/a^ /jiV-
PEREZON, HET CHÏNON VAN
RADIX PEREZI^
bibliotheek der
rijksunivef53iteit
UTRECHT.
A. G. BOER
-ocr page 2-V.A
-ocr page 3-....... ^^^^
V-W.
M
A. u^-.M'
'm
;
-ocr page 5-PEREZON, HET CHINON VAN RADIX PEREZI^
-ocr page 6- -ocr page 7-PEREZON. HET CHINON VAN
RADIX PEREZI^
PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN DOCTOR IN DE WIS- EN NATUURKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
DR. H. BOLKESTEIN. HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE TE VER-
DEDIGEN OP MAANDAG 10 DECEMBER 1934, DES
NAMIDDAGS TE DRIE UUR
DOOR
GEBOREN TE KAMPEN
1934
DRUKKERIJ Fa. SCHOTANUS amp; JENS - UTRECHT
bibliotheek oer
rijksuniversiteit
UTRECHT.
Aan mijn Moeder.
Aan mijn Vrouw,
êf
«ff
a
»
-ocr page 11-Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij een welkome gelegenhetd
U oJd-Hoogleeraren, Hoogleeraren en Lectoren .an de R^jksamv^teü
t^ Utecht, van ane ik onderricht en leiding heb mogen gemeten, h^ervoor
H^geichte Promotor. DageWks hebt Ge mij ^t
%Zestaan. Het verheugt mij zeer, cia^ ik tijdens de bewerking van ^
lioefLrift Uw assistent mocht zijn. Weest ervan overtmgd dat Uw le^-
dZ e'n loote indruk op my heeft gemaakt en aanvaardt daarvoor ook
het vele, dat ik van U heb mogen leeren; mijn assistentschap by U be-
hoort tof de aangenaamste perioden van mijn studietijd.
loggeleerde COHEN, U dank ik voor Uw onderwijs en .oor de wel-
unll^ndheid die Ge mij steeds hebt betoond.
^Zeterde KRUYT, dat ik Uw interessante colleges heb mogen voU
.■« m.'f iteeds een aroot voorrecht geweest.
' HooZleT^ O^ dat ik Natuurkunde als bijvak voor het
d^tZZZamen gekozen heb, is wel voor een groot deel te danken aan
Uw boeiende colleges. Uw bezielende leiding ende prettige sfeer in Uw
uitmuntend ingericht Laboratorium zal ik niet licht
Tijdens mijn assistentschap bij U, Zeergeleerde ^TRENGERS hebik
Uw oracHsche blik en Uw systematische wijze van werken leeren bewon
dZeZt^^der dankbaar ben ik tevens voor Uw Mangstelling in mijn
persoon, waarvan ik zoo dikwijls de blijken heb ondervonden.
Hooggeleerde RUZICKA. met genoegen denk ik terug aan de tijd. ge-
durende welke ik onder Uw leiding werkte.
UMlp«^nbsp;I«» lquot;'quot;quot;^ '■«nbsp;quot;quot;quot;nbsp;®
Chemisch Laboratorium.
-ocr page 12- -ocr page 13-HOOFDSTUK I.
OUDERE ONDERZOEKINGEN OVER HET
PEREZON.
Reeds in 1855 verscheen een publicatie van C. Weldi)
over een eigenaardige stof. welke door Rio de la Loza
uit de wortels van een Mexicaansche boomsoort n.1. de
Trixis Pipitzahuacquot; geïsoleerd was. Het onzuivere product,
dat verkregen werd door droge destillatie van deze wortels.
noemde hij pipitzahoinezuur.
Genoemde wortels vonden reeds lang een pharmaceutische
toepassing, daar de Mexicanen ze gebruikten als een krachtig
werkend purgeermiddel.
Schimper. die later op verzoek van R. Anschutz
deze wortels onderzocht, schreef hierover het volgende:
Die gelbe krystallinische Substanz der Wurzel von „Trixis Pipitzahuacquot;
ist quot;in grossen röhrenförmigen intercellularen Secretbehältern enthalten,
welche auf die Phloemteile (Siebteile) der Gefässbündel beschränkt ^nd
und jedem derselben in 3 bis 4-Zahl zukommen. In den übrigen Geweben
war, auch bei stärkster Vergrosserung. keine Spur der Substanz nachzu-
weisen. Nach dem Modus ihres Vorkommens ist mit grosser Wahrschein-
lichkeit anzunehmen, dass die Pipitzahoinsäure ein Excret des Stoffwechsels
darstellt, welches in der Pflanze keine weitere Verwendung findet, ahnhch
wie die ätherischen Oele in den Secretbehältern der Umbelliferen u.s.w.
Aehnliche Secretbehälter kommen noch bei anderen Vertretern der Famihe
der Compositen. zu welcher die ..Trixis Pipitzahuacquot; auch gehört, vor.
und es ist wahrscheinlich, dass der Inhalt solcher Behälter in allen Fallen
physiologisch gleichbedeutend ist.quot;
1) Ann. 95. 188 (1855).
-ocr page 14-En even verder vervolgt hij:
„Die Wurzel von Trixis Pipitzahuac ist ziemlich reich an Glycose;
ihre Parenchymzellen enthalten glashelle, eckige Körper, die schwach
doppelbrechend sind, mir aber doch nicht krystallinisch zu sein scheinen.
Die schmalen Intercellularräume um die Fasern, welche zu kleinen Bündeln
vereinigt in Rinde und Mark zerstreut sind, sind von einer braunen,
kömigen Substanz erfüllt. Andere Stoffe, als die genannten, konnten
mikroskopisch nicht aufgefunden werdenquot;^).
Weld zuiverde het zuur, dat met een harsachtige stof
verontreinigd was, door het uit alcohol om te kristalliseeren.
Hij verkreeg goudgele kristallen, welke aan de lucht zeer
bestendig waren, bij 100° C. smolten en zonder ontleding
waren te sublimeeren.
Op grond van de analyse nam Weid de empirische
formule C15H20O3 aan. Tevens constateerde hij, dat de
zouten, welke hij in alcoholisch milieu bereidde, zeer onbe-
stendig waren, daar ze reeds door koolzuur ontleed werden.
Na Weid was V i g e n e r de eerste, die opnieuw de
aandacht op het pipitzahoinezuur vestigde 2). Hij vermoedde
een anthrachinon in handen te hebben en verzocht R. A n-
schütz zich verder met het onderzoek te belasten.
Inmiddels verscheen er een publicatie van F. MyliusS).
Deze onderzoeker onderstelt de aanwezigheid van een
chinonstructuur, naar aanleiding van de volgende feiten:
Ie. de kleur;
2e. de reuk, waar te nemen bij het sublimeeren;
3e. bij reductie met stannochloride ontstaat een kleurlooze
stof, welke door toevoeging van ferrichloride het chinon
teruggeeft.
Daar de zouten zeer gemakkelijk hydrolyseeren, besluit hij
1)nbsp;Ann. 237, 92 (1887).
2)nbsp;Sitzungsber. d. niederrhein. Ges. in Bonn 1884, blz. 86.
3)nbsp;B. 18. 480 (1885).
-ocr page 15-tot de aanwezigheid van een phenolische hydroxylgroep. Het
pipitzahoinezuur moet dus een oxychinon zijn.
Nog in hetzelfde jaar verschenen twee publicaties van R.
Anschützi). Daar een zinkstofdestillatie geen anthraceen
geeft verwerpt hij het anthrachinonskelet.
Ook hij verkreeg door reductie met zwaveldioxyde-
oplossing kleurlooze druppeltjes, welke, aan de lucht bloot-
gesteld. het uitgangsmateriaal terugleverden.
Omdat de stof een oxychinon is. zijn de volgende formules
mogelijk:
Wquot;
0
1
V
— a
'H
H
CgHjj
-V
^CgHjs
\
O
n
'V-
We
O
m
Afgezien van het feit. welke formule juist is. moet nu altijd
één zijketen onverzadigd zijn. Bij toevoeging van broom werd
1) B. 18. 709. 715 (1885).
-ocr page 16-dit aanvankelijk opgenomen zonder HBr-ontwikkeling. Een
gekristalliseerd dibromide kon niet worden geïsoleerd.
Van belang was het nu natuurlijk het aantal zijketens te be-
palen. Reeds lang was bekend, dat chinonen en oxychinonen
gemakkelijk met aniline en andere basen kunnen reageeren.
De chinonen werken hierbij zelf als oxydatiemiddel, daarbij
overgaande in het hydrochinon:
u
OH
H2N'- R-gt;
-f
V
OH
Anschütz isoleerde nu een anilidoproduct van pipit-
zahoinezuur. In dit anilido-pipitzahoinezuur was zoowel de
chinonring als de phenolgroep nog aanwezig. Bij reductie met
zink trad er n.1. ontkleuring op. Aan de lucht blootgesteld,
kwam de blauwe kleur weer terug, In verdunde loog was
de stof oplosbaar.
De anilinerest was dus in de kern getreden, m.a.w. er waren
ten hoogste twee zijketens aanwezig.
Bij verzeeping van het anilido-pipitzahoinezuur ontstaat
oxy-pipitzahoinezuur:
-OH
V
-ocr page 17-Deze verbinding blijkt geen anilidoverbinding meer te
geven. Waarschijnlijk zullen dus twee zijketens aanwezig zijn.
Later vervangt F. Myliusi) om practische redenen de
naam pipitzahoinezuur in perezon.
Teneinde het chinonkarakter van perezon nog eens te
bewijzen, bereidt M y 1 i u s het monoxim. Bij behandeling van
dit oxim met zoutzuur worden echter niet de uitgangspro-
ducten teruggewonnen, maar ontstaan oxyperezon en ammo-
niak. Klaarblijkelijk heeft er dus de volgende omzetting
plaats gehad:
-OH
-R
-R,
—OH
-R
-{nh'z
HCl
H\0H
u
quot;A'
-----OH
.....R
.....
-----OH
•f-NHj
O
1) B. 18, 936 (1885).
-ocr page 18-Dat het chinonkarakter behouden is gebleven, blijkt weer
door de reductie met stannochloride, waarbij een kleurlooze
oplossing ontstaat, welke na toevoeging van ferrichloride de
oorspronkelijke kleur teruggeeft.
Ook Mylius beschrijft nog eenige producten, ontstaan
door inwerking van aliphatische of aromatische aminen op
perezon. Al deze derivaten geven bij verzeeping het oxyquot;
perezon, waaraan hij eveneens formule IV toekent. De
elementairanalyse geeft echter waarden, welke niet behoorlijk
overeenstemmen met de voor deze formule berekende.
Door behandeling van oxyperezon met geconcentreerd
zwavelzuur ontstaat een geel product, dat 1 mol. water minder
bevat dan het uitgangsmateriaal. Daar blijkbaar de chinon-
structuur nog aanwezig is, noemt Mylius deze stof pere-
zinon. Van de twee phenolische hydroxylgroepen is er nog
één aanwezig. Eén phenolgroep is dus betrokken bij de water-
uittreding.
Twee jaar later verscheen nog een derde mededeeling van
R. Anschützi).
De inwerking van azijnzuuranhydride op perezon geeft
een wit acetylproduct. Volgens de elementairanalyse is het
een monoacetylproduct. Daar de chinonstructuur volgens
Anschütz nog aanwezig moet zijn, is het eigenaardig, dat
dit product wit is. Bovendien wordt door verzeeping met
kaliloog geen perezon teruggevormd.
De zinkstofdestillatie van perezon leverde een vloeistof,
welke een zeer groot kooktraject vertoonde en daarom niet
verder onderzocht werd.
Terwijl oxyperezon met zwavelzuur het perezinon gaf,
bleek perezon met dit zuur verkoling te geven. Door inwer-
king van ammoniak op anilido-perezon wordt de anihdogróep
door — NH2 vervangen en ontstaat het amido-perezon, een
1) Ann. 237. 90 (1887).
-ocr page 19-product, dat analoge eigenschappen bezit als anilido-perezon.
Dit amido-perezon bleek, daar het mengsmeltpunt geen de-
pressie gaf. identiek te zijn met het perezonoxim. Bij de
bereiding van oxyperezon traden moeilijkheden op. daar hier
herhaaldelijk stoffen ontstonden, welke blijkens smeltpunt
en elementairanalyse onzuiver waren.
De acetyleering van oxyperezon gaf niet het gewenschte
resultaat; evenmin gelukte het door reductie het hydrochinon
in handen te krijgen.
In 1906 verscheen een eigenaardige mededeeling van
James Mc. Connel S anders i). Hij veranderde de
perezonformule in C10H14O2. Het perezon zou dus een
isomeer van kamferchinon zijn. De auteur geeft verder aan
dat perezon een oxim kan geven en er bij de kalismelt methyl-
hexyleenketon en boterzuur gevormd wordt.
Belangrijk is zijn ervaring, dat perezon bij verhitting boven
het smeltpunt CO en CO2 verliest, daarbij overgaande in een
goed gekristalliseerde witte stof, waaraan hij de formule
C11H14O2 toekent. De oplossing van deze stof is optisch
actief. Voor een 2 proc. alcoholische oplossing vindt hij:
[af^ = 77.9°. Het acetylderivaat C41H50O10 smelt van
114 tot 115° C. De oplossing van perezon zelf is volgens
Sanders inactief.
Eenige jaren later verschenen bijna gelijktijdig verhande-
lingen van F. G. P. R e m f r y 2) en van Fr. F i c h t e r. M.
JetzerenR. Leepin^).
Remfry bestrijdt de perezonformule. welke door San-
ders opgesteld was en keert weer tot die van de vorige
onderzoekers terug. Hij bepaalt het moleculairgewicht en
vindt dit in overeenstemming met C15H20O3.
1)nbsp;Proc. Chem. Soc. 22, 134 (1906).
2)nbsp;Soc. 103. 1076 (1913).
3)nbsp;Ann. 395, 1 (1913).
-ocr page 20-Uit perezon maakt hij de kleurlooze stof, welke reeds door
Sanders beschreven was. Ook hier komt hij tot andere
resultaten.
Dit product, hetwelk hij pipitzol noemt, blijkt een isomeer
van perezon te zijn. De specifieke draaiing bedraagt volgens
hem 13.1° (C 4.770) en 13.4 (C = 2.169) i). Het
pipitzol, dat verzadigd is t.o.v. broom, reageert niet met
aniline of hydroxylamine. Door inwerking van methyl-
magnesium-jodide ontstaat het tetrahydro-pipitzol C15H24O3.
Met azijnzuuranhydride vormt zich het acetylpipitzol
C15H19O3COCH3, een product, dat identiek is met het
acetylderivaat door Sanders beschreven en met de stof,
welke Anschütz verkreeg uit perezon en azijnzuur-
anhydride. Bij verzeeping van het acetylpipitzol werd het
pipitzol teruggevormd.
Het chinonkarakter van perezon bleek tevens nog uit de
inwerking van alkylmagnesiumjodide, waarbij alkylchinolen
ontstonden.
Bij de bereiding van oxyperezon uit anilido-perezon werden
eenige bijproducten gevormd, waarvan R e m f r y de samen-
stelling niet kon verklaren.
Voor het oxyperezon, dat van 138 tot 139° C. smolt, vond
hij de formule C15H20O4.
F i c h t e r onderzoekt het oxyperezon in verband met zijn
werk over de dialkyl-dioxychinonen.
Kookt men een dialkyl-dioxy-chinon met natronloog, dan
vindt volgens Fichter de volgende afbraak plaats 2):
CHCI3 als oplosmiddel.
2) Anti. 361. 376 (1908).
O
R-y^^OH
//Z?—L J—R
O
--U . ^-CH2—COnbsp;^
CO—quot;c-lû omzetting ^
O
CO-CH COOH
I I
COOH R
COOH R
CO
R
CH2
. C-COOH
H
H
-e-
R'
COOH
-ocr page 22-Daar als eindproduct een gesubstitueerd barnsteenzuur ge-
vormd wordt, noemt F i c h t e r deze omzetting de barnsteen-
zuursplitsing.
Bij oxyperezon gelukte het evenwel niet door deze afbraak
gekristalliseerde stoffen te isoleeren.
De tweede methode, welke betere resultaten gaf, is de
ozon-splitsing. Bij inwerking van ozon op de dialkyl-dioxy-
chinonen vindt n.1. de volgende reactie plaats:
O
Hi
DH
, O
R—C'
ii
O
O
11
HO—C^
'C^OH
ii
O
OH O,
O
Het sprak vanzelf dat F i c h t e r ook deze ozon-splitsing
toepaste op het oxyperezon. Een vetzuur kon hij niet
isoleeren; wel ontstond het a, j8-diketo-boterzuur.
Fichter kent aan het oxyperezon onderstaande formule
toe:
HO
C6H,3
H H
^OH
O
-ocr page 23-Door ozonisatic zou nu eerst crotonzuur ontstaan, dat
daarna tot a, iS-diketo-boterzuur geoxydeerd zou worden.
Het niet ontstaan van heptylzuur zou eventueel verklaard
kunnen worden door een eenzijdige splitsing aan te nemen.
Een andere onderstelling was, dat het primair ontstane
heptylzuur niet bestand tegen de inwerking van ozon zou
zijn.
Deze laatste opvatting maakt Fichter aannemelijk door
iso-amylazijnzuur gedurende 10 uur te ozoniseeren. Het bleek,
dat ongeveer de helft van het zuur ontleed was en zich
barnsteenzuur had gevormd.
Oxyperezon geeft met zwavelzuur onder wateruittreding
het perezinon. Een analoge waterafsplitsing geeft perezon
niet. Hieruit volgt nu, dat de tweede hydroxylgroep in oxy-
perezon op een zoodanige plaats getreden is, dat een gemak-
kelijke waterafsplitsing met de propenylrest mogelijk is.
Volgens Fichter wordt de constitutie van perezon en
perezinon door de volgende formules uitgedrukt:
HO-
_A
^CH
l
CH3 HO
en
CBHis
CsHiy
vn
O
n
Oxyperezon geeft bij reductie met natrium-amalgaam een
verbinding, welke door dezelfde auteur als het hexyl-propenyl-
dihydroresorcine beschouwd werd, daar zij de typische eigen-
schappen der dihydroresorcine-derivaten vertoonde.
t= O
O
H2
Ca^s
Bij perezon zelf komt deze reductie niet tot stand. Door
oxyperezon te onderwerpen aan de reduceerende acetylee-
ring, ontstaat het leuko-oxyperezon-tetra-acetaat, een kleur-
looze stof, welke van 97 tot 98° C. smelt.
Zooals uit dit literatuuroverzicht blijkt, zijn, ondanks de
verschenen publicaties, veel vragen betreffende de constitutie
van perezon en derivaten onopgelost gebleven. Het hoofddoel
van ons onderzoek was dan ook, indien mogelijk, een defini-
tieve opheldering te geven.
HOOFDSTUK II.
THEORETISCH GEDEELTE.
A. De afbraak van het perezon.
Niettegenstaande reeds vele belangrijke gegevens over
het perezon bekend waren, was speciaal over de constitutie
der zijketens nog niets bewezen. Weliswaar neemt Fichter
een propenyl- en een hexylrest in perezon aan, maar de gron-
den. waarop hij zulks doet, zijn niet steekhoudend. Het is n.1.
aan gerechtvaardigde twijfel onderhevig of een propenylrest
door inwerking van ozon overgaat in crotonzuur, hetwelk
dan slechts tot diketo-boterzuur verder geoxydeerd zou wor-
den. Het eigenaardige hiervan treedt nog sterker naar voren,
wanneer het heptylzuur, dat eveneens moet ontstaan, niet
kan worden aangetoond en dit verklaard wordt door aan
te nemen, dat het verzadigde zuur door de inwerking van
ozon verder afgebroken zal zijn.
Het uitgangsmateriaal, dat we gebruikten, bestond uit:
a.nbsp;gekristalliseerd perezon. door de I. G. Farbenindustrie
A.G. (Elberfeld) welwillend afgestaan.
b.nbsp;wortels, welke we aan Fr. F i c h t e r te danken hebben.
Deze wortels werden met alcohol geextraheerd volgens
de methode, welke door Fichter beschreven isi). Het
product, dat op deze wijze verkregen werd. smolt van 102
tot 103° C. Verdere pogingen, om een hooger smeltende stof
te krijgen, faalden. Het perezon. dat we van de I. G. Farben-
1) Ann. 395, 20 (1913).
-ocr page 26-industrie A.G. hadden ontvangen, smolt, na omkristalliseeren,
eveneens van 102 tot 103° C. Het mengsmeltpunt van deze
stoffen gaf geen depressie i).
Het is opvallend, dat in de literatuur zooveel uiteenloopende
smeltpunten voor perezon en zijn derivaten aangegeven staan.
Zoo vinden we voor perezon smeltpunten, varieerend tusschen
100° C. en 107° C., voor oxyperezon zelfs tusschen 124° C.
en 139° C. Het gelukte ons nooit de hooge smeltpunten te
bereiken, We moesten ons met een verkregen product te-
vreden stellen, indien na eenige malen omkristalliseeren het
smeltpunt onveranderd bleef en de elementairanalyse over-
eenstemmende waarden gaf.
I. De optische activiteit van het perezon.
Bij het isoleeren van perezon ontstond een harsachtig bij-
product, hetwelk door vorige onderzoekers niet geïdentifi-
ceerd was. We destilleerden deze stof in vacuo. In het
destillaat begonnen zich na eenige tijd kleurlooze kristallen
af te scheiden, welke na omkristalliseeren bij 141° C. smolten.
Deze stof bleek pipitzol te zijn, een product, dat door San-
ders en later door Remfry door destillatie van perezon
verkregen was.
Het eigenaardige van het pipitzol is niet alleen, dat het
een kleurloos isomeer van perezon is. maar bovendien, dat
het optisch actief is. Bij destillatie van perezon verkregen wij
eveneens pipitzol, dat ook optisch actief was. Natuurlijk moest
onder deze omstandigheden perezon zelf eveneens optisch
actief zijn, een conclusie, welke door vorige onderzoekers,
merkwaardig genoeg, niet getrokken was.
Sanders vermeldt, dat hij bij perezon geen draaiing kon
vaststellen. In verschillende oplosmiddelen konden wij ook
inderdaad geen draaiing waarnemen (bijv. in alcohol).
Alle smeltpunten zijn ongecorrigeerd.
-ocr page 27-De oorzaak hiervan was evenwel, dat de oplossing te sterk
gekleurd en de concentratie te gering was. Gebruikten we
echter aether of petroleumaether als oplosmiddel, dan was
duidelijk een negatieve draaiing waar te nemen. Zoo is het
dus te verklaren, dat in vroegere onderzoekingen niet over
de optische activiteit van het perezon gesproken wordt.
Deze optische activiteit kan nu tevens een verklaring geven
voor de uiteenloopende smeltpunten, welke bij perezon en
derivaten 1) gevonden worden. Het is n.1. niet uitgesloten,
dat door het veelvuldig omkristalliseeren een gedeeltelijke
racemisatie optreedt. Sublimeerden we het perezon in vacuo
(temp. 90°—100° C.). dan gaf het sublimaat een smelttraject
van 90 tot 100° C.. terwijl de specifieke draaiing van 16.8°
tot —8.8° teruggeloopen was.
2. De constitutie van de zijketens.
Om nu de constitutie van de zijketens te bepalen, werd het
perezon eerst met waterstofperoxyde in alkalisch milieu ge-
oxydeerd.
Bij de oxydatie van perezon ontstonden veel harsachtige
producten. Het gelukte evenwel een zuur product te isoleeren.
hetwelk met waterdamp vluchtig was. Een laag kokende
fractie bleek azijnzuur te zijn, dat we identificeerden met
behulp van p-jood-ü)-broom-acetophenon, terwijl aan een
hooger kokend zuur blijkens de elementairanalyse en het
aequivalentgewicht de formule CgHieOg toegekend moest
worden. Bij de katalytische hydreering werden twee water-
stofatomen opgenomen.
Een bezwaar van deze oxydatie was, dat er zeer veel hars-
achtig product ontstond en dat de derivaten, welke we van
ons noneenzuur trachten te maken, niet tot kristallisatie te
Bij het oxyperezon is nog een andere oorzaak voor de varieerende
smelpunten aanwezig (vgl. pag. 24 en 25).
brengen waren. Om dit nadeel te voorkomen, leek het ons
beter dezelfde oxydatie uit te voeren met het oxyperezon, daar
hier het molecuul meer symmetrisch gebouwd is en daardoor
minder bijproducten te verwachten waren. Het anilido-
perezon, dat we als tusschenproduct bereidden, gaf geen
moeilijkheden. Het smeltpunt was wel eenige graden te laag,
doch de elementairanalyse gaf juiste waarden. Het oxy-
perezon, dat uit het anilido-perezon gemaakt werd, smolt bij
129° C, terwijl Fichter 139° C. aangeeft. Na vele malen
omkristalliseeren, smolt het product inderdaad bij 139° C.,
doch volgens de analyse hadden we nu een stof, welke één
molecuul water meer bevat dan oxyperezon n.1. C15H22O5.
De vacuumsublimatie gaf lager smeltende producten, waar-
van de empirische formules, blijkens de elementairanalyses,
ongeveer overeenkwamen met die van het oxyperezon.
Vermoedelijk is bij de behandeling van het anihdo-perezon
met verdund zwavelzuur, aan een deel van het ontstane oxy-
perezon water geaddeerd. Er ontstaat dan een mengsel van
oxyperezon en het ..hydraatquot;. Door omkristalliseeren is deze
laatste stof geïsoleerd. Door sublimatie splitst zich het ge-
addeerde molecuul water weer af. Dit water schijnt vrij vast
gebonden te zijn, daar het niet gelukte een absoluut zuiver
oxyperezon te krijgen.
Dat er werkelijk bij de bereiding van het oxyperezon andere
stoffen ontstaan waren, bleek bovendien door de omzetting
van het reactieproduct in de geacetyleerde leukoverbinding.
Hier vonden we uiteenloopende smeltpunten, varieerende tus-
schen 93° C. en 121° C., terwijl Fichter 97°—98° C. aan-
geeft.
Alvorens het oxyperezon te oxydeeren, was het gewenscht
een beter inzicht in de constitutie van deze stof zelf te krijgen.
Het lag voor de hand te onderstellen, dat de wateradditie
aan de dubbele binding van de zijketen plaats zou vinden.
We voerden een aantal broomtitraties uit. De dubbele
-ocr page 29-binding konden we in perezon, perezinon en oxyperezon
(smp. 129° C.) aantoonen; het hoogsmeltende oxyperezon
(C15H22O5) was practisch verzadigd t.o.v. broom. Om te
bewijzen, dat er werkelijk aan de dubbele binding een mole-
cuul water geaddeerd was, bepaalden we het aantal hydroxyl-
groepen in deze stof volgens de methode van Zerewiti-
n o f f. Er bleken drie hydroxylgroepen aanwezig te zijn.
Het perezon en perezinon bleken elk één hydroxylgroep te
bevatten.
Hoewel het ons niet gelukt was een zuiver oxyperezon te
isoleeren, hebben we toch twee producten (smp. 129° C. en
1340_1350 C ) met waterstofperoxyde geoxydeerd. De bij
129° C. smeltende stof gaf dezelfde eindresultaten als die,
welke verkregen werden bij de oxydatie van perezon. De
oxydatie verhep echter sneller, terwijl er minder bijproducten
ontstonden. Het ruwe oxyperezon (smp. 134°—135° C.) gaf
bij oxydatie eveneens noneenzuur. Door de onzuiverheid van
het uitgangsmateriaal was het evenwel niet gewenscht met
dit noneenzuur verder te experimenteeren. We gebruikten
daarom voor het verder onderzoek het onverzadigde zuur,
dat uit perezon verkregen was.
Daar het aantal isomere noneenzuren veel grooter is dan
dat van de nonaanzuren en het bovendien niet gelukt was
een gekristalliseerd derivaat van het eerste te isoleeren, be-
sloten we het nonaanzuur te bereiden en dit eerst te identifi-
ceeren. Het nonaanzuur moest bij de oxydatie van oxy-
dihydro-perezon ontstaan. Voor de bereiding van het oxy-
dihydro-perezon stonden twee wegen open. De eerste en een-
voudigste was het hydreeren van het oxyperezon. Het
gesublimeerde oxyperezon (129° C.) nam weliswaar de be-
rekende hoeveelheid waterstof op, doch het reactieproduct
moesten we meerdere malen omkristalliseeren om een goed
smeltend product te krijgen. Het oxyperezon (smp. 139°)
nam slechts 2/3 van de benoodigde hoeveelheid waterstof op
en gaf een lager smeltend reactieproduct.
De tweede methode, welke sneller tot het doel voerde, was
het hydreeren van perezon, waarbij het gevormde dihydro-
perezon via het anilido-dihydro-perezon in het oxy-dihydro-
perezon omgezet werd. In tegenstelling met de eerste me-
thode, wordt hier dus eerst de dubbele binding van perezon
verzadigd, en dan de tweede phenolgroep ingevoerd
Het oxy-dihydro-perezon oxydeerden we eveneens met
waterstofperoxyde in alkalisch milieu. Het zuur. dat we
isoleerden bleek, zooals te verwachten was, de formule
C9H18O2 te hebben. De specifieke draaiing bedroeg —12.1°;
het zuuramide smolt tusschen 78 tot 80° C. Het was nood-
zakelijk het zuuramide in verdunde oplossing te bereiden,
daar anders bruinkleuring en verharsing optrad.
Daar het ontstaan van een nonaanzuur nu vaststond en
de vorming van azijnzuur als oxydatieproduct vroeger reeds
aangetoond was, mochten we de formule van dihydroperezon
als volgt schrijven:
-H
•CHj
'C8 Hj7
ï I
0
vm
De moeilijkheid was nu uit te maken welk nonaanzuur hier
ontstaan was. Het aantal isomeren bedraagt 91. Na aftrek
van de zuren, welke geen asymmetrisch koolstofatoom bezit-
ten. resteeren er 68. Teneinde dit aantal verder te reduceeren,
oxydeerden we het nonaanzuur met waterstofperoxyde vol-
gens de methode van P. A. L e v e n e en C. H. A 11 e n i). Bij
deze oxydatie worden eventueel aanwezige i-propylgroepen
in den vorm van aceton afgesplitst. Met p-nitro-phenylhydra^
zine kon uit het reactiemengsel inderdaad een condensatie-
product geïsoleerd worden, dat blijkens de mengproef identiek
was met dat van aceton.
Het gezochte nonaanzuur moest dus, behalve het asym-
metrische C-atoom, een i-propylgroep bevatten. Van de 68
nog mogelijke zuren bleven er nu 23 over. Van deze 23
nonaanzuren zijn er vele, welke wegens hun structuur weinig
in aanmerking komen.
De ervaring leert, dat in natuurproducten sommige kool-
stofskeletten weinig of niet voorkomen, terwijl andere, b.v.
isopreenvertakkingen, vooral in stoffen uit het plantenrijk
vaak voorkomen. Deze gedachtengang heeft er toe geleid
ook voor het dihydroperezon een hypothetische formule (IX),
welke uit isopreenresten opgebouwd is, op te stellen:
-ykL!
O Y'
CH,
CMj
-c-
Hz
Hz j H2
m
K
-c-
X
-c-
H2
_r.
H
CH.
/
HO
1) J. Biol. Chem. 27, 437 (1916).
-ocr page 32-De overeenkomstige formule van perezon zelf bevat in de
lange zijketen een dubbele binding; ons nonaanzuur zou dan
het a, e-dimethyl-heptaanzuur (X) moeten zijn.
Deze formules waren weliswaar hypothetisch, maar de
kans, dat zij met de werkelijkheid overeen zouden stemmen,
was niet gering te achten.
Wij trachtten daarom door de synthese van het genoemde
nonaanzuur het vraagstuk op te lossen.
We gingen daartoe uit van isobutylbromide (XI), dat met
malonester gecondenseerd werd. De gevormde isobutyl-
malonester (XII) werd verzeept en verhit, waardoor kool-
zuur afsplitste en y-methyl-valeriaanzuur (XIV) ontstond.
Het y-methyl-valeriaanzuur veresterden wc en reduceerden
deze ester (XV) volgens Bouveault. De voor isobutyl-
alcohol beschreven bewerking werd nu met de isohexyl-
alcohol (XVI) herhaald, alleen met dit verschil, dat het
i-hexylbromide gekoppeld werd met methyl-malonester.
Het amide van het synthetisch nonaanzuur smolt van 99
tot 100° C. Voor het vergelijken van het analytische met het
synthetische zuur was het nu noodig het laatste in de optische
isomeren te splitsen. Cinchonidine bleek de meest geschikte
base hiervoor te zijn. Door de onbestendigheid van het
cinchonidinezout trad er bij het omkristalliseeren veel verlies
op, doch het gelukte tenslotte een nonaanzuur te verkrijgen,
waarvan de specifieke draaiing —17.5° bedroeg i). Het amide
smolt van 75 tot 77° C. De overeenkomstige data van ons
analytisch zuur zijn: [aj^ = — 12,1°. smp. amide 78 tot 80° C.
Uit deze gegevens zouden we reeds moeten besluiten, dat de
twee zuren niet identiek zijn.
Voor de zekerheid werd echter de bereiding van het
analytisch nonaanzuur door oxydatie van oxy-dihydro-
Voor hetzelfde zuur werden door J. v. Braun de volgende
constanten gevonden: 0,898; = —nbsp;B 62, 235 (1929).
COOR COORnbsp;COOH iCOQiH
^ gt; _^ U u
CH2
COOH
n/nbsp;ru
CH
I
CH2
, CHs-CH(C00R)2^ Inbsp;_^ I
U CH2nbsp;CH2
ker CHs—CHnbsp;CHs—C^H
CH
I
CHzBr
J1
perezon herhaald en daarbij ontstond tot onze verwondering
een nonaanzuur met een grootere specifieke draaiing n.1,
—14,6°; het zuuramide smolt van 84 tot 86° C. Bij de berei-
ding van het analytisch nonaanzuur treedt blijkbaar gemak-
kelijk een gedeeltelijke racemisatie op, zoodat noch door de
specifieke draaiing, noch door het mengsmeltpunt van de
zuuramiden uitgemaakt kon worden of de verbindingen al
dan niet identiek waren. Gezien de relatief kleine hoeveelheid
analytisch zuur, welke ons ter beschikking stonden, was de
kans dit verder te splitsen niet groot. Daarentegen leek het
niet onmogelijk het uit perezon verkregen nonaanzuur door
een kunstgreep te racemiseeren.
Volgens onze onderstelling berust de optische activiteit
van het nonaanzuur op de asymmetrie van het a-C-atoom.
Ons plan was nu deze asymmetrie te doen verdwijnen door
tusschen het en /3-C-atoom een dubbele binding te doen
ontstaan. Bij de katalytische hydreering van dit nonaanzuur
wordt het «-C-atoom weer asymmetrisch, maar nu moesten
wij de zuivere d-1 vorm in handen hebben.
Dit doel werd op de volgende manier verwezenlijkt:
Het nonaanzuur (XX) voerden we d.m.v. roode fosfor en
broom over in het a-broom-zuurbromide (XXI). Na uitgieten
in absolute alcohol ontstond de «-broomnonaanzure ester
(XXII). Aan deze ester werd met behulp van diaethylaniline
broomwaterstof onttrokken en de onverzadigde ester (XXIII)
verzeept. Het noneenzuur hydreerden we tenslotte katalytisch
tot nonaanzuur (XXIV).
CsHjt
CH2
I •
CH3-CBr
COOR
xxn
CsHjj
C5H1I
CH2
CHz
-CH
cooh
XK
Br
■CBp
CHj-
CHy
-Br
XXI
C5H11
C5H11
CH
CH2
CH3 -^T^C
■CH
COOH
XXDT
COOR
xxnr
Deze bewerking voerden we met beide analytische nonaan-
zuren uit. In beide gevallen bleek het zuur geracemiseerd te
zijn. De amiden smolten van 99 tot 100° C. en gaven met het
synthetische zuuramide geen depressie, waarmee dus de iden-
titeit bewezen was.
Nu de constitutie van het nonaanzuur overeenkomstig for-
mule X bewezen was, moest de plaats van de dubbele binding,
die in de Cg-zijketen van het perezon molecuul aanwezig is,
vastgesteld worden. Daartoe oxydeerden we het zuur, opge-
lost in soda, met verdunde alkalische kaliumpermanganaat-
oplossing bij 0° C. Een hoeveelheid permanganaat, corre-
spondeerend met twee atomen zuurstof werd snel ontkleurd.
Voor verdere oxydatie was het noodig de temperatuur tot
35° C. op te voeren. In totaal werd een hoeveelheid kalium-
permanganaat correspondeerend met vier zuurstofatomen toe-
gevoegd. We isoleerden een vast zuur, dat we condenseerden
met para-phenyl-ü)-broomacetophenon. Aan het condensatie-
product kon volgens de analysewaarden de empirische for-
mule C34H30O6 toegekend worden.
Hieruit volgt, dat bij de oxydatie een dicarbonzuur (waar-
schijnlijk C6HJ0O4) ontstaan is. Daar voor het onderzoek
van dit dicarbonzuur te veel perezon noodig zou zijn en het
bovendien niet absoluut zeker was, dat de dubbele binding
in het door directe oxydatie gevormde noneenzuur nog op
de oorspronkelijke plaats stond, ozoniseerden wij het tri-
acetyl-leukoperezon, dat verkregen werd door reduceerende
acetyleering van perezon. Onder de afbraakproducten vonden
we het acetonperoxyde. Dit werd geïdentificeerd door het na
de reductie te condenseeren met p-nitro-phenylhydrazine. Het
condensatieproduct gaf geen depressie met het p-nitro-
phenylhydrazon van aceton.
De vorming van aceton kan alleen worden verklaard door
aan het eind van de Cg-zijketen de aanwezigheid van een
iso-propylideengroep aan te nemen:
CHs
-Q-Q-
H H2 H2 H
CH3
3. De para-stand van de zijketens.
Daar het oxyperezon veel overeenkomst in eigenschappen
vertoont met de 3,6—dialkyl—2,5—dioxychinonen, leek het
direct zeer waarschijnlijk, dat de twee zijketens — de iso-
octenylrest en de methylgroep — para-standig zouden zijn.
Deze onderstelling moest evenwel experimenteel gesteund
worden. Er werd daarom getracht door oxydatie van de
methylaether van het leuko-oxydihydro-perezon het tetra-
methoxy-tereftaalzuur (XXVI) te verkrijgen:
u
0CH3
HO-
CHs
CHjO-
CHi-
C8Hj7
OH
0CH3
■CsHj?
■OCH3
CH3O
OCHj
Het door reductie met natriumhydrosulfiet en methyleering
met diazomethaan verkregen tetramethyl-leuko-oxydihydro-
perezon, een viskeuze vloeistof, gaf echter bij tal van oxy-
datieproeven niet het gewenschte tetra-methoxy-tereftaalzuur
of een ander gekristalliseerd afbraakproduct. Ook de oxydatie
van de methylaether van het leuko-perezon zelf bleef zonder
succes.
Nu werd perezon met zinkstof gedestilleerd; het olieachtig
reactieproduct oxydeerden we direct met chroomzuur. Er
kon een kleine hoeveelheid van een zuur geïsoleerd worden.
hetwelk een gekristalliseerde methylester (smp. 139° C.) gaf.
Zooals te verwachten was, gaf het mengsmeltpunt met
tereftaalzure dimethylester geen depressie. Hiermede was
de para-stand van de twee zijketens bewezen.
4. De constitutie van perezon en derivaten.
Het staat nu vast, dat we aan oxyperezon formule XXVII
toe moeten kennen. Voor het perezon komen de formules
XXVIIInbsp;en XXIX in aanmerking.
Zooals reeds eerder opgemerkt werd, heeft F i c h t e r
door ozonisatie van oxyperezon het a, ^-diketo-boterzuur
(XXVlIa) verkregen, dat volgens een weinig bevredigende
opvatting uit een propenyl-zijketen via crotonzuur ontstaan
zou zijn. Onze nieuwe oxyperezonformule geeft voor de vor-
ming van eerstgenoemd zuur een ongedwongen verklaring;
de chinonring wordt langs de gestippelde lijn (form. XXVII)
door oxydatie geopend.
De constitutie van pipitzol, het kleurlooze, door verhitting
van perezon gevormde isomeer, is nog niet opgehelderd. Over
het perezinon, een reactieproduct, dat uit oxyperezon kan wor-
den verkregen, is iets meer te vermelden. De vorming van dit
perezinon stelt ons in staat tusschen de formules XXVIII en
XXIXnbsp;voor perezon een beslissing te nemen. Zooals vroegere
onderzoekers reeds gevonden hebben, wordt het oxyperezon
bij behandelen met geconcentreerd zwavelzuur — onder af-
splitsing van een molecuul water — in perezinon overgevoerd.
Perezon en oxy-dihydro-perezon geven een dergelijke om-
zetting niet. Hieruit blijkt, dat bij deze intermoleculaire con-
densatie de dubbele binding in de onverzadigde zijketen en
bovendien de in het perezon niet aanwezige tweede phenol-
groep een rol spelen. Dienovereenkomstig had Fichter
aangenomen, dat het perezinon als volgt gevormd wordt:
u
CH
O
-CH
Ce^is-^
CH
C6Hi3
CH
CH2
O
XXX7
O
xoc
Een dergelijke waterafsplitsing tusschen een methyl- en een
phenolgroep zou misschien bij hooge temperatuur plaats kun-
nen vinden, maar bij 70° C. onder invloed van zwavelzuur
zou het een zeer ongewone reactie zijn. De nieuwe oxy-
perezonformule (XXXIIc=XXVII) doet vermoeden, dat
perezinon (XXXIII) een tetrahydro-naftalinederivaat is.
O
OHj
m Hyfquot;^
Q
HO
CHs
O CHj
HO
quot;W
-ocr page 41-De samenstelling, kleur en zwak zure eigenschappen
wijzen er op, dat perezinon een oxychinon is. De phenolgroep
toonden we bovendien aan volgens de methode van
Zerewitinoff, terwijl uit broomtitraties bleek dat de
dubbele binding nog aanwezig was. Helaas was het nog
niet mogelijk formule XXIII te bewijzen, door b.v. het
perezinon in cadaline (XXXIV) i) over te voeren.
In elk geval kunnen we concludeeren, dat de nieuwe in
het perezonmolecuul in te voeren hydroxylgroep zich in de
nabijheid van de onverzadigde zijketen bevindt. Aan perezon
zelf moeten we dus formule XXVIII toekennen: anders zou
het immers niet te verklaren zijn, dat oxyperezon wel, daaren-
tegen een verbinding met de formule XXIX de ringsluiting
niet zou geven.
Nadat door het analytisch onderzoek formule XXVIII voor
perezon bewezen was, leek het gewenscht dit resultaat door
synthetische proeven te bevestigen. Aan de synthese van het
perezon zelf zou men veel werk moeten besteden, vooral,
omdat het wel zeer gemakkelijk is in een 2.5-dialkylchinon
twee phenolgroepen in te voeren, doch heel moeilijk er slechts
één in het molecuul te brengen. Nu was in de eerste plaats
ons doel om door synthetische proeven de analytische con-
clusies over het koolstofskelet van perezon te bevestigen.
Hiervoor was een synthese van oxy-dihydro-perezon — waar
dus twee symmetrische oxygroepen. maar niet de ..einsamequot;
dubbele binding aanwezig zijn — even geschikt.
Evenwel moesten wij er rekening mee houden, dat bij de
synthese een racemisch product zou ontstaan, hetwelk met
de optisch actieve verbinding uit perezon niet zonder meer
1) L. Ruzicka en J. Meyer, Helv. 4. 505 (1921).
-ocr page 42-tc vergelijken zou zijn, tenzij we bovendien in de splitsing
van het synthetische racemaat zouden slagen. Indien dit niet
gelukte, zou de synthese van racemisch oxy-dihydro-perezon
toch belangrijk zijn, daar dergelijke stoffen nog niet syn-
thetisch bereid zijn.
Wij trachtten de synthese van het racemisch oxy-dihydro-
perezon door het volgend reactieschema te verwezenlijken:
CHs
/Vf
iC-
H
H2
CH3
Hl
H2
CH3
c—c-
H H2
CH3
CH3
H2
c-
H2
HNO,
NH2
m
CsHj?
Hz
'hnö^
CHs-^
XL
yxx/x
oh
OH
•CgHn
Ce Un
'quot;'quot;'quot;Uh,
NO
0 )/
A
OH
CsHj?
----gt;
CHs
CH3NH2
HO
CHs
CHs
Het p-methyl-acetophenon, dat volgens de methode van
F r i e d e 1—C rafts bereid werd uit toluol en acetylchloride,
werd volgens G r i g n a r d gekoppeld met isohexylbromide.
Dit laatste verkregen we uit de ishohexylalcohol, die we
reeds bij de synthese van het iso-nonaanzuur gesynthetiseerd
hadden.
De secundaire alcohol (XXXVI). welke nu ontstond,
splitste reeds direct voor een groot deel water af. De rest
van het water onttrokken we met behulp van kaliumbisulfaat.
Na katalytische hydreering van het p-methyl-iso-octenyl-
benzol (XXXVII), nitreerden we de verzadigde koolwater-
stof (XXXVIII).
Hier was het uitsluitend van belang, dat er slechts één
nitrogroep zou intreden. De mogelijkheid, dat er eventueel
twee isomere mononitroverbindingen zouden ontstaan, speel-
de geen rol. daar deze tenslotte toch hetzelfde chinon zouden
geven. De nitroverbinding (XXXIX) werd op bekende wijze
tot het amine (XL) gereduceerd; het zoutzure zout hiervan
was in water vrijwel onoplosbaar.
Daar verschillende pogingen, om dit amine te diazoteeren.
mislukten, besloten we door directe oxydatie met chroomzuur
te trachten het chinon (XLI) te bereiden.
Voor deze oxydatie gebruikten we het zwavelzure zout
van het amine. Daar er aanvankelijk een taaie violette massa
ontstond, oxydeerden we deze nogmaals met chroomzuur,
zonder dat er nochtans verandering optrad. We isoleerden
een roode olie, welke niet kristalliseerde en daarom onmid-
dellijk verder verwerkt werd tot het bis-methylamino-chinon
(XLII), dat echter evenmin kristallijn kon worden verkregen.
Ook deze stof verwerkten we direct verder, in de hoop,
dat het dioxychinon tot kristallisatie te brengen zou zijn. Na
de verzeeping schudden we de aetherische oplossing met ver-
dunde loog, waarbij de waterige oplossing zich violet kleurde.
Na aanzuren sloeg het synthetische oxy-dihydro-perezon
y
CQ
-ocr page 46-(XLIII) neer. Het smeltpunt was na omkristalliseeren 127
tot 128° C.
Daar het analytisch-oxy-dihydro-perezon van 143 tot 144°
C. smolt, kon een mengproef met het optisch actief oxy-
dihydro-perezon geen uitkomst over de identiteit in structuur
geven.
De twee kristallisaten toonden veel overeenkomst, ook wat
de kleur van de alkalische oplossingen betreft. De met de
roosterspectroscoop van Loewe—Schümm onderzochte
absorptiespectra vertoonden geen banden in het zichtbare
gebied. Door de welwillende medewerking van Dr. A. v a n
W ij k, werden in het Natuurkundig Laboratorium der N.V.
Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven de absorptie-
spectra in het ultra-violet onderzocht. Deze metingen werden
door den heer H. J. M. v a n T o 1 uitgevoerd. Ook op deze
plaats wil ik hun hiervoor mijn erkentelijkheid betuigen.
Voor dit onderzoek werd de H i 1 g e r-kwartsspectograaf
(type D) gebruikt. Tusschen 2500 en 3000 Ä bleek een
karakteristieke absorptieband aanwezig te zijn. De gevonden
spectra zijn in fig. I weergegeven. Spectrum 1 is verkregen
door tusschen de lichtbron — een buis die het continue water-
stofspectrum emitteert — en de spectograaf een cuvet (d =
1 c.M.) gevuld met aether te plaatsen; spectrum 2 en 3 bij
tusschenplaatsing van hetzelfde cuvet, thans gevuld met een
aetherische oplossing van synthetisch, respectievelijk analy-
tisch oxy-dihydro-perezon (conc. 9,45 mg. per L.). De
expositietijd van de drie spectra was dezelfde.
Fig. 2 geeft het absorptiespectrum van het synthetisch, fig.
3 die van het analytisch product weer, terwijl in de tabel op
blz. 43 de vergelijking van beide stoffen is uitgevoerdi).
In deze tabel en figuren zijn weergegeven de waarden van
Deze meting werd uitgevoerd met behulp van een monochromator
en een cadmiumcel.
1.6
U
12
W
0.8
0.6
OC
ISt-
-ocr page 48-de extinctie-coëfficienten voor een eenheid van concentratie
van 100 mg. per L. en een eenheid van dikte van 1 m.M. i).
Zooals uit de tabel blijkt, is over het geheele spectraal-
gebied waarin merkbare absorptie plaats vindt, de verhouding
— binnen de meetfout constant en niet veel van 1 verschil-
Og
lend, hetgeen een sterk argument voor de identiteit van de
beide stoffen is.
De gemiddelde waarde 0.95 voor deze verhouding wijst op
een verontreiniging van het bij de meting gebruikte analytisch
product, met een stof. welke in het betreffende spectraalgebied
practisch niet absorbeert.
Golflengte |
a Analytisch |
a Synthetisch |
«A |
in A°. |
oxy-dihydro-perezon |
oxy-dihydro-perezon |
«S |
2967 |
1,324 |
1,392 |
0,95 |
2894 |
1,688 |
1,752 |
0,96 |
2804 |
1,472 |
1,552 |
0.95 |
2753 |
1,064 |
1,116 |
0,95 |
2699 |
0,702 |
0,750 |
0,94 |
2652 |
0.458 |
0,484 |
0,95 |
Het leek ons interessant, eenige derivaten van het analy-
tisch en synthetisch oxy-dihydro-perezon te bereiden. Hier-
voor kozen we de tetra-acetyl-leuko-verbindingen. Na één
keer omkristalliseeren smolten deze beide bij 128° C.; het
mengsmeltpunt gaf geen depressie. Bij verder omkristaUisee-
De extinctiecoëfficient « is hier gedefinieerd door de volgende
formule:
I = lo X e—
waarin I en lo de intensiteit van het doorvallend resp. opvallend licht
voorstellen bij een laagdikte van d m.m. van een oplossing met een
concentratie c; e is het grondtal van het natuurlijk logarithmenstelsel.
ren werd echter een klein verschil, resp. een kleine depressie
gevonden.
Smp. analytisch tetra-acetaat: 134° C.
Smp. synthetisch tetra-acetaat: 135—136° C.
Mengsmeltpunt: .................. 133—134° C.
Voor het absolute bewijs van de identiteit in structuur zal
het gewenscht zijn het analytisch product te racemiseeren
of de synthetische verbinding te splitsen.
Bij ons nonaanzuur was het mogelijk de racemisatie langs
een omweg te bereiken. Bij het oxy-dihydro-perezon zal dit
meer moeilijkheden opleveren, daar zich hier het asymmetrie-
centrum niet in de nabijheid van een carboxylgroep (of iets
soortgelijks) bevindt. De splitsing van het racemaat daaren-
tegen zal evenmin gemakkelijk zijn, daar de beide phenol-
groepen een te zwak zuur karakter hebben om met optisch
actieve basen stabiele zouten te kunnen vormen.
Het zal waarschijnlijk mogelijk zijn het amine (XL) te
splitsen en de antipoden tot de overeenkomstige chinonen te
oxydeeren.
Helaas moesten we door omstandigheden ervan afzien dit
denkbeeld te verwezenlijken.
Onder de geel gekleurde natuurproducten heeft men ver-
schillende categorieën aangetroffen; naast heterocyclische
kleurstoftypen (flavonen, flavinen) komen chinoïde kleur-
stoffen en Carotinoiden in de natuur veel voor. Het perezon
heeft de opbouw uit isopreenresten met de Carotinoiden ge-
meen; als chromofoor treedt echter een chinonsysteem op.
Het is eigenaardig, dat deze combinatie niet vaker in de
natuur gevonden is.
HOOFDSTUK III.
EXPERIMENTEEL GEDEELTE.
A. Aiial5^ische proeven.
Het isoleeren van perezon.
Het perezon werd uit de fijngemalen wortels geïsoleerd
volgens de methode, welke door Fichter aangegeven is i).
Waarschijnlijk is het perezongehalte der wortels niet steeds
gelijk. De opbrengst, welke volgens F i c h t e r 5 % van het
gewicht der wortels bedraagt, was namelijk 3.6 %, hetgeen
overeenstemt met het gehalte, hetwelk door Anschütz ge-
vonden werd'2).
Het perezon smolt van 102 tot 103° C.3); F i c h t e r vond
104° C. en My lius zelfs 106 tot 107° C. Daarom hebben
wij getracht een hooger smeltend product te verkrijgen.
Het perezon werd daartoe meerdere malen uit verschillen-
de oplosmiddelen omgekristalliseerd (alcohol, petroleum-
aether en benzol). Dit omkristalliseeren voerde niet tot het
gewenschte resultaat.
Voor de analyse werd de stof bij kamertemperatuur in
hoogvacuum boven P2O5 gedroogd.
1)nbsp;Ann. 395. 20 (1913).
2)nbsp;Ann. 237. 95 (1887).
®) De smeltpunten zijn niet gecorrigeerd.
-ocr page 51-C—H—Analyse 1):
5,062 mg stof gaven 13,490 mg CO2 en 3,710 mg H2O.
Berekend voor C15H20O3 (248): C 72,58 %; H 8,07%.
Gevonden........C 72,68%; H 8,14%.
Bepaling van de specifieke draaiing:
C = 6.7 1 = 0.5 a = —0.56° [«Jd ^^ —16.8°
C 7.5 1 = 0.5 a ^ —0.62° [a]^ = —16.5°
C = 3.2 1 = 0.5 a = —0.27° [aJo = —17.0°
Oplosmiddel: aether.
Een poging, om door sublimeeren het smeltpunt te ver-
hoogen, gelukte evenmin. Het perezon sublimeerde in vacuo
vrijwel quantitatief. Het smeltpunt van het sublimaat was
90 tot 100° C.
Bepaling specifieke draaiing van gesublimeerd perezon:
C = 3.2 1 = 0.5 a = —0.14° [a]^ = —8.8°
Oplosmiddel: aether.
Bereiding van het zilverzout van perezon.
35.8 mg perezon werden met 6 cc. 0.019 n. KOH geschud
en de vloeistof gefiltreerd.
Aan het fikraat werd een oplossing van 0,03 gr zilver-
nitraat toegevoegd. Het donkerpaars gekleurde zilverzout
waschten wij eenige malen met water en droogden het bij
kamertemperatuur in vacuo.
49 mg zilverzout gaven 15 mg Ag.
Berekend voor C15H19O3 Ag (355): 30,4% Ag.
Gevonden..........30,6 % Ag.
De micro C—H—analysen werden bij Dr. A. S c h o e 11 e r, Berlin-
Schmargendorf uitgevoerd.
Oxydatie van perezon.
Van de verschillende methoden, welke beproefd werden,
gaf onderstaande de beste resultaten.
5 gr perezon losten wij in 605 cc. 0,1 n. natronloog op
en oxydeerden deze oplossing bij 70° C. met 25 cc. 30 %
H2O2. De kleur der vloeistof, welke aanvankelijk paars was,
veranderde na ongeveer een half uur vrij plotseling in geel.
Bovendien was de vloeistof troebel geworden.
We namen een eigenaardige reuk waar, waarschijnlijk af-
komstig van een hooger aldehyde.
De oxydatievloeistof werd nu snel afgekoeld, aangezuurd
met 10 cc. fosforzuur (s.g. 1,7) en meerdere malen uit-
geaetherd.
De aldus verkregen aetherische oplossing schudde men
met een oplossing van SO2 in water, waarna drogen en ver-
dampen volgde. De rest werd onderworpen aan een water-
dampdestillatie.
De stoffen, welke overgingen, waren niet bijzonder goed
vluchtig met waterdamp, daar deze destillatie eenige uren
vorderde.
In de kolf bleef een harsachtig product achter, dat wij
— daar het in hoogvacuum niet kon worden gedestilleerd —
niet verder onderzochten.
Het destillaat werd vele malen uitgeaetherd en de aethe-
rische oplossing achtereenvolgens geschud met versch be-
reide bicarbonaatoplossing, met 5 % natronloogoplossing en
met water.
Na opwerken verkregen we:
a.nbsp;neutrale fractie 300 mg
b.nbsp;bicarbonaat-fractie 350 mg
c.nbsp;natronloog-fractie 400 mg
ad a. Onderzoek neutrale fractie.
De aldehydereacties waren duidelijk positief; na eenige
dagen staan, reageerde het product zuur.
Het gelukte evenwel niet een gekristalliseerd derivaat te
bereiden.
ad b. Onderzoek bicarbonaat~fractie.
Na eenige keeren destilleeren kregen we een voorloop,
welke sterk naar azijnzuur rook en een hoofdfractie, welke bij
14 mm bij 138° C. kookte.
Het azijnzuur toonden we aan met behulp van p-jood-u-
broom-acetophenon i).
Smeltpunt condensatieproduct 114° C.
C—H—Analyse:
4,412 mg stof gaven 6,390 mg CO2 en 1,180 mg H2O.
Berekend voor CioHoOsJ (304): C 39,47%; H 2,96%.
Gevonden ........C 39.50 %; H 2,97 %.
Een mengsmeltpunt met het p-jood-w-broom-acetophenon-
derivaat van azijnzuur gaf geen depressie.
Het hooger kokend zuur werd geanalyseerd.
C—H—Analyse:
4,968 mg stof gaven 12,535 mg CO2 en 4,550 mg H2O.
Berekend voor C9H16O2 (156): C 69.23%; H 10,25%.
Gevonden........C 68,81 %; H 10.18 %.
ad c. Onderzoek natronloog-fractie.
Na eenige malen destilleeren. verkregen we een midden-
fractie. welke bij 137° C. kookte (14 mm).
C—H—Analyse:
4,584 mg stof gaven 11.610 mg CO2 en 4,180 mg H2O.
Berekend voor C9H16O2 (156): C 69,23 %; H 10,25%.
Gevonden........C 69.07 %; H 10.13 %.
1) Voor bereiding condensatieproduct: zie J. Am. Chem. Soc. 52, 3718
(1930).
Bepaling aequivalentgewichten van deze zuren (b en c):
12,0 mg verbruikten 5,229 cc. 0,01486 n. methyl-alcoholische loog.
7,5 mg verbruikten 3,260 cc. 0,01486 n. methyl-alcoholische loog.
Aequivalentgewicht berekend voor C9H16O2: 156,
Gevonden ............ 154, 155.
Het noneenzuur was onverzadigd ten opzichte van broom,
B a e y e r s reagens en tetranitromethaan.
Het amide, anihde, dibromide en phenylhydrazide konden
niet tot kristallisatie worden gebracht.
TdacetyUleuko-perezon.
1 gr perezon werd met 5 cc. versch gedestilleerd azijnzuur-
anhydride en weinig gesmolten natriumacetaat gekookt.
Langzamerhand voegden wij 2 gr. zinkstof toe. Na 10 minu-
ten koken was de vloeistof kleurloos geworden.
De oplossing filtreerden wij, terwijl het zinkstof nog eenige
malen met warm azijnzuuranhydride geëxtraheerd werd.
De verzamelde fikraten werden in vacuo ingedampt; de
kleine rest behandelden wij met water.
Na uitaetheren werd gewasschen met water en gedroogd
met Na2S04.
Het triacetyl-leuko-perezon is een glasachtige kleurlooze
vloeistof.
Kp. 0,2 mM.: 176 tot 178° C. Opbrengst 1,35 gr.
Voor de analyse werd de stof bij 100° C. boven P2O5 in
hoogvacuum gedroogd.
C—H—Analyse:
3,880 mg stof gaven 9,510 mg CO2 en 2,600 mg H2O.
Berekend voor C21H28O6 (376): C 67,02%; H 7,45%.
Gevonden ........C 66,87 %; H 7,45 %.
Bepaling der specifieke draaiing:
C = 16.4 a = —2,52» ■ 1 = 0.5 [a]^ = —30,7quot;.
-ocr page 55-Ozonisatie van het triacetyUleuko-perezon,
2,5 gr. triacetyl-leuko-perezon werden in 25 gr. tetrachloor-
koolstof bij 0° C. geozoniseerd. De tetrachloorkoolstof was
voor het gebruik eenige uren met fosforpentoxyde gekookt en
zorgvuldig gefractioneerd. Na de ozonisatie, welke 3 a 4 uur
vorderde, verwijderden wij het CCI4 in vacuo bij kamertem-
peratuur, voegden 25 cc. water toe en verwarmden langzaam
tot 110° C. In de ontvanger hadden zich rijkelijk kristallen
afgezet van het acetonperoxyde, smp. 132° C.
Een gedeelte hiervan werd gereduceerd en gecondenseerd
met p.-nitro-phenylhydrazine. Er ontstond een geel kristal-
lisaat, dat na omkristalliseeren uit methylalcohol bij 148°
smolt en volgens de mengproef identiek was met het gelijk-
smeltend derivaat van aceton.
N—Analyse:
3,138 mg stof gaven 0,586 cc. N2 bij 22,5° C. en 760 mm.
Berekend voor C9H11O2N3: N 21,76 %.
Gevonden ......N 21,57 %.
Van het destillaat werd 1 cc. eveneens behandeld met een
zoutzure oplossing van p-nitro-phenylhydrazine. Ook hier
toonden wij aceton aan.
Andere vluchtige aldehyden of ketonen bleken niet ont-
staan te zijn.
Het residu werd in aether opgenomen en de aetherische
oplossing met bicarbonaat geschud.
De bicarbonaatoplossing kleurde zich violet; blijkbaar is
de stof geheel of gedeeltelijk verzeept.
Gewicht bicarbonaatfractie 1,33 gr.
Dit mengsel verzeepten wij nu totaal. Het oxychinon-
carbonzuur was een gele hars, welke niet kristalliseerde.
Evenmin ontstond een gekristalliseerd product bij de redu-
ceerende acetyleering van dit afbraakproduct.
Anilido-perezon.
Het anilido-perezon bereidden wij volgens de methode van
M y liu s 1).
1 gr. perezon, met 0,19 gr aniline behandeld, gaf 0,55 gr
anilido-perezon.
Bij de bepaling van het smeltpunt bleek er bij 128° C. reeds
verandering op te treden, terwijl de hoofdhoeveelheid van
135 tot 136° C. smolt.
Daar Mylius het smeltpunt 138 tot 139° C. vond, heb-
ben wij getracht dit smeltpunt te bereiken door de stof nog
verscheiden malen uit een alcohol-aceton-mengsel om te
kristalliseeren. Dit voerde niet tot het gewenschte resultaat.
Het anilido-perezon kristalliseert in mooie naalden. De stof
lost in verdunde loog op. De kleur van deze oplossing is
groen-blauw fluoresceerend.
Een oplossing van anilido-perezon verliest haar kleur bij
behandeling met SnCl2; na eenige tijd staan komt deze weer
terug.
Voor de analyse droogden wij de stof in vacuo boven
P2O5 bij kamertemperatuur.
C—H—N—Analyse:
5,052 mg stof gaven 13,800 mg CO2 en 3,410 mg H2O.
3,656 mg stof gaven 0,135 cc. N2 bij 23° C. en 750 mm.
Berekend voor C21H25O3N (339): C 74,34%; H 7,37%; N 4,13%.
Gevonden.........C 74,50 %; H 7,50 %; N 4,20 %.
Oxyperezon.
Het oxyperezon werd bereid volgens de methode van
Pi ch ter 2). Het product smolt 10° C. te laag n.1. bij
129° C. Het was zeer moeilijk dit smeltpunt door omkristal-
1)nbsp;B. 18. 941 (1885).
2)nbsp;Ann. 395. 1 (1913).
-ocr page 57-liseeren te verbeteren. Na vele malen uit benzol omgekristal-
liseerd te zijn, smolt het product bij 139° C.
Voor de analyse werd de stof bij 20° C. in hoogvacuum
boven P2O5 gedroogd.
C—H—Analyse:
5,059 mg stof gaven 11,870 mg CO2 en 3,560 mg H2O.
Berekend voor C15H20O4 (264): C 68,14%; H 7,63%.
Berekend voor C15H22O5 (282)
Gevonden .......
C 63,83 %; H 7,80 %.
C 63,99 %; H 7,82 %.
We herhaalden de bereiding van het oxyperezon nog vele
malen, doch steeds kregen we hetzelfde resultaat.
Na zuivering van laagsmeltend oxyperezon (129° C.) via
het natriumzout, was het smeltpunt onveranderd gebleven.
Een andere hoeveelheid werd verscheiden keeren uit CCI4
omgekristalliseerd. Smp. 139° C.
C—^H—Analyse:
4,350 mg stof gaven 10,240 mg CO2 en 3,100 mg H2O.
Berekend voor C15H20O4 (264): C 68,14%; H 7,63%.
Berekend voor C15H22O15 (282): C 63,83 %; H 7,80 %.
Gevonden ........C 64,20 %; H 7,93 %.
Een gefractioneerde sublimatie in vacuum gaf producten
met een reeks smeltpunten tusschen 129° C. en 135° C. De
geheele stof kon worden gesublimeerd. Door deze bewerking
eenige malen te herhalen, isoleerden we een product, dat,
na omkristalhseeren uit benzol, bij 129° C. smolt.
Voor de analyse werd deze stof (smp. 129° C.) bij
kamertemperatuur in hoogvacuum boven P2O5 gedroogd.
C—H—Analyse:
4,896 mg stof gaven 12,070 mg CO2 en 3,340 mg H2O.
Berekend voor C15H20O4 (264): C 68,14%; H 7,63%.
Gevonden ........C 67,24 %; H 7,58 %.
Het mengsmeltpunt van de bij 129° C. en 139° C. smelten-
de producten was 128° C.
Klaarblijkelijk is de stof. welke bij 129° C. smelt een oxy-
perezon. dat nog niet geheel zuiver is. terwijl het bij 139° C.
smeltend product oxyperezon is. waaraan een molecuul water
geaddeerd is.
Oxydatie van oxyperezon.
Deze oxydatie voerden wij op dezelfde manier uit als die.
welke uitvoerig bij perezon beschreven is.
5 gr gesublimeerd oxyperezon (smp. 129° C.) werden op-
gelost in 750 cc. 0.1 n. natronloog en bij 70° C. met 15 cc.
30 % H202-oplossing geoxydeerd.
De vloeistof was reeds na 10 minuten ontkleurd. We namen
weer een reuk waar, welke aan die van hoogere aldehyden
herinnerde.
Bij opwerken verkregen wij:
a.nbsp;neutrale fractie 60 mg.
b.nbsp;zure fractie, niet met waterdamp vluchtig. 733 mg.
c.nbsp;zure fractie, met waterdamp vluchtig 1800 mg.
ad a. De aldehydereacties waren positief; ook hier gelukte het
niet een gekristalliseerd derivaat te isoleeren.
ad b. Dit product was harsachtig en werd niet verder onder-
zocht.
ad c. Deze fractie is te beschouwen als het hoofdoxydatie-
product.
Gedestilleerd werd eerst bij gewone druk.
Temperatuur van het bad tot 150° C.
Fractie 1. 50 mg.
De rest gedestilleerd bij 14 mm.
Fractie 2. Kpt 138°—142° C. 1200 mg.
Onderzoek fractie 1.
Deze stof rook weer sterk naar azijnzuur. Om de aan-
wezigheid hiervan vast te stellen, werd het product gecon-
denseerd met p-phenyl-co-broomacetophenon.
Volgens het bekende voorschrift i) zetten wij 10 mg zuur
om in het kaliumzout en condenseerden dit met 46 mg
bromide.
Smeltpunt van het condensatie-product 110 tot 111° C.
Het mengsmeltpunt met het azijnzuur-derivaat gaf geen
depressie.
Bepaling aequivalentgewicht:
5,1 mg zuur verbruikten 2,83 cc. 0,031 n. KOH.
Aequivalentgewicht berekend voor C2H4O2: 60.
Gevonden ...........58.
Onderzoek fractie 2.
Dit zuur werd ter zuivering nog driemaal gedestilleerd en
een middenfractie geanalyseerd.
C—H—Analyse:
4,801 mg stof gaven 12,160 mg CO2 en 4,390 mg H2O.
4,944 mg stof gaven 12,535 mg CO2 en 4,430 mg H2O.
Berekend voor C9H16O2 (156): C 69,23%; H 10,25%.
Gevonden.......C 69,15 %; H 9,96 %.
Bepaling aequivalentgewicht:
4,7 mg stof verbruikten 0,950 cc. 0,031 n. KOH.
Aequivalentgewicht berekend voor CgHieOa: 156.
Gevonden ............160.
Pogingen om van dit noneenzuur een gekristalliseerd deri-
vaat te maken, mislukten, daar er steeds olieachtige producten
ontstonden.
Deze oxydatie werd herhaald met 5 gr ongezuiverd oxy-
perezon (smp. 134—135° C).
Deze proef had geheel hetzelfde verloop als die, welke
hierboven beschreven is.
1) J. Am. Chem. Soc. 52. 3718 (1930).
-ocr page 60-Het neutrale deel gaf ook hier geen gekristalliseerd
derivaat; met het noneenzuur gelukte dit evenmin.
Een middenfractie van het noneenzuur werd geanalyseerd.
C—^H—Analyse:
4,999 mg stof gaven 12,705 mg CO2 en 4,570 mg H2O.
Berekend voor C9H16O2 (156): C 69,23%; H 10,25%.
Gevonden........C 69,32 %; H 10,16 %.
Katalytische hydreering van oxyperezon.
a.nbsp;Gesubhmeerd oxyperezon. Smp. 129° C.
50 mg oxyperezon werden in 3 cc. alcohol met 2 mg
platinaoxyde als katalysator gehydreerd 1).
Bij een blinde proef bleek 0,05 gr van deze katalysator
13 cc. H2 te adsorbeeren.
Opgenomen moesten worden 8,9 cc. H2.
Opgenomen werden 8,1 cc. H2.
Het gehydreerde product, uit alcohol omgekristalliseerd,
smolt bij 143° C. Opbrengst 35 mg.
Het mengsmeltpunt met oxy-dihydro-perezon, dat uit
dihydro-perezon gemaakt was, gaf geen depressie.
b.nbsp;Oxyperezon. Smp. 139° C.
50 mg oxyperezon werden in 3 cc. alcohol met 2 mg kata-
lysator gehydreerd.
Opgenomen moesten worden 8,9 cc. H2.
Opgenomen werden 6,0 cc. H2.
Het product uit alcohol omgekristalliseerd smolt van 137°
tot 138° C.
Mengsmeltpunt met oxy-dihydro-perezon 137°—143° C.
Katalytische hydreering van perezon.
1,2 gr perezon losten wij in 50 cc. absolute aether op en
hydreerden deze oplossing met 0,05 gr platinaoxyde als
1) Zie voor de bereiding van de katalysator: Am. Soc. 44, 1402 (1922).
-ocr page 61-katalysator. Opgenomen moesten worden 215 cc. (2 mol.)
4- 13 cc. waterstof.
Nadat ongeveer 100 cc. H2 opgenomen waren, werd de
vloeistof kleurloos.
In totaal waren 225 cc. waterstof geadsorbeerd.
Daar het niet van belang was het hydrochinon te isoleeren,
schudden wij de gehydreerde vloeistof eenige uren met lucht,
waardoor deze zich weer geel-rood kleurde.
Na filtreeren werd de aether afgedestilleerd en de achter-
gebleven vaste stof uit alcohol omgekristalliseerd.
Opbrengst 1,1 gr. Smp. 95° C.
Anilido-dihydro-perezon.
1 gram dihydro-perezon losten wij op in 10 cc. alcohol.
Hierbij werd 0,19 gr versch gedestilleerde aniline gevoegd en
het mengsel een half uur op het waterbad verwarmd. De
kleur van de oplossing veranderde hierbij van geel in blauw.
Bij afkoelen kristalliseerde het anilido-dihydro-perezon in
dunne blauwe naalden.
De stof werd omgekristalliseerd uit een alcohol-aceton-
mengsel. Smp. 139° C. Opbrengst 0,60 gr.
C—^H—^N—Analyse, na drogen der stof bij kamertemperatuur in hoog-
vacuum boven P2O5:
4,711 mg stof gaven 12,770 mg CO2 en 3,350 mg H2O.
3,055 mg stof gaven 0,118 cc. N2 bij 23° C. en 750 mm.
Berekend voor C21H2TO3N (341): C 73,90%; H 7,92%; N 4,11 %.
Gevonden.........C 73,93 %; H 7,90 %; N 4,40 %.
Oxy-dihydro-perezon.
1,3 gram anilido-dihydro-perezon losten wij in 26 cc. ijs-
azijn op en voegden hieraan 13 cc. 6 % zwavelzuur toe. Het
mengsel werd \]/2 uur op het waterbad verhit, terwijl nu en
dan een hoeveelheid ijsazijn toegevoegd werd om het ge-
vormde oxy-dihydro-perezon in oplossing te houden.
De oplossing, welke nu rood gekleurd was, goten wij in
300 cc. water uit.
Het oxy-dihydro-perezon werd uit benzol omgekristalli-
seerd. Smp. 143°—144° C. Opbrengst 1,4 gr.
C—^H—Analyse:
5.222 mg stof gaven 12,980 mg CO2 en 3,870 mg H2O.
Berekend voor C15H22O4 (266): C 67,67 H 8,27%.
Gevonden ........C 67,79 %; H 8,23 %.
Bepaling specifieke draaiing:
Oplosmiddel aether.
C = 1,20 a = —0,18°nbsp;1 = 0,5nbsp;[a]™ = —30°.
C = 0,82 a =-0,10°nbsp;1=0,5nbsp;[aj^^—25°.
Oxydatie van oxy-dihydro-perezon.
Deze oxydatie werd op analoge wijze uitgevoerd als die,
welke bij oxyperezon is aangegeven.
5 gr oxy-dihydro-perezon (smp. 143—144° C.) losten wij
in 760 cc. 0,1 n. natronloog op en oxydeerden bij 70° C. met
20 cc. 30 % waterstofperoxyde-oplossing.
Bij opwerken kregen we:
A.nbsp;Neutrale fractie, ruw gewicht 750 mg.
B.nbsp;Zuur, niet met waterdamp vluchtig, ruw gewicht 1400
mg.
C.nbsp;Zuur, met waterdamp vluchtig, ruw gewicht 1900 mg.
A. en B. gaven dezelfde resultaten, welke bij de perezon- en
oxyperezon oxydaties te voorschijn kwamen.
ad C. Na eenige malen destilleeren, werd een middenfractie
geanalyseerd.
Kpt. bij H mm 136° C. — 142° C.
C—H—Analyse:
5,049 mg stof gaven 12,695 mg co2 en 5,110 mg h2o.
4,581 mg stof gaven 12,185 mg co2 en 4,840 mg h2o.
Berekend voor C9H18O2 (158): C 68,35%; H 11,39%.
Gevonden........C 68,57%; H 11,25%.
C 68,39%; H 11,07%.
Tetra-acetyUleuko-oxy'dihydro-perezon.
30 mg oxy-dihydro-perezon werden met 0,5 cc. azijnzuur-
anhydride en weinig gesmolten natriumacetaat gekookt.
In kleine porties voegden wij zinkstof toe, totdat na eenige
tijd de vloeistof ontkleurd was. De warme oplossing werd
gefiltreerd en de zinkstof geëxtraheerd met azijnzuuranhy-
dride. Het azijnzuuranhydride verwijderden wij in vacuo en
kristalliseerden de rest uit alcohol om.
Smp. 134° C.
Opbrengst 35 mg.
C—H—Analyse:
5,241 mg stof gaven 12,180 mg co2 en 3,430 mg h2o.
Berekend voor c23h32o8 (436): C 63,30%; H 7,34%.
Gevonden ........C 63,38 %; H 7,27 %.
Bepaling specifieke draaiing:
Oplosmiddel aceton.
C = 0,6 a = —0,14° 1 0,5 [a]» = —46,6°.
Inwerking van geconcentreerd zwavelzuur op perezon.
Bij inwerking van geconcentreerd zwavelzuur op perezon
trad verkoling op, onverschillig welke reactie-temperatuur
gekozen werd. Soms kregen we een gedeelte van het uitgangs-
materiaal onveranderd terug. Dezelfde resultaten verkregen
we bij de inwerking van 50 % en 25 % H2SO4.
Inwerking van geconcentreerd zwavelzuur op oxyperezon
(bereiding Perezinon).
Perezinon werd verkregen volgens de methode van
M y liu s 1).
Wij gingen uit van gesublimeerd oxyperezon (smp. 128°
C_130° C).
Het perezinon smolt na driemaal omkristalliseeren uit ben-
zol van 143 tot 145° C. Deze perezinonbereiding werd eenige
malen herhaald met ruw oxyperezon.
Door de behandeling met zwavelzuur verandert de kleur
der oplossing van rood in geel.
Bij het ruwe oxyperezon was deze kleuromslag niet scherp.
Wij isoleerden hierbij naast het perezinon een oranjerood
product, dat van 160° tot 165° C. onder ontleding smolt. Dit
bijproduct werd niet verder onderzocht. Het perezinon laat
zich eveneens goed uit 75 % alcohol omkristalliseeren.
Voor de analyse werd het perezinon bij kamertemperatuur
in hoogvacuum boven P2O5 gedroogd.
C—^H—Analyse:
5,010 mg stof gaven 13,370 mg co2 en 3,290 mg h2o.
4,638 mg stof gaven 12,410 mg co2 en 2,990 mg h2o.
Berekend voor CisHisOs (246): C 73,17 H 7,32%.
Gevonden ........C 72,78 %; H 7,30 %.
C 72,98 %; H 7,16 %.
C—H—Analyse van het bijproduct:
4,925 mg stof gaven 12,540 mg co2 en 2,760 mg h2o.
Berekend voor CisHieOé (260): C 69,23%: H 6,15%.
Gevonden ........C 69,44 %; H 6,23 %.
Perezinon lost in de berekende hoeveelheid verdunde loog
1) B. 18. 936 (1885).
-ocr page 65-op. Met zilvernitraat slaat het zilverzout neer, dat zeer ge-
makkelijk hydrolyseert.
Inwerking van geconcentreerd zwavelzuur op oxy-dihydro'
perezon.
30 mg oxy-dihydro-perezon verhitten wij met 2 cc. gec.
H2SO4 gedurende 5 minuten op 70° C. Na afkoelen werd
de vloeistof voorzichtig in water uitgegoten. De neergeslagen
stof bleek onveranderd uitgangsmateriaal te zijn.
Een herhaling van deze bewerking, waarbij nu ± 15 minuten
verwarmd werd op 80° C., gaf hetzelfde resultaat.
Pipitzol.
2 gr perezon destilleerden wij in vacuo (badtemperatuur
200° C.—300° C.). Het destillaat was een bruine olie, waarin
zich vrij snel kleurlooze kristallen vormden.
Het pipitzol werd vijfmaal uit laagkokende petroleumaether
omgekristalliseerd. Smp. 141° C. Opbrengst 1.2 gram^).
C—H—Analyse:
5,008 mg stof gaven 13,310 mg co2 en 3,670 mg h2o.
Berekend voor c15h20o3 (248): C 72,59%; H 8,07%.
Gevonden ........C 72.49 %: H 8,14 %.
Bepaling Mol. gew.:
0,513 gr stof in 8,434 mg kamfer: A = 10,2° C.
0,869 mg stof in 15,772 mg kamfer: A = 9,0° C.
Berekend Mol. gew. voor c15h20o3: 248.
Gevonden.............238.
245.
Bepaling specifieke draaiing:
in chci3 C = 5 1 = 0,5 a = 0.36 [a]^ = 14.4°.
inQH50HC=1.64 1=0,5 a = 0.07nbsp;= 9.0°.
Hetzelfde product ontstond bij destillatie van de hars, welke bij de
bereiding van perezon verkregen was.
Het pipitzol is oplosbaar in soda-oplossing. geeft met
FeClg een groenachtige verkleuring en is onverzadigd ten
opzichte van broom i): met zinkstof gedestilleerd en daarna
gedehydreerd met seleen, gaf het een olie, welke met pikrine-
zuur geen pikraat leverde.
Zinkstof destillaties.
Perezon en verschillende derivaten werden met zinkstof
gedestilleerd. Er ontstonden olieachtige producten, welke ook
na lang staan niet kristalliseerden.
Evenmin gelukte het deze oliën in pikraten om te zetten.
Zinkstofdestillatie van perezon.
1 gr perezon werd met 20 gr zinkstof gemengd en dit
mengsel in kleine porties gedestilleerd 2). De oHe namen wij-
in aether op en schudden deze aetherische oplossing met
verdunde loog en water.
Na verdampen van de aether werd de rest met waterdamp
gedestilleerd, waarbij de koolwaterstof als een kleurlooze olie
overging.
Oxydatie van het zinkstofdestillaat van perezon.
Met kaliumpermanganaat gelukte het niet deze stof tot
tereftaalzuur te oxydeeren.
Na zeer lang koken trad ontkleuring op. Bij opwerken bleek
dan geen tereftaalzuur ontstaan te zijn. Er was nog eenig
uitgangsproduct aanwezig, terwijl de rest blijkbaar totaal
geoxydeerd was.
1)nbsp;Volgens Remfry is het pipitzol verzadigd t.o.v. broom.
2)nbsp;Ann. 445, 159 (1925); Ann. 447, 78 (1925); Ann. 479, 11 (1930):
Ann. 482, 105 (1930).
De oxydatie met chroomzuur voldeed iets beter.
100 mg stof werden geoxydeerd met 1300 mg CrOs, 1,7
cc. H2SO4 en 5 cc. water. Direct vond er een heftige oxydatie
plaats. Na afloop hiervan kookten we nog eenige uren, waar-
na we de vloeistof filtreerden.
De opbrengst aan ruw product bedroeg 6 mg.
Het zuur werd ver ester d met 2 % methylalcoholisch zwa-
velzuur. Het was noodig het mengsel 12 uur te koken, daar
het tereftaalzuur slechts zeer langzaam in oplossing ging. De
ontstane ester werd uit methylalcohol omgekristalliseerd.
Smp. 139° C.
Het mengsmeltpunt met tereftaalzure dimethylester gaf
geen depressie.
ZinkstofdestÜlatie en dehydreering van perezinon.
145 mg perezinon mengden wij goed met 2900 mg zinkstof
en destilleerden dit mengsel in kleine porties.
Opbrengst 110 mg.
Dit product werd gedehydreerd met 70 mg seleen, waarbij
wij de temperatuur langzaam tot 280° C. opvoerden.
Opbrengst 17 mg.
Het gelukte niet een pikraat in handen te krijgen; onver-
anderd pikrinezuur werd teruggewonnen.
Titratie Perezon en derivaten.
Een poging om deze stoffen te titreeren, ze daarbij zelf als
indicator gebruikend, mislukte, daar de kleuromslag van rood
naar violet zeer geleidelijk plaats vond.
Broomtitraties.
Deze broomtitraties dienden om de dubbele binding in de
zijketen van perezon en derivaten aan te toonen. Gewerkt
werd bij 0° C.
Als titrecrvloeistof gebruikten wij een oplossing van broom
in CCI4. welke 17.35 mg broom per cc. bevatte.
Het eindpunt van de titratie stelden wij vast met behulp
van kaliumjodide-stijfselpapier.
1nbsp;Perezon.
15.2nbsp;mg perezon moeten 0,56 cc. broom ontkleuren.
Opgenomen werden 0,72 cc. broom. Tegen het eind der
titratie trad HBr ontwikkehng op.
2nbsp;Oxyperezon.
Het oxyperezon smolt bij 129° C. en was verkregen door
sublimeeren van het ruwe oxyperezon. Dit product had
volgens de analyse ongeveer de samenstelling C15H20O4.
22,5 mg oxyperezon moeten 0,79 cc. broomoplossing ont-
kleuren. Verbruikt werd 1 cc.
3nbsp;Oxyperzon'„hydraatquot;.
Het product smolt bij 139° C. en bevatte volgens de ana-
lyse 1 mol. water meer dan oxyperezon.
27.3nbsp;mg oxyperezon moesten 0,96 cc. broomoplossing ont-
kleuren. Opgenomen werden 0,05 cc.
4nbsp;Trimethyl-leuko-perezon.
20 mg trimethyl-leuko-perezon moeten 0,64 cc. broom-
oplossing ontkleuren.
Opgenomen werden 0,80 cc. Er ontwikkelde zich HBr.
5nbsp;Perezinon.
40 mg perezinon moeten 1,5 cc. broomoplossing ont-
kleuren. Opgenomen werden 2,5 cc. Er ontwikkelde zich
HBr.
In geen van deze gevallen gelukte het een gekristalliseerd
dibromide in handen te krijgen.
De producten, welke verkregen werden bij 0° C. waren
-ocr page 69-alle dik vloeibaar, terwijl ze bij verhooging van temperatuur
onmiddellijk HBr afsplitsten.
Zerewitinoflbepalingen.
Als oplosmiddel gebruikten we anisol, dat driemaal over
natrium gedestilleerd en bewaard was boven fosfor-
pentoxyde.
De stof werd in 2 cc. anisol opgelost en hieraan 1 cc.
van de methyl-magnesium-jodide-oplossing toegevoegd.
Onmiddellijk voor en na de proef voerden wij eenige blinde
bepalingen uit.
1.nbsp;Perezon.
Blinde bepalingen:
Vol. CH4: 0,33 cc. T = 22° C. B = 761 mm.
0.37 cc.
Gem. 0.35 cc.
16,8 mg perezon: v — 2,23 cc. T - - 22° C. B = 761 mm.
14,3 mg perezon: v = 1,92 cc. T = 22° C. B = 761 mm.
18,0 mg perezon: v — 2,30 cc. T = 22° C. B = 761 mm.
Blinde bepalingen:
Vol. CH4: 0,33 cc. T == 22° C. B = 761 mm.
0,29 cc.
0.40 cc.
Gem. 0,34 cc.
C15H20O3. Aantal hydroxylgroepen: 1,0
Gevonden.....1.1
2.nbsp;Perezinon.
Blinde bepalingen:
Vol. CH4: 0,32 cc. T = 22° C. B = 761 mm.
0,38 cc.
Gem. 0,35 cc.
9.3 mg perezinon: v = 1,38 cc. T = 22° C. B = 761 mm.
13.5 mg perezinon: v = 1.72 cc.
Blinde bepalingen:
Vol. CH4: 0,39 cc. T = 22° C. B = 761 mm.
0,33 cc.
Gem. 0,36cc.
c15h18o3. Aantal hydroxylgroepen: 1,0
Gevonden.....1,1
1,1
3. Oxypere2on-„hydraatquot; smp. 139° C.
Blinde bepalingen:
Vol. CH4 0,31 cc. T = 20° C. B = 760 mm.
0,35 cc.
Gem. 0,33 cc.
8,54 mg oxyperezon: v = 2,60 cc. T = 21° C. B = 760 mm.
8,14 mg oxyperezon: v = 2,33 cc.
12,77 mg oxyperezon: v = 3,43 cc.
9,50 mg oxyperezon: v = 2,76 cc.
7,83 mg oxyperezon: v = 2,27 cc.
Blinde bepalingen:
Vol. ch4: 0,37 cc. T = 21° B = 760 mm.
0,40 cc.
Gem. 0,385 cc.
c15h22o5. Aantal hydroxylgroepen: 3,0
Gevonden.....3,1
2,9
2,9
3,0
2,9
Hydreering van noneenzuur.
Wij hydreerden 45 mg zuur in alcohol met platinaoxyde
als katalysator. De berekende hoeveelheid waterstof (6,4 cc.)
werd opgenomen.
Van het ontstane nonaanzuur werd het amide gemaakt.
Smp. 78°—80° C.
Het mengsmeltpunt met nonaanzuuramide (78°—80° C.)
gaf geen depressie.
Oxydatie van noneenzuur met alkalisch kalium-
permanganaat.
50 mg noneenzuur werden opgelost in weinig verdunde
sodaoplossing en deze oplossing bij 0° C. geoxydeerd met een
1/50 n- KMn04 oplossing, welke 7,3 gr. K2CO3 per liter
bevatte.
64 cc. KMn04, correspondeerend met 2 atomen zuurstof,
werden spontaan ontkleurd. Voor verdere oxydatie was het
noodig de temperatuur tot 35° C. op te voeren. In totaal
voegden wij 128 cc. KMn04 (:: 4 zuurstof atomen) toe.
Wij filtreerden de vloeistof, waschten de bruinsteen eenige
malen met warm water uit en schudden het filtraat na aan-
zuren meerdere malen met aether. Na verdampen van de
aether werd de rest met waterdamp gedestilleerd. Als hoofd-
oxydatieproduct bleek een zuur ontstaan te zijn, dat niet met
waterdamp vluchtig was. Opbrengst 13 mg.
Na eenige dagen staan begonnen er zich kristallen af te
scheiden. De hoeveelheid hiervan was te gering om het zuur te
identificeeren.
De totale hoeveelheid zuur werd daarom gecondenseerd met
para-phenyl-cö-broomacetophenon 1). Het condensatieproduct
was verontreinigd met het bromide. Dit laatste verwijderden
wij door het mengsel een uur met laagkokende petroleum-
aether te extraheeren.
Het residu werd eenige malen uit alcohol omgekristalliseerd.
Smp. 117° C—119° C
C—H—Analyse:
4,631 mg stof gaven 12,990 mg co2 en 2,380 mg h2o.
4,677 mg stof gaven 13,145 mg co2 en 2,400 mg h2o.
Berekend voor het condensatieproduct van Cl-methylglutaarzuur
c34h30o6 (534): C 76,40%; H 5,62%.
Gevonden........C 76,50 %; H 5,71 %.
C 76,65 %; H 5,70 %.
1) Voor methode zie J. Am. Chem. Soc. 52, 3718 (1930).
-ocr page 72-a, e-Dimethyl'heptaanzuur uit oxy-dihydro'-perezon.
Bepaling van het aequivalentgewicht:
10,82 mg zuur verbruikten 3,70 cc. 0,01813 n. loog.
Aequivalentgewicht berekend voor C9H18O2: 158
Gevonden . ............161
160
Van twee porties van ons nonaanzuur bepaalden we de
specifieke draaiing.
1,nbsp;a =—5,41quot;nbsp;= 0,893 1 = 0,5 [a]^ = —12,1°.
2.nbsp;a = —6.55°nbsp;= 0,893 1 = 0,5 [a]^ = —14,6°.
Bereiding van de zuuramiden van 1 en 2.
30 mg zuur werden opgelost in 5 cc. droge ligroine 1).
Hieraan voegden we 1 cc. thionylchloride toe en verwarmden
het mengsel een half uur op het waterbad.
De overmaat thionylchloride en het grootste deel der
ligroine werden in vacuum afgedestilleerd en de rest opge-
nomen in 10 cc. absolute aether.
De aetherische oplossing van het zuurchloride voegden wij
snel bij absolute aether, welke bij —10° C. met droog NH3
gas verzadigd was.
De aldus verkregen aetherische oplossing werd eenige
malen met water geschud, teneinde het ammoniumchloride en
de overmaat ammoniak te verwijderen en daarna gedroogd
met natriumsulfaat. Na afdestilleeren van de aether blijft het
zuuramide achter. Dit werd omgekristalliseerd uit petroleum-
aether (kpt. 40—60° C.). De opbrengst is nagenoeg quanti-
tatief.
Smp. amide 1 (van nonaanzuur 1) 78—80° C.
Smp. amide 2 (van nonaanzuur 2) 84—86° C.
Zonder oplosmiddel treedt verharsing op.
-ocr page 73-C—H—Analyse van het amide 1:
5,152 mg stof gaven 13,090 mg co2 en 5,540 mg h2o.
3 529 mg stof gaven 0,271 cc. Na bij 22° C. en 754 mm.
Berekend voor c9h19on (157): C 68,80 %; H 12,10 %: N 8,92 %.
Gevonden........C 69,29 %; H 11,95 N 8,82 %.
C—H—Analyse van het amide 2:
4,440 mg stof gaven 11,190 mg co2 en 4,820 mg h2o.
3,048 mg stof gaven 0,236 cc. N2 bij 24,5° C. en 754 mm.
Berekend voor CaHisON (157): C 68,80 %; H 12,10 %; N 8,92 %.
Gevonden........C 68,74 %; H 12,06 %; N 8,81 %.
Bepaling van het moleculairgewicht van amide 1 en amide 2:
1.nbsp;0,40 mg stof in 8,76 mg kamfer: A = 11.9° C.
0,24 mg stof in 3,45 mg kamfer: A = 18,5° C.
2.nbsp;0,55 mg stof in 10,15 mg kamfer: A = 14,0° C.
0,37 mg stof in 8,85 mg kamfer: A = 11.1° C.
Berekend Mol. gew. voor c9h19on: |
157. | ||
Gevonden voor amide 2..... |
155. | ||
Bepaling specifieke draaiing: | |||
a =z —0,35 c = 10,8 1 = |
0,5 |
r i20 [«JD = |
—6,5°. |
a = —0,24 c = 7.1 1 = |
0,5 |
r i20 |
—6,8°. |
2. a = —0,56 c = 10,34 1 = |
0,5 |
r l20 [«JD = |
—10,8°. |
Oxydatie van het a,e -dimethyl-heptaanzuur met
waterstofperoxyde.
Wij oxydeerden 150 mg analytisch nonaanzuur volgens
de methode van Levene en Allen 1).
Het zuur, gemengd met 5 cc. water, werd geneutraliseerd
met 10% loog en hieraan onder omschudden 3 cc. 3,5%
H2O2 oplossing toegevoegd.
1) J. Biol. Chem. 27, 437 (1916).
-ocr page 74-Na 10 minuten staan neutraliseerden wij de vloeistof en
voegden 0,2 cc. 10 % zwavelzuur toe.
Van het mengsel werd langzaam ± 6 cc. afgedestilleerd,
het destillaat alkalisch gemaakt en weer gedestilleerd.
Het destillaat, dat nu de vluchtige aldehyden en ketonen
bevatte, oxydeerden wij met Tollens' reagens.
2 cc. AgNOs-oplossing werden toegevoegd en de vloeistof
na eenige tijd met 3 % barietwater alkalisch gemaakt.
Na één nacht staan filtreerden wij, zuurden met 10 %
zwavelzuur aan, verwijderden het BaS04 en destilleerden de
vloeistof.
Het destillaat werd alkahsch gemaakt en weer voorzichtig
gedestilleerd.
Slechts 1 cc. vloeistof vingen wij op. Na toevoeging
van een zwak zoutzure oplossing van p. nitro-phenylhydra-
zine, ontstond een p. nitro-phenylhydrazon, dat na omkristal-
liseeren uit een mengsel van chloroform en petroleumaether
bij 148° C. smolt.
Het mengsmeltpunt met het p. nitro-phenylhydrazon van
aceton (smp. 148° C.) gaf geen depressie.
Racemiseeren van het a, e-dimethyl-heptaanzuur, verkregen
door oxydatie van oxy-dihydro-perezon,
A. a-Broom-a, e-dimethyl-heptaanzuurbromide,
349 mg zuur ( [a] ^ = —14,6°) werden gemengd met
30 mg roode fosfor. Deze laatste was zuurvrij gemaakt door
met warm water te behandelen en daarna gedroogd op het
waterbad.
1 cc. broom, welke gedroogd was door deze met gecon-
centreerd zwavelzuur te behandelen, werd voorzichtig onder
omschudden toegevoegd.
Het mengsel verwarmden we eenige uren op het waterbad.
-ocr page 75-waarna de broomwaterstof-ontwikkeling vrijwel geëindigd
was.
Het ruwe zuurbromide zuiverden wij niet, maar verwerkten
het direct verder tot de gebromeerde aethylester.
B.nbsp;a-Broom-a,e^dimethyl-heptaanzure aethylester.
Het ruwe zuurbromide werd gedruppeld in 5 cc. absolute
alcohol. Na één nacht staan verdunden wij met water.
De broomester, welke zich als een zware bruine olie afge-
scheiden had, werd in aether opgenomen en de aetherische
oplossing achtereenvolgens geschud met vijfprocentige soda-
oplossing en water.
Kookpunt bij H mm 118°—123° C.
Opbrengst 450 mg.
C.nbsp;a,E-DimethyUhepteenzure aethylester.
450 mg a-broom-a,«-dimethyl-hepteenzure ester werden
met 1 gram versch gedestilleerd diaethylanihne 6 uur tot
koken verhit.
Na afkoelen voegden we 5 cc. 20 % zoutzuur toe en extra-
heerden de vloeistof met aether. De aetherische oplossing
werd achtereenvolgens gewasschen met 20 % zoutzuur,
water, sodaoplossing en water en daarna gedroogd op
Na2S04.
Kookpunt (14 mm) 98° C—103° C.
Opbrengst 200 mg.
Het product was halogeenvrij.
D.nbsp;a, e-DimethyUhepteenzuur.
200 mg aethylester verzeepten wij met alcoholische loog.
Kookpunt van het zuur bij 14 mm 136° C.—138° C.
Opbrengst 120 mg.
Bepaling aequivalent gewicht:
3.1nbsp;mg zuur verbruikten 1,0 cc. 0,020 n. alcoh. KOH.
2,6 mg zuur verbruikten 0,811 cc. 0,020 n. alcoh. KOH.
Berekend voor C9H16O2: 156.
Gevonden..... 155, 159.
E. ff, e-DimethyUheptaanzuuv.
Wij destilleerden het onverzadigde zuur nog een keer en
hydreerden daarna in aetherische oplossing met platina-oxyde
als katalysator.
De berekende hoeveelheid waterstof werd opgenomen,
terwijl na afloop de vloeistof verzadigd was t.o.v. broom en
tetranitromethaan.
Kpt. 134° C. (14 mm).
Opbrengst 80 mg.
Bepahng specifieke draaiing:
C = 5,45 1 = 0,5 a = 0.
Bepaling aequivalent gewicht:
6.2nbsp;mg zuur verbruikten 0,440 cc. 0,0914 n. KOH.
Berekend voor C9H18O2: 158.
Gevonden ..... 154.
Bovenstaande bewerkingen werden tevens uitgevoerd met
het nonaanzuurnbsp;= —12,1°, hetwelk eveneens uit
perezon verkregen was. Ook hier bleek het zuur geracemi-
seerd te zijn.
Bereiding van het amide van het geracemiseerde
a, E^dimethyl-heptaanzuur.
40 mg ff, Equot; dimethyl-heptaanzuur werden volgens de reeds
eerder beschreven methode omgezet in het zuuramide.
Het smeltpunt was na omkristalliseeren uit laagkokende
petroleumaether 99° C.—100° C. Het mengsmeltpunt met het
synthetische ff,e-dimethyl-heptaanzuuramide gaf geen de-
pressie.
C—H—N—Analyse:
4,715 mg stof gaven 11,900 mg co2 en 5,140 mg h2o.
2,301 mg stof gaven 0,183 cc. n2 bij 22° C. en 760 mm.
Berekend voor c9h19on (157): C 68,80%; H 12,10%; N 8,92%.
Gevonden........C 68,83 %; H 12,11 %; N 9,19 %.
Methyleeren van perezon en derivaten.
Deze methylaethers bereidden we, teneinde producten te
krijgen, waarvan de ring bij oxydatieve afbraak intact zou
blijven.
In geen der gevallen gelukte het een kristallijn product in
handen te krijgen. Alle methylaethers waren dik vloeibaar en
geel of bruin gekleurd.
De stikstof, welke we gebruikten voor het reduceerend
methyleeren, maakten we zuurstofvrij. Daartoe werd ze
gewasschen met alkalische pyrogallol-oplossing, gedroogd
met zwavelzuur, natronkalk en calciumchloride en tenslotte
over verhit koper geleid.
Methyl-perezon.
1 gr perezon werd in absolute aether opgelost en ge-
methyleerd met een aetherische oplossing van diazomethaan,
welke op de bekende wijze verkregen was uit 5 cc. nitro-
somethylurethaan.
De aetherische oplossing schudden wij achtereenvolgens
met 5 % KOH-oplossing en water. Na verdampen van de
aether bleef het methylproduct als een dikke gele olie achter.
Kpt. bij 0,002 mm 128° C.—133° C. Opbrengst 0,9 gr.
Voor de analyse werd de stof bij kamertemperatuur in
hoogvacuum boven P2O5 gedroogd.
C—H—Analyse:
4,137 mg stof gaven 11,140 mg co2 en 3,160 mg h2o.
Berekend voor C16H22O3 (262): C 73,28 %; H 8,40%.
Gevonden........C 73,44 %; H 8,49 %.
-ocr page 78-Methoxylbepaling:
6,003 mg stof gaven 5,020 mg AgJ.
5,909 mg stof gaven 4,962 mg AgJ.
4,010 mg stof gaven 3,474 mg AgJ.
Berekend (voor 1 — och3 groep): 11,83% (och3).
Gevonden.........11,03% (och3).
11,08% (och3).
11,43% (och3).
TrimethylAeuko'petezon.
Voor de bereiding van deze verbinding werden verschil-
lende methoden gevolgd. Het best voldeed het volgend voor-
schrift:
Wij losten 1 gr perezon in methylalcohol op, waarna deze
oplossing 8 uur met een waterige oplossing van natrium-
hydrosulfiet geschud werd. Bij het verder verwerken werd.
teneinde oxydatie te voorkomen, er voor gezorgd, dat het
product niet met lucht in aanraking kwam.
De vloeistof werd vijf maal uitgeaetherd en de aetherische
oplossing met een mengsel van natriumsulfaat en natrium-
hydrosulfiet geschud.
Na filtreeren destilleerden wij de aether af. De methyl-
alcohol en het water werden bij lage temperatuur in vacuo
verwijderd. Nu werd gemethyleerd met dimethylsulfaat en
methylalcoholische loog volgens de methode, zooals deze
door F. Kögl en medewerkers voor het hexamethyl-leuko-
atromentine uitgewerkt is 1).
Wij voegden 4.5 cc. dimethylsulfaat ineens en daarna in
kleine hoeveelheden 27 cc. 25 % methylalcoholische KOH-
oplossing toe. Er vond een levendige reactie plaats, terwijl
de vloeistof zich paars kleurde. Na eenige uren staan werd de
1) Ann. 465. 231 (1928).
-ocr page 79-vloeistof uitgeaetherd, de aetherische oplossing met water
geschud en gedroogd op CaCl2.
Kpt. bij 0,01 mm 110° C.
Opbrengst 0,8 gr.
C—^H—Analyse:
4,942 mg stof gaven 13,420 mg co2 en 4,220 mg h2o.
Berekend voor C18H28O3 (292): C 73,97 %; H 9,59%.
Gevonden ........C 74.06 %; H 9,49 %.
Methoxylbepaling:
6,080 mg stof gaven 13,758 mg AgJ.
5,942 mg stof gaven 13,580 mg AgJ.
Berekend (voor 3 — och3 groepen): 31,85 % (och3).
Gevonden.......... 29,85% (och3).
30,15% (och3).
Methyl-dihgdro'-perezon.
Deze verbinding ontstond bij een poging om trimethyl-
leuko-dihydro-perezon te maken.
1 gr perezon werd op de bekende wijze katalytisch ge-
hydreerd. Zonder de katalysator te verwijderen, voegden wij
nu een aetherisch oplossing van diazomethaan toe, welke
bereid was uit 10 cc. nitrosomethylurethaan.
Er werd nu in stikstof-atmosfeer gewerkt, zoodat oxydatie
uitgesloten was.
Bij het opwerken bleek geen diazomethaan meer aanwezig
te zijn.
Na de aether gefiltreerd en afgefiltreerd te hebben, frac-
tioneerden wij het residu bij 0,01 mm. Het product kookte
bij ongeveer 150° C. en was een bruine olie. Opbrengst
0,6 gr. In de kolf bleef een harsachtig residu achter.
C—H—Analyse:
4,388 mg stof gaven 11,730 mg co2 en 3,900 mg h2o.
Berekend voor CisHaoOs (294): C 73,47 %; H 10,20%.
Berekend voor C16H24O3 (264): C 72,73 %; H 9,09%.
Gevonden........C 72,90 %; H 9,88 %.
-ocr page 80-Methoxylbepaling:
6,096 mg stof gaven 5,359 mg AgJ.
7,781 mg stof gaven 6,760 mg AgJ.
Berekend (voor 1 — OCHa groep):nbsp;11,74% (ch3o).
Gevonden..........11,60% (ch3o).
11,45% (ch3o).
Tetramethyuieuko'oxy'dihydro-perezon.
Voor het reduceerend methyleeren van oxy-dihydro-
perezon (smp. 143° C.—144° C.) volgden we de methode,
zooals deze aangegeven is bij de bereiding van het trimethyl-
leuko-perezon.
1 gr oxy-dihydro-perezon werd, na reductie, gemethyleerd
met 6 cc. dimethylsulfaat en 17 cc. 25 % methylalcoholische
loog.
Kpt. bij 0,01 mm 120° C.
Opbrengst 1 gr.
C—H—Analyse:
4,638 mg stof gaven 11,925 CO2nbsp;en 4,070 mg H2O.
Berekend voor Ci»H3204 (324):nbsp;C 70,37 %; H 9,88%.
Gevonden........C 70,12 %; H 9,75 %.
Methoxylbepaling:
2,850 mg stof gaven 7,980 mg AgJ.
Berekend (voor 4 — och3 groepen):nbsp;38,3 % (ch3o).
Gevonden..........36,9% (ch3o).
Bepaling specifieke draaiing:
C = 9,66 t = 20° C. a = —1.53° 1 = 0,5 [aff = —31,7°.
Oxydatie van trimethyUleuko-perezon en tetramethyUleukOquot;
oxy'dihydro-perezon.
Niettegenstaande tal van oxydaties uitgevoerd werden
(o.a. met KMn04, CrOg. HNO3, H2O2). gelukte het niet
een gekristalliseerd oxydatieproduct te isoleeren.
B. Synthetische proeven.
1. Synthese van a.E'dimethyl-heptaanzuur.
Isobutylbromide.
Wij verzadigden 300 gr isobutylalcohol (kp. 107° C.) met
droog HBr gas. De vloeistof werd nu, terwijl nog steeds HBr
ingeleid werd, langzaam gedestilleerd, waarbij de tempera-
tuur der vloeistof tot 110° C. steeg.
Het gevormde bromide werd van het water gescheiden,
gewasschen met verdunde loog en water en gedroogd op
calciumchloride.
Opbrengst 260 gr Kpt. 90° C.—91° C.
IsobutyUmalonester.
260 gr isobutylbromide werden gecondenseerd met 294 gr
malonester (42,3 gr natrium, 60 cc. absolute alcohol).
Opbrengst 315 gr isobutyl-malonester.
Kpt. bij 14 mm 134° C.—142° C.
Isobutyl-malonzuur.
Wij verzeepten 315 gr isobutyl-malonester met overmaat
15 % loog. Na aanzuren extraheerden wij de vloeistof met
aether.
Opbrengst 210 gr. Smp. 106° C.—107° C.
y-MethyUvaleriaanzuur.
210 gr isobutyl-malonzuur werden bij gewone druk voor-
zichtig gedestilleerd.
Bij ongeveer 140° C. vond de CO2 afsplitsing plaats.
Opbrengst 144 gr. Kpt. 200° C.—201° C.
y^Methyl-valeriaanzure aethylester.
Wij veresterden 144 gr y-methyl-valeriaanzuur met 175
cc. absolute alcohol en 42 cc. geconcentreerd zwavelzuur.
Opbrengst 143 gr. Kpt. 158° C.—160° C.
IsohexylalcohoL
140 gram y-methyWaleriaanzure aethylester werden op-
gelost in 420 gr dubbel gedestilleerde absolute alcohol. Deze
oplossing lieten we zoo snel mogelijk vloeien op 269 gr
natrium. Vervolgens werd nog 2 liter alcohol toegevoegd,
terwijl wij de temperatuur tot 120° C. opvoerden.
Na afkoelen werd water toegevoegd en met waterdamp
gedestilleerd.
Opbrengst 70 gram.
Kpt. 148° C.—152° C.
Isohexylbromide.
70 gr isohexylalcohol werden met 160 cc. 48 % HBr-
oplossing 3 uur aan de terugvloeikoeler verhit.
Hierna destilleerden wij het mengsel langzaam.
De onderste laag van het destillaat werd eenige keeren
met verdunde loog en daarna met water gewasschen.
Na drogen op CaCl2 werd gedestilleerd.
Opbrengst 94 gram.
Kpt. 143° C.—146° C.
Methyl'isohexyl-malonester.
75 gr isohexylbromide condenseerden we met 85 gr methyl-
malonester (11,5 gr natrium en 150 cc. absolute alcohol).
Het condensatieproduct werd in vacuum gedestilleerd.
Kpt. 145° C. (14 mm). Opbrengst 66,5 gr.
-ocr page 83-C—H—Analyse:
3,400 mg stof gaven 8,085 mg co2 en 3,030 mg h2o.
Berekend voor C14H26O4 (258): C 65,12 %; H 10,08 %.
Gevonden........C 64,85 %; H 9,90 %.
Methyl-isohexyl-malonzuur.
Wij verzeepten 66,5 gram methyl-malonester met over-
maat 15 % alcoholische loog.
De alcohol werd afgedestilleerd, de rest verdund met
water, aangezuurd en geëxtraheerd met aether.
Na verdampen van de aether bleef een olieachtig residu
in de kolf. Een kleine hoeveelheid hiervan werd door krassen
tot kristallisatie gebracht en omgekristalliseerd uit een meng-
sel van aether en petroleumaether (Kpt. 40° C.—60° C.).
Smp. 114° C.—115° C.
C—H—Analyse:
5,097 mg stof gaven 11,155 mg co2 en 4,170 mg h2o.
Berekend voor C10H18O4 (202): C 59,41 %; H 8,91 %.
Gevonden........C 59,69 %; H 9,09 %.
a.e-Dimethyl'-heptaanzuur.
Het ruwe methyl-isohexyl-malonzuur werd zonder verdere
zuivering in vacuum gedestilleerd.
Bij ongeveer 80° C. begon de koolzuurafsplitsing.
Kookpunt bij 14 mm 135° C.—137° C.
Opbrengst 36 gr.
C—H—Analyse:
5,546 mg stof gaven 13,890 mg co2 en 5,630 mg h2o.
Berekend voor C9Hi802 (158) C 68,35%; H 11,29%.
Gevonden........C 68,31 %; H 11,28 %.
Bepaling aequivalent gewicht:
10,3 mg zuur verbruikten 0,691nbsp;cc. 0,0914 n. KOH.
7,4 mg zuur verbruikten 0,494nbsp;cc. 0,0914 n. KOH.
7,2 mg zuur verbruikten 0,492nbsp;cc. 0,0914 n. KOH.
Berekend voor c9h1so2: 158.
Gevonden .....163.
164.
160.
Amide van het a.e-dimethyUheptaanzuur.
30 mg zuur werden volgens de reeds eerder beschreven
methode via het zuurchloride in het amide overgevoerd.
Het amide kristalliseerden we uit petroleumaether (Kpt.
40° C.—60° C.) om.
Smp. 99° C.—100° C.
C—H—N—Analyse:
4,398 mg stof gaven 11,060 mg co2 en 4,760 mg h2o.
3,088 mg stof gaven bij 23,5° C. en 754 mm 0.243 n2.
Berekend voor c9h19on (157): C 68,80%; H 12,10%; N 8,92%.
Gevonden ........C 68,59 %; H 12,03 %; N 8,99 %.
Splitsing van het a.S'dimethyl-heptaanzuur in de optisch
actieve componenten.
Van verschillende optisch actieve basen gaf cinchonidine
de beste resultaten. 10 gr zuur werden met 0,1 n. NaOH
geneutraliseerd en aan 18,8 gr cinchonidine de berekende
hoeveelheid zoutzuur toegevoegd.
Bij samenvoegen van deze oplossingen sloeg het cinchoni-
dinezout neer.
Gewicht 20 gram.
Dit product kristalliseerden we om uit aceton. Het eerste
kristallisaat was cinchonidine. Daarna kristalliseerde het
zout, hetwelk waarschijnlijk nog met eenig chinchonidine ver-
ontreinigd was.
Smp. 94° C.—95° C.
Gewicht 11,8 gram.
Het bleek niet mogelijk het zuivere zout in handen te
krijgen, daar bij het omkristalliseeren steeds ontleding op-
trad (ook in andere oplosmiddelen) en dus naast het zout
cinchonidine en isononaanzuur ontstonden.
Om het verloop der splitsing te volgen, moesten we dus na
het omkristalliseeren het zuur uit het zout vrijmaken en hier-
van de draaiing bepalen.
Het cinchonidinezout ontleedden wij met verdund zoutzuur.
Het zuur werd dan weer in cinchonidinezout omgezet en
dezelfde bewerking herhaald. Na vier maal omkristalliseeren
uit aceton vonden we:
3,7 gr zuur « = —4,12°nbsp;= —9,2°.
en vervolgens:
1,4 gr zuur a = —5,72°nbsp;[af° - —12,7°.
0,8 gr „ «==-7,11°nbsp;= -15,8°.
0,5 gr „ « = -7,52°nbsp;=-16,7°.
0,45 gr „ a = -7,75°nbsp;[af^ = -17,3°.
0.35 gr „ a = -7,84°nbsp;[af^ = -17,5°.
Van het zuurnbsp;—17,5° bereidden wij het amide.
Het smp. hiervan was 75° C.—77° C.
Specifieke draaiing:
10.15 « = -0,92 [a]^=-18.1°
Volledigheidshalve worden de gegevens van het analytisch
en synthetisch isononaanzuur in onderstaande tabel weerge-
geven:
Analytisch zuur |
Synthetisch | ||
Ie praeparaat |
2e praeparaat | ||
Spec, draaiing..... |
—12,1° |
—H,6° |
—17,5° |
Dichtheid d^..... |
0,893 |
0,893 |
0,897 |
78° C.-80° C. |
84° C.-86° C. |
75° C.-77° C. | |
Spec, draaiing der zuur- |
—6,5° |
—10,8° |
-18,1° |
2. Synthese van het racemisch oxy-dihydro-
perezon.
p-Methyl-acetophenon.
Wij bereidden het p-methyl-acetophenon uit toluol en
acetyl-chloride volgens F r i e d e l-C r a f t s. Kpt. 224° C.—
225° C.
Smp. semicarbazon 204° C.
Methyl-isohexyl-p-tolyl-carbinol.
14 gram isohexylbromide werden in 50 cc. absolute aether
opgelost en gedruppeld bij 2,04 gr magnesiumspanen. Ten-
slotte werd nog 1 uur gekookt.
Vervolgens koelden wij in zout- en ijsmengsel en drup-
pelden 12,6 gr p-methyl-aectophenon, opgelost in 60 cc.
absolute aether, langzaam bij onder voortdurend schudden.
Nadat alles toegevoegd was, werd het mengsel gedurende
24 uur met rust gelaten, daarna op ijs uitgegoten, het neerslag
opgelost met NH4CI en de vloeistof uitgeaetherd.
Bij het destilleeren vond reeds gedeeltelijke waterafsplitsing
plaats.
Kpt. 140° C—160° C. (14 mm).
Opbrengst 8,2 gr.
Wij verwerkten het product zonder verdere zuivering
verder.
l^MethyUéAsO'Octenyl-benzoL ^J
8.2 gr van het mengsel werden met 10 gr gesmolten kalium-
bisulfaat eenige uren op 150° C. verhit.
De onverzadigde koolwaterstof destilleerden wij over
natrium.
Opbrengst 7 gr. Kpt. 138° C.—145° C. bij 14 mm.
l-Methyl-4-is0quot;0ctylquot;benz0L
Wij hydreerden 7 gr onverzadigde koolwaterstof in ijsazijn
met platinaoxyde als katalysator.
De berekende hoeveelheid waterstof werd in 15 minuten
opgenomen.
De ijsazijn destilleerden wij in vacuo af.
Kookpunt bij 14 mm 138° C.—140° C.. bij 0,06 mm 75° C.
C—H—Analyse:
4,497 mg stof gaven 14,485 mg co2 en 4,740 mg h2o.
Berekend voor c15h24 (204): C 88,23 %; H 11,77%.
Gevonden.......C 87,85 %; H 11,71 %.
l'Methyl-4-isO'Octyl-2 (3)-nitrobenzol
Voor het nitreeren volgden we vrijwel de methode, zooals
deze voor cymol aangegeven is door Andrews^).
5 gr koolwaterstof werden gemengd met 5 gr zwavelzuur
(s.g. 1,84). Onder ijskoeling en roeren voegden wij het
nitreermengsel, bestaande uit 2,44 gr HNO3 (s.g. 1,42) en
4,88 gr H2SO4 (s.g. 1,84), toe.
Hierna werd nog 1 a 2 uur geroerd.
De temperatuur gedurende het nitreeren was ongeveer
5° C.
1)nbsp;Daar de rationeele naam voor de zijketen weinig overzichtelijk is,
gebruiken wij kortweg de aanduiding „iso-octylquot;, enz.
2)nbsp;J. Ind. Eng. Chem. 10, 453 (1918).
-ocr page 88-«
Het mengsel werd in ijswater uitgegoten en de gevormde
geelbruine olie in aether opgenomen.
De aetherische oplossing waschten wij met verdunde loog
en droogden haar daarna.
Kpt. bij 0,06 mm 120° C.—125° C.
Opbrengst 4,5 gr.
De rest werd in de vorm van koolwaterstof teruggewon-
nen. Uit de analysen blijkt, dat de nitroverbinding niet geheel
zuiver was.
C—H—N—Analyse:
5,477 mg stof gaven 14,577 mg co2 en 4,710 mg h2o.
3,398 mg stof gaven 0,174 cc. N2 bij 24° en 765 mm.
4,783 mg stof gaven 12,420 mg co2 en 3,800 mg h2o.
8,875 mg stof gaven 0,442 cc. N2 bij 22,5° en 770 mm.
Berekend voor c15h23o2n (249): C 72,29%; H 9,23 %; N 5,62%.
Gevonden.........C 72,58 %; H 8,46 %; N 5,92 %.
C 70,82 %; H 8,83 %; N 5,83 %.
l-Methyl'4-iso-octyl-2 (3) 'aminobenzoL
4 gram nitroverbinding werden met ijzerpoeder en zoutzuur
(s.g. 1,19) gereduceerd. De nitroverbinding ging oogenschijn-
lijk niet in oplossing, zelfs niet, nadat een flinke overmaat ijzer
en zoutzuur toegevoegd was en eenige uren aan de terugvloei-
koeler verhit werd; de reductie had evenwel toch plaats ge-
vonden.
De vloeistof werd verdund met water en de olie in aether
opgenomen. De aetherische oplossing schudden wij met vijf-
procentige loog en water.
Bij het destilleeren bleek er geen nitro-verbinding meer
aanwezig te zijn.
Kpt. bij 0,06 mm 112° C.
Opbrengst 2.9 gram.
Het amine is een kleurlooze vloeistof, welke na eenige
uren staan lichtrood aanloopt. Het niet in oplossing gaan van
de nitroverbinding tijdens de reductie wordt niet veroorzaakt
door de onoplosbaarheid van het amine in zoutzuur, doch door
die van het zoutzure zout van het amine in water.
C—H—N—Analyse:
4,953 mg stof gaven 14,740 mg co2 en 5,040 mg h2o.
2*695 mg stof gaven 0,143 cc. N2 bij 23° C. en 767 mm.
Berekend voor C15H25N (219): C 82.19%; H 11.42%; N 6,39%.
Gevonden........C 81.20 %; H 11,31 %; N 6.18 %.
Oxydatie van UmethyU44so-octyU 2 (3)'aminobenzoL
2 gr amine werden onder koehng opgelost in 25 cc. gecon-
centreerd zwavelzuur. Onder flink roeren werd deze oplos-
sing in ijswater gedruppeld. Het neergeslagen witte sulfaat
filtreerden we. waarna wasschen en drogen volgde. Na
poederen suspendeerden we het zout in 95 cc. 33 % zwavel-
zuur.
Onder koelen en roeren voegden we langzaam een oplos-
sing van 900 mg natriumbichromaat in 12 cc. water toe. daar-
bij zorg dragend, dat de temperatuur niet boven 8° C. steeg.
De vloeistof was lichtrood gekleurd, terwijl er een taaie
violette massa afgescheiden was.
Na een nacht staan in de frigidaire. was de vloeistof groen
gekleurd, de taaie massa onveranderd gebleven.
Daarom werd nu nog 1800 mg natriumbichromaat. opge-
lost in 25 cc. water, onder dezelfde omstandigheden toege-
voegd. Na een nacht staan was de vloeistof nog rood gekleurd.
De violette stof werd opgenomen in aether en deze
aetherische oplossing vele malen met water gewasschen.
De kleur der aetherische oplossing veranderde daarbij van
donkerviolet in rood, terwijl een harsachtig product neersloeg.
Na drogen en verdampen van de aether, bleef een roode olie
achter, welke niet tot kristallisatie te brengen was.
Met natriumhydrosulfiet trad er ontkleuring op; aan de
lucht kwam de kleur terug.
Het chinon was, bhjkens de proef van Lasseigne. met stik-
stofhoudende producten verontreinigd.
p^Methyl-isO'Octyl-di-methylamido'chinon.
Het ruwe chinon losten we op in 50 cc. absolute alcohol.
Hieraan werd toegevoegd 10 cc. 33 % alcohohsche methyl-
amineoplossing en het mengsel een nacht aan zich zelf over-
gelaten.
De kleur veranderde van rood in blauw.
De overmaat methylamine en de alcohol destilleerden
we af.
Ook hier was het niet mogelijk een kristallijn product te
isoleeren.
2-Methyl'5'iso-octyl-3,6'dioxychinon (racemisch
oxy-dihydro-perezon).
Het ruwe dimethylamido-dialkyl-chinon losten we in 30 cc.
ijsazijn op en voegden hieraan 10 cc. 10% zwavelzuur toe.
De vloeistof verhitten we 1 uur op het waterbad, waarbij de
kleur van violet in donkerbruin veranderde. We verdunden
met veel water en schudden de vloeistof met aether uit. De
aether werd gewasschen met water en dan geschud met tien-
procentige loog. De loogoplossing, welke zich violet kleurde,
zuurden wij aan, extraheerden nu met aether. waschten de
aetherische laag met water en droogden op Na2S04.
Het chinon werd eenige keeren uit 70 % alcohol en daarna
uit een mengsel benzol-petroleumaether omgekristalliseerd.
Smp. 127° C—128° C.
Opbrengst 169 mg.
C—H—Analyse:
5 233 mg stof gaven 12,975 mg COa en 3,930 mg HaO.
Berekend voor C15H22O4 (266): C 67,67%: H 8,27%.
Gevonden........C 67,62 %; H 8,34 %.
-ocr page 91-Racemisch tetra-acetyUleuko-oxy-dihydro-perezon.
30 mg racemisch oxy-dihydro-perezon werden op de be-
kende wijze reduceerend geacetyleerd.
Na omkristalliseeren uit alcohol was het smp.nbsp;135° C.—
136° C.
C—H—Analyse:
3,340 mg stof gaven 7,725 mg co2 en 2,180 mg h2o.
Berekend voor C23H32O8 (436): C 63,30%; H 7,34%.
Gevonden ........C 63,08 %; H 7,25 %.
Het mengsmeltpunt van één keer omgekristalliseerd optisch
actief product (smp. 128° C.) met eveneens één keer omge-
kristalliseerd synthetisch product (smp. 128° C.) gaf geen
depressie.
Daarentegen vonden wij met de zuivere synthetische ver-
binding (smp. 135° C.—136° C.) en het analytisch product
(smp. 134° C.) het mengsmeltpunt 133° C.—134° C.
illi
-ocr page 92-INHOUD.
BUdz.
Oudere onderzoekingen over het perezon .... 9
hoofdstuk II.
Theoretisch gedeelte,
A.nbsp;De afbraak van het perezon.......... 21
1.nbsp;De optische activiteit van het perezon ....nbsp;22
2.nbsp;De constitutie van de zijketens..............23
3.nbsp;De para-stand van de zijketens .......nbsp;32
4.nbsp;De constitutie van perezon en derivaten ...nbsp;34
B.nbsp;Synthetische proeven............. 37
C.nbsp;Slotopmerking................
HOOFDSTUK III.
Experimenteel gedeelte,
A.nbsp;Analytische proeven............. 45
B.nbsp;Synthetische proeven.
1.nbsp;Synthese van a, e-dimethyl-heptaanzuur .... 76
2.nbsp;Synthese van racemisch oxy-dihydro-perezon . 81
-ocr page 93-V/A
....
ills
^ .At«
4
J- ^ quot;A' ' | |
- | |
V | |
I.
De structuurformules, welke Fichter aan perezon en
derivaten toekent, zijn onjuist.
II.
De door Windaus opgestelde structuurformule van er-
gosterine is als de meest waarschijnlijke te beschouwen.
A.Windaus.H.H.Inhoffen en S.v.Reichel.
Ann. 510, 248 (1934).
III.
Door het onderzoek van Matuyama is het niet bestaan
van een y-modificatie van tin niet bewezen.
Y. Matuyama. The Sci. Rep. of the Toh. Imp.
Univ. 1, XX, 649 (1931).
IV.
Het onderzoek van Basinski over de invloed van de
concentratie van vrij halogenide op de stabiliteit van halogeen-
zilversolen, heeft weinig waarde.
A. Basinski. Kolloidchem. Beih. 36, 257 (1932).
V.
De verklaring, welke v. Hippel geeft voor het ontstaan
van de electrische doorslag in isolatoren, is onvolledig.
A.v. Hippel Z. f. Elektrochemie 39, 506 (1933).
-ocr page 95-Het onderzoek van Lettré en de conclusies, welke hij
daaruit trekt, zijn aan bedenkingen onderhevig.
H. Lettré Ann. 511, 280 (1934).
VII.
De opvatting van Schlenk, dat de producten, welke ge-
vormd worden bij inwerking van natrium op aromatische
ketonen monomoleculaire vrije radikalen zijn en niet associ-
eeren, is niet langer houdbaar.
W.E. Bachmann. J. Am, Soc. 55, 1179 (1933).
-ocr page 96- -ocr page 97-iß.
-ocr page 98-s,'.
-ocr page 99-