-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

/4, i.f.JC Jt.

Maatschappij tot opvoeding van Weezen in het Huisgezin.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

STATUTEN

der

Maatscliappij lot opvoeding van Weezeo in liet Huisgezin.

Algemeene Bepalingen.

Art. 1. De Maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin wordt gevestigd te Amsterdam voor den tijd van 29 jaren.

Art. 2. De Maatschappij stelt zich ten doel, zooveel mogelijk tegen billijke vergoeding, de opvoeding van weezen in huisgezinnen te bevorderen.

Art. 3. De Maatschappij tracht dit doel te bereiken, o. a.:

a. door in overleg te treden met ouders, die dergelijke opvoeding na hun dood voor hunne kinderen wenschelijk achten;

h. door aan voogden of aan bijzondere personen en vereenigingen, die zich het lot van weezen

-ocr page 6-

4

aantrekken, gelegenheid te geven voor de op- *-

voeding dier kinderen op boven omschreven wijze te zorgen.

Art. 4. De Maatschappij wijdt, zonder daarbij op leeftijd of godsdienstgezindte te letten, hare zorgen aan de opvoeding van weezen tot hunne meerderjarigheid of tot aan het tijdstip, waarop zij zeiven in hunne behoeften kunnen voorzien. Na hunne meerderjarigheid en nadat zij in eigen behoefte kunnen voorzien, strekt zich die zorg slechts uit tot het houden van toezicht en het geven van raad, voorzoover dit noodig is en die verlangd wordt.

HOOFDSTUK I.

Werkzaamheden.

Art. 5. De Maatschappij zoekt huisgezinnen, die geneigd zijn, al of niet tegen billijke vergoeding van kosten, de weezen als eigen kinderen op te voeden, en hen overeenkomstig hun aanleg en afkomst tot eene maatschappelijke betrekking op te leiden.

Zij belast zich daarbij mot het voortdurend toezicht over die kinderen en hunne pleegouders, en wendt alles aan wat tot vorming door haar wenschelijk wordt geacht.

Art. G. De Maatschappij verbindt zich aan de opvoeding dier kinderen jaarlijks eene bepaalde som ten koste te leggen, indien aan de door haar gestelde voorwaarden is voldaan.

-ocr page 7-

5

Art. 7. De Maatschappij behoudt aan zich het recht om, indien zij zulks wenschelijk acht, het aan hare zorgen toevertrouwde kind in een gesticht te plaatsen.

Art 8. Zoolang de weezen bij hunne pleegouders ver-keeren, komen hunne verdiensten, na aftrek van een gedeelte voor zakgeld, ten bate der Maatschappij. Indien het overige gedeelte hunner verdiensten de aan hunne opvoeding ten koste gelegde som overtreft, komt het meerdere ten hunnen voordeele. In geen geval zal echter het kind tot arbeid of loontrekkende diensten mogen worden gebruikt, voordat het voldoend onderwijs genoten heeft en zulks zonder gevaar voor zijne lichamelijke en zedelijke ontwikkeling geschieden kunne.

Art. 9. De weezen zullen alleen in goed ter naam en faam staande gezinnen geplaatst worden.

Het huisgezin en de maatschappelijke positie der pleegouders moeten van dien aard zijn, dat daarvan geen nadeel voor de weezen te vreezen zij.

Men zal tot pleegouders zooveel mogelijk menschen kiezen van denzelfden stand en dezelfde godsdienstgezindte als waartoe de ouders der kinderen behoorden. Plaatsing bij armlastige gezinnen is uitgesloten. Ook worden de kinderen niet geplaatst in gezinnen, die zonder de geldelijke tegemoetkoming voor de verzorging tot den armenstaat zouden vervallen.

Art. 10. De voorwaarden aan de gezinnen te stellen en de regels bij de opvoeding te volgen, zullen nader door het Bestuur der Maatschappij bij instructie worden omschreven.

-ocr page 8-

HOOFDSTUK II.

Over lid Bestuur der Maatschappij.

Akt. 11. Hot Bestuur der Maatschappij bestnat uit vijf leden, die door de algemeene vergadering benoemd worden uit door voornoemd Bestuur opgemaakte alfabetisch gestelde dubbeltallen. Een hunner wordt door de algemeene vergadering aangewezen als Directeur dor Maatschappij en is tevens Secretaris van het Bestuur.

Art. 12. De Directeur wordt benoemd voor vijf jaren en is herkiesbaar; van de overige leden treedt volgens vast te stellen rooster jaarlijks één af, die alsdan niet herkiesbaar is.

Akt. 13. De Directeur geniet eene bezoldiging door het Bestuur te bepalen. Zonder toestemming van het Bestuur mag hij geene andere bezoldigde betrekking aanvaarden.

Art. 14. Het Bestuur verdeelt onder zich do werkzaamheden.

Art. 15. Het Bestuur houdt ton minste ééns in de maand vergadering. De Directeur geeft alsdan verslag van zijne handelingen.

Art. 16. De Directeur behandelt do looponde zaken en ontvangt de aanvragen on aanbiedingen tot verzorging en plaatsing van weezon.

Hij is behulpzaam bij het inwinnen en verstrekken van inlichtingen, die door de betrokken personen, corporation of comités in het belang der weezen noodig worden geacht.

-ocr page 9-

7

Hij houdt registers :

1°. van de kinderen, waarvoor de Maatschappij zorgt,

2°. van do pleegouders,

3°. van de mede-arbeiders en comités.

Art. 17. Ieder halfjaar deelt iiij aan de medearbeiders en comités mede, welke huisgezinnen en personen zich voor de opvoeding van weezen hebben aangemeld en na onderzoek geschikt zijn geacht.

Art. 18. Telken jare maakt hij uit de rapporten aer mede-arbeiders en comités een verslag op van de werkzaamheden der Maatschappij ten opzichte der weezen en hunne pleegouders. Dit verslag wordt gedrukt en aan de leden, mede-arbeiders en comités toegezonden.

Art. 19. Plet Bestuur beheert de geldmiddelen, maakt jaarlijks eene begrooting van ontvangsten en uitgaven en zorgt voor de rekening en verantwoording over het afgeloopen jaar. Zoo noodig wordt het bijgestaan door een bezoldigden boekhouder.

In de Algemeene Vergadering, bedoeld bij art. 29, worden de begrooting voor hot volgende dienstjaar en de rekening en verantwoording over het afgeloopeno aan de goedkeuring der leden onderworpen.

HOOFDSTUK III

Over de Mede-arheiders en Comités der Maatschappij.

Art. 20. De Maatschappij noodigt personen uit om haar in het bereiken van haar doel behulpzaam te zijn.

-ocr page 10-

8

De werkzaamheden dier mede-arbeiders zwllen nader bij reglement worden omschreven.

In hoofdzaak bestaan die werkzaamheden:

a. in het opzoeken van gezinnen, die voor het verzorgen en opvoeden van weezen geneigd en daartoe geschikt zijn;

h. in het informeeren naar de geschiktheid dergenen, die zich tot bovengemeld doel hebben aangeboden;

c. in het voortdurend toezicht houden op de pleegouders en de kinderen en hot vertegenwoordigen der Maatschappij bij beiden;

d. in het bevorderen dor belangen van de Maatschappij in den kring hunner inwoning, door het verzamelen van geldon, enz.

Art. 21. Wanneer op eene plaats meer dan tien personen zich bereid hebben verklaard om do Maatschappij in het bereiken van haar doel behulpzaam te zijn, dan vormen zij een Comité.

Dat Comité is zonder betaling van contributie lid der Maatschappij en brengt ééne stem uit op do Algemeono Vergadering.

Do Comités ontwerpen hun reglement, dat aan de goedkeuring des Bestuurs wordt onderworpen.

Do Comités zijn jaarlijks rekonplichtig aan het Bestuur.

Art. 22. Zoolang een Comité geen kinderen te verzorgen hooft, wordt de helft dor inkomsten uit contribution, schenkingen enz. voortvloeiende, inde algemeene kas der Maatschappij gestort.

Indien een Comité niet bij machte is in de geheele verzorging der onder zijn toezicht gestelde kinderen

-ocr page 11-

9

to voorzien, zal het door de Maatschappij, indien hare middelen hot toelaten, worden geholpen.

Art. 23. De Comités zorgen zooveel mogelijk zeiven voordo plaatsing van kinderen in gezinnen in de gemeenten, waar zij gevestigd zijn, en geven door hun Secretaris om de drie maanden daarvan verslag aan den Directeur, met opgaaf der weezen, voor wie zij een gezin zoeken of van de gezinnen, waar weezen geplaatst kunnen worden. Door het Bestuur ten aanzien van de verzorging en plaatsing hunner weezen mot andere Comités in botrokking gebracht, geven zij ook van hunne wederzijdsche handelingen om de drie maanden verslag aan het Bestuur.

De rekening en verantwoording bonevens een beknopt jaarverslag over het burgerlijk jaar loopende, moeten vóór ultimo Februari bij den Directeur zijn ingezonden.

Art. 24. De mede-arboiders en Comités worden jaarlijks of om de twee jaren door het Bestuur uitge-noodigd tot het houden eoner bijeenkomst, waar hunne ondervindingen en waarnemingen op het gebied der weezenverzorging en alles wat het dool der Maatschappij kan bevorderen, kunnen besproken worden.

HOOFDSTUK IV.

Over de Begunstigers en Leden der Maatschappij.

Art. 25. Begunstiger is ieder, die zich als zoodanig aanmeldt bij den Directeur en door eene jaarlijksche bijdrage van ten minste f 2 de belangen der Maat-

-ocr page 12-

10

schappij bevordert. Hij ontvangt daarvoor het jaarverslag der Maatschappij.

Aiit. 26. Lid is ieder, die zich als zoodanig aanmeldt hij den Directeur. Hij verbindt zich jaarlijks eene contributie van ten minste f 5, of wel in eens de som van f 100 aan de Maatschappij te voldoen. Hij ontvangt hot jaarverslag, en is bevoegd de vergaderingen der Maatschappij bij te wonen.

Aut. 27. Elk lid der Maatschappij hoeft hel recht voorstellen, mits door vijf leden ondersteund, schriftelijk bij het Bestuur in te dienen.

Het Bestuur beslist, of die ingediende voorstellen eene buitengewone vergadering noodzakelijk maken of dat zij op de gewone jaarvergadering behandeld zullen worden.

HOOFDSTUK V

Over de geldmiddelen der Maatschappij.

Art. 28. De Maatschappij voorziet in de kosten der verzorging en opvoeding van de aan hare zorg toevertrouwde kinderen :

a. door de jaarlijksche bijdragen en contributiën;

b. door de gelden, die van bijzondere personen en vereenigingen ter verpleging van kinderen ontvangen worden;

c. door de stortingen der Comités;

d. door inkomsten uit schenkingen en erflatingen enz., die de Maatschappij mocht ontvangen.

-ocr page 13-

11

HOOFDSTUK VI.

Over de jaarvergadering.

Akt. 29. Telken jare in Augustus roept het Bestuur de leden tot eene vergadering zamen, hetzij in de hoofdstad, hetzij in eene der provincie-steden. Op die vergadering worden de ingekomen voorstellen behandeld, en wordt verslag gedaan van de werkzaamheden dor Maatschappij in het afgeloopen jaar. Het Bestuur doet alsdan rekening en verantwoording van zijne administratie over het afgeloopen jaar, welke rekening in handen gesteld wordt van eene door de vergadering benoemde financieele Commissie, die daaromtrent rapport, uitbrengt. De algemeene vergadering zal na goedkeuring der rekening en verantwoording het Bestuur dechargeeren.

Het Bestuur bepaalt tijd en plaats der vergaderingen en regelt de werkzaamheden.

Art. :gt;0. Besluiten worden in de algemeene vergadering genomen bij meerderheid van stemmen der aanwezigen. Bij staking der stemmen wordt het voorstel geacht verworpen te zijn.

SLOTBEPALIUTGBIir

Akt. 31. In deze Statuten kunnen geene veranderingen worden gebracht dan op eene Algemeene \ ergadering, en nadat de daartoe strekkende voorstellen 14 dagen te voren aan de leden zijn bekend gemaakt.

-ocr page 14-

12

Art. 32. Tot de ontbinding der Maatschappij kan alleen worden overgegaan in eene bepaaldelijk tot dit doel 14 dagen te voren beschreven vergadering, waarin ten minste de helft der leden tegenwoordig is.

Indien de helft der leden alsdan niet tegenwoordig is, wordt de Vergadering acht dagen uitgesteld, en wordt door de aanwezige leden beslist.

Art. 33. Bij ontbinding der Maatschappij wordt na voldoening der schulden, overeenkomstig art. 1702 van het Burgerlijk Wetboek, over de dan nog aanwezige gelden door de algemeene vergadering beschikt.

-ocr page 15-
-ocr page 16-
-ocr page 17-
-ocr page 18-
-ocr page 19-
-ocr page 20-
-ocr page 21-

/?h. 7.1 jr, sq.

■'V1

V

T O E L I C H T I N ö

VAN DK

STATUTEN

i)ER MAATSCHAPPIJ

tot Opvoediog uw Weezeo in tiet Huisgezin,

Het doel der Maatschappij is omschreven in de Statuten, waarnaar kortheidshalve venvezen wordt.

Men weet dat zij, die tot de verzorging der Weezen in weeshuizen geroepen zijn, soms voor enkelen hunner pupillen de opvoeding in een knap gezin wenschen. Zij zouden alzoo door eene Maatschappij als de bedoelde zeer gebaat en in hunne gewichtige taak geholpen kunnen worden. — Daarbij, een groot deel der weezen wordt opgevoed in de armen- of werkhuizen. Nu kan men onder die armen- en werkhuizen ook goede inrichtingen aanwijzen. Maar de bezwaren, verbonden aan de samenwoning der jeugd, die nog opgevoed moet worden, met de bevolking dier gestichten, liggen voor de hand, en menig arm-voogd erkent, dat zij een minder geschikte plaats ter opvoeding van het weeskind zijn. De hulp eener op goede grondslagen rustende en goed georganiseerde Maatschappij, die zich ten doel stelt knappe gezinnen voor het ouderlooze kind op te sporen en zich met het vereischte toezicht wil belasten, zou, vergis ik mij niet, door menige corporatie met de Arm- en Weesverzorging belast, gretig worden aangegrepen. — Het zal, naar ik vertrouw uit de statuten voldoende blijken, dat de Maatschappij niet in eene vijandige houding tegenover de weeshuizen en otlicieele liefdadigheids-corporatiën wil staan, dat zij niet als eene lastige concurrente, maar als eene welwillende medewerkster wenscht op te treden. Zij hoopt in eene leemte

-ocr page 22-

te voorzien en niet ongeroepen op liet yebieil der oflicieele weesverzorgring te treden, maar door deze geroepen, volvaardig een deel liarer zorgen te verlichten.

Dat de voornaamste grond voor mijne overtuiging aangaande liel wenschelijke eener Maatschappij tut opvoeding van weezen in het huisgezin, in de huiselijke opvoeding zelve gelegen is, zal men gemakkelijk begrijpen. Het kan mijn doel niet zijn. hier in het breede te ontwikkelen welke de voordeelen der inwoning in het gezin boven de gestichts-verpleging, vooral in de armen-huizen, zijn. Ik heb die voordeelen elders ontwikkeld. Het tijdschrift voor Weezen-verpleging, waarvan thans vier jaargangen het licht zagen, is voor een belangrijk deel aan de behandeling van dit veelomvattend vraagstuk gewijd. Genoeg zij het hier te zeggen, dat de gebrekkige wijze waarop veelal «uitbesteedquot; wordt, niets tegen het beginsel bewijst, maar dat die treurige «uitbestedingquot; wel eindelijk eens door eene betere, goed georganiseerde, ouder een anderen naam, mag vervangen worden, waarbij echter niet vergeten worde, dat er reeds enkele voorbeelden van goede verpleging van Weezen in het gezin, ook in ons land. worden gevonden.

In Art. 2, dat het doel der Maatschappij aanwijst, wordt gesproken van nbillijke vergoedingquot;, m. a. w. van betaling der opvoedingskosten, geheel ol' ten deele. Dit punt eischt nadere omschrijving.

Hoeveel aantrekkelijks het ook hebben moge, dat de Maatschappij zich met de weesverzorging belaste, zonder van den betrokkene eenige geldelijke tegemoetkoming te eischen, zou 't echter verkeerd zijn haar dit als beginsel te doen aannemen. De Maatschappij toch mag niet, ook al zou zij er de middelen toe hebben, de verplichtingen van anderen overnemen; de arm voogdijen, burgerlijke zoo wel als kerkelijke, moeten zich de Weezen als een deel der armverzorging aantrekken. Het ligt echter niet in de bedoeling, dat het der Maatschappij verboden zou zijn die armvoogdijen te gemoet te komen, onder wier onvermogen de opvoeding der weezen zou lijden. Integendeel, de Maatschappij zal de vrijheid hebben dit te doen, en wel door niet meer te verlangen dan zulk een armbestuur bekostigen kan.

In Art. 3 wordt sub a. gezegd, dat de Maatschappij haar doel tracht te bereiken «door in overleg te treden met ouders, die dergelijke opvoeding na hun dood voor hunne kinderen wen-schelijk achten.quot;

-ocr page 23-

3

De ervaring leert dat er vele ouders zijn die, zeiven niet met geldelijke middelen gezegend, niet omringd door betrekkingen of vrienden, aan wie zij bij hun overlijden de zorg hnnner weezen willen of kunnen overlaten, met bekommering aan den dag huns doods denken, omdat zij te recht vreezen dat hun lievelingen, het officieele karakter van uweesquot;, van ge-stichtsbewoner zullen gaan dragen — en bij die gedachte krimpt hun hart ineen. Mij trof, toen ik mij met deze zaak bezig hield, de vraag voor een paar jaren in een onzer dagbladen gedaan : «Bestaat er in ons vaderland, buiten wees-nhuizen, eene gewaarborgde inrichting, met welke ouders tot een «van oudsher fatsoenlijk Nederlandsch geslacht behoorende, rijk nnoch arm, bijna zonder bloedverwanten, maar met één of meer ukinderen van onvoltooide opvoeding, zich bij hun leven zouden iikunnen verstaan en verbinden, voor de opname, verzorging en ^opleiding in hun stand, van zoodanig kind of kinderen, na bet «overlijden der ouders, tot aan der kinderen meerderjarigheid «tegen al aanstonds te bepalen vergoeding en onder medebestuur «van den reeds benoemden voogd yquot;

Welnu, voor zulke ouders, die voor de toekomst hunner kinderen willen zorgen, ook wanneer zij er zelf niet moer zijn. wordt de weg geopend. Zij kunnen bij hun leven met de Maatschappij een contract aangaan. waarbij de Maatschappij zich verbindt om, tegen ontvangst eener jaarlijksche som, voor de opvoeding van de kinderen der contractanten, in geval van bel overlijden van laatstgenoemden, te zorgen. De ouders hebben daardoor de gelegenheid van nabij bekend te worden met hen, die zich in zoodanig geval het lot hunner kinderen zullen aantrekken; zij kunnen met de bestuurders dor Maatschappij het onderwijs, de godsdienstige leiding der kinderen, de plaats van inwoning, het vak waartoe zij zullen worden opgeleid enz. bespreken; wellicht ook omtrent den aard van het gezin, waarin zij gaarne hun kinderen zouden zien opgenomen, hunne wen-schen te kennen geven.

Maar nu het geldelijke. Zijn zij in het bezit van een zeker kapitaaltje, dan kunnen zij bij testamentaire beschikking de renten daarvan aan de Maatschappij doen uitkeeren: of op andere wijze, bv. doordat zij de toezegging van een of meer vermogende vrienden of bloedverwanten verkregen hebben, zich de zekerheid verschaffen dal de noodige gelden jaarlijks aan de Maatschappij worden uitbetaald.

-ocr page 24-

i

Er is echler ook een ander middel om dal doel le bereiken, waarop wij voornamelijk de aandacht der ouders vestigen, en wel de Levensverzekering, dat wil zeggen: ouders gaan niet een solide Levensverzekering-Maatschappij eene overeenkomst aan, waarbij zoodanige Verzekering-Maatschappij zich verbindt, tegen betaling eener jaarlijksche premie, of wel eener som in eens,, bij het overlijden dier ouders aan hunne kinderen tot do meerderjarigheid van laatstgenoemden toe, jaarlijks eene zekere som uit te betalen. Deze som wordt jaarlijks door de Verzekering-Maatschapppij direct, ol' door bemiddeling van een derde, aan de «Maatschappij tot Opvoeding van weezen in het huisgezinquot; uitbetaald.

Do genoemde ouders hebben, te gelijk met het aangaan der levensverzekering, een overeenkomst met de Maatschappij tot ,iO. v. W. i. h. H.quot; gesloten, in den zin zoo als hier boven is uiteengezet.

Nu zal het een der eerste bemoeiingen der Üpvoedings-Maat-schappij zijn, om de noodige inlichtingen bij verschillende solide Verzekering-Maatschappijen in te winnen, ten einde de ouders, wie het plan toelacht, terstond alle noodige inlichtingen te kunnen geven. Zonder directe verantwoordelijkheid voor die Verzekering-Maatschappij op zich 1c kunnen nemen zal het nauwkeurig en grondig onderzoek naar de soliditeit dier Maatschappijen en de aanwijzing van de meest aanbevelenswaardige, een waarborg voor de ouders zijn dat zij voor teleurstelling worden gevrijwaard.

Soortgelijke verzekering behoeft voorts niet juist door de ouders te worden aangegaan. Wij wijzen hierop, al spreekt het ook van zelf; en zelden zal zich waarschijnlijk het geval voordoen. Maar ingeval de ouders zeiven onvermogend zijn om de premie te betalen, kan het zijn dat een welwillend vriend van den huize daartoe bereid is; dit slechts in het voorbijgaan.

In het algemeen zal de Maatschappij gaarne eene overeenkomst met iedereen aangaan, die de betaling van de vereischte gelden op zich wil nemen voor weezen, zoo als blijkt uit het in art, 3 sub 1) gestelde.

Hoewel naar ik vertrouw in de statuten het doel der Maatschappij en alles wat tot haar werkzaamheid en bemoeiing kan gerekend worden, met genoegzame duidelijkheid omschreven is,

-ocr page 25-

gevoel ik mij loch verplichl, uoy: bij quot;1 een en ander stil Ie staan, dat, hoewel in de statuten met een enkel woord vermeld, lichtelijk de aandacht kon ontgaan.

Zoo merk ik in de eerste plaats op dat de Maatschappij zich wachten zal het ouderlooze kind nit zijn natuurlijk centrum te rukken. Zij zal het weeskind dat in zijn geboorte- of woonplaats in een geschikt gezin geplaatst kan worden en voor wiens welzijn een voortdurend verbijt' aldaar geen bezwaar oplevert, laten waar het is. Eerst dan zal zij elders een heenkomen voor hem zoeken, wanneer dit door het welbegrepen belang vatj het kind wordt gevorderd.

De Maatschappij zal bovendien met het individu te rade gaan, wat zijn afkomst en aanleg betreft (zie Hoofdstuk I art. 5). Men versta dit wel, opdat men mij niet toeroepe: een schuone theorie, maar in de praktijk onmogelijk! — Bij de meeste kinderen openbaart zich geen bijzondere aanleg en 't is, om het zoo eens te noemen, om 't even tot welk bedrijf zij worden opgeleid. Met deze kinderen is men vrij en men bestemt ze tot die betrekkingen, die den meesten waarborg voor eigen brood opleveren. Maar er zijn toch ook, bij wie een zeer bepaalde aanleg spreekt, een zekere geschiktheid zich openbaart. Uit is 't vooral waarop de Maatschappij het oog zal houden. De Maatschappij moot geheel vrij zijn, niet door een bepaald systeem, alleen door bet individu gedetermineerd worden. Zij zal, 't is waar, een maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin zijn, maar zij moet de bevoegdheid behouden (art. 7), van dat beginsel af te wijken, wanneer het individu zulks eischt en het blijkt dat een gestichts-opvoeding voor hem de voorkeur verdient.

Bij het vraagstuk der weesverzorging stelt men te veel het alternatief: of allen in een gesticht, of allen in gezinnen geplaatst, alsof het niet een eerste plicht ware rekening te houden met het kind zelf. Er zijn kinderen van wie, in een gezin, zelfs bet knapste gezin geplaatst, weinig te recht zou komen, maar die den tuchtmeester, de discipline van oen gestifht dringend behoeven, om iets te worden, (gelijk voor sommige individuen de kostschool een noodzakelijk iels is), maar er zijn ook kinderen, die in het beste gesticht geplaatst, niet lot de ontwikkeling van hun aanleg zouden komen.

Ook voor eene andere eenzijdigheid moet do Maatschappij zich wachten. Naar de meening van sommigen schijnt er. ais er van

-ocr page 26-

c

uuitbestedingquot; sprake is, aan niets anders dan aan hel platte land te moeten worden gedacht en formuleert men het vraagstuk; 61' plaatsing in gezinnen buiten, of plaatsing in gestichten in de steden.quot; Voor sommige individuen is het platteland al zeer ongeschikt om ze op te voeden, terwijl het verblijf buiten voor anderen verre de voorkeur verdient; ook in dit opzicht moet de Maatschappij vrij zijn.

Ook zal de Maatschappij de kinderen uit één gezin onder het toezicht van een bepaalden persoon brengen. Bij besturen met hun beperkt en jaarlijks wisselend personeel kan er van persoonlijk verkeer met het ouderlooze kind minder sprake zijn. Er zal dan ook in de instructie der mede-arbeiders van de Maatschappij een bepaling worden opgenomen, dal zij slechts met het toezicht over een beperkt getal weezen worden belast.

Aan die mede-arbeiders zal de Maatschappij groot vertrouwen schenken. Zij moeten het zijn, door wier bemiddeling do op-voedingskosten enz. aan de pleegouders worden uitgekeerd. Zij zullen door het Bestuur en den Directeur in alles gekend moeten worden en buiten hen om mag nooit gehandeld worden. Al wat naar spionage zweemt zal tegenover hen, en door hen tegenover de pleegouders, zorgvuldig vermeden moeten worden. Vertrouwen, gemeenschappelijk overleg, geleid door waarachtige belangstelling in de ouderloozen, moet de onderlinge verhouding der betrokkene personen bepalen, en daarom zal het wenschelijk zijn niet te veel te reglementeren.

Zonder in het breede uit te wijden over alles wat gedaan moet worden om de oprichting der M. tot stand te brengen, meen ik thans te kunnen volstaan met bloot aan te stippen in welke orde enkele zaken zullen moeten worden behandeld.

Aangenomen, dat men zich in substantie met de grondslagen der M. in kwestie vereenigt en zij geoordeeld wordt levensvatbaarheid te bezitten, zal het wenschelijk zijn dat do Vereeniging in het belang der weezenverpleging zich belaste met de taak een vijftiental personen, na ze in kennis te hebben gesteld met het doel dat men beoogt en met de concept-statuten der M., er toe te bewegen dat zij als leden eener commissie van oprichting hunnen naam en invloed willen leenen, ter bereiking van hot doel.

-ocr page 27-

7

Zijn deze vijftien personen gevonden, dan worden de gedrukte statuten, met eene circulaire en de noodige toelichting verspreid en tevens eene opwekking tot aanvaarding van liet donateur- en lidmaatschap namens de commissie tot oprichting rondgezonden.

Inmiddels worden allen opgeroepen die bereid zijn weezen in hun gezin, hetzij pro deo, 't zij tegen remuneratie op te nemen, en op do plaatsen waar zij gevestigd zijn, worden vertrouwde personen uitgenoodigd zich aanvankelijk met het onderzoek naaide geschiktheid der personen en gezinnen te willen belasten.

Is het aantal personen, die zich tot het, lidmaatschap bereid hebben verklaard tot een zeker quantum geklommen: hoeft men niet te vergeefs gezocht naar personen en gezinnen, bereid en geschikt de verzorging en opvoeding van weezen op zich te nemen, — dan kan zich de Maatschappij als gevestigd beschouwen en worden de contribueerende leden opgeroepen om het besluit daartoe te nemen; uit do commissie tot oprichting wordt op die vergadering het delinitief bestuur gekozen, welks eerste werkzaamheden zullen bestaan:

1°. in het aanvragen van rechtspersoonlijkheid;

2°. in het verdeelen der werkzaamheden onderling;

3°. in het benoemen van een hunner tot directeur en secretaris en het ontwerpen zijner instructie.

Is de Directeur benoemd dan wordt van het bestaan dei-Maatschappij aan de corporatien, die hiertoe in do termen vallen, met overlegging der statuten, kennis gegeven.

M. W. SCHELTEMA Ez.

-ocr page 28-
-ocr page 29-
-ocr page 30-