saaïvsiii- 1 -ica IVPÜ - , .PIPIr « -
; , BENE ROEPSTEn. f '
S'amp;.V ■ - .,•-■• .
. ■ gt; ^ ; . ^ . . ; , , - 1 ^
; .,... ■ — - -
. (yppj^ np pw ppmwm
LEEUWARDEN,
f T. SW-A.^
5 1 8 6 9.
TZ^
x^y / •
j- ■ , ■ . ■; - :■ '■ , ' - ,A ' '
''ti-Ai._____É_~i' ______i__H J' .. *
HERVORMDE GEMEENTEN TEN PLATTEN LANDE
IN FKIESLAND,
§ 1-
Sedert overoude tijden, teruggaande tot vóór de invoering Aran het Christendom hier te lande, bestond in Friesland het Stemregt, zijnde een regt verbonden aan grondbezit, fundo inhaerens, en onafhankelijk van de belasting, welke later, ten jare 1511, door den Hertog van Saksen, als Potestaat van Friesland, op don grond is gelegd onder den naam van Floreen of Floreenrente.
Dit Stemregt, oorspronkelijk een staatkundig, werd, na de invoering van het Christendom, tevens een kerkelijk regt, ja, voor kerk en staat het éénige kies-regt, zooals het in Friesland heeft gevigeerd tot 1795. Immers de bezitters van dit Stemregt kozen als stemgeregtigden alle Staatsambtenaren, als: Vol-magten ten Landsdage, Grietslieden, Bijzitters, Secretarissen, Dorpsregters, Ontvangers van de Floreenen, enz. enz., gelijk ook de Kerkvoogden, Predikanten, Schoolmeesters.
4 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Dit Stemregt in Friesland is afgeschaft bij Publicatie van de Kepresentanten van het volk van Friesland, d.d. 11 Mei 1795. (#)
In het staatkundige is toen door den staat het kies-regt verleend aan allen, die, gesterkt door de ver-eischte hoedanigheden, den twintigjarigen ouderdom hadden bereikt.
En, omdat, ten zelfden jare 1795, kerk en staat volledig gescheiden werden, is in het kerkelijke door denzelfden staat het kiesregt geschonken aan de manslidmaten, zooals, onder anderen, blijkt uit de Plubli-catie van de Representanten van het volk van Friesland, d.d. 30 December 1795.
Na de vernietiging van het nimmer herstelde aloude Stemregt moest er, omdat de floreenrente nog de gewone grondbelasting was, in de verkiezing van Flo-reenontvangers, die vroeger door stemgeregtigden werden benoemd, worden voorzien.
Bij het „Reglement op de stemming van Generale-Districts- en Particuliere Dorpsontvangers van de Flo-reenen;quot; d.d. 1 February 1803, werd, door het Departementaal Bestuur van Friesland, die kiesge-regtigheid billijkerwijze opgedragen aan de Floreen-pligtigen.
Dit is de eerste magt, waarmede de Floreenpligtigen, die geheel gelijk waren aan de tegenwoordig aange-slagenen in de grondbelasting van het rijk, door het staatsgezag werden bekleed.
De staat echter, ofschoon hij der kerk volledige
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT.'
vrijheid en zelfstandigheid had geschonken, kon zich de heerschappij in- en over de kerk, eeuwen door hem uitgeoefend, niet ontzeggen en schreed buiten de perken zijner bevoegdheid.
Er waren, namelijk, bij het Departementaal Bestuur van Friesland onderscheidden adressen gepresenteerd, waaruit bleek, dat er over het regt tot het stemmen van kerkvoogden zoowel als over de bevoegdheid om de kerkerekeningeu op te nemen, zeer verschillend gedacht werd.
In plaats nu, dat gezegd Bestuur zich ten deze onbevoegd verklaarde, wat het, krachtens de volledige scheiding van kerk en staat, had behooren te doen, veroorloofde zich dat Departementaal Bestuur de vrijheid eene beschikking te nemen.
Bij Publicatie van den 27 Junij 1804 werd door het Departementaal Bestuur vastgesteld: „dat tot het opnemen der kerkerekeningen en het stemmen van nieuwe kerkvoogden ten platten lande moesten worden opgeroepen de Floreenpligtige ingezetenen van de Hervormde godsdienst en daarvoor gehouden moeten worden, allen, die in de Hervormde kerk gedoopt en tot geen ander kerkgenootschap overgegaan waren; — zullende in de gemelde stemmingen geobserveerd moeten worden het „Plaeaatquot; —- (boven vermeld) — „op het stemmen van Floreenontvangers gearresteerd den 1 February 1803 , voor zooverre toepasselijk.quot;
Zoo kregen de Floreenpligtigen, bij de magt om Floreenontvangers te benoemen, het regt om kerkvoogden te stemmen, benevens het regt om de kerkerekeningen op te nemen. Dit is de eerste magt, welke den Floreenpligtigen , en wel van staatszijde, hoe-
5
6 waakt! hebvoemde gemeenten ten platten
zeer wederregtelijk, in het kerkelijke is verleend, en zoo traden de Floreenpligtigen voor liet eerst, langs onwettigen weg, met de Hervormde kerk in betrekking.
De Hervormde kerk heeft, magteloos als zij zich in dien omwentelingstijd gevoelde om in verzet te komen, tot heden er in berust.
Twintig dagen toch na laatst vermeld besluit van het -Departementaal Bestuur, en wel den 17 Julij 1804, de Synode der Friesche kerk vergaderd zijnde te Heerenveen, maakte deze, hoewel met kwalijk verbolgen onwil, het staatsbesluit tot hot hare.
Immers, ingevolge scheiding van kerk en staat, bezig een nieuw „Wetboek en Kerkenordequot; te vervaardigen voor de Hervormde kerk in Friesland, ter vervano-ino;
J O O
van het bestaande, maar nu vervallen „Compendium der kerkelijke wettenen genaderd tot „Tit. XVII: van de administratie der Kerkelijke en Pastorijegoederen,quot; vulde zij dit Hoofdstuk met deze enkele zinsnede: „hierover is door het politiek bestuur be-slelling gemaakt, welke geene andere kerkvoogden toelaat, dan die de Hervormde Godsdienst zijn toegedaan.quot;
Bij dit regt den Floreenpligtigen van staatszijde toegestaan, het regt namelijk om kerkvoogden te benoemen en kerkerekeningen op te nemen, voegde bedoelde Synodale vergadering, vrij en zelfstandig, nog een, te weten, dat van verkiezing en beroeping van Predikanten, omschreven in Afdeeling II art. 1 en 2 van genoemd nieuw wetboek.
Deze regten, den Floreenpligtigen in het kerkelijke toegekend, die later nader geformuleerd zijn, maar
LANDE IN TEIESLAND, WAAKT!
met geene nieuwe vermeerderd, zijn door den Staat bekrachtigd bij besluit van 26 Augustus 1805, waarbij van staatswege het bedoeld Kerkelijk wetboek is gesanctioneerd.
Deze regten nu, — het volgt uit den aard der zaak en voor gegronde tegenspraak mag het onvatbaar geacht worden, — zijn, wat zij zoo gaarne worden genoemd, geene regten van derden, maar uitsluitend regten van de kerk, waarvan alleen aan derden de uiloefening is toegestaan tot tijd en wijle de kerk daarover, met observatie van de wettige vormen, nader verkiest te beschikken.
Deze betrekking, waarin de Floreenpligtigen, op boven beschreven wijze, gekomen zijn tot de Hervormde gemeenten ten platten lande in Friesland, heeft voortgeduurd tot het jaar 1816 en is sedert, nader geformuleerd, bestendigd, doch uitsluitend van de zijde van den Staat, die zich zulks veroorloofde en aanmatigde.
Het Algemeen Reglement toch voor het Bestuur der Hervormde kerk in het Koningrijk der Nederlanden, gearresteerd bij Koninklijk Besluit van 7 January 1816 no. 1, laat in art. 90 de zaak onveranderd, zoo ook, in het algemeen, het Reglement op de vacaturen enz., goedgekeurd bij Zijner Majesteits Besluit van 23 November 1816 no. 180, in art. 41 en 47.
Het Reglement op de verkiezing en beroeping van Predikanten bij de Hervoi-mde Gemeenten in Friesland , goedgekeurd bij 's Konings Besluit van 14 September 1833 no. 102, hetwelk, ter dezer zake, inde plaats is getreden van het Wetboek en Kerkenorde van 1806 , heeft in Hoofdstuk II—VI, in substantie en zoo
7
8 waakt! hervormde gemeenten ten platten
ver betrekkelijk de beroeping van Predikanten, opgenomen de bepalingen, die voorkomen in het Reglement op de stemming van Generale, Districts- en Particuliere Dorpsontvangers van de Floreenen van 1 Pe-bruarij 1803; het heeft zich voorts, zoo ver noodig, gehouden aan den tweeden considerans van de Publicatie van het Departementaal Bestuur van Friesland van 27 Junij 1804, het is, wat de Floreenpligtigen betreft, conform met de He afdeeling van het Wetboek en Kerkenorde enz. van 1806; maar het is, dit verget'e men niet, van zuiver staatkundigen oorsprong en door den Staat aan de Hervormde kerk in Friesland opgedrongen.
Het Algemeen Reglement voor de Hervormde kerk in het Koningrijk der Nederlanden, hetwelk thans vigeert, ter vervanging van dat van 7 Januarij 1816, gearresteerd door de Algemeene Synode der Neder-landsche Hervormde Kerk, don 9 September 1851, en bekrachtigd bij 's Konings Besluit van 23 Maart 1852, verklaart in art. 24, „wettig verkregen regten van Collatoren en Floreenpligtigen worden geëerbiedigd.quot;
Het Reglement eindelijk op de Administratie der Kerkelijke Fondsen en op de Kosten van Eeredienst in Friesland, gearresteerd bij Koninklijk Besluit van 12 December 1823, no. 83, spreekt in art. 17 over de Floreenpligtigen aldus: „in alle gemeenten, waar van ouds Floreenpligtige ingezetenen het regt der benoeming van den predikant en van toezigt op de kerkelijke administratie uitoefenen, zullen zij het behouden.quot;
In laatstgenoemd Reglement, eene vrucht weder enkel van het Staatsgezag, wordt het regt der Floreenpligtigen naauwkeurig geformuleerd. Het wordt ge-
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT!
zegel te bestaan in een regt van benoeming van predikanten, terwijl liet regt van beroeping verblijft aan de kerkelijke gemeente. En in plaats dat den Floreen-pligtigen het regt zou worden toegekend van admi-nistralie der kerkelijke fondsen, wordt hun alleen toegestaan het toezigl op de administratie.
En hieruit volgt nog dit , dat den Floreenpligtigen van staatswege is toegekend het toezigt op de administratie uitsluitend der /icr/regoederen en fondsen in beperkten zin, terwijl hun noch op de administratie, noch ook op het toezigt op de administratie van de pastorie-, kosterie- en andere kerkelijke gemeentegoederen en fondsen, eenig regt of invloed is verleend, omdat zij daarbij ook niet het geringste belang kunnen hebben, terwijl daarenboven de kerkvoogden , door hen alleen benoemd namens de kerkelijke gemeente, geacht moeten worden kerkelijke dienaren te zijn, die administreren voor de kerkelijke gemeente, zijnde inmiddels de pastorie- en kosteriegoederen , althans bij vacature , gelaten in een onbeheerden toestand. Wijders is den Floreenpligtigen het regt toegekend van benoeming van Predikanten in de respectieve gemeenten.
Uit dezen stand van zaken is allengs een toestand geboren, welke voor de Hervormde Gemeenten ten platten lande in Friesland hoe langer zoo meer ondragelijk wordt.
Immers, om slechts iets op te merken van het geen wereldkundig is, en wat allereerst betreft de beroeping van Predikanten. Deze worden benoemd door
9
10 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Floreenpligtigen, (1) welke benoeming, zoo zij naar de bestaande voorschriften geschiedt, van wege de kerkelijke gemeente veranderd moet, worden in eene beroeping. Kijke grondbezitters, onverschillig of zij lidmaten zijn of niet, niet zelden één enkele, uren van de gemeente verwijderd, soms woonachtig in eene andere provincie geven in Friesland der gemeente haren prdikant, zoodat niet de gemeente beroept, maar personen , die tot haar als kerkelijke gemeente in geene betrekking staan. En het is dus ook de treurige onophoudelijk wederkeerende geschiedenis, dat aan de gemeente, tegen wil en dank, een predikant wordt opgedrongen.
Deze benoeming geschiedt naar ecu Reglement, waarbij nog iniddeleeuwsche ceremoniën zijn voorgeschreven ;
deze benoeming geschiedt naar een zelfde Regle-glement, hetwelk van zuiver staatkundigen oorsprong is;
deze benoeming geschiedt naar een Reglement; hetwelk in vele opzigten in flagranten strijd is met de bestaande Kerkelijke Reglementen;
deze benoeming, eindelijk en om niet meer te zeggen, geschiedt naar eeu Reglement, hetwelk op sommige punten geheel onuitvoerbaar, ja onzin is geworden.
Ten bewijze, zoo ver het uit het voorgaande niet te putten is, slechts een en ander.
In het Kerkelijk Reglement voor opzigt en tucht wordt het in art. 64 toegelaten, om bestaande redenen, ieder der partijen voor een bepaald aandeel in de kosten te verwijzen. Het Staats Reglement op de
Men houde in 5t oog, dat, waar hier en elders sprake is van Floreenpligtigen, bedoeld wordt het stelsel, niet de personen, welke het vertegenwoordigen. Onder dezen immers zijn er niet weinigen, die wij bijzonder hoogachten ook als Floreenpligtigen.
11
verkiezing van Predikanten in Friesland schrijft daarentegen voor in art. 79 „de bij de eindelijke uitspraak in het ongelijk gestelde partij is gehouden alle veroorzaakte kosten te dragen.quot;
Bij het Kerkelijk Reglement voor opzigt en tucht is in art. 56 toegestaan: „van beslissingen der classi-cale en provinciale besturen in hooger beroep, vernietiging aan te vragen bij de Algemeene Synodale Commissie.quot; Volgens art. 78 van het Staats-Reglement op de verkiezing van Predikanten in Friesland beslist het Provinciaal Kerkbestuur „de plano,quot; d. i. definitief, zonder cassatie toe te laten.
En dit zelfde Staats-Reglement verwijst partijen in art. 83, ingeval Klassicaal- of Provinciaal Kerkbestuur „de zaken hun opgedragen niet tijdig mogten afdoen,quot; met hun beklag deswege naar een niet meer be-staanden persoon , namelijk naar „den Gouverneur der Provincie,quot; welke daarvan onmiddelijk mededeeling zal doen aan een Departement, dat evenmin meer bestaat en tot personen, die er zich in elk geval niet mede bemoeijen mogen, namelijk „het Departement voor de Zaken der Hervormde kerk.quot;
Hervormde Gemeenten ten platten lande in Friesland! ziet het er niet treurig met u uit? Dat springt nog te sterker in hot oog, als wij ten anderen letten op de administratie der goederen en fondsen bij die gemeenten.
De geschiedenis van den dag toch leert, dat de Floreenpligtigen de perken hunner bevoegdheid overschrijden, die steeds stouter te buiten gaan.
In plaats van zich te vergenoegen, waartoe zij gehouden zijn, met het toezigt op de administratie der
12 waakt! hekvormde gemeenten ten platten
der kerkegoederen en fondsen, trekken zij die administratie zelve aan zich, ja, ook die der pastorie-en kosterie goederen en fondsen. Daarenboven beschikken zij over de inkomsten van de kerkegoederen en fondsen tot doeleinden, die gelegen zijn ver buiten de bestemming daarvan, terwijl zij op de karig-ste wijze dikwerf voorzien in de behoeften der eere-dienst, waartoe die goederen zijn bij een gebragt en bestemd.
Het levert een treurig schouwspel op, ten platten lande in Friesland, te staren op de bouwvallige mid-deneeuwsche kerken der Hervormde Gemeenten en hare armoedige inrigting, alsmede op de verouderde en bekrompen predikantswoningen, terwijl uit de meestal rijke inkomsten der kerken allerlei dorpsuitgaven, soms op weelderige wijze , worden bestreden.
En welken droevigen indruk ontvangt men, als men ervaart, hoe ook hier en daar de inkomsten der pastorie voor een deel worden onttrokken aan den predikant , om daaruit armhuizen te stichten of wegen aan te leggen.
Er verschijnt schier geen nummer der Leeuwarder Courant, het blad, waarin de oproeping van Floreen-pligtigen behoort geplaatst te worden, hetwelk geene annonce bevat om van Floreenpligtigen magtiging te vragen tot het aanleggen van kunstwegen, vaarten, tot het koopen van brandspuiten enz. uit de revenuen van kerkegoederen en fondsen.
Voorwaar, niet slechts die de Hervormde kerk lief heeft, maar ook in het algemeen de vriend van wet en regt, bedroeft zich bij zulke ervaring , en ziet verlangend uit naar het oogenblik, dat er toch eindelijk
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT!
paal en perk worde gesteld aan zulke schreeuwende willekeur.
Arme Hervormde Gemeenten ten platten lande in Friesland, hoe ver is het met u gekomen!
§ 3.
Doch wat klagen wij. Hulpe is er opgedaagd, voorziening is er sekomen.
O O
Art. 23 van het vigerende Algemeen Reglement voor de Nederlandsche Hervormde kerk bepaalt: „het regt tot benoeming van Ouderlingen en Diakenen en tot beroeping van Predikanten berust bij de gemeente. Deze zal, behoudens de verkregene regten van derden dit of zelve uitoefenen, of door hen, die zij daartoe bepaaldelijk magtigt, doen uitoefenen, naar gelang zulks, in de nader te maken bijzondere reglementen voor de kerkeraden en de predikantsberoeping, zal worden vastgesteld. Totdat daarin zal zijn voorzien, blijven de bestaande bepalingen van kracht en toepassing.quot;
Pas bedoelde voorziening is gekomen bij het Synodaal Reglement op de benoeming van Predikanten, in werking getreden den 1 Maart 1867.
Art. 1 van dit Reglement schrijft voor: „het regt der Gemeente tot benoeming van Ouderlingen en Diakenen en tot beroeping van Predikanten wordt, behoudens de regten van derden en met inachtneming der Synodale Reglementen voor de Kerkeraden en op de vacaturen, door hare stemgeregtigde leden uitgeoefend,quot; enz.
Dientengevolge heeft de kerk, langs wettigen weg, over het regt tot benoeming van Predikanten nader beschikt, en is alzoo dat regt voor de provincie Fries-
13
14 WAAKT ! HERVORMDE GEMEENTEN TEN PLATTEN
land, door de Synode te Heerenveen in 1804, vrijen zelfstandig, aan de Floreenpligtigen toegekend, op wettige wijze aan dezen weder ontnomen, zoodat deze het niet meer kunnen en mogen uitoefenen, althans niet zoodra het Reglement op de verkiezing en beroeping van Predikanten bij de Hervormde Gemeenten in Friesland is buiten werking gesteld door Zijne Majesteit den Koning, die het heeft in het leven geroepen.
Immers het regt van Floreenpligtigen tot het benoemen van Predikanten bij de Hervormde Gemeenten in Friesland was en is als zoodanig geen regt van derden , gelijk het gedurig ten onregte wordt genoemd, maar een regt eenig en alleen van de kerk, waarvan slechts de uiloefening den Floreenpligtigen was toevertrouwd , en welks uitoefening door de kerk nu weder — gelijk wij aantoonden — langs wettigen weg is terug genomen en opgedragen aan de stemgeregtigde lidmaten der gemeente, volgens hot boven geciteerde Synodaal Reglement ter dezer zake.
En verder, de Hooge Regering de scheiding van Kerk en Staat meer zuiver willende doorvoeren, en Z. M. de Koning de regtstreeksche tusschenkomst van den Staat bij het beheer der goederen van de Hervormde kerk wenschende te doen ophouden, en te dien aanzien aan die kerk gelijke vrijheid te verzekeren, als door andere gezindten genoten wordt, zoo heeft Zijne Majesteit, bij besluit van 9 February 18G6, no. 10, eenige voorbereidende bepalingen gemaakt als maatregel van overgang, en in art. 11 van gezegd Besluit verordend: „dit besluit vervalt na verloop van drie jaren van regtswege. Op dat zelfde tijdstip vervallen tevens de provinciale reglementen op de admi-
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT!
ministratie der kerkelijke fondsen en op do kosten van eeredienst bij de Hervormde Gemeenten en alle andere op dat beheer betrekking hebbende besluiten of reglementenquot; — (waarvan in de consideratia eene breede lijst is aangevoerd) — „welke bij de afkondiging van dit besluitquot; -—■ 1 April 1866 — „van kracht zijn.quot; —
Deze in art. 11 gestelde termijn — hetzij in het voorbijgaan opgemerkt — is bij Koninklijk Besluit van 3 February 1869 verlengd tot 1 October 1869.
Uit het laatstelijk gememoreerde vloeit noodzakelijk voort, dat den Floreenpligtigen in Friesland het regt tot benoemen van Kerkvoogden en van het opnemen der kerkerekeningen , of het toezigt op do administratie der kerkelijke fondsen -—- (eens haar van staats-zijde tegen den wil der kerk verleend) — op wettige wijze is ontnomen, zoo namelijk niet de boven aangehaalde en nimmer ingetrokken Publicatie van het Departementaal Bestuur van Friesland, d.d. 27 Junij 1804, belemmerend in den weg kan treden.
Blijde uitzigten u geopend. Hervormde Gemeenten ten platten lande in Friesland! Schoone toekomst voor u rijzende aan de kimmen om eindelijk eens de zelfde regten te genieten, die het deel zijn uwer zusters in de andere gewesten van het vaderland!
In zulk vertrouwen hebben dan ook tal van gemeenten en meer dan eene classicale vergadering zich ten vorigen jare met eerbiedig adres gewend aan de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde kerk ten einde deze Hooge Kerkvergadering hare veel vermogende medewerking mogt schenken, dat voor de
15
16 WAAKT ! HERVORMDE GEMEENTEN TEN PLATTEN
Hervormde Gemeenten ten platten lande in Friesland werd uit den weg geruimd, hetgeen haar nog belemmeren mogt hare regten uit te oefenen, op de wijze als zulks overal elders in de vaderlandsche kerk £3-schiedt. Ten dien einde rigtten zij tot genoemde Synode het drievoudig verzoek, dat deze de gepaste maatregelen nemen mogt, dat het tot onzin geworden Reglement op de verkiezing en beroeping van Predikanten van staatswege buiten werking werd gesteld; dat ten anderen de Publicatie van het Departementaal Bestuur van Friesland, d.d. 27 Junij 1804, door de Hooge Regering werd ingetrokken; en dat met den meesten spoed voorzien mogt worden in den toestand, die er voor Friesland zou aanbreken met 1 April 1869. Doch, helaas! hebben de betrokken gemeenten blijde verwachtingen gekoesterd, hoe zijn zij teleur gesteld, daar de hooge Kerkvergadering geoordeeld heeft ten aanzien van Floreenpligtigen vooralsnog geene bepaalde maatregelen te moeten nemen.
Hebben echter de als in slavernij-zuchtende Hervormde Gemeenten ten platten lande in het vrije Friesland geene hulp mogen erlangen van de Algemeene Synode, met te grooter trouw heeft haar dan misschien het Algemeen Collegie van Toezigt op het beheer der goederen van de Hervormde Gemeenten, bijgestaan, daar dit waarlijk niet werkeloos is geweest in het behartigen der stoffelijke belangen der Neder-landsche Hervormde Kerk, en daarmede in het algemeen voortgaat op eene wijze, waarop het zich den warmen dank dier kerk waardig maakt.
Frieslands gemeenten zagen dan ook reikhalsend uit naar eene door genoemd Collegie te ontwerpen
LANDE IN FRIESLAND , WAAKT!
regeling, maar nog grievender was de teleurstelling haar van deze zijde bereid, toen het „Besluit ter voorloopige organisatie van de Nederlandsche Hervormde Kerk aangaande het beheer der Kerkelijke Goederen en Fondsen bij hare Gemeenten en het toe-zigt daaropquot; verscheen.
Het Algemeen Collegie „volkomen bewust, dat het niet bekleed is met wetgevende of regelende magt en in geenen deele beoogende zich een bevelend gezag aan te matigen, maar alleen optredende voor het belang der Hervormde Kerk, waar een ander initiatief ontbreekt,quot; heeft aan het Besluit-Reglement eene circulaire toegevoegd, gerigt aan do Administration der Kerkelijke goederen bij de Hervormde Gemeenten, waarin het die Administratien met ernstigen aandrang oproept, om de ontworpen organisatie in werking te brengen, en waarin het de beginselen bloot legt waardoor het zich bij do ontwerping heeft laten besturen.
Het Algemeen Collegie spreekt van die beginselen aldus: „niemand zal ontkennen, dat er onverwijld maatregelen genomen moeten worden, om het naderend gevaar van heerloosheid tijdig af te wenden. Gebiedende noodzakelijkheid is het in de eerste plaats, dat er een vertegenwoordigend ligchaam uit den boezem der kerk verrijze, 't welk op den 1™ Aprilquot; — nu 1 October — „de taak kan opvatten, die door de Kroon wordt nedergelegd. Vermits eerst daarna eene regeling van het beheer en toezigt kan volgen, zal het wel geen uitvoerig betoog behoeven, dat in de tweede plaats de wijze van administratie en van het toezigt tot zoolang op den tegenwoordigen voet moet worden voort gezet, door eveneens in den boezem der kerk ge-
17
18 waakt! hervormde gemeenten ten platten
wortelde Collegiën. Daar de zaak geen verder uitstel gedoogt, heeft het Algemeen Collegie het zijnen duren pligt geacht, de leiding eener voorloopige organisatie , geheel op den leest der bestaande geschoeid, namens de Nederlandsche Hervormde Kerk, op te vatten. Van dit standpunt wenscht het niets te regelen, noch op de toekomstige regeling vooruit te loepen, maar slechts de tegenwoordige administratie en het toezigt daarop tijdelijk te laten bestendigen door die kerk zelve, en tevens eene vertegenwoordiging met re-gelementerende bevoegdheid, uit haren boezem in het leven te roepen.quot; „Bij het gebleken verschil van gevoelen over de vraag, welke de grenzen zijn van hetgeen men gewoon is den boezem der kerk te noemen , is de overtuiging van het Algemeen Collegie gevestigd, dat zij hare beantwoording moest vinden in het regt, gelijk dit zich in de Kerk zelve , buiten invloed van den Staat, heeft ontwikkeld. Van de tweeledige organisatie, die de Kerk behoeft of verlangt, heeft zij één tak, namelijk die van haar geestelijk bestuur, doen uitgaan van de stembevoegdheid der manslidmaten, die den leeftijd van 23 jaren hebben bereikt. Deze vormen reeds wettig ten dien aanzien den boezem der Kerk. Elke afwijking van dien grond zou, bij het oprigten van den anderen tak van organisatie hoogst willekeurig zijn geweest en niet te verdeedigen van het standpunt van 't Algemeen Collegie, dat niet definitief regelend, maar slechts leidend optreedt enz.quot; — „Ziet daar een vlugtigen blik geworpen op de beginselen en de grondslagen der organisatie.quot; — «Die beginselen zijn neergelegd in 28 bepalingen , vervat in den vorm van een Besluit.quot; — „De bestendiging
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT !
van afwijkende provinciale toestanden— (dit geldt in de eerste en voorname plaats het floreenstelsel in Friesland) — „op welker behoudquot; let wel! — „in de betrokken gemeenten groote prijs werd gesteld, zal gewis waar noodig, nog de overtuiging versterken, dat liet Algemeen Collegie geene ingrijpende maatregelen beraamde enz.
Sclioone woorden, deugdzame beginselen! Heeft het Algemeen Collegie ze in toepassing gebragt ? Wat Friesland betreft heeft het Algemeen Collegie — het groote belang der zaak dringt ons het onbewimpeld uit te spreken, — ze ten eenenmale verzaakt, be-heerscht en verblind als het is geworden door zekeren invloed, die niet ver te zoeken is. Een enkele blik in het Besluit-Eeglement maakt dit iedereen zonneklaar.
Met den len April — nu 1 October — het Reglement'op de administratie der kerkelijke fondsen in 1823 door den Staat aan de Friesche gemeenten opgedrongen vervallen zijnde •— opdat wij dit eerst in het algemeen opmerken — waren die gemeenten ook volkomen gerust, dat zij met dien datum uit het diensthuis der Floreenpligtigen zouden worden uitgeleid.
Het is algemeen bekend , hoe die gemeenten zich verblijdden, hoe gramstorig daarentegen die Floreenpligtigen waren. Ook het Algemeen Collegie dacht er niet aan, de regten dier Floreenpligtigen te hernieuwen, en lieten ze natuurlijk aanvankelijk geheel buiten de nieuwe organisatie.
Maar ter elfder, ongelukkiger ure, bezweek men voor een betreurenswaardigen aandrang en gaf men den Heeren Floreenpligtigen hunne oude plaats terug.
19
20 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Hunne vroegere plaats terug? Neon, liet Algemeen Collegie hun eens regt veel gunst willende bewijzen, verleende den Heeren Horeenpligtigen veel grooter magt dan zij regtens ooit hadden bezeten.
Beperkt toch, het op 1 April, nu 1 October te vervallen Reglement van 1823, het regt der Floreenplig-tigen uitdrukkelijk enkel tot het toezujl op de administratie alléén der /cer/cegoederen, het Algemeen Collegie wil hun , volgens art. 1 in verband met art. 25 van zijn Besluit-Keglement en naar eene officieuse interpretatie, voorkomende in no. 6 en 7 der Kerkelijke courant van 1869, het beheer schenken over alle bij de gemeenten aanwezige goederen en fondsen.
En dat dit aanvankelijk wel niet het voornemen was, maar men daartoe ten laatste is overgegaan, blijkt helder als de dag, als men art. 27 van het be-sluit-Keglement, het laatste artikel er van, het slotartikel niet medegerekend, vergelijkt met het voorgaande , inzonderheid met art. 8. Als het dan toch blijkt, dat art. 27, waarin den Floreenpligtigen weder een eerezetel is in geruimd, niet voegt bij het voorgaande, dat het voorschriften bevat, die in strijd zijn met vroegere bevelen, onmogelijk zelfs zijn uit te voeren, dan behoeft het immers geen verder betoog, dat hier —• het zij met eerbied gezegd — een oude lap gezet is op een nieuw kleed.
Als wij nu verder in bijzonderheden treden, dan springt het wel zeer sterk in het oog, hoe treurig het algemeen Collegie zijne beginselen, wat Eriesland betreft — zij het dan ook, wat wij gaarne gelooven, zijns ondanks — heeft verzaakt.
Tot die beginselen behoort onder anderen de door
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT!
het Algemeen Collegie erkende gebiedende noodzakelijkheid, teneinde heerloosheid tijdig af te wenden, dat er oen vertegenwoordigend ligchaam moet oprijzen uit den boezem der kerk; dat voorloopig de wijze van administratie op den tegenwoordigen voet moet worden voortgezet door collegiön, geworteld eveneens in den boezem der kerk.
Het Algemeen Collegie wil de tegenwoordige administratie laten bestendigen door de kerk zelve en tevens eene vertegenwoordiging met reglementerende bevoegdheid in het leven roepen uit haren boezem.
Dien boezem der kerk vormen — de Floreenpligti-gen ? — neen, zeker niet, zegt het Algemeen Collegie, maar de manslidmaten, die den leeftijd van 23 jaren hebben bereikt, deze vormen den boezem der kerk en het dringt dit nog nader aan door de woorden: „elke afwijking van dien grond zou hoogst willekeurig zijn geweest en dus niet te verdedigen van het standpunt van 't Algemeen Collegie.quot;
Schoone woorden zeiden wij straks, deugdzame beginselen ! Zien wij nu hoe zij zijn in toepassing ge-bragt voor Friesland.
Volgens art. 15 van het Besluit-Eeglement worden de Kerkvoogden en Notabelen opgeroepen om in eene gecombineerde bijeenkomst uit hun midden afgevaardigden te benoemen naar de provinciale kiesvergade-ring. Deze Notabelen zijn, naar art. 7, gekozen door de stemgeregtigde leden der gemeente, moeten ook zelve stemgeregtigde leden zijn der gemeente, door welke zij tot die betrekking gekozen worden. Datzelfde geldt voor de kerkvoogden.
Goed, zoo geschiedt het in de andere gewesten van ons vaderland.
21
22 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Maar nu in Friesland waar het Moreenstelsel vigeert ?
Daar gaat men de stemgeregtigde lidmaten voorbij, als of zij niet bestaan, daar worden volgens art. 27 opgeroepen Horeenpligtigen , onverschillig 'of zij lidmaten zijn of niet; of zij in de gemeente wonen of niet, en veelligt van verre, uit andere provinciën komen opdagen, of zij de gemeente kennen, haar ooit hebben gezien, op haar eenige betrekking hebben, niets niets van dat alles. En opgeroepen worden zij om zamen te werken, niet met nieuwe, maar met de nog bestaande, dus door Eloreenpligtigen benoemde Kerkvoogden, die in vele gemeenten uren ver van haar
verwijderd wonen.
Wat wordt er nu van dat „vertegenwoordigend ligchaam opgerezen uit den boezem der kerkquot; waarvan het Algemeen Collegie ons droomen deed?
Helaas! wij zien slechts voor ons eene vertegenwoordiging van Floreenpligtigen, die op zich zelve beschouwd , geheel buiten de kerk en de gemeente staan; die meerendeels geene lidmaten der gemeente zijn voor welke zij optreden, die meerendeels zelfs in het geheel geene lidmaten der Hervormde Kerk zijn. En toch beschouwt het Algemeen Collegie dat voor eene vertegenwoordiging opgerezen uit den boezem der Gemeente,
Volgens art. 15 nu worden verder de nieuwe Kerkvoogden en Notabelen opgeroepen tot het benoemen uit hun midden , dus uit het midden van de lidmaten der gemeente, waartoe zij behooren, van afgevaardigden naar de provinciale kiesvergadering. Dit geldt voor de andere provinciën der Vaderlandsche Kerk.
Wat is nu voor Friesland verordend ?
LANDE, IN FRIESLAND, WAAKT!
Art. 27 bepaalt, dat de bestaande Kerkvoogden met de quot;Ploreenpligtigen worden opgeroepen , om naar de provinciale kiesvergadering afgevaardigden te benoemen uit hun midden, uit het midden der Floreenplig-
tige7i, die beliooren moeten...... tot de gemeente,
voor welke zij worden afgevaardigd?
Wel neen! Heeren Ploreenpligtigen moeten deelen in rijker genot, en daarom is er verordend: „ de in de provinciale kiesvergadering door hen te kiezen leden moeten zijn ingezetenen , zegge ingezetenen, en dat van de wijduitgestrekte provincie. Dat noemt het Algemeen Collegie eene vertegenwoordiging der gemeente in hel leven geroepen uit den boezem der kerk.
Die afgevaardigden naar de provinciale kiesvergadering kiezen, naar art. 16, leden voor het nieuwe Provinciale Collegie. Worden nu in de overige provinciën die leden gekozen door vertegenwoox'digers der kerkelijke gemeenten en worden die nieuwe Provinciale Collegiën aldaar vertegenwoordigingen der gemeente zelve : in Priesland worden die leden gekozen door vertegenwoordigers van Ploreenpligtigen, die op zich zelve met de kerkelijke gemeenten, waarvoor zij optreden, niet in de minste betrekking staan. En het nieuw Provinciaal Collegie van Toezigt, wordt, in plaats van eene vertegenwoordiging der kerkelijke gemeenten, eene vertegenwoordiging van Ploreenpligtigen. Doch het algemeen Collegie beschouwt het als eene vertegenwoordiging der kerk zelve en uit haren boezem in het leven geroepen.
Volgens art. 19 worden de leden der nieuwe Provinciale Collegiën bijeengeroepen , ten einde uit hun midden één lid aan te wijzen voor het Algemeen Collegie.
23
24 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Worden alzoo in do andere provinciën de kerkelijke gemeenlen vertegenwoordigd in dat nieuwe Algemeen Collegie, voor Friesland schijn noch schaduw er van, voor Friesland neemt daar het Moreenstelsel den we-derregtelijken zetel in. Maar het Algemeen Collegie beschouwt zulks als eene vertegenwoordiging der kerk zelve, en uit haren boezem in hel leven geroepen.
Overeenkomstig art. 24 wordt door dit nieuw Algemeen Collegie eene nadere regeling ontworpen en vastgesteld, nadat het Algemeen Collegie zal zijn verdubbeld door de benoeming van een sterngeregtigde, afgevaardigd iiit elke provincie, te kiezen door de provinciale kiesvergadering, op de wijze in artt. 16 en 27 bepaald.
Vinden wij hier dus voor de andere provinciën eene verdubbeling der vertegenwoordiging der kerkelijke gemeenlen, voor Friesland wordt het eene verdubbelde vertegenwoordiging der Floreenpligligen. Het Algemeen Collegie houdt dit echter voor eene verdubbelde vertegenwoordiging der kerk zelve, uit haren boezem in het leven geroepen.
Dit verdubbeld nieuw Algemeen Collegie zal eene constituante vormen en eene definitieve regeling van het beheer vaststellen. De gemeenten ten platten lande in Friesland zullen buiten die constituante zijn gesloten, en niemand zal er voor haar optreden. Het Floreen-stelsel zal er een breeden zetel innemen en er de zege behalen, gelijk het zulks, tot algemeene verbazing, is gelukt bij de voorloopige organisatie als waardoor het gebleken is, hoe krachtig dat Floreenstelsel in het Algemeen Collegie is vertegenwoordigd geweest.
Zoo dan handelt men met de gemeenten ten platten
LANDE IN FRIESLAND, WAAKl!
lande in Friesland. Men rekent ze niet meer meê. Naar willekeur beschikt men over hare goederen en fondsen. Och, ze zijn zoo lang in slavernij geweest, zij zullen zich wel verder huigen:
Of ontsnapt u een kreet van smart bij het gevoel, hoe jammerlijk uwe regten en belangen worden miskend ?
Doch laat ons zien, of uwe opbruischende verontwaardiging wel billijk en regtmatig is en of hetgeen het Algemeen Collegie voor u, exceptioneel bij alle andere vaderlandsche gemeenten, heeft verordend, niet naar uwen wil en op uw verzoek is geschied.
Wij lezen in de aan het Besluit-Eeglement door het Algemeen Collegie toegevoegde circulaire aan de ad-ministratiën der kerkelijke goederen: „de bestendiging van afwijkende provinciale toestanden, op welker behoud in de gemeenten groote prijs werd gesteld, zal gewis, waar noodig, nog de overtuiging versterken, dat het Algemeen Collegie geene ingrijpende maatregelen beraamde.quot;
Boven werd hot reeds door ons opgemerkt die „afwijkende provinciale toestanden,quot; slaan , het spreekt van zelf, in de eerste en voorname plaats, op de betrekking, waarin tot heden de gemeenten ten platten lande in Friesland staan tot de Floreenpligtigen.
Die betrekking verklaart het Algemeen Collegie te bestendigen, doch wij hebben boven aangetoond, dat het die heeft uitgebreid door den Floreenpligtigen veel grooter magt toe te kennen, dan zij regtens ooit of immer hebben bezeten.
Doch -— en daarom is het ons thans te doen — het
25
26 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Algemeen Collegie verzekert, dat liet die betrekking van Floreenpligtigen tot de Hervormde Gemeenten in Friesland zoogenaamd bestendigen wil, omdat daarop „in de betrokken gemeenten groote prijs werd gesteld.quot;
Als wij bier onder „betrokken gemeentenquot; verstaan moeten „Floreenpligtigen,quot; dan gelooveu wij de gedane verzekering gaarne. Want groot was ten vorigen jare de ontevredenheid der Floreenpligtigen, toen zij meenden, dat het laatste uur hunner heerschappij geslagen had. Zij zullen dus wel den weg hebben weten te vinden tot het Algemeen Collegie voor de bede: „och, laat ons nog blijven.quot;
Als wij echter met onze eenvoudige oogen, die niet door het schrift kunnen heendringen, om te zien wat er achter zit, lezen, gelijk wij niet anders lezen kunnen: „in de betrokken gemeenten, dat is kerkelijke gemeenten werd groote prijs gesteld op de bestendiging der betrekking , waarin Floreenpligtigen staan tot de gemeenten,quot; dan verklaren wij dat in rond Friesch voor onwaarheid en wij stellen er hem verantwoordelijk voor, die heeft kunnen goed vinden , het Algemeen Collegie die onwaarheid te doen spreken.
Hervormde gemeenten ten platten lande in Friesland! U roepen wij op tot getuigen, of wij niet de volle waarheid spreken met die verzekering van het Algemeen Collegie voor onwaarheid te verklaren.
Doch gij hebt ten vorigen jare reeds zulke getuigenis schriftelijk afgelegd, toen gij van uit alle oorden der provincie bij de Algemeene Synode der Neder-landsche Hervormde Kerk met kracht hebt aangedrongen op de „opheffing van de bestaande betrekking
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT!
tussclien Floreenpligtigen en Hei-vormde Gemeenten in Friesland.quot;
Dat dan, als 't noodig mogt zijn, de Synode spreke!
Heeft daarenboven ten vorige jare in de Tweede Kamer der Staten Generaal een der Priesche afgevaardigden in naam van duizenden zijne stem verheven tegen het Floreenstelsel in Friesland, om de Hooge Regering te bewegen tot de afschaffing er van mede te werken, dan trede ook die Tweede Kamer op tot getuige.
En waar dan de vergaderzaal van kerk en staat weerklinkt van de taal: wij willen geene Floreenplig-tigen meer! maar tevens velen onder de Floreenplig-tigen zelve het niet meer dan regt en billijk vinden — (och, dat zij het nu openlijk uitspreken mogten)— dat de betrekking, waarin zij geplaatst zijn tot de gemeenten, ophoude te bestaan: dan zegge het Algemeen Collegie toch niet, dat op de bestendiging van dat stelsel door de betrokken gemeenten groote prijs wordt gesteld.
Van de gunst nu door het Algemeen Collegie bewezen aan de Floreenpligtigen, onder verzaking van eigen beginselen, heeft het van deze al een zeer schralen dank geoogst.
Het wenschte, dat zijn Besluit-Reglement zou worden aangenomen en riep daartoe de medewerking in ook van het Provinciaal Collegie van Toezigt in Friesland.
27
28 waakt! hervoemde gemeenten ten platten
Het Provinciaal Collegie zond, bij circulaire van 1 December 1868, afschriften van het Besluit-Reglement aan de kerkelijke administratiën bij de Hervormde Gemeenten in Friesland, met uitnoodiging om de Flo-reenpligtigen en de verdere (?) leden der gemeenten met den inhoud er van bekend te maken, en met dringende uitnoodiging nog verder, dat hunnerzijds mogt worden mede gewerkt, dat de bij het Algemeen Collegie vastgestelde bepalingen worden uitgevoerd en met gepasten spoed, zoo mogelijk voor 1 Januarij, aan het Provinciaal Collegie de verzekering dier medewerking te zenden.
Met welke gevoelens deze uitnoodiging is ontvangen bij de respective Kerkvoogden, die zich anders in het algemeen beschouwen dienaren te zijn, niet der kerkelijke gemeenten, maar van Floreenpligtigen, weten wij niet. Ter kennis van Floreenpligtigen konden en moesten zij het Besluit-Reglement brengen door oproeping van hen ter vergadering bij annonce in de Leeuwarder Courant. Voor slechts twee gemeenten in de provincie is zulke oproeping tot heden geschied, zoo ver ons althans bekend is. (1)
In eene dier gemeenten hebben de Floreenpligtigen eenparig verklaard, dat zij zeer betreuren de exceptie in het Besluit-Reglement gemaakt wat Friesland betreft, als waardoor de regten en belangen der Hervormde Gemeenten in Friesland ten eenemale worden miskend. Floreenpligtigen gaven verder te kennen,
Er is later eene dergelijke oproeping geplaatst in de Leeuw. Cour, d.d. 19 February 1869 voor de dorpen Scherpenzeel, Spangen, Munnike-buren en Nijetrijne. Welligt is eene enkele oproeping aan onze opmerk-ïaamheid ontsnapt. Wij schreven in Februarij.
LANDE IKT FRIESLAND, WAAKT !
dat zij dan ook niets anders zouden doen dan het Besluit-Reglement verwerpen, ware liet niet, dat zij gaarne willen medewerken tot voorkoming van wanorde. Daarom verklaren zij liet Besluit-Reglement aan te nemen onder uitdrukkelijke voorwaarde evenwel, dat, bij eene definitieve organisatie, Friesland geheel bevrijd worde uit den bestendigden exceptionelen toestand; terwijl zij zich hebben voorbehouden op dit besluit terug te komen, wanneer die definitieve organisatie niet met gewenschten spoed kome , of niet in bedoelden zin.
ïn de andere dier twee gemeenten echter is het Besluit-Reglement verworpen door Ploreenpligtigen, doch handelende uit geheel andere beginselen dan in eerstgenoemde gemeente. Men achtte, dat het Algemeen Collegie de Moreenpligtigen nog niet genoeg had geëerd en gediend. Tloreenpligtigen , uren ver aange-toogen, verkondigden de leer: „de Floreenpligtigen treden voortaan, na 1 April, op, als wetgevende en regelende magt. De kerk bestaat in twee deelen, stoffelijk en geestelijk deel, het geestelijke is aan de Kerkeraden overgelaten, het stoffelijke aan Moreenpligtigen. De Ploreenpligtigen en de Kerk, wat betreft haar uitwendig beheer, zijn één en hetzelfde, daarom treden Moreenpligtigen op, maken een nieuw reglement en zijn voortaan beheerders, zich zelve eene wet en alleen voor zich zelve verantwoordelijk.quot; Na de verkondiging dezer leer is er besloten: „tot de uitvoering van de bij het Algemeen Collegie vastgestelde bepalingen niet mede te werken. De Kerkvoogden blijven wettig benoemde Kerkvoogden, zelfs na 1
29
30 waakt! hervormde gemeenten ten platten
April 1869, al worden de thans bestaande reglementen ingetrokken en vervallen verklaard. Plet reglement op de administratie der kerkelijke fondsen enz. bij de Horvormde Gemeenten in de provincie Pries-land, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 12 December 1832 no. 83, blijft voorloopig van kracht, gelijk ook het Placaat op het stemmen van Flo-reenontvangers, gearresteerd 1 Eebruarij 1803, voor zooveel toepasselijk op het stemmen van Kerkvoogden. Aan Kerkvoogden wordt bij deze opgedragen, vóór of op den 15 Junij a. s., de Hervormde Ploreenpligtigen op te roepen: 1° tot het opnemen der rekening over 1868, 2° tot het behandelen van een concept-reglement op de administratie der kerkelijke fondsen en de kosten van de eeredienst bij de betrokken gemeente , welk reglement zal moeten bepalen: hoe de beheerders dier goederen zullen gekozen worden, hoe lang zij zullen zitten, hunne aftreding, de wijze van beheer, het maken, voorleggen en goedkeuren der jaarlijksche begrooting, opnemen, goedkeuren en afsluiten der jaarlijksclie rekeningen , de bewaring der stukken en archieven, den omvang der bevoegdheid, om over het gebruik der kerkgebouwen te beschikken, het toezigt op het beheer , de gevallen, waarin noodig zal zijn b. v. geldleeningen, verhuringen, vervreemdingen, buitengewone uitgaven enz., enz.quot;
Wat zal het Algemeen Collegie tot al deze dingen zeggen? wij weten het niet. Maar dit dunkt ons zeker te zijn, het zal het niet meer wagen te verklaren, dat de gemeenten in Friesland grooten prijs stellen op de bestendiging van den nog bestaanden toestand, maar
LANDE IN FRIESLAND, WAAKT!
bij zulk staaltje van aanmatiging, als wij pas onder de oogen hebben gehad, het billijken, als die gemeenten verklaren: wij willen niet meer de slavernij van bet Eloreenstelsel.
§ 6.
Bij zulk resultaat is voorzeker de beurt van teleurstelling gekomen aan het Algemeen Collegie. Had het toch niet den Heeren Floreenpligtigen naar de oogen gezien! Had het niet zijne beginselen verzaakt! Had het slechts, ook voor het arme misdeelde Friesland, eene vertegenwoordiging in het leven geroepen uit den boezem der gemeenten, die gemeenten zouden de aangeboden organisatie, hoe gebrekkig ook, mot warmen dank ontvangen hebben uit zijne handen!
En nu, zullen die gemeenten haar nu verwerpen? Het is waar , wij zouden het schier vergeten, zij worden niet eenmaal gevraagd. Maar zullen zij ze dan tegen streven? Hervormde Gemeenten ten platten lande in het eenmaal vrije Friesland, dat in vorige eeuwen zijne kerkelijke regten heeft gehandhaafd tegenover keizers, pausen en Dordtsche Synode! zeer diep gevoelen wij met u de smart der onverdiende miskenning u aangedaan. En lettende op uwe miskende regten en belangen, zouden wij u bidden: wederstaat! Doch ziende op de wanorde, die er uit geboren kan worden, dringen wij dat woord terug binnen onze lippen, om u toe te roepen: weerstreeft niet! maar biedt het Algemeen Collegie, ondanks hetgeen is geschied, de hand.
31
32 waakt! hervormde gemeenten ten platten
Buigt u nog eens onder het juk der slavernij, men heeft u aan buigen gewend.
Aanvaardt de voorloopige organisatie , zoover zulks van u gevorderd wordt.
Bedenkt welk eene moeijelijke taak het Algemeen Collegie vrijwillig op zich genomen heeft, en dat niemand ten allen tijde wijs is.
Houdt u tevens verzekerd, het Algemeen Collegie heeft, wat zijne slecht vergolden gunstbetooning van Tlo-reenpligtigen betreft, niet gehandeld uit eigen aandrift, maar is op het dwaalspoor gebragt door eenen nood-lottigen invloed.
Maar als gij, wat wij hopen, de voorloopige organisatie aanvaardt, doet het onder uitdrukkelijk protest tegen het voortduren van den ondragelijken excep-tionelen toestand bij eene definitieve regeling van het beheer, en verklaart, waar zulks zal behooren, wij willen niet langer onder het onkerkelijk juk der Floreen-pligtigen, want wij zijn ze niet noodig , wij behoeven ze niet meer te erkennen, zoodra het nog vigerende Reglement van 1823 zal zijn vervallen. Vraagt daarenboven van den Staat de intrekking van de Publicatie van het Departementaal Bestuur van ïriesland van 27 Junij 1804, en van het Reglement op de verkiezing van Predikanten van 1833. De Staat, getrouw aan zijne beginselen, zal dat verzoek niet kunnen, niet mogen, niet willen weigeren. En dan Hervormde Gemeenten ten platten lande in Friesland! zult gij vrij zijn en gelijk gesteld met uwe zusters in de andere gewesten des vaderlands.
Welaan dan, op ten strijde voor uwe regten en belangen!
LANDE IN FKIESLAND , WAAKT !
Vereenigt u als een eenig mart.
Houdt daartoe vereischte zamenspreking, gebruikt onderling overleg.
Maar zuimt daarmede niet.
Stelt geen vertrouwen op schoone beloften.
Het is weder gebleken hoe bitter de teleurstelling ■ kan zijn.
Nog eenmaal, draalt niet, maar aan het werk getogen , binnen de grenzen van orde en wet, met betooning van allen verschuldigden eerbied, doch tevens rond en open, zooals een echt Priesch karakter dat gebiedt.
Nu toch is het de tijd, dat gij spreekt voor uw eigen, de regte tijd, die welligt niet spoedig terug zal keeren.
Nu of nooit!
Waakt dan, Hervormde Gremeenten ten platten lande in Friesland, waakt!
33