\
|
||||||
HANDBOEK
|
||||||
DER
|
||||||
PAARDENKENNïS.
|
||||||
Qé
HANDBOEK |
||||||||||||||||
ER
'^7 |
||||||||||||||||
0 . <-
|
||||||||||||||||
PAARDENRENNIS,
|
||||||||||||||||
toor den BURGER- in KRIJGSSÏAND,
|
||||||||||||||||
DOOR
|
||||||||||||||||
C. A. GEISWEIT van der NETTEN,
MAJOOR BIJ DE KAVALLERIJ EN INSTRUC-
TEUR BIJ DE KONING L IJ KE MILITAIRE. K.IJDSCIIÜO L. |
||||||||||||||||
H. DEEL.
|
||||||||||||||||
JiEVATTENDE DE OEZOWDIiEIDSBEWARINO E M
GENEESWIJS VAN SE ZIEKTEN DER, PAARDEN |
||||||||||||||||
l8l7.
|
||||||||||||||||
INLEIDING.
|
|||||
jfJ.oe zeer liet nnauwkcurig volgen der voorfchviften
der gezondheidskunde, aanmerkelijk het getal der ziek- ten vermindert, die uit hunne verwaarloczïng ontfprui- ten, verfchilt nogtans de levenswijs des paards, in den getemden ftaat te zeer van dien der vrije natuur, dan dat zij deszelfs gezondheid in dezen, even min als in genen, zouden ftoren, en al ware het zelfs, dat de ken- nis en waarneming der gezondheidsregels voldoende mog- ten zijn, ter afwending diergène welke uit hunne ver- zuimenis ontftaan, zoude dit Hechts een ongenoegzaam behoedmiddel ter hunner geheele voorkoming opleveren, daar de dienst welke de mensen van hetzelve vordert, vaak tot eene behandeling noopt, welke door deze re- gels volftrekt gewrnakt, zoo in levenswijze als voeding het tegenover gefielde is dergene die door haar voorge- * fclirei
|
|||||
IN t EIOl N C.
fchreven wordt-, en die met deszelfs hatuurftaaï het
meeste overeen ftemt. Bovenal zijn 'het de krijgs- paarden bij welke de drang der omftandigheden, niet alleen de oplettende waarneming dezer voorfchriften in den weg ftaat, e;; daasdoor den kiem tot eene menig- te ongefteldh den legt, maar hen dagelijks aaneen aan- tal befchadigingen blj^ot fielt, d^e zij als onaffcheidelij- ke gevolgen des oorlogs met den krijgsman gemeen hebben, en welke volftrekt genees-en heelkundige hulp vcreifchen. Dit zij genoeg om de kennis der middelen ter genezing dezer öngefteldhèdea volftrekt noodzake- lijk, en in die evenredigheid belangrijker te doen be- fehouwen, als het aantal bekwame paardenartfen zeldza- mer is, en daardoor veelal flechts de keuze over blijft, ttisfchèn de genezing des zoo nuttigen paards aan de onkunde toe te vertrouwen, of haar alleen aan de na- tuur over te laten; geringe öngefteldhèden, die in den aanvang gemakkelijk hadden kunnen worden weg geno- men, ontaarden dikwerf door zoodanig verzuim in ern- itige ziekten, of" de verkeerde en ondoelmatige behan- deling doet vele anderzins onbeduidende toevallen, maar al te vaak de doodelijkftc gevolgen hebben. I iet verder dan in de dagelijkfche ondervinding be*
Hoeft men de voorbeelden tot ilaving van dit betoog te zoeken; immers hoe vaak gebeurt het niet, dat hec paard
|
||||
INLEIDING.
|
|||||
i des officiers op marsch, dat des burgerlijken rei-
zigers .op weg, of van den landman op zijne afgelege- ne landhoevë, onverhoeds door eene ernftige, fpoedige hu'p vereifciiende ongefteldheid aangetast wordt;, welke is dan niet hunne verlegenheid, en hoe menigmaal heeft niet de ongunftigfte uitllag plaats, indien zij alsdan al- leen van de hulp af hangen, die hen de nabijheid van eenen yeearts verleenen kan, en welke maar al te vaak door zijne verwijdering of mangel aan kunde, te fpade of vruchteloos aangewend wordt, terwijl daarentegen da nadeelige gevolgen grootendeels zouden voorgekomen worden, indien eene aanwijzing tot eigene behandeling der meest voorkomende ziekten en toevallen, in {laat ftelde, in dringende gevallen, de doelmatigfle middelen aan te wenden, en daardoor de fchaarsheid aan waar- lijk bekwame veeartfenijkundige, onfchadelijker te maken. ■ Bovenal en met regt moge men zich verwonderen,
over den lagen trap, waarop het vak der vecartfenijkun- de ziehen een land bevind:, waarin de veeteelt tot eene der hoofdbronnen van welvaart verftrekt, en dat, ter- wijl Holland zich te regt beroemen kan, in de gences- kunde de grootfte mannen te hebbén opgeleverd, deze tak zoodanig terugftaat tegen deszelfs voortgangen in naburige landen, dat het even min de namen van be- * a roem-
|
|||||
INLEIDING.
roemde paardenartfen, als fchriften over dit vak, oiiï
der hi ': voort orengfelen vermag op cc .:, en dar, ind de verhandelingen over eeni*
ge bij . ■ '. .....rpei uitzondert, welke door be-
lgeven, den aandacht der be-
enijkunde overwaardig zijn, de zich alleen 1 je voorfchrift-boek* jes en zamenrapingén onzer verlchte tijden onwaardig,
en de vertalingen der \. tn cour gelat, vi- tet, enz., welke, daar zij 'met de voortgangen der
latere geneeskunde geenen gelijken tred hebben gehou- den, geenszins de algemeene behoefte voldoen kunnen. Beftond er echter ooiteen tijdperk, waarin de middelen
tot gezondheids-bewaring en genezing der paarden ver- diende;-! gewj gefchönken te worden, het is datgene welk wij thans beleven, daar de voorbecldeloos moorddadige oorlogen onzes tijds, eene zoodanige vernieling dezes nuttigen huis- diere hebben te wege gebragt,dat niet alleen deszelfs ra? fen ten eenemaal verbasterd , maar zelfs de ftoeterijen verwoest en uitgeput zijn geworden, waardoor niet alleen des- zelfs prijs tot eene voorbeeldelooze hoogte is geilegen, Maareen goed paard eene wezenlijke zeldzaamheid gewor- den is. |
|||||
Of-
|
|||||
I N L E I D ING.
Offchoon een verlicht bcfhiur, door de ïiadrükkelfïk-
fte pogingen, blijken geeft welke waarde door haar aan
dezen tak wordt gehecht, zal er echter nog een aan- merkelijk tijdvak moéten vcrloopen, alvorens derzelver vruchten tot die rijpheid g;:uje;:, dat zij de algemeen heerfchendé mangel wegnemen kunnen. Het kan derhajve voor ieder die eejige betrekking
op paarden heeft, niet anders dan ten uiterfte belang- rijk zijn, door het ontvangen eener handleiding tot onderfcheiding hunner meest voorkomende ziekten,' en ter aanwending der eenvoudigfte geneeswijze, zich van de zorg ontheven te zien welke iedere ongefteldheid hem moest veroorzaken, waarin hij geen paardeniirts kon raadplegen ofte hulp roepen; en hef. zijn de bo- vengemelde beweegredenen die den fchrijver genoopt hebben tot het wagen eener poging om dezen taak te volbrengen, welke hem tocfcheen niet zoo zeer in het ontwerpen van een volledig zamenftelfel der paardenart- fenijkunde, ais wel in dat van een huis- en handboek te moeten beftaan, dat een ieder ten vraagbaak en raadge- ver konde verftrekken, en tevens ten grondflag dienen tot eene verdere beoefening der veeiirtfenijkunde, tot welks bevordering de opgave der voornaamite werken over dezelve, en tot verftaan der fchrijvers in andere talen, ook de benamingen der geneesmiddelen en ziekten * ^ ia
I
|
||||
INLEIDIN G.
in de latijnfche, franfche en hoogduitfche talen hier bij
gevoegd zijn. Wanneer men den aandacht vestigt op de vereïschté
ftrekking eens zöodanigen werks, en de vorm die nee moest ontvangen om daaraan te beantwoorden, vallen de zwarigheden dadelijk in het oog, die met "deszelfs uitvoering onaffcheidelijk gepaard waren; daar deze hiertoe eene zoodanige inrigting voorfchreef, dat aaö de eene zijde, de min ervarene, voor wien het voorna- me'';!': befiemd was, er nl het bedoelde nut uit konde trekken, zonder dat het hogtans voor meer geoefende geheel nutteloos bleef, en dus door beide met vrucht gebruikt kon worden; moeijelijk was het hierbij de juiste middelweg te houden , zonder de grenslijnen aan de eene of jméerê zijde te overfcbreden, zoodanig dat het voor de eerfte al het vereischte, en voor de laat- fte niets overtolligs bevatte. De verpligting om deze onderfchcidene vorderingen
niee uit het oog te verliezen, maakte aan de eene zijde noodzakelijk tot bevordering der duidelijkheid, over fonimige onderwerpen breedvoeriger uit te weiden, dan voor den meer geoefenden noodig zoude hebben kan- worden geacht, en daarentegen andere over te pen, wiïr kcnrJs het algtu-ear, : ■ '.>■■.': ■/.;■,■.- |
|||
I N L E I D I S Ö.
|
|||||
de komen;. Uit dezen hoofde is geoordeeld dat eeae.
te fijne gefponnene onderfcheiding der ziekten of fpits- vinnige fchifting der toevallen, hier even ten onpas plaats zouden hebben gevonden, als die ongefteldheden welke Hechts zeldzaam voorkomen en moeijelijls te onderfchei» den zijn; zt>o wel als die heelkundige bewerkingen, welke volftrekt de behandeling van eenen ervarenen paardenarts vercifchende , buiten het bereik van C
oefende liggen. Om gelijke redenen, is ook hot be-
fchouwendc gedeelte der ziektekunde(pathologie) voor* bij gegaan, daar dit op veelal betwiste veronderftelliii- gen (hypotliefcn ) gebouwd, niet alleen de vatbaarheid van min geoefende zoude overflijgen, maar hen welligc. in eenen doolhof van tegenflrijdige denkbeelden doen verwarren. Daarentegen mag het noodig worden geacht eenig-
zins breeder te moeten uitweiden in de aanwijzing der onderfcheidings - teekenen, zoo die tusfehen den ftaat van gezondheid en ziekte beftaan, als die de verfchü- lcnde ongefteldheden kenmerken, ten einde door haar geleid, eene doelmatige keuze der geneesmiddelen te doen, welke de voorfchjiften der genees- en heelmidde- len bevatten; wier aantal, dat den ervarener, welligt te groot zal voorkomen, en voor dezen merkelijk ingekort had kunnen worden, voor- de ïningeöefcnde daarom . * 4 ruim» |
|||||
INLEIDING.
ruimfchotiger vonrgefteld is, ten einde deze, welke ze-
ker liet grootfte gedeelte der lezers dezes werks zullen uitmaken, in hun gebrek aan artfenijkundjge wetenfehap- pen te gemoet te komen; tot welk einde ook de bij- gevoegde platen moeten dienen. Het zoude de laatdunkendfte vooringenomenheid ver-
raden, gevoelde niet de fchrijver hoe veel dit v.'erk in waarde zoude hebben gewonnen, ware deszelfs vol- voering door iemand ondernomen, die met alle vakken der artfenijkunde gemeenzaam, deze taak geheel had willen of kunnen afwerken, en daarin niet gelijk hij, door aan dit vak ten eenemaal vreemde werkzaamheden gedurig geftoord was geworden; het zij hem echter ge- oorloofd de hoop te mogen koesteren, dat zijne po- gingen ter uitbreiding eener Errgemeene kunde van dit belangrijk onderwerp, hun doel niet geheel zullen ge- mist hebben, en dat, in afwachting een volkoinener werk dit beter bereike, zij intusfehen het heerfchende ge- brek aan ecne foortgelijke handleiding in onze taal, e enigermate zullen te gemoet komen. Indien er eetrige grond beftaat om deze verwachting
op te mogen bouwen, zoo is dezelve in de krachtda- dige onderfteuning gelegen, welke bij in zijnen arbeid van verfcheidene onzer vcrdieni'celijke geneeskundigen, en
|
||||
INLEIDING.
en. v.izonder van den heer alexahder, Med. Doet.
en Chir. Majoor bij de Koninklijke Militaire School, heeft ontvangen, en die hij niet nalaten kan pligtfclruld'g zijnen opregten dank daarvoor te betuigen; daar niet alleen hunne teregtwijzingen veel hebben tocgebragt om het werk, een geregelder zamenhang te doen verkrijgen, maar zoo door het ophelderen van de denkbeelden des fclirijvers als de mededeeling der hunne nopens den aard en de vereïschte behandeling van onderfcheïdene ziekten, ook het wetenfchappelijke gedeelte belang iter voor meer onderrigte is geworden, waardoor, indien het algemeene oordeel eenige waarde aan dit werk mog- te toekennen, het tevens hun alle aanfpraak geeft, om de algemeene erkentenis,, voor hunne aangewende moei- te te verwachten. ' \ Daar zelden eene eerfte poging anders dan met vele
onvolmaaktheden vergezeld, het doelwit nadert, zij het verre van den fcluijver te verwachten, dat deze iets beter zoude (lagen, of dat hij eene hoogere verwachting koestere, dan dat het goede dat er in bevat mag ; het minder volkomene verfchóoning in de oogen van kunstervarene beöordeelaren zal doen verwerven, en de- ze daarbij de bedoeling des werks, en de klasfe dei- lezers voor welke het beftemd is, wel in Let oog zul- len willen houden. Bewust hoe veel aan dit werk, op eene beperkte
* 5 fchaal |
||||
INLEIDING.
fchaal ontworpen, nog ter volkomenheid ontbreekt,
zullen alle gegronde en onderrigtende te regt wijzngen door liem fteeds met genoegen ontvangen, en van de- zelve een gepast gebruik gemaakt worden, in een blj- voegfel, dat dit handboek ftaat te volgen; terwijl hij diegene wier oordeel zijne onderneming befchouwcn mogt, volftrekt het voorgeftelde doel gemist te heb- ben, dringende uitnoodigt, door zamenftelling eeuer be- tere handleiding, het gebrekkige te verbeteren, dat met iedere eerfte fchrede op eenen nieuwen weg onaffchei- delijk gepaard gaat, eu zich daardoor eene wel verdien- (3? AaWVirüflV nn ■<*& "'»»"»»»» erkentenis te verwervoi. |
||||
JAN w IJ zing der voornaam/ie werken
over de ■paardenkennis en geneeskunde.
|
||||||
JL/aar liet dengenen, welke eene uitgebreidere
kunde in de paardenartfenijkunde wënsctit te ver- werven, dan dit werk hem verleenen kan, ten hoogden belangrijk is, de daartoe gefchikfte bron- nen te kennen, zal de volgende aanwijzing hem voorzeker welkom zijn, daar dezelve die der voor- naamfte en nieuwfte werken bevat, welke over de ondcrfcheidene declen dezer wetenfchap in het licht verfchenen zijn. A. Werken over alle ,deelen der pa.ar-
denkennis, ontleed- en artfenij- kundc. La Fosfc, cours d'hippiatrique, Paris 1772, gr. fol,
met 65 nl. vertaald in liet hOOgduitSCh onder den tij-
tel van: ■ —-—' lehrbegvliT der arzneiknnst, von Knob-
1 a 11 c h, i/88- 4 th. gr. S». met 57 pi. ,
-------------. Dictionnaire raifonné d' hippiatrique, Paris
'7?G- 4 vol. in 8°.
Pil-
|
||||||
i A N ff'IJ Z I N e
|
|||||
J»ilgér, fystomatifrtes handbucli der tlieorctifclie prao
tifche vétéïlnair»,wisfenfchafc, Gicsfen 1804, 4 th. 8>. Profesfor B u s c Ii, fystem. der theorèfïscB pract. vétéri-
nair - wisfênfcbaft, zum behuf academifcher vorleftingen, Marburg ïSoo" —■ 16, 4 th. 8°.
Be lab are BI ai lier, notions fomiémentales de Part vé-
térinaire, traduit de 1'anglais, Paris 1803, 3 vol. in 8°. B. Over de bijzondere hoofdeelen der-
zelve. n") Natuurlijke ge f cli i eden is en uitwendi-
ge kennis van li e c pa a r d. fiaumaiin, über die vorzüglichfte tlieïlen der pierde-
wisfeiifcliaft, Berlin 1815. 2 th, gr. 8°.
Go Ct hard, dasz ganze der Pferdezucht, Erfurtli 1804.
2 th. 8°. Sebald, naturgefchiclite des pferdes. Munchen 1812. 8».
B o u r 5 e I a t, conformation extérieure du clieva!, Paris
1808. 8'. 8.) Gezond-heid'skund e.
A m m o n, tasschenbuch , über die wammg, pfïegung und
behandluög de* pierde, Giesfen 1800*. Wol 1 ft ei n und F ligger., übcr die zucht und vvartung
der kriegs- und bürgcrpfcrde, 'O
|
|||||
VAN W E R K E W.
e.) Over de ontleed- en n a t uu r 1 ij k u n d e in
il e C b ij 2 0 il tl e r. Stubhs, the anatomy of tbc horse, London 176o.gr. lol.
B o ut g e 1 a t. précis anatomique du chcval, Paris 1807.
2 vol. 8°. Girard, anatomie des [animaux domesiiques, Paris 1307.
2 vol 8^. Cu vier, lc^ons d" anatomie conipai-e'e , Paris 1802. 5 vol,
in 8».
Blumenbacli, liandbuch der vergleichende anatomie,
Göttiugen 1 15. 8». dj) Het werk tui ge ljjk e z amen ft el des pa ar ds.
Goiffon en V i n c e n t, mémoire artrficielle Air la té-
éfentation fidele des animaux. i" partie, Ie chcval 3 Paris 1779. 3 vol. in lol. e,~) Kennis der geneesmiddelen.
Bourgelat, mntièra médicale raifonnëe, Paris 103,
2 vol. 8°. Ypci, handboek der matcria mcdica, Amft. 1811. gr.8».
Bouillon ia Grangc, dispenSBre pliarmaco - cbimïqus
a 1'ufagedes élèves des écoles vétérinaires, Paris 1813.S», 10 Vee artfen ij kundige kruid kunde.
V
Kuch o z, maniiel vétérinaire dés plantes. Paris 1799.8»; V e i t k,
|
||||
A A N W Ij Z I N G.
|
|||||
Vei.th, abrisz der krauterkunde fiir thicrarzte imd cecr?»
nomen , -Wien 1813. 8° Oswald, befchrjjvjng en afbeelding der artfenü * gewas»
fen*9 Afflffi. 1795. 6 deelen in 8°. ƒ.) Ziekten-, genees- en heelkunde.
W o 11 fee in, von inserliche krankheiten der fiillen der
kriegs- u bürgcrpferde. ■-----------------bücher der wundarzney der thiere.
Ammon, volftandiges handbuch der practifche pferde-
arzneikunde. Heelbron 1007. s°. Tenncker, handbuch der practifche arzneiinittellehre ,
1798. 2 tl:. <";.
---------------roszarz, 180S. 2 banden gr. 8".
Rohlwes, der tasfclien -pferdenarzt, Berlin 1807. 8°.
Tan;, Iejirbuch der vétérinair- wisfenfehaft, umgearbeitet
durch pro;'-. Bn'schs Frankfort und Lcipzich 1800. 8CI.
t>u:;c», recept"-tasfchenbucli für angehende thicrarzte r
oder befchrêibung der gewöhriliche krankheitert der huus« thi< re , Marburg 1801. 8°. S chr eg er, operations - lehre für thicrarzte.
C. Werken en verhandelingen over on~
de r fc fa e i d e ne deelen der paarden- «0 O ver de gebreken der voeten en het beflag
Jvcrs-
|
|||||
VAN WERKEN.
|
|||||
s t i n g , unterricht zum befchlag und heiluag der ge--
hen der füsze, Göttingen 1794. 3». Col e mans, bemedurogen über den bnu , die erjialtunj
und krauklieiwn des pferdcfüsfes und befchlag, Gies- fen 1804. 8% C! ark e, disfertation on Uie fóot of the hor-.:
fchoeying, Londen j8w. 4°. La F os Te, Guide du mardchal, Paris 1766. 4=. en 8°.
Bonrgelat, esfai 1 et pratique fur in fèrrure,
ard, traite du pied des ankuaux domcstiques et des
i'emires, Paris 3°. J.) Over v erf ch ill en de onderwerpen,
Inftructions vétérinaires par C li a b c r t, Elan d r i n et
Hu z ard, Paris iüoo. 6 vol. 8°. Fromagc de Feugïé, correspondance fur la confer»
vation et 1'arnlioration des aniraaux domcstiques, Paris
1810. Rohlwcs, magazin te die tbterarzneikunde, 1802.41!!,
Ludwicli, auferlefene beytrïge zur thicrarzneikunde,
J-'-ipziei! i786 — 83. 4 tb. 8». Viborg, fammlung von abhandhmgeh fur thicrarzte,
Koppenhagcn. 4 tb. 8°. * enneker, zeitung für die pferdezucht, Tubingen, 1804.
: 1, f-,
Ten.
|
|||||
AANWIJZING VAN WERKEN.
Ten nel; er, Befclireibung auf die leiclitcste art pferdc za
aagliOreB, 8°. A. G. Camper, ablip.ndlung von den lcran!:heitcn öie
zo wolil menfenen ais thieren eigen lind, niet anmerk. en zufatzen ausgeg. durch J. M. Uerbell, Liogen 1-94. |
|||||
IN'
|
|||||
INHOUD.
|
|||||
EERSTE AF DEELING.
OVER DE KENMERKEN VAN DEN STAAT
VAN GEZONDHEID EN ZIEKTE. BI. I. S l. Belangrijkheid en aanwijzing derzelve. . ib»
2. Verfchil der tcekenen, welke liet on.derfclieid tusfchen
den ftaat van ziekte en gezondheid aanwijzen. . a.' De teekenen van gezondheid en ziekte.
3. Wijze waarop men dezelve onderzoekt. . tb,
4. Onderfcheïding der kenteekenen. .••..«• 3*
5. Aanwijzing der uitwendige tcekenen. » • 4.
I. Hoofdd. De teekenen van gezondheid. . 5.
S <5. Over dezelve in het algemeen, en waaruit men ze
ontleent. ..... tb.
Art. 1. De trappen des ouder doms, . ib,
S 7. Welke teekenen dezelve opleveren. . . ib.
Art. 2. De onderfchei dene verrigtingen. 7.
5 8 De 1 e v t;n s ve r r i 31 i n gen, als: de omloop des
blo-eds en de ademhaling .. . • ib.
9' De dierlijke vei'ïigtina;cn: gevoel en beweging t'S.
Ü* § 10,
|
|||||
IN H O 17 D.
| io. De natuurlijke: voeding, ontlastingen en afTcheï*
dmgen .... Blad/:. 9.
Art. 3. De t c m p era m e n t e n. . . io,
§ ii. Welk befluit deze vergunnen. . , ii.
Art. 4. Ce g e f t e 1 d h e i d d e f o n d e r f c h e i d ene
levens werktuigen en 1 i g c h a a m S- d e c j e 11. . , . . 11,
jj iz. Welke teemenen de levensvverktuigen tot gezondheid
opleveren. . . . . -_ - ii.
13. Welke de ligchaamsueelén. . . 13.
II. Hooi'DD. De leekenen van ziekte. . 14.
Art. 1. Kenmerken welke de ] e ven s v e rri g-
ting cn op 1 ev eren. . . ib.
$ 14. Waaruit deze beflaan. . . . ii.
a. De p»U. .... ii,
15. Desxelfs belchrjjving, wijziging en getal. . tb.
16. Onderfcheideqe afwijkingen in den ,llaat van ziekte. 15.
' b. De adtaihaliftg. . . .. 18. 17- Algetneene verdeeling. . ,' ■. ib.
18. Ontierfcheidene keiiteekenen welke de ademhaling op-
levert. ..... IQ. 19. Het hoesten. . , . , aa>
SO. Het proesten en briefchen . . .23. Art. is. De dierlijke verrig tingen. . ib,
§ ar. Te fterke 1 e-vens werkz aamfceidi . ib.
■ aa. Vermeerderde prikkelbaarheid. . . 24.
23. Verminderde prikkelbaarheid, rilling, verilijvcu, kramp,
trekkingen. , . , . ii.
|
||||
INHOUD.
|
||||||||||||
§ 24. Pijn. .... Bladz.
25. Gedaalde levenskracht: vermoeidheid, afge-
matheid , verlamming, gevoelloosheid, beven, zwak- heid. «6. Aangetaste levenskracht
27. Kenmerken door de uitwendige zinnen: gevoel.
fc8. Reuk. . .
29, Gezigt. . .
Ar.t. 3, Dein w endige zinnen. :
J 30. Bewustzijn, gevoelloosheid, razernij, (Jaap. . ART. 4. De na 1:u (f r 1 ij ïc verrtgeinge 11. §31. Honger, dorst, kaauwen, flikkert. .
32. Sp$ rertering; . . . .
33. Ontlastingen: afgang, pis. .
34. Affcheidrngen: fpeekfel, (hot, zweet.
35. liet bloed. . . .
Art. 5. Teek enen der on der f c h ei de nc 1 i g-
c h a a m s d e e 1 e n» . . . $ 36. Verandering yan den omtrek des ligchaams: dikte,
dunte en magerheid ; opzwelling van bijzondere dcelen.
37. Veranderde, temp.ering des li^cliaams: warmte,
hitte, koude en derzélvet' afwisfeling.
• 38. Kemeekenen aan de ledematen- ooren, neus,
mond, tong,, kaakkliexen, borst, buik, voeten,
ftaart, huid, baren. , ,
sq. Uitwendig gedrag: ftaaiv, gaan, liggen, op-
ftaan, onvermogen daartoe,
40. ^ ij rondere ziekte - kenteekonen.
41. Uitwendige ziekte - kenteekeaen. .
|
||||||||||||
5.5.
|
||||||||||||
27.
28. il',
il: 32.
|
||||||||||||
33.
tb.
34-
ii. 3Ö. 88. |
||||||||||||
40.
|
||||||||||||
4a.
|
||||||||||||
40.
tb. |
||||||||||||
TWEE*
|
||||||||||||
I N H O U DS
TWEEDE AFDEELING.
DE ZIEKTEN.
|
|||||||||||||||||||
De torzaken en onder fchei ding der ziekten. BI.
a. Oorzaken der ziekten.
S 4a. Oorzaken der ziekten: verwijderde en naaste.
43. Uit de zes zoogenaamde niet natuurlijke dingen,
|
|||||||||||||||||||
na-
|
|||||||||||||||||||
De lucht, de behandeling, het verblijf, voedfel
pen en waken. De lucht. ....
Hemelftreek en landsgefteldheid. Veib'ijfpl.iatfen. |
|||||||||||||||||||
Te veel rust en arbtid, te flerke infpanningen
|
en
|
||||||||||||||||||
langdurige vermoeienis, . .
Voedfel : ovennaat en gebrek.
Verhinderde ontlastingen en afzonderingen. 44. Scheikundige en werktuigeljjke.
Ziekte - finetftof. Vergiften; delf-, grocifteöelijke, dierlijke.
Werkuiigclijk. Steenen ,'■ wormen, uitwendige befchadigingen, 45. Voorbereidende en verwijderde oorzaken
Aanleg tot ziekte. . . • 46. Gebreken der vorming. . .
Erfelijke, aangebodene, verworvene. . b, Önderfttietdiitg en verdeeling der ziekten,
47. Wezenlijk pnderfcheid.
48. Toevallige onderfcueidlngen.
|
|||||||||||||||||||
49. Volgens de leeftijden, levenswijze, gedachten en
|
jaar-
|
||||||||||||||||||
getijden. . . .
jo. Volgens hun toevallig onderfcheid.
fjl, Naar het getal: in heerfchende, afzonderlijk voorko mende en tasfcbenlooponde, • . |
|||||||||||||||||||
INHOUD.
|
|||||
S 52. Oorfprong: erfelijke, verkregen*. . . 62.
53. Enkelvoudige en zamengeftelde. • • 63.
54. Volgens de plaats: algemeene, plaatfelijke, uit- en
inWendige. . . . • . ib. 55. Naar de toevallen: idiopatifche en fymptomatiscbe. ib.
56. Naar de mededeelfng: in befmetteJijke en niet beiinet-
tende. ..... 64. 57. Naar den tijd van duur: fneleindigende, Qepende. ib.
58. Naar de afwisfeling: aanhoudende, afgaande, wisfclen-
dc, periodieke. .... ib.
59. Naar de levenskracht: vermeerderde, verminderde. ib.
60. Volgens den uitflagi geneesbare, ongeneesfelrjke , terugko-
mende , doodelyke. . . . m . ib. 61. Naar de tijdperken: be^in, toenemen, (land, vermin-
dering en einde der ziekte. . . .65. I. Moofdü. Ziekten welke bijzonder het ge/Iel der
opfiorpende vaten aandoen. . 66.
Art. 1. De droes. *. . . . ib.
§ 62. DcszeU's aard in kut algemeen. . . ib.
63. Algcniecnc oorzaken. . . .67.
64. Verfcuillende trappen: verkoudheid. . ib.
($. De gewone of goedaardige droes. . ib, 66. Deszelfs kenteekenen. . . . 68.
67. Merkteekenen van den toeftand der ziekte. . ib,
68. Onderfcheidene karakters welke dezelve aanneemt. 69.
65. De boosaardige droes. . . 70.
7°- Deszelfs uitgang en kenteekenen. . . ib. 71. Toevallen werfee z!cil v,i:lk d.l;u.by vocgcn. , ?u
72. De verplantfte droes. ' . . ib.
73. De omzwervende droes. . . 72.
74. Over de geneeswijze van den droes in liet algemeen, tb.
75. Over die der verkoudheid af van eenen iigten droes. 73.
1.] vervaardiging der meeldraaken. . 74.
?<. Die vai laardlgen droes. . . ib.
&.] Dampbaden. . , « . ■ 77,
** 3 S 77
|
|||||
ï N Iï O V D.
|
||||||||||||||||
j.] Lavementen. . .
§ 77. D:e van den bo vaardigen droes.
|
Bladz. 75.
jrf. |
|||||||||||||||
4.] Gebruik van kamfer en falpetèr.
78. Van den verplaarfte 1 droes. .
|
||||||||||||||||
79. Behandeling wanneer de ziekte vermindert.
8c, Wanneer een ho^st overbluft. |
||||||||||||||||
Art. 2. De kwade droes. . . .79.
§ 81. Deszelfs aard. .... il'.
• 1 saken en ■ tri. . . . .80.
83. ICenmerken in de drie onderfcheidene trappen dezer
tte. . . . . .il'.
84. Btfzond re ond 1- teekenen. . . 83.
85. Bepaling IJk wordt . ib.
5.] ■ de befmetting gefchiedt. . f 3.
86. Wanneer men den droes als verdacht kan be-
fchouwen. . , . . . il'. 87. Deszeir . . . . 84.
;::;, Geneeswijze van den eigenlijken kwaden droes. ik, 89, daar oe door de veeSrtfenjjkundige aange-
pr > ,-.. S'. P A ul. . ' . . . 8&
90. Door W o t, s t ~in. . . . ii,
5,] Gen:-/ -g'ze van CoLLAlNE, hl den kwa-
den droes en worm aangewend. . 87. Art. 3. De worm. . . . 89.
§ pi. Aard (*■ ■-:■ r zii kte. . . • • '-'■
■11. .... JO,
93. Kenmerken van I n ei enlijke,n worm. . i».
od. Die van den oneigenlijken en deszelfs genezing. 91.
|
||||||||||||||||
II. HOOFD».
|
||||||||||||||||
INHOUD,
|
|||||
II. Hc^fdd. De rheumatieke en krampachtige toeval-
len. . . . BI. 93. Art. i. De rheumatieke of zinkingachiige
toevallen ... . . ib.
S 95. Dercelver onderfcheidene aard en oorzakw. . ib.
96. K am rgene welke met oneftcking verzeW zgn. ib,
97. ' Geneeswijze. . . . .94.
98. ; ;;, onder den naam van omzwerven-
de n droes bekend. . . .. ''•'. <jt). Oorzaken en kenteebenen. . . . ib.
100. Geneeswijze. . . • 95.
ü. VcTVungenheid en jlgt. . . 9<">.
ioi. Deszc ing Van de voorgaande. . ih.
meni .... Ib.
103. Uitflag. . ... . . 97.
104. Oorzaken. . 98.
105. Gene id'tea ze uit te vee! rust ontftaat. . ■ 99.
106. Indie ■ vleten of vermoejjenisfen ze veroorzaken ib.
107. Wanneer v.a aan Hecht b ttag en behandeling der
' Is toe te (thrljven. . . . tot.
100, Langdurig reumatismus of jigt en ftpieid, . 102.
Art. 2. De !: r g m p a ch t ig e toevallen . 104*
S 109. Welke deze zijn. . . . ib.
a. De klem. . . . . ib.
110. Deszelfe befchrijviug. . . • '»•
in- Oorzaken • 105.
112. Geneeswijze. . . . . ib.
b' Dc kramp der beenen, . . . 106. 113. Onderfchej, , . , . . . ib.
114. Oorzaken. .... 10-.
115. Geneeswijze. . . . . ib.
jiö. Uitflag. . . . . . ioü. Hl. Hoofdd. Zichten der levenswerk! uigen. . 109.
Art. 1. ziekten der herfen-en, . ib.
** 4 «. Ont.
|
|||||
■ï N H O U D«
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 3. Ziektes van de werktuigen der
ademhaling. . . 116.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 129. Over dezelve in het algemeen . . ib.
a. De onlflckins der long. . . ib.
§ 130 Verfchiilende foorten der Iongontftekingen. . il,
131. Onderfcheiding in ware en valfche. . . 117.
132. Algemeene befchouwing van derzelver aard en voor-
rfgaande regels ;cr behandeling. . . ib. 13?. Aanwijzingen ter onderfcheiding derzelve • 121.
134. Oorzaken der ware longontfteking. . ii.
135. Die der valfche. ib.
136. Algemeene kenmerken. . . . 122.
137. Ken Leekenen der ware longontfteking. . ib.
i$?>. Die der valfche. . . • 123. 139. Befchouwing* van 'net zoogenaamde Ion gen vuur. 124. 6.J Tijdperken van vermeerderde levenswerkzaam-
heid en verzwakking in outftekiugsziek- ten. .... 'b. S I4«
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INHOUD.
|
||||||
i 140, Voorbehoedmiddelen. . . Bladz. 125.
7.] Voorbeelden van dcrzelver nut. . ib.
141. Wijziging dor geneeswijze. . . 126.
142. Ger.e swijzc der ware longontftekingen in den aan-
vang, .... ib.
143. Behandeling dcrzclve in het tijdperk van verzwak-
king in de val Teli e longontftekingen. . 127.
8,] Middelen in gevreesd verfterf. ib.
144. Uitgang der longonrftekingen. . ; ; . 129.
ï>.~) De dampigheid 145 Dcrzelver bclchrüving. 7 i I3°-
146. Oorzaken. . . , . ib.
147. Kenmerken. ...•'&'•
148. Geneeswijze. . , • . I31»
c-~) De hoest ... ' . . '*. 149. Ondcrfchciding. . . . • tb.
150. Oorzaken. .... 132-
151. Kenmerken en geneeswijze van de droog e hoest. ib.
152. Geneeswijze van de zwakke vochtige en kramp-
achtig e hoest. . . . 133.
Art. 4. Ziekten der ingewanden. . 134-
a.') lier kolijk of buikwee . . ib.
S 153 Desi ''c'iciding. . . . »fr.
154 Algemeenc coevallen en ketueckenen. • ib.
155 Het windkoljjk. ..•»*•
15Ö. Beazelfe genezing. . . • *35- 157.1101 kolijk door verkouding. . . I3<5. Ï58. Het kram,,!;,,, ijk. . , . . <*•
159. Deszelfs «Waken. '...»*.
1C0 Geneeswijze .... 137. 161. Het kohjk door onverteerbaarheid. . 138.
1Ö2. ^.enccsvvijz'-. .... 139-
i*J. De veri'toptheid. . . • ib.
"5 *•>
|
||||||
L.
|
||||||
1 N H O UI).
|
|||||
b.~) De loop. . . , liladz. 140.
$ 164. Deszelfs verfcliillende fooiten. . . ib.
1Ö5. Oorzaken. . . \ . . il/.
166. Onderfclieidings - teekenen. . . . 141.
167. De levcrloop. . . . ib.
1C8. Uit zwakte der verterings - werk tuigen. . Ib. i6(). Het zoogenaamde vctfmeiten. . . ib. 170. De blocdloop. .... 142. 171 Geneeswijze .... ib. 172. Wanneer de loop cen ontftekend karakter bezit. ib.
173. Die van den galschtigen . . . 1.3:
174. Die van den loop uit Jwakte en gebrekkige affcheiding. ib,
175. Die door verandering van voedfel veroorzaakt. ib.
176. Algemeens regels in ziekten der ingewanden, 144.
177. Verftopt- of liardlyvlgheid. . . 1^5.
c.~) Verlorene eetlust. ... il.
178. Regels in het gebruik der middelen om deze te
licrftcllcn, .... ib,
<?.) Wormen, .... 147.
J79. Dcrzclver verdrijving. . . . ib.
Art. 5. Ziekten van de werktuigen der
pisont las ting. . . 14J,
a.~) Opftopp'ing van water. , , ;j
§ 180. Derzelver oorzaken. . . . ib.
181. Kcnteckenen. .... ib,
182. Gcnceswyzc. .... ib.
183. De koude pis of louterflal. . . J49.
IV. Hoofdd. De toevallen door uitwendige oorzaken
voortgebragt, of die zich uitwendig aan het ligchaam vertoonen. . 153. Art. 1. De vergiftigingen. . . ib.
8 184. Derzelver onderfclieidene werking en eigenfdiappea. 151.
*4
|
|||||
O
|
||||||
INHOUD.
|
||||||
«,) De delf [loffelijke vergiften. . Bladz. 151.
185. Waaruit dezelve bcftaan en hunne werking • ib.
186. Tegengiften. . i52«
b.~) ' De groeifloffclijke vergiften. . • ib. 187. Optelling en befchrijving der werking van dezelve, ib,
188. Bijtende plantgiften. . • • *53-
189. Hun tegengift. . . . ib.
c.~) De dierlijke vergiften. . . ib.
190. Waaruit dezelve beftaan. . • 154.
«.) De dolle I: o n (I J b e « t.
191. Dcszelfs geneeswijze. . . . ib,
41 De vergifH|io£tR dooi bt fmctti 15.
191. De befmeuclijke ziekten , . . 155.
Art. 2. De huidziekten. . . 156.
S 193. Onderfcheidiug dcrzelve. . . . ib.
a.~) De fchurft, ... il'.
194. Dcrzclvcr oorzaaken. ... ibt
195. Onderfcheiding. .... ib.
196. Geneeswijze, vooral der vochtige fchurft. . ib.
9.] Middel van profesfoi' dupuitren. 158.
197. Geneeswijze der droog e fchurft en leefregel. 159.
198. De manentehurft. . . • ifio,
b.) Het verharen. . . • 160.
199- Befcliouwing van hetzelve. . • . iK
soo. Waatfcliouwing tegen misbruiken. . . tSf
301. Behandeling der paarden in dit'tijdftip. . 163.
202. Verharen in buitengewone tijden. . '-'•
c.) De luizen. , . . . 164. 203. Oorzaken. , ib.
204. Verdrijving dcrzelve.
Y. TIOOFOD.
|
||||||
G
INHOUD.
V. IIoofdd. Over de koortfen. . Blad?, 165.
Art, 1. Over de koortfen in liet algemeen, ib,
5 205. Derzelver aard. .... ib,
206. Onderfci eiding; .... ii.
Ast, 2. Over de koortfen met verhoog-
dc i c \ .■ n s krac Ii t, (heet e ofont-
ft e kings-koortfen.} . 167.
§ 107. Derzelver aard .... ih,
zz?. Oorzaken, vereischten en loop. . . ib.
2qg Overgang tot verzwakking. . . 168.
21:0. Kenmerken. .... ib,
27i, Beflisfing, fkrifis.) . . . ib
21". Regels tot derzelver genezing . . 169.
Art. 3. K o ort f en met verminderde levens-
kracht. . . . 171. § 213. Derzelver onderfcheiding, . ■ . ib.
«. De rotkoorlfe;?, . . . ib.
I.) Over dezelve in het algemeen. . ib.
§ 214. Aan welke kóortfên men dezen naam geeft. (':'■.
215. Derzelver oorzaken. . . - ib.
2.16 Toevallen en kenmerken. . • ib.
217. Beflisfing (kriiis.) ... 1-3.
218. Onderscheiding volgens derzelver karakter en trappen, ib.
219. Algemeene regel tot derzelver genezing . 174.
10.] Aanmerking over het gebruik der opium. il'.
2.) Bijzondere befchrijying dezer koortfen 175.
£20 Onderfcheiding in twee foorten. . . ib.
De goedaardige. ... i;S
ft2i. Algemeene kenteekerien . . . ib.
222. Het eerfte foort dezer koortfen. . . Ib.
223. Het tweede foert. . . . ir-.
324. Het derde foort. . . . ib. 225. Het vierde foort. . . . ib, § ü6.
|
||||
INHOUD.
|
|||||
&i6". Derzelver geneeswijze. . . • Bladz.
De boosaardige rotkoortfea of de lougM'kt
$ 227. Dezelve beeft drie tijdperken
228. Derzelver onderfcheidingg - toevallen. 229 Geneeswijze . . *
230. Middelen tegen bijzondere toevallen.
231. Behandeling • en vocdfel. .
l>. De zenuwkoortfen.
232. Derzelver aard . .
233- Oorzaken. . . . 234. Onderfcheidene trappen derzelve
235. Voorboden. . . ,
236. Kenteekcheh in liet e e r ft e t ij cl p e r k,
237. In liet tweede .
23Ü, In liet derde • . • 239. Geneeswijze . . •
240. Leefregel.
I.) De hoo f dzweH i«g. . t
441. Aard dezer kwaal. .
242. Toevallen. . .
243. Onderfcheidingsteekenen en geneeswijs.
a.) Boosaardige z e nuijracht i ge flij n> Ito ortf
144 Aard dezer ziekte. . .
245- Ondeifeheidingstcekenen. . .
246 Kenmerken. , . •
247. Geneeswijze . . .
248. Samengetelde rot-dijmkoortfcn; derzelver behandeling.
c, Koortfcn uit verkeerde affcjiciding der itlge-
wanden I.) Pe 23l!toortfen_
249. Derzelver oorzaken en kenmerken.
*5o. Geneeswijze volgens derzelver karakter »•) De flijni koortfea.
25i. Derzelver oorzaken en kenmerken. 252. Geneeswijze . • • • |
|||||
1 N ïl O U 1.
|
||||||||||||||||
DERDE AFDEELING.
|
||||||||||||||||
DE UITWENDIGE TOEVALLEN.
|
||||||||||||||||
Bladz. 19S«
|
||||||||||||||||
§ 254, Derzelver onderfchciding.
I. Hoofd d. De wonden. |
||||||||||||||||
UT, 1. Over dezelve i;i het algemeen.
|
||||||||||||||||
Befctarijving der wonden.
Derzelver onderfcheiding. . .
Onderzoek van derzelver aard en kenmerken
[elen om de bloedflerting te dempen
Genezing der wonden door fpocdige vcrecnig 11.] Voordeden dezer geneeswijze.
Geneeswijs door verbanden, . Door naden. •'..'. • Verdere behandeling. , .
Toevallen tot genezing: omfteking, ettering
Pijn, zwelling; middelen daartegen. Wondkoorts. . . . cdeeling van den (laat des ligchaains by de
Verftervi ; . . . Het wilde vleescii. . .
Ettering onmisbaar tot genezing.
Etterbevorderende middelen, tering van den etter. Vermindering van te fterke ettering. ndeling der wonden. •
De wondranden.
Dieet en behandeling van het naardj |
ib,
194.
ib.
196*.
197.
ib.
198.
ib.
199.
^^^ 2.00.
aoi.
ib.
enezing. 202.
20}.
ib.
20.-,..
ij.
205. 206. ib.
WJ. 208. /.kt. |
|||||||||||||||
% ^55'
|
||||||||||||||||
259.
560,
afe.
263, 3.66
2.67.
263. 269 |
||||||||||||||||
274-
|
||||||||||||||||
e
|
|||||
INHOUD.
Art- a. Over de wonden in h e c
b ij z o a d e r. . Bladz.
e. De gehouv/eiis ■wonden.
S 276. Derzelver aard. '. 277 De halswonden, .
278 De hoofdwonden ....
279. Algenicenc behandeling der genouwene wonden. b. De gefloke'm wondtfn,
§ 280. Algemeene behandeling der geftokene wonden.
281 De, voerwonden. Do vui 1 wo n (l «n. . i
§ 282. Derzelver onderfebeiding in eenvoödige (Vernagelen).
■ 283. In gevaarlijke. . . . 284, In ongeneeslijke. . . .
c De gefchotenc wonden. . <
S 285. Derzelver aard.
286. Onderzoek. ....
287. Behandeling en geneeswijze.
II. Hoofdd. De kneuzingen.
Art. u Over de kneuzingen in liet
a 1 g e m e e;;, . i S 288. Derzelver aard.1
289. Onderfcheiding. a9°. Geneeswijze. . 291. Door verdeeling.
292. Door ettering.
193. Onderfcheiden roort Hn UcuzmSQn vdfiens derzelver
plaatfen. A (; "
ART. 2. Over de kneuzingei in het
bÜ zon der.
*. De mol of varetit. * ac^. Deszelfs, oorzaak en genezing. |
|||||
I N H 8 U D.
|
|||||
i. De zadelk^etfng.
$ 295. Deszelfs befdirijving.
12.] Eefchouwing van de oorzaken der
fcwetfingeiji . i-i}6. Ondeffcheiding. . •
ti)y. Brandylek.
298. Eenvoudige, zadcikwctfing en deszclfs genezin0
veïdeeling . .
199 Gevolgen wanneer deze mislukt.
500. Watcrblaas. . . . 301. Zwam. • . .
302. Brandvlek. ...
303. Ettcrgezwel. . . .
304. Diep indringende zadelkwecfing.
305. Wanneer den nekband aangetast is.
306. Middelen tegen de wormen.
c. Leggers en fchlphakken.
307. Derzelver aard eu bcfclirijving.
308. De leggers en derzelver genezing
309. D e f c li 5 t li a k k e 11. .
d. kv/etfing door den halflerketcn,
S 310, Geneeswijze. . . e. Peeskwetfing, . .
§ 311. Geneeswijze. . . 312. Knobbels door rheumatieke oorzaken.
ƒ. Befchadiging der knie. . S 313. Derzelver oorzaak en genezing. .
13.] Gevolgen der kniegezwellen, g. De kroonbetrapping, . § 314» Oorzaken en geneeswjjsze
315, K r o o n v e r z vv e r i n g e n. 116. Viik of padgezwel. |
|||||
I N H O V D.
|
||||||||||||||||||||||
Hoorn kloven' als gevolgen van kroonbetrap-
pingen. . . Bladz. ajjs.
k. Be fteenga Il e n. . . 232.
S 317- Derzelver belchrijving, oorzaken en genezing ii.
i. De kneuzing der hielen of het verballen. 233,
Jl8. Oorzaak. gevolgen en geneeswijze. . ii.
k. De yeryangenheid door uitwendige oorzaken. 334,
519- Otiderfcheiding. . . • ' ii.
320. Befchryviiig. . ... 235.
321. Oorzaken. .... 336".
«22. ' Kenmerken. ... ii.
323. Verichillende trappen. . , . ii.
3:4. Geneeswijze. . ... »3f.
|
||||||||||||||||||||||
III. Hoofdd. De verrekkingen en verfluikingen. 239.
|
||||||||||||||||||||||
ii.
t ■ ü.
240.
|
||||||||||||||||||||||
325. Befchrjjving.
520". Onderfcheiding. J27. Geneeswijze. |
||||||||||||||||||||||
Art. i. Over de kr c'upclhcid uit deze «n
r h e u m a t i e k e oorzaken. ii.
|
||||||||||||||||||||||
S J23, Boeglam en kruisjani.
|
||||||||||||||||||||||
ii.
|
||||||||||||||||||||||
Art. 2. o v e r de o n d e r f c h e i d e n d e kenmer-
ken der kreupelheid. 2421 |
||||||||||||||||||||||
S 329. Algemeene regels bij derzelver onderzoek.
330. Kenmerken der b o e g la m m I g h e i d.
331. Van de verrekking der knie ban den.
332. Van die des k o o t ge wrich t s.
333- Van de kwetfing der buig pees. |
ii.
ii.
«43' ü.
244. |
|||||||||||||||||||||
S34- Van de kreupelheid door mok, gezwollene beenen, enz. ii.
%H Van die door uitwendige befclradigingent ii* Vi § 32<J.
|
||||||||||||||||||||||
I N II OU D.
|
||||
$.336. Van die door kroonbetrappihg. :,;. 245.
337, Door ftrjjken» . . . ib.
33S. Door ingetrapte ligchamen. . ib.
'339- Door vervangenheid. ... ib.
340. Bijzondere kenteekenen dat zn' in den voet fchuilt. ib.
Art< 3. Wij::e van onderzoek om de oor-
y.vc:' plaats der kreupelheid t e o 111 d e k k e 11. . . - 246.
" and onderzoek. . . ib.
voet. . . 247.
343. Van het kootgewricjit. . . ib.
: - V; • igpees . . 248.
- Van de knie en het fciiouderblad. . ib.
%ifi. Van de achterbeenen. . . ib,
IV. rioOFDD. De gezwellen en ongemakken der
«■ béènen. .' . . 250.
Art. 1. De heet e fez wellen zonder uit-
w e n d i g c o o r zake 11, . ib.
$ 347- Derzelver oorzaak en genezing.' ' . ib,
b. De befisfend,e (kritieke), gezwellen, ib.
348. Wanneer deze zich vertoonen en derzelver behandeling, ib.
Art. 2. De koude gezwellen. . 251.
$ 349. Wat men da: ■door verftaat. . • ib.
350. De . 2 11. •■ . . ib.
a. Gezwc her, . ib.
351. Derzelver oorzaak en genezing. • . ib.
b, D . , . . 233.
,'$52. Oaderfcheiding lu vlotgallen en p e ei gallen, ib.
S 853-•
|
||||
INHOUD.
|
||||||||
S 353. Geneeswijze d.oor uitwendige middelen. TAs-dz. 254.
354. Door b ra ruien, . • • 255.
355, Ce li azen hal; ken. . . • 256.
c. Stil ' 'rbeenen. . • . *ft»
iS<5. Derzelver gen./. • • • . '"*•
Art. 3. De mok, egelsvoet, r asp en, k o o t-
vcrzwcring, ro t ftraal, vijgwrat- ten. . . • 257* § 357. Aard en oorzaak dezer onderfcheidene kwalen. ib.
358 De mok, deszelft onderfcheiding! in toevallige. iB.
359. En eigenlijke. , . . 253.
360. Derzelver kenteekenen: k'ootyerzwering, . #•
361. Eigen)i)'ke mok. . .. • 259.
362. E g e Is v o e t. . . • • 'k
363. Raspen, barston. • • , f*«
364. Vijk of pa dg e zwel, . • '*•
365. De rotftralen. . • • 2^°«
360". De vjjgwr«11en. . •. • "• Genezing dezer verfchillendè ongemakken: van de mok, 261.
368. Van den egelsvoet. . . . tt,
369. Der rot ft r aal. . . . »'#«
370. Der vijg wrat ten. . . • 262.
i- theid van dragten in.deze kwalen. ib.
V. IIoofdd. Zte ooggebreken, . ... 263.
Art, 1, De oogontftekingen en derzel-
ver oorzaken. ( . • ii, Derzelver ot tfchciding in drooge en ,vochtige.- ib.
3?3. De d^poge, . ','''. . '*•
J74. Die uit inwendige oorzaken. . . 265.
«. Z)a maanc ; v. . , . }f.
|
||||||||
***
|
||||||||
;•
|
||||||||
I H H O U ».
§ 375 BefchrSving, . . . Bladz. 2.65.
576". Genezing. • • tö*
Art. 2. Gevolgen der 003 on t f tek ing en. 266.
§ 377- Waarin deze -beflaan. . . . tb.
a. Het traaneog. , . . ii.
$78. Deszelfs oorzaak. . . . '">. b. Het etteroog. ... 267.
179. Oorzaken en geneeswijze. . . ii, c. liet liloedoog. . . . it,
j8o. Befchïifving en behandeling van dit toeval. IJ. d. Vlekken in het hoornvlies, . 268.
j8i. Waaruit zij beftaan. . . • ii. e. Vliezen op de oogen. . . ii,
%%t. Waar zy zich bevinden, en hoe zij' weggenomen kannen worden. ... <*.
|
|||||
m. af«
|
|||||
1
|
|||||
I K H O U B.
VIERDE AFDEELING.
• VER DE BEHANDELING DER PAARDEW
IN DEN STAAT VAN ZIEKTE. |
||||||||||
$ 383 Noodzakelijkheid dezer kundigheid. Ekdz. 271
I. Hoofdd. Regels ter behandeling der paarden in
den fiaat van ziekte. . ib.
S 3S4. Bedoeling dezer regels; middelen om de ziekten te
verhoeden. . . . , ;j
585. Middelen om de vatbaarheid voor dezelve te ver-
|
||||||||||
minderen,
|
27:
|
|||||||||
886. Noodzakelijkheid om de kenmerken der ziekten te
leeren onderfcheiden. . „,,,
$87. Die om oordeelkundig in de aanwending der ge-
neesmiddelen te handden. . . n, 383. Regels in den aanvang cencr ziekte. . 274. $89. Over de eïgenfehappen van den veearts, wien men om raad vraagt. . . . 2?5.
J9°. Waarfchouwing tegen zoogenaamde paardendokters. 276.
9i- Gedrag jegens een ervaren paardenarts, . 277. Voorschriften wanneer men zelfs de genezing befluit
"i-unnemen. . . . il.
ag m den aanvang, vooral" by twijfelachtige
, en bij die van eenen ontftekingachtieen aard. 278. J.94 Verdubbelde oplettendheden door de gezondheidskun- de vooreefchreven.
395- Oplettendheid wegens de voedfelmiddelen. il,. 14J! De «eeldranken. . . 2g0#
|
||||||||||
I N. HO U D.
|
||||||||||||||||||||||
S 39<J. Bepaling van den leefregel. Wanneer eenen fcVnien
ZÖudè zijn. •'. . Bladz. oral '~ [lallingen en drinkvatèn.
;heid in den leefregel bij beterfehap. ; (tam, luchttempermg en matige beweging. 400. :id boven alles gevorderd.
401. Aanleg der ftalli . .
402. Voorzorgen bij gekwetft'e paarden tegen verfïerf.
403. Verfchillende afdeefingen in den ziekenftal.
15.) Dé berookingen tegen bel'metting.
|
||||||||||||||||||||||
2B3.
il'.
-' • 2G6.
I
ïl'.
|
||||||||||||||||||||||
II. HooFDD. De Genees- ,en Heelkundige verrigtin- >
|
||||||||||||||||||||||
t ïigen.
|
||||||||||||||||||||||
288,
|
||||||||||||||||||||||
§ 404. Bepaling in boe verre de genees- en heelkundige
., door ieder paardenbezitter toegebragt kan worden. ib-
|
||||||||||||||||||||||
Arï< 1. De heelkundige verlig tingen en
werktuigen, .
|
||||||||||||||||||||||
20O.
|
||||||||||||||||||||||
e. De aderlatingen. ,
f4051 Ntit der aderlatingen. .
Keuze van den tjjd waartoe.
407. Piaatfen waar men dezcive moet verrigten. 40". Die van de lat ing aan déji r'. a 1 s, 409. W e r k t u i g e n tot de aderlat!ig.
16",] A d e r 1 a u eet.
I?.] Snep per. 18 ] L ar, <; et te 11. 410. Wijze hoedanig zulks verrigt wordt.
n; ] L a a t u s tl d.
411. ' ' :ing mee den laat band.
413. Slet d :U fn ep per. . .
|
||||||||||||||||||||||
il'.
ib.
291.
ib.
|
||||||||||||||||||||||
292.
ib. |
||||||||||||||||||||||
294.
ib.
295.
|
||||||||||||||||||||||
,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
'•«vb a r,d der lating.
4£5- Lating aan de boeg aden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Bladz. sgtf.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ipoor- en fpatadei,
417. In het verhemi lte. Opening van den flaap-fli
|
' ' "**
- ■:■•.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
298.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
'-'. De dr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
dragten. • • •
419- Uitgebreid nut der dragten.
420. Onderfcheiding in dragten en fonteneÏÏen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
».
293.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
421. Plaat.fen n ze aanwendt en werktal»
ge:: ..;: til :n er . : ;ebmil«. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ze o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
20.] ie f on ten.el-naalden,
ai ]•' S t omp e. .
" 422 Wijze hoódki ig men ze zet. . .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
w. .
SM.
S02.
803.
304.
il'.
Sh
305-
tb, 30S.
tb, ü'.
3°7.
ii.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
423' Font e n e 11 . *
c. Pi: infm • •
42,;, Gevallen waarin men deze verrigt. .
zwellen. . •
■ 426. Verfchilli werktuigen daartoe nodig.
427. Bistourien . fchalpels en hoefinesfea, . ■
22.] S c h a lp c 1 s en b i s t o u r i c 11.
23,] II 0 e f 111 es feu. 428. S c h a r e n. . . . •
24.] Kromme en gebogen e. .
'A'j. Werktuigen tot opening van harde deelcn.
*5'3 T fep li in e. 430. VerfcWnSöfé hulpwerktuigen.
26.} Sonde.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
2g.] Tang on pincet. ' . . «*•
431. & iaii ig i ■•: heell iftige bewerkingen voor ongeleerde. jcS,
432. Algemeene 1 daarbij, . . :-.-
^. Uu .:,-.. . . . . 3°9-
•■•* 4 § 433-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
INHOUD.
|
|||||
§ 433- Oogmerken waarom men dit verrigt. Bladz. 309.
434. Werktuigen die men er toe gebruikt. . 3:10.
435. Wijze hoedanig men zulks verrigt . ii.
e. liet yerëenigen der wonden. . 311.
436. Wijze hoe zulks gefchiedt: wondn aal den,
hechrplêtsters. .... ii, 437. Het onderbinden van bloedvaten. . tb.
f. De verbanden. . . . tb,
438. Middelen die men daartoe gebruikt: plukfel. 312.
439. Kompr csi'en, zwachtels. . 313.
440. Hoofd-, ligchaam- en been-verbanden. 314.
Art. 2. Middelen om zich van het paard
te verzekeren, . ii,
S 441. Werktuigen daartoe noodig. . . 315.
442 De praam. .... 316.
443. De mond/rooster. . . . ib.
444. De noodftal. . . . ib.
445. Het n e d e r w e r p e n van het paard. . ib.
28.] De kluisters. . . ii.
Art. 3. Het toedienen e 11 de vorm der
genees- en heelmiddelen. 319.
a. Keuze en onder[che'ulïng der geneesmiddelen, ik,
S 446. Algemeene rcge's in de keuze en bereiding der-
zelve; hunne onderfcheiding: in enkelvoudige en za- mengeftelde, in in- en uitwendige. . ii.
29.] ,Onderfcheide uitwerking op de vlcesch-
en plantëtendo dieren. . . ib,
i. Vorm en tocdeeüng der genees- en heelmid-
delen. . , . 320. 447. Volgens derzelver gebruik, . . ib.
A. Von»
|
|||||
I N II OUD.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
*■ TorinentotJeeliii; Jtr jenttlmi,I,ltlt» j|,j
|
|||||||||||||||||||||||||||||
t.) StjuesiaiddiU» i» -uuttt tttlfftt» digbtH.l
pOe d e f s.
• • • .
Pillen en fiikbrokken.
elin3 der pillen.
Toedseling der flikbrokken* . . ' D^ k a a u w p,,,, p en.-.
'■) Gtnt'intUAtUn in ■vlaciburt ^clfftzndithiid-
*■ De dranken.
Derzelvcr gebruik en wijze van ingeven.
30.] Toom tot ingeven der dranken. b. De lavementen en infpuitingen, . Nut der infpuitingen. ^H_________
|
u
il'.
ib.
il'.
ib.
Ui.
il'.
ib.
323. 324» ib.
|
||||||||||||||||||||||||||||
S 44G,
4-1-g,
450, 451. 45ï. |
|||||||||||||||||||||||||||||
454.
455. |
|||||||||||||||||||||||||||||
De lavementen en daartoe aoodige werktuigen, ib.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
31.] Üe kl ijs t e er f pui t.
32.] De k lij s teer kan. . .
De infpuitingen. . . *
c. Het inademen van dampen. ' .
Vochtige d a m p baden. . .
Berookingen en lavementen van tabaks-
rook. |
|||||||||||||||||||||||||||||
ib.
3=5-
ib. ib. 321J.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
456.
457.
458. |
|||||||||||||||||||||||||||||
33-] Werktuig voor de bcrookingen.
3-1-.] Dat tot lavementen van tabaksrook. |
|||||||||||||||||||||||||||||
ib.
ij ib.
ib.
ib.
ib.
329. 330.
ib.
S 4fc |
|||||||||||||||||||||||||||||
B. Vorr
\v
|
|||||||||||||||||||||||||||||
«■• £ = brüifc der heelmiddelen,
|
|||||||||||||||||||||||||||||
459.
46"o. 4^t,
46a. 463. |
|||||||||||||||||||||||||||||
aar«it de2e beftaan.
De omflagen, a. Ds omflagen.
K on de omfla
Wartne omflagen.
*' J)c Inwrih h e ■<■
|
|||||||||||||||||||||||||||||
I N H O ü V.
|
||||||||||||
§ 4.64. Derzelvêr gebruik en zamenftelling,
d. Wasfchïngen en baden, • . 465. Gebruik derzelve.
466. De baden. .
467. Algetneene kende baden.
468. S tor tb aden.
469. Warme baden.
47b, Zalven, balfems, pleisters. IVondwaters en v/ohdjleentn.
471. Hunne zamenftelling ei ruik.
bs geneeskundige maten en gewigten,
472. Aanwijzing hunner onderfcheidii gsteekenen.
|
Zli
|
|||||||||||
•'<'■■ ?,:.o,
331- il:
il: ih. ib. |
||||||||||||
il:
334»
ih |
||||||||||||
rooR-
|
||||||||||||
FOORSCHRIFTEN
|
||||||||||||
f A N
GENEES- r.N IIE E I, MI D DELEN.
|
||||||||||||
GENEESMIDDELEN.
|
||||||||||||
A. ALGEMEENE V O O S C II R I F TEN VAN
GENE E S M I D D È L E N. |
||||||||||||
Verkoelende in ontflekingsziekten. n°. 7,«—£,21,3,27,30.
Bedarende. . . » 7>,J'
Tot bevordering der uitwafeming. 1,4, I0i3i-
Opwekkende. • , 21, c, 53 , a , b.
Vcrfterkendc. . . 8,9,34,53,69,/.
Krampitillende. . . 23,26, b, zn,aa,bbx
Buikopenende, (juifgatieo.) . S&,a—C. (35,49,^.
Pisdrrjvende. . , 47, aa — cc.
Lavementen. . , . 35, a — S.
R. VOORSCHRIFTEN IN BIJZONDERE
GE VALLEN. |
||||||||||||
/. Ziekten die bijzonder de opforpende- of waterraten
aandoen, 1. De droes.
a. De goedaardige droes on verkoudheid.
Inden aanvang. . n°.l, 2 , <-■ ■ c, 3,4, 5.
In droes met ontfteking. . 7, 11, cc, 27,22,«.
Op het einde. . . 2,3.
Tot verfterking In droes met ver-
zwakking. . . 8,rt,2<jO. «j Voor-
|
||||||||||||
I N H O U ü,
|
|||||||
n
|
|||||||
Voorbehoedmiddel tegen gevreesden
droes, . . n°.5,«. 5. De bo osaardige droes. 2,^,5.
Tot bevordering van ontlasting uit
den neus. . . <J,«.
Verfterkend middel hij verzwakking. 8,9.
e. De ver plaat ften droes. 4,5,10.
il. De k waden dro es.
Inden ligtftcn trap en den verdacht en. 11, uli — dd, 12,19,
C* , ao, e.
In hoogeren trap. . \i,a,b, 13 — 17, 19. i,20,£.
Verfterkend middel tot naküor. 18 , 10. III. De worm.
Uitwendig. . , 20 tCti
Inwendig. . . aOfb—ƒ,62.
II. De rheumatieke en krampachtige toevallen.
1. Rheumatieke of zinkingachtige toevallen.
Rheuinatismus niet ontfteking.
R h e 11 m a t i s 111 u s met v e r 2 w a k k i 11 g, valfchen of
omzwervenden droos. In den aanvang, , io,.c__d.
Bij beterfchap. . g) 0,
Vervangenhetd met ontfteking. 7, 21,^,27.
Uit te veel voedfel. , 48, &, Uit overmatige vermoeyenis. 2.4» 10,48,a.
Langdurig rhcumatismus of jigt. 4,6, a—c.
2. Krampachtige toevallen.
De klem : inwendig. . 34, aa, bb,$q, a, b,
■ Uitwendig. . . 35,/, 49 5C.
De kramp der boenen. 97, a,
III.
|
|||||||
INHOUD. III
III. Ziekten en ontftekingen der levemviierktuigen.
t. Ziekten der h e r f e n e n.
<*• Ontfteking d e r h er fe n e n. n°.7,10,27.
i- De kolder. . . 28,29. a. De keelon t ftek in g.
Inwendig. . . 10,27,30,31-
Inwrjjving en infpuiting : uitwendig. 32.
II. Ziekten der ademhalingswerktuigen.
1. De 1 on gou t f te ki n gen.
In den aanvang tot wegneming der
ontfteking. . . 7)«>5»al>***7*
B« derzciver vermindering. 21, b,
In het tusfcbeti - trjdftip van ontfte-
king en verzwakking. . 21, n. Tot vermindering van den hoest. 2.1,aa, .
Na het ophouden der ontfteking. 22, n.
Wanneer er vrees is dat de ziekte
in steering zal overgaan. 22, c,
In liet trjdftip van verzwakking, en
fn borstontflckingen met vermin- de r u c leve n skracht. 21, c, d. Verfterkend middel, . 22, l>.
In Ion g t e r i.n g met verettering. 22 , d,e,
2. A a m b o r s t i g li e i d of clampigheid. 3 , 22, a , 23 , a.
1,1 langdurige longgebreken. 23 , l:
;. De hoest. '
Uit brjzonuere oorzaken. . 24,25.
Vochtige hoest uit verzwakking. 26,a.
Krampachtige drboge hoest. 26, V. NI- Ziekten der ingewande n.
I- Het hui kwee, (kolijK) § 2 Ha
|
||||
W 1 N H O U' D.
Het wiiulk ol :jk. , n°. 53,rv-<?A 34,<*, *•
ïlct kolijk door onvertéerbaarheid en
overlading . . SJt*«
Het kol ijk dooi- vcrkondi n g. 33 , a, 38.
Het krampk,blgk. . %k„aa,bb,35.<?,5.-37
Her kolijk door wormen» 35, £.
Het kolijk door zuren. . 35,37.
Lavementen. . i$,a,t,c,e.
ii Ce wo rmen. 118,«,%55, *,r.
Tot verfterbing der ingewanden. 8,9, 34,«. 1
j. De loop.
Uit g e 'u r e kki g e a f fc h e i d in g
opgehoopte vuilighedenio het darm* kanaal en verkonding. . 40,42.
4Jtt ."«ren en toevallig. . 41.
Ontftekingachtige loop. . 40,44,45.
Galachtige. . . 40,4a, 44,
Toevallige en zaelite aigangen. 43 , 44 , a,
Langdurige, . . 44, b.
Zemiwkoortfige, . 45,34,<^
Tot X' e i- ft er k ing en na liet op- hoaden. ■ . 8,33>#,34,0,
Lavementen in den loop. 39-d, e.
4, Gebrekkige fpflsV-e'rtering en
verlorene eetlust. t6,a-c.
Gebrekkige voeding door zuren, 46, d.
5. Op 1' t o p p ï n g v an watc r, 47, a', l>.
Lavemetft. . . . 39./.
F i s d r ü vend e m id de 1 e a, 47, na — et
|
|||||
IK
|
|||||
INHOUD;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV, Toevallen doof uitwendige oorzaken.
De dolle hondsbeet. n°. 50.
De f cburft, man en f cburft,
f t a a r t w onn, — in wen dig, 69 , a — &,
In hardnekkig verouderde. 69, *c.
Verflerkend middel voor lierftellende. 69 , f.
Uitwendig, . . 69, g. Mok,egelsvoet,rot ft ralen,
raspen, enz. . 70 *a. *
Bijtend water. . 70, b.
Prikkelende , roodmakende en btqai:-
trekkende middelen. . 70, e, d.
V. De koortfen.
De o r. cü e kin gs koortfen. In den aanvang. . 7,21,0,31.
Na het ophouden der ontftekiiig. 8,9.
Eenvoudig; afgaande koortfen
met verzwakte Ie v.enskrachr. 51, a ,i , 52 a , b.
Koortfen met neiging tot ontbinding
der vochten of r o t k o o r t f e n. 51, b, 52,53, «,'%55»
Boosaardige r o t k o o r t f e n of
het zoogenaamde longenvuut. 53>'Z>^)54>5S,58/;>J
T11 bijkomende zwikte der fpysverte-
rings - werktuigen. - . 52,34,(7.
Verminderde levenskracht 21 ,<•', 52 , b , 56, b.
Uitwendig , tegen de gezwellen in den
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mond.
d. DeZenuwkoortfen. Lavement in zenuwkoortfen.
Vei-fterkcni middel tot nakuur.
De li o o fd Z w e 1 1 i n g, Q,ua d'es-
pagne,') .
Wasfehing des hoofds: uitwendig.
§ 3 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
57»,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vi I N H O U D.
|
|||||||
e. De boosaardige zenuwachti-
ge fljjm k o ort s. , n°. 67.
f. De koortfen uit ver k eerde af-
f c h eiding der ingewanden.
De g a 1 k o o r t f e n. . 68.
De fl ü m k o o r f f e n. . 28, b , e ,;4<& •
De galachtige flijmkoorts. 07 ,ac,».
UITWENDIGE of HEELMIDDELEN.
|
|||||||
/', ALGEMEENS VOORSCHRIFTEN van HEELMIDDELEN.
In w oude 11.
Bloedftillende middelen» n°, 73,
Pijnftillende. . ?a»74j?5.Jj?8,
Genezende, . . 72,91,94.
Ettcrbevorderciidc. . 75 , a, b, 77, 83.
Zuiverende. . 72,80,82.
Kneuzingen. . T' ■> 85 , 94, 97.
Verdeelende. • 71,84,85,97.
V e r f rui k i n gen en Verrek.
ki n g e i). . 99, lor.
Blifartrekkende en röodmakende. yo,c,d.
S. VOORSCHRIFTEN in BIJZONDERE GEVALLEN.
;. Wonden,
BtoedrHIlend middel. . n°. 73.
PJJnftillende waschmiddelen en omfla-
gen in fterke omftekingen. 71 ■> 74 s 78.
Verdeelendcn omfleg in kwetfing en
met kneuzing verzelde wonden, fu
Wondwater en. wondfteenen, 72,94. |
|||||||
I N H O U D.
|
||||||||||||||||||||||||||||
v 11
|
||||||||||||||||||||||||||||
Etteriiig bevorderende middelen. n°. 75, 76,77,83.
Zuiverende wondzalf. . 3o. Zuiverend middel in verouderde
wonden. . • 8a, sa.
Tegen vuile flecht etterende wonden,
|
||||||||||||||||||||||||||||
wild vieesch en valfclie ontftekingen.
Bijtend wondwater. Tot verzachting der wondranden. |
82,^,02,93.
82, a.
79-
|
|||||||||||||||||||||||||||
Om goede wonden te doen fluiten en
opdroogen. . 01.
Tegen de w o v m e n in de wonden. 81, a, [>.
Voetwondcn. • $5.
|
||||||||||||||||||||||||||||
11. Kneuzingen.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Omflagen tot verdeeling.
Balfems. |
||||||||||||||||||||||||||||
84, a —f.
84 <g 197 > *• |
||||||||||||||||||||||||||||
III. Zadelkwc tfing.
Omflagen ton verdeeling.
Bij mislukte verdeeling. . Tegen de brandvlekken. Omflagen by' verminderde omftcking. By' opene zadelwonden. Indien de nckband aangetast is. Indien de beenderen daarenboven aangedaan zijn. . IV. Kneuzing e n en koude gezwel-
len.
|
||||||||||||||||||||||||||||
71,84,!
86". |
||||||||||||||||||||||||||||
89.
82, h, 90.
|
||||||||||||||||||||||||||||
82,90.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Leggers , f chij t h akk en en
kniegcz wellen.
In verhardingen na kneuzingen, en witte zwelling.
By' klierverliarding. By' verouderde gezwellen. P e e s k w ê c f i n g. « |
||||||||||||||||||||||||||||
95,9<J,^—c,97,
96,1.
96, e, 96, /.
97, K
Kw«t-
|
||||||||||||||||||||||||||||
vin INHOUD,
Kwetfing in den halfterke-
ten. . . n°. 72,78,97, c.
BI a au w wat er in vo et wo n den. 98.
Gez wol! ene b eenen en koker. 102,103.
v. Ver rekkingen en verf tui kin-
gen. I11 geringen trap. . 99 , 100.
Met bykomende zwelling. 101,102.
B ocglammig heid, gal lcn. 104.
VI. De o o g g e b r e k en.
De oogontiteking. . 105,106,107,108,
Het etteroog. . 109,110.
Vliezen op de oogen. , m,a,i.
Scherne tranen. . 112.
Oogontfteking met verzwakking. 113.
|
||||
DE GEZONDH iTAÏUNG EN GENEESWIJZE VAN
DE ZIEKTEN DER. PAARDEN.
|
||||
EERSTE AFT) EELING.
Over de kent eekenen van den ftaat
van gezondheid en ziekte»
|
|||||||
T
J-ndien er eene kundigheid van gewigt is , zoo
is het die, om den ftaat van ziekte van dien der gezondheid, niet alleen wel te onderfchei- den, maar tevens om zich in den aard der ongefteldheid welke het dierlijk geftel aan- tast, niet te vergisfen, ten einde geen ge- vaar te loopen door eene ondoelmatige ge* neeswijs dezelve te verergeren in plaats van weg te nemen. Hiertoe is het noodig dat men de kennis
der kenteekenen poge te verwerven, welke de natuur tot aanwijzing van het verfchil tusichen den ftaat van ziekte en gezondheid in het algemeen en ter ondei'fcheiding der onderfcheldene kwalen aanbiedt, ten einde hiernaar de geneeswijs te wijzigen. Deze tee- kenen worden of door de zintuigen ontdekt &f wel door nad nken verklaard en uit ge- A volg- |
|||||||
i
|
|||||||
P1.I.
|
|||||||
w1
|
|||||||
^^
|
|||||||
KENTEEKENEN,
|
|||||||
2
|
|||||||
volgtrekkingen ontleend, welke laatfte minder
duidelijk en zeker zijnde dan de eerfte, ee- ne grootere leherpzinnigheid des geneesheers vorderen. Daar de ftaat van ziekte eene afwijking
van dien der gezondheid is , zoo moeten de teekencn welke de eerfte aanwijzen van die- gene verschillen , welke cle laatfte aankondi- gen: wanneer dus b. v. een gezond dier eenen rooden mond heeft, zoo kan men in- dien deze , bleek is deszelfs ongefteklheid vermoeden; de huid welke bij hetzelve eenig- zins door de haren heen fchemert, heeft bii dc meeste gezonde dieren eene eenïg- ziKS roode kleur; wanneer nu dezelve zich bleek, geel, enz. vertoont, kan men het dier als 'ongefteld befchouwen; gelijk mede, wanneer de anders gladde haren om hoog ftaan, de huid los afhangt of vast op de rib- ben kleeft, of wanheer deelen heet zijn, die ande-rs koud waren en omgekeerd; voorts wanneer eenig deel hard is , hetwelk voor- heen week was of dat het deszelfs vorige veerkracht verloren heeft. De t'eekenen van gezondheid en
ziekte. 3 Hieruit blijkt dat deze teekenen eene al-
|
|||||||
Fl.ii.
|
||||
a. j. s
|
||||
DER GEZONDHEID EN ZIEKTE. I. J/d. 3
gcmeene verdeeling in die van den ftaat
van gezondheid en van ziekte aanbie- den , tot wier ontdekking alle zinnen moe- ten medewerken, daar ieder derzelve ons an- dere doet ontwaren, en men dus niet alleen door het gezigt en gevoel, de pols, de oo- gen , de ooren, de mond, de neus en de huid onderzoeken, maar tevens het gehoor te werk {tellen, aan welk het aanwezen eener ongefteldheid door zuchten, fteunen, rom- melingen in het lijf, knarfen der tanden enz. aangekondigd wordt. 4 Voorts zijn de teekenen welke den ftaat van
ziekte aanwijzen, of algemeene, waar-»: uit men ontdekt dat het dier ziek is, of b ij- , zondere, welke den eigenlijken aard der ziekte aantooneu; daarenboven zijn de toeval-
1 en onderfcheiden , in vv e z e n 1 ij k e, welke altijd bij de ziekte voorkomen en moeten plaats grijpen, om haar te kenmerken en van an- dere te onderfcheiden, en in toevallige die door andere toevallen veroorzaakt, vaak in ziekten voorkomen, zonder tot het wezen derzelve te behooren, en' die men wel moet weten te onderfcheiden, ten einde geen toe- val voor de ziekte zelve te nemen; dus vor- men de huidkramp, eene fnellere pols en ver- anderde tempering des ligchaams, de eigenlij- • A a kt |
||||
PI. IJL
|
||||
1-S-d
|
||||
4 DE TEEK.ENEN VAN (SEZONDtl. EN ZIEKTE.
ke kenteekenen der koorts, terwijl de Borst-
"kramp , loop , heete gezwellen enz. alleen bij- komende toevallen zijn. e Behalve de reedsopgegevenc, beftaari er nog
eene menigte uitwendige kenteekenen, wel- ke men bij de bepaling der geneeswijs niet uit het oog verliezen mag, als: a; houding van het dier, het te weinig of te veel gevoel , angfligheid, gevoelloosheid, gemis van ge- hoor, reuk en gezigt,- beven, fidderen, trekkingen, kramp, verlamming, geeuwen, knarstanden , aanhoudend (laan of liggen , wan- kelen , flapeloosheid , gebrek aan honger en dorst; als mede de ademhaling, het hoesten,
niezen, de fterke of zwakke beweging van het hart en des flagiiderlijken geftels , alle welke teekenen in de bijzondere ziekte-teekenkunde nader ontvouwd zullen worden. |
||||||
?ï?
|
||||||
EER-
|
||||||
PI w.
|
||||||
Fk,.S.
|
||||||
Pu/.?. /r\<7 9 FfVjo.
|
||||||
ZTT7
|
||||||
5
|
|||||
E E R S T E II O O F D D E E L.
OVER DE TEEKENEN DER. GEZONDHEID.
6 .JL/j kenteekenen van den Haat en toeftand
despaards, zijn niet alleen voor den paarden- arts, maar voor ieder eigenaar van hetzelve al- lerbelangrijkst, daar dezelve hem tevens de natuurlijke gefteldheid van hetzelve, zoo wel ais die van dt'szelis gezondheid, voor oogen Hellen , en verdienen dus dat zij die van den zieken Haat voorafgaan, ten einde deze door te- genover {telling des te duidelijker te kunnen ontdekken. Men ontleent deze teekenen uit: i« de on-
dufehetdene trappen des ouderdoms, se. uit de verrigtingen des ligchaam»,
gs. uit de levens-, 4c. de dier 1 ij k e-, 5C. de natuurlijke en 6?. de gellac hts- ver-. rigt lagen. Hierbij kunnen nog als gezondheicls-teekenen
gevoegd worden: de onder eheidene temper a- inenten, en 2e, de vereischte gelteldheid d er i e v e n s w e r k t u i g e n. en die der 1 i g- chaamsdeelen. EERSTE ARTIKEL.
De irr.ppen des ouderdoms.
f De teel;enen van gez ondh ei d_ welke in
A 3 da |
|||||
FIV.
|
||||
6' DE TEEKENEN DEE. GEZONDHEID ,
de onder fc heiden e trappen des ou-
derdom splaats gr ij pen, worden in de. eerfte plaats door de afftamming van gezonde ouders, en vooral uit een edel ras, opgele- verd , daar zulks tot eene fterke waarborg voor de gezondheid hunner aframmelingen verftrekt, aangezien paarden' van een edel ras veel min- der dan andere aan toevallen onderhevig zijn, en daarentegen veulens van onvolkpmene en ziekelijke paarden veelal derzelver gebreken overerven. Bij eenen meerderen groei in het eerfte en
tweede jaar worden de vaste deelen fteviger €n veerkrachtiger, terwijl een goede eetlust en de daardoor bevorderde groei , de toe- neming in krachten , levendigheid en een juist evenwigt van alle verrigtingen bewijzen van welzijn opleveren. Bij toenemenden ouderdom , ecnige jaren la-
ter, het welk men den volwasfenen (laat kan noe- men , kenmerkt zich de gezondheid door on- verhinderde ontwikkeling des ligchaams en dei- krachten, behoorlijken honger en dorst, on- vermoeidheid , volle kracht en ongeftoorde verrigtingen. Nu blijft het paard gedurende eenige ja*
ren in het volle genot van gezondheid en fterkte; waarvan gelijkvormigheid in de ïevensverrigtingen, zonder ^wakheid na in» (pan-
|
||||
SE ONDERSCHEIDENE VERRIGTINCEN.J.J/d.f
fpanning of derzélver ftoring, door invloed
der uitwendige oorzaken, te gevoelen, blijken opleveren; tot dat eindelijk met het tijd- vak des ouderdoms dat der zwakte en on- volkomenheid intreedt, in .hetwelk de verrig- tingen zeiden meer ongeitoord plaats grijpen. TWEEDE A R ï I K E L.
De ondcrfcheidcno vcrrigtingcfu
De 1 e v e n s v e r r i g t i n g e n zijn diegene
welke door die werktuigen (organen) volbragt worden, die volltrekt tot het leven noo- dig zijn, en waaronder men in de eerlte plaats de omloop des bloed s rekent; dezelve moet gelijkvormig, bedaard, en niet afwisf'e- lend zijn; terwijl geen overmaat of gebrek van
vochten in het ligchaam mag plaats grijpen, daar beide de levenswerkingen hinderen. De ademhal i n g behoort ruim , vol, al-
leen met de borst, en niet met den buik of de zijden, noch met groote moeite , maar zon- der gedruis, benaauwdheid of pijn te geleide- den , en wanneer dezelve door beweging fnel- ler dan natuurlijk is, gefchiedt, moet zij dra tot de vorige orde terug keeren. 9 Men rekent onder de d i e r 1 ij k e v e r r i g-
A 3 t i n- |
|||||
i
|
|||||
8 DE TEEKENEN DER. GEZONDHEID,
tingen bijzonder het gevoel en de bewe-
ging, die beide vooral van de volkomene vorming, evenredigheid en eigenfehappen des ligchaams afhangen. Het behoorlijk g e vo c 1 beftaat in een vol-
maakt befef der zinnen, als een goed gezigt en fcherp gehoor, fijne fmaak, reuk en een zoodanig gevoel, dat zonder pijn iederen indruk ontvangt. Tot b e we ging wordt eene goe- de, duurzame en krachtige vorming der fpie- ren vereischt, welke in ftaat fielt de vrij- willige bewegingen op de gemakkelijkfte, en de onwillekeurige der levenswerktuigen op de volkomenfte wijs te volbrengen. ïo De n a t u u r 1 ij k e v e r r i g t i n g e n welke
tot voeding en inftandhouding van het dier- lijk ligchaam verftrekken, en een der zeker- fte kenteekenen van deszelfs welftafid' opleve- ren , beftaan : in eenen goeden eetlust, ge- evenredigd aan de krachten, grootte en werk- zaamheden van het dier; in een juist gewij- zigde dorst, en goede verteerings- ■ krachten, die het gebruikte behoorlijk be-
arbeiden, de fpijzen koken, hetmelkfapinzui- gen, en door geene benaauwdheid of opgebla- zendheid, het bezwaren der fpijzen verraden. In de tweede plaats komen behoorlijke af- 'i, o n d e r i n g e n en ontlastingen in aan - mer-
|
||||
D E T E M P E R. A M ENTEN. I. Afd. 9
merking : waartoe behoort een gemakkelijke en
geëvenredigde afgang, die de kracht der inge- wanden aankondigt door de behoorlijke ge- fteldheid en kleur des afgangs , welke met de noodige gal vermengd, en zonder eene andere dan de haar natuurlijk eigene reuk moet zijn. Het w a te r eene behoorlijke kleur , warmte en reuk bezittende, moet in eene aan den ge- notenen drank geëvenredigde hoeveelheid , zon- der dwang of inipannihg ontlast worden. Het zweet moet naar mate van den arbeid .en liet weder niet te v-eel noen te weinig plaats grij- pen , niet afftroomen maar zich eenparig over alle ligchaamsdeclcn ver'preiden ;, voorts moet deszelfs reuk niet fterk, bedorven , zuur noch üinkend wezen , en hetzelve daarenboven eene behoorlijke warmte en vloeibaarheid bezitten , zonder koud of kleverig te zijn. Nimmer moet
het fpeekfel ontbreken, maar fteeds den mond vochtig houden, zonder immer anders dan bij het genot der fpijzen in eene grootere hoeveelheid afgefcheiden te worden, en voorts helder, eenigzins taai, niet te dun, fcherp of Hinkend ziin. Ook de geflach ts -v.errigti ngen le-
veren blijken van den gezonden of kranken (laat des paards op; zij wijzen deneeriten aan, A\annecr geene der daartoe beftemde deelen e-enige gebreken bezitten , en dezelve met ge» A 5 mak |
||||
,IO DE TEEKENEN DER. CEZ0NDHE1D.
mak en kracht volbragt worden, voorts wan-
neer bij eene merrij de natuurdrift de maat niet te boven gaat, dezelve gedurende hare dragt, aan. haren toeftand geevenredigde werkzaamhe- den zonder moeite volbrengt, niet verwerpt, gezonde veulens voortbrengt en in ftaat is de- zelve te voeden. DERDE ARTIKEL.
De temperamenten.
ii De temperamenten hangen bij de die-
ren van derzelver gedaante, vorming en le- venswijs af; Bij eene vaste vorming der ve- zelen is meer beweegbaarheid , zamentrekking, veerkracht en werking op de vochten te wach- ten , waardoor grootere warmte , levendigheid enz. voortgebragt wordt, hetgene de eigen- • fchappen der edele rasfen, zijn; daarentegen
zijn dieren met flappe vezels, vele vochten en weinig veerkracht, trager en minder levendig, offchoon zij met hun zwak ligchaamsgeftel, echter gezond kunnen zijn; andere bezitten drooge, vaste en duurzame vezels, wéinig- veerkracht en terugwerking op de kleine hoe- veelheid vochten ; deze zijn fterk, duurzaam , moedig en onbevreesd, doch hellen bijzonder tot hersfenontfteking, de kolder, enz. over. Van het onderfcheid der temperamenten
hangt ook de meerdere of mindere prikkelbaar- heid |
||||
GESTELDHEID DER LEVENS\VERKT.£«-Z.L^/.II
heid af, daar fterke vaste vezels deze eigenfchap
meer dan llappe bezitten, zoo dat de meerdere of mindere kracht, vrolijkheid en duurzaamheid, van deze* af hangen, waardoor zij zeer veel in- vloed op de gezondheid en dus op de deugd des paards hebben. Neemt men voorts de kleuren in ■aanmerking,
zoo zijn, indien men het gevoelen van' fomm'ge vee - artfenijkundige mag aannemen , de paarden van een donker en helder haar fterker, vrolijker en duurzamer dan die van eene bleeke en lichte kleur, terwijl zij daarenboven hevige ziekten eerder dan deze te boven komen. VIERDE ARTIKEL.
De gcfleldhcid der ondcrfcheidcnc lcvenswerkllri~
gen en ligchaamsdeelen. ia De juiste evenredigheid der deelen en de re-
gelmatigheid der ligchaamsvorming, gepaard met derzelver onbelemmerde overecnflemmcn- de verrigtingen , voltooijen dat beeld der vol- maaktheid en gezondheid,, dat men van een paard wenfehen kan. H t is vooral in de eer- fte betrekking dat de ui'vW.ndi/e paardenken- niszich met de befchouwing der ligchaamsdee- len bezig houdt, terwijl hit alhier de plaats is om de vereischten der inwendige deelen te onderzoeken. De
|
||||
12 DE TEEKENEN DER GEZONDHEID.
De bewijzen van een gezond, welgevormd,
en deszelfs verrigtingen met gemak volbren- gend hart zijn: een regelmatige , met gelij- ke langzame flagen in iederen ouderdom zich ge- lijk blij venden pols , welke na eene door infpan- Iling voortgebragte verinelling, weldra tor. de vorige orde terugkeert, zonder eenig tee- ken van imart of benaauwdheid te doen ont- waren. Eene gezonde long openbaart zich door eene
breede borst, door vrij en behoorlijk onge- dwongen uit- en inademen, zoo wel bij infpan- ning als anderzins , en zonder dat het weder, de lucht- en landftreek er eenigen invloed op heeft; in het algemeen door eene goede vor-
ming der lucht- en longpijpen, van het ftrot- ténhoofd, van het neuskanaal enz. zonder dat de ademhaling met hoesten of uitwerpen van flijm , bloed en etter verzeld gaat. De maag is zulks, wanneer de eetlust en
fpijsvertering goed is, zonder dat men fpan- ning, winden of kwade reuk gewaar wordt, hetgene tevens een bewijs voor den goeden toe- ftand van het darmkanaal oplevert. Eene gezonde Ie ve r ontdekt zich door de.
frisfche kleur der oogen , en wanneer derzelver vliezen niet geelachtig zijn; indien de regter- zljde onder de onware ribben niet opgezet noch pijnlijk is, de mist en het water derzelver na- tuur» |
||||
CESTF.LDHEID DER LÏVENSWERKT.c/^.1,Jfd.l%
tirttrlijké kleur bezitten, en de fpijsvertering
ongeftoord volbragt wordt. Het bedaan van gezonde n i eren en b 1 a a s
kan men veronderstellen wanneer de pis onbe- lemmerd ontlast wordt, zij eene natuurlijke kleur , reuk en zelffbndigheid bezit, en zich geene teekenen van pijn in den omtrek der lendenen opdoen. 13 Wat de uitwendige ligchaamsdeelen
aangaat, zoo moeten dezelve geene afwijkin- gen vertoonen , het zij door wangeftalte, an- dere kleur of tempering , dan die natuurlijk is, en zij voorts derzelver bewegingen met gemak verrïgten, zonder na infpanning eene 'buiten- gewone vermoeijenis aan te kondigen. Wan- neer nu zoo wel deze als de levenswerktuigen in derzelver gezonden en volmaakten toeftand ©vereenftemmen, alsdan kan men gerust de- zelve een Haat van volkomen welzijn en ge-- bruikbaarheid toekennen. Somtijds heeft er eenen middelftaat tusfehen
volkomene gezondheid en ziekte plaats, be- gaande in den aanleg tot ongefteldheid, wel- ke door eene (lap- en matheid, langzame vol- brenging der onderfsheidene verrigtingen, en eene ongeregeldheid in de afzonderingen en ontlastingen , afwisfeling in de tempering des ligchaams, en eene gebrekkige fpijsvertering, aangewezen w»rdt.
TWEE-
|
||||
TWEEDE HOOFDDEEL.
D E K E N T E E K E N E N VAN ZIEKTE.
^EERSTE ARTIKEL., Kenteckcnen welke de levensver rigtingen opleveren.
14Vinder de kentcekenen welke de ongefteld-
heid des ligchaams aankondigen , verdienen die welke de levensrigtingen opleveren vooral on- zen aandacht, aangezien de omloop des bloeds cn de ademhaling , het eerst door iedere on- gefteldheid geftoord worden. «. De pols.
15 De polsïïag welke door het beurtelings za-
mentrekken en uitzetten van het hart cn der flagaderen, door den aandrang des bjoeds te weeg gebragt wordt, levert eene der onbe- driegelijkfte middelen ter beoordeeling van den ftaat en aard der ziekte, zoo wel als van dien der gezondheid, op', waarbij men echter de ouderdom, het gedacht, de levenswijs, het weder en de luchtftreek in aanmerking moet nemen , w :lke alle er den grootften invloed op hebben; dus heeft een groot plantëtend dier een
|
||||
DE OMLOOP DES BLOEDS. I. Afd. ï$
een langzamer pols dan een klein vleeschë-
tend, en een oud, een tragere dan een jong dier; In het algemeen rekent men dat bij een volwasfen paard 40 a 50 polsilagen in de minuut in den ftaat van gezondheid gefchieden; terwijl zoo wel een dit te bovengaand als onder hetzelve blijvend getal, als eene afwijking van den gewonen ftaat aangemerkt kan worden. Het is niet genoegzaam zich flechts bij de-
ze aanwijzing te bepalen, welke alleen aan- duidt , dat het dier ongefteld is, maar men be- hoort met de eigenichappen der verfchiUende polsflagen bekend te zijn, om deszelfs naderen aard te onderfcheiden, te welken einde men deze, het zij aan de borst tusfehen de voorbeenen, het zij in fommige gevallen aan de (laapflagader onderzoekt, en welke de volgende kenmerken oplevert.
ï6 De fn e 11e pols welke meermaal in eene
minuut (laat, en ft erker zamentrekkende dan in den gezonden ftaat, met een heviger klop- pen der flagaderen gepaard gaat, wordt de k o o r t s p o 1 s genaamd. De langzame welke daarentegen minder
lagen dan vereischt wordt in de minuut telt,
is een teeken, van flapheid, traagheid en een
•naandoenlük (phlegmatiek) temperament.
De fterke pols, voortgebragt wanneer
de
|
||||
l6 D E T É E K E ,\T E N V A X Z I E E T E ,
de flagaderen met geweld kloppende eene ze-
kere volheid aankondigen , is een tecken van te veel kracht, en meestal van ontfteking » voorts bij eene langzaam alioopende ziekte van weinig gevaar en eenen goeden uitilag. De harde, plaats hebbende wanneer de flag-
aderen hard en gefpannen kloppende, grooter weerftand bieden en het gevoel als dat van eene gefpannene fnaar veroorzaken, betcekent kramp, belemmerden omloop des bloeds, en is een kwaad teeken in koortfen , hij verkondigt het einde, ingeval trekkingen plaats hebben, en de dood wanneer dezelve in langdurige ziekte op den zwakken pols volgt. De zwakke getuigt van gebrek aan kracht,
veranderde terugwerking, van eene langzame flepende, moeijelijk te genezene kwaal, en te-' vens f nel zijnde, verftrekt zulks ten tceken van vermoeijenis na arbeid, van inwendige ge- breken, ettering, tering en fliripköörtfen. Door een weeke verftaat men diegene
welke naauwelijks merkbaar, breed en aan de drukking der vingeren bijna geenen weder- ftandbiedend is; hij getuigt van groote zwakte na kramp of afmatting , vernaauwing der va- ten , teruggang des bloeds, en vermindering der ziekte; terwijl hij in koortfen, zweet en aanftaande beflisfmg der ziekte aankondigt. Degelijke pols welke regelmatig maat-
houdende , na afgemetene tusfehentijden klopt, zon-
|
||||
DE OMLOOP DES BLOïïDS. I. Afd. 1?
zonder voller, harder, weeker oF zwakker te
worden, is een der zekerlte teekenel) der ge- zondheid. Daarentegen levert de ongeregelde,
Welke in getal, kracht en tijd dei klopph gen verfchilt, een bewijs op van so\.-y rcgeldheid in de tcr^gwerking van het flagadcrlijk ncL'el, van gebreken in de vormirig der vaste deeien, het zij door polijpen, verhardingen in cle flag- aderen enz., ofwel van dikbloedigheid; de- zelve is bedenkelijk in heete koortfen , minder gevaarlijk in andere ziekten, doch een doodelijk teeken wanneer hij tevens zwak, week en fnel is. De t u s f c h e n p o o z e n d e, welke tnsfehen
de polsflagen een meerder o!:' minder tijd laat verloopen , heeft eene gelijke oorzaak met de vo- rige en VOOrfpelt de nakende dood op bet ein- de van Heete ziekten. Wanneer de pols plaatfelijk ontbrekende
is, verftreki dit ten teékenvan gebrek aan lé- venswerkzaamheid of verlamming, en in het algemeen van uitputting ,flaauwte of de dood; offchoon echter ibniti; Ts hét vet en de diepe ligging der llagaderen beletten kunnen de pols te ontdekken. Al deze opgenoemde , en iedere a f w ij k i n g
des P o 1 s i'J a gs van den natuurleken toeitand
toont eenen 1'taat van of aanleg tot ziekte aan ; de-
zelvc kan eenvoudig of z a m enge ft e 1 d
B we-
|
||||
iS DE TEEKENEN VAN' ZIEKTE ,
wezen, waarvan het eerfee dan plaats heeft,
wanneer flechts ééne foort van pols door het ge- voel ontdekt wordt; terwijl men door de za- meng'.ftelde diegene verftaat, waai bij men veri'ciïeidene foortan gelijktijdig waarneemt. en wier zamenvoeghïgen, die men meest in he- vige ziekten aantreft, vooral wanneer de pols klein en zwak is, de grootheid des gevaars te kennen gevefl, en fterk en hard zijnde, hevi- ge toevallen vooripellcn. I'. De a d e ni H a 1 i n g.
ij De ademhaling moet met eené zekere
gelijkvormig- en bedaardheid gefchieden, om ten
teeken van ongeftoorde gezondheid te verftrek- ken, terwijl voorts uit hoofde van den omloop des bloeds door de longen ,de naauwfte betrek^ king tusfehen haar en den pols plaats grijpt, zoodanig, dat deszelfs fnelheid fteeds eene verhaasting der ademhaling voortbrengt, en omgekeerd, in diervoege : dat alle afwijkingen in den pols, in de ademhalingbemerkbaarwor- den, die even- als deze, fncller bij een jong dan bij een oud dier plaats heeft, en voorts door den vorm der borst, de gefteklheïd en het weder gewijzigd wordt; kunnende men in het • algemeen, bij een volwasfen paard drie polsfla- gen op isder£ ademhaling rekenen, terwijl men de ademhaling in het algemeen verdeelt: in de
|
||||
DF. ADEMHALING, L Jfd. IJ
de natuurlijke, die alleen in de ge*
zondheid plaatsheeft, en in de ziekelijke, welke hare ftoring aanwijst en waarvan de onderverdeclingen tot meenigcrlei kenteekeneu van onderfcheidene toevallen verftrekken. 18 Het fnelle ademhalen dat zonder
merkbare tusfehenpoozingen met zekeren haast gefchiedt, en door eenen fterkeren aandrang van het bloed naar de longen voortgebragt, met eenen fnellen pols verzeld gaat, is in ge-
zondheid het gevolg van fterke beweging, hartstogten, winden , enz. In ziekte : een tee» ken van hevige koorts, kramp en groots be- naauwdheid; het is gevaar voorfpellcnde in ont- ftekings ziekten, doodelijk in heerfchende en aanftckende , terwijl'hu zwak, met geruisch en hol rogchelen gepaard gaande eenc voorbo* ■ de van den raderenden dood is.
Het lan <:• i a rn e eenen vrijen omloop des
bloed« bewijzende, is dan alleen gevaarlijk wanneer het door de hevigheid der ziekte wordt te weeg gebragt, terwijl', in.den hêt op de fnelle ademhaling volgt, de dood als nabij zijnde te befehouwea is. Het diepe a d e m e n tact volie long, ge-
noegzame kracht en uitzetting derzelve ge- fchiedende , Is een gunitig teeken , en voorfpett bij voorafgaande borstkwalen, her-
ftellins van de-zelve. C % Het
|
||||
2© DE TEEKENEN VAN ZIEKTE,
Het korte en a f g e b r o k e n e ademhalen,
beteekènt belemmering dei ademhalings - werk- tuigen met verval var krachten verzeld; met h i t- tc gepaard: lpngontftekifig,:; zonder koorts, in bedompte ftallen: ftikgas; Hetzelve is zorgelijk in befmetting; onbeduidend geduren- de de koorts, doch een gevaarlijk teeken wan- neer het na dezelve voortduurt, wijl het groo- te zwakte aanwijst. Het hoog e, kenmerkt eenen geftoorden
omloop des blocjs en fterk aangetaste werk- tuigen der borst, en is een kwaad teeken in ■koortfen eii borstwaterzucht, terwijl het in trommel- of windzucht veel gevaar dreigt. Het angi'tige, dat in gezondheid een
teeken van vrees of fchrik is , verftrekt in ziek- te tot dat van de hoogte der toevallen, van aandrang des bloeds naar het hart en deszelfs geftoorden omloop; en, terwijl het in den aanval der koorts niet zeer beduidende is, wordt het op het einde van zware ziekten bedenkelijk. Het zachte n d e ademhalen , een nadeelig
teeken in heerfchende en befmettende ziekten, voorfpek met andere kwade teckenen gepaard den naderenden dood, en in andere kwalen de hoogte der ziekte. Het f 3 uitende dat werktuigelijke hinderpa-
len , als vernaauwing der itrottenhoofdsfpleet, verfliimmg der longpijnen en gezwellen aan- kondigt , is in de keelontiteking meest doode- |
||||
DE ADEMHALING. /. Afd. SI
lijk, en in alle keelziekten eene aanwijzing van
het grootfte gevaar. Het r o g c h e 1 e n d e is altijd een teeken van
den nakenden dood, tenminfte van het groot- fte gevaar, vooral in bei'mettelijke ziek- ten. Het p ij n 1 ij k e ademen, dat in longontstekin-
gen in derzelver aanvang, mits met kracht en gÖ6de teekenen gepaard , niets beduidend is , wordt op derzelver einde bedenkelijk, terwijl hét in koortfèn , kramp en gevaarlijke toevallen voorfpelt. Het w arme u i t a d e iri c n wijst gezondheid;
heet, longontsteking, en in koortfèn de he- vigheid der ziekte aan; terwijl het koude, zinkende levenskracht, het vuur en de dood aankondigt.
Een f t i n k e n d e a d e m bewijst in borst-
ziekten , ettering, diepleggende verzweringen en bederf der long; kwade droes, enz.; in tfen dreigt dezelve gevaar, en indien hij krengachtig ruikt, eene fpoedige dood. Het k u g c h e n is een teeken van borstge-
breken, van longziekten of dampiglieid; en in koortfèn, van borstkramp; hetzelve is ge- vaarlijk, wanneer het intrekken des buiks en het kloppen der zijden er-mede gepaard gaat, edoch in flepende ziekten is het minder zorg- verwekkend. B 3 J9 Het
|
||||
SS DE TL E KT: KEN VAN ZIEKTE,
10 Het hoesten dat in eene ftóetswijze uit-
zetting der long beftaat, vaak mét akwerping van (lijm , etter of andere ftoiien gepaard gaat, js aan verlchillende onderfehcidingen onderhe- vig. Het hoesten dat uit eene vtille borst
een goeden krachtaankondigend teeken is, getuigt ook ie U Peking, droes en ver- sheid van de aaigdheid der longen
en dus van Weinig gevaar.
Daarentegen is Let k o r t e hoesten eene aan-
wijzing vanfmart, aangetaste long, verzwe- ring, dampigbe;d en fterken prikkel; terwijl ■ het kort afgebroken alleen met de keel geffchiedend', ii; longontftekingen, pijn en de 1) ipgte der ziekte; in koortfen kramp aanwijst'; voorts kan hetzelve in doffe ftallen dqorfcherpe dampen, alsmede door prikkeling van flijm of vreemde ligchamen veroorzaakt worden. Het v o c h tri % e hoe ft e n dat ten teeken ee-
ner zwakke 'long verftrekt, is minder bedenkelijk dan het aroöge, en levert zelfs, gepaard met fterk uitwerpen, na ziekten en ontftekïngen een goed teeken op , doch is van een kwaad voorbeduidfel in koortien. Hetzelfde kan men van het d r o o g e h o e s-
te n in heete ziekten en long - ontftckingen zeg- gen , waarin hetzelve vaak doodclijk wordt. .Ei'f' boeten de paarden wanneer zij uit
warme ftallen in eene koudere buitenlucht ko» mea
|
||||
DIERLIJKE VERR1G TINGEN. 3.$
men of door het ftof gaan, zulks heeft echter
even weinig te beduiden , als wanneer hetzel- ve door het likken der kalk- -of Meiwanden veroorzaakt wordt. •o Het proesten is niet alleen bij gezonde
dieren een teeken van den goeden toeftandder iaademings- werktuigen, maar kondigt in ziek- ten de terugkeeriug der gezondheid en de ver- heffing dei levenskracht aan. Het bries f c h en dat in gezondheid
verlangen naar voedfel enz. uitdrukt, voorfpelt vaak het naderende einde in befmettende en heerfchende koortfen. TWEEDE ARTIKEL.
De dierlijke verrigtingett.
Daar gevoel en beweging juist gewijzigd de
gezondheid aankondigen, zoo worden door derzelver verfchillende afwijkingen eenen zie- ken toeftand aan den dag gelegd. ii Eene veel te fterkc Icvcnswerk-
zaamhe'id, ;s als eene «overtreding der na- tuurlijke gefteldheid, als gebrekkig aan te mer- ken; dezelve kenmerkt zich door eene groote- re levendigheid ■> krachtigere beweging , eenen *urigen wilden blik,, het opfteken der ooren , enz. B 4 uDe |
||||
24 DE TEE'KENEN VAN ZIEKTE ,
22 De v e r m e e r d e r d e prikkelbaarheid
welke zich door angftigheid in1 blik en hoü- diflg, groon> onrust, ptin, been en weuer trappen, neervallen en opfpringen, enz. aan? kondigt, is even onbeduidende in koortien, als zij gevaarlijk in ontfiifcings ziekten is. 23 De v C r in i n d e r d e p r i k k e 1 b a a r h e i d
welke een toeft: vai zwakte, fteeds beden- kelijk en ninimer zonder gevaar is , uitgeno- men wanneer zij door het afnemen der vermeer- derde prikkelbaarheid voortgebragt wordt, ken- teekent zich door cle verminderde beweg den flaauwen blik, het hangen in den halfteï of het leggen op bet ftroo. De rilling is een aanval van koude met
eene vastliggende huid en apftaande haren, welke fchieiijk voorbij gaat, en vaak fchudden- deinkcortf . zi nde , is dezelve een teeken van derzelver aanval,en wordt gewoonlijk door fterke hitt! ol ■ ttende ziekten verkon- digt dezelve aanfttking, en in flepeude of
lang.Iurige, opflorphig van fcbadelijke vochten en etter; In weinig beduidende toevallen is dezelve net gevaa'rüjk, edoch bedenkelijk op het einde eener ziekte, terwijl zij den dood voo'rfpèlt wanneer zij ■ in beur;. ziek- ten lang duurt; gaat hiermede eene inwendige
hitte gepaard, zoo is dezelve meestal zorge- Ujk, edoch ook vaak eene .voorbode der be- flis-
|
||||
DIJ5RLÏJK-E VERRIGTINGEN. ƒ. Jffi. 4<j
flisfiög cn van het uitbreken des. zweets, ter-
wijl derzelver poedige terugkeering de hoogte der ziekte aan den dag legt. Een hooger trap van dit toeval is het ver-
ft ij ven, welk indien het na fterke verkou• ■ ing , en den invloed van fchadelijke prikkels volgt, mees:, als een bijkomend toeval plaats grijpt; JSetzelve duidt niet alleen de hevigheid der koorts aan, maar is als zeer gevaarlijk in long- orttftekingen , en vooral in geftremde uitwafe- ming en bulkwee aan te merken; minder is het indien,wormen aanleiding daartoe geven, edoch wanneer het met fterke zamentrekking der fpieren , zoo als in de kiem enz. gepaard gaat, kenmerkt het groote zwakte en benevens de overige bedenkelijke toevallen een doodelijk gevaar. In kram p cn t i\e kkinge n', wordt eene
bloote kortftondige zamentrekking der fpieren,
kramp genaamd, van welke men die welke langer duurt, eloor den naam van aanhou- dende kramp puderfcheidt; terwijl men trekkingen noemt, wanneer de zamentrek- king en het uitftrekken beurtelings gefchiedt. De kramp is in reunia'tieke toevallen, zoo als in vervangendheid enz. van weinig bedui- ding, edoch bedenkelijker in de klem,en doo- delijk wanneer zij in trekkingen ontaardt, ter- wijl wanneer zij door wormen veroorzaakt "wordt, zulks de ongeneesbaarheid daarvan, B 5 en |
||||
<&6 KENTEEKENEN VAN ZIEKTE ,
en in heete ziekten den dood aankondigt.
Het pees trekken dat in eene trillende of trekkende beweging der huidipieren en voor- al van derzelver peesachtigc uitbreidingen be- ftaat, is onbeduidend na bewegingen, wijl het alsdan door zweet gevolgd wordt, edoch het verftrekt ten teeken van gevaar in koortfen en befmettelijke ziekten. 24 De' p ij n welker gewaarwording het dier door
weêrftand en ontwijken te kennen geeft»wordt door eene zeer verhoogde prikkelbaarheid te weeg gebragt, die zelfftandig of toevallig plaats heeft. In het eerfte geval, bepaalt zich de pijn vooral tot de aangedane plaats,doch wordt in het tweede ook naar andere doelen voortgeplant
en levert door haar zetel de volgende kentce- kenen der kwalen op: pijn in het hoofd doet herfenontfteking; die in den hals keel- ziekte vermoeden ; in de borst geeft zij long- ontfteking , in den b u i k , het k o 1 ij k , ia de lendenen, ontfteking der n i e r e n , en onder - de onware ribben, die der lever te kennen; zware pijn, betcekent groot ongemak en dreigend gevaar, zoo als geringe de onbedui- dendheid des ongemaks , de a a n h o u d e n d e, deszelfs hardnekkigheid, detusfehenpoo- z e n d e en kortftondige deszelfs eindiging , de omzwervende, de wisfeling van deszelfs zetel aankondigt, en gevaar voorfpelt wanneer. eöele deêlen aangetast zijn, Het |
||||
BIDRLIJKE VERRIGTINGEN. /. Afd. *?
Met fteunen en zuchten, zijn fteeds
uitingen van pijn, bewijs van vermindering der krachten , van de hoogte der ziekte, va» gevaar en lhellen dood. e. Gedaalde levenskracht.
- Verin o eidh eid na arbeid, beteekent bij
fterke dieren groote inipanning; bij zwakke, gebrek aan kracht; doch zonder arbeid , onge- fteldheid of eene aauftaande ziekte; zij heeft
in den loop derzelve na 'de aanvallen plaats, en verkondigt, na dat zij in evenredigheid van derzelver hevigheid meer of minder aanmerkelijk is, een grooter of kleiner gevaar. De afgematheid die een teeken van ge-
daalde krachten oplevert, is in zware ziekten zeer bedenkelijk- en een gewone vooriooper des doods; voorts is eene zoodanige verzwak- king fteeds gevaarlijk, welk een deel het ook moge zijn dat er door aangedaan wordt, en brengt, wanneer zij de ingewanden treft, de loop , droppel pis enz. voort. Verlam m i n g is het ophouden der verrig-
tingen van een werktuig ,~ en dus doodelijk wan- neer zij een dergene'treft,,die tot het leven. noodzakelijk zijn. De gevoelloosheid is fteeds een kwaad
tceken; wanneer dus het paard de voorwerpen die het omringen niet bemerkt, geene vliegen af- weert ? |
||||
&S TEEKENEN VAN ZIEKTE ,
weert, noch op de ftem of zweep acht flaat,
zoo i.s dcszelfs einde nabij. Het fc hadden is een goed, genezing en
gezondheid aankondigend teeken. Zwak re is meestal een teeken van geleden
gebrek, vermoeijenis of van eenen aanleg tot ongefteldheid, indien men ze das in een an- ders gezond en fterk paard aantfeft, ver- dient dezelve alzins opmerking, fchoon in eenen minderen trap wanneer het dier anders zwak mogt zijn ; gevaarlijk is d e z w a k h e i d der f p i e r e n in koortfen , en een kwaad teeken wanneer dezelve den omloop des blo e ds treft; die der zenuwen kenmerkt gedaalde levenskracht, en is, gepaard met die der fpieren meestal doodelijk. Iedere plaatfe- lijke zwakte eens werktuigs kan ligt aanleiding geven tot ppzweilingen , uit hooide dat des- zelfs vaten alsdan den aandrang der vochten niet wederftaan kunnen; hiervan verftrekt ten voorbeeld . dat wanneer een ziek paard niet kan liggen ,■ deszelfs beenen. zwellen , doordien dezelve verzwakt wordende, het zinken der rockten in dezelve géénen tegenftand ont- moet. 6 De aangetaste I e v e n s w e r k z a a m-
h e i d geeft zich te kennen door beven, het-
eene werk in 5 der fpieren is die in korte en
'bijna onmerkbare trekkingen beftaat,welke in een
ge-»
|
||||
DIERLIJKE VERRIGTINGEN. /. Afd. Q()
gezond dier vrees en angst, in een ziek, aan-
vallen der koorts aankondigt, en alsdan on- feeteekenend is; edoch, in langdurige ziekten geeft het gvoote zwakte te kennen, zoo als
cene bevende tong groot gevaar aanwijst 27 De uit w e n d ï g e zinnen geven de dui-
delijkfte kenteekenen van den ftaat der ziekte. Van dezelve is een zeer o p g c w c k t gevoel in de hoogte derzelve minder gevaarlijk dan gevoelloosheid, welke na cene langduri- ge ziekte meestal den dood voorfpelt. 28 Daar de reuk den dieren onontbeerliik is,
zoo kondigt deszelfs gemis fteedseenig gebrek aan. ,9 Het gezigt dat door de oogen als in een
fpiegel vele merkteekenen doet zien, belooft wanneer dezelve levendig ftaan , zelfs in het grootfte gevaar nog de mogelijkheid eens gunftigen uitflags; terwijl daarentegen, doffe oogen fteeds tot een nadeclig voorteeken ver- itrekken. De ftarendc blik voorfpelt in heete
ziekten, als: in de klem en ontftcking' der herienen , een fpoedigen dood; De g e f t a d i- . g e b e w e g 1 n g der oogen betéekent inwendige
kramp. S c h i 11 e r e n d e w i 1 d r o n d z i e n- de oogcilj woede, razernij, koorts, de hoog-
|
||||
:4o Be teekenen van ziekte ,
hoogte der kwaal en ontftekingen; terwijl een
fc hel end e blik met vertoomng van veel wit aan de kolder- eigen is. De parelach- tige glans en glasa e htigh cid wijzen in rotkoortfen enz. het grootlte gevaar aan; Uitpuilende o ogen met roodheid van liet zamenvoegend oogvlies, geven in herfen- róntftekingen enz. den aandrang des b naar het hoofd, en in koortfen, de ftevig der ziekte te kennen; zoo als ae f tij ve , ia. hevige pijn., en vaak de 'ongeneesbaarheid der kwaal; Matte en doffe, wijzen verminder- de levenskracht'.aan, gelijk flaauwe hal f ge- floten e, in gezondheid vermoeidheid en flapcrigheid; in ziekte, kolder en hoogte dei- ziekte te kennen geven; ingevallene, verftrekken in koortien tot een kwaad teeken ,• terwijl verdraaide, ontfteking in hoofd- wonden, kramp en andere ziekten aanwijzen. Voorts levert de van de natuurlijke verte d-
lende kleur der oogen, verfchcidens ziekte kenteekenen op. Daar d? roode kleur van het oogvlies ten
teeken van gezondheid verftrekt, zoo is de bleek e, dar van zwakte en aan Maande onge- fteldfceid ; te roode van oog - ontfteking ,' gele van lever- en galxiekten; witte van "zwakheid, terwijl de flapheid van het oog- vlies vooral wanneer het in den binnenilen ooghoek zigtbauï uitiïctkt, een gemeen ras verraadt. Is |
||||
DIERLIJKE VERRIGTINGEN. I. Afd. 3i
Is het hoornvlies zeer glinft e rend
en met groots hitte gepaard, zoo kan men ©ntfteking der herfenen vermoeden, en een flecht einde der ziekte, ingeval deze glans vermindert; zoo als het een teeken des doods is, wanne.r de oogen breken, het regenboog- vlies overdekt wordt; en weder te rug gaat. Dikke g e z w o 11 e n e oogleden, ver-
raden den aanieg tot maanoogen ; te wijd geopende misdaan, en hebben vaak plaats < wanneer de oogen bij eene ontfteking uitpui-
len; half geopende, toonen zwakte der op- heffpierea en in ziekte, diep gezonkene krach- ten aan , terwijl g e fl o t e n e, oogontfteking,, zwakte en groote aandoenlijkheid voor het licht te kennen geven.. Traanlozing, is, of een gevolg van
kwetilng en oogontfteking , of van verkoudhe»
den en droes, menigmaal ook een toeval'van
den kwaden droes, wanneer de traanbuizen verftopt of aangetast worden, of van een traanfistel; terwijl ook fcherpe ftaldampen vaak tranende oogen te weeg kunnen bren-- gen , die in koortien van eene kwade voorbe- duiding zijn; het gebrek aan tranen, heeft groote hitte, en'fterke uitwafeming, en jn hoofdontftekingen, gevaarlijke toevallen te beduiden. Een verwijderde oogappel, geeft
in ziekte gevaar, in gezondheid met onbewc- ge-
|
||||
J* RENTEEKENEN VAN ZIEKTE ,
gelijkheid gepaard, blij 'beid de zwarte
ftaar genaamd., of de gevolgen van Bei ge- bruik var; verdoovende vergiften men te kenne'iï; terwijl een vurnaav.v. e iti
hoofdwonden, i g der gezigtzenuw, en" een on b e w-eg el i j ke derzelver vei
uring en blindheid aankondigt. DERDE A B. T I K E L.
Dc inwendige zinnen.
30 Ook de inwendige zinnen leveren ver-
fcheidcne kenteëkenen op; dus wordt het be- wustzijn vaak in zware zi ek t en g : mist, fchijnende de paarden als te mijmeren zo op iets dat hen omringt, acht re geven. De razernij is een der bedenkelijkfte en door de moéijelrjkheid om hen te naderen ofte hel- pen , cene der gevaarlijk ('te toevallen. Terwijl duizeligheid een prikkel qp de herfenen aankondigt. ■ De aan het waken geëvenredigde flaap,
verftrekt tot een teeken van gezondheid, te veel daarentegen, ten blijk van aangetaste herfenen, kolder enz. te weinige van aan- drang der vochten naar het hoofd, van onrust, kramp en ziekte. VIER-
|
||||
CE INWENDIGE ZINNEN, /, Af cl. 33
VIERDE ARTIKEL.
De natuurlijke verrigiiagen.
1 Wanneer in heete ziekten weinig dorst be-
fpeurd wordt, duidt zulks eenen geriugen trap derzelve aan, daarentegen ontdekt f te r k e dorst, veel hitte en gevaar in ontftekmgsziek- ten, alsmede in die uit zwakte ontdaan en reeds eehigen tijd geduurd hebben , vooral wan- neer de mond daar bij droog is. Dorst m et onvermogen tot drinken, hee ft vaak in long- en keelontftekingen plaats; ver min- der dt de dorst zoo voorfpelt zulks betert'chap, doch geheel ontbrekende en met andere on- gun ftige toevallen gepaard gaande, eenfpoedig einde. Eene juiste gèëvcnrcdigde eetlust is een.
der zekerfte gezondheidsteekencn , daar derzel- ver onmatig k e 1 d, wormen , bedorven gal, te feherp maagfap , enz. en devermin- derde, ongelteldheid aanwijst, terwijl de na ziekte t e r u g k e e r e n d e honger , bcterfehap verkondigt. Daar het k a a u w e n zonder moeite dient te
gelchieden, zoo zijn in hét tegengefteld geval ongemakken aan de tanden, het gehemelte of onder de tong te vermoeden, en indien daar- bij het paard den mond bezwaarlijk kan ope- nen, zoo moet men voor de klem beducht zijn. C Het |
||||
34. ÜS. TEEKENEN VAN ZIEKTE,
|
|||||
Het fl i kk e n , dat onbelemmerd een goed
teeken is , kenmerkt, wanneer het verhin ering ontmoet, verzwakking, verdroogir.g, verflij- ming of ontfteking der keel; hétgene ook door een gezwel of vreemd ligchaam kan worden
veroorzaakt, en vérftrekt na langdurige ziek- ten tot voorbode des doods. 32 De winde n voortgebragt door in de dar-
men zich ontwikkelende gazlborten , verftrek- ken tot een goed teeken in buikwec en andere iièkten der ingewanden; edoch wanneer zij niet geloosd worden , geven zij kramp en za- öiehtrekkrng der darmen te kennen ; r o in ra c- 1'ing in het lijf beteekent bij opg.blazene die- ren een fpo edig en gunftig einde des ongemaks. Opgeblaze n'h e i d geeft een bewijs van ge- noten winderig vdeüTel, en met pijn gepaard; van kolijk, terwijl zulks na ontftekings - ziekten liet vuur verraadt. "Gebrekkige fpijs ve rt er ing is fteeds
een bewijs van werkeloosheid der ingewanden, vaak van overeten, koorts en zwakte, terwijl zij een zeker gevolg is van te veel rust en mangel aan beweging in de opene lucht. 33 De afgang die even min te hard als te
week behoort te zijn, doet verfcheidene on- gemakken door deszelfs géfteldheid onderken- nen, vast en rond met flijm overtrokken, ken-
|
|||||
DE NATUURLIJKE VERRIGTINGEN. I. Jjrd. 35
kenmerkt dezelve■grootehitte; zwarte, gai-
ziekten ; terwijl w i 11 e . gebreken der 1. ., en doorgaans mangel aan bijgevoegde. gaj aan den dag legt. Te harde is eeo toeken van te groote werkzaamheid der opüorpende vatca, b.y. in ontftekingziektcn, of van een te lang verblijf in de darmen, als in koortien. Zeer dunne, door de vermeerderde beweging der ingewanden voortgcbragt, is, wanneer zij door het voeder veroorzaakt wordt, van weinig ge- wigt, doch in koortfen gevaarlijk; met o n-
verteerd voeder vermengd, wijst dezelve eene gebrekkige fpijsvertering; dunne en waterige, zwakheid ; en f 1 ij m e r i g e , cene gebrekkige affcheiding van hel darmflijia aan; terwijl de met wormen vermengde, het zekerfte getuigenis van derzclver aanwezen geeft; eindelijk , is de bloedige fteeds ge- vaarlijk, vooral diegene, welke geheel bloed LWing van èe bloedvaten des achteriijfs aan den dag 1'gt; daarenboven le- vert de verfehillende reuk des al'gangs oinier- Ichcidene ziel* aen op. De ver ft o p t h eid welke in koortien of
tekingen nimmer geheel onbeduidende is , wordt door langdürigheid, vooral in het eerfte geval gevaarlij De pis welke niet.alleen den tegenwoordi-
gen toeltand maar ook de hoogte djE ziekte
aanwijst, levert de volgende teekeuen op. Kan
C z het
|
||||
$6 DE TEEKENEN VAN ZIEKTE,
het paard ni et wat er en, zoo is zulks een
bewijs van kramp der werktuigen der waterloo- zing , van ontfteking, zwakte, fteenen , buik- wee of van koorts, welke in dit ongemak fteeds met gevaar verzeld gaat; het a f 1 o o p c n d e r- zelve zonder gevoel, voorfpelt in ge- vaarlijke ziekten, den naderenden dood; te veel vermagering, flechte verteering, veel zuur en verlamming der piswcrktuigen; veel pis op het einde eener ziekte: derzelver beilisfenden tritflag, (crifis.) Heldereen klare bete- kent kramp, aanval van koorts, gebrek aan krachten en onverteerbaarheid ; r o o d e, hit- te; v 1 am m en de-: oatftekmgen; bloedige, aangetaste blaas en nieren ; gele: galziekten en leverontfrekingen; troebele met b e- zakking, geeft het afgaan der koortfen te kennen, edoch wanneer dezelve niet be- zinkt, zoo is zulks een teeken van gevaar; èh etterachtige, dat van verzweringen. Voorts is de ziekte des te gevaarlijker, naar ma- te de kleur hooger is; terwijl de afwijkingen van de natuurlijke reuk mede onderfcheidene merkteekenen van den ltaat der ziekte opleve- ren. 34 Wanneer het fpeekfel van deszelfs gewo-
nen totfbnd afwykt, kan het als een ziektetee- ken bei'chouwd worden, te veel, getuigt de verflapping van deszelfs buizen, gebrekkige w'"" ~* ver- |
||||
NATUURLIJKE VERRIGTINGEN. 1 Afd. tf
vertering en afzondering; te weinig van
te werkzame opllorpende vaten en droogheid des ligchaams; en terwijl het f c huimende, gezondheid aankondigt, is liet wanfcleur ige het zij al of niet bloedig, een bewijs van on- gezondheid, kwetiing desmonds of der fpeek- felbuizen, of de gebrekkige affeheiding van derzelver klieren; terwijl het e 11 e r a c h t i g e, dikke, taaije, ftinkende, het grootfte gevaar in koortfén verkondigt, en zeerdun, groote zwakte en bepaling der vochten naar
den mond ontdekt. Indien de f n o t uit b e i d e neusgaten ontlast
wordt, geeft zij dun en waterachtig zijnde, verkoudheid en gewonen droes te kennen, ook dan wanneer zij geelachtig en dikker wordt; edoch etterachtig en ftinkende, zonder zwel- ling der kaakklieren , verraadt zij longtering; en wordt zij Hechts uit één neusgat ontlast, is zij daarbij wit, groen , geel, bruin , wan- kleurig, bloedig en ftinkende, zoo kan men den kwaden droes niet miskennen. Het zweet welks nuttigheid zoo ontegen-
zeggelijk i.o, wanneer het zich alleen als ui't- wafeming naar evenredigheid der beweging met eene gepaste warme Hgchaamstempéring over het geheele lijf yertoofct, ventrekt alsdan ten waarborg der gezondheid; te veel, echter be- wijst bij een gezond paard , zwaren arbeid, uitge- ftane Tcrmoeijenisfen , iet genot van"veel hooi C3 9ï |
||||
3$ DE TEEK.1ÏNEN VAN ZÏEKTE ,
of zwakte ; het g e b r e k aan u i t w a f e m i n g:
ongefteldheid, huidkramp en zinkingachtigc toEsrdlen, en terwijl dit een gevaarlijk teeken in koortfen is, daar zulks eenen gebrekkigen em >op der vochten bewijst, is der zei ver herftel allerheilzaamst in ziekten waarin zü geitoord was geworden; een algemeen zweet kan men als een goed teelten in koort- ien en buikwee door verkonding veroorzaakt, pefchonweB ; terwijl liet integendeel als een kwaad in oe klem is aan te merken; voorts verkondigt een p 1 a a t fe lij k, aan de ooren en in de zijden, aanvallen van koorts; koud: groot gevaar; klam en kleverig: onzui- verheid der huid of den naderenden dood ; ft i n- k e n d, de grootte der kwaal; k r e n g a e h- tig riekend, eenen fpoedigen dood. 35 Offchoon men het bloed niet als algei
teekenen opleverende, kan aanmerken, wijl i flechts in bijzondere gevallen aderlatende, zeldzaam gelegenheid heeft het te onderzoe- ken, geeft echter datgene hetwelk terftond n taai wordt, kracht te kennen; zoo i met veel geftolde lijmpha bedekt wordt, - Dg, dun of waterig zijn-
de , befmettende ziekten aankondigt.
|
|||||
VIJF-
|
|||||
Z9
V IJ T D E ARTIKEL.
Teekenen der onderfcneiclcnc ligchaamsdeeïen.
36 Wijl derzelver befcliouwing veel licht in
ziekten verfpreidt, zoo komt in de eerfte plaats de verande ri n g van den omtrek des 1 i g c h a a m s in aanmerking. Wanneer een dier in dikte toeneemt, zoo
wordt zulks bij gezonde paarden door goed voediel of andere omftandigheden te weeg ge- bragt, b. v. gedurende den arbeid, wanneer de vochten naar de huid vloeijen, door de zonnehitte, of na het' genot van verhittend voeder; in ziekte is het een teeken eener ontftekingskwaal of van koorts, en terwijl zulks met verftopping gepaard in het be- gin onbeduidende is, zoo is het zeer be- denkelijk op het einde eener héete ziekte ; de- zelve kan insgelijks vergroot worden door wa- t e r in het celw'ijs weeffel.indenbuik oftusïchèn de buitenftebekleedfelen, zoo als in de water- zucht,wanneer zij fteeds een teeken van gevaar is. Wanneer de 1 u c h t door cene wond in het
celwijs weeffel dringende , de huid opblaast, is zulks in borstwö-nden eeu gevaarlijk teeken en bewijs van befchadiging der long, doch minder zorgelijk' in andere ,terwïjl het zeer bedenke- lijk na den beet van vergiftige dieren, en fomtijdsbeilisfende na het uitftaan van ziekte is. De dunte en magerheid, welke den
omtrek des ligchaams vermindert, is van geen
gewigt bij gebrek lijdende dieren, doch van
C 4 fee-
|
||||
4° DE TREKENEN VAN ZIEK.TF. ,
beduidenis in loop en tering, terwijl liet is
dampigheid en kwaden droes het naderend eind vooffpélt. Het o p z w e 11 e n v a n b ij z o n d e r e d e e-
len, door waterachtige vochtigheden of lucht, is altijd min of ftieer zorgelijk; dus doet dat der ooglede n . maanblindheid vreezen; der n e u s en borst, watergezwellen;des balzaks en k o k e r , ziekten verplaatfingen van den droes en kwaden droes ; d t der b e e n e n , waterzucht in dexdv, 01 mok; der b 1 o cdader en: verflap- ping of gebrek aan beweging, enz. 7 In de tweede plaats verdient de verande-
ring van de témpering des 1 i g- chaams onzen aandacht. Het gezonde dierlijk ligchaam is ecne zoo-
danige w ; r ra t e eigen welke met de het omrin- gend dampkringsrutht in evenredigheid ftaat; een e m e e r d ere warmteof hitte is aanwij- zing van ziekte, welke indien dezelve onder de opgelegde hand toeneemt, van eene koorts met verzw kte levenskracht, en verdwijnende, van ontfteking getuigt; terwijl indien de hitte mat is, en nog lang een prikkelend gevoel in de hand nalaat, zulks gevaar verkondigt. Befpeurt men bjij hetzelve eene koude, wel-
ke die der omringende lucht overtreft, zoe ontdekt zulks gebrek aan kracht, aanftaande» aanvul van koorts, krampen en geftoordenom- loop; |
||||
«XDERSCHEIDENE LIGCHAAMSDEEL./.^/#. 41
loop; en wanneer zij op het einde ecner lang-
durige ziekte plaats heeft, het naderen des doods. Wisfelt warmte en koude beurte- lings , zoo is dit een teeken van krampen en aanvallen van koorts, terwijl naar mate de- ze afwisfeling ichlelijker plaats heeft, hieruit de hevigheid en aard der ziekte kan afgeleid vvorclen. E ene matige warmte is een goed teeken Sn
ziekte en zelfs van gtnezïng, wanneer deze langdurig ÏS' geweest; vooral is dezelve en zelfs hitte goed, wanneer er uitwaferoing op volgt, edoch zij is meer bedenkelijk wanneer zij met droogte gepaard gaat. In eenige ziek- ten beeft fomtijds cene onaangename matte, prikkelende en met eene bijzondere en walge- lijke reuk verztlde warmte , ^plaats , die wan- neer zij in koortfen voor komt, zeldzaam ver- gunt genezing te hopen. Groote hitte des ligchaams met
koude 00 ren 'en voeten gepaard, ver- kondigt veel gevaar, daarentegen zijn heete ooren en voeten geen gevaarlijk teeken, ter- wijl plaat fel ijk e fterke hitte gewoonlijk ontfteking aanwijst. Uitwendige koude en inwendige hitte zijn zeer kwade tee- kenen , terwijl ook indien de inwendige hitte door koude vervangen wordt, zulks den aan- ftaandendood voorfpelt, hetgene ook vaak door branden gefchiedt, dat ten mïnfte den hoo- C 5 ge» |
||||
42 DE TEEKENEN VAN ZIEKTE ,
gen trap der ziekte aanwijst; eindelijk is de
droogheid der huid met hitte gepaard een kwaad toeken, vooral na voorafgaande uit- wafeming, edoch een goed, wanneer zij door deze gevolgd wordt. ?;£ Onderde ziekte-kenmerken welke de le-
d e ra aten opleveren, beteekenen beweeg- bare, gefpi.tste en naar ieder geluid vrolijk gerigt wordende oor en, gezondheid; dcr- zelver terugleggen, nukken, valschheid en wil tot bijten; vooruitgefpïtste met eenen zijdelingfehen blik , vrees ; fl a p p e afhangen- de, luiheid, een gemeen ras, weinig moed en traagheid; wanneer het eene vooruit en het andere teruggelegd wordt, is zulks vaak een teeken van kolder; o p g e r i g t e o o r e n die geheel onbewegelijk zijn, beteekenen vaak met andere toevallen vérëenigd, ontfteking der herfenen; koude of heet e, een aanval van koorts , in welke één heet en één koud, tot een kwaad teéken verftrekt. Is der- zelvcr wortel met zweet bedekt, zoo wordt zulks als ren goed, doch indien zij tot aan bet hoofd toe zeer koud zijn, als een nadee- lig teeken aangemerkt. De neus moet bij gezonde dieren matig
koud en vochtig zijn, en zoo wel als het fl ij m vlies eenefrisiche roode kleur bezitten, daar indien dit hoogrood is,- zulks ont- fte-
|
|||||
i
|
|||||
ONDERSCHEIDENE LIGCHAAMSDEEL./.yf/^.43
fteking, bleek zijnde , zwakte, en I o o d-
k 1 e u r i.; met zweren bezet, den kwaden droes aankondigt. De mond en deszelfs deel en lef eren de vol-
gende teekenen op ; een flap afhangen de fchetst een gemeen sas, zwakte en week voeder; een bpefle, gebrek aan lucht of ver- ftoppingder neusgaten, en een gcflotene kramp ; terwijl indien dezelve inwendig droog, h e e t e n r O o d is , dit fterke inwendige hit- te , koud, b 1 e e k e n v o c h t i g, groote he- id in de koorts beteekent, en w a n k 1 e u- r i g en ft i n k e n cl e zijnde, de dood voorfpelt. Vastftaande tanden zijn getuigen der ge-
zondheid, zoo als derzeiver uitvallen, van zwakte en faoagen ouderdom; rood, frisch , vast tandvlecsch kondigt gezondheid; doch fponsachtig, f Jap, bloedig: ongeft'.ld- faeid, zwakte en fcheurbuik aan; zoo als het-
zelfde en flecht voeder, door ingekrompen tvléesch en uitwasfen aangewezen wordt; gekwetste lagen leveren blijken van een flecht gebit en eene zware hand des ruiters op en zijn met verborgene beeneters gepaard, niet ©nb'eduidend. De tong, welke in gezondheid gelijke
kleur als het overige des monds btÉroort te be- zitten, moet zuiver, week, beweegbaar en van eene behoorlijke dikte wezen: daar eene i r o o g e , zeer fo«de tong veel hitte en ge- vaat* |
||||
44 DE TEEKENEN VAN ZIEKTE ,
vaar in koorden aanwijst, en indien dezelve
bruin, h a r d en g e f p r o n gen is , het aatt- ftaande vuur verkondigt: zoo als eene g e- % w o 11 e n e * b r u i n e tong in keelziekten voor Babijzijn.de verftikking doet vreezen : eene w i t- te vochtige koude tong voorfpelt ge- vaar : heet en met flijm bedekt, is zij een tee- ken van zinkingen en longontfteeking: walge- lijk w arm 9 wit met rood e 1'treepen naar de keel, doet zij in koorden een fpoedig ein- de duchten, doch met blaren bezet en andere goede teekenen gepaart, eene onvolkomene of valfche beflisfing te getoost zien: voorts geeftt eene opengebarste tong veel hitte; eene ingetrokkene krampen ; een e u i t- hangende zwakte te kennen; terwijl eene bevende in koortfen en belettende ziek- ten, een kwaad tecken is, welke ongunftige teekenen des te bedenkelijker zijn naar mate zii zich nader aan het einde vertooncn. Gezwollen e keel- en kaakklieren
béteekenerl verkoudheid, en droes, en ver- raden kwaden droes wanneer zij vastzitten en Hechts aan de eene zijde gezwollen zijn. Eene naauwe horst ontdekt den aanleg
tot ziekten van de werktuigen der ademhaling, als longtering, kortademigheid, (asthma,) en dampigheid. Een opgetrokken,buik en zijden kondigen
tering, dampigheid, gebrekkige fpijsverte- ring en voeding aan. K o u- |
||||
ONDERSCHEIDENE LIGCHAANSDEEL. /. Afd. 45
Koude voeten, geven den aanval van
koorts te kennen, welk teeken onbeduidend in ligte, doch gevaarlijk in zware ziekten is," terwijl indien zij het gevoel verloren hebhen, zulks eenen 'poedigen dood voorl'pelt: derzelver hitte geeft een plaatfelijk ongemak te ken- nen. Gelijk fterkte in den f t a a r t kracht Verkon-
digt , zoo is daarentegen wanneer dezelve flap afhangt, zich gemakkelijk laat draaijen of van liet lijf verwijderen, zulks een teeken van zwakte en gezonkene levenskracht, terwijl voorts het kwispelen en ilaan met dezelve in koortien den naderenden dood verkondigt. De hui d welke in gezondheid behoorlijk
zacht, buigzaam en vochtig behoort te wezen, kenmerkt indien zij hard, di;oog, ftijf en vast- liggende is , koorts , krampen, gebrekkige om- loop in de uitwendige deelen, en met andere toevallen verzeld, een groot gevaar. De haren welke in den ftaat van gezond-
heid by welgcvoede en niet aan de koude blootgeftelde paarden glad en glansrijk zijn, verkondigen ongeltcldheid, wanneer zij deze misfen en hunne kleur verliezen, ruw wor- den, over eind ftaan en verwarren; terwijl derzelver uitvallen in ziekte, verlamming der huidvaten en groote zwakte, doch daarente- gen in gezondheid, welvaren en groei aan- duiden. De
|
||||
46 DE TEEKENEN VAN 21M3TE ,
De aars, en a's.rsda rm welke bij het ge-
zonde dier gefloten is,verftrekt wanneer zij uitge- zakt, flap , openfraande en eenigzi s m e- keerd is, tot een teeken van zwakte , terwijl deszelfs uitzakking als gevaarlijk in koorden vooral die met buikloop gepaard zi:n; als een doodelijk teeken in kolijk, doch minder-bes- denkelijk in andere ziekte;: bebouwd inoet wor'en; voorts levert deszelfs.bewegi het ademhalen verzeil,. ook een teeken van damyigheid op. Vlekken en builen welke vaak als een
toeval, fomtijds als beüisfiug op de huid ver- fchijnen , beduiden fteeds groote verflapping en verwijdering der uitwafemende vaten, en mangel aan werkzaamheid van het bloedaderlijk ftelfel. Meest zijn deze builen befüsfende, (kritisch) en vaak doodeli'k wanneer zij in het begin der ziekte verfchijnen , minder zorgelijk op deszelfs einde wanneer zij goede etter en warmte bezitten, edoch fteeds gevaarlijk, in- dien zij met lucht gevuld en krakende zijn. - 39 Niet minder belangerijk is het u i t w e n d i g e
gedrag van het dier gade te f laan, waarbfl vooreerst deszelfs f taan in aanmerking komt. Staat het paard moedig aan de krib, *&t het wild. rond, zoo beduidt zulks eene ontitekings ziekte: mijmerend en flaperig; kolder en aan- ftaamie razernij. Met den mond in de kribbe ftaaa-
|
||||
ONDERSCHEIDENE LIGCHAAMSDEEL. I. Afcl. 47
ftaande: ontfteking der herfenen en de kol-
der; in en tialftefhangènöe^ groote zwakte. Het fchuiven met de borst tegen de krib, bet- gene onbeduidend in de kolder is, beteek ent in koortien groot gevaar. Zet het p a a r d den eenen of anderen voet vooruit: zoo beduidt zulks afmatting en gêledene zware vermoeijenisfen j met de vier bcenen onder het lijf en eenen Op» getrekkenen rug : aanval van koorts , en alge- meene kramp , gelijk ook de klem wanneer de vier beenen ftijf uiteen gelteld zijn ; het wankelen op de achterbeenen is een kwaad teeken in koort- fcn ; het wijd uiteen zetten derzelvc, duidt gebrek in de nieren of piswerktuigen aan; ge- lijk het trappen met dezelve zonder te kunnen liggen: waterzucht der borst; hét ftijf ftaan met de voorbeenen: longontfteking; het ftampen en fchrappen met één voorvoet, ko- lijk en darmontfteking aanwijst. Het gaan levert de volgende merkteekenen
©p: gcfchiedt zulks met vooruitgeftokene ftij- v'e voorbeenen op de hielen, zoo kenmerkt dit vervangendheid, en wankelende op de ach- terbeenen : koorts; met hoog opgeligte bee- nen als of bet paard door water moest baden, kolder en blindheid; terwijl, wanneer het- zelve op alles aangaande niets fchijnt te zien, zulks bewusteloosheid , ijlhoofdigheid en he- vige koorts aan den dag legt. Het l i g g e n dat in gezondheid, eenen na-
tuur- |
||||
4« DE TEEKENEN VaN ZIERTEN,
|
|||||
tuurlijken toeftand bewijst, verkondigt in ziek-
te eenen hoogen trap van ongefteldbeid, en met magteloosheiu gepaard, zoo dat het hoofd en de vier beenen liggen, een fpoedig einde; het zitten op het!achtergeitel, wijst verrekking des ruggraads , buikpijn, darmontl'teking en groot gevaar aan. Wanneer daarbij het hoofd in de linkerzijde gelegd wordt, voorfpelf. zulks in koortfen eenen fpoedigen dood; is hetzelve uit- geftrekt, zoo kan men dit aan groote vermoeid- heid toefchrijven ; zijn de vier beenen nog on- der het lijf geplaatst en wordt het hoofd nog omhoog gehouden, zoo is de toeft nd niet geheel hopeloos ; edoch , het f laan met de beenen, bet omwentelen, het opheffen en laten vallen des hoofds, zijn de naaste voor- boden des doods. t Het opftaan geeft nog kracht te kennen,
vooral wanneer het met gemak gefehiedt, terwijl de hoogte van het gevaar door deszelfs moei- 3clijkheid,en de naderende dood, door hetvol- ftrekt onvermogen daartoe, aangekondigd wordt- Het onvermogen tot liggen dat in
longontfteking, opftopping van water, borst- waterzucht en hevige koortfen plaats heeft, verkondigt fteeds gevaar; terwijl wanneer met vermindering der toevallen dit onvermogen op. houdt, men beterfchap kan hopen, edoch wan- neer dezelve toenemen en het paard zich neder ligt, zoo is gewoonlijk de dood nabij. Bc-
|
|||||
ONDERSCHEIDENE I.ICCHAAMSD. I.Jfd. C&
4°. Behalve deze kan men neg de volgende bij-
zondere ziektetëekenen opmerken : Het u i t ft rekken der bovenlip, geeft
wonnen , en in hevige koortfen den aanmaan- den dood te kennen. Eet een paard liever van den grond dan uit de krib of ruif, zoo ver- raadt zulks kolder ; Het z i e n i n de z ij d e is een tceken van pijn , buikwee, darmontfte- king, enz. ; het w e n tel e ft, dat van dezelf- de toevallen, en in gezondheid van huidjeuk- tc. Het jeuken en fchuren, dat van fchurft en uitflag: terwijl wanneer de dieren met eenen voet naar eene plaats des ligchaams f laan of naar dezelve bijten, zulks plaatfelijke pijn aldaar te kennen geeft. 41 Onder de n i t w e n d i g e kenteekcnen , ver-
ftrekkeri hitte, klopping, zwelling, en fom- tijds koorts ten teeken van óntfteking. Eenc gekwetfte flagader, wordt door fpringend ligtrood bloed en zwelling aangewe- zen; het been bederf, door zwarte dunne ftinkende etter, ongelijk gevoel met de fonde, en langzame moeijelijke genezing. Het koude vuur wordt aangekondigd door gevoel- en be- wegingloosheid, zwarte en llappe huid, het uitvallen van het haar; voorts is de wond zeer gezwollen, de opperhuid (epidermis') met bla- zen bezet, en een zv/art Hinkend vocht ont- last zich in plaats van etter. Men ontdekt de |
||||
Jö Bï TIIKENïN VAN ZIEKTB,
|
||||||
gewrichtkwetfing door ongeneesbaarheid
der wond en het lekken van het gewrichtfap of zoogenaamd ledewater, hetgene men daar- aan onderkent, dat het, offchoon als helder water uitloopende, echter zoo dra het koud geworden is , in een gele gelei verandert, wel- ke men ook in plaats van etter bij het afnemen van het verband op de kompresfen vindt. |
||||||
TJTE*
|
||||||
TWEEDE JFDEELING.
De ziekten* |
||||||
BE OORZAKEN EN ONDERSCHEIDING
DER ZIEKTEN. *. De oorzaken der ziekten.
J[ J_oezeer bij iedere in het vervolg afzonder-
lijk voorkomende ziekte kortelijk derzelver min of meer bekende oorzaken zullen opgege- ven worden, kan het echter noch overbodig, noch onnoodig gerekend worden , eer wij tot deze overgaan, om met weinige woorden een kort algemeen overzigt van de oorzaken der ziekten te geven, waardoor in het vervolg de uitweiding over dezelve merkelijk zal kun- men verkort worden. Eene algemeene, zoo wel als bijzondere
kennis der oorzaken van de ziek- ten, (aethio/ogia') is onontbeerlijk voor een kder die zijne geneeswijs met een goed, geluk- kig en fpoedig gevolg oekroond wil zien. Niet altijd liggen de oorzaken der ziek-
ten binnen het bereik onzer zinnen, edoch net blijft fteeds pligt dezelve zoo Teel mogelijk Jia te fporen. c * • Ver- |
||||||
5* DE ZIEKTEN,
Verfchillende zijn de bepalingen der geleer-
den omtrent hetgene oorzaak der ziekte ge- noemd kan worden. Met vermijding van alle geleerde redekave-
lingen zij het hier genoeg, al datgene wat tot het voortbrengen cener ziekte bijdraagt, ziekte oorzaak {causa morbi~) te noemen. Men verdeelt de oorzaken in verwijder-
d e, (causa remotai) ën in naaste oorzaak der ziekte, {causa firoxhna.') De verwijderde oorzaken kan men
weder in v o o r b e r e i d e n d e , (causa, pra- disponeutcs) en g e 1 e g e n I; e i d s oorzaken, (causa- occasïouales} verdeden. De v o o r b e r e i cl e n d e o o r z a k e n worden
ook aanleg (se;;ujiium,p/ceMsposi£io~)gQïioemd. Deze aanleg kan een a 1 g e m e e n c nat u u r-
1 ij k e zijn , namelijk de vatbaarheid van ieder dier om ziek te worden , of een b ij zondere natuurlijke, waardoor het eenc dier bo- ven bet andere voor de eene ziekte meer vat- baar is , dan voor de andere; en eindelijk eenc t e g c n n a t u u r 1 ij k e , wanneer er in het lig- chaam reeds eene gebrekkige wijziging befcaat, die door de geringite oorzaak in ziekte over- gaat. Het behoeft geen betoog dat deze voorbe-
reidende oorzaak eene i n w e n d i g e, of in het ligchaam gelegeneis, terwijl de gc- 1 e g e n h e i d s o o r z a k e n tot de u i t vv e n d i- ge
|
||||
I)E OORZAKEN DER ZIEKTEN. 5J
g e moeten gebragt worden , daar zij buiten het
ligchaam gelegen zijn , en alleen door van bui- ten op hetzelve werkende, ziekten te wcge brengen. ' ' Tot de uitwendige of g e 1 e g e n h e i d s
oorzaken brengt men de zes volgende za- ken , die wel eens hoe wel oneigenaardig de z e s niet natu u r 1 ij k e d i n g e n Qex res non naturalesy genoemd , worden, zij zijn : i. de lucht, ii. voed f e Is en dra n- ken, ui. b c w c g i n g en r u s t, iv. fl a a p en waken, v. ontlasting der in het lig- chaam aanwezige ftoffen, als de afgang, pis, enz. vi. de hartstogten. Aanleg en gelegcnheids-oorzaak
moeten zich vereenigen om eene .dekte voort te brengen; waar de cerfte niet is , wordt de laatfte onwerkzaam , en wanneer de laatfte ont- breekt , blijft de eerfte onopgewekt. Onder naaste oorzaak, verftaat men
diegene welke liet ontdaan der ziekte onmiddelijk voorafgaat, en met dezelve op het naauwfte is verbonden, zoo dat zij volgens fominigen , met het wezen der ziekte één en hetzelfde is, en, zij weggenomen zijn- de , de ziekte ook met haar ophoudt. Na dit vooraf gezegd te hebben , zonder in
verdere bijzonderheden, of liever gisfingen
omtrent de Bnaste oorzaak te willen treden ,
D 5 mi
|
||||
54 V È 7. \ E K T E H ,
zal het niet onbelangrijk zijn ieder der zooge-
naamde zes niet nat u u r 1 ij k e zaken nog eens kort, doch afzonderlijk te befchon- wen , en met een enkel woord, zoo wel den aanleg als de gelegenheids-oorzaken te gewagen. »n Zeker is het dat onder dezelve, de lucht,
en het verblij f, de b' eh,andeling, en het voed fel, de gezondheid in meer dan een opzigt kunnen ftoren, wanneer het tc- gengcftelde bij dezelve plaats grijpt, van het- gene door de gezondheidskunde gevorderd wordt. De lucht verftrekt tot oorzaak van ziekte
wanneer warmte of koude, droogte en vooral vochtigheid haar van dien toeftand doet afwij- ken welke voor het dierlijke leven het heil- zaamfte is, of dat eene fcheikundige vermen- ging met gazfoortcn of fmetftöffen haar eenen nadceligen invloed op de gezondheid doen ver- krijgen. Met haar ftaan h e m e 1 f t r e e k en 1 a n d s-
gefteldheid in de naauwfte betrekking; niet alleen hebben de beide uiterftcn van te groote hitte en te ftrenge koude, den nadeeligften invloed op de volkomenheid van derasfen der paarden, die men alleen onder ee- ne gematigde henielftreek als zoodanig ontmoet, maar de overgang van deze in eene van beide ja zelfs in iedere merkelijk verfchillende, mist zei-
|
||||
DE OORZAKEN DER ZIEKTE. 55
zelden eene oorzaak tot ziekte op te leveren.
Geen minder invloed heeft de 1 a n d f t r e e k op de gezondheid: hooge bergachtige en drooge landen verkenen den dieren meer gezondheid, iterkte en vlugheid, dan lage , moerasfige, boschachtige en aan den zeekant gelegene ftre- ken; die der eerfte plaatfen zijn het meeste aan ontftekings - ziekten en die van de adem- halings-werlmrigen onderhevig; in lagere lan- den zijn ongemakken der voeten, ooggebre- ken, en ziekten met verminderde levenskracht de heerfchende; terwijl de boschachtige {'tre- ken en zeekusten, door het gure , veranderlijke en vochtige weder eenen bijzonderen aanleg tot zinkingachtige en rheumatieke toevallen te wege brengen. Door afwijking van de vereischte eigenfehap-
pen kunnen de ver blij fp laat fen niet al- leen dezelfde nadeelen als hierboven vermeld zijn, maar door eenen gebrekkigen aanleg, ©ok onderfcheidene toevallen veroorzaken. De behandeling die de huisdieren in den
getemden ftaat ondergaan en het gebruik dat in dezen zoo zeer van hunne levenswijs in dien der natuur afwijkt, opent eene ruime bron van vele ziekten, het zij dat men hen door kwal ij k geplaatfte zorgverteedert, en daardoor tot alle ziekten van ontfïe- king en geltremde uitwafeming voorbereidt, of toen in tegenoverfrelling hiervan, door ver- D 4 waar- |
||||
5^ : ' ■. D E ZIT. K ï < N.
w.aa r 1 o o z i n g der z u i ve rli e id,aan huid-
ziekten , zoo als ook door ten onpas baden en fehielijke verkonding na verhitting, aan ontlte- kingsziekten blooti'celt. Even nadeelig is te veel rust en arbeid;
De eerf't.e verzwakt de levenswerkzaamheid des dierlijken geftels , waardoor alle ziekten van gebrekkige fpijsvertering, geftremden om- loop der vochten en der afzonderingen voort- gebragt worden. Te fterke i n f p anni n g e n en te lang d u-
rigc v er rn o e i j e n i s i'en putten daarente- gen de levenskracht te zeer uit en doen het dierlijk en werkt ui gelijk geftel voor den tijd verfiijten; terwijl door deze beide uiterften des te nadeeliger gevolgen voortgebxagt worden, naar mate dezelve fpoediger onderling afvvis- felen. De tot voedfel verftrekkende fpijs en d;
kunnen zoo door onevenr.edigheid, foort en eigenschappen, als door hunne toedeeling aanleiding tot onderfcheidené ziekten geven. Overmaat van voedfel ongeëvenre-
digd aan den ouderdom , geftalte en werkzaam- heden van het dier, brengt den aanleg te we- ge tot alle ziekten die de werktuigen derfpijs- vertering aandoen ; terwijl te w e i n i g daaren- tegen tot de nooclige voeding des ligchaams te kort fchiet en tot oorzaak van alle ziekten uit zwakte verftrekt. '. , Niet
|
||||
DE OORZAKEN DER ZIEKTEW. 57',
Niet alleen door het ontijdig en overmatig
toededen, zoo wel van het groene als dro,,ge . voeder en water, maar ook door hunne Hechte hoedanigheden, worden eene menigte kiekten te weeg gebragt. Deze oorzaken liggen veelal binnen onzen-
gezigtskring , zoo wel als de middelen tot der- zelver wegruiming, en dus tot de geneeswijs der door haar aangetaste paarden, weshalve derzclver nafporing van hei; uiterfte belang is. Niets is uit den , hoofde nuttiger dan die
der voorafgaande levenswijs despaards; dezel*- vc leert ons dat bij op (tal ftaande, met droog en genoegzaam voeder onderhoudene paarden, bijeene drooge lucht- en landsgcftcldheid, zoo in de garniibenen als na het verlaten der kan- tonnementcn, in den winter en het voorjaar, de meeste fneleindïgende ziekten, van eene verhoogde levenskracht, of een ontfteking- achtig karakter getuigen, en dat daarentegen, vooral na het eindigen van eenenveldtogt, het uitftaan van veel vermpeijenis en gebrek, in het najaar, in vochtig weder en landllreek, de meeste , vooral flöpende ziekten van eene verminderde levenskracht, vcrzeld gaan. Krachtdadige hulp vereisfehen de toevallen
die door de verhinderde ontlastin- gen en afzonderingen , of geftremde uitwa- f cm ing worden te weeg gebragt, als ook die hunnen oorfprong ontleenen uit de te over- D5 Tioe- |
||||
&
|
|||||||
D T. ZIEKTEN.
|
|||||||
vloedige uitwafeming, ontlastingen tH afzon-
deringen. - #4 Ten eencmaal buiten onze magt is liet zon-
der hulp der genees- of heelkunde, de zoo i n als buiten het ligchaam gelegene oorza- ken te verwilderen of onfchadeiijk te maken , welke, het zij fch eik unftig of werk-
tui ge lijk in hetzelve vaak de grootfle ver- woestingen aanregten. Onder de e er ft e welke fcheikundig eenen
nadeeligcn invloed op het ligchaam uitende , het dierlijke geftel op eene geweldige en het levensbeginfel aantastende wijze, aandoen , verdient in de eerde plaats, de ziekten fm et ft o f gerekend te worden, als de ge- woonlijkfte, welke in heerfchende (epidemifche) ziekten gelijkfoortige dieren algemeen aantast, of in befmettelijke Hechts enkele treft, die aan hare onmiddclijkc mededeeling blootgefteld Xqni het zij dat zulks met of zonder aan- iïeking, door eene zigtbare floffe , of op eene buiten het bereik der zinnen gelegene wijze gefchiedt. Het is aan haar dat alle heerfchen- de en befmettelijke ziekten , de droes, de kwa- de droes, de worm, de fchurft, enz. hunnen ■oorfprong verfchuldigd zijn. Sneller en zigtbaarderwerken de vergiften
op het dierlijk ligchaam, het zij dezelve uit het del f i't o ff c 1 ij k rijk oorfpronkelijk zijn,
zoo
|
|||||||
OORZAKEN DBR ZIEKTEN , II. Afd. $jf
zoo als het rattekruid, kwik, lood, koper,
enz. welke de hevigfte outftekingstoevallcn ver- oorzaken, of dat zij tot het groeiftoffe- 1 ij k behooren, gelijk de kerslaurier, nacht- iehade , wilde kervel, taxis, enz. die door plotfelinge verftoring der aandoenlijkheid, {ftnfibilitas} meestal verdoovend werken, ter- wijl de d i e r 1 ij k e g i ft en, van welke de dolle honds- en adderbeet de voornaamfte zijn, angst, verlamming , ftuipen of razernij te weeg brengen, die door eenen fnellen dood gevolgd
worden. W e r k t u i g e 1 ij k veroorzaken in het lig-
chaam, de d a r m-, g a 1- e n b 1 a a s f t e e n e n, als ook de onderfcheidene fooiten van w o r- men, door hunnen prikkel allerhande kramp- achtige en ontftekings - toevallen; terwijl uit- vv e n d i g , de beichadigingen , door wonden , kwetfingen en verrekkingen veroorzaakt, als
onmiddelijke oorzaken, de ftoring van den ftaat van gezondheid kunnen te wege brengen. 45 Te regt kan men als voorbereidende
en tot de ver w ij d e r d e oorzaken bchooren- de, dien aanleg of vatbaarheid tot ziekte befehouwen , welke t« g e n n a t u u r 1 ij k door oorfpi'onkelijke of aangeborene gebrekkige vor- . ming voortgebragt wordt, of aan de onder-
fcheidene leeftijden , gedachten en bijzonder- heden eigen is, en dezelve eenen bijzonde- re» |
||||
6»
|
|||||||
DE ZIEKTEN.
|
|||||||
ren n a t 'u u r 1 ij k e n aanleg daartoe mede*
deelt. ,0 De gebreken der vorming, (organifatie)
zijn of erfelijk van de ouders voor;geplant, of o o r f p r o n k e 1 ij k aangeboren, en uit de vorming en geftalte des diers ontfpruitende; dus brengt een te gebogen hoofd, eenen aan- leg tot kolder voort; eene fmalle borst, plat- te ribben en opgetrokkenen buik: eene belem- merde ademhaling en fpijsvertering; dus is eene zwakke fpijsvertering de grondoorzaak van het kribbenbijten enz. Voorts kunnen dezelve beftaan uit tegennatuurlijke vergrootingen, aan- groeijingen en veranderingen der dcelen , die eene oorzaak tot ziekte opleveren ; daarenbo- ven kunnen deze gebreken der vorming v e r« '\v o r v e n zijn , wanneer zij na eene ziekte overblijven of aan dezelve hun beftaan te danken hebben , b. v. volvoetigbeid die na vervangen- heid overblijft, beenuitwasfen , als: fpat,over- ■ hoeven , enz. die vaak na rheumatieke toevallen
volgen, verftrekken tot oorzaken van kreupelheid; verhardingen en vcrgroeijingen der long na börstontftekingen, brengen kortademigheid voort; even zoo blijft vaak na eene pas gene- gene ziekte, de neiging tot inftorting in de- ■ zelve over. De meeste dezer oorfpronkelijke
of vormingsgebreken Hellen de geneeskunst te leur, of ten minden op eenen harden proef, Wanneer-zij hare wegruiming wil beproeven. b. De
|
|||||||
ONDERSCHEIDING DER ZIEKTEN. II. J/d. 6l
l,. De onderfcheiding en venJoeling der ziekten.
47 Niet minder belangrijk dan de algemeene be-
schouwing van de oorzaken der ziekten is die: van hun onderling wezenlijk o n d e r- l"c h e i cl , daar derzelver naauwkeurige herken- ning den grootften invloed op het gelukkig Ha- gen in hunne genezing heeft. Zal echter deze kennis volledig zijn, zoo behoort zij ook nret die van het toevallig o 11 de l' f c h e i cl dat plaats zoude kunnen hebben, gepaard te gaan. Ofichoon , zoo wel de minder van den ftaac
der natuur verwijderden toeltand des diers, aks onze veelal nog duistere kennis van den invloed van fommige toevallige onder- fcheiding c n op deszelfs ziekten, deze int de veeartfe'nijkunde, binnen eenen naauwercu kring beperken, vermag men dezelve echtec evenmin geheel over het hoofd te zien • als door eene te breedvoerige uitweiding in de klein— fte bijzonderheden, zich aan eene ondoelmatige wijdloopigheid fchuldig maken. 48 Ten einde in dezen eenen gepasten middel-
weg te houden, zullen wij ons in de eerfte plaats bepalen met die toevallige ander- f c h ei ding e n op te noemen wier beftaan "buiten twijfel is, en inde tweede, om eene voor de algemeene vatbaarheid berekende aanwijzing te geven van de zoodanige, die in de ziektc- kundc des diers even als in die van den mensch thaas
|
||||
6%
|
|||||||
BE ZIEKTEN,
|
|||||||
thans meer ontwikkeld en met nut op dezelve
toegepast kunnen worden. 49 Tot de e e r ft e wier bijzondere uitwerkin-
gen ons minder bekend zijn, kan men reke- nen die onderfcheidingen welke uit de verichil- lende leeftijden, levenswijze, g e- f 1 a c h t e n en j a a r g e t i j d e n ontleend zou- den kunnen worden. 50 Terwijl men in de tweede plaats de ziek-
ten volgens derzelver toevallig onderfcheid kan verdeden. *! Naar het getal der aan ziekten lijdende
voorwerpen : in heerfchende( epidemi- fche) ziekten: (morèi eftidemict, epizootiti') , .wanneer gelijktijdig een aantal dieren door de- zelve aangetast worden of dat men dezelve aan eene algemeene oorzaak kan of moet toefchrij- ven, in afzonderlijk voorkomende (sporadifche,) m.sporadici), ingeval flechts enkele voorwerpen en niet door algemeene oor- zaken aangedaan worden; waartoe nog de t ti s- fc hen loop en de ziekten (jndntercurrentts) kunnen gebragt worden, die offchoon zij op zich zelve ftaan, echter den invloed der heer- fchende ziekte gevoelen. $* Ten opzigte van hunnen oorf prong (ab
«ri-
|
|||||||
• NBER.SCHEIDING DER ZIEKTEN. II. J/d. 6%
origine') zijn de ziekten erfelijke (&«-
ditarius m. ) indien zij bij de voortteling en gedurende de dragt op de vrucht overgaan, öf wel verkrcgene (;«. acquisities), wan- neer zij naderhand op eene of andere wijze verworven worden. 53 Voorts zijn dezelve enkelvoudig (ni. sim-
plex) of z a m e n g e f t e 1 d(m.compositus s. com- plicaties ) , van welke eerfte, vele der heelkun- dige gebreken voorbeelden opleveren, terwijl de inwendige ziekten meer der tweede aanbieden. 54 Naar de plaats, zijn zij a 1 g e m e e n (m.uui-
versales), wanneer zij op het geheele lig- chaam gelijktijdig en gelijkvormig werken, of plaatfelijk (locaks) indien de voornaam- fle toevallen meer een enkel deel aandoen. Hiertoe kunnen ook de uitwendige (ex*
temt) en de inwendige (interni) gebragt worden, waarvan de eerfte hoofdzakelijk het onderwerp der heel- de laatfte die der g e- aeeskunde uitmaken. 23 De t o e v a 11 e n doen hen onderfc heiden, in
zoodanige waarin de .ziekte en hare toevallen eenen zetel hebben , (m. idiopathici) &o.\n die, waarin eene ziekte als toeral er zich by voegt (symptomaticiy
|
||||
tf4 DE ZIEKTEN,
|
|||||||||||
5^ Volgens hunne mededeel ing in: b e-
f m e 11 e n d e Qm.contagiosus'), wanneer zij zich in hetzelfde kenmerk aan andere mededeelen , en in niet b. e f rn e 11 e n de , het zij door mid- dclijke of OWJiiddelijke gemeenfchap. e7 Zij worden voorts verdeeld naar den tijd 'of
1 a n g d a r i g h e i d: in h e c t e of f n e 1 e i n d i- gendc O», aa/ti') , wanneer zij in korten tijd, als in dagen, weken, ten hoogftc binnen ecne maand eindigen , en inflepende (m. chronki') indien dit tijdvak onbepaald blijft. e g - Voorts doet de a fw i s f e I i n g de ziekten
ond..rfcheiden,in a a n h oud e n d t(jn.coniinnf) welke zonder verandering voortduren; in af- gaande (jii.remittcntei) met tusfehentijden van beterfchap ; in w i s f e 1 e n d e ( m.iiHcr-s.ilten- ies) met uitblijvende poozen en toevallen , en p e r i o a i e k e (jh,periodicf) waarin dezelve na vaste en bepaalde tijden temgkeeren. S9 Naar de werking der 1 e v e n s k r a c h t: in die
van verm eerderde Qm.activus,synocha,sthe~ nicus) en in v e r m i n d e r d e ( m. passtius, iy~ |
|||||||||||
phus
|
asthenie us~).
|
||||||||||
(9 Eindelijk volgens dcrzelver u i t f 1 a g in;
g e 11 e e s b a r-e Qsanabiles') ; ongeneesbare (insanabiles) • ter u g k o m e n d e (jecidivus) W-doodclijke Ckthalis). ïea |
|||||||||||
OORZAKEN DSP. ZIEKTEN. II. Afrf. d$
gj Ten laatfte befluiten wij de bovenftaande on-
derieheiding der ziekten, met die der onder-
fcheidene tijdperken die in deze zelve worden waargenomen en ren getale van vijf voorko- men , als: flf) Met begin Qi;ut!u;n~) der ziekte, wan-
neer derzelver eente toevallen zich openbaren. b ) Het t o e n e m e n ( incrementum ) wan-
neer deze gedurig toenemen. c~) De f t a n d {acme^ wanneer zij naarden
aard der ziekte den hoogften trap bereikt heb- ben. r/) Het verminderen der toevallen {de-
er ementum ) wanneer zij in dezelfde ev nre- digheid weder afnemen volgens welke zij toegenomen zijn. O Derzelver einde (finïs s. rcco;;vnlcsccn~
tls,") indien niet alleen de ziekte maar ook de ftaat der zwakte door den vorigen trap van ge-
zondheid vervangen wordt. |
||||||||
E EER-
|
||||||||
/
|
||||||||
EERSTE HOOFDDEEL.
Ziekten 'welke bijzonder het gefiel der opjlor*
pende vaten aandoen. D e ziekten welke men bijzonder onder de-
ze afdeeling kan rangfehikken , zijn: de ge- wone droes in deszelfs verfcliillende trap- pen, de kwade droes en de worm. |
||||||
EERSTE ARTIKEL.
De droes.
<52vynder de ziekten waaraan het paard onder»
hevig is, kan men de droes alseenedergene aanmerken welke hetzelve het menigvuldigfte aantasten, en hoezeer dezelve door onder- scheid in trappen, zamenvoegingen en toeval- len ieen verf hillend karakter fchijntaan te ne- men , verdient het gevoelen dier geneeskundi- gen als het waarfchrnlijkftc aangemerkt te wor- den, welke de droes als eene zinkings- (ca- tharrale) ziekte befhouwen , wier verfchillen- de trappen aanleiding gegeven heeft, de- zelfde kwaal onderfcheidene benamingen t© |
||||||
D E D R O E S. 6?
geven, en ze in verkoudheid, goedaardige, boos-
aardige , verplaatste en verdachte droes te on- derfcheiden, welke laatste zeer nabij aan den Kwaden droes grenst. 63 De oorzaken aan welke deze kwaal haar
aanwezen verfchuldigd is , zijn in de eerfte plaats; verkoudheid, verandering van weder, Hecht voeder, deszelfs verandering en de te fchielLjke verwisreling van groen en droog voe- der , voorts aanftelcing, Hechte ftallingen , ver- waarloosde oppasfing en behandeling. 64 De geringde trap van droes is de verkoud-
heid {coryzei) rnorfondure) kenbaar aan mat- heid, doffe oogen, ontbrekenden eetlust, en de ontlasting van een waterachtig vocht uit den neus., dat na drie of vier dagen, flijmerig en wit wordt, gepaard met een weinig koorts;
terwijl het neus-flihn vlies zich ontdoken ver- toont. g5 Een hooger trap is de gewone of goed-
a a r d i g c d roes, (jaorbus glanduhsm bcnig- tius {Ja gounr.e) , welke gewoonlijk alle paar- den moeten doorftaan <, bevorens hun vijfde jaar te bereiken , offchoon zij van denzelven ook op alle andere levenstijden aangetast kun- nen worden, en welke, wanneer hij geene Samenvoegingen heeft, bij eene doelmatige be- E a km* |
||||
58 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
handeling, zeldzaam van noodlottige gevol-
gen is. 6<5 Desziifs gewone kenteekenen ziin : dat de
kaak-, keel--en fomtijds de oorkl'eren zwel- len , bij welke zwelling , indien zij door ecne ge- paste behandeling niet verdeeld wordt, de on- derkaakklieren in ettering overgaan, en in zes of acht dagen rijp wordende, zich door de kunst of de natuur geopend, van de daarin opgehoopte fiof ontlasten ; Deze klieren zijn voorts vlak, week en pijnlijk, de oogen gezwollen en heet, het fliimvlies is meer •ontftoken en de koorts fterker dan in de ver- koudheid, terwijl de ontlasting der Gjjm uit de beide neusgaten gefchiedt; al deze toevallen verminderen met de ettering, met welke de witte ontlasting fteeds dunner en waterachti- ger wordt, en eindelijk geheel ophoudt. gy De merkteekeiicii van den toeftand der ziek-
te zijn: dat hoe lager het hoofd hangt, hoe meer het bewustzijn ontbreekt, hoe fterker de ontfteking der hals en des monds is , en zoo de ontlasting van den ncusaschgraauw, groen- achtig, en de etter dun en waterachtig wordt, des te zorgelijker is de ftaat des diers te be- fchouwcn; daarentegen zijn als gunftige tce- kenen aan te merken : ecne dikke boteraebtige vochtigheid in de ooghoeken, welke beterfchap aan-
|
||||
B E DROES.//. Afd. 69
aankondigt; zoo als ook de dikke reukelooze
ontlasting uit de neusgaten, terwijl zelfs de heete pijnlijke dikte der klieren zonder nade- lige beduiding is, 68 Daar het in deze ziekte, tot regeling van
derzelver geneeswijs van zeer veel gewigt is bare kenmerken te ouderilheiden , zoo . die- nen de volgende merkte.ekenen wel opgemerkt te worden , die dezelve aanwijzen : Ontftekirig, kondigt zich aan door een
voorafgaand ftérk rillen, eenen llependen gang met hangend hooid, bezwaarde ademhaling, lütademing van heete lucht, grooten dorst, en hitte in den mond, vurige drooge oogen, Ihellen harden pols , donkerbruine doorichijnen- de pis ,, en harde kleine mist. Het r o t a e h t i g e karakter wordt gekenmerkt
door de brandende hitte der huid, door eene donkerroode tong en gehemelte, eenen zeer ftinkenden adem, taai, fmerig, ftJnkendfpeck- iel,. en de met (lijm overtrokkene, in groote hallen gevormde , ftinkende mist. Het z e n u w a C h t i g e (ff al as nervosiis') door
eenen kleinen , fnellenr, iffsguens~) zwakken pols, benaauwd ademhalen,gevoel- en bewuste- loosheid, door bijna geflotene oogen, ftrakke of opgehoudene pis , koud zweet en klamme huid, kleine huid- enfterkere fpiertrekkingen. • Het kenmerk dat uit on ge f te Idheid E 3 der |
||||
76 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
der ingewande n deszelfs zamenvocging ont-
leent , herkent men aan de ontlastingen , als aan fsaerigvaakftmkend fpeekfel, eene vuile tong, eenen opgezettenbuik , aan winden,;flaperig-en loomheid, verftopping of onverteerden afgang, doorloop, ondoorfchijnende taaije pis. Terwijl men de r h e u m a 11 e k e droestoevallen aan ftijf- heid der leden, het zwellen der huid, en ge- zwellen aan de beenen, de teeldeclen en het hoofd herkent. 69 Biizonder zijn deze en de verdere zamenvoc-
gingéh en toevallen eigen , aan den d e r ei e n trap vanden droes welke deswegens de b o o s- a a r d i g eQm.gïand.malzgrzxs~)gQma.md wordt,en veelal daardoor ojQtl'taat, dat de goedaardige niet wel behandeld of verzuimd is geworden,, als- mede door veranderlijkheid des weders , of eene bijzondere voorafgaande ligchaamsgefteldheid. 70 Vaak eindigt dezelve ongimftig, en gaat in
long-, keel- en herfenontfteking, klierverhar- dhiïen, borstwaterzucht, leggers, mok, rot- ftr al en kwaden droes over. Dezelve wordt aangekondigt door meerdere
koorts, pijnlijke en meer gezwollene klieren,gro- tere bcnaauwdheid in het adeflïhalen,dlkke hoog- gele . etterige ontlasting uit dea neus, verftop- ping en Iangeren duur der ziekte dan twintig dagenr, waarmede zich vaak nog andere toe- vallen paven. Die |
||||
» I DROES.//. Afd. 11
•?ï Die met on t ft e kin g der long verzeld
gaat, kent men aan het uiteen zetten der vóórbee- ïien , weinige liggen , fnel, kort, weinig en be- naauwd inademen, aan den harden pols - de doffe tranende oogen en hevigen dorst, waar bij de mond weinig voehtig,en de neusfteeds droog is; voorts aan he't beftendig gezwollen bliiven der fceelklieren, en de ontlasting van dikke en. weinige bruine pis. Bij kee Ion tftek in g is het hoofd met
den hals iets vooruitgeftoken ; het ademhalen bcnaauwd, het flikken moeijelijk of onmoge- lijk. De h e r f e n o n t f t e k i n g wordt door zin-
neloosheid, gevoelloosheid, wildheid, ftaren- de oogen en andere foortgelijke kenmerken aangewezen. y4 Behalve deze toevallen welke dezelve door
verplaa'fing- van den hoofdzetel der ziekte op de levenswerkt; ir;en der naam van v e r p 1 a a t- ften droes, (taorbusglan&ulosusvag;/s')heeft doen ontvangen, en welke daardoor gewoon* lijk aangekondigd wordt, dat de ontlasting uit de neus eensklaps ver i inden of geheel op- houdt, en de gezwollefae klier, n niet tot rijg- beid komen 5 brengt zelfs de verzuiming van den goedaardigeh droes, vaakeenc borsrwaterz« ht »oort, die maar al te vaak doodtIijke gevolgen fceeft. f' 4 Ein-
|
||||
72. ZIEKJES DF.R OPSLORPENDE VATE.N' ,
73 Eindelijk beftaat er aog'eene foort \an droes
onder den naaai van o in z w erve n d e d r o e s,
(fKeumatismus asthenicm sive passivis') bekend, fcent>a3r behalve andere toevallen aan gezwel-, len op Oiiderfeheidene plaat'en , en welke in de a cLeiing van het rhcumatismus nader be- handeld zal worden. Gelukt het niet de klieren te verdeden
of tot etteren te brengen, duurt de ziekte een aanmerkelijk kngeren tijd dan tot deszelfs ge- wone beflisfing vereis :ht wordt, en bevordert de Iuchtsgefteldheid de ontbinding der voch- ten ■, zoo wordt de ziekte ais eenc verdach- te d r o e s , (morbus glandulasus snspcctus') be- fchouwd-, welk-e vaak als de eerfte trap van den kwaden droes is aantemerken. 74 Wat de g ence s w ij s van den droes betreft,
zoo behoort daarbij deszelfs oorzaken, trap- pen en zamenvoegingen in overweging te wor- den genomen. Het eerfte dat men te doen heeft,
is, dat men even als in alle undcic ziekten, ind'en men de o orza'ke n kent, deze poge weg te nemen, om ze in . hunne gevolgen onfchadelijk te maken , en niet alleen het door denzelven aangetaste paard van andere afzon- dcre, maar ook alle voorzorgen in het werk ftelle om deszelfs verbreiding voor te komen 1 Ontftaat dezelve uit Qecht voeder t vooral hooi,
|
||||
de droes.//. Afd. 73
|
|||||
hooi, zoo geve men ftroo, en tot drank
melklaauw haverwater. Is dezelve aan de verandering van voeder te
wijten, zoo moet, indien het paard in de wei- de gebr> was, hetzelve weder op lta! gezet worden; is de oorzaak aan verkoudheid toe te fchrijven, zoo plaatfe men het ia een war- mer i'tal, en dekke het des winters , hetgene echter des zomers fchadelijk is'; is bedorvene jtallucht de oorzaak der ziekte , zoo doe men het eene betere inademen. 75 De eerfte trap van den droes of de verkou d-
heid, en zelfs een ligte droes, vereischt voornamelijk dat men de natuur niet tegen- werkt, maar haar alleen door eene doelmatige. behandeling onderfteune in de pogingen wel- ke zij tot ontlasting aanwendt, welke hulpmid- delen vooral in eenen gepasten leefregel be- ftaaji; hiertoe behoort, dat men lier paȕd in een mati iperde togivrije ftal plaatst,het voor verk.ouding bewaart, en bij goed warm weder eene matige beweging doe verrigten, tonder liet in het minite te verhitten; men wrijve het niet ftroowisfen en wollen doeken, en doe het warme dampen inademen ; men geve in plaats van haver, meeldranken (f) of zenie- ____________E 5 len, CO De voedende meeldranken kunnen uit kaver- of gars-
ten,T''■ p kokend water gegQten wordt, beftaan, wel- ke tev -voedende eigenfehap bezitten, terwijl men
lic" zulks minder noodig is, van tarwe-zemelcn tot het-
zelfde einde gebruik kan maken. |
|||||
i
|
|||||
f4 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
len en ftroo in plaats van hooi, terwijl men
als eenen algemeenen regel behoort aan te ne- men, om in aile droefige ziekten, het paard nimmer koud water, maar itteds zoodanig tot drank te geven, dat door bijvoeging yan een weinig warm zulk eer,e tempe- rh>g heeft aangenomen , dat het nimmer door koude , als eenen nadeligen prikkel, werken kan. Bereikt echter deze ziekte eenen hoogeren trap, zoo gebraike men de ontl'tekingweren- de middelen , {antiphhgtstica, s. tcmpcranf) be- ftaande, behalve in de boven aangeprezene dampbaden, in het gebruik van enkelen ho- nig-azijn met falpeter, (of n°. i.) waarna Bïen tot herftel der verzwakking van het llijm- vlies, de uit fpiesglans- en ftaalmiddelen , a- lantswortel, watervenkel, enz. beftaande midde- len (n°. s, 3 en eindelijk n°. 8.) ingeeft. 76 In den goedaardige n droes moet men in
de eerite plaats de gezwollene klieren tra; hten te verdeden, en tevens de ontlasting uit den neus te bevorderen: men houde hiertoe het paard mat:g warm , en bedekke de keel met eene fchapenvai bt, terwijl men de verdeeling doorliet inwrijven van zeep- en ammoniak-geesr, kwikzalf, (ung. oxydiili Ziydrargyri) en vooral door het zetten van een dragt ter zijde van den hals, zoekt te bewerkftJHgen; mis- lukt zulks, zoo moet men zoo fpoedig moge- |
|||||
/
|
|||||||
db droes,//. Afd. 75
lijk de klieren tot cttering en rijpheid pogen
te brengen, waartoe men ze met reuzel, lijn- olie of althéa -zai.1 'imeert, en warme omflag en van lijnzaadmcel en melk gekookt, op dezelve legt, Tooral wanneer zij zeer pijnlijk en gezwellen zijn. Tot bevordering van het tweede oogmerk,
namelijk dat der neusontlasting, is de inade- ming van wanne dampen, (-) het drinken van laauw haverwater met keukenzout, of honig met i of i oneen faipeter , gepaard met ver- zachtende lavementen , (3) ingeval van verftop- ping, allerheilzaamst; kunnende men, ingeval deze neusontlasting niet behoorlijk volgen mogt, daarbij van de voorfehrii'tenn0. 1. en 2. a. b. ge- bruik maken , welke vooral wanneer de droes van een ontftekingachtig karakter is, dienstig zijn; terwijl ingeval dezelve geenen ongunftigen uitflag voorfpelt, men in de lente of den vóór- zomer het paard met vrucht in de weide kan zenden. In het algemeen ga men fpaarzaam en oor-
deelkundig met aderlatingen en purgatien in den droes te werk, daar dezelve vaak de na- tuur in hare pogingen tot genezing in den weg ftaan
|
|||||||
O) Van gekookt hooiaèad, vlierbloemen enz. in een-
emmer met water, die men bet paard, een wollen deke» : nde, doet inademen; (ï) Van zemchvater met zeep en keukenzout .
|
|||||||
?6 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN.
ftaan, door de heilzame ontlasting te ftoren,
zijnde dan vooral alleen eene kleine lating met veel on zigtigheid aan te raden, wanneer ont- ftekingstoevallen van edele deelen, met een onmiddelijk levensgevaar dreigen. Wanneer dus de droes eenen hoogeren trap bereikt, de koorts kerker wordt, en vrees voor ontfte- king der longen of andere levenswerktuigen doet geboren worden , zoo moet men dezelve zoodanig behandelen als de aard dezer bijzonde- re toevallen vereis; ht: zoo door aderlatingen, dragten , dampbaden , als het inwendi g gebruik van ïf.2.#.en7., voorts wanneer de klieren nabij liet ftrottenhoofd of die der ooren (devyvels) fterk gezwollen zi'n, deze zoeken te verdeden doorhet opleggen van een handvol hennip in goe- de houtasfche gekookt, en zulks zoo vaak herha- len als het middel koud wordt. jj In den b o o s a a r d i g e u droes , komt vooral
deszelfs oorzaak en karakter in aanmerking; zijn de toevallen aan ontfteking toe tefubrijven, welke haren Qorfprong meestal uit koude of het voederen van te veel granen ontleent, is daarbij dezelve hevig, en het gevaar van ftikken groot, zoo kan men zich tot het doen cencr aderlating verpligt vinden, en vooral niet verzuimen een dragt voor de borst te zet- ten, dat bijna in alle gevallen de verplaatfing der ziekte voorkomt, als ook het gebruik van
|
||||
de droes.//. Afd. 77
van wanne omflagen en dampbaden; men ge-
ve tot bevordering der neusontlasMig \°.d. a. voorts n°. 2,, en is de bntfteking aanmerkelijk n°. 4., vooral in het pisdrijvend ai'kookfel n°. 5, en daarbij haverwatef met keukenzout, of fatpeter met honig te drinken, men zette van tijd tot tijd lavementen, met welke men op- houdt , wanneer eenige on tf banning komt, deafgang zich in grootemistballen ontlast, en de oogen en mond minder droog worden, gelijk men alsdan mede de meéldrahken zonder zout moet geven, en overgaan kan om het kamfer met lijnzaad-kookfel toe te dienen. (4) Geeft de droes eene neiging tot ontbinding
der vochten te kennen, zoo moet men de middelen tegen rotkoortfen voorgefchreven, met flijmerige gepaard geven. Bij zenuwachtige medewerkende oorzaken,
gebruike men dadelijk fpecerijachtige vlugge
middelen, (n°. 9. of 21.c.) en krachtig haver* nat met wijn of brandewijn vermengd. Wanneer men eene verzwakte levenskracht
en ingewanden befpeurt, zoo moet men vol- trekt tegengefteld als bij ontfteking handelen ; het
|
||||||
(4) Vooral kan mien met vrucht van liet zamenvbegfel van
kamfer en falpcter gebruik maken, inliet tiJdftïpdat de over»
uit den ftaat van fganning (Jthenis) tot dien van zwak-
*6 (.asthenie') nog niet volkomen gekenmerkt zijnde, eene
lyaond.ei'c «nzigtigheid in de behandeling der ziekte „Yordeitj
|
||||||
78 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN.
het aderlaten, de buikzuiverencie mid.lelen,
vooral van mïddelzouten en het gebruik der weiden zijn dan vaak doodelijk., terwijl men in verftoppsng alleen van lavementen gebr i; '.Ta- ken , en bij beterfchap geen hooi maar gekook- te haver en garst voederen moet. <* De vcrplaatfte droes welke zich op ee-
nig deel werpt, eischt dezelfde behandeling als de boosaardige , en men moet daartoe , zoodra men de vcrpiaatfmg bemerkt of weet, n°. 4. <en 5. geven, terwijl in de daardoor veroorzaak- te borst - waterzucht, het purper vingerkruid {kerb.digitatis fiorespurpure<e) van 4 tot 8 grein dagelijks gegeven , getoond heeft, heilzame ge- volgen voort te brengen, wanneer het gepaard met het zetten van dragten bij tijds aai gewend word t Wanneer de droes deszelfs gewone zetel
verlatende, zich on de ledematen verplaatst, en de daardoor veroorzaakte toevallen , zich
tof als een rheumatismus aankondigen , of hier
en daar builen veroorzaken, zoo wordt eene bijna gelijkvormige geneeswijs vercischt, als wegens den boosaarcligen droes voorgeschreven is; terwijl men in alle gevallen deze gezwel- len door een dragt, gedurende vier of zes we- ien op derzelver plaats moet trachten te hou- den , en in dezen zoogenaamden omvliegen- 4en droes, n°. 10.ingeven. Vcx»
|
||||
X> E KWADE BROES.//. Afd. 7$
79 Vermeerderen de toevallen in den droes, en
is de uitwerping uit den neus fterk, zoo ga men tot het gebruik Van het veriierkend mid- del n°. 8. over, terwijl men naarmate de ziek- te en ontfteking vermindert de hoeveelheid ha- ver moet vermeerderen , en deze tot dat het paard volkomen bèrftèld is, gemalen voede- ren ; gelijk het ook raadzaam is hetzelve gedu- rer.de den geheelen loop der ziekte, matig warm te houden, en indien het van de/elve veel geleden mogt hebben, gedurende eemgen t'yd van fterke vermoeijenisfen te verichoonen, $o Blijft na dezelve een hoest over, zoo be-
ware men het voor koude en t'ogt, geve het inwendig gezwavelde kwik ,(_mthiopsmineralis) en bij verzwakking der vertcringswerktuigea »°. 3 of 21. b. TWEEDE 'ARTIKEL.
De kwade droes,
ji De kwade droes, (maHeus humidus,
Vittüm scropi'uilosum txmtagiosum) la mor' ye) is eene aan het geflacht der paarden bij- zonder eigene ziekte, welke zoo door hare be- smettelijkheid ais de weinige hulp welke de geneeskunst tegen dezelve aanbiedt, ten uiter- **e geducht is, hetgene derzeiver kennis, zoo Tol-
|
||||
8o ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
volgens deszelfs aard als trappen, ten uiterfte
belangrijk mankt, op dat men kierdoor geleid geen paard, waarbij dezelve wezenlijk plaats heeft, tot een middel van aanfteking voor an- dere doe yerftrekkea, en noodelöze onkosten tot deszelfs herftel beftede, en aan de andere zijde , geene naar dezelve zwemende toevallen als clen kwaden droes verkondigende,befchouwe, en eene geneesbare ziekte als onbeeibaar ver- waarlooze. De oorzaken dezer ziekte moeten gezocht
"worden in befmetting, te fterk voeder, ver- lies van vochten door ten onpas en overbodig aderlaten en purgeren , door den loop , langdu-
rig etterende ongemakken en huidziekten, zwakte der verteringswerktuigen , belette uit- wafeming, verandering van weder, gebrek en Hecht voedfel in veldtogtcn, kwiftjk behan- delde en verwaarloosde droes, enz. terwijl deszelfs zetel in de klieren, en bijzonder in die van het flijmvKès van den neus gelegen is, offchoon liet gehecle geftel der opflorpen- de vaten er van aangedaan fchijnt te worden. 83 De kentee kenen verfchillen naar de drie
trappen of tijdperken die deze kwaal gewoon- lijk doorloopt. In de eerfte is het flijmvlies vooral aan het middelfchot vurig rood, één der neusgaten ontlast eerst een dun wit, daar- na een bleekgeel vocht, te gelijker tijd zwelt een
|
||||
Dg KWADE D R O E S. II. Afd. 8l
eeiie der groote onderkaakklieren aan dezelfde
zijde, en wordt hard en ongelijk. In het tweede tijdperk, is de ontfuking
van het flijmvhes zeer vermeerderd, hetwelke tij het eene paard vroeger dan bij het andere plaats grijpt; de 1'not wordt taai, groen of kleverig, en hangt aan de te zamen gerimpel- de neusgaten , de klieren worden hooger, har- der en vaster aan de kaak gehecht. Vaak openbaart zich dus al dadelijk de kwa-
de droes; daarenboven is hetflijmvliesbleek, finerig, kaaskleurig of geel-rood ; op hetzelve vertoonen zich blaasjes, welke naderhand zweren worden , die zich fteeds meer uitbreiden. In deze beide tijdvakken fchijnen de paarden
gezond, fris en vrolijk, terwijl zij hun werk zonder moeite verrigten. In den derden trap, wordt de ontlasting
fteeds groener, bruin , aschgraauw, dun, vaak met bloedftrepen vermengd, ftinkende en bij- tende; het flijmvlies is lcxtkleurig of bruin- rood, de zweren op hetzelve vormen eene on- efferte vlakte met verhoogde, meestal witte randen; de gezwollene klieren zijn vast aan de kaak gehecht; de oogen druipen, het kristal- lijne vocht is dof,hetonderfte ooglid flap ; al- le welke verkeringen net 00g aan die ^ijdci treffen waar de neusontlasting plaats heeft, en de gezwollene kaakklier beftaat. Olï&hoon men gcene merkbare koorts befpeurt
F i*3 |
||||
i-2 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
is echter thans het paard zeer ongefteld,
en hééft deszelfs vrolijkheid en eetlust verlo- ren, de ademhaling is bezwaarlijk, het kucht, de haren {taan overeinue, er vertoonen zich watergezwelleu aan het hoofd , de koker . de ballen , de beenen , enz. De mist, de pis , de fnot en de adem ftinken , koud zweet en doorloop volgt, en daarop de dood.
84 Tot bijzondere onderf c he idings-
t e e k e n e n dezer ziekte , verftrekken: het uitwerpen van fnot en het zwellen der klieren aan deeene zijde, gepaard met fchijnbare ge- zondheid in de twee eerite tijdperken en met de kankeraehtige zweren in den neus in het laatfte; terwijl voorts het aanwezen van den kwaden droes daardoor verkondigd wordt, dat de ziekte lang op dezelfde hoogte blijft ftand houden, daar in andere naar dezelve zwemen- de ziekten, de toevallen gewoonlijk fpoedig verergeren . en dan. weder afnemen. De loop der ziekte is ibmtijds fnel,
{acut), ibmtijds en merendeels flepende en langdurig ; voorts is zij, of plaatfelijk, of tast het geheele ligchaamsgeftel {organïsmus) aan, en gaat vaak met ontfteking der long , herfens, nieren, of van het rugmerg gepaard, in alle welke gevallen zij volftrekt ongeneeslijk is. 85 Zij is zeer befmettelijk, en offchoon het
zeer
|
||||
D E KW a!d z droes. II. Afd. 83
zeer bezwaarlijk valt juist te bepalen in welk
tijdvak der ziekte, en onder welke voorwaar- delijke gefteldheid des ligchaams de aanfteking het meeste voor andere paarden te vreezen is ,(5) raadt echter de voorzigtigheid aan geene voorzorgen te verzuimen , en alle gemeenfehap tusl'chen een van dezelve aangetast of ver- dacht paard met andere af te fnijden, en daar- enboven die maatregelen tot beteugeling dei- uitbreiding dezer kwaal, te nemen welke in hét 9e. hoofddeel van de handleiding tot de gezondlieidsbewarihg der paarden zijn opge- geven. 86 Niet flechts alleen dan , wanneer de kenteeke-
nen , die voor den eerden en tweeden trap dezer ziekte opgegeven zijn , zich , offchoon in ee- nen geringeren graad vertoonen, maar zelfs wanneer etnc eewone of boosaardige droes,
in plaats van volgens den gewonen loop te eindigen, een aanmerkelijk tijdbtftek blijft voortduren, zonder bijzondere beterfcliap-of F 2 ver- |
||||||
is) Ondsïvinding en proeven hebben doen zien dat de bc-
fmetting alleen door onmldderljjlie aanraking gefchiedt, dat alle vochtigheden cjü;, kwaaddroegfigen paards dezelve bewer- ken , en dat de fnclfte befmetting en uitbreiding met de hevig- fte toevallen dan plaats beeft , wanneer dezelve door paarden Van eenvreeradfoortig-ras, üieene plaats wordt te weeg ge- voovai wanneer dezelve door ongemakken veel gele- beu, |
||||||
84 ZISSTEN DER OPSLOP.PENDS VATEN.
verergering aan den dag te leggen, of wel,
indien zich. eenige verfchijnfelen daarbij op- doen , welke naar de kenteekenen van den kwaden droes zweemen , zoo kan men dezelve als eenen verdachten droes bef:homven, die maar al te vaak een voorlooper of het be- ginl'el van den kwaden is. 7 Deze kan men echter in het begin nog ho-
pen te genezen , daartoe geve men het paard inwendig de middelen n°. n. a, b. en 12; gebraike dezelfde berookingen als in den kwa- den droes, geve het fpaarzaam, doch goed droog voeder, vermijde het groene, poctfe het vlijtig , en doe het eene matige beweging verrigten. 8 De g e n e z i n g van den eigenlijk kwaden
droes is en blijft ftceds onzeker , daar er wegens den waren aard en zetel der ziekte zoo veel duis- terheid heerscht, dat geene der beste veeart- zehijkundlgé zien op eene volkomene kennis dcrzclve durft te beroemen; deswegens zal ik mij alleen bepalen tot de opgave der onderfchei- dene middelen, welke als de beste gevolgen gehad hebbende, door hen aangeprezen zijn, zonder in de beoordceling derzelve verre uit te weiden. Alleen bij jonge paarden en in het eerfte ea
twee-
|
||||
Ce kwade droes.//. Afd. 85
tweede tijdvak vermag men hoop op genezing
koesteren. In het e er ft e, wanneer het on- gemak nog plaatfelijk is, gebruike men n°. u a ■> b, 12 , 17 , waarbij men in het tweede de in- wrijvingen met kwikzalf, {ung. murias hydr. exydulatf) en berookingen van gelijke deelen, oprement, (auripigmentum) en harst, (colopho- niutn) voegt, die men het paard doet inade- men , terwijl men intu.sfch.en verlterkende prik* kelmjdclelen (n°, -s en 19) geeft. Men ga voorts zoo veel mogelijk de oorza-
ken tegen, geve het paard, goed droog doch geen groen voeder, daar hetzelve verflapt j voorts laauw drinken, en doe het eene dage- lijkfche zachte beweging verrigten , terwijl men bet in eene gematigde luchtige ftal plaatst. De verdunning der ihot, de va-mindering
der kankerachtige zweren, het verkleinen en losfer worden der klieren; voorts wanneer het paard levendig, vlug en hongerig blijft, het haar glad, de oogen helder en de adem goed blijven, kunnen hoop doen voeden om m de genezing te Hagen; in alle andere gevallen doet men beter het te doodeir hetgene (leeds behoort te gefchieden , wan- neer na ten langfte gedurende drie weken de middelen aangewend re hebben, er gcene be,- terfchap maar verergering plaats grijpt. |
|||||||
Sc.
|
|||||||
F 3
|
|||||||
Só' ZIGTTEN DER OPSLORPENDE VA TEW ,
89 Sr. paul geeft het voorbeeld van twee paar-
den op , welke door zes maanden laag allten jenevcrfpoeling en ftroo, en daarna zes we- ken eene goede weide te hebben genoten, volkomen herfteld zijn geworden. Voorts prijst hij het middel 13 en 14 aan ,
waarvan hij fomtijds goede gevolgen heeft on- dervonden , met bijvoeging van dampbaden en het zetten van eenen dragt aan den hals aan de aangetaste zijde, welke men zoo lang laat et- teren, als het uitwerpen uit den neus duurt, gevende het een ligt verteerbaar, niet verhit- tend voedfel, zoo als garftemncel met hakfel, voorts ftroo en geen of weinig doch goed hooi, 90 Wolstein de onwaarfcliijnlijkheid der
genezing van andere paarden dan van zes of zeven jaren vastftcllendc, raadt bij jongere tweemaal daags het geven van een flikbrok van r,°. 15 aan, en voorts om goedaardige drocs- ftof niet werk, te Wederzijde,, in eene huidrn- fnijding achter de ooren, op de medegevoc- lende (fympathetifche) zenuwen in te enten, en wel te laten etteren , en voorts wanneer het voorfchrift n°. 15 gebruikt is, dagelijks n°. 16 in te geven, terwijl men de klieren met fpaan- fclie vliegzalf. (img. yeficatorium) uit 1 deel |
|||||
fpaan-
|
|||||
V
|
|||||||||
BE KWADE DROES.//. Afd. %f
fpaanfthe vliegen , en 2 deelen altheabalfem za-
mengeftcld fmeert. (5) Naar gelang dat de genezing door eene de- F 4 zer |
|||||||||
(5) Onder de geneeswijzen welke tegen den kwaden droes
en worm in liet werk gefield zijn, beeft die welke de Heer Coluine (*) onlangs in Italien tegen deze kwalen beproefd heeft, en waarvan de ■ gunftigc uitfiag liet ge- nootfehap van lanabomvkuiide van bet departement der Seine bewogen heeft, zijn vefïlag door den druk gemeen temaken, en ter beproeving aan te prijzen, bijzondere opmerking verdiend. Het bijzonder onderfcheidende zijner geneeswijs beftond in liet geven van fptesglanslcver en bloem van zwavel in bui- tengewoon gróote giften. Tegen den w o r m alleen verminderde men de gewone
hoeveelheid hooi en vermeerderde die van het ftroo, ter- wijl men onder liet voeder , keukenzout vermengde ; men brand- de de wormbuilcn en beltreek de daaruit voortfpruitende wonden met bemiddelen; voorts verrigtfe men kleine aderlatin- gen van twee pond, en herhaalde dezelve met twee da- gen tusfchentjjd van twee tot vjjf malen; men gaf aan de- gene waarbij de worm met opzwelling der ledema- ten verzeld ging, mijnftofielijke kermes, (waterftoffig ver» zuurde fpiesglans, {kermes mineralis') hydro- fnlphurelum *xyduli ftibii) tot 2 oneen daags, beginnende met klei- ne giften, doch aan de andere, bij welke de ziekte een: mindere hoogte bereikte, wegens de duurte van dit mid- del, |
|||||||||
C ) Compte rendu a la secietd d'agriculture du dépar-
tement de la Selnet d"une expMence tentée et des suceis tbtenus contre la morye a u farc-ln ^j jnfcctoient, de- tuis dixhuit mots u a3„ rtg,t de dragons , par Mr. CÓU.AN *e, suivi du rapport de M.M. Despias, Hussard et Tes^ •"». Paris 1810. |
|||||||||
88 ZIEKTEN DER OJ?SEORP£NDE VATEN,
zer vooifchriften bewerkftelligd wordt, ver-
meerdere men de hoeveelheid der haver en ge- bruike n°. 18 en 19 als nakuurtot verfterking. DER-
|
||||||
del vergenoegde men zich met non alleen bloem van zwa-
vel tot 6 oneen daags te geven, insgelijks met kleine gif- ten beginnende^ De van den kwaden droes aangetaste paarden, liet
zij dezelve al of niet met den worm vcrzeld was, vier- den aan dienselfden leefregel onderworpen, en geljjkfoorti- ge aderlatingen mee twee dagen tusfchcircijd gedaan, geven- de hen voorts dagelijks'in flikbrokken met honig , 6 oneen fpicsglans lever, (gezwavelde fpiesglans bevattende potasth,) (hepar antim.) fulphuretum potassa fli&iatum') en van 12 tot 18 oneen bloem van zwavel , beginnende met klei- ne . hoeveelheden; terwijl men hg zoodanige, waar bjj zwo- ren in den neus aanwezig waren, deze brandde, of met vitriool olie beiireek. De uitüag daarvan was, dat alle paarden, bij welke
deze ziekte geene tot liet leven of gezondheid vereisehte deelen verwoest bad, noch al te oud of te zeer uit- geput waren , volkomen lierfteld zijn geworden , oiettegen- ftaandc de meeste vericheidene , ja fommige zells 18 maan- den aan deze kwalen geleden hadden, zoo, dat na 45 dagen,.de paarden welke alleen den worm hadden, ge- heel herfteld zijn geworden; terwijl zulks met de kwaad druefigc, na verloop van 2, 3 oF 4 maanden insgelijks plaats greep, hebbende men zoo omtrent de ecne als an- dere , gelegenheid gehad op te merken, dat de weide de genezing vertraagde. Ten gevolge der aanbeveling van den minister van oor-
log tot bet in het werk (lellen dezer middelen, werdt deze geneeswijs, in liet jaar 1811, bij het uit Holland geko- ■ïens
|
||||||
D F. WO R. M. IL Afd. Sj
DERDE ARTIKEL.
De worm.
$i Zeer nabij met den kwalen droes vermaag-
fchapt, vaak met dezelve gepaard of er in
F 5 over-
|
||||||
inenc n«. regiment bus fa-en , in lier. gamiföen te Arras be-
proefd bij, 'iel; welke zien tusfehen de 60 en 70 paarden bevon- den , alle door deze kwaal in eenen '1100 ;eren of minde- ren trap aangetast; edoch, niettegenftaande 'te voörfchrif» ten, onder toezïgt eens bekwamen veearts, op de naauw- keurigfte wijze gevolgd wierden, beantwoordde de uitflag geenzints aan de hooggefpannene verwachting, aangezien aile deze paarden, of onder de geneeswijs ftorven, of zoo weinig gunftige verandering vertoonden, dat, uit hoofde der verbazende kosten die dezelve veroorzaakte, en tot vennping van verdere aanfteking, men eindelijk bcfluiten moest hen alle dood te fehieten. Hieruit fchjjnt te blijken, dat indien de Heer CoLLAlNE
geflaagd is, de kwade droes en worm door deze behan- deling te genezen, plaatfeljjke medewerkende oorzaken, als Iheid, aard van het voedftl, en meer andere •wsfchieti onopgemerkte redenen, dezelve waarfehynujk 'öks bevorderd hebben, en dat eene andere .land- en ™cb*ftreek haar welligt ten eenemaal derzelver doel zoude doen misfen, uit welken hoofde men ook dit mid- del geene onvoorwaardelijke zekerheid kan toekennen, zoo nadere weigeüaagde proeven het bevestigd heb- ben. Even min zoude men liet volgende middel als zekerder
■ aanprijzen, dat mij, gedurende mijn verblijf ia O031"
pj-ai-sfün in ,812, toevallig door eene gedrukte «mkoudi-
|
||||||
je ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN,
overgaande , is de worm, (jnalleus farcinosus,
fcrophula farcimaï) Ie farcin') en als eene gelijkaardige ziekte aan te merken, welke ins- gelijks bijzonder het opflorpende vatenftelfel aantast; Deszelfs zetel is vooral in de opper- vlakte des ligcbaams beklecdende huiden en klieren gevestigd, en is in deszelfs hoogen en waren trap bijna ongeneesbaar en ten hoogfte btfmettelijk. , 92 Deszelfs oorzaken zijn, boven en behal-
ve die welke den kwaden droes voortbren- gen, een kwalijk behandeld rheumatismus , te Veel fterk voeder, langdurig en hebbelijk ge- wordene kwalen, zoo als de loop, enz. 55 Tot kenteekenen van deszelfs aanwe-
zen , verftrekkcn ronde als aan eene koord ge- legene knobbels, aan het hoofd, den hals, tus-
|
||||||
ging in een der tydfcluïftcn Lekend is geworden, welk
het gelukkig flagen in het genezen van den kwaden dft)cs, in onderfcheidene gevallen, door behoorlijke procesverba- len en getuigfehriften geflaafd, bekend maakte, ware bet niet dat de onkostbaarheid dier geneeswijs te uitlokkend was, om de beproeving derzclve achterwege te laten, be- fiaande dezelve alleen in houtskolen tot een ontastbaar poeder gefloten, in eenen mondzak, het paard tusfehen Ae voedertijden, gedurende eenige uren daags aan het hoofd te hangen, zoodanig dat het als verpligt is hetzelve ba vle inademing op te {huiven. |
||||||
O E WO R. M. II. Afd. ft
tusfchen de voorbeenen , aande zijde des buiks ,
tusfchen de binnenzijde der achterbeenen, enz. Het paard wordt traag, de oogen dof, de beenen zwellen en worden kreupel; hoest, rilling, koorts, het overeinde ftaan van het haar zijn voorboden dezer kwaal; vervolgens verfchtjnen cie builen met welke de ziekte toe- neemt ; dezelve worden weekcr, breken door en ontlasten een ftinkend vocht, er wast wild vlecsch in dezelve, zij {teken de aangrenzen* de deelen aan , vervolgens vertoonen zich de kenmerken vanden kwaden droes, welke den dood ten gevolge heeft. ■ Zoodanig is de ge- wone loop des eigenlijken worms en van den huogftcn trap dezer ziekte. Meer hoop tot genezing geeft de o n e i g e n-
1 ij iv e worm, daar dezelve eigenlijk uit rheumatieke gezwellen beftaat; bij dezelve
vertoonen zich builen aan de zijde der boven- lip, welke tot de grootte eener hazennoot toe- nemen , doorbreken, en breede drooge zwe- ren vormen, wier etter niet itinkt maar eene gladde dunne korst vormt. Ontftaan er diergelijke grootere onder de
huid der kaken enz.,'welke uit een klein, rond gaatje, witte gele etter ontlasten; wan- neer aan andere deelen, als aan de vóór- en achterbeenen en knien, grootere builen en zwee-
|
||||
p2. ZIEKTEN' DER OPSLORPENDE VATEN,
zweren te voorfchijn komen, die eene taai-je,
f lijmen'ge , geelwitte vochtigheid ontlasten, en het paard blijft daarbij gezond, zoo kan men hoop op hcrftel. voeden. In het algemeen dient tot genezing het zet-
ten van dragten, terwijl door fommige het branden der wormbuilen aangeprezen wordt, welke men met laauw water, en daarna met zcepgeest eenige malen daags moet wasfehen , en volgens den raad van pilger uitwendig op dezelve n°. 20 gebruiken: voorts eene matige beweging , een goede leefregel, goed voeder, zuivere lucht, een zindelijke ital en vlijtig poetfen. Inwendig geve men fpiesglanslever, zevenboom, anijs, roostert- en venkelzaad of n°. 20 bv c, d, |
||||||
5ts
|
||||||
TWEE-
|
||||||
93
TWEEDE HOOFDDEEL. S.HEÜMATIEKE EN KRAMPACHTIG»
T O E V A L L E N.
|
||||||
EERSTE ARTIKEL.
Jbe rheamaticke of zinkingachtige toevallen.
95 De meeste dezer die, fchoon zij in uitwer-
king en gevolgen verfchillen-, echter veelal in hoofdkenmerken overeen komen, zijn onder den algemeenen , doch veelal ongèpast'en. naam van vervang e. nheid bekend, en worden zoo door cene overfpannene als verzwakte levcns- . kracht voortgebragt, welk karakter men 'wel in het oog behoort te houden. De oorzaken der eerfte zijn overdrevene
ïnfpanning en fnelle verkonding, door koud drinken of fchielijke rust in koud weder, enz. 96 Deszelfs k e n m e rk e n zijn, treurigheid,
gebrek aan eetlust, een hangend hoofd, het fchielijk uitademen van hecte lucht met geo- pende , drooge , brandende neusgaten en huid, "et fterk kloppen der zijden, en drooge, met witte frLjm overtrokkene mist; onaangezien . ade imerten legt het paard zich niet neder, tot het door vermoeidheid nedervalt en de boenen uiti'ti-ekt; vaak is met deze toevallen, ' «ene ontfteking der long gepaard, terwijl ge- meen- |
||||||
04 ZIEKTEN DER OPSLORPENDE VATEN ,
meenlijk in alle doelen pijn bekeurd wordt.
v Wat den uitflag der ziekte betreft, zoo kan men deszelfs genezing niet buiten hoop {tellen, indien de koorts efi longontfiekïng gecnen te hoogen trap bereikt heeft, en de laatfte noch niet in verfterf overgegaan is. 97 De g e n e e s w ij s is in het begin ont'teking
werende of bedarende (m. antiphhgistica, s. Umperaas) , beftaaode in latingen die men her- haalt , wanneer de pols niet langzamer wordt, in verzachtende openende lavementen , laauw drinken, dampbaden, wasichen met laauw Water, een matig warme ftal, goed legltroo, eene luchtige bedekking, en het herhaalde in-' geven van eene kleine hoeveelheid falpetcr, bij v. | ons met lijnzaad afkookfel. 98 Het rbeumatismus dat met verzwakte levens-
kracht gepaard gaat, en dat men onder de droes- ziekten , onder den naam van valfche of o m- zwervende droes rafngfehikt, is aldaar
reeds met. een woord aangehaald geworden. 99 De oorzaken zijn dezelfde als bij den
droes; de ken teekenen: doffe oogen, matheid der leden, pijn bij het rosfen , bran- dende hitte , een fnelle pols , benaauwd kug- chend, door hoesten vaak afgebroken adem- ha-
|
||||
MIEUMATIEKE T0EVA1LÏ li.II,Afd.<)$
balen, een drooge tong, fpaarzame ontlas-
ting van bruine pis, verftopthtid, vaak fpier- trekkingen. De zetel der pijn is voornamelijk in de fpieren der ledematen, deze zijn vaak ftijf en niet zonder fmen beweegbaar; dik- wijls wordt deze ziekte door een heet gezwel op de oppervlakte der fpieren verzeld. De gevolgen zijn dikwijls verlamming, ftijf-
heid, gezwellen, mok, enz. De beoordeeling van derzelver uitgang , is dat men herftel kan hopen, wanneer in haar begin fpoedige hulp wordt toegebragt, het dier niet te zwak is, en het kenmerk der ziekte meer ontfteking dan verzwakking aankondigt. 100 De genezing beftaat in de opwekking der
levenskracht door opium en geest van kamfer, (n°. 10.) het zij afzonderlijk of met falpeter vermengd (n°. 10. a.) terwijl de verbinding van kamfer met mijnftoffelijke kermes, (kermes mneraUs) (n°. 10. #.) en van deze met ruwe fpiesglans , (antimonium crudam , ) (n°. 10. c.) een :en ander in ilijmachtige afkookfels van •'nzaad- of garstenmeel, vooral in de voorko- menc.e longontftcking , bijzonder dienftig is , het zetten van dragten aap de borst, den hals en de bitten $ en het openen der gezwellen, bij verdere beterrchap verfterkende bittere mid- delen (n°. 8. en 9.), krachtig voeder eaecne goede oppasfilig. Reu-
|
||||
0 ZIEKÏENJDSR OPSLORPENDE VATEN,
«. ttheumatismus, gewoonlijk vervangenlieifl
g cn aa ra d en jicht. ioi Dit foort van rheumatismus dat men vervan-
genheid noemt, is vooral door langeren duur en zonder met aanhoudende koorts gepaard te gaan, van de vorige trappen van hetzelve onderfcheiden , en is of als eene kramp van het werktuig (orgaan) der huid , of als eenen prik- kel , welke bijzonder de peesfeheden aandoet, aan te merken. 102 De volgende ken teekenen vertoonen
zieh gewoonlijk: vaak zijn liet de gewrichten
der voorvoeten en de naburige pezen , welke het eerde dit ongemak aankondigen, dat meer
de voor- dan de a:hterbeenen, fomtijds doch zeldzaam een en andere aandoet,- de voeten trillen in het gaan, hetwelke ftijf gefchiedt, en waarbij het paard de hielen mijdende, meest op den voorhoef treedt, of het lijdende been hafleept; de beenen zijn ftijf, de gewr'u bijna onbewegelijk; vaak zet het paard eenen voet vooruit, en meermalen dezelve bij een; het teruggaan is zeer moeijelijk, waarbij het de achterbecnen onder zich laat ftaan , de voor- beenen vooruitzet of ze als nafleept : voorts zijn de fpieren hard en pijnlijk wanneer men tegen het overeinde ftaande haar ftrijkt. De
|
||||
VERVANGENHEID EN JICHT. ƒƒ. Afcl. 97
De pols is bard en fnel, gep: ar I met alge-
mene hitte, eene drooge huid, verlorene eet- lust en weinig ontlasting . terwiil voorts de pijn en koorts zoo lang duren tot eui gezwel zich op de pijnlijke plaats vertoont, de ziekte afneemt of (lependc word:. In eenen hoogeren trap , worden alle lig-
chaamsdeelen door pijn aang -'tast, het paard ligt meer dan dat het (laat, en kan alsdan bezwaarlijk opflaan , men ontdekt ftijfheid in de voet- en kniegewrichten , aan den hals, alsmede in de lendenen en heupen. 103 De u i t f 1 a g en de gevolge n dezes toevals
zijn : dat bij eene doelmatige en CpOêdige hulp, de deelen vaak cl.rzelver beweegbaarheid terug krijgen, doch fomtijds echter een waterachtig gezwel in het gewricht nalaten , en voorts het paard langzamerhand herftelt. Somtijds zwellen de achterbeencn, er ontdaan tutfta- gen, terwid maar al te veel verhardingen der gezwellen, beenuitwasfén, volvóeten, hoorn- kloven en verzwcringen des hoefs de gevolgen van_een fcwalijk behandeld of hardnekkig rheu- fnatismus zijn. zjjndehetaftH diergelijke oorza- ken dat men volgens de gevoelens der beste hedendaagiche veeartfenijkundige. de meeste ziekten der beenderen, als de fchevelbc ;n< n , ïpatten , overhoeven , volvoetigheid door uit- Eettiag van het voetbeen veroorzaakt, enz. C moet |
||||
j8 RHEUMATIEKE TOEVALLEN,
moet toefch rijven ; terwijl niet alleen vele ziek-
ten aan rlieumatieke oorzaken zijn te wijten , maar deze veveenigen zieli vaak met ver- fcheidcne uitwendig* toevallen, wier genezing zonder acht te geven, op het zich daar mede parende rheumatismus zeer bezwaarlijk valt, dus is b.v. de boeg- en kruislammigbeid, of- fchoon uit verrekking ontftaande, veelal oor- zaak dat rhetimatieke toevallen zich bij de- zelve voegen, waardoor men ze! haam in de genezing Hagen zal indien men tteuelr* alleen als een uitwendig toeval behandelt, terwijl daarentegen het zetten van dragten, zelfs dan wanneer men van de uitwendige befchadiging zeker is, bijna nimmer misfen zal heilzame gevolgen voort te brengen. 104 De oorzaken kunnen dus zoo wél in- als
uitwendige zijn; in het eerfte geval zijn het
die welke de verteringswerktuigen verzwak- ken, en door de werkzaamheid van het werk- tuig , (orgaan) der huid te beperken, de natuurlijke afzonderingen des ligebaams hinde- ren , zoo als: onverteerbaar zwaar voedfel van zeer verhittende granen en vooral op on- gepaste tijden , te langdurige werkeloosheid , bijzonder de fnelle overgang van buitengewone en aanhoudende vermoeijenisfen tot aanhouden- de- rust; daarenboven kan de aanleiding hier toe gegeven worden, door vorige ziekten , de af-
|
||||
VERVANGENHEID EN JICHT. II. Afd. 99
afwisfeling van de tempering der lucht, ver-
koudheid , te groote yermoeijenis, het verbal- len of ontftekeu der voeten, hunne, gebrekki- ge vorming, het zij zulks door het te dun mtvegen derzelve, het gaan over harde Zenachtige wegen, of flecht gevormde ijzers veroorzaakt wordt, welk alles tenen te groo- ten toevloed van lappen Kaar het lijdende deel veroorzaakt, terwijl hetzelfde met de boeg- en kruislammigheid plaats heeft. l05 In de geneeswijs moet men volftrckt de
oorzaak niet uit het oog verliezen , ten einde haar volgens deze te wijzigen: ontftaat dezelve uit te veel rus!: en voedsel en daardoor tevens verzwakte Spijsvertering, zoo moet men de tniddelijk verfterkende (negatieve) geneeswijs aanwenden , door ee'ne v rkoeTende behande- ling ; men bcvordere de ontlasting door braak- Wijnfteen en dubbelzout, en g-bniike die mid- delen , welke naar de huid werken en de fpijs verterings - werktuigen verfterken , zoo als am- oniak - zout, ddfftofFelijke moor , gentiaan, ',z'' ^n°- 48. #.);men doe voorts het paard eenen ftrengcmi leefregel houden, en van trap tot trap racer beweging verrigten. *o6_Zijn daarentegen de oorzaken aan vorige
nekten, v,rmoeijenisfm en andere welke uit
zwakte omftaan tcetefchrijven, zoo onder-
G » ileu-
|
||||
lOO E. H E U M A T I E K F. TOEVALLEN,
fteune men de ligchaamskraehten door rust,
goed voedfel en oppasfiug; uien verfterke de "huid en de gewrichten door inwrijven en was- fehen met zeepfap en ipoeiing, van welke laatfte men ook baden kan toebereiden; door omflagen van houtasehloog , het inwrijven van kamfer, enz.; in grootc hitte der gewrichten verrigte men zulks met kalkwater; voorts dce men het paard vlijtig wrijven mctftroo, warm toedekken en matige bewegii;g verrigten, en geve inwendig n°. 2, oi'4 , of 10 en 48 a, , met bijvoeging van 2 oneen gember, en in groote zwakte, van vlug loogzont, aetherenr. De uitwendige hulpmiddelen die men er ver- der tegen in het werk ftclt, beftaan daarin dat wanneer de ziekte Hechts eenen geringen trap bereikt, dezelve forntijds weggenomen kan worden , door het paard warm te rijden , en het te wrijven tot het droog is ; kan men niet zeker hopen dat dit alleen voldoende zal we- zen, zoo doe men (des noods dezelve herha- lende,) eene aderlating aan de hals-of de boeg- ader , hetgene men echter, wanneer de ver- vangenheid terftond op het eten volgt, moet vermijden; geve het inwendig 1 ons duivels» drek in § pint warme wijn, of 1 drachma hansboorngeest en a oneen wijngeest met kam- fer in een pint warm bier, of n°. 48 a.; be- llange het twee a drie minuten lang met in zeer koud water gedoopte kleeden, wrijve het ver-
|
||||
VEK.VANGENDIIEID EN JICHT. ƒ/. Jfd. IOl
vervolgens droog, rijde het warm, ftel het
voorts in eenen warmen ltal, wel gedekt opeen overvloedig legftroo , en late het op de mist ftaan; gevende het tevens lavementen van ka- udlknbloemen-water met i drachma's dui- Velsdrek, welke kuur men iedere zes of twaalf Uuren herhalen moet. Befpeurt men niet fpoedig eene gunftige
verandering , zoo is het raadzaam dat men zon- der lang te aarzelen, overga tot het zetten van dragten aan de beide, zelfs naar omftandig- heden aan de vier beenen, of wel van eene fontenel aan de borst, hetgene eene der ze- kerite en nimmer fchadende middelen oplevert in de meeste uit verkonding, en bijzonder uit uitwendige oorzaken ontftaande, of zich bij dezelve voegende rheumatieke kreupelheid. 107 Is de oorzaak aan flechte ijzers, het dun
' uitvegen der voeten en het gaan over harde
Wegen toe te fchrijven, zoo neme men de ijzers
"*f, verkoele de voeten met koud water, zette
lec paard op eenen zachten grond, doe omfla-
&en Van leem , waarbij men zelfs wat zout en
azijn kan voegen, en ga, indien zulks geen
beterfchaj? fchenkt, tot. het zetten van een
clragt over , terwijl men , indien er verzamelde
vochten of etter in den hoef aanwezig Vogt
2lJn, de zool met het hoefmes, of eene
G 3 tre-
|
||||
102 R II E U M A T I E K E T 0 E V A h L E M ,
trephine, (eene daartoe gefchikte boor) op de
"Witte lijn moet openen, en zoo hierdoor als door het plaatfen der voeten in natte klei, de daarin opgehoopte vochten ontlasting en af- loop bezorgen, welke anders de groctfte ver- woestingen in den voet zouden aanrigtcn, voorts behandele men dit ongemak zoo als bij het vernagelen voorgefchrev n wordt; terwijl men daarenboven met vru.'ht van warme baden uit verzachtende kruiden, als vlierbloemen, kamillen , hooizaad, enz. be- ftaande , gebruik kan maken. Is men van alle andere hulpmiddelen ver-
floken , zoo is het noen eener kleine aderlating, het wrijven der lijdende deelen met eene fïroo- v/iseh, die men in een emmer koud water, waarbij men een pint azijn en | pint hrande- wijn gevoegd heeft, bevochtigt, en het achtervolgens ingeven van cenige flesfehen water met een baud vol zout, of i fles- fehen water met een fles azijn , het beste dat voor de eerfte oogenblikken gedaan kan wor- den , terwijl men hierbij voorts de andere, wegens deszelfs behandeling gegevene voor- fchriften, volgt. 108 De verwaarloozing dezer vervangenheid
doet haar van eenen 1 a n g du r i g e n (chroni- fchen) aard worden , en terwijl de koorts weg blijft, tast zij, of de geledingen of de huid aan
|
||||
VERVANG ENDHEID EN JICHT. II. Aftl. IO3
aan, welke beide zeer bezwaarlijk te genezen
zijn ; voor de eerfte dezer toevallen geve men o
11 • 4- en 8. a., en make gebruik van warme
omflagen en baden ; terwijl men voorde twee- "eü aangewezen door eene algeméène ftij:heid «er huid en eenen fijnen hirfduitflag met over-" einde Maande haren, en die, behalve aan verzuim , aan flecht voeder , zwaren arbeid en verwaarloosd poetfen is toe te ichrijven , n°.6. a en b. ingeeft , het paard met zeepfap en aluin wascht, het mout en goede haver geeft, voorts het vlijtig reinigt, eene zuivere lucht en ma- tige beweging doet genieten , en bij betcrichap zoo lang rijdt tot zich een zacht zweet ver- toont , waar na men het droog wrijft; terwijl eindelijk in foortgelijke langdurige jichtige toe- vallen , die maar al te vaak alle geneeskundige pogingen te leur (lellen, het;algemeene koude bad in het warme jaargetijde in het werk ge- fteld, fomtijds nog het eenige middel tot her, ■ftel heeft opgeleverd. |
||||||||
v
|
||||||||
G 4
|
||||||||
TWEE-
|
||||||||
104 K R A T.I P A C II T I e E T 0 E V A L L E N.
TWEEDE ARTIKEL. De krampachtige toevallen.
109 Verfcheidene ziekten waaraan het paard
onderhevig is, zijn van eenen krampachtigen aard, men kan onder dezelve de klem , de
vallende ziekte en duizeligh Jd, de kortade- migheid, hoest, hartkloppingen, het buik- wee, de verhinderde waterlozing, de kramp der beenen en meer andere rangichikken, waarvan de eerfte en laatfte alleen in dit artikel verhandeld, en de andere hunne plaats aangewezen zullen worden bij de be- fchouwing van de ziekten der onderfcheide- ne itehels, die zij bijzonder aandoen. o. De klem.
110 De klem, (trismns') contraction spasmodiqtie
de la bouc/ie~)\s een toeval welk algemeen het geheele ligchaam, en bijzonder de kaauwlpiè-
ren door eene krampachtige zamentrekking aandoet, zoo dat eerst de kaakbeenderen onbewegelijke op elkander fluiten , en eindelijk het geheele ligchaam ftijf wordt, terwijl voorts eene toenemende koorts en volkome- ne verftopping hierop volgt, de bcnaauwd- hcid toeneemt, en het paard ftuiptrekkendc fterft. Der-
|
||||
DE KLEM.//. Afd.
|
|||||||
105
|
|||||||
Ui Derzelver oorzaken zijn verkouding, pijn,
wonden bij welke de zenuwen gedrukt of hal doorgefneden zijn, of die een zwaar ver- los van bloed veroorzaakt hebben , de bloot- stelling van fommige wonden aan de zon °i koude; liet ophouden van derzelver et» tering, enz. 112 De geneeswijs moet zich naarde oor-
zaken rigten, en daar deze ziekte eenen fnelien loop hééft, de hulp fpöedig en krach- tig wezen; zijn de zenuwen half doorge- fiieden, zoo doorfnijde men ze geheel, doe derzelver drukking ophouden door verwijde- ring der wond en het wegnemen der lig- chamen die zulks veroorzaken; terwijl men de «tering pogc te herftellen door fpaanfche vliegenzalf, terebïmhijn, enz. , men zette lavementen met braakwijnfteen, (gefpiesglans- de wijnfteenzure potasch, (tart. emet.~) voorts dragten aan de borst en te wederzijde van den hals, welke men zoo prikkelend moet maken als mogelijk is, door in de fontanel voor de borst, terebinthijn- en fteenolie in geli-ke deelen te gieten, en de dragten met fterke fpaanfche -vliegenzalf te beftrijken , men omhange het paard met dekens welke in fcherpe loog van potasch gedoopt zijn, en indien men er gelegenheid toe heeft, zoo e§rave men het geheel in warme mist. In- G 5 wen- |
|||||||
IOÖ KRAMPACHTIGE TOEVALLEN,
wendig zijn als de wïi'kzaamfte'middelen , indien
liet mogelijk is, het ingeven van wijnige hartshoorngeest, Qiquor ammonii pyreoleosi) met opium; wijnachtige geest van ammoni- akzout {lig, amm. vinosus) aanteraden ; voorts, indien het paard nog vol kracht is, doe men eenc ruime aderlating, zette het lave- menten van tabak, baldriaan, duivelsdrek, en opium, wrijve Seszelfs kaken met n°.^c. en geve het n°. 49 a. en b., terwijl door viiïüRG als een laatst middel het infpui- ten van het afkookfel van witte nieswortel (jadixverair. alb.~) in dehalsbloedaderen aan- geraden wordt; zoo als ook door p 1 l g e r met goeden uitflag is aangewend, het fteken van een ftuk van denzelfden wortel op de beide zijden der kaken, op de buitenfte kaauwfpier, bij wijze van een dragt, ge- paard met lavementen van 6 oneen theriac. thebaica, § ons alkali met 2 kannen fterlc afkookfel van baldriaan - wortel, in welks plaats men ook lavementen van 2 drachma opium, | ons duivelsdrek in een kan bo- vengemeld afkookfel van baldriaan zoude kunnen beproeven. i. De kramp der beenen.
ix3 Dit toeval waaraan het paard fomtijds on-
derworpen is, en door eenen pijnlijken prik- kel |
||||
DE KRAMP DER B E E N E N . II. Afd. 10?
kei die de pezen krampachtig aandoet, te
wees; gebïagt wordt, behoort rnefl wel van de vervangenheid te onderfcheiden, daar dezelve eene geheel verfeiiiliei.de geneeswijs vordert. 1I4 Eene der hoofdoorzaken van dit toe- v'il is geftremde uitwafeming in koude, die bijzonder de achterbeenen treft, waardoor het zich voornamelijk van de vervangen- heid onderfcheidt, welke meestal het eer- fte de voorheeften aandoet. In dit wordt het paard ftijf aan één , fom-
tijds aan beide de achterbeenen, zoodanig dat het geen deel van dezelve bewegen kan, het gaat kreupel of fleept het been ftijf na, het teruggaan is bijna onmogelijk, en niet alleen in liet gaan, maar zelfs vaak ftil- ftaande, is het onderfte gedeelte van het lij- dende been zoo tegennatuurlijk getrokken dat de koot bijna den grond aanraakt. |
||||||
x*.5'_ Met vermijding van alle verzwakkende
middelen vinden fterke geestige prikkelmid-
j_cn' uitwendig hier hunne regte plaats,
ijzonder datgene wat in n°. 97 voorgeiehre-
ven is, raet WcIke ]1ct, gehecle been drie
Viermaal daags fterk gewasfehen moet
Vvorden.
Indien het paard èenigzins in ftaat is te
*>aan, moet men trachten het in beweging te
|
||||||
IoS KRAMPACHTIGE
|
||||||||
TOEVALLEN,
|
||||||||
te brengen, en eenigen tijd omleiden, het
herhaald en langdurig met ftroo wrijven , en een overvloedig legftroo geven. Is deze behandeling niet toereikende tot
wegneming van het ongemak, zoo kan men overgaan om door het zetten van een dragt aan de dij een tegenprikkel te weeg te bren- gen, en tevens een of ander krampltillend en zweetdrijvend middel te geven. 116 De uitgang van dit toeval is dat fomtijds
zelfs bij de doelmatigfte behandeling, het- zelve na eenigen tijd terug keert, doch op gelijke wijs weggenomen wordt, en einde- lijk geheel ophoudt. Somtijds blijft bij ver- zuim eene hebbelijkheid over, waardoor het paard, wanneer het eerst van de ftal komt, de beenen krampachtig opheft, dat echter langzamerhand verdwijnt, naar mate het warm wordt, of wel het vertoont fteeds eene krampachtige beweging, die echter vaak uit eene aangeborene gefteldheid ontfpru.it, en die beweging voortbrengt, welke onder den naam van hanen f pat bekend, en in het buitengewoon hoog en krampachtig opheffen van een of beide achterbeenen beftaat. |
||||||||
DER-
|
||||||||
log
DERDE HOOFDDEEL. KIEKTEN DER L E V E N S W E R K. T U I-
G E N.
|
||||||
EERSTE ARTIKEL.
Ziekten der her f enen.
e. De ontftcking der herfenen.
ii7 De herfenontfteking, tyhrertitis) veeltijds
door het branden der heete zonneftralen op het hoofd, fomtijds door uitwendige befchadigin- gèn veroorzaakt, kenmerkt zich door alle teekenen van ontfteking , als door koorts, hit- te , vooral des hoofds , razernij, wildheid, die met matte gevoelloosheid afwisfelt, enz.; ter- wijl zij Zich van den kolder door de hevigheid _ der toevallen en fpoediger uitflag, welke ge-
woonlijk doodeliik is, onderieheidt. Zeldzaam levert de kunst veel hulp tegen dezelve op, die het meeste van de natuur zelve verwacht uracn' a*ngezien men een zoodanig * .Uif hoofde van deszelfs wildheid, be- zwaarhjk naderen kan 5 Is het mogelijk zoo doe men bovenal een nf ■ ,' , •
LU1 oi «meer ruime aderlatin-
gen , bijzonder aan rto a 1 r 11 ae napen; legge omfla- gen oP het hooft van kki met ammoniak-
zout, met water bevochtigd; begiete het hoofd met koud water, en trachte het n°. 7. h Blct **« in te geven. So^ |
||||||
IIO ZIEKTEN DER-LEVENSWERK-TUIGEN ,
H8 Som ;Vs wordt een paard door de hitte
bevangen, en (lort door dezelve als be- dwelmd neder; dit toeval dat bij 'poedige hulp geene gevaarlijke gevolgen dreigt, vcr- eischt dat mende neusgaten, flapen, het voor- hoofd , de ribben ta de kroon htrhattld met azijn wasfche; men geve bet voorts van tijd tot tijd een fles water ie, waarin \ ons falpeter ont- bonden is, is zulks niet voldoende, zeo moet men het lavementen van laauw water en een handvol keukenzout zetten, een of twee kki- Be aderlatingen verrigteji, en voorts hetzelve in alle gevallen frisfche lucht doen inademen. i. 13 e kolde r,
119 Dit toeval of deze ziekte, welke men als
volkomen met de zinneloosheid ovcreerJlem- mende, befchouwen kan, verfebilt even als deze in uitwerl.fclen en trappen, welke de onderfebeiding in ftille, razende en fla- pen de kolder heeft doen geboren worden. 120 De oorzaken en aanleiding is bijzonder
in een zwak, teder, of zeer droog ligchaams- geftel te zoeken ; vette dikke paarden , en voor- al ruins , zijn daaraan het meeste blootgefteld, gcl'fk men mede opgemerkt heeft, dat de hol- fleinfebe paarden met zeer gebogene hoofden , eenen bijzonderen aanleg, vooral tot den ftillen kol-
|
||||
DE K O L D E R. II. jffj.
|
||||||||
III
|
||||||||
kolder bezitten,hetwelke men niet zonder grond
aan de buitengewone terugbuiging van het voorhoofd toefchrijft, waardoor de inwendige holte der hertenen te zeer beperkt wordt; voorts kan vochtig , mistig , koud -veder , te fterke mfpanning in.grootc koude of hitte, te heete zonneftralcn , eene ongezonde ftallucht, onverteerbaar verhittend voedfel, bedwelmen- de flaapmiddekn en gevolgen van andere ziek- ten , dezelve voortbrengen. De zetel der ziekte is in de herfens, hetzij
door verzweringen, verdroogingen of water- zucht; merendeels is zij ongeneeslijk, ja vaak doodelijk. 121 Schillende zijn de k e n t e e k enen wel-
ke de onderftheidene trappen aanwijzen, die vandenftillenkolder^^hetpaardftaat als m gedachten, het eet liever van den grond
dan uit de ruif, het neemt een mondvol höoi|
houd het ha!/ gekauwd in oezelve, zoo dat
« ter wederzijde uit de lippen komt,
vvacot ecnige minuten om het verder te
■ dauwen t«„ ' l'-n ware men aan de halmen trekt,
wanneer he» 7,.ir. . • . . " aai£s v^eger verrigt; na het eten
leunt het met sew ■ >!••> : , ^wuu m dün hallter, met het
hoofd op de krib, 0f ia.,t , , , , 1 .„, n ' l ld« hetzelve om laas
"Nngen, mot ftaïeadp nn . . ,
u-*. , "aae °°gen vooruit ziende;
'«Uatdeooren ]w^ of hoH(,t ze ccncn
8-iuimentijd, het eene vooruit, het andere
|
||||||||
te-
|
||||||||
112 ZIEKTEN DER LEVENSWERRTUlOEN ,
terug, en toont geene de minfte aandoening
'wanneer het bij dezelve aangeval wordt; het is ongevoelig voor alles wat het omringt; wan- neer men het op den voet treedt trekt het de- ze niet terug; zet men den eenen op den anderen, of de voorheen en kraiswiis overeen zoo blijft het ver'cheklene minuten, en zoo het lang in deze ftelling tot het desz- lfs evemvigt verliest;voorts wil het niet terzijde treden. Bui- ten den ftal heft het de beenen zoo boog op als of het door water baadde , en loopt regtuu dooi- en tegen alles aan. In het rijden leunt het op dfl hand, en is voor hulpen en ftraffen ongevoelig. las Zeer veel overeenkomst in gevoelloosheid
heeft hiermede de fl ap end e kolder , waar- in het paard daarenboven meest altijd ilaat te flapen. is3 De dolle of razende kolder wordt ge-
kenmerkt door de buitenfporigfte wildheid, daar het paard in denzelven, zoo op ftal ftaande als bereden wordende, fpringt, (laat en tegen alles aanloopt zoo lang den aanval duurt, of tot de toevallen der ziekte ophouden , wanneer het zoo lang tot bedaardheid terug keert, tot het door eenen nieuwen aanval aangetast wordt, aan welke ibmmige paarden telkens onderhevig zijn, wanneer zij aan de zonnehitte blootge- fteld of warm worden. Zal
|
|||||
M
|
|||||
DE KOLDER.//. Afd. H3
ïH Zal men met eenige grond hoop op genezing
voeden, zoo moet men in de eerfte plaats de oorzaken der kwaal pogen op te fporen, ten einde dezelve weg te nemen, en voorts de werkzaamheid der herfenen , middelijk en on- middelijk door opwekking van het geheel werk- tuigelijk geitel (organismus) trachten te her- ftellen. Hiertoe doe men , in de eerfte plaats, het
paard zoo veel mogelijk eene zuivere frisfche lucht inademen, begiete het hoofd verfchei- denmaal daags met koud water, zette het een dragt aan de borst of voor het hoofd-, en doe eene ruime aderlating verrigten, indien men de oorzaak der toevallen aan aandrang des bloeds naar het hoofd, kan toefchrijven: ter- wijl men het tot buikzuivering , (purgatie) da- gelijks n°. 28. a. of b. ingeeft, en daaren- boven prikkelende lavementen van water en zout zet; blijft het herftel achterwege zoo ge- ve men n°. 29,, en herhale na twee of drie weken de aderlating, terwijl men het voorts groen voeder op ftal, en gemalene haver of garst geven moet. T WEED E ARTIKEL.
Be keelomjïeking.
la5 De keelziekte of keelontfteking Caneitia) veel-
al i *l «oor den naam van de v ij v e 1 aangeduid , H tast,
|
||||
I F4 ZIEKTE?-' D-ER LEVENSWER.£TUIGEN\,
tast, het zij alleen de. uitwendige deelen vanden
hals, doch vaak ook den geheelen flokdarm, de luchtpijp , de keel en oorklieren aan, waar- na zij de onderfcheiding in u i t- of i n w e n- dige ke elo ntft eking ontvangt; hare oo rzak e n zijn vocral aan verkouding , bij- zonder door koud drinken toe te fchrijven ,^_ fomtijds paart zij zich met andere ziekten , zoo als met den droes, mét koorden , enz. 126 Bij de eerfte heeft alleen eene uitwendige
zwelling plaats, welke echter het paard eene vrije ademhaling en flikken vergunt, die bij de inwendige keelontftekingen belemmerd zijn, hetgene men duidelijk aan de pijn en moeije- : eid in het flikken befpeuren kan, betwcl-
ke vaak zoo groot is dat het water onder een gedurig hoesten door den neus weder uitgedre- ven wordt; de oogen zijn rood, vaak is de tong ontdoken en gezwollen, de ademhaling hoorbaar , de pols hard en koortfig. 127 Bijzonder wordt tot genezing der i 11-
wen di g e ke elziekte eene fpoedige hulp vereischt, beftaande in eene overvloedige aderlating van twee tot vier ponden, welke men des noods in de hoeveelheid van één tot twee ponden herhaald, voorts het zet- ten van dragten te wederzijde van den hals, welke met ecne fterke fpaaniche-vliegenzalf n°.
|
||||
D E K BEEOPTTSTE K I N O. II. Afd. ïl$
n°. 3=- moeten beftreken worden, daaren-
boven make men omflagen van laauw water en garst; doe het de wanne dampen van hooizaad en water inademen, zette het la- vementen van laauw, water en keukenzout, verzuime niet het vlijtig met itroo te wrijven, en geve, bgaldiea het nog flik- ken kun, inwendig n°. 27 en 30 in, fier- wijl, indim het zulks niet kan doen, men het falpeter in lijnzaad- of garstenwater ont- bonden, met bijvoeging van genoegzaam ho- nig in de keel moet {puiten. 128 Is dezelve alleen uitwendig, zoo po-
ge men het gezwel te verdcelen zoo lang er hoon toe is, door het gebruik van dampba- den en het inwrijven van een verdeelend middel of kwik zalf, terwijl men door het inwendig gebruik van n°. 31 de uitwafeming
tra :ht te herffelkn. De leefregel en het voedfel moet in war-
me 1 -ken beftaan , edoch wanneer de kwaal tot ettéring overgaat, moet bet voe-
-der matig vérfterkende g-even worden; als dan opene men het gezw 1 zoodra het week wordt, voorzigtig aan deszelfs benedenfte zijde, en behandel* het voorts als eene ge- wone wond. |
|||||||
TI »
|
|||||||
BI R»
|
|||||||
Il6 ZIEKTEN DER LEVENSWERKTUIGEN,
DERDE ARTIKEL. Ziekten der ademhalings - werktuigen.
120 De werktuigen der ademhaling zijn bij het
paard bijzonder onderhevig om door de Ire- vi"-ite toevallen aangetast te worden, die het met een fnel doodsgevaar dreigen, of door overblijvende gevolgen, deszeifs gezondheid ondermijnen, ten minste het tot verderen dienst onbruikbaar maken. a. De ontfteking der long.
130 De long -ontfteking ipleuritis. s.
pneumonica comensuaUs,} la pkuresie,peryptieu- manie) is eene der ziekten waaraan het paard
bijzonder blootgelteld is, en welke niet al- leen andere ziekten dikwijls als bijkomend toeval (symptomatisch) verzelt, maar ook vaak zonder dezelve het paard als eene ei- gene ziekte (pi. s. pi. idiopathica) aantast, het zij afzonderlijk, (sporadici) of algemeen als eene heerfchende ongcfteldheid, (epidemi- c'f). Het is met de befchouwing der afzonder- lijke dat wij ons hier voornamelijk zullen bezig houden, en die der heerfchende (epi- demische) longontlTeking, onder de benaming van het longenvuur bekend, breedvoeriger onder de koortien gewagen, daar geachte \ vee- |
||||
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Jfd. II7
vèelrtfenijkimdjgen haar als eene koorts met
borstkramp gepaard, aanmerken, in welke dus de longontfteking als een bijkomend toe- val plaats heeft. *3ï Ganseh niet onbelangrijk is de in latere
jaren gemaakte onderfcheiding der longontfte- king , in eene met vermeerderde levens- kracht, die de ware (pi. s. pn. vera, activa s. sthenica") genaamd wordt, en in de zulke, welke zich door verminderde levens- werkzaamheid kenmerkt, en den naam van Valfche (pi. s. pn. spuria 9 passiva, s. as- thcnica') ontvangen heeft. ■ Men zoude den lateren tijd onregt doen,
wilde men haar de verdienste betwisten , door deze verdeeling een duidelijker gezigtspunt, met opzigt tot deze ziekte te hebben aan- gewezen, offchoon dezelve ook 'den ouden met onbekend is geweest, waarvan zoo al met hunne woorden, echcer hunne behan- deling duidelijke fporen opleveren. °a an lloe veel gewigt dezelve ook moge
wezen, vermag men echter haar niet geheel en zonder eenige bepaling aannemen, en de volgende zamenvoegingen (complkatim-) uit het oog verliezen, zonder w;er bijkoming zeldzaam- eene longontfteking beftaat die ge- heel en onvermengd het kenmerk eener de- H 3 zer |
||||
IlS ZIEKTEN DER. ADEMHAL,INGS WERKTUIG.
zer beide hoo'clverdeellngcn aan den dag legt,
en die ieder naar h innen aard eene wijzi- ging in de geneeswijs vorderen; tot dezgl- ve kan men ais de voornaamfte de zinking- achtige, fheumatieke en flijmachtige longont- ftekingen (// s.'pn. cat/iarral.s , rheumatica , &c ) brengen, om van andere minder ge- wïgtige zamenvoegingen niet te gewagen. Ieder dezer zamenvoegingen bezit bet ei-
genaardige dat gewoonlijk de eene zich meer door wezenlijk vesmi e levenswerk; feeid of Lot dcrzelver vermeerde
eb andere door verminderde levenskracht
of (trekking tot bare verrak ken- fchetst, dus zal men b. v. bij eene zin-
kingachtigë longöntfteking meer ontfteking- achtige toevallen, en daarentegen bij eene flijmachtige meer d;e eener verminderde lé- venskracht te wachten hebben. Even belangrijk als wenfehenswaardig zou-
de het zijn indien zekere en onveranderlijke kenteckenen den waren aard der ziekte aan den dag Ie kien, edoch daar deswegens (leeds zoo veel duist overig blijft', dat de beoor- deelingskracht des -. rvarendften geneësheers niet
vermogend is, dezelve volkomen te doorgron- den , en de ondervinding hierin alleen eene zeke- re trap van juistheid kan doen verkrijgen, zoo zal het den minder geoeLTenden niet an- ders aan voordeeiig zijn, eenige korte en voorname regels ter aïgemecne behandi de-
|
||||
DE ONTSTEKING t>ER LONG. ƒƒ. Afd. 110
dezer ziekte medegedeeld te worden.
Slechts weinige longontftekingen zijn inden
aanvang njet van eenen ontftekingachtigen aard, en voegen zij zich al bij eene met ver- zwakking gepaarde ziekte, zoo verlieze men echter niet uit het oog dat de longen door op- hooping van bloed zich in eenen toeftand kun- nen bevinden, die aan den ontftekingachtigen gre;:st,en wegens de belangrijkheid dezer edele deelén eene fnelle hulp tot verligting vordert. Men overwege naauwkeurig de oorzaken, lien dezelve niet buiten het bereik der nafporing leggen, en onderzoeke oplettend het geftel des vóorwerps; waarbij men in aanmerking moet nemen dat verzwakkende .oorzaken niet altijd verzwakking ineen fterk voo™eip te wege brengen. Daarbij verlieze men nimmer uit het oog
gewigtige deel dat de longen in de dier- ^ke hul: nemen3 waardoor hunne verrigtingen zonder het grootfte gevaar nim-
*??•* een 'lik afgebroken kunnen wor- > hieruit vloeit voort dat men in den
^ginne der longontfteking, nimmer prikke- lende of verhittende middelen moet aanwen- den, aangezien de gèvallen waarin zulks dienftlg kan wezen, ten uiterfte zeldzaam zijn, en alleen door den geleerden veearts onderfcheiden kunnen worden. Indien men dlls desvvegens in de onzekerheid verkeert, ^ 4 zoo |
||||
120 ZIEKTEN DER ADEMHALIN GS WERKTUIG.
zoo poge men tijd te winnen tot duidelij-
kere onderfcheiding, door het toedienen van verzachtende en ligte verkoelende middelen, zoo als flijmachtige afkookfels met honig, enz. Beftaan er teekenen die de aderlating vor-
deren , zoo behoort zulks onverwijld, ruim en zelfs herhaald te gefchieden, indien de toevallen zulks fchijnen te vereifchen. Wanneer teekenen van ophooping van bloed
in de longen beftaan, zoo late men niet na dit laatfte middel fpoedig in het werk te ftellen , even min als eene kleine aderlating zoo nabij mogelijk aan de lijdende plaats te doen, zelfs dan wanneer eene algemeene verzwak- king plaats greep , daar hiervan vaak de eenige en onmiddelijke redding afhangt. Vereiseht de ziekte opwekkende middelen,
zoo is het vciligfte middel om niet te d len, dat men met de zachtfte beginne?, om trapswijze te kunnen opklimmen, tCl
nien daarenboven fteeds heeft waar te ne- men', om de heviger prikkelende middelen met flijmachtige ter doorzwelging te ver- zachten , uit hoofde van de groote gevoe- ligheid der longen; deswegens moet de drank ook fteeds verzachtende zijn, en daar voeging van flijmachtige middelen de fcherp- te der prikkelende weggenomen en omzwach- teld worden. Ten
|
||||
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Afd. 121
133 Ten einde nu met eenige zekerheid de
geneeswijze te bepalen, is de kennis der teekenen noodig, zoo dergene die den ver- fchilienden aard der longontfteking kenmer- ken als die den ftaat van verminderde levenswerk- zaamheid aankondigen. De cerfte aanwijzing ontvangt men uit den
ftaat van kracht en de voorafgaande levens- wijs van het door de ziekte aangetaste dier : dus kan men bij afgematte, flécht gevoedde en zwakke paarden, vooral bij vochtig we- der en jaargetijde niet wel anders dan eene longontfteking met verzwakking veronderftcl- Uri, terwijl dezelve bij fterke welgevoede Paarden, na langdurige droogte, ten minfte in den aanvang fteeds het kenmerk van ver- meerderde levenskracht aan den dag legt. 131 De oorzaken der 1 a a s"t g e n o e m d e zijn
gewoonlijk hevige bewegingen, verhitting en
:remde uitwafeming door daar op volgende
verkonding en koud drinken : terwijl voorts
• te veel krachtig voedfel en weinige be-
'ng deze ziekte, zoo al niet voortge-
bragt, ten minfte zeer voorbereid wordt.
135 In tegenover fteUing hiervan zijn de oor-
zaken der longontfteking met ver m ind er- de levenskracht, al diegene welke deze te WeSe brengen, als: te veel, te weinig of H 5 |
||||
122 ZIEKTEN DER ADEMHALINGSWERKTUIG.
flecht voedfel; te weinige beweging; te fter-
ke en aanhoudende vermóeijenisfen; veran- derlijk, koud en vochtig weder, vochtige doffe en vuile ftallen, t^iz. 136 De algemeene kenmerken dezer ziekte
in beide deze fatten, zijn: dat de adem- haling, welke het paard zeer moeijelijk valt, fnel met geopende neusgaten en fterke be- wcgir.g der ribben en zijden gefehieclt, en gedurig met eenen korten droogen hoest vcr- zeld wordt; het paard drinkt weinig, of- fchoon het hevige dorst te kennen geeft en eet genoegzaam niet; het legt zich weinig neder en wankelt in het gaan; de uitwen- dige warmte is merkelijk vermeerden!, heet en als het ware brandend, de afgang vaak onnatuurlijk, droog of nat. 137 Die welke bijzender de war e longont-
fteking of den toefcand van verhoogde leve- n, zi:n: dat in de- zelve de p o 1 s , groot, vol, hard , ras ,
{eeler) en matig fneïler is dan in den ge- zonden ftaat, en dan eerst zwak, klein en fnel (frequens*) , wordt, wanneer door vcr- waarloozïng, den ftaat van verzwakking voort gebragt is; de a d e m is veel heeter dan in den ftaat van gezondheid; het hoesten is ir. het begin krachtig en helder; de ver- meer- |
||||
de owtsteking der long. II. Afd. 123
meerderde warmte is gelijkvormig over het
geheele ligchaam verbreid, terwijl eindelijk de dikte der ontftekingachtige korst, welke zich °P het afgetapte bloed vertoont, in verband a€* de overige toevallen, eene aanleiding tot bepaling van de hevigheid der ontfte- icuig kan geven. X3S De valfche 1 o n go ntfteki n g of die
met verzwakte levenskracht, Q>assi~ va), het zij dat dezelve zich dadelijk onder ott karakter te kennen geeft, of dat het verzuim in het gebruik van gepaste, of het • aanwenden van verkeerde, b. v. prikkelmid-
delen, de ware (active) longontiteking in deze doet overgaan, onderfcheidt zich van "aar, daardoor, dat wanneer men de hand aan de linkerzijde op de "Hbben naast het fehouderblad legt, men het hart buiten- gewoon fterk voelt kloppen, terwijl de P o 1 s fiael (frequens) , zwak , klein , kramp- achtig en fomtijds tusfchenpoozende is- e ademhaling is fnel en moeijelijk,
doch Ap. 1 UL adem overtreft in hitte weinig die
gezonden ftaat; liet daardoor ver-
_ ' toPpen der zijden is echter vee).
.«erker dan in de wafe ontftekingj zood;i„
»S dat men her paard dampig zoude achten;
4 CSt 1S Van dcn beginne af aan reeds
e« afmattende, terwijl de hitte fteeds
|
|||||
on-
|
|||||
124 ZIEKTEN DER ADEMHALINGSWERKTUIG.
ongelijk over het ligchaam verfpreid is,
zoodanig, dat bij afwisfeling de ooren, lip-, pen, voeten, heet of koud zijn, eindelijk zijn het knarsen der tanden en gevoellooze {lompheid, toevallen die alleen de gedaalde levenskracht vergezellen. 139 De ziekte welke fouitijds heerfchende (epi-
demisch) de grootfte verwoestingen onder de paarden aanrigt, en na hare gevolgen en zetel het Ion gen vuur genaamd wordt, fchijnt niet zonder grond als eene valiche longontfteking befchouwd te kunnen worden ,. die fijmptomatisch met eene heerfchende koorts- ziekte gepaard gaat, en bij de meeste van eene verzwakte levenskracht getuigt, of ten minfte fpoedig in dezelve overgaat. Wanneer dezelve fterke welgevoede paar-
den treft, is zij echter in den aanvang ont. ftekingachüg, (6) en voor deze bijna al- tijd |
||||||
(65 In alle ontftekingsziekten is liet eerfte ti;
dat van vermeerderde levenswerkzaamheid welk door overfpanning altijd bet daarop volgende var, v er zwak- king voortbrengt, welke in die evenredigheid grooter is als de esrfte trap van verhoogde levenskracht boven den natuurlijken ftaat was gedegen , hét zij dat zulks door de uitwerking van een ziektenprikkel op een fterk geitel rzaakt, of dat een ten onpas gebruik van prik- iddeleu, de ^overfpanning nog meer heeft doeu toe- nemen. |
||||||
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Afd. 125
tijd doodelijk, wanneer men dezelve volgens
haren waren aard niet naar de gefteldheid des paards weet te wijzigen, en dus haar in den aanvang als eene valfche ontfteking door prikkelmiddelen behandelt, of de ontfteking- werende middelen aanwendt, wanneer de naat van verzwakking reeds aanvang heeft |
|||||||
genomen.
|
|||||||
140 De hevigheid dezer ziekte welke zoo
fpoedig den hoogften trap van levenswerk- zaamheid (sthenie) inflamm. activa') bereikt, dat zij den arts geen tijd verleent om de overfpanning te beteugelen, welke door eene plotfelinge diepe zinking der levenskracht, en overgang tot den ftaat der grootfte zwak- te en vêrfterf gevolgd wordt, die alle op- wekking door prikkelmiddelen vruchteloos maakt, kan bij zoodanige paarden tot voor- behoedmiddel, eene aderlating als raadzaam doen beiehouwen, als het beste middel om de te fterke overfpanning en daaruit voort- vloeiende zwakte een perk te ftellen. C7) ___________ De
(7) De ondervinding fcfa^ de gepastheid van dit mi*
f te bcvcst'S»; bij «„e heerfch'ende borstomfteking on- '":r dc paard£[I ** tet 'piment busten der garde, in 'oo7, WeMen d.egene wefee ,,„ tot voorbcho,(,in:, tód gelaten, minder hevig door dezelve aangetast, en kwa-
men haar het ligtfte te boven, tervyl \le andere aan Wle fflen in den beginne zulks had achterwege gelaten meestal - [! chtoffer van werden. |
|||||||
I2Ó ZIEKTEN DER ADEMHALINGSWERKTCIÖ.
141 De geneeswijs der longontftekingen
ntoet dus zoo wel na derzelver veriehil- lend karakter en onderfcheidene ftatèn onder- fcheiden ingerigt en gewijzigd worden. 14a De longontftekingmet vermeer-
derde levenskracht, (/>/. s. p, activa,) waaraan gezonde, fterke, wel- gevoede paarden vooral bloot {"taan, ver- eisdit eene fpoedige hulp, tot vermindering der ontfteking door eene onverwijlde ader- lating van omtrent drie ponden, die men na omftandigheden in meer of minder hoe- veelheid herhaalt, /wanneer de toe'trul dg: zrekte niet fpoedig gunftig veranderd; ook kan het doen inademen van vochtige wanne dampen, het dikwijls herhaald wrijven met ftroo, en het aanwenden van verkoelende en verzachtende lavementen als gepast aange merkt worden, gelijk ook het zetten v, n dragten voor de borst. Als leefregel b< I men het paard matig koel in de ftal te den; liet in den aanvang der ziekte met dranken van garst of havermeel, met gele wortelen enz. in plaats van met haver te voe- den , en indien de omftandigheden en het jaargetijde zulks toelaten, het cp het einde der ziekte, gedurende den dag eenigen tijd in de weide zenden. Met deze uitwendige behandeling pare men
|
||||
DE ONTSTEKING DER LONG. II. Afd. 12?
men het inwendia gebruik van zachte buik-
zuiverende , verkoelende en Qijmerige middelen, zoo als de wijnfteenroom, de ialpeter, het wonderzout enz. in af kookiel van fcneblade- ren en lijnzaad of n°. ai. «., en 7. a. waar- mede rnen echter ophouden moet zoodra de ontfteking genoegzaam geheel verdwenen is; terwijl men wanneer de ftaat van verzwak- king aanvangt die middelen moet toedienen, welke de oplosfing der in de longen en lucht- pijpen verdikte vochten kunnen bevorderen en deze verfterken, zoo als n°. 1. ai. aa.:7 eindelijk befluite men de geneeswijze met n°. £2. a. b. dat echter niet moet toegediend worden, bevorens dat de hoest losfer en rui- mer , de tong en neus vochtiger geworden, en de overige toevallen van ontfteking ver- dwenen zijn, wanneer het voeder ook ver- fterkende kan gegeven worden. Ingeval uit deze ziekte een droogen hoest
mogt overblijven, zoo worden tot wegne- ming derzelver de fiijmerige middelen op ge- lijke wijs aangewend, als hieronder tegen den hoest voorgefchreven zullen worden. 143 Geheel tegenovergefteld aan de behande-
ling welke men in het tijdperk der ontfte- king , bij de ware longontsteking moet waar- nemen , is die, welke zoo wel in. dat van ^et daarop volgende van verzwakking, als bij-
|
||||
12.S ZIEKTEN DES. ADEMHALIN GS WERKTUIG.
bijzonder in de valfche longontfte-
kifig (passiva) moet plaats grijpen; ader- latingen en buikzuiverende middelen zijn in dezelve doodelijk, daarentegen ' kunnen de dragten fomtijds van nut zijn, (8) terwijl men de verftopping alleen door lavementen moet pogen weg te nemen; heeft daarente- gen eene boosaardige loop plaats, zoo ma- ke men van zoodanige gebruik welke uit kamillen met bijvoeging van kamfer beftaan. Het is door vlugtige prikkelmiddelen dat men in den aanvang de levenswerkzaamheid moet trachten te vermeerderen, en te dien einde n°. ai. c, ingeven, en herhaald met ftroo wrijven. In
|
||||||
(") Zoude men ingeval deze ziekte met rede beducht-
heid inboezemde, dat de longen in verfterf zullen over- gaan, niet de proef kunnen nemen, om door eenen fter- fteri tegenprikkel het gevaar van deze edele deelcn af te wenden, welke daarin beftaat om met een gloeijend ijzer wederzijds van de rugwervels, achter het fchouderblad den rug in de uitgeftrektheid van 2 a 3 duim vrij fterk te bran- den; voorts door eene prikkelende etterbevorderende zalf, overdekt met eene weekmakeride pap eene fterke ettering voort te brengen; of indien [men zidks al niet wilde doen alhier fterkwerkende dragten te zetten. Deze prikkeling in de nabijheid des rugmergs kan niet
misfen zeer veel aandoening aan hetzelve te veroorza- ken, en zoude van de gelukkigfte gevolgen kunnen zijn, door de aandoening welke door hetzelve aan het geheele dierlijke geitel (organismus) medegedeeld wordt. |
||||||
DE ONTSTEKING BKR LONG. II.Afd. 129
Indien de hartkloppingen verminderen, de
pols langzamer en voller, de ademhaling ge- makkelijker en trager wordt, zoo mag men hoop op herftel' voeden. Wanneer daarbij de prik- kelbaarheid vermeerdert, en de ziekte eerrig- zins eenen gunitigen keer neemt, zoo verwis- fele men de vlugtige prikkelmiddelende tegen aanhoudende, als wilgen- of eikenbast, kal- mus enz., terwijl men voorts bij aanhouden- de beterfchap , toenemenden eetlust, natuur- lijk ademhalen en weinig hoesten , n°. 2a»£. om de volkomene herftelling te bewerken, en voorts goed hooi en haver behoort te geven. 144 De uitflag der longontfteking, welke,
wanneer deze zieh als eene ware Qac/iva') kenmerkt, bij eene doelmatige behandeling meestal fpoedig en gunftig eindigt, is als- dan eene volkÖmene verdeeling" der ohtfte- king en daarop volgende genezing; in het tegenover geftelde geval heeft dezelve verderf en eenen fnellen dood ten gevolge, of laat verhardingen en daaruit ontfpruiteóde dam- pigheid achter, of verllrekt ten oorzaak aan borstwatevzueht, verërtering , verzwering der long °f?_tering, die alle als ongenees- lijke kwalen het paard vroeger of later weg- liepen. |
|||||||
i
|
|||||||
k. De
|
|||||||
130 ZIEKTEN DER ADEMHALINGS WERKTU ! G.
i>. De aamborftigheid of d a m p i g h e i d. 145 Ecne der meest gewone gevolgen ecner
kwalijk verdeelde longontfteking is , de uit de ve-rnar<tingen jn de long ontftaande aambor- ffigheid {astAmay, bekend onder den naam var. dam.pi g h eid Qla pousse") , en welke flechts dan eenige hoop op herftel overlaat, wanneer dezelve flechis eenen geringer! trap bereikt heeft en niet verouderd is. J46 De oorzaken dezer kwaal, voor welke
vette, k'orthalzifjê paarden van zekeren ou- derdom net meeste vatbaar zijn, hebban in verkouding, fchielijke verandering van voe- het gebruik van nieuw of Hecht hooi, en te V< el ivbé -'er bij te weinige beweging; voorts groot verlies van bloed, voorafgaande ziek- ten •' als borst- en Iong-orïtftekijjig, de droes, ie. fcnlelfjk opgedroogde of kwalijk genezene zweren, verkeerd behandelde en teruggedre- vene huidziekten, loop enz. 147 De ken te eken en die dezelve oplevert,
beftaan in eene vèrfhittderde levendigheid,
eenen doffen korten herhaalden hoest, vooral
des morgens; het paard ademt met opge-
rde neusgaten in en met gedruisch we-
r uit, waarbij de zijden flaan, de rib-
;ien buik krampachtig ingetrokken worden,
terwijl het met dit al eene fclnjnbare
ge-
|
||||
DE DAMP1GHEID. //. Afd. 131
gezondheid en eenen goeden eetlust bezit; al
deze toevallen nemen toe wanneer mm zulk een paard eenigzins fterk doet bewegen , of het in eenen warmen ftal plaatse, vooril wanneer het veel hooi heeft gegeten, do.h verminderen , wanneer het in de weide of op ftal groen voeder geniet. 148 In de geneeswijs moet men zich naar
de oorzaken rigten, en in de geheele ziekte het hooi volltrekt onthoudende, alleen ftroo 1
en haver in eene mindere hoeveelheid geven;
voorts het paard warm dekken, met brande- wijn en zeep wasfehen en flechts eenen ma- tigen arbeid doen verrigten. . Allerheilzaamst is in het begin dezer ziekte
het dagelijks voederen van twee of drie on- een ijslan&fche mos, het ingeven van ont- lastende middelen: als 1 'teen en dub- belzout, hierbij voegende indien de ziekte van eenen -krampachtigen aard is, n°. 123 0, h en c. en zette vooral een dragt vóór de borst. c De hoest.
149 Dei' - ■■.. ) latoux~)3 welke zonder
eene andere ziekte te verzeilen ofte volgen, zich als eene bijzondere ongefteldheid van de werktui mhaiiag oe.enba.art., (tussis I 2 idi'0»
|
||||
I32 ZIEKTEN DER ADDMHALINGSWERKTUIG.
idiopathica ), kan men onderfcheiden in eenen
drooge n en in eenen v o c h t i g e n hoest, bij welke laatite eene of andere vochtigheid uitgeworpen wordt, en die zich vooral ont- dekt wanneer het paard bereden is. 150 De oorzaken van dezen hoest kunnen
voortgebragt worden, door verandering van jaargetijde, vcrkoiub'ng, ingeademd ftof, te fterke infpanning, Hechte vochtige duffe Hal- len en vorige ziekten. 1.51 Een korte drooge hoe s t uit de
beide eerfte oorzaken ontftaande, kenmerkt of dreigt meestal het begin eener ontfteking der ïo'ng en vereischt bijna eene gelijke be- handeling, waartoe behoort dat men zoo wel in dit als alle andere diergelijke gevallen, waarin paarden door hoest aangetast worden, dezelve in zuivere, luchtige, gematigde en togtvrije ftallen plaatst; hun warme dampen ; doet inademen, zuiver voeder zonder ftof,
doch geen of weinig hooi geeft, flijmerige middelen als heemst- (althaa j en graswor- tel, arabifche- of draganthgom doet gebrui- ken ; het driemaal daags een flikbrok of drank van | ons wonderzout C zwavelzure foda) en a dr. falpeter met honig of lijnzaadwater, 110. 24 of 25 geeft, doende daarbij in hon- geren trap van ziekte of uitblijvende beter- fchap
|
||||
DE HOEST. //, AJ'd. I3S
fcliap eene aderlating en zette des noods bij
ecne hardnekkige drooge hoest dragten aan de dijen. Ontftaat dezelve door ingeademd ftof zoo
make men van dampbaden, en het ingeven van garst- of lijnzaadwater gebruik. Daar de oorzaak welke flécht hooi ople-
vert in de eerite wegen gelegen is, zoo geve men het pcard buikzuiverendé middelen Biet bijvoeging van braakwijnfteen C gefpies- glansdewtinfteenzürè potasch) en wonderzout,
voorts flijmerige dranken en lijnkockvvater. Is de oórfpr'ong der kwaal aan eenen kwa-
lijk genezenen ofverplaatftcn droes, verzuimde verkoudheid of longontfteking toe te fchrij- ven , zoo is dezelve vaak met het volkomen- fte gevolg genezen, door het purper vingerkruid (Jicrb.d'tgit. flor. J>iirpurea~) waarbij men van *.
tot 8 en 10 grein dagelijks opklimt, en te dien
zelfden einde 2 fchrupcis bij n°. 25 voegt. i5n Eene zwakke vochtige hoest ver-
eischt goede haver- en meeklonken, en het ingeven van n°. 26 a. Ontftaat dezelve door zwaren arbeid, zoo
late men het eerst rusten en daarna zich Hechts matig ;n cje opene'lucht bewegen. Is de hoest k r a m p a c h t i g zoo geve
»ien ii°. 2Ó b. |
|||||
I 3 VIER-
|
|||||
134 ZIEETKN pER !Kf^;VANDEN,
VIERDE A R T I K E h.
Ziekten der ingewanden.
K. Het k o 1 ij k of b u i k w e c.
1^3 Het kolijk of buikwee Qcoftca') la roïïque,
les tranchées*)? wordt na deszelfs oorzaken in wind- b'avi;'- worm- en zoogenaamd lood- kolijk of datgene h door vergiftiging veroorzaakt wordt, ondcrfüieiden.
154 De algemeen e toevallen en ken-
te eken en zijn; verftopping of doorloopT grove flecht verteerde-, vaak met flijm be-
dekte mist; herhaalde pogingen van het paard om deszel'S water te Lozen; het geeft voorts deszdfs fmert door krabben met de voorvoe- ten te kennen, draait het hoofd weerm naar den buik, werpt zich neder, wentelt zich en fpringt weder op. Bereikt het toe- val eenen hoogen trap zoo gaat het aks ra- zende te werk, waarbij het echter de&zelfs meester en oppasfer kent, hetgene bij de kolder geen plaats heeft. j 55 Het w i n d - k o 1 ij k kenbaar aan eenen opgeblazeïien buik en zijden en het romme- len der winden, wordt veroorzaakt, door overvoederen vooral van opblazende kruiden 9 als jonge natte klaver, nieuw ongebroeidhooi, enz.
|
||||
H ET KOL IJ K. II. J/d. 135
enz. door fcherpe 1'gchamen, bijzonder door
vergiften , door ver dopping van den aarsdarm, door harde mist enz- 156 In de genezing moet men even als in
alle ziekten de oorzaken zoo veel mogelijk trachten op te 1'poren ten einde deze naar dezelve te wijzigen, Men zocke zoo fpoe- dig mogelijk de winden te doen ontlasten door lavementen, welke in het algemeen in alle kolijken meer dienst verkenen dan in- wendige middelen , en waarbij men fteeds van de zachtfte tot de meer prikkelende moet opklimmen: dus geve men eerst n°. 39 , a, dan b, en eindelijk c; men wriive het paard met ftroowisfen, giete het koud water fchie- lïjk en met geweld op het lijf en wriive het droog ,- doe het cene matige beweging in den ftap verrigten, doch rijde het nimmer fterk',
en zorg het een goed legftrqa heeft; men trachtc, indien men de oorzaak aan verllop- 5 toefchrLjTt, de mist af te halen, en vooral indien de hevigheid der pijnen eene ontftekuig dreigt of aankondigt , deze door ééne of des noods herhaalde kleine aderlatingen weg te nemen of voor te ko- men; voegen zich krampen bij het wind- koüjk. zoo menge men in de lavementen 1 drachma opium of 2 dr. duivelsdrek „ ter- wijl men inwendig n°. 33, a en vervolgens 1 4 33, |
||||
13<5 ZIEK ï E N D E R I •: O E W :\ N D E N ,
33, b. geeft, wanneer hét kolijk Opgehouden
is om de ingewanden te venlcrken, tot welk
einde men het tevens ijzèrwater kan doen drinken. T57 Ontftaat het kolijk door verkoudi r. g,
zoo moet men in de eerfte plaats door n°. 33 «5 en de lavementen van n°. 39. ontlas- ting pogen te bewerken, en voorts daarbij door eene matige beweging het wel toege- dekte paard uitwafeming trachten te bezor- gen en de huïdkramp weg te nemen, waar- toe men het n°. 38 ingeeft. Openbaart zieh het kolijk na het fehielijk
drinken van koud water, zoo geve men het paard eetré flesch Warm bier in, doe her leiden, met llroo wrijven en warm toedekken. .158 Het k r a m p -k o 1 ij k hetwelk door ver-
fchil'endé oorzaken ontdaan kan: als door ontfteking der ingewanden of werktuigen der ■fpijsvertering, door bnvéfduweïijkheid (indi- gestie), verftoppingen, verkouding, onzui- verheden , vergiften , wormen , enz. veré dat men , indien zulks mogelijk is, indecente plaats de naaste oorzaak uit den weg ruime en de door haar veroorzaakte gevolgen. te keer ga. Ï59 Deze is de ontfteking der ingewanden
wel-
|
||||
M iï T K O L ]J K. //. Afd. 137
|
|||||
welke of deze kolijken voorafgaande, de-
zelve Veroorzaakt of opvolgt, kenbaar aan de vermeerderde toevallen , toenemende pijn en harde kleine pols, verdienende des te meer opmerkzaamheid wijl indien dezelve niet verdeeld kan worden, zij het toeval in ver- j'ttrving en den dood, of in uitterende kwa- len doet eindigen. i6o Men poge dus dezelve weg te nemen door
aderlatingen, welke men bij het minfte ver-
moeden van ontfteking nimmer verzuimen ïiioet, zelfs dan, wanneer de bij de ontfte- king der buiks-ingewanden vaak bedriegelijk, klein en fnel zijnde pols, zulks niet fchijnt te vorderen; voorts door lavementen, het gebruik van ftortbaden, van koud water; dat' van warm zemelwater met malva- (kaas- jes) en glaskruid; het ingeven van n°. 35 a, b of 36. Men vermijde alle verhittende middelen en zouten, waarom ingeval men bemerkt dat de laatfte te fterk prikkelen, men n°. 37 zoo wel tot ingeven als tot lavemen- ten bezigen moet. Houden de toevallen op, zoo geve men
een zacht buikzuiverend middel als van 6 t
oneen woriderzout met 4 oneen honig in
èen pint lijnzaadwater opgelost, voorts,
geen hooi maar weinig en ligt verteerbaar
voedfel, als zemelen, haver- of garft en-
1.5 meel.
|
|||||
138 ZIEKTEN DER INGEWANDEN,
' meel, enz. en vare hiermede cenige dagen
van aanhoudende b£teïfchaj? voort, welke men aan het ophouden der to vallen er: het terugkeren van den eetlust herkent, ais wan- neer men het la; gzamerhand weder aan het gewone voeder gewenc en de kuur met n°. 33, b. of 34 bcfluit, en voorts waar- neemt om na alle kolijken, het groene voe- der, koud water, en baden te vermijden, maar daarentegen het pa.ard olieachtige zaden en meeldranken te doen gebruiken. 161 Het door o nver te erb aarh e i cl (indi-,
gestie) voortgebragte kolijk, een zeer veel plaats hebbend toeval, ontftaat, of door de zwakte der ingewanden om het voedfel te verteren', of uit het genot van qpzy-ell nd de maag overladend voeder, als rogge, kla- ver, enz. of uit deszelfs overmatige hoe- veelheid , die dikwijls door het bersten der maag gevolgd wordt, alsmede door den plotfelingen overgang van iang genoten zacht en week voeder, b. v. gras, meel', enz, dat de ingewanden verüapt heeft, tot zeer!; als erwten, boonen, rogge, enz., of wel door fterke beweging kort na of vóór bet voeder, waarvan het ecrfle de fpijsyertering ftoort, en deze in het laatlle geval de ver- eischte kracht er toe doet misfen. Dit alles geeft aanleiding tot dit toeval, dat
|
||||
H ET K O L IJ K. //. Afd. I39
dat vooral in eene maagkramp beftaat, en
waarvan de kenteekenen genoegzaam met die der andere koliiken overeenftemmen; echter moet men om de oorzaken te kennen, de levenswijs en behandeling van hot paard on- derzoeken , hetgene als eenen algemeencn regel ter beoordceling van den aard des toe- vals aangemerkt dient te worden. In het algemeen heb 1-en de cloor deze on-
gefteldheid aangetaste paarden dikwijls , doch weinig ontlasting, waarop, indien de natunr of kunst geene gurdtige verandering te weeg brengt, eene volk'omeae verftopping met ont- fteking gepaard, of door deze gevolgd, te wachten is. 162 Tot genezing beginne men even als
in alle andere hevige kolijken, met het doen eener naar omstandigheden geëvenredig- de aderlating, voorts zette men alle vieren- deel uurs een lavement, zoo als hiervoor. in n°. 39. b. is voorgefehreven, waarvan warmte des waters bijzonder tot de -"tfpanning toebrengt, terwijl men inwen- dig n°. 33. o. ingeeft. t63 Maar al te vaak wordt zoo wel dit, als
het krampkoli-k door v e r ft o p p i n g gevolgd,
:tcnde men- om deze gevolgen te doen
ophouden, de- oorzaken tegenwerken, tot
wier
|
||||
140 ZIEK T E N DER I N G E W A N I) E N ,
wier ontdekking de volgende kenmerken zich
aanbieden, dat indien dezelve uit overeeten of uit opblazende voedfels beftaan , het paard van de krib terug treedt, deszelfs lijf zwelt, de adem wordt benomen , en alle toevallen van kolijken vertoonèn zich, waarvan men het paard moet pogen te genezen, door het op de boven befchreverië wijs te behande- ' len, even als bij het uit verftopping ont- ftane kolijk opgegeven is. I. De loop.
164 Men kan deze kwaal naar deszelfs trap-
pen en oorzaken in een gewone bui k- 1 o o p (diarrhaa) cours de ventre) en p c r s- of b 1 o e d 1 o o p (dyssenteria) dissenterie) on- derfchciden , terwijl zij daarenboven naar de ingewanden, welke meer bijzonder door de ziekte aangedaan worden, onderfcheiJene kenmerken oplevert. ,t6"5 De oorzaken zijn meest te zoeken in
verkouding, ongezond water, flecht voedfel, verandering van droog en groen voeder, te zwaren arbeid, vooral in de hitte; te veel rust, befmetting en te fterke buikzuiveremle middelen; terwijl de gewone buikloop dik- wijls ook andere ziekten als een toeval ver- zelt. Al-
|
||||
DE LOOP. II. Afd. 141
166 AUergewigtigst is het de onderfchei-
d i n g s - k e 111 e e k e n e n gade te liaan, die de verfehillende foorten en trappen dezer ziekte aanduiden, ten einde deze volgens haren aard te behandelen. \Cl Ontftaat de loop uit eene gebrekkige af-
fcheiding der gal, Qde zoogenaamde lever- loop) zoo is de afgang groen of geelachtig en wordt met pijn ontlast. .Door opgehoopte flijm voortgebragt, is deze
met veel flijm en fomtijds met wormen vermengd. 168 In die welke uit zwakte der verterings-
werktuigen ontftaat, Qienterie) is de mist Hechts wecker, niet te zamenhangende en met onverteerd voeder vermengd; de minst bedcnkelijkfte is die wanneer de afgang f lechts dunner en menigvuldiger dan gewoonlijk is,
doch in aard met den gezonden overeenltemt, terwijl het paard geene zwakte vertoont. 169 In den buikloop, welke men oneigen-
aardig met den naam van vet f m e 11 e n be- ftempeh, en die alleen eenen hoogcren trap van loop is 5 die door langdurigheid gewoon (habitueel) geworden is, is de mist vast, doch met een flijm bekleed welke deze het voorkomen van gefmolten vet doet verkrij- gen. De
|
||||
242 ZIEK TE N DER INGEWANDEN,
17c De hoogfte trap van den loop Qdysiente-
ricj woick gekéömèrkt door het plaatftlijk lijden der darmen, door ftefke en pijnlijke pcrüng, gevolgd door weinig afgang van onderscheidene gefteldheid, beftaande in klei- ne, met witte flijm overtrskkene keutels, terwijl het overige eene geelachtige of bloe- dige vochtigheid uitmaakt. 171 Bij de genezing dezer ziekte behoort
men het karakter en de oorzaken derzelve op te fporen, daar hierna de behandeling gewijzigd moet worden.- 172 Heeft de loop een ontflekend karak-
ter , en is dezelve met waart', hijnlijkheid aan verkoudheid toe te fchrijven, zoo geve. men in den beginne n°. 40. daarna opium, n°. 44. en 45. lijnzaad en meeldranken, ■fliimerige lavementen, dampbaden en een warmer ftal dan gewoonlijk, ten einde de uitwafeming te herftellen, en de door ver- keerde affcheiding veroorzaakte prikkeling- der ingewanden weg te nemen , waarbij men als lavement n°. 39. e. voegt, voorts na eenige beterfehap zachte middelen, terwijl men om de voortdurende hebbelijkheid des •afgangs te matigen, fterke herftellende mid- delen, zoo als n°. 44. met aluin en een weinig opium bij n°. 41 geven kan. In
|
||||
DE LOOP. II. Afd. 143
J7g in de galachtige of leverlóóp geve
men eerst nc. 40, en lavementen van ze- melwater met wat wijnfteenroom, vervolgens n°. 42 en eindslijk n°. 44 met meel- en lijn- zaaddranken. 174 Kondigt het karakter der loop zwakte
en geneigdheid tot ontbinding der vochten aan, zoo moet déze als eene rotkoorts be- handeld'worden, terwijl tegen eenen gerin- gen trap van den loop, een (lap afkookfeï van eikenbast niet opium, in liinzaadwater, en in eenen hoogeren trap derzelve indien de ömftandigheden zulks vereffenen aluin, kamfer en wijn in flijmachtige afkookïels in- gegeven moet worden. Op gelijke wijze moet diegene welke uit «ene ongefteldheid der ze- nuwen ontfpruit, als eene zenuwkoorts be- handeld en voorts n°. 45 ingegeven wor- den ; voorts herftclt men de zwakte der ver- terings - werktuigen door bittere middelen n°. 34, a. eene matige beweging in de opene lucht, goed droog voeder, frisfehen drank en bewaring voor koude. öntftaat de loop uit te veel rust, gebrek-
kige afzondering 0f opg~ehoopte vuiligheden in de ingewanden zoo geve men n°. 40. 175 Is dezelve alleen aan de eigenfehap of
verandering van het voedfel toe te fchrijven, of
|
||||
144 ZIEKTEN DER INGEWANDEN,
pf als eene poging der natuur te be'chon-
wen om fchadelijkhedeö te verwijderen, zoo is in het eerfte geval voldoende om het voeder te veranderen, terwijl men in het tweede, zich wel hebbe te wachten om door opi'topping de natuur tegen te werken, daar- entegen is het zeer heilzaam in eene heb- belijk gewordene loop, door het zetten van een dragt voor de borst, den prikkel weg te nemen die de ziekte te weeg brengt, en daarbij n°. 44 te geven. Voegt zich de loop bij eene andere ziek-
te, zoo geve men n°. 44, en vervolgens 11°. 41 , welk laatfte middel mede zeer dien- ftig is, wanneer de oorzaken in zuren in de maag gelegen zijn. i~G In alle toevallen welke liet darmkanaal
aandoen, geve men alle geneesmiddelen in kleine hoeveelheden maar dikwerf in een of ander flijmcrig middel, ,om de ingewanden des te minder te prikkelen; terwijl men vooral van lavementen veel verwachten kan ; daar en boven zijn inwrijvingen van fpaanfche vliegen- zalf fomtijds zeer dienftig, en in alle biiik- loopen bij gedaalde levenskracht, met eene drooge huid, groote pijn, perfingen enkramp, achtige toevallen is de opium en duivelsdrel; als een hoofdmiddcl aan te merken. |
|||||
Het
|
|||||
DE LOOP.//. Jfd. H$
177 Mei: tegenover gefielde van den loop is v e r-
fttrpth eid welke veelal op kolijken volgt en tot wier wegneming aldaar de middelen op- gegeven zijn, waartoe men zeer ten on- pas buikzLiiverende middelen zoude aanwen- den; de beste daartegen zijn in het geven van groen voeder des zomers en meel- of zemehvat'er des winters gelegen. In liet al- gemeen zijn de buikopenende middelen in de meeste gevallen als onzeker en gevaarlijk aan te merken, en flechts in eenige weinige ontrteldngsziekten als gepast te befchouwen, kunnende men alsdan zonder gevaar ook het volgende zeker en goedkoop middel gebrui- ken , betraande in een pond rozijnen in een kan water tot op de helft te doen verko- kert en in eens in te geven, daar anders in de meeste ziekten de lavementen verre den voorrang verdienen. c. De verlorene eetlust.
178 Hoe zeer de natuur zich niet ongeflraft
door de kunst tot eene ilerkere fpijsverte- ring laat dwingen, en dus alle door be- drog en onkunde uitgevondene middelen welke men aanwendt'om het paard tot een meerder genot van voedfel aan te prikkelen dan het tot inftandhouding der gezondheid noodig heeft, al; de ecrltc oorzaken van dcrzelver K fto-
|
||||
14-6 ZIEKTEN DER INGEWANDEN-,
ftoring zijn aan te merken, kunnen echter
ongefteldheden der ingewanden en vergader- de flljm in de maag, of dcszelfs zwakte de werkzaamheid der verteringswerktuigen ftretn- men, welke alleen door eene aanprikkeling herfteld kan worden; hiertoe geve men als voeder, radijs, ramenas en peperwortel, en op ie.'er havervoeder een lepel vol van 11°. 46. a. Of b. ; gewoonlijk is een lepel vol mosterdzaad en keukenzout, zelfs alleen het laatstgenoemde, wanneer men van ande- re middelen verdoken is, in* de meeste ge- vallen toereikende om den eetlust te her- fteUen , terwijl men de hoeveelheid van het hooi en haver vermindert, en naar evenredig- heid der terugkeerende graagte weder lang- zaam vergroot. Men lette voorts of het paard al of niet
naar deszelfs voeder tracht, in het eerde geval heeft eenig plaatfelijk gebrek plaats, het zij in den mond, aan de tong of in de keel, of wel eene kwade fmaak in den mond, welke men meermalen met azijn en zout moet uïtwasfchen;edoch men vermijde de te regt afgekeurde gewoonte om den mond door het afflaan van de punten der kiezen, zoo als men het noemt, te doen fchoon maken; weigert het daarentegen het voe- der, zoo onderzoeke men of dit ook bederven of de krib vuil is, moetende men in
|
||||
w o e m e n; II. /j;'d. 147
indien geen van beide plaats heeft, het 24
uren doen vasten: welk middel insgelijks met vrucht kan worden aangewend , wanneer de oorzaak in het overladen der maag door de op eens gegevene te groote hoeveelheid voeders is te wege gcbragt. d. W o r m e n.
179 Onder de toevallen welke de ingewanden
treffen , kunnen er verf :heidene aan eene on- matige hoeveelheid wormen , van veifcbiUende foortcn worden toegefchreven ; die zich , het zij de maag of ook de darmen ten woonplaats uit- gekozen hebben, zijnde het dus deze van welke men het paard moet trachten te bevrijden , waar- toe een zeer gemakkelijk middel zich aan- biedt , in 4 of 6 oneen glinfUrend fchoorlteen- xoet in een pint melk ontbonden in te ge- ven , waarmede men eenige dagen voortgaat, en vervolgens n°. 28. c. ingeeft, terwhT daar zwakte der ingewanden gewoonlijk met wormen verzeld gaat, zoo geve men daarna n°. 3. en 9, na het ophouden der kenteekenen van bet aanzijn der wormen. Als eenvoudige hulpmiddelen wordt het
geven van ètn handvol .rijnvaren - kruid {herb.
santomcP):, zelfs dat van een handvol gemeene
tabak, op het eerde voeder, als een middel
K a aan-
|
||||
14» ZIEKTEN DER INGEWANDEN,
aangeprezen, dat dikwerf krachtdadig tot
hunne verdrijving medewerkt. V IJ F D E ARTIKEL.
Ziekten van de werktuigen der piso:;lhnting.
Do opftopping van het water. 180 De opftopping van het water, een niet
zeldzaam' toeval, hetwelk eene lpoedige en krachtdadige hulp vereischt, ontleent des- zelfs aanzijn uit verfchillende o o r z a k en, als uit verhouding, winden, verftopping, kwetfing, voorafgaande ontdeking, verhar- ding der voorftaanklicren, verlamming dei- blaas, taaije flijin of zand in dezelve: ter- wijl de door deze veroorzaakte toevallen me- rendeels van eenen krampachtigen aard zijn. 181 Men ontdekt hetzelve aan de volgende
ken t e ek e 11 e n : het paard is benaauwd, ziet angftig naar de zijden; doet gedurig pogingen om het water te lozen, het ftampt en krabt met de voorvoeten, terwijl deszelfs ademhaling onregelmatig is. 182 De oorzaken geven de geneeswijs aan
de hand, welke vooral daarheen moet 1'trek- ken om door bewerking van ontipanning de kramp-
|
||||
DR OPSTOPPING VAN HET WATER. II. Afd. I49
krampachtige toevallen te doen ophouden,
door warmte, lavementen, en des noods door aderlatingen; men gebruike als lavement ii°. 39./'. en geve inwendig n°. 47. a. en b. Eene geringe opftopping kan men dik-
wijls door plaatfing in eenen warmen fchapen- ftal, het leggen van warme omflagen op de lendenen, het inbrengen van zeep of ta- bak in de fchede of van eene pisfebed in den koker, gepaard met eene zachte bewe- ging, doen ophouden. Ontftaat dezelve door onrfteking van de
blaas of der nieren, zoo moeten aderlatin- gen en lavementen in het werk gefteld en ■flijmerige en verzachtende middelen ingege- ven worden. 1R3 Tegen de zoogenaamde koude p i s, of
1 out erftal, die uit verkonding ontftaat, /.ijn flijmerige middelen, verkoelende dranken en aderlatingen als raadzaam aan te merken. |
||||||
nJfa»
|
||||||
V 3 VIER-
|
||||||
150
|
|||||||
• V I E R. D E H 0 0 F D D E E L
DE TOEVALLEN DOOR UITWENDIGE OORZA-
• KEN VOORTCEÏRAfiT, OF DIE ZICH UIT- WENDIG AAN HET LIGCHAAM VERT00NEN.
|
|||||||
EERSTE ARTIKEL.
De vergiftigingen.
li?4 Hoe zeer in oorfprong en iiitwerking'en
onder cheiden, ftemmën echter de vergif- tigingen daarin overeen, onverfchihig of zij hunnen oorfprong uit het delfftoffelijk, groeiftovïelijk of dierenrijk ontkenen, dat zij het levensbeginfel op de vcrwoestendfte wijze aantasten en indien geene onverwijlde en ge- paste hulp hunnen, voortgang ftuit, de he- vigfte toevallen met eenen {'nellen dood doen hefluiten. Vele vergiften uiten hunne fchadelijkheid
door hunne overmaat of verkeerde aanwen- ding, terwijl zij in eene juist berekende gave toegedeeld tot de heilzaamfte geneesmiddelen verltrekken; dezelve doen zicli dus door hun- ne, verderfelijke uitwerkingen kennen wanneer deze evenredigheid overtreden wrordt, welke de ondervinding leert dat bij de onderfchei- de-
|
|||||||
DE VERGIFTIGINGEN. // Afd. Ifjl
dene dierfoorten aan groote wijzigingen on-
derhevig is; of ook, wanneer onkunde of achteloosheid oorzaak zijn dat giften 'binnen in liet ligchaam gehragt Worden, die alleen uitwendig hunne wTerking hadden moeten ver- roten. «. De delfft offelyke vergiften.
185 De del fft of f el ijk e zijn degene die
zich het eerst aan onzen aandacht aanbieden, en beftaan uit die welke uit bet kwikzilver, rattenkruid , koper , lood, fpiesglans en der- zelyèr bereidingen, de delfftoffelijke zuren enz hunnen oorfprong ontkenen, terwijl men daaronder ook de nadcüige gevolgen kan rekenen welke door het overmatig en onge- past gebruik van fommige middelzouten ver- oorzaakt wordt. Met uitzondering van die welke door de
loodgiften voortgtbragt worden, welke za- mentrekkend en langzamer doch niet minder üadeèlig werken, brengen de andere delfftof- felijke giften, zoo als het rattenkruid, het fpaansehgroen, de kwik- en fpicsglansberci- dmgen door den hun eigen fcherpen prik- kel , de bevigfte ontftekïngen der ingewanden te weeg, gelijk mede dit door de zwavel- zout- en falpeterzuren veroorzaakt wordt. K 4. x8tf
|
||||
. $-$0. ZIEKT^K BOOR UITWENDIGE OORZAKEN.
186 De eerfte vordering tot redding is onver-
wijlde hulp ter beteugeling van den voort- gang der werking dezer vergiften, zoo door hunne 'fcherpte te omzwachtelen als hen te ontbinden. Men bewerkt zulks bij alle door het ingeven eener ruime hoeveelheid vette zelfsftandigheden zoo als olie, ongezoutcne boter enz.; terwijl men tevens tot ontbie- ding van deze alle, (met uitzondering van die uit lood,) loogzoutige bereidingen, vooral van zeep in eene aanmerkelijke gift, met veel zoete melk ingeeft, en bij de loodgiften 1 a. 2. draclima aluin met 1 a 4 drachma opium toedient; zijnde voorts in de mijnftoffelijke zuren , alleen verdunnende en met dezelve in verwantfehap ftaande middelen in ftaat der- zelver ichadelijkueid te verminderen. I. De groeif t of f e lij k e vergiften.
i87 De groe i ft.o ff el ij kc vergiften werken
meestal verdoovend op liet gevoel , zoo als de opium, fcheerling, de nachtfehade, jkraan-
oogen , de taxis en meer andere, of wel bij- tende zoo als de witte nicswortel, de wolfs- melk enz. Van de eerfte doet eene geringe hoeveel-
heid weinig nadeel aan het paard, terwijl men diegene welke door grootere te weeg gebragt worden , het beste door groeiftoiFeli'ke zn-
|
||||
be vergiftici;:cex. Il Afd. 153
zuren als azijn, alsmede door melk en olie
tegengaat. Schadelijker dan deze is de taxis welke zelfs in kleine hoeveelheid als doo- delijk voor het paar,d, __ wordt opgege- ven. 188, Het tweede foort van plantgiften die door
hare bijrende eigenfehappen, die zich zelfs bij het uitwendige gebruik aan den dag leggen, en dus zoo veel te meer inwendig de he- vigfte ontftekingen veroorzaken, vereifclien dat men deze door het ingeven van flijme- rige en olieachtige middelen, zoo als olie, lijnzaad-drank, melk enz. onfchadelijk poge te maken. 189 Behalve deze zijn er nog eene menigte
plantgewasferi zelfs onder de gewone voe- derkruiden vermengd, welke zoo al geenc doodelljke, ten minfte eene zeer nadcelige uit- werking op de gezondheid te weeg brengen, welke nog grooter zoude zijn, ware het niet dat plantetènde dieren dezelve in veel grooter hoeveelheid kunnen verdragen dan de vleeschëtende; des hiettegenftaartde blèjff het allerraadzaamst, zoodra men bij het genot van eenig nieuw voeder of'weide, verfchei-: dene paarden aan eene gelijkvormige onge- steldheid, ziet lijden, hetzelve te onder- zoeken , in allen gevalle liet te veranderen K 5 en |
||||
154 ZiEKTEN DOOPv UITWENDIGE OORZAKEN.
en des noods de vereischte tegenmiddelen in
het werk te {'tellen. c. De dierlijke vergiften.
190 De dierlijke vergiften zijn tweeledig,
namelijk die welke door den beet of de fteek van eenig dier, en die welke door befmetting aan het ligchaam medegedeeld worden. Tot de eerfle behooren bovenal de beet
van dolle honden, die der adders, en de fteek van gekorvene diertjes , zoo als van wespen en horfels; Van welke eerfte als liet gewoonlijkfte en gevaarlijkfte, alleen hier lcortellik melding zal geüdiièden , en van de andere hier hechts ter loops met weinige woorden gewag behoeft te worden gemaakt, daar de beet der adders hechts in die lan- den te duchten is, waar dezelve door me- nigvuldigheid en warme luchtftreek het paard aan de doodelijke gevolgen van dit toeval blootftelt, ifcrwiiï de fteken van infekten wel - van pijnlijken doch niet dan door hunne
menigte van gevaarlijken aard zijn en men dezelve door inwrijven van warme olie fpoe- dig kan doen verdwijnen. * «. De dolle hond sb e et.
151 Bij deze is het meeste van uitwendige
mid-
|
|||||
1
|
|||||
DE DOUE HONDS B E E T. II. Afd. fcg£,
|
|||||
middelen te verwachten; men brandt of
fnijdt de wond zoo v ;r mogelijk is uit, kerft en bel'tnjkt ze met fpiesglansboter, na ze in het eerfte oogenblik met zout en azijn of ftherpe zeepzieders loog uitgewas- fchen te lubben , moetende men, indien de plaats zulks niet toelaat, de wond met zout- zuur bevochtigen en met poeder van Ipa.n» fche vliegen beftrooijen, terwijl men als in- wendig' middel n°. 50., of om den anderen dag 3 urachmas nachtfehade-wortel (r. bdla- durina~) kan geven. d. De vergiftigingen door b e fin et t ing;
192 Onder de dierlijke vergiften kan men ook
die ziekten rangschikken, welke zich door mededeeling voortplanten , en tot naaste oor- zaak van ziekte verftrekken kunnen, zoo- danig is de droes, de kwade droes, de .worm, de ie limit, in een woord al die kwalen welke men door den naam van be- fmettelijke (coniagioscf) gekenmerkt heeft, wier aard en geneeswijs op onderfcheidene plaatfen afgehandeld is, en waaromtrent al- hier alleen als eenen algemeenen regel voor- gefchreven wordt: dat men de zorgvuldig- fte afzondering tusichen de gezonde en de door eenige zoodanige ziekte aangetaste paar- den moet daarftellen, en alle middelen tot derzelver voortplanting wegnemen. |
|||||
156 D E H U I D Z I E K T E N ,
TWEEDE A R T I K E E.
De huidziekten.
iq"3 Bijzonder komen diegene alhier in de
eeifte plaats iri aanmerking, wier oorzaak men aan befmetting moet toefchrijven, zoo als de verfchiJJende foorten van fchurft enz. it. De fcliurft.
194 De fchurft, (scabies) la gak~) is eigen-
lijk eene huidziekte, wier oorzaken aan onzuiver-beid dér ïmid, befmetting , nat en warm weder, gepaard met ongenoegzaam en Hecht voedfelkunnentoegefebreven worden; weshal- ve paarden die groote vermoeijenisfen en gebrek uitgeftaan hebben , zoo als in veld- togten , vooral voor deze kwaal vatbaar zijn, die vaak. onder dezelve de grootfte verwoes- tingen aanrigt. 195 Men onderfeheidt dezelve in twee foorten,
namelijk: in de vochtige of natte, (scalies sicca ) en in de d r o o g e , (tca- iies humidua) les darires'), waarvan de eer- fte uit blaasjes beftaat, die een fcherp vocht ontlasten, dat ten laatfte roven . en pijnlij- ke gaten veroorzaakt; terwijl de drooge uit meelachtige fchubbige korsten beftaat, die
|
||||
DE SC Hü R F T. II. J/d. ƒ57
die verouderd zijnde, vele kleine vleeschaeh-
tige uitwassen bedekken en voortbrengen. Beide lborten zijn ten hoogfte aanfteken-
de, en breiden zich trapswijs meer en meer uit, indien geene gepaste middelen daartegen inliet werk worden gefteld. In den aanvang zijn het Hechts kleine piaatfen die er door aan- getast worden, de haren verliezen aldaar hunnen glans, de jeukte doet het paard de- zelve wrijven , hetgene hen doet uitvallen en de fcharftuitflag vertoont zich ; bij verderen voortgang en venvaarloozing dezer ziekte, verfpreidt zich niet alleen dezelve meer en meer over de oppervlakte des ligchaams,' maar de zickteftof zelve wordt in het lig- chaam opgeflorpt, zulks doet deze kwaal heb- belijk worden, en eenen voortgang bekomen, die niet alleen de hulpmiddelen den hard-. nekkigften tegenftand biedt, maar niet zel-
den den dood des diers ten gevolge heeft. J9<5 Hoe moeijelijk ook deze ziekte in haren
hoögften trap te genezen moge zijn, zoo gemakkelijk is dezelve echter in derzelvcr aanvang weg te nemen. Tot dcrzelver voorkoming ftaan in de
eerfte plaats de voorfchriften van zindelijk- heid boven aan; vlijtig poctfen en wasfcheji tot zuiver houden der huid, luchtige ftal- kn §n zuiver legftroo met genoegzaam goed |
||||
15? DE H U I D 2 I E K T E N ,
voeder, waarbij men, ingeval zich dezelve
onder de paarden openbaart, de ftrengf'ce af- zondering i tusfehen de gezonde en befmette voegen moet, zijn de beste \oorbehoeumid- delen Deze zdfdc middelen behooren ook de eer-
ltete zijn die men bij de genezing aanwenden en nimmer verzuimen moet: men \vasfehe voorts het geh.:e!e paard dagelijks met Iterk *
zeepfap , potasch of houtasch -loog , of om den
anderen dag hiermede, late bet' dus liaan, en poetfe Int den volgenden, terwijl ;nen de aangedane zigfbare phatfen met aluin en ta- bakswater en zoo dezelve 01 t.token zijn met kalkwatcr wascht, terwijl men voorts tegen de natte fchurft, het middel van profesfor BDPcrnuN, dat door het -geneeskundige beftuur tegen de fchurft bij den mensch aangeprezen is, met vrucht zoude kunnen beproeven. (9) De-
|
||||||
(<>) Hetzelve beftaat daarin dat men 4 oneen zwavel •■
lever■, (gezwavelde potasch,) sulplarrïcum. poTHisa) oplost in 2 ponden water in ecne aarden pan van genoegzame grootte , en voorts § draclnna vitriool - olie (zwavelzuur ,) (jic'ulur.i sulpkurfcum) bijvoegt, onder geftadig roeren met een Hokje, hetgene ecne opbruifiug veroorzaakt, na welks einde men dit mengfel in eene wclgeltopte glazen ilcsch bewaart. Zoo veel mogelijk bereide men hiervan dagelijks de ver-
eisclvte hoeveelheid, ten einde het deszelfs kracht niet ver- lie-
|
||||||
DE SCHURFT. II. Afd. 159
Deze uitwendige behandeling is in de'mees-
te gevallen toereikende om eene eerstbe- ginnende fchurft weg te nemen. Is dezelve reeds van eene zekere uitgebreidheid, is zij verzuimd of vindt men deze uitwendige middelen niet toereikende, zoo geve men in- wendig n°. 69. a. c., vervolgens n°. dy.b.d. en bij verouderde algemcene fchurft n°. 69. e. 197 In de drooge fchurft heeft de ondervinding
geleerd, dat inwendig het gebruik van 69. a. en het beftrijken driemaal daags der vlek- ken met n°. 69. g., gepaard met eenen, zacht voedenden leefregel, beftaande uit goed hooi, | haver en f zemelen, de beste ge- volgen heeft gehad. Is de ziekte zeer geworteld en uitgebreid,
zoo beftaat het middel waarvan men het meeste verwachten kan, daarin, dat men het paard naar evenredigheid van deszelfs krachten aan twee of zelfs aan de vier bee-> Ben dragten zet. Het voedfel moet in het algemeen goed
en krachtig zijn, en is het mogelijk in eene goe-
|
||||||
Ueze; men wasfche mot hetzelve tweemaal daags de aaa-
getaste plaatfen, late eenigen tijd daarna verloopcn en was- fche vervolgens dezelve met fchoon water af, of doe het !'MI'd ' laivan vooral iu zeewater veel goeds te B is.
|
||||||
1Ó0 DE HUIDZIEKTEN,
goede voorjaarsweide, of uit goed gras en
distels beiban, welke laatfte getoond heb- ben allerheilzaamst te zijn, niet alleen in alle huidziekten, maar ook in alle die der opflorpcnde vaten , daar dezelve de fpijsver- tering bevorderen , en tevens eene zachte ontlastende eigenfehap bezitten.. 198 De - manen f e h u rft en zoogenaamde
ft aart worm, waarvan de eerfte meestal paarden met vette zware halzen overkomt, zijn flechts mindere en plaatfelijke trappen dezer kwaal, en vereifehen tot hunne weg- neming eene foortgelijke geneeswijze. h Het v e r h 2 r c 11.
199 Het uitvallen der haren dat dikwijls de
huidziekten verzelt, of op dezelve, zoo als ook op andere ziekten volgt , heeft zelfs in den gezonden ftaat op vaste tijdperken plaats, en wordt door eene wijze werking der natuur te wege gcbragt, ten einde het paard eene aan de tempering der jaargetijden geëvenredigde bedekking te geven. Wij zien dus dat in het-najaar tegen het
naderen van den winter,, als ook wanneer de paarden aan de guurheid des weders bloot- gefteld zijn, derzelver huidharen dikker, grover en langer worden, bijzonder die, wel-
|
||||
H E 'ï' V E R HAREN. II. Afd. lol
welke gevoelige en meest aan koude bloot-
geftelde • deeleö moeten dekken, gelijk de ooren, onder de kaken, den buik en de been en; minder kè'è'ft zulks echter bij paar- den plaats, die uit warme dan die uit kou- . de landen af komftig zijn, en in dezelve leven. Zoo lange de ftrengheid des jaarsgetij's
deze warmere bedekking nuttig en noodza- kelijk maakt, behoudt het paard dezelve, edoch met de aankomst der lente , wanrieer . eene zachtere lucht haar niet alleen overtol- lig maar zelfs Listig zoude doen worden, ontflaat de fteeds wijze natuur het diet trapswijs van dezen warmen winterrok, de re haren fterveu , vallen uit en worden achtervölgens door zachtere en kortere ver- vangen , die in het najaar weder voor deze plaats maken. 0.00 Wij maken alleen van dit natuurverfchijn-
fel gewag, om tegen de misbruiken te waarfchuwen, vaortgebragt door een onzin- nig denkbeeld van fchoonheid, welke alles doet aanwenden om de paarden ten allen rijde even glad van haar te doen blijven, wijl zulks niet bewerkt kan worden zonder de natuur geweld aan te doen, en den grond tot een aantal ziekten te leggen, wier wa- re oorzaal, door de kortzigtigheid niet be- ipeurd wordt. I» , Over-
|
||||
l6a DE HUIDZIEKTEN,
Overbodig zoude het zijn wijdloopig te be-
toogen, dat de pogingen der natuur tor ecne nieuwe huidbedekking, cene vermeerderde levens werkzaamheid vordert, die niet anders dan ten koste van andere werkzaamheden -des dierlijken geftels yolbragt kan worden, waardoor in dat tijdperk fteeds een ftaat van meerdere of mindere zwakte plaats grij waarvan een duidelijk bewijs gevonden wordt in de matheid, flapheid én vermeerderde uitwaferning des diers bij deszelfs gewone werkzaamheden, die eerst een volkomen einde neemt wanneer deze verrigting der na- tuur afgeloopen is. Hoe onzinnig is het dus, deze tot
befpoediging dezer werk ng aan te prikkelen, gelijk maar al te dikwerf plaats beeft, het zij door het voorbrengen eener kunstwarra- te, door zeer wanne ftallen, of de bedek- king niet wollen dekens , het zij door het gebruik van prikkelende, en op het werk- tuig der huid werkende, of verflappende middelen, zoo als het toededen van zout, bet geven van lijnkoekdranken enz. Een en ander doet wel de bedoeling be-
reiken om het paard veel vroeger doch te- vens ontijdig van haar te doen verwfsfelen, bet°:ene echter ten gevolge heeft, dat in- dien het al niet door het misfen der nood- zakelijkfte befcherming, door onderfcheldene ziek-
|
||||
H E T V ER HA RE N. II. Af cl. 163
ziekten van gelcreinde uitwafcming aange-
tast wordt, ten minfte, wanneer liet den invloed der koude ondervindt, desZelfs ha- ren op nienw dikker worden; en het deze na eerrfgen tijd andermaal Verliest, waardoor eche ophoodige I zwakte des dierlijken geftels wordt veroorzaakt.
201 Dit alles zal genoegzaam zijn tot betoog
der fcha eliikheid dez' r behandeling", terwijl alleen nog overblijft hierbij te voegen , dat het alzïns raadzaam is, de paarden die ge- durende iperk fteeds in eenen ftaat van zwakte verkeeren, zoo veel mogelijk van zoware verin o eijenisien te verfchoonén. Ü02 Wat het uitvallen der haren ten gev< Ige
een er üitgeilane ziekte betreft, da een natuurlijk gevolg derzelve is, zoo be- hoeft men geene hulpmiddelen daartegen aan te wenden. Alleenlijk dan , wanneer een paard buiten
den gewonen tijd van haar mogt verwisse- len, hetgene fteeds een kenmerk van zwak- te, bijzonder van de verteril gswerktuigen is1, kan men hetzelve door verfterkende midde- len te hulp komen, waaronder de bittere f>rikkehniddelen, als gentiaan- en alantswor- te', de daal- en ijzerbereidingen, met vrucht gebeaigd kunnen worden. L 2 c. De
|
||||
164 DE HUIDZIEKTEN,
c. De luizen.
203 Groote vermoeijenisfen, ongemakken en
flécbt voedfel, gepaaid met vervvaarloozirig der zuiverheid, verkenen het paard eene vatbaarheid om door luizen bedekt te wor- den , die zich tot in het ongeloofelijke bij hetzelve vermenigvuldigen en op andere uit- breiden , indien men geene krachtdadige te- genmickle.len aanwendt, ja zelfs in eeue luisziekte ontaarden. 204 Tot wegruiming derzelver behoort in de
eerde plaats, het zorgvuldig poetl'en en was- tenen met Icherpe loog , af kookfel van zwar- te tabak, en zelfs het inwrijven in de ma- nen en (taart met gewone kwikzalf, waar- mede men een goed overvloedig voeder moet paren, daar de ondervinding leert dat welgevoede en gezuiverde paarden weinig vatbaarheid bezitten om dit ongedierte te ontvangen. |
|||||
VIJF-
|
|||||
i65
|
|||||||
VIJF DE HOOFDDEEL.
OVER DE KOORTSEN.
|
|||||||
EERSTE ARTIKEL.
Over de koortfen in het .. algemeen, s.05 Weinig toevallen verftoren den ftaat van
gezondheid zonder met koortfen gepaard te gaan, zoo als men in alle ontftekingen ont- waar wordt, terwijl daarentegen genoegzaam geene koortfen bcftaan waardoor niet eenig gedeelte of ftellcl des ligchaams bijzonder wordt aangedaan , ófFchoon de hoofdzaak der ziekte eigenlijk in de koorts gelegen is; het is deze welke wij in deze afdeeling bij- zonder in aanmerking bebooren te nemen, zonder ons met de nafporing van het we- zen , de verfchijnfelen en de zicktekundigc befchrijving derzelve bezig te honden , daar zulks tot het door mij voorgeftelde oogmerk overbodig zonde zijn. 4
aoö Men. onderfc'hèidt de koortfen in twee
fioófdfoorten, volgens de geftcldheid der le-
venskracht, te weten: lt In die waarin het vaatgeftcl deszclfs
L 3 vol-
|
|||||||
l66 DE K O O E. T S E N ,
volkomene bewerktuiging te veel op deszelfs
vochten*, en deze weder op de vat , werken, waarvan dus ae gevolgen eer;., ver- meerderde terugwei'king en prikkeling met een volkomen vermogen tot werkzaam] :id zijn ; welke loeft van koorts in ae k u st- fpraak !; n o nt lYek i i orts (. bris inflavmat.oria') se , synocha,^ genaamd
wordt,
2. In die v elke eene regtftreekfebe (di-
ïekte) of raid ■ •.:.-.;j zwakheid aankj tst worden door
rde levenskracht, vermeerderde ,prik-
,:•!-- en gev der I ;venswerktui- gen , gepaard met ten verzwakt werkings-
ver nog.< n en eei n iging tot ont- vochten; welke gefteldheid met ét benaming yan tijphu.s of asthenie bc-, ilempeld , en voorts onderfcheidéh wordt: «O In die, waarin eene fterke werking van
het blóedadergeftel, gr'oote zwakte en nei- ging tot ontbinding der vochten plaats heeft, (de rotkoorts) febris putrida). bJ) In koortf.n met bijzondere aandoening
van het zenuwgefteL, en daaruit ontfpruiten- de verzwakking der levenswerktuigen, (de zenuwkoorts) febris nervosa). c.) Voorts de nit beide zamengefielde, rot-
achtige zenuwkoorts, en zenuw-rotkoorts. |
|||||
TWEE-
|
|||||
DE 0NTSTEICINGK00RTS.1SN. II. dfd, iCf
TWEEDE ARTIKEL. J)c koortfen met verhoogde levenskracht.
(de heete of bh't'flekingkoortfen.'y S07 Deze of de <oogeï:aamde ontft .kingkoorts
Qfebrh inflammatoria") is niïnmer volkomen en ongemengd aanwezig, en beftaat uit dat oogpunt befchouwd dus alleen denkbeeldig (ideaal) v echter verleent derzelver befchou- wing, het voordeel van haar te öndêrTchei- den en de geneeswijs volgens hare onderfchei- dene trappen te Ieeren wijzigen. £08 Om «deze koorts te vormen, welke hare
oorzaak van verhitting, f'cerke beweging, ' zonnehitte , verkouding , koud drinken , enz.
ontleent, en waaraan jonge flerke en wel- bede paarden bijzonder blootgefteld zijn, moet het opflorpehde vaatgeftel zich in eenen verzwakten lijdenden (laat bevinden, ter- wijl het bloedaderlijke geftel door dat der zenuwen onderfteund, eene verhoogde le- venskracht uit, en dan eerst beterfchap volgt, wanneer met de terugkeering van dit laatfte tot deszelfs juiste werk'ngskracht, die van het eerstgenoemde weder rijst, en voorts de beflisfende (critifche) ontlastingen door . &ct water, het zweet enz. , door eene Ichci-
L 4 na« |
||||
l68 DE KOORTSEN,
natuurkundige werking van opheffing, neer-
ploffing enz. voortbrengt. 200 Deze ftaat van verhoogde werking der
levenstërach't, {status activus s. st/benicus')^ gaat in dien van verzwakte Qtatus passivus, s.
asthenicüs~) over, welke gevaarlijker wordt, naar mate de eerfle heviger, was en niet bij tijds tegengegaan is geworden , zijnde het nimmer de eerile maar wel de overgang in den laatften (typhys") welke doodelijk kan worden, kunnende men des te meer gene- zing verwachten, naar mate de trap den eerden geringer is, en de beflisfende ont- lastingen fpoediger plaats grijpen. aio De k e n t e e k e n e n dezer koorts zijn : ..
ecne harde (helle pols , roode oogen , fchie- lijke ademhabng, eene luete drooge huid, een hevige dorst eene verlorene eetlust, langzame afzonderingen en ontlastingen, ter- wijl het afgetapte bloed met eene zoogenaam- de ontftekingshuid bedekt wordt, wier dikte ïteeds met de hevigheid der ziekte in even- redigheid ftaat. 2.11 De beflisfende teekenen (crifen) van be-
teri'ehap , zijn : dat de pols langzamer en wee- kcr, de oogen en huid vochtiger worden. Er verfchijnt -alsdan een warm zweet, de pis wordt
|
||||
DE ONTSTEKINGKOORTSEN. II. Afd. iCC)
wordt troebel, de mist grooterj en de eet-
lust keert weder terug ; edoch de ziekte wordt gevaarlijker indien zij in zwakte overgaat, dit gelchiedt wanneer de pis en het zweet ;fing (crisis') te weeg brengen, of waaneer een overbodig gebruik van ver- zwakkende of een ontijdig van prikkelmid.de- len gemaakt wordt. 21a Tot beoordeeling der genezing bcboort
'men m de eerfis plaats de lucht en land- ftreek, de onderdom, het ras , de levens- wijs,' het gebruik, verblijf en voedfel op te merken, daar men bij jeugdige welgevoe- de, weinig vermoeide paarden, in drooge Inches- en laudsgefteldncid eenen meerderen aanleg tot ontfteking dan bij oude, uitge- mergelde of afgematte paarden en vochtig weder moet veronderitellen. Voorts verwijdere men alle fchadelijke oor-
zaken , vermindere de te grootê werkzaamheid der bloedvaten van het zenuwgeftel, en on- derfteune dat der opflorpende vaten, bevor- dere voorts de heilzame ontlastingen, en bie- de bij het herftcl eene doelmatige hulp aan de natuur. Men vermindert de werkzaamheid der va-
ten en zenuwen door eenen fchralen leefregel, vermindering der warmte, en van de hoe- veelheid des bloeds door ontlastingen en ader- L 5 la- |
||||
170 DE X 0 0 R ï S K N,
latingen. Eeu ligte trap van Olïtftekiagkoorts
vereischt alleen tot herftèl eene zachte ver- koeience of outftekingwerenrie fjintiphlogis- tische) geneeswijs, als rust, onthouding van krachtig voeder, verkoeler.de en zemeldran- ken en eene koele lucht; een hoagere trap vordert daarentegen eene 'poe ig r en volkomener verkoelende behandeling, door aderlating Ti , dragtcn , vooral door hc in- geven van fulp ter in ruime en h giften van eene ons telkens, of van n°. 7, b. si-
Men vermeerdert de werking van het op- slorpende vaatgeftel , door m nige warmte, laauwe ^TanV.cn, warme dampen en h'et wrij- ven van ftroo; terwijl de beste geneesmid- delen uit aoimoniakzóut, fpiesglans, zwavel- -nen en fooi middelen beitaan, welke de uitwafejning bevorderen.
Ontdekt zich verzwakking, zoo late men
alle verzwakkende middelen achterwege , en gebïnike tegen den buikloop, bedarende, en tegen te veel zweet, bittere fpecerijaebtige delen (,„n°.' 8. a., 9..,) terwijl men bij over- blijvende zwakte, balfcmachtige bittere of zuiver bittere middelen moet toedienen. |
|||||
D E ?.-
|
|||||
DE R O T K O O R T S E N- //. Afd. I?!!
DERDE ARTIKEL. J)c koortfen mei verminderde levenskracht.
ai3 Men onderfcheidt deze koortfen volgens
de hooflverdeelingen waartoe zij aanle.u.ng geven, ia rot- en zeuuwkoortlen. a. De r o t k o o r t f e n.
Over dezelve in het algemeen, 214 J}ezen naam geeft men aan die koortfen
Waarbij zich eene overhellende neiging tot binding der vochten, vooral des bloeds,. uit, en de hevigheid der koörtsbewegïngen, vooral in bet hart en de bloedvaten, aan den dag gelegd worden. 21-5 De oorzaken zijn in de eerfte plaats
in den aanleg te zoeken, daar zwakke ge- ftellen er het meeste voor 1 Loot leggen; voorts beftaan dezelve in eenen hoogen trap van öotfteking, welke overfpanning te weeg ft gebragt, voorts in weerhoudent ont- lastingen, ongemakken, gebrek, ongezond voedfel, onzuivere lucht, fjeimettrng-', enz. welke alle eenen fc-fradejijken; prikkel op het hloedaderlijk- en zenuwgeftcl vormen. iJ6 De toevallen en kenmerken zijn:
ver-
|
||||
DE KOORTSEN.
|
|||||||
ïja
|
|||||||
verlorene eetlust, terwijl de dorst niet aan
de likte geëventedigd is ; koude door bran- dende prikkelende hitte gevolgd; het klop- pen des harts is fterk voelbaar, de pols die in het begin der ziekte wel eens fterk, hard en fnel kan zim, wordt echter al fpoedig klein, ingetrokken, ongelijk en veranderlijk, welk laatlte met het toenemende gevaar ook vermeerdert; .terwijl de ademhaling fchie- lijk met eene fterke beweging der ribb.n en zijden gefchiedt. De binnenzijde der oogleden is blaauwa :h-
tïg en bloedig, het zaïnenvoegende oogvlies meer geel dan rood; de oogen ziin dof en tranende; de tong is fmerig met taai fpeck- fel, de tanden en neus met taaiie, bruine en zwartachtigc f lij n bedekt, welke zich niet zelden als korsten verdikt; het fjiimvlics is wit, het tandvleesch flap , de adem innkende. De pis is troebel, dik, donkerbruin, flij-
mcrig en eindelijk zwartachtig; de mist be- ftaat in het begin in groote flijmerige keu- tels, wordt vervolgens dunner, en eindelijk in eenen buikloop ontaardende , ftinkende als varkensdrek; alsdan wordt de buik trommcl- zuchtig, het paard vervalt in eene flaap- zuckt en gevoelloosheid; de uiteinden der Iccicn en vaak de gehccle huid wordt door rilling aangedaan, een overvlo md zweet breekt uit, hetwelkc met de opgetelde vcr-
fehijn-
|
|||||||
D E R O T K O O R T S E N. /ƒ. Jf(l. 173
fchyafëls ecn voorbode des doods is.
Niet zeldzaam is in deze ziekte na eenige
dagen de verschijning van eenen nitflag, of van koude gezwellen, welke openbrekende het paard aan den worm doen iterven; fom- tijJs ook vertoonen zich na een of twee dagen , aan de beenen, de borst of den buik gezwellen, die onpijnlijk-zijn, vaak echter goede etter geven. ai7 De beflisfende werkingen (crifen)
welke de gezondheid terug brengen, beftaan daarin, dat langzamerhand de ziekelijke ont- lastingen ophouden en de toevallen vermin- deren , of dat zweet, eene veranderde pis, buikloop, eenen fpeekfelvloed of gezwellen, den fchade-lijken prikkel verwijderen. Wanneer echter de natuur en kunst hiertoe onvermo- gende zijn, zoo zijn de gevolgen fomtijds gezwellen, waterzucht, dampigheid, tering enz. 2i8 Na dat deze koortfen heerfehende, (epi-
demisch) in den aanvang een ontftekeud ,- galachtig 0f zenuwkoortfig karakter aan den dag leggen, en naar mate zij een of ander levenswerktuig bijzonder aandoen, worden zij door de .fchrijvers met bijzondere bena- mingen on d erf c heiden , als in het milt- vuur, longVUlir c-nz. ; eigenlijk kan men ze ©nderfeheiden in die: ie. waarin zich alle op-
|
||||
174 DE KOORTSEN,
opgegevene toevallen vereenigen en die zoo
file] ivCLïnien dat de ziekte ichieli'k bei list wordt, zoo als b. v. in pest- en hcerfchen- de rotziekten plaats heeft; ten ne. in meer- dere trappen, waarbij deze zichHechts;ach- tervolgens verteonende, meer tijd tot aan- wending van middelen tot genezing vergun- nen.) die zelfs zonder «enige, hulp forr, plaats heeft, daar de loop der ziekte ver- fdieidene weken duurt. 19 De algemeen e regels tot genezing
van dit foort van ziekten gebieden, de weg- neming van derzelver oorzaken; het opwek- ken der levenskracht en de verminderine van de kdortfigé bewegingen; het voorko- men van zarnenvocgingen, (complicatien) het tegengaan der toevallen, het bevorderen der beflisfende ontlastingen en het herftellen der krachten. Wat hef verwijderen der oorzaken betreft,
zoo kan men, indien de ziekte een gevolg
van ontftekingkoort en of toevallen in der- zelver begin is, door cene doelmatige ont- ftekingwerende behandeling, de overfpanning merkelijk voorkomen, waarom door ibmmi- ge als een voorbehoedmiddel, (preservatief.) in heerfchende ontttekingachtige rotkoortfen, het doen van aderlatingen en het geven van verkoelende middelen aangeprezen is; men . j ver- |
||||
DE R O T K O O R T S E N. IJ. J/cl. 175
vennijde , fiïi,kende befmette lucht en verbe-
tere die der {tallen door zure berookingeh, wake tegen onmLldcli'ke aanraking en me- dedeeling der iïnctitof; vermijde alle fchade- li:k voed!' 1, en geve als voorzorgmiddel in heerfchende rotkoortfen, wijn of brandewijn niet Je haver. Tot opwekking der levenskrachten en ver-
mindering der werking van de koorden, dienen in de eerde plaats: eene zuivere koele lucht, groei- en delfftoffeïijke zuren: als azijn-, wijn (leen-, zwavel- en zoutzuur;— vlugtïge artfenijmiddeïen : als de baldriaan- f langen-en angelikawoTte*!, het bilfenkruid, de opium ,( .0) kamfer, enz. — vaste prikkel- middelen , als laurier- wilgen- paarden- kastanje- en eikenfehors, enz. Bijzondere be'fchrijving dezer koortfen,
aao Volgens pilcer, welke deswegens dooi-
de ondervinding geleid, de zorgvuldigfte op- let- Cioj Men geve de opium echter met groot? onuigtig-
heid in, alTéen waar C\c plaatsh «rfcby fels, als: een fterke buikloop, hevige kramnen enz. die vorderen,
en dan sieve men ze in genoegzame hoeveelheid, akijd fcedenkende dat eene te kleine gift, . , ; werkt als eene te .groote. In de hand van den bekwamen ve
*vc» als bij den geneesheer, blijft het ecu vermogend en 'z'!:!;,i mi rwijl de onkunde met dezelve bare, fchacieiïke niddelen vermeerdert.
|
||||
I7<5 OVER DE KOORTSEN,
lettendheid op deze gevestigd en de naauw-
ke.urigfte befchrijving er van geleverd heeft, kan men de koortfen bij welke zich eene neiging tot ontbieding der vochten aankon- digt, in twee foorten onderfcheiden, name- lijk in goedaardige en kwaadaardige. De goe il e a r dig e.
221 De goe d a ar d i g e heeft de volgende
k e n t e e k e n c n , welke volgens den loop der ziekte zich in vier trappen vertoorien: ie. in den aanvang h-eïi het paard eene vastleggende huid, en afwisfeling van hitte en koude; a'-. vervolgens verftoptheid; 3e. de eetlust verdwijnt, bet rommelt in den buik des paards, hetgene op de beenen wan- kelt; 4c. het hangt in den halfter, drukt met de borst en den mond tegen de krib- be ; het knarstandt, de hitte en roodheid des flionds vermindert, het jaagt vlieden heeft ftille ijlingen, waarbij zich een buik- loop voegt. 0.11 Het e er ft e foort dezer ziekte beftaat
in eene kleene ongefteldheid, welke flechts eenige dagen duurt, en onmerkbaar, vaak zonder eenige aangewende hulp weder over- gaat , men geve hiertegen wat minder voe- der, en des noods n°. 51. bi, terwijl men het
|
||||
DE R O T K O O R T S E N. IL Afd, l?1?
het van fterke bewegingen verle hoont.
223 Het tweede foort is alleen door fter-
ker toevallen van het vorige ondericheiden, gedurei; Je welke de paarden niet eten , edoch na dezelve in de tusfehenpoozen weder gezond fchijnen; de geneeswijs kont met die der vorige overeen, edoch de middelen moeten in eene grootere hoeveelheid gegeven wor- den , en de fchralere leefregel alleen ia meeldranken en ftroo beftaan. 224 Het derde foort, hetwelke fommige
veeartsen de koude koorts ncemen, en waarin de ziekte eenen hoogeren trap bereikt, kon- digt zich aan door traagheid met verzwak- king , duidelijke arwisfeling van hitte en koude; de koortskrampen tasten de blaas
aan, zoo dat het waterloozen alsmede de
afgang moeijelijk wordt; de haren rijzen om hoog, de paarden leggen zich neder en zweeten fterk na iederen aanval. Tot geneeswijs wordt eenen foortgelijken
leefregel, als voornamelijk goed oud hooi, meeldranken, doch geen groen voeder, en het gebruik van koortskeerende middelen, zoo als n°. 52* vereischt. 225 Het vierde foort of het zoogenaam-
de miltvuur, kenbaar aan ten eenemaal M ver- |
||||
17$ D S KOOR ï, S EN,
verlorenen eetlust, zacht toenemende fteken-
de hitte; volftrekte verftopping en verhin- dering van waterloozen, waarbij zich alle inerkteekenen voegen welke boven opgege- ven zijn, als den vierden trap dezer ziekte uitmakende. 226 Tot deszelfs genezing in den aanvang
en in eenen geringen trap, wordt het ge- bruik van n°. 51. b. en 52. in eenen hooge- ren n°. 53. a. en b. beurtelings om de twee uur, vtreischt, terwijl men om ontlasting te bekomen, lavementen van tabakswater met keukenzout zet, voorafgegaan door die met olie, en voorts na de genezing liet geven van te veel voeder en het vergen van te fterke infpanning vermijdt. De boosaardige .rollioorlfen of de longziekte.
227 Het andere foort dezer ziekte, welke
door de veeartfenijkundige den naam van de longziekte of longvmir gegeven wordt, heeft- in haren loop drie tijdperken, welke de volgende kenmerken opleveren. £28 Tn het eerfte is het paard treurig en
mat, het weigert te eten, hoest en deszelfs zijch n kloppen ; de ooren zijn heet, de pols is ongelijk en hard, de keelklieren zijn cenig- zins
|
||||
DE R O T K O O R. T S E N. II. Afd. 179
zins gezwollen doch week en zonder pijn,
het paard (laat met de vier beenen bijeen, en heeft ©pftopping van water. De toevallen nemen in het tweede tijd-
vak toe ;' de oogen ftaaaa wilden tranende, net flijmvlies; de mond en tong is licog- ro) ; de adem'heet; ooren en ledematen zin in tegenover (telling beurtelings warm en koud ; de warmte is toenemende heet en prikkelende in de hand^ liet paard bu'^t den rug door, wanneer men met de band over denzelven ftrijkt; het lau'het hoofd han- gen , legt zich zeldzaam en l!e hts feprtfton- dig neder, en wankelt op d' achterbecnen , het kan, onaangezien den (Ixrken dorst niet drinken; de neusontlastïig is flijraerig en fomtijds bloedia:; terwijl zich vlakke gezwel- len aan den buik vertoonen, welk- geheel verdwijnende, doodeliike teekens zijn.
In het derde tijdvak verdwijnen de toe-
vallen van ontfteking, de oogen worden bleek en dof, het flijmvlies en de mond bleek, de adem Hinkend, de neusontlasting wankleurig ? <j.e p0is i< 1 ein en ras , de warm-: te is alleen warneer men de hand oplegt, flaauw merkbaar, en laat eti;c onaangename prikkeling achterna; terwij] fomtijds de om- trek der oor n en de zijden een fmerig, ftmkend, koud zweet voortbrensreo ; het paard wordt ongevoelig voor uitwendige in- M a druk- |
||||
l8o D E K O O R T S K N ,
drukken, liet ligt of leunt tegen c!e kribbe",
ftemit-en zucht; de zeer fcherpe ontlasting uit den neus neemt toe, vaak heeft eene dunne ftinkende buikloop plaats, en de toe- ftand van het paard wordt allerbedcnkelijkst. S29 Wat de geneeswijs aangaat, ZOo
moet men , wanneer de huidkramp tusfehen de koortsaanvallen ophoudt, de koortsmid- delen n°. 53. a, en b. en voorts indien de hitte groot is r,G. 54. geven. Zij» de toe- vallen zoo hevig dat men koortemiddelen inoet geven zonder de tusfehenpoozingen te kunnen atwachten, en is de tong even min vochtig als dat de aanvallen met zweetcn eindigen, zoo geve men 11°. 58. a. terwijl men n°. 58. b. in alle tijdfïippen geven kan. 230 Vele toevallen welke zich in deze ziekte
vertoonen , eifehen eene bijzondere behande- ling, namelijk, eene verzwakte fpijsverte- ring, verftopping, gedaalde levenskracht, vlakke gezwellen, kanker- en fponsachtige zweren in den mond. De zwakke fpijsvertering kome men door
bittere middelen, als gentiaan- e" kalmus- wortel, oranjefchillen eiiz. (n°. 5Z- (>• en b.) te hulp; de gezonkene levenskracht, door heete prikkelmiddelen, als baldriaan, kaska- ril,
|
||||
BE R O T K 0 0 R. T S E N. II. Afd. l8l
ril, mosterd, kamfer, (n°. 56. b.) die men
echter niet bij eenen vollen weeken pols en vochtige tong. maar wel bij eenen klfiinéa fnellen pols en drooge huid geven moet. Ver- ftoppiog poge men door lavementen van olie en tabakswater met zout, te doen ophouden- de i'pons- en kankerachtige longgezwellen». die cene valfche beüisfiag {crisis') maken, moeten met keukenzout en azijn, en n°. 57 bevochtigd worden ; terwijl men de vlakke gezwellen door dragten het ïnflaan belet;
daar eindelijk de verkeerde afzondering eo affcheiding der ingewanden bijzondere oplet- tendheid verdient, zoo geve men tegen de- zelve 11°. 55. *3i In de behandeling behoort het vaak
wrijven met ftroo en het inenten der (lal niet vergeten te worden, terwijl het voed- f e! gedurende de ziekte uit dun meelwater en itroo, met vermijding van groen voeder «1 weiden dient te beftaan , als nakuur ge- •wenne men het langzamerhand aan booi en havervoeder, waarover men vaak gentiaan, mosterd, jeneverbezlen enz. ftrooit; einde- lijk is het als eenen gewigtigen regel aan te raden, om in ;|eze ziekte nimmer adérlatin* gen of buikontlastende middelen aan te wen- den, en alleen tegen de vlakke gezwellen, dragten. te zetten. M 3 b. D c
|
||||
iSz DE KOORTSEN,
b. De zenuwkoortCen.
32 Iedere koorts wier uitingen meer eene
ongeregelde wijziging der.zenuwen, dan van het ftelfèl der bloedvaten aai; den dag legt» waarbij dit dus meer als lijdelijk is aan te melken,' terwijl de ongefteMheid door het zenuwgeftel voortgebrag: wordt, die zich dus door geene verhoogde maar wel cene gedaalde ongelijke werking der 1 venskra ht kenmerkt, en waarbij eene dadelijk in bet oog vallende verzwakking van alle verrig- tingen bespeurd wordt, draagt het k^.tce- ken der zenuwkoorts, Oyphus nervosus) wel- ke echter even rriiri als de rotkoorts ooit geheel zuiver en onvermengd plaats grijpt, en in dien zin Hechts als denkbeel- dig (ideaal) te bcfcboiiwen is; want of- fchoon de zenuwkoorts meestal met verzwak- king der levenskrachten gepaard gaat, kan her echter niet onder de onmogelijkheden gerekend worden , dat er eene zenuwkoorts vooral in bet begin der ziekte met ontfte- king ch::ge toevallen aanwezig kan zijn, terwijl uog veele zamerjvoegingerj bare be- fchduwing voor verlchillende wijzingen vat- baar maakt. 33 De oorzaken dezer ziekte zijn in den
verzwakten toeftand des 1,'gchaam.s, in eene fcha-
|
||||
DE Z E N U W K OOKTSEK, II. A/d. 183
fchadclijke lucht en voedfel, firietftof, aan-
fteking en andere verzwakkende oorzaken te zoeken; Het onderfcheid tusfehen de- ze en de rotkoorts beftaat daarin, dat de fpieren flapper zijn, de blik matter, de pis lielderer zonder bezinki'el de mond bleeker en kouder, en de hitte minder is, terwijl er geene tusü henpoózingen beftaan die merk- baar zijn. Bij groote zwakte en fpiertrekkin- gen is in deze ziekte weinig, bij loop en fterke ijlhoofdigheki niets goeds te hopen; terwijl in de meeste gevallen dezelve zonder eene merkbare beilisfing {crisis*) eindigt. 234 Men onderfcheidt in deze ziekte verfchei-
dene zamenvoegingen en trappen, welke de veeartfen door de benamingen van goedaar- dige en boosaardige zenuwkoorts, fpaanfche hoofdzickte enz. aangewezen hebben, waar- van de algemeene fehildering door de vol- gende kenmerken en toevallen c'aargefteld wordt, terwijl de zuivere zenuwkoorts allee» in trappen van fterkte ver.chilt. *35 De voorboden dezer ziekte zijn bui-
tengewone matheid, loom- op gevoelloosheid, vaak alle teekenen van ftïlle kolder ople-
verende. *36 De ken teek enen zijn : afwisfeling van
M 4 kou-
|
||||
184 DE K O O ft. T S E N ,
koude, hitte en zweet, op onregelmatige
.,; ecne ongelijke kleine, zwakke, wce- Jje pols, en korte ongeregelde beweging der zijden ; de oogen welke dot en treurig liaan, zijn ongevoelig voor het licht, zoo als de ooren voor bet geluid; de zinnen zijn gevoelloos, bet paard laar bet hoofd en hals hangen, heeft de vier been er: onder het lijf gezet, en trekt de rug lterk ia voor den .druk der hand. Soimi.ds is de tong zuiver en vo-htig , doch vaak bleek, fmerig, vuil, bevende en teruggetrokken; menigmaal is de mond en neus heet en droog, iomtijds voch- tig en zuiver, gelijk mede het flrmvües geel en bleek; de haren fiaan omhoog, dikwerf is de huid droog en vastliggende, iomtijds met zweet bedekt. Somtijds drinkt liet paard bij afwezendheid
der koortshitte, en weigert zulks geduren- de deze"ve ; de pis is weinig, fomtijds hel- der, dikwerf troebel als melk, bruin, rood of vurig; de mist is hard, ftinkende, zwart en met gele llijm bekleed. -7 Gewoonlijk duurt dit eerfte tijdperk ee-
nige dagen, waarna de afwisfeling van hitte en koude toeneemt, de hitte is niet buiten- gewoon fterk maar onaangenaam ; de ooren en voeten zijn koud, de eerfte zijn aan der- weiver wortel zeer heet en met kleverig klam
|
||||
DE ZEND W KOORTS E N. II. Afd. 185
kJnm zweet bedekt; de fpieren zijn fkp en
hangende, die der huid trillen on er de hand, de ontlastingen van water en afgang zijn verf topt, terwijl in den buik rum m din- gen plaats hebben, het paa?d wankelt fter- ker op de beonen, trekt de lendenen l'teii- nende in op de aanraking der hand; des- zelfs ka kkiieici'. zwellen, het zet het hoofd en den mond in de kribbe en houdt zich duf ftaande, terwijl, mdien men het wil doen omtreden , zoo wankelt liet als of het dreig- de neder te vallen; het heeft ffille iilhoof- digheid, en ziet dikwijls in de linker zijde, leidt men het uit de ital zoo gaat het met een hangend hoofd en hoog opgeligte voe- ten, tegen alles aenbopende. In dit tweede tijdperk hetwelke met voortdurende aan- houdende koorts zes of acftt dagen duurt, liggen de meeste dezer paarden, en vele fterven in hetzelve. "8 In het derde nemen alle befchrevene
toevallen fteeds toe, de paarden liggen of gen in den halfter; de mond wordt in- wendig rood, het tandvleesch bleek, de tong droog en donkerrood (geftreept, waar nevens men vaak fponsachtige zweren ont- dekt; de ontlasting uit den neus wordt ftin- kende, de ijlhoofdïgheid neemt wc^, dikwijls ?welleil de aditerbeeae» en fomtijds ver- M 5 too- |
||||
l86 DE KOORTSEN,
toonen zich krakende gezwellen op de len-
denen, aan de borst en onder den buik, waar- op een ftinkende buikloop volgt, en op de- zen meestal in dit tijdperk den dood. Bij openingen vindt men vaak geene merkbare inwendige veranderin gen. 239 De geneeswijs vordert het wegnemen
der oorzaken, het opwekken der krachten, het verligten van den lijdenden ftaat der vaten; het herftellen van de werkzaamheid des zenmvgeitels, en dat men de vochten naar de huid drr've en de uitwafeming be- werke, door vlugge prikkelmiddelen , terwijl mui voorts de ontbinding der uitgeftoïte vochten moet pogen voor te komen. Hiertoe wi've men veel met ftroowisfen
. en wek de werkzaamheid der huid op door het wasfchen met zeep en brandewijn, voorts bezige men het lavement n°. 39. ij. geve inwendig rooden wijn met n°. 59. of alleen* voorts 11°. 60. in verband mi:t n°. 54. b.; terwijl eene der voornaamfte middelen in n°.6i a. en b. beitaat; ontftaat er een ontftekings prikkel, zoo geve men n°. 7. of $i.a> terwijl indien men dragten door de gezwellen moet fteken , zoo bevochtige men deze met tere- binthijnolie. 240 De leefregel is dezelfde als bij rotkoort-
fen,
|
||||
D E Z E N U W KOOETSE N. //. Afd'. 187
fen; tot nakuur geve men n°. 62... voorts
zuiver hooi, gekookte haver uur bier; doe het paard eene zuivere drooge lucht inade- men en eene matige beweging verrigten. De h o u/'d z w c 111 n g,
s4i Deze ziekte die onder den raam van mal
tTtspagne bekend, aanbrekende en eenen Imo- ger n trap van zenuwkoorts is, verfchijnt meest pestaardig*er belooft dan alleen red- ding wanneer de hulp alterfpotdigst. toege-1 bragt wordt. «45 In tien aanvang zijn de toeval'cn gelijk-
vormig aan die ecner gematigde zenuwkoorts; bij de aanvallen der koorts ontwaart men weinig k >ude , doch fterke en langdurige hitte, het paard eet weinig, drinkt niet, wankelt op de achtcrbeenen', het raast, hangt met het hoofd in den halfter en ftoot van hetzelve het vel af; na drie dagen zwellen de bekleedfelen deshoofds, de oogêö ontfte- ken . zwcllen en tranen, uit den neus vloeit gelen etter, en de onderkaakklieren veret- teren. *43 Deze ziekte welke zich onderfcheidt
van den droes door eenen veel {helleren loop en van de waterzucht, doordien daarbij alleen de
|
||||
iSS DE KOORTSEN,
de mond tot aan den neus zwelt, vereischt
dezelfde geneeswijs als de zenuwkoorts, edoch eene veel fpoed-igfcrë hulp; hiertoe ge- ve men n°. 63. of 64. inwendig, en was- fche het hoofdgezwel met n°. 65, 66. met afkookfel van eikenbast, of aluinwater, waarbij men wat kamfer kan voegen, terwijl men voorts de kaakklieren met lijnzaadmoes moet pappen, en dragten aan den hals en Vóór de borst zetten. De loosaardigc zenuwachtige Jlijmlworts*
p.44 Vaak heerscht in de legers volgens pil-
jêter, deze ziekte, welke fbmmige een fchiüijk voortgaanden kwaden droes noemen, en die, indien men nu de toevallen ver- deelt als eene zinking- of rotachtige zenuw- koorts aangemerkt moet worden, die meest- al doodelijk is. £4.5 Zij onderfcheidt zich van den kwa-
den droes door het zwellen der beide kaak- klieren , en van den droes, door dat die meest jonge paarden, deze die van allen ou- derdom aantast, door eenen wateraehtigen etter, loodkleurig flijmvlies, het gemis van . ontftekingsi'oevallen, en door eenen merk-
baren ftaat van zwakte. De
|
|||||
v
|
|||||
„I ZÈ N V W IC OORTSEH, II. Af cl. l80
*4l De ken te e ken e 11 zijn: aanhoudende
tegen den avond toenemende aanvallen van koorts, eene önerige flijmerige tong, doffe tranende oogen, de kaakkiieren zijn weder- zijds lterk gezwollen en week, de neus ont- . last eene vuile vochtigheid, de haren ftaan
overeinde, het paar: wankelt op de ach- terbecnen, het zweet ligt, het ïs ftcrk in- gevallen van lijf, en zweemt lterk naar een dampig paard; de adem is kort en door hoesten afgebroken, de'afgang ontaard ligt in loop, de pis is dik en troebel. 147 De geneeswijs is als in de andere
aanftekende kqortfen, uitgenomen, dat men bijzonder de verzwakkende neusontlasting
moer tegengaan; men geve daar tegen in den aanvang n°. 6>. a., en als nakuur ïf. 67. b., en beüandele voorts het paard als in de andere koortfen, terwijl men alles vermijden moet wat verzwakt, als aderlaten, buikontlastende middelen, groen voeder en. Iterke beweging. 24S De zam en gef telde rot- il ij m-
koortfen moeten als eenen hoogeren nap der eerfte behandeld, en daarbij tevens . op de zenuwtoevallen acht geflagen worden. e. De
|
||||
ipo D £ KOORTSEN,
c. De koorcfen xi i t verkeerde affcheidinf
der inge w an de n. De g alkoo r ifen.
249' Deze welke ar.n flecht voedfél, deszelfs
ovennaat gebrek der hulpwerkniiger;, en misbruik van ontlastende middelen rfiinnen
oorzaak ycrfchuldigd zijn: worden geken- merkt door de gele kleur der oogen en huid, eene vüi] gele tong, eenen Vinken- den adem, geelbruin rieusflijm en fpe"ek(,el, dikke bruine pis, rommelingen in het lijf, enz. 250 De geneeswijs moet gewijzigd worden
naar mate de ziekte een bijzonder karakter toont te bezitten. Is dit ontftekend zoo moet men in des-
zelis aanvang verkoelende middejen, als n°. 7., en vervolgens die geven , welke hmi- ne leiding naar de huid en tot ontlasting lub- ben als n°. 68. Toont bet eene neiging tot ontbinding der
'vochten te bezitten, zoo behandele men ze als eene rotkoorts, gevende daarbij de rha- barber als een middel dat eigenlijk meer de werkzaamheid der verterings werktuigen op- wekt , dan wel dat bet buikontlastende is, waarbij men Ipecerijachtige ontlastende mid- de-
|
||||
DE GAL" EN SLiJMKOORTSEN. II. Afd. 191
delen, als aloë, voegen kan, en voorts van
kalmus, baldriaan, kamfer enz. gebruik maken (n°. 43.) D e J'l ij mkoortfe n.
*5i Deze welke door flecht voedfel, verkeer-
de behandeling, vochtig verflappend weder, moerasfige (treken en flechte ftallen veroor- zaakt worden, en eene te groote afzonde- ring van (lijm te wege brengen: ontdekken zich door loomheid in alle deden en lig* chaamsverrigtingen ; de tong en mond zijn met bleek vuil flijfll bedekt, terwijl eene dunne- re fiijm zich uit de laatite, vaak ook uit de oog/en en den neus ontlast; de pols is langzaam , het kloppen van het hart is voel- baar, de huid is los, opgezet, en vaak met koude builen bedekt, de pis is bleek en melkachtig, de afgang los en flijmerig. *52 De geneeswijs wordt bepaalt naar ma~
te de ziekte naar eene zenuw- of rotkoortfi- ge zamenvoeging overhelt; in het eerfte ge- ve men fpiesglans en zwavelzuur, voorts zwavelgeest mct bittere middelen. *53 In langzame fliimkoortfen geve men mid-
delen die de fpijsvertering bevorderen, en de
|
||||
191 DE KOORTSEN,
|
||||||||
de affcheiding der ("lijm tegengaan, als
aloë, rhabarber, harst van jalappe, (n°. 28. b. en c.,) terwijl men voorts tere- bintbijn daarbij met het uitwendig gebruik van f'paanfehe vliegenzalf, en dragten voe- gen kan. |
||||||||
DER.
|
||||||||
DERDE AFDEELING,
|
||||||||
De uitwendige toevallen.
|
||||||||
254 D e uitwendige toevallen welke bet paard
overkomen, kan men liet gevoegeüjkfte in w o n d e n , k neuzingeii; verre k k i n- gen en gezwellen oncicrfelieiden. EERSTE HOOFDDEEL.
DE WONDE N.
|
||||||||
EERSTE A R T I K E L.
O V fT Je wo n d e n i n het a tg e m e e n.
'25S Men verftaat door wonden, die befchadi-'
gingen, welke de uitwendige oppervlakte des hgchaams in diervoege b eleedigen, 9'ait deszelfs b'èfeieedfclen van een gefebeiden, en die door eene rütftortlhg van bloed óf andere vo''hten gevolgd worden. De daarop volgende toevallen zün : Bitftor-
tnvé van bloed, pijn, hitte, zwelling, ont-
N fte.
|
||||||||
194 , ° v E * 1} * w O N Ö -ü N
fteking, wondkoorts, en indien gcene i'poe-
dige zamchvocging plaats heeft , de daarop volgende ettqring welke zich eerst in de ge- daante van een uitvloeijend geelachtig water vertoont, en tot de fl uiting der wond voort- duurt. Een aanmerkelijk verfchil beeft in het
foort van wonden pkats, welke nxn wel
dient te onderfekciden, daar zulks in de geneeswijs onderi'cheidene wijzigingen nood- zakelijk maakt. 256 Dus . onderlclieidt men ze volgens derzcl-
vêf oorzaak: ïn gebouwene of j e- fned'ene, in geftokene of g e f c h o t e- n e wonden ; — in eenvoudige en v 1 a k- te, waarin alleen de oppervlakte der huid en van het vleesch be'caadigd is, en in z a m e n g e ft e 1 d e , waarin pezen , zenu- wen , grop-te bloedvaten , gewrichten , been- deren of zelfs ingewanden beleedigd zijn. __ In 1 i gt e , zware en ongeneesbare:
uaarvan de eerlte uit eenvoudige, de zwa- re uit zamengcfteldc en verouderde, de on- geneesbare uit diegene beftaan, welke ■door kwetfing der levenswerktuigen, of van die der beweging, geene hoop op herftel vergunnen. 5.57 Het eerile dat men dus bij eene e
te
|
||||
I N H E T A L O E M E E N, f//, r//?/. 195
te verrigi:en heeft, is, dat men deszefs aard
onderzoekt, ten eh:.'e hierna de bebander lïpg in te rigtetl, en geen tijd. of hosten 8SI1 voldrekt ongeneeslijke te verkwisten, waartoe men behoort te onderzoeken welke deelen belcbadigd zijn geworden. De wonden welke in de holiigheden des
.mams indringen, het zij door (leken of tchisten, zijn allergevaarlijkst en meestal doo- delijk, wanneer zij de daarin bevatte inge- wanden treffen, hetwelke de volgende ken- teekenen aan den dag leggen. Steken, houwen of fchoten welke een
hoofdtak der zenuwen veri'dieurcn, brengen vaak in het geheeie lid eene ver- lamming en gevoelloosheid te wege,— zoo als die welke p e z e n en b a lid e n doorboo- rdt , veelal cene onheelbare verlamming voort- brengen , terwijl de k^etfing van het hart der h e r i'e n e n , en van het r u g ra e r g door en fpoedigen dood gevolgd- wordt. Die der 1 o n g- en 1 u c h t p ij p e n worden
gekenmerkt door diep, fchielijk en kort w halen, terwijl fehuimend bloed uit de wond vloeit, Benig* tijd daarna volgt een wind- gezv/el in de inwendige ligchaam?doelen, dat zich vaak over ]lit gcheeie ligchaam uitbreidt. ^'j kwetfing der lever fiflaaki het bloed
r. Bij die der ma a g
ipalkt
|
||||
196 OVER. D E W O N DEN
fpaifct het paard den mond op, werpt liet
voeder door den neus uit, en geeft alle tee- lcenen van buikwee (kolijk)'; De dainiwoiidcii kent men aan de uit
de wond i:e soorfchijfl komende mist, de afgaiig houdt op, het lijr zwelt, en het paard l'cbijnt aan het bmkwee te li'den. Indien de nieren gekwetst zijn, zoo
is de pis bloedig, het paard kan niet lban en potfgt geduróg water te lozen; heeft dit bij de baarm icaer plaats, zoo openbaart zich bloed in de ichëede, en het paard heeft b iieuswe&n. Daar de b o r s t- en buik w o n d e n z o n-
der kwetfing der ingewanden, of- fchoof) gcvaani;k, 'echter niet vo^ftrekt ho* pel .jo's -zij)., zoo verdienen dezelve dat men hare genezing beproeve, en daarbij de vol- gende voorzorgen waarnenie: Die der borst moeten zorgvuldig voor den indruk der lucht bewéard," en voorts als eene an- dere wond door ettering genezen worden. Bij die des buiks moeten de ingewanden met eene fpons met laauwe melk afgewas- fehen, voorzigtig ingebragt en de wond zaMw'ig toeger.aaü worden, dat de Heken door de vleeschdeelen gaan. 258 Het eerfte dat men bij iedere wond te
. doen heeft, is het fruiten der bloed- ftor-
|
||||
IN BE 'T A L G E M E E N. III. Afd. 197
ftorting, hetwclke bit kleine van zelfs ge-
fcbiedt, terwijl bij deze en middeUnatige het flukfel van werk en hennip het meestge- lehikt is om zulks door eenc werktuigelijke drukking te weeg te brengen, kunnende wen ingeval zulks ontoereikende geacht mogt Worden, zoo wel dit als de wouden met n°. 73- of 54. a. bevochtigen o!" in kleine bloedftortingen, het irooge po-der van harst, kjjno-gom, zwaffi, tondel enz. in dezelve iL'ooijen; de bloedftorttrig uit grootere blfjed- cn vooral flagaderen , kan alleen door onder- binden of toefchroeiüng gefluit worden , welk - laatfte door middel van een roodgloeijen'd ijzer met eenen peervormigen knop verrigt wordt. z$<) De genezing van alle wonden gefchiedt
door fpoedige vereen i ging óf door ettering; waarvan de eerfte het fpoedigfte en gemakkelijkfte zijnde in alle gevallen de voorkeur zoude verdienen, wjj.: het niet dat dezelve alleen aangewend kan worden bij eenvoudige, gehouWene o£ gefnedene ver- fche vïeeschwonden, zonder aanmerkelijke kneuzingen, cn dadelijk na het toebrengen derzelye, welke daarenboven zonder de minfte onreinigheid of ftof moeten zijn; (*O N 3 knn- 00 D« ii hig heeft zo.» veel in haa
voordeel a dat men Ze nog beproeven moet bijl v
dia
|
||||
iy8 OVER DE WOND E N
kunnende alle andere wonden zonder onder-
fcheid alleen door ettering geheeld worden. a6a De zaróenvoeging gcfehiedt door ver-
b a n d e n of dopr naden, waarvan de ecr- fte door de onrustigheid der dieren zeldzaam anders dan aan de benedeneinden der beenen, zonder gevaar van vcrichuiven , bevestigd kun-
nen worden. 261 Dus moet men zich in de meeste geval-
len van n a d e n bedienen , welke voorname- lijk op dé volgende wijzen gevormd wor- den, waartoe men zoogenaamde wondnaal- den ^ebruikf, door'welke men van het (Lrk- fte garen vier- zes of meervoudig doorfteekt, en met was beurijkt, zoo dat zij maar eenen draad iehijncn te zijn. ie. Men fteekt ieder einde van zulk eenen
draad door eene wondnaald, en ieder de- zer van de binnen naar de buitenzijde der wond zoodanig door, dat zij op eenen ze- keren afïtand van derzeivcr rand door de opperhuid te voonchijn komen, waarop men de
|
||||||
die reeds eenigen ty*d geduurd hebben, zoo er maar gei 1
hier opgetelde beletfels aanwezig zijn; kan men de wmjd- randen ook niet geheel bjjaen brengen, men veri altgd "' n ."'• ■';.].■". voordeel, indien toen ze zoo veel gelij"; tot eikander dóet haderen, Waardoor de 1 oppervlakte verminderd, en de genesïng Befpoedig |
||||||
I N HET ALfiï.BÏ'Kir. ///. Afd. 199
de naalden uittrekt en op eenen halven of
drievierendeel duim afftands een diergelijke draad doorfteckt, en zulks naar gelang van de grootte der wond herhaalt, terwijl, wan- neer een genoegzaam getal draden doorgetrok- ken 'zijn, zoo worden de lippen der wond, met de vingers zacht te zaraen gedrukt, en de draden wederzijds te zamen getrokken, waarna men plukfel van werk op de wond legt, en de verdeelde draden niet eenen dubbelen knoop over hetzelve bevestigt, voorts neme men waar, ten einde de dra- den niet doorfchcuren, om ze op eenen genoegzamen afftand van de wondlippen door te (teken, en niet ftcrker dan noodig is aan te halen. ae. Men gebruikt op gelijke wijs twee reg-
te wondnaalden, en deze wederzijds door- ftekende, naait men de wond op dezelfde wijs toe als de fcaoenmakers gewoon zijn. 32. Men ftcekt des noods ftalen naalden of
groote fpelden door de lippen der wond e" omwikkelt ze in de gedaante eener acht met eenen zoodanigen draad. £62 Gewoonlijk yccft de wond na vier da-
gen te zamen en is ïn acht dagen gefloten, indien het zojöd is: gedurende vvcl- CCn tijd men dezelve vlijtig me:: koude om-
N 4 #fla- |
||||
2CO OVER DE WO N D E N
Hagen bevochtigt, het zij van koud water
alleen, het zij, vooral, bij ontfteking met n°. 71., terwijl men Laar mate de wonden aan een kleven., de dra.en doorsnijdt en voorzigtig uittrekt, ten einde deze oorzaken Van ontfteking weg te nemen. Ontftaat sene zwelling en ontfte-
king, die blijtt voortduren 01 toeneemt, of
vertoont na eenige dagen zitk etter, ter- wijl er teekens zijn van vergaderde etter in de wonde, zoo moet men de hoop laten varen, de wond door vereenign g te heeien, Waarom men insgelijks dadelijk de uraden moet uittrekken, de wond openen en met etter- bevorderende middelen behandelen, 2.6% De o 111 ft e k i 11 g en e 11 e r i n g zijn twee
tot genezing van iedere wond volftrekt 1100- dige vercischtcn, mits de eerde niet te fterk is, noch van te groote pijn verzeld ga , terwijl eenen goeden etter welke dik, geel- achtig en zonder reuk is, de heilzaarrute balfem uitmaakt, die het meeste tot gene- zing toebrengt; Deze, welke zich bij een- voudige vlecscli wouden., gewoonlijk den vijf- den of zesden dag, bij zamengeitelde iets later, vertoont, bedekt en heelt dezelve, waarom het zeer verkeerd zoude zijn dezel- ve 'af te vegen, om ze door andere vette, prikkelende , zoogenaamde balfemachtige luid- de- |
||||
I N HET ALGEMEEN. III, Afd. 20Ï
delen te vervangen ; echter daar dé naburi-
ge dee'en er door zouden kunnen lijden,' zoo aioet men niet de wonden maar wel derzelver omtrek er van zuiveren, en voorts zorgen, dat hij in diepe wonden iteeds eenen vrijen afloop heeft, daar dezelve anders fcherp wordende , haar zoude kunnen doorknagen of teh minite faolligheden en verzwaringen veroor- zaken , tot wier vermijding men zoodanige wonden opening moet geven. a64 De pijn is de oorzaak der zwelling
en ontfteking, terwijl een en ander on- affcheidbaar van wonden en in eenen zeke- ren trap tot voortbrenging der ettcring en genezing noodzakelijk zijn, en alleen der- zelver overmaat tegengegaan moet worden, het zij dezelve uit vette of fcherpe zalven, uit opdrooging door de zonnehitte enz. ont-
ftaat; wasfehende men hiertoe in het eerfte geval met zeepwater en voorts zoo wel als in het tweede met n°. 74. Men kome voorts, indien de ettering niet
goed is, de natuur door middelen te hulp, die deze bevorderen, welke hieronder aange- wezen zullen worden, 265 Volgens den .loop der natuur wordt hier-
toe eene koortfige beweging vercisebt, wcl- ke met de vei'lchijning van den etter ophou- N 5 den
|
||||
2C2. O V E R D E Y7 0 N D F, BJ
den moet, edoch wanneer deze wondkoorts
te hevig of te langdurig is, de pijn en de daarmede gepaarde toevallen van zwelling en ontfteking toenemen in plaats van te ver- minderen , zoo moet men dezelve tegen- gaan , en de oorzaken er van trachten weg- te nemen, merendeels zijn zulks vreemde ligchamen, beenfplinters, fcherpe zalven,
opgehoudenen etter of te vaste verbanden, welke in de eerite plaats weggenomen moeten worden, 2,66 Voorts beoordeele men de gefteldheid des
ligchaams om de genezing hierna in te rig- tcn : is het paard fterk, welgevoed, en beeft de wond weinig gebloed, zoo kan men met vrucht ceue aderlating doen, en inwendig verkoelende middelen , als: falpeter , won- derzout en room van wijnfteen, van ieder écne ons, in een pond water opgelost, in- gegeven , en lavementen van lijnzaadwatcr en zout zetten.
< Is daarentegen het paard oud, zwak en
afgemat, heeft de wond fterk gebloed of is dezelve gci'choten, zoo moet men voi- •ftrekt de aderlating • vermijden , en in tegen over ftelling verfterkencle inwendige midde- len en uitwendige omflagen bezigen, waar- bij zeer koud water groote dienften verleent, terwijl men inwendig dranken van wijn of bier en brood geeft. ' In- |
||||
I N H ET ALGE M Ë E N. III. Afd. 203
267 Indien de ontfteking eenen al te hoogen
trap bereikt, zoo gaat de wond in verft er- ving (gangr&na s. phacelus~) over, waarvan de gevaarlijke gevolgen alleen door het ver- wekken eener kunftige ontfteking a'geleid kunnen worden, beftaande in bet kerven, Qcarificercn) wegbijten, {cauteriscren) of branden der wond, zoo dat men het doode of afgeftorvene met een gloeijende ijzer in eene kool verandert, of in hetzelve infnijdingen make , op dat de opgehoopte rotachtige ftof- fen zich ontlasten kunnen, beftrooijende men voorts dit zoo behandelde afgeftorvene, met in terebinthijnolie geweckt poeder van kina, (koortsbast); de plaats waar zich afzondering en nieuwe ontfteking be- gint te vertoonen , bedekke men met verzach- tende etterma ide pappen om de affcheï- ding des- verftorvenen deels te bevorderen, terwijl men de afgeftorvene deelcn, met rottingwerende middelen, als kina, eiken- bast enz. blijft verbinden, en welke nieu- we wonden door het opleveren van eenen goeden etter beterfchap voorfbellen. 268 Het zoogenaamde wilde vlce,sch, is
cen gevolg van lang etterende, kwalijk behan- delde wonden, kenbaar aan eenen fponsach- t'gen over de wondranden uitftekenden vorm , rood-
|
||||
£04 OVER DE WONDEN
roodachtige loodkkuren eenen onaangeaaüien
reuk, hetwdke een voïftrekte hijidespaal te- gen de genezing zijnde, hiertoe weggeno- men moet worden, het zij door zachte bijt- muiielen ds zuiker, gebrande aluin, enz. welke men tweemaal daags op dezelve ftrooit, het dj door bet even dikwerf met hel chen Iteeri (falpeterzuur zilver; aan te roerat, of met n°. 70. b. of 82. te bevochtigen. . '26*9 Daar eene goede juist geëvenredigde ette-
ring bet Voornaamfte heelmiddel en de beste zalf is, zoo moet mer. die middelen aan- wenden , welke dit doel het meeste be- vorderen kunnen , en well< ■ men in de et-' tering- bevorderende- verbeterende- of vermin- derende onderfcheidt. 57o De e 11 e r i n 'g bevorderende m i d d e-
len kunnen dus degene zrn, welke de te grootè prikkelbaarheid en werkzaamheid ver- minderen, ais: lijnzaad, lijnolie en andere oliën en vettigheden, waarbij men echter toezie dat zij door ouderdom of" ar derzins geene ranfige hoedanigheid hebben; of die welke de werkzaamheid van het vaatgeftel vermeerderen, als de terebinthijn en ande- re natuurlijke harsten, gommen en balf'cms, benevens alle baifemachtige kruiden, die de prikkelbaarheid opwekken, gelijk rosèmarijn, fa-
|
||||
I jï H ET ALGE M E E N. III. Afd. 10$
falie, enz.; dus is in het eerfte geval in
zeer ontftökene harde gezwellen, n°. 75. a. en b. in langdurige ontftekingen met een.e zwakte der deelen gepaard, n.°. 77. en 78. en in wonden • welke uit zwakte weinig of niet etteren u°. 76. ais gepast aan te mer- ken. 71 Tot verbetering van ftinkenden of
dunnen etter, is beha ven de bevordering van deszelfs ontlasting en het zuiver houden der wond, het herhaald bevochtigen met koud, bronwater èène der eerfte en beste middelen; terwijl daarenboven onder andere geneesmid- delen, het osterlucie - kruid of holwortel, be- nevens def, duivelsdrek de eerfte plaatfen ver- dienen , waarbij men voorts rofemarijn, lever- aloc , de koorts - bast, het kalkwater enz. voegen kan. Vooral is het' afkookfel van twee handen
vol holwortel met een kan water tot op een vierde verkookt zeer heilzaam in won- den en zadeldrukken, zelfs dan wanneer beenderen aangetast zijn, met bijvoeging in het laatfte geval van een weinig aloë-tink- tirar, waarna men de wond met poeder van holwortel beftrooit, bij hetvvelke men in geval van beenbederf even veel aloë bij- voegt, terwijl men'in vuile, flecht etteren- de wonden en verzweeringea, vooral door ver-
|
||||
*o6 OVER DE WO p D E N
verzwakte levenskracht, wanneer zelfs de
wond bleek, rottig, ftinkende of mee wor- men vervuld is, n°. 82. a. b. fteeds met vrucht gebruiken kan. '~7o. Om de te f t e r k e ettering voor te ko-
men ofte verminderen, is wijngeest met wa- ter of azijn tot de helft verdund, eene der beste middelen. Heelt zich de goede etter gevormd, zoo
verrnijde men de wond te veel uit te ve- gen, daar de etter de allcrheilzaamite bal- fem is, gelijk hierboven reeds gezegd is', terwijl de cenigfte zalf die men behoord te gebruiken uit n°. 80. 'beftaan moet, veriöij» dende men voorts om in alle wonden waar in beenderen en pezen gekwetst zijn , vet- te za" ven te gebruiken, wier. plaats de op- droogende middelen behooren te vervangen , waarbij men tegen de wormen 11°. 81. a of b. voegt. £73 Wat de behandeling der wonden betreft,
zoo moet derzclver bedekking zoo ligt als mogelijk zijn, en in alle gevallen bij een-, voudige vleeschwonden flechts met het oog- merk plaats grijpen, om dezelve voor vui- ligheden en wormen te bewaren, aangezien de toegang der dampkrïngslucht haar in ge. UCü tkele fchadelijk is, tegen welke men die
|
||||
1 N II E * A I- G E JM E E K. /ƒ/. ^/. 207
die echter zorgvuldig moet befchermen,
.■in pezen, gewrichten, kraakbeeiideren en ingewanden ontbloot zijn, als mede, wan- neer raen ze door lpoedige vereeniging wil doen heelen, waarom men dezelve zoo fpoé- dig en zeldzaam als Hechts eenigzints mo- gelijk is, verbinden moet Daarentegen behoede men de wonden ;voor
de zonneftralcn welke dezelve opdroogen , de pijn vermeerderen en eenen zeer fehadeüjlteu keJ veroorzaken. Wanneer het eerfte verband gelegd is, en zich geene kwade toevallen opdoen, tot wier vregaeming men de aangewezene mid- delen moet aanwenden, zoo moet hetzelve drie of vier dagen of zoo lang blijven lig- tor zieh de etter begint te vormen, terwijl men intusfehen om de toevallen te verminderen, van de voorgefchrevene omfla- gen gebruik maakt, het zij men zulks door kompresfen of door vermenging met klei naar' omftandiglieden bewerkfceliigc; in het vervolg vermijde men het te veelvuldig ver- binden , hetwelke tweemaal daags gefchie- dende, meer dan genoegzaam is, en waar toe men de koele morScn. en avondftondén behoort te verkiezen. V
2/"4 Voorts moeten de randen der wonden
zoo. veel mogelijk zacht worden gehouden, daar
|
||||
*08 OVER D B WO N 1) F. N
daar derzelver verharding de genezing zeer
in de w.g ftaat, terwijl, indien zulks piaats mogt hebben, zoo zuivere men ze vaak met eene fpons met zeepwater, en legge wieken met n°. 79. op. 275 Men plaatfe het paard in koele zuivere
ftallen, waar de lucht eenen vrijen toegang heeft, aangezien het tegendeel, wild vleesch, verfterf en rotkoortien veroorzaken kan. Voorts dient het vèedfel naar de omftan-
digheden en de geftcl-ihcid des' ligchaams be- rekend te zijn; vooral worden tot voortbren- ging van etter, voedzame en veriterkende fpijzen' vereischt, welke in goed kort voe- der, brood en meeldranken dienen te bc- i'taan, waarbij men hier of wijn kan voegen, indien de levenskrachten zeer gedaald zijn. TWEEDE ARTIKEL.
Over de 'wonden in het lijzonder. •
Na derzelver algemeene befehouwing tot
hunne geneeswijs in. het bijzonder overgaan- de , vertoonen zich het eerst aan onzen aandacht. ». De gebouwene, wonden»
276 Van deze zijn diegene- welke het vleesch
en
|
||||
DE GEHOUWEÏIE WOEDEN. IIl.Afd. 209
en de huid befehadigen , ligter te genezen,
dan wanneer aanmerkelijke vaten, zenuwen ,
pezen of beenderen gekwetst zijn , gelijk mede eene overlangs of evenwijdig met de fpiervezels loopcnde wond. fpoedigerdan eene dwarfche heelt, terwijl hoe feherper het werktuig was, waarmede de houw toege- bragt is geworden, des te ligter de ge- nezing volgt. 277 De h o o f d- en h a I s w o. n d c n zijn de-
gene welke het meeste het krijgspaard tref- fen , van welke de laatfte het bezwaarlijk- fte te genezen zijn, wijl zij niet alleen'vaak met belchadiging der beenderen en'banden ge- paard gaan , maar het fteeds moeite kost den etter eene vrije ontlasting te bezorgen , het- .e men door diepe ttlfhijdingen iri de
wondlippen, en door tegenopenïngen be- werkstelligen kan, ■ waartoe échter de ge- oefende . hand van -eenen paardenarts vereiseht 278 De hoofdwonden moet men zoo veel
mogelijk door zamenvoeging pogen te ; zen, en' daarbij vlijtig de koude oifiïlag'èii in het werk ftellen. a?9 In het algemeen moet men half Bóorge-
incCi- ■ reheel doorfn-jjden om ge- |
||||
II» I) E W 0 N B E N.
vaarlijke krampen voor te komen; pezen en
banden beledigt zijnde, genezen zeer moei- jeïi'k en alleen door baifemachtige piikkel- middelen , als : terebinthijn ; in wijngeest oöt- bondenen peruviaanfchen baliem, elixer pro- prictatis, enz. V. De gestoken e wonden,
*8o De geftokene wonden zijn wegens der-
zelver diep. indringende oorzaak en naauwe opening, v el gevaarlijker en tevens moeije- lijker te genezen dan de gebouwene, voor- al wanneer niet flechts de vleesch- maar teven* edelere deelen: als pezen, vaten en zenu- wen getroffen zijn, zelfs in het eerfte ge- val heeft de etter zeldzaam eene genoegza- me ruimte tot ontlasting, en zich als in eenen zak verzamelende, worden hierdoor gangen, zakken en gezwellen voortgebragt. Het eerfte dat men tot genezing dezer wonden in het werk moet ftellen is, dat
men dezelve hiertoe eene genoegzame ver- wijdering geeft, het zij door ze geheel te openen, of zoo de aangrenzende deelen zulks niet vergunnen, ze genoegzaam te verwijde. ren en tegenopeningtn aan de laagfte zijde te maken, terwijl men voorts naar omftan- digheden infp uitingen doet. |
|||||
\
|
|||||
BE VOET WONDEN. III. Jftf. 21Ï
2gi Onder de geftokene wonden zijn die wel-
ke de voeten door het intreden ■ van nagels enz. worden toegebragt, de gewoonlijkfte, terwijl de zoodanige welke in de hollighe- den der borst of des buiks indringen, ftceds gevaarlijk en meestal dodelijk zijn indien zrj eene der ingewanden treffen. De yoe t w o n d e n.
aSa Men kan deze in eenvoudige, ge-
vaarlijke en o n g e n e e s b a r e onderfchei- den. Onder de eerfte kan men het verna- gelen rekenen, het zij zulks door eenen ouden nagel, een fchilfer der nieuwe of het kwetfen der vleeschzool door dezen zelfs veroorzaakt wordt. In alle gevallen moet het ligchaam dat dezelve te weeg gebragt heeft uitgetrokken worden, en indien de wond nog versch is, derzelver opening ver- wijderd en eenige druppelen tinktuur van aloë, levensbalfem of van n°. 83. er inge- goten worden, terwijl men voorts koude omflagen, vooral van leem, om den voet doet, en dezelve dikwijls in koud water zet; vaak zijn de infpuitingen met hetzelve, met kalk- water of n°.98. daarbij ter genezing voldoende. Is dezelve daarentegen veroudert en in et- tering overgegaan, zoo moet men de ope- ning geaoegzaam verwijderen om den etter eene ruime ontlasting te bezorgen, en de 0 % ■ wond |
||||
2.12 DE W O N U JE N ,
wond eerst met n°. 82. a. en daarna met
n° 83. uitwasfehen. Men ga op gelijke wijs te werk wan-
neer het paard glas, spijkers enz in den voet heeft, getreden, dat weinig te beduiden heeft, wanneer zulks door de hoornzooi of ftraal Hechts even in de vleeschzool gedron- gen is, en op gelijke wijs genezen wordt. £83.. Gevaarlijker is het wanneer pezen,
bar. len , k.aakbeeiidercn of beer der. n gekwetst en voor.u indien de gewrichtbanden door- boord zijn. a84 O n g e n e e s 1 ij k kan men dezelve achten,
indien de beenderen zelfs door bederf'zijn aan- getast, hetwelke men aan dien bioedigen, ftin- kenden, uit de wond vloeijenden etter kan onder;', luiden. Met andere veciirtrcni.ikundigc worden door
xenneker alle fchcrne, vette en prik- helmiddelen in voetwonden afgekeurd, en al- leen zoogenaamd blaauvv water, (n°. 98.) of kalkwatef aangeraden; voorts beila men den voet met een eenigzins breed'' ijzer, bet-s ysrelke aan de gekwetste plaats uitgehold is, alwaar men ook de hoornwand moet weg- nemen. |
|||||
c De
|
|||||
Sic. 0»SCHOTEKE WON3F.N'. ƒƒƒ. Afd. 213
'<■ De gefchotene wonden. 285 De gefchotene wonden verer'chon de ge-
nezing door ettering, welke 2elfs bij de een- voudigste zich eerst na zeven of acht da- gen vertoont j gewoonlijk, zijn vreemde Lichamen, als ftukfcen der huid, patroon- papier en kogels in dezelve g'edrongen, en zij fteeda met febeuring en kwetfing van de aan het kanaal der wond grenzende dee- len gepaard, welk een en anclcr hen het gevaarlijkite en mocjjelijkije te genezen van alle wonden maakt, daar in haar veelal de beenderen verbrijzeld en edele deelen ver- fcheurd of befchadigd zijn. s.S6 Alvorens dus de genezing fe onderne-
nemen moet men eerst zorgvuldig den
aard der wond onderzoeken, en vervolgens
baar zulk eene genoegzame opening ge- ven, dat de etter zich vrij ontlasten kan, wanneer het paard overeinde ftaat, en voorts zieh beijveren de in de wond ingedron- gene vreemde ligchanen uit dezelve te ver- wijderen, zander vee! jn haar te wroeten, waartoe men des noods tegeiiopeningen moet maken. *87 Wat de behandeling zelve aangaat , zoo
O 3 moet
|
||||
214 O E WONDEN,
moet de eerfte zorg zijn, de bloeding
van groote vaten op de voorgefchrevene wijze te ftuiten; die van kleinere veel minder aanmerkelijk zijnde dan in gehouvvene of ge- ftokene wonden, houdt van zelve op; In de tweede plaats moet men eene goede et- tering trachten te verwekken , om de ver- pletterde deelen, beenfplintefs en vreemde Jigcïiamen welke men niet heeft kunnen wegnemen, en die eenen fehadelijkcn prik- kel veroorzaken, te verwijderen en de vcr- fterving voor te komen. Is de ontfteking fterk zoo gebruike men koude omflagen en des noods kervingen (scarifijatien), waar- bij men het inwendig gebruik van verkoe- lende middelen voegt; terwijl men in te- genover ftelling wanneer het dier zwak is, uitwendig prikkelende en inwendig veriter- kende middelen moet aanwenden. In het algemeen zijn infpuitingen in het
wonukanaal, bet gebruik van etteringbevor- derende middelen, het dekken der wond met plukfel in een of ander wondwater natgemaakt, liet zacht houden van derzelver randen, de middelen om de fpoedigfte genezing dier wonden te bewerken, wier aard aan de- zelve niet doen wanhopen , zoo als diegene zijn, waarin beenderen gebroken of verbrij- zeld zijn, doch waarvan men die der rib- ben in fommige gevallen uitzonderen kan. TWEE-
|
||||
«5
|
||||||||
TWEEDE HOOFDDEEL,
P E K.NEUZINGEK.
|
||||||||
», ERSTE ARTIKEt.
Over de kneuzingen in het algcmeea* *S8 Door kneuzingen of kwetfingen, verftaat
men de geweldige befchadigiiigen, waardoor de we;ke ligchaamsdeelen met eenig geweld te zamen gedrukt worden, het zij zulks door drukking, of eene ftoot of flag ge- fchiedt, welke eene meerdere of mindere uitwerking te weeg brengen, naar mate dat de ftoot des befchadigenden ligchaams fterker,
dit zwaarder of deszelfs drukking aanhou- dender en geweldiger is geweest; terwijl daarenboven de geftelJbeid der hierdoor getroffene deelen de kneuzing meer of min- der aanmerkelijk doet worden, het zij dat de- zelve alleen de vaten te zamen drukt, en derzelver werkzaamheid verlamt, of dat te- vens de dieper leggende verfcheurd zijnde ge- worden , zulks eene uitftorting van voch- ten veroorzaakt heeft. De minst beduidende zijn diegene, welke O 4 JU |
||||||||
'
|
||||||||
ai5 O V E R DE K N E U Z I N G E N
alken vlezige deelen treffen en weinig in-
dringen ; daarentegen zijn die givaarüker, welke gewrichten, beenderen en groote va- ten treffen, of in derzelver nabijheid plaats grijpen, vooral, wanneer zij door eene gewei lige drukking of fchok de ingewanden der borst of des buiks beledigen. "89 De kneuzingen zijn al of niet van eene
opene woud verzeld, bij welke laatfte ge- woonlijk eenen hongeren trap van fpanning dan bij de eerite plaats grijpt.
290 De genezing van alle kneuzingen kan
flecfits op twee wijzen plaats grijpen, na- fhelijk: door verJecling of door ettering, waarvan de eerfte . in alle zulks vergunnende gevallen ileeds de voorkeur verdient, daar zij fpoediger en gemakkelijker ten doel leidt, edoch dezelve kan alleen bij verfche , oppervlakkige en onaanrri'ékeiyke kneuzingen in het werk worden gefteld, aangezien in alle andere aanmerkelijke , verouderde en met opene won len gepaard gaande, alleen de ettering in ftaat is, de door de kwetfing tot hunne werkzaambeden onbekwaam ge- maakte deelen, af te fchejden, het venter- ven voor te komen , het deel deszelfs dienst- n ilaat terug te geven, en de üitgeftór- tc vochten door de opflorpende vaten in te énigen, of ze af te fcheiden. De |
|||||
>
|
|||||
I N HET A. L G E M' E E N. III. Afd. ZIJ
20i De genezing door verdeeling; vercischt
het gebruik van prikkefffiiddelen, welke de opi'lorpcnde vaten eene vernreerdertie of vernieuwde werkzaamheid geven, en waar- onder men n°. 84. a. —/'. met vrucht aan- wenden kan. Is de kneuzing van eene wond verzeld,
doch voorts niet zeer be luidende , zoo kan men van deze middelen in zoo verre ge- bruik maken als dienftig is om de buiten- gewone zwelling te verminderen, e hter be- hoort men daarmede bij tijds op te bonden , om de ettcring, welke deze kneuzingen alleen kan genezen, niet te (toren; terwijl men tevens bij alle met wonden vezelde kneu- zingen moet waarnemen , om de vu\leclende middelen en omflagen Hechts op den om- trek der wond aan te wenden. 29a Ingeval bij de kwerfing eene meenigte
bloeds in het celwijs weeffel uitgeftort is geworden, zoo is het meestal vruchteloos op verdeeling te hopen, moetende men het- zelve zoo veel mogelijk door diepe infnij- dingen ontlasting pogen te bezorgen; ter- wijl men insgelijks van reeds in ettering overgegane kneuzingen, geene verdeeling kan verwachten, maar zoodra de etter ge- noegzaam gevormd is, derzelver rijping moet bevorderen en ze met het mes openen. M 5 Men
|
||||
218 DE KNEUZINGEN,
«93 Men kan de kneuzingen verdeelen: i«. Ia
die welke her hoofd en de aangrenzende dee- kri treffen, 2c. in die der fcbojB en des rv.gs (z a d e 1 d r u k k i n g) ; 3e. in die der been en : als van den elLboog, hak en knie enz. (leggers., fch ü t h akk e n en verde- re f'agen of ft o ten); 4e. der kroon (kroon betrapping en ft rij ken); 5e. van Je zpol (fteeng#ll&$); 6e. der hie- len (bet verballen); 7e. bet verhang/n in den halfterketen; 8e. het kwetien der grocee p;.es. TWEEDE ARTIKEL.
Over de kneuzingen in het bijzander.
c. De mol of var erft.
t
294 Eene der gevaarllikfte gezwellen bij het
mmfte verzuim, welke door eene uitwendige befchadiging veroorzaakt worden , is netge» ne onder den naam van de mol of varent (la taupe ou testudinè} bekend , zich gewoon- lijk tusfehen bet aehterhoofJsbeen en den derden halswervel uitftrekt. Hetzelve is in den aanvang zeer pijnlijk en hard, bevat zelden goeden etter, en moet fteeds zoo fpoe- dig mogelijk geopend worden, terwijl, in- dien het zeer ontftoken is, men het alvo- rens |
||||
DE ZADELKWETSINGEN. III Afd. £IJ>
rens met lijnzaad, ajuin en melk behoort
te pappen. Het bedenkelijkfte van dit toeval is, dat
door den etter zeer ligt den nekband aan- getast en fistelholten voortgebragt worden, hetwelke men aan het verfchijnen van veel wild vleeseh befpeurt; alsdan make men pappen van brood en faffraan, en doe, het zij door infpuiting van prikkelende midde- len , zoo als bij de zadelkwetfing voorge- fchreven is, het befchadigde affcheiden, of wel, men verwijdere de opening genoeg- zaam om het te kunnen wegfnijden, waarna men de wond gelijk, eene zadelkwetfing met
balfemachtige middelen geneest. i. De zadelkwetfing.
295 Dezelve beftaat in ecne al of niet door
eene wond verzelde kneuzing, welke door den zadel of mantelzak op de f:hoft, den rug, de lendenen of ribben te weeg gebragt wordt, en waarvan diegene welke de fchoft treft, fteeds bedenkelijker is dan die den rug of de lendenen aan loet, aangezien de eer- fte vaak de banden, kraakbeenderen en pe- zen befebadigt, terwijl die der ribbe het minst beduidende van alle is. (ie.) Men
(12) De zsdelkwetfin.^en worden of door de ongelijke of '
door de langdurige drukking deszelvan cc srege getuigt; «Kt
|
||||
'220 DE KNEU Z I N G E ]\T ,
296 Men onderfch'eJdt de dcor den zadel ver-
oorzaakte kneuzingen, in brandvltkken, in eenvoudige en in diep indringende zadel- ïwetfingen. De
|
|||||
dit heeft bijzonder plaats bij aanhoudende bewegingen in den
#ao; alsdan worden de fijne Iiuidvaatjes te zamen gedrukt en verlamd, en de in deze langzame beweging tnaas jjk om- loopende vochten kunnen dezen tegenftand niet overwinnen; wanneer nu deze drukking ophoudt, eri vooral indien door te vroe tijdig afzadelen, deze t! ans ten uiterfte ge- voelige deelen aan de lucht worden blootgefteld, ver- akt deszelfs prikkel eenen vermeerderden toevloed ran vochten naar dezelve, wier aandrang deze vei vaatjes niet kunnende wedeiftaan, daardoor eene m tkel$- fce zwelling en uitzetting ondergaan, en zelfs vaak bers- ten; tenvfll daarenboven de koude der dampkringslucht I
haar doet verdikken; welk eenpen ander die zwelling te wege brengt, die eene zadeldrAking aankondigt.
Deze verklaring zal de oorzjBtKvan 'iet verfcl jjnfel oplosfen,
waarom menigmaal de best gevormde zadels drukken ; als mede
Waarom tnen door J,'tL.':; of 51'f " [in te drayen,zelfs b§
ide zadels, minder in dezen gang dan in den
Irükt; wfll lij de fterkere bewering in oen draf, door
1 : verfneHen omloop, den tegenftand ligter overwonnen
Wordt; gehjk ook waarom vette paarden meer dan mage- re er aan onderhevig zijn, tenvij! zulks ook de doel- matigheid zal doen erkennen van het gedrag van ervarene ruiters, die niet flechts eenen geruimen t§d laten verlop- pen alvorens af te zadelen, en zulks raar mate zij zlc'n Jsnger bewogen hebben, maar die in plaats van den fin- gei los te maken,' hetwelke vaak uit kwalijk geplaatste Iparing des paards gefchiedt, integendeel dezelve aanges- pen oni den aandrang der vochten flechts trapswfs in de overfpannene vaatjes toe te laten. |
|||||
DE Z A D E L K W E T S I N G E N. III. Jfd. «21
297 De aanhoudende of ongelijke drukking,
vooral der bladen, of liegen des zadels, brengt de b ran d vlek voort, waardoor de omloop der vochten in de vaten der huid belet, en derzelvcr werkzaamheid verlamd wordende, deze als doet veri'terven. £93 In de eenvoudige za d el kwe t fing
heeft alleen eene kwetfing der vleeschdeelen plaats, welke zich dadelijk kenmerkt door eene ongewone hitte ca zwelling, veroor- zaakt door de Bititortir.g der vochten uit gebor- ftene vaatjes, welke men zoo fpoedig mo- gelijk door aanwending van eene der in n°.' 84. en 85. aangewezene middelen , moet t! ten te veicleelcn, of wel, men neemt eene ons ammoniakzout, legge dit tusfchen tvvee linnene lappen op de befchadigde plaats, be- vochtige het met koud bronwater en f azijn, in één kan van hetwclke, men eene ons i'alpeter opgelost heeft, herhalende zulks zoo vaak, tot het ammoniakzout ontbinden, en het gezwel verdwenen is, tot welk ein- de men ook n°. 85. gebruiken kan. Bij ge* jnis van andere middelen neme men een handvol klei, eene handvol zout, en make zulks met eene genoegzame hoeveelheid wa- ter tot eene pap, wejke men op de kneu- zing legt; foi : 's is eene verfebc graszode welke men met Je graszi'de op dezelve legt m
|
||||
ttt BE KNEUZINGEN,
en met koud water, zoo mogelijk met azijn
of brandewijn bevochtigt, tot derzelver ver- deeling voldoende. In het algemeen zijn het de prikkelende
middelen welke aan de opflorpende vaten eene genoegzame werkzaamheid tot inzui- ging der uitgeftorte vochten teruggeven, en hierdoor de verdeeling bewerken inoefen, terwijl tevens de koude derzelver aandrang vermindert, en de afkiding te weeg brengt der warmteftof, door de vermeerderde werk- zaamheid der vaten veroorzaakt; ziinde voorts het fchootwater van the den in deze ge- vallen zeer dienftig. Indien het gelukt de kneuzing te verdee-
len, zoo moet men derzelver oorzaak, dooi- de verbetering des zadels enz. wegnemen, en de plaats nog eenige tijd met koud wa- ter wa'sfehen. ipp G?fcbiedt echter de verdeeling niet vol-
komen , zoo ontftaat er' of eene waterblaas, welke verouderende in eene zwam of wild vleesch ontaart, of wel de kneuzins gaat in eene zoogenaamde brandvlek of in een etter- gezwel over. joo Eene zoodanige waterblaas moet ge-
opend, de vochtigheid uitgedrukt en het ïiüd-
|
||||
DE EADELKW ETSINGEN. III. Afd. 2.1%
middel n°. 86. eens ingewreven worden.
301 Is er eene zwam aanwezig, zoo doe men
eene diepe infnijding, en poge ze door n°, 86. tot ettering, te brengen of wel men fnijde ze geheel uit en verbinde de wond niet droog pluki'el. 302 Bij eene brandVlek die ontftaat wan-
neer de verdeelende middelen vruchteloos ge- weest zijn, en de huid kaal, zwart en hard als leder doet worden, moet men deze van het daaronder leggende celwijs - weefiel af- fcheiden, het zij door dezelve tweemaal daags met boter of reuzel, of indien zulks mislukt met n°. 87. te be'triiken , en ze vervolgens langzamerhand met eene fchaar aftë ftifjden, terwijl men de daaruit ontftaande vlakke wond met osterlucie - af feookfel, met extract van lood of goularls water (aq;ui
goulardi') en zelfs met .zuiver water kan genezen. 303 De meeste kneuzingen aan de fchoft welke
niet door de verieeling weggenomen kunnen worden , veroorzaken een e 11 e r g e z w e 1; in- dien dus de dikte niet in ten ho'ogfte vier da- gen verdwijnt, zoo moet men de ettering be- vorderen, en vervolgens, wanneer de etter zich in hetzelve beweegt, het op de Iaagfte plaats openen ; terwijl men zoo wel dan , als wanneer in gewone zadelkwetfing de onefte- king
|
||||
224 D E KNEUZINGEN,
king verhindert., ze met kompresfen met
n°. 89. 'bedekt, vervolgens legt men er de etter bevorderende zal. n". 77. of 79. en als omOagen a°. 83. op. Is de etteiing goed, zijn de randen der wond zaeht, en begint zich deze te vuHen of te fluiten ^ zoo moet mei haar pet n°. 9- vevbii .den , en te-
gen liet wilde vlèvSCii n°. 92. gebxuike», 304 Veel geve/ r, ten minften langwijli-
ger in de gei :zing is de diep in dr in-
gen Je za de i k we t fi ng , waardoor been- deren, kra.akbeen,dererj en beuden beiceiigd zijn, het zij zulks door de onmiddelijkq drukking, of door het invreten var. veroudcrJen etter veroorzaakt is geworden; zulks wordt kenbaar aan het vuile,, ft;{nk.e.n-„ de, bruine vocht, dat zich in plaats van etter uit de wond begint te ontlasten, aan het loodkleurige bruine vlees -h der-zelve, aan het wilde vleesch dat zich in haar ver- toont, en aan de harde fpekachtige ' wond- randen.
In alle gevallen moet de wond genoeg-
zaam geopend worden, om den etter eene vrije ontlasting te geven, en vroegtijdig ge- noeg, om deze te beletten verzakkingen te vormen; hebben deze door verzuim plaats, zoo moet men de, door den ouden etter' veroorzaakte fistelachtige kanalen openen: daar-
|
||||
DE ZADXLKW ETSINGEN. ƒƒƒ. Afd. 22 J
daarenboven moeten de eeltachtige randen,
ïpelke bij verouderde wonden alle genezing in den weg ftaan, weggelneden, weggebe- ten of door infnijdingen tot ettering gebragt worden, terwijl in gefpannene en pijnlijke wondranden, vooral het uitgeperste iap van kfs'enkruid reet ongezoutene boter, het af- kooki'el van kiisfenwortel, {rad. bardana) , als mede roi'emariju en groene tabaksbladen, zeer heilzaam is. 505 Is men beducht dat de nekband aange-
tast is zoo gebn.ike men n°. 90. , en als omflag n°. 84. a. terwijl men in de wond
fijn gemaakt osterluciekruid ftrooit, men ga genoegzaam op gelijke wijs te werk, wan- ne r beenderen aangedaan zijn, vooral bezige men n°. 82 a, b. en 90. en 82, b. met roode neer-
geplofte kwik vermengd, hetwelke de beenderen doet affchilferen en tot genezing voorbereidt, waarna men ze als cene andere wond behan- deld. Van deze middelen kan men zich niet alleen
met vrucht in door zadelkwetfing ontflaande verouderde eeltachtige wonden, bedienen, om ze te zuiveren , maar de vero'udcrde verharde fponsachtige gezwellen op de fehoft, kan men het beste door het dagelijks befmeren van roo- . de neergeplofte kwik met reuzel, in ettering doen overgaan» P In
|
||||
2.2.6 DE KNEUZINGEN,
506 In het algemeen genezen de zadelkwetfin-
gen des zomers en bij hitte langzamer, dan in den winter , moetende men , indien , zoo als fo intijds in dit jaargetijde gebeurt, w o r m e n zieh in de wond vertoonen, dezelve niet n°. 81. a. of b. nat maken. AVordt het paard door den fingel of eenig
ander deel der toerusting gekwetst, zoo moet
men zulks als eene andere kneuzing behande- len en de wond met water of loodextrakt be- vochtigen. c. De leggers en f c hjj th akk en.
307 De zoogenaamde leggers en fchijt-
Irakken, welke uit gezwellen aan den elle- boog en de punt der waai of des haks be- ftaan , en hun aanwezen, uit kneuzingen of andere oorzaken ontleenen, bevatten eene wa- terachtige vochtigheid, fomtijds etter, en gaan3 indien zij verouderd zijn, vaak in eene fpons- achtige zwammige zelfftaiidigheid over. 308 Ontflaan de leggers uit het liggen op
de kalkoenen , zoo moet men in de eerfte plaats het ijzer verwisfelen voor een ander dat deze niet bezit, en het paard een overvloedig legftroo geven ; voorts gefchiedtderz el ver weg- neming alleen op twee wijzen, het zij door ver- deeling of door ettering. Tot de eerfte, welke men tfeeds bij voor-
keur |
||||
LEGGERS EN SCHIJTHAKKF.N , III. Afd. 227
keur moet trachten te bewerken, zijn de te-
gen de kneuzingen voorgeichrevene middelen „ die waarmede men beginnen moet, zoo lang het gezwel nog heet is; zoo als het wasichen met koud water, omflagen van leem , azijn, amraoniakzout en herhaald wrijven, terwijl n°. 95-, driemaal daags flcrk ingewreven, door veeartfenijkundigen zeer aangeprezen wordt. Is het gezwel koud en hangende, zoo trach-
te men het door inwrijvrngen van n°. 97. a. waar- bij men des noods geest van kamfer voegt, te verdrijven; kunnende men ook tot hetzelfde oogmerk eene dunne dragt onder het vel de- ken. Gaat het in ettering over, zoo moet men
het openen, en voorts als een ander gezwel genezen. Om verouderde leggers te verdrijven, wrijve
men om den anderen dagn0. 96. a. of b. in, en doe dit door nabij hotrden van eenen heeten ftcen of gloeijend ijzer intrekken ; hiermede vare men voort tot de ettering ontftaat, waar- toe men n°. 93. gebruikt en dagelijks den om- trek der wond met n°. 78. warm baadt; waar- na men ze met n°. 82, a. zuivert, en met n°. 94. geneest; terwijl indien zich een zwam in dezelve vertoont, ecne dragt door den leg- ger geftoken moet worden. 509 B*j de f ch ij t hak ken, door uitwendige
P 2 oox- |
||||
fisS DE KNEUZINGEN.
oorzaken van ftooten of wrijven vöortgebragt,
moet men ia de eerfte plaats, de aanleiding wegnemen, en als zij ontdoken zijn , verdee- lende middelen aanwenden; is het eene water- blaas , zoo gebruike men uitwendige prikkel- middelen, gelijk bij de leggers en kerve de huid; terwijl men tegen zwammen n°. 97 of kwikzalr' inwrijft. d. K w e t f i 11 g door het overtreden i 11
den halfterketen, Hagen of ftooten. 310 Men wasfche de wond met fpaanfche zeep
of blaauw water n°. 98, en indien dezelve met verrekking en zwelling der koot of waai gepaard gaat, zoo gebruike men, wanneer de kwetfing nieuw is , omflagen van azijn , water, zout of ammoniakzotit en potaarde , tot de ontftekjng verdwenen is, en geneze vervol- gens de wond met thedens fchootwater; terwijl, wanneer dezelve zeer diep is , lood- extrakt en goulards water mct bijzonder nut gebruikt worden. Op gelijke wijze ga men bij fla- gen en ftooten te werk die de beenen treffen, ter- wijl men tot bevordering van de opflorping der uitgeftorte vochten , het paard door het te leiden , dagelijks eene gematigde beweging- moet doen verrigten. e. De pees kwetfing of peeskwelling.
311 Hierdoor verftaat men de zwelling of kwet-,
fiing
|
||||
•
|
|||||
BESCHADIGING DER KNIE. ///. jffj, ifp
fing der grootebuigpees van het voorheen, door
eene uitwendige befchadiging veroorzaakt, en welke of alleen de peeslcheede of tevens de zich daarin bewegende pees beïeedigt, waar- van het laatfte fteeds bedenkelijker dan het eerfte is. In het ecrfte geval, wanneer dit toeval flechts
in eenen geringen trap plaats heeft, en niet verouderd is, kan het omflaan van leem met lood.xtrakt en water voldoende worden geacht, edoch wanneer hetzelve verouderd is zoo moet men zcepgeest met kamfer bezigen. Is de peesfeheede gefcheurd, zoo legge men
op dezelve kompresfen met zeepgeest, en om. zwachtele het been van de knie aan de koot, en doe hetzelve door middel van een riem en gesp. eene eenigzins gebogene ftell'ing aannemen, van welken riem men het echter alle twee da- gen bevrijden moet en niet nalaten den kogel vlijtig met koud water te wasfehen. 312 Merendeels vindt men in dit toeval knob-
bels in de peeslcheede , vooral wanneer het uit eene reumatieke oorzaak ontflaat, of deze er zich bijvoegt; alsdan bade men het been met n°. 78 warm gemaakt, wrijve Het daarna met terebinthijn - olie en vervolgens (lerk met flroo; ' terwijl men, indien na verloop van drie weken
deze behandeling geene gunftige gevolgen te wege brengt, eene dragt aan dat been moet zetten. P 3 De |
|||||
*
|
|||||||
A.
|
|||||||
230 DE KNEUZINGEN.
ƒ. De bef ehadi ging der knie.
313 Dit toeval, door ftooten of vallen veroor-
zaakt , kan alteen in eene kneuzing bcftaan of ook door cene wond verzeld worden , wier verwaar- loozing of veroudering, vaak een gezwel ten gevolge heeft, waarin zich eene kniezwam be- vindt , en dat zelfs in eene beenverharding ontaar- den kan; deszelfs genezing' vereischt, dat men het gezwel even als eene andere kneuzing poge te verdeden, en indien eene opene wond er mede gepaard is, met n°. 94 geneest. Terwijl men een verouderd, en in een kniezwam ont» aard gezwel met n°. 97. wasichen en zulks niet helpende drie dagen lang met n°. 96, a. of b. inwrijven moet. (13) g. De kroonbetrapping.
»T4 Men neme bij deszelfs genezing in aanmer-
king of het ongemak versch dan wel of het verouderd is. In het eerfie geval neme men het losgetrapte hoorn weg , zuivere de wond van
(13) De kniezwam of witte zwelling wijkt zeldzaam voor
de gewoone middelen, waar onder n°. 96, c., mede cene plaats verdient , hetwelkc in de gewone heelkunde met vrucht te- gen dit ongemak aangewend wordt. Wanneer dus de opge- gevenc middelen niet helpen, zoo zyn de eenigc waarvan men nog iets te wachten heeft; door het zetten van dragtea ter wederzijde der knie , cene fterke en aanhoudende ettering te weeg te brengen, of het gloeijende ijzer aan tj wenden, en daarna de gefchrocide plaatfen in fontetiellen te veranderen. Wanneer echter het ongemak veroudert, is het meestal onge- r.ees'ijk of wordt door eene licenuiïwasfing Qanchylojis'} gevolgd. |
|||||||
DE KROONBETRAPPING , III. Jfd. i.%\
Yan baar en alle vreemde ligchamen, en was-
fchen dezelve dagelijks uit met laauvv zeepwater, met kalkwater, of n°. 98, en bij gebrek daar- van met koud water of pis ; terwijl men voorts de voet meermalen daags in koud wa- ter moet Hellen. 315 Veelal ontftaan kr o on v er z weri n g en
uit bovengemelde oorzaken, vooral wanneer in voetgebreken de etter zich niet bij tijds ge- noegzaam heeft kunnen ontlasten en holten tusfchen den hoorn- en vleeswand gemaakt heeft; om zulks voor te komen, en deze ontlasting te weeg te brengen, moet op de laagfte plaats eene opening in den wand of in de zool ge- maakt, en de wond meermalen met zuiver put- of kalkwater, of met 11°. 9$ uitgefpoten wor- den , waartoe men bij gevreesd beenbederf, n°. 82, a a. gebruiken kan en tot derzelver gene- zing n°. 94. aanwenden. 316 Somtijds wordt eene zoodanige verzwering,
welke het padgezwel of de viik genaamd wordt, door inwendige oorzakenvoortgebragt, van welke bij de mok nader aanwijzing zal ge- fchieden. Een zeer gewoon gevolg der kroonbetrap-
pingen zijn de hoornkloven, welke vol- gens derzelver plaats, in kwartier voeten, wanneer zij de zijdelingfche hoornwanden , en P 4 in |
||||
*3a DE KNEUZINGEN,
in osfenvoeten, indien zij den voorhoef
treffen, onderfcheiden worden , en meest uit de door de betrapping ontiiaande fchenring van den zoom ontdaan , vooral wanneer het hoorn 'zeer broos is, of dat de fmeien zulks door afraspec verdund of bedorven heb'-en. Het beste middel tegen dezelve bcltaat in liet buig- zaam honden van het hoorn door middel van hoeffmeer, het heilrijken van bafllikum.-zalfpp de kroon en den hoef, voorts in het in de weide zenden; terwijl bovenal een doelmatig befiag tot voorkoming en genezing van dit ongemak het meeste toebrengt. te. De ft c eng all en.
317 Hierdoor verftaat men de blaauwe of roode
Vlekken , voortgebragt door kneuzingen, die de vleeschzool, merendeels in de hoeken , of tusfchen den wand en de ftraal treffen en door het veroorzaken eeatr meerdere of mindere ont- fteking , den gang des paards pijnlijk maken; terwijl men als derzelver oorzaken , kwalijk pas- fende ijzers, vooral wier binnenranden de zool drukken, bijzorider wanneer deze dun uitge- fncden is , te regt kan aanmerken. Naar mate de vlek rooder of blaauwer en de
ontfteking fterker js 5 moet de geneeswijs inge- rigt worden. In de eerfte plaats traebte men de ontfteking weg te nemen, en indien zij tot ettering is overgaan , deze eene vrije ontlasting t«
|
||||
KNEUZING DER HIELEN, III. Jfd, fi3S
te bezorgen ; het eerfte gefchiedt door omflagen
van leem en het bevochtigen met lood-azijti; terwijl men , wanneer zich eene groote hitte openbaart, de plaats der ïlecngallen tot het le- ven toe uitveegt, doorfnjidt, Iaat uitbloeden en met leem Iïlflaatj voorts befla men ra eeni- ge dageJi dien voer met een breed uitgeflagen ijzer, waarvan men den laatften nagel weglaat en het weinig aanhaalt; en giete voorts niets anders dan ten hoogde een weinig van n°. 98 op de wond. Is dezelve in ettering overgegaan . zoo make
men openingen in de witte lijn en genez,: haar met een tnengfel van gelijke delen: osterlucie-
afkookfel en aloë - tinkamr. j. De kneuzing der hielen of liet verballen.'
318 Dit ongemak dat merendeels door het gaan
op zeer harden grond, door te korte, of druk- kende ijzers veroorzaakt wordt, kenmerkt zich door den pijnlijken gang op harde wegen; het knijpen der hielen met de tang doet de zetel der pijn ontdekken, terwijl het doorbreken van den etter boven de hielen, den overgang der ontrteking in ettering aanwijst. Kiertegen zoeke mende ontfrekingdoorleem-
omflagen weg te nemen, alsmede door de voet meermalen in k°«d water te fb-llen. Breekt de etter aan een of beide de hielen,
boven den zoun» uit, of is deze plaats week
£ 5 ea
|
||||
234 DE KNEUZINGEN.
en pijnlijk, zoo moet men inden hoek van
een or' beide de hielen eene kleine opening maken; voorts de wond mer fchoon water of n°. 96. uitfpuiten en de voet dikwijls in koud water zetten. Is de ki euzing der vleesc'izoo1 zoo frerk,
dat deze zich van de hoornzooi affcheidt, zoo make rnen aan de beide wanden, en naar om- ftandigheden ook aan den voorhoef, kleine openingen ter wi. e vafl een ftroohalm , en behandel ze na he: uitbloeden der wond op ge- lijke wijze. Men behoeft bij de?e en foortgelijke openin-
gen , geene ongerustheid te voeden, wegen» het te voorfchijn komen der vleeschzool of- van het zoogenaamde leven; alleen vermijde men daarbij het gebruik van vette prikkelende middelen, daar dit toeval door omflagen van leem, en des noods door inlmjaingen in de vleeschzool van zelfs verdwijnt. *. Dcvervangenheid door uitwendig!
oorzaken. 319 Onder de toevallen aan welke de beenen door
befchadigingen onderhevig zijn, kan men te regt ook die vervangenheid rekenen, welke haren oorfprong alleen van uitwendige oorza- ken ontleent en daardoor van diegene on- derfeheiden is, welke door reumatieke of zoo- danige oorzaken te wege wordt gebragt, die veer
|
||||
' VERVANG. DOOR UITW. 00RZAK. ƒ/ƒ. JfJ, 235
meer in het inwendige des dierlijken geftels
gelegen zijn, offchoon deze zich ook zeer dikwijls met haar vereenigen. Bij de befchnj- ring der reumatieke toevallen is van dezelve ook een algemeene bei'chouwirg in §. 107. ge- fchiedt, terwijl wij ons thans tot eene bijzon- dere zullen bepalen, van disgene welke door uitwendige oorzaken ontftaat, en grootendeels door plaatfelijke middelen weggenomen moet worden. 320 Deze vervangenheid wier zetel fteeds in den
voet gevestigd is en meestal de vóór- zeldza- mer de achterbeenen treft, beftaat in eenen ontfiekingachtigen toeftand van desztlfs zach- te deelen , welke eenen meerderen toevloed van vochten derwaarts veroorzaakt, dan deze hoornachtige doos kan bevatten , welke haat- dus prangt, wanneer zij door dezelve uitge- zet worden. Hierin is de oorzaak gelegen van de onge-
meenepijn, hitte en zwelling der voeten, wel- ke bij toeneming van het ongemak zich ver- der tot de buigfpieren der beenen uïtftrekt en deze ftijf en onbuigzaam maakt; worden voorts door eene gepaste behandeling de oorzaken en gevolgen van dit toeval niet weggenomen en de ontfteking verdeeld , zoo gaat dit deszelfs gewonen loop, veroorzaakt de^ grootfte ver- woestingen , en maakt het paard, zoo niet ge-
|
||||
236 DE KNEUZINGEN,
geheel, ten minfte voor langen tijd onbruik-
baar. 521 Bijzonder ziet men dit toeval in hitte , droog-
te en des zomers het paard treffen , wijl als- dan de boornwanden barder en minder toege- vend zijnde, de in haar bevatte deelea ligter drukken en aanleiding, tot ontftelung geven kunnen. Alles wat prikkel , pijn en ontfteking
kan voortbrengen, verflrckt hetzelve tot oor- zaak, zou als alle feilen die bij het beilaan of door Hechte vorming der ijzers begaan wor- den , drukkende ijzers, het verdunnen, uit- fnijden en branden der zool; het doorinijden der boeken , het gaan over harde wegen, het inkrimpen van den hoef door hitte en droog- te ; te langdurige en plotfelinge rust, enz.; terwijl voorts paarden met enge , platte , en volle hoeven meer aanleg tot hetzelve hebben, dan die welke goede voeten bezitten. 322 Dit toeval wordt in het algemeen geken-
m e r k t door pijnlijke ftijfheid in het gaan , wel- ke zieh naar den trap des ongemaks fteeds verder langs het been uitftrekt, en eindelijk hetzelve geheel inneemt, waarbij het zeer be- zwaarlijk wenden en teruggaan kan. 323 De minfte trap van hetzelve is die het ver-
bat
|
||||
VERVANG. DOOR VITW. OORZAK. ill.jjfj. 237
ballen te wege brengt, waarbij het paard wel
pijnlijk op den voorhoef gaat, doch het been niet ftijf is ; bij eenen hoogeren trap of fter- kere befchadiging, waarin reeds eene uitftor- ting en fterker toevloed van vochten plaats heeft, en de hoorn- en vleeschde;lcn gefcheiden zijn, is de beweging met meer pijn verzelt, en de ftijfheid ftrekt zich tot de knie uit; ter • wijl tevens de ftaat der gezondheid geftoordis, welke in verderen voortgang des ongemaks, nog meer aangedaan wordt, wanneer de ont- fteking ia ettering overgaat: die, ingeval gee- nc doelmatige middelen aangewend worden, om den etter ontlasting te geven, de noodlot- tigfte gevolgen heeft; daar dezelve de inwen- dige deden doorknaagt, de beenderen aantast en verplaatst, de vorm van liet hoorn veran- dert en zelfs den geheelen hoef doet afvallen , ja de dood des diers veroorzaken kan, terwijl zelfs na de genezing dit meestal tot verderen dienst onbruikbaar blijft. Dit legt de oorzaak aan den dag, waarom eene verwaarloosde of kwalijk behandelde vervangenheid, gewoonlijk door ringboeven en volvoeten, door den ver- anderden vorm van het hoorn en verplaatfing der beenderen des voets gevolgd wordt. 324 Aangezien ontfteking en daarop volgende
vermeerderde toevloed van vochten, dit toe- val veroorzaken, wordt de wegneming en ver- dee-
|
||||
«38
|
|||||||
DE KNEUZINGEN,
|
|||||||
deeling der eerfte, benevens de vermindering
der laatfte als van zelve ter genezing aan- gewezen, en zulks te weeg gebragt, doorliet afleiden der warmteftof, waar toe het plaat- fen der voeten in natte klei een voortreffelijk middel oplevert; alsmede, door warme baden tot bevordering der ontfpanning; terwijl het dadelijk verrigten eener aderlating, vooral aan de boegaderen, en het zetten van dragten aan de lijdende beenen, het tweede oogmerk: de vermindering van toevloed der vochten, ver- vult; waarbij men met vrucht het inwendig ge- bruik van falpeter of n°. 7., en het voeden met zemel- en meeldranken voegen kan.
Is dezelve zoo verouderd of verzuimd dat de
ettering plaats grijpt, zoo moeten de openingen ruimer gemaakt, en deze volgens de in $ 107. en 282. , wegens de voetwonden gegevene voorfchriften, behandeld worden; terwijl het in de weide zenden der paarden op alle foortge- lijke ongemakken denhcilzaamften invloed heeft. Is echter de kwaal tot eenen hoogeren.
trap gedegen, zoo dat men niet meer kan verwachten, dat de vochten verdeeld of opge- nomen zullen worden, zoo blijft er niet an- ders over dan derzelver ontlasting te bevor- deren , door op de pijnlijklte plaatfen der zool op de witte lijn, kleine openingen van omtrent eene lijn in middellijn te maken, en voorts vol- gens de voorfchriften van $ 107. te werk te gaan. DER- |
|||||||
«39
|
||||||||
DERDE HOOFDDEEL.
DE VERWEKKINGEN EN VERSTUIKINGKN.
|
||||||||
325 Dus noemt men de toevallen, wanneer door
eene geweldige oorzaak, eehe der beenderen ge- heel of gedeeltelijk uit deszelfs gewrichtshoite geweken is, 0f dat deszelfs banden eene bo- venmatige uitrekking ondergaan hebben , wel- ke alle in eenen meerderen of minderen trap, kreupelheid ten gevolge hebben. S*S Men onderfcheidt dezelve in verreikten
vanhetkru,s, van het hcupbee», der waai, van het armbeen, der knie, en van de koot waarvan de laatfte het meeste plaatsgrijpt, ter! wijl de eerfte in de meeste gevallen onheelbaar zijn, en flechts in eenen geringen trap eenige hoop tot herftel vergunnen; dus is insgelijks de verftuiking van het kootbeen of het zooge- naamde overkoten , waartoe hooge kalkoenen en lage voorhoeven „ bü <v,.- • ,.., & , dij iprmgen , uitglijden
enz. veel ndefda* geven , een zeer beden.
keiijk toeval, hetvvelke alleen door een fpoedi* zetten, 0f herplaatfing door ^ hier-n ^ «ende hand, herftel belooft.
|
||||||||
By
|
||||||||
S40 DB VERREKKING. EN VBRSTUITINCEw.
327 Bij geringe verfluikingen, gunne men het
paard rust en verfcbaffe he z, 1 e Heen e:: i- ge beweging door het een weinig te doen lei- den, men wrijve het roet n°, 99, hevochtige voorts eene lundbreede zwachtel met n°.ioo, met welke men het befchadigde been tamelijk vast omwindt , en zette voorts den voet vaak in koud water. Is er eene fterke zwelling bij de verduiking
of verrekking aanwezig , zoo wasfche men detze dikwerf laauwwarm met n°. ioa, wrijve vervolgens n°. 100. b. of lor. fferk in, ter- wijl men om daarna de banden weder te ver- fterken , de lijdende plaats vaak met koud wa-
ter baadt en met overgehaalden wijngeest wascht. EERSTE ARTIKEL.
De kre:;pelhcid uil deze en uit reumatiekê
oorzaken. Sa" De meeste der krenpelheden welke onder
de benaming van b o e g 1 a m en k r u i s 1 a m voorkomen , hebben hun aanwezen of geheel aan eene reumatiekê oorzaak te danken , of deze voegt zich gewoonlijk bij de uitwendige befchadiging en blijft dan nog voortduren , wan-, nier deze reeds lang opgehouden heeft; uit dezen hoofde is het fteeds raadzaam iedere kreu«
|
||||
KREUPELH. UIT REÜM. 00RZAK. III. Afd. 24J
kreupelhcid wier zetel niet in den voet is,
voornamelijk als een reumatiek toeval te be- handelen ; betraande, in het zetten van drag* ten aan het fchouderblad, of tusfchen de vóór-» beenen , indien het vóór^eftel lijdt, en aan de dij of op het kruis , wanneer de kreupelheid zich aan het achtergeitel openbaart , terwijl men daarbij het paard verfterkend voedfel geeft en eene matige beweging doet verrigten, doof welke volftrckt onfchadclijke middelen men alle reumatieke gevolgen voorkomt* Jjo de weinige gevallen dat de boeglammigheid
alleen door eene uitwendige oorzaak : als vallen , fpringen , uitglijden, te Weeg gebragt wordt J kan zij haren oorfprong ontkenen : ie uit eene verrekking van het armbeen en fchouderblad} 2C. uit eene verrekking der fchouderbJads- en armbeensbanden, van die derzoogenaamde beurs- banden der knie of wel van die , welke het fchouderblad aan de fclioft bevestigen; 3e. uit eene door kwetfing veroorzaakte uitftorting der lijmpha-vochten, waardoor de fpierbewe-*. ging belemmerd wordt; terwyl bij de kruis- lam m i g h e i d zulks door eene diergeüjke verrekking van het heup- en dij- eh fcheen* been te weeg gebragt kan worden. |
|||||||
Q
|
|||||||
TWES-
|
|||||||
«4* VBRREICK.INGEN EN VERSTUIKINGEN.
TWEEDE ARTIKEL. Over de onderfcheidings . kenmerken der
kreupelheid. 3»9 Daar de kennis van den aard en zetel der
kreupelheid volflrekt den weg tot hare gene- zing moet aanwijzen, zoo is die der merktee- kenen, waardoor men dezelve kan onderfchei- den, een aüergewigtigst onderwerp van nafpo- ring: te meer, daar men hierin dagelijks de grootfte misilagen ziet begaan. De meeste kreupelheden hebben haren zetel
in den voet, zeer zeldzaam is deze in de fchouder , het kruis , de heup, de knie of waai, Hechts fomtijds in de koot, doch meest altijd in den hoef te zoeken. Men ontdekt welk been het is waaraan het
paard lijd, in den gang daardoor , dat het bij het nederzetten van hetzelve het hoofd opheft, doch dit laat zinken , wanneer de lijdende voet opgeligt en de gezonde op den grond is. 330 De bo eglammigh e id, welke meestal-
tijd uit eene reumatieke oorzaak ontftaat, wordt gekenmerkt door de volgende teekenen : zij is afwisfelend, de eene tijd merkbarer dan den an- deren , vooral bij koud en vochtig weder fter- ker dan in droog en warm; zij is fterker in het begin der beweging , dan waaneer deze ee-
|
||||
KENMERKEN DER KREUPELHEID. III. 4fd. 24J
eenigen tijd geduurd heeft, en omtrent gelijk:
op harden of zachten grond; op ftal zet het paard het lijdende been vooruit; in het gaan zet het den voet vlak neder, alleen in het bo- venbeen befpeurt men pijn. De ftap is kort, flepende en ftijf; het treedt met dit been kor- ter dan met het andere, en brengt (vooral bij verrekking) hetzelve niet regt, maarkrings- wijs vooruit; teruggaande, fleept het dit ftijf na en hinkt alsdan, zoo wel als bij het wen- den aan die zijde het fterkfte waar de kreupel- heid fchuilt; terwijl voorts, wanneer de boeg- of kruislammigheid verouderd is, het lijdende been trapsgewijze vermagert.
S31 Ontleend de kreupelheid hare oorzaak uit
de verrekkingen van de beursban- den der knie, zoo mijdt het paard ftil- ftaande, dat been; het treed pijnlijk wanneer men het heen en weder, en vooral, indien men het terug doet gaan, edoch het zet daar- bij den voet plat neder; bij het voortgaan treedt het korter met dit been en beweegt het fle- pende , kriugswijs , terwijl de eerfte treden het pijnlijkfte zijn, en het even kreupel op zach. ten dan op harden grond gaat. < 332 Bij verrekkingen. van het kootgewricht
kan het paard in het geheel niet op den voet
Treden wanneer de koot ontwricht is, maar
Q a hinkt
|
||||
&44 VERREKKINGEN EN VERSTUIKINGEW.
hinkt op drie beenen , is de knokkel nog in
het gewricht, zoo kan het den voet nederzet- ten oiïchoon niet dan zeer pijnlijk , waarbij het echter niet geheel doortreedt, maar meest op den voorhoef gaat; beweegt men het gewricht, zoo geeft het pijn te kennen; terwijl voorts in gaan de pijn gedurende de eerite fchieden he- viger is dan in liet vervolg. 333'■Kreupelheid door zwelling of kwet-
f ing der buigpees van het voorheen te weeg gebragt, onderfcheidt men : doordien de^e gezwollen , weinig beweegbaar en met kleine knobbels bezet is; in den ftal zet het paard den pijnlijken voet vooruit, betoont in het begin van het gaan hevige fmert, en kan
door het zwellen der pees niet geheel door- treden , maar gaat in het den aanvang op den voorhoef. De gevolgen dezer kwaal verouderd zijnde, is een ft e 11 v o e t. 334 In de kreupelheid door mok, gezwolle-
ne beenen, enz., is de oorzaak oogen- fchijnlijk , den gang is daarbij in den aanvang gefpannen en pijnlijk doch vast met den voet. 335 ^ven zo° zigtbaar is die welke uit eene
uitwendige kneuzing, het ft e k e b met den mis tvork; verhangen in den half terke ten, kroonbetrapping, ft r ij- ken, enz. ontftaat. Bii |
||||
KENMERKENDER KREUPELHEID. III. Afd. 245
336 Bii die uit kr o o nb e tr ap pin g, gaat
het paard kreupeler op harden dan op zachten grond en uit bij het onderzoek met den hamer des te meer pijn, naar mate de befchadiging dieper is. f,37 Door ft rij ken gaat bet de eerfte fchreden
na hetzelve belemmert, waarna de kreupelheid vermindert , welke alsdan weder merkbaar wordt, wanneer het zich op nieuw aan de be- febadigde plaats floot, als wanneer het vaak op drie becnen , zoo lang voor'chuppelt tot de he- vigheid der pijn voorbij is. S38 Bij kreupelheid door in den voet ge-
trapte 1 i g c h am e n, kan men deze of zien, of de befchadiging door het kloppen met den hamer op de zool ontdekken. 339 In vervangen heid kan het paard al-
leen met moeite, vaak in het geheel niet voort- gaan , en hinkt bij eenen hoogen trap; terwijl het in alle kreupelheden die men aan reuma- tieke oorzaken moet toefchrijven, wijl men gee- ne uitwendige oorzaken er van ontdekken kan, de eerfte fchreden het meeste hinkt. 340 Daarentegen neemt de kreupelheid met bet
gaan toe, wanneer dezelve in den voet fchuild: zoodanige paarden bewegen het been Q & vry
|
||||
C4-6 VERREKKINGEN EN VERSTUIKINGE».
vrij en regt, maar zetten den voet op zach-
ten grond veel meer dan op harden door; men heeft at-s te meer rede om deze oorzaak te ver- moeden , wanneer men geene uitwendige be- fchadiging bewust is, en de kreupelheid zich kort na het beflaan, na gebrekkig beflag , of eenen marsen op zeer harden grond openbaart, en het paard daarbij echter eene volkomene gezondheid fchijnt te genieten. DERDE ARTIKEL.
De mize van onderzoek tot ontdekking der oor-
zaak en plaats der kreupelheid, vooral die des vocts. 24t Ten einde men zich in ftaat gefteld bevin-
de, over den zetel der kreupelheid , vooral die welke in den voet gelegen is , een juist oordeel te vellen, onderzoeke men in de eerfle plaats: of het paard, gevallen, geftoo- ten of korteling beflagen is, of fterk gefpron- gen heeft; men lette of het op eenen harden grond meer dan op eenen zachten hinkt, of het na het beflaan zulks fterker doet dan te voren plaats had, hetwelke de zetel der kreupelheid in den hoef verraadt; gelijk mede na deszelfs duur, welke zeer veel licht deswegens. geven kan, aangezien elke hoefkreupelheid in wei- nige weken betert of in ettering overgaat. Tea
|
||||
ONDERZOEK DERKREUPELHEIt). III. /iffi. ^J
54a Teneinde zich nader hiervan te overtuigen t
drukke men de hielen of ballen met beide han- den fterk te zamcn, wijl dit alsdan het paard pijn zal doen uiten; men onderzoeke voorts of eenig deel van den hoefwand, der hielen of ftraal eene buitengewoone hitte bezit; voorts make men den voet met een oud mes fchoon, te;- ontdekking of zich ook iets tusfchen de zool en het ijzer bevindt, eri of dit dezelve niet hier of daar kneld: moetende men fteeds de rug van een mes tusfchen deze beide kunnen brengen. Ontdekt men niets van dit alles, zoo onderzoeke men verder de ftraal en hoeken, door dezelve te zuiveren en te druk- ken , om gewaar te worden of ook fpijkers, glas, enz. in dezelve mogten gedrongen zijn; heeft zulks geen plaats, zoo kloppe men op alle nagels en zelfs op het ijzer, knijpe ver- volgens met den hoeftang rondsom den hoef en de zool, en neme eindelijk het ijzer af, het welke fteeds bij het onderzoek van iedere kreu- pelheid moet gefchieden , en in de meeste gevallen, diegene, welke in den hoeffeluiilt, aan den dag zal leggen, door de pijn welke het paard daar bij uit 343 Vindt men echter geene dezer teekenen in
den hoef zoo zette men het onderzoek tot bet
kootgew richt voort: of dit ook heet en
gezwollen is, hetwelke men wel moet ondeiv
Q 4 fcheï-
|
||||
«4^ VERWEKKINGEN EN VJfRSTÖlKlNSEN,
fcheiden of eene verwaarloosde voetkwaal hier-
toe aanleiding heeft gegeven. 344 Is de koot onpijnlijk en vrij in de bewe-
ging , zoo ga men tot het onderzoek der b u i g p e e s over, en terwijl men dezelve tus- fchen twee vingers op en nederfclmivende, drukt, neme men waar, of zij ook gezwollen en ontdoken, of met kleine knobbels bezet is, welke laatfte eene reumatieke oorzaak hebben, terwyl het eerfte uit befehadigingen ontdaan kan. 545 Heeft geene dezer gevallen plaats , zoo let-
te men of ook de knie gezwollen is, of dat zich barften in hare buiging bevinden, welke aanleiding tot de kreupelheid kunnen geven; Ontdekt men geen van beide , zoo poge men door fterk drukken met de beide dui- men op onderfcheidene plaatfen van het fc hou derblad, te ontwaren , of het paard door uitwendige of reumatieke oorzaken ook
boeglam is , hetwelke meestal , even als aan de achterbeenen, door het laatfte ontilaat, of zich bij eene plaats gehad hebbende ver-. rekking voegt, 346 Schuild de kreupelheid in de achterbee-
nen, zoo moet men even als bij de voorbeenen het onderzoek met den hoef en de koot aan- vaa-
|
||||
ONDERZOEK DER KREUPELHEID. III.Afd. a'49
vangen, en indien men aldaar de oorzaak der
krcupelheid niet ontdekt, dezelve tot het knie- gewricht, of dat van het jchenkel- en dijbeen ■voortzetten, waar meest altijd de zitplaats der kreupelheid is, welke de achterbeenen door uitwendige oorzaken aandoet; waarbij men het gewricht fterk met de hand te zamen drukt, in diervoege, dat men de kniefehijf juist on- der de hand heeft. ' Geeft zulks nog geen licht, zoo is de kreu-'
pelheid als eene heup-of kruislammigheid aan te merken, welke meest altijd reumatiek is, en die men op gelijke wijs als de boeglam- migheid., trachte te ontdekken, en te genezen. |
||||||||
«g$fc=q
|
||||||||
Q5
|
||||||||
VIER.
|
||||||||
«5»
|
|||||||
VIERDE HOOFDDEEL.
DE GEZWELLEN.
|
|||||||
EERSTE ARTIKEL.
&. Deheete gezwellen zonder uitwendige oorzaken.
347 Somtijds ontftaan heete gezwellen , op
de oppervlakte des ligchaa'ms vooral vóór de borst zonder dat men er eene oorzaak van ontdekken kan , dezelve moet men tot rijpheid pogen te brengen, door inwrijvingen van te* rebinthijn - olie met reuzel, en het opleggen van pappen van lijnzaad-meel tot eene dikke brei in een fchapenvacht; vervolgens zoodra men golving (fluctuatie} in het gezwel ontdekt, eene ruime openingraaken, om denzelvente laten wegvloeijen , terwijl men zoo lang den omtrek nog hard is , met pappen en fineren moet voortvaren en voorts, wanneer het geheel ge- zuiverd is, de genezing met de daartoe voor- gefchrevene middelen : als het afkookfel en poeder van osterlucic, voltooijen. i. De beflisfende (kritieke) gezwellen.
348 In fommige ziekten, als rotkoortfen enz.
ver-
|
|||||||
HEETE GEZ. ZOND. UITW. OORZ. III. Afd. 2j>l
vertoonen zich gezwellen , meest voor de
borst, onder den buik, op de fchoft en de lendenen , welke vlak, breed en niet zeer heet zijn , een Hechten etter bevatten , en ingeval zij verdwijnen, meestal doodeliike ktnteekenen zijn. Men moet deze tot eene goede ontfrekiög en ettering pogen te brengen, doormiddel van het doorfteken met eenen met terebinthijn en roo- de nedergeplofte kwik beltrckcnen dragt , en het zacht fchroeijen van derzelver omtrek : door een gldeijend ijzer zoo lang nabij te houden tot het paard piin uit, waarna men vervolgens prikkelende omflagen van wijn met eikenbast, oplegt, en inwrijvingen van kamfergeest, kwik- zalf enz. verrigt; terwijl men hierbij het inwen- dig gebruik der middelen voegt die in de rot- koortfen voorgefchreven zijn. TWEEDE ARTIKEL.
De koude gezwellen.
349 Onder deze behooren in het algemeen al de
gene welke bij hun ontftaan weinig hitte be- zitten, waaronder men dus ook de leggers, fchijthakken, gezwollene beenen, zoude kun- nen rangfehikken. In het bijzonder zijn het echter die, welke
zich onder den buik vertoonen, zich vaak tot aan de borst uitftrekken , en fomtijds van zelfs verdwijnen , doch vaak weder aldaar of op an- dere plaatfen te roorfrhijn komen. Der-
|
||||
«51 CE GEZWELLEN.
Derzelver aanwezen wordt waarfchijnlijk ver-
oorzaakt , dcor eenen toe- en overvloed van lijm- pha en verflapping van het celwijs-weefzel, te weinige beweging en vooral door langdurige rust na ftcrke vermoeijenisfen. 35o Van gelijken aard zijn de onderfcheïdene
foorten van z a k g e z w e 11 e n, dus genaamd, wijl zij als in eenen zak beflotes zijn, en vol" gens de vorm der zelfftarrdigherrj die ze bevat- ten , in zoogenaamde honig- meel- en fpek- gezwellen ondeiTcheiden worden, en tot wier wegnemjng geen ander middel dan het openen en uitibijden beftaat. ■ ir. De gezwollen e achterbeenen en koker.
Z$i Vaak overkomt paarden welke fterk, voor-
al met rogge gevoederd worden en weinig be- weging hebben, dat hunne achterbeenen en koker zwellen , welke zwelling in den aanvang kond en week is, doch naderhand hard wordt; hetzei/de heeft insgelijks plaats bij zoodanige paarden , welke aan veel beweging gewoon zijnde , lang flilftaan. Zoo l:m^ het gezwel niet verouderd is noch
boven het onclerfte der pijp reikt , verdwijnt het meestal door ecne matige bewegingen da- gelijk^ gedurig wrijven met ftroowisien en wol- lens lappen, gepaard, met het baden in koud wa-
|
||||
DE KOUDE GEZWELLEN. III. Afd. *%%
water; terwijl men het voorts door het was-
fchen met n°. 103. tracht te verdrijven; voorts doe men bij zeer fterk gevoede paar- den eene lating , en geve hen een buikzui- verend middel (pnrgatie); Helpt dit niet zoo zette men aan ieder been eenen dragt en wasfche dezelve met een verdeelend af kookfel(n°. 10a). t. De gallen.
Men onderfcheidt dezelve in vlot- k n i e-
cn peesgallen, terwijl de hazen hak een gelijkfoortig ongemak vormt.
35a De vlot gallen (vesfi gnons) be-
ftaan in eene weekc verhevenheid tusfehen de achillispees en het fehenkelbeen, boven den hak; terwijl de kniegallen zich kort bo- ven de knie bevinden; zy worden door den naam van enkele of doorgaande onder- fcheiden, naar mate zij aan eene of aan beide zijden van het been aanwezig zijn. Eindelijk bevinden de peesgallen (snolettes') zich boven de koot tusichen de pees en de pijp. De vlotgallen zijn of eene uitzetting der pees- fcheede , of wel, zij hebben hennen oorfprong in de Oijmbepfen ; hetzelfde heeft mede bij de peesgallen plaats , waaraan alle de vier beenen onderhevig kunnen zijn; zij beftaan uit een veerkrachtig yoor drukking vvykend ge*
|
||||
«54 DE GEZWELLEN.
gezwel , dat eene waterige geelachtige lijra-
phaiichtige vochtigheid bevat, die veelal met den tyd veivikt. In derzelver aanvang en wan- neer zij klein blijven veroorzaken deze ge- zwellen weinig nadeel, edoch toenemende, kunnen dezelve kreupelheid veroorzaken. Derzelver oorfprong is gelegen in overmatige
infpanning van jonge en zoodanige paarden, welke een week vezelgeftel hebben, welke daar- aan meer dan oudere, en van edele rasfen , onderhevig zijn. 353 Wat derzelver geneeswijs betreft, zoo
moet men zoo lang zij het paard geen hinder ver- oorzaken , dezelve alleenlijk dagclijksch in eenen emmer koud water baden, en daarna met fter- ke azijn, waarin eikenbast gekookt, en wat fteen- aluin ontbonden is, ofwel met n°.97. wasfchen. Helpt dit middel alleen niet, zoo neme men
ijzer-oker, menge dezelve met rooden wijn of azijn tot eene dikke pap, en legge ze op de
gal, alwaar men ze 24 uuren laat verblijven, vervolgens met koud water afwascht, en op nieuws weder oplegt. De ijzer-oker veroorzaakt door hare eigenfcbap eene veerkrachtige zachte beftendige drukking , terwijl daarenboven de ijzerdeelen die dezelve bevat, de verzwakte dee- len verfterken, en haar de verlorene veerkrach- tige eigenfchap terug doen verkrijgen. Edoch in*
|
||||
DE GALLEN. III. Afd. &SS
indien men oordeelt, dat het ongemak van ee-
nen zoodanigen aard is, welke naar geene zach- te middelen zal luisteren , zoo kan men trachten de opüorpende vaten eene meerdere werkzaam- heid te geven, tot inzuiging der uitgeftorte vochten: door het verwekken eener kunftige ontfteking, door de aangedane plaats met fteen- olie en terebinthijngeest, des noods zelfs met cuphorbium gom of ipaaniche vliegen, vermengt, in te wrijven; terwijl men deze ontfteking door loodazijn weder zoeke te verdrijven , wanneer dezelve aan hare bedoeling beantwoord heeft. 554 Eindelijk levert het fchroeijen met een
knopsgewijs brandijzer, een middel op, waar- door men insgelijks eene kunftige ontfteking te weeg brengt, en tevens de huid vernaauwt, door dezelve op de gal met het roodgioeijende ijzer, met punten of ftrepen , volgens bijge- voegde figuren half door te branden. I
Sommige veeartsijkundige hebben het ope-
nen der peesgallen, en het trekken van eenen dragt door dezelve, als het eenige middel op- gegeven, waardoor men derzelver zekere weg- neming kan bewerken, edoch, daar hetzelve rereischt , dat zulks door eene bijzonder be-
|
||||
*5<5 DE GEZWELLEN.
bekwame hand ten uitvoer gebragt wordt t
en dan nog zeldzaam van een gewenscht gevolg is, zoo durven wij hetzelve niet on- voorwaardelijk aanraden. 855 De genezing der buitenwaarts onder de waai
zich bevindende hazenhakken, kan liet beste door het trekken van eene dragt door de- zelve worden bewerkftelligd. e% De ft ij f h e id der voorbeenen.
355 Ontftaat dezelve door te veel rust en voed-
fel, en heeft daarbij eene hoefontfteking plaats , zoo moeten , zoo wel plaatfelijke aderlatingen in de zoo!, als eene algemeene aan den hals
en de boeg gefehieden, en voorts , de bij het verballen aanbevolene kleïomfiagen aange- wend , als mede dragten aan de fchouders of eene fontenel voor de borst in het werk gefield worden ; terwijl men het paard eene beflendig herhaalde., doch in den aanvang gematigde be- weging moet doen verrigten. . Is de ftijfheid aan te veel vermoeijenisfen toe
te fchrijvcn , zoo dient tot wegneming derzelve hiertegen in de eerfte plaats , rust door eene zeer gematigde beweging afgewisfeld; voorts het ge- bruik van laauwwarrne kruidbaden, "h kamille, falij, rofemarijn, hop, jeneverbesfen, fpoe- ling, enz. zaniengefteld , gepaard met inwrij- vin-
|
||||
STIJFHEID DER VOORBEENEN. III. JfJ. n$f
vingen van terebintijn - olie of n°. <)"]. ; terwijl
herhaalde doch kortdurende koude baden ,ver- eenigd met aanhoudend wrijven , mede zeer heilzaam aan te merken zijn. Ook het beflag kan daartoe bij een jong paard
veel toebrengen, door de buigpezen welke meestal opgekrompen zijn, eene meerdere uit- ftrekking te geven; menfnijde daartoe de dragten trapswijze weg , terwijl men de voorhoef hoog laat en geve het paard eerst een beflag met la- ge , daarna zonder kalkoenen. DERDE ARTIKEL.
De Mok, egehvoct, raspen, kootverzwering,
rot straal, vijgwratten. 357 Alle deze toevallen zijn inderdaad van ee-
nen zelfden aard, welke alleen in trap en plaats 'verichillende, onderde huidziekten geranglchikt
zouden kunnen worden. Derzelver oorfprong is vaak aan inwendige,
doeh meest aan uitwendige oorzakantoe te fchrij- veu, als het ftaan in den mist, in ilijk,enz. en voor al onzindelijkheid door verzuim van poetfen. 358 Onder deze ongemakken is de m o k de eer-
fte welke in aanmerking verdient genomen te worden, dewijl zij den grond tot de ove- rige legt , welke meestal uit haar ontfprui- R tea.
|
||||
■£$$ HUIüGEBIlEKEN DER BEENEN,
ten. Men onderfcheidt de mok in de eigenlijke
Qrfiopatifche), en in die welke zich als een toe- val (fejmpt*ma~) in andere ziekten: als in den droes , na koortfen , enz. vertoont, en niet alleen een zeer gevaarlijk , maar meest een den dood voorfpeilend teeken is. 359 De eigsnliike mok heeft meest tot oor-
zaak, onzuivere ftallen, feherp , (Blftaand mistvvatcr en pis, en het verblijven van vui- iigheden en Qijk op de beenen; terwijl weeke paarden uit lage vochtige landen ontfproten, met vette beenen en voeten, en ruigbebaarda of zoogenaamde zwaar behangene pezen en vet- lokken , zoo als de holfteinfi he , vriefche , bra-
bandfche paarden enz. veelal bezitten, het
meeste aan dit en foortgelijke ongemakken onderhevig zijn. S^o De mok befïaat in eenen uitflag, wcike"
zich meer aan de achterbeenen clan aan de Vóórbeenen vertoont, met pijn en zwelling ge- paard gaat, en een zeer feherp ftinkend vocht ontlast; meest heeft dezelve plaats aan de ach- terzijde der koot onder den kogel, doch vaak omringt zij ook het kootgewricht en klimt zelfs langs het geheele been tot aan de bak en knie op, ze]fs breidt fomtijds dezelve zich rondom het geheele kootbeen uit en ont- vangt dan den naam van k o o t v e r z w e r i n e. |
||||
DE MOK EN SOORTGEL TOEVAL. IlLAfd. 259
g6i Bij de eigenlijke mpk is het paard in den
aanvang eer%zir,s ongefteftJ-, vervolgens zwel- len de boenen in den omtrek der koot; na eenige dagen komen kleine puistjes te voor- fehijn , welke openbreken , en een Fcherp Hin- kend nat ontlasten , dat de huid wegvreet, de haren doet uitvallen en eene fchurftaclitige korst vormt. 362 Breidt zich de verouderde mok over de
kroon., de koot, den kogel * ja zelfs' verder tot aan de waai uit, in diervoe.ge , dat een ge- deelte der haren door de ontlaste vochtigheden weggevreten worden, terwijl de andere zich als borftels omhoog rigien , zoo ontvangt dit ongemak, hetwclke fomtiids droog en fhilve- rig, doch op andere tijden , vochtig en fijperen- de is, den kenmerkenden naam van eg« 1 s voet. 563 De r a s pen, ba r f te n en kloven die
zich in de buiging der knie en waai verwo- nen, en min of meer aanmerkelijk zijn: be- gitten eenen gelijken aard als de mok , ge- woonlijk zijn zij droog, uieeiig en fchubbig; doch fomtijds ook als deze, puistachtig en loo- pende. 364 Voorts ontmoet men fomtijds, vooral aan
de achterbanen, onmiddelijk op of boven de
kroon, een ongemak , onder den naam van
Ra vijk
|
||||
a6o DE VOET GEBREKEN.
v ijk of p a d g e z w e 1 bekend, dat een fcherp
vocht ontlast, den hoef .aantast, dezen doet dpenbarften, ja fomtijds geheel afvallen. 365 Vaak door de mok veroorzaakt of erop volgen-
de, doch even dikwerf door andere oorzaken vbortgebragt , en zich alleen vertoone'nde , ont- moet men de rotftralen, waarbij de hoorn- ftraal van boven af aan fpltjt, en een ftinkend fcherp vocht ontlast, dar in het vervolg de gehee- le ftraal losmaakt en het paard kreupel doet gaan; derzelver eigene oorzaken zijn een te hoog beflag , zoo dat de ftraal gcenen grond raakt; het te veel uitvegen derzelve; nat, koude, mist, en pis waarop het paard te lang blijft ftaan; van welke de hierdoor veroorzaak- te meer hoop op genezing geven , dan die door de mok yoortgebragt worden. 366 Edoch worden dezelve verwaarloosd, of
ftrekt eene kwalijk genezene mok zich tot de ftraal uit, zoo heeft zulks zoogenaam- de vijg wratten ten gevolg, die in groo- tere of kleinere uitwassen van wild vleesch beftaan , welke gewoonlijk aan de ftraal of hiel, fomtijds terzijde der zwerende ftraal aan de zool, doch zeldzamer op de kroon en koot aangetroffen worden, en eene loodachtige of roodbruine kleur bezitten , eenen ftinkendenreuk heb-
|
|||||
!
|
|||||
DE MOK EN SOORTGEL. TOEVAL. III. Jfd. 2.6ï
hebben, en een zeer bijtend vocht ontlasten;
terwijl zij in het vervolg kankerachtig worden en zeer moeijeiijk te verdrijven zijn. 367 Wat de genezing dezer verfchülende on-
gemakken betreft , zoo is de zindelijkheid en het drooghouden der beenen ecne der beste voorbehoedmiddelen Tegen dezelve; zelfs kan men het on titaan der mok nog bij tijds voor- komen door omflagen van klei met lood extrakt; edoch wanneer zich deze tot in den hoef uit- flxekt, zoo veroorzaakt zij aldaar vijgwratten, voetkanker, egelsvoeten enz. en is alsdan meest- al ongeneesbaar. In eenen geringen trap der mok enz. is het
herhaald dagelijks v/as'chen en baden met asehloog, zeep- of tabakswster met aluin, of ammoniakzout bezwangerd, zeer dien- ftig om de vuile opperhuid te zuiveren, waar- na men de lijdende plaats met n°. 70, b. of des noods met enkel kalkwater bevogtigt; ter- wijl men tegen raspen hetzelfde middel of een fmeerfel van oprement met honig , met vrucht in het werk Held. 368 De eg e ïs voet bcvochtige men met ecne
zwakke oplosfing van 0pgehev,cne bijtende kwik in regenwater, welke men trapswijs verilerkt. 3(59 Bij rotftralen moeten de dragtén laag-
en van de ftraal , al wat bedorven is weg- |
||||
2.62 DE V O E T G E B R E K E V ,
/
ge'rieden worden; men wasfefie vervolgens
dezelve dag lijks met kalkwatef en een wei- nig aloë-tihk uur, of beftrijke zt met terebin- thijn , beftxooije de zieke plaats met levende kalk , en make vervolgens eenen omflag van klei met lood ■ extrakt of loodwit en azijn ; foei* le het paard /ooms op eane drooge kleiplaats j befla liet met een ijzer zonder kalkoenen, en doe het veel op drooge kleigrenden gaan. 370 De vijgwratten moeten met de hoef-
b'isi ) :rie wegge heden en tot den grond uit- gebrand worden; na het ophouden der bloe- ding, beftl oije me.n ze met een poeder dat ; lijkejdeelen , rooje opgehevene kwik, ongebluscbte kalk en gebrande al tl i n belraat, terwijl men de wond verder met u°. 94 geneest. 37i In Tiet algemeen is in alle deze kwalen,
welke niet dadelijk voor de zachte middelen wijken , bet zetten eener dragt aan de lij- dende beene'n , eene der zekerfte middelen, niet alleen ter genezing der mokachtige ■ makken, maar ook om de longzi kten , welke maar al te vaak op derzelver te fpoedtge hee- liüg volgen, voor te komen; waarbij men met vrucht het dagelijks ingeven van een flik- brok van n°. 70, «, voegen kan. |
|||||
VYF-
|
|||||
&6$
|
|||||||||
V 11 F D E II O O F D DE EL.
DE OOGGEBREKEN.
|
|||||||||
EBRSTE ARTIKEL.
De oogontpekingen.
372 De oogontfteking kan of alleen de oogleden
en bet zamenvoegende oogvlies, ofwel den oogbol zelfs aandoen; men onderfcheidt ze in de vochtige, door feherpe en veelvuldige truien gekenmerkt0, en in de dr o o ge, bij welke eerie fterke pijn en groote gevoeligheid voor hét licht, phiats heeft. Dezelve öntftaat zoo wél door uit- als in-
wendige ooraken ; en verfchijni in het eer)te geval toevallig door droes, ontfteking van het flijrhvlies enz. , terwijl zij voorts uitwendig door feherpe frallucht, vreemde ligchamen, ftof, zand, vergiften, befchadigingen, fehie- lijke koude , enz. te wege gebrast wordt. g73 De drooge oog ontftcki n g, waarbij
betoog' zwollen, en de hitte fterk is ,
het zij dezelve uit geweldige befchadiging of
andere oorzaken öntftaat, vlreischt eene ruime
R 4 ader-
|
|||||||||
264 DE OOGGÜBRitKEN,
aderlating aan den hals; Is de ontfleking al-
leen in de bekleedielen van het oog gelegen , of de oogbol Hechts weinig gekwetst, en zonder aanmerkelijk gezwel, zoo bade men het oog zoo vaak mogelijk met koud water, legge daarmede bevochtigde kompresfenop het- zelve, en beware het door eenen gepasten ihvnd voor den indruk der lichtftralen , doch doe daar- bij het paard echter eene vrije en zuivere lucht inademen. Indien na vierentwintig uren de ontfleking
niet vermindert, zoo herhale men de latina, en zette bloedzuigers in den omtrek van het opg-j kunnende men voorts eene dragt voor de borst zetten, en lavementen benevens n°.io4 ge-
ven; daarenboven legge men op het oog kompres-
fenmet n°. 105 of 107 bevochtigd , en wasfche hetzelve dikwijls met n°. 106. Daar nu na he- vige ontfeekingen, vaak eene verflapping der vaten volgt, welke lijdelijk foortgelijke toeval- len doet voortduren , als gedurende de ontfle- king plaats hebben gegrepen ; zoo moet men middelen aanwenden die deze te keer gaan, waaronder roode wijn , welke op welriekende kruiden gegoten is, benevens het zoogenaamde hongaarfche water, eene voorname plaats verdie- nen; zijnde het voorts een regel, dat men in alle ooggebreken het gebruik van zuren vermij- den moet. De
|
||||
DE M A A N O O G E N. III. Afd. 265
374 De o o gon t ft e ki ng die uit in wen*
dige oorzaken ontftaat, behandele
men op gelijke wijs, edoch, wanneer dezelve, vooral bij fterk gevoede paarden, geweldig en aanhoudende is, moet de lating herhaald en eene dragt in de nabijheid van het oog gezet worden. e. De maanoogen.
375 Hierdoor verftaat men eene op bepaalde tij-
den van vier tot zes weken terugkecrcnde oo.g- ontfteking , welke, hetzij Hechts één oog, of het eene fterker dan het andere aantast, en eindelijk eene volflagene blindheid ten gevolge heeft. Daarbij is het oog uitwendig gezwollen en
ontftokeri, de oogappel vertoont zich melkach- tig , en het doorfchijnende hoornvlies als agaat, terwijl het zamenvoegende oogvlies rood en gezwollen is, en zich vaak aan het onderfte ooglid een kloofje bij de traanftip vertoont. 575 Tot genezing dezer kwaal, welke zeer
moeijelijk weg te nemen is, wanneer zij eenmaal hebbelijk is geworden, wordt de be- handeling vereischt, die wegens de drooge oogontftekïng voorgefchreven is; vooral zijn aderlatingen en langdurige dragten, de midde- len waarvan men het meeste verwachten kan, R 5 ter- |
||||
£0"5 DÉ OOGGIBRÏKEJf,
terwijl men tot volkomene genezing, verfchei-
den male^daags, fooekenvet in het oog moet fmeren. De verder-': behandelingen de leefregel fïemt
overeen met die in uitwendige oogontfkkin- gen yoorgefchreven is; man vc.rrjdjde een te fterfc licht en verduistere den ftal, men bewa- re voorts het oog voor togt, (lof en de uitwa- femicg der ftaldaippen. Ia den sasvang moet het yoedfel uit fchralekost, als ftroo en meel- dranken beftaan , edoch wanneer het tijdperk der optfteking voorbij, en dat van zwakte aangebroken is, zoo geve men weder verfter- kend voeder. TWEEDE ARTIKEL,
De gevolgen der oogonl'/lekingen.
«577 Worden de öi 'k behan-
deld - zoo laten dezelve onderfcheidene oog*
kwalen na, aks het traanoog, blóedoog, het etteroog, vlekken in, of vliezen op het hoorn- viies, '■/•• akte van ge'zigt, enz. a. II e t 11' a a n o o g.
«78 Hetzelve onfftaat, wanneer door eene vo-
rige oogontftelring de traanftippen toegegroeid of verflapt zijn, of dat cene uitwendige befcha- di-
|
||||
TRAAN- EN ETTEROOG III Afd. '26?
diging het onderfte ooglid gefcheurd heeft,
waardoor de traanen niet dóór de traauiiippen in de traanbuis kunnen geleid worden, maar uit het oog loopen, van welke oorzaken alleen die door verflapping veroorzaakt worden, eenig hoop op beriiel geven. Somtijds nemen de tranen eene feherpe ei-
genfehap. aan, welke het oog doet druipen, waar tegen n°. m een der beste middelen is. K Het e 11 e i' o o g.
579 Het etteroog ontftaat wanneer na eene oog»
on'teking' zich de etter in eene der oogkamers verzamelt en ontlast, terwijl nog een ander foon dat ongemak is, hetweike alleen de oog- leden doet zwellen , derzelver randen ontfte- ken en etteren; het eerfte moet men als onge- neeslijk befchouwen, edoch tegen het andere kan men de oogleden met n°. 108 uitwendig fineren of met n°. 109 wasfehen. *. Het Moedoog.
5S0 Door een uitwendig toeval veroorzaakt,
ontftaat hetzelve, wanneer de bloedvaten ge- fcheurd zijnde, zich bloed in'de oogkamers uitftort, waardoor het oog rood, blaanw en zwart wordt, zwelt en vaak verloren gaat: hiertegen zijn bloedzuigers en badingen met laau-
|
|||||
^
|
|||||
*<58
|
|||||||
DE OOGGEBREKEN,
|
|||||||
laauwen wijn , waarin welriekende kruiden , als
lavendel, majolijn enz. gekookt zijn , aJs het meeste tot herstel bijdragende, te befchou- wen. i. Vlekken van het hoornvlies,
381 Dezelve beftaan in plaatfelijke verdikkin-
gên in hetzelve, welke de lichtftralen onder* fcheppen, en naar mate zij grooter en digter bij den oogappel zijn, als bedenkelijker aange- merkt moeten worden; terwijl, wanneer zij oppervlakkig na eene befehadiging of ont- ftck'ng oiüftaan zijn, men eer hopen kan ze te doen verdwijnen , dan wanneer zij tusfehen
de bladen van het hoornvlies beftaan; tot ge-
nezing der oppervlakkige is fnoekenvet of zeer oude lijnolie eene der beste middelen. e. Vliezen op de o ogen.
382 Dezelve bevinden zich op het hoornvlies,
of in het zamenvoegerid of bindvliës, en zijn een onmiddelijk gevolg van deszelfs ontfteking; Is dit vlies nog klein, zoo helpen vaak flappe oplossingen van aluin of afkook- fei vafieifcenbasteja n°.uo£; terwijl wanneer het aanmerkelijk is, men n°. 110, a, zeer fijn gepoederd in de oogeu ftrooijen moet, ter- wijl |
|||||||
VLEKKEN EN VLIEZEN. III Afd. 2.6$
wijl zoo wel in dit als in het vorige ge-
val, het zetten eener dragt aan dezelf- de zijde der kaak eene der meest beloven- de middelen uitmaakt. |
||||||
FIER."
|
||||||
k.
|
||||||
FIER DE JFDEELING.
Over de behandeling der paarden in den /Iaat
Van ziekte. |
||||||
\% JljA de? 'B de beoeffening der vee - artfe-
nijkunde onervarenen eigenaar van paarden uit den krijgs- en burgerftand, uit dein de vorige bladeren bevatte , aanwijzing der ziekten en der- zelver geneeswijze, die vrucht trekken, waar- toe dezelve hem medegedeeld is geworden, namelijk, om hem, vooral in die gevallen ten leiddraad te dienen, wanneer door bet gemis van den bijftand eens bekwamen veearts, hem alleen de keus overig blijft, tusfehen de ge- nezing aan de natuur en het toeval over te la- ten; o F wel, het leven en de gezondheid van dit nuttige dier, aan zoodanige toe te vertrou- wen, wier onkunde hem allergegrondst mis- trouwen moet inboezemen, zoo is het noodig hem bekend te maken, met de algemeene re- gels die bij de behandeling des paards in den ftaat van ziekte behooren waargenomen te wor- den, en hem voorts de wijze te doen kennen, hoedanig de hulp der genees- en heelkun- de, zoo wel als de middelen waar door deze kan en moet worden toegebragt.
EER-
|
||||||
471
|
|||||||
EERSTE HOOFDDEEL.
REGELS TER BEHANDELING DSR PAARDEN
IN DEN STAAT VAN ZïülvTE,
|
|||||||
3S4 1 weeledig is de bedoeling der volgende re-
gels, namelijk; die door eene gepaste be- handeling de genezing te bevorderen, ten an- dere , daartoe de meest gefchikte maatregelen te nemen. Heeft eene op vaste grondbeginfelen ge-
bouwde gezondheidskun ie,den grootften invloed op de voortduring derzelve, niet minder dra- gen de uit haar ontleende regels bij, om den ftaat der ziekte minder verderfelijk te maken, en haar fpoedig en gelukkig te doen eindigen. Ontegenzeggelijk is het dat het eerfte mid-
del tot verhqeding van ziekten, in de vermij- ding gelegen is , van de voornaamfte oorzaken derzglvc : die door de gtffcon '1. idskunde aange- wezen , wegens hunne belangrijkheid , eene kor- te gewaging verdienen; beftaande in groote verhitting en verkonding, of 1'nellen .overgang van
|
|||||||
«72 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDEN.
van de eene tot de andere, en van rust tot
vermoeijenis ; zoo [als ook in ongezond, be- dorven , ongeregeld en ongeëvenredigd voed- fel, ongezonde verblijfplaatfen enz. 385 Het andere beftaat, in het dierlijk ligchaam
hieraan minder gevoelig te maken en tegen de- zelve als te verharden; waardoor, indien men net als niet geheel voor ziekten kan behoeden, het ten minfte er minder vatbaar voor doet worden, minder door dezelve doet lijden, en hen gemakkelijker te boven komen. Hiertoe dient het verkenen van toegang aan
de zuivere lucht in de ftallingen, gedurende het grootfte gedeelte van den dag in alle jaar-
getijden ; het zuiveren der huid en het baden ten minfte tweemaal des weeks; terwijl, daar een werkzame toeftand des ligchaams, de zekerfte tegenwerking aan ziekte oplevert, die hetzelve te ligtcr aantast naar mate het lij- delijke* is, zoo rijde men het paard dagelijks; daarbij neme men waar, om indien het tot (hel- le bewegingen verpligt is, het tusfehen beide deze te doen uitvoeren, aan welke het daar- door gewoon wordt, zonder dat zulks nader- hand die» nadeeligen invloed op de gezond- heid heeft, welke anders plaats grijpt, indien het er niet toe was voorbereid geworden. |
|||||
AU
|
|||||
ANDKL. DER ZIEfvE PAARDEN.IV'Afd. 273
386 AHcrgewigtigst is de verwerving eener ge-
noegzame kennis der ziekte -kenteekenen, zoo die den ftaat van ziekte in het alge- meen , als de kenmerken der bijzondere ziek- ten aanwijzen, ten einde te kunnen beoor- deelen, of het toeval van dien aard is, dat het volftrekt genees- of heelkundige- hulp vereischt, of dat men hetzelve aan de natuur kan overlaten, daar het in vele gevallen even nadeelig en dikwerf fchadelijker is , te ligt en veelvuldig tot de toediening van geneesmid- delen over te gaan, als dezelve geheel ach- terwege te laten. 387 Deze bedenking is van te meer gewigt,
wanneer men in aanmerking neemt, dat de meeste ziekten en toevallen die de dieren treffen, door de levenskracht, den tijd of de
verandering der omstandigheden genezen wor- den, en men zich dus daarbij Hechts lijdelijk be- hoeft te gedragen; want ontftaan dceelve uit de hichtgefteldheid, laudureek, behandeling, het voedfel of het verblijf, zoo houden de gevolgen meestal van zelve op, wanneer men de dieren van de oorzaken , of deze van de dieren verwijdert; zijn zij daarentegen hun- nen oorf'prong aan overerving of vorming (organifatie) verfchuldigd, zoo is even wei- nig hulp van de natuur als van den arts of de artfenijen te wachten. 5 Hier»
|
||||
274 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDE .V.
Hieruit blijkt dat de minfte ziekten door
de artienijmiddelen genezen worden, zelfs doen zij meer fchade dan nut wanneer zij ondoelmatig , ongeëvenredigd en ontijdig wor- den aangewend; zij verergeren de ziekten in- dien zij geene verandering, ontlasting of an- dere fcheiding te wege brengen; en, daar zij alle het ligchaam op menigerlei wijze prik- kelen , verftrekken zij hetzelve alsdan tot ver- gif; daarenboven vindt men zich vaak van dezelve verftoken en dikwerf zijn zij van zulk eenen hoogen prijs, dat zij de waarde van het dier overflijgen; dit alles legt de nood- zakelijkheid aan den dag, om in hunne toe- deeling eene wijze beperking te maken, en zich in de veeartfenijkunde fteeds tot het ge- bruik der eenvoudigfte en min kosfbaarfte te bepalen. 38S Wordt een paard door eenige ziekte of
toeval getroffen, zoo beoordeele men wel of derzelver waarfchijneliiken uitflag ook zoo- danig' wezen kan of zal, dat deszells waarde tot den dienst ten eenemaal of grootendeels, zelfs bij het gelukkiglïe gevolg verloren zou- de kunnen zijn, en overwege : of niet door de, langdurigheid der kuur, de geneeswijs en onderhouds - kosten , de waarde van hei dier te boven zoude Hijgen, in welk geval het belang aanraadt zich.van hetzelve te ontdoen. Men
|
||||
BEI!A\DEL. DER ZIEKE PAARDEN.IV.Afd. tf<
Men trachte vóór alles de oorzaken der on-
gesteldheid op te fporen en zoo veel doene- lijk weg te nemen , daar zulks niet flechts in de meeste gevallen vaak alleen voldoende en de, eerde ftap ter genezing is, maar tevens tot aanwending van de doehnatigfte genees- wijze opleidt. Als llotfom dezer grondregels blijkt het
dus raadzaamst te zijn , dat wanneer de ziek- te ol het toeval van weinig gevvigt is, men de genezing aan de natuur overlaten, hare wenken volgen, en hare pogingen, alleen door eenen doelrnatigen leefregel en behande- ling onderfteunen moet. 89 Indien echter de hevigheid der toevallen
cenc ernflige ongesteldheid aan den dag leg- gen , en gebrek aan kunde of ondervinding verhindert derzelver waren aard met zeker- heid te om!eifchcidcn, zoo is het raadzaam roepen, die, liet zij door eene wetenfehap-
Pelijke ftudie op eene der vceartlenijkundige fchoolen, de noodige bekwaamheden in zijn vak heeft verworven, of door eene" langdu- rige ondervinding en eigene naiponng,° de ztekten heeft leeren ondèrfcheiden, en die middelen kennen, die bij dezelve.met vrucht ^"gewend kunnen worden; zijn geene zoo- danige tcr p]aatfe aanwezig, ZOo raadplege • S 2 men
|
||||
' S7°" BEHANDELING DER. ZIEKE PAARDEN.
men eenen bekwamen geneesheer, welke,
indien hij al niet volkomen niet de bijzonderhe- den der veeartfenijkunde gemeenzaam was, echter in alle gevallen in ' Haat is, doel- matige middelen voor den eerden oogenblik aan te wijzen , en door den naastbijzijnden vee- arts eené befchrijvmg der kenteekenen en toe- vallen der ziekte, mede te deelen, dezen in ftaat te (teilen , de noodigc voorfchriften te geven, 390 Nimmer echter, zelfs dan wanneer men
van al deze hulp verdoken was, neme men den toevlugt tot die maar al te veel ver- fpreide kwakzalvers, die zich den naam van paardendokters toeëigenen, wier onkur.de al- •ieen door de onbefcliaamdheid geëvenaard
•wordt, waarmede zij hunne geheimen, uit- venten , die uit een of ander öud reccptbock ontleenden veelaluitde Öechtfte geneesmiddelen zamen gedold zijn en echter door hen wonder- kracht n worden toegefchreven ; die door zooge- naamde geweldige geneesmiddelen de natuur ge- weld aandoen, of door fijmpathie of andere ge- heime mirldelen de ligtgeloovigheiddesgrooten hoops verfchalken ; terwijl men voorts bij de keus van den veearts ook wegens deszelfs or- delijk burgerlijk gedrag en gezond verftand oveuuigd behoort te zijn. 391 Heeft men daarentegen rede om van , den
vee»
|
||||
BEHANDEL. DER ZIEKE PAARDEN. IP'.Jfd 1"7f
veearts te veronderftellen, dat hii de noadige
vereischten bezit, zoo raadplege tóen h-m onverwijld, om te weten, in welk eenen toe- ftand van ziekie het dier zich bevindt, ten einde geen verzuinienis de kwaal ten hoagften top doe Rijgen; men fteïle alsdan een volkomen vertrouwen in hem, dede hem naauwkeurig en openhartig alles mede, wat ons bekend is van hetgene aanleiding tot de ongesteld- heid heeft gegeven;men wachte den uitfiag met geduld af, zonder dit te verliezen^ wan- neer de ziekte langer mogt duren dan men zich had voorgefteW , en verandere even min van arts als van doelmatig gekozene genees- middelen , of dat men wankelmoedig gedu- rig vreemden raad volge; terwijl men boven- al naauwkeurig het oog moet nouden op de behandeling des paards door deszelis oppas- fers en de ftipte nakoming der voorfchriften ' van den arts. 392 Bevindt men zich echter in het geval om
alleen in zich zei ven hulp te moeten zoe- ken, zoo blijft de keuze tusfehen beide over, het zij om de genezing, on.:er eenc doelma- tige beknndeling, aan de nsttmr over te la- ten, of de ziekte naar eigen doorzigt vol- een of ander goed veeartfenijkundig werk te behandelen. lag vafl het eerfte een des te geluk-
|
||||
«?8 BtHANITEXING BER ZIEKE PAARDEN.
kiger gevolg verwachten, indien niet eene
oogenblikkelijke redding uit doodsgevaar ver- eisclit wordt, zoo ais bij fneiverloopcne ont- ontftekings - ziekten; terwijl, bijaldien men wegens deszelfs waren aard onzeker is, men ziclr tot eene algemeene behandeling moet be- palen , befcaailde , in het toededen van in al- le gevallen onfchadélijke middelen, en het bepalen van eenen verzachtenden leefregel, waardoor men tijd wint tot nadere beoqraec- ling der ziekte en opmerking dier kenteeke- nen, die tot hare onclcifeheiding kunnen die- nen, waarin men des te gemakkelijker zal flagen , indien men gelegenheid gehad heeft, door het gadeflaan van ecnige ziekten, eeni- ge ondervinding te verwerven, terwijl de beoordeeiing der waarfchijneHjke oorzaken van het jaargetijde, de voorafgaande levenswijs en ouderdom van het dier, de beste aanwij- zing ter genezing en aanwending der meest gepaste middelen zal verleenen , en men daar- door nader onderrigt worden, .of door ader- lating, dragt, lavementen enz., welke laatfte middelen zeldzaam fchaden, de ontftèking vermindert, of door prikkelmiddelen de le- venskracht opgewekt moet worden. 393 De meeste ongefteldhedeu waaraan het
paard onderhevig is, vooral die welke men onderde fneleindigendekan rangfehikken, 2 |
||||
BEHANDEL. DER ZIEKE PAARDEN.IV.Jfd. <X"J<)
hunnen aanvang van eenen ontftekingachtigen
aard, vooral wanneer de ziekten na eenen kouden droogen winter, in liet voorjaar in eene droóge landftreek voorvallen en jonge volbloe- dige welgevoede paarden treilen; uit dezen hoofde zal men zeldzaam nadeelige gevolgen zien, wanneer men haar in twijfelachtige geval- len fteeds als zoodanig in den beginne be- handelt , door het paard zemelwater, zelfs met bijvoeging van, een of twee lood falpeter, en van een lepel honig in vermoede borstziek- ten laten drinken, en het dranken ingeeft van verzachtende kruiden, als afkoökfel van kamillen - bloemen, heemstwortel, kaasjes- muur- plas- of leverkruid, beercnklaamv, agrimonie , latuw en;:., en van üjnzaadmeel in bijkomen- de hoest, voorts onver w ij 1 d eene kleine ader- latingdoer,bij iedere mogelijkheid van ontfteking. 394 Wat! de bijzor.dere behandeling des zieken
paayds betreft, zoo behooren al die zorgvul- digheden ,,dié men in deszelfs gezonden v ftaat waargenomen heeft, thans als het ware ver- dubbeld te worden. 305 Bijzonder is de zorgvuldigfte oplettendheid
op deszelfs voedfelmiddelen noodig, beboo-
rende men het beste hooi en de voedzaamste
haver tot dezelve uit te kiezen, van welke
S 4 laat-
|
|||||
■
|
|||||
280 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDEN.
laatfte de havermeelflijm in de meeste geval-
len de grootfte aanbeveling verdient. (14) Voorts leert de ondervinding dat in ontftc- kings- ziekten in het voorjaar, indien men gelegendheid ter bekoming heeft, het nialfche gras met eenig hooi vermengd, eene der heilzaanjfte voédfels oplevert. 396 Zoo nuttig een goede leefregel, (di-
eet) is, wanneer men daardoor eene doel- matige keuze van voedfelmiddelen verftaat, even nadeelig zoude dezelve worden, wilde men dezelve doen be[taan, in honger en dorst te lijden, zoo als maar al te veel door fora- ïnigc vecartfen , bijzonder dooi" de frarrfche
aangeraden wordt, welke zonder behoorlijke
onderfeheiding, genoegzaam in ieder, onge-
fteldheid, het paard de haver onthouden en alleen tot zemelen en dunne meeldranken beperken. Slechts in enkele ontftekings -ziekten kan
eenen fehraalen leefregel van dienst zijn; ter- wijl daarentegen in flepende ziekten en ette- rende wonden , een voedzaam dieet onmisbaar is; men zal des te meer van de ongepast- heid |
||||||
(14) Deze vervaardigt men door koor. end water on
eene genoegzame hoeveelheid bavermeel ie gieten, dij vervolgens uit te perfen, en de, het paai'd te ïeiken.
|
||||||
BEHANDEL- DER ZIEKE PAARDEN.IV.dfcl. 281
heid der onthouding des voedfels overtuigd
wordtn: daar de ondervinding doet zien, dat de natuur het inftinct (de natuurdrift) van het dier leidt, door voedfel te weige- ren? wannen* dit hetzelve nadeelig zoude wezen , en dat het hierdoor zonder hulp geneest. Om gelijke redenen behoort men ir, het toedeelen van den drank zich naar deszelfs Imaak te voegen en het dus zuiver fns water te geven, ingeval het ander wei- gert te drinken, latende dus liever de warme en meeldranken achterwege dan dat het dorst zoude lijden. 397 Voorts moet de grootfte. en dubbele zuï*
verheid in de kribben en emmers heerfeben, waarin men liet dezelve toedient, want daar het paard in den ftaat van cngeiteldlieid ten uiterfte kiesch is , is de minde kwade reuk genoegzaam, het van voedfel en drank te. doen walgen. 398 Daar het herftellende paard gewoonlijk in
die mate eenc natuurlijke graagte en vermeer- derden eetlust bezit, als het gedurende de ziekte weinig voedfel heeft genoten. behoort men beide uiterrteh zorgvuldig te mijden: om het even min door .onvoorzigtige voldoening derzelve, eene onverteerbaarheid (indigestie) S 5 te
/
|
||||
£8a BEHANDELiNC DER ZIEKE PAAR.DEV.
te veroorzaken die bet zoude doen inftorten,
als door ongenoegzaam of te flap voeder de zwakte te doen voortduren; men geve bet uit dien hoofde genoegzaam en dikwijls doch T)ict veel gelijktijdig voeder en dit van eenen voedzamer] aard, waartoe men het grof gemalene bavermeel en wanneer liet zeer verzwakt was, liet garftemeel rekenen kan , fcetwelke bet beste aan deszelfs verzwakte verteringskrachten geevenredigd is. 39J» Vooral behoort men op een goed en over-
vloedig Ie gft roo niet karig te zijn, en terwijl men bij gezonde paarden, met voordeel ge- bruikt kan maken van hetgene nat geworden en v/eder gedroogd is, behoort dit nimmer bij zieke gebezigd, maar dagelijks vernieuwd te worden, en indien men weet, dat de paar- den zich niet zullen-nederlcggen , bet legfiroo bij dag worden weggeruimd, daar de uit bet- zelve ontwikkelende uïtwafemingen niet an- ; dan tot voortplanting der beftaande en. rtbrenging van nieuwe ziekten dienen. Daarenboven moet men bet paard matig warm' houden en vooral , Wanneer men ge- ■aafeming als oorzaak der ziekte kan aanmerken , bet wel dekken ; daarentegen indien dezelve van eenen ontftekingachti- gen
|
||||
BEHANDEL. DER ZIEKE PAAHDEN.///.^/, 283
' gen aard is , draagt een koel verblijf zeer
veel bij tot derzelver vermindering. Het is mede een verkeerd begrip om een ziek
paard alle beweging te onthouden, inte- gendeel is liet in de meeste gevallen allcr- heilzaamst, dat men dezelve bij gunftig we- der op het warmfte van den clag, doe rond- leiden, alleen1 met uitzondering der eerfte tijd- ftippen van ontfteking en van de aanvallen van koorts; niet alleen is eene zachte beweging in de vrije lucht eene der héilzaamfte ver- fterkende middelen, maar in de meeste uit- wendige beschadigingen die de boenen treffen, draagt dezelve zeer veel toe om de opflorping der uitgeftorte vochtigheden te bevorderen. 400 Indien in den gezonden ftaat de grootfle
zindelijkheid noodig is, zoo is zulïcs nog meer in dien van ziekte, zoo door herhaald poetfen, reinigen en Wasfen, als fchoonhou- den der jlallingen, ten einde.de ontwikkelen- de dampen uit de ontlastingen der zieke dieren, en derzelver uitwafeming geenen aanleg tot ver dere befmetting veroorzaakt. 401 Ook de ftal.iing.enyen verbiijfplaatfen,
mitsgaders derzelver inrigting hebben den
grootften invloed op de genezing, waarvan
men zich overtuigen kan, wanneer men ('echts
keuze en inrigting der sjiekenftalleh gade
Haat
|
||||
S&4 BEHANDELING DER ZIEKE PAARDEN.
flaat; de meeste zijn dompig, laag, duister
en vochtig, en men acht de fieclitüe plaats goed genoeg om tbt eenen ziekënftal te die- nen, daar juist het tegenover gefielde p moest grijpen; terwijl men eene alzints onge- paste karigheid in het legitroo w&ain< .', zonder te overwegen , dat bij een ong paard, de ruimte en eene gemakkcl k. ligging
even gelijk bij den menseh , den grootftea in- vloed op deszelfs genezing heelt. 402 Met vrucht zoude men de ontdekk'ngèi. der
latere genees- en heelkunde op de dief en kun- nen toepasfen en door gelijke middelen, niet alleen de uitbreiding der befmetting maar bok liet zoo verwoestende hospitaal'v u u r k lin- nen voorkomen; immers wat is anders de oor- zaak dat de meeste gewonde paarden bezwijken óf ten mirifte zoo langzaam heriiellen , dan dat - men hen met fterk etterende wonden of droéstoe-
vallen, in beflotene plaatfcn (lokalen) en enge ftallen te zamen pakt, zoo als maar al te veel bij de veld-depots plaats heeft, gelijk, mij ieder zal moeten toeftemmen , die gelegenheid heeft gehad deze te zien , waardoor zij tot eenen waren kerkhof en moordkuil voor dezelve wor- den; daar de meeste wonden en ontitckings- toevalien in verderf, de droes in kwaden droes en worm overgaan. Intusfchen beftaan dezelve uit paarden , wier alles bcbalven gevaarlijke toeftand éefaë fpoedige herftelling beloofde; meest-
|
||||
BEHANDEL. DER ZIEKE PAARDEN.//^. Afd. 2§5
meestal zijn hetzadelkwetüngen, kneuzingen,
en ligte wonden, of wel droes- en borstont- ftekingen , welke de paarden aldaar doen ver- i.ii of derwaarts gezonden worden; daar
men de genezing der gene weifee zwaarder ond zijn, of niet waardig acht te beproeven
of daaraan door de omftandigheden verhindert wordt. Ten blijke van het vorenftaande itrekt, dat men de heelbare wonden , die bij de korpien te velde in de opene lucht behandeld worden , over het algemeen veel fpoêdiger en fommige bedenkelijke gevallen veel gunstiger ziet ge- nezen , dan onder de anders onguilftige om- ftandigheden verwacht had kunnen worden. Uit dezen hoofde behoorde men het voor-
beeld en de voorfehriften der menfehen heel- kunde te volgen, tot afwending van de ver- ftervhig bij wonden en het verergeren der ziek- ten, door de gekwetfte enz. paarden der veld de- pots eene verblijfplaats aan te wijzen, die aan alle zijlen den ruimen toegang der zuiver e damp- krin. slacht geniet, welk het beste voorbehoed- middel tegen dit toeval is; zoo als opene lOOt- fen, ruime fchuren, enz. in plaats van hen in beperkte ftallen op een te pakken; terwijl, indien men dezelve mist, het verkiesbaarder is ben in bet goede jaargetijde in de opene lucht te plaatfen 5 hetweltce nimmer gedurende eenige keeren daags verzuimd moet worden, wanneer men verpligt is hen in ftallen te plaatfen; al- leen |
||||
£$6 BEIÏANDELIKG DER ZIEKE PAAK.DKN.
keniijk neme men daarbij waar , om de wonden
voor den prikkel der zonneitrakn te dekken. 403 Een ander noodzakelijk vereischte in de in-
rigdng der ziekenftaüen ,. beftaat in de afzon- deriisg der paarden volgeBS de ongefèeldhèid Waardoor Kij aangetast zijn ; dus zondere men
diegene welke aan uitwendige toevallen als
wonden enz. lijden , van diegene af welke door eene inwendige kwaal aangedaan zijn; en on- der deze die welke van eenen aard Lekenden d zijn , zoo als droes, fchurft enz. , van zoodanige die niet befmettendc zijn; terwijl omtrent diegene, welke aan den geringften trap van vardachten of kwaden droes en worm lijden, waar te nemen ïs, dat men alle mog< gemcenfehap met de andere aflhijdt en dezelve in eenen hoogen trap, onverwijld dood; welke oplettendheden bij alle heerfchen- de ziekten plaats moeten grijpen, en men daar- om al de zoodanige die van deze , van droes , enz. aangetast worden, zonder uitftel van de gezonde afzonderen. (14)
Voorts
|
||||||
O4) Onder de middelen tot vermindering der befmetting
en verbetering der lucht in beflotene plaatfen , verdienen de ;m'e berookingen eene voorname^ zoo niet de hoogftè plaats liet zij door van 0;d tot [gd dezelve op eene gelijke \vij< in cfê ziekenftallen aan te wenden, als de fehriften ::ot zuivering der beffnette ftaHen »an\vij - |
||||||
BEHANDEL. DER ZIEKE PAAV.VEX.IIr.Jfd, 287
Voorts behoort bij deze fcheiding en pteatfe-
lijke inrigting der ziekenftallen, den aard der fteldheid fteeds in het oog te worden ge- houden , en dien te gevolge , paarden , welke aan wonden of ontfteldngsziekten lijden, eene luchtige, aan die uit geStremde nitwa- feming ontftaah, eene wanne, en die niet ooggebreken _ behebd zijn, eene duistere plaats aangewezen te worden. Eindelijk is er nog eene oplettendheid na de genezing der ziekte en het hefitel waar te nemen, te weten: dat men even zeer vermijden moer het paard te fpoedig deszelfs gewone werk- zaamheden te vergen, als dat men het van ëene allerheilzaamfte matige beweging ont- ij oude. |
||||||
rende welke men de paarden uit denzelven verwijdert, als
door zulks in eenen minderen trap, 2 of 3 maal des ,' ■■o' verbetering der lacht, te bewerkfteiiigetl; waarbij raeu echter waarneemt, om zoodanige paarden die aan eenïga i' ing der ademlialings - werktuigen lijden . zoo lang bui? ten den ftal te plsatfen, tot de be/'ooking voorbij i>. |
||||||
cgg
|
|||||||
TWEEDE HOOFDDEEL.
DE GENEES- EN HEELKUNDIGE VER-
R I G T I N G E N EN WERKTÜIGE N. |
|||||||
34 JLJe hoofdbedoeling van dit werk, om den
bezitter des paards ten raad en leidsman te verftrekken, wanneer hem de hulp eens er- varenen veearts, ontbreekt; zoude zeer on- volkomen bereikt worden en hij uit de daarin bevatte voorfchritten weinig nut ontlccnen, indien hem niet met de wijze bekend wierd gemaakt hoedanig hij dezelve in het werk behoort te ftellen. Allernoodzakelijkst is hiertoe dat hem eene
handleiding tot de zameiiftelling en wijze van toedienen der genees- en heelmiddelen worde gegeven en hij met de geneeskundige maten en gewigten bekend gemaakt. Offehoon het aan de eene zijde ten uiterftc
ongerijmd zoude zijn te veron derft ellen , dat ie- mand wien de noodige ontleedknndige be- kwaamheid en oefening in de veeartfenijkunde' ontbreken, in ftaat zoude zijn die heelkun- dige bewerkingen te verrigten, welke deze kun-
|
|||||||
HEELKUNDIGE VERRIGTINCEN. IV. Afd, 285
kundigheden vereifchen, er beftaan echter
verfchcidene toevallen, waarin hij dezelve dient en vermag te volvoeren; immers zijn er vele gevallen die eene onverwijlde hulp dringend inroepen, en waarin het verrigten ee- ner aderlating, het zetten ecner dragt, het leggen eenes verbands, het openen van een gezwel allerdringendst geboden wordt; waar- door zoo wel de kennis der werktuigen waarmede, als der wijze waarop men dezelve moet verrigten, alleronontbeerlijkst wordt. Terwijl ik dus uit dezen hoofde al de heel-
kundige bewerkingen overftap, waartoe de hulp van eenen arts vereischt wordt, (15^ of die de behoefte des oogenbliks niet vereifchen, en met nog meer regt Jie zinnelooze vermin- kingen met ftilzwijgen voorbij ga , waarin het onverftand van vorige jaren eene verdiende {lelde ; zoo als het zoogenaamde fnljden van den nagel of van het blikvlies, het ooraf- inijden, het uitrukken der opheffpieren van den bovenlip, het korten der lpatadcr en wat dies meer is, zullen wij ons tot de eenvoudige aanwijzing der noodigfte heelkundige bewer- kingen bepalen, welke zulk eenen geringen trap van behendigheid vereifchen, dat ieder met
|
|||||
C15) Zoo als liet angliferen, het castreren, i>ec be-
kandelen ecner beenbreuk, en van zeer zamengefteWs WQllden, enz. |
|||||
SOO HEELKUNDIGE VBRR10TINÖEN'i
met behulp van eenigc onclerrigting en een
weinig opmerkzaamheid in ftaat is dezelve te verrigten, wanneer hij van alle andere hulp verdoken is, en de om Handigheden zoo drin- gende zijn dat ieder uitftel de noodlottigltc gevolgen zoude kunnen hebben. EERSTE ARTIKEL.
De heelkimfige verrigtingen en werktuigen.
e. De aderlating.
405 Onder alle heelkundige bewerkingen ver-
dient de aderlating te regt de eerde plaats, daar zij eene der voornaamfte redding-middelen in alle ontftekingachtige ziekten, en vaak alleen voldoende is, hunnen verderen voortgang te fluiten en de gezondheid terug te bren- gen. 406 Indien omftandigheden zulks vergunnen
zoo Iueze, men tot het verrigten der aderla- tingen, een gematfo**1 weder, en bij fterke hitte of koude die . van den dag, dat de- zelve het meeste getev j*erd zijl]; voorts wordt de beste tijd daartoe geacht, dat men dezel- ve des morgens, alvorens de paarden gegeten hebben, doe gefchieden, en dat men hen in alle gevallen drie uuren vóór en even zoo. lang na de lating geen haver geve. De-
|
||||
DE ADERLATINGEN. IF. Af3. 2JU
407 Dezelve wordt op vcrfchillende plaatfen be-
wcrkftelligd, gewoonlijk aan de halsbloedader, zeldzamer en alleen in bijzondere gevallen aan de, zoogenaamde boeg-, fpoor- en fpat- ader, in den mond of den voet enz. Het is tot de eerfte, dat wij ons voornamelijk moe- ten bepalen, als de meest voorkomende, wijl de aanmerkelijkheid dezer bloe lader het voor- deel eener fpoedige en ruime ontlasting van bloed j aanbiedt. ^08 De plaats waar deze aderlating venïgt
wordt, is aan de groot e h a 1 s-b 1 o e d a d e r, (yena jugularcs exterha,) die zich wederzijds in de halsgroef vertoont, en' langs de ftrot tot aan den borstkuil voortloopt, zij gefchieut om- trent d r i e- of vier vingerbreedte b e- n e d e n de vereeniging ofvork, wel- ke door hare twee tukken onder den hoek van het kaakbeen gevormd wordt. 409 De werktuigen waarvan men zich hier-
toe bedient, zijn het -f.«""neen bekende en meest gebruikt wori aderlancet. PI. U» fig- 1, 0, b. ; dat in grootte ge-
even-
|
||||||
(irt) Dezelve beftaan' uit lancetvormige punten die met
eene langwerpig vierkante kling eenen regcen hoek vor- men, gevvooaiyii zyn dezelve ten gcuile v»n 3 of 4, van Ta
|
||||||
292 HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN
evenredigd moet zijn aan de ader welke men
wil openen, hetwelke men door eenen matigen flag met eenen ronden klopper van zwaar b. v. van palmboomhout verrigt; b;j mangel van welken ook wel de heft van het veeg- mes gebezigd wordt. Voorts de zoogenaam- de fneppers met veeren (17), welke voor- al gefchikt zijn om de aderlating aan onrus- tige paarden, en op zoodanige plaatfen te verrigten waar de ader motijelijk te treffen is, b. v. aan de boegaderen. Eindelijk be- dient men zich in fominigc gevallen en bij man- gel van de voorgaande werktuigen van een lan ce t, (18) of van eene puntige historie, De
|
||||||
verCcbillende grootte in een koperen koker bevat. Men
hebbe bij derzclve keuze te letten clat zfl van goed daal vervaardigd, fclierp ftiydende en puntig zijn; voorts dal men ze fteeds zeer zuiver boude; terwijl die welke men zelve bij inftrumentmakers doet vervaardigen, fchoon iets duurder, verre de voorkeur boven diegene verdie- nen welke als dozijmverk overal verkocht worden en ge- woonlijk zeer fleciit zijn, hetwelke met de overige heel- kundige werktuigen insgelijks het geval is. (17) De fnepper pi. III, fig. 2, a b. beftaat uit een
foortgelijk doch fpitfer en krommer lancet, hetwelke in een langwerpig koperen doosje geplaatst is, en met deszelfi punt er buiten afcfteekr. Het wordt door eene veer be-
wogen , met een bijzonder jjzer vastgefteld en door eenen aftrekker losgelaten. (18) De lancetten zijn in gedaante niet die over-
eenkomftig welke men voor den mensch gebruikt, en verfchillen van deze alken in grootte en Hevigheid. |
||||||
DE ADERLATINGEN. IV. Afd. £Q<$
waartoe echter eene geoefende hand vereischt
wordt. 410 De aderlating vvordt op tweederhande wij-
ze verrigt, te weten met of zonder laat- band, (19) waarvan de eerfte meestal door eenigzins daarin geoefende des wegens de voorkeur gegeven wordt, wijl vele paarden zich tegen het aanleggen deszelven verzet- ten , het overbodig aantrekken daarvan niet alleen de ademhaling ten hoogile belem- mert , en door ophooping des bloeds in het hoofd, het paard duizelig kan doen worden en neêritorten, maar er zelfs voorbeelden bcitaan, dat onrustige paarden zich na de la- thig hebben losgerukt, en door de aanhou- dende bloedilorting, veroorzaakt door de drukking des laatbands, het leven hebben in- gefchoten. Men doe het paard dat men wil aderlaten,
eene watertrens aan en door iemand deszelfs hoofd eeiïigzhis verheven houden, hetwelke de
|
||||||
09) n<i la at band beftaat, het zij uit een touw of
wel uit eenen lederen riem van 4 voeten lengte en Jdiiim breedce, voorzien van eene gesp zonder doorn, om het einde van den rieia met eenen losfen knoop te bevestigen, en een rond verfeïmifbaar kusfentje van i| duim breed en 1 duim dik . hetwelke op de ader drukt, en tevens tot fteun der hand of van het lancet by het doen der ader- lating kan dienen T3
|
||||||
$04 HEELKUNDIGE VERRIGTïNGEN ,
de aderlating gemakkelijker maakt, en voorts
indien het noodig is, deszelfs oog met de hand aan die zijde waar deze gefchiedt, be- dekken. 411 Tot volvoering der aderlating op de e e r f t e
wijze wordt de laatband om den hals digt aan de borst geflagen, en na deze flechts zoo veel te hebben aangetrokken als noodig was, om de halsader geno gzaam z:gtbaar te doen worden, hetwelke men nog meer bevordert door het haar met eene vochtige fr)ons glad te drijken, wordt dezelve aan de tegenover- gefielde zijde van diegene waar men de la- ting wil verrigten met eenen, losfefl knoop in diervoege bevestigt, dat men in Maat is hem oogenblikkelijk los te maken. Vervol- gens plaatfe men het tusfehen den duim en voorden vinger der linker hand gehoudene lancet, op omtrent ééne lijn afdands van de ader in eene eenigzins fchuinfche rigtiog, en fla met den klopper midden op deszelfs rug: waarbij men echter yennijde de ronde kogelachtige verhevenheden der ader, tot de plaats der aderlating te verkiezen, daar deze aderkleppen zijn, wier kwetfing niet alleen de genezing vertraagt, maar zelfs aanleiding tot aderlatingflstels zoude kunnen geven. 412 Verrigt men de lating zonder laatband,
:;oo
|
||||
DE ADERLATINGEN. IV. Afd, 20$
zoo moet men eene andere Helling aannemen
en met de drie achterite vingers der hand, waarin men het lancet houdt, de ader druk- ken om haar zigtbaar te doen worden; waar- toe men haar van haren ingang in de borst af aan, naar omhoog al drukkende volgt, tot op driegen vier duim van hare verdee- ling, waardoor men haar even eens als door eenen laatband doet zwellen, en vervolgens dit bloedvat nog Ilerker roet den voorden cn derden vinger drukkende, de aderlating op gelijke wijze yerrigt. ' 413 Indien men tot de aderlating zich van
eenen fnepper bedient, zoo heeft men be- halve al liet voorgefchrevene nog daarenbo- ven waar te nemen dat men dezelve wel ver- zekerd in de band moet houden, ter over- winning der tegenwerking , veroorzaakt dooi- den tegenfland die de huid aan het lancet biedt; terwijl men voorts zoo wel de diep- liggendheid en grootte van het bloedvat als de meerdere of mindere dikte der huid wel moet berekenen, om volgens deze den affland en de rigting van den lnepper juist te bepa- len ; welk een en ander ook bijzonder in aan- merking moet worden genomen bij de keuze van het aderlancet en in de aanwending eenes meer of minderen fterken flag des kloppers. |
|||||
T 4 Ten
|
|||||
29*5 HEELKUNDIGE VERRIGTlNGEN ,
414 Ten einde de bloeding te bevorderen,
wordt het hoofd niet alleen verheven gehou- den, maar men vat de tong en doe deze als ook de kaken bewegen. Na dat-de begeerde hoeveelheid bloeds ontlast
is, welke naar evenredigheid van den ouder- dom en grootte des paard geregeld wordt, en gewoonlijk drie of vier ponden, of een en een half a twee pinten bedragen moet; tot welker beöordeeling men in het algemeen wel doet, hetzelve in een of ander vat op te vangen; make men den laatbjand los, in- dien deze gebezigd is, en houde een oogen- blik de vinger op de wond, of doe de druk- king met de beide vingers op de ader ophou- den, hetwelke voldoende is om een einde aan de bloeding te maken; vervolgens wasfche men dezelve met eene natte fpons af, en ver- bin de haar door eene fcherpe fpeld midden door de beide wondlippen te fteken en met eenige haren te omwikkelen; of hetgene nog den voorrang verdient , men verfehuive alvo- rens de lating, bet vel een weinig zijwaarts, en late het na dezelve los , waardoor de wond van zelve bedekt wordt. Eindelijk neme men na de lating waar, om
het paard zoodanig te bevestigen dat het zich niet fchuren en daardoor eene nieuwe bloe- ding veroorzaken kan. |
|||||
n
|
|||||
BE ADERLATINGEN. IV. Afd. 1<)J
415 Indien de redenen beflaan om eene ladng
aan de fpoor-ader te verrigten, zoo wordt daartoe het lijf twee of driemaal met den laatband zoodanig omvat, dat deze onder op het borstbeen rust, waar de plaats der fin- gels is, en op den rug met eenen losfen knoop bevestigd. 416 Moeijelijker zijn de latingen aan de b o e g-
en fp at ad er, waarvan de eerfte onder aan de borst aan de boven- en binnenzijde des arms moet gefchieden, en waartoe men het been dat tegenovergefteld is aan de zijde waar men de aderlating verrigten wil, doet opligten ; terwijl men die der fp at ad er aan de bovenfte binnenzijde der dij, waar de ader naar binnen gaat, verrigt, tot welke latin- gen het gebruik van den fneppcr of het lan- cet, boven de gewone aderlancetten de voor- keus gegeven wordt. 417 Wat de overige door de fmeden en ande-
re onkundige even veelvuldig als doelloos aangeradene latingen betreft, zoo in den mond, onder den tong als van bet verhe- melte enz., zoo wordt van dezelve hier al- leen gewag gemaakt om hnnne nutteloosheid in de meeste gevallen aan te wijzen; wil men echter die in het verhemelte verrigten, zoo gefchiedt dezelve met eene bistourie , door T 5 eene
|
||||
SpS HEELKUNDIGE VERRRIGTINGEN ,
cene infnijding tusfchen den derden en vijfden
rimpel, terwijl de bloeding door eene fpons met rakels-water bevochtigd, gefluit wordt. 418 Behalve deze wordt fomtijds in dringende
gevallen, zoo als in razernij en dollen hol- der , de flaapflagader met een goed gevolg geopend, hetwellce met een lancet gefchiedt. Hierbij neme men waar, om het haar al- vorens af te fnijden, de opening evenwijdig met den loop der flagader te verrigten en de wond met kompresftn en een zwachtel te verbinden. i. De d r a g t e n.
4x9 Niet minder heilzaam dan de door de ader-
lating te weeg gebragte ontlasting in ontfte- kingsziekten , is om derzelver werking een perk te ftellen , zijn de d r a g t e n , niet al- leen als voorbehoedmiddel, maar ook, om in alle hardnekkige flepende ziekten, door eene kunffige tegenprikkeling, den loop der ziekte op eene foortgelijke wijze af te leiden als door de fontenel, de fpaaniche vliegen en andere blaartrekkende middelen bij den mensch ge- fchiedt. De ir.fnijding en het aanwezen van een
vreemd ligchaam, veroorzaken in de opper- vlakte een Herken prikkel en ontltcking, die een-
|
||||
DE DRAGTEN. IV. Afd. *<)')
eenen vermeerderden toevloed van vochten
en daarop volgende ettering ten gevolge heeft, en tot eenen tegenprikkel aan diegene vcr- ftrekt, welke de onderscheidene werktLxigen (organen) en ftelfels aandoen, Geene genees- of heelkundige bewerking
is van uitgebreider en algemeener nut en te- vens minder gevaarlp en fchadelijk dan de- ze, het zij dezelve als hulp- of als voorbe- hoedmidd.1 aangewend wordt; waardoor zij niet alleen in alle ontftekingen der levens-
werktuigen, als dij van liet hoofd , der adem- haling en des buiks, de hevigheid van der- zelver toevallefi cene heilzame afleiding en o
Wijziging verleent, maar vooral in alle lang-
durige (chi'onifche) kwalen, zoo als vervan- genheid, kreupelheid, mok en velerhande huidzüktcn, wier hardnekkigheid alle ande- re hulpmiddelen trotfeert, levert zij vaak het eenigfte hulpmiddel op. 420 Men onderfcheidt dezelve in dragten
en f on te nellen. De eerfte welke het meeste aangewend worden, beflaan daarin, dat men eene opening in de huid maakt en door dezelve een band fteekt, hetzij van ge- woon linnen of wollen .band, of wel cene Uit hennip en haar gevlochtene koord, be- ftreken niet ecne prikkel:mie zalf, als bafi- licum enz., zelfs met fpaanfche vliegen , het- wel-
|
||||
300 HEELKUNDIGE VERR1GTINGEN ,
welke fpoedig eene kundige ettering te we»
ge brengt. 421 De plaalfen waar dezelve aangewend
worden, zijn veelvuldig, en hangen van om- ftandigheden, den aard en de zetel der ziek- te of des tocvals af: als aan de borst, tus- fchen de voorbeenen, aan de kaken, den hals, op de ichouders, het kruis, aan den elkboog, aan de dijen, aan onderfeheidene plaatfen der beenen enz. Het werktuig waarvan men zich hierbij be-
dient , zijn de zoogenaamde f o n t e n e 1 naal- den, welke in fcherpe (20) enl'tompe (21), onderfcheiden worden, waarvan de laatfte alleen dienen, om na het maken ee- ner opening in de huid, door het celwijs- weeffel te iïooten en dit los te maken. 422 Naar mate men naar eisch der omftandig-
he-
|
||||||
(20) De fcherpe fonlenel naalden,PI. III fig. 3
dienen om de doorfteking dei- huid , tevens te verrigten ; de;:clve zijn uit goed (taal gevormd, rond, aan de eene zijde van eene Iarisvormiga tweefhjjdige punt voorzien en een weinig gebogen; voorts zijn zij tot doorftcken van den band, van een oog voorzien, dat zich of in de ac.h- terfte helft der punt, of aan liet einde der naald bevindt, welke eene lengte van 8 a 10 duimen heeft, en veelal uit 2 (lukken beftaat, die te zamen gefchroeld kunnen worden. (ai) De f torn p e zijn breedcr en plat zonder punt.
|
||||||
DE DRAGTEN. IV. Afd. $0Ï
heden zich van het eene of andere foort de-
zer naaiden bedient, verfchilt de wijs van het zetten der dragten ; indien men de f c h e r- p e bezigt, zoo wordt de huid in eene plooi waterpas te zamen genomen, van het lijf verwijderd en vervolgens met de naald door- boord, in welke de band ingedoken is of wordt, die men vervolgens zamen knoopt. Men maakt vooral van de andere wijze
gebruik, wanneer men eene fterke werking verlangt; hiertoe wordt de huid in eene loodregte plooi van het lijf afgetrokken, en in deze met de bistourie eene infnijding van één duim breedte gemaakt, waarin men de ftompe fontenelnaald met ingeftokenen band, vier a zes duim benedenwaarts onder de huid fieekt, dezelve voorts van het celwijs weef- fel fcheidt en rondom los maakt; vervol- gens ligt men haar met de punt op en ver- rigt aldaar eene tweede infnijding, door wel- ke de band met de naald getrokken wordt. Het is een algemeene regel bij deze be-' werking, dat de band fteeds in eene lood- regte rigting moet worden doorge(loken , ten einde de etter eene vrije ontlasting te ver- fchaiFcn, en dat men dezelve dagelijks ver- fchuive. 423 Behalve deze dragten worden fomtijds
yan fon teil e 11 en, bijzonder vóór de borst ge-
|
||||
§02 HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN,
gebruik gemaakt; men maakt daartoe in de
huid eene dwarfche infnijding, en deze met den vinger rondsom van het celwijsweedel los, waarna men in hetzelve een dubbeld gevouwen rond leder fteckt, in het midden van een gat voorzien en vervolgens terebin- tnijn-oïie in deze opening giet, terwijl men, wanneer de ëttering genoegzaam daardoor ver- oorzaakt is, dezen ontlasting verichaft door eene opening op het laagfïe der gezwollene plaats te maken. In dringende gevallen zoo als in de klem
en pestbuilen, heeft men zich met goed ge- volg bedient van den witten nieswortel, wel- ke men op foortgelijke wijze als de fontenel • onder de huid fteekt,
c. Dein f n ij d i n g e n.
.424 Even noodzakelijk, fchoon minder menig-
vuldig voorkomende, zijn de kunstige ope- ningen welke gemaakt moeten worden, om liet ligchaam van vreemde voorwerpen of fcha- délijke ftoffen te bevrijden, die in hetzelve eenen nadeelïgen prikkel te wege brengen; het zrj dat deze uit vreemdaardige ligchamen befbian, zoo als b. v. kogels in gefchotene wonden , of glas, fpijkers enz., in voetwon- den , of wel, dat zij als uitgeftorte vochten K en
|
||||
DE INSNIJDINGEN. IV. Jfd. 303
en etter in gezwellen opgefloten zijn, van
welke vooral de laatfte, door een te lang verblijf in dezelve, icherp en bijtende wordt en den verwoestendften invloed op de aangren- zende deelefl uitoefent, daar zij ter baning van eenen weg tot ontlasting, overal holen en fistelachtige gangen graaft, die niet an- ders dan door diepe infnijdingen weggenomen kunnen worden. 4? 5 De gezwellen zijn van tweederlei aard die
men door de benaming' van heete en koude onderfcheidt, van welke de éérl'te, zoo als zadel- drukkingen, uit uitwendige, andere gelijk inden droes enz. door inwendige oorzaken ontftaan, en wanneer zij niet verdeeld worden, gewoon- lijk in ettering overgaan; en wijl alsdan er gcene hoop meer overblijft om hen te doen verdwijnen, wordt het noodzakelijk tot eene onverwijlde opening over te gaan, zoo dra derzeivér rijpheid door weekheid wordt aan- gekondigd. Koude gezwellen, zijn de zoodanige
die onpijnlijk zijn, geene bijzondere hitte of ontfteking vertoonen en alleen door bijko- mende oorzaken in ettering overgaan; zoo als leggers, fchjrhakken, gallen enz. Zoo wel de eene als andere kunnen door kunst- bewerkirjo-en weggenomen worden, waartoe zich tweederhande wijzen aanbieden, name- lijk, |
||||
304 HEEtKUNPÏGE VERRIGT1NGEN ,
lijk, de infnijdingen en het fchroeijen met een
gloeijend ijzer. 426 Tot het verrigten der eerfte worden on-
derfcheidene werktuigen vereischt. Diegene welke tot het doen van infnijdingen
gebruik1: worden, beftaan uit ondericheidene foorten van heelkundige mesfen , fcharen, enz. De eerfte zijn verfchillende foorten van bis-
touries, f kalpels , lancetten en hoefmesfen. 427 De bistourien (22) zijn mesfen van
verfchillende gedaante , welke daarin overccu- ftemmen , dat zij als een knipmes , doch zon- der veer, in een hecht van fchildpad, hoorn of balein kunnen toegevouwen worden. Zijn
(22) Men ziet in Fl£. 4. a, een fkalpel, en in b
eene b i s t o u r i o met eêne ronde fnede, eenigzins liol geflepen, van welke men zich tot liet ariglUéren en zooda- nige infnijdingen bedient, die van buiten naar binnen moeten geleideden. In Fig. 5. is eene fpitfe rest e bis tour ie met eene
regte fnedc en rug vertoont, waarvan men gebruik maakt om van binnen naar buiten te fnijden, om het kwetfen van, vaten te vtrawden. Het ian c e t ■»■ or m ig e twecfnijdige bis tour ie,
Fig. C>, dient tot opening van gezwellen en aderlatingen, en dat met uitpuilende fnede Fig. 7, tot een foórtgebj'k einde als de fkalpel. Om fistelachtige höllighedente openen wordt van de krom-
in e bistourie Fig. 8 en o gebruik gemaakt, waarvan de laadte een knopje aan de punt bezit, waardoor men vaa ketzclvc met meer veiligheid gebruik maakt. |
||||
D E I N S N IJ DING E N. IF. Afcl. 305
Zijn zij van een vast hecht of van eene
veer voorzien , ten einde grootere kracht te kunnen aanwenden, zoo ontvangen zijden naam van fkalpcl; gewoonlijk worden zij dan ook iets grooter gemaakt. Tot het doen van infnijdingen in den hoef
bezigt men bijzondere zoogenaamde h oef- me s f e n , die door hunne flerkre vooral daartoe gefchakt zijn C-3J), bij wier man- gel men zich van het gewone veegmes be- dienen kan. 4.28 Behalve deze mesfen kan men onder de
fnij-
|
||||||
O-3J Men heeft drie foorten van hoefmesfen, te
weten: liet eig*„ljjke hoef-bistourie, Tig. 10,
dat overal geljjk breed, van eenen dikken mg en eene
: punt voorzie:: is, en door deszelfs fterkte ver-
gu::: het hoorn naar welgevallen te iïiijeien.
Het gr oefmes, Fig. u, bezit eene gelflke regtt
loinr, welk» purtt zoottónig regthoekjg baaksw|js omge- bogen en tweefijgdig is, tbr. men het naar beide zijden gebruiken kan. Deszelfs fneden brengen Ureede groeven V'>rt, -,',-; r beftenttning is afloop te verfchaffea aan de 'm den voet üit&eftorte vochten en etter; ; Het m ij r t fa e n b ; a d v o r m i g e m e s , Flg, 12, a , J> dat eene eironde, fcweefngdige en aan de punt opgebogene kling bezit, heeft eene bijzondere beftemniitig in de kunst- Jewerking van den hoornfistel en om verharde of fpons- «chtige randen der wonden weg te nemen; tot het zelf :'c einde dienen de gebogene bojanesfen, Fig. is> welk$ ji'gts of iinks gebogen en van eenen rug voorzien zijn, V |
||||||
3CÖ HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN ,
fnijicnde werktuigen nog de fc baren re-
kenen , van welke men behalve de gewo- ne rcgte, noch twee foorten van krom- me fcharen (24) bezigt. 429 Tot liet openen van harde deelen waar-
toe de bovejnfta»nde werktuigen geene ge- noegzame fterkte zouden bezitten j ciï die flechts eenc kleine opening vereiichen » om de '• nadeelig werkende oi uilgeftoïte vochten enz,
afloop te verfchafFcn , die, het zij in de hol.» ligrieden des hoofds of in den voet opgeflo- ten zijn, maakt men nog van een werktuig gebruik, hetwclke den naam van trephine draagt <as), welks eenvoudige zamenftelling het
\ --------------------------X--------------------------■
C24) Het eerfte foort van kromme fcharen. Flg.
14., is volkomen als eene regte gevormd, uitgenomen dat dezelve: volgens hare vlak re omhoog gebogen is; men bedient zicli van deze 6m oirilekende ligchaamen op eene vlakte, of de haren ter plaatfe waar men eene in. fnijding wil doen, weg te fnijden. a Het andere is de krom me infn ij.din gs- fchaar.
Tig. 15, welke voor die plaacfen gebruikt wordt, waar toen zich niet wel van het mos kan bedienen, zoo al* aan de oogen en de weeke ligchaatnsdeelen. (25) De trephine heeft de gedaante ecner ge-
frone Ftetboor, met een ftalén handvat, en onder van eene Zoogenaamde kroon voorzien, wejker tanden wederzijds fnijden, waarvan men zich bedient om een rond ftuk been4 Jfooral »it dun. harfenpBIl, of Uuo>» nit te boren. |
||||
DE T Tv S NIJDIKGEN. IV. Af3, 307
het den voorrang boven den gewonen trepaan
cloet geven. 430 De bedoeling en het gebruik aHë de-
zer werktuigen* ftfekt daar heen, de vochten DWtlastirig te verfchaffen die in een ge- zwel of holte op gefloten zijn, en eeüe ver- woestende werking öp de aangrenzende dee^ len ztmdèh uitoefenen, of wel, febade- ïljke voorwerpen te verwijderen, welke voor- al in gcüokcne' en gefchotene wonden aan- wezi I . ien,zijn; om v;ier diepte en aard te peiïen en te onderzoeken, men zich van de zoogenaamde fond e (26) bedient; ter- wijl men tot hunne verwijdering van eene tang en pincet (e") gebruik maikt. Daar
|
||||||
(26) D;: fonde beftaat «ir eene uit ij.'er, zilver of'
IJiftj welks eend einde van een rond knop- je voorzien is. De e; c f; r o c T d e fonde, Fig. 16, (fieSt om in fistct- • ;•' rï :■.■■'. infmjdïn: met de pont te plaatfeu en dus zoiider gevaar te befturen>
(er) Be tan:.; waa.....an men zïen bedient om vrecm-
'i o't te trekken, !-; büna als eene u-;iaar ge-
imen du:: deszelfs eilidtn half roiroi:d,e« ser plaatfe waar zij op een fluiten, gegroefd zijn. Het pincet, Fig. 17, is een veêrhard ftaal tertge-
'ie!. waarvan men zich bedient, zoo om het verband . ., te vattc.i-, die de vin«
gers bezoedeld, of ontglippen zouden. |
||||||
308 HEELKUNDIGE VERIUGT1NGEN ,
431 Daar tot het verrigten der meeste infbij-
dingen, ontleedkundige bekwaamheden en eene geoefendheid vercischt wordt, welke men bij vele lezers dezes werks niet veronderllel- len kan , zoo bepalen zich dezelve voor de- ze, tot die , welke tot het openen van droes? of onderkaakklier-, vijvel- of ooi-klier-en za- delgezwellen, en des noods tot die des hoefs vereist:ht worden, tot wier gepaste volvoe- ring de volgende algcmcene regels behooren waargenomen te worden. 432 In alle heelkundige bewerkingen, moeten
de infnijdingen genoegzaam uitgeftrekt gefchie- den om de bedoelde werking voort te bren- gen , doch aan de andere zijde, ook niet grooter dan hiertoe vereischt wordt, en met zoo weinig verwoesting der gezonde deelcn als mogelijk zij, ten einde de weder herftel- ling des te fpoediger plaats grijpe. Te dezen einde moeten dezelve zoodanig
gefchïeden, dat zij gelijkwijdig met de ve- zels loopen, en dus loodregt aan den hals, de borst, de vóór- en achterbeenen; terwijl zij aan het lijf waterpas verrigt, en in bei- de gevallen door het affnijden van het haar vooraf gegaan moeten worden. Bij het openen van ettergezwellen, het-
welke fteeds aan de laagfle plaats moet ge- schieden om den etter genoegzamen afloop |
|||||
■
|
|||||
«KT BRANDEN. IV. Afd. 309
te verfchaffen, vermijde men , de opening zoo
groot te maken dat de lucht in derzelver hol- lïgheid kan indringen, en daardoor nadeelig op de onder dezelve gelegene deeleri werken, en poge, vooral in niet verouderde ge- zwellen , door eene kunftige drukking de ver- eeniging der opperhuid en het celwijs weeffel met deze weder tot (tand te brengen, wijl de verzuimenis daarvan derzelver geheele af- ftervlng te wëge brengt, en door hunne noodzakelijke weder voortbrenging eene zeer langwijlige genezing ten gevolge heeft, waar- van men dagelijks de voorbeelden ziet, in de langdurigheid der door de zadelkwetfing veroorzaakte wonden. i. Het branden.
433 Van zulk een uitgebreid nut en met zoo
weinig gevaar verbonden is het fchroeijen met een gloeijcnd ijzer in de heelkunde der die- ren, dat rnen zich te regt verwonderen moet, dat zulks niet algemeener aangewend wordt. Men bedient zich van hetzelve tot berei-
king van een tweeledig doel,' namelijk: door toefchroeüen van aanmerkelijke bloed- Taten eene gevaarlijke bloedftorting te fluiten, of wel, door het veroorzaken eener kunfti- ge or.tfteking, de opflorpende vaten eene vermeerderde werkzaamheid te geven tot U 3 het |
|||||
*
|
|||||
310 HKEÏ.KUNDIOR VERJUGTINSP.N.
het inzuigen van fcha ielijk werkende of uit-
geilqrte vochten of andere zelfftandigbeden ; terwijl "het daarenboven door zamentrekking van den omtrek der bekleedfelen van eenig
deel, kan bijdragen tot het verminderen des omtreks van koude gezwellen, als zoo. is dit het zekcrfte middel tot wegneming van gallen, leggers, fchijthakkcn, uitzetting var» gewrïchtbai d n , reu natieke kreupelheid, enz. en tot het \ van eeneli tegenprikkeï in ver!chei t.s ;,id::en; eindelijk, om eene
affchtidin,g tusfchen een gezond en verdor- ven deel te weeg te brengen, en fchadclijke . te vernietigen. 434 De werktuigen die men tot dit oogl
bezigt, zijn van vericüillende gedaante, ge- woonlijk van ijzer met een :n houten fteel voor- zien en aan het andere einde, van eene mes- of r i n g v o r m i ge, p un tig e of p 1 a 11 c gedaante , volgens het doeleinde waartoe men hen gebruiken wil. 4~5 Dezelve worden met ffeen- of nog beter
met houtskool, kers '00 : g] ■ :'. nde gemaakt,- afgewreven, en zoo lang over de huid ge- ftreken tot deze zonder geheel doorgebrand te worden, eene bruingele kleur verkrijgt, waarbij men de plaats die men door fchroei- jing eene grootere werkzaamheid wil geven , feet
|
||||
VEREENIGING DER WONDEN. IV. Jfd. 31X
het zij met ftrepen of met punten, volgens
zekere orde brandt ; (Pi. II.) zelfs is 'ie: in ibra- mige gevallen voldoende tot voortbrenging der ontfteking , dat men het ijzer alleenlijk in de nabijheid houde, en eene of andere-prik- kelende zatf doe intrekken of cene fpekzwaard tusfchen het ijzer en de huid plaatst. Ter uitvoering dezer bewerking is het noo-
dig dat het paard nedergeworpen wordt, dat men van een genoegzaam getal ijzers voor- zien is, ten einde ftéeds behoorlijk gloeijen- de voorhanden te hebben, en dat men wel in acht neemt, om de huid wel genoegzaam, doch niet me.r dan half door te branden; waartoe zulks met eene iigte hand zonder drukken gefchieden moet, terwiji men na de bewerking de gebrande plaats met eene ver- zachtende zalf iiilaicert. Tot' het ftèmpen van bloedingen, dat naar'
den aard der plaat'en met het platte, ronde ■of puntige ijzer gefchiedt, moet hetzelve- mede niet te fterk op de plaats gedrukt worden. e. Het verSenigen det wonden.
43^ Hetzelve gefchiedt door naden van ver-
fchillende foorten, door welke men de wond-
lippen, vooral van gebouwene wonden te
zamen hecht, in diervoege als hiervoor aan
. gewezen is.,
De werktuigen waarvan men zich hiertoe
U 4 be- |
||||
Jla HEELKUNDIGE VERR» . 1' ,;:>. ,
bedient, zijn de zoogenaamde, wond n.
den, Fig. ao, krom, met een driekante punt, en aan cle tegengeftelde zi';Je van groo- te en kleine oogen voorzien , tot doorftekea van bandjes of meervoudig zamengedraaide draden, met welke men de randen der won- den zamentrekt en veriienigt, hetwelke in jnenigerhande gevallen ook door een pik- pleister gefchiedea kan. 437 Tot de ftuitaag der bloeding van aanmer-
kelijke bloed- en vooral flagaderen, dat bij kleine door zatnentrekkende middelen , zwaiq enz. gefchiedt, wordt bij grootere liet mid- del van toefchiocijing of wel dat van het onde r b i n cl e n vereischt, tot welk laatfta men zich , liet zij van den zoogenaamden flag- ader-ha a k of wei van de t a n g bedient, waarmede men het bloedvat omvat, te voor- fchijn trekt en vervolgens met eenen dubbe- len gewasten draad ombindt en toeknoopt. ƒ. De verban d e n.
43S- Na deze voorafgaande befchrijving der nood»
zakclijkfie heelkunftige bewerkingen, zal het
niet overbodig zijn, kortelijk de middelen te gewagen, waarmede, men door het verbinden der wonden, breuken en ven'ekkingen, hunne heeling bevordert. |
||||
DE VERBANDEN. IV. -dfd. 315
Dezelve beftaan uit plukfel, kompresfen en
zwachtels; zij hebben ten doel de kranke le- den zoo nabij mogelijk hunne vorige ftelling te doen hernemen, deze voor nadcclige indruk- ken te befcb 'mens en de 'heelmiddelen gele- genheid te geven op de voordeeligfté wijze te werken. Het plu U fel dat bij den mensch uit uïtge-
trokkenc lijnwaaddraden beftaat, doch waartoe men by het paard, vooral in groote wonden, meestal wel geklopt wek , hennip of vlas neemt, dient, of om als prikkel of opdroogend middel op de wond te werken of heelmiddelen in de- zelve te brengen. Naat mate van derzelver aard worden deszelfs draden gefchikt, en ont- kenen daarvan den naam van plumaceaus, wieken, ftcekwickeil, proppen, enz. 439 Kompresfen beftaan uit meer of min
verdubbelde lappen oud linnen , flanel of wol- Ie, en dienen om eene wond of andere be- fchadlging te dekken, eene zekere drukking te wege te brengen, of bevochtigd tot natte omflagcn voor het lijdende deel te dienen. Re zwachtels of verbanden hebben
ten doel, beide vorige hulpmiddelen ter hun- ner plaats te doen verblijven en voor verfchui- ven te bewaren; men bezigt tot dezelve lin- nen of wollen ftrooken, riemen, koorden *nz. U 5 Aio
|
||||
g!4 HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN ,
44o Als een algemeene regel bij dezelve is
waar te nemen, dat zij zoo eenvoudig en wei- nig drukkende voor het dier moeten zijn als eenigzins mogelijk is. , Daar tot voorkoming hunner verfchuiving,
vaste bevestigingspunten vcreischt worden , dient daartoe een buikfingel, waaraan zich een borst- en ft a a r t r i e m bevindt, waar- Van" de fingel zes duimen breed en van zacht leder behoort te zijn; Voorts dient tot ver- band des hcofds een breede met baai gevoe- derde halfter van zacht ieder, in de gedaante eens hoofdgeftéls gevormd, waaraan zich een keel- front- en ïieusriem bevindt, en voorts met eene dubbele rij nestelgaten tot bevesti- ging der verbandfuikkcn voorzien is. Ten einde een denkbeeld te geven van de
wijze hoedanig de onderfcheidene verbanden be- werkfteüigd worden , is hier (PI. II.j) de afbeel- ding dergene gegeven, welke la f o s s e in zijn Cours cP hippiatriqua voorschreven heeft. Zeer bezwaarlijk valt het echter dezelve
werkdadig- aan te wenden, wegens de 011- rustighcid die het dier gewoonlijk bezit, en die aar-lei. ing geeft dezelve fpoedig te doen verfclmiven, weshalve het in de meeste ge- val'en verk'esbaarderis van eene eenvoudige be- dekking gebruik te maken, die uit eene gro- ve linnen lap beftaat, welke men naar eisch der oiidtandgheden 3 met banden aan den fm- gel,
|
||||
DE VERBANDEN. IV. Afd. 3I5
gel, de bars*- of ftaartrieiH , of wel aan den
en befchrevenen halfcer bevestigt. Voor de beenen 2oude men ook met meer voor- de ie loon van lederen kous gebruik bui nën maken, uit zacht buigzaam leder ge- vormd, van nesttlgaten en eene rjjgfnoer voor- zien, welke eene uitürijding voor de knie of hak bezit en tevens beweegbaarder en min- der aan verichuiven onderhevig' is , dan zwach- tels ; terwijl in voerwonden een diergelijke ruime lederen fehoen verre den voorrang bo- ven .ueze verdient. TWEEDE ARTIKEL.
De middelen om zich van het paard te
verzekeren.
441 Tot het doen der meeste dezer bewerkin-
gen is het volilrekt noodig zich zoodanig van het paard te verzekeren, dat het even min door de pijn die het ondervindt, pogingen doe zich deze door beweging te onttrekken, als doop verdediging den bewerker in levens- gevaar breuge. Men bedient zich hiertoe van verfcheidene
middelen, als , door Jen k <n t v e 1 of p r a a m die men het op den bovenlip, zet; den mond- rooster waarmede men dezen opent; de k o o d f t a 1 en het werpgereedfehap om zieh geheel van hetzelve te verzekeren. |
||||||
5*6 HEELKUNDIGE VERRIGTINGEN ,
De beide eerfte werktuigen worden dan ge-
bruikt , wanneer men Hechts eene eenvoudige kortftondige kunstbewerking behoeft te ver- rigten, en Hechts weinig tegenkanting te wachten heeft. 442 De praam, PI. I. Tig. 1, c, waarin men den
bovenlip prangende, door de pijn welke het
paard bij iedere tegenkanting gevoelt, hetzel- ve tot onderwerping dwingt, is van ijzer -of hout gevormd, waarvan de laatfte het eenvoudigfte en werkzaamfte en dus het ver- kiesbaarfte is. 443 De mondrooster d, van ijzer gevormd
en met een handvat voorzien, wordt gebe-
zigd om het paard den mond te doen ope- nen , wanneer men deze wil onderzoeken of er eenige kunstbewerking in verrigten. 444 De noodftal is dan alleen tot het doen
eener zamengefrelde bewerking aan te raden,
wanneer dezelve zoodanig ingerigt is, dat men door middel eens treeden fingels het paard van den grond opwinden en alle te- genkanting volftrekt beletten kan, of dat de bewerking in deze ftelling volvoerd kan wor- den. 445 In vele andere gevallen is het eene'vol-
ftrek-
|
||||
MIDD.TOT VERZ. VAN HET V AAV^T).IV. jffd. 3l>
ftïekte noodzakelijkheid hetzelve neder te
werpen, niet alleen tot het doen van kunst- faewerkingeö en het verbinden, maar zelfs is zulks bij fommige paarden het eenige mid- del om hen te kunnen beflaan. Hiertoe worden vereischt vier dubbele fter-
ke lederen riemen, met baai of zelfkant ge- voederd , van die evenredigheid dat zij de voeten kunnen omvatten; dezelve zijn aan hunne beide uiteinden van eenen ijzeren ring v» " voorzien tot doortrekken der koord, ty. I, Fig. i. a, (28;). Om het nedcrwerpen van het paard te be-
/ werkftelligen, kieze men eene vlakke plaats uit, welke men tien voeten in het vierkant dik met Itroo bedekt, en brenge het paard op dezelve, na het, indien omftandigheden zulks vergunnen, 24 miren te hebben doen vasten, tot voorkoming dat de val geene der inwendige deelen doe bersten. Vervolgens worden de riemen om de voe-
ten gelegd en na de koord aan dien van het lin- ker of regter voorheen bevestigd te hebben, naar
|
||||||
(28) Deze kluisters verdienen de voorkeur in al die
Bevallen waarin men geene der bedien onder de kunstbe. werking behoeft los te «aken, v/ijl zy van zelve afval- len; edoch wanneer men eene der beenen verpteatfen moet, zoo bevestigt men aan hetzelve eenen foortgeljj» fcen kluister, die van eene gesp voorzien is. [Fig, 1, t.} |
||||||
5_l8 MIDDEL. TOT VERZEK. VAN HET PAARD.
naar mate de zijde is op welke men' het paard
•wil doen nedervaUen, wordt de koord door de overige ringen en eindelijk door diegene jëftoken a.n welke zij bevestigd is, waar- van men het einde twee man in handen geeft. (zie Pi. I. Fig. i) Ook kan men twee koorder ann de over-
Üoekfche vóór- er; achterbeei en doortrekken, zoo dat de cc; e k< /' en de vóór , en de andere ttisfciien de rckiew toor-
gaat» en ieder door twee man vastgehouden
wordt, waarvan de een naar voren en de andere naar achteren trekt, betwelkc door alle gelijktijdig even fterk geickaeden moet. Welke dezer beide wijzen men ook ge-
bruike, men phtatfe nog iemand aan het hoofd
die het paard met den praam op de ners vast- houdt , en ée'n aan de (taart om het aefatet- • geitel vooruit te drijven, benevens twee man ter zijde om het in den val te .onderfteu- nen en op die zijde te leppen die men be- geert; alwaar men een deken uitfpreidt „m voor te kernen dat geene ftroohalmen deszuis oog befchadigen, of wel men omwikkele 1 et met denzelven. Zoo dra het paard gevallen is gaat een hum er op den hals zitten om zich van het hoofd des paards t« verzeke- ren, van hetwelke m.n de vier voeten met eenen losfen knoop te zitm n bindt, en door dezen eene Üroowis ftcekt. DER-
|
|||||
V
|
|||||
KEUZE DER GENEESMIDDELEN. IV. Afd. 3IJ>
DERDE A R T I K. E L. Het toedienen en de vorm der genees- en
heelmiddelen.
a. Keuze en o n der feh ei ding der
geneesmiddelen.
445 De genees- en heelmiddelen die het groeï-
ftoffelijk, delfïloffelijk en dierenrijk opleve- ren en in de veea. tfenijkunde gebezigd wor- den, hebben genoegzaam dezelfde toepasfmg en werking op het dierlijke , als op het men- fchelijke ligchaam , echter met eenige wijzigin- gen , die voornamelijk ontleend worden uit het verfcinl dat tusfehéri de bijzondeie bewerktui-
ging, grootte en de levenswijs van een plant- en vleeschetend dier plaats grijpt (20). Terwijl het ten alge™ eenen regel wordt aan gen omen, om wegens de vereischte grootere hoeveelheid,de minst kóstba'arfte en eenvoüdïgfte uit te kiezen. Bij derzelver gereedmaking hebbe men op te
(29) Wilde men de .kracht der geneesnrddelen bera-
Icu volgens hunne uitwerking op het menicheTjjke lig- chaam, en dat der vleeschetende dieren^ zoo zoude men de uitkomst geenzins aan de verwachting zien beantwoor- den, daar zrj op das» vaak de ftefcfte uitwerking heb- ben, terwijl zij °p de plant- en graanStetide%weinige of eeno geheel andere te wege teengen.; deze verdragen niet alleen *e!e plantgiften in eene verbazende hoeveelheid, naarde «ptesglans en hare bereidingen; de kwik en het rattenkruM in zulke lletke giften, die voor de vleeschetende dierea •oorzeker doodeljjk zouden zjjn. |
||||
J'S O VORM DER GENEESMIDDELEN,
te letten, geene tegenftrijdige zamen te voe-
gen , en dat de onderfcheidene foorten die één geneesmiddel uitmaken, wel te zamen en gelijkelijk vermengd worden. Men ontvangt de geneesmiddelen uit de
drie rijken der natuur, terwijl derzelver be- reiding het onderwerp 'er artfenij-mengkunde uitmaakt. Geeft of bezigt men dezelve zoo- danig' als de natuur haar oplevert, zoo wor- den zij e e n v o u d i g e geneesmiddelen (sim- plicia) genaamd; worden verfcheidene te za- men verëenigd, zoo ontdaan hieruit de za- men g e ft e 1 d e , Xcomposita); terwijl diegene welke door kunstbewerking uit een der drie rijken getrokken worden , den naam van fchei- kundige ontvangen.
Volgens hunne aanwending worden dezelve
in inwendige en u i t w e n d i g e .onder- fcheiden ; van welke de eer ft e in het bijzon- der den naam van gene e s- den laat ft e die Van heelmiddelen dragen.
Onderfeheiden is de vorm en de wiize
waarop eene en andere vervaardigd en toege- deeld worden. b. Vorm en t o e d e e 1 i n g d e r g e n e es-
e n heelmi d delen. 447 De geneesmiddelen worden bereid in de
gedaante van poeiers, pillen, flikbrokken, kaauw»
|
||||
IN VASTE ZEï.FsTANBISI«ÏB. IV. AfcL %IX
kaauwpoppen, dranken en lavementen.
Uitwendig worden de heelmiddelen door
infpuitïiigen , baden, wasfehingen, imeerfeïs, pleisters en berookingen aangewend. 4. Vorm en to e d e e l i ng der g e n e e s m i d d e 1 e n.
i) Geneesmiddelen in- vaste zdfflandigkerd.
448 De poeders worden het paard ingege-
ven, vermengd met naigemaakt voeder, het zij haver, meel, zemelen enz.; edoch, daar dezelve indien zij eenen voor hetzelve 011- aangenamenünaak bezitten, het van eten kun- nen wederhouden, en ingeval het den eet- lust ontbreekt, hetzelve nog minder dit ver- mengd dan zuiver voeder zal nuttigen; zoo is hun gebnijk zeer beperkt en alleen bij wel- finakende geneesmiddelen en voondurenden eetlust van toepasfing, weshalve zij verre teg^n dranken, flikbrokken en pillen terug ttaan. /49 Uit dezen hoofde maakt men een uitge-
breider gebruik van pillen eaflikbrofc» ken, welke voqj ■• ". verudnllen, dat men de eerfle eene vastere :;ejfflandig-
heid geeft; beide wori d door de tot poeder geftootene ge iefc^, door mid-
del van honig, lïjroop, jeneverbezienfijropp,
wortelfap en zelfe in vele gevallen door dik ge- V kookt |
||||
32Ï TOEDEELING DER GENEESMIDDELEN,
kookt rogge- of tarwenmeel tot een e zooda-
nige weeke zelffrandigheid te vereenigen, dat men ze in eene der bovengemelde vormen kan ingeven. 450 De pillen worden ter grootte van onge-
veer een hoenderei vervaardigd en aan een puntiggefnedenen fbk gedoken, met welken
Uien ze het paard tot in de keel brengt, waar zij dezen van zelve verlaten en vervolgens doorgeflikt worden. 451 De flik brok ken worden op eenen hou-
ten fpatel genomen, vervolgens vat men met de linkerhand de tong des paurds , trekt de- ze uit den mond en ftrijkt met den fpatel de flikbrok op dezelve, waarna men de tong loslaat, bij wier terugtrekken, het paard verpligt is den flikbrok door te zwelgen. 45a Een ander middel zijn de zoogenaamde
kaauwp oppen, beftaande uit geneesmid- delen die men om een trensgebit bindt, en ze dus het paard, dat men omkeert, in den mond geeft, hetwelke door kaauwen op de- zelve , derzelver zelfstandigheid' inneemt. s) Geneesmiddelen in vloeibare zelfflandlghiid.
a. De dranken. «55.3 Men gaat over tot het toedienen vaa
d r a n-
|
||||
DR. DRANKEN. IV. Afd. 323
dranken wanneer de geneesmiddelen uit
afkooklels of andere vloeibare of zoodanige middelen Bëftaan, wier oplosöng in de maag moeijelijfc', onvolkomen of langzaam plaats grijpt, waarom men zulks alvorens verrigt, b. v. der zouten in water, der harsten en gommen in brandewijn enz. of, dat men llijme- rige middelen tot verzachting of omzwachte- ling van anders fcherpe middelen wil bezi- gen, waartoe het Hjnzaadmeel en de heemst- wortel bijzonder gefchikt zijn, of eindelijk, dat men eene fpoedigere werking derzelve verlangt. Het ingeven derzelve gefchiedt door middel van een hoorn, van een blikke of bij derzelver mangel, van eene gewone fterke flesch met eenen langen hals , waarbij men op de volgende wijs te werk gaat. Indien men al van geenen bïjzonderen toom
tot ingeven, of zelfs van geene gewone wa- tertrens voorzien is, welke fteeds de voor- keur verdient boven, vooral dunne touwen, die ligt den mond befchadigen, (_3o) neemt men
|
|||||
(30) Tot hot ingeven bedient men zich van eenen bfl-
conderen toom, welke uit een gewoon watertrens - hoofd- gellel beftaat, waaraan bij wijze .van een gebit eene ron- de ijzeren ftang ter lengte van 6 duimen en één duim dilt bevestigd is, wederzijds van eenen ring voorzien, aan welke be; touw bevestigd wordt, met hetwelke men het hoofd omhoog trekt; of wel dezelve beftaat uit een ftuk Vs
|
|||||
|34 TOEEEEI.ÏNG DER 6BNEES] EW,
men een fïcrk, tamelijk dik touw, waarvan
men het eenc einde tot eeue lis vormt, di£ men bet paard om de bovenkaak boven de haaktanden flaat: vervolgens fteekt men het andere einde door eenen ring of katrol die zich boven fret paard bevindt en trekt des- zelfs hoofd met kracht omhoog; of wel men verheft hetzelve door middel eenër hooivoik
wier tanden men door de;;e Ü9 fi Voorts treedt men ter zijde van het p; fteekt de punt van. den hoorn, trechter of de hals der fier, ia des: ■:■::! t;:sfl'hcn de haaktanden en kiezen , en giete met eeni.-
ge tusfchcnpoozïngen het de drank in den hals. (PI. I. JFfgi 2-) i. De 1 n vemen ten en i n f pui t i n ge n.
454 De in f puit i n gen hebben een uitge-
breid nut in de veeartfcrdjkur.de, het zij de- zelve ais zoodanig in oiidencheidene piaatfea of als lavement gebezigd worden. 455 Tot het jnfpuiten der lavementen
bedient men zich van de klijsteerfpuit, (31) " of
|
||||||
van een geweerloop, dat aan het e£tic einde gefloten^ in
liet ïnidden ^s:1 eene sirom g tin het ander* Sao eenen trechter $pt ingeven der dranken voorzien is.
• De klijsteerfpuit welke van die grootte we-
|
||||||
LAVEMENT, EN INSPUITINGEN. IV. Afd. 3*5
of van eene zoogenaamde klijsteerkan, (32)
welke wegens deszeifs langzamere werking door verfcheidene de voorkeur gegeven wordt. Bij het aanwenden der lavementen, welke volgens de bijgevoegde voorfetarift^n zamen ge- field en i'teeds laauwwarm toegediend moeten worden , kan men tot beveilig jen het ach- teruit liaan des paards, i, en deswegens
eenige beducining heeft, deszeifs vóór- en
achterbeenen te zamen fpannen. 456 De i öïp ui t i 11 g e n gefelnedcn met eene kleinere zoogenaamde wondfpuit,in zoodanige ligchaamsdeelen en wonden, welke men op geene andere wijze door de heelmiddelen kan doen bereiken, b. v. in de neusgaten, de holligheden des hoofds, in fistelachtige gan-
gen enz. De-
|
||||||
a?n moet dat zij omtrent 2 ponden vochts kin bevatten,
is te bekend on eene verdere befchrjjving te behoeven, verfchillende van da gewone all '.te, en diïrin, ëat fori ■■'.;• eene baigzaw*
lederen bv,;s van omti \ vcete.t len "e ' roegd wordt,
ten oiiije deze vurigciiig zonder gevaar uit te voeren. (32) De I Ej...... 1 ::.■ uit blik gevormd omtrent 4
ponden of eene kanne vochts bevatten kan, is boven met
een welfluitend dekfel, ter 2pe(V*i een handvat en on- *er van eene houten pjjp ,,■ , .... Ka de. *«lve met Let E» ea de met olie bcüs
P*P = ter halvet lengte ter bef tngebragt te
hebben, opent men het del;fel waarop het lavement
ïaam uitvloeit. v4
|
||||||
326 TOEDEELING DEP. GENEESMIDDELEN.
Dezelve beftaan naar eiscri der om'flandig-
heden uit afkookfels van kruiden, fpecerij- en balfemachtige of geestrijke middelen, zco
als tinktuur van mijrrhe , aloë , terebinthijh , enz. en wanneer men eene affcheiding wil bevorderen, uit de oplosfing van opgehevene kwik , fpaansch groen , helfchen fteen enz. O Het inademen van dampen.
457 Niet alleen wordt de zelfftandigheid der
geneesmiddelen zelve, maar ook derzelver dampen en rook met vrucht tot genezing ge- bruikt ; welke volgens hunnen aard op twee- derhande wijze op de werktuigen der adem- haling worden aangewend. Het doen inademen der vo ch tig e dam-
pen is eene der heilzaamfte middelen ter ver- mindering van ontfteking en fpanning, zoo als in den droes, de long- en keelontftekin- gen, wijl zij verzwakkende werken. Men dient dezelve toe, door in eenen em-
mer kokend water, kamillen- of vlierbloemen of bij gebrek van deze, zemelen of hooizaad te doen; vervolgens deze het paard onder het hoofd te zetten en eenen deken over het- zelve te hangen, ten einde het tot inademing dezer warme uitwafemingen te verpligten; of wel, men kookt haver of garst in water, of indien men een fterker prikkelender wer- king |
||||
.
|
|||||||
HET INADEMEN VAN DAM?EN. IV, Jj'd. 32?
king begeert, in bier, en doe dezelve in
eenen zak, welke men het paard, bij wijze van eenen mondzak omhangt, terwijl men in geval van verzwakking van het flijmvlies, de- zelve met heete azijn zoude kunnen vermen- gen, hetwelke vooral in eenen droes en an- dere ziekten met verzwakte levenskracht en yerflijming gepaard, voorzeker goede ge- volgen beloofd; in welke gevallen ook die van welriekende kruiden van dienst kunnen zijn ; men maakt daartoe een kei- of muurfteen heet, plaatst dezelve in een bak, giet azijn op dezelve , en doe het paard de opgeloste dampen op gelijke wijze inademen. 4 58 De b ê r o o k i n g e n met d r o o g e dam- pen van verfchillende zeifitandigbeden , wor- den als een prikkelmiddel aanbevolen, waar- van men vooral in den verdachten droes met regt veel verwachting beeft, welke daartoe door middel eene bijzonder werktuig, in den neus gebragt worden (33); zoo als ook de lavementen van t a b a k s - v o o k (34) zich als
|
|||||||
C3">) Hetzelve beftaat uit eene bolronde Wikke doos, on-
der van eenen rooster, boven van eene flangvorrnige koper* r>!j;>, en aldaar ter 2;ji:;,_, van e(;ne fchuif voorzien, dienende oai her rookpoeder door te werpen, dat alsdan op een Bloejjend ijzer valt hetwelke op den rooster gelegd is. PI. *« (34) Het werktuig tot de lavementen van tabaksrook,
heeft de vann van eenen dubbelen blaasbalg; aan deszelft uiteinde vm r ne lange ledere buis, en op de bovenvlakte van eene ingeftfccoefile, Biet tabak gevulde trtakspüp voor- tim. |
|||||||
jaS, VORM EN GEBRUIK DER HEELMIDDELEN
als een zeer werkzaam nriclel in de 01 gefteld-
heden van het darmkanaal hebben dee»kennen. B, V o rm en g ebru i k der heel m idde 1 en.
459 Do uitwendige of heelmi d delen' be-
ftaan in koude, wasatie en drocge omflagen, baden en wasfehingen: voorts in zalven,, fmeerfels ^n wondfteenen., '.tr- De sm,f.laj Hn van liet uitgebreidfte ea
heüz*aamfte gel ruik in alle heelkundige geval-
len , waarin het floodig is te verdeden,,te •mfpannen, te verkoelen of te verftexken. «. D e GO) ;'i ag O»,
46a De koude om Hagen beftaan, het zij
uit kompresfen die men uit eene of andere linnen of wollen ftoffe vervaardigd, of uit
pottenbakkers klei, eene en andere genoeg- zaam met de begeerde vochtigheid doorweekt, welke naar eisch der omftandigheden verfchil- lende is. Dezelve zijn bijzonder dienftig ia alle gevreesde flcrke ontflekingen, v, de toevloed van vochten, zware en gevaar- lijke toevallen zoi Leo m 'ooj »q als in alle hoofd ji n. oc ':ekingen, zadeldrukking en verdere kneuzingen; voorts in verrekkingen, verzwakking van her cel- wijs wee'ffel en beflisfende gezwellen; van de daartoe gebruikte zelfftandigheden is koud- en vooral fneeuwwater eene der eerfte hoofd- en tevens der onküstaaarfte middelen. Ia-
|
||||
D E O M S ï. A C É »i iF .-f/}/. 329
Indien eene kneuzing verrjeeiing vevciscUt
die niet aififers dan doef fw g bewerkt kan worden, is eene ver-menging van drie
deelen water met één deel azijn en genoeg- zaam zout, of n°. S.}, ƒ zeer gsfehïkt. Bij een zee* 21 iïel is de op',
iog vtn aluin, afkookiel van eikenbssc,
ijzenvater. löödertract, enz. bijzonder nut- tig. Tot het bezielen der deden die hunne werkingskracht verloren hebben, dienen: wa-
ter, azijn-, bra ■;, zeep- en kamfer- geest enz., terwijl men om te verfterkeu, de prikkelbaarheid te vermeerderen en de opflorping te bevorderen, behalve de voor- gaande , potaseh- of lioutaschloog gebruikt. 462 Van geen minder nut zijn de warme
omflagen , vooral tol vc ing der 01 king, verftapping, ontfpatfning en het tot
rijpheid en ettering fctfengèn van ontftekings- en koude gezwellen. Tot verflapping bedient men zich vo
van liet afkookfel van lijnzaad, kavermeel, hemelen, heemstwortel, kaasjeskruid, enz.; tot prn- en kram-pftillhjg kan men afgekookt zwart bilfenkruid , kamillen ■ bloemen , flaapbbl- len en opnvtn k$voegen; terwijl men tot vermeer- dering der werkz | en prikkeling, ztror- I osterdzaad , en
Uit verleerd g ; bïe* of wijn gebruikten
V 5 naar
|
||||
J30 VORM EN GEBRUIK. DER HEELMIDDELEN.
naar omftandigheden er lavendel, majolijn,
falie, munte, jeneverbezien, enz. bijvoegt, om dezelve krachtiger te maken. 463 Bij deze omflagen kan men de pappen
voegen, wier oogmerk is, harde gezwellen en klieren tot ettering te brengen; dezelve beft.ian uit wittebrood, lijnzaadmeel enz.,
■waarbij men, indien de gezwellen verdeeld moeten worden, lood - extract, nachtfehade, enz. en tot pijiiftijling, opium voegt. e. De imvrfl vingen.
4^4 Eene der voornaamfte prikkelmiddelen bij
verminderde werkingskracht der werktuigen (or-
ganen') , zijn de inwrijvingen, wij! zij den ongelijken en vertraagden omloop dei vochten verminderen; terwijl men tot hen onderfchei- dene zeil Handigheden bezigt. Met een bijzonder nut worden dezelve als
plaatfelijke prikkelmiddelen aangewend , welke vooral in koude gezwellen» reumatieke toe- vallen en verrekkingen ook als verzachtend en weekmakend middel bijzonder werkzaam zijn. Zulks gefchiedt met kamfer- en zeepgeest,
zuren zeepachtigen baHern, fpaanfche vliegen aftrekfel, phosphar-olie en kwikzalf, gelijk cok met mosterd, peperwortel enz. |
||||
DE WASSCHINGEN EN BADEN. 4 Afd. 33!
i. De wasfchingen en baden. 465 Zeer na hiermede verbonden zijn de was-
fchingen, die zoo wel tot verzachtende als prikkelmiddelen gebruikt worden , waarbij die met brandewijn alleen of met zeep, de bee- nen na groote vermoeijenisfen bijzonder nut- tig zijn. 466 Niet minder uitgebreid is het nut en ge-
bruik der baden, die zoo wel koud als warm, het zij algemeen het zij plaatfelijk op ver- fchillcnde wijzen aangewend worden, doch van alle welke het water het hoofdbeftaan- decl uitmaakt. Zij dienen niet alleen tot zui- vering , maar verfrisichen, verfterken, bezie- len en ontipanncn volgens hunne zamenftel- ling en den aard waar op zij worden toege- diend. 467 Het algemeen e koude bad in ftroo-
mend water in het warme jaargetijde, is eene der meest verfterkende middelen, zoo tot herftcl van verlorene krachten, en het over- winnen van jichtige toevallen als vooral in huidziekten, tot reiniging der huid. 468 Ook zijn het de fto rt baden van ko ud
water, welke in herfenontfrekingen en kolij- fce«> vaak de krachtigfte' en eenigfte hulp- mid-
|
||||
VORM EN GEBRUIK DER HEELMIDDELEN
'leien opleveren ; gelijk hetplaatielijke kou-
de bad, een bijzonder werkzaam middel is, a verzwakte deelen hunne vorige fterkte en veerkracht terug te ichenken. *g9 De warme baden, offchocn tot eene
«laai iSIÏWe beperkt, brengen des Btet te min de uitnemend/re gevolgen voort,
fcet zij men dezelve door middel van in !öog en omgehangene de- kens, ie kras ::;e toevallen, of door mid-
vaa een emmer met verzachtende krui-
den, ais featflillett, hooizaad, jenever] breken, in het werk fielt;
twrwijl dezelve daarenboven het nut hebben , in vcrftïjfde deelen eene heilzame ontfpan- ■ ig te weg£ :. ngen. in de vloeibare gedaante worden
■ , a Idelen ais eene vastere zelfltandig-
fcekï in * den vorm van zalven, balfems,
, WÓlldfteénen op de beledigde
wend.
en vedel &e in zamen'telling als ge- :■'/■: t-'.c r:;y;i!, als ten doel heb-
leren aan de wond leven óf deze te prikkelen; voorts de et- tering te bevorderen, of wel haar te over- i Men o: .Ut dezelve das in ettert»»* |
||||
mondwaters ew VKmDBrzkir&.w.iF'.dfd. 335
lerende en in minder pi kkelende foorten,
van welke een en ander onder-de hier •■ ter geplaufte vbotfefariften voorkomen; de- zelve worden das on de wiekeo geftreken ,pm :elver ftijf worden en het v ader
wondranden voor te kojnen,
d. w o n d w a t e r s c n w o n df t e e n e ».
71 Tot heSIing der wonden worden
w o n d w a t e r s en w o n d f t e ë n e n gebra i kt met welke men de wonden ter genezing be- vochtigt, en waarvan <'■■:• la»tfte ter gemak- kelijker medevoering beftemd, in cene ©fas- dere vochtigheid ren zelfden einde opgelost worden. |
||||
334 VOORSCHRIFTEN VAN GENEESMIDDELEN.
|
||||||
Da geneeskundige gcwigten en maten.
|
||||||
kcnd te zijn; men dient dus te weten dat
de geneesmiddelen naar dat hunne zelfstan- digheid vast of vloeibaar is, volgens gewigt en maat, meermalen ook volgens het eerfte alleen bepaald worden. Een gewoon pond ( f$ ) bevat ... 16. onces»
'Een apothekers pond .... 12--------
2
Een once C 3 ) 2 lood of ... 8 draclmias. Een halve ( jfj ) oacé of 1 lood . . 4 drachmas.
Een drachma ( 3 ) of \ locd ... 3 fchrupels.
Eenfchrupel ( [) ).....20 grein.
35ene geneeskundige maat bevat 8 ponden vocht.
Een kan omtrent.........4 ponden.
Een kwartier of flesch . ... % ponden.
Een pintje.......\\ pond.
Een wijnglas . . . . . . \\ a 2 oneen.
Een lepelvol...... § ons.
Een droppel......1 grein.
Zouten of zware poeders rekent men op een
kleinen lepel, | drachma of wel . 2 fchrupels.
Eigte poeders van -15 tot 25 grein.
Van planten rekent men een vingergreep op 1 drachma.
Een handvol ...... J once. Xcn annvol ,.....6 oneen.
1
|
||||||
VOORSCHRIFTEN VAN GENEES- KI»
HEEL M IDDELE N. |
||||
rOORSCHRIFTEN
VAN
GENEES-en HEELMIDDELEN
GENEESMIDDELEN.
t
Middelen in den droes.
De goedaardige droes en verkoudheid. I Vlierblocm- of kamillen -aftrekfel, van 3 oneen
op 4 pinten water. Braakwijnfteen (gefpiesglansde wtfnltecnzure pot- ascli,) tart. emeticus, ) tart. potassa sti- iiata). . . 2 drachma. Eenvoudige boiiigazijn , (flxymel simplex^) 2 pond.
Alle 2 uur één pint.
a.
Inden ontftckingachtigen toeftand, in den aanvang.
Salpeter. ... 4 oneen.
sP»esglanS. . . 2 ---------
Zo*thouc. . • • 2 ---------
Heemstvvortel of HJnzaadaeel. . 4--------. ■
Met honig tot een ilikbrok, 3 maal daags
een lepel vol. A Jé"
|
||||
VOORSCHRIFTEN
|
|||||
aa,
Jenevci'bezien , (bacc, juniperi,~) juniperis com-
munis i.) , . 4 oneen. Roocle gentiaan u\ Q-c.d. gent, ruhraT) gentiana lutea L,~). . . 4 ---------
Anijszaad , (_sem. anisï)pimpinella anïsum L.') 2 ---------
Spieselans, Qoniimomum crurfum~) . 4 --------
Keukenzout. • < 4 •-------.
Driemaal daags een lepel vol.
Spiesglans. ... 1 drachma.
Fenegriek , Qfcsn'i-grteci, scm,~) trïgonclla fee-
num - grac. L.~). • • 3 -----------
Zoethout, (llguiritia) glycyrrhlza oJJicin.L.') 3 -----------
Met honig tot eeii flikbrok , in eens en 4 maal daags.
hh.
Spiesglans. ... 4 drachma.
Zwavel. ... 4 -----------
Schonvfteenroet. _. . 4 -----------
Kalmus-w. . . 1 once.
Dubbelzout f zwavelzure potasch) tartaras vi-
trïolatus) sulphas potassa). . 2-------_
Als poeder of flikbrok , als boven, in twee] reizen,
c.
Zoethout. ' . . \ 2 drachma.
Alands wortel. , 2 .
Anijszaad. ... t _____
Goudzwavel, (gezwavelde verzuurde fpiesglans
met waterftof,) sulph. aurat, antimonü.~) sul- phuretum oxyduli stibii hydrogenatum.') t fchrupel. Tot een poeder in eens. cc.
|
|||||
VAN GENEESMIDDELEN.
|
|||||||
I
|
|||||||
cc.
Spiesglans. . . 2 dradima.
Salpeter. . . . 4 ----------■
Fenegriek. . . . , 4-----------
Lgnzaadmeel. . . 4 -----------
Tot een flikbrok 4 maal daags.
3
Alandswortel, Qr.helenium ,) inula heleniuml,,) 8 oneen.
Anijszaad. . ... 2---------
Zoete kwik , (onvolkomen zoutzure verzuurde
kwik,) calomel merc.dulcis,) murlas hydrar- gyn oxydulaii.) . 2 dradima.- Goudzwavel. . . 2 -----------
Met honig tot een flikbrok, 4 maal daags 2 lepels.
4
Ammoniakgom (gumm. amm. par,") in 2 oneen.
Geest van minderer, (azijnzure ammoniak,) spir.
minder.') acetis ammonia lig.') ontbonden. 8 ■
Jeneverbezten - fijioop. . 1 pond.
Alle 4 uur § deel, in een af kookfel van lijnzaad.
5
Zevenboom , (/;. sahina) juniperus sahina. L.) 2 oneen.
Jeneverbczicn. . . 2 ---------
In 2 pinten water gekookt en een pint met n°.4 in-
gegeven. a.
y 00 r b e Ii o e d mi dd cl tegen den droes bij jonge
paarden, bij verandering van voeder en lesfwijs.
Spiesdans. 2 oneen. Salpeter, • • ■• . 2--------•
Gebrande pesterfttelpeu. ' . 4--------.
Keukenzout. • . 2---------
Gentiaan of kalmiiswortel. . 4 --------•
Jêneverbezië , . . 2 ---------
Öagêllks een lepel vol over het voeder.
A 2 Da
|
|||||||
VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||
De boosaardige droes.
|
|||||||||||||||||
Opwekkend middel om in dezen de ontlasting uit dt
neus te bevorderen. Puivelsdrek, (as sa fatida~)ferula assa fatida L.~)
ontbonden. . . 2 drachms.
Geest van kamfer, (spir,campho;:~) 2 -----------
Terebinthün - olie, (pi. tcrebiiith.~) 2 -----------
WÜ11. ... | pint.
Warm in eens in te geven.
|
|||||||||||||||||
i ♦)
Spie'glans. ... 1 drachma.
Zoete kwik. . .15 grein.
Galgant-wortel, (_rad. galanga.') 3 drachma.
Kalmus w. (r. calam. arom,") acor. eaU L.~) 3 ... .
Met honig tot een flikbrok, in eens. |
|||||||||||||||||
2 drachma.
|
|||||||||||||||||
Roode gentiaan - wortel.
Galganth - w. Alants - w. Mosterdzaad. Bloem van zwavel |
|||||||||||||||||
Tot een poeder of als een flikbrok, in eens.
d. |
|||||||||||||||||
Roode gentiaan wortel.
Kalmus -w. Scboorfteenroct. Spiesglans. . Bloem van zwavel. .
Dubbel- of wonderzout. Als poeder of flikbrok, in eens.
|
|||||||||||||||||
2 drachma.
2 ------------
1 ——
1 ------------
1 ------------
4 ------------------------■
Ver»
|
|||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 5
Verkoelende middelenin ont ft ekin gs zi tkttn,
7
Wonderzout van glauber, (zwavelzure foda) sal.
mirab. glauberi.~) sulphas sod<s.~). 4 ons.
Salpeter, (falpeter - zure potasch) nitr. depur.~)
nitras potassa depur.~) . 3 ------
Room van wynfteen „ (zuivere wijnfteenzure pot-
asch) cremor tart.") tartris acidula potas$a,~) 1 —— Hcemstwortel. . . 3 ------
Met honig tot een flikbrok, iedere 4 uur een le-
pel vol. Salpeter. . • ' . 1 ons.
Ammoniak - zout. . . I drachma.
Lijnzaadmecl. . j ODS.
Met honig tot een flikbrok, in eens.
|
||||||
Verkoelende drank*
Graswortel (triticum repens.") afkook fel. 6 pinten.
Salpeter. ... 4 drachma.
Herhaald het paard voorgezet. V e r f te r k e n d c m i d d el en tot n aku u r , en in met
§ verzwakking gepaard en droes,
Wilgcnbast, (cort, salicis /«ar.) ( 8 oneen.
Gentiaan - w. • . 4 ---------
Jeneverliczien. • . 4 -------~
Ijzer - vijli'ci. • •------------
Op ieder voeder 2 lepels vol.
A 3 Ver-
|
||||||
6
|
VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verstelkentl middel in den booSfiarilgea
droes met rerzirakfcine.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goudzvravel. . . § ,
IJzer- vfllfel. . . j
Alandsvrortel. . ,■ 3
Baldriaah-w.(nzi.y«/<w.J,y?vO valeriatw offic.L.~) 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met honig tot een (lil; brok, in eens, 3 maal daags.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baldri.ian - w. . .
Kalmus-w.
Roode gentiaan - w. .
Op ieder voeder één lepel vol.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ons.
2 ------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In den verplaatften droes.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kamfergeest,
Opium. Heemstwortcl. Aftrekfel van kamillenbloemer-.
Als boven. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 drachma.
1 once.
2 pinten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(*) Zie n°. 22.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 7
|
|||||||||||||||||
c.
|
|||||||||||||||||
2 drachma.
2 ------------
2 oneen,
a pinten. |
|||||||||||||||||
Kamfer. .
Münftoffelijke kermes. Honig. Vlicrblocm sftrekfel.
Als boven. |
|||||||||||||||||
d.
Kamfer ontbonden in wijngeest.
Spiesglans.
Salpeter.
Lijnzaadmcel.
|
|||||||||||||||||
2 drachma.
1 once.
|
|||||||||||||||||
Met honig tot ecu flikbrofc in 4 keren daags.
|
|||||||||||||||||
In den verdachten of de b eginfol en van
den kwaden droes. Oprcment, Qpiüy. subtiii, aurtpigment.') 4 drachma,
AVilgenbast. . . 8 oncen>
Kalmus-wortel. . , 4--------
Dragantb • gom, (jnuc'il. gumm. tragacant.") ge-
fmolten, zoo veel als noodig is, om 16 pil- len te maken, waarvan men des morgens en 's avonds één ingeeft. |
|||||||||||||||||
Zoete kwik. . . 1 fchWpel.
Bloem van zwavel. . . l drac],ma.
Galganth - w. • , . 2 ----------
Wilde kervel, iherb. cituta,') . 1---------
Heemstwor'te'i, (radattthaa^aitHaa officin.L.') 2 •---------
Met hOtlig tot een flikbrok, in eens.
A 4 in
|
|||||||||||||||||
8 VOORSCHRIFTEN.
|
|||||||||||||||||||
Ib.
In den aanvang van den verdachten droes,
of eenzijdige klierzwelling, Schoorfteenroet. , . 2 oneen.
Spiesglans. . . 1 ---------
Zwavel. . ) 4 drachma.
Salpeter. ... 1 once.
Dagelijks, in twee reizen. |
|||||||||||||||||||
In aanvankelijken o n t ft e ki n g a c ht i gen toef and.
Vlierbloem - aftrekfel,. . . 1 pint.
Salpeter. ... 4 draebma.
Ammoniakzout.
|
|||||||||||||||||||
Honigazjj'11.
|
1 once.
|
||||||||||||||||||
Drie maal daags,
|
|||||||||||||||||||
dd.
\
Waneer de ziekte zich meer ontwikkelt. . . • 1 fchrupel.
|
|||||||||||||||||||
Salpeter.
|
|||||||||||||||||||
Zoete kwik. . . § -
Goudzwavel of braakwynfteen beurtelings, | -----------
Althéa -wortel. . . 4 drachma.
Met honig tot een ilikbrok, driemaal daags.
|
|||||||||||||||||||
Qpgehevene botende kwik (zoutzure kwik) merc.
subl.corrosivus^murias hydrargyri oxydati.~) 1 drachma.
Ontbonden in overgehaald regenwater, 2 pond. waarbij men zoo veel arabifche gom voegt als
noodig is om het lymig te maken.
Jeneverbezien moes. . . 1 pond. Fijne eikenbast, Qpulv. cort. quercus") quercus
robur, £.) in genoegzame hoeveelheid tot 12.
pillen, waarvan men des morgens en 's avonds
ién ingeeft.
In
|
|||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In den kwaden droes.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 oneen.
6--------- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roode gentiaan - w.
Bloem van zwavel. Ammoniak - gom Duivelsdrck. Goudzwavel. Zoete kwik. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tg---------
4 drachma.
4 ----------- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met honig tot een flikbrok in 12 deelen, a maal
daags een deel. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kalmus-wortel. . . 4 oneen.
Vokha\it,Qign,guafac')guajaeum officinale L.~) 1 ---------
Zeeajuin- w. (rad. squilla mar,') . 1 ______
Zoete kwik. . . a drachma.
Kamfer. . . . 4-----------
Met honig tot een flikbrok in 8 deelen s tweemaal
daags een deel. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ie VOORSCHRIFTEN
d.
Bij verdikking van het ne us flij mvl ies en ver>
toonen van knobbels in hetzelve. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bernage kruid en wortel, (Jieri. loraginis c. rad.) 3 oneen.
Slangenwortel, (rad. serpentaria virginiaiite) aristoloehia serpentaria L.~) . 4 ---------
Suikerfjwoi'tel, (rad. cichorea.) . 4 ------—
Dit met 4. pint water in een digten pot gekookt,
voorts doorgezijgd en bijgevoegd: Kalkwatcr. ... 1 pint. Ammoniakzout. . . 2 oneen,
Salpeter. ... 2 ---------
Honig, ... 3 ---------
Driemaal daags l pint, terftond na het ingeven
van n°. 13, a. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 n w r ij v i n gen der klier e n.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kwikzalf, alleen of met.
Laurierzaïf, Qmg. laar.) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 fchmpel.
1 -------------- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vloeibare ammoniakgeest.
Spaanfche - vliegen - tiuktuur. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 once.
1 drachma. Braak* |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIBÜKU N. n
c. |
|||||||||||||||||||||
Braakwijnfteen.
Kwikzalf. . Reuzel. |
|||||||||||||||||||||
4 drachma.
i once. I ----- |
|||||||||||||||||||||
Inspuitingen in de neus ga ten.
|
|||||||||||||||||||||
Rozenbladeren.
Afgetrokken in kokend water.
Extrakt van lood.
|
|||||||||||||||||||||
1 handvol,
i pint, i drachma. |
|||||||||||||||||||||
Lamp ba den,
|
|||||||||||||||||||||
Saly.
Wynazijn. |
|||||||||||||||||||||
i handvol.
§ pint. |
|||||||||||||||||||||
Middel van Wolstein.
|
|||||||||||||||||||||
15
|
|||||||||||||||||||||
Braakwynfteer,. . # § 0M>
Spiesslans levér,CgezwaVetde Iplesglansbevat- "
tende potasch, (keper antimonif) sulphure- tum potassae stlUatümi) . 3___
Bloem van zwavel.
Galgantli - wortel.
Witte gentiaan - w. . U
Osterlucie of hoKvort, (aristolochia rotunda.')
IJfop.
Kardamom. .
Kaneel. . 1 H________________________
Ammoniakzout - geest, (splr. sdl. ammoniaci.") §------
Met honig tot een llikbrplc, dagelijks ter groote
van een hoenderei.
Voorts beftryke men de kaakldieren met levensbal- fem, en bet neusbcen met vlugge ammoniak- zout - geest. Ra-
|
|||||||||||||||||||||
lï VOORSCHRIFTEN
J6
Rabarber. ... i ons.
Zoete kwik» . . 30 grein.
Witte zeep. . . 3 drachma.
Met genoegzaam putwater ontbonden en dagelijks
in eens ingegeven wanneer n°. 15 opgebruikt is.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorfcliriften van Pilcer.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wit ratteakniid, (arsenicum album pulv~). \ drachma.
Gekristallifcerd groeiftofieiyk loogzout, (gekris- tallifeerde koolzure potasch, Qaleali vegeta~ hili~) carhonas potassa cristallisatum.~) 1 ——
Watcvvenkel-za3.ii,Qpuly,sem.p!iellandrii aquat.~)% oneen.
Met honig tot 24 pillen, waarvan men des mor-
gens er. 's avonds één ingeeft. 18
Verwerkend middel tot nakuur in den kwaden droes, er.
als voorbehoedmiddel tegen de verdere out*
wikkeling van den gewonen droes. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jiikcnbast.
Kalmus-wortel. Jcneverbezien. Zevenboom. JJzervjjlfel. . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
Wilgenbast.
Meekrap , (f ad. [ruila tinctorum.~)
Kalmus - wortel. . .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gom van mijrrlie, (gumm. myrrlia.~)
Tot een poeder gelijk, het voorgaande.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 13
|
|||||||
Middel van Waldinger, tegen den nog niet verou.
derden kwaden droeo. Fyn geftotene hoiitskoolen in een zak, liet paard zoodanig
omgehangen, dat het dezelve moet opfnuiven; dit middel moet tweemaal daags, gedurende een uur aangewend en telkens nieuw vervaardigd, of in eene luchtdichte fles be- waard worden. Voorts wordt eene dragt vóór de borst gezett en de ver-
harde klieren ingewreven met den volgenden balfèm : Laurier - olie. . . ' \ once.
Terebinthijn - olie. . . I--------
Spaanfche-vliegeti poeder. . a drachma.
hb,
Biuinfteen. . . 1 once.
Gentiaan - w. . . 4 ------
Zevcnboom. , . £ ------
Amuiouiakgom. . , x ------
Met honig tot 4 pillen, dagelijks.
|
|||||||
c
Middel van Prof. N a u m a n n tegen den k w a -
d e n dr o e 9. Wit rattenkruid. . . 1 drachma.
Koolzure potasch. . . 1 ----------
Opgelost in cen pond overgehaald water, fljj-
merig gemaakt met arabifche gom, en bij- gevoegd : Venkelzaad. . • 8 oneen. ! Kalmus wortel. . . 4--------
Mijrrhe. 1 ------—
Tot 32 pillen gemaakt, dss morgens en 's avonds
na het voeder één.
cc.
|
|||||||
U 'VOORSCHRIFTEN
|
|||||
cc.
Wilde kervel. . . i oncc.
Nachtfchade. (jitropa lelladonna.') t| ------
Angelika wortel, . . 2 ------
Kalmus-w. . . 4------
Zoete kwik. . . 4 drachraa.
Goudzvvavel. . . 4 ----------■
Met honig tot 24 pillen, waarvan driemaal daags
één wordt ingegeven. d.
Salpeterzure berooking door tscheulin aangeprezen.
Men giet in een glas, zwavelzuur. 1 oncc.
Zuivere falpeter fijn gefloten. . i§------
Langzaam bijgevoegd- En doet zulks drie maa!
daags liet paard inademen. dd,
Vermillioen. . . 4 drachma.
Ealdriaan wortel. . . 2 once.
Zoethout. ... 2 ------
Met honig tot een OJkbrok in 6 reizen , daags.
Tegen den worm.
U i t w e n d i g. o a,
Vcnnillioeu, (roodc gezwavelde kwik,) ciniia'tre-
ris factltia) sulphurgtum hydrarg. tubr.~) 2 drachma;
Drakenbloed, (sangttis dracouis') ia greiu. Wit rattenkruid. . , • 40 ------
Reuzel. . .. . 4 dtechnBU
lti-
|
|||||
VAN GENEESMIDDELEN. 25
Inwendig.
b.
Eikenbast. ... 2 drachme.
Pokhout. . . . 2 -----------
Kraanoogen, Qnux vomica") strychnos mix vomi-
ca L.~) ... J fchrupel. Spiesglanslever. . . 2 -----------
Gom van mrjrrhe. . . 2-----------
Met honig tot een flikbrok, in eens, tweemaal daags.
•>«
|
||||||||||||
Zoete kwik.
Goudzwavel. .' .
Wilde kei-vel. . ,
|
1 fchrupel.
| draehma.
r _________
2
|
|||||||||||
Zevcnboom. . .
|
||||||||||||
Kalmus wortel. . ,
|
4
|
|||||||||||
Met honig tot cen flikbrok als boven.
Wilde kervel. . . § draclimai
Opgchevenc butende kwik. . 6 grein.
AmniOlliakgom. . . 2 draehma.
Ineen pint gekookt water, of met lijnzaad - af-
kookfel opgelost en in eens gegeven. *.
Zwavellever. . . 2 oneen.
Goudzwavel, . • 2 draehma.
Gentiaanwortel. . . a oneen.
Venkelzaad. . . 2 ---------
Ammoniakgom. . . 4 ______
Tot poeder, driemaal daags een lepel vol.
Mid-
|
||||||||||||
l6 VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||
Middel van Collainf. tegen den kwaden droes
en w o r m. Tegen den kwaden droes.
|
|||||||||
Spiesglas* - lever. . . 6 oneen.
Eloem van zwavel. . • 12 a 18 ons.
Met honig tot flikbrokken , en dagelijks deze hoe-
veelheid, met kleine giften beginnende. f.
Tegen den worm. Münftoffelijke kermes, (waterftoffig verzuurde
fpiesglans,) kermes minerale') hydro-sulphu* return oxyduli stibii,~) . 2 oneen. Of bloem van zwavel. . 6 --------
Als boven dagelps.
|
|||||||||
Longontsteking.
In het b eg in tot weg neming der ontftcking. *.
21
Lijnzaad. . . . 4 oneen.
Gekookt in putwater. . 4 pint.
tot het lijmachtig wordt, waarna men het
doorzijgt, en er bijvoegt, Zuivere falpeter. . . 4 oneen. Enkelvoudige honigazh'n. - . 2 ponden.
Alle 2uur een pint, ofwel men geeft n°. j,a,
b, als llikbrok tweemaal daags. as.
|
|||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 17
|
|||||||
aa.
Tot vermindering van den hoest.
AlandswoneL . . 4 oneen.
Hccmstwortel. . . 4 --------
Zoetbout. . • . 4 --------
Venkelzaad. . . 2 ---------
Met honig tot een flikbrok, elk uur een lepel vol.
i.
Bij vermindering der o rit s t e k i n g,
Vlierbloemcn. . . 8 oneen.
Afgetrokken op kokend water, . 4 pint.
Doorgezijgd en bijgevoegd,
Ammoniakzout. . . 2 oneen.
Braakwijnfteen. . . 2 drachma.
Enkelvoudige honigazijn. . 2 pond.
Alle 2 uur een pint, of n°. 26 K |
|||||||
c,
In het tydftip van verzwakking en in longontftekua-
gen rnet verminderde levenskracht. VVolverleiblocmen. . . l once.
Baldriaanwortel. ' . . 1 -----, Heerast-w. . . 1------
Afgetrokken met 2 pinten water, doorgezijgd, en bijgevoegd
Zwavel-iet her, Cat!ler sulph, alcoh.") 1 once. Wijn. ... g pinc.
In drie maal des daags in te geven.
|
|||||||
il VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||
Zoethout - drop. . . 2 draclnna.
Venkelwater. . . 3 oneen.
'PÜnftillende geest van zmmoma]i,(_liq.aiwd.(imm.') 1 --------
Opium - tinctuur . . 1 februpet
In eens, als bovea.
|
|||||||||||||||||
Eü vermindering der ontfteking en wanneer de
ziekte op bet punt is in verzwakking over te gaan. |
|||||||||||||||||
Salpeter,
Kamfer. Honig. Zoethout. |
|||||||||||||||||
Ij oneen.
2 drachma. 1 ons. |
|||||||||||||||||
In 4 keer* , alle 3 uurwi
noegzaam verdwenen is. |
|||||||||||||||||
als de ontfteking ge-
|
|||||||||||||||||
Bij het verder ver minderen der ont steking.
Gentiaan - wortel. 2 oneen.
Kalmus -w. . . 2---------
Alands-w. . . 3 ---------
|
|||||||||||||||||
Goudzwsvel. . . 3 draclima.
Terebinthijn - olie. . . 3 -----------
Slet honig tot een ilikbrok , driemaal daags e«n Ie»
pel vol. |
|||||||||||||||||
Na
|
|||||||||||||||||
VAN GENEES MiDPELÈN.
|
|||||||||||||||||
Na het ophouden der ontsteking.
|
|||||||||||||||||
22
|
|||||||||||||||||
Zoete kw
Braakwrj
Kamfer (
Heemst -
Verdikt
|
2 drachtna.
. 2 ------------
4 '-----------
a oneen.
_______________________________H l pond.
Alle twee uur | deel roet een pint afkook fel van
lrjnzaadmeel. |
||||||||||||||||
Verft erkend middel.
|
|||||||||||||||||
Kalmus - wortel. .
Roode gentiaan - w. •
Wilgen - bast, Qcort, sal. laur.~)
Duivelsdrek.
Aftrckfcl van alfem. .
|
|||||||||||||||||
2 oiicen.
2 ----------
4 --------
Il----------
|
|||||||||||||||||
Met genoegzamen honig tot pillen gemaakt, ten
getal van 12, van welke men viermaal daags één in § pint water oplost, en met bijvoeging van l pint wtjn ingeeft. Wan.
|
|||||||||||||||||
(*) Om de kamfer optelossen en opdat dezelve bij de oplossing,
dom- het bijvoegen van meer vocht niet wederom afgescheiden wor- de , dient het volgende in acht genomen to worden. Men wrijve de kamfer met cenige droppels verzoete falpetergeest, (spir. nitri dulcis) waarna men dezelve door bijmenging van wijngeest verder kan oplossen: deze oplossing wordt vervolgens met poeder van ' heemst_Wortel of arabischo gom gewreven, en bij deze slijmachrlg» oplossing, de overige afkooksels laauw-warm, langzaam en bij kleine gedcehens bijgevoegd; wijl, indien men in het begin te T«el «oeht bij giet, de kamfer afgescheiden wordt on boven drijft- S a
|
|||||||||||||||||
aö VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||||||||||
Wanneer zieh vrees opdoet dat de ziekte in etter in £
zal overgaan. |
|||||||||||||||||||||||||
Rabels water, (n°. 45.).
'T,>nig. |
|||||||||||||||||||||||||
4 oneen,
i --------- |
|||||||||||||||||||||||||
Hiervan alle vier uur een derde met een pint lijn-
ld- afkookfel in te geven. |
|||||||||||||||||||||||||
d.
|
|||||||||||||||||||||||||
In ie Iongt ering niet verettering.
|
|||||||||||||||||||||||||
Lood - extrakt, (azijnzuu
Wateïven l< clzaad.
Opium. •
Zoetbout.
Lijnzaad. • |
lood.)
|
||||||||||||||||||||||||
icbma.
4 oneen.
4 draelima. 4 oneen. 4--------- |
|||||||||||||||||||||||||
Honig zoo veel noodig is om tot 32 pillen te ma-
ken , waarvan men 4 daags ingeeft. |
|||||||||||||||||||||||||
Bij h et er fc h a p.
|
|||||||||||||||||||||||||
i oneen.
4 pinten, 6 oneen. 4 ---------
a —-------
|
|||||||||||||||||||||||||
IJslandfche mos.
Afgekookt in water. Watervenkelzaad. Alandswortel. IJzervijlCel.
Viermaal daags \ pint.
|
|||||||||||||||||||||||||
Aam»
|
|||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 21
|
|||||||||||
Aamborstigheid of dampigheid.
-3 "•
Wanneer men dezelve aan verftoppiiig in de longen toeschrijft.
Duivelsdrek, • . 2 ons.
Baldriaan - w. . . 3 ------
Jencverbezienfap verdikt. . 1 pond.
Tot een flikbrok , ieder 4 uur 2 lepels vol.
Voorts kan men zich met vrucht van n°. 3 en 22 a, bedienen , terwijl men de drank zeer beperkt, dagelijks 2 kannen kalkvvater doet gebruiken, en hoc hooi met ftroo verwisfelt. *) b.
Borstmiddel in langdurige 1 ong geb r e k e n.
Awmoniakgom. . . | drachma.
Duivelsdrek. . . 1 _______
Bloem van zwavel. . . 1 -----------
Zoethout. . . . 3 -----------
Wolverlei wortel en bloem, (rad, arnic.t, c.fi,
arn, monlana L.~) . . 2 -----------
|
|||||||||||
Genoegzamen honigazjjn om hec tot een flikbrok
te maken, tweemaal daags i:: eeqs. |
|||||||||||
, Hoest.
Zuiver amnioniakzout. • . 1 ons.
Zoethout. . • • 2 ------
Arabifchc gom , (of liceinstvv. in poeder,) 2-----
Gemeene fJOrtig. . . 1 pond.
Totrècn flikbrok, alle 2 uur 2 lepels vol,
B 2 |
|||||||||||
24
|
|||||||||||
VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
as
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K
Alandswortel. .
Karwijzaad.
Lijnzaadmeel. Bloem van zwavel. Jlet honiï tot een flikbrol;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 oneen.
i ---------
3 --------
2 ---------
als boven.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25
Alandswortel. . . 8 oneen.
Venkelzaad, Qnilv. sem. fanicul\,~) 4 —1—
Gemalen zocthout. . . , 8 --------
Gemeem; honig. . . 8 —-----
Als boven.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a6 In een uit verzwakking ontftaande voclitige
hoest. Zevenboom. . , a oneen.
Roode gentiaan-wortel. . 3 ---------
Anijszaad. ... 4 ——
Jenevcrbezien, (bacc, !aur£) laums nobilis L.~) 3 --------.
Walfchot, (sptma ccii.) . a
MijnstoffeI(jkc moor, (zwarte gezwavelde kwik,)
(jzihïops mlner.*) sulphurct. liydrarg. nlgr,~) % ■..
Als boven tot een flikbrok, hiervan dagelijks a on-
een in 3 keeren. *) fr« Krampachtige d r o O g e hoest.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN ss
|
|||||
Keelontfteking en h erfenon tfteking.
Verkoelend middel in ontftekingen.
Salpeter. . •• . I ons.
Wonderzout. . ■ i ——
Ltfnzaadmeel. • • i —*—»
Met honig tot een flikbrok, viermaal daags.
h.
Bij vermindering der ontflekings virfchijnfelen.
Kamfer. » draclima.
Salpeter. . i . 4 ———
Dubbelzout, Owavelzure potasch)'0*"'- vitrioW)
sulphas potassa*) . . i ons. In een half pint lijnzaadmeel - af kookfel, in eens
alle 3 uur. c.
Na het ophouden van den eersten toejlantt der otitfteking,
Zoete kwik. . ï 2 drachma.
Bilfcnkruid-cxtrakt of opium. . 2 fchrupel.
Kamfer. ... 2 drachma.
Heemstwortel. . . 3 oneen.
Met honig tot een flikbrok, alle 3 uur een, vierde
gedeelte. d.
Na het vorige middel een paar dagen gebruikt te Heiben,
Zoete kwik. . . t drachma.
Münftoffelpe kermes. . . j ---------
Bilfenkruid-extrakt. . , 2---------
Kamfer. ... 1---------
Heemstwortel. . . 3 oneen.
Met honig tot een flikbrok , als boven,
B 4 Buik-
|
|||||
VOORSCHRIFTEN
|
||||||||
34
|
||||||||
Buikzuiverende middelen, Qpurgotien.')
aS a.
Ja\appeT),(_rad.jalappa~)convolvulusja!appa,L,~) i ons.
Zoete kwik. • • i diachma. Met honig tot een flikbrok, in eens.
K
Wonderzout. . . 6 oneen.
in twee pond, of eene fles water ontbonden.
Lever-aloë, (aloë hepatica.') . i ——— In twee keeren, des avonds en 's morgens.
*)c.
Lever-aloë. "... 4 drachma.
Jalappen. ... 5 ----------
Zoete kwik. ... 1 ----------
Witte zeep om ze tot een pil te maken, in eens.
Men bedient zich van dit middel bijzonder tegen wormen. Kolder.
29 Nachtfchade, (belladonna') atropa bellad. Z.} 8 oneen.
Zevenboom ... 4--------
Braakwijnfteen. . . 1--------
Met honig tot 12 pillen gemaakt, waarvan men er
dagelijks 4 ingeeft. |
||||||||
Keel-
|
||||||||
VAN GENEESMIDDELEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Keelziekte.
30 Heemstwortel of lijnzaadmeel. • 8 onetn.
in 4 kan water gekookt, doorgezijgd er, bijgevoegd :
Salpeter. ... a oneen. Ammoniakzout. . . 1 --------
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Genieene honig. . . I pon:
Alle 2 nur één pint.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prikkelende i n vv r ij v i n g , uitwendig,
32
Spaanfcue vliegen, (palv, cantharidurn)melog.
yesic. L.) . . 1 ons. Gekookt in lijnolie. . . 3 -----
Vloeibare geest van ammoniak , (vloeibare kool-
zure ammoniak , Qspir, stil. ammou.j carbonas ammonia liquid.") . . 4----- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot in f puit ing in de keel.
Zwart bilfenkndd, (h, hyoscyami nigr.~) 4 oneen-
Kaasjes - kruid, {rnctlva ,) m. sylv. rot. fel..') 4-------- vier uur in 4 flesfclien water gekookt, doorgezijgd,
Enkelvoudige honigbij»» • ~ ponden. B 5 »*•
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a6 VOORSCHRIFTEN
n.
Zoutzuur. ... i once.
Honig. ... 6 -----
Afkooklfel van kaasjesbladen of l&'nzaadmeel. i pint.
|
||||||||||||
Infpuiting tot verjlerkiug na het ophouden der ontjleklng.
Afkoskl'el van wilgenbast en fal;j. . I pint.
Zwavelzuur. . . 3 draclima.
Havermeel. . . 4 oneen.
Bui k wee, Qkolijk.')
33 "• Windkolijk.
Bitter bier. . . . , I pint.
Wonderzout, # . 6 oneen.
Gentiaan-w. • . 1 -------
In hevige krampen bijgevoegd :
Opium of duivelsdrek . . » drachma.
Alle 2 uur in eens.
aa,
|
||||||||||||
Aftrekfel van 1 ons jeiieverbezien.
Zwavel asther. . , |
I pint.
4 drachma.
|
|||||||||||
In tweemaal in te geven.
h
Jeneverbegien. . . 8 oneen.
Roode gentiaan, kalmus of baldriaan - vv. 8 --------
Gondzwavel. . . 1 --------
Anijszaad. . . 4--------
Keukenzout. . • 4--------
Tot een poeder, 4 maal daags een groote Icpelvol.
a.
|
||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. «7
|
|||||||||||
Kalmus -w. . . 4 oneen,
Roode gentiaan - w. . 4--------
Mosterdzaad. . • 4 ———
Tot een poeder, waarvan men een lepelvol op i««
der haver voeder geeft. t.
|
|||||||||||
3 drachma.
, --------- 1--------------
1 _,«_»„_
|
|||||||||||
Zedoar - wort. (rad. zedoar.) •
Venkelzaad. . .
Peterfeliezaad, (_sem. petros.')
|
|||||||||||
Zuivere opium.
Tot een poeder in eens.
aa.
Kramp ft illende voorfchriften.
Ba!driaan-w. . . a oneen. Afgetrokken in water. . 1 pint.
doorgeztfgd en bijgevoegd:
Duivelsdrek. . . 2 drachma. In eens. *
hb.
Doornappel extnkt, (extr, datum stramman.') 2 drachma,
Bilzenkruid. . , 2 ——— Baldriaan-w. . , 4---------
Met honig tot een flikbrok, in eens.
o.
35 Kram pk olijk.
Duivelsdrek. f t 1 drachma.
Arabifche gom of heemst - w. . 1 ons.
Putwater, § Pint °f . . 1 pond.
Boomolie, (ol. oüvarum.) , 4 oneen.
Magnefia, (koolzure bitter - aarde ,)magnefia al- •
ia) carbonas magnesia.) . 4 drachma.
In eens.
|
|||||||||||
28 VOORSCHRIFTEN
|
||||||
K r a iiif a c b t i g k o 1 rj k , vooral door wormen
veroorzaakt.
Geest van hartshoorn, fspir. curnu cervi,~)carbo»
nas pyro- animale ïiquidum.y i dracbnia.
Zwavel asthcr. . . |-----------
Boomolie. . . 3 --------~
In een flesch vlierblocmen • aftrekfel, in eens.
c.
Tegen de wormen gebruikt men met gevolg:
Gendarm wortel. . . 4 oneen.
Rijnvaren - kruid (!:. tanaceti.") . ' 4--------
Driemaal daags een lepelvel over het voeder.
Voorts:
3 oneen glimmend rdioorttcenroet in een pint melk gekookt/
De toppen en knoppen van denneboomen.
De brandige hoornolie , (ipleum empy.-eumaticum animale,')
van 2 tot 3 oneen daags ingegeven.
Voorts het buikzuiverencl middel n°. 28. *) c, Jïolyk uit zuren.
1 Wonderzout. . . 1 ons.
Zuivere falpèter. . . i ____
Bereide ocstcrfdielpen, (concha prapar.~) 1------
Laurier - bezien. . . I -—
Hiervan iedere 2 uur, 2 lepels vol met een aftrek-
fel van kamillen ■ bloemen en bilfeükruid. |
||||||
Ge-
|
||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 29
37
Gemalen lynzaatU • • 3 oneen.
Kamillen -aftrekfel.' . . 6 pint.
tot op de helft verkookt, en bijgevoegd:
Lijnolie. • . 1 pond En in hevige krampen bijgevoegd op ieder halt pint:
Opium tinctuur, (vimtm opii a-;omaticiim})!auda- mini Hij. syrtc;ihami.) . I drac'ima. Men geve hiervan 1 inwendig l pint, eerst ieder uur,
daarna om de ,a ol 3 uur; terwijl men hetzelfde als lavement, eerst ieder vierendeel uurs, daarna alle half uur bezigt. q8 Kol ijk door verkonding,
Duivelsdrek, ontbonden. . 1 drachma.
Geest van kamfer , (spir, camphor.~) 2-----------
Terebinthijnolie, (pl.teïebïiith.)fniius larlx.Lt") 2 ■
Geest van minderer. . 1 ons.
I" een half pint warme wijn, in eens ingegeven.
Nota, Men wachte zieh echter om zoo lang de verftop.
ping duurt, opium in te geven. De middelen n°, 8 33. b. en 34, a, , worden na liet ophou-
den van liet kolijk gegeven om de ingewanden weder te verlterken. Lavementen, vooral in kolijken,
39 Kamillen - bloemen , (flor, diamam.') matricaria
chamomilla L.) . . 2 ons. Heemst rortel of lijnzaadmeel. • 2------
Kaasjeskruid. • . 1 handvol.
I uur in 3 pond water gekookt en bijgevoegd:
Lijnolie, Qoi. uni.) . o & oneen |
||||
3o VOORSCHRIFTEN
|
|||||
a.
Afkookfel van kaasjesbladen. . 2 oneen.
In water. ... 3 ponden.
Salpeter. ... 1 ons.
b.
Tabak , 2 handvol in \ kan water gekookt, en daarbü gevoegd ;
Lynolie. • « 3 oneen. t.
In kramp kol «k en den loop.
Kamillenbloemen aftrekfel.
Hjnzaadwater. Lijnolie. Van ieder evenveel, waarby men, lijf Itcrke krampen, 2 drachma duivelsdrek voege «.
Zwart bilzenkruid. '. . ■ 1 ons.
In 2 pond kokend water afgetrokken, doorgc-
zjjgd en bijgevoegd: Opium. ... 2 drachma. ƒ.
In opftopping van water.
Kamillen • aftrekfel. . . 1 pint.
Wonderzout. . . 2 oneen.
Duivelsdrek. • . 4 drachma.
Laamvwarm alle 4 uur.
ff.
Idem, vooral door krampen. Tabak. ... 1 ons-
Afgetrokken in water. . . 4 ponden. doorgefcögd e" bijgevoegd!
Duivelsdrek. . . a drachnw.
|
|||||
VAN GENEESMIDDELEN. 31
8'
In zenuwko ortfen.
Duivelsdrek. . . | ons-
Lijnolie . . . 4 -----
Tabakswatcr. . . i pint.
SS-
In r ot koort fi g t n loop, Wilgenbas*. . . 4 oneen.
gekookt in 4 pond water, hierin afgetrokken:
Angelika -wortel. . , . 2 oneen. Lijnzaadmeel. • • .3 ■-----—
Terebinthfinolie. . . 4 drachma.
De loop.
40Uit gebrekkige afzondering, verkoudheid,'
of opgehoopte vuiligheid in dedarmen. Wijniteenroom . . 4 oneen.
Wonderzout . . 6
Rabarber. ... 1 --------
Met honig, meel- of wortelfap tot een flikbrok.
41 Uit zuren en toevallig (symptomatisch) ont.
ftaanden loop. Tormentilwortel, rail', tormentilla ercecta Z,) 4 oneen.
Zoutzuur bitterzout, (murias magnesia.') 1 waarbij men, indien dezelve galachtig is, voegt:
Rabarber. ... 1 -------■
Tot één poeder, alle 4 uur 2 lepels vol met lijn
zaad.afkookfel. |
|||||
Ült
|
|||||
3a VOORSCHRIFTEN
Uit koude.
42
Tormcntilworicl, . . 2 oneen.
Oranjefchillen, Qco/t. aurantiorum,') 2 ---------
niet 2 flesfehen water tot op de helft verkookt.
Rabarber. ... 1 ---------
Met aene flesch roode wijn , 's morgens en 's avonds
een half pint. Toevallig en in zachte afgangen.
43
IJslandfchc mos, (Jichen island.') , 4 oneen.
Paarden - kastanje - bast. . 2 --------
gekookt in 8 pond bronwater tot een hjmachtig vocht.
Rabarber tot poeder. . . 4 drachma. Alle 4 uur een pint.
44
Opium. ... 4 drachms.
Ipecacuanha , Qpsythocria emetïca £.) 1 ----------
Oranjefchillen. . . 2 oneen.
Arabifche gom -of heemst - w. . 2 .
Alle 4 uur het vierendeel inet rooden wijn.
t.
In langdurigen loop.
Gentiaan - wortel. . . 2 oneen.
Knoflook, fijn gefueeden. . 8--------
IJzervijifel. . . 4 ■--------
Te zamen vermengd, en 3 maal daags twee lepels
vol over het voeder. |
||||
I n z e n u w k o o r t f i g e n 1 o o p.
Baldriaan - vv. • m 4 oneen.
Wolveiiei - bloemen , (flor. arnica.') 2 --------■ |
||||||||||
Afgetrokken in kokend water. . o. pinten.
Kamfer. ... 3 dractima.
Vloeibare geest van ammoniakzout. 1----------
Roode vvrjn. . . 1 flesch.
In twee reizen ingegeven.
No ta. Na het ophouden der loop geve men n°. 8. 33. \>.
of 34. a. |
||||||||||
Gebrekkige fpijsverteering eii verlorens
eetlust. 46
Rabarber. ... 1 ons.
Roode gentiaan, w. . . 7 ------
Oranjefchillen of iaurierbezien . 8 ------
IJzervylfcl. . . 2.------
Ontftaat dat toeval uit zuren, zoo kan men
daarbij voegen :
Zoutzuur bitterzout. . . | —— Op ieder voeder één lepel vol.
i.
Kalmus-w. 1 r 1 drachma.
Paarden kastanje - bast, (coft, hippoc.islani.') 1 -----------
Mosterdzaad. . . 1 -----------
Keukenzout. . . 1 -----------
Op het voeder als boven.
|
||||||||||
Mosterdzaad. . t i ons.
Schoorfteenroet. . . 1------
Keukenzout. • . i —**
Öp bet voeder als boven.
C |
||||||||||
OORSCHRIFTEN
|
||||||||
54
|
||||||||
d.
Gebrekkige voeding, door ;; u c n veroorzaakt.
Gebrande oesterfchelpén. . 3 oneen.
Gentiaan - wortel. . . 2 --------
Jeneverbezien. . « 2 -------■
Keukenzout. . 2 -------•
Op bet voeder een lepel vol, s of 3 inaal daags.
O p f t o p p i n g vanwater,
47 «. Gefloten peterfeliezaad. . 4 drachma.
Salpeter, ... 4 ---------■
Kamfer of duivclsdrck. • 1 .
Alle uur met een pint warm kamillenaftrckfel.
V.
Baldriaan. . • . 1 ons.
Vencjiaanfcbe tcrebintliijn, (tefebintfi* venet.') 4 drachma.
Jeneverbezienmoes, zoo veel als genoegzaam is Om ZUlkS tot één flikbrok te maken, welke men in eens Ingeeft. Voorts het lavement n°. 39, ƒ. na.
P i s d r ij v e n d e middelen (diaretica.')
Zeeajuin - wortel. . . 1 ons.
Afgetrokken in kokend water. . 1 pint.
doorgezfjgd en bijgevoegd-:
Geest van minderer. . . t ons. In eens. .
55.
|
||||||||
<
|
||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. gg
w.
Slijmerig pisdrijyend middel.
Löoziadtneej. . i ons.
Glaskruid. ... i handvol.
Gekookt in water. Koud in eens.
Indien menher. prikkelender wil lim'.cn, voegt men hierbij : Tercbinthijn met een eflerdoor ontbonden. i| ons, ea.
|
||||||||||||||||||
Purper vingerhoedskruid. .
|
i once.
|
|||||||||||||||||
Zeeajuin ■ wortel* . .
|
||||||||||||||||||
Afgekookt tot op ecu derde in water,
|
3 pinten.
|
|||||||||||||||||
In driemaal.
4$ V e r v a 11 g e n h e i d o f r h e u ra a t i s m n s.
*')(■•.
|
||||||||||||||||||
Geest van kamfer. ,
Geest van hartshoorn. .
|
St oneen.
i draehina. |
|||||||||||||||||
Met een flescii wann bier.
' ia.
Geest van kamfer. . • % oneen.
Geestvan minderer. . , a --------
Kamillen aftrekfel. . . I pint.
In eerrs.
Ca' t
|
||||||||||||||||||
36 V O O R S C H R I F T E N.
Arigelitja. . . i drachma.
Gentiaan - w.
|
|||||||||||
Atnmoniakgom.
Pokhout - gom. Goiulzwavel. Tot een poeder, in ecris. v
Voorts geeft men , indien dezelve ontrtekingachtig is, (rheum. activus,s. st'henicus') bevorens n°. 27,rne: lgn^aadwater.
Inden verplaatilcn droes (/h, passiyus. s. ast/tenicus.,) B°. 8, y en jo, in jigt, n°, io-
|
|||||||||||
4o De klera.
|
|||||||||||
Vast loogzout. . . i fchrupeJ
Opium ... 2 ----------
Met borig-water, ;•.!!- Btir inwendig of in lave-
menten. |
|||||||||||
Duivelsdrek ... T drachma.
Kamfer. . i _______
Opium. ... i -----------
Alle vier uur met een pint water.
|
|||||||||||
c
U11 wend i g, Kanifei' gewreven. . . 2 drachma.
en inuisfciien bijgedaan :
Lijnolie. ... 4 oneen. Wijngeestige zwavel; asther, ather sulph.alcohol,') 1 ------
Hiermede de kaken gewreven.
Dol-
|
|||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN 37
|
|||||||||||||
D Dolle hondsbeet.
Guichelheil, (herb* anagallis,) 2 oneen, in 8 oneen ko-
kend water, m een digte pot afgetrokken, doorgezügd. en bijgedaan : Poeder van guichelheil. . 4 drachma. Vloeibaar vlug bijtend loogzouï, Cvioeibara atn-
monftk,) spir, sal. amm.caüstic,') amm.liq, § fchrupel. Gedurende 14 dagen geeft men deze boeveelheid iedere ia uur. |
|||||||||||||
K ooit ('e n.
L
I 11 f 111 r f te k i n g e n W o tl dl. oor; f e 11,
I c.
Verkoelend middel.
Salpeter. , 1 ons.
Wijnfteenroom. . . 1 ------
Glaubef of wonderzout. . 2-----
Honig. ... 1 ------
Lgnzaad water. . . . i^ pint.
Driemaal i'aags l pi - ■ tr
|
|||||||||||||
1 n c e n vou d i ■" e uit v e r z w« fc te 1 e venskracht
•> n t ft n and e i; o o r E feu.
Wilgenbast. . , 4 oneen,
|
|||||||||||||
Mosterzaad.
|
|||||||||||||
4
|
|||||||||||||
Op ieder voeder een lepelvol.
|
|||||||||||||
♦
|
|||||||||||||
33 VOORSCHRIFTEN
Wilgenbast. e . 6 oneen,
R.oode gentiaan - w. , 4
In 4 poeders , of als flikbrok , 2 of viermaal daag*
een Kpel vol. |
||||||||||||
Wilgenbast. •' . 3 oneen,
Kal 11 s w. . . 2 --------
■\v.vA-\\',(r.caryophillat.')geum.urban.L.") 3 ..
Wet honig tot een flikbrok, als boven. |
||||||||||||
53
Rot ko ort fen.
Angelika- of baldriaan- wortel. . 4 draclima.
Kalmus-w. . . 6 ----.-----
Zwavel yzer. Qferrum sulphuratum) 1 ---------
ïerebinthijn olie. . . 1 ---------
|
||||||||||||
Met honig tot een flikbrok, twee tot viermaal daags.
|
||||||||||||
Baldriaan of angelika - wortel. . 4 ofleen,
Roode gentiaan - w. . . 4 _____ Wilgenbast. . . 3--------
De eene 2 uur een grodte lepelvol in -J pint lijn-
zaad- afkook fel, h,
":■;...ingedrongenzeezoutz.(j-pir.saus marinieott*
centre) acid, muriat, conc") . 1 oog.
Overgehaalde wijngeest, (alcohol vinï) of ï « _
VVjjngeestiga zwavelsether, (athsr sulplt alcoh.^j De andere 2 unr een lepelvol, in een pint lijnzaad-
• afkookfeL Ra-
|
||||||||||||
*
|
||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. .39
Jt 3 b e 1 s - w a t e r.
54 R.
Vitrioololie, (ol.vitrioli,} zamengedrongen zwa-
velzuur,) acidum sulphuric.concen(r.~) I ons. Overgehaalde wijngeest, Qspir.vini rtctif, suit.~) 3 .-----
Alle 2 uur een lepel vol met lijnzaad - water,
Zoutgeest, (field. muriat.~) . ! draclima.
Overgehaalde wijngeest. . 3 ----------.
Regenwater. . • 1 pint.
Honig. . .' f 1 ons.
Alle 2 uur in eens. |
||||||||||||
borst k 1' a 111 o , (liet zoogenaamde 1 o 11 g e 11 v u u r.)
|
||||||||||||
Arabïfclie gom, fijngeftoten.
|
1 ons.
|
|||||||||||
ontbonden in
Putwater. . . Ilcemsiwortcl - af kookfd.
Rabelswatec. Alle 4 i.ur in eettö
|
||||||||||||
1 pond.
4 drachma. |
||||||||||||
Kamfer, ontbonden. . . 2 dracli.in.i.
Gemeens honig. • • 1 ons.
Baldriaan - w. fijn gefloten. . 2-----
In 4 pillen, waarvan men ieder uur één ingeeft,
b.
Kamfer, ... 2 drachma.
Terebinthünolie. • . 2 ----------
Angclika-of baldriaan-wortel. . ' 2 oneen.
Met bonig tot 4 pillen als boven. C 4 Ui-:-
|
||||||||||||
4e VOORSCHRIFTEN
Uitwendig tegen den tongkanker en de
fp pnsachtige gezwellen in den mond. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
$7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zamengedrongen zeezoutzuur. .
Gcmccnc honig.
Met een penceel opgeftreken.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a drachma.
i cns. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
58
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paarden - kastanje - bast.
Putwater. . . tot op de helft verkookt.
Geest van mindercr. Gemeene honig. Alle 4 uut de helft.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 oneen met
i pint. a oneen.
4--------- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GcfchrapteS'. Ignatiiis boonen, (rasura fabarum
St. Ignatii.') • • s ons.
Putwater. ... 2 pinten
gedurende een uur in eene gcflotene pot ge.
kookt, en bijgedaan: Honig ... i ------
Alle 4 uur het vierendeel.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle 4 uur ia eens.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 41
61
|
|||||||||||||||||||
Kamfer.
BaMriaan - w. Mosterdzaad. |
1 ons.
6------
8 ------
|
||||||||||||||||||
Kasksril, (co-f. cascarüU.'y of orange-fdiilicn,
(c'ort, aurantiorum.') , , 8 —— Met honig tot 16 pillen, i :dere 2 uur een.
b.
|
|||||||||||||||||||
Wilgenbasti , .
Angelika-wortel, (rad, angelicts,")
Kalmus - w. ... |
3 draclima.
3 ----------------■ 3 ----------'
|
||||||||||||||||||
Met honig tot een flikbrok, in eens.
62
Fijn (taah'ijiici. , . a onceu.
Meekrap-w. . , g ______
Roode gentiaan. - w. . . 4---------
Tot poeder, twee lepels vol op ieder voeder, of
van n°. 8, wanneer de ziekte voorbij is. flQ In de h 00 f dz vv e 11 in g , (mal (P espagne.")
Baldriaan. ... 2 oneen.
Wilgenbast. . . a------
IJslandfche mos. < . t ____
Met water, tot op de helft verkookt. j| pint.
Vitriool naphta, (naphta vitrioW), of zwavel asther (tcther SulpllUT.J . 2 draclima.
Overgehaalde vvn'ngecst. . 1 ons,
Alle 2 uur in eens.
|
|||||||||||||||||||
C5
|
|||||||||||||||||||
V-
|
|||||||||||||||||||
4a VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64
Eiken- of paardenkastanje - bast. . 2 oneen.
Pepermunt - kmid, Qnentha piperita.) §---------
tot op de helft verkookt met en doorgegoten in
Water. ... rj pint.
Geest van minderer. . . 2 oneen.
Overgehaalde wijngeest. . 1 --------
Alle a uur , in eens.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Uitwendige w tl s f c h i:: e,
9$
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuiver animoniakzouc,
ontbonden in
Wjjnazjjn. . Geest van kamfer. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i dem.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
66
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lood èxtra-kt. .
|
1 ons
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontbonden in overgehaald water. 1 pond.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geest van kamfer.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
z oneen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boosaardige zenuwachtige fl y m k e o r t s.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
67
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wilgeii&astii
Kalmus - w. . .
Braakv.jjnfteen.
Kamfer. . .
Jeneverbczieiimoes .
Alie twee uur een; zoodanige pil.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEES MIDDEEEN jfc
|
||||||||||||||||||||||||||
Slvrakooïtfen,
Cltti
|
||||||||||||||||||||||||||
Gentiaan - wortel.
Kalmus. . Dubbelzout.
Terebinthrjn - olie. |
||||||||||||||||||||||||||
4 oneen.
3 --------
6 ----—
|
||||||||||||||||||||||||||
Met lionig tot een flikbrok, driemaal daags *ccn le-
pel vol. Met w o r m e n gepaard.
|
||||||||||||||||||||||||||
Gentiaan - wortel.
Baldriaan. . Schoorfteenroet, Zwavelrjzcr. Tcrcbinthpolie. Tweemaal daags
|
||||||||||||||||||||||||||
4 draebma,
' 4 ------------■
4 --------
a fchrapcl.
|
||||||||||||||||||||||||||
Galachtige fljjmköort!
cc |
||||||||||||||||||||||||||
Gentiaan- wortel.
Braakwijnflee». Zwavcllever. Ammoniakzoiit. Keukenzout.
|
||||||||||||||||||||||||||
I oms.
i drachma,
i ---------_ 4 ---------
a oneen.
|
||||||||||||||||||||||||||
Met meel tot een flikbrok, in twee maal.
Tot n a k u u r.
h
|
||||||||||||||||||||||||||
Fijn flaalvylfel.
Venetiaanfcbe terebinthjü. Wilgenbast. Meekrap.
|
||||||||||||||||||||||||||
3 ons.
6 -----
6 -----
|
||||||||||||||||||||||||||
Met Jeneverbeziemnoes tot24 pillen gemaakt, alle
dagen 3 pillen.
Gal-
|
||||||||||||||||||||||||||
4* V O'O RSCHRIFTEN
68 Galkoortfen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pokhout • gom , (gumm, guaiac')
Galggnt - w. (rad. galanga") Rabarber.
IJzervylfel. Tot poeder, in eens.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i drachma.
2 ------------
i ------------
I fchnipel.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huidziekten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
69
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met meeHirrj of honig tot een flikbrok , waarvan men
tweemaal daags een icpel vol ingeeft; dit middel ïs bijzonder heilzaam in de drooge fchurft. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jeneverbezien. . . 2 oneen.
Roode gentiaan - w. , „ _____.
Baldi iaan - W. . . 2______
Zsvenboom. . . 1 --------
Karwijzaad, (jem.carvi.')ca-;um carvi /,,) 2. ______
Tot een poeder als boven, over het voeder.
Uitwendig wasfche men het geheele paard met zeep-
water of houtaSchloog , de ontftokene plaatien met aluin tabaks- en kalKwatcr. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*J c.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwaveibioem.
üeemstwortel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 drachma.
3 ----------- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met genoegzamen honig tot een flikbrok, in eens.
d.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN GENEESMIDDELEN. 45
d.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met genoegzamen honig tot een ilikbrok , in eens.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•3/.
Verfterkcnd middel voor U erf tel lende.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJzervjjlfeh
Roodc gentiaan - w.
Wilgenbas t. Jenevcrbezien. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 drachma.
i ----------r |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met honig ofmeelbrif, tot een ilikbrok, in eens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitwendig middel.
Witte necrgeploftc kwik. . 1 drachma.
Reuzel. ... 1 ons.
Men beftru'kt hiermede de aangedane plaatfen, a
maal daags. Mok.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ift VOORSCHRIFTEN
h
Wasfching van profesfor dupuitren.
Zwavellever. . * 4 oneen.
Opgelost in water.. . . 2 ponden,
bijgevoegd: , Zwavelzuur. . . \ drachma.
Na liet opbruifchen in eenen welgeflotenen flescli bewaard, en hiermede de aangedane plaatfen
tweemaal daags gewasfehen.
a.
7° Mok, e g e 1 s v o e t, r o t f t r a a 1, enz, Spiesglaus. . . 1 pond.
Wijnfteenroom. « • (5 oneen.
Wonderzout. . 6 --------
Met meel tot een flikbrolc, d«ags een lepolvol.
h
Bijtend water, (agsa phagadtsnica.")
Opgehcvene bijtende kwik. . 24 grein*
Ammoniak - zout. . . 24 ------
Overgehaald water. . . 1 pond.
Hiermede uitwendig gewastenen, alsmede me* lood.»
azijn, kalkwitter. c.
Prikkelende, r o o d m a k e n d e en b I a a r t r e k-
kende i 11 w r ij v i n g e n.
Prikkelende inwrijving lij bejlisfende gezwellen.
Tcrcbinthjjn olie. . . 1 ons.
Laurier oüe, , » 2 ——
|
||||
VAN GENEESMIDDELEN. 47
dt
In ontjlekiiigcn waarin de fpaanfohe vliegen fchadelijk
zouden zijn, zoo ah in die der pisaffcheidings*
Werktuigen,
Kaarsvet. ... 1 ons.
Boomolie. . . 1 —.
Vloeibare ammoniak. . . t ____
Men fchudt het mengfel tot het verëenigd is, en Buit de
fles vervolgens wel digt. Dit middel wordt tot hcrftel van den omloop der
vochten, ingewreven, doch tot roodmaken of blaartrekkcn, opgelegd, en van { tot J uur Ver- nieuwd. |
||||
48 V O O Tv S C ïl R I F T E ft
*
II E E L M IDDEL E N
I N
S I T \V E N D I G E ï O E V A L L E Sfi
W o 11 cl e n.
71
Verdeel enden omflag ili kw et fin gen, en om
den om trek, der met kneuzing vcrzctde w o n-
dcn te wasfchcn.
Ammoniakzout. . . 8 oneen.
Salpeter. . • ' . 2 --------
Wondcrzout. • . 2---------
|
|||||||
Wrjnazrjn. . . 1 pond.
Zuiver water. . . 3 ------
Nota. Wanneer men dit middel ftcilc wil doen werken,
zoo moet men de falpcter en liet wonderzout in het vocht oplosfen , en liet ammoniakzoiü op de kompresfen ftrooijcr,. Wondwater om huwwarm mede te wasfclicti.
72 Ostcrlucie- of liolwortel -kruid, (ft arisiol, rot,1) 1 ons.
| Uur gekookt in water. . 2. pond. dourgegoten en bijgedaan.
Wijn. ... 4 oneen. Zuiker. ... 2 --------■
Geest van vitriool. . • 2 draciuna'.
|
|||||||
Bloed-
|
|||||||
V A K HEEL M 1DDELEN. 49
Bloedftillend middel.
Aluin. . . . 1 ons.
BlaauwevitriooI,(zwavelzuur koper,) sulph.cupri 1-----
Zuil;er. . • •'■„•$ -------
Opgelost in bronwater. . 1 pond.
Vitriool -olie, (zwavelzuur ) . 2 drachma.
|
|||||||||||||
74 Pfl'nftillend middel in ft e 1 U e o n t f t cl; i n g e n
Zwart bilfenkruidj (Jierb,hyosc, uigri)
VKerbloemen.
Ostcrlucie.
van ieder een handvol, gekookt \ uur in
Putwater. ... 1 pint. en voorts uitgeperst.
Om de wonden en derzelver omtrek laauwwarm
mede te wasfehen. 75 Etter-bevorderende middelen.
|
|||||||||||||
Lijnolie. ... 4 oneen.
Terelnntnrjn - olie, (ol tereb.) . .;......___ |
|||||||||||||
b.
|
|||||||||||||
Om f lag.
|
|||||||||||||
Geftoten lijnzaad, tn «gen pint melk gekookt, tot eenen
warmen omflag. |
|||||||||||||
ra ' salf, (ung, bas!!,)
|
|||||||||||||
VOOR S CHRIFT E N
|
|||||||||||||
«o
|
|||||||||||||
Bafilicum-zalf. . ., 3 oneen.
Roode neergeplofte kwik, (gefalpeterzuurd kwik-
vet'2uurfel, (merc. pracïp, rubr.~) oxydum hy- irargyri nitratam,') . 1 -------- |
|||||||||||||
77 Et termr. kende zalf.
Vcnetiaanfchen terebinthgn. . 1 ons.
Gemeene honig. . . e------ 7^ O in dag.
Rofemar?n.
Salij, Qsr.lvia.')
Duizendblad, {achillaa mitlefolium J..~)
van- ieder een handvol» Gekookt in ifén pint water, en warm omgeflagen.
|
|||||||||||||
^ 2 a 1 f o in de vv o n dr a 11 d en te verzachten.
79
Boomolie. . . I pond,
Loodwit, Qcertissa") oxyd, plumb. carb.~) 4 oneen.
Walichot, {sperma ceti.~) . 3 ___
Dit te zamen gekookt, en met dunne wieken op
de wond gelegd, om het aankleven der wieken
op dezelve te verhinderen.
|
|||||||||||||
q '/. u i v e r c n d c w O n d z a 1 f«
Spaanscbgroen, (azynzuur koper, tyirld, aris')
ttcetïs cupriS) . . I ons. Wierook en mastik. . . 1 ------
Heemsthalfem, (Hls, ulth,~) . ij------
Terebinthün - olie. ■ . . 15-----■
Te.
|
|||||||||||||
VAN HEELMIDDELEN. 51
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si
|
ï e?e 11 de wormen in de wonden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terebinthq'11 - olie.
Brandewijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ons.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijtend wondwater.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebrande aluin, {alunuustum,~)
Spaansch groen. Honig. . Wijn.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ons.
ï pint. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuiverend middel in verouderde wonden.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ostcrlucie.
Rosemanjn.
Elzenbladeren>
van ieder een handvol.
Wilgenbast. Gekookt \ uur in putwater. doorgegoten en bijgevoegd:
Aloë ■ tinktuur. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D a
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V O O IV S C II R I F T E N
|
|||||
In vuile fl e c li t etterende wonden en ver-
z w e r i n g e n, met verzwakte levenskracht.
Osterlurie. . . i ons.
Aloë - tinktuur. . . i ------
DuivelsdreU. . ' . i ------
83 Bal f-em ac h t ig e 11 e rb e v o t d e r c 1; d middel.
Venetiaanfchen terebinthjjn. . a oneen.
Peruviaanfchen balfem . 4 drachma.
Honig, i:> een fte:ne mortier gemengd. 2 oneen.
Zuiver fcalkwater, Qaqua eajeis viya) \ pond.
8-» Omflagen in kneuzingen.
Gedroogde potaarde. '. . 2 pond.
Amiiioniakzout. . . 1 ons.
Met osterlucie - sfwekfel, azijn of lood - extrakt,
tot cene dunne brei/. h
Ammoniakzout . . j ons.
Wijnazijn. . . x pint#
Met potaarde tot een omflag, waarbij men in kou«
de gezwellen voegt: Geest van kamfer. . . 2 oneen. tb.
In den aanvang ran alle kneuzingen.
Salpeter. • . , 1 ons.
AniBJontalysout, ... 2 drachma.
Azijn. ... 4 oneen.
Water. . . . 12 —1—-
Den
|
|||||
VAN HEELMIDDELEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
53
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bhb.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den volgenden dag.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Salpeter.
Ammoniakzout. Lood - extrakti Az«n. Water. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i ons.
4 drachma. 4 ------U,
4 oneen.
12 ----------
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groene zeep.
Ammi niakzout. Brandewijn.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 oneen,
i ----------
4 --------
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitwendige levensbalfem , (bals. vit. extern.) a oneer..
In putwater. . . i pint. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Putwater, warm gemaakt. . i pint.
Geest van kamfer. . . i ons.
Extrakt van lood. ; . 2 draehma.
Ammoniakzout. . . 1 ons
Met potaarde tot eenen omilag.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D 3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j4 VOORSCHRIFTEN
S'
Weekmakende en verzachtende miflagt vooral i*
voetgebreken,
Kaasicsblade", (herb, malv.) . 3 handvol.
Gekookt in water. . . a pint.
Laauw warm opgelegd.
ft.
Balfem in kneu zing en.
Kamfer. • v ■ • • 1 ons.
Ammoniakzout. • . 1 ——
Duivelsdrek. . . 1 ——
Met genoegzame witte zeep tot eenen balfem.
In overblijvende verhardingen na kneuzingen, voegt men
hierbij:
Braakwynfteên. • . 4 drachma. Reuzel. ... x ons.
Z 3 d e 1 k \v e t f i n g e n.
5 Totvcrdeeling.
Groene elzenbladeren. . . , handvol.
Eetrtiafl uur gekookt in azijn. . 1 pint.
Ammoniakzout. . . 1 oneen.
Hierin Jappen gedoopt en warm opgelegd; n°. 84.
e Inwrij vin g tot v er wekken van ontftcking,
v.' :i n neer de ve rtie eI ing m i s I u k t. Reu/el. . . . 1 ons,
Spaanfche vliegen, (pulv. canth.') 1 drachma.
ïïiipliorbiuin - gom. . . }. ----------
Eens hiermede inwrijven.
Tc-
|
||||
VAN HEELMIDDELEN. 55
o_ Tegen de brandvlekken.
Boom- of lrjnolie. • • i ons.
Lood - extrakt. . § -----
Wrjnazifn. • • 1-----
Tweemaal daags hiermede inwrijven.
og Omflagen bij verminderde ontfteking.
Majolyn. ... 4 draclima.
Rofemarijn. • « 4 ---------
Lavendel, ... 4 ---------
Kalmus-wortel. . . 4 ---------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gekookt * uur in,wijn. . 1 pint,
j>» Idem b ü geopende ?.adclwondcn.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts gebruikt men om de cttcnng te bevorderen n°. 75
en 76. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
„ Indiende nekband aangetast is.
Geest van myrrllÊ, . . 1 ons.
Opgelost in kalkwater. • * pint.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om bijna geflotenc wonden verder te
genezen en op te drogen. Zinkbloemen, (Jtores zïneï) oxydum z'incï) 1 ons.
Reuzel. . . . 4----- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D4
|
Te-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5!5 VOORSCHRIFTEN
9 2 Tegen wild v'ccscli, va 1 fche ontTtckingen
en verzweringen met vui 1 en etter. Helfehe fteen, (geftnolte falpeter-zour zilver,
(Japls infernalis,") nitras argenti fu/um,') i draebma.
Ontbonden in overgehaald water. 4 oneen. In verouderde vuile zweer en.
Kamillen met plant, bladen en bloemen in water gekookt,
en dit ter dikte van honig uitgedampt; een draclima met 2 oocen water vermengd, en met plukfel op de wonden g . . gd. |
||||||||
qo Middel tegen f i s t e 1 s , (pijpzweren •)
Teer, gcfmoltcn. . . 2 ponden.
bijgevoegd:
Terebinthfl'n. . , 6 oneen.
Honig. . , . 6 --------
vervolgens van liet vuur nemende, en nog
warm zgnde, voege men er by: Spaanscli groen. . . 1 ons.
|
||||||||
, Gene z e n d en wond ft een in wonden, kwet-
ringen en zadel druk k en. Aluin. . o . 3 oneen.
Witte vitriool, (zwavelzure zink,) vltriolum
album,") sulphas zittel.) . 3 ______
Armenifclicn bolus, {bol armen.') 2 .
Ammoniakzout. . . 1 ______
Spaanscli groen. . . 1 ---------
Zilverglid, lythargyrium) oxydumplumbi semi-
vitreum.') . . 1 ---------
Tot poeder gefloten en niet een pint putwater, zoo
lang gekookt tot dit geheel vervlogen is. Hier- van ontbindt men 1 ons in een pond water. |
||||||||
Kneu-
|
||||||||
VAN HEELMIDDELEN. 57
|
|||||||||||||||||||||||||
111 koud e g e z w e 11 e 11, na k 11 e u z i 11 g e n.
Leggers e 11 f c b ij t h a k k e n. |
|||||||||||||||||||||||||
95
|
|||||||||||||||||||||||||
Teer, , . 1 pond.
Groene zeep. . . 1 ,----
Loodwit. • , • • i___
gemengd en op een koolvuur beftendig roerende gekookt.
Hiermede driemaal daags fterk ingefmeerd. |
|||||||||||||||||||||||||
Kniczw am.
|
|||||||||||||||||||||||||
96
|
|||||||||||||||||||||||||
Spaanfcbe vliegen.
Euphorbium - gom» Oprément. Tcrebinthflii - olie. Reuzel. . |
|||||||||||||||||||||||||
4 drachma
4 --------
|
|||||||||||||||||||||||||
1 ons.
1-------- |
|||||||||||||||||||||||||
i,
|
|||||||||||||||||||||||||
Spaanfcbe vliegen. . > 4 drachma.
Euphorbium - gom. . • 4 .
Vloeibare ammoniak . (spir. sal. amm. caust,")
amm, liq.~) . . I ons
Geest van vitriool. .
Roode rièergeplofte kwik.
Terebintbijn - olie. ( . Reuzel. KS |
|||||||||||||||||||||||||
Braakwijnfteen
Reuzel, . |
|||||||||||||||||||||||||
4 drachme..
2 ons. 4.
|
|||||||||||||||||||||||||
D5
|
|||||||||||||||||||||||||
58 VOORSCHRIFTEN
|
||||||||||||||||||||
In verhardingen na kneuzingen en witte
zwelling der knie. |
||||||||||||||||||||
Groene vitriool.
Blaauwe vitriool. Aluin. . ' Spaansch groen.
Ammoniakzout. |
||||||||||||||||||||
4 oneen.
a --------
8--------
4 drachma.
|
||||||||||||||||||||
Tot poeder gefloten, in een aarde vat op gloeiende koo-
ien gefmolttn , voorts bekoeld en na 24 uur fijn gefloten. Eene ens in twee ponden water opgelost; tot kou- de o!' warme omflagen, |
||||||||||||||||||||
By klierverbarding tot verdeeling.
|
||||||||||||||||||||
Kwikzalf. .
Braakwijnftecn. Reuzel. . |
||||||||||||||||||||
1 ons,
4 drachma.
1 ons.
|
||||||||||||||||||||
B Ü verouderde gezwellen, tot voortbren-
gen van ontfteking en op slorp ing. |
||||||||||||||||||||
Kwikzalf.
Braakwijnfteen. Spaanfche vliegcnzalf. Kupliorbiumgom. Terebinthjjnolie. Reuzel, . |
||||||||||||||||||||
Zu-
|
||||||||||||||||||||
VAN HEELMIDDELEN.
|
||||||||
59
|
||||||||
97 Zure zeepachtige balfemin kneuzingen
en koude gezwellen. a.
Vitriool - olie. • • I ons.
Terebinthfjn olie. . . 2------
Lijnjlie. ... 4 ------
Dit in eene aarde pot gemengd, en wanneer de
öpbrnisfching geëindigd, en net koud geworden . is, voege men er zoo veel ft rke brandewijn by3 tot het eene melkwitte kleur aanneemt. i.
Peeskvvetfing.
Extrakt van lood en water; zeepgeeèt en geest van kam-
(er. 84, g, c,
Kwetfing in den h alfterk et en.
Thedens wondwatcr of extrakt van lood met water. 84,
g, en ƒ. qg Blaauw water in voetwonden.
Blaauwe vitriool. < . j ons.
Ammoniakzout, . . ij------
Spaansch groen. . , j ------
Kalk water. . . a. pint.
Bewarende hetzelve in eene welgeflotene flesch.
Voorts n°. 82 en 83. |
||||||||
Ver-
|
||||||||
6a
|
|||||||||||||||||||||||
VOORSCHRIFTEN
|
|||||||||||||||||||||||
Verrekkingen en verftui kingen.
|
|||||||||||||||||||||||
99 In geringe.
|
|||||||||||||||||||||||
Geest van kamfer.
Terebinthij'n - olie. |
|||||||||||||||||||||||
2 oneen,
i --------- |
|||||||||||||||||||||||
ioo
|
|||||||||||||||||||||||
Aluin. . . #
|
i ons.
|
||||||||||||||||||||||
Ammoniakzout. . .
Blaauwe vitriool, . .
Jenever. , pint#
Hiermede eene band-breede zwachtel bevoebtiad.
|
|||||||||||||||||||||||
IOI b<
In v c r r e k k i n geit e o !; n e u zingen.
Geest v:tn kamfer. • . . 2 oncerto
Gceit van anitnoniaUzont. . j _____
TerebintBgn-olie. .
|
|||||||||||||||||||||||
Wünazijn. .
|
|||||||||||||||||||||||
j02 Verdeelend afkook fel.
Kamillen bloemen. . . 4 drachma.
Duizendblad. . . 4 draclima,
Jeneverbezien. . . .______
Gekookt in wtfnazüu. . . ;nt.
Water, doorgegoten en bijgedaan, i _____,
Ammoniakzout. . . i ons.
Ge-
|
|||||||||||||||||||||||
VAN HEELMIDDELS N.
Gezwoltenc achterbeen en.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Extrakt van lood.
Geest van kamfer. Geest van ammoniakzout. TerebinthSn - olie. Putwater. . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
% oneen;
i -----------
t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
iï pint.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeglainroigheid, gaHen, enz.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
104
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Steen - olie.
Terebinthifn - olie. Laurier - olie, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ons.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oogmiddelen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
105
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 drachma.
1 pint. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Braakwijnfteen.
Vlicrbloem - aftrekfel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
O o g o n t f t c k i n g.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
106
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Putwater, warm gemaakt.
Geest van kamfer. . Extrakt van lood.
Atnmoniakrout. . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 pint..
2 ons.
2------ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
107
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuiver Ammoniakzout.
Gezuiverd fpaanscli ^roen. Ontbonden in vvjjnazjjn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ons.
8 grein. 8 oneen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
I08
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
kt van lood.
Koud putwater. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 drachma.
3 oneen.
Of
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
M VOORSCHRIFTEN.
|
|||||||||||
of
Putwater. . . , ]1011.,#
Aluin. . x (1:v
Witte vitriool. . . , _______
Loodzuiker, azjuztrai lood, Qach. saiurni,)
(_acetis plumbi,~) . , j _______
iop Etteroog.
Ongezoutene boter. • . 2 oneen.
Roode neergeplofte kwik. . t drachma.
Om uitwendig mede te (meren.
110
Opgehevene bijtende kwik. . ia grein.
Rozenwater. . . ia oneen.
Om uitwendig mede te wastenen.
|
|||||||||||
III Vliezen op de oogen.
|
|||||||||||
*.
|
|||||||||||
Armenifchen bolus. . . l ons>
Witte zuiker. . , j —1_
Wrjnfteeiii'oom. . . 1 ------
Tot een fijn poeder gemaakt, lietwclkc men in het
002 ftrooit. |
|||||||||||
Ammoniakzout. . . 4 dr-
Witte vitriool. . . ' ----------- In een bierglas water opgelost en in het oop
fpoten. Scher-
|
|||||||||||
VAN HEELMIDDELEN. 63
|
|||||
Hl Scherpe tranen.
Zuiver wynfteenzout, (jal. tertaripur.) i drachma.
ontbonden in :
Rozenwater. . . 4 oneen. U3 In oogontftekingen met verzwakking
[g e p a a r d. a.
Wolverlci» blo omen. • • 1 oneen.
Kamillen • bl. . • 2 --------
gekookt in 4 pinten water, doorgezygd en
bfjgevoegd: Witte vitriool, . . 1 drachma.
00 lianen kompreslen.
Dit pare men inwendig met een verfterkend middel.
b.
Wolverlei - bloemen. . , 4 drachma.
Baldriaan-w. . . 3 oneen.
Met honig tot een flïkbrok, dagelijks in drie
giften.
|
|||||
Bepaling der hoeveelheden en overeenkomst der gemes-
kundige gewigten en maten , met de oudere er. nieuwe.
■---------------—»—&-^_i---------------
Daar liet in de geneeskunde van liet hoogfte belati
alles te vermijden, war. tot dwalingen aanleiding kunnen geven, zullen de volgende ophelderingen geenzina overbodig gekeurd kunnen worden , welke ZOO de ver- fcliïllende giften in de bijgevoegde aanwijzing der genees- middelen, als de betrekking tastenen de gewone, (pfficina- le) en de nieuwe maten en g.wigten, ten onderwerp hebben. De in deze aanwijzing opgegevene giften, zijn wat de
gering ft e betreft, diegene welke gewouelijk in eene reis in één voorfclirift worden gebezigd en toegediend, terwijl de hoogfte hoeveelheid diegene is, tot welke men, naar omftandighcden; door herhaalde toedie- ning dagelijks kan opklimmen; Voorts hebbe men te bemerken , dat wortels , zaden en fommige basten , meestal in vaste zetfftandiglicid, de kruiden, houten en veelal de basten in aftrekfel of afkookfel, en de gommen en harsten in de oplosfingvan ecnig geestrijk vocht worden toegediend. Daar alle nedendaagfche franfehc veeartfenijkunjigen,
bij hunne voorfebriften het nieuwe ftelfel van maten en gewigten hebben gevolgd , is het bijna eene behoefte deze te kennen, om van hunne aanwijzingen vrucht te kunnen trekken; men dient dus te weten, dat omtrent: I gewoon pond (fg) of iö ons is gelijk \ kilogramme {nieuw 61) 3 oneen ($) • • • • ----------1 liectogrammc (ons")
I ons of 2 lood (8 drachm )-----------3 decagrammen.
9 drachma (£) . . . ---------1 decagram (lood~)
I ----------- of 3 fcbropelsO -----------4- grammen.
1 fc'nrupel O) of flo grein-----------10 deeigrammen.
18 grein......-----------1 gramme (wigtj'e,')
a------......-----------1 decigramme.
1 pint. ...... . ■ ■ i litrc (kun.')
|
||||
AANWIJZING EN BENAMINGEN
der voornaamfte geneesmiddelen die in de paarden a rtfenijk unde gebezigd worden.
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN
-----»-*- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ci
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/. Uit het P LAN TEN RIJ K.
A. Wortels welke In poeder moeten gegeven
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden.
Hoogjtitjche,
alantswurzel.
angelik ■w.
baldrian j kaïfcn - w.
galgant- w.
gelber enziati- w'
quecken - W.
eibisen - w«
ronde osterlU(Cy ■ w.
jalappe-
ruhrwurz.
kalmus - W.
kletten-w.
liirberöthe, k-app.
tollbeere, tolkW«he.
nclkehvüiz.1.
weisfe nieswuiJ.
i babarber.
virginianifrhe fcblangen-w,
farrenkraut - vj
zichoreij we-ntart,
zaunrübe! gicirübe.
arnica, wolfejtó.
tormentil - w.
mcerzwiebel.
zittvver- w.
füszholz.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franfche.
atinée.
an.elique.
valerianen
galanga.
gedtiane.
chiendent.
guimauve.
aristoloche ronde.
jalappe.
ipecacuanba.
calament
bardane, glouteron.
garance.
belladonne.
la bénoitc.
ellebore blanc.
rbubaibe.
serpentaire.
fougière.
cichorée.
couleuvrée.
bétoine des möjwagncs,
tormcntille.
scille.
zcdoire.
réglissc.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgens Linnens,
innla belenium.
ang arcbangelica. valeriana officinalis. maranta galanga. gent. lutea. triticum repens. altii. officin. arist. rotunda. convolvulus jalapp. (?) psychotria emetica. acorus calamus. arctium lappa» rub. tinct. atropa bcllad. geum urbanum. veratrum album, rbei. fpecics. aristolochia ferp. polypodium F. mas. cichorium intibne. bryonia alba, vel. dteca arn. montana. (jac1- torm. erecta.
fcilla nmritima. kaetnpfer.rotnnd.s.am. zed. gfyzyrrhiza offic. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitwendig.
i ons tot 2 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
**
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2:) ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET PLANTENRÏJK.
|
||||||||||||||||||
B. kruiden met of zonder bloemen.
|
||||||||||||||||||
hoeveelh. der giften daags-
meest uitwendig.
| ons tot 4 oneen. 1------tot 4---------
1 ------tot 4 --------
1 fchr. tot 3 dr. meest uitW'
| ons tot 3 oneen. |------ tor 3 ---------
1 ------ tot 3 --------
1 ------ tot 4---------
3 di\ tot 3 --------
|
||||||||||||||||||
Hoogduitfche,
odermenning.
weritnuth.
oebfenzung, boretsch.
barenklauen.
bilfenkraut.
fchaafgarbe,
taufcndgülden - kr.
gefegneter distel, carde ben.
glaskraut, tag 11 nachtkr.
gauchheil.
osterlucie.
malve, pappel.
chamlllen.
fiebeiklee.
fchierllng.
lattich.
lavendel, fpiek.
majoran.
hUnerbisz, mauer - ratite.
pfciTer ■ miinzc.
posmarin.
rlieinfarn.
falbey.
fennen - blattcr.
taback. otber fingerbut.
holluuder. raute. euphorbium. ....
fiigebaum. |
||||||||||||||||||
gwo/je LatiJHfJic.
agrimonia.
abfinthium vuipre. borrago. acantlms.
l;yoscyamus nSer.
millefolium.
centaurea mimr.
cardus beneditus.
parietaria.
anagallis.
(zie boven: lolwortel 8)
mal va.
chamcemelum Vulgare,
tiiiolium fibrnuni.
cicuta.
lactua.
lavendnla,
niajorana.
ruta nuuaria.
incntha piperfa,
rosmarinus.
tanacetum.
falvia.
iennas folia.
nicotïana.
dis-Kalis purpurea; folia.
flor. fambaci'
ruta.
enphorbiunj,
flor amica.
fabina
|
||||||||||||||||||
Nederduitfche,
27 Agvimonie Oq
*28 Alzem (blad, en krop.
20 Bernage. O?
3° Serenklaauw.
3i Bilzeiikriiid (H
*32 Daizendblad. (39
"33 DuizÊltólguIdérikr. (28
*34 Gezegenden discel. (61 35 Glaskïuïd.
*36 Guichciliei!. *37 Holwortel bladen. (8 \*38 Kaasjes-k. m;ilva. (7 *39 Kamillen bloemen. ♦40 Koorts of vvaterkl. (2g *4i Kervel, (wilde 42 Latuw. (35
43 Lavendel. (.-
44 Majol|jn. (49
45 Munrkruid. (^
*4<5 Pepermunt. *4? Rofemarijn. {A0
*4S Rijnvaren. (g3
*49 Saüj. (47
*5° Senebladen.
51 Tabak. *5a Vingerkruid- (purper 53 Vlierblocmen. (35
54 Wynru't.
;;5 Wolfsnicik. *5° Wolveriei b!.e«w, (as
" Loom. |
Franje'ie.
aij*rcmoine.
abfinthe.
böurrache.
branche ursine, acanthe.
i-isquiame.
millefeuille.
petite centaürée.
chardon bcnit.
cassc pierre, parietaire.
tnouron,
id.
mauve. camomille. mciiiantbe, (trefie aquatiq.
ciguS. Saituë. lavande. marjolaine. rue des murs, mouron.
menthe poivrée, romarin. tanaise. saugc. du sennd. tabac- digitale pourprée.
sureau. rue. euphorbe.
zie boven, (wolverleiwort.)
sabin». |
|||||||||||||||||
volgens Linnens.
agr. eunatoria.
artemifia abs. borrago offic. acanth. inollis. hysc niger. achill«a millef. gentiana centaurium. centaurea benedicta, pariet, offic. a arvenfis. id. m fylvestris rotunda folia.
matricaria cnamomilla.
taeniantes trifoliata.
conium maculatum.
lactua 1'ativa.
1 fpica
origanum maj.
adiantum album.
mentha fpecies,
rosm. officin.
tanac. vuig.
falv. offic.
casfïa fenna.
nicot. tabacum.
digit. purp.
fambucus nigra.
r graveolens.
euph. offic.
arnica mont.
juniperus fab
|
||||||||||||||||||
10 grein tot 2 drachma.
1 ons tot 8 oneen. §------tot i| or,s en uit*
§ dr. tot 4 dr. uitw.
§ ons tot 3 oneen. 1 dr. tot 1 ■ |
||||||||||||||||||
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET PLANTENRIJK. (3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Houten en basten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoegduitfche-
feuerfchwamni-
eichenrinde. zirnmt. cascarille» rinde# fieber rinie.
lorbeer -1.
rosskastanie-r*
frauzofeniiolz.
die ausfere g''üne fchale
der unteife «*]lnüsk'
pomeranaen fclialen-
weiden-rinde,bruchweide.r.
! «slandifches m°os'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeyeelh. der giften daags.
uitwendig.
f ons tot i§ ons.
2 di'. tot 2 ------
2 — tot ii -----
1 ons tot 4 ——
3 dr. tot 2------
1 ons tot 6 ------
1 — tot 3 — in aftr.
I — tot il------in aftr. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pranfche.
de 1'amidou. (agaric
chéne.
canelle.
cascarille.
quinquina.
laurier-
maroimier d'inde.
bois saint. s. guajac
noix corneaux.
écofce d'orange.
saule-
liclien islandique.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederduiïfche,
♦58 Eikenzwam.
*59 Eikenbast* (64
60 Kaneel.
61 Kaskaril, (67
62 Koortsbast. (68
63 LaurierWst.
'64 Paardcitfastanjeb. (59
*<>5 Poklioui-
'66 Okkeniootbast. (59
67 Oranjcfchillen.
•68 Wilgenb. (laurier* "69 IJsIandfche mos, 70 Houtskool,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone hatijnfehe.
agaricus.
cortex quercus. --------- cinnamotni.
--------- cascarillEe.
•--------china?. (cperuvian.
--------- laurea.
--------- hippo - castani.
ligni guajaci rafura.
putamen nucu juglandum. cortex aurantiorutn.
-------- falix laurea.
licbén islatidicus.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgens Linnens,
boletus incarilus.
querc. robur. laurus cinnam. croton cascarrilbe. cintliona officin. Iaur. nobilis. assculus iiippocastanum. guajac. offic. juglans regia. citrus aurantkitn.
fal. pentandra. 1. isl. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Zaden en vruchten-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 dr. tot ij ons.
§ ons tot 4 ------
1 — tot 4 ------
1 dr. tot 1 ------
J ons tot 3 -----
2 dr. tot i|------
als bijvoegfel afgekookt.
3 dr. tot 2 oneen,
1 fchr. tot 2 draebma.
1 ons tot 2 oneen,
i — tot 2------
2 dr. tot ii------
2 — tot 6 drachina.
2 — tot \\ ons. 1 fchr. tot 1 draclima. 1 ons tot 6 oneen.
2 dr. tot 6 drachina;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anisfaamen.
üokshorn-s>
hanff.
ignatius bobnen.
wacbboljerbeei'cn-
lorbeer-b.
lcinfaamen.'
maltenkSfflBiel»
kvaheiiaugen.
fenf.
peterfelie.
fenchcl.
wasferfencbel.
würmfamen.
tollapfel.
id.
gallapfeln. id.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET PLANTENKIJK.
|
||||||||||||||||||||
4)
|
||||||||||||||||||||
Z). Natuurlijk verdikte fap
volgens Linntus.
aloë perfoliata. |
||||||||||||||||||||
en harsten.
Hoogduitfche,
aloë.
ammoniak - harz.
arabifcher gumme.
japonifche erde.
tragant - gumme.
drachenblut.
ftinkender asfant, teufclsdr.
id.
coloplionium , geigenharz. kamfer. id.
mastik. opium, pech. guanj'ac - harz.
glanzend ofenruss, terpentin, theer. |
||||||||||||||||||||
pen, gommen
Franfche,
aloës. gomme ammoniaque.
gumme arabique,
cachou.
gumm. dragantli.
sang. dragon.
assa fétide,
id.
colophone, pix réfine. camphrc. id.
du mastic. opium. poix. résine de guajac.
suie de cheminë. téi'ébentliine, goudron. |
||||||||||||||||||||
Hederduitfchc
* 89 Aloë. (lever-
* 90 Ammoniak - gom.
9I Arabifche - g. f>
p2 Cachou. (65 93 Draganth-g. (8(5
94 Drakenkloed,
» 95 Duivelsdrek. 96 Euph. Cwolfsmelk>g
97 Harst.
» 98 Kamfer.
99 Mrjrrhe.
100 Mastik.
*ioi Opium.
102 Pik.
103 Pokhout - gom.
*io4 Schoorfteenroet. *ie>5 Terebinthijn. (venet, 106 Teer.
|
||||||||||||||||||||
hoeveelfi, der giften daags»
l ons tot i ons.
i — tot 1 ------
gelijk heemstw.
zie okkernootbast, § ons tot ij ons. 1 fchr. tot a fchr.
| dr. tot 1 ons. uitwendig. id,
§ dr. tot i ons. uitwendig, id.
15 gr. tot 1 dracluua. uitwendig. 3 dr. tot 1 on*. J ons tot 2 — 2 — tot 1 ------
uitwendig.
|
||||||||||||||||||||
gewoaloë hep
|
||||||||||||||||||||
(onbekend tot nu toe.)
mimofa nilotica, catechu. astragalus trag. dracasna draco. ferula asa foet. (zie boven 55.) pinus abies. laurus camphora. id.
pistachia lentiscus. papaver fomniferum. pinus abies. guajacum off. ...
pinus larix. ------abies et fylvestris. |
||||||||||||||||||||
gumm. ammoniaciim.
------— arabicum.
cateclui, s terra jtponica.
gumm. tragacanth' .--------• fanguis draconis.
•--------asa fcetida.
--------- eupliorbiiK*.
coloplionium,
camphora,
myrrhae.
mastiches.
opium.
pix.
gumm, guajac.
fuligo fplendens.
tereb. veneta.
pix liquida.
|
||||||||||||||||||||
(5
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ENKELVOUDIGE GENEESMIDDELEN UIT HET DIEREN- EN DELFSTOFFELIJKE RIJK.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Uit het "dierenrijk.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haegduitfihe,
ungefaUeiie butter.
eyerdotter.
honig.
austcrfcbalen.
fchweinefett.
walrath.
fpanifche (liegen.
wachs.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeyeelh. der giften daags.
uitwendig. id.
J ons tot 4 oneen, uitvv. s — tot z--------
uitwendig.
id.
id.
id.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fi-anfche.
du beun-e frais.
Ie jaune d'oeuf. du mièl. des écailles, du sain-doux. blanc de baleine. des cantbarides. de la eire. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kunstbenamingeu.
bos taurus L,
pbafianus gallus L. apis mellifica L, ostra edulis L. fus fcrofa. L. pbyfeter macrocephalus L. m loë veficatorius L. apis mellif L. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone Latij.ifclic.
butyrum,
vitellus ovi. mei vulgare. conchiE preparatie, axungia porcina. fptrma ceti, cantharides. ccra. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederduitfche,
Ongezoute boter,
fcgerdoren. ïlonig. Oesterfchelpen. beuzel.
Sperma ceti. Spaanfche vliegen. Was. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Uit hét DELFSTOFFELIJKE RIJK.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot berookingen.
uitwendig.
io grein tot § dr.
i| ----- tot 3 grein.
a drachma tot i ons.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fcruinfteen.
'Wik.
Oprement.
Wit rattenkruid.
Spiesgfons.
Ijzcrvylfel.
Zwavel, (ruwe
2\vav. bloemen, (gczuiv.zw.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
braunflejn.
quekülbci'- operment. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
manganèsc.
hydravgyre. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magneiia nigra,
mercurius. auripigmemum. arfenicum album. antimoniutn cruduin. liuiatura ferri, fulphur crudum. Hores fulpliuris. |
oxyd. magnes. nigr. nativ.
hydrargyrum. arfenicum fulphur, oxyd. arfen. alb. fulphuretum ftibü. ferrum pulveratum. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orpiment. Quclde d'nrsénic
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sulfuré jai:;><-.')
acidc arsénieux. (oxide \ arfenik, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
u'arsé.iic blanc.')
antim. cvud, {jsulfurc d'an- tlmoine.') limaillc de f er. |
fpiesglans-rchwofel,
eifenfeiij. rohcr rci,svefel.
ichivcfoï-bluraen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
du foufre.
fleurs de sójrfre. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot 4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ï'ulphur depuratum.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
***
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EBEREIDE GENEESMIDDELEN.
A. Zuren en loogzou ten,
Lalijnfche.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T O
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neierduitfche
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeveelheid
der giften daagt.
i fchrupel tot 3 fchr. uitwendig,
idem.
idem.
10 grein tot 30 grein.
10 ----- tot 30 ——.
5 ------ tot 15 -----„
I drachma tot 3 dr,
uitwendig.
1 drachma tot 6 dr.
1 ----------■ tot 4 oneen.
i ----------toto---------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r '——^ ^^^^^^^^^
ewone fcheikund'pge.
Vloeibare ammoniak, j vloeibaar ving bijtend
loogzout. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogduitfche.
falmiakgeist. potasch.
fchcidewasfer.
attzftein. fchwefel - faure.
falz - faure. concentrirte lalz-fiiure |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fclieikundige,
ammonia liquida. potasfa venalis.
acidum nitricum.
potasfa füfa, acidum fulphuricum.
---------muriaticum.
------muriat.concentraï
|
Franfche.
atnmoniaque liquide. potasse.
acide nitrique.
potasse caustiq (pierre A cautère)
acide sulfurique. ------ muriatique.
----------------contentré.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone.
fpir. falis ammon. cum calce viva.
carbonas potasfa: alca- linutn.
aqua fortis- lapis causticusi oleum vitrioli.
fpir. falis marini. acidum falis concentr. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Po8tóéb,<gröeiftoffeljjk
vast loogïoüt.)
Sterk water. Bijtend loogzout. Vitriool -olie.
Zovu >eesti Za:»-:1,Be'-'l'üngen zoutg.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koolzure kali.
fafptter ■ zuur.
drooge bijtende kali.
zwavel - zuur.
zeezout ■ zuur. zamingedr.zeezoHtzuur |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£. Middenzou ten zonder metaalachtig beginfel.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aluin. (ruwe
------ (gebrande
Aaioniakzout.
j)Ubbelzout. Q\a ibers wonderzout, J
Ilartsboorn - geest.
Gekrist alifeerd gr0ci.
(loffelijk loogz.(fl;M/j Magnclia. Geest van tninderer.
Salpeter.
vpjjnfteeiiroom.
Zeezout.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fulphas alumina:.
--------i-------------ustuin nmrias ammonia:.
fulphas potasf*.
fulpbas foda:.
carbonas ammonia: py-
ro animale liquidum carbonas potasfa; cris-
tallifatum. carbonas magnefias.
acetis ammonia: liquid.
nitras potasfa; depur.
tartris ecidula potasfa:, murias foda:. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alun, (julfate d'alun.)
-----(sulf at e d''alumine
ca iclné.)
sel ammoniac,(marine d^amoniacP)
tartre vitriolé, (sulfate de potasse. ~)
sel deglauber, (sulfate de sou de.)
esprit volatil de corne decerf^alcali volat.) alcali végétal doux, ycarbonate depotasse) magnéfie, (carbonate de magnésie )
esprit de mindrepus, (aedtate ammonia
cal liquide.')
sel de nitre , (piitrate de potasse )
crêtne de tartre, {tart. acidulé de potasse.)
sel marin, (jnuriate de soude.)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alaun.
gebrannter alaun. falmiak.
vitriolisirter weinftein,
glauber - falz.
hirschhorn - geist.
pnanzen alcali, wein-
ftein - falz.
bitterfalz - erde, minderers geist, csfig
falmiak, falpeter.
weinfteinralim.
kochfalz.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aluinen crudum.
---------ustum. fal ammoniacus.
tartarus vitriolatus,
fal mirabile glauberi.
fpil'itus cornu cervi.
alcali vegetabile.
magntfia albï.
fpiritus nündcreri,
nitrum depuratum.
cremor tartari. fal culinaris. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoutzure amuionfiik.
zwavelzure potasch.
----------— foda. koolzurige brandige
ammoniak. gckristallifcerde kool-
zure potasch. koolzure bitteraarde.
azijnzure ammoniak.
falpeterzurc potasch.
zurige wijufteenzure
potasch.
zoutzure foda. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 grein tot j „ .
uitwendig.
1 dr. tot 4 dr.
1 ons tot 4 oneen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot 3.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T O E B E R. E I D E G E N E E 5 M I D D E L E N. r (.7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Bereidingen uit metalen.
Latijnfche,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
flederduilfche.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeveelhelt
der giften daagt' § dr. tot 2 dr. 5 — tot io gr.
en uitwendig.
uitwendig,
id.
io gr. tot 3 fchr. i fchr. tot ij dr. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogduitfcke.
brechweinftein. ajtzender quekfilber fu-
blimat. rottier pracipitat.
Wejsfer quekfilber pra-
cipitat.
vtffüsit-s quekfilber. mioeral - kermes.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fcheikundige.
tartris potasfa; ftibiata. nmrias hydrargyri oxy-
dati. oxydum hydrargyri nU
tratum.
ïnurias hydrargyri am- moniacale.
murias hydrargyri oxy- dulati.
hydro - fulphuretum oxyduli ftibii.
aceris plumbi liquida
concern: rata. acetis plumbi.
oxydum plumbi carbo-
iiatvim.
fulp'm return hydrargy. .. rum.
1'utpiiU ' tum potasfa;. alcaiin m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fcheikundige,
gefpiesglaiwde wynfteen
zure potasch.
zoutzure kwik. |
Franfche.
émétique, tartrite antimonii de potasse')
sublhné corrosif, 0''"' riate de meïcure
surox'génér)
précipité rouge, (pxiAe de meratre rouge.
précipitéblanc^fwew»- riate nmmoniacal.
mercuredoux {raurtate de mefcurg doux.~)
kermes uiiuéral, Qoxide d' aittlmoine hydro-
sulfuré rouge,')
vinaigre ou extrait de saturne, {cicètite de
plomb concentH.
sel de saturne, Qacétit6 deplomb critallisé.)
cérusse , {pxide de plomb carbonné.~)
sethiöps minéral Qsulfa- retioir da mèr.cttt*<\
foije ie souffre ,(>«/ƒ«/"' depotasse,
verd de^ gris, (Qxtöe
de cuivre )
foije d'air imoine, (oxf- ded'antiw.sulture".)
pierre infernale, Qtüra- te d' argenrfétidu')
cinuabre-anificicli(*B(-
fürë rouge de mereure
vitriol bleu, (Jtftótf*'*'
cuivre.X
vitriol bianc, Quifate de zinc)
vkiioiweït,Cs!UJatede litharge, Coxidede
plombiemt-vttreusO
flèurs de zi«c ; (oxide de zfrfï. '_ •
soufrc doré, {soufre . d' anttmoinc hydro-'
gèuéO
sulfure de fer. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone.
tartarits emeticus. mercurius fublimatus
corroiivus. merc. praseip, ruber.
------prsscipitatus albus
------dulcis, calomel,
kermes mineralis.
extractum faturni.
faccharüm faturni.
cerusfa.
sethiöps mineralis,
hepar fulphuris alcali-
num. viride a;ris,
hepar antimonii.
lapis infernalis.
cinnaberis factitia.
vitriolum cupri, ----------- album.
----------- marris.
lithafgijriünit
florcs zinci.
fulphm: auratum anti-
monii. jetbiops martialis.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone.
Braakwjjnfteen. Kwik, (bijtende opge-
hevene Kwik, (roodc neerge
plofte
Kwik, (witte neergepl. Kwik. (zoete
Kermes, (mijnftolTelijke
Lood . extrakt.
Lood - zuiker.
Loodwit.
^loor, (nüjnftoffeHjke
''otasch zwavel lev, met
eene groeiftoffel, loog- houtige grondftof. "{•aansch - groen.
fwsghns zwavellever,
Ste«l, (hclfche V«'mi!iioe!i. V»riool, (blaauwe. ^triool, (witte "riool, (zuivere ijzer-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gefalpeterzuurÜ kwik-
verzuurfel zoutzure ammoniakale
kwik.
ouvolkomene zoutzure verzuurde kwik.
waterftoffig verzuurde fpiesglans.
vloeibaar azijnzuur lood
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bley-extrakt.
blcy-zucker.
biey-weiss. qll;;i;lilbeintolii'. fcbVefelleber. grijn-fpan.
i'pjesglansleber.
hb]lenftein, ziniiober kupfér- vitriol. zink- °der weisfer vi-
' tfio1- . . ,
ejf-fo-vitriol. filbcrgiatte.
zinkblumen.
goidfarbiger fpiesglans-
jthwefel. ftahl- fchwcfel.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitwendig.
id.
id. id.
meest inw. i tot 6 dr. id.
3 dr. tot 3 oneen, uitwendig, id. meest. id.
id.
id,
id.
id.
15 gr- tot " fchi''
2 — 8 drachma.
en meer gezwaveld, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
azijnzuur lood.
azijnzuur verzuurd lood
zwarte gezwavelde
kwik.
gezwavelde potasch. azijnzuur koper.
gezwavelde fpiesglans
bevattende potasch.
gefmoltcn falpeterzuur
zilver.
roodc gezwavelde kwik zwavelzuur koper.
zwavelzure zink. (fpi-
autetO
zwavelzuur y'zcri
f
azijnzuur verzuurd, half
verglaasd lood.
verzuurde fpiauter. gezwavelde verzuurde
fpiesglans met water- Hot. zwavelijzer.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cupi'um v.'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
am.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rulphuretutn ,)uEas:a;
fti! iatum
i: as arcehti fufutn. fulp luretum hydrargyri
rubfum
fulpbas cupri. --------zinci.
-------- ferri.
oxydum plumbi femi-
Vitrciini.
oxydum zinci. fulphuretum oxyduli
ltibii hydrogenatum. ferrum fulplmratum.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Qverglid.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2'«kb!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oeinen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2**vel. (g0lId.
2wi"el, (ftaal- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gefpicsglansd en minder gezwaveld, daarentegen is de goudzwavel minder gefpiesglansd
ftaat.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*-i De my lift off e lij ke k enne s is ra
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwj}! de fpiesglansraoor uk kwik en fpiesglans, en de mijnftoffel|jke uit kwik en zwavel b
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
***
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TOEBEREIDE GENEESMIDDELEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Extrakten en co n f er ven.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederdfiitfche.
|
Latijnfche.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeyeelhetd
der giften daags. i ons tot 2 oneen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scheikundige.
extractum lïqniritise. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franfche.
extrait de niglise.
(yre
rob de bayes de génie- — de sureau.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scheikundige.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone,
2octhcmtdrop. jeneverbEzien conferf.
Vlierbezien conferf |
Iioogdr.itfok:.
eingedickter ftissholz-
faft.
wachhoUlermus.
hollundermiiss. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewone.
fuecns liquiritise depu-
ratns.
rob. juuiperi» ------ fambuci. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■£. Azijn- en wijn op los f ing e n.
oxymel Brnplex. . . . | oxitnel simple.
—■----- (ctlliticum. I oxymel fcilte. | -------- scillitique. F. Af trek fels, (tincturen.')
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele honig - azgn.
Zee-ajuin honig - azijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuurhonia
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
faucrhor.ig.
meerzwiebel - honig. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 — tOt 6
i — tot 4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tinktuur van aloë, |
•----------van mrjrrhe.
•---------- van fp. vlieg.
Moutofkoom-brandew
Brandewijn of wijngeest. wangees<ovèrgei,aald --------(voorloop van)
---------Mat 'kamfer.
Hoifinans droppCieni
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoete falpcterg
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eest.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeepgcest.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TOEBEREIDE GENEESMIDDELEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. ZAMENGESTELDE WATEREN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OLIËN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0ln- of olijf-olie.
tin - olie. "Wier-olie.
ap-olie.
Steen -olie> Terebinth«n-0He>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oleum olivarum.
-------- lini. -------- lauii,
-------- rseparum,
--------• petra;,
i
■-------- therebintinace-
um astliereuni.
|
huile d'olive.
------ de Hn.
.___ de laurier.
___. de navette.
pétréole.
huile de terébenthine,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baumoel,
leinoel.
lorbeeroel.
rüboel.
fteinoel,
terpentinoeL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest uitwendig.
id.
uitwendig. id.
. id. van 2 dr. tot i once. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z E E P E N.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groene zeep.
"Witte zeep. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grünefeife3fclimierfeife i uitweiidiii.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fapo viridus.
—~venetus fivealbus,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
du savon noir.
——— blanc. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vveisfe feife.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest uitwendig.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
****
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TOEBEREIDE GENEESMIDDELEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L, BALZEMS, ZALVEN, SMEERSELS, em
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BENAMINGEN
der voornaamfte ziekten, toevallen en ge- breken waaraan het paard onderhevig is. |
|||||||||||||||||||||
Ziekten die bijzonder de waterraten, de klieren en
deflijm afzonderende vliezen aandoen. Nederduitsch. - Fransch, Haogduitsch,
De verkoudheid. la morfondure, catar- {bengel.
rhe, rhume, (coryza)
De waterzucht, alge- hydropisie ,univcrselle, die wasrerfucht, alge- meens , plaatfelijke. locale, (anasarque ,i meine, örtliche. oedème.') Klierziekte. tubercules, scrofulcs. fcrofeln. Klierverhardingen. squirres. drüfenverhfirtung.
De droes. la gourme, drufe, kropf.
De kwade droes. la raorve, (ozène,~) roz.
De worm. Ie farcin. wurm.
Ziekten die bijzonder de gevoels- en bewegings*
werktuigen of de zenuwen en fpieren aandoen.
|
|||||||||||||||||||||
De zen u w e n.
De kolder, (tazm&e, phréneve, manie.
ftiileO
De duizeligheid- 1c vertigc.
Eene beroerte. apoplexie ,
De vallende ziekte. 1'épilcpsie.
|
|||||||||||||||||||||
koller (razender, dun:-
koller.
fchwindel. der fchlag. die fallende fucht. |
|||||||||||||||||||||
Onbewegelijkheid.
De dolle hondsbeet. |
'mnvioh'iiitéQcalalepsie') ei'ftarrung.
Hïz%s,Q'hydropho$ie) die hundswuth. |
||||||||||||||||||||
R hen mat ieke en krampachtige toevallen.
|
|||||||||||||||||||||
De jigt.
Zinkingen.
Rheumatismus,
Vei'vangcnhcid.
|
|||||||||||||||||||||
Ia goutte.
fluxions, rheumatisme. h foiirbure. |
die gicht.
flüsfe.
rheumatismus. (genbeid
relie, verfchlag, verfan»
|
||||||||||||||||||||
BENAMINGEN
Nederduitsch, Fransch. HóógSüitsch.
Verlamming. la paralysie. • lahmung.
De klem. Ie tetanus, mal de eerf. die klemme, maulfpev-
re, hirschkrankheit.
De kramp. Ie spasrSc. krampf. Stijfheid der voorbee- cbeval froid ou éprïs fteifheit der vorderbei»
nen. des epaulcsj ue. Ziekten der levenswerktuigen,
Van bet h o o f d.
De ontfteking der her- 1'inflammatioft du eer- gelmneiitzündung.
fenen. veau, (cephatUls,^ Der a d e m li a 1 i n g s- en b 1 o e d o m 1 o o p s w e r k t ui g e n,
Ontfteking der keel. 1'angine, rinflammati-halsentzündung, brau-
on du gosier. ne.
Die der oorklieren of les parotides. feifeln, ohrdrüfën - ge»
dc vfjvel. fchwtilst.
Ontfteking van het hart. cardite. herz - entzündung.
Het zjjdewéé of die la plcurésie , courba- brustfell - entzündung.
van bet borstvlies. ture.
De longontfteking. la peripneumoiiie. lungen - entzündung. De longtering. la pulmonie , phthisie. lungenfucht, lungen-
fiiule.
De borstwaterzuelit. 1'liydropisie de poitri- brustwasferfucht. ne, Qiydro-l1do?üx~)
Kortademigheid, of dam* ia pousse, 1'asthme. licrzfclilachtigkeit,eng. Digheid. brüstigkeit, dampf.
Blazen, fnuivcn. cornard,si(ïïeur, halley. blafer.
De koest. la toux. busten.
Verftikking, asphyxie. erftickung.
Toevallen der werktuigen tot fpijs ver te cring en
afzondering. lïiibbcnbyter. tiqueur. kopper, krippenbeisfer.
Cmverdüweiijkbeid. indigestion, unverdaulichkeit.
Verlorene eetlust. dégóut. ekel.
|
||||
DER VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
|
||||||||||||
Nsderduitsch.
Hondshonger.
Maagontltcking.
Darmontfteking.
Het buik wee.
Leverontfteking,
Geelzucht.
Haarballen in den maag.
De loop.
De bloedioop.
De fpijs- ofcliijlloop.
Vetfmelteu.
Wormen.
Buikwaterzucht.
Wind- of trommelïucht
Opllopping van water. Koude pis, louterstal.
Ontftcking der nieren. Honigpis.
Pisloop. Bloedpis.
Zaadloop. Blaas- gal- darmftee-
nen. Vermagering of ver-
branding. Uittering. |
||||||||||||
Frans ch.
faim canine Qoulimos')
gastrite.
enterite.
la colique.
Iiepatice,
la jaunisse.
gobbes. (diarrhée.
Ie cours de ventre, la
la dyssemerie/
la Hènterie.
gras fondu ,de voyément.
vers.
1'hydropisie du bas
ventre (ascite.y
Ie mcte'orisrac. la rétention d' urine, QscUurie.~)
la difficulté d'uriner, inflammation des rog- nons. (nephrite.)
diabetes.
incontinence d'urinc.
Iiématurie.
dispr-rmatismc.
calcul urinaire, biliaire,
des intestins (cystites, lythiasis, biliatis.') cheval fortrait, (jitro-
phie.y marasmé.
|
||||||||||||
Höogduitschi
heiszhunger.
magei) entzündung.
gedann - entzündung.
darmgicht, bauchgrim-
leber entzündung.(men.
die gelbfueht.
haarbaïlen.
durchfall.
ruhr.
bauchfluss.
fcttfchmelzeiT.
würraet.
die bauchwasferfiicht.
trommelfucht.
harn-vcrhaltung, kalte pisfe.
nieren-cntzündung. die harnruhr.
der harnflusz. J blutharnen. famenflusz. blafcn- gallen darmftei-
né< die fchuur.
abzehrung.
|
||||||||||||
K oort f en.
|
||||||||||||
De koorts. la fièvre. das fieber.
Ontftckingskoorts, fièvre inflammatoire , das cntzündungs-fieber.
Cf, angiotenique,~) |
||||||||||||
BENAMINGEN
Nederduitsch. Fransclu Hoogduitsch»
Rotkoorts. fievreputride, (f.ady- das faulfieber."
nainiqnc.~)
Pestkoons, legerltoorts f. pestilcntiellc, Qady- pestbcule, kriegspest, siamicoataxique.') karfunkelkrankheit.
Zenuwkoorts. fièvre nerveuse, (J.a- das nervenfieber.
taxiqiie.')
Spaanfche hoofdziekte. lc mal d'espagne, die fpanifche kopf> krankheit.
Galkoorts. ï.b\Uus2(jnemngo-gas- das gallenfieber. triquc')
Slijinkoorts. f, muqueuse ,pituitaire, das fchleimfieber. catarrbalc, (_adenO -
meningéc.~)
Uitterende koorts, f. hectïque. das zehrfieber. |
|||||||||||
Uitwendige toevallen.
|
|||||||||||
eine wunde.
ein gefchwür,
ein blutfluss.
blutergiessung,
die entzündung.
die eiterung.
die rofe,
der brand.
der hospitalbrand.
der bcinfrass.
der knochenbrand.
fchwaromigtes fleisch.
ein beinbruch.
ein darm- nabel- leis-
tenbruch.
waslcr- wind - fleisch- bruch.
fclmenknotcn. K n e h.
|
|||||||||||
Eene wond.
Eene zweer.
Eene blocdftorting.
Eene bloedontvaüng.
De ontfteking.
De ettering.
De roos.
Het verderf, koud vuur
Het hospitaal -verfterf.
Beenbederf.
Het becnverfteif.
Wild vleesch.
Eene beenbreuk.
Eene darm- navel- Hes.
breuk.
Een water- wind- vlcescb- breuk.
Pcesfcnobbels. |
|||||||||||
nne playe.
ulcére.
1'hémorrhagie.
écliimose.
rinflammation.
la suppuration.
l'érisipèlc.
la gfflgïhn&.(.sphacète')
gangrène nosocomiale,
la carie des os.
nécrose.
chair morte,
unc fracture.
une hcniie ingüinale,
ombilicaie, &c.
une hydrocêic; pneu- matocèle, sarco-cèle,
STiHgliOllS.
|
|||||||||||
DER VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
|
||||||||||||||||||||||||||
Kneuzingen.
Fransch.
|
||||||||||||||||||||||||||
Nederduitsc/i,
|
Hoogduitscb.
quetfcliung.
fatteldruck. brandflecken.
fehnenklapp. |
|||||||||||||||||||||||||
Kneuzing. contusion.
Kwetfing door den za- mal.de garot.
del.
Brandvjekken, des cors. Pceskwetfing. ncrfFerrure.
|
||||||||||||||||||||||||||
Ver rekkingen.
cffort.
entorse.
luxation.
claudication.
écart.
effort des hanches.
effort. des reins.
böuleté.
|
||||||||||||||||||||||||||
verrekking.
Verftuiking. Ontwrichting, Kreupelheid.
Boeglam. Heuplam. Kruislam. Ovcrkoot.
|
||||||||||||||||||||||||||
ausdehnurig.
verftauchung,
verrenkung. lahmung. buglahm. hüftlabm. kreuzlahm» iiebcrkothig. verrenkung des kugel» gelenks. |
||||||||||||||||||||||||||
Verftuiking van liet ko- mémarctrare.
gelgewricbi, |
||||||||||||||||||||||||||
Gezwellen.
|
||||||||||||||||||||||||||
plilegmoi). entzündungs gefchwulst
sqnirre, glandes. driifengcfchwuls:.
anthrax, bubon. pestbeule,
mal d'oreillei (ptalgie) oliren-gefchwulst.
Ia taupe ou tcstudine. maulwurf oder fchild-
krötengefcbwulst.
les parotides ou avives. die feifeln. listulc 'de la saignée adcrlassfistel,
du col.
Ie fc-vc ou Ie lampas, voller racbc, der frosch. (JpuUde,')
|
||||||||||||||||||||||||||
Qntftekingsgezwel.
Kiiergezvvel. Pestbuil. Oorgczwel. Nekgezwel, (de mol of varent.)
Oorklicrzwelling, (de vg velen.)
Laatfistel aan den bals- bloedader.
Zwelling van hetverhc- melte, (bet hangen
van den rooster,)
Gezweilenin den mond. Borstgezwel. |
||||||||||||||||||||||||||
barbillons, aphtes.
avantcocur. * a |
Inmgerzitzen, fröfche,
brust - gefchwulst. Bloed-
|
|||||||||||||||||||||||||
E' NAMINGEN
|
|||||||||||||||||||||||||
B
|
|||||||||||||||||||||||||
Hoogduitscli,
blutgefetawür.
balg- oder fackgefchw.
fchlagadergefcirmilst.
adergefchwulst,krampf-
ader.
wasfergefchwulst. angcfchwollcne fchen- keln and fchlauch.
gelenk -wasferiuclit. windgcfchwulst. polypen. |
|||||||||||||||||||||||||
mierduitsch. Fransch.
Bloedzweer. furoncle.
Spek- ofzakgezwellen. tumeurs,kiste, loupe
Slagadergezweï. anéurisme. Adergezwel. varice.
Watergezwcllen. oedéme
Gezwollene beenen en jambes et fourreau enflé
koker.
Gcwricbts waterzuebt. bydrarthre. Windgezwel. emphyseme. Slijmpropgezwel. polype.
|
|||||||||||||||||||||||||
Koude gczwcl-lcn en b e cnu i t wasfen.
|
|||||||||||||||||||||||||
ftollbeole.
piephacke. hafenhacke. felinengallcn.
flussgallet
|
|||||||||||||||||||||||||
loupe.
capelct ou passe-cam-
jardon. Cpane.
vcssigons,
molettes.
jarret enflé.
éparvin de boeuf.
varice.
éparvin sec.
courbe.
éparvin.
saros,
osselet, fusée. forme.
pnrreaux, verruc.
exostose.
ancbylose.
ossification.
Huidziekten.
Ie gala.
les dartres. |
|||||||||||||||||||||||||
Legger.
Schjjthak.
Hazenbak.
Pcesgallen.
Vlotgallen.
Gezwollene waai.
Koe- of bolfpat.
Bloed- of aderfpat.
Hanenfpat,
Vjeengezwcl aan net
Beenfpat.Cfc'^'!l:eU'CLT'
Overheen, fclievelbeeh. Klósfen.
Overhocf.
Wratten.
Een beenuitwas.
Ken beenvergroefling.
Vetbéening.
|
|||||||||||||||||||||||||
rprung-
(gelenk.
|
|||||||||||||||||||||||||
gefchwollenes
ochfenfpatt.
|
|||||||||||||||||||||||||
aderfpatt.
l>ahticnfpatt,lialinentritt
beingefchwulst, kurbe
beinfpatt.
ueberbein.
fpindeln.
fchale,leisteii, ringbein.
warzen.
beinauswuchs.
gelenkverwacbfung.
verknöcheruBgi
|
|||||||||||||||||||||||||
die raude.
die trockene inude.
|
|||||||||||||||||||||||||
De fchurft.
De drooge fchurft.
|
|||||||||||||||||||||||||
De
|
|||||||||||||||||||||||||
T> E R VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogduitse!?,
die manen-raude»
raspen.
id.
die manke.
flraubfuss. (beulen.
fommcrbculen , bitz-
ausfchlagskrankheit.
bui ie.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ncdsrduïlsch. Fransch.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ie roux vieux.
malandres. solandres, crevasses.
les eaux aux jambes, peigne. ébullition. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mancnfchuvic.
Barsten.
Kloven.
Mok.
Egelsvoet.
Zonierliuilen, uitfla:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitflag , uitbottings- exantbème.
ziekte.
Luizen. maladle pédiculaire |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V o e t g e b r c k e ij.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ooggebrek cd.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwelling der oogleden, aiflure des paupières. anfcliwellung der au-
genlieder.
Oogontfteking, opbthalmie. augen - entznndüng. Ooglidszweer. orgelet. augenlids - gefchwttr.
oog.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BENAMINGEN DER VOORNAAMSTE ZIEKTEN, enz.
|
|||||||||
Roogduitsch.
augengefchwür. (fels.
gefchwuISt des augap- entzündung der augen- -haut.
verletzung der horn- haut.
verdunklung der horn- haut, augenfell.
augenflecken. verdunklung der wass-
richten feuchtigkeit. mond blindhcit.
thriinaug.
der graue ftaar.
der fchwarze ftaar.
tagblind.
kurzfichtigkeit.
|
|||||||||
Fransch.
anchylops.
exophthalmie, inflammatijon de la con- jonctivc.
lésion de la cornée, transparante.
opacité de la cornée (dragon )
tachede lacornée(7««- coma,~)
opacité de l'humeur aqueuse.
cbéval lunatique, epiphora. la cataractc. amaurose,la gouttesc- reine.
nyctalopie. myopie. |
|||||||||
Nederduitse'!.
Oogzwecr.
Oogbolszwelling.
Ontfteking van het
bindvlies. Kwetfing van liet hoorn-
vlies. Verduistering van het
hoornvlies. Oog- of hoornvlies-
vlekken. Verduistering van. het
waterachtige vocht. Maanoogen. '
Traanoog.
De graauwe ftaar.
De zwarte (laar.
Dagblindheid.
Bijziendheid. |
|||||||||
VERKLARING
\
DER
PLATEN.
|
||||||||
P L A A T I.
|
||||||||
ytmettttgen.
|
||||||||
Verbeeldt de wijze om da aderlatingen, liet ingeven der genees-
middelen en het nedefwerpen van hei; paard te vemgten , benevci::; de werktuigen tot verzekering van hetzelve. Fig. I. a. Vertoont de wijze hoedanig de aderlating aan da
halsBloedader verrfgt wordt. 1. Plaatfing der hand met het lancet, en aanwijzing
der plaats waar de aderlating gefchiedt. 2. Wijze om den laatband te bevestigen.
b. Wijze om het paard door ftrikken neder te wer-
pen, waarbij de kluisters met ringen om de vier beeiien worden gelegd, en de koord .aan die van den linker voorvoet bevestigd, door alle rfegep heengaande, aldaar te voornkijn komt, om de bcenen te zamen te kunnen trekken. te, L e d ere g e v o e d e r de k 1 u is t e r met dubbele ringen, door welke de koorden gaan, en die van zelve afvallen. * 4 *. lil ais-
|
||||||||
VERKLARING D E R PLATEN.
i. Kluister met één ring en gesp, welke dient wanneer
men gedurende de bewerkiug eene der beenen moet los- maken. ^ c. De boute praam. i. Van eene koord voorzien.
2. De fteel welke tevens tot een klopper bij het aderlate»
dient. d. De m o'n d r o o s t e r. i. Het gedeelte dat den mond des paards opent.
2. Het handvat. «.Het werktuig tot b er o o kingen. a.'i. Het komfoor waarin het vuur of een gloeiend
ijzer geplaatst wordt. 2. Deszelfs handvat of fteel.
b. Het gedeelte dat men over hetzelve heenzet.
3. Deszelfs bovenftc gedeelte, dat met
4. De flahgSWÖZe pijp eindigt.
5. Schuif' ao opening tot inwerpen der berookings • poe-
ders. Fig. 2. Verbeeldt de wijze hoedanig de dranken aan een paard
ingegeven moeten worden. |
|||||
PLAAT
|
|||||
TI.RKLAMNG DER PLATEN.
|
|||||||
PLAAT II.
|
|||||||
Heelkunde.
|
|||||||
fcrbeeldt de wjfze hoedanig de verfcliillende verbanden ge-
leed , en op welke eene wijze en waar ter plaatfe het! j b r a n d e n verrigt moet worden. Verbanden.
i. Achtvormig hoofd ver band, waaronder men de kom-
presfen plaatst, zoo bij de mol of vareat, het trepane- ren, als by de ooggebreken of eenige been verbrijzel ing. s. Half ter als een hoofdgeftel gevormd en met nestelgaten
voorzien, om de verbandftukken op hunne plaats te doen blijven. j. Verbanden voor liet 1 ij r, om de kompresfen voor onder*
fclieidene ligcliaamswonden te bevestigen. 4< Kruisverband voor de knie.
5. Kruisverband voor de waai.
6. K o o t v e r b a n d.
7- Verband voor de hoef- en k r o o n b e t r a p p i n g e 11.
Het branden. a. Het branden van den fchouder.
b- Van de knie- of f m e er f c b ij f. e. Branden van de binnenzijde der waai, met ftrepeii en punten.
d. Dat van het koot- en kroonge Wïicht met fchuin* febe ftreepen en punten. * £ e. Va»
|
|||||||
VERKLARING DER PLATEN.
e. Van de buigpees en liet been, niet evenwijdige rejt-
ftandige lijnen.
.f.. Van de gallen der voorbeenen, met punten. |
|||||
PLAAT
|
|||||
VIR.KLAR.ING
|
DER V L A T E N.
|
||||||||||
PLAAT III.
|
|||||||||||
Metlkiindige werktuigen.
|
|||||||||||
Vertoont de onderfcheidene werktuigen tot liet verrigten der
aderlatingen en het zetten van dragten. |
|||||||||||
S0T*i Dezelve zijn alle, uitgenomen de brandijzers, op
de helft der natuurlijke groote afgebeeld. Een aderlaat-lancet.
a. De kling.
b. De pr.r.t.
e. De koker. De aderlating f n e p p e r.
a. Dezelve links -\
b. regts en inwendig \ te zien.
c. Van voren »>
i. Het lancet., 2. De veer.
j. De aftrekker.
4. De veer van denzelven.
5, De kopere doos die het lancet en de veer bevat,
en regts met eene fchuif geopend ca gefloten ka»
worden. » De
|
|||||||||||
VERKLARING DER PLATIS,
j. De fontenel- of fetonnaald,
a. De fcherpe.
b. De platte.
i. De punt. s. Het platte gedeelte.
3. De oogen tot doorfteken vtn den band.
4. De fchroef.
5. De moer waarmede beide ftukken veïeenigd worden.
|
||||||
7 L A A T
|
||||||
.
|
||||||
VERKLARING DER HATEN.
|
|||||||||||||
PLAAT IV.
|
|||||||||||||
Heelkundig! ■werktuigen»
|
|||||||||||||
Verbeeldt de vcvfcliiHende foorten van mesvormige vverkiiigea
bij de paarden - heelkunde in gebruik. |
|||||||||||||
Fig. 4. Een fchalpel of infnijdingsmcs met een vast recht.
a. De kling.
b. Het hecht.
5. Eene 'gebogene puntige b i s t o u r i e.
6. Eene fpitfe twecfnijdige bistourie.
7. Eene bistourie met ronde fileede.
a. Het heft.
b. De kling welke even als bij andere bistourien ■.usfehea
bet heft bevat wordt. 3. Eene kromme infnijdings -bistourie.
9. Eene diergcïyke met een knopje aan de punt,
[loe fmesfen. •
10. Een hoefmes of hoef-bistouric.
11. Het gr oef mes tot openen der zool.
|
|||||||||||||
)ren ~)
|
|||||||||||||
a. Van vo
|
|||||||||||||
. t» zien.
b. Van ter - |
|||||||||||||
:r zijde j '
|
|||||||||||||
1 D«
|
|||||||||||||
VERKLARING DER PLATEN.
i. De omgebogene tweeledige punt.
Fi'T. iz. Met m ijr t enbl advormige mes. |
|||||||||
a. Van voren 7
|
|||||||||
b. Van ter z^ao C tC Z1C11'
|
|||||||||
13. Ecu gebogen links hoefmes.
|
|||||||||
PLAAT
|
|||||||||
rjM^tU
|
||||||||||
VERKLARING' DER P L A T E N.
|
||||||||||
PLAAT V.
|
||||||||||
Heelkundige werktuig*».
|
||||||||||
Verbeeldt onderfcheidene heelkundige werktuigen en
b r a n d ij z e r s. |
||||||||||
Fig. 14. De gebogen e infnydings fcliaart
a. Van voren.
h. Van ter zijde. 15. De kromme infnijdings f c ha ar.
i(J. De g e g r o e f d e f o n d e.
17. liet pincet.
n. Van ter zijde.
U. Van boven. De b r a n d ij 7. e r s.
18. De mesvormige brandijzers.
a. Het vierkante mesvormige.
1. Het ijzer.
2. De ijzerelrcel.
3. De boute greep.
b. Het bolvormige.
c. Het mesvormige.
50. De
|
||||||||||
VERKLARING- DER PLATEN.
|
||||||
Fis. 19. De puntige en platte brandijzers.
d. Het puntige of peervovmige.
e. Het fpitfei
g. Het fi vormige tot het fchroeijen der ftaart bv het
. 1 [i
so. De w o i) <i naai d a n.
De
; . De driekani punt.
|
||||||
^
|
||||||