-ocr page 1-

I DE INENTING

RUNDVEE

GEEN

VOORBEHOEDEND-, NOCH DETEOGELEND JIIDDEL

j

TEGEN DE

BESMETTELIJKE LONGZIEKTE,

II. KUIPERS.

1872.

_____________________-__;__

-ocr page 2-
-ocr page 3-

m ram. vw het hidvie

Gr E E JN

voorbehoedend-, noch beteugelend middel tegen de

BESMETTELIJKE LONGZIEKTE.

DOOI!

S. FED DE MA ,

Adjuncl-commies ter provinciale van Friesland,

en als zoodaniy helasL met de bijhoriding va», de statistiek der fpngzieJcte ouder het nwilveiT m kiteJprofiucic.

M.i

■f lt;.quot; , -Cv,

/ v v

famp;9 Si

\

V^V

TE LEEU^AIIDEX BIJ

H. KUIPERP, JS72,

V

-ocr page 4-

BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT

2912 660 8

-ocr page 5-

I X L K I I ) I Nquot; Cgt;.

Up hot ton J arc 18Glgt; to Lccmnarden gehouden XVlllilu Ncderlaiulsch LanJIiuishoudkundig Congros kwam do eerste afdeeling tot een tweetal besluiten , die zij gaarne tot besluiten der algemeene vergadering verbeven zag. Zij strekten daartoe : 1quot;. dat in de provincie Friesland is uitgomaakt, dat de inenting eon bepaald voorbehoedmiddel is togen de longziekte onder liet rundvee ; 2quot;. dat door statistieke opgavon was te bewijzen, dat, waar geene inenting heel't plaats gehad, de ziekte ook liet sterkst heeft gewoed.

De algemeene vergadering vereenigde zich met die besluiten en hechtte bovendien hare o-oedkeuniiü' aan

O O

eon voorstel van haren voorzitter, dat, vermits men in Belt/ie nog de voordooien der inenting betwistte , het naar zijn oordeel nattig zoude zijn, dat een zeer gunstig oordeel word uitgesproken over de voordeden der inenting, als zijnde hot door de medegedeelde bewijzen van ondervinding uitgemaakt, dat do inenting mag heeten oen voorbehoedmiddel togen de longziekte onder het rundvee.

Voorts stemde de vergadering in met de gevolgtrekking, door den voorzitter na hot gehoorde ge-

-ocr page 6-

4

inuiiki, dat door dr oiulprviniling was liowezcn, da) gemeenten, waai- men niet of weinig had ingeünt, bijzonder door do longziekte waren en werden aangetast.

De gegrondheid van bovenbedoelde uitspraken ineen-do ik al dadelijk om meer dan ééne reden to mogen betwijfelen. Om tot zekerheid deswege te geraken , vond ik mij genoopt om al wat omtrent de longziekte onder liet rundvee in Friesland van 1842 lot en met 1SG3 was voorgevallen mot naamvkenrigheid na te gaan en in schrift te stellen, zoowol ten aanzien van hot ontstaan, den voortgang en het karakter der ziekte, als met betrekking tot do voordeden, die de inenting als voorbehoed- en betougelingsmiddel heeft opgeleverd, en welke uitkomsten do aangewende middelen tot genezing der ziekte hebben gehad. Mot dat werk,'t welk nog al eenigo uitgebreidheid had verkregen, zijn slechts enkele hoeren , tot het gewestelijk bestuur in betrekking staande, destijds door mij in kennis gesteld.

Na 18G3 is de longziekte onder het rundvee in Friesland aanmerkelijk gedaald, zóu zelfs dat de hoop in 18(58 bestond, dat zij zich geheel zou verwijderen. Dit was de reden, waarom aan het door mij gedaan onderzoek geene meerdere bekendheid is gegeven. Thans evenwel acht ik mij in het algemeen belang verpligt om mijn onderzoek, wat de inenting betreft, openbaar te maken, eensdeels omdat zich de longziekte onder het rundvee in deze provincie op eene onrust-harende wijze uitbreidt en reeds weder in 9 van de 43 gemeenten zich heeft geopenbaard, en anderdeels, omdat door den heer dr. W. II. Iuzerda , oud-inpecteur van het geneeskundig staatstoezigt iu Friesland en Groningen, lid van de Tweede Kamer der

-ocr page 7-

Staten-Generaal, eeue brochure is uitgegeven, waarbij niet alleen het aanwenden der inenting onvoorwaardelijk aanbevolen, maar tevens gezegd wordt, dat er bij dat proefhoudend middel tegen de longziekte geene redenen, noch uit het oogpunt van staatsbelang, noch uit dat van billijkheid, bestaan, die do tusschenkomst van den Staat wettigen, met andere woorden : om schadeloosstelling te verleenen voor wegens longziekte onteigende en afgemaakte rundenen.

O D

De inentingen, die sedert 1863 hebben plaats gehad, waren van weinig of geen belang en zijn ook zonder invloed op mijne beschouwingen, die loopen over de inentingen, van 1S52—18(33 geschied.

-ocr page 8-

1. Bevordering der inenting van het rundvee.

Alvorens ilo uitkomsten van mijn onderzoek mede te doelen, acht ik liet in het helang der onpartijdigheid nuttig , te vermelden wat door hot gewestelijk bestuur van Frieslauil is verriirt, om de inentinn- van

O 7 O

het rundvee te he vorderen, ton einde, zoo mogelijk, de heersehende longziekte onder dat vee te keer te gaan.

Toen van tijd tot tijd hij Gedeputeerde Staten mede-deelingen werden out vangen nopens het wenschelijke eener proef tot genezing van longzieke runderen, gaf dit genoemd collogio aanleiding, den 17 April 1851 aan de Staten een voorstel te doen, om te worden gemagtigd, middelen tot herstel van longzick vee te beproeven.

Dat voorstel werd in de sectiën onderzocht. In eene sectio was men van oordeel, dat het onnoodig scheen nog eenig bewijs voor het ongeneeslijke der tot zekeren graad van ontwikkeling gekomen longziekte te voegen bij de bestaande en de proeven dienaangaande met nog eenige te vermeerderen.

Sommige loden der Staten bevreemdde het, dat de overtuifnnn; noft1 niet alo-cmecn was, welke hen he-

D O O O 7

zielde, die jaren lang mot wetenschappelijk onderzoek en duizende proeven ijverig bezig waren , en die Gedeputeerde Staten hier te lande 18 jaren waren voorgegaan, om tot hot resultaat te komen, wat men nu nog verlangde. Dit nam evenwel niet weg, dat do Staten, bij besluit van den 30 April 1851, no. 11, a;ui Godoputeerde Staten magtiging voldoenden, om, bij wege van uitzondering on onder zoodanige

-ocr page 9-

voorzoi'g'smaatregelen, als zij gepast zouden oorJeelen, inicldcloii tot herstel van longzlek vee te duen beproeven.

Het lag in den aard der zaak, dat, wilden (Jedeputeerden Staten tan dezen niet oordeel werkzaam zijn, liet advies van deskundigen vooraf moest worden ingewonnen. Er werd uit dien hoofde eene commissie benoemd, bestaande uit de heeren dr. J. Banga te Franekcr, dr. J. Leudeu, dr. L. Gescmu, J. J. Buuiksma en E. Bloembergen, allen te Leeuwarden, en P. van Sïaa, rijksveearts der eerste klasse, te Sn eel-, aan welke werd opgedragen om, na een pathalogisch en chemisch onderzoek der ziekte, te dienen van consi-deratiën en advies, of er, naar de geaardheid der ziekte, middelen van herstel konden worden beproefd en, zoo ja, waarin die middelen moesten bestaan.

De commissie wijdde geheel hare aandacht aan de zaak, die om haar hoog gewigt met de meeste behoedzaamheid en zonder overijling werd behandeld. Op den 3 November 1852, bragc zij haar eerste rapport uit, behelzende:

K.0. 1 en 2. liapporten omtrent door haar genomen inentingsproeven.

Nn. 3. Afzonderlijk verslag van den rijksveearts J. L. ïïoegen, te Witmarsum, betreffende dc inenting van het rundvee van den lieer C. Oneides , landbouwer te Exmorra,

Nquot;. 4. Geschiedkundige aantcekeningen, nopens het ontstaan en de verspreiding der besmettelijke longziekte onder het rundvee in de provincie Friesland, van het jaar 1842 tot en met het jaar 1352opgemaakt door den heer J. Leudeu , med. et art. obst. doctor te Leeuwarden en lid der commissie.

-ocr page 10-

Als beweegreden voor de door liaur genomen inen-tingsproeven meldt de commissie onder anderen : „Van „liet jaar 1842 af, het tijdstip van liet ontstaan der „longziekte in de provincie ï'ricdan d, en later, waren „sommige der leden dikwerf getuigen van de weefsel-„veranderingen in de organen dienstbaar tot adem-„haling en bloedbereiding, en werd het meer en meer „bunne innige overtuiging, dat men van de genees-„kunde te vergeefs hulp zoude vragen, wanneer de „ziekte eenmaal al hare tijdperken heeft doorloopen. „Ijverig waren zij met velen er op bedacht, om mid-,,delen te kiezen, welke de ziekte konden voorkomen, „wijzigen of beteugelen. In de onderscheidene ge-„schriften over de vroeger gebeerscht hebbende run-„derpest, door Hammaziki, en vooral in Nederland „door Petrus Camper en andeven opgesteld, werden „vele en gelukkige resultaten vermeld over eene indenting der runderen, ten einde deze zoo zeer gefreesde kwaal te voorkomen of hare uitbreiding te „beperken; welke proeven echter door Vimke en an-„deren naderhand bestreden zijn geworden. Yix wees „in zijne belangrijke bijdragen op nieuw op het nut „der inenting, en geen wonder dus, dat men zich de „vraag voorstelde : op welke wijze en met welke stof „de inenting de meest gunstige resultaten zoude op-,,leveren? JSiet lang na den G October 1851 werden „door bovengemelde commissie, onder andere hulp-„middclcn, ten einde de zoo zeer gevreesde longziekte „te beteugelen, tevens voorgesteld en aangenomen „twee wijzen van inenting, t. w. een door middel „van bloed en een door toediening van melk, af „konistig van longzieke runderen , aan jonge kalveren.

-ocr page 11-

O

„ton einde Inj deze jonge dieren kuuslmatig de ziekte „op te wekken, en zoo doende, met de van de ziekte „herstelde kalveren, Jangzamerliand den veestapel op „nieuw aan te vullen, hetgeen vooral berustte op de „waarnemingen van velen , dat de longziekte slechts „bij uitzondering zich bij hetzelfde rund herhaalt.quot;

Daarna gaat de commissie over tot vermelding der plaats gehad hebbende inentingen, de wijze waarop zij zijn gedaan, do verschijnselen die zich daarbij hebben geopenbaard, en eindigt aldus : „Hoewel ook „deze proeven oen niet zuo gewenscht resultaat hebben „opgeleverd, als Uwe commissie zich gevleid had to „zullen ondervinden, zoo is, baars oordeels, do uitslag „niet als ongunstig te noemen.quot;

liet was voorts haar gevoelen, dat liet do pligt was van allo deskundigen, de proeven omtrent de inenting met allen ijver en naauwgezetheid voort te zetten, ten einde uit een behoorlijk getal waarnemingen te kunnen besluiten omtrent de waarde der inenting. Vermits intusschen slechts geringe belangstelling bij do landbouwers in Friesland omtrent do genomen proeven bestond, welligt veroorzaakt door hot hooge bedrag der te restitueren som, ingeval do runderen wegens longziekte werden afgemaakt, wekte zij op tot eeno aanmoediging der inenting van wegc het provinciaal bestuur.

Dit had tengevolge, dat de Staten, bij besluit van den 2 Augustus 1853 no. 7, hunne Gedeputeerden aanbevolen om de inenting van runderen, hoofdzakelijk op die stallen waarop de longziekte bereids was uitgebroken, aan te wenden, en, indien do veehuuders genogen werden bevonden de kunstbewerking op iiunuc

-ocr page 12-

10

rumk'rcn iu doen toi^iiissei), lieu dan daartoe de ge-legenlicid tü versohuflen door eenen rijksveearts of andere tlieoretisi.-he deskundigen, en voorts, ingeval de runderen aan de gevolgen der enting mogten komen te sterven, alsdan uit de daartoe bestemde provinciale fondsen schadevergoeding te verleenen.

Nadat deze gunstige bepalingen door Gedepuloerdc Staten, bij besluit van den 19 September ISS^no. 1, aan de burgemeesters waren medegedeeld, gingen onderscheidene veehouders er toe over om hunne runderen te doen inenten.

Van de uitkomsten der plaats gehad hebbende inentingen werd door de rijksveeartsen en andere theoretische deskundigen aan Gedeputeerde Staten verslag gedaan. Deze verslagen werden gesteld in handen van de commissie tot opsporing der middelen tot genezing der longziekte onder liet rundvee, met verzoek daaruit een algemeen rapport te willen zamenstcllen, vergezeld van zoodanige eigene consideration en advies, als zij noodig mogt oordeelrn.

De commissie voldeed aan dat verzoek en bragt den 22 Julij 1854 rapport uit, volgens hetwelk van September lS5o tot April 1854 een getal van G24 runderen, op onderscheiden leettijd, aan de inenting-waren onderworpen geweest, waarvan 33 waren gestorven, alzoo 1 op bijna 19. De commissie doet daarbij mededeeling van de gedane waarnemingen nopens het verloop, de verschijnselen en de uitkomsten der inentingen en laat op bladz. 11 van haar rapport volgen : „Hoezeer zoodanige waarnemingen de waarde „der inenting beperken, zonder evenwel de verdiensten „van AVjllumö te verminderen, is het verre van ons,

-ocr page 13-

11

„dat wij linnr, als van geene waardt', zouJcn willen „ter zijde stolloii, haar noemen eausc perduo, eene „verloren zaak. Verdere resultaten, verkregen door „liet voortzetten van inentingsproeven, hetzij volgens „de methode van quot;W'ili.ejip, of die gewijzigd, worden „volgens onze meening vereischt, om de juiste waarde „der inenting nader te kunnen bepalen.quot;

De commissie achtte hot evenwel, op grond van hare overtuiging, niet wenscbelijk toon reeds de inenting onbeperkt aan te wenden , veel minder haar als verpligtend voor te schrijven. De wetenscha'p moest eerst uit juiste cn getrouwe waarnemingen hebben aangetoond, dat het middel was deugdelijk en onscliade-lijk, dat hot minder offers vorderde dan de longziekte zelve; zij adviseerde voorts: de inentingsproeven te blijven bevorderen mot die wijziging, dat do inenting niet hoofdzakelijk op do stallen, waar de longziekte was uitgebroken, werd aangewend, en ten dien einde het verstrekken van schadevergoeding te blijven toepassen .

In de tweede helft van 1854, na het opmaken van bovenbedoeld verslag, werden nog 3,.322 runderen ingeënt, als door den rijksveearts der l0 klasse J. L. JIoegen' , to IVitmnrsim Gl, door don rijksveearts der 1quot; klasse P. van Sïaa , te Snede 4GÜ, door den veearts J. 13. Kielstua, te Opchula, onder toezigt van de hoeren 1'. K. I'el, genees- en heelmeester en lid dor provinciale commissie van landbouw to IJraytcn, zoomfde van den heer dr. J. Lünsingh Toxckens , te Bcettslerzwaag, 1G9S, en eindelijk door den lieer I Jk.nxes, leeraar aan's rijks veeartsenijschool ie VLrcc/il, lUi)4. Do laatste was daartoe met bereidvaardigheut

-ocr page 14-

aangewezen geworden dooi' den Minister van Uin-nenlandsche Zaken, terstond nadat aan Zijne Ex-eellentic door Gedeputeerde Staten mededeeling was gedaan, dut onderscheidene veehouders in de gemeente Baanleradeel hunne runderen gaarne tot liet doen van ])roefnemingen der inenting wenschten at'te staan, indien de kunstbewerking door een der leeraren aan genoemde school kon worden verrigt.

Van den uitslag der zoo even bedoelde inentingen werden verslagen opgemaakt, die in eene derde verzameling der verslagen van inentingsproeven, op last van Gedeputeerde Staten uitgegeven, opgenomen en over hot geheel gunstig voor de inenting gesteld zijn. Vonden de bovenbedoelde inentingen plaats onder de gunstige voorwaarden van schadevergoeding, met lu Januarij ISoo werden deze opgeheven, ten gevolge van de nieuw gemaakte bepalingen omtrent de zaak der longziekte, welke met dat tijdstip in werking traden.

Van wege of door tusschenkomst der provincie had in 1S55 geene inenting plaats; wel was bij besluit der Staten van den 21 November 1855, No. 5, bepaald om haar aan te moedigen, door aan de veehouders bij het doen verrigten van die kunstbewerking op eigen kosten, op hunne kalveren boven do zes maanden oud, hokkelingen en enterrieren, schadevergoeding te verleenen, voor liet geval, dat de runderen kennelijk aan do gevolgen daarvan kwamen te sterven, en was die schadevergoeding gesteld: voor tot een gezond beslag behoorende runderen % en voor runderen, tot door de longziekte besmette stallen behoorende, evenwel niet aan de longziekte lijdende, Ygt; dor ge-(auxeorde waarde naar den gezonden toestand , maar

-ocr page 15-

■•iMii tl al liopluil kon vóór 185;quot;) gpon govolg wnnlou o-egnvnn, dowijl eerst op do provinr-ialo begrooling van 185G daarvoor fondsen bescliikbaar waren.

Desniettegenstaande werden in de gemeente Baar- ' der ad eel gedurende 1855, voor particuliere rekening, rgt;4:i stuks runderen liij 43 veehouders ingeënt. Die inentingen werden verrigt door den heer 1. Jemies, daartoe, op verzoek van bestuurders van het onderling veewaarborg-genootschap in Txtardcradecl en met magtiging van don Minister van Binnenlandschc Zaken. van Utrecht overgekomen.

Ter verdere aanmoediging achtten Gedeputeerde Staten bet wenschelijk, dat uc reeds bestaande bepalingen lot schadevergoeding werden uitgebreid, door ook de kosten dor inenting voor rekening der provincie te nemen. Met het voorstel, daartoe door hen gedaan , vereenigden zich de Staten bij besluit van den 22 .liilij 185G, no. 1, tor uitvoering waarvan Gedeputeerde Staten bij besluit van den 30 September 185G , no. 38, de inenting aan den heer 1. Jeinies meergenoemd opdroegen, met dien verstande, dat de kunstbewerking zou worden verrigt, óf door hom zeiven, óf door zoodanigen veearts in iedere gemeente, als hij daartoe zou aanwijzen. Van die opdragt werd aan de burgemeesters mededeeling gedaan, om daarvan don veehouders kennis te doen dragon.

Op zeer uitgebreide schaal vond alsnu in verscheidene gemeenten de inenting plaats , en dit vermeerderde nog, toen de Stalen, bij besluit van den 23 Juiij 1857, no. 15, hun besluit van den 22 Julij 1850 no. 1, hadden aangevuld met de bepaling, dat ook rundoren boven do drie jaren oud op kosten der provincie konde worden

-ocr page 16-

14

ingfvnl, nclilnr zomlnr schailov.Tgonding voor vorlios.

Van September 1830 lot in Maart 1857 werilon ingoi'iit 7,882 rundorcn, waarvan 4,1)31 in gozondon * on 2,951 in vpnlacliten toostaml.

Volgons liet door don lieer Jenncs opgomaakt on op last van Gedeputeerde Staten uitgegeven vierde verslas: van do uitkomsten der c-edane inentingen

O O O

waren do verkregen resultaten gunstig en , daardoor geleid. bleef de genoemde deskundige de inenting dor longziekte aanbevelen: 1°. als voorzorg, overal waar do longziekte lieerscht in de onmiddellijke omgeving; 2quot;. als drang, zoodra er zicli sleelits sporen van longziekte onder eenig beslag vee vertoonon ; 3quot;. om, zoo men gewoon is zijn jong vee te laten inenten, tijdens er goene ziekte in de omgeving bestond, niet te verzuimen de inenting te herhalen, wanneer de longziekte mogt naderen.

„liet spreekt van zelf, dus vervolgt de heer Jennes, dat in het eerste c-oval hot meeste nut van de inen-ting kan verwacht worden, dat het in het tweede afhangt van den duur dor ziekte onder den veestapel vóór lt;le inenting-; cn dat ten derde ecne overenting te dringender wordt, hoe langer tijd sedert de inenting is verloopen. Vooral verdient dit laatste punt behartiging, omdat de ondervinling schijnt aan te toonen, dat de inentingen na verloop van 3 ti 4 jaren van hare voorbehoedende kracht beginnen te verliezen.quot;

Ten slotte zegt de hoer Jennes nog fot aanbeveling der inenting, dat, zoo zij ter rogter tijd aangewend en met de noodige omzigtigheid uitgevoerd wordt, de nadeelen, die er aan verbonden zijn, in geene ver-houding staan tot de voordooien, dio zij oplevert.

-ocr page 17-

ir.

In do jaren 1858 en 1859 word ook do inonling in ruimo mato toog-opast.

Door den rijksveearts E. Plantexga , to Wolver/n, worden aan den burgemeester van Sc/wlerland belangrijke beschouwingen omtrent de inenting medegedeeld, waarvan een en ander door Gedeputeerde Staten wordt vermeld in hun verslag vnn den toestand der provincie over 1858, volgens hetwelk de genoemde veearts van oordeel was :

1°. dat de inenting gunstig werkt, om de verspreiding der ziekte te verhoeden ;

2°. dat zij niet werkt bij runderen, reeds door de longziekte aangedaan ;

3quot;, dat de inenting vrij algemeen geringe reactie beel't te weeg gebragt, door eene tweeledige oorzaak, eerstens dewijl zij te laat geschiedt, bijna geen veehouder besluit zijn beslag te laten inenten , alvorens do natuurlijke besmelting een gedeelte beeft aangetast en zich reeds hij, wie weet hoeveel , runderen schuil houdt, uithoofde de smetstof onder gunstige omstandigheden, langen tijd bij het geïnfecteerde rund kan sluimeren. 1'ij deze beesten nu heelt de inenting, evenmin als bij de bereids in bet eerste stadium der besmetting verkeerende runderen, eenige uitwerking. Ook beeft hij waargenomen, dat de inenting belangrijk mindere reactie te woeg brengt onder runderen van eenen stal, waar do longziekte heersclit, dan daar waar geene besmetting aanwezig is. De tweede oorzaak is gelegen in do entstof. Deze te verkrijgen, zoo als ze moet zijn, baart groote moeije-lijkheid, vermits men de meeste longzieke runderen laat sterven, of zo althans op een tijdstip afmaakt .

-ocr page 18-

](:

dal ilo aangeilane long* zoodanig is geilfgonovm-il, tlat zij gecne goede entstof meer bevat. In het eerste geval is liet uitgeperste vocht altijd inet bloed gemengd on moet het coaguleren hiervan op het ent-wondtje, zoowel als de inmenging' zelve, nadeelig zijn voor het eflect. — De hoofdoorzaak van het niet verkrijgen van goede entstof' bestaat daarin, dat zij moet worden verkregen van een longziek rund, dat in een tijdperk der ziekte is, waarin de eigenaar nog vol moed is, het eens onder zijne herstelde runderen te kunnen rekenen.

Dezelfde veearts gaf voorts in een rapport aan den burgemeester van IFeslstellingwerf te kennen, dat er geen voorbeeld is, waaruit kan blijken, dat de inenting als pneservatief tegen de natuurlijke besmetting ongenoegzaam zou zijn, aangezien bij geen der geënte en longziek geworden dieren eenige reactie op den aangebragten ent stimulus was ts bespeuren.

lleeren Gedeputeerdo Staten laten daarop volgen : „Dit oordeel van den veearts wordt eenigermate be-„vestigd door het vergelijkend overzigt van de plaats „gehad hebbende inentingen, waaruit blijkt, dat in „1858/59 mot reactie 57 on zonder reactie 133 van „de ingeente (5,796 stuks runderen aan longziekte zijn gestorven of afgemaakt.quot;

Gedurende 1859/GO was het getal der ingeSntc runderen 4,G32, waarvan 4,478 gezond en 154 van longziekte verdacht waren. Het cijfer dor inentingen was dus lager dan het vorige jaar, doch de uitkomsten waren gunstiger, want het verlies der runderen, die geënt waren, doch aan de longziekte stierven, was in 1858/59 nagenoeg •! pet,, togen ruim 2 pet. in 1359/GO.

-ocr page 19-

Door den rijks veearts der l' klasse J. L. IIoegk.v , te Wiimarsum , werden eenige mededeclingeu gedaan nopens de door hem in 1S5U gedane inentingen, die in het verslag van den toestand der provincie over dat Jaar, door Gedeputeerde Staten gedaan, voorkomen en aldus luiden ; „De inentingen geschiedden, even „als vroeger, met primitieve, uit een zieke long ge-„nomen stof. Op grond evenwel dat de vroegere „inentingen betrekkelijk'weinig aansloegen, en zulks, „mijns inziens, te wijten was aan een al te minutieuse „keuze dezer stof, zoo heb ik mij vervolgens van „zwaardere stof, dat is uit een later tijdperk der „ziekte genomen, bediend ; de inentingen hadden met „twee insteekpunten steeds op den staart plaats.

„Van de ingeente runderen heeft ruim 40''.. pet. „goed gereageerd. ]5ij de meeste dezer dieren was „de werking middelmatig, bij enkele gering en bij „enkele zeer hevig. Veertien runderen hebben 6t een „gedeelte der pluim, óf de pluim van den staart, èf „den gelieelen staart verloren. Bij vier dieren had „tevens aanmerkelijke zwelling der genetaliën en van „den anus plaats, en, ofschoon bij vroegere experimen-„ten in zulke gevallen, trots de aanwending der ge-„wono daarvoor in gebruik zijnde middelen, meestal „de dood volgde, heb ik het geluk gehad, deze dieren „allen te redden. Mijne behandeling bestond dit jaar „in sterke inwrijvingen met alcohol ol-spicae potrae „et teubontinao, met bijvoeging van vloeibare am-„monia en campher.

„Aangaande den stal van M. H. Brandsma , te „Tjr.rkwerd, dient opgemerkt te worden, dat, terwijl „dit vee dadelijk na het uitbreken der longziekte en

-ocr page 20-

J

„■lu.s iii YerJacbten toestand is ingoënt, do ziekte liier „voor 's hands plotseling tot staan werd gebragt, he-„lialve een ziek kalf, dat later aangekocht en niet „ingeënt was geworden.quot;

Alle dieren, ten g'tt.ilo van 29 stuks, hebben meer of minder op de inenting gereageerd. Later evenwel zijn nog 5 dezer runderen ziek geworden, doch opmerkenswaardig genoeg, allen in geringe mate en ais zoodanig weder hersteld.

„Overigens (meldt de genoemde veearts) meen ik „bij deze de inenting tegen de besmettelijke long-„ziekte des runds voortdurend te moeten aanbevelen, „en neem ik tevens de vrijheid, mijne behandelings-„wijze bij te hevige reactie na die operatie aan heeren „collega's te recommanderen.quot;

Bij besluit der Staten van den 9 November 1859, no. 1, werden met ingang van den 1 Januarij 1 sfiO alle vroegere besluiten tot aanmoeditniiquot;quot; der inentinquot;-

O O O O

van hut rundvee ingetrokken en die kunstbewerking en li are gevolgen geheel voor rekening der veehouders gelaten. Dit verhinderde evenwel niet, dat ook na dat tijdstip vele inentingen plaats hadden, hetgeen bewijst, dat de veehouders meer eu meer het nut er van erkenden, hetwelk, volgens het verslag van den toestand der provincie over 1SG0, Gedeputeerde Staten de hoop deed voeden, dat het vooroordeel, hetwelk welligt hier en daar nog tegen die kunstbewerking bestond, zou worden overwonnen en misschien van lieverlede geheel zou vervallen.

Ook in 1831 en 1S0J hadden er inentingen plaats, doch in minder getal dan in ISöO. Gedeputeerde Staten, in hun verslag van den toestand der provincie

-ocr page 21-

li)

ovor 18(12, op hot nut dor inenting wijzende, betronren liet, dat door de veehouders niet meer algemeen jre-

O c

hruik van liet middel der inenting wordt gemaakt.

H. Uitkomsten van het onderzoek, of de inenting voordeelen heeft opgeleverd.

Het hiervoor vermelde is eene getrouwe mededee-ling van het hoofdzakelijke, dat ten aanzien der inenting van de longziekte onder liet rundvee in Friesland is voorgevallen, en van de beschouwingen , die omtrent de ondenverpelijke kunstbewerking bij Gedeputeerde Staten ontvangen en in de verslagen van den toestand der provincie opgenomen zijn.

liet valt niet te ontkennen , dat deze beschouwingen zeer ten voordeele van het nut der inenting zijn. Daarop afgaande, zou men mogen vragen, of de commissie tor opsporing der middelen tot genezing der longziekte onder het rundvee geen gelijk heeft gehad, toen zij op bhulz. (i van iiot 2quot; verslag der gedane inen-tingsproeven zeide: „dat hot gering getal inentings-proeven aan do zijde van den veehouder ligt en dut daarvan de beweegredenen waren : een bepaalde weerzin tegen dat wat men niet kent, — waarop het zegel dor waarheid niet is afgedrukt door vader of grootvader , — eene zoogenaamde godsdienstige overtuiging, het werk der Voorzienigheid niet te willen vooruit-loopen , — geene ziekte te brengen waar alles is vol leven on gezondheid, — geen gevaar te loopen om bij ruimen melkoogst enkele druppen te derven.quot;

-ocr page 22-

Ks

„dus in VLTilacliten toestand is ingoünt, do ziekte hier „voor 's hands plotseling tot staan word gebragt, be-„halve eeu ziek kalf, dat later aangekoeht en niet „ingeënt was geworden.quot;

Alle dieren, ten gct.ile van 29 stuks, hebben meer of minder op de inenting gereageerd. Later evenwel zijn nog 5 dezer runderen ziek geworden, doch opmerkenswaardig genoeg, allen in geringe mate en als zoodanig weder hersteld.

„Overigens (meldt de genoemde veearts) meen ik „bij deze do inenting tegen de besmettelijke longziekte des runds voortdurend te moeten aanbevelen, „en neem ik tevens de vrijheid, mijne behandelingswijze bij te hevige reactie na die operatie aan heeren „collega's te recommanderen.quot;

Bij besluit der Staten van don 9 November 1859, no. I, werden met ingang van den 1 Januarij 1^00 alle vroegere besluiten tot aanmoediging der inenting van het ruudveo ingetrokken en die kunstbewerking en hare gevolgen geheel voor rekening der veehouders gelaten. Dit verhinderde evenwel niet, dat ook na dat tijdstip vele inentingen plaats hadden, hetgeen bewijst, dat de veehouders meer en meer het nut er van erkenden, hetwelk, volgens het verslag van den toestand der provincie over 18GÜ, Gedeputeerde Staten de hoop deed voeden, dat hot vooroordeel, hetwelk wolligt hier on daar nog tegen die kunstbewerking bestond, zou worden overwonnen en misschien van lieverlede geheel zou vervallen.

Ook in 1831 en 18G J hadden er inentingen plaats, doch in minder getal dan in 18Ü0. Gedeputeerde Staten, in hun verslag van don toestand der provincie

-ocr page 23-

IS)

ovor 18(12, op hot nut dor inonting wijzende, betreuren liet, dat door do veeliouders niet meer algemeen ge-liruik van liet middel der inenting wordt c-omaakt.

O ~

II. Uitkomsten van het onderzoek, of de inenting voordeelen heeft opgeleverd.

liet hiervoor vermelde is eene getrouwe mededec-ling van liet hoofdzakelijke, dat ten aanzien dor inenting van de longziekte onder het rundvee in Friedand is voorgevallen, en van de beschouwingen , die omtrent de onderwerpelijke kunstbewerking bij Gedeputeerde Staten ontvangen en in do verslagen van den toestand der provincie opgenomen zijn.

liet valt niet te ontkennen, dat deze beschouwingen zeer ten voordeele van liet nut der inenting zijn. Daarop afgaande, zou 711011 mogen vragen, of de commissie tor opsporing der middelen tot genezing der longziekte onder het rundvee geen gelijk heeft gehad, toen zij op bladz. (i van hot 2' verslag dor gedane inen-tingsproeven zoide: „dat het gering getal inentings-proeven aan do zijde van den veehouder ligt en dat daarvan de beweegredenon waren : een bepaalde weerzin tegen dat wat men niet kont, — waarop het zegel der waarheid niot is afgedrukt door vader of grootvader, — eene zoogenaamde godsdienstige overtuiging, liet werk der Voorzienigheid niet te willen vooruit-loopon , — geene ziekte te brengen waar alles is vol leven en gezondheid, — geen gevaar to loopen om bij ruimen melkoogst enkele druppen te derven.quot;

-ocr page 24-

KiloHi voor do llomoinseho rogtbank stond mot o'vooto lotters : „Hoort en wodor hoort.quot; Hot is dus litllijk , dat ook aolit wordt goslagon op hetgeen duor do tegenstanders van do inenting wordt aangevoerd.

De door de commissio tot opsporing dor middelen tot genezing der longziekte gemelde beweegredenen voor liet niet doen inenten van de runderen tegen de longziekte mogen bij enkele veehouders hebben bestaan , over het algemeen acht ik dit niet het geval te zijn geweest. Eigenbelang is ook bij den Frie-schen landbouwer zeer sterk, daarnaar wordt zijn doen en laten ingerigt, en moor dan eens heb ik liet fijne en grondige oordeel van dien landbouwer mogen opmerken, wanneer hot zijn eigenbelang betrof.

Neemt men nu in aanmerking, dat slechts in 4 dor 43 gemeenten van Friesland de inenting met eenigo kracht doorgezet en dat zij in sommige gemeenten, hoezeer begonnen, later gestaakt is, dan leidt dit mijns inziens tot de gevolgtrekking , dat het meeren-deel der veehouders in Friesland geenszins overtuigd was van het nut dor inenting.

Thans genaderd zijnde tot do vermelding van do uitkomsten van mijn onderzoek wordt verwezen tot den als bijlage A bierhij gevoegdon staat, bevattende eeno opgave van do van 1852 —lSb3 plaats gehad hebbende inentingen in de onderscheidene gemeenten van Friesland en van den stand der longziekte in elke gemeente in de jaren 1855 on 18G3.

Uit dien staat nu blijkt :

a. dat zonder inenting de longziekte is geweken in do gemeenten Acfdkarspelen, Jlindeloopen, kollumer-land en NietnvJcritidand en Snee/.-;

-ocr page 25-

21

h. dat in de gemeente JdaarderadceL, waar van 1802—1860 in het geiieel 9,'352 ol' per jaar lüOop de 1,000 runderen zijn ingeënt, de longziekte in I8G0 sterker dan in 1855 heeft gehcerscht ;

c, dat in de gemeente Sinten, waarin 1855 geen longziekte bestond, niettegenstaande de inenting van 47 per 1,0U0 runderen, de longziekte van al do gemeenten der provincie do meeste offers heeft gevorderd, te weten 24.9 per 1,000;

d. dat in de gemeente // ijmbritseradecl, die van ai de gemeenten der provincie den grootsten veestapel heeft en waar slechts 5.7 per 1,000 runderen zijn ingeënt, de ziekte van !J5.4 op 3.17 per 1000 is gedaald; terwijl ze in Ticfjerksleradeel, waar 12.5 per 1,000 zijn ingeënt, is geklommen van 0.7 tot 1.8 per iOOO;

6'. dat in de gemeen te Baarderadeel, waar de meeste inentingen hebben plaats gehad, 218 op de 1,000, de ziekte is gedaald van 15.5 op 2.35 per 1,000; terwijl in de gemeente Bolmcard, waar slechts G per 1,000 zijn ingeënt, do ziekte, die in 1855 de hoogte van 38.9 per 1,000 had bereikt, geheel is geweken.

Do bovengemelde uitkomsten leveren naar mijn inzien een onwedersprekelijk bewijs, dat de longziekte onder liet rundvee zich niet door de inenting laat bedwingen, maar hare offers eischt zoolang daarvoor vatbare dieren met hare smetstof in aanraking komen.

Do tot 1803 plaats gehad hebbende vermindering van do longziekte onder liet rundvee in Friesland kan, naar mijn oordeel, niet aan de inenting worden toegeschreven.

De veearts Hoeckx (*) was van gevoelen, dat de (') Vcivl i^r van liel XVIIIilc LaiKiljüuwlcuiutig('ongitf?, tiladz. UI-

-ocr page 26-

ooiv.uak daarvan Jiyt in do onistandiylieiil, dat elki; ziekte van liesnieltelijken aard tueneeint toL ecne zekere huoirle, oiu later weder le verininderen, en dat de

o '

redenen daarvan zijn, dat de du r.n meer en meer gewennen aan den toestand, waarin zij geboren worden.

iSa dus te hebben aan geloond, dat de inenting bet vermogen mist om de longziekte te beteugelen, wanneer zij in eene gemeente is uitgebroken, is bet dienstig te onderzoeken of zij als voorbehoed middel kan worden aangemerkt.

Als men ten aanzien van dat punt let op hetgeen do heer Jexneó, in zijn verslag betreffende de door hem in 185-1 vorrigte inentingen mededeelt op bladz.

en 23: „Mie overige ingeente beslagen , die tijdens de inenting onbesmet waren, zijn later, niettegenstaande eenige zeer nabij aan den invloed der besmetting hebben blootgestaan , van longziekte vrijgebleven,quot; dan pleit dit zeer voor de inenting als voorbehoedmiddel.

Maar men verliezo niet uit het oog, da' het vrij blijven van de longziekte van de 22 beslagen , door den heer Jjexxks bedoeld, niet langer bcei't geduurd dan tot den 1 Junij 1S55. \ óór de rectificatie van dat verslag op 0 November 1S55 waren reeds 2 van die beslagen aangetast, hetgeen met nog 12 ander'n later het geval is geworden, zoo als blijkt uit den staat bijlage B. Van de 22 ingeënte beslagen bleven dus slechts 8 van de ziekte verschoond. De uitspraak van den heer Jenxes verliest dus hare waarde. De inenting boeit geene andere uitkomst opgeleverd, dan die ook zjn Ier baar wordt verkregen; namelijk dat van een zeker getal beslagen sommigen daarvan door do ziekte worden aangetast (n anderen daarvan bevrijd blijven.

-ocr page 27-

Do heer je.\xes geell in zijn verslag- der inentingen over ISSö-'öT wel is waar e nigo mededeelingen, waarom somraiffo der hierboven bedoelde, 22 beslagen

D O

niet gebed als onbesmet konden worden beschouwd, maar die redenen worden mijns inziens ontzenuwd door de vermelding op bladz. 10 van dat verslag: „dat van de 27(5 onbesmette beslagen, die zijn inge-„enl, later bij SO daarvan de longziekte zich heeft „vertoond.

Na Mei 1S5S, toen van de 27(5 ingeente onbesmette beslao-en reeds 80 door de lono-ziekte waren aanjjetast,

o o o

heeft dit ook nog met vele anderen daarvan plaats gehadi Met het oog daarop wordt verwezen tot den staat bijlage C, waaruit blijkt, dat voor de gemeente Baarderadcel alleen dat getal met 20 moet worden vermeerderd, liet getal voor de andere gemeenten op te sporen, zou èen tijdroovende arbeid zijn geweest ; maar neemt men de vermeerder!no; in de o-enieente

O O

Baarderacleel tot maatstaf voor de andere gemeenten , dan klimt het crctal ingeente onbesmette beslagen,

O O O

waarbij zich later de longziekte heeft vertoond, tot 122.

De inenting kan dus niet als voorbehoedmiddel worden beschouwd, en de commissie ter opsporing der middelen ter genezing der besmettelijke longziekte onder het rundvee in deze provincie zei de dan ook naar mijn oordeel zoor teregt: „dat zij niet is te noemen voldoende beveiligend en onschadelijk.quot;

Let men er nu op, dat de dezer dagen in de gemeente Baanleradeel uitn-ebroken longziekte uitsluitend

O O

plaats vond bij 10 beslagen, die kort te voren waren ingeënt, d:ui leidt dit tot de gevolgtrekking dat, de inentinry ireen pooröclocdmidile', maar veeleer eene roort-

O O

planluKj der ziekte is.

-ocr page 28-

Dut Yiin züodiiuigc overbrenging der longziekte dooi' de inenting der smetstof op niet verdachte beslagen in vroegere jaren geene melding wordt gemaakt, is zeker opmerkelijk; doch de omstandigheden van toen en thans zijn niet gelijk.

Blijven wij bij de besproken gemeente Baanleradecl. Toen men daar «Ie inenting in 1854 voor het eerst in toepassing bragt, Itad de longziekte er reeds sints jaren geheerscht (het le geval vond plaats te Uiüm den 28 Maart 1849) en de meest vatbare individu's aangetast. In 1850 was het getal der afgemaakten en gestorven runderen 10.(5 per 1,000, in 1851 14.ü, in 1852 20.7, in 1854 10.8 cn in 1855 15.5 per 1,000. Thans is in die gemeente sedert 1SG8 geene longziekte meer voorgekomen cn een geheel nieuw geslacht van runderen daar aanwezig, met zijne volle oorspronkelijke vatbaarheid voor de smetstof.

Hieraan is het waarschijnlijk toe te schrijven, dat de verbreiding der ziekte door de inenting vroeger niet algemeen waargenomen, en , zoo ze al mogt zijn voorgekomen, misschien over het hoofd gezien is, tengevolge van de ingenomenheid met het vermeende behoedmiddel tegen de zoo gevreesde kwaal.

Het voorkomen van dergelijke gevallen is echter de aandacht van twee mannen niet ontglipt, namelijk 1quot;. van den hooglecraar bij de veeartsenijschool te Bnmcl, S. VjiUHEUKN', die daarvan melding maakt, zoo als hierna zal blijken, cn 2quot;. van den veearts J. 15. Kielsïra die daarvan voorbeelden aanhaalt in de oe verzameling van i n e n t i n g s - v e r s 1 age n.

Ten slotte: Op bladz. 10 van het eerste verslag van de commissie ter opsporing der middelen tot genezing der besmettelijke longziekte onder het rundvee

-ocr page 29-

iu de pi'ovinciu Friesland, uitgegeven in lS5t!, leest men: . „De lieer J. M. de Saive , med. doctor en vroeger lioogleeraar aan do veeartsenijschool te huil;, thans te Keulen woonachtig , kent zich zeiven de eer too van de invoering der inenting en betwist aan dr. Willems de prioriteit der uitvinding, oin de runderen door de inenting te beveiligen tegen de longziekte , lietgeen bij beeft opgeteekend in zijne niede-deelingen, getiteld : lgt;ie Inoculation chi Schulsmiddel yeyen die lungensencJic des liindciehs. Daarin zegt bij tevens, baar in 1835 en 1830, toen de longziekte in Behjie sterk beersebte , naauwkeurig te bobben leeren kennen en in 183G bij vele runderen te hebben aangewend, gedeeltelijk met gelukkigen uitslag, terwijl bij anderen een minder gunstig gevolg werd waargenomen.

Hij deelde zijne proefnemingen mede in een kort verslag aan den Minister van Binnenlandscbe Zaken , door wien bem in bet jaar 1843 den 15 Mei bij gunstige beschikking de medewerking van de regering werd toegezegd. In 1851, den 1Ü Fe-bruarij, zegt li ij verder zich begeven te hebben naar llassell, in Behjie, waar de longziekte destijds sterk beersebte, en toen tevens aan dr. Willems den raad gegeven te hebben, de inoculatie te beproeven op de runderen van zijnen vader, die door de ziekte sterk en langdurig bezocht waren.quot;

En op bladz. 11 van betzelfde verslag komt bet volgende voor: „In bet werk van dr. AVillems, Vcrhaudeliny over de longziekte van het vee en de middelen om hetzelve te behoeden enz. vinden wij bladz. 7 : „Het eenige ware en krachtige middel, op welks ontdekking men zich moet toeleggen, is een voorbehoedmiddel, hetwelk ik geloof gevonden te hebben

-ocr page 30-

Do eerste proeven werlen gedaan op den 1 Februarij 1851 en hebben op 108 stuks vee van liet lioornras plaats gehad, welke allen van do ziekte bevrijd zijn gebleven, terwijl drie sehoone ossen het slagtoffer waren geworden van de eerste proeven.quot;

Vat men deze mededeelingen van de geneesheeren tie Saive en Willems te zanien, dan volgt daaruit, dat de inentingen in 183G geen gunstig gevolg hebben gehad, maar dat zij 15 jaren later, in 1851, met meer succes zijn uitgevoerd.

Men schrijft dus ook hier weder de vermindering der longziekte aan do inenting toe, doch ziet voorbij, dat in het tijdperk van 15 jaren de ziekte een meer goedaardig karakter had aangenomen en van lieverlede was verminderd.

In Friesland is de long/.iekte voor hot eerst in 184quot;J uitgebroken ; inenting van eenig belang werd eerst ver-rigt in 1855, dus 13 jaren na het ontstaan der ziekte, toen zij reeds veel van haar verwoestend vermogen had verloren , ofschoon zij eerst in 1857 het toppunt harer uitbreiding had bereikt.

Op grond van het aangevoerde kom ik tot de volgende conclusie :

De voorstanders van de inenting zijn ter goeder trouw, doch misleiden zich zei ven, door aan de inenting toe te schrijven, wat ook zonder haar is verkregen, te weten : vermindering der ziekte nadat zij een zeker getal jaren heeft bestaan. Tot staving daarvan meen ik te mogen verwijzen tot de bijlage l), behelzende een vergelijkend overzigt van hot heersdien der be-smettolijke longziekte onder hot rundvee in Fricsluud, gedurende do jaren 1850 - 1803.

.Naar mijn bescheiden meening is het zoo evonge-

-ocr page 31-

melde in overecnslfuiming niet hel oordeel van den lieei' iS. Veiuikijes bovengenoemd, die in 1Su7' oji lust van den Minister van JUuuenliitidticdie Zaken in Bchjlc dc provincie Friesland heelt bezocht , ten einde te onderzoeken , welke gevolgen de inenting van het rundvee tegen Je longziekte heeft opgeleverd.

Genoemde hoogleeraar heeft de uitkomsten van zijn onderzoek medegedeeld in een rapport aan den Minister van Binnenlandsche Zaken in Belt/ie, dat door den druk bekendheid heelt gekregen. Dit rapport, mij eerst dezer dajyen onder het oog eekomen, is in de Fransche

o o o 7

taal gesteld, en liet ware, om de belangrijkheid er van wenschelijk , dat het door een bekwame hand in het ^Nederduitsch werd vertaald.

Ten betooge, dat de inenting geen voorbehoedend vermogen bezit maar integendeel longziekte brengt, waar die niet bestaat, wijst tie lieer Yeuukijex op bladz. 27 van zijn rapport er op , dat de heer van Öïaa , veearts te Suetlc, in zijn verslag nopens eenige inentingen door hem verrigt, op stallen alwaar de longziekte bestond, onder Ao. 11 meldt:

„Inenting van 13 stuks jongvee en 11 koeijen. „lleactie bij 2/3; 4 der met goed gevolg ingeënten , „waarvan een de pluim van den staart had verloren , „werden door dd longziekte aangetast.quot;

Op blz. 39. ,;4ü beesten van J. D. Valkema to „Wirdum waren, met uitzondering van eenige hoklin-„gen ingeënt; 93 dagen na de operatie werd een der „laatsten door de longziekte aangetast, zonder dat „het mogelijk was het ontstaan der ziekte toe tc „schrijven aan besmelting van buiten gekomen. '

-ocr page 32-

uil op blz. 40. „üut vco v:iii ]). ÖiiiTiNGA, Ic We'-,^lum , gezond op liet oogenblik der inenting, kreeg „do longziekte en men vond geen gegronde reden „baar aan besmetting toe te scbrijven. Van de 35 „beesten aan de kunstbewerking onderworpen werden „7 ziek, van 20 Julij tot 1 Oct. bezweken 3 en „herstelden 4. quot;

bi. 57 0quot;. Na twee maanden (op eenige dagen na), dat do inenting was verrigt, brak do longziekte uit in G stallen als gezond opgegeven op liet oogenblik der kunstbewerkingquot;.

bl. 47. „Do werkende oorzaak bestaat in de besmettelijke longziekte zelve. Zij bestaat niet in de „plaatselijke zwelling, door de inenting te weeg gebragt. „Pokken en veepest, ingeënt zijnde, zijn even besmet-„telijk als de natuurlijke ziekte. Zoolang men niet „zal hebben aangetoond, dat de vlugtige smetstof „van de longziekte niet wordt voortgebragt door de „plaatselijke ontsteking , zal de specificiteit, welke men „haar toeschrijft, een woord zonder zin blijven.quot;

blz. 57. .Men heeft gezegd en ik rangschik mij „onder ben, die deze stelling hebben ondersteund, „dat, met den aanvang van de inenting te llassell, „de longziekte is begonnen te verminderen. De distillateurs, die er do inenting niet hebfien aangenomen, „hebben er zich niet ongelukkiger bij bevonden; hetzelfde is het geval met allo distillateurs van Hux.

„Een gelijksoortig geval heeft te Schiedam plaats , „de inenting is er in 1S55 ingevoerd. Van de zeven „industriëlen, die ik er sprak , hebben vijf hun vee „laten inenten , die met geestdrift van bet middel „spreken ; zij stemincn echter er in overeen, dat van

-ocr page 33-

lof- tijd or nog orn lioost ziok wordt , maar zij ,,maken or zicii niet ongerust over. Hij een van deze „vijf, heeft do longziekte in de lente van dit jaar „(1857) acliferoenvolgend vijf koeijen aangetast. Van ,.de twee, die de inenting niet hebben laten doen , „heeft een mij hetzelfde antwoord als de vorigen ge-„geven, dat wil zeggen, dat van tijd tot tijd een „van zijne beesten door do longziekte werd aangetast. „Men heeft mij een industrieel genoemd, wonende „op 1 mijl afstand van Schiedam (dien ik niet had „bezocht), die in 1853 zijn vee had laten inenten. De „operatic had eonigo nadeelige gevolgen , waarop hij „er verder van afzag; hij heeft geen zieke beesten „meer gehad. ïe Schiedam even als te llasscll wegen „de feiten in hun geheel tegen elkander op en maken „het moeijelijk over de waarde van de inenting een „oordeel uit te spreken. Gedurende de uitbreiding „der ziekte moet men over do praktijk oordeel vellen.quot;

blz. 0-1. „De officiële commissiëu hebben gezegd , „dat de kunstbewerking geen volstrekt voorbehoed-„middel was , dat de tijd en de ondervinding moeten „loeren, of de ingeente beesten tijdelijk beschut waren. „Deze twee gewigtige vragen zijn een stap nader lot „hare oplossing gekomen. Men mag met meer gerustheid dan vroeger beweren, dat het er verre van af „is , dat de inenting een voorbehoedmiddel is en dat „de gevallen , waarin zij zelfs tijdelijk niet tegen dc „longziekte heeft behoed , zeer talrijk zijn.

„bl. G5. De ziekte in Friesland doet het duidelijk „zien, dat de kunstbewerking, naarmate zij in het „tijdvak der toeneming of in dat der afneming van „de longziekte wordt verrigt, eene verschillende betee-

-ocr page 34-

„konis erlangt, zóó zolfs, dat men g-erogtigd is tot do „vraag, ot' daar, waar de ziekte tot staan komt, dit „niet van zelt geschiedt.quot;

lil. GG. „Een meer of minder naaste toekomst zal „ons leeren, ol hunne pogingen (namelijk die van „Gedeputeerde Staten tot beteugeling van de longziekte) zijn gelukt, en welken invloed de inenting „op de uitroeijing der longziekte zal hebben uitgeoe-„fend. Deze invloed — zoo eindigt de lieer Vek-„iieijen, — ik aarzel niet het te zeggen, en de statistiek „bevestigt het, is tot dusverre zoo nietig geweest, „dat de voorstanders er tot wanhoop door zouden „kunnen worden gebragt.quot;

Bovengemelde beschouwingen van don heer Veii-heijen meende ik hier nog te moeten terug geven, omdat het hier een deshmdiye geldt, di e met een onbencveld oog de longziekte onder het rundvee en de inenting in 1857 in deze prodneie heeft gadegeslagen en toen reeds van gevoelen was, dat de iu-cuting noch voorbehoedende, noch beteugelende kracht bezat.

LEEüWAnnEN, FEDOEMA.

Mei 1872.

Gedrukt bij L. SciilKlinEKK Ie Loeuwarden.

-ocr page 35-
-ocr page 36-
-ocr page 37-
-ocr page 38-

STAAT dor van lftïgt;2—plaats jychad hebbende inenting' van Hundvee in de onderscbeidene g'enieenten van Friesland.

A.

i

Geheel Geheel ^etal inge- aanwezig

Ingeente gezonde runderen in

Ingeente van longziekte verdachte runderen in

GEMEENTEN.

Aanmerkingen.

Verhouding van

Verliouding do longziekte

van het getal gevallen lot dat

| inentingen dei' runderen

ënte run- | getal run- ] tot dat ,|(.r ; per 1Ü00 in runderen

deren van deren van ' per 1000.

'] 852 1853

1854 1855 4850

1857

■1858 1859; 1800

4801 1802i4803

gt;ohocl 4852

1853 185411855 i1850 1857 i1858[ 1859i 180011804

1802 ; 4803 sehoel

1852-1803. 1802-1803.

4855 I 4803

))

)) »

»

»

»

»

»

99 i

99

99

99

99 ij

99

99

99

99

99

9)

99

99

99

99

99

99

99

99

77949

0.

0.2

0.

In de gemeenten Barradeel,

))

» 1 »

»

»

»

» i

10

gt;gt; i

99

quot;

io1

99

9)

99

99

9 9

99

99

9gt;

quot;

99

99

99

99

40

8830

2.

0.

9.0

't Bildt, Bolsward, Dokkum, Era

))

» »

»

»

»

»

»

»

99

99 ;

99

5» i

99

9)

99

99

99

9)

99 j

99

99

99 1

99 i

99

99

99

48181

0.

0.

0.

neker, Ilarlingen , Haskerland ,

»

» 05

974

1015

2717

1971

1723

2409

3554

1857

1101

18040

99

37

78

' 23

327

352

28;

07

475

390

05

99

15421

49588

90018 !

218.

15.5

2.35,

llindeloopen , Weststellingwerf

»

» j »

»

»

quot;5

gt;gt; i

quot;

99

99

25!

99

99

99

99

99 i

99

quot;

99

„ !

99

99

99

25

30000

1.

0.4 ;

0.

en Workum was de ziekte reeds

»

O

)) o

»

57

5

»

99

99

99

05 i

99

99

40

99

32

quot;

quot;

99

» i

48

9(i

404

34304

4.5

0.7

0.

in 1802 geweken, en op de ei

)) ))

»

»

»

»

»

quot; l

7

99

27

34

99

99

99

99

99

quot;

99

99

99

99

42

9)

42 ;

70

12327

0.

38.9

0.

landen Ameland en Schiermon

»

gt;, »

»

»

»

»

quot;!

99

99

99

99 i

99

99

99

99

99

quot;

99

99

99

99

99

99

99

03204 !

0.

0.

1.0

nikoog heeft ze in het geheel

»

»

»

»

»

»

»

quot; i

quot;

99

99

99

99

99

99

99

99

99

»

99

99

99

99

2528

0.

0.

0.

niet beslaan.

»

» »

»

103

222

77

54

gt;9 j

..

99

99

450

99

20

99

3

50

30

99

gt;»

quot;

1

99

99

109

5G5

90992

0.

18.1

0.0

))

» »

»

35

58

25

»

99 1

quot;

99

99

118

99

99

99

99

9

gt;■

quot;

99

99

99

quot;

quot;

9

427

70982

Q

0.

2.4

»

»

»

»

»

»

»

quot;

99

»

99

quot;

99

9)

9gt;

gt;9

99

99

99

99

99

99

quot;

99

99

13200

0.

0.

1.8

»

»

))

8

40

» i

»

quot;

99

99

99

48]

99

9}

99

30

20

99

99

99

99

99

99

50

404

51779

O

5.2 ;

0.

»

»

»

24

20

24

»

quot;

99

99

99

74

99

99

99

99

99

99

99

99

99

99

99 |

74

05910

1

5.0 i

0.

»

»

»

»

»

»

»

99

99

99

quot; li

99

99

99

»

99

99

99

99

99

99

99

99

II

99

99

2001

0.

0.

0.

))

»

»

»

531

823

505

481

554

99

99

401

3355

99

99

99

99

99

99

99 |

0

99

99

99

99

0

3304

43873 |

80.

18.

0.

))

»

»

»

»

52

» !

»

quot;

99

99

99

52

99

99

99

99

99

29

99

99

99

99

99

99

29

81

58505 i

1.4

0.7 1

0,

»

»

»

»

218

137

134

88

quot;

73

00

32

742

9

99

99

99

244

45

8

99

99

99

99

99

270

1018

75309

13.

25.1

0.

))

»

»

»

»

»

» 1

99 I

99

99

99 i

99

99

99

99 i

99

quot;

99

quot;

99

9)

99

99

99

0093

0.

1 34. 1

0.

»

»

»

»

357

1551

878

1250

1730

1481

711

572

8532

99

99

4

quot;

47 o

380

38

99

97

407

99

44

1110

9052

75528 !

130.

1 4.7 1

5.5

)gt;

»

»

»

»

»

»

»

99

99

99

»»

quot;

99

99

99

»

99

99

99

99

quot;

99

99

99

09272

0.

3.7

o. li

4

4

»

40

»

»

))

»

99 ]

»

99

48

99

99

99

99

04

53

99

99

403

97

99

99

374

48

48943

2.5

7.3

0.0

»

)) ))

»

183

291

78

27

204

90

99

140

1079

99

99

99

quot;

99

quot;

99

99

99

99

99

99

1453

9g750

15.

11.3

4.7

»

)) »

»

»

11

»

»

17

jgt;

99

9gt;

28

99

99

99

20

99

8

99

99

2

99

99

30:

04

39175

1.5

7.0 :

18.8

»

» »

»

20

04

»

»

99 j

5 J

99

99

90

99

99

99

99

39

99

99 1

99

quot;

99

99

39

129

01578 i

O

20.5 j

0.85

»

» »

»

»

»

»

»

99 j

99

99

99

quot; 1!

99

99

8

99

99

99

10

99

••

99

99

99

18

48

59877

0.3

0.

0.54

»

»

»

»

»

»

»

99

99

99

»

99

99

99

99

5'

99

99 !

99

quot;

quot;

99 j

99

99

50848

0.

0.

0.

»

» »

401

»

458

50

))

99

99

99

009

99

99

22

99

99

59

99

99

99

99

99

811

090

103378

0. 0

4.9

1.4

»

» »

72

107

80

32

g8i

99

99

99

305

99

99

99

99

28

94

12

99

99

99

99

99

434

499

44302

11.3

43.

1.9

)) ))

»

»

»

»

))

99 1

99

99

99

99 1

99

99

99

99

99

»

99

99

99

99

quot;

99

99

99

2145

0.

0.

0.

»

» »

1 ^

»

»

253

40

99

99

99

99

203:

99

99

99

99

Q

quot; 1

164

20

i quot;

99

|

quot;

gt;9

492

455

70877

6.

0.5

21.1

»

» i »

»

49

99' »

»

quot;

99

99

99

148

99

99

99

99

quot;

quot;

99

9)

gt;9

99

»

99

99

448

3121

47.

! 0quot;

24.9

»

» »

751

40

433

87

405

l quot;

99

99

99

1182

99

99

09

12

17

108

99

99

»

99

,,

99

206

4388

00200

1

21.

| 1.5

1.7

»

» { »

»

»

;)

»

»

5» i

99

99

99

quot; |1

99

99

99

99

99

»

99

99

99

99

99

99

99

99

1

12470

0.

1

44.5

0.

» j »

»

»

))

»

»

quot; 1

99

99

99

9) |

99

4

99

99

99

» i

99

99

99

99

99

quot;

4!

4

3183

1.2

3.5

0.

»

» »

»

83

430

354

207

214

99

99

quot;

1354

99

9)

99

99

23

'29

5

quot;

oq

-j ..

99

99

80

4440

114772

12. 5

0.7

1.8

»

» ; 23

1

i 445

430

2390

1508

»

074

220

190

100

0121

99

0

28

72

45

01

54

99

1 72

99

quot;

40

348

0409

80550

80.

; 15.8

4.8

»

» j

»

»

»

»

»

99 j

99

99

99

99

99

99

99

99

9)

99

»

99

99

99

99

99

99

, 48114

0.

2.0

5.7

»

» »

i 9

»

»

1

»

99

99

99

99

1

99

»

99

99

99

99

9

»9

»

99

99

99

9

40

108131

0. 09

0.2

0.

»

4 | 20

02

14

120

187

240

' 148

90

99

99

891

45

8

54

99

30

i 35

30

1

55 „

30

99

quot;

305

1190

104025

7.3

5.3

0.7

»

» i »

»

»

40

»

»

quot;

99

99

99

| 40

99

l

»

99

99

99

99

99

99

l gt;9

99

99

99

40

32195

1.5

2.5

0.

0

» 5

»

199

275

158

77

50

99

52

50

' 872

27

no

/o

94

99

00

18

20

99

99

»9

99

99

289

1104

200793

5. 7

35.4

3.47

»

ygt; »

38

20

55

»

»

quot;

99

99

99

113

99

a

99

99

13

'i quot; !__

99

99

99

quot;

99

1 »

43

420

8037

14.

143.8

0.

10

8

1

110

l

2783

! 4111

1

9820

0382

I

4478

0003

5527

2870

2003

44783

|

81

428

; 390

i 409

4412

: 1317

414

154 538

i 030

407

09

5409:

50192

2343888

21.4

i

10.3

2.04

. „ ■ Mj | Mj

■ |

m ^ ■

12 13

^ 17 18 19 20 ' 21 22 23 24 ^ 2i:- 27 28 2'

-ocr page 39-

STAAT van de in 1834 door den heer Jennes in geënte beslagen runderen, waaronder later de longziekte is ontstaan.

It.

Datum van het ontstaan der longziekte.

Datum

der inenting.

Datum der gozondvcrklaring.

Aanmerkingen.

NAAM EN WOONPLAATS DER EIGENAREN.

Kal- | Hokke- [ lekalfs | Boven '

Bjarigen Geheel, veren. | lingen. rieren. i leeftijJ. ;

Soort van ingecnte runderen.

Gestorven of

afgemaakte

Getal aangetaste runderen.

Ge- I Afgestorven. I maakt.

runderen.

. 21 Oct. 1854 11

11

11

40

20 Oct. 1858 19 Julij 1850 17 Nov. „ 2 Oct. „ 24

ff ff 10 Dec.

23

14

13

gt;» gt;gt;

26

9

28

11

10

11 21

17

12 9

27

10

20

3 Nov.

20

20 Dec.

6 Oct. 1857

fgt; I ff

9 6

18

18 April „

48

21

29

24 Aug. 1855

15

30

urn

10 Sept. „

O

10

14

41 18 Doc. „

48

8

15

35 4 Julij 1850

J. F. van Scheltinga te Oosterwierum ... „ „

N. J. Swierstra te Beers.......24 „

T. R. Wijnia te Iluins . A. J. Sierdsma te Jorwerd

S. R. Kamstra te Ocsterlittens......25

Jhr. E. D. van Beijma Ie Weidum

IJ. D. Kingma te Weidum

G. R. Fopma te Mantgum

A. J. Sijperda te Bozum

J. A. Algera te Weidum

S. L. Winkler te Weid

K. de Roos te Weidum

gt;» »gt; gt;gt;

»gt; gt;gt; Jgt;

ïgt; »gt; jgt;

gt;gt; »gt; gt;gt;

Jgt; 55 5 J

gt;5 55

J. IJ. Bosma te Mantgum

1). J. Oostra te Weidum

gt;gt; gt;J gt;gt;

gt;gt; gt;gt; ff

ff ff ff

25 Nov. 1850 28 April 1857

1 13 Jan.

2 0 9 Junij „

2 128 April „ 1 14 Febr. „ „ 17 April „ 1 I 30 Maart 1858 1 9 Oct. 1857 1 18 Dec. 1855 „ 22 Junij 1850 4 9 Junij

2 Dec.

Den 17 Febr. 1858 weder longziekte ontstaan onder 47 runderen, waarvan 2 afgemaakt; den 11 Junij 1858 gezond verklaard.

Den 22 Sep», weder longziekte ontstaan onder 20 runderen, waarvan 1 afgemaakt; den 5 Jan. 1858 gezondverklaard.

-ocr page 40-

STAAT van de door den Jennes in lö*gt;C in geen le beslagen rundvee in de gemeente Haar der adeel,

waaronder na Mei de longziekte is ontstaan.

Dagteekening

van het uitbreken der ziekte.

Getal runderen

in de weide of op den stal aanwezig.

Getal Riinueiien

Getai, Runderen

NAAM kn WOONPLAATS

van den

VEEHOUDER.

NAAM en WOONPLAATS

van den

VEEHOUDER.

Dagteekening der

gezondverklaring.

Dagteekening der

li-

Au nnici'lii

nfce-

Rcstor-

afgemaakt.

gestorven .

coheel.

geheel.

von. 1 maakt.

ziekte.

|

Dagtoekcning Gelul runderen

van liet in do weide

uitbreken der . of op den stal

aaiiweziff.

1850 G November 1857 14 Julij 1801 13 Maart 10 Mei 1802 2 i Maart _

1857 19 Junij 1803 2 November

1857 19 Junij 1800 quot; 22 October

39

39

.vgt;

8 ziek. 2 ziek.

27

O Q

09 79

20

1___1

1 1 1 1 1 _ 1

1 1

2 ! 'l

29

1857 9 October 1801 9 Julij 1803 11 April

30 43

1858 24 Augustus

19

42

3

Reinder J. Bosma te Bozum.

1800 30 September

1802 27 Junij

! quot;|

1801 1 Julij

1800 21 Junij 10 September 1801 27 December

4u

Sjoerd G. Nijland te Gosterlittons.

;59

1801

U Mei

M

1860 24 Maart 23 Julij 1801 ' 17 Septembei

33

gt;gt;

1

1

9

gt;»

1

1

25

J)

1

1

Jacob A. Sijperda

1850

te Oosterwierum.

19 Julij

li

1857

3 Januarij

40

2

1801

1 Januarij j

51

O

20 Maart

50

1

18 December

45

gt;gt;

Auke Annes Bergsma

1857

te Oosterliltens.

27 Januarij

33

2

1803

5 Junij

41

2

Uke R. Bosobma

1857

te Baard.

3 Maart

20

1

1800

10 September

4

»gt;

Theunis B. Wijnia

1857

te Btitswerd.

18 April

48

gt;»

18(51

23 Maart

45

gt;»

1803

3 Januarij

39

gt;)

quot;Wed. Jan J. Ilannema

1858

te Huins.

7 April

49

)gt;

1800

13 Januarij

40

gt;gt;

Jhr. E. D. van Be ij ma

1859

te Weiduin,

20 October

9

,

1800

13 April

02 •

4

S. Meinsrna

1

oc

rquot;gt;

te Mantgum.

2 Maai t

27

Joh. T. de Vries te Baard.

Wed. Jan IJ. Kuperus te Baard.

Alb Brandenburg te Oosterwierum.

1801 19 Augustus

Auke J. Sierdsma te Jorwerd.

1800

29 November

Bauke J. v. d. Meer te Jorwerd.

1800 1 December 4862 9 Julij

Job. A. Koning te Huins.

1801 10 Januarij 22 Mei

2 November

Meinte G. Terpstra te Oosterlittens.

1803 9 December

Ruurd F. Cuperus te Bozum.

1802 20 April

Mattheus D. Wiersma te Bozum.

1802 14 Julij

Marlen H. Bosma te Britswerd.

1801 8 Junij

Ude WT. Pekema te Britswerd.

1802 5 Februarij

1801 2 April.

1801 1 Julij 1803 27 Augustus

1861

„ 11 Maart 1 ziek. „ 10 September 1 ziek. 1862

4 Januari) 1 ziek.

1862

7 1 5 30 Junij

1861

28 September ^

1861 17 Februarij 1862 9 October

1861

4 28 October

1862 3 8 October

1863 1 April

1861

4 October

1861

17 Februarij

1862 8 October

gt;gt; | ïgt;

-ocr page 41-

ïERfiELIJREM OVERZICHT van liet liemclicn (l«r besmettelijke longziekte onder liet nnulvee in

de provincie Friesland gedurende de jaren 1850—IS63.

1».

73

st ó

Verhoudin

g van het

GETAL

u

S - i

0 5«

^ 5

^ O

S o-g

0

CA —C

1 quot;1

lil gt; ü ï-lm* CJ quot;

0 '5 -

c-g

quot;rt O x Tv 0

Getal gestorven en runderen.

afgemaakte

— quot;2 gt;. ^

O quot;rt —

getal gevallen per kwartaal tot dat van het gehcele jaar.

Verhouding van het getal gevallen tot

0

JAAR.

RUNDEREN.

s ? s

ill d ir «

tc 3 SB

,2 1) (U T3

O

-

O s

'5 ü

— quot;ri

5 quot;3

u O

^ te ^ 2 1 i -cl

— —' c 0 0 rt

Geheel getal weiden waar d( heeft gehe

Ie kwartaal, j

2e kwartaal.

£ rS £ ^4

O CO

4e kwartaal.

O O

O

quot;o 3

tC n

3 S

T! O

g .2 ^ —

O O

Ie kwartaal.

2e kwartaal.

i 0

4e kwartaal.

het cijfer van den geheelen veestapel per 1000.

Aanmerkingen.

1850

192876

30

I 169

1

»

169

460

219

90

249

1018

G.

0.40

0.21

0.09 0.24

5.3

Van het tijdstip der invoering van de

1851

194349

31

311

»

311

689

519

510

371

2089

6.7

0.33 0.25 0.24 0.18

10.7

reglementaire verordeningen tegen de besmet

1852

213430

34

404

gt;gt;

404

1250

772

344

514

2880

7.

0.43

0.27 0.12 0.18

10.5

telijke longziekte onder het rundvee 17 Decem

1853

195934

35

494

494

1396

825

356

578

3155

6.4

0.44

0.26

0 11 0.19

16.1

ber 1849, tot 1 Januarij 1850, hebben er 47

1854

197356

39

478

gt;gt;

478

1348

954

280

351

2933

: 0.40 0.32

0.10 0.12

14.9

gevallen plaats geluul, welke zijn begrepen

1855

196552

34

484

gt;gt;

484

686

404

272

667

2029

4.2

0.34 0.29

0.13 0.33

10.3 in het laatste kwartaal van 1850, terwijl ook

1856

182011

37

1224

137

1361

1887

1340

959

1541

5727

4.2

1 0.34

0.23

0.15 0.28

31.4

de 27 stallen waarop de ziekte in dat tijdpei k

1857

189656

40

1367

475

1842

36iJu

1911

996

995

7557

3.1

: 0.49' 0.25

0.13

0.13

39.8

heeft geheerscht, zijn opgenomen onder die-

1858

194630

38

751

761

1518

1972

1227

525

511

4235

2.8

0.40 0.29

013 0.12

21.2

van 1850.

1859

173375

39

615

300

915

983

822

377

337

2519

2.7

0.39

0.33

0.15 0.13

145

f

18G0

189262

34

530

227

757

811

600

301

382

2094

2.0

0.39

0.29

0.14

0.18

11.1

1861

1995G0

35

' 400

157

563

672

414

172

154

1412

2.5

, 0.48

0.29

0.12

0.11

7.08

1862

206203

31

186

331

517

288

211

98

116

713

1.4

0.40

0.30

0.14 0.16

3.45

1863

205919

22

136

176

312

219

126

i

1 69

90

504

1.0

0.431 0.25 1

0.14

0.18

2.4

I 1