dhr
Prof. Dr ADOLF MAYER,
RECTEUR VAN HET R 1.1 K. S P R O E FS T A.T I O N TB WAGEN1NGEN.
WAGENINGEN. a. lt;gt; r» ir lt;gt; u s rr 1879. |
Botanisch laboratorium Bibliotheek Lange Nieuwatraat 106 3512 PN UTRECHT |
■5
DIRECTEUR VAN HET RI.IKSPROEFSTATION TE WAGEN1NGEN.
Bij liet bepalen van de keuze der kleuren is men van de navolgende redeneering uitgegaan. Voor de voederingstabellen zijn de oorspronkelijk door Alex, Mill Ier gebruikte kleuren, zoomede hare beteekenis behouden; die keuze toch was evenals de verdeeling, met het oog op de duidelijkheid en het contrast, een hoogst gelukkige, waarbij nog komt, dat zij een historisch recht heeft. In de bemestingstabellen heeft de vervaardiger zich in zooverre bij deze determinatie aangesloten, als hij aan een bepaalde physiologische betrekking tusscheu plantenvoedingsstoffen en plantenvoortbrengselen een misschien wel wat al te ruwe voorstelling gaf. Al liggen die betrekkingen ook tamelijk voor de hand, toch kunnen zij voor de chromographische voorstelling, bij wijze van mnemotechnisch hulpmiddel, zeer goed worden toegepast.
Zoo heeft het phosphorzuur de kleur der proteïnstoffen gekregen, omdat het voortbrengen dezer laatsten tot het voorhanden zijn van het eerste klaarblijkelijk in betrekking staat. De stikstof daarentegen heeft, ofschoon zij een hoofdbestanddeel der eiwitstoffen is, de kleur der cellulose gekregen, omdat zij feitelijk meer op vegetative vermeerdering, dan op nieuwe vorming van betrekkelijk veel eiwitstoffen in het plantenorganismus werkt. Kali is door de kleur der koolhydraten voorgesteld.
Behalve dit aansluiten aan het bestaande, is de keuze der kleuren voor de overige plantenvoedingsstoffen door de navolgende zinspelingen bepaald geworden.
Voor de metaalachtige aschbestanddeelen zijn de meer breekbare kleuren van het spectrum, voor de metalloïdbestanddeelen die welke een lange golflengte bezitten gekozen, zoodat door de blauwachtige tint van een streep, terstond de basische natuur van het mengsel eener voedingsstof, en omgekeerd, wordt aangeduid. De door groen voorgestelde stikstof staat hierbij in het midden, omdat zij als basis en als zuur in de plant kan worden opgenomen. Evenzoo kon bij zwavel en chloor ook nog de kleur van het element in vrijen toestand als mnemotechnisch hulpmiddel
worden gebezigd.
Op deze wijze wordt:
chloor (als bestanddeel van meststoffen) . geel-groen
kalk.............indigo-blauw
magnesia...........paarsch.
Het kiezelzuur, waaraan ten minste bij het ontrekken van voedingsstoffen door den oogst een plaats werd toegekend, viel de onaanzienlijke grijze kleur ten deel. De organische bcstand-deelen der meststoffen werden zoodanig voorgesteld, dat men daarbij aannam dat zij voor de helft uit koolstof bestaan, en kregen daarom de natuurlijke zwarte kleur dezer laatste.
Wat de volgorde betreft, hiervoor hebben de op dit oogenblik geldige handelswaarden
6
tot maatstaf gediend, die ook reeds bij de tabellen van Muller in aanmerking schijnen te zijn gekomen. De aschbestanddeelen rekenen in dat opzicht in de voedertabellen natuurlijk niet mede, omdat deze groep niet iets enkelvoudigs beteekent.
De volgorde bij de bemestingstabellen is dus van links naar rechts:
Stikstof, phosphorzuur, kali, kalk;
daarna volgen de overigen, waarvoor geenc waarden kunnen worden berekend:
Magnesia, zwavelzuur, chloor, kiezelzuur, koolstof.
Ook de verteerbaarheid, resp. de geschiktheid der voedingsstoffen om te worden opgenomen, is in grove trekken voorgesteld, door namelijk de strepen, die minder dan 3/i verteerbare voedingsstoffen voorstellen, met één rij puntjes, en die, welke minder dan de helft voorstellen met 2 rijen puntjes te voorzien. Een soortgelijke trapsgewijze aanduiding der assimileerbaarheid heeft bij de meststoffen plaats gehad.
Om deze en andere dingen op bijzonder nauwkeurige wijze voor te stellen, zooals dit door anderen wel beproefd is geworden, werd voor overbodig gehouden, omdat de grapliische voorstelling toch nimmer de cijfertabellen, waarbij nauwkeurig op alle omstandigheden is gelet, vervangen, maar alleen ten doel hebben kan, om haar, ter opwekking en onderrichting, als het ware in de plaats te stellen voor het kunstmatig cijferbeeld, dat men eerst na vrij wat studio en hoofdbrekens aanschouwelijk zich kan voorstellen. Is het door de aanschouwing te verkrijgen doel bereikt, zoo zal men natuurlijk verstandig doen om, ter meer nauwkweurige berekening, alsnog tot de alom verspreide cijfertabellen terug te koeren. Uit dien hoofde is dan ook het aantal aangehaalde voorbeelden beperkter, dan voor een meer uitgebreide toepassing eigenlijk noodig zou zijn.
Eindelijk nog is de uitgave zoodanig ingericht, dat de gekleurde tabellen in 7 bladen kwartoformaat en niet als één groot vel verschijnen, zoo dat men elk blad afzonderlijk koopen kan, terwijl, des verlangd, de afzonderlijke bladen toch ook weder tot een geheel kunnen worden vereenigd. Zoo stellen de tabellen 1 — 4, 5 — 7, als betrekking hebbende op geheel verschillende onderwerpen, natuurlijk ook op zich zelf staande groepen voor. Evenzoo kan de landbouwer, die op zandgrond zit, ter onderrichting omtrent de bemesting en het onttrekken van voedingsstoffen, waarschijnlijk met de tabellen 1 en 4 volstaan, omdat natuurlijk de meststoffen met organische bestanddeelen voor hem de meeste waarde hebben, enz.
Voor de berekening is gebruik gemaakt van de tabellen uit de „Düngerlehre en Fütte-rungslehrequot;, van Wolff (Thaer-bibliotheek), terwijl bij de bepaling van den opbrengst bij den oogst de hollandsche toestanden, die overigens in vele opzichten met die van Duitschland overeen komen, in het oog gehouden en daarvoor in de eerste plaats de met zorg verzamelde en herhaaldelijk herziene opgaven in den almanak van Staring, gevolgd zijn.
Wageningen, Rijksproefstation, Jan. 1879.
De vervaardiger van deze Bemestings — en Voedertabellen heeft tot de uitgave daarvan aanleiding gevonden in zijn betrekking van Directeur van het eerste proefstation in een land, waar zoowel een dergelijke inrichting, als bijna al de daarmede in verband staande werkzaamheden, tot het tijdstip van oprichting, onbekend waren.
Hij laat ze te gelijker tijd in Duitschland en in Holland, en voorzien van de noodige toelichtingen, in beide talen verschijnen, omdat deze graphische voorstelling niet maar eenvoudig een afdruk is van het reeds op zooveel verschillende wijzen voorgestelde, omgewerkt voor Nederlandsche toestanden, maar omdat, — afgezien hiervan, — bij wijze van proefneming eenige nieuwigheden zijn ingevoerd, die misschien de algemeene aandacht verdienen.
Even als men reeds vroeger, op de bemestingstabellen tegenover de samenstelling der meststoffen het ontnemen der voedingsstoffen door den oogst uit den grond gesteld heeft, heeft de vervaardiger dezer tabellen getracht, nevens de samenstelling der voedingsmiddelen, de behoefte der dieren aan voedingstoffen aanschouwelijk voor te stellen. Dit geschiedde, om bij deze laatsten tot een zelfde vergelijking te komen als bij de eersten — een vergelijking, die in dit geval daarenboven nog beter is vol te houden. Bij de dieren toch, is de werkelijke behoefte bekend, terwijl bij de planten het voorloopig voor te stellen ontnemen van voedingsstoffen uit den grond en hare werkelijke behoefte, niet maar zoo eenvoudig weg hetzelfde is, om welke reden de vervaardiger dezer tabellen dan ook altijd zich verzet heeft, tegen de benaming van zulker tabellen als praktische bemestingstabellen.
Een tweede nieuwigheid, welker invoering de vervaardiger gelooft, dat algemeen als een gelukkige zal worden beschouwd, is het vaststellen van bepaalde breedte-afmetingen bij de gekleurde strepen. Daar, waar deze laatsten verliezen aan voedingsstoffen door den oogst of door de stofwisseling der dieren voorstellen, wil men natuurlijk met alleen de betrekkelijke samenstelling van dit verlies weten, maar ook do gezamenlijke hoeveelheid daarvan, berekend naar een bepaalde eenheid (oppervlakte van den grond of levend gewicht der dieren).
Voor zoover mij bekend, geschiedde dit tot heden altijd zoodanig, dat men bij hot ontnemen van stoffen door den oogst, de even breede strepen zóó lang maakte, dat de hoeveelheid der ontnomen stoffen door de lengte bepaald werd. Hierdoor ontstond echter het belangrijk nadeel, dat bij uitputtende vruchten de strepen zóó lang werden, dat zij moesten worden afgebroken en daardoor juist het doel, dat men door de graphische voorstelling wilde bereiken, namelijk een onmiddelijk overzicht, verloren ging. Het grootste nadeel daarvan ondervindt de voorstelling van de betrekkelijke samenstelling der gezamenlijke hoeveelheid verloren gaande planten voedingsstoffen.
De vervaardiger heeft daarom een gelijke lengte van alle gekleurde strepen aangenomen,
4
binnen welke deze qualitatieve samenstelling in percentsgewijze onderdeelen wordt uitgedrukt terwijl hij den opbrengst van den oogst aan wedervruchtbaarmakende plantenvoedingsstoffen, doo de breedte heeft voorgesteld. De uit lengte en breedte onstane oppervlakten geven dan eeü maatstaf voor de hoeveelheid van elk door den oogst verloren gegaan bestanddeel. Hetzelfd geldt voor de voedering. Hier wordt de grootte, der voor de eenheid van levendgewicht vereischt gezamenlijke hoeveelheid voedingsstoffen, door de breedte uitgedrukt.
In beginsel laat zich dit gemakkelijk begrijpen; in de praktijk doet zich echter een steei des aanstoots voor. Welke grootte wordt namelijk bij deze wijze van voorstelling voor 100 aan genomen? Wordt op de bemestingstabellen daarvoor genomen de som der vereischte aschbestand deelen, of de gemiddelde som van alle toevallig voorkomende aschbestanddeelen ? En op welk wijze moet de stikstof daarbij in aanmerking komen ? En hoe bij de voedertabellen'? Word daarbij de som van alle voedingsstoffen, dus met inbegrip van het water, genomen, of zonde water? Het is tamelijk onverschillig wat men voor 100 aanneemt, mits slechts do noodzakelijk! voedingsstoffen daaronder begrepen zijn. De vervaardiger dezer tabellen heeft ziju keuze geves tigd op de som der gemiddeld gevonden aschbestanddeelen -|- stikstof, en hij ziet in he medeopnemen der stikstof in deze tabellen een ander, niet te verwerpen voordeel van deze nieim wijze van voorstelling. Bij voorbeeld: Een gemiddelde roggeoogst is berekend op 1440 kg graai en 2500 kg stroo. Eerstgenoemde bevat 17.G per mille stikstof en 17.9 per mille aschbestanddeelen, het laatstgenoemde 4.0 per mille stikstof en 40.5 per mille ascb. Dit maakt U zamen 35 kg stikstof en 127 kg aschbestanddeelen — totaal 102 kg vruchtbaarmakende bestand-deelen, die een percentsgewijze samenstelling van 22 0/o stikstof, 100/o phosphorzuur, 170/o Kali enz. hebben. Deze percentsgewijze samenstelling wordt door de over de lengte der streep aangebrachte afwisselende kleuren uitgedrukt, terwijl de breedte der streep daarentegen de kwantiteit voorstelt. Bij de rogge is zij 1.62 maal zoo breed als de streep voor de meststoffen, die 100 kg voorstelt. Hierdoor wordt derhalve uitgedrukt, dat 102 kg van de een of andere meststof van 22 0/o stikstof, 10% phosphorzuur, 170,'o Kali, enz. datgene bevatten, wat door een gemiddelden roggenoogst aan een bunder grond wordt ontnomen. Het gedeelte der strepen, dat op de tabellen 3 en 4 door een wit vlak is aangeduid, beteekent echter de gemiddeld gevonden hoeveelheid van door een oogst onttrokken onnutte bestanddeelen, waartoe in het onderhavig geval chloor, natron, mangaan, enz. gerekend zijn. Men zal erkennen, dat die hoeveelheid niet altijd gelijkmatig is.
In de voedertabel 7 is de vereischte hoeveelheid opgenomen water buiten rekening gelaten, omdat hiervoor geen vast cijfer te bepalen is en voorts aangenomen, dat 10 percent dei-droge massa van een voedingsmiddel, uit aschbestanddeelen moet bestaan.
Als eenheid voor levend gewicht werden 5000 kg genomen, omdat wanneer men daarvoor 500 kg genomen had, de vakken te smal zouden zijn geworden en er toch geen eenheid is, welke voor verschillende dieren bepaald te gebruiken is.
Tev verklaring. Bladzij 3—6.
lt;t*gt;iii«'Mtiii{gt;'Mtal»olleii. Tabel 1—4.
I. Natuurlijke meststoffen en hare zamenstelling. Tabel 1.
1 f Goede Stalmest; 2) Slecbto Stalmest; 3) Gier; 4) Rotterdamsche Poudrette; fi) Rotterdamsclie Fae-caliencompost; G) Iloutascli; 7) Turfasch; 8) (iostoomd Beendermeel; 9) Ruw Heendermecl; 10) Ruwe 1'eru-guano; 11) O])gelostc Peni-giiano; 12) Opgeloste Bloedmest; 13) Opgeloste Yleeschmest; 14) Viscliguano.
II. Minerale meststoffen en hare zamenstelling. Tabel 11.
1) Cliilisalpetor; 2) Zwavelzure Ammoniak; 3) lieemlerkool; 4) 12proccntigSuporphosphaat; 5) 17procentig Supcrpliosphaat; G) 22pvoccnfig Superphospliaat; 7) I'liosphoriet; 8) Gezuiverde zwavelzure Kalimagnesia; 9) Ruwe zwavelzure Kali; 10) Gezuiverde zwavelzure Kali (1); 11) Gezuiverde zwavelzure Kali (2); 12) Chloorkalium; 13)Kaimet; 14) Ammoniak-superpliospbaat; 15) Salpetpr-superphosphaat; IC) Kalisalpeter; 17)Ville-mest (1); 18) Villo-mest (2); 19) Cliloorhcvattendo Ville-mcst; 20) (lips.
Onltrekking van Vopdingsslofl'eu door den oogst. Tabel 3 en 4.
I. Op Kleigrond.
1) Hij Tarwe; 2) bij Haver; 3) bij Gerst; 4) bij Winterkooizaad; 5) bij Klaver; 0) bij Suikerbieten; 7) bij Tabak^ 8) bij Erwten; 9) bij Paardeboonen.
II. Op lichte gronden.
1) bij Rogge; 2) bij Boekweit; 3) bij groene Mais; 4) bij Gras-hooi; 5) bij Aardappelen; 6) hij Knollen; 7) bij Mangelwortels; 8) bij Cichorei.
I. Voedingsmiddelen en hare zamenstelling. Tabel 5 en (!.
a) Groen voeder.
1) Roode Klaver; 2) Weidegras; 3) Groene Kogge; 4) Groene Mais; 5) Mangelwortels; C) Turnips; 7) Koolrapen; 8) Aardappelen.
b) Granen en Zaden.
1) Roggegraan; 2) Havergraan; 3) Mais-korrels; 4) Boekweit-korrels; 5) Eikels met schil, versch;
6) Erwten; 7) Paardeboonen; 8) Gele Lupinen; 9) Lijnzaad.
c) Ruw-voeder.
1) Klavprhooi; 2) Klaverhooi beregend; 3) Gras-hooi; 4) Tarwcstroo; 5) Erwtenstroo.
d) Overschotten der landbouw-nijverheid.
1) Karnemelk; 2) Wei; 8) Lijn-kocken; 4) Raap-koulmi; 5) Maiskiemen-koeken; 6) Arachis-koeken ;
7) Rijstmeel; 8) Tarwezemels; 9) Moutkiemen; 10) Bierdraf; 11) Jeneverspoeling; 12) Maisspoeling; 13) Pers-pulpe; 14) Diffusie-pulpo.
8
H Behoeften der dieren aan veediugBstoffen m 24 ure ^ ^ ^ nist. 6) raav(lcn bij
1) Ossen in rust; 2) Wolschapen; 3) F.jno rassen ) Mc8t088cn (laatste periode); 10) Mestschapen
.waren arbeid; 7) Melkkoeien; 8) Mestossen ^ Iosmi,kcns (eerste periode); 13) Mestvarkens (tweede
(eerste periode); 11) Mestschapen C^tste p ),^^^^ ^ kg levend gcwicht; 16) Pinken b.j 260 kg
periode); 14) Mestvarkens (derde penodc), ) - Schapen bij 20 kg levend gewicht; 19)
levend gewicht; ^ ^ —
,l0.,e. Sdmpe.i 1»,|38 .B o. » ;gt;ltllrkl,„s bii ,2„ ke I»,™1 ge.ioUt.
bij 25 kg levend gewicht, —) Joifc
i
Kali L_ _...] Kalk
Wil oor (■bBBWI Kio/ol/iuiir
Water en onversclülluje stoffen
SliksloF
Maynesia
Phosphorjiuur Zwavel zu ut Koolslof
L
bevatten in percenten
Slabnost qoedc
Stalmest slechte [jjH
0 i e r
Rot I i'rdamsrlu'
Faecalion poiulreltp
Dordlsche Kaecalien compost
II out a s c h Turfaso h ('tpsIoomu! liceiulormcel Kuw Ilepndermccl Kuwc Peru ()uniio ü]gt;((closte Peru (juano Opqeluste Bloeilinest Opq elosle Vlecschmcsl Vischiprauo
zo _J__ |
30 1 |
T |
.'»o _1___ |
co |
70 _1_ |
_I___ |
-T— |
znzz |
i |
-1- __J__ |
-T— |
I |
-r—- |
1 |
^ quot; |
1 |
1 |
p— |
licvii I leu in pc rt'»'ii ten
II
(' liiliSiilpt'l er /wa\i'lz, .\miuonink
l'iju Bpeu/.wai-t Su[)i'r[ilios|iliaal 12 quot;/n Siipci'iilinsphiuil 17 quot;o [ Sniu'rpliospluuü 22quot;«
l'lioüphonoi
Oozilivci'dc Zwavel/. Kali .Maijaesiu 1.
Huwi' Zwavclz,Kali ,
, (iczuivordc i /wavolz. Knli L
üocoiicontrpcnli' Xwavolz. kali
Cliloorkaliuin Kalnicl Aiiiiu.Siii)er])luis|iliaal j Saliiclor .Su|K'i'|iluis|ili j.
Kali Salpoler ücoi';)»' Vilk1 mest I
(!. ^,ill(, incsl 11 OVillc niest- mei Clilworl [
Clips
*
K I (»i () o \v a s s c n bevallen per Ileklaro; K(|r
UI
i a i' w (gt;
IfiOO Kyr 7jlt;md 3000 Stroo
Haver
1.030 Kqt '/.mul
3000 '■ Stroo
(jerst
2 280 Kyr 'Ad ud 3000 ' Stroo
Koolzaad
1360 Kqr. Zaad
quot;W
02 | | |||||||||||||||||||||||||||
|
~wgt;—
T 777 quot;
K L'WttMI 1600 Kqr. Erwten 2000 * Stroo |
l ' |
V | |||||||
7« | |
I 21 |
! 33 | • 1 |
i 1 |
IO |
7 |
fi |
PaardebooTien
2030 Kqr. Bonnen WGO quot; Stroo
Tabak
SOOOKf/t'. bla deren
z!T_
S iiikerb iel
SOOOO Kqr wortelen JOOOO ■ hlu tieren
Kinver
37S Kqr. Y.and 6000 ' Hooi
/ a ii (I (j e w a s s p 11 iv
Ho(j(j(
1'/'10 Kgr. /(i a d 2SOO ■' StJVO
Boekweit
1200 K(jr Zatid 1700 quot; Mfon
(i roe tie Mais
moo J\(/r
Orashooi
SOOOliqr.
Spurr ie
•looooK.gr.
Aardappels
.'1900 AVy/ Anollf/i 1.100 quot;quot; bladeren
llerl'sl knollen
uQOO Kgr.KnoUen OOO ' bladcfvn
if) Zit Sta/-i/u/.\' Alm an tik' /S78 p (i9. Dom' o tule reu wordl slechts tic helft npi/H/cvcri
Erwitachticje Stoffen
A sch
Vetten
St ikst ofvrije Fjrtraklstoffen
R inwozel
Wa t cr
bevat in percenten.
60 60
T
Roode Klaver öras
Groene Kogge Hl Groene Mais ff Mangelwnrtels |
Koolrapen l'l |
Turnips (J
Ift 1? 0,S 1,1 -1-
QBI.' 0,1 1,1
V v
l\ s,a
Aardappelen
^9 a,
zr nn
quot;\Vgt;~
□z
I/O, V
ion
r
-jöï quot;
-
Hoggo tfraan
Ti ---S-
■Haver
Mais
3^ | tf.3
nz
JZ
-
Boekweit
Eikels versrh ■ i..
met sohil B __t
Crele Lupinen M
Erwten Pnardeboonen
l^ijnzaad
TTTrr
-Si
rz
quot;jsT
F
m
—^
— —-
quot;1
T
['• I ^
v, . ■■■■ ;■ '■fc.ï -. ■
lievat in percenten
Klaverliooi Dito uitgeregend
(ïras-liooi Tarwestroo Erwteast roo
3
TSp f,a| j as-i |
i i26 1 quot;• 1 | ||
1 | |||
quot;1 |
1 -quot;'1 |
f | , |SÏ,, | |
-wj-
€.0 I 1
.1H
der Landbouwnijverheid bevatten
ÓO
|
01.5 .? I
VII
hebben noodlq in l' l uur . Kgr.
ÜsJpii op still
in rust
Wolschapen Dilo fijne HasJ'eu
Osfen in arbeid
Osfcnjntiespannpn arbeid
Paarden
Dilo, iiujospanuon arbeid
Melkkoe ion
Pito 3df poriodo
Kalvon levondgew. Z.1) K^r.
Pink on lovom!aogt;v. 2 .SO Kjji'
Vaai,T/eii levendqew, 42,5 Kqr.
joiufe Sehapen l.ci. quot; 28 kV.
jonye Varkens levoiidjjew 25 I\i)i'
i9v'