Dcmandez a tons les Li braird les editions a 1(1 Centimes
LE LIVRE DES CHARADES le meil-leur marchó du monde, /untenant plus de 525 devineltes amusantes.
L'ESCAMOTAGE EN POCHE . Nouvelle edition coutenant un ^fand. choix de tours faciles a exécuter.
AUGUSTE RÓI DES BLAGUEURS
Mademoiselle LENORMAND Petite Caiiomancie ou Tart de tirer les
cartes et de Lire dans la main.
«t» v Ï •
LA MAGICIEN DE LA FAMILLE
Ou l'art d'amuser la société avec toutes sortes de tours, nouvelle édition, con-tènant plus de 140 lours faciles a exécuter. — Prix: 50 cenlimes.
i
BEVATTENDE
EENR DUIDELIJKE EN KLARE VOORSTELLING VAN DE GEZA-HENTLIJKE REGELEN VAN DIT SPEL,
DOOR VELE
Afbeeldingen, Partyen en Opgaven opgehelderd,
INZONDERilEID OOK VAN DIE PARTIJEN.
WELKE OP HET SCHAAK TOURNOOI TE LONDEN TOSSCHEN ANDERSSEN EN STAUNTON GESPEELD ZIJN.
CARL KÓU' I G.
—^--^Vgt;AAAAAAAA/W\^.-gt;-
GOUDA,
Het schaakspel is buiten k(jf het zinrijkste onder alle spelen. Men schijnt als zeker ie kunnen aannemen, dat het reeds in de zesde eeuw na Christus geboorte in Indië werd uitgedacht, en dat het zich van daar in korten tijd over vele wereldoorden uitbreidde. Dat dit. spel sedert zijne uitvinding aan velerlei veranderingen onderworpen is geweest, daarin zün 't bijna alle schrijvers over de schaak-littera-tuur eens. Wij geven intusschen hier enkel die speelwijze aan, welke tegenwoordig algemeen gebruikelijk is, en wenschen over 't geheel dit boekske slechts als een leidraad voor heginnaars beschouwd te zien.
Het Schaakbord heslAM uit64geiykevlerkanten, die men velden, ook wel ruiten noemt. Deze velden zijn beurtelings wit en zwart, als men de horizontale of de vertikale rlgting volgt. Een nadere aanduiding van ieder schaakveld in 't bijzonder geschiedde vroeger door de getallen 1 tot 6i en was eigentlijk voor de mingeoefenden de gemakkelijkste. Tegenwoordig geschiedt zü in dier voege, dat men de 8 horizontale rijen van 't bord, van onderen naar boven geteld, met de getallen 1 tot 8, en de 8 vertikale rijen, van links naar regts ge-
4
teld, met de letters a tot h teekent, RCiyk de bovenstaande afbeelding toont.
De Schaakstukken, waarvan er 32 zijn, 16 voor ieder' der beide spelers, bestaan uit de eigentiyke stukken of figuren, en uit gewone stukken of pionnen. De eene speler speelt met de 16
5
witte, de andere met de 16 zwarte stukken. Die 16 stukken nu bestaan uit 8 figuren: 1 koning, 1 koningin, 2 raadsheeren, 2 paarden, 2 torens, en verder uit 8 pionnen. De beide spelers zitten tegenover elkander en hebben 't schaakbord zoodanig vóór zich, dat ieder aan zün rechterhand van onderen een wit veld heeft (want volgens de bovengezegde verdeeling der 64 velden in afwisselend witte en zwarte, moeten twee schuin tegenover elkander liggende hoekvel-denwiten twee zwart zijn). De belde onderste horizontale rijen, die elk der spelers vóór zich heeft, worden bezet met de 10 stukken, waarmede hij speelt. Nemen wij aan, dat wij eene parlij met iemand beginnen te spelen en dal wu de witte stukken hebben, dan bezetten wy onzeonderste ry op deze wyze; Op al en hl zetten wede beide torens; naast deze op bl en gl de beide paarden; op cl en f l de beide raadsheeren; op dl de koningin (d. i. opeen wit veld. •want de koningin blyftaltyd aan hare kleur getrouwquot;) en op el den koning. De tweede ry bezetten we met de 8 pionnen, zoodat deze op de 8 velden van a 2 tot h2 staan. Onze tegenparty bezet zijn beide onderste rijen met de zwarte stukken volkomen op de zelfde wüs. derhalve plaatst hy op a8 en h8 de beide torens; op b8 en g8 de beide paarden; op c 8 en f8 de beide raadsheeren; op d 8 de koningin (dat is op een zwart veld), en op c8 den koning. De tweede rij bezet by met zgn 8 pionnen, zoodat deze op de 8 velden van a 7 tot h 7 staan, — geiyk dat alles door de volgende afbeelding van het schaakbord met opgezette figuren wordt aangewezen.
6
De 16 stukken heblien echter niet den zelfden loop of eenerlei be-wesing, d. i. de spelers kunnen niet met ieder stuk den zelfden pans of zet doen, maar;
De pion kan, wanneer hij voor de eerste maal gespeeld of verzet wordt, naar verkiezing een of twee schreden doen, vervolgens echter maarééne schrede en altijd alleen rechtuit; hij is tevens het eenige
57
Zwart. Wit. | ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
Vflfde en laatste Partij. Anderssen. Staunton. Wit. Zwart. |
1. |
e2 |
op |
64 |
67 |
op |
66 |
2. |
(12 |
quot; |
d 4 |
gl |
■■ |
g6 |
3. |
R tl |
« |
d 3 |
R f 8 |
» | |
4. |
Rel |
» |
e 3 |
Cl |
•• |
05 |
B. |
e 2 |
« |
c 3 |
CS |
neemt |
d 4 |
6. |
03 |
neemt |
d 4 |
Dd8 |
op |
1)6 |
7. |
Pgl |
op |
e2 |
Db6 |
neemt |
b 2 |
8. |
Sbl |
« |
c 3 |
Db2 |
op |
1)6 |
9. |
Tal |
» |
cl |
P Ij 8 |
» |
a 6 |
10. |
Pe3 |
« |
b S |
R g 7 |
- |
f8 |
11. |
rokeert. |
d 7 |
d 6 | |||
12. |
lt;14 |
op |
db |
Db6 |
a5 | |
13. |
Re3 |
» |
d 4 |
66 |
e 5 | |
U. |
R d 4 |
• |
c3 |
D a 5 |
d 8 | |
15. |
f2 |
•• |
14 |
f7 |
f6 | |
16. |
f4 |
ueerat |
65 |
neemt |
65 |
58
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-^SZjSamp;SÏ- |
39
Heeft nu de beginnende Schaakspeler vele zoodanige goede iiarlijcn nagespeeld, dan zü hem nog in 'I bijzonder aangeraden, dat hy zich begvere, opgaven op te lossen, die h?tn door geoefende spelers worden aangeboden.
In 't volgend voorbeeld kan de lezer met wit spelen, en den zwarten koning, die hier op d 5 staat, met den tweeden zet mat maken.
40
Ofschoon liierbg niet meer dan 2 zetten te doen zyn, is 't vinden of inzien \ati den eersten juisten zet, waardoor hü. die met zwart speelt, bü moge zetten wat hij wil, mat moet worden, geenszins zoo gemakkelijk. Zulk eene opgave geeft daarom ruime slof tot nadenken, weshalve wy ook de oplossing achterwege laten.
De volgende opgaven zyn allen zoo ingericht, dat wit den voorzet heeft. Ook deze parlgen, die wij als eindspelen willen beschouwen, zullen voor den beginnaar in 't schaakspel van veel nut zyn, wanneer by zich beijvert de oplossing Ie vinden, 'tls een streelende gewaarwording, wanneer men na veel nadenken, na vele vergeefsche zetten, eindelijk het doel bereikt en den koning met den zooveelsten zet, als gevraagd is, mat zet; waarom wy ook by geen dezer opgaven de oplossing gevoegd hebben. Daarentegen staan wy in voor de naauwkeurigheid van de stukkenplaatsing, en verzekeren dat wy het mat in 't voorgeschreven gelal zetten gevonden hebben. Wanneer alzoo de oplossing ook na eenige proefnemingen niet gevonden mocht worden, dan wyte men dat in geenen deele aan een fout in de plaatsing van eene of andere figuur.
42
TWEKDK OPGAVE.
Wlï GEEFT IJi TWEE ZETTEN MAT Zwart,
'tWW/
w. — v//%m.
.........^5^
mm WÊm ^ÊÊÊÊk
r,sM
a b c tl e f g Wit.
43
WIT GEEFT IN ÜBIE ZETTEN MAT. Zwarl.
44
WIT GEEFT IN DRIE ZETTEN MAT.
45
WIT GEEFT IN DRIE ZETTEN MAT. Zwart.
47
WIT GEEFT IX V1 E11 ZETTEN MAT. Zwart.
48
—— - ---- - V..... 1.1. J I
/■
WIT GEEFT IN VIJF ZETTEN SIAT. Zwart.
/
stuk, dat nimmer achteruil maf? gaan. Bereikt hij in den loop van 't spel de onderste ry der tegenpartij (dus een witte pion de rij 8, een zwarte de rg 1), dan wordtervan hem een figuur of officier (zoo als de stukken in de rü des konings ook genoemd worden). De speler, wien de tot dam geioopen pion behoort, mag doorgaans voor hem eene figuur naar zijn verkiezing vragen, h. v. een raadsheer, eene koningin, zelfs in 't geval dat hg zelf die figuren nog had; somtijds echter is men overeen gekomen, dat van hem hel stuk worden moet, welks oorspronkelijk veld hij bereikt heeft, b. v. wanneer de pion g2 op hel veld g8 is gekomen, verandert hij in een paard, ten ware de speler zijn beide paarden nog hebben mocht, in welk geval hij blgfl staan tot hij er een kwijl raakte; elders nog zijn te dezen aanzien nog andere gebruiken in zwang; maar de eerstopgenoemde ruilwgze wordt hier te lande doorgaans gevolgd.
Het kasteel gaat niet dan rechtuit, maar naar alle vier de zijden, d. i. voorwaarts, achterwaarts, regis en links — niet echter in schuine richting.
Het paard gaal twee passen rechtuit en eenen pas zijwaarts, en is het eenige stuk, dat over ieder ander stuk heen mag springen. Het geraakt intusschen door deze zijn gangwijze telkens van een zwart veld op een wit en van een wit veld op een zwart, gelijk men op bovenstaande afbeelding kan zien. Het witte paard b 1 b. v. zou zijn eersten zet naar a 3, c3 of d2, het andere witte paard naar h3, f3 of e2 kunnen doen (de zetten naar d2 en e2 evenwel natuurlijk eerst
8
dan, wanneer hier de witte pions reeds opgetrokken zün). Stond er in den loop van 't spel een paard, om 't even ot 't een wit of een zwart ware, op het velde 5, dan stonden het de volgende wegen open: naarr7end7, naarg6eng4, i^iar f3 en d3, naarc4 en c6, — altijd in de onderstelling, dat op deze velden geen stuk van zyne kleur staat.
Dit nevenstaande afbeelding van 't schaakbord kan men zien, dat het paard al de velden bespringen kan, zonder een veld twee of meermalen te betreden. DeiRelijke zoogenaamde paardespron-gen laten zich op velerlei wijze uitvoeren, en de bier ingelaschte paardesprong Is enkel om zijn symmetrischen vorm gekozen.
Dc raadsheer gaat altgd enkel in schuine richting, en daar alle scbaakvelden van een schuine rij de zelfde kleur hebben, worden de 4 raadsheeren naar de velden benoemd, op welke zij aanvankelijk geplaatst waren. Ieder der beide spelers heeft alzoo een zwarten en een witten raadsheer, d. i. de raadsheer der zwarte 16 stukken, die op het witte veld (c 8) was geplaatst, heet, in weerwil van zyne kleur, de witte raadsheer, omdat by gedurende het gansche spel niet anders dan de schuine witte velden beheerscht. Eveneens heet de raadsheer der witte 16 stukken, die op het zwarte veld (cl) zijne plaats had, de zwarte raadsheer, omdat hy alleen de zwarte schuine velden bestrykt.
De koningin heeft de grootste speelruimte; zij mag rechtuit en schuin, voor- en achterwaarts gaan. Staat er b. v. geen stuk in den weg, dan kan de witte koningin ^an d 1 tot a 1, tot h 1, tot d8, tot a 4, tot b 5 gaan.
De koning, die de hoofdrol in 't schaken vervult, heeft de kleinste speelruimte; hy mag slechts ééne schrede, maar zoo wel naar de schuine als rechte velden, zoowel voor- als achterwaarts gaan, b.v. de witte koning van el naar dl. naar f 1, naar e2, naar d2, naar fï.
10
Eenige schaakfiguren dragen ook nog een bijzonderen naam; hetzij Yan den beginne af, hetzij eerst in den loop van 't spel; zoo b. v. heet de koningin ook dame, het kasteel, toren, de raadsheer, looper, het paard, springer, de pion, boer; Yoorts heet de pion, die vóór den koning staat, konings-pion of pion van den koning, die vóór de koningin staat, dame-pion of pion der koningin; de figuren, die ter zijde des konings slaan, heeten raadsheer, paard en kasteel des konings; die naast de koningin staan, raadsheer, paard en kasteel der koningin; — in den loop van 't spel kunnen twee pionnen van éene kleur vóór elkander komen en er ontstaat een verdubbelde pion; gebeurt het, dat een pion niet éénen pion van zijne tegenpartij meer vóór zich heeft of voorbij behoeft te gaan, dus niets meer van deze te vreezen heeft, dan heet hij een gepasseerde pion of een vrije boer.
Het slaan der stukken, dat evenwel niet noodzakelijk is, maar enkel van den wil des spelers afhangt, geschiedt in dier voege, dat elk der stukken ieder vijandelijk stuk, dat op een veld komt, 'twelk het eerste naar den regel van zijnen loop bereiken kan, wegneemt en zich in zijne plaats stelt. De koning slaat alzoo enkel het stuk, dat onmiddellijk vóór, achter of naast hem komt te staan. De pion slaat enkel het stuk, dat onmiddellijk en wel in schuine richting vóór hem komt; b.v. de witte pion, op c S, zou alleen een zwarten pion kunnen slaan, die op h 3 of d 3 te staan kwam, enz. Door 't slaan met eenen pion ontstaat dikwijls de zoogenaamde verdubbelde
pion, b. v. wanneer by 't slaan naar b 3 de pion b 2 nog op zgne plaats staat.
De Koning is het eenige stuk, dat men niet mag slaan; geraakt hy door de zetten des -vijands In gevaar van geslagen te worden, dan lieet men dit »den Koning schaak zettenquot;. Ken zet, waarmeê dit geschiedt, moet aangekondigd worden met de woorden: »schaak aan den Koningquot; 0/ «deu Koning schaak!quot; — Heett een speler op die wijze schaak gekregen, dan moet hy natuurlijk zunen koning uit het gevaar zoeken le brengen; kan dit niet geschieden (doordien nog één of meer vijandelyko stukken zynen aftocht beletten, d. i. hem insgeiyks konden slaan), dan is hij mat! — Zoo min evenwel de koning geslagen kan worden, even min kan hy den anderen koning schaak geven, omdat hij, door in 't hereik van den laatsten le komen, zich zelven schaak zet. — Er is ook een open schaak, wanneer namelijk het stuk, waarmede den koning schaak geboden wordt, daartoe zelf geen' zet doet, maar dat een ander stuk, 'twelk tusschen beiden stond, weggenomen wordt, zoodat daardoor de koning aan den aanval van 'teerste stuk bloot staat, en dus onverwachts schaak krijgt. Deze soort van schaak Is zeer gevaariyk. — Eindelijk is er nog een dubbel-schaak, wanneer nameiyk twee stukken le geiyk den koning schaak zeilen. Ook deze soort van schaak is niet minder gevaarlijk.
Is nu den koning schaak geboden, dan kan men hem op drie manieren uil zijnen toestand bevrijdeu: men kan hem eenvoudig 0 n l-
12
schaken d. i. uit het schaak brengen, door hem te plaatsen op een open veld, waar hg voor 't oogenblik niet bedreigd wordt; of men kan hem dekken, d. i. een stuk tusschen hem en 'taanvallende stuk zetten (welk dekken evenwel niet mogelijk is. wanneer de aanval door een paard of door een pion geschiedt); of wel de koning slaat of neemt het aanvallende stuk. Het spreekt van zelf, dat men van deze drie reddingmiddelen dat gene kiest, wat het voordeeligst is. Kan do koning door niet één dezer middelen uit het schaak gered worden (inzonderheid by 't besloten mat door het paard), dan is de speler mat en heeft het spel verloren. Ziet de aanvaller hg zgn schaak bieden, dat den koning geen redding hoegenaamd overblijft, dan kondigt hg dit bij zgnen zet aan met de woorden; schaak en mat!
't Is intusschen menigmaal 't geval, dat geen der heide spelers den koning zijner tegenpartij mat zetten kan, en dit heeft plaats: of wanneer er behalve de beide koningen geen ander stuk meer op 'thord voorhanden is, of wanneer de troepen der wederzijdsche koningen tot op een of twee of tot zulke stukken zgn ingesmolten, dat een matzetten niet mogelijk is; of wanneer de bedekking der koningen van weerzijde even sterk is, b.v. wanneer iéder nog een kasteel of zelfs eeno koningin heeft, doch geen der spelers een belangrijken aanval waagt, uit vrees van zelf sterk aangetast te worden; of eindelijk wanneer de eene speler den anderen een onophoudelijk schaak biedt en zijnen aanval niet durft staken, uil vreeze dat
13
anders zyn eigen koning gevaar zou loopen. In al deze gevallen heeft geen van helden de parlij gewonnen en 'tspel Is remise of onliesllst.
't Is intusschen ook vaak hel geval, dat een der beide spelers nocli met zgnen koning, noch met een zijner andere stukken (in geval die nog voorhanden zijn) eenen zet kan doen, inzonderheid niet met den koning, zonder dezen daardoor zelf in 'tschaak te zetten. In dit geval is de speler pat, d. 1. de partij eindigt als remise en dit is te minder eervol voor zijnen tegenstander, als deze nog andere stukken had om de overwinning te behalen.
Voor 't overige moeten er, eer eene schaakpartij begint, verscheidene dingen afgesproken worden : 1) de verandering des pions, wanneer hij dam loopt (waarvan reeds boven werd gewag gemaakt); 2) of de eerste zet der partij met één of met twee stukken zal geopend worden; 3) Het rokeren, 't geen daarin beslaat, dat men een der kasteelen doel omwisselen, 'tkasteel van zijne plaats neemt en hem aan gene zyde des konings zet. Deze omwisseling wordt op verscbillende wjjzen gedaan: ten onzent is het vaststaand gebruik, dat de koning twee velden, betzij naar de regter of linker züde verzet wordt, terwijl de toren over hem heen op het veld naast den koning wordt geplaatst, derhalve, regts (de korte zijde) el naar gl en hl naar fl, of links (de lange zijde) el naar cl en al naar dl. Andere wijzen van rokéren achten wij hier niet tc moeten vermelden.
2
14
Het rokeren mag echter alleen onder de volgende voorwaarden plaats hebben; zoowel de koning als 't kasteel mogen nog niet van bare oorspronkelijke plaats zijn gegaan ; — er mag tusschen die beide stukken geen ander stuk meer staan; — de koning mag op 'toogen-blik van 't rokeren niet schaak staan of door de plaats, die by gaat innemen, in 't schaak komen ; insgelijks mag bij bü deze gelegenheid geen veld passéren, op 't welk hij schaak zou staan. Het kasteel daarentegen heeft met deze bepalingen niets te maken, ja 't is zelfs geoorloofd en in den regel dal bet op zijn nieuwe plaats dadelijk de tegenparty schaak biedt. 4) Het schaak der koningin, dat door velen even als dat des konings wordt aangekondigd, docb door anderen liever wordt nagelaten. S) Het laatste stuk des konings, d. i. het eenige stuk, dat den koning nog tot zyne bedekking mocht overblijven, mag naar 't oordeel van velen niet genomen worden, maar de overwinning moet ook ten spüt van zulk een dekkend stuk behaald worden. Intusschen geeft deze bepaling aan den speler, die reeds op bet punt staat de partij te verliezen, een niet onbeduidend voordeel, en daarom wordt zij vaak als niet geldig beschouwd.
Eer eene party begint, loot of trekt men wie met de witte, wie met de zwarte stukken zal spelen; hel zelfde doet men omtrent den voorzet. Meestal echter wordt er maar eens geloot, door te bepalen, dat hg, die de witte stukken treft, ook den voorzet heeft. Bü 't spelen van meer dan eene party, heeft men om beurten den voorzet.
15
Somtijds wordl hel voordeel van den voorzei door een geoefend speler aan een minder geoefende legenparlij overgelaten.
Regels. Wie den voorzet heeft, doet hel best. wanneer hij den konings-pion twee schreden voorwaarts laat doen (dus wit brengt e2 op ei), want hij geefl door dezen zet terstond aan twee helang-ryke stukken ruimte om te werken, aan de koningin namelijk van dl lot h5, en den konings-raadsheer van fltotaO. Zijn tweede zet geschiedt dan 't best met laatstgenoemd stuk, van f 1 opci (alwaar dit stuk op het zwakke punt f 7 is gerigt en bü de minste zorgeloosheid, zwart in het nadeel brengt) of wel hij speelt het koningspaard, doch zóó, dat het den konings-raadsheer niet in den weg staal, derhalve van gl op f3. De legenpartU doet ongeveer de zelfde zetten, waarna het spel wordt voortgezet, terwijl elk vooral bedacht moet zijn om aan zijn hoofdfiguren vrije wegen lot den aanval te maken, maar zóó, dat zij noch elkander inden weg slaan, noch zich te zeer van bedekking onlblootcn. Paard en raadsheer moeten ook zoodanig geplaatst worden, dat zij elkander en te geiyk ook de opgetrokken pionnen dekken. Van de pionnen moet inzonderheid gelet worden op dien, welke voor het paard der dame slaat, vooral wanneer de raadsheer der dame zich niet meer op zijn oorspronkelijke plaats bevindt; want wordt gezegde pion geslagen, dan is ook de toren der koningin in gevaar. Bovendien moet men den pion der dame spoedig naast dien des konings laten oprukken en beide zoo lang mogelijk in deze stelling zoeken te
16
ft
dekken; geschiedt dit niet, dan kunnen de figuren der tegenpartjj des te lichter hare aamallen ondernemen daar het indringen haar gemakkelijk wordt gemaakt. Bovenal echter moet de pion des konings behouden, of bijaldien l'.ö nogtans geslagen wordt, ten minste'ver-■vangen kunnen worden door den pion der dame, die den slaanden pion terug neemt. Zeer goed is 't, wanneer deze pion door zyne drie ter zijde des konings staande makkers ondersteund wordt, d. i. dat deze zich hem zoodanig kunnen aansluiten, dat do tegenpartij, vooral wanneer hij aan deze zijde niet meer dan twee pionnen heeft, hier niet wel kan aanvallen.
Men moet er op bedacht zijn, zich 't rokeren vrij te houden, dus niet te vroeg den toren, veel minder den koning verzetten; Immers Is 'trokéren niet anders dan een uitwijken van 't gevaar, dat de tegenpartij reeds den koning bereid heeft en dat daardoor in eens wordt opgeheven.
Geen zet mag weder terug genomen of herdaan worden, ten ware men (zeggen sommigen) nog den vinger op het stuk had; doch in de groole schaak-clubs mag het ook In dit geval geen plaats hebben, maar geldt veeleer de regel: «louchée—jouéequot; (by verkorting voor quot;pièce touchée, piéce jouée,quot; het aangeraakte stuk moet gespeeld worden).
Is de koning schaak gezet, zonder dat de aanvaller »schaak! gezegd heeft, dan behoeft de aangevallene daarop geen acht te geven, maar kan nog eenen zet naar welgevallen doen. Wordt In 't algemeen door de spelers eerst later bemerkt, dat een der beide koningen
17
in 'Iscbaak staat, zoo is het den aangevallene vergund, zUn laatst gedanen zet terug te nemen en zijnen koning te onlschaken. Ook bg 'tmatzetten moet de overwinnaar »mat!quot; roepen, ten ware men aannemen mag, dat hü zelf deze gevolgen van zijnen zet voorat niet ingezien heeft en bij alzoo enkel een blind, niet oen eervol mat lot stand bracht.
In 't geval, waarby men ziet, dat het wederzydsch slaan der stukken niet te vermijden is, doet men best het eerst te slaan.
De figuren kunnen eveneens mat gemaakt, d. i. gevangen'worden, zoodat zij hare plaats niet meer kunnen verlaten, zonder door een vijandelijk stuk geslagen te worden, zy zijn dan geheel onbruikbaar en gaan vroeger of later verloren. Men moet daarom zeer voorzichtig zyn, dat een ver voortgerukte figuur, inzonderheid de koningin, niet door een stuk der tegenpartij den terugweg wordt afgesneden.
Men moet zich wachten, twee figuren zoo te plaatsen, dat er, wanneer een vijandelijke pion vóór hen in aantocht is, niet meer dan één veld ruimte tusschen haar is. Staal er b.v. een wit paard op f 4 en een witte raadsheer op d l, dan zou een zw arte pion van eG op eii rukken, de beide witte figuren te geiyk aantasttj en dan onvermydeiyk een van haar slaan.
Ook voor het dubbel-sohaak moet men zich zeer in acht nemen, vooral voor dat, waarby den koningen de dame te geiyk wordt schaak geboden; heizij dat de koningin in de zelfde richting vóór den koning staat, in welk geval beide door één vyandeiyk stuk beheerscht wor-
2*
18
den {b.v. de witle koning staat op dl, de witte koningin op eï, en de zwarte raadsheer, door een of ander stuk gedekt, op g4); hetzij dat de dame wet van haren koning verwijderd staat, maar toch zóó, dat beide door é'in zwart stuk kunnen aangevallen worden (b.v. de koning staat op J2, de .koningin op b2 en een vijandelijk paard springt van e5 op ci). In beide gevallen Is de dame verloren, In geval het scbaakgevende stuk niet genomen of door een voorge-schoven stuk werkeloos gemaakt kan worden (wat echter bü 't paard niet baat).
Wij hebben boven de gewone schaakpartij opgegeven; er is evenwel nog een tweede soort, die men 'tgambiet-spel heet, naar 'tltaliaansche woord gambetto, been, uit de zegswijs dare il gambetlo, een beentje lichten, misleiden, overrompelen. Breda zegt daarvan het volgende: Men noemt gambiet-spelen de zulken, by welke de voorspeler bU den tweeden zet eenen pion prijs geeft, doch juist door deze opotTering zijne tegenpartij door verrassende zetten en een hef-tlgen aanval zoekt in 't naauw te brengen. Men onderscheidt gt;• gambiet des konlngsquot; en »gambiet der dame.quot; Bü 't konlngs-gambiet laat men, nadat in den eersten zet de konings-plonnen twee velden zijn opgerukt, den pion van 'skonings raadsheer mede twee schreden doen (alzoo de witte pion op f 2 gaat op f4, zoodat hy door den zwarten konings-plon (die op e S slaat) kan geslagen worden. Het gambiet der dame ontstaat op gelijke wijze, wanneer eerst de damespionnen twee schreden gedaan hebben en dan de pion van den
raadsheer der dame ook twee schreden doet (de witte pion alzoo van d 2 op d4), en dan na den zet der tegenpartij de witte pion van c2 op c4, waar hy door den pion der zwarte koningin (die op d 3 staat) geslagen kan worden, 't Gambiet des konings, d. i. het spel, dat daaruit steeds ontstaat, is een zeer belangwekkend spel. HU, die 'tgambiet opent; namelijk hy, die den boer des raadsheers prijs geeft, verschaft door die opoffering aan zyne figuren een vrijen uilgang en kan daarom zeer levendige aanvallers van haar maken. Juist daarom is de tegenparty genoodzaakt, alles in 'twerk te stellen om dit te verhinderen, en zoo ontslaat een stryd, die beide spelers om 'tzeersl bezig houdt. De eene wil terstond op den koning der weerparty indringen, de andere tracht deels zich tegen dien heftigen aanval te beveiligen, deels zich zeiven in den loestand van aanvaller te verplaatsen.quot;
Men onderscheidt ook de soort eener schaakparty, en wel in een pionnen-spel, wanneer de pionnen 'tzy door hunne menigte, 'tzy door hnnne goede positie den vyand overwinnen; en in een figuren of officiers-spel, wanneer dit zelfde met de officieren 't geval is. Gelukt hel geen der beide spelers zijnen tegenstander mat te zetten, wat vaak voorkomt, wanneer zelfs hij, die in 'tvoordeel is, te zwakke krachten op 'tbord heeft, dan is de party, geiyk reeds gezegd werd, remise. De genoemde vervaardiger van een ■■Praktisch Schaakboekjequot; geeft de volgende eindspelen op als de zoodanige, die remise moeten worden:
20
1) By eenen raadsheer en een paard (quot;)
i) Bij twee paarden (wanneer de vervolgde koning zich niet in een hoekveld laat drijven, en beide paarden na elkander kunnen ageren).
3) Dame tegen dams;
4) Toren tegen toren;
5) Toren tegen een raadsheer;
6) Toren tegen een paard;
7) Toren tegen een paard en twee pionnen;
8) Toren tegen een raadsheer en twee pionnen;
9) Toren en paard tegen een toren of legen twee paarden;
10) Toren en raadsheer tegen twee paarden;
tl) Dame legen twee torens;
12) Dame tegen twee raadsheeren;
13) Dame legen toren en raadsheer;
11) Dame tegen toren en paard;
!S) Dame tegen toren en twee verbonden pionnen.
wy geven ten slotte nog eenige bijzondere regels over 't gebruik der afzonderlijke stukken.
1. De Pion. Dat de pionnen de winst eener party kunnen be-
521
slissen, is reeds hooger gezegd. Van bijzonder belang zijn de middenpionnen (die des konings en der dame); daarom moet men ze niel onnoodig van de vierde rij verder laten trekken.
Zoo veel mogelijk zorgt men, de vier pionnen der koningszijde zóó te plaatsen, dat zij elkander kunnen dekken en dan in scbuine richting achter elkander komen Ie slaan.
Met het optrekken der beide weèrzijdsche hoek-pionnen (a 2, h2, a7, h7), wachle men lot bet noodig is; zoo ook met den pion van 'tpaard, opdat hy 't rokeren de koning door hem tegen aanvallen beschut is; insgelijks met dien van 's konings raadsheer, die door 't verlalen van zijne plaats aanleiding kan geven tot een schaak door de vyandeluke dame.
Men wachte zich een verdubbelden pion te krijgen. Is 't niet te vermeden, dan poge men een derden pion bun ter zyde Ie brengen.
Alleen dan olTert men eenen pion op, wanneer hy aan één of meer gewichtige stukken eenen weg in 'svijands leger baant.
2. De Toren. Om de torens, die in de hoeken opgesloten staan, zoowel voor aanvallen te beveiligen als eenen uitweg te banen (ook tot rokeren), laat men zoo spoedig mogelijk hunne buren, de paarden, oprukken
Door een toren poogt men een pion te dekken, die men lot dam wil brengen.
Men tracht de beide torens op céne rij te brengen, zoodat zij elkander dekken cn een vijandelijk stuk dubbel kunnen aantasten; men
22
zoekt intusschen die zelfde manoeuvre by zijne tegenpartij voor te komen, en neemt in 't ergste geval daartoe toren voor toren. Over 't algemeen beijvert men zich om door eenen toren de aanvallen van den vjjandelljken loren te wederstaan.
Het is nuttig, hem in de rij vóór den koning te brengen, ten einde hem dadelijk tot dekking te kunnen gebruiken.
Zeer goed is 'talmede, als de loren eene stelling op de voorlaatste rü des vijands kan innemen, omdat daardoor verscheidene van zijn stukken, ja ook de koning, ligt bedreigd worden.
3. Het Paard. Men moet het paard spoedig in't gevecht brengen, overal waar het kan indringen; moet men het terug Irekken, dan is dit reeds een nadeel.
Daar het paard, gelgk boven is aangetoond, twee stukken tegelijk kan aangrijpen, zoo moet men hiervan partij welen te trekken, inzonderheid door met hetzelve schaak te geven, daar 't plaatsen van een stuk vóór den koning hem niets baat en hij genoodzaakt is zyne plaats te ruimen. Een schaakgeven met het paard verijdelt alzoo ook 't rokeren.
Wanneer de beide paarden zóó geplaatst zijn, dal ze bij den aanval op den vgand elkander kunnen ondersteunen, zoo zün zij zeer gevaarlijk. Dan moet de bedreigde parlij al 't mogelijke in 'twerk stellen om één van hen te slaan.
Men trachte met het paard den pion van den dame-raadsheer te slaan of diens plaats in te nemen, dewijl men daardoor te geiyk den
koning en 't kasteel dev dame in 'tfchaak zei. Wil de legenparlü die manoeuvre maken, dan dekl men zich door het paard der koningin voorden hoekpion te plaatsen {wit a3), van welke plaats hu 'I bedoelde veld (c-2) hestrijkt.
't Is goed, wanneer het paard bij een aanval door een. pion ondersteund wordt.
4. De Raadsheer. Men poge den konings-raadsheer tegenover den dame-raadsheer van de tegenpartij te stellen, 'tgeen gemakkelijk valt. daar beide op de witte schuine lijnen werken. De gewichtigste plaats van den konings-raadsheer is, met opzicht tot aanval en ondersteuning, het vierde veld van de rg des dame-raadsheers (wit c4, zwart c5).
Wanneer men zijn raadsheeren na 'I rokeren der tegenpartij nog heeft, dan poogt men ze op de tegenovergestelde zijde te brengen, om met hen de velden van koning en kasteel te kunnen bestrijken.
Men doet zijn best om met de raadsheeren de soms damloopende vijandelijke pionnen te slaan. Heeft men echter meer pionnen dan partij, zoo geeft men raadsheer om raadsheer, om zelf tot dam te kunnen gaan. Men moet intusschen ook bedacht zijn, om dien raadsheer te behouden, die met den raadsheer des vijands niet op de zelfde schuine lijn werkt; dewijl deze raadsheeren elkander niet slaan kunnen, het geen ten voordeele komt van de weinige pionnen, die door eenen raadsheer gedekt worden.
Twee raadsheeren kunnen aan 't einde van 'tspel den koning mat
24
zeiten; of. wanneer de tegenparty de dame nog heeft, remise maken. Raadsheer en toren tegen eenen toren kunnen almede mat zetten.
5. De Dame. Daar deze 'tgewichtigste en werkzaamste stuk Is, moet men haar zoo spoedig mogelyk de wegen tot den aanval vrü maken; maar ook daarop bedacht zgn, haar den aftocht open te houden, vooral wanneer men met haar In 't vijandelijke legerdringt.
Altijd zie men toe, dat de dame, wanneer zij In de rij haars ko-nlngs staat, zulk eenc stelling heeft, dat de vijand niet het zoo gevaarlijke duhhel-scliaak (koning en dame) geven kan, daar alsdan de dame reddeloos verloren is.
Men poge, zoo '1 mogelijk is, de dame aan de dame van partij tegenover te stellen.
Men trachte met de dame zoodanig schaak te geven, dat met den koning te geiyk nog één stuk bedreigd wordt, welk laatste dan verloren is.
De dame kan eenen naar dam gaanden pion zeer goed op den weg derwaarts ondersteunen, inzonderheid wanneer de beide spelers geen andere olllcleren meer bobben. Zij zoekt door bedreiging van den vijandeiyken koning hem en zijne dame uit de nabüheld des pions te verwijderen,
Hoe min eervol 'took zy, zonder noodzakeiykheld, dame om dame te nemen (of te rullen), zoo doet men dit toch, wanneer die der tegenparty een gevaarlijken aanval doet; of wanneer de eigen koningin reeds in groot gevaar is van verloren te gaan; of wanneer
25
011 • men reeds aanzienlijke voordeelen heeft liehaald; of wanneer men en- eenen plon in veiligheid naar dam wil brengen en men dus spoedig •uk weder een andere dame kan hebben; of wanneer de koning zoodanig va' bedreigd is, dal men hem enkel door afruiling van de dames voor te verdere gevaarlijke aanvallen kan beschutten; of eindelijk als men lSt- ziet, dal het plan, dat men tegen deu vüand gemaakt heeft, alleen k0' dan een gunstig gevolg kan hebben, d. 1. met raatzetten zal eindigen, se- wanneer de dame der tegenparlü bullen gevecht is gesteld, ''e 0. De koning. Gelijk gezegd is, mag de koning altyd maar éénen pas doen; doet bü er twee, 't geen enkel en alleen bij 't ro-r'Ü keren 't geval is, dan moet men daarbij zeer bedachtzaam zyn, d i, niet te vroeg rokeren, dewijl daardoor, ais ware'l, de weg lot aanval net voorde tegenpartij aangewezen is. Natuurlijk kiest men óf de korle óf 'an de lange zijde, naar gelang men daar of hier het veiligst voor de aanvallen des vijands hoopt Ie zyn. Men rokeert liefst, wanneer lleu men ziet, dat men met den daardoor vrij geworden toren, die alsdan lers ook niet meer van den anderen toren gescheiden is. eenen aanval 'an kan doeu. Wel is dit doorgaans eerst het geval, wanneer de dames ^es reeds van 't bord zijn; en anderdeels moeten de kasteelen veeleer den koning beschermen. Wanneer de legenparlij gerokeerd heeft, om moet men zetten doen, die hem noodzaken om met de vóór den koning •iïe en loren staande pionnen op te rukken, len einde daarmede vryere Sequot; wegen tot den aanval Ie krygen.
e'er Zoo mogeiyk zoekt men, wanneer de tegenparlü schaak biedt, den
26
koning door zulk een stuk te dekken, dat te geiyk bet scbaakbie-dend stuk aanvalt en het tot den aftocht dwingt. Over bet geheel echter laat men den koning liefst niet in eene lijn staan, die door een vijandelijken officier wordt bestreken, al is hü ook door een stuk gedekt; want party kon licht nog een stuk ten aanval doen oprukken, waardoor dan het dikkend stuk, en gevolgelijk ook de koning, dubbel bedreigd zou zijn.
De koning kan zicb vrijer bewegen, zoodra de dames genomen zün; inzonderheid moet bü zoo ver mogelijk vooruit dringen, wanneer een zijner pionnen zich op weg naar dam bevindt. De koning moet dan dicht by zynen pion blijven, en zoo veel mogeiyk den vyandelyken koning verwyderd houden, ja zelfs helpen aangrijpen.
Merkt men, dat men geen voordeellgen zet doen maar toch schaak geven kan, dan doet men dit, en zoo mogelgk voortdurend; inzonderheid echter, wanneer er geen andere uitweg dan deze overbiyft, ora de tegenparty het doen van verderfeiyke aanvallen te beletten. Men houdt dan niet op met schaak geven, inzonderheid als de party slecht staat, en zoo bewerkt men, dat de partij nog remise wordt.
Eene uitvoeriger handleiding dan de hier gegevene zou den eersten beginnaar enkel verwarren en vermoeien. Hy moet oplettend toezien, en vele belangryke partyen, die in schaak-leerboeken aangehaald staan, op het schaakbord aandachtig naspelen. Een zoodanige party geven wy uit Breda's handboekje den leerling ten beste.
27
(De kapitale of hoofd-Ietlers dulden de figuren aan, en wel K = koning, D = dame, R = raadsheer, P = paard, T = toren. Dat de gewone letters en getallen de standplaatsen of velden aanduiden, op welke de stukken staan, is naauwelüks de herinnering waard, evenmin dat de voorste getallen in hunne volgorde den hoeveelsten zet aanwijzen. Staat er voor een zet geen hoofdletter, dan is er op zulk een veld een pion geplaatst. — Het kruisje (t) heteekent dat er schaak wordt gegeven.)
Wit. Zwart.
1. e 2 |
op |
e4 |
e7 |
op e5 |
2. f2 |
» |
f4 |
e5 |
neemt f4 |
3. Pgl |
« |
f3 |
op gS | |
4. Rft |
- |
c 4 |
R f8 |
g7 |
5. d 2 |
» |
d 4 |
d 7 |
d 6 |
6. h 2 |
« |
hi |
h7 |
hC |
7. PM |
» |
c 3 |
c7 |
06 |
8. hi |
neemt |
g5 |
h 6 |
neemt g5 |
9. T hl |
• |
Th8 |
Hg7 |
» Th8 |
10. g2 |
op |
g3 |
gi' |
op g4 |
11. Rel |
neemt |
f4 |
g 4 |
neemt Pf3 |
12. Ddl |
» |
r3 |
Rh8 |
d4 |
13. |
rokeert |
D d 8 |
op f6 | |
14. Tdl |
neemt |
Rd 4 |
D f G neemt T d 4 | |
15. Rei |
f7 f |
K e 8 |
op rs |
28
Wit. Zwart. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Dil is, geiyk men ziet, een -van die partijen, waarbü de geen, die met zwart speelt, geen enkeien keer schaak heeft gegeven.
Een tweede soortgelijke partij is ontleend aan ven Bilguers Handboek van 't Schaakspel, quot;tls de volgende.
Wit. Zwart.
1. d2 |
op |
d 5 |
d7 |
op |
d5 |
2. C 2 |
» |
C 4 |
dS |
neemt |
C4 |
3. Pbl |
» |
C3 |
f7 |
op |
f 5 |
4. e2 |
» |
e3 |
e7 |
» |
e6 |
5. R f 1 |
neemt |
c4 |
C7 |
» |
C6 |
6. Pgl |
op |
f3 |
Rf 8 |
• |
d6 |
7. e3 |
» |
ei |
h7 |
» |
bS |
8. Rc4 |
» |
b3 |
a7 |
quot; |
aü |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kindelyk deelen wü hier den lezer nog de 5 merkwaardige partyen 5# |
30
mede, die op 't groote Schaak-tournooi te Londen (18S1) tusschen de beide beroemde Schaakspelers Anderssen en Staunton gespeeld zyn en in welken strgd de eerste overwinnaar bleef.
Anderssen. Staunton.
Wit. |
zwart. | ||||
1. e2 |
op |
ei |
cl |
op |
C5 |
2. d 2 |
• |
di |
c S |
neemt |
di |
3. Pgl |
• |
f3 |
el |
op |
e6 |
i. Pf3 |
neemt |
di |
Rfg |
• |
C5 |
5. Pb 1 |
op |
C3 |
a7 |
» |
aG |
6. Rel |
» |
e3 |
Rc5 |
» |
a7 |
7. R fl |
. |
d 3 |
Pg8 |
» |
el |
8. rokeert. |
rokeert. | ||||
9. Ddl |
op |
hs |
PeT |
op |
g6 |
10. ei |
» |
e5 |
Dd8 |
- |
c7 |
11. Tal |
» |
e 1 |
b7 |
•gt; |
bS |
12. 12 |
» |
fi |
Rc8 |
» |
b7 |
13. Pc3 |
N |
e 4 |
Rb7 |
neemt |
ei |
li. R d 3 |
neemt |
ei |
P 1)8 |
op |
c6 |
15. Pd4 |
» |
c6 |
d7 |
neemt |
c 6 |
16. g2 |
op |
gi |
Ta8 |
op |
d8 |
17. Kgl |
» |
bl |
06 |
» |
c5 |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede Party. |
Staunton. A n de rsse n. | ||||||||||||||||||||
|
32
Wrr. Zwart. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
33
|
|
34
Anderssen.
Staunton.
WIT. 5. rokeert. |
Zwart. rokeert. |
35
Wit. Zwart. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde Party. |
Staunton. Anderssen. | ||||||||||||||||||||||||
|
36
Zwart. |
Wit. | ||||
i. c 7 |
op |
C 6 |
Pgl |
op |
f3 |
S, (17 |
» |
dS |
e4 |
neemt |
dS |
6. es |
» |
e4 |
d2 |
op |
d 4 |
7. R c 5 |
» |
1)4 |
P f3 |
.. |
es |
8. c 6 |
neemt |
db |
R c 4 |
.. |
bS |
9. Pb8 |
op |
d7 |
rokeert. | ||
10. rokeert. |
Rel |
op |
g5 | ||
11. L b 4 |
neemt |
C 3 |
b2 |
neemt |
C 3 |
12. D d 8 |
op |
c7 |
Rgs |
f6 | |
13. Pd7 |
neemt |
f6 |
Tal |
op |
bl |
14. Dc7 |
C 3 |
Tbi |
b 3 | ||
IS. Dc3 |
op |
c7 |
f2 |
f4 | |
16. 87 |
» |
a li |
RbS |
e2 | |
17. b 7 |
bS |
f4 |
fS | ||
18. P f 6 |
» |
e8 |
Tb3 |
h3 | |
19. f7 |
» |
f6 |
Pes |
g4 | |
20. Pe8 |
» |
d 6 |
Pg4 |
e3 | |
21. Rc8 |
» |
b7 |
Ddl |
e 1 | |
22. Ta 8 |
- |
CS |
Del |
b 4 | |
23. b7 |
!gt;: |
b 6 |
Tb3 |
g 3 | |
24. P d 6 |
f7 |
Tg3 |
» |
g6 | |
25. kg8 |
» |
b 7 |
T fl |
.. |
f4 |
26. D c 7 |
c3 |
D b 4 |
.. |
g 3 |