-va,; jI
voor
DES
DOOR
Tweede Uitgave.
's-Bosch, G. MOSMANS.
/« r
IM PHI M A T U R.
IIaaeén liac 10 Aprilis 1S75.
Lilr, Cens.
I. Over do noodzakelijke konuis van Ge
huwden omtrent liunue vcrpliclitin-gen........5
II. Over de heiligheid van hot christelijk
III. Over het drievoudig einde des Huwe
IV. Over do gratie van het II. Sacrament
V. Over do bovennatuurlijke meening in
YI. Over de kuischheid iu het Huwelijk 2Q
VII. Over do huwelijkstrouw . . . .21
VIII. Over do wederzijdsche liefde en hulp
betoon, over de consgezindheid en den echtelijken vrede . . . .28
IX. Over het verdragen van elkanders ge
breken . . . . . . .30
X. Over de verhouding tusschcn Man _en
Vrouw........42
XI. Over do voornaamste deugden of goe
de hocdaniglicdcu des Mans , , 45
XII. Over do vooruaamsie deugden of
goede hoedanigheden dor Vrouw. 57
XIII. Over de lioiligiug van zich zolvcn in
het Huwelijk......G6
XIV. Over do wederzijdselie stichting . 74«
XV. Over de kwelliugen in het Huwelijk. 79
XVI. O ver do hulpmiddelen ter verlich
ting der huwelijkslasten. . . 92 X^V II. Over do betrekking der Gehuwden tegenover hunne bloedverwanten en aanverwanten .... 109
XVIII. Over don omgang met vrienden . 120
XIX. Over do dienstboden .... 131
XX. Over den zogen des Huwelijks . 149
XXI. Over den tijd dor blijde verwachting. 159
XXII. Over den Doop bij ontijdige geboorte. 1G4
XXIII. Over den Nooddoop bij do geboorte. 1G7
XXIV. Over don plechtigen Doop in de
Kerk........174
XXV. Over den Kerkgang der Moeder . 185
XXVI. Over de zuigelingen .... 194
■oooggooo-
I. Over de noodzakelijke kennis van Geliuwden omtrent kunne verplichtingen.
1. „ Gelukkig zij allen die den Heer vreezen; die op zijne wegen wandelen.quot; Deze woorden der M. Schrift bezigt de II. Kerk in de plechtige Huwelijksmis ^, van de veronderstelling uitgaande, dat de Jonggehuwden, over welke zij Gods zegen afsmeekt, bij het kiezen en aanvaarden van den staat des Huwelijks den wille Gods hebben geraadpleegd en gevolgd, en alzoo kunnen geacht worden met de heilige vreeze des lleeren bezield te zijn en op zijne wegen te wandelen. Gelukkig gij, wanneer gij bij uw Huwelijk het vertrouwen van uwe Moeder, de II. Kerk, niet hebt te leur gesteld: geluk-kig gij, omdat gij den Heer vreest, en op zijne wegen wandelt! Maar om nu voortdurend ge-
1) Zie de Noveen voor het Huwelijk : Mis voor Bruidegom en Bruid volgens 't Hoomsch Miisual. Blz. 113.
lukkig te zijn, moet gij op 's Hceren wegen hlijven wandelen; cn om dat te kunnen doen, behoort gij voorzeker op de eerste plaats die wegen goed te hennen. Duidelijker. Gehuwden behooren omtrent de. plichten van hunnen staat wel ondencezen te zijn. Zonder die kennis — verwaarloozing hunner verplichtingen, afwijkingen in menigte, stoornis van hun geluk in dit leven; en hierna? en bij God? Alle zonden, voortspruitende uit hunne schuldige onwetendheid , zullen zij eenmaal bij den alwe-tenden en rechtvaardigen God op den dag der rekening moeten verantwoorden____ De onwetendheid van een gehuwd persoon kan betreurenswaardige gevolgen hebben , ook voor de wederhelft, bovenal voor de kinderen, wier tijdelijk en eeuwig geluk groolendeels van de Ouders afhangt.
2. De eerste en voornaamste gids bij het Huwelijk is voor Katholieken ongetwijfeld de Biechtvader. De uwe zal u, bij uwe laatste Biecht vóór het Huwelijk, het noodzakelijkste onderricht gegeven hebben. Nogtans kan het niet genoeg aangeprezen worden, dat Jonggehuwden spoedig na hunne intrede in het IIuwe-
lijk tot hunnen Biechtvader wederkeeren , om, zoo noodig, nader ondernclit te ontvangen. Op sommige plaatsen bestaat het loffelijk gebruik van dat reeds in de eerste week te doen. Overigens j mochten er soms later in het Huwelijk zaken voorkomen, waarover men in geweten twijfelt of ze geoorloofd zijn of niet, dan kan men wederom niet beter doen dan zijn Zielbestierder deswegens raadplegen. Men behoort het Huwelijk te beleven met een gerust gemoed.
3, Doch behalve het onderricht van uw Biechtvader — dat zeker als het voornaamste eu als voor uwe omstandigheden het meest gepast te beschouwen is — zijn er nog zoovele zaken, den staat des Huwelijks betreffende, welke u waarschijnlijk niet of slechts ter loops zijn voorgehouden, 't Is juist daar op den weg des Huwelijks, waar uw Biechtvader het voor u minder noodzakelijk, en voor zich, bij gebrek aan tijd of om eene andere reden, het niet doenlijk of althans te bezwarend oordeelt u te vergezellen;— 't is juist daar, dat deze Gids zich aanbiedt, om u,op dien moeielijken weg, voor te gaan en bij te
blijven , — teu einde u te leeren wat ge misschien nog niet geleerd hebt of u te herinneren wat ge wellicht vergeten zijt, namelijk datgene wat voor katholieken in het Huwelijk van het hoogste belang moet ziju te weten, om met de vreeze des lleeren op zijne wegen te wandelen, zich zeiven en de hunnen voor zonden te bewaren, hun geluk en dat hunner kinderen voor tijd en eeuwigheid te betrachten.
II. Over de heiligheid van het christelijk Huwelijk.
4. Het Huwelijk is heilig; omdat God, de Schepper, de Heer, de Bestierder der men-schen, het Huwelijk in het aardsch Paradijs heeft ingesteld. Uit het verhaal der instelling, gelijk God te onzer onderrichting het heeft laten beschrijven op de eerste bladzijde der H. Schrift, blijkt, dat God zelf alles bij het Huwelijk van Adam en Eva heeft geordend, en dat het Huwelijk van het eerste Echtpaar moest gelden als een regel voor alle Huwelijken , die
in dea loop der eeuwen zouden gesloten worden. Ook is het uit die Schriftuurplaats duidelijk, dat God door de instelling des Huwelijks het geluk des menschen beoogde. Zijt gij gelukkig in het Huwelijk, gij zult het den goeden God te danken hebben. — Breeder in de Noveen voor het Huwelijk-, eerste oefening.
5. Het Huwelijk is heilig ; omdat Jesus Christus, onze goddelijke Verlosser, het contract of de overeenkomst des Huwelijks tot de waardigheid van een H. Sacrament heeft verheven. De oneindige verdiensten van Jesus' lijden en sterven zijn aan de verbintenis des Huwelijks vastgehecht; de band des Huwelijks is in het kostbaar Bloed van het goddelijk Zoenlam gedoopt. Zou het Huwelijk niet heilig zijn, als het voor u de kracht had, om u , bij het aangaan uwer Echtverbintenis , toen ge daar stondt voor Gods Altaar, in het oog der aanbiddelijke Drievuldigheid aangenamer, heiliger te maken? Zou het niet heilig zijn, als uit kracht dier verbintenis u overal , zoolang gij God getrouw blijft, Gods bovennatuurlijke bijstand zal vergezellen?—Breeder
— 10 —
in de Noveen voor het Iluwèlijk: zecende oefening.
6. Het Huwelijk is heilig; omdat volgens Gods goedertieren inzicht het Huwelijk is een afbeeldsel, een heilig teeken van die innige en onverbreekbare vereeniging, welke Jesus Christus, de Zoon Gods, met zijne Kerk heei't aangegaan. In dien zin noemt de H. Paulus liet Huwelijk een groot geheim: met opzicht, zegt hij, tot Christus en de Kerk. Voorzeker een groot geheim: —• één Christus , ééne Kerk, één Man, ééne Vrouw: ziedaar de eenheid des Huwelijks het sterkst bekrachtigd;— gelijk Jesus Christus de Kerk heeft liefgehad en voor haar gestorven is; zoo moet de Man zijne \rouw beminnen, en bereid zijn alles, tot zijn leven, voor haar op te offeren ;— gelijk de Kerk aan Jesus als haar Hoofd onderdanig is, Hem dankt, en Hem bemint, en op Hem vertrouwt als haren Verlosser ; zoo moet de Vrouw haren Man eerbiedigen als haar hoofd , en hem dankbaar zijn, en hem beminnen , en op hem vertrouwen als haren Beschermer;— gelijk Jesas Christus zijne Bruid, de Kerk, nooit zal verlaten, maar volgens zijne onfeil-
bare belofte met haar zal blijven tot het einde der eeuwen; zoo ook is de band des Huwelijks onverbreekbaar tot het einde, tot den dood. Zou dan het Huwelijk niet heilig zijn ? — Breeder in do Noveen voor hd Huwelijk; achtste oefening.
7. Christelijke Echtgenooten bahooren derhalve steeds de overtuiging te hebben , dat zij eenen staat beleven, die goed en heilig is. Zij zullen zich echter wachten den staat des Huwelijks boven den ongehuwden staat te verheffen : immers de maagdelijke staat is veel verhevener en heiliger. „ Een ieder heeft zijne eigene gave van God, de eene dus en de andere zóó (I Cor. VH, 7;.quot; God heeft u geroepen tot den staat des Huwelijks; dat is uwe gave: weest God er dankbaar voor. Anderen heeft God geroepen tot den maagdelijken staat; deze gave is voortreffelijker en zeldzamer: daarom zijn ook deze uitgelezenen aan den barmhar-tigeu God, die aan een ieder toedeelt, gelijk Hij in zijne vrijheid en wijsheid dit goedvindt en wil (I Cor. XII, 11) veel grootere dankbaarheid verschuldigd.
— 12
iii
III. Over iet drievoudig eicde scl des Hnwalijks. en __Vi
do
8. Nadat God hemel en aarde met een en- lij]
kei woord uit het niet had getrokken, hiel- ba
den de drie goddelijke Personen als raad met me
elkander, en besloten: „Laat ons denmtnscU bit
„ maken naar ons beeld en gelijkenis.quot; En Goil da
vormde een lichaam van aarde, en stortte in Hi
dat lichaam eeue ziel, met verstand en wil Gc
begaafd, en de eerste mensch, de Koning vau bei
het heelal, was geschapen. Slechts éin mensch; vei
want God, om nog meer de verhevenheid , de va
bevoorrechting des mensclien boven de gansche ' tot
zichtbare wereld te doen uitkomen , ging hier de
niet te werk gelijk met de vissehen, vogelen lin en dieren, die scheppende ten dienste des
menschen hij groote menigte en bij paren; maar Gc
God schiep slechts één mensch alleen; wijl Hij in
besloten had, dat uit éónen mensch alle ove- vri
rige menschen hunnen oorsprong zouden ne- ma
men. liet lichaam van Eva vormde God van de:
eene ribbe uit Adam, en dat lichaam blies en
— 13 —
Hij ecne ziel in: — uit den eersten rnensch schiep Hij den tweeden. Hij schiep hen Man en Vrouw; den Man slechts eéne Vrouw, der Vrouw slechts écnen Man. Hijzelf verbond ze door den onverbreekbaren band des Huwc-
1- lijks, en zegende hen, schonk hun de vrucht-[- baarheid, opdat zij hun geslacht zouden ver-it meerderen, en de aarde met bewoners, aan-■h bidders van den waren God, vervullen. Zie-d daar het eerste en voornaamste einde des n Huwelijks volgens het inzicht en de instelling il Gods. Door een voor God wettig Huwelijk heb-u ben de Gehuwden het recht van kinderen te ;; verkrijgen. In het Huwelijk den wil hebben ie van kinderen te verwekken en op te voeden 10 ' tot Gods eer en het tijdelijk en eeuwig geluk iv der kinderen , dit ligt juist in Gods bedoe-n ling.
33 9. Het tweede einde des Huwelijks volgens
ir Gods inzicht bestaat hierin, dat de Gehuwden
'ij in de wederkeerige liefde en onverbreekbare
2- vriendschap, welke het Huwelijk oplegt, een
3- machtigen steun zouden vinden, om delasten m dezes levens met mindere moeite te dragen fs en gemakkelijker hunne eeuwige bestemming
— 14 —
te bereiken. Dit einde blijkt ook duidelijk uit de geschiedenis der instelling. Terwijl alle vogelen en dieren van het begin af hun gezelschap vonden , stond Adam na zijne schepping daar onder hen als hun Koning, door zijne majesteit alles overtreffende en door zijnen bezielden blik alles beheerschende; maar eenzaam stond hij daar, zijns gelijke niet vindende, zonder de hulp, de vriendschap, den troost, de lieide van een enkel schepsel, dat hij deelgenoot konde maken van zijne gedachten en gevoelens. God zelf scheen mededoo-gen te hebben met zijne verlatenheid ; want „ God de Heer zeide : 't Is niet goed, dat de „ mensch alleen zij : laat ons hem eene hulpe „maliën, aan hem gelijk (Schepp. II, 18).quot; God schiep dan Eva, en bracht haar tot Adam. En deze, in dankbare verrukking over de hulpe, den troost, het geluk, dat de goede God hem door zijne vereeniging met Eva kwam schenken, sprak deze woorden, liem door God ingegeven, als eene wet voor alle Huwelijken : „ Be man zal zijnen vader en zijne moeder ver-„ laten en zijne vrouw aanhangen , en zij „ zullen twee zijn in écu vleesch,quot; Elkander
aanhangen met de innigste liefde, ziedaar ook het einde des Huwelijks volgens goddelijk inzicht. Elkander beliagcn , believen , beminnen , genegenheid toonen, genoegen geven iu alles wat niet onredelijk is, 't ligt weer juist ia Gods bedoeling.
10. Nog een derde einde des Huwelijks moeten wij hier herinneren , een einde, na den zondeval door den barrahartigen God gewettigd ten gunste van den zwakken mensch, die, al mag hij van de erfzonde gezuiverd en gerechtvaardigd zijn, nog zoo diepe wonden in zijne ziel heeft behouden, en in zijne ledematen een beschamenden strijd ondervindt tegen den geest, een strijd, die soms wel zwaar, soms moeielijk te overwinnen kan zijn. Nu, God in zijne barmhartigheid laat toe, dat ook het Huwelijk strekke als een hulpmiddel voor den gevallen mensch , om zijner zwakheid te gemoet te komen. Zoo geeft dan ook de H. Paulus aan diegenen, welke zich moeielijk kunnen onthouden en door geene belofte tot onthouding verplicht zijn, den raad van te trouwen; want, zegt hij, het is httcr te trouwen dan te branden (I Cor. VII, SJ);
dat is: dan door het vuur der begeerlijkheid verzengd te worden en tot ontucht te vervallen.
IV. Over de gratie van liet H. Sacrament des Huwelijks.
11. Welke bijzondere gratiën geeft het H. Sacrament des Huwelijks ?
Ten eerste. Gratie orn. kinderen tot Gods eer ie verkrijgen en op ie voeden. Gratie om bij het verwekken en grootbrengen van kinderen niet bloot een tijdelijk doel te beoogen , maar ook, en wel hoofdzakelijk, Gods eer en het eeuwig geluk der kinderen, eerst door een tijdigen Doop, en later door eene godsdienstige opvoeding;— gratie om zich van al die lasten, zorgen, opofferingen, welke de opvoeding der kinderen noodzakelijk medebrengt, met liefde en uit een hooger inzicht te kwijten; — gratie om, gelijk de Apostel, op de Vrouw wijzende, het uitdrukt (I Tim. II, 15), door het verkrijgen en opvoeden der kinderen salig te worden, indien, voegt hij er
— 17 —
bij, zij zal volhard helben in geloof en liefde en hriliging bij ingelogenhtid.
12. Ten tweede. Gratie om in liefde en vrede te leven. Gratie om elkander met ongeschonden trouw aan te hangen, om elkander met eene innige, offervaardige, standvastige liefde te beminnen, om elkanders gebreken met toegevendheid te verdragen , om elkander alle verdriet te sparen, in twijfel raad, in moeielijkheid hulp , in droefheid troost te bieden, genoegen te geven, het leven aangenaam te maken; — gratie om dat alles te doen zonder God te beleedigen , te doen uit een bovennatuurlijk inzicht, om elkander te beminnen met eer.e liefde, die aan God behaaglijk en voor den hemel verdienstelijk is; — gratie om elkanders, niet enkel tijdelijk, maar ook, en hoofdzakelijk, eeuwig geluk te betrachten;— gratie, in een woord, om door hunne echtelijke liefde die heilige vereeniging af te beelden, welke Jesus Christus met zijne Kerk heeft aangegaan.
13. Ten derde. Gratie om de verdere lasten en pUchten van den huwelijken staat naar beha or en te vercullen. Gratie om in alle moeie-
— 18 —
lijkheden, welke builen de reeds aangege-vene in het Huwelijk kunnen voorkomen, zieh op eene aan God behaaglijke wijze, met christelijke onderwerping aan Gods Yoorzieaigheid, te schikken. — In overeenstemminc: echter met
O
het derde einde des Huwelijks, denken wij hier vooral aan eene bijzondere gratie voor eene bijzondere zwarigheid, welke het Huwelijk medebrengt. Het H. Sacrament des Huwelijks geeft aan de Gehuwden de gratie, om in het Huwelijk hunne driften naar Gods heilige wet te regelen. Immers, ofschoon het Huwelijk door Gods barmhartigheid strekken raag als een hulpmiddel voor de menschelijke zwakheid, kan de duivel (en waarom zou hij het niet beproeven?) Gehuwden in de verzoeking brengen van dat hulpmiddel te misbruiken, door hen tot eene of andere onae-
J O
regeldheid op te wekken. Wij mogen, zeide de jonge Tobias tot zijne vrouw, wij mogen ons niet in het Huwelijk vereenigen als de heidenen , die God niet kennen; maar het betaamt ons dat te doen als kinderen der Heiligen. Welnu, daartoe schenkt het H. Sacrament des Huwelijks overvloedige gratie.
— 1'J —
V. Over de bovennatuurlijke meening in liet Huwelijk.
14. Niet alleen met een gerust gemoed (N. 2) behoort men het Huwelijk te beleven; ook met een bovennatuurlijk inzicht, in den ceest des geloofs. De rechtvaardige leeft uit
D O
het geloof. Christelijke Echtgenooten, we zagen het reeds (N. 7), moeten steeds de overtuiging hebben, dat zij eenen staat beleven, die goed en heilig is. Een christelijk Echtpaar behoort over het Huwelijk te denken gelijk God er over denkt, en te trachten dien staat zoo te beleven als God het verlangt. Betaamt het elk Christen, dat hij de plichten van zijn staat vervult met de meening, om daardoor God te dienen en Hem te behagen; dan betaamt het ook een christelijk Echtgenoot, die bijzondere plichten , welke het Huwelijk medebrengt, eveneens te vervullen met de meening, om alzoo Gods heiligen wil te volbrengen.
VI. Over de kuisclilieid in liet Hirwelijk.
15. Katholieke Ec'itgenooten moeten steeds de kuisclilieid des Huwelijks lioogacliten en liefhebben. Mogen zij bij hun Huwelijk nimmer hunne waardigheid van kinderen Gods vergeten, en steeds gedenken, dat zij , een weinig minder clan de Engelen gemaakt , ook in het Huwelijk tot de heiligheid geroepen — dat zij overal en altijd zich bevinden onder het oog van den heiligen God en vaa hunne heilige Engelen, wier gezelschap zij hopen eenmaal in den hemel voor de eeuwigheid te deelen! O, hoe schoon en lofwaardig is de kuische liefde van twee harten, die elkander in God en om God beminnen ! De kuische liefde is bestendig tot den dood ; de louter vleeschelijke liefde duurt niet lang, en vergaat niet zelden in afkeerigheid, om niet vaa erger te spreken.
— 21 —
16. Gij hebt, niet alleen ten aanliooren van Priester en Huwelijksgetuigen, maar ook voor God en uwe heilige Engelen, aan Jen voet des Altaars, elkander als Man en Vrouw de huwelijkstrouw beloofd , waarvan volgens Gods beschikking slechts de dood u kan ontslaan : „ Wat God heeft saaingevoegd, dat schelde „de mensch niet (Matth. XIX, C).quot; Ten tec-ken van die heilige belofte steekt de Man zijner Vrouw bij het Huwelijk een door den Priester gewijden ring aan den vinger ').
17. Is de zonde van ontucht een gruwel in een Katholiek, wieus lichaam door het H. Doopsel, en nog volmaakter door het II. Vormsel, is ingewijd tot een tempel van den H. Geest,— wiens lichaam in de II. Communie zoo dikwijls door de nauwste vereeniging met het Lichaam van Jesus Christus is geheiligd geworden : — een Katholiek, die overspel pleegt, voegt bij de onteerende ontucht de gruwelijke
1) Zie do Koveek voor hel Huwelijk. 'Negende oefening.
— 22 —
sclicnnisder huwelijkstrouw, waarvan tie plech- I u
tige belofte voor Gods Altaar door het H. lt;gt;■
Sacrament des Huwelijks als met het Bloed ; o
van Jesus Christus is bekrachtigd. v
18. Bewaart in uw hart eenen afschuw van c:
alles wat buiten he. Huwelijk is. Veroorlooft n
u of duldt nooit de minste vrijheid aan of ti
van een ander persoon. Waakt met de groot- a
ste zorg over uwe oogen, de vensters waar- ti
door de dood de ziel binnendringt. Gedenkt e
het woord van Jesus Christus: „Al wie eene t:
„ vrouw aanziet om haar te Legeeren, heeft reeds „ overspel met haar gedaan in zijn hart (Matth. ,,
V, 28).quot; Yolgt het voorbeeld van den heili-gen man Job, die getuigde een verbond te hebben aangegaan met zijne oogen, om niet ,,
aan eene andere vrouw te denken (Job XXXI,
1). Door het nieuwsgierige, lichtvaardig ge-opende oog schiet de zondige gedachte als ,
een pijl de ziel binnen ; van de zondige ge- | J dachte komt zoo licht de zondige begeerte, i s en van de begeerte . ., , Helaas! de val van ' s David heeft geleerd wat rampzalige gevolgen o
een onvoorzichtige oogslag kan hebben. Waakt g
dan zorgvuldig over uwe oogen ; waakt over
4
— 23 —
uwe verbeelding; waakt over uw hart; geeft geene plaats aan den bekoord er, verwerpt alle onzuivere gedachten zoo haastig als men vuurvonken van zijne kleederen schudt; vreest het gevaar om er u niet in te wagen, en vermoedt ge, onvoorziens in eenig gevaar geraakt te zijn, redt u door de vlucht: 't is toch een algemeene regel , dat men in de bekoringen tegen de zuiverheid zijne wijsheid, zijnen moed en zijne sterkte moet toonen door ecne haastige vlucht.
19. „Mijne Idnderkens! dit schrijf ik u, „ opdat gij niet zondigt. Maar indien ook ie-„ mand mocht gezondigd hellen, wij hellen een „ Voorspreker lij den Vader, Je sus Christus , „ den Rechtvaardige; en Hij zelf is de verzoe.' „ ning voor onze zonden, en niet alleen voor de „ onze, maar ook voor die van geheel de we-„ reldquot; Deze troostende woorden van den H. Joannes, den Apostel der liefde, uit zijn eersten Brief II, 1 en 3, vinden hier eene geschikte plaats. Ongetwijfeld, alle voorgaande onderrichtingen en waarschuwingen zijn u gegeven; opdat gij niet in of haten het Huwe-
— 24 ~
lijk zoudt zondigen ; maar toch, en wel ondanks dc beste voornemens, kunt gij de treurige ervaring uwer zwakheid opdoen. Endaar-om, mocht ge ooit uw geweten door eenige afwijking, weikdanige dan ook, bezwaard gevoelen, laat li niet ontmoedigen; meent ge zelfs diep gevallen te zijn, wanhoop niet; maar troost u met deze woorden van den H. Joannes. Gedenk, dat gij een Voorspreker hebt bij deu Vader, Jesus Christus, Hij is de verzoening voor uwe zonden: bij Hem is barmhartigheid en overvloedige verlossing. Voldoe slechts nauwkeurig aan de geringe eischen, welke zijne rechtvaardigheid u stelt. Luister niet naar den duivel, die u van het H. Sacrament der Biecht zoekt te verwijderen. Bid vurig, bid veel, smeek God om de genade van een oprecht berouw, van eene rechtzinnige Biecht. Eoep tot dc H. Maagd, de Toevlucht dei- zondaren. Ga spoedig, stel niet uit, na eene ernstige voorbereiding, door eene rouwmoedige en rechtzinnige Biecht u met den goeden God te verzoenen. De vrede zal in uw hart terugkeeren , en vreugde zal er zijn onder
de Engelen Gods in den licmcl, welke zich meer verblijden over éénen zondaar, die zich heJceerl, dan over negen en negentig rechtvaardigen, die ge ene lekeering noodig hellen!quot; — 20. De vrees dat de wederhelft aan ontrouw zich plichtig maakt, het lichtvaardig vermoeden dat men de genegenheid der wederhelft niet geheel en al bezit, om die te moeten deelen met een ander, noemt men ijverzucht, jaloerschlieid of jaloezie. Deze huwe-lijkspest wordt bij persoonsverbeelding voorgesteld als eene vrouw, wier kleed is vol-geborduurd met oogen en ooren; zij houdt een bussel doorntakken in de hand, terwijl zij een weg betreedt, met doorntakken overdekt '). Beschouwt en vreest en bestrijdt
1) Dc ijverzuchtige , door do hevigste smarten gejaagd, heeft altijd oogen en ooren geopend, om overal dc wederhelft te liespieden, en helaas! 0111 doorgaans verkeerd te zien en verkeerd te hooren. De ijverzuchtige kwelt dc wederhelft op velerlei wijzen, en pijnigt niet minder zich zelvcn. Beiden hebben te lijden, de kwaaddenkende en de onschuldig verdachte. Is de vrouw van een jalocr-schen man in het huiselijk leven het meest te beklagen ; het lot van een man , wiens vrouw zich door deze ondeugd leiden laat, is niet zelden onder een ander opzicht nog meer te betreuren.....
de jaloezie als eene zielsziekte, noodlottiger dan de ergste lichaamskwaal. Alzoo moet elk christelijk Echtgenoot met de uiterste behoedzaamheid vermijden iets, het minste , te zeggen of te doen wat de jaloerschheid in de wederhelft zoude kunnen opwekken; 'smen-schen hart is zoo teergevoelig op dit punt, dat het zelfs gevaarlijk is elkander van deze zijde uit kortswijl te plagen ; wordt scherts dikwijls moeilijk verstaan, dan is zulks voornamelijk hier het geval. Ook is een christelijk Echtgenoot verplicht te waken en te strijden, opdat de duivel der jaloerschheid zijn eigen hart niet binnendringe; en daarom heeft hij vooral die booze tongen te vluchten en te verachten , welke het er op toeleggen om door lage oorblazingen de liefde, en met de liefde den vrede en het geluk, uit eene tot hiertoe gelukkige en wellicht voorbeeldige samenleving voor altijd te verbannen. Verachting verdienen ook degenen die, is het niet uit boozen toeleg, nogtans uit lichtzinnige plagerij de jaloezie bij Gehuwden zoeken op te wekken. Gelooft, vreest, vermoedt geen kwaad van elkander: de ware
27
liefde toch denli geen kwaad. Niettemin, voelt ge ooit eenige jaloerschheid iu uw hart opwellen, zoekt geen voedsel voor uwe aeh-terdocht, maar tracht de opkomende neiging aanstonds als eene allergevaarlijkste bekoring te bestrijden, door een vurig gebed Gods machtigen bijstand inroepende. Ondervindt ge of hebt ge vermoeden dat uwe wederhelft door deze ongelukkige bekoring wordt bevochten , word niet boos om dien argwaan, maar liever, heb medelijden alsof het eene gevaarlijke ziekte gold; wees in al uwe woorden en handelingen des tc voorzichtiger, en tracht door de hartelijkste liefdebewijzen alle achterdocht te verdrijven, vooral wanneer ge onbedachtzaam eenige aanleiding tot argwaan moclit gegeven hebben.
I
— 28 —
VIII. Over de wederzijdsclie liefde en tulplbetoon, over de eensgezindlieid en den echtelijken vrede.
21. Het Huwelijk is eene door God ingestelde vereeniging van eenen Man en eene Vrouw, in hun geheel, niet voor de helft; derhalve eene vereeniging, niet enkel van twee lichamen, maar ook van twee zielen. Christelijke Echtgenootcn mogen nimmer vergeten, dat hunne zielen ook gehuwd zijn, dat zij slechts één hart en ééne ziel behooren te hebben. Dit is de oprechte huwelijksliefde.
22. De liefde moet niet eene bloot natuurlijke, maar bovennatuurlijke, heilige liefde wezen, dat is: Gehuwden moeten elkander beminnen om God, omdat God hun de liefde oplegt; — beminnen volgens God, juist zooals God het wil of verlangt; — beminnen door God, met den bijstand zijner goddelijke genade; — beminnen voor God als laatste einde, tot Gods eer en tot beider zaligheid.
23. Gehuwden moeten elkander zoeken tc behagen door vriondclijklicid, vertrouwelijk-
29 —
iieid, mededcelzaamlicid , oplettendheid, voorkomendheid , inschikkelijkheid in nllc zaken, waarin het betamelijk is. Men zondigt tegen
de liefde door onvriendelijkheid, achterhoudendheid, wantrouwen, koelheid, on verschilde- ligheid, bitse , ruwe behandeling. Eene lang-:ne durige koelheid kan de droevigste gevolgen ft; hebben.
an 24. Gehuwden moeten elkanders lief en
is- leed deelen, zich «elkanders belangen aantrek-
n, ken, elkanders goeden naam bewaren en ver-
sij dedigen, elkander den verlangden bijstand
b- vcrleenen, elkander in droefheid troosten.
in ziekte voor de liefderijkste verpleging zorg dragen. Men zondigt tegen de liefde door zich ongevoelig te toonen voor het ongelijk of leed dat den ander is aangedaan, in zijn goeden naam, in zijne gezondheid, in zijne familie; men kwetst de liefde door die hulp te weigeren, welke dc ander recht heeft to verwachten. Gelijk in een menschclijk lichaam het eene lidmaat het ander aanstonds in den nood zal helpen; zoo ook moeten Man eu Vrouw, als ledematen van één lichaam, immer bereid zijn elkander bij te slaan; trou-
— 3U —
wens 't was Gods wil reeds bij dc instelling van liet Huwelijk: „de twee zullen eent „ vleescii zijn.quot; — „ Be mannen schrijft de If. Paulus, „moeien hunne vrouwen lufheh-„ hen als ') hunne eigene lichamen. Die zijne „vrouw liefheeft, heeft zich zeiten lief. Nie-„ mand toch heeft ooit zijn eigen vleesch gehaat ^ „ maar hij voedt en koestert het (Eph. v. 28 amp; 29).quot; Wederkeerig geldt 'dit alles ook van de Vrouw tot den Man.
2 5. „De twee zullen één vleesch zijnquot; Men moge ook kunnen zeggen: de twee zullen één geest zijn! Gehuwden moeten trachten zooveel mogelijk eensgezind te zijn, in denkwijze, in wil, in verlangen. Onder het óéne juk, dat ze samen te dragen hebben, moeten zij voortgaande, de een op den andere lettende, hun best doen om gelijke bewegingen te maken; want zien zij niet naar elkander om, volgt elk zijn eigen luim, dan zal het zijn een horten en stooten, dat beiden hun het
1) De Apostel zegt niet: GVAAiKhunveeujenclicha-mm; maar hij zegt; als hnnne etyene lickamen, dat is : haar aanziende, als zijnde hunne eigene lichamen, waarvan zij het hoofd zijn. Vertaling en Aanteekcmmj van Pkof. Beulen.
juk niet weinig pijn zal veroorzaken. Oin den vrede moet veel gedaan, veel gelaten, vooral dikwijls en veel gezwegen worden. De vrede mag alleen om hoogere belangen worden opgeofferd. Is de vrede gestoord ot' gebroken, de verwijdering of de oorlog mag niet van duur zijn. Men zal verlangen en trachten elkander zoo spoedig mogelijk te naderen ; een stap van toenadering aan de eene zijde moet voldoende zijn, om den ander vier stappen te doen bijkomen; Gehuwden mogen vane Ikander geene vernedering eischen als van hunne kinderen; de geringste toetreding, getoond door woord, houding of handeling, moet genoeg zijn, om degan-sche veete in eene hartelijke omhelzing te smoren. Maar het moeilijkste punt is hier; wie zal het eerst toetreden ? Die ongelijk heeft gehad, diende wel den eersten stap te doen; maar wie heeft ongelijk? Gewoonlijk beiden. Neen, die partij trede het eerste toe, welke het wijste en braafste wil wezen. Dio, zich overwonnen geeft, zal de overwinnaar ziju, en do goede God zal zijne zelfoverwinning naar verdienste beloonen.
— 32 —
26. Gehuwden moeten elkanders gebreken met een christelijk geduld verdragen, liet strijdt niet tegen do liefde elkander wegens verkeerde gedragingen op eene betamelijke wijze te berispen. Zie wegens een en ander het volgende Hoofdstuk.
27. Gehuwden moeten trachten elkaar het leven aangenaam te maken. Zij behooren het grootste genoegen bij elkander te vinden. Hoeveel verdriet geeft een Man zijner Vrouw, en hoe bezondigt hij zich tegeu de liefde, haar verschuldigd, wanneer hij toont, dat hij zich bij haar verveelt en slechts elders zich vermaken kan. Hoe verfoeilijk is de gewoonte van vele Huisvaders (?) die dag aan dag des avonds schandelijk laat in de herberg blijven, en dan nog met een kwaad hoofd huiswaarts keeren, om van 't andere te zwijgen! Waar is hier de oprechte liefde, die de Man zijner Vrouw gezworen heeft? Waar het geluk van die verlatene Vrouw, welke haar hart, haar leven aan dien Man heeft toegewijd? Waar is de spaarzaamheid en de orde, zonder welke een huis moet ten gronde gaan? Waar is hier het voorbeeld
voor dc kinderen? O, hoe zal zulk een Man dat voor God verantwoorden, voor God die liet eens tegen hem voor Vrouw en kinderen zal opnemen?
28. Het leven der Gehuwden is een leven van voortdurende opoffering voor elkander en voor de kinderen. Door de liefde van den eenen kant, door de dankbaarheid van den anderen kant, door de wederkeerig-heid der offers, door het uitzicht op de vruchten van zooveel arbeid en zorgen, namelijk het geluk der dierbaren en het loon des hemels, door den invloed der goddelijke genade, door den bijzonderen bijstand Gods, dien christelijke Echtgenooten uit kracht van het II. Sacrament des Huwelijks ') mogen verwachten; — door dat alles worden de menigvuldige offers, welke het Huwelijk onophoudelijk eischt, licht cn zoet gemaakt,
2'9. Vergeet niet wat God bevolen heeft wegens de huwelijksliefde: „Een :nensch zal „ zijnen vader en zijne moeder verluien, en zijne
1) Zie N. 63.
vrouw aanhangen (Schcpp. II, 2 i).quot; Laat niet toe, dat door bemoeiingen eu inblazingen van uwe betrekkingen, zelfo niet van uw eigen Vader of Moeder, de huwelijksliefde of de Luiselijke vrede gestoord worde. Is liet noodig '), ontwijk liever Vader en Moeder, om, volgens Gods verordening, elkander met inniger liefde aan te hangen: „Na God mijn „Man vóór alles!quot; ziedaar de leus der Vrouw. „Na God mijne Vrouw vuur allesJquot; ziedaar tie leus des Mans.
30. Gehuwden behooren elkander van tijd tot tijd bijzondere bewijzen van liefde te geven , welke ook met dankbaarheid en wederliefde moeten worden aangenomen en beantwoord. Aangename verrassingen, met gulhartigheid gedaan, zijn blijken van oplettendheid, hoogschatting en liefde; de vereerde kan niet anders dan daarvoor gevoelig zijn, cn door zich daarvoor gevoelig te toonen bewijst hij op zijne beurt zijne hoogschatting
1) Voorzeker zou de Man misbruik maken van zijn gezag, wanucer hij zonder voldoende reden aan zijiie Vrouw zou verbieden hare Ouders in huis te ontvangen of hen te bezoeken, Zie N. 73.
en liefde. Derhalve verzuirae men vooral «iet die gclegenlieden, welke van zelf tot een bijzonder liefdebewijs aanleiding geven; niet dat daarom elk liefdebewijs, om bijzonder te heeten, in een of ander verrassend cadeau dient te bestaan; hartelijke betuigingen van liefde kunnen voldoende zijn, terwijl men door bonding of handelingen soms nog meer kan doen gevoelen dan woorden kunnen uitdrukken. Eene van deze gelegenheden is» wanneer Gehuwden na eene min of meer lange afwezigheid weder te zamen komen; zullen zij niet door eene bijzondere blijdschap over het gelukkige wederzien van hunne liefde getuigen? Elkanders Verjaardagen mogen niet vergeten worden; ook is het loffelijk elkanders Patroondagen te vieren; aanbevelenswaardig is eveneens de gewoonte van op eene feestelijke wijze de jaarlijkselie gedachtenis der Echtverbintenis te houden. Gelijk brave Katholieken gewoon zijn op den Verjaardag van hun II. Doopsel hunne Doopbeloften voor God te vernieuwen; mochten ook zoo alle christelijke Echtgcnooten op den Verjaardag van hun Huwelijk aan elkander voor God
a(j —
de belofte van trouw en liefde vernieuwen, welke zij eens zoo plechtig voor Gods Altaar aan elkander gedaan hebben ! — mochten zij dien dag, voor het verledene elkander alle fouten vergevende, oprecht beloven elkaar, zoo mogelijk, nog inniger te beminnen! — mochten zij dien dag in de Kerk nevens elkander nederknielen, om den barmhartigen God te smeeken, dat Hij andermaal hunne liefde zegene! O, hoe zal de vreugde van die godsdienstige feestviering nog zuiverder, nog edeler, nog zoeter en zaliger wezen; wanneer beiden tot dat aangename herinneringsfeest zich zullen hebben voorbereid door het waardig ontvangen ') der HH. Sacramenten !
IX. Over liet verdragen van elkanders gebreken.
31. liet Huwelijk is eenc vcreeniging, niet van twee Engelen, maar van twee men-achen. En wie is er onder de menschen
1) Hetzij op deu dng of ccnigcn tijd te voren.
— 37 —
zonder gebreken? Hij toch is de volmaaktste, die de minste gebreken heeft. Voor het Huwelijk heeft elk waarschijnlijk getracht zijne gebreken zorgvuldig te verbergen, en wat te zien was, heeft men niet willen zien. Wat in den eersten tijd des Huwelijks zich openbaarde , heeft de liefde verschoond; maar langzamerhand kwamen de gebreken al duidelijker en duidelijker voor den dag; want, elkander minder ontziende, volgt men vrijer zijne eigene neigingen en luimen, en zoo vertoont men zich eindelijk in zijn waar karakter; en van de andere zijde, na de begoocheling der eerste liefde, die blind en gevoelloos maakte, begint men beter te zien en beter te voelen, en daarbij is men hoe langer hoe minder genegen om te verschoo-uen en te verdragen.
33. Voelt gij u tot ongeduld opgewekt om de gebreken uwer wederhelft, beschouw dan eens aandachtig uwe eigene gebreken; wij zien zoo licht den splinter in het oog van onzen broeder, en bespeuren den balk niet in ons eigen oog. Gebreken hebt gij, misschien gebreken die gij niet ziet, hinder-
— 88 —
lijkcr wellicht dan die, welke gij in uwe wedevlielft opmerkt. Deze moet uwe gebreken verdragen, zoudt gij ook niet wederkee-rig geduldig zijn? Het is de plicht der huwelijksliefde elkanders lasten te dragen.
33. Alles waarvan de bekendmaking tot beschaming of vernedering des anderen zou kunnen strekken, moet een heilig geheim blijven. Een christelijk Echtgenoot moet zijne eigene eu des anderen eer en goeden naam zooveel mogelijk bewaren en des noods verdedigen. Spreekt over elkanders gebreken of verkeerdheden met niemand, zelfs niet met uwe naaste betrekkingen. Beklaagt u niet over hetgeen gij, de een van den andere, te lijden mocht hebben. Zoekt in zulk geval geen troost bij de menschen. Alle dergelijke gesprekken zijn uiterst gevaarlijk. In plaats van goeden raad te vinden, zult gij allerwaarschijnlijkst tot dingen worden aangezet, die uw lijden zullen verzwaren; en wat gij onder de stiptste geheimhouding vertelt,komt zoo licht, en nog wel verdraaid cn verergerd, ter ooren van uwe wederhelft, die zich niet weinig belcedigd zal gevoelen. O, hoe
— 39 —
zwaar hebben velen voor hunne onvoorzichtigheid op dat punt te boeten ! Hebt ge raad noodig, vraagt dien daar waar ge het zekerst cn zonder gevaar van eenig kwaad gevolg den besten raad en troost vinden zult, namelijk bij uwen Pastoor of Biechtvader.
34. Meent ge reden te hebben om u ontevreden of verontwaardigd te toonen, zorgt dan, dat, gelijk de H. Geest waarschuwt, de zon over uwe gramschap niet onderga. Een schampere uitval in eene voorbijgaande driftigheid is nog al te verdragen en gemakkelijk te vergeven; maar het pruilen, dagen lang volgehouden, is on ver dragel ijk, en brengt der liefde diepe wonden toe.
35. Eene fout, waarvan niet licht herhaling te vreezen is, laat men best als ongemerkt voorbijgaan, vooral wanneer eenige schulderkenning en berouw uit de houding te bespeuren is. Gehuwden moeten elkander gemakkelijk vergeven, en wat eens vergeven is, dient vergeven en vergeten te blijven. Een kwellende duivel is die Echtgenoot, welke gedurig den andere misslagen, die niet meer plaats hebben, in 't aangezicht verwijt
of daarop toespelingen maakt, al geschiedt liet ook zonder bitterheid.
3G. Wanneer men zich durft beloven, dat eene vermaning of berisping vruchten zal dragen, is zij niet alleen geoorloofd, de liefde schrijft ze soms voor; doch men trachte te vermanen of te berispen met inachtneming der volgende regelen:
1. Voor de berisping moet een bekwame tijd gekozen worden. Derhalve zal men dikwijls moeten wachten totdat de schuldige beter in staat is met een goed hart de berisping aan te hooren. Wat zal het baten bijv. een raensch, die in drift of dronkenschap verkeert, te berispen?
2. Men zal niet berispen in tegenwoordigheid der kinderen of der dienstboden ; maar tusschen vier oogen.
3. liet moet zonder vitterij en zonder bitterheid geschieden. Men berispe met zachtmoedigheid en met zekeren eerbied, de wederhelft altijd waardeerende als zijns gelijke , en men kieze die beweegredenen, welke men denkt het meest geschikt te zijn om den andere te overtuigen en te winnen.
— -il —
4. Met oprechte liefde, met het inzicht om den schuldige te verbeteren; men trachte zooveel mogelijk die goede raeening te doen blijken.
5. Allernuttigst is het zich door een kort gebed tot de berisping voor te bereiden.
87. Wanneer men uit berisping in plaats van verbetering verbittering te vreezen heeft, dan schrijft de liefde voor te zwijgen. In 't algemeen, wanneer geen vrucht te verwachten is, is het best met christelijk geduld alles in stilte te verdragen, bij God ') zijn troost te zoeken en Hem de gewenschte ver-beterins; af te smeeken. Hoe zwaarder het kruis is en hoe geduldiger gij het draagt, des te meer verdiensten zult gij voor den hemel vergaderen. Wie weet of ge door uw geduld en door uw gebed bet verstokte hart niet eindelijk breken en voor uwe liefde en voor God terugwinnen zult ?
1) Do II. Paulus noemt in zijn brief aan do Romoi-non (XV, 5) God den God der lijdzaamheid en der verlroos-tinj; Hij is de gever en do bewerker van die lijdzaamheid cn die vertroosting, welke gij noodig hebt.
X. Over de verJiouding tusschen Man en Vrouw.
38. Over 't algemeen hebben Man en A rouw gelijke rechten en verplichtingen tegenover elkander; nogtans wat de bestiering \an huis en zaken betreft is de Man het hoofd der Vrouw: aan den Man het gezag, aan de Vrouw de geiioorzaajiiieid.
Ofchoon het Burgerlijk Wetboek zegt, dat de Man is het hoofd der Echtvereenisinsr
o o
(art, 1G0) en dat hij gehouden is zijne Vrouw te beschermen (art, 1G3), en dat de Vrouw aan haren Man gehoorzaamheid verschuldigd is en hem moet volgen (art, 161); behooren christelijke Echtgenooten liever steeds voor oogen te houden wat een veel verhevener Wetboek, namelijk door God zeiven gegeven, hun hier voorschrijft.
Ziehier den tekst van den II, Paulus uit zijnen brief aan de Ephesiërs, Hoofdstuk V. Katholieke Man! Katholieke Vrouw! prent deze hemelsche woorden onuitvvischbaar in uw gemoed; eiken dag hebt gij ze noodig te
weten en te volgen. Zij bevatten een regel, door den H. Geest gesteld: de Man leert hoe hij zijn gezag moet uitoefenen, en de Vrouw hoe zij moet gehoorzamen.
Dat de vrouwen onderdanig zijn aan
hare mannen, als aan den heere ') , want de man is het hoofd der vrouw, evenals
Christus het hoofd der Kerk, is ; maar gelijk de kerk aan Christus onderdanig is, zoo moeten ook de vrouwen onderdanig zijn aan hare mannen in alles -).
Gij, mannen, hebt uwe vrouwen lief, gelijk ook Christus de Kerk heeft liefgehad ex zich zelven voor haar heeft
overgegeven 1) , opdat iilj haar zoude heiligen.
Gelijk ook Christus de Kerk heeft, liefyehad. Zoo is dan Christus, de Bruidegom der Kerk, het verheven voorbeeld, dat do man zich ter navolging moet voorstellen in de liefde jegens zijne vrouw; en zoo/.eer heeft Christus zijne Kerk liefgehad, dat Hij :ich zelven voor haar ten dood heeft overgegeven, dat llij voor haar geleden heeft en voor haar gestorven is. Do man derhalve drago zijne vrouw eene zoo hartelijke liefde toe, dat hij bereid zij zijn leven voor haar op te offeren.
— 4i —
Dat een iegelijk zijne vrouw zóó lief- bemi
1iei5be als zich zelven, en de vrouw, zij gellc vreeze haren man '). vooï
Door den Vrouwen de geiioorzaamiieid vooi voor te schrijven erkent de H. Paulua het Ziet gezag der Mans, en toch, wanneer hij tot de van Mannen zich wendt, spreekt hij niet van heer- gin schen en gebieden, geen woord van hun gezag; maar hij beveelt hun alleen de liefde.
Jlet gezag des Mans moet zich oplossen in de liefde-, en welke liefde verlangt de H. Pau-lus? O gelukkig en heilig Huwelijk, dat eene getrouwe afbeelding is van die geheimzinnige vereeniging, welke Jesus Christus met zijne Kerk gesloten heeft; waar de Vrouw door hare eerbiedige vrees en onderdanigheid , a
door hare innigste dankbaarheid en liefde de v
Bruid van Jesus, de IT. Kerk, tracht na te \
volgen, en waar de Man slechts het hoofd (
der Vrouw is om haar te beschermen en te
1) Zij vrccze haren man, niet oehtnr nis ccnc slavin haren meester, maar met die eerbiedige vroeze, welke haar betaamt als zijne huisvrouw, die, om God, iu hem haar hoofd vereert.
Vertaling en Aanteclccningcn van Piiop. Beelen , ac-lijk overal elders.
beminnen, zich zeiven vergetende om zich geheel en al voor haar op te offeren, op het voorbeeld van Jesus Christus, die uit liefde voor zijne Kerk zijn Bloed gegeven heeft! Ziedaar het echt katholiek Huwelijk, waarvan Jesus Christus met zijne Kerk het beginsel, het toonbeeld en het einde is!
XI. Over de voornaamste deugden of goede hoedaniglieden des Mans.
39. De werkzaamheid of liefde voor den arbeid. Door het Huwelijk aan te gaan, neemt de Man de verplichting op zich om voor het onderhoud van zijne Vrouw en van de kinderen, welke de goede God hem schenken zal, te zorgen. Waart gij ongehuwd gebleven, ge hadt alleen voor u zeiven te werken, en het stond u nog in zekeren zin vrij, u zeiven gebrek te laten lijden; ge kondt, om zoo te spreken, den arbeid zoo zwaar ol
~ 46 —
zoo licht opnemen als ge verkoost '). Maar nu ge getrouwd zijt, is de liefde voor den arbeid u een dure plicht geworden. Om Vrouw en kinderen den arbeid liefhebben, trachten zooveel mogelijk in eerlijke verdiensten vooruit te komen, ziedaar wat de Man moet onderscheiden; maar hij vergete niet die zorg en dien arbeid te stieren tot God, namelijk hij werke zoo ijverig, omdat God hem door het Huwelijk die zorgen en dien arbeid heeft opgelegd. — Begrijp hieruit, dat, zoo de luiheid altijd verachtelijk is, zij dubbel ververfoeilijk en schuldig is in iemand die voor A rouw en kinderen te zorgen heeft.
40. De spaarzaamheid. Om dezelfde reden waarom de Man verplicht is tot werkzaamheid, is hij ook gehouden tot spaarzaamheid. Waart ge vrij gezel gebleven, ge teer-det van uw eigen goed, cn kwaamt ge door verkwisting tot gebrek, het kwaad ware zoo
1) Natuurlijk dit alios in dc veronderstelling, dat er geene verplichting' aanwezig- is om voor het onderhoud van Ouders of andere nauwe betrekking te zorgen. Deze Ijcmer-king geldt ook voor N. 40 ten opzichte der spaar-zaaniheid.
erg niet: gij haddet alleen te lijden en het u zeiven te wijten. Maar gaat ge thans verkwistend te werk, ge verkwist ook liet goed van Vrouw en kinderen; en komen zij door uwe verspilzucht te lijden, dan wordt gij de verdrukker van hen, die gij na God op aarde het incest moet liefhebben. Zijt gij verkwistend door het onmatig gebruik van drank, dan, behalve den achteruitgang door overtollige vertering, zal er nog achteruitgang volgen door verwaarloozing van arbeid en zaken; doch het ergste is, dat ge door uwe uitspattingen en ruwe bejegeningen het leven verbittert van haar, die zich zelve geheel en al aan u heeft toegewijd, en dat ge door uw kwaad voorbeeld uwe kinderen den weg des verderfs opleidt. — Bij deze waarschuwing tegen alle verkwisting is eene waarschuwing noodzakelijk tegen de gierigheid. Is de gierigheid een van die ondeugden, welke de mensch in zich zeiven noode erkennen wil, ja zich als eene verdienstelijke hoedanigheid aanrekent, natuurlijk onder een anderen naam; in het Huwelijk is die ongelukkige begripsverwarring of ver-
~ 48 —
blindheid nog meer tc vreezen. Omdat Ge- v:
huwden voor elkander en voor hunne kin- G
deren te zorgen hebben, zijn zij doorgaans g(
spaarzaam ; maar velen drijven die spaarzaam- tc
heid door tot eene bepaalde gierigheid, en 1c
zij versehoonen hunne vrekkigheid door de- zi
zelfde beweegredenen, waarom hun de spaar- 1
zaamheid wordt aanbevolen. Zij maken zich A'
wijs niet beter te kunnen doen dan gelijk d
zij doen ; omdat zij alzoo elkanders belangen li
cn die van hunne kinderen het best behar- t
tigen, ja zij meenen zelfs niet anders te z
mogen doen; want zij zouden elkander en t
hunne kinderen in hun goed benadeelen en r
zich aan een schreeuwend onrecht plichtig maken. Waardoor openbaart zich hunne gierigheid ? Dikwijls door eene onmenschelijke behandeling van degenen die bij hen in het werk zijn; door overal volgens eene kleingeestige becijfering en bevitting altijd het minst mogelijke te betalen, zonder zich te bekreunen om eens anders schade of medelijdon te hebben met ziekte of ouderdom. Ten tweede, door met hunne offers achter te blijven, waar do eer van God, de luister
van den Godsdienst, de verbreiding van het Geloof of de verdediging der Kerk ze dringend vorderen. Ten derde, door de hand niet te openen voor de noodlijdenden , en dan alleen eenc karige aalmoes te geven, wanneer zij er onmogelijk buiten kunnen. Christelijke Eehtgenooten (want het geldt hier evenzeer de Vrouw), weest dan wel gewaarschuwd tegen de verfoeilijke gier'gheid, welke de 11. Paulas eenc afgoderij noemt; weest op uwe hoede tegen die rampzalige zucht om altijd uwe bezittingen zooveel mogelijk vermeerderd te zien , tegen de vrees van uwen kinderen niet genoeg te zullen achterlaten. Zorgt dat gij door ecne ongeregelde liefde voor uwe kinderen uwe onsterfelijke ziel niet verliest. Wat moet gij dan doen ? Beschouwt het tijdelijke goed als een geschenk van God, over welks gebruik gij den rechtvaardigen God eens rekenschap zult te geven hebben. Zijt gij verplicht voor uwe kinderen te zorgen, het goed, dat gij hun nalaat, is van weinig beteekenis, zoo Gods zegen het niet vergezelt. Weet dat de aalmoes u viel vrij gelaten is, maar door
3
God geboden '), dat de aalmoes het geschiktste middel is om Gods bescherming cn zeo:en voor u en uwe kinderen waardis
o o
1) quot;Wanneer gij eene verplichte aalmoes geeft, doet gij wèl, evenals gij wèl doet, wanneer gij op een geboden vastendag do vasten onderhoudt. Geeft gij onverplichte aalmoezen of moer dan God u oplegt, dan heljt gij daarvan hoogere verdiensten, evenals het verdienstelijker is op een vrijen dag te vasten of de vasten strenger op te nemen dan geboden is. Maar wat zijn verplichte en onverplirhle aalmoezen? Welk deel van zijn overloed moei de Katholiek afzonderen voor liefdadige en godsdienstige einden? Dat alles is moeilijk te zeggen; maar zeker is het, dat de meesten, door hunne ongelukkig'e geheehtheid aan hun geld, minder aan aalmoezen weggeven dan God van hen vergt: het zal blijken in hot oordeel Gods (voor de schuldigen te laat!) hoeverre hunne onwetendheid of hunne goede trouw hen Jcan verschoonen. Wijl het echter voor de meeste rijken duidelijk genoeg moet zijn, dat zo voor de hulpbehoevenden , voor de verbreiding van het Geloof, voor den luister van den Godsdienst te weinig overhebben; zoo is ons hierdoor de vreeselijke waarschuwing van Jesus Christus lichter te begrijpen: n Voorwaar zeg Ik u, mlat een rijke moeilijk hel rijk der hemelen zal ingaan, i:En wederom zeg Ik u: hel is gemakkelijker, dal een a kemel door hel oog eencr naald doorga, dan dal een u rijke inga in hel rijk der hemelen (Matth. XIX, « 23 amp; 34').quot; Heeft Gods voorzienigheid u met goederen gezegend , denkt dan toch dikwijls ernstig na over deze woorden der eeuwige Waarheid; want ze kunnen niet falen: Rijken kunnen allermoeilijkst in don hemel komen; waarom? Omdat zij rijk zijn: do rijkdom op zich zelf brengt reeds de zaligheid in het grootste gevaar. Voegen wij hierbij: de rijkdom is dubbel gevaarlijk voor Gehuwden die kinderen hehhen. Ondervinden alle rijken die rampzalige geheehtheid aan de aardsche
tc worden. Moogt gij niet verkwistend leven, leeft volgens uwen staat fatsoenlijk; behandelt al degenen, die u dienen of voor u
goederen; rijken, met kinderen gezegend, hetben daarbij het ongeluk van hunne gehechtheid cn hebzucht eu gierigheid te kunnen dekken en stijven onder den schoo-nen naam van verplichte bezorgdheid voor hunne kinderen. Do duivel, zich voordoende als een engel des lichts, weet hen niet weinig te helpen: 'Weest toch //spaarzaam,quot; blaast hij hun in, //gcene uitspattingen! ii geone verkwistingen! geeft niets weg of dc noodzake-//lijkheid van te geven moet u bewezen zijn. Haddet go //geene kinderen of maar één kind, dan kwam liet zoo i/nauw niet; go kondt, ja ge moest ruime aalmoezen //geven; doch nu hebt go verscheidene kinderen: wat ii zal er van die kinderen geworden, als ge komt te //sterven? Ge zijt nu voor u zelveB nog al goed geze-//ten; maar als dit alles eens in zóóveel parten zal gedeeld
//zijn?!.... Arme kinderen!..... En dan de kinderen van
//die kinderen!!.... Duistere toekomst!!!.... Armoede nog «eens in de familie!!!.... Daarom, ge kunt niets mis-ii sen; al wat ge onnoodig weggeeft, steelt ge van uwe //kinderen: hoe zult ge dat voor God verantwoorden?...quot; Helaas! hoevelo rijke Ouders luisteren naar den be-koorder, denken zóó, handelen zóó, maar uit loutere gierigheid! — en toch, zij verbeelden zieh wèl en christelijk te doen met alzoo voor de toekomst hunner kinderen angstvallig bezorgd te zijn! — Christelijke Echt-gonooten, zijt op uwe hoede: vreest, dat, terwijl het geld u in de hand komt, de geldzucht u in hot hart sluipe; — bedriegt u niet: zijt niet hebzuchtig on gierig onder den schijn van spaarzaam on bezorgd voor uwe kinderen tc wezen. Zijt zoo verstandig van uwe rijkdommen te gebruiken, niet gelijk gij goedvindt, maar gelijk God het verlangt. Geeft ruime aalmoezen: vreest eer tc weinig, dan te veel te geven. Maakt u vele vrienden bij God, die u zullen ontvangen in de eeuwige
werken, met cliristelijko menschlievendheid. Waar het belang van den Godsdienst of de nood der armen een offer komt vragen, geeft blij en mild met eene zuivere meening voor God. Maar dat is niet genoeg. Om u te overtuigen, dat ge niet gierig zijt, of om die verderfelijke neiging in u te bestrijden, geeft nu en dan ongevraagd en in het geheim ; en de
tabernakelen. Met do vergankelijke goederen, die God n geschonken heeft, koopt u schatten, welke de dieven niet rooven, geen roest, geeu mot bederven kunnen. En wat de zorg voor uwe kinderen betreft, wilt niet alleen zorgen: gelooft aan eene Voorzienigheid, rekent O]) de bescherming en den zegen van God meer dan op uwe eigene voorzichtigheid en zorg; koopt Gods zegen door uwe aalmoezen voor u en uwe kinderen; leert uwen kinderen arbeidzaamheid en vlijt; leert hun bovenal hoe zij God moeten dienen en van den rijkdom gebruik moeten maken; — neen, dan geen vrees! uwe kinderen zullen uwe lessen benuttigen, uw voorbeeld volgen, en, gelukkiger door de deugden dan wel door de schatten die zij van u erven, zullen zi,i zich door hunne godsdienstigheid en christelijke milddadigheid den zegen Gods verzekeren.
1) In het geheim; dit beduidt niet, dat geen sterveling zulks weten mag. Integendeel: ge behoort zelfs het elka.kder te spreken, wanneer de voorgenomen gift merkelijk zou zijn; — als ge geene onheschniden-heid van uwe kinderen te vrcezen hebt, is het zeker goed, zoo uwe kinderen weten, dat ge den luister van Gods huis en de armen, de ledematen van Jesus Christus, met de daad liefhebt; uwe kinderen mogen niet alleen, maar zij bchooren uwe gewone aalmoezen te kennen, ja, nog beter zoo ge opzettelijk die aalmoe-
—- 53 —•
goede God, die in het verborgene ziet, zal in uw hart eene zekere tevredenheid storten ten bewijze hoezeer dat olïer Hem behagel ijk is. Eene geheime milde gift, tot een goed einde voor God gedaan, is eene heldhaftigheid , die God altijd rijkelijk beloont. — De Vrouw wete echter, dat zij geene groote of huiten (jeu: one aalmoezen zich veroorloven mag tegen den wil van haren Man; en zelfs, wanneer de Man haar lastig zoude vallen wegens geringe of ge-wone aalmoezen, is het beter daarin zijn wil te volgen dan den vrede te storen : eene brave , liefdadige Vrouw, die het betreurt, dat zij niet al het goed kan doen wat zij wenscht, zal de barmhartige God voor hare goede mee-ning niet onbeloond laten.
o
zen nu en dan door hunne handen laat gaan: die christelijke les en dat christelijk voorbeeld zijt gij, als katholieke Ouders, aan uwe kinderen verschuldigd; — vreest ook niet uwe verdieiibten te verliezen, wanneer gij niet eene zuivere meening uwen pastoor of zif.l-zoiiGEii wegens uwe aalmoezen raadpleegt, om te weten tot welk einde of hoe gij eene milde aalmoes liet best zult doen of wanneer gij zijnen bijstand inroept om het goede werk uit te voeren; zijne tusschenkomst is gewoonlijk juist liet geschiktste middel om in het geheim goed te doen.
41. De ordelijkheid. Een gehuwd Man moet uitmunten
Vooreerst, door orde op zijnen arbeid of op de zaken die hij drijft, om dezelfde reden waarom hij werkzaam en spaarzaam moet zijn. Die werkzaam en spaarzaam is, kan nog achteruitgaan of niet genoeg vooruitgaan , omdat hij geen orde kent. 't Is niet genoeg, dat er gewerkt wordt, zelfs veel, ja rusteloos gewerkt wordt; er moet goed gewerkt worden, dat is: volgens eene bepaalde orde of regel. Men mag niet op goed vertrouwen daar-lieen werken, of te veel zich verlaten op anderen , rnen moet door zich zelcen altijd een inzicht en overzicht van zijne zaken hebben, om alles, wat tot schade zou kunnen strekken, te voorkomen of bij ontdekking aanstonds te verhelpen.
Ten tweede, door orde op de kHgaven van het huishouden, liet betaamt den Man niet zich in te laten met elke uitgave voor kleeding, huisraad of keuken: hij moet toonen vertrouwen te stellen in de wijsheid en goede zorg zijner Vrouw;— maar de Alan is niettemin verplicht toe te zien, of de uitgaven niet
-— 5 5 —
van te groole weelde getuigen, en zijnen stand of verdiensten soms te boven gaan; want omdat hij is liet hoofd des hdsgezins, blijft aan hem de verantwoordelijkheid, niet van de kleine bijzonderheden, maar voor den algemeenen gang van bet huishouden. Het gebeurt niet zelden, dat een Man in de verplichtende noodzakelijkheid komt, om door zijn gezag de zueht zijner Vrouw tot weelde of praclit te besnoeien '). Is bet schande voor den Man een vittend bemoeial te worden ; zoo is het van den anderen kant eene laffe toegeeflijkheid, wanneer hij zwijgt en wijkt, waar zijn plicht voor God hem gebiedt dat te weren, wat het welzijn van zijn huisgezin in gevaar brengt; ofschoon hij, gelijk altijd, zijn best moet doen om op de zachtste wijze tot zijn doel te geraken. Vreest hij, dat bij tegenspraak de lieve vrede zal gestoord worden, plicht en welzijn van het gezin gaan boven; hij zij niet al te beducht voor eene onweersbui, die bij eene verstandige Vrouw niet van langen duur kan zijn.
1) Zie clc aant. van N. 1-3.
Ten derde, door orde op den dagelijkschen (jcmy tan het huishouden. Er moet een regel zijn in elk elmstelijk huisgezin , waardoor het uur van opstaan en slapen gaan, van eten en drinken, van kerkgang en avondgebed bepaald is. Veel daarvan zal de Man aan de goede zorg der Vrouw overlaten, maar de Man heeft hier ook het hoogste gezag, en moet toezien, dat de regel gehandhaafd worde. Ook voor zich zeiven mag hij zich niet van de orde ontslagen rekenen '). Breekt hij
1) Is het niet bijv. de goede orde verstoren en ong-e-noegen veroorzaken, wanneer dc Man op liet bepaalde elcusuur zich onnoodig laat wachten ? Zou het ook uiet tot de goede orde behooren, dat de Man, als hij's avonds uitgaat, geregeld op een gepast uur thuis korne? Behoeft iemand zich niet te ontspannen, die zich niet heeft ingespannen; de Man, die volgons plicht door den arbeid lichaam of geest heeft vermoeid, is gerechtigd tot een eerzaam verzet. Gelukkig huisgezin, als de Man dat verzet kan vinden in den kring der zijnen, bij Vrouw en kinderen; terwijl hij zich op aangename en nuttige wijze met hen bezig houdt, om daarna met hen gezamenlijk het avondgebod te doen ! Behalve do voldoening voor de Vrouw, hoeveel zullen de kinderen daarbij winnen in hunne opvoeding? Immers wanneer de Vader zich des daags de kinderen niet kan aantrekken, omdat hij werken moet, en 'savonds de kinderen zelden ziet, omdat hij meestal van huis is, teneinde elders zijn vermaak te zoeken, hoe zal die Vader zijne kinderen leeren kennen, hen onderrichten, hen leiden, zich door hen doen
dikwijls den regel zonder gegronde reden, de andere huisgenooten zullen ook minder nauwgezet zijn in het naleven der orde; terwijl het goede voorbeeld van het hoofd des huisgezins het krachtigste middel zal zijn , om eene stipte orde in het huishouden te handhaven.
- o*rgt;lt;ggt;lt;3o a
XII. Over de voornaamste deugden of goede lioedaniglieden der Vrouw.
42. De godsdienstigheid. Verheven is de plaats der Vrouw in het ehristelijk huisgezin. De Vrouw oefent het Apostolaat of
beminnen? Hoe zal hij zijnen vaderlijken plicht vol-hrengen? Zal hij voor zijne kinderen niet, onbekend en onbemind, een vreemdeling zijn? Nogtans willen wij daarom aan een werkzamen Vader niet eenige uitspanning buitenshuis ontzeggen; zelfs zijn stand en liet belang zijner zaken kunnen soms het medebrengen, dat hij zich nu en dan in een pf ander fatsoenlijk gezid-schap laat vinden; maar bij zijn uitgaan vergete hij nimmer orde, maal en het belang der zijnen;^ l)ij zijne vertering volge hij zijn sland en middelen. Hij trachto immer zijn pleizier zuó te nemen, dat zijne Vrouw er geen verdriet van oogste. Kan het wel een braven Man een wezenlijk pleizier zijn wat gekocht is met het verdriet zijner Vrouw? Zie N. 4-0 amp; K. 27.
■
Priesterschap ') uit in den beperkten kring der familie: 't is hare taak den Man, zoo noodig, tot godsdienstigheid te brengen en don kinderen de godsdienstigheid in te prenten. Waar de Vrouw ongodsdienstig is, zult ge daar godsdienstigheid van den Man en vrai de kinderen verwachten? En kan een Huwelijk zonder godsdienst christelijk genoemd worden ? Kan een Huwelijk, waar God is buitengesloten, gelukkig zijn? Van de Vrouw moet die bezielende adem uitgaan, welke het Huwelijk in waarheid christelijk en gelukkig maakt. Heeft de Man op zich genomen voor het stoffelijke leven van Vrouw en kinderen te zorgen; 'tis de roeping der Vrouw Man en kinderen tot hooger leven, tot den hemel te voeren. Eene godsdienstige Vrouw kan de oorzaak zijn van het eeuwige geluk van geheel het huisgezin; ecne ongodsdienstige Vrouw
1) Rechtens komt den Man, als het hoofd der Vronw en als het hoofd van het huisgezin, het Priostcrschap toe: hij toch moet de Vrouw, cn eveneens de kinderen, geleiden op don weg, die tot God voert. Doch zullen de Mans niet erkennen, dat het verhevene Priesterschap , de leiding in het godsdienstige, feitelijk tot de Vronw is overgegaan? Aan den Man het recht, aan de Vrouw de uitoefening.
kan tic schuld dragen, dat, met haar. Man en kinderen verloren gaan. De godsdienstigheid is, om zoo te spreken, de hoofddeugd in de Vrouw, de bron van vele andere deugden. Uit de godsdienstigheid vloeit van zelf voort eene ware en standvastige liefde. Eene godsdienstige Vrouw zal zijn eene zedige Vrouw, eeue zorgvuldige Vrouw, eene verduldige Vrouw. Leid hieruit af wat van eene ongodsdienstige Vrouw te vreezen is ').
43. De zedigheid. Is de zedigheid het schoonste sieraad van eene ongehuwde dochter, zij blijft het nog voor de gehuwde Vrouw. Kleeding, houding, gang, gebaren.
1) Tot do godsdienstigheid der Vrouw behoort de liefde voor de armen, liet deelnemen aan liefdadige werken. De H. Jacobus schrijft in zijn Brief lloofdst. I, 37: quot; Zuioere en onbevlekte godsdienst bij God en den „ rader is deze: weeten en weduwen te bezoeken in hunne n verdrukking, en zich zeiven onbesmet te bewaren van ti deze wereld.quot; Dat is: echte, ware, zuivere godsdienst in het oog van God onzen hemelsehen Vader, bestaat in het beoefenen dor christelijke liefde, bijv. in liefda-digen bijstand aan Lclioeftige weezen eu weduwen te vor-leenen en in zich zclven onbesmet te bewaren van deze booze wereld, door geinc van haar zondige daden na te volgen, maar ingetogen en rechtvaardig en godsdienstig in deze wereld te leven (Tit. II, T3). Schijnt de II. Jacobus dit niet vooral voor de Vrouwen gcschrevcn te hebben ?
— GO —
oogslagen, woorden, alles moet in eene christelijke Vrouw zedig en eerbaar zijn. Zij moet trachten haren Man alleen te behagen; zij mag er niet aan denken op eenige wijs oog of hart van andere mannen te trekken. Onzedige of dubbelzinnige woorden mag zij in hare tegenwoordigheid niet dulden ; de minste ongepaste vrijheid tegenover haar moet voor haar eene beleediging zijn. Eene christelijke Vrouw kan niet te omzichtig zijn, om hare deugd niet in de minste verdenking te brengen. De deugd eener Vrouw bekomt zoo licht eene vlek, en het zijn van die vlekken die onuitwischbaar zijn. De zedigheid maakt de Vrouw des te behagelijker in de oogen van haren Echtvriend, die zich gelukkig gevoelt door hare reine, geheele, onverdeelde liefde. — Dat eene katholieke Vrouw toch nooit voor eene ontstichtende kleeding verschooning zoeke in de mode. Wat is de mode ? Zij is de wet eener wereld, die, volgens den Zaligmaker, geheel en al in de boosheid gelegen is; eener wereld, welke, volgens den II. Joannes, vol is van begeerlijkheid des vleczes, begeerlijkheid der oogen en hoo-
_ 61 —
vaardij des levens. Kunt gij dan denken, katholieke Vrouw, de mode te moeten of te mogen volgen, omdat zij mode is ? Gij zijt gehouden, vóór gij eene mode volgt, toe te zien of die kleederdracht niet door uwen heiligen Godsdienst wordt veroordeeld. Heeft dan de Godsdienst iets met de kleeding te maken? Ter dege. De kleeding is den menseh niet eene gansch vrije zaak: gekleed te gaan is eene verplichting, door God opgelegd. Ge weet waarom, helaas! God zelf aan Adam en Eva kleederen heeft aangedaan (Schepp. III, 21). Maar zoo gij gekleed moet gaan, omdat God het wil, dan behoort gij ook in uwe kleeding volkomen het doel te betrachten, wat God zich met de kleeding heeft voorgesteld. Welk is dat doel ? Het hoofddoel is te voorkomen , dat men iemand aanleiding geve tot kwaad, hetzij in gedachten of anderszins. Dit hoofddoel moet voor alles in dc kleeding betracht worden; zie, dat vordert de Godsdienst. Hij verbiedt voorts in de kleeding den geest van verkwisting, welke zoovele huisgezinnen ten gronde richt. Moet men niet op zijne hoede zijn tegen dc mode in eene maat-
schappij, welke men poogt oncliristelijk, ongodsdienstig te maken, door met Christus ook God er uit te bannen; eene maatschappij, welke men schijnt te willen terugdrijven tot het heidendom met al zijne schandelijkheden en gruwelen ? Eene katholieke Vrouw raadplege bij het volgen der mode het voorschrift der christelijke zedigheid , haren stand en hare middelen. De kleeding eener katholieke Vrouw kenmerke zich door zedigheid, eenvoudigheid en zindelijkheid 1).
1) Mevr. Maria dp, Gentelles heeft in don jong-ston tijd de fransche Vrouwen opgeroepen tot het vormen van eene Vereeniging, een heiligen bond, om do heerschende weelde in de kleederdraoht der Vrouwen te bestrijden, liet ware te wenschen, dat alle Vrouwen ter harte namen wat zij als verplichtend voor de leden der Vereeniging voorstelt. Ziehier hare woorden :
quot; Maar welke verpliehtingen mogen en moeten dc le-quot; den van dien heiligen bond op zich nemen?.....
quot; Zoude het niet best zijn, terstond te beginnen met a zich te verbinden eens ernstig te onderzoeken, welke quot;de drijfvecren zijn die ons persoonlijk doen handelen, a wanneer wij ons lichaam versieren en optooien; onze '/meening te zuiveren en er geene te hebben, waarover ii wij zouden moeten blozen, indien zij bekend ware ?
quot;Onzen Man behagen, onzen stand ophouden in de quot;gezelschappen, binnen de palen blijven eener passende quot; en bevallige netheid; ziedaar een doel daar wij nf.ar ii mogen streven.
quot; Maar in onze prachtvolle kleeding eon middel te quot;zoeken om opgemerkt, bewonderd te worden en wat quot; dies meer zij; er zelfs een middel in te vinden om an-
■14. De IJVERIGSTE ZORG VOOR HET HUISHOUDEN. Gelijk de Man moet liebben liefde voor den arbeid, zoo moet de Vrouw liefde hebben voor het huishoudelijk werk. De honderd kleine bemoeiingen, die dagelijks voorkomen, moeten haar vermaak, haar leven zijn. Wordt zij door anderen daarin geholpen, over alles moet zij het wakend oog houden. In het Boek der Wijsheid wordt de kloeke Vrouw geprezen, „ die „ de gangen van haar huis nagaat en haar Irood „ niet in ledigheid eet.quot; Deze ijverige zorg voor het huishouden veronderstelt:
quot; dcre Vrouwen te ovortreffon, alleen te heersclien, ze te «overschaduwen, in één woord, dat zoude rechtstreeks «tegen den geest der Yereeniging strijden.
«Wat nu de stoffelijke verplichtingen betreft, door i; de leden aan te gaan, ik geloof, dat men ze tot drie «kan terugbrengen. Een eerste zou zijn, zich cene som «te bepalen (en daar zich streng aan vast te houden) a die men jaarlijks voor het toilet wil besteden, en nhn-ii mer of nooit die eenmaal gestelde grenzen te over-« schrijden.
«Ten tweede, op die som te hciïcn hel deel der armen «en dat zoo groot mogelijk te maken; zich beijveren ii van tijd tot tijd de begeerte eener nieuwigheid op te «offeren, om daardoor meer in de gelegenheid te zijn, «zijne arme broeders te kunnen helpen; ze in persoon « de ondersteuning brengen.
«Eindelijk, en dit is het voornaamste puiït, nooit «iets te koopen, zonder het dadelijk te betalen, of als «dit in sommige gevallen onmogelijk is, ten minste de
1. l)e huiselijkheid, Eene gehuwde Vrouw moet liet liefst te huis zijn, te midden van hare huishoudelijke zaken, vooral wanneer zij tevens Moeder is. Eene Vrouw, die buiten noodzakelijkheid veel of gaarne van huis is verdient den naam r.iet vau Huisvrouw.
2. De waakzaamheid over alles wat het huishouden raakt. Eene goede Huisvrouw sluit zich niet op in hare kamer, om vandaar, als eene koningin van haren troon, hare bevelen te geven; maar zij gaat zieh ter plaatse overtuigen of alles naar behooren geschiedt.
i' som of waarde van don japon, hood of shawl die wij «kiezen, ter zijde leggen.
quot;O, konden wij eens goed begrijpen, de redelijkheid
i/en de zedelijkheid dier woorden: koniant betalen!.......
w door de meeste Vrouwen zoo weinig verstaan.
quot;Beproeft dit middel eens, al was het maar voor één quot;jaar, voor zes maanden slechts, en gij zult geheel covertuigd zijn van de waarheid mijner bewering.quot;
'A. H. Paus Pius IX heeft in eene Breve, aan Mevr. Maria, he Gestelles gericht (8 Juli 1868), haren vromen ijver geprezen en aan hare onderneming den heilzaamsten uitslag voorspeld, tegelijk met krachtige woorden de weelde in de kloederdracht der Vrouwen veroordeelende. lloeds in October 18G7 had Zijne Heiligheid zicli gedrongen gevoeld, om openlijk den zonderlingen opschik der Vrouwen te gispen, vooral die lichtzinnige vermetelheid, waarmede zij tot zelfs in de heilige plaats, waar God alleen door allen moet aanbeden worden, door hare ijdele praal de aandacht zoeken te trekken, om bewonderd, zoo niet aanbeden te worden.
— 6 5 —
Zij moet met hare eigene oogen nu en dan gaan zien of in het ganschehuis, van op den zolder tot in den kelder, alles richtig is.
3. De ordelijkheid. Eene goede Huisvrouw zorgt, dat alles volgens een bepaalden regel geschiedt. Het uur is vastgesteld voor die zaken, welke dagelijks voorkomen; voor andere werkzaamheden bepaalt zij den dag of de week. Zij houdt niet van uitstellen, üoor uitstel komt verwarring en schade.
4. De spaarzaamheid. Eene goede Huisvrouw ziet toe, dat geene nuttelooze uitgaven plaats hebben. Zij weet in alle behoeften, die het huishouden volgens haren stand medebrengt, op de voordeeligste wijze te voorzien, zonder daarom gierig of karig te zijn.
5. De zindelijkheid. Deze goede gave is op zich zelve reeds behagelijk ; maar zij is des te meer aan te bevelen, wijl zij nooit alleen komt: zij brengt gezondheid en orde en voordeel mede. In het huis van eene morsige Vrouw ontmoet ge weekelijke kinderen , vindt ge alles overhoop cn gaat veel overstuur. Voegen wij hieraan toe, dat die zindelijk is, van zelf zorgen zal aanstonds te herstellen wnt her-
— 66 —
stelling nootlig heeft, waardoor niet weinig het voordeel in het huishouden bevorderd wordt.
XIII. Over de heiliging van zicli zeiven in liet Huwelijk.
45. De mensch is door God geschapen en op deze aarde geplaatst, om Hem te kennen. Hem te beminnen en Hem hierna eeuwig te aanschouwen. Ieder mensch moet God dienen en door zijn getrouwen dienst zijne zaligheid bewerken, 't Is het eéne noodzakelijke wat de mensch hierop aarde te doen heeft; en die taak is eiken mensch persoonlijk eigen: hij kan die taak aan niemand anders overdragen. Elk gehuwd persoon moet dan voor alles zijne eigene zaligheid betrachten , en wel door God te dienen in den staat des Huwelijks. Ook tot de Gehuwden heeft Jesus Christus gezegd: „ Zoniet eerst het rijk Gods en zijne gerecMig-„ heid (Math. VI, 33),quot; dat is : de gerechtigheid , welke God van den mensch verlangt. Geluuv-
den mogen niets doen wat met den dienst van God en hunne zaligheid in strijd is. De liefde vergt, dat Gehuwden elkander zoeken te behagen, zooveel mogelijk voorkomend en toegevend zijn; maar nooit in die dingen, welke strijdig zijn met de liefde, aan God verschuldigd. Gehuwden mogen des noods voor elkander alles opofferen , maar niet hun God. Ook voor de Gehuwden is „ het grootste en „ eerste gehod: gij zult den Heer uwen God
„ liefhebben uit geheel uw hakt en met „ geheel uwe zielen met geheel uw ver-
„ stand (Matth. XXII, 37 en 38).quot;
46. Mogen de Gehuwden niets doen tegen God, zij moeten alles doen voor God. Zij mogen niet vergeten, dat zij zich zeiven moeten heiligen, voornamelijk door hunne gewone bezigheden met eene bovennatuurlijke mecning te verrichten. Wat is doorgaans do dagelijksche taak van den Man? Te werken en te slaven voor Vrouw en kinderen. Hij ver-zuime niet zijnen arbeid door hooger inzicht te heiligen. Als hij werkt voor Vrouw en kinderen, dan behoort hij dat te doen, omdat God hem die liefde en zorg heeft opgelegd.
Eveneens moet de Vrouw zich van hare on- en
afgebroken zorg voor het huishouden en voor dei
de opvoeding der kinderen kwijten, niet enkel mi
uit liefderijk ontzag voor haren Man en uit nai
liefde voor hare kindereu; maar zij behoort zei
in die duizend kleine bemoeiingen en verrieh- dei
tingen, voortdurend den wil Gods te besehou- mc
wen, om Hem door hare getrouwheid in het hel
kleine te dienen en te behagen. Al wat in ge
het Huwelijk voorkomt, plicht, arbeid, zor- ni(
gen, moeilijkheden, lijden, zie dat alles aan de
als eene beschikking Gods; offer eiken mor- gij
gen uwe werken aan God op , vraag zijn ze- va
gen over arbeid en zorgen , eu verdraag ver- eci
duldig voor God al het onaangename wat u dü
dien das: mose overkomen. Houd deze goede Gc
meening steeds bij u levendig, en wat anders di(
zwaar zou vallen, zal u gemakkelijk en licht do
worden; maar wat het voornaamste is: gij di(
zult God dienen gelijk Hij het van u verlangt. zij
47. De zorg voor uwe eigene zaligheid go
eischt van u eene bijzondere getrouwheid in da
de vervulling van uwe godsdienstige plichten. w(
Meer nog dan vroeger hebt gij Gods bijstand dc
noodig. Wees vooral getrouw in uw morgen- ge
~ 69 —
n- en avondgebed. Wees ijverig in het bijwonen or der goddelijke diensten. Nader elke maand cel minstens tot de HII. Sacramenten. Het voor-ait naamste middel om zijne zaligheid te ver-3rt zekeren is een veelvuldig en waardig gebruik ;h- der HH. Sacramenten. De HU. Sacramenten iu- moeten u bewaren voor de doodzonde, voor iet het verlies der heiligmakende genade. Mocht in ge in doodzonde gevallen zijn, stel uwe Biecht 3r- niet uit, maar haast u om u met den goe-an den God te verzoenen, üoor uit te stellen loopt sr- gij gevaar van door den dood in den staat ze- van doodzonde verrast te worden en alzoo er- eeuwig verloren te gaan. Ook zoolang gij in t u dien ongelukkigen staat van vijandschap met ;de God blijft voortleven, verliest gij de ver-ers diensten van uwe goede werken; want om cht door zijne goede werken den hemel te ver-gij dienen, moet men zijn in staat van gratie en igt. zijne werken doen voor God. Nogtans zijn eid goede werken, in staat van doodzonde gein daan, niet gansch vruchteloos; neen, goede -en. werken, in dien staat verricht met eene goe-ind de meening voor God, worden voorzeker aan-en- geprezen als een krachtig middel, om van
~ 70 —
den barmbartigen God de genade van eene oprecbte bekeering te verkrijgen. Eindelijk zij u aanbevolen het godvruchtig dragen van het Schapulier van O.-L.-V. van den Carmelus, een schild voor lichaam en ziel in alle gevaren ').
48. Ieder Christen ma? wel ernstig se-
O DO
waarschuwd worden, dat hij te midden van de beslommeringen dezer wereld de eeuwige belangen zijner onsterfelijke ziel niet uit het oog verliest; maar Gehuwden hebben eene cluhhele waarschuwing noodig, omdat, gelijk de H. Paulus leert, er zooveel in den staat des Huwelijks voorkomt, dat geest en hart van God en de zaligheid aftrekt 1).—
Man liet Schapulier draagt, vooral wanneer hij op reis gaat of gevaarlijken arbeid moet verrichten.
Gehuwden mogen niet zorgeloos leven wegens de tijdelijke zaken, zij moeten zorg, dikwijls veel zorg hebben; maar daarom niet te veel zorg. Hunne eerste en hoogste zorg moet altijd blijven de zorg voor hunne zaligheid, en in hunne zorg voor het tijdelijke moeten zij een groot vertrouwen hebben op Hem, die gezegd heeft: „ Zoekt eerst het rijk „ Gods en zijne gerechtigheid; en dit alles (wat „ ge noodig hebt) zalu toegegeven worden (Matth. VI, 33).quot; Eene zorgvuldige Huisvrouw her-innere zich dikwijls de ernstige waarsehuwing des Zaligmakers: „ Martha, Martha! gij zijt „ bezorgd en hekommerd over zeer veel; doch
ti aam en geest; maar de geiromode denld om 'tgeen de «wereld lelreft, als moeder dos liuisgezins heeft zij zich quot; om velo tijdelijke zaken te bekommeren, en ook hier-wom, hoe zij namelijk haren man zal behagen.quot;
Terzelfder plaats hoeft de groote Apostel eene aller-sehoonste opwekking tot de Gehuwden, opdat zij hunne hoogste belangen toch niot uit het oog verliezen.
«Dit dan zog ik, Brooders, do tijd is kort; derhalve, » dat ook zij die vrouwen hebben, zijn alsof zij zo niot ii hadden; en die weenen, als weenden zij niet; en die kzich verheugen, als verheugden zij zich niet; en die ii koopen, als bezaten zij niot; en die deze wereld gebruiken, «als gebruikten zij haar niet: — want de gedaante a dezer wereld vergaat; dat is: al het aardsche s alle goed ii en genot dezer wereld niet haar lijden en verblijden, V n is al vcrganlcelljlc en gaat voorbij.
— 72 —
n één duig is noodig (Luc: X, 41);quot; dat ééne noodzakelijke mag door niets verdrongen, om niets verwaarloosd worden. Wat zult gij aanvoeren , katholieke Eclitgenooten, om u wegens de verwaarloozing van liet ééne noodzakelijke te verontschuldigen ? Gij hebt geen tijd om uwe godsdienstige plichten te vervullen? Gij moet den tijd hehhen, en gij kunt den tijd gemakkelijk vinden, zoo ge den ern-stigen wil daartoe hebt. Helaas! om te voldoen aan zijne winzucht, wordt de mensch bereid gevonden, pleizier, gemak, slaap, gezondheid op te offeren, ja zijn leven te wagen; maar voor zijne zaligheid, wat heeft de mensch daarvoor over? Is er geld te verdienen, dan heeft hij altoos tijd; maar om zijne ziel te verzorgen, om die te verrijken, te verrijken voor de eeuwigheid, daarvoor heeft hij geen tijd 1 Hoevelen vergeten het woord des Ileeren : „Wat zal het den mensch baten, indien
„ hij de geheele wereld wint, en zijne
„ ziel verliest (Marc. VIII, 3G)? Gij heht geen lust om te bidden, om de HH. Sacramenten te ontvangen ? Maar hebt gij dan lust, is liet zoo aangenaam, om eiken dag van den
— 73 —
vroegen morgen tot den laten avond te zorgen . te werken, te slaven? Ja maar, dat moet wel, dat is plicht. Juist zoo, dat is plicht, en waar plicht is, helt ge niet uwe lusten ie raadplegen. Gij hebt geen dringender plicht dan de zorg voor uwe ziel. 's Morgens en's avonds moet gij bidden. Zoudt gij willen opstaan en u ter rust begeven als een on-geloovige, dat wil zeggen: met evenveel aan God te denken als het redelooze dier? Gij moet 's morgens opstaan om voor God te gaan werken; gij moet Hem bedanken voor zijne bescherming en bidden om zijn zegen, 's Avonds moet gij God danken voor de zegeningen van den dag en Hem bidden om zijne bescherming gedurende uwen slaap. Gij behoort ten minste maandelijks of met de groote Feestdagen tot de HH. Sacramenten te naderen. Het belang uwer ziel vordert dat. Gij zegt: het hoofd staat er niet toe, geest en hart zijn thans voor zulke heilige zaken niet bekwaam; derhalve uitgesteld: later zal het beter gaan. Misleiding des duivels ! Neen, niet uitstellen: doe naar uwe
4
omstandigheden uw best, om u voor die heilige handeling voor te bereiden; de goede God vergt niets meer van u; en wat ge daar zegt tot verschooning, strekt tot bewijs hoezeer uwe ziel behoefte heeft aan de HIT. Sacramenten. Doo:: de wereldsche zorgen is de geest Gods bijna of misschien geheel uit uw hart verdrongen, uwe ziel heeft voedsel, nieuwe krachten noodig; door altijd te wroeten in het stof, wordt de ziel overdekt met stof, op het gevaar af van gansch stof te worden: de ziel moet zich nu en dan opheffen, om dat stof af te schudden. Door de HH. Sacramenten wordt de goede geest in u vernieuwd, eiken keer zult gij u tevreden en gelukkig gevoelen, en met meer moed en ijver zelfs zult gij uwe tijdelijke zaken hervatten.
XIV. Over de wederzijdsclie sticiting.
49. Het Huwelijk is geone overeenkomst om elkander alleen tot hulp en steun te zijn in alle tijdelijke aangelegenheden '); neen,
1) Zio N. 9 liet tweede ciude des Huwelijks.
de Huwelijksband omvat Man en Vrouw geheel en al gelijk ze zijn, met lichaam en ziel, met al hunne belangen. Kunnen wij het christelijk Huwelijk anders begrijpen dan eene wederzijdsche verbintenis, om elkander zoo gelukkig te maken als mogelijk is? Maar kan een Katholiek zich een wezenlijk geluk voorstellen, wanneer de gedachte aan het eeuwige geluk des hemels is buitengesloten? Êene oprechte liefde om God veronderstelt van zelf in christelijke Echtgenooten een vurig verlangen, om elkander boven alles tot het geluk des hemels te zien geraken, eene heilige zucht om elkander tot dat eeuwige geluk te geleiden.
50. Gehuwden zijn dan verplicht elkander zooveel mogelijk van het kwaad af te trekken en tot het goede te brengen, — En welke middelen staan hun hierbij ten dienste ? Het woord, het voorbeeld en het gebed.
liet tooord; namelijk gepaste waarschuwingen , vermaningen en berispingen om afwijkingen te voorkomen of, waar fouten of gebreken , verkeerde hebbelijkheden of kwade gewoonten bestaan, die te verbeteren tij-
~ 76 —
digc herinneringen aan de vervulling der godsdienstige plichten, gemoedelijke opwekkingen, stichtende gesprekken. Wat de berispingen betreft, neem in acht wat bij Hoofdstuk IX, N. 35 en 36 deswegens gezegd is. Voegen wij hierbij deze bemerking: dat men het meeste kracht geeft aan zijn woord , wanneer men op zijne beurt aanmerkingen en berispingen met een goed hart aanneemt of zich ten nutte maakt.
Met voorbeeld. Gehuwden moeten elkander iu het goede voorgaan. Hoe sterk moet het goede voorbeeld trekken waar het onophoudelijk voor oogen is, eu wel in den persoon dien men hoogschat en liefheeft ?
Het geled. Gehuwden moeten veel, ja dagelijks voor elkander bidden, opdat de barmhartige God den geliefde voor de zonde moge bewaren en tot goede werken moge aanzetten en helpen. Van een vurig gebed mag men alles verwachten. Waar een oprecht godsdienstig Echtgenoot verstandig beleid met vertrouwend gedidd weet te paren, is het welslagen zeker. Hoevele Mannen hebben hun geluk voor tijd en eeuwigheid aan hunne godsdienstige
— 77 —
Vrouwen te danken? O katholieke Vrouw! in Gods handen zijt gij wellieht het werktuig, waarvan zijne barmhartigheid zich bedient om de onsterfelijke ziel van uwen Man te redden: moge de zaligheid van uwen Mau liet hoogste doel uwer liefde wezen!
51. De vraag zal verder gemakkelijk te beantwoorden zijn of men het een christelijk Huwelijk kan noemen, wanneer Echt-genooten zich niet bekreunen om elkanders zaligheid ; wanneer de een zich onverschillig toont omtrent de afwijkingen des anderen, onverschillig of de andere zijne godsdienstige plichten vervult of niet. O, hoe moet een christelijk Echtgenoot in zijne ziel bedroefd zijn , wanneer de geliefde zijns harten zich door de zonde ongelukkig maakt! O, hoe moet eene brave Vrouw lijden, wanneer haar Man zijne godsdienstige plichten verzaakt of aan eene of andere ondeugd zich overgeeft! Zij lijdt meer in hare ziel om het ongeluk van haren Man dan wel om de onaangenaamheden , die zij door zijn wangedrag te verduren heeft. O, met welk eene vurigheid smeekt zij eiken dag de bekeering van hem af, dien
— 78 —
zij, ondanks alles, oprecht om God blijft liefhebben !
53. Nog erger dan deze onverschilligheid is het gedrag van de Gehuwden, welke elkander aanleiding geven tot de zonde. Hoe schuldig zijn zij, die den invloed, welken het Huwelijk hun geeft, gebruiken om elkander over te halen tot iets, dat strijdig is met de geboden Gods of de geboden der II. Kerk. Schijnen dezulken niet bijeengekomen te zijn , om elkander, in plaats van gelukkig, diep ongelukkig te maken ? Hebben zij eenmaal voor het Altaar elkander de hand gegeven, om lanss den breeden wes; des verderfs cl-
O O
kander in den afgrond te trekken ? De Zaligmaker heeft gezegd: „ Wee den menscii door „ vvien de ergernis komt 1quot; Wee eiken mensch die een anderen mensch, icelken oolc, tot de zonde brengt! Welke straf dan moet de Man vreezen, die oorzaak is, üüi zijne Vrouw zon-de doet? Welke straf wacht de Vrouw, die schuld is van de afwijkingen van haren Mant Wat eene rampzalige orakeering, zoo de liefde, die de bron moet zijn van beider geluk, de oorzaak wordt van beider verderf!
XV. Over de kwellingen in iet Huwelijk.
53. Het leven van eiken menseli is een lijden en strijden niet weinig verblijden. „De „ mensch, van de vrouw geloren, leeft korten tijd „ en wordt met vele ellenden vervuld (Job XIV, Ij.quot; Iedereen heeft de bevestiging dezer woorden van den zwaar beproefden Job dagelijks voor oogen. Jesus Christus heeft gezegd; „Indien „ iemand mijn volgeling wil wezen, hij verloochene „ zich zeiven, en neme zijn lends dagelijks op, „en volye Mij (LuclX,23).quot; Derhalve heeft iedereen een kruis , dat hem als het zijne toebehoort, een kruis, dat hem geen dag verlaat. „Zoo staat danquot;, zegt de godvruchtige Thomas van Kempen , „ altoos een kruis voor u „gereed, en wacht u overal op. Gij moogt „ loopen waarheen gij wilt, gij kunt uw kruis
„nergens ontvluchten..... Werpt gij een
„kruis van u af, er is geen twijfel aan, of „gij vindt dra een ander, en wellicht nog
„ zwaarder dan te voren.....Houd u bereid
„ in dit rampvol leven velerlei ongemakken
~ 76 —
dige herinneringea aan de vervulling der godsdienstige plichten, gemoedelijke opwekkingen, stielitende gesprekken. quot;Wat de berispingen betreft, neem in acht wat bij Hoofdstuk IX, N. 35 en 3 6 deswegens gezegd is. Voegen wij hierbij deze bemerking: dat men het meeste kracht geeft aan zijn woord , wanneer men op zijne beurt aanmerkingen en berispingen met een goed hart aanneemt of zich ten nutte maakt.
Het voorbeeld. Gehuwden moeten elkander in het goede voorgaan. Hoe sterk moet het goede voorbeeld trekken waar het onophoudelijk voor oogen is, en wel in den persoon dien men hoogschat en liefheeft ?
Het geled. Gehuwden moeten veel, ja dagelijks voor elkander bidden, opdat de barmhartige God den geliefde voor de zonde moge bewaren en tot goede werken moge aanzetten en helpen. Van een vurig gebed mag men alles verwachten. Waar een oprecht godsdienstig Echtgenoot verstandig beleid met vertrouwend geduld weet te paren, is het welslagen zeker. Hoevele Mannen hebben hun geluk voor tijd en eeuwigheid aan hunne godsdienstige
— 77 —
Vrouwen tc danken? O katholieke Vrouw! in Gods handen zijt gij wellicht het werktuig, waarvan zijne barmhartigheid zich bedient om de onsterfelijke ziel van uwen Man te redden; moge de zaligheid van uwen Man het hoogste doel uwer liefde wezen I
51. De vraag zal verder gemakkelijk te beantwoorden zijn of men het een christelijk Huwelijk kan noemen, wanneer Echt-genooten zich niet bekreunen om elkanders zaligheid ; wanneer de een zich onverschillig toont omtrent de afwijkingen des anderen, onverschillig of de andere zijne godsdienstige plichten vervult of niet. O, hoe moet een christelijk Echtgenoot in zijne ziel bedroefd zijn , wanneer de geliefde zijns harten zich door de zonde ongelukkig maakt! O, hoe moet eene brave Vrouw lijden, wanneer haar Man zijne godsdienstige plichten verzaakt of aan eene of andere ondeugd zich overgeeft! Zij lijdt meer in hare ziel om het ongeluk van haren Man dan wel om de onaangenaamheden, die zij door zijn wangedrag te verduren heeft. O, met welk eene vurigheid smeekt zij eiken dag de bekeering van bem af, dien
~ 78 —
zij, ondanks nllcs, oprecht om God blijft liefhebben !
53. Nok ercer dan deze onverschillioiheicl
o o
is liet jredraü: van de Gehuwden. welke elk-
do '
ander aanleiding geven tot de zonde. Hoe schuldig zijn zij, die den invloed, welken het Huwelijk hun geeft, gebruiken om elkander over te halen tot iets, dat strijdig is met de geboden Gods of de geboden der II. Kerk. Schijnen dezulken niet bijeengekomen te zijn , om elkander, in plaats van gelukkig, diep ongelukkig te maken ? Hebben zij eenmaal voor het Altaar elkander de hand gegeven, om langs den breeden weg des verderfs elkander in den afgrond te trekken ? De Zaligmaker heeft gezegd: „ Wee den menscii door „ wien' de ergernis komt 1quot; Wee eiken mensch die een anderen mensch, wélken ooit, tot de zonde brengt! Welke straf dan moet de Man vreezen, die oorzaak is, Ani zijne VrouwLon-de doet? Welke straf wacht de Vrouw, die schuld is van de afwijkingen van haren Manquot;? Wat eene rampzalige omkeering, zoo de liefde, die de bron moet zijn van beider geluk, de oorzaak wordt van beider verderf!
XV. Over de kwellingen in liet Huwelijk.
53. Het leven van eiken menscli is een lijden en strijden met weinig verblijden. „Be „ menscli, van de vrouw geboren, leeft korten tijd „ en wordt met vete ellenden vervuld (Job XIV, 1).quot; Iedereen beeft de bevestiging dezer woorden van den zwaar beproefden Job dagelijks voor oogen. Jesus Christus heeft gezegd; „ Indien „ iemand mijn volgeling wil wezen, hij verloochene „zich zeiven, en neme zijn kruis dagelijks op, „en voljc ]\Iij (Luc IX, 33), Derhalve heeft iedereen een kruis , dat hem als het zijne toebehoort, een kruis, dat hem geen dag verlaat, „Zoo staat danquot;, zegt de godvruchtige Thomas van Kempen, „altoos een kruis voorn „gereed, en wacht u overal op. Gij moogt „ loopen waarheen gij wilt, gij kunt uw kruis „nergens ontvluchten..... Werpt gij een
Tgt; o
„kruis van u af, er is geen twijfel aan, of „gij vindt dra een ander, en wellicht nog
„ zwaarder dan te voren.....Houd u bereid
„ in dit rampvol leven velerlei ongemakken
„ en wederwaardigheden door te staan. Want, „waar gij ook moogt zijn, dit zal uw lot „steeds wezen, en gij zult waarlijk niets an-„ ders vinden, waar gij u ook verbergen wilt 1).quot;
54. De H. Paulus schrijft in zijn eersten Brief aan de Corinthiërs (VII, 28): „Eelt „ gij eene vrouw genomen, gij helt niet gezon-„ digd; en heeft eene maagd zich in den echt „begeven, zij heeft niet gezondigd; doch zul-
,, len dezulken verdrukking des tleezes
„ hebben.quot; Heeft iedereen te lijden, Gehuwden hebben zeker veel kwellingen te wachten ; namelijk, zij zullen allerlei zorgen, zwarigheden en bekommernissen, welke de staat des Huwelijks medebrengt, moeten ondervinden. Die alleen staat in de wereld, heeft voor zich alleen te zorgen, en heeft alleen te lij-
De Navolging van Christus. Tweede Boek, laatste Hoofdstuk. Lees met aandacht dit kostelijk IToofd-stuk in zijn geheel; lees het dikwijls; laast gij liet elke maand eens, 't ware nog niet te veel. Piiof. Sciirant in zijne Vertaling der Navolging teekeut op dit Hoofdstuk aan: »Hadde de Schrijver dit eenige Hoofddeel //slechts geschreven, dat ware genoeg geweest, om hem //der vergetelheid te ontrukken. Het prijst zich boven «alle, om deszelfs belangrijken inhoud, aan, ouisocncr // aandachtige herlezing overwaardig.quot;
den wat hem persoonlijk treft '); maar die gehuwd is, heeft te zorgen voor zich, te zorgen voor zijne wederhelft, te zorgen voor zijne kinderen; en staat iedereen aan tegenspoed bloot, een Gehuwde heeft het lijden van vele kanten te wachten; want wijl de Gehuwden cén zijn door de liefde en beider belangen verbonden zijn, wat op een neerkomt, treft ook den ander, en wat de kinderen bejegent, treft ook de Ouders; zoodat een Gehuwde, om zoo te spreken, reeds eene dubbele kans heeft van tegenspoed, alleen omdat hij gehuwd is, en daarbij nog zoo vele kansen als hij kinderen telt, die hij liefheeft; ja, de slagen , die een geliefde treffen, vallen op den beminnende terug dikwijls gevoeliger dan dat zij onmiddellijk op hem waren neergekomen.
55. De mensch, voordat hij kennis en ervaring van de wereld heeft opgedaan, schept zicli vele illusim of bedriegelijke verwachtingen van allerlei genot. Deze zelfbegoocheling heeft vooral plaats omtrent den staat des Huwelijks. Gij zult in het Huwelijk veel niet vinden van hetgeen gij u beloofd hebt, en veel
1) Zie de aaut. op N, 39. 4*
vinden dat gij niet verwacht, veel waaraan ge zelfs niet gedacht hebt. Vóór ge het Huwelijk aangingt, waart gij zonder kennis en ervaring, daarentegen vol van ijdel zelfbedrog. Al wat u in het Huwelijk aanlokte, wist uwe verbeelding tot zulk een betooverend schoon geheel saam te schikken , dat gedroom-det bij uw Huwelijk een paradijs in te treden; —• wat ge in het Huwelijk te vreezen hadt, dat hebt ge niet kunnen zien of niet willen zien, of heeft uwe verbeelding onnoemelijk klein gemaakt of gansch weggecijferd met een „ja dat kan wel, maar dat zal niet.quot; En thans nu uw droom uit is, wat denkt ge ? wat zegt ge van die zoete huwelijkswedde, welke gij u beloofd hadt ? Is de roos niet een treffend beeld van den staat des Huwelijks ? De roos is aanlokkelijk door geur en kleur; maar zij heeft ook hare doornen: de geur vervliegt, de kleur verwelkt, de blaadjes verleppen, vallen af en worden door den wind verstrooid; maar de doornen blijven, steviger en scherper dan vroeger. O, gelukkig het Huwelijk, dat, geplant in den vruchtbaren grond ecner dooiden Godsdienst gevoede deugd, groeit en bloeit
in den zaclitcn gloed eener eeuwige lente j eener niet bloot zinnelijke, maar heilige liefde, die rnct de jaren niet van hare vurigheid verliest. Dat Huwelijk heeft wel zijne onmisbare doornen ; maar zij zijn nauwlijks zichtbaar tussehen zoo vele liefelijke rozen, die immer den stam bekronen. Maar waar is dat gelukkige Huwelijk?
56. Is het Huwelijk helaas! rijk aan teleurstellingen , het kan zelfs gebeuren, dat Gehuwden spijt gevoelen over den gedanen stap; ja, die spijt kan gegrond wezen, 't kan zelfs waar zijn, dat ze met elkander niet of misschien in het geheel niet hadden moeten trouwen; maar 't kan ook zijn, dat dergelijk gevotl van spijt, soms de twijfel of men wel Gods roepstem gevolgd beeft met te huwen, allen grond mist. Docb, hoe het ook zij, alle dergelijke gedachten moet men als bekoringen van den duivel of ten minste als nuttclooze, ja schadelijke betrachtingen uit het hoofd zetten ; omdat al die beschouwingen over het nuttige der keuze, welke vóór liet Huwelijk op hare plaats waren, nu tot niets anders zullen leiden dan tot vcrwaarloozing der voornaamste plich-
ten. Immers of dit Huwelijk voor u ook meer of minder nuttig is; ja, al ware het u beter geweest van niet te trouwen; gij moet weten, dat gij niettemin getrouwd zijt en getrouwd blijft, en dat gij alle verplichtingen des Huwelijks moet volbrengen, en gevolgelijk dat gij aan den persoon uwer keuze de oprechte liefde van een christelijk Echtgenoot verschuldigd zijt; en weet het, dat, als het gevoel van spijt in u onvrijwillig en onschuldig kan zijn, het echter tegen de verplichte liefde strijdig is, iets van de spijt, welke gij gevoelen mocht, aan wien ook te openbaren, tenzij aan uwen Biechtvader om zijnen raad te vernemen. Wees toch voorzichtig om nooit in eene opwelling van drift of onder den druk der huwelijkslasten aan uwe wederhelft te zeggen : „ Ik wenschte dat „ ik niet getrouwd was. — Ik wenschte u nooit „ gekend te hebben.quot; — Gij verzaakt de liefde, die gij aan uw Echtgenoot verschuldigd zijt, en gij brengt zijn hart eene noodlottige wonde toe, die niet licht genezen zal.
57. Zijn er dan vele teleurstellingen, vele zorgen, vele bekommernissen, vele weder-
waardigheden in het Huwelijk te wachten, hoe moet gij dan over al die kwellingen denken? Juist zóó, gelijk uw heilig Geloof u leert daarover denken. Gij moet de kwellingen besehouwen als onafscheidelijk van uw leven op aarde, onafscheidelijk van den staat dien ge u gekozen hebt; gij moet ze aanzien als door den goeden God voor u beschikt volgens een raadsbesluit zijner wijze en goedertieren voorzienigheid, aanzien als kruisen door Jesus Christus, uw goddelijken Verlosser, u opgelegd, voorzeker allerkleinste kruisjes in vergelijking met dat groote Kruis, dat Hij voor u gedragen heeft om daaraan voor u te sterven. Al het lijden dat u van de raeusclien onmiddellijk komt, zelfs wat u wordt aangedaan door de onvoorzichtigheid} laat het zijn door den boozen wil van uwe wederhelft of van uwe kinderen, ja zelfs hetgeen gij te jijden hebt door uwe eigene schuld: God heeft dat alles toegelaten , en 't is Gods toil dat gij al dat lijden nu draagt. En waarom wil God dat gij dit of dat lijdt ? God zendt u dat lijden over tot uw eigen voordeel. God is uw Vader in den hemel:
zoo Hij u streng of ten minste schijnbaar straf behandelt, ITij doet bet immer ten beste van u. Zijt gij van God afgeweken, gaat gij. God vergetende, den breeden weg des verderfs op, wellicht treft u God op eene gevoelige wijze, opdat gij u bijtijds zoudt bezinnen en tot de deugd, tot uwe godsdienstige plichten zoudt wc tierde eren: God slaat om te genezen. Hebt gij den goeden God in vroegere dagen veel beleedigd, al moogt ge vertrouwen, dat uwe zonden door een oprecht berouw en eene rechtzinnige Biecht bij den barmhartigen God zijn uit-gewischt; met de zonden zijn daarom niet alle tijdelijke straffen kwijtgescholden: de goede God wil u helpen bier op aarde voldoen aan zijne rechtvaardigheid , om u na dit leven te kunnen sparen. Bedenkt het eens of gij bij God niet met vele schulden te boek staat. Hoedanig is uwe verkeering geweest voor het Huwelijk? Zijt gij niet misschien helaas! door vele zonden, door gruwelijkheden tot bet Huwelijk gekomen? Zoudt ge daarvoor niet tot strenge boete verplicht zijn? Maar al hebt gij u door eene eerbare, christelijke, heilige
verkeering tot liet Huwelijk voorbereidt, ja, ai Iiadt ge uwe ziel nooit door cene doodzonde bevlekt, gij zijt daarom niet ganscli onschuldig; want, zooals de II. Joannes schrijft in zijn eersten Brief (I, 8): „Indien wij zeggen, dat „wij geen zonde hebben, zoo misleiden wij ons „ zeiven, en de waarheid is niet in onsen 't is al te waar wat de II. Jacobus zegt (III, 2): „In vele dingen struikelen wij allen?quot; Gij zijt en blijft altijd om uwe vele fouten boete voor God schuldig. Zegt dan nooit, wanneer u eeni-ge rampspoed in het Huwelijk overkomt: „Waaraan heb ik dat verdiend?quot; Nogtans,'t is niet noodzakelijk, dat ge alle kruisen aanziet als zoovele straffen voor uwe overtredingen; ge kunt ze als boete aannemen, en wanneer ge de wederwaardigbeden, die u treffen, met christelijke onderwerping tot boeting uwer zonden verdraagt, dan zult gij veel vanv uwe schulden bij den rechtvaardigen God afdoen; — maar 't ia niet noodzakelijk, omdat bet niet altijd in Gods bedoeling ligt te straffen, wanneer Hij ecnig lijden overzendt. Hebt gij tegenspoed met uwe kinderen , overkomt een van hen een ongeluk; denkt
— 88 —
tlaarom niet, dat gij in elk geval door uwe
zonde daarvan de schuld zijt. 't Is bijvoor- 01
beeld eene zware beproeving voor de Ouders, 03
zoo hun een kind met een merkelijk lichaams- quot;
gebrek geboren wordt; maar is dat daarom quot;
altijd eene straf? Eens ontmoette Jesus quot;
met zijne leerlingen eenen menseh, die •
blind was van zijne geboorte '), en zij vroegen '1J
hunnen goddelijken Meester: „ Jiahli! wie heeft ei_ „gezondigd, deze of zijne ouders, dat hij Mind
„geloren werd?quot; Jesus antwoordde; „ Noch zlJ „ deze heeft gezondigd, noch zijne oudersquot; Al-
zoo; dat die menseh blind geboren werd, is ^
TT
met toe te schrijven aan eene of andere zonde van dien menseh zelveu of van zijne ouders. ' tri
Maar dit is geschied, zegt de Zaligmaker, „ op- se
„ dat in hem, aan den persoon diens blindgebore- V a
„ nen, de werken Gods openlaar zouden wordenquot; Pr namelijk in zijne wonderbare genezing de goddelijke zending van Jesus, Aanbiddelijk zijn Gods raadsbesluiten en heilig zijne inzichten ' Z1J
bij het bewerken of het toelaten van de vele 011 kwellingen dezer wereld; en is het ons niet
dc
duidelijk wat God juist bedoelt met ons dit of dat kruis op te leggen of niet weg te nemen , als wij bidden daarvan bevrijd te worden. „wijwetenquot;, zegt de Apostel (Rom. quot;VIII, 28), „ dat hm die God liefhebben, alles ten goede „ medewerkt.quot; God bereidt den Christen van tijd tot tijd eenigen tegenspoed, opdat hij zijn hart niet zoude hechten aan de vergankelijke en bedriegelijke goederen dezer aarde; opdat hij meer naar de onbederfelijke schatten en zuivere genietingen des hemels zoude verlangen; opdat hij zijn God, zijn Schepper en Zaligmaker, niet zoude vergeten, maar aan Hem denken, tot Hem bidden, op Hem vertrouwen, bij Hem als zijn laatste einde zijn geluk zoeken. God laat het lijden des rechtvaardigen toe, opdat zijne deugd zoude beproefd en gelouterd worden gelijk het goud in het vuur; opdat hij gelegenheid zoude hebben om zijne verdiensten te vermeerderen door zijn geloovig geduld, door zijne volmaakte onderwerping aan de goddelijke beschikking. Door welke vreeselijke bezoekingen werd do deugd van den heiligen man Job op de proef gesteld ? Hij bleef tot het einde den wil Gods
— 90 —
aanbidden: „God gaf, God nam.was zijn ra(
woord, „ de Naam des Ileeren zij gezegend!quot; jjj Wat zeide de Engel Raphael tot den ouden (
Tobias, die iu zijne hooge jaren schijnbaar ze toevallig met blindheid was geslagen? „Om-
„ dat gij aangenaam waart aan God, was het ]ie
„ noodig, dat de Jewelling ti beproefde (Tob. XII, y(
In den Brief van den H. Jacobus (I, 3. ZQ 3. 12) lezen wij: „Acht het alle blijdscJiap,
„mijne Broeders, wanneer gij in velerlei beproe- w,
„vingen geraaid, daar gij weet, dat de le- j^(
„proeving uics geloofs lijdzaamheid werld..........00
„ Zalig de man, die de verzoeking verdraagt !
„want daar hij beproefd is geworden, zal hij ja,
„de kroon des levens ontvangen, die God he- g0
„loofd heeft aan die Hem liefhebbenquot;. Ja, ge- sc
lukkig gij, zoo gij in den staat des Huwe- ^ lijks alles met christelijke onderwerping voor
God weet te lijden; want 't is toch gelijk ^
de H. Paulus (3 Cor. IV, 17) verzekert; ja]
„ Onze tegenwoordige Jcortstondige en lichte ver- ra
„ drukking bewerkt in ons een bovenmate uitne- ^
„ mend eeuwig gewicht van heerlijkheid.quot; De (rc
weg des kruises is de zekerste weg ten he- ve
---
— 91 —
mei. Jesus Christus heeft door zijn godde' lijk voorbeeld ons dien weg gewezen, nop-„ dat wij zijne voetstappen zouden volgen quot; zegt de H. Petrus (1 Petr. II, 21). De Heiligen, met Maria, Jcsus' Moeder, aan het hoofd, zijn Hem op dien weg gevolgd. Voor zijne beste vrienden bewaart Jesus Christus de meeste en grootste kruisen, om ben zoo in gelegenheid te stellen van Hem dicli-
D O
■ ter te kunnen volgen. Zijne heilige Moeder was Hem de naaste in zijne liefde, daarom Hem de naaste in het lijden, maar daarom ook is zij Hem de naaste in de heerlijkheid. Meent gij dan een groot kruis te hebben, laat u niet ontmoedigen: Jcsus Christus, uw goddelijke Verlosser, is u voorgegaan, tor-schende den zwaren last zijns Kruises, en nu noodigt Hij u uit, dat gij ook uw kruis zoudt opnemen en Hem volgen tot in den dood (Luc. IX, 23). Moest de Christus lijden otn langs dezen weg tot zijne heerlijkheid te geraken, gij ook, hebt gij met Hem geleden, gij zult met Hem verheerlijkt worden. O, mo-get gij eenmaal, Gods barmhartigheid lovende, ondervinden, dat het lijden dezes tijds
— 92
van geen gewicht is tegenover de toekomBtige heerlijkheid des hemels (Rom. VIII, 17 en 18.)!
XVI. Over de Imlpmiddelen ter ver-lichting der Huwelijkslasten.
58. Gehuwden hebben vele cn zware verplichtingen te verv uilen, vele en groote moeilijkheden te overwinnen, veel dat onaangenaam is, tc verdragen. Dikwijls hebben zij raad, troost, bemoediging,sterkte, hulp noo-dig; bij wien zullen zij dat alles zoeken ? bij wien mogen zij verwachten den bijstand te vinden, dien zij verlangen?
I. Bij ehander.
59. Nadat God Adam geschapen had, zei-de Hij; „ Hel is niet goed voor den mensch „alleen te wezen; laat ons Jiem eene Jiulpe ma' „leen, die hem gelijk zij (Schep. II, 18).quot; God schiep Eva, en „ bracht haar tot Adam.quot; God heeft u in het Huwelijk bijeengebracht, op-
dat gij elkander tot hulpe zoudt dienen '). Door het Huwelijk aan te gaan hebt gij plechtig uw woord gegeven, dat gij elkander in alles getrouw zoudt blijven tot den dood 1).
II. Bij hunne ouders.
60. Metwien zullen jonggehuwden in hunne onervarenheid wegens vele zaken beter te rade gaan dan met hunne Ouders? Door in eenigs-zins gewichtige aangelegenheden den raad zijns Vaders te vragen en te volgen, zal een Zoon niet alleen, gelijk het betaamt, zijnen Ouders een vereerend vertrouwen betoonen, maar zich tevens vele roekeloosheden en verliezen besparen. Waar zal eene jonggehuwde Vrouw voor de zaken des huishoudens betere voorlichting vinden dan bij hare Moeder? En wanneer de Dochter zelve Moeder gaat worden, hoeveel heeft zij dan te leeren wat zij zeker in den beginne niet genoegzaam weet, en toch uit plicht weten moet? Is van zelf door de natuur niet aangewezen, wie haar
Zie Hoofdstuk quot;VIII. Over de wedcrzijdschc liefde.
— 94 -~
het best leeren cn liet liefderijkst helpen zal? Doch een christelijk Echtgenoot herinnerc zich uit hetgeen vroeger gezegd is, dat hij zich niet in alle aangelegenheden om raad of hulp tot zijne Ouders heeft te wenden; immers ia sommige gevallen bestaat er gevaar, dat men door eene onvoorzichtige bekendmaking van hetgeen geheim moest blijven, den huiselijken vrede store of de bestaande moeilijkheden verzware x).
III. Bij hdnxen biechtvader.
61. In alle zaken, die het geweten betreffen, en ook in alle moeilijkheden, waarin ge bezwaarlijk bij anderen, zelfs uiet bij uwe Ouders, raad kunt ontvangen, is uw Pastoor of Biechtvader de Eaadsman, door de Yoor-zienigheid u aangewezen. Wend u met het volste vertrouwen tot liem: hij zal met liefde u aanhooren en u dat raden, wat het meest
uw belang cn den ouderlingeu vrede zal be- i ..
vordereu; terwijl ge van de stiptste geheimhouding kunt verzekerd zijn.
1) Zie N. 33 cn N. 29.
IV. Bij zich zelven'.
03, Christelijke Echtgenooten moeten in dc vele moeilijkheden, die zij ondervinden, steun, bij zich zeiven zoeken. Help u zelven en God zal u lielpe7i; is hier ook van toepassing. Een gehuwde kan steun vinden;
1. In een ernstig plicMlesef. Door de overtuiging, dat het voor u plicht is dit of dat te doen , iets wat moeilijk of onaangenaam is te verdragen, zult gij krachtig gesteund worden om voor dat moeilijke of aangename niet terug te deinzen.
2. In de liefde tot de wederhelft. De liefde is sterk, de liefde verdraagt alles, de liefde maakt alles licht en gemakkelijk. Van hoeveel belang is het derhalve eene ware standvastige liefde in zijn hart te bewaren? Voor wie oprecht bemint, is geen arbeid, geen ofler te zwaar: die bemint, voelt den last des ar-beids niet.
3. In de liefde tot de lander en, V\at eene wonderbare kracht geeft deze liefde aan de Ouders? Waarvoor slaaft een Vader? Voor de opvoeding, voor het geluk zijner kinderen;
en dat slaven is hem een genoegen. Hoe sterk, hoe onvermoeibaar maakt deze liefde de zwakke Vrouw? Voor hare kinderen kan eene Moeder alles derven, alles opofferen, alles lijden.
4. In de verduldigheid. Door geduld wordt het lijden lichter, door ongeduld wordt het verzwaard. Deze deugd hebben Gehuwden vooral noodig in het verdragen van elkanders gebreken. Behalve dat ge door uwe verduldigheid het te dragen kruis lichter maakt, moogt ge hopen, dat door uwe lijdzaamheid uwe wederhelft eindelijk tot verbetering zal worden gedrongen. Integendeel uit ongeduldigheid volgt dikwijls gramschap, verbittering, tweedracht, haat ').
5. hi een levendig geloof, in eene ware godsdienstigheid. Zonder dezen steun zullen christelijke Echtgenooten op den huwelijksweg moeilijk voortschrijden en niet zonder dikwijls jammerlijk te struikelen. Zonder deze alles beheerschende kracht zullen de voorgenoemde hefboomen dikwijls niet sterk genoeg bevonden worden. Wat is plichtiesef, niet op den
1) Zie Iloofdstuk IX, Over het vcnlrngcn van elkanders gebreken. Vooral N. 33 eu N. 37.
— 97 —
godsdienst gebouwd? Wat is do liefde, niet door den godsdienst veredeld en gevoed ? Hoe long zal de mensch zonder godsdienst geduldig blijven te midden der wederwaardigheden? Neen, genoemde krachten moeten door den godsdienst worden geheiligd en versterkt. Die geloof heeft, ziet in de vele moeilijke verplichtingen des Huwelijks een heilig juk, hem door God opgelegd. De overtuiging, dat God het zoo wil, en dat hij door die plichten ua te komen God kan behagen en den hemel verdienen; die overtuiging maakt hem sterk om met bereidwilligheid die plichten te vervullen, al zijn zij in strijd met zijne neigingen.— Die geloof heeft, draagt in zijn hart eene liefde, sterker en standvastiger dan eene louter zinnelijke liefde. God is het, welke oplegt wederhelft en kinderen te beminnen, zich voor hen op te offeren, ondanks al datgene wat misschien bekwaam is geweest de zinnelijke liefde te dooven. Een godsdienstig Echtgenoot bemint altijd, in voor- en tegenspoed, tot den dood. Yan God verwacht hij liet loon voor al de opofferingen, die hem
de liefde voor zijne dierbaren oplegt. — Die geloof heeft, ziet in alle teleurstellingen , moeilijkheden, kwellingen, die hij in het Huwelijk ontmoet, zoovele beschikkingen van Gods wijze en goede voorzienigheid, kruisen die niet de raensehen, maar God hem te dragen geeft. Geduldig onderwerpt hij zieh aan den goddelijken wil; hij weet, dat hij door zijne christelijke onderwerping aan God moet behagen, hij offert zijn lijden tot boete voor zijne zonden, hij neemt Jesus Christus, de H. Moeder Gods, zoovele Heiligen , die langs den lijdensweg tot zoo groote heerlijkheid zijn gestegen, tot voorbeeld, en ook hij verwacht de oneindige vergelding, welke de rechtvaardige God voor een kortstondig lijden heeft toesezesid. O, wat eene kracht kunnen ka-
DO
tholieke Echtgenooten uit hun geloof putten! Hoe o'elukkiï do Gehuwden, die door een
O O '
levendig geloof zijn bezield! Van hoeveel gewicht is het voor hen dien oprechten godsdienstzin dagelijks te voeden door oog en hart in vurige gebeden tot God te verheffen ) en dikwijls, ten minste maandelijks, dien geest
— 99 —
ie des geloofs opnieuw afin te wakkeren door
i- het waardig gebruik der HU. Sacramenten!
js V. Bij god.
G3. In de bovennatuurlijke orde kunt gij niets zonder de goddelijke genade, volgens het woord van Jesus Christus: „Zonder Mij „kunt gij niets doen (Joan. XV, 5).quot; Maar ook in de natuurlijke orde zal er veel zijn, dat gij niet vermoogt zonder den bijzondereu bijstand van God. Wat wilt gij beginnen en ^ goed eindigen zonder God? „Wanneer de „ lieer het huis niet ophomct,quot; zegt de II. Geest, „ dan is de arbeid der bouwlieden te vergeefs; — „ wanneer de Heer de stad niet bewaakt, ie „ vergeefs zullen de wachters de stad bete aken aquot; „ (Psalm. CXXVI, 1).quot; Gelukkig gij, katholieke Echtgenooten ! door uw heilig geloof zijt gij zeker, dat er eene goddelijke Voorzienigheid bestaat: God is niet alleen de Sclicpper van hemel en aarde, maar ook de Instandhouder, 011 de Beschermer, de Bestierder, de liefderijke n gt; Verzorger van al het geschapene, vooral van den mensch, aan wiens zijde Hij zelfs in zijne vaderlijke bezorgdheid een Engel, een Prins
— 100 —
van zijn Hof, heeft geplaatst, die in last heeft den mensch, hem toevertrouwd, op al zijne wegen te bewaren en tot het eeuwige geluk des hemels te geleiden. Wat moogt gij dan niet verhopen? God heeft het Huwelijk ingesteld, Hij heeft u tot het Huwelijk geroepen, die goede Vader daar boven, welke de vogelen des hemels spijzigt en de leliën des velds kleedt, Hij weet wat gij in den staat des Huwelijks noodig helt (Matth. VI): vertrouwt op zijne altijd wakende voorzienigheid, die, als gij met een goeden wil het uwe doet, uwe pogingen zal ondersteunen en alles tot een goed einde zal brengen. Maar wat nog meer zegt: Jesus Christus heeft het Huwelijk tot een H. Sacrament verheven; dat wil zeggen: toen gij den band des Huwelijks sloot, heeft uw goddelijke Verlosser door de verdiensten van zijn allerkostelijkst Bloed eene bijzondere genade op uwe zielen doen nederdalen '), en Hij heeft u toegerust met eene bovenna-
1) Althans zoo gij door eigen sclmld aan de werking van dit li. Sacrament geen beletsel in den weg gesteld hebt. Mocht dit ongelukkigerwijs gebeurd zijn, tracht dan door eene goede bekeering de vruchten van dit Sacrament in u te doen herleven.
tuurlijke kracht, opdat ge u van alle ver-plichtingèn des Huwelijks behoorlijk zoudt kunnen kwijten, vooral heeft Hij u de gave der christelijke verduldigheid ingestort, opdat ge de vele en zware lasten des Huwelijks gemakkelijk zoudt kunnen dragen, üat H. Sacrament des Huwelijks was van God eene belofte en voor u een waarborg, dat Hij u met zijn goddelijken bijstand zou ondersteunen daar, waar gij dien zoudt noodig hebben , zooals tot versterking en heiliging uwer wederzijdsche liefde, tot nauwgezette bewaring der huwelijkstrouw, tot bestrijding der vleeschelijke bekoringen , tot verduldigheid met elkanders zwakheden, tot de lichamelijke, zedelijke en godsdienstige opvoeding uwer kinderen, in één woord, tot redding in alle moeilijkheden, welke u in het Huwelijk mogen voorkomen.
G4. Behalve den steun, dien ge vindt in Gods voorzienigheid en in de blijvende kracht van het Sacrament des Huwelijks, kunt ge u nog van Gods bijstand verzekeren eiken dag en in alle noodwendigheden door een vurig gebed. Bidt den goeden God des mor-
— 102 —
gens, dat Hij u gedurende den dag besclierme al
en helpe; bidt des avonds, dat, terwijl gij tr
slaapt. Hij over u wake. Bidt niet alleen lij
voor u zeiven, maar ook voor elkander, bidt k(
voor uwe kinderen, voor al uwe huisgenoo- w
ten. Smeekt des Zondags in de H. Mis door m
de verdiensten van het aanbiddelijk Offer „
Gods zegen af voor de gansehe week. Kunt „
ge in de week de H. Mis goedschiks bij- g(
wonen (gelijk de Vrouwen op vele plaatsen P
dat licht kunnen, zoo ze van goeden wil g(
zijn), verzuimt toch die kostelijke gelegen- m
heid niet, waardoor ge voor uw huisgezin ti
de mildste zegeningen des Hemels kunt ver- sc
krijgen. Komt er eene bijzondere moeilijkheid b
voor, wendt u door het gebed tot God, Hij d
zal ii licht en sterkte geven. Wilt ge uw ge- zi
bed eene bijzondere kracht bijzetten, onder- ii
steunt uwe smeeking door eene milde aal- zi
moes '). Eindelijk in het Sacrament der e
Biecht ent des Altaars vindt ge altijd twee vi
bronnen voor u openstaan, waaruit gij, be- k
halve de zuivering cn heiliging uwer ziel, v
1) Zie dc aant. op N. 95.
alles kunt putten \vat ge noodig hebt: raad, troost, bemoediging, versterking in alle moeilijkheden, waarin gij verwikkeld kunt geraken. Overdekken duisternissen uwen geest, wordt u liet hart beklemd , ontzinkt u de moed , gaat tot Hem, die gezegd heeft; „ Komt „tol Mij, allen die vermoeid en leladen zijl* „en Ik zal u verkwikken (Matth. XI, 28).quot; Begeeft u het eerst tot zijn Plaatsbekleeder, den Priester: het hart eens vaders heeft Hij hem geschonken; Hij heeft hem door het Sacrament des Priesterschaps van zijne barmhartigheid en liefde medegedeeld. Stort in zijn schoot al uwe bekommeringen, hij zal u opbeuren en troosten , het zal weder helder worden in uwen geest, en moed en vertrouwen zullen in uw hart terugkeeren. En daarna, in de H. Communie zult gij, mond aan mond, ziel aan ziel, met uwen Verlosser spreken gt; en Hij zal zijn woord houden ; nu zal u verkwikken; gij zult gansch vernieuwd worden, krachtig en moedig als op den blijden dag van uw Huwelijk.
— 104 —
quot;VI. Bu goüs vkienuex,
uwe voorspuekers in ben hemel.
65, Bidt dagelijks de H. Moeder Gods. Ongetwijfeld , van jongs af hebt gij geleerd en ondervonden de kracht harer voorspraak en de teederheid harer liefde. Zij toch is ons door Jesus Christus tot Moeder gegeven. Als Moedermaagd is zij evenzeer de Patrones der Gehuwden als der Maagden. En is zij de Troosteres der Bedrukten, zij is bovenal de Troosteres der bedroefde Moeders: gcene moeder heeft ooit geleden wat zij geleden heeft, en alzoo heeft zij geleerd medelijden te hebben met het angstige, gefolterde moederhart. Zij zij dan uwe toevlucht in eiken nood, in elk gevaar, in elke moeilijkheid; maar roept vooral tot haar, gij Moeders, wanneer om een lieveling, aan wien uwe ziele hangt, uw hart door de bitterste droefheid wordt verscheurd; zij zal u leeren die heldhaftige onderwerping , waarmede eene christelijke Moeder, beproefd, geschokt, gefolterd in hare teederste liefde , den wil Gods behoort te aanbidden ; — wanneer geen mensch
in de wereld uwe smart kan begrijpen of uwe tranen stelpen, zal de Moeder, die eenmaal stond naast het Kruis, waaraan haar Zoon te sterven hing, de breedte en diepte uwer wonde kennen en zij zal met een hemelselien balsem uw felle zielepiju weten te verzachten. Zeven Wees-gegroetcn, voor de Moeder der zeven smarten met een vast vertrouwen uitgestort, zullen u troost en moeden geduld aanbrengen.
G6. Bidt dagelijks den H. Joseph, den kui-sehen en teerlievenden Bruidegom van de H. Maagd Maria, den waakzamen, wijzen en liefderijken Leidsman van het Kindje Jesus, het Hoofd der H. Pamilie en daarom Patroon van het christelijk Huisgezin. Bidt dagelijks uwen H. Bewaarengel en uwe HH. Patronen. Bidt hen 's morgens en's avonds. Hebt een groot vertrouwen in hunne machtige cn liefderijke bescherming. Eoept tot hen in den nood, en uw vertrouwen zal niet te leur gesteld worden.
G7. Tot onderhouding niet alleen van den godsdienstigen geest in het huisgezin, maar ook om vele zegeningen over allen te doen afdalen, zij het volgende aanbevolen. Zorgt
5*
— 106 •—
ia uw buis te hebben een Kruisbeeld, vooral op uwe slaapkamer, ja op elke slaapkamer, zoo der kinderen als der dienstbode. Volgens de verklaring van de zalige Marga-reta Maria (Alacoque), welke Jesus Christus heeft gekozen om de devotie tot zijn H. Hart te bevorderen, heeft de goddelijke Zaligmaker beloofd op eene bijzondere wijze het huis te zegenen, waar eene afbeelding van zijn allerheiligste Hart aan den muur zou prijken. Beschouwt verder als de schoonste sieraden de beeltenis van de li. Moeder Gods en van den II. Joseph. Ook zal de Vrouw des huizes zorgen, dat er steeds wijwater iu voorraad is niet alleen , maar bovendien dat een of meer wijwaterbakjes te geschikter plaatse hangen en altijd behoorlijk voorzien zijn. — Als de zegenrijkste oefeningen voor een braaf katholiek gezin worden aanbevolen; het dage-lijksch gemeenschappelijk gebed van ee'n llo-zenhoedje met de Litanie van Lorette;— het vieren der Meimaand door eene korte dage-lijksche oefening;—en het honden eener Novene voor de vijf groote Feestdagen van 0.-L.-V. Behalve dat aan elke Novene een volle
~ 107 —
aflaat ouder de gewone voorwaarden is verbonden, van hoeveel kracht moet dat negen-daagsche gebed zijn; wanneer al de huisge-nooten zich vereenigen, om door die Novene eene of andere gunst te verkrijgen, waarnaar allen verlangen? Eene godsdienstige Huismoeder zal niet vergeten te waarschuwen tot welke intentie de Novene moet gehouden worden, en zij zal tevens de Novene benuttigen , om hare kinderen en dienstbode niet alleen aan te zetten, maar zelfs voor te bereiden tot het waardig ontvangen den UIL Sacramenten, op den FeesUlag of Zondag onder de Octaaf.
G8. Katholieke Echtgenooten ! het kan niet anders; in uwen staat zult gij, volgens den Apostel, verdrukking des vleezes ondervinden; doch moet gij niet, bij de opsomming van zoovele hulpmiddelen, die gij in de verdrukking voor de hand hebt, grooten moed scheppen? God is het die alles bescliikt en bestiert, buiten liet Huwelijk en in het Huwelijk, en, gelijk de H. Paulus herinnert aan de Corinthiërs (1 Cor. X,13): „God is cje-„ trouw, en Hij zal niet toelaten, dat gij be-„ 'proefd wordt boven uw vermogen; maar Hij
„ zal ook met da beproeving de nU/comisl geven, „ opdat gij haar verdragen leunt.quot; Hebt slechts een goeden wil: doet het uwe, bidt en betrouwt verder op God, die uwe hoop niet zal beschamen. Steekt er een groote storm op, overdekken de golven uw huwelijksscheepje, herinnert u, dat gij met u beiden niet alleen zijt in uw scheepje: sedert den dag van uw Huwelijk, uit kracht des Sacraments, hebt gij Jesus aanboord; gij hebt onder zijne hooge bescherming den grooten tocht aanvaard. Zorgt dat Jesus te midden van den storm u niet kunne toevoegen het berispende woord , dat eens zijne leerlingen moesten hoo-ren: „ Waarom zijl gij bang, gij Ueingeloovi-„gen (Matt. 11. VHI)?quot; Weest in den storm voorzichtiger en werkzamer dan ooit, maar ook meer betrouwend op Hem, die te geschikter ure zal opstaan om aan de winden te gebieden. Yreest niet; Hij zal uw scheepje door de geweldigste stormen en langs de gevaarlijkste klippen in de veilige haven der eeuwige ruste geleiden. Hot zij zoo! Amen.
XVII. Over de betrekking der Ge-kuwden tegenover kunne bloed-wanten en aanverwanten.
69. In den staat des Huwelijks zijt gij in zeker opzicht van het ouderlijke gezag ontheven '). Geen kind meer zijnde, maar een volmaakt mensch geworden , hebt gij het recht uwe huishoudelijke zaken zelf te bestieren; maar hebt gij ook het versland en de ervaring om die behoorlijk te bestieren? 't Is u daarom geraden , om in vele aangelegenheden het oordeel uwer Ouders te vragen. „ Tf'il „niet wijs zijn Uj u seleen (Spreuk. Ill, 7);' maar „zoek altijd raad lij een wijze (Tob. IV, „ 19).quot; En waar zult gij dien goeden raad veiliger zoeken dan bij uwe Ouders1)? Maar al zijt gij zeker den raad uwer Ouders niet te behoeven, zult gij daarom alles zonder uwe
altoos in vele zaken jjezag over huune kinderen.
— 110 —
Ouders doen ? Hoe onaangenaam moet liet zijn voor de Ouders, die, na hunne kinderen te hebben uitgehuwelijkt, nog zooveel belang blijven stellen in alles wat dezen aangaat, hoe onaangenaam, wanneer zij door hen in niets worden gehoord of gekend ! Wanneer zij tamelijk belangrijke zaken, ondernemingen, plannen van hunne kinderen door anderen te weten komen 1 Kunt gij niet vermoeden , dat uwe Ouders hunne wijsheid en ervaring en voortdurende bezorgdheid voor hunne kinderen gaarne door dezen zien op prijs gesteld, dat zij gaarne worden geraadpleegd, gaarne raad geven, gaarne nog de belangen hunner kinderen helpen bevorderen? Kunt ge hun daarin geen genoegen geven? Al staat uw besluit reeds vast, wat verliest gij er bij, zoo gij uwe Ouders over uwe belangen hoort? Terwijl het u gemakkelijk zal zijn hen in uw gevoelen te doen deelen, zullen zij denken, dat gij hunnen wijzen ouderlijken raad opvolgt: hunne besto wenschen zullen u vergezellen , en hun gebed zal Gods zegen over uwe onderneming doen afdalen,
70. Zijt gij in huishoudelijke aangelegen-
heden van het ouderlijke gezag ontheven, uw Huwelijk heeft overigens het vierde Gebod voor u in zijn geheel gelaten. Eek uwen Vader. en uwe Moeder. Uwe Ouders blijven een wettigen titel behouden op uwen eerbied en uwe liefde, een titel, dien zij nooit kunnen verliezen, waarvan zij zelfs geen afstand kunnen doen. AI. zijt gij gehuwd of wat er ook gebeure, uw Vader blijft uw Vader, uwe Moeder blijft uwe Moeder; dat is: zij blijven degenen, die u het leven en zooveel meer geschonken hebben, en als zoodanigen moet gij ben immer eerbiedigen en liefhebben, ondanks hunne gebreken, welkdanige ook. „ Eer uwen Vader, en vergeet de smarten uwer „ Moeder niet. Gedenlc, dat gij zonder hen niet „ zoudt geweest zijn, en doe hun goed gelijk zij „u gedaan hehhen (Eecl. VII, 29 en 30).quot; quot;Bejegen derhalve altijd en overal uwe Ouders met den verplichten eerbied, en eisch ook voor hen eerbied van uwe wederhelft, van uwe kinderen, van uwe dienstbode: eerbied bij het spreken over hen, eerbied bij ontmoeting in woorden en in houding. Schaam u niet over uwe misschien minder ontwikkelde,
minder beschaafde Ouders; — over uwe misschien gebrekkelijke, eenvoudig gokleede, behoeftige Ouders. Ontvang uwe Ouders altijd met de grootste vriendelijkheid in uw huis; laat aan uwe kinderen zien hoe gij uwe Ouders bejegent, zij zullen door uw voorbeeld leeren, hoe gij verlangt dat zij ook u, nu en altijd, bejegenen. Ga uwe Ouders van tijd tot tijd bezoeken, dikwijlder wanneer zij zeiven verhinderd zijn tot u te komen, vooral bij ziekte. Wees hun ten raad en steun. Het moet neen genoegen zijn hun een dienst te kunnen bewijzen. Troost hen in tegenspoed, in lijden. Wanneer zij ziek zijn, toon dan vooral uwe kinderlijke bezorgdheid, om hun naar uw vermogen genezing, of ten minste verlichting, aan te brengen. Toon u voornamelijk bezorgd voor hun geestelijk welzijn, opdat zij bijtijds de IIII. Sacramenten ontvangen. Bid alle dagen voor uwe Ouders, met des te meer recht zult gij van uwe kinderen kunnen vorderen en verwachten, dat zij het ook voor u doen. Vraag uwen Ouders voor hun sterven vergiffenis voor al hetgeen gij ooit tegen hen moogt misdaan hebben, en kniel bij hun
— 113 —
sterfbed neer om hunnen ouderlijken zegen voor u en uwe kinderen te vragen en te ontvangen. En hebt gij de oogen uwer Ouders gesloten, bezorg hun eene begrafenis en uitvaart volgens hunnen stand. Laat zoo spoedig mogelijk (zoo noodig tot spoedige redding uit het vagevuur) het H. Misoffer voor hen opdragen volgens uw vermogen. Moogt gij de zuchten en smarten uwer Moeder niet vergeten, gedenk, dat uwe Ouders wellicht nog meer zuchten en lijden om u in het vagevuur dan zij ooit in hun leven om u gezucht en geleden hebben. Moeten zij misschien niet boeten om hunne te groote toegevendheid jegens u? Daarom bid veel en laat veel bidden voor hen, vooral in den eersten tijd na hunnen dood; bid later eiken dag ten minste een Wees-Begroet tot lafenis hunner zielen,
O O
gedenk hen nu en dan in de H. Mis, bij het Rozenhoedje, bij uwe IIH. Communiën,• bij de Kruiswegoefening, vooral door het toevoegen der aflaten.
71. Wanneer uwe Ouders in zekeren nood mochten geraken, tot welks leniging eenig geldelijk offer gevraagd wordt, weet dan,
— 114 —
dat gij dien bijstand in geweten aan uwe tc 1
Ouders verplicht zijt voor zooveel gij kunt. vlc
Die verplichting behoort tot de liefde, hun boe
verschuldigd. Zij hebben met zooveel opof- doo feri ngen het leven u geschonken, in u on- 1
derhouden en voor u veraangenaamd; zegt Sch
de stem der natuur u niet, dat gij verplicht Voc
zijt ook hun het leven te onderhouden en aan
niet alleen dragelijk, maar aangenaam te ma- baa
ken? Gij moet bijstand verleenen zooveel als vuil
voor uwe omstandigheden redelijk is. Uwe we- ge
derhelft mng zich niet tegen de vervulling plic
van dien kinderlijken plicht verzetten. Zou zuil
deze u toevoegen: Maar gij moogt uw eigen mei
htmJiouden niet henadeelen; antwoord dan: 'Neen, mo(
wij zullen ons niet henadeelen; wij zullen , ik Sch
ten minste zal mijne uilgaven inkrimpen waar lief
ik kan, en wat wij aan ons huishouden schijnen der
te onttrekken, zal door Gods zegen dubbel ver- linf]
goed worden. Een Vader of Moeder in den heb
nood, terwijl hunne kinderen volop hebben 1 uwi
O, treurige- gedachte! Die verlaten Vader, van
onbekwaam om te werken, die Moeder, af- Oui
geleefd in rustelooze zorg, nu door eigen en
bloed verstooten, heft de oogen tot God om voo
— 115 —
tc bidden; wat zal dat gebed doen afdalen?
vloek of zegen?......O, gedenk het eons,
hoe hoopt gij eenmaal op uwen ouden dag door uwe eigene kinderen behandeld te worden?
72. Wat is verder uw plicht tegenover uwe Schoonouders ? Deze plicht is tweevoudig. Vooreerst: gij weet nu, wat uwe wederhelft aan hare Ouders verschuldigd is: gij moet haar vrij laten en haar helpen in het vervullen van die verplichtingen. Misschien komt ge in de noodzakelijkheid om haar die verplichtingen te herinneren, en haar wegens verzuim te berispen. Ten tweede; wijl ge te za-men één moet zijn, één hart en céne ziel moet hebben, daarom moet gij trachten uwen Schoonouders denzelfden eerbied en dezelfde liefde te bewijzen , als uwen eigenen Ouders. Minachting en onvriendelijke behandeling uwer Schoonouders is niet alleen eene beleediging jegens hen , maar ook jegens uwe wederhelft; haar beletten, dat zij zich van haren kinderlijken plicht jegens hare Ouders kwijt, is haar nog meer grieven en maakt u zeer schuldig voor God. Bijvoorbeeld: wanneer de Man zonder dringende
— i 16 —
reden het huis zoude verbieden aan den Va- hare
der of de Moeder der Vrouw, of haar zou- de
de verbieden van ze te bezoeken, of hun heei
den noodzakelijken bijstand zoude weigeren, dra;
welken naam zou zulke handelwijze verdie- ven
nen? „Eer uwen Vader en uwe Moeder, deh
„rcat het eerste gebod is met eene belofte: op- tev:
„ dat het u welga em gij lang leeft 01' hie
„ aarde (Eph. VI, 2 en 3).quot; ver
73. Wanneer om gewichtige redenen de in
Moeder bij haren gehuwden Zoon inwoont, nie
wacht zijne Vrouw eene moeilijke taak. Om uw
den onmisbaren vrede te bewaren, zal zij W
veel eerbied en liefde moeten bezitten voor hare bi(
Schoonmoeder, en daarenboven veel verstand ov
en veel geduld moeten gebruiken. De Schoon- te
moeder is in haar eigen oog de Meesteres w
in huis als Moeder en als Vrouw van rijpe oj
ervaring, en ook zij is altijd do Meesteres d^
geweest: kan zij zoo gemakkelijk de heer- h
schappij laten varen? — Daarenboven be- n
schouwt zij zich licht in haar gezag miskend, v
niet met genoegzamen eerbied bejegend, niet 1:
bemind, niet geteld, zij houdt zich voor eene c verschoppelinge. O, hoeveel verdiensten bij
— 117 —
haven Man en bij den goeden God heeft de Vrouw, die met christelijk geduld cene heerschzuchtige Schoonmoeder weet te verdragen en haar steeds met zooveel toegevendheid en vriendelijkheid weet te bchan-
I delen , dat zij over hare Schoondochter tamelijk tevreden is! Ook de taak van den Man is hier vol moeilijkheden. Hij staat tegenover zijne Moeder en zijne 'Vrouw, die het in vele zaken niet eens zullen zijn. Ben ik niet uwe Aloeder ? roept de ecne; Hen iJc niet mee Vrouw? zoo bewijst de andere haar recht. Wat zal hij doen? Hij moet beiden met eerbied en liefde behandelen; hij moet veel overleg en geduld gebruiken ; hij moet trachten den vrede en de eensgezindheid te bewaren , door buiten noodzakelijkheid niet openlijk partij te kiezen '), door elk afzonderlijk in het geheim op eene gepaste manier haar ongelijk aan te toonen en haar tot de noodzakelijke inschikkelijkheid te vermanen, vooral zijne Vrouw biddende, dat zij, uit liefde voor hem, geduld hebbe met zijne oude Moeder.
1) Zie N. 39.
74. Door het Huwelijk zijt gij ingelijfd in de familie uwer wederhelft, en bestaat gij haren bloedverwanten in denzelfden graad als zij. Bewijs aan elk lid der familie dien eerbied en die liefde, welke de wijdere of nauwere verwantschap vereischt.
75. Er wordt den Man eene bijzondere omzichtigheid aanbevolen tegenover zijne eigene Zusters. Uit bemoeizucht of wel uit jaloezie zijn dezen licht genegen de gangen van hare Schoonzuster na te gaan en haar te bevitten in hare huishouding, in hare kleeding, in haren omgang met vriendinnen, enz. Betaamt het nu, dat de Man bij zijne Zusters ga leeren wat zijne Vrouw te doen of te laten heeft, om volgens die uitspraak zijner Vrouw de wet voor te schrijven? Hoe dikwijls laten zich de Mannen door de kwaad-stokende tongen hunner bedilzieke en ijverzuchtige Zusters misleiden, onvoorzichtig aan hare oorblazingen het oor leenende? Het hoofd vervuld met zoovele liefdclooze aarrmer-kingen, valsche vermoedens , booze uitleggingen, lasterlijke aantijgingen, waaraan zij helaas! zoo lichtvaardig eenig geloof slaan, ko-
men zij gansch ontevreden en verstoord te huis, om met zekere grimmigheid aan de Vrouw de les op te lezen, zonder tegenspraak te dulden of zelfverdediging te willen aanliooren. Waar blijft in dat Huwelijk de lieve vrede? dc oprechte liefde? Wat wordt het leven der Trouw, die zich in al haar doen en laten bespied, beheerscht en vervolgd ziet door eene of meer jaloersche bemoeiallen, voor wier bedilzucht zij door baren Man gedwongen wordt te buigen? Mannen, weest toch uiterst voorzichtig; wordt gij gewaar, dat uwe Zusters uwer Vrouw geen best hart toedragen, luistert dan niet naar haar, wanneer zij iets verkeerds in uwe Vrouw hebben op te merken. Haar aan te hooren is reeds gevaarlijk, wat liefde gij voor uwe Vrouw ook koestert. Legt haar wegens uwe Vrouw het stilzwijgen op, en ontwijkt haar, wanneer zij hare hekelzucht niet willen opgeven. Laat aan uwe Vrouw de noodzülcelijke zeljslciudifj-heid, opdat zij hare zware taak liefhebbe en met ijver behartige. Hebt gij uit eigene overtuiging aanmerkingen te maken, doet uw best om bij uwe Vrouw het vermoeden te
— 120 —
voorkomen, dat gij onder den invloed staat d
van uwe familiebetrekkingen, en tracht met vv
alle zachtmoedigheid verbetering te bewerken. z(
Macht ii van ooit iemand tusschen u en uwe g'
Vrouw te jilaatsen of te dulden; — in dien al
zin is het waar wat God zelf heeft bepaald: li
„ Een inensch zal zijnen vader en zijne moeder gi
„verlaten, en zijne vrouw aanhangen (Schepp. gi
„II, 24. — Eph. V, 31) ')•quot; m
d(
» o*XSgt;(ja.rt
d.
XVIII. Over den omgang met glt;
ki
76. Een braaf Katholiek kan voorzeker geene menschen van slecht gedrag lot vrien-
den hebben. Brengen uwe zaken of uwe be- i-
trekking u met dezulken in aanraking, ga zc
met hen niet meer om dan noodzakelijk is, js
en altijd met de grootste omzichtigheid. Be-
halve den omgang met zedelooze cn ongods- v.(
dienstige karakters, vermijd ook het. gezel- js
schap van lichtzinnige, van ordclooze, van
1) Zie N. 2!).
— 121 —
drinklustige, van yerkvvistende raensclien. Dikwijls in dergelijk gezelschap u ophoudende, zoudt gij niet alleen geëerd worden met wie gij verkeert, maar gij zoudt weldra worden als zij. Bevlekt gij uwen goeden naam, verliest gij uwe eer door dergelijken omgang, gij onteert te gelijk Vrouw en kinderen; wordt gij ongeregeld in levenswijze, verzot op vermaak, onbezorgd voor uwe zaken, den tijd doorbrengende in lediggang, Vrouw en kinderen vergetende om u aan liet spel over te geven, worden grove verteringen u eene gewoonte, eene behoefte, wat jammeren haalt gij dan over het Huwelijk, over Vrouw en kinderen? Heb tot vrienden slechts hrave Katholieken van moen stand, die, echt godsdienstig in beginselen en levenswijze, zich als liefderijke Echtgenooten, als ordelijke en zorgvuldige Huisvaders gedragen. Overigens is het waar, dat, als een vrij gezel groote behoefte kan hebben aan een goeden vriend, voor Gehuwden die behoefte zoo groot niet is: zij dienen bij den huiselijken haard bun
G
1
— 123 —
geliefdste gezelschap te vinden '). Nogtans door j
het Huwelijk is de vroegere betrekking met e
goede vrienden niet opgeheven; en 'tis zeker Z( aan Gehuwden geoorloofd , zelfs raadzaam ,
enkele brave godsdienstige vrienden te heb-
ben, om in hunne vriendschap van tijd tot Z(
tijd eene afleiding en te gelegener uur den Vj
noodigen raad en bijstand te vinden. or
77. Nog voorzichtiger en nauwlettender tj,
behoort gij in uwe keuze te zijn , wanneer jie
gij vrienden in uw huis wilt ontvangen, vooral js
wanneer gij ze in den huiselijken kring zoudt ]je
willen toelaten. Yoorzeker mogen Vrouw en igj
kinderen in zulk gezelschap geen aanstoot jg ondervinden, en gij zijt verplicht, bij die
ontvangst van vrienden, uwer Yrouw zoo- we
veel mogelijk onaangenaamheden te sparen. ^0j. Onder al uwe vrienden zal uwe Vrouw wel
de allernaaste zijn, die ge het meest te be- ^ee lieven en te pleizieren hebt. Nogtans betaamt
het niet, dat de Vrouw haren Man lastig ^
valle wegens zijne vrienden, alleen omdat zij par
haar mishagen; zij denke er niet aan haren 00r(
1) Zie N. 41: in de laatste aanteckening, ^
— 123 —
Man tc willen berooven van het genoegen en het nut, wat hem de vriendschap van dezen of genen goeden vriend verschaft.
78. Gelijk er voor den Man geene gedachte kan zijn aan eene vriendin buiten zijne Vrouw; zoo kan de Vrouw niet denken aan een vriend buiten haren Man. Met de grootste omzichtigheid moet alle gemeenzaamheid, intimiteit, genegenheid, bijzondere voorkomendheid of oplettendheid vermeden worden. Al is men zich zeiven volkomen bewust, dat het hart zuiver en de bedoeling onschuldig is, dat is niet voldoende: men mag niet zijne deugd, vooral niet de teedere hier bedoelde deugd in opspraak brengen; men mag zijner wederhelft niet de minste aanleiding geven lot ijverzuchtige gevoelens ').
79. Maar wat zullen wij nu verder oor-deelen over de vriendinnen der Vrouw? over het ontvangen en brengen van bezoeken, over het geven en bijwonen van bijeenkomsten, partijtjes, enz.?'t Is moeilijk hier een bepaald oordeel uit te spreken. Wat is hier aan te
(1 Zie N. 61 cn N. 20.
— 124 —
bevelen? wat toe te laten? wat af te raden? Eene godsdienstige Vrouw, met een gezond verstand begaafd en wijzer geworden door de ondervinding, zal op dit gevaarlijk terrein het best haren weg kennen. Menige brave katholieke Vrouw zal er zóó over denken: „Ik voor mij tel slechts enkele vriendinnen, „brave, godsdienstige vrouwen, oude kennis-„ sen. Hare vriendschap geeft mij nu en dan „ een kortstondig verzet, een leerzaam onder-„houd, belooft mij goeden raad en hulp in „ den nood. Wij zien elkaar van tijd tot „ tijd: eene of andere reden of soms het toe-„ val brengt ons bijeen. Is het dat wij nu „ en dan eene uitnoodiging doen; 't gaat alles „onder ons zeer eenvoudig toe, zonder be-„ zwarende onkosten voor de eene of de an-„ dere: de hoofdzaak is voor ons een uurtje „ gezellig bijeen te zijn; wij spreken meestal „slechts over huishoudelijke zaken, tot we-„ derzijdsch nut en stichting. Overigens houd „ ik niet van wereldsche bijeenkomsten. Ik „ weet bij ondervinding hoeveel ongelegenhe-
„ den aan het houden en bijwonen van par-• #
„ tijtjes verbonden zijn. Vele kwistige uitga-
— 125 —
„ ven voor de genoodigden om in hare klec-„ ding zich tC onderscheiden; steeds klimmen-„ de onkosten voor de gastyrouw om aan de „ anderen in deftige ontvangst niet toe te „ geven of om boven haar uit te steken; en „ hoeveel geld gaat er alzoo te loor, wal in „ het huishouden niet kan gemist worden of „ ten minste tot beter einde had kunnen wor-„ den aangewend ? En wat koopt men met dit „alles? Veel genoegen? Ik geloof het niet. „Ik weet, dat op die partijtjes doorgaans „ nu de eene, dan de andere is gestoord „of zich zelfs beleedigd acht, omdat zij, „naar hare meening, niet met de verplichte „ oplettendheid of vriendelijkheid is behan-„ deld; ik heb er dikwijls veel kwaad hooren „ spreken, veel kwaad hooren stoken; ik zelve „ heb dikwijl» door onbedachtzaamheid veel „ gezegd, waarover ik 's anderen daags groote „ spijt gevoelde. Sedert geruimen tijd heb ik „ mij, zooveel ik gevoegelijk kan, aan der-„ gelijke bijeenkomsten onttrokken, en ik be-„ vind mij er best bij. Ik ben het liefst te „huis, bij mijn Man en onder mijne kinde-„ ren; en mij dunkt, daar ook is mijne plaats.
— 126 —
„ Door het Huwelijk aan te gaan, heb ik „ beloofd altijd eene goede Huisvrouw te „zijn 'j. Inderdaad, wanneer ik mijn huis-„ houden wil nagaan gelijk het behoort, dan „ is er geen tijd over voor lange arondpar-„ tijen. En ook wanneer de Vrouw ran huis „is, wie zal het wakend oog over alles hou-„ den ? De kinderen overlaten aan eene dienst-„meid? Eene Moeder, dunkt mij, moet te „veel van hare kinderen houden, om zonder „ genoegzame noodzakelijkheid ze gansehe „ avonden aan vreemde handen over te laten. „Ik ten minste moet bekennen, dat, wan-„ neer ik al eens op eene partij mij bevind, „omdat ik er niet buiten kan, ik bij de „ gunstigste omstandigheden geen auiver ge-„ noegen smaak, omdat altijd de zorg voor „ huishouden en kinderen mij komt kwellen ; „mijn schat is te huis, en daarom ook is „ er mijn hart. — Overigens steek ik mij niet „ in eens anders huishouden. Geburen en ken-„ nissen bejegen ik vriendelijk, zooveel ik „met haar in aanraking kom, bereidvaardig,
1) Zie N. 44.
— 127 —
„ wanneer ik liaar van dienst kan zijn. Zoo „leef ik met iedereen op goeden voet, en „ al mijne zorg bestedende voor mijn huis-„ houden, ter liefde van Man en kinderen, „ gevoel ik mij tevreden en gelukkig.quot; — Wat dunkt u? Zullen wij nu nog aan eene we-reldschgezinde Vrouw liet woord laten, om te hooren verdedigen, dat het goed en prijselijk is, wanneer eene Huisvrouw gaarne veel van huis is; wanneer zij hare kinderen vergeet en alleen aan zich zelve denkt, om opgetooid als een jong meisje bezoeken te ontvangen , om op partijen zich te doen bewonderen, om daar veel onbetamelijks te zien, te hooren, te spreken ? Wij zullen de geleerde kampvechtster van de moderne vrouwenschool de moeite sparen; want, eerzame Lezeres, gij zoudt niet eens naar haar willen luisteren?
80. Tot de goede en slechte vrienden kunnen wij brengen de goede en slechte boeken. Moogt ge geene zedelooze, geene ongodsdienstige menschen in uw huis dulden, houd dan ook zorgvuldig alle boeken er buiten, die met het Geloof of met de goede zeden strijdig zijn. Slechte boeken zijn veel ge-
■— 128 —
vaarlijker dan slechte vrienden: het zijn vrien-tlen innemend door hun voorkomen, verleidelijk door hunne taal, onbeschaamd in hunne voorstellingen, vertrouwelijk met alle huisgenooten, bereidvaardig elk uur van den dag. Uw heilige Godsdienst, uw geweten verbiedt het u, Huisvaders, slechte boeken te lezen en in huis te hebben; maar daarenboven dubbel zoudt gij schuldig zijn om het gevaar, waaraan gij uwe huisgenooten, Yrouw , kinderen , dienstbode , blootstelt. Waakt niet alleen tegen gevaarlijke boeken) maar ook tegen allerhande gevaarlijke brochures, maand-, week- of dagbladen, onder welke zoo vele tegenwoordig, die onophoudelijk het katholieke Geloof aanranden en onzen heiligen Godsdienst bespotten en lasteren in zijne leerstukken, in zijne plechtigheden, in zijne instellingen, in zijne bedienaren; en wat de zeden betreft, hoe ergerlijk zijn zij dikwijls in hunne nieuwstijdingen, ja zelfs tot in sommige advertenties, wier lezing verderfelijk mag heeten voor den nieuwsgierigen en nadenkenden geest der kinderen. Wijl het gevaarlijke van een bock betrekkelijk kan
— 139 —
wezen, wijl gij zelfs reden kunt hebben — mits liet gevaar van toestemming of bederf genoegzaam uitgesloten zij — een boek te lezen en te bewaren, dat voor uwe huisgenooten een verboden boek moet heeten, daarom zorgt dat aan uwe Vrouw geen boek in handen kome, welks lezing haar niet past, en dat aan uwe kinderen geen boek in handen kunne vallen ') , welks lezing voor hen gevaarlijk moet geacht worden. Wat verdacht is, moet worden geweerd. Doch 't zij u niet genoeg , dat uwe lezing niet kwaad is, draagt zorg voor eene goede, nuttige lezing. Schaft u goede , godsdienstige boeken aan, dan brengt gij nuttige , leerzame, stichtende vrienden in huis.
1) Boeken, die naar uw oordeel uwe kinderen niet mogen lezen, of plaatwerk, dat uwe kinderen niet mogen zien, moet ge zorgvuldig achter slot hewaren. Uwen kinderen te verbieden aan die boeken of platen te raken, dat is niet genoeg: door liet verbod wordt juist hunne nieuwsgierigheid opgewekt; — het alles ergens te bergen, maar niet achter slot, is ook niet voldoende: zij zullen licht hot geborgene rinden, en , wijl zij opmerken, dat het buiten het gewone bereik geplaatst is, zal hunne nieuwsgierigheid te meer zijn geprikkeld, en zij zullen zich in het geheim aan de verbodene vrucht te goed doen, dat is: den dood eten. Vele kinderen zijn alzoo reeds vroegtijdig bedorven, en helaas! de Ouders weten het niet, en toch zij hadden het moeten voorzien. Houdt voor regel: Gevaarlijke boeken of platen, die gevonden kunnen worden, zullen schrandere en nieuwsgierige kinderen wel weten te vinden, 6*
— 130 —
81. Nu dienen wij nog de vraag te stellen: Is het betamelijk, dat eene gehuwde Vrouw veel leest, dat zij veel van sclioone boeken houdt? Zou het bijvoegelijke lees-graay vóór Huisvrouw of Moeder wel eene gevoegelijke plaats vinden ? Stellen wij dezen regel, dien elke verstandige Vrouw zal goedkeuren en volgen : Eene zorgvuldige Huisvrouw geve zich niet aan de leeszucht over. Zij leze niet, wanneer zij iets noodzakelijks of iets nuttigers te doen heeft, Alzoo leze zij zeldzaam in de week; omdat zij licht iets beters zal kunnen verrichten. Maar op Zonen Feestdagen, wanneer haar na de huishoudelijke zorgen eenige rustige oogenblikken overblijven, kan zij voor haar tijdverdrijf zich eene lezing in een goed boek veroorloven : en voorzeker zou die lezing niet alleen goedkeuring, maar ook aanmoediging verdienen, wanneer zij die lezing benuttigde, om haren geest met heilzame, godsdienstige gedachten te voeden, en zich zelve tot volmaakter deugd op te wekken (bijv. eene lezing uit de Levens van Heiligen).
82, Wij bedoelden tot hiertoe slechts eene le-
— 131 —
zing tot uitspanning of tijdkorting; want geldt het eene godvruchtige lezing zooveel als eene geestelijke oefening, wanneer godsdienstige Echt-genooten daarvoor dagelijks een kwartier uurs wisten af te zonderen, dit zou ongetwijfeld als zeer heilzaam en verdienstelijk te prijzen zijn. Bijv. de lezing van een Hoofdstuk uit de Navolging van Christus; in de Vasten uit een Meditatioboek over het Lijden des Heeren; gedurende de maand van Maria uit een Meimaandboekje; enz.
83. De voornaamste hoedanigheden, waarop bij de keuze eener dienstbode behoort gelet te worden, zijn: godsdienstigheid 1), eer-
Dut in een katholiek gezin, vooral met kinderen, geene andere dan eene katholieke dienstbode voegt, is duidelijk; maar dat zij katholiek is, is niet voldoende, zij moet godsdienstig zijn, dat is: ijverig in liet vervullen harer godsdienstige plichten. Onder de godsdienstigheid worden ook onberispelijke zeden begrepen.
— 132 —
lijkheid, naarstigheid, zindelijkheid. Evenmin als gij zelf volmaakt zijt, zult gij eene volmaakte dienstbode vinden. Hebt gij gelijk, zoo gij geene ongodsdienstige of geene zedelooze of geene diefachtige of geene vadsige of geene morsige dienstbode in uw huis wilt dulden, wees toegevend met mindere gebreken en zoek die te verbeteren. Wat gij niet verbeteren kunt, verdraag dat '), en bedenk u wel ernstig, voordat gij besluit eene dienstbode te laten gaan, die in een of ander ondergeschikt punt onverbeterlijk schijnt: gij kunt u beloven eene betere dienstbode te zullen vinden, maar op welken vasten grond steunt uw vertrouwen, dat gij bij die wisseling u niet zult zien te leur gesteld? Wellicht komt ge van kwaad tot erger. Voeg hierbij, dat, zoo gij dikwijls van dienstbode verandert, gij des te minder kans hebt van te slagen: immers, evenzeer als op eene dienstbode, die gedurig een nieuwen dienst zoekt, een ongunstige dunk zal kleven, zoo zal eene
l) Lees hier de Navolging v\n Christus, I Bock, XVI IToofdst. De inhoud van dit Hoofdstuk is: Fer-draaj het'jecn gij niet leunt vcrhclerey.
— 133 —
Meesteres, die elk jaar eene andere dienstbode in haren dienst heeft, in de meidenwereld niet best staan aangeschreven, en eene bekwame en deugdzame dienstbode zal het niet licht wagen bij haar in dienst te treden. Verlangt gij eene allergeschiktste dienstbode naar uwen zin, kies dan een nog jong en leerzaam meisje van fatsoenlijke afkomst, en tracht haar met veel beleid en veel geduld op te voeden en naar uwen geest te vormen.
83. Heeft uwe dienstbode verplichtingen jegens u, gij hebt ook verplichtingen jegens haar. Gij zijt haar schuldig:
Ten eerste: Een billijk loon, dat op tijd moet betaald worden, zonder korting uit onrechtvaardigheid of uit eenige vitterij, welke de gierigheid soms kan ingeven.
Ten tweede: Goed onderhoud; dat is: behoorlijke ligging en kost. Wat den kost betreft, hoe dikwijls? op welk uur? wat en hoeveel? dat alles niet berekend volgens eigen gebruik, maar geëvenredigd aan de vermoedelijke behoeften, die bij zwaarderen arbeid natuurlijk grooter zullen zijn. In vele huizen staat het den dienstboden niet vrij te nemen
— 134 —
wat ze noodig hebben; maar het wordt haar telkens toegedeeld: de Meesteres des huizes is hier in haar recht; doch zij begrijpe wel, dat, verlangt zij niet trouw en liefde gediend te worden, zij niet karig in de toedeeling van spijs en drank mag wezen. Voor een mensch zonder godsdienst zou het reeds schande zijn, wanneer hij aau zijne dienstbode of ie weinig voedsel zoude geven; kan dan zulke onmenschelijkheid verwacht worden van hen, die goede Katholieken willen heeten ?
Ten derde: Eene vuiendelijke en liefde-kijke behandeling. Deze vriendelijkheid veronderstelt geene gemeenzaamheid, welke gij u nooit ten opzichte uwer dienstbode moogt veroorloven en ook niet van haar jegens u moogt dulden. Allerstrengst moet deze regel worden opgevat en nageleefd door den Man tegenover zijne dienstmeid, en door de Vrouw tegenover den knecht, en dat alles ommeer dan eene wel te begrijpen reden. Zorg, dat uwe dienstbode voor u, uwe wederhelft, uwe kinderen, overal en altijd, een zekeren eerbied toone. De christelijke liefde brengt mede, dat gij uwe dienstbode zóó behaudelt, gelijk
gij in hare plaats zoudt wenschen behandeld te worden. Verg niets dan wat redelijk ia. Geef uwe bevelen met vriendelijke woorden. Hebt gij reden om ontevreden te zijn, wees niet barsch en ruw in uwe berisping of bestraffing. Overweeg wat de H. Pau-lus dienaangaande u leert in zijneu Brief aan de Ephesiërs (Eph. VI, 5—9). Eerst zegt hij:
„ Gij, dienstknechten, weest uwen heer en naar „ het vleesch gehoorzaam met vreeze en leven« „ in eenvoudigheid mos harten, als aan Chris-„ tus; niet voor het oog dienende als menschen-„ behagers, maar als dienstknechten van Chris-„ tus, den wil van God doende van harte, met „ icelwïllendheid dienende, als den lieer die-„ nende en niet menschen, daar gij weet, dat „ wat goeds een iegelijk zal gedaan hebben, „hij dat van den Heer zal terug ontvangen, „ hetzij dienstknecht, hetzij vrije.quot;
En nu laat hij volgen:
„En gij, heeken, doet hetzelfde je-
„ GliXS hen, en laat het dreigen na, daar „ gij weet, dat én hun én uw heer in den
— 136 —
„HEMEL IS, EN DAT EB BIJ HEM GEENE „ AANNEMING IS VAN PERSONEN 1).quot;
Zoo leerde de H. Paulus den geloovigen van zijnen tijd hoe zij hunne slaven moesten behandelen, leid daaruit af hoe gij uwe dienstboden bejegenen moet. Hoe weinig godsdienst toont een Katholiek, welke zijne dienstbode met verachtenden trots behandelt, omdat zij slechts eene diensbode is! Is zij ook niet geschapen naar het beeld van God, vrijgekocht door het Bloed van Jesus Christus , geroepen tot het eeuwige geluk des hemels? Is uwe dienstbode misschien niet behagelijker in Gods oog, dan gij zelf? Durft gij ze dan met minachting behandelen? Meent ge meer deugd te bezitten dan uwe
En gij, heeren, doet hetzelfde jegens hen, Ijehan-delt gij wederkcerig uwe dienstknechten met welwillendheid, en laai dat gedurig straf dreigen na; weest hun geene harde, liefdelooze meesters, daar gij wel weet, dat en hun en uw Heer in den hemel is; dat beiden, de heeren zoowol als de dienstknechten hunnen Opperheer, den verheerlijkten Jesus hebben in den hemel, en dat cr lij Item, den toekomstigen rechter van allen, gccne aan-neming is van personen, dat is: dat Hij een onpartijdig rechter is en, om 't even of iemand dienstknecht of heer geweest zij, elkeen zal oordeelen naar zijne werken. Tekstverklaring van Prof, Beelen.
— 137 —
dienstbode, ja, mocht ge zeker zijn, dat zij van God is afgeweken, veraclit haar daarom niet; maar heb medelijden met haar, en tracht haar tot de deugd, tot God terug te brengen. In een katholiek huisgezin behoort eene dienstbode niet als eene vreemde, maar als een lid der familie beschouwd te worden; zij zal op hare beurt niet dienen als eene huurlinge, maar zij zal het algemeene belang als het hare behartigen. Wanneer uwe dienstbode mocht ziek worden, dan vooral zal het blijken, of gij haar eene echt christelijke liefde toedraagt.
Ten vierde: Zobg voor haar geestelijk welzijn. In eene maatschappij, waarin men tracht alles van God en Godsdienst af te scheiden, openbaart zich natuurlijkerwijs het heidensche streven om de dienstbaarheid te beschouwen louter als eene zaak van handel of ruiling: men geeft voor den verleenden dienst loon en onderhoud, en verder heeft men met de dienstboden niets te maken; genoeg als zij alles goed doen wat den dienst betreft, voor 't overige, eeden en godsdienstigheid, dat is der dienstboden eigen
I
— 138 —
zaak..... Moeten wij zoo t*irug naar het heidendom , toen de beste slaven degene waren, welke het meeste voordeel opleverden ? Moet het bewezen worden, dat Katholieken in hunne dienstboden iets meer moeten zien dan nuttige lastdieren? Brave Christenen zien in hunne dienstboden zoovele onsterfelijke zielen, welke naar Gods beeld zijn geschapen en door het Bloed van Jesus Christus vrijgekocht: zij beschouwen zich als de Ouders of Voogden hunner dienstboden, belast met de zorg om haar naar ziel en lichaam voor het kwaad te bewaren, en haar tot de deugd, tot den dienst van God te brengen, als zullende zij eenmaal rekenschap moeten geven van hare zielen. Zoolang de dienstboden in haren dienst zijn , rekenen brave Katholieken zich verplicht tot waakzaamheid; zij zijn bezorgd haar, zoo noo-dig, door zich zeiven of door anderen te onderwijzen, wekken haar op tot het goede, herinneren haar aan hare godsdienstige plichten, geven haar den tijd om de kerkelijke diensten bij te wonen en de HH. Sacramenten ten minste maandelijks te ontvangen, waarschuwen hare lichtzinnigheid tegen mo-
— 139 —
gelijke gevaren, verbieden en beletten haar eiken verkeerden omgang, vermanen en berispen haar op eene christelijke wijze, wanneer zij afwijken, trachten vooral door een stichtend voorbeeld haar tot de deugd te trekken. Mochten dienstboden zich slecht blijven gedragen, ondanks de welgemeende pogingen harer Meesters, dan zullen dezen haar uit
I hunnen dienst ontslaan, juist om hun geweten van alle verantwoordelijkheid te ontlasten. hunnen dienst ontslaan, juist om hun geweten van alle verantwoordelijkheid te ontlasten.
85. Huisvaders en Huismoeders, woont een volwassen of aankomend persoon van het andere geslacht onder uw dak, of omdat uw zoon of ' zoons zijn groot geworden, of omdat gij ook I een knecht houdt, of omdat gij een kostgan-- ger hebt of een heer bij u zijne kamer heeft; o, zwaar wordt dan voor u de last der waakzaamheid over uwe dienstbode. Bacj en nacht is u de zorg om alle gelegenheden tot zonde te voorkomen. Waar het kwaad mogelijk is, moet gij kwaad vreezen en toezien. Door te goed vertrouwen komt gij te laat; door bijtijds kwaad te duchten zult gij alleen het kwaad voorkomen. Zorgt bovenal voor eene geschikte slaapplaats, waar uwe dienstbode het
1
— i-iü —
zekerst beveiligd is. Op het punt van zedelijkheid kan uwe zorg of vrees niet licht te groot zijn. 't Is u niet genoeg niet te weten, dat er iets onbetamelijks in uw huis geschiedt, gij moet zooveel mogelijk de zekerheid hebben , dat er niets onbetamelijks plaats heeft. Ondervindt ge, dat de deugd uwer dienstbode wordt belaagd, verwijdert zoo spoedig mogelijk het gevaar, al zou het wezen door een knecht uit uwen dienst te ontslaan of door een kostganger of inwonenden heer uw huis te doen verlaten, zelfs met opoffering van eenig tijdelijk voordeel. Toont dat deugd en eer en plicht bij u hooger in waarde zijn dan een hand vol gelds.
86, Wilt gij den naam noch de verantwoordelijkheid dragen van eene zorgelooze en onbedachtzame Meesteres, laat uwe dienstbode geene boodschappen doen mei den avond, tenzij uit noodzakelijkheid. Meent gij te bespeuren , dat uwe dienstbode gaarne des avonds buiten de deur is, dan zal het eene reden te meer zijn, om op dit punt streng te wezen. Eisch overigens, dat in het algemeen de boodschappen in den kortsten tijd worden afgedaan,
— 141 —
niet alleen voor de orde in den dienst des huizes, maar ook om veel ijdel geklap, kwaad spreken en andere verkeerdheden voor te komen ').
87. Op vele'plaatsen vindt men het betreurenswaardige gebruik, dat men aan de dienstboden om de veertien dagen of de maand een zoogenaamden uitgaansdag of vrijaf van eenige uren toestaat. Eaadzaam is het bij de huurovereenkomst het recht dier uitgaansdagen niet te erkennen of ten minste dat zooveel mogelijk te besnoeien. Ongetwijfeld zullen uwe bedenkingen zwaarder wegen, wanneer uwe dienstbode hare Ouders niet in de gemeente heeft wonen of geene kennissen heeft,
1) Wat is het pewonc onderwerp en doel en gevolg der samenspraken tusschen dienstboden ? Onderwerp: alles wat er in linis omgaat, waarvan liet grootste deel moest gezwegen worden; — doel: elkauder nieuwsgierig uit to hooren, zieli zelve te beklagen, elkander tot verzet op te winden; — gevolg: ontevredenheid en weerspannigheid. Die dienstbode, welke zich het minst met andere dienstboden inlaat, zal gewoonlijk het best tevreden en onderdanig zijn. Voeg hierbij, dut door de onbescheidenc praatzucht der dienstboden vele familicn in opspraak worden gebracht. Vertrouw nooit aan eane dienstbode wat geheim moet blijven ; eene dienstbode zij nooit getuige van eenige twistreden tusschen Man en Vrouw.
— 142 —
bij welke gij ze even veilig zoudt achten als bij hare Ouders. Zijt gij genoodzaakt aan uwe dienstbode vrijaf te geven, vorder dan, dat zij u zegge waar zij zich al dien tijd ophoudt, en onderzoek cf zij u ook daarin misleidt. Waak er streng op, dat zij thuis kome op het bepaalde uur, dat niet laat mag wezen, namelijk vóór het vallen van den avond. Laat niet toe, dat uwe dienstbode in eene herbenr kome. Zie toe met welke vriendinnen zij omgaat, en waar gij eenen vóórhaar gevaarlijken of niet passenden omgang zoudt vreezen; breek die vriendschap verzoekender- of waar-schuwender-, zoo noodig, gebiedenderwijs.
88. Duld nooit, dat uwe dienstbode eenige kennis hebbe met een jonkman, tenzij die verstandhouding den naam kunne dragen van een geoorloofd verkeer. Alvorens het verkeer uwer dienstbode toe te laten, moet ge op eenige wijze zeker zijn van de toestemming harer Ouders. Maar die zekerheid zal op zich zelve voor u nog niet altijd voldoende zijn; gij dient, als brave katholieke Meesteres, de zekerheid te hebben, dat de bedoeling, om tot een christelijk Huwelijk te geraken, op-
— 143 —
recht gemeend is, en (waar het vooral op aankomt) dat er wezenlijk vooruitzicht bestaat van linnen korten tijd te kunnen trouwen. Is het u duidelijk genoeg, dat er van een Huwelijk met dien persoon , gezien de omstandigheden, in jaren niets kan komen, wacht u dan wel zulk een verkeer te dulden: laat liever zulk eene lichtzinnige dienstbode, wanneer zij naar uwen goeden raad niet wil luisteren , vertrekken en buiten uwe verantwoording baar verderf inloopen, dan dat gij uw geweten zoudt bezwaren met een ongeoorloofd verkeer en zijne rampzalige gevolgen in uw buis toe te laten. — Het wenschelijkst is voor u eene dienstbode te hebben, die niet verkeert; gij kunt het verbod van verkeer ook als eene voorwaarde stellen; 't is voor u dan reden genoeg, wanneer eene jonge dienstbode verkeer zoekt, baar te laten gaan; maar bet zou in elk geval onbillijk zijn eene dienstbode, die u tele jaren trouw gediend heeft, te verwijderen, omdat zij eindelijk aan een eerzaam Huwelijk gaat denken. Meent ge het verkeer uwer dienstbode te mogen toelaten, dan zijt gij verplicht te waken, dat
— 144 —
zooveel mogelijk alle gevaar of gelegenheid van zonde worde afgesneden- Laat niet toe, dat zij elkander ie dikwijls of ie lang zien; duld niet j dat zij vi het donker of in de eenzaamheid verkeeren. Tracht door uwe gedurige waakzaamheid, gegrond op eene allerbillijkste vrees, het kwaad onmogelijk te rnaken. Het zal overbodig zijn nog aan te merken, dat het verkeer tusschen twee inwonenden van zelf het weggaan of wegzenden van een van beiden noodzakelijk maakt.
89. Menschen, die zeiven niet sodvruchtif
o O
zijn, kunnen soms moeilijk de godvruchtigheid in anderen verdragen. De H. Paulus schreef reeds in den beginne: „Allen, die „ godvrucMig willen leven in Chrisius Jems, „zullen vervolging lijden (2 Tim. III, 12).quot; Doch Oversten doen dubbel verkeerd, wanneer zij geene dienstbode willen, die godvruchtig leeft, of wanneer zij de godvruchtigheid in hunne dienstbode op eene of andere wijze verhinderen. Ik bedoel hier eene dienstbode, die geene valsche, louter uitwendige, maar eene ware, verstandige godsvrucht toont. Zulk eene zal tot voldoening van hare edele neiging
— 145 —
niets vorderen, waardoor de dienst kan lij den; zij zal liare Communiën en andere oe feningen zóó weten te seliikken, dat ge rede lijkerwijs niet te klagen liebt ; moeten doo de omstandigheden hare oefeningen vermin derd wrorden of achterblijven, zij zal zicli daarom niet gemelijk toonen. Gij kunt u op de getrouwheid en eerlijkheid van zulk eene godvruchtige dienstbode beter verlaten, en wat de zeden betreft, zijt gij ontslagen van die uiterste waakzaamheid, welke dikwijls eene ware onrust voor brave Meesters kan worden. Wat wilt gij meer? O, acht u gelukkig, wanneer ge eene oprecht godvruchtige dienstmaagd hebt mogen vinden. Tracht van uwen kant aan hare godvruchtige gevoelens te gemoet te komen, door haar den tijd en de gelegenheid voor hare oefeningen te geven, zooveel als de dienst van het huis dat gevoegelijk kan ge-doogen. 't Is juist door die voorkomendheid en inschikkelijkheid, dat gij het meest hare genegenheid kunt winnen ; zij zal u daarvoor erkentelijk zijn door inniger verkleefdheid eu nauwgezetter getrouwheid in haren dienst.
O O
-
Zoo zult gij het best uwe eigene belangen begrijpen. Zijt gij integendeel zoo onverstandig van uwe dienstbode in hare godvruchtigheid op eene onredelijke wijze tegen te werken , gij berooft haar van datgene, waarop zij het meeste prijs stelt; en kunt gij verwachten, dat zij voor u dien eerbied en die liefde bewaart, waarmede gij verlangt door haar bejegend te worden? Hebt gij soms eene lichtzinnige, minder godvruchtige dienstbode, weet dan, dat ge op alles en altijd en overal dubbel waakzaam moet wezen, voornamelijk wanneer gij kinderen hebt.
90. In een ordelijk huis, al is de dienstbode nog zoo vertrouwd, worden geld of geldswaarden, kostbaarheden, brieven en andere papieren, waar de dienstbode of de kinderen niet mee noodig hebben , zorgvuldig achter slot bewaard. liet staat vrij nog zoovele andere zaken op te sluiten; maar de voorzichtigheid mag niet den schijn aannemen van een be-leedigend wantrouwen. Eene dienstbode moet vertrouwen bezitten; verdient ze't niet, dan laat ze liever «raan. Nogtans, schenkt aan uwe
O O quot;
dienstbode in den beginne niet een onbepaald
— 147 —
vertrouwen ; maar verzekert u eerst door eigen ondervinding hoeveel vertrouwen zij verdient. 't Is goed derhalve in 't eerst hare gangen na te gaan ; het is geraden bij gegronde achterdocht nog nauwgezetter haar te bespieden ; maar 't is u niet geoorloofd haar in verzoeking te brengen. Bijvoorbeeld: het staat u vrij het geld in de winkellade of waar het gewoonlijk ligt, nauwkeurig na te gaan en zelfs te teekenen ; maar gij moogt haar niet beproeven door geld op ongewone plaatsen neer te leggen alsof het daar verloren was: dit zou zijn haar een lokaas toewerpen, en dat is niet geoorloofd. Verdenkt Man of Trouw hunne dienstbode van dieverij, dan mogen zij aan elkander hun vermoeden me-dedeelen als om te beraadslagen; ook, zoo noodig, kunnen zij hunnen Biechtvader raadplegen wat te doen ; maar het strijdt niet alleen tegen de liefde, ook tegen de rechtvaardigheid met anderen daarover te spreken. Ja zelfs, betrapt gij uwe dienstbode op dieverij , gij zoudt u aan achterklap, aan eerrooverij schuldig maken , wanneer gij uwe ondervinding aan een ander zonder voldoende reden zoudt
— 148 —
mededeelen. Zoo kunt ge om reden, zooeven gezien, met elkander en met uw Biechtvader of Pastoor er over spreken ; — ook is liet duidelijk, dat het in menig geval nuttig kan zijn liare Ouders of Voogd te waarschuwen ; — eindelijk, om uw recht te vorderen, zoudt ge de zaak aan den Rechter kunnen in handen geven ; doch wacht u tot dit laatste te hesluiten in eene opwelling van gramschap of wraakzucht, mot overijling, zonder ernstig te hebben nagedacht. De gevolgen zijn hier zoo groot, dat wel een rijp beraad noodzakelijk mag heetcn. Gij hebt hier niet alleen uw recht, maar ook de eischeu der christelijke liefde te wegen. Wanneer eene dienstbode door de openbaarmaking van hare misschien eerste dieverij haar goeden naam heeft verloren , dan vindt zij waarschijnlijk voortaan alle fatsoenlijke buizen voor zich gesloten. Niemand zal het u ten kwade duiden, dat gij eene oneerlijke dienstbode laat vertrekken ; maar waarom haar voor immer ongelukkig gemaakt, ten einde u voor een betrekkelijk zoo gering geldelijk nadeel recht te verschaffen ?
91. Weest alzoo ook uiterst voorzichtig in
f
uw spreken over uwe dienstbode, wanneer zij bij u weggaat. Vraagt men u om getuigenis wegens haar gedrag, dan moogt ge geene onwaarheid zeggen ; gij zoiult een ander misleiden; ■—■ maar liet is daarom niet altijd noodig de gansche waarheid te zeggen. Geeft goede getuigenis zoover gij kunt, en zwijgt, tenzij gewichtige redenen anders gebieden, wegens hetgene uwer dienstbode zoude kunnen tot nadeel strekken. Al vraagt men u de reden, waarom gij ze laat. gaan; ge zijt daarom niet altijd verplicht die te noemen ; ja, gij kunt door uw geweten soms verplicht zijn die te verzwijgen en zelfs het vermoeden daarvan te voorkomen. In dit geval is het best met een algemeen en onbepaald antwoord u daarvan af te maken.
XX. Over den zegen des Huwelijks.
92. Niet het eenigste, maar toch het voornaamste doel des Huwelijks is volgens Gods inzichten de vermenigvuldiging der menscben; opdat het getal van Gods dienaren niet zoude
uitsterven, maar steeds vermeerderen. Hieruit volgt: christelijke Echtgenooten behooren te verlangen, dar hun Huwelijk met kinderen gezegend worde. Ja, als een zegen Gods, als het grootste huwelijksgeluk zullen zij de vrucliten beschouwen, die aan den boom hunner echtelijke liefde komen groeien, en door dien zegen zullen zij hunne harten nog vaster voelen aaneengesnoerd.
93. De vrees derhalve van kinderen te krijgen is, op zich zelve beschouwd, onnatuurlijk en veroordeelenswaardig in Gehuwden: die vrees moet als eene verkeerde neiging bestreden en onderdrukt worden. Nogtans kan deze vrees in bijzondere gevallen redelijk zijn, vooral wanner zij op eigen ondervinding ge-erond is. Is alsdan de vrees niet eigenlijk ver-oordeelenswaardig, men moet zich toch door die vrees niet laten beheerschen: eene brave christelijke Vrouw zal trachten deze vrees, als van schadelijken invloed, aan kant te zetten, eu zich geheel en al overgeven in de handen der goddelijke Voorzienigheid, door het gebed en andere goede werken zich den bijstand verzekerende van Hem, bij wien niets
— 151 —
onmogelijk, maar alles licht en gemakkelijk is.
94. Het moederschap heeft zijne vreugde, maar ook zijne kwellingen. Eene godsdienstige Moeder gedenkt dikwijls, vooral in het beslissende uur, het vonnis, dat over de eerste vrouw in het aardsch Paradijs is uitgesproken; „Ik zal uwe kwellingen, de bezwaarnissen van uw moederschap, vermenigvuldi-„ gen : in pijn zult gij moeder worden.quot; Zij onderwerpt zich met christelijke nederigheid aan die algemeene strafbepaling, door den rechtvaardigen God voor de vrouw gesteld; zij neemt de smarten van het moeder worden aan in den geest van boete voor hare zonden, zij verdraagt alle pijnen en benauwdheden met kalmen moed ; te midden van hare weecn en angsten gedenkt zij den doodstrijd en het bloedige zweet van haren goddelijken Zaligmaker in den Hof van Olijven of die drie uren van onnoemelijke pijnen, die Hij aan het Kruis heeft doorstaan; en bij de herinnering van zijn lijden en zijne verdiensten roept zij met een groot vertrouwen voor haar zelve en haar kind herhaaldelijk den zoeten Naam van Jesus aan. Moet zij wel denken
I
— 152 —
aan de schuldige Eva van hét Paradijs, nog meer denkt zij aan die andere onbevlekte Eva van Calvarië, hr-re moedersmarten vereenigende met die van Maria, welke zij, de Moeder Gods, geleden heeft, toen zij onder het Kruis van haren Zoon Moeder werd van alle ge-loovigen : met kinderlijk vertrouwen beveelt zij zich en haren lieveling aan hare moederlijke bescherming, „ Jesus ! Maria! red mij en en mijn kindquot; Zoo blijft zij zuchten en hopen , totdat eene gelukkige verlossing , de vreugde van het moeder zijn, alle doorgestane smarten doet vergeten. — Dat de braafste, god-sdienstigste Moeders soms een zwaren strijd te strijden hebben, zou uit de Levens tan Heiligen overvloedig kunnen bevestigd worden. Een belangwekkend voorbeeld lezen wij in het Leven van den II. Aloysius van Cepari, bewerkt door S. van den Anker, Pr. „ De Markgravin (Aloysius' moeder) op het punt van haren zoon ter wereld te brengen, werd door zulke hevige smarten aangegrepen, dat haar dierbaar leven in het grootste gevaar verkeerde. De Markgraaf ontbood de bekwaamste geneesheeren, en beval hun, dat, zoo zij
het kind niet konden redden, zij toch voor zijne ziel en voor liet behoud der Markgravin zouden zorgen. Te vergeefs werden alle hulpmiddelen der kunst gebruikt: het laatste woord der geneesheeren was, dat en moeder en kind moesten sterven. De Markgravin, die men intusschen met deze uitspraak bekend maakte, ziende, dat alle aardsehe hulp verloren was, betrouwde alleen op den bijstand des Hemels, en stelde zieh vooral onder de bescherming der H. Maagd, die Moeder van barmhartigheid. Terwijl de geneesheeren bij hunne verklaring bleven , dat het niet mogelijk was, het kind levend ter wereld te brengen, en de Markgraaf bleef aanhouden, dat men toch aan de redding zijner ziel zou denken, werd het gedoopt, alvorens geboren te zijn. Maar zie, na eenige oogenblikken werd de moeder, tegen verwachting in , gelukkig verlost. Op deze wijze redde Maria en moeder en kind, dat in Gods genade ter wereld kwam.quot; Nog vermeldt de schrijver, dat Aloy-sius aanstonds na zijne geboorte door zijne moeder met het tecken des kruises gezegend
werd, en nog gedurende een vol uur geen teeken van leven gaf, zoodat men twijfelde of hij wel leefde.
95. De vrees van ie veel kinderen te krijgen is strijdig met het vertrouwen, dat christelijke Echtgenooten, op Gods Voorzienigheid moeten stellen. Wacht u van tegen God te klagen, dat gij raet kinderen overladen zijt. Wat zoudt gij zeggen, wanneer God, om u te ontlasten , dat van uwe kinderen kwam wegnemen, 'twelk u het naast aan het hart ligt en u het meest belooft? Daarbij, en dit is het ergste, deze vrees is zeer gevaarlijk; zij kan u brengen tot zware bekoringen, u voeren tot gruwelijkheden, die de rechtvaardige God niet zelden op zichtbare wijze heeft gestraft. — Volgt den raad , dien uw heilige Godsdienst u aan de hand geeft; laat het aan den goeden God over het getal uwer kinderen le bepalen: „Werp uwe zorg op den lieer, en Hij zal u „ voeden,quot; zegt de H. Geest (Psalm LIV, 23).
96. Wordt uw Echt niet met kinderen gezegend , of komt de goede God spoedig terugvragen het weinige dat Hij u gaf, ziet in alles de beschikking van Gods wijze Voorzie-
— 155 —
nigheid, die wellicht u daarom gccnc kinderen schenkt of laat behouden. om u het verdriet te besparen wat zij u later zouden aandoen. (Zoo had de moeder van den II. Tran-ciscus van Sales voor hare bevalling vurig tot God gebeden, dat Hij haar liever de vreugde en het geluk van het moederschap zoude laten derven dan toe te laten, dat zij mpeder zoude worden van een kind, dat, na de genade des Doopsels verloren te hebben , zich als vijand tegen God zoude stellen.) Troost u met dergelijke gedachte, en zoekt aan elkander door inniger liefde goed te maken wat ge door het aemis van kinderen moet ontberen. Niettemin,
O
blijft lang en vurig bidden , dat de goede God uw Huwelijk moge zegenen. Zoovele godsdienstige Vrouwen, voor welke het geluk van het moederschap niet scheen weggelegd , hebben in 't eind hare vurige smeekingen verhoord gezien , en niet zelden hebben de kinderen dier gelukkige Moeders de Kerk door hunne heiligheid opgeluisterd. Wat lezen wij in dc H. Schrift? Anna, de huisvrouw van Elcana, was diep bedroefd , omdat haar Huwelijk kinderloos bleef. Zij weende en was niet tc troos-
i
ten, zelfs niet door haren man : „ Annazeide ja hij, „waarom weent gij? Ben ik u niet beter „dan tien zonen?quot; Maar Anna blêef treuren en klaagde het den Heer, Hem vurig smee-kende op hare ellende neer te zien. En God verhoorde haar, en schonk haar eenen zoon,
dien zij den Heer toewijdde. Dat kind des ge-beds was de profeet Samuel. — En was deze gelukkige Anna niet als eene voorafbeeldinc
D
van eene nog meer gezegende Anna, welke door eene allergenadigste beschikking des Hemels Moeder werd van een Kind, dat als de Koningin der Profeten zou geprezen worden? Of willen wij liever met den Zaligen Canisius de geboorte van Jesus' allerheiligste Moeder vergelijken bij de geboorte van Jesus'heiligen Voorlooper? De H. Epiphanius, de H. Joannes Damascenus en anderen, zoo zegt hij, verzekeren ons , dat dit gezegende Kind op de langdurige en vurigste smeekingen van Joachim en Anna door een Engel is beloofd, en eindelijk met veel vreugde is geboren. Zoo toch had zich, volgens het II.Evangelie, de geboorte van den H. Joannes den Dooper gekenmerkt. Zacharias en Elisabeth waren reeds op hooge
jaren gekomen, en hadden zóó lang, docli te vergeefs, den Heer om een kind gebeden, dat Zaeliarias niet meer eene gunst des Hemels scheen te verhopen, toen hem in den tempel een Engel verscheen, om hem te boodscliap-pen; „Zacharias, uw gehed is verhoord geicor-„ den, en uwe huisvrouw Elisabeth zal u ecnen „zoon schenken, en gij zult zijnen naam noe-„ men Joannes; en blijdschap zal hij voor u „wezen en verheuging, en velen zullen zich „over zijne geboorte verblijden: want hij zal „groot zijn voor den Heer.quot;— Menigvuldig zijn de voorbeelden, die men aantreft in de Levens van Heiligen. Zoo lezen wij van den H. Nicolaüs, den kindervriend, G Dec.,— van den H- Joannes Nepomucenus, den Martelaar van het geheim der Biecht, 1G Mei,— van den H. Joannes van St. Eagondez, 13 Juni, — van den H. Aloysius, 21 Juni: dat zij door hunne godvruchtige Ouders van den Hemel waren afgesmeekt en verkregen. Hetzelfde lezen wij van de H. Juliana Falconiëri, 19 Juni, wier ouders uit dankbaarheid te Florence eene prachtige kerk lieten bouwen. De ouders van den H. Nicolaüs van Tolentino, 10 Sept.,
noemden hun kind naar den II. Nicolaüs, den kindervriend, omdat zij dat geschenk des Hemels door hunne devotie tot dien Heilige bekomen hadden. Eveneens noemden de ouders van den H. Franeiseus van Paula (3 April) hun kind naar den IT. Franeiseus (van Assisië) , omdat zij die wonderbare gunst des Hemels aan de voorbede van dien Heilige dankten. Wij lezen van den H. Stanislaüs, Bisschop en Martelaar (7 Mei), dat zijne ouders, eerst na dertig jaren in kinderloozen Echt te zijn ver-eenigd, hem door hun vurig en standvastig gebed van God verkregen hadden.
97. Men hoort wel eens de Ouders spreken van kinderen koopen: inderdaad, deze uitdrukking komt hier allerschoonst te pas, en wel in een waren en godsdienstigen zin. Blijft uw Echt kinderloos, en verlangt ge niettemin een kind te bezitten, welnu, ziet dan een kind te koopen hij God, die zooveel, wat elders niet te verkrijgen is, overvloedig te koop heeft.
XXL Over den tijd der blijde verwaclitiiig.
9S. Wanneer cene Vrouw met grond verincent, dat zij in gezegende omstandiglieden verkeert, dan zijn de dagen van groote en voortdurende bezorgdheid voor haar aangebroken. Aan haar is door God toevertrouwd een menschelijk wezen, dat zij, na God, door hare goede zorgen moet schenken bet leven, de gezondheid en de welgevormdheid der ledematen. Eene brave Vrouw zal, naar haar beste weten, alles doen wat noodig mag zijn, opdat haar kind levend, gezond en icelgemaald moge ter wereld komen, en zij zal, met op-offering dikwijls van overigens geoorloofde genoegens, met de grootste nauwgezetheid alles vermijden wat op eenige wijze hare vrucht zou kunnen schaden. Hare voorzichtigheid verdubbelende op zekere tijdperken, zal zij alles vermijden wat lichaam of geest te zeer zou hinderen of ontstellen, als nauwsluitende klee-deren, zwaren arbeid, groote beweging of inspanning of drukking of schokking des lich-aams, het heffen of dragen van zware lasten,
— 160 —
springen, hard loopeu, hevige, vooral plotselinge gemoedsbewegingen door schrik, gramschap, droefheid, zelfs blijdschap. Zij zal vermijden te lezen, te hoorcn of te zien al wat geschikt is om een akeligen indruk op de verbeelding te maken. Zij bewaart zich zooveel mogelijk in eene kalme gemoedsstemming, en beweegt zich. in eene aangename omgeving. Het is onnoodig hierbij te voegen, dat eene voorzichtige Vrouw bij vrees voor eeuig ongeval den raad van een bekwaam geneesheer zal inroepen, om diens voorschriften nauwkeurig op te volgen. Het bewustzijn, dat zij in alles de voorzichtigheid in acht neemt, zal de zoo gewenschte kalmte des gemoeds bevorderen en haar voor alle voorkomende omstandigheden de gerustheid des gewetens verzekeren ; en elke opoffering, welke zij zich met eene goede meening voor God getroost, zal behaaglijk en verdienstelijk bij God wezen.
99. Doch niet alleen de gedachte aan het lichamelijk welzijn van haar kind maakt haar zoo bezorgd; zij weet, dat ook liet geestelijk welzijn, de zaligheid cener onsterfelijke ziel, van hare waakzaamheid afhangt. Zij verhoopt
— 161 —
boven alles voor haar dierbaar pand de genade van het II. Doopsel; het ergste wat zij vreest, is, dat haar lieveling die genade zou derven; zij zoude het niet kunnen vergeten , wanneer doo7- hare schuld haar kind voor altijd buiten den sehoonen hemel zoude gesloten worden.
100. Wijl zij echter weet, dat hier alles niet alleen van hare goede zorgen afhankelijk is ; maar ook van zoovele andere omstandigheden , waarover de goddelijke Voorzienigheid beschikt; daarom stelt zij zich zelve en hare vrucht dagelijks door een vurig gebed onder de hoede van God , van de II. Maagd, van haren Bewaarengel en van hare IIII. Patronessen; ontvangt zij gedurende den lijd harer verwachting meermalen de IIII. Sacramenten; oefent zij nog andere werken van godsdienstigheid, alsook van christelijke liefdadigheid; en dat alles met het inzicht om van den goeden God voor haar kind eene gelukkige geboorte, bovenal de onwaardeerbare weldaad van het H. Doopsel te bekomen. Vele katholieke Moeders maken reeds in den beginne het voornemen, dat zij haar kind in het schoone Genootschap der II. Kimlslieid zullen laten
— 162 —
inschrijven, of betalen voor andere kinderen of bevorderen op eenige andere wijs het werk der H. Kindsheid, alles met de heilige meening, om daardoor voor haar kind de genade van den IT. Doop te verkrijgen.
101. Is de Moeder gehouden alles met zorg te vermijden, wat hare vrucht schaden kan, het is duidelijk, dat de Vader bier eveneens zware verplichtingen heeft. Wanneer de Man weet, dat zijne Vrouw in een gezegen-den staat verkeert, moet hij haar met nog inniger liefde en grooter voorkomendheid behandelen, alle ruwe bejegeningen tegen baar vermijdende, en, zelfs waar de Vrouw ongelijk heeft, haar zooveel mogelijk toegevende. Hij mag niet van haar vergen, hij behoort integendeel alles van haar verwijderd te houden, dat eenigen nadeeligen invloed op haren toestand zou kunnen uitoefenen. Hij moet steeds een innig medelijden met baar gevoelen om de vele zorgen en opofferingen en kwellingen en pijnen, die met het moederschap zijn verbonden, en daarom gedurende al dien bangen tijd er op uit zijn, om, in plaats vau haar redenen tot ontevredenheid
— 163 —
te geven, aan hare verlangens, waar bet gepast kan, te gemost te komen. Ongelukkig de Man, die zijne Vrouw in dien staat zonder ontzag , zonder mededoogen behandelt : hij vergrijpt zich aan twee zwakke, weerlooze wezens, die hij durft verdrukken, terwijl de Voorzienigheid ze onder zijne beschcrraing heeft geplaatst! — Volge nog in 't eind deze fewichtife bemevkino;: dat een braaf Katho-
O O ^
liek niet vergete de Moeder en hare vrucht, dat is zijne Vrouw en zijn kind, dikwijls in zijne gebeden te gedenken, en dat hij door aalmoezen naar zijn vermogen zich de gunst des Hemels trachte te verzekeren, om dat alles te verkrijgen, wat hem do liefde van Echtgenoot en Vader zoo vurig doet verlangen.
102. Herinneren wij nog, dat eene jonggehuwde Vrouw wel doet met hare Moeder of eene brave vrouw onder hare kennissen dikwijls te raadplegen wegens datgene, wat haar in haren toestand dienstig is te weten.
103. Mocht zonder de schuld der Ouders een ongeval plaats hebben, dan zullen zij, wanneer zij godsdienstig zijn , zulks aannemen als eene beproeving, welke de goddelijke Voor-
— 1G4 —
zienighcid hun overzendt. Smartelijker zal het vallen, wanneer het H. Doopsel niet is toegediend geworden; maar zij zullen nogtans mot christelijke onderwerping berusten in de besehikking van den goeden God. Eij voorbeeld, veronderstel eens: de goede God had voorzien, dat het kind, geboren ja en gedoopt, maar opgegroeid, zijn II. Doopsel door een onchristelijk gedrag zoude hebben ont-eerd en in zoude zoude zijn gestorven ! . .., Godsdienstige Ouders vinden overvloedige stof om zich te troosten. „God (/of, God nam; de „ naam des lleeren zij gezegend /quot;
XXII. Over den Docp bij ontijdige geboorte.
104. W ijl, ook ondanks alle voorzorgen ^), eene ontijdige geboorte kan plaats hebben,
1) De H. Francispus van Sales kwam in de zevende maand ter wereld, ofselionn zijne godsdienstige moeder alle voorzichtigheid had in acht genomen, en haar geweten zieh dienaangaande niets te verwijten had. — Nog eens : wees voorzichtig, en zorg even zoo, dat uw geweten u deswegens niets te verwijten hehhe, en kat verder alles aau de goddelijke Voorzienigheid over.
moet elke gehuwde Vrouw wel onderwezen zijn, hoe zij in dikwijls plotseling voorkomende gevallen, waarbij geen beraad mogelijk is ,het II. Doopsel zal toedienen.
105. Wanneer zij eenige reden heeft om een ongeval te vreezen, zal zij zich niet aan eene nadeelige angstigheid overgeven; maar zich met verstandige kalmte en christelijk vertrouwen stellen onder de hoede der goddelijke Voorzienilt;ïheid. Alleen zal die vrees haar den bijstand des Hemels des te vuriger doen af-smeeken en haar des te voorzichtiger doen zijn, opdat het ongeval niet gebeure, en ook opdat, zoo het geschiedt, de onvoldragenc vrucht niet verder schade lijde; want van eene halve minuut levens kan het eeuwige geluk eener onsterfelijke ziel afhangen.
10G. Zij moet op een ongeval altijd voorbereid zijn, opdat, als zoo iets mocht plaats hebben, zij zich niet ontstelle, aanstonds aan het Doopsel denke, en wete wat zij te doen heeft, als zij zelve (gelijk meermalen het geval is, zie N. 113.) bet H. Sacrament moet toedienen. Van het hoogste belang zijn hier kalmte des gemoeds en ledaardheid in de Mn-
— 1G6 —
deling. Zonder die knlmte en bedaardheid loopt leen
raen gevaar, in plaats van water, eene ver- dat
keerde stof te nemen of te vergeten de woor- kind
den uit te spreken onder het doopen. toed
107. Een Katholiek, wanneer hij doopt, hcac
Ten eerste: dat hij icaarachticj en naiuurlijk raaa
water gebruike. kan
Ten tweede: dat hij deze woorden niet lang
denke, maar uilspreke tot den doopeling: Ik pas.
doop u in den Naam des Vaders en des Zoons lijke
en des Tl. Geesles. {Amen is niet noodig.) mak
ïen derde: dat Inj zelf, die de woorden om
spreekt, niet voor of na, maar onder het uit- ling
spreken der woorden den doopeling in het ! Itku
water dompele, of over den doopeling het 1 gevf
water doe vloeien, zoo mogelijk op het hoofd. veel
10S. Van den kant des doopelings is voor : aan
een geldig Doopsel noodzakelijk, dat hetgeen toek
gedoopt wordt, een menschelijk wezen zij, dat zich het leve, en dat het nog niet geldig zij gedoopt. Een Doopsel, dat zeker ongeldig is, mag niet toegediend worden ; waar twijfel is of het geldig zal zijn, en men op het oogenblik geen
zekerder verkrijgen kan, mag men niet al- ' ],
— 167 —
leeiijtnaar moet men in den nood (bij gevaar, dat anders zonder Doopsel de vrucht of bet kind zal sterven) dat iwijfelachtige Doopsel toedienen, docb onder toorwaarde : Ah gij he-
hcaam zijt, doop ik u in den ISaam des.....
Het is gemakkelijk te begrijpen, dat lang beraad in de veronderstelde omstandigheden niet kan of mag plaats hebben : lang onderzoeken, lanc overwegen of raad vragen komt niet te
o ~ ^
pas. liet geldt hier misschien eene onsterfelijke ziel voor eeuwig te redden en zalig te ; maken , en dat jiissciiiex is voor u genoeg om bij eenigen redelijken twijfel uwe handeling te wettigen, en de voorwaarde: Als gij lekwaam zijl, besehermt het Sacrament in zulk geval tetcen schennis of misbruik. Het kan
o o
veel nut hebben, wanneer men het gebeurde aan den Biechtvader mededeelt, om voor het toekomende te leeren of men misschien voorzichtiger of beter hadde kunnen doen.
XXIII. Over den Nooddoop bij de geboorte.
109. Ofschoon men in tijd van nood overal
— 168 —
mag doopcn, is nogtans dc Kerk de gewone plaats, waar liet II. Doopsel door den 1'riester plechtig moet toegediend worden. Derhalve buiten noodzakelijkheid of andere wettige reden, door den Bisschop te erkennen '), mag niemand zich vermeten een kind te huis te doopen. Wettiging voor den Iluisdoop is vooral dc gegronde vrees, dat het kind is in gevaar van sterven of dat het kind zonder levenssie-vaar of schade zijner gezondheid niet binnen den gewenschten tijd in de Kerk zal kunnen gedoopt worden.
110. Het kan noodig of raadzaam zijn, dat een kind reeds vóór de geboorte gedoopt wordt. Zoo lezen wij geschied te zijn met dc II. Mathilda en den II. Aloysius. liet Doopsel op die wijze toegediend, moet bij overleving in elk geval, hetzij onmiddellijk (als namelijk het gevaar van sterven nog voortduurt), het zij later, onder voorwaarde herhaald worden.
111. Is het kind geboren, en bestaat er gevaar van sterven, dan, ah er tijd is, zal men den dienstdoenden Geestelijke der Parochiekerk verwittigen, opdat deze het Doopsel
1) Prov, Concilie van 1SG5, LI. 133.
i
— 169 —
komc toecTicnen. Waar geenc omstamliglicdcn liet verhinderen, dat de Priester doopo, behoort de Priester te doopen. üc Kerk wil dat zuó, cn ook de voorzichtigheid eischt, dat men de geldigheid van het Doopsel zooveel mogelijk verzekere.
112. Is er oogenllikkelijk gevaar, zoodat de komst des Geestelijken niet kan worden ingeroepen en afgewacht, dan behoort bij gelijke bekwaamheid volgens den regel der Kerk buiten de Ouders (N. 113) de waardigste persoon int dc aanwezigen, en bijgevolg een man vóór cene vrouw te doopen; doch wijl gelijke bekwaamheid niet zoo licht kan worden verondersteld, zal het doorgaans raadzaam zijn, dat dit allergewichtigste werk geschiede door hem of haar, die het meest daartoe he-hcaavi geoordeeld wordt (N. 113). Is bij overleving het gevaar zooverre geweken, dat het kind naar de Kerk kan gebracht worden, dan zal degene die gedoopt heeft, te gelijk met het kind of te voren, zich in persoon bij den Pastoor aanmelden, of althans een schriftelijk hew ijs afgeven, waarin hij met
8
terzijdestelling van elk menschelijk opzicht in gemoede verklare, hoe en in welke omstau-digheden het H. Doopsel door hem is toegediend, opdac de Geestelijke, alvorens tot het aanvullen der Doopplechtigheden over te gaan, volgens plicht een behoorlijk onderzoek kunne instellen, en alzoo met kennis van personen en zaken over de quot;waarde of onwaarde van het reeds ontvangen Sacrament oordeelen 1).
113. De Ouders moeten weten, dat zij zeiven hun kind niet mogen doopen dan alleen in het geval, dat het door een ander onmogelijk of niet gevoeglijk of niet vei-liiï irenoeir zoude kunnen geschieden : waar-
O O ~ O
om bij ontijdige geboorten de Moeder meermalen zal gehouden zijn te doopen. Van den anderen kant zijn de Ouders verplicht te zorgen, dat door een goed Doopsel het eeuwig geluk van hun kind worde verzekerd 2).
Om de geldigheid van den Kooddoop meer te verzekeren en het in te stellen onderzoek te vergemakke-lijken, is het zeer aan te raden, dat een leek bij het toedienen van het H. Doopsel zieh laat bijstaan door een getuige, die hem bij vergissing of andere feilen in het toedienen opmerkzaam make en later zijne af te leggen verklaring bevestige.
Ofschoon elkeen, ook een ketter of ongeloovige,
Ziet hier clanrom een kostelijken raad voor u, katholieke Ouders. Zijt ge in de blijde verwachting van een kind, en is het, dat geen genoegzaam, vertrouwde katholieke dokter of moedorouw de Moeder zal bijstaan, verzoekt dan bijtijds eene brave katholieke vrouw en doet haar u beloven, dat, wanneer uw kind bij de geboorte den Nooddoop zal moeten ontvangen, zu, niemand anders, den 11. Doop zal toedienen. Vele voordcelen zijn aan dezen voorzorgsmaatregel verbonden. Deze vrouw zal zorgen op het minste gerucht tegenwoordig te zijn; wordt het Doopsel uoodig geoordeeld, de vraag is overbodig tcie doopen zal, zij zal zich aanstonds aanbieden, en des noods aan min kundigen het doopen beletten, door haar recht te laten gelden; eindelijk, wijl zij op alles is voorbereid , zal zij ook met de gewenschte kalmte
geldig doopen kan, mits hij den vorm der Kerk onder-houde, en de mee ui tig hebbe, om te doen wat de Kerk doet, ja zelfs in tijd van nood wettig doopen mag, is het echter ongeoorloofd, wanneer het anders kan, zijn kind door een Protestant te doopen. Daarenboveu, wijl het II. Doopsel tegenwoordig door vele Protestanten niet eene soort van kleinachting bejegend wordt, is dit eene reden tc meer, om zulke noodzakelijkheid te voorkomen.
— 172 —
en bedaardheid liet Doopsel toedienen, tevens zorgende, dat een geschikt persoon getuige zij van hetgeen zij doet. Is deze voorzorgsmaatregel niet van het hoogste gewicht, als ge weet, dat dikwijls personen zich aanbieden of zelfs zonder het te vragen zich vermeten te doopen, die van goeddoo-pen geene genoegzame kennis hebben; terwijl de omstandigheden niet zelden eene ontsteltenis en overhaasting te weeg brengen, die zelfs bij goed onderwezenen verwarring en vergissing kunnen veroorzaken ? Katholieke Ouders, gelooft ge, dat een Doopsel voor het eeuwig geluk van uw kind noodzakelijk is? Welnu, weet dan ook, dat onwetendheid of vergissing of goede trouw een ongeldig Doopsel niet tot een goed Doopsel kan maken. Een kind te doopen is schijnbaar zoo eenvoudig en gemakkelijk; en toch hoe vele kinderen zijn voor altijd buiten den hemel gesloten, omdat zij niet goed gedoopt zijn! Ge zoudt het leven van uw kind niet aan een onbekwaam geneeslieer willen toevertrouwen; zorgt dan ook, dat de onsterfelijke ziel van uw kind bij mogelijk gevaar ten tijde der
geboorte in veilige handen is. Gij bespreekt dokter of vroedvrouw reeds lang voorait; welnu, hebt gij in deze of genen niet het zekere, het volkomene vertrouwen, dat zij, zoo noodig, goed zullen doopen, bespreekt dan ook eene brave vrouw, die inden nood bereid zal zijn aan uw kind het geluk van een goed Doopsel te schenken. Wat eene gerustheid zal het u geven, volgens de eischeu der christelijke voorzichtigheid voor de eeuwige belangen van uw kind gezorgd te hebben 1 114. Wanneer een kind te huis gedoopt is, al ware het door een Priester, dan nog moet het naar de Kerk gebracht worden , zoo spoedig het zonder gevaar kan geschieden. In de Kerk moeten de plechtighedea van het Doopsel worden aangevuld.
— 174 —
XXIV. Over den plecitigen Doop in de Kerk.
115. De Katholieken, die weten wat een kind is vóór het Doopsel en welk gelnk het Doopsel aanbrengt, haasten zich hunne pasgeboren kinderen uit hunne geestelijke ellende te redden en hun door de genade des Doopsels hot viekkelooze kleed der onschuld te bezorgen. Zonder gewichtige reden stellen zij het Doopsel niet uit tot den volgenden dag. Op sommige plaatsen bestaat het gebruik, dat men zich van de aanwezigheid des dienstdoenden Priesters vergewist, en dezen laat vragen op wat uur het Zijn Eerwaarde zal gelegen komen het kind te doopen.
11G. Lang te voren moet reeds voor een Peter of Meter gezorgd zijn. Een van beiden is voldoende, nogtans worden beiden toegelaten, doch niet meer Doopborgen dan een man en ééne vrouw. Het geldt hier een voorschrift der Kerk, en de zaak is iu hare strekking zeer gewichtig. Peter en Meter zijn
— 175 —
die personen, welke, als tweede Vader eu tweede Moeder, als geestelijke Voogden, moeten toezien, dat liet kind godsdienstig worde opgebracht en zijne Doopbeloften nakome; zoodat, wanneer de Ouders of Voogden hunnen plicht in zooverre zouden verwaarloozeo , zij voor de belangen van het kind, wat zeden en godsdienst betreft, gehouden zijn op te treden. Men beschouwe derhalve de keuze van Peter en Meter als eene zeer ernstige zaak, en men vrage als Uoopborgen slechts brave Katholieken, liefst uit de naaste familie, en geene kinderen, ten minste niet zoo jeugdig, dat zij noch niet hunne eerste H. Communie gedaan hebben '). Peter en Meter moeten deze geestelijke voogdijschap vrijwillig hebben aangenomen, en daarom is het wensehelijk, dat van deze vrijwillige aanvaardingeen schriftelijk bewijs vertoond worde, zoo ze zelvcn het kind niet ten üoop houden.
117. liet is aan den Vader den Doopnaam des kinds te bepalen; doch naar het
1) Prov. Concilie bl. 135 en volg.
■voorschrift van ons Prov. Concilie (bl. 137) mag het alleen de naam zijn van een Hei-lige, door de katholieke Kerk als zoodanig erkend. De Vader wachte zich daarbij voor de kinderachtige ijdelheid van aan zijn kind liefst een schoon of vreemd klinkenden naam te geven: de namen der grootste Heiligen zijn ongetwijfeld het meest in gebruik; zouden ze daarom minder schoon en eerbiedwaardio; zijn ? Door den naam van een Heilige als Doopnaam voor het kind te kiezen, wordt het kind als dien Heilige toegewijd, oj)dat deze het gedurende zijn gansche leven tot Beschermer en Voorbeeld strekke. De keuze zij door eene betamelijke reden gerechtvaardigd.
118. Voor eene gemakkelijke en nauwkeurige inschrijving in het Doopregister zorgt men, dat het kind aangeboden worde met den Trouwbrief of met een briefje, in dezer voege ingericht, de voornamen voluit geschreven :
8.
— 17S —
119. Loffelijk is bet gebruik, dat de Vader, op zijn best gekleed, bet kind naar de Kerk vergezelt, en getuige is van de indrukwekkende piechtigbeden des Doopsels. Zoo zal bij booren welke ernstige vragen zijn kind gedaan worden, en boe het door den mond van Peter of Meter of van een ander in bunne plaats daarop antwoordt. Zicbier bijvoorbeeld bet begin der plecbtigbeid.
De Triester vraagt; Wat begeert gij van' de Kerk Gods?
Het kind antwoordt: Het Geloop.
Be Priester vraagt: Wat geeft u het Geloof?
liet kind antwoordt: Het eeuwig levex.
De Priester vervolgt: Wilt gij dan ingaan tot het leven, onderhoud de geboden: Gij zult den Heer uwen God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uwe ziel en uit al uw verstand, en uwen naaste als u zelven.
Gewichtige woorden voor den Vader! Zij berinneren bem aan zijnen boogsten plicht. Zijn kind ontvangt door het Doopsel de onschatbare gave des Geloofs; door het Geloof
— 179 —
is het geplaatst op den weg naar het eeuwige leven, üe Vader leert hier aanstonds, dat hij iets meer heeft te doen dan voor de lichamelijke opvoeding van het kind te zorgen; dat hij bovenal door eene godsdienstige opvoeding den schat des Geloofs in zijn kind moet bewaren, en het tot hooger geluk, dan wat deze wereld geluk noemt, moet geleiden. Nog meer. Het kan niet anders of de Vader denkt terug aan het uur, dat hij zelf ook als een kind ten Doop werd gehouden, en ook van God de gave des Geloofs heeft ontvangen, het Geloof, dat alleen den mensch gelukkig kan maken, hem het eeuwige leven kan geven. Wat is dat Geloof thans nog voor hem? Gaat die kostbare parel des Geloofs in zijne schatting alle rijkdommen dezer aarde te boven? Is dat Geloof hem dierbaar, hem heilig? Hoopt hij van dat Geloof eenmaal het eeuwige geluk des hemels?... Hem wordt ook herinnerd, dat, om tol hel leven in te gaan, het niet genoeg is het ware Geloof te bezitten; maar dat hij uit het Geloof moet leven, het Geloof door de werken be-ijden, de geboden onderhouden. Hij moet den
lieer zijnen God liefhebben uit geheel zijn hart, uit geheel zijne ziel en uit al zijn verstand, en zijnen naaste als zich zeiven. Doet hij dat ook? Bemint hij God inderdaad boven alles? Doet hij het niet, wat zal het ware Geloof hem dan baten? Kan hij dan hopen eenmaal het eeuwige leven in te gaan? — Hoe geschikt is reeds deze eerste plechtigheid om bij den Vader des doope-lings de heilzaamste gedachten en voornemens op te wekken!
120. Ziehier eene andere treffende plechtigheid, welke men noemt het afleggen der Boopheloften. In naam van God vraagt De Priester: Verzaakt gij den vijand? Het kind: Ik verzaak.
De Triester: En al zijne weuken? Het kind: Ik verzaak.
De Friester: En al zijne pobipekijen. liet kind: Ik verzaak.
De vijand, wie is dat ? De vijand van God en de vijand der menscJien: de duivel. Zijne werken? De zonde. Zijne pomperijen? De aanlokselen der zonde; zoovele middelen, die hij gebruikt om den mensch tot de zonde te
verleiden. De goede God wil met liet kind een verbond van vrede en liefde sluiten ; maar vooraf stelt God den reclitmatigen eiscli, dat het kind volkomen breke met den duivel, verachtende en vermijdende al wat des duivels is : de zonde en de aanlokselen dei-zonde. En inderdaad, het kind spreekt door eene drievoudige verzaking de Beloften des Doopsels uit : het verzaakt den duivel on zijne werken en zijne pomperijen. liet kind moet die Beloften houden. Zoodra het onderscheid zal kunnen maken tussehen goed en kwaad, zoodra het de vrije beschikking zal hebben van zijnen wil, zal het den duivel en de zonde met hare aanlokselen moeten bestrijden; maar helaas ! het zal daar staan, het zwakke kind, tegenover een lis-tigen vijand, het kind in zijne onschuld onwetend , zonder ondervinding, geen kwaad vermoedende, en bovendien, als een Adamskind, nieuwsgierig, lichtzinnig, geneigd tot het kwaad 1 Wat zal er van dat kind geworden ? Moet dat kind niet onvermijdelijk de prooi worden van dien brieschenden leeuw, die het bespringen zal om het te verslinden ?
— 182 —
Neen : de goede God heeft er in voorzien. Hij heeft dat kind geplaatst tusschen twee machtige beschermers, zijn Vader en zijne Moeder, aan wier liefde hij heeft opgelegd de onschu'd van het onwetende en zwakke kind tegen den boozen vijand te verdedigen. Zie, dat zal de Vader begrijpen, wanneer hij tegenwoordig is bij de Doopbeloften van zijn kind. Hij zal denken : quot; Mijn kind be-„ loofl ami God; maar ik zal moeten zorgen, „ dat het zijne Beloften houdt; — mijn kind ver-„ zaakl den duivel; maar ik zal den duivel „ moeten afweren ; — mijn kind verzaakt de „werken des duivels, de zonden ; maar ik zal „ de zonde moeten beletten ; —• mijn kind ver-„ zaakl de pomperijen des duivels, de aanlok-j, selen der zonde ; maar ik zal moeten wa-„ken, dat mijn kind die aanlokselen niet zie „of hoore, ik zal de gelegenheden der zon-„ de moeten voorkomen.quot; Hij zal gevoelen, de Vader, dat, als zijn kind door zijne drievoudige verzaking groote verplichtingen op zich neemt, een zwaar deel daarvan pp hem zal drukken, — En wanneer de Moeder deze beschouwing komt te lezen, zal zij
ongetwijfeld eveneens tot ernstige gedachten gestemd worden. Zij zal bevroeden, dat zij ook door God is gesteld als de bewaakster en bewaarster van de onschuld van haar kind, ja, dat de verantwoordelijkheid van haar als Moeder hier grooter is dan die des Vaders, wijl de goede God de zedelijke en godsdienstige opvoeding van haar kind vooral aan hare moederlijke bezorgheid heeft, toevertrouwd.
121. Wat een zalig oogenblik voor eene godsdienstige Moeder, wanneer zij haar kind , engelrein van de Doopvont, teruggekeerd. in hare armen ontvangt en aan haar hart mag drukken. Haar kind is nu ook het kind van God. Zij gevoelt het, dat om de onschuld van haar kind Gods zegen op haar huis zal rusten; maar ook zij zal begrijpen, dat zij haar kind, van de vlekken der zonde gansch gezuiverd en met het kleed der goddelijke genade versierd, uit Goth handen heeft terug ontvangen , om het alleen voor God op te voeden. De Moeder zorge, dat het kind, gelijk ze ten tijde harer zwangerschap heeft voorgenomen te zullen doen, als lid-
— 184 —
maat worde opgeschreven in het Genonisclap der Kimhlwid, en zij betale maatidelijks den haken siaiver getrouw en met een goed hart. Zij zal dat aües doen uit dankbaarheid tot God, orada'; haar kind het H. Doopsel heeft ontvangen, en tevens in het vertrouwen, dat zij door dat schoone liefdewerk den zegen van Jesus Christus voor baar kind zal verwerven.
122. De Ouders zullen hunne kinderen dikwijls aan hun II. Doopsel herinneren, opdat zij voor die onschatbare weldaad God vurig danken, hunne Doopbeloften gedenken en voor alles het witte kleed der onschuld onbevlekt bewaren. 13e Ouders zullen hun leeren hunnen Verjaardag vieren meer als den Verjaardag van hun H. Doopsel dan als den Verjaardag van hunne geboorte. Mochten zij het schoone voorbeeld geven aan hunne kinderen, dat zij zeiven op den Verjaardag van hun H. Doopsel (of Zondag te voren of ten minste omstreeks dien tijd) tot de IIH. Sacramenten naderen '), om alzoo God
1) Moclit men het ong-eluk hebben in staat van dood-zonde to verkeoren, dan is het ontvangen der 1111. Sa-
— 185 —
te danken voor de genade dos Doopsels eu hunne Doopbeloften te vernieuwen!
XXV. Over den Kerkgang der Moeder.
123. De eerste Kerkgang der Moeder wordt door de Kerk met eene schoone plech-tisfheid sjeheilisid, welke in de Kerktaal wordt
O O O '
'tap len irt. tot eft lat eu 3r-
en
n, 3(1 en Id in ;n
311
quot;j
ïe
l O*
in le id
genoemd de zegening dek Vkouw na uare bevalling. De Kerkgang der Moeder geschiedt in het Nieuwe Verbond, volgens een oud en lofielijk gebruik, in navolging van Maria's Zuivering. Evenals de H. Maagd na de geboorte van Jesus zich naar den Tempel begaf, om den Heer te danken voor
cramentpn nog meer aan te raden. Immers, hoe kan een Christen, die met God in vijandschap leeft, blijde den Verjaardag van zijn Doopsel vieren? O, hoe moet do gedachte aan zijn zondigen staat hem met schaamte vervullen? In plaats van vreugde moet hij wroeging gevoelen, en te midden van do hlijdste liefdebewijzen en hartelijkste gelukwenschingen zijner geliefde betrekkingen , moet hij, tegen dc stemming van zijn hart in, zich blijde toonen: voorzeker eene pijnlijke geveinsdheid! Zoo dan, wanneer men op den dag zeiven de II1I. Sacramenten niet gevoeglijk zal kunnen ontvangen, zorge men zich ecnigeu tijd tc vurcu met dcu goeden God tc verzoenen.
(i-
— 186 —
haar wonderbaar moederschap en om haar goddelijk Kind den Heer toe te wijden; — zoo begeeft de christelijke Moeder zich naar de Kerk, om God te danken voor hare gelukkige verlossing, om haar kind in Gods heilige bescherming aan te bevelen en tevens den zegen des Hemels voor zich en haar kind af te smeeken. De gang der Moeder met eene brandende kaars naar het Altaar wijst op de plechtige Processie van Maria's Zui-verings-feest, dat den 2 Februari gevierd wordt.
12i. Met een gevoel van godsdienstige blijdschap begeeft de Moeder zich naar Gods huis, om hare dankbaarheid te gaan uitstorten voor Jesus Christus in zijn aanbiddelijk Sacrament, die haar de vruchtbaarheid geschonken heeft. In de Kerk gekomen, wacht zij den Priester geknield af, en terwijl zij, ten teeken harer blijdschap, eene brandende kaars ia de hand houdt, besproeit de Priester haar met wijwater, zeggende:
quot;f. Onze hulp is in den naam des Heeuen. 3^. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Antiphoon. Deze zal ontvangen, zegen van den Heer, en barmhartigheid van God haren Zaligmaker: want dit is het geslacht van die den Heer zoeken.
Psalm XXIII ').
Aan den Heer behoort de aarde en
wat haar vervult : de gansche aarde en allen die haar bewonen.
1) Door dezen Psalm David liij den Kerkgang te bezigen, schijnt de H. Kerk de godsdienstigheid der Moeder te prijzen, die iu hare vruchtbaarheid en gelukkige verlossing de barmhartige tusschenkomst erkent van Hem, die alle dingen gemaakt heeft en alles wijselijk bestiert; maar ook schijnt zij daardoor aan de Moeder te herinneren, dat zij zorge het Altaar des Heeren in onschuld te naderen en met een zuiver hart haren dank uit te storten; — en dat, wil zij, gelijk zij nu het huis Gods, liet voorportaal des hemels binnentreedt, eenmaal als volgelinge van Jesus Christus, den Koning der heerlijkheid, den hemel zeiven ingaan, zij handen en hart, lichaam en ziel, zuiver moet bewaren van de zonde, hare ziel met moet hechten aan de ijdelhedender wereld, maar aan de deugd, aan de goede werken met hunne eeuwige vergelding, den evenmensch niet niet bedrogen valschheid, maar met christelijke, weldadige lielde moet bejegenen; — eindelijk, dat zij niet alleen voor zich zelve te zorgen heeft, maar haar de verhevene taak is opgedragen om een geslacht te vormen, dat God zoeld, door hare kinderen in onschuld, in zuiverheid van ziel en lichaam, niet in ijdelen wereldzin, maar in godsdienstigheid, iu liefde tut God en den eveunaaste op tc voeden.
Want op de zeecn heeft Hij haar gegrondvest: en op de stroomen haar opgebouwd.
Wie zal opgaan den berg des Heeren ? of wie zal staan in zijne heilige plaats ? Die rein van handen en zuiver van
harte is, die zijne ziel niet gebruikt tot ijdelheid en zijnen naaste niet be-driegelijk zweert.
Deze zal ontvangen zegen van den Heer,
en barmhartigheid van god zijnen ZAligmaker.
dit is het geslacht van die hem zoeken, die zoeken het aanschijn van den
God van Jacob.
Vorsten, opent uwe poorten, ontsluit
u, eeuwige poorten, en de koning der heerlijkheid zal binnengaan.
Wie is die Koning der heerlijkheid? De Heer, de sterke en machtige, de Heer, machtig in den strijd!
Vorsten, opent uwe poorten, ontsluit u, eeuwige poorten, en de Koning der
heeiilijkiieid zal binnengaan.
Wie is die Koning der heeklukiieid ?
— ]S9 —
De Heer ueh iieekschaeen, Hij is dk Koning der iieerlijkiieid !
Glorie zij den Vader en den Zoon en den H. Geest.
Gelijk het was in het begin, en nu
en altijd, en in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
Antiphoon. Deze zal ontvangen zegen van den Heer, en barmhartigheid van God haren Zaligmaker; want dit is het geslacht van die den Heer zoeken.
Vervolgens biedt de Priester het einde zijner Stool, lietwelk de Moeder vasthoudtj en geleidt haar alzoo naar het Altaar zeggende:
Treed binnen den tempel Gods, aanbid den Zoon van de H. Maagd Maria , Hem die u de vruchtbaarheid geschonken heeft.
Aan het Altaar gekomen, laat de Moeder de Stool los, knielt op de onderste trede, en bidt, God dankende voor de ontvangenc weldaden (een Onze-Vader en Wees-gegroet); terwijl de Priester voortgaat;
— 190 —
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader.....
En leid ons niet in bekoring. 5. Maar verlos ons van den kwade. y. Heer, maak tjwe dienstmaagd zalig. ]gt;. Die op ü hoopt, mijn God.
Zend haar, o Heer, hulp uit ue heilige plaats.
9. En bescherm haar van uit Sion. y. Niets vermoge de vijand aan haar. 9. En de zoon der boosheid schade haar
niet.
•fi. Heer , verhoor mijn gibed.
En mijn geroep kome tot U. y. De Heer zij met u.
9. En met uwen geest.
Almachtige, eeuwige God, die door
het moederschap van de h. maagd Ma-ria de moedersmarten der geloovige
Vrouwen in blijdschap hebt veranderd :
i
— 191 —
ZIE GEXADIG NEDEll OP DEZE UWE DIENSTMAAGD , WELKE MET EEN BLIJ GEMOED TOT UWEN TEMPEL IS GEKOMEN, OM U VOOR UWE BESCHERMING TE DANKEN, EN GEEF HAAR DAT ZIJ , GEHOLPEN DOOR DE VERDIENSTEN EN DE VOORSPRAAK DER II. MARIA, WAAR-G* DIG MOGE ZIJN, NA DIT LEVEN MET HAAR KIND TOT DE VREUGDE DER EEUWIGE ZALIG-E1quot; HEID TE GERAKEN. DOOR CHRISTUS ONZEN
Heer. Amen.
quot;Daarna besproeit tie Priester haar aoder-AU maal met wijwater, zeggende:
De vrede en de zegen van den almach-
tigen God, den Vader en den Zoon en den IT. Geest , kome en blijve altijd over u. Amen.
De plechtigheid hier geëindigd zijnde,
staat de Moeder op, geeft hare kaars af, 3K en gaat hare plaats in tie Kerk innemen. a- 12 5. Bij haren Kerkgang zal de Moeder 5E 'iet aanbiddelijk Ofl'er van Jesus' Lichaam en ): Bloed den almachtigen Vader opdragen, om
Hem te bedanken voor hare gelukkige verlossing, voor het behoud en het H. Doopsel van haren lieveling; — om Hem, behalve gezondheid en sterkte, vooral die wijsheid en die lijdzaamheid af te smeeken, welke zij zal behoeven voor de lichamelijke, zedelijke en godsdienstige opvoeding van baar kind; — eindelijk om Hem zijn mildsten zegen te vragen voor het dierbare pand barer liefde, opdat Hij het naar ziel en lichaam in alle gevaren gelieve te beschermen, vooral opdat het, bewaard van de zonde, in de vreeze Gods voor den hemel moge opgroeien. — Heeft het den goeden God behaagd het kind reeds tot zich te nemen, dan zal de Moeder, met onderwerping aan het goddelijk raadsbesluit, erkennen, dat haar kind beter bij God in den hemel is dan bij haar op deze ellendige aarde, en daarom den barm-hartigen God danken, dat Hij haren lieveling in het gezelschap zijner heilige Engelen eene plaats heeft gegeven, en Hein smeeken, dat Hij om de voorspraak van dat onschuldig kind zijne Ouders gelieve te zegenen.
130. De Priester, de Moeder tot het Al-
— 193 —
taar geleidende, zegt: „Aanbid den Zoon „van de H. Maagd Maria, Hem die u de
„ vruchtbaarhèid geschonken heeft.quot; Hoe zult gij, o Moeder, dien Zoon van Maria, den Schepper en Verlosser van uw kind, — immers Hij heeft uw kind van uw bloed gemaakt en het eene ziel ingestort, Hij heeft uw kind in het H. Doopsel afgewasschen van de erfzonde door de verdiensten van zijn heiligen Kruisdood: — hoe zult gij dien Zoon van Maria, Jesus Christus, beter aanbidden en Hem bedanken dan door Hem in de H. Communie te ontvangen? In die zoete omhelzing van uwen Zaligmaker zult gij met des te vuriger godsvrucht tot Hem kunnen zeggen: „Zoon van de Maagd Maria, mijn „Schepper en mijn Verlosser, ook de Schep-„ per en de Verlosser van mijn kind, ikaan-„ bid U in mijn hart en dank U voor mij „ en voor mijn kind: door de verdiensten „van uw goddelijk Lichaam en Bloed, dat „ik ontvangen heb, zegen het kind, zegen „ zijn Vader en zijne Moeder. Amenquot;.
— 194 — | |
XXVI. OYer de zuigelingen. |
E |
127. Volgens (Ie orde, door God ge |
SI |
steld , betaamt het aan de Moeder zelve haar |
de |
kind te zoogen, en wel op de volmaaktste |
de |
wijze te zoogen, dat is: door te zorgen, dat |
H |
het voedsel, haar door de natuur geschon |
's |
ken , zoo gezond mogelijk zij en blijve, |
O éJ |
vermijdende al wat hier schadelijk kan ge | |
noemd worden. De Vrouw, die zonder wet |
zi |
tige reden weigert haar kind te zoogen, is, |
cr ö |
wie kan het tegenspreken? slechts eene Aafoe |
V |
Moeder. |
l |
128. Wanneer eene Moeder, om welke |
V |
reden dan ook, haar kind aan eene andere |
1 |
vrouw te zoogen geeft, kieze zij eene minne, |
c |
gezond niet alleen van lichaam, maar ook |
c |
van ziel. Ziekelijkheden en booze neigingen | |
worden met de melk ingezogen. | |
129. Moeder, als gij uw kind zoogt, doe | |
dit met alle zedigheid, lettende op de om | |
standigheden wanneer en hoe gij dit zeker |
Bij alle Boekhandelaren verkrijgbaar:
1. GEOOTE NOVENE VOOR DE EERSTE H. COMMUNIE. Oefeningen en Gebeden, met vele nuttige bemerkingen , voor kinderen die zich voorbereiden tot hunne eerste H. Coinmunie. Door H. J. M. Everts, Pr. 's-Hertogenbosch, J. J. Abkesteijn amp; Zoon. 228 bladz.......Frijs 50 cent.
Deze GROOTE NOVENE wordt ter lezing ook aanbevolen aan de Oudeus , die zoo gelukkig zijn een kind te hebben, dat zich voor zijne eerste H. Communie voorbereidt. De Ouders leeren uit de Groote Novene , welke geest hun kind behoort te bezielen , wat het te doen en te laten heeft om zich waardig voor te bereiden; en alzoo , op de hoogte gebracht van hetgeen eene voorbereiding veronderstelt, kunnen zij hunnen lieveling bij zijne voorbereiding tot de allerheiligste handeling zijns levens van grooten dienst zijn. Is het niet te betreuren , dat zoovele Ouders, door hunne onbekendheid met hetgene zij behoorden te weten, dikwijls belemmeren, ja omverstooten
wat door den Priester met zooveel zorg en moeite wordt opgebouwd? Daarenboven: lee-ren de Ouders hoe hun kind zijne Biecht en zijne Communie moet doen, zij kunnen licht de gevolgtrekking maken hoe zij zeiven die twee BH. Sacramenten dienen te beschouwen en te ontvangen, en alzoo kan de lezing dezer Gkoote .Novene ook voor hen veel nut hebben.
2. KLEINE NOVENE VOOR DE EERSTE H. COMMUNIE. Gebeden en Oefeningen ter voorbereiding voor de eerste H. Communie, Morgen-en Avondgebeden, Gebeden voor eiken dog. Gebeden onder de H. Mis, Kruiswegoefening, Biechtspiegel, Oefeningen om zich tot berouw op te wekken, Gebeden voor en nadeBiecht, Oefeningen vóór de II.
Communie. Door H. J. M. Everts, Pr. _
's-Hertogenbosch, J.J. Arkesteijn amp; Zoon. 100 bladz.......Prijs 20 cent.
3. DE GROOTE DAG EN ZIJN VOOR. AVOND. Wenken en Oefeningen voor den dag der eerste li. Comrnur.ie. Door II. J. M. Everts » lgt;r- — 's-Hertogenbosch, J. J. Arkesteijn amp;
.........Frijs 10 cent.
het betamelijkste kunt doen. Wanneer eene vreemde uw kind zoogt , zorg dat zij dienzelfden regel in acht neme. Wees even voorzichtig bij het ontkleeden en reinigen van uw kind; wees vooral voorzichtig tegenover kinderen van een ander geslacht dan uw kind.
130. De voorzichtigheid verbiedt ten strengste '), dat de Moeder of minne of baker of wie ook, met een teer kind als een zuigeling is, nevens zich of in de armen, te bed zich te slapen legge, om het licht te vreezen gevaar van verstikking. Zelfs wanneer de Moeder of wie ook des nachts tè bed blijvende het kind op den schoot 7nude nemen, is de uiterste behoedzaamheid noodig, om niet met het kind in den arm vi slaap te tallen. Hoevcle Moeders hebben haar leven lang de welverdiende straf barer onvergeeflijke onvoorzichtigheid moeten dragen door de niet te verdrijven gedachte: „ Ik was de oorzaak van den dood mijns „kinds.quot;
1) In sommige Bisdommpn hee't de Kerkelijke Overheid vermeend de hier bedoelde roekeloosheid door bedreiging met strenge straffen te moeten keeren.
— 196 —
131. Voegen wij hierbij, dat ook dikwijls de Moedors zich voor God bezondigen J door hare kleine kinderen, niet genoegzaam, tegen alle gevaar verzekerd, alleen te laten.r Hoe dikwijls gebeurt het, dat Moeders, ha re kinderen onvoorzichtig alleen latende, z dood of ellendig verminkt terug vinden?' Eene Moeder moet, zelfs bij eene noodzaJ kelijke verwijdering van eenige oogenbikker altijd de zekerheid hebben, dat haar kinu. geen kwaad kan geschieden.
133. Dagelijks zal de Moeder haren lie veling aan God, aan de H. Maagd en d^ H. Joseph, aan zijne HIT. Patronen en iiK 't bijzonder aan de hoede van zijnen HM Engel aanbevelen. Allerloffelijkst is do ge, woonte dat de Moeder, telkens als zij haa: kind te slapen legt, een Kruis op of over haai kind maakt, en ook nu en dan, bijvoorbeo tgt; als zij zelve slapen gaat, haar kind en zij wieg of bedje met wijwater besproeit.