-ocr page 1-

JVlR. VAN Y/ULFFTEN PALTHE,

I

f ItKIS X AA li II ET OOSTEN.

ri

-ocr page 2-

Kast 205

6 No.1G

-ocr page 3-

'

-ocr page 4-
-ocr page 5-

sös.g. 1

jVS-R. VAN ^yULFFTEN fALTHE.

REIS NAAK HET OOSTEN.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Ecne iris naar het Oosten behoorde sedert lam, tot mime liefste wemcheu; ik zou lumst xecjcjen van af dea tijd. dat He als kml het hijbelsch prenteboek doorbladerde. De omstan-diaheden hebben de nitmenag lam, vertraagd. Toen mij echter door de regterlijke organisatie van 1877 mijn voornaamste vrrkknng ontnomen werd, heb ik mijn troost ge,ocht in het vokloen aan dien lang gekoesterden wensch, hei voornanmste beletsel tvas toen ook vervallen, ik heul ruimte van tijd en aanvaardde de reis.

De hnevm, ivaaraan ik vrij geregeld mijne avonden besteedde, zijn gelukkig allen overgekomen. Ik zal ze nu met enkel,, hjvoegmgen Men drukken voor betrekkingen, vrienden en belangstellenden.

Ik heb wel gedacht over eene ormverking, doch meende ten slotte dat de fnschlmd daaronder zou lijden en mijn doel is met eene volledige beschijving; er bestaan reeds zoorele en betere dan ik zou kunnen zamenstellen; ik wensch slechts den tndruk, die het geziene en gehoorde op mij gemaakt ileeft, weer te geven.

Ter opheldering voeg ik er eenige plaatjes en kaarten bij my welwillend door den heer Baedeker verstrekt.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

Metz, 13 Februari 1878.

Gisteren morgen was ik half ziek van verkoudheid, toon ik van Keiden vertrok. Op het spoor begon ik mij reeds beter te gevoelen en te Trier, waar wij om half twee aankwamen, heeft eerst het eten en vervolgens eene wandeling van een paar uur mij geheel weer opgefrischt. Het reizen is voor mij een der beste geneesmiddelen.

Te Trier heb ik genoten; ik zag er eerst de ruïnen van het Romeinsche Bad (thermae); het schijnt een elegant gebouw geweest te zijn. Het viel mij op, dat de baksteenen zoo op die van liet oude Rome gelijken. De Romeinen hielden zich aan hun eigen manier, ook in een ver algelegen provinciestad.

Vervolgens liet zeer ruime Amphitheater, waarvan het onderste gedeelte goed geconserveerd is; nu zag ik er troepjes militaire musici zich oefenen.

Eindelijk de Porta nigra, op een afstand gezien nog ongeschonden; dit gebouw staat aan het einde der hoofdstraat en maakt dus een bijzonder goed effect. Onder zijn nu twee openingen, die als poort dienen, daarboven zijn nog twee verdiepingen. Een oude bisschop heeft dit gebouw eens tot kerk gewijd, om liet voor afbreken te bewaren.

Behalve de oudheden, heb ik er de drie voornaamste kerken gezien: de Paulinuskerk, waar onder in de Krypt de gebeenten der eerste Triersche Christenmartelaren rusten. De kerk heeft een bijzonder mooi gewelf, waarop tafereelen der Triersche gesclüedenis geschilderd zijn. vooral uit den eersten Christentijd. Met een spiegel in de hand ziet men die bijzonder goed en gemakkelijk.

-ocr page 10-

O

In alle kerken was men druk bezig met groen maken. In twee kerken stond een zwarte Katafalk, in de derde een witte en daarbij vele natuurlijke planten en kransen. Van daag wordt de lijkdienst van Pius den negende gevierd.

Uit de couranten zie ik, dat de tentoonstelling van het lijk des Pausen slechts drie dagen duren zal, ik zal er dus niet van kunnen zien.

Met behulp van een rijtuigje kwam ik om vijf uur nog even bijtijds voor den trein naar Luxemburg, de vroeger zoo sterke vesting, en toen ik daar aankwam was het nog even licht genoeg, om iets van de ligging der stad te zien. Er loopt een vallei om heen, daardoor heeft zij een steil voorkomen; er is nu een mooie viaduct van het station over die vallei. Ik reisde met een Luxemburger, die zeer met zijn landje ingenomen was; de belastingen zijn er gering, de krijgslasten bijna nul, daarom gaan veel menschen, ook rijke lui, naar Luxemburg wonen. Hij zeide, dat in L. driemaal zooveel equipages waren als te Trier, ofschoon dit driemaal zoo groot is.

Gisteren avond om negen uur kwam ik hier en zit nu in de ontbijtkamer van het Hotel de la Poste, bij een open haard heel plezierig te schrijven, doch ik dien nu ook iets van Metz te zien en ga er dus maar eens op uit; het is mooi, helder weer, doch het heeft nog al gevroren.

Ik heb Metz heel belangrijk gevonden, een prachtige Cathedraal en een esplanade, zooals er wel niet veel zijn zullen, een enorm plein; aan den eenen kant der straat, die er doorloopt, het exercitieveld, (als het Vrijthof te Maastricht), waar druk gemanoevreerd werd; aan den anderen kant de wandeling met een standbeeld van Ney en een uitzicht over de Moezel en de bergen aan de andere zijde. Allerprachtigst! Het water maakt het luer ook

-ocr page 11-

mooi; de armen van de Moezel vormen grachten, in en om de stad, wat eenigszins aan een Hollandsche gracht herinnert. Om een gezicht op de stad te hebben, ben ik even met den tramway gereden, aan den voet van het fort St. Quentin uitgestapt en toen even de hoogte opgeloopen; men heeft daar oen allerliefst gezicht op de stad en den omtrek.

Men kan ligt begrijpen, dat het verlies dier stad de Franschen hard valt; men is nu bezig de vestingwerken nog uit te breiden.

Nancy, 14 Februari.

Om twee uur ben ik van Metz vertrokken; bij de visitatie op do grenzen, Pont a Monsson, heb ik last met de cigaren gehad. Daar ik achttien francs voor de honderd had moeten betalen bij invoer, heb ik ze transito aangegeven; nu worden ze naar Turijn gestuurd. Ik ben nu in de mooie stad, die voor Karei de Stoute zoo noodlottig is geweest.

Nancy is nog mooier dan Metz, prachtige pleinen. Ik heb het museum gezien, waarin de tapijtwerken van de tent van Karei den Stoute, de Eglise St. Ephme, een prachtige nieuwe kerk, het palais ducal en do Chapelie ronde, (begraafplaats der Lotharingsche vorsten). De laatste wordt nu door den Keizer van Oostenrijk onderhouden. ')

Dicht bij het station wijst een kruis do plaats aan, waar Karei de Stoute gesneuveld is.

') Frans Stephan, die met Maria Theresia huwde, had afstand gedaan van Lotharingen, om vrede te houden; hij had er echter niet veel voldoening van. In weerwil van dien afstand en do pragmatieke Sanctie, koos Lodewijk do vijftiende toch partij togen Oostenrijk.

-ocr page 12-

8

Vesonl, 14 Februari 1878.

Van morgen om negen imr van Nancy vertrokken, hier na twee unr oponthoud om te eten, van negen tot drie uur in eens doorgespoord, dus geen wonder, dat ik mij wat flauw begon te gevoelen.

Ik heb een paar stations ver aangenaam gezelschap gehad , maar toen een uur of vier heel alleen gezeten. Ik vind het wel eens goed, als men moe gepraat is, alleen te zijn, maar zóó duurde liet mij toch te lang. Hot land blijft zich vrij gelijk, een vallei van omstreeks een uur breed, aan beide zijden hoogten, meestal wijnbergen.

Lom le Saulnier, 15 Februari.

Wat rare naam voor een plaats! Het juffertje, dat mij het ontbijt brengt, zegt dat Saulnier, zoutwerk beteekent. ^ Ik kwam hier gisteren nacht om 12 uur aan, had eerst nog plan te Besancon af te stappen, maar 's avonds ziet men niet veel en mijn reizen gaat toch erg langzaam.

Gisteren ben ik nu een fatsoenlijk eind ver gekomen, maar van daag heb ik weer een halven rustdag; ik kan eerst om elf uur naar Bourg vertrekken, van daar naar Culoz en Chambéry. Aan den anderen kant is het voor iemand, die geen al te sterke gezondheid heeft, ook nog wél zoo goed, dat men eens op zijn gemak komt.

Ik heb nu Lons le S. eens rondgewandeld; een ruime plaats met een straat onder de bogen zooals te Munster, een mooi standbeeld van generaal Lecourbe, een knap theater en een hef uitzicht op de Jura-bergen, meestal onder met wijnstokken beplant. Ik ben nu al wat geberg-

') Wij zouden in 't Hollandsch dus zejigen; Loon np zout, in de manier als Loon op Zand, het dorp in Noord-Brabant.

-ocr page 13-

9

ten langs gespoord: de Eifel, Hondsriick, Vogezen, nude Jura en straks hoop ik de Alpen te zien.

Wat begint het er nu in 't Oosten weer troebel uit te zien, ik hoop maar dat de zaken zich schikken zullen.

Chambéry, 15 Februari '78.

Nu ben ik in de hoofdstad van Savoye; het was een prachtige weg, vooral van Ainberieu hierheen, langs liet Lac de Bourget en door een raw Alpendal.

Van daag heb ik bijzonder aangenaam gereisd, een zo-mersche dag! Ik heb heel wat afgepraat met een paar heeren hier uit de buurt, de heele Fransehe politiek en litteratuur overhoop gehaald. Ik kwam hier van avond om zeven uur aan, had eerst plan verder door te gaan, doch vond het toch jammer niets van Chambéry te zien. Het is een lieve plaats, geheel vlak, maar aan alle kanten door bergen ingesloten; het maakt een aardig efl'ect, aan het einde van iedere straat de borgen te zien, nu nog met sneeuw bedekt. Ik heb met veel pleizier hier rondgewandeld, een mooie kerk gezien, met prachtig beeldhouwwerk en een preekstoel met trap en al van wit marmer, oen beeldengroep van Christus en Maria, waaronder: „Voila co sacré coeur, qui a tant aimé les hommes.quot; Voorts een mooi standbeeld van een mijnheer Favres, president van t Hof vóór het Paleis van Justitie, en een van Graaf de Boigne, a self made man, die de straat gebouwd heeft, waar ik op t oogenblik vertoef in hot Hotel des Princes. Het beeld staat op een kolom en de kolom oji vier olifanten , waarvan ieder snuit een fontein is, het is mooi bedacht en goed uitgevoerd '). Ofschoon in den avond,

!) Graaf de Boigne, geboren 1741 te Chambéry, ua een avontuurlijk leven, als Generaal in ludic, eerst in den dienst van

-ocr page 14-

10

Icon ik door liet heldere maanlicht alles duidelijk zien; nu hoop ik morgen in Turin te komen.

Turijn, 1(3 Febr.

Ik ben de Alpen over of eigenlijk dour. Van morgen ben ik er vroeg bij geweest, om zes uur van Chambéry. Het is mij overigens goed bevallen, maar minder aangenaam was het dat ik zoo lang op mijn ontbijt moest wachten; ik kon eerst om ruim tien uur, te Modane aan den ingang van den grooten tunnel, koffij krijgen. De trein wacht daar twee uur (visitatie). Ik ben nog even naar boven geklauterd om den ingang te zien; die poort ziet er zoo stevig massief uit. De ingang is een paar honderd voet boven het station, zoodat men eerst een minuut of tien zigzag de hoogte opspoort en dan gaat het er in. In 25 minuten waren wij den 13 kilometer langen tunnel door. Met dichte portieren merkt men niets van den rook, het is een grootsch werk, voor de reizigers zeer te waar-deeren. Aan den Italiaanschen kant te Bardonèche, zagen wij weer volkomen hetzelfde landschap, een nauw dal en rondom hooge Alpen van allerlei gedaanten; dit duurt tot dicht bij Tm-in, waar wij om 5 uur aankwamen 1).

Ik genoot van morgen bij het opgaan der zon, men ziet

Raja's, later van do Engelsch Indische Compagnie, zeer rijk geworden, trouwde in Engeland met madll. Adèle d'Osmond, ge-emigreerde, werd te Turijn in den Gravenstand verheven. Na zes jaar, bij onderling goedvinden van zijn jonge vrouw gescheiden, die hem echter nog meermalen opzocht, op zijn kasteel, dicht bij Chambéry. Hij stichtte daar onderscheiden liefdadige inrichtingen, ook een Jesuiten College.

1) Langs Snza, dat lief in de vallei, en Rivoli, dat dicht voor do stad ligt.

-ocr page 15-

1]

haar zelve wel niet, maar het schijnen op de mtte, hooge toppen maakt een prachtig effect.

17 Febr.

Met groot genot ben ik van morgen ter kerk geweest; dat is oen verandering bij vroeger, toen ik in 1842 naar het Waldenzer kerkje ging. Ik trof' het bijzonder, dat dit juist herdacht werd. Ds. Meille had den text uit do Bergrede: „Gij zijt het licht der wereld.quot; enz. Hij herinnerde in de eerste plaats dat Christus het licht der wereld is, maar de Christenen door hem verlicht, op hun beurt de wereld moeten verlichten, dat is de roeping van ieder in het bijzonder, van allen als kerk. Hij ging daarop voort:

„Voldoen wij aan onze roeping? Deze vraag vindt bijzonder aanleiding op dezen dag, 17 Febr.; juist 30 jaren geleden werd onze kerk vrij. Vóór dien tijd was er, behalve die iii de valleien der Waldenzen, geen evangelische gemeente in Italië; men had slechts bijzondere kerkjes bij de ambassadeurs en in 't laatst, liier, een modeste vergaderplaats. Nu komen wij iederen Zondag in dezen tempel samen. Indien ik nu zeggen moest, dat wij er niets van gemaakt hebben, het zou mij aan 't hart gaan, maar Goddank! zoo is het niet; het licht is verder verspreid, er zijn nu bij de honderd Evangelische gemeenten in Italië, ongeveer 7000 schoolgaande kinderen. — En hier hebben wij onze kerk, ons hospitaal enz.; en in plaats van te moeten leven van de gaven van vrienden, kunnen wij zelf onze uitgaven bestrijden. Maar wij hadden wel wat meer kunnen doen. Wij hebben wel een goeden naam, als eerlijke lieden, maar dat zijn zoo gewone deugden; bij een Christen moet het wat meer zijn, hot geheele leven moot Christelijk worden enz. enz,quot;

-ocr page 16-

Wat het kerkgebouw betreft, moet ik zeggen, dat de gemeente van Turin haar licht niet onder de korenmaat zet, een prachtig, in 't oog vallend gebouw op den Corso del Re, zoo groot en mooi als een Protestantsche kerk maar zijn kan , met een paar opsehiiflen van buiten in 't Italiaansch van Jeremia G—16 „kiest den goeden wegquot; enz. en van Joh. 4—24 „aanbidding in geest en waarheid.quot; De dienst in do kerk is Fransch gebleven, zooals altijd bij de Waldenzen gebruikelijk was.

18 Febr.

Ik heb gisteren heel Tiu-in nog eens rondgewandeld en rondgereden mot den tramway. Wat is het toch een mooie stad, zeer verbeterd voor hot oog, sedert ik er vroeger was; toen waren er wel de breede straten, maar de huizen in ruwen baksteen, nu zijn ze gepleisterd, dat veel beter staat. Langs de hoofdstraat zijn alle huizen onder met open bogen aan de straat, en daar onder do trottoirs, zeer aangenaam bij regenachtig weer of sterken zonneschijn; de colonnades loopen door boven de zijstraten, twee bogen dienen dan als poorten. Vooral is hier mooi het uitzicht naar buiten, rondom bergen, wel iets verder af, dan to Chambéry, maar duidelijk genoeg. Wanneer men van de Strada del Po naar buiten ziet, is het verrukkelijk en op de brug buiten ziet men zoo lief op de prachtige Superga, tot nu toe de begraafplaats der Torsten van Piëmont; maar Victor Emanuel is nu, als Koning van Italië, te Rome in 't Pantheon begraven.

Gisteren ben ik naar de Philipskerk geweest , waar den vorigen dag de lijkdienst voor den koning gevierd was. Het was er nog zeer druk; de rouwversiering grandioos, de facade en binnen in de kerk alles mot zwart en wit

-ocr page 17-

13

dook, mot goudon franjos on in 'tmidden oon tempel van aclit pilaren, wol 50 voet hoog, vol waskaarsen, en aan don buitenkant kurassen, kanonnen, kogels en allerlei oorlogstuig met liet opsclirift: 1' Italia Consternata al Re galantuomo offro lagrime e preci (Het zwaar getroffen Italië biedt den edelen koning zijne tranen en gebeden). Er is liier toch een sterk nationaal gevoel!

Daarna ben ik nog eens naar do hoofdkerk geweest, waar prachtige muziek was, naar ik hoorde, een lijkdienst voor Pio Nono en 's avonds bezocht ik het theater, hier zooals in de andere groote steden van Italië, van zes rijen loges. Er werd gegeven „de koning van Lahorequot;, muziek van Massenet, mooie decoraties van do stad Lahore en vooral van den Indischen hemel, waar de gelieven na hun dood terecht komen. Men verzint wonderlijke dingen!

Van morgen wat tijd verknoeid om de cigaren, die ik niet heb kunnen machtig worden; van Pontius naar Pi-latus gestuurd! Ik had het rooken, volgens raad van Baedeker, maar moeten afschaffen. Ik zou haast vergeten van de enorme synagoge te vertellen, die lüor gebouwd wordt, haast zoo hoog als de toren te Oldenzaal; het schijnt de stijl te zijn van de vroegere hooge hoektorens in den muur van Jeruzalem. Wat moeten hier rijke Joden wonen.

Bome, 19 Februari.

Voor de tweede maal in Rome na 30 jaar; het is waarlijk een voorrecht, dat ik dankbaar erken. Gisteren middag van Turin vertrokken, kwam ik 's avonds te Genua, waar ik nog eens rondgewandeld en met belangstelling het monument van Cohunbus gezien heb, dat sedert eenige jaren opgericht is; het is vlak bij het station en men

-ocr page 18-

14

maalit er nu een wandelplaats en opgang naar de bovenstad bij. Om 12 uur weer vertrokken; na een eindje onder den grond gereden te hebben, langs de lieve Middellandsche zee. Wat zoet, liefelijk weer en heldere maneschijn; liet reizen was een genot, al was het 's nachts; ik heb nog al tamelijk geslapen, ieder een bank. De weg gaat steeds langs de zee. Waar het land wat hooger is en wat verder in zee steekt, gaat men er in een tunnel door; zoo wordt hot mooie zeegezicht telkens door duisternis afgewisseld. Van morgen, op de hoogte van het eiland Elba, hielden wij drie minuten op; te Grassette meen ik, even genoeg om oen kop zwarte koffij te drinken. Te Civita Vecchia goed ontbeten, te half twee hier. Ik herinnerde mij reeds verscheiden punten bij liet omrijden der stad, vóór wij aan het station kwamen (een knap gebouw), gelegen bij de Thermen van Diocletiaan, vanwaar een nieuwe straatnaar de stad leidt, de Via Nazionale. Daarin ligt het Hotel du Quirinal, een grandioos logement, waar ik nu zit te schrijven , na de stad gedeeltelijk doorgewandeld te hebben. Ik haastte mij liet Pantheon te zien, waar de lijkdienst voor den Koning gevierd is; daar is hij ook begraven. Dat oude Romeinsche gebouw was goed gekozen, de rouwver-sieringen zijn zoo in denzelfden trant als ik te Turin zag; het gewelf vertoont zich beter, zwart doch met gouden sterren. Toen alles door die groote vuurnmen verlicht was, moet het prachtig geweest zijn! Ik bon ook naar onzen Ambassadeur Westenberg geweest; hij wist niets van een onlangs gevonden oude stad (Sepontinum), waar ik hem naar vroeg.

Home, 20 Febr. Er is van daag een nieuwe Paus uit de stembus geko-

-ocr page 19-

men. Ik had mij van daag tot taak gesteld heel Rome eens rond te zien en liet met mijne herinneringen van vroeger te vergelijken; ik kon mij nog heel goed orion-teeren, ofschoon er veel veranderd en verbeterd is. Eerst ben ik van den Terminus en Baden van Diocletianns hier dicht bij, naar de groote Maria Kerk gegaan, waar ik de vorige keer het eerst den Paus, Gregorius XVI, had gezien , toen over den Esquilinus, dat vroeger een voornaam kwartier van Rome was en liet nu weer worden zal. Er wordt een mooi plein gemaakt, Piazza Vittorio Emanuele, maar de huizen moeten er nog komen. Eenige oude Ro-meinsche gebouwen heeft men hier en daar laten staan. Toen naar St. Jan de Lateran, de prachtige hoofdkerk; men zou er mee tevreden zijn, zoo de Pieterskerk er niet was. Ik zag daar iets nieuws voor mij; de prachtige kapel van den rijken bankier prins Torlonia, die voor een jaar of twaalf gebouwd is, en waar de familie begraven wordt; hierbij de trappen van het paleis van Pilatus, waar de geloovigen knielend opkruipen. Ik dacht eerst, dat er een menigte dames opkropen, doch zag later, dat het schoolkinderen waren met een paar nonnen. Van daar naar het Colosseum; wat is dat toch een gevaarte, er konden bijna 100,000 menschen zitten. De helft van de vlakke mid-denste ruimte (area) is nu opgegraven tot op eene diepte van 20 voet ongeveer. Nu ziet men, dat er nog zes gangen onder heen liepen, die nu vol water staan. Er zijn ook goede toppen gemaakt, zoodat men tot bijna heel boven kan komen, een grootsch maar toch desolaat gezicht. Wat is in dat Amphitheater een bloed gevloeid, wat zijn er tal van Christenen vermoord. Dicht er bij is de Palatums, het eerste begin der stad, het grootste gedeelte was geruimen tijd een tuin van de Far-

-ocr page 20-

10

neses. Napoleon III heeft hem gekocht en later aan Italië afgestaan. Er wordt nu druk gewerkt om eenige ruïnen hloot te leggen. Ik zag er de restes van de paleizen van de keizers Tiberius, Caligula, Septimius Severus, de baden van Titus, die gebouwd zijn op liet verwoeste paleis van Nero; en daaronder meent men nog een vloer van het huis van Maecenas gevonden te hebben. Een gedeelte van den Palatums wordt ingenomen door de villa Mills met mooi geboomte. Hieronder is het paleis van Augustus geweest, dat men ook weer wil blootleggen; het is haast jammer van die mooie villa.

Na mij in een trattoria wat verfrischt te hebben, reed ik naar den Monte Pincio, de mooie hooge wandelplaats, van waar men een groot gedeelte van Eome overziet. Er was lieve muziek, doch weinig menschen; er zijn onderscheidene lanen, mot meerendeels groene boomen, en daartusschen de borstbeelden van al de beroemde Italianen; ook twee vijvertjes, in het eene een klok, en in het andere Jochebed of Mirjam, die don kleinen Mozes in het biezen kistje legt. Toen naar de Pieterskerk; op weg er heen wordt het hoe langer hoe drukker, ten laatste rijtuig aan rijtuig. Op het plein voor de kerk is het zwart van menschen, ruim zooveel als ik er vroeger op Paschen zag, bij den pauselijken zegen iu-bi et orbi. Het is omdat Car-dinaal Pecci straks tot Paus gekozen is; hij zal Leo XIH heeten. Het is een vreemd gezicht, dat de meeste ramen van het Vaticaan dichtgespijkerd of met koekoeken voorzien zijn, waarachter de kardinalen opgesloten geweest zijn; doch nu slechts twee dagen; de verkiezing is vlug gegaan. Een soort van kachelpijp steekt uit het dak, die men de Pipa del papa noemt; zij dient tot het verbranden der stembriefjes.

-ocr page 21-
-ocr page 22-
-ocr page 23-

Ik ga de kerk eens binnen en ondervind weer, dat men de enorme grootte in liet eerst niet beseft. Wat is de koepel indrukwekkend, geen wonder, lüj is van den \Ioer tot het gewelf ongeveer 90 meter lioog en 45 in diameter. De kruisarm, waar liet concilie voor de onfeilbaarverklaring gehouden werd, is nog steeds door een muur afgescheiden, (waarop en tegenover de namen dei-bisschoppen, die er bij geassisteerd hebben, ook Mgr. Zwijsen.) AToor liet algemeen overzicht der kerk is het jammer. 1 lus IX is in een kapel vooraan links bijgezet. Hot is jammer dat ik niet een uurtje vroeger in do Pieterskerk gekomen ben, dan had ik den nieuwen Paus kunnen zien, die er even binnen geweest is om den zogen te geven! De meeste menschen zijn teleurgesteld, daar ze buiten bleven op het plein in de verwachting dat do Paus op hot balcon der Vatikaansche loge naar den buitenkant zijn zegen zou geven.

Ik kwam eerst ruim zes uur thuis, de tafel was reeds begonnen. jSTadat de eerste honger gestild was, sprak ik mijn buurman, een Italiaan, overdo politiek van den nieuwen Paus; ik vroeg hem of hij dacht dat hij zich met de regeering verzoenen zou. Ik hoop van neen, kreeg ik ten antwoord, anders kunnen wij hem drie miUioen tractement s jaars betalen; erg practisch 1

Het Quirinaal is een aangenaam hotel; wij zitten 's middags met 200 menschen aan tafel, van allerlei nationaliteit. Ik sprak gisteren met een Rus, die de familie Engberts te St. Petersburg kende, een aardig man, die mij van zijne mijnen ui het üralisch gebergte vertelde; hij had een gedeelte van 't jaar 1000 menschen aan 't werk. Na den eten gaan wij in de leeszalen en 's avonds in den wintertuin, waar nog al dikwijls concert en soms bal is.

-ocr page 24-

18

21 Febr.

De stad ingewandeld; door den Corso naar de Piazza Colonna. In de groote boek- en plaatwinkels zie ik reeksen pliotograplüën van den nieuwen Paus; de photographen van Rome hebben van nacht doorgewerkt. Ik koop eenige pho-tographiën van Leo XIII en verzend ze dadelijk. Gemakkelijk dat de post er vlak bij is. Ik heb emplettes van mozaiken gemaakt, die hier in de ruimte te krijgen zijn, en toen naar het kapitool. In het Museum zie ik de schoone Venus nog eens en den stervenden Gladiator, beide prachtige beelden. Ook sta ik nog eens stil voor de buste van Publius Cornelius Scipio Africanus, met een nog iets scheever gezicht dan op den Monte Pincio.

22 Fubr.

Van morgen om tien uur naar de Pieterskerk, om liet te Deum voor den nieuwen paus te hooren. Hot was er druk genoeg, maar overigens viel het velen tegen, die extra mooie muziek verwachtten; er werd door de geheele gemeente gezongen, zonder eenige begeleiding. Artistiek viel dit erg af bij de ongemeen hooge stemmen en kun stige muziek bij liet Paaschfeest, dat ik er in 1842 bijwoonde. Maar als ik me wel bedenk, zeg ik dat het eenvoudige gezang der gemeente beter te verdedigen is dan die vroegere zoo kunstige uitvoeringen.

Napels, 24 Febr.

Gisteren morgen heb ik Rome vaarwel gezegd; de reis hierheen was alleraangenaamst, eerst een uur ver langs de oude waterleiding Claudia en vervolgens de Campagna door, die wat beter gecultiveerd is dan vroeger, doch waar nog te weinig boomen zijn. Bij Tusculum, waar

-ocr page 25-

19

Cicero eene mooie villa had, komt men weêr aan do bergen en daar wordt hot landschap mooi. Tot Velletrie hooft de spoor den ouden rijweg gevolgd, doch van daar ging het vroeger langs do zee en nu door eene breede vallei tus-schen de bergen in; bijna den geheelen weg langs do zeer schilderachtige hooge witte toppen dor Appenijnen en rechts de bergen wat minder hoog, doch hier en daar ook nog met sneeuw bedekt. Overigens in den trein warm, moestal alles open, terwijl in Rome de lucht nog steeds koud was. Wij hebben een minuut of tien to Ceprano opgehouden, waar ik een broodje mot worst nam, overigens goed, maar die knoflook! hot beviel mij niet, ofschoon ik er eens doorheen gegeten heb. Om vier mu- waren wij hier. quot;Wat is Napels toch schoon, wat vind ik de zee en den Vesuvius toch prachtig, de rook stuift er niet uit met do haast van een stoompijp, maar trekt er zoo bedaard en statig uit op en vormt dan een reeks van wolken. Gisteren avond bon ik in het groote theater St. Carlo geweest. Wat een schitterende zaal on welk een ruimte. Ik heb „il Trovatorequot; gezien, er werd goed gezongen, daarna een ballet, dat wat lang duurde, en alle balletten komen zoowat op hetzelfde neer. Ik ben van middag in de Duitsoh-Zwitsersche kerk geweest; de moderne dominé stelde de gerustheid van Christus, bij den storm op het meer, tegenover den angst der apostelen. Toen ik uit de steeg den hoek omsloeg en door de straat op de Villa Eeale en de zee zag, met een mooien palmboom in den voorgrond, was ik getroffen door de schoonheid van het gezicht. Het was als een prachtige tooneeldecoratie, maar nog schooner. Rome heeft veel schoons, maar Napels overtreft het ver.

Er wordt hier natuurlijk veel over de houding van den

-ocr page 26-

Paus gesproken en geschreven. Men houdt hem voor iets coneilianter dan den vorigen.

jNr(y)c?s, 25 Febr.

Gisteren bezocht ik de wandeling de Villa Eeale. Wat een menschen! Mrn maakt hier veel quot;work van ilo kleeding, maar de dames zijn toch minder knap dan in onze noordelijke streken, wat zwaar en bruin. Er was mooie militaire muziek, evenals te Rome op den Monte-Pincio. Maar meer nog dan de muziek, heeft mij het aquarium, dat er vlak bij is, aangetrokken. Dit is allerbelangrijkst, vooral wegens de lagere zeedieren. Al [j n oog viel vooral op twee soorten van medusa's (zoo ik meen, is dit de naam), de eene sooit gelijkende op een champignon of parapluie ter grootte van een kinderhoofd; het dak (zoo zal ik het maar noemen), wit met bruine franjetjes, houdt zij steeds in beweging en schijnt aldus haar voedsel in hot water te vinden. Een ander soort was nog oneindig fijner, een nauwelijks zichtbaar plat slangetje als een lint, zoo kol en fijn als spinrag, steeds in beweging. Ook is er een sidderaal, die, als men hem boven en onder het lijf tegelijk aanpakt, schokken geeft als een electriseer-machine. Lang heb ik ook op do sponzen gekeken en op de kreeften, die zoo wonderlijk met hunne pooten en sprieten werken; en op den inktvisch, een leelijk beest, met zulke slangachtige armen.

Van morgen heb ik het museum gezien. Wat een rijkdom! De meeste zaken van Pompeji worden hierheen gebracht, ook het groote mozaïk is nu hier, dat ik de vorige keer nog in Pompeji zag. Men kan hier de gezichten van alle Romeinsche keizers leeren kennen. Verder waren er mooie mozaïken en schilderijen op den muur en allerlei gereedschap, sieraden, levensmiddelen, brooden als tid-

-ocr page 27-

21

banden, die wel zwart geworden zijn, maar den vorm bewaard liebben. Men kan zoodoende de Pompejers in Minne manieren nagaan.

Van middag naar Pompeji por spoor; liet station aldaar is vlak bij een der poorten. Ik ben er geweest met een Duitsclier, dio als officier van gezondheid naar Batavia gaat met liet schip „Prins van Oranjequot;. Hij had in Holland reeds de laatste plaats gekregen; het was dus reeds geheel bezet en ik zal eene andere gelegenheid moeten zoeken. Ik heb Pompeji met veel genoegen weergezien; 't is toch een knappe stad geweest, niet veel grooter dan Zwolle; het had toch twee theaters en een heel groot amplütheater, waar heel Pompeji wel plaats had. Er is nu ook een klein museum, vooral belangrijk door de afgietsels der gevonden lijken; men ziet hoe de menschen in onderscheidene houdingen door den dood verrast zijn. Ongelukkig begon het te regenen, daar was ik in het geheel niet op verdacht geweest, het had in zoo lang niet geregend, de parapluie was thuis gelaten, we zijn dus met een vroegeren trein teruggekeerd.

Den geheelen avond heb ik toen in het café de 1' Europe doorgebracht. Ik kwam er aan het praten met een heer Domains van Dantzig, die een dozijn talen spreekt en de geheele wereld bijna doorgereisd heeft. Hij heeft mij van Eusland, Perzie, Egypte en Zweden verteld.

Dinsdag 20 Febr.

Het geheele museum nog eens doorgewandeld; er is zóóveel, dat men er wel een paar dagen kan doorbrengen. Ik heb den secretaris van het museum eene visite gemaakt en naar Sepontinmn gevraagd; hij zegt dat het foppage is, niets van beduidenis.

-ocr page 28-

22

Wat waren de gezichten van daag mooi; de top van den Vesuvius in de wolken en beueden aan den voet stonden de huizen in helder zonlicht. Later trok er een bui over, terwijl de zon hier nog scheen; zoodoende was er een prachtige regenboog. Van middag de eerste doperwtjes gegeten, op Sicilië gegroeid; het is daar nog warmer dan hier.

Woensdag 27 Febr.

Van daag kleine wandelingen in de stad, vooral langs de zee gemaakt, en informaties voor de verdere reis genomen.

Dofldprdag 28 Febr.

Ik ga de groote reis aanvaarden; ik heb plaatsgenomen op de „Asiaquot; van de reederij Eubattino. Van middag half zes zullen wij in zee gaan. Zondag zal de huldiging of kroning van den Paus plaats hebben; als ik nog te Rome was, zou ik do reis nog wat uitstellen, maar liet is zeven uren sporens en ik zou er veel tijd mee verliezen. Het is ook de vraag of er wel feest van zal zijn; het „te Dernnquot; is laatst zoo tegengevallen en op mijne vorige reis heb ik de Eomeinsche feesten prachtiger gezien dan ze nu wellicht zijn zullen.

Ik sprak hier straks in het koffiehuis een kapitein, Plas en zijne vrouw; ze zijn van morgen met de „Prins van Oranjequot; gekomen, die van middag de reis naar Indie vervolgt.

28 Febr. Aan boord der „Asiaquot;.

Om half zes, den bepaalden tijd, kwam een schuit met brieven aan boord, en kort daarna kwam het schip in beweging; het is mooi en ruim en mijne hut is een aardig kamertje, maar ik ben in de eerste klasse alleen met eeue

-ocr page 29-

23

Engelsche dame, die naar Caïro gaat. Er zijn enkele reizigers tweede klasse en op liet dok een troep passagiers; sommigen weten zich wel aardig te nestelen onder een soort van tenten.

Men kon nog zien tot wij den Vesuvius voorbij waren, die echter boven in de wolken gehuld was, en nu ziet men de lichten nog, even terrasvormig boven elkander als men over dag de huizen ziet.

TVi uur. Nu is Napels verdwenen, wij varen Capri voorbij en zijn dus in hot ruime sop; er is een beetje beweging in het schip, doch van weinig belang. Ik vind het zeevaren toch zeer pleizierig. Op het dek is nu niets meer te zien, maar in hot salon is het zoo prettig licht.

Do Engelsche mevrouw zit haar courant te lezen, dat zal ik ook eens gaan doen. Een courantenjongen kwam nog even vóór liet vertrek aan boord, zoodat wij ons voorzien konden. Om acht uur thee. Mijne reisgenoote weet mij nog al inlichtingen te geven; zij is reeds tweemaal in Egypte geweest.

Messina, 1 Maart.

Ofschoon ik eerst gedacht had mij niet op het van roevers wemelende Sicilië te wagen, ben ik hier to Messina even aan wal gegaan met een boot vol medereizigers van allerlei nation. Wij hebben daar in de eerste plaats de kathedraal gezien, waar nog al menschen waren, ofschoon er geen dienst was. Men gaat lüer om twaalf uur heen, om de horologes te regelen; er is namelijk een klein gaatje in den muur, waardoor eene zonnestraal om 12 uur op een kruisje in den vloer valt. Voorts de Gregorius kerk, vanwaar men een overzicht over heel Messina heeft. Het zijn prachtige kerken en mooi marmer en mozaïk. De stad ligt

-ocr page 30-

allerliefst, maar valt natuurlijk bij Napels af; ook is het er niet al te zindelijk. Zo is nog al tamelijk groot, men vertelde ons van 130,000 inwoners; ik daclit niet dat ze zoo groot was.

Van morgen ben ik vroeg opgestaan om het eilandje Stromboli te zien met zijn vuurspuwenden berg, doch hij rookt slechts evenals de Vesuvius. De invaart van de straat van Messina is allerliefst. Scylla en Charibdis zijn niet vreeselijk meer, men kon alleen eene kleine beweging in het water zien.

Aan boord, reede van Messina. Het is jammer dat wij ons zoo gehaast hebben; in plaats van twee uur zal het vier worden voor wij vertrekken; er zijn vele koopmansgoederen te lossen. Ik heb aangenaam kennis gemaakt met een priester hier uit Messina, die te Eome woont. Ik zag hem eerst voor eenen doctor aan; hij zegt vrij te zijn om zich te Ideeden zooals hij verkiest en over 't geheel vrij, daar hij van zijn eigen gold leel't. Hij had als vriend van de Falloux, bij dien aan tafel, een tijd lang geleden Pecci, den tegenwoordigen Paus, ontmoet. Hij roemde zeer diens schranderheid en voorzichtigheid, terwijl hij slag had om zich te schikken. Toen hij bisschop van Perugia was, heeft hij zonder mee te doen, de revolutie zoo goed doorleefd: „sa viverequot;, zegt de priester; hij moet ook een goed Latijnsch vers maken. Hot speet mij dat de priester niet verder meeging; hij was ook een goed taalman; ik heb met hem mijn Italiaansch nog wat verbeterd. Ook heb ik kennis gemaakt met twee heeren uit Venezuela, IJbarra, generaal, en Saavedra, juris doctorandus. Wij gaan ein-delijk verder. Om 4 uur uitmuntend gegeten en lang getafeld. Weer op het dek komende, zie ik den hoogen Etna, boven geheel in sneeuw gehuld; toch zou men van

-ocr page 31-

kier gezien, niet zeggen dat hij 10,000 voet hoog is; hij loopt zoo langzaam hellend op. Op hot oogenblik zon men hem ook niet voor eenen vunrspinvenden berg aanzien, hij rookt zelfs niet. Wij zijn nu niet ver van de plaats, die voor de Euiter zoo noodlottig geweest is. Wij gaan nog de kust langs tot Catania en dan recht op Egypte aan.

Half negen. Daar valt het anker voor Catania; men ziet alleen de gaslichten; wij blijven stilletjes aan boord. Na anderhall' nnr de reis voortgezet.

Zaterdag 2 Maart.

Om 7 uur op; niets dan lucht en water, ook geen sclüp te zien. Helder weer, maar wat koeler dan bij Sicilië. Het wordt nu zoo'n regelmatig weinig afwisselend leven. Om 7 uur koffie, 9 uur ontbijt als een klein diner, 4 uur middageten en S uur thee met beschuit. Ik wandel het dek nog al eens over, 100 meter lang, 10 breed; de schroef brengt ons 10 mijlen (ruim 3 uur) in het um- vooruit. Omstreeks 50 man equipage, een dozijn passagiers; ik heb wel aangenaam gezelschap. De eene heer uit Venezuela is een zeer ontwikkeld man en er is ook iemand uit Napels, die in Egypte zijn fortuin wil zoeken. Wij praten nog al eens op het dek; zij zijn goed op de hoogte van de Italiaansche litteratuur en wij leenen elkanders reisboeken; zij waren zeer ingenomen niet mijn Baedeker voor het Heilige land. Van middag was de zee wat woeliger, zoodat ik een Ahnung van zeeziekte kreeg, maar het diner heeft mij weer klaar gemaakt; de wind is intusschon weer gaan liggen.

3 Maart.

Heerlijk weer! De zee is al te woelig om veel te sclirij-

-ocr page 32-

26

ven, maar ik heb er overigens geen hinder van. Wij zijn nu (5 uur) op de hoogte van Creta (Candia), maar het is wat ver (35 mijlen) om den berg Ida te onderscheiden.

4 Maait.

Candia is weer verdwenen, lucht en water, donkerblauwe zee met krullende schuimtoppen. Wij hebben nog maar drie schepen gezien; de kapitein zegt, dat er weinig schepen varen, ter zake van den oorlog.

5 Maart (8 uur 's morgens).

Daar komt de groote vuurtoren van Alexandrië, do Phare l), (waar ze allen naar genoemd zijn) in het gezicht, daarna windmolens, een mastbosch en een zeebreker van steen of betonblokken zooals te IJmuiden.

De kust is nagenoeg vlak, doch een paar paleizen van den Onderkoning en de palmboomcn leveren toch een aantrekkelijk gezicht.

Alexandrië.

Me voila en Egypte! Ik ben goed aangeland. Bij liet aankomen in de haven een geweldige drukte: Egyptenaars van allerlei kleur hebben een tijd lang om ons gevochten, dat hooren en zien verging. Eindelijk kwamen wij in oen boot, die ons bij liet bureau der paspoorten bracht en toen bij de douane; visitatie niet erger dan bij ons. Het eerste binnenkomen in de stad valt niet mee, alleen de hoofdstraten geplaveid, overigens mac-adamwegen. Hier (Hotel de l'Europe aan de Mehemet-Ali-plaats) ziet liet er goed uit.

!) De tegenwoordige vuurtoren staat niet meer op het vroegere eilandje Pharos, maar aan den ingang der westelijke haven.

-ocr page 33-
-ocr page 34-
-ocr page 35-

27

Na een kop koffie gedronken te hebben, ging ik eens een unrtje alleen ronchvandelen; eerst naar de rechtbank, hier dicht bij, waar een advokaat aan 't pleiten was in het Fransch; vervolgens langs de haven naar de naald van Cleopatra, een heel oude obelisk, een prachtig stuk graniet, maar hij staat ongelukkig half in den grond; zijn buiuman is nu naar Londen vervoerd. Ze stonden vroeger te Helio-polis (On). In de beurs, die niet zoo grandioos als to Amsterdam, maar goed is ingericht , heb ik in eene der bijzalen op een sopha wat uitgerust.

Ik merk toch dat er ook mooie straten in Alexandrië zijn. Men ziet lüer gewone rijtuigen, maar ook vele ezels worden bereden, vlugge beestjes.

Nu en dan kwam ik een troep kameelen tegen met een zwarten Bedouin of Nubiër er achter of boven op den bult van een zittende. Een wonderlijke verscheidenheid van kleuren: blanke, bruine en zwarte menschen, met hoeden, fez of tulband op.

Den Consul-G-eneraal Anslijn heb ik niet gevonden, hij is te Caïro, maar den Consul van Lennep heb ik gesproken. In het consulaat woont ook de rechter Binckhorst, dien gijheden wel kent. Hij was zeer verrast, toen ik hem bezocht. quot;Wat heeft die liet liier getroffen, 15000 gulden tractement! Ik heb een toertje met hem gereden naar de zuil van Pompejus, een prachtige reuzenpilaar, zoo hoog als een toren; daarna langs de plaats, waar vroeger de beroemde bibliotheek was en vervolgens langs het Mahmudie-kanaal, waar een menigte vaartuigen lagen. Hij wil mij van avond afhalen, om naar liet theater te gaan. Het is toch aardig, een vriendelijk landgenoot te vinden in den vreemde, en het vreemde is hier wel opvallend , een geheel andere wereld; die palmbosschen zien

-ocr page 36-

28

er zoo vreemd lüt; huizen met platte, dus voor ons oog geen daken en dan Arabische en Grieksohe opschriften. Een apotheek heet hier phannakia. Ook zag ik caffeneion panhellenikon, wat langwijlig in plaats van Café Grec. Het heeft iets vreemds voor mij, dat klassieke Grieksch zoo voor alledaagsche dingen gebezigd te zien.

Wat zien die inlandsche vrouwen er wonderlijk uit, men ziet alleen de oogen; tusschen de oogen hebben zij een koperen of gouden machinetje, waarmeê de sluier aan het kapje op 't hoofd bevestigd is.

Men heeft het hier goed wat eten betreft, nog altijd de vleeschpotten; wij hadden van middag ook nog patrijzen en op het dessert bananen, die ik niet eer gezien heb; ik keek eerst naar mijn buurman, hoe ik ze behandelen moest; zij lijken wat op kleine komkommers, groen en wit; men trekt er het vel af en eet het weeke middengedeelte, dat meelachtig , maar toch sappig en geurig is. Na den eten lekkere Turksche koffie, met het dik er bij. dat ik echter maar in het kopje gelaten heb. Men heeft hier zeer goed water, dat in poreuse kannen helder en koel wordt, 's Avonds kwam B. mij afhalen en reden wij naar het Zizinia-theater, waar een gemaskerd bal was, heel druk, en aardige, dwaze costumes; allo dames beneden in 't parterre en op 't tooneel gemaskerd, behalve ééne mooie Griekin. In de loges zitten andere heeren en dames. B. stolt mij aan twee Grieksche dames voor, die zeer goed Fransch en Engelsch spreken. De Pacha zit ook in zijn deftige loge dat dwaze spel aan te kijken, maar in zijn betrekking behoort hij er ook wel te zijn; de opbrengst van het feest is voor de Turksche gekwetsten.

Wat het klimaat betreft, van morgen zeer hef, warm met een frisch windje, maar rijkelijk veel stof; tegen den

-ocr page 37-
-ocr page 38-
-ocr page 39-

29

avond heeft liet flink geregend, met vrij zwaar onweder. Ik hoor, dat het hier nu in het voorjaar ten minste ééns in de week regent; liet is hier het droge Egypte nog niet.

Cairo, 0 Maart.

Ik heb het belangrijkste van Alexandrië gezien, ben van morgen 10 uur van daar vertrokken, om 4 mu- hier aangekomen. Wat is mij het weer gisteren namiddag en van daag tegengevallen, regen en koude, maar nu is het hier toch weer helder en zal het wel gauw weer warm worden. Iemand hier uit de buurt, van Triest geboortig (hij is directeur van een katoenfabriek, dat wil zeggen, waar de katoen gezuiverd wordt), vertelde mij, dat het klimaat in 20 jaar zoo veranderd is; nu telkens regen en dan ook kou. Van Alexandne af is het land ook niet overal vruchtbaar. liet zoute water van 't meer Mareotis bederft ook nog de oevers; in 't Oosten schijnt zout zeer nadeelig te werken. Aan het station Kefr es Zayat bij don groeten Nijl-arm naar Eosette, heb ik haastig gegeten. Kort daarna waren wij te Tanta, een knappe stad met GO,000 inwoners; een paar stations verder reden wij over den tweeden Mjl-arm naar Damiate. Overal ziet men Ideine kanalen en de boeren bij de waterraden of eenvoudig scheppen met een emmer aan een langen stok, die op een paal om een as draait; zij kunnen er handig mee omgaan. quot;Wij zien veel vee op de klaverakkers en hier en daar katoen zaaien. Deze cultuur is sedert den Amerikaanschen oorlog zeer toegenomen; ook wordt er in de laatste jaren veel suikerriet verbouwd. De Nijl is nu erg laag; de Mjl-annen zijn niet meer dan de IJssel; over een maand of wat zal dat heel anders zijn.

Ik ben op het Consulaat geweest, de heer Anslijn was

-ocr page 40-

30

er niet, ik zal liem morgen kunnen spreken, maar ik heb den Consul van hier gesproken, Dntilli, die eens met mij naar liet museum zal gaan. Caïro lijkt een mooie stad, ik hoop er spoedig van te vertellen. Ik zal nu alleen iets van mijn logement zeggen, het Hotel du Nil; ik heb een goede kamer en het bevalt mij in alle opzichten goed. Hot ligt in het Arabisch gedeelte; mot de hoofdstraat minski, op de manier als de Kalverstraat te Amsterdam, is het door een vrij lange steeg verbonden ^; een uitgestrekt gebouw, rondom een grooten tuin, waar de meeste kamers op uitkomen en daarin een lüosk, waar de couranten liggen. Na den eten gaat men in den tuin een cigaar rooken en dan komen er verscheidene kooplui met allerlei mooie zaken, waar ik ook van zal meebrengen. Er zijn misschien 150 logeergasten, meest Engelschen en Duit-schers. Ik maak er kennis met een Professor Bergmann uit Weenon en eenige Engelschen, waarmee ik eenige toeren zal doen.

7 Maait.

Van morgen met moeite den weg uit hot bed gevonden. Men is hier in de ledikanten door een gazen behangsel geheel ingesloten, om geen last van de muskieten te hebben. Men had mij gisteren avond gewezen, hoe ik er in en uit kon komen, maar nu kon ik van morgen toch in 't eerst den weg niet vinden.

!) Do meeste straten in Caïro zijn culs do sao, men kan slechts in ééne richting naar eene hoofdstraat komen. In de laatste jaren zijn de doorloopende hoofdstraten met een paar vermeerderd, die a la Hausman doorgeslagen zijn; de boulevard Mohammed Ali zal prachtig worden. Tot nog toe worden de straten niet geplaveid; men zegt, dat de zonnestralen daarop heeter terugkaatsen.

-ocr page 41-

31

8 Maart.

Gisteren morgen ben ik bij den lieer Anslijn, onzen Consul-Generaal, geweest, die mij in de eerste plaats beloofd heeft, dadelijk naar Alexandrië te zullen schrijven om do brieven. Ik heb mij heel aangenaam met hem onderhouden; toen wij van den Khedive spraken, vroeg hij of ik lust had aan hem voorgesteld te worden, wat ik aangenomen heb; ik vind het aardig, den tegenwoordigen Pharao eens te spreken. Verder ben ik gisteren voormiddag met een paar Engelsehen naar de Citadel geweest, twee prachtige moskeen gezien, van Sultan Hasan, een type van Arabische bouworde en van Mehemet-Ali; de laatste is allerprachtigst, zij doet aan de Pieterskerk denken en is van albast gebouwd, een steen, die uit Opper-Egypte, Beni-Suef, aangevoerd is; daarnaast een paleis van den Khedive, dat nu meestal leeg staat. Van de Citadel heeft men een verrukkelijk gezicht over de stad en naar de Pyramiden. Wat zijn het toch gevaarten, over een paar dagen hoop ik ze te zien. Iets lager heeft men het gezicht op de Kalifen- en Mamelukken-graven, meestal gi'oote moskeen. In de middeleeuwen was het gebruikelijk , dat ieder Sultan van Egypte een graf-moskee voor zich bouwde, vandaar die massa.

Gisteren middag ben ik op een ezel naar Heliofiolis gereden (het Ou in den bijbel, waar de vrouw van Jozef van daan was); het was de heilige stad, met een menigte tempels en Obelisken.

Wat kunnen de ezels hier loopen en de menschen ook: de ezeljongen liep achter mij aan en soms reed ik een rijtuig voorbij en een kameel mot gemak, al moest ik tegen den man, die op den bult zat, hoog opzien. Het is een

-ocr page 42-

32

lieve weg, een heel eind ver, een voorstad van villa's en de weg meestal met mooie boomen beplant.

Van Heliopolis is niets meer overgebleven dan een groote Obelisk, 20 meter lioog, die een eind ver in den grond zit, midden in het land; er is slechts een paadje om heen bloot gemaakt l}.

Gerst stond daar reeds in de aren. Op eenigen afstand ziet men eenige heuvelen, waar de oude tempels en huizen onder liggen. Wat zal het er in Jozefs tijd hier anders mtge-zien hebben en eenige eeuwen vroeger nog. Josefs tijd valt omstreeks 1700 voor Christus en de Obelisk is volgens de hieroglyphische opschriften door Usertesen, twaalfde dynastie, dus omstreeks 2000 vóór Christus opgericht.

Ik heb mij wat opgeMscht bij een Franschman, die een restauratie heeft te Matarije, bij den boom waar de heilige familie onder zal gezeten hebben op de vlucht naar Egypte. Hij woont hier zoo geheel alleen onder de Arabieren. Hij heeft mij zijn tuin laten zien; hij had voor een jaar of wat den grond, drie feddan 1 bunder 20, voor GOOO francs gekocht en er toen een huis bij gebouwd. Ei1 groeit heel wat op; nieuwe aardappelen aten ze alle dagen, dat gaat hier het heele jaar door; de doperwten liepen op het eind; ook verbouwt hij gewone en cactusvijgen, die rondom uit die groote ronde bladen groeien; ook tabak, waar hij zeer mee in zijn schik was; ik vond er echter min of meer een luchtje aan. Als de Mjl hoog is, kan hij het grootste gedeelte van zijn tuin naar believen bevloeien; maar er komt wel eens ruzie met de buren. Bij lagen waterstand

') Men heeft in do hoogte van den aangeslibden grond boven het oorspronkelijk grondvlak eenige, doch zeer vaage aanleiding voor de berekening van den tijd dor stichting. De dikte van het jaarlijksclie Nijlslib kan nog al varieeren.

-ocr page 43-
-ocr page 44-
-ocr page 45-

33

zooals nu, en voor hot hoogste gedeelte, bevloeit hij uit een put, zoo groot als een kamertje, 5 nieter diep, (het doorgesijpelde Mjhvater daalt zelden meer dan 4 meter onder de oppervlakte); een rad, waaraan bakjes bevestigd zijn, haalt het water op en giet het in een goot, vandaar wordt het over het land geleid. Hij had hot netjes in orde en een ezel trok het met gemak; de ezel loopt rond en draait een rad, dat in het waterrad vat. De boeren binden in plaats van bakken kruikjes aan de waterraden, die heel goedkoop zijn; ze komen uit Opper-Egypte en men laat ze den Nijl afdrijven in de manier van een houtvlot. Bij Niebuhr (reis naar Arable) vindt men de waterraden afgebeeld; hij heeft getrouw beschreven, het meeste is nog in denzelfden toestand, 's Avonds hoorde ik van alle kanten het gekreun en geknars van die waterraden; de constructie laat bij do boeren veel te wenschen over.

loon ik in de stad terugkwam, was er een geweldig .hondengevecht. De honden zijn hier onafhankelijk, ze leven van den afval; geen menscli schijnt ze goed of kwaad te doen, maar ze zijn niet wijs genoeg om vrede onder elkaar te houden; ik zag er nog al wat die op drie pooten hinkten, lliuis komende, vond ik een kaartje van mijnheer Anslijn, dat wij morgen om lu uur bij den Khedive verwacht werden. Van morgen reden wij dus op den bepaalden tijd naar het paleis Abidin, de kawas met den zilveren stok naast den koetsier. Wij kwamen eerst in de receptiekamer, waar een paar prinsen waren, Tewfik en een jonger broertje. AV ij hebben er een paar woorden mee gewisseld, toen wij naar boven geroepen werden. De Khedive is een flink, niet groot maar stevig man, met schrandere oogen; hij was zeer vriendelijk. Wij hebben over het gelijke en ongelijke van Holland en Egypte en vooral over

3

-ocr page 46-

34

de droogmaking van liet Mareotis-meer gesproken, dat wel schijnt te zullen doorgaan 'j. Hij zeide dat liet op enkele punten drie meter, maar grootendeels slechts éen nieter diep was. Na een klein kwartiertje gingen wij heen, doch hij riep mr. Anslijn nog terug en de kamerheer bracht mij toen in de kamer daarnaast, en stelde mij voor aan den minister van buitenlandsche zaken, Cherif-pacha, die heel behagelijk bij den haard zat. .Ta, ze stoken nog bij den Khedive. Wat een knap man die minister, een bijzonder gunstig voorkomen, en hij zag er zoo frisch en onbezorgd uit, alsof hij zich de moeilijkheden van zijn ambt niet aantrok. Nu, hij heeft het ook zoo moeilijk niet als zijn collega van flnantien 1). Spoedig kwam mr. Anslijn mij halen, we gingen de andere zaal weer door en namen voor goed afscheid.

Later heb ik den Nijl eens in oogenschouw genomen; hij heeft nu vooral niet meer water dan de Eijn. De over-

1

) Ik vond den financieelon toestand betreurenswaardig. Me-hemet-Ali en zijne opvolgers, Ismael in het bijzonder, hebben in vele opzichten Egypte zeer vooruitgebracht, maar er is te veel geld uitgegeven. Voor kanalen, spoorwegen en de bevordering van eenige eultures waren do uitgaven veelal goed gezien, maar vele waren ook inproductief; zoodoende kwam er vertraging in de betaling, een malaise, die de zedelijke kracht der regeering ondermijnde en naar mijn inzien de aanleiding tot de volgende ongelukkige verwikkelingen is geweest. Ook de verkoop der Suez-aandeelen zal hiermede wel in verband gestaan hebben.

Het meest deert mij het lot der fellah's, de boerenstand, werkzame menschen, die te weinig van do rijke oogsten overhouden. Het belastingstelsel is er al te zeer ontwikkeld. Maar dit is een oude kwaal in Egypte. Do overigens zoo voortreffelijke Jozef heeft in dit opzicht al te goed voor zijn Pharao gezorgd.

-ocr page 47-

35

stroomingen van don Nijl zijn vrij geregold. De Witte Nijl, die van onder den evenaar komt, voert het gelieele jaar door een nagenoeg gelijke massa water af. De blauwe of troebele Nijl, ten zniden van Abyssinië, en de Atbara, ten noorden, zwellen in Juni, Juli en Augustus door geweldige regens en vormen dan als het ware een tweede verdieping, in Nubiëvan 14, in Caïro van 7 meter. Laag water is bij Kaïro omstreeks 5 meter, hoog water 12 meter plus A P. Laten wij hier, zoo ver van Amsterdam, zeggen: boven de Middellandsche zoo. Stijgt de Nijl niet hoog genoeg, dan komt er hongersnood. De regen is in Egypte onvoldoende voor den plantengroei. In Beneden-Egypte regent het voel minder dan bij ons; in Boven-Egypte bijna nooit, en door den kalkaehtigen bodem en sterke zon is er veel vocht noodig.

Vervolgens heb ik de huilende derwischen in gezelschap van drie Engelschen gezien. quot;Wat is dat een vertooning, beneden de critiek! Er stonden een 25 of 30 van die monniken, meest met lange loshangende haren, in een halven cirkel, altijd door diep voorover te buigen; één in het midden, die zich na eenigen tijd weer door een ander liet vervangen, dien hij uit den kring haalde, terwijl hij er zelf weer inging, zooals bij de kinderspelen. Telkens stootten ze een geloei uit als wilde beesten. Een in den kring draaide een tijd lang als een tol in het rond. Toen werd er wat op oene fluit gespeeld en hard op trommen geslagen, dan was het een schrikkelijk spectakel! Van 't zingen en prevelen verstond ik natuurlijk niets; alleen hoorde ik nu en dan Mahomed, dat kwam er vaak in voor. De gids of dragoman, zooals die hier heet, vertelde mij dat Mahomed dat zoo ingesteld had. Mij dunkt, hij is daartoe te verstandig geweest.

-ocr page 48-

3G

Van daag gingen wij in Oud-Caïro ^ een paar Koptische kerken zien, erg joodsch, de vrouwen achter venstertjes; er waren twee bijbels, één in liet Arabisch en één in het Koptisch met Grieksche 1) letters. Het speet mij dat ik met den priester niet kon spreken; do noodige taalkennis ontbrak ons.

Van daar gingen wij de moskee van Amr zien, de oudste in Caïro, maar ook vrij vervallen. Het is eene ontzettende ruimte met 3GG pilaren. Aan den ingang staan er twee zoo dicht bij elkander, dat volgens de Muzelmannen slechts

1

) Het is overigens hot Grieksche alphabet, maar met 5 eigene Koptische karakters, uit het demotisch schrift ontleend.

De Kopten (Aiguptoi Egyptenaren) worden voor het zuiverste ras, afstammelingen der oude Egyptenaren, gehouden, die bij de invasie der Arabieren Christenen bleven. Zij bewaarden hun godsdienst en daarbij hun taal, die zich nu echter tot de kerk beperkt. Zij zijn nog steeds monophisieten en nemen alleen do goddelijke natuur van Christus aan. Hun taal heeft het verstaan der Oud-Egyptische schriften mogelijk gemaakt. Men rekent dat er thans nog omstreeks 300,000 Kopten in Egypte zijn.

-ocr page 49-

37

een rechtvaardige er floor kan. Ik kwam er natuurlijk met glans door.

Aan den westkant, waar men inkomt, is slechts ééne zuilengalerij, ten noorden en zuiden drie en ten oosten zes. Wij zouden dat gedeelte een kerk van zes schepen of beuken noemen. De opene ruimte in het midden is nog meer dan honderd meter lang en breed.

's Avonds pleizierig naar de muziek geluisterd in den Esbekyé-tuin, liier dicht bij. Er werd bij afwisseling Arabische en Eiu'opeesche muziek gespeeld; de tuin is allerliefst, bij wijze van Tivoli, maar groot met veel water. Men heeft veel moeite met het gazon; het wordt onophoudelijk besproeid; gras groeit in Egypte slecht, maar veel soorten van boomen, inheemsche en vreemde, groeien uitstekend. Er zijn onderscheidene koffiehuizen; in de Arabische zie ik veelal een verteller aan het woord; het publiek luistert attent en barst telkens in lachen uit. Op een hoog grotwerk is een Belvedère, vanwaar men den geheelen tuin overziet; beneden in de grot is een aardig koffiehuis, waar ik een narghiléh (groote waterpijp) gerookt heb. 't Bevalt mij niet best, zulk rooken is een zwaar werk.

0 Maart.

Van morgen eens uitgerust, alleen eene visite aan het consulaat gemaakt. Van middag met de Engelsche heeren naar het paleis Gesirch geweest; het is eigenlijk een buiten met drie paleizen, vlak aan den Nijl, allerprachtigst, nog mooier dan het winterpaleis van den Khedive, waar ik audientie had. Dit Gesirch houdt de Khedive nu als paleis voor vreemde sonvereinen; Eugenie heeft er ook gelogeerd. Er is ook eene menagerie, eene menigte leeuwen •).

!) De leeuwen worden spoedig daarna verkocht.

-ocr page 50-

38

Ik lieb er ook den eucalyptus leeren kennen; wat groeit die snel. Voor een jaar of vijf geplant gelijken ze al op de wilgen op den Borg, meer dan 30 voet hoog. Het blad ruikt zeer sterk; het moet even goed als quinine tegen de koorts zijn. Ik heb er van in mijn koffer gelegd.

10 Maart.

Van morgen met mijnheer DutUh naar het museum geweest. Wat een schatten en wat kunstige zaken; men ziet er uit, dat Egypte vóór 4000 of 5000 jaar een heel beschaafd land was. Mettertijd zal men de geschiedenis en de geographie van Egypte weer bij elkaar krijgen; doch vooralsnog is er veel duister. Het dagelij ksche leven leert men nog al gemakkelijk kennen, doch hunne godsdienstbegrippen zijn nog moeilijk te vatten.

Ze zijn zeker zeer godsdienstig geweest, hadden hunne gedachten zeer op het volgend leven gevestigd, doch vat-teden liet wat materieel op. Het museum heeft teveel om te beschrijven; ik breng de beschrijving der voornaamste zaken mee, door Mariette den chef, die afwezig is. De tweede directeur, Yasalli, en de derde, Brugsch, hebben ons rondgeleid. Wat schrift en taal betreft, dikwijls voorkomende texten, als van het doodenboek, lezen de Egyptologen gemakkelijk, maar om een nieuw gevonden geschiedkundig opschrift te lezen, heeft soms nog heel wat in; geen wonder, er zijn niet 24 letters, maar 2000 teekens i). Het museum heeft zelf eene stoomboot op

') liet oppervlakkig denkbeeld, dat ik van schrift en taal gekregen heb, deel ik hier mede:

1. Het hieroglyphenschrift, dat oorspronkelijk wel zuiver beeldschrift zal geweest zijn, is in de oudste beeldschriften, van twee a drie duizend jaar vóór onze tijdrekening, reeds in hoofd-

-ocr page 51-

39

-

S I

den Nijl, om het gevondene over te brengen. Er is eene bepaalde aideeliug voor het oude rijk en de Hyksos; overigens geen zoo scherpe afdeeling. De oudste beelden schijnen portretten, de latere meer stijf, conventioneel.

Van middag heb ik de bibhoteek gezien, met prachtige korans; één heel oud, kort na Mahomed geschreven, één met gouden letters, etc.; ieder blad is een geheel schapen- of bokkenvel.

ÏTa den middag in de schubra allee gewandeld, de pantoffelparade. De harem-dames zijn lichter gesluierd dan dc vrouwen van minderen stand, die men op straat ziet; ik heb er toch maar twee gezien, die zoo weinig

!

' I

i I

zaak phnonetisch, dat is: het beeld driikt don klank uit dor eerste letter van het woord, dat het beeld voorstelt, een arend beteekent a, een leeuw l\ doch het komt ook nog wel voor, dat hot beeld do volle ideographisehe waarde heeft, zoodat arend of leeuw ook arend en leeuw moeten gelezen worden. Meermalen wordt ook een beeld oi toeken achter oen woord gevoegd, om eene twijfelachtige beteekenis te bepalen. Wanneer b.v. een woord een dier en ook oen afgetrokken denkbeeld kan beteekc-non, wordt or eon vel met een staartje achter geteekend, wanneer het dier bedoeld wordt. Zoo ook een reuMeschje om aan te duiden, dat het woord betrekking op den reuk beeft, een vaatje om aan to duiden, dat wijn bedoeld wordt. Ook zijn er ver-scheidone teekons, dio een goheele lettergreep, enkele zelfs twoo lettergreepen voorstellen: oen schaakbord heet men, een kever dieper. Maar er zijn meerdere beelden voor één letterklank. Voor u vindt men soms een arend, soms een bijl, en m verloop van tijd zijn de teekens zoo vermenigvuldigd, dat ze op 2000 geschat worden. Dit maakt het lozen moeilijk. Do beste Egyptoloog is met do 2000 teekens niet zoo vlug als met 24 letters. Toch zijn sommige koningsnamen gemakkelijk te lezen, b.v. Chnfu (Cheops) wordt uitgedrukt door een donker schijfje = c/i, een kuiken = u, een slak = f, en weer een kuiken = u. Chafra (Cephren) door een cirkel met een middenpunt = ra.

-ocr page 52-

40

gesluierd waren, dat men de trokken goed zien kon; jonge vrouwen of meisjes, die er heel lief uitzagen. Vóór de rijtuigen van die dames loopen twee hardloopers, die men hier sais noemt, (voor gewone rijtuigen slechts één); twee blanke of bruine ruiters rijden vóór en twee zwarten achter de koets. Het was er zeer druk van daag; er stonden meer dan 100 sais aan het begin der baan; men laat ze daar uitrusten; als de rijtuigen terug komen, stellen ze zich weer in beweging, en dan gaat hot in vollen draf. Ik zette mij daar voor een koffiehuis en zag er een handel aan. Iemand kwam er met twee kameelen met klaver beladen; na lang loven en bieden en onderzoek van de waar, terwijl het kameel op den grond geknield lag.

een tookon dat oen brood of een koek schijnt voor to stellen -dm, on slak _ f. Men moet hierbij weten dat uit eerbied voor den zonnegod, ra steeds voorop gesteld wordt; dit wetende loost men Chafra en niet Eaeliaf.

De koningsnamen vallen in liet oog door oene omlijsting op eene patroon gelijkend, dio men daarom gewoonlijk cartouclie noemt. Mon leest van boven naar beneden en van links naar rechts. De omlijsting der koningsnamen hoeft nog al liijgedragen tot de ontcijfering der hieroglyphen. Men kwam op bet denkbeeld dat de omlijste naam op de tafel van Rosette (die bij de Fransohe expeditie in 1799 door kapitein Bouchard gevonden was en een hieroglyphiseli, demotisch en Grieksch opschrift bevatte) Ptole-maeus moest zijn. Champollion vond op een obelisk te Pbilae denzclfden naam en daarnaast een anderen, die hij kon veronderstellen dat Cleopatra moest zijn. Hij vergeleek ze en vond voor de letters in beide namen voorkomende dezelfde teekens, met kleine zweving slechts in de klinkers. Die teekens bekend zijnde, leidden tot de ontdekking der anderen.

Het hieroglyphiseli schrift is steeds voor monumenten gebezigd. liet maakt eene schoone vertooning, maar werd lastig voor langere schriften. Men kwam daarom tot:

2. het hieratisch of heilige schrift, voor godsdienstige en

-ocr page 53-

41

was eindelijk do koop gesloten, en moest het kameel weer opstaan; dit scheen met de zware vracht lastig te zijn, het kreunde, om medelijden mee te hebben. Vreemd, dat men in Egypte geen wagens gebruikt; alles pakt men op ezels of kameelen.

Ik heb een visite gemaakt bij mr. van Bemmelen, lid der internationale rechtbank, en bij hem en mevrouw een aangenaam uurtje doorgebracht. Nog al een en ander van de Egyptische toestanden gehoord; 't was interessant mevrouw van een receptie in den harem te hooren vertellen.

Het viel mij van avond op, dat de maan zich liggend vertoont en ik verbeeld mij dat bij ons de wassende maan steeds rechtop of schuins staat. Nog is mij opgevallen,

wotensohappelijke werken. Men teekende om b.v. ccn uil uit to drukken niet moor een gelieele uil, maar een paar trekken dio op eon uilenkop geleken; eonigszins in de manier waarop do Trojanen Minerva uitdrukten. Voor dagelijkseh schrift was het nog to lastig. Men kwam dus tot:

3. liet demotisoh volks- of briefschrilt (zooals liet op de tafel van Eosette voorkomt), dat nog vereenvoudigd is. In plaats van een uilenkop schreef men een liggende gt; ;

4. Eindelijk in den ehristelijkon tijd het koptische schrift mot Grieksche letters, maar daarbij nog vijf demotische.

Wat de taal betreft is het eene gelukkige omstandigheid dat ze betrekkelijk weinig veranderd is. Ik merk op dat wijn bij de oude Egyptenaren arp, in het koptisch erp heet; ahu rundvee nu in het koptisch ehoou geworden is.

Eenigc taalverwantschap heb ik vermoed bij ra, de zon en rex, roi, regeeren, en lüj cheper waarvan lettors en zin niet ons kever overeenkomen.

Nog ten slotte zie ik in de vergelijking van den Griokschen («i Egyptischen text op de tafel van Eosette en do obelisk te rhilae eenig bewijs dat de Grieken «i als het Fransche ai of nagenaeg onze e hebben uitgesproken. Ptolemaios worde in het Engyptisch weergegeven als Ptolemees.

-ocr page 54-

42

dat de grijze of ■winterkraaien, zooals wij ze noemen, hier het geheele jaar door wonen.

11 Maart.

Van daag een moeilijke dag, maar veel belangrijks gezien. Met drie Engelschen naar Sakkara; met ezels van 't logement naar het station, aan de overzijde van den NijJ, gereden, een uur ver; toen met de ezels op den trein tot Bedraschen en daar weer opgezeten. Hier was liet oude Memphis, waarvan geen hius of tempel is overgebleven, niets meer boven den grond. Wij zagen eerst het kolossale beeld, ruim 50 voet hoog, van Emnses 11, maar het staat niet meer op zijn voetstuk, hij ligt voorover in den grond; men heeft hem echter zoover bloot gelegd, dat men het gezicht zien kan; men kan het een fijn besheden gelaat noemen, wat joodachtige trekken. Vervolgens hebben wij het Serapemn gezien, de begraafplaats der heilige stieren, een zeer lange gewelfde gang. Tor zijde de grafkamei's der Apis; ik ergerde mij er over, hoeveel werk en moeite die prachtige doodkisten gekost hebben. Een paar hebben wij nauwkeuriger gezien; de deksels waren op zijde geschoven en de Apis verdwenen; 1) de kist en deksel ieder uit één stuk graniet, van binnen en buiten gepolijst; die groote gevaarten om een stier te bergen, sommigen met eenig schrift. Men Idimt er met een ladder tegen op en wij hadden verscheiden kaarsen; het is namelijk onder den grond en heel warm, de gemiddelde temperatuur in Egypte, omstreeks 78 graad Fahrenheit. Eindelijk het grafhuis gezien van Ti, een minister van een der oudste Pharao's, 5e dynastie. Dat is alleraardigst om het beeldhouwwerk,

') In 't museum te Munchen keb ik later een gezien.

-ocr page 55-
-ocr page 56-
-ocr page 57-
-ocr page 58-
-ocr page 59-

43

bas-reliefs op de imiren, slechts even ingebeiteld, doch scherp van omtrek. Het gelieele leven der Egyptenaren is er op voorgesteld, eenvoudig, maar keurig bewerkt. Ti zelf komt meermalen voor en zijn vrouwtje, veel kleiner; zijn kudden koeien en schapen; ploegen en oogsten; hoe hij op den Nijl vaart; het melken zijner koeien; het slachten, het voederen van de ganzen, wie een balletje deeg in den bek gedrukt wordt. !)

Wij hadden proviand mee, die wij in het huis van 31a-riette genuttigd hebben; zelden heeft mij do wijn zoo lekker gesmaakt. Wij waren haast uitgedroogd in die zandwoestijn. De graven heeft men in Egypte steeds zooveel mogelijk op den hoogen dorren rotsgrond aangelegd. Op dezen toer kwamen wij eene menigte pyramiden voorbij, maar die veel geleden hebben en ook veel minder groot zijn dan die van Gizeh. De trappenpyramide is nog al belangrijk; aan den voet vond ik veel agaten, die uit de kalkstcenen gevallen waren; die schijnen zich, evenals de vuursteenen, waarmede ze veel gelijkheid hebben, in de kalkrotsen te vormen. De rit was wat lang; van 't huis van Mariette eerst nog een eind ver over de zandige heuvels en toen het vette Nijldal door; maar do dorpen bestaan uit ellendige hutten. Om 5 uur weer thuis, moe en stijf van 'trijden.

12 Maart.

Van daag met mijnheer Dntilh, zijn neef en professor Bergman van Weenen, naar do pyramiden van Gizeh. Wij reden er in 1 Vi uur heen, langs een goeden weg, tot aan

') I'1 een ander graf worden ongeloofelijke getallen van koeien eu schapen vermeld. Zou de bedoeling ook kunnen zijn dat men al die weelde en schatten aan den overledene in de andere wereld toewenscht?

-ocr page 60-

44

den voet der woeste hoogte, waarop ze gebouwd zijn; wat worden die pyramiden trotsclie gevaarten, als men er dichtbij komt; de grondlijnen 700 voet lang, de loodrechte hoogte 500 voet. Onze gastheer, de consul, ging met zijn neef wat jagen, terwijl de professor en ik in do pyramide van Cheops gingen; erg warm en een heel gekruip, om in de beide koningskamers te komen, de eene omstreeks 50 voet boven de andere. Wat zijn die steenen mooi bearbeid; de bovenste heeft een vlak, de onderste een dakgewelf. In de bovenste koningskamer een leege sarcophaag, de deksel is zelfs verdwenen.

De granietbekleeding is een kunstwerk; de zoldering bestaat uit 9 platen, ieder ruim oen meter breed en 5 meter G4 centimeter lang; do onderste grafkamer, 100 voet onder don beganen grond in do rots gehouwen, is nu niet toegankelijk. Toen wij er uitkwamen, kregen wij een goed dejeuner, in een paleisje, dat voor de gasten, voornamelijk voor keizerin Eugenie, gebouwd is, tijdens de opening van het kanaal. Daarna gingen wij den Sphinx zien, die uit de natuurlijke rots gehouwen is, maar slechts het hoofd boven 'tzand heeft; een geweldig gevaarte, 75 voet hoog; daarna in den tempel er dicht bij; grootsch maar eenvoudig , vierkante pilaren zonder ornamenten, met platte steenen gedekt. Daarna ben ik alleen op de groote Cheops-pyramide geklommen; dat alleen te verstaan in betrekking tot ons gezelschap. Twee Arabieren namen mij bij de hand en één schoof achterna; het is lastig, omdat de steenen ruim één meter dik zijn, zoodat de stap wat hoog is; mijne lange beenen kwamen mij goed te pas. Ik heb er omstreeks 20 minuten over geklommen en één van mijn geleiders had het even te voren in 5 minuten gedaan, voor den uitgeloofden prijs van één franc. Er is boven een

-ocr page 61-
-ocr page 62-
-ocr page 63-

vrij groot vlak, waar ik heerlijk op uitgerust en rondgezien heb. Aan den eenen kant de woestijn, die tot Ma-rok ka doorgaat, aan den anderen kant het mooie groene tapijt van het vette Nijldal en Caïro er achter; vlak achter Caïro het Mokattamgebergte, waar al die steenen van daan gekomen zijn, want de geheele pyramide is van gehouwen steen. Bij het afklimmen hadden mijn geleiders mij va% nog meer dienst kunnen zijn; twee steunden mij weer en de andere had zijn tulbanddoek mij om het midden gebonden, aan liet eind vast. Die kerels zijn sterk, als ik voorover gevallen was, zou hij mij toch nog gehouden hebben. Beneden was liet druk; een menigte Arabieren, die oudheden verkochten, ook meer dan 100 tom-isten; er ging echter geen een naar boven, maar ik hoorde toch dat nu en dan enkele Engelsche dames naar boven geklommen zijn met behulp van houten trapjes, die den stap do helft lager maken. De beide andere pyramiden zijn niet te bc-klimnien, ik had aan die eone ook mijn bekomst; die van Cophren er naast is wel kleiner, doch daar zij op een hooger vlak staat en den top nog heeft, vertoont zij zich zelfs iets hooger; die van Mykerinos is slechts half zoo hoog. De oud-Egyptische namen der drie pyramiden van Gizeli zijn; Chufu, Chafra, Menhera. Ten zuiden der Cheopspyramide zijn nog drie kleine pyramiden en ten westen van die van Mykerinos ook drie dergelijke.

Na nog een lekker glaasje wijn gedronken te hebben, reden wij weer naar huis. Ik heb de pyramiden bewonderd , maar zoo ik de macht had, zou ik hot niet op mijn geweten willen hebben er één te hebben laten bouwen! Wat hebben die gevaarten een menschenlevens gekost, duizenden hebben er jaren aan gewerkt.

Het oordeel over de pyramidebouwers wordt zeer ge-

-ocr page 64-

4G

wijzigd, naarmate men aanneemt dat daarbij godsdienstig gevoel en de grootheid en eer des lands in aanmerking gekomen zijn, dan (zooals hot gevoelen der meeste oude schrijvers is) slechts aan zelfzucht en ijdelheid te denken is. Ik geloof' dat het licht der geschiedenis tot nog toe te zwak is om dit te beslissen.

Het is een aangename, interessante dag geweest; wij hebben dan ook onzen consul in warme bewoordingen onzen dank betuigd.

14 Maart.

De processie der terugkeerende karavaan van Mekka door de stad zien trekken, begeleid door eene afdeeling van blanke (eigenlijk lichtbruine) en eene van zwarte troepen, ieder mot een muziekkorps. De zwarten waren grooter en hadden ook betere houding dan de lialf blanken. Wij hadden eene goede plaats in een winkel; daarna op ile Citadel de revue gezien, de Khedive en pacha's tegenwoordig; eindelijk de oplossing der processie en verdeeling onder de pelgrims van het tapijt, dat van Mekka met de karavaan teruggebracht is in een mooi tentje op een kameel. Het vorig jaar was het met de karavaan ei- heen gezonden, 's Avonds feest op de vlakte bij Boulac; er staan hier een menigte tenten, meerendeels om als moskeeën dienst te doen; 100 a 200 muzelmannen doen daarin, al voorover buigende, hunne gebeden. Ook zijn er zeer smaakvol gemeubelde tenten voor den Khedive en de pacha's, terwijl de prinsessen in de koetsen blijven zitten en telkens in de dichte menigte vastraken; men kan ze dan, zonder gevaar van stokslagen, zeer van nabij zien; het terrein is schitterend verlicht en er wordt onophoudelijk vuurwerk afgestoken.

-ocr page 65-

47

Hot is de gclieele -week reeds feest geweest, maar van avond is hot de laatste dag, behalve dat morgen middag de cheik te paard over de devote pelgrims rijdt. Jammer dat 'wij er niet bij kunnen zijn, alles is door Cook voor de reis ingericht. Ik mis helaas mijn horloge, dat mij in het gedrang gerold is.

Na lang overwogen te hebben of ik met een gids apart dan met liet reisgezelschap van Cook zon gaan, tot het laatste besloten.

Wij vertrekken morgen niet 18 personen over Ismaïlia naar Port-Said, Jaffa, Jerusalem.

Port-Said, 10 Maart.

Wat is het een genot als men een tijd lang onder halfbeschaafde menschen of althans vreemde omgeving verkeerd heeft, eens weder op Hollandsehe manier te leven! Dat is hier hot geval. Prins Hendrik heeft het goed gemaakt.

Wat eene nitmuntende inrichting hier; het is een Hol-landsch hotel, eerste rang, en rekening gehouden met het klimaat; er loopt een arcade omheen, waar de wind zoo aangenaam doorspeelt. De andere nationaliteiten vinden het hier dan ook volkomen naar hun zin. Het was gisteren een recht pleizierig aankomen, na een tamelijk moeilijke reis gehad te hebben. Om 9 uur per spoor van Cairo ^ door liet land (lozen. Men rekent dat dit bij On (Helio-polis reeds begint; het strekt zich van daar tot Ismailia uit en wordt dan oostwaarts breeder, doch do juiste grenzen zijn niet aan te geven. De spoorweg loopt meestal

') Aan het station werden wij door den vertegenwoordiger van Cook gemonsterd en op de rol gebracht.

-ocr page 66-

48

langs den zoom der woestijn, doch gaat liet vruchtbare land in naar Zagazig en dan weer naar don zoom, waar men denkt dat Pitora lag. Dichter bij Ismailia zal Ramezes gelegen hebben. Het nieuwe zoetwater-kanaal iiit den Nijl heeft den vruchtbaren grond nu weer uitgebreid.

Om 5 uur aangekomen te Ismaïlia. Toen op een klein stoombootje, als haring gepakt. Over dag in den trein 85 graad, maar op hot bootje koel genoeg; anders een prettige vaart. Ismaïlia is oen oase in de woestijn, met een mooi gezicht op hot Timsah-meer, dat wij eerst doorvoeren; toon in liet kanaal, iets doch weinig broeder dan het Amsterdamscho. Wij hebben geen schip ontmoet, maar de groote baggermachines, die hier en daar liggen, bewonderd. Om lialf twaalf met oen stoombootje van 't hotel, van de aanlegplaats afgehaald, en toon een heerlijke kop thee met vrij wat er bij. Het zou wel tijd geweest zijn naar bed te gaan, maar ik heb nog oen pijp opgestoken en bon do Hollandscho couranten gaan lezen.

Ik heb van morgen eerst oen visitie gemaakt bij den heer Brouwer, onzen consul, en toen inkoopen gedaan in den Bazar, hier in het hotel, en zend nu van hier mijn goed en souvenirs van Egypte; ik heb er maar eens op ingeslagen in Cairo. Ik had nog veel willen schrijven, maar do tijd is haast om, ik heb wat veel besteed met schelpen zoeken van morgen. Van middag om C uur gaan wij op de boot naar Jaffa. Ik zag op de twee pleintjes of tuintjes in het hotel, bloemperken schijnbaar met gras er om hoen en vroeg aan den knecht, of men geen moeite had mot het gras. Och mijnheer, zegt hij, dat lijkt maar zoo, wij zaaien tarwe en snijden ze nu en dan af; als het leelij k wordt. spitten wij liet om en zaaien op nieuw; gras wil hier niet groeien.

-ocr page 67-
-ocr page 68-

48a

Soliip Argo, Oostenrijksohe Lloyd.

Wij varen weer zoo liefelijk over de Middellandsche zee met een schip vol passagiers. Om zes uur verlieten wij Port-Said. Het is toch een aardige plaats, die nieuwe schepping in liet dorre zand, zelfs met oen aardige publieke tuin, die men jardin Lessejis genoemd heeft. Er zijn nu reeds 10,U00 inwoners.

ij voeren eerst een tijdlang' tusschen de havendammen van zware betonblokken; de westelijke, bijna een half uiu-lang, moet voornamelijk de haven voor verzanding bewaren.

Nu moot ik u nog eens oen en ander van de laatste dagen te Caïro vertellen, ik heb er van avond zoo goed de tijd voor.

Eergisteren heb ik de groote moskee cl Azhar gezien, de academic voor theologie en rechten. Bij hot binnenkomen zag ik hoe men in een voorvertrek eenige nieuw aangekomene studenten het haar knipte, dit schijnt men voor de studie bevorderlijk te achten. Vervolgens in eene groote opene ruimte, waar eenige professoren (Scheclis) college gaven, met gekruiste beenen op een strooma tje zittende en 12 a 30 studenten er om heen hoorende en sommigen ook schrijvende. Enkele studenten zaten apart al vooroverbuigende hun koran-les te leeren. Ter wederzijde van dit binnenplein zijn afgeschotene vertrekken voor de onderscheidene nationaliteiten. Er komen hier studenten uit verre streken. Uit geheel Afrika, Turkije, Syrië, zelfs enkelen uit Indie. De bedekte ruimte is nog veel uitgestrekter, acht rijen pilaren scliragen deze enorme zaal; hier zitten eene menigte professoren te leeraren met troepjes studenten om zich heen.

Wat de vakken van onderwijs betreft, verneem ik, dat begonnen wordt met een soort van propadeusis, Arabische

-ocr page 69-

48/;

grammatica, wat rhetorica en logica. De hoofdzaak is de godgeleerdheid, de eigenschappen Gods volgens den koran. Eindelijk de rechtswetenschap. De beginselen des rechts volgens de regelen in den koran voorkomende ol' daaruit afgeleid, en de toepassing van de rechtsregelen volgens verzamelingen door rechtsgeleerden, eenigszins in de manier der Pandecten. De el Azhar is eene der grootste, zoo niet de grootste academie der wereld, 320 professoren en ruim 10,000 studenten.

Van de academie ging ik naar den Bazaar, waar ik de mooie kleedjes gekocht heb, in een heel eenvoudig winkeltje, maar met prachtige zaken. Ik werd uitgenoodigd in den winkel te komen zitten en toen werden mij de zaken voorgelegd; ik zocht er eenigen uit en de dragoman ging voor mij aan hot onderhandelen. Als men wat bij elkander koopt, daalt de prijs ten slotte nog al belangrijk beneden den eersten eiscli.

Terugkeerende liep ik nog even in eene gewone lagere school, uiterlijk zoo te zeggen volkomen gelijk aan de onzen , behalve dat de jongens, die hun les leerden, ook al voorover bogen.

Van liet karavanenfeest heb ik reeds geschreven, dat vond ik zeer interessant. Toen wij het voorbijtrekken in de stad gezien hadden, haastten wij ons naar de Citadel om de revue te zien. Do artillerie weerde zich daar druk. Het was aardig de blauwe rookkringen te zien opstijgen na het schot. Generaal IJbarra zegt, dat men die kringen krijgt wanneer men den mond van liet stuk met vet insmeert.

Wij lieten van die hooge Citadel onze blikken nog eens weiden over de stad, liet groene Nijddal en de pijramiden.

Ik heb in Egypte veel genot gehad; het ligt nu achter mij, morgen hoop ik het heilige land te betreden.

-ocr page 70-
-ocr page 71-
-ocr page 72-

49

17 Maart.

7 uur. Heerlijk geslapen, zooals gewoonlijk aan boord.

8 uur. Het heilige land in het gezicht.

9 uur. Men onderscheidt reeds do bergen van Judea. Hoevelen wensehen en hoe weinigen valt liet te beurt, die kust te aanschouwen. Met dankbaarheid gevoel ik dit voorrecht.

Jaffa.

Gelukkig aan land gekomen, de geweldige branding-door. Het is hier een geluk bij Cook's partij te behooren. Zijn vertegenwoordiger zorgt overal voor. Na een kwartier roeiens geland bij het hospitium latinum, toen een eind ver door de stad, tot wij bij de rijtuigen kwamen, die voor ons klaar stonden, daarmee naar Jeruzalem-hotel. Wat 2Jïaehtigo cactusheggon en oranjobosschen vol heerlijke sina's appelen.

Na ons wat versterkt te hebben gaan we weer naar de stad. Joppe. (Jaffa) is een vrij knappe plaats, beter gebouwd dan de kleinere steden van Egypte. Het huis van Simon gezien, waar Petrus woonde; liet huis van Tabitha, het Armenisch klooster, daarin de fontein, die men zegt dat Napoleon vergiftigde om van de Turksche zieke gevangenen af te komen? de bazars en de Schotsche zende-lingssehool, eene uitstekende inrichting, waar wij't onderwijs in t Arabisch bijwoonden. Ook zongen de kinders voor ons liedjes in beide talen; liet Engelsch klinkt toch ^ eel zachter dan het Arabisch. Er wordt hier namelijk, zooals in de meeste zendelingscholen in liet Oosten, Arabisch (de landtaal) en daarbij ook een Europeesche taal onderwezen. Om drie uur zullen wij naar de Engelsche kerk gaan. Morgen begint de reis te paard en 's nachts onder tenten, reclit oostersch! W ij hebben hier een ge-

4

-ocr page 73-

50

makkelijken en recht aangenamen dag gehad. Joppe valt mee, vooral het Duitsch kwartier, waar ons hotel is, en wat een mooi land! De Schotsche zendelingdames hebben ons boven van het platte dak van hare inrichting een prachtig gezicht doen genieten. De goheele omtrek is één oranjetuin.

De kerk was zeer modest, een matige suite in een huis, maar toch groot genoeg; er waren 25 hoorders. Tekst Hebr. 13 v. 14. De dominé sprak in de inleiding over het voorrecht van het heilige land te betreden, waar de Zaligmaker geleeitl heeft, doch dat hot rijk van Christus nog zoo klein is, hier en over 'talgemeen nog zoo onvolmaakt; dat wij echter vertrouwen moeten, dat dit rijk zich zal uitbreiden en ieder vooral zoo gelooven en handeion moet, dat wij burgers van het hemelsch Jeruzalem kunnen zijn. Do zendelingonderwijzeressen speelden zeer goed op 't Serafine-orgel en hielden stuur in het gezang, dat men wij goed kon meezingen. De Duitsche kolonie heeft geen dominé, maar ieder, die moed en kracht heeft, kan een voordracht houden; zij komen 's morgens bij elkander. Later zijn we sina's-appelen in een tuin gaan eten, aangeregen; er zijn hier twee soorten, de gewone, zooals bij ons, en een soort, 3 maal zoo groot, beide heerlijk! Ik zou graag een kist willen sturen, maar ze zouden niet goed blijven, zo worden veel van hier naar Caïro gezonden. Het is mij opgevallen, dat hier, in zoo te zeggen duin-grond , druiven en vijgen groeien. De vijgeboomen krijgen bladeren, de druiven nog niet. Ik hoor later, dat onder het zand vette grond is.

Nu ga ik nog eens even naar de zee en dan eten en vroeg naar bed. Morgen zal het wel een vermoeiende dag worden, en het zal wel eenige dagen duren, eer ik weer

-ocr page 74-

51

een brief kan afzenden. Ik zal er nog' maar weer een paar woordjes bijvoegen.

De Duitsche kolonisten noemen zicli tempeliers. Hun hoofdgedachte is de voorselniften van liet nieuwe en, zelfs met de noodige wijzigingen, van liet oude testament in do maatschappij in praktijk te brengen, alsook om hot heilige land weer bewoonbaar te maken, (zij hebben koloniën to •Jaffa, Jeruzalem en Haifa) en schijnen daarin uitmuntend te slagen. Hun hoofd is de heer Hofman, broeder \an den predikant Hofman te Berlijn. Ik hoop, dat liet him voortdurend goed mag gaan. Als zij er op don duur maar veilig zijn!

Jeruzalem. 29 Maart.

Zoo hob ik dan het hoofddoel mijner reis bereikt, dankbaar bij de aanvankelijke vervulling mijner wenschen. Ik zal wel niet een opgewonden genot hebben als do kruisvaarders , de vroegere pelgrims en de eenvoudige Grieken uit de buiu't en Russen, die nu nog in grooten getale in de Paaschweek hot heilige land bezoeken. Er is daarin te \eel dat ik niet met den geest van Christus kan overeenbrengen. Maai' ik hoop toch met hartelijke belangstelling do plaatsen te bezoeken, waar Christus leefde, leerde on leed. !)

') Dat men zich aangetrolvken gevoelt door plaatsen, waar gebeurtenissen hebben plaats gehad, waarin men belang stolt, ligt iu do menschelijke natuur. Dat aantrekkelijke zal dus ook eene nuttige strekking kunnen hebben, doch behoort als iedere natuurlijke neiging, door de rode, en voor den Christen door den geest van Christus bestuurd en beperkt te worden. Eenzijdigheid en overdrijving streeft liet doel voorhij. Ik gevoelde voldoening voor mijn godsdienstig gevoel in Gethseniané, doch in do kerk van het Heilige Graf en op den kruisweg word liet meer verstoord dan voldaan. Het vermoeden en soms do zekerheid quot;van onechtheid kan hiertoe ook iels bijgedragen hebben.

-ocr page 75-

Zijn leer blijft steeds een licht voor ons; Hij heeft ons in nadere betrekking tot den Hemelschen Vader en ook tot elkander gebracht, eene zedeleer verkondigd, die nooit zal verouderen. Ook stel ik mij voel voor van herinneringen on ophelderingen van de ganscho geschiedenis en tic plaatselijke gesteldheid.

Wij zijn zaterdag morgen van Jaffa vertrokken, om tien uur. Een karavaantje van twaalf personen, met 4 gewapende dragomans en een troep muilezels voor de bagage. Onze gidsen zijn: 1°. hoofdgids Barrattoni; 2°. Floyd, Amerikaan, die goed Arabisch en den Bijbel van buiten kent; 3n. Mafoud, een Syriër, die goed Fransch spreekt, en nog één, wiens naam ik nog niet gehoord heb. Wij reden op Arabische paarden, die de reis echter al wat vaak mee gemaakt hebben. Een der dragomans zeidenüj, dat het paardje dat ik bereed, voor een paai- jaar nog drie duizend francs zou gegolden hebben, doch nu wel met vier honderd zou betaald zijn. Wij reden eerst een half uur lang door oranjebosschen, en kwamen toen in de vlakte van Saron; mooie bouwlanden en een lief gezicht; in de verte, over een paar heuvelrijen, ziet men op dn hoogere bergen bij Jeruzalem. Wij hebben een paar uur van Jaffa middag gehouden; er werden op een paar tapijten vleesch, eiers, brood en sina's-appelen opgezet, waar wij met smaak in gegeten hebben. Na een uurtje weer opgezeten entoen even te Lidda opgehouden, om de mooie kerk van St. Joris to zien; in een krijpt een gTaftombe met het opscln-ift; Af 102 PEOPrEojN ; onderscheiden mooie schilderijen en vooral een zilveren bas-relief, waarop voorgesteld is hoe St. Joris den draak doorsteekt Toon nog een eindje ver-

') Oeorg van C'appadocie is ccn vreemde figuur in do ge-

-ocr page 76-

53

der naar Ramleh, waar wij in oen logement van de Dnit-sche tempeliers overnachtten; natuurlijk, na eerst rondgekeken en gegeten te hebben. Eon van do Engelscho dames vond het „delightful to dine on a houses topquot;; het avas heelemaal een Oostersch liuis, alles van steen on ge-A\elkl, het hout is hier zeldzaam en duur, bijna overal kan men in de nabijheid een steengroef openen, zoodat men licht dikke muren en gewelven kan maken, die ook nog beter tegen liitte en koude beschermen dan planken zolders. Wat ligt dat Barmloh lief, op oen hoogte met vruchtbare gronden, olijfboomon 011 cactusheggen. Wij zijn er nog op een ouden toren dor kruisvaarders geklommen, waar men een allerliefst gezicht hoeft en zeer volkan zien, het Philistijneiüand in, en zelfs in tegen-

schiodcuis. Er wordt van hom verhaald, dat hij in Cilicie, waar hij woonde, veel geld verdiend hebbende mot loverantien voor het leger, daarover in moeilijkheid kwam met do jxistitie en uitweek naar Egypte; dat hij in Alexandrio eene groote boekerij verzamelde en er tot bisschop gekozen werd; iu een oproer weggejaagd, doch door de openbare macht weer in zijn ambt hersteld is; onder de regeering van Julianus■ gevangen genomen, door de heidensohe bevolking met geweld uit do gevangenis gebaald en vermoord is. Ofschoon vroeger weinig bemind wegens zijn heftigheid en do zware lasten, die hij do gemeente oplegde, werd hij na zijn dood als martelaar en heilige vereerd, ook in de katholieke kerk, ofschoon hij Ariaan is geweest. Zie Gibbon III c. 23 en de daar aangehaalde schrijvers.

De legende maakt hem tot een Cappadocischen prins, zet hem te paard, geeft hem een speer in de hand en Iaat hem daarmee den draak doorsteken, om als Pei'seus een prinses te redden. Bij den draak zal men wel aan hot heidendom en in de kruistochten aan den Islam gedacht hebben; zoo schijnt hem do qualiteit van Christen-ridder to zijn gooctroieerd. Iu de nüi-deneeuwen was de legende meer gewild dan de critiek.

-ocr page 77-

54

overgestelde richting den berg Carmel, docli heel flairw. !)

Van morgen zijn we om half acht hier heen vertrokken. Eerst nog een paar uur in de vlakte, vervolgens de hoogte op naar Latrone, en even opgehouden te Kiriath-Jearim, dat nu Karict et Enab of Abu Gosh lieet; waar de Ark 20 jaar lang gestaan heeft.

Onder een paar mooie eiken gegeten, en toen ging hot de hergen op. Nog eens weer naar beneden, het dal Ajalons door en toen weer berg op, hoe langer hoe hooger en steenachtiger; slechts hier en daar oen wijngaard en wat olijfboomen, maar tusschen do steenen nog overal wat gras, en daartusschen allerlei bloemen en vooral mooie klaprozen, anemonen en mosterd niet de gele bloesems. Bovenop kwamen wij zoo wat in do wolken en werd liet heel koel. Jeruzalem ligt nagenoeg op den top der bergen. Het is mij aanvankelijk mee- en tegengevallen; de voorstad geheel nieuw en knap; eerst een joodsche kolonie, die ik hoor, dat door Rothschild gebouwd wordt; vervolgens het gesticht der diaconessen van Kaiserswerth, waar dr. Sandresky bij behoort, waaraan juffrouw Lis mij gerecommandeerd heeft, dien ik spoedig hoop to bezoeken; en het prachtige Russische kwartier, een stadje op zich zelf. De muren en torens der stad zien er heel deftig uit, maar wij krijgen geen algemeen gezicht op de stad en toen wij de Jaffapoort binnen waren, vonden wij een plaveisel zoo ongelijk, als ik nooit gezien heb. Wij zijn in hot hotel

1) Sommigen meenen, dat die toren tot een Arabische inrichting voor expeditie van goederen behoord heeft. Ik kan het niet beslissen, doch het is mij later opgevallen, dat de mooie toren der Grieksohe kerk te Smyrna veel gelijkenis met dien te Ramleh heeft.

-ocr page 78-

55

de l'Europe door Cook, onzen reisonderneemer, ingekwartierd , ook al een heel Oostersch luüs, geheel gewelfd. De meeste huizen hier zijn zooals dit, slechts voor de helft van twee verdiepingen. De kamers der tweede verdieping komen ieder op zich zeil' uit op het platte dak boven de enkele verdieping. Dit dak is door eene borstwering omgeven, die veelal met gebakken pijpen is ojige-metseld, waardoor de luchtstroom toegang vindt.

Het is een heel goed hotel. Wij zijn nog niet uit geweest, ofschoon wij reeds om vier uiu' aankwamen, allen vermoeid van den langen rit, en wat mij nog meer hindert, het is hier zoo koud. Daar Jeruzalem 2G0Ü voet hoog ligt, is dit bij ongunstig weer zoo vreemd niet. Toch is het Mei-tot gisteren mooi weer geweest, maar van daag zoo koud geworden. Het is licht te begrijpen, dat er in het voorjaar zidke snelle overgangen zijn. Zoolang de sneeuw nog op den Libanon en Hermon ligt, maakt de noordewind, die er overheen strijkt, het gevoelig koud; de zuide- en westewind daarentegen van de Afrikaansche woestijn en Roode zee, maakt het zeer warm. Ik hoop dat dit weer niet lang duurt, morgen zullen wij de stad eens door wandelen.

quot;Woensdag 20 Maart.

Van nacht stormachtig weer; de wind blaast erg op het hooge Jeruzalem; toch goed geslapen na den vermoeienden rit. Van morgen nog koud, mijn overjas is in Ramleh gebleven; gelukkig leent een menschlievend Engelschman mij er een. Om 9 uur met een Dragoman de wandelingen begonnen. Schuins over ons hotel de l'Europe het huis van David, nu de Citadel met 5 torens, en dicht daarbij het Mediterranian-hotel, waar Bathseba zal gewoond heb-

-ocr page 79-

50

ben, daarna hot Annenisch klooster, eengrootsclio im-ich-ting. Vóór de kerk, in plaats van klokken, twee metalen planken aan kettingen, die een kraclitigen klank geven. De kerk is aan Jacobus gewijd, den eersten apostel-martelaar; zijn graf is er ook; twee mooie stoelen, één voor Jacobus met een lampje er boven (niemand gaat er op zitten); er naast een iets minder prachtige zetel voor den patriarch. De kerk is een prachtig gebouw, de vloer met mooie tapijten belegd; liet onderste gedeelte met porseleinen tegeltjes bekleed, boven aan de wanden groote schilderijen van tapijtwerk. Ook zijn er steenen in gemetseld van den berg Sinaï en uit do Jordaan. Naast de kerk het klooster en bisschoppelijk paleis en eene belangrijke drukkerij.

Wij gaan van daar de Sionpoort uit naar de kamer met twee pilaren in het midden, waar liet laatste avondmaal zal gehouden zijn, en vlak daarnaast liet graf van David. De muzelmannen laten slechts een namaaksel zien, liet graf is beneden; zij houden dit voor zichzelf. Blijkbaar is dit gedeelte vroeger binnen de muren geweest; maar zijn dit werkelijk de beweerde plaatsen? Daarna de muren der stad langs, die weer flink in orde gebracht zijn; ruim 40 voet hoog, alles gehouwen steen. Langs de diepe vallei van Hinnom grootsch maar woest, waarin liet tophet was, de plaats waar de kinderen geotterd werden 1). Aan het einde van het dal Hinnom, de akker des pottebakkers, Akeldama, waar nu nog klei gegraven wordt; iets hooger

]) Vau het Hebreeuwsche Go Hinnom, bij verkorting voor ge bene Hinnom, do vallei der kinderen Hinnom, zal Gehenna, de Joodsclie hel, gekomen zijn. Zouden de Fransehen daarvan hun gêne hebben?

-ocr page 80-

uaujsiL

P

V^x^iT

H*KH tH t ü MCCB üju^

VOX *C

JERUSALEM.

vS-- . ftr.' \

\

(Jr.

i

quot;/

er

w

quot;(C-

1

tfl/

■'',V:

K.

quot;

ScKritt, »00

Meter

., ■___•

Abkikrzungen:

,/. .-f. OVdfe dex Josaphtrt u. Ahsalam J.Z. quot; desII. Jacobus u.tocJtaruix C. Cisterne, Gr. - 6rah, K. ' Ruüw. *. M. Wauinuihle-

\

k sir»

i

r,:

I

t.

ïberl

fl.

v«:

WaiseMhaus

'Mi: Bf

J (^ÊÊÊm

m'T

V\^

jÊÊr'*

vfe4=

I iiiti ]1

7(8

d / ,

c.

C.

Of.

' v *•

^v', gt;'•

•m'

%amp;, ' . ^ , ,

l^ïtdafjaim^ : .quot;' v j , , j ■SehlKinvct

JEsmt i

*

^M)flïï

liwfc^

iriijjiÉMta

Sogt*.

Cf\R'

Bibél-'to--

lOsaDHRCM» 'Ouvri

i

t

fcjrf.

lt;«

- X m *lt; '$0 \

' N0 ^ Cartm,#*

6-. ' . ■ -:. ,.

----^ ---nat

4 9 J ~X ' Jtissumsh* . * .

_•••.

A. .

^ err

'• tgs- Tj --a-v

a ..tf ^

V-C. ^ u .

Engl.

; v

2\S

. : t'.

*-S? y quot;' quot;

mhle.

■ i .

o»*** Z

i 0,w s-

A:;\

_ ^ ia * a

rtctenu^strr lt;

Muhanane dun-. ! WrWt

V gt;■ -■ ■ 'r,' ^ —

PI

.■ »at

Jl

[r«P

/ !quot;■

■ / |\\f ^

vel-!

i

iiüWl

\ . w,

m iÉü

el-

•V/-

i\; M'., ■ v.

m:

m/in

I

Kvj

L quot;

. iïiedfrlasswu/

Stêmbr

Ü'll

^ -

-C.,»

i

l

V

w

/-«, ^

Ni

i-

itf

m}^m

Cl-Ï 777 \ 1

C Der AbuTar

i-

ü Or.

R.

samp;

____..•. ^ ....J__

' M # M

\ $i Jb Mï

__ __ _

.

J-yuekty Joahs-Br. I-yuekty Joahs-Br. I

'',m

C.

(reot^ajiV Anst.-v. Wag-ner lt;■ Det-s, Leijni^.

Gpï r.fl.fflppfrt.

|llll|llll|!lll|llll|lll

-ocr page 81-

_____

-ocr page 82-

57

de bron van Siloa quot;Wij komoii nu in het dal van Jo-zapliat, waar wij den pilaar van Absalon zien en de graven van Jozaphat, Jacolms en Zacluarias, in de rots ge-homven met pilasters en eenig lijstwerk buiten op de rots; ze zien er vreemd en scliilderaclitig uit. Onze gids wijst ons ook in de verte den boom, waaraan Judas zieli opge-hangen heeft. Eens vooral begrijpt ge wel, dat do traditie niet volkomen vertrouwbaar is. Het graf van Maria vinden wij gesloten.

Na ons door oen lunch gerestaureerd te hebben, gaan wij het Russisch kwartier bezien met eeno groote kerk, hospitaal, pelgrimshuis, enz., tegenwoordig door de Duit-sche vlag beschermd. quot;Vlak voor do kerk is eene groote pilaar onder den grond, op de plaats uit de rots gehouwen. Rij nadere beschouwing blijkt, dat er een barst in is; men heeft hem daarom waarschijnlijk niet verder bewerkt en laten liggen. Velen meenen, dat hier ergens Golgotha geweest is, dat mij althans waarschijnlijker voorkomt dan in de kerk van het heilige graf, die wij daarna gezien hebben, bijna midden in de stad. Ware dit juist, dan zou Jeruzalem in Christus tijd kleiner geweest zijn

') Dezo bron, veelal Maria-bron genoemd, vloeit bij tusschen-poozen, naarmate van liet droge of natte jaargetijde, één- tot vijfmaal daags, op ongeveer dezelfde manier als de bron op do Villa Pliniana aan hot meer van Como. Men verklaart dit verschijnsel door aan to nemen, dat bet water zich in een holte in de rots verzamelt en als deze gevuld is, door een opening en kanaaltje, dat aanvankelijk naar boven gaat, in de manier van een hevel, afvloeit. Is nu het water in de holte gedaald tot de opening, dan houdt het afvloeien op, totdat het weer zoover gestegen is, dat het genoegzamen druk krijgt om door den hevel te vloeien. Ik moet bekennen dat ik, ofschoon beide bronnen gezien hebbende, er niet lang genoeg bij vertoefd hob, om het verschijnsel zelfstandig waar te nemen.

-ocr page 83-

58

dan nu; dit is niet aan te nemen. Waarschijnlijk was Jeruzalem wat grooter dan het nu is, wat meer ten zuiden en noorden uitgebreid, de natuurlijke gesteldheid, het tamelijk vierkant plateau duidt dit aan. De omtrek der stad, opgegeven door Jozephus 33 stadiën, ruim een uur gaans, komt dan ook goed uit. ^ Die kerk van het heilige graf is een verzameling van kerken en heilige plaatsen. Hoofdzaak en middelpunt is het graf, daar boven de hooge koepel, een prachtig stevig gebouw. Voor het graf staan waskaarsen als pilaren; er om heen vooreerst eene schitterende, bijna gouden Grieksche kapel, eene eenvoiidiger Latijnsche (zooals men hier zegt in plaats van Roomsche,2) Armenische, Abyssinische, Syrische en Koptische. De protestanten doen er niet aan. Maar er zijn nog verscheidene andere kapellen; van Christus gevangenis, van de doornenkroon, van Abraliam's offerhande, die vlak voor het graf is, iets verder een steen die het middelpunt dor wereld aanwijst, ter zijde van het graf de steen der zalving. Het graf is een klein gebouwtje op zichzelf, van binnen en van buiten alles wit marmer. Naar den Cal-varienberg, eenige trappen op; zilveren platen duiden de plaats aan waar de kruizen van Christus en de moordenaars zullen gestaan hebben; eindelijk naar beneden,waar Helena liet kruis gevonden heeft. Wij kregen ieder eene

!) Volgens de meeting van den afstand der Eomeinsche mijlpalen in 't zuiden van Frankrijk, zijn 1481 nieter 50 centimeter 8 stadiën, één stadie dus 185 nieter 18 uentinieter en do 33 stadiën 6110 meter. Zie het artikel van Ch. Lentherie, Canal de Beauvais a la nier, in de „Revue dos deux Mondesquot;, 15 Febr. 1880.

Stadie wellicht naar de lengte van 't Stadion te Athene.

'') In de sacristie worden nog hot zwaard en de sporen van Godfried van Bouillon vertoond; zijn graf is verwoest.

-ocr page 84-
-ocr page 85-
-ocr page 86-

59

waskaars, daar hot beneden donker is; men wordt er verbijsterd. Ik zou haast denken, dat men dat alles oorspronkelijk voor de pelgrims heeft willen voorstellen, zonder te beweren dat het hier zóó dicht bij elkander ook wezenlijk gebeurd is.

Dichtbij is het hospitaal der Johanniters, in 18G9 door den Sultan aan do Pruissen gegeven, een klein gedeelte dient als Duitsche ka2)el. De kroonprins heeft, naar men ons vertelt, het zelf in bezit genomen, toen de Pacha van Jeruzalem er mee draalde om hot in zijn bezit te stollen. Het is een uitgestrekt gebouw met groote kerk geweest en er is veel van bewaard gebleven; het zou met matige kosten weer te horstellen zijn. Ook hebben wij mot veel genoegen het klooster Eece Homo (ook Sion genoemd), gezien, een school van Eoomsche zusters, waar zelfs twee dochters van den Pacha onderwezen zijn. Belangrijk zijn hier de opgravingen tot op do oude straten van Jeruzalem, die onder een kolder gevonden zijn. Hier zal liet rechthuis (Pretorium) van Pilatus geweest zijn; do boog op het altaar der kerk zal oen overblijfsel van Pilatus' huis zijn. Boven op het dak konden wij bijna geheel Jeruzalem overzien. In het salon vertoonde oone der zusters ons prentjes en bloemen uit den omtrek, waarvan wij er eenige kochten tor herinnering. Daarna hebben wij de Via Dolorosa langs gewandeld; de eerste station van af de kazerne bij den tempel, de laatsten in de grafkerk. Men wijst er den indruk der hand van Christus, het huis van Veronica, den pilaar waar Christus viel, enz. Dicht bij de via dolorosa aan den voet van don tempel ter noordzijde de groote en diepe vij.ver van Israël. Dat hier hot Bad Bethesda geweest is, wordt door velen aangenomen, door anderen nog

-ocr page 87-

CO

al betwijfeld, die meenen dat hot ton westzijde van don tempel is geweest.

Morgen liepen wij naar Bethlehem, de Doode Zee en Jericho te gaan.

Van avond heb ik oenige aardige dingen van olijven-hout gekocht, die hier gemaakt worden. In de eenigste stoomfabriek die ik hier gezien heb, even bniten de stad, wordt het olijvenhout gezaagd.

22 Maart,

Gisteren zijn we met de karavaan, nu met zes personen versterkt, uitgetogen. Buiten gekomen, vertoonden de gidsen ons de djerid, kunstige toeren te paard. Wij reden langs het Joodsche gasthuis, door Mozes Montifiore geschonken, naar het graf van Rachel en om Bethlehem heen naar de vijvers van Salomo, drie vijvers, tot 50 voet diep, ieder van omstreeks 1 bunder. Wat hooger in de rots is de bron; de waterstraal zal ongeveer één decimeter middellijn hebben. Vervolgens langs de waterleiding van gebakken pijpen van af die vijvers, door de vallei van Etham naar Bethlehem, dat allerliefst op eene hoogte ligt. Het water loopt nu niet verder dan Bethlehem, vroeger naar den tempel.

Wij hebben in het Grieksche klooster gegeten en toen de kerk der geboorte gezien, zoo groot ongeveer als de grafkerk te Jeruzalem, doch schooner en vooral regelmatiger; zij zal uit den tijd van Constantijn zijn. Men wees ons in de krijpt de plaats der geboorte, dicht er bij de plaats der krib; er hangen 15 lampen om heen, G van'de Grieken, 5 van de Armeniers en 4 van de Latijnen. Vervolgens het graf van Paula en Hieronimus, alsook zijn studeerkamer, waar hij den bijbel zal vertaald hebben.

Na nog een uurtje besteed te hebben aan het koopen

-ocr page 88-

01

van gegraveerde schelpen en steenen, die hier veel gemaakt worden, reden wij verder.

Een half imr van de stad toont men ons het veld van Boas, dicht bij de grot waar de herders op Kerstnacht waren; hot is een vrij vlak tarweveld van eenige bunders, het eenige van tamelijke grootte, dat wij gezien hebben. Bethlehem handhaaft nog eenigszins zijn oxiden naam van vruchtbaarheid. Nabij de stad zijn de terrassen met kleine muurtjes bewaard gebleven; meestal zijn ze elders in Judea verwaarloosd en do grond weggespoeld van de rots. Over vlak liggenden kalksteen loopend, merk ik een vuursteen op, die zicli daarin vormt; een kern van harde vuursteen, ongeveer een halve voet in diameter en dan is in de wijdere kringen do overgang van kalksteen tot vuursteen niet juist te bepalen. Hij groeit er dus als 't ware in, doch eenigszins verschillend van dien in den St. Pietersberg bij Maastricht en op het eiland quot;Wight. Een uur verder waren wij op liet hoogste punt en zagen het blauwe vlak der Doode zee en daarachter de bergen van Moab; men kan hier ver zien, de lucht is klaarder dan bij ons. Nog een paar uur verder kwamen wij aan het klooster Mar Saba, langs en in de rotsen; er is een aardige kerk met eene verzameling van doodshoofden als in de kerk der 11000 maagden te Keiden. De monnik, die ons rondleidt, zegt dat Chosroes hier 14000 monniken en her-mieten heeft laten ombrengen. Toen wij dit getal hoog vonden, wees hij ons de menigte holen in de rots, die toen door hermieten bewoond werden. Het klooster was wel aardig om te zien, maar een versclu-ikkelijk trap op trap af; het bovenste en onderste gedeelte verschilt wel 200 voet. Hier en daar zijn heel kleine tuintjes, in één der-zelve een flinke palmboom, die een mooi effect maakt.

-ocr page 89-

Men wijst ons ook de grot, waar St. Sabas gewoond heeft in gezelschap van een leeuw. Volgens hot verhaal verzette de leeuw zich eerst, maar later hebben ze vreedzaam samengewoond.

Een kwartier verder vonden wij ons kampement van 20 tenten; ik heb er een met doctor Dubini uit Milaan, met wien ik zeer aangenaam zal samenwonen. Hij is een zeer ontwikkeld mensch.

Do tent is van binnen mooi kleurig Arabisch, van buiten wit zeildoek en goed ingericht, een tafel, twee ijzeren bedden en twee stoelen. Er is een salontent bovendien, waar ons een goed diner werd opgedischt, zelfs een plumpudding; wij hadden het ook wel verdiend na den langen rit. Van nacht stormde het geweldig. Wij hadden de tenten laag in liet dal aan de nu droge beek Kedron; hadden zij boven op den berg gestaan, dan waren wij er mee weggewaaid. De Kedron is hier reeds vrij breed; 's winters moet ze sterk stroomen; de steenen in de bedding helder wit; er zijn dan eene menigte watervallen. De beek daalt van even boven Jeruzalem, waar ze begint, tot de Doode zee bijna 4000 voet. i)

!) Dit cijfer duidt reeds aan, dat de waterspiegel der Doode zee beneden zeepeil ligt. Volgens de meeting eenor Ameri-kaansche expeditie bedraagt het verschil 1300 voet, terwijl de diepte op enkele plaatsen ook zooveel bedraagt. Het geheele Jordaandal ligt zeer laag; het meer van Tiberias ruim 600 voet beneden peil. Behalve do meer algeniecne krachten bij do vorming der ■ aardkorst, kan vulkanische werking tot deze uitholling hebben bijgedragen; ook hot smelten van zoutbeddingen of bet verbranden van asphalt, dat aan Sodom doet denken. Die naam schijnt nog bewaard in Jebel Usdum aan het zuidwesteind der Doodo zee. Ofschoon do Jordaan een groote massa water aanvoert, wordt dit door do verdamping opgewogen; hot is dan ook oen zeor warme streek.

-ocr page 90-

03

Van morgen (22 Maart) om zes uur op; zeer winderig cn regenachtig weer; toch na oon kort ontbijt, terwijl een paar gidsen de tent vast moesten honden, weer opgezeten. Gelukkig wordt liet allengs beter; oen mooie bergstreek; op smalle paadjes langs steile afgronden gereden; hi or en daar zien wij uitgestrekte velden roode en blauwe bloemen als een tapijt. Het kan dus nog wel een land van honig zijn, maar niet meer van melk; men ziet slechts zeer weinig koeien, ook weinig goed gras, maar in die woeste streken, behalve de bloemen, veel malve, mosterd en wilde haver. Van die bloemen gelijken sommigen op Idaprozen, andoren op anemonen. Na een uur of twee zijn wij in de vlakte. Op oen half urn- afstands van de Doode zee vond een van onze reizigers een nest met vier eieren, grooter dan eendeneieren; de vogels zijn dus zoo erg bang niet voor de Doode zee. Eindelijk houden wij halt aan liet noordereind, dat met een bad begint voor een van de Amerikaansche meisjes, dat in een schijnbaar ondiep plasje langs het meer met paard en al er onder gaat. Gelukkig vindt zij een krachtigen vriend in den heer, die achter haar rijdt. ') Er zijn misschien holen in de zoutbedding uitgeweekt, waardoor die diepe gaten komen. Het ligt hier vol drijfhout, dat de Jordaan afvoert. Het water is org zout en wat bitter; -') wij hooren dat er geen visch in loeft. De sterke stroom der Jordaan voert er soms visschen in, die echter dadelijk sterven.

') W ij hebben ons sedert nog al geamuseerd, met do geredde en den redder in liet oog te houden. Toenadering was wel te bespeuren. Zij reden sedert veelal naast elkander. De ontknooping is mij onbekend gebleven.

2) Hot zout van de Doode zee wordt algemeen gebruikt, hot is zeer goed, maar wat geel van kleur.

-ocr page 91-

G4

Het zuidelijk eind 15 uur ver, kan men niet zien, doch heel duidelijk zien wij de breedte over naar Moab en den berg Nebo (Pisgu). Mozes heeft daar bij helder weer heel wat van het beloofde land kunnen zien. Wij ontbijten hier en rijden naar de Jordaan, die geweldig stroomt, de breedte zal nu 30 meter zijn. Hier zullen de Israëlieten overgetrokken zijn en zal Johannes gedoopt hebben. Er zijn nu twee badplaatsen, eene een half uurtje noordelijk voor de Grieken en de andere waar wij waren, voor de Latijnen , nu Makpa genoemd, iu beteekenis overeenkomende met Bethabara, (overgang).

Enkelen van ons hebben zich hier gebaad, maar de oevers zijn zoo kleiachtig en door don snellen stroom en de diepte is het ook gevaarlijk. Ik heb mij er toe bepaald het water te proeven en de handen te wassehen; het is gewoon rivierwater, heel drinkbaar, maar wat geel en kleiachtig. Nu een uurtje weer opgezeten en een heel eind door de vlakte gereden, die onbebouwd en lang niet overal vruchtbaar is. Er is hier en daar zout, dat zeer nadeelig voor de planten schijnt. Ik vang hier een weggeloopen paard op en raak zoo wat ver van den troep; onze gids, Mr. Floyd, is daarover niet tevreden. „Als u lust hebt door de Bedouinen opgevangen te worden, moet u maar zoo ver afgaanquot;, voegt hij mij toe.

Naar ik hoor, wordt door Cook aa7i den scheik der Bedouinen een vaste som geld betaald, daarvoor heeft hij dan 't geheele jaar vrije passage voor de karavanen.

Wij worden allen moe en zien eindelijk met veel voldoening aan de beek Crith, die nog stroomt , op de plaats van het oude Gilgal, onze tenten. Wij zien het Bedouinen-dorp, dat hier ligt, erg primitieve hutten, 's Avonds krijgen wij een Bedouinendans, die veel gelijkenis heeft mot

-ocr page 92-

den Derwischen dans, docli de man in liet midden heeft een sabel, -waar hij druk mee zwaait, dan vallen de anderen op de lanen, zoo 'tschijnt om genade te smeeken; wat later komen er nog een paar in den kring, die iedereen gemaskerden wonderlijk toegetakelden kerel aan een touw hebben en dien ze laten dansen. Of het een beer of een krijgsgevangene moet beteekenen, hebben wij niet begrepen. Er is een geklingel, gefluit en handgeklap, dat hooren en zien vergaat.

28 Maart.

Wij zijn te Jeruzalem terug, gezond en wel, maar vermoeid; acht uur te paard is wat veel. Van morgen zijn wij in de eerste plaats van Gilgal naar Jericho gereden; men kan zien waar het geweest is, op een heuvel nog in de vlakte, maar dicht aan de bergen, die wij opgeklommen zijn. Na een vrij langen rid, krijgen wij den Olijfberg in 't gezicht en zijn weldra te Bethanie, het schilderachtig, aan eene berghelling gelegen dorp, waaide Zaligmaker in den achtonswaardigen vriendenkring van Lazarus en zijne zusters gaarne vertoefde. Van hier een kwartier verder op den Olijfberg, prachtig gezicht op de stad, vlak tegenover den tempel die het laagst ligt; daar achter de hooggelegen stad Davids! Wij gaan eerst op de minaret van de moskee, het hoogste punt; men ziet van hier de Doode zee en ook er over heen de hoogten van Moab zeer duidelijk. Tusschen den tompelheiivel en de bovenstad is een laagte, Tiropeum, die echter van hier niet in het oog valt; ook ziet men geen enkele straat, daar die hier en daar met een boog overbrugd zijn. Het schijnt een aaneenschakeling van koepels en platte daken met gelijkmatige stijging van het tempelvlak af tot het

5

-ocr page 93-

Po:te iurla rcute de -affa

Quêli Rimr

de jéréniie lombeau

C o I o n i e r u

M quot; P Porte de Damas

M ra^*quot; V-gt; - aouio Cano^'il

Faubourg de Nébi-Oaoud Fbrte de Slon (Jont S i O n Batiments et jardins du couveni arménien

s s e

rnalitharKou

nopital ail. pour ie: enranic Temple prott;quot;t.arabp Porte d'Hérode

Patriarcat latin Couvent latin de S^Sauveur

C o u v e n t | r e c „„spie dfa

Minaret KaouUaü

Minaret Ham ra

O ^ -

_L «'x.r w, ir, quot;^T 1 iiiÉ' •—IM. Aliü- J*.V- üSS

sg3^1**7rrZf.te r x; nm ^ Aii Ïaanï-.^X - rQmJi

^iSiufSuiq ______^^r». «amp;%» ,.

«

i ■i'ffÉi ^ 'v ,,u„ i*:

asasi?^

«Wjk. * m. ^

y^fgSsT' '■ lt;'• •-

^ •• *'■ ^ V. ' ^

l üf ^ ^ r f/ppr*-'* quot;

-i'« quot;t-quot; ■ . ■••r ■

-W .

-1 •, quot; rquot;''

-xf^-ls^W '

3^. ......-

Ruinpa de le'g'llse S^-Marie-MadeleinB dron ou de Josaphat

Tombeaux musulmanr

Cóté de la vallée du fé

Ancien Sérail Caserne ( Forterer-se Antrniai Nouveau couvfnt cathol. des Swurs de quot;ion Placed,. Vrrnpie. . Pbrte St-Etienne

Mosquée el-Xksa

H a r a m

0 u a »1 i Sitti-Mariam.)

Gravo par Bertrand

C o t é de la vallée du Cédron ou de Josaphat(Ouadi Sitti-Mariam.)

Dfeeiné d'afièe des photo^rapbi-'fl par luller

Chemin de IVthsémam ,b.™;quot; ,im

FAM®SAMA US JiaigAlSM

du Mont di'.s OUviers.

-ocr page 94-
-ocr page 95-

67

daar gestreden, en de grooto zedelijke overwinning, daar behaald. „Mijn Vader, indien liet mogelijk is, laat dezen „drinkbeker van mij voorbij gaan, doch niet gelijk ik wil, „maar gelijk gij wilt.quot;

Van Gethsémané reden wij om de stad naar huis. Kort daarna kreeg ik een bezoek van den heer Sandreezky, doctor der Duitsche hospitalen, die mij morgen afhaalt, om naar de kerk te gaan en bij hem te eten; ook noodigt hij doctor Dubini.

Wij zijn allen vermoeid, maar zeer voldaan over onzen tocht. quot;Wat is het weer koel, een groot verschil met de Jordaan-vlakte.

24 Maart.

Van morgen niet dr. Sandreezky naar de Duitsche kerk in het oude hospitaal van de ridders van St. Jan; text Ephesen 5. „Weest navolgers van Christus.quot; Heiligmaking steeds hoofdzaak, trouwe opvolging der zcdeleer, ons door Christus gepredikt. Schoon gezang der schoolkinderen en diaconessen van de Dmtsche inrichting. Vervolgens bij den Griekschen patriarch, die ons op lekkere rosenconserf en koffie traoteerde. De patriarch is oen zeer oud man, die alleen Grieksch of Russisch spreekt, maar met twee secretarissen, die er bij waren, kon ik Duitsch en Fransch spreken.

Daarop naar den Protestantschen bisschop Gobat, dien wij niet spreken kunnen, daar hij eene vergadering van predikanten heeft.

25 Maart.

Gisteren hebben we een alleraangenaamsten middag en avond bij dr. Sandreezky doorgebracht. Vooraf ben ik

-ocr page 96-

G8

met mijn tentgcnoot dr. Dubini bij den doctor van de Latijnsclie hospitalen, Carpani, geweest, die ons in de casa nova bracht, het logement in het Latijnsclie klooster, dat voortreffelijk is ingericht. Wij trolTon er onze reisgenooten uit Venezuela. Daarna stelde hij ons voor aan den Latijn-schen patriarch en ook aan den generaal der Franciscanen; beleefde en knappe menschen. Ik merk, dat er nog al eenigen naijver bestaat tusschen do Grieken en de Latijnen; de naijver kan nog eenig goed gevolg hebben, door er toe bij te dragen, dat ieder krachtig werkt. Vooral voor hospitalen en scholen wordt veel gedaan, niet alleen door Grieken en Latijnen, maar door alle gezindten naar hunne krachten. De Protestanten blijven met hospitalen en scholen ook niet achter. Do Mahomedanen waardeeren ook het onderwijs in de Christenscholen, en laten hunne meisjes daarvan gebruik maken, doch willen natuurlijk geen bekeeringen. Men begrijpt dit van de zijde der Christenen en stelt zich dus vooreerst tevreden met het verspreiden van algemeene beschaving, en hoopt verdere vruchten in de toekomst. Men tracht naar geene bekeeringen, waarvan men verdriet te wachten heeft. Ik hoorde dat onlangs twee meisjes van de school der diaconessen van Kaisers-werth Christinnen wonschten te worden, doch zoodra dit bekend werd , namen de familien in overleg met den Paclia hunne maatregelen. De eene wordt dadelijk uitgehuwelijkt, de andere naar KLein-Azie gezonden.

quot;Wij dronken bij dien docter een glas Cyprischen wijn en bij de geestelijke hoeren werd ons eerst een glaasje rosoglio en daarna een kopje koffie gepresenteerd; het was eigenlijk wat veel. Gelukkig was het nog eene tamelijk verre wandeling naar dr. S., die ons weer opfrischte.

Ik vond liet heel aardig eens weer Hollandsoli te kunnen

-ocr page 97-

G9

praten niet mevrouw Sanclreczky en zij had er oolc plezier in; met haar man spreekt zij Duitseh, hij heeft het Hol-landsch niet hest kunnen leeren spreken, ofschoon hij verscheiden andere talen kent. De meid (nit Meppel) verraste het zeer en zij vond het blijkbaar zeer aardig te hooren vragen, of mevrouw 't huis was. Ik kwam er namelijk eerst alleen, daar de doctoren wat achtergebleven waren. Zij wonen heel lief; een mooi gezicht van daar op de stad. Wij hebben er heel goed gegeten en ouden en nieuwen Jeruzalemschen wijn gedronken, en daarna een Hollandsch kopje thee. Zij hebben 7 kinderen, het oudste van 10 jaar. Dit belet haar evenwel niet, om nog goed piano te spelen. Zij heeft nog al Italiaansche muziek gespeeld voor dr. Dubini, die er zeer mee ingenomen was. 's Avonds bracht de knecht ons met de lantaarn 't huis. Van morgen kregen we al weer eene invitatie, er morgen weer te komen eten, wat wij gracieuselijkaangenomen hebben. Die twee docters hebben ook genot, om over het vak te spreken en belangrijke patiënten te zien. Er was een kleine jongen in hot hospitaal, die begon melaatsch te worden; dr. S. hoopte hem nog te genezen, op lateren leeftijd is het hopeloos. Die ziekte bestaat hier helaas nog altijd.

Van morgen hebben wij de tempelplaats bezocht, eerst den Voorhof der heidenen, iets lager dan de Voorhof der Joden. Men toont ons de plaats, waar David en Salomo hunnen rechterstoel hadden, en de gouden poort, die nu geen uitgang naar buiten heeft; mooie architectuur. De ruimte schijnt er nog als vroeger te zijn ^, zoo groot bijna als heel Olden-

!) Naar al hetgeen ik er van gezien en gelezen heb, komt het mij voor, dat Salomo den ringmuur niet (zooals

-ocr page 98-

70

zaal, doch in plaats van den tempel, zijn er nu twee moskeeën: die van Omar, een prachtige koepel, ook evenals Salomo's tempel, van binnen grootendeels verguld, terwijl onder den koepel nog de natuurlijke rots is, waarop Abraham zal geofferd hebben. Onder de rots is een grot, waar de plaats gewezen wordt, waar Abraham, David, Salomo, Elias en Mahomed gebeden hebben; ook een in-druksel in de rots, waar Mahomed's hoofd heeft gelegen. Wanneer men hier zoovele wonderlijke verhalen hoort, twijfelt men, of Mekka dan wel Jeruzalem de heiligste plaats voor de Mahomedanen is. De andere moskee, El Aksa, ziet er nog geheel als kerk uit; zij is, van zeven schepen, door Justinianus gebouwd.

Vervolgens zijn wij onder den tempel de zoogenaamde stallen van Salomo gaan zien; op weg daarheen wees men ons do plaats, waar Jezus gewoonlijk zal geleerd hebben.

op de Acropolis te Athene en Corinthe) op den top van den heuvel heeft gebouwd, maar lager aan de helling de fundamenten gelegd heeft, ten einde meer ruimte en geregelder vierkant te krijgen. Es ra en Herodes zullen die ringmuren wel hersteld, doch niet van belang gewijzigd hebben. Sedert zijn ze grootendeels neergeworpen en van nieuws opgebouwd. Naar den kant van den Olijfberg ziet men enkele oude steenen weer ingemetseld en naar den kant der stad is het onderste gedeelte van oen stuk van don ouden muur bewaard gebleven, dat nu de treur-plaats dor Joden is. Onder den grond zijn op vele plaatsen stukken van don ouden stadsmuur gevonden.

Wat gebouwen betreft, op het tempelplateau en indegeheele stad is boven den grond niets blijven staan, geen steen is op den anderen gebleven. De topographie van den ouden tijd is te minder weer te vinden, omdat de Eomeinen met opzet zooveel mogelijk alle sporen schijnen uitgewischt te hebben. Keizer Hadrianus maakte table rase en bouwde eene nieuwe stad, die hij ook den ouden naam niet gunde, maar Aelia Capitolina noemde.

-ocr page 99-
-ocr page 100-
-ocr page 101-
-ocr page 102-
-ocr page 103-

71

Het is daaronder eene uitgestrekte ruimte, ontelbare pilaren, 5 voet vierkant, omstreeks 20 hoog.

Na den middag zijn wij de geheele stad nog eens rondgewandeld; ten slotte de steengroeven van Salomo onder de stad gezien, waar de bouwsteenen uitgehaald werden.

26 Maart.

Van morgen eerst de treurplaats der Joden gezien bij een stuk van den ouden tempelmuur, naar den kant der stad; wij vonden er slechts één Jood, die zeker deklaag-liederen van Jeremias uit zijn boek las en telkens de steenen kuste. Op Yrijdag komen lüer eene menigte Joden. In liet onderste gedeelte van den muur zijn de steenen opvallend groot en juist bewerkt, één nieter dik en tot vier a vijf meter lang. Ziet 1 Koningen Fquot;vers 17 en VII vers 10 eens in. Aan de andere zijde des tempels aan den kant van het dal van Josaphat zijn enkele van dergelijke groote steenen weer ingemetseld.

Van daar eenige synagogen gezien met mrs. Campbell; wij kregen een steeds grooter gevolg van jongens, die zich als gidsen aanboden. Er zijn twee prachtige synagogen en tal van kleinere, maar do Joodsche wijk is overigens erg bekrompen, zeer nauwe stegen. ^

's Middags het zoogenaamde graf der Koningen gezien, een spelonk met verscheiden grafkamers; om half zes

1) De welvaart der Joden te Jeruzalem schijnt nog al te wenschen over te laten, doch zij zijn er talrijk. Ik hoorde een Jood beweren, dat zijne geloofsgenooten de Muzelmannen in aantal overtreffen. De opgaven loepen zeer nit elkaar. De geheele bevolking zal twintig a vier en twintig duizend zielen bedragen, waaronder omstreeks vijf duizend Christenen, van welke de Grieken verreweg het talrijkst zijn.

-ocr page 104-

met dr. Sandreczky naar buiten gewandeld; onderweg het hospitaal der melaatsehen bezocht; sommigen nauwelijks aangetast, anderen akelig; de opzichter van dit hospitaal is een mijnheer Tappe; hij is uit de buurt van Hannover en zeker familie van den onzen. Vervolgens de stichting van onze moedige landgenoote juffrouw Merkus gezien; dat zal een kapitaal gebouw worden, het is half voltooid, op het oogenblik wordt er niet aan gewerkt.

Den avond alleraangenaamst bij de Sandreczky's doorgebracht.

Van morgen, den 27en, met een karavaan van 25 personen van Jeruzalem vertrokken; op den berg Scopus, waar Titus indertijd kampeerde, nog eens halt gehouden. Wat is het toch een prachtig gezicht op die stevig ommuurde stad met hare prachtige koepels. Langs Mispa op eenigen afstand voorbij den Neby Sanrwil, een hoog uitstekendon berg; ik zou hem gaarne beklommen hebben; men moet vandaar een groot gedeelte van Palestina overzien. Tegen den avond passeeren wij Bethel. Iets verder vinden wij nu onze tenten in eene mooie vallei, maar met een leelijken naam: de rooversbron.

Het is nog maar half negen, te vroeg om naar bed te gaan, dus zal ik nog maar iets vertellen. Wij zijn weer bedroefd steenachtige bergen overgetrokken, doch hier dichtbij wordt het beter, olijfboomen tot boven op de bergen en ik heb zelfs een vijgentuin gezien zonder een enkelen steen, dat is iets zeldzaams. Gewoonlijk zijn do boom- en wijngaarden en ook de tarwevelden twee derde steen en één derde aarde. Er zijn volgens de gelijkenis vroeger ook steenachtigo plaatsen geweest, maar zeker niet zoo erg als nu, anders hadden er zooveel menschen niet kunnen wonen. De geheele bevolking van Palestina

-ocr page 105-
-ocr page 106-

73

wordt nu op 000,000 geschat. Bij meerdere orde en veiligheid zou ze zich zeer kunnen uitbreiden. En dan de wegen, dat is verschrikkelijk! Soms moeten de paarden zich van den eenen steen of rots 0]) den anderen laten vallen; gelukkig hebben de Arabische paarden vlugge beenen; ik beklaag ze tocli soms en vindt zelf de toeren ook wat lang, voor- en namiddag telkens vier uur in eens door, dat bederft het genot, anders is deze manier van reizen wel aangenaam. Het hindert mij, dat wij soms zoo maar door tarwevelden rijden, maar er zijn ook haast geen wegen, er wordt niets aan gedaan.

28 Maart.

Nablous (Neapolis), het oude Sichem. Om het slechte weer logeeren wij hier bij de Latijnsche priesters. Een moeilijken dag gehad; gepasseerden nacht werd het aller-leelijkst stormachtig weer, van morgen regen en tot hiertoe regen of hagel; de toer was overigens interessant. Te Silo, waar de ark vroeger was, achter de ruïnen van de kerk der kruisvaarders geschuild; hier dicht bij wordt het een mooi land; de Jacobsbron gezien en dicht er bij liet graf van Jozef. Twintig minuten verder Sichem, tus-schen de bergen Gerizim en Ebal, na Jeruzalem de voornaamste stad van Palestina. Er zijn hier veel Circassiers ingekwartierd, ik hoop dat ze ons met vrede zullen laten.

Wij hebben hier den Engelschen missionaris Kerim bezocht, waar wij zeer vriendelijk ontvangen werden; eerst wat gewarmd bij een bekken met vuur op een drievoet en koffie gedronken, waardoor wij wat ontdooiden. Hij is hier uit de buurt, zijn vrouw een Engelsche. De dames blijven bij haar. Wij hebben namelijk vier dames: twee die hunne echtgenooten reverends vergezellen, een Schotsche

-ocr page 107-

74

weduwe, eene bijzonder moedige en belangstellende reizigster, en een vier en twintigjarig lief meisje nit Londen. Hoe durft ze liet zoo alleen te wagen? Het gaat echter zeer goed, wij hebben allen attenties voor haar. Wij rijden gaarne eens naast haar om een praatje te maken, zij spreekt zeer goed Fransch. De dames houden het rijden even goed uit als wij, aan tafel maken zij het heel gezellig. De Amerikaansche meisjes, die met hun vader reisden, zijn te Jeruzalem gebleven. Kerim brengt ons naar de Samaritaansche synagoge. De hoogepriester van die kleine gemeente toonde ons een zeer oud exemplaar van de boeken Mozes. Dat is het laatste restant der Samaritanen, 'j Wij zijn blij, dat we van nacht niet in tenten behoeven te wonen en hebben het hier betrekkelijk goed. Wij verlangen naar bed, na dien kouden ver-moeienden dag.

Nazareth, 31 Maart.

Wij zijn onze tent uitgeloopen van de warmte en ik zit onder een dikken olijfboom op een boekje op de knieën te schrijven en zal u verder vertellen.

Gister morgen vóór hot vertrek het gezicht op Sichem van het dak genoten. Wat schoone en vruchtbare vallei en vrij mooie stad. Wij rijden langs de beek, die eene menigte molens drijft, meest voor zeepbereiding. Na een paar iu-en komen wij te Samaria, nu een berg met mooie

!) Dc Samaritanen volgen de Joodsche plechtigheden in sommige opzichten zeer zorgvuldig op. Zij vieren het Paasohfeest nog op den berg Gerizim met het eten van Paasohlammeren; toch hebben de Joden nooit van hen willen weten. Het schijnt meer rassenhaat dan verschil van geloof; er zijn nu nauwelijks 200 Samaritanen meer.

-ocr page 108-
-ocr page 109-

75

terrassen en een menigte ruïnes, een knappe kerk met liet graf van Johannes den Dooper.

Beneden aan den berg pilaren, die tot een grandioos theater schijnen behoort te hebben, dat Herodes zal hebben laten bouwen. Bij Dothan ontmoeten wij G5 kameelen met koren beladen.

Te zes ure te Jénin, een lieve plaats met mooie palmen, doch wij kampeeren op vochtigen grond, dat niet gezond is.

Den volgenden dag naar Jisreël. Naboth's wijngaard wordt ons gewezen. Jisreël heeft eene schoone ligging. Het zal voor Achab wel een Versailles of Sans-souci geweest zijn. Hij zal er wel al te veel mee ingenomen geweest zijn en wilde het zeker steeds mooier maken, dat aanleiding gaf tot den gruwelijken gerechtelijken moord van Naboth. Ik heb geen spoor van aanleg of gebouw kunnen ontdekken, maar de natumiijke ligging is lief: een heuvel, die zich een eind ver in de vlakte van Es-drelon uitstrekt en dus over die groote vruchtbare vlakte een ruim uitzicht biedt, ten westen naar den berg Carmel, ten noorden naar den kleinen Hermen en de hoogten bij Nazareth. Ten oosten behoeft men slechts eene nabij zijnde hoogte te beklimmen, om een gezicht op de Jordaan-vallei te hebben. Iets verder is Saul door de Philistijnen verslagen en vluchtte van daar naar Gilboa; ongeveer terzelfder plaats sloeg Kleber de Turken. Wij passeeren den kleinen Hermon; aan den voet Sunem, Endor en Isa in, waar wij onder een olijfboom gegeten hebben. Lief gezicht op Nazareth. Hoevele herinneringen wekken al deze plaatsen.

Na de vlakte doorgereden te hebben, is het een heelo klim den berg op te komen; in een iets lagere kom ligt Nazareth.

-ocr page 110-

7G

Wij zijn even onder Nazareth gekampeerd bij de Maria-bron, waar Maria indertijd ook wel dagelijks water zal gehaald hebben. Eergisteren vier mir kwamen wij hier aan; nog al verscheiden waren toen min of meer ziek. Met mij was het ook niet heel goed na den konden natten dag; een kamferpoeder nit mijn apotheekje heeft mij gelukkig weer beter gemaakt.

Tan morgen heb ik eerst de Latijnsohe kerk, Maria boodschap, gezien; twee pilaartjes wijzen de plaats, waar Maria en de engol stonden; daarna de Jozefkerk met den timmerwinkel. Om elf unr was er Engelsche kerk, goed gezang en eene preek over Jezus' jeugd. De dominé van hier is afwezig, doch vier onzer reisgenooten-reverends konden den dienst doen. Mr. Blunt, die preekte, zeide later, dat hij last had gehad van den weerklank en van de musschen, die om en in de kerk een geweldig leven maakten. Dit zal er misschien ook toe bijgedragen hebben, dat ik niet alles verstaan kon; overigens trok hot mij zoo aan te Nazareth ter kerk te gaan. Er zijn niet veel Protestanten hier, doch nog ai veel Grieken en ook nog al Eoomschen.

Nazareth is een knappe en betrekkelijk zindelijke plaats, lief gelegen in eene vallei op het hooggebergte; de kérken en het klokkengelui geven een christelijk en min of meer Europeesch karakter aan de stad. Ook de menschen komen mij hier vriendelijk voor, zij hebben mij vanmorgen goed terecht geholpen, want ik ging alleen de stad zien. Ik heb een rok (ebir) gekocht in een Turkschen winkel, daar de Christenen gesloten hadden; die rok bestaat uit twee horizontaal aan elkander genaaide lappen met een geborduurde kraag en eenvoudig uitgesneden openingen voor de armen, zonder mouwen. Zou men bij den rok

-ocr page 111-

77

zonder naad van Christus moeten denken aan een stof van dubbele breedte, dan vervalt de naad, die vrij leelijk staat? De bij belwinkel wordt voor mij ontsloten, waar ik een nieuw testament en tractaatjes in liet Arabisch koop. Ik zal ze voor professor de Geer meebrengen, die Arabisch kent en er welligt belang- in stelt.

Toen de hitte wat minder werd, de hoogte achter Nazareth beklommen, waar wij langzamerhand allen bij elkaar komen. Wat een uitgestrekt gezicht! Naar het westen de Middellandsche zee, naar het noorden de met sneeuw bedekte Hermon, naar het oosten de bergen van Gilead en lager de vlakte van Esdrelon of Megiddo, die wij gisteren doortrokken. Naar het zuidwesten hot uitgestrekt gebergte Carmel.

De Engelsche schoolmeester, een Arabier van geboorte, wijst ons den weg terug langs liet Protestantsche kerkhof en de plaats, waar hij veronderstelt, dat de Joden Jezus van de steilte wilden werpen. Er wordt nog eene andere plaats voor aangewezen, veel verder af.

AVij lachen om een meisje van omstreeks 3 jaar, dat een kameel leidt; als het dier ergens vreten wil, trekt zij aan het touw en het groote beest volgt dadelijk gewillig.

Nog even bij de fontein vertoefd, waar de vrouwen en meisjes nu in menigte water komen halen, meestal in een kruik, die zij elkander op het hoofd helpen zetten; zij gaan niet bloote voeten in het water voor de fontein.

Maandag 1 April.

In de tent aan het meer van Galilea, dicht bij Tiberias. Yan morgen vroeg van Nazareth vertrokken. Op de eerste hoogte nog eens naar de lieve en belangrijke stad omgezien. In de eerste plaats naar den berg Tabor, die alleen

-ocr page 112-

78

in de vlakte staat, beneden ten noorden slechts aan den bergrug verbonden en meest met kleine eiken begroeid. Wij hebben in het Latijnsche hospitaal een glas wijn gedronken en eens rondgezien. Boven op den berg is een vrij groote en vmehtbare ruimte, waar vroeger belangrijke gebouwen stonden; thans alleen een Grieksch en Latijnsch klooster en rustplaats voor de pelgrims. Na een half uur weer afgedaald; het gezicht van hier is nagenoeg hetzelfde als van de hoogte van Nazareth. In de vlakte wordt het erg heet, wij zuchten er allen onder, maar zien na eenige uren met groot genot op eens Tiberias en het meer als een vlakke spiegel aan onze voeten liggen; wij dalen af en bij de bron, halfweg lesschen wij onzen dorst. Wij zijn nu dicht bij het stadje met zijne deftige doch gedeeltelijk verwoeste muren en torens gekampeerd en wij haasten ons door een bad in het meer ons te verfrisschen. Daarna blijven wij tot don eten aan den oever, waar kudden koeien, geiten en schapen passeeren, die te Tiberias thuis behooren; mooie schapen met dikke vetstaarten, geiten mot erg lange hangende ooren en matige runderen, zooals bij ons in de lieistreken. Wij bestellen voor morgen een boot om naar Capernaum te gaan.

2 April.

De zon mooi zien opgaan. Een lieve toer gemaakt met ons zessen, met eene visschersboot mot 7 man, drie Achmeds, Jufsuf, Ali, Chalil en Abdolkader. Een der Achmeds, met wion wij overigens niet spreken kunnen, wijst ons ieder persoon, met zijn naam, aan. Scheepje en bemanning brengen mij levendig oen plaatje uit liet bijbelsch prentenboek voor den geest. Dat prentje zal wel voor 100 of 200 jaar naar de natuur geteekend zijn

-ocr page 113-

en de Jussufs en Achmeds van dien tijd zullen tot modellen voor do apostelen gediend hebben. Er schijnt sedert niets veranderd te zijn.

Hot is aardig onze equipage te zien eten. Zij breken een stuk van een halfgare meelkoek, winden er een groen blaadje prei om heen, nemen er een heel klein stukje kaas bij en dan schijnt het voor hen een smakelijk hapje te zijn.

Zij hebben dezen nacht zes honderd pond visch gevangen , er zijn er dus nog steeds in liet meer. Het is warm, maar op het water heel wel uit te houden; wij drinken met een blikken beker uit liet meer. Wij gaan eerst naaide plaats, waar Capernaum zal geweest zijn, vlak noordelijk; daarna westelijk langs Bethsaida en Magdala, doch er is met zekerheid niets te bepalen; er zijn slechts eenige ruïnen van al die plaatsen overgebleven en die zijn nog moeilijk te genaken door de hooge distels, netels en andere gewassen. quot;VVij snijden hier eenige stokken voor souvenirs: magnolias, vijgen, eiken, palmen. Er vallen aan de noordzijde nog twee riviertjes, behalve de Jordaan, in het meer. Wij treffen bij Bethsaida, waar Avij ook aan land gaan, de primitieve tent van een Be-doiünen-familie, die door onzen gids gewantrouwd wordt. Hier en daar is een stukje land gecultiveerd, doch onbeduidend , daar men vreest, dat de Bedouinen het gezaaide zullen oogsten. !)

Wat is het een hef meer en hoe schoon moet het geweest zijn in Christus' tijd, toen de kusten dicht bevolkt

') Men ziet hier en daar basalten, die vroegere vulkanen aanduiden. Eene aardbeving is, nog niet zoo heel lang geleden, voorgekomen. Safed is in 1837 verschrikkelijk geteisterd- Duizenden zijn er bij omgekomen.

-ocr page 114-

80

waren. Wij liebben er den geheelen dag aan besteed en kwamen in liet donker, tegen den eten, t'lniis. De vissollen uit liet meer smaken heel goed, doch zijn wat gratig en week.

Ik bemerk, dat ik begin te vervellen; de zon was gisteren te sterk voor liet aangezicht van een Nederlander.

3 April.

Van morgen vertrokken, het stadje Tiberias doorgereden. quot;Wat zijn die oosterlingen toch slordig en vuil! Men moet dergelijke plaatsen alleen van buiten zien. Men rijdt niet over een brug, maar over een dam in de gracht de stad binnen. Wij passeeren ten zuidwesten, dicht aan de stad, het Joodsche kerkhof, dat druk bezocht is. Daar liggen veel Joodsche talmudisten begraven; voor Maimonides een monument. Even buiten Tiberias zien wij een grooten zwerm ooievaars hoog in de lucht in noordwestelijke richting; die zullen vrij wat voor mij bij u kunnen zijn.

Men wijst ons den berg der broodvermeerdering en dien der zaligsprekingen. !) Te Cana rusten wij in een Qrieksch kerkje met eene aardige oude schilderij (1249?), met ta-fereelen van de bruiloft; ook een van St. Joris.

-f April.

's Avonds te Schefer Amr, een lief groot dorp of stadje, waar Saladin indertijd zijn hoofdkwartier had, toen de Christenen Acre belegerden.

!) De plaats, waar juist de bergrede is uitgesproken, is van ondergeschikt belang. Die rede zelve zou men de ontwikkeling van de wet der tien geboden, op den Sinaï gegeven, kunnen noemen. Mocht ze meer en meer in den geest van Christus opgevat en betracht worden.

-ocr page 115-

81

Haifa, 5 April, 's Morgens vroeg vertrokken naar Acre. Dicht bij de zee wordt kot wat moerassig; gelukkig is er nog oen oude Romeinsche straatweg, die ons tot de duinen brengt, die wij een eind vervolgen; toen langs het strand en even de zee in, om het riviertje Naman met steile oevers voorbij te komen. Gelukkig zijn do paarden niet erg bang voor de golven, die naar liet strand rollen. Wij laten de paarden aan de poort van Acre en gaan te voet de stad door, eene aardige plaats, bijna zoo groot als Zutfen, met eene mooie moskee, aardige bazars en sommige zeer mooie Imizen. Wij snoepen wat suikergebak en koopen tabak in don bazar; een gedeelte ziot ev deftig uit, van boven gewelfd, met kleine openingen onder 't gewelf ter zijde, die het licht doorlaten. Wij zien oen jong Arabiertje met een bijzonder mooi paard, dat 4000 francs zal waard zijn.

Wij eten in een koffiehuis vóór do stad; ik merk hier een paar Circassiers op. Wat een knap uiterlijk, bijzonder blank; zij zullen hunne vertering wel betalen kunnen van het aan de Bulgaren ontstolen geld.

Wij stijgen weer te paard; do kust langs naar Haifa. Wij zien hier veel gestrande schepen, ook een paar groote schildpadden en veel sponsen op het strand. De weste-wiud schijnt hier van alles op het strand te werpen. Behalve het riviertje Naman trekken wij ook de Kishon, door de zee, om. Na een uur of drie zijn wij to Haifa ot Kaifa, half zoo groot als Acre; wij kampeeren buiten in het Duitsche Tempeliers-kwartier. Er ziju hier nog al oen groot aantal kolonisten, die het zoor goed schijnen te hebben; zij hebben weer wegen gemaakt en rijden in wagens; zij verbeteren hot land en bouwen knappe huizen. Ik heb veel gedacht en plannen gemaakt voor de reis

ü

-ocr page 116-

naar Syrië; op oen ongunstig, bericht omtrent den oorlog en andere ongunstige omstandigheden er van afgezien; ik zal met de andere reizigers maar weer naar Egypte gaan.

Vrijdag 6 April.

Naar het klooster op den berg Cannel; wij worden er heel vriendelijk ontvangen; eerst drinken wij een glas limonade en een kop koffie, daarna laat een leekebroeder ons het klooster zien, een ruim stevig gebouw, mooie kerk, waarin de grot van Elias; prachtig gezicht van het terras boven, waar de vuurtoren staat. De berg of bergrug van Cannel, die zicli aan de bergen van Samaria aansluit, eindigt hier in eene steile kaap, 500 voet hoog. De plaats van het otter van Elias en de Baillspriesters, die de Engelsche dominés gaarne bezocht hadden, is 4 uur van liet klooster; dit is te ver. Wij keeren naar onze tenten terug, waar wij voor liet laatst eten en daarna aan boord gaan van de „Mmervaquot;, Oostenrijksche Loyd. Dit was niet gemakkelijk, harde wind en golven als bergen; de kapitein wacht tot liet weer bedaard is, zoodat wij eerst morgen vroeg zullen vertrekken. De kapitein vertelde ons, dat eene li.-zending Circassiers met goud en zilver smelten het schip, waarop zij zich bevonden, in brand gestoken hebben; daarbij zullen een groot aantal verbrand zijn.

Zaterdag 7 April.

Met het opgaan der zon vertrokken, even na den middag voor Jaffa. Wat is de branding nu sterk, hot water schijnt wel 50 voet tegen het rif op te spatten; het landen van de vele pelgrims gaat moeilijk, maar loopt toch zonder ongelukken af. Daar er ook veel goederen ont-

-ocr page 117-

83

scheept moeten worden, blijft de boot van daag liggen. Hier komen aan boord de Engelsche predikant van Jeruzalem, ds. Gobat, zoon van den bisschop, en zijn zwager, de Arabische Protestantsche dominé Woltors en do Vorste-herin van de diaconessen van Kaiserswerth, die, om hare oogen te herstellen, naar Europa gaat. Do lading is nu gelost en do nieuwe lading sina'sappelen begint, honderden kisten, allen hier van Jaffa.

Aan boord van een photograaf eonige platen gekocht; hij vertelt van een schoon en ook talentvol persoon, die op Christus gelijkt en wiens portret veel verkocht wordt; hij lieett hem gephotographeerd, doch weet niet, wie hij is en waar hij van daan komt.

J'ort-Saïcl.

Nieuwe kleedingstukken aangeschaft, photographïon gekocht en onzen consul Brouwer bezocht, die mij met een kistje sigaren gelukkig maakt.

Ik verneem hier weer minder verontrustende berichten, zoodat ik er over denk, in plaats van rechtstreeks naar Italië, over Griekenland terug te koeren.

Smyrna, 12 A|inl.

Na een vrij drukken dag zit ik van avond rustig aan boord. Eergisteren te Alexandrie afscheid genomen van mijne tochtgenooten in Palestina. Zij gaan naar Italië. Engeland en Amerika, ver uit elkander; wij waren op een aangenamen voet met elkander. In liet eerst gevoelt men zich wat eenzaam, in een andere omgeving komende, doch allengs wordt men bekend met de nieuwe personen. Van de „Minervaquot; op de „Marsquot; overgegaan. Den ge-heelen dag heb ik niets dan lucht en water gezien. Gis-

-ocr page 118-

84

teren voeren wij langs de eilanden Cos, Lores, Pathmos, Samos. Wij ankerden een korten tijd voor Leros, een aardig plaatsje met mooie witte hnizen. Over liet geheel schenen deze eilanden erg steenachtig en weinig bebouwd.1) Beter is Chios, waar wij gisteren een tijd lang voor anker lagen; dit is een land van oranjebosscheu zooals Jaffa. Men bracht ons allerlei geleien van vruchten en mastik aan boord; do stad schijnt nog al belangrijk te zijn. Toen ik van morgen op het dok kwam, stond ik verwonderd over het mooie gezicht op de kust van Klein-Azie; schoon getakte vrij liooge bergen en een allerliefst vlak en vruchtbaar voorland tot aan zee. Dit blijft ook zoo tot Smyrna, waar wij onderscheiden oorlogschepen van allerlei natiën zagen; eene mooie stad, op Napels gelijkend.

Ik ben met den hoer Eolmstock, kanselier van het Duitsche consulaat te Constantinopel, aan wal gegaan. De dom i nés van Jeruzalem waren hier aan her doel hunner reis. Wij hebben de Hollandsche kerk gezien, die ook voor de Duitschers dient. Ds. Verweide was niet te huis. Op het kerkhof zie ik een graf van een mijnheer Van Lennep en van een scheepskapitein van Akkrum. Daarna de Roomsche kerk bezocht, beide flinke gebouwen; vervolgens bij twee predikanten eene visite gemaakt, knappe menschen. Ds. Chimer heeft mij nog een lesje in de Grieksche uitspraak gegeven. Ds. Epstem, uitstekend orientalist, heeft Hebreeuwsch te Jeruzalem gepreekt en opgang bij de Joden gemaakt. Door zijn goede Arabische uitspraak heeft hij een Bedouinen-chef bekoord, die hem zonder losgeld vrijgelaten heeft. Hij is lang te Bagdad

^1) De goolosische formatie seliijnt hier, evenals in Palestina en Beneden-Egypte, haast uitsluitend kalkachtig te zijn.

-ocr page 119-

missionaris geweest, nu te Smyrna Engelscli predikant en met een Engelsche vrouw getrouwd.

Eene der Griekscho kerken heeft een aardigen toren, die meer in het oog valt dan de grootste moskee. Daar dicht bij in een boekwinkel eene nieuw-Gïieksehe gram-maire en Chrestomathie gekocht. Wij zijn ook bij de diaconessen van Kaiserswerth geweest, die een meisjesschool en weeshuis hebben, keurig in orde, ruim, zindelijk met frissclie gaanderijen en een mooien tuin mot bijzonder mooie vijgeboomen, ook eucalyptus en andere zuidelijke gewassen. Wij zitten hier heel aardig met zuster Minna, de vorsteherin, en nog eenige diaconessen koffie te drinken, terwijl de pensionaires, aardige aankomende meisjes, vrolijk in den tuin spelen. Zuster Minna vertelt, dat zij gisteren een bezoek heeft gehad van oen doctor uit Constantinopel, die vóór zijn vertrek een raad van geneeskundigen had bijgewoond, waar men had berekend , dat er 40,000 typhus- en pokzieken waren; onder de Turksche vluchtelingen moet de ziekte vooral heerschen. Eene der diaconessen vertelt, dat haar uit Constantinopel geschreven is, dat alle groote moskeen nu lazaretten zijn.

Mr. Rohnstock denkt er over zijne kinderen bij de dia-conesssn ter school te zenden. Ik ben bij onzen consid Van Lennep geweest, een heel vriendelijk man, die mij de overschrijving van mijn plaatsbiljet in plaats van naar Athene, naar Constantinopel heeft bezorgd. Een consul is een belangrijk persoon in de Levant. Men heeft mij op deze reis namelijk van alle kanten aangespoord naar Constantinopel te gaan, gedreigd, dat ik het mij mijn gansche leven zou beklagen, in hot oosten en niet in C. te zijn geweest; zij weten do ziekte weg te redeneeren.

C. met zijne breede wateren is, volgens hen, de ge-

-ocr page 120-

86

zondste stad der wereld, en in Pera heeft men er in alle geval geen last van. Ik ben er voor bezweken, maar wilde mij, om de waarheid te zeggen, ook wel gaarne laten overreden; ik zal echter wat voorzichtig zijn en er zoo kort mogelijk blijven.

13 April.

Wij hebben zooeven Smyrna verlaten, omstreeks half 7 imr, zoodat wij nog een tijd lang een lief gezicht op de stad hadden cn op de dorpen, aan den zoom van de baai.

Van morgen heb ik met mi'. Eolmstock eene mooie wandeling gemaakt op de hoogten om de stad, over het Jood-sche en Turksche kerkhof. Op liet laatste staan prachtige cypressen; die ernstige boomen passen juist bij een kerkhof. Toen wij terugkwamen, hadden wij in de bovenste straten van de stad soms moeite de rijen kameelen te ontwijken , die ons telkens tegenkwamen; de beesten zijn zachtzinnig genoeg, maar met hnrme breede lasten vullen zij soms eene heele straat. Beneden in de stad zijn de straten breeder, met goede huizen; er schijnt hier veel welvaart te heerschen. Langs de zee is een prachtige kaai van vlakke steenen, waarop ik van middag met een tram gereden heb. Men is op onderscheidene punten bezig daar mooie huizen te bouwen; als dat alles klaar is, zal het er nog veel beter uit zien. De straten in de buurt van de kaai hebben iets Hollandsch; toch is het hier niet veilig, men ried mij af 's avonds alleen uit te gaan

Wat hebben de Grieken hier prachtige kerken, met zeer goede schilderijen; zij maken dan ook de meerderheid der

') In een mooi koffiehuis aan de kaai, dat ik een paar maal bezocht, is kort na mijn vertrok de chef dor politie doodgeschoten door een der brutale dieven.

-ocr page 121-

87

bevolking nit. Een Eoomsch priester hier aan boord, met wien ik zooeven sprak, vertelde mij dat er 15,000 Eoom-schen en 90,000 Grieken waren; de Turken zijn hier in de minderheid. Wij hebben veel passagiers 2e en 3e klasse, ook een troep recruten met een paar officieren. Ik hoop niet dat de Turken nog denken te vechten, doch dit is weinig waarschijnlijk; zooals ik hoor hebben ze nog wel infanterie, maar geen cavalerie en artillerie.

Zondag 14 April.

Wat kan oen reis per stoomboot toch heerlijk zijn. Van morgen vroeg opstaande, zie ik met bewondering hot schoone eiland Mitilene (Lesbos), waar wij in een baai liggen met hooge bergen omzoomd, van de kust tegen de hoogte aan een lieve stad; in de buurt verscheidene dorpen en verspreide witte huizen, in eene vruchtbare groene streek. Wat woonde Sappho toch in een mooi land; jammer dat die ongelukkige liefde haar naar Sicilië joeg.

Tc Mitilene komt een Turksch hoofdofficier aan boord, Atta-bey, die daar drie jaren gevangen gezeten heeft terzake van den moord der consuls te Thessalonica, Abbot en Moulin. Hij spreekt slechts een woord Fransch, maar vertelt aan de heeren die Turksch kennen, dat hij opgeofferd is en minder schuld heeft dan de pacha; hij was slechts étappe-commandant.

Half zeven. Wij liggeir een oogenblik voor Tenedos, waarachter de zon weldra zal ondergaan. Zij werpt hare laatste stralen op de Trojaansche vlakte. Zoo ik een adelaarsoog had, zou ik van hier Schlieman's opgraving kunnen zien. Voor ruim 3000 jaren zat Achilles hiertegenover te mokken.

Er waait eene frissche koelte en de zee heeft wat gol

-ocr page 122-

88

ven; een lieer, met wien ik zooeven op het dek wandelde, zegt dat hier altijd zoo'n woelige zee is en dat hij niet begrijpt hoe de oude Grieken met hunne kleine scheepjes hier konden zijn. Ik maak hem de opmerking dat de Grieken knappe zeelui waren en hunne scheepjes, niet langer dan noodig was, op de baren lietan, maar ze op het land trokken.

Het stadje op Tenedos ziet er aardig uit; aan den eenen kant een oud kasteel en aan den anderen kant 8 molens, ieder met twaalf vleugels; zij draaien toch evengoed als onze met 4 wieken. Wij varen nog een eindje verder de Besika-baai voorbij en ankeren vóór den ingang der Dar-danellen; men mag er 's nachts niet passeeren.

Dardanellen, 15 April.

We zijn van morgen met het licht worden de Dardanellen ingevaren, tusschen de twee eerste, niet veel vertooning makende kasteelen door, dicht langs den noordkant. De breedte schijnt aanvankelijk een uiu- ongeveer, doch wordt gaandeweg minder. Na een paar uur passeeren wij de sterke kasteelen, Sestos en Abydos, op het nauwste punt, geen half uur breed; hier zal Leander wel overgezwommen zijn. Een uur ver overal langs de kust ziet men hier batterijen. Bij ieder kasteel is ook een stadje; ze zien er frisch uit. Deze vaart herinnert aan den Rijn, maar de oevers zijn hier meer begroeid. Bij de kasteelen komt een Duitsche doktor aan boord, die ons nog al gerust stelt omtrent de ziekte te Constantinopel; hij zegt, dat men er te Pera weinig van bemerkt. Wat verder zien wij de drie Engelsche oorlogschepen. De „Azincoartquot; is een geweldig zeekasteel niet vijf masten, hot schijnt 52 stukken te voeren; ze liggen dicht bij Gal-

-ocr page 123-

8!)

lipoli, een vrij groote plaats. Op eene lioogte een koffle-hnis, dat er aanlokkend uitziet; doch wij houden slechts korten tijd op en stoomen de zee van Marmora in. De kapitein heeft de beleefdheid de breedte der zeeëngte voor mij te meten; het is nauwelijks 15 minuten, en een onzer Grieksche medereizigers geeft mij een lesje in de niouw-Grieksche uitspraak. Ook heb ik vaak aardige tijdkorting aan een paar kleine meisjes, één van don heer Rohnstock en één van een doktor uit Constantinopel, een vlug aardig ding, dat flink Fransch en Grieksch spreekt. Ik wandel er nog wel eens mêe op het dek, zoodat een der officieren mij een compliment maakte over mijn mooi lief' dochtertje; ze heeft er een ontzettend plezier in en handigheid ook, om mij den zakdoek to ontfutselen. Als wij oen tijdlang gewandeld hebben, zegt zo: Mijnheer Palthe, waar is je zakdoek, en dan gaat ze er mee aan den haal; in liet laatst liep het te ver, ze rolde ook mijn portefeuille als de beste zakkenrolster; toen heb ik haar eens terecht gezet. Ik was met die meisjes goede vrienden geworden door een paar kleine cadeautjes; het meisje van den heer R. had haar kruisje gebroken, en om de tranen te di'oogen haalde ik haar spoedig een aardig kruisje van Jerusalem, en gaf, om geen stiefkinderen te maken, er ook een aan het zakkenrollertje, en voor Chios kocht ik eene flesch confituren, die zij zich ook goed lieten smaken.

Constantinopel, lli April.

Wakker geworden van het rammelen der ankerketting, één, twee, drie op het dek. Welk een verrassende aanblik! Wij liggen dicht bij hot serail, midden in den Bos-phorus, tegenover den Gouden Hoorn (de haven). Wat ruime watervlakten, wat schepen van allerlei natiën! Wat

-ocr page 124-

90

huizenrijen aan alle kanten, boven elkander, met statige cypressen er tussclien, en boven die huizen uitstekend, de toepels der moskeen, met de slanke minarets. Wat is het schoon! Ik heb een half uur tijd om te bewonderen, tot ik met den heer E. en de meisjes in de boot stap, die ons aan land brengt. Na liet douanenbezoek wandelen of klimmen wij de steile Perastraat op. In liet Hotel de Pesth vind ik geen plaats, wij hooren daar, dat de Russische officieren sedert den wapenstilstand alles bezet hebben. Mijnheer E. stelt mij voor, bij hom te logeeren, wat ik gaarne aanneem.

Na het aardige meisje van den doktor t'huis gebracht te hebben, gaan wij verder naar de Eussische ambassade, waar hij tijdelijk zijne woning opgeslagen heeft. Gedurende den oorlog hebben de Duitschers ook te Constanti-nopel de Eussische gebouwen met hunne vlag beschermd. De ambassade is een prachtig paleis; ik krijg eene goede kamer in het nevengebouw, dat de heer B. tijdelijk in gebruik heeft, en heb een prachtig uitzicht op den tuin, en verder over een groot gedeelte van het heuvelachtige en schilderachtige Pera.

Na even uitgerust te hebben, ga ik met een gids en voorzien van eaimée's, mij beide door den heer E. verstrekt, op marsch. Voor 100 francs krijgt men een handvol papier, nu gedeprécieerd en veranderlijk van waarde. Wij dalen Pera weer af, maar niet te voet, zooals ik er kwam. Wij gaan met den onderaardschen spoorweg in een oogenblik een paar honderd voet naar beneden. Bij liet station boven is eene stoommachine, die twee wagons, eene eerste en eene tweede kiasse, om de vijf minuten door eenen draadkabel naar beneden laat glijden en weer optrekt. Behalve de gewone rails, is er een getakte in

-ocr page 125-

91

het midden, waarin liet kamrad der wagons vat. Het station beneden is dicht bij de brug te Galata; men noemt zoo nog het kwartier aan de hcllmg tot den Bosphorus en Gronden Hoorn, dat vroeger aan de Genneezen was afgestaan, terwijl de Venetianen boven to Pera huisden. Wat is het druk bij de brug, hot herinnerde mij aan het go-woel te Londen. Wij gaan de lange brug, die op lompe schuiten rust, over, naar het eigenlijke Constant]nopel. Wat een ruim gezicht oj) die brug! rechts over den ge-heelen Gouden Hoorn, links over den Bosphorus en op Scutari, dat ook terrasvormig tegen de hoogte ligt. Eene groote moskee en eene enorme kazerne steken boven alles uit. Vóór mij ligt Constantinopel met zijn serail, moskeen en witten toren van Stamboul.

Van de brug af gaan wij links in de eerste plaats naar liet serail, wandelen eerst door den tuin met de prachtige cypressen, en komen door eene poort op het Janitzaren-plein, waar ook de Munt en Irenekerk op uitkomen. Midden op het plein staat een verbazend groote plataanboom; ik omvadem hem in zeven malen.

Terwijl ik hiermede bezig ben, wordt op eene open berrie het lijk van een jongen voorbij gedragen; misschien uit de Sophiakerk hier dicht bij, waar zoovele vluchtelingen liggen. Geen aangename herinnering aan de heer-schende ziekte, maar in Constantinopel moet men nu ook maar fatalist zijn.

De Irenekerk !) is nu een museum, waai' men onderscheidene Sareophagen van Romeinsche keizers van Con-stantijn af, ziet. Wij gaan door eene poort er naast, langs

!) Coustantijn bouwde drie kerken, de Irene, Sophia en Anastasis. De eerste namen schijnen op eene wijsgeerige richting, de laatste op eene meer bepaald Christelijke te duiden.

-ocr page 126-

92

de hoogo Porte, zooveel ids liet ministerie van biütenland-sehe zaken, een geweldig groot gebouw. Er zal daar tegenwoordig vrij wat hoofdbreken zijn; het ligt lief ter halver hoogte van den heuvel, zoodat de heeren er een mooi uitzicht hebben; maar overigens is het niet veel moois, eentoonige rijen vensters. ')

Wij passeeren eenige straten, waarin de verbrande zuil van Constautijn. Die pilaar zal indertijd wel prachtig geweest zijn, maar heeft erg van het vuur geleden; het wittte marmer is zwart geworden en er zijn heele stukken uitgesprongen. Onder deze zuil zal Constautijn het van Rome meegevoerde Palladium (beeld van Minerva) hebben laten inmetselen. Ue straten van C. zijn niet zoo nauw en vuil als men veelal meent, maar onregelmatig zijn ze wel en niet zoo geregeld met prachtige huizen bezet als in andere Europeesche groote steden. Twee soorten van gebouwen vallen mij op; de elegante marineren fonteinen, zes- of achthoekige kleine gebouwen met overstekende Chineesche daken, eu nog moer eene soort van begraafplaatsen, waarvan ik nooit gehoord had. Dicht voorbij een elegant huis mot lage ramen gaande, kijk ik er eens in en zie met verwondering dat mooie gebouw door zestien doodkisten bewoond. Mijn gids zegt dat het eene begraafplaats (turbe) van Derwischen is, en dat hij mij wat verder naar do prachtige turbe van sultan Mahmoud zal brengen, die wij dan ook spoedig bereiken. Aan do straat een rondmanne-ren gebouw, wat kleiner dan de Luthersche kerk te Amsterdam , maar overigens van dezelfde bouworde met vensters hoog boven den grond. In den tuin een ruim voorportaal, waar wij, na pantoffels over delaarzen getrokken

i) Het is kort daarna verbrand.

-ocr page 127-

93

te hebben, worden binnengelaten. Door een breeden marmeren gang, waar ter zijde nog twee vertrekken op uitkomen, treden wij de ronde zaal binnen, waarin drie kisten, prachtig met fluweel en goud bedekt, overigens niets; daar rusten nu sultan Mahmoud en twee zijner opvolgers. Bij de turbe vanM. ontmoet ik een troepje Russische officieren, waar ik oen praatje mee maak, vooral om te vragen of zij ook weten of' de Soph ia-moskee te zien is. Zij komen er juist vandaan en raden aan er dadelijk heen te gaan. Het is in de buurt en wij zijn spoedig bij het beroemde gebouw. Uitwendig is liet, behalve de vier minarets, een enorme vierkante steenhoop, iets op eene pyramiede gelijkend, maar van binnen prachtig, liet voorportaal, de Esosartex, is reeds een flink gebouw op zichzelf, GO meter lang, 30 breed en 20 hoog; negen deuren geven daaruit toegang tot den tempel, vijf tot het middenschip en twee tot ieder der zijschepen. Bij liet binnenkomen is de eerste indruk treffend; men overziet op eens liet geheele gebouw, althans het middenschip tot boven in den koepel; do zij-scliej)eii zijn van twee verdiepingen; boven zaten vroeger de vrouwen, toen liet nog eene Christenkerk was; die bovengallerij loopt ook boven liet voorportaal, dus langs drie zijden; niet aan de oostzijde, waar Justinianus het gouden altaar geplaatst had. De gallerijen rusten in liet midden langs het middenschip ieder op vier zware pilaren, afkomstig van den tempel van Diana te Epheze, bovi n deze staan op de galerij wat lichtere uit den tempel van Jnpifer-capitolinns te Eome. Tusschen en boven de rijen pilaren is hot vlakke muurwerk alles met mozaïk ingelegd; er gaat een halfrond omhoog aan iedere zijde en daarop rust de koepel met 44 vensters in het rechtopgaande muurwerk, daarboven de kroonlijst en dan eindelijk het zeer vlakke

-ocr page 128-

94

gewelf zooveel beneden liet halfrond blijvende, als de koepel der Pieterskerk er boven is. Hot is daardoor veel lichter boven in den koejwl der Sophia- dan der Pieterskerk. quot;Wij klimmen naar boven op de galerij langs een hellenden opgang zonder trappen, als van den Markustoren te Venetie; het is 70 voet hoog tot de galerij en dit is toch slechts een derde gedeelte van de hoogte tot aan hot gewelf. De geheele lengte der Sophiakerk is 7G, breedte 71, hoogte 7G meter. Wij zien hier zooveel mogelijk rond, doch worden nog meer dan beneden belemmerd door do arme Tnrksche vluchtelingen, die in de moskee gelegerd zijn en op zeer versleten tapijtjes zitten; ik hoor dat er duizend in getal zijn. Gelukkig wordt er goed gelucht, veel ramen staan open, zoodat het er weinig benauwd is. Wanneer men boven is, ziet men eenig spoor van een geschilderde of mozaïke Maria aan den oostkant en in de hoeken Cherubim. Wat voor de Turken aanstootelijk was, is met doek bedekt en daarover gewit. Het Mahomedaansche ameublement is eenvoudig; vier enorm groote schilden aan de muren met spreuken uit den Koran, do Kibla of Mirab, het nisje om liet oosten aan te wijzen (de ligging van Mekka, waarheen de biddenden zich moeten richten), de Minibar of preekstoel, de Kursi of lessenaar, de Dikke, gestoelte vanwaar de adsistent het door den Imau gezegde voor de verder afstaande geloovigen herhaalt, en eindelijk eene massa lampen.

Van de Sophia- gaan wij naar de Achmed-moskee, van een eenvoudiger bouworde; het gewelf steunt op vier eenvoudige ronde, natuurlijk zware pilaren. Ze ziet er wat hol uit, ofschoon de vloer, evenals in de Sophia, met een duizendtal arme Turken bedekt is. De Achnied heeft G minarets; zij kan eenigermate als de hoofdmoskee be-

-ocr page 129-

scliomvd worden, daar van hier de karavaan naar Mekka uitgaat. Deze moskee is door een aardig hekwerk van de Atmeidan, de oude Hippodroom, gescheiden. Dit plein is ongeveer hetzelfde gebleven, doch iets ingekort en do zuilengangen er om heen zijn verdwenen. In liet midden staat nog de Egyptische Obelisk, onder Arcadius opgericht. Op het wat verweerde basreliëf van liet voetstuk ziet men Arcadius niet zijn keizerin, Eudoxia. Voorts staat nog een stuk der bronzen slangenzuil, 5 meter hoog; het zijn drie om elkander geslingerde slangen, doch de koppen zijn verdwenen. Deze zuil was de Trophée, die de Grieken na den slag van Plataeae te Delphi oprichtten. In den oorlog tegen Philippns van Macedonie werd ze verkocht en eindelijk is ze hier terecht gekomen. Ook staat op de Atmeidan nog de kale, van zijne bronzen platen beroofde obelisk van Constantijn Porphirogenétes. Do kruisvaarders onder Boudewijn hebben ze er afgehaald, zoodat de naakte gehouwen steeuen zijn overgebleven, die zich echter nog steeds op elkander gehouden hebben. Vroeger stonden hier ook de vier bronzen paarden, die nu op de Marcuskerk te Venetie staan.

Daarna gaan wij nog een relief van Turkije zien, waarop de bergen, rivieren en steden zeer duidelijk zijn; nog al belangrijk voor de stolling van Plevna, waar zoolang 0111 gevochten is. Vervolgens de zoogenaamde Janitzarenbeel-den, wassenbeelden in de onderscheidene kleederdrachten van Turkije. Wat enorme tulbanden worden er hier en daar gedragen! maar in Constantinopel ziet men alleen de buitenmenschen in liet oude costuum; de fatsoenlijke Tinken dragen allen een zwarten jas en rooden fez. Eindelijk zien wij nog de Bajazet of duivenmoskee, een knap gebouw, doch veel kleiner dan de Sophia en Achmed. Ik

-ocr page 130-

96

heb meer op de duiven dan op liet gebouw gelet; een onnoemelijk getal; ze werden juist in den voorhof gevoederd. Toen ze opvlogen, was hot alsof er een storm opstak. Ze zullen allen afkomstig zijn van het paar wilde duiven (vluchters), die sultan Bajazet eens van een bedelaar zal gekocht hebben; er is een fonds, waaruit ze onderhouden worden.

Tegenover de moskee ligt het sieraslderaat, ministerie van oorlog. Een prachtig hekwerk, een juweel van Turk-sche bouworde, geeft toegang tot een uitgestrekt plein, waarop de bureaux uitkomen en waarop de mooie witte toren van Stamboel staat; ook een mooi bouwwerk in de manier van een minaret. Dit sieraskieraat getuigt van grooten rijkdom, maar ik hoor, dat het in den laatsten tijd ook wel getuige van armoede was. De minister van oorlog had bij het binnenrijden vaak last van officieren, die om hunne soldij vroegen.

Na deze belangrijke wandeling gaan wij de brug weer over, met de spoor naar boven en ik ga eten in het hotel. De heer R. wacht mij daar met den heer Yan Scheven, kanselier der Duitsche ambassade, die vroeger bij de ambassade in Den Haag was en nog vrij wel Hollandsch spreekt. Er zijn vele Russische officieren aan tafel; latei-zie ik ook een Turksch officier binnenkomen, maar dat was eene stijve begroeting met de collega's. De Russische officieren zien er flink en knap uit; ze hebben zich zeker nieuwe uniformen aangeschaft; maar dezen morgen passeerde ik een paar Turksch-Circassische officieren, die opvallend knap van gezicht en figuur en ook keurig ge kleed waren. Het is oen knap slag van volk, zooals ik in Palestina ook reeds opmerkte, de type van het Cau-casische ras.

-ocr page 131-

97

Na den eten ga ik er niet mijnen gids weer op uit; met eene stoomboot varen we den Gouden Hoorn oji langs de geheelc stad, ruim een uur ver. Rechts aan den oostkant liggen de uitgestrekte dokken en arsenalen, daar achter de Okmeida, waar men zich met de werpspiesen placht te oefenen. Hier en daar zijn witte steenen, ter herinnering aan een mooien worp van den een of anderen Sultan; dit is hier een vrij uitgestrekt terrein, doch overigens is de oostkant meerendeols bebouwd. Het gezicht op de stad is prachtig. Die menigte huizenrijen boven elkander en op den top der heuvelen (men telt in C. ook 7 heuvelen) bieden liet seraskieraat met zijnen witten toren, de Soliman-, Mehemed- en Selim-moskeën, prachtige uitstekende punten. ^

quot;We landden dicht bij de poort en waren na een kort eind straat met meest houten huizen, buiten. Om een goed gezicht op dn muren te hebben, klommen wij op liet hooge kerkhof, vlak aan do stad. Die muren gelijken veel op die van Jeruzalem, maar zijn toch niet zoo hoog en ook niet zoo goed onderhouden. Achter die muren is heel wat gebeurd, sedert Byzas met zijne Phenicische kolonisten zich daar vestigde. 2)

ij varen met een calque terug, zeer mooie lange, maar smalle bootjes; onze roeier kent zijn werk, wij varen bijna even snel als met de stoomboot. Het is don-

') Do moskee vaa Mahomed II werd in 1471 op de ruïnen \an uo Apostelenkerk gebouwd, in welks voorhof Constantijn en volgende keizers begraven werden. Eenige saroopliagen, ook een gedeelte van dien van Constantijn, zijn nog behouden gebleven en nu in het museum.

-) Er is verschil van gevoelen omtront de eerste vestiging, die ook aan een kolonie uit Megara wordt toegeschreven.

7

-ocr page 132-

98

leer, als ik weer te Pera in liet hotel kom om te dineeren of soupeeren, hoe men hot noemen wil. 's Avonds ga ik met de heeren E. en v. S. naar de theaters van Pera; wij bezoeken er drie, geen van allen iets bijzonders. Er zijn nog al menschen, maar de vertooningen en muziek zijn zeer ordinair; het zijn eigenlijk niet veel meer dan cafés-chantants. Daar ik mij, na dien drukken dag, ook vermoeid gevoel, gaan wij omstreeks 12 uur naar huis.

Woensdag 17 April.

Van daag den Bosphorus langs gevaren, wel eene der schoonste vaarten, die men in de wereld doen kan. Bij de brug op eene propvolle stoomboot; gelukkig krijg ik nog eene goede plaats boven op de raderkast. Wij gaan dicht Izngs den kant van Galata. Aan het einde dei-voorstad valt zeer in het oog hot groote vierkante gebouw der Duitsche ambassade, boven op den heuvel van Pera, terwijl beneden het prachtige Dolmabagsohe, de tegenwoordige residentie van den Sultan, ligt. Even er achter, tegen den heuvel, de uitgestrekte haremgebouwen, liet paleis is van schitterend wit marmer, met een lief moskeetje er naast, waar de Sultan gewoonlijk des Vrijdags ter kerk gaat. Het is een juweeltje van bouworde en hot witte marmer maakt een zeer goed effect tegen het donkere groen der boomen. Iets verder komt het tweede paleis Tsjeragan, eveneens van wit marmer, iets kleiner maar haast nog mooier. Over hot geheel zijn die paleizen in den vlakken Italiaanschen stijl gebouwd, maar de kozijnen der ramen zijn zoo mooi gebeeldhouwd en het marmeren hekwerk en poorten geven er zoo iets vlugs en helders aan; hot geheel maakt een tooverachtigen indruk. De boot gaat steeds langs den Em-opeeschen wal, doet

-ocr page 133-

99

onderscheidene plaatsen aan, waar passagiers uit- en instappen. De geheele oever is zoo te zeggen bebouwd tot Boyukdéré, vier uur ver, en veelal aardige villa's. Ieder welgesteld inwoner van Constantinopel woont luer zomers op zijn villa.

Halfweg ongeveer tusschen C. en Bujukdéré, een paar uurtjes van de stad, waar de Bospliorus zeer nauw is (550 meter), waar ook Darius indertijd de brug had laten maken, passeeren wij de kasteelen, aan den kant van Azie, Anadoli-Hissar, en op den Europeeschen oever, Eumili-Hissar.

De Muslim hebben aanvankelijk het Oostersch-Romein-sche rijk Eoum genoemd. Toen men het later hot Grieksche rijk noemde, bleven de Turken toch bij dien ouden naam; m Palestina noemen zij de belijders van de Grieksche godsdienst nog Eoum.

Eumili-Hissar is een kasteel met geweldig zware torens; één er van diende vroeger tot schatkamer. Mahomed II bouwde het een jaar vóór de inneming van Constantinopel. Even voorbij het kasteel is de mooie villa van don geleerden Effendi Ahmed-Vefik.

Een paar stations verder is Therapia, waar de zomerverblijven van den Fransehen en Engelschen ambassadeur zijn en dan gaat het recht op Bujukdere, terwijl men het volle gezicht op de Zwarte zee heeft, die echter nog ruim een uur ver is. Te B. stappen wij aan wal; dit is nu de voornaamste badplaats, een lange kaai langs don Bospliorus, met mooie huizen bezet. Hot heeft wel wat van Ems; de meeste huizen zijn nu nog onbewoond, 's zomers moet het er zeer druk zijn. Ik ga de villa van den Eus-sischen ambassadeur zien, een lief paleisje en daarachter een prachtig park tegen den heuvel aan. Ter halve hoogte

-ocr page 134-

100

ongeveer heeft men een vlak gemaakt met eene mooie laan en ouderwetschen aanleg. Ik zoek het hoogste punt te bereiken, in de hoop er een algemeen gezicht ook op de Zwarte zee to krijgen, doch wordt teleurgesteld; er zijn naar liet noorden nog steeds hoogere heuvels.

Ik ga in eene restauratie eten en daarna weer op de boot, die nu ook bij eenige plaatsen aan den oever van Azie aanlegt. Ik bewonder vooral de kiosk van de sultane Valide, bij de zoogenaamde zoete wateren van Azie, dicht bij liet Anadoli-kasteel. Die kiosk met het lieve park en mooi Avit marmeren hekwerk ziet er allerliefst uit, mooie waterpartij ij es en frissche grasvelden; langs de zeeöngte een marmeren opengewerkt muurtje en daarachter de vrij steile hoogte, met keur van boomen begroeid. Van hier tot Constantinopel is ook op den oever van Azie een bijna onafgebroken huizenrij.

Aan boord zijn een honderdtal Eussische dragonders, die ook van een verlof gebruik maken, om den Bosphorus te zien. Ik kom in gesprek met een hoofdofficier en van do vredesonderhandelingen sprekende, zegt hij, dat de Russen, wat ze ook mogen toegeven, Bessarabie nooit weer zullen loslaten.

Tegen den avond ben ik weer thuis en ga wat later met de heeren R. en v. S. een theevisite maken bij den heer Helbing, een koopman van Hamburg afkomstig, een vriendelijke familie. Bij afwisseling spreken wij Hollandsch. In Hamburg schijnt onze taal niet zoo onbekend te zijn.

Ik hoor daar dat er een telegram van Berlijn gekomen is met het bericht, dat prins Hendrik met de dochter van prins Friedrich Carl verloofd is; het is nog niet publiek ter zake van afwezigheid van de moeder der bruid, maar zal het weldra worden.

-ocr page 135-

101

Oolc vertelt de heer v. S. mij dat er een Hollandsch oorlogschip in den Bosphorus ligt; hij had een visite aan de officieren gemaakt.

Donderdag 18 April.

Ik reken het gepast ook een bezoek aan het Hollandsch schip te brengen, neem een caïqne en laat mij naar de door v. S. aangeduide plaats roeien, maar zie geen Nederland sche vlag.

Na wat heen en weer gedraaid te hebben, laat ik mij naar een Engelsch schip roeien en vraag daar; ik krijg het korte antwoord; „Van morgen vertrokken naar do baai van Ismid, voor schietoefening. (Ismid wordt door de Turken gezegd voor Nicomedie, Isnid voor Nicaea en Kadikoi voor Chalcedon.)

Dat is dus mis; ik laat mij nu het Serail eens voorbij rooien en oen eind langs de stad de zee van Memora in. Het Serail ziet er wat de gebouwen betreft zeer sporadisch uit; een gedeelte is 14 jaren geleden verbrand, maar er is toch ook nog al wat overgebleven. Ik merk hot poortje op waaruit, naar gezegd wordt, vroeger de ontrouwe Sid-tanes in zee gelaten worden. Men ziet toch wel dat het Serail verlaten is; de muren en het hekwerk langs den zeekant zien er wat vervallen uit.

Weer aan wal gestapt, ga ik eene wandeling door do stad doen. Maar nu zult ge ook wel eens wat politiek willen vernemen. Het allernaaste verneemt men ook hier niet, naar mij voorkomt krijgt de oppositie tegen Eusland bij de andere mogendheden meer samenhang en daar de Russen zich zooveel niet zullen laten afdingen als Engeland verlangt, ziet het er mij niets gunstig uit voor den vrede. De Turken hebben hier, naar ik hoor, in en om

-ocr page 136-

L02

C. nog 80,000 man infanterie, maar de cavalerie en artillerie zijn ze kwijt1). De Russische officieren genieten in-tusschen van liet oogenblik; overal ziet men zo. Ik kwam zooeven in een boekwinkel om plaatjes en eene beschrijving van C. te koopen; kort daarna kwamen er ook eenige Russen en één van hen, eenige boeken inkijkende, zeide: „Kijk, dat is aardig dat ik mijn boek hier in C. vind.quot; Ik hield het boek in liet oog en toen hij weg was zag ik den titel: „Durchtriebene Schelmequot; van Krestowski. Later kwamen er een paar officieren, die den boekver-kooper vroegen of hij ook verbodene boeken had; zij noemden er eenige, doch ik verstond de titels niet. Jawel, zeide de boekverkooper, komt van avond om 8 uur maar terug, nu gaat het niet.quot; Ik hoop dat de heeren slechts uit nieuwsgierigheid de verboden vrucht wilden proeven; het zou te erg zijn, dat officieren met liet Nilülisniomeegingen.

Van middag diner ten huize van den heer R; een prachtige tarbot. Daarna eene visite gemaakt aan onze Ambassade. De lieer Heldewier is afwezig, doch ik spreek de beide heeren Keun, vader en zoon. Onze Ambassade, die met een deftig hek op de Pera-straat uitkomt, maakt een goed figuur. Ik ga vervolgens de straat eens geheel ten einde tot aan de Duitsche Ambassade, tegenover een groot kerkhof, zooals gewooiüijk met een cypressenboscli er op. Er wordt weer een heengedragen, de sterfte zal hier wel groot zijn, maar men leest en spreekt er niet van; het fatalisme

!) Ik hoor dat men in Pera ontevreden is, dat er niets voor onderhoud van straten etc. gedaan wordt; do plaatselijke belastingen, die daar anders voor dienen, worden eenvoudig in de krijgskas gestort.

-ocr page 137-

103

schijnt hier algemeen, ook bij de Christenen. Het heeft dan ook veel vóór in gevaarlijke tijden kalm te blijven.

Ik ontmoette zooeven in de Pera-straat een reisgenoot van do stoomboot, uit Smyrna; wij maakten een praatje en zoo vroeg hij mij hoe C. mij beviel. „Uitstekendquot;, zeide ik, „maar die ziekte is hier naar.quot; „Heer,quot; zeide hij, „hoe komt gij er aan? Kijk eens rond, gij ziet immers geen enkele zieke.quot; Hij had er volkomen gelijk aan dat de zieken niet op straat liepen, en in goeden ernst vond ik het toch beter dat hij mijne bezorgdheid geen voedsel gaf. Zoo had men ook verteld dat in de moskeen geene zieken waren, maar van morgen las ik in de courant dat de plaatscommandant zelf de Sophia en eenige andere moskeen bezocht en gelast had, de zieken er uit te verwijderen. Ze waren er dus wel, maar dat het grootste gedeelte niet ziek was, heb ik toch wel gezien; ten slotte ga ik eens in de Roomscho kerk te Pera; het graf is er op dezelfde wijze opgeslagen als bij ons.

Goedo Vrijdag 1!) April.

Ten 10 uur naar de ruime Duitsche kerk, waar de gemeente trouw is opgekomen. Deze aandoenlijke herinnering treft toch steeds het Christenhart.

Na de kerk met den heer R. naar de German ia, de Duitsche club, die goed ingericht schijnt en een aangename toevlucht voor do landgenooten zal zijn.

Daarna ga ik nog eens den toren van Galata beklimmen en laat mijne oogen weiden over die prachtige stad en hare omstreken. In de verte zie ik den Bithynischen Olympus nog met sneeuw bedekt.

Met hartelijken dank van den heer R. afscheid genomen en aan boord der Ceres.

-ocr page 138-

104

Het chrart nog een uur vóór wij vertrekken, doch een vertoef oj) die solioone plok behoeft men niet te betreuren. Wat komen de gebomven van het Serail en de Sophia prachtig uit boven de boomen en tegen de heldere lucht; ik zou er eene schilderij van wenschen te hebben. Vaarwel, schoone stad! mogen ook welhaast voor u de staatkundige en maatschappelijke omstandigheden verbeteren!

5 uur.

quot;Wij varen de punt van het Seraü om, de zee van Marmora in en zijn na een paar uur op de hoogte van San-Stephano, waar wij de witte tenten van het Eussische kamp zien.

Archipel, 21 April; aan boord der Messina.

Wij zijn straks om 7 uur van Syra afgevaren; nu ga ik eens verder vertellen.

Gisteren middag waren wij weer voor Troje, maar er was even weing quaestie van aan land gaan als de vorige keer. Wij voeren tusschen Lesbos en Lemnos door en waren tegen middernacht te Syra. Het hinderde mij eenigs-zins op Paschen aan boord te zijn, doch het ging niet anders , en nu vermeen ik dat liet Mer eerst den volgenden Zondag Paschen is; de Grieken hebben eene andere rekening.

Wat is Syra eene aardige plaats, de heldere witte huizen komen zoo aardig uit tegen de groene bergen.

^ De Turksche bevolking is mij, zoo oppervlakkig als ik ze gezien heb, niet tegengevallen. Het zal in Turkije wel meer haperen aan do administratie dan aan liet ras.

Gebrek aan orde in liet bestuur en de harems houden de ont-wkkeling tegen.

-ocr page 139-

105

Het is, na Athene, de voornaamste stad van Griekenland; er is veel handel en ook eenige fabrieken.

Er komt hier een Franschman aan boord, met wien ik spoedig in gesprek kom; hij zegt vele opgravingen op het eiland gedaan te hebben en nog al Phoenioische en ook Israëlietische zaken gevonden te hebben. Hij is niet erg met de Grieken ingenomen en meent, dat ze zich vooreerst nog niet tot een flink volk kunnen vereenigen. Als bijdrage tot den lagen stand der zedelijkheid vertelt hij van een klooster bij Athene, waarvan een paar jaar geleden twee monniken gevangen zaten ter zake van eene vergiftiging, twee als vermoedelijke medeplichtigen aan den moord te Marathon on de prior zelf ter zake van ongebondenheid. Dit belette echter niet, dat hij hem had zien dienst doen bij de begrafenis van een der monniken, maar het was met handboeien aan en in bijzijn van twee politieagenten. Hot is haast ongeloofelij li, maar dat do tegenwoordige toestand der Grieken te wonschen overlaat, is maar al te waar. Het is altoos ook een afgunstig en kibbelend volk geweest en in den bloeitijd zelfs hield do zedelijkheid geen gelijken tred met hunne overige schitte-rendo eigenschappen. Toch moot men uitzonderingen erkennen. Cimon, Aristides en Socrates waren bijzonder brave menschen, die zullen er ook nu wol zijn.

Na den middag komt Attika in hot gezicht. Men ziet don langen schoorsteen van de zilversmelterij te Laurium en dichter bij kaap Sunium. Van zee uitgezien, zou men zeggen, dat de tempel er nog ongedeerd opstaat; die witte kolommen maken een mooi figuur. Wij blijven allen op dek en staren met inspanning naar het westen; het duurt niet lang of we zien iets van de Acropolis en weldra kan men het Parthenon onderscheiden. Wij varen

-ocr page 140-

106

langs den berg Hymettus, de ruime maar ondiepe haven van Plialeros voorbij, de landtong om, en vallen nu in den Piraeus binnen, een lange mooie haven, waar heel wat schepen liggen. Ik neem met oen paar heeren een rijtuig, dat op de kaai staat; liet is oen lieve weg, omstreeks vijf kwartier tot Athene; bijzonder mooie populieren of abeelen langs don weg. !) Aan cene herberg half weg houden wij op en proeven den landwijn, doch dat valt tegen, erg gekruid, het smaakt als terpentijn. Het mag wel gezond zijn, maar men zou er eerst aan gewennen moeten. Athene, wat een lieve plaats! Het doet aan Den Haag denken. Wij hebben een uitstekend logement gekregen, Hotel d'Angleterre in de O AOS EP .OT de Mercuriusstraat, dicht bij hot paleis. Die straat is geheel nieuw zooals het grootste gedeelte der stad, maar juist in die richting heeft men een oud kerkje gespaard, dat nu midden in de straat staat; men kan er aan beide zijden om heen rijden. Voor 50 jaren stonden lüer slechts hutten in hot dorpje Setines.

Van avond hebben wij nog eens even in het park vóór het paleis gewandeld, en ons op eene bank in een Oranje-boschje gezet; de bloesemgeur was haast al te sterk.

Athene, 24 April.

Wat bevalt het mij hier goed! het heeft hier alles weeleen zoo beschaafd aanzien en zoo zindelijk, op de beste standen wit marmeren trottoirs en zooveel huizen van marmer, maar liet is ook in de buurt van den Pentelikus, waar de marmer-groeven zijn, nauwelijks vier uur hiervandaan.

J) De tegenwoordige weg zal ongeveer in dezelfde richting liggen als de westelijke lange muur die Athene met den Piraeus verbond.

-ocr page 141-

107

Gisteren en eergisteren heb ik met een Engelschman de oudheden hier gezien. In de eerste plaats de Acropolis ; die liooge rots niet die prachtige ruines maakt eenen grootschen indruk. De toegang heeft onderaan veel geleden; men zegt dat in het midden een hollende rijweg en ter zijde trappen waren. Er is nu een nieuwe maar smalle trap gemaakt tot aan de tempolvormigo voorpoort, de Propyleen, een hoofddoorgang en zijgangen, door pilaren gescheiden, met nevengebouwen ter zijde. Die Propyleen werden indertijd zeer bewonderd, zijn nog goed bewaard gebleven en maken een prachtig effect. Eenige meters rechts op eene uitstekende rotspunt het lieve tempeltje der overwinning, (Nike) dat nog vrij goed in wezen gebleven is, en links een groot gemetseld voetstuk, waarop vroeger de standbeelden van Grillos en Diodoros (zonen van Xenophon) gestaan hebben; die naar men zegt omgedoopt zijn als beelden van Octavianns en Agrippa in den Romeinschen tijd, doch nu sedert lang verdwenen. Uit de Propyleen geven vijf openingen van gewonen deur-vorm toegang tot het binnenplein, de hoofddeur in het midden heeft eene marmeren deklijst uit één stuk, van twintig voet lang; de afmetingen der openingen zijn dus niet van gewone deuren. Op het binnenplein gekomen, ziet men rechts dicht bij den ringmuur, het Parthenon, een toonbeeld van Grieksche bouwkunst. Van het beeldwerk der Eoliefs in het front en langs de fries is niet veel overgebleven; twee beelden zitten nog eenzaam bij elkander in het front; de rest heeft lord Elgin naar Londen gebracht. Jammer is het ook dat, toen de Acropolis als vesting gebruikt werd, er door eene ontploffing een stuk midden uitgeslagen is. Bij het bombardement van Athene door den Venetiaanschen generaal Morosini in 1687

-ocr page 142-

108

viel een bom in liet Parthenon, waar de Turken toen een kruitmagazijn hadden. Toch is het nog oen imposant gebouw, schoon niet van de afmetingen eener Kathedraal, het is 200 voet lang, 1.00 breed en 60 hoog. Uitwendig Dorische stijl, de pilaren 34 voet hoog, 6 in diameter, 8 voor ieder front, 17 aan iedere zijde. Vreemd, dat het gebouw door een scheidsmuur verdeeld is; naar onze opvatting zou het niets te groot zijn geweest voor ééne ruimte. Vooraan, westwaarts, was de schatkamer, ruim een derde der ruimte beslaande, en achter de eigenlijke tempel, met het ivooren beeld van Minerva (Athene). Ze noemden dien tempel Hekatompedon (100 voet). In den christelijken tijd is er eene kerk van gemaakt, doch nu sedert lang niet in gebruik. Links tegenover het Parthenon is de tempel van Erechtheus, eigenlijk twee aan elkaar gebouwde tempels, namelijk die van Minerva-Polias en het Erechthion of Pandrosion, en nog is daaraan verbonden het mooie Cecropion met de zes cariatiden. Het geheel, hoewel onregelmatig, maakt eenen aangenamen indruk. De geschiedenis en de bestemming zijn duister; Ceerops zal er begraven zijn. Ook zal daar de heilige olijfboom en de zoute bron geweest zijn. Wellicht hebben de Atheners door de vereeniging dier heiligdommen willen uitdrukken, dat zij gelijken eerbied hadden voor Minerva, die hun de cultuiu- van den olijfboom en vele nuttige kunsten onderwezen had, en voor Poseidon (Neptunus) den zeegod, dien zij als zeevaarders zoo noodig hadden. Zij plantten dus den aan Minerva gewijden olijfboom in hetzelfde heiligdom, waaronder zich do zoute bron, aan Neptunus gewijd, bevond. Heel modern zou men het kunnen uitdrukken: dat zij meenden dat tusschen landbouw, nijverheid en handel geen wezenlijke strijd bestaat

-ocr page 143-

109

maar dat zij vereenigd, de welvaart van eon volk verzekeren. De zoogenaamde strijd tnssclien Athene en Nop-tnnus, die door Phidias in de hautreliefs op hot wester front van het Parthenon zal voorgesteld zijn, moet men dan zoo opvatten, dat beiden gewedijverd hebben in hot begunstigen dor Atheners en groote aanspraken kunnen doen gelden op hunne dankbaarheid. Achter dat Erechtion is nog een Hein museum van fragmenten van de gebouwen van den Acropolis, en daarmede wordt de rij der gebouwen gesloten.

Achter het Parthenon vond ik nog een voetstuk; op het bovenste gedeelte las ik duidelijk „Athenaiquot;, maar verder kan ik er niet uitkomen. Onder staat heel duidelijk „Pyrrhos epoiêzen Athênaios. Van do Acropolis daalden wij af naar den Areopagus. Er is, een lager hellend vlak tusschen beiden, vanwaar men de in de rots gehouwen trappen opgaat naar de eveneens in de rots gehouwen rechtbank, in den vorm van een halven cirkel. Overigens zie ik niets dan eenige vlakten in de ruwe rots, waar een pilaar of klein gebouwtje kan gestaan hebben Wellicht is er ook nooit veel op den Areopagus gebouwd geweest. Waar ergens heeft hier Paulus nu gestaan, toen hij tot de Atheensche Philosophen sprak? Aan den voet van den Areopagus, ten zuidoosten, is een ruime grot, waar wij ons, om eens een oogenblik uit te blazen, neerzetten.

Verder in die richting is het aardige monument van Philopappus, van do Syrische Antigonus-familio, die Athcensch burger geworden was, op den heuvel Mouseion. Het is eene lieve architectuur; drie muren, waarvan de middenste iets terugwijkt, met nissen, waarin beelden en ter zijde pilaren. Naar den westkant ziet de Ariopagus-heuvel zoo brokkelig; er zijn daar waarschijnlijk in latere oorlogstijden verscheidene stukken rots afgebroken, die

-ocr page 144-

110

gedeeltelijk nog aan den voet liggen. Aan den zuidkant is aan den voet van den Areopagus een rijweg en aan de andere zijde van den weg de weer iets tegen de hoogte oploopende Pnyx. De vlakke ovale ruimte voor de alge-meene volksvergaderingen ziet men nog duidelijk. Aan liet eind is de bêma (tribune), waar een muur onder gemetseld is, met een trap aan iederen kant. Dicht bij de Pnyx is de nieuwe sterrewaoht, een flink gebouw. De Grieksche bankier, Sina, te Weenen heeft hiertoe veel bijgedragen. Van hier gaan wij naar den tempel van Theseus, half zoo groot als het Parthenon, maar geheel bewaard gebleven; alleen het dak is nieuw. Hij dient nu tot museum, maar er is niet veel: een basrelief, voorstellende een krijger Aristion, die te Marathon zal gesneuveld zijn. Op de binnenmuren zullen vroeger de flinke Amazonen voorgesteld zijn geweest, in gevecht met de Atheuers, doch men ziet er niet meer van, de namaaksels worden er vertoond. Na ons in een koffiehuis dicht bij den tempel wat opgefrischt te hebben, gingen wij naar de poort Dijpijlos, waar naast in het Ceramicon nog al eenige restes van praalgraven zijn van de voor het vaderland op het bed van eer gestorven helden. Vlak er bij is nu ook nog eene steenbakkerij. Ook is hier hot station van den spoorweg naar Piraeus, den eenigen in Griekenland.

Den volgenden dag gingen wij eenige oudheden in de stad zien; twee brokken van een stoa, eene gaanderij tusschen een muur en pilaren; de eene wordt Poecile genoemd; hier zal vroeger de Agora geweest zijn; men spreekt van een oude en nieuwe, maar het is mij niet volkomen duidelijk geworden, waar ze geweest zijn; een groote vierkante marmeren pilaar staat er nog, waarop een marktreglemeut is gebeiteld; daar is men zeker op de

-ocr page 145-

Ill

markt en wel, volgens de veelal aangenomene meening, op do nieuwe; de oude Agora zal aan den oostkant dei-stad zijn geweest, doch ik heb er geen spoor van gezien. Wij gaan daarop den zoogenaamden toren der winden zien, het oude observatorium of stadsunrwerk; het is wonderlijk goed bewaard gebleven. Do toren heelt zijn hoofd altijd wel uit het puin gestoken, maar in 18G2 heeft men ook liet vierkante vlak er om heen blootgelegd en de geheele inrichting is voor den dag gekomen. Op dien toren nu is een windwijzer; op ieder der acht zijden een zonnewijzer, zoodat men van alle zijden bij zonne-schijn liet uur kan zien. Bij donkere lucht had men hot wateruurwerk van de clepsydra, het bronnetje van de Acropolis, dat door eeno opening in den ringmuur, langs een volkomen zuiver, in het marnier gehakt kanaaltje, naar een vierkant vijvertje onder in den toren lie]); de hoogte, die het water dan bereikt had, gaf het uur aan; waarschijnlijk waren er lijnen op de wanden van dat vijvertje geteekend, zooals aan onze peilschalen, doch ik kon ze niet meer onderscheiden, mogelijk werd er een losse schaal in geplaatst.

Van den toren der winden stijgen wij weer op langs don weg tusschen de Acropolis en Areopagus en dalen naar het oosten. Aan den voet vinden wij een houten magazijntje voor oudheden, in de buurt gevonden; ik koop eenige kleine zaken; de grootere zijn me te lastig om mee te nemen. Dicht er bij zien wij het theater of Odeon van Herodes Atticus, de zoon van Cicero's vriend, die ook te Athene gewoond en veel voor de stad gedaan heeft. Behalve het theater of de concertzaal zijn er onderscheidene zalen om heen geweest, waarvan de muren nog gedeeltelijk staan. Iets verder, ook aan den voet van de Acropolis, is het theater van Dionusos (Bacchus). quot;Wat

-ocr page 146-

112

hiervan overgebleven is, is prachtig; de daklijst van liet tooneel, gesteund door verscheidene beelden, die anders vrij goed geconserveerd zijn, maar waarvan de koppen afgeslagen zijn, met uitzondering van een dikken Silenns, een kolos, maar een prachtige; waarschijnlijk heeft zijn stevige nek hem gered. Voor dit tooneel is eene kleine vlakke ruimte en dan beginnen de stoelen, ronde fauteuils uit één stuk marmer gehouwen, met de namen onder aan de voorzijde in kapitale letters er op gebeiteld; verscheidene zien er uit als nieuw

Ik merk lüer weer op dat de vloer en hetgeen laag bij den grond is, bij eene verwoesting vaak door het daarop gevallen puin beschermd wordt. De mooie marmeren stoelen schijnen alleen vooraan geweest te zijn en waren bestemd voor de priesters, die op de vooraanzitting schijnen gesteld geweest te zijn, en voor eenige hoogwaardigheid-beldeeders. Op den uitersten stoel ter rechterhand zie ik luereoos Dionusou (van den priester van Bacchus). Juist in het midden he polis (de stad); hier zal de Basileus wel gezeten hebben 2).

!) In het Britsch Museum heb ik ook twee van die stoelen gezien, docli die zien er vuil uit. Ze zullen wel lang in wind en weer gestaan hebben. Dat een groot gedeelte van cle Fries van het Parthenon er is, vind ik nu ook eigenlijk jammer.

s) Ik heb er de volgende opgeschreven;

lEPEXiS AIONTXOT

— AH.MHTPOX KA i lt;tgt;FNE4gt;ATTHX

— Hlgt;Al2TOT

— MOTSaN

— A1Ü2 0.\TMniOT (i OOMS nOAEMAPXOT lEPÜtANTOÏ.

-ocr page 147-

113

De verdere rangen zullen wel trappen geweest zijn, zooals in meest alle oude theaters, en liepen een eind ver tegen de helling op; wellicht hebben bij een druk bezochte voorstelling de menschen tot dicht bij de muren van de Acropolis gezeten, waar ergens een beeld van Bacchus stond.

Een paar honderd stappen verder oostwaarts komen wij door den boog van Hadrianus, die vrij goed geconserveerd is, bij den tempel van Jupiter, die een der grootste tempels der oudheid is geweest, tweemaal zoo groot als het Parthenon. Die grootheid zal er dan ook wel toe hebben bijgedragen dat er zoo lang over gebouwd is, G60 jaar, van Pisistratus tot Hadrianus, die hem voltooid heeft. Wat er van over is zijn 1G prachtige pilaren, ruim GO voet hoog, die ook zoo te zeggen ongeschonden zijn. Dicht bij dien tempel is de bron Callirhoë vlak bij de Hyssus, maar er toch niet mee in verband staande. De jQyssus valt mij niet mee, eene beek die 's winters nog al wat water zal hebben, maar waar nu, April, slechts een bagatel water tusschen de steenen van den bodem vloeit. Iets verder gaan wij over een brugje den Ilyssus over en zijn aan het Stadion, in zijn hoofdvorm nog geheel in wezen; het is oen natuurlijk valleitje, maar de marmeren dek-steenen der zitplaatsen, een geschenk van Herodes Atticns, zijn verdwenen. Langs do achterste ronding alleen is nog de steenen borstwering, vandaar is een stijgende onder-aardsche gang waardoor men boven op den heuvel komt.

Verder zien wij nog hot aardige monumentje van Lysi-crates, een rond bevallig miniatuur tempeltje, ter zake der overwinning bij eenen wedstrijd van muziek en dichtkunde behaald. Wij koeren naar ons logement terug langs den Koningstuin door een hef laantje van peperboomen met aardige trosjes paarsche kogeltjes.

-ocr page 148-

114

Ons logement is lief ingericht; goede kamers, goed eten en drinken; het diner is, behalve het eten, eene aangename verpoozing. Ik zit naast den lieer Bondonris, een jongen Griek en echt vaderlander, die van Parijs overgekomen is om zich aan hot hoofd te stollen van eene compagnie scherpschutters; maar hij zal vooreerst niet aan het vechten kunnen komen, de Engelschen willen het volstrekt niet hebben. Hij is van eon rijke en vaderlandlievende familie; hij vertelt mij dat zijn vader in den vrijheidsoorlog een millioen drachmen l) geschonken heeft (4 ton); hij hooft zijne bezittingen op Morea met duizenden olijfboomen; maar hij heeft er niet veel van aan het hoofd. Ook maak ik er kennis met een Rnssischen vorst uit Volhynië, een professor nit Lemberg, en den directeur van de gasfabriek, een Engelschman, die vertelt dat het gas te Athene per kubieke meter 23 cents kost, een hooge prijs, maar de kolen moeten ook van verre komen.

Na don eten gaan wij nog eene sigaar rocken, een courant lezeii en wat praten in de leeskamer. Zoo maak ik partij met twee Engelschen voor Eleusis. Wij rijden den ouden heiligen weg op, door do vruchtbare vallei, langs de oude academie en Colone, den Cephissus over, die toch wat meer water heeft dan de Ilissus, toen de hoogte op, die nu Daphne genoemd wordt, vroeger Aegaleos. Van lüer hoeft men een lief gezicht op de stad, de hooge grond is lüer schraal, alleen een enkele dennenboom en zeer hooge thijm, die voor de schapen een goed voedsel is. Omstreeks op het hoogste punt van den weg, vroeger Poecile genoemd, worden de paarden gedrenkt bij een klooster, dat wij even gaan zien; veel schilderijen

!) De drachme was vroeger = 0.40 cents, de tegen-woordige volkomen gelijk aan de franc.

-ocr page 149-

115

van de theotokos. De Mariadienst sclüjnt in de Griekselie kerk nog meer ontwikkeld dan in de Eoomsohe. Ik koop hier een taalboekje voor do scholen van een colporteur. Van lücr rijden wij nu weer bergaf in de vlakte van Eleusis, eene vruchtbare streek. Links zien wij het kale rotsige Salamis, rechts voor ons de Parnès, aan het einde der vallei; er stroomt hier een aardig beekje, doch met zout water. Eleusis maakt niet veel vertooning, het is een dorpje van omstreeks honderd huizen; heel anders dan toen do groote processie van Athene naar den tempel van Ceres trok. Die tempel is geheel ten onderste boven gegooid, maar men zou zeggen, dat de steenen er nog allen liggen, mooi marmer. Wij dalen nog eens in de onderste rutmte en denken aan de mysterien.

Nu zal ik toch.oens van liet Athene van den tegen-woordigen tijd vertellen. Het is hier nu zeer levendig in de heilige week'; straten vol kramen met mooie waskaarsen en een ontzaggelijk vervoer van lammeren of schapen; de Grieken eten , evenals vroeger de Joden, een paaschlam. Ik ga alle avonden naar de mooie hoofdkerk, die prachtig verlicht is; men komt en gaat daar; de armste mensehen komen er, doch maken het gewoonlijk kort. Ieder heeft een kaarsje, dat hij in de kerk aansteekt en op een grooten blaker zet (soms branden er 50 tegelijk), dan kust hij het kruisbeeld, dat naast den blaker staat, en gaat weer heen. Gisteren woonden wij den dienst bij in de Eussische kerk, waar do hoogere standen schijnen te komen. Er waren haast uitsluitend dames. Er werd prachtig gezongen, ik heb nooit mooier bas gehoord; daarna kwamen de dames één voor één bij het altaar, kusten het kimis op een Evangelieboek en kregen dan ieder eene bloem, die de priester uitzocht; soms duurde hot geruimen

-ocr page 150-

11G

tijd eer hij de rechte vond. Die bloemen moesten dus wel iets zeggen.

Vrijdag avond was de groote processie, geheel Athene was oi) de been. Er waren drie afdeelingen, ieder niet een muziekkorps, die in onderscheidene richtingen door de stad trokken, ieder had een waskaars in de hand, dat wil zeggen alle vrouwen en kinderen zonder uitzondering, maar van de heeren waren er nog wel eenigen, die evenals ik zich er van excuseerden en na een eind ver mee-geloopen te hebben, in een koffiehuis uitweken, daar was het dien avond propvol. Er zijn pleizierige koffiehuizen te Athene. Ik heb een avond heel aardig gezeten in of eigeidijk vóór het kaffèneion Ellenikon, dicht bij de Pla-tia tis Omonias (place de la Concorde), op den hoek van de mooie straat langs liet paleis der Staten-Generaal; het was cene aardige drukte van equipages. Ik kwam er aan het praten met een heer van middelbare jaren, die pas \üt Engeland teruggekomen was, waar hij jaren lang zaken had gedaan; hij voelde zich zoo gelukkig weer in zijn vaderland te zijn. Tegenwoordig komen nog al voel Grieken, die fortuin gemaakt hebben, naar hunne weer opbloeiende hoofdstad terug; vandaar zoovele mooie marmeren huizen. Ook worden door diegene, die buitenslands blijven, belangrijke sommen voor allerlei instellingen van onderwijs overgezonden. Men krijgt in Athene een gunstiger idéé van de Grieken en de belangstelling in hun vaderland is algemeen.

Geregelde troepen ziet men weinig, ze zijn meest naaide grenzen, maar vele vrijwilligers in de nationale dracht, de fnstanella, flanel met rood koord geborduurd en schoenen, die wat op de middeleeuwsche tootschoenen lijken. Overigens gaan de menschen lüer gekleed als bij ons,

-ocr page 151-

117

doch de buitenmenschen ziet men nog al met witte rokjes loopen, in de manier der Soliotten.

Het mooiste nieuwe gebouw is de academie, een Grieksche tempel, met beeldhouwwerk in antieken stijl in het fronton en twee afzonderlijke hooge pilaren ter wederzijde, even vóór hot gebouw. Do stijl is Corinthisch; het maakt een heerlijk effect, dat nieuwe marnier met de vergulde kapiteelen. Grelukkig heeft men slechts verguld en niet geschilderd, zooals de ouden soms deden. Ook het Politechnikon is een schoon gebouw; behalve het hoofdgebouw twee kleinere er voor, waarvan de muren roodgeschilderd zijn, zoodat de witte beelden, die er om heen staan, goed uitkomen. Het hoofdgebouw heeft een breeden voorgevel, gedeeltelijk wit, gedeeltelijk lichtblauw marmer. Hierin is het voornaamste museum voor oudheden, menigte van grafteekenen, tal van beelden en wat mij bijzonder opviel, eene zeer groote vaas van gebakken aarde, die gebroken is geweest, maar heel kunstig weer aan elkander is gelijmd; de vorm is zeer schoon, maar de teekening (het schijnt een gevecht voor te stellen) is als door een kinderhand gekrabbeld. Ik maak er uit op, dat do ceramiek (pottebakkerskunst) zich daar vroeger heeft ontwikkeld dan de beeldende kunst. Een aparte zaal is er voor de oudheden van Mikene, door Schlicman opgegraven. Wat oen goud, vooral spitse driehoeken en ronde plaatjes, die waarschijnlijk op de onderstekieedingstukken bevestigd werden. Agamemnon moet er als een gouden tor hebben uitgezien, als hij in gala was; ontelbare gouden bekers, vrij mooie koperen ketels en pannen, meestul met drie pooten, overigens veel op de tegenwoordige gelijkend. Voorts is er allerlei huisraad in bi-ons, geen ijzer. Over het algemeen zijn de vormen goed, maar de teeke-

-ocr page 152-

118

ning onbeduidend; de ronde plaatjes mot allerlei sterren en stijve figuurtjes. Ik sprak er over met een paar Duitsche geleerden, die beweerden, dat het geen Grieksch werk was, maar van een anderen volksstam afkomstig, daar liet niet met de Grieksche kunst overeenkomt. Ik zie ook wel, dat er een groot verschil is tusschen de zaken van Mikene en do werken van Phidias en anderen uit den tijd van Pericles, maar het kunnen de beginselen van de Grieksche kunst geweest zijn. De oudste Itali-aansche schilderijen gelijken ook niet veel op die van Raphael en Titiaan en in de werken van Raphael kan men duidelijk twee zeer uiteenloopende manieren onderscheiden. De kunst kan zich bij een volk ontwikkelen en ook door aanraking met anderen gewijzigd worden.

Omtrent den stand der wetenschappen en litteratimr heb ik niet veel vernomen. Een min gunstigen indruk gaf het mij op de meeste titelbladen in de boekwinkels te lezen: ex tou yocAAixov (uit het Fransch). De taal nadert steeds meer het oude Grieksch. De uitspraak ver-scliilt iets van de onze, zooals wij ze op school geleerd hebben: de spiritus asper wordt niet gebruikt, tj, 6., oi worden allen als i uitgesproken, tv als ef of ew, ë als w en xi als ai in het Fransch, 0 min of meer als de th in het Engelsch. Over 't algemeen zullen de Grieken wel nader bij de waarheid zijn dan wij, doch ik zou denken, dat de uitspraak van tj, u, oi en i in den klassieken tijd wel genuanceerd zal geweest zijn.

Het koninklijk paleis is een zeer groot, hoog gebouw, maar er is weinig stijl in; het ligt evenwel lief, vrij hoog boven het voorplein (constitutie-plein), dat gedeeltelijk beplant is en wel met oranjeboomen en de uitgestrekte tuin er achter en er naast is allerliefst; een prettige wandeling.

-ocr page 153-

119

Ik had liet er op gezet om ook de marmergroeven van den Pentelikos te zien en een blik op Marathon te hebben. Ofschoon ik niemand kon overhalen met mij partij te maken , nam ik maar een rijtuig; het was wat duur, maar toch het geld waard. quot;Wij reden langs het paleis en de steile Lykabettos, vroeger Anchesmos, dat spitse bergje, wel driemaal zoo hoog als de Akropolis, vlak bij de stad. Hot is een aardig gezichtspunt; vroeger was de helling bebouwd en nu begint men er weer mee; den vorigen avond was ik er eens opgeklauterd en zag toen dat er bouwterreinen uitgebakend waren. Wij reden verder den Marathouschen weg op, door vruchtbaar akkerland, den vrij kalen Hymettos rechts en den verder afgelegen Parnès links (de Parnès levert goede gewone wijn, die wij ook aan tafel drinken), lieten de paarden in een dorpje een oogenblik rusten en waren toen weldra aan den voet van den Pentelikos, een eind ver langs den Kephissos, die hier in volle jeugd en kracht is, en toon ging het vrij steil de houtrijke helling op tot bij het klooster waar de rijweg ophoudt. Ik vroeg daar naar een gids, docli men noemde een zoo hoog cijfer, dat ik maar alleen den Pen-thelikos opsteeg. Wat is daar een marmer uitgehaald: Ik zag er een menigte groeven, maar slechts ééne waar men de balken van liet Parthenon uit zou kunnen halen; meestal heeft het marmer, hoe mooi overigens ook, veel spleten; toch zou men uit die groeve een steen van 20 voet kunnen halen, zonder barst.

Ofschoon de groeven druk bewerkt worden, ontmoette ik nu geen sterveling: in de heilige week staat alles stil. Boven heeft men een zeer ruim uitzicht, noordwaarts over de vlakte van Marathon, waar indertijd de macht van Athene tot bewustzijn kwam, zuidwaarts een vruchtbare vlakte en

-ocr page 154-

120

de vroeger zoo voortreffelijke en zich nu op nieuw weer ontwikkelende stad.

Terugkomende liep ik het klooster door, een uitgestrekt gebouw, met een mooie kerk; ik zag er niemand, maar in den tuin zag ik een half dozijn monniken in het gras liggen; die heeren schijnen van het dolce far niente te houden.

Nu zal ik, alvorens Athene te verlaten, nog mijne twee visites melden. Ik heb even per spoor onzen consul, den heer van Lennep, te Piraeus bezocht; ik had moeite hem te vinden, maar zoodoende heb ik ook geheel Piraeus gezien : het wordt weer een knappe stad, er wordt druk gebouwd; de consul woonde in het nieuwste gedeelte. quot;Wellicht is Piraeus weer zoo groot als liet ooit geweest is, mogelijk niet zoo mooi, hoewel zulk een prachtig en lief koffiehuis als er vlak aan de haven staat er zelfs in Pericles tijd wel niet zal geweest zijn.

Mijn andere visite gold juffrouw Markus, die naar ik vernam hier in het Hotel des Etrangers logeerde. Ik achtte mij min of meer verplicht een landgenoote te bezoeken, die zich als beschermster der Servische belangen en door don begonnen bouw van een stichting te Jeruzalem (die ik gezien heb) had doeii kennen als een belangelooze voorstandster van algemeen welzijn, in zeer uitgestrekten zin; en er was nog een bijzondere reden. Ik had te Jeruzalem twijfel hoeren opperen omtrent de betrouwbaarheid van hare agenten voor den bouw der stichting; de bouw was toen ook eenigen tijd gestaakt. Toen ik daarop doelde, trok zij zich dit niet aan; zij verklaarde haar menschen te vertrouwen en den bouw ook te zullen voortzetten. Zoo er betere tijden voor Jeruzalem mochten aanbreken, dacht zij zelve er te gaan wonen; het doel der stichting was niet

-ocr page 155-

121

tevens commercieel, zooals sommigen te Jeruzalem veronderstelden l). Na nog eenigen tijd over de algemeene politiek gesproken te hebben, nam ik met mijne beste wen-schen voor hare onderneming afscheid.

Corfu, 29 April.

Ik ben Zaterdag avond (27 April) van Athene vertrokken; wij moesten om middernacht met de Jonion uit de haven van Piraeus vertrekken. Het speet mij zeer dat dit niet een paar uur later kon zijn, dan had ik den dienst in de Grieksche kerk kunnen bijwonen. Een der reisge-nooten vertelde mij dat hij, even vóórdat wij uit de haven stoomden, bij het uitgaan der kerk te Piraeus nog liet geroep van Christos anesti (Christus is opgestaan) had gehoord 2).

Wij hadden een korte nachtrust aan boord; tegen het opgaan der zon landden wij te Kallimaki, waar de rijtuigen Idaar stonden, die ons in een uur de landengte van Corinthe overbrachten. Het was oen aangename toer; ik zat met vorst Saugusco en professor Chliwichi op den bok; het ging eerst langzaam zig zag de hoogte op en toen in vluggen draf naar het nieuwe Corinthe, een knap, eenvoudig plaatsje, waarschijnlijk de havenplaats van het oude Corinthe, dat iets verder van zee ligt; er is daar ook nog een Mein dorpje tusschen de ruines van die vervallen grootheid; men ziet hier en daar nog een paar pilaren en ongeveer een uur van liet strand de Acropolis, grooter en

J) Ik hob sedert uit Jeruzalem bericht gekregen, dat de bouw weer wordt voortgezet.

2) Het is gebruikelijk elkander op Paschen te begroeten met de woorden : Christos anesti; er wordt dan op geantwoord: amen anesti (hij is waarlijk opgestaan).

-ocr page 156-

122

liooger dan die van Athene; de muren staan er nog op de kruin omheen, doch er moet binnen ■weinig te zien zijn. Do toestand is geheel anders dan toen men zeide: non cuivis contingit adire Corinthum (niet ieder valt het te beurt te Corinthe te komen). Bij liet binnenrijden van Corinthe zag ik een paar groote vuren, waartegen men schapen aan het spit braadde; het eten van een paaschlam sclüjnt dus heel algemeen in Giiekenland te zijn.

Na een kort oponthoud in het nieuwe Corinthe gingen wij weer aan boord van een andere boot der zelfde Griek-sche maatschappij en hadden nu eene lieve vaart tot Patras. Rechts zagen wij den Parnassus en Helikon hunne witte kruinen boven de andere bergen verheffen; links de hoogten van Achaje.

's Avonds voor Patras, waar wij weer op eene andere boot (de Omonoia, Eendracht) overgingen, zonder aan land te komen. Terwijl wij voor Patras liggen, zien wij naar Lepanto, er tegenover, waar Don Jan de Turksche vloot versloeg. Hij had er beter geluk dan bij ons!

Den hoek om zien wij in de verte Missolonghi, waar de Grieken zich zoo dapper verdedigd hebben. Ik herinner mij nog dat ik als jongen mijn Vader daarvan uit de Haar-lemsche courant voorlas.

Ithaka, nu Theald, laten wij links. Te Patras hebben wij den Engelschen consul met zijne familie aan boord gekregen, hoogst fatsoenlijke en vriendelijke menschen, die ons eenige punten aanwijzen. Sangusco is te Patras achtergebleven; Chliwicki, met wien ik in dezelfde hut logeer, zegt dat hij een voorgevoel gehad heeft van den storm die ons treffen zou. Het was van morgen eene leelijke zee; wij hebben een staaltje van de furor Hadriae gehad, waar Horatius van spreekt. Yan wezenlijk gevaar heb ik

-ocr page 157-

123

niet gemerkt, maar eene geweldige slingering over de hooge golven; men zoii er haast zeeziek van worden, on het ergste was dat we niets te eten kregen. Eerst tegen twee imr toen wij onder de luwte van een eiland (het zal Paxos wel geweest zijn) kwamen, werd de kombuis weer iu activiteit gesteld; wij kregen te eten en de storm scheen ook te bedaren. Toen wij om vijf uur te Corfu aan land kwamen, heb ik er niet meer van gemerkt. Het schijnt een vruchtbaar eiland en de stad is allerliefst. De Engel-schen hebben het er goed in orde gemaakt. In Nestor's tijd zal het er zoo niet uitgezien hebben.

Daar Chliwicki nog iemand spreken moet, ga ik alleen naar de citadel op het hoogste punt, waar men een uitgestrekt gezicht heeft; er zijn haast geen militairen, daar de meeste troepen naar de grenzen van Thessalie gezonden zijn. Daarentegen is het in de stad zeer levendig; het schijnt dat alle mensehen met Paaschmaandag op straat zijn. Ik ga nog eens buiten aan den zuidkant der stad, tot liet donker wordt en nu was het aardig die millioenen glimwormen te zien, als een vuurregen; het schijnt een ander soort dan bij ons, altijd in beweging en wat kleiner, maar even sterk lichtgevend. Ik ga Chliwicki in 't logement afhalen en wij wandelen daarop de stad nog eens rond; hij wil volstrekt hier Turksche tabak koopen. Daar die mij niet bijzonder bevallen is, raad ik het hem af; had hij mijn raad maar gevolgd, maar hij koopt ten slotte een halve oka = ll/4 pond. Tegen middernacht moeten wij weer aan boord zijn.

Verona, 3 Mei.

Om aan te sluiten nu een heel eind terug.

Van Corfu waren wij in ruim 12 uur te Brindisi; de

-ocr page 158-

124

stad schijnt weer wat te herleven, maar het is toch nog niet veel. Toen wij daar aankwamen, nam ik met Chli-wicki dadelijk een wagen, die op de kaai stond, om ons naar 't spoor te brengen; wij gooiden er dadelijk onze overjassen in, zonder aan den tabak te denken; ons goed werd naar de douane gebracht en onderzocht als gewoonlijk, maar daar komen de commiesen ook met onze overjassen aandragen en de Turksche tabak komt voor den dag! Alle protesten van onschuld baten niet; ik ga nog mee naar den controleur of insx^ecteur, om te helpen pleiten, maar geen genade; hij moet 70 francs boete betalen.

Wij komen bijtijds aan het station en nemen in eens door plaats naar Bologna. Die oostkant van Italië is mij zeer meegevallen; meest alles vruchtbare grond, veel wijngaarden en olijfboomen. Een Eus, die een paar stations ver meegaat, vertelt dat hij hier komt om zuivere olijfolie te koopen voor de kerken; zooals hij zegt is daar te Genua of elders geen kans toe, alles vervalscht.

Wij passeeren Bari, eene knappe stad. Loretto met het huisje van Jozef en Maria. Gij herinnert u wel het conterfeitsel in het klooster te Munster. Ancona, dat ook mooi ligt. Ook passeeren wij den fameusen Rubicon. Na 22 uur sporens hier te Bologna; ofschoon wel wat moe, ga ik toch nog eens rondwandelen. Het is eene deftige stad in eene mooie vruchtbare streek, prachtige kerken. Ik zag do vier voornaamste, en de scheeve torens Asinelli en Gariscndi niet te vergeten. Van den toren Asinelli is onlangs een jongen buiten langs de stang van den bliksemafleider naar beneden gekomen.

Even buiten de stad zie ik het campo santo, de prachtige begraafplaats. In de uitgestrekte gaanderijen zijn

-ocr page 159-

125

meer dan honderd marmeren beeldwerken, sommige werkelijk schoon en ook aandoenlijk, er zijn van prinsen, graven, rijke kooplui on vele van professoren; men vertelt mij, dat er nu nog een prins Ercolani professor is.

Opmerkelijk dat, toon men de fundamenten van de gaanderijen wilde leggen, men diep onder den grond een Etrussisch kerkhof gevonden heeft met een schat van oudheden, die ik in 't museum gezien heb.

Voorts de oude cn nieuwe academie, daarin zie ik o. a. een marmeren tafel, tor eere van Rossi; er staat op: Eossi qui insegnö il diritto, poi ad alti impieglü vocato miseramente spento lo pianse ITtalia serva e divisa; a lui rende omaggio libera e unita. (Hier heeft Kossi het recht onderwezen. Tot hooge betrekking geroepen en ellendig omgekomen, heeft liet verdeelde en in slavernij zuchtende Italië hem beweend. Nu brengt het hem hulde vrij en vereenigd.) De academie is niet meer wat ze vroeger was: in de dertiende eeuw 8000 studenten, nu 400. Er zijn te veel universiteiten in de buurt gekomen, liet museum van schilderijen heeft een groote verzameling prachtige stukken.

Gisteren ben ik van Bologna vertrokken naar Modena, een minder groote, maar ook deftige stad, paleisachtige huizen en ook een universiteit. Van daar over Mantua de sterke in een waterachtige streek gelegen vesting, naar hier. Verona heeft nog hetzelfde ouderwetsche karakter, als toen ik er voor 38 jaar was.

Ik zal er nog eens rondwandelen, maar dozen nu maar afzenden en hom dan zachtjes aan nareizen. Ik heb eerst nog gedacht naar de tentoonstelling te Parijs te gaan, maar ik verlang weer bij ulieden te zijn en mijn zaken

-ocr page 160-

126

eens weer onder 'toog te hebben; ook zou Parijs mij nu de herinneringen van het Oosten te veel uitwisschen.

Inspruck, 4 Mei.

Ik had plan dadelijk naar Munchen door te reizen, maar ik hoorde onderweg zooveel van Insprück en vond de streek zoo mooi, dat ik hier maaj afgestapt ben.

Gisteren heb ik nog eens in Verona gewandeld. De oude Arena is wat opgeknapt; van binnen weer in orde, zitplaatsen voor 40.000 mensehen. Er is een houten too-neeltje ingezet, waar nu en dan gespeeld wordt; de toeschouwers zitten dan beneden en op de trappen, tegenover het tooneel, maar 't is een klein stukje van 't geheel, dat zoo gebruikt wordt. De grafteekenen van de Scaligers waren onveranderd. De Piazza dei Signori opgefrischt en er is een mooi beeld van Dante geplaatst; vorder de kerk van den heiligen Zeno, die hier reeds in de eerste eeuw zal gepredikt hebben. Zóó oud is de kerk wel niet, maar toch door Pepijn gebouwd.

Toen ik hier de vorige keer was, heeft de voormalige burgemeester graaf Orti van Manara mij deze kerk laten zien en mij het werk present gemaakt, dat hij er over geschreven heeft; ik verneem, dat hij sinds jaren overleden is.

Gisteren middag ben ik van Verona naar Trente gespoord; men komt spoedig in het dal der Adige, dat zeer vruchtbaar is; veel moerbezienboomen. Van mijn medereizigers hoor ik, dat de ontwikkelde mensehen vrij algemeen hopen, dat Zuid-Tirol aan het taalverwante Italië komen zal, maar dat de boeren er te katholiek toe zijn. Tegen den avond te Trente komende, ga ik dadelijk de twee groote kerken zien, in ééne van welke hot concilie gehouden

-ocr page 161-

127

is. Ik loop daarna de hoogte eens op bij liet kasteel, om een gezicht op do stad te hebben; ook al oen stad in de borgen, in de manier van Chambéry; terugkomende ga ik in een koffiehuis aan de holling een flesch wijn drinken , zooals ook de soldaten doen, die aan het kegelen zijn; dat gaat hier beter dan bij ons, waar de wijn te duur is. Ik het logement vind ik een goed souper en geanimeerd onderhond; er zijn verscheiden Oostenrijksehe officieren en een Zwitser, die hier woont voor den inkoop van ruwe zijde; hij vertelt ons, dat hij wil trouwen met een meisje van hier, maar nu heeft hem de pastoor twee stukken ter teekening gegeven, waarmee hij als protestant geen genoegen kan nemen; wij zijn het allen met hem eens, nadat hij 07is die stukken getoond heeft; ten slotte zegt hij in Zwirserland te willen trouwen.

Van morgen vroeg de Alpen ingestoomd, steeds hooger en wilder en dichter bij de sneeuw, al meer watervallen. Van het hoogste punt van den Brenner dalen wij slechts weinig tot hier. Half drie te Insprück. quot;Wat een mooie plaats! breede straten, met huizen van vier of vijf verdiepingen en zoo lief in de vallei van de Inn gelegen; de bergen dicht bij en nu nog met sneeuw bedekt, doch liet weer is even zoo mooi en zoo warm als in Italië.

Ik heb een mooie wandeling langs de sneeuwgrens gedaan naar een koffiehuis, vanwaar men een prachtig uitzicht over de stad en heele streek heeft. In de stad heeft mij het meest getroffen liet monument voor keizer Maxi-miliaan, in de hofkerk, dat is grandioos! In het midden der kerk liet grafmonument, aan de zijden basreliëfs in marmer, van Colyn van Brugge, allerliefst mooi. Zijn heele geschiedenis, al zijn heldendaden staan er op en zijn vrouwen Maria van Bourgondie en Maria Bianca Sforza.

-ocr page 162-

128

Een van de basreliëfs stelt zijn leger voor Arnhem en de daar gesloten vrede voor. Er staat onder: Arnheniio quod primarmm Gelriae oppidmn est, oapto, Carolo duei Gelriae qni Gallornm partes secutus rebus inferioris Grermaniae novandis semper studuerat, pax snpplici data. (Na de inneming van Arnhem, de hoofdstad van Gelderland, is aan Karei, hertog van Gelderland, die, do Franschen toegedaan , steeds naar een omwenteling in de Nederlanden getracht had, op zijn bede, vrede geschonken.) Aanbelde zijden van het monument staan do metalen standbeelden van al de groote verwanten der Habsburgers, Godfried van Bouillon enz. Ook is er een mooie buste van Andreas Hof er in dezelfde kerk.

Munchen, 8 Mei.

Munchen is ook al te belangrijk om er langs te sporen, men moet zich hier een paar dagen ophouden. A\ at is de stad rijk aan publieke gebouwen!

Ik ga er in de eerste plaats naar de bloemententoonstelling in het glazen paleis, mooie bloemen en druk bezocht; het gebouw zelf als te Amsterdam, maar minder wat architectuur betreft; er naast is de botanische tuin met uitgestrekte gronden. Dicht hierbij de Basiliek of Bonifacius kerk in zuiver oud Romeinsche stijl, met vier rijen pilaren en een voorportaal, doch zonder kruisarmen. Er is mooi fresco schilderwerk, in 12 tafereelen de geschiedenis van Bonifacius, 34 portretten van Pausen, etc. Van hier naar het nieuwe kwartier, dat men het museum park zou kunnen noemen; aldaar het gebouw der kunsttentoonstelling, de Glyptotheek voor de beelden en gipsafgietsels, de oude Pinacotheek met schilderijen van oude meesters, één zaal alleen voor Rubens, drie of vier voor Hollandsche kunst, etc.

-ocr page 163-

Daar tegenover de nieuwe Pinacotheek met nieuwe kunst on prachtige fresco's; bijzonder interesseert mij dc zaal met Grieksche landschappen, een sterk licht valt er vlak van boven op, dit maakt een eigen effect, wol wat erg kleurig. Behalve hetgeen de museuins beloven, vind ik er nog de mummie van een Apissticr, die ik in Egyple te vergeefs gezocht heb; hij is nog geheel ingewikkeld.

In dit parkachtig gedeelte der stad kan do Briënzerstraat als hoofdstraat gelden, die van liet paleis of de Lndwig-strasse komende ter halve lengte een rond heeft, waarop de Obelisk, en iets verder bij de Grlypotheek gaat zij door do Propyleen, een getrouwe copio van die van de Acropolis te Athene; binnen in zijn do namen van alle beroemde Grieken gegrift. Toon Otto koning van Griekenland was, is hot natuurlijk dat men in JIuncheu veol belangstelling in de Grieksche zaken had. Die lijst der beroemde mannen heb ik nog eens nagezien voor een quaestie van ortographio, waaraan ik in Griekenland niet gedacht had. De Grieken spreken tie B als W uit en dus komt de vraag hoe zullen zij den klank der B weergeven.

Ik had Marco Botzaris niet vergeten en zocht dus dien naam en ik vond nu Mpotzaris, dat vlug uitgesproken dan ook nagenoeg als Botzaris klinkt.

Dicht bij de Propyleen ging ik een visite maken bij den heer 't Hooft en kreeg de uitnoodiging er den avond na afloop van 't concert in 't Hoftheater te komen doorbrengen. Dien avond zong er Christine Melson; ik wilde niet gaarne verzuimen de beroemde chanteuse te hooren; het was dan ook prachtig en herinnerde aan Jenny Lind.

Toen ik uit liet theater kwam, wachtte tie heer 't Hooft mij op; ik heb toen bij hem en mevrouw een recht aangename avond doorgebracht.

9

-ocr page 164-

Den anderen dag naar liet paleis met den liofgarten; onder een colonnade, lüstorisclie fresco's, die wel wat beginnen te Yerbleeken; scliuin er tegenover de mooie Tliea-tiner kerk en er naast aan het eind der straat de Hal der veldheeren, een deftig gebouw; er zijn slechts twee beelden van Tilly en Wrede. Aan het andere einde van die mooie Lndwigstrasse, even buiten, is de praclitige triumph boog; de colossale Bavaria staat in een zegewagen niet een span van vier prachtige leeuwen er boven op.

Het raadhuis, een aardig gebouwtje, staat in hot oude gedeelte.

Een geheel nieuwe en wel de schoonste straat van M ulichen is de Maximiliaanstraat, die op het Maximüianeiim (een rijks-opvoedingsgesticht) aan den anderen kant der Isar uitloopt.

Aan deze straat is het uitgestrekte en prachtige nationale museum, ongemeen rijk aan allerlei werken van kunsten industrie; het kan werkelijk in vele opzichten tot leerschool dienen.

Ik ben ook nog even buiten de stad gereden naar de Ruluneshalle, die op een hoogte aan do Therese-weide staat: een lange open zuilenrij met de bustes van beroemde mannen uit Beijeren; in het midden er voor de kolossale bronzen Bavaria, bijna 20 meter hoog, de dikke armen maken een aardig effect.

Met eenige andere personen klommen wij langs goede trappen tot in het hoofd; het metaal is van de Turksche kanonnen gekomen dio bij Navarino opgevischt zijn.

Stutgard, 10 Mei.

Van Munchen nrar de ouderwetsche stad Augsbnrg, die ik eens doorgewandeld heb. Het huis van Fngger is zeer

-ocr page 165-

131

uitgestrekt, maar met weinig architectuur; de familie is nog in vollen bloei, graven on prinsen.

Één Fugger was indertijd de crediteur van Karei quot;V, traoteerde hem bij een bezoek op liet verbranden van obligatiën.

Na een kort oponthoud verder gespoord langs de jonge Donau, hier zoo breed als de Vecht, naar ülm. Het is zulk verschrikkelijk weer, dat ik mij met een gezicht van den Dom uit de verte tevreden stel; het lijkt een kapitaal gebouw.

's Avonds te Canstadt, een lieve plaats met aangename omstreken. Van morgen naar Stutgard, een flinke plaats; een mooi paleis met prachtige tuinen en dreven en een monumentaal station, dat ik weldra weer zal opzoeken, teneinde spoedig weer in het lieve vaderland te zijn, waar ik u allen in goede gezondheid hoop terug te zien.

Het is toch een genot in de 19e eeuw te leven; dank spoorwegen en stoombooten, heb ik in drie maanden drie werelddeelen kunnen bezoeken.

-ocr page 166-

OPGEMERKTE DRUKFEILEN.

Fag. 42, regel 1Ü van boven, staat: Sorapeum, lees: Serapeum. 45, regel 10 van onderen, slaat: Menhera, lees: Menkera. 52! regel 4 van onderen, staat: FEOITE^N, moet zijn: rEOPPEilN-

53, regel 10 van boven, staat: Bavmleh, moet zijn: Ramlcli. 54' 7e regel van onderen, staat: Sandresky, moet zijn: Sandreozki.

64, regel 10 van boven, staat: Makpa, moet zijn: Makta. 67 regel 11 van onderen, staat: rosenconserf, moet zijn:

n XJ} ^

rozenconserf.

68, regel 8 van onderen, staat: wordt, moet zijn: werd. quot; 76gt; vogel 4 van boven, staat: behoort, moot zijn: behoord.

-ocr page 167-

'■'f-S* : '

f

l*Vm

'SI

Urad S i

• •

i ev »N

c

lest

\

ê

^zowK^he %/jI.

Timci

w /

»-♦-1

* . .v!amp; f

• ' .v. ■

feoflosia Hiata l

ïfBchü

fyol

« • ■

* V 1 \ • 1 W |

LRiiniM j

%

'S

^Marseille P«id«

^ huxsu

.....

Tsékertumoêaj

IW*... ^gt;1 1

Krajorat

\ LhrornSf^ quot;

/j! YL-vjfiö

S E R By E N

Köatendfq

Süistrüv «tscliuk

rad

\4^

t

Djurdjeroi

}AJ RS,

I«nro

IU i ^ ^ • • •

• 1 •-

SU ^Orvharu

E

/

N

'li

Varns

FM»

L

Litt

*—

V

Turnov

i

Mürtwh

«cara

rORSICA

Ajacrio

V m/ö ^

tekUnt

..••• j

........

)PrixrA|d

©

• JL^

BomTaèioX

_________

Antira

' Skop^jja CUAüb) 'A

Swnnm/

KirkkUisse*

'AdpfanopcliEt

k. ■ ^ c_•

__________

fwfiï,

Bender Ere^lij Is miii

ie)„

kARDINIKN

M

Amasia

L.J|

Jschi a'

Caprivff ! ^

Sochstojf*'-'-^^- '• '•

Tokat

\# \ ■■■■■/\ \ x'

Angora^

gt;cra*

^nu«a

GalhptH ^

T ( 0

I

JV

\

Pbllippoprl (f il ib éi^H^armanjf Xjg ^

E li

8

•f

TÏIM*!! -Sa/MotArai-r

O 1

//rwrar

rr.'-'' 52

KuIeU BergascQt

Tfiamp;xunköpï

Ptuardjik

' quot; Trofdj

S«y

J^iutahia

\Fanpv

Pturuv-

V

Kaisarie

'quot;'Üf/a,.

rganut

JT.j

Afiun

issar

\

lt;sa

sjHermMtk)

AUtschfhr

^Qka)

Patras^

If *'

;i

''■'■vtyamp;i.quot;

r* *-

Karanum lt;

Tarsus

[i riSfei

ijSenpfios O, /I 5,gt;A, -

ÏA*#-

bkandmiK

lAle.randrtMf'

Merxvui,

:l.

.r^

Js/sifirt

**••••••••••••quot;* •*

Haleb«

(Aleppo)

''vV';

ras

Anfc. (AnOocl

ie

Selefke ,

Scb'ndi

hi no.sa

'■. 7V7oa ' a

V

iiitupan .

lt; cri^

* /buartSr

.........

lampedosn

---------------

,••••••

,•••••••••

'•••••••.

Ladil

\

\ — \

\

gt; v :■

•. k 1 t üvrCl

•• gt;. N 1 «S

'•til \ \

vgt;e \

E^l^r-nii»'......^

tz^ÊÊtmÊaÊÊHBi^BBÊÊÊ'

(Tattania

föW4Ma I o :$

SrutêrM

6oMZi

Mal

•••gt;.

Hostr$'amp;

\rSamp; x

@ A 99 -V.

Smterim \

—Jfc— \ «•••SN^a. -*

Patmos-H^ » »*«« \

'axos «A

Jmugo* quot;lèfos

H /

Skyros . /

quot;

Kp hes os}

W'

Konos

/ lt;/

Lerkosia

Foms),

^nrSerk

una

■•. *gt; x*. \ •i. x gt;. x.

xgt; quot;v \

n«Sfcgt;

VS» ^ ^

v ^ w

••7;Ox

Tural_

(Tripa

\

5 T

*-:n

quot;s.-.

\ ax m \ \

r u

^ .'V

\ ■■ II

V ^ x

■ lt; ■ . gt;■

quot;v

•••• quot;

E R

i

• Jé

Jfahuiusg ofWc

c

Hebran

Mi

thvn'ncL

ihi.v.Cfreti*.) Vernal

---------

*•••.

...........

■••••.-

'Bmghajn

Ghaui) o

., N

lt;*gt;

Part Said

i««

ïi'Cnirtwquot;

ar

to

X

Mn.r.Atom,

f /

Mr #

KntfUsche

Russische 'Fiirkisthe i Myyptischf.

ü B E R S I c H T

DE R

KKLSF/ROTTKN nacfder LEVANTE

M.'iairfstuli 1,-6.000.000

EiUfl. Statute

0a m p f b oo Icour.se.

fiantoxvsrhe haiuviücfu Österrachüche

^ 30 30

hemteiu Wpiajih MalJn 'J *quot;quot;'

'• quot;» 1M

Sremedat tl

Ltèda,

•......

^ \ • •

V \ v

è. \e

.......... *. ♦

X x. ..............*v^^. \ »

............ ....

v- vgt;.^\ ...........

7.0gt;v •• quot;c- ^

--r.-^gt;x. •

vw _riCfi*Égr

Alexandnl

TmJ

i

Tt^ ü s t e e t - T r h

0lt;gt;o«r«ikK AnxtAlt v. Wafnpr 4 DfKes, Lnfiie'.

ö«i. T l lacpaH.

-ocr page 168-
-ocr page 169-
-ocr page 170-
-ocr page 171-
-ocr page 172-