch,) sulplarrïcum. poTHisa) oplost
in 2 ponden water in ecne aarden pan van genoegzame
grootte , en voorts § draclnna vitriool - olie (zwavelzuur ,)
(jic'ulur.i sulpkurfcum) bijvoegt, onder geftadig roeren
met een Hokje, hetgene ecne opbruifiug veroorzaakt, na
welks einde men dit mengfel in eene wclgeltopte glazen
ilcsch bewaart.
Zoo veel mogelijk bereide men hiervan dagelijks de ver-
eisclvte hoeveelheid, ten einde het deszelfs kracht niet ver-
lie-
-ocr page 217-
DE SCHURFT. II. Afd.         159
Deze uitwendige behandeling is in de'mees-
te gevallen toereikende om eene eerstbe-
ginnende fchurft weg te nemen. Is dezelve
reeds van eene zekere uitgebreidheid, is
zij verzuimd of vindt men deze uitwendige
middelen niet toereikende, zoo geve men in-
wendig n°. 69. a. c., vervolgens n°. dy.b.d.
en bij verouderde algemcene fchurft n°. 69. e.
197 In de drooge fchurft heeft de ondervinding
geleerd, dat inwendig het gebruik van 69. a.
en het beftrijken driemaal daags der vlek-
ken met n°. 69. g., gepaard met eenen,
zacht voedenden leefregel, beftaande uit goed
hooi, | haver en f zemelen, de beste ge-
volgen heeft gehad.
Is de ziekte zeer geworteld en uitgebreid,
zoo beftaat het middel waarvan men het
meeste verwachten kan, daarin, dat men
het paard naar evenredigheid van deszelfs
krachten aan twee of zelfs aan de vier bee->
Ben dragten zet.
Het voedfel moet in het algemeen goed
en krachtig zijn, en is het mogelijk in eene
goe-
Ueze; men wasfche mot hetzelve tweemaal daags de aaa-
getaste plaatfen, late eenigen tijd daarna verloopcn en was-
fche vervolgens dezelve met fchoon water af, of doe het
!'MI'd '
                laivan vooral iu zeewater veel goeds te
B is.
-ocr page 218-
1Ó0 DE HUIDZIEKTEN,
goede voorjaarsweide, of uit goed gras en
distels beiban, welke laatfte getoond heb-
ben allerheilzaamst te zijn, niet alleen in
alle huidziekten, maar ook in alle die der
opflorpcnde vaten , daar dezelve de fpijsver-
tering bevorderen , en tevens eene zachte
ontlastende eigenfehap bezitten..
198     De - manen f e h u rft en zoogenaamde
ft aart worm, waarvan de eerfte meestal
paarden met vette zware halzen overkomt,
zijn flechts mindere en plaatfelijke trappen
dezer kwaal, en vereifehen tot hunne weg-
neming eene foortgelijke geneeswijze.
h Het v e r h 2 r c 11.
199     Het uitvallen der haren dat dikwijls de
huidziekten verzelt, of op dezelve, zoo
als ook op andere ziekten volgt , heeft zelfs
in den gezonden ftaat op vaste tijdperken
plaats, en wordt door eene wijze werking
der natuur te wege gcbragt, ten einde het
paard eene aan de tempering der jaargetijden
geëvenredigde bedekking te geven.
Wij zien dus dat in het-najaar tegen het
naderen van den winter,, als ook wanneer
de paarden aan de guurheid des weders bloot-
gefteld zijn, derzelver huidharen dikker,
grover en langer worden, bijzonder die,
wel-
-ocr page 219-
H E 'ï' V E R HAREN. II. Afd. lol
welke gevoelige en meest aan koude bloot-
geftelde • deeleö moeten dekken, gelijk de
ooren, onder de kaken, den buik en de
been en; minder kè'è'ft zulks echter bij paar-
den plaats, die uit warme dan die uit kou-
. de landen af komftig zijn, en in dezelve
leven.
Zoo lange de ftrengheid des jaarsgetij's
deze warmere bedekking nuttig en noodza-
kelijk maakt, behoudt het paard dezelve,
edoch met de aankomst der lente , wanrieer .
eene zachtere lucht haar niet alleen overtol-
lig maar zelfs Listig zoude doen worden,
ontflaat de fteeds wijze natuur het diet
trapswijs van dezen warmen winterrok, de
re haren fterveu , vallen uit en worden
achtervölgens door zachtere en kortere ver-
vangen , die in het najaar weder voor deze
plaats maken.
0.00 Wij maken alleen van dit natuurverfchijn-
fel gewag, om tegen de misbruiken te
waarfchuwen, vaortgebragt door een onzin-
nig denkbeeld van fchoonheid, welke alles
doet aanwenden om de paarden ten allen
rijde even glad van haar te doen blijven,
wijl zulks niet bewerkt kan worden zonder
de natuur geweld aan te doen, en den grond
tot een aantal ziekten te leggen, wier wa-
re oorzaal, door de kortzigtigheid niet be-
ipeurd wordt.
                    , Over-
-ocr page 220-
l6a        DE HUIDZIEKTEN,
Overbodig zoude het zijn wijdloopig te be-
toogen, dat de pogingen der natuur tor ecne
nieuwe huidbedekking, cene vermeerderde
levens werkzaamheid vordert, die niet anders
dan ten koste van andere werkzaamheden
-des dierlijken geftels yolbragt kan worden,
waardoor in dat tijdperk fteeds een ftaat van
meerdere of mindere zwakte plaats grij
waarvan een duidelijk bewijs gevonden wordt
in de matheid, flapheid én vermeerderde
uitwaferning des diers bij deszelfs gewone
werkzaamheden, die eerst een volkomen
einde neemt wanneer deze verrigting der na-
tuur afgeloopen is.
Hoe onzinnig is het dus, deze tot
befpoediging dezer werk ng aan te prikkelen,
gelijk maar al te dikwerf plaats beeft, het
zij door het voorbrengen eener kunstwarra-
te, door zeer wanne ftallen, of de bedek-
king niet wollen dekens , het zij door het
gebruik van prikkelende, en op het werk-
tuig der huid werkende, of verflappende
middelen, zoo als het toededen van zout,
bet geven van lijnkoekdranken enz.
Een en ander doet wel de bedoeling be-
reiken om het paard veel vroeger doch te-
vens ontijdig van haar te doen verwfsfelen,
bet°:ene echter ten gevolge heeft, dat in-
dien het al niet door het misfen der nood-
zakelijkfte befcherming, door onderfcheldene
ziek-
-ocr page 221-
H E T V ER HA RE N. II. Af cl. 163
ziekten van gelcreinde uitwafcming aange-
tast wordt, ten minfte, wanneer liet den
invloed der koude ondervindt, desZelfs ha-
ren op nienw dikker worden; en het deze na
eerrfgen tijd andermaal Verliest, waardoor
eche ophoodige I
             zwakte des dierlijken
geftels wordt veroorzaakt.
201 Dit alles zal genoegzaam zijn tot betoog
der fcha eliikheid dez' r behandeling", terwijl
alleen nog overblijft hierbij te voegen , dat
het alzïns raadzaam is, de paarden die ge-
durende
             iperk fteeds in eenen ftaat
van zwakte verkeeren, zoo veel mogelijk van
zoware verin o eijenisien te verfchoonén.
Ü02 Wat het uitvallen der haren ten gev< Ige
een er üitgeilane ziekte betreft, da
een natuurlijk gevolg derzelve is, zoo be-
hoeft men geene hulpmiddelen daartegen
aan te wenden.
Alleenlijk dan , wanneer een paard buiten
den gewonen tijd van haar mogt verwisse-
len, hetgene fteeds een kenmerk van zwak-
te, bijzonder van de verteril gswerktuigen is1,
kan men hetzelve door verfterkende midde-
len te hulp komen, waaronder de bittere
f>rikkehniddelen, als gentiaan- en alantswor-
te', de daal- en ijzerbereidingen, met vrucht
gebeaigd kunnen worden.
L 2                         c. De
-ocr page 222-
164 DE HUIDZIEKTEN,
c. De luizen.
203    Groote vermoeijenisfen, ongemakken en
flécbt voedfel, gepaaid met vervvaarloozirig
der zuiverheid, verkenen het paard eene
vatbaarheid om door luizen bedekt te wor-
den , die zich tot in het ongeloofelijke bij
hetzelve vermenigvuldigen en op andere uit-
breiden , indien men geene krachtdadige te-
genmickle.len aanwendt, ja zelfs in eeue
luisziekte ontaarden.
204    Tot wegruiming derzelver behoort in de
eerde plaats, het zorgvuldig poetl'en en was-
tenen met Icherpe loog , af kookfel van zwar-
te tabak, en zelfs het inwrijven in de ma-
nen en (taart met gewone kwikzalf, waar-
mede men een goed overvloedig voeder moet
paren, daar de ondervinding leert dat
welgevoede en gezuiverde paarden weinig
vatbaarheid bezitten om dit ongedierte te
ontvangen.
VIJF-
-ocr page 223-
i65
VIJF DE HOOFDDEEL.
OVER DE KOORTSEN.
EERSTE ARTIKEL.
Over de koortfen in het .. algemeen,
s.05 Weinig toevallen verftoren den ftaat van
gezondheid zonder met koortfen gepaard te
gaan, zoo als men in alle ontftekingen ont-
waar wordt, terwijl daarentegen genoegzaam
geene koortfen bcftaan waardoor niet eenig
gedeelte of ftellcl des ligchaams bijzonder
wordt aangedaan , ófFchoon de hoofdzaak der
ziekte eigenlijk in de koorts gelegen is;
het is deze welke wij in deze afdeeling bij-
zonder in aanmerking bebooren te nemen,
zonder ons met de nafporing van het we-
zen , de verfchijnfelen en de zicktekundigc
befchrijving derzelve bezig te honden , daar
zulks tot het door mij voorgeftelde oogmerk
overbodig zonde zijn.
4
aoö Men. onderfc'hèidt de   koortfen in twee
fioófdfoorten, volgens de   geftcldheid der le-
venskracht, te weten:
lt In die waarin het   vaatgeftcl deszclfs
L 3                          vol-
-ocr page 224-
l66                DE K O O E. T S E N ,
volkomene bewerktuiging te veel op deszelfs
vochten*, en deze weder op de vat ,
werken, waarvan dus ae gevolgen eer;., ver-
meerderde terugwei'king en prikkeling met
een volkomen vermogen tot werkzaam] :id
zijn ; welke loeft van koorts in ae k u st-
fpraak !; n o nt lYek i i
            orts (. bris
inflavmat.oria') se          , synocha,^ genaamd
wordt,
2. In die v elke eene regtftreekfebe (di-
ïekte) of raid
                      ■ •.:.-.;j zwakheid
aankj                                    tst worden door
rde levenskracht, vermeerderde ,prik-
,:•!-- en gev                  der I ;venswerktui-
gen , gepaard met ten verzwakt werkings-
ver nog.< n en eei
                    n iging tot ont-
vochten; welke gefteldheid met
ét benaming yan tijphu.s of asthenie bc-,
ilempeld , en voorts onderfcheidéh wordt:
«O In die, waarin eene fterke werking van
het blóedadergeftel, gr'oote zwakte en nei-
ging tot ontbinding der vochten plaats heeft,
(de rotkoorts) febris putrida).
bJ) In koortf.n met bijzondere aandoening
van het zenuwgefteL, en daaruit ontfpruiten-
de verzwakking der levenswerktuigen, (de
zenuwkoorts) febris nervosa).
c.) Voorts de nit beide zamengefielde, rot-
achtige zenuwkoorts, en zenuw-rotkoorts.
TWEE-
-ocr page 225-
DE 0NTSTEICINGK00RTS.1SN. II. dfd, iCf
TWEEDE ARTIKEL.
J)c koortfen met verhoogde levenskracht.
(de heete of bh't'flekingkoortfen.'y
S07 Deze of de <oogeï:aamde ontft .kingkoorts
Qfebrh inflammatoria") is niïnmer volkomen
en ongemengd aanwezig, en beftaat uit dat
oogpunt befchouwd dus alleen denkbeeldig
(ideaal) v echter verleent derzelver befchou-
wing, het voordeel van haar te öndêrTchei-
den en de geneeswijs volgens hare onderfchei-
dene trappen te Ieeren wijzigen.
£08 Om «deze koorts te vormen, welke hare
oorzaak van verhitting, f'cerke beweging,
' zonnehitte , verkouding , koud drinken , enz.
ontleent, en waaraan jonge flerke en wel-
bede paarden bijzonder blootgefteld zijn,
moet het opflorpehde vaatgeftel zich in eenen
verzwakten lijdenden (laat bevinden, ter-
wijl het bloedaderlijke geftel door dat der
zenuwen onderfteund, eene verhoogde le-
venskracht uit, en dan eerst beterfchap
volgt, wanneer met de terugkeering van dit
laatfte tot deszelfs juiste werk'ngskracht, die
van het eerstgenoemde weder rijst, en voorts
de beflisfende (critifche) ontlastingen door
. &ct water, het zweet enz. , door eene Ichci-
L 4
                             na«
-ocr page 226-
l68              DE KOORTSEN,
natuurkundige werking van opheffing, neer-
ploffing enz. voortbrengt.
200 Deze ftaat van verhoogde werking der
levenstërach't, {status activus s. st/benicus')^
gaat in dien van verzwakte Qtatus passivus, s.
asthenicüs~)
over, welke gevaarlijker wordt,
naar mate de eerfle heviger, was en niet bij
tijds tegengegaan is geworden , zijnde het
nimmer de eerile maar wel de overgang in
den laatften (typhys") welke doodelijk kan
worden, kunnende men des te meer gene-
zing verwachten, naar mate de trap den
eerden geringer is, en de beflisfende ont-
lastingen fpoediger plaats grijpen.
aio De k e n t e e k e n e n dezer koorts zijn : ..
ecne harde (helle pols , roode oogen , fchie-
lijke ademhabng, eene luete drooge huid,
een hevige dorst eene verlorene eetlust,
langzame afzonderingen en ontlastingen, ter-
wijl het afgetapte bloed met eene zoogenaam-
de ontftekingshuid bedekt wordt, wier dikte
ïteeds met de hevigheid der ziekte in even-
redigheid ftaat.
2.11 De beflisfende teekenen (crifen) van be-
teri'ehap , zijn : dat de pols langzamer en wee-
kcr, de oogen en huid vochtiger worden.
Er verfchijnt -alsdan een warm zweet, de pis
wordt
-ocr page 227-
DE ONTSTEKINGKOORTSEN. II. Afd. iCC)
wordt troebel, de mist grooterj en de eet-
lust keert weder terug ; edoch de ziekte wordt
gevaarlijker indien zij in zwakte overgaat,
dit gelchiedt wanneer de pis en het zweet
;fing (crisis') te weeg brengen,
of waaneer een overbodig gebruik van ver-
zwakkende of een ontijdig van prikkelmid.de-
len gemaakt wordt.
21a Tot beoordeeling der genezing bcboort
'men m de eerfis plaats de lucht en land-
ftreek, de onderdom, het ras , de levens-
wijs,' het gebruik, verblijf en voedfel op te
merken, daar men bij jeugdige welgevoe-
de, weinig vermoeide paarden, in drooge
Inches- en laudsgefteldncid eenen meerderen
aanleg tot ontfteking dan bij oude, uitge-
mergelde of afgematte paarden en vochtig
weder moet veronderitellen.
Voorts verwijdere men alle fchadelijke oor-
zaken , vermindere de te grootê werkzaamheid
der bloedvaten van het zenuwgeftel, en on-
derfteune dat der opflorpende vaten, bevor-
dere voorts de heilzame ontlastingen, en bie-
de bij het herftcl eene doelmatige hulp aan
de natuur.
Men vermindert de werkzaamheid der va-
ten en zenuwen door eenen fchralen leefregel,
vermindering der warmte, en van de hoe-
veelheid des bloeds door ontlastingen en ader-
L 5
                              la-
-ocr page 228-
170                DE X 0 0 R ï S K N,
latingen. Eeu ligte trap van Olïtftekiagkoorts
vereischt alleen tot herftèl eene zachte ver-
koeience of outftekingwerenrie fjintiphlogis-
tische) geneeswijs, als rust, onthouding van
krachtig voeder, verkoeler.de en zemeldran-
ken en eene koele lucht; een hoagere
trap vordert daarentegen eene 'poe ig r en
volkomener verkoelende behandeling, door
aderlating Ti , dragtcn , vooral door hc in-
geven van fulp ter in ruime en h
giften van eene ons telkens, of van n°. 7,
b. si-
Men vermeerdert de werking van het op-
slorpende vaatgeftel , door m nige warmte,
laauwe ^TanV.cn, warme dampen en h'et wrij-
ven van ftroo; terwijl de beste geneesmid-
delen uit aoimoniakzóut, fpiesglans, zwavel-
-nen en fooi
              middelen beitaan,
welke de uitwafejning bevorderen.
Ontdekt zich verzwakking, zoo late men
alle verzwakkende middelen achterwege , en
gebïnike tegen den buikloop, bedarende, en
tegen te veel zweet, bittere fpecerijaebtige
delen (,„n°.' 8. a., 9..,) terwijl men bij over-
blijvende zwakte, balfcmachtige bittere of
zuiver bittere middelen moet toedienen.
D E ?.-
-ocr page 229-
DE R O T K O O R T S E N- //. Afd. I?!!
DERDE ARTIKEL.
J)c koortfen mei verminderde levenskracht.
ai3 Men onderfcheidt deze koortfen volgens
de hooflverdeelingen waartoe zij aanle.u.ng
geven, ia rot- en zeuuwkoortlen.
a. De r o t k o o r t f e n.
Over dezelve in het algemeen,
214 J}ezen naam geeft men aan die koortfen
Waarbij zich eene overhellende neiging tot
binding der vochten, vooral des bloeds,.
uit, en de hevigheid der koörtsbewegïngen,
vooral in bet hart en de bloedvaten, aan
den dag gelegd worden.
21-5 De oorzaken zijn in de eerfte plaats
in den aanleg te zoeken, daar zwakke ge-
ftellen er het meeste voor 1 Loot leggen;
voorts beftaan dezelve in eenen hoogen trap
van öotfteking, welke overfpanning te weeg
ft gebragt, voorts in weerhoudent ont-
lastingen, ongemakken, gebrek, ongezond
voedfel, onzuivere lucht, fjeimettrng-', enz.
welke alle eenen fc-fradejijken; prikkel op het
hloedaderlijk- en zenuwgeftcl vormen.
iJ6 De toevallen en kenmerken zijn:
ver-
-ocr page 230-
DE KOORTSEN.
ïja
verlorene eetlust, terwijl de dorst niet aan
de likte geëventedigd is ; koude door bran-
dende prikkelende hitte gevolgd; het klop-
pen des harts is fterk voelbaar, de pols die
in het begin der ziekte wel eens fterk, hard
en fnel kan zim, wordt echter al fpoedig
klein, ingetrokken, ongelijk en veranderlijk,
welk laatlte met het toenemende gevaar ook
vermeerdert; .terwijl de ademhaling fchie-
lijk met eene fterke beweging der ribb.n en
zijden gefchiedt.
De binnenzijde der oogleden is blaauwa :h-
tïg en bloedig, het zaïnenvoegende oogvlies
meer geel dan rood; de oogen ziin dof en
tranende; de tong is fmerig met taai fpeck-
fel, de tanden en neus met taaiie, bruine en
zwartachtigc f lij n bedekt, welke zich niet
zelden als korsten verdikt; het fjiimvlics is
wit, het tandvleesch flap , de adem innkende.
De pis is troebel, dik, donkerbruin, flij-
mcrig en eindelijk zwartachtig; de mist be-
ftaat in het begin in groote flijmerige keu-
tels, wordt vervolgens dunner, en eindelijk
in eenen buikloop ontaardende , ftinkende als
varkensdrek; alsdan wordt de buik trommcl-
zuchtig, het paard vervalt in eene flaap-
zuckt en gevoelloosheid; de uiteinden der
Iccicn en vaak de gehccle huid wordt door
rilling aangedaan, een overvlo
           md zweet
breekt uit, hetwelkc met de opgetelde vcr-
fehijn-
-ocr page 231-
D E R O T K O O R T S E N. /ƒ. Jf(l. 173
fchyafëls ecn voorbode des doods is.
Niet zeldzaam is in deze ziekte na eenige
dagen de verschijning van eenen nitflag, of
van koude gezwellen, welke openbrekende
het paard aan den worm doen iterven; fom-
tijJs ook vertoonen zich na een of twee
dagen , aan de beenen, de borst of den buik
gezwellen, die onpijnlijk-zijn, vaak echter
goede etter geven.
ai7 De beflisfende werkingen (crifen)
welke de gezondheid terug brengen, beftaan
daarin, dat langzamerhand de ziekelijke ont-
lastingen ophouden en de toevallen vermin-
deren , of dat zweet, eene veranderde pis,
buikloop, eenen fpeekfelvloed of gezwellen,
den fchade-lijken prikkel verwijderen. Wanneer
echter de natuur en kunst hiertoe onvermo-
gende zijn, zoo zijn de gevolgen fomtijds
gezwellen, waterzucht, dampigheid, tering enz.
2i8 Na dat deze koortfen heerfehende, (epi-
demisch) in den aanvang een ontftekeud ,-
galachtig 0f zenuwkoortfig karakter aan den
dag leggen, en naar mate zij een of ander
levenswerktuig bijzonder aandoen, worden
zij door de .fchrijvers met bijzondere bena-
mingen on d erf c heiden , als in het milt-
vuur, longVUlir c-nz. ; eigenlijk kan men ze
©nderfeheiden in die: ie. waarin zich alle
op-
-ocr page 232-
174            DE KOORTSEN,
opgegevene toevallen vereenigen en die zoo
file] ivCLïnien dat de ziekte ichieli'k bei list
wordt, zoo als b. v. in pest- en hcerfchen-
de rotziekten plaats heeft; ten ne. in meer-
dere trappen, waarbij deze zichHechts;ach-
tervolgens verteonende, meer tijd tot aan-
wending van middelen tot genezing vergun-
nen.) die zelfs zonder «enige, hulp forr,
plaats heeft, daar de loop der ziekte ver-
fdieidene weken duurt.
19 De algemeen e regels tot genezing
van dit foort van ziekten gebieden, de weg-
neming van derzelver oorzaken; het opwek-
ken der levenskracht en de verminderine
van de kdortfigé bewegingen; het voorko-
men van zarnenvocgingen, (complicatien)
het tegengaan der toevallen, het bevorderen
der beflisfende ontlastingen en het herftellen
der krachten.
Wat hef verwijderen der oorzaken betreft,
zoo kan men, indien de ziekte een gevolg
van ontftekingkoort en of toevallen in der-
zelver begin is, door cene doelmatige ont-
ftekingwerende behandeling, de overfpanning
merkelijk voorkomen, waarom door ibmmi-
ge als een voorbehoedmiddel, (preservatief.)
in heerfchende ontttekingachtige rotkoortfen,
het doen van aderlatingen en het geven van
verkoelende middelen aangeprezen is; men
. j
                                            ver-
-ocr page 233-
DE R O T K O O R T S E N. IJ. J/cl. 175
vennijde , fiïi,kende befmette lucht en verbe-
tere die der {tallen door zure berookingeh,
wake tegen onmLldcli'ke aanraking en me-
dedeeling der iïnctitof; vermijde alle fchade-
li:k voed!' 1, en geve als voorzorgmiddel in
heerfchende rotkoortfen, wijn of brandewijn
niet Je haver.
Tot opwekking der levenskrachten en ver-
mindering der werking van de koorden,
dienen in de eerde plaats: eene zuivere
koele lucht, groei- en delfftoffeïijke zuren:
als azijn-, wijn (leen-, zwavel- en zoutzuur;—
vlugtïge artfenijmiddeïen : als de baldriaan-
f langen-en angelikawoTte*!, het bilfenkruid,
de opium ,( .0) kamfer, enz. — vaste prikkel-
middelen , als laurier- wilgen- paarden-
kastanje- en eikenfehors, enz.
Bijzondere be'fchrijving dezer koortfen,
aao Volgens pilcer, welke deswegens dooi-
de ondervinding geleid, de zorgvuldigfte op-
let-
Cioj Men geve de opium echter met groot? onuigtig-
heid in, alTéen waar C\c plaatsh
              «rfcby fels, als:
een fterke buikloop, hevige kramnen enz. die vorderen,
en dan sieve men ze in genoegzame hoeveelheid, akijd
fcedenkende dat eene te kleine gift, . ,
                  ; werkt als
eene te .groote. In de hand van den bekwamen ve
*vc» als bij den geneesheer, blijft het ecu vermogend en
'z'!:!;,i mi
               rwijl de onkunde met dezelve bare,
fchacieiïke niddelen vermeerdert.
-ocr page 234-
I7<5 OVER DE KOORTSEN,
lettendheid op deze gevestigd en de naauw-
ke.urigfte befchrijving er van geleverd heeft,
kan men de koortfen bij welke zich eene
neiging tot ontbieding der vochten aankon-
digt, in twee foorten onderfcheiden, name-
lijk in goedaardige en kwaadaardige.
De goe il e a r dig e.
221 De goe d a ar d i g e heeft de volgende
k e n t e e k e n c n , welke volgens den loop
der ziekte zich in vier trappen vertoorien:
ie. in den aanvang h-eïi het paard eene
vastleggende huid, en afwisfeling van hitte
en koude; a'-. vervolgens verftoptheid; 3e.
de eetlust verdwijnt, bet rommelt in den
buik des paards, hetgene op de beenen wan-
kelt; 4c. het hangt in den halfter, drukt
met de borst en den mond tegen de krib-
be ; het knarstandt, de hitte en roodheid
des flionds vermindert, het jaagt vlieden
heeft ftille ijlingen, waarbij zich een buik-
loop voegt.
0.11 Het e er ft e foort dezer ziekte beftaat
in eene kleene ongefteldheid, welke flechts
eenige dagen duurt, en onmerkbaar, vaak
zonder eenige aangewende hulp weder over-
gaat , men geve hiertegen wat minder voe-
der, en des noods n°. 51. bi, terwijl men
het
-ocr page 235-
DE R O T K O O R T S E N. IL Afd, l?1?
het van fterke bewegingen verle hoont.
223    Het tweede foort is alleen door fter-
ker toevallen van het vorige ondericheiden,
gedurei; Je welke de paarden niet eten , edoch
na dezelve in de tusfehenpoozen weder gezond
fchijnen; de geneeswijs kont met die der
vorige overeen, edoch de middelen moeten
in eene grootere hoeveelheid gegeven wor-
den , en de fchralere leefregel alleen ia
meeldranken en ftroo beftaan.
224    Het derde foort, hetwelke fommige
veeartsen de koude koorts ncemen, en waarin
de ziekte eenen hoogeren trap bereikt, kon-
digt zich aan door traagheid met verzwak-
king , duidelijke arwisfeling van hitte en
koude; de koortskrampen tasten de blaas
aan, zoo dat het waterloozen alsmede de
afgang moeijelijk wordt; de haren rijzen om
hoog, de paarden leggen zich neder en
zweeten fterk na iederen aanval.
Tot geneeswijs wordt eenen foortgelijken
leefregel, als voornamelijk goed oud hooi,
meeldranken, doch geen groen voeder, en
het gebruik van koortskeerende middelen, zoo
als n°. 52* vereischt.
225 Het vierde foort of het zoogenaam-
de miltvuur, kenbaar aan ten eenemaal
M                          ver-
-ocr page 236-
17$          D S KOOR ï, S EN,
verlorenen eetlust, zacht toenemende fteken-
de hitte; volftrekte verftopping en verhin-
dering van waterloozen, waarbij zich alle
inerkteekenen voegen welke boven opgege-
ven zijn, als den vierden trap dezer ziekte
uitmakende.
226    Tot deszelfs genezing in den aanvang
en in eenen geringen trap, wordt het ge-
bruik van n°. 51. b. en 52. in eenen hooge-
ren n°. 53. a. en b. beurtelings om de twee
uur, vtreischt, terwijl men om ontlasting
te bekomen, lavementen van tabakswater met
keukenzout zet, voorafgegaan door die met
olie, en voorts na de genezing liet geven
van te veel voeder en het vergen van te
fterke infpanning vermijdt.
De boosaardige .rollioorlfen of de longziekte.
227     Het andere foort dezer ziekte, welke
door de veeartfenijkundige den naam van de
longziekte of longvmir gegeven wordt, heeft-
in haren loop drie tijdperken, welke de
volgende kenmerken opleveren.
£28 Tn het eerfte is het paard treurig en
mat, het weigert te eten, hoest en deszelfs
zijch n kloppen ; de ooren zijn heet, de pols
is ongelijk en hard, de keelklieren zijn cenig-
zins
-ocr page 237-
DE R O T K O O R. T S E N. II. Afd. 179
zins gezwollen doch week en zonder pijn,
het paard (laat met de vier beenen bijeen,
en heeft ©pftopping van water.
De toevallen nemen in het tweede tijd-
vak toe ;' de oogen ftaaaa wilden tranende,
net flijmvlies; de mond en tong is licog-
ro) ; de adem'heet; ooren en ledematen
zin in tegenover (telling beurtelings warm en
koud ; de warmte is toenemende heet en
prikkelende in de hand^ liet paard bu'^t den
rug door, wanneer men met de band over
denzelven ftrijkt; het lau'het hoofd han-
gen , legt zich zeldzaam en l!e hts feprtfton-
dig neder, en wankelt op d' achterbecnen ,
het kan, onaangezien den (Ixrken dorst niet
drinken; de neusontlastïig is flijraerig en
fomtijds bloedia:; terwijl zich vlakke gezwel-
len aan den buik vertoonen, welk- geheel
verdwijnende, doodeliike teekens zijn.
In het derde tijdvak verdwijnen de toe-
vallen van ontfteking, de oogen worden
bleek en dof, het flijmvlies en de mond
bleek, de adem Hinkend, de neusontlasting
wankleurig ?
<j.e p0is i< 1 ein en ras , de warm-:
te is alleen warneer men de hand oplegt,
flaauw merkbaar, en laat eti;c onaangename
prikkeling achterna; terwij] fomtijds de om-
trek der oor n en de zijden een fmerig,
ftmkend, koud zweet voortbrensreo ; het
paard wordt ongevoelig voor uitwendige in-
M a                      druk-
-ocr page 238-
l8o              D E K O O R T S K N ,
drukken, liet ligt of leunt tegen c!e kribbe",
ftemit-en zucht; de zeer fcherpe ontlasting
uit den neus neemt toe, vaak heeft eene
dunne ftinkende buikloop plaats, en de toe-
ftand van het paard wordt allerbedcnkelijkst.
S29 Wat de geneeswijs aangaat, ZOo
moet men , wanneer de huidkramp tusfehen
de koortsaanvallen ophoudt, de koortsmid-
delen n°. 53. a, en b. en voorts indien de
hitte groot is r,G. 54. geven. Zij» de toe-
vallen zoo hevig dat men koortemiddelen
inoet geven zonder de tusfehenpoozingen te
kunnen atwachten, en is de tong even min
vochtig als dat de aanvallen met zweetcn
eindigen, zoo geve men 11°. 58. a. terwijl
men n°. 58. b. in alle tijdfïippen geven
kan.
230 Vele toevallen welke zich in deze ziekte
vertoonen , eifehen eene bijzondere behande-
ling, namelijk, eene verzwakte fpijsverte-
ring, verftopping, gedaalde levenskracht,
vlakke gezwellen, kanker- en fponsachtige
zweren in den mond.
De zwakke fpijsvertering kome men door
bittere middelen, als gentiaan- e" kalmus-
wortel, oranjefchillen eiiz. (n°. 5Z- (>• en b.)
te hulp; de gezonkene levenskracht, door
heete prikkelmiddelen, als baldriaan, kaska-
ril,
-ocr page 239-
BE R O T K 0 0 R. T S E N. II. Afd. l8l
ril, mosterd, kamfer, (n°. 56. b.) die men
echter niet bij eenen vollen weeken pols en
vochtige tong. maar wel bij eenen klfiinéa
fnellen pols en drooge huid geven moet. Ver-
ftoppiog poge men door lavementen van olie
en tabakswater met zout, te doen ophouden-
de i'pons- en kankerachtige longgezwellen».
die cene valfche beüisfiag {crisis') maken,
moeten met keukenzout en azijn, en n°. 57
bevochtigd worden ; terwijl men de vlakke
gezwellen door dragten het ïnflaan belet;
daar eindelijk de verkeerde afzondering eo
affcheiding der ingewanden bijzondere oplet-
tendheid verdient, zoo geve men tegen de-
zelve 11°. 55.
*3i In de behandeling behoort het vaak
wrijven met ftroo en het inenten der (lal
niet vergeten te worden, terwijl het voed-
f e! gedurende de ziekte uit dun meelwater
en itroo, met vermijding van groen voeder
«1 weiden dient te beftaan , als nakuur ge-
•wenne men het langzamerhand aan booi en
havervoeder, waarover men vaak gentiaan,
mosterd, jeneverbezlen enz. ftrooit; einde-
lijk is het als eenen gewigtigen regel aan te
raden, om in ;|eze ziekte nimmer adérlatin*
gen of buikontlastende middelen aan te wen-
den, en alleen tegen de vlakke gezwellen,
dragten. te zetten.
M 3                       b. D c
-ocr page 240-
iSz           DE KOORTSEN,
b. De zenuwkoortCen.
32    Iedere koorts wier uitingen meer eene
ongeregelde wijziging der.zenuwen, dan van
het ftelfèl der bloedvaten aai; den dag legt»
waarbij dit dus meer als lijdelijk is aan te
melken,' terwijl de ongefteMheid door het
zenuwgeftel voortgebrag: wordt, die zich
dus door geene verhoogde maar wel cene
gedaalde ongelijke werking der 1 venskra ht
kenmerkt, en waarbij eene dadelijk in bet
oog vallende verzwakking van alle verrig-
tingen bespeurd wordt, draagt het k^.tce-
ken der zenuwkoorts, Oyphus nervosus) wel-
ke echter even rriiri als de rotkoorts
ooit geheel zuiver en onvermengd plaats
grijpt, en in dien zin Hechts als denkbeel-
dig (ideaal) te bcfcboiiwen is; want of-
fchoon de zenuwkoorts meestal met verzwak-
king der levenskrachten gepaard gaat, kan
her echter niet onder de onmogelijkheden
gerekend worden , dat er eene zenuwkoorts
vooral in bet begin der ziekte met ontfte-
king ch::ge toevallen aanwezig kan zijn,
terwijl uog veele zamerjvoegingerj bare be-
fchduwing voor verlchillende wijzingen vat-
baar maakt.
33    De oorzaken dezer ziekte zijn in den
verzwakten toeftand des 1,'gchaam.s, in eene
fcha-
-ocr page 241-
DE Z E N U W K OOKTSEK, II. A/d. 183
fchadclijke lucht en voedfel, firietftof, aan-
fteking en andere verzwakkende oorzaken te
zoeken; Het onderfcheid tusfehen de-
ze en de rotkoorts beftaat daarin, dat de
fpieren flapper zijn, de blik matter, de pis
lielderer zonder bezinki'el de mond bleeker
en kouder, en de hitte minder is, terwijl
er geene tusü henpoózingen beftaan die merk-
baar zijn. Bij groote zwakte en fpiertrekkin-
gen is in deze ziekte weinig, bij loop en
fterke ijlhoofdigheki niets goeds te hopen;
terwijl in de meeste gevallen dezelve zonder
eene merkbare beilisfing {crisis*) eindigt.
234 Men onderfcheidt in deze ziekte verfchei-
dene zamenvoegingen en trappen, welke de
veeartfen door de benamingen van goedaar-
dige en boosaardige zenuwkoorts, fpaanfche
hoofdzickte enz. aangewezen hebben, waar-
van de algemeene fehildering door de vol-
gende kenmerken en toevallen c'aargefteld
wordt, terwijl de zuivere zenuwkoorts allee»
in trappen van fterkte ver.chilt.
*35 De voorboden dezer ziekte zijn bui-
tengewone matheid, loom- op gevoelloosheid,
vaak alle teekenen van ftïlle kolder ople-
verende.
*36 De ken teek enen zijn : afwisfeling van
M 4                        kou-
-ocr page 242-
184            DE K O O ft. T S E N ,
koude, hitte en zweet, op onregelmatige
.,; ecne ongelijke kleine, zwakke, wce-
Jje pols, en korte ongeregelde beweging der
zijden ; de oogen welke dot en treurig liaan,
zijn ongevoelig voor het licht, zoo als
de ooren voor bet geluid; de zinnen zijn
gevoelloos, bet paard laar bet hoofd en hals
hangen, heeft de vier been er: onder het lijf
gezet, en trekt de rug lterk ia voor den
.druk der hand. Soimi.ds is de tong zuiver
en vo-htig , doch vaak bleek, fmerig, vuil,
bevende en teruggetrokken; menigmaal is de
mond en neus heet en droog, iomtijds voch-
tig en zuiver, gelijk mede het flrmvües
geel en bleek; de haren fiaan omhoog,
dikwerf is de huid droog en vastliggende,
iomtijds met zweet bedekt.
Somtijds drinkt liet paard bij afwezendheid
der koortshitte, en weigert zulks geduren-
de deze"ve ; de pis is weinig, fomtijds hel-
der, dikwerf troebel als melk, bruin, rood
of vurig; de mist is hard, ftinkende, zwart
en met gele llijm bekleed.
-7 Gewoonlijk duurt dit eerfte tijdperk ee-
nige dagen, waarna de afwisfeling van hitte
en koude toeneemt, de hitte is niet buiten-
gewoon fterk maar onaangenaam ; de ooren
en voeten zijn koud, de eerfte zijn aan der-
weiver wortel zeer heet en met kleverig
klam
-ocr page 243-
DE ZEND W KOORTS E N. II. Afd. 185
kJnm zweet bedekt; de fpieren zijn fkp en
hangende, die der huid trillen on er de
hand, de ontlastingen van water en afgang
zijn verf topt, terwijl in den buik rum m din-
gen plaats hebben, het paa?d wankelt fter-
ker op de beonen, trekt de lendenen l'teii-
nende in op de aanraking der hand; des-
zelfs ka kkiieici'. zwellen, het zet het hoofd
en den mond in de kribbe en houdt zich duf
ftaande, terwijl, mdien men het wil doen
omtreden , zoo wankelt liet als of het dreig-
de neder te vallen; het heeft ffille iilhoof-
digheid, en ziet dikwijls in de linker zijde,
leidt men het uit de ital zoo gaat het met
een hangend hoofd en hoog opgeligte voe-
ten, tegen alles aenbopende. In dit tweede
tijdperk hetwelke met voortdurende aan-
houdende koorts zes of acftt dagen duurt,
liggen de meeste dezer paarden, en vele
fterven in hetzelve.
"8 In het derde nemen alle befchrevene
toevallen fteeds toe, de paarden liggen of
gen in den halfter; de mond wordt in-
wendig rood, het tandvleesch bleek, de
tong droog en donkerrood (geftreept, waar
nevens men vaak fponsachtige zweren ont-
dekt; de ontlasting uit den neus wordt ftin-
kende, de ijlhoofdïgheid neemt wc^, dikwijls
?welleil de aditerbeeae» en fomtijds ver-
M 5
                           too-
-ocr page 244-
l86           DE KOORTSEN,
toonen zich krakende gezwellen op de len-
denen, aan de borst en onder den buik, waar-
op een ftinkende buikloop volgt, en op de-
zen meestal in dit tijdperk den dood. Bij
openingen vindt men vaak geene merkbare
inwendige veranderin gen.
239    De geneeswijs vordert het wegnemen
der oorzaken, het opwekken der krachten,
het verligten van den lijdenden ftaat der
vaten; het herftellen van de werkzaamheid
des zenmvgeitels, en dat men de vochten
naar de huid drr've en de uitwafeming be-
werke, door vlugge prikkelmiddelen , terwijl
mui voorts de ontbinding der uitgeftoïte
vochten moet pogen voor te komen.
Hiertoe wi've men veel met ftroowisfen
. en wek de werkzaamheid der huid op door
het wasfchen met zeep en brandewijn, voorts
bezige men het lavement n°. 39. ij. geve
inwendig rooden wijn met n°. 59. of alleen*
voorts 11°. 60. in verband mi:t n°. 54. b.;
terwijl eene der voornaamfte middelen in n°.6i
a. en b. beitaat; ontftaat er een ontftekings
prikkel, zoo geve men n°. 7. of $i.a> terwijl
indien men dragten door de gezwellen moet
fteken , zoo bevochtige men deze met tere-
binthijnolie.
240    De leefregel is dezelfde als bij rotkoort-
fen,
-ocr page 245-
D E Z E N U W KOOETSE N. //. Afd'. 187
fen; tot nakuur geve men n°. 62... voorts
zuiver hooi, gekookte haver uur bier; doe
het paard eene zuivere drooge lucht inade-
men en eene matige beweging verrigten.
De h o u/'d z w c 111 n g,
s4i Deze ziekte die onder den raam van mal
tTtspagne
bekend, aanbrekende en eenen Imo-
ger n trap van zenuwkoorts is, verfchijnt
meest pestaardig*er belooft dan alleen red-
ding wanneer de hulp alterfpotdigst. toege-1
bragt wordt.
«45 In tien aanvang zijn de toeval'cn gelijk-
vormig aan die ecner gematigde zenuwkoorts;
bij de aanvallen der koorts ontwaart men
weinig k >ude , doch fterke en langdurige
hitte, het paard eet weinig, drinkt niet,
wankelt op de achtcrbeenen', het raast, hangt
met het hoofd in den halfter en ftoot van
hetzelve het vel af; na drie dagen zwellen
de bekleedfelen deshoofds, de oogêö ontfte-
ken . zwcllen en tranen, uit den neus vloeit
gelen etter, en de onderkaakklieren veret-
teren.
*43 Deze ziekte welke zich onderfcheidt
van den droes door eenen veel {helleren loop
en van de waterzucht, doordien daarbij alleen
de
-ocr page 246-
iSS          DE KOORTSEN,
de mond tot aan den neus zwelt, vereischt
dezelfde geneeswijs als de zenuwkoorts,
edoch eene veel fpoed-igfcrë hulp; hiertoe ge-
ve men n°. 63. of 64. inwendig, en was-
fche het hoofdgezwel met n°. 65, 66. met
afkookfel van eikenbast, of aluinwater,
waarbij men wat kamfer kan voegen, terwijl
men voorts de kaakklieren met lijnzaadmoes
moet pappen, en dragten aan den hals en
Vóór de borst zetten.
De loosaardigc zenuwachtige Jlijmlworts*
p.44 Vaak heerscht in de legers volgens pil-
jêter, deze ziekte, welke fbmmige een
fchiüijk voortgaanden kwaden droes noemen,
en die, indien men nu de toevallen ver-
deelt als eene zinking- of rotachtige zenuw-
koorts aangemerkt moet worden, die meest-
al doodelijk is.
£4.5 Zij onderfcheidt zich van den kwa-
den droes door het zwellen der beide kaak-
klieren , en van den droes, door dat die
meest jonge paarden, deze die van allen ou-
derdom aantast, door eenen wateraehtigen
etter, loodkleurig flijmvlies, het gemis van
. ontftekingsi'oevallen, en door eenen merk-
baren ftaat van zwakte.
De
v
-ocr page 247-
„I ZÈ N V W IC OORTSEH, II. Af cl. l80
*4l De ken te e ken e 11 zijn: aanhoudende
tegen den avond toenemende aanvallen van
koorts, eene önerige flijmerige tong, doffe
tranende oogen, de kaakkiieren zijn weder-
zijds lterk gezwollen en week, de neus ont-
. last eene vuile vochtigheid, de haren ftaan
overeinde, het paar: wankelt op de ach-
terbecnen, het zweet ligt, het ïs ftcrk in-
gevallen van lijf, en zweemt lterk naar een
dampig paard; de adem is kort en door
hoesten afgebroken, de'afgang ontaard ligt
in loop, de pis is dik en troebel.
147 De geneeswijs is als in de andere
aanftekende kqortfen, uitgenomen, dat men
bijzonder de verzwakkende neusontlasting
moer tegengaan; men geve daar tegen in
den aanvang n°. 6>. a., en als nakuur ïf.
67. b., en beüandele voorts het paard als
in de andere koortfen, terwijl men alles
vermijden moet wat verzwakt, als aderlaten,
buikontlastende middelen, groen voeder en.
Iterke beweging.
24S De zam en gef telde rot- il ij m-
koortfen moeten als eenen hoogeren nap
der eerfte behandeld, en daarbij tevens . op
de zenuwtoevallen acht geflagen worden.
e. De
-ocr page 248-
ipo             D £ KOORTSEN,
c. De koorcfen xi i t verkeerde affcheidinf
der inge w an de n.
De g alkoo r ifen.
249' Deze welke ar.n flecht voedfél, deszelfs
ovennaat gebrek der hulpwerkniiger;, en
misbruik van ontlastende middelen rfiinnen
oorzaak ycrfchuldigd zijn: worden geken-
merkt door de gele kleur der oogen en
huid, eene vüi] gele tong, eenen Vinken-
den adem, geelbruin rieusflijm en fpe"ek(,el,
dikke bruine pis, rommelingen in het lijf,
enz.
250 De geneeswijs moet gewijzigd worden
naar mate de ziekte een bijzonder karakter
toont te bezitten.
Is dit ontftekend zoo moet men in des-
zelis aanvang verkoelende middejen, als n°.
7., en vervolgens die geven , welke hmi-
ne leiding naar de huid en tot ontlasting lub-
ben als n°. 68.
Toont bet eene neiging tot ontbinding der
'vochten te bezitten, zoo behandele men ze
als eene rotkoorts, gevende daarbij de rha-
barber als een middel dat eigenlijk meer de
werkzaamheid der verterings werktuigen op-
wekt , dan wel dat bet buikontlastende is,
waarbij men Ipecerijachtige ontlastende mid-
de-
-ocr page 249-
DE GAL" EN SLiJMKOORTSEN. II. Afd. 191
delen, als aloë, voegen kan, en voorts van
kalmus, baldriaan, kamfer enz. gebruik
maken (n°. 43.)
D e J'l ij mkoortfe n.
*5i Deze welke door flecht voedfel, verkeer-
de behandeling, vochtig verflappend weder,
moerasfige (treken en flechte ftallen veroor-
zaakt worden, en eene te groote afzonde-
ring van (lijm te wege brengen: ontdekken
zich door loomheid in alle deden en lig*
chaamsverrigtingen ; de tong en mond zijn met
bleek vuil flijfll bedekt, terwijl eene dunne-
re fiijm zich uit de laatite, vaak ook uit
de oog/en en den neus ontlast; de pols is
langzaam , het kloppen van het hart is voel-
baar, de huid is los, opgezet, en vaak met
koude builen bedekt, de pis is bleek en
melkachtig, de afgang los en flijmerig.
*52 De geneeswijs wordt bepaalt naar ma~
te de ziekte naar eene zenuw- of rotkoortfi-
ge zamenvoeging overhelt; in het eerfte ge-
ve men fpiesglans en zwavelzuur, voorts
zwavelgeest mct bittere middelen.
*53 In langzame fliimkoortfen geve men mid-
delen die de fpijsvertering bevorderen, en
de
-ocr page 250-
191              DE KOORTSEN,
de affcheiding der ("lijm tegengaan, als
aloë, rhabarber, harst van jalappe, (n°. 28.
b. en c.,) terwijl men voorts tere-
bintbijn daarbij met het uitwendig gebruik
van f'paanfehe vliegenzalf, en dragten voe-
gen kan.
DER.
-ocr page 251-
DERDE AFDEELING,
De uitwendige toevallen.
254 D e uitwendige toevallen welke bet paard
overkomen, kan men liet gevoegeüjkfte in
w o n d e n , k neuzingeii; verre k k i n-
gen en gezwellen oncicrfelieiden.
EERSTE HOOFDDEEL.
DE WONDE N.
EERSTE A R T I K E L.
O V fT Je wo n d e n i n het a tg e m e e n.
'25S Men verftaat door wonden, die befchadi-'
gingen, welke de uitwendige oppervlakte des
hgchaams in diervoege b eleedigen, 9'ait
deszelfs b'èfeieedfclen van een gefebeiden,
en die door eene rütftortlhg van bloed óf
andere vo''hten gevolgd worden.
De daarop volgende toevallen zün : Bitftor-
tnvé van bloed, pijn, hitte, zwelling, ont-
N                            fte.
-ocr page 252-
194 , ° v E * 1} * w O N Ö -ü N
fteking, wondkoorts, en indien gcene i'poe-
dige zamchvocging plaats heeft , de daarop
volgende ettqring welke zich eerst in de ge-
daante van een uitvloeijend geelachtig water
vertoont, en tot de fl uiting der wond voort-
duurt.
Een aanmerkelijk verfchil beeft in het
foort van wonden pkats, welke nxn wel
dient te onderfekciden, daar zulks in de
geneeswijs onderi'cheidene wijzigingen nood-
zakelijk maakt.
256 Dus . onderlclieidt men ze volgens derzcl-
vêf oorzaak: ïn gebouwene of j e-
fned'ene, in geftokene of g e f c h o t e-
n e wonden ; — in eenvoudige en v 1 a k-
te, waarin alleen de oppervlakte der huid
en van het vleesch be'caadigd is, en in
z a m e n g e ft e 1 d e , waarin pezen , zenu-
wen , grop-te bloedvaten , gewrichten , been-
deren of zelfs ingewanden beleedigd zijn. __
In 1 i gt e , zware en ongeneesbare:
uaarvan de eerlte uit eenvoudige, de zwa-
re uit zamengcfteldc en verouderde, de on-
geneesbare uit diegene beftaan, welke
■door kwetfing der levenswerktuigen, of van
die der beweging, geene hoop op herftel
vergunnen.
5.57 Het eerile dat men dus bij eene e
te
-ocr page 253-
I N H E T A L O E M E E N, f//, r//?/. 195
te verrigi:en heeft, is, dat men deszefs aard
onderzoekt, ten eh:.'e hierna de bebander
lïpg in te rigtetl, en geen tijd. of hosten
8SI1 voldrekt ongeneeslijke te verkwisten,
waartoe men behoort te onderzoeken welke
deelen belcbadigd zijn geworden.
De wonden welke in de holiigheden des
.mams indringen, het zij door (leken of
tchisten, zijn allergevaarlijkst en meestal doo-
delijk, wanneer zij de daarin bevatte inge-
wanden treffen, hetwelke de volgende ken-
teekenen aan den dag leggen.
Steken, houwen of fchoten welke een
hoofdtak der zenuwen veri'dieurcn,
brengen vaak in het geheeie lid eene ver-
lamming en gevoelloosheid te wege,— zoo
als die welke p e z e n en b a lid e n doorboo-
rdt , veelal cene onheelbare verlamming voort-
brengen , terwijl de k^etfing van het hart
der h e r i'e n e n , en van het r u g ra e r g door
en fpoedigen dood gevolgd- wordt.
Die der 1 o n g- en 1 u c h t p ij p e n worden
gekenmerkt door diep, fchielijk en kort w
halen, terwijl fehuimend bloed uit de wond
vloeit, Benig* tijd daarna volgt een wind-
gezv/el in de inwendige ligchaam?doelen,
dat zich vaak over ]lit gcheeie ligchaam
uitbreidt.
^'j kwetfing der lever fiflaaki het bloed
r. Bij die der ma a g
ipalkt
-ocr page 254-
196         OVER. D E W O N DEN
fpaifct het paard den mond op, werpt liet
voeder door den neus uit, en geeft alle tee-
lcenen van buikwee (kolijk)';
De dainiwoiidcii kent men aan de uit
de wond i:e soorfchijfl komende mist, de
afgaiig houdt op, het lijr zwelt, en het
paard l'cbijnt aan het bmkwee te li'den.
Indien de nieren gekwetst zijn, zoo
is de pis bloedig, het paard kan niet lban
en potfgt geduróg water te lozen; heeft dit
bij de baarm icaer plaats, zoo openbaart
zich bloed in de ichëede, en het paard heeft
b iieuswe&n.
Daar de b o r s t- en buik w o n d e n z o n-
der kwetfing der ingewanden, of-
fchoof) gcvaani;k, 'echter niet vo^ftrekt ho*
pel .jo's -zij)., zoo verdienen dezelve dat men
hare genezing beproeve, en daarbij de vol-
gende voorzorgen waarnenie: Die der
borst moeten zorgvuldig voor den indruk
der lucht bewéard," en voorts als eene an-
dere wond door ettering genezen worden.
Bij die des buiks moeten de ingewanden
met eene fpons met laauwe melk afgewas-
fehen, voorzigtig ingebragt en de wond
zaMw'ig toeger.aaü worden, dat de Heken
door de vleeschdeelen gaan.
258 Het eerfte dat men bij iedere wond te
. doen heeft, is het fruiten der bloed-
ftor-
-ocr page 255-
IN BE 'T A L G E M E E N. III. Afd. 197
ftorting, hetwclke bit kleine van zelfs ge-
fcbiedt, terwijl bij deze en middeUnatige het
flukfel van werk en hennip het meestge-
lehikt is om zulks door eenc werktuigelijke
drukking te weeg te brengen, kunnende
wen ingeval zulks ontoereikende geacht mogt
Worden, zoo wel dit als de wouden met
n°. 73- of 54. a. bevochtigen o!" in kleine
bloedftortingen, het irooge po-der van harst,
kjjno-gom, zwaffi, tondel enz. in dezelve
iL'ooijen; de bloedftorttrig uit grootere blfjed-
cn vooral flagaderen , kan alleen door onder-
binden of toefchroeiüng gefluit worden , welk
- laatfte door middel van een roodgloeijen'd
ijzer met eenen peervormigen knop verrigt
wordt.
z$<) De genezing van alle wonden gefchiedt
door fpoedige vereen i ging óf door
ettering; waarvan de eerfte het fpoedigfte
en gemakkelijkfte zijnde in alle gevallen de
voorkeur zoude verdienen, wjj.: het niet
dat dezelve alleen aangewend kan worden
bij eenvoudige, gehouWene o£ gefnedene ver-
fche vïeeschwonden, zonder aanmerkelijke
kneuzingen, cn dadelijk na het toebrengen
derzelye, welke daarenboven zonder de
minfte onreinigheid of ftof moeten zijn; (*O
N 3
                          knn-
00 D«                           ii hig heeft zo.» veel in haa
voordeel a dat men Ze nog beproeven moet bijl v
dia
-ocr page 256-
iy8 OVER DE WOND E N
kunnende alle andere wonden zonder onder-
fcheid alleen door ettering geheeld worden.
a6a De zaróenvoeging gcfehiedt door ver-
b a n d e n of dopr naden, waarvan de ecr-
fte door de onrustigheid der dieren zeldzaam
anders dan aan de benedeneinden der beenen,
zonder gevaar van vcrichuiven , bevestigd kun-
nen worden.
261 Dus moet men zich in de meeste geval-
len van n a d e n bedienen , welke voorname-
lijk op dé volgende wijzen gevormd wor-
den, waartoe men zoogenaamde wondnaal-
den ^ebruikf, door'welke men van het (Lrk-
fte garen vier- zes of meervoudig doorfteekt,
en met was beurijkt, zoo dat zij maar eenen
draad iehijncn te zijn.
ie. Men fteekt ieder einde van zulk eenen
draad door eene wondnaald, en ieder de-
zer van de binnen naar de buitenzijde der
wond zoodanig door, dat zij op eenen ze-
keren afïtand van derzeivcr rand door de
opperhuid te voonchijn komen, waarop men
de
die reeds eenigen ty*d geduurd hebben, zoo er maar gei 1
hier opgetelde beletfels aanwezig zijn; kan men de wmjd-
randen ook niet geheel bjjaen brengen, men veri
altgd "' n ."'• ■';.].■". voordeel, indien toen ze zoo veel
gelij"; tot
eikander dóet haderen, Waardoor de 1
oppervlakte verminderd, en de genesïng Befpoedig
-ocr page 257-
I N HET ALfiï.BÏ'Kir. ///. Afd. 199
de naalden uittrekt en op eenen halven of
drievierendeel duim afftands een diergelijke
draad doorfteckt, en zulks naar gelang van
de grootte der wond herhaalt, terwijl, wan-
neer een genoegzaam getal draden doorgetrok-
ken 'zijn, zoo worden de lippen der wond,
met de vingers zacht te zaraen gedrukt,
en de draden wederzijds te zamen getrokken,
waarna men plukfel van werk op de wond
legt, en de verdeelde draden niet eenen
dubbelen knoop over hetzelve bevestigt,
voorts neme men waar, ten einde de dra-
den niet doorfchcuren, om ze op eenen
genoegzamen afftand van de wondlippen door
te (teken, en niet ftcrker dan noodig is aan
te halen.
ae. Men gebruikt op gelijke wijs twee reg-
te wondnaalden, en deze wederzijds door-
ftekende, naait men de wond op dezelfde
wijs toe als de fcaoenmakers gewoon zijn.
32. Men ftcekt des noods ftalen naalden of
groote fpelden door de lippen der wond
e" omwikkelt ze in de gedaante eener acht
met eenen zoodanigen draad.
£62 Gewoonlijk yccft de wond na vier da-
gen te zamen en is ïn acht dagen gefloten,
indien het
              zojöd is: gedurende vvcl-
CCn tijd men dezelve vlijtig me:: koude om-
N 4
                         #fla-
-ocr page 258-
2CO          OVER DE WO N D E N
Hagen bevochtigt, het zij van koud water
alleen, het zij, vooral, bij ontfteking met
n°. 71., terwijl men Laar mate de wonden
aan een kleven., de dra.en doorsnijdt en
voorzigtig uittrekt, ten einde deze oorzaken
Van ontfteking weg te nemen.
Ontftaat sene              zwelling en ontfte-
king, die blijtt voortduren 01 toeneemt, of
vertoont na eenige dagen zitk etter, ter-
wijl er teekens zijn van vergaderde etter in
de wonde, zoo moet men de hoop laten
varen, de wond door vereenign g te heeien,
Waarom men insgelijks dadelijk de uraden moet
uittrekken, de wond openen en met etter-
bevorderende middelen behandelen,
2.6% De o 111 ft e k i 11 g en e 11 e r i n g zijn twee
tot genezing van iedere wond volftrekt 1100-
dige vercischtcn, mits de eerde niet te
fterk is, noch van te groote pijn verzeld
ga , terwijl eenen goeden etter welke dik, geel-
achtig en zonder reuk is, de heilzaarrute
balfem uitmaakt, die het meeste tot gene-
zing toebrengt; Deze, welke zich bij een-
voudige vlecscli wouden., gewoonlijk den vijf-
den of zesden dag, bij zamengeitelde iets
later, vertoont, bedekt en heelt dezelve,
waarom het zeer verkeerd zoude zijn dezel-
ve 'af te vegen, om ze door andere vette,
prikkelende , zoogenaamde balfemachtige luid-
de-
-ocr page 259-
I N HET ALGEMEEN. III, Afd. 20Ï
delen te vervangen ; echter daar dé naburi-
ge dee'en er door zouden kunnen lijden,'
zoo aioet men niet de wonden maar wel
derzelver omtrek er van zuiveren, en voorts
zorgen, dat hij in diepe wonden iteeds eenen
vrijen afloop heeft, daar dezelve anders fcherp
wordende , haar zoude kunnen doorknagen of
teh minite faolligheden en verzwaringen veroor-
zaken , tot wier vermijding men zoodanige
wonden opening moet geven.
a64 De pijn is de oorzaak der zwelling
en ontfteking, terwijl een en ander on-
affcheidbaar van wonden en in eenen zeke-
ren trap tot voortbrenging der ettcring en
genezing noodzakelijk zijn, en alleen der-
zelver overmaat tegengegaan moet worden,
het zij dezelve uit vette of fcherpe zalven,
uit opdrooging door de zonnehitte enz. ont-
ftaat; wasfehende men hiertoe in het eerfte
geval met zeepwater en voorts zoo wel als
in het tweede met n°. 74.
Men kome voorts, indien de ettering niet
goed is, de natuur door middelen te hulp, die
deze bevorderen, welke hieronder aange-
wezen zullen worden,
265 Volgens den .loop der natuur wordt hier-
toe eene koortfige beweging vercisebt, wcl-
ke met de vei'lchijning van den etter ophou-
N 5                           den
-ocr page 260-
2C2.          O V E R D E Y7 0 N D F, BJ
den moet, edoch wanneer deze wondkoorts
te hevig of te langdurig is, de pijn en de
daarmede gepaarde toevallen van zwelling
en ontfteking toenemen in plaats van te ver-
minderen , zoo moet men dezelve tegen-
gaan , en de oorzaken er van trachten weg-
te nemen, merendeels zijn zulks vreemde
ligchamen, beenfplinters, fcherpe zalven,
opgehoudenen etter of te vaste verbanden,
welke in de eerite plaats weggenomen
moeten worden,
2,66 Voorts beoordeele men de gefteldheid des
ligchaams om de genezing hierna in te rig-
tcn : is het paard fterk, welgevoed, en beeft
de wond weinig gebloed, zoo kan men met
vrucht ceue aderlating doen, en inwendig
verkoelende middelen , als: falpeter , won-
derzout en room van wijnfteen, van ieder
écne ons, in een pond water opgelost, in-
gegeven , en lavementen van lijnzaadwatcr
en zout zetten.
<
Is daarentegen het paard oud, zwak en
afgemat, heeft de wond fterk gebloed of
is dezelve gci'choten, zoo moet men voi-
•ftrekt de aderlating • vermijden , en in tegen
over ftelling verfterkencle inwendige midde-
len en uitwendige omflagen bezigen, waar-
bij zeer koud water groote dienften verleent,
terwijl men inwendig dranken van wijn of
bier en brood geeft. '
                             In-
-ocr page 261-
I N H ET ALGE M Ë E N. III. Afd. 203
267 Indien de ontfteking eenen al te hoogen
trap bereikt, zoo gaat de wond in verft er-
ving (gangr&na s. phacelus~) over, waarvan
de gevaarlijke gevolgen alleen door het ver-
wekken eener kunftige ontfteking a'geleid
kunnen worden, beftaande in bet kerven,
Qcarificercn) wegbijten, {cauteriscren) of
branden der wond, zoo dat men het doode
of afgeftorvene met een gloeijende ijzer in
eene kool verandert, of in hetzelve infnijdingen
make , op dat de opgehoopte rotachtige ftof-
fen zich ontlasten kunnen, beftrooijende
men voorts dit zoo behandelde afgeftorvene,
met in terebinthijnolie geweckt poeder van
kina, (koortsbast); de plaats waar zich
afzondering en nieuwe ontfteking be-
gint te vertoonen , bedekke men met verzach-
tende etterma ide pappen om de affcheï-
ding des- verftorvenen deels te bevorderen,
terwijl men de afgeftorvene deelcn, met
rottingwerende middelen, als kina, eiken-
bast enz. blijft verbinden, en welke nieu-
we wonden door het opleveren van eenen
goeden etter beterfchap voorfbellen.
268 Het zoogenaamde wilde vlce,sch, is
cen gevolg van lang etterende, kwalijk behan-
delde wonden, kenbaar aan eenen fponsach-
t'gen over de wondranden uitftekenden vorm ,
rood-
-ocr page 262-
£04          OVER DE WONDEN
roodachtige loodkkuren eenen onaangeaaüien
reuk, hetwdke een voïftrekte hijidespaal te-
gen de genezing zijnde, hiertoe weggeno-
men moet worden, het zij door zachte bijt-
muiielen ds zuiker, gebrande aluin, enz.
welke men tweemaal daags op dezelve ftrooit,
het dj door bet even dikwerf met hel chen
Iteeri (falpeterzuur zilver; aan te roerat, of
met n°. 70. b. of 82. te bevochtigen. .
'26*9 Daar eene goede juist geëvenredigde ette-
ring bet Voornaamfte heelmiddel en de beste
zalf is, zoo moet mer. die middelen aan-
wenden , welke dit doel het meeste be-
vorderen kunnen , en well< ■ men in de et-'
tering- bevorderende- verbeterende- of vermin-
derende onderfcheidt.
57o De e 11 e r i n 'g bevorderende m i d d e-
len kunnen dus degene zrn, welke de te
grootè prikkelbaarheid en werkzaamheid ver-
minderen, ais: lijnzaad, lijnolie en andere
oliën en vettigheden, waarbij men echter
toezie dat zij door ouderdom of" ar derzins
geene ranfige hoedanigheid hebben; of die
welke de werkzaamheid van het vaatgeftel
vermeerderen, als de terebinthijn en ande-
re natuurlijke harsten, gommen en balf'cms,
benevens alle baifemachtige kruiden, die de
prikkelbaarheid opwekken, gelijk rosèmarijn,
fa-
-ocr page 263-
I jï H ET ALGE M E E N. III. Afd. 10$
falie, enz.; dus is in het eerfte geval in
zeer ontftökene harde gezwellen, n°. 75. a.
en b. in langdurige ontftekingen met een.e
zwakte der deelen gepaard, n.°. 77. en 78.
en in wonden • welke uit zwakte weinig of
niet etteren u°. 76. ais gepast aan te mer-
ken.
71 Tot verbetering van ftinkenden of
dunnen etter, is beha ven de bevordering van
deszelfs ontlasting en het zuiver houden der
wond, het herhaald bevochtigen met koud,
bronwater èène der eerfte en beste middelen;
terwijl daarenboven onder andere geneesmid-
delen, het osterlucie - kruid of holwortel, be-
nevens def, duivelsdrek de eerfte plaatfen ver-
dienen , waarbij men voorts rofemarijn, lever-
aloc , de koorts - bast, het kalkwater enz.
voegen kan.
Vooral is het' afkookfel van twee handen
vol holwortel met een kan water tot op
een vierde verkookt zeer heilzaam in won-
den en zadeldrukken, zelfs dan wanneer
beenderen aangetast zijn, met bijvoeging in
het laatfte geval van een weinig aloë-tink-
tirar, waarna men de wond met poeder van
holwortel beftrooit, bij hetvvelke men in
geval van beenbederf even veel aloë bij-
voegt, terwijl men'in vuile, flecht etteren-
de wonden en verzweeringea, vooral door
ver-
-ocr page 264-
*o6          OVER DE WO p D E N
verzwakte levenskracht, wanneer zelfs de
wond bleek, rottig, ftinkende of mee wor-
men vervuld is, n°. 82. a. b. fteeds met
vrucht gebruiken kan.
'~7o. Om de te f t e r k e ettering voor te ko-
men ofte verminderen, is wijngeest met wa-
ter of azijn tot de helft verdund, eene der
beste middelen.
Heelt zich de goede etter gevormd, zoo
verrnijde men de wond te veel uit te ve-
gen, daar de etter de allcrheilzaamite bal-
fem is, gelijk hierboven reeds gezegd is',
terwijl de cenigfte zalf die men behoord te
gebruiken uit n°. 80. 'beftaan moet, veriöij»
dende men voorts om in alle wonden waar
in beenderen en pezen gekwetst zijn , vet-
te za" ven te gebruiken, wier. plaats de op-
droogende middelen behooren te vervangen ,
waarbij men tegen de wormen 11°. 81. a
of b. voegt.
£73 Wat de behandeling der wonden betreft,
zoo moet derzclver bedekking zoo ligt als
mogelijk zijn, en in alle gevallen bij een-,
voudige vleeschwonden flechts met het oog-
merk plaats grijpen, om dezelve voor vui-
ligheden en wormen te bewaren, aangezien
de toegang der dampkrïngslucht haar in ge.
UCü tkele fchadelijk is, tegen welke men
die
-ocr page 265-
1 N II E * A I- G E JM E E K. /ƒ/. ^/. 207
die echter zorgvuldig moet befchermen,
.■in pezen, gewrichten, kraakbeeiideren
en ingewanden ontbloot zijn, als mede, wan-
neer raen ze door lpoedige vereeniging wil
doen heelen, waarom men dezelve zoo fpoé-
dig en zeldzaam als Hechts eenigzints mo-
gelijk is, verbinden moet
Daarentegen behoede men de wonden ;voor
de zonneftralcn welke dezelve opdroogen , de
pijn vermeerderen en eenen zeer fehadeüjlteu
keJ veroorzaken.
Wanneer het eerfte verband gelegd is, en
zich geene kwade toevallen opdoen, tot
wier vregaeming men de aangewezene mid-
delen moet aanwenden, zoo moet hetzelve
drie of vier dagen of zoo lang blijven lig-
tor zieh de etter begint te vormen,
terwijl men intusfehen om de toevallen te
verminderen, van de voorgefchrevene omfla-
gen gebruik maakt, het zij men zulks door
kompresfen of door vermenging met klei
naar' omftandiglieden bewerkfceliigc; in het
vervolg vermijde men het te veelvuldig ver-
binden , hetwelke tweemaal daags gefchie-
dende, meer dan genoegzaam is, en waar
toe men de koele morScn. en avondftondén
behoort te verkiezen.
V
2/"4 Voorts moeten de randen der wonden
zoo. veel mogelijk zacht worden gehouden,
daar
-ocr page 266-
*08          OVER D B WO N 1) F. N
daar derzelver verharding de genezing zeer
in de w.g ftaat, terwijl, indien zulks piaats
mogt hebben, zoo zuivere men ze vaak met
eene fpons met zeepwater, en legge wieken
met n°. 79. op.
275    Men plaatfe het paard in koele zuivere
ftallen, waar de lucht eenen vrijen toegang
heeft, aangezien het tegendeel, wild vleesch,
verfterf en rotkoortien veroorzaken kan.
Voorts dient het vèedfel naar de omftan-
digheden en de geftcl-ihcid des' ligchaams be-
rekend te zijn; vooral worden tot voortbren-
ging van etter, voedzame en veriterkende
fpijzen' vereischt, welke in goed kort voe-
der, brood en meeldranken dienen te bc-
i'taan, waarbij men hier of wijn kan voegen,
indien de levenskrachten zeer gedaald zijn.
TWEEDE ARTIKEL.
Over de 'wonden in het lijzonder. •
Na derzelver algemeene befehouwing tot
hunne geneeswijs in. het bijzonder overgaan-
de , vertoonen zich het eerst aan onzen
aandacht.
». De gebouwene, wonden»
276    Van deze zijn diegene- welke het vleesch
en
-ocr page 267-
DE GEHOUWEÏIE WOEDEN. IIl.Afd. 209
en de huid befehadigen , ligter te genezen,
dan wanneer aanmerkelijke vaten, zenuwen ,
pezen of beenderen gekwetst zijn , gelijk
mede eene overlangs of evenwijdig met de
fpiervezels loopcnde wond. fpoedigerdan eene
dwarfche heelt, terwijl hoe feherper het
werktuig was, waarmede de houw toege-
bragt is geworden, des te ligter de ge-
nezing volgt.
277    De h o o f d- en h a I s w o. n d c n zijn de-
gene welke het meeste het krijgspaard tref-
fen , van welke de laatfte het bezwaarlijk-
fte te genezen zijn, wijl zij niet alleen'vaak
met belchadiging der beenderen en'banden ge-
paard gaan , maar het fteeds moeite kost den
etter eene vrije ontlasting te bezorgen , het-
.e men door diepe ttlfhijdingen iri de
wondlippen, en door tegenopenïngen be-
werkstelligen kan, ■ waartoe échter de ge-
oefende . hand van -eenen paardenarts vereiseht
278    De hoofdwonden moet men zoo veel
mogelijk door zamenvoeging pogen te ;
zen, en' daarbij vlijtig de koude oifiïlag'èii
in het werk ftellen.
a?9 In het algemeen moet men half Bóorge-
incCi- ■
                    reheel doorfn-jjden om ge-
-ocr page 268-
II»                I) E W 0 N B E N.
vaarlijke krampen voor te komen; pezen en
banden beledigt zijnde, genezen zeer moei-
jeïi'k en alleen door baifemachtige piikkel-
middelen , als : terebinthijn ; in wijngeest oöt-
bondenen peruviaanfchen baliem, elixer pro-
prictatis, enz.
V. De gestoken e wonden,
*8o De geftokene wonden zijn wegens der-
zelver diep. indringende oorzaak en naauwe
opening, v el gevaarlijker en tevens moeije-
lijker te genezen dan de gebouwene, voor-
al wanneer niet flechts de vleesch- maar teven*
edelere deelen: als pezen, vaten en zenu-
wen getroffen zijn, zelfs in het eerfte ge-
val heeft de etter zeldzaam eene genoegza-
me ruimte tot ontlasting, en zich als in
eenen zak verzamelende, worden hierdoor
gangen, zakken en gezwellen voortgebragt.
Het eerfte dat men tot genezing dezer
wonden in het werk moet ftellen is, dat
men dezelve hiertoe eene genoegzame ver-
wijdering geeft, het zij door ze geheel te
openen, of zoo de aangrenzende deelen zulks
niet vergunnen, ze genoegzaam te verwijde.
ren en tegenopeningtn aan de laagfte zijde
te maken, terwijl men voorts naar omftan-
digheden infp uitingen doet.
\
-ocr page 269-
BE VOET WONDEN. III. Jftf. 21Ï
2gi Onder de geftokene wonden zijn die wel-
ke de voeten door het intreden ■ van nagels
enz. worden toegebragt, de gewoonlijkfte,
terwijl de zoodanige welke in de hollighe-
den der borst of des buiks indringen, ftceds
gevaarlijk en meestal dodelijk zijn indien zrj
eene der ingewanden treffen.
De yoe t w o n d e n.
aSa Men kan deze in eenvoudige, ge-
vaarlijke en o n g e n e e s b a r e onderfchei-
den. Onder de eerfte kan men het verna-
gelen rekenen, het zij zulks door eenen
ouden nagel, een fchilfer der nieuwe of het
kwetfen der vleeschzool door dezen zelfs
veroorzaakt wordt. In alle gevallen moet het
ligchaam dat dezelve te weeg gebragt heeft
uitgetrokken worden, en indien de wond
nog versch is, derzelver opening ver-
wijderd en eenige druppelen tinktuur van
aloë, levensbalfem of van n°. 83. er inge-
goten worden, terwijl men voorts koude
omflagen, vooral van leem, om den voet
doet, en dezelve dikwijls in koud water zet;
vaak zijn de infpuitingen met hetzelve, met kalk-
water of n°.98. daarbij ter genezing voldoende.
Is dezelve daarentegen veroudert en in et-
tering overgegaan, zoo moet men de ope-
ning geaoegzaam verwijderen om den etter
eene ruime ontlasting te bezorgen, en de
0 %
              wond
-ocr page 270-
2.12               DE W O N U JE N ,
wond eerst met n°. 82. a. en daarna met
n° 83. uitwasfehen.
Men ga op gelijke wijs te werk wan-
neer het paard glas, spijkers enz in den
voet heeft, getreden, dat weinig te beduiden
heeft, wanneer zulks door de hoornzooi of
ftraal Hechts even in de vleeschzool gedron-
gen is, en op gelijke wijs genezen wordt.
£83.. Gevaarlijker is het wanneer pezen,
bar. len , k.aakbeeiidercn of beer der. n gekwetst
en voor.u indien de gewrichtbanden door-
boord zijn.
a84 O n g e n e e s 1 ij k kan men dezelve achten,
indien de beenderen zelfs door bederf'zijn aan-
getast, hetwelke men aan dien bioedigen, ftin-
kenden, uit de wond vloeijenden etter kan
onder;', luiden.
Met andere veciirtrcni.ikundigc worden door
xenneker alle fchcrne, vette en prik-
helmiddelen in voetwonden afgekeurd, en al-
leen zoogenaamd blaauvv water, (n°. 98.) of
kalkwatef aangeraden; voorts beila men den
voet met een eenigzins breed'' ijzer, bet-s
ysrelke aan de gekwetste plaats uitgehold is,
alwaar men ook de hoornwand moet weg-
nemen.
c De
-ocr page 271-
Sic. 0»SCHOTEKE WON3F.N'. ƒƒƒ. Afd. 213
'<■ De gefchotene wonden.
285 De gefchotene wonden verer'chon de ge-
nezing door ettering, welke 2elfs bij de een-
voudigste zich eerst na zeven of acht da-
gen vertoont j gewoonlijk, zijn vreemde
Lichamen, als ftukfcen der huid, patroon-
papier en kogels in dezelve g'edrongen,
en zij fteeda met febeuring en kwetfing van
de aan het kanaal der wond grenzende dee-
len gepaard, welk een en anclcr hen het
gevaarlijkite en mocjjelijkije te genezen van
alle wonden maakt, daar in haar veelal de
beenderen verbrijzeld en edele deelen ver-
fcheurd of befchadigd zijn.
s.S6 Alvorens dus de genezing fe onderne-
nemen moet men eerst zorgvuldig den
aard der wond onderzoeken, en vervolgens
baar zulk eene genoegzame opening ge-
ven, dat de etter zich vrij ontlasten kan,
wanneer het paard overeinde ftaat, en voorts
zieh beijveren de in de wond ingedron-
gene vreemde ligchanen uit dezelve te ver-
wijderen, zander vee! jn haar te wroeten,
waartoe men des noods tegeiiopeningen moet
maken.
*87 Wat de behandeling zelve aangaat , zoo
O 3                        moet
-ocr page 272-
214                   O E WONDEN,
moet de eerfte zorg zijn, de bloeding
van groote vaten op de voorgefchrevene wijze
te ftuiten; die van kleinere veel minder
aanmerkelijk zijnde dan in gehouvvene of ge-
ftokene wonden, houdt van zelve op; In
de tweede plaats moet men eene goede et-
tering trachten te verwekken , om de ver-
pletterde deelen, beenfplintefs en vreemde
Jigcïiamen welke men niet heeft kunnen
wegnemen, en die eenen fehadelijkcn prik-
kel veroorzaken, te verwijderen en de vcr-
fterving voor te komen. Is de ontfteking
fterk zoo gebruike men koude omflagen en
des noods kervingen (scarifijatien), waar-
bij men het inwendig gebruik van verkoe-
lende middelen voegt; terwijl men in te-
genover ftelling wanneer het dier zwak is,
uitwendig prikkelende en inwendig veriter-
kende middelen moet aanwenden.
In het algemeen zijn infpuitingen in het
wonukanaal, bet gebruik van etteringbevor-
derende middelen, het dekken der wond met
plukfel in een of ander wondwater natgemaakt,
liet zacht houden van derzelver randen, de
middelen om de fpoedigfte genezing dier
wonden te bewerken, wier aard aan de-
zelve niet doen wanhopen , zoo als diegene
zijn, waarin beenderen gebroken of verbrij-
zeld zijn, doch waarvan men die der rib-
ben in fommige gevallen uitzonderen kan.
TWEE-
-ocr page 273-
«5
TWEEDE HOOFDDEEL,
P E K.NEUZINGEK.
», ERSTE ARTIKEt.
Over de kneuzingen in het algcmeea*
*S8 Door kneuzingen of kwetfingen, verftaat
men de geweldige befchadigiiigen, waardoor
de we;ke ligchaamsdeelen met eenig geweld
te zamen gedrukt worden, het zij zulks
door drukking, of eene ftoot of flag ge-
fchiedt, welke eene meerdere of mindere
uitwerking te weeg brengen, naar mate dat
de ftoot des befchadigenden ligchaams fterker,
dit zwaarder of deszelfs drukking aanhou-
dender en geweldiger is geweest; terwijl
daarenboven de geftelJbeid der hierdoor
getroffene deelen de kneuzing meer of min-
der aanmerkelijk doet worden, het zij dat de-
zelve alleen de vaten te zamen drukt, en
derzelver werkzaamheid verlamt, of dat te-
vens de dieper leggende verfcheurd zijnde ge-
worden , zulks eene uitftorting van voch-
ten veroorzaakt heeft.
De minst beduidende zijn diegene, welke
O 4
                             JU
'
-ocr page 274-
ai5 O V E R DE K N E U Z I N G E N
alken vlezige deelen treffen en weinig in-
dringen ; daarentegen zijn die givaarüker,
welke gewrichten, beenderen en groote va-
ten treffen, of in derzelver nabijheid plaats
grijpen, vooral, wanneer zij door eene
gewei lige drukking of fchok de ingewanden
der borst of des buiks beledigen.
"89 De kneuzingen zijn al of niet van eene
opene woud verzeld, bij welke laatfte ge-
woonlijk eenen hongeren trap van fpanning
dan bij de eerite plaats grijpt.
290 De genezing van alle kneuzingen kan
flecfits op twee wijzen plaats grijpen, na-
fhelijk: door verJecling of door ettering,
waarvan de eerfte . in alle zulks vergunnende
gevallen ileeds de voorkeur verdient, daar
zij fpoediger en gemakkelijker ten doel
leidt, edoch dezelve kan alleen bij verfche ,
oppervlakkige en onaanrri'ékeiyke kneuzingen
in het werk worden gefteld, aangezien in
alle andere aanmerkelijke , verouderde en met
opene won len gepaard gaande, alleen de
ettering in ftaat is, de door de kwetfing
tot hunne werkzaambeden onbekwaam ge-
maakte deelen, af te fchejden, het venter-
ven voor te komen , het deel deszelfs dienst-
n ilaat terug te geven, en de üitgeftór-
tc vochten door de opflorpende vaten in te
énigen, of ze af te fcheiden.
                     De
>
-ocr page 275-
I N HET A. L G E M' E E N. III. Afd. ZIJ
20i De genezing door verdeeling; vercischt
het gebruik van prikkefffiiddelen, welke
de opi'lorpcnde vaten eene vernreerdertie of
vernieuwde werkzaamheid geven, en waar-
onder men n°. 84. a. —/'. met vrucht aan-
wenden kan.
Is de kneuzing van eene wond verzeld,
doch voorts niet zeer be luidende , zoo kan
men van deze middelen in zoo verre ge-
bruik maken als dienftig is om de buiten-
gewone zwelling te verminderen, e hter be-
hoort men daarmede bij tijds op te bonden , om
de ettcring, welke deze kneuzingen alleen
kan genezen, niet te (toren; terwijl men
tevens bij alle met wonden vezelde kneu-
zingen moet waarnemen , om de vu\leclende
middelen en omflagen Hechts op den om-
trek der wond aan te wenden.
29a Ingeval bij de kwerfing eene meenigte
bloeds in het celwijs weeffel uitgeftort is
geworden, zoo is het meestal vruchteloos
op verdeeling te hopen, moetende men het-
zelve zoo veel mogelijk door diepe infnij-
dingen ontlasting pogen te bezorgen; ter-
wijl men insgelijks van reeds in ettering
overgegane kneuzingen, geene verdeeling
kan verwachten, maar zoodra de etter ge-
noegzaam gevormd is, derzelver rijping moet
bevorderen en ze met het mes openen.
M 5                      Men
-ocr page 276-
218             DE KNEUZINGEN,
«93 Men kan de kneuzingen verdeelen: i«. Ia
die welke her hoofd en de aangrenzende dee-
kri treffen, 2c. in die der fcbojB en des
rv.gs (z a d e 1 d r u k k i n g) ; 3e. in die der
been en : als van den elLboog, hak en knie
enz. (leggers., fch ü t h akk e n en verde-
re f'agen of ft o ten); 4e. der kroon
(kroon betrapping en ft rij ken); 5e.
van Je zpol (fteeng#ll&$); 6e. der hie-
len (bet verballen); 7e. bet verhang/n
in den halfterketen; 8e. het kwetien der
grocee p;.es.
TWEEDE ARTIKEL.
Over de kneuzingen in het bijzander.
c. De mol of var erft.
t
294 Eene der gevaarllikfte gezwellen bij het
mmfte verzuim, welke door eene uitwendige
befchadiging veroorzaakt worden , is netge»
ne onder den naam van de mol of varent
(la taupe ou testudinè} bekend , zich gewoon-
lijk tusfehen bet aehterhoofJsbeen en den
derden halswervel uitftrekt. Hetzelve is in
den aanvang zeer pijnlijk en hard, bevat
zelden goeden etter, en moet fteeds zoo fpoe-
dig mogelijk geopend worden, terwijl, in-
dien het zeer ontftoken is, men het alvo-
rens
-ocr page 277-
DE ZADELKWETSINGEN. III Afd. £IJ>
rens met lijnzaad, ajuin en melk behoort
te pappen.
Het bedenkelijkfte van dit toeval is, dat
door den etter zeer ligt den nekband aan-
getast en fistelholten voortgebragt worden,
hetwelke men aan het verfchijnen van veel
wild vleeseh befpeurt; alsdan make men
pappen van brood en faffraan, en doe, het
zij door infpuiting van prikkelende midde-
len , zoo als bij de zadelkwetfing voorge-
fchreven is, het befchadigde affcheiden, of
wel, men verwijdere de opening genoeg-
zaam om het te kunnen wegfnijden, waarna
men de wond gelijk, eene zadelkwetfing met
balfemachtige middelen geneest.
i. De zadelkwetfing.
295 Dezelve beftaat in ecne al of niet door
eene wond verzelde kneuzing, welke door
den zadel of mantelzak op de f:hoft, den
rug, de lendenen of ribben te weeg gebragt
wordt, en waarvan diegene welke de fchoft
treft, fteeds bedenkelijker is dan die den rug
of de lendenen aan loet, aangezien de eer-
fte vaak de banden, kraakbeenderen en pe-
zen befebadigt, terwijl die der ribbe het
minst beduidende van alle is. (ie.)
Men
(12) De zsdelkwetfin.^en worden of door de ongelijke of '
door de langdurige drukking deszelvan cc srege getuigt;
«Kt
-ocr page 278-
'220           DE KNEU Z I N G E ]\T ,
296 Men onderfch'eJdt de dcor den zadel ver-
oorzaakte kneuzingen, in brandvltkken, in
eenvoudige en in diep indringende zadel-
ïwetfingen.
De
dit heeft bijzonder plaats bij aanhoudende bewegingen in den
#ao; alsdan worden de fijne Iiuidvaatjes te zamen gedrukt
en verlamd, en de in deze langzame beweging tnaas jjk om-
loopende vochten kunnen dezen tegenftand niet overwinnen;
wanneer nu deze drukking ophoudt, eri vooral indien door
te vroe tijdig afzadelen, deze t! ans ten uiterfte ge-
voelige deelen aan de lucht worden blootgefteld, ver-
akt deszelfs prikkel eenen vermeerderden toevloed
ran vochten naar dezelve, wier aandrang deze vei
vaatjes niet kunnende wedeiftaan, daardoor eene m tkel$-
fce zwelling en uitzetting ondergaan, en zelfs vaak bers-
ten; tenvfll daarenboven de koude der dampkringslucht
I
haar
doet verdikken; welk eenpen ander die zwelling te
wege brengt, die eene zadeldrAking aankondigt.
Deze verklaring zal de oorzjBtKvan 'iet verfcl jjnfel oplosfen,
waarom menigmaal de best gevormde zadels drukken ; als mede
Waarom tnen door J,'tL.':; of 51'f " [in te drayen,zelfs b§
ide zadels, minder in dezen gang dan in den
Irükt; wfll lij de fterkere bewering in oen draf, door
1 : verfneHen omloop, den tegenftand ligter overwonnen
Wordt; gehjk ook waarom vette paarden meer dan mage-
re er aan onderhevig zijn, tenvij! zulks ook de doel-
matigheid zal doen erkennen van het gedrag van ervarene
ruiters, die niet flechts eenen geruimen t§d laten verlop-
pen alvorens af te zadelen, en zulks raar mate zij zlc'n
Jsnger bewogen hebben, maar die in plaats van den fin-
gei
los te maken,' hetwelke vaak uit kwalijk geplaatste
Iparing des paards gefchiedt, integendeel dezelve aanges-
pen oni den aandrang der vochten flechts trapswfs in de
overfpannene vaatjes toe te laten.
-ocr page 279-
DE Z A D E L K W E T S I N G E N. III. Jfd. «21
297 De aanhoudende of ongelijke drukking,
vooral der bladen, of liegen des zadels,
brengt de b ran d vlek voort, waardoor de
omloop der vochten in de vaten der huid
belet, en derzelvcr werkzaamheid verlamd
wordende, deze als doet veri'terven.
£93 In de eenvoudige za d el kwe t fing
heeft alleen eene kwetfing der vleeschdeelen
plaats, welke zich dadelijk kenmerkt door
eene ongewone hitte ca zwelling, veroor-
zaakt door de Bititortir.g der vochten uit gebor-
ftene vaatjes, welke men zoo fpoedig mo-
gelijk door aanwending van eene der in n°.'
84. en 85. aangewezene middelen , moet t!
ten te veicleelcn, of wel, men neemt eene
ons ammoniakzout, legge dit tusfchen tvvee
linnene lappen op de befchadigde plaats, be-
vochtige het met koud bronwater en f azijn,
in één kan van hetwclke, men eene ons
i'alpeter opgelost heeft, herhalende zulks
zoo vaak, tot het ammoniakzout ontbinden,
en het gezwel verdwenen is, tot welk ein-
de men ook n°. 85. gebruiken kan. Bij ge*
jnis van andere middelen neme men een
handvol klei, eene handvol zout, en make
zulks met eene genoegzame hoeveelheid wa-
ter tot eene pap, wejke men op de kneu-
zing legt; foi : 's is eene verfebc graszode
welke men met Je graszi'de op dezelve legt
m
-ocr page 280-
ttt        BE KNEUZINGEN,
en met koud water, zoo mogelijk met azijn
of brandewijn bevochtigt, tot derzelver ver-
deeling voldoende.
In het algemeen zijn het de prikkelende
middelen welke aan de opflorpende vaten
eene genoegzame werkzaamheid tot inzui-
ging der uitgeftorte vochten teruggeven,
en hierdoor de verdeeling bewerken inoefen,
terwijl tevens de koude derzelver aandrang
vermindert, en de afkiding te weeg brengt
der warmteftof, door de vermeerderde werk-
zaamheid der vaten veroorzaakt; ziinde voorts
het fchootwater van the den in deze ge-
vallen zeer dienftig.
Indien het gelukt de kneuzing te verdee-
len, zoo moet men derzelver oorzaak, dooi-
de verbetering des zadels enz. wegnemen,
en de plaats nog eenige tijd met koud wa-
ter wa'sfehen.
ipp G?fcbiedt echter de verdeeling niet vol-
komen , zoo ontftaat er' of eene waterblaas,
welke verouderende in eene zwam of wild
vleesch ontaart, of wel de kneuzins gaat in
eene zoogenaamde brandvlek of in een etter-
gezwel over.
joo Eene zoodanige waterblaas moet ge-
opend, de vochtigheid uitgedrukt en het
ïiüd-
-ocr page 281-
DE EADELKW ETSINGEN. III. Afd. 2.1%
middel n°. 86. eens ingewreven worden.
301    Is er eene zwam aanwezig, zoo doe men
eene diepe infnijding, en poge ze door n°,
86. tot ettering, te brengen of wel men
fnijde ze geheel uit en verbinde de wond
niet droog pluki'el.
302    Bij eene brandVlek die ontftaat wan-
neer de verdeelende middelen vruchteloos ge-
weest zijn, en de huid kaal, zwart en hard
als leder doet worden, moet men deze van
het daaronder leggende celwijs - weefiel af-
fcheiden, het zij door dezelve tweemaal
daags met boter of reuzel, of indien
zulks mislukt met n°. 87. te be'triiken , en
ze vervolgens langzamerhand met eene fchaar
aftë ftifjden, terwijl men de daaruit ontftaande
vlakke wond met osterlucie - af feookfel, met
extract van lood of goularls water (aq;ui
goulardi')
en zelfs met .zuiver water kan
genezen.
303    De meeste kneuzingen aan de fchoft welke
niet door de verieeling weggenomen kunnen
worden , veroorzaken een e 11 e r g e z w e 1; in-
dien dus de dikte niet in ten ho'ogfte vier da-
gen verdwijnt, zoo moet men de ettering be-
vorderen, en vervolgens, wanneer de etter
zich in hetzelve beweegt, het op de Iaagfte
plaats openen ; terwijl men zoo wel dan , als
wanneer in gewone zadelkwetfing de onefte-
king
-ocr page 282-
224         D E KNEUZINGEN,
king verhindert., ze met kompresfen met
n°. 89. 'bedekt, vervolgens legt men er de
etter bevorderende zal. n". 77. of 79. en als
omOagen a°. 83. op. Is de etteiing goed,
zijn de randen der wond zaeht, en begint
zich deze te vuHen of te fluiten ^ zoo moet
mei haar pet n°. 9- vevbii .den , en te-
gen liet wilde vlèvSCii n°. 92. gebxuike»,
304 Veel geve/        r, ten minften langwijli-
ger in de gei :zing is de diep in dr in-
gen Je za de i k we t fi ng , waardoor been-
deren, kra.akbeen,dererj en beuden beiceiigd
zijn, het zij zulks door de onmiddelijkq
drukking, of door het invreten var.
veroudcrJen etter veroorzaakt is geworden;
zulks wordt kenbaar aan het vuile,, ft;{nk.e.n-„
de, bruine vocht, dat zich in plaats van
etter uit de wond begint te ontlasten, aan
het loodkleurige bruine vlees -h der-zelve,
aan het wilde vleesch dat zich in haar ver-
toont, en aan de harde fpekachtige ' wond-
randen.
In alle gevallen moet de wond genoeg-
zaam geopend worden, om den etter eene
vrije ontlasting te geven, en vroegtijdig ge-
noeg, om deze te beletten verzakkingen te
vormen; hebben deze door verzuim plaats,
zoo moet men de, door den ouden etter'
veroorzaakte fistelachtige kanalen openen:
daar-
-ocr page 283-
DE ZADXLKW ETSINGEN. ƒƒƒ. Afd. 22 J
daarenboven moeten de eeltachtige randen,
ïpelke bij verouderde wonden alle genezing
in den weg ftaan, weggelneden, weggebe-
ten of door infnijdingen tot ettering gebragt
worden, terwijl in gefpannene en pijnlijke
wondranden, vooral het uitgeperste iap van
kfs'enkruid reet ongezoutene boter, het af-
kooki'el van kiisfenwortel, {rad. bardana) ,
als mede roi'emariju en groene tabaksbladen,
zeer heilzaam is.
505 Is men beducht dat de nekband aange-
tast is zoo gebn.ike men n°. 90. , en als
omflag n°. 84. a. terwijl men in de wond
fijn gemaakt osterluciekruid ftrooit, men ga
genoegzaam op gelijke wijs te werk, wan-
ne r beenderen aangedaan zijn, vooral bezige
men n°. 82 a, b. en 90. en 82, b. met roode neer-
geplofte kwik vermengd, hetwelke de beenderen
doet affchilferen en tot genezing voorbereidt,
waarna men ze als cene andere wond behan-
deld.
Van deze middelen kan men zich niet alleen
met vrucht in door zadelkwetfing ontflaande
verouderde eeltachtige wonden, bedienen, om
ze te zuiveren , maar de vero'udcrde verharde
fponsachtige gezwellen op de fehoft, kan men
het beste door het dagelijks befmeren van roo-
. de neergeplofte kwik met reuzel, in ettering
doen overgaan»
P                             In
-ocr page 284-
2.2.6          DE KNEUZINGEN,
506 In het algemeen genezen de zadelkwetfin-
gen des zomers en bij hitte langzamer, dan
in den winter , moetende men , indien ,
zoo als fo intijds in dit jaargetijde gebeurt,
w o r m e n zieh in de wond vertoonen, dezelve
niet n°. 81. a. of b. nat maken.
AVordt het paard door den fingel of eenig
ander deel der toerusting gekwetst, zoo moet
men zulks als eene andere kneuzing behande-
len en de wond met water of loodextrakt be-
vochtigen.
c. De leggers en f c hjj th akk en.
307    De zoogenaamde leggers en fchijt-
Irakken, welke uit gezwellen aan den elle-
boog en de punt der waai of des haks be-
ftaan , en hun aanwezen, uit kneuzingen of
andere oorzaken ontleenen, bevatten eene wa-
terachtige vochtigheid, fomtijds etter, en gaan3
indien zij verouderd zijn, vaak in eene fpons-
achtige zwammige zelfftaiidigheid over.
308    Ontflaan de leggers uit het liggen op
de kalkoenen , zoo moet men in de eerfte
plaats het ijzer verwisfelen voor een ander dat
deze niet bezit, en het paard een overvloedig
legftroo geven ; voorts gefchiedtderz el ver weg-
neming alleen op twee wijzen, het zij door ver-
deeling of door ettering.
Tot de eerfte, welke men tfeeds bij voor-
keur
-ocr page 285-
LEGGERS EN SCHIJTHAKKF.N , III. Afd. 227
keur moet trachten te bewerken, zijn de te-
gen de kneuzingen voorgeichrevene middelen „
die waarmede men beginnen moet, zoo lang
het gezwel nog heet is; zoo als het wasichen
met koud water, omflagen van leem , azijn,
amraoniakzout en herhaald wrijven, terwijl n°.
95-, driemaal daags flcrk ingewreven, door
veeartfenijkundigen zeer aangeprezen wordt.
Is het gezwel koud en hangende, zoo trach-
te men het door inwrijvrngen van n°. 97. a. waar-
bij men des noods geest van kamfer voegt, te
verdrijven; kunnende men ook tot hetzelfde
oogmerk eene dunne dragt onder het vel de-
ken.
Gaat het in ettering over, zoo moet men
het openen, en voorts als een ander gezwel
genezen.
Om verouderde leggers te verdrijven, wrijve
men om den anderen dagn0. 96. a. of b. in,
en doe dit door nabij hotrden van eenen heeten
ftcen of gloeijend ijzer intrekken ; hiermede
vare men voort tot de ettering ontftaat, waar-
toe men n°. 93. gebruikt en dagelijks den om-
trek der wond met n°. 78. warm baadt; waar-
na men ze met n°. 82, a. zuivert, en met
n°. 94. geneest; terwijl indien zich een zwam
in dezelve vertoont, ecne dragt door den leg-
ger geftoken moet worden.
509 B*j de f ch ij t hak ken, door uitwendige
P 2
                             oox-
-ocr page 286-
fisS           DE KNEUZINGEN.
oorzaken van ftooten of wrijven vöortgebragt,
moet men ia de eerfte plaats, de aanleiding
wegnemen, en als zij ontdoken zijn , verdee-
lende middelen aanwenden; is het eene water-
blaas , zoo gebruike men uitwendige prikkel-
middelen, gelijk bij de leggers en kerve de
huid; terwijl men tegen zwammen n°. 97 of
kwikzalr' inwrijft.
d.     K w e t f i 11 g door het overtreden i 11
den halfterketen, Hagen of ftooten.
310    Men wasfche de wond met fpaanfche zeep
of blaauw water n°. 98, en indien dezelve
met verrekking en zwelling der koot of waai
gepaard gaat, zoo gebruike men, wanneer de
kwetfing nieuw is , omflagen van azijn , water,
zout of ammoniakzotit en potaarde , tot de
ontftekjng verdwenen is, en geneze vervol-
gens de wond met thedens fchootwater;
terwijl, wanneer dezelve zeer diep is , lood-
extrakt en goulards water mct bijzonder nut
gebruikt worden. Op gelijke wijze ga men bij fla-
gen en ftooten te werk die de beenen treffen, ter-
wijl men tot bevordering van de opflorping
der uitgeftorte vochten , het paard door het te
leiden , dagelijks eene gematigde beweging-
moet doen verrigten.
e.    De pees kwetfing of peeskwelling.
311    Hierdoor verftaat men de zwelling of kwet-,
fiing
-ocr page 287-
BESCHADIGING DER KNIE. ///. jffj, ifp
fing der grootebuigpees van het voorheen, door
eene uitwendige befchadiging veroorzaakt, en
welke of alleen de peeslcheede of tevens de
zich daarin bewegende pees beïeedigt, waar-
van het laatfte fteeds bedenkelijker dan het
eerfte is.
In het ecrfte geval, wanneer dit toeval flechts
in eenen geringen trap plaats heeft, en niet
verouderd is, kan het omflaan van leem met
lood.xtrakt en water voldoende worden geacht,
edoch wanneer hetzelve verouderd is zoo moet
men zcepgeest met kamfer bezigen.
Is de peesfeheede gefcheurd, zoo legge men
op dezelve kompresfen met zeepgeest, en om.
zwachtele het been van de knie aan de koot,
en doe hetzelve door middel van een riem en gesp.
eene eenigzins gebogene ftell'ing aannemen,
van welken riem men het echter alle twee da-
gen bevrijden moet en niet nalaten den kogel
vlijtig met koud water te wasfehen.
312 Merendeels vindt men in dit toeval knob-
bels in de peeslcheede , vooral wanneer het uit
eene reumatieke oorzaak ontflaat, of deze er
zich bijvoegt; alsdan bade men het been met
n°. 78 warm gemaakt, wrijve Het daarna met
terebinthijn - olie en vervolgens (lerk met flroo;
' terwijl men, indien na verloop van drie weken
deze behandeling geene gunftige gevolgen te
wege brengt, eene dragt aan dat been moet
zetten.
                           P 3                        De
-ocr page 288-
*
A.
230          DE KNEUZINGEN.
ƒ. De bef ehadi ging der knie.
313 Dit toeval, door ftooten of vallen veroor-
zaakt , kan alteen in eene kneuzing bcftaan of ook
door cene wond verzeld worden , wier verwaar-
loozing of veroudering, vaak een gezwel ten
gevolge heeft, waarin zich eene kniezwam be-
vindt , en dat zelfs in eene beenverharding ontaar-
den kan; deszelfs genezing' vereischt, dat men
het gezwel even als eene andere kneuzing poge
te verdeden, en indien eene opene wond er
mede gepaard is, met n°. 94 geneest. Terwijl
men een verouderd, en in een kniezwam ont»
aard gezwel met n°. 97. wasichen en zulks niet
helpende drie dagen lang met n°. 96, a. of b.
inwrijven moet. (13)
g. De kroonbetrapping.
»T4 Men neme bij deszelfs genezing in aanmer-
king of het ongemak versch dan wel of het
verouderd is. In het eerfie geval neme men
het losgetrapte hoorn weg , zuivere de wond
van
(13) De kniezwam of witte zwelling wijkt zeldzaam voor
de gewoone middelen, waar onder n°. 96, c., mede cene plaats
verdient , hetwelkc in de gewone heelkunde met vrucht te-
gen dit ongemak aangewend wordt. Wanneer dus de opge-
gevenc middelen niet helpen, zoo zyn de eenigc waarvan men
nog iets te wachten heeft; door het zetten van dragtea ter
wederzijde der knie , cene fterke en aanhoudende ettering
te weeg te brengen, of het gloeijende ijzer aan tj wenden,
en daarna de gefchrocide plaatfen in fontetiellen te veranderen.
Wanneer echter het ongemak veroudert, is het meestal onge-
r.ees'ijk of wordt door eene licenuiïwasfing Qanchylojis'}
gevolgd.
-ocr page 289-
DE KROONBETRAPPING , III. Jfd. i.%\
Yan baar en alle vreemde ligchamen, en was-
fchen dezelve dagelijks uit met laauvv zeepwater,
met kalkwater, of n°. 98, en bij gebrek daar-
van met koud water of pis ; terwijl men
voorts de voet meermalen daags in koud wa-
ter moet Hellen.
315 Veelal ontftaan kr o on v er z weri n g en
uit bovengemelde oorzaken, vooral wanneer in
voetgebreken de etter zich niet bij tijds ge-
noegzaam heeft kunnen ontlasten en holten
tusfchen den hoorn- en vleeswand gemaakt heeft;
om zulks voor te komen, en deze ontlasting
te weeg te brengen, moet op de laagfte plaats
eene opening in den wand of in de zool ge-
maakt, en de wond meermalen met zuiver put-
of kalkwater, of met 11°. 9$ uitgefpoten wor-
den , waartoe men bij gevreesd beenbederf, n°.
82, a a. gebruiken kan en tot derzelver gene-
zing n°. 94. aanwenden.
316 Somtijds wordt eene zoodanige verzwering,
welke het padgezwel of de viik genaamd
wordt, door inwendige oorzakenvoortgebragt,
van welke bij de mok nader aanwijzing zal ge-
fchieden.
Een zeer gewoon gevolg der kroonbetrap-
pingen zijn de hoornkloven, welke vol-
gens derzelver plaats, in kwartier voeten,
wanneer zij de zijdelingfche hoornwanden , en
P 4                         in
-ocr page 290-
*3a               DE KNEUZINGEN,
in osfenvoeten, indien zij den voorhoef
treffen, onderfcheiden worden , en meest uit
de door de betrapping ontiiaande fchenring
van den zoom ontdaan , vooral wanneer het
hoorn 'zeer broos is, of dat de fmeien zulks
door afraspec verdund of bedorven heb'-en. Het
beste middel tegen dezelve bcltaat in liet buig-
zaam honden van het hoorn door middel van
hoeffmeer, het heilrijken van bafllikum.-zalfpp
de kroon en den hoef, voorts in het in de weide
zenden; terwijl bovenal een doelmatig befiag
tot voorkoming en genezing van dit ongemak
het meeste toebrengt.
te. De ft c eng all en.
317 Hierdoor verftaat men de blaauwe of roode
Vlekken , voortgebragt door kneuzingen, die de
vleeschzool, merendeels in de hoeken , of
tusfchen den wand en de ftraal treffen en door
het veroorzaken eeatr meerdere of mindere ont-
fteking , den gang des paards pijnlijk maken;
terwijl men als derzelver oorzaken , kwalijk pas-
fende ijzers, vooral wier binnenranden de zool
drukken, bijzorider wanneer deze dun uitge-
fncden is , te regt kan aanmerken.
Naar mate de vlek rooder of blaauwer en de
ontfteking fterker js 5 moet de geneeswijs inge-
rigt worden. In de eerfte plaats traebte men
de ontfteking weg te nemen, en indien zij tot
ettering is overgaan , deze eene vrije ontlasting
-ocr page 291-
KNEUZING DER HIELEN, III. Jfd, fi3S
te bezorgen ; het eerfte gefchiedt door omflagen
van leem en het bevochtigen met lood-azijti;
terwijl men , wanneer zich eene groote hitte
openbaart, de plaats der ïlecngallen tot het le-
ven toe uitveegt, doorfnjidt, Iaat uitbloeden
en met leem Iïlflaatj voorts befla men ra eeni-
ge dageJi dien voer met een breed uitgeflagen
ijzer, waarvan men den laatften nagel weglaat
en het weinig aanhaalt; en giete voorts niets
anders dan ten hoogde een weinig van n°. 98
op de wond.
Is dezelve in ettering overgegaan . zoo make
men openingen in de witte lijn en genez,: haar
met een tnengfel van gelijke delen: osterlucie-
afkookfel en aloë - tinkamr.
j. De kneuzing der hielen of liet verballen.'
318 Dit ongemak dat merendeels door het gaan
op zeer harden grond, door te korte, of druk-
kende ijzers veroorzaakt wordt, kenmerkt zich
door den pijnlijken gang op harde wegen; het
knijpen der hielen met de tang doet de zetel
der pijn ontdekken, terwijl het doorbreken van
den etter boven de hielen, den overgang der
ontrteking in ettering aanwijst.
Kiertegen zoeke mende ontfrekingdoorleem-
omflagen weg te nemen, alsmede door de voet
meermalen in k°«d water te fb-llen.
Breekt de etter aan een of beide de hielen,
boven den zoun» uit, of is deze plaats week
£ 5                        ea
-ocr page 292-
234           DE KNEUZINGEN.
en pijnlijk, zoo moet men inden hoek van
een or' beide de hielen eene kleine opening
maken; voorts de wond mer fchoon water of
n°. 96. uitfpuiten en de voet dikwijls in koud
water zetten.
Is de ki euzing der vleesc'izoo1 zoo frerk,
dat deze zich van de hoornzooi affcheidt, zoo
make rnen aan de beide wanden, en naar om-
ftandigheden ook aan den voorhoef, kleine
openingen ter wi. e vafl een ftroohalm , en
behandel ze na he: uitbloeden der wond op ge-
lijke wijze.
Men behoeft bij de?e en foortgelijke openin-
gen , geene ongerustheid te voeden, wegen»
het te voorfchijn komen der vleeschzool of-
van het zoogenaamde leven; alleen vermijde
men daarbij het gebruik van vette prikkelende
middelen, daar dit toeval door omflagen van
leem, en des noods door inlmjaingen in de
vleeschzool van zelfs verdwijnt.
*. Dcvervangenheid door uitwendig!
oorzaken.
319 Onder de toevallen aan welke de beenen door
befchadigingen onderhevig zijn, kan men te
regt ook die vervangenheid rekenen, welke
haren oorfprong alleen van uitwendige oorza-
ken ontleent en daardoor van diegene on-
derfeheiden is, welke door reumatieke of zoo-
danige oorzaken te wege wordt gebragt, die
veer
-ocr page 293-
' VERVANG. DOOR UITW. 00RZAK. ƒ/ƒ. JfJ, 235
meer in het inwendige des dierlijken geftels
gelegen zijn, offchoon deze zich ook zeer
dikwijls met haar vereenigen. Bij de befchnj-
ring der reumatieke toevallen is van dezelve
ook een algemeene bei'chouwirg in §. 107. ge-
fchiedt, terwijl wij ons thans tot eene bijzon-
dere zullen bepalen, van disgene welke door
uitwendige oorzaken ontftaat, en grootendeels
door plaatfelijke middelen weggenomen moet
worden.
320 Deze vervangenheid wier zetel fteeds in den
voet gevestigd is en meestal de vóór- zeldza-
mer de achterbeenen treft, beftaat in eenen
ontfiekingachtigen toeftand van desztlfs zach-
te deelen , welke eenen meerderen toevloed
van vochten derwaarts veroorzaakt, dan deze
hoornachtige doos kan bevatten , welke haat-
dus prangt, wanneer zij door dezelve uitge-
zet worden.
Hierin is de oorzaak gelegen van de onge-
meenepijn, hitte en zwelling der voeten, wel-
ke bij toeneming van het ongemak zich ver-
der tot de buigfpieren der beenen uïtftrekt en
deze ftijf en onbuigzaam maakt; worden voorts
door eene gepaste behandeling de oorzaken en
gevolgen van dit toeval niet weggenomen en
de ontfteking verdeeld , zoo gaat dit deszelfs
gewonen loop, veroorzaakt de^ grootfte ver-
woestingen , en maakt het paard, zoo niet
ge-
-ocr page 294-
236           DE KNEUZINGEN,
geheel, ten minfte voor langen tijd onbruik-
baar.
521 Bijzonder ziet men dit toeval in hitte , droog-
te en des zomers het paard treffen , wijl als-
dan de boornwanden barder en minder toege-
vend zijnde, de in haar bevatte deelea ligter
drukken en aanleiding, tot ontftelung geven
kunnen.
Alles wat prikkel , pijn en ontfteking
kan voortbrengen, verflrckt hetzelve tot oor-
zaak, zou als alle feilen die bij het beilaan
of door Hechte vorming der ijzers begaan wor-
den , drukkende ijzers, het verdunnen, uit-
fnijden en branden der zool; het doorinijden
der boeken , het gaan over harde wegen, het
inkrimpen van den hoef door hitte en droog-
te ; te langdurige en plotfelinge rust, enz.;
terwijl voorts paarden met enge , platte , en
volle hoeven meer aanleg tot hetzelve hebben,
dan die welke goede voeten bezitten.
322    Dit toeval wordt in het algemeen geken-
m e r k t door pijnlijke ftijfheid in het gaan , wel-
ke zieh naar den trap des ongemaks fteeds
verder langs het been uitftrekt, en eindelijk
hetzelve geheel inneemt, waarbij het zeer be-
zwaarlijk wenden en teruggaan kan.
323    De minfte trap van hetzelve is die het ver-
bat
-ocr page 295-
VERVANG. DOOR VITW. OORZAK. ill.jjfj. 237
ballen te wege brengt, waarbij het paard wel
pijnlijk op den voorhoef gaat, doch het been
niet ftijf is ; bij eenen hoogeren trap of fter-
kere befchadiging, waarin reeds eene uitftor-
ting en fterker toevloed van vochten plaats
heeft, en de hoorn- en vleeschde;lcn gefcheiden
zijn, is de beweging met meer pijn verzelt,
en de ftijfheid ftrekt zich tot de knie uit; ter •
wijl tevens de ftaat der gezondheid geftoordis,
welke in verderen voortgang des ongemaks,
nog meer aangedaan wordt, wanneer de ont-
fteking ia ettering overgaat: die, ingeval gee-
nc doelmatige middelen aangewend worden,
om den etter ontlasting te geven, de noodlot-
tigfte gevolgen heeft; daar dezelve de inwen-
dige deden doorknaagt, de beenderen aantast
en verplaatst, de vorm van liet hoorn veran-
dert en zelfs den geheelen hoef doet afvallen , ja
de dood des diers veroorzaken kan, terwijl
zelfs na de genezing dit meestal tot verderen
dienst onbruikbaar blijft. Dit legt de oorzaak
aan den dag, waarom eene verwaarloosde of
kwalijk behandelde vervangenheid, gewoonlijk
door ringboeven en volvoeten, door den ver-
anderden vorm van het hoorn en verplaatfing
der beenderen des voets gevolgd wordt.
324 Aangezien ontfteking en daarop volgende
vermeerderde toevloed van vochten, dit toe-
val veroorzaken, wordt de wegneming en ver-
dee-
-ocr page 296-
«38
DE KNEUZINGEN,
deeling der eerfte, benevens de vermindering
der laatfte als van zelve ter genezing aan-
gewezen, en zulks te weeg gebragt, doorliet
afleiden der warmteftof, waar toe het plaat-
fen der voeten in natte klei een voortreffelijk
middel oplevert; alsmede, door warme baden
tot bevordering der ontfpanning; terwijl het
dadelijk verrigten eener aderlating, vooral aan
de boegaderen, en het zetten van dragten aan
de lijdende beenen, het tweede oogmerk: de
vermindering van toevloed der vochten, ver-
vult; waarbij men met vrucht het inwendig ge-
bruik van falpeter of n°. 7., en het voeden
met zemel- en meeldranken voegen kan.
Is dezelve zoo verouderd of verzuimd dat de
ettering plaats grijpt, zoo moeten de openingen
ruimer gemaakt, en deze volgens de in $ 107.
en 282. , wegens de voetwonden gegevene
voorfchriften, behandeld worden; terwijl het
in de weide zenden der paarden op alle foortge-
lijke ongemakken denhcilzaamften invloed heeft.
Is echter de kwaal tot eenen hoogeren.
trap gedegen, zoo dat men niet meer kan
verwachten, dat de vochten verdeeld of opge-
nomen zullen worden, zoo blijft er niet an-
ders over dan derzelver ontlasting te bevor-
deren , door op de pijnlijklte plaatfen der zool
op de witte lijn, kleine openingen van omtrent
eene lijn in middellijn te maken, en voorts vol-
gens de voorfchriften van $ 107. te werk te
gaan.
                                                      DER-
-ocr page 297-
«39
DERDE HOOFDDEEL.
DE VERWEKKINGEN EN VERSTUIKINGKN.
325 Dus noemt men de toevallen, wanneer door
eene geweldige oorzaak, eehe der beenderen ge-
heel of gedeeltelijk uit deszelfs gewrichtshoite
geweken is, 0f dat deszelfs banden eene bo-
venmatige uitrekking ondergaan hebben , wel-
ke alle in eenen meerderen of minderen trap,
kreupelheid ten gevolge hebben.
S*S Men onderfcheidt dezelve in verreikten
vanhetkru,s, van het hcupbee», der waai,
van het armbeen, der knie, en van de koot
waarvan de laatfte het meeste plaatsgrijpt, ter!
wijl de eerfte in de meeste gevallen onheelbaar
zijn, en flechts in eenen geringen trap eenige
hoop tot herftel vergunnen; dus is insgelijks
de verftuiking van het kootbeen of het zooge-
naamde overkoten , waartoe hooge kalkoenen
en lage voorhoeven „ bü <v,.-
             • ,..,
&                      , dij iprmgen , uitglijden
enz. veel ndefda* geven , een zeer beden.
keiijk toeval, hetvvelke alleen door een fpoedi*
zetten, 0f herplaatfing door ^ hier-n ^
«ende hand, herftel belooft.
By
-ocr page 298-
S40 DB VERREKKING. EN VBRSTUITINCEw.
327 Bij geringe verfluikingen, gunne men het
paard rust en verfcbaffe he z, 1 e Heen e:: i-
ge beweging door het een weinig te doen lei-
den, men wrijve het roet n°, 99, hevochtige
voorts eene lundbreede zwachtel met n°.ioo,
met welke men het befchadigde been tamelijk
vast omwindt , en zette voorts den voet vaak
in koud water.
Is er eene fterke zwelling bij de verduiking
of verrekking aanwezig , zoo wasfche men
detze dikwerf laauwwarm met n°. ioa, wrijve
vervolgens n°. 100. b. of lor. fferk in, ter-
wijl men om daarna de banden weder te ver-
fterken , de lijdende plaats vaak met koud wa-
ter baadt en met overgehaalden wijngeest
wascht.
EERSTE ARTIKEL.
De kre:;pelhcid uil deze en uit reumatiekê
oorzaken.
Sa" De meeste der krenpelheden welke onder
de benaming van b o e g 1 a m en k r u i s 1 a m
voorkomen , hebben hun aanwezen of geheel
aan eene reumatiekê oorzaak te danken , of
deze voegt zich gewoonlijk bij de uitwendige
befchadiging en blijft dan nog voortduren , wan-,
nier deze reeds lang opgehouden heeft; uit
dezen hoofde is het fteeds raadzaam iedere
kreu«
-ocr page 299-
KREUPELH. UIT REÜM. 00RZAK. III. Afd. 24J
kreupelhcid wier zetel niet in den voet is,
voornamelijk als een reumatiek toeval te be-
handelen ; betraande, in het zetten van drag*
ten aan het fchouderblad, of tusfchen de vóór-»
beenen , indien het vóór^eftel lijdt, en aan de
dij of op het kruis , wanneer de kreupelheid
zich aan het achtergeitel openbaart , terwijl
men daarbij het paard verfterkend voedfel geeft
en eene matige beweging doet verrigten, doof
welke volftrckt onfchadclijke middelen men alle
reumatieke gevolgen voorkomt*
Jjo de weinige gevallen dat de boeglammigheid
alleen door eene uitwendige oorzaak : als vallen ,
fpringen , uitglijden, te Weeg gebragt wordt J
kan zij haren oorfprong ontkenen : ie uit eene
verrekking van het armbeen en fchouderblad}
2C. uit eene verrekking der fchouderbJads- en
armbeensbanden, van die derzoogenaamde beurs-
banden der knie of wel van die , welke het
fchouderblad aan de fclioft bevestigen; 3e. uit
eene door kwetfing veroorzaakte uitftorting
der lijmpha-vochten, waardoor de fpierbewe-*.
ging belemmerd wordt; terwyl bij de kruis-
lam m i g h e i d zulks door eene diergeüjke
verrekking van het heup- en dij- eh fcheen*
been te weeg gebragt kan worden.
Q
TWES-
-ocr page 300-
«4* VBRREICK.INGEN EN VERSTUIKINGEN.
TWEEDE ARTIKEL.
Over de onderfcheidings . kenmerken der
kreupelheid.
3»9 Daar de kennis van den aard en zetel der
kreupelheid volflrekt den weg tot hare gene-
zing moet aanwijzen, zoo is die der merktee-
kenen, waardoor men dezelve kan onderfchei-
den, een aüergewigtigst onderwerp van nafpo-
ring: te meer, daar men hierin dagelijks de
grootfte misilagen ziet begaan.
De meeste kreupelheden hebben haren zetel
in den voet, zeer zeldzaam is deze in de
fchouder , het kruis , de heup, de knie of
waai, Hechts fomtijds in de koot, doch meest
altijd in den hoef te zoeken.
Men ontdekt welk been het is waaraan het
paard lijd, in den gang daardoor , dat het bij
het nederzetten van hetzelve het hoofd opheft,
doch dit laat zinken , wanneer de lijdende voet
opgeligt en de gezonde op den grond is.
330 De bo eglammigh e id, welke meestal-
tijd uit eene reumatieke oorzaak ontftaat, wordt
gekenmerkt door de volgende teekenen : zij is
afwisfelend, de eene tijd merkbarer dan den an-
deren , vooral bij koud en vochtig weder fter-
ker dan in droog en warm; zij is fterker in
het begin der beweging , dan waaneer deze
ee-
-ocr page 301-
KENMERKEN DER KREUPELHEID. III. 4fd. 24J
eenigen tijd geduurd heeft, en omtrent gelijk:
op harden of zachten grond; op ftal zet het
paard het lijdende been vooruit; in het gaan
zet het den voet vlak neder, alleen in het bo-
venbeen befpeurt men pijn. De ftap is kort,
flepende en ftijf; het treedt met dit been kor-
ter dan met het andere, en brengt (vooral
bij verrekking) hetzelve niet regt, maarkrings-
wijs vooruit; teruggaande, fleept het dit ftijf
na en hinkt alsdan, zoo wel als bij het wen-
den aan die zijde het fterkfte waar de kreupel-
heid fchuilt; terwijl voorts, wanneer de boeg-
of kruislammigheid verouderd is, het lijdende
been trapsgewijze vermagert.
S31 Ontleend de kreupelheid hare oorzaak uit
de verrekkingen van de beursban-
den der knie, zoo mijdt het paard ftil-
ftaande, dat been; het treed pijnlijk wanneer
men het heen en weder, en vooral, indien
men het terug doet gaan, edoch het zet daar-
bij den voet plat neder; bij het voortgaan treedt
het korter met dit been en beweegt het fle-
pende , kriugswijs , terwijl de eerfte treden het
pijnlijkfte zijn, en het even kreupel op zach.
ten dan op harden grond gaat. <
332 Bij verrekkingen. van het kootgewricht
kan het paard in het geheel niet op den voet
Treden wanneer de koot ontwricht is, maar
Q a                         hinkt
-ocr page 302-
&44 VERREKKINGEN EN VERSTUIKINGEW.
hinkt op drie beenen , is de knokkel nog in
het gewricht, zoo kan het den voet nederzet-
ten oiïchoon niet dan zeer pijnlijk , waarbij het
echter niet geheel doortreedt, maar meest op
den voorhoef gaat; beweegt men het gewricht,
zoo geeft het pijn te kennen; terwijl voorts in
gaan de pijn gedurende de eerite fchieden he-
viger is dan in liet vervolg.
333'■Kreupelheid door zwelling of kwet-
f ing der buigpees van het voorheen te
weeg gebragt, onderfcheidt men : doordien
de^e gezwollen , weinig beweegbaar en met
kleine knobbels bezet is; in den ftal zet het
paard den pijnlijken voet vooruit, betoont in
het begin van het gaan hevige fmert, en kan
door het zwellen der pees niet geheel door-
treden , maar gaat in het den aanvang op den
voorhoef. De gevolgen dezer kwaal verouderd
zijnde, is een ft e 11 v o e t.
334    In de kreupelheid door mok, gezwolle-
ne beenen, enz., is de oorzaak oogen-
fchijnlijk , den gang is daarbij in den aanvang
gefpannen en pijnlijk doch vast met den voet.
335    ^ven zo° zigtbaar is die welke uit eene
uitwendige kneuzing, het ft e k e b
met den mis tvork; verhangen in den
half terke ten, kroonbetrapping, ft r ij-
ken, enz. ontftaat.
                                   Bii
-ocr page 303-
KENMERKENDER KREUPELHEID. III. Afd. 245
336 Bii die uit kr o o nb e tr ap pin g, gaat
het paard kreupeler op harden dan op zachten
grond en uit bij het onderzoek met den hamer
des te meer pijn, naar mate de befchadiging
dieper is.
f,37 Door ft rij ken gaat bet de eerfte fchreden
na hetzelve belemmert, waarna de kreupelheid
vermindert , welke alsdan weder merkbaar
wordt, wanneer het zich op nieuw aan de be-
febadigde plaats floot, als wanneer het vaak op
drie becnen , zoo lang voor'chuppelt tot de he-
vigheid der pijn voorbij is.
S38 Bij kreupelheid door in den voet ge-
trapte 1 i g c h am e n, kan men deze of zien,
of de befchadiging door het kloppen met den
hamer op de zool ontdekken.
339    In vervangen heid kan het paard al-
leen met moeite, vaak in het geheel niet voort-
gaan , en hinkt bij eenen hoogen trap; terwijl
het in alle kreupelheden die men aan reuma-
tieke oorzaken moet toefchrijven, wijl men gee-
ne uitwendige oorzaken er van ontdekken kan,
de eerfte fchreden het meeste hinkt.
340    Daarentegen neemt de kreupelheid met bet
gaan toe, wanneer dezelve in den voet
fchuild: zoodanige paarden bewegen het been
Q &                            vry
-ocr page 304-
C4-6 VERREKKINGEN EN VERSTUIKINGE».
vrij en regt, maar zetten den voet op zach-
ten grond veel meer dan op harden door; men
heeft at-s te meer rede om deze oorzaak te ver-
moeden , wanneer men geene uitwendige be-
fchadiging bewust is, en de kreupelheid zich
kort na het beflaan, na gebrekkig beflag , of
eenen marsen op zeer harden grond openbaart,
en het paard daarbij echter eene volkomene
gezondheid fchijnt te genieten.
DERDE ARTIKEL.
De mize van onderzoek tot ontdekking der oor-
zaak en plaats der kreupelheid, vooral
die des vocts.
24t Ten einde men zich in ftaat gefteld bevin-
de, over den zetel der kreupelheid , vooral
die welke in den voet gelegen is , een
juist oordeel te vellen, onderzoeke men in de
eerfle plaats: of het paard, gevallen, geftoo-
ten of korteling beflagen is, of fterk gefpron-
gen heeft; men lette of het op eenen harden
grond meer dan op eenen zachten hinkt, of het
na het beflaan zulks fterker doet dan te voren
plaats had, hetwelke de zetel der kreupelheid
in den hoef verraadt; gelijk mede na deszelfs
duur, welke zeer veel licht deswegens. geven
kan, aangezien elke hoefkreupelheid in wei-
nige weken betert of in ettering overgaat.
Tea
-ocr page 305-
ONDERZOEK DERKREUPELHEIt). III. /iffi. ^J
54a Teneinde zich nader hiervan te overtuigen t
drukke men de hielen of ballen met beide han-
den fterk te zamcn, wijl dit alsdan het paard
pijn zal doen uiten; men onderzoeke voorts of
eenig deel van den hoefwand, der hielen of
ftraal eene buitengewoone hitte bezit; voorts
make men den voet met een oud mes fchoon,
te;- ontdekking of zich ook iets tusfchen de
zool en het ijzer bevindt, eri of dit dezelve
niet hier of daar kneld: moetende men fteeds
de rug van een mes tusfchen deze beide
kunnen brengen. Ontdekt men niets van dit
alles, zoo onderzoeke men verder de ftraal en
hoeken, door dezelve te zuiveren en te druk-
ken , om gewaar te worden of ook fpijkers,
glas, enz. in dezelve mogten gedrongen zijn;
heeft zulks geen plaats, zoo kloppe men op
alle nagels en zelfs op het ijzer, knijpe ver-
volgens met den hoeftang rondsom den hoef
en de zool, en neme eindelijk het ijzer af, het
welke fteeds bij het onderzoek van iedere kreu-
pelheid moet gefchieden , en in de meeste
gevallen, diegene, welke in den hoeffeluiilt,
aan den dag zal leggen, door de pijn welke
het paard daar bij uit
343 Vindt men echter geene dezer teekenen in
den hoef zoo zette men het onderzoek tot bet
kootgew richt voort: of dit ook heet en
gezwollen is, hetwelke men wel moet ondeiv
Q 4                         fcheï-
-ocr page 306-
«4^ VERWEKKINGEN EN VJfRSTÖlKlNSEN,
fcheiden of eene verwaarloosde voetkwaal hier-
toe aanleiding heeft gegeven.
344 Is de koot onpijnlijk en vrij in de bewe-
ging , zoo ga men tot het onderzoek der
b u i g p e e s over, en terwijl men dezelve tus-
fchen twee vingers op en nederfclmivende,
drukt, neme men waar, of zij ook gezwollen
en ontdoken, of met kleine knobbels bezet is,
welke laatfte eene reumatieke oorzaak hebben,
terwyl het eerfte uit befehadigingen ontdaan
kan.
545 Heeft geene dezer gevallen plaats , zoo let-
te men of ook de knie gezwollen is, of dat
zich barften in hare buiging bevinden, welke
aanleiding tot de kreupelheid kunnen geven;
Ontdekt men geen van beide , zoo poge
men door fterk drukken met de beide dui-
men op onderfcheidene plaatfen van het
fc hou derblad, te ontwaren , of het paard
door uitwendige of reumatieke oorzaken ook
boeglam is , hetwelke meestal , even als
aan de achterbeenen, door het laatfte ontilaat,
of zich bij eene plaats gehad hebbende ver-.
rekking voegt,
346 Schuild de kreupelheid in de achterbee-
nen, zoo moet men even als bij de voorbeenen
het onderzoek met den hoef en de koot aan-
vaa-
-ocr page 307-
ONDERZOEK DER KREUPELHEID. III.Afd. a'49
vangen, en indien men aldaar de oorzaak der
krcupelheid niet ontdekt, dezelve tot het knie-
gewricht, of dat van het jchenkel- en dijbeen
■voortzetten, waar meest altijd de zitplaats der
kreupelheid is, welke de achterbeenen door
uitwendige oorzaken aandoet; waarbij men het
gewricht fterk met de hand te zamen drukt,
in diervoege, dat men de kniefehijf juist on-
der de hand heeft.
' Geeft zulks nog geen licht, zoo is de kreu-'
pelheid als eene heup-of kruislammigheid aan
te merken, welke meest altijd reumatiek is,
en die men op gelijke wijs als de boeglam-
migheid., trachte te ontdekken, en te genezen.
«g$fc=q
Q5
VIER.
-ocr page 308-
«5»
VIERDE HOOFDDEEL.
DE GEZWELLEN.
EERSTE ARTIKEL.
&. Deheete gezwellen zonder uitwendige oorzaken.
347    Somtijds ontftaan heete gezwellen , op
de oppervlakte des ligchaa'ms vooral vóór
de borst zonder dat men er eene oorzaak van
ontdekken kan , dezelve moet men tot rijpheid
pogen te brengen, door inwrijvingen van te*
rebinthijn - olie met reuzel, en het opleggen
van pappen van lijnzaad-meel tot eene dikke
brei in een fchapenvacht; vervolgens zoodra
men golving (fluctuatie} in het gezwel ontdekt,
eene ruime openingraaken, om denzelvente laten
wegvloeijen , terwijl men zoo lang den omtrek
nog hard is , met pappen en fineren moet
voortvaren en voorts, wanneer het geheel ge-
zuiverd is, de genezing met de daartoe voor-
gefchrevene middelen : als het afkookfel en
poeder van osterlucic, voltooijen.
i. De beflisfende (kritieke) gezwellen.
348    In fommige ziekten, als rotkoortfen enz.
ver-
-ocr page 309-
HEETE GEZ. ZOND. UITW. OORZ. III. Afd. 2j>l
vertoonen zich gezwellen , meest voor de
borst, onder den buik, op de fchoft en de
lendenen , welke vlak, breed en niet zeer heet
zijn , een Hechten etter bevatten , en ingeval zij
verdwijnen, meestal doodeliike ktnteekenen zijn.
Men moet deze tot eene goede ontfrekiög en
ettering pogen te brengen, doormiddel van het
doorfteken met eenen met terebinthijn en roo-
de nedergeplofte kwik beltrckcnen dragt , en
het zacht fchroeijen van derzelver omtrek : door
een gldeijend ijzer zoo lang nabij te houden
tot het paard piin uit, waarna men vervolgens
prikkelende omflagen van wijn met eikenbast,
oplegt, en inwrijvingen van kamfergeest, kwik-
zalf enz. verrigt; terwijl men hierbij het inwen-
dig gebruik der middelen voegt die in de rot-
koortfen voorgefchreven zijn.
TWEEDE ARTIKEL.
De koude gezwellen.
349 Onder deze behooren in het algemeen al de
gene welke bij hun ontftaan weinig hitte be-
zitten, waaronder men dus ook de leggers,
fchijthakken, gezwollene beenen, zoude kun-
nen rangfehikken.
In het bijzonder zijn het echter die, welke
zich onder den buik vertoonen, zich vaak tot
aan de borst uitftrekken , en fomtijds van zelfs
verdwijnen , doch vaak weder aldaar of op an-
dere plaatfen te roorfrhijn komen.
Der-
-ocr page 310-
«51             CE GEZWELLEN.
Derzelver aanwezen wordt waarfchijnlijk ver-
oorzaakt , dcor eenen toe- en overvloed van lijm-
pha en verflapping van het celwijs-weefzel, te
weinige beweging en vooral door langdurige
rust na ftcrke vermoeijenisfen.
35o Van gelijken aard zijn de onderfcheïdene
foorten van z a k g e z w e 11 e n, dus genaamd,
wijl zij als in eenen zak beflotes zijn, en vol"
gens de vorm der zelfftarrdigherrj die ze bevat-
ten , in zoogenaamde honig- meel- en fpek-
gezwellen ondeiTcheiden worden, en tot wier
wegnemjng geen ander middel dan het openen
en uitibijden beftaat.
■ ir. De gezwollen e achterbeenen en koker.
Z$i Vaak overkomt paarden welke fterk, voor-
al met rogge gevoederd worden en weinig be-
weging hebben, dat hunne achterbeenen en
koker zwellen , welke zwelling in den aanvang
kond en week is, doch naderhand hard wordt;
hetzei/de heeft insgelijks plaats bij zoodanige
paarden , welke aan veel beweging gewoon
zijnde , lang flilftaan.
Zoo l:m^ het gezwel niet verouderd is noch
boven het onclerfte der pijp reikt , verdwijnt
het meestal door ecne matige bewegingen da-
gelijk^ gedurig wrijven met ftroowisien en wol-
lens lappen, gepaard, met het baden in koud
wa-
-ocr page 311-
DE KOUDE GEZWELLEN. III. Afd. *%%
water; terwijl men het voorts door het was-
fchen met n°. 103. tracht te verdrijven;
voorts doe men bij zeer fterk gevoede paar-
den eene lating , en geve hen een buikzui-
verend middel (pnrgatie); Helpt dit niet zoo
zette men aan ieder been eenen dragt en wasfche
dezelve met een verdeelend af kookfel(n°. 10a).
t. De gallen.
Men onderfcheidt dezelve in vlot- k n i e-
cn peesgallen, terwijl de hazen hak een
gelijkfoortig ongemak vormt.
35a De vlot gallen (vesfi gnons) be-
ftaan in eene weekc verhevenheid tusfehen de
achillispees en het fehenkelbeen, boven den
hak; terwijl de kniegallen zich kort bo-
ven de knie bevinden; zy worden door den
naam van enkele of doorgaande onder-
fcheiden, naar mate zij aan eene of aan beide
zijden van het been aanwezig zijn. Eindelijk
bevinden de peesgallen (snolettes') zich
boven de koot tusichen de pees en de pijp.
De vlotgallen zijn of eene uitzetting der pees-
fcheede , of wel, zij hebben hennen oorfprong
in de Oijmbepfen ; hetzelfde heeft mede bij
de peesgallen plaats , waaraan alle de vier
beenen onderhevig kunnen
zijn; zij beftaan
uit een veerkrachtig yoor drukking vvykend
ge*
-ocr page 312-
«54         DE GEZWELLEN.
gezwel , dat eene waterige geelachtige lijra-
phaiichtige vochtigheid bevat, die veelal met
den tyd veivikt. In derzelver aanvang en wan-
neer zij klein blijven veroorzaken deze ge-
zwellen weinig nadeel, edoch toenemende,
kunnen dezelve kreupelheid veroorzaken.
Derzelver oorfprong is gelegen in overmatige
infpanning van jonge en zoodanige paarden,
welke een week vezelgeftel hebben, welke daar-
aan meer dan oudere, en van edele rasfen ,
onderhevig zijn.
353 Wat derzelver geneeswijs betreft, zoo
moet men zoo lang zij het paard geen hinder ver-
oorzaken , dezelve alleenlijk dagclijksch in eenen
emmer koud water baden, en daarna met fter-
ke azijn, waarin eikenbast gekookt, en wat
fteen- aluin ontbonden is, ofwel met n°.97.
wasfchen.
Helpt dit middel alleen niet, zoo neme men
ijzer-oker, menge dezelve met rooden wijn of
azijn tot eene dikke pap, en legge ze op de
gal, alwaar men ze 24 uuren laat verblijven,
vervolgens met koud water afwascht, en op
nieuws weder oplegt. De ijzer-oker veroorzaakt
door hare eigenfcbap eene veerkrachtige zachte
beftendige drukking , terwijl daarenboven de
ijzerdeelen die dezelve bevat, de verzwakte dee-
len verfterken, en haar de verlorene veerkrach-
tige eigenfchap terug doen verkrijgen. Edoch
in*
-ocr page 313-
DE GALLEN. III. Afd.        &SS
indien men oordeelt, dat het ongemak van ee-
nen zoodanigen aard is, welke naar geene zach-
te middelen zal luisteren , zoo kan men trachten
de opüorpende vaten eene meerdere werkzaam-
heid te geven, tot inzuiging der uitgeftorte
vochten: door het verwekken eener kunftige
ontfteking, door de aangedane plaats met fteen-
olie en terebinthijngeest, des noods zelfs met
cuphorbium gom of ipaaniche vliegen, vermengt,
in te wrijven; terwijl men deze ontfteking door
loodazijn weder zoeke te verdrijven , wanneer
dezelve aan hare bedoeling beantwoord heeft.
554 Eindelijk levert het fchroeijen met een
knopsgewijs brandijzer, een middel op, waar-
door men insgelijks eene kunftige ontfteking
te weeg brengt, en tevens de huid vernaauwt,
door dezelve op de gal met het roodgioeijende
ijzer, met punten of ftrepen , volgens bijge-
voegde figuren half door te branden.
I
Sommige veeartsijkundige hebben het ope-
nen der peesgallen, en het trekken van eenen
dragt door dezelve, als het eenige middel op-
gegeven, waardoor men derzelver zekere weg-
neming kan bewerken, edoch, daar hetzelve
rereischt , dat zulks door eene bijzonder
be-
-ocr page 314-
*5<5            DE GEZWELLEN.
bekwame hand ten uitvoer gebragt wordt t
en dan nog zeldzaam van een gewenscht
gevolg is, zoo durven wij hetzelve niet on-
voorwaardelijk aanraden.
855 De genezing der buitenwaarts onder de waai
zich bevindende hazenhakken, kan liet
beste door het trekken van eene dragt door de-
zelve worden bewerkftelligd.
e% De ft ij f h e id der voorbeenen.
355 Ontftaat dezelve door te veel rust en voed-
fel, en heeft daarbij eene hoefontfteking plaats ,
zoo moeten , zoo wel plaatfelijke aderlatingen
in de zoo!, als eene algemeene aan den hals
en de boeg gefehieden, en voorts , de bij het
verballen aanbevolene kleïomfiagen aange-
wend , als mede dragten aan de fchouders of
eene fontenel voor de borst in het werk gefield
worden ; terwijl men het paard eene beflendig
herhaalde., doch in den aanvang gematigde be-
weging moet doen verrigten. .
Is de ftijfheid aan te veel vermoeijenisfen toe
te fchrijvcn , zoo dient tot wegneming derzelve
hiertegen in de eerfte plaats , rust door eene zeer
gematigde beweging afgewisfeld; voorts het ge-
bruik van laauwwarrne kruidbaden, "h kamille,
falij, rofemarijn, hop, jeneverbesfen, fpoe-
ling, enz. zaniengefteld , gepaard met inwrij-
vin-
-ocr page 315-
STIJFHEID DER VOORBEENEN. III. JfJ. n$f
vingen van terebintijn - olie of n°. <)"]. ; terwijl
herhaalde doch kortdurende koude baden ,ver-
eenigd met aanhoudend wrijven , mede zeer
heilzaam aan te merken zijn.
Ook het beflag kan daartoe bij een jong paard
veel toebrengen, door de buigpezen welke
meestal opgekrompen zijn, eene meerdere uit-
ftrekking te geven; menfnijde daartoe de dragten
trapswijze weg , terwijl men de voorhoef hoog
laat en geve het paard eerst een beflag met la-
ge , daarna zonder kalkoenen.
DERDE ARTIKEL.
De Mok, egehvoct, raspen, kootverzwering,
rot straal, vijgwratten.
357    Alle deze toevallen zijn inderdaad van ee-
nen zelfden aard, welke alleen in trap en plaats
'verichillende, onderde huidziekten geranglchikt
zouden kunnen worden.
Derzelver oorfprong is vaak aan inwendige,
doeh meest aan uitwendige oorzakantoe te fchrij-
veu, als het ftaan in den mist, in ilijk,enz. en voor
al onzindelijkheid door verzuim van poetfen.
358    Onder deze ongemakken is de m o k de eer-
fte welke in aanmerking verdient genomen te
worden, dewijl zij den grond tot de ove-
rige legt , welke meestal uit haar ontfprui-
R                              tea.
-ocr page 316-
■£$$         HUIüGEBIlEKEN DER BEENEN,
ten. Men onderfcheidt de mok in de eigenlijke
Qrfiopatifche), en in die welke zich als een toe-
val (fejmpt*ma~) in andere ziekten: als in den
droes , na koortfen , enz. vertoont, en niet
alleen een zeer gevaarlijk , maar meest een den
dood voorfpeilend teeken is.
359 De eigsnliike mok heeft meest tot oor-
zaak, onzuivere ftallen, feherp , (Blftaand
mistvvatcr en pis, en het verblijven van vui-
iigheden en Qijk op de beenen; terwijl weeke
paarden uit lage vochtige landen ontfproten,
met vette beenen en voeten, en ruigbebaarda
of zoogenaamde zwaar behangene pezen en vet-
lokken , zoo als de holfteinfi he , vriefche , bra-
bandfche paarden enz. veelal bezitten, het
meeste aan dit en foortgelijke ongemakken
onderhevig zijn.
S^o De mok befïaat in eenen uitflag, wcike"
zich meer aan de achterbeenen clan aan de
Vóórbeenen vertoont, met pijn en zwelling ge-
paard gaat, en een zeer feherp ftinkend vocht
ontlast; meest heeft dezelve plaats aan de ach-
terzijde der koot onder den kogel, doch
vaak omringt zij ook het kootgewricht en
klimt zelfs langs het geheele been tot aan de
bak en knie op, ze]fs breidt fomtijds dezelve
zich rondom het geheele kootbeen uit en ont-
vangt dan den naam van k o o t v e r z w e r i n e.
-ocr page 317-
DE MOK EN SOORTGEL TOEVAL. IlLAfd. 259
g6i Bij de eigenlijke mpk is het paard in den
aanvang eer%zir,s ongefteftJ-, vervolgens zwel-
len de boenen in den omtrek der koot; na
eenige dagen komen kleine puistjes te voor-
fehijn , welke openbreken , en een Fcherp Hin-
kend nat ontlasten , dat de huid wegvreet,
de haren doet uitvallen en eene fchurftaclitige
korst vormt.
362 Breidt zich de verouderde mok over de
kroon., de koot, den kogel * ja zelfs' verder tot
aan de waai uit, in diervoe.ge , dat een ge-
deelte der haren door de ontlaste vochtigheden
weggevreten worden, terwijl de andere zich
als borftels omhoog rigien , zoo ontvangt dit
ongemak, hetwclke fomtiids droog en fhilve-
rig, doch op andere tijden , vochtig en fijperen-
de is, den kenmerkenden naam van eg« 1 s voet.
563 De r a s pen, ba r f te n en kloven die
zich in de buiging der knie en waai verwo-
nen, en min of meer aanmerkelijk zijn: be-
gitten eenen gelijken aard als de mok , ge-
woonlijk zijn zij droog, uieeiig en fchubbig;
doch fomtijds ook als deze, puistachtig en loo-
pende.
364 Voorts ontmoet men fomtijds, vooral aan
de achterbanen, onmiddelijk op of boven de
kroon, een ongemak , onder den naam van
Ra                           vijk
-ocr page 318-
a6o DE VOET GEBREKEN.
v ijk of p a d g e z w e 1 bekend, dat een fcherp
vocht ontlast, den hoef .aantast, dezen doet
dpenbarften, ja fomtijds geheel afvallen.
365  Vaak door de mok veroorzaakt of erop volgen-
de, doch even dikwerf door andere oorzaken
vbortgebragt , en zich alleen vertoone'nde , ont-
moet men de rotftralen, waarbij de hoorn-
ftraal van boven af aan fpltjt, en een ftinkend
fcherp vocht ontlast, dar in het vervolg de gehee-
le ftraal losmaakt en het paard kreupel doet
gaan; derzelver eigene oorzaken zijn een te
hoog beflag , zoo dat de ftraal gcenen grond
raakt; het te veel uitvegen derzelve; nat,
koude, mist, en pis waarop het paard te lang
blijft ftaan; van welke de hierdoor veroorzaak-
te meer hoop op genezing geven , dan die
door de mok yoortgebragt worden.
366    Edoch worden dezelve verwaarloosd, of
ftrekt eene kwalijk genezene mok zich tot
de ftraal uit, zoo heeft zulks zoogenaam-
de vijg wratten ten gevolg, die in groo-
tere of kleinere uitwassen van wild vleesch
beftaan , welke gewoonlijk aan de ftraal of
hiel, fomtijds terzijde der zwerende ftraal aan de
zool, doch zeldzamer op de kroon en koot
aangetroffen worden, en eene loodachtige of
roodbruine kleur bezitten , eenen ftinkendenreuk
heb-
!
-ocr page 319-
DE MOK EN SOORTGEL. TOEVAL. III. Jfd. 2.6ï
hebben, en een zeer bijtend vocht ontlasten;
terwijl zij in het vervolg kankerachtig worden
en zeer moeijeiijk te verdrijven zijn.
367 Wat de genezing dezer verfchülende on-
gemakken betreft , zoo is de zindelijkheid en
het drooghouden der beenen ecne der beste
voorbehoedmiddelen Tegen dezelve; zelfs kan
men het on titaan der mok nog bij tijds voor-
komen door omflagen van klei met lood extrakt;
edoch wanneer zich deze tot in den hoef uit-
flxekt, zoo veroorzaakt zij aldaar vijgwratten,
voetkanker, egelsvoeten enz. en is alsdan meest-
al ongeneesbaar.
In eenen geringen trap der mok enz. is het
herhaald dagelijks v/as'chen en baden met
asehloog, zeep- of tabakswster met aluin,
of ammoniakzout bezwangerd, zeer dien-
ftig om de vuile opperhuid te zuiveren, waar-
na men de lijdende plaats met n°. 70, b. of
des noods met enkel kalkwater bevogtigt; ter-
wijl men tegen raspen hetzelfde middel of
een fmeerfel van oprement met honig , met
vrucht in het werk Held.
368 De eg e ïs voet bcvochtige men met ecne
zwakke oplosfing van 0pgehev,cne bijtende kwik
in regenwater, welke men trapswijs verilerkt.
3(59 Bij rotftralen moeten de dragtén laag-
en van de ftraal , al wat bedorven is weg-
-ocr page 320-
2.62        DE V O E T G E B R E K E V ,
/
ge'rieden worden; men wasfefie vervolgens
dezelve dag lijks met kalkwatef en een wei-
nig aloë-tihk uur, of beftrijke zt met terebin-
thijn , beftxooije de zieke plaats met levende
kalk , en make vervolgens eenen omflag van
klei met lood ■ extrakt of loodwit en azijn ; foei*
le het paard /ooms op eane drooge kleiplaats j
befla liet met een ijzer zonder kalkoenen, en
doe het veel op drooge kleigrenden gaan.
370 De vijgwratten moeten met de hoef-
b'isi ) :rie wegge heden en tot den grond uit-
gebrand worden; na het ophouden der bloe-
ding, beftl oije me.n ze met een poeder dat
; lijkejdeelen , rooje opgehevene kwik,
ongebluscbte kalk en gebrande al tl i n belraat,
terwijl men de wond verder met u°. 94 geneest.
37i In Tiet algemeen is in alle deze kwalen,
welke niet dadelijk voor de zachte middelen
wijken , bet zetten eener dragt aan de lij-
dende beene'n , eene der zekerfte middelen,
niet alleen ter genezing der mokachtige ■
makken, maar ook om de longzi kten , welke
maar al te vaak op derzelver te fpoedtge hee-
liüg volgen, voor te komen; waarbij men
met vrucht het dagelijks ingeven van een flik-
brok van n°. 70, «, voegen kan.
VYF-
-ocr page 321-
&6$
V 11 F D E II O O F D DE EL.
DE OOGGEBREKEN.
EBRSTE ARTIKEL.
De oogontpekingen.
372 De oogontfteking kan of alleen de oogleden
en bet zamenvoegende oogvlies, ofwel den
oogbol zelfs aandoen; men onderfcheidt ze in
de vochtige, door feherpe en veelvuldige
truien gekenmerkt0, en in de dr o o ge, bij
welke eerie fterke pijn en groote gevoeligheid
voor hét licht, phiats heeft.
Dezelve öntftaat zoo wél door uit- als in-
wendige ooraken ; en verfchijni in het eer)te
geval toevallig door droes, ontfteking van
het flijrhvlies enz. , terwijl zij voorts uitwendig
door feherpe frallucht, vreemde ligchamen,
ftof, zand, vergiften, befchadigingen, fehie-
lijke koude , enz. te wege gebrast wordt.
g73 De drooge oog ontftcki n g, waarbij
betoog'          zwollen, en de hitte fterk is ,
het zij dezelve uit geweldige befchadiging of
andere oorzaken öntftaat, vlreischt eene ruime
R 4                           ader-
-ocr page 322-
264                DE OOGGÜBRitKEN,
aderlating aan den hals; Is de ontfleking al-
leen in de bekleedielen van het oog gelegen ,
of de oogbol Hechts weinig gekwetst, en
zonder aanmerkelijk gezwel, zoo bade men
het oog zoo vaak mogelijk met koud water,
legge daarmede bevochtigde kompresfenop het-
zelve, en beware het door eenen gepasten ihvnd
voor den indruk der lichtftralen , doch doe daar-
bij het paard echter eene vrije en zuivere lucht
inademen.
Indien na vierentwintig uren de ontfleking
niet vermindert, zoo herhale men de latina,
en zette bloedzuigers in den omtrek van het
opg-j kunnende men voorts eene dragt voor de
borst zetten, en lavementen benevens n°.io4 ge-
ven; daarenboven legge men op het oog kompres-
fenmet n°. 105 of 107 bevochtigd , en wasfche
hetzelve dikwijls met n°. 106. Daar nu na he-
vige ontfeekingen, vaak eene verflapping der
vaten volgt, welke lijdelijk foortgelijke toeval-
len doet voortduren , als gedurende de ontfle-
king plaats hebben gegrepen ; zoo moet men
middelen aanwenden die deze te keer gaan,
waaronder roode wijn , welke op welriekende
kruiden gegoten is, benevens het zoogenaamde
hongaarfche water, eene voorname plaats verdie-
nen; zijnde het voorts een regel, dat men in
alle ooggebreken het gebruik van zuren vermij-
den moet.
De
-ocr page 323-
DE M A A N O O G E N. III. Afd.          265
374    De o o gon t ft e ki ng die uit in wen*
dige oorzaken ontftaat, behandele
men op gelijke wijs, edoch, wanneer dezelve,
vooral bij fterk gevoede paarden, geweldig en
aanhoudende is, moet de lating herhaald en
eene dragt in de nabijheid van het oog gezet
worden.
e. De maanoogen.
375    Hierdoor verftaat men eene op bepaalde tij-
den van vier tot zes weken terugkecrcnde oo.g-
ontfteking , welke, hetzij Hechts één oog, of
het eene fterker dan het andere aantast, en
eindelijk eene volflagene blindheid ten gevolge
heeft.
Daarbij is het oog uitwendig gezwollen en
ontftokeri, de oogappel vertoont zich melkach-
tig , en het doorfchijnende hoornvlies als agaat,
terwijl het zamenvoegende oogvlies rood en
gezwollen is, en zich vaak aan het onderfte
ooglid een kloofje bij de traanftip vertoont.
575 Tot genezing dezer kwaal, welke zeer
moeijelijk weg te nemen is, wanneer zij
eenmaal hebbelijk is geworden, wordt de be-
handeling vereischt, die wegens de drooge
oogontftekïng voorgefchreven is; vooral zijn
aderlatingen en langdurige dragten, de midde-
len waarvan men het meeste verwachten kan,
R 5
                          ter-
-ocr page 324-
£0"5          DÉ OOGGIBRÏKEJf,
terwijl men tot volkomene genezing, verfchei-
den male^daags, fooekenvet in het oog moet
fmeren.
De verder-': behandelingen de leefregel fïemt
overeen met die in uitwendige oogontfkkin-
gen yoorgefchreven is; man vc.rrjdjde een te
fterfc licht en verduistere den ftal, men bewa-
re voorts het oog voor togt, (lof en de uitwa-
femicg der ftaldaippen. Ia den sasvang moet
het yoedfel uit fchralekost, als ftroo en meel-
dranken beftaan , edoch wanneer het tijdperk
der optfteking voorbij, en dat van zwakte
aangebroken is, zoo geve men weder verfter-
kend voeder.
TWEEDE ARTIKEL,
De gevolgen der oogonl'/lekingen.
«577 Worden de öi                               'k behan-
deld - zoo laten dezelve onderfcheidene oog*
kwalen na, aks het traanoog, blóedoog, het
etteroog, vlekken in, of vliezen op het hoorn-
viies, '■/•• akte van ge'zigt, enz.
a. II e t 11' a a n o o g.
«78 Hetzelve onfftaat, wanneer door eene vo-
rige oogontftelring de traanftippen toegegroeid
of verflapt zijn, of dat cene uitwendige befcha-
di-
-ocr page 325-
TRAAN- EN ETTEROOG III Afd. '26?
diging het onderfte ooglid gefcheurd heeft,
waardoor de traanen niet dóór de traauiiippen
in de traanbuis kunnen geleid worden, maar
uit het oog loopen, van welke oorzaken alleen
die door verflapping veroorzaakt worden, eenig
hoop op beriiel geven.
Somtijds nemen de tranen eene feherpe ei-
genfehap. aan, welke het oog doet druipen,
waar tegen n°. m een der beste middelen is.
K Het e 11 e i' o o g.
579 Het etteroog ontftaat wanneer na eene oog»
on'teking' zich de etter in eene der oogkamers
verzamelt en ontlast, terwijl nog een ander
foon dat ongemak is, hetweike alleen de oog-
leden doet zwellen , derzelver randen ontfte-
ken en etteren; het eerfte moet men als onge-
neeslijk befchouwen, edoch tegen het andere
kan men de oogleden met n°. 108 uitwendig
fineren of met n°. 109 wasfehen.
*. Het Moedoog.
5S0 Door een uitwendig toeval veroorzaakt,
ontftaat hetzelve, wanneer de bloedvaten ge-
fcheurd zijnde, zich bloed in'de oogkamers
uitftort, waardoor het oog rood, blaanw en
zwart wordt, zwelt en vaak verloren gaat:
hiertegen zijn bloedzuigers en badingen met
laau-
^
-ocr page 326-
*<58
DE OOGGEBREKEN,
laauwen wijn , waarin welriekende kruiden , als
lavendel, majolijn enz. gekookt zijn , aJs het
meeste tot herstel bijdragende, te befchou-
wen.
i. Vlekken van het hoornvlies,
381    Dezelve beftaan in plaatfelijke verdikkin-
gên in hetzelve, welke de lichtftralen onder*
fcheppen, en naar mate zij grooter en digter
bij den oogappel zijn, als bedenkelijker aange-
merkt moeten worden; terwijl, wanneer zij
oppervlakkig na eene befehadiging of ont-
ftck'ng oiüftaan zijn, men eer hopen kan ze
te doen verdwijnen , dan wanneer zij tusfehen
de bladen van het hoornvlies beftaan; tot ge-
nezing der oppervlakkige is fnoekenvet of zeer
oude lijnolie eene der beste middelen.
e. Vliezen op de o ogen.
382    Dezelve bevinden zich op het hoornvlies,
of in het zamenvoegerid of bindvliës, en
zijn een onmiddelijk gevolg van deszelfs
ontfteking; Is dit vlies nog klein, zoo helpen
vaak flappe oplossingen van aluin of afkook-
fei vafieifcenbasteja n°.uo£; terwijl wanneer het
aanmerkelijk is, men n°. 110, a, zeer fijn
gepoederd in de oogeu ftrooijen moet, ter-
wijl
-ocr page 327-
VLEKKEN EN VLIEZEN. III Afd. 2.6$
wijl zoo wel in dit als in het vorige ge-
val, het zetten eener dragt aan dezelf-
de zijde der kaak eene der meest beloven-
de middelen uitmaakt.
FIER."
k.
-ocr page 328-
FIER DE JFDEELING.
Over de behandeling der paarden in den /Iaat
Van ziekte.
\% JljA de? 'B de beoeffening der vee - artfe-
nijkunde onervarenen eigenaar van paarden uit
den krijgs- en burgerftand, uit dein de vorige
bladeren bevatte , aanwijzing der ziekten en der-
zelver geneeswijze, die vrucht trekken, waar-
toe dezelve hem medegedeeld is geworden,
namelijk, om hem, vooral in die gevallen ten
leiddraad te dienen, wanneer door bet gemis
van den bijftand eens bekwamen veearts, hem
alleen de keus overig blijft, tusfehen de ge-
nezing aan de natuur en het toeval over te la-
ten; o F wel, het leven en de gezondheid van
dit nuttige dier, aan zoodanige toe te vertrou-
wen, wier onkunde hem allergegrondst mis-
trouwen moet inboezemen, zoo is het noodig
hem bekend te maken, met de algemeene re-
gels die bij de behandeling des paards in den
ftaat van ziekte behooren waargenomen te wor-
den, en hem voorts de wijze te doen kennen,
hoedanig de hulp der genees- en heelkun-
de, zoo wel als de middelen waar door
deze kan en moet worden toegebragt.
EER-
-ocr page 329-
471
EERSTE HOOFDDEEL.
REGELS TER BEHANDELING DSR PAARDEN
IN DEN STAAT VAN ZïülvTE,
3S4 1 weeledig is de bedoeling der volgende re-
gels, namelijk; die door eene gepaste be-
handeling de genezing te bevorderen, ten an-
dere , daartoe de meest gefchikte maatregelen
te nemen.
Heeft eene op vaste grondbeginfelen ge-
bouwde gezondheidskun ie,den grootften invloed
op de voortduring derzelve, niet minder dra-
gen de uit haar ontleende regels bij, om den
ftaat der ziekte minder verderfelijk te maken,
en haar fpoedig en gelukkig te doen eindigen.
Ontegenzeggelijk is het dat het eerfte mid-
del tot verhqeding van ziekten, in de vermij-
ding gelegen is , van de voornaamfte oorzaken
derzglvc : die door de gtffcon '1. idskunde aange-
wezen , wegens hunne belangrijkheid , eene kor-
te gewaging verdienen; beftaande in groote
verhitting en verkonding, of 1'nellen .overgang
van
-ocr page 330-
«72 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDEN.
van de eene tot de andere, en van rust tot
vermoeijenis ; zoo [als ook in ongezond, be-
dorven , ongeregeld en ongeëvenredigd voed-
fel, ongezonde verblijfplaatfen enz.
385 Het andere beftaat, in het dierlijk ligchaam
hieraan minder gevoelig te maken en tegen de-
zelve als te verharden; waardoor, indien men
net als niet geheel voor ziekten kan behoeden,
het ten minfte er minder vatbaar voor doet
worden, minder door dezelve doet lijden,
en hen gemakkelijker te boven komen.
Hiertoe dient het verkenen van toegang aan
de zuivere lucht in de ftallingen, gedurende
het grootfte gedeelte van den dag in alle jaar-
getijden ; het zuiveren der huid en het baden
ten minfte tweemaal des weeks; terwijl, daar
een werkzame toeftand des ligchaams, de
zekerfte tegenwerking aan ziekte oplevert,
die hetzelve te ligtcr aantast naar mate het lij-
delijke* is, zoo rijde men het paard dagelijks;
daarbij neme men waar, om indien het tot (hel-
le bewegingen verpligt is, het tusfehen beide
deze te doen uitvoeren, aan welke het daar-
door gewoon wordt, zonder dat zulks nader-
hand die» nadeeligen invloed op de gezond-
heid heeft, welke anders plaats grijpt, indien
het er niet toe was voorbereid geworden.
AU
-ocr page 331-
ANDKL. DER ZIEfvE PAARDEN.IV'Afd. 273
386    AHcrgewigtigst is de verwerving eener ge-
noegzame kennis der ziekte -kenteekenen,
zoo die den ftaat van ziekte in het alge-
meen , als de kenmerken der bijzondere ziek-
ten aanwijzen, ten einde te kunnen beoor-
deelen, of het toeval van dien aard is, dat
het volftrekt genees- of heelkundige- hulp
vereischt, of dat men hetzelve aan de natuur
kan overlaten, daar het in vele gevallen even
nadeelig en dikwerf fchadelijker is , te ligt en
veelvuldig tot de toediening van geneesmid-
delen over te gaan, als dezelve geheel ach-
terwege te laten.
387    Deze bedenking is van te meer gewigt,
wanneer men in aanmerking neemt, dat de
meeste ziekten en toevallen die de dieren
treffen, door de levenskracht, den tijd of de
verandering der omstandigheden genezen wor-
den, en men zich dus daarbij Hechts lijdelijk be-
hoeft te gedragen; want ontftaan dceelve uit
de hichtgefteldheid, laudureek, behandeling,
het voedfel of het verblijf, zoo houden de
gevolgen meestal van zelve op, wanneer men
de dieren van de oorzaken , of deze van de
dieren verwijdert; zijn zij daarentegen hun-
nen oorf'prong aan overerving of vorming
(organifatie) verfchuldigd, zoo is even wei-
nig hulp van de natuur als van den arts of
de artfenijen te wachten.
5                           Hier»
-ocr page 332-
274 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDE .V.
Hieruit blijkt dat de minfte ziekten door
de artienijmiddelen genezen worden, zelfs
doen zij meer fchade dan nut wanneer zij
ondoelmatig , ongeëvenredigd en ontijdig wor-
den aangewend; zij verergeren de ziekten in-
dien zij geene verandering, ontlasting of an-
dere fcheiding te wege brengen; en, daar
zij alle het ligchaam op menigerlei wijze prik-
kelen , verftrekken zij hetzelve alsdan tot ver-
gif; daarenboven vindt men zich vaak van
dezelve verftoken en dikwerf zijn zij van zulk
eenen hoogen prijs, dat zij de waarde van
het dier overflijgen; dit alles legt de nood-
zakelijkheid aan den dag, om in hunne toe-
deeling eene wijze beperking te maken, en
zich in de veeartfenijkunde fteeds tot het ge-
bruik der eenvoudigfte en min kosfbaarfte te
bepalen.
38S Wordt een paard door eenige ziekte of
toeval getroffen, zoo beoordeele men wel
of derzelver waarfchijneliiken uitflag ook zoo-
danig' wezen kan of zal, dat deszells waarde
tot den dienst ten eenemaal of grootendeels,
zelfs bij het gelukkiglïe gevolg verloren zou-
de kunnen zijn, en overwege : of niet door
de, langdurigheid der kuur, de geneeswijs en
onderhouds - kosten , de waarde van hei dier
te boven zoude Hijgen, in welk geval het
belang aanraadt zich.van hetzelve te ontdoen.
Men
-ocr page 333-
BEI!A\DEL. DER ZIEKE PAARDEN.IV.Afd. tf<
Men trachte vóór alles de oorzaken der on-
gesteldheid op te fporen en zoo veel doene-
lijk weg te nemen , daar zulks niet flechts in
de meeste gevallen vaak alleen voldoende en
de, eerde ftap ter genezing is, maar tevens
tot aanwending van de doehnatigfte genees-
wijze opleidt.
Als llotfom dezer grondregels blijkt het
dus raadzaamst te zijn , dat wanneer de ziek-
te ol het toeval van weinig gevvigt is, men
de genezing aan de natuur overlaten, hare
wenken volgen, en hare pogingen, alleen
door eenen doelrnatigen leefregel en behande-
ling onderfteunen moet.
89 Indien echter de hevigheid der toevallen
cenc ernflige ongesteldheid aan den dag leg-
gen , en gebrek aan kunde of ondervinding
verhindert derzelver waren aard met zeker-
heid te om!eifchcidcn, zoo is het raadzaam
roepen, die, liet zij door eene wetenfehap-
Pelijke ftudie op eene der vceartlenijkundige
fchoolen, de noodige bekwaamheden in zijn
vak heeft verworven, of door eene" langdu-
rige ondervinding en eigene naiponng,° de
ztekten heeft leeren ondèrfcheiden, en die
middelen kennen, die bij dezelve.met vrucht
^"gewend kunnen worden; zijn geene zoo-
danige tcr p]aatfe aanwezig, ZOo raadplege •
S 2                             men
-ocr page 334-
' S7°" BEHANDELING DER. ZIEKE PAARDEN.
men eenen bekwamen geneesheer, welke,
indien hij al niet volkomen niet de bijzonderhe-
den der veeartfenijkunde gemeenzaam was,
echter in alle gevallen in ' Haat is, doel-
matige middelen voor den eerden oogenblik
aan te wijzen , en door den naastbijzijnden vee-
arts eené befchrijvmg der kenteekenen en toe-
vallen der ziekte, mede te deelen, dezen in ftaat
te (teilen , de noodigc voorfchriften te geven,
390    Nimmer echter, zelfs dan wanneer men
van al deze hulp verdoken was, neme men
den toevlugt tot die maar al te veel ver-
fpreide kwakzalvers, die zich den naam van
paardendokters toeëigenen, wier onkur.de al-
•ieen door de onbefcliaamdheid geëvenaard
•wordt, waarmede zij hunne geheimen, uit-
venten , die uit een of ander öud reccptbock
ontleenden veelaluitde Öechtfte geneesmiddelen
zamen gedold zijn en echter door hen wonder-
kracht n worden toegefchreven ; die door zooge-
naamde geweldige geneesmiddelen de natuur ge-
weld aandoen, of door fijmpathie of andere ge-
heime mirldelen de ligtgeloovigheiddesgrooten
hoops verfchalken ; terwijl men voorts bij de
keus van den veearts ook wegens deszelfs or-
delijk burgerlijk gedrag en gezond verftand
oveuuigd behoort te zijn.
391    Heeft men daarentegen rede om van , den
vee»
-ocr page 335-
BEHANDEL. DER ZIEKE PAARDEN. IP'.Jfd 1"7f
veearts te veronderftellen, dat hii de noadige
vereischten bezit, zoo raadplege tóen h-m
onverwijld, om te weten, in welk eenen toe-
ftand van ziekie het dier zich bevindt, ten
einde geen verzuinienis de kwaal ten hoagften
top doe Rijgen; men fteïle alsdan een volkomen
vertrouwen in hem, dede hem naauwkeurig
en openhartig alles mede, wat ons bekend
is van hetgene aanleiding tot de ongesteld-
heid heeft gegeven;men wachte den uitfiag
met geduld af, zonder dit te verliezen^ wan-
neer de ziekte langer mogt duren dan men
zich had voorgefteW , en verandere even min
van arts als van doelmatig gekozene genees-
middelen , of dat men wankelmoedig gedu-
rig vreemden raad volge; terwijl men boven-
al naauwkeurig het oog moet nouden op de
behandeling des paards door deszelis oppas-
fers en de ftipte nakoming der voorfchriften '
van den arts.
392 Bevindt men zich echter in het geval om
alleen in zich zei ven hulp te moeten zoe-
ken, zoo blijft de keuze tusfehen beide over,
het zij om de genezing, on.:er eenc doelma-
tige beknndeling, aan de nsttmr over te la-
ten, of de ziekte naar eigen doorzigt vol-
een of ander goed veeartfenijkundig werk
te behandelen.
lag vafl het eerfte een des te geluk-
-ocr page 336-
«?8 BtHANITEXING BER ZIEKE PAARDEN.
kiger gevolg verwachten, indien niet eene
oogenblikkelijke redding uit doodsgevaar ver-
eisclit wordt, zoo ais bij fneiverloopcne ont-
ontftekings - ziekten; terwijl, bijaldien men
wegens deszelfs waren aard onzeker is, men
ziclr tot eene algemeene behandeling moet be-
palen , befcaailde , in het toededen van in al-
le gevallen onfchadélijke middelen, en het
bepalen van eenen verzachtenden leefregel,
waardoor men tijd wint tot nadere beoqraec-
ling der ziekte en opmerking dier kenteeke-
nen, die tot hare onclcifeheiding kunnen die-
nen, waarin men des te gemakkelijker zal
flagen , indien men gelegenheid gehad heeft,
door het gadeflaan van ecnige ziekten, eeni-
ge ondervinding te verwerven, terwijl de
beoordeeiing der waarfchijneHjke oorzaken van
het jaargetijde, de voorafgaande levenswijs
en ouderdom van het dier, de beste aanwij-
zing ter genezing en aanwending der meest
gepaste middelen zal verleenen , en men daar-
door nader onderrigt worden, .of door ader-
lating, dragt, lavementen enz., welke laatfte
middelen zeldzaam fchaden, de ontftèking
vermindert, of door prikkelmiddelen de le-
venskracht opgewekt moet worden.
393 De meeste ongefteldhedeu waaraan het
paard onderhevig is, vooral die welke men
onderde fneleindigendekan rangfehikken, 2
-ocr page 337-
BEHANDEL. DER ZIEKE PAARDEN.IV.Jfd. <X"J<)
hunnen aanvang van eenen ontftekingachtigen
aard, vooral wanneer de ziekten na eenen
kouden droogen winter, in liet voorjaar in eene
droóge landftreek voorvallen en jonge volbloe-
dige welgevoede paarden treilen; uit dezen
hoofde zal men zeldzaam nadeelige gevolgen
zien, wanneer men haar in twijfelachtige geval-
len fteeds als zoodanig in den beginne be-
handelt , door het paard zemelwater, zelfs met
bijvoeging van, een of twee lood falpeter, en
van een lepel honig in vermoede borstziek-
ten laten drinken, en het dranken ingeeft
van verzachtende kruiden, als afkoökfel van
kamillen - bloemen, heemstwortel, kaasjes- muur-
plas- of leverkruid, beercnklaamv, agrimonie ,
latuw en;:., en van üjnzaadmeel in bijkomen-
de hoest, voorts onver w ij 1 d eene kleine ader-
latingdoer,bij iedere mogelijkheid van ontfteking.
394 Wat! de bijzor.dere behandeling des zieken
paayds betreft, zoo behooren al die zorgvul-
digheden ,,dié men in deszelfs gezonden v ftaat
waargenomen heeft, thans als het ware ver-
dubbeld te worden.
305 Bijzonder is de zorgvuldigfte oplettendheid
op deszelfs voedfelmiddelen noodig, beboo-
rende men het beste hooi en de voedzaamste
haver tot dezelve uit te kiezen, van welke
S 4                            laat-
-ocr page 338-
280 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDEN.
laatfte de havermeelflijm in de meeste geval-
len de grootfte aanbeveling verdient. (14)
Voorts leert de ondervinding dat in ontftc-
kings- ziekten in het voorjaar, indien men
gelegendheid ter bekoming heeft, het nialfche
gras met eenig hooi vermengd, eene der
heilzaanjfte voédfels oplevert.
396 Zoo nuttig een goede leefregel, (di-
eet) is, wanneer men daardoor eene doel-
matige keuze van voedfelmiddelen verftaat,
even nadeelig zoude dezelve worden, wilde
men dezelve doen be[taan, in honger en dorst
te lijden, zoo als maar al te veel door fora-
ïnigc vecartfen , bijzonder dooi" de frarrfche
aangeraden wordt, welke zonder behoorlijke
onderfeheiding, genoegzaam in ieder, onge-
fteldheid, het paard de haver onthouden en
alleen tot zemelen en dunne meeldranken
beperken.
Slechts in enkele ontftekings -ziekten kan
eenen fehraalen leefregel van dienst zijn; ter-
wijl daarentegen in flepende ziekten en ette-
rende wonden , een voedzaam dieet onmisbaar
is; men zal des te meer van de ongepast-
heid
(14) Deze vervaardigt men door koor. end water on
eene genoegzame hoeveelheid bavermeel ie gieten, dij
vervolgens uit te perfen, en de,
                     het paai'd te
ïeiken.
-ocr page 339-
BEHANDEL- DER ZIEKE PAARDEN.IV.dfcl. 281
heid der onthouding des voedfels overtuigd
wordtn: daar de ondervinding doet zien,
dat de natuur het inftinct (de natuurdrift)
van het dier leidt, door voedfel te weige-
ren? wannen* dit hetzelve nadeelig zoude
wezen , en dat het hierdoor zonder hulp
geneest. Om gelijke redenen behoort men
ir, het toedeelen van den drank zich naar
deszelfs Imaak te voegen en het dus zuiver
fns water te geven, ingeval het ander wei-
gert te drinken, latende dus liever de warme
en meeldranken achterwege dan dat het dorst
zoude lijden.
397    Voorts moet de grootfte. en dubbele zuï*
verheid in de kribben en emmers heerfeben,
waarin men liet dezelve toedient, want daar
het paard in den ftaat van cngeiteldlieid ten
uiterfte kiesch is , is de minde kwade reuk
genoegzaam, het van voedfel en drank te.
doen walgen.
398    Daar het herftellende paard gewoonlijk in
die mate eenc natuurlijke graagte en vermeer-
derden eetlust bezit, als het gedurende de
ziekte weinig voedfel heeft genoten. behoort
men beide uiterrteh zorgvuldig te mijden: om
het even min door .onvoorzigtige voldoening
derzelve, eene onverteerbaarheid (indigestie)
S 5                             te
/
-ocr page 340-
£8a BEHANDELiNC DER ZIEKE PAAR.DEV.
te veroorzaken die bet zoude doen inftorten,
als door ongenoegzaam of te flap voeder de
zwakte te doen voortduren; men geve bet
uit dien hoofde genoegzaam en dikwijls doch
T)ict veel gelijktijdig voeder en dit van
eenen voedzamer] aard, waartoe men het
grof gemalene bavermeel en wanneer liet zeer
verzwakt was, liet garftemeel rekenen kan ,
fcetwelke bet beste aan deszelfs verzwakte
verteringskrachten geevenredigd is.
39J» Vooral behoort men op een goed en over-
vloedig Ie gft roo niet karig te zijn, en terwijl
men bij gezonde paarden, met voordeel ge-
bruikt kan maken van hetgene nat geworden
en v/eder gedroogd is, behoort dit nimmer
bij zieke gebezigd, maar dagelijks vernieuwd
te worden, en indien men weet, dat de paar-
den zich niet zullen-nederlcggen , bet legfiroo
bij dag worden weggeruimd, daar de uit bet-
zelve ontwikkelende uïtwafemingen niet an-
; dan tot voortplanting der beftaande en.
rtbrenging van nieuwe ziekten dienen.
Daarenboven moet men bet paard matig
warm' houden en vooral , Wanneer men ge-
■aafeming als oorzaak der ziekte
kan aanmerken , bet wel dekken ; daarentegen
indien dezelve van eenen ontftekingachti-
gen
-ocr page 341-
BEHANDEL. DER ZIEKE PAAHDEN.///.^/, 283
' gen aard is , draagt een koel verblijf zeer
veel bij tot derzelver vermindering.
Het is mede een verkeerd begrip om een ziek
paard alle beweging te onthouden, inte-
gendeel is liet in de meeste gevallen allcr-
heilzaamst, dat men dezelve bij gunftig we-
der op het warmfte van den clag, doe rond-
leiden, alleen1 met uitzondering der eerfte tijd-
ftippen van ontfteking en van de aanvallen van
koorts; niet alleen is eene zachte beweging
in de vrije lucht eene der héilzaamfte ver-
fterkende middelen, maar in de meeste uit-
wendige beschadigingen die de boenen treffen,
draagt dezelve zeer veel toe om de opflorping
der uitgeftorte vochtigheden te bevorderen.
400    Indien in den gezonden ftaat de grootfle
zindelijkheid noodig is, zoo is zulïcs nog
meer in dien van ziekte, zoo door herhaald
poetfen, reinigen en Wasfen, als fchoonhou-
den der jlallingen, ten einde.de ontwikkelen-
de dampen uit de ontlastingen der zieke dieren,
en derzelver uitwafeming geenen aanleg tot ver
dere befmetting veroorzaakt.
401    Ook de ftal.iing.enyen verbiijfplaatfen,
mitsgaders derzelver inrigting hebben den
grootften invloed op de genezing, waarvan
men zich overtuigen kan, wanneer men ('echts
keuze en inrigting der sjiekenftalleh gade
Haat
-ocr page 342-
S&4 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDEN.
flaat; de meeste zijn dompig, laag, duister
en vochtig, en men acht de fieclitüe plaats
goed genoeg om tbt eenen ziekënftal te die-
nen, daar juist het tegenover gefielde p
moest grijpen; terwijl men eene alzints onge-
paste karigheid in het legitroo w&ain< .',
zonder te overwegen , dat bij een ong
paard, de ruimte en eene gemakkcl k. ligging
even gelijk bij den menseh , den grootftea in-
vloed op deszelfs genezing heelt.
402 Met vrucht zoude men de ontdekk'ngèi. der
latere genees- en heelkunde op de dief en kun-
nen toepasfen en door gelijke middelen, niet
alleen de uitbreiding der befmetting maar bok
liet zoo verwoestende hospitaal'v u u r k lin-
nen voorkomen; immers wat is anders de oor-
zaak dat de meeste gewonde paarden bezwijken
óf ten mirifte zoo langzaam heriiellen , dan dat
- men hen met fterk etterende wonden of droéstoe-
vallen, in beflotene plaatfcn (lokalen) en enge
ftallen te zamen pakt, zoo als maar al te veel bij
de veld-depots plaats heeft, gelijk, mij ieder
zal moeten toeftemmen , die gelegenheid heeft
gehad deze te zien , waardoor zij tot eenen
waren kerkhof en moordkuil voor dezelve wor-
den; daar de meeste wonden en ontitckings-
toevalien in verderf, de droes in kwaden droes
en worm overgaan. Intusfchen beftaan dezelve
uit paarden , wier alles bcbalven gevaarlijke
toeftand éefaë fpoedige herftelling beloofde;
meest-
-ocr page 343-
BEHANDEL. DER ZIEKE PAARDEN.//^. Afd. 2§5
meestal zijn hetzadelkwetüngen, kneuzingen,
en ligte wonden, of wel droes- en borstont-
ftekingen , welke de paarden aldaar doen ver-
i.ii of derwaarts gezonden worden; daar
men de genezing der gene weifee zwaarder
ond zijn, of niet waardig acht te beproeven
of daaraan door de omftandigheden verhindert
wordt. Ten blijke van het vorenftaande itrekt,
dat men de heelbare wonden , die bij de korpien
te velde in de opene lucht behandeld worden ,
over het algemeen veel fpoêdiger en fommige
bedenkelijke gevallen veel gunstiger ziet ge-
nezen , dan onder de anders onguilftige om-
ftandigheden verwacht had kunnen worden.
Uit dezen hoofde behoorde men het voor-
beeld en de voorfehriften der menfehen heel-
kunde te volgen, tot afwending van de ver-
ftervhig bij wonden en het verergeren der ziek-
ten, door de gekwetfte enz. paarden der veld de-
pots eene verblijfplaats aan te wijzen, die aan
alle zijlen den ruimen toegang der zuiver e damp-
krin. slacht geniet, welk het beste voorbehoed-
middel tegen dit toeval is; zoo als opene lOOt-
fen, ruime fchuren, enz. in plaats van hen in
beperkte ftallen op een te pakken; terwijl,
indien men dezelve mist, het verkiesbaarder is
ben in bet goede jaargetijde in de opene lucht
te plaatfen 5 hetweltce nimmer gedurende eenige
keeren daags verzuimd moet worden, wanneer
men verpligt is hen in ftallen te plaatfen; al-
leen
-ocr page 344-
£$6 BEIÏANDELIKG DER ZIEKE PAAK.DKN.
keniijk neme men daarbij waar , om de wonden
voor den prikkel der zonneitrakn te dekken.
403 Een ander noodzakelijk vereischte in de in-
rigdng der ziekenftaüen ,. beftaat in de afzon-
deriisg der paarden volgeBS de ongefèeldhèid
Waardoor Kij aangetast zijn ; dus zondere men
diegene welke aan uitwendige toevallen als
wonden enz. lijden , van diegene af welke door
eene inwendige kwaal aangedaan zijn; en on-
der deze die welke van eenen aard Lekenden
d zijn , zoo als droes, fchurft enz. , van
zoodanige die niet befmettendc zijn; terwijl
omtrent diegene, welke aan den geringften
trap van vardachten of kwaden droes en worm
lijden, waar te nemen ïs, dat men alle mog<
gemcenfehap met de andere aflhijdt en dezelve
in eenen hoogen trap, onverwijld dood;
welke oplettendheden bij alle heerfchen-
de ziekten plaats moeten grijpen, en men daar-
om al de zoodanige die van deze , van droes ,
enz. aangetast worden, zonder uitftel van
de gezonde afzonderen. (14)
Voorts
O4) Onder de middelen tot vermindering der befmetting
en verbetering der lucht in beflotene plaatfen , verdienen de
;m'e berookingen eene voorname^ zoo niet de hoogftè
plaats liet zij door van 0;d tot [gd dezelve op eene
gelijke \vij< in cfê ziekenftallen aan te wenden, als de
fehriften ::ot zuivering der beffnette ftaHen »an\vij
-
-ocr page 345-
BEHANDEL. DER ZIEKE PAAV.VEX.IIr.Jfd, 287
Voorts behoort bij deze fcheiding en pteatfe-
lijke inrigting der ziekenftallen, den aard der
fteldheid fteeds in het oog te worden ge-
houden , en dien te gevolge , paarden , welke
aan wonden of ontfteldngsziekten lijden,
eene luchtige, aan die uit geStremde nitwa-
feming ontftaah, eene wanne, en die niet
ooggebreken _ behebd zijn, eene duistere
plaats aangewezen te worden. Eindelijk is
er nog eene oplettendheid na de genezing
der ziekte en het hefitel waar te nemen,
te weten: dat men even zeer vermijden moer
het paard te fpoedig deszelfs gewone werk-
zaamheden te vergen, als dat men het van
ëene allerheilzaamfte matige beweging ont-
ij oude.
rende welke men de paarden uit denzelven verwijdert, als
door zulks in eenen minderen trap, 2 of 3 maal des ,'
■■o' verbetering der lacht, te bewerkfteiiigetl; waarbij raeu
echter waarneemt, om zoodanige paarden die aan eenïga
i' ing der ademlialings - werktuigen lijden . zoo lang bui?
ten den ftal te plsatfen, tot de be/'ooking voorbij i>.
-ocr page 346-
cgg
TWEEDE HOOFDDEEL.
DE GENEES- EN HEELKUNDIGE VER-
R I G T I N G E N EN WERKTÜIGE N.
34 JLJe hoofdbedoeling van dit werk, om den
bezitter des paards ten raad en leidsman te
verftrekken, wanneer hem de hulp eens er-
varenen veearts, ontbreekt; zoude zeer on-
volkomen bereikt worden en hij uit de daarin
bevatte voorfchritten weinig nut ontlccnen,
indien hem niet met de wijze bekend wierd
gemaakt hoedanig hij dezelve in het werk
behoort te ftellen.
Allernoodzakelijkst is hiertoe dat hem eene
handleiding tot de zameiiftelling en wijze van
toedienen der genees- en heelmiddelen worde
gegeven en hij met de geneeskundige maten en
gewigten bekend gemaakt.
Offehoon het aan de eene zijde ten uiterftc
ongerijmd zoude zijn te veron derft ellen , dat ie-
mand wien de noodige ontleedknndige be-
kwaamheid en oefening in de veeartfenijkunde'
ontbreken, in ftaat zoude zijn die heelkun-
dige bewerkingen te verrigten, welke deze
kun-
-ocr page 347-
HEELKUNDIGE VERRIGTINCEN. IV. Afd, 285
kundigheden vereifchen, er beftaan echter
verfchcidene toevallen, waarin hij dezelve
dient en vermag te volvoeren; immers zijn
er vele gevallen die eene onverwijlde hulp
dringend inroepen, en waarin het verrigten ee-
ner aderlating, het zetten ecner dragt, het
leggen eenes verbands, het openen van een
gezwel allerdringendst geboden wordt; waar-
door zoo wel de kennis der werktuigen
waarmede, als der wijze waarop men dezelve
moet verrigten, alleronontbeerlijkst wordt.
Terwijl ik dus uit dezen hoofde al de heel-
kundige bewerkingen overftap, waartoe de hulp
van eenen arts vereischt wordt, (15^ of die
de behoefte des oogenbliks niet vereifchen,
en met nog meer regt Jie zinnelooze vermin-
kingen met ftilzwijgen voorbij ga , waarin het
onverftand van vorige jaren eene verdiende
{lelde ; zoo als het zoogenaamde fnljden van
den nagel of van het blikvlies, het ooraf-
inijden, het uitrukken der opheffpieren van
den bovenlip, het korten der lpatadcr en wat
dies meer is, zullen wij ons tot de eenvoudige
aanwijzing der noodigfte heelkundige bewer-
kingen bepalen, welke zulk eenen geringen
trap van behendigheid vereifchen, dat ieder
met
C15) Zoo als liet angliferen, het castreren, i>ec be-
kandelen ecner beenbreuk, en van zeer zamengefteWs
WQllden, enz.
-ocr page 348-
SOO HEELKUNDIGE VBRR10TINÖEN'i
met behulp van eenigc onclerrigting en een
weinig opmerkzaamheid in ftaat is dezelve te
verrigten, wanneer hij van alle andere hulp
verdoken is, en de om Handigheden zoo drin-
gende zijn dat ieder uitftel de noodlottigltc
gevolgen zoude kunnen hebben.
EERSTE ARTIKEL.
De heelkimfige verrigtingen en werktuigen.
e. De aderlating.
405    Onder alle heelkundige bewerkingen ver-
dient de aderlating te regt de eerde plaats,
daar zij eene der voornaamfte redding-middelen in
alle ontftekingachtige ziekten, en vaak alleen
voldoende is, hunnen verderen voortgang
te fluiten en de gezondheid terug te bren-
gen.
406    Indien omftandigheden zulks vergunnen
zoo Iueze, men tot het verrigten der aderla-
tingen, een gematfo**1 weder, en bij fterke
hitte of koude die .
         van den dag, dat de-
zelve het meeste getev j*erd zijl]; voorts wordt
de beste tijd daartoe geacht, dat men dezel-
ve des morgens, alvorens de paarden gegeten
hebben, doe gefchieden, en dat men hen
in alle gevallen drie uuren vóór en even zoo.
lang na de lating geen haver geve.
De-
-ocr page 349-
DE ADERLATINGEN. IF. Af3. 2JU
407 Dezelve wordt op vcrfchillende plaatfen be-
wcrkftelligd, gewoonlijk aan de halsbloedader,
zeldzamer en alleen in bijzondere gevallen
aan de, zoogenaamde boeg-, fpoor- en fpat-
ader, in den mond of den voet enz. Het is
tot de eerfte, dat wij ons voornamelijk moe-
ten bepalen, als de meest voorkomende, wijl
de aanmerkelijkheid dezer bloe lader het voor-
deel eener fpoedige en ruime ontlasting van
bloed j aanbiedt.
^08 De plaats waar deze aderlating venïgt
wordt, is aan de groot e h a 1 s-b 1 o e d a d e r,
(yena jugularcs exterha,) die zich wederzijds
in de halsgroef vertoont, en' langs de ftrot tot
aan den borstkuil voortloopt, zij gefchieut om-
trent d r i e- of vier vingerbreedte b e-
n e d e n de vereeniging ofvork, wel-
ke door hare twee tukken onder den hoek van
het kaakbeen gevormd wordt.
409 De werktuigen waarvan men zich hier-
toe bedient, zijn het -f.«""neen bekende en
meest gebruikt wori
            aderlancet.
PI. U» fig- 1, 0, b. ; dat in grootte ge-
even-
(irt) Dezelve beftaan' uit lancetvormige punten die met
eene langwerpig vierkante kling eenen regcen hoek vor-
men, gevvooaiyii zyn dezelve ten gcuile v»n 3 of 4, van
Ta
-ocr page 350-
292         HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN
evenredigd moet zijn aan de ader welke men
wil openen, hetwelke men door eenen matigen
flag met eenen ronden klopper van zwaar
b. v. van palmboomhout verrigt; b;j mangel
van welken ook wel de heft van het veeg-
mes gebezigd wordt. Voorts de zoogenaam-
de fneppers met veeren (17), welke voor-
al gefchikt zijn om de aderlating aan onrus-
tige paarden, en op zoodanige plaatfen te
verrigten waar de ader motijelijk te treffen
is, b. v. aan de boegaderen. Eindelijk be-
dient men zich in fominigc gevallen en bij man-
gel van de voorgaande werktuigen van een
lan ce t, (18) of van eene puntige historie,
De
verCcbillende grootte in een koperen koker bevat. Men
hebbe bij derzclve keuze te letten clat zfl van goed daal
vervaardigd, fclierp ftiydende en puntig zijn; voorts dal
men ze fteeds zeer zuiver boude; terwijl die welke
men zelve bij inftrumentmakers doet vervaardigen, fchoon
iets duurder, verre de voorkeur boven diegene verdie-
nen welke als dozijmverk overal verkocht worden en ge-
woonlijk zeer fleciit zijn, hetwelke met de overige heel-
kundige werktuigen insgelijks het geval is.
(17)  De fnepper pi. III, fig. 2, a b. beftaat uit een
foortgelijk doch fpitfer en krommer lancet, hetwelke in
een langwerpig koperen doosje geplaatst is, en met deszelfi
punt er buiten afcfteekr. Het wordt door eene veer be-
wogen , met een bijzonder jjzer vastgefteld en door eenen
aftrekker losgelaten.
(18)    De lancetten zijn in gedaante niet die over-
eenkomftig welke men voor den mensch gebruikt, en
verfchillen van deze alken in grootte en Hevigheid.
-ocr page 351-
DE ADERLATINGEN. IV. Afd. £Q<$
waartoe echter eene geoefende hand vereischt
wordt.
410 De aderlating vvordt op tweederhande wij-
ze verrigt, te weten met of zonder laat-
band, (19) waarvan de eerfte meestal door
eenigzins daarin geoefende des wegens de
voorkeur gegeven wordt, wijl vele paarden
zich tegen het aanleggen deszelven verzet-
ten , het overbodig aantrekken daarvan niet
alleen de ademhaling ten hoogile belem-
mert , en door ophooping des bloeds in het
hoofd, het paard duizelig kan doen worden
en neêritorten, maar er zelfs voorbeelden
bcitaan, dat onrustige paarden zich na de la-
thig hebben losgerukt, en door de aanhou-
dende bloedilorting, veroorzaakt door de
drukking des laatbands, het leven hebben in-
gefchoten.
Men doe het paard dat men wil aderlaten,
eene watertrens aan en door iemand deszelfs
hoofd eeiïigzhis verheven houden, hetwelke
de
09) n<i la at band beftaat, het zij uit een touw of
wel uit eenen lederen riem van 4 voeten lengte en Jdiiim
breedce, voorzien van eene gesp zonder doorn, om het
einde van den rieia met eenen losfen knoop te bevestigen,
en een rond verfeïmifbaar kusfentje van i| duim breed en
1 duim dik . hetwelke op de ader drukt, en tevens tot
fteun der hand of van het lancet by het doen der ader-
lating kan dienen
T3
-ocr page 352-
$04 HEELKUNDIGE VERRIGTïNGEN ,
de aderlating gemakkelijker maakt, en voorts
indien het noodig is, deszelfs oog met de
hand aan die zijde waar deze gefchiedt, be-
dekken.
411 Tot volvoering der aderlating op de e e r f t e
wijze wordt de laatband om den hals digt
aan de borst geflagen, en na deze flechts zoo
veel te hebben aangetrokken als noodig was,
om de halsader geno gzaam z:gtbaar te doen
worden, hetwelke men nog meer bevordert
door het haar met eene vochtige fr)ons glad
te drijken, wordt dezelve aan de tegenover-
gefielde zijde van diegene waar men de la-
ting wil verrigten met eenen, losfefl knoop
in diervoege bevestigt, dat men in Maat
is hem oogenblikkelijk los te maken. Vervol-
gens plaatfe men het tusfehen den duim en
voorden vinger der linker hand gehoudene
lancet, op omtrent ééne lijn afdands van de
ader in eene eenigzins fchuinfche rigtiog,
en fla met den klopper midden op deszelfs
rug: waarbij men echter yennijde de ronde
kogelachtige verhevenheden der ader, tot de
plaats der aderlating te verkiezen, daar deze
aderkleppen zijn, wier kwetfing niet alleen
de genezing vertraagt, maar zelfs aanleiding
tot aderlatingflstels zoude kunnen geven.
412 Verrigt men de lating zonder laatband,
:;oo
-ocr page 353-
DE ADERLATINGEN. IV. Afd, 20$
zoo moet men eene andere Helling aannemen
en met de drie achterite vingers der hand,
waarin men het lancet houdt, de ader druk-
ken om haar zigtbaar te doen worden; waar-
toe men haar van haren ingang in de borst
af aan, naar omhoog al drukkende volgt,
tot op driegen vier duim van hare verdee-
ling, waardoor men haar even eens als door
eenen laatband doet zwellen, en vervolgens
dit bloedvat nog Ilerker roet den voorden
cn derden vinger drukkende, de aderlating
op gelijke wijze yerrigt. '
413 Indien men tot de aderlating zich van
eenen fnepper bedient, zoo heeft men be-
halve al liet voorgefchrevene nog daarenbo-
ven waar te nemen dat men dezelve wel ver-
zekerd in de band moet houden, ter over-
winning der tegenwerking , veroorzaakt dooi-
den tegenfland die de huid aan het lancet
biedt; terwijl men voorts zoo wel de diep-
liggendheid en grootte van het bloedvat als
de meerdere of mindere dikte der huid wel
moet berekenen, om volgens deze den affland
en de rigting van den lnepper juist te bepa-
len ; welk een en ander ook bijzonder in aan-
merking moet worden genomen bij de keuze
van het aderlancet en in de aanwending eenes
meer of minderen fterken flag des kloppers.
T 4                         Ten
-ocr page 354-
29*5        HEELKUNDIGE VERRIGTlNGEN ,
414 Ten einde de bloeding te bevorderen,
wordt het hoofd niet alleen verheven gehou-
den, maar men vat de tong en doe deze als
ook de kaken bewegen.
Na dat-de begeerde hoeveelheid bloeds ontlast
is, welke naar evenredigheid van den ouder-
dom en grootte des paard geregeld wordt, en
gewoonlijk drie of vier ponden, of een en
een half a twee pinten bedragen moet; tot
welker beöordeeling men in het algemeen
wel doet, hetzelve in een of ander vat op
te vangen; make men den laatbjand los, in-
dien deze gebezigd is, en houde een oogen-
blik de vinger op de wond, of doe de druk-
king met de beide vingers op de ader ophou-
den, hetwelke voldoende is om een einde aan de
bloeding te maken; vervolgens wasfche men
dezelve met eene natte fpons af, en ver-
bin de haar door eene fcherpe fpeld midden
door de beide wondlippen te fteken en met
eenige haren te omwikkelen; of hetgene nog
den voorrang verdient , men verfehuive alvo-
rens de lating, bet vel een weinig zijwaarts,
en late het na dezelve los , waardoor de wond
van zelve bedekt wordt.
Eindelijk neme men na de lating waar, om
het paard zoodanig te bevestigen dat het
zich niet fchuren en daardoor eene nieuwe bloe-
ding veroorzaken kan.
n
-ocr page 355-
BE ADERLATINGEN. IV. Afd. 1<)J
415    Indien de redenen beflaan om eene ladng
aan de fpoor-ader te verrigten, zoo wordt
daartoe het lijf twee of driemaal met den
laatband zoodanig omvat, dat deze onder op
het borstbeen rust, waar de plaats der fin-
gels is, en op den rug met eenen losfen
knoop bevestigd.
416    Moeijelijker zijn de latingen aan de b o e g-
en fp at ad er, waarvan de eerfte onder aan
de borst aan de boven- en binnenzijde des
arms moet gefchieden, en waartoe men het
been dat tegenovergefteld is aan de zijde
waar men de aderlating verrigten wil, doet
opligten ; terwijl men die der fp at ad er aan
de bovenfte binnenzijde der dij, waar de ader
naar binnen gaat, verrigt, tot welke latin-
gen het gebruik van den fneppcr of het lan-
cet, boven de gewone aderlancetten de voor-
keus gegeven wordt.
417    Wat de overige door de fmeden en ande-
re onkundige even veelvuldig als doelloos
aangeradene latingen betreft, zoo in den
mond, onder den tong als van bet verhe-
melte enz., zoo wordt van dezelve hier al-
leen gewag gemaakt om hnnne nutteloosheid
in de meeste gevallen aan te wijzen; wil
men echter die in het verhemelte verrigten,
zoo gefchiedt dezelve met eene bistourie , door
T 5                         eene
-ocr page 356-
SpS HEELKUNDIGE VERRRIGTINGEN ,
cene infnijding tusfchen den derden en vijfden
rimpel, terwijl de bloeding door eene fpons
met rakels-water bevochtigd, gefluit wordt.
418 Behalve deze wordt fomtijds in dringende
gevallen, zoo als in razernij en dollen hol-
der , de flaapflagader met een goed gevolg
geopend, hetwellce met een lancet gefchiedt.
Hierbij neme men waar, om het haar al-
vorens af te fnijden, de opening evenwijdig
met den loop der flagader te verrigten en
de wond met kompresftn en een zwachtel
te verbinden.
i. De d r a g t e n.
4x9 Niet minder heilzaam dan de door de ader-
lating te weeg gebragte ontlasting in ontfte-
kingsziekten , is om derzelver werking een
perk te ftellen , zijn de d r a g t e n , niet al-
leen als voorbehoedmiddel, maar ook, om in
alle hardnekkige flepende ziekten, door eene
kunffige tegenprikkeling, den loop der ziekte
op eene foortgelijke wijze af te leiden als door
de fontenel, de fpaaniche vliegen en andere
blaartrekkende middelen bij den mensch ge-
fchiedt.
De ir.fnijding en het aanwezen van een
vreemd ligchaam, veroorzaken in de opper-
vlakte een Herken prikkel en ontltcking, die
een-
-ocr page 357-
DE DRAGTEN. IV. Afd.        *<)')
eenen vermeerderden toevloed van vochten
en daarop volgende ettering ten gevolge heeft,
en tot eenen tegenprikkel aan diegene vcr-
ftrekt, welke de onderscheidene werktLxigen
(organen) en ftelfels aandoen,
Geene genees- of heelkundige bewerking
is van uitgebreider en algemeener nut en te-
vens minder gevaarlp en fchadelijk dan de-
ze, het zij dezelve als hulp- of als voorbe-
hoedmidd.1 aangewend wordt; waardoor zij
niet alleen in alle ontftekingen der levens-
werktuigen, als dij van liet hoofd , der adem-
haling en des buiks, de hevigheid van der-
zelver toevallefi cene heilzame afleiding en
o
Wijziging verleent, maar vooral in alle lang-
durige (chi'onifche) kwalen, zoo als vervan-
genheid, kreupelheid, mok en velerhande
huidzüktcn, wier hardnekkigheid alle ande-
re hulpmiddelen trotfeert, levert zij vaak het
eenigfte hulpmiddel op.
420 Men onderfcheidt dezelve in dragten
en f on te nellen. De eerfte welke het
meeste aangewend worden, beflaan daarin,
dat men eene opening in de huid maakt en
door dezelve een band fteekt, hetzij van ge-
woon linnen of wollen .band, of wel cene
Uit hennip en haar gevlochtene koord, be-
ftreken niet ecne prikkel:mie zalf, als bafi-
licum enz., zelfs met fpaanfche vliegen , het-
wel-
-ocr page 358-
300 HEELKUNDIGE VERR1GTINGEN ,
welke fpoedig eene kundige ettering te we»
ge brengt.
421    De plaalfen waar dezelve aangewend
worden, zijn veelvuldig, en hangen van om-
ftandigheden, den aard en de zetel der ziek-
te of des tocvals af: als aan de borst, tus-
fchen de voorbeenen, aan de kaken, den
hals, op de ichouders, het kruis, aan den
elkboog, aan de dijen, aan onderfeheidene
plaatfen der beenen enz.
Het werktuig waarvan men zich hierbij be-
dient , zijn de zoogenaamde f o n t e n e 1 naal-
den, welke in fcherpe (20) enl'tompe
(21), onderfcheiden worden, waarvan de
laatfte alleen dienen, om na het maken ee-
ner opening in de huid, door het celwijs-
weeffel te iïooten en dit los te maken.
422    Naar mate men naar eisch der omftandig-
he-
(20) De fcherpe fonlenel naalden,PI. III fig. 3
dienen om de doorfteking dei- huid , tevens te verrigten ;
de;:clve zijn uit goed (taal gevormd, rond, aan de eene
zijde van eene Iarisvormiga tweefhjjdige punt voorzien en
een weinig gebogen; voorts zijn zij tot doorftcken van
den band, van een oog voorzien, dat zich of in de ac.h-
terfte helft der punt, of aan liet einde der naald bevindt,
welke eene lengte van 8 a 10 duimen heeft, en veelal
uit 2 (lukken beftaat, die te zamen gefchroeld kunnen
worden.
(ai) De f torn p e zijn breedcr en plat zonder punt.
-ocr page 359-
DE DRAGTEN. IV. Afd. $0Ï
heden zich van het eene of andere foort de-
zer naaiden bedient, verfchilt de wijs van
het zetten der dragten ; indien men de f c h e r-
p e bezigt, zoo wordt de huid in eene plooi
waterpas te zamen genomen, van het lijf
verwijderd en vervolgens met de naald door-
boord, in welke de band ingedoken is of
wordt, die men vervolgens zamen knoopt.
Men maakt vooral van de andere wijze
gebruik, wanneer men eene fterke werking
verlangt; hiertoe wordt de huid in eene
loodregte plooi van het lijf afgetrokken, en
in deze met de bistourie eene infnijding van
één duim breedte gemaakt, waarin men de
ftompe fontenelnaald met ingeftokenen band,
vier a zes duim benedenwaarts onder de huid
fieekt, dezelve voorts van het celwijs weef-
fel fcheidt en rondom los maakt; vervol-
gens ligt men haar met de punt op en ver-
rigt aldaar eene tweede infnijding, door wel-
ke de band met de naald getrokken wordt.
Het is een algemeene regel bij deze be-'
werking, dat de band fteeds in eene lood-
regte rigting moet worden doorge(loken , ten
einde de etter eene vrije ontlasting te ver-
fchaiFcn, en dat men dezelve dagelijks ver-
fchuive.
423 Behalve deze dragten worden fomtijds
yan fon teil e 11 en, bijzonder vóór de borst
ge-
-ocr page 360-
§02 HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN,
gebruik gemaakt; men maakt daartoe in de
huid eene dwarfche infnijding, en deze met
den vinger rondsom van het celwijsweedel
los, waarna men in hetzelve een dubbeld
gevouwen rond leder fteckt, in het midden
van een gat voorzien en vervolgens terebin-
tnijn-oïie in deze opening giet, terwijl men,
wanneer de ëttering genoegzaam daardoor ver-
oorzaakt is, dezen ontlasting verichaft door
eene opening op het laagfïe der gezwollene
plaats te maken.
In dringende gevallen zoo als in de klem
en pestbuilen, heeft men zich met goed ge-
volg bedient van den witten nieswortel, wel-
ke men op foortgelijke wijze als de fontenel
• onder de huid fteekt,
c. Dein f n ij d i n g e n.
.424 Even noodzakelijk, fchoon minder menig-
vuldig voorkomende, zijn de kunstige ope-
ningen welke gemaakt moeten worden, om
liet ligchaam van vreemde voorwerpen of fcha-
délijke ftoffen te bevrijden, die in hetzelve
eenen nadeelïgen prikkel te wege brengen;
het zrj dat deze uit vreemdaardige ligchamen
befbian, zoo als b. v. kogels in gefchotene
wonden , of glas, fpijkers enz., in voetwon-
den , of wel, dat zij als uitgeftorte vochten K
en
-ocr page 361-
DE INSNIJDINGEN. IV. Jfd. 303
en etter in gezwellen opgefloten zijn, van
welke vooral de laatfte, door een te lang
verblijf in dezelve, icherp en bijtende wordt
en den verwoestendften invloed op de aangren-
zende deelefl uitoefent, daar zij ter baning
van eenen weg tot ontlasting, overal holen
en fistelachtige gangen graaft, die niet an-
ders dan door diepe infnijdingen weggenomen
kunnen worden.
4? 5 De gezwellen zijn van tweederlei aard die
men door de benaming' van heete en koude
onderfcheidt, van welke de éérl'te, zoo als zadel-
drukkingen, uit uitwendige, andere gelijk inden
droes enz. door inwendige oorzaken ontftaan,
en wanneer zij niet verdeeld worden, gewoon-
lijk in ettering overgaan; en wijl alsdan er
gcene hoop meer overblijft om hen te doen
verdwijnen, wordt het noodzakelijk tot eene
onverwijlde opening over te gaan, zoo dra
derzeivér rijpheid door weekheid wordt aan-
gekondigd.
Koude gezwellen, zijn de zoodanige
die onpijnlijk zijn, geene bijzondere hitte of
ontfteking vertoonen en alleen door bijko-
mende oorzaken in ettering overgaan; zoo
als leggers, fchjrhakken, gallen enz. Zoo
wel de eene als andere kunnen door kunst-
bewerkirjo-en weggenomen worden, waartoe
zich tweederhande wijzen aanbieden, name-
lijk,
-ocr page 362-
304 HEEtKUNPÏGE VERRIGT1NGEN ,
lijk, de infnijdingen en het fchroeijen met een
gloeijend ijzer.
426    Tot het verrigten der eerfte worden on-
derfcheidene werktuigen vereischt.
Diegene welke tot het doen van infnijdingen
gebruik1: worden, beftaan uit ondericheidene
foorten van heelkundige mesfen , fcharen, enz.
De eerfte zijn verfchillende foorten van bis-
touries, f kalpels , lancetten en hoefmesfen.
427    De bistourien (22) zijn mesfen van
verfchillende gedaante , welke daarin overccu-
ftemmen , dat zij als een knipmes , doch zon-
der veer, in een hecht van fchildpad, hoorn of
balein kunnen toegevouwen worden.
Zijn
(22) Men ziet in Fl£. 4. a, een fkalpel, en in b
eene b i s t o u r i o met eêne ronde fnede, eenigzins liol
geflepen, van welke men zich tot liet ariglUéren en zooda-
nige infnijdingen bedient, die van buiten naar binnen moeten
geleideden.
In Fig. 5. is eene fpitfe rest e bis tour ie met eene
regte fnedc en rug vertoont, waarvan men gebruik maakt
om van binnen naar buiten te fnijden, om het kwetfen van,
vaten te vtrawden.
Het ian c e t ■»■ or m ig e twecfnijdige bis tour ie,
Fig. C>, dient tot opening van gezwellen en aderlatingen,
en dat met uitpuilende fnede Fig. 7, tot een foórtgebj'k
einde als de fkalpel.
Om fistelachtige höllighedente openen wordt van de krom-
in e bistourie Fig. 8 en o gebruik gemaakt, waarvan de
laadte een knopje aan de punt bezit, waardoor men vaa
ketzclvc met meer veiligheid gebruik maakt.
-ocr page 363-
D E I N S N IJ DING E N. IF. Afcl. 305
Zijn zij van een vast hecht of van eene
veer voorzien , ten einde grootere kracht
te kunnen aanwenden, zoo ontvangen zijden
naam van fkalpcl; gewoonlijk worden zij
dan ook iets grooter gemaakt.
Tot het doen van infnijdingen in den hoef
bezigt men bijzondere zoogenaamde h oef-
me s f e n , die door hunne flerkre vooral
daartoe gefchakt zijn C-3J), bij wier man-
gel men zich van het gewone veegmes be-
dienen kan.
4.28 Behalve deze mesfen kan men onder de
fnij-
O-3J Men heeft drie foorten van hoefmesfen, te
weten: liet eig*„ljjke hoef-bistourie, Tig. 10,
dat overal geljjk breed, van eenen dikken mg en eene
: punt voorzie:: is, en door deszelfs fterkte ver-
gu::: het hoorn naar welgevallen te iïiijeien.
Het gr oefmes, Fig. u, bezit eene gelflke regtt
loinr, welk» purtt zoottónig regthoekjg baaksw|js omge-
bogen en tweefijgdig is, tbr. men het naar beide zijden
gebruiken kan. Deszelfs fneden brengen Ureede groeven
V'>rt, -,',-; r beftenttning is afloop te verfchaffea aan de
'm den voet üit&eftorte vochten en etter;
; Het m ij r t fa e n b ; a d v o r m i g e m e s , Flg, 12, a , J>
dat eene eironde, fcweefngdige en aan de punt opgebogene
kling bezit, heeft eene bijzondere beftemniitig in de kunst-
Jewerking van den hoornfistel en om verharde of fpons-
«chtige randen der wonden weg te nemen; tot het zelf
:'c einde dienen de gebogene bojanesfen, Fig. is> welk$
ji'gts of iinks gebogen en van eenen rug voorzien zijn,
V
-ocr page 364-
3CÖ         HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN ,
fnijicnde werktuigen nog de fc baren re-
kenen , van welke men behalve de gewo-
ne rcgte, noch twee foorten van krom-
me fcharen (24) bezigt.
429 Tot liet openen van harde deelen waar-
toe de bovejnfta»nde werktuigen geene ge-
noegzame fterkte zouden bezitten j ciï die
flechts eenc kleine opening vereiichen » om de
'• nadeelig werkende oi uilgeftoïte vochten enz,
afloop te verfchafFcn , die, het zij in de hol.»
ligrieden des hoofds of in den voet opgeflo-
ten zijn, maakt men nog van een werktuig
gebruik, hetwclke den naam van trephine
draagt <as), welks eenvoudige zamenftelling
het
\
--------------------------X--------------------------
C24) Het eerfte foort van kromme fcharen. Flg.
14., is volkomen als eene regte gevormd, uitgenomen dat
dezelve: volgens hare vlak re omhoog gebogen is;
men bedient zicli van deze 6m oirilekende ligchaamen op
eene vlakte, of de haren ter plaatfe waar men eene in.
fnijding wil doen, weg te fnijden. a
Het andere is de krom me infn ij.din gs- fchaar.
Tig. 15, welke voor die plaacfen gebruikt wordt, waar
toen zich niet wel van het mos kan bedienen, zoo al*
aan de oogen en de weeke ligchaatnsdeelen.
(25) De trephine heeft de gedaante ecner ge-
frone Ftetboor, met een ftalén handvat, en onder van eene
Zoogenaamde kroon voorzien, wejker tanden wederzijds
fnijden, waarvan men zich bedient om een rond ftuk been4
Jfooral »it dun. harfenpBIl, of Uuo>» nit te boren.
-ocr page 365-
DE T Tv S NIJDIKGEN. IV. Af3, 307
het den voorrang boven den gewonen trepaan
cloet
geven.
430 De bedoeling en het gebruik aHë de-
zer werktuigen* ftfekt daar heen, de vochten
DWtlastirig te verfchaffen die in een ge-
zwel of holte op gefloten zijn, en eeüe ver-
woestende werking öp de aangrenzende dee^
len ztmdèh uitoefenen, of wel, febade-
ïljke voorwerpen te verwijderen, welke voor-
al in gcüokcne' en gefchotene wonden aan-
wezi I . ien,zijn; om v;ier diepte en aard
te
peiïen en te onderzoeken, men zich van
de zoogenaamde fond e (26) bedient; ter-
wijl men
tot hunne verwijdering van eene
tang
en pincet (e") gebruik maikt.
Daar
(26) D;: fonde beftaat «ir eene uit ij.'er, zilver of'
IJiftj welks eend einde van een rond knop-
je voorzien is.
De e; c f; r o c T d e fonde, Fig. 16, (fieSt om in fistct-
• ;•' rï :■.■■'. infmjdïn:
           met de pont te plaatfeu
en dus zoiider gevaar te befturen>
(er) Be tan:.; waa.....an men zïen bedient om vrecm-
'i o't te trekken, !-; büna als eene u-;iaar ge-
imen du:: deszelfs eilidtn half roiroi:d,e«
ser plaatfe waar zij op een fluiten, gegroefd zijn.
Het pincet, Fig. 17, is een veêrhard ftaal tertge-
'ie!. waarvan men zich bedient, zoo om het verband
. ., te vattc.i-, die de vin«
gers bezoedeld, of ontglippen zouden.
-ocr page 366-
308 HEELKUNDIGE VERIUGT1NGEN ,
431    Daar tot het verrigten der meeste infbij-
dingen, ontleedkundige bekwaamheden en
eene geoefendheid vercischt wordt, welke men
bij vele lezers dezes werks niet veronderllel-
len kan , zoo bepalen zich dezelve voor de-
ze, tot die , welke tot het openen van droes?
of onderkaakklier-, vijvel- of ooi-klier-en za-
delgezwellen, en des noods tot die des hoefs
vereist:ht worden, tot wier gepaste volvoe-
ring de volgende algcmcene regels behooren
waargenomen te worden.
432    In alle heelkundige bewerkingen, moeten
de infnijdingen genoegzaam uitgeftrekt gefchie-
den om de bedoelde werking voort te bren-
gen , doch aan de andere zijde, ook niet
grooter dan hiertoe vereischt wordt, en met
zoo weinig verwoesting der gezonde deelcn
als mogelijk zij, ten einde de weder herftel-
ling des te fpoediger plaats grijpe.
Te dezen einde moeten dezelve zoodanig
gefchïeden, dat zij gelijkwijdig met de ve-
zels loopen, en dus loodregt aan den hals,
de borst, de vóór- en achterbeenen; terwijl
zij aan het lijf waterpas verrigt, en in bei-
de gevallen door het affnijden van het haar
vooraf gegaan moeten worden.
Bij het openen van ettergezwellen, het-
welke fteeds aan de laagfle plaats moet ge-
schieden om den etter genoegzamen afloop
-ocr page 367-
«KT BRANDEN. IV. Afd. 309
te verfchaffen, vermijde men , de opening zoo
groot te maken dat de lucht in derzelver hol-
lïgheid kan indringen, en daardoor nadeelig op
de onder dezelve gelegene deeleri werken,
en poge, vooral in niet verouderde ge-
zwellen , door eene kunftige drukking de ver-
eeniging der opperhuid en het celwijs weeffel
met deze weder tot (tand te brengen, wijl
de verzuimenis daarvan derzelver geheele af-
ftervlng te wëge brengt, en door hunne
noodzakelijke weder voortbrenging eene zeer
langwijlige genezing ten gevolge heeft, waar-
van men dagelijks de voorbeelden ziet, in
de langdurigheid der door de zadelkwetfing
veroorzaakte wonden.
i. Het branden.
433 Van zulk een uitgebreid nut en met zoo
weinig gevaar verbonden is het fchroeijen
met een gloeijcnd ijzer in de heelkunde der die-
ren, dat rnen zich te regt verwonderen moet, dat
zulks niet algemeener aangewend wordt.
Men bedient zich van hetzelve tot berei-
king van een tweeledig doel,' namelijk:
door toefchroeüen van aanmerkelijke bloed-
Taten eene gevaarlijke bloedftorting te fluiten,
of wel, door het veroorzaken eener kunfti-
ge or.tfteking, de opflorpende vaten eene
vermeerderde werkzaamheid te geven tot
U 3
                            het
*
-ocr page 368-
310         HKEÏ.KUNDIOR VERJUGTINSP.N.
het inzuigen van fcha ielijk werkende of uit-
geilqrte vochten of andere zelfftandigbeden ;
terwijl "het daarenboven door zamentrekking
van den omtrek der bekleedfelen van eenig
deel, kan bijdragen tot het verminderen des
omtreks van koude gezwellen, als zoo.
is dit het zekcrfte middel tot wegneming van
gallen, leggers, fchijthakkcn, uitzetting var»
gewrïchtbai d n , reu natieke kreupelheid, enz.
en tot het \
             van eeneli tegenprikkeï
in ver!chei t.s ;,id::en; eindelijk, om eene
affchtidin,g tusfchen een gezond en verdor-
ven deel te weeg te brengen, en fchadclijke
. te vernietigen.
434 De werktuigen die men tot dit oogl
bezigt, zijn van vericüillende gedaante, ge-
woonlijk van ijzer met een :n houten fteel voor-
zien en aan het andere einde, van eene mes-
of r i n g v o r m i ge, p un tig e of p 1 a 11 c
gedaante , volgens het doeleinde waartoe men
hen gebruiken wil.
4~5 Dezelve worden met ffeen- of nog beter
met
houtskool, kers '00 : g] ■ :'. nde gemaakt,-
afgewreven, en zoo lang over de huid ge-
ftreken tot deze zonder geheel doorgebrand
te worden, eene bruingele kleur verkrijgt,
waarbij men de plaats die men door fchroei-
jing eene grootere werkzaamheid
wil geven ,
feet
-ocr page 369-
VEREENIGING DER WONDEN. IV. Jfd. 31X
het zij met ftrepen of met punten, volgens
zekere orde brandt ; (Pi. II.) zelfs is 'ie: in ibra-
mige gevallen voldoende tot voortbrenging
der ontfteking , dat men het ijzer alleenlijk in
de nabijheid houde, en eene of andere-prik-
kelende zatf doe intrekken of cene fpekzwaard
tusfchen het ijzer en de huid plaatst.
Ter uitvoering dezer bewerking is het noo-
dig dat het paard nedergeworpen wordt, dat
men van een genoegzaam getal ijzers voor-
zien is, ten einde ftéeds behoorlijk gloeijen-
de voorhanden te hebben, en dat men wel
in acht neemt, om de huid wel genoegzaam,
doch niet me.r dan half door te branden;
waartoe zulks met eene iigte hand zonder
drukken gefchieden moet, terwiji men na de
bewerking de gebrande plaats met eene ver-
zachtende zalf iiilaicert.
Tot' het ftèmpen van bloedingen, dat naar'
den aard der plaat'en met het platte, ronde
■of puntige ijzer gefchiedt, moet hetzelve- mede
niet te fterk op de plaats gedrukt worden.
e. Het verSenigen det wonden.
43^ Hetzelve gefchiedt door naden van ver-
fchillende foorten, door welke men de wond-
lippen, vooral van gebouwene wonden te
zamen hecht, in diervoege als hiervoor aan
. gewezen is.,
De werktuigen waarvan men zich hiertoe
U 4
                              be-
-ocr page 370-
Jla HEELKUNDIGE VERR» . 1' ,;:>. ,
bedient, zijn de zoogenaamde, wond n.
den, Fig. ao, krom, met een driekante
punt, en aan cle tegengeftelde zi';Je van groo-
te en kleine oogen voorzien , tot doorftekea
van bandjes of meervoudig zamengedraaide
draden, met welke men de randen der won-
den zamentrekt en veriienigt, hetwelke in
jnenigerhande gevallen ook door een pik-
pleister gefchiedea kan.
437 Tot de ftuitaag der bloeding van aanmer-
kelijke bloed- en vooral flagaderen, dat bij
kleine door zatnentrekkende middelen , zwaiq
enz. gefchiedt, wordt bij grootere liet mid-
del van toefchiocijing of wel dat van het
onde r b i n cl e n vereischt, tot welk laatfta
men zich , liet zij van den zoogenaamden flag-
ader-ha a k of wei van de t a n g bedient,
waarmede men het bloedvat omvat, te voor-
fchijn trekt en vervolgens met eenen dubbe-
len gewasten draad ombindt en toeknoopt.
ƒ. De verban d e n.
43S- Na deze voorafgaande befchrijving der nood»
zakclijkfie heelkunftige bewerkingen, zal het
niet overbodig zijn, kortelijk de middelen te
gewagen, waarmede, men door het verbinden
der wonden, breuken en ven'ekkingen, hunne
heeling bevordert.
-ocr page 371-
DE VERBANDEN. IV. -dfd. 315
Dezelve beftaan uit plukfel, kompresfen en
zwachtels; zij hebben ten doel de kranke le-
den zoo nabij mogelijk hunne vorige ftelling
te doen hernemen, deze voor nadcclige indruk-
ken te befcb 'mens en de 'heelmiddelen gele-
genheid te geven op de voordeeligfté wijze te
werken.
Het plu U fel dat bij den mensch uit uïtge-
trokkenc lijnwaaddraden beftaat, doch waartoe
men by het paard, vooral in groote wonden,
meestal wel geklopt wek , hennip of vlas neemt,
dient, of om als prikkel of opdroogend middel
op de wond te werken of heelmiddelen in de-
zelve te brengen. Naat mate van derzelver
aard worden deszelfs draden gefchikt, en ont-
kenen daarvan den naam van plumaceaus,
wieken, ftcekwickeil, proppen, enz.
439 Kompresfen beftaan uit meer of min
verdubbelde lappen oud linnen , flanel of wol-
Ie, en dienen om eene wond of andere be-
fchadlging te dekken, eene zekere drukking
te wege te brengen, of bevochtigd tot natte
omflagcn voor het lijdende deel te dienen.
Re zwachtels of verbanden hebben
ten doel, beide vorige hulpmiddelen ter hun-
ner plaats te doen verblijven en voor verfchui-
ven te bewaren; men bezigt tot dezelve lin-
nen of wollen ftrooken, riemen, koorden
*nz.
U 5                           Aio
-ocr page 372-
g!4 HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN ,
44o Als een algemeene regel bij dezelve is
waar te nemen, dat zij zoo eenvoudig en wei-
nig drukkende voor het dier moeten zijn als
eenigzins mogelijk is.
, Daar tot voorkoming hunner verfchuiving,
vaste bevestigingspunten vcreischt worden ,
dient daartoe een buikfingel, waaraan zich
een borst- en ft a a r t r i e m bevindt, waar-
Van" de fingel zes duimen breed en van zacht
leder behoort te zijn; Voorts dient tot ver-
band des hcofds een breede met baai gevoe-
derde halfter van zacht ieder, in de gedaante
eens hoofdgeftéls gevormd, waaraan zich een
keel- front- en ïieusriem bevindt, en voorts
met eene dubbele rij nestelgaten tot bevesti-
ging der verbandfuikkcn voorzien is.
Ten einde een denkbeeld te geven van de
wijze hoedanig de onderfcheidene verbanden be-
werkfteüigd worden , is hier (PI. II.j) de afbeel-
ding dergene gegeven, welke la f o s s e in zijn
Cours cP hippiatriqua voorschreven heeft.
Zeer bezwaarlijk valt het echter dezelve
werkdadig- aan te wenden, wegens de 011-
rustighcid die het dier gewoonlijk bezit, en
die aar-lei. ing geeft dezelve fpoedig te doen
verfclmiven, weshalve het in de meeste ge-
val'en verk'esbaarderis van eene eenvoudige be-
dekking gebruik te maken, die uit eene gro-
ve linnen lap beftaat, welke men naar eisch
der oiidtandgheden 3 met banden aan den fm-
gel,
-ocr page 373-
DE VERBANDEN. IV. Afd. 3I5
gel, de bars*- of ftaartrieiH , of wel aan den
en befchrevenen halfcer bevestigt. Voor
de beenen 2oude men ook met meer voor-
de ie loon van lederen kous gebruik
bui nën maken, uit zacht buigzaam leder ge-
vormd, van nesttlgaten en eene rjjgfnoer voor-
zien, welke eene uitürijding voor de knie
of hak bezit en tevens beweegbaarder en min-
der aan verichuiven onderhevig' is , dan zwach-
tels ; terwijl in voerwonden een diergelijke
ruime lederen fehoen verre den voorrang bo-
ven .ueze verdient.
TWEEDE ARTIKEL.
De middelen om zich van het paard te
verzekeren.
441 Tot het doen der meeste dezer bewerkin-
gen is het volilrekt noodig zich zoodanig van
het paard te verzekeren, dat het even min
door de pijn die het ondervindt, pogingen
doe zich deze door beweging te onttrekken,
als doop verdediging den bewerker in levens-
gevaar breuge.
Men bedient zich hiertoe van verfcheidene
middelen, als , door Jen k <n t v e 1 of p r a a m
die men het op den bovenlip, zet; den mond-
rooster waarmede men dezen opent; de
k o o d f t a 1 en het werpgereedfehap om
zieh geheel van hetzelve te verzekeren.
-ocr page 374-
5*6        HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN ,
De beide eerfte werktuigen worden dan ge-
bruikt , wanneer men Hechts eene eenvoudige
kortftondige kunstbewerking behoeft te ver-
rigten, en Hechts weinig tegenkanting te
wachten heeft.
442    De praam, PI. I. Tig. 1, c, waarin men den
bovenlip prangende, door de pijn welke het
paard bij iedere tegenkanting gevoelt, hetzel-
ve tot onderwerping dwingt, is van ijzer
-of hout gevormd, waarvan de laatfte het
eenvoudigfte en werkzaamfte en dus het ver-
kiesbaarfte is.
443     De mondrooster d, van ijzer gevormd
en met een handvat voorzien, wordt gebe-
zigd om het paard den mond te doen ope-
nen , wanneer men deze wil onderzoeken
of er eenige kunstbewerking in verrigten.
444     De noodftal is dan alleen tot het doen
eener zamengefrelde bewerking aan te raden,
wanneer dezelve zoodanig ingerigt is, dat
men door middel eens treeden fingels het
paard van den grond opwinden en alle te-
genkanting volftrekt beletten kan, of dat de
bewerking in deze ftelling volvoerd kan wor-
den.
445    In vele andere gevallen is het eene'vol-
ftrek-
-ocr page 375-
MIDD.TOT VERZ. VAN HET V AAV^T).IV. jffd. 3l>
ftïekte noodzakelijkheid hetzelve neder te
werpen, niet alleen tot het doen van kunst-
faewerkingeö en het verbinden, maar zelfs
is zulks bij fommige paarden het eenige mid-
del om hen te kunnen beflaan.
Hiertoe worden vereischt vier dubbele fter-
ke lederen riemen, met baai of zelfkant ge-
voederd , van die evenredigheid dat zij de
voeten kunnen omvatten; dezelve zijn aan
hunne beide uiteinden van eenen ijzeren ring
v» " voorzien tot doortrekken der koord, ty. I,
Fig. i. a, (28;).
Om het nedcrwerpen van het paard te be-
/ werkftelligen, kieze men eene vlakke plaats
uit, welke men tien voeten in het vierkant
dik met Itroo bedekt, en brenge het paard
op dezelve, na het, indien omftandigheden
zulks vergunnen, 24 miren te hebben doen
vasten, tot voorkoming dat de val geene der
inwendige deelen doe bersten.
Vervolgens worden de riemen om de voe-
ten gelegd en na de koord aan dien van het lin-
ker of regter voorheen bevestigd te hebben,
naar
(28) Deze kluisters verdienen de voorkeur in al die
Bevallen waarin men geene der bedien onder de kunstbe.
werking behoeft los te «aken, v/ijl zy van zelve afval-
len; edoch wanneer men eene der beenen verpteatfen
moet, zoo bevestigt men aan hetzelve eenen foortgeljj»
fcen kluister, die van eene gesp voorzien is. [Fig, 1, t.}
-ocr page 376-
5_l8 MIDDEL. TOT VERZEK. VAN HET PAARD.
naar mate de zijde is op welke men' het paard
•wil doen nedervaUen, wordt de koord door
de overige ringen en eindelijk door diegene
jëftoken a.n welke zij bevestigd is, waar-
van men het einde twee man in handen geeft.
(zie Pi. I. Fig. i)
Ook kan men twee koorder ann de over-
Üoekfche vóór- er; achterbeei en doortrekken,
zoo dat de cc; e k<
              /' en de vóór ,
en de andere ttisfciien de rckiew            toor-
gaat» en ieder door twee man vastgehouden
wordt, waarvan de een naar voren en de
andere naar achteren trekt, betwelkc door
alle gelijktijdig even fterk geickaeden moet.
Welke dezer beide wijzen men ook ge-
bruike, men phtatfe nog iemand aan het hoofd
die het paard met den praam op de ners vast-
houdt , en ée'n aan de (taart om het aefatet-
• geitel vooruit te drijven, benevens twee man
ter zijde om het in den val te .onderfteu-
nen en op die zijde te leppen die men be-
geert; alwaar men een deken uitfpreidt „m
voor te kernen dat geene ftroohalmen deszuis
oog befchadigen, of wel men omwikkele 1 et
met denzelven. Zoo dra het paard gevallen
is gaat een hum er op den hals zitten om
zich van het hoofd des paards t« verzeke-
ren, van hetwelke m.n de vier voeten met
eenen losfen knoop te zitm n bindt, en door
dezen eene Üroowis ftcekt.
DER-
V
-ocr page 377-
KEUZE DER GENEESMIDDELEN. IV. Afd. 3IJ>
DERDE A R T I K. E L.
Het toedienen en de vorm der genees- en
heelmiddelen.
a. Keuze en o n der feh ei ding der
geneesmiddelen.
445 De genees- en heelmiddelen die het groeï-
ftoffelijk, delfïloffelijk en dierenrijk opleve-
ren en in de veea. tfenijkunde gebezigd wor-
den, hebben genoegzaam dezelfde toepasfmg
en werking op het dierlijke , als op het men-
fchelijke ligchaam , echter met eenige wijzigin-
gen , die voornamelijk ontleend worden uit het
verfcinl dat tusfehéri de bijzondeie bewerktui-
ging, grootte en de levenswijs van een plant-
en vleeschetend dier plaats grijpt (20). Terwijl
het ten alge™
eenen regel wordt aan gen omen, om
wegens de vereischte grootere hoeveelheid,de
minst kóstba'arfte en eenvoüdïgfte uit te kiezen.
Bij derzelver gereedmaking hebbe men op
te
(29) Wilde men de .kracht der geneesnrddelen bera-
Icu volgens hunne uitwerking op het menicheTjjke lig-
chaam, en dat der vleeschetende dieren^ zoo zoude men
de uitkomst geenzins aan de verwachting zien beantwoor-
den, daar zrj op das» vaak de ftefcfte uitwerking heb-
ben,
terwijl zij °p de plant- en graanStetide%weinige of eeno
geheel andere te wege teengen.; deze verdragen niet alleen
*e!e plantgiften in eene verbazende hoeveelheid, naarde
«ptesglans en hare bereidingen; de kwik en het rattenkruM
in zulke lletke giften, die voor de vleeschetende dierea
•oorzeker doodeljjk zouden zjjn.
-ocr page 378-
J'S O VORM DER GENEESMIDDELEN,
te letten, geene tegenftrijdige zamen te voe-
gen , en dat de onderfcheidene foorten die
één geneesmiddel uitmaken, wel te zamen
en gelijkelijk vermengd worden.
Men ontvangt de geneesmiddelen uit de
drie rijken der natuur, terwijl derzelver be-
reiding het onderwerp 'er artfenij-mengkunde
uitmaakt. Geeft of bezigt men dezelve zoo-
danig' als de natuur haar oplevert, zoo wor-
den zij e e n v o u d i g e geneesmiddelen (sim-
plicia)
genaamd; worden verfcheidene te za-
men verëenigd, zoo ontdaan hieruit de za-
men g e ft e 1 d e , Xcomposita); terwijl diegene
welke door kunstbewerking uit een der drie
rijken getrokken worden , den naam van fchei-
kundige ontvangen.
Volgens hunne aanwending worden dezelve
in inwendige en u i t w e n d i g e .onder-
fcheiden ; van welke de eer ft e in het bijzon-
der den naam van gene e s- den laat ft e die
Van heelmiddelen dragen.
Onderfeheiden is de vorm en de wiize
waarop eene en andere vervaardigd en toege-
deeld worden.
b. Vorm en t o e d e e 1 i n g d e r g e n e es-
e n heelmi d delen.
447 De geneesmiddelen worden bereid in de
gedaante van poeiers, pillen, flikbrokken,
kaauw»
-ocr page 379-
IN VASTE ZEï.FsTANBISI«ÏB. IV. AfcL %IX
kaauwpoppen, dranken en lavementen.
Uitwendig worden de heelmiddelen door
infpuitïiigen , baden, wasfehingen, imeerfeïs,
pleisters en berookingen aangewend.
4. Vorm en to e d e e l i ng der g e n e e s m i d d e 1 e n.
i) Geneesmiddelen in- vaste zdfflandigkerd.
448 De poeders worden het paard ingege-
ven, vermengd met naigemaakt voeder, het
zij haver, meel, zemelen enz.; edoch, daar
dezelve indien zij eenen voor hetzelve 011-
aangenamenünaak bezitten, het van eten kun-
nen wederhouden, en ingeval het den eet-
lust ontbreekt, hetzelve nog minder dit ver-
mengd dan zuiver voeder zal nuttigen; zoo
is hun gebnijk zeer beperkt en alleen bij wel-
finakende geneesmiddelen en voondurenden
eetlust van toepasfing, weshalve zij verre
teg^n dranken, flikbrokken en pillen terug
ttaan.
/49 Uit dezen hoofde maakt men een uitge-
breider gebruik van pillen eaflikbrofc»
ken, welke voqj ■•
                   ". verudnllen,
dat men de eerfle eene vastere :;ejfflandig-
heid geeft; beide wori
                  d door de tot
poeder geftootene ge                iefc^, door mid-
del van honig, lïjroop, jeneverbezienfijropp,
wortelfap en zelfe in vele gevallen door dik ge-
V                         kookt
-ocr page 380-
32Ï TOEDEELING DER GENEESMIDDELEN,
kookt rogge- of tarwenmeel tot een e zooda-
nige weeke zelffrandigheid te vereenigen, dat
men ze in eene der bovengemelde vormen
kan ingeven.
450    De pillen worden ter grootte van onge-
veer een hoenderei vervaardigd en aan een
puntiggefnedenen fbk gedoken, met welken
Uien ze het paard tot in de keel brengt, waar
zij dezen van zelve verlaten en vervolgens
doorgeflikt worden.
451    De flik brok ken worden op eenen hou-
ten fpatel genomen, vervolgens vat men met
de linkerhand de tong des paurds , trekt de-
ze uit den mond en ftrijkt met den fpatel de
flikbrok op dezelve, waarna men de tong
loslaat, bij wier terugtrekken, het paard
verpligt is den flikbrok door te zwelgen.
45a Een ander middel zijn de zoogenaamde
kaauwp oppen, beftaande uit geneesmid-
delen die men om een trensgebit bindt, en
ze dus het paard, dat men omkeert, in den
mond geeft, hetwelke door kaauwen op de-
zelve , derzelver zelfstandigheid' inneemt.
s) Geneesmiddelen in vloeibare zelfflandlghiid.
a.
De dranken.
«55.3 Men gaat over tot het toedienen vaa
d r a n-
-ocr page 381-
DR. DRANKEN. IV. Afd.       323
dranken wanneer de geneesmiddelen uit
afkooklels of andere vloeibare of zoodanige
middelen Bëftaan, wier oplosöng in de maag
moeijelijfc', onvolkomen of langzaam plaats
grijpt, waarom men zulks alvorens verrigt,
b. v. der zouten in water, der harsten en
gommen in brandewijn enz. of, dat men llijme-
rige middelen tot verzachting of omzwachte-
ling van anders fcherpe middelen wil bezi-
gen, waartoe het Hjnzaadmeel en de heemst-
wortel bijzonder gefchikt zijn, of eindelijk,
dat men eene fpoedigere werking derzelve
verlangt. Het ingeven derzelve gefchiedt
door middel van een hoorn, van een blikke
of bij derzelver mangel, van eene gewone
fterke flesch met eenen langen hals , waarbij
men op de volgende wijs te werk gaat.
Indien men al van geenen bïjzonderen toom
tot ingeven, of zelfs van geene gewone wa-
tertrens voorzien is, welke fteeds de voor-
keur verdient boven, vooral dunne touwen,
die ligt den mond befchadigen, (_3o) neemt
men
(30) Tot hot ingeven bedient men zich van eenen bfl-
conderen toom, welke uit een gewoon watertrens - hoofd-
gellel beftaat, waaraan bij wijze .van een gebit eene ron-
de ijzeren ftang ter lengte van 6 duimen en één duim dilt
bevestigd is, wederzijds van eenen ring voorzien, aan
welke be; touw bevestigd wordt, met hetwelke men het
hoofd omhoog trekt; of wel dezelve beftaat uit een ftuk
Vs
-ocr page 382-
|34 TOEEEEI.ÏNG DER 6BNEES]              EW,
men een fïcrk, tamelijk dik touw, waarvan
men het eenc einde tot eeue lis vormt, di£
men bet paard om de bovenkaak boven de
haaktanden flaat: vervolgens fteekt men het
andere einde door eenen ring of katrol die
zich boven fret paard bevindt en trekt des-
zelfs hoofd met kracht omhoog; of wel men
verheft hetzelve door middel eenër hooivoik
wier tanden men door de;;e Ü9 fi
Voorts treedt men ter zijde van het p;
fteekt de punt van. den hoorn, trechter of
de hals der fier, ia des:
             ■:■::! t;:sfl'hcn
de haaktanden en kiezen , en giete met eeni.-
ge tusfchcnpoozïngen het de drank in den
hals. (PI. I. JFfgi 2-)
i. De 1 n vemen ten en i n f pui t i n ge n.
454    De in f puit i n gen hebben een uitge-
breid nut in de veeartfcrdjkur.de, het zij de-
zelve ais zoodanig in oiidencheidene piaatfea
of als lavement gebezigd worden.
455    Tot het jnfpuiten der lavementen
bedient men zich van de klijsteerfpuit, (31)
" of
van een geweerloop, dat aan het e£tic einde gefloten^ in
liet ïnidden ^s:1 eene sirom
                   g tin het ander*
Sao eenen trechter $pt ingeven der dranken voorzien is.
• De klijsteerfpuit welke van die grootte we-
-ocr page 383-
LAVEMENT, EN INSPUITINGEN. IV. Afd. 3*5
of van eene zoogenaamde klijsteerkan, (32)
welke wegens deszeifs langzamere werking
door verfcheidene de voorkeur gegeven wordt.
Bij het aanwenden der lavementen, welke
volgens de bijgevoegde voorfetarift^n zamen ge-
field en i'teeds laauwwarm toegediend moeten
worden , kan men tot beveilig
         jen het ach-
teruit liaan des paards, i,            en deswegens
eenige beducining heeft, deszeifs vóór- en
achterbeenen te zamen fpannen.
456 De i öïp ui t i 11 g e n gefelnedcn met eene
kleinere zoogenaamde wondfpuit,in zoodanige
ligchaamsdeelen en wonden, welke men op
geene andere wijze door de heelmiddelen kan
doen bereiken, b. v. in de neusgaten, de
holligheden des hoofds, in fistelachtige gan-
gen enz.
De-
a?n moet dat zij omtrent 2 ponden vochts kin bevatten,
is te bekend on eene verdere befchrjjving te behoeven,
verfchillende van da gewone all
                 '.te, en diïrin,
ëat fori                                                    ■■'.;• eene baigzaw*
lederen bv,;s van omti \ vcete.t len "e ' roegd wordt,
ten oiiije deze vurigciiig zonder gevaar uit te voeren.
(32) De I Ej...... 1 ::.■ uit blik gevormd omtrent 4
ponden of eene kanne vochts bevatten kan, is boven met
een
welfluitend dekfel, ter 2pe(V*i een handvat en on-
*er van eene houten
pjjp ,,■
                    ,              .... Ka de.
*«lve met Let E»                          ea de met olie bcüs
P*P = ter halvet lengte ter bef                        tngebragt te
hebben, opent men het del;fel waarop het lavement
ïaam uitvloeit.
v4
-ocr page 384-
326 TOEDEELING DEP. GENEESMIDDELEN.
Dezelve beftaan naar eiscri der om'flandig-
heden uit afkookfels van kruiden, fpecerij-
en balfemachtige of geestrijke middelen, zco
als tinktuur van mijrrhe , aloë , terebinthijh ,
enz. en wanneer men eene affcheiding wil
bevorderen, uit de oplosfing van opgehevene
kwik , fpaansch groen , helfchen fteen enz.
O Het inademen van dampen.
457 Niet alleen wordt de zelfftandigheid der
geneesmiddelen zelve, maar ook derzelver
dampen en rook met vrucht tot genezing ge-
bruikt ; welke volgens hunnen aard op twee-
derhande wijze op de werktuigen der adem-
haling worden aangewend.
Het doen inademen der vo ch tig e dam-
pen is eene der heilzaamfte middelen ter ver-
mindering van ontfteking en fpanning, zoo
als in den droes, de long- en keelontftekin-
gen, wijl zij verzwakkende werken.
Men dient dezelve toe, door in eenen em-
mer kokend water, kamillen- of vlierbloemen
of bij gebrek van deze, zemelen of hooizaad
te doen; vervolgens deze het paard onder
het hoofd te zetten en eenen deken over het-
zelve te hangen, ten einde het tot inademing
dezer warme uitwafemingen te verpligten;
of wel, men kookt haver of garst in water,
of indien men een fterker prikkelender wer-
king
-ocr page 385-
.
HET INADEMEN VAN DAM?EN. IV, Jj'd. 32?
king begeert, in bier, en doe dezelve in
eenen zak, welke men het paard, bij wijze
van eenen mondzak omhangt, terwijl men in
geval van verzwakking van het flijmvlies, de-
zelve met heete azijn zoude kunnen vermen-
gen, hetwelke vooral in eenen droes en an-
dere ziekten met verzwakte levenskracht
en yerflijming gepaard, voorzeker goede ge-
volgen beloofd; in welke gevallen ook die
van welriekende kruiden van dienst kunnen
zijn ; men maakt daartoe een kei- of muurfteen
heet, plaatst dezelve in een bak, giet azijn
op dezelve , en doe het paard de opgeloste
dampen op gelijke wijze inademen.
4 58 De b ê r o o k i n g e n met d r o o g e dam-
pen van verfchillende zeifitandigbeden , wor-
den als een prikkelmiddel aanbevolen, waar-
van men vooral in den verdachten droes met
regt veel verwachting beeft, welke daartoe
door middel eene bijzonder werktuig, in den
neus gebragt worden (33); zoo als ook de
lavementen van t a b a k s - v o o k (34) zich
als
C3">) Hetzelve beftaat uit eene bolronde Wikke doos, on-
der
van eenen rooster, boven van eene flangvorrnige koper*
r>!j;>, en aldaar ter 2;ji:;,_, van e(;ne fchuif voorzien, dienende
oai her rookpoeder door te werpen, dat alsdan op een
Bloejjend ijzer valt hetwelke op den rooster gelegd is. PI. *«
(34) Het werktuig tot de lavementen van tabaksrook,
heeft de vann van eenen dubbelen blaasbalg; aan deszelft
uiteinde vm r ne lange ledere buis, en op de bovenvlakte
van eene ingeftfccoefile, Biet tabak gevulde trtakspüp voor-
tim.
-ocr page 386-
jaS, VORM EN GEBRUIK DER HEELMIDDELEN
als een zeer werkzaam nriclel in de 01 gefteld-
heden van het darmkanaal hebben dee»kennen.
B, V o rm en g ebru i k der heel m idde 1 en.
459 Do uitwendige of heelmi d delen' be-
ftaan in koude, wasatie en drocge omflagen,
baden en wasfehingen: voorts in zalven,,
fmeerfels ^n wondfteenen.,
'.tr- De sm,f.laj         Hn van liet uitgebreidfte ea
heüz*aamfte gel ruik in alle heelkundige geval-
len , waarin het floodig is te verdeden,,te
•mfpannen, te verkoelen of te verftexken.
«. D e GO) ;'i ag O»,
46a De koude om Hagen beftaan, het zij
uit kompresfen die men uit eene of andere
linnen of wollen ftoffe vervaardigd, of uit
pottenbakkers klei, eene en andere genoeg-
zaam met de begeerde vochtigheid doorweekt,
welke naar eisch der omftandigheden verfchil-
lende is. Dezelve zijn bijzonder dienftig ia
alle gevreesde flcrke ontflekingen, v,
de toevloed van vochten, zware en gevaar-
lijke toevallen zoi Leo m 'ooj
                »q als
in alle hoofd ji n. oc ':ekingen,
zadeldrukking en verdere kneuzingen; voorts
in verrekkingen, verzwakking van her cel-
wijs wee'ffel en beflisfende gezwellen; van de
daartoe gebruikte zelfftandigheden is koud-
en vooral fneeuwwater eene der eerfte hoofd-
en tevens der onküstaaarfte middelen.
Ia-
-ocr page 387-
D E O M S ï. A C É »i iF .-f/}/. 329
Indien eene kneuzing verrjeeiing vevciscUt
die niet aififers dan doef fw
           g bewerkt
kan worden, is eene ver-menging van drie
deelen water met één deel azijn en genoeg-
zaam zout, of n°. S.}, ƒ zeer gsfehïkt.
Bij een zee* 21                        iïel is de op',
iog vtn aluin, afkookiel van eikenbssc,
ijzenvater. löödertract, enz. bijzonder nut-
tig. Tot het bezielen der deden die hunne
werkingskracht verloren hebben, dienen: wa-
ter, azijn-, bra
          ■;, zeep- en kamfer-
geest enz., terwijl men om te verfterkeu,
de prikkelbaarheid te vermeerderen en de
opflorping te bevorderen, behalve de voor-
gaande , potaseh- of lioutaschloog gebruikt.
462 Van geen minder nut zijn de warme
omflagen , vooral tol vc               ing der 01
king, verftapping, ontfpatfning en het tot
rijpheid en ettering fctfengèn van ontftekings-
en koude gezwellen.
Tot verflapping bedient men zich vo
van liet afkookfel van lijnzaad, kavermeel,
hemelen, heemstwortel, kaasjeskruid, enz.;
tot prn- en kram-pftillhjg kan men afgekookt
zwart bilfenkruid , kamillen bloemen , flaapbbl-
len en opnvtn k$voegen; terwijl men tot vermeer-
dering der werkz
           | en prikkeling, ztror-
I           osterdzaad , en
Uit verleerd g         ; bïe* of wijn gebruikten
V 5                         naar
-ocr page 388-
J30 VORM EN GEBRUIK. DER HEELMIDDELEN.
naar omftandigheden er lavendel, majolijn,
falie, munte, jeneverbezien, enz. bijvoegt,
om dezelve krachtiger te maken.
463 Bij deze omflagen kan men de pappen
voegen, wier oogmerk is, harde gezwellen
en klieren tot ettering te brengen; dezelve
beft.ian uit wittebrood, lijnzaadmeel enz.,
■waarbij men, indien de gezwellen verdeeld
moeten worden, lood - extract, nachtfehade,
enz. en tot pijiiftijling, opium voegt.
e. De imvrfl vingen.
4^4 Eene der voornaamfte prikkelmiddelen bij
verminderde werkingskracht der werktuigen (or-
ganen')
, zijn de inwrijvingen, wij! zij den
ongelijken en vertraagden omloop dei vochten
verminderen; terwijl men tot hen onderfchei-
dene zeil Handigheden bezigt.
Met een bijzonder nut worden dezelve als
plaatfelijke prikkelmiddelen aangewend , welke
vooral in koude gezwellen» reumatieke toe-
vallen en verrekkingen ook als verzachtend
en weekmakend middel bijzonder werkzaam
zijn.
Zulks gefchiedt met kamfer- en zeepgeest,
zuren zeepachtigen baHern, fpaanfche vliegen
aftrekfel, phosphar-olie en kwikzalf, gelijk
cok met mosterd, peperwortel enz.
-ocr page 389-
DE WASSCHINGEN EN BADEN. 4 Afd. 33!
i. De wasfchingen en baden.
465    Zeer na hiermede verbonden zijn de was-
fchingen, die zoo wel tot verzachtende als
prikkelmiddelen gebruikt worden , waarbij die
met brandewijn alleen of met zeep, de bee-
nen na groote vermoeijenisfen bijzonder nut-
tig zijn.
466    Niet minder uitgebreid is het nut en ge-
bruik der baden, die zoo wel koud als warm,
het zij algemeen het zij plaatfelijk op ver-
fchillcnde wijzen aangewend worden, doch
van alle welke het water het hoofdbeftaan-
decl uitmaakt. Zij dienen niet alleen tot zui-
vering , maar verfrisichen, verfterken, bezie-
len en ontipanncn volgens hunne zamenftel-
ling en den aard waar op zij worden toege-
diend.
467    Het algemeen e koude bad in ftroo-
mend water in het warme jaargetijde, is
eene der meest verfterkende middelen, zoo tot
herftcl van verlorene krachten, en het over-
winnen van jichtige toevallen als vooral in
huidziekten, tot reiniging der huid.
468    Ook zijn het de fto rt baden van ko ud
water, welke in herfenontfrekingen en kolij-
fce«> vaak de krachtigfte' en eenigfte hulp-
mid-
-ocr page 390-
VORM EN GEBRUIK DER HEELMIDDELEN
'leien opleveren ; gelijk hetplaatielijke kou-
de bad, een bijzonder werkzaam middel is,
a verzwakte deelen hunne vorige fterkte
en veerkracht terug te ichenken.
*g9 De warme baden, offchocn tot eene
«laai
             iSIÏWe            beperkt, brengen des
Btet te min de uitnemend/re gevolgen voort,
fcet zij men dezelve door middel van in
!öog
                     en omgehangene de-
kens, ie kras          ::;e toevallen, of door mid-
vaa een emmer met verzachtende krui-
den, ais featflillett, hooizaad, jenever]
breken, in het werk fielt;
twrwijl dezelve daarenboven het nut hebben ,
in vcrftïjfde deelen eene heilzame ontfpan-
■ ig te weg£ :. ngen.
in de vloeibare gedaante worden
■ , a Idelen ais eene vastere zelfltandig-
fcekï in * den vorm van zalven, balfems,
, WÓlldfteénen op de beledigde
wend.
en vedel         &e in zamen'telling als ge-
:■'/■: t-'.c r:;y;i!, als ten doel heb-
leren aan de wond
leven óf deze te prikkelen; voorts de et-
tering te bevorderen, of wel haar te over-
i
Men o:             .Ut dezelve das in ettert»»*
-ocr page 391-
mondwaters ew VKmDBrzkir&.w.iF'.dfd. 335
lerende en in minder pi kkelende foorten,
van welke een en ander onder-de hier •■
ter geplaufte vbotfefariften voorkomen; de-
zelve worden das on de wiekeo geftreken ,pm
:elver ftijf worden en het v          ader
wondranden voor te kojnen,
d. w o n d w a t e r s c n w o n df t e e n e ».
71 Tot heSIing der wonden worden
w o n d w a t e r s en w o n d f t e ë n e n gebra i kt
met welke men de wonden ter genezing be-
vochtigt, en waarvan <'■■:• la»tfte ter gemak-
kelijker medevoering beftemd, in cene ©fas-
dere vochtigheid ren zelfden einde opgelost
worden.
-ocr page 392-
334 VOORSCHRIFTEN VAN GENEESMIDDELEN.
Da geneeskundige gcwigten en maten.
kcnd te zijn; men dient dus te weten dat
de geneesmiddelen naar dat hunne zelfstan-
digheid vast of vloeibaar is, volgens gewigt
en maat, meermalen ook volgens het eerfte
alleen bepaald worden.
Een gewoon pond ( f$ ) bevat ... 16. onces»
'Een apothekers pond          .... 12--------
2
Een once C 3 ) 2 lood of
         ...         8 draclmias.
Een halve ( jfj ) oacé of 1 lood . .         4 drachmas.
Een drachma ( 3 ) of \ locd ...         3 fchrupels.
Eenfchrupel ( [) ).....20 grein.
35ene geneeskundige maat bevat 8 ponden vocht.
Een kan omtrent.........4 ponden.
Een kwartier of flesch . ... % ponden.
Een pintje.......\\ pond.
Een wijnglas . . . . . . \\ a 2 oneen.
Een lepelvol......         § ons.
Een droppel......1 grein.
Zouten of zware poeders rekent men op een
kleinen lepel, | drachma of wel           .         2 fchrupels.
Eigte poeders van -15 tot 25 grein.
Van planten rekent men een vingergreep op 1 drachma.
Een handvol ......
         J once.
Xcn annvol ,.....6 oneen.
1
-ocr page 393-
VOORSCHRIFTEN VAN GENEES- KI»
HEEL M IDDELE N.
-ocr page 394-
rOORSCHRIFTEN
VAN
GENEES-en HEELMIDDELEN
GENEESMIDDELEN.
t
Middelen in den droes.
De goedaardige droes en verkoudheid.
I Vlierblocm- of kamillen -aftrekfel, van 3 oneen
op 4 pinten water.
Braakwijnfteen (gefpiesglansde wtfnltecnzure pot-
ascli,) tart. emeticus, ) tart. potassa sti-
iiata).
                      .                   .                   2 drachma.
Eenvoudige boiiigazijn , (flxymel simplex^)         2 pond.
Alle 2 uur één pint.
a.
Inden ontftckingachtigen toeftand, in den aanvang.
Salpeter. ...                   4 oneen.
sP»esglanS.                      .                 .                   2 ---------
Zo*thouc. .                                                       2 ---------
Heemstvvortel of HJnzaadaeel.          .                    4--------. ■
Met honig tot een ilikbrok, 3 maal daags
een lepel vol.
A                                   Jé"
-ocr page 395-
VOORSCHRIFTEN
aa,
Jenevci'bezien , (bacc, juniperi,~) juniperis com-
munis
i.)
                   ,                 .                   4 oneen.
Roocle gentiaan u\ Q-c.d. gent, ruhraT) gentiana
lutea L,~).                   .                 .                   4 ---------
Anijszaad , (_sem. anisï)pimpinella anïsum L.') 2 ---------
Spieselans, Qoniimomum crurfum~) .                 4 --------
Keukenzout.                                      <                 4 •-------.
Driemaal daags een lepel vol.
Spiesglans. ...                   1 drachma.
Fenegriek , Qfcsn'i-grteci, scm,~) trïgonclla fee-
num - grac. L.~).                                     3 -----------
Zoethout, (llguiritia) glycyrrhlza oJJicin.L.') 3 -----------
Met honig tot eeii flikbrok , in eens en 4 maal daags.
hh.
Spiesglans. ...                   4 drachma.
Zwavel. ...                   4 -----------
Schonvfteenroet.             _.                  .                   4 -----------
Kalmus-w.                      .                 .                   1 once.
Dubbelzout f zwavelzure potasch) tartaras vi-
trïolatus) sulphas potassa). .                   2-------_
Als poeder of flikbrok , als boven, in  twee] reizen,
c.
Zoethout. ' .                 .                 \                   2 drachma.
Alands wortel.                ,                                      2 .
Anijszaad. ...                   t _____
Goudzwavel, (gezwavelde verzuurde fpiesglans
met waterftof,) sulph. aurat, antimonü.~) sul-
phuretum oxyduli stibii hydrogenatum.')
t fchrupel.
Tot een poeder in eens.
cc.
-ocr page 396-
VAN GENEESMIDDELEN.
I
cc.
Spiesglans. . .                   2  dradima.
Salpeter. .                 .                 .                   4 ----------■
Fenegriek. .                  .                 . ,            4-----------
Lgnzaadmeel.                  .                 .                   4 -----------
Tot een flikbrok 4 maal daags.
3
Alandswortel, Qr.helenium ,) inula heleniuml,,) 8 oneen.
Anijszaad. .                 ...                   2---------
Zoete kwik , (onvolkomen zoutzure verzuurde
kwik,) calomel merc.dulcis,) murlas hydrar-
gyn oxydulaii.)
                           .                   2 dradima.-
Goudzwavel.                   .                 .                   2 -----------
Met honig tot een flikbrok, 4 maal daags 2 lepels.
4
Ammoniakgom (gumm. amm. par,") in               2 oneen.
Geest van minderer, (azijnzure ammoniak,) spir.
minder.') acetis ammonia lig.') ontbonden. 8           
Jeneverbezten - fijioop.                      .                   1 pond.
Alle 4 uur § deel, in een af kookfel van lijnzaad.
5
Zevenboom , (/;. sahina) juniperus sahina. L.) 2 oneen.
Jeneverbczicn.                 .                 .                   2 ---------
In 2 pinten water gekookt en een pint met n°.4 in-
gegeven.
a.
y 00 r b e Ii o e d mi dd cl tegen den droes bij jonge
paarden, bij verandering van voeder en lesfwijs.
Spiesdans.
                                                             2 oneen.
Salpeter, •                 • ■•               .                   2--------•
Gebrande pesterfttelpeu.                ' .                   4--------.
Keukenzout.                                     .                   2---------
Gentiaan of kalmiiswortel.               .                   4 --------•
Jêneverbezië ,                 .                 .                   2 ---------
Öagêllks een lepel vol over het voeder.
A 2                                       Da
-ocr page 397-
VOORSCHRIFTEN
De boosaardige droes.
Opwekkend middel om in dezen de ontlasting uit dt
neus te bevorderen.
Puivelsdrek, (as sa fatida~)ferula assa fatida L.~)
ontbonden.                   .                 .                   2 drachms.
Geest van kamfer, (spir,campho;:~)                   2 -----------
Terebinthün - olie, (pi. tcrebiiith.~)                     2 -----------
WÜ11.            ...                   | pint.
Warm in eens in te geven.
i ♦)
Spie'glans. ...                   1 drachma.
Zoete kwik.                    .                  .15 grein.
Galgant-wortel, (_rad. galanga.')                       3 drachma.
Kalmus w. (r. calam. arom,") acor. eaU L.~) 3 ... .
Met honig tot een flikbrok, in eens.
2 drachma.
Roode gentiaan - wortel.
Galganth - w.
Alants - w.
Mosterdzaad.
Bloem van zwavel
Tot een poeder of als een flikbrok, in eens.
d.
Roode gentiaan wortel.
Kalmus -w.
Scboorfteenroct.
Spiesglans.
                      .
Bloem van zwavel. .
Dubbel- of wonderzout.
Als poeder of flikbrok, in eens.
2 drachma.
2 ------------
1 ——
1 ------------
1 ------------
4 ------------------------
Ver»
-ocr page 398-
VAN GENEESMIDDELEN. 5
Verkoelende middelenin ont ft ekin gs zi tkttn,
7
Wonderzout van glauber, (zwavelzure foda) sal.
mirab. glauberi.~) sulphas sod<s.~).                   4 ons.
Salpeter, (falpeter - zure potasch) nitr. depur.~)
nitras potassa depur.~)                .                   3 ------
Room van wynfteen „ (zuivere wijnfteenzure pot-
asch) cremor tart.") tartris acidula potas$a,~) 1 ——
Hcemstwortel.                 .                 .                   3 ------
Met honig tot een flikbrok, iedere 4 uur een le-
pel vol.
Salpeter. .                               ' .                   1 ons.
Ammoniak - zout.           .                 .                    I drachma.
Lijnzaadmecl.                                    .                   j ODS.
Met honig tot een flikbrok, in eens.
Verkoelende drank*
Graswortel (triticum repens.") afkook fel.          6 pinten.
Salpeter. ...                   4 drachma.
Herhaald het paard voorgezet.
V e r f te r k e n d c m i d d el en tot n aku u r , en in met
§ verzwakking gepaard en  droes,
Wilgcnbast, (cort, salicis /«ar.) (                      8 oneen.
Gentiaan - w. • .                   4 ---------
Jeneverliczien. • .                   4 -------~
Ijzer - vijli'ci.                                   ------------
Op ieder voeder 2 lepels vol.
A 3                                     Ver-
-ocr page 399-
6
VOORSCHRIFTEN
Verstelkentl middel in den booSfiarilgea
droes met rerzirakfcine.
Goudzvravel.                    .                 .                   § ,
IJzer- vfllfel.                   .                 .                   j
Alandsvrortel.                  .                 ,■                  3
Baldriaah-w.(nzi.y«/<w.J,y?vO valeriatw offic.L.~) 3
Met honig tot een (lil; brok, in eens, 3 maal daags.
Baldri.ian - w.                  .                 .
Kalmus-w.
Roode gentiaan - w. .
Op ieder voeder één lepel vol.
1  ons.
2 ------
In den verplaatften droes.
10
Kamfer. (*)
2 drachma
Geest van mindercr
2 oneen.
Honig.
2 ------
Jeneverbczien.
4 -----'
Vlicrblocm aftrekfel.
2 pint.
Alle 2 uur een
vierde gedeelte.
Kamfergeest,
Opium.
Heemstwortcl.
Aftrekfel van kamillenbloemer-.
Als boven.
2 drachma.
1 once.
2 pinten.
(*) Zie n°. 22.
-ocr page 400-
VAN GENEESMIDDELEN. 7
c.
2 drachma.
2 ------------
2 oneen,
a pinten.
Kamfer. .
Münftoffelijke kermes.
Honig.
Vlicrblocm sftrekfel.
Als boven.
d.
Kamfer ontbonden in wijngeest.
Spiesglans.
Salpeter.
Lijnzaadmcel.
2 drachma.
1 once.
Met honig tot ecu flikbrofc in 4 keren daags.
In den verdachten of de b eginfol en van
den kwaden droes.
Oprcment, Qpiüy. subtiii, aurtpigment.')         4 drachma,
AVilgenbast.                  .                .                 8 oncen>
Kalmus-wortel.            .               ,                 4--------
Dragantb • gom, (jnuc'il. gumm. tragacant.") ge-
fmolten, zoo veel als noodig is, om 16 pil-
len te maken, waarvan men des morgens en
's avonds één ingeeft.
Zoete kwik. . .                 1 fchWpel.
Bloem van zwavel. . .                  l drac],ma.
Galganth - w.                            , .                 2 ----------
Wilde kervel, iherb. cituta,') .                 1---------
Heemstwor'te'i, (radattthaa^aitHaa officin.L.') 2 •---------
Met hOtlig tot een flikbrok, in eens.
A 4                                    in
-ocr page 401-
8                VOORSCHRIFTEN.
Ib.
In den aanvang van den verdachten droes,
of eenzijdige klierzwelling,
Schoorfteenroet.              ,                 .                   2 oneen.
Spiesglans.                       .                 .                   1 ---------
Zwavel.                           .                 )                   4 drachma.
Salpeter. ...                   1 once.
Dagelijks, in twee reizen.
In aanvankelijken o n t ft e ki n g a c ht i gen toef and.
Vlierbloem - aftrekfel,. .                 .                   1 pint.
Salpeter. ...                   4 draebma.
Ammoniakzout.
Honigazjj'11.
1 once.
Drie maal daags,
dd.
\
Waneer de ziekte zich meer ontwikkelt.
.                 .                                    1 fchrupel.
Salpeter.
Zoete kwik. . .                   § -
Goudzwavel of braakwynfteen beurtelings,           | -----------
Althéa -wortel. . .                   4 drachma.
Met honig tot een ilikbrok, driemaal  daags.
Qpgehevene botende kwik (zoutzure kwik) merc.
subl.corrosivus^murias hydrargyri oxydati.~) 1 drachma.
Ontbonden in overgehaald regenwater,
                  2 pond.
waarbij men zoo veel arabifche gom voegt als
noodig is om het lymig te maken.
Jeneverbezien moes. .
                 .                    1 pond.
Fijne eikenbast, Qpulv. cort. quercus") quercus
robur, £.) in genoegzame hoeveelheid tot 12.
pillen, waarvan men des morgens en 's avonds
ién ingeeft.
In
-ocr page 402-
VAN GENEESMIDDELEN.
9
In den kwaden droes.
13
6 oneen.
6---------
Roode gentiaan - w.
Bloem van zwavel.
Ammoniak - gom
Duivelsdrck.
Goudzwavel.
Zoete kwik.
tg---------
4 drachma.
4 -----------
Met honig tot een flikbrok in 12 deelen, a maal
daags een deel.
Kalmus-wortel. . .                   4 oneen.
Vokha\it,Qign,guafac')guajaeum officinale L.~) 1 ---------
Zeeajuin- w. (rad. squilla mar,') .                   1 ______
Zoete kwik. . .                   a drachma.
Kamfer. .                 .                 .                   4-----------
Met honig tot een flikbrok in 8   deelen s tweemaal
daags een deel.
Kalmus wortel. . .
6 oneen.
Duivelsdrek. . ,
i\----------
Kamfer.
2 drachma.
Purper vingerhoeds kruid, (A. di^italis.')
Rraakwrjnfteen.
2 ■
Zoete kwik. •
2 ■---------------------■
Met honig of meelbrei tot: 12 pillen,
waarvan men
« 4 daags ingeeft,
A5
d.
-ocr page 403-
ie                VOORSCHRIFTEN
d.
Bij verdikking van het ne us flij mvl ies en ver>
toonen van knobbels in hetzelve.
Jeneveibezien. . .
8 oneen.
Anijszaad. . . .
Purper vjngerhoeds kruid. .
afgetrokken in kokend water.
4 '"■"" '
8 pond.
Bijgevoegd:
Zoutzure zwaaraarde, (muriata baryt.~)
2 draclima.
Viermaal daags ^ gedeelte.
Bernage kruid en wortel, (Jieri. loraginis c. rad.) 3 oneen.
Slangenwortel, (rad. serpentaria virginiaiite)
aristoloehia serpentaria L.~) .                   4 ---------
Suikerfjwoi'tel, (rad. cichorea.) .                   4 ------—
Dit met 4. pint water in een digten pot gekookt,
voorts doorgezijgd en bijgevoegd:
Kalkwatcr. ...
                   1 pint.
Ammoniakzout.               .                 .                   2 oneen,
Salpeter. ...                   2 ---------
Honig,           ...                   3 ---------
Driemaal daags l pint, terftond na het ingeven
van n°. 13, a.
1 n w r ij v i n gen der klier e n.
Kwikzalf, alleen of met.
Laurierzaïf, Qmg. laar.)
2 fchmpel.
1 --------------
i.
Vloeibare ammoniakgeest.
Spaanfche - vliegen - tiuktuur.
1 once.
1 drachma.
Braak*
-ocr page 404-
VAN GENEESMIBÜKU N. n
c.
Braakwijnfteen.
Kwikzalf. .
Reuzel.
4 drachma.
i once.
I -----
Inspuitingen in de neus ga ten.
Rozenbladeren.
Afgetrokken in kokend water.
Extrakt van lood.
1 handvol,
i pint,
i drachma.
Lamp ba den,
Saly.
Wynazijn.
i handvol.
§ pint.
Middel van Wolstein.
15
Braakwynfteer,.                .                 #                   § 0M>
Spiesslans levér,CgezwaVetde Iplesglansbevat- "
tende potasch, (keper antimonif) sulphure-
tum potassae stlUatümi)              .                   3___
Bloem van zwavel.
Galgantli - wortel.
Witte gentiaan - w.          . U
Osterlucie of hoKvort, (aristolochia rotunda.')
IJfop.
Kardamom. .
Kaneel.         .                 1          H________________________
Ammoniakzout - geest, (splr. sdl. ammoniaci.") §------
Met honig tot een llikbrplc, dagelijks ter groote
van een hoenderei.
Voorts beftryke men de kaakldieren met levensbal-
fem, en bet neusbcen met vlugge ammoniak-
zout - geest.
Ra-
-ocr page 405-
                 VOORSCHRIFTEN
J6
Rabarber. ...                   i ons.
Zoete kwik»                   .                 .                 30 grein.
Witte zeep.                    .                 .                   3 drachma.
Met genoegzaam putwater ontbonden en dagelijks
in eens ingegeven wanneer n°. 15 opgebruikt is.
Voorfcliriften van Pilcer.
17
Wit ratteakniid, (arsenicum album pulv~). \  drachma.
Gekristallifcerd groeiftofieiyk loogzout, (gekris-
tallifeerde koolzure potasch, Qaleali vegeta~
hili~) carhonas potassa cristallisatum.~)          1   ——
Watcvvenkel-za3.ii,Qpuly,sem.p!iellandrii aquat.~)%  oneen.
Met honig tot 24 pillen, waarvan men  des mor-
gens er. 's avonds één ingeeft.
18
Verwerkend middel tot nakuur in den kwaden droes, er.
als voorbehoedmiddel tegen de verdere out*
wikkeling van den gewonen droes.
12
oneen.
6
6
4
1
gen in
gegeven.
8
oneen,
8
n
Jiikcnbast.
Kalmus-wortel.
Jcneverbezien.
Zevenboom.
JJzervjjlfel. .
19
Wilgenbast.
Meekrap , (f ad. [ruila tinctorum.~)
Kalmus - wortel.             .                 .
Gom van mijrrlie, (gumm. myrrlia.~)
Tot een poeder gelijk, het voorgaande.
-ocr page 406-
VAN GENEESMIDDELEN. 13
Middel van Waldinger, tegen den nog niet verou.
derden kwaden droeo.
Fyn geftotene hoiitskoolen in een zak, liet paard zoodanig
omgehangen, dat het dezelve moet opfnuiven; dit middel
moet tweemaal daags, gedurende een uur aangewend en
telkens nieuw vervaardigd, of in eene luchtdichte fles be-
waard worden.
Voorts wordt eene dragt vóór de borst gezett en de ver-
harde klieren ingewreven met den volgenden balfèm :
Laurier - olie.                  .                 .                ' \ once.
Terebinthijn - olie.          .                 .                   I--------
Spaanfche-vliegeti poeder.                 .                   a drachma.
hb,
Biuinfteen.                     .                 .                   1 once.
Gentiaan - w.                  .                 .                   4 ------
Zevcnboom.                    ,                 .                   £ ------
Amuiouiakgom.               .                  ,                   x ------
Met honig tot  4 pillen, dagelijks.
c
Middel van Prof. N a u m a n n tegen den k w a -
d e n dr o e 9.
Wit rattenkruid.            .                 .                   1 drachma.
Koolzure potasch.           .                 .                   1 ----------
Opgelost in cen pond overgehaald water, fljj-
merig gemaakt met arabifche gom, en bij-
gevoegd :
Venkelzaad.
                    .                                    8 oneen. !
Kalmus wortel.               .                 .                   4--------
Mijrrhe.                                                                  1 ------—
Tot 32 pillen gemaakt, dss morgens en 's avonds
na het voeder één.
cc.
-ocr page 407-
U                  'VOORSCHRIFTEN
cc.
Wilde kervel.                 . .                    i oncc.
Nachtfchade. (jitropa  lelladonna.') t| ------
Angelika wortel,             . . 2 ------
Kalmus-w.                      . . 4------
Zoete kwik.                   . .                   4 drachraa.
Goudzvvavel.                   . . 4 ----------
Met honig tot  24 pillen, waarvan driemaal daags
één wordt ingegeven.
d.
Salpeterzure berooking door tscheulin aangeprezen.
Men giet in een glas, zwavelzuur.                       1 oncc.
Zuivere falpeter fijn gefloten.           .                 i§------
Langzaam bijgevoegd- En doet   zulks drie maa!
daags liet paard inademen.
dd,
Vermillioen.                    .                 .                   4 drachma.
Ealdriaan wortel.             .                 .                   2 once.
Zoethout. ...                   2 ------
Met honig tot een OJkbrok in 6 reizen , daags.
Tegen den worm.
U i t w e n d i g.
o                                              a,
Vcnnillioeu, (roodc gezwavelde kwik,) ciniia'tre-
ris factltia) sulphurgtum hydrarg. tubr.~) 2 drachma;
Drakenbloed, (sangttis dracouis')
                      ia greiu.
Wit rattenkruid.           .                 ,          • 40 ------
Reuzel. .                  ..                 .                   4 dtechnBU
lti-
-ocr page 408-
VAN GENEESMIDDELEN. 25
Inwendig.
b.
Eikenbast. ...                   2 drachme.
Pokhout. .                  .                 .                   2 -----------
Kraanoogen, Qnux vomica") strychnos mix vomi-
ca L.~)
...
                   J fchrupel.
Spiesglanslever.              .                 .                   2 -----------
Gom van mrjrrhe.          .                  .                    2-----------
Met honig tot een flikbrok, in eens, tweemaal daags.
•>«
Zoete kwik.
Goudzwavel.                  .'                 .
Wilde kei-vel.                .                 ,
1   fchrupel.
|  draehma.
r     _________
2
Zevcnboom.                   .                  .
Kalmus wortel.            .                  ,
4
Met honig tot cen flikbrok als boven.
Wilde kervel.                .                  .                   § draclimai
Opgchevenc butende kwik.              .                    6 grein.
AmniOlliakgom.              .                  .                   2 draehma.
Ineen pint gekookt water, of met lijnzaad - af-
kookfel opgelost en in eens gegeven.
*.
Zwavellever.                  .                  .                    2 oneen.
Goudzwavel,                   .                                      2 draehma.
Gentiaanwortel.              .                  .                    a oneen.
Venkelzaad.                   .                  .                    2 ---------
Ammoniakgom.              .                  .                    4 ______
Tot poeder, driemaal daags een lepel   vol.
Mid-
-ocr page 409-
l6                VOORSCHRIFTEN
Middel van Collainf. tegen den kwaden droes
en w o r m.
Tegen den kwaden droes.
Spiesglas* - lever.           .                  .                   6 oneen.
Eloem van zwavel. .                                   12 a 18 ons.
Met honig tot flikbrokken , en dagelijks deze hoe-
veelheid, met kleine giften beginnende.
f.
Tegen den worm.
Münftoffelijke kermes, (waterftoffig verzuurde
fpiesglans,) kermes minerale') hydro-sulphu*
return oxyduli stibii,~)
                 .                    2 oneen.
Of bloem van zwavel.                      .                    6 --------
Als boven dagelps.
Longontsteking.
In het b eg in tot weg neming der ontftcking.
*.
21
Lijnzaad. .                  .                  .                    4 oneen.
Gekookt in putwater.                     .                    4 pint.
tot het lijmachtig wordt, waarna men het
doorzijgt, en er bijvoegt,
Zuivere falpeter.
            .                 .                   4 oneen.
Enkelvoudige honigazh'n.               - .                   2 ponden.
Alle 2uur een pint, ofwel men geeft n°. j,a,
b,
als llikbrok tweemaal daags.
as.
-ocr page 410-
VAN GENEESMIDDELEN. 17
aa.
Tot vermindering van den hoest.
AlandswoneL                 .                 .                   4 oneen.
Hccmstwortel.                .                  .                   4 --------
Zoetbout. .                                  .                   4 --------
Venkelzaad.                   .                 .                    2 ---------
Met honig tot een flikbrok,  elk uur een lepel vol.
i.
Bij vermindering der o rit s t e k i n g,
Vlierbloemcn.                 .                 .                   8 oneen.
Afgetrokken op kokend water,        .                    4 pint.
Doorgezijgd en bijgevoegd,
Ammoniakzout.               .                 .                   2 oneen.
Braakwijnfteen.               .                 .                   2 drachma.
Enkelvoudige honigazijn.                  .                   2 pond.
Alle 2 uur een pint, of n°. 26 K
c,
In het tydftip van verzwakking en in longontftekua-
gen rnet verminderde levenskracht.
VVolverleiblocmen. . . l once.
Baldriaanwortel.
          ' .                 .                   1 -----,
Heerast-w.                      .                 .                   1------
Afgetrokken met 2 pinten water, doorgezijgd, en bijgevoegd
Zwavel-iet her, Cat!ler sulph, alcoh.")
                1 once.
Wijn.           ...                   g pinc.
In drie maal des daags in te geven.
-ocr page 411-
il                  VOORSCHRIFTEN
Zoethout - drop.             .                  .                   2 draclnna.
Venkelwater.                  .                  .                   3 oneen.
'PÜnftillende geest van zmmoma]i,(_liq.aiwd.(imm.') 1 --------
Opium - tinctuur             .                  .                   1 februpet
In eens, als bovea.
Eü vermindering der ontfteking en wanneer de
ziekte op bet punt is in verzwakking over te gaan.
Salpeter,
Kamfer.
Honig.
Zoethout.
Ij oneen.
2 drachma.
1 ons.
In 4 keer* , alle 3 uurwi
noegzaam verdwenen is.
als de ontfteking ge-
Bij het verder ver minderen der ont steking.
Gentiaan - wortel.                                                  2 oneen.
Kalmus -w.                    .                  .                   2---------
Alands-w.                     .                  .                   3 ---------
Goudzwsvel. .                  . 3 draclima.
Terebinthijn - olie.         .                 .                    3 -----------
Slet honig tot een  ilikbrok , driemaal daags e«n Ie»
pel vol.
Na
-ocr page 412-
VAN GENEES MiDPELÈN.
Na het ophouden der ontsteking.
22
Zoete kw
Braakwrj
Kamfer (
Heemst -
Verdikt
2 drachtna.
. 2 ------------
4 '-----------
a oneen.
_______________________________H             l pond.
Alle twee uur | deel roet een pint afkook fel van
lrjnzaadmeel.
Verft erkend middel.
Kalmus - wortel.              .
Roode gentiaan - w.         
Wilgen - bast, Qcort, sal. laur.~)
Duivelsdrek.
Aftrckfcl van alfem. .
2 oiicen.
2 ----------
4 --------
Il----------
Met genoegzamen honig tot pillen gemaakt, ten
getal van 12, van welke men viermaal daags
één in § pint water oplost, en met bijvoeging
van l pint wtjn ingeeft.
Wan.
(*) Om de kamfer optelossen en opdat dezelve bij de oplossing,
dom- het bijvoegen van meer vocht niet wederom afgescheiden wor-
de , dient het volgende in acht genomen to worden. Men wrijve
de kamfer met cenige droppels verzoete falpetergeest, (spir. nitri
dulcis)
waarna men dezelve door bijmenging van wijngeest verder
kan oplossen: deze oplossing wordt vervolgens met poeder van
' heemst_Wortel of arabischo gom gewreven, en bij deze slijmachrlg»
oplossing, de overige afkooksels laauw-warm, langzaam en bij
kleine gedcehens bijgevoegd; wijl, indien men in het begin te T«el
«oeht bij giet, de kamfer afgescheiden wordt on boven drijft-
S a
-ocr page 413-
                 VOORSCHRIFTEN
Wanneer zieh vrees opdoet dat de ziekte in etter in £
zal overgaan.
Rabels water, (n°. 45.).
'T,>nig.
4 oneen,
i ---------
Hiervan alle vier uur een derde met een pint lijn-
ld- afkookfel in te geven.
d.
In ie Iongt ering niet verettering.
Lood - extrakt, (azijnzuu
Wateïven l< clzaad.
Opium.         
Zoetbout.
Lijnzaad. •
lood.)
icbma.
4 oneen.
4 draelima.
4 oneen.
4---------
Honig zoo veel noodig is om tot 32 pillen te ma-
ken , waarvan men 4 daags ingeeft.
Bij h et er fc h a p.
i oneen.
4 pinten,
6 oneen.
4 ---------
a —-------
IJslandfche mos.
Afgekookt in water.
Watervenkelzaad.
Alandswortel.
IJzervijlCel.
Viermaal daags \ pint.
Aam»
-ocr page 414-
VAN GENEESMIDDELEN. 21
Aamborstigheid of dampigheid.
-3                                    "•
Wanneer men dezelve aan verftoppiiig in de longen toeschrijft.
Duivelsdrek,                                    .                   2 ons.
Baldriaan - w.                  .                 .                   3 ------
Jencverbezienfap verdikt.                 .                    1 pond.
Tot een flikbrok , ieder 4 uur 2 lepels vol.
Voorts kan men zich met vrucht van n°. 3 en 22
a,
bedienen , terwijl men de drank zeer beperkt,
dagelijks 2 kannen kalkvvater doet gebruiken, en
hoc hooi met ftroo verwisfelt.
*) b.
Borstmiddel in langdurige 1 ong geb r e k e n.
Awmoniakgom.               .                 .                   | drachma.
Duivelsdrek.                   .                 .                    1 _______
Bloem van zwavel. .                  .                    1 -----------
Zoethout. .                 .                  .                   3 -----------
Wolverlei wortel en bloem, (rad, arnic.t, c.fi,
arn, monlana L.~) .                 .                   2 -----------
Genoegzamen honigazjjn om hec tot een flikbrok
te maken, tweemaal daags i:: eeqs.
, Hoest.
Zuiver amnioniakzout. • .                   1 ons.
Zoethout. .                                                     2 ------
Arabifchc gom , (of liceinstvv. in poeder,)         2-----
Gemeene fJOrtig. . .                   1 pond.
Totrècn flikbrok, alle 2 uur 2 lepels  vol,
B 2
24
-ocr page 415-
VOORSCHRIFTEN
as
K
Alandswortel.                  .
Karwijzaad.
Lijnzaadmeel.
Bloem van zwavel.
Jlet honiï tot een flikbrol;
4  oneen.
i   ---------
3  --------
2  ---------
als boven.
25
Alandswortel. . .                   8 oneen.
Venkelzaad, Qnilv. sem. fanicul\,~)                   4 —1—
Gemalen zocthout.          .                 .           , 8 --------
Gemeem; honig.              .                 .                   8 —-----
Als boven.
a6 In een uit verzwakking ontftaande voclitige
hoest.
Zevenboom.                    .                 ,                   a oneen.
Roode gentiaan-wortel.                   .                   3 ---------
Anijszaad. ...                   4 ——
Jenevcrbezien, (bacc, !aur£) laums nobilis L.~) 3 --------.
Walfchot, (sptma ccii.)               .                   a
MijnstoffeI(jkc moor, (zwarte gezwavelde kwik,)
(jzihïops mlner.*) sulphurct. liydrarg. nlgr,~) %          ■..
Als boven tot een flikbrok, hiervan dagelijks a on-
een in 3 keeren.
*) fr« Krampachtige d r o O g e hoest.
Zoete kwik.
.
15 grein.
Goudzwavel.
.
, 1 fchrnpcl.
Duivelsdrek.
Zeeajuin. , \
.
Zoethout. .
3 drachroa.
Genoegzamen
honigazrjn,
in eens tot een pil, twee
of driemaal daags.
Keel-
-ocr page 416-
VAN GENEESMIDDELEN ss
Keelontfteking en h erfenon tfteking.
Verkoelend middel in ontftekingen.
Salpeter. . •• .                 I ons.
Wonderzout. . ■                 i ——
Ltfnzaadmeel. • •                 i —*—»
Met honig tot een flikbrok,  viermaal daags.
h.
Bij vermindering der ontflekings virfchijnfelen.
Kamfer.                                                         » draclima.
Salpeter. .               i               .                 4 ———
Dubbelzout, Owavelzure potasch)'0*"'- vitrioW)
sulphas potassa*)
.
               .                 i ons.
In een half pint lijnzaadmeel - af kookfel, in eens
alle 3 uur.
c.
Na het ophouden van den eersten toejlantt der otitfteking,
Zoete kwik. . ï                 2 drachma.
Bilfcnkruid-cxtrakt of opium. .                 2 fchrupel.
Kamfer. ...                 2 drachma.
Heemstwortel. . .                 3 oneen.
Met honig tot een flikbrok, alle  3 uur een, vierde
gedeelte.
d.
Na het vorige middel een paar dagen gebruikt te Heiben,
Zoete kwik.                  .               .                 t drachma.
Münftoffelpe kermes. .               .                 j ---------
Bilfenkruid-extrakt. .                ,                 2---------
Kamfer. ...                 1---------
Heemstwortel.              .               .                 3 oneen.
Met honig tot een flikbrok , als boven,
B 4                                Buik-
-ocr page 417-
VOORSCHRIFTEN
34
Buikzuiverende middelen, Qpurgotien.')
aS
a.
Ja\appeT),(_rad.jalappa~)convolvulusja!appa,L,~) i ons.
Zoete kwik.
                                                        i diachma.
Met honig tot een flikbrok, in eens.
K
Wonderzout.                   .                 .                   6 oneen.
in twee pond, of eene fles water ontbonden.
Lever-aloë, (aloë hepatica.')
          .                   i ———
In twee keeren, des avonds en 's morgens.
*)c.
Lever-aloë. "...                  4 drachma.
Jalappen.           ...                 5 ----------
Zoete kwik. ...                 1 ----------
Witte zeep om ze tot een pil te maken, in eens.
Men bedient zich van dit middel bijzonder tegen wormen.
Kolder.
29
Nachtfchade, (belladonna') atropa bellad. Z.} 8 oneen.
Zevenboom ...                  4--------
Braakwijnfteen.                  .               .                  1--------
Met honig tot 12 pillen gemaakt, waarvan men er
dagelijks 4 ingeeft.
Keel-
-ocr page 418-
VAN GENEESMIDDELEN.
H
Keelziekte.
30
Heemstwortel of lijnzaadmeel.                             8 onetn.
in 4 kan water gekookt, doorgezijgd  er, bijgevoegd :
Salpeter. ...
                   a oneen.
Ammoniakzout.              .                 .                   1 --------
Genieene honig.              .                 .                   I pon:
Alle 2 nur één pint.
31
VlierbloetB-aftrekfel,
op twee kan water.
8 oneen.
Geest van mindere;.
* ■
8
Conferf van vlier.
.
8
Getneene honig.
.
8 _!
Alle 2 uur
één pint.
Prikkelende i n vv r ij v i n g , uitwendig,
32
Spaanfcue vliegen, (palv, cantharidurn)melog.
yesic.
L.)
                   .                 .                   1 ons.
Gekookt in lijnolie. .                 .                   3 -----
Vloeibare geest van ammoniak , (vloeibare kool-
zure ammoniak , Qspir, stil. ammou.j carbonas
ammonia liquid.") .               .                 4-----
Tot in f puit ing in de keel.
Zwart bilfenkndd, (h, hyoscyami nigr.~) 4 oneen-
Kaasjes - kruid, {rnctlva ,) m. sylv. rot. fel..') 4--------
vier uur in 4 flesfclien water gekookt, doorgezijgd,
Enkelvoudige honigbij»»
                                     ~ ponden.
B 5                                         »*•
-ocr page 419-
a6               VOORSCHRIFTEN
n.
Zoutzuur. ...               i once.
Honig.           ...               6 -----
Afkooklfel van kaasjesbladen of l&'nzaadmeel. i pint.
Infpuiting tot verjlerkiug na het ophouden der ontjleklng.
Afkoskl'el van wilgenbast en fal;j. .                I pint.
Zwavelzuur.                 .               .                 3 draclima.
Havermeel.                   .               .                 4 oneen.
Bui k wee, Qkolijk.')
33                                 "•
Windkolijk.
Bitter bier. .               .               .   ,              I pint.
Wonderzout,               #               .                 6 oneen.
Gentiaan-w.                               .                 1 -------
In hevige krampen bijgevoegd :
Opium of duivelsdrek .               .                 » drachma.
Alle 2 uur in eens.
aa,
Aftrekfel van 1 ons jeiieverbezien.
Zwavel asther.
             .               ,
I pint.
4 drachma.
In tweemaal in te geven.
h
Jeneverbegien.              .               .                 8 oneen.
Roode gentiaan, kalmus of baldriaan - vv.          8 --------
Gondzwavel.                .               .                 1 --------
Anijszaad.                     .               .                4--------
Keukenzout.                 .                               4--------
Tot een poeder, 4 maal daags een groote Icpelvol.
a.
-ocr page 420-
VAN GENEESMIDDELEN. «7
Kalmus -w.                  .               .                 4 oneen,
Roode gentiaan - w.                       .                 4--------
Mosterdzaad.                .                                4 ———
Tot een poeder, waarvan men een lepelvol op i««
der haver voeder geeft.
t.
3 drachma.
, ---------
1--------------
1 _,«_»„_
Zedoar - wort. (rad. zedoar.)       
Venkelzaad.                 .               .
Peterfeliezaad, (_sem. petros.')
Zuivere opium.
Tot een poeder in eens.
aa.
Kramp ft illende  voorfchriften.
Ba!driaan-w. .
               .                a oneen.
Afgetrokken in water.                    .                 1 pint.
doorgeztfgd en bijgevoegd:
Duivelsdrek.
                 .               .                2 drachma.
In eens. *
hb.
Doornappel extnkt, (extr, datum stramman.') 2 drachma,
Bilzenkruid.
                 .               ,                 2 ———
Baldriaan-w.               .               ,                 4---------
Met honig tot een flikbrok, in eens.
o.
35                              Kram pk olijk.
Duivelsdrek.           f                     t                 1 drachma.
Arabifche gom of heemst - w.         .                 1 ons.
Putwater, § Pint °f .              .                 1 pond.
Boomolie, (ol. oüvarum.)            ,                 4 oneen.
Magnefia, (koolzure bitter - aarde ,)magnefia al-
ia) carbonas magnesia.)            .                 4 drachma.
In eens.
-ocr page 421-
28                 VOORSCHRIFTEN
K r a iiif a c b t i g k o 1 rj k , vooral door wormen
veroorzaakt.
Geest van hartshoorn, fspir. curnu cervi,~)carbo»
nas pyro- animale ïiquidum.y                        i dracbnia.
Zwavel asthcr.              .                 .                    |-----------
Boomolie.                     .                 .                    3 --------~
In een flesch vlierblocmen • aftrekfel, in eens.
c.
Tegen de wormen gebruikt men met gevolg:
Gendarm wortel.            .                 .                   4 oneen.
Rijnvaren - kruid (!:. tanaceti.") .               ' 4--------
Driemaal daags een lepelvel over het voeder.
Voorts:
3 oneen glimmend rdioorttcenroet in een pint melk gekookt/
De toppen en knoppen van denneboomen.
De brandige hoornolie , (ipleum empy.-eumaticum animale,')
van 2 tot 3 oneen daags ingegeven.
Voorts het buikzuiverencl middel n°. 28. *) c,
Jïolyk uit zuren.
1
Wonderzout.                  .                 .                   1 ons.
Zuivere falpèter.            .                 .                   i ____
Bereide ocstcrfdielpen, (concha prapar.~)          1------
Laurier - bezien.              .                 .                   I -—
Hiervan iedere 2 uur, 2 lepels vol met een aftrek-
fel van kamillen ■ bloemen en bilfeükruid.
Ge-
-ocr page 422-
VAN GENEESMIDDELEN. 29
37
Gemalen lynzaatU                                               3 oneen.
Kamillen -aftrekfel.' .                 .                   6 pint.
tot op de helft verkookt, en bijgevoegd:
Lijnolie. •
                                   .                   1 pond
En in hevige krampen bijgevoegd op ieder halt pint:
Opium tinctuur, (vimtm opii a-;omaticiim})!auda-
mini Hij. syrtc;ihami.)
                  .                   I drac'ima.
Men geve hiervan 1 inwendig l pint, eerst ieder uur,
daarna om de ,a ol 3 uur; terwijl men hetzelfde
als lavement, eerst ieder vierendeel uurs,
daarna alle half uur bezigt.
q8                     Kol ijk door verkonding,
Duivelsdrek, ontbonden.                 .                   1 drachma.
Geest van kamfer , (spir, camphor.~)                  2-----------
Terebinthijnolie, (pl.teïebïiith.)fniius larlx.Lt") 2             
Geest van minderer.                         .                   1 ons.
I" een half pint warme wijn, in eens ingegeven.
Nota, Men wachte zieh echter om zoo lang de verftop.
ping duurt, opium in te geven.
De middelen n°, 8 33. b. en 34, a, , worden na liet ophou-
den van liet kolijk gegeven om de ingewanden weder te
verlterken.
Lavementen, vooral in kolijken,
39
Kamillen - bloemen , (flor, diamam.') matricaria
chamomilla L.)
          .                 .                   2 ons.
Heemst rortel of lijnzaadmeel.                            2------
Kaasjeskruid.                                   .                   1 handvol.
I uur in 3 pond water gekookt en bijgevoegd:
Lijnolie, Qoi. uni.) .
                 o                   & oneen
-ocr page 423-
3o                VOORSCHRIFTEN
a.
Afkookfel van kaasjesbladen.         .                   2 oneen.
In water. ...                   3 ponden.
Salpeter. ...                   1 ons.
b.
Tabak , 2 handvol in \ kan water gekookt, en daarbü gevoegd ;
Lynolie.
                                           «                   3 oneen.
t.
In kramp kol «k en den loop.
Kamillenbloemen aftrekfel.
Hjnzaadwater.
Lijnolie.
Van ieder evenveel, waarby men, lijf Itcrke krampen,
2 drachma duivelsdrek voege
«.
Zwart bilzenkruid. '.                 .                 ■ 1 ons.
In 2 pond kokend water afgetrokken, doorgc-
zjjgd en bijgevoegd:
Opium.
          ...                   2 drachma.
ƒ.
In opftopping van water.
Kamillen • aftrekfel. .                 .                   1 pint.
Wonderzout.                   .                 .                   2 oneen.
Duivelsdrek.                                     .                   4 drachma.
Laamvwarm alle 4 uur.
ff.
Idem, vooral door krampen.
Tabak. ...                   1 ons-
Afgetrokken in water. . .
                   4 ponden.
doorgefcögd e" bijgevoegd!
Duivelsdrek.                   .                  .                   a drachnw.
-ocr page 424-
VAN GENEESMIDDELEN. 31
8'
In zenuwko ortfen.
Duivelsdrek.                 .               .                 | ons-
Lijnolie        .               .               .                 4 -----
Tabakswatcr.                .               .                 i pint.
SS-
In r ot koort fi g t n loop,
Wilgenbas*.                  .               .                 4 oneen.
gekookt in 4 pond water, hierin afgetrokken:
Angelika -wortel.
         . ,             .                 2 oneen.
Lijnzaadmeel.                                           .3 ■-----—
Terebinthfinolie.           .               .                  4 drachma.
De loop.
40Uit gebrekkige afzondering, verkoudheid,'
of opgehoopte vuiligheid in dedarmen.
Wijniteenroom               .               .                 4 oneen.
Wonderzout                  .               .                6         
Rabarber. ...                 1 --------
Met honig, meel- of wortelfap tot een flikbrok.
41 Uit zuren en toevallig (symptomatisch) ont.
ftaanden loop.
Tormentilwortel, rail', tormentilla ercecta Z,) 4 oneen.
Zoutzuur bitterzout, (murias magnesia.')
         1           .
waarbij men, indien dezelve galachtig is, voegt:
Rabarber. ...                 1 -------■
Tot één poeder, alle 4 uur 2 lepels vol met lijn
zaad.afkookfel.
Ült
-ocr page 425-
3a                   VOORSCHRIFTEN
Uit koude.
42
Tormcntilworicl,            .                 .                   2 oneen.
Oranjefchillen, Qco/t. aurantiorum,')                 2 ---------
niet 2 flesfehen water tot op de helft verkookt.
Rabarber. ...                   1 ---------
Met aene flesch roode wijn , 's morgens en 's avonds
een half pint.
Toevallig en in zachte afgangen.
43
IJslandfchc mos, (Jichen island.') ,                   4 oneen.
Paarden - kastanje - bast.                   .                   2 --------
gekookt in 8 pond bronwater tot een hjmachtig vocht.
Rabarber tot poeder. .
                 .                   4 drachma.
Alle 4 uur een pint.
44
Opium.         ...                   4 drachms.
Ipecacuanha , Qpsythocria emetïca £.)                1 ----------
Oranjefchillen.                .                 .                   2 oneen.
Arabifche gom -of heemst - w.          .                    2 .
Alle 4 uur het vierendeel inet rooden wijn.
t.
In langdurigen loop.
Gentiaan - wortel.            .                 .                   2 oneen.
Knoflook, fijn gefueeden.                 .                   8--------
IJzervijifel.                     .                  .                   4 ■--------
Te zamen vermengd, en  3 maal daags  twee lepels
vol over het voeder.
-ocr page 426-
I n z e n u w k o o r t f i g e n 1 o o p.
Baldriaan - vv. • m 4 oneen.
Wolveiiei - bloemen , (flor. arnica.')
                   2 --------
Afgetrokken in kokend water. .                   o. pinten.
Kamfer. ...                   3 dractima.
Vloeibare geest van ammoniakzout.                     1----------
Roode vvrjn.                    .                 .                    1 flesch.
In twee reizen ingegeven.
No ta. Na het ophouden der loop geve men n°. 8. 33. \>.
of 34. a.
Gebrekkige fpijsverteering eii verlorens
eetlust.
46
Rabarber. ...               1 ons.
Roode gentiaan, w. .                 . 7 ------
Oranjefchillen of iaurierbezien         . 8 ------
IJzervylfcl. .                 . 2.------
Ontftaat dat toeval uit zuren,  zoo  kan men
daarbij voegen :
Zoutzuur bitterzout. .
                 .                   | ——
Op ieder voeder één lepel vol.
i.
Kalmus-w.                     1                 r                  1 drachma.
Paarden kastanje - bast, (coft, hippoc.islani.')    1 -----------
Mosterdzaad.                  .                 .                   1 -----------
Keukenzout.                   .                 .                   1 -----------
Op het voeder als boven.
Mosterdzaad.                   .                 t                   i ons.
Schoorfteenroet.              .                 .                   1------
Keukenzout.                                    .                   i —**
Öp bet voeder als boven.
C
-ocr page 427-
OORSCHRIFTEN
54
d.
Gebrekkige voeding, door ;; u c n veroorzaakt.
Gebrande oesterfchelpén.                .                 3 oneen.
Gentiaan - wortel.          .               .                 2 --------
Jeneverbezien.              .               «                 2 -------■
Keukenzout.                                 .                 2 -------•
Op bet voeder een lepel  vol, s of 3 inaal daags.
O p f t o p p i n g vanwater,
47                                        «.
Gefloten peterfeliezaad.                 .                 4 drachma.
Salpeter, ...                 4 ---------■
Kamfer of duivclsdrck.                                    1 .
Alle uur met een pint warm kamillenaftrckfel.
V.
Baldriaan. .                              .                 1 ons.
Vencjiaanfcbe tcrebintliijn, (tefebintfi* venet.') 4 drachma.
Jeneverbezienmoes, zoo veel als genoegzaam is Om ZUlkS
tot één flikbrok te maken, welke men in eens Ingeeft.
Voorts het lavement n°. 39, ƒ.
na.
P i s d r ij v e n d e middelen (diaretica.')
Zeeajuin - wortel.           .               .                 1 ons.
Afgetrokken in kokend water.         .                 1 pint.
doorgezfjgd en bijgevoegd-:
Geest van minderer. .
               .                 t ons.
In eens.                                                             .
55.
<
-ocr page 428-
VAN GENEESMIDDELEN. gg
w.
Slijmerig pisdrijyend middel.
Löoziadtneej. .                                              i ons.
Glaskruid.              ...                i handvol.
Gekookt in water. Koud in eens.
Indien menher. prikkelender wil lim'.cn, voegt
men hierbij :
Tercbinthijn met een eflerdoor ontbonden.
           i| ons,
ea.
Purper vingerhoedskruid.                  .
i once.
Zeeajuin ■ wortel*            .                 .
Afgekookt tot op ecu derde in water,
3 pinten.
In driemaal.
4$ V e r v a 11 g e n h e i d o f r h e u ra a t i s m n s.
*')(■•.
Geest van kamfer.          ,
Geest van hartshoorn. .
St oneen.
i draehina.
Met een flescii wann bier.
' ia.
Geest van kamfer.          .                                    % oneen.
Geestvan minderer. .                 ,                   a --------
Kamillen aftrekfel.         .                 .                   I pint.
In eerrs.
Ca'                                       t
-ocr page 429-
36                  V O O R S C H R I F T E N.
Arigelitja.                         .                 .                   i drachma.
Gentiaan - w.
Atnmoniakgom.
Pokhout - gom.
Goiulzwavel.
Tot een poeder, in ecris. v
Voorts geeft men , indien dezelve ontrtekingachtig is, (rheum.
activus,s. st'henicus') bevorens n°. 27,rne: lgn^aadwater.
Inden verplaatilcn droes (/h, passiyus. s. ast/tenicus.,)
B°. 8, y en jo, in jigt, n°, io-
4o                              De klera.
Vast loogzout. . .                    i fchrupeJ
Opium           ...                   2 ----------
Met borig-water, ;•.!!- Btir   inwendig of in lave-
menten.
Duivelsdrek ...                   T drachma.
Kamfer.                                             .                   i _______
Opium. ...                   i -----------
Alle vier uur met een pint water.
c
U11 wend i g,
Kanifei' gewreven.          .                  .                   2 drachma.
en inuisfciien bijgedaan :
Lijnolie. ...
                   4 oneen.
Wijngeestige zwavel; asther, ather sulph.alcohol,') 1 ------
Hiermede de kaken gewreven.
Dol-
-ocr page 430-
VAN GENEESMIDDELEN 37
D                          Dolle hondsbeet.
Guichelheil, (herb* anagallis,) 2 oneen, in 8 oneen ko-
kend water, m een digte pot afgetrokken, doorgezügd.
en bijgedaan :
Poeder van guichelheil.
                    .                   4 drachma.
Vloeibaar vlug bijtend loogzouï, Cvioeibara atn-
monftk,) spir, sal. amm.caüstic,') amm.liq, § fchrupel.
Gedurende 14 dagen geeft men deze boeveelheid
iedere ia uur.
K ooit ('e n.
L
I 11 f 111 r f te k i n g e n W o tl dl. oor; f e 11,
I
c.
Verkoelend middel.
Salpeter. ,                                                        1 ons.
Wijnfteenroom.               .                 .                    1 ------
Glaubef of wonderzout.                    .                   2-----
Honig.           ...                   1 ------
Lgnzaad water. . .                 .                   i^ pint.
Driemaal i'aags l pi - ■ tr
1 n c e n vou d i ■" e uit v e r z fc te 1 e venskracht
•> n t ft n and e i; o o r E feu.
Wilgenbast.                     .                 ,                    4 oneen,
Mosterzaad.
4
Op ieder voeder een lepelvol.
-ocr page 431-
33               VOORSCHRIFTEN
Wilgenbast.                  e               .                 6 oneen,
R.oode gentiaan - w.                       ,                 4        .
In 4 poeders , of als flikbrok , 2 of viermaal daag*
een Kpel vol.
Wilgenbast. •' . 3  oneen,
Kal 11 s w.                     .                 .                   2 --------
■\v.vA-\\',(r.caryophillat.')geum.urban.L.") 3          ..
Wet honig tot een flikbrok, als boven.
53
Rot ko ort fen.
Angelika- of baldriaan- wortel.        .                 4 draclima.
Kalmus-w.                   .               .                 6 ----.-----
Zwavel yzer. Qferrum sulphuratum)                1 ---------
ïerebinthijn olie.          .               .                 1 ---------
Met honig tot een flikbrok, twee tot viermaal daags.
Baldriaan of angelika - wortel. . 4 ofleen,
Roode gentiaan - w.
        .               .                 4 _____
Wilgenbast.                   .               .                 3--------
De eene 2 uur een grodte lepelvol  in -J pint lijn-
zaad- afkook fel,
h,
":■;...ingedrongenzeezoutz.(j-pir.saus marinieott*
centre) acid, muriat, conc") .                  1 oog.
Overgehaalde wijngeest, (alcohol vinï) of ï « _
VVjjngeestiga zwavelsether, (athsr sulplt alcoh.^j
De andere 2 unr een lepelvol, in een pint lijnzaad-
• afkookfeL
Ra-
*
-ocr page 432-
VAN GENEESMIDDELEN. .39
Jt 3 b e 1 s - w a t e r.
54
R.
Vitrioololie, (ol.vitrioli,} zamengedrongen zwa-
velzuur,) acidum sulphuric.concen(r.~)
              I ons.
Overgehaalde wijngeest, Qspir.vini rtctif, suit.~) 3 .-----
Alle 2 uur een lepel vol met lijnzaad - water,
Zoutgeest, (field. muriat.~)             .                   ! draclima.
Overgehaalde wijngeest.                    .                   3 ----------.
Regenwater. .                                     1 pint.
Honig. . .'                f                   1 ons.
Alle 2 uur in eens.
borst k 1' a 111 o , (liet zoogenaamde 1 o 11 g e 11 v u u r.)
Arabïfclie gom, fijngeftoten.
1 ons.
ontbonden in
Putwater. .
                 .
Ilcemsiwortcl - af kookfd.
Rabelswatec.
Alle 4 i.ur in eettö
1 pond.
4 drachma.
Kamfer, ontbonden. . .                   2 dracli.in.i.
Gemeens honig. • •                   1 ons.
Baldriaan - w. fijn gefloten.               .                   2-----
In 4 pillen, waarvan men ieder uur  één ingeeft,
b.
Kamfer, ...                   2 drachma.
Terebinthünolie.                              .                   2 ----------
Angclika-of baldriaan-wortel. .               ' 2 oneen.
Met bonig tot 4 pillen als boven.
C 4                                    Ui-:-
-ocr page 433-
4e                VOORSCHRIFTEN
Uitwendig tegen den tongkanker en de
fp pnsachtige gezwellen in den mond.
$7
Zamengedrongen zeezoutzuur.          .
Gcmccnc honig.
Met een penceel opgeftreken.
a drachma.
i cns.
58
Paarden - kastanje - bast.
Putwater. .
                 .
tot op de helft verkookt.
Geest van mindercr.
Gemeene honig.
Alle 4 uut de helft.
4 oneen met
i pint.
a oneen.
4---------
GcfchrapteS'. Ignatiiis boonen, (rasura fabarum
St. Ignatii.')                                                   s ons.
Putwater. ...                   2 pinten
gedurende een uur in eene gcflotene pot ge.
kookt, en bijgedaan:
Honig           ...                   i ------
Alle 4 uur het vierendeel.
»q zenuwKoorticn.
Opium. . . ,
Braakwijnfteen, , .
Roocle wyn. . , .
Alle 4 uur het vierendeel.
4 drachma.
a fiesfehen.
óo
Bakiriaan. . . ,
Met putwater afgetrokken.
Geest van minderer. . .
Wijngeestige zwavel - «ether. .
Honig. . . .
i. oneen.
I pint.
a oneen.
t
8
4-------
Alle 4 uur ia eens.
-ocr page 434-
VAN GENEESMIDDELEN. 41
61
Kamfer.
BaMriaan - w.
Mosterdzaad.
1 ons.
6------
8 ------
Kasksril, (co-f. cascarüU.'y of orange-fdiilicn,
(c'ort, aurantiorum.') ,
                ,                   8 ——
Met honig tot 16 pillen, i :dere 2 uur een.
b.
Wilgenbasti                     ,                 .
Angelika-wortel, (rad, angelicts,")
Kalmus - w. ...
3 draclima.
3 ----------------■
3 ----------'
Met honig tot een flikbrok, in eens.
62
Fijn (taah'ijiici.              ,                 .                   a onceu.
Meekrap-w.                   .                 ,                   g ______
Roode gentiaan. - w. .                 .                   4---------
Tot poeder, twee lepels vol op ieder voeder, of
van n°. 8, wanneer de ziekte voorbij is.
flQ          In de h 00 f dz vv e 11 in g , (mal (P espagne.")
Baldriaan. ...                   2 oneen.
Wilgenbast.                     .                 .                   a------
IJslandfche mos. <                         .                   t ____
Met water, tot op de helft verkookt.                j| pint.
Vitriool naphta, (naphta vitrioW), of zwavel asther
(tcther SulpllUT.J                           .                   2 draclima.
Overgehaalde vvn'ngecst.                    .                   1 ons,
Alle 2 uur in eens.
C5
V-
-ocr page 435-
4a                 VOORSCHRIFTEN
64
Eiken- of paardenkastanje - bast. .                   2 oneen.
Pepermunt - kmid, Qnentha piperita.)                §---------
tot op de helft verkookt met en doorgegoten in
Water.          ...                   rj pint.
Geest van minderer. .                 .                   2 oneen.
Overgehaalde wijngeest.                    .                   1 --------
Alle a uur , in eens.
-                       Uitwendige w tl s f c h i:: e,
9$
Zuiver animoniakzouc,
ontbonden in
Wjjnazjjn. .
Geest van kamfer.
i dem.
66
Lood èxtra-kt.                   .
1 ons
Ontbonden in overgehaald water.                         1 pond.
Geest van kamfer.
z oneen.
Boosaardige zenuwachtige fl y m k e o r t s.
67
Wilgeii&astii
Kalmus - w.                     .                 .
Braakv.jjnfteen.
Kamfer.                          .                 .
Jeneverbczieiimoes         .
Alie twee   uur een; zoodanige pil.
4
drachma.
IQ
trein.
I
drachma.
O
oneen.
Tot
-ocr page 436-
VAN GENEES MIDDEEEN jfc
Slvrakooïtfen,
Cltti
Gentiaan - wortel.
Kalmus. .
Dubbelzout.
Terebinthrjn - olie.
4 oneen.
3 --------
6 ----—
Met lionig tot een flikbrok, driemaal daags *ccn le-
pel vol.
Met w o r m e n gepaard.
Gentiaan - wortel.
Baldriaan. .
Schoorfteenroet,
Zwavelrjzcr.
Tcrcbinthpolie.
Tweemaal daags
4 draebma,
' 4 ------------■
4 --------
a fchrapcl.
Galachtige fljjmköort!
cc
Gentiaan- wortel.
Braakwijnflee».
Zwavcllever.
Ammoniakzoiit.
Keukenzout.
I oms.
i drachma,
i ---------_
4 ---------
a oneen.
Met meel tot een flikbrok, in twee maal.
Tot n a k u u r.
h
Fijn flaalvylfel.
Venetiaanfcbe terebinthjü.
Wilgenbast.
Meekrap.
3 ons.
6 -----
6 -----
Met Jeneverbeziemnoes tot24 pillen gemaakt, alle
dagen 3 pillen.
Gal-
-ocr page 437-
4*                V O'O RSCHRIFTEN
68                                  Galkoortfen.
Pokhout • gom , (gumm, guaiac')
Galggnt - w. (rad. galanga")
Rabarber.
IJzervylfel.
Tot poeder, in eens.
i drachma.
2 ------------
i ------------
I fchnipel.
Huidziekten.
)
S c Ii 11
*.
■ft.
Gentiaan - wortel.
.
.
2 oneen.
Bloem van zwavel.
.
.
a ----------'■
Spiesglans.
.
.
2 -----.—.
Salpeter .
r
69
Met meeHirrj of honig tot een flikbrok , waarvan men
tweemaal daags een icpel vol ingeeft; dit middel
ïs bijzonder heilzaam in de drooge fchurft.
Jeneverbezien.                .                 .                   2 oneen.
Roode gentiaan - w.                          ,                    _____.
Baldi iaan - W.                  .                  .                   2______
Zsvenboom.                  .                .                 1 --------
Karwijzaad, (jem.carvi.')ca-;um carvi /,,) 2. ______
Tot een poeder als boven, over het voeder.
Uitwendig wasfche men het geheele paard met zeep-
water of houtaSchloog , de ontftokene plaatien met aluin
tabaks- en kalKwatcr.
*J c.
Zwaveibioem.
üeemstwortel.
3 drachma.
3 -----------
Met genoegzamen honig tot een flikbrok, in eens.
d.
-ocr page 438-
VAN GENEESMIDDELEN. 45
d.
Wilgenbast-w. • .
2 draclnna.
KaskariL,
Pokhouc-góra. . .
2
1
Goudzwavel. .
24 grein.
IJzervglfel. ,
20------
Zone kwik, . ,
10------
Tot een poeder, in eens.
*) e-
111 hardnekkige vetouderde
fc li v. f ft.
Bloem van zwavel. . ,
2 drachma.
Zoete kvvik.
15 grein.
Zevénboom. . .
1 drachma.
Gentiaan - w. • .
Zoethout.
0 -----------------
Met genoegzamen honig tot een ilikbrok , in eens.
•3/.
Verfterkcnd middel voor U erf tel lende.
IJzervjjlfeh
Roodc gentiaan - w.
Wilgenbas t.
Jenevcrbezien.
1 drachma.
i ----------r
Met honig ofmeelbrif, tot een ilikbrok, in eens
Uitwendig middel.
Witte necrgeploftc kwik.                .                    1 drachma.
Reuzel.         ...                   1 ons.
Men beftru'kt hiermede de aangedane plaatfen, a
maal daags.
Mok.
-ocr page 439-
ift                   VOORSCHRIFTEN
h
Wasfching van profesfor dupuitren.
Zwavellever.                   . * 4 oneen.
Opgelost in water..       . . 2 ponden,
bijgevoegd:
, Zwavelzuur.                   . . \ drachma.
Na liet opbruifchen in eenen welgeflotenen flescli
bewaard,   en hiermede de aangedane plaatfen
tweemaal   daags gewasfehen.
a.
             Mok, e g e 1 s v o e t, r o t f t r a a 1, enz,
Spiesglaus.                      . .                   1 pond.
Wijnfteenroom.              « •                   (5 oneen.
Wonderzout.                                    . 6 --------
Met meel tot  een flikbrolc, d«ags  een lepolvol.
h
Bijtend water, (agsa phagadtsnica.")
Opgehcvene bijtende kwik.             .                  24 grein*
Ammoniak - zout.           .                 .                 24 ------
Overgehaald water.        .                  .                   1 pond.
Hiermede uitwendig gewastenen, alsmede me* lood.»
azijn, kalkwitter.
c.
Prikkelende, r o o d m a k e n d e en b I a a r t r e k-
kende i 11 w r ij v i n g e n.
Prikkelende inwrijving lij bejlisfende gezwellen.
Tcrcbinthjjn olie.           .                 .                   1 ons.
Laurier oüe,                   ,                 »                   2 ——
-ocr page 440-
VAN GENEESMIDDELEN. 47
dt
In ontjlekiiigcn waarin de fpaanfohe vliegen fchadelijk
zouden zijn, zoo ah in die der pisaffcheidings*
Werktuigen,
Kaarsvet. ...                   1 ons.
Boomolie.                        .                 .                   1 —.
by eene zachte warmte in een flesch met
eenen ruimen hals gcfmok.cn, en triipswqs
bijgegoten:
Vloeibare ammoniak. .                 .                   t ____
Men fchudt het mengfel tot het verëenigd is, en Buit de
fles vervolgens wel digt.
Dit middel wordt tot hcrftel van den omloop der
vochten, ingewreven, doch tot roodmaken of
blaartrekkcn, opgelegd, en van { tot J uur Ver-
nieuwd.
-ocr page 441-
48                V O O Tv S C ïl R I F T E ft
*
II E E L M IDDEL E N
I N
S I T \V E N D I G E ï O E V A L L E Sfi
W o 11 cl e n.
71
Verdeel enden omflag ili kw et fin gen, en om
den om trek, der met kneuzing vcrzctde w o n-
dcn te wasfchcn.
Ammoniakzout.              .                 .                   8 oneen.
Salpeter. .                                ' .                   2 --------
Wondcrzout.                                  .                   2---------
Wrjnazrjn.                      .                 .                   1 pond.
Zuiver water.                .                 .                   3 ------
Nota. Wanneer men dit middel ftcilc wil doen werken,
zoo moet men de falpcter en liet wonderzout
in het vocht oplosfen , en liet ammoniakzoiü
op de kompresfen ftrooijcr,.
Wondwater om huwwarm mede te wasfclicti.
72
Ostcrlucie- of liolwortel -kruid, (ft arisiol, rot,1) 1 ons.
| Uur gekookt in water.
                   .                   2. pond.
dourgegoten en bijgedaan.
Wijn.
            ...                   4 oneen.
Zuiker. ...                   2 --------■
Geest van vitriool. .                                    2 draciuna'.
Bloed-
-ocr page 442-
V A K HEEL M 1DDELEN.          49
Bloedftillend middel.
Aluin.          .               .               .                 1 ons.
BlaauwevitriooI,(zwavelzuur koper,) sulph.cupri 1-----
Zuil;er.           .                                              •'■„•$ -------
Opgelost in bronwater.                  .                 1 pond.
Vitriool -olie, (zwavelzuur ) .                 2 drachma.
74  Pfl'nftillend middel in ft e 1 U e o n t f t cl; i n g e n
Zwart bilfenkruidj (Jierb,hyosc, uigri)
VKerbloemen.
Ostcrlucie.
van ieder een handvol, gekookt \ uur in
Putwater. ...
                 1 pint.
en voorts uitgeperst.
Om de wonden en derzelver omtrek laauwwarm
mede te wasfehen.
75               Etter-bevorderende middelen.
Lijnolie. ... 4 oneen.
Terelnntnrjn - olie, (ol tereb.) .
                .;......___
b.
Om f lag.
Geftoten lijnzaad, tn «gen pint melk gekookt, tot eenen
warmen omflag.
ra ' salf, (ung, bas!!,)
-ocr page 443-
VOOR S CHRIFT E N
«o
Bafilicum-zalf.               .                 .,                  3 oneen.
Roode neergeplofte kwik, (gefalpeterzuurd kwik-
vet'2uurfel, (merc. pracïp, rubr.~) oxydum hy-
irargyri nitratam,')
                     .                   1 --------
77                           Et termr. kende zalf.
Vcnetiaanfchen terebinthgn. . 1 ons.
Gemeene honig.
                .                 .                 e------
7^                                        O in dag.
Rofemar?n.
Salij, Qsr.lvia.')
Duizendblad, {achillaa mitlefolium J..~)
van- ieder een handvol»
Gekookt in ifén pint water, en warm omgeflagen.
^          2 a 1 f o in de vv o n dr a 11 d en te verzachten.
79
Boomolie.                        .                 .                   I pond,
Loodwit, Qcertissa") oxyd, plumb. carb.~)           4 oneen.
Walichot, {sperma ceti.~)               .                    3 ___
Dit te zamen gekookt, en met dunne wieken op
de wond gelegd, om het aankleven der wieken
op dezelve te verhinderen.
q                       '/. u i v e r c n d c w O n d z a 1 f«
Spaanscbgroen, (azynzuur koper, tyirld, aris')
ttcetïs cupriS)
              .                 .                   I ons.
Wierook en mastik. .                 .                   1 ------
Heemsthalfem, (Hls, ulth,~)            .                 ij------
Terebinthün - olie. ■ .                 .                  15-----■
Te.
-ocr page 444-
VAN HEELMIDDELEN.           51
Si
ï e?e 11 de wormen in de wonden.
Wijnruit .
1 handvol,
Een uur gekookt in houtaschloog.
i pint.
doorgegoten en bijgedaan:
Wijnazjjn.
f pint.
Zout. . .
| ons.
*.
Terebinthq'11 - olie.
Brandewijn.
1 ons.
Rijtend wondwater.
Gebrande aluin, {alunuustum,~)
Spaansch groen.
Honig.
           .
Wijn.
1 ons.
ï pint.
Zuiverend middel in verouderde wonden.
Ostcrlucie.
Rosemanjn.
Elzenbladeren>
van ieder een handvol.
Wilgenbast.
Gekookt \ uur in putwater.
doorgegoten en bijgevoegd:
Aloë ■ tinktuur.
2
oneen.
«
pint.
2
oneen.
D a
-ocr page 445-
V O O IV S C II R I F T E N
In vuile fl e c li t etterende wonden en ver-
z w e r i n g e n, met verzwakte levenskracht.
Osterlurie.                      .                 .                    i ons.
Aloë - tinktuur.                .                 .                   i ------
DuivelsdreU.                       .                ' .                     i ------
83 Bal f-em ac h t ig e 11 e rb e v o t d e r c 1; d middel.
Venetiaanfchen terebinthjjn.             .                    a oneen.
Peruviaanfchen balfem                      .                   4 drachma.
Honig, i:> een fte:ne mortier gemengd.               2 oneen.
Zuiver fcalkwater, Qaqua eajeis viya)                \ pond.
8-»                   Omflagen in kneuzingen.
Gedroogde potaarde. '.               .                 2 pond.
Amiiioniakzout.             .               .                 1 ons.
Met osterlucie - sfwekfel,   azijn of lood - extrakt,
tot cene dunne brei/.
h
Ammoniakzout                .                 .                   j ons.
Wijnazijn.                      .                 .                   x pint#
Met potaarde tot een omflag,  waarbij men in kou«
de gezwellen voegt:
Geest van kamfer. . .
                 2 oneen.
tb.
In den aanvang ran alle kneuzingen.
Salpeter. •               .               ,                 1 ons.
AniBJontalysout,             ...                 2 drachma.
Azijn.          ...                 4 oneen.
Water. .                    .                    .                     12 —1—-
Den
-ocr page 446-
VAN HEELMIDDELEN.
53
bhb.
Den volgenden dag.
Salpeter.
Ammoniakzout.
Lood - extrakti
Az«n.
Water.
i ons.
4 drachma.
4 ------U,
4 oneen.
12 ----------
C.
Groene zeep.
Ammi niakzout.
Brandewijn.
2 oneen,
i ----------
4 --------
d.
Uitwendige levensbalfem , (bals. vit. extern.) a oneer..
In putwater.
                   .               .               i pint.
Putwater, warm gemaakt.               .                 i pint.
Geest van kamfer.         .               .                 i ons.
Extrakt van lood.         ;               .                 2 draehma.
Ammoniakzout.             .               .                 1 ons
Met potaarde tot eenen  omilag.
f.
Ammoniakzout.
• • 4 oneen
Salpeter.
1 ----------
Wonderzout.
. 1
Wijnazijn. ,
, 1 pint
Putwater.
3 -----'
D 3
S>
-ocr page 447-
j4               VOORSCHRIFTEN
S'
Weekmakende en verzachtende miflagt vooral i*
voetgebreken,
Kaasicsblade", (herb, malv.)         .                 3 handvol.
Gekookt in water.        .                .                 a pint.
Laauw warm opgelegd.
ft.
Balfem in kneu zing en.
Kamfer. • v ■ •               • 1 ons.
Ammoniakzout. •               . 1 ——
Duivelsdrek. .               . 1 ——
Met genoegzame witte  zeep tot eenen balfem.
In overblijvende verhardingen na kneuzingen, voegt men
hierbij:
Braakwynfteên.
                            .                 4 drachma.
Reuzel. ...                 x ons.
Z 3 d e 1 k \v e t f i n g e n.
5                           Totvcrdeeling.
Groene elzenbladeren. .               .                 , handvol.
Eetrtiafl uur gekookt in azijn. .                 1 pint.
Ammoniakzout.            .               .                 1 oneen.
Hierin Jappen gedoopt en warm opgelegd; n°. 84.
e Inwrij vin g tot v er wekken van ontftcking,
v.' :i n neer de ve rtie eI ing m i s I u k t.
Reu/el.        .               .                .                 1 ons,
Spaanfche vliegen, (pulv. canth.')                    1 drachma.
ïïiipliorbiuin - gom.         .                .                 }. ----------
Eens hiermede inwrijven.
Tc-
-ocr page 448-
VAN HEELMIDDELEN.         55
o_                  Tegen de brandvlekken.
Boom- of lrjnolie.                                          i ons.
Lood - extrakt.                              .                 § -----
Wrjnazifn.                                                    1-----
Tweemaal daags hiermede inwrijven.
og Omflagen bij verminderde ontfteking.
Majolyn. ...                 4 draclima.
Rofemarijn.                                 «                 4 ---------
Lavendel, ...                 4 ---------
Kalmus-wortel.            .               .                 4 ---------
Gekookt * uur in,wijn.                  .                 1 pint,
j>»           Idem b ü geopende ?.adclwondcn.
\Vi;;.-:'>:;jn.
.
5 Pïn*.
Jenever.
.
.
T _____
Bronwater
Aluin.
.
• •
4 clraehraa.
Vitriool - 0
Hi
lic.
erin
de
corn
presfen nat ge ir
iaakt.
Voorts gebruikt men om de cttcnng te bevorderen n°. 75
en 76.
             Indiende nekband aangetast is.
Geest van myrrllÊ, .               .                 1 ons.
Opgelost in kalkwater.                                   * pint.
Om bijna geflotenc wonden verder te
genezen en op te drogen.
Zinkbloemen, (Jtores zïneï) oxydum z'incï) 1 ons.
Reuzel. .
               .               .                 4-----
D4
Te-
-ocr page 449-
5!5                     VOORSCHRIFTEN
9 2 Tegen wild v'ccscli, va 1 fche ontTtckingen
en verzweringen met vui 1 en etter.
Helfehe fteen, (geftnolte falpeter-zour zilver,
(Japls infernalis,") nitras argenti fu/um,') i draebma.
Ontbonden in overgehaald water.
                        4 oneen.
In verouderde vuile zweer en.
Kamillen met plant, bladen en bloemen in water gekookt,
en dit ter dikte van honig uitgedampt; een draclima met
2 oocen water vermengd, en met plukfel op de wonden
g . . gd.
qo            Middel tegen f i s t e 1 s , (pijpzweren •)
Teer, gcfmoltcn.           . . 2 ponden.
bijgevoegd:
Terebinthfl'n.                  . , 6 oneen.
Honig. . ,                               . 6 --------
vervolgens van liet   vuur nemende, en nog
warm zgnde, voege men er by:
Spaanscli groen.            . . 1 ons.
, Gene z e n d en wond ft een in wonden, kwet-
ringen en zadel druk k en.
Aluin.           .                 o                 .                   3 oneen.
Witte vitriool, (zwavelzure zink,) vltriolum
album,") sulphas zittel.)             .                   3 ______
Armenifclicn bolus, {bol armen.')                        2           .
Ammoniakzout.              .                 .                   1 ______
Spaanscli groen.              .                 .                   1 ---------
Zilverglid, lythargyrium) oxydumplumbi semi-
vitreum.')                   .                 .                   1 ---------
Tot poeder gefloten en niet een pint putwater, zoo
lang gekookt tot dit geheel vervlogen is. Hier-
van ontbindt men 1 ons in een pond water.
Kneu-
-ocr page 450-
VAN HEELMIDDELEN.           57
111 koud e g e z w e 11 e 11, na k 11 e u z i 11 g e n.
Leggers e 11 f c b ij t h a k k e n.
95
Teer,            ,                               .                1 pond.
Groene zeep.                 .               .                1 ,----
Loodwit.                     , •                              i___
gemengd en op een koolvuur beftendig roerende gekookt.
Hiermede driemaal daags fterk ingefmeerd.
Kniczw am.
96
Spaanfcbe vliegen.
Euphorbium - gom»
Oprément.
Tcrebinthflii - olie.
Reuzel. .
4 drachma
4 --------
1 ons.
1--------
i,
Spaanfcbe vliegen.         .               >                 4 drachma.
Euphorbium - gom. .                                4 .
Vloeibare ammoniak . (spir. sal. amm. caust,")
amm, liq.~)                .               .                 I ons
Geest van vitriool.        .
Roode rièergeplofte kwik.
Terebintbijn - olie. ( .
Reuzel.
                   KS
Braakwijnfteen
Reuzel, .
4 drachme..
2 ons.
4.
D5
-ocr page 451-
58               VOORSCHRIFTEN
In verhardingen na kneuzingen en witte
zwelling der knie.
Groene vitriool.
Blaauwe vitriool.
Aluin.
          . '
Spaansch groen.
Ammoniakzout.
4 oneen.
a --------
8--------
4 drachma.
Tot poeder gefloten, in een aarde vat op gloeiende koo-
ien gefmolttn , voorts bekoeld en na 24 uur fijn gefloten.
Eene ens in twee ponden water opgelost; tot kou-
de o!' warme omflagen,
By klierverbarding tot verdeeling.
Kwikzalf. .
Braakwijnftecn.
Reuzel.
         .
1 ons,
4 drachma.
1 ons.
B Ü verouderde gezwellen, tot voortbren-
gen van ontfteking en op slorp ing.
Kwikzalf.
Braakwijnfteen.
Spaanfche vliegcnzalf.
Kupliorbiumgom.
Terebinthjjnolie.
Reuzel, .
Zu-
-ocr page 452-
VAN HEELMIDDELEN.
59
97 Zure zeepachtige balfemin kneuzingen
en koude gezwellen.
a.
Vitriool - olie.                                                     I ons.
Terebinthfjn olie.          .                 .                   2------
Lijnjlie. ...                   4 ------
Dit in eene aarde pot gemengd, en wanneer de
öpbrnisfching geëindigd, en net koud geworden .
is, voege men er zoo veel ft rke brandewijn
by3 tot het eene melkwitte kleur aanneemt.
i.
Peeskvvetfing.
Extrakt van lood en water; zeepgeeèt en geest van kam-
(er. 84, g,
c,
Kwetfing in den h alfterk et en.
Thedens wondwatcr of extrakt van lood met water. 84,
g, en ƒ.
qg               Blaauw water in voetwonden.
Blaauwe vitriool. <                         .                    j ons.
Ammoniakzout,               .                 .                  ij------
Spaansch groen.               .                 ,                    j ------
Kalk water.                      .                 .                   a. pint.
Bewarende hetzelve in eene welgeflotene flesch.
Voorts n°. 82 en 83.
Ver-
-ocr page 453-
6a
VOORSCHRIFTEN
Verrekkingen en verftui kingen.
99                                In geringe.
Geest van kamfer.
Terebinthij'n
- olie.
2 oneen,
i ---------
ioo
Aluin.          .               .               #
i ons.
Ammoniakzout.             .               .
Blaauwe vitriool,          .               .
Jenever.                                                         , pint#
Hiermede eene band-breede zwachtel bevoebtiad.
IOI                                       b<
In v c r r e k k i n geit e o !; n e u zingen.
Geest v:tn kamfer.                     . .                 2 oncerto
Gceit van anitnoniaUzont.              .                 j _____
TerebintBgn-olie.          .
Wünazijn. .
j02                   Verdeelend afkook fel.
Kamillen bloemen.        .               .                 4 drachma.
Duizendblad.                 .               .                 4 draclima,
Jeneverbezien.               .               .                 .______
Gekookt in wtfnazüu. .                .                      ;nt.
Water, doorgegoten en bijgedaan,                    i _____,
Ammoniakzout.             .               .                 i ons.
Ge-
-ocr page 454-
VAN HEELMIDDELS N.
Gezwoltenc achterbeen en.
Extrakt van lood.
Geest van kamfer.
Geest van ammoniakzout.
TerebinthSn - olie.
Putwater.
           .
% oneen;
i -----------
t               
pint.
Boeglainroigheid, gaHen, enz.
104
Steen - olie.
Terebinthifn - olie.
Laurier - olie,
1 ons.
Oogmiddelen.
105
1 drachma.
1 pint.
Braakwijnfteen.
Vlicrbloem - aftrekfel.
O o g o n t f t c k i n g.
106
Putwater, warm gemaakt.
Geest van kamfer.
         .
Extrakt van lood.
Atnmoniakrout.
              .
1  pint..
2  ons.
2------
107
Zuiver Ammoniakzout.
Gezuiverd fpaanscli ^roen.
Ontbonden in vvjjnazjjn.
1 ons.
8
grein.
8 oneen.
I08
kt van lood.
Koud putwater.
4 drachma.
3 oneen.
Of
-ocr page 455-
M                  VOORSCHRIFTEN.
of
Putwater. .                 .                                     , ]1011.,#
Aluin.           .                                                       x (1:v
Witte vitriool.               .                 .                   , _______
Loodzuiker, azjuztrai lood,  Qach. saiurni,)
(_acetis plumbi,~) .                 ,                   j _______
iop                                    Etteroog.
Ongezoutene boter. •                 .                   2 oneen.
Roode neergeplofte kwik.                .                   t drachma.
Om uitwendig mede te (meren.
110
Opgehevene bijtende kwik.               .                  ia grein.
Rozenwater.                  .                  .                 ia oneen.
Om uitwendig mede te wastenen.
III                      Vliezen op de oogen.
*.
Armenifchen bolus. .                  .                   l ons>
Witte zuiker.                 .                 ,                   j —1_
Wrjnfteeiii'oom.               .                 .                    1 ------
Tot een fijn poeder gemaakt,  lietwclkc men in het
002 ftrooit.
Ammoniakzout. . . 4 dr-
Witte vitriool.
               .                  .                    ' -----------
In een bierglas water opgelost en in het oop
fpoten.
Scher-
-ocr page 456-
VAN HEELMIDDELEN.          63
Hl                         Scherpe tranen.
Zuiver wynfteenzout, (jal. tertaripur.)          i drachma.
ontbonden in :
Rozenwater.
                 .               .                 4 oneen.
U3 In oogontftekingen met verzwakking
[g e p a a r d.
a.
Wolverlci» blo omen. •                1 oneen.
Kamillen • bl. .               • 2 --------
gekookt in 4 pinten water, doorgezygd en
bfjgevoegd:
Witte vitriool, .               . 1 drachma.
00 lianen kompreslen.
Dit pare men inwendig met  een verfterkend middel.
b.
Wolverlei - bloemen. . ,                 4 drachma.
Baldriaan-w. . .                 3 oneen.
Met honig tot een  flïkbrok,   dagelijks in drie
giften.
-ocr page 457-
Bepaling der hoeveelheden en overeenkomst der gemes-
kundige gewigten en maten , met de oudere er. nieuwe.
---------------—»—&-^_i---------------
Daar liet in de geneeskunde van liet hoogfte belati
alles te vermijden, war. tot dwalingen aanleiding
kunnen geven, zullen de volgende ophelderingen geenzina
overbodig gekeurd kunnen worden , welke ZOO de ver-
fcliïllende giften in de bijgevoegde aanwijzing der genees-
middelen, als de betrekking tastenen de gewone, (pfficina-
le)
en de nieuwe maten en g.wigten, ten onderwerp
hebben.
De in deze aanwijzing opgegevene giften, zijn wat de
gering ft e betreft, diegene welke gewouelijk in eene
reis in één voorfclirift worden gebezigd en toegediend,
terwijl de hoogfte hoeveelheid diegene is, tot
welke men, naar omftandighcden; door herhaalde toedie-
ning dagelijks kan opklimmen; Voorts hebbe men te
bemerken , dat wortels , zaden en fommige basten , meestal
in vaste zetfftandiglicid, de kruiden, houten en veelal de
basten in aftrekfel of afkookfel, en de gommen en harsten
in de oplosfingvan ecnig geestrijk vocht worden toegediend.
Daar alle nedendaagfche franfehc veeartfenijkunjigen,
bij hunne voorfebriften het nieuwe ftelfel van maten en
gewigten hebben gevolgd , is het bijna eene behoefte deze
te kennen, om van hunne aanwijzingen vrucht te kunnen
trekken; men dient dus te weten, dat omtrent:
I gewoon pond (fg) of iö ons is gelijk \ kilogramme {nieuw 61)
3 oneen ($) • • • • ----------1 liectogrammc (ons")
I ons of 2 lood (8 drachm )-----------3 decagrammen.
9 drachma (£) . . . ---------1 decagram (lood~)
I ----------- of 3 fcbropelsO -----------4- grammen.
1 fc'nrupel O) of flo grein-----------10 deeigrammen.
18 grein......-----------1 gramme (wigtj'e,')
a------......-----------1 decigramme.
1 pint. ...... . ■ ■ i litrc (kun.')
-ocr page 458-
AANWIJZING EN BENAMINGEN
der voornaamfte geneesmiddelen die in de paarden a rtfenijk unde gebezigd worden.
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN
-----»-*-
Ci
/. Uit het P LAN TEN RIJ K.
A. Wortels welke In poeder moeten gegeven
worden.
Hoogjtitjche,
alantswurzel.
angelik ■w.
baldrian j kaïfcn - w.
galgant- w.
gelber enziati- w'
quecken - W.
eibisen - w«
ronde osterlU(Cy ■ w.
jalappe-
ruhrwurz.
kalmus - W.
kletten-w.
liirberöthe, k-app.
tollbeere, tolkW«he.
nclkehvüiz.1.
weisfe nieswuiJ.
i babarber.
virginianifrhe fcblangen-w,
farrenkraut - vj
zichoreij we-ntart,
zaunrübe! gicirübe.
arnica, wolfejtó.
tormentil - w.
mcerzwiebel.
zittvver- w.
füszholz.
Nederduvfche.
gewone Latijnfche.
* i Alands - w.
(5
enulla campana. (helenium
* 2 Angelika • w.
("
angelika.
* 3 Bridriasn- w.
(2
valeriana fylvestris.
4 Galgantb-w.
(1
galanga.
* 5 Gentiaan-w. (roode (i
gentiana.
6 Gras - w.
(12
granlen.
' 7 Heemst-ofalthea-w
■(38
althéa.
♦ 8 Holweiul, osterl
jcie.
aris'.oloclna.
* 9 Jaiappen.
Ci7
jalappa.
ïo Jpecacuanha.
ipecacuanba.
*n Kalmus•ta.
Ca
calamus aromaticus.
12 Klisten-w.
bardana.
*I3 Meekrap.
rubia tinctorum.
V4 Nachtfchade • w.
(31
belladonna.
*'5 Naaciiu'uid-wortel
(2
caryopbyllata.
16 Nies-wortel, (witte
helleborus albus.
17 Rabarber.
(9
rhabarbarum.
ia Slangen -w.
(3
ferpentaria virginiana.
io Varen.w.
filix raas.
ao suii;cvij. w.
cichorium.
ai Wilden wijngaard
- w.
bryonia.
*»a Wolverfei-w.valk
•uid.
arnica.
a3 Tormentil. w.
Cao
tormentilla.
24 Zee - ajuin • w.
iciila.
!5 Zedoar- w.
(4
zedoaria. t
a6 Zoethout.
liquiritia.
Franfche.
atinée.
an.elique.
valerianen
galanga.
gedtiane.
chiendent.
guimauve.
aristoloche ronde.
jalappe.
ipecacuanba.
calament
bardane, glouteron.
garance.
belladonne.
la bénoitc.
ellebore blanc.
rbubaibe.
serpentaire.
fougière.
cichorée.
couleuvrée.
bétoine des möjwagncs,
tormcntille.
scille.
zcdoire.
réglissc.
volgens Linnens,
innla belenium.
ang arcbangelica.
valeriana officinalis.
maranta galanga.
gent. lutea.
triticum repens.
altii. officin.
arist. rotunda.
convolvulus jalapp. (?)
psychotria emetica.
acorus calamus.
arctium lappa»
rub. tinct.
atropa bcllad.
geum urbanum.
veratrum album,
rbei. fpecics.
aristolochia ferp.
polypodium F. mas.
cichorium intibne.
bryonia alba, vel. dteca
arn. montana.
            (jac1-
torm. erecta.
fcilla nmritima.
kaetnpfer.rotnnd.s.am. zed.
gfyzyrrhiza offic.
uitwendig.
i ons tot 2
**
-ocr page 459-
2:)                                                                  ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET PLANTENRÏJK.
B. kruiden met of zonder bloemen.
hoeveelh. der giften daags-
meest uitwendig.
| ons tot 4 oneen.
1------tot 4---------
1 ------tot 4 --------
1 fchr. tot 3 dr. meest uitW'
| ons tot 3 oneen.
|------ tor 3 ---------
1 ------ tot 3 --------
1 ------ tot 4---------
3 di\ tot 3 --------
Hoogduitfche,
odermenning.
weritnuth.
oebfenzung, boretsch.
barenklauen.
bilfenkraut.
fchaafgarbe,
taufcndgülden - kr.
gefegneter distel, carde ben.
glaskraut, tag 11 nachtkr.
gauchheil.
osterlucie.
malve, pappel.
chamlllen.
fiebeiklee.
fchierllng.
lattich.
lavendel, fpiek.
majoran.
hUnerbisz, mauer - ratite.
pfciTer ■ miinzc.
posmarin.
rlieinfarn.
falbey.
fennen - blattcr.
taback.
otber fingerbut.
holluuder.
raute.
euphorbium.
....
fiigebaum.
gwo/je LatiJHfJic.
agrimonia.
abfinthium vuipre.
borrago.
acantlms.
l;yoscyamus nSer.
millefolium.
centaurea mimr.
cardus beneditus.
parietaria.
anagallis.
(zie boven: lolwortel 8)
mal va.
chamcemelum Vulgare,
tiiiolium fibrnuni.
cicuta.
lactua.
lavendnla,
niajorana.
ruta nuuaria.
incntha piperfa,
rosmarinus.
tanacetum.
falvia.
iennas folia.
nicotïana.
dis-Kalis purpurea; folia.
flor. fambaci'
ruta.
enphorbiunj,
flor amica.
fabina
Nederduitfche,
27 Agvimonie              Oq
*28 Alzem (blad, en krop.
20 Bernage.                 O?
3° Serenklaauw.
3i Bilzeiikriiid             (H
*32 Daizendblad.          (39
"33 DuizÊltólguIdérikr. (28
*34 Gezegenden discel. (61
35 Glaskïuïd.
*36 Guichciliei!.
*37 Holwortel bladen. (8
\*38 Kaasjes-k. m;ilva. (7
*39 Kamillen bloemen.
♦40 Koorts of vvaterkl. (2g
*4i Kervel, (wilde
42  Latuw.                   (35
43  Lavendel.               (.-
44  Majol|jn.                (49
45  Munrkruid.             (^
*4<5 Pepermunt.
*4? Rofemarijn.            {A0
*4S Rijnvaren.              (g3
*49 Saüj.                      (47
*5° Senebladen.
51 Tabak.
*5a Vingerkruid- (purper
53  Vlierblocmen. (35
54  Wynru't.
;;5 Wolfsnicik.
*5° Wolveriei b!.e«w, (as
" Loom.
Franje'ie.
aij*rcmoine.
abfinthe.
böurrache.
branche ursine, acanthe.
i-isquiame.
millefeuille.
petite centaürée.
chardon bcnit.
cassc pierre, parietaire.
tnouron,
id.
mauve.
camomille.
mciiiantbe, (trefie aquatiq.
ciguS.
Saituë.
lavande.
marjolaine.
rue des murs, mouron.
menthe poivrée,
romarin.
tanaise.
saugc.
du sennd.
tabac-
digitale pourprée.
sureau.
rue.
euphorbe.
zie boven, (wolverleiwort.)
sabin».
volgens Linnens.
agr. eunatoria.
artemifia abs.
borrago offic.
acanth. inollis.
hysc niger.
achill«a millef.
gentiana centaurium.
centaurea benedicta,
pariet, offic.
a arvenfis.
id.
m fylvestris rotunda folia.
matricaria cnamomilla.
taeniantes trifoliata.
conium maculatum.
lactua 1'ativa.
1 fpica
origanum maj.
adiantum album.
mentha fpecies,
rosm. officin.
tanac. vuig.
falv. offic.
casfïa fenna.
nicot. tabacum.
digit. purp.
fambucus nigra.
r graveolens.
euph. offic.
arnica mont.
juniperus fab
10 grein tot 2 drachma.
1 ons tot 8 oneen.
§------tot i| or,s en uit*
§ dr. tot 4 dr. uitw.
§ ons tot 3 oneen.
1 dr. tot 1 ■
-ocr page 460-
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET PLANTENRIJK.                                                                (3
C. Houten en basten.
Hoegduitfche-
feuerfchwamni-
eichenrinde.
zirnmt.
cascarille» rinde#
fieber rinie.
lorbeer -1.
rosskastanie-r*
frauzofeniiolz.
die ausfere g''üne fchale
der unteife «*]lnüsk'
pomeranaen fclialen-
weiden-rinde,bruchweide.r.
! «slandifches m°os'
hoeyeelh. der giften daags.
uitwendig.
f ons tot i§ ons.
2 di'. tot 2 ------
2  — tot ii -----
1 ons tot 4 ——
3  dr. tot 2------
1 ons tot 6 ------
1 — tot 3 — in aftr.
I — tot il------in aftr.
Pranfche.
de 1'amidou. (agaric
chéne.
canelle.
cascarille.
quinquina.
laurier-
maroimier d'inde.
bois saint. s. guajac
noix corneaux.
écofce d'orange.
saule-
liclien islandique.
Nederduiïfche,
♦58 Eikenzwam.
*59 Eikenbast*              (64
60  Kaneel.
61  Kaskaril,               (67
62  Koortsbast.            (68
63  LaurierWst.
'64 Paardcitfastanjeb. (59
*<>5 Poklioui-
'66 Okkeniootbast. (59
67 Oranjcfchillen.
•68 Wilgenb. (laurier*
"69 IJsIandfche mos,
70 Houtskool,
gewone hatijnfehe.
agaricus.
cortex quercus.
--------- cinnamotni.
--------- cascarillEe.
•--------china?. (cperuvian.
--------- laurea.
--------- hippo - castani.
ligni guajaci rafura.
putamen nucu juglandum.
cortex aurantiorutn.
-------- falix laurea.
licbén islatidicus.
volgens Linnens,
boletus incarilus.
querc. robur.
laurus cinnam.
croton cascarrilbe.
cintliona officin.
Iaur. nobilis.
assculus iiippocastanum.
guajac. offic.
juglans regia.
citrus aurantkitn.
fal. pentandra.
1. isl.
1 — tot
li
1 tot
6
1 tot
8
1 — tot
4
D. Zaden en vruchten-
2 dr. tot ij ons.
§ ons tot 4 ------
1 tot 4 ------
1  dr. tot 1 ------
J ons tot 3 -----
2  dr. tot i|------
als bijvoegfel afgekookt.
3  dr. tot 2 oneen,
1 fchr. tot 2 draebma.
ons tot 2 oneen,
i — tot 2------
dr. tot ii------
2 — tot 6 drachina.
2 — tot \\ ons.
1 fchr. tot 1 draclima.
1   ons tot 6 oneen.
2  dr. tot 6 drachina;
*7i Anijsz^::ï.
(;«
fenien anifi.
pimpinella anifuui.
anis.
*72 Fienegnek.
(77
------ feenu - grasetttn.
trigonella fcnu -gractim.
focn'Jgi'ec. sénégM'0;
73 HèntrfP-
------ cannabis.
cannabis fativa.
dU cnanvre.
74 S'. ignatius boon
ii.
fabas s'. ignatH,
ftrygnos ignacis.
fê'ves de s<. ignace.
*75 Jeneverbezicn.
bacese juniper.
juniperus communis.
baies de genièv'e-
76 Laujier - bez.
Cr.-;
--------lauri.
Iaur- nobilis.
(zie boveaO
*77 Lijnzaad.
femen lini.
Iinurti ufitatisümum.
grain du Hn.
*78 Kofflijn-z.
(7'
-----carvi.
carum carvi.
carvi-
79 Kra»noogen, braal
vIlOï.
nuces vomicas.
ftrychnos nux vonica.
noix v°miqnes.
*8o Mosterd - z.
fem. finapeos.
finapis nigra et alba.
moutarde.
81 Petcrfelie • Z.
-:-----petroftlini.
aprum petrofelinum.
persil-
82 Venkel. z,
'83 'II'; I -vui;;c| -z.
C/I
.—- ftenicöll.
anethum foeniculum.
phellandrum aquaticum.
fenouil.
—'-------aquatique.
------■ aquatici.
84 Wormkruid. z.
(48
------ fantonici.
artemiQa contra. (?)
seinen contra.
85 Doornappel'
datura ftrammonium.
.
datura itramonium-
'<!'> Eil
glandes quercus.
(zie boven n°, 59.)
id.
87 Galnoten.
gaUae,
. . .
• . "
1
boven v.°. 64)
id.
id.
anisfaamen.
üokshorn-s>
hanff.
ignatius bobnen.
wacbboljerbeei'cn-
lorbeer-b.
lcinfaamen.'
maltenkSfflBiel»
kvaheiiaugen.
fenf.
peterfelie.
fenchcl.
wasferfencbel.
würmfamen.
tollapfel.
id.
gallapfeln.
id.
-ocr page 461-
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET PLANTENKIJK.
4)
Z). Natuurlijk verdikte fap
volgens Linntus.
aloë perfoliata.
en harsten.
Hoogduitfche,
aloë.
ammoniak - harz.
arabifcher gumme.
japonifche erde.
tragant - gumme.
drachenblut.
ftinkender asfant, teufclsdr.
id.
coloplionium , geigenharz.
kamfer.
id.
mastik.
opium,
pech.
guanj'ac - harz.
glanzend ofenruss,
terpentin,
theer.
pen, gommen
Franfche,
aloës.
gomme ammoniaque.
gumme arabique,
cachou.
gumm. dragantli.
sang. dragon.
assa fétide,
id.
colophone, pix réfine.
camphrc.
id.
du mastic.
opium.
poix.
résine de guajac.
suie de cheminë.
téi'ébentliine,
goudron.
Hederduitfchc
*  89 Aloë. (lever-
*  90 Ammoniak - gom.
9I Arabifche - g. f>
p2 Cachou.
               (65
93  Draganth-g. (8(5
94  Drakenkloed,
» 95 Duivelsdrek.
96  Euph. Cwolfsmelk>g
97  Harst.
» 98 Kamfer.
99 Mrjrrhe.
100 Mastik.
*ioi Opium.
102  Pik.
103  Pokhout - gom.
*io4 Schoorfteenroet.
*ie>5 Terebinthijn. (venet,
106 Teer.
hoeveelfi, der giften daags»
l ons tot i ons.
i — tot 1 ------
gelijk heemstw.
zie okkernootbast,
§ ons tot ij ons.
1  fchr. tot a fchr.
| dr. tot 1 ons.
uitwendig.
id,
§ dr. tot i ons.
uitwendig,
id.
15 gr. tot 1 dracluua.
uitwendig.
3 dr. tot 1 on*.
J ons tot 2 —
2  — tot 1 ------
uitwendig.
gewoaloë hep
(onbekend tot nu toe.)
mimofa nilotica,
catechu.
astragalus trag.
dracasna draco.
ferula asa foet.
(zie boven 55.)
pinus abies.
laurus camphora.
id.
pistachia lentiscus.
papaver fomniferum.
pinus abies.
guajacum off.
...
pinus larix.
------abies et fylvestris.
gumm. ammoniaciim.
------— arabicum.
cateclui, s terra jtponica.
gumm. tragacanth'
.--------• fanguis draconis.
•--------asa fcetida.
--------- eupliorbiiK*.
coloplionium,
camphora,
myrrhae.
mastiches.
opium.
pix.
gumm, guajac.
fuligo fplendens.
tereb. veneta.
pix liquida.
-ocr page 462-
(5
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET DIEREN- EN DELFSTOFFELIJKE RIJK.
II. Uit het "dierenrijk.
/
Haegduitfihe,
ungefaUeiie butter.
eyerdotter.
honig.
austcrfcbalen.
fchweinefett.
walrath.
fpanifche (liegen.
wachs.
hoeyeelh. der giften daags.
uitwendig.
id.
J ons tot 4 oneen, uitvv.
s — tot z--------
uitwendig.
id.
id.
id.
Fi-anfche.
du beun-e frais.
Ie jaune d'oeuf.
du mièl.
des écailles,
du sain-doux.
blanc de baleine.
des cantbarides.
de la eire.
Kunstbenamingeu.
bos taurus L,
pbafianus gallus L.
apis mellifica L,
ostra edulis L.
fus fcrofa. L.
pbyfeter macrocephalus L.
m loë veficatorius L.
apis mellif L.
gewone Latij.ifclic.
butyrum,
vitellus ovi.
mei vulgare.
conchiE preparatie,
axungia porcina.
fptrma ceti,
cantharides.
ccra.
Nederduitfche,
Ongezoute boter,
fcgerdoren.
ïlonig.
Oesterfchelpen.
beuzel.
Sperma ceti.
Spaanfche vliegen.
Was.
III. Uit hét DELFSTOFFELIJKE RIJK.
tot berookingen.
uitwendig.
io grein tot § dr.
i| ----- tot 3 grein.
a drachma tot i ons.
fcruinfteen.
'Wik.
Oprement.
Wit rattenkruid.
Spiesgfons.
Ijzcrvylfel.
Zwavel, (ruwe
2\vav. bloemen, (gczuiv.zw.
braunflejn.
quekülbci'-
operment.
manganèsc.
hydravgyre.
magneiia nigra,
mercurius.
auripigmemum.
arfenicum album.
antimoniutn cruduin.
liuiatura ferri,
fulphur crudum.
Hores fulpliuris.
oxyd. magnes. nigr. nativ.
hydrargyrum.
arfenicum fulphur,
oxyd. arfen. alb.
fulphuretum ftibü.
ferrum pulveratum.
orpiment. Quclde d'nrsénic
sulfuré jai:;><-.')
acidc arsénieux. (oxide \ arfenik,
u'arsé.iic blanc.')
antim. cvud, {jsulfurc d'an-
tlmoine.')
limaillc de f er.
fpiesglans-rchwofel,
eifenfeiij.
rohcr rci,svefel.
ichivcfoï-bluraen.
du foufre.
fleurs de sójrfre.
tot 4
ï'ulphur depuratum.
***
-ocr page 463-
EBEREIDE GENEESMIDDELEN.
A. Zuren en loogzou ten,
Lalijnfche.
T O
6)
Neierduitfche
hoeveelheid
der giften daagt.
i fchrupel tot 3 fchr.
uitwendig,
idem.
idem.
10 grein tot 30 grein.
10 ----- tot 30 ——.
5 ------ tot 15 -----„
I drachma tot 3 dr,
uitwendig.
1 drachma tot 6 dr.
1 ----------■ tot 4 oneen.
i ----------toto---------
r             '——^ ^^^^^^^^^
ewone                         fcheikund'pge.
Vloeibare ammoniak, j vloeibaar ving bijtend
loogzout.
Hoogduitfche.
falmiakgeist.
potasch.
fchcidewasfer.
attzftein.
fchwefel - faure.
falz - faure.
concentrirte lalz-fiiure
fclieikundige,
ammonia liquida.
potasfa venalis.
acidum nitricum.
potasfa füfa,
acidum fulphuricum.
---------muriaticum.
------muriat.concentraï
Franfche.
atnmoniaque liquide.
potasse.
acide nitrique.
potasse caustiq (pierre
A cautère)
acide sulfurique.
------ muriatique.
----------------contentré.
gewone.
fpir. falis ammon. cum
calce viva.
carbonas potasfa: alca-
linutn.
aqua fortis-
lapis causticusi
oleum vitrioli.
fpir. falis marini.
acidum falis concentr.
Po8tóéb,<gröeiftoffeljjk
vast loogïoüt.)
Sterk water.
Bijtend loogzout.
Vitriool -olie.
Zovu >eesti
Za:»-:1,Be'-'l'üngen zoutg.
koolzure kali.
fafptter ■ zuur.
drooge bijtende kali.
zwavel - zuur.
zeezout ■ zuur.
zamingedr.zeezoHtzuur
£. Middenzou ten zonder metaalachtig beginfel.
Aluin. (ruwe
------ (gebrande
Aaioniakzout.
j)Ubbelzout.
Q\a ibers wonderzout, J
Ilartsboorn - geest.
Gekrist alifeerd gr0ci.
(loffelijk loogz.(fl;M/j
Magnclia.
Geest van tninderer.
Salpeter.
vpjjnfteeiiroom.
Zeezout.
fulphas alumina:.
--------i-------------ustuin
nmrias ammonia:.
fulphas potasf*.
fulpbas foda:.
carbonas ammonia: py-
ro animale liquidum
carbonas potasfa; cris-
tallifatum.
carbonas magnefias.
acetis ammonia: liquid.
nitras potasfa; depur.
tartris ecidula potasfa:,
murias foda:.
alun, (julfate d'alun.)
-----(sulf at e d''alumine
ca iclné.)
sel ammoniac,(marine
d^amoniacP)
tartre vitriolé, (sulfate
de potasse. ~)
sel deglauber, (sulfate
de sou de.)
esprit volatil de corne
decerf^alcali volat.)
alcali végétal doux,
ycarbonate depotasse)
magnéfie, (carbonate
de magnésie )
esprit de mindrepus,
(aedtate ammonia
cal liquide.')
sel de nitre , (piitrate
de potasse )
crêtne de tartre, {tart.
acidulé de potasse.)
sel marin, (jnuriate de
soude.)
alaun.
gebrannter alaun.
falmiak.
vitriolisirter weinftein,
glauber - falz.
hirschhorn - geist.
pnanzen alcali, wein-
ftein - falz.
bitterfalz - erde,
minderers geist, csfig
falmiak,
falpeter.
weinfteinralim.
kochfalz.
aluinen crudum.
---------ustum.
fal ammoniacus.
tartarus vitriolatus,
fal mirabile glauberi.
fpil'itus cornu cervi.
alcali vegetabile.
magntfia albï.
fpiritus nündcreri,
nitrum depuratum.
cremor tartari.
fal culinaris.
zoutzure amuionfiik.
zwavelzure potasch.
----------— foda.
koolzurige brandige
ammoniak.
gckristallifcerde kool-
zure potasch.
koolzure bitteraarde.
azijnzure ammoniak.
falpeterzurc potasch.
zurige wijufteenzure
potasch.
zoutzure foda.
30 grein tot j       „ .
uitwendig.
1 dr.         tot 4 dr.
1 ons tot 4 oneen.
tot
tot 3.
-ocr page 464-
T O E B E R. E I D E G E N E E 5 M I D D E L E N.             r                                                          (.7
C. Bereidingen uit metalen.
Latijnfche,
flederduilfche.
hoeveelhelt
der giften daagt'
§ dr. tot 2 dr.
5 — tot io gr.
en uitwendig.
uitwendig,
id.
io gr. tot 3 fchr.
i fchr. tot ij dr.
Hoogduitfcke.
brechweinftein.
ajtzender quekfilber fu-
blimat.
rottier pracipitat.
Wejsfer quekfilber pra-
cipitat.
vtffüsit-s quekfilber.
mioeral - kermes.
fcheikundige.
tartris potasfa; ftibiata.
nmrias hydrargyri oxy-
dati.
oxydum hydrargyri nU
tratum.
ïnurias hydrargyri am-
moniacale.
murias hydrargyri oxy-
dulati.
hydro - fulphuretum
oxyduli ftibii.
aceris plumbi liquida
concern: rata.
acetis plumbi.
oxydum plumbi carbo-
iiatvim.
fulp'm return hydrargy.
.. rum.
1'utpiiU ' tum potasfa;.
alcaiin m
fcheikundige,
gefpiesglaiwde wynfteen
zure potasch.
zoutzure kwik.
Franfche.
émétique, tartrite
antimonii de potasse')
sublhné corrosif, 0''"'
riate de meïcure
surox'génér)
précipité rouge, (pxiAe
de meratre rouge.
précipitéblanc^fwew»-
riate nmmoniacal.
mercuredoux {raurtate
de mefcurg doux.~)
kermes uiiuéral, Qoxide
d' aittlmoine hydro-
sulfuré rouge,')
vinaigre ou extrait de
saturne, {cicètite de
plomb concentH.
sel de saturne, Qacétit6
deplomb critallisé.)
cérusse , {pxide de
plomb carbonné.~)
sethiöps minéral Qsulfa-
retioir da mèr.cttt*<\
foije ie souffre ,(>«/ƒ«/"'
depotasse,
verd de^ gris, (Qxtöe
de cuivre )
foije d'air imoine, (oxf-
ded'antiw.sulture".)
pierre infernale, Qtüra-
te d' argenrfétidu')
cinuabre-anificicli(*B(-
fürë rouge de mereure
vitriol bleu, (Jtftótf*'*'
cuivre.X
vitriol bianc, Quifate
de zinc)
vkiioiweït,Cs!UJatede
litharge, Coxidede
plombiemt-vttreusO
flèurs de zi«c ; (oxide
de zfrfï. '_
soufrc doré, {soufre .
d' anttmoinc hydro-'
gèuéO
sulfure de fer.
gewone.
tartarits emeticus.
mercurius fublimatus
corroiivus.
merc. praseip, ruber.
------prsscipitatus albus
------dulcis, calomel,
kermes mineralis.
extractum faturni.
faccharüm faturni.
cerusfa.
sethiöps mineralis,
hepar fulphuris alcali-
num.
viride a;ris,
hepar antimonii.
lapis infernalis.
cinnaberis factitia.
vitriolum cupri,
----------- album.
----------- marris.
lithafgijriünit
florcs zinci.
fulphm: auratum anti-
monii.
jetbiops martialis.
gewone.
Braakwjjnfteen.
Kwik, (bijtende opge-
hevene
Kwik, (roodc neerge
plofte
Kwik, (witte neergepl.
Kwik. (zoete
Kermes, (mijnftolTelijke
Lood . extrakt.
Lood - zuiker.
Loodwit.
^loor, (nüjnftoffeHjke
''otasch zwavel lev, met
eene groeiftoffel, loog-
houtige grondftof.
"{•aansch - groen.
fwsghns zwavellever,
Ste«l, (hclfche
V«'mi!iioe!i.
V»riool, (blaauwe.
^triool, (witte
"riool, (zuivere ijzer-
gefalpeterzuurÜ kwik-
verzuurfel
zoutzure ammoniakale
kwik.
ouvolkomene zoutzure
verzuurde kwik.
waterftoffig verzuurde
fpiesglans.
vloeibaar azijnzuur lood
bley-extrakt.
blcy-zucker.
biey-weiss.
qll;;i;lilbeintolii'.
fcbVefelleber.
grijn-fpan.
i'pjesglansleber.
hb]lenftein,
ziniiober
kupfér- vitriol.
zink- °der weisfer vi-
' tfio1- . . ,
ejf-fo-vitriol.
filbcrgiatte.
zinkblumen.
goidfarbiger fpiesglans-
jthwefel.
ftahl- fchwcfel.
uitwendig.
id.
id.
id.
meest inw. i tot 6 dr.
id.
3 dr. tot 3 oneen,
uitwendig,
id. meest.
id.
id.
id,
id.
id.
15 gr- tot " fchi''
2 — 8 drachma.
en meer gezwaveld,
azijnzuur lood.
azijnzuur verzuurd lood
zwarte gezwavelde
kwik.
gezwavelde potasch.
azijnzuur koper.
gezwavelde fpiesglans
bevattende potasch.
gefmoltcn falpeterzuur
zilver.
roodc gezwavelde kwik
zwavelzuur koper.
zwavelzure zink. (fpi-
autetO
zwavelzuur y'zcri
f
azijnzuur verzuurd, half
verglaasd lood.
verzuurde fpiauter.
gezwavelde verzuurde
fpiesglans met water-
Hot.
zwavelijzer.
cupi'um v.'
am.
rulphuretutn ,)uEas:a;
fti! iatum
i: as arcehti fufutn.
fulp luretum hydrargyri
rubfum
fulpbas cupri.
--------zinci.
-------- ferri.
oxydum plumbi femi-
Vitrciini.
oxydum zinci.
fulphuretum oxyduli
ltibii hydrogenatum.
ferrum fulplmratum.
Z
Qverglid.
2'«kb!
oeinen.
2**vel. (g0lId.
2wi"el, (ftaal-
gefpicsglansd en minder gezwaveld, daarentegen is de goudzwavel minder gefpiesglansd
ftaat.
*-i De my lift off e lij ke k enne s is ra
terwj}! de fpiesglansraoor uk kwik en fpiesglans, en de mijnftoffel|jke uit kwik en zwavel b
***
-ocr page 465-
TOEBEREIDE GENEESMIDDELEN.
8)
D. Extrakten en co n f er ven.
Nederdfiitfche.
Latijnfche.
hoeyeelhetd
der giften daags.
i ons tot 2 oneen.
Scheikundige.
extractum lïqniritise.
Franfche.
extrait de niglise.
(yre
rob de bayes de génie-
— de sureau.
Scheikundige.
gewone,
2octhcmtdrop.
jeneverbEzien conferf.
Vlierbezien conferf
Iioogdr.itfok:.
eingedickter ftissholz-
faft.
wachhoUlermus.
hollundermiiss.
gewone.
fuecns liquiritise depu-
ratns.
rob. juuiperi»
------ fambuci.
I
tot
4
.-------
I
tot
4
■£. Azijn- en wijn op los f ing e n.
oxymel Brnplex. . . . | oxitnel simple.
—■----- (ctlliticum. I oxymel fcilte.
               | -------- scillitique.
F. Af trek fels, (tincturen.')
Enkele honig - azgn.
Zee-ajuin honig - azijn.
zuurhonia
faucrhor.ig.
meerzwiebel - honig.
2 — tOt 6
i — tot 4
Tinktuur van aloë, |
•----------van mrjrrhe.
•---------- van fp. vlieg.
Moutofkoom-brandew
Brandewijn of wijngeest.
wangees<ovèrgei,aald
--------(voorloop van)
---------Mat 'kamfer.
Hoifinans droppCieni
■9 m
tinct. aloé's,
• • •
teinture d'aloës.
aloë - tinktur.
uitwendig.
• •
------ myrrta}.
. • •
--------! de myrrhe.
myrrhe -tinktur.
id.
------cantharidüm.
G. Geesten
.3~ ------fcu«..:j«-
fpanifche flieaen-tin':r.
id.
en overgehaalde wateren.
* • •
fpir. frumenti.
• " •
eau de vie de grain.
kornbrandtwein.
meest uitwendig.
• -• •
------ vini.
• • •
eau de vie.
brandtwein.
id.
* • •
------------rectificatus.
.
esprit de vin.
wéingeist.
id.
* • •
alcohol.
• ■ •
alcoöl.
ftarkester weingeist.
id.
• • •
fpir. vini camphoratus.
eau de vie camnhré.
kamfer -fpiritus.
id.
ryngeestige zwavel*-
liquor anodynus mine-
jether fulphuricus alco-
liqueur minerale de hoff-
verfüsfter fchwefel-
J ons tot 2 oneen
tlier.
ralis.
holicus.
, mann, (ether sulfu-
riaue alcoölïsé.~)
geist. ,
-----------— falpeter.
fpir. nitri. dulcis.
------nitricus alcoholi-
esprit denitre dulcifié,
----------falpetergcist.
3 dr. tot i ons.
aether.
cus.
(jiitrïqüe alcoölisé,'}
.
-----faponis.
. . •
esprit de savon.
feifen -fpiritus.
uitwendig.
Verzoete falpcterg
eest.
Zeepgcest.
-ocr page 466-
TOEBEREIDE GENEESMIDDELEN.
(9
H. ZAMENGESTELDE WATEREN.
Nederduitfche.
Latijnfche.
gewone,
filaauvv water.
fcheikundige.
gewone.
fcheikundige.
franfche.
Hoogduitjche.
gehruik
• • • ■
aqua cerulea.
liquor cupri ammoniaci.
eau sapliii'ine.
vitriol - wasfer.
uitwendig.
Dytend water.
Vi>tcr van goulard.
.
------phagadenica.
----- mnriat. hydrarg.
------ phagadénique.
phagad. wundwasfer.
id.
.
------goulardi.
------ acetitis plumbi.
-----. de goulard.
blei - wasfer.
id.
Kal'<-water.
^at« van rabel.
. . .
----- calcis.
. • »
------ de cliaux.
Ualch - wasfer.
meest uitweiidi
. • •
------rabelii.
acid. fuif. alcoh.
acide futfarique aL
rabels - wasfer.
id.
V\Tn
coölift-
"idwater van Theden
Örquebufade.)
• • •
------traumatica thede-
nii.
mixtura vnlneraria aci-
da.
eau vulnéraire de the-
den.
Thedens wundwasfer.
uitwendig.
OLIËN.
0ln- of olijf-olie.
tin - olie.
"Wier-olie.
ap-olie.
Steen -olie>
Terebinth«n-0He>
oleum olivarum.
-------- lini.
-------- lauii,
-------- rseparum,
--------• petra;,
i
■-------- therebintinace-
um astliereuni.
huile d'olive.
------ de Hn.
.___ de laurier.
___. de navette.
pétréole.
huile de terébenthine,
baumoel,
leinoel.
lorbeeroel.
rüboel.
fteinoel,
terpentinoeL
meest uitwendig.
id.
uitwendig.
id.
. id.
van 2 dr. tot i once.
Z E E P E N.
Groene zeep.
"Witte zeep.
grünefeife3fclimierfeife i uitweiidiii.
fapo viridus.
—~venetus fivealbus,
du savon noir.
——— blanc.
vveisfe feife.
meest uitwendig.
****
-ocr page 467-
TOEBEREIDE GENEESMIDDELEN.
10)
L, BALZEMS, ZALVEN, SMEERSELS, em
Nedcvd,
■■itjche.
Latijnfche'.
Franfche.
Hoogduitfche.
gewone.
kheikitniigi.
gewone.
fcheikundtge.
gebruik.
Althéa - balfem.
balf. althass.
• • •
onguent de la mèfe.
eibisch ■ falbe.
uitwendig.
BaflHkum - zalf.
unguent.. bafilicum.
ung. picis.
--------de bafilicum.
bafilicum - falbe.
id.
Ettering bevorderende-
ung. exchans, vulgo
— terebinthinacemn»
digestif- falbe.
id.
zatf.
digeftivum.
Hecht - pleister.
'
empl, adhsefivum.
empl. refinofum.
emplatre agglutinatif.
heft - pilaster.
fd.
Loodwit-zalf.
ung. cerusfss.
ung. oxydiplumbi carb.
.
bley- falbe.
id.
Uitw. Icvensbalfem,
balfamum vita; exter-
num.
• ' « .
baume.de vie externe.
ausicrlicber lebensbal-
fem.
id.
Laurier - zalf.
ung. nervinunj.
ung. laurinum.
onguent de laurier.
lorbeer- falbe.
id,
Kwik ■ zalf.
ung. rnercur. casruleum,
— oxyduli hydrargy-
mercurial-falbe.
id.
UICICUIILI,
neapolitauum.
ri.
Opodeldok -balfem.
balf. opodeldoch.
linim. fapon. camphor.
baume d'opodeldoque,
feifetl - baifem.
id.
Kalmëy -zall. -
ung. grifcum, five cum
lapide calamin.
ung. zinci.
...
calmey - falbe.
id.
peru - balfem.
,
balf. peruvianum.
• • .
baume de perou.
peruvianifcher balfem.
id.
gpaanfche vliegen zalf
en pleister.
ung. vel emplastr. vefi-
cator.
ung. vel empl. cantha.
ridum.
ong. ou emplatre vé-
sicatoire.
fpanifche fliegen-falbe.
id.
Spaanschgroen • zalf.
-— segyptiacum.
— acetitis cupri cum
inclle.
— de verd de gris.
grünfpan - falbe.
id.
Zwav ,-lzalf.
-----ad rcabiem.
— fulphuratum.
— antipsorique-oucon-
tre la gale.
krarzfalbc.
1
id.
-ocr page 468-
BENAMINGEN
der voornaamfte ziekten, toevallen en ge-
breken waaraan het paard onderhevig is.
Ziekten die bijzonder de waterraten, de klieren en
deflijm afzonderende vliezen aandoen.
Nederduitsch. -              Fransch,                     Haogduitsch,
De verkoudheid.            la morfondure, catar- {bengel.
rhe, rhume, (coryza)
De waterzucht, alge- hydropisie ,univcrselle, die wasrerfucht, alge-
meens , plaatfelijke. locale, (anasarque ,i meine, örtliche.
oedème.')
Klierziekte.
                   tubercules, scrofulcs. fcrofeln.
Klierverhardingen.         squirres.                        drüfenverhfirtung.
De droes.                      la gourme,                     drufe, kropf.
De kwade droes.           la raorve, (ozène,~) roz.
De worm.                      Ie farcin.                       wurm.
Ziekten die bijzonder de gevoels- en bewegings*
werktuigen of de zenuwen en fpieren
aandoen.
De zen u w e n.
De kolder, (tazm&e, phréneve, manie.
ftiileO
De duizeligheid-             1c vertigc.
Eene beroerte.               apoplexie ,
De vallende ziekte. 1'épilcpsie.
koller (razender, dun:-
koller.
fchwindel.
der fchlag.
die fallende fucht.
Onbewegelijkheid.
De dolle hondsbeet.
'mnvioh'iiitéQcalalepsie') ei'ftarrung.
Hïz%s,Q'hydropho$ie) die hundswuth.
R hen mat ieke en krampachtige toevallen.
De jigt.
Zinkingen.
Rheumatismus,
Vei'vangcnhcid.
Ia goutte.
fluxions,
rheumatisme.
h foiirbure.
die gicht.
flüsfe.
rheumatismus. (genbeid
relie, verfchlag, verfan»
-ocr page 469-
BENAMINGEN
Nederduitsch,                Fransch.                  HóógSüitsch.
Verlamming.                la paralysie. •             lahmung.
De klem.                    Ie tetanus, mal de eerf. die klemme, maulfpev-
re, hirschkrankheit.
De kramp.
                  Ie spasrSc.                   krampf.
Stijfheid der voorbee- cbeval froid ou éprïs fteifheit der vorderbei»
nen.
                            des epaulcsj                 ue.
Ziekten der levenswerktuigen,
Van bet h o o f d.
De ontfteking der her- 1'inflammatioft du eer- gelmneiitzündung.
fenen.
                         veau, (cephatUls,^
Der a d e m li a 1 i n g s- en b 1 o e d o m 1 o o p s w e r k t ui g e n,
Ontfteking der keel. 1'angine, rinflammati-halsentzündung, brau-
on du gosier.               ne.
Die der oorklieren of les parotides.               feifeln, ohrdrüfën - ge»
dc vfjvel.                                                      fchwtilst.
Ontfteking van het hart. cardite.                       herz - entzündung.
Het zjjdewéé of die la plcurésie , courba- brustfell - entzündung.
van bet borstvlies. ture.
De longontfteking.
        la peripneumoiiie.         lungen - entzündung.
De longtering.             la pulmonie , phthisie. lungenfucht, lungen-
fiiule.
De borstwaterzuelit. 1'liydropisie de poitri- brustwasferfucht.
ne, Qiydro-l1do?üx~)
Kortademigheid, of dam* ia pousse, 1'asthme. licrzfclilachtigkeit,eng.
Digheid.                                                        brüstigkeit, dampf.
Blazen, fnuivcn.          cornard,si(ïïeur, halley. blafer.
De koest.                    la toux.                       busten.
Verftikking,                 asphyxie.                     erftickung.
Toevallen der werktuigen tot fpijs ver te cring en
afzondering.
lïiibbcnbyter.               tiqueur.                       kopper, krippenbeisfer.
Cmverdüweiijkbeid. indigestion,                  unverdaulichkeit.
Verlorene eetlust.         dégóut.                        ekel.
-ocr page 470-
DER VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
Nsderduitsch.
Hondshonger.
Maagontltcking.
Darmontfteking.
Het buik wee.
Leverontfteking,
Geelzucht.
Haarballen in den maag.
De loop.
De bloedioop.
De fpijs- ofcliijlloop.
Vetfmelteu.
Wormen.
Buikwaterzucht.
Wind- of trommelïucht
Opllopping van water.
Koude pis, louterstal.
Ontftcking der nieren.
Honigpis.
Pisloop.
Bloedpis.
Zaadloop.
Blaas- gal- darmftee-
nen.
Vermagering of ver-
branding.
Uittering.
Frans ch.
faim canine Qoulimos')
gastrite.
enterite.
la colique.
Iiepatice,
la jaunisse.
gobbes.          (diarrhée.
Ie cours de ventre, la
la dyssemerie/
la Hènterie.
gras fondu ,de voyément.
vers.
1'hydropisie du bas
ventre (ascite.y
Ie mcte'orisrac.
la rétention d' urine,
QscUurie.~)
la difficulté d'uriner,
inflammation des rog-
nons. (nephrite.)
diabetes.
incontinence d'urinc.
Iiématurie.
dispr-rmatismc.
calcul urinaire, biliaire,
des intestins (cystites,
lythiasis, biliatis.')
cheval fortrait, (jitro-
phie.y
marasmé.
Höogduitschi
heiszhunger.
magei) entzündung.
gedann - entzündung.
darmgicht, bauchgrim-
leber entzündung.(men.
die gelbfueht.
haarbaïlen.
durchfall.
ruhr.
bauchfluss.
fcttfchmelzeiT.
würraet.
die bauchwasferfiicht.
trommelfucht.
harn-vcrhaltung,
kalte pisfe.
nieren-cntzündung.
die harnruhr.
der harnflusz. J
blutharnen.
famenflusz.
blafcn- gallen darmftei-
né<
die fchuur.
abzehrung.
K oort f en.
De koorts.                     la fièvre.                        das fieber.
Ontftckingskoorts, fièvre inflammatoire , das cntzündungs-fieber.
Cf, angiotenique,~)
-ocr page 471-
BENAMINGEN
Nederduitsch.                  Fransclu                    Hoogduitsch»
Rotkoorts.                     fievreputride, (f.ady- das faulfieber."
nainiqnc.~)
Pestkoons, legerltoorts f. pestilcntiellc, Qady- pestbcule, kriegspest,
siamicoataxique.')         karfunkelkrankheit.
Zenuwkoorts.                 fièvre nerveuse, (J.a- das nervenfieber.
taxiqiie.')
Spaanfche hoofdziekte. lc mal d'espagne,
          die fpanifche kopf>
krankheit.
Galkoorts.
                     ï.b\Uus2(jnemngo-gas- das gallenfieber.
triquc')
Slijinkoorts.
                   f, muqueuse ,pituitaire, das fchleimfieber.
catarrbalc, (_adenO -
meningéc.~)
Uitterende koorts, f. hectïque.
                    das zehrfieber.
Uitwendige toevallen.
eine wunde.
ein gefchwür,
ein blutfluss.
blutergiessung,
die entzündung.
die eiterung.
die rofe,
der brand.
der hospitalbrand.
der bcinfrass.
der knochenbrand.
fchwaromigtes fleisch.
ein beinbruch.
ein darm- nabel- leis-
tenbruch.
waslcr- wind - fleisch-
bruch.
fclmenknotcn.
K n e h.
Eene wond.
Eene zweer.
Eene blocdftorting.
Eene bloedontvaüng.
De ontfteking.
De ettering.
De roos.
Het verderf, koud vuur
Het hospitaal -verfterf.
Beenbederf.
Het becnverfteif.
Wild vleesch.
Eene beenbreuk.
Eene darm- navel- Hes.
breuk.
Een water- wind-
vlcescb- breuk.
Pcesfcnobbels.
nne playe.
ulcére.
1'hémorrhagie.
écliimose.
rinflammation.
la suppuration.
l'érisipèlc.
la gfflgïhn&.(.sphacète')
gangrène nosocomiale,
la carie des os.
nécrose.
chair morte,
unc fracture.
une hcniie ingüinale,
ombilicaie, &c.
une hydrocêic; pneu-
matocèle, sarco-cèle,
STiHgliOllS.
-ocr page 472-
DER VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
Kneuzingen.
Fransch.
Nederduitsc/i,
Hoogduitscb.
quetfcliung.
fatteldruck.
brandflecken.
fehnenklapp.
Kneuzing.                      contusion.
Kwetfing door den  za- mal.de garot.
del.
Brandvjekken,
                des cors.
Pceskwetfing.                ncrfFerrure.
Ver rekkingen.
cffort.
entorse.
luxation.
claudication.
écart.
effort des hanches.
effort. des reins.
böuleté.
verrekking.
Verftuiking.
Ontwrichting,
Kreupelheid.
Boeglam.
Heuplam.
Kruislam.
Ovcrkoot.
ausdehnurig.
verftauchung,
verrenkung.
lahmung.
buglahm.
hüftlabm.
kreuzlahm»
iiebcrkothig.
verrenkung des kugel»
gelenks.
Verftuiking van liet ko- mémarctrare.
gelgewricbi,
Gezwellen.
plilegmoi).                      entzündungs gefchwulst
sqnirre, glandes.            driifengcfchwuls:.
anthrax, bubon.            pestbeule,
mal d'oreillei (ptalgie) oliren-gefchwulst.
Ia taupe ou tcstudine. maulwurf oder fchild-
krötengefcbwulst.
les parotides ou avives. die feifeln.
listulc 'de la saignée adcrlassfistel,
du col.
Ie fc-vc ou Ie lampas, voller racbc, der frosch.
(JpuUde,')
Qntftekingsgezwel.
Kiiergezvvel.
Pestbuil.
Oorgczwel.
Nekgezwel, (de mol
of varent.)
Oorklicrzwelling, (de
vg velen.)
Laatfistel aan den bals-
bloedader.
Zwelling van hetverhc-
melte, (bet hangen
van den rooster,)
Gezweilenin den mond.
Borstgezwel.
barbillons, aphtes.
avantcocur.
* a
Inmgerzitzen, fröfche,
brust - gefchwulst.
Bloed-
-ocr page 473-
E' NAMINGEN
B
Hoogduitscli,
blutgefetawür.
balg- oder fackgefchw.
fchlagadergefcirmilst.
adergefchwulst,krampf-
ader.
wasfergefchwulst.
angcfchwollcne fchen-
keln and fchlauch.
gelenk -wasferiuclit.
windgcfchwulst.
polypen.
mierduitsch.                    Fransch.
Bloedzweer.                   furoncle.
Spek- ofzakgezwellen. tumeurs,kiste, loupe
Slagadergezweï.
             anéurisme.
Adergezwel.                   varice.
Watergezwcllen.            oedéme
Gezwollene beenen en jambes et fourreau enflé
koker.
Gcwricbts waterzuebt. bydrarthre.
Windgezwel.
                  emphyseme.
Slijmpropgezwel.            polype.
Koude gczwcl-lcn en b e cnu i t wasfen.
ftollbeole.
piephacke.
hafenhacke.
felinengallcn.
flussgallet
loupe.
capelct ou passe-cam-
jardon.                Cpane.
vcssigons,
molettes.
jarret enflé.
éparvin de boeuf.
varice.
éparvin sec.
courbe.
éparvin.
saros,
osselet, fusée.
forme.
pnrreaux, verruc.
exostose.
ancbylose.
ossification.
Huidziekten.
Ie gala.
les dartres.
Legger.
Schjjthak.
Hazenbak.
Pcesgallen.
Vlotgallen.
Gezwollene waai.
Koe- of bolfpat.
Bloed- of aderfpat.
Hanenfpat,
Vjeengezwcl aan net
Beenfpat.Cfc'^'!l:eU'CLT'
Overheen, fclievelbeeh.
Klósfen.
Overhocf.
Wratten.
Een beenuitwas.
Ken beenvergroefling.
Vetbéening.
rprung-
(gelenk.
gefchwollenes
ochfenfpatt.
aderfpatt.
l>ahticnfpatt,lialinentritt
beingefchwulst, kurbe
beinfpatt.
ueberbein.
fpindeln.
fchale,leisteii, ringbein.
warzen.
beinauswuchs.
gelenkverwacbfung.
verknöcheruBgi
die raude.
die trockene inude.
De fchurft.
De drooge fchurft.
De
-ocr page 474-
T> E R VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
Hoogduitse!?,
die manen-raude»
raspen.
id.
die manke.
flraubfuss. (beulen.
fommcrbculen , bitz-
ausfchlagskrankheit.
bui ie.
Ncdsrduïlsch.                   Fransch.
Ie roux vieux.
malandres.
solandres, crevasses.
les eaux aux jambes,
peigne.
ébullition.
De mancnfchuvic.
Barsten.
Kloven.
Mok.
Egelsvoet.
Zonierliuilen, uitfla:
Uitflag , uitbottings- exantbème.
ziekte.
Luizen.
                          maladle pédiculaire
V o e t g e b r c k e ij.
Voetkwetfing.
clou de rue.
fussfticb.
Vernagelen.
cnclomirc.
vernagelen.
zwanghuf.
Klemlioel'.
encastelure.
Volvoet.
pied comblé.
vollhuf.
Hoef knobbel.
oignon.
Imf-auswiiclïS.
Hoefhollirtg.
fourmillière.
huf-böhlung,
liornspalt.
Kwartiervoet.
seime.
Cfuss
Osfcnvoet.
pied de uoeuf.
oclifenklaue ,
oebfen
S teengallen.
bleimes.
fteingallen.
Voctzvveer, (vut.)
javart, (pa na ris,')
kronen - gefchwulst.
Kraakbeenfistel,
savart cartilagineux.
knorpelfistel.
Kroonbctrappint.
atteinte.
kronentritt.
Afvallen des bo
m.
avalure. (cliette
abfallen des buis.
Rotftraal.
itrablfaule.
Vijgwratten.
porreaux.
feigwarzen.
Kijk oF padgezw
el.
He OU crapaudine.
kröte.
Voctl;anker.
cancer au pied.
fusskrebs.
Verballen of vei
pellen
sole battue.
verballen.
Ooggebrek cd.
Zwelling der oogleden, aiflure des paupières. anfcliwellung der au-
genlieder.
Oogontfteking,
               opbthalmie.                    augen - entznndüng.
Ooglidszweer.                orgelet.                          augenlids - gefchwttr.
oog.
-ocr page 475-
BENAMINGEN DER VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
Roogduitsch.
augengefchwür. (fels.
gefchwuISt des augap-
entzündung der augen-
-haut.
verletzung der horn-
haut.
verdunklung der horn-
haut, augenfell.
augenflecken.
verdunklung der wass-
richten feuchtigkeit.
mond blindhcit.
thriinaug.
der graue ftaar.
der fchwarze ftaar.
tagblind.
kurzfichtigkeit.
Fransch.
anchylops.
exophthalmie,
inflammatijon de la con-
jonctivc.
lésion de la cornée,
transparante.
opacité de la cornée
(dragon )
tachede lacornée(7««-
coma,~)
opacité de l'humeur
aqueuse.
cbéval lunatique,
epiphora.
la cataractc.
amaurose,la gouttesc-
reine.
nyctalopie.
myopie.
Nederduitse'!.
Oogzwecr.
Oogbolszwelling.
Ontfteking van het
bindvlies.
Kwetfing van liet hoorn-
vlies.
Verduistering van het
hoornvlies.
Oog- of hoornvlies-
vlekken.
Verduistering van. het
waterachtige vocht.
Maanoogen.               '
Traanoog.
De graauwe ftaar.
De zwarte (laar.
Dagblindheid.
Bijziendheid.
-ocr page 476-
VERKLARING
\
DER
PLATEN.
P L A A T I.
ytmettttgen.
Verbeeldt de wijze om da aderlatingen, liet ingeven der genees-
middelen en het nedefwerpen van hei; paard te vemgten ,
benevci::; de werktuigen tot verzekering van hetzelve.
Fig. I. a. Vertoont de wijze hoedanig de aderlating aan da
halsBloedader verrfgt wordt.
1.   Plaatfing der hand met het lancet, en aanwijzing
der plaats waar de aderlating gefchiedt.
2.  Wijze om den laatband te bevestigen.
b. Wijze om het paard door ftrikken neder te wer-
pen, waarbij de kluisters met ringen om de vier
beeiien worden gelegd, en de koord .aan die van
den linker voorvoet bevestigd, door alle rfegep
heengaande, aldaar te voornkijn komt, om de
bcenen te zamen te kunnen trekken.
te, L e d ere g e v o e d e r de k 1 u is t e r met dubbele
ringen, door welke de koorden gaan, en die van
zelve afvallen.
* 4                                     *. lil ais-
-ocr page 477-
VERKLARING D E R PLATEN.
i. Kluister met één ring en gesp, welke dient wanneer
men gedurende de bewerkiug eene der beenen moet los-
maken. ^
c. De boute praam.
i. Van eene koord voorzien.
2. De fteel welke tevens tot een klopper bij het aderlate»
dient.
d. De m o'n d r o o s t e r.
i. Het gedeelte dat den mond des paards opent.
2. Het handvat.
«.Het werktuig tot b er o o kingen.
a.'i. Het komfoor waarin het vuur of een gloeiend
ijzer geplaatst wordt.
2.  Deszelfs handvat of fteel.
b. Het gedeelte dat men over hetzelve heenzet.
3.  Deszelfs bovenftc gedeelte, dat met
4.  De flahgSWÖZe pijp eindigt.
5.  Schuif' ao opening tot inwerpen der berookings • poe-
ders.
Fig. 2. Verbeeldt de wijze hoedanig de dranken aan een paard
ingegeven moeten worden.
PLAAT
-ocr page 478-
TI.RKLAMNG DER PLATEN.
PLAAT II.
Heelkunde.
fcrbeeldt de wjfze hoedanig de verfcliillende verbanden ge-
leed
, en op welke eene wijze en waar ter plaatfe het! j
b r a n d e n verrigt moet worden.
Verbanden.
i. Achtvormig hoofd ver band, waaronder men de kom-
presfen plaatst, zoo bij de mol of vareat, het trepane-
ren, als by de ooggebreken of eenige been verbrijzel ing.
s. Half ter als een hoofdgeftel gevormd en met nestelgaten
voorzien, om de verbandftukken op hunne plaats te doen
blijven.
j. Verbanden voor liet 1 ij r, om de kompresfen voor onder*
fclieidene ligcliaamswonden te bevestigen.
4< Kruisverband voor de knie.
5.  Kruisverband voor de waai.
6.   K o o t v e r b a n d.
7- Verband voor de hoef- en k r o o n b e t r a p p i n g e 11.
Het branden.
a. Het branden van den fchouder.
b- Van de knie- of f m e er f c b ij f.
e. Branden van de binnenzijde der waai, met ftrepeii
en punten.
d. Dat van het koot- en kroonge Wïicht met fchuin*
febe ftreepen en punten.
* £                                            e. Va»
-ocr page 479-
VERKLARING DER PLATEN.
e. Van de buigpees en liet been, niet evenwijdige rejt-
ftandige lijnen.
.f.. Van de gallen der voorbeenen, met punten.
PLAAT
-ocr page 480-
VIR.KLAR.ING
DER V L A T E N.
PLAAT III.
Metlkiindige werktuigen.
Vertoont de onderfcheidene werktuigen tot liet verrigten der
aderlatingen en het zetten van dragten.
S0T*i Dezelve zijn alle, uitgenomen de brandijzers, op
de helft der natuurlijke groote afgebeeld.
Een aderlaat-lancet.
a.   De kling.
b.  De pr.r.t.
e. De koker.
De aderlating f n e p p e r.
a.   Dezelve links -\
b.  regts en inwendig \ te zien.
c.  Van voren                »>
i. Het lancet.,
2. De   veer.
j. De   aftrekker.
4.  De  veer van denzelven.
5,  De   kopere doos die het lancet en de veer bevat,
en regts met eene fchuif geopend ca gefloten ka»
worden.
» De
-ocr page 481-
VERKLARING DER PLATIS,
j. De fontenel- of fetonnaald,
a.  De fcherpe.
b.  De platte.
i. De punt.
s. Het platte gedeelte.
3.  De oogen tot doorfteken vtn den band.
4.  De fchroef.
5.  De moer waarmede beide ftukken veïeenigd worden.
7 L A A T
.
-ocr page 482-
VERKLARING DER HATEN.
PLAAT IV.
Heelkundig! ■werktuigen»
Verbeeldt de vcvfcliiHende foorten van mesvormige vverkiiigea
bij de paarden - heelkunde in gebruik.
Fig. 4. Een fchalpel of infnijdingsmcs met een vast recht.
a.  De kling.
b.  Het hecht.
5.    Eene 'gebogene puntige b i s t o u r i e.
6.    Eene fpitfe twecfnijdige bistourie.
7.    Eene bistourie met ronde fileede.
a.  Het heft.
b.  De kling welke even als bij andere bistourien ■.usfehea
bet heft bevat wordt.
3. Eene kromme infnijdings -bistourie.
9. Eene diergcïyke met een knopje aan de punt,
[loe fmesfen. •
10.    Een hoefmes of hoef-bistouric.
11.    Het gr oef mes tot openen der zool.
)ren ~)
a. Van vo
. t» zien.
b. Van ter -
:r zijde j '
1 D«
-ocr page 483-
VERKLARING DER PLATEN.
i. De omgebogene tweeledige punt.
Fi'T. iz. Met m ijr t enbl advormige mes.
a. Van voren 7
b. Van ter z^ao C tC Z1C11'
13. Ecu gebogen links hoefmes.
PLAAT
-ocr page 484-
rjM^tU
VERKLARING' DER P L A T E N.
PLAAT V.
Heelkundige werktuig*».
Verbeeldt onderfcheidene heelkundige werktuigen en
b r a n d ij z e r s.
Fig. 14. De gebogen e infnydings fcliaart
a. Van voren.
h. Van ter zijde.
15. De kromme infnijdings f c ha ar.
i(J. De g e g r o e f d e f o n d e.
17.    liet pincet.
n. Van ter zijde.
U. Van boven.
De b r a n d ij 7. e r s.
18.    De mesvormige brandijzers.
a.  Het vierkante mesvormige.
1.  Het ijzer.
2.  De ijzerelrcel.
3.  De boute greep.
b. Het bolvormige.
c.  Het mesvormige.
50. De
-ocr page 485-
VERKLARING- DER PLATEN.
Fis. 19. De puntige en platte brandijzers.
d.  Het puntige of peervovmige.
e.  Het fpitfei
g. Het fi vormige tot het fchroeijen der ftaart bv het
. 1 [i
so. De w o i) <i naai d a n.
De
;               . De driekani punt.
^