BIBLIOTHEEK | |
THEOLOGISCHE HOGESCHOOL | |
----— |
* ''IT- |
AMSTERDAM |
i i
S lt;
s
v !' s
? i ■
POOR
TWEEDE DRUK.
AMSTERDAM, H. J. VAN K EST EKEN amp; C0.
i |
i
I
AAN MIJN VADERLAND.
DOOK
AMSTERDAM, H. J. VAN IvKSTERKN amp; Cquot;.
(B. VAN O EK LAM).)
1872.
Drie eenwen vloten heen, sinds, cl'oceaan ontstegen, De Geus voor Brielles vest zijn lenze schallen deed. Een suizing vaart door 't land en de echo allerwegen Herhaalt een jubelkreet!
Drie eenwen vloten heen, sinds aan dees weeke stranden
De korrel werd gestrooid waaruit de vrijheid wies. De horen klonk, die door de ontkrachte Nederlanden 't Lied der verjonging blies.
Drie eeuwen! Vrij zijn nóg de nijvre zeven landen;
Geen enkle paerel zelfs verloren ze uit hun kroon! Neen, de erfenis, aanvaard uit zijner vaadren handen. Verkwistte niet de zoon!
Nier feest, mijn vaderland! gedenkend liet verleden.
Hoe ge eens herschapen zijt en nóg u steeds herschept! De Prinsenvlag ontplooid, waaronder gij gestreden En overwonnen hebt!
Maar hoe...! wat schrille kreet verbreekt nw jubeltonen!
Wat schelle wanklank krijscht in 't algemeen akkoord! Hoor, wat ons tegensnerpt van sommige uwer zonen: Een bitter, bitter woord!
Gij vraagt ons meê nw feest te vieren 1
Wij kunnen niet, wij willen niet! Want wat gij tooit met uw laurieren.
Dat is het onrecht óns geschied. Gij wilt op 't feest ons welkom lieten,
Ons meê doen deelen in uw leus: Maar wij, wij zijn nog niets vergeten. Wij gruwen van nw Watergeus!
Wij gruwen van de kerkbestorming. Door zeedloze Eedleu aangelegd... Ons blijft nw strijd en uw hervorming
Een opstand tegen 't Godlijk recht! Uw aanhang: boeven en piraten; Uw hooggeroemde legerschaar:
Een bent van razende onverlaten; Uw denkend hoofd: een huichelaar!
Keen, zijn ook eenwen heengevaren,
Ons dunkt dat op quot;t gedachtnismaal Het bloed van Gorcmns martelaren
Zal spatten in de feestbokaal!
Viert dus uw feest met wie !t vermogen.
Wij moeten dulden wat geschiedt; Maar wij, wij dienen niet de Logen; Wij kunnen niet, wij willen niet!
Nauw is 't bitter woord gesproken,
of weêr klinkt de aloude lengt; En een andre stem geeft andwoord,
stemme van den Watergeus!
Wat waagt ge ons aan te klagen
Van beeldenstorm en moord! Wat hebben- wij verdragen
Ten Zuiden en ten Noord! Uit huis en hof gebannen,
Gehitst van West naar Oost... En wij, we waren mannen En hadden gade en kroost!
Niet éen, die niet zijn magen
In beulshand achterliet____
Wij hebben lang verdragen,
Maar konden 't langer niet. Wat baatten onze klachten !
Wij vroegen steeds ten hoof Slechts vrijheid van gedachten En vrijheid van geloot'!
Hoe ons uw hardheid tartte,
Tot binden steeds gezind Van 't geen God legt in 't harte
Van ieder menschenkind:
De pols verdraagt geen keten.
Geen prikkel duldt de hiel... En vrijheid van geweten 't Ls de ademtocht der ziel.
Geen boeven en piraten
Bezwoeren een verbond,
Maar rouwende onderzaten,
In quot;t reinst en 't dierst gewond. Toen werd er wraak genomen En vloeide onnoozel bloed — Een drup slechts bij de stroom en. Gestort door Alvaas stoet.
Hoe durft ge u schimp vermeten Op 't geen de vlieboot wrocht! (lij noemt u niets vergeten,
Ocli, of ge 'tooit vermocht! Vergeten mocht ge wenschen,
Zelfs tot den hoogsten prijs; De jacht op de Albigenzen, Het bloedmaal te Parijs.
Hoe durft gij nvermeten
Een schimp op onzen strijd, Waardoor — dat nooit vergeten!
(Jij vrije burgers zijt;
Waardoor gij, zonder vreezen
Voor straffe- of bloedplakkaat. Wat ons het liefst moet wezen Kunt vlekken met uw smaad!
Toch----stelt uw schimpen perkeu.
Betoomt uw overmoed!
Veel dulden soms de sterken,
Maar eensklaps schuimt hun 't bloed Behoudt wat is verworven,
Maar, dat ge 't onze ontziet!____
De Geus is niet gestorven.
Hij slaapt slechts, wekt hem niet!
Ntseu, waagt hem niet te tergen,
Den ouden waterleeuw!
Al heet gij hen ook dwergen
Mijn zonen dezer eeuw,
Kracht baart soms de overprikling ...!
Voorkomt dus 't krijgsgeschal Der meerdren in ontwikling. Der meerdren in getal!
Kleingeestige strijders, die niets van 't Verleden,
Dan 't kleine en bekrompne in liet Meden herdenkt, En 't grootsche Ideaal, waar de hesten voor streden.
Als de ijvraars van toen met een zotskap beschenkt; Die nóg bij de erinring, na drie eeuwen strevens,
In 't worstlen voor vrijheid uw kerkgeloof mengt — Als hing het vermogen van 't water des levens
Van 't kruikje' af, waarin gij 't den smachtenden brengt; Den bril afgelegd der verstorven geslachten!
Staart stout in het rond, van tradition vrij.
Of anders — de stroom der moderne gedachten Vaart over uw hoofden of stuwt u ter zij !
Genoeg van „die eeden-vertrapping en schenning!quot;
Gij wordt niet genood tot een kerkelijk feest. De erinring gevierd van den strijd voor de erkenning
Van 't recht des pevsoons en liet recht van den geest! Dat recht, steeds bestreden maar eindlijk verkregen,
Met stroomen van bloed, niet te dnur toch, betaald, ITet spoort tot ontwikling, gedijend tot zegen,
Hoe dor ook de grond waar 't de zege behaalt. Zie, 't drasse moeras dat de moeiten nauw loonde
Van het te ontworstlen aan het ziltige nat,
Hoe quot;t, vloeiend van melk, zich een Kanailn toonde,
Waar welvaart en vrijheid haar woonplaatse had. Gegroet, Republiek der Vereenigde Landen,
Die stout in de Staten Europaas u drong.
Het Oost en het Westen omspande in uw handen En schatten ontperste in Uw krachtigen wrong, De driekleur liet wapperen op de oceanen.
En iedren smaad wist te loonen met schroot. Der Wetenschap wist nieuwe wegen te banen
I^ii menigen lijder een peluwe bood!
Gegroet, Republiek der Vereenigde Landen,
Die 't eerst de banier der geloofsvrijheid hiel'. Wij voelen het harte in ons binnenste branden, Wij hebben in u onze Vaderen lief'!
En gij, die verdeelt door uw kerklijke kleuren.
Ons telkens uw haat in uw Godsdienst doet zien, Bespeurt gij dan niet boe de kerkmuren scheuren,
Hoe (1«' edelsten onzer nw tempels ontvliên? De Wetenschap voortschrijdt en lacht met uw wetten.
Uw wapenen bot schaart, nw banbliksems tart, U neervelt, zoo vaak zij den voet waagt te zetten
In 't diepst van de heemlen en t diepst van het hartquot;? Maar trotsch op haar zege, in haar vaart niet te teuglen. Aan 't weten geen perk stelt, d'ontkenning geen grens. De li ede, de trillende, grijpt in de vleuglen.
Zelfs 't hopen vernielt in de borst van den mensch1?
Ik ken onder n zoo veel vroeden en vromen !
Ik ken onder n menig eedlen van geest.
Die, noeme de wijze der aarde 't ook droomen,
In 't licht van de starren den Eenwige leest!
Strijdt tegen dien overmoed, tegen dat weten,
Maar dan ook met waapnen, gants anders gesmeed! Zij de onde u onteerende veete gesleten En moog 'top het feest van gantsch Nederland heten: Verdeelt niet, verwijt niet: vergeeft en vergeet!
Februari 1872.