^c?
5amp;L
DE NIEUWE LEDEN DER GEMEENTE. ;
EEN WOORD
AAN
DE NIEUWE LEDEN DER GEMEENTE.
J \
De Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Rotterdam, verlangende bij allen, die door belijdenis van hun geloof tot leden der Gemeente van onzen Heer worden aangenomen, den indruk van die heilige ure te bewaren en vruchtbaar te maken, heeft het niet ongepast geoordeeld aan ieder bij het afleggen van zijne belijdenis het hier volgend woord van Herinnering en Vermaning in handen te geven, met de oprechte bede, dat de lezing en herlezing er van, door de kracht des Heiligen Geestes, voor de aankomelingen der Gemeente ten rijken zegen verstrekke.
Heilig ze in uwe waarheid, um Woord is de Waarheid.
Vit genade zijt gij zalig geworden, door het geloof; en dat niet vit u; het U God» gare.
Niet uit de werhrn, opdat niemand roeme.
Want mij zijn zijn maaksel, geschapen in christus jezüs tot goede merken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden mandelen.
Genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, onzen Vader, en chkistus jezus, onzen Heer!
De dag, aan welken dit woord u herinnert, was voor ii een hij uitnemendheid blijde en belangrijke dag. Na gedurende korteren of langeren tijd onderwezen te zijn in de kennis der waarheid, werd het u vergund belijdenis af te leggen van uw allerheiligst geloof. Vrijwillig en openlijk hebt gij aan de Gemeente u aangesloten, waarin gij reeds waart ingelijfd door den heiligen Doop, en alzoo de dure verplichtingen, toen op uwe ouders en doopgetuigen gelegd, persoonlijk op u genomen. Gij hebt dan ook niet geaarzeld een ondubbelzinnig Ja te doen hooren op de plechtige vragen, in de tegenwoordigheid van God, den kenner der harten, u voorgesteld:
I. Belijdt gij te gelooven in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde, en in Jezus Christus zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heer, en in den Heiligen Geest?
H. Zijt gij des zins en willens bij deze belijdenis door Gods genade te volharden, de zonden te verzaken, te streven naar heiligmaking en uwen Heiland in vooi'spoed en tegenspoed, in leven en in sterven getrouw te volgen, gelijk aan zijne ware belijders betaamt?
6
III. Belooft gij tot den bloei van het Godsrijk in het algemeen en van de Nederlandsche Hervormde Kerk in het bijzonder, met opvolging van hare verordeningen, naar uw vermogen volijverig mede te werken ?
Wat dunkt u, mochten wij dien dag uwer toetreding tot de gemeente geen blijden en belangrijken dag voor u noemen? Wel mag hij u levenslang een heilige gedenkdag van Gods goedertierenheid zijn, want, wat onderscheidt u? Waar anderen den Christus niet kennen of het Evangelie van onzen Heer ongehoorzaam zijn, zijt gij onder het licht van dat Evangelie geboren, christelijk onderwezen en opgevoed, en tot jaren van onderscheid gekomen, opgenomen in den schoot der gemeente, die Gods eigen Zoon zich met zijn bloed heeft gekocht. Tot haar toetredende, hebt gij aan allen, die u kennen en met belangstelling gadeslaan, een waarborg gegeven uwer christelijke gezindheid en denkwijze. Gij hebt beleden, dat jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods, en dat gij Hem voor u zeiven aanneemt, als u geworden wijsheid van God en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing. Gij hebt u verbonden om te leven als een gedoopte in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, en alzoo den Heer uwen God „aan te hangen, te betrouwen, en lief te hebben vanganscher harte, van ganschen gemoede en alle krachten, de wereld te verlaten, uwe oude natuur te dooden, en
7
in een nieuw godzalig- leven te wandelen.quot; Was die gelofte waarlijk de keus van uw hart, het mag dan thans van u aanvankelijk gelden: „het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.quot; Wat wonder, dat allen, die op u betrekking gevoelden, u met warmte geluk gewenscht hebben, en dat ook de Gemeente, getuige van uwe plechtige a^erklaring en gelofte, u met vrijmoedigheid en vreugde in haar midden heeft opgenomen! Ook wij, hare opzieners, van den Heer geroepen om voor hare hoogste belangen te zorgen, heeten in zijnen naam nogmaals u welkom, als onze medebelijders van hetzelfde Evangelie der zaligheid. Ja, wij danken Hem, dat Hij ook onder ons alzoo zijne gemeente in stand houdt, en bidden van heeler harte u toe, dat gelijk gij Hem thans voor de menschen beleden hebt. Hij u eenmaal als de zijnen belijden moge voor den Vader en de Engelen Gods!
Hoe zouden wij kunnen twijfelen, Geliefde! of bij de verlevendigde voorstelling van het aandoenlijk uur der belijdenis, zegt uw hart op deze heilbede : Amen ! Gij verlangt, wij vertrouwen het, dat uw naam niet slechts op het register van de leden der gemeente op aarde, maar ook daarboven in het boek des levens geschreven sta. Maar, gij weet het tevens, de levendigste indrukken zijn niet altijd het meest bestendig van duur, en zelfs dan, wanneer wij het goede willen doen, ligt het kwade bestendig ons bij. Verdraag het daarom in ons, die u om christus' wil liefhebben en wenschen te waken voor uwe ziele, als die rekenschap geven zullen, dat wij aan dit woord van
8
herinnering een broederlijk woord van vermaning en raadgeving toevoegen, waarvan wij wensclien, dat het niet slechts gedurig herlezen, maar ook met allen ernst behai'tigd moge worden. Immers, hoe grooter uw voorrecht was, des te heiliger is thans uwe verplichting, en te zwaarder zal eens uwe verantwoording zijn.
Ga dan vóór alle dingen ijverig voort u te oefenen in de kennis der waarheid, waarin gij zijt onderwezen. Hoevelen, die met de zwakke, eerste beginselen dezer kennis voldaan, maar al te spoedig vergeten, wat zij vroeger geleerd hadden; die werktuigelijk belijdenis van hun geloof hebben afgelegd, zonder zelve te weten wat, en in wien en op wat grond zij geloofden! Gij niet alzoo, nieuw lid der gemeente, die door den Heer geroepen zijt om een kind in de boosheid, maar in het verstand volwassen te worden. Wees niet onverstandig, maar leer verstaan, welke de wil des Heeren zij, en bedenk, dat gij opwassen moet, niet enkel in de genade, maar ook in de kennis van jezus Christus. Het ontbreekt in ons midden, Gode zij dank, allerminst aan gelegenheid om in die zaligmakende kennis opgebouwd en bevestigd te worden; maak er, zooveel gij eenigszins kunt, met opgewektheid en getrouwhéid gebruik van. Laat de onderlinge bijeenkomsten niet na, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar ontvang met zachtmoedigheid het woord, dat in u geplant wordt. Zoek gedurig beter de gronden te leeren kennen, waarop ons christelijk
9
geloof is gebouwd, en laat daartoe, nevens andere gepaste hulpmiddelen, ook de bijwoning der catechismus- en belijdenisprediking, van de openbare bijbellezingen en andere godsdienstige samenkomsten der gemeente, zoowel op den dag des Heeren als (zoo geen hoogere plicht u weerhoudt) in de week, u met allen aandrang zijn aanbevolen. Zonder dagelijks eenige oogenblikken af tot lezing en bepeinzing van de Heilige Schrift in uwe eigene woning, en benaarstig u alzoo, dat gij, waar het noodig mogt zijn, ook aan anderen met bescheidenheid en vrijmoedigheid rekenschap geven kunt van het geloof en de hope die in u is.
Op dat persoonlijk geloof, het is gedurig herinnerd, komt het voor tijd en eeuwigheid aan. „Indien g ij met uwen mond zult b e 1 ij d e n den Heer jezus, en met uw hart gelooven, dat God hem uit de dooden opgewekt heeft, zoo zult gij zalig worden.quot; (1) Maar al is ook aanvankelijk een beginsel van dat geloof door de genade Gods in uw hart, hebt gij geen gedurig nieuwe stof tot de bede: ik geloof Heer, kom mijn ongeloof te hulpe? Paar daarom met dat gebed een nauwgezet gebruik van die middelen, waardoor de Heer het geloof der zijnen versterkt. Het geloof is uit het gehoor; zie dan toe, dat, maar inzonderheid hoe gij hoort. Onderzoek gedurig u zeiven, en leen aan de stem van uw hart en
(1) Rom. X: 9.
10
geweten het oor, opdat gij telkens op nieuw uwe behoefte erkennen moogt aan den éénigen en alge-noegzamen Zaligmaker, dien u het Evangelie verkondigt. Hebt gij bedenking of twijfel, deel die openhartig mede aan den leeraar of opziener, wien gij uw vertrouwen geschonken hebt, en wees niet wijs bij u zeiven. Tracht bovenal het Evangelie te leeren kennen bij eigen ervaring als eene kracht Gods tot zaligheid voor een iegelijk, die gelooft, en wacht u voor alle lichtzinnigheid en verwildering, die niet zelden de moeder van het jammerlijkst ongeloof wordt. Versterkt de heilige banden, die u aan den Heer en zijne Gemeente verhechten, door gezette, heilbegeerige, geloovige Avondmaalsviering. Kom, niet slechts de eerste maal na uwe belijdenis, maar zoo dikwijls de gelegenheid zich aanbiedt en geen wettig bezwaar u terughoudt, om daar bij brood en beker te roemen in den kruisdood van Hem, wiens sterven het leven der wereld is. Geef er u gedurig weder aan den Heiland over, om door Hem te worden verlost en vertroost, vernieuwd en geheiligd, en laat u door zijnen goeden Geest op den weg van levend geloof en ongeveinsde godzaligheid leiden !
„Volg mij,quot; spreekt de Heer tot ieder, die verklaart, dat hij zijn discipel wil zijn; maar waaraan wordt zijn discipel meer dan aan de liefde gekend? In den naam des Heeren jezüs vermanen en bidden wij u daarom de liefde na te jagen, en daarin meer en meer overvloedig te worden. Eén
11
Heer, één geloof, één Doop moet de leuze zijn van allen, die in waarheid hem toebehooren. Hebt gij waarlijk, niet slechts aan de gemeente u aangesjoten, maar aan den Heer zeiven u overgegeven, bedenk dan ook, dat wie niet liefheeft, God niet heeft gezien of gekend. Waar anderen trachten het lichaam van christus van een te scheuren, benaarstig gij u daar, om te behouden de éénigheid des geestes door den band des vredes. Heb de waarheid, maar bij de waarheid den vrede lief, ja, indien het mogelijk is, zooveel in u is, houd vrede met alle menschen. Vermijd alle verbittering en godsdiensthaat, zelfs ten aanzien van geheel andersdenkenden: door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zich-zelven. Wacht u, opdat de vrede in huis en hart niet gestoord worde, voor al te nauwe verbintenissen, inzonderheid ook in den echt, met dezulken, met wie gij, vooral in de opvoeding van uwe kinderen, niet eenstemmig zoudt kunnen denken en handelen ten aanzien van het ééne, dat noodig is. Deel naar vermogen mede tot de behoeften der heiligen, goeddoende aan allen, maar meest aan de huis-genooten des geloofs. En waarin gij ook moogt verschillen van anderen, of dezen van u, laat het u duidelijk aan te zien zijn, dat de apostel des Heeren voor u niet vergeefs heeft geschreven: het einde des gebods is liefde, uit een rein hart, uit eene goede conscientie en uit een ongeveins d geloof. (1)
(1) 1 Tim. I: 5.
12
Waar die liefde in u woont, welke de vrucht is van een levend geloof, zal zij u van zelve tot reinheid en heiligheid dringen. Is het noodig, u het eigen woord van den Heer te herinneren: „niet een iegelijk, die tot mij zegt; Heere, Heere, zal ingaan in het koningrijk der hemelen, maar die doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is?quot; (1) Maar wat baat het pasbeleden geloof, indien het geen krachtig levend en werkzaam geloof is? Hieraan zal de Heer bekennen, dat gij zijn discipel wilt zijn, zoo gij u waarlijk aller zonden vijand betoont, van die zonden vooral, die uw geweten in de ure uwer aanneming u het luidst van allen verweet. Daarom, zoo roepen wij met den grooten Apostel u toe, oefen u zeiven tot godzaligheid, en jaag de heiligmaking na, zonder welke niemand den Heere zien zal. Word dezer wereld niet gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing uws gemoeds. Wacht u voor vermaken en uitspanningen, die onvereenigbaar zijn met den ernst van het christelijk leven, en onthoud u van de vleeschelijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel. Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, en waak en bid, opdat gij niet in verzoeking valt. Ja, houd sterk aan in liet gebed, en waak daarin met dankzegging, toeziende, dat gij de genade Gods niet vergeefs ontvangen moogt hebben. Wees zonder aanstoot te geven in eenig ding; matig, rechtvaardig
(1) Matth. VII: 21.
13
en godzalig levende in deze tegenwoordige wereld, opdat ook anderen uwe goede werken mogen zien, en door uwen wandel, ook zonder woord, voor Christus gewonnen worden. Maar bovenal tracht een onergerlijk geweten te bewaren voor God en de menschen; vermijd ook den schijn des kwaads, en vergeet niet, dat de Heer heeft gezegd: „zoo wie achter mij wil komen, verloochene zichzelven, neme zijn kruis op, en volge mij.quot; (1) Vernieuw gedurig het thans gesloten verbond; gedenk er aan, inzonderheid zoo vaak de verjaardag uwer belijdenis wederkeert; roep het u voor den geest, als de verleiding tot ontrouw u wenkt, en waar gij zijt afgeweken, verootmoedig u daar voor Gods aangezicht, en richt met een oog op den Heer de trage handen en slappe knieën weer op. In één woord, gelijk gij Christus den Heer hebt aangenomen, wandel alzoo in Hem,, en verheerlijk God, beide in uw lichaam en in uwen geest, bedenkende, dat gij duur zijt gekocht. Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zoo gij die doet!
Ja, waar deze dingen in u zijn en meer en meer overvloedig worden, daar zien wij u met goede hope gereed, om uwen levensweg voort te zetten. Hetzij die weg voor u effen of hobbelig worde, hetzij gij reeds vroeg of eerst spade wordt opgeroepen, in alle omstandigheden des levens zult .gij de kracht ervaren der goede belijdenis, die gij hebt afgelegd voor vele getuigen. Het thans be-
O O O O
(1) Matth. XVI; 24.
14
leden geloof zal u sterken in het uur der verzoeking, u troosten in den nacht der beproeving, u nog verkwikken op de sponde des doods. O, laat het u dan nogmaals op dezen oogenblik zijn, als riep de Heer uit den hemel u toe: wees getrouw tot den dood, en ik zal u geven de kroon des levens! Hij die u roept, is getrouw, die het ook doen zal, en kracht in zwakheid volbrengt. Nog eenmaal bevelen wij u Gode en den Woorde zijner genade, die machtig is u op te bouwen en een erfdeel te geven onder al de geheiligden. Blijf in Christus, opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij te zamen vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in zijne toekomst!
Afgegeven op den dag der Belijdenis aan
gedoopt te.................................................................................................................
Uit naam des Kerkeraads,
Rotterdam,
den
predikant.
OUDERLINGEN.
DIE GEDAAN WORDEN VÓÓR ELK AVONDMAAL, OM DOOR DEGENEN, DIE VOORNEMENS ZIJN HET TE VIEREN, IN DE TEGENWOORDIGHEID VAN GOD, DEN KENNER DER HARTEN, OPENLIJK MET JA BEANTWOORD TE WORDEN.
I. Of gij van harte gelooft, dat de waarachtige en volkomene leer der zaligheid, ons van Godswege geopenbaard, vervat is in de schriften des Ouden en Nieuwen Verbonds?
Die dit gelooven, zeggen: Ja.
II. Of gij van harte gelooft, dat gij door uwe zonden diep bedorven en voor God strafwaardig zijt, en u zeiven deswege mishaagt met ootmoed en berouw ?
Die dit gelooven en hiertoe gezind zijn, zeggen : Ja.
III. Of gij van harte gelooft, dat God uit loutere genade ons zijnen ééniggeboren Zoon, jezus Christus, heeft geschonken tot onzen éénigen en volkomen Zaligmaker, wiens lichaam voor ons verbroken en wiens bloed voor ons vergoten is tot vergeving der zonden; en of gij Hem voor uzelven met een ge-loovig hart aanneemt tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing?
Die dit gelooven en hiertoe gezind zijn, zeggen: Ja.
IV. Of gij, overeenkomstig de verplichting,
welke door uwen Doop op u gelegd is, een oprecht voornemen hebt om door de kracht des Heiligen Geestes bij deze belijdenis te volharden, uw geloof te sterken, uw leven te beteren, in ware liefde en eenigheid met uwen naaste te leven, en alzoo Gode waarachtige dankbaarheid voor zijne genade te bewijzen?
Die van zoodanig gevoelen zijn, zeggen: Ja.
(Ieder Lidmaat is verplicht, bij verhuizing naar eene andere gemeente binnen het jaar eene kerkelijke attestatie in te leveren, voor welke kerkelijke attestatie dit boekje niet dienen kan.)
-----