' quot; ti
■mr-w.
HET
SCHAAKSPEL.
TOT EEN 1
IN HET
naar het Hnogduitsch .
van
A. J. T. F I L D I N G. ——
T« GRONINGEN, bij I. RÖMKLlNdH,
gt;lt;gt;oolt;gt;cgt;olt;xxxgt;lt;gt;lt;
Dit alonrl, tïians bijna overal bekend, spél is een tijdverdrijf voor bet verstand , voor liet nadenkend overleg en der meest ingespannen» opmerkzaamheid. Daar het Schaakspel niet even zoo van het geluk en bet toeval, gelijk vele andere vervrolijkende spellen, maar veel meer van ovei'legde plannen ties ver-stands afhangt, zoo wordt bet voor menig een' een zure arbeid, terwijl het daarentegen voor menige anderen, die liefhebbers van zitten en aanhoudend nadenken zijn, eeu aangenaam genot voor den geest oplevert. lu allen gevalle is het het fijnste , maar ook het moeijehjkste van alle spellen; voor zulke lie— - den, wier dagelijksch beroep het vordert, om gestadig met het hoofd werkzaam te zijn, en die eene zittende levenswijze leiden, voornamelijk geleerden, schijnt het niet zoo eigenaardig tot uitspanning te dienen, als wel voor de zoodanigen, die bij hun dagelijksch werk meer ligchamelijke beweging en minder inspanning van geest hebben.
Men weet niets zekers van den eersten oorsprong van het Schaakspel. Wij willen ons hierover met de gewone overlevering vergenoegen , daar toch eene verdere uitbreiding van dit onzeker onderwerp den lezer niet van het minste nut zijn kan.
In een werk van H y d c : de hul/s orienta-Uum, (over de spellen der oosterlingen,) vindt men, volgens de berigten van Arabische schrijvers, de uitvinding van het Schaakspel op de volgende wijze beschreven.
In de vijftiende eeuw behandelde een jonge koning in de Indien, beuxtb genaamd, zijne onderdanen , op de allertlespotiekste wijze, zoo als dit altijd daar geschiedt, waar een volk, in dierlijke stompheid en onkunde verzonken, de hoogmoed en de toomelooze willekeur eens enkelen geduldig haren gang laat gaan, De dwingeland be hub dreef eindelijk zijne stoutheid en wreedheid zoo verre , dat een algemeene volksopstand dreigde uit te barsten. Om de gruwelen eener omwenteling voor tc komen , vond een Bramin, nassir, het Schaakspel uit, ten einde hierdoor den dwingeland op eene zinnebeeldige
wij-
wijze te doen opmerken, hoe zwak en on-magtig een vorst, zonder de hulp en ondersteuning van zijn volk, is.
Het nieuwe spel werd bekend; en de koning , dien dit ter ooren kwam, deed den Ij ran i ia nas sir bij zieh komen, om het nieuwe spel van hem te leeren. De leeraar wist in zijn onderwijs, op eene zeer geschikte wijze, de meest treffende aanmerkingen over de kunst van goed te regeren, over de waarde der boeren, des volks, over de zwakheden van een' vorst zonder den bijstand zijner onderdanen, er bij te voegen, zoo dat de dwingeland de beteekenis van het spel erkende en billijkte. Uij leerde nu zijne omstandigheden, zijne ware betrekkingen tot het volk beter inzien, en herstelde van nu af aan zijn onverstandig gedrag zoo verre, dat hij wederom de liefde des volks won, zonder welke een koning altijd een zeer armzalig schepsel blijft. Uit dankbaarheid verlangde hij, dat nassir deze of gene belooning, naar vrije keuze, van hem eisehen zoude. Deze bad hierop om zoo veel tarwe korrels, als er ont-■staan zouden, wanneer voor de eerste ruit A 3 van
van het Schaakborfl eene korrel, voor de tweede 2, voor de derde vier, en zoo voor iedere der 64 ruiten dubbel zoo veel korrels, als voor de naastvoorgaande, gerekend werden. In deze geometriscbe progressen, geven de laatste gedeelten onzettend liooge getallen ; maar nog veel hooger is de som van alle gedeelten , gelijk men zich door eene tamelijk gemakkelijke berekening weldra overtuigen kan.
De koning lachte om deze, gelijk het hem «clieen, kleine, kinderachtige bede; doch NAssm stond er op, dat hem de begeerde tarwekorrels overgegeven zouden worden. — Toen men echter naauwkeurig aan het rekenen ging, bevond men, tot 's konings verbazing, eene zoo ontzettende som, dat het volstrekt onmogelijk was, zoo veel tarwe bij elkander te brengen. Deze som bedraagt een getal van 18446744075709551615 tarwekorrels , zoo eene ontzettende menigte, dat dezelve op de gansche aarde, naar eene zeer matige berekening, in meer dan 70 jaren eerst verbouwd konde worden , namelijk , indien al het vaste laud enkel lot de verbouwing van tarwe ge-
bruikt wierd; derhalve waarschijnlijk meer, dan de aarde sedert de schepping voortge-bragt heeft.
De koning konde dus volstrekt niet aan zijn woord voldoen, en moest zijnen dank op eene andere wijze uitoefenen, zoo dat hij NAS sir tot aan zijnen dood met zijn vertrouwen en zijne vriendschap vereerde.
Volgens het herigt van den Arahischen schrijver ASEPHAD, heette de ludiaansche vorst SCHERAN, en de uitvinder van het Schaakspel SESSA.
Door de Arabieren en Perzianen is het Schaakspel naar de Westersche landen , voornamelijk naar Italië, overgebragt. Het woord Schaak, Schach, stamt uit de Perzische taal af, en beduidt loning.
Het Schaakspel heeft zich, onder alle spellen , het verste, zelfs bijna onder alle volkeren der aarde, uitgebreid.
Men heeft er verscheidene soorten van; doch wij zullen, hier alleen het gewone of oude Schaakspel, hetwelk op een vierkant bord van 64- ruiten met 16 stukken gespeeld wordt, beschrijven. Behalve dit, heeft men A 3 nog
nog ceuige andere soorten , als: hef. nieuwe of grooie Schaakspel, hetwelk op een bord van 96 ruiten met 24 stukken, waaronder 4 couriers, gespeeld wordt; in het dorp Slroepie heet dit het Courierspel: — het Welsche Schaakspel; dit is het meest gewone , gelijk het ook bij ons gespeeld wordt, enz.
Het Schaakspel stelt eenen oorlog in het klein voor; twee kleine vijandelijke legers van lioat of ivoor, het eene zwart, het andere wit, staan tegen elkander over in slagorde. Elk leger heeft zijnen koning, zijne bevelhebbers , infanterij en kavallerij; ieder tracht den vijandelijken koning gevangen te nemen. Deze verwacht in zijnen houten toestand, gelijk dit in de werkelijke wereld dikwijls plaats heeft, zonder eigene zelfstandigheid, alles van zijnen krijgs-minister, dat is, van den speler, die de stukken manoeuvreren laat.
an het Schaakbord.
Dit gelijkt, zoo als men hiernevens zien kan, naar een gewoon Dambord met 64 ruiten, namelijk: 52 witte en 52 zwarte. Om verder de plaatsing der stukken en derzelver
Saü-
gangen, bij het spelen, te kunnen aanduiden, zijn hier de 64 ruiten genommerd. De zwarte ruiten, b, v. 2 , 4,6, enz., zijn door gefigureerde ruiten aangewezen , de witte ruiten wit gelaten.
Van
1 .1 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A 4 |
Van de Stuiken (Figuren).
Men heeft tot het Schaakspel 02 stukken noodig: 16 witte voor den eenen en 16 zwarte (of anders gekleurde) voor den anderen speler. De witte stukken willen wij door groote Latijnsche, de zwarte door grootc Daitsche letters aanduideu. Du stukken van ieder speler zijn:
De Koning , K. wit, ït. zwart.
De Koningin of Dame , D. wit, 3gt;. zwart.
Twee Loopcrs, L. wit, %, zwart.
Twee Paarden, P. wit, ]d. zwart.
Twee Torens, T. wit, (C- zwart.
Acht Boeren , B. wit, 23. zwart.
Om een stuk iu het algemeen, zonder dat het eigenlijk tot de zwarte of de witte armee behoort, in zijne kwaliteit aan te duiden, zullen wij, waar dit onderscheid niet in aanmerking komt, de gewone drukletters gebruiken.
De beide spelers plaatsen het Schaakbord 200 , dat ieder eene witte ruit iu den hoek aan de regter zijde heeft.
De eerste plaatsing der stukken is , bij het begin van een spel, volgens de nommers in het hiervoor afgebeeld Schaakbord , deze:
In cle rnitcn van den cenen speler, van 1 tot 16 , staan de stukken der eeue armee f namelijk:
op i en 8 twee Torens of Kasteden, (C.C-) op 2 en 7 twee Paarden, ($13.)
op 5 en 6 twee Loopers, (31.3£,.)
op 4 de Koningin of' Dame, (©.)
op 5 de Koning , (ït.)
Deze 8 stukken lieeten in het algemeen ook de officieren ,
op 9 tot 16 staan 8 Boeren, (23.)
Op de twee tegen over staande rijen der ruiten, van 4y tot 64, staan de witte stukken in dezelfde orde, namelijk:
op 40 tot 5G acht Boeren, (R.')
op 07 en 64'twee Torens, (T.T.)
op 58 en 6.1 twee Paarden, (P.P.)
op 59 en 62 twee Loopers , (L.L.)
op 60 de witte Dame, (D.)
op 61 de witte Koning, (K.)
De vorm of gedaante der figuren is willekeurig en de meest gebruikelijke is genoeg bekend. De beide armeeën moeten door ee-ne verschillende kleur (gewoonlijk wit en zwart) en door eene onderscheidene gedaai;-
te rler figuren (schoon dit niet algemeen gedaan wordt, en ook niet volstrekt noodza-koJijk is,) van eikander onderscheiden ziju.
Zelfs in de benaming der enkele stukken hebben menige afwijkingen plaats, waarvan wij. ter besparing der ruimte, ook wijl het verder onnoodig is, slechts eenige weinige hier ziillen opnoemen.
De koningin of dame heet ook wel veldheer, wijl dit stuk werkelijk dc meeste magt in het gehecle spel heeft.
De loopers heeteu bij de Engelschen, zonderling genoeg, bisschoppen (bishops), bij de Franschen zelfs narren {fous) , hofnarren , daarom, wijl, volgens de schrandere uitlegging van MAR I NI ERE , de eerste uitvinders van het Schaakspel niet gewild hebben , dat de hofnarren zich van de vorsten zouden verwijderen. Die naam van nar (/om) past daarom thans niet meer, wijl men aan de vorstelijke hoven geene wijze narren meer vindt, die iemand ongestraft de waarheid zeggen kunnen. Zeer dikwijls noemt men de loopers ook raadsheeren.
Van
Van den gang en de waarde der stukken.
De Honing is de gewigtlgste persoon. Het doel van het spel slrekt zieh daar heiien uit, om den koning van de andere partij mat te maken, dat is, hem zoo in liet naauw te brengen, dat hij zich door zijne stukken niet meer beschermen kan, maar zich overgeven moet. Den vijandeiijken koning Sc/taak bieden , heet derhalve, een zijner stukken zoo te plaatsen, dat het, ingevolge den aan hetzelve geoorloolden gang of loop, dien koning slagen koncle. Kan deze den geboden Schaak niet zelf uitwijken, of door een zijner stukken afleiden, zoo is hij Schaak mat. en het spel van hem, dien deze gevangene koning behoort, is verloren. De gang van den koning is langzaam en deftig; hij mag in eens slechts ééne schrede verder gaan, namelijk van de eene i'uit lot de naaste, echter naar alle zijden, regt uit, zijdelings, voorwaarts en terug. Op deze wijze mag hij elk stuk, dat naast hem staat, in alle stellingen nemen, indien hij zich zeiven daardoor niet aan een ander vijandelijk stuk blootstelt.
Hij heeft devhnlve 8 slaagpunten; doch hij durft slechts dan. slagen , wanneer deze punten gedekt zijn, dat is, wanneer hij door dit slagen niet in Schaak van een vijandelijk sluk komt. De koning mag nooit in Schaal komen of daarin blijven; want in dit geval is hij mat en het spel verloren.
Met elk ander smk mag men een vijandelijk stuk slagen, ook dan, wanneer men het slagende daarbij verliezen zoude. Staal de koning niet op eene der middelste ruiten, maar op eene zijderuit, b. v. op 61, zoo heeft hij sleehls 5 , op 64 slechts 3 punten, om op te gaan , of te slagen; in zulke stellingen kan hij , zoo als men begrijpen kan, het ligst mat gezet worden.
De koningin of dame is de werkzaamste der stukken. Deze gaat in alle wendingen voorwaarts, terug en zijwaarts, en niet enkel eene schrede verder, maar over eene gehee-le rij van ruiten voort, zoo verre dezelve open is en zoo verre het in zulk eene rij den speler gevalt; ook mag dezelve in zidke rig-tingen ieder vijandelijk stuk, dat haar in den weg staat, nemen, wanneer %ij wil.
D*
— 13 —
De beide Loopers, welke ter zijde van den koning en de koningin staan, Lewijzen, door hunnen gang, gewigtige diensten. Zij gaan blood zij de waar ts of overlioeks diagonaal, edoch in alle rigtingen en zoo vele seined en in eens, als dequot; seliuinselie dingonaallijn open is. In deze rigting durven zij alle hen ontmoetende vijandelijke stukken wegnemen. De looper, die in liet begin op eene witte ruit staat, blijft daarop; gelijk de looper, die op eene zwarte ruit staat, ook op zwart blijft, ingevolge den hem eigendommelijken sehninsehen gang.
De paarden, welke de kavallerij uitmaken, en daarom ook gewoonlijk door paardenkoppen kenbaar zijn, noemt men ook springers , wijl zij over andere stukken henen springen kunnen. Zij hebben eenen geheel bijzonderen loop. Het paard gaat, namelijk, altijd 5 schreden voort, en wel 2 regtuit en dan 1 schuins, of omgekeerd; deze loop staat de paarden vrij naar alle rigtingen, voorwaarts en terug. Het springt derhalve bij afwisseling van eene witte ruit op eene zwarte en omgekeerd. Staat het b. v. in het uidden op 36, zoo heeft het 8 punten, om
t*
— li —
tc gaan of te slagen, namelijk; 21, 00, 46,
5T, 5i , 42, 26, 19.
Staat hot op 6.0, zoo heeft het slechts drie punten: 46 , 43 en 55, enz. De paarden zijn, behalve tie boeren, de eenigste stukken, waarmede men het spel beginnen kan. Het paard kan b. v. van 63 na 46 of 43 overspringen, al zijn ook 5t en 55 door stukken bezet. Dit is bij ons de gewone loop der paarden: bij eenige oostersehe volkeren, mogt het paard, alleen dan van 61 op 46 overspringen, wanneer de ruit 54 of 55 vrij was.
De torens [lasf.eelen), welke op de vier boeken van het Schaakbord staan, hebben eeuen gang, regt tegen over van dien der hnper.i. Zij gaan, namelijk, niet schuins, maar regt uit, voorwaarts, terug, zijdewaarts, lings öf regis. Over zulk eene lijn kan een toren zoo verre voortrukken , als de rij open is, en mag alle stukken nemen , die hem op dezen weg ontmoeten. Ingevolge dezen gang, zijn de ioren.t de gewigtigste stukken naast He dame, welke den gang der loopers en der torens in zich vereenigt.
De gang der gemeeue soldaten of boeren
(fr.
(fv. pions), d!e ter verdediging, tot aanvallen en terugdrijven der officieren, onder eene goede aanvoering, van veel nut zijn, is zeer eenvoudig. Een boer gaat regtuit sieehts eene schrede voorwaaats, b. v. van 43 op 55, maar niet terug of zijdewaarts, nocli selmins, nocli dwars. Doch het veld, waarop hij voortrukken wil, moet onbezet zijn. Staat b. v. een boer op 45. en op 55 een stuk van de eigene of vijandelijke armee, zoo kan hij niet eerder op 55 voortrukken, dan na dat deze ruit ontruimd is. Intussehen heeft hierbij de volgende uitzondering plaats.
Wanneer een boer nog op zijne eerste standplaats staat, namelijk: op de ruiten 9 tot 16', of tegenover op 49 tol 56, zoo heeft hij de keus, om slechts eene, of ook om twee schreden voort te rukken , b. v. van 5i op 45 of ook 55. Intussehen mag hij in dit geval eenen vijandelijken boer niet voorbij trekken, of, duidelijker gezegd, hij mag wel voorbij trekken, maar dan hangt het van de partij af, of hij den zet gelden laten . of den boer op de eerste schrede terug
— iG —
rug dringen cn liem daar slagen wil. StaaJ ],. v. ecu B. op /ji , en een 2B. op 56, en V,. gaat op 35, zoo kan 25. dezen zet gelden laten , maar B. ook terug dringen op 4:gt; en hem daar slagen. Wij moeten hierbij Wcl opmerken, dat een boer het eemgste stik is, hetwelk onderscheidene gangen in het voortrukken en in het slagen heeft. Bij het voortrukken gaat een boer slechts regt-nit voorwaarts , daarentegen slaat hij in eenc sjhujnsfhe of dwarse rigting; h. v. een boer
o.) 5i kan slechts die stukken slagen , welke
o:gt; 42 en 44 staan , hij kan echter slechts op 41 of 35 voortrukken; gevolgclijk heeft hij twee slaagpunten , doch niet meer dan ééne ritting in het voortrukken regtuit voorwaarts. Wanneer een boer, van zijne eerste standplaats af, tot op de eerste rij der vijandelijke ruiten doorgedrongen is , b. v. een B, op dc ruiten i tot 8 , of een 23, op de ruiten 5/ tot 64, zoo wordt zulk. een boer tot oflicier bevorderd : dat is, de speler neemt den boer ■van het bord en zet daarvoor in deszelfs plaats een' ofljeier, dien hij verkiest, en die
liciu ontbreekt; gewoonlijk de koningin ot dame.
Iiitusschen kan liet somtijcls voorcTeeliger zijn , dat men , in plaats van de reeds oatbrekeud® koningin, liever eenen genngeren officier, b. v. een paard , opzet, namelijls, wanneer de viia-idelijke koning zoo staat, dat hij door het paard beter aangegrepen en schaakmat gezet worden kan. Dit is de hier te lande aangenomen regel. Elders handelt men ook zoo, dat men den boer slechts tot dien of-li cier maken mag, op wiens lijn hij doorgedrongen is. Bij voorb. wanneer een B. op 6 komt, dan kan de speler daarvoor slechts den lonper opzetten, en zoo hij zijnen zwarten looper nog heeft, eeir toren of een paard; de koningin echter dan alleen, wanneer hem geen ander officier ontbreekt, of wanneer de B. op 4 of 5 te staan komt. Dergelijke plaatselijke afwijkingen zijn er meer. Zoo wordt bij voorb. in Parijs ook met verscheidene koninginnen gespeeld; dat is, als een speler een' of twee boeren op de ruit der koningin brengt, zoo kan hij dezelve tot koninginnen maken , al heeft hij zijne eigene ook nog.
Zeldzamer heeft het geval plaats, dat een speler, die ai zijne officieren nog heeft, niet B een'
_
ecu' zijner boeren op de ruit der dame komt; in dit geval echter, of ook, wanneer hem juist zulk een officier ontbreekt, waartoe hij den boer niet maken kan , b. v. als een 23. op eene witte ruit van de dame komt en den speler slechts de zwarte looper ontbreekt , zoo rust de -3?. zoo laug, tot dat de speler een' officier verliest, die voor den 25. gezet worden kan. Hij kan iiitussehcn van de partij geslagen en moet derhalve verdedigd worden. Na het verlies van een' officier, moet de speler echter terstond den- ij zeiven in de plaats van den hoer stellen , en mag het niet eerst afwachten, dat hij zijne koningin verliest, om die in plaats van den hoer te stellen. Neemt de speler den verloren officier niet voor den boer, zoo blijft deze altijd boer, hetwelk den speler geoorloofd en somtijds ook voordeeliger is. Dezelfde keus blijft hem, wanneer een zijner boeren eerst na het verlies zijner meeste officieren op de ruit der dame geraakt. Maar nooit mag hij hem als boer staan laten , en eerst na verscheidene zeiten daarvoor een'
officier plaatsen.
Van
Van het Slagen , Slaghieden en Roqueren,
Van de plaatsing der stukken van beide spelers in het begin, als een paar vijandelijke armeeën , hebben wij hiervoor reeds gesproken , als mede van deu eigendommelijkea gang van ieder stuk.
Ieder speler laat voor en na zijne stukken, tegen de vijandelijke oprukken. De spelers zetten bij afwisseling elke reis slechts een stuk te gelijk. Gewoonlijk , doch niet altijd , begint men daarmede , dat men den boer voor den koning twee schreden voortzet, b. v. van 55 op vtj. Daardoor wordt te gelijk aan de koningin en een' looper de weg geopend. De overige zetten zijn onbepaald. Ieder speler rigt zich naar deu laatsten zet van de partij , of hij maakt voor zich een eigen plan en volgt dit, om den vijandelijken koning mat te zetten. Om dit doel te bereiken , tracht men zijne eigene stukken te behouden en die van de partij te nemen , waardoor dezelve verzwakt wordt.
In het schaakspel zet men het stuk, hetwelk een vijandelijk stuk slaagt of neemt, B 2 op
op de plaats van hetzelve; dit is anders in liet Damspel, waar de slagende steen den genomen wordende overspringt.
De koning komt op die wijze in schaal-, wanneer Iiij van een vijandelijk stuk geslagen worden kan. Doch het vijandelijk stuk mag de koning niet zijn , wijl de eene koning den anderen geen sc/iaai bieden kan t zonder zelf in schaal- te staan, hetwelk niet wezen mag.
Zoodra een speler schaal biedt, zoo moet hij dit uitdrukkelijk door het woord: schaak! berigten. Gewoonlijk wordt ook schaal- ds koningin of dame aangekondigd ; doch deze laatste regel hangt van de willekeur der spelers af.
Een speler, wiens koning schaal geboden wordt, mag niet eerder een' anderen zet doen, dan na dat hij zijnen koning weder van schaak vexAost heeft. Dit kan op verschillende wijzen geschieden :
X. Door het slagen van het schaakbiedend stuk ,
a. Met den koning zeiven; hetwelk iatusschea alleen daa geschieden
mag,
mag , wanneer het schaakbiedend stuk niet gedekt is, dat is, geea ander stuk in den rug heelt; h. Met een ander stuk.
2. Door het tusschen zetfen van een ander stuk tusschen het schaak biedend stuk en den bedreigden koning;
o. Door den koning van zijne piaals te zetten.
Kan de koning op geene der voorschre-veue wijzen bevrijd worden, zoo is hij verloren, gevangen, of, volgens de gewone uitdrukking, achaahnat. en het spel van hem, dien deze koning behoort, is verloren.
Een schrijver, selknus genaamd, geeft verschillende benamingen aan het schank-mat. Wordt een koning door dc vijandelijke dame schaakmat, zoo moet dit Lojj'e.lijh heeten; door een' looper adetijk; door een paard eerlijk; door een' toren bevaili'r; door een' boer schimpend ,* eindelijk door een ontdekt schaak allerwaardigst. Doch deze zotte onderscheidingen kan men ge-voegelijk achter wege laten.
B 3 Een
Een voorbeeld moge hier tot opheldering dieueu:
Plaatsing van K. (den witten koning) op 58, B, op 20, 21.
Plaatsing van li. (den zwarten koning) op 5 , op 2,
De witte B. gaat van 20 op 12 en biedt schaak; hier kan de ïi. schaak ontgaan, hetzij dat hij met zijn p. den schaakbiedenden B. op 12 slaagt, of dat de ft. van 5 op 4, of 6, of i5 voortmkt; stond op 21 geen B., die den op 12 schaakbiedenden B. dekt, zoo kon de speler dezen B. ook met den li. zeiven slagen. Werd echter den ït. op 5 door een' L. op 26schaak geboden, zoo behoefde de ïl, niet uit de slaglinie van den L. op 4, of i.i, enz. te gaan; maar de speler konde het schaak ook dekken, indien hjj zijn van 2 op 12 deed voortrukken.
Eene andere wijze, om een bedreigd wordenden koning te redden, is het zoogenaamde roqueren. — Men late alleen staan :
Dit bestaat hierin, dat men b. v. den K. van zijne eerste plaats 61 met twee schreden regtf of links naar 61 of 5$ verplaatst en een' T. (toren) voorbij hem van 6i of van 5? op 60 zet* Het
Het roqueren is eclitcr alleen onder deze bedingingen geoorloofd :
1. Wanneer tussclicn den koning en den toren geen stuk staat, zoo mag men regts of lings rocjueren.
2. Waaneer noch de koning, noch de toren, waarmede men roqueren wil, Imnne plaatsen reeds verlaten gehad hebben. Daarom bemoeit zich ieder speler, om zijnen koning en zijne torens zoo lang als mogelijk op hunne plaatsen te houden.
5. Om te roqueren, mag de K. niet over eene ruit gaan, waar hij in schaak komen kondo ; b. v. indien op 55 een vijandelijke L. stond, de ruiten 44 en 5,1 echter vrij waren, zoo mogt de K. niet regts roqueren, wijl hij hierbij de door den L. bestrekene ruit 62 voorbij moest. Daarentegen mag een toren bij het roqueren wel over eene ruit gaan, waarop hij geslagen konde worden,
4. Wanneer den koning schaak geboden wordt, zoo mag hij niet roqueren, om zich te redden. Hel
24 —
Het roqiieren, waarbij de koning, tegen zijn' gewonen gang, twee schreden op een-piaal verplaatst wordt, is waarscliijnlijk eene later ingevoerde manier, waardoor verscheidene betrekkingen van het spel geopend worden , en het spel zelf spoediger gaat, daar de anders veel langer ledig en stil slaande torens hierdoor in beweging komen.
Men bedient z.ch dan van het roqueren, wanneer een koning op zijne eerste standplaats zeer bedreigd wordt, terwijl de piartij zijne hoofdmagt op denzelven rigt, eu het voornemen heelt, om Ijcm schaakmat ta maken. Een bekwaam speler, die dit plan van de partij ontdekt, verhoedt den verderen gevaarlijken stand van zijnen koning en Jaat hem roqueren. Met dezen spoedig veranderden stand des konings, moet de partij van plan veranderen.
Men roqueert natuurlijk naar dien kant, regts of links, waar de bedreigde koning het veiligst is. Meestentijd plaatst men hem achter drie boeren, die men tot dit einde op hunne eerste ruiten tracht te behouden
De speler, die den vijanddijkeu koning
vangt of scliaahmcit maakt, heeft Tiet spel gewonnen eu liet is hierdoor geëindigd. —-Doch een spel kan ook op de volgende wijzen geëindigd worden ;
1. Wanneer het spel door geene partij gewonnen kan worden , of, naar de gewone uitdrukking, remi wordt. Het spel kaii remi worden, wanneer beide spelers bijna alle stukkeu verloren hebben , én beide bijna geheel verlaten zijn, of c!e nog slechts van een paard of een' ioopcr ondersteuude koningen elkander niet meer mat zetten kunnen.
2. Ook daardoor kan het spel remi worden, als een koning, zonder in schaal: te komen, geen' zet meer kan doen, eu ook geene zijner overige stukken meer verzet kunnen worden. Dan is hij niet mat, maar pat {p.chcc suffoque), ea de partij heeft het spel slechts half gewonnen.
Voorbeeld hiervan :
Plaatsing : ït. op 8 , H. op 7,
23. op 19 en 17. -------K. op 47 , T. op 4 , B. op
3~) , 22 , 20 , 27.
B 5 Moet
Moet nu de zwarte zetten, dan is hij pat. Wijl hij noch den it., noch een ander stuk Verzetten kan, om het schaal te vermijden.
Op vele plaatsen, b. v. in Engeland , wordt zoo gespeeld, dat die geen het spel wint, die den koning der partij pat maakt. Bij ons wordt zulk een spel als slechts half gewonnen aangemerkt, en s]echtsc de helft der tusschen de partijen bepaalde som betaald.
Somwijlen, doch te onregt, wordt ook bepaald , dat het spel remi is, als de koning geheel ontbloot [i'oi depouillé) is.
Wetten van het Schaakspel.
Van de plaatsing en den loop der stukken hebben wij nu reeds het noodige gezegd. Buiten dien gelden nog de volgende wetten, die gedeeltelijk op den aard van het spel en de algemeene overeenkomst, gedeeltelijk ook slechts plaatselijk zijn, en naar willekeur van de spelers zelve aangenomen worden;
1. Het Schaakbord wordt zoo geplaatst, dat ieder speler eene witte ruit in den hoek aan de regter hand heeft, gelijk men uit de hier voorgaande afbeelding zien kan. Staat het bord of een stuk
in
jn het begin niet regt, zoo is het spel
onregt en men begint van nieuws, indien men de fout voor den derden of vierden zet ontdekt; bemerkt men ecliter deze dwaling later, zoo is bet spel geldend en wordt voortgezet. Een stuk, dat eens aangeraakt is, moet gespeeld worden.
Een stuk, dat eens verzet is geworden , is gespeeld en mag niet weder terug gezet worden , behalve, wanneer men er de hand nog niet afgetrokken heeft; in dit geval mag men den zet wel terug nemen; doch het eenmaal aangeraakte stuk moet dan op eene andere plaats gezet worden.
INiet meer dan een stuk mag te gelijk verzet worden, uitgenomen bij het hiervoor vermelde roqnaren van den koning met den toren.
Een boer mag twee schreden vooruit rukken, doch niet voorbij eenen vijandelijken boer.
Is een koning zoo in het naauw gedreven, dat hij zelf geeu' zet meer doen
kan,
— 23 —
kan , zonder mat te worden, en kunnen de overige stukken ook niet meer verzet worden, zonder geslagen te worden , zoo is hij niet schaakmat, maar slechts schaakpat, en het spel is maar half verloren, gelijk hiervoor gezegd is,
7. Zet de partij den koning schaal, zonder dit aan te kondigen, zoo behoeft de bedreigde speler daar geen acht op te geven, of behoeft zijnen koning niet van de bedreigde plaats te verzetten, indien hij het voordee-liger vindt, hiermede te wachten, tot dat het schaak den koning! aanare-
O O
kondigd wordt; hij kan derhalve den koning in schaal- staan laten en een' anderen zet doen.
8. Kondigt de partij schaak aan, zonder het werkelijk te doen, en wordt de ander speler daardoor verleid, om den koning of een ander stuk aan te raken, zoo is het hem geoorloofd, dezen zet terug te nemen , zoo lang de partij geen' andereu zet gedaan heeft.
9-
Maakt de partij den koning schaalt mat, zonder dit te zeggen, zoo is dit een blind schaakmat en het spel is, even als bij het pat, sleehts half gewonnen.
Wanneer een stuk verkeerd verzet wordt, zoo moet de partij een' anderen zet verlangenvoor hij een' nieuwen zet doet. Heeft deze echter reeds gezet, zoo blijven beide zetten staan. Met hangt altijd van de partij af, of liij een' verkeerden zet wil laten geiden of niet.
Zet een speler een stuk verder, dan het wettig geoorloofd is, zoo hangt het van den wil der partij af, of hij deze fout verschoonen wil of niet. Kan men den koning der partij gestadig schaak bieden, zoo moet de-« zelve het spel als onbeslist [remi) erkennen.
Heeft men een stuk aangeraakt, 'twelk men niet verzetten kan , zonder zich in schaak te brengen, zoo moet men den koning verzetten. Kan meu eeh-
t'-J'
ter den koning niet verzetten, zoo wordt daarmede de begane fout nitgewischt. Meer andere wetten op dit spel hangen bloot van de overeenkomst der spelers af.
Wil men om geld spelen, zoo veieenigt men zicli vooraf ten aanzien dezer wetten.
Een derde, die als aanschouwer zit. mag, zonder verlof der beide spelers, zich niet in het spel mengen , en den een' of anderea raad of hulp' bewijzen, hetzij door woorden ef wenken.
Hekelen hij het SvJianlspel, Men zoude eene bijna ontelbare menigte van regelen kunnen opgeven ; doch zij zijn voor aanvangers van weinig nut, daar men bij het Schaakspel, even gelijk bij andere spelen, de regte handelwijze door oefening, door waarneming en zelfs door schade en verlies het zekerste leert. In bet bijzonder moet men aanvangers het spelen met meesters in de kunst, namelijk met sterke partijen, aanbevelen, wijl zij van dezen d,e regelen, om goed te spelen , bij eenige opmerkzaamheid , het spoedigst en zekerst leeren kunnen.
Regelen, zoo als deze :
« Wacht u voor een bedekt schaak!quot; « Wacht u, dat niet uw' koning en uwe dame tegelijk door een' geringe-ren officier schaaJc geboden worde !quot; lt;i Wacht u voor eene gaffel! dat is ; dat niet tegelijk twee uwer officieren door eenen gedekten boer aangevallen worden
en meer dergelijke , zoo als men die in boeken over het Schaken aantreft, zijn voor aan vangers van geen nut, en geoefende spelers kennen dezelve door ondervinding. Die door een bedekt schaak, enz. reeds verliezen geleden heeft, heeft daardoor meer lot zijne schade geleerd, dan door eene tienmaal langere aanwijzing in boeken.
Heeft een aanvanger echter reeds eenige oefening verkregen , zoo kunnen hem eenige zulker regelen , uit de ondervinding van bekwame spelers getrokken, eenig nut verschaffen. Het znl daarom niet overtollig zijn, hier ten minste de meest hoofdzakelijke dezer regelen in het kort aan te voeren.
i. Het is nuttig, om het spel met den
boer
— 52 —
boer voor den koning, voor de ko-nlngin, ook wel met de boeren voor de loopers, te openen. De geringere officieren, de paarden en loopers, volgen ter dekking na. Eer men op znlk eene wi'zc bet spel geopend beeft, is ieder aanval te verwerpen. Want gebruikt men biertoe officieren , zoo worden zij ligtelijk door boeien terug gedreven, waardoor men bet voortrukken der partij te bulp komt. Meu moet daarom in bet begin de officieren niet eerder spelen, dan de gemee-nen. In bet begin komt alles op ecne goede oefening, eene goede dekking der eerst verzette stukken, en op de In zekerheid stelling van den koning aan. Van bier kan bet dikwijls nuttig zijn , om spoedig , na gedane opening,
te roqueren.
2. Gedurende de opening van bet spel, volgt men een zeker plan en rigt zich bij het zetten der stukken daarnaar. Dit plan moet men standvastig opvolgen, fn zich door kleine bijkomende
— 35 —
Voordeeleii daarin niet storen laten. Ontdekt «Ie partij het plan en verijdelt hetzelve, zoo moet men een auder p!an, geiijk de stelling der stukken het vereischt, ontwerpen en opvolgen. Tot een goed plan behoort^ dat de partij hetzelve niet ontdekken kan. De hoofdzakelijke kunst van het Schaakspel bestaat in goed ontworpene plannen en in gelijkvormige en regelmatige zetten; deze kunst laat zich echter niet anders, dan door eene lange praktische oefening leeren. Het is niet genoeg, dat men de zetten zijner eigene stukken wel berekent, men moet ook de zetten vooridt gissen kunnen, die de partij, volgens de meeste waarschijnlijkheid, doen kan,
3. Men trachte zijn plan voor de partij bedekt te houden j hetwelk voornamelijk daardoor bereikt wordt:
a. Dat men het plan op de hulp der geringere stukken bouwt, en de voornamere, bijzonder de Koningin en de Torens, daar buiten houdt.
b. Dat men de stukken, die tot deit aanval bestemd zijn, achter ouver-schillige stukken plaatst.
O
liéa.
— 34 —
Een bekwaam speler offert gaarne stultken op, indien dit tot uitvoering van zijn plan, en om de partij op een' dwaalweg te leiden, dienen kan; door vrijwillige opofferingen versterkt hij de valsehe verwachtingen van de partij tot op den laatsten oogenblik, waarin hij hem overrompelt en mat maakt. Hij houdt zijn plan geheim, zoo lang het nog verijdeld worden kan; zoodra dit echter niet meer geschieden kan, speelt hij met open-Laar geweld.
4. Eer men een vijandelijk stuk slagen wil, moet men vooraf wel bedenken, of dit zonder eigene schade geschieden kan, dan of de partij hetzelve met oogmerk verhezen wil. Men kan zsll? de Koningin van de partij nemen eu daardoor somtijds mat worden. Kan men een zijner stukken niet meer redden, zoo tracht men dit verlies door een' zet te herstellen, waardoor men een vijandelijk stuk wint. Stukken van gelijke waarde, zonder bijzonder oogmerk , tegen elkander op te offeren, is geheel mateloos en strijdt met den geest
van
Van het Schaakspel; zoo iets doen slechts onervarene aanvangers. Daarentegen geeft men gaarne iets goeds tegen iets slechts, b. v. de Koningin tegen een' Boer, als dezelve aan de tnatmaking hinderlijk is, of in de vijandelijke operatiën juist de hoofdrol speelt; zulk een Boer is dan meer waardig, dan de beste Officier, die gebrekkelijk dekt, of een ledig aanschouwer is.
Men moet den vijandelijken Koning geen Schaaf; bieden , zoo men daarbij geen ander voordeel ten oogmerk heeft. Kan de partij het Schaak biedend stuk terstond weder terug slagen, zoo verliest men zelf een' zet, en bevordert het Voortrukken van de partij daarmede.
Men trachte zijne stukken altijd te dekken. Staat een gedekt stiik tegen een vijandeliik dubbel gedekt, zoo moet men aijn eigen dubbel of meervoudig trachten te dekken. Men dekke de beste stukken met geringere 4 doch niet omgekeerd. C 2 7
— 36 —
y. iMeu bereide zich vroegtijdig tot het ro'[Lieren ; doch men late het de partij niet bemerken, naar welke zijde dit geschieden zal. Daardoor geraakt hij in onzekerheid, waarheen hij zijne hoofdmagt rigten zal. Deze rigting wachte men eerst af, en roqnere dan naar de tegen over gestelde zijde van den aanval. Heeft de partij geroqueerd , zoo late men zijne Boeren aan die zijde voorwaarts rukken en, van Officieren ondersteund, de drie vijandelijke voor den Koning staande Boeren aangrijpen. De regel, om lt;]e drie Boeren voor den geroqueerden Koning niet te doen oprukken, is niet altijd toepasselijk; want dikwijls wordt bloot door dit oprukken de Koning gered en de dekking der Boeren sterker, indien een derzelve eene schrede vooruit heeft.
15. Men moet zijne stukken niet te digt nevens elkander ophoopen, wijl daardoor derzclver vrije beweging gehinderd wordt; daarentegen trachte men de partij te doeu ophoopen j gewoonlijk
— $7 —
lijk gelukt dit, wanneer lüj zijne Officieren te vroeg speelt, die dan dooide vijandelijke Boeren terug gedrongen eu zoo in de engte gedreven worden. Wanneer zich aan de eene zijde de stukken te zeer ophoopen , zoo geeft men HeVer lastige stukken, door ruiling, tegen gelijke stukken weg.
.9. Algemeen moet men bij liet Seliaakspe) den volgenden, regel van gewigt in acht nemen ; Men gewenne zich , het doel van eiken zet van ieder stuk op het geheel te berekenen, vóórdat men een stuk aanraakt, en zette niet eerder, dan na dat men daarmede een zeker doel deukt te kunnen bereiken. De volgende voorbeelden van spellen zullen voor den aanvanger nuttige wenken geven in de kunst, om het Schaakspel geschikt en naar gemaakte plannen te spelen.
Voorheelclen voor gewone Spellen.
Wanneer een aanvanger de eerste plaatsingen den eigcndommelijken gang der stukken naauw-G 5 keu-
keurig kent, zoo kan het onderrigtend voor hem zijn, en hij zal het wezen van het Schaakspel zoo veel te beter kennen leeren, indien hij de hier gegevene voorbeelden op een Schaakbord uitvoert.
Aanduiding hij deze Spellen. De aanduiding van de Nommers der 64 ruiten schijnt de doelmatigste en kortste; in plaats van : een Boer voor den Koning, enz., kan men zeggen ; tic Boer 55, enz. De Schaak aan den Koning wordt
aangeduid door het teeken.....-f
De Schaak aan de Koningin wordt
aangeduid door het teeken.....X
De Schaak aan den Koning en de
De dubbele Schaak, dat is, van twee
stukken te gelijk door ........
liet slagen bij een' zet door ..... :
Het geraken van een' Boer tot Dame zal aangeduid worden door gewone letters, b. v. wanneer eene Koningin genomen wordt dour D; wanneer een Paard genomen wordt flopr P j eqz,
-39-
Wanneer door het voortrukken van een* Boer dezelve tot Dame wordt en dan dc Koning of de Koningin tegelijk in Schaak komt, zoo zal dit door de bijvoeging van X aangeduid worden.
Zwart, van 13 naar
- 6 -
Wit.
1 van 53 naar ny 2 rr a 4 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
G 4
29
19
27
i3
20 x6 22 3i 3i ;
12 i5 21!
13
46 35 43
63 62
■ I
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wit. i van 55 tiaar 07 3 - 65 - 46 5 - 62 --- 5a 4 roqucert Ü - 46 - 5i 6 —• 60 - Ss |
Zwart.
i5 -
=9 '9
27
i5 24
- 6 -
- 7 -
roqueert
- x6 -
|
|
52
52 |
van i5 |
naar 7 -f* |
- 6 |
- i4 |
55 |
— 4/ |
- 25 |
- i4 |
- i5 |
54 |
- 7 |
--i5 4- |
- i5 — |
4 |
55 |
- 25 |
-- 22 |
— 4 — |
- 3 of 5 |
36 |
- 22 |
- i5 of 6 |
mat. |
Het derde Lier opgegeven spel geeft een voorbeeld van dat geval, dat belde spelers verkeerde zetteu doen, en van bier, dat spellen van die soort ouder min geoefende spelers dikwijls voorkomen. Daarentegen zijn in bet eerste en tweede spel de zetten zoo berekend , bijzonder van den speler met de witte stukken, dat dezelve bet spel bijna op geen' kor.'eren weg kan winnen , en de partij het verlies, door andere zetteu, bezwaarlijk langer opbonden kan.
Meer voorbeelden vnn die soort te geven, scbijut ons overtollig, daar de werkelijke oefening hiervan meer üut doet, dan elk scbriftelijk onderrigt. Doch een aanvanger zal wel doen , de gegevene voorbeelden door te spelen, ten einde zich voorloopig een regt begrip van de wezenlijke inrigting te vcrscbaffon; en dan zal de oefening het overige doen.
Ia
In het algemeen hebben de eerste zetten weinig te beduiden, en er is ook niet veel verandering in , zoo als men uit de hier voor gegcvene voorbeelden ziet. Van lijd tot tijd echter nemen de partijen hunne plannen, de standplaatsen worden ingewikkelder, de za-mentrekkingen fijner en meer beslissende ; en van daar, dat ook de voorzigtigheid en op-merkzaamlieid der spelers zich trapswijze vermeerderen moeten. Voor zoodanigen, welke in het Schaakspel reeds eenigzins gevorderd zijn, mogen hier nog eenige voorbeelden van opmerkenswaardige en onderrigtende uitgangen des spels volgen.
Standplaats der Stukken.
K 6, T 60, 62, P 46, B 37.
H 31, © 33, C 10, 25, © 19, 24, ^ 17,
Zwart.
x van 46 naar 3i
2 — 26 -- 22
3i
- 21
mat.
22
— 44 —
Standplaats.
K 64, D i4, T is, B 19, 28, 55, 48. 5 ,(amp; 6, 8, % 29.
Wit. Zwart.
1 van 12 naar 4 — 6 — 4 :
2 — i4 - 10 -f- mat.
5.
Standplaats.
K equot;), D 45, T 60 , P 28, L 52 , B 26, 55, 46, 55. ft 1, © 43, C 5, 16, f 59, £ 3o, 25 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4
4.
Standplaats.
K 5o, D 45, T 3, P 29, B 46. It 28, lt;© 53, (C 33, 25 20.
Wit. Zwart.
x van 43 naar 27 — so —27 ; 3 — 5 - 4 mat.
5.
Standplaats.
K 63, D 11, L ó5, P 10, 28, B 20, 25,
29, 34.
ü 1, 47, L 10, P 12, i4, B 9, 18,
27 , 46.
Wit Zwart.
J
1 |
van 11 |
naar 3 -{- |
— 10 — |
3: |
«» |
— 28 |
-- li |
-- j--- |
•gt; |
5 |
— i3 |
- 19 |
--2 — |
IO |
4 |
--25 |
■--17 |
- 5 0-- | |
5 |
— 34 |
--^6 -j- |
mar. |
Gambe spellen.
De bijzondere wijze dezer spellen Lestaot iJaarin, dat de eene speler dadelijk l)ij de eer ste
— 46 —
ste zetten een' Boer of een' Officier weg geeft, om daardoor andere yoordeelen in de plaatsing, in zetten, enz. te winnen. Door het gambespelen moet liet spel belangrijker en spoediger beslist worden. Onder twee even bekwame spelers zal gewoonlijk de gam-be gevende verliezen; doch de partij heeft ook de grootste opmerkzaamheid noodig, wijl de kleinste achteloosheid hem veel nadeel doen kan. Voorbeelden hiervan zijn;
|
Zwart. — l5 — 29 — 6 — 27 — 5 — i4 : —- i4 — 21 •— 27 — 36; — 21 — l3 Verliest de Ko ningin en derhalve hier het spel, |
2.
Zwart. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
spel niet noodwendig verloren ga;it, integendeel hij, die de Koningin vevloren heeft, het •spel zelfs nog winnen kan. zoo is toch in hef. spel i hiertoe geen uitzigt, cn de witten kunnen alIccTi door eene beslissende meerderheid
van
wit.
_ 48 -
van de par tg , of door groote feilen, het spel verliezen.
Menige bijzondere wijzen van het Spel.
Daaronder verstaan wij hier zoodanige, enkel op overeenkomst berustende, spellen, waarbij een speler, gewoonlijk do witte, die den meesten tijd de overhand op zijne partij heeft, zich Verbindt, om, onder vastgestelde bepalingen, zijne partij b. v. enkel met een zeker stuk matte maken, en daardoor het spel te winnen , doch tegenovergesteld hetzelve te verliezen» Voorbeelden:
De witte verbindt zich, zijne partij met den derden zet mat te maken.
Standplaats.
Wit. Zwarf.
3 — 5l -- 0 mat
2.
De witte wil zijne 3 stukken het een na het
an-
— 49
andere zetten en zijne partij met den dcrdca zet mat maken.
*
Standplaats.
L 29 , T 28, 5o. — üt i5.
Wit. Zwart.
1 van 3o .naar 33 — i3 — 5
2 — 29 -- 23 — 5—6
mat.
De witte wil de partij met den tienden zet mat maken, zonder zijnen Koning te verzetten , en terwijl hij slechts een' zet met dea Toren doet.
Standplaats.
K 17, T 16, P 36. Wit.
1 van 56 naar 19 19 quot;
6 5
4
5
4
5
2
3
4
5
6
i3 23 6 13
23 6 12 22
D
— 5o cjma*
3 _ 5 - n _ 4 _ 5
io — 16 -- 8 n131-
4.
De witte wil zijne partij met den vierdem zet mat maken, onder bepaling, dat beide elkander met eiken zet Schaak bieden.
Standplaats.
K 2i, D 18 , L 6o, P 42, B ég, 5o. ït 44, © 4/, (C 46 , 28, 25 27 , 5s.
Wit. Zwart.
1 van 42 naar 27 : — 44 — 55
2 — 60 - 42 -f- -— 46 —• 42 :
^ — 4g - 42; •— 47 — 42:4-
4 — jS - 42 : mat.
De witte wil zijne partij door eenen aan-jeduiden Boer {pion marqué of coïffe) mat maken, b. v. met den vijfden zet, door den Boer 29, welke evenwel geslagen mag worden.
Stand-
Standplaats. K 21, P 17, 27, B i3, 20, 23, 39. II 5, C 3, 8, 2. 57 , 25 45.
Wit. Zwart.
1 van |
*7 |
naar |
11 |
— 3 — |
11 |
2 — |
20 |
- |
12 |
— 11 — |
12 ; |
3 — |
26 |
- |
20 |
- 13 - |
20 : |
4 — |
29 |
— |
18: |
— 57 — |
22: |
5 — |
18 |
- |
12 |
mat. |
Men wil een, door de plaatsing en sterkte der partij, onvernnjdelijk mat ontgaan , zoodat men pat wordt. B. v.
Standplaats.
K 57, T 54, B 49, 4i, 44.
ft 17 , lt;D 55 , 25 4i, 43 , 56.
Hier schijnt de zwarte, welke eene tegen een' T heeft, de partij in sterkte te o-vertreffen ; doch deze kan, zonder een' verkeerden zet, niet mat, maar pat worden:
want
Zwart. Wit.
van 55 naar 60 —'54 — 58
_ 60 - 5l ; D 2 zoo
52 —
zoo maakt de witte daardoor remis, dat hij zijn' T onophoudelijk scliaak biedend voor den lt plaatst. De zwarte kan dezen schaak niet ontwijken, en neemt hij den T, zoo is de witte pat,
De witte wil het spel verliezen, zoo hij de partij niet noodigt, hem met en in een bepaald getal van zetten mat te maken (mat qui perd gagne \ B. v.
In drie zetten met den Looper, Standplaats,
K 61, D 37 , T 57, P 45, 5i, B 52, 56, H 54, a 3, 55 59, 48.
Wit. Zwart.
1 van 45 naar fifi , -{- — 3 — Sg : a — 31 - 43 ; — 48 — 55:
mat.
Deze voorbeelden van ongewone opgaven van het schaakspel, welke als spelingen des v verstands aan te merken zijn, mogen hier
voldoende zijn. Geoefende spelers kunnen tot «fwisseiing en tijdverdrijf ligtelijk nogveler-
— 55 —
hij lei andere voorbeelden en opgaven bedenken, en Daarentegen willen wij kortelijk nog eenige
iet andere spelen, die met de gewone hiervoor t- nader beschrevene schaakspelen eenige gelijkheid hebben, historisch gedenken.
Het oude of kleine Schaakspel. Ie Dit spel, hetwelk tegenwoordig volstrekt
niet meer gespeeld wordt, werd voorheen il op een bord van 64 ruiten en met 16 figuren gespeeld, even gelijk het gewone schaakspel.
De Koningin gaat hier slechts eene schrede verder, even zoo elk der Loopers. Daardoor verliest het spel aan levendigheid en belangrijkheid , en het gewone schaakspel verdient daarom oneindig meer den voorrang.
Het Siamsche of Chincsche Schaakspel.
Van hetzelve gewaagt La Loubere, in de Beschrijving zijner reis (1667), zoo, gelijk hij het in China spelen zag. Het komt met i het gewone schaakspel daarin overeen, dat het
s op een bord van 64- ruiten en met 16 figuren r aan elke zijde gespeeld wordt; het onder-i scheidt er zich echter van daardoor, dat de fi
guren niet midden op de ruiten, maar op der-i D 5 zei-
i
— 54 —
zelvcr hoeken geplaatst worden, namelijk op de miten, waar dezelve verticaal en horizontaal doorgesneden zijn.
Daar dit spel bij ons geheel niet in gebruik is, en in belangrijkheid verre bij het gewone achteruit blijft, zoo zoude eene verdere beschrijving van hetzelve voor onze lezers zeer overtollig zijn.
Het Perzische Schaakspel,
Zoo als men het in de Indien pleegt te spelen.
Ook dit geschiedt, zoo als gewoonlijk, op een bord van 6-* ruiten en 46 figuren aan elke zijde.
De Koning wordt, zoo als gewoonlijk, geplaatst en verzet. In plaats van de Koningin, is hier een Grootvizier. Met dezen moet men het spel Openen, terwijl men denzelven met den voor hem staanden Boer te gelijk eene schrede voorwaarts zet. Vervolgens heeft hij den gang onzer Loopers voorwaarts en terug; maar altijd slechts eene ruit verder, v Daarop aan de beide zijden twee Olifanten , welke altijd in eene diagonale rig ting
— 55 —
twee schreden verder gaan, zelfs over de hen in den weg staanden heen, hehalve over den Koning.
Verder aan de beide zijden twee Paarden, met den bij ons gebruikelijken gang.
Eindelijk in de hoeken twee Strijdwagens, met den gewonen gang der Torens-
In de tweede rel staan aan elke zijde acht Boeren, met den gewonen gang; doch met het eenigste onderscheid, dat dezelve niet van hunne eerste plaatsen twee schreden te gelijk mogen verzet worden. Komt een derzelven op de ruit der vijandelijke Dame, zoo wordt hij Vizier, namelijk, als deze reeds verloren is.
De Koning kan noch roqueren noch pat gezet worden. Anders heeft het Perzische schaakspel de grootste gelijkheid met het bij ons gebruikelijke.
Eenige andere soorten Aan schaakspelen, als: het Courierspel, het Hinduschaakspel, ! het Schaakspel tusschen vier spelers, enz., waarvan eenige schrijvers zeer breedvoerig handelen, zonder eenig ander oogmerk, dan om geleerde aanmerkingen te maken, gaan wij Toorbedachtelijk met stilzwijgen voorbij, daar
toch
i
— 56 —
toch eigenlijk het gewone schaakspel alleen eenige wezenlijke waarde voor de lezers van dit kleine geschrift heeft. Daarom is ook dit slechts uitvoeriger beschreven geworden ; doch ook daarbij konden alleen de hoofdzakelijke wetten en wijzen aangewezen worden, en de oefening alleen kan hier, gelijk in vele andere kunsten, eerst den regten meester vormen.
Bij den Uitgever dezes is gedrukt en te bekomen:
x, S. F, Hermbsladl, RaaJgever voor den Bur« ger en Landman, bevalteude een aantal voorschriften , op de ondervinding gegrond, zoo voor het Huishnndelijk gebruik in het algemeen, a's ook voor Kunsten, Handwertea en Landboaw , in het bijzonder, a dealen in gr. 8vo. - - - ƒ 3— o—o
а. J. Bigland, Brieven over de beoeflening ea het gebruik der aêloude en hedendaagsche Geschiedenis, behelzende aanmerkingen ea bedenkingen over de oorzaken en gevolgen van die gebeurdtenissen, -welken aanmerk-lijke veranderingen hebben te weeg gebragt, in de gesteldheid der waereld en den alge— meenen zedelijken toestand van het monsch-dora. Uit het Engelsch vertaald, a deelec in gr. 8vo - - ƒ a—10—o
3. Gedichten van Vrouwe C. F, van Raesfeltp geb. oan Stjtzama , gr. 8vo . f i— 4—t»
4. Eerstelingen yza B.A, fV. gr. 8vo - o—15—o
5. Bloemenknopjes van orbekenden inhoud, o£ eerste Dichtkundige Proeven van C, groot 8vo. . ... ƒ i—10—o
б. Vind!cat atquc Polit. Mengelingen door de Groninger Studenten, gr. 8vo ƒ 2— 4 0
7. Mr. T. Haakma Tresling , Verhandeling over het Regt van Beklemming, gr. 8vo ƒ 1— 5—o
u. c. A. Hdrler, Verhandeling over de afschaffing van den Eed bij de Geregten. Uit het Hoogduitsch vertaald en met eenige aanmerkingen voorzien door Mr. S* Gratama* ^r. Svo. f o—15—o
g. 5. Crfftrtma, Beschonvring Tan de huislijke slaver ii) bij d'iHomeinen. gr. Sto ƒ o— 6—o
10. J. Muider, Redevoering over de verdiensten vau P. Camper Uit hel.Latijn vertaald dour G. U, ff achter, Pz, gr. 8vo ƒ x— 5—o
xi. P, Driesten , Nalutir- cn Scheikundige waar-n«iiiing:ij. Eerste stuk, gr. 8vo ƒ x— 5—o ta. G^oeeikund-ige Pri js-Veihandelingpii, de eene '■ van wijlen S. Tresling, Med. Doet. te Gro-nfn^en; behelzende de beschrijving dér Zenuw Koorts, we)ke gedurende de jaren 1808 en looy le Peize geliecrst heeft. — De an-dei-e van A N.iman, Med. Doet, op het Hiigezand ; bevattende waarnemingen . om-tivut den Peraloop, welke in d«n nazomer van het jaar i8io in. de Kiel heeft plaats gehad. Bekroond en uitgegeven door de tlommissie van geneeskundig onderzoek en toeverfigt in het Departement vau de Wes-ter»Eera». gr. 8vo_ - ƒ t—io—o
11. Handleiding lol de geneeziug der inwendi-dige ziekeen met lt;le Rac.ciplen, uilgegeveu door het opperste Collegie der Geneeskunde tc Berlin, gf. 8vo - ƒ i— 5—o
»4- (*• liufehind, waarnemingen omtrent de Z':nuw-koortsen en derzelver komplicalien , naar hel llóogduitsch door A. Numan , met «ené voorrede van i'. J. Thomassen é Thues* sink, gr. 8.vo - u ƒ i—io—o
i5. Handelingen van het Geneeskundig Genool-scliap 'Ser jandis Civibus, i6 delen 20 stukken. gr. 8vo - m f 11— o—o 161 D. van Gesschcr, Beginselen der algemeene oefenende Heelkunde, gr. 8vlt;» ƒ 1—16—o xy. J G, jilarezoll, over de bestemming van den Kerkelijkca Redenaar. Uil het HoogduiUch
▼ erlaalcl, fn met een aanprijzende Voorrede van K. Tinga. gr. 8vo - ƒ i— ^--o
J.J.f. Schtttid, kort Begrip der Christelijke Kerkgeschiedenis -voor Volk en Jeugd, vers-volgdquot; tot op- den tegenwoordigen tijd door A. ïpfy , derde , vermeerde en verbeterde Uitgave , a del. gr. 8vo - ƒ 4— 6—o
J. Leiand, Beschouwing van de voornaamste schrift, der Deïsten , 3 d. gr. Svo. 3—15—o J. 31. Sailer, Christelijke VoorsleUen over de vereeniging vau den Mensch niet God. gr. 8vo * - - f o—tb—-o
J. H. B. Tiraesehe, Geloof, Liefde en Hoop, Een Handboek voor jonge Vrienden en Vriendinnen van Jezus. Uit hetHoogiluilscl» naar de derde en vei meerderde uitgave vertaald , en met ophelderende cn het gebruik bevorderende aaninrrkingen vergezeld , door C. vnn Epen, gr. {Jvo - ƒ 2— 4—0
J. H. JJ. Drneseke , rigt zich ons leven naar onze vrijheid , of naar eene hoogere bestemming ? — Drie Leerredenen. Uit het Hoog-duilsch vertaald door C. van Epen f o—iG—o Beglementen vervaardigd door het Nationaal Sijnode der Nederlandsche Hervormde Kork , en goedgekeurd door Zijne Majesteit den Koning, den 3o Juiij 1816 ƒ a— 4—0
Vervolg op idem - f o—14—o
J. M. Sailer, Op welk eene wijze bt-hooven Aankomelingen op de Hooge school hunne Akademische Studie interiglen ?— Twee voorlezingen voor oude en jonge Studenten. Uit bet Hoogduitsch met eene voorrede van H. Muntinghe quot; ■ ƒ 0—quot; ^—0
It. Rodeniurg , Verhandeling over de Assij-ricche, Babijloaiscbe, Medische en Perzische
i8.
'9-
31.
a3.
sche Rijken ; dienende ter nadere opheldering der latere geschiedenissen van Israël en Juda - - . . ƒ 16—o
Schels der oude Aardrijlekuntle , een leer-en Handboek - ƒ !_0
L. Bos, Antiquitatcs Graecae, cum Obser-valiones adecit Mr. J. F. Leisnerus f 2— 4_4»
Q. Horatius Flaccus, Editio nova et correc-tior. gr. lavo. ƒ 0—16—0
yirgihus Maroy Bucolica, Georgica^ et A ene is. Editio nova et correctior. groot
I2VO quot; - ƒ 0—16—o
Corneiii Nepotis , Vitae excellentium Imperator, m, ad oplimas editiones collatae. Cu» ravi S. W. Schippers, gr. 12VO ƒ o—10—o Idem best drukpapier » o—14—0 3u Phaedri Fabularum, curavit S. W. Schippers. gr. javo - . f o— H~o Idem best drukpapier - o—10—o
G. Vos$u., Rhetorica contracta, curavit S. Py. Schippers, gr. lavo - f o—ia_o
Tirocinium Paradigmaticum Declinalioneiu et conjugationem. Ed. sec. 8vo ƒ o— 8—•
34. S. fV. Schippers, Latijnsch Leesboek voor eerst beginnend en. gr. lavo ƒ o—x5—o
Pourlrait van den Hoogleeraar E. J. Thomassen a Thuessink, folio. Voor den zeer verminderden prijs vaa ■ f i—10—•
idem Proefdruk _ _ _ j—,6_«
idem Gecouleurd - - „ 3— o—•
J. Hateuf Cs Zoon, Nieuwe Stichtelijke Liederen , op vier Stemmen gebragt door B, Smit. Nieuwe compositie, gr. 8vq ƒ 1— 5—•
Louize aan Elite, of Zusterlijke raad aan Meisjes ea Vrouwen, gr. öro f u_is_o
a6.
3 7«
28.
29.
3 o.
32.
33.
35.
36
3?