-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

--

W'\ Pitt'

quot;v-. gt;

;:v :^l ^ ;.c:y. 1

li1'quot;

i

ÉC'-

-ocr page 5-

if w FIJNE RIDDERS.

-ocr page 6-

Stoom-Boek- en Steendrukkerij „Westzaanquot;, VAN DIJK amp; ALLAN.

-ocr page 7-

'V' A / (?') £

FIJNE RIDDERS.

MONOLOGEN

van

G. C. VERENET.

Repertoire van de Heeren; WILLEM VAN ZUYLEN, HENRI POOLMAN eij A. C. KREEFT,

en de dames:

THEO MANN-BOUWMEESTER ei?

ANNA RÖSSING-SABLAIROLLES,

en andereij.

----

COHEN ZONEN.

Amsterdam.

-ocr page 8-

Het opvoeringsrecht van de monologen in dezen bundel voorkomend, is verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881, Staatsblad No. 124.

Beroepsartiesten (tooneelspelers, en zij die voor het voordragen dezer monologen eene vergoeding ontvangen) moeten, zoo zij deze monologen op hun répertoire wenschen te brengen, zich tot den schrijver wenden, ten einde toestemming te verkrijgen.

Wie zich niet aan deze bepaling houdt, zal gerechtelijk vervolgd worden.

Voor dilettanten en den familiekring is deze aanvrage onnoodig.

-ocr page 9-

OORBERICHT.

Geen onzer liefhebberende kunstliefhebbers moet zich door de aanwijzingen, betreffende costuums, attributen enz. enz. laten afschrikken, deze monologen voor te dragen, want 't is een feit dat elke kleedij, zooals: rok, gekleede jas, jacket, ja... zelfs een luchtig négligé, van betrekkelijk weinig invloed is op het succes van een voordracht, mits deze maar goed geschreven is, en met veel talent gezegd wordt.

Voor onze beroepsartiesten, die gemakkelijker over de benoodigde hulpmiddelen kunnen beschikken, en — naar den eisch — gebruik er van weten te maken, zou het wellicht van nut kunnen zijn, van deze aanduidingen notitie te nemen.

Verder wordt een ieder, ter wille van zijn gemoedsrust en regelmatige spijsvertering, beleefd maar dringend verzocht, geen diepzinnige kritieken over dezen bundel te verzinnen en ten beste te geven, want ik heb geen moment getracht,,litterairquot; te zijn. Wel heb ik er naar gestreefd amusant bezig te houden, zoowel in 't belang van het succes van mijn vertolkers, als in dat van mijn uitgevers en van mijzelf.

-ocr page 10-

Hoe ongelooflijk 't feit ook schijne, zoo hen ik toch verplicht naar waarheid te bekennen, dat de modellen van mijn Fijne Ridders, in werkelijkheid, nog oneindig sterker gekleurd zijn, dan ik ze heb durven schetsen.

Een treurige bekentenis, voorwaar! Wat 'n wereld, waarin, onder alle standen, nog zooveel ploertige typen, zulke bandieten vrij kunnen rondloopen, individuen die het bestaan van anderen, welke beter zijn en willen dan zij, desnoods, nog trachten onmogelijk te rnaken, gekweld als zij worden door hun onrechtvaardige, kleinzielige wangunst.

Hoe vermakelijk ook om gade te slaan, zoo houden icij toch voor dergelijke ignóbele bestanddeelen, onze deur hermetisch gesloten.

Heil daarom het klein aantal oprechte, fijngevoelige dichterzielen, kunstenaars van opvoeding, beschaving, fantazie en smaak, die door hunne bovenaardsche inspiration vele smarten lenigen van het onbedorven hart, dat in opstand komt tegen deze verrukkelijke samenleving I

Zij, die voor deze hoogere levensopvatting nog vatbaar zijn, en de poëzie van het leven blijven begrijpen, kunnen zich tenminste behoeden moreel onder te gaan, om daardoor, als zoovelen, een eereplaats te moeten veroveren in het keurkorps der Fijne Ridders!

G. V.

-ocr page 11-

INHOUD.

Pagina.

1. EEN BEESTENBOEL............................1.

2. TERUGGESTUURD..............................12.

3. HET PROEFDIER................................22.

X 4. EEN RIDDER....................................33.

5. IN DE MISÈRE..................................45.

jr 6. EEN VERGISSING..............................58.

7. CHAUSSURES DE PARIS........................71.

8. IN BLIJDE VERWACHTING....................84.

9. HET GOUDVISOHJE............................96.

10. EEN HEERLIJKE VENT............108.

11. ANGSTIGE OOGENBLIKKEN..........123.

12. YANKEE DOODLE DANDY...........139.

13. EEN MENEER DIE 'T BAR TE PAKKEN HEEFT. 149. * 14. PROFESSOR SCHWTNDLER...........161.

15. IK WEET NIET WAAR IK BITTEREN ZAL. . 171.

-ocr page 12-
-ocr page 13-

EEN BEESTENBOEL.

Repertoire van den Heer WILLEM VAN ZUYLEN.

Even na het opgaan van het gordijn, wordt de middendeur opengerukt, en de dierentemmer schiet een revolver af, onder vervaarlijk geschreeuw. Hij is gekleed in rokcostuum, met witte das. Hij heeft een hoog en hoed op, witte handschoenen aan, en een groote witte bloem in het knoopsgat, want hij is de bruidegom. In de linkerhand heeft hij een revolver, en in de rechter een karwats. Overigens is hij geheel de type van een dierentemmer.

Dames en Heeren, dat doe ik iederen keer als ik ga trouwen ... straks is 't weer zoo laat... voor de tweede maal,.. U gelooft 't niet, en toch is 't zoo. Ja, daar moet je moed voor hebben,

-ocr page 14-

2 FIJNE KIDDERS.

zult U zeggen, nou dien heb ik dan ook, want ik ben niet voor niets dierentemmer.

En toch heb ik 't met mijn vorig oudje altijd best kunnen vinden.

(Sentimenteel.) O! Amalazwinda wat was je lief en zacht, en braaf, en kuisch, en leelijk, en wat hield Mama veel van je. Uit dankbaarheid en als nagedachtenis aan jou, draag ik Mama dan ook altijd in mijn zak. (Hij haalt een fotografie, icaarop een groots leeuw is afgebeeld, uit één zijner rokspanden, en beschouwt die met gestrekte armen, vol extaze.)

O, Mama, hoe aristocratisch zie je er uit, wat heb je een dikken kop, wat een bos haar, wat een grooten sla-bek, wat een prachtige klauwen en wat een langen staart. {Op anderen toon.) Pardon, dames en heeren, ik heb 't niet tegen mijn mama, of tegen mijn schoonmama... volstrekt niet, ik houd deze lofrede tegen mijn oudste leeuwin. [Hij keert de fotografie naar de zijde van het publiek.)

Mama heet Mama, omdat zij verleden voorjaar

-ocr page 15-

EEN BEESTENBOEL. 3

de mama van mijn eerste vrouw, bij vergissing, heeft aangezien voor een portie: biefstuk „a la tartare \quot;

Zij heeft zich in geen drie maanden lekker gevoeld... de leeuwin, bedoel ik natuurlijk. Ik heb haar alle dagen op haar nuchtere maag, drie en-twintig flesschen bitterwater laten drinken, en toen begon ze pas op te knappen.

Dat is nu zoo gemakkelijk, wij hebben ons familiegraf altijd bij de hand. De begrafenis heeft plaats in alle stilte en eenvoud, de kosten zijn gelijk nul, de Staat en de bus komen er nooit aan te pas, en je komt allemaal netjes bij elkaar te leggen.

Wat is nu een beestentemmer, die niet vandaag of morgen wordt opgepeuzeld? Ik zou geen rustig J momentje kunnen slapen, als ik niet zeker wist

dat ik op een goeien dag, ten aanschouwe van de geheele populatie, werd opgevreten.

Daar heb je nu mijn zwager, een goeie vent, maar toen hij nog niet dood was, viel hij toch

r

-ocr page 16-

4 FIJNE RIDDERS.

dood op een cent. Hij was schatrijk, in tegenstelling met uw onderdanigen dienaar, 't Is gek, hè, dat je met een half dozijn volwassen leeuwen, nog niet het kleinste beertje van je lijf kunt houden.

Pammie, het jongste mannetje van mijn lie-vertjes... (ik noem al mijn artiesten: lievertjes.) Pammie is een sul, een kalf, om over te loopen, in één woord, Pammetje is een lammetje, maar ze motten niet aan den baas komen, want dan is oppassen de boodschap. Ik had mijn zwager vijf honderd pop te leen gevraagd. Die vrek! Vroeger heeft hij mij wel twintigmaal geld geleend, en ik heb 't hem ook eerlijk nooit teruggegeven, want wat de een te veel heeft, kan de ander best gebruiken. Pammie kreeg er de lucht van — ik had hem er toch niets over gezegd, ik spreek nooit met mijn artiesten — maar vóór dat wij wisten wat er gebeurde, hoorden wij op een zondagmorgen ... krak!... en weg was mijn zwager. Pammie heeft minder last van 't ontbijt gehad dan mijn zwager.

-ocr page 17-

EEN BEESTENBOEL.

Ja, die Kevertjes zijn rakkers als zij beginnen, maar tante Cora hebben zij toch nooit aangedurfd. Bonk heeft 't nog wel eens geprobeerd, in een baloorig momentje, maar 't is hem slecht bekomen. Zijn kiezen en tanden vlogen van rechts naar links, en tante Cora kreeg niet het kleinste schrampje. Die goeie tante was vel over been, maar vroeger was zij een beruchte... ik bedoel een beroemde schoonheid. Och, och wat waren de menschen gek op haar. Als zij bij de beesten in de kooi kroop, dan juichten zij als krankzinnigen. En wat kreeg tante mooie cadeau's ... kolossaal... en wat heb ik die dagen een boel oomes gehad, ik moest om den anderen dag „lieber Onkelquot; zeggen tegen wat 'n fijnen meneer.

Tante Cora heeft toch geen cent nagelaten — zoo is 't artiestenleven — en wij hebben haar toch zoo goed verzorgd. Aan mij had ze nog te danken, dat ze deamp; laatsten adem heeft uitgeblazen op het „ Oude-Drakenhof j equot;.

5

-ocr page 18-

6 FIJNE RIDDERS.

Heeft U wel eens in bed gelegen? Natuurlijk ... maar is er dan wel eens een ratelslang over uw gezicht gekropen ? {Met afschuw.) Hu ... als ik er nog aan denk, dan krijg ik slangenv... kippenvel, bedoel ik.

Stelt U voor dat je wakker wordt {Speelt zeer suggestief.) en een dikke, ijskoude, glibberige, slijmerige, dufriekende paling schuurt over je mond, je neus en oogen... 't is om van te rillen! En dat akkefietje genoot ik minstens tweemaal per week, want mijne eerste vrouw had als bruidschat medegebracht: een kist met vier ratelslangen, die niet erg hokvast bleken te zijn, verder eenige gedresseerde ezels, waaronder mijne vrouw mij direct, na ons huwelijk, ook rangschikte, en dan nog vier schorre hanen, die begonnen te kraaien als mijn vrouw in het Portugeesch zei: „Keesie, Keesie, waar is 't kippetje?quot;

Och Amalazwinda was zoo'n best wijf, maar niet altijd strikt rechtvaardig, want als zij kwestie

-ocr page 19-

EEN BEESTENBOEL. 7

had met de ezels, dan kregen die de puddingen te eten, die zij 's middags voor ons diner gemaakt had, en als ik met Amalazwinda ruzie had, kreeg ik met de hooivork, en de distels van de ezels te vreten. {Pauze.)

Eens op een morgen waren mijn vrouw en ik 't lang niet eens. In welk fatsoenlijk huishouden gebeurt dat wel eens niet? Zij kon maar geen gelijk krijgen, en begon daarom mij met Saksisch porcelein te gooien, dat ik, moet ik eerlijk zeggen, zeer handig opving. Toen 't porcelein op was, begonnen wij aan 't Delftsche aardewerk, nu, daar waren wij spoedig doorheen, ik kreeg eerst nog een pendule naar mijn hoofd, en een paar cande-labres, maar toen begon Amalazwinda met roerende goederen van zwaarder kaliber te jongleeren. Toen werd 't heusch gevaarlijk; de marmeren stoof vloog tegen mijn neus, ik werd wanhopig, razend, en sprong door het venster in den tuin, en vluchtte in de leeuwenkooi die midden in den tuin stond.

-ocr page 20-

8 FIJNE RIDDERS.

Pammie, Mama, Bonk, Mustapha werden uit hun slaap opgeschrikt, wierpen zich in hunne verbouwereerdheid met opengesperden muil op mij. In doodsangst sloeg ik ze met mijn vuisten op hun kop ... om ze van mijn lijf te houden ... mijn vrouw kwam met de hooivork in den tuin, en rammeide er mee tegen de tralies. Zij brulde waarachtig nog harder dan de wilde dieren, en schreeuwde „Lafaard, kom er eens uit als je durft!quot;

Nou vraag ik je? (Lange pauze).

Dames en heeren, ik Aveet niet of 't bij U ook het geval is, maar als ik den heelen dag hard gewerkt heb, dan heb ik behoefte aan rust, en daarom sliep mijn vrouw in een andere kamer; niet omdat zij zoo lastig was, o, neen, maar vanwege die dikke palingen, weet u, die zij altijd in haar slaapkamer moest hebben ... O, die ratelslangen {Huivert.) en vooral die twee met lorgnetten op, die brilslangen, die kon ik heelemaal niet zetten... wat 'n kokkerts!

-ocr page 21-

EEN BEESTENBOEL. 9

Ik wou dan op een zondagmorgen mijn vrouw eens wakker zoenen... dat gebeurde ook wel eens... maar toen ik bij haar bed kwam, lag er niemendal in. Goeie hemel, waar was Amalazwinda gebleven? Ik zoek onmiddellijk onder de slangen, mijn vrouw was er niet bij, ik kijk in de leeuwen-kooi, die was leeg en stond open, en de lievertjes patrouilleerden heel deftig in den gang.

Dan is zij er van door gegaan! Maar met wien? Dien kerel feliciteer ik. Vrind, ik druk je in gedachten de hand. {Hij maakt die beweging.) Ik ging onmiddellijk naar het politiebureau, daar wisten zij natuurlijk van niets, toen rende ik naar het stadhuis, daar dachten zij dat ik een kind kwam aangeven, zij wisten geen raad... net zoo min als de leeuwen, die hebben in geen maand voedsel gelust. {Droogweg achter zijn hand.) Ik heb heusch 't deurtje van de kooi niet met opzet open gelaten. {Pauze.)

En nu ga ik trouwen met Miss Naphtalina, met

-ocr page 22-

10

een best nummer, een luchtnuramer; de grootste electrische lucht-torpedo aan de draaiende, hyperbolische , transformatie-trapéze.

Wat is zij goddelijk als zij vijftien meter boven den beganen grond aan haar nek hangt, och, wat zie ik haar graag hangen. Als zij in de lucht is, dan ben ik in de wolken, en als zij aan haar tanden langs het ijzerdraad bliksemsnel naar beneden daalt, dan stijg ik honderd percent in mijn eigen achting. Slangen brengt zij niet mede ten huwelijk, neen, haar eenigst schoothondje is een panter, en dat is tenminste een beestje waarmede je redeneeren kunt.

O, Naphtalina, over een uur ben je de mijne, ik zal je voor den wethouder van den burgelijken stand de rechterhand reiken, waarmede ik de lorgnetpalingen gewurgd heb, en die, zoo lang als het duurt nog niet is afgebeten. Die hand zal je perzikenwangetjes streelen, en door je geverfde lokken woelen, die.,. {Kijkt op zijn horloge en schrikt.) O,

-ocr page 23-

EEN BEESTENBOEL. 11

hemel, 't is tien minuten voor tweeën, en de kin-der-voorstelling begint om twee uur. Wat moet ik nu doen? Eerst trouwen en dan temmen, of eerst temmen en dan trouwen? {Neemt den revolver en de karwats die hij ergens gedeponeerd heeft, weer in de handen.) Zaken komen vóór vermaken, dus eerst temmen en dan trouwen. {Verwijdert zich.) Allo, Mama, Pammie, Bonk, Mustapha! Up! Up! Up! Allo! A la poets Lion! A la représentation! Allo! Allo! {Onder het heengaan schiet hij den revolver af, en slaat met de karwats, onder vervaarlijk geschreeuw, evenals bij het binnenkomen.)

-ocr page 24-

TERUGGESTUURD.

Repertoire van den Heer HENRI POOLMAN.

Het tooneel blijft een oogenblik leeg staan, daarna steekt hij heel voorzichtig het hoofd door de deur, komt zeer timide op, kijkt eerst nog eens angstvallig om zich heen, kucht eenige keer en, en begint dan eenvoudig en langzaam te spreken.)

Mijn papa blies op de schuiftrompet, en mijn mama klopte cokes voor haar verdriet, en mijn papa voor haar plezier.

Mijn mama dronk vóór 't diner een sterke pom-merans, en mijn papa een slappe kwast. Mijn mama had een saxe-bomneus, en mijn papa was de zijne in den echt... in 't gevecht, bedoel ik, kwijtgeraakt.

-ocr page 25-

TERUGGESTÜUKD. 13

Als miju papa vrede wilde sluiten, verklaarde mijn mama den oorlog.

Mijn mama had altijd gelijk, en mijn papa ongelijk.

Mijn mama kreeg 't dikwijls op haar zenuwen, en mijn papa, navenant, nog meer op zijn tabernakel.

Als mijn papa erg in z'n noppics was, dan had mama 't land als een stier... {Verspreekt zich.) als 'n os... als 'n koe wil ik zeggen.

Mijn mama is zesmaal getrouwd geweest en mijn papa ... nooit.

Mijn mama heeft zes-en-twintig kindertjes gehad en mijn papa geen een.

Op geheel anderen toon.

Dames en heeren, hiermede heb ik de eer U mijn doorluchten stamboom te presenteeren, waarvan ik de eer heb de peer ... {Verspreekt zich weer.) de appel te zijn.

't Spreekwoord zegt immers: „de appel valt niet

-ocr page 26-

14 FIJNE RIDDERS.

ver van den boom?quot; Welnu, ik ben wél ver van den boom gerold, en ik rol nog maar altijd door, en ik zal wel aan den rol blijven, totdat ik ben afgerold, en dan kunnen zij mij meteen wel oprollen, want sinds jaren is er niets meer bij mij te rollen. {Hij haalt zijn broekzakken uit.) Alles is er uitgerold.

Neen, luistert allen liever naar de eenige, onovertroffen, waarachtige waarheid, naar de beroemde spreuk van een wijsgeer uit de 20ste eeuw vóór Christus, en schrijft die boven je deur, op je hoed, of in je hart. Die spreuk luidt: {Zeer gewichtig, langzaam en met klem.) „Je kunt in de keuze van je ouders nooit te voorzichtig zijn!quot;

Ik heb er zelf de treurigste voorbeelden van gezien.

Daar heb je nu Frits, 'n doodgoeie kerel, 'n lam, hij doet geen vlieg kwaad; hij is eenigste zoon en heeft veel te wachten, of liever gezegd, hij had veel te wachten, maar wat gebeurt er?

-ocr page 27-

ÏEKU GGESTUU RD. 15

Zijn papa blijft twintig jaar weduwnaar, en trouwt op zijn zeventigsten verjaardag niet een piepjong ding en... flap! (Slaat luid met de omgekeerde rechterhand in de linker.) daar zit Frits ineens met vier zusjes en drie broertjes. Nu, waar veel varkens zijn, wordt de spoeling dun.

Een ander voorbeeld! Mijn nichtje Mietje is een snoepie, 'n dot. Zij heeft de buste van haar vader en een tikkie knevel van haar moeder, en wat zei dat lieve kind verleden tegen mij ? {Hij bootst overdreven een mikkend, jong meisje na.) „Och oome Tienes... U weet toch dat ik verkeering had ... met Wullem ... al twee jaar... wat 'n lieve jongen... wat was hij fatsoenlijk... en och, och, wat was hij verliefd... en nou zouden wij over acht jaar trouwen ... wij hadden al een huis met suite... op zicht... wij hadden al een bon-heur du jour besteld... op zicht,.. wij hadden al een luiermand ... op zicht... wij hadden de getuigen al verzocht... op z .. • (Verspreekt zich.) en

-ocr page 28-

FIJNE K1DDEKS.

nou hoeft 't niet meer... 't is uit... 't is gedaan... (Bartit in grienen uit.) Wullem is er met mijn moeder vandoor gegaan!quot;

Wat zegt U daar nu van? Dat zit 'm in de familie. Wij hebben allemaal gewanboft. De een heeft gesukkeld met z'n pa, en de ander met z'n ma, maar gesukkeld hebben wij allemaal; en daarom noemen ze mij nog altijd „de sukkel!quot;

En waarom'? Omdat ik overal ben teruggestuurd. Dat lieve leventje begon al op de Hoogere Burgerschool. Bij de overgangs-examens werd ik elk jaar voor 5 of ö vakken teruggestuurd, en toen ik er tien jaar op was, hebben zij mij voor alle vakken teruggestuurd. Ik ben dan ook voor mijn eind-examen gezakt als een straal. Wat 'n flauwiteit... (Huivert.) Hu! wat is 't toch leelijk volk. 't Is allemaal leelijk volk, de geheele wereld is leelijk volk... behalve wij natuurlijk. (Hij wijst op het publiek en op zichzelf.)

Nu ben ik al in vierhonderd-en-twintig betrek-

10

-ocr page 29-

TERUGGESTUURD. 17

kingen geweest, en overal hebben zij mij teruggestuurd... en waarom, in Godsnaam? Ik had toch niets uitgevoerd, ik heb nog nooit iets uitgevoerd, ik ben altijd bescheiden, ik ben altijd de eerste die maakt dat hij weg komt: ze zien mij niet eens als het er op aan komt.

Bij de laatste werkeloosheid is 't mij net zoo gegaan. Ik zei tegen een werkbaas: „Zeg, baas, kan je mij niet gebruiken?

En wat antwoordde de baas?

„Neen, vriend, ik heb maar werk voor vier-en-twintig menschen, en niet voor vijf-en-twintig!quot;

„O, dat is niets, baas, neem mij dan toch maar, je zult eens zien hoe weinig last of je van mij zult hebben, ik zal je geen sikkepitje hinderen. Als je mij roept dan kom ik niet eens!quot;

En wat deed de kaffer? Hij stuurde mij terug, 't Is om dol te worden, om zoo'n nuttig lid van de maatschappij, als ik ben, zoo uit z'n brood te stooten. Maar wacht maar, net zoo lang tot het

-ocr page 30-

18 FIJNE KIDDEKS.

mij begint te vervelen, en pas op dan, want dan ga ik aan 't werk, dan is er geen honden meer aan, dan wordt de geheele wereld zonder werk, dan breekt er een epidemische werkeloosheid uit, dan ben ik de eenigste nog die werkt, en dan kost het ze hun centen.

Foei, 't is toch leelijk volk!

Voor twee jaar was ik agent van de Algemeene-Cosmopolitische, Demi-Semitische, Levensverzekering-Maatschappij, en toen ik op de Westermarkt kuierde, zie ik waarachtig een vergulder bij 't haantje van den toren zitten. Ik denk plotseling, die man is een artiest — het was overigens een heel nette vent — en ik zei tegen een jongen die juist voorbij ging: „Jongen, hier heb je twee-en-een-halve cent, geef mij nou eens een gatje!quot; En ik tegen den toren op, hoor. Klim je niet, zoo heb je niet. Onmiddellijk was ik bij 't haantje, en ik schreeuw den vergulder toe: „Meneer, zeg, meneer, je zit daar zoo gevaarlijk, moet U je leven niet

-ocr page 31-

TERUGGESTUURD. 19

laten verzekeren, ik heb de prospectus bij mij!quot;

En wat antwoordt de buffel? „Maak als de bliksem dat je weg komt, mijn deur uit, gauw, pas op de leuning, die staat in de grondverf!quot;

Nu heb ik mij geschiedkundig willen maken, evenals onze beroemde vlootvoogd Michiel Adriaansz. de Ruyter, die klom ook tot aan 't haantje van den toren; maar mij heeft 't niets verder gebracht, want ik werd natuurlijk teruggestuurd. {Pauze, en dan op geheel anderen toon.) Wie van de dames en heeren heeft wel eens een hondje geschoren? Niet allemaal tegelijk, daar steekt ook niets bijzonders in, maar wie heeft wel eens den staart afgeknipt, als hij de ooren moest scheren? {Zeer voldaan.) Dat heb ik gedaan, en niet ééns, maar wel honderdmaal, en dat wou mijn baas maar niet begrijpen. Je moet wel een echte hondenscheerder zijn, om mij voor zoo'n geringe afwijking weg te sturen. Wat er ook gebeurde, overal ben ik teruggestuurd, dan om dit, en dan om dat, dan om zus

-ocr page 32-

20 FIJNE RIDDERS.

en dan om zoo, dan hierom, dan daarom, dan hiervoor, dan daarvoor... {Liefst hoe langer hoe vlugger, en als 't ware in éénen adem.)

Bij den wijnkooper deed ik te veel water in den wijn, bij den kruidenier te veel steenen in de krenten, bij den bakker te veel zand door het meel, bij den drogist te veel gras in de kruiden, bij den sigarenfabrikant te veel koude theebladeren in de sigaren, bij den advocaat sprak ik te veel met de boeven ... (Verspreekt zich.) met de cliënten wil ik zeggen, bij den tooneeldirecteur haalde ik te veel voorschot, bij den schilder gebruikte ik te veel verf, bij den timmerman te veel hout. Als kok gaf ik te veel opgewarmde kliekjes, als kellner stak ik te veel fooien op, als politie-agent bracht ik te veel lui op, als bankier was ik te eerlijk, als loopjongen liep ik te langzaam, als soldaat zat ik te veel in de keuken, als knecht at ik te veel, als koetsier reed ik te veel, als barbier sneed ik te veel, als schooljongen sleet ik te veel, en als

-ocr page 33-

TERUGGESTUURD. 21

echtgenoot snorkte ik te veel, en kreeg te veel... kinderen!

{Hij herademt.) Hè! Ziezoo, dat is eruit!... Overal teruggestuurd!

(Bedenkt zich plotseling.) Neen, toch niet, één keer hebben zij mij niet teruggestuurd.

{Komt naar voren, met kracht.) Toen ik op de wereld kwam... daar hebben zij niet om gedacht... dat hebben zij vergeten ... dat leelijke volk ... Houdt plotseling op, en kijkt angstig in de zaal.

Ai, laat ik oppassen, want waarachtig als ik nu niet ophoud, heb ik kans dat U mij ook nog terugstuurt, en daarom knoop ik mijn jasje toe, en zet mijn hoedje op, want ik ben hier gekomen om teruggeroepen, en niet om teruggestuurd te worden. ^ Dames en Heeren, ik heb wel de eer! {Snel af.)

-ocr page 34-

HET PROEFDIER.

Repertoire van den Heer A. C. KREEFT.

Hij heeft een hijzonder mooi, wijnkleurig gelaat, met dito neus, en is zeer gezet. Hij komt ontzettend katterig op, zijn hoed schuin op het hoofd, en met een reusachtige spanen doos met bruispoeder onder de arm. De linkerhelft van zijn gelaat is pijnlijk verwrongen, en zijn linkeroog zit dicht. Hij loopt eenigszins schuin en zeer voorzichtig. Onder hevig zuchten laat hij zich op een stoel vallen, waarbij een tafeltje staat, waarop hij de spanen doos neerzet. Vóórdat hij begint te spreken, smakt hij eerst eenige keeren met de lippen, en klapt met de tong, alsof hij hevige dorst heeft. Nu zet hij zijn hoed af, en betast nu en dan zijn pijnlijk

-ocr page 35-

HET PROEFDIER. 23

hoofd, en trekt daarbij een allertreurigst (jelaat. Na herhaalde malen schrapen met de keel, begint hij met een henauicde stem, die hij gedurende de geheele alleenspraak moet volhouden, langzaam en bedaard te spreken, nu en dan onderbroken door een hik.

O!... O!... wat ben ik katterig ... als een deur ... als een hond ... ik kan haast niet uit mijn oogen zien. (Wijst op de linkerhelft van zijn gelaat.) Deze kant zit nog dicht, dames en heeren, daar is nog geen beweging in te krijgen... de chassinetjes zijn nog niet opgehaald... maar dat zal wel beter worden, {Hik.) tenminste dat willen wij hopen, wel ja, het zal zeker beter worden... het moet in alle geval beter worden, want om nog beroerder te worden dan ik op 't oogenblik ben, is totaal onmogelijk. {Hik.) Goeie genade, wat ben ik katterig!

Deze telkens terugkeerende uitroep moet komisch en overdreven geïntoneerd icorden, geheel in verband met het voorafgaande.

-ocr page 36-

24 FIJNE KIDDEES.

U moest mijn hoofd eens voelen, {Betast zijn hoofd.) 't is gewoon om idioot te worden, 't Is nou net een gevoel, alsof de behanger bezig is een vloerzeiltje op mijn bovenverdieping te leggen, zoo klopt 't, en hamert 't hier binnen.

Hoe kan een mensch zooveel verdragen, zult U zeggen?

Neen, dat is 't juist, ik kan niet zooveel verdragen, anders had ik er gisterenavond nog wel eentje genomen, ik had toch onmogelijk zieker kunnen worden, dan ik nu ben. {Hik.) Goeie hemel, wat ben ik katterig!

Ik heb een gevoel over mij, alsof mijn hoofd langzaam van mijn romp wordt gesneden met een bot broodmes. Ik kan mij best voorstellen hoe iemand zich gevoelt, die geguillotineerd is. Om U de waarheid te zeggen, voel ik mij precies alsof ik een zoen van mijn twee schoonmoeders heb gekregen. Ja, dames en heeren, ik ben twee schoonmoeders rijk, dat is dan ook mijn eenigste

-ocr page 37-

HET PROEFDIEK. 25

rijkdom^ want ik ben voor de tweede maal getrouwd. (Hik.) Goeie God wat ben ik katterig!

Ik zeg, voor de tweede maal... en mijn eerste schoonmoeder heb ik nog als onafgeloste hypotheek van mijn vorig perceel.. . uit mijn eerste huwelijk, bedoel ik, overgehouden. Heusch, ik kan 't U recom-mandeeren, ik spreek uit ondervinding, 't is veel beter twee schoonmoeders te hebben dan één ... (Hik.) O! O! wat ben ik katterig!

Waarachtig, je beleeft veel meer pleizier van twee schoonmoeders.

Wat hebben ze die arme schoonmoeders al niet op hun dak geschoven, waarbij zijn ze al niet vergeleken. Het geheele lager-georganiseerd kruipend gedierte is er al aan te pas gekomen. Nu, dat ben ik volstrekt niet eens, want ik vind mijn beide schoonmoeders 't best te vergelijken bij de ballen van een biljart.

Mijn twee schoonmoeders zijn de twee witte ballen, en mijn vrouw is de rooie, en ik ben de

-ocr page 38-

26 FIJNE RIDDERS.

queue ... nou, ik ben altijd queue ... en als ik nu een van de witte een stootje geef over den lossen band, dan caramboleert die tegen de andere, natuurlijk, en dan heb je het spelletje aan den gang. Dan rollen ze als razenden heen en weer, dan hebben ze zoo'n ruzie onder elkaar, dat ze mij gelukkig heelemaal vergeten, en dan heb ik tenminste een oogenblikje rust. En hoe meer rust je nu wilt hebben, des te harder opstopper moet je geven, want dan maak je ten slotte nog een zeven-stoot ook ... als ze tenminste niet klotsen (Hik.)

O! God! Wat ben ik katterig!

Met kreunende en benauwde stem.

Water! Water! Water!

Dames en heeren, neem mij niet kwalijk, {Wijst op zijn keel.) maar 't is hier van binnen precies een werkende Vesuvius. (Smakt met de tong.) Mijn tong-zit in mijn holle kies... ik heb een dorst als een paard... Vannacht heb ik mijn geheele gecalibreerde karaf, van vijf liter inhoud, uitgedronken. U moet

-ocr page 39-

HET PROEFDIER. 27

weten dat ik 's nachts op mijn beddetafeltje heb staan, een reusachtige karaf... een presentje van mijn vrouw, op mijn verjaardag, om te controleeren hoe zwaar of hoe licht ik 'm den vorigen avond heb omgehad, want op het glas van de karaf, staan de verschillende graden aangeteekend. En hoe meer het water nu onder de streepjes zakt, des te hooger stijgt de woede van mijn vrouw, en hoe lichter de karaf wordt, des te zwaarder heb ik 'm omgehad. {Hik.) Och! Och! wat ben ik katterig!

Vanmorgen, is er geen druppeltje zelfs op den bodem gebleven... die vervloekte nadorst verklapt alles.

Wanneer mijn vrouw 's morgens uit haar bed stapt, trapt zij mij eerst op mijn neus, en dan vliegt ze 't allereerst naar de karaf, om te zien hoever of 't er mee staat, alsof haar ziel en zaligheid er mede gemoeid was, en wee je gebeente als het water onder het tweede streepje van boven staat, want dan zegt mijn vrouw dat ik 'm

-ocr page 40-

28 FIJNE RIDDERS.

's avonds om 10 uur al omhad, als een bejaarde roover! Verbeeld U wat een onzin!

(Hik.) O, hemel, wat ben ik katterig!

Nu zult U vragen, waarom drink je dau zooveel ... doe je dat om de tachtig millioen aau accijnsen op de jenever nog te vermeerderen? Neen, dames en heeren, 't is schandelijk, 't is laag, t is een menschenbestaan onwaardig om zich zoo te bezatten. Ik ben 't volkomen met U eens, maar ik moet, ik kan niet anders, ik ben ertelijk belast. Ik heb 't van mijn grootmoeder, en ik heb bovendien een dure plicht op mij genomen, die ik tot het laatste moment zal vervullen, want ik zal blijven pooieren, {Hij maakt de bekende beweging van een glaasje omul aan.) tot aan mijn laatste snik. {Hevige hik.) O, hemel, wat ben ik katterig!

Als ik 'm om heb, dames en heeren, dan is dat voor U, en niet alleen voor U, maar voor mijne stad- en landgenooten, ja, voor de geheele wereld, want van mijn prilste jeugd heb ik geijverd tegen

-ocr page 41-

HET PKOEFDIEK. 29

het misbruik van sterken drank, tegen het verslappen van het alcoholgehalte, 't Kan mij nooit sterk genoeg zijn, want ik ben van mijn jongelingsjaren af, correspondent van het maandblad tegen de Kwalszalverij... tegen de Kwastkalverij ,.. Kwakzalverij ... wil ik zeggen.

Nu, en om deze levenstaak naar behooren en gewetensvol te volbrengen, en met recht je waarschuwende stem te laten hooreii, moet je proeven. {Hik.) Goeie God, wat ben ik katterig!

Daar is niets aan te doen, je moet proeven, en daarom ben ik ook aan 't proeven gegaan, ik heb altijd en van alles geproefd, wat los en vast was, ik heb mij pimpelpaars geproefd, ik ben dan ook zwaar beproefd. {Betast zijn hoofd en trekt een pijnlijk gezicht.) Ik ben waterproef, ik ben een fijnproever geworden, ja, ik kan gerust zeggen, ik ben een wandelend proeflokaal!

Ik offer geen konijntjes of kikvorschen op, ik martel geen honden of katten, neen, dames en

-ocr page 42-

30 FIJNE RIDDERS.

heeren, ik pas de vivisectie geheel en al op mij zelf toe, ik martel mij zelf, want ik ben het Proefdier! (Hik.) O, O, wat ben ik katterig!

Ik kan mij 't tijdstip niet herinneren dat ik nog normaal was... O, ja... toen ik nog op de normaalschool ging, was ik nog erg normaal, maar daar behandelden wij dan ook de natuurlijke historie in theorie, en niet in praktijk (Op geheel andere toon.) Heeft U dat ook wel opgemerkt, dames en heeren, dat er een hemelsbreed onderscheid bestaat tus-schen theorie en praktijk?

Als ik mij nu b. v. voorneem om van dit oogenblik geen druppel meer te drinken, dan is dat een heele mooie theorie, maar als ik nu morgen weer ben zooals op dit oogenblik, dan blijkt de praktijk weer in strijd te zijn met de theorie.

Op die abnormale normaalschool, leerden wij dan, dat de grootste vijand van den kater, de hond is.

Nu, dat is een groote leugen, want de grootste

-ocr page 43-

HET PKOEFDIEK. 31

vijand van den kater is de haring, en als die, volgens Darwin, goed met elkaar aan 't vechten zijn, dan lacht de aap zich een ongeluk.

Als ik dan ook goed katterig ben, dan lag ik mij ook om het minste of geringste, een aap. {Hij lacht idioot, en begint daardoor meer geregeld en heviger te hikken.)

Dames en heeren, ik geloof dat het tijd wordt om mij te verwijderen, (Staat op.) en liefst zoo snel mogelijk, U excuseert mij zeker wel, want ik wil U eu mij voor het overtollige en overbodige van deze conferentie sparen.

Ik zoek mijn troost bij mijn hulp en toeverlaat. Hij haalt een reusacMigen lepel uit zijn zak, maakt de doos met bruispoeder open, en keert die naar het publiek, zoodat dit er in kan zien. Hij roert met den lepel in het bruispoeder, heft telkens den lepel omhoog, en laat het bruispoeder daarna in de doos vallen.

Alsjeblieft, Sulphas Aërophorus, het onvolprezen bruispoeder, 't is ouderwetsch maar goedbeproefd.

-ocr page 44-

32 FIJNE RIDDERS.

En nu ga ik heen, dames en heeren, want U heeft mij nu al zoo lang moeten proeven, zonder dat ik weet of U mij lust... en daarom maak ik dat ik weg kom... want ik geloof dat ik geen kater meer heb... maar een volwassen nijlpaard! Hij gaat heen.

{Geweldige hik.) Och! Och! Wat ben ik katterig!

Oogenschijnlijk laat de stijl van dezen monoloog veel te wenschen over. Volkomen juist, maar iemand die zich in dergelijke omstandigheden als „het Proefdierquot; bevindt, drukt zich gewoonlijk weinig correct uit. Daarom is het noodig deze voordracht noordelijk te zeggen.

-ocr page 45-

EEN RIDDER.

Repertoire van den Heer HENRI POOLMAN.

Hij is zeer ploertig gekleed, en heeft een klein fantasiehoedje met een laag holletje op, waaruit een haarlok, geplakt a la Capoul, te voorschijn komt. Zijn knevel is pikzicart en zwaar, met ticee groote punten opwaarts, zooals die op het bekende portret van den Duitschen Keizer, Wilhelm II, gedragen nordt. Hij heeft b. v. wijde rose manchetten aan, dito gekleurd overhemd, en een helgekleurde das met een reusachtigen steen georneerd. Verder verlakte schoenen en een overdreven wandelstok met haak of iets dergelijks, naar gelang de mode oplevert. Bij het binnenkomen loopt hij zeer brutaal met den hoed op het hoofd naar het voetlicht, swadronneert

s

-ocr page 46-

34 FIJNE BIDDERS. ^

eenige malen heen en weer, terwijl hij zijn stok zonder ophouden rondzwaait. Op ééns blijft hij in 't midden staan, geeft een Map op zijn hoed, en zet meteen edele nonchalance, en zoo hard mogelijk, zijn stok neer. Daarna begint hij luid en zoo arrogant mogelijk.

Ziezoo, daar ben ik ... ja ik ... de ridder ... je ridder ... maar ik ben geen ridder van de el... neen... ook niet van de pen ... neen ... ik ben ook geen ridder van de droevige figuur ... om den dood niet... ik ben de ridder van de twintigste eeuw... de ridder der toekomst. Aan mij behoort het opkomend geslacht, want ik ben de ridder van de

vroolijke figuur!

Mijn geheele leven ben ik zoo vroolijk geweest,

dat mij de geheele menschheid allertreurigst voorkomt.

Toen ik zes maanden oud was, trok ik de laatste haren uit mijn vaders kalen kop, toen ik zeven jaar oud was, durfde ik mijn moeder al tegen te spreken — dat heeft mijn vader nooit durven doen —

-ocr page 47-

35

en toen ik elf jaar was, ontplofte mijn grootvader door een helsche machine, die ik in zijn kwispedoor gelegd had.

Zijn laatste woorden waren nog aan mijn adres gericht: „Jongens, jongens, wat zal me dat een riddertje worden, wat zal datquot;... en verder kwam hij niet. Als hij nog tijd had gehad, zou hij nog wat anders gezegd hebben, maar de oude man had gelijk, ik heb zijn profetie niet beschaamd, want daar is een lekker riddertje van mij gegroeid. De heele beschaafde maatschappij... wat zeg ik ... tot in de onontdekte binnenlanden van Afrika, heb ik de kaffers de dampen aangedaan, en dat ik nog niet ben opgehangen, is heusch mijn schuld niet, 't is alleen te wijten aan 't feit, dat het ophangen hier is afgeschaft.

Hamlet heeft al gezegd: „Toedelebie of heelemaal niet toedelebiequot;, dat wil zeggen: Je bent er in eens of je komt er nooit, maar als je er bent, dan moet je zorgen dat je er blijft, wantij/ d'ruit of ik d'ruit!

-ocr page 48-

Dan maar liever (Hij maakt een beweging van uittrappen, en grinnikt daarbij vergenoegd.) jij d'ruit!

Alles berust op de dubbeltjes, en... op een gunstig voorkomen. {Hij strijkt met welbehagen zijn knevel op, en neemt een pedant air, en dito toon aan.) Ze moeten van je zeggen; Wat 'n fijne mesjeu is dat, wat 'n mooie vent, wat een brani... en de vrouwen moeten allemaal dol op je zijn, want denk erom, mijn lieve menschen: Zoo ben je gezond, en zoo ben je getrouwd'.

En dat is nou net precies alsof je gekielhaald wordt. Ik ben maar één keer getrouwd geweest in mijn leven, en zesmaal in den Atlantischen Oceaan, bij twintig graden vorst, gekielhaald, maar ik heb er geen verschil in kunnen ontdekken ... 't was allebei een ijskoud bad. Alleen kon ik mij na 't kielhalen afdrogen, en dan was 't uit, {Blaast tusschen zijn tanden.) fini... maar toen ik getrouwd was, droogde mijn vrouw mij af, {Maakt een heiceging van om de ooren slaan.) en als ik dan

-ocr page 49-

EEN RIDDER. 37

goed droog was, dan kreeg zij een flauwte van driemaal vier-en-twintig uren.

Dus, spreek mij niet van de vrouwen, ik ken ze als mijn zak, alsof ik ze zelf gemaakt heb.

Als mijn vrouw dan zoo'n beetje op apengapen had gelegen, ging er onmiddellijk een briefje naar haar moeder: „Mama, kom oogenblikkelijk, de R. P. is weer aan den gang!quot;

Die R. P. dames en heeren, sloegen op mij.

Die twee letters waren niet de bekende telegraminitialen nA'éponse Payéequot;, betaald antwoord, o, neen, zij beteekenden ook niet „/iJaar Perceelquot;, of „Pijks-Postspaarbankquot;. Volstrekt niet, dit monogram werd door mijn familie gebruikt, wanneer zij familiaar over mij spraken, die R. P. zijn de verkorting van het gecombineerde woord: „7t!as-Ploert!quot;

{Met afschuw.) A, bah, wat 'n kruidenierstroep die aangetrouwde familie, zij hebben geen flauw besef wat een jongen met fantaisie is.

Als jij je niet aanstelt als dooie Piet of sloome

-ocr page 50-

38 FIJNE RIDDEKS.

Hein, dan is er een luchtje aan; en als je nog „spiritquot; in je body hebt, dan noemen ze je, een „.Schuin tamboer!quot;

Op alles hebben zij aanmerking ... tot zelfs op je kleeren. (Hij draait zich op zijn hakken om, teneinde zich van alle kanten te laten bekijken, neemt zijn jasje hij de lapellen vast, enz. enz. en kijkt daarbij zeer vergenoegd.)

Zie ik er nu fijn uit, of niet? Zit dat, of zit dat niet, dat vraag ik U, in gemoede, dames en heeren? En wat heeft mij dat alles gekost?

Geen rooie cent, geen sou, ik heb 't zoo maar cadeau gekregen.

Nu zult U denken, dat ik op die advertentie geschreven heb, van; „Wie wil voor de somma van zes gulden, een heer zijn?quot;

Neen, dames en heeren, daar is nooit eenkleêr-maker aan mijn lijf geweest, daar moet je geld voor hebben, en dat heb ik nooit gehad. Ik heb zelfs in mijn geheele leven nog nooit iets gekocht!

-ocr page 51-

*

EEN RIDDER. 39

Ik heb 't altijd gekregen of genomen, want als ik niet kreeg, dan nam ik, {Bekende beweging van f gappen.) en als ik niet nam dan kreeg ik,... dat

is te zeggen, ik heb ook wel eens wat genomen, en toen een heele boel gekregen, zooiets van... {Mompelt.) zes jaar cellulair.

Neen, dames en heeren, dit costuumpie is niet van een kleermaker, dat pakkie is van ... {Geheimzinnig.) een weduwe!

Van een weduwe? Ja, dames en heeren, van een weduwe. Zij heeft 't wel nooit aangehad, dat veronderstel ik tenminste, of zij is misschien van de vrouwenbeweging geweest, maar haar man, dat was de Toewan-Pakkiean.

Wat zal ik U zeggen? Een mensch is niet zóó, v of hij wil wel eens een verzetje, een divertissementje,

en als je nou erg veel van muziek houdt, dan moet je een ander ook wat gunnen. Eu als de dochter niet met je kuieren wil, dan neem je de moeder, want als je zelf ook al zoo'n beetje door je

-ocr page 52-

40 FIJNE KIDDEKS.

haren heengroeit, dan lust je eigenlijk liever een dikken biefstuk, dan nuchter kalfsvleesch.

Die muziek ... wat 'n genot... zoo zomers, Vrijdagsavonds in het Vondelpark, naar de Kapel van Zaagmans te luisteren. Dat sla ik nu nooit over. Vrijdags eet ik rauw vleesch, drink er een extra borrel op, en dan... naar de muziek!

En als ik eenmaal in het Vondelpark ben, dan kunnen zij mij er met geen stokken meer uitkrijgen, 't kan mij niets schelen, al kan ik geen hand voor oogen zien, 't kan mij er niet donker genoeg zijn, ik vind 't in de laantjes van het Vondelpark zoo goddelijk, dat ik er best een bekeuring voor overheb.

Maar om nu weer op die weduwe terug te komen! 't Goeie mensch wou mijn raad inwinnen in een zaakje, waar ik erg veel verstajem van heb. Alle avonden kwam ik bij haar thee drinken, een koekie eten en couponnetjes knippen, ja, daar moet je toch iemand voor hebben die in die dingetjes thuis is,

-ocr page 53-

41

en op 'n zekeren avond zei zij ineens tegen mij: Bootst een onaangename hooge vrouicenstem na. „Jannie, wat word je mollig, ventje, je groeit heelemaal uit je bullen. Ga eens naar boven, knipperdolletje, daar hangt nog het goed van mijn lieven man, van Charles, zaliger — nagedachtenis, ik wed dat 't je past!quot;

En waarachtig, ze had gelijk.

{Dezelfde stem.) „Zie je wel, broekie, dat broekie zit je gesmeerd!quot; U ziet 't zelf, dames en heeren, ze had gelijk. Het broekie zit als gesmeerd, in liet vestje kan ik nog wat groeien, maar 't zit als geschilderd, en 't jasje past mij alsof het aan mijn lijf gegoten is.

Hij maakt bij deze laatste regels een passende en komische „jeu de scènequot;.

{Dezelfde vrouwenstem.) „Zie je wel, Jannie, ik wist wel dat Charles van dezelfde maat was als jij. Nou, honneponnetje, dat je 't nog lang mag dragon, en in gezondheid verslijten!quot;

-ocr page 54-

42 FIJNE RIDDERS.

Ik heb wel eens wat mee gemaakt, maar dat vond ik toch wel een beetje al te bar.

„Hoor eens Miepie, alles goed en wel, maar dat kan ik niet accepteeren, de nagedachtenis van mijn voorganger, van je. man, is mij heilig. Hoeveel moet je er voor hebben?quot;

{Dezelfde vrouwenstem.) „Waarachtig niet, snoet, draag jij 't nou maar, als ik er jou in zie dan is 't net of ik Charles zie, wat moet ik er mee doen, anders krijgt de voddenjood 't maar!quot;

{Geheel anderen toon.) Al de pakjes van Charles heb ik nog, maar de weduwe ... ben ik kwijt. Al die pakjes kan ik nog eens laten keeren, maar de weduwe niet meer, want die ligt al op de vulleshoop.

Een mensch kan er zoo mede sukkelen, 't is beter ten heele gedwaald dan ten halve gekeerd... och, ik verspreek mij, U begrijpt mij wel, niet waar, dames en heeren, ik zeg 't niet goed, maar ik meen 't verkeerd, ik wil zeggen; voor verbetering zijn wij allemaal vatbaar. Daar wordt

-ocr page 55-

EEN KIDDER. 43

dan ook heel wat verbeterd, in den laatsten tijd. Overal bemoeien ze zich mee, niets kunnen ze met rust laten. Ze willen alles verbeteren!

De werkman en de slokkiesbaas, de onderwijzeres en de min, de journalist en de kruidenier, de dominee en de baker, de opera-zanger en de orgeldraaier, de tooneelspeler en de deurwaarder, de kleermaker en de voddenjood, de vrouwen en het vee, dat wordt allemaal verbeterd.

Mij hebben ze ook willen verbeteren, en daar zijn nog wat 'n hooge oomes aan te pas gekomen. Ja zeker, 't werd zelfs goedgekeurd bij Koninklijk-Besluit, want op een mooien zomerschen dag, werd „oome Koolquot; getransporteerd naar de Rijks-Villa „Nooit verwacht en toch gekregenquot; te Ommerschans, en toen ik nog niet genoeg verbeterd was, werd ik het volgende jaar overgeplaatst naar een soortgelijke uitspattingsplaats te Veenhuizen. En toen kwam ik zóó best terug, dat ik onmiddellijk tooneel-verslag-

-ocr page 56-

44 FIJNE KIDDERS.

gever werd aan de „Scheid-Kroniek, of de welonderrichte Salamander!quot;

Maar dat heeft niet lang geduurd, want ik vond alles te mooi. Ik noemde de tooneelspelers: schooiers, de tooneeldirecteuren: bloedzuigers, en het publiek: een stomme, idiote massa.

De hoofdredacteur zei tegen mij: „Ik kan u niet gebruiken, meneer, u is mij veel te zoetsappig, zulke laffe kost leest niemand, maak dat je wegkomt, d'ruit!quot;

Nu ben ik weer zonder betrekking, en daarom beu ik tot U gekomen, dames en heeren, met beleefd verzoek mij onderdak te brengen. Helpt mij s. v. p. aan een baantje, n'importe wat, U zult eens zien, wat 'n plezier U van uw jongetje beleeft.

Ik neem alles aan, ik ben overal voor te vinden, want ik ben en blijf de ridder van de twintigste eeuw, de ridder van de vroolijke figuur!

Hij buigt en gaat snel af.

-ocr page 57-

IN DE MISÈRE.

Hij is keurig gekleed, b. v. in wandeltoilet met hoog en hoed op, icandelstok en handschoenen aan; deftig, als iemand die gefortuneerd is. Bij het opkomen salueert hij het publiek, zet daarna zijn hoed en stok ergens neer, en .onder het spreken trekt hij zijn handschoenen uit. Gedurende de geheele alleenspraak hij ft hij teel kalm, maar kijkt onver dragelijk zuur, en is erg uit zijn humeur.

Daar hebben ze me waarachtig lid van de Tweede Kamer gemaakt... den eersten den besten keer, dat ze me kandidaat hebben gesteld... ben ik gekozen ook. Dat is een laagheid... een ander moet zich doodwurmen om er in te komen... moet soms

-ocr page 58-

46 FIJNE RIDDERS.

tien jaar wachten, eu kan dan nog naar huis gaan... en ik ... ineens ... zonder slag of stoot... en ik wou niet eens. Ze lijken wel mal... boe, wat 'n misère!

Sommige candidaten tracteeren de heele buurt... al hun kiezers,... totdat de lui kikhalzen, totdat ze van voren niet meer weten dat ze van achteren leven... ja, totdat ze zelfs vergeten hebben op wien ze eigenlijk moeten stemmen. Dat is de waarheid ... dat grapje heeft mijn buurman, advocaat Knul, de ooren van zijn hoofd gekost, en toch heeft hij de bons gekregen.., en ik... integendeel, geen rooien cent heb ik uitgegeven ... geen sou ... neen, 't was bij mij juist omgekeerd... zij hebben mij dronken willen voeren, ik heb anonyme brieven met muntjes en bankjes ontvangen, met de smeekbede om mij toch maar alsjeblieft candidaat te laten stellen. Zij hebben twee honderd en vijftig speechen, elk van een half uur tegen mij gehouden, eiken morgen ben ik gewekt geworden door

-ocr page 59-

IN DE MISÈRE. 47

een aubade van de lieve schooljeugd... goeie hemel wat zongen die wurmen valsch. De vrouw van den generaal-majoor van de rustende plattelands-schutterij heeft een voetval voor mij gedaan... mijn schoonmoeder heeft 24 paar sokken voor mij gebreid... mijn schoonvader heeft mij 20 kistjes Bismarck gestuurd, mijn vrouw heeft 4 paar pantoffels voor mij gemaakt... en mijn jongste zoon heeft 48 versjes opgezegd. Ik heb 25 rose briefjes ontvangen, en natuurlijk de grootste quaestie met mijn vrouw gehad. De tuinman heeft een eerepoort voor mij opgericht en den heelen tuin kaalgeknipt. Ik heb drie rokpakken versleten door de festiviteiten en de champagaevlekken... ik ben drie weken onder behandeling van een keelspecialiteit geweest... ik had mij rauw en schor geschreeuwd... ik heb 4 weken met mijn arm in 't verband geloopen... door 't vele handjes geven was zij gewoon uit 't lid gerukt... ik heb in geen drie weken 's nachts kunnen slapen door de agitatie van mijn vrouw ...

-ocr page 60-

48 FIJNE RIDDERS.

en als ik 's morgens geradbraakt opstond, voor dag en dauw, dan was er in huis zoo'n gelach, geschreeuw, herrie, smijten met deuren en vensters zoo'n helsch spektakel, dat ik gewoonlijk van 's middags drie tot 's avonds tien uur, met dolle hoofdpijn te bed lag .. . {Pauze.)

En nou heb ik gedacht dat 't uit zou zijn ... dat ze mij zouden ketsen... maar jawel — morgen brengen — nou ben ik waarachtig toch lid van de Tweede Kamer geworden... en ik wou niet eens ... omdat ik wist wat mij te wachten stond... want nou begint de misère pas. 't Is thuis een zondvloed van telegrammen, brieven, briefkaarten en kaartjes. De schel is al twintigmaal gerepareerd. Op de stoep en in den tuin ziet 't zwart van de men-schen... en als er niet gauw wordt opengedaan, beuken en rammeien ze op de deur. Ze rennen 't huis door, en stormen mijn kamer binnen. De heeren drukken mij half dood, de dames zoenen mij aan flarden, mijn vrouw en mijn schoon-

-ocr page 61-

IN DE JIISÈKE. 49

moeder gieren het den lieelen dag uit van de pret, en maken de hevigste ruzie met mijn schoonvader, en mijn schoonvader roept maar: „Bravo, dat is nog eens 'n kerel! Bravo, jongen, hartelijk gefeliciteerd!quot; en slaat mij daarbij op rug en schouder, dat ze er bont en blauw van zien. {Maakt een pijnlijke beweging.) Geen plaatsje in huis is onbezet, je kunt den rook snijden, alles is doortrokken en stinkt naar de jenever en port... je struikelt over de sigaren... je glijdt uit op de taartjes... het heele huishouden staat op stelten. Wij déjeuneeren 'savonds om tien uur... wij dineeren 's morgens om acht uur ... wij soupeeren 's middags om vier uur. De meiden en knechts zijn nergens te vinden... de kippen loopen in de kamer... de hond eet alles op . .de kat drinkt alles uit... de jongens vallen van de trap af, en ik ... ik voel mij precies alsof ze mij geguillotineerd hebben. {Pauze.)

O, God, wat 'n misère!

Wat moeten ze van mij? Ik doe toch geen

-ocr page 62-

50 FIJNE KIDDEES.

sterveling kwaad? En als ik nu bedenk dat ik van al die akkefietjes geen last zou hebben, als ik niet zoo vervloekt rijk was!

Hoe komt 'n mensch er aan? Dat. zal je niet gebeuren. Vroeger jaren zou niemand notitie van mij genomen hebben ... weineen ... toen woonde ik heel bescheiden... toen had ik bijna geen cent te verteren, ik deed drie weken met één paar manchetten ... maar jawel, op een gegeven moment trek ik op een Amsterdamsch premie-lot de 50.000 ... en een jaar daarna op een Oosten-rijksch lot de 350.000 florijnen, 't Was of de duivel er mee speelde ... en toen ik ging trouwen trok ik... (Verspreekt zich.) kreeg ik een vrouwmet twee en een halve ton.

Toen had je de poppen aan 't dansen. Dadelijk maakt een verzekeringmaatschappij tegen ongelukken mij directeur, met /quot; 12.000 in't jaar. Ik moest commissaris-generaal en thesaurier worden van den Algemeenen-kolonialen-internationalen-coöpe-

-ocr page 63-

IN DE MISÈRE.

ratieven Veestapel, met een salaris van f 36.000, 400 koeien en 100 aandeden in de melk. {Geheel mistroostig.)

Ja... op zoo'n manier moet je wel schatrijk worden,... wat 'n kunst... daar kan niemand tegen op. Een flauwe mop, hoor... je leed is niet te overzien ...

Vroeger jaren was ik met één stap door mijn bezittingen... tegenwoordig moet ik 6 paarden doodrijden om in twee dagen uit en thuis te zijn. Ik heb meestal 8 klerken noodig om mijn belastingbiljetten in te vullen ... het aantal dienstboden en koeien is zelfs niet bij benadering te berekenen... het aantal familieleden dat ik er elk jaar bij krijg is angstverwekkend ... en van hoeveel liefdadigheidsinstellingen ik honorair-, buitengewoon-, ongewoon-, gewoon- en ordinair-lid ben, is eenvoudig niet te tellen...

Foei, wat 'n misère!

En dan de bosschen! Dat is ongepermitteerd.

51

-ocr page 64-

52 FIJNE RIDDERS.

Daar komt elk jaar voor 300.000 gulden hout uit... en dacht je dat ze wat opdunden? Geen quaestie van... ze vertikken 't eenvoudig, 't Groeit daar alles als kool... net als in de moestuinen. Trouwens ... dat is ook gewoon te gek; dat steekt, dat snijdt en dat plukt dat 't een liefhebberij is, maar 't geeft niets, 't groeit weer even snel aan. Als je vandaag een tuinboon in den grond stopt, kan je hem morgen al plukken.

Daar is geen bijhouden aan! Wat 'n last, wat 'n administratie, wat 'n conferenties, wat 'n toezicht, wat 'n verzorging. Als ik waarachtig niet oppas, dan eten wij alle dagen patrijs, faisant, snippen, woudduiven, talingen, herten, reeën ... ja,

't is de waarheid... 't zit er stikvol van... en als er

t

geen stroopers in de buurt waren... kwamen wij er eenvoudig niet van af. Goddank dat die kerels tenminste een handje willen helpen!

Foei, wat 'n gezanik ... wat 'n misère!

Laten ze mij met rust laten... altijd wat anders...

-ocr page 65-

53

dan vraagt meneer A. belet, houdt je anderhalf uur aan de praat, en 't eind van 't liedje is.. . opdokken! Uitstekend, dat kan mij niet schelen ... die vent kan net zooveel krijgen als hij maar hebben wil... maar laat hij mij geen anderhalf uur van mijn leven berooven. Dan krijg je een brief van juffrouw B... zes-en-dertig zijdjes met hanen... met kippenpooten, en 't slot is ... centen!

Prachtig, maar waarom moet ik nu eerst zoo'n boekwerk doorlezen?

Gisteren wordt er gescheld, de bediende brengt een kaartje binnen: „Baron van Grabbelstein tot Kalenheimquot; met een kroontje er boven.

„Ken jij dien meneer?quot; vraag ik aan mijn vrouw. Neen... nooit van gehoord. Ik naar de antichambre ... daar staat een heel sjieke meneer op, en grijpt mijn hand. {Doet een fat met geaffecteerde spraak na.)

„Pardon dat ik U derangeer, maar heb ik niet 't sensibel genoegen den Weledelgeboren Heer Frans

-ocr page 66-

54 FIJNE KIDDERS.

van Pieterman te spreken, het beroemde kamerlidquot; — ik ben God beter 't pas eergisteren gekozen — „de volijverige commissaris vanquot; ... en daar noemt mij die kerel al mijn baantjes op.

„Jawel, meneer, die ben ik, maar met vvien heb ik de eer, waarmee kan ik U van dienst zijn?quot;

(Weer de fat.) „Meneer, ik ben Baron van Grab-belstein tot Kalenheim, van het roemrijke geslacht van de Ridders van den gesjochten Rhinoceros! Mijne voorvaderen stammen onmiddellijk af van Karei den Groote. Ik heb een paar huisjes, maar ben vooral jong, onvertsaagd, levenslustig, gezond, onvermoeid... meneer, ik heb de eer U de hand van uw dochter te vragen!quot;

(Gewoon.) „Heel veel eer, meneer, ik dank U zeer voor de onderscheiding, ik had nooit gedacht dat ik nog eens geparenteerd zou geraken aan zoo'n oudadelijk, heldhaftig riddergeslacht, 't Is waarlijk te veel eer ... (Teeder.) en ik zou U graag het geluk van mijn eenige dochter toevertrouwen ...

-ocr page 67-

IN DE JIISÈliE. 55

als ik er een had! {Tot 't publiek.) 't Is de waarheid, ik heb maar twee jongens!

„Zeergeachte heer, U heeft U waarschijnlijk in 't huisnummer vergist... U is verkeerd... adieu, au plaisir!quot;

Wat zegt U nu van zoo'n aarts-stupide idioot V

De menschen lijken wel gek ... de een loopt met ulevellen... de ander met den strooppot... een derde verkoopt uien... een vierde smeert honig om den mond, en allen doen ze hun best om je alles voor zoeten koek te laten opslikken. En aan dat eten en slikken heb ik dan ook gaandeweg erg het land gekregen. Och, dat is nog de grootste misère! Mijn zwager, Marie George Charles Theodoor, heeft de loffelijke gewoonte om mij dikwijls te dineeren te vragen. Nou mag je geen egoïst zijn, je moet 'n ander ook wat gunnen, maar ... 't is anders een baantje... 't kost mij telkens twee jaar van mijn leven, want ik kan niet meer zoo gauw en zooveel eten ... mijn kiezen en tanden zijn niet erg

-ocr page 68-

56 FIJNE KIDDERS.

hokvast meer... ik kom altijd achteraan. De helft van mijn portie blijft meestal staan... dat moet wel, anders zitten wij den volgenden dag noe aan tafel. Als wij dan ook opstaan, rammel ik ook gewoon nog altijd van den honger ... 't eten is veel te lekker... dat komt eenvoudig niet te pas!

Hij beschrijft 't diner, wel uit zijn humeur, maar toch zeer iceUustig.

Dat begint met bitteren... uitmuntende oude Bols met een tikkie Catz ... je krijgt er waarachtig een enormen eetlust van. Dan als voorproefje, een komkommerslaatje... wat 'n gemeene truc, om je maag maar graag te maken. Verder een soepje van room met aspergekoppen... om een doode weer levend te maken. Dan garnalen-croquetjes met paprika ... daar kan de duivel niet tegen ... zoo heerlijk is 't. Zalm om voor te knielen... biefstuk om te zuigen ... doperwtjes die in je mond smelten... een patrijsje ... 'n sneetje geroosterd brood met leeuwerikken-paté om van te kweelen.

-ocr page 69-

IN DE MISÈRE. 57

Roomtaart... ijs ... chocolade, en ... wijntjes om van om te vallen. Chablis, Romané en Sauterne, uit de kelders van Napoleon: Jozefshöfer en Walporz-heimer van Frederik den Groote! Ten slotte Mokka met ponsjes ... {'t Water loopt hem uit den mond.) O, God, ik kan niet verder... ik kan niet meer! {In wanhoop.) O, dames en heeren, hebt medelijden met een evenmensch ... redt mij ... zet mij op droogwater... op water en droog brood, meen ik... en verlost mij van den booze en van mijn geld, want och, och, ik zit zoo in de misère!!!

Jammerend af.

-ocr page 70-

EEN VERGISSING.

Hij komt eenvoudig op, en buigt.

Dames en Heeren ... o, pardon, ik vergis mij ... de hier aanwezige dames zouden mij zeker niet vergeven, wanneer ik haar de voorkeur gaf boven de heeren, want zij willen tegenwoordig veel te graag met hen op gelijken voet behandeld worden. Daarom zal ik liever beginnen met; heeren en dames, of om geen vergissing te maken, met: geacht publiek of charmante toehoorders. Ja, 't liefst van alles zou ik beginnen met: lieve, aanbiddelijke dames, maar dat durf ik niet... misschien neemt u mij dat kwalijk... en ik ben zoo doodsbenauwd om mij te vergissen. Alleen Avil ik u wel zeggen — en deze bekentenis moet mij van 't hart — dat ik altijd zóó gevoelig ben geweest voor het godde-

-ocr page 71-

EEN VEKGISSING. 59

lijk schoon van de zwakke, maar bekoorlijke sexe, dat ik mij toch nooit vergis, wanneer ik een hand krijg van een der vriendinnen van mijne vrouw, of van den schoorsteenveger!

Ook als het er op aankomt om, volgens Coriolanus, het tweede, maar beste deel zijns vleezes naar waarde te schatten, blijkt mijn warenkennis uitmuntend en zeer uitgebreid te zijn, want ik verzeker u, ik heb mij nog nooit een oogenblik in mijn schoonmoeder en mijn vrouw vergist.

Trouwens, hierin zou de stomste boer zich niet kunnen vergissen.

Maar in andere gevallen ben ik zoo vergisserig, dat ik u bij deze verklaar dat zelfs mijn bestaan op een vergissing gebaseerd is. Ik zelf ben de grootste vergissing. .. ja, dames en heeren, ik ben een vergissing, want bij mijn geboorte werd ik vergezeld door mijn zusje, en toen de oude lui niet wisten wie van de twee zij houden of verdrinken moesten, hebben zij mij, bij vergissing, gehouden!

-ocr page 72-

60 FIJNE BIDDERS.

Bij 't inleveren van mijn geboorte-acte, toen ik dienst wou nemen bij de schutterij, bleek 't dat ik een meisje was!

Het biljet was natuurlijk verkeerd ingevuld. Om een ander voorbeeld te noemen!

Zooals ik hier nu voor u sta is toch bepaald bespottelijk, en aan een kolossale vergissing te wijten, want welk verstandig mensch krijgt 't nu in zijn hersens om zijn wel en wee aan wildvreemde men-schen toe te vertrouwen? Eigenlijk moest u hier staan om monologen voor te dragen, en ik, in de zaal, ernaar zitten te luisteren.

In de keuze van mijn ouders heb ik mij ook al vergist. Dat is mij bij nadere kennismaking lang niet meegevallen.

Mama was, om maar eens iets te noemen, veel meer verzot op haar schoothondje Mimi, dan op papa of mij, en als Mimi zich onwelvoegelijk in het salon had uitgelaten, pardon, ik vergis mij ... had gedragen, dan kreeg papa er de schuld van, en ik de klappen!

-ocr page 73-

EEN VERGISSING. 61

Als Mimi ziek was, omdat zij te veel gegeten had, moest Mimi in mijn bed slapen, en ik in den hondenmand!

Door mijn ouders ben ik mij hoe langer hoe meer gaan vergissen, want zij leerden mij dubbelkijken. Niet dat zij zulke verstokte alcoholisten waren, o, foei, neen, dat dubbelkijken {Maakt een beweging van lichtelijk dronken zijn.) heb ik later van zelf geleerd, daar heb ik niet eens mijn ouders bij noodig gehad. Het dubbelkijken dat ik bedoel, slaat op het fietspakje van pa en ma. Zij hadden met hun beiden maar één fietspakje, daarom reden ze nooit tandem, en dan was 't onmogelijk om er achter te komen, wie er 's middags het hoogste woord had, wie het servies uit het raam gooide, of wie je nu eigenlijk een draai om je ooren gaf.

Op de Pröbel-school heb ik mij altijd met zooveel ambitie vergist, dat ik er binnen het jaar afgefröbeld werd.

-ocr page 74-

62 FIJNE EIDDEKS.

Met mijn verteringen vergiste ik mij ook altijd in mijn porte-monnaie, want als 't op betalen aankwam, had ik nooit genoeg bij mij. Mijn vriendjes noemden mij dan ook: De genfleman-Maplooper-bij-vergissing !

Met mijn verschillende meisjes heb ik mij ook altijd erg vergist.

Mijn eerste meisje ben ik kwijtgeraakt, omdat ik, bij vergissing, liever haar kleindochter zoende.

Mijn tweede meisje zag er van af, omdat ik altijd, bij vergissing, met haar grootmoeder vrijde, en mijn derde meisje {Pathetisch.) is de mijne geworden, omdat ik mij, toen wij nog geëngageerd waren, het ergste van alles vergist had. In de hondsdagen... in de bruidsdagen, meen ik, kreeg zij 't dan ook zoo benauwd, dat wij op een holletje naar het stadhuis moesten.

't Is onbegrijpelijk, dames en heeren, maar wilt U wel gelooven dat ik mij zelfs in mijn kleeding vergist heb. Niet dat ik, evenals de traditionneele

-ocr page 75-

EEN VERGISSING. 03

verstrooide professor, het corset met de buste van mijn vrouw aandeed, in plaats van mijn pantalon, of haar chignon opzette in plaats van mijn hoed... weineen... maar ik kleedde mij, volgens mijn kennissen veel te chic, veel te deftig.

Als ii mij toen gezien had in 't begin van mijn huwelijk, in mijn wittebroodsweken, dames en heeren, dan had U mij bepaald gestolen, ik zag er uit om op te gaan zitten!

Een hoedje zoo zwart als de nacht, glimmend als een spiegel, en hoog als een hondenhok. Een pelsje van echt ijsberen vel, iedereen bleef als bevroren staan, en toen ik zoo'n paar keer de Kal verstraat heeu en weer had geloopen, kon ik den volgenden dag geen cent crediet meer krijgen. Ze zeiden tegen mij: „dat is je eigen schuld, jij maakt veel te veel werk van je toilet, dat zijn wij hier niet gewoon. Je moogt wel een hoedje op hebben, zeker, maar dat moet dan een beetje verjaard en naar den rooien kant zijn, en je moogt ook wel

-ocr page 76-

64 FIJNE RIDDERS.

een pels van het prachtigste marterbont aanhebben... o, ja... als je maar zorgt dat hij er van buiten uitziet als een sjovel clemi-saisonnetje. U moet mij dan ook tegenwoordig op straat zien wandelen, dames en heeren, van buiten zoudt U mij oen cent geven, maar als U mij keert, dan neemt U onmid-delijk hypotheek op mij. Door mijn petroleum-hoedje en mijn pelsje heb ik het vertrouwen van mijn stadgenooten weer teruggekregen.

U kunt nu toch zeker wel begrijpen welk intens genot ik smaak als ik zie dat eeu ander zich ook vergist. Iloe meer ze zich vergissen des te liever is het mij, zoo erg kan 't niet zijn; maar het grootste plezier zou ik toch hebben, wanneer Magere Hein zich ook eens in den tijd vergiste, want dan leven wij allemaal, zooals wij hier te zamen zijn, minstens nog (Met nadruk.) honderd jaar!

Dames en heeren, prosit!! {Buigt, wil weggaan, fausse sortie, maar blijft op den achtergrond plotseling staan, bedenkt zich en wenkt met de rechterhand als

-ocr page 77-

EEN VERGISSING. 65

er geapplaudisseerd wordt.) Ik dank U, het is genoeg!

(Wordt er niet geapplaudisseerd, dan wenkt hij toch.) Ik dank U, het is genoeg... o, pardon, ik vergis mij, ik dacht dat er geapplaudisseerd werd.

Neemt mij niet kwalijk, dames en heeren, maar ik vergiste mij, ik dacht dat ik klaar was, ik wou al wegloopen, en mijn grootste vergissing zou ik nog vergeten te vertellen.

U is zeker wel eens te dineeren gevraagd... jawel, dat begrijp ik, maar heeft U na afloop van die werkzaamheden wel eens geschreven dat U verdronken was ?

Neen, nietwaar? Nu... ik heb dat wel gedaan!

Verleden jaar had ik een moment dat ik geen onderscheid meer kende tusschen hemel en aarde, tusschen lucht en water, tusschen mensch en dier.

Wie zich zóó vergist, is waard een genie of een gek te zijn... wanneer ik heb uitgesproken weet u precies waaraan U zich te houden heeft.

-ocr page 78-

FIJNE KIDDERS.

Het volgende tamelijk monotoon te zeggen, kort en afgebroken, als telegramstijl.

Heerlijke maand Mei... temperatuur goddelijk... verrukkelijk lenteweer ... vertel misschien wat verward, maar weet niet meer precies. Copieus diner ... lang tafelen ... zware bourgogne ... veel champagne... nog meer ponsjes. Onder het diner door een familie geïnviteerd om volgenden avond om half zeven te komen theedrinken... dankbaar aannemen... 's avonds tegen elf uur allemaal de stad ingaan en veel Pilsner-biertjes drinken ... daarna weer terug ... per bak ... naar woning van gastheer. Voortzetting der biertjes... veel syphons leegdrinken... daarna half anker Rijnwijntjes... toen boel flesschen cognac, Hen-nessy... veel brooden met reusachtige hammen eten. Ruzie hebben ... afdrinken ... nog eens ruzie hebben... weer afdrinken ... toen 's morgens half zeven, in Vondelpark, op bank zitten ... omhebben als oude roover ... wachten

66

-ocr page 79-

EEN VERGISSING. 67

op opening Paviljoen om thee te drinken. Opening Paviljoen laat zich wachten.,. val om van slaap en omhebben ... sukkel naar huis ... steek sleutel naast sleutelgat... herhaalde malen. Eindelijk deur open... val over parapluistandaard... hindert niets ... breek spiegelglas van tochtdeur ... hindert ook niets ... huis leeg... benedenburen weg ... vrouw naar schoonouders, ook Goddank weg... dagmeisje weg... allemaal weg ... ik ook bijna heelemaal weg... neen, ik niet. Ik blijf... hijsch mij op langs leuning... strompel naar keuken en schrijf op boodschappenleitje ... „Mina, als je komt, wek mij niet, ga maar naar huis, ik ben verdronken... Meneer!quot; Wil niet gewekt worden... wil geen gestommel of herrie hebben ... ongestoord uitmaffen. Eindelijk uitgekleed ... moeilijk ... val aanhoudend om ... tracht te slapen... ga in bed liggen, dadelijk draaimolen van rechts naar links ... brr ... heele kamer aan 't draaien om zeeziek te worden... ben ook zeeziek geworden ...

-ocr page 80-

68 FIJNE KIDDERS.

toen gevoel van in schuit zitten... hobbelen van voren naar achteren... om wagenziek te worden... ben ook wagenziek geworden ... toen rit door de lucht... af bliksemen van Wester toren. Toen loodzware slaap... plotseling wakker worden met schrik ... alles schemerduister ... kijken op horloge ... schrikken hevig, 't is half zeven. Herinner mij alles... ook invitatie om thee te komen drinken... sta miserabel op ... zelfverwijten ... schandelijk... heelen dag doorgeslapen... voel mij zoo ziek als hond... formidabel geamuseerd. Moet nog dineeren, maar eerst naar familie gaan... een kopje thee drinken... daarna mij afpoeieren... zeggen ik onlekker ben. Ga op straat... doode-lijke stilte ... 't wordt nacht.. . lantaarns nog niet opgestoken... hoor het blaten van de kippen en 't kakelen van de schapen... loop alsof ik caoutschouc onder mijn zolen heb. Zeer weinig men-schen... die ik tegen kom zien er zoo frisch uit... vreemd, alles in de war... ik ook in de war —

-ocr page 81-

EEN VEEGISSING. 69

over hersens en oogen een dicht fluweelen floers... kom eindelijk bij 't huis ... loop stoep op .,. alles gesloten... zeker een doode... schel heel zachtjes. Geen sterveling... komt niet te pas dood te gaan als je iemand op de thee verzocht heb ... nog eens en veel harder schellen ... wil woedend weggaan. Geklots in de gang... afschuiven van ketting van de deur... vooruitsteken van groote melkkan met geroep: „Twee kan melk alsjeblieft, met 16 centen!quot;

Werd aangezien voor melkboer ... ben wel eens aangezien voor kalen jakhals ... nooit voor melkboer! Kan niet nalaten te zeggen: „Pardon, meisje, ik ben de melkboer niet, ik kom een visite maken, ik ben gevraagd op de thee!quot;

„Maar dat is niet mogelijk, meneer!quot;

„Niet mogelijk, hoe laat is 't dan?quot;

„Zeven uur, meneer!quot;

„Precies, zoolaat ben ik ook verzocht!quot;

„Ja, meneer, maar 't is geen avond, maar zeven uur in den ochtend!quot;

-ocr page 82-

70 FIJNE RIDDERS.

Zoo had ik mij nog nooit vergist, ik had vierentwintig uur aan één stuk doorgeslapen!

Om Godswil, dames en heeren, spreekt hierover s. v. p. nooit met mijne schoonmoeder of mijn vrouw, als u dat stelletje ontmoet. Die zouden mij vermoorden, als zij 't wisten, want ik verzeker u ... die zouden zich niet vergissen!

Snel af.

-ocr page 83-

CHAU5SURE5 DE PARIS.

(Conférence.)

In het midden van het tooneel staat een conférence-tafeltje, waarop een lessenaartje en een glas suikerwater. Achter de tafel staat een stoel. Hij komt op in gékleede jas, heeft een hoogen hoed op, en handschoenen aan, en is overdreven bewegelijk, met quasi Fransche chic. Hij gaat onmiddellijk achter de tafel, zet zijn hoed omgekeerd erop, trekt daarna zijn handschoenen uit, blaast die op en legt ze dwars over den hoed. Daarna wrijft hij met zijn hand door 't haar, (als hij dat mg heeft), kucht eenige keeren zeer gewichtig, drinkt een paar slokjes suikerwater, en begint eindelijk met een buitengewone ge-

-ocr page 84-

72 FIJNE KIDDERS.

affecteerde welbespraaktheid. Zoonoodig kan hij deze voordracht op het lessenaartje vóór zich leggen.

Hm! Hm!

Hooggeacht auditorium, Mesdames et Messieurs! De reden dat ik hier voor u sta is van bij zondereu aard... U ziet dan ook in mij een buitengewoneu vent, un type extravagant, een filosoof, een dichter, een denker, een intellect. Ik dicht, denk en filosofeer jaar in jaar uit, jour et nuit, bij koude en hitte, bij zon en maan, zonder einde of begin, sans rime ni raisonl

Hoeveel millioenen worden er niet weggesmeten aan het zoogenaamde hooger onderwijs? Als ik er één van had, zou ik vermoedelijk hier niet voor u staan... ja, toch, ik zou wel hier voor u staan.

Want waar blijven die millioenen? Zij worden opgeslokt door de leerstoelen die op de universiteit bezet zijn.

-ocr page 85-

CHAUSSUKES DE PAKIS. 73

En hoeveel leerstoelen zijn er wel op de universiteit bezeten?

Een massa, ik weet 't, leerstoelen bij de vleet! Leerstoelen voor theologie, jurisprudentie, filosofie, therapie, pathologie, zoölogie, botanie, anatomie, fotografie en sociaal-democratie! Ik weet 't, voor alle denkbare en ondenkbare gevallen en ongevallen zijn leerstoelen aanwezig, maar dat zijn geen leerstoelen, dames en heeren! De ware, echte leerstoel zal ik creeëreu, de stoel van leer, van paarden-, koeien-, honden-, krokodillen-, bokken- of ezelsleer, want bij mij komt 't op het leer aan, dat is mijn basis, dat zal een van de voornaamste onderwerpen van mijn college uitmaken, la question cardinale!

Daarvoor ben ik hier gekomen om propaganda te maken. Als hier dus leden van de tweede kamer of looiers aanwezig mochten zijn, verzoek ik ze beleefd niet te lachen, maar aandachtig toe te luisteren en mijn voordracht toe te juichen, zoowel in het belang van mijn portemonnaie, als

-ocr page 86-

74 FIJNE RIDDERS.

in dat van hun eigen zieleheil. Attention! s, v. p.

Heeft u er wel eens over gedacht^ dames en heer en, waar uw ziel zou zitten?

Waar denkt u wel? [ Wijst op het voorhoofd.) Hier, denkt u? ... Mis ... lager! (Wijst op zijn keel.) Dan hier?... Ook niet... lager! De smulpapen denken misschien hier?... (Strijkt over de maagstreek.) Mis, poes... lager! Dan hier zeker?... (Wrijft over zijn buik.) Heelemaal niet... veel lager ... onder de knie... nog lager... zoo laag mogelijk. De ziel van den mensch zit heelemaal onderaan, net als bij een flesch. (Hij strekt zijn rechterbeen op tafel uit, en icrijft zijn keurig verlakten schoen triuin fantelijk.)

Hier, mesdames et messieurs, zit de ziel waar alles op loopt, die alles draagt, de machinatie van het mouvement, dit is het hoofdonderwerp van den eenigen, waarachtigen leerstoel, die nog niet bezeten is, en dien ik zal innemen... want ik ben als schoenpoetser begonnen, maar ik wil als professor

-ocr page 87-

CHAUSSÜRES DE PARIS. 75

eindigen, als professeur in de Science de la chaussure, in de kennis van het schoeisel!

Ik zal de beroemdste schooier... (Verspreekt zich.) schoeier worden die op twee schoenen existeert.

De schoen, dames en heeren, is de ziel van den mensch, het eenige kleedingstuk dat zich geheel met ons zijn en denken veréénzelvigt. Herinnert u maar even Adam en Eva, om nu den Zondvloed over te slaan. Zij waren nooit uit het Paradijs gejaagd, als zij vaster in hun schoenen hadden gestaan, als Eva Adam geen hak had gezet!

Uien de nouveau, niets nieuws onder de zou, dames en heeren, het hakkenzetteu wordt nog altijd met dezelfde liefhebberij toegepast, want de geheele menschheid is op dezelfde leest geschoeid gebleven, e'est la nature humaine, de natuur is sterker dan het leer... pardon, de leer, bedoel ik. Eu al spreken wij van: ik geef er geen laars om, of van: ik lap 't aan mijn zolen, wij moeten ons toch tenslotte aan haar onderwerpen, en als wij

-ocr page 88-

76 FIJNE BIDDERS.

geen buitengewone talenten of genieën zijn, doen wij verstandig nooit oude schoenen weg te gooien, voordat wij nieuwe hebben, indachtig de gulden spreuk: schoenmaker blijf bij je leest!

Niemand mag zich echter zoo bourgeois satisfait voelen om te trachten er op een schoen en een slof te komen, dan wordt ons geweten te ruim, ons plichtsgevoel, onze energie en levenslust gaan ten gronde, zij zijn niet meer op te lappen, en tenslotte loopen zij op hun laatste tandvleesch!

C'est la vérité, c'esf Ia vie!

Zoo ziet u, dames en heeren, dat, zooals ik reeds het voorrecht had u te doen opmerken, geen kleedingstuk ter wereld is zoo spreekwoordelijk geworden dan de schoen.

Zelfs de legende memoreert de zevenmijls laarzen van den reus, het glazenmuiltje van Asschepoester, de bottines van de gelaarsde kat, enz. enz. Tot in 't oneindige!

Is het nog niet bij wilde, onbeschaafde volk-

-ocr page 89-

CHAUSSURES DE PAKIS. 77

stammen gebruikelijk, dat de champagne uit den schoen der bruid geschonken wordt?

O, mille fois, pardon, c'est une erreur, dat had plaats aan 't hof van Lodewijk XIV, „le Roi Soleil!quot;

Ook leert de geschiedenis ons dat bij de Romeinen; Grieken, Chineezen en Indieërs, de schoen den rang en stand aanduidde... zooals trouwens nog heden ten dage het geval is.

Men kan niet altijd aan iemand's neus zien, met wien men te doen heeft, maar wel aan zijn schoen. C'est la perspicaeité!

Als U b. v. het voorwerp uwer liefde nadert, (Zingt de eerste maten van de „Habaneraquot; uit Carmen'. L'amour est enfant de Bohème, elle n'a jamais, jamais connu de loi.) en U wilt uw schoone een kus op 't voorhoofd drukken, dan zal de schuchtere maagd de oogen neerslaan.

Denkt U soms dat het lieve kind dit uit verlegenheid doet, of dat haar de moed in de schoenen zinkt? Neen, naïve jonkman,jewwe hom me intérressant,

-ocr page 90-

78 FIJNE RIDDERS.

de slimme jonkvrouw — ulle vrouwtjes zijn slim — wil eerst zien wat voor schoenen U aanheeft, vóórdat zij tot het beslissend „jaquot; overgaat!

En zij heeft gelijk, tout de même, want als de elastieken van uw bottines uitgerekt zijn, zal zij onmiddellijk een paralellopipidum trekken tusschen de rekbaarheid van uw geweten, van uw huwelijkstrouw ... en de elastieken uwer bottines.

Maar ziet zij daarentegen dat U uw hakken scheefloopt, dan is 't een geheel ander geval, want dan begrijpt zij dat uw levenslot voor U veel te zwaar is, dat het U te zeer drukt, poor fellow, om 't alleen te dragen, en dan zal zij zoo grootmoedig zijn dat lot met U te deelen, ook al is zij twee millioen rijk!

't Is mij precies eender gegaan, dames en heeren. Toen ik kennis maakte met mijn vrouw, had ik twee scheeve hakken, drie gaten in mijn zolen, een afgetrapte pantalon, een snêe in mijn neus... in mijn linker neus... in de neus van mijn linker schoen,

-ocr page 91-

CHAUSSURES DE PARIS. 79

bedoel ik ... en tegenwoordig... heb ik een villa in Hilversum!

Vice Ia richesse!

Wilt U wel gelooven, dat ik graag iemand zou willen verpletteren als ik merk dat hij of zij geen achting of liefde voor een schoen koestert? Ik zou er wel mede naar bed willen gaan!

De schoonste kunstuitingen komen toch nooit zonder schoenen op hun pootjes terecht. Ziet maar eens, n'importe welke tooneel- of operavoorstelling. Du moment dat het scherm opgaat, ziet men het allereerst den schoen, en wanneer het scherm zakt, het allerlaatst den schoen. Ik ga dan ook altijd uitsluitend voor de chaussures naar den schouwburg. Wat is een muziek van Richard Wagner, of een superbe interpretatie in Bayreuth, of het heerlijke „Walther's Preisliedquot; {Hij zingt een paar maten.) vergeleken bij een fraai gemodeleerden schoen?

Wanneer ik zie dat de schoenen van Hans Sachs in de „Maitres Chanteursquot; slecht gemaakt zijn, is al

-ocr page 92-

FIJNE RIDDERS.

mija genot vergald. Een schoenmaker die zijn vak niet verstaat vind ik, tout ^implement une horreur!

Een schoenenfabrikant moet in de allereerste plaats artist zijn, geen cabotin... neen, tm cher mattre en hij moet met één neerslag van 't oog onmiddellijk zien, van welken stand of karakter de schoendrager is.

Mijn diagnose is in een ommezientje gemaakt, c'est le comble de la vélocité! Zie ik in een hotel voor kamer n0 70 een paar kleine chevreau-laarsjes met verlakte puntjes, met kleine lichte vlekjes bespat, dan weet ik onmiddelijk dat in kamer nu 70 een oude jongejuffrouw logeert, die dol is met haar caniche, haar schoothondje.

Zie ik voor kamer n0 11 een paar halfsleetsche schoentjes en een paar groote waterlaarzen, dan voel ik, bij intuïtie, dat in kamer n0 11 zich ter ruste hebben begeven een kellnerin en een gepen-sionneerd ingenieur van de Waterstaat.

Zie ik voor kamer n0 je m'en fiche pas mal,

-ocr page 93-

CHAUSSURES DE PARIS. 81

kleine stoffen laarsjes, met de neuzen naar huiten gekeerd, dan weet ik dat daar een trouwlustig weeuwtje een hazenslaapje sluimert. Zijn de neusjes naar binnen gekeerd, dan wil zij van de liefde niets meer weten! C'est fini, for ever!

En zoo zou ik kunnen doorgaan, maar ik zou dan embêtant worden. Ook wil ik U niet lastig vallen met alle soorten en kleuren van schoenen. U weet evengoed als ik, dat gele, bruine, roode en witzijden schoenen, bij preferentie gedragen worden als je 't in den zomer erg benauwd krijgt, of wanneer je gaat trouwen. [Zingt uit rla Femme a Narcisse:quot; Hors du manage ra fait toujours plaisir, ah! ah!)

Ik zou U ook nog een verhandeling kunnen houden over de pathologie, de ziekteleer van den schoen. Zoo is het gapen b. v. een bekend ziekteverschijnsel van de zool, maar mijn auditorium is te deftig, te select, en gaapt te weinig, dat ik hieromtrent nog in bijzonderheden moet treden.

o

-ocr page 94-

82 FIJNE BIDDERS.

Wel wil ik nog een oogenblik uw aandacht vragen, dames en heeren, voor de stem van den schoen.

Ja, dames en heeren, een schoen kan spreken, wel is waar met een krakende stem, maar hij spreekt, en wat hij zegt is meestal raak. U begrijpt mij, niet waar? Zonder ophouden roept hij soms: Betaal mij nou, betaal mij nou!

Als de voordrager, bij toeval, krakende schoenen aan heeft, kan hij een aamchouwelijk voorbeeld geven, door op het rithmus, van bovenstaanden uitroep, heen en iceer te loopen.

Pour la cloture definitive, wil ik U tenslotte nog wel onthalen op een der voornaamste branches in de schoenen-industrie. Ik wil U nog een moment onderhouden over liet lakken!

Het verlakken, dames en heeren, daar komt alles op aan. Niemand sterft van blijdschap of wil verlakt worden, maar een schoen verlangt niets liever. Het verlakken amelioreert den stand in de maatschappij. Ik wil een pari met U maken, om een

-ocr page 95-

CHAUSSURES DE PARIS. 83

fijne flesch rHeidsieck-Monopole secquot;, dat U, allemaal zooals U daar zit, heel graag verlakt wilt zijn, want op een gewoon huis- tuin- of keukenbal wordt geen lak gedragen, très-indistingué!

Op een jaarlijksch bal van de een of andere sociëteit, b. v. van „Gr. V. D.quot; of van „Zeemans-hoopquot;, zijn de dames verlakt en de heeren loopen met groote neuzen.

Op het bal bij de Koningin, zijn de heeren heele-maal verlakt en de dames in goudleer, met kleine neuzen: maar op het bal van den Gouveneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, daar is alles lak!

Pardon, laat ik erg oppassen dat ik mij niet aan de politiek waag, want dan ben ik gewoonweg zelf verlakt. Daarom heb ik de eer U te salueeren, dames en heeren, d bientót!

Mocht er soms in mijn voordracht iets geweest zijn dat U hinderde, laat U dat toch geen oogenblik weerhouden om unisono, op mijn candidatuur te stemmen, want wien de schoen past, die trekke hem aan!

-ocr page 96-

IN BLIJDE VERWACHTING.

Hij komt zeer eenvoudig op, met een bedrukt uiterlijk, en buigt diep.

Zooals ik hier voor U sta, dames en heereu, verkeer ik in een belangwekkende positie, want ik ben in blijde verwachting, dat wil zeggen, icij zijn in blijde verwachting. Wij verwachten dan ook heel veel blijs, wij zijn dolblij, wij zijn zóó blij dat wij bijna dol worden, 't Is thuis dan ook een dolle boel, en dat komt alleen omdat ik zoo dol ben geweest... zoo dol er op ben geweest, meen ik, om papa te worden.

Mijn schoonvader is zoo blij, dat hij gisteren aan tafel, voor 't eerst sinds zijn trouwdag, weer

-ocr page 97-

IN BLIJDE VERWACHTING. 85

tegen mijn schoonmoeder gesproken heeft. Hij zei: „Ouwe, wat word je leelijk bruin!quot;

Mijn schoonmoeder is ook zoo blij, dat zij zich den heelen dag bijna halfdood lacht, maar naar mijn zin lacht ze nog lang niet half genoeg.

Mijn vrouw valt ook om van den lach, want zij kan bijna niet meer loopen.

Ik lach ook... maar ik ben heelemaal niet blij!

Dames en heeren, is U wel eens in een positie geweest, zooals ik?

Ik geloof 't niet, ik betwijfel 't sterk, want ik ben maar een eenvoudig boekhoudertje, een erg simpel, boekhouderig boekhoudertje. Ik kan U beter vertellen hoe haverdegort of „blauwe bliksemquot; smaken, dan gestoffeerde kalkoenen of „terrine d'alouette!quot;

Ik drink ook veel meer saliemelk dan champagne, en na het diner {Trekt een scheef gezicht.) word ik door mijn huisgenooten verzocht ergens anders mijn „after-diunerquot; op te steken, 't Is meer merk „Stincadoresquot; dan „Bismarckquot;.

-ocr page 98-

86 FIJNE RIDDERS.

Maar die toestanden zijn voorbij, {Met klimmende extaze.) een nieuw hoofdstuk van mijn levensboek wordt opengesneden, een zalig gevoel doortintelt mij, 't is een hemelsche gewaarwording, ik ga nu een glorierijk tijdperk tegemoet, 't is gedaan met dat gesukkel, dat gewurm, met die armoede. Eindelijk zal ik dan de iceelde leeren kennen, ja, dames en heeren, lacht niet, de meeste verfijnde weelde... de Vadenceelde!

Nu kunt U je zeker wel verklaren waarom ik er uitzie als een geest. Ik word zoo mager als een ram, en een talhout is, bij mij vergeleken, nog corpulent.

Als ze mijn hoofd op een varken zouden zetten, zou de dokter zeggen: „Och, och, wat is dat beestje ziek!quot;

Ja, dames en heeren, 't is ook geen kleinigheid, 't is ook geen peulschilletje, daar komt heel wat kijken. Ik sta voor een kiesch natuurwonder, dat weet ik, maar ik sta er voor... en dat ik 't nog

-ocr page 99-

IN BLIJDE VEKWACHTING. 87

niet heb laten afweten, is 't grootste wonder der natuur, het is de natuur in haar wonderlijkste speling, want ik zou mij erg verwonderen als U bij mij thuis nog het kleinste „bonheur du jourtjequot; vindt, 't Is er alles uitgeheschen. Als je aan 't hoofd van een familie staat, wordt er heel wat ingeheschen, {Maakt een beweging van eten en drinken.) en als je blijft inhijschen, of er worden er nog meer ingeheschen om in te hijschen, dan moet je zoo successievelijk alles laten uithijschen. 't Is dan ook een heele hijsch om pa te worden. Heissa! (Blaast.)

Nu kan ik op uw gezicht uw gedachten lezen — ik ben toch heeleinaal geen gedachtenlezer — want IJ denkt bij U zelf: „Vrind, dat is je eigen schuld, dan moet je de tering maar naar de nering zetten!quot;

Heel mooi gezegd, ik wou dat ik 't gezegd had, U heeft volkomen gelijk, dank U voor de goede bedoeling, maar, als 't U 't zelfde is, geeft U mij dan maar de nering, en houdt ü de tering!

-ocr page 100-

88 FIJNE KIDDEES.

Pardon, dames en heeren, begrijpt mij s. v. p. niet verkeerd, vat 't niet letterlijk, of als een beleedi-ging op. Zóó bedoel ik 't niet. Och neen, 't is maar beeldspraak, Oostersche symboliek!

Ik woon ook al zoo lang in het Oosten, dat ik mij die beeldspraak volkomen eigen heb gemaakt. Ik kan er niet meer buiten, maar U moet niet denken dat ik hier, even voor uw plezier, met een retourtje uit Bes-Arabië of Turkostan gekomen ben. Neen, dames en heeren, ik woon... in de Lange Leidsche-dwarsstraat, maar ik heb 't thuis even gloeiend als in de woestijn, in de Sahara.

De eenige oase is ... het zinken bakje van do waterleiding, 't Is er anders om te stikken. Ik stik tenminste den geheelen dag van den dorst.

Gisteren stikte mijn schoonmoeder bijna in de krabbetjes, en toen ik begon te lachen zei zij: „Stik!quot;

En dat doe ik ook, ik stik al veertien nachten in de meidenkamer, want ik ben ook van de

-ocr page 101-

IN BLIJDE VERWACHTING 89

vloer, net als mijn vrouw. Ik ben gebannen en veroordeeld om alle nachten in de meidenkamer te slapen, er is ergens anders geen plaats meer. Maar stelt u gerust, er steekt niets onwelvoegelijks in, want de meidenkamer is tot dusverre in maagdelijken staat, zij is altijd maagdelijk gebleven van elke dienstmaagd.

Wij hebben geen dienstbode noodig. Mijn schoonmoeder en mijn negen schoonzusters leveren, om beurten of allemaal tegelijk, de benoodigde hulp. Daar wordt heel wat bij ons geleverd, er wordt zooveel geleverd, dat niemand meer leveren wil. Ik ben dan ook aan de heidenen overgeleverd, en ik zou al lang de heele santenkraam hebben uitgeleverd, als mijn vrouw mij niet dat koopje had geleverd!

Wat een lever, hé? Ik heb tenminste altijd een droge lever, ja, ik heet zelfs Drooglever, maar ik ben zonder fortuin, want ik ben maar een eenvoudig boekhoudertje, een erg boekhouderig boek-houdertje!

-ocr page 102-

90 FIJNE KIDDEES.

Ik heb voor mijzelf erg slecht boekgehouden, want de posten van debet zijn altijd veel aanzienlijker dan die van credit.

In de laatste dagen schijn ik op kantoor ook slecht boek te houden, want de patroon zei gisteren tegen mij: „Meneer, als u niet beter kunt boekhouden, dan kunt u je boeken wel houden!quot;

De man heeft gelijk, want twintig keer per dag komt de baker mij van kantoor halen. Als de collega's haar in de verte zien aankomen, dan roepen ze al: „Drooglever, daar is de bonne, gauw naar huis, daar is er weer een!quot;

Ik spring dadelijk uit de eerste verdieping, — trappen loopen doe ik niet meer, daar heb ik geen tijd voor — ik ben tegenwoordig gedresseerd in 't springen, ik draag dan ook „spriug-dressquot;, en hol als een stoomspuit naar den brand... naar huis. Maar als ik water wil geven... ik bedoel, als ik goeden raad wil geven, is 't een valsch alarm, en ik word de dupe!

-ocr page 103-

IN BLIJDE VERWACHTING. 91

Ik ben altijd de dupe, want ze gaan thuis met mij om, precies als met de vuile wasch.

Mijn werkkamer is gepromoveerd tot droogzolder. Ik zit tusschen de droogstokken, en de kachel berst bijna van de hitte... net als ik.

De luiers hangen over de kachel te drogen, en ik over den bureau-stoel.

Mijn kleeren hoeven dit jaar niet naar Palthe ... ik ook niet. Wij worden uitgestoomd als in een Russisch dampbad. Ik heb mijn abonnement op den Heiligenweg afgezegd.

't Is bij ons een compleete moderne bad-inrichting, zelfs de douche mankeert niet, want als de deur opengaat krijg ik ineens een ijskouden straal op mijn lijf... mijn schoonmoeder!

„Ferquot;, zegt zij ...

Dames en heeren, die „Ferquot; ben ik, — ik heet Ferdinand, — bij verkorting „Fer!quot; Mooie naam, vindt U niet? Jawel... maar heel vèr heb ik Jt nog niet gebracht, ik zal 't ook wel niet vèr bren-

-ocr page 104-

92 FIJNE RIDDEKS.

gen, of ik moest heel vér weg wezen. {Zuchtend.) Ik ben anders al vèr genoeg weg.

Maar enfin, „Perquot; zegt mijn schoonmoeder, denk er om dat je schrijft aan Van Piegem om de flanelletjes, aan Dirksen om de luiers, aan Dibbes om de kapertjes, aan Memmes om de slabbetjes, aan Van Puffelen om de sokjes, aan Schmotzer om dc mutsjes, aan den cokesman om 10 mud anthraciet-kolen en 800 vuurmakers, aan de Bodega om 10 fiesschen witte port, n0 19, aan het „Geeltjequot; het „Nieuwsquot; eu het „Handelsbladquot; voor de advertentie, aan den koekenbakker om 5 kilo jongens-en meisjesmuisjes, want 't is zeker een tweeling ... denk er aan!

{Blaast en zucht.) Pffü Denk er aan! Jawel, ik denk er niet om, om er aan te denken, want ik kan niet meer denken.

Gisteren wou ik een sigaar opsteken, maar ik stak een schapenspeen in mijn mond. Op kantoor wou ik mijn twaalf-uurtje gebruiken, maar er viel

-ocr page 105-

IN BLIJDE VERWACHTING. 93

een spons uit mijn boterhamraentromraeltje. Gisteren avond ging ik op mijn stoel zitten, {Bootst de beice-ging na.) en ik voel iets warms, iets vleezigs. (Schrikt op.) Goeie hemel, 't is mijn kind... ik ga op mijn kind zitten ... neen, Goddank ... 't was maar een roomboles!

En dan 's nachts die droomen, dames en heeren, ontzettend! Ik zat in de comedie en zag op 't tooneel een monsterballet, allemaal naakte kinderen niet rose- roode- paarsche- platte- scheve- en waterhoofden. Alles gehuld in een stoomgordijn en beschenen door de heerlijkste lichteffecten, van rood, groen, blauw, violet, geel en oranje. Opeens hoorde ik een reusachtig orkest, goddelijke muziek, enfin zoo iets... alsof je trappen hoort schuren, infernale muziek, en ik werd duizelig vau een woest diabolischen dans. Een helsch spektakel, donderend applaus, de kroon en het plafond storten naar beneden, onder-geteekende werd bedolven, en was dood en begraven! {Hij loischt zijn voorhoofd af met een flink

-ocr page 106-

94 FIJNE RIDDERS.

dom, dat hij in plaats van een zakdoek uit zijn zak haalt.) O, pardon, 't is het dons uit het luiermandje!

En niet alleen 's nachts, maar ook over dag heb ik hallucinatiën. (Half delireerend voordragen.) Uit alle hoeken en gaten van mijn kamer hoor ik piepstemmetjes. De deurknop verandert langzamerhand, als ik er naar kijk, in een bruin, Aziatisch kinderhoofdje, met uitpuilende oogen. Als ik door de ruiten kijk, zie ik rose Rafaëlitische kinderkopjes met vleugeltjes, of ik hoor duizende kinderstemmen, begeleid door wegsleepende hemelsche accoorden.

Gisterennacht hoorde ik gereutel... ik vloog mijn bedstee uit, {Zeer melodramatisch spelen.) in doodsangst de trappen op, ontzettend, afgrijselijk, *t is de laatste snik ... het doodsgerochel! Ik maakte de deur open ... liep verder... maakte weer een deur open ... en liep nog verder. Ik kon geen hand voor oogen zien, ik tastte in den blinde. Eindelijk kreeg ik wat te pakken ... ik pakte maar door ...

-ocr page 107-

IN BLIJDE VERWACHTING. 95

ik had 't gemeen te pakken. Plotseling hevige schrik, want ik hoorde een zware stem zeggen:

Bootst een oude juff'rouic met zicare stem, en Amsterdamsch accent na.

„Goeie gut, meheer, is uwé slaapwandelaar'? Pasop, hoor, ik sel 't an je moeder segge!quot;

0, schande, 't was de baker die gesnurkt had.

Dames en heeren, ik behoef u zeker nu niet meer te zeggen, hoe blij of ik in mijn verwachting ben, de blijde verwachting die verwacht wordt, als zij tenminste de verwachting niet beschaamt. U zult mij daarom zeker wel willen excuseeren, dat ik hier niet langer blijf, 't is mij onmogelijk om nog langer in uw midden te toeven, want straks komt... de melkboer!

Buigt en af.

-ocr page 108-

HET G0UDVI5CHJE.

(Repertoire van Mevrouw ANNA RÖSSING-SABLAIROLLES.)

Zij komt op, binnensmonds lachend, en blijft een oogenblik staan. Het verdere lachen in den monoloog, ad libitum. Op het tooneel staan ticee stoelen.

Waarom lach je zoo?

Ja, dames en heeren, als ik u dat nu al vertelde , was de aardigheid er af.

Toen ik 't hoorde was ik niet tot bedaren te brengen. Ik heb twaalf uur aan één stuk gelachen, en twaalf uur aan één stuk gehuild. Ik sprong van blijdschap bijna uit het venster, en als ze mij niet hadden vastgehouden, was ik iedereen, op straat, om den hals gevallen.

-ocr page 109-

HET GOUDVISCHJE. 97

Maar waarom heb je dan zoo'n plezier'?

Ja, dames en heeren, U denkt zeker dat hij, de ware Jozef, is gekomen om Papa mijn hand te vragen?

Pardon, u vergist zich... 't is beter!

Dan misschien, dat mijn man een prachtige promotie heeft gemaakt?

Ook niet... veel beter!

Nu denkt u misschien wel dat ik weduwe ben geworden ?

Nog oneindig veel beter!

Dan, dat ik de honderdduizend getrokken heb?

U heeft 't bijna geraden, maar 't is nog veel beter, want ik heb... [Zij houdt plotseling op.) neen, ik durf 't haast niet zeggen... maar omdat wij hier toch zoo gezellig onder elkaar zijn, kan ik 't ii wel toevertrouwen. Nu dan... ik heb drie ton geërfd! [Lacht luid.)

U neemt mij toch niet kwalijk, dames en heeren, maar ik kan er heusch niets aan doen, 't is heusch

-ocr page 110-

98 FIJNE KIDDEKS.

mijn schuld niet. Ik heb geaarzeld u het groote nieuws mede te deelen, omdat ik, toen ik nog een arme schooljuffrouw was, nooit geweten heb, dat er zooveel gekken en boeven rondliepen.

„Sans comparaison, s. v. p.quot; dames en heeren, maar de schrik zit mij nog in de beenen.

Om duidelijk te zijn, en alle vergissingen te voorkomen, zou ik u allen gaarne willen vergelijken bij een troepje schapen! 't Is beeldspraak, dames en heeren, laat niemand zich de letterlijke beteekenis van het woord aantrekken, maar ik heb deze vergelijking noodig om u op te helderen, waarom ik straks zoo bang was.

Goed ... u is dus een troep schapen... en zelfs een groote kudde, want 't is hier aardig vol.

Als u wilt, is u een geheel blanke kudde... aan geen van u allen is een vlekje te bespeuren ... maar ik weet bij overlevering dat; waar schapen zijn, de wolf niet ver af is. En voor dien wolf ben ik nu juist heel erg bang!

-ocr page 111-

HET GOUDVISCHJE. 99

Hooggeachte dames, ik verzeker u dat ik heel wat wolven ... mannen, bedoel ik, heb loeren kennen, en nog een heelen boel andere dieren ook, van diverse „ilgequot; en pluimage.

Toen ik nog schooljuffrouw was, dacht er heusch niemand aan om met mij te trouwen... en nu ik schatrijk ben, denken er 275 sollicitanten over.

Eenigen hebben hun aanzoek maar per brief afgedaan; zelf komen, was hun waarschijnlijk te lastig. Voor tien brieven heb ik zelfs nog strafport moeten betalen.

{Sarcastisch.) 't Is toch wel aardig dat je eerst voor 't huwelijk wordt afgekeurd, en dan opeens zonder slag of stoot 275 maal wordt goedgekeurd.

{Zij haalt een lange, smalle strook papier uit haar zak.) Alsjeblieft, daar heeft u 't waschlijstje!

Hier staan de liefhebbers op, want ik heb er netjes boek van gehouden. Als u de namen hoort, denkt u zeker, dat ik er een compleete diergaarde op na houd, waarop Artis jaloersch kan zijn. Dc

-ocr page 112-

100 FIJNE KIDDERS.

meesten hebben zulke mooie dierennamen, dat ik nooit geweten heb, dat er zooveel beesten onder de mannen rondloopen. 't Is waar, de een heeft er een de voor, en de ander een van, maar zij hebben tenminste allemaal dat vóór, dat ik er precies achter ben, wat al die beesten... die heeren, bedoel ik, met mij vóór hebben.

Ik heb mijn collectie netjes geklassificeerd, soort bij soort. Enkele exemplaren durf ik u niet ver-toonen, want die zijn bijzonder vies!

Ik zal maar beginnen bij de koudbloedigen: de visschen. {Zij leest de namen van het lijstje.) Dan krijg ik eerst: Stokvis, Pekelharing, Snoek, Salm, Kreeft en Baars. Daaronder heb ik een Stokvis die advocaat is, en Stokvissen die wat anders zijn... maar uitgedroogd zijn zij allemaal!

Er is een Pekelharing bij, die al Rollmops is geworden... die vent heeft zóó'n figuur. (Zij wijst een enorme corpulentie.) Comme ca!

De Kreeft is niet meer rood, maar pimpelpaars...

-ocr page 113-

HET GOUDVISCHJE. 101

natuurlijk ook door het kokende water zoo geworden, maar... waarbij de noodige cognac is gedaan!

Het neusje van den Salm is gelijk de rijpe moerbei.

O! Zij visschen zoo, die visschen; zij komen direct op het aas af, en vooral als dat aas... een goudvischje is!

Nu krijg ik de afdeeling vogels en ander pluimgedierte.

De gewone Vogel, waaronder: de Vink en de Musch. Zij tjilpen en fluiten heel mooi en heel lief, maar ik ben bang, dat zij eerst na het huwelijk zullen zingen zooals ze gebekt zijn; óf... dat ze allemaal dooie mosschen worden.

Van den Nagtegaal, die ook onder deze rubriek staat, moet ik niets hebben, want die begint ééns in 't jaar — in de maand Mei — te slaan, en dan slaat hij door, dat verzeker ik ul

Nu komt De Haan, die staat hier ongelooflijk dikwijls op, dat is fabuleus! Sapristi, wat'n hanen onder de mannen!

-ocr page 114-

102 FIJNE BIDDERS.

't Was gisteren in de wachtkamer — ja, dames en heeren, tegenwoordig moet ik er een wachtkamer op na houden — een volledige hanenwedstrijd, 't is nog geëindigd met een formeel hanengevecht.

Dacht u dat ik voor die gespoorde ridders de hen met de gouden eieren zou willen worden? Ik dank u feestelijk!

Vervolgens komen de huisdieren, en vóórop... het vee!

De Koe komt hier voor: zonder- en met een vlek, in den vorm van de Bontekoe.

De Hond(t) is mij niet trouw gebleven, het Kal ff is verdronken voordat de put gedempt was.

Ik heb een aardig stelletje kalven, van allerlei richting, maar ik zal ze volkomen nuchter laten van met mij te trouwen!

Daarmee zal ik tóch zeer voorzichtig zijn. Ik zal goed uit mijn oogen zien, want als je eenmaal getrouwd ben, dan komen pas de gedaante-

-ocr page 115-

HET GOUDVISCHJE. 103

verwisselingen, eu dan blijkt 't dat de meeste dieren verkeerde namen dragen.

Je denkt b. v. 'n Valk getrouwd te hebben, maar na de wittebroodsweken blijkt hij een groote uil te zijn.

Of je hebt je verloofd met een Schaap, en na het huwelijk verandert hij in een buffel. Dan heb je spijt als haren op je hoofd, je hebt een bok geschoten, en je vindt je zelf... de grootste ezel'.

Onder de kleine roofdieren — de soorten worden nu iets gevaarlijker, dames en heeren, de huislucht gaat er af—noem ik voornamelijk de Vos. {Tot zichzelf.) Meisje, meisje, kijk toch uit, en weet dat een vos heel gauw kaal is, want dat hij wel zijn haren, maar nooit zijn streken verliest!

Als waardig slot van deze les in de natuurlijke historie, eindig ik met de verscheurende of groote roofdieren!

De Beer, de Wolf en de Leeuw, o ja... ik heb er ook een Leeuw in bij.

Brrr... 't is om van te rillen, als je er aan

-ocr page 116-

104 FIJNE KIDDEllS.

denkt. Verbeeld U, dat je getrouwd bent en je moet dadelijk de helft van je vermogen afstaan om de beren van de Beer te betalen, want met welke dieren of je ook geëngageerd bent, de Aap komt pas uit de mouw... na je huwelijk!

U moest eens bij mij thuis om een hoekje kunnen kijken, 't Is vermakelijk... de schel is al op drie plaatsen gebarsten!

't Is den geheelen dag een „va-et-vient \quot;

Ik heb bijna geen tijd om te eten, en honderdmaal per dag moet ik bijna 't zelfde aanhooren.

Klop! Klop!... Binnen!.. . Bonjour, meneer!... Wat blieft U? ... Ah zoo ... gaat U zitten, s. v. p.!

Zij plaatst de ticee stoelen tegenover elkaar, gaat op een er van zitten, en speelt nu precies alsof ze met iemand in gesprek is.

Wat is er van uw dienst? ... Kom, kom ... zoo, is U die meneer?... Ik heb al over U hooren spreken ... U is dus de directeur van de Naamlooze Vennootschap tot ontdekking van goudmijnen op

-ocr page 117-

HET GOUDVISCHJE. 105

Schiermonnikoog? .. . Zeer aangenaam ... U is ook lang in Zuid-Amerika geweest, nietwaar?... Wat zegt U ... in Transvaal ook ... wel, wel! En hoe maakt njevrouw het... o, pardon, is U niet getrouwd? ... O, meneer ... maar U verrast mij... ik heb niet durven denken ... 't is kolossaal.. . hoogst vereerd... ja, ik kan mij begrijpen dat ü lang geaarzeld heeft... mijn groot vermogen heeft U afgeschrikt... ja, dat kau ik mij volkomen voorstellen ... en toch heeft U die aarzeling overwonnen ... hoe aardig ... zeer attent! O, neen, meneer, kniel niet s. v. p. (Zij utaat op.) laat mijn hand alsjeblieft met rust.., neen, U zult U niet van kant maken. Meneer, ik verbied IJ, mij bij mijn naam te noemen ... is U gek, meneer? Laat mij los, zeg ik, laat mij los ... of ik schel! {Met een majestueus gebaar.) Jacob, gooi dien kerel de deur uit!

Deze scène moet zeer plastisch en levendig gespeeld worden.

En zoo gaat 't, dag in, dag uit. Alle standen

-ocr page 118-

106 FIJNE K1DDERS.

van de maatschappij passeeren bij mij de revue. De een is dit geweest, en de ander zal dat worden. De een is heel erg adellijk, de ander moet nog adellijk worden. Zij hebben allen een schitterend verleden of een glorierijke toekomst, en al hebben ze, natuurlijk, geen sou, toch zijn zij lid van een liefdadigheidsvereeniging!

Nu ... liefdadig zal ik ook worden, dat beloof ik ze, maar toch niet zóó liefdadig... dat ik ze uit pure liefdadigheid zal trouwen.

Neen, dames en heeren, een goudvischje is een te exquis gerecht, om zoo maar voor iedereen te worden opgediend.

U vindt het zelfs in geen enkel restaurant... zelfs niet in de sjiekste gelegenheid!

Stelt U eens voor ... zoo'n goudvischje dat daar in de boter ligt te stoven... met een beetje verlo-vingspieterselie in den mond ... en de huwelijkslever er naast. Dan krijgen de liefhebbers 't te kwaad... zij watertanden... en als zij het goudvischje

-ocr page 119-

HET GOUDVISCHJE. 107

te pakken kunnen krijgen, snijden zij er eerst kleine reepjes af... dan grootere raooten ... en tenslotte kluiven ze het arme goudvischje tot op de graat af.

Daarom: Bon appétit, messieurs! Maar gaat nu zoo lang naar huis... of naar uw restaurant, en stelt ü maar tevreden met baars, snoek of panharing, want ik blijf voorloopig nog in de ijskast liggen!

Geloof mij, ik ben een goudvischje waaraan de lekkerbekken vooreerst nog niet zullen smullen!

Buigt en gaat schaterlachend weg.

-ocr page 120-

EEN HEERLIJKE VENT.

Hij is tamelijk sjor el gekleed, en heeft b. v. aan: een grijs broekje dat hem te nauw en te kort is. Verder een dito vettig jasje, waaruit de mouwen van zijn overhemd te voorschijn komen, omdat hij geen manchetten aanheeft. Hij draagt een liggend boordje met een zwart colletje, en een stroohoedje in den vorm van een kleinen flambard. Hij komt mopperend op, met een gezicht als een oorworm. Hij is 't type van een „zuren vent!quot;

De gespatieerde woorden moeten letterlijk worden uitgesproken.

O, o, wat heb ik 'n pret!... Wat heb ik 'u plezier!... Houd mij vast, anders val ik om! 't Is een prachtige mop ... wat een kolossale bak! Houd op,

-ocr page 121-

EEN HEERLIJKE VENT. 109

of ik zou mij ziek lachen! Ik heb nog nooit zoo'n lol gehad... maar nou lieg ik!

Je hebt waarachtig al je koerakter noodig om je kalmte te bewaren, anders erger je je nog dood, want ze hebben tegenwoordig zooveel drukte op hun lijf, en zooveel poerparleetjes, dat je er naar van wordt!

Maar ... ik laat mij zoo gauw niet i n t e r m u-d e e r e n.

Als ze mij maar met rust laten, dan zal ik ook niemand lastig vallen, want of ik nou bij de Koningin of bij den scharenslijper op sivite ben, dat is mij precies eender, want ik weet overal mijn savaar viver te bewaren. Ik zeg toch „jijquot; en „jouquot; tegen ze.

Ik zeg alleen „uquot; als ik centen van de menschen moet hebben.

Natuurlijk!... Wij zijn toch allemaal maar menschen onder mekaar ... wij zijn toch geen van allen erg zuiver op de graat, en of de een nou

-ocr page 122-

110 FIJNE KIDDERS.

een beetje meer centen heeft dan de ander, en of de een nou een beetje knapper is dan de ander... wat geeft dat, wat komt dat er op aan?

Kapot moeten wij toch! Allemaal!

't Zou beter zijn als de menschen wat minder redeneerden, en wat meer prakkezeerden... maar dat kan je begrijpen, dat is heelemaal niet noodig, want ze zijn tegenwoordig zoo stom-geleerd, dat er vroeger niet anders dan dazen en idioten rondliepen, bekrompen, botte zielen, zonder eenig medelijden met een ander!

Ze zijn tegenwoordig zoo menschlievend, zoo humaan, dat ze heelemaal niet meer met zichzelf ingenomen zijn, ze denken nu maar voortdurend aan het welzijn van een ander.

't Is dan ook overal erg lief onder elkaar, o, jé... 't is zoo s i c u u r, maar doe je vestje toe, en .,. pas op je zakken!

Als je tegenwoordig dan ook een goedgezind werkmannetje bent, of een ambtenaartje, of een

-ocr page 123-

EEN HEERLIJKE VENT. 111

schoolmainselletje, of een kautoorfrikkie, of een augurkiesjoodje, of een juffie die niet aan den man kan komen ... maak je dan maar geen oogenblik b i n a u w d, je zult je kost wel ophalen .. . doe maar net of je gek bent!

En als je 't zelf niet doet, als je er geen trek in hebt, laat 't dan maar stiekem over, want dan doet een ander 't wel voor je... de een of andere rijke pias of fijne dame... als je maar zorgt dat je van de Diaconie bent!

Als je een boef bent, zakkenroller, flesschentrek-ker, ladenlichter, inbreker of moordenaar ... geen nood... ze houden je in de gevangenis gezelschap! Ze spelen je een moppie op de viool voor, je bent bij moeders pappot, en als je eruit komt, krijg je nog wat 'n fijne pesiesie! Je wordt zedelijk verbeterd... je wordt nog zoo best als de pest!

Ja, ja, we gaan vooruit, och, och, wat gaan we vooruit!

Al ben je een ezel, paard, hond of kat, dat

-ocr page 124-

112 FIJNE RIDDERS.

komt er niets op aan, je gaat maar naar het f a s y 1, op den kattebak ... je doet er je gevoeg, en je wordt weer zoo lekker als kip.

Ja, zelfs ... al ben je een blom, een granyumpie, een roosie of een komkommer, dan zetten ze je nog in den bak en ze kweeken je weer op, als je 't koppie laat hangen!

Maar... naar een fatsoenlijk burgerman, die zonder klagen, geregeld zijn belasting betaalt, daar kijkt geen sterveling naar om!

Voor alles hebben ze tegenwoordig een fijne inrichting. Voor alle soorten van ziekten, en alle mogelijk soort vrouwen, hebben ze tegenwoordig een k 1 u n i e k!

Ze weten daar op alles raad. Zoo'n gek gevalletje kan je niet hebben, of ze helpen je er af; en als je er geen puf in hebt, dan hoef je niet eens meer dood!

(Blaast.) Pfï!... je wordt zenuwachtig als je er aan denkt!

Daarom zijn we tegenwoordig dan ook allemaal

-ocr page 125-

EEN HEERLIJKE VENT. 113

zoo zenuwachtig. Je hoort van niets anders dan van zenuwen en zenuwlijders; alles is zenmcen!

Als ze te beroerd zijn om voor den duvel te dansen... zenuwen /

Als ze geen cent op zak hebben... zenmcen I

Als ze op de flesch gaan ... zenuwen!

Als ze hun mannen bedriegen... zenuwen!

Als ze er met een meid van doorgaan... zenuwen!

Als ze bezopen zijn... zenuwen!

Als ze in de doos gestopt worden.. . zenuwen!

Als ze in de kist liggen ... o, neen ... dan is 't uit met de zenuwen... neen. .. dan is 't nog niet uit, want als je dood bent, dan maken ze je wel weer levend, daarop weten ze tegenwoordig ook raad, want iedereen doet aan Sprot!

Wandelen doet geen mensch meer, behalve ik, want alles is sprot en nog erès sprot!

Alles moet trappen en rijden... al moesten ze 't geld uit den ring van den hel vandaan halen!

Wieiers p r o t, paardens p r o t, roeis p r o t,

8

-ocr page 126-

114 FIJNE EIDDEES.

anti mobielsprot... maar de echte Kieler-sprot, zie je niet meer!

Je hebt wedstrijden bij de vleet... de kranten staan er vol van, de menscheu worden er dol van, eu ik heb er lol van!

Verbeeld je, ik weet ook wel dat de een harder dan de ander kan rijden of roeien, maar wie dat nou is, kan mij niemendal schelen.

Je moet ze zien fietsen! Hè, wat trappen ze. Ze breken bijna in tweeën, de lappen vliegen er af, want de een fietst om mager- en de ander om dikker te worden.

De een rijdt om van zijn vrouw af te komen, en de ander rijdt om een scharreltje op te duiken!

Dan moet je ze zien, die dikke tantes! Och, och, wat zweten ze ... ze zien er uit als rooie kool met bloedbeuling!

't Is erg mooi, erg gezond, erg lekker, erg warm, maar niet erg ... frisch!

Maar met de wedstrijden lach je je gewoon een

-ocr page 127-

EEN HEERLIJKE VENT. 115

stuip! Dat is me een verwarring, 'n constipasie waaruit niemand wijs kan worden. Dan zie je de een of andere meneer van de s u r i e, die anders meester in de rechten is, {Hij slaat, gemaakt deftig, aan.) met een vlaggetje zwaaien; of je ziet een burgemeester van een afgebrand dorp, gekleurde cijfertjes ophalen, of met een pistooltje schieten. Of je ziet de een of andere b e r o n of een andere ridder van de hooge kombof met een belletje zwaaien. {Hij imiteert het geluid en de beweging.) Tingelinge-ting, ting!

Hebben die menschen niets anders te doen! Kunnen ze hun tijd niet beter besteden, dan met die flauwe kul?

Ze verlummelen drie kwart van hun leven!

Waarachtig, menschen — geloof mij — 't is de waarheid wat ik zeg: je hoeft heusch nooit naar de komedie te gaan... nooit naar de komedie en naar Artis. Houdt je centen in je zak, en koop er liever drie-en-een-half percent „Werkelijke Schiüdquot; voor, of neen... bewaar ze maar liever, want

-ocr page 128-

116

die „Werkelijke Schuldquot; vertrouw ik ook niet meer!

Je hoeft er geen cent voor uit te geven — zeg ik — om 't spiktakel te zien; dag en nacht kan je er van profiteeren... en voor je niks... want je kunt in 't gewone leven net zooveel komedianten en apen zien, als je zelf maar wilt!

Geloof mij nou, beste meuschen, als je thuis blijft bij je vogeltjes, bij je kanarie, bij je sijsie, bij je vrouw of bij een ander vinkie dat zit te broeien in de kooi, dan diverteer je je veel meer. 't Kost je geen cent en je ziet k e m e d i e genoeg.

En wil je er nog muziek bij hebben, dan trommel je maar op de ruiten, je fluit er een deuntje bij, en je blijft... fatsoenlijk man!

Maar... dat is ouderwetsch... ze moeten tegenwoordig naar 't café!

Thuis blijven... ba, wie blijft er 'swinters of zomers nog thuis?

-ocr page 129-

EEN HEERLIJKE VENT. 117

Naar de komedie, naar 't consnert en in de kroeg!

Ze moeten slechte bitter drinken, keteltjes-kofïie slurpen, biljarten — of je daar iets mee verdienen kan, God beter 't — biertjes zuipen... rondjes-en fooien geven!

Dat is aan de orde van den dag, en als niet alles in de e k s i e en de p e r f e k s i e is, dan maken ze een heeleboel herrie en kale drukte, maar ze durven niet eens weg te loopen, zonder te betalen!

't Is vreeselijk, zooveel behoeften als de menschen tegenwoordig hebben. Ik gebruik nooit wat, ik drink nooit drank, of 't moest zijn bij de familie, op een verjaardag, bij een bruiloft of bij een begrafenis. Dan drink ik wel eens vijf of zes citroentjes met suiker, maar meer nooit! Dat doe ik omdat ik 't meen ... en omdat ik 't voor niks kan krijgen; maar anders, in een café... daar krijgen ze mij niet in!

-ocr page 130-

118

Als ik een grokkie wil drinken, dan ga ik naar mijn schoonzoon, dan drink ik twee grokkies, dan leg ik dertig cent op tafel, dan zeg ik „bonjour!quot; en dan hoef ik geen fooi te geven!

Ze denken allemaal dat 't in de centen zit, maar dit is ook niet waar, want ik verzeker U dat ik een aardigen duit in de belasting betaal, en dacht U nu dat, als de burgemeester mij tegenkomt, dat hij dan zijn hoed voor mij afneemt? Weineen, geen kwetsie van, dat is niet noodig, je hoeft tegen-woordig niet meer vriendelijk en beleefd te zijn tegen de menschen, waarvan je eet!

Dat is heel modern ... net als de kinderen!

Die zijn nog niet droog achter hun ooren, die kunnen nog niet eens zelf hun mond open houden, maar hebben toch de grootste praats. Ze hebben een fluim de boes waar je van omvalt. Ze lezen romans, ze schrijven kritiek, ze moeten uit een huis gehaald worden, of ze zitten 's avonds te vrijen op een bank in 't Vondelpark, maar de

-ocr page 131-

EEN HEERLIJKE VENT. 119

ouders moeten opdokken ... anders cripeeren ze van den honger!

Ze komen nauwelijks van ouderen en van boven uit hun broek kijken, of ze moeten al trouwen. Vroeger jaren werd er ook getrouwd... ja, veel beter! Als er vroeger jaren getrouwd werd, a 1 a m 1 n e u r, dan beteekende dat nog wat, dan had de jonge man een flink s u 1 a r i s, en de jonge vrouw bracht ook wat mee, want toen lieten de ouders nog wat na, toen werd er nog gespaard!

Als de plechtigheid dan was afgeloopen, gingen de jonggehuwden kalm naar hun huisje; maar tegenwoordig moeten ze onmiddellijk lste klasse, in een salonrijtuig naar het buitenland, in een c u p é met een r e n t i r a d e!

Och, och, ze hebben zoo'n haast, er is zoo'n haast bij, ze hebben zulke goedkoope rondreisbil-jetten! Zo reizen zoo — voor een prikkie — rond, dat ze rondom in den beer zitten!

Daarom moet je tegenwoordig behoorlijk op je

-ocr page 132-

120 FIJNE RIDDERS.

khedive zijn, anders vlieg je er in. O, als ik aan al dien rommel denk, dan begin ik inwendig te koken. {Hij windt zich langzamerhand op.) Mijn bloed begint te gisten, ik heb de grootste moeite om mij zelf te beheerschen, om mijn gal niet op te eten. Als ik niet oppaste, zou ik een beroerte krijgen van drift... maar ééns in de maand {Hij speelt deze scène zeer suggestief) pak ik mijn twee oudste jongens in hun lurven — mijn vrouw durf ik niet aan — en dan schreeuw ik: „Hier, ongelukken, mispunten, waar zijn jullie?quot;

En dan beul en kwak ik ze met de koppen tegen elkaar, dat de haren er afvliegen en dat 't bloed er uitspuit, en als ik dan niet meer kan, dan kwak ik ze in een hoek, en dat geeft mij dan, tenminste voor geruimen tijd... soulaas!!

Tot het publiek dat begint te lachen, als 't tenminste zoo ie el ic ill end is. Om zich zooveel mogelijk van dit succes tc verzekeren, raadt schrijver van deze

-ocr page 133-

EEN HEERLIJKE VENT. 121

monologen den voordrager aan, op zijn voordrachtavond geen vrij-hiljetten te geven, en ook geen rv:elivïl-lendequot; kritiek of zoogenaamde goede kennissen te inviteeren! {Tot het publiek.)

Hei! Wat is dat?

Zoo nijdig mogelijk en sarcastisch.

Kalmpjes, visoplé, houd u je gedekt. Hoor ze eens lachen ... jongens, jongens, wat hebben ze een schik!

Wat hebben ze een beweging, och, och, wat hebben ze een wind!

Hij geeft een gil als iemand die in een schaterlach uitbarst.

Je zoudt zeggen dat ze 't meenen.

Wat hebben ze een poeha!

Ze zitten hier niet voor hun niemendal, daar kan je zeker van zijn.

Wat hebben ze een pret, ze bersten bijna, ze moeten maken dat ze wegkomen, anders krijgen ze nog een ongelukkie!

-ocr page 134-

122 FIJNE RIDDERS.

Heerenmijntijd, wat 'n gijn, wat een lol! {Hij gaat zoo dicht mogelijk voor 't publiek staan, en zegt dan met stentorstem.)

Lacht, als jullie begraven wordt!

Hij keert zicht woedend om en loopt mopperend weg.

Naarmate diverse projectielen, als daar zijn: voetenbankjes, pooten van stoelen, leege glazen, tafeltjes, parapluistandaards enz. enz. door de verontwaardigde toeschouwers naar den voordrager worden geworpen en hem goed raken, naar die mate kan hij 't best zelf beoordeelen, of hij zich in een groot, dan wel in een klein succes heeft mogen verheugen.

-ocr page 135-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN.

Repertoire van Mevrouw THEO MANN-BOUWMEESTER.

Zij komt op in reiscostuum, met reistasch bij zich, in de learner van een hotel. Voordat zij de deur achter zich sluit, roept zij naar huiten: „Neen, kellner, merci, ik zal niet soupeeren!quot;

Daarna doet zij de deur op slot, zet de tasch op tafel neer, en ontdoet zich langzamerhand van hoed, mantel, handschoenen, enz. enz. Zij blijft eenigen tijd bevend stilstaan, en kijkt wezenloos de kamer rond. Zij is zeer geagiteeerd.

Hu!... {Zij huivert.) Wat is 't hier ongezellig ... wat zijn die meubels oud... wat is dat tafelkleed versleten ... wat zien die gordijnen er schandelijk

-ocr page 136-

124 FIJNE RIDDEKS.

uit... wat riekt 't hier duf. Dat ik nu ook dien laatsteu trein moest missen... dien ellendigen trein... dat hij nu juist weg moest zijn. Nou moet ik hier blijven ... tot morgenochtend ... hier in dit hotel... in deze kamer. Wat 'n foltering... ik moet wel... ik kau niet meer terug... dat zou laf zijn ... neen, nooit! Nu moet ik hier blijven ... ik ben er toe gedoemd... tot morgenochtend. Wat heb ik ook weer gedaan... laat ik mij eens alles herinneren... o, ja... toen ik dien brief vond ... werd ik krankzinnig... ik heb zijn schrijftafel opengebroken ... ik heb alle brieven meegenomen... ik... een vrouw als ik... heb gestolen! O, God, hoe is 't mogelijk... en toen... toen ben ik weggeloopen... gevlucht! Ik wil hem niet meer terugzien ... die man walgt mij ... de nabijheid van dat monster vergiftigt mij. Ik zal hier wachten tot morgenochtend... en dan met den eersten trein naar huis... naar mijn ouders, naar die goede, beste ouders!

-ocr page 137-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN. 125

Arme vader, arme moeder, {Begint te snikken.) wat zullen zij ontzettend schrikken, ik durf 't hen haast niet te zeggen ... wat zullen zij onbeschrijflijk lijden, als ik tot hen zeg: „Vader.,, moeder... hier is uw dochter terug... voor goed... zij is van haar man weggeloopen ... gevlucht... omdat die man slecht, door en door slecht is... omdat die man haar bedriegt!quot; {Zij barst in snikken los, dan, na eenige pauze, vervolgt zij in woede.)

Ja, hij bedriegt mij, ik heb de bewijzen. Hij heeft gedacht: „O, dat onnoozele schaap, die vrouw van mij, kan ik alles wijsmaken wat ik maar wil!quot;

Ja, Henri, dat heb je gedacht, en dat heb je niet alleen gedacht, maar ook gezegd, ja, gezegd tegen haar, tegen die ellendige, die mijn levensgeluk verwoest heeft.

En wat zal je haar niet gezegd hebben? De liefste, zoetste woordjes heb je haar toegefluisterd... dat weet ik... je hebt haar naar je toegetrokken... dat ken ik zoo... je hebt haar in je armen heen

-ocr page 138-

126 FIJNE RIDDERS.

en weer gewiegd ... dat zie ik vóór me ... je hebt haar kusjes op oogen en mond gegeven... ellendeling ... en je hebt haar toen zachtjes toegezongen: „Ouvre tes yeux bleus, raa mignonne, voici le jour!quot; O, ik ken die trucs bij ondervinding. Zóó heb je mij ook gewonnen, zóó heb je mij ook in slaap gewiegd, en ik heb mij laten wiegen. Je hebt gelijk, ik ben een uilskuiken geweest... ik heb alles geloofd... ik was met blindheid geslagen, want als je mij in slaap gesust had, ging je heen... van mij weg ... en dan ging je, — zooals je zei — naar een vergadering!

Leugenaar! Ik hoor nog je valsche stem... zij klinkt mij nog in de ooren... (Zij imiteert haar man.) „Vrouwtje, 't spijt mij dat ik je weer alleen moet laten, maar ik heb vergadering, 't Kan zeer laat worden, dus blijf maar niet op mij wachten. Adieu, lieveling, slaap wel!quot;

En dan gaf hij mij een kus... de Judaskus... en dan ging hij van mij ... naar haar!

-ocr page 139-

AKGSTIGE OOGENBLIKKEN. 127

O, God, wie is toch die vrouw, wie is toch dat schepsel... wie kan zoo slecht zijn om een onschuldige— als ik ben—voor altijd ongelukkig te maken?

En dat alles heb ik te danken aan dien man, waaraan ik mij met lichaam en ziel heb overgegeven, aan dien voornamen, respectabelen heer, die overal zoo gezien is om zijn distinctie en om zijne aangename manieren.

Sarcastisch.

Zeker, meneer is president hiervan, en regent daarvan, meneer is overal aandeelhouder van, meneer is overal lid, ja, zelfs eerelid van, meneer is van alles ... behalve trouw en eerlijk ... dat is meneer heelemaal niet... dat is meneer nog nooit geweest!

Maar nu is 't uit met zijn glorie, nu is 't gedaan met zijn grootheid, want ik zal zijn schande van af de daken uitschreeuwen. Hij zal zijn rechtmatige straf niet ontgaan ... hij heeft mij allerlaaghartigst bedrogen... ik zal mij wreken!

-ocr page 140-

128 FIJNE RIDDERS.

Hier zijn de bewijzen. {Zij wijst op de tasch.) Ja, vriend, wat zal je vreemd opkijken, als je (Ironisch.) van de vergadering thuiskomt, en je vindt het schrijfbureau opengebroken! Heb je dien brief nog niet gemist? Zeker wel, maar je weet niet meer waar je hem gelaten hebt... maar dat weet ik wel, want ik heb hem gevonden ... op de schrijftafel... hier is hij! (Zij zoekt den brief in haar zak, maar vindt hem niet.) Groote God, waar is die brief nou... [Zij zoekt angstig in de zakken van haar mantel.) ook niets! Dan zal hij hier... {Zij wil de tasch openmaken.) maar dat kan toch niet, ik heb hem a part gehouden. {Zij herinnert zich.) O, ik weet 't al. {Zij haalt den brief uit haar corsage.) Hier is hij... hier is 't bewijsstuk van je misdaad! Je bent nonchalant geworden... je dacht niet meer aan 't gevaar ... je hebt niet de minste voorzichtigheid in acht genomen... dat komt je nu duur te staan!

Toen ik dien brief vond... en las... afschuwe-

-ocr page 141-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN. 129

lijk ... de grond zonk onder mijn voeten weg ... laat ik er maar liever niet aan denken . . . dan word ik weer krankzinnig, ja, krankzinnig! In dien waanzin heb ik alles doorzocht ... al de laden van 't bureau opengebroken . . . alle brieven meegenomen, en toen gevlucht... wegge-loopen ... voor altijd... weg!

Hier zijn de andere brieven. {Zij doet haar tasch open die propvol gepakt is, en haalt er de voorwerpen uit die zij opnoemt.) quot;Wat is die tasch vol, ik heb toch alleen maar 't hoognoodige ingepakt... waar zijn die brieven nu... o, ze liggen zeker onderaan ... wat is dat? Een dons ... zakdoeken . .. handwerkjes ... een vaporisateur ... een roman van Couperus ... Noodlot van Couperus!

O, groot talent, wat heb je onze hartstochten, onze neigingen innig meegeleefd, maar vooral onze smarten, onze ellende, en ons treurig menschzijn! Ah, mijn juweelen ... (Zij maakt het écrin open.) die kreeg

ik van hem, toen ik zijn vrouw werd. Mor-

n

-ocr page 142-

130 FIJXE BIDDEUS.

gen zal ik ze terugzenden... als ik thuis ben... ik wil ze geen moment langer houden!

Xu haalt zij een pakje brieven zonder enveloppen uit de tasch, en laat dat op tafel vallen met een ge-haar van afschuw en walging, alsof zij bang is zich daaraan te besmetten. Onder die geopende brieven moet er echter één zijn, die zij tot dusverre nog niet opgemerkt heeft, maar die gecacheteerd — en van een adres voorzien is.

Hier zijn die monsterachtige getuigen ... laat ik er mij niet aan bezoedelen ... ik wil ze niet eens inzien... aan dit bewijs heb ik genoeg om recht te krijgen! {Zij neemt den brief weer, die zij uit haar corsage heeft gehaald, en dien zij u part heeft gelegen.) Laat ik nog eens kalm nalezen^ wat er in staat, (Zij leunt tegen de tafel en wil beginnen te lezen.) O, God... ik kan niet... ik wil niet... 't is onmogelijk! {Zij wischt zich het voorhoofd af met den bovenkant van de hand, waarin zij den brief houdt.) Ik durf niet... {Zij verplaatst zich naar een

-ocr page 143-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN. 131

ander gedeelte van de kamer, en gaat b. v. leunen op den rand van den schoorsteenmantel^ wat ben ik kinderachtig, wat ben ik laf... kom... moed! Zij begint te lezen met haar hoofd in de hand.

„Mijn innig, innig geliefd vrouwtje! Hoezeer ik ook reikhals naar het oogenblik om weer bij elkaar te zijn, zoo zie ik er op dit oogenblik toch geen kans toe ...quot;

{Spreekt.) Wat bedoelt hij daarmee ... dat begrijp ik niet... enfin ... verder!

{Leest.) „maar 't zal niet lang duren, of wij zullen spoedig weer voor altijd vereenigd zijn.quot;

{Haar stem begint te dalen.) „Druk Mémé aan je hart, en kus haar van haar vadertje, dat haar zoo verafgoodt. (Zij kan zich bijna niet meer bedwingen.) Adieu, lieveling, wees innig omhelsdquot;...

Met hoogste smart,

O, God zij hebben een kind... een meisje... en ik niet! Ik kan niet meer... ik kan niet verder ... Genadige God, sta mij bij!

-ocr page 144-

132 FIJNE KIDDERS.

Zij barst uit in een hevig, krampachtig snikken. Lange pauze. Als zij tot bedaren is gekomen, vervolgt zij langzaam, iets kalmer en meer berustend.

Al die brieven ... door hem geschreven ... hij heeft niet eens de moeite genomen om zijn hand te verdraaien... de onderteekening is onleesbaar. Hij bedriegt haar ook... dat is tenminste een troost... die ongelukkige weet waarschijnlijk niet eens wie hij is, of hoe hij heet. O, vervloekte, afschuwelijke brieven... ik zou je kunnen verscheuren ... {Zij ver from melt icoest het stapeltje brieven.) je vernietigen ... maar dan heb ik geen bewijzen tegenover mijn ouders... tegenover de wereld! Dat kan niet... dan zou ik zelf het slachtoffer worden... {Terwijl zij de brieven loslaat, bemerkt zij den gecacheteerden brief.) dan zou ik ... hè, wat is dat? {Zij haalt den brief te voorschijn.) Wat is dat voor een brief... hoe komt die hier tusschen, dien heb ik nog niet eens gezien... wat kan daar in staan ... zou ik ... {Zij verfrommelt den brief en

-ocr page 145-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN. 133

gooit hem op den grond.) Weineen ... 't is nu genoeg ... wat gaat 't mij aan wat er in staat... 't is natuurlijk weer een nieuwe laagheid... een afschuwelijk bedrog ... ik heb er genoeg van ... en meer dan genoeg! {Zij bedenkt zich.) Vreemd toch dat ik nu pas dien brief ontdek... waar kan die vandaan komen... ik weet zeker, in 't bureau was hij niet... ik heb hem tenminste niet gezien. Maar 't kan toch niet tooveren.., hij is er dus wel degelijk... zou 't misschien niet beter zijn dat ik eerst lees wat er in staat... je kimt nooit weten. {Onder dit laatste dansje is zij langzaam den verfrommelden brief genaderd, en als zij hem op wil rapen, hukt zij eerst, maar knielt dan onwillekeurig op den grond.) Ik moet hem toch aan mijn advocaat geven ... dan is 't misschien toch nog beter, dat ik zelf eerst... {Zij ontkreukelt den brief en bemerkt het adres.)

Ha, daar heb ik den naam van die ellendige vrouw ... {Zij leest.) „Mevrouw Louise Van den

-ocr page 146-

134

Bergquot; ... {Zij herhaalt, snel, eenige malen den naam.) Van den Berg... Van den Berg... ik herinner mij niet... ja toch ... Van den Berg is — geloof ik — een vriend van Henri.

Schandelijk!... Hij bedriegt niet alleen mij, maar ook een vriend! Nu moet ik toch weten ... (Zijaarzelt.) laat ik mijn leed niet grooter maken... laat ik hem niet lezen. Och, ik heb al zooveel geleden ... dat kan er ook nog wel bij ... kom ... 't moet! {Zij verscheurt de enveloppe, en blijft hij het lezen op den grond liggen, met de arm op een stoel geleund. De eerste regels leest zij zeer snel, dan blijft zij zeer verwonderd steken, en herhaalt diezelfde regels nog eens, maar nu veel langzamer. Onder het lezen stijgt hare verbazing, zij staat langzamerhand op, zoodat zij op het slot jubelend heen en weer kan loopen.)

„Hooggeachte Mevrouw!

Toen ik gisteren Charles bezocht, werd mij door den dokter bekend gemaakt, dat hij binnen weinige dagen de ziekenverpleging mag verlaten. Zijn arm

-ocr page 147-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN. 135

zal in den eersten tijd nog wel onbruikbaar zijn, maar dit ongemak zal zich, al is 't langzaam, toch geheel en al redresseeren. Dus is mijn taak als particulier secretaris van uw braven, besten man, bijna afgeloopen. Ik zal nu geen brieven meer kunnen schrijven, die hij mij dicteerde, en die overvloeiden van de teerste gevoelens voor zijn vrouw en dochtertje, die hij, waarlijk, aanbidt. Uw beider lot, zeer geachte mevrouw, is zeer te benijden, en ik zou dit ook bepaald doen, als ik niet zelf in zoo'n gelukkige positie verkeerde.

De patient zal nu wel vooreerst genoeg hebben van het fietsrijden. 't Is goed afgeloopen, wij hadden 't niet gedacht, want het ongeluk liet zich ernstiger aanzien. Morgenmiddag kom ik Charles nog eens bezoeken, in de ziekenverpleging, en dan zal ik waarschijnlijk wel den laatsten brief voor hem, aan U, behoeven te schrijven, want de volgende week zal hij weer voor goed bij U zijn. Ontvang inmiddels, hooggeachte mevrouw, de beleefde groeten

-ocr page 148-

136 FIJNE RIDDEKS.

van uw dienstwilligen dienaar, Henri Verbrugge!quot;

{Plotseling.) O, God, nu wordt mij alles licht... overal zie ik licht om mij heen... nu herinner ik mij alles... nu wordt mij alles duidelijk en helder! Den brief dien ik gevonden heb was wel door Henri geschreven... maar dat heeft hij niet voor zichzelf gedaan ... maar voor zijn vriend Charles ! {Slaat zich voor het hoofd.) Driedubbele domoor, die ik ben... hij heeft 't mij nog alles in kleuren en geuren verteld. Charles Verbrugge is van de fiets gevallen ... heeft zijn arm gebroken ... zijn rechterarm ... en ligt nu in de ziekenverpleging. Hij kan natuurlijk niet zelf schrijven... daarom heeft Henri het voor hem gedaan... goeie, hartelijke vent! Verleden week heeft Henri mij nog aan zijn vrouw en dochtertje voorgesteld... zij zaten in den schouwburg vlak voor ons. Allerliefst blond vrouwtje... en een engel van een kind. Maar waarom heeft Henri mij niet gezegd dat hij die brieven schreef... dat heeft hij vér-

-ocr page 149-

ANGSTIGE OOGENBLIKKEN. 137

geten — natuurlijk — net als dien brief... dien heeft hij op zijn schrijftafel laten slingeren, in plaats van hein te enveloppeeren en op de post te doen. Dat ik nou dien ellendigen brief juist vinden moest... dat ik nou niet dadelijk begrepen heb ... hoe is 't mogelijk ... hoe kan iemand zoo dom zijn?

O, Henri, vergeef mij, duizendmaal vergiftenis dat ik je heb durven verdenken, och . . . dat kwam omdat ik je zoo zielslief heb, lieveling, omdat ik krankzinnig werd, alleen maar bij de gedachte dat je voor een ander zou zijn... ja, krankzinnig! Vergeef mij dat ik mij zoo dwaas heb aangesteld... ik had je eerst opheldering moeten vragen ... dan was de mystificatie dadelijk opgelost... maar ik wist niet meer wat ik deed! Kom gauw, hier vandaan, naar hem toe... naar mijn lieveling!

Zij pakt weer alle* in, en kleedt zich aan, zoo haastig mogelijk.

Och, ventje, ventje, ik zal je op mijn knieën

-ocr page 150-

138 FIJNE RIDDERS.

vergiffenis vragen... wat heb ik je in angst laten zitten... je bent nu zeker bij den commissaris! Wat heb ik je een verdriet gedaan... maar., och, lieveling, ik heb ook zoo veel geleden... zoo ontzettend veel. (Zij ziet nog eenige brieven in.) Zie je wel, doodonschuldige brieven... „Amicequot;...

„Weledel, geb. Heerquot;... „Geachte Vriendquot;... gewone brieven... dat ik ze niet eerder gelezen heb! Kom gauw weg ... van hier ... wacht... hier, jij ellendige brief, jij bent de oorzaak van alles, ik zal je vernietigen, in duizend stukken scheuren. (Zij wil den hewusten brief verscheuren, maar houdt plotseling op.) Neen, ik zal je niet verscheuren, ik zal je bewaren, want nu ben je 't bewijs van zijn onschuld... ik zal je op mijn borst bewaren... ik zal je {Zij kust den brief herhaaldelijk.) altijd bij mij dragen! Kom mee... kom mee... naar hem... naar mijn baasje! Hier ben ik al, ventje ... daar ben ik ... daar komt je vrouwtje ... je overgelukkig vrouwtje!

Zij gaat snel weg, schreiend van geluk en aandoening.

-ocr page 151-

YANKEE DOODLE DANDY.

Hij is gekleed in een zeer typisch costuuni, ongeveer zooals dit op den omslag van dezen bundel is aangegeven. (Zie figuur Mr. Johnny.) en dat meestal gedragen wordt door de békende Engelsche en Amerikaansdie „Knockaboutsquot; die bijna hij ieder specialiteiten-gezelschap optreden. Bij zijn opkomst zingt hij zeer melancholiek het „ Yankee doodle dandyquot; en danst daarbij even melancholiek een Amerikaanschen negerdans, z. g. „ Giguequot;. Zijn accent moet hoogst vermakelijk Hollandsch-Engelsch zijn, zeer duidelijk, maar komisch. Hij moet langzaam spreken. In dezen monoloog kan de uitspraak slechts icorden aangegeven. Het effect moet bereikt icorden door voordracht, eigen vinding en buitengewone karakteristieke into-

-ocr page 152-

140 FIJNE RIDDERS.

natie, 't Spreekt van zelf dat, zoowel costuum als dans, kunnen worden weggelaten, maar tot verhoog in g van het effect, houde men zich strict aan bovenstaande aanwijzingen.

All right! Good bye! How do you do? I beii not very stom, but I spreek toch nog' very krom!

O yes! I zal wel leer to speak the Ollandsch, but I am uou so beroerd ... I am ziek ... I am kapoet!

And weet you waarom I ben zoo kapoet?

Gaat you niks an, I you niet vertel. I ben gekom oit America ... hier gekom ... kon niet langer uithouden. I am 'n ongeluk... I ga dood van verdriet {Huilt.) Johnny, old boy, houd je katoen!

Ai, ai, lady's and gentlemen, poor Johnny! Hij nou zonder vrouwtje zit. Yes, the wive is fort! Johnny, bij vergissing vrouwtje over boord gegooid ... Yes ... Johnny schoonmoeder over boord had willen gooi, but Johnny zich vergist, Johnny mooi vrouwtje over boord gekieperd!

-ocr page 153-

YANKEE DOODLE DANDY. 141

Noa Johnny zonder vrouwtje zit, en opgescheept met schoonmoeder... en opgezet hondje! Brrrr ...

Vrouwtje zoo mooi was ... {Op een eentonig deuntje) „Mooie vrouw seker... lekkere vrouw seker!quot; Vrouwtje oogen had als gloeiende kool. Als zij you aankeek, your flanelletje schroeide. Zij een teint had zoo blank als closet-paper... zij zoo lang was als Westminster-Abbey ... zij zoo mager was als the varken... zij haren had als de Atlantic-telegraph-kabel. Haar voetjes zoo small waren als de vioolkist ... zij een maag had als wallevisch... en zij met haar mond aan den eenen kant kon fluiten, {Hij trekt zijn mond naar rechts en fluit een populair wijsje.) comme-ci, comme-soo... en zij tegelijker time aan the other kant, kon to drink... yes... lekkere soopie doen! {Hij maakt een beweging alsof hij met den rechterhoek van zijn mond drinkt, onder het uitroepen van: Booze! hooze! {Spr. uit: boez') Daarna doet hij de twee bewegingen nog eens over, onder 't zeggen van: Whistle, whistle, booze, booze!)

-ocr page 154-

142 FIJNE KIDDERS.

Yes, vrouwtje like lekkere soopie doen! Johnny ook like lekkere soopie doen!

Vrouwtje en Johnny allebei lijk geweest! Yes, en nou Johnny vrouwtje kwijt is ... vrouwtje naar de visch... en Johnny wou hebben schoonmoeder naar het haaivisch.

Johnny toch nooit met haaivisch... met schoonmoeder trouwt. Johnny zich liever ophangt! Schoonmoeder is 'n rooie... zij is 'n roodhuid... zij is zoo rood als een bos Hoornsche wortelen!

Johnny altijd vervloekt P. C. gehad aan roodhuid. Johnny gevangen is geweest bij Sioux. Ai, ai, Johnny de vaten en de babys heeft moeten wasch! Johnny geweest is onder menscheneters. Johnny zijn eigen carbonnaadjes heeft moeten bakken, o, yes, Johnny nog maar één cóteletje over heb!

Johnny tien rooie vrouwtjes gehad, en tien rooie schoonmoeders! Brrr... om er de Rooie-hond van te krijg.

Alles goed afgeloopen, rooie schoonmoeders dade-

-ocr page 155-

143

lijk geworden dooie schoonmoeders, zij elkaar opgevreet. Jubilee! jubilee, hurrah!

Rooie vrouwtjes ook gauw kwijt geweest, Johnny ze verkocht heeft aan oud-roest, voor twee dollar per stuk... yes for twee! Oud-roest vroeg: „Wat moet you voor dat zoodje hebben?quot; Oud-roest niet veel geven wou. Johnny meer verdiend heeft met the koei, o yes, all right! Johnny veel koeien gefokt. Tien vrouwtjes net zooveel waard als één koei!

In Europa, Johnny liever vrouwtjes fok dan verkoop the koei. In Europa, oud-roest meer geeft voor de mooie vrouwtjes dan voor the koei. Johnny ondervonden. Toen Johnny uit America kwam, hij veel liever keek naar de mooie vrouwtjes dan naar the koei. Johnny zoo gekeek heeft, hij nou scheel is. Johnny zooveel maal gekeek heeft, dat portemo-r/fcs nou is geworden portemo-wifcy!

Johnny nou weer liever kijk naar the koei.

Johnny geen monney. Ai! ai! Johnny gesjochte! Rooie schoonmoeder staat al bij oome Johnny in

-ocr page 156-

144 FIJNE KIDDERS.

den lommerd. O, yes! All right! [Hij haalt een briefje voor den dag.)

Wie wil lommerdbriefje van Johnny koop ? Voor één stooter kan you krijg rooie schoonmoeder! God bless you!

Johnny gesjochte ... van alles geprobeerd... alles mislukt!

Johnny in Misserissepissie een champy-fabriek gehad ... Johnny gelyncht als giftmenger!

Johnny tenor geweest aan Metropolitan-Opera. Johnny zoo mooi gezongen, zij hebben op hem geschiet... Pang!

In America alles schiet!

Minister schiet, melkboer schiet, oude juffrouw schiet, baby schiet, do miné schiet, baboe schiet, professor schiet, kaffer schiet!

Alles iu America schiet, wat niet schieten kan! Johnny ook heel veel schiet!

In hotels you niet druk op schel als you bediende noodig heb. Never mind! You schiet met gun met

-ocr page 157-

YANKEE DOODLE DANDY. 145

revolver in de lucht. Een keer... pang! {Hij maakt een beweging alsof hij een revolver in de lucht afschiet.) is voor deu kelluer. Twee keer... pang!... voor den huisknecht. Drie keer ... pang!... voor de schoonmaakster. Pang, pang, pang!

Heeleboel maal... pang!... voor het kinder ... het kamermeisje. Pang, pang, pang, pang, pang, pang!

Heel makkelijk!

Alles makkelijk in America! Het trouwen ook heel makkelijk in America, kost niet duur; vier pounds, 5 dollars en één pence!

Scheiden nog makkelijker, but kost meer: 5 pounds, 4 dollars en twee pence!

Niks doen, het allergemakkelijkst, but kost 't minst: heelemaal geen pence, but 'n boel pounds!

Yes, to make the pret in America, you moet hebben geen pence but veel pounds!

Johnny altijd graag willen fuif, but wou geven the pence, en houden the pounds. No question about... Johnny altijd moest geven zijn pounds, en

10

-ocr page 158-

146 FIJNE KIDDERS.

houden mocht zijn pence! Nou Johnny heeleraaal zonder pounds en zonder pence!

Lunchen ook makkelijk in America, but lynchen nog makkelijker! Voor you weet, bungel you al an den boom!

America is 'n vrij land, you bent zoo vrij als de vogel in het lucht, you bent dadelijk vogelvrij, you bent dadelijk opgehang... all right!

Johnny bijna vijfmaal opgehang!

Een keer Johnny bijna opgebang omdat hij trouwen ging!

Twee keer Johnny bijna opgehang omdat hij op de comedy speelde!

Drie keer Johnny bijna opgehang omdat hij zijn vermogensbelasting nauwkeurig invulde!

Vier keer Johnny bijna opgehang omdat hij de waarheid sprak!

Vijf keer Johnny bijna opgehang omdat hij monoloog geschreven had!

Johnny nou aan ophangen gewoon is, Johnny

-ocr page 159-

YANKEE DOODLE DANDY. 147

toch liever een ander ziet hangen, Johnny al strop genoeg heeft!

Johnny geen money!

Johnny van alles geweest is, van alles gedaan heeft, van alles gezien heeft, van alles geproefd heeft, vau alles geweten heeft. Johnny van alles genomen heeft, but Johnny ook van alles gekregen heeft!

Johnny van alles gehad heeft!

Johnny koude koorts ook gehad heeft... maar nou Johnny van alles genoeg heeft!

Johnny nou alles langer verdom!

Johnny nou niet langer wil zijn blanke, no... Johnny nou wil worden .., neger!

Triomfantelijk en vroolijk dansend en het „Yankee doodle dandyquot; zingend, af. Wanneer er toevallig orkest of piano aanwezig zijn, kan het effect zeer verhoogd worden, door het „Yankee doodle dandyquot; te laten spelen.

In het begin moet dit Amerikaansch lied zeer melan-

-ocr page 160-

148 FIJNE RIDDERS.

choliek gespeeld worden, en op 't slot verbazend vroolijk en opgewekt. De voordrager zorge er voorgoed op de maat te dansen. De ,,Giguequot; leent zich daar uitmuntend voor.

-ocr page 161-

EEN MENEER DIE T BAR TE PAKKEN HEEFT.

Hij komt op met een hoogen hoed voor het gelaat, zoodat hij er inkijkt. Daarna laat hij den hoed langzaam zakken, maar houdt zijn hand op dezelfde plaats, op de hoogte van zijn kin ongeveer. Zoodra zijn neus onbedekt is, niest hij geweldig over zijn hoed heen.

Atsji! Prosit!

Merci, dames en heeren!

Pardon, denkt U soms dat ik verkouden ben? Geen kwestie van, ik ben heelemaal niet verkouden, ik ben nog nooit verkouden geweest... dat is te zeggen, ééns ben ik zwaar verkouden geweest. Toen ik mijn vrouw leerde kennen, toen had ik

-ocr page 162-

150 FIJNE BIDDERS.

het bar te pakken, och, och, wat had ik 't toen te pakken. Ik heb mij zoo geweldig laten inpakken: als ik daarover begin uit te pakken, zal het mij «iets verwonderen of U krijgt 't ook nog leelijk te pakken!

Ik heb 't tenminste nog altijd bar te pakken.

O, dames en heeren, ik heb een vrouw, daar ben ik gewoon dol op; ik heb een vrouw daar ben ik krankzinnig op, want ik zou haar wel met huid en haar willen verslinden! Als zij maar naar mij kijkt zie ik scheel; als zij mij wenkt, rol ik aan haar voeten; als zij mij roept, val ik ovèr den drempel; als zij uit haar humeur is, vlieg ik in den schoorsteen, en als zij mij verleidelijk toelacht, dan druk ik haar aan mijn hart dat haar ribben kraken!

Als ik aan mijn vrouw denk, sta ik te trillen op mijn beenen. {Trilt even.)

Ja, dames en heeren, ik ben de minnaar, ja, de minnaar van mijn eigen vrouw!

Dat's mooi, hè? Wie doet mij dat na? [Pauze.)

-ocr page 163-

EEN MENEER DIE 'T BAK TE PAKKEN HEEFT. 151

Ach, een vrouw... wat zeg ik, één vrouw... duizend vrouwen... millioenen vrouwen!

Als ik een vrouw zie, spreek of hoor, dan word ik gewoon waanzinnig, want ik ben niet meer te houden, eu ik vlieg er op af!

Als ik maar in de verte iets zie, wat op een vrouwelijke gedaante gelijkt (een aangekleeden bezemsteel, of zoo iets) ga ik op hol.

Als ik in 't land eeu vogelschrik zie, dan schrijf ik onmiddellijk een bundel lyrische poëzie!

Als ik maar vroeger geleefd had, dan had je nooit iets gehoord van Paust, van Romeo of van Don Juan.

't Is wat inooi's die Faust! A bah, wat een uitgepieterd, lamlendig broekeinannetje!

Romeo... om je ziek te lachen! Die vent verbeelde zich nog dat hij wist wat goed verliefd zijn was. Wat 'n papkerel, wat 'n kerel van niks!

En dan Don Juan... ook een mooie jongen! Die dacht ook een heele Piet te zijn, want hij had twintig

-ocr page 164-

152 FIJNE BIDDERS.

vrouwen te gelijk per week. 't Is nog al de moeite waard ... daar verdraai ik mijn hand niet voor!

Wat een sloomeduikelaars!

Als Goethe, Shakespeare en Lope de Vega mij gekend hadden, zouden zij nooit dien onzin geschreven hebben.

Als ik maar even ruik — erg hinderlijk zoo'n fijne lucht — dat er een mooie vrouw in mijn nabijheid is, dan rijzen mijn haren te berge, mijn oogen schieten vonken, mijn lippen spitsen zich tot een kus, en ik spring er als een stier op af!

Hij maakt die beweging na.

Nou beu ik toch heelemaal geen liefhebber van een lekkere sigaar, want als ik een sigaar in mijn mond heb, dan trek ik er niet eens aan, maar als er een mooie vrouw voorbij komt, dan trek ik er aan als een razende!

't Is zoo vreeselijk, dames en heeren, dat, toen ik nog directeur was van de Academie van beeldende kunsten —ja, dat ben ik ook geweest — dat ze

-ocr page 165-

EEN MENEER DIE 'T BAR TE PAKKEN HEEFT. 153

alle vrouweubusten of figuren moesten wegbergen.

Daar komt bij ons dan ook geen illustratie over den vloer, en een damesmode-journaal natuurlijk heele-maal niet.

In Parijs heb ik nog een tijd gevangen gezeten, omdat ik uit het Louvre, de Venus van Milo wou schaken.

Ja 't is zelfs zoo sterk, dat ik van mijn vrouw geen cent zakgeld krijg, omdat er op onze muntstukken het portret staat van een mooie, jonge, vrouw... van Koningin Wilhelmina!

Ik heb mij al zoo dikwijls serieus voorgenomen om zoo koud als ... marmer ... als ijs te zijn, maar zoo zie je weer die handjes, die voetjes, die wangetjes... of 't is hommeles!

O, die voetjes, die handjes, die wangetjes!

En dan de kuiltjes in die voetjes, in die handjes en in die wangetjes!

En dan het haar! Ha, dames en heeren, als ik haar zie, dan zie ik ... {Hij zoekt naar een vergelijking, maar vindt die niet.) zie ik ... haar!

-ocr page 166-

154 FIJNE RIDDERS.

Een vrouw zonder haar is voor mij precies t zelfde als een billardbal zonder franje!

Een vrouw kan naar mijn zin nooit genoeg haar hebben.

Al heeft zij nog zooveel haar, voor mij heeft zij nog altijd te weinig haar!

En dan de kleur!

Verrukkelijk! Bijvoorbeeld: brunettes met vlammende oogen, brunettes met bruin haar en bruine tanden... bruine oogen, meen ik.

Bij 't eerste gezicht vlieg ik al in brand, en bij den tweeden blik moet de brandweer gealarmeerd worden!

En dan die blondines! {Sentimenteel.) O, mijne heeren, die blondines! Lieflijk als de geur der lentebloesems, met een stem van een cherubijn of van een serafijn, met oogen als 't azuur des hemels! Blondines met blonde oogen en blauwe haren... met blauwe blonde... met blonde blauwe... och, ik bedoel, met blonde haren en blauwe oogen!

-ocr page 167-

EEN MENEER DIE 'T BAK TE PAKKEN HEEFT. 155

O, als ik die blondines zie.,, begin ik te ijlen!

O, die brunettes en blondines, en die blondines en brunettes! Maar dan die gitzwarten, zoo zwart als git, met blauwen weerschijn... ravenzwart... zoo zwart als ebbenhout. O, als ik in de verte zoo'n troepje zwarten zie, en tusschen al die zwarten loopt een rooie, dan spring ik in het water!

Als ik dood ga... dat doe ik... daar ben ik zeker van, dan kom ik in het Paradijs... daar ben ik niet zeker van... maar dan zal 't mij toch vervloekt spijten, dat ik de hier aanwezige dames, net zoo als zij hier zitten, niet met mij mee kan nemen! {Hij neemt zijn hoed en kijkt er nu en dan in.)

Neen, dames, weest maar gerust, loopt maar niet weg, ik zal U niet lastig vallen, want ik ben de voorbeeldigste echtgenoot die er bestaat. Ja zeker, ik ben een model-echtgenoot, en ik zal 't U bewijzen ook!

Hier zit zij in. Overal staat zij op, en zit zij in! Ik kan geen vijt minuten buiten haar, ik kan mijn

-ocr page 168-

156

vrouw geen vijf minuten met rust laten, of ik moet een zoen van haar hebben!

Er is geen voorwerp in huis, of iets wat ik bij mij draag, of 't portret van mijn vrouw staat er op.

Overal waar je ziet, zit mijn vrouw, staat mijn vrouw, ligt mijn vrouw en hangt mijn vrouw!

De voorwerpen die hij nu gaat opnoemen laat hij tegelijkertijd zien.

In mijn hoed... op mijn dasspeld... op mijn ring... in mijn portefeuille... driemaal in mijn sigarenkoker ... tweemaal op mijn manchetknoo-pen . . . {Haalt zijn zakdoek te voorschijn.) op elke punt van mijn zakdoek ... en in mijn horloge! {Trekt een zijner lage schoenen uit.) Zelfs in mijn schoen... maar 't meest zit zij hier.' {Wijst op zijn hart.)

En dan haar haar! Overal vind ik heur haar! In mijn horlogeketting, in mijn medaillon, op mijn jas, op tafel, op de piano en ... in de soep!

's Morgens voor dag en dauw spring ik er uit, om thee te zetten. Ik neem de trekpot met het

-ocr page 169-

EEN MENEER DIE 'T BAK TE PAKKEN HEEFT. 157

portret vau mijn vrouw er op, en ik breng de meid — wij hebben een prachtdier van een meid — met het portret... o, neen, daar zit 't portret van mijn vrouw nog niet op.., en ik breng de meid en mijn vrouw een kopje thee op bed!

Als ik kaal word wil ik geen toupetje hebben, maar ik laat er 't portret van mijn vrouw op schilderen!

Als ik een handdoek gebruik, waarop 't portret van mijn vrouw niet staat, dan kan ik mij gewoon niet droog krijgen!

Op de beddelakens staat ook 't portret van mijn vrouw, anders kan ik niet rustig slapen!

Ik kan niet betalen als ik mijn beurs niet bij mij heb, die mijn vrouw voor mij gehaakt heeft!

Hij kijkt op zijn horloge, schrikt even, en begint dan op zijn beenen heen en weer te wiebelen, terwijl hij vol verlangen naar een van de deuren op den achtergrond kijkt. Het moet den indruk geven alsof hij zijn aanloop wil nemen, om weg te springen. Het

-ocr page 170-

158 FIJNE KIDDEKS.

horloge houdt hij in de hand, en raadpleegt het voortdurend.

Dames en heereu, ik zie daar tot mijne ontzetting, dat er al drie minuten van de vijf om zijn!

Langer kan ik hier toch niet blijven, want U weet 't, ik kan mijn vrouw geen vijf minuten met rust laten. Ik zal U dan nog gauw even vertellen, wat ik al niet doe uit pure liefde voor mijn vrouw. {Onderbreekt zichzelf, en roept dan op den toon van een tijdopnemer.) Nog anderhalve minuut, dames en heeren! [Het volgende tot aan 't slot zeer gejaagd.)

Ik doe alles voor mijn vrouw, om haar 't werk uit handen te nemen, uit pure liefde.

Ik snij het brood en ik wasch de kinderen.

De kinderen zijn zuivere portretjes van mijn vrouw... op mij lijken zij heelemaal niet!

Nog één minuut, dames en heeren!

Het iciebelen wordt sterker.

Ja^ als ik den hond heb uitgelaten en de kinderen naar school heb gebracht, dan kom ik thuis

-ocr page 171-

EEN MENEER DIE 'T BAR TE PAKKEN HEEFT. 159

en dan ga ik mijn vrouw schillen en de aardappelen kleeden ... ik bedoel, mijn vrouw aankleedeu en de aardappelen schillen.

Als de kinderen thuis komen met gescheurde broeken en winkelhaken, mag ik ze verstellen en in een hoek trappen... alles uit pure liefde!

De liefde voor mijn vrouw duurt... nog een halve minuut, dames en hoeren ... van af 't oogen-blik dat wij elkander zagen.

Uit pure liefde voor mijn vrouw, zit 'k met de vriendinnen van mijn vrouw op mijn schoot, en met de kinderen kwaad te spreken... pardon, ik verspreek mij, ik bedoel: ik zit met de kinderen van mijn vrouw op den schoot en met de vriendinnen kwaad te spreken... de jongste moet ik zelfs een schoone luier aandoen ... nog vijftien seconden dames en heeren!

O, dames en heeren, ik kan 't u niet beschrijven, ik kan 't niet zeggen maar ik kan geen oogenblik buiten mijn vrouw, want ik kan mijn vrouw geen oogenblik met rust laten.

-ocr page 172-

160 FIJNE RIDDERS.

{Schreeuwt.) Time!

Hij holt veeg, maar keert dravende terug, alsof hij vergeten heeft om 't publiek vaarwel te zeggen.

Bonjour! [Daarna rent hij weer weg.)

Van het oogenhlik dat hij op zijn horloge kijkt, houdt hij in de eene hand zijn hoed, en in de andere zijn horloge. Het heen en weer wiebelen moet langzamerhand sterker worden, maar zeer natuurlijk blijven. Het afroepen van den tijd moet zeer typisch ge-ïntoneerd worden, zooals de r Timekeeperquot; dien bij wedstrijden gewoonlijk afroept.

-ocr page 173-

PROFESSOR SCHWINDLER.

Professor Schwindler ziet er zeer verdacht uit. Hij heeft b. v. aan: roode pantoffels, witte kousen, een opzichtige pantalon en een vest dat gemaakt is van een tijger-of pantervelletje. Hij heeft geen jasje aan, maar teel een sport-overhemd. Op 't hoofd draagt hij een groote roode Turkse!ie „Fezquot; ■met langen kwast. Hij moet veel gouden ringen en horlogekettingen aandoen. Zijn lange haren, dito sik, en groote opgestreken knevel zijn koolzwart geverfd. Hij heeft een Duitsch accent en spreekt 't zoogenaamde ,, Clown-Duitschquot; zooals ,,Augustquot; en andere clowns, wanneer zij hier te lande optreden, en zooals 't in dezen monoloog zoo goed mogelijk wordt aangegeven. „Schquot; icordt o. a. uitgesproken als: „ScJijquot;, Hij nadert met veel deftige strijkages.

li

-ocr page 174-

162 FIJNE RIDDERS.

Maine Dameu oend Herrn... Hochgeëhrtes poe-blikoem ... iek habe die Ehre .., {Stelt zich voor.) Professor Schwindier... aus Warschlau... schlau!

Het woord ,, Warschlauquot; spreekt hij uit met een sterken nadruk op de tweede lettergreep „schlauquot;. Daarna herhaalt hij telkens dit laatste woord, en zegt dit achter zijn hand, terwijl hij daarbij het publiek ondeugend aankijkt.

Alle monologen die bisher geschrieben ziend ... ist allemaal uieks ... Schnert!

Alle sjouwspieler und loite die bisher monologen haben gezaagd ... ist allemaal nieks ... Schnert!

Das zaag ik U ... iek... Professor Schwiudler ... aus Warschlau... {Als boven.) schlau!

En U kunt mai kelooven, denn als iek etwas zaag, dan zaag iek koet, dan zaag iek door, denn iek zaag altaid die waarhaid... die realiteet!

Als ze in de jetzigen taid ain monoloog schraiben dan schteet daarien viel tsoe viel,.. oend das iest nieks ... das iest Schnert... want als U viel tsoe

-ocr page 175-

PROFESSOR SCHWINDLER. 163

zagen haabt, dan kan U wool makkelijk klat-schen. Aber wenn U nieks tsoe zagen haabt, oem dan viel tsoe klatschen... das iest die koenst!

Das zaag ik U ... lek ... Professor Schwindler ... aus Warschlau . .. {Als boven.) schlau!

Natuurliech... als U aine traurige geschichte vertelt.., oend die menschen hoilen ... das iest nieks ... das iest Schnert!

Abcr wenn U aine traurige geschichte zoo komisch vertelt... das die menschen lachen ... das iest die koenst!

Als U aine komische geschichte vertelt... oend die menschen lachen... das iest nieks... das iest Schnert!

Aber wenn U aine komische geschichte zoo traurig vertelt das die menschen hoilen... das iest die koenst!

Das zaag ik U ... iek ... Professor Schwindler... aus Warschlau... {Als boven.) schlau!

Zoo zaagt man, das die waarhaid zagen zoo braaf iest... zoo hoogfain ... zoo nobel... zoo archi-nobel!

Allemaal nieks ... Schnert!

-ocr page 176-

164 FIJNE BIDDERS.

Als U maar weet wat U zaagt, oeud nooit zaagt wat U weet... das iest die koenst!

Das zaag ik U... «efc ... Professor Schwindler ... aus Warschlau ... {Als hoven.) schlau!

Auch denken die loite das das zakkenrollen viel moeilijker iest bai ein man als bai eine frau!

Allemaal nieks ... Schnert!

Wenn ein von die herrn bai toeval ein porte-monnaie oder eine beurze bai zich hat... bai eens iest alles meuglich ... dan stopf iek main hand ien zain zak, oend iek rol hem ... das iest nieks ... Schnert!

Aber weiin iek ■ die mooie maisjes wil rollen ... das iest etwas anderes ... ja ... wenn iek main hand moet schteeken in de zak van een mooi maisje... dan kan iech das niecht thoen, of iek begien tsoe kriebelen, das iest verfloegt lastieg, das macht nerveus... oend das iest die koenst!

Iek schpreek aus oendervinding ... iek ... Professor Schwindler... aus Warschlau... {Als boven.) schlau!

-ocr page 177-

PROFESSOR SCHWINDLER. 165

Toen iek maine carrière anting, hat maine vater mai ein wiet lienen pantaloon nachgelassen, und maine mutter, aine stoptlasche miet matjes-harieng.

lek heb ze toen allebai ien den loemmerd gezetst, oeud bien miet das kapitaal ein naamloosche rnaat-schappai von flaschentsiejers aagofangen.

Alle vennootschappen die iek speeter haab opge-liecht, gejen jetzt mirakuleusl

U moet noen eens zien, hoe fain die loite mich gruussen ... wen sie geld von mir haben muussen!

Es giebt stoemmeliengen die aine maatschappai amp;x\iriechten in plats van imi' Hecht en... mit ain millioon kapitaal!

Allemaal nieks ... Schnert!

lek licht ain maatschappai op, welke U maar wiel... oend zonder ein tsent!

Ichhabealle soorten von maatschappaienopgeliecht.

lek haab ein maatschappai opgeliecht om uw lienenkoet tsoe wasschen .. . ien tswantsig sekoen-den... U kunt er op warten!

-ocr page 178-

166 FIJNE RIDDERS.

U kooit uw manchetten, uw frontje, uw proik en uw bord in de koip, oend es komt wieder raus zoo schwarts wie roet!

lek haab ain raaatschappai opgeliecht om uw haren groeien te laten.

U schmiert maar ain bischen von die schweinerai auf uw kalen kopf, oend zie ziend in miender dan geen taid von oenderen bis oben bewoksen!

lek haab auch ain maatschappai voor liecht opgeliecht ... ik bien er nog liecht van in main kopf!

lek haab auch ain maatschappai opgeliecht om varkens tsoe schlachten. Das iest gants ainfach. Man stopt aan die eene kant von der machine das schwain ... und was komt er an der andere kant aus... Wurscht?

Nein ... Schnert!

lek habe auch aine maatschappai opgeliecht oem riksdaalders oend goeldens te maken.

Je schtopft in de gleuf von die automatische toeschtel ain doeppeltje, oend je haalt er oit ain

-ocr page 179-

PROFESSOR SCHWINDLER. 167

riksdaaler... oend vveini u dan die riksthaler oit-geeft... dan gaat u voor drie jaren... ien die automatiesche toeschtel... oep 't Rooie Dorp.

Das iest die handel... das iest die koenst!

Das zaag iek u ... iek ... Professor Schwindler... aus Warschlau ... {Als boven.) schlau!

Es iest doch alles hoemboeg ... es iest tsoe doem ... oend dan schermen ze tegenwoordig nog zoo miet knappe menschen ... raiet talenten . .. ja, miet genieën!

Allemaal nieks ... Schnert!

Tsoem baispiel!

Der Goethe, zaagt man, iest auch zoo'n genie gewezen... ach, heerejé ... armer toor ... er hat „Faustquot; geschriebeu, niecht waar? Ja, „Paustquot; nnd „Gretcheuquot;.

Selbst der toifel hat sich damee bemoeid, aber zie ziend alle drai doch niecht zoo schlau gewezen, ob daar iest ein kleintschje ... ein bébé gekommen!

Oend noen noemt man „Paustquot; ain koenstwerk!

-ocr page 180-

J^ÖS FIJNE BIDDERS.

Allemaal nieks ... Schnert!

Wenu u ainander ... elkaar liebhaabt... fiend lech zeer scheun ... braaf... mooi... aber wenu dan kain bébé komt... das lest die koeust!

Das zaag iek u... iek Professor Schwindler aus Warschlau ... {Als hoven) schlau!

Zoo nennt man ain boek schraiben, oder ain toeneelschtuukje maken, oder ain opera komponie-ren auch zolch ain kroose koenst!

Gew ies... aber niecht wanneer u schraibt oit u selbst, das iest nieks ... das kan jeder mensch der schreibeu kan... das iest Schnert!

Aber wenn u schreibt oder komponiert, oend u schteelt dat von ainander, zooals die maisten thoen, oend niemand bemerkt das... das iest die koeast!

Das zaag ik u . .. iek Professor Schwindler ... aus Warschlau ... {Als boven.) schlau !

Als u getrouwd iest, oend u bent bang fuur uwe schwiegermoeter ... das kan die beste passieren,

-ocr page 181-

169

niecht waar,.. oend U zit, wie man das nennt, in de piepzak voor uwe schoonmama . . . oend u niemt die niecht im hanze... das iest feig... das iest nieks .. . das iest Schnert!

Aber wen u bang iest fuur uwe schoonmama oend u gèft haar iem haus die beste kamer... oend u wordt ien haar verliebt op den koop toe, nog meer verliebt als op de kiendermaid, dan ziend zie ain uubermensch... want das iest die koenst!

Das zaag iek u ... iek ... Professor Schwindier... aus Warschlau ... schlau!

Als ik verpliechting an u haab, en ik schiek u ain tort oder aine kieste bier ... das iest nieks ... das iest Schnert!

Aber wenn iek miet uw Frau van doorka... oend ik neem uw geld miet... dan kunt u inai dankbaar zain... demi das iest die koenst!

Tsoem schloes, wenn iek u nufraag: „Was haab iek u noe eigeutlich verteldquot; ... oend zie antworten

-ocr page 182-

170 FIJNE RIDDERS.

miech daarauf gants net... dan iest das nieks ... Schnert!

Aber wen ik u vraag: Waaroera hèft u noen ain bischen plaisir gehaabt, waaroera hèft u noen gelachtquot;... want zie haben doch ain bischen ge-lacht, niechtwaar?

Natuurliech, Amsterdam hèft ook gelacht oem mai. Roesland hèft gelacht, .. Schweden oend Norwegen hat gelacht... Amerika hat gelacht... ja ... Warschlau hèft ook gelacht!

Als ik noen vraag: „Waroem hèft U noen gelachtquot; . ,. en n antwort mai:

„lek weet niecht waaroera iek gelacht haabquot; dan iest es koet... want das iest die koenst!

Das zaag iek m ... iek ... Professor Schwindler ... aus Warschlau ... {Als boven.) schlau!

Adjé! !

Met even deftige strijkages, zeer vergenoegd, af.

-ocr page 183-

IK WEET NIET WAAR IK BITTEREN ZAL!

Variant op Multatuli's „Ik weet niet te aar ik sterven zaV', en een iceeklacht van een braaf, oppassend Amsterdamsch burger.

Ik weet niet waar ik bitteren zal.

Ik heb De groote Slok gezien, in cl'Amstelstraat, toen ik daar was met mijn vrouw, om mot

te maken.

Als ik mirakel neerval, en men smijt mijn lichaam naar den overkant, dan zullen er smerissen

komen.

Ze zullen rondloopen om mijn lijk, en vragen: „Wie van ons pakt dat zwijn op, dat daar is uitgesmeten?quot;

Ik zal 't niet hooren.

-ocr page 184-

172 FIJNE RIDDERS.

Ik weet niet waar ik bitteren zal.

Ik heb den raelkballon zien branden van Américain, die ze niet hebben aangestoken, omdat ze 'm

om hadden.

Als ik stik in de klare, zullen er gloeiende blaren

op mijn tong komen. En buiten het café zal een groot geroep zijn van menschen, die schreeuwen: „Hij lust geen

bitter meer!quot; Ik zal 't niet hooreu.

Ik weet niet waar ik bitteren zal.

Ik heb mijn pa zien tuimelen uit Tmccis Bols, toen

hij een borrel pakte op Koninginnedag. Als ik kom uit Lucas Bols, dan blijf ik stil liggen

in de Kal verstraat, op 't asphalt, als papa. Dan zal mijn vrouw te keer gaan, zij is nog lang niet dood. Zij zal bulken: „Zie daar ligt dat mirakel!quot; met schrille stem. Ik zal 't niet hooren.

-ocr page 185-

IK WEET NIET WAAR IK BITTEREN ZAL. 173

Ik weet niet waar ik bitteren zal.

Ik heb 't lijk gezien van Piet Pommerans, die gestorven is aan liereraannetjes, want zijn neus

was paarsch.

Als ik sterf aan lieremannetje, met paarsche neus, zullen er „berenleidersquot; om mijn lijk staan.

En zij zullen schandaal maken als de „berenleidersquot; bij 't lijk van Piet Pommerans, zeer luid.

Ik zal 't niet hooren.

Ik weet niet waar ik bitteren zal.

Ik heb velen gezien te Amsterdam, die veel bitter dronken. Men zette ze in een „aapiequot; en reed

ze naar huis.

Als ik bitter te Amsterdam, dan ga ik naar de kroeg, in 't midden van de stad, waar de

borrel groot is.

Dan zal mijn vrouw daar voorbij tippelen, en de rand van haar parasol zal met veel lawaai schuren langs de ruiten.

Ik zal 't wèl hooren... en op den valreep nog een „halfiequot; nemen.

-ocr page 186-
-ocr page 187-
-ocr page 188-
-ocr page 189-
-ocr page 190-
-ocr page 191-
-ocr page 192-