-ocr page 1-

JESSURUN

ten

dam ham

-ocr page 2-

-.f. y »■■

.■■. i ^ '

' ■'■s

■gt;«- gt;

.a:.'-..

-ocr page 3-

• .r »

Vi.ï

'In

-

ioïquot; ■ -

-ocr page 4-

1

S

-ocr page 5-

UTRECHT IN 1672 EN 1673

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

84 9274

-ocr page 7-

JTRECHT IN 1672 EN 1673

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
Dr. H. BOLKESTEIN, HOOGLEERAAR IN DE FA-
CULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJS-
BEGEERTE TE VERDEDIGEN OP
VRIJDAG 28 SEPTEMBER
1934.
DES NAM. TE 3 UUR,

DOOR

SUZANNA CHRISTINA JOHANNA jESSURUN—

ten DAM HAM,

GEBOREN TE HALFWEG.

DRUKKERIJ HOEIJENBOS EN CO N.V. UTRECHT

1934

BIBLIOTHEEK OER
RUKSUNIYERSITEIT
UTRECHT.

-ocr page 8- -ocr page 9-

AAN MIJN MOEDER.
AAN MIJN MAN.

-ocr page 10-

„ -Jf

-ocr page 11-

Nu het voltooien van dit proefschrift mij de gaarne aanvaarde
gelegenheid biedt om de gevoelens uit te spreken, die mij ver-
vullen, wil ik in de eerste plaats U hartelijk dank zeggen, Hoog-
geleerde Kernkamp, Hooggeachte Promotor, zoowel voor het
onderwijs, dat ik van U mocht ontvangen als voor de zeer ge-
waardeerde leiding en steun, die Gij mij steeds hebt geboden
en die ik in bijzondere mate heb ondervonden bij het bewerken
van dit onderwerp, waarop Gij mijn aandacht hebt gevestigd.

Uw colleges. Hooggeleerde Bolkestein, die de Oudheid voor
mij hebben doen leven, zullen mij in dankbare herinnering
blijven.

Hooggeleerde Oppermann, Uw methode van critisch onder-
zoek heeft veel tot mijn vorming bijgedragen en ik ben U
daarvoor zeer erkentelijk.

Ik stel het op hoogen prijs. Hooggeleerde de Vooys, dat ik
onder Uw leiding onze taal heb mogen bestudeeren.

U, Hooggeleerde Verrijn Stuart en U, Hooggeleerde de
Savornin Lohman, dank ik voor het inzicht mij gegeven in de
Economie en het Nederlandsch Staatsrecht.

Tenslotte betuig ik aan de Ambtenaren van het Gemeente-
en het Rijksarchief te Utrecht en van de Universiteitsbiblio-
theken te Utrecht en te Amsterdam mijn waardeering voor de
verleende hulp.

-ocr page 12-

V

INHOUD

INLEIDING.nbsp;blz.

HOOFDSTUK I.

Het verlaten van Utrecht door het Staatsche leger...... 2

HOOFDSTUK II.

De overgave van Utrecht en het verblijf van Lodewijk XIV te Zeist 42

HOOFDSTUK IH.

De gebeurtenissen binnen Utrecht van Juli 1672—^November 1673:
„De staat van belegquot;................63

HOOFDSTUK IV.

Utrecht als centrum van de krijgsverrichtingen. Het vertrek van
de Franschen...................136

AANHANGSEL ...................161

Lijst van geraadpleegde archivalia en gedrukte werken.....163

-ocr page 13-

INLEIDING,

Donderdag 23 Juni 1672 trok de markies de Rochefort de
stad Utrecht binnen en ontving de sleutels van het stadsbestuur.
Precies 17 maanden later, op Donderdag 23 November 1^/3
verliet het Fransche garnizoen de stad en overhandigde de
gouverneur Stouppa de sleutels aan den len burgemeester van
der Dussen.

Dit tijdperk in de geschiedenis van Utrecht is het onderwerp
van de studie geweest, waarvan het resultaat in dit proefschrift

is neergelegd.

Het feit, dat Utrecht zich zonder strijd heeft overgegeven
aan Lodewijk XIV, is over het algemeen verkeerd beoordeeld.
Schrijvers uit dien tijd zelf spreken er met nadruk hun afkeuring
over uit 1). Ook in moderne geschiedwerken vindt men van deze
opvatting iets terug, hoewel de houding van de stad in den loop
van den tijd toch haar verdedigers heeft gevonden. Hollands)
en met deze provincie de Staten Generaal 3) hebben in de over-
gave een gereede aanleiding gevonden om eerst de provincie

ree t de sessie in de vergadering en colleges van de Staten
^ eneraal te ontzeggen, later, na het vertrek van de Franschen,
e regeering te schorsen en de provincie te besturen door een
epu a le uit de Staten Generaal, tot er beslist zou zijn of en
zoo ,a, op welke voorwaarden. Utrecht weer in de Unie zou
worden opgenomen 4). Dit „interregnumquot; heeft geduurd van
23 November 1673 tot 26 April 1674, toen de Prins van Oranje
het beruchte regeeringsreglement van Utrecht heeft afge-
kondigd.

Het is dus van belang allereerst na te gaan hoe de overgave
van de stad Utrecht aan Lodewijk XIV zich heeft toegedragen
en wat er aan voorafging.

1) De ontroerde Leeuw le deel blz. 22, 23 (5e dr. 1675). Het ontroerde
iNederlandt le deel blz. 271 (1674).

) Resolutie Holl. 4 Augustus 1672.

) Res. St. Gen. 29 September 1672.

) Secrete Res. St. Gen. 18 November 1673.

-ocr page 14-

HOOFDSTUK I.

Het verlaten van Utrecht door het Staatsche leger.

Zooals aan de voorbereidselen voor den oorlog van de ge-
heele Republiek heeft ook aan de maatregelen van Utrecht ter
verdediging van stad en provincie wel het een en ander ont-
broken. In de eerste maanden van 1672 is er overleg gepleegd
tusschen Holland en Utrecht over het maken van een verdedi-
gingslinie, zooals later de IJsellinie er een is geworden. Reeds
vóór 1672 bestond er een plan om Holland en Utrecht te be-
schermen door een versterkte gracht te maken van Muiden naar
Vreeswijk, Oostelijk langs Utrecht (Utrechtsche linie) of van
de Eem naar Wijk bij Duurstede (Grebbelinie), waarbij Amers-
foort mede was ingesloten. Nu komt men hierop terug Een
commissie van Hollandsche en Utrechtsche gedeputeerden bracht
rapport uit (6 Februari 1672). Men kon het echter niet eens
worden en het plan werd ter zijde gelegd, tot vlak voor het
uitbreken van den oorlog. Eind Maart werden de onderhan-
delingen hervat en het contract tusschen de twee provincies is
22 April geteekend 2). Het zou de Utrechtsche linie worden.
Van de kosten droeg elk de helft 3). Maar bij het begin der
werkzaamheden berichtten de ingenieurs, dat er wellen onder
den grond waren aan de Oostzijde van de stad Utrecht, die den
arbeid bezwaarlijk zouden maken. Het werk werd stop gezet
(6/16 Mei 1672) 4). voor goed.

De Utrechtsche vroedschap besloot toen de versterking van

1)nbsp;van Sijpesteijn en de Bordes 2e deel hoofdst. 11. — J. P. de Bordes. Bij-
drage tot de Krijgsgeschiedenis van het jaar 1672. Mil. Spectator 2e S. II.
blz. 263 (1850).

2)nbsp;Rijks Archief Utrecht No. 324.

3)nbsp;Ibid. No. 1055: Overslach van oncosten.

4)nbsp;Oude stijl: 6 Mei, nieuwe stijl: 16 Mei. Wanneer in het vervolg slechts
één datum wordt genoemd, is deze in den nieuwen stijl.

-ocr page 15-

de stad ter hand te nemen. Deze was reeds ter sprake gekomen
in het eind van 1671 en begin 1672. Eenerzijds werden door stad
en provincie buskruit, wapenen en materiaal, zooals kruiwagens,
spaden, bijlen gekocht, anderzijds werd een commissie benoemd
plannen voor fortificatie in onderzoek te nemen 5). Er be-
stond een provinciaal en een stedelijk magazijn voor Vapenen
en munitie te Utrechte). In April werd een pubhcai.e uitge-
vaardigd, waarbij aan alle weerbaren in de stad werd opge-
dragen zich van „behoorlijck geweerquot; te voorzien 7). Menno-
niten kregen vrijstelling hiervan tegen betaling»). Terwijl de
P annen voor de retrenchementen door de provincie vasten
vorm begonnen aan te nemen, raakte uitteraard de versterking
van de stad op den achtergrond. Maar toen het werk werd
gestaakt, stelden de Staten van Utrecht aan de stad vóór.
Utrecht met nieuwe werken van fortificatie te omgeven 9). Dat
er eigenlijk wel haast gemaakt mocht worden, besefte men niet.

r werd nog bedaard en uitvoerig overlegd, allereerst over de
subsidie, hiervoor door de Staten aan de stad beloofd lo). Ver-

waUe^ ^^^ opruimen der beplantingen op de bestaande
^ven^ ^^ bolwerken, het maken van nieuwe borstweringen, het
RijnbL^^Tnbsp;casematten ii). De landmeter van

r^l M 'nn?nbsp;bestek en begrooting hiervan

\t T''nbsp;^'^quot;de deze in op 3/13 Juni. Den volgen-

den dag werd besloten, dat het werk uitgesteld zou worden tot
de Heeren Raden van State en eenige hooge officieren te

Utrecht zouden zijn gekomen en advies konden geven. Hier is
het bi) gebleven.

Febl^riquot;quot;nbsp;2/12. 8/18 Jan. 1672, 2/12. 19/29

Not. vr. 21/31 Dec. 1671, 2/12 Jan. 1672. 2/12 Febr. 1672
Ibid. 15/25 April 1672.
Ibid. 28 Mei/7 Juni 1672.
Ibid. 13/23 Mei 1672.

Resolutie Staten 15/5 Mei 1672, Not. vr. 27 April/7 Mei 1672
} Ibid. 24 Mei/3 Juni 1672.

-ocr page 16-

Dat de residentie van den Raad van State en van de Staten
Generaal naar Arnhem of tenminste naar Utrecht zou verplaatst
worden, was een voorstel van de Staten van deze provincie 12),
op welks uitvoering zij zeer gesteld
bleken Op 3/13 Juni
werd nog weer eens opgedragen aan de Gedeputeerden van
wege Utrecht ter Staten Generaal „sonder eenig versuijm ofte
aflaate te insisteren dat doch St. Gen. en R. v. St. haare resi-
dentie binnen Utrecht gelieven te nemen om op alles prompte
ordre te können stellen.quot; (In de Not. vr. van dien dag wordt
gesproken van: spoediger beslissen, en: Utrecht bij een aanval
bij staan.) Verschillende brieven van de Gedeputeerden (Gijs-
bert van der Hoolck en Gaspar Schadé, de laatste, toen hij
Gedeputeerde te velde werd, vervangen door Everard van
Weede van Dijckvelt) gaan dan ook
hierover Zij drongen
er herhaalde malen op aan in den Haag „met alle bedenckelijcke
redenenquot;. Echter, hoewel er onder de bondgenooten „generale
genegentheijdquot; toe bestond, er zouden zich te veel moeilijkheden
voordoen, deelden zij mede, b.v. de Raad van State kon niet
beschikken over geld zonder medewerking van de Generaliteits-
rekenkamer (vastgesteld op de Groote Vergadering van 1651).
En de Staten van Holland, wier gevoelen toch zeer van belang
was, konden zich bezwaarlijk tot buiten die provincie verplaat-
sen, terwijl Hollandsche leden van verschillende Generaliteits-
commissies ook niet zich konden scheiden van de Statenverga-
dering van Holland. De deputatie van Hop, van Slingelandt en
van Sevender, waarover straks, naar Utrecht gezonden op 3/13
Juni, trad in de plaats.

Men kan van het niet versterken de stad Utrecht een verwijt
maken,
zeker is). Maar een uitzonderingspositie nemen stad en
provincie daardoor niet in. Het zelfde verwijt van laksheid treft

12)nbsp;Res. St. 28 Mei/7 Juni 1672.

13)nbsp;Not. Hop en Vivien blz. 102, 107. De Witt aan van Bevemingk d.d.
9 Juni, de Jonge V. en O. St. 11. 435.nbsp;'

14)nbsp;Kronijk H.G. 14e jrg. blz. 112 (1858).

'5) Verkeerde voorstelling van zaken in: „Getrouw advysquot; blz. 25 (1674).
.......de Staten van Utrecht, die versuymt hadden haer Stadt te fortificeeren,

-ocr page 17-

de geheele Republiek En in het fourneeren van geld, vrij-
willigers, buskruit en andere legerbenoodigdheden kon Utrecht
ten voorbeeld gesteld worden aan andere provincies

In de Deductie i») wordt betoogd, dat Utrecht nooit ten achter
Was met het betalen van haar bijdrage in de lasten van de
Unie. De provincie betaalde geregeld de ter repartitie van
Utrecht staande troepen i^). Dat Utrecht haar verplichtingen
beter was nagekomen dan de andere provincies, lezen wij ook bij
van Sijpesteijn en de
Bordes 20)^ waar ten bewijze aangehaald
worden de Secrete Resoluties van H.H. Mog. 10, 11 en 13 Mei
1672
21), Yajj jjg militie ter repartitie van Utrecht bleef geen
compagnie in de provincie achter. Al haar waardgelders ver-
trokken naar den IJsel.

Utrecht voldeed ook terstond aan het verzoek van H.H. Mog.
om 600 huislieden, voorzien van gereedschap, naar den IJsel
te zenden voor het arbeiden aan het
IJsel-retrenchement 22).
Caspar Schadé schreef aan de Staten van Utrecht op 4/14 Juni

had^quot;^quot;^^^quot;' ^^^nbsp;^^nbsp;veldmaarschalk Wirtz

a toegestaan naar huis te keeren, aangezien zij groot gevaar
h^t Staatsche leger den IJsel verlaten had 23). Op
Vlei verzochten H.H. Mog. aan de provincie 2000 gewapende
IJselleger te willen zenden. Het aantal werd

ofschoon die van -HoUant gepresenteert hadden de helft van de kosten te

U . n,en pamtlet over de stadsfortificatie vindt men: Knuttel 10221.

'8) Vgl ook het feit. dat b.v. de overgave van Wezel niet eens geloofd
werd (21e beneden).

Japikse, Prins Willem III Ie deel blz. 186, 195.

Wicquefort, Mémoires blz. 199. Res. St. 6/16 Juni 1672.
quot;f 2e deel blz. 16 noot 2.

ƒ'nbsp;Het ontroerde Nederlandt Ie deel blz. 272. Hier wordt gezegd,

a de provincie Utrecht „stoftquot; op haar prompte betaling van de quotisatie,
maar dat'zij betaalt met geleend geld.

ïnbsp;SW- ^^ B- deel hoofdst. VII. '

I H.G. He jrg. blz. 115 (1858).

-ocr page 18-

door stad en provincie als volgt verdeeld: 1000 man uit de
dorpen ten platten lande 24) en 1000 uit de stad Utrecht en de
kleine steden (600 en 400 resp.). De gage zou 10 stuivers
daags bedragen 25). Aangaande de werving in de stad Utrecht
werd het advies ingewonnen van kolonel en hoplieden van de
schutterij. Twee compagnieën van 100 man werden gevormd
uit de houtschilden en zakkedragers, vier compagnieën moesten
vrijwillig aangeworven worden, hetgeen bij klokluiden werd
bekend gemaakt 26). Tot kapitein stelde de vroedschap aan:
Johan van Berck en Jacob van Wijck (kanunniken van St. Jan
en St. Marie), Jacob van Helm, Floris Sas, Ploos van Amstel
en Isaack
Verhoeven 27). De burgers mochten geen dienst nemen
onder de compagnieën van het platte land 28). Op 26 Mei/
5 Juni werd besloten nog een extra compagnie te formeeren uit
de bewoners van de Weert, onder kapitein Cornelis van Pijls-
weert. De Staten regelden de betaling van de 11 compagnieën,
benevens van 2 compagnieën waardgelders (kapiteins van de
Enden en van Veen) 29) op 2/12 Juni. Zij kregen een maand
soldij vooruit 30). Uit het provinciaal magazijn hadden de Staten
wapenen geleend aan de compagnieën van de stadsi). Achter-
eenvolgens vertrokken de 2 compagnieën waardgelders op 28
en 29 Mei. De compagnieën van het platteland gingen 31 Mei
weg. De compagnieën onder van Berck en van Wijck 2 Juni
(naar Zutfen), onder van Helm en Sas 4 Juni (naar Nijmegen).

24)nbsp;Het stond den huislieden niets aan (Journaal blz. 2).

25)nbsp;Not. vr. 17/27 Mei 1672.

26)nbsp;Not. vr. 21/31 Mei 1672. Houtschilden zijn werklieden, aangesteld door
Schout en Burgemeesteren, een soort van transportarbeiders, wien het mono-
polie verleend was van het vervoer van bepaalde, met schuiten en wagens
aangebrachte waren, naar de waag, de markt of naar de huizen. Zij moesten
gehoorzaamheid beloven aan den stedelijken magistraat en buiten hun eigenlijk
werk alle diensten bewijzen, o.a. bij brand, die de regeering van hen zou
eischen (v. d. Water, Groot Placcaatboek III blz. 947—948).

27)nbsp;Not. vr. 22 Mei/1 Juni, 25 Mei/4 Juni 1672.

28)nbsp;Ibid. 23 Mei/2 Juni 1672.

29)nbsp;Journaal blz. 2.

30)nbsp;Res. Ged. St. 1/11 Juni 1672. quot;) ibid. 24 Mei/3 Juni 1672.

-ocr page 19-

Ploos van Amstel trok uit op Pinksterdag 5 Juni, Pijlsweert en
Verhoeven op 8 Juni (naar Nijmegen). Op 13 Juni, na den
terugtocht
van het leger van de Repubhek, werden zij verdeeld
over de IJselsteden. In Zutfen waren er b.v. 2 compagnieën uit
lt;ie stad Utrecht en 1 compagnie uit Amersfoort 32), te Nijmegen
5 compagnieën uit Utrecht. Deze laatsten keerden na de over-
gave
van Nijmegen (9 Juli) terug naar Utrecht en kwamen
13 Juli onder de resp. kapiteins als
van Helm, Sas, Ploos van
Amstel, Verhoeven voor de Tolsteegpoort. Van de compagnie
van Pijlsweert was de kapitein al lang thuis. Aan het hoofd
stond nu de luitenant Visser. Zij moesten allen eerst hun geweer
afleggen, voor zij door de poort de stad mochten intrekken 33).

Aan aanvragen voor buskruit heeft men in Utrecht ook willig
voldaan, reeds in het begin van 1672, maar vooral in Mei en
Juni. Er ging eind Mei
8000 pond naar de Schenkenschans 34),
10000
pond naar Nijmegen 35) en nog eens 20000 pond naar
deze plaats „per assequot; 36). Vrijwel alles wat er in de stad nog
over was,
8000 pond. werd, in de meening, dat het leger tot
defensie van Utrecht blijven zou, door de Staten naar het leger
gezonden en
18 Juni naar Holland meegeno-
nien ). Er bleef een kleine
240 pond in de stad 38).

O 4/iTtnbsp;spaden en schoppen gevraagd door Wirtz.

up 4/H Jum bracht men in allerijl uit het magazijn van de Staten
van Utrecht
1000 spaden. 500 schoppen en 200 houweelen 39).

Hn levensmiddelen vroeg hij! Het Staatsche leger, dat na den

Valckenier, Verwerd Europa blz 525

Res. St. 28 Mei/7 Juni 1672.

Ibid. 27 Mei/6 Juni 1672. Journaal blz. 4. Wicq. Mém. blz. 199- 380
qumtaux de poudre. Booth Dag. Aant. blz. 11: 36000 pond. Verhaal van het
gebeurde blz. 228: 30000 pond.

J®) Br. aan J. de Witt. Werken H.G. 3e s. No. 44 blz. 649: 12000 ponden
met wagens van Utrecht te Nijmegen gekomen.

J) Booth. Dag. Aant blz. 11.

J ~ Verhaal van het geb.: 100 pond.

) Res. St. 4/14 Juni 1672. Vgl. Not. vr. 2/12 Febr. 1672.

-ocr page 20-

overtocht van de Franschen over den Rijn (bij het Tolhuis op
12 Juni 1672) van den IJsel naar Utrecht terugtrok had nl. groot
gebrek aan brood. kaas. bier. De soldaten en ruiters zeiden, in
2 a 3 dagen niet gegeten te hebben 40). Door Staten en vroed-
schap werden maatregelen genomen om hierin te voorzien, om
brood te laten bakken en kaas en bier te verschaffen. Allereerst
besloot de vroedschap, dat de voorradige brooden, kazen en al
het bier, dat in de kelders van de brouwers lag, zouden worden
opgekocht en naar het naderende leger gezonden 4i). De Staten
schoten voor aan brood en kaas 6220 gld. 16 st. 42). De schrijver
van het „Verhaal van het gebeurdequot;, de Heer Martens, vertelt,
hoe hij „gecommitteert van de vroetschap om van 't Stadthuys
tot de Tolsteechpoort al het broot bij malckanderen te krij-
gen dat doenlijck wasquot;, het uit het weeshuis, uit godshuizen,
particuliere huizen en winkels haalde. Toen de bakkers klaag-
den, dat door de windstilte de molens niet maalden, werd aan
de brouwers toegestaan het koren „op haar rosmolens te
breeckenquot; 43). Alle „gruttersmeulensquot; en „paerdemeulensquot;. die
koren konden malen, werden gebruikt 44). Bakkers en brouwers
werkten dag en nacht, kaaskoopers verkochten hun winkels uit
op één middag 45). In den avond van den 5/15en Juni werd nog
een groot deel van de door de Staten 's morgens bestelde 40000
pond brood naar het leger gezonden
46). Donderdag den 6/16en
gingen volle en weer leege wagens met levensmiddelen den
heelen dag de Catharijnepoort en de Tolsteegpoort in en uit 47).
Mr. Booth deelt mee, dat zijn vader (Dr. Cornelis Booth) zelf
naar verschillende bakkers ging om hen aan te moedigen tot
bakken, „bij de onwillige sijn crediet interponerendequot;. De
Spaansche hulptroepen, 2000 ruiters onder de Louvigny, waren
ook uitgehongerd. Zij hadden Rhenen, Wageningen en Ame-

40) Journaal blz. 8. Booth Dag. Aant. blz. 6.

41) Not. vr. 5/15 Juni 1672.nbsp;42) Res. St 5/15 Juni 1672.

43) Not. vr. 6/16 Juni 1672.nbsp;44) Verhaal van het geb. blz. 217.

45)nbsp;Journaal blz. 7.

46)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 6. Vgl. De ontroerde Leeuw Ie deel blz. 22.

47)nbsp;Journaal blz. 8. Booth Dag Aant. blz. 7. Verhaal van het geb. blz. 217.

-ocr page 21-

rongen geplunderd 48), De bakkers, winkeliers en brouwers ver-
trouwden de Spaansche ruiterij niet. waarom Martens en de
Heer van Solingen hun bemiddeling verleenden ). Zij lagen
buiten de Wittevrouwenpoort en hadden behoefte, behalve aan
levensmiddelen. aan hooi en haver voor de paarden. De Heer
Martens schat het bedrag, dat in die dagen voor het leger is
uitgegeven op 9 à 10 duizend gulden.

De stad verkeerde al eenige dagen in een onrustige stemming.
De aanzienlijken pakten hun bezittingen bij het vernemen van
de ongelukstijdingen, die elkaar in het begin van Juni opvolg-
den en begonnen te vluchten. Het volk kreeg den indruk, weer-
loos achtergelaten te worden en trachtte de vertrekkende
schuiten tegen te houden.

De paniek begon na het bekend worden van de snelle, vol-
maakt onverwachte overgave van Wezel (5 Juni) aan de
Franschen. Men kreeg echter geen zekerheid daarover. Som-
mige regenten hechtten geen geloof aan de ongunstige berich-

^^ ^^^^ Strick schreef een brief aan burgemeester van
der Voort, (26 Mei/5 Juni „in 's lants jacht liggende tusschen
t-mmerick en Reesquot;) waarin hij de overgave van Wezel. Burik
^ Ursoy meedeelde 5o). Hiervan zei de Heer Hamel „in de volle
roetschap , dat het leugens waren en dat een lid van den Raad
van btate voorzichtiger moest wezen. Pas een week later werd
het bericht bevestigd. Men vernam toen ook. dat Rijnberk e.a.
zich overgegeven hadden.

Groote emotie bracht het uittrekken der burgercompagnieën.
Up 8 Juni werden goederen, die men wilde verzenden, aange-
houden en geplunderd. Vooral de vrouwen uit het volk lieten

Verhaal van het geb. blz. 218.

Ibid. blz. 220. De Louvigny heeft zich aldus uitgelaten tegen den Heer
Vlartens: „Messieurs, les mess. de la ville ont bien faict d'avoir fermés leurs
portes parce que jquot;ay un'armée affamée, et si l'eust entrée à la ville, mes
gens 1 eussent foulé, ayants trouvés unp ville pleine de tout sorte de vivres.

quant ils estoint soubs cela, pouroit arriver q'ils eussent pillés ou autre
dommage faits aux bourgoisquot; Ibid.
) Verhaal van het geb. blz. 211.

-ocr page 22-

zich niet onbetuigd, „seggende dat men haer van haer mans
hadde ontbloot, en dat. de rijcken nu vluchtende, men haer
hierna mocht komen te verlatenquot; ^i). De vroedschap nam
's morgens het besluit, dat de „heeren van de gerechtequot; hierop
orde zouden stellen, 's Middags besloot men, dat eiken dag één
geheele compagnie burgers „met vliegend vaendel en tromslachquot;
de wacht zou houden, de helft op het stadhuis, de helft aan de
vier poorten. Kolonel en hoplieden moest ervoor zorgen, dat alle
burgers hun wachten waarnamen 52), De burgerwacht 53) slaag-
de er in de rust te herstellen en geleidde de koffers met goederen
naar de Roode Brug.

Den volgenden dag was er weer tumult, aan de Tolsteegpoort.
De schout, Jhr. Ruijsch, Heer van de Engh, geleidde eenige goe-
deren van kinderen uit Zeeland, die in Utrecht op school ge-
weest waren, naar buiten, maar werd door het grauw
uitgescholden en bedreigd. Dat waren dus niet eens „gevluchtequot;
goederen. Hij was genoodzaakt de schuit terug te doen
keeren 54).

Zondag 12 Juni begonnen de voorname ingezetenen te vluch-
ten, Een algemeene vlucht begon 13 Juni na het bekend worden
van den overtocht der Franschen bij het Tolhuis. Toen kwamen
ook veel lieden van het platteland de stad in vluchten, hetgeen
de consternatie verhoogde. Men zag niet anders dan wagens
en schuiten met goederen en groot misbaar makende men-
schen 55), terwijl de volksmenigte zich zoo veel mogelijk tegen
dezen aftocht verzette. Het eerst stuurde men zijn beste bezit-
tingen en vrouwen en kinderen naar Holland. Voor een schuit
naar Rotterdam werd 250 gulden betaald, voor een wagen 25
gulden, minstens 56). Het kostte de grootste moeite en list om
zijn zaken weg te krijgen 57). De goederen, die nog binnen de
stad gepakt lagen, liepen groot gevaar geplunderd te worden.

5') Journaal blz. 4.

52) Not. vr. 29 Mei/8 Juni 1672.

53)nbsp;Volgens Journaal blz. 4: „met volle gheweer sonder trommen.quot;

54)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 212. quot;) Journaal blz. 5.

66) Booth Dag. Aant. blz. 5. 67) Verhaal van hfet geb. blz. 215, 216.

-ocr page 23-

Het was in Utrecht volslagen oproer. Eenige leden van de
vroedschap stelden voor aan de belhamels een voorbeeld te
stellen. Volgens den Heer Martens 58) antwoordde burgemees-
ter van der Dussen „als een flauwhertich manquot;, dat het geen tijd
Was om zulke dingen te ondernemen. Men moest liever toegeven.
De goederen werden tot onder het stadhuis gebracht. Dat de
burgers zich eenige dagen later van de stadssleutels hebben
meester gemaakt, valt bij deze houding van den magistraat niet
te verwonderen.

Tot de consternatie droeg bij het binnenkomen van de
artillerie onder den graaf van Hoorn. Maandag 13 Juni tegen
den avond 59). De kanonnen, binnengekomen door de Witte-
vrouwenpoort, werden op het Vreeburg geplaatst. De paarden
vulden de stallen op het plein. Twee dagen later, 15 Juni, werd
dit alles door toedoen van van Beverningk, Gedeputeerde te
velde, doorgezonden naar Holland. De burgerij liet het noode
toe 60). Er blijkt wel uit, dat men geen plan had Utrecht te ver-
dedigen, waarover straks meerei).

^taatsche leger naderde, verspreidde zich ten over-

z' h li unbsp;plunderingen, waaraan de troepen

ic schuldig maakten. Niet alleen de Spaansche soldaten plun-

V?nbsp;^et te doen, toen ze voor de stad kwamen 62),

ook de btaatsche. Aan de Franschen was dit zelfs bekend 63).

Verhaal van het geb. blz. 213
»«) Volgens Trevelyan Ch. VIII. waren het de veldkanonnen en had men
de kleine kanonnen vanuit Kampen over zee naar Amsterdam gestuurd (van
mmgk m den beneden uitvoerig aangehaalden brief van 16 Juni: „soo veel
''alve canons als mogelijckquot;. Nog anders „Tooneel des Oorlogsquot; blz. 140:
..swaarste geschut naar Campenquot;). Valckenier spreekt van „de geheele artil-
lerije , terwijl Knoop (Willem III) vermeldt, dat het zware geschut achter-
gelaten werd in de vestingen aan den IJsel. Booth Dag. Aant. blz. 4: „in de
van de lichtste stucken canon en de vordere trayn van 't leger.quot; De aard
gebrachte artillerie is dus niet wel uit te maken
^ ) Van Sijp. en de B. 2e deel blz. 5.
n Ibid. hoofdst. I.nbsp;) Journaal blz. 8.

Pillentwfoupquot;^° ^^^^nbsp;d'Hollande

-ocr page 24-

O.a. Rhenen had duchtig te lijden gehad. Daartegen is be-
weerd 64) dat het gerucht van plunderen valsch is geweest en
met opzet uitgestrooid door eenige hoofdofficieren, die daartoe
opdracht hadden, opdat men zou kunnen zeggen: de stad is
„tumultueusquot; en kan dus niet verdedigd worden. Dat is wel wat
ver gezocht. Trouwens, het feit, dat er geplunderd is. staat vast.
De zooeven aangehaalde bewering is ontleend aan ..Tooneel
des
Oorlogsquot;65), waar staat, dat eenige hoofdofficieren „van
aanzienquot; in Utrecht hadden verteld, dat het leger van
den Prins de stad zou plunderen, opdat de Franschen er niets
meer zouden vinden. Ook dit is niet aannemelijk. Wel mis-
schien. zooals Mr. Booth het
vertelt 66). nl. dat „quaedwilligequot;
dit praatje vertelden. Er is voornamelijk voedsel geroofd in
verband met het reeds besproken gebrek aan levens-
middelen in het leger. De schrik voor dit uitgehongerde leger
had zoo de overhand onder de burgerij, dat er in de vroedschap
werd besloten, geen sterker garnizoen in te nemen ..als de
borgerije soude magtig konnen sijnquot;67). Maar de burgers
wilden op stuk van zaken heelemaal geen militie binnen laten
en hielden de poorten gesloten. De sleutels wilde de burgerwacht
aan den portier, die ze naar gewoonte op het stadhuis kwam
halen, niet geven, maar hield ze zelf in bezit 68). Alleen door de
Catharijnepoort kon men de stad in en uit, echter één voor één
tusschen de gewapende burgers door. Niemand met een wapen
voorzien werd binnengelaten
69). De portier beklaagde zich bij
de burgemeesters, maar de burgers zeiden: „wij hebben den
bruij van alle de Heeren; wij sijn meestersquot; ^o). „En de Heeren
kosten so veel niet te weegh brengen, dat sij de sleutels kre-
ghenquot; 7i). In de vergadering van de Staten werd het feit een-

64)nbsp;Hist. verhaal van de onw. beh. blz. 19 (1784).

65)nbsp;blz. 140. 66) Dag. Aant. blz. 4.

67)nbsp;Ibid. blz. 5. Not. vr. 4/14 Juni 1672.

68)nbsp;Journaal blz. 6.nbsp;„t , r,,- ,

69)nbsp;Ibid. blz. 7. Valckenier blz. 621. Br. van J. de Witt. Werken H.G. 3e s.

No. 33 blz. 386, 387. De Jonge V. en O. St I 441, 445.

70)nbsp;Journaal blz. 7. '^i) Ibid.

-ocr page 25-

voudig geconstateerd 72). En besloten eenige leden te committee-
ren om met den Prins en de Gedeputeerden te velde te overleg-
gen, wat te doen stond. In den nacht van 15 op 16 Juni werd extra
wacht gehouden op de wallen met 4 compagnieën. Een paar
soldaten poogden den stadsmuur over te klimmen. Hun honger
was blijkbaar groot. Donderdagochtend werd de Heer Hamel,
die aan de Catharijnepoort zijn vrouw en kinderen uitgeleide
deed, bedreigd en ternauwernood ontzet 73). De Prins nam het
feit, dat hij de poorten gesloten vond, zeer kwalijk. Van het leger
uit is op de burgers op den wal een schot gelost en verder heeft
het leger „de borgers veele vuijle woorden toegeroepenquot; 74).
Maar er iets aan veranderen kon de regeering van de stad niet.

Het groot aantal Katholieken, 6000 volgens d'Estrades, in de
stad maakte de overige burgers ook zenuwachtig 75). Wilde ge-
ruchten over te verwachten verraad deden de ronde. De Fran-
schen zelf rekenden vast op de medewerking van hun geloofs-
genooten in de Republiek 76). Valckenier vertelt 77), dat de
Roomschen hun vreugde betuigden over den voorspoed der
Fransche wapenen. Hij had „niet sonder alteratiequot; te Utrecht
hooren roepen: „Liever Frans als Prinsquot;, hetgeen echter nog
niets speciaal tegen de Katholieken bewijst. Martens laat zich
zeer bitter over de „na verandering hakende papistenquot; uit 78).
Volgens hem hadden zij de laatste jaren te veel vrijheid genoten.
Wanneer wij voor juist moeten aannemen wat in een anno 1893
verschenen artikel werd geschreven: „Voor de Katholieken kon
vrije godsdienstoefening ook met verlies van volksbestaan als

72)nbsp;Res. St. 5/15 Juni 1672, post prandium hora V.

73)nbsp;Journaal blz. 8.

74)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 218.

75)nbsp;Deductie. — Wicq. Mém. blz. 199.

76)nbsp;de Ségur blz. 82. Wagenaar Vad. Historie XIV blz. 35, 36. Brief van
d'Estrades aan Lodewijk XIV (Volgens Japikse Willem III Ie deel blz. 197
noot, een vervalsching).

77)nbsp;blz. 621.

78)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 229.

-ocr page 26-

weldaad worden beschouwd. Honderd jaren lang waren zij in
hun heiligste rechten schromelijk gekrenkt; zij konden den
Franschman bijna als hun verlosser begroeten... Wat hun aan
godsdienstige rechten en vrijheden door de vreemde veroveraars
werd toegestaan, was niet meer dan hetgeen hun jarenlang door
de Statenregeering wederrechtelijk was
onthoudenquot; (Jan is
de wantrouwende houding van de Protestante burgers tegen-
over de Katholieke mentaliteit in de angstige dagen van 1672
wel te begrijpen. De groote meerderheid van de geloovigen en
de lagere geestelijkheid bleken echter tevreden en hebben geen
bewijs gegeven van aanhankelijkheid jegens het Fransche be-
stuur. Integendeel wordt over hun houding later van Fransche
zijde geklaagd so). Maar toen men nog niet wist wat er van de
Roomschen te wachten was, droeg deze onzekerheid alweer bij
tot vermeerdering der emoties.

Het ongunstige rapport, dat Hop, van Slingelandt en van
Sevender uitbrachten over den toestand der stad Utrecht valt
dus, als men deze dagen overziet, te begrijpen, zooals echter
ook de houding van de burgerij licht te begrijpen is. De Staten
Generaal en de Raad van State hadden nl. op 13 Juni, na ont-
vangst van het bericht van den overtocht van de Franschen
bij het Tolhuis, een speciale deputatie benoemd, met volmacht
voorzien om met den Prins van Oranje en de Gedeputeerden
te velde maatregelen te nemen. Zij vertrokken dien zelfden
dag. Leden van de deputatie waren: de pensionaris van Amster-
dam, Hop, de secretaris van den Raad van State, van Slinge-
landt, uit Dordrecht en een lid van den Raad van State, Philips de
Zoete de Lake Villers, Heer van Sevender, ook een Hollander.
Zij spraken te Utrecht in den morgen van den 15en Juni met
de Gecommitteerden van wege de Staten van Utrecht, die op
weg waren naar den Prins, te weten: de Heeren van Someren,
van Schonauwen, van Sandenburg, van Zuylen, Booth en

Archief voor g«ch. v. h. aartsbisdom Utrecht 20e deel: Dr. G. Brom,
Neerkassels bestuur tijdens de Fransche overheersching.
80) de Ségur blz. 84.

-ocr page 27-

Nellestcin (i.pl. v. Booth en Nellestein noemt de Resolutie
Staten 4/14 Juni 1672 van der Voort en Hamel) in hun jacht
buiten de stad. „alwaer (de Utrechtsche heeren) geproponeert
hebben, dat doch (Hop c.s.) sijn Ht. souden willen permoveren
met sijn leger ontrent Seijst te willen camperen, also onse
borgerije geen militie in wilde latenquot;. Bij dit onderhoud waren
ook eenige Gedeputeerden te velde aanwezig si). De deputatie
rapporteerde dit natuurlijk aan de Staten Generaal, alsook, dat
zij alles „ontsteltquot; gevonden hadden te
Utrechtss), slechts met
levensgevaar in en uit de stad hadden kunnen komen ) en
„van verscheijde Heeren van de Regieringe waeren gewaer-
schout geweest niet te seggen wie sij warenquot; 84). Het bezoek te
Utrecht bleef dus geheim. De deputatie keerde den 15en naar
den Haag terug en bracht den 16en in de vergadering van H.H.
Mog. rapport uit. Gaspar Fagel, griffier van de Staten Generaal,
verklaarde later. (5/15 Juli) dat Hop c.s. ook meegedeeld had-
den, dat men moeite had gehad om voor de militie levensmid-
delen uit de stad Utrecht te krijgen (verklaring te vinden bij
het „Verhaal van het gebeurdequot;) 85). Dat is onjuist, zooals ook
Martens opmerkt. Op grond van dit rapport werd de resolutie
genomen, waarin besloten werd het leger in de provincie Hol-
land te laten brengen, welke resolutie den Prins en de Gedepu-
teerden te velde te Utrecht bereikte op 16 Juni, en wel terwijl
de Prins en van Bevemingk zich bevonden in de vergadering
der Staten.

Wat was er immers inmiddels gebeurd? De Staten van Utrecht
hadden het naderende leger eerst twee boden tegemoet gezonden,
nl. Jan van Doesburg en Hans Splintenaar, en wel op 4/14 Juni
's middags omstreeks 5 uur. De verklaringen van beide boden
hieromtrent zijn te vinden in het Rijks Archief te Utrecht 86), Zij

81)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 215.

82)nbsp;Not. Hop en Vivien blz. 112,

83)nbsp;Wicq. Mém. blz. 201.

84)nbsp;Bijlage bij het „Verhaal van het geb.quot; blz. 289.

85)nbsp;blz. 251.

86)nbsp;No. 1055.

-ocr page 28-

waren dien middag ontboden in de vergadering van de Staten
en hun werd opgedragen, den een „door de cleyquot;, den ander
„langs den bergh off santweghquot; het leger tegemoet te gaan, dat
omtrent Amerongen zich moest ophouden en alle troepen, die zij
tegen kwamen de acte te laten zien, die hun overhandigd werd
door den Heer van Someren. Daarin stond, dat de troepen
moesten blijven, waar ze waren en niet verder de provincie binnen
mochten marcheeren. De eerste bode ontmoette al eenige troepen
vóór Vechten, de meeste in de buurt van den Dwarsdijk. In den
schemeravond te Wijk bij Duurstede gekomen, overnachtte hij
daar en keerde den volgenden dag terug. De andere bode moest
over de Bilt en Zeist rijden en speciaal aan de oversten Aquila en
Golsteijn de acte toonen. Hij ontmoette te Zeist den Heer Schadé
(Gedeputeerde te velde) met eenige andere hem onbekende per-
sonen, die hem, na de acte te hebben gelezen, lieten doorrijden.
Echter geen troepen. Hij keerde bij Doorn om en kwam laat in
den avond te Utrecht terug. Een copie van de acte ligt bij deze
verklaringen, waaronder meegedeeld wordt, dat het origineel,
geteekend Ruijsch (Jhr. Pieter Ruijsch, loco Schadé pres. St.),
geliasseerd geweest is onder de kostenspecificaties van den Sta-
tenbode Jan van Doesburg. Er is over dezen maatregel van de
Staten van Utrecht veel te doen geweest volgens het „Verhaal
van het
gebeurdequot; 8^). Daar wordt het anders verteld, nl. dat

de Resolutie is genomen op 5/15 Juni 's morgens vroeg. En er is
slechts sprake van één bode, die in de buurt van Zeist bij den
Krommen Rijn overste Golsteijn zou hebben ontmoet. Het origi-
neel van de Resolutie was naderhand in de Statenkamer niet te
vinden, alleen de copie. In Holland beweerde men, dat dit besluit
niet had mogen genomen worden, omdat de patenten voor den
veldtocht waren overgegeven. Vele heeren ontkenden dat de
Resolutie is genomen. Anderen gaven het toe. maar zeiden, dat
de clausule was genomen: ..totdat men zijn Ht. en de Gecommit-
teerde te velde gesproocken haddequot;. De verklaringen van de
boden, die dus niet kloppen hiermee, zijn afgelegd op 19 Decem-

87) blz. 249.

-ocr page 29-

ber 1672. In het Resolutieboek van de Staten van Utrecht is er
niets over te vinden. Wel wordt er in de vergadering van
4/14 Juni post prandium besloten, dat eenige heer en (van Some-
ren, van Schonauwen, van Zuylen, van Sandenberg, van der
Voort en Hamel ^8) ) naar het leger zouden rijden en verzoeken
dat „om alle confusie te voorkomenquot; de armee niet dichter bij dan
ongeveer één uur van Utrecht zou gelegerd worden. Dienzelfden
dag 's avonds om 10 uur meldden deze heeren, dat zij den voor-
post van het leger al te Zeist ontmoet hadden. Volgens het
„Verhaal van het gebeurdequot; troffen zij eenige Gedeputeerden te
velde omtrent de Bilt. die het verzoek aan den Prins beloofden
over te brengen. Booth vertelt, dat zij begrepen van de gevol-
machtigden van het leger, dat dit dien nacht boven Rhenen
„soude slapen ende dat sijn Ht. op Zuijlesteijn aangekomen was,
waarom de gecommitteerden in de laen van den heer Foeyt als
doen maer alleen spraken met de voornoemde gevolmachtigde,
ende quamen omtrent 11 uren 's nachts weder
binnenquot;®^).

Den volgenden dag. Woensdag 5/15 Juni, is er in het Resolutie-
boek alleen sprake van gecommitteerden om den Prins te gaan
begroeten en met hem te overleggen, wat te doen stond, gezien
de ongelegenheid, waarin H. Ed. Mog. en de magistraat van
Utrecht zich bevonden door de houding van het volk. Wel wordt
in de vergadering vermeld, dat de Prins van Oranje H. Ed. Mog.
kennnis gaf door den Heer van Albrantsweert, kwartiermeester
generaal, van het naderen van het leger i verzocht „te mogen
verstaenquot;, waar H. Ed. Mog. wilden, dat de troepen om de stad
gekampeerd zouden worden 90), waarop besloten werd: boven de
stad in de dorpen „Houten, 't Goy, Werkhoven, Bunnik, Schalk-

Verhaal van het geb. blz. 214: Booth en Nellestein. Mr. Booth vertelt,
dat de Heer Hamel „ende anderequot; (wrs. dus van der Voort) de commissie
weigerden. Zijn vader {Dr. Cornelis Booth) ging met de 5 anderen (waar-
onder dus Nellestein) mee. Dag. Aant. blz. 5.

89) Dag. Aant blz. 8.

„'s nanoens is hier ook gekomen de Heer van Langerak, ten selven
eijnde als de Heer van Albantsweert.quot; (Booth Dag. Aant. blz. 6).

-ocr page 30-

wijk, Honswijk cnde d'andere daer omtrentquot; 9i), tusschen
Krommen Rijn en Lek. dus aan de Oostzijde. Dit is echter door

de gebeurtenissen achterhaald.

De vroedschap had onderwijl besloten, dat de kleine poorten
in den stadswal met aarde zouden worden dichtgemaakt en de
bruggen er vóór opgenomen (achter St. Marie. achter het Be-
gijnhof. aan de Oostzijde van den Plompetoren. aan de Zuidzijde
van de Wittevrouwenpoort). De brug aan de Maliebaan moest
opgenomen en die voor de Maliepoort losgemaakt. Alle schuiten
en schepen, die in de buitengrachten en den Vaartschen Ri)n
lagen zouden tot binnen in de stad varen 92).

Waarschijnlijk zijn er dien dag twee maal heeren uit de Staten
afgevaardigd naar het leger. De eerste groep, volgens Mar-
tens 93) dezelfde als die van den vorigen dag. sprak alleen s mor-
gens met Hop
C.S. in het jacht van deze deputatie 94) waarover in
het Resolutieboek niets staat. De tweede groep werd gecommit-
teerd. toen het leger al „passeerde langs en om de stad. de angels
langens. inslaende buijten Catrijnenquot; en bestond uit de heeren
van Someren. van Welland, van Zuylen. van Sandenburg, Booth
en Nellestein95). Zij hadden moeite buiten de stad te komen.
Met den Prins spraken zij in het logement, waar hij zijn intrek
genomen had. een boerderij aan de Roode Brug bij Lubbenes.
„het huys van Pelt, dichte bij de Cathuysersquot; 96). Zij vroegen
hem de stad te helpen verdedigen en te Utrecht te willen komen
„om de ontroerde borgerije in stilte te brengenquot;. Antwoord: den

9.) Booth Dag. Aant. blz. 6. In de „Gesch. Verhandelingquot; van Te^nck
wordt betoogd, hoe verstandig dit was „zijnde (dit) de vrugjaarste Landen
van het Sügt en zeer bekwaam tot voeragering, en zuUende he leger m dat
geval den krommen Rhijn tot eene gragt voor zich hebben en mt de stad van

Lt nodige kunnen voorzien worden...... Aldus het Overkwartxer van het

Stigt door het leger versterkt zijnde, en het benedenste gedeelte van het zelve
langs de Vecht, door het openen van de sluyzen aan de vaart en door het
ophouden van het water aan den Hinderdam wordende gem^deerd HoUand
tegen de afkomende Fransche magt best mogelijk zoude worden gedekt

Not. vr. 5/15 Juni 1672.nbsp;««) Verhaa van he geb. blz. 215.

94) Zie boven.nbsp;herhaal van het geb. blz. 219.

96) Booth Eteg. Aant. blz. 6.

-ocr page 31-

volgenden morgen zal door Prins en Gedeputeerden te velde
overlegd worden. Rapport hierover werd door hen uitgebracht in
de Statenvergadering van den avond van den 5/15en.

De troepen waren toen gelegerd aan de Westzijde van de
stad, langs den linkeroever van de Vecht en aan den Daalschen
dijk (nu Merwedekanaal), zonder dat men zich verwaardigd had
de stad hiervan een nadere kennisgeving te doen toekomen, zegt
de sehr, van de „Gesch. Verhandelingquot; verontwaardigd! Zij
bestonden uit 14 regimenten te paard (5000 man) en 7 te voet
3 ä 4000 man) 97). Dat men de troepen aldus aan den Holland-
schen kant legerde, is heel natuurlijk. Men had immers geen plan
Utrecht te verdedigends).

In de Staten Generaal was op 15 Juni nl. de volgende Secrete
Resolutie genomen. Het leger moest gebracht worden in de
provincie Holland en wel daar, waar het „tot den meesten dienst
van den Lande ende veijlicheijt van de hoochgemelte Provintiequot;
kon worden geposteerd. Echter slechts, indien men „naer ge-
houden communicatie met d'Heeren Staten van den Lande van
Utrechtquot; van oordeel zou zijn. dat het leger in Utrecht „met
veijlicheijt ende dienst niet soude kunnen werden geëmployeertquot;.
Voorzitter van de Staten Generaal in deze week was van Weede
van Dijckvelt. met Gijsbert van der Hoolck de Utrechtsche Ge-
deputeerden 99). Verschillende leden van de Staten Generaal
hadden dien dag brieven ontvangen uit Utrecht, waarvan eenige
in de vergadering werden voorgelezen, over den toestand in de
stad. Bekend was toen ook, dat 6 Heeren van de Staten ge- ,
committeerd waren om den Prins en het leger tegemoet te gaan
en te verzoeken op een uur afstands van de stad te blijven.
Er moest dus overlegd worden, wat verder met het leger te doen.
Op aandringen van de Gedeputeerden van Utrecht is in de des-

97)nbsp;Br. van J. de Witt blz. 3amp;7. ld. de Jonge V. en O. St. I 445.

98)nbsp;Vgl. het wegzenden der artillerie.

®9) van Sijpesteijn en de Bordes konden gebruik maken van een verant-
woording van hen, aan de Staten van Utrecht gegeven, over him gedrag
in de vergaderingen van de Staten Generaal van 15, 16 en 17 Juni 1672.

-ocr page 32-

betreffende Resolutie de clausule aangaande het overleg met de
Staten van hun provincie opgenomen loo). Naar al e waarschijn-
lijkheid kwam dus het leger naar Holland; de mogelijkheid echter
was opengelaten, om. indien de toestand in de stad Utrech
veranderde, het leger daar te laten. Het zag er echter nog met

daarnaar uit op den 15en Juni!

Den volgenden morgen, om 9 uur. gingen dezelfde afgevaar-
digden als den vorigen dag. met den Heer van Zm,lesteen x i).
naar den
Prins 102), om te vernemen hoe er nu met de müitie
gehandeld zou worden, na de deliberatie van Prins en Gedepu-
teerden te velde, en nogmaals te verzoeken
..sijn persoon m de
Stadt te vertoonen.quot; En ..tot dien eijnde vermochten mede zi,n
Ht. de Staten van Utrecht (dat hij) gehefde (hun de eere aen
te doen om smiddachs bij haer Ed. Mo. in de Plaetse Royael
n eeten te komen, 't welck sijn Ht. beleefdehjck excuseerde,
seggende nu geen tijt tot gasten te zijn; maer beloofde effen na
den eeten in de
Stadt te sullen komen, doordien den gehelen
morgen met ordres op 't leger te stellen soude moeten door-

oSertrsichen onder de gemeijnte verspreyt werdende, dat
sijn Hoocheijd dien naermiddag stond binnen te komen, begosten
de rechtsinnige borgers haer hoofden weder op te steecken ende
de qualijk geïntentioneerde de hare te laten hangen lo^)

Om een uur of drie. vier verscheen de Prins met de Gede-
puteerden te velde en de voornaamste hooge
Ld door de burgerij hartelijk toegejuicht: ..vive Ie Pnnce .

ZÏ Hoogheid was door de beide burgemeesters ontvangen
buiten de Weertpoort. De Staten wachtten hem en de Gedepu-
Le den te velde af aan de trappen van de
Statenkamer, waar een
aantal burgers verzameld was. die eveneens groote bodschap
toonden. Den Prins werd in de vergadering een rood-fluweelen

.00) Bijlage bij het ..Verhaal van het ^ f^J'Lïhtsche ridderschap.
101) Jhr. Frederik van Nassau, beschreven m u

.02) Res. St. 6/16 Juni 1672. gt;«) Verhaal van het geb. blz. 220, 221.
104) Booth Dag. Aant. blz.
7.

-ocr page 33-

(gelijk uitdrukkelijk in de St. Res. vermeld staat) armstoel aan-
geboden in het midden van de tafel der Geëligeerden. De
heeren Gedeputeerden te velde zaten tusschen de tafel der
Geëligeerden en die van Stad en Steden. Na de begroeting werd
eerst door den Prins, daarna door de burgemeesters in een
andere kamer, overleg gepleegd met den kolonel en hoplieden
van de schutterij, daartoe ontboden (kolonel: 2e burg. van der
Voort zelf). Zij werden met de „meestkrachtige motivenquot; aan-
gespoord tot het innemen van militie ter verdediging van de stad.
Een verdediging was zonder dat natuurlijk onmogelijk. Uit de
houding van de burgerij bleek nu duidelijk een verandering sinds
de komst van den Prins. Er werden echter wel „swaricheden
gemoveertquot;, volgens den Heer Martens i^s) het meest door kapi-
tein Lambert Velthuijsen loe), die verzocht eerst te mogen weten,
in geval de magistraat de militie toestond in de stad te komen,
„met en door wat middelen sijn Hooch.t de stadt soude defen-
derenquot;. Ook werd te berde gebracht, dat de stad „in geen staedt
van defensie wasquot;, hetgeen maar al te waar was. De Prins
zeide, zich daarmee niet te kunnen inlaten, alvorens vastgesteld
was óf de stad mihtie in zou nemen. Men merkte heel goed, dat
hij anders natuurlijk niet te bewegen zou zijn met het leger te
blijven. De Prins liet zich aldus uit, dat hij niet een uur veilig
was, dat het leger door 2000 dragonders „soude kunnen opge-
slagen wordenquot;.

In allerijl werd ook door de burgemeesters de vroedschap
geconvoceerd. De Ie burg. van der Dussen refereerde in deze
vergadering, dat de Prins op een prompt besluit aandrong, aan-
gezien de vijand naderde. De Heer van Beverningk had er nog
bijgevoegd, dat de provincie Holland „met alle haer cracht,
macht ende vermogen in sulcken gevalle (als de stad zich wilde
verdedigen) alle 't selve soude secunderen, ende dat men sich
daervan verseeckert conde en mochte houdenquot;nbsp;j^g vroed-

schap overwoog de bezwaren van de schutterij, maar er is toch

lOt) Verhaal van het geb. blz. 221.

1®®) Zie over hem o.a. A. C. Duker, Gisbertus Voetius, 3e deel, hoofdst. 4.
10^) Not. vr. 6/16 Jmii 1672. (De noten 108 en 109 zijn vervallen).

-ocr page 34-

eindelijk eenparig, dus ook door kolonel en hoplieden, besloten:
de stad met goet en bloet ten uijttersten te defenderen (voor
de religie en het vaderland, zegt Martens) ende tot dien eijnde
in te nemen soo veel guarnisoen ende daeronder voorall. volgens
den voorslach van Sijn Hooch.t. die ten besoldinge deser pro-
vincie staen. als met de borgers haere humeuren beter overeen-
komende. als geoordeelt soude worden daertoe noodich ende
dienstigh te wesenquot; no). Dit rapporteerden de burgemeesters bi)
hun terugkeer in de Statenvergadering, tot „groot contentement
en genoegenquot; van den Prins. Waarna de 3 Leden eenparig
mèt den Prins en de Gedeputeerden te velde besloten de stad
te verdedigen. Den volgenden morgen om 9 uur zou de militie
door den Prins in de stad gebracht worden. Zijn Hoogheid gaf
de toezegging, dat de cavallerie langs den Vaartschen Rijn en
de Vecht gekampeerd en de infanterie om de stad. achter op
te werpen verdedigingswerken, gelegd zou worden m). ^^

Dit gaf een generael contentement onder de borgerije , ver-
telt Martens 112). „Ider. buijten eenige quaedtwilhge papisten,
(was) even animeus tot defensie van de stad. en ick kan ver-
klaren. in alle dese troubulen geen vroolijcker en gerustiger
nacht gehadt te hebben als dese. En thuijs komende vondt noch
eenige grooten. die met sijn Hoocheyt in de stadt gekomen
waren...; met dewelcke samentl. noch een glas op het goedt
succes droncken. sijnde alle te samen even vroolijck ende ver-
heucht hoopende nu de stadt en provincie behouden te zijn. En
soo is sijn Hooch.t 's avonts over acht uren ii3) met alle grooten
weder na het hooftquartier aen de Roodebrugge vertrocken .

Tijdens de vergadering van dien middag nu ontving van
Beverningk de Resolutie in de Staten Generaal genomen na het
rapport van Hop c.s. In deze Resolutie (6/16 Juni) wordt aan
den Prins en de Gedeputeerden te velde opgedragen het leger

11«)nbsp;Ibid. — Br. van J. de Witt, blz. 386. 387.

111)nbsp;Deductie — van Sijp. en de B. 2e deel. blz. 11.

112)nbsp;Verhaal van het geb., blz. 222, 223.

113)nbsp;Booth Dag. Aant.: half tien.

-ocr page 35-

te brengen naar Holland „ende aldaer bijeen (te) houden ende
na geene garnisoenen versenden, ten waere de absolute neces- '
siteijt anders quam te vereysschenquot;. Wederom dus, ondanks het
ongunstige verslag van de speciale deputatie, werd een mogelijk-
heid opengehouden. Hop c.s. zouden direct naar het leger terug-
keeren. In de reeds genoemde verklaring van griffier Fagel, ter
verantwoording van de Utrechtsche Gedeputeerden in de Staten
Generaal verzocht, staat, dat er tijdens de discussies over de
Resolutie niet is gesproken over het al of niet in en om Utrecht
gekampeerd blijven van het leger; alleen of men het leger zou
scheiden of bijeenhouden en op welke plaatsen het 't best kon
worden geposteerd. De Utrechtsche Gedeputeerden hadden zelf
geen enkel bericht van hun principalen over den toestand van de
stad en dus geen reden om het nemen van dit besluit te verhin-
deren. Volgens Booth echter hebben van der Hoolck en de Raad-
pensionaris hooge woorden gehad, „tot hees wordens toequot;, over
het patent, meegenomen door Hop c.s. om het leger te verplaatsen
uaar Holland. Van Weede van Dijckvelt, als voorzitter, heeft in-
tusschen dit besluit geteekend. Men veronderstelde zelfs, dat het
leger reeds van Utrecht was vertrokken. Het was dus absoluut
niet de bedoeling de Resolutie van den vorigen dag met deze te
vernietigen. De voorwaarde van de Resolutie van den 15en n.1. ^
dat het leger te Utrecht niet nuttig kon worden gebruikt, had zich
verwezenlijkt, dacht men, en overlegde daarover niet meerU^).
Ook van Bevemingk begreep het zoo en hij wilde, ondanks het
besluit van den 16en, zich wel houden aan de Resolutie van den
15en. De brief, dien hij schreef aan de Staten van Holland
tijdens en na de vergadering van de Staten van Utrecht op
16 Juni luidt immers n^):

„Wat veranderinge sedert (het terugtrekken van den IJsel) ontrent de militie
voorgevallen was, hebbe van daer (Zutfen) ende daema in haest uijt
Rhenen geadviseert, ende in wat staet dese stad gevonden is, sullen de
heren Hop ende andere haer Ho. Mo. Gedep.den hebben gerefereert. Desen
gehelen dach hebben wij met Gedep.den van de Provintie van Utrecht ge-

Bijlage bij het „Verhaal van het geb.quot;, blz. 290, 291.
quot;5) de Jonge, V. en O. St. II 470 en Verhaal van het geb., blz. 255.

-ocr page 36-

besoiqncert over hare securiteijt. ende sijn op 't versoeck van de selve
trroordich in de Statencamer. sijnde wij ende bijsonder den Heere Pnnce
van Orange met groote acclamatie ontfangen. Wat den uijtslach dae^^
r sal. hLpe ick met een woort hieronder aen te trecken ende onse deh-
bltiën moeten ten eenen ofte ten anderen
daerna gencht werden. In ca
Tse stadt garnisoen wil innemen ende haer mannelijck houden, soo xs de
meeninqe hL langs de Vaert ende Vecht gecampeert te bhjven, ende den
Xt af te Ichten met hoope van eenigen
tijt dese post te sullen mamteneren.
Zrel Lt. moeten wij met hem opbreecken. -de sal - soo vee, sorge

draaen als mij eenichsins mogelijck sal sijn...... So als ik desen soude

Ïnd gen ontflngen wij haer Ho. Mo. naedere resolutie, genomen op het
de heren Hop. Seventer en Slingerlant. waerna ons sullen regu-
eererinTas den uijtslach hier zij. gelijck wij vreesen; maer mdien het oock
anTs ware. en de e stadt haer cordatelijck soude dragen, vertrouwe xck.
^fhaer Ho Mo. intentie is. dat wij die dan niet abandonneren als m meerder
foot P S. Nae veele debatten en contestatiën hebben die van de Re-
g:ringequot;'van de stad haer verklaert ten lesten, dat sij goet ende bloet ten
uijttersten tot haer defensie sullen opsetten.

Booth vertelt nog , dat van Beverningk aan zijn vader had
verklaard: „Mijnheer Booth, ik betuig u in t partKuher HolM
sal u niet verlatenquot;. Jammer, da. hij in den nacht van 16/17 Turn

naar den Haag vertrok.nbsp;. ,, ■ j j„„

Na de ontvangst van de Resolutie van den 16en dus door
Prins en Gedeputeerden te velde met de Stalen van Utrecht de
afspraak
gemaakt, aangaande het brengen van ^enbsp;quot; de

stadl Van de ontvangen Resolutie is toen geen melding gemaakt.
De Staten van Utrecht hebben er pas kennis van S^reg-
17 luni waarover later nog. Maar wat is er gebeurd, wat is ^
Iveriegd in het leger, nadat de Prins en ^e Gedeputeerden te
velde l den avond van den 16en Juni teruggekeerd waren? Men
kan er. de gebeurtenissen van den 17en Juni overziende, naar

Op dien dag beginnen de vreemde dingen. Allereerst keken de
Utrechtsche burgers in den morgen van den 17en tevergeefs u,
naar de troepen Er stonden al vroeg menschen op de wallen u.
te zien, maar geen trommels of trompetten waren te hooren. Alles

110) Dag. Aant. blz. 8.

-ocr page 37-

bleef stil. De stadspoorten stonden „vierkant openquot;. Tot om
10 uur Zijn Hoogheid weer de stad inreed. Om half elf ver-
scheen de Prins in de vergadering van de Staten, alleen vergezeld
van den Gedeputeerden te velde Ripperda tho Beurse. Hij begon
met te vragen of de heeren nog bleven bij hun besluit van den
vorigen dag, waarop geantwoord werd, dat zij in hun bedoeling
nog waren gesterkt door den moed en goeden wil, door de
burgers betoond. Vervolgens maakte de Prins bekend, dat men,
voordat de troepen zouden kunnen binnenkomen, eerst de be-
muurde Weert en de vier voorsteden moest doen afbranden en
wel terstond. Dit gaf een groote ontsteltenis! In de eerste plaats
zou de heele stad gevaar loopen, als men de Weert in brand
stak. Er waren bakkerijen, grutterijen, lijnbanen en oliemolens;
felbrandende materialen allemaal. De brand zou niet te blusschen
zijn. Vervolgens was het toch wel hard. terwijl de compagnie
van de bewoners van de Weert aan den IJsel was. hun huizen
in de asch te leggen. In de derde plaats waren de huizen daar
oud. sterk en van steen; de muren zouden blijven staan en de
ruïnes even bezwaarlijk zijn als de huizen zelfn^). De Prins
antwoordde hierop: „gij moest het ook noch selfs doen ende dat
voor 2 uren te nanoenquot; n»). De heeren van de stad zeiden, dit
voorstel toch eerst te moeten meedeelen aan hun principalen.
De Prins verklaarde toen. over de bezwaren te willen overleggen
met de Gedeputeerden te velde en de hooge officieren. Na den
maaltijd zou hij in de vergadering terugkeeren. Dit is niet ge-
beurd.

Men had in den loop van den morgen het water van den Lek
gepeild. Er was ongeveer vier voet water, waarmee, als de IJsel
was gestopt, een groot gedeelte van de Oostzijde van de stad
kon geïnundeerd worden in 24 uur. De Heer Martens en de
secretaris van de stad, Nieuwstad. maakten dit in het kwartier
van Zijn. Hoogheid bekend aan van Zuijlensteijn, van Schonau-
wen en van Albrantsweert. Deze vonden, dat men dat al eerder
had moeten doen. Martens en Nieuwstad vroegen ook of men

Verhaal van het geb. blz. 223, 224.nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 9.

-ocr page 38-

in plaats van het afbranden der voorsteden niet door burgers
èn soldaten rondom de stad een aantal huizen kon doen af-
breken, zoodat men een plein kreeg, zoo ver als met musketten
verdedigd kon worden. Een militaire executie was ook beter
dan een van de regeering der stad „die noch genoech den
haedt van de borgerije op den hals
hebbenquot; n«). Tot Booth
zeide iemand „dat indien de voorsteden in brand wierden
qesteken. de voorsteders door andere hier in de stad souden
werden geholpen ende vaders (Dr. Cornelis Booth) ende andere
heeren haer huijsen mede in brand gestokenquot; i^o). Men was nog
bang voor het volk en waarschijnlijk wel met reden. Uit de Not.
vr 121) blijkt, dat over deze inundatie reeds den vorigen dag m
de vergadering van de Staten gesproken was. De vroedschap
keurde het goed. Aangaande het in brand steken van de Weert
en de vier andere voorsteden, komen in de vergadering van de
vroedschap dezelfde argumenten naar voren als in de Statenver-
gadering: de huizen in de Weert zijn hecht, zoodat de muren
ongetwijfeld zullen blijven staan, waardoor de ruïne voor niets
zal zijn; de menschen zullen gebracht worden tot „desperatie
ende tot desperate actiënquot;; en juist de manschappen van de
Weert en de voorsteden zijn weggezonden; de heele stad loopt
gevaar bij den brand. De burgemeesters en gecommitteerden ter
beschrijving worden dan ook gelast in de Statenvergadering „de
saken daertoe te helpen dirigeren, dat desen aengaende eenich
temperament of andere middelen souden mogen worden voor-

geslagenquot;.nbsp;, ,

Om de inundatie uit te voeren werden eenige leden van

de vroedschap gecommitteerd „om de sluysen aen de Vaert
(Vreeswijk) te openen, in den IJsel een dam te smijten t verlaet
in Jutphaes mede met alle de vordere huelen in de Vaertsche
Rijn te stoppen en vorder in de nieuwe griften van de uijtlegginge

der stadt dammen te leggenquot; 122).

Hiervan is direct bericht gezonden naar het kwartier van den

119)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 224, 225.

120)nbsp;Dag. Aant. blz. 9 noot.nbsp;7/17 Juni 1672.

122) Verhaal van het geb. blz. 225.

-ocr page 39-

Prins, n.1. door den secretaris van de Staten, van de Poll. te
paard. Toen deze bij den Prins was toegelaten, werd hem mee-
gedeeld, dat zooeven de speciale Gedeputeerden, Hop, van Slin-
gelandt en van Sevender uit den Haag waren teruggekeerd en
een besluit hadden meegebracht van 6/16 Juni, waarbij het leger
gelast werd naar Holland te trekken. De secretaris betoogde,
dat die Resolutie genomen moest zijn in de veronderstelling, dat
Utrecht onwillig was militie in te nemen. Waarop de Prins, na
overleg met de Gedeputeerden te velde zeide, dat, als Hop en
de beide anderen, die in hun jacht waren bij de Catharijnepoort,
oordeelden, dat de Resolutie buiten werking kon gesteld worden,
de troepen konden blijven, of, zooals de Deductie het uitdrukt:
„ingeval de voorverhaalde hare Ho. Mo. gecommitteerdens tot
't geven van sodanige elucidatie, interpretatie ofte surcheantie in
reguard van de voorsz. haar Ho. Mo. resolutie konden werden
gedisponeert.quot;

De Staten committeerden, na dit vernomen te hebben, wederom
de leden van Someren, van Welland, van Zuylen, van Sanden-
burg, Booth en Nellestein naar den Prins en naar Hop c.s.
Waar zij het eerst naar toe gegaan zijn, valt niet uit te maken,
aangezien de berichten elkaar tegenspreken. Volgens de Deductie
bezochten zij eerst Hop c.s. „uyt vreese deselve mochten ver-
trekken.quot; Zij zetten uiteen, dat voor de veronderstelling, waarin
de Resolutie was genomen, geen reden meer bestond, aangezien
de burgerij tot rust was gebracht en moed had gevat door de
komst van den Prins van Oranje en men besloten had de stad
te verdedigen. Bovendien behoorden getrouwe bondgenooten niet
zoo plotseling in den steek gelaten te worden. Hop en de anderen ^
waren echter tot niets anders te bewegen dan een woord van
beklag. De Utrechtsche heeren zeiden daarop, dat zij wel be-
speurden, dat het de bedoeling was 's lands militie te gebruiken
om alleen Holland te verdedigen. Zij zouden zich genoodzaakt
zien maatregelen te nemen om de totale ruïne van stad en
provincie te voorkomen! Volgens
Martens 123) gingen de ge-
committeerden van de Staten eerst naar den Prins en spraken

123) Verhaal van het geb. blz. 226.

-ocr page 40-

later met Hop, van Slingelandt en van Sevender. toen dezen in
het leger waren gekomen. De Prins vertoonde de Resolutie aan
van Someren en zeide: „Uw eigen afgevaardigde heeft haar
onderteekend, E. de Weede.quot; Hij wilde met het leger blijven,
tot nadere tijding uit den Haag zou komen. Hop en de beide
andere Gedeput. van de St. Gener. wilden van het opschorten
van de Resolutie echter niets weten. De Utrechtsche afgevaar-
. digden verzochten, tenminste de militie ter repartitie van de pro-
vincie in de stad te zenden (regimenten van Ginkel, Langerak,
Aquila en Golsteijn) en daar te laten blijven, opdat zij daarmee
de stad konden verdedigen. Men hoorde immers, dat de vijand
in weinig uren voor de stad kon wezen. Dit werd door de Gede-
puteerden te velde (Ripperda, van Goevorden en Gockinga) en
den Prins ook afgeslagen.

Toen dit alles bekend werd, vluchtten nog dienzelfden avond
de meeste heeren van de Geëligeerden en de ridderschap naar
Holland, nl. uit het Ie Lid: Ruijsch, Schonauwen, Nijpoort, Wel-
land, Rossum; omdat Dijckvelt van den Haag uit als gezant naar
Engeland ging en Schadé Gedeputeerde te velde was, bestond
het Ie Lid in de volgende dagen alleen uit van Someren. Uit het
2e Lid vluchtten: Mijnden (Lijnden), Asbergen, Berckesteijn,
Zuylen, van der Aa, Wulven; Zuijlesteijn diende in het leger en
Amerongen was gezant in Brandenburg. Van de ridderschap
bleef dus alleen van Sandenburg. Uit de vroedschap verlieten
slechts vijf van de veertig leden de stad. Jacob Liefting had zich
3/13 Juni met een ..roer met ettelijcke kogelsquot; doodgeschoten,
uit wanhoop, meende men. Verder waren afwezig: van der
Hoolck, in den Haag, Johan Ram als drost aan de Vaart, Strick
in den Raad van
State 124). Dg meeste heeren kwamen na ver-
loop van tijd weer terug, maar het vluchten veroorzaakte een
groote consternatie onder de burgers.

In den vroegen ochtend van Zaterdag 18 Juni brak het leger
op. De Prins en de Gedeputeerden te velde en Hop c.s. hebben
dus met de Staten van Utrecht overlegd volgens de Resolutie

124) Verhaal van het geb. blz. 228.

-ocr page 41-

van 5/15 Juni en kunnen hooren, hoe de regeering van stad en
provincie op verdediging aandrong. Zij hebben de verandering
in de gemoedsgesteldheid van de Utrechtsche burgerij kunnen
constateeren, maar zij hebben toch het leger weggevoerd en
daarmee den schijn van verraad gewekt.

Een verklaring van de gebeurtenissen van den 17en Juni geeft
de veronderstelling, dat op den avond van den 16en in het leger
verschil van meening is geweest over de Resolutie van H.H, Mog.
van dien dag 125). Volgens het door van Sijpesteijn en de Bordes
gebruikte „Beverningk Raportquot; waren de Prins en van Bever-
ningk voor het verdedigen, de andere Gedeputeerden te velde
voor het verlaten van de stad. Van Beverningk liet zich in een
brief aan Johan de Witt op 8 Juni reeds uit: „Het leijt soo bij mij,
dat men met een groot gedeelte van de ruijterie soude moeten
affsacken nae de quartieren van Utrecht, om sooveel tegenweer
daermede te doen als mogelijck ende tijt hebben, om sich aldaer
wat in postuer te stellen......quot; 126). Men heeft de beslissing, on-
danks den ommekeer, waarschijnlijk uitgesteld tot de komst van
Hop c.s. Vandaar, dat de Prins den 17en, alleen vergezeld van één
Gedeputeerde te velde, in de Statenvergadering verscheen. Een
beshssing was zóó niet te nemen. Vandaar, dat hij eerst vroeg
of men bleef bij het genomen besluit. Als het antwoord „neenquot;
had geluid, of bezwaren waren geopperd, was de opmerkelijk
onredelijke eisch van het afbranden der voorsteden niet noodig
geweest. Onredelijk, omdat men. aangenomen dat de eisch ge-
meend was, hiervan den vorigen dag, toen er uitvoerig over de
verdediging is beraadslaagd, had moeten spreken. Het was te
voorzien, dat dit plan door den Utrechtschen magistraat niet
voetstoots zou worden goedgekeurd. Men verkreeg dan ook het
verlangde uitstel; Hop c.s, kwamen in den middag van den 17en
terug. Hen treft de verantwoording voor het verlaten der stad,
zonder garnizoen achter te laten, zooals bij de IJselvestingen
was gebeurd (13000 man). Zij vertegenwoordigden de hoogste

125)nbsp;van Sijp. en de B. 2e deel blz. 14.

126)nbsp;Br. aan J. de Witt blz. 650. de Jonge V. en O. St. II 426.

-ocr page 42-

macht in de Republiek op dat oogenblik. Het doordrijven van
de Resolutie toont, dat zij echter voor het speciaal belang van
Holland alleen opkwamen. Er kan nu gezegd worden, dat het
tenslotte het beste nog maar is geweest, het leger achter de
Hollandsche waterhnie te brengen, maar dat neemt den onaan-
genamen indruk niet weg van het optreden van Hop c.s. Het is
trouwens slechts een toeval, dat de Franschen niet in het hart
van Holland zijn doorgedrongen, vóór de waterlinie gereed was.
Wanneer de vijand vlugger was opgetrokken, zou het misschien
een voordeel geweest zijn, indien de stad Utrecht was verdedigd
geworden door het leger, of als er tenminste garnizoen ge-
laten was.

En dringt zich niet het vermoeden op, dat ook afgunst op
den invloed van Oranje niet vreemd is geweest aan het drijven
van Hop? 127) Dg deputatie van Hop had levensgevaar geloopen
in Utrecht, de Prins was met gejuich ontvangen, de stemming
sinds zijn komst volmaakt gekeerd. En de Prins was toen voor
de regenten nog niet de hoogste autoriteit. De Oranjegezinde
volkswil laat zich pas 14 dagen later gelden 128),
' Het is te begrijpen, dat Oranje de stad Utrecht wel wilde ver-
dedigen 129). Het was daar de eerste manifestatie van zijn groeien-
den invloed. Hij had wellicht met behulp van inundatie iets kun-
nen bereiken met de stad en besefte waarschijnlijk ook heel goed,
wat de Franschen van Utrecht, eenmaal in hun bezit, zouden
maken als strategischen factor. Men kan zich indenken, dat de
wijze, waarop hij moest optreden in de Statenvergadering van
den 17en 's morgens, hem bijzonder onaangenaam is geweest.
Het feit, dat hij tenslotte toch geen garnizoen wilde achterlaten,
is volkomen in overeenstemming met zijn zeer reëel karakter. Niet
verdedigen van de stad, goed, als 't niet anders is. Maar dan
geen troepen uit gevoel van medelijden of wat ook, achterlaten.

i^'^) Booth Dag. Aant. blz. 10: Hop: „het is gearresteert, het moettcr nu
mede voortquot;.

128) Verheffing van den Prins tot stadhouder van Zeeland, 2 Juli, van
Holland, 4 Juli, tot kap. en adm. gen. 8 Juli 1672.
120) Vgl. zijn uitlatingen in den middag van den 17en.

-ocr page 43-

Het leger was al klein genoeg en hij concentreerde zijn aandacht
verder alleen op de volgende taak: de Hollandsche waterlinie. En
Utrecht deed het verstandigste, wat er gedaan kon worden, ook
zeer reëel!, en zond op 18 Juni boden uit om sauvegarde te ver-
zoeken aan Lodewijk XIV, gelijk zoovele steden reeds gedaan
hadden.

Maar de gebeurtenissen rondom Utrecht hebben nog een
naspel, dat echter niets meer aan de zaken veranderde. In de
vergadering van de Staten Generaal van 17 Juni heeft de Raad-
pensionaris den brief van van Bevemingk (hiervóór, blz. 23)
voorgelezen. „Waerop gedelibereert sijnde, is goedtgevonden
ende verstaen, dat de Heeren haer Hog. Mog. Gedeputeerden
ende Gevolmachtigden te velde sal worden aengeschreven, dat
haer Ho. Mo. de voors. saecke hebben aengesien als een werck
vol bekommeringe, latende nochtans aen de absolute dispositie
van de gemelte Heeren Gedeputeerden te velde, om naer inge-
nomen advis van den Heere Prince van Orange als Capiteyn
Generael over de legers van den Staet voor de tegenwoordige
expeditie, daerontrent te doen ofte te laten tgunt deselve, na de
incomende condschappen van de beweginge ende 't voornemen
van den vijant of anders naer gelegentheijt van saecken aldaer,
ende andersints ten meesten dienste van den Staett, sullen bevin-
den te hooren.quot; Dus werd nu ten derde male een mogelijkheid
om Utrecht te verdedigen opengehouden. Ook deze Resolutie,
geteekend E. de Weede, heeft de Utrechtsche regeering niet
bereikt. De Utrechtsche Gedeputeerden hadden graag gezien,
dat het besluit „in claerder ende ampelder termenquot; was gesteld.
Maar konden dit niet gedaan krijgen, omdat in den brief van
van Bevemingk niet pertinent stond uitgedrukt, dat de burgerij
mede toestemming had gegeven tot het innemen van militie en
omdat ook in dat geval het volk wel weer van meening kon ver-
anderen. Bovendien vond men het onnoodig, daar van Bever-
ningk had geschreven, dat men, als de stad zich kordaat gedroeg,
deze niet zou verlaten i30). De Resolutie kwam vermoedelijk in

180) Bijlage bij het „Verhaal van het geb.quot; blz. 291.

-ocr page 44-

het leger, toen dit reeds opgebroken was, maar men had het
gemakkelijk kunnen laten terug gaan, als men gewild hadi^i).
Men had ook kunnen wachten, tot er antwoord was op den brief
van van Beverningk, dat elk oogenblik kon komen. Het staat
niet vast óf de Resolutie het leger bereikt heeft.

Het zoekraken van het afschrift van de Resolutie van 16 Juni,
voor de Staten van Utrecht bestemd, indien er tenminste een
afschrift is gestuurd 132), het niet terecht komen van diverse
afschriften van de Resolutie van 17 Juni, heeft veel bevreemding
gewekt. Hebben zich nog meer krachten doen gelden als alleen
de beweegredenen van de Gedeputeerden te velde behalve van
Beverningk, en van Hop c.s.? Waarom is de Resolutie van 16 Juni
zoo snel verzonden, dat deze nog denzelfden avond in Utrecht
was, waarom is die van 17 Juni 133) pas 's nachts om half twee
verstuurd? Dit laatste blijkt uit twee verklaringen, door de
Utrechtsche Gedeputeerden ter Generaliteit overgelegd aan hun
committenten 134),

„Den Postmeester van der Horst, is op huijden afgesonden met twee
missiven van Haar Hoog Mog. adresserende aan de Heeren haer Hoog Mog.
extraordinaris Gedeputeerden en Gevolmagtigden te velde binnen Utrecht,
mitsgaders aan Zijn Hoogheid, ende nog twee particuliere aan de Staten
's Lands van Utregt ende een aan den Heer Borgem. Booth, in den Hage
den 18 Juny over middemagt ten half twee uren 1672.

(get.) J. SPONSEN.

C. G. CUNES.quot;

„Hermen mijn postillon verklaart dat de brieven daar ik onderget. hem
mede heb afgesonden op den 18 Juny 's nagts ten half twee uren houdende
de adresse aan de heeren Gedeput. te Velde, en aan Sijn Hoogheid, alsmede
een paquet aan de heeren Staten 's lands van Utregt, ende een aan den
borgem. Booth tot Utregt te hebben behandigd aan de postillon van Utregt,
zijnde de postillon van den postmeester Schagen.

(get.) J. VAN DER HORST,
Postmeester.quot;

131)nbsp;van Sijp. en de B. 2e deel blz. 16.

132)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 209.

13S) Volgens het „Verhaal van het geb.quot; blz. 209 en 226 reeds 's morgens
vroeg genomen! ld. noot in Extracten enz. Knuttel 11675.
134) van Sijp. en de B. 2e deel blz. 16 noot.

-ocr page 45-

Bij den postillon van den Utrechtschen postmeester Schagen,
te Bodegraven, stokt het dus. Maar omgekeerd verklaarde de
Utrechtsche postbode aan Dr. Cornelis Booth, dat hij alle brieven,
die aangekomen waren, besteld had. dus dat het in den Haag
moest haperen of
elders 135). Vier afschriften zouden er ge-
maakt zijn, één voor den Prins, één voor de Gedeputeerden te
velde, één voor de Staten van Utrecht, terwijl van der Hoolck
nog een copie aan Dr. Cornehs Booth stuurde. Wat er met de
eerste twee gebeurd is, of ze aangekomen zijn of niet, kan niet
nagegaan worden. Het exemplaar voor de Staten werd eerst
Woensdag 22 Juni overhandigd 136). Dr, Booth heeft zijn copie
nooit
ontvangen 137). Waarom is de gewichtige Resolutie niet
met een expresse-bode verzonden, vraagt de sehr, van de „Dag.
Aant.quot; zich af. „De Heer geve, dat de geheele schelmerije noch
eens mach voor den dach komenquot; i38). En Martens vertelt, dat
de Heer van Weede van Dijckvelt daarover „grootelijcks gesus-
pecteert
Wierdequot; 139).

Gezien de bovenstaande verklaringen is deze verdenking on-
gegrond. Zij komen bijna geheel overeen met wat van der Hoolck
10/20 Juni uit den Haag aan de Staten van Utrecht schreef in
den brief, die 11/21 Juni in de vergadering werd gelezen, nl. dat
de Resolutie van den 17en „aenstontsquot; toegezonden was. Bijna
geheel, want „aenstontsquot; was het niet gebeurd, aangenomen, dat
het juist is, dat de Resolutie 's morgens is genomen. Maar dat
staat niet vast. aangezien dat alleen gevonden wordt in het
„Verhaal van het gebeurdequot;, waarvan de sehr, in Utrecht was
in deze dagen, en in de in 1679 uitgegeven Extracten. In een

135)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 11.

136)nbsp;Volgens „Extracten enz.quot; hebben de Staten alleen kennis gekregen van
deze Resolutie door een brief van van der Hoolck 11/21 Juni ontvangen,
waarbij deze „wederquot; ingesloten was.

137)nbsp;Volgens het „Verhaal van het geb.quot; blz. 226 waren van de 4 afschriften
er 1 bestemd voor den Prins en Gedeputeerden te velde, 1 voor de Staten,
1 voor de burgemeesters en 1 voor Dr. Booth.

138)nbsp;blz. 11. 13») Verhaal van het geb. blz. 227.

-ocr page 46-

brief van 11/21 Juni aan Dr. Booth spreekt van der Hoolck alleen
van een „missive van den selven datum (7/17), met dewelcke ick
overgesonden hebbe seeckere resolutie van den selvenquot;, dus niet
van „aenstontsquot; 140), De Gedeputeerden ter Generaliteit van
wege Utrecht hebben verteld, in deze dagen twee of drie maal
daags te hebben geschreven aan hun principalen, welke brieven
ook niet zijn terecht gekomen. De Staten van Utrecht hebben,
wat de houding van de Gedeputeerden betreft, geheel genoegen
genomen met het rapport, uitgebracht in de vergadering van
10/20 Juli 1672 over het gebeurde in de Staten Generaal op 4/14,
5/15, 6/16, 7/17 Juni door Dijckvelt (na „de lecture van voor-
schreven resolutiën, missiven en verklaringen geïnformeert
zijndequot;, volkomen „contentementquot; genomen). Men kan gevoeg-
lijk aannemen, dat het in den Haag wel in orde is geweest, maar
tusschen den Haag en Utrecht......?

Temminck i4i) beantwoordt de vraag, waarom de Staten van
Utrecht geen kennis kregen van de Resolutie van den 16en aldus,
dat de Gedeputeerden van wege Utrecht ter Generaliteit mis-
schien meenden, dat Zijn Hoogheid en de Gedeputeerden te
velde het wel zouden vertellen. Maar, de heeren hebben alle
dagen geschreven! Dus weer een kwestie van niet bestellen?
Dan doet zich nog de vraag voor: waaróm Zijn Hoogheid en de
Gedeputeerden te velde het niet op den 16en in de vergadering
van de Staten van Utrecht verteld hebben? Dat kan beantwoord
worden in het kader van de verondersteUing, dat er in den avond
van den 16en krijgsraad is geweest. Men wilde liefst eerst over-
leggen. vóór de Staten hierin te kennen. Maar wisten de Prins
en de Gedeputeerden te velde soms, dat de Staten van Utrecht
zelf geen kennis zouden krijgen van de Resolutie? Het is, jammer
genoeg, onmogelijk uit te maken, wat er aan de postbestellingen
tusschen den Haag en Utrecht al of niet met opzet heeft geha-
perd; vast staat alleen, dat er iets niet in orde geweest is. En of
dit verband houdt met het niet willen verdedigen van Utrecht
van de Gedeputeerden te velde en van de deputatie-Hop, is ook

14«) Kr. H.G. He jrg. blz. 120 (1858). i^^) Gesch. Verhandeling, blz. 29.

-ocr page 47-

niet vast te stellen. De Staten Generaal oordeelden wel het ver-
dedigen van de stad „een werck vol bekommeringequot;, maar het is
toch niet aan te nemen, dat men de eigen besluiten heeft-willen
saboteeren. In elk geval is het goed te begrijpen, dat Utrecht
zich door dit alles verraden heeft gevoeld door zijn bondgenooten,
temeer, waar de feiten al spoedig nog anders werden verteld dan
zij werkelijk gebeurd waren.

Reeds in een brief van 20 Juni 1672 van de Witt aan zijn
broer Cornelis 142) leest men, dat de poorten van Utrecht eenige
dagen lang voor de persoon van den Prins waren gesloten ge-
houden. Voor den Prins zijn de poorten niet gesloten en zeker
geen dagen lang. Vervolgens, dat de reden van het wegtrekken
van het leger was: het niet resolveeren tot het afbreken van de
voorsteden. Men zou hoogstens kunnen zeggen, het niet dirèct
resolveeren, maar dan is het nog niet juist, want dat was de
reden niet. Bovendien was de eisch niet afbreken, maar afbran-
den. Afbreken bood de stad aan. zooals men heeft gezien. Deze
brief is een voorbeeld van de verkeerde voorstelling van zaken,
die zich direct vastzette. „Ende men de magistraet niet en hadde
konnen bewegen, de voorsteden af te breken, om de Stadt te
behoudenquot;, zegt het „Getrouw
Advysquot; 143). „De ontroerde
Leeuwquot; 144) bericht: „Sijn Hoogheyt versocht daer binnen te
mogen trecken, praesenteerde de Stad te defenderen, zoo sij
wilden die laten fortificeeren na behooren, en 't geen in de weegh
was,
afbreken, 't welck die van Utregt weigerden, begeerende 't
Leger buyten sou gecampeert werden, also sij voorwenden 't selve
te schadelijck sou sijn voor de burgerye, die oock met geen inquar-
tieringe souden willen beswaert sijn 145)^ doch eijndeling
wievd
geaccordeert,
dat daer binnen souden komen de 2 146) regimen-
ten, staende op de repartitie van Uytrecht. Maar de
Staten van
Holland
oordeelden, dat men op dese wijse die Post, indien ge-
attaqueert wierd, niet sou konnen houwen, is geresolveert, Hol-

142)nbsp;Br. van J. de Witt, blz. 387. de Jonge V. en O. St. II 426.

143)nbsp;blz. 25. 1^4) Ie deel blz. 22.

145) Hiervan is geen sprake geweest.nbsp;4.

-ocr page 48-

landt te bewaren, door 't besetten van de passen, waertoe het

leger den 17 dito is opgebroken...... Op deze aftocht van ons

Leger, van voor Uytrecht. schuyven sij de verdoemelijcke over-
gifte van hun stadt. wijtende alsoo een ander het gevolg van hun
eijgen trouweloosheyt.quot; Sehr, maakt het
verderop 1^7) nog
mooier, als hij de „trouweloosheytquot; van Utrecht de oorzaak
noemt van ..hun eijgen en onser
aller verderfquot;. De stad had zich
volgens hem toch moeten verdedigen. Door Utrecht gaf zich
Overijsel over en Friesland en Holland bijna! Zijn betoog zit vol
onjuistheden, waarop het de moeite niet loont nog verder in
te gaan.

..Het ontroerde Nederlandtquot; 148) geeft een uittreksel uit de
Deductie, maar voegt er nog „eenige omstandighedenquot; bij i49).
Volgens dezen sehr, vaardigden de Prins en de Gedeputeerden
te velde de heeren Hop, van Slingelandt en van Sevender af
naar den Haag! Het verlaten van de stad is veroorzaakt door de
..onwilligheyt van 't prompt of spoedigh
afbreken of afbranden
van hare voorsteden, zonder welke men die stadt (konnende
door
geen omvloeying
van water als andere Hollandtse steden ge-
sterkt worden tegen zoo een machtigh leger) niet hadde können
verdedigenquot; 150). Toch had Utrecht, op dezelfde bladzij een
zwakke stad genoemd, zich niet mogen overgeven! ..En noch
meenen deze Uyterse muytemakers. dat zij in cas van weder-
herwinning of overgift door vredes of andere tractaten weder als
bondtgenooten bij den Staat en niet als overwonnen of over-
heert. zouden werden aangenomenquot; isi). Ja. ja. maar van Utrecht
is zoóiets te wachten: ..Utrecht is al over lange tijden geweest
een broeinest van veillige en quaataerdige Lichtmissen, slam-
pampers en schrapers (de goede uytgezondert). gewoon op de
kerkelijke en geestelijke goederen een dronken, wellustigh en

vadzig leven te leyden......quot;. Wicquefort geeft in zijn Mémoires.

tenminste in het ééne handschrift, de voorstelling, dat de stad.
ondanks het aanbod van den Prins om te blijven, mits de voor-

14T) blz. 23.

148) Ie deel blz. 255. 1«) blz. 269.nbsp;blz. 270.

151) blz. 272.

-ocr page 49-

steden werden afgebrand, weigerde de troepen van haar bond-
genooten in te nemen. Het andere handschrift is veel uitvoeriger
en misschien daardoor juister. Maar voor de opmerking dat
quelques uns du magistraf' de burgerij hadden overtuigd dat
een leger ontbloot van al het noodige. meer kwaad dan goed zou
doen en de stad niet den minsten weerstand kon bieden, is geen
bewijs geleverd is^). Fout is. dat het le en 2e Lid van de Staten
toestemming gaf tot het verbranden der voorsteden, terwijl de
stad weigerde. En dan:
„eest pourquoi le Prince...... trouva

bon de retourner a son quartierquot;.

Uit het bovenstaande blijkt wel. dat Utrecht reden had om
haar houding te verdedigen. Reeds in 1673 verscheen de De-
ductie. Volgens de Res. St. 5/15 December 1672. in welke ver-
qaderinq de Deductie besproken werd. was deze opgesteld door
Lnige heeren gecommitteerden volgens Res. 11/21 Juni Op dien
datum blijkt daarvan echter niets in het Resolutieboek der Staten
van Utrecht. Wie die gecommitteerden zijn. vindt men in een
aanteekening bij het ..Verhaal van het gebeurdequot; nl. Dijckvelt.
Schade (die de Deductie onderteekende). Hamel. Velthuijsen.
Jan Louis Godin van Maersenbroeck en Servaes 153). Het ge-
schrift is in de bijlagen van 5/15 December aanwezig in hand-
schrift 154). Er is op dien dag besloten het te bewaren om ter
gelegener tijd aan H.H. Mog. te zenden. De vroedschap had
het
geschrift goedgekeurd op 20/30 November.

In 1784 verscheen: „Historiesch Verhael van de onwettige Be-
handeling de Provintie en Stad van Utrecht aangedaan in de
• aren 1672 73 en 74quot;. De sehr., M. d'Yvoy van Mijdrecht, legt
alle gebeurtenissen anti-Oranje uit. Het verraad van Montbas
b V bij den overtocht van de Franschen over den Rijn is volgens
hem van hoogerhand bevolen. De Prins had geen andere bedoe-
ling dan het leger te laten uitrusten bij Utrecht 155). Hij meent,
dat men den I5en „in het Leger reeds verwittigt (was) van de
Resolutie, die den 16en stond genomen te worden en daarom het

152)nbsp;blz. 199, 200.

153)nbsp;blz. 209.nbsp;R-A.U. No. 233. i®®) blz. 19.

-ocr page 50-

leger kampeerde aan de Westzijde van de stad Utrecht ise). Dat
is het eerste argument voor zijn uitspraak aangaande de bedoe-
ling van den Prins. Het is echter onjuist, zooals uit het verhaal
der gebeurtenissen blijkt. Het leger kampeerde aan dezen kant
van de stad. omdat men geen plan had Utrecht te verdedigen,
hetgeen op den 15en in de gegeven omstandigheden heel natuur-
lijk was. Over het „plundergeruchtquot;, zijn tweede argument, is
reeds gesproken. Het feit. dat den 15en de artillerie werd ver-
stuurd en dat de Prins pas den 16en in de vergadering van de
Staten van Utrecht kwam, zijn de volgende argumenten. Deze
feiten en nog andere, die de sehr, aanhaalt, zijn echter volkomen
te verklaren uit den gang van zaken. Sehr, merkt nog op, dat het
afbranden van de voorsteden op den 17en terstond moest ge-
schieden, maar de Prins ging eerst eten! Was het geen „absolute
necessiteytquot; Utrecht te verdedigen, vraagt sehr, vervolgens. En
mogen aan een provincie de regimenten geweigerd worden, die
ter harer bezoldiging staan?
ist) Op de eerste vraag is. evenals
sehr, doet, met „jaquot; te antwoorden, op de tweede vraag echter
niet, zooals hij meent, met ,,neenquot;. Men had in Utrecht garnizoen
moeten laten, niet, omdat er eenige regimenten ter harer repar-
titie stonden — en die dan ook voor het garnizoen gebruiken —.
maar omdat de IJselvestingen het ook gekregen hadden. Dat
Hop c.s. op 17 Juni geen garnizoen te Utrecht wilden achter-
laten. omdat zij dien middag het verkeerde van deze tactiek in-
zagen, blijkt nergens, al was het natuurlijk beter geweest, indien
de Prins had kunnen bewerken, dat er in de steden aan den IJsel
geen troepen waren achtergelaten. Sehr, gebruikt voor het begin
van zijn boek letterlijk de Deductie; het is hem trouwens het
meest te doen om de dagen nä den aftocht van de Franschen in
1673. Hij bewijst de onwettigheid van het toen gebeurde aan
den hand van de Unie van Utrecht en bespreekt dan verder het
regeeringsreglement van April 1674.

Een scherpzinniger pleidooi voor de houding van Utrecht in
1672 geeft Temminck: „Geschiedkundige Verhandeling betref-

156) blz. 11.nbsp;157) blz. 22.

-ocr page 51-

fende het regeeringsregkment in den jaare 1674 aan de pro-
;Scie van Utrecht vcorge.chreevenquot;, eveneens 1784 u,tgekomen
reeds aangehaald bij de vragen, die zich voordoen aangaande het
zoekraken der Resoluties. De veronderstelling, dat er na de ver-
gadering met de Staten van Utrecht den 16en. overleg gepleegd
i in het leger, geeft deze sehr. ook. Hij meent, dat de Prms en
de cXuLUen te velde (behalve van Bevemingk) het eens

waren over het toch verlaten van Utrecht. Dquot;
dat het overleg gepleegd werd met de extraordmargt;s Gedepu-
Lrden van H^. Mog. (Hop c.s.). Die waren .mmers pas den
17en terug in het leger. Overweging verdient zijnnbsp;»S'

a s de provincie Holland het recht had om de macht van haar
provt
Je, d,i. de troepen ter harer repartitie, buiten de andere
Cdgenooten om. te beloven aan Utrecht.

Zt recht had de regimenten ter harer repartitie te houden. Inder-
daa'koLt de speciale belofte van Holland om Utrecht te helpen,

oo 16 Tuni, vreemd voor.

TemUck haalt steeds aan: ..Geschreven aantekening van een

regent van Utrechtquot;. Waarschijnlijk zijn dxt de ..D-9. Aant^
van Booth. Geheel zeker kan het niet vastgesteld worden,
omdat een door sehr, op den kant van zijn m. s. gevonden
aanteekening. een verdachtmaking van Dijckvelt. niet te vmden
is in het m.
s. van de „Dag. Aant.quot;^58). Temminck is evenals
d'Yvoy anti-Oranjegezind en insinueert, dat de nauwe vriend-
schap van Dijckvelt met den Prins van Oranje de verklaring
Teeft voor het niet terechtkomen der Resoluties! Het besluit
^voorstel) van de Staten van Holland van 4
Augustus 1672 en
!r?e Staten Generaal van 29 September 1672 en 18 November
7673
tordt uitvoerig in het tweede hoofdstuk bec^is^d. Ten-
slotte behandelt hij het
regeeringsreglement van Utrecht.

Er is een 30 jaar vroeger dan deze twee boeken nog ver-
schenen het: „Kort verhaal van de nare en zeer beklagehjke

Wagenaar aan deze kwestie wijdt 159).

158) No. 224 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.nbsp;Vad. Hist. XIV.

-ocr page 52-

Een buitengewoon goede uiteenzetting vinden wij bij van
Sijpesteijn en de Bordes. Alleen de bewering, dat de Utrechtsche
burgerij de poorten sloot
„vooral (door) den schrik voor een
bloedige worsteling bij en in de
stadquot; 160), laten de schr. on-
bewezen en er zijn ook geen aanduidingen voor te vinden. Zij
spreken tenslotte als hun oordeel uit. dat Utrecht niet behandeld
is, zooals het
behoorde lei). De schuld treft noch de Staten
Generaal, noch den Prins van Oranje, maar Hop. van Sevender
en van Slingelandt. De hoofdoorzaak zoeken schr. in de beperkte
instructie van den Prins, wien men alleen kan verwijten een
dubbelzinnig rol te hebben gespeeld.

Knoop in zijn: ..Krijgs- en Geschiedkundige Beschouwingen
over Willem den Derdequot;, Ie deel blz. 112 heeft weer, dat het
afbranden der voorsteden een voorwaarde was. waarvan de
weigering het verlaten der stad ten gevolge had. En dan volgt:
.,Het heeft al den schijn of men aan weerszijden bij deze onder-
handeling niet te goeder trouw is geweest; en alsof noch de
gewestelijke regeering. noch de Stadhouder ernstig de verdedi-
ging der stad hebben gewild; die regeering was. door den spoe-
digen voortgang der Fransche wapenen, door de verwarring en
vrees hierdoor ontstaan, en door de oproerige gezindheid van
een deel der bevolking, geheel verbijsterd en verschrikt, en ver-
wachtte dus niets goeds van eene verdediging; en de Stad-
houder. wiens leger reeds zoozeer verkleind was door het be-
zetten der steden aan de IJsel. wilde het ongaarne verder
smaldeelen. door het weder achterlaten van een gedeelte zijner
macht binnen Utrecht. Er kwam dan ook een bevel in van de
Staten-Generaal. om het leger uit Utrecht te doen terugtrekken,
en het uitsluitend aan te wenden voor de verdediging van
Holland.quot; Daargelaten, dat men in deze dagen van „Stadhou-
derquot; nog niet spreken kan en dat het ..dan ookquot; in den laatsten
zin onlogisch is. moet er toch verzet aangeteekend worden tegen
de bewering, dat de gewestelijke regeering niet te goeder trouw
is geweest. Staten, vroedschap en burgerij hebben den 16/17en
Juni de verdediging der stad oprecht verlangd. De houding van

18«) 2e deel blz. 9. ^i) 2e deel blz. 16.

-ocr page 53-

den Prins was wel onoprecht, maar deze houding heeft een
andere verklaring dan schr. geeft.

In moderne geschiedwerken, zooals reeds in 't begin is gezegd,
wordt ook iets teruggevonden van een afkeuring van de houding
der stad. Als voorbeeld diene „Prins Willem IIIquot; le deel 7e
hoofdstuk, van Japikse. die verder toch niet onvriendelijk jegens
Utrecht gestemd blijkt. Dat er niets voor de verdediging van de
stad gereed was. het mislukken van de Utrechtsche water-
linie 162), hoe jammer ook, was niet de oorzaak, („dientenge-
volgequot;) dat het leger naar den Westkant van de stad trok. De
voorstellen van Utrecht aangaande de inundatie van de Lek en
den Vaartschen Rijn zijn toch wel iets anders dan „curieuse
deliberatiën — met den grooten vijand in den rug, die ieder
oogenblik verwacht kon worden!quot; i63) De inundatie zou. meende
men, in 24 uur kunnen gebeuren en dat men over onderwater-
zetting overlegde, was in ons land, dat door de Hollandsche
waterlinie gered werd. heel naturlijk. En niet „(maakten) de
heeren in den Haag er een einde aanquot;. De Resolutie van den
16en was ook niet „zonder
voorbehoudquot; 164). Maar meer nog
dan deze dingen, geeft het verband der zinnen een onjuiste voor-
stelling, een stille afkeuring 165), die tenslotte wel duidelijk blijkt:
„Utrecht, waar Rochefort den 23en de hoofdstad bezette, die zich
in het geheel niet meer te verdedigen trachttequot;......166)

Het moge door deze uiteenzetting duidelijk geworden zijn.
dat deze afkeuring ongemotiveerd is. Utrecht heeft zich in de
voorbereidingen voor den oorlog en in bereidwilligheid tot hulp-
verleening eer beter, wat betreft de overgave niet slechter ge-
dragen dan de bondgenooten.

Tenslotte is het wel aardig te zien, hoe de Franschman P. de
Ségur in „Le maréchal de Luxembourg et le prince d'Orange
1668—1678quot; (Paris 1902). deze gebeurtenissen alle verhaalt in
één enkelen zinie^): de markies de Rochefort kwam te Utrecht
„que le prince évacua sur le seul bruit de son approchelquot;

182) blz. 194.nbsp;Ibid.nbsp;blz. 195.

185) Vgl. b.v. het vermelden van de uitnoodiging ten eten aan den Prins

gericht door de Staten blz. 194.

166) blz. 197. 167) blz. 59.

-ocr page 54-

HOOFDSTUK II.

De overgave van Utrecht en het verblijf van
Lodewijk XIV te Zeist.

In de vergadering van de Staten van Utrecht op 18 Juni
1672, na den aftocht van het Staatsche leger, verscheen „en
corpsquot; de vroedschap. Verlaten door de troepen van de bond-
genooten. zonder munitie, terwijl de weerbare mannen in groe-
ten getale
afwezig waren, oordeelde men het noodzakelijk, nu
het Fransche leger, zooals ook de Prins en de Gedeputeerden
te velde meenden, ieder oogenblik verwacht kon worden i),
twee trompetters te sturen naar Lodewijk XIV („ou en son
absence (à) Monseigneur Ie Prince de Condé, ou son Altesse de
Turenne ou autre Seigneur commandant en chef des troupes de
sa Majesté, qui nous sont les plus voisinesquot; 2)) om een paspoort
of vrijgeleide (sauf-conduit) te vragen voor
afgezanten 3). Het
gerucht ging, dat de Fransche koning te Amerongen was.
Wicquefort doet het voorkomen, alsof de Staten wisten, dat hij

1)nbsp;De overste Golsteijn had tegen de burgerij aan de poort gezegd: „Past
vrij op, want voor 8 uren suit gij de vijand al voor de poort hebbenquot; (Booth
Dag. Aant. blz. 12).

2)nbsp;Res. St. 8/18 Juni 1672.

3)nbsp;Zij kregen er elk 50 gulden voor (Res. St. 13/23 Juni 1672). De afge-
zanten zelf zijn ook goed betaald!

-ocr page 55-

nog pas in Gelderland was 4). Maar b.v. veldmaarschalk
Johan Maurits wist ook niets zekers van het verblijf van den
vijand 5). „De ontroerde Leeuwquot; geeft de volgende, niet onver-
makelijke. voorstelling: ..Men moest den vyandt opsoecken en
gaen binnen nooden. want in 7 mijl in het rond geen Fransman
te vinden was; dus bleven de Uytrechtse in verwachting van
haren vyandt; en sommige met ongedult. dat hij soo lang ver-
toefde; men sette den Trompetter op den toorn, dat hij blasen
sou als de Fransen quamen: den 18 blies hij. daeruyt men m
de Stadt en vervolgens 't gantsche land door seijde. dat de
Fransen al binnen Uytrecht waren; doch bleek daarna, dat die
(de) Trompetter voor Fransen aengesien had. alleen waren eeni-
ge uytgesonden burgers, die wederkeerden, sonder vijandt verno-
men te hebbenquot;
enz. 6). De schrijver van het „Journaalquot; ver-
telt, dat het hooren van de trompet groote ontsteltenis ver-
wekte: „Alle Borgers van de Wachten, en de Lieden in haer
huysen! de huysen klapten overal toe, en men sagh voorts met
eenen mensch op de straten; maer is naderhandt bevonden ghe-
weest te zijn een Staetsche troup van 200 Ruyters. die op kont-
schap waren geweestquot; 7).

De ééne bode werd „langs 't zandquot; over Zeist gestuurd en de
andere ..langs de kleyquot; over Wijk. De eerste trompetter keerde
spoedig terug; de ander werd door de voortroepen van het Fran-
sche leger verder gezonden, want Lodewijk XIV was nog bij
Doetinchem op het huis te Keppel. Het was niet de bedoeling ge-
weest. dat de trompetter zoo ver zou gaan«). Hij ontving een
paspoort en een escorte om de afgezanten van de provincie te
halen9). Op 10/20 Juni werden toen door de Staten eenige
heeren gecommitteerd lO).

4) Mém. blz. 199. ®) C®'quot;''-nbsp;Bentinck 2e gedeelte deel I blz. 54.

6) blz. 22. blz. 13. 14.

8) Verhaal van het geb. blz. 231.nbsp;^ , , , , . ^^ l j

») Trevelyan Ch. VIII: „No sooner had the Dutch left the neighbourhood
of Utrecht than the government of the city sent a deputation to Doesburg
to arrange terms of surrender with the King.quot; Dit is dus onjuist.

10) Goedkeuring van de vroedschap: Not. 10/20 Juni 1672.

-ocr page 56-

Zij hadden eerst, 8/18 Juni, tot gezanten benoemd, behalve
van der Voort en Velthuysen, „Jaques des Buissons, seigneur
de Haultevillequot; („van wat meerder aensien — dan Pierreville —,
maer een vreemdeling en bitter papistquot; n)) en „Geleon Cartault.
seigneur de Pierrevillequot;, blijkbaar Franschen, die in Utrecht
woonden. Waarschijnlijk is dit in den eersten schrik geschied.
Pierreville „tenoit cabaretquot; 12), De schrijver van het „Verhaal
van het gebeurdequot; zegt, dat hij was: „Koffyman en van de ge-
rinchste slach van de borgerije, alsmede een groot vijandt van
desen Staedt en de Franse Regeringe seer toegedaanquot; is)
spreekt van „desperate ende ongefondeerde resolutiënquot; 14). Be-
denke men. dat het Ie en 2e Lid van de Staten op 18 Juni uit
2 personen bestonden, die de verantwoording moesten dragen!
En die niet tegelijk committenten en gecommitteerden konden
wezen 15). I^ter kwamen verschillende heeren terug en andere
gevluchte inwoners. De Statenleden onder hen moesten toen
hun goedkeuring hechten aan hetgeen besloten was gedurende
hun afwezigheid 16).

Welland (Ie Lid), Berckesteyn (2e Lid) en van der Voort
(3e Lid) vertrokken tenslotte met het escorte — kapitein St. Ger-
main d'Achon en 20 guardes du corps i''') — op 11/21 Juni, alleen
om sauvegarde voor de provincie en de stad Utrecht te vragen
„met die hope, dat inmiddels de surcheantie ofte afwendinge van
sijn Majesteyts Wapenen, op des Generaliteyts commissie en
Resolutie van den 15 Juny 1672 van den Koning mochte werden
geobtineertquot; (de gezantschappen naar Engeland en Lodewijk
XIV). Men moet nl. niet vergeten, dat de gezanten van H. H.
Mog. op denzelfden dag uit Utrecht naar Lodewijk XIV ver-

quot;) Verhaal van het geb. blz. 231.

12) Wicq. Mém. blz. 202. i») blz. 230- quot;) j^id.

IS) Journaal blz. 14.

18) Res. St. 10/20. 12/22, 14/24, 19/29 Juni 1672.

1') Res. St. 10/20 Juni 1672. Hij heeft volgens het „Verhaal van het geb.'
blz. 264, 1200 gld. van de Staten gekregen.

-ocr page 57-

trokken 18). Men meende den vrede aanstaande en hoopte, ge-
durende de onderhandehngen, door sauvegarde veilig te zijn.
De Staten van Utrecht gaven aan de Staten Generaal kennis
van hun gezantschap in een brief van 21 Juni i9), waarin zij hun
besluit rechtvaardigden. Men had te Utrecht den dag te voren,
20 Juni, bericht gekregen, dat Naarden overgegaan was, dat de
Rochefort op Zondag 19 Juni Amersfoort had bezet en dat
Rhenen en Wijk bij Duurstede reeds sauvegarde hadden ge-
kregen 20 ).

De 3 heeren kwamen Vrijdag 24 Juni terug en rapporteer-
den 21), dat zij „met seer veel civiliteytenquot; door Louvois, den
minister van oorlog, waren ontvangen. Met een „simple sauve-
garde (waren zij echter) niet bewaert, als (= dan alleen) voor
Foules; doch dat sijn Majesteyt daeromme niet soude retarderen
sijne krijghsmachten te doen marcherenquot;. Sauvegarde was voor
dorpen en hofsteden bedoeld. Het zou dus beter zijn, zei Louvois,
terug te keeren en „naerder ende volkomender laste ofte pouvoirquot;
te halen. Dit was heel duidelijk. Er zat niets anders op — de
Rochefort was bovendien den vorigen dag al Utrecht binnen-

Vgl. brief van de Groot c.s. uit Utrecht d.d. 21 Juni aan H. H. Mog.,
afgedrukt o.a. achter de Deductie. Zij werden ook door een Fransch escorte
afgehaald (kapitein en 20 ruiters), Res. St. 10/20 Juni 1672. Verklaring hier-
omtrent van den secretaris van het gezantschap R.A.U. No. 324. Hun rijtuig
werd gevolgd door een rijtuig met 3 priesters en den advocaat Wijckersloot,
afgezanten van de Roomsche kerk aan Lodewijk XIV (Booth Dag. Aant.
blz. 14, Journaal blz. 15).

1®) Afgedrukt o.a. bij Valkenier Copye 45 blz. 110 en Journaal blz. 9.

■20) Rochefort aan Lodewijk XIV d.d. 20 Juni uit Amersfoort: „Ceux
d'Utrecht attendent V. M. avec impatience; je le sçais de tous les Bourgeois
d'ici qui sont corps avec euxquot; (Recueil de Lettres blz. 48). Dit zal wel over-
dreven zijn. Ofschoon de Utrechtsche burgerij haar lot tijdens de Fransche
bezetting niet heeft kunnen voorzien, is zij in deze dagen ongeduldig
en angstig geweest, alleen reeds wegens den onzekeren toestand. De
manier, waarop Lodewijk XIV gevleid moest worden, moet bij de tot hem
gerichte brieven ook in aanmerking worden genomen. Volgens het „Verhaal
van het geb.quot; blz. 229 wenschten de „papistenquot; volstrekt geen verdediging
van de stad, maar overgave.

Res. St. en Not. vr. 14/24 Juni 1672.

-ocr page 58-

gekomen — dan zich over te geven. De heeren van Someren,
Welland, Berckesteyn, Sandenburg, van der Voort en Hamel
stelden eenige voorwaarden op, waarover denzelfden dag nog
beraadslaagd
werd 22), De „poincten, die versocht worden dat
sijn Alderchristelijke Majesteyt gelieve te vergunnen aan de
Provintie van Utrechtquot;
waren 23);

„1. Dat de exercitie ofte oeffeninge van de Gereformeerde
Religie, gelijk deselve tegenwoordig wert geleert, de Academie
en de Scholen sullen blijven geconserveert.

2.nbsp;Dat de Regeringe van de Provintie, sulx die tegenwoordig
geconstitueert is, blijven bij deselve forme, ende bij de Personen,
die deselve tegenwoordig bekleeden.

3.nbsp;Ende dat de Privilegiën ende gerechtigheden van de drie
Leden van de Staten, en Steden in hun geheel sullen blijven.

4.nbsp;Dat het Hoff van Justitie ende alle andere Ampten ende
Officiën ofte Bedieningen door de gehele provintie sullen
worden gecontinueert in de Personen, die deselve tegenwoordig
bekleden.

5.nbsp;Dat alle Schulden, lasten, capitalen en renten van dien
op de Provintie, Stad, Steden en Communiteyten staande, sullen
blijven gecontinueert ende betaalt werden.

6.nbsp;Dat de Provintie, Stad en Steden van Utrecht niet sullen
worden geplündert, nochte gehouden zijn hetselve af te koopen,
ofte worden afgeschat.

7.nbsp;Dat de Provintie van Utrecht. Stad of Steden van dien
niet sullen worden gebracht onder een particulier Heer.

8.nbsp;Dat boven desen allen de Provintie van Utrecht sal werden
geïncludeert in sodanig tractaat. als de Konink met de Staten
Generaal sal komen te accordeeren.

9.nbsp;Dat de vijf collegiën of capittulen, Duytsche Ordre ende
vordere Beneficiën sullen blijven in haer geheel, sulks die tegen-
woordig zijn, en dat alle beneficiën bij de tegenwoordige posses-
seurs sullen worden blijven bezeten.

10.nbsp;Dat de alienatie van de Ecclesiastique goederen, tot noch

22) post prandium hora VI. 23)nbsp;No. 233.

-ocr page 59-

toe geschiet, gehouden sal werden voor valyd en van weerden.quot;

Het feit, dat men behoud van godsdienst, regeering en voor-
rechten vroeg en om niet aan een bijzonder heer te worden gege-
ven, toont, dat men trouw aan de Unie wenschte te
blijven 24).

De drie afgezanten vertrokken weer 15/25 Juni. Zij verkregen,
op de twee laatste na, alle voorwaarden, die op 16/26 Juni door
Louvois geteekend werden te Velp en keerden in den avond
van 17/27 Juni terug. Bij hel; 5e artikel moest gevoegd: „Dit
wordt alleen vergunt aen degeene, die onder het gebiedt van
sijne Majesteyt blijven woonenquot;. Aangaande de twee niet ver-
kregen voorwaarden rapporteerden
zij 25): „Doch in reguard
van de twee Articulen, dewelcke haer Ed. Mog. nopende de
Beneficien, Duytschen Ordre etc. mitsgaders veralieneerde
Geestelijke Goederen hadden versocht, dat sijn Majesteyt om
sekere respecten bij schriftelijcke acte aen haer Ed. Mog. niet
konde vergunnen haer versoeck; doch dat sijn Alder-Chr. Maj.
door den Marquis de Louvois op sijn kon. woordt haer Ed. Mog.
hadde doen versekeren, niet daervan te sullen aenroeren, maer
alles te sullen laten in sijn wesen en geheel, soo deselve jegen-
woordigh isquot;.

Bijna alle artikelen van de capitulatie zijn door de Franschen
in den loop van den tijd verbroken.

De bezetting van de stad door Rochefort is misschien verhaast,
omdat St. Germain d'Achon den verwarden toestand te Utrecht
gezien
had 26). Hij is nl. met de Utrechtsche afgezanten over
Amersfoort gereden en heeft daar met Rochefort gesproken 27).

Deze kwam Donderdag 23 Juni de stad binnen. Hij had

24) Hist, verhaal van de onw. beh. blz. 25.

Res. St. 17/27 Juni ad vesperam en Not. vr. 17/27 Juni 1672.
26) 10/20 Juni poging tot plundering van het huis van ontvanger Heurnius.
Velen weigerden den accijns op het gemaal en de bieren te betalen (Not. vr.
11/21 Juni 1672). Bij de
cijns-kamer en de molens werden soldaten geplaatst
„om alle insolentiën te werenquot;. Er werden ook 2 requesten ingediend, om
verpande goederen terug te ontvangen, zonder kapitaal of interest te voldoen!
(Ibid.).

Verhaal van het geb. blz. 232.

-ocr page 60-

's morgens een trompetter 28 ) vooruit gezonden, om toestemming
te verzoeken, door Utrecht te trekken. Aan de burgerij zou geen
schade of last worden toegebracht. Hij wilde Holland in. De
vroedschap zond terstond Hamel en Velthuysen naar hem toe
om hem te vragen, de stad voorbij of er omheen te trekken. Zij
vonden hem buiten de Wittevrouwenpoort bij het Cruysgasthuys.
Ongeveer 2500 ruiters had hij bij zich. De Utrechtsche heeren
stonden echter toe, „sonder naerder rapport ende last van de
Vroetschapquot;, dat hij met 100 ruiters in de stad zou komen. De
rest van zijn macht bleef buiten gekampeerd. Op hun terugweg
zonden Hamel en Velthuysen eigenmachtig de burgerwacht naar
huis, „hetwelk bij de borgerije voorts ook, niet sonder rechtveer-
dig murmureeren wiert
achtervolgtquot; 29). Volgens zijn eigen ver-
haal was de Heer Martens het hiermee volstrekt niet
eens^o).
De stad was immers bezig te onderhandelen en men kon de
Rochefort, als de poorten gesloten waren, gemakkelijk uit de stad
houden. Daarvoor waren de „jongens van de straet suffisant
genoeg en over de stadt mueren konde (hij) niet vliegenquot;. Te-
midden van dit gekrakeel in de vroedschap werd er in de Raad-
kamer aangekondigd, dat Rochefort al voor het stadhuis stond,
wat groote ontsteltenis veroorzaakte. De Heer Both van der Eem,
die zijn oranjesjerp nog om had, knoopte deze onder zijn rok!
3i).

De Fransche bevelhebber kwam met eenige „grootenquot; in de
Raadkamer. Hij deelde mee. twee poorten te willen bezetten,
terwijl de andere twee gesloten moesten blijven. Den verschrikten
magistraat stelde hij (spottend?) gerust: „Messieurs de la ville,
ne mestez vous pas en peine, le Roy conservera cette Province
comme la prunelle de son oeilquot;. Hij vroeg iets te eten en kreeg
brood met aardbeien en Rijnschen wijn, zegt Martens 32). En
daarna de sleutels van de vier poorten! Velthuysen had direct,
nog voor de markies er naar vroeg, order gegeven aan de portiers

28)nbsp;Deze ontving als „vereeringquot; f. 157. — (Gem. Archief Utrecht
No. 1243), zooals blijkt uit de rekening van den tresaurier van Mansveld.

29)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 15. 3«) Verhaal van het geb. blz. 234.
31) Ibid. blz. 235. 32) Ibid. blz. 237.

-ocr page 61-

ze te brengen. Tenminste volgens het „Verhaal van het gebeur-
dequot;. Bij de mededeeling over de persoon van Velthuysen moet
men echter steeds in het oog houden, dat hij, evenals Hamel,
gehaat was en bij de streng Gereformeerden verdacht, daar zijn
geschriften lang niet zuiver in de leer waren en hij behoorde tot
den kring van het „College der Scavantenquot;, welks leden voor
Wittianen en Cartesianen golden en beschouwd werden als
„vinnige tegenstanders van de Kerk en van degenen, die het
met de Kerk
houdenquot; 33). Rochefort verzocht mede, dat de
burgerwacht naar huis zou gaan, hetgeen, zooals is verteld, door
Hamel en Velthuysen al bevolen was.

Hamel kwartierde de 100 ruiters in. rondom het Janskerkhof
„in de fatsoenlijckste huysen, sonder imant te ontsien, ja, ick
moste selfs met paerden, karos ende alles uyt de stall: zoodat
absolutelijck den baes speeldequot;, deelt Martens verontwaardigd
mee. Den volgenden dag werd er openlijk de mis gelezen op het
Janskerkhof; daarna werd onder de poort van den Heer de Goyer
een altaar opgericht, waarbij vervolgens dienst gehouden
werd 34). De 8 hoplieden moesten een lijst maken van alle stallen
in hun respectieve kwartieren, met aanteekening of er nog hooi
was en of de paarden „gevluchtquot; waren, om voor de Fransche
ruiterij staUing en fourage te vinden 35). Dit laatste leverde nogal
moeilijkheden op. Tot fourier voor de militie in de stad werd
iemand aangesteld door de vroedschap. ( François Baron ) in
overleg met Rochefort 36).

Er is in de vroedschap, mogen wij den Heer Martens gelooven,
geen goedkeuring gehecht aan de gedragingen van Hamel en
Velthuysen. Er is zelfs geen „de minste omvragingequot; gedaan.
Maar in de notulen 37) is geschreven, dat Hamel en Velthuysen,
indien Rochefort niet te bewegen was om af te trekken, de vrijheid

33) Zie over hem A. C. Duker, Gisbertus Voetius, III blz. 264 vlg., en
G. W. Kernkamp, Pieter Bnrman, van 1696 tot 1715 hoogleeraar te Utrecht
(Verslag Prov. Utr. Gen. 1933) blz. amp;5—86.

Verhaal van het geb. blz. 238. 35) Noj. vr. 14/24 Juni 1672.
Ibid. 15/25 Juni 1672. 3^) 13/23 Juni 1672.

-ocr page 62-

hadden, den doortocht toe te staan en dat het binnenkomen van
de Rochefort met 100 ruiters eenparig is goedgekeurd. Pas na
veertien dagen kwam het resumeeren van deze notulen ter tafel.
Martens heeft zich toen wederom verzet, maar de notulen bleven
hetzelfde, „want Hamel hadde schrick onder meest alle de Re-
gentenquot; 38), Hij (Martens) werd gedreigd o.a. door van der
Dussen, dat, waar de Groot de vrede zoo goed als gesloten had,
het hem wel eens kon opbreken. Maar Martens wenschte „part
noch deelquot; te hebben „in 't overgaen van Utrechtquot;, zooals het
was geschied „sonder slach ofte stoot, sonder eenich articul van
religie ofte vrijheyt bedongen te hebbenquot;. Hij heeft in zoo verre
geen gelijk, dat het binnenkomen van de Rochefort nog geen
capitulatie was. Noch in het Resolutieboek, noch in de minuut
blijkt iets van het „inflansenquot; van de notulen, waarover hij
spreekt 39). Volgens de notulen hebben de heeren het bezetten
van twee poorten (Weert en Tolsteeg) door de Rochefort .,naer
wisselinge van redenen goedtgevondenquot; en zijn alleen de sleutels
van de gesloten Catharijne- en Wittevrouwenpoort hem gegeven.
Volgens Mr. Booth waren er 150 ruiters en bezetten zij de
Wittevrouwen- en Catharijnepoort, terwijl de Weert- en Tol-
steegpoort gesloten bleven 40), De Rochefort recommandeerde
bij het afscheid het „aenstellen van eenige teeckenen van
vreuchdequot; over de geboorte van den jongen hertog van Anjou,
zoon van Lodewijk XIV. Er werden dan ook gehoorzaam den
14/24en Juni pektonnen gebrand op de Neude en zeven „stukken
canon op de wal achter 't Duitsche huisquot; drie maal gelost.

Den dag na het terugkomen van de Utrechtsche afgezanten
met het gesloten verdrag, trok de voorloopige gouverneur, de
Duc de Rohannez, comte de la Feuillade, de stad binnen.
Dinsdag 18/28 Juni. 's Maandags was de voorhoede van het
Fransche leger te Zeist gekomen, waar Lodewijk XIV tot 10 Juli

38) Verhaal van het geb. blz. 236.

38) De Notulen vr. en Resoluties St. zijn over 't algemeen, men kan niet
zeggen: onbetrouwbaar, maar toch — jammer genoeg — slechts een flauwe,
gecorrigeerde afspiegeling van wat er in de vergaderingen is voorgevallen.
40) Dag. Aant. blz. 15.

-ocr page 63-

(30 Juni) is gebleven. De la Feuillade bracht mee: 3 regimenten
(Booth: 2 bataillons )) Fransche soldaten en 2 regimenten
(Booth: 2 bataillons) Zwitsers 42), die de wallen bezetten ^3).
s Nachts werden zij gelegerd in verschillende kerken „daer
men noyt in preectquot;. De vroedschap was meteen in töuw om
verschillende maatregelen te nemen voor logies en foi rage. De
Heer Martens ging op het platteland hooi koopen. Twee andere
heeren sloegen voor de Franschen in: 50 mud haver, 400 brooden
en 35 tonnen bier 44), Er werden ook wagens en schuiten geprest
tot transport van ammunitie en bagage van het Fransche
legeres). Dg gouverneur hield „sijn tente aen 't Servaesheck op
de Walquot; 46); de officieren lagen eerst op de wallen, in de wacht-
huizen, later in particuliere huizen. Gedurende 4 dagen (18/28
Juni—21 Juni/1 Juli) lagen ook nog 8 „standaerdenquot; (Booth:
800 paerden47)) ruiterij op Vreeburg en Neude. Zij trokken
tegelijk af met de ruiterij van Rochefort.

Het was in Utrecht een „groot ghewoelquot; van menschen. Achter
het Duitsche huis en achter de Hiëronymusschool, op de wallen,
werden, op verzoek van de la Feuillade, 16 stukken geschut
geplaatst, om den koning, voor het geval hij in de stad kwam,
te verwelkomen. Op 18/28 Juni was de Heer Manmaker van
Cattendijck naar Louvois gezonden om te vernemen, hoe het den
koning behaagde, ontvangen te
worden 48). Eerst zou deze
21 Juni (1 Juli) komen. Op dien dag werd Berckesteijn naar het
leger te Zeist gecommitteerd, maar het rapport van zijn bevin-
dingen ontbreekt. Dr. Booth haastte zich, volgens Martens, met
het laten schilderen van het wapen van Frankrijk, dat hij wilde
hangen boven de stadspoorten. Als het waar is, kan men dit

Dag. Aant. blz. 16. ^2) journaal blz. 18.

Verhaal van het geb. blz. 241: eenige regimenten Zwitsers, tezamen
3000 man, en verscheidene regimenten te paard.

Not. vr. 18/28 Juni 1672.nbsp;Res. St. 13/23 Juni 1672.

Verhaal van het geb. blz. 241: „op de wal t'eijnde de Nieuwe graft
aen het Ste. Servaeskloosterquot;.

Dag. Aant blz. 16. ^8) Rgg. St. 18/28 Juni 1672.

-ocr page 64-

zich beijveren voor de Franschen, evenmin als dat van Hamel
en Velthuysen, bewonderen.

Lodewijk XIV is tenslotte Maandag 24 Juni/4 Juli Utrecht
binnengereden. De kerkeraad 49 ) en de professoren hadden hem
willen begroeten, maar de vroedschap keurde dit niet goed^o).
De koning kwam in den middag te paard voor de Wittevrouwen-
poort. vergezeld van de grooten van het hof en gevolg, o.a. van
den hertog van Orleans, zijn broeder, „Monsieurquot;. Zij reden langs
de Maliebaan de stad om tot aan de Weertpoort. Op aandringen
van Monsieur, zegt Booth si), reed de koning de poort in langs
de Oude Gracht, tot aan de Potterstraat, over de Neude, de
Ganzemarkt, door de Minnebroederstraat over het Janskerkhof
en langs de Drift de Wittevrouwenpoort weer uit. De la Feuillade
reed vooruit en gaf de noodige orders. Zijn Majesteit had bij de
Catharijnepoort gekeken naar de ruïnes van het kasteel Vreeburg
en was ook blijven staan op de brug, om de Leidsche vaart te
bezien. Dat er onder de Oude Gracht kelders waren, had, zegt
men, den koning bang gemaakt. Hij is in elk geval slechts een
kort oogenblik te Utrecht geweest, zonder af te stijgen. Incognito,
volgens zijn wil. De magistraat heeft hem niet begroet, noch is
het geschut gelost. Het volk is door de Fransche edelen aan-
gemoedigd „vive le Royquot; te roepen, maar er werd hieraan geen
gevolg gegeven, alleen bij de Maliebaan, maar eenige jongens
riepen daartegen ..vive le Princequot;, „'t welck eenigh commotie
gevende, dadelyck gestilt wierde ende noch het een en ander

geroepen wierde. 't welck misnoegen aen het Hoff gaff......quot; ^2).

Alleen wanneer men de ..Gazette de France de 1672quot; tot eenige
bron neemt, zooals de Ségur doet. kan men schrijven: dat Lode-
wijk XIV „fit une entrée triomphale, au bruit des cloches et du
canon, parmi l'acclamation d'un peuple qui voulait, disait-on,
faire connaître sa joie d'être honoré de la présence d'un mo-
narque, auquel il s'était soumis de son propre mouvementquot;
53).

49) Not. kerkeraad 24 Juni/4 Juli 1672.nbsp;Not. vr. 20/30 Juni 1672.

51) Dag. Aant. blz. 18.nbsp;Verhaal van het geb. blz. 245.

53) blz. 61. Blok geeft eveneens een verkeerde voorstelling van den rit
van Lod. XIV door Utrecht (III, 2e druk, blz. 178). Ook was Luxembourg
toen nog niet „met het opperbevel in de stad bekleedquot; (Ibid.).

-ocr page 65-

Er was al eerder hoog bezoek in Utrecht gekomen. O.a. de
hertog van Monmouth (de oudste onwettige zoon van den En-
gelschen koning), aanvoerder van de Engelsche hulptroepen, de
hertog van Bouillon, van Enghien (zoon van Condé), de biecht-
vader van den koning (de bisschop van Orleans, een Jezuïet van
70.jaar), de aartsbisschop van Rheims, etc. Allen brachten groot
gevolg mee, rijtuigen, paarden en bagage. Voortdurend werd
er in en uit de stad gereden. Wat gekocht werd en dat was veel,
betaalden de Franschen met goud. Zaterdag 22 Juni (2 Juli)
was er op Paushuize een feestmaal, gegeven door den chevalier
de Lorraine aan Monsieur, den hertog van Monmouth en andere
grooten. Ook de broeder van den koning werd door de regeering
niet officieel ontvangen, op order van de la
Feuillade ^4). De
vreemde gasten vertrokken 's middags weer naar Zeist. De
kardinaal de Bouillon was ook in de stad en at dien dag bij den
Heer Gerobulus. Hij bezichtigde met Dr. Booth de stadsbiblio-
theek, waarvan deze bibliothecaris
was 55).

De verhouding tusschen de Fransche edelen en de aanzienlijken
blijkt zeer vriendschappelijk. De hertog van Orleans en van
Monmouth kochten bij den Heer Olie een schilderij, d.w.z. men
spoorde hem aan het den koning te vereeren en hij kreeg een
portret van Lodewijk XIV terug, met diamanten bezet 56).

Martens vertelt, dat hij met Gerobulus en zijn broer, David
Martens, dineerde bij den hertog van Bouillon, die hun een page
meegaf om 't leger in Zeist te bezichtigen. Dit gebeurde juist, toen
de koning naar Utrecht reed en zoo konden zij „des Konicks
logement, dat tot de Schoutin van Seyst was,quot; bekijken. En
„gingen in zijn slaepkamer, daer een ledikant stont met een roodt
damast behangel en ter zeyde een rood damaste stoel met kussen,
daer des Könincks hondjen op lach, ende niemant mochte in de
slaepkamer gaen als met ongedekten hoofde. Achter het huys
stonden des Könincks tenten, alle met sonnen der boven, soo
daer de misse gedaen wierde, als de vertreck- en eedtplaetstenten
des Köninck, ende der waren tenten daer onder de son stont:

Not. vr. 22 Juni/2 Juli 1672.nbsp;Dag. Aant. blz. 17.

®®) Verhaal van het geb. blz. 243.

-ocr page 66-

Alterius Jovis, dat grouwel is. Vandaer gingen het leger door
ende door besichtigen, dat fray om zien en met alderhande
winckels versien was. ende zijn soo op mijn hofstede aen de Bilt
gekomen, daer den Prins van Saley gelogieert was, die ons met
wijn en een schotel confitueren regaleerdequot; 57).

Het leek louter genoegen alles. Maar de keerzijde van de
medaille begon ook te voorschijn te komen. Op het platteland
was meo aan het fourageeren gegaan en het te velde staande
koren wrrd, rijp en onrijp, afgemaaid. Vee en paarden werden in
grooten getale geroofd om ze weer te verkoopen. De la Feuillade
ontnam op een keer ongeveer 200 geroofde koeien en ongeveer
100 schapen aan eenige soldaten en gaf ze aan de vroedschap
om ze' aan de eigenaren terug te geven of publiek te verkoo-
pen 58). Boomen met half rijp ooft werden omgehakt. Over de
Zwitsersche soldaten werd lang niet zoo geklaagd als over de
Franschen: „de Switsers zijn nog een beleeft volck en geschickt,
ook niet zoo diefachtigh. Maer de Franschen tasten overal

toequot; 59).

Er brak eenige malen brand uit in deze dagen o.a. in het huis
van den Heer van der Aa in de Brigittestraat (22 Juni/2 Juli),
waar de bisschop van Straatsburg logeerde, waarschijnlijk door
onachtzaamheid van zijn bedienden. De Zwitsers hielpen den
brand blusschen; des bisschops personeel had te veel te doen met
het bergen van de bagage, „die schrickelijk veelquot; was. Het be-
richt van den brand alarmeerde de
la Feuillade eerst zeer; de
Franschen waren bang, door de burgerij overvallen te worden.
Hij stelde persoonlijk goede orde op het blusschen, zoodat er
niets geroofd werd. Bij een brand te Zeist (25 Juni/5 Juli) verloor
de hertog van Monmouth al zijn bagage, „sijn silver servies selfs
smoltquot;; de koning verloor „al sijn kostelijk paerdetuyghquot; 60).

Een schadepost voor de Utrechtsche financiën was, dat de
la Feuillade vroeg, of liever eischte: vrijdom van belasting voor

57)nbsp;Verhaal van het geb. blz. 244, 245.

58)nbsp;Not. vr. 22 Juni/2 Juli 1672.

59)nbsp;No. 226 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.
80)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 18, 19.

-ocr page 67-

levensmiddelen (brood, kaas. bier, wijn, vleesch etc.) voor de
Fransche soldaten ). De slagers,
zoo werd besloten, zouden in
plaats van vrijen impost het vleesch aan de militie leveren voor
3 st. het pond. Brouwers en wijnhandelaars zouden geen stads-
of Statenimpost laten betalen. En vijf bakkers werden aange-
wezen om te bakken voor de Franschen, voor den prijs van
2H st. (i. pI. v. 3 st.) het wittebrood of van 1 st. (i. pl. v. 6
duiten). Natuurlijk gaf dit direct aanleiding tot fraude; zelfs
werd er verzet gepleegd bij het visiteeren van de molens. Men
moest de sterke hand van de la Feuillade te hulp roepen „tot
maintien van de middelenquot; 62). Er waren ook Fransche bakkers,
aan wie ovens werden aangewezen door de
vroedschap 63).
Woensdag 26 Juni (1 Juli) kwamen er 500 wagens, elk met
1000 pond meel de stad in. Later, 3/13 Juli, weer 150 wagens 64).
De Fransche commissarissen van de vivres legden dit, met goed-
vinden van de vroedschap 65), in „de Auditoria Academica ende
het annexe pandquot;, d.w.z. in de gehoorzalen van de Academie
(het tegenwoordig Groot-Auditorium, dat toen door een muur in
tweeën was gescheiden) en in de daaraan grenzende klooster-
gang.

De Franschen hadden al spoedig den wind er onder te
Utrecht. Er werd een gedrukte missive verspieid, waarin zeer
over de Franschen geklaagd werd 66); terstond moesten de bur-
gemeesters toen aan de la Feuillade een verklaring geven, dat
het niet waar was, wat in die brief stond (26 Juni/6 Juli);
integendeel, zoo kon men in de verklaring lezen: er is goede
orde onder de soldaten, zij verlaten de wallen niet. tenzij zonder
degens; men kan zich gelukkig prijzen over de houding van de
officieren, er wordt goed verdiend in de stad etc. De la Feuillade
plakte deze verklaring overal aan. Een brief uit Utrecht van

61) Not. vr. 24 Juni/4 Juli 1672.

Ibid. 28 Juni/8 Juli 1672. Vgl. Groot Placcaatboek van Utrecht,
Publicatie rakende den impost op de bieren en het gemaal, 11 (21) Juli 1672.
Not. vr. 1/11 Juli 1672.nbsp;Journaal blz. 22, 43.

Not. 24 Juni/4 Juli 1672. ^6) ßooth Dag. Aant. blz. 20.

-ocr page 68-

12 Juli zegt hierover 67): „dese blode Lieden teyckenen dit alles
omme de ongunste van den Konigh niet op haer hals te halenquot;.
Volgens den sehr, ging het heel slecht in de stad, de nering stond
stil. En de handel zal slechts kort geprofiteerd hebben van het
bezoek der Fransche grooten. Aan de levensmiddelen voor de
soldaten kan niet veel verdiend zijn. gezien het feit, dat men de
prijzen moest verlagen.

Maar dit was nog niet alles, er gebeurde meer. Op 28 Juni/
8 Juli werden gecommitteerden van de Staten ontboden bij den
koning in Zeist. Het waren de Heeren Welland, Berckesteyn
en van der Voort.

In de eerste plaats 68) moest er een dag worden vastgesteld,
waarop de eed van getrouwheid aan Lodewijk XIV zou worden
afgelegd. Want. zei Louvois, „Sijn Majesteyt op de wederkomste
van den Hèer de Groot te vergeefsch hebbende gewacht 69),
waerdoor vreede te gemoet wiert gesien, nu de saek verandert
was, ende dat nu in toekomende die van Utrecht souden moeten
werden geconsidereert als des Coninx natuerlijke onderda-
nenquot; ^o). Ten 2e moest de militie ter repartitie van Utrecht
teruggeroepen worden, evenals, ten 3e, de Gedeputeerden van
Utrecht ter Generaliteit. Binnen tien dagen zouden deze heeren
— Dijckvelt en Schade werden met name genoemd ) — in

6'^) No. 226 Suppl. Gat. v. d. Bibl. over U.

68) Res. St. 28 Juni/8 Juli 1672.

De onderhandelingen hebben den tijd voor het stellen van de Hollandsche
inundatie verschaft.

™) Booth Dag. Aant. blz. 21.

Schadé en Dijckvelt (reeds begin Juli uit Engeland teruggekeerd)
„paspoort versoeckende om op d'indaginge van den Coningh van Vranckrijck
naer Utrecht te gaen, tot voorkominge van confiscatie van goederen, is het-
selve geëxcuseert.quot; (Not. Hop en Vivien blz. 217). Zij waren niettemin
10/20 Juli weer in de Statenvergadering van Utrecht aanwezig. Er ontbraken
toen alleen nog maar de Heeren van Reede tot Renswoude, Zuijlesteijn en
Amerongen. De eerste onderhandelde te Londen op last van den Prins (Fruin,
W. III en zijn geheime onderh. met K. II in 1672, Japikse Willem III Ie deel
blz. 225, 234, 236, 237). Hij werd in de Ged. St. vervangen door Dijckvelt
(Res. Ged. St. 12/22 Juli 1672).

-ocr page 69-

Utrecht moeten zijn op straffe van verwoesting van hun huizen.
Alleen de Heer van Amerongen kreeg, met het oog op zijn ge-
zantschap, een maand uitstel. Ten 4e moest „een pertinente
staet van alle gereede penningen der comptoirenquot; ingeleverd
worden en ten 5e een staat van alle inkomsten en lasten der
provincie.

De Staten besloten ad 1 nader order van den koning af te
wachten, ad 2 te antwoorden, dat men het verblijf van de militie
niet kende, ad 3 aan de heeren een desbetreffende missive te
zenden 72), De gevraagde staat werd ingeleverd, waarop
Louvois het geld, dat in kas was, opeischte ^3), De militie, zoo
beval hij, moest met behulp van plakkaten worden opgeroepen.
De Utrechtsche burgers te Zutfen werden door den koning als
gevangenen beschouwd. Het plakkaat, betreffende de soldaten
ter repartitie van Utrecht, werd terstond uitgevaardigd. Binnen
acht dagen moesten zij hun dienst verlaten en thuis komen, op
straffe van confiscatie van goederen 74). De som, die de koning
eischte, bedroeg 181929
gld. ^5), „moyennant quoy sa Maj. ne
demande rien à la Province d'icy au premier du mois d'Octobre
prochainquot;
76). Deze belofte was geteekend door Louvois. De
Staten hebben eerst tegengestribbeld ^7). De eisch ging in tegen
de voorwaarden van de capitulatie. Maar niets hielp, het geld
moest worden gegeven 78). De vroedschap eischte van de Staten
nu de kosten terug, die gemaakt waren voor het leger en het
garnizoen, o.a. voor levensmiddelen, het maken van een pro-
viandplaats, bruggen, wacht- en schildwachthuizen. Zij be-
schouwden dit als provinciale lasten 79 ).

De brief aan den Heer Strick d.d. 28 Juni in G.A.U. No. 3527.

Res. St. 29 Juni/9 Juli 1672.

No. 212 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

Het ontroerde Nederlandt Ie deel blz. 433: „deze voornoemde somma
had die provincie doenmaal in haar cassa, 't welck den Koning perfect wist
te zeggen, apparentelijk door eenige trouwlooze en omgekofte der Majesteyt
aangediend.quot;

'6) R.A.U. No. 233.nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 23, 24.

Res. St. 10/20 Juli 1672.

■^ö) Not. vr. 5/15 Juli 1672. — Zie over deze kwestie hoofdstuk III blz. IIS.

-ocr page 70-

Ook door andere gebeurtenissen bemerkt men te Utrecht, dat
men in handen van den vijand was. Zaterdag 29 Juni/9 Juli deelde
van der Dussen aan de vroedschap mee, dat kardinaal de Bouillon
met de beide burgemeesters had gesproken op Paushuize en
verklaard, speciaal in de stad te zijn gekomen om den Dom voor
de Katholieken in gebruik te nemen so). Men begon de klok te
luiden, den preekstoel uit te breken en te geeselen^i) en een
altaar en beelden op te stellen. Van den preekstoel hadden
immers de Protestantsche predicaties weerklonken! Zondag
(30 Juni/10 Juli) luidde de klok weer uren lang. De stoelen
en banken, die niet weggenomen werden door de soldaten,
werden verbrand, ook Protestantsche bijbels, collectezakjes enz.
Om 9 uur werd de Dom opnieuw gewijd met de gebruikelijke
ceremoniën en daarna de hoogmis gecelebreerd door den kardi-
naal 82). s Middags werd het Te Deum gezongen en gepreekt
door een pater,
Brienen 83). De kerk was vol menschen. Hoe
moesten de Gereformeerden zich ergeren! De vergadering van den
kerkeraad werd verplaatst naar de Janskerk 84). In een brief uit
Utrecht d.d. 24 Juni/4
Juli 85) hoort men de jammerklacht: „in
't schrijven moet voorbij mijn huis zien gaen 2 graeuwe mon-
nicken met haer kappen op!quot; Het sacrament werd openlijk over
straat gedragen naar 't ziekenhuis „en wierden de lieden, die het
selve voorbij gaende niet wilden groeten, lustigh geslagen, ja sij
hadden ordre van den Gouverneur, dat sij deselvighe in het
water souden werpenquot; 86). Dit mag nu ietwat overdreven wezen,
de gemoederen waren lang niet rustig. Aan den kerkeraad werd
dan ook door de vroedschap aangeraden, er voor te zorgen, dat
de predikanten ..hare woorden en redenen in hare predicatiën
en publique gebeden sulcks comen te dirigeeren en modereeren,
dat daerdoor geen nadeel aen de Regeringe en Gereformeerde

80)nbsp;Not. vr. 29 Juni/9 Juli 1672. «i) Aantr, betr. het voorgev. blz. 440.

82)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 22: door den bisschop van Straatsburg.

83)nbsp;Zie over Abraham Br.: Bat. Sacra III blz. 412.

84)nbsp;Not. kerkeraad 30 Juni/10 Juli 1672.
88)nbsp;No. 231 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U-
86)nbsp;Journaal blz. 20 (25 Juni/5 Juli).

-ocr page 71-

Godsdienst worde toegebrachtquot; ). Drie dagen later werd be-
sloten, dat de maandelijksche vast- en bededagen voor de wa-
penen van het land „en becoming van de vredequot; en de avond-
gebeden. zouden ophouden 88), De laatste werden driemaal
's weeks om 5 uur gehouden, gedurende Yi uur. om de beurt in
een van de hoofdkerken, sinds 6 Mei in twee kerken tegelijkertijd.
Naar aanleiding hiervan vroeg de kerkeraad aan de vroedschap,
wat er in de capitulatie stond over de uitoefening van de Ge-
reformeerde
religie 89). Het doet vreemd aan. dat de voorwaar-
den van de overgave dus niet openlijk bekend waren. Hetzelfde
blijkt uit een brief uit Utrecht van 2/12 Juli^o): „De monnicken
van allerley soort swieren hier machtig door de stadtquot;; na het
te hebben gehad over den Dom, gaat de schrijver verder: „Hoe
't met de andere kercken gaen sal weet men niet. also niemant
kennisse krijgen kan op wat conditie onze Heeren de Stadt over-
gegeven hebbenquot;.

Zondag 7/17 Juli vermaanden predikanten en priesters hun
toehoorders om niet met belijders van een anderen godsdienst te
disputeeren 91). De vroedschap vaardigde 8/18 Juli een publicatie
uit, waarin het verboden werd ..den een des anderen Religie of
godsdienst te schelden ofte lasteren ofte eikanderen over saecken
van Religie te injurieren ofte misdoen.quot; Er was dus blijkbaar al
het een en ander gebeurd! 92).

Zoo kreeg Utrecht reeds voor het vertrek van Lodewijk XIV
een voorproef, van wat de Fransche bezetting zou meebrengen.
De hoop op ontzet door den
Prins 93) of op vrede 94) is al
spoedig vervlogen. Buckingham en Arlington — die hierheen

Not. vr. 17/27 Juni 1672. ld. Not. kerkeraad.

88) Not. vr. 20/30 Juni 1672. ld. Not. kerkeraad.

8») Not. kerkeraad 20/30 Juni 1672. »o) Knuttel 10064.

w) Nol vr. 5/15 Juli 1672.

Ongedrukte brief uit het m. s. van de Dag. Aant. (No. 224 Suppl. Cat.
v. d. Bibl. over U.) d.d. 1/11 Juli: de inwijding van den Dom had tot op-
hitsende „discoursenquot; geleid.

No. 226 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

No. 224 Suppl. Cat v. d. Bibl. over U.

-ocr page 72-

t

kwamen om vrede te sluiten, maar slechts in samenwerking met
Frankrijk, en op zeer harde
voorwaarden 95) — kwamen 6 Juli
in Utrecht aan. Zij waren den vorigen dag te Bodegraven ge-
weest bij den Prins. Eenige uren na hen kwam Hahfax.
Buckingham logeerde bij Mevrouw van Brakel op het Jans-
kerkhof en Arlington bij den Heer van Moersbergen 96). Zij
werden den volgenden dag afgehaald door twee van 's konings
karossen, elk met zes paarden ) gn door den koning in audiëntie
ontvangen. De heeren Seymour, Germain (Jermijn) en Gabriel
Sylvius kwamen 10 Juli door Utrecht, op weg naar Bodegraven
voor nadere onderhandelingen, terwijl Buckingham en Arlington
met Lodewijk XIV meetrokken 98). De eerstgenoemden zijn later
weer door Utrecht gekomen en hebben het Fransche leger ge-
volgd
99).

De koning benoemde 7 Juli (27 Juni) tot bevelhebber van het
leger in de provincie Utrecht den hertog van Luxembourg en tot
gouverneur over de stad kolonel Stouppa. De soldaten, die tot
nu toe in Utrecht gelegen hadden, zoowel Franschen als Zwit-
sers, .werden vervangen door
anderen loo), verdeeld voor den
eersten nacht over Janskerkhof en Neude, later in eenige kerken.
Het waren 2 bataillons (elk 16 compagnieën) van het regiment
van Castelnault en 2_ bataillons van Piemont; wat de Zwitsers
betreft, 2 bataillons (elk 4 compagnieën) van het regiment van
Stouppa, samen ruim 2500 man. Bovendien nog ruiterij loi). De

Zie over deze vredesonderhandelingen, die ten slotte zonder gevolg
bleven: Japikse. Willem III Ie deel blz. 221 vlg.

»6) Booth Dag. Aant. blz. 20. »'f) Booth Dag. Aant. blz. 20.

98)nbsp;No. 224 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U. heeft: „Godolphyn ende Germain
ende Silvius naer sijn Hoochheijd vertogen.quot;

99)nbsp;Op het verband tusschen den aftocht van de Fransche hoofdmacht en
het Engelsche gezantschap, alsmede de ontruiming van Oudewater (bezet
25 Juni) en Woerden (bezet 23 Juni) op 11 Juli, kan niet verder worden
ingegaan. Vgl. hierover o.a.: Valckenier blz. 660, Booth Dag. Aant. blz. 20.
Wagenaar XIV blz. 117.

100)nbsp;Journaal blz. 39: 5000.

191) 600 (No. 226 Suppl. Gat. v. d. Bibl. over U.).

-ocr page 73-

officieren waren hier en daar ingekwartierd 102). Luxembourg
bleef voorloopig buiten de Catharijnepoort bij het achterblijvende
Fransche leger gelogeerd; Stouppa logeerde in het huis van
Mevrouw Rodenburg op het Janskerkhof.

Opzien verwekte bet vervoer van 14 koperen schuiten (van
binnen hout. van buiten koperbeslag). zoo groot als dubbele
schouwen, op zeven wagens geladen, die elk door zestien paarden
getrokken
werden 103). Het was de bedoeling, daarmee te pro-
beeren over het verdronken land te varen lo^),

Luxembourg had van Lodewijk XIV de noodige instructies ge-
kregen. Hij moest zijn troepen bij de hand houden en gereed
om Holland binnen te trekken, al moest daarop gewacht worden
tot de vorst de inundatie zou te niet doen. Voor een veldheer, die
brandde van verlangen om aan te vallen, om iets uit te richten,
was het een moeilijke taak om ..bien conserver Utrecht; pourvu
que cela soit. les Hollandois sont perdus eet hiverquot;. Het
was nog pas Juli! Na verloop van tijd ziet men duidelijk een ge-
ïrriteerdheid over zijn werkeloosheid bij dezen man, die voor een
groot deel het lot van Utrecht gedurende bijna 1Hnbsp;handen

zou hebben. Hij gaat zijn ontstemming als 't ware wreken op de
Utrechtenaren 105). Maar het beeld van onmenschelijkheid. dat
men vaak van hem geeft 106), is toch ook niet juist, zooals uit het
vervolg moge blijken. Wel was Stouppa, een Zwitser van ge-
boorte, een geheel andere figuur, door zijn eenvoud en eerlijkheid
afstekend bij zijn omgeving 107). Over zijn persoon hebben de
Utrechtenaren niets dan lof gehad.

102) No. 224 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U. ^o®) Journaal blz. 40.
104) Tooneel des Oorlogs blz. 71. i05) de Ségur blz. 80.
106) Journaal blz. 223, 224. Getrouw Advys blz. 29, 30.
^07) Men moet hem, Pierre Stouppa, geb. 1620, t 1701, niet verwarren
met zijn broer (?) Lt. kol. Jean-Baptiste Stouppa, t 1692, schrijver van
„La religion des Hollandois.quot; Vgl. de Ségur blz. 77 en G. W. Roldanus,
Een verloopen predikant in de 17e eeuw (Gids 1932). Over de „libellenquot;,
die hij samenstelde op verzoek van Louvois (o.a. poging om den haat tegen
Spanje in Holland te doen herleven en om wantrouwen tegen den stadhouder
op te wekken etc.) zie: Hist, de Louvois Tome I Ch. VI p. 427, de Ségur
blz. 206 en „Spinoza in Utrechtquot;, de Gids 1896 2e deel blz. 182.

-ocr page 74-

In den nacht van 10 op 11 Juli trok Lodewijk XIV op van
Zeist, over Arnhem naar Brabant, waar een ander gedeelte van
zijn leger lag, en vervolgens naar Frankrijk. Uit St. Germain
komen voortaan de brieven van Louvois, waarin tot in bijzonder-
heden de zaken van Utrecht geregeld werden.

-ocr page 75-

HOOFDSTUK III.

De gebeurtenissen biimen Utrecht van
Juli 1672—November 1673: „De staat van belegquot;.

Het verhaal van de Fransche bezetting te Utrecht is het
verhaal van een aaneenschakeling van zorgen en lasten voor
de burgerij. Het feit. dat de regeering bleef bestaan, heeft daar
niet veel aan kunnen veranderen. Men was geheel in de macht
der Franschen en kon hoogstens een poosje tegenstribbelen bij
eiken onaangenamen maatregel, bij elke nieuwe schatting. ..Vous
devez faire entendre tout doucement aux Etats d'Utrecht. qu'il
ne faut pas. qu'ils s'assemblent sans votre permission; et que.
quand ils le feront, vous prétendez avoir un homme parmi eux
pour être témoin de ce qui s'y passeraquot;, schreef Louvois aan
Luxembourg 1). ..Tout doucementquot;! Zoo ging het. gelijk men
heeft kunnen zien. werkelijk in het begin. Er is een pamflet 2).
dat betoogt, hoe de gematigde houding van de Franschen listig
bedoeld was, om de gevluchte, meest zeer gegoede inwoners te
bewegen weer terug te keeren 3). Er was nog geen sprake van

24 Juli 1672. Campagne de Hollande blz. 104. ld. Recueil de Lettres
blz. 227 (foutieve datum: 4 Juli).
Knuttel 10664.

In een brief van 24 Juli 1672 schrijft Lux. aan Louvois (Camp. de H.
blz. 102), dat alle huizen in den omtrek verlaten staan, maar dat hij zijn best
zal doen, dat de menschen terugkeeren.

-ocr page 76-

inkwartiering, de Fransche wacht in de stad stond goed onder
tucht, de regeering bleef ongemoeid; het leek nog zoo kwaad
niet te Utrecht! Volgens den schr, ,,legdenquot; de Franschen
16 Juli „het vossevel af en vertoonden de wolfquot;. Toen publi-
ceerde nl. Luxembourg, dat alle officieele personen en allen, die
hun goederen in de provincie hadden, binnen acht weken in de
stad moesten verschijnen „om hare contributie op te brengen,
hun opgeleyt, op poene van te werden gerooft, verbrandt, etc,quot;
De schr. wil aantoonen, dat, wanneer de heeren van de regee-
ring en de voorname burgers allen waren gevlucht en weggeblè-
ven, de Franschen het in Utrecht niet lang hadden kunnen
bolwerken. Dat is achteraf moeilijk na te gaan, maar wel valt
te betwijfelen of de uitgewekenen niet ten slotte meer schade
hebben geleden door het moeten afkoopen van confiscatie van
huis en goed. dan degenen, die gebleven zijn of teruggekomen,
ondanks de zware schattingen, die men in Utrecht heeft moeten
opbrengen. In een ander
pamflet 5) worden de desbetreffende
bedragen uitgerekend en wordt ook betoogd, dat de regeering,
door te Utrecht „het werck aen de kant te houdenquot;, nog eenige
verlichting heeft gebracht aan de ingezetenen, terwijl de weg-
getrokken personen juist voordeelig zijn geweest voor de Fran-
sche schatkist. Vele burgers hadden ook niet kunnen vluchten,
gebonden door winkel of bedrijf en de Roomschen waren na-
tuurlijk gebleven.

De gematigde houding van de Fransche machthebbers heeft in
elk geval niet lang geduurd. Immers is 4 Juli de vrijdom van
impost, 9 Juli de eerste schatting al geëischt, de 181929 gld. uit
de kas, en 10 Juli de Dom gewijd.

Het garnizoen vertrok Donderdag 14 Juli naar het leger buiten
de stad en voortaan kwamen eiken dag 15 a 1600 man te voet

«) Journaal blz. 45.nbsp;Knuttel 10759.

-ocr page 77-

en 350 te paard binnen, om de wachten waar te nemen 6 ). Dit
duurde tot het laatst van Augustus, toen de troepen in Utrecht
werden ingekwartierd. In Juli was nog door Luxembourg be-
loofd, dat er geen inkwartiering zou komen, indien door den
magistraat wachthuizen en eenige nieuwe bruggen werden ge-
maakt en de burgers hun wapenen zouden inleverenDe
voortdurende regen maakte echter in Augustus het kamp buiten
de stad ongeschikt voor verblijf van de troepen, vooral van de
infanterie, „comme le pays est extrêmement marécageuxquot; s).
Luxembourg schrijft 16 Augustus uitvoerig aan Louvois 9), hoe
hij de inkwartiering denkt te regelen. Soldaten en officieren
konden niet apart worden gelogeerd; daarvoor was de^stad
te groot; men zou de troepen dan nooit vlug genoeg bij elkaar
kunnen krijgen. Bovendien sloot men te Utrecht geregeld de
deuren van de huizen. Zijn plan was, links en rechts van ieder
van de vier hoofdpoorten 1 bataillon te leggen, samen dus 8,
en daarvoor logies te zoeken langs de wallen dicht bij de poor-
ten. Nog 2 bataillons in de huizen langs de rest van de wallen,
bij gebrek aan een groot plein. En verder in de vier voorsteden.
Zijn beschrijving van de laatste en hoe hij ze wil versterken —
hij noemt ze: „Celui de Vyanenquot; (buiten de Tolsteegpoort), „de
Woerdenquot; (buiten Catharijne), „d'Amsterdam (grand comme
une ville)quot; (buiten de Weert) en „de la Porte Blanchequot; (buiten
Wittevrouwen) — is van belang voor de plaatsbeschrijving van
de stad. In de eerste en in de laatste wilde hij een brigade
cavallerie leggen. Er was daar plaats voor de paarden. De laat-
ste was niet zoo gemakkelijk te versterken, maar lag gedekt door
de stad. Luxembourg zelf ging wonen in Paushuize.

Toen de vroedschap hiervan kennis kreeg, werden de heeren
Velthuysen en Martens gecommitteerd om met Luxembourg en
Stouppa te overleggen lo ), Men rekende 4 à 5000 man binnen

®) Booth Dag. Aant. blz. 23, 24.nbsp;Not. vr. 1/11 Juli 1672.

de St. Pouange aan Louvois, 12 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 123.
Camp. de H. blz. 128. Vgl. ook den brief van 22 Aug. blz. 138.
Not. vr. 11/21 Aug. 1672.

-ocr page 78-

de muren te moeten onderbrengen. Zij bezichtigden 22 Augustus
de stad 11). De leege huizen en gebouwen bij de wallen zouden
voor de officieren worden gebruikt. De vroedschap liet in de
vergadering van de Staten voorstellen, dat de ingezetenen, die
met inkwartiering werden belast, het logies- of serviesgeld
zouden krijgen, 7 st. wekelijks voor ieder soldaat, „uit het middel
van 't huysgeltquot;, waartoe werd
besloten 12). Hun, die vrij van
inkwartiering bleven, zou een tax worden opgelegd. De vroed-
schap verdeelde zich in vier kwartieren en „ging overal langens
de wallen ende achterstraten de omschrijving doenquot; 13), Dg
heeren zeiden, dat men de soldaten op zolder kon logeeren en
per 3 soldaten maar één stroobed hoefde te geven. Torens en
wachthuizen op de wallen, kloosters en publieke gebouwen
zouden ontruimd worden om de ingezetenen zooveel mogelijk
te verschoonen i^). Maar Luxembourg ordonneerde, dat „syn
volk niet boven maar beneden soude slapen, ook bed en laken
hebbenquot; 15) volgens order van Louvois 16) en daar de vroed-
schap nog maar voor 2600 man logement had gevonden i7), zou
hij de inkwartiering zelf ter hand nemen „ende hy in twee uren
meer soude kunnen uytrichten, als de Heeren hadden gedaen in
so veel dagenquot; i8). Aan Louvois schrijft hij 2 September'19):

„Comme les bourguemaïtres n'ont pas été si vite, que je le souhaitois, à
faire les Logement, nous les avons fait nous mêmes, par canton, dans les
Lieux, que je vous ai marqués par ma précédente, en prenant, en des Endroits,
quelques ruës, qui avancent dans le gros de la ville, sans nous étendre plus
loin. Dans ces Lieux-là, qu'on nous a donnés, nous n'y trouvons pas de quoi

coucher les soldats; mais on y mettra ordre...... les gens de la ville m'ayant

promis de donner, toutes les semaines, de l'argent, à chaque Hôte, pour
l'ustencile qu'ils fourniront; je verrai à quoi cela ira......quot;

11)nbsp;Aant. betr. het verh. blz. 287. Journaal blz. 66.

12)nbsp;Not. vr. 13/23, H/24, 15/25 Aug. 1672. Publicatieboek 15/25, 19/29 Aug.
Res. St. 14/24 Aug.

13)nbsp;Not. vr. 15/25 Aug. 1672. Booth Dag. Aant. blz. 28.

14)nbsp;Not. vr. 17/27 Aug. 1672. is) Booth Dag. Aant. blz. 28.
1®) Louvois aan Lux. Camp, de H. blz. 149, 26 Aug. 1672.

17) Not. vr. 18/28 Aug. 1672. i«) Booth Dag. Aant. blz. 29.
1») Camp, de H. blz. 162.

-ocr page 79-

Booth vertelt, dat de Franschen 19/29 Augustus begonnen
..met de huyzen tot d'infouringe aen te teykenenquot; en den vol-
genden dag bleef de wacht in de stad en werd „also een begin
gemaeckt met d'inquartiring, daer de goede God onse borgerye
haest van verlossen wilquot;! Woensdag 21/31 Augustus ,is voorts
het andere Fransche en Switsersche voetvolk by d . borgers
thuys gekomen: hoe welkom deze gasten syn, kan ide- wel be-
vroedenquot;. Stouppa verdeelde de stad in 5 cantons, aan het hoofd
waarvan hij 5 oversten stelde (van de regimenten Piemont, Na-
varre, Marine, du Sault (Normandie) en
Stouppa 20) ). lederen
dag op een bepaald uur hielden dezen zitting om klachten te
vernemen. Vanwege den magistraat werden als tolk de heeren
Velthuysen, van Solingen, Sypesteyn, Maersenbroeck (na diens
vertrek naar Frankrijk vervangen door Martens 21) ) en van
Beek aan de Fransche officieren toegevoegd. Later werden nog
de commissaris Rosa voor buiten de Weert en de advocaat Ser-
vaes voor buiten de drie andere poorten aangesteld. Burgemees-
ters en de afgevaardigden van de stad in de Statenvergadering
deden de dagelijksche kleine besognes omtrent het garnizoen
af 22), Het Catharijne- en Cruysgasthuys werd voor de zieke
soldaten opgeëischt, later ook het pesthuis en het Servaeskloos-
ter23). Stouppa gaf ook order, dat officieren noch soldaten
meer mochten verlangen dan bed met toebehooren, geen vuur of
licht. In Juli 1673 werd dit nog eens uitdrukkelijk vastgesteld
bij een placcaat van Luxembourg 24), Wel zouden zij „haer
mogen vervoegen by den haert ende licht van de luyden, daer
se syn gelogeertquot; ^5),

Talrijk waren al dadelijk de klachten 26). Vooreerst gaf het
verwisselen van de soldaten, wat nog al eens voorkwam 27),

Booth Dag. Aant. blz. 32.

Booth Dag. Aant. blz. 48.nbsp;Not. vr. 16/26 Nov. 1672.

Not. vr. 13/23 Sept. 1672. Res. St. 12/22 Sept. 1672. Booth. Dag. Aant.
blz. 27. Journaal blz. 63.

No. 222 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U. 25) ßooth Dag. Aant. blz. 42.

2®) Not. vr. 26 Aug./5 Sept., 27 SeptJ7 Oct. 1672.

Booth Dag. Aant. blz. 50, 51.

-ocr page 80-

extra last, want „degene, die vertrocken. namen alles mee. dat
los was, en degenen, die aenquamen, wilden alle vervarsching
hebbenquot; 28). Booth teekent aaji op 12 November 1672: „Syn de
Regimenten van quartiren verandert, waerdoor onder de bor-
gerye grote alteratie is ontstaan, also sommige soldaten seer
moetwillig in haer niwe logementen quamen, ook veel luyden
hoger beswaert wierden als voormaals, boven dat de luyden de
soldaten, daer se aen gewent waren, verloren, ende weder andre,
die sy haer humeur niet kenden, in de plaets bequamenquot;. Men
ging ook verschillende keeren na, welke huizen „exemptquot; waren
en belastte deze dan, om de met meerdere soldaten bezwaarden
te verhchten
29). In de Statenvergadering werd wel gesproken
over „soulagementquot; van de huizen, waar inkwartiering was,
maar men kon geen middel bedenken! 30) De vroedschap hield
zich ook hiermee bezig 3i). Een lijst van de onbelaste huizen
werd 23 Sept./3 Oct. ingeleverd „ten einde daarop regard te
nemen bij de gemeene belasting of omslagquot;. Dan hoort men er
voorloopig niet van. Een collecte om de arme lieden, die soldaten
moesten logeeren, tegemoet te komen, bracht slechts 1000 daal-
ders op, ofschoon de predikanten en priesters hadden aange-
spoord mild te geven en „d'Aelmoeseniers Heeren is geseyd, dat
sy er specialyk op sullen letten wat de ryke ende onbeswaerde
gevenquot; 32).

Ook buiten de verwisselingen gedroegen de soldaten zich
ruw. Het openrameien van een deur was nog het minste 33). Op
4 December 1672 „hebben de Franschen,
gelogeert tot Jan Gerrits
in de hoge Jacobynestraet. eerst de dochter, ende daerna hem
mede swaerlyk gequetstquot; 34). Wanneer 11 April de dragonders

28) Journaal blz. 205.

Booth Dag. Aant. blz. 53, 54, 56, 57.

30)nbsp;Res. St. 27 Aug./6 Sept., 3/13 Sept. 1672.

31)nbsp;Not. vr. 26 Aug./5 Sept., 4/14, 9/19 Sept. 1672.

32)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 54, 55. — Midden in den winter is er een college
opgericht om de minder bedeelden, die soldaten in huis hadden, van brandstof
te voorzien (Not. kerkeraad 30 Dec. 1672/9 Jan. 1673).

33)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 52 en 83. 34) ibid. blz. 60,

-ocr page 81-

van buiten de Weert naar Kampen trekken, verheugen zich de
Weertenaars, „also door deselve veel overlast hebbende gele-
denquot; 35). lu voorsteden moest men de menschen gelasten hun
huizen niet te verlaten om de inkwartiering te
ontloopen 36).
Een opzienbarend geval was het binnendringen, in den avond
van 7 Maart 1673, van 9 personen, op één na alle Franschen,
bij den wijnkooper Odyk, wonende bij de Bakkerbrug. Zij over-
meesterden de familie en den ingekwartierden Zwitserschen
vaandrig en gingen met 6 a 700 gld. weg. De vrouw des huizes
werd gedood, de dienstbode ernstig gewond.

Vooral Stouppa spande zich in om de orde zooveel doenlijk
te handhaven. De soldaten, die de wacht niet hadden, mochten
na 6 uur niet meer op straat zijn, „op pene van de galgequot; 37).
De aanranding bij de Bakkerbrug werd nauwgelet onderzocht,
het heele garnizoen door Stouppa in de wapenen geroepen om
de schuldigen te doen aanwijzen. Er werd huiszoeking gedaan
en de poorten werden gesloten gehouden; een belooning loofde
men uit. Enkele dagen later werden vier van de schuldigen met
den dood
gestraft 38). Een soldaat, die het verbod van „naer
het slaan van de retraictequot; op straat te zijn, overtreden had,
..hebbende een breekyser by sichquot;, werd 22 April op de Neude
gehangen
39). ^Ile moedwil van de soldaten was natuurlijk niet
te achterhalen. De hooger geplaatste Franschen gedroegen zich
trouwens ook niet altijd behoorlijk 40).

Luxembourg kondigde 22 Juli 1673 een reglement af4i).
waarin, behalve het verbod van meer te eischen dan bed met
toebehooren, werd vastgesteld, dat zieke soldaten naar de gast-
huizen mochten worden gebracht, de burgers na de „retraictequot;
hun deur niet meer hoefden te openen; geen logies kon geëischt
worden zonder vertoon van biljet. De officieren en soldaten

Booth Dag. Aant. blz. 104.
Ibid. blz. 55. 37) Ibid. blz. 65 en 94.
) Ibid. blz. 93 cn 94. Journaal blz. 183, 184.

) No. 222 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U. Journaal blz. 205.

-ocr page 82-

mochten geen schade toebrengen aan huizen, deuren, stoepen,
geen banken voor de huizen wegnemen, geen vruchtboomen om-
hakken, de burgers niet hinderen in hun nering of ambacht,
schippers niet mishandelen of hun schuiten tegenhouden enz.
Waaruit men kan opmaken, waaraan het garnizoen zich alzoo
schuldig maakte! Op het platteland, waar de soldaten minder
onder het oog van de bevelhebbers waren, heeft naar alle waar-
schijnlijkheid een soort schrikbewind geheerscht.

Ook d^ aanzienlijke burgers, voor zoover zij zich niet aan de
inkwartiering hadden kunnen onttrekken 42), moesten onaan-
genaamheden verdragen 43). Op kamers gaan wonen om de in-
kwartiering te ontloopen werd verboden. Volgens Booth besloot
de vroedschap 19 December, dat zij, die vrij waren van inkwar-
tiering. wekelijks een zekere som zouden opbrengen, „om deselve
te distribueren aen de onvermogende personen, die met inlege-
ring sijn beswaert, ende hebben de Heeren selfs daeraf, staende
vergadering, een begin gemaakt, ende ider daertoe voor dese
week 3 gulden op de tafel geleyd: dit is maer 4 weken gecon-
tunieert, doordien alsdoen de schrickelijke taux op de huysen
opgesteld wiertquot;. Dit besluit is niet te vinden in de notulen van
de
vroedschap 44), alleen werd 4 December een advies gelezen
van de gecommitteerden „tot de billetteringequot; om bij de bewo-
ners van de huizen, die van tijd tot tijd exempt waren, wekelijks
iets te
collecteeren 45), En er werden „uitmaandersquot; aangesteld
om deze exemptiegelden op te halen 46), die door de assistenten
van de cantons zouden worden gedistribueerd. Dinsdag 13/23
Mei 1673 wordt er nog eens gesproken in de vroedschap over
subsidie aan bezwaarde huisgezinnen. Een lijst met personen,
die het exemptiegeld niet hebben betaald, wordt aan den gou-
verneur gegeven om dezen met zijn hulp te executeeren 47),

42) Booth Dag. Aant. blz. 46, 47.nbsp;^3) Aant. betr. het voorgev. blz. 447.

44)nbsp;Volgens Hist. Aant. blz. 631nbsp;waren in de St. vergadering de 2 andere
Leden het er niet mee eens.

45)nbsp;Vgl. Journaal blz. 122.nbsp;46) Not. vr. 23 Dec. 1672/2 Jan. 1673.
47) Vgl. ook Not. vr. 2/12 Juni, 17/27 Juli en 15/25 Sept. 1673.

-ocr page 83-

Het feit, dat sommigen van de aanzienlijken wel, anderen
niet met inkwartiering waren bezwaard, gaf wel eens aanleiding
tot booze woorden 48). De lasten van het garnizoen drukten
echter onevenredig zwaar op de lagere burgerij. De aanzien-
lijken daarentegen hadden weer meer te lijden van de geldelijke
eischen en gedwongen leveranties, allereerst de zware zooge-
naamde boeten voor afwezigheid.

Het placcaat van Luxembourg van 16 Juli 1672 kreeg een
vervolg in een declaratie van den koning 49) van 6 September,
uit Versailles 50): de gevluchte inwoners, die bezittingen in
Utrecht hebben achtergelaten, moeten voor het einde van de
loopende maand terugkomen, op boete van confiscatie en voor
iederen da'g 50 gld., tot onderhoud van de troepen van den
koning. Aan den, door Lodewijk XIV aangestelden. Intendant
van Justitie, Politie en Finantie, Robert, werd opgedragen de
hand hieraan te houden in al de veroverde plaatsen. Beter dan
uit een beschrijving kan men deze figuur leeren kennen uit den
straks aan te halen, op deze kwestie betrekking hebbenden brief
van hemzelf aan Louvois.

Ongeveer een maand later. 13 October, werd aan drosten,
burgemeesters enz. opgedragen
5i) inventaris te zenden van de
goederen van de niet teruggekomenen. In Utrecht moesten deze
memoriën in handen gesteld worden van den commissaris Du-
monceau. Deze was ontvanger van de schattingen en contribu-
tiën in Utrecht. Geen huur of pacht mocht betaald worden aan
in Holland wonende eigenaars. De Staten deden nog een poging
bij Robert het placcaat buiten werking te stellen, echter tever-
geefs 52) _ Wederom een maand later, 13 November, werd een
placcaat van den Intendant afgekondigd, waarbij bevolen werd,

Booth Dag. Aant. blz. 80, 81, 82, 83. ^9) Journaal blz. 72.

No. 213 Suppl. Cat. V. d. Bibl. over U.

Ibid. No. 215. Journaal blz. 106.

Res. St. 20/30 Oct. en 22 Octil Nov. 1672.

-ocr page 84-

goederen van gevluchte personen bekend te maken binnen acht
dagen op straffe van, bij ontdekking, de dubbele waarde als
boete te moeten betalen 53). Pas in het begin van 1673 ving de
uitvoering met volle kracht aan. De boete werd verhoogd tot
het vier dubbele van de waarde 54), en hechtenis. Er werd een
belooning uitgeloofd voor het aanbrengen, die 1/5 van de waarde
zou bedragen (27 Januari 1673). Dit is nog eens afgekondigd
op 4 Februari. Deze placcaten hebben represailles uitgelokt van
de Staten Generaal; op 27 September 1672 en 1 April 1673 vaar-
digden zij een dergelijk placcaat uit ten opzichte van de in hun
gebied gelegen bezittingen van hen, die in Utrecht verbleven 55).

Er zijn verschillende voorbeelden van de wijze, waarop Robert
te werk ging bij het uitvoeren van zijn last. Bekend is het ver-
haal van den Heer Johan
Hoeuft 56), aan wien begin Februari
1673 een boete van 25000 gld. (10000 zilveren Fransche kronen)
opgelegd werd, omdat zijn vader naar Holland was gevlucht.
Het huis, waarin hij woonde, behoorde hem als deel van het goed
van zijn overleden moeder. Hij was zelf niet gevlucht. Zijn broer
woonde in Frankrijk en zijn vader had daar bezittingen, waar-
uit de schatting kon gelicht worden. Robert legde tien soldaten
in zijn huis, hetgeen al spoedig voor den bewoner ondraaglijk
werd. Hij vroeg verlof buitenshuis te mogen gaan slapen, wat
werd toegestaan, maar zes (of tien) soldaten bewaakten hem.
Tenslotte trok hij een wissel van 15000 gld. op Parijs. Omdat
die niet gauw genoeg geaccepteerd werd, kwam er een boete
van nog 2500 gld. (1000 kr.) bij. Hoeuft werd in het tuchthuis
op water en brood opgesloten. De gevangeniskosten bedroegen
ook ongeveer 1000 kr. De vader betaalde tenslotte. De gereed-
schappen waren al in het huis gebracht om het af te breken.

s®) Aant. betr. het voorgev. blz. 467. Booth Dag. Aant. blz. 53.

No. 218 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U. Journaal blz. 158. Booth
Dag. Aant. blz. 80 (28 Januari). Ook in het Publicatieboek.

Het ontroerde Nederlandt. le deel blz. 415. R.A.U. No. 316.
56) Valckenier II blz. 34. Het ontroerde Nederlandt 2e deel blz. 235.
Getrouw Advys blz. 39. Journaal blz. 178. Booth Dag. Aant. blz. 83, 86. 88.
89. 91. 97.

-ocr page 85-

De Heer Wulven had zijn huis verhuurd aan den Heer van
Amelisweert. gevangene van de Franschen; het huis was ver-
zegeld. op bevel van Robert. Toch eischte deze 6000 gld., we-
gens verzwijging van dit verhuren. Wulven had het wel bekend
gemaakt, aan Dumonceau. Toen beschuldigde Robert hem. een
zegel te hebben weggenomen. Daarna werd aldus geredeneerd:
van Amelisweert moet betalen, maar nu die niet in de stad is.
Wulven. Tien soldaten kreeg hij in huis, die bevel hadden alle
middelen aan te wenden om het geld te krijgen. Volgens Booth
heeft dat garnizoen in zijn huis over de 1000 gld. gekost. Hij
betaalde. Na 2 dagen werd ontdekt, dat Wulven tapijten en
huisraad in een huis verborgen had, echter goederen van hem-
zelf, hetgeen hij o.a. bewees door het wapen aan den rand der
tapijten. Toch moest hij 4500 gld. betalen 57).

Een bekend voorbeeld van buiten de stad Utrecht is de ver-
woesting van het kasteel van den Heer van Amerongen op 22
Februari 1673 58). Valckenier vertelt, dat metselaars gedwongen
werden aan te wijzen, waar zij goederen van ingezetenen hadden
ingemetseld. Vooral Booth noemt tal van personen, die werden
lastig gevallen, 17 Februari: „De vrouw van Rysenborgh aen-
gesproken wordende wegens haer soons Heerlykheydquot;, 6000
gld. 59) en 19 Februari: Dyckvelt voor zijn 2 zusters, mejuf-
frouw Heurnius voor haar 2 dochters, Sandenburg voor zijn
broer. De advocaat Becker moest 6000 gld. (2000 rijksd.) beta-

quot;) Booth: 1500. Het ontroerde Nederlandt 2e deel blz. 234. Getrouw
Advys blz. 37. Booth Dag. Aant. blz. 83. 85. 87, 88. 89. 91, 95.

Louvois aan Lux. over hem 24 Juli 1672 (Camp. de H. blz. 104) en
12 Aug. 1672 (Ibid. blz. 121), Lux. aan Louvois 16 Aug. 1672 (Ibid. blz. 128).
Booth Dag. Aant. blz. 90. Colenbrander, Zeeoorlogen 2e deel blz. 207 (brief
van 27 Febr. 1673). In de brieven van Lux. aan Louvois is ook verschillende
malen sprake van „ceux d'Amsterdamquot;. van onderhandelen over hun contri-
butie (placcaat 16 Juli 1672) en verbranden van hun huizen in de provincie
Utrecht. (24 Juli, 22, 26 Aug., 2. 6. 13. 27 Sept., 4, 14 Oct. 1672, resp.
Camp. de H. blz. 102, 138. 147. 162, 163, 173, 190. 199, 211. Vgl. ook Aant.
betr. het voorgev. blz. 461).

Dag. Aant. blz. 89.

-ocr page 86-

len, omdat hij de bibliotheek van den Heer Hatting, die, zooals
men zeide, als Brandenburgsch minister vrij was, bewaarde en
de Heer Panhuysen 1500 gld. (600 rijksd.), omdat hij 2 koffers
met „enig lywaetquot; van denzelfden
hadeo). Mr. C. Martens
werd 18 of 20 Februari aangesproken voor zijn zuster 6i), van
der Aa 18 Februari voor zijn stiefdochter, Ruysch voor zijn
vrouw en zijn vrouws voorkinderen, van Someren voor zijn
schoonzuster, Duckenburg 19 Februari ook voor familieleden 62).
Ruysch (in boerenkleeren) en van Someren zijn gevlucht 63).
volgens Booth ook van der Aa64). Duckenburg en Martens
weigerden te betalen, ook toen de eisch verschillende malen
herhaald werd, tot in Juni. Booth vertelt, dat de eerste tenslotte
5000 gld. heeft betaald 65). Van Hengel werd aangesproken
voor zijn afwezige dochter en haar kind, maar op voorspraak
van zijn buurman van Weede, die blijkbaar in aanzien was bij
de Franschen, verschoond. Dr. Booth moest opkomen voor zijn
zusters. Hoe dit is afgeloopen, vermeldt de historie niet. Er heeft
waarschijnlijk groote willekeur geheerscht. Op vriendschappe-
lijken voet staan met de Fransche heeren, was wel een voordeel!

In de Lange Nieuwstraat is het huis van procureur de With
(Booth spreek van de Wys 66) ), die naar Amsterdam was ge-
vlucht,
afgebroken 67), niettegenstaande bewezen werd, dat er
hypotheek van 6000 gld. op stond en het aan onmondige kinde-
ren behoorde, die reeds vier jaar buiten Utrecht vertoefden. Het
werd bewoond door den Heer Wesel, die 4 Maart de taxatie

6°) Het ontroerde Nederlandt 2e deel blz. 256; Journaal blz. 169; Booth
Dag. Aant. blz. 82, 87.

«1) Ibid. blz. 257; blz. 180, 181; blz. 90.

«2) Booth Dag. Aant. blz. 89.

®®) Res. Ged. St. 20 Febr./2 Maart: Ruysch in de Pinantiekamer ver-
vangen door Dijckvelt. Secr. Res. St.: Brief van 25 Maart/4 April 1673
aan den Heer Ruysch „jegenwoordig tot Amsterdam sijndequot;.

84) Dag. Aant. blz. 91. 85) itid. blz. 92.

88) Ibid. blz. 100. Knuttel 10664 ook.

8^) 27 Maart 1673. Journaal blz. 186. Het ontroerde Nederlandt 2e deel
blz. 259.

-ocr page 87-

ten laste van den eigenaar had ontvangen es ), Het huis van
van der Hoolck werd 10 Februari verzegeld en 3 dagen later
werden de meubels er uit gehaald „gelyk uyt meer andrequot; b.v.
uit het huis van Lt. kolonel Weede en den Heer Steeland op
14 Februari
69). Op 3 Maart teekent Booth aan^o)-. „De Sche-
pen Veldhuysen in faveur van Joffrouw Kricx, die voor een
soons ende twee dochters absentie op 18000 gulden aengespro-
ken wert, bij monsieur de Monceaux haere documenten verto-
nende, waarbij sij betoond, dat haer dochters ende soons goe-
deren gelegen sijn onder het gebiet van de Staten-Generaal,
welke bewijsen, niettegenstaande monsieur de Monceaux op
deselve niet wist te seggen, niets opereerden, maer bequam de
Heer Veldhuysen tot antwoort, dat sy varen soude als de rest,
want sy ryk synde het koste betalenquot;. De apotheker Boevins,
die boeken en meubelen bezat van een gevlucht student, die bij
hem had gewoond, werd
beboet ^i). Den volgenden dag „Jof-
frouw van de Weerd, enighe meubelen van Joffrouw van Ho-
genhuysen by haer hebbende, gelijk ook monsieur Sourin,
walsche Predicant, syn niettegenstaende sy deselve hadden
aengebracht, d'eerste afgeëyst ter oorsaecke voorz. 400 gulden,
ende monsieur Sourin 180 gulden, synde de waerdye van de
goederen, waervoor sij deselve vrijelijk naer Holland sullen ver-
mogen te sendenquot;. En 21 Maart: „Ten huyse van Maseur de
Beer is gesonden een billet geteykend by Robbert, inhoudende
een taxatie van haer afwesen sedert lo October, tot 50 gulden
daeghs: doch sy is met paspoort van hier eerst vertrokken den
2 December 72quot;. Dat de bovenstaande verhalen niet overdreven
zijn, bewijst wel de brief van Robert aan Louvois van 14 Fe-
bruari 1673 72 ). De ordonnanties van 27 Januari en 4 Februari,
zoo schrijft hij, vaardigde hij uit, om de goede meubels los te
krijgen,

..ayant surpris deux hommes en faute, l'un qui n'avoit qu'un méchant cuir
doré avec quelques Sièges et armoires de bois, et l'autre qui avoit environ

Booth Dag. Aant. blz. 92.nbsp;Ibid. blz. 86, 88, 89.

Ibid. blz. 92. 71) Ibid. blz. 95. 14 Maart 1673.

Hist, de Louvois Tome I Ch. VI p. 427.

-ocr page 88-

4 ou 500 volumes de méchants livres de médicine ou de droits, j'ai estimé
les meubles du premier 150 patagons et les livres du second, 500 patagons,
qui est en vérité une fois plus qu'ils ne valent, et, à cause qu'ils n'étoient pas
à eux, et que, non obstant l'ordonnance, ils ne me l'étoient pas venus déclarer,
j'ai condamné le premier à six cents écus d'amend, et le second à deux
mille écus; et comme c'étoient deux hommes accommodés, j'ai sur le champ
rais garnison chez eux à discrétion; ce qui a produit un fort bon effet à l'égard
du payement de ces deux-la.quot;

Wanneer de aangiften binnenstroomen, betreurt hij dit eigen-
lijk, omdat hij veel geld binnengekregen zou hebben bij het
vinden van deze goederen. En dan volgt zijn verslag van de
handeiwijze tegenover de heeren Wulven en Hoeuft.

„Je suis présentement après a pousser un peu violemment, et peut-être pas
trop justement deux des plus notables et des plus riches de cette ville. L'un
s'appelle M. Wulft, qui est un des Etats de cette ville, chez qui j'ai trouvé
environ deux douzaines de méchants sièges, qui étoient à une personne retirée
en Hollande; par ou il tombait dans le cas de l'amende du quatruple, puisqu'il
ne les avoit pas déclarés; mais comme les dits sièges, à les bien estimer, ne
valent que vingt sols tout au plus la pièce, l'amende n'auroit dû être que
de cent livres. Cependant, au lieu de cent livres, je lui ai demandé une amende
de six mille florins, sans avoir de fort bonnes raisons à lui dire pourquoi

......sinon parceque je prétends que lesdits sièges etoient dans une maison

ou l'on a fait rompre les sellés, que j'y avois fait mettre. Voila le prétexte
dont je me sers; mais la raison que j'ai dans le fond, c'est que jai été bien
informé que dans l'assemblée des Etats, personne n'a jamais été plus contre
les interets du roi que lui, et j'ai cru que vous ne trouveriez pas mauvais
que je me servisse de ce petit prétexte, que j'ai cherché avec bien de la peine
pour lui donner cette mortification qui profitera de six mille florins au roi
et qui donne de la joie et en même temps de l'apprehension à tous les plus
notables habitants; car il n'est point du tout aimé, et il n'y a personne qui
n'ait d'abord deviné pour quelle raison je lui ai fait cette querelle d'allemand.
Je ne sais pas quand il payera; mais à on compte, il y a déjà 5 jours qu'il a
12 soldats chez lui, et deux jours qu'il en a vingt, qui sont assurément fort
grande chère et tous si saouls de vin qu'ils ne veulent plus boire, que de
l'hypocras. L'autre personne que j'ai condamnée à une amende un peu violente
est M. Oeuft le fils, lequel a son père et trois soeurs, à la Haye. Je lui ai
fait une querelle sur ce que, sa mère étant morte depuis quelques mois, il ne
peut pas encore vraisemblablement avoir fait de partage, et qu'ainsi je dois
considérer tout ce qu'il a, non pas comme lui appartenant en son propre,
comme il le prétend (et cela est peut-être vrai) mais comme étant indivis
entre lui et ses soeurs et son père, et, en conséquence de cela, je lui demande
de me payer 50 florins par jour pour quatre mois, pour son père et pour
chacune de ses soeurs, ce qui ne monte seulement qu'a 80.000 florins.

-ocr page 89-

Il m'a d'abord voulu abandonner tout ce qu'il a de meubles et de bardes,
soit que je les regardasse comme à lui ou commes à ses frères ou soeurs; mais
je n'ai eu garde d'accepter ses offres, car j'y aurois trop perdu, n'ayant pas,
je crois, pour 500 écus de meubles en cette ville; et après lui avoir dit les
moins méchantes raisons que jai pu, j'ai envoyé quatre soldats chez lui; et
comme il dit toujours qu'il n'a pas de quoi payer cela, ni approchant, je lui
ai envoyé depuis deux jours une augmentation de dix soldats. Il persiste à
dire qu'il n'a ni argent ni crédit; et moi je persiste à dire qu'il payera ou
que j'abattrai la maison qu'il a en cette ville, qui est tres belle; et je ne me
relâcherai point assurément qu'il ne lui en coûte tout au moins la moitié. Je
sais bien que si l'on approfondissoit beaucoup ses raisons et les miennes, les
siennes vaudroient peut-être mieux que les miennes, je dis même au pied de
la lettre de l'ordonnance du roi; mais j'ai cru qu'il suffisoit à son égard que
j'eusse une raison vraisemblable, parceque j'ai appris que son pere a beaucoup
gagné en France dans les affaires et que s'il y avoit été, il auroit payé une
bonne taxe à la chambre de justice, et ainsi, j'ai cru ne pouvoir mieux choisir
que lui pour servir d'exemple au public; d'autant plus qu'il est fort haï dans
la ville, parce qu'il y a fait beaucoup de sortes d'affaires. Ces gens-ci, qui
avoient coutume d'être les maîtres, sont tellement étourdis de se voir traités
comme üs sont, qu'ils en sont devenu tous hébétés et incapables de songer
à aucuns expédients.quot;

Louvois prijs hem zeer in zijn antwoord (6 Maart)!

Ook de Katholieken, zooals men misschien kon denken, zijn
met verschoond hierin 73). In de vroedschapsnotulen zijn slechts
enkele aanteekeningen, die op deze placcaten en hun uitvoering
betrekking hebben. Men heeft op 15/25 September 1672 aan den
Intendant verzocht den termijn voor het terugkomen van eige-
naars van huizen te verlengen, wegens de onveihgheid van het
reizen. Aan de Heeren van den Gerechte wordt 21/31 October
gevraagd, ten opzichte van het placcaat van het inventariseeren
van goederen van gevluchte personen, de vroedschap van advies
te dienen. Hoe het advies luidde, hoort men niet, maar 11/21
November wordt een
pubhcatie74) uitgevaardigd, dat de schou-
ten de absenten en hun eigendommen moeten opgeven. De
vroedschap kon er ook moeilijk wat aan doen. In den loop van
het verdere jaar 1673 hoort men langzamerhand niet meer van
dergelijke voorvallen.

Getrouw Advys blz. 52. Valckenier II blz. 324.
') No. 223 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

-ocr page 90-

De meer vermogenden hadden ook hun aandeel te dragen in
de gedwongen leveranties, voornamelijk in het leveren van
bedden. In het eind van November 1672 vorderde Robert er
1600 met peluw en deken, voor de soldaten in de voorsteden 75).
De vroedschap besloot, dat de vermögendste burgers hiervoor
moesten zorgen (5 December). Er werden ook 50 „paleassenquot;
ingekocht. Het leveren van lakens werd afgekocht met 3 gld.
4 st. het paar 76). Voorloopig zouden er 800 door de Franschen
uit de huizen worden gehaald 77 ) ; later moesten de bedden ge-
bracht worden in de Jacobi-, Buur-, Catharijne- of Geertekerk.
ieder in zijn
parochie 78), Grif werd er niet aan het bevel vol-
daan. Half Januari werd er opnieuw een aantal (600) bedden
en dekens door den Intendant gevraagd, die verschaft werden
door degenen, die tot nu toe in gebreke waren gebleven of aan
wie het nog niet gevraagd
was 79). Nog 200 paar lakens zijn
waarschijnlijk in geld
geleverd so).

Louvois draagt in een brief van 13 Juli 1672 aan Luxembourg
op, om, daar het water slecht is, een pot bier voor ieder soldaat
aan de stad te vragen 8i). Het blijkt niet, dat deze eisch werke-
lijk gesteld is, evenmin als die van schoenen, waar Luxembourg
24 Juli Louvois over schrijft f^jj klaagt, dat de menschen
in Utrecht zijn: „fort rétifs, dès qu'on leur demande la moindre
chose, présentant tous les jours vôtre Billet, par lequel vous leur

promettez que, moyennant les 181929...... il ne leur sera rien

demandé jusqu'au mois d'Octobre, ce qui fait qu'ils ont un
cahier de fraix, montant à 50000 florins, qu'ils veulent, qu'on
leur arrêtequot;, waarop Louvois
antwoordt ) ^ dat men geen geld.

Booth Dag. Aant. blz. 56. „De Borgemeesteren deden de Vroetschap
naer de predicatie (hierover) vergaderenquot;. 20 Nov. Niet in het Resolutieboek.
•^8) Res. St. 10/20 Dec. 1672.nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 61.

78) Ibid. blz. 62. 7 Dec. 1672. Not. vr. 8/18 Jan. 1673.
70) Journaal blz. 151. Booth Dag. Aant. blz. 79.

8«) Res. St. 14/24 Jan. en 30 Jan./9 Febr. 1673. Res. Ged. St. 15/25
Jan. 1673.

81) Camp. de H. blz. 99. «2) i^id. blz. 102.
83) Ibid. blz. 120. 8 Aug. 1672.

-ocr page 91-

maar daarom nog wel schoenen kan vragen. Het cahier de fraix
moet maar naar hem worden gezonden. Volgens Luxembourg )
spraken de Utrechtenaren er toen echter niet meer over. Het
zou hen ook niet geholpen hebben.

Luxembourg had in het begin gewild, dat de Staten van
Utrecht de fourage zouden leveren 85) of liever, op hun bevel
en volgens hun regeling, de dorpen der provincie. Dat zou de
gelegenheid aan de ruiters ontnemen om kwaad te bedrijven op
het plattelandse). Zij gingen hier niet op in. De kwestie valt
trouwens samen met de onderhandehngen over de geldelijke
eischen van Robert, waarover later. Louvois schreef aan Luxem-
bourg (8 Augustus), dat men het dan maar regelen moest buiten
de Staten om. Verschillende malen werden er ook tapijten ge-
vraagd door de Franschen voor de logementen van Luxembourg
en hooge
officieren 87). Ze werden ook wel eenvoudig ergens
weggehaald 88). De vroedschap en misschien ook de Staten
hebben achteraf, na het vertrek van de Franschen, nog wel
moeten betalen voor allerlei zaken, die in den Franschen tijd aan
de armee waren geleverd, zooals blijkt uit een rekening van
Johan van Paddenburgh, die paspoorten had gedrukt, biljetten
van inkwartiering voor verschillende regimenten, orders enz. 89).

In den winter van '72 op '73 is er enkele malen sprake van
turfleveranties aan het leger 90). Men brak huizen af om plan-
ken en balken van de vloeren te krijgen voor brandstof »i). Om

Camp. de H. blz. 138. 22 Aug. 1672 aan Louvois.

Ibid. blz. 114. Brief van 24 en 27 Juli 1672.

Res. St 13/23, 14/24, 15/25 Juli 1672.

Not. vr. 23 Aug./2 Sept. 1672, Res. St. 24 Aug./3 Sept. 1672: inkoop
van tapijten voor 2 kamers van Lux. 535 gld. In de Res. Ged. St. 18/28 Sept.
1672 brengt de Secretaris rapport uit, dat hij voor Lux. en den Int. tapijten
heeft gekocht voor 535 gld. en goudleer voor 318 gld. en nog tapijten voor
1000 gld. Not. vr. 3/13 Oct. 1673.

Booth Dag. Aant. blz. 116, uit de kamer van de Staten, voor den
markies de la Freselliere, die ingekwartierd was bij muntmeester Gerobulus.

Squot;nbsp;voorgev. blz. 445, Journaal blz. 207.

J G.A.U. No. 913. 90) Res. St. 18/28 Oct. 1672.

) Booth Dag. Aant. blz. 43.

-ocr page 92-

hieraan een eind te maken kochten de Staten voor 6000 gld. turf
en de stad kocht voor 5000 gld. 92 ). Natuurlijk werd er toch hout
geroofd, „alle plantagie rontsom de stad afgehouwen ende ver-
brandquot; 93). Begin December requireerden de Franschen alle
schepen en schuiten om zelf turf te gaan halen uit het veen 94 ).
Midden Januari eischte Luxembourg weer, dat de stad hem turf
zou verschaffen; anders zou hij de „deuren ende veynsters van
de Heeren haer huysen doen afhangen ende
verbrandenquot; 95).
Hij gaf toen het reeds meermalen gevraagde paspoort voor eenige
schepen en schuiten om de turf af te halen. Dat requireeren van
vaartuigen, ook voor andere doeleinden, kwam vaak
voor 96).
Ook sleden preste men 97) en wagens 98). In den zomer van 1673
werden er per week 50 slachtbeesten geëischt door
Robert 99).
Men kocht het af voor 1000 gld per week.

Het is soms moeilijk de grens te trekken tusschen requisities
en plunderingen, evenals tusschen plunderingen en krijgsverrich-
tingen. Reeds toen de koning nog te Zeist was, werd er op het
platteland geplunderd. In de stad heerschte toen nog goede
tucht. In September 1672 schrijft Stouppa over de „désordresquot;
aan Louvois loo ). Hij had al eerder er over willen schrijven, maar
hoopte, dat het euvel zou ophouden. De opgelegde schat-
ting 101), zegt hij, is voor de Utrechtenaren niet te betalen „par
la désolation entière de tout leur territoir, qui est entièrement

exposé aux pillages des troupes du Roi......je n'oserois vous dire

jusqu'à quel excès la licence du pillage est montéequot;. Ook de
dorpen, die met moeite sauvegardes 102) hadden betaald, werden

»2) Booth Dag. Aant. blz. 44. «3) Ibid. blz. 63.
»4) Ibid. Ö5) Ibid. blz. 78.

86) Ibid. blz. 58. Journaal blz. 50, 52, 106. Hist. Aant. blz. 630, 632.
»') Journaal blz. 157, 169. Booth Dag. Aant. blz. 84.
98) Booth Dag. Aant. blz. 47.

90) Not. vr. 7/17 Juli 1673. Res. St. 6/16, 8/18, 11/21 Juli 1673.
10«) 27 Sept. Recueil de Lettres blz. 124. i^i) Zie beneden, blz. 91.
102) Hier wordt het woord niet gebruikt in de gewone beteekenis (vrij-
waring voor plundering), maar in den zin van: soldaten, ingekwartierd ter
bescherming tegen plundering.

-ocr page 93-

niet gespaard, terwijl aan de terugkeerende plattelandsbewoners
veiligheid was
beloofd los). Geld, meubels enz. werden zooveel
mogelijk door de menschen naar Amsterdam gestuurd. ^ Het
vluchten hield aan. „Ce ne sont pas seulement les simples soîdats
ou cavaliers, qui en sont coupables: il y a des principaux offi-
ciers de l'armée qui n'ont que trop de part à ces désordresquot;.
Luxembourg had reeds 27 Juli 1672 geklaagd i04). dat de sauve-
gardes zelf voor de boeren „des choses terriblesquot; waren. Hij
hoopte toen, na de komst van Robert. de kwestie van de sauve-
gardes met hem te regelen, door in plaats daarvan met de dorpen
verdragen te sluiten over contributie. Waarschijnlijk is het ge-
drag der sauvegardes later weer beter geworden, tenminste de
schrijver van het ..Journaalquot; deelt mee op 17 Juli 1673: .,Alle
de Sauvegardes wierden oock op lyfstraf opontboden. De Boe-
ren. hierover in groote noot gheraeckt, quamen in groote menigte
hun klachten voor Luxembourg doen, die. door hun gekerm be-
woogen, andere beloofde te sendenquot;. Misschien waren zij wel
van twee kwaden het minste. In den zomer van 1673 werden
om de stad gelegen hoven en moestuinen „tot conservatie van
de vruchtenquot; door sauvegardes
bewaakt lOS).

Een groot deel van de wanorde was het gevolg van het foura-
geerenioe), Luxembourg trachtte het eerst tegen te gaan door
het plan op te vatten, de officieren te laten betalen voor wat de
ondergeschikten misdreven. Louvois keurde dit goedio^) en hij
drong er op aan. dat schuldige sauvegardes opgehangen zouden
worden. Dit is ook wel gebeurd lo»). Op 31 October 1672 vaar-
digde Luxembourg een placcaat uit, waarin rooverijen en wan-
ordelijkheden van de soldaten verboden werden „sur peine de
la viequot; 109). Uit het placcaat blijkt, dat er 22 Augustus al een
dergelijke order was gegeven. De huizen in de voorsteden en
in den omtrek van de stad worden speciaal genoemd en het

Res. St. 10/20 Juli 1672. i*'^) Camp. de H. blz. 114, aan Louvois.

Not. vr. 9/19 Juni 1673.nbsp;Camp. de H. blz. 138.

Ibid. blz. 121, aan Lux. 12 Aug. 1672.nbsp;Journaal blz. 44, 53.

Ibid. blz. 108. No. 216 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

-ocr page 94-

omhakken van vruchtboomen en van de boomen in de Malie-
baan. In de stad zelf zijn dan blijkbaar nog niet zooveel klach-
ten. De officieren moeten het niet nakomen van het placcaat
verhinderen „sur peine d'interdiction de leur charges et de payer
en leur propres les delicts et dommagequot;. Burgemeesters en vroed-
schap van Utrecht sluiten zich hierbij aan met een placcaat van
29 Oct./8 Nov. 1672110), waarin hetzelfde aan de ingezetenen
wordt verboden. Hieruit kan men opmaken, dat dezen wel eens
mee deden! Hout, van dergelijke overtredingen afkomstig, mocht
niet vervoerd, ge- of verkocht worden of gebruikt m), materialen
van afgebroken huizen niet gekocht 112). De kerkeraad verbood
aan de lidmaten geroofde goederen op te koopen ns). Booth
vermeldt tallooze malen plunderingen en zegt een keer: „d'andre
plonderingen hebbe niet gesteld, als synde haer dagelyx werk
geweestquot; n^). Op 17 September 1672: „syn de Fransche naer
Capel geweest om te vourageren, onder beneficie van hetselve,
gelyk in alle dorpen van het Sticht daer sy konnen bykomen, de
boeren pillerendequot;; 9 October 1672: 's Graveland, Loosdrecht
en Breukeleveen 115); 27 October 1672: Goyland. ..Ik hebbe
heden ook verscheyde huysen buyten de Weert sien afbreken
om het hout daeraf te halen, ende komen alle uren vele ende
ontallyke wagens binnen, geladen met balken ende uytgebroken
planken van de vloerenquot; ne). Van het placcaat van 31 October
1672 zegt deze schrijver: ..niet een van de artikelen wert geobser-
veertquot; n^), evenmin als het placcaat van de Staten van Januari

110)nbsp;No. 217 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U. Booth Dag. Aant. blz. 51.

111)nbsp;Vgl. placcaat van de Staten 7 Jan. 1673 (Res. St. 7/17 Jan. 1673) in
het Publicatieboek. Booth: „Dit wert gansch niet geobedieert.quot; (blz. 79).

112)nbsp;Placcaat van 8/18 Juli 1672. Groot Placcaatboek van U. Ibid. 23 JuliJ
2 Aug. 1672 en 6/16 Mei 1673.

113)nbsp;Not. kerkeraad 30 Sept./lO Oct. 1672. iquot;) Dag. Aant. blz. 26.

115)nbsp;Ibid. blz. 33.

116)nbsp;Ibid. blz. 43. Knuttel 10515: „Aen de Maliebaan zijn alle de speel-
huyzen behalven de muuren alleen gedestrueert. De balcken soldringen,
vensters en deuren neemen sy al wegquot; (Oct. 1672).

1quot;) Dag. Aant. blz. 45.

-ocr page 95-

1673. Op 8 Februari: „het ruineren van de plantagiën aen de
heykant continueert als vooren. ende kan men niet sonder altera-
tie aensien het schrickelyk dagelyks inbrengen van ontelbare
wagens en karren met de schoonste eyke- ende andre stam-
menquot; 118). Dit laatste houdt natuurlijk verband met het gebrek
aan brandstof n^). Maar het plunderen hield in den loop van
1673 aan en op 17 September teekent Booth nog eens op: „on-
dertussen is de miserie ten platten lande seer groot, want alles
geplonderd ende geruineert wertquot; 120).

In de stad zelf is de tucht ook wel eens zoek geweest: „het
rooven ende stelen soo frequent by nacht ende avond, dat de
straten niet langer by donker gebruykbaer syn; selfs is op de
klaren dag, ontrent ten 3 uren naer de middag, by de Witte-
vrouwenpoort een bleykerswagen aengetast, ende twee mandens
met linnen afgenomen ende geplondertquot; 121). Stouppa handhaaf-
de echter, zooveel hij kon, de tucht en strafte misdadigers streng.
Een van de roovers van de bleekerskar werd drie dagen later
opgehangen 122). Toen op een avond soldaten, die de eerste
ronde deden, een persoon „naedat hy ontrent een uur met haer
heeft moeten gaen, moederlyke naeckt hebben uytgetrokken en
seer geslagen en
genepenquot; 123), werden den volgenden dag de
delinquenten opgespeurd. Soldaten, die „nachtdieveryquot; pleeg-
den, werden streng
gestraft 124). Het kwam nog al eens voor:
-op eene nacht zyn geschiedt wel 25 huysbraecken in de
Stadtquot; 125). Van bestraffing van een geval, waarbij een vrouw
werd doodgeschoten, opdat zy soldaten, die zy met een gestolen
koe gezien had, niet zou
„beklappenquot; 126), hoort men echter

Dag. Aant. blz. 84.

quot;») Zie boven. Vgl. Aant. betr. het voorgev. blz. 469, 471 en Brief-
wisseling van der Goes (Werken H.G. 3e serie No. 11) blz. 426.

^^'O) Dag. Aant. blz. 123. Vgl. Valckenier II blz. 499/501. De Staten betaalden
verschillende keeren tractement uit aan soldaten. (6 sergeanten en 26 soldaten)
die het platteland zuiverden van roovers (Res. St. 30 Maart/9 April 1673,
1/11, 11
/21 Mei 1673. Booth Dag. Aant. blz. 104).

Booth Dag. Aant. blz. 43, 44. ^^ Vgl. ibid. blz. 53.
Journaal blz. 48.

Ibid. blz. 108. Booth Dag. Aant. blz. 89, 179, 190.
®) Knuttel 10515.nbsp;Journaal blz. 208.

124)
125\

-ocr page 96-

weer niets 127). Waarschijnlijk heeft Stouppa hiervan geen
kennis gekregen. Het geval van den wijnkooper
Odyki28) be-
wijst wel. dat hij zooiets niet straffeloos liet gebeuren, „hij hield
wel de fraaiste ordre, waarom ook by d'Ingezetenen meest wierd

bemindquot; 129).

Wanneer Condé in Mei 1673 in Utrecht komt, correspondeert
hij over deze dingen met Louvois. Hij wijst op de slechte beta-
ling, zoowel van soldaten als officieren, terwijl alles duur is,
vooral vleesch. Degenen, die in de stad in garnizoen liggen,
hebben het iets beter dan de militairen op het land. i30). Dit jg
ook een verklaring — behalve het mindere toezicht en de gele-
genheid. die het fourageeren bood — van het feit. dat de dés-
ordres buiten de stad zoo veel erger waren dan binnen. In een
pamflet leest men: „de soldaten krygen geen soldy genoeg en
leven van de roofquot; isi).

Louvois verontrustte zich wel over de wanordelijkheden van
de troepen, niet ter wille van de bevolking, maar wegens de
financiën van den koning „qui souffraient de cette concurrence
de pillagequot; — hij eischte dat „dans la spoliation de la Hollande,
tout le profit fût pour le roiquot; — en omdat de troepen er ongedis-
ciplineerd door werden. Van de maatregelen, die Luxembourg
nam, schrijft hij: „il ne s'en prenait qu'aux subalternes pour
ménager son credit parmi les officiersquot; 13,2)_ Qg Ségur noemt,
ook als oorzaak van de „licencequot; van de troepen, het „relâ-
chement de discipline qu'entraine l'inaction
prolongéequot; 133).
Robert meende, dat Luxembourg wel beter orde kon houden:
maar deze vond het klaarblijkelijk hoe langer hoe minder noodig
er zich druk over te maken.

De duurte, gevolg van de schaarschte der levensmiddelen,
drukte natuurlijk ook de bevolking zeer. In Augustus 1672 begon
het zout reeds op te raken, In de vroedschap (23 Aug./2 Sept.

12'^)nbsp;Vgl. de waarschijnlijk overdreven verhalen: Valckenier blz. 327, 328.

128)nbsp;Zie boven, blz. 69. 120) Valckenier blz. 325.

13«)nbsp;Recueil de Lettres blz. 388. i3i) Knuttel 10082.

132)nbsp;Hist. de Louvois Tome I Ch. V. en VL i33) blz. 87.

-ocr page 97-

1672) en de Staten (24 Aug./3 Sept. 1672) werd voorgesteld,
zout van buiten de provincie op te koopen. Volgens het ..Jour-
naalquot; gingen er 29 Aug./8 Sept. 20 wagens naar Kampen om
zout te
halen 134) en kwamen 3/13 September terug. Op 7/17
October werden vier heeren uit de vroedschap gecommitteerd om
zout te koopen 135). Een jaar later, nadat in de vergadering van
1/11 September 1673 besloten was te onderzoeken, hoeveel zout
er nog in de stad was, werd de prijs van het zout door de vroed-
schap vastgesteld op 4 gld. het „schepel sout-maetquot; en een
„spint sout-maetquot; op 1 gld. Het werd verboden zout te verbergen
en te weigeren het te verkoopen i36). Door toevoer uit Holland
daalde de prijs 137).

Turf werd door de vroedschap opgedaan voor den winter van
1672 op 1673
138). Het uitdeelen van turf (en kaarsen) aan
stadsbeambten werd beperkt 139) en om het oog op den aanvoer
te kunnen houden, mocht geen turf gelost worden zonder cedulle
van den collecteur 140). Een van de leden van de vroedschap.
Solingen, werd speciaal belast met de zorg voor het verkrijgen
van turf uit de provincie en het distribueeren ervan onder de
inwoners van de stad. Zaterdag 26 Nov./5 Dec. ..wierdt aen
alle straten met biljetten aengeslagen, dat die voortaen Turf
wilden hebben, sich souden vervoegen by eenen Rynswyck, die
een biljet soude geven (doch niet hooger als voor 16 sack)
volgens hetwelcke den Boer soude gehouden syn Turf te doen.
tegen tiende halve stuyver de sackquot; i4i). Turf, door verschil-
lende ingezetenen heimelijk ingeslagen, werd uit de huizen ge-
haald 142). De vroedschap schorschte houtschilden, die hun

blz. 70.

Uit een brief van Nov. 1672 blijkt, dat het zout duur werd. Briefw.
van der Goes, deel II blz. 426.

Not vr. 17/27 Oct. 1673. No. 223 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.
Groot Placcaatboek van U.

Booth Dag. Aant. blz. 133.

Not. vr. 7/17 Oct. 1672.nbsp;Ibid. 14/24 Oct. 1672.

Ibid. 15/25 Oct. 1672. ^^i) Journaal blz. 109.
Not. vr. 6/16 Jan. 1673.

-ocr page 98-

medewerking hieraan hadden verleend. Voor den winter van
1673 op 1674 nam de vroedschap reeds maatregelen, wat betreft
de turf, in Augustus 1673. Men voorzag de publieke kelders mer
turf (en steenkool) om 's winters de armen te kunnen helpen 143).

Koren werd opgekocht door de vroedschap in October 1672;
eenige heeren werden daartoe gecommitteerd 144). Wie meer
dan 10 mud tarwe, rogge en boekweit in huis had, moest de rest
binnen vier dagen aangeven of verbeurde het (en kreeg een
boete var 250 gld. 145) ). Ook voorraad van gevluchte bewoners
moest opgegeven worden op de
secretarie i46). De prijs van het
koren werd vastgesteld 14'z-.). In Februari 1673 werd nog eens
nagegaan, hoeveel tarwe, rogge en boekweit er in de stad was.
om opnieuw den prijs te
bepalen i48). Verkoop was verplicht.
De publicatie aangaande het opgeven van het graan, dat men
in huis had, werd vernieuwd 149). Het vaststellen van den koren-
prijs stond den korenkoopers niet
aaniso). Volgens Booth was
er in het voorjaar van 1673 nog voor een jaar provisie van boek-
weit en rogge in de stad isi).

Over andere levensmiddelen wordt slechts sporadisch ge-
klaagd. De „warmoeskruyden ende andere eerd- ende boom-
vruchtenquot; waren in Juli 1672 zelfs goedkooper dan gewoon-
lijk 152). Dat kwam natuurlijk omdat er zooveel geroofd werd.

143)nbsp;Ibid. 11/21, 18/28 Aug. en 12/22 Sept 1673. Groot Placcaatboek van
U. 11 Aug. 1673. Booth Dag. Aant. blz. 116.

144)nbsp;Not. vr. 7/17 Oct. 1672. i45) Booth Dag. Aant. blz. 46.

146)nbsp;Not. vr. 21/31 Oct. 1672. Groot Placcaatboek van U. 22 Oct. 1672.

147)nbsp;Ibid. resp. 16/26 Dec. 1672 en 17 Dec. 1672. Oude Stichtsche boekweit
en bovenlandsche oude tarwe 10 gld. per mud, nieuwe Stichtsche tarwe en
voorlandsche oude tarwe 9 gld. p. m., de Pruisische bovenlandsche rogge en
de hierlandsche rogge 7 gld. p. m., gedroogde rogge 6 gld. p. m.

148)nbsp;Ibid. resp. 17/27 Febr., 3/13 Maart 1673 en 25 Febr. 1673.

14») Ibid. resp. 26 Febr./8 Maart 1673 en 28 Maart 1673. Booth Dag.
Aant. blz. 95. (4/14 Maart) Journaal blz. 183 (ld.).

150) Request G.A.U. No. 488. i^i) Dag. Aant. blz. 97.

152) Ongedrukte brief uit het m.s. van de Dag. Aant. (No. 224 Suppl. Cat.
v. d. Bibl. over U.) d.d. 1/11 Juli 1672.

-ocr page 99-

De terugslag zal zich spoedig hebben doen voelen 153) Olie^
fjkquot;quot;n zeep zijn weldra heel duur geworden - ^ Het vle.ch
werd eerst, door de rooverijen. ..om dolle verkocht en is late
Zr geworden. Het maken van brandewijn mt koren. ee.
verboden 155). werd telkens weer toegestaan 156). hoewel late
Iet de bijvoeging, dat het koren van buiten de prov.ae moes
ziini57). In December 1672 voorgoed verboden 15«). omdat
kLn van binnen de provincie was gebruikt,
werd aan de koren-
branderij van Abraham Bosschaert 16/26 Apri 1673 weer d. -
pensatie verleend van de besluiten van 21 October en 23 No-
vember 1672. De brandewijn bracht veel accijns op.

Tnquot; algemeen krijgt men niet den indruk, dat er te Utrecht

hevige voedselnood heeft geheerscht.

Er zijn door de Franschen eenige maatregelen
doen bl jken. hoe bevreesd zij eigenlijk waren voor
de Utrecht-
sche bu gerij. Allereerst eischte Luxembourg, ^at de wap ns
zouden worden afgegeven. De burgers, die niet ^ededd waren
onder de 8 compagnieën, hadden hun wapens ^en a ^^
ven 159) Stouppa had het uit naam van Luxembourg meege-
deeld aan Velthuysen leo). Groote ontsteltenis in de vroed-
schap 161) Een achttal heeren werd gecommitteerd om te trach-
ten Ln hertog en den gouverneur van dit plan af te brengen^
Stouppa liet zich o.a. aldus uit. dat Utrecht sulcken mechanten
borge^e had als ergens onder de zon wasquot;. Hij had al 20 dagen
de order in zijn bezit en de publicatie moest nu onverwijld ge-
schieden. De
vroedschap stribbelde nog wat tegen, voerde aan,
dat de wapens ..niet en waren als in handen van de gequahfi-
ceerste van de stadt ende acht compagniën burgers, die haer

153)nbsp;Vgl. Knuttel 10515.

154)nbsp;Brief 2/12 Juli 1672, No. 207 Suppl. Cat^ v^ d. Bibl. over U

155)nbsp;Not. vr. 20/30 Juli 1672. ^^a) ibid. 8/18 Aug. en 16/26 Sept. 1672.

15^) Ibid. 21/31 Oct. 1672.nbsp;Ibid. 23 Nov./3 Dec. 1672.

150) Ibid. 3/13 Juli 1672.nbsp;Aant. betr. het verh. blz. 279.

181) Not. vr. 3/13 Aug. 1672.

-ocr page 100-

altyt tegen het canaille gesteh haddenquot;, en dat „noyt eenich
Keyser, Köninckquot; etc. de Utrechtsche burgerij had ontwapend
en dat het de gezindheid van de burgers zou verslechteren; het
mocht niet baten. Op 5/15 Augustus werd de publicatie uitge-
vaardigd. dat ieder „haer geweer, bestaende in allerley soorten
van roers, hellebarden en pieckenquot; (Booth noemt nog „parti-
sans. halve piecken ende drilingen, tot sakpistoolen in-
cluysquot; 162) ) binnen twee dagen op het stadhuis moest brengen,
op boete van 1 rijksd. per achtergehouden geweer. Deze boete
werd vier dagen later verhoogd, omdat er bijna geen wapens
werden ingeleverd, tot 100 rijksd. en 10 rijksd. voor den aan-
brenger 163). „Ende Godt weet, of door myn heer Velthuysen
en syn goede vrienden dat de Franse niet int hooft wort gehan-
genquot; zegt Martens 164). Hamel en Velthuysen mochten volgens
hem van Luxembourg hun wapens houden. De Edellieden en
leden van de Staten mochten een „sydgeweer of een degenquot;
dragen 165), anders niemand, „op poene van 100 ryksdaelders
en lyfstraffe in cas van onvermogentheytquot; (9/19 Januari 1673).
Er bestaat een lijst, loopende tot September 1672, van de wape-
nen, behoorende aan regenten van de provincie en stad van
Utrecht, die op het stadhuis zijn gebracht 166). Dr. Booth was
de eerste, die aan het bevel voldeed. Hamel en Velthuysen staan
niet op de lijst. Louvois drong er bij Luxembourg sterk op aan,
dat de burgers zoo spoedig mogelijk ontwapend zouden wor-
den 167). De publicatie werd 4/14 September herhaald. In Octo-
ber liet de gouverneur het weeshuis doorzoeken op geweren,
„tot selfs in de kerk toe, alwaer ook veel graven wierden ge-
opent, ja selfs in enige doodkisten, doch daer is nergens enig
geweer gevonden; onder pretext van dit geweersoecken werden
ook veel huysen ondersocht, wat meubilen daer noch in synquot;i68).

162)nbsp;Dag. Aant. blz. 27.

163)nbsp;Not. vr. 9/19 Aug. 1672. No. 211 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.
16^) Aant. betr. het verh. blz. 285.

165)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 81. No. 480. Cat. v. d. Bibl. over U.

166)nbsp;G.A.U. No. 407. 167) 26 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 149.
168) Booth Dag. Aant. blz. 39. Journaal blz. 106.

-ocr page 101-

Een andere maatregel was. dat men geen samenkomsten s nacht»
mSit houden. ..geen conventiculen of samenrottmghen t synen
Lys mach aenstellen of gedogenquot; -e). Na 10 uur moch men
niet zonder licht op straat loopen. of er maanhcht was of met
r met niet meer dan vier personen tegelijk ^'^T
aeval van
brand i^o). Later werd verboden bi, brand op straat
Tkomennbsp;te Jjl iedereen dan een verlichte lantaarn voor

de tu moes; hebben. In October vermeldt Booth: de Fran-
sche willen niet lyden. dat 3 a 4 borgers by

spreken, waerom sy veele geslagen hebben ende onder anderen
de secraaris van den Helm achter langens door syn rok gesto-
ken Lr tot aller geluk noch niet gequetstquot; E-^^^^^^^
van willekeur is de gebeurtenis, die 12 Januari 1673 plaats
Qreepi^3): ..Den gouverneur heeft doen bekend maken aen de
Llitie dat sy alle borgers. hen na negen uren des avonts op
quot; tet bevindLde. sullen in de hooftwacht brenghen. hetwe ke.
alhoewel niet gepubliceert is. by haer
so punctuelyk wert achter-
volght. dat op gister avond beyde de Heeren
stoep staende van haer swager Spieringh die sy -t het lich
by haer om naer huys te gaen. opvatteden ende in de hooft-
wacht brachteden. doch sy wierden een uur daerna noch gere-
laxeert; doch den ontfanger Liefting ende
andre borgers meer.
tot in de 40. moesten blyven tot 's morgens, dat het licht was .
Men mocht sindsdien na 9 uur dus heelemaal niet meer op

straat komen i'^^).nbsp;,,.. j ,

De deuren van de huizen moesten open bh)ven. d.w.z moch-
ten
niet met sloten dicht gemaakt, alleen met grendels, die van
binnen open gedaan konden worden. Dit natuurlijk ten behoeve
van de ingekLrtierden -5). die altijd het huis moesten kunnen

xe9)6/16Ni 1672. Journaal blz. 44. No. 223 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

^Sttr^ol.^ blz. 43. Groot Placcaatboek van U. 3/13 Juli

Z T Ä 76.'quot; lou^a. bU. 1«.

Sä v' 4,H S.P.. - No. 223 S„pp.. Ca.. v. d. Blbl. over U. .1 Nov.

-ocr page 102-

- r ' r quot;quot; ' --

bamcader l.s avenue, con.™ , X aL ™ .quot;quot;rquot;

penda.. ,,nbsp;»Ma. „enbsp;^rp^riTe^^^^^^

occupees. ee pussent, sans opposition, se meL en bataÏ rf , '
destiné pour chaque Regimentquot;quot;»)nbsp;''

^T- ,'f ^^ Luxembourg „aar Zwamaerdam en

dertusschen houden de Franschen alhier strikte wacht- de poor
ten bh,ven ook selfs by daag gesloten, buyten de
Weert hebbe„
y aen alle poorten deuren aengehangen, ende
desXe .toe-
scoort; ook alle valbruggen opgehael, ende vast gentaekTlIt
nb-ben tegen te setten, ook de luyden aldaer met haer goeV erde
de dragonders alle van de west- aen de oostsyde van de Vegt
fen komen; de paerden van de compagnie dragonders hebben
den ganschen dag gesadelt gestaen, ook laten de schildwachtquot;

MaT, erTnbsp;quot;quot;nbsp;Passeeren quot; ) 'Lquot;

nierSoms werd ook om 3 uL 's ^d'^ -gesü: -T

naa^mt'-rsclCr^entlTÏr^^ —

Vóór half tien i^O) HerhaaÏÏ 7 ^

tien neriiaaJd is deze order 19/29 Tannari

Boete van 1000 rijksdaalders'181 )nbsp;1673.

nr^nlr^ • j ^^^^aers. ^»i). Uaarbij werd toen mede be-
paald. dat ,eder aan den schout van zijn buurt schrifteliik de
namen moest opgeven van all^nbsp;• quot;quot;quot;nbsp;de

12nbsp;fnbsp;personen m zijn huis boven de

2 jaar, van kinderen beneden dien leeftijd alleen het aantal De

ntr Dnbsp;go ve.

^-oll^ hebben. Het is niet duidelijk of dit met mi^il

1quot;) Booth Dag. Aant. blz. 71. irs) y g.
'») Not. vr. „» ,„„ ,672. ,o„n.i ut «nbsp;'

No. «O Cat, V, d, Bibl. over U.

-ocr page 103-

bedoeling geschiedde of met het oog op de schattingen.

Deze schattingen zijn wel, met, voor de Gereformeerden, het
zegevieren van het Katholicisme, het zwaarste geweest, dat
Utrecht heeft te lijden gehad.

Op 27 Juli/6 Aug. 1672 eischte de Intendant Robert. namens
den koning, van Utrecht het onderhoud gedurende 3 maanden
van de troepen in de provincie, zijnde 32500
man 182), ruiters
en soldaten. De koning zou de officieren bezoldigen. Robert
sloeg drie middelen voor: Ie. het leger van plaats tot plaats door
de provincie te verleggen en het onderhoud ten platten lande te
laten zoeken; 2e. dat de Staten geld zouden opbrengen en wel
2 st. per man en per dag. of dat 3e. voor ieder man per dag een
pond vleesch en een pot bier zou verschaft worden. Volgens
hem was de belofte na de ontvangst van de 181929 gld. gedaan,
niet in strijd met dezen eisch. De Staten stelden een Deductie
op 183) „van de totale onvermogelyckheyt van haere Ed. Mo.
om de voorsz. petitie of eenigh gedeelte van dien te vol-
doenquot; 184). Zij betoogden, dat bij het betalen van de 181929
gld. uit de kas. zij reeds in groote verlegenheid waren geraakt.
Hetgeen door hen uitgegeven was voor het leger, was niet terug
betaald en sindsdien was het platte land nog geheel geruineerd.
De inkomsten van de provincie, zoo leest men verder in deze
Deductie, bestaan uit: Ie. pachten en tienden, in tijd van vrede
nauwelijks voldoende voor het betalen van de predikanten; 2e.
schattingen op vaste goederen, die het platte land thans niet op
kan brengen, aangezien het eerst door de Spaansche hulptroepen
en daarna door het fourageeren en plunderen van het leger van
den koning, geheel is uitgeput, en 3e. belastingen op wijn. bier.
vee, gemaal enz., waaruit de gewone provinciale lasten en de
interesten van de geleende kapitalen moeten betaald worden.

182)nbsp;Res. Ged. St. 27 Juli/6 Aug. 1672 post prandium hora III.

183)nbsp;Afgedrukt in Kr. H.G. 24e jrg. blz. 292.

184)nbsp;Res. St. 29 Juli/8 Aug. en 30 Juli/9 Aug. 1672.

-ocr page 104-

Deze belastingen zijn zeer verminderd door de vrijheid, die de
militie ervan geniet en de vele fraudes daarmee samenhangend.
Vee is er bijna niet meer. De 3 steden Wijk, Rhenen, en Mont-
foort zijn zoo verarmd, dat geen belastingen worden betaald;
Amersfoort betaalt slechts een klein deel. Ook in Utrecht bren-
gen de belastingen weinig op. omdat de inwoners geen inkom-
sten trekken uit hun goederen en derhalve weinig consumeeren.
De Staten zouden geld moeten leenen; maar waar dat te vinden?
Wanneer de militie in de provincie zou gelogeerd worden en van
tijd tot tijd verlegd, zouden, behalve de bewoners, de soldaten
zelf ook van gebrek moeten omkomen.

De vroedschap keurde deze Deductie l/11 Augustus goed iss),
Uit het Resolutieboek blijkt niets van het hoogloopend gekibbel
hierover, waarvan de Heer Martens
vertelt ise). Het zijn weer
Hamel en Velthuysen, die „te goedt Frans wasquot;, met de bur-
gemeesters tegen een aantal anderen, waaronder Martens zelf.
Men krijgt den indruk, dat de eersten eigenmachtig dingen
doordrijven en werkelijk wel eenigszins de Franschen in het ge-
vlij trachten te komen. De Deductie b.v. was al opgesteld en werd
al in het Fransch overgezet, vóór de vroedschap deze gelezen
had 187). Afgevaardigden van de Staten bezochten ook Luxem-
bourg en Stouppa om dezen te verzoeken hun voorspraak te
willen
zijn 188). Onderwijl was te Utrecht de Intendant de St.
Pouange gekomen, die begroet werd door een commissie uit de
Staten en aan wien de Deductie werd overhandigd. Hij nam er
echter geen notitie van en volhardde in den eisch i89). Den
2/12en Augustus werd er in de Staten- en
vroedschapsvergade-
ring nog heel wat getwist, eer men zoo ver was, dat er werd
aangeboden 1/3 van de som te betalen, waarmee Robert, die met
de St. Pouange 3/13 Augustus weer vertrok naar het leger onder
Turenne, geen genoegen nam. Een week later besloot men aan

Not. vr. 1/11 Aug. 1672. i««) Aant. betr. het verh. blz. 274.
Res. St. 30 Juli/9 Aug. 1672. Aant. betr. het verh. blz. 276.
188) Res. St. 1/11 Aug. 1672. 189) jtid. post prandium hora III.

-ocr page 105-

de Louvois en Pomponne te schrijven De Deductie werd bij
den brief gevoegd. Er werd ook uiteengezet, waarom Gelder-
land, aan welke provincie eveneens een schatting was opgelegd,
beter kon betalen dan Utrecht. Wederom een week later stuur-
den de Staten een copie van de Deductie en den brief van den
9/19en zoogenaamd ..uyt vrese dat by ongeluck het paquet u
niet mocht ter hant syn gekomenquot; en voegden er bij. dat sinds-
dien Luxembourg het leger van buiten in de stad had ingekwar-
tierd, hetgeen groote kosten met zich meebrachtnbsp;Louvois
antwoordde 30 Augustus, dat hij wel geloofde, dat alles, wat de
Staten hem hadden meegedeeld, waar was, maar dat er niets
aan te doen viel ). Onderwijl had Stouppa een overzicht ver-
zocht van de financiën van de provincie, waarop de Staten hem
een copie gaven van den „staetquot;. die in het begin van Juli aan
Louvois was
overhandigd Robert, inmiddels teruggekeerd,
vroeg 31 Aug./lO Sept. hetzelfde 194); men vreesde toen dadelijk,
dat de Franschen „al het geldt van de comptoiren oock weder
willen lichtenquot; De manualen van de tresauriers van de stad.
van 1670 en 1671. wilde hij ook ter inzage
hebben 196). De
vroedschap weigerde dit, maar bood aan inzage te geven op de
secretarie in tegenwoordigheid van de tresauriers, of desnoods
een copie van den inhoud over te leveren. Hij wenschte dit laat-
ste, en eenige dagen later ook de „blaffaertquot; van het huis-
geld 197).

De Staten schreven 12/22 September nog maar eens naar
Parijs. Er werd sedert begin September van alle uit de stad
gaande goederen de 4e penning geëischt (de Intendant had
waarschijnlijk in verband daarmee 28 Aug./7 Sept. een lijst ge-
vraagd van den tol aan de Vaart
etc.'i98) ), hetgeen vooral op de
boeren drukte, die in Utrecht levensmiddelen kwamen koo-

Res. St. 9/19 Aug. 1672. i«!) Ibid. 16/26 Aug. 1672.
102) Ibid. 31 Aug./10 Sept. 1672. i^^) Ibid. 16/26 Aug. 1672.
104) Ibid. 31 Aug./lO Sept. 1692. i»^) joumaal blz. 70.
108) Not. vr. 29
AngJS Sept. en 31 Aug./lO Sept. 1672.
10^) Ibid. 4/14 en 13/23 Sept. 1672. quot;S) Res. Ged. St.

-ocr page 106-

pen 199). De Intendant had volgens de Staten door de inkwar-
tiering. door het fourageeren en uit de contributies, die hij eischte
van de dorpen, die geen fourage konden geven, al meer binnen
gekregen dan de eisch bedroeg en vorderde desondanks het volle
bedrag, dat eigenlijk geheel uit de stad Utrecht zou moeten
komen. Hij meende het geld te zullen vinden uit een belasting
op personen en huizen en wel 32500 rijksd. per maand. Dat is,
schreven de Staten, per week zooveel als het huisgeld in een
jaar opbrengt en in dezen tijd een heelemaal onmogelijk bedrag.
Zij verzochten „dat de poorten van de Stadt mochten werden
opengestelt, ende een yder gepermitteert, om sich elders te be-
geven, ende te gaen soecken of bedelen het broodt, dat zij tot
onderhout van haer leven van nooden sullen hebbenquot;. De helft
van de inwoners zou in den winter van honger en gebrek moeten
sterven.

Aan den Intendant werd een copie van dezen brief overhan-
digd. Desalniettemin kwam Robert 17/27
September 200) j^iet den
schriftelijken eisch (gedateerd 26
September 1672). dat Utrecht
231 compagnieën Fransch voetvolk. 17 compagnieën Zwitsers,
6 compagnieën dragonders en 78 compagnieën ruiterij vanaf
1 October moest onderhouden. Het onderhoud zou bestaan uit
huisvesting, voeding en gage en per maand een bedrag vorderen
van 105703 gld. en 15 st. Wanneer men den kost afkocht, zou
men per maand 179350 gld. en 10 st. moeten
betalen 201). Brood

Res. St. 12/22 Sept., insertie. Journaal blz. 70.

200)nbsp;Res. St. 17/27 Sept. 1672. Not. vr. 20/30 Sept. 1672.

201)nbsp;Het onderhoud van een compagnie voetvolk zou bestaan uit bed,
vuur en licht als huisvesting, de kost en 1 st. per dag voor ieder soldaat.
De officieren moesten een „gestoffeertquot; bed hebben en een kapitein 75 gld.
per maand, een luitenant 30 gld., een onder-luitenant 20 gld. en een vaan-
drager 22 gld. en 10 st., om zelf in hun kost te voorzien. Per comp. bedroeg
dat 240 gld. en 15 st. p. m. en voor de 231 comp. 54075 gld. 5 st. Voor het
geval men liever de voeding van de soldaten en sergeanten ook afkocht, zou
het bedrag zijn, de officieren inbegrepen, 420 gld. 10 st. en 97135 gld. 10 st.
Een comp. dragonders kostte meer, nl. 678 gld. per comp. p. m. Voor de
6 comp. dus 4068 gld. p. m. In het 2e geval 1359 gld. p. comp.
p. m., voor
de 6 comp. 8154 gld. p. m. Het onderhoud van een comp. ruiterij bedroeg

-ocr page 107-

werd door den koning verschaft aan alle troepen. De betaling
zou tien dagen van tevoren moeten geschieden in handen van
de majoors van ieder regiment. Bij in gebreke blijven werd ge-
dreigd met inkwartiering bij de Heeren Staten, Burgemees-
ters en Raden van de stad of andere rijke personen! Voor de
paarden moesten de stad en provincie hooi en stroo verschaffen,
benevens de noodige haver, voor één keer. nl. 4500 malder. De
vrijheid van impost van de soldaten hield op. Wanneer de Staten
soms hun belastingen in verband hiermee wilden verhoogen.

dan stond dat vrij.

Weder vroeg men de bemiddeling van Luxembourg en Stoup-
pa 202). Zij raadden dringend aan, een bod te doen en niet per-
tinent te weigeren, want in dat geval waren zij „onbequaam om
haer goede officiën aen het Hof of by den Intendant te conti-
nueeren. Want dat zylieden dan souden werden gesuspecteert, als
door de Staten gewonnen of omgekoftquot;. De Intendant zou zijn
bedreiging stellig ten uitvoer brengen. Het was dus het beste een
accoord te sluiten. Hierop besloten de Staten voorloopig voor
October 40 a 50000 gld. aan te
bieden 203). De belastingen van
de stad Utrecht hadden over de laatste twee maanden slechts
14 è 15000 gld.
opgebracht 204). Wanneer hun aanbod niet hoog
genoeg was, moest Robert maar executeeren. Luxembourg had
aangeraden de notabelen te convoceeren en hun mee te deelen,
wat er geëischt werd. Een memorie werd daartoe opgesteld. De
Staten deelden hierin mede, dat zij om de som, waarmee zij de
gevraagde 179350 gld. per maand hoopten af te koopen. te
vinden o.a. van plan waren twee jaar huisgeld te vragen van
de bewoners van huizen in de stad en steden van Utrecht, waar-
van de eerste helft binnen drie dagen en de laatste helft tien
dagen daarna zou moeten betaald
worden 205). Zondag 22

609 gld. 15 st. p. m. per comp, en voor de 78 comp. 47560 gld. 10 st., in het
2e geval 949 gld. en 74061 gld. De Zwitsers moesten alleen van voedsel
voorzien en zouden verder door den koning betaald worden.

202)nbsp;Res. St. 20/30 Sept. 1672.

203)nbsp;Not. vr. 20/30 Sept. en 24 Sept./4 Oct. 1672.

204)nbsp;Res. St. 21 Sept./1 Oct. 1672. 205) jbid.

-ocr page 108-

Sept./2 Oct. werden de officieren en kapiteins van de burgerij
hiervoor op het stadhuis
geroepen 206). in een onderhoud tus-
schen gecommitteerden van de Staten en den
Intendant 207)
bleek, dat. wanneer men tot een accoord kon komen, de contri-
butie van de dorpen zou ophouden en ook de 4e penning. Het
meel en koren van den koning zou echter vrij van impost moeten
zijn en het dunne bier voor de soldaten op een redelijken prijs
gesteld worden. De 15000 rijksd. voor October vond Robert niet
genoeg, hij vroeg 30000 rijksd., waarvan 25000 in geld vóór het
einde van October en 5000 rijksd. 6 weken later, in haver of
andere behoeften voor de soldaten. Den volgenden dag kwam
men overeen: 25000
rijksd. 208) en 800 schepel haver. De Staten
verzochten de uitvoering van het placcaat van den koning van
6 September nog op te schorten.

De bepalingen van de overeenkomst van 5 October zijn de
volgende: de in de stad en de provincie ingekwartierde troepen
kregen bed, vuur en licht en geen geld of voedsel. Geen vrije
impost meer. behalve voor het koren van den koning. Het bier
moest voor de soldaten goedkoop zijn. Over den vorigen eisch
(van 27 Juli/6 Aug.) zou voorloopig niet meer gesproken worden.
De 25000 rijksd. mochten in 3 gedeelten voldaan worden, 8000
direct, 8000 op den 15en en 9000 den 25en. Bij een volgenden
eisch zou men 4000 rijksd. aftrekken, zoodat er eigenlijk maar
21000 in October werden betaald. De 1200 schepel haver, die de
troepen reeds gebruikt hadden, moesten de Staten betalen, be-
halve dat zij nog 800 schepel verschaften. Een speciaal placcaat
werd door den Intendant op 7 October uitgevaardigd 209) ^ waar-
bij fraude ten opzichte van de belastingen streng werd gestraft,
omdat het „uyttermaten nadeelig is aen 't gemeyn en aen de
intentie van den Koningquot;. Geen soldaat, ruiter of officier zou
vrij van betaling van impost zijn. Van Statenwege werd gepu-

208) Journaal blz. 87, 88- Booth Dag. Aant. blz. 31.
»0^) Res. St. 24 Sept./4 Oct. 1672.
208) Ibid. 25 Sept./5 Oct. 1672.
20») Joumaal blz. 99.

-ocr page 109-

bliceerd 8/18 October 1672. dat de brouwers geen bier mochten
leveren, als er niet eerst uit een biljet bleek, dat de impost be-
taald was 210). Ook de wijnkoopers. Fransche cn anderen, moes-
ten den impost op den door hun verkochten wijn verantwoor-
den 211).

Op den brief van 12/22 September ontvingen de Staten 11/21
October antwoord, waarin Louvois o.a. schreef, dat nood wet
breekt waerop geen resolutie is gevallenquot;. Om het geld voor
den Intendant bijeen te krijgen, werd bevolen, dat ieder, die
eenige jaren huisgeld achter was. het zou voldoen tot Paschen
1671 en dan nog voor 2 jaar vooruit. Wie niets schuldig was.
moest ook voor 2 jaar voldoen
212). Ook een impost op de paar-
den werd
ingesteld 213). De huizen, die nog geen huisgeld op-
brachten. werden
getaxeerd 2i4). Dit huisgeld ging met Paschen
1671 in. De Ie helft van het verschuldigde moest binnen zes. de
2e helft binnen acht dagen daarna voldaan
worden 215). Een
nadere waarschuwing aangaande het voldoen van het huisgeld

volgde 20/30 October.

De soldaten en officieren verzetten zich zoo veel mogelijk
tegen het feit. dat zij geen vrijdom van impost meer hadden.
Van verschillende dorpen werd nog contributie gevorderd; ook
de 4e penning of ander gedeelte van uitgaande goederen eischte
men nog aan de poorten van de steden, zoodat van de bepalingen
van het accoord van 5 October evenmin veel terecht kwam als
van de artikelen van de overgave 216).

Maar ook de Staten bleven in gebreke. De laatste termijn van
het geld over October was 22 Nov./2 Dec. nog niet
betaald217).

210)nbsp;Journaal blz. 107. 108. Groot Placcaatboek van U.

211)nbsp;Ibid. 10/20 Oct. 1672.

=13) Journaal blz. 95.

213)nbsp;Not. vr. 27 Sept./7 Oct. 1672.

214)nbsp;Ibid. 30 Sept./10 Oct. en 15/25 Oct. 1672.

215)nbsp;Groot Placcaatboek van U. 27 Sept./7 Oct. 1672.

«6) Res. St. 11/21 Nov. 1672.

2quot;) Betaling Ie termijn Secr. Res. St. 29 Sept/9 Oct. 1672. Betaling 2e
termijn Secr. Res. St. 11/21 Oct. 1672.

-ocr page 110-

Bovendien eischte de Intendant 30000 rijksd. over November en
1600
bedden 218), binnen twee maal 24 uur „onder harde be-
dreyginge van rigoureuse executie in cas van manquementquot; 2i9),
„Ende dat noch bovendien by den Heere Intendant seer quade
impressiën jegens haer Ed. Mo. waren opgevatquot;. De Staten
vervoegden zich weer bij Stouppa om „syne intercessie en goede
devoiren te versoeckenquot; en op zijn advies ook bij Luxem-
bourg 220). Aan den Intendant werd meegedeeld, dat de laatste
termijn van October uiterlijk den volgenden dag zou worden
voldaan 221). De Staten hadden zijn terugkomst afgewacht,
zeiden de heeren, om de executie van de nog onbetaalde huis-
gelden „met te meer vigeurquot; te kunnen in het werk
stellen 222),
Aan den nieuwen eisch konden zij onmogelijk voldoen, waarop
Robert er genoegen mee nam, dat „sy op soo kleyne tyden en
termynen souden voldoen hetgene in haer vermogen
wasquot;223).
Met de executie wilde hij dan wachten tot den eerstkomenden
Donderdag (28 Nov./S Dec.). De Staten besloten het haard-
stedegeld (of schoorsteengeld), dat in 1669 was afgeschaft,
weer in te
stellen 224), Hetgeen daarvan nog verschuldigd was
tot Paschen 1669 moest direct worden voldaan. En nog 2 jaren
haardstedegeld daarboven, waarvan de Ie helft te betalen 2/12
December en de 2e helft 9/19 December, op het stadhuis. Wie
zijn huisgeld nog verschuldigd was, kon dat op de Ie zitting van
de collecteurs ( uitmaanders ) van huis- en haardstedegeld, op
2/12 December, nog
voldoen 225). Robert bood men voorloopig
4 à 5000 rijksd., te betalen 3/13 of 4/14 December, maar deze
som vond hij te gering om over te spreken 226), Echter tot uitstel.

218) Zie boven, blz. 78. 219) Res. St. 22 Nov./2 Dec. 1672.

220)nbsp;Ibid. 23 N0V./3 Dec. 1672.

221)nbsp;Seer. Res. St. 22 Nov./2 Dec. 1672.

222)nbsp;De quitantie van de 25000 rijksd. (écus) van October, in ontvangst
genomen door den tresaurier Dumée, gedagteekend December 1672: R.A.U.
No. 324. Zie ook Seer. Res. St. 28 Nov./8 Dec. 1672.

223)nbsp;Res. St. 24 N0V./4 Dec. 1672. 224) ibid. 27 Nov77 Dec. 1672.

225)nbsp;Not. vr. 29 N0V./9 Dec. 1672.

226)nbsp;Res. St. 28 N0V./8 Dec. 1672.

-ocr page 111-

totdat er nadere orders uit Frankrijk kwamen, was hij bereid. De
qecommitteerden van de Staten hadden ook als argument aan-
gevoerd dat er door hen groote kosten waren gemaakt voor
wachthuizen, stallen, schildwachthuizen enz. De materialen
waren duurder dan ooit.

Een week later sloeg de Intendant voor, dat hij zelf het haard-
stedegeld zou innen „in alle discretie ende met vers.hoonmge
van de onvermogendequot;, omdat hij noodzakelijk geld moest
hebben voor de troepen. De kohieren moesten hem uiterlijk den
volgenden dag (5/15 December) worden
gegeven Aangezien
men aan Robert in September de „blaffaertquot; van het hmsgeld
had gegeven, kon men nu moeilijk de kohieren van het haard-
stedegeld weigeren, maar de Staten verzochten ujtstel tot de
2e termijn van het haardstedegeld zou zijn
vervallen 227n.1.
tot 9/19 December. Inmiddels werd bekend gemaakt, dat na
dezen datum de lijsten van het nog verschuldigde aan den In-
tendant zouden moeten worden gegeven ter executie. Dit is nog
eenigen tijd uitgesteld. Er werd zoo ijverig betaald, uit angst
voor Robert, dat de uitmaanders de administratie met afkon-
den 228). De vrijheid van impost voor de militie was Robert van
plan weer in te stellen. Een schadepost voor de middelen was,
dat de soldaten het brood van den koning, waarvan geen impost
werd betaald, aan de inwoners verkochten. Later blijkt ook weer,
dat biljetten van „exemptiequot; van impost op wijn en bier door
de soldaten verkocht werden, uit een placcaat (de aard van dit
stuk blijkt niet precies) van Robert d.d. 28 Augustus 1673 229).

In de Staten-vergadering van 9/19 December verschenen de
ontvangers van de generale middelen van de
Staten 230) en
deelden mee, dat de Intendant gevraagd had. waar het geld was,
dat de impost van November en December had opgebracht. Zi)
hadden dat uitgegeven voor betaling van renten etc. De Inten-
dant stelde daarop vast, dat die betaalde rente gerestitueerd

i

227)nbsp;Res. St. 5/15 Dec. en Not. vr. id. 1672.

228)nbsp;Res. St. 13/23 Dec. 1672.nbsp;R.A.U No. 1055.

230) Het waren Jacob Liefting en Egbert de Leeuw (naderhand gevlucht).

-ocr page 112-

moest worden en men voortaan geen rente meer mocht betalen.
Alle impost zou verder aan hem of aan Dumonceau verantwoord
moeten worden. De Staten betoogden, dat het betalen van rente
toegestaan was bij de overgave. Ook de noodzakelijke lasten van
de provincie moesten voldaan worden uit de opbrengst van den
impost 231). Robert bleef echter er op staan, dat de betaalde
renten binnen tweemaal 24 uur terug gebracht zouden worden
en dreigde met de confiscatie van de goederen der afwezigen
te beginnen.

Eenige dagen later (29 Dec./8 Jan.) eischte hij het overzicht
van de belastingen van November en
December 232) en begon
zelf huis aan huis een som geld te laten innen door de kapiteins
en luitenants van de wijken, waarin de stad verdeeld was. De
schatting op de huizen was voor de maanden November en
December en „naer advenant de Heersteeden in ieder huys
waren, tot Godtskameren en Stadhuysen, als de Munt en dier-
ghelycken, incluys, en yder Heersteede tegens 13 gulden 7
stuyv., de gulden tot 23 stuyv. ghereeckent, soo dat sommighen
op 100, 150, 200, 300 en 400 geschat wierden, 't welck alle

Borgers...... den volgenden dagh wiert aengeseydt, met een

byvoeghsel, dat het binnen drie dagen 233) most betaelt wesen,
of souden tot hare lasten eenige soldaten in haer huysen
geleyt
wordenquot; 234). De bewoners van de huisjes „int gangetje,
naest de Wynkooper Vermeer op 't oude Kerckhofquot; waren
ieder b.v. op 30 gld. gesteld. Gewone handwerkslieden, kleer-
makers, schoenmakers, op 80. 90 gld. Professor Cyprianus (Reg-
neri ab
Oosterga) 235) op 184 gld. De wijnkooper Vermeer op

231)nbsp;Res. St. 13/23, Not. vr. 10/20 Dec. 1672.

232)nbsp;Aanwezig als insertio bij Res. St. 14/24 Jan. 1673. R.A.U. No. 233,
Fransch exemplaar: „Le sommaire du revenuquot; etc. Het bedrag was: wijn
1951 gld. 9 st., bier 15537 gld. 17 st. 12 p., gemaal 13087 gld. 11 st, samen
30576 gld 17 st 12 p.

233)nbsp;In de Res. St. 30 Dec. 1672/9 Jan. 1673 staat: binnen 24 uur.

234)nbsp;Journaal blz. 137. Booth Dag. Aant blz. 75.

235)nbsp;Van 1641—1687 hoogleeraar in de juridische faculteit aan de Utrecht-
sche Academie.

-ocr page 113-

107 gld. De Staten schatten het bedrag voor de stad op 2 è
300000 gld. „boven drie stuyvers op yder gulden, ten behoeve
van de
bediendequot; 236). Er waren menschen, die van aalmoezen
leefden op 30 of 40 gld. gesteld. Vele aanzienlijken moesten het
geld leenen om een deel van de schatting te betalen. Verschil-
lende buurten brachten
1/3 of minder van het geld gemeenschap-
pelijk bijeen, om elkaar te
helpen 237).

Door tusschenkomst van Luxembourg en Stouppa werd er
verkregen „dat by provisie gene violentie soude worden onder-
nomenquot;. Robert was nl. afwezig. Men zou echter verstandig
doen. zeiden zij. ..ondertusschen op hare tax wat te betalen 238).
Ondanks deze belofte van den hertog en den gouverneur was
er 3/13 Januari 1673 „albereyts eenige executie geschiet . Lu-
xembourg echter zeide „sulcx buyten syn last ende tegens syn
intentie gepleeght te synquot; en gaf order tot herstel. Hij hernieuw-
de de order „van sulcx geduerende de absentie van den Heere
Intendant achterwegen te laeten; alleenlyck daerby voegende,
dat diegene, die des macht hadde. soude voldoen, sooveel in
haer vermogen wasquot; 239). Maar 7/17 Januari kwam Robert weer
binnen Utrecht, antwoordde op de protesten van de heeren
Staten dat men met hem maar een accoord had moeten sluiten,
zooals over de maand October en sprak van „quade
willequot; 240).
Er was, zoo zei hij, in de stad „gelts genoch ende dat soude nu
oock wel blycken. Men was te goet Prins ende Hollands . Hij
dreigde met het gevangen zetten van de voornaamste leden van
den magistraat. Wat er van het haardstedegeld was voldaan,
mocht van de schatting worden af getrokken 24i). Over Januari,
Februari en verder zou hij niets meer eischen. Dit was het eenige,
waartoe hij zich liet vinden. De secretaris van de Staten rekende

236) Res. St. 31 Dec. 1672/10 Jan. 1673.
23T) Res. St. 1/11 Jan., 28 Jan./7 Febr. 1673.

238)nbsp;Ibid 1/11 Jan. 1673. Journaal blz. 146. Booth Dag. Aant. blz. 77.

239)nbsp;Res. St. 4/14 Jan. 1673.nbsp;Ibid. 8/18 Jan. 1673.
2«) Booth Dag. Aant. blz. 78.

-ocr page 114-

met Dumonceau het opgebrachte haardstedegeld af 242). Tevens
kreeg hij het overzicht van de impost-opbrengst van November
en December
terug 243). De Staten hadden o.a. de 4000 rijksd.
afgetrokken, zooals bij de overeenkomst van October was be-
paald, en kosten, die voor de troepen en voor de wachthuizen
etc. waren gemaakt. Verschillende posten had de Intendant
doorgestreept, o.a. de 4000 rijksd. Over de andere wilde hij nog
overleggen, doch onderwijl moest de opbrengst van de belasting
afgedragen worden aan den tresaurier. Volgens de Staten-Re-
soluties van 14/24 Januari was er na 22 Dec./l Jan. 4929 gld.
binnengekomen, welke som zij besloten te betalen, „mits daertoe
gepresseertquot;. In plaats van de 800 schepel haver, die de Staten
nog schuldig waren volgens het accoord van 5 October, bood
de secretaris, uit hun naam, Dumonceau 1 gld. per schepel aan,
„vermits de schaersheyt aen haverquot;. Dit werd
aangenomen 244).

Er werden „in 't exerceeren van deselve taxe door de bedien-
den excessen
gepleeghtquot; 245). Wie onwillig of onmachtig was
tot betalen, kreeg eenige soldaten in huis, „die handelden na
haer discretie, welcke seer geringh
wasquot; 246). Het vluchten nam
weer toe. Dijckvelt, die steeds, al of niet met eenige andere
heeren, deze zaken behandelde, sprak er met Stouppa over en
samen hadden zij weer een onderhoud met den Intendant. Deze
bleef er bij, dat er geld was en dat de Staten moesten zorgen,
dat hij het kreeg. Zoolang hij het zelf moest zien los te maken,
zou „hetselve door executie met de militiequot; gaan en de excessen
konden nog erger worden. Een soldaat was wel eens dronken
en dan kon en zou hij achteraf straffen, maar voorkomen, dat
was een andere zaak. Na de inlegering van soldaten hadden
ook velen met goud betaald, die eerst het hevigst geklaagd
hadden. Hoe kon een soldaat hierin waarheid van leugen on-

242)nbsp;Res. St. 21/31 Jan. en Res. Ged. St. 15/25 Jan. 1673: 16061 gld. 7 st..

uitgeteld aan Dumée.

243)nbsp;Res. Ged. St. 10/20 Jan. 1673, als insertio aanwezig bij Res. St.

H/24 Jan. 1673. R.A.U. No. 233.

244)nbsp;Res. St. 17/27 Jan. 1673. Quitantie van 8 Febr. 1673, R.A.U. No. 324.

245)nbsp;Res. St. 21/31 Jan. 1673. 246) journaal blz. 159.

-ocr page 115-

der.cheiden? Alleen als de Staten beloofden de helft van het-
,e n nog geïnd moest worden binnen 14 dagen te voldoen, .ou
M de andere helft kwijtschelden, wederom zeide h, over Januar,.
F bruLi en verder, niets te zullen eischen, nu met de toevoe-
IZ „ten ware hem daertoe specificque
ende pos.t.eve ordre
Z 't Hof mochte werden toegesondenquot;. Verder konden z„
Zen in Parijs en liefst in de zwartste kleuren -nt jn ver-
dacht hem bij het hot van de provincie te veel
te sparen!24T).

D hSe tax behep de som van 269868 gld. Ontvangen was.
het Wdstedegeld meegerekend. 82500 gld. De Staten namen
het voorstel, om' de helft van he. resteerende te quot;etale. na -an«
heen en weer gepraat, tenslotte niet aan (het zou op '««»O 9W-
neerkomen)^«) Zij hadden gewild, dat de Intendant de helf
Tn de heele som zou kwijtschelden en de opbrengst van de
contributie der afwezige bewoners in mindering ä^»»«quot;»' f'
waarschuwden hem, da. dit alles den koning oneer aandeed dat
de geschiedenis van deze onbarmhar.igheid zou gewagen! En
verzochten van hun ambt ontslagen te mopn worden en weg
te mogen gaan! Waarop Robert weer sprak van „quade inten-
tie' en dat de vermogenden de som gemakkelijk konden opbren-
gen, Tenslotte zeide hij, dat men hem 21222 gli 17 st, schuldig
Ls wegens de belastingen van November en December en dat
leze som prompt voldaan moest worden^quot;). De Staten betaal-
rer.oen 4973 gld. 15nbsp;Op 1/10 Februari beslu,. men

fe be.alen ..het Lerende van het provenu der imposifên over
de maenden November ende December, ter somme van 16249
Jd 2 s.quot; Ondanks het feit, da. uit deze opbrengst renten en
lasten betaald warennbsp;was er dus nog geld, waarsch„nhjk

24') Res. St. 23 Im.;2 Febr. 1673. Not. vr. ld.nbsp;isp.s, lfi73

Zs St. 21 l.n./3nbsp;25nbsp;P^tn, 27 I».;6 Febr. 1671

Not vr 23 lan./2 Febr., 25 IanJ4 Febr. 1673.
°«) b
Sk Dag. A,».. blz. 86. Re,. St. » W» F*'- „ .
ld. 30 lan./9 Febr. 1673. He. blijk, late, («em 7/17 .
da, dl. niet de
opbreng« van den impost van een deel van Januan ,s (ƒ4929-

2ie blr 102), maar een afbetaling op he, gevraagde^

»1) Zie boven, blz. 99. lammer genoeg ontbreekt de inserOo van 1/10 Febr.

-ocr page 116-

belastingen van Januari. Volgens de Resoluties van 7/17 Fe-
bruari is er 16448 gld. 14 st. 6 p. aan Dumonceau gegeven door
den secretaris van de Staten, van de Poll. om met de 4973 gld.
15 st. een bedrag van 21438 gld. 9 st. 6 p. te voldoen ^sïï).

Als afgevaardigde van de Utrechtsche vroedschap ging Velt-
huysen nog eens naar den
Intendant 253). Wie moest eigenlijk
de schatting betalen, de huurder of de eigenaar? Er werd bij het
innen geen regel gevolgd. Robert antwoordde alleen, dat de
Staten zijn voorstel maar hadden moeten aannemen; de korting
wegens het betaalde schoorsteengeld werd door hem ingetrok-
ken, omdat, zooals hij zei, de Staten hem in de kohieren namen
van personen hadden opgegeven als nog schuldig zijnde, die
quitantie konden toonen. En dat waren speciaal Katholieken.
Velthuysen antwoordde, dat dit een fout van de uitmaanders
moest zijn; ook was er nog betaling gedaan na het inleveren van
de kohieren; het was natuurlijk gebeurd om de regeering bij den
Intendant in discrediet te brengen; Velthuysen verzocht, de
kwestie te mogen oplossen, maar Robert weigerde, omdat, zoo-
als hij zei, alles, wat hij van de regeering eischte, veel te lang-
zaam ging.

Half Maart liet hij de Staten weten, dat hij eenige gecommit-
teerden wenschte te spreken en deelde dezen mee, dat hij order
van het hof had ontvangen om een nieuwe schatting te vragen
over Januari, Februari, Maart en
April 254). Stouppa raadde
aan, minstens 50000 rijksdaalders te bieden; anders zou men

252)nbsp;rekening is niet juist, want le moest het maar 21222 gld. 17 st.
zijn en 2e is 16448 gld. 14 st. 6 p. plus 4973 gld. 15 st. = 21422 gld. 9 st. 6 p.
Het bedrag van 16448 gld. 14 st. 6 p. kwam als volgt bij elkaar: 2016 gld.
gelicht van den ontvanger van het eene deel der generale middelen, 3000 gld.
id. andere deel, 2200 gld. van het gemaal, 748 gld. 14 st. 6 p. van het bier,
500 gld. van den wijn, wat heelemaal niet klopt Wanneer de 3 laatste
bedragen de heele impost van Januari uitmaken, moet de opbrengst wel zeer
zijn achteruit gegaan. (Vgl. November en December). De quitantie van
Dumonceau vermeldt het bedrag als 21437 gld. 9 st. 6 p. (gedagteekend
21 Febr. 1673. R.A.U. No. 324).

253)nbsp;Not. vr. 10/20 Febr. 1673.

254)nbsp;Res. St. 8/18 Maart 1673. Booth Dag. Aant. blz. 96.

-ocr page 117-

weer hetzelfde lijden als in den winter was gebeurd en volgens
rr .OU de Intendant „noch eens
sooveel daerenboven om-
sSn ende de taxe der onvermogende van de vermogende af-
V,a1onquot; 255V De

onderhandelingen over deze schatting zijn,
tiwel ni ; wat men vlot kan noemen, toch vlugger verloopen
gedurende den winter. De 50000 rijksd. moesten alleen
tor Utrecht worden opgebracht. Amersfoort en de andere
rj . mTo
OO riiksd ) en eenige dorpen (3000 rijksd.) moesten

haer te verklaren, ende dat soo haest doenlyck »«). Vroedscnap
erstatrschikten zich gezwind. Op .7/27 Maart werd het ac-
coord gesloten: Utrech. - ^^f °nbsp;, ^^t ^^^^^^
107500 old., in 3 termijnen, 15, 25 April en z iviei.
lofv^der gevraagd worden; alleen de confiscatie van «oederen
Tn afwezigen ging door. De Staten verkregen dat van hel
Laik^Ïn, dat uU de stad Utrecht werd gevoerd, de 4e penn.ng

schatting te vinden, verdeelde de vroed-
scharzich in vieren, om de burgerij in elk van de 4 kwart,eren
van de stad in 7 klassen te rangschikken ten opz.chte van de
middelen, bij een iegelijk gepossideerd. mitsgaders van de coop-
Cndel. neeringen en -sten, die deseWby ^ legenwoo^

Wasse 6 Tot hulp namen de vroedschapsleden 14 aanz.enh.ke
burc^^»). gekLn uit dubbeltallen van Mennon.ten, Lu-
Ïéran n Llnstranten,
Roomsch-KathoHeken en Gerefor-
Le den De lijst van dubbeltallen bevat 4 namen van Men-
Toniten. 4
van Lutheranen, 4 van Remonstranten, 8 van Room-

255)nbsp;Res. St. 12/22 Maart 1673.

256)nbsp;Res. St. 13/23 Maart 1673. Not. vr. 11/21 en 13^23 Maart 16/J.

257)nbsp;Res. St. 25 Maart/4 April 1673.

1673'\ R.A.U. No. 1055. Vgl. ook: Booth Dag. Aant. blz. 96. 97. 98.

-ocr page 118-

sehen en 8 van Gereformeerden, waarvan de helft gekozen werd
Na tien dagen waren de lijsten opgemaakt en goedgekeurd 260)
Ieder huisgezin kreeg een biljet, waarop de som, de termijn en
de plaats van betaling vermeld stonden 26i). Het betalen moest
geschieden op het stadhuis en binnen acht dagen. De tax was
heel ongelijk 26,2). Burgers waren hierover seer fonvreden-
en dieshalven wierden gedruckte biljetten onder veel deuren
deurgestoken, en aen de Buurkerck geplaeckt, daer dese woor-
den m stonden: Quod non fecerunt Galli, id nunc fecerunt Ver-
vecmi Hamelisten)quot; 263). By den Intendant kwamen ook
.eenige luyden, die syn Ed. quade impressiën van haer Ed Mo
commissie ende bedryff omtrent dit werck hadden trachten te
geven . Hij verwees ze naar de Staten zelf 264). De vroedschap
constateerde: „sommigen geven voor, dat in de memoriën van
tauxatie eenige inegaliteyten worden geremarqeertquot; 265) en be-
sloot de lijsten nog eens na te zien met alle 28 burgers. De Ie
Wasse zou verhoogd mogen worden tot 180, 210 of 240 gld 266)
De burgers bedankten echter voor de eer. Zij deelden mee dat
het veranderen van de lijsten te bezwaarlijk was, omdat zij Ie
met wisten hoeveel aan den Intendant moest worden betaald
(hieruit blijkt, dat de vroedschap de verantwoording van zich
af wilde schuiven, zonder echter open kaart te spelen)- 2e

t/^ aquot; fïnbsp;^^ belastingen over Ja;uari

t/m Apnl, die toch gebruikt konden worden tot verlichting van
de schatting; 3e. was hun niet bekend, hoeveel huis- en haard-
stedegeld nog te vorderen was, hetgeen ook voor de schatting
kon worden gebruikt. De stadssecretaris Nieuwstad antwoordde
namens de vroedschap, dat de tax ongeveer 108000 gld. bedroeq
en dat de opbrengst van de belastingen zeer gering was, omdat
de mihtie vrijdom van impost had en men meubels moest betalen

26«) Not. vr. 26 Maart/5 April 1673.

Een ingevuld aanslagbiljet: No. 244 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U
'«2) Journaal blz.
187. 263) i^jj jgg.

Res. St. 1/11 April 1673. 265) ^ot. vr. 1/11 April 1673

Ibid. 2/12 April 1673.

-ocr page 119-

voor de hooge officieren en kosten maken voor wachthuizen
enz. Op de 3e vraag is klaarblijkelijk geen antwoord gege-
ven 267). Op een volgende vergadering compareerden de bur-
gers niet meer en zoo nam de vroedschap het veranderen van
de lijst naar aanleiding van de „requesten ende doleantiënquot; maar
zelf ter handjes). Verschillende waarschuwingen zijn gepubh-
ceerd dat men zijn tax had te
voldoen269). In het begin van
Mei gingen de stadsboden, vergezeld van soldaten, degenen, die

nog niet betaald hadden, „aenspreeckenquot; 270). De straf op het
niet betalen was: overgeleverd worden aan den
Intendant 27i).

De le termijn: 37500 gld. blijkt 16/26 April betaald te
zijn 272) Men heeft de rest van het aan de Franschen verschul-
digde bedrag in den loop van Mei
voldaan 273) en tenslotte

quitantie ontvangen 274).

Er werd. toen Condé in Utrecht was gekomen, met hem over-
legd en vastgesteld, wat iedere compagnie soldaten in Utrecht
aan bier en wijn zou krijgen zonder impost, nl. iedere compagnie
cavallerie 12 ton bier, iedere compagnie infanterie 10 ton bier,
3 officieren samen 100 kannen wijn per maand. Vermoedelijk

267)nbsp;Ibid. 4/14 April 1673. Vgl. ook Booth Dag. Aant. blz. 104, 105.

268)nbsp;Not. vr. 14/24, 15/25 April en 3/13 Mei 1673. Portefeuille requesten
aan B. en vr. om vermindering of vrijstelling van Fransche taxen: G.A.U.
No. 857.

289) 15/25, 17/27 April 1673.

2^0) 26 April/6 Mei 1673. Joumaal blz. 192.

271)nbsp;Res. St. 24 April/4 Mei 1673.

272)nbsp;Res. St. 16/26 April 1673: aan den Franschen commissaris Heiss.

273)nbsp;Op 29 April/9 Mei is er door den secr. van de St. aan Heiss
13677 gld. 1 st. en 20530 gld. betaald, op 5/15 Mei aan Dimée 12122 gld.
19 st en 7/17 Mei 11740 gld. Bij het Fransche bureau was 1954 gld. 17 st.
binnengekomen en 730 gld. van buiten de stad. De schatting van de Roomsche
priesters weigerde Louvois aan te nemen: die moesten vri, zip. Er bleef dus
toen nog 9245 gld. 3 st. te betalen, waarop Robert zeer aandrong. (Res. St.
16/26 Mei 1673). Dit is 25 Mei/4 Juni voldaan aan Heiss.

274)nbsp;Deze quitantie, voor de 115000 (de 107500 van Utrecht en de 3000
rijksd. van het platteland) gedagteekend 20 Juni 1673 door Heiss: R.A.U.
No. 324.

-ocr page 120-

108

had de ruiterij, wat de minderen betreft, dus meer dorst dan
het voetvolk.

Eenige dagen later kwam de Intendant met een nieuwen
eisch over Mei, Juni en Juli: 62000 rijksd. 275). Het duurde nog
eenigen tijd, eer men ging onderhandelen. Op 29 Juli schreef
de Intendant uit Nijmegen, dat men vast een som moest betalen
dan kon hij aan het hof getuigen van den goeden wil. Het slot
van den brief is merkwaardig: „Je ferois assurément tout de mon
mieux, tant à cause de la connaissance que j'ay de lestât de vos
affaires qu à cause de l'ennuie que j'ay de vous faire connoistre
que je suis tres véritablement. Messieurs, vostre tres humble et
tres obéissant serviteur......
quot; 276).

De Staten stelden een memorie van onvermogen op 277). Het
aantal hoofden van gezinnen bedroeg 6000; daarvan waren
slechts 3000 „taillablequot;. In de 7e klasse waren 1235 burgers in
gedeeld (5e: 386. 6e: 636). Bij de taxatie van April was aan
velen uit de 3 laagste klassen de quote kwijtgescholden, aan velen
uit de andere vermindering verieend. Meer dan 5 à 6000 rijksd
konden zij niet
bieden 278). Er is een bedrag betaald, maar dat
bhjkt pas later. Volgens de Resoluties van de Staten van 27
Sept./7 Oct. is er op 22 Augustus 144H gld. 13 st. 10 p. aan
Dumee gegeven; in de Notulen van de vroedschap van denzelf-
den dag wordt gesproken van: ..albereyts betaalde 15000quot; 279)
Half September was het al, toen er ernst met den eisch werd
gemaakt 280). De Staten schreven weer een brief aan
Louvois28i), waarop zij 14/24 October antwoord ontvingen
zonder resultaat. Robert eischte zonder uitstel: of de som van
62000 rijksd. betalen, of de soldaten in den kost nemen. Dit werd

Res. St. 2/12 Juni 1673.

ld. 22 JuIi/1 Aug. 1673. Not. vr. 23 Juli/2 Aug. 1673.

Res. St. 26 Juli/5 Aug., 29 Juli/8 Aug. 1673.

Res. St. 4/14 Aug. 1673. Not. vr. id.

Booth zegt 5/15 Aug.: 6000 rijksd.

280)nbsp;Res. St. 19/29 Sept. Not. vr. 22 Sept./2 Oct. 1673.

281)nbsp;Ibid. 23 Sept./3 Oct. 1673. Ibid. id.

-ocr page 121-

ter kennis van de burgerij gebracht282). De Intendant zou in
het eerste geval óf zelf het bedrag omslaan, óf men moest een
accoord met hem erover sluiten. De schouten van de buurten
moesten den volgenden dag hun oordeel geven, schriftelijk 283).
Het bericht wekt groote verslagenheid onder de burgerij. Men
was echter algemeen voor het
eerste 284). Tenslotte, na eenig
heen en weer gepraat, legden vroedschap en Staten er zich bij
neer 285) Het accoord. dat zij 10 October sloten, hield m: het
opbrengen van 60000 rijksd.. in 3 termijnen, vervallend 31
October 30 November en 31 December, en 2000 schepel haver.
30 November te
leveren 286). De vrijheid van impost voor de
militie werd opgeheven. Aan enkele gevluchte regenten. Ruysch.
Mynden. Berckesteyn. Zuylen. Nellestein werd geschreven, dat
ze aan de quote mee hadden te
betalen287). De vroedschap
droeg aan de schouten op 288). binnen tweemaal 24 uur op de
secretarie een opgave in te leveren van degenen, die m hun
buurt woonden, met hun nering en handwerk, en speciale ver-
melding van wie bijzondere winst had gemaakt
289). Over het
algemeen klaagde men. dat er geen winst of heel weinig werd
gemaakt, omdat de Franschen afdongen en de burgers vrijwel
niets kochten290). Deze opgave bleek niet voldoende. ..niet mette
vereyste onderscheidingequot; gemaakt. Op 4/14 October werd
bevolen, dat de schouten rond zouden zeggen, dat men met
.secrete memoritjes of briefjes, die men in de Buurkerck. in
bussen, daertoe gestelt. souden instekenquot; verzocht werd. bekend
te maken, welke menschen „eenige extraordinaire winsten
hadden genoten, of suspecte goederen ingekocht: dewyl
d'Intendant wilde dat in het taxeeren daerop gesien sou

282) 24 Sept./4 Oct. 1673.

^83) Donderdag 25 Sept75 Oct. 1673.

284)nbsp;Not. vr. 25 Sept./5 Oct. 1673.

285)nbsp;Res. St. 2/12 Oct. 1673. Not. vr. id.

286)nbsp;Vgl. Booth Dag. Aant. blz. 131.

287)nbsp;Res. St. 18/28 Oct. 1673.

288)nbsp;Not. vr. 2/12 Oct. 1673.nbsp;Journaal blz. 216, 217.

2»'gt;) Zie G.A.U. No. 1203.

-ocr page 122-

wordenquot; 291). De briefjes konden ook in een bus op het stad-
huis gedaan worden; deze pubhcatie werd 6/16 October bekend.
De vroedschap verdeelde zich weer in vieren om den omslag
te formeeren; 15/25 October waren de -lijsten klaar. Geen
requesten zouden aangenomen worden, vóór de helft van het
geld voldaan was. Zonen van regenten en allen, die een ambt
of iets dergelijks genoten van stad en provincie en bij hun ouders
of anderen inwoonden, moesten ook aan de schatting
bij-
dragen 292). Er
werd zeer gemopperd. Sommige winkeliers
stonden op 4 of 500 gld. Degenen, die niet terstond de helft
betaalden, zouden aan den Intendant ter executie opgegeven
worden. Terwijl het innen van deze schatting nog in vollen
gang was, werd de burgerij opgeschrikt door het bericht van
een laatste-, een brandschatting, waarover later 293).

Er is in den herfst van 1672 besloten tot een gezantschap
naar het Fransche hof om een poging aan te wenden de financieele
eischen wat te doen
matigen 294). Dg gedeputeerde moest ook
uitstel verzoeken van het placcaat, waarbij de gevluchte
Utrechtsche inwoners teruggeroepen werden 295). Eerst zouden
Velthuysen en Cattendijck gaan 296). Velthuysen trok zich het
eerst terug. Daarna weigerde Cattendijck, omdat Stouppa hem
niet de verzekering gaf, dat zijn huis vrij van inkwartiering zou
zijn 297). De Franschen raadden den Heer Maarsenbroeck aan:
„die is van een veel sachter humeurquot;; Cattendijck zou „aen 't
hof van den Coning niet te reght geraken, doordien aldaer wel

291)nbsp;Journaal blz. 217. Booth Dag. Aant. blz. 132. No. 479 Cat. v. d. Bibl.
over U.

292)nbsp;Not. vr. 22 Oct./l Nov. 1673. Een oningevuld aanslagbiljet: No. 244
Suppl. Cat.
v. d. Bibl. over U.

293)nbsp;Over de juistheid van de algemeen opgegeven cijfers aangaande de
schattingen, zie Aanhangsel.

294)nbsp;Res. St. 5/15 Oct. 1672. Not. vr. 3/13 Oct. 1672.

295)nbsp;Ibid. resp. 7/17 Oct. en 6/16 Oct. 1672.
206) Booth Dag. Aant. blz. 38, 39, 40, 41.
297) Hist. Aant. blz. 625.

-ocr page 123-

andre choques soude kunnen ontmoetenquot; 298). Jan Louis Godm
van Maersenbroeck nam de opdracht aan; zijn instrucüe is te
vinden in de Resoluties van de Staten van 9/19 October
1672 299) O.a. moest hij bij de uiteenzetting van de onmogelijk-
heid voor de provincie om geld op te brengen en het ingaan
tegen de artikelen van de overgave, ook spreken over de schade
door de opening in den Lekdijk aoo) aangericht en zelfs be-
proeven of de Dom in Utrecht niet weer aan de Gereformeerden
zou kunnen worden gegeven. Dit laatste mocht hi, echter
uitstellen 301). Hem werd aanbevolen zich in verbinding te
stellen („particuliere addresse en kennisse trachten te
maeckénquot;) met bedienden van Pomponne en Louvois Bx,
Secrete Resolutie werd daarvoor 300 rijksd. uitgetrokken 302 )
De Intendant, Luxembourg en Stouppa gaven Maersenbroeck
alle favorable brieven van voorschryvens en addres
mee 303).
'Ér werd een „acte van indemnitéquot; voor hem opgesteld, volgens
welke hij zelf. zijn bagage en zijn goederen
schadeloos gesteld
zouden worden voor alles, wat mocht gebeuren
304). Hij ging
23 Oct./3 Nov. op
reis 305). Een blanco volmacht kreeg hij mee,
die hij in Parijs moest invullen met wat hem het best zou
lijken 306). en brieven voor Colbert, Tellier en Pomponne. Voor
Louvois ook een „blanc signéquot;, op den inhoud waarvan hij
zich dus ook te Parijs nog eens beraden kon. De schade, die
de ingezetenen van de stad en omgeving hadden geleden door
het Fransche leger, werd opgegeven in een memorie, die

Maersenbroeck ook meenam 307).

Op 6/16 November kwam hij te Parijs aan 308). In den loop
van de maanden, die hij in Parijs doorbracht, werd de

288) Booth Dag. Aant. blz. 41.

299) Journaal blz. 100.nbsp;Zie hoofdstuk IV, blz. 150.

3«!) Res St 18/28 Oct. 1672.nbsp;25 SeptJS Oct. 1672.

303 Res St 11/21 Oct. 1672.nbsp;^04) Res. St. 18/28 Oct. 1672.

305) Verbaal (zie noot 315).nbsp;Res. St. 21 Oct./l Nov. 1672.

307)nbsp;Res. Ged. St. 10/20 Oct.nbsp;1672. Not. vr. 14/24 Oct. 1672. Joumaal
blz. 107. De memorie: G.A.U. No. 928.

308)nbsp;Verbaal (zie noot 315).

-ocr page 124-

Utrechtsche gezant natuurlijk op de hoogte gehouden van
nieuwe
eischen 309). Bij hun schrijven van 31 Dec./lO Jan.
konden de Staten een brief insluiten van Robert aan Louvois,
waarin hij op verzoek van de Staten meedeelde, dat de toestand
van de provincie en de steden zeer slecht was. De Staten zonden
op dien datum, op verzoek van Maersenbroeck 3io) ook nog vier
geteekende blancos, twee aan den koning en twee aan Louvois
gericht. In April gebood men hem terug te komen
3ii). Misschien
zou hij samen kunnen reizen met de vrouw van Stouppa, die
te Utrecht verwacht werd 3i2); de Staten droegen hem op „om
onderweg ontrent haer Ed. allesints d' eer te bewarenquot;. Daar
Mevrouw Stouppa echter treuzelde, kreeg Maersenbroeck last
om niet langer in Parijs te
blijven 3i3). Hij reisde over Metz,
zooals hij 9/19 Mei schreef,
terug 3i4) en bracht te Utrecht
gekomen, 30 Juni/10 Juli rapport
uit3i5).

Zijn eerste audientie bij Louvois had plaats gehad op 10/20
November 1672. Maar de audientie bij Lodewijk XIV werd
uitgesteld tot 30 Nov./10 Dec. 1672 en toen bleek het opschrift
van den brief, „Sirequot;, verkeerd en moest hij den brief terug
sturen aan de
Staten 3i6). Hij werd „rudementquot; door Louvois
bejegend 317). Men wilde hem natuurlijk aan het lijntje houden.
Hij sprak met verschillende personen, kardinaal de Bouillon,

309)nbsp;Res. St. 11/21 Nov., 22 Nov./2 Dec., 26 Nov./6 Dec., 29 Nov./
9 Dec., 6/16, 16/26 Dec. 1672, 31 Dec. 1672/10 Jan. 1673, 7/17, 17/27 Jan.,
28 JaD./7 Febr., 31 Jan./10 Febr., 25 Febr77 Maart, 7/17 Maart 1673.
Res. Ged. St. 11/21 Febr. 1673.

310)nbsp;Verbaal (zie noot 315).nbsp;Res. St. 10/20 April 1673.

312)nbsp;Ibid. 15/25 April 1673.

313)nbsp;Ibid. 28 April/8 Mei 1673.

314)nbsp;Ibid. 19/29 Mei 1673.

315)nbsp;Ibid. 30 Juni/10 Juli 1673. Not. vr. id. Dit „Verbaalquot; is ingebonden
bij de Secr. Res. St. (R.A.U. No. 257). Zijn brieven d.d. 11/21 Nov.,
22
N0V./2 Dec. 1672 en 18/28 Jan. 1673 ontbreken bij de inserties van
de Res. St.

316)nbsp;Copie van den inhoud R.A.U. No. 233.

317)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 64.

-ocr page 125-

de Rochefort enz. Toen de veranderde brief aan den koning
terug was in Parijs, verbleef het hof in Compiegne. Tot een
audientie bij Lodewijk XIV is Maersenbroeck niet meer kunnen
komen: wel heeft hij nog toegang gekregen tot den biechtvader
van den koning en gebruikte daar ..soodanige argumenten als
by soodanige personen meest ingressie
hebbenquot; sis). Dagelijks
het hij zich aan het hof zien! Bereikt heeft hij absoluut niets en
waar zijn tractement 10 gld. per dag bedroeg en hij 226 dagen
is weg geweest 319). is dit gezantschap, dat natuurlijk nog veel
meer dan tractement heeft gekost (hij schreef zelf: „alle die
sommen sullen sommige dencken wat hoogh te lopen, maar
meyne op myn wedercomste pertinentelyck te connen aenwysen
waertoe geemployeert
synquot;32o) ). een dure geschiedenis voor

Utrecht geweest 32i).

Dit lag niet aan den persoon van Maersenbroeck. Geen enkele
gezant had te Parijs iets gedaan gekregen. Louvois oordeelde,
dat men zoo veel mogelijk uit Utrecht halen moest, omdat de
provincie niet Fransch zou
blijven 322). Hij schrijft aan Luxem-
bourg 323) over Utrecht: ..il en faut en tirer tout ce qui se
pourraquot;. En van den uitvoerder van zijn bevelen, den Intendant

Robert, zegt een Fransch schrijver 324):

..Jamais et nulle part au monde, dans quelque temps et sous quelque gou^
vemement que ce soit. le génie de la fiscalité ne s'est produit avec un pareil
de luxe de raffinement et d'audace. L'intendant Robert est véritablement un
type

In den brief van Robert aan Louvois van H Februari 1673,
schrijft deze over de schattingen het
volgende 325):

J'ai bien cru que les clameurs dont on vous avoit parlé ne vous auroient
pas fait changer de résolution, puisque j'ai toujours été persuadé que c'est
plutôt cela que de l'argent que vous cherchez; aussi bien loin de discontinuer

318) Verbaal.nbsp;Ibid.

320) Secr. Res. St 9/19 Mei 1673.

321 Voor de bedragen zie: Res. St. 4/14 Jan., 4/14. 9/19 Mei, 11/21 Juni.
17/27 Juli 1673, Res. Ged. St. 17/27 Oct.. 5/15 Dec. 1672 en de „Declaratiequot;
aan het einde van het ..Verbaalquot;.

322) Hist. de Louvois Tome I Ch. V.

323 ) 26 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 149.

324) Hist, de Louvois Tome I Ch. VI. 325) ibid.

-ocr page 126-

en aucune façon mes poursuites, j'y ai tous les jours augmenté de nouvelles
rigueurs. 11 est inutile de vous dire le détail, suffisant que vous sachiez qu'il
est impossible que l'on crie d'avantage que l'on fait. Pour vous faire concevoir
la misère qui est dans le peuple de cette ville et l'effet qui y produit la
violence avec laquelle nous levons la taxe, je vous dirai que l'on est accablé,
aux portes de la ville, de gens qui veulent s'en aller......quot;

en 6 Maart 1673:

„Je puis vous assurer que je suis si bien votre intention de ne point
ménager le pays, que je suis très certain que vous ne souffririez jamais toutes
les cruautés que je fais pour en tirer le peu d'argent que j'en tire, si vous
étiez présentquot;

Toen Condé in Utrecht kwam, bedroefde de toestand van het
land hem. Hij schreef aan Louvois, 25 April 1673 326):

„Je trouve les esprits de ces peuples ici tout autres que l'année passée: ils
sont tous au désespoir, à cause des taxes insupportables qu'on leur fait tous
les jours. Il me semble que le profit qu'on en a tiré au delà de ce qu'on
auroit pû en tirer par la douceur, est bien médiocre et qu'il ne valoit pas
l'aversion cruelle qu'on s'est attirée. Je ne sçais s'il est de l'intérêt du Roi
de continuer......quot;

Maar Louvois spoorde hem aan tot hardheid. En 19 Mei schreef

Condé 327):

„Je ne vous dirai rien après cette fois-ci sur le sujet des taxes dont vous
m'écrivez; mais pardonnez - moi si je vous dis que ce qu'on a tiré d'argent par
cette voie-là au dessus de ce qu'on en auroit pû tirer par des voies qui
n'auroient pas rais les peuples au désespoir, n'est pas une chose fort consi-
derable.......je vais pourtant prendre mon front d'airain, puisque vous le

voulez ainsi, et être le plus impitoyable du monde.quot;

Luxembourg heeft zich met de schattingen weinig bemoeid:
alleen als hem bemiddeling gevraagd werd. Hij schrijft 16 Aug.
1672 328) aan Louvois, dat de inwoners het door Robert
gevraagde werkelijk niet kunnen betalen. Bovendien vindt hij
het niet verstandig de menschen te verbitteren. Beter is het
plunderen bij vertrek! Stouppa heeft ook steeds bemiddeld. De
macht om de eischen minder zwaar te maken, had hij natuurlijk
niet.

326) Recueil de Lettres blz. 343.

32Î) Ibid. blz. 366.

328) Camp. de H. blz. 131.

-ocr page 127-

Er zijn nog andere betalingen gedaan tijdens de Fransche
bezetting dan de schattingen. De vroedschap heeh b.v. de
tractementen betaald van de vier aide-majoors van het
garnizoen 329) a 25 gld. per maand. Ook Stouppa kreeg dit 330)
en de la Planche, die de inkwartiering
verzorgde 33i). Deze
ontving ook een recognitie van 250 gld. Een iz genieur.
door de Franschen aangesteld in verband met de fortificatie
van Utrecht, werd door de Staten
bezoldigd 332). De fourier
Baron kreeg, behalve zijn tractement van 18 gld. per maand 333)^,
verschillende sommen van Staten en
vroedschap 334).

Bovendien had men nog ..vereeringenquot; moeten geven. Posten
op de rekening van
Mansvelt 335) zijn o.a.: aan een Fransch
overste: 1260 gld.. aan Stouppa: 500 gld. Dit laatste was een

Nieuwjaarsgift 336). Het geheim besluit van de Staten van
Utrecht van 29 Juli
/8 Aug. 1672 337) bevat eigenlijk een plan
de campagne van omkooperij. waarbij aan Dijckvelt de leiding
werd opgedragen. Uit het besluit zelf. dat in eenigszins duistere
bewoordingen is opgesteld, valt dit nog niet dadelijk af te leiden,
maar wel uit de Resoluties van later datum, die verwijzen naar
deze 338). Op 7/17 September 1672 wordt besloten 339) aan
Luxembourg, „groote genegentheyt betonende ende (die) oock
door andren aen 't Hof van Vranckryk veel goede devoiren
conde doenquot;, te doen vereeren „eenige japansche costelyckheydquot;
van 3200 gld. In April 1673 wordt aan den Heer Ruysch te
Amsterdam opgedragen 340) „kywaetquot; te koopen „van de alder-
fijnste sortequot; van 3000 gld. Hoewel de naam niet genoemd
wordt, moet het voor de vrouw van Stouppa bedoeld geweest

329)nbsp;Not vr. 11/21 Nov., 12/22Dec. 1672.

330)nbsp;Ibid. 3/13 Febr. 1673.nbsp;Ibid. 24 Juni/4 Juli 1673.

332) Res. St. 23 nov./3 Dec. 1672. «33) Res. St. 18/28 Oct. 1672.

334)nbsp;Ibid. 23 AugJ2 Sept. 1672, Not. vr. 24 Dec. 1672/3 Jan. 1673,
Res. St. 11/21 Dec. 1672 en 29 Dec. 1672/8 Jan. 1673.

335)nbsp;G.A.U. No. 1243.

336)nbsp;Not. vr. 30 Dec. 1672/9 Jan. 1673.

337)nbsp;Secr. Res. St. 338) b.v. 10/20, 15/25 April 1673.
339) Secr. Res. St. 340) ibid. 25 Maart/4 April 1673.

-ocr page 128-

zijn. Maar de koop is om onbekende redenen niet doorgegaan.
Aan Maersenbroeck werd
opgedragen 34i) „omme tot Parijs te
copen een juweel of eenige gevalliger frayichheyd. ter waerde
van 1000 silvere ducatons (een à tweehondert gulden min of
meer onbegrepen) ende 't selve over te leveren aen de persoon
UEd bekentquot;. Voor zijn goede diensten krijgt N.N. 200 rijksd.
..en noch aen N.N. voor extraord. moeyte 16 silvere duca-
tonsquot; 342). Hoe het afgeloopen is met het geschenk aan Mevrouw
Stouppa, wordt meegedeeld door Maersenbroeck in een brief
van 3/13 Mei 1673 343). 2ij wilde graag een snoer parels
hebben en wist een collier te koop voor 400 gouden louis d'or,
zooals ze aan Maersenbroeck vertelde, toen deze haar mee-
deelde, dat de Staten haar iets wilden vereeren „tot een kleyne
erkentenisse van de grote diensten, die den Heere Gouverneur
Stouppa dagelyx continueert de provintie ende borgerye van
Utrecht te bewysenquot;. Maar een dag later bracht haar „stoet-
juffrouwquot; toch de boodschap, dat mevrouw geen kans zag „om
tot die prys te connen de coop concluderen, dat evenwel niet
gaerne de occasie soude willen laten voorbij gaen, dat derhalven
maer wilde seggen, tot hoe verre mij wilde engageren, dat sij
de rest daerbij soude doenquot;. Waarop Maersenbroeck niet
durfde nalaten haar het collier in zijn geheel aan te bieden,
want „na de kennisse die ick van het humeur van de welgedachte
dame hebbe. soude het niet dienstigh wesen op sulcke maniere
te handelenquot;. De Staten keurden het uitgeven van het hooge
bedrag
goed 344). In dezelfde vergadering werd besloten, eenig
zeldzaam porcelein in te koopen „ter somme van 3 à 4000 gulden
ten minsten prysequot; om aan Robert te geven.

Mevrouw Stouppa kwam in September 1673 in Utrecht en
werd door de Staten verwelkomd „om de gonste en genegenheyt
van opgemelte Gouverneur te erkennen en deselve verder te

341) Secr. Res. St. 10/20 April 1673. 342) jtid. 15/25 April 1673.

343)nbsp;Ibid. 9/19 Mei 1673.

344)nbsp;Haar bedankbriefje in een noot bij Booth Dag. Aant. blz. 127.

-ocr page 129-

conserverenquot; 345). Zij deed haar intocht in een rijtuig met 6

^^TeteCver de eigen beambten en zichzelf betrachtte de
regeering de noodige zuinigheid. Begin 1673 werd een voorstel
gedaan geen tractementen meer uit te betalen aan de ambtenaren
van de provincie
347). Het tractement (75 gld.) van de burge-
meesters is in 1673 niet uitbetaald, maar opgeteld bi, de
presentiegelden en voldaan in een
obligatie 348). De presentie-
gelden werden, behalve met obligaties, verrekend met de
Lemptiegelden. De hoplieden, die gewoonlijk 100 gld. per ,aar
krijgen, ontvangen 31 Aug./lO Sept. 1672 maar 50 gld. De
andere helft zal betaald worden ..bij favorabelder succes van
tijdsquot; 349) De stadsbeiermeester wordt benoemd tot stads-
trompetter (..stadstromper ofte musicienquot;). echter zonder
salaris 350). Andere tractementen en rekeningen werden ook

wel voldaan met obligaties 351).

De stad Utrecht heeft zich al spoedig na den aftocht van het
Staatsche leger in geldverlegenheid bevonden. De vroedschap
moest geld leenen van de
Staten352) en wel 12000 gld. 353).

345) Res. St. 20/30 Sept. 1673.nbsp;Journaal blz. 213.

347)nbsp;Not. vr. 27 Jan./6 Febr. 1673.

348)nbsp;Rekening van Gillis van Wijck. G.A.U. No. 1259.nbsp;Not. vr.

350)nbsp;Not. vr. 29 Nov./9 Dec. 1672.

351)nbsp;Not vr 27 Dec. 1672/6 Jan. 1673, 4/14 Aug. 1673. Rekening van
Mansveld. G.A.U. No. 1243, Zie ook: Aanteekeningen °ver
achterstallige tractementen van professoren en predikanten. G.A.U. No. 1220.

352)nbsp;Not. vr. 10/20 Juni 1672. Res. St. 15/25 Juni 1672.

353)nbsp;Voorgeschoten door Solingen (toen ontvanger van het andere deel
van
de generale middelen. G.A.U. No. 1323 - de noot bij het nummer m
den catalogus is onjuist -) en in ontvangst
genomen door Mansve d. die voor
alles de aaLoezeniers- (armen van andere gezindheid dan de Gere^^
en ambachtskamer (zwervende kinderen, vreemde bedelaars)nbsp;-
Er heerschte nl. al spoedig groote armoede m de stad (Not. vr. 2^12 4/ 4
Nov. 1672. Zie ook de requesten G.A.U. No. 1066). Een bedrag v^ 1500 gld
werd besteed aan brood, bier en haver voor het garnizoen (Not. vr. 1^28
Juni 1672). Zie voor de terugbetaling van het voorschot Not. vr. 23 Mei/
2 Juni en 27 Mei/6 Juni 1673.

-ocr page 130-

Toen de 181929 gld. uit de kas door de Franschen werd opge-
eischt en de vroedschap besloot, de onkosten, door de stad
gemaakt voor het leger en het garnizoen, af te trekken, werd
een specificatie gemaakt van dit
bedrag 354)^ In den loop van
1672 en 1673 had de vroedschap nog meermalen geld te kort.
Voorschotten, door particulieren gedaan, b.v. door de heeren
van de aalmoezenierskamer, kreeg men slechts met moeite
terug 355). Er moest weer geld voor geleend worden 356). Het
heeft nG7 geruimen tijd geduurd, na den aftocht van de Fran-
schen, yoor de stedelijke financiën weer in orde waren 357).

De Franschen hebben zich verschillende malen met het ver-
geven van ambten bemoeid. In een pamflet wordt het benoemen
van den advocaat Floris van Ewijck als opvolger van den
overleden Statensecretaris, van de Poll 358), toegeschreven aan
recommandatie van Condé, omdat zijn zoon, de hertog van
Enghien, verliefd was op de dochter van Ewijck. Dit verhaal
latende voor wat het is, moet toch geconstateerd worden, dat
de Staten, die
eerst 359) besloten hadden geen opvolger aan te
stellen, maar het ambt te laten waarnemen door Wernard van
Velthuysen, op 1/11 Juli 1673 Ewijck benoemden, nadat dit
door Stouppa uit naam van Condé en Enghien „met sonderhnge
empressementquot; verzocht
was 360), Het cameraarschap van den
Lekdijk en den Hinderdam werd, op aanbeveling van den

354)nbsp;Not. vr. 5/15 Juli. Res. St. 23 Aug./2 Sept. en 29 Aug./8 Sept. 1672:

8146 gld. 4 st. 8 p.

355)nbsp;G.A.U. No. 936 (request). Booth Dag. Aant. blz. 65.

356)nbsp;Not. vr. 23 N0V./3 Dec. 1672.

375) G.A.U. No. 755 (Voorslagen tot redres).

358)nbsp;No. 236 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

359)nbsp;Res. St. en Seer. Res. St. 30 Juni/10 Juli 1673.

360)nbsp;Res. St 1/11 Juli 1673. De nominatie voor dit ambt stond op de
„tourquot; van de ridderschap. Ewijck legde 4/14 Juli den eed af. Tusschen dien
datum en 6/16 Juli zijn in het Resolutieboek een aantal bladzijden uitgeknipt
Vgl. Not. vr. 1/11 Juli 1673.

-ocr page 131-

Intendant, vervuld door een door hem aangewezen persoon 361)
Trouwens had Dumonceau al eerder de Staten laten weten, dat
zij niemand „met eenige charges souden voorsien anders als
met voorgaende kennisse van den Heer Intendant 362 . Toen
er in Februari drie plaatsen van gewone leden vacan
waren
in het Hof van Utrecht, liet de Intendant weten dat de Sta en
„bequame luyden. soo van d'een als
andere Rehg.e moesten
benoemen. Het was dus de bedoeling een ^at^xek m het H^
te
kriiqen 363). De schrijver van het .Journaal vertelt, dat het
Her een Katholiek vriend van den 16 Februari overleden
raadsheer Wijkersloot
betrof 364). die voor ge d ^^et ar^t van
de Franschen kreeg, maar bedankte, toen hij den eed dien hi,
moest afleggen las, omdat een Katholiek dien niet wel bezweren

'°Drregeering zelf liet men ongemoeid 366). Op 1 October 1672

had niet de gebruikelijke verandering plaats van burgemeesters,
schepenen, tresauriers en cameraars, „in consideratie van de
tegenwoordige constitutie van tijden en
saecken36T). Luxem-
bourg had wel aan Louvois gevraagd of de koning misschien
en
nommeraquot; 368). Het volgend jaar wilde een deel van de
vroedschap, dat de verkiezing van een nieuwe regeering op de
oewone wijze zou plaats hebben. Toen toch wederom werd be-
Lten tot continuatie van de
regeering 369, dienden deze heeren

361)nbsp;Res. St. 17/27 Jan.. 1/11 Febr. 1673. Booth Dag. Aant. blz. 73, 74, 79. 80.

362)nbsp;Res. St. 29 Dec. 1672/8 Jan. 1673.

363)nbsp;Ibid. 18/28 Febr., 5/15 Maart 1673.

364)nbsp;Dit moet een ander zijn dan de Roomsche advocaat Wijckersloot.
Zie ook beneden hoofdstuk IV, blz. 158.

365)nbsp;Blz. 179, 180.nbsp;j r . J . J

366 De mededeeling van het pamflet Knuttel 10078. dat de Intendant den

magislÏt Tn Utr. heeft verzet en maar 10 vroedschappen. 6 schepenen en
2 burgemeesters aangesteld, is onjmst.

36T) Not. vr. 1/11 Oct. 1672. Booth Dag. Aant. blz. 35.

368) Camp. de H. blz. 190, 27 Sept. 1671

360) Not. vr. 1/11 Oct. 1673.

-ocr page 132-

(o.a. Hamel en Velthuysen) een protest daartegen in 370),
„allegerende dat de fondamentele wetten van de Regeringhe
wierden gerenverseertquot; 37i), Dr. Booth hield zich er buiten,
volgens de mededeelingen van zijn zoon. Drie dagen van te
voren was Solingen, ook een van de protesteerende heeren.
bij Stouppa ontboden, die hem gevraagd had of de magistraat
verandering zou maken en op het bevestigende antwoord had
gezegd, dat het goed was
372).

De protesteerende partij is bang geweest, dat de magistraat
straks niet erkend zou worden, als zijnde onwettig. Dit argument
is echter niet gebruikt, toen de Staten Generaal later de
Utrechtsche regeering
schorsten 373), maar wel zijn alle pro-
testeerende heeren, behalve Gerobulus, afgezet. De Utrechtsche
Loevesteinsche factie voelde het onweer dus al vroeg

opkomen 374).

Meer misschien nog dan de materieele zorgen en lasten, gaf
het aan de Utrechtsche Gereformeerden ergernis, dat de
Roomsche godsdienst weer openlijk werd beleden. Een processie
door de straten te moeten aanzien viel hun moeilijk, zooals ook
het gemis van het gebruik van den Dom en van andere kerken.
Het sacrament werd meermalen openlijk over straat naar een
zieke gedragen en de klacht, reeds begin Juli 1672 geuit, dat
ieder gedwongen werd het te groeten, vindt men ook in de
Resoluties van de Staten van 11/21 November 1672. Zij
schreven toen aan Maersenbroeck, dat men de Gereformeerden
probeerde te laten
knielen 375). Begrafenissen met flambouwen,
gezang en verderen Katholieken ritus gingen ook langs den
weg 376). De publicatie van 8/18 Juh 1672, waarbij de vroed-

S'^O) Not. vr. 2/12 Oct. 1673. Protest gedeeltelijk afgedrukt als bijlage F bij
Hist. Verhaal van de onw. beh.
3quot;) Booth Dag. Aant. blz. 131, 132.

372)nbsp;Not. vr. 27 Sept./7 Oct. 1673.

373)nbsp;Secr. Res. St. Gen. 18 Nov. 1673.

Dat er in Holland een zeer vijandige gezindheid jegens de Utrechtsche
heeren heerschte, blijkt uit het „Verhaal van de droevige rencontres.quot;
375) Booth Dag. Aant. blz. 57. 376) Res. St. 11/21 Nov. 1672.

-ocr page 133-

schap verbood wederzijds eikaars godsdienst te teleed.gen, werd
dooTden predikant Montanus 21/31 Juli 1672 in de Catha^ne-
terk iTJ dL en de vroedschap gelastte den kerkeraad. er
voor r orgen, dat deze predikant voorloopig met n.eer zou
oLeknbsp;Een jaar later verneemt echter de kerkeraad. dat

Tbtschop'in den'oom ..seer heeft atgegaen ^^ ^ f ^ -
meerde waarheidquot;. Dan wordt goedgekeurd ..dat lt;1= broederen
Pretkanten alle gelegenheden sullen waarnemen om t Pausdom

:::Ut va» de vroedschap,^, de r genten
van de aalmoezenierskamer voortaan m geh,k aantal (»)

Gereformeerd en Roomsch zouden zijn3'9)-

Verschillende kerken werden voor de Gereformeerden
onbrltr gemaakt, doordat er brood, mee. en
worden opges.agen. Toen bij den aanvangnbsp;^

academische gehoorza.en ontruimd moestennbsp;^^^^^^^

het opslaan van het mee., dat daar .ag, de Regulierskerk ge
bnbsp;Eenigen tijd later moest er 40000 malder haver

gelorgen worden'in de Nicolaikerk, zoodat de predicat.es verzet
werden en wel naar de Geertekerk ssi). De dooden zouden
regraven worden in de
Magdalenakerk^s.). Een «euwe
Lgeling van de (weer ingeste.de -3) ) avondgebeden ^n
predicaties in de verschi.lende kerken was noodtg^»«). De
aódsdienstoefening van de Waalsche gemeente werd. smds
LarTs d'Avoyne de Pieterskerk voor het opslaan van
Taropei^chte-^', in de Janskerk gehouden ese). Een maand
Ltl moe t Dumonceau plaats hebben voor 8000 «^der Itave'
en werden hem daarvoor de Paulus-. Reguliers- en Mag^
kerken aangeboden of de helft van de Buurkerk ss.). De kerke-

377) Not. vr. 22 lulül Aug. 1672.

Not.nbsp;30 luj^lO Mi 167^3^

.«) Not vr. 12/22 ^g. 1W2_nbsp;I

Ibid.nbsp;Nov. 1672.nbsp;b ^^^ ^^^^

q -27 Nt^quot;oec. .672. Bootb Da. Aa.. b.. 62, 63.

a») Nol. vr. 29 Nov./9 Dec. 1672. Hi.1. Aant bh. 630.

Siquot;) Not vr. 27 Dec. 1672/6 Jan, 1673.

-ocr page 134-

raad vreesde steeds, dat het in beslag nemen van een kerk voor

de levensmiddelen een middel was om die voorgoed voor den

Katholieken godsdienst in beslag te nemen 388). Deze vrees valt

te begrijpen, waar 25 Juli/4 Aug. (St. Jacobsdag) 1672 de

Katholieken geprobeerd hadden de Jacobikerk met geweld te

veroveren; de gouverneur had toen ruiters rondom het gebouw

geposteerd 389). i„ verschillende kerken werd ook hooi qe-
legd 390).nbsp;^

In het voorjaar van 1673 wilde de kerkeraad een vast- en
bededag
houden en stelde dien op Zondag 9/19 Maart 391),
Toen dit aan de vroedschap bekend werd, eischte deze een
extract uit de notulen van den kerkeraad 392) en daarna, dat de
woorden: „sal sulcx d'Heeren Borgermeesteren genotificeert
wordenquot; geschrapt zouden
worden 393). In de notulen moest
ingevoegd worden, dat de vast- en bededag, „naer voorgaende
communicative en goetvinden van Heeren Borgemeesteren en
Vroedschapquot;, vastgesteld was op
9 Maart. De kerkeraad
weigerde dit
394) en het staat dan ook niet in de notulen. In
Juni
1673 is weer 395) een vast- en bededag gehouden 396),
met het oog op de vredesonderhandelingen te Keulen 397). Bij
dit besluit staat „volgens goedvinden van haer Ed. Mog.quot;

Er schijnen wel eens moeilijkheden te zijn ontstaan, als lijk-
dragers van een andere gezindheid waren dan de doode, dien
ze grafwaarts droegen. Tenminste de vroedschap besloot, dat
dit niet meer voor mocht komen, ter voorkoming van verdere
„disordrequot;
398).

De „seer solemnelequot; processie op 22 Mei/1 Juni 1673 399)

388) Not. kerkeraad 28 Oct./7 Nov. 1672. 389) Journaal blz. 51

3»o) Booth Dag. Aant. blz. 52.

381) Not. kerkeraad 24 Febr./6 Maart 1673.

Not. vr. 3/13 Maart 1673.
3«3) Zijn wrsch. in het klad geschrapt. (In het notulenboek ontbreken ze)
Not. kerkeraad 17/27 Maart 1673.

Ook 10/20 Aug. 1673 (Res. Ged. St. 31 Juli/10 Aug. 1673).
306) Not. kerkeraad 24 Mei/3 Juni 1673. 397) Rg^ st. 21/31 Mei 1673.
388) Not. vr. 23 Juli/2 Aug. 1673. 389) Sacramentsdag.

-ocr page 135-

heeft wel de meeste beroering gewekt 400). De vroedschap zond,
toen ze het plan vernam, Velthuysen naar Stouppa, die beloofde
alles te zullen doen, opdat de dag rustig zou
verloopen 40i).
De stoet zou slechts door enkele straten gaan en de Gerefor-
meerden niet verplicht worden om „ietwes daadlix tot de
ceremonie te contribuerenquot;; wel moesten overal de deuren
gesloten zijn, maar Stouppa zou dat door zijn provoost laten
aanzeggen (de vroedschap behoefde het dus niet zelf te bevelen)
„en sulx met geen empressementquot; in de buurten, die niet vlakbij
de straten van de processie lagen. In diezelfde dagen wilde een

Fransch priester bezit nemen van het St. Martensgasthuys 402)
en daar een altaar oprichten. Op aandringen van de vroedschap

werd dit verhinderd door den gouverneur 403).

In Augustus 1672 werd er door den bisschop in den Dom
afgekondigd, dat voortaan de feestdagen gevierd zouden
worden volgens nieuwen
stijl 404). Hij had er eerst met Luxem-
bourg over
gesproken 405). Het gaf al spoedig moeilijkheden.
Toen het 16/26 December 1672 volgens de Katholieken 2e
Kerstdag was. volgens de Gereformeerden niet, wilden de
Katholieke vleeschhouwers, dat het vleeschhuis gesloten zou
zijn, waarover met de Gereformeerde vleeschhouwers groote
twist ontstond. De vroedschap ordonneerde, dat het vleesch-
huis open zou
zijn 406). Maar 10 dagen later eischten de
Roomschen op hun beurt, dat het vleeschhuis geopend zou zijn,
toen het Kerstmis was volgens den ouden stijl, hetgeen ook toe-
gestaan
werd 407).

De bisschop in Utrecht was de apostolische vicaris Johannes

400)nbsp;Het kon. bevelschrift daari:oe: Visscher Hist. T. 1 blz. 3.

401)nbsp;Not. vr. 23 Mei/2 Juni 1673.

402)nbsp;Voor oude arme lieden, in de voorstad van de Weert.

403)nbsp;Not. kerkeraad 20/30 Mei 1673.

404)nbsp;Hist. Aant. blz. 618. Booth Dag. Aant. blz. 28.

405)nbsp;Hodie agam cum duce Luxemburgico, ut etiam in Ultrajectina pro-
vincia stabiliatur usus calendarii Gregoriani.quot; 19 Aug. 1672. Neerkassei aan
paus Clemens V, Brom Arch. v. gesch. v. h. aartsb. U. 20e deel.

406)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 67.nbsp;Ibid. blz. 73.

-ocr page 136-

van Neerkassei 408), die kort na de overgave van Utrecht zich
daar vestigde. Na den aftocht der Franschen week hij weer uit.
Zijn vestiging te Utrecht werd door de Katholieken niet
onverdeeld goedgekeurd, want hij betuigde hierdoor „d'applau-
dire alle victorie della Francia e di non commiserare le perdite
de suoi
connacionaliquot; 409). Van invloed van zijn persoon op
de Fransche bevelhebbers blijkt niet. Hij is naar Parijs geweest
om clementie in te roepen voor de bevolking van Utrecht,
zonder resultaat 4io).

De Katholieke huwelijken konden nu in openbare kerken vol-
trokken worden
4ii). In plaats van voor het gerecht te trouwen,
zooals voor niet-Gereformeerden de aangewezen weg was,

Bisschop in partibus infidelium 1623—1686. Zie over hem Bat. Sacra

III 405.

Brief van 10 Sept. 1672 van den internmicius Airoldi te Brussel. Brom
Arch.
V. gesch. v. h. aartsb. U. 20e deel blz. 403.

In een brief van Januari 1673 (Ibid. blz. 423, aan den kardinaal prefect
der Propaganda) schrijft hij, dat hem dit verzocht is, zonder dat blijkt door
wie. Hij meent, de reis te moeten aanvaarden en voegt er bij „nee puto Sedi
apostolicae inglorium. quod ejus ministro licet indigno illi nunc supplicent,
ut pro republica legatum agere velit, qui sedem apostolicam ejusque ministros
odisse et persequi solebant.quot; Dat hij had weten te bewerken, dat de schatting
op de huizen werd geschorst, totdat op zijn persoonlijke voorbede de koning
de maatregelen zou herroepen, is niet geheel juist (Brom ibid. 22e deel. Neer-
kassels zending naar Lodewijk XIV). Het is mede op zijn verzoek geschied
en was slechts een gedeeltelijke schorsing. — In dit artikel staat niet meer
(zooals in ibid. 20e deel) de fout, dat hij vergezeld door Maersenbroeck naar
Frankrijk ging, welke fout ook voorkomt bij Arend, Alg. Gesch. IV 2e band.
blz. 46. Hij kwam 3 Febr. 1673 te Parijs en vertrok weer 14 Maart. In den
brief van de Staten aan Maersenbroeck. waarin zij aan dezen kennis geven
van het vertrek van Neerkassei naar Frankrijk (Res. St .7/17 Jan. 1673)
dragen zij hem op, aan den bisschop copie te geven van de memoriën enz.,
door hem ontvangen, maar waarschuwen hem ook, erop te letten of Ncerkassel
misschien zou trachten iets nopens de geestelijke goederen te verkrijgen, in
strijd met Louvois' belofte. In Utrecht liep het gerucht, door den bisschop
weersproken, dat hij ging om meer kerken voor de Katholieken te vragen.
(Booth Dag. Aant., blz. 42).

411) Brom Arch. v. gesch. v. h. aartsb. U. 20c deel blz. 429, 430.

-ocr page 137-

trouwden de Katholieken te Utrecht in den Dom4i2). In ver-
schillende plaatsen vestigden zich ordesgeestelijken en in
Utrecht stelde Neerkassei een geestelijke rechtbank in^is). Dp
Jezuieten openden er scholen voor de
jeugd 4i4). Gaarne liet
Neerkassei toe. dat de Franschen en de magistraat (..et ipsi
haeretici magistratusquot;) hem ..attribuant nomen episcopi Ultra-
jectensisquot; ^is). Het leek hem niet toe: ..istos titulos esse repel-
lendos. praesertim cum haec persuasio aedificandae ecclesiae
et instaurando hierarchico ordini quamplurimum contulerit. nee
parum juvabit ut cathedrae Ultrajectinae sua bona vindicenturquot;
en hij hoopte op goedkeuring hiervan. Maar reeds was de aftocht
der Franschen dichtbij, wat de KathoUeken wel eenige angst
inboezemde. Nu waren zijzelf en de verborgen kerken bekend
en Neerkassei schreef 3 November 1673 416) dat de Roomschen
..ad majora pericula quam quibus ante Gallorum adventum
'erant expositiquot;. Er zijn nog reliquieën van de Pauluskerk uit
Utrecht meegenomen door de Franschen tegen ontvangstbewijs
geteekend door Luxembourg ).

Lodewijk XIV had wel gehoopt de Republiek Katholiek te
maken, maar te Utrecht hebben de Franschen zich onthouden
van eenigen dwang ten opzichte van de Protestanten. De
Fransche overheersching had trouwens niet de sympathie van
de Katholieken, tenminste niet van de lagere geestelijkheid en
de
meerderheid der geloovigen. Luxembourg heeft dit heel goed
begrepen. Hij en Stouppa deden ook hun best de gevoehgheden

412)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 23. Zie over het huwelijk en het concilie van
Trente; Asser-Scholten, Personenrecht 6e druk blz. 70. En: van Apeldoorn,
Geschiedenis van het Nederlandsche huwelijksrecht 1925, blz. 84 en blz. 109.

413)nbsp;Brom Arch. v. gesch. v. h. aartsb. U. 20e deel blz. 429. Neerkassei
aan den kardinaal prefect der Propaganda 1 Sept. 1673.

414)nbsp;Ibid. Neerkassei aan den intemuncius, 13 Dec. 1672.

415)nbsp;Ibid. blz. 430.

418) Ibid. blz. 435.

417) Navorscher X 1860, blz. 273. Journaal blz. 135. Aardig is wel de
spotternij van het pamflet Knuttel 10721: „Benige oude reliquienquot; enz.

-ocr page 138-

van het Protestantsche deel van de bevolking zooveel mogelijk te
ontzien 418). De processie op 22 Mei/1 Juni 1673 maakte de
eerste niet eens mee. Was het toeval, dat de hertog en de zoon
van Condé dien dag naar Muiden waren? Condé zelf was ziek.

Er zijn tallooze beschrijvingen van deze processie of omme-
gang. die om 10 uur 's morgens uit den Dom trok. door de
korte Jansstraat. Buurstraat. Achter St. Pieter en Trans ging
en over het Oud-Munster-kerkhof weer den Dom in kwam 4i9).
De verontwaardiging van de Gereformeerden is duidelijk voel-
baar in de beschrijvingen. Bisschop Neerkassei hield onderweg
driemaal dienst voor opgestelde altaren (bij 't huis van Jhr
Meyster. in de Jansstraat, in de Trans 420) ) en zegt de
schrijver van het „Journaalquot;, „heft het Sacrament eens op met
meer andere aperyenquot; 42i). Een andere beschrijving eindigt met
de woorden: „Mijn Heer. dit was waarlijk een omgangh en den
rechten wegh nietquot;
420). precies wordt meegedeeld, hoe en met
welke opschriften de huizen van de Katholieken waren versierd.
Er is op den dag van de processie wel eenige overlast gedaan
aan Gereformeerden. De kerkeraad verzocht de vroedschap der-
gelijke dingen in de toekomst te verhinderen 422).

De kerkeraad had de gemeente gewaarschuwd! zich absoluut
voor „alle deelneming aan afgoderye en superstitie te
wachten 423). Het was nl. wel voorgekomen, dat Gerefor^
meerden deel namen aan de mis 424) of de begrafenis van een
Katholiek 425). waartegen de kerkeraad streng optrad. Onder
de Zwitsersche soldaten bevonden zich vele Protestanten
Omdat de predikanten geen toegang kregen tot het Cruys-
gasthuys. verzocht de kerkeraad zieke Zwitsers in particuliere
huizen te leggen, opdat zij „aen de sielequot; behoorlijk konden
verzorgd worden, hetgeen werd toegestaan 426). Men lette

Z\nbsp;blz. 197.

^20) No. 239 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.nbsp;199

Not. kerkeraad 26 Mei/5 Juni 1673

-i ÏÏ' quot;iw'^r^nbsp;Sept. 1672.

Ibid. 17/27 Maart, 4/H Juli 1673

Ibid. 26 Augi5 Sept., 2/12 Sept. 1672.

-ocr page 139-

nauwkeurig op de gedragingen van de lidmaten ten opzichte
van de Franschen. Een „dogterkenquot;, dat „suspecte conversatiequot;
houdt, wordt het avondmaal
ontzegd 427). Op het bijwonen van
een „Bael in seecker Frans huysquot; wordt aanmerking
gemaakt
428). Misschien is dit het bal, gegeven door Stouppa
ten huize van den Heer Ploos van Amstel of door een Fransch
markies ten huize van den Heer Mattisius. Beide feesten in
Januari 1673 verwekten veel opzien 429). Kort voor den aftocht
van de Franschen worden er steenen gegooid „omtrent de ure
van de catechisatiequot; bij de „Academiekamerquot;. Dat was
„stouticheyt van de paepsche jongensquot; en de burgemeesters
werden verzocht er orde op te
stellen 430)! Gelukkig dat de
ergernissen tot zulke kleinigheden terugliepen.

Ook de Utrechtsche academie heeft zwaar geleden onder de
Fransche bezetting en hare
gevolgen 43i).

Zooals boven reeds vermeld is, werden, kort na de aankomst
der Fransche troepen, de beide gehoorzalen der Academie en
de daaraan grenzende kloostergang in gebruik genomen als
bewaarplaatsen van koren en meel, ook van munitie. Dit heeft
echter niet lang geduurd. Na het einde der zomervacantie besloot
de Senaat de colleges te hervatten en bij de Fransche autoriteiten
aan te dringen op ontruiming van de academische gehoorzalen.
Aan dit verzoek werd gehoor gegeven; tegen het eind van Sep-
tember 1672 konden de zalen weder dienst doen als college-
zalen. Om te voorkomen, dat men er later weer beslag op zou
leggen, als zij in de vacanties tijdelijk leeg stonden, besloot de
Senaat dat ook in de vacanties de openbare colleges — en alleen
deze werden in de auditoria gegeven; de private colleges had-

427)nbsp;Ibid. 11/21 Nov. 1672. Iets dergelijks ibid. 10/20 Oct .1673.

428)nbsp;Ibid. 3/13 Jan. 1673.nbsp;Knuttel 10712.

430)nbsp;Not. kerkeraad 1/11 en 7/17 Sept. 1673.

431)nbsp;Vgl, bij het volgende: Heringa, Oratio de Auditorio Academiae Rheno-
Trajectinae etc., p. 165—183.

-ocr page 140-

den bij de professoren aan huis plaats — zouden worden voort-
gezet.

Nog éénmaal dreigde er gevaar, dat de auditoria voor het
academisch onderwijs verloren zouden gaan. Toen de Dom in
gebruik was genomen voor de Roomsche godsdienstoefening,
hebben de Roomschen een poging gedaan om, ten behoeve van
kerkelijke doeleinden, ook de beschikking te krijgen over de
auditoria en de kloostergang, als annexen van den Dom. Het is
den Senaat echter gelukt, deze poging te
verijdelen 432).

Intusschen, al konden de professoren na September 1672 weer
college geven in de auditoria, zij vonden er slechts een gering
aantal toehoorders. Evenals vele andere Utrechtenaren, hadden
ook een groot aantal studenten de wijk genomen bij de nadering
van de Fransche legers; alleen diegenen, wier ouders te Utrecht
woonden, waren grootendeels gebleven. Van de uitgeweken stu-
denten trokken velen, vooral juristen, naar Leiden; zij konden
daar de colleges blijven volgen van hun leermeester Antonius
Matthaeus. Deze hoogleeraar in de rechten — Antonius Mat-
thaeus III genoemd, als de derde uit een dynastie van profes-
soren, die aldus heette — had reeds in 1670 een beroep naar
Leiden gekregen, maar daarvoor bedankt; toen nu echter in 1672
de omstandigheden voor de Utrechtsche hoogeschool zoo nood-
lottig waren geworden, deed Leiden daarmede zijn voordeel en
beriep hem opnieuw. Antonius Matthaeus bezweek thans voor
de verleiding en nam in November 1672 het hem te Leiden aan-
geboden hoogleeraarsambt aan. Bij zijn verhuizing daarheen
dreigde hij last te krijgen van de scherpe maatregelen der Fran-
schen tegen hen. die Utrecht den rug toekeerden; ook op zijn
bibliotheek, meubelen en andere bezittingen wilde men beslag
leggen; door tusschenkomst van de Leidsche Curatoren werd de
voorspraak van den Prins van Oranje bij Luxembourg ingeroe-
pen, om den inboedel van den professor vrij te geven; klaar-
blijkelijk is dit niet te vergeefs geschied; de inboedel van Anto-

432) Acta et décréta Senatus (Gem. Arch. Utr.) op 29 Aug. 1672 en
14 Febr. 1673.

-ocr page 141-

nius Matthaeus is naar Leiden overgebracht, immers op 14
Augustus 1673 hebben de Leidsche Curatoren hem ƒ200 voor
verhuiskosten
toegekend 433).

Ook een ander Utrechtsch geleerde nam een aantal studenten
mee naar Leiden, nl. Gerard de Vries. Hij was een leerling en
trouw aanhanger van
Voetius434), en had in April 1671 435)
van de Utrechtsche vroedschap verlof gekregen om college te
geven in de philosophie. was dus. naar moderne terminologie,
privaat-docent in dat vak geworden aan de Utrechtsche acade-
mie 436); xeeds vroeger was hij daarmee begonnen en de Acade-
mische Senaat had er toen aanmerking op gemaakt, dat hij dit
op zijn eigen houtje deed 437). 2ijn colleges schijnen zeer in den
smaak te zijn gevallen, althans, op verzoek van vele Utrechtsche
studenten, die in 1672 wegtrokken naar Leiden, verhuisde ook hij
daarheen 438). hij werd er in het volgend jaar tot sub-regent
van het Statencollege benoemd en kreeg ook daar verlof tot het
geven van private colleges in de philosophie. In 1673 zou hij.
als hoogleeraar in dit vak. naar Utrecht
terugkeeren 439).

Met uitzondering van Antonius Matthaeus. die het risico niet
durfde aanvaarden van een onzekere toekomst in Utrecht, ble-
ven bijna alle Utrechtsche hoogleeraren op hun post; er werd hun
trouwens niet elders een gelijkwaardig ambt aangeboden. Zij
hadden echter — want in de rampjaren 1672 en 1673 werd ook
hun wedde niet, of slechts voor een zeer gering deel uitbetaald —
het plan kunnen opvatten elders een rustiger verblijf te zoeken,
vooral omdat ook zij hun deel moesten dragen in de geldelijke
en andere lasten, die aan de Utrechtsche burgerij werden opge-

433)nbsp;Molhuysen. Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit. Ill,
blz. 236, 241, 242, 263, 265. 269, 274.

434)nbsp;Duker. Gisbertus Voetius. III, blz. 81, noot 3.

435)nbsp;Niet 1672, zooals M. J. A. de Vrijer, Henricus Regius, blz. 80 heeft.

436)nbsp;Not. vr. 4 April 1671.

437)nbsp;Acta et decreta Senatus. op 4 Febr. 1671.

438)nbsp;Dit bericht C. Burman, Trajectum Eruditum. blz. 431.

43») Molhuysen, Bronnen enz. III, blz. 278, 290; Loncq, Historische schets
der Utrechtsche Hoogeschool, blz. 82—83.

-ocr page 142-

legd. Dit is echter, op een enkele, straks te noemen uitzondering,
na, niet geschied; ter wille van de hoogeschool en van de stu-
denten, die gebleven waren, hebben zij hun taak voortgezet.
Van Voetius is. geheel ten onrechte, beweerd 440)^ dat hij uit
Utrecht is gevlucht; dit wordt echter door geen enkel bewijs
gestaafd en het zou ook volkomen in strijd geweest zijn met zijn
karakter; Voetius was er de man niet naar om de Utrechtsche
hoogeschool en zijn gemeente — hij was ook predikant — in
den steek te laten in de tijden van benauwenis.

Dat Regius met zijn geheele famihe naar Amsterdam gevlucht
is, wordt ons verzekerd in een geschriftnbsp;dat zijn collega

Diemerbroeck heeft ingediend bij de stedelijke regeering, in welk
geschrift hij haar beslissing inroept in een geschil, dat hij met
Regius had over een academische aangelegenheid (de verdeeling
van de emolumenten, die de professoren trokken van examens
en promoties) 442). dit stuk — dat uit het jaar 1672 moet
dagteekenen, want een resolutie van Burgemeesteren en Gecom-
mitteerden tot de academische zaken (wij zouden zeggen: de
Curatoren van de Utrechtsche hoogeschool). die er op betrek-
king heeft, is op 18 Januari 1673 gedateerd — zegt Diemer-
broeck. dat Regius ..in Mayoquot; — dus in Mei 1672 — „met sijn
gansche familie van hier (Utrecht) nae Amsterdam gevlucht is,
alwaer hij een huys gehuert en naederhant een half jaer, of
daerontrent, gewoon heeftquot;.

Wanneer Diemerbroeck zich niet vergist in de maand443)^ zou
Regius dus reeds in Mei 1672. toen de vijand onze grenzen

440)nbsp;Bij Sepp. Het godgeleerd onderwijs in Nederland gedurende de 16de
en 17de eeuw, II, blz. 153. — Zie Duker, Gisbertus Voetius, III, blz. 307,
noot 3.

441)nbsp;Dit stuk is te vinden in No. 114 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.

442)nbsp;Vgl. bij het volgende: de Vrijer, Henricus Regius, blz. 70—73.

443)nbsp;Zoo er Juni moet staan in plaats van Mei, dan is Regius in elk geval
reeds in het begin of de eerste helft van Juni gevlucht, want hij was in Juni
1672 reeds afwezig bij een examen, over welks emolumenten hij met Diemer-
broeck geschil kreeg. Dit blijkt uit de resolutie der vroedschap, aangehaald
bij de Vrijer, ibid. blz. 72—73.

-ocr page 143-

wel reeds naderde, maar de Franschen nog niet in de Betuwe
waren gevallen (12 Juni overtocht bij het Tolhuis), de plaat
hebben gepoetst! Dit getuigt wel van een vooruitzienden geest,
maar niet van dapperheid! Intusschen, hij heeft, volgens Diemer-
broeck, maar ongeveer een half jaar te Amsterdam gewoond, en
is dus omstreeks het einde van 1672 of het begin van 1673 in
Utrecht teruggekomen, misschien om te voorkomen, dat de be-
zittingen, die hij daar had (zooals met de goederen van „ge-
vluchtequot; Utrechtenaren gebeurde) door de Franschen in beslag
werden genomen, of dat zijn huis door de Fransche soldaten
geheel geruineerd werd. Hoe dit alles zij, Regius was in 1673
weder te Utrecht terug en men zal later zien, dat hij behoorde
tot de gijzelaars, die door de Franschen, bij hun vertrek in No-
vember 1673, werden medegevoerd.

Heel veel bezigheden zullen de Utrechtsche hoogleeraren niet
gehad hebben, ten minste niet door examens of promoties. Sinds
de komst der Fransche troepen tot aan het einde van het jaar
1672 is er te Utrecht niemand gepromoveerd, en van Januari—
eind October 1673 behep het aantal promotiën slechts negen.
In de academische jaren 1667—1672 (het academiejaar duurde
van 16/26 Maart tot 16/26 Maart) hadden deze getallen resp.
22, 24, 35, 20 en 20
bedragen444).

Met het einde van de Fransche bezetting kwam er nog niet
onmiddellijk een einde aan de nadeelige gevolgen daarvan voor
de Utrechtsche hoogeschool. De toevloed van studenten schijnt
al spoedig te zijn teruggekomen, immers in het studiejaar
1674—1675 bedroeg het aantal promotiën 44, waarvan 24 in de
juridische en 20 in de medische faculteit 445); maar de groote
financieele offers, die de stad Utrecht tijdens de bezetting zich
had moeten getroosten, brachten teweeg, dat er in de stedelijke
huishouding zooveel mogelijk moest worden bezuinigd, dus ook
op de uitgaven voor de Academie. Toen dan ook, in Juni 1674,

444)nbsp;Loncq, Hist. schets der Utr. hoogeschool, blz. 113 en 158.

445)nbsp;Loncq ibid. blz. 158.

-ocr page 144-

de professoren een verzoekschrift tot de stedeUjke regeering
richtten om uitbetaUng van hun wedde, waarvan zij in twee jaren,
of langer, zeer weinig hadden gebeurd, werd hun tot antwoord
een resolutie van de vroedschap van 11 Mei 1674 toegezonden,
waaruit hun bleek, dat hun wedden verminderd zouden worden
en dat deze vermindering geacht zou worden met October 1672
te zijn begonnen 446) i Ter eere van den Utrechtschen magistraat
zij echter gezegd, dat de hoogeschool onmiddellijk ook den weer-
slag heeft ondervonden van de betere tijden, die weldra aan-
braken.

Wanneer men de zware schattingen, de inkwartiering en de
„désordresquot;, de onaangename maatregelen, als het afgeven der
wapenen enz., kortom, alles wat de Fransche bezetting mee-
bracht, beschouwt, dan is het duidelijk, dat de stemming van de
bewoners van Utrecht niet welwillend zal geweest zijn ten op-
zichte van de Franschen, vooral onder de lagere
klassen 447).
Van de aanzienlijke burgers leefde een aantal op zeer vriend-
schappelijken voet met hen, zooals b.v. de feesten in Januari
1673 bewijzen, het „tracteerenquot; van de Fransche grooten door
de regeering van de stad en
omgekeerd 448). De toon tusschen
de Staten en Luxembourg en Stouppa is aangenaam. Bij het
feest, dat de stad aan Luxembourg, Stouppa en eenige anderen
aanbood, waren ..uyt haer Ed. Achtb. naemquot; Hamel en Velt-
huysen de „tractantenquot;. Omgekeerd noodigde Luxembourg, be-
halve deze twee heeren, uit: de burgemeesters (van der Dussen
en van der Voort), Schadé, Dijckvelt, Welland en Berckesteyn.
„Men remarqueerde dat ten drie uren het festin al gedaen.

446)nbsp;Dit verzoekschrift, en de Not. vr. van 11 Mei 1674 zijn gedrukt bij
Heringa, Oratio de auditorio, blz. 170, 171.

447)nbsp;Schimpdicht, waarin o.a. Velthuysen „die nu is een Fransche Soonquot;
en Hamel „die nochtans is uwen burgervoogt, maer die voor het gemeen syn
eygen selfs beoogt,quot; worden aangevallen: No. 244 Suppl. Cat. v. d. Bibl.
over U.

448)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 24, 25. Hist. Aant. blz. 609,

-ocr page 145-

ende de gasten al gescheyden waren, ende men niet tot schan-
delyk toe gedroncken hadde, gelyk 's maendags te voren was
geschietquot;, zegt Booth.

Een enkele maal vindt men een klacht over bederf van de
zeden te Utrecht door het verblijf der
Franschen 449). Uit de
feiten, waarop de strenge kerkeraad aanmerking maakte, kan
men echter afleiden, dat er van een bijzondere verandering of
verslechtering, van een „stragesquot; geen sprake is geweest.

Dijckvelt, die steeds de onderhandelingen over de schat-
tingen leidde, heeft zich een keer beklaagd, „dat so belab-
bekakt wiertquot; 450) en verzocht in de vergadering van de Staten,
ontslagen te worden van zijn
commissie 45i). Deze betuigden
echter „hun genoegen over zijn conduitequot; en verzochten hem in
zijn opdracht te willen continueeren. Hij stemde daarin toe, toen
ook de vroedschap
verklaarde 45'2) dat „geen quade naspraeck
of suspiciequot; by hen was voorgekomen, waarmee het incident
gesloten
was 453).

Stouppa schreef aan Louvois in een „Mémoire touchant l'état
de la ville d
'Utrechtquot; 454). dat de „honnêtes gensquot; vrede met
Frankrijk hadden gewild ter wille van den handel. Zij vreesden
het volk, dat is „trés méchante et en très-grand nombrequot;, en
zeer op de hand van den
Prins 455), evenals de predikanten.
Maar „allequot; inwoners haatten de heerschappij van den koning.
Het is geen wonder, dat, waar de Fransche bevelhebbers dit
zelf duidelijk zagen, zij steeds vreesden overvallen te worden
en dat zij de burgerij liefst zoo weerloos mogelijk maakten.
Luxembourg schreef aan Louvois, dat hij het niet waagde „a

449)nbsp;Prof. Burman zegt (Belgica Afflicta sive oratio etc. 18 November
1673, No. 465 van den Cat. v. d. Bibl. over U.): „sed major longe morum,
quam aedium, animorumque, quam fortunarum, facta est strages.quot;

450)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 29. ^si) Res. St. 16/26 Aug. 1672.

452) Not. vr. 19/29 Aug. 1672. 453) Hist. Aant. blz. 618.

454)nbsp;Camp, de H. blz. 118.

455)nbsp;Een geblinddoekte trompetter van Johan Maurits, die bij den gouver-
neur kwam, kreeg volk achter zich aan, dat „Vive Oranjequot; riep (Brief van
3/13 Juli 1672 No. 227 van den Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U).

-ocr page 146-

être plus d'une nuit éloigné de cette villequot; 456), Dat „alle (inwo-
ners)quot; van de Mémoire is in zooverre niet geheel juist, als
Stouppa na den moord op de gebroeders de Witt aan Louvois
meedeelt 457)^ dat er 8 of 10 personen in de stad zijn, die moge-
lijk hetzelfde lot hadden ondergaan, als Utrecht niet in Fran-
sche handen was en „il y en a déjà deux d'entre eux qui m'ont
fait connoître la joye qu'ils ont que le Roi soit maître de la

villequot; 458).

Eenige dagen later, op 25 Augustus, liet Luxembourg kanon-
nen en geweren
afschieten 459) gn constateerde verheugd „au
bruit, qui en retentit, tous ceux de la ville le croyent de 100000
hommesquot; 460). Bij monstering van het garnizoen werd het aantal
soldaten zorgvuldig geheim
gehouden 46i). Typeerend is ook
het verhaal
462).

„Sur une alarme mal fondée, dans nos Faubourgs, un gros bourgeois de
la ville ayant paru à la Porte, avec une mine gaye, en se frottant les mains
d'un méchant air, je le fis mettre 5 à 6 jours dans un cachot; ainsi nous
reprimons les insolences, qui paroissent, mais nous ne sçaurions rien changer
aux intentions, qui sont presque toutes méchantes.quot;

In bovengenoemde Mémoire wordt ook iets bericht over de
lagere geestelijkheid. Er zijn zes geestelijken, uit Vlaanderen of
Brabant afkomstig, die elk hun eigen kapel hebben en „sont
très-mal intentionnésquot;. De verandering bevalt hun heelemaal
niet

„paree qu'ils ne pourront plus continuer à vivre dans la liberté, ou liber-
tinage, où ils ont vécu jusques ici; chacun d'eux vivoit, dans sa petite paroisse,
comme un petit Pape.quot;

De bisschop kan ze er niet toe krijgen hun kapel te verlaten

««) 22 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 138.

457)nbsp;Recueil de Lettres blz. 197.

458)nbsp;Vgl. ook Lux. aan Louvois 22 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 138.
459 ) 25 Augustus was St. Louis. Het volgend jaar geschiedde hetzelfde.

Booth Dag. Aant. blz. 117.
400) Lux. aan Louvois. 26 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 147.

461)nbsp;Journaal blz. 216.

462)nbsp;Lux. aan Louvois 27 Sept. 1672. Camp. de H. blz. 190. Journaal blz. 73.
Vgl. ook Booth Dag. Aant. blz. 60.

-ocr page 147-

en dienst te houden in den Dommes). Luxembourg schreef aan
Louvois, dat zij door hun Zuid-Nederlandsche afkomst meer voor
Spanje voelden, dat toen de bondgenoot van onze Republiek
was, en hun parochianen aanspoorden in dien
geest 464).

Uit Frankrijk waarschuwde Louvois Luxembourg, dat „les
habitants de la ville d'Utrecht conservent toujours une étroite
intelhgence avec les Etats
Générauxquot; 465). Aanwijzingen voor
de waarheid hiervan zijn niet te vinden, maar het teekent toch
ook de stemming, die in Utrecht voelbaar was.

Voor de bewoners natuurlijk zonder eenig voorbehoud, maar
ook voor de Franschen misschien, is de aftocht in November
1673 een opluchting geweest.

463)nbsp;Neerkassei schreef zelf: „religiosi optaverint in suis domesticis oratoriis
facere rem divinamquot; (aan paus Clemens V 19 Aug. 1672. Brom Arch. v. gesch.
v. h. aartsb. U. 20e deel).

464)nbsp;Camp. de H. blz. 136.

465)nbsp;Ibid. blz. 263, 27 Dec. 1672 uit Ath.

-ocr page 148-

HOOFDSTUK IV.

Utrecht als centrum van de krijgsverrichtingen.

Het vertrek van de Franschen.

Het aantal troepen, waarover Luxembourg in Utrecht be-
schikte, is niet gemakkelijk te berekenen. Voortdurend wisselden
de compagnieën; de sterkte van het garnizoen in de stad werd
voor de bewoners zorgvuldig geheim gehouden. Volgens een
brief van Louvois aan zijn vader i) liet de koning 10 Juli 1672
onder Luxembourg achter; 5000 ruiters en 13 bataillons infan-
terie (ongeveer 7800 man) 2). En volgens de Ségur^) liet de
koning in zijn geheel in Holland: 20000 man. Van 7 Juli—14 Juli
1672 waren er in de stad. zooals boven reeds vermeld is 4 ), 2
bataillons (elk 16 compagnieën) van het regiment van Castel-
nault en 2 bataillons van Piemont benevens 2 bataillons (elk 4
compagnieën) Zwitsers van het regiment van Stouppa, samen
ongeveer 2500 man. Bovendien was er nog ruiterij. Daarna, tot
de inkwartiering, kwamen dagelijks ongeveer 2000 man te voet
en te paard 5 ) de stad binnen om de wachten waar te nemen.

Uit een „Etat de la Garde, qui se fait dans la ville
d
'Utrechtquot;6) (gevoegd achter een brief van Luxembourg aan
Louvois) kan men iets naders te weten komen over de dagelijk-
sche wacht in de stad; zij bestond volgens deze opgave uit 1200
man te voet en 3 escadrons ruiterij. Op de „place St. Jeanquot;

1) Le Tellier. 2) Recueil de Lettres blz. 223.nbsp;blz. 70.

4) Zie hoofdstuk IL 5) Zie hoofdstuk III.
6) 16 Aug. 1672. Camp, de H. blz. 128.

-ocr page 149-

liggen 200 man voetvolk en 50 ruiters, op de „marché aux
Chevauxquot; 100 man en 1 escadron miters, op de „marché au
Bledquot; 100 man en 50 ruiters, op de „place de l'archevêchéquot; 100
man ('s nachts gaan van deze laatsten 15 man naar „la cour de
l'Hotel Provincialquot; om te waarschuwen, wanneer daar soms „se
faisoit quelque assembléequot;) en 25 ruiters. Bij het stadhuis staan
50 man en op verschillende pleinen nog resp. 50, 100 en 100
man en 50 en 25 ruiters. Bij de vier poorten resp. 100, 200,
100 en 100 man 7).

Bij de inkwartiering had Luxembourg het voornemen 8 batail-
lons bij de vier poorten van de stad te huisvesten en nog 2
bataillons langs de wallen, benevens 2 brigades cavallerie in de
voorsteden. Later spreekt hij over 9 bataillons, nl. 2 van het
regiment Vaisseaux, 2 van Royal en 3 van Stouppa, terwijl hij
over de laatste 2 nog overleggen moet»). Wanneer hij troepen
af moet staan aan Turenne 9), blijkt uit zijn protesteerend schrij-
venio), dat het 2 bataillons van Piemont zijn. In de voorsteden
liggen dan 2 bataillons Picardie („faubourg d'Amsterdamquot;),
2 du Sault („faubourg de Woerdenquot;), 1 de la Reine (waarschijn-
lijk Wittevrouwenpoort) en 1 Castelnault („faubourg de Vya-
nenquot;). In en om Utrecht bestaan de troepen dus op dat tijdstip
uit 15 bataillons voetvolk. Maar 4 bataillons (2 Royal, 2 Vais-
seaux) heeft Luxembourg naar Turenne moeten sturen n). Mis-
schien zelfs nog (2 bataillons) meer, want na eenige verwisse-
lingen blijken er slechts 9 bataillons te zijn, om Utrecht: 2
Navarre, 2 Piemont, in Utrecht: 1 'de la Marine, 1 Normandie
(du Sault), 3 Stouppa 13), Luxembourg verzocht, dat er geen

7)nbsp;Samen 1300 man. Wanneer een escadron 100 ruiters telde, klopt dc
opgave: 3 escadrons, wèl.

8)nbsp;Brief van 26 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 147.

9)nbsp;Lod. XIV aan Lux. 23 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 144.

10)nbsp;Aan Louvois 30 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 154.

quot;) Lux. aan Louvois 6 Sept. 1672. Camp. de H. blz. 163. Vgl. Booth

Dag. Aant. blz. 29.

12)nbsp;Lux. aan Louvois 9 Sept. 1672. Camp. de H. blz. 168.

13)nbsp;Vgl. ook Booth Dag. Aant. blz. 126 en de indeeling in cantons van de
stad in hoofdstuk III, blz. 67.

-ocr page 150-

verwisselingen meer zouden plaats vinden

Neemt men voor het Fransche voetvolk 16 compagnieën per
bataillon aan, dan waren er dus 6 maal 6 compagnieën of 96
compagnieën te Utrecht. Luxembourg vroeg ook 12/22 Augustus
inkwartiering voor 96
kapiteins i^). De bataillons Zwitsers van
Stouppa bestonden elk uit 4 compagnieën en vormden dus 12
compagnieën 16). Neemt men voor een bataillon 600 man aan,
dan tellen de compagnieën ongeveer 38 man. De Zwitsersche
compagnie bestond officiëel uit 200 man 17). In de stad Utrecht
zal dus een 3600 man Fransch voetvolk gelegen hebben en
2400 Zwitsers, samen 6000 man.

Er is nog een „Etat de l'infanterie qui est dans la dépendance
d'Utrechtquot; 18), waarin de namen en het aantal bataillons de-
zelfde zijn als die op 13 September 1672 en een ,,Etat de la
Cavalerie qui est à Utrechtquot;, waaruit blijkt, dat er 3 brigades
(Montclair, Calvo en Desfourneaux) zijn, tesamen 23 escadrons,
2300 man dusi^). Na het gevecht bij Woerden waren er 8
bataillons in de stad en 3 in de voorsteden, dus een vermeer-
dering (2 bataillons) van een 1000
man20), 10 dagen later nog
2 bataillons
meerei). Maar dat zijn troepenverzamelingen voor
een bepaalde onderneming. Het blijkt ook meestal niet duidelijk
bij vertrek van troepen of het voor goed of tijdelijk is. Gemid-

14)nbsp;Aan Louvois 13 Sept. 1672. Camp. de H. blz. 173.

15)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 28.

1®) In een „Projet de ce qu'il faut de troupes dans les places et pays
nouvellement conquis et de la quantité de fourage qu'il faudroit (Camp, de
H. blz. 184) wordt de stad Utrecht gesteld op 180 comp. voetvolk en 40 comp.
cavallerie en de heele provincie op resp. 372 c. en 55 c. Dit aantal is, wat
het voetvolk betreft, niet bereikt; immers volgens den eisch van 26 September
1672 moesten er 231 comp. voetvolk, 17 c. Zwitsers en 84 c. dragonders en
ruiterij onderhouden worden. Verhoudingsgewijs uitgerekend: te Utrecht 120
comp. voetvolk, hetgeen met het bovenstaande (96 12) vrijwel klopt.

1') Res. St. 22 Mei/2 Juni 1673.

18) Begin Oct. 1672, Camp. de H. blz. 206.

1®) 69 comp., dus 1 esc. 3 comp., 1 comp. dus ± 30 man.

20)nbsp;Lux. aan Louvois 3 Nov. 1672. Camp. de H. blz. 240.

21)nbsp;Lux. aan Louvois 13 Nov. 1672. Camp. de H. blz. 255.

-ocr page 151-

deld zal een 8000 man in en om Utrecht gelegen hebben 22).
Bij den intocht van Condé, toen het garnizoen voorbij zijn huis
marcheerde, werden er ook ruim 8000 man
geteld 23), Dat was
dus (ongeveer 110 compagnieën) minder dan de helft van Lu-
xembourgs geheele voetvolk (248 compagnieën) en bijna (69
compagnieën) zijn geheele ruiterij (84 compagnieën).

Hij klaagde zeer over het kleine aantal troepen, waarmee hij
geen flink offensief kon beginnen, zooals hij zoo graag wilde,
maar waarvoor Louvois geen toestemming gaf vóór den winter.
Toen hij soldaten moest afstaan aan Turenne schreef hij, zelfs
bang te zijn voor een Hollandsch offensief. Hij beklaagde zich,
dat er groote garnizoenen in verschillende steden vrijwel wer-
keloos lagen, terwijl hij zoo goed troepen gebruiken
kon 24). De
vijand had immers de vloot gedesarmeerd, waardoor er 10000
soldaten meer waren en de Prins van Oranje moest voor zijn
gezag iets ondernemen. Het meest voor de hand lag een aanval
op Utrecht, dat dus versterkt moest worden, niet verzwakt. De
opgave: slechts „bien conserver
Utrechtquot; 25) zou niet eens ver-
vuld kunnen worden op die manier, terwijl men met meer troe-
pen op dezen belangrijken post den vijand groote ongerustheid
kon berokkenen, omdat men dan Utrecht bewaakt zou kunnen
achterlaten en plotseling een onderneming beginnen, zonder eerst
troepen bijeen te moeten trekken, wat licht opgemerkt wordt.
Maar hij kreeg zijn zin niet. Louvois vermaande „il ne faut point
regarder cette guerre-ci comme l'on feroit en Flandres, puisque,
pounrû que le Roi garde Utrecht, pendant cet hyver, il est maître

de la Hollande......quot;26).

Er hebben tot den winter dan ook slechts kleine gevechten
(en/of plunderingen!) plaats gehad, voorzoover het van de Fran-
schen afhing.

22)nbsp;Vgl. ook van Sijp. en de B. 2e deel hoofdst. VI en Briefw. van der
Goes blz. 415. 19 Sept. 1672.

23)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 108.

24)nbsp;Recueil de Lettres blz. 121. ^5) Zie boven hoofdstuk II. blz. 61.
26) Camp. de H. blz. 149.

-ocr page 152-

Op 4 en 5 November werden Waverveen en Botshol door de
Franschen verbrand. 2 dagen later Jaarsveld; op 26/27 Novem-
ber vielen zij de schans bij Ameide aan, waar het regiment
Bamphield stond.

Eind December werd het. eer de vorst Luxembourg zijn vurig
verlangd offensief veroorloofde. Troepen uit Nijmegen, Zutphen,
Arnhem, Doesburg, marcheerden 22 December 1672 door
Utrecht (zij kwamen 2 Januari 1673 weer terug). Dinsdag 27
December brak Luxembourg op met ongeveer 10000 man, voor-
zien van ammunitie, bijlen, wagens met brood enz. 's Middags,
toen men te Woerden kwam, begon het te sneeuwen. De bevel-
hebber te Bodegraven, de graaf van Koningsmarck, trok van
dezen post terug. Den volgenden dag. 28 December, kwam Lu-
xembourg te Zegveld en vervolgens te Zwammerdam. De dooi
viel in. Voor doortrekken naar den Haag, zooals het plan was,
bestond geen mogelijkheid. Door den post bij Nieuwerbrug
waren de Franschen, te Bodegraven gekomen, afgesneden van
Utrecht. Het terugtrekken van den bevelhebber Painvin maakte
het Luxembourg mogelijk 30 December dezen post te bezetten
(begin Januari weer verlaten en door de Staatschen opnieuw ver-
sterkt). Het regende toen. In Utrecht wist men niet precies, wat
er gebeurde; er liepen „onseeckere gheruchtenquot;. De Franschen
te Utrecht overlegde n. hoe het leger, dat ook gebrek aan levens-
middelen kreeg, van Bodegraven terug te halen: „(daar de)
wegen doordoyt (waren) ende het ijs noch tot sulke dikte int
water leggende, het vaeren van de schuijten belet (te)quot; 37), Schui-
ten werden geprest; de bewoners van de Oude Gracht moesten
het ijs voor hun deur openhakken, om de vaartuigen naar buiten
te kunnen brengen. Gereedschap werd verzameld om het ijs in de
Leidsche vaart te breken. In den nacht van 31 December op
1 Januari kwam Luxembourg in de stad terug en in de volgende
dagen het leger, bij kleine troepjes, „seer ghedevaliseertquot;. Over
den afstand Woerden—Utrecht deden de soldaten 6
uur 38).

37)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 71.

38)nbsp;Corr. W. Ill en Bentinck 2e gedeelte deel I blz. 169.

-ocr page 153-

Lt. kolonel Stouppa ging 3 Januari naar Parijs om mondeling
rapport te doen. „Maître de la Hollandequot; was Lodewijk XIV
nog niet.

Het is vooral bij dezen tocht, dat de ruwheid van Luxembourg
en zijn soldaten bekend is geworden. Er mag veel overdrevens
zijn in de bekende verhalen, dat men niet opzag tegen het be-
drijven van gruwelen, is ongetwijfeld juist. In een brief, dien
Louvois schrijft over Luxembourgs tocht 39). staat over Zwam-
merdam: ..on grilla tous les Hollandois qui y étoient. dont on ne
laissa pas sortir un des maisonsquot;. Luxembourg deelt 10 Novem-
ber 1672 aan Louvois mee. dat van Overmeer de huizen in brand
zijn gestoken en ..il est vrai que rien ne s'est sauvé de ce qui
étoit dedans, chevaux, vaches, et. à ce qu'on dit. assez de
paysans, femmes et petits
enfantsquot;40). Het is de onverschilhg-
heid. waarmee het meegedeeld wordt, die teekenend is.

Een belangrijke krijgsgebeurtenis is gedurende den verderen
winter niet meer voorgevallen, hoewel er wel voorbereidingen
-werden gemaakt in den vorm van het uitrusten van sleden
'enz. 41). In Februari zag Utrecht weer een aantal gevangenen.
..naeckt uytgeschutquot;. binnenbrengen van een „hart gevechtquot;
nl. bij den Hinderdam (20en) 42).

Eind Maart wordt dagelijks het krijgsvolk, bij regimenten,
geoefend. Men verwachtte den prins van Condé om het opper-
bevel op zich te nemen. Robert ging hem 17 April tegemoet te
Nijmegen. „Het geschut wierdt vaerdigh gemaeckt, en alle
verçieringen uyt de tuynen wegh gehaelt. om kransen daer af
te maecken, en deselfden tot verçieringh op de tafel te ge-
bruyckenquot; 43). Er kwamen 25 April 3 à 400 soldaten uit
Frankrijk om de regimenten te versterken. „Ondertusschen was

Recueil de Lettres II blz. 1.

4«) Camp. de H. blz. 251.

41)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 84. Louvois waarschuwde Lux. 11 Febr. 1673
(Recueil de Lettres blz. 269), dat de Prins van Oranje een aanslag op
Utrecht voorhad. Vgl. ook den brief van Stouppa aan Louvois van 22 Febr.
1673 (RecueÜ de Lettres blz. 294).

42)nbsp;Sluis in de Vecht, van Sijp. en de B. 2e deel blz. 24, 25.

43)nbsp;Journaal blz. 189, 190.

-ocr page 154-

men nooyt stil met de toerusting tot d'inhaling van de Prins
van Condéquot; 44). Het geheele garnizoen kwam 29 April in de
wapenen en er werd een revue gehouden. Woensdag, den 26en,
kwam Condé's „reystuyghquot;. met twee groote schepen, benevens
verschillende huisgenooten en „grootenquot; en den Zondag daarop
ging Luxembourg met het jacht der Staten naar Vreeswijk,
„terwijl aen de soldaten belast wiert van de Tollesteegpoort
af, tot aen het logement, daer Condé ghelogeert sou sijn. in
rijhen te staenquot; 45).

Condé deed Maandagmiddag 1 Mei. vergezeld o.a. van zijn
zoon, den hertog van Enghien, te Utrecht zijn intocht „daer hij.
heerlijck ingehaelt wierdquot; 46). Bij de Tolsteegpoort werden hem
door gouverneur Stouppa de sleutels van de stad in een rood
fluweelen zak op een zilveren schotel aangeboden. De magistraat
stond aan de binnenzijde van de poort 4r). Hoewel Luxembourg
en Stouppa meermalen de Staten hadden doen weten, dat Condé
en zijn zoon met de meeste eerbewijzen moesten ontvangen
worden, zelfs hadden te kennen gegeven, dat men hem tot aan
de grenzen der provincie tegemoet moest gaan, excuseerden de
Staten zich. echter ..soo bescheijden mogelijkquot; 48). Men had
den tusschenmuur van de huizen van Nellestein en Jacob
Martens. die naast elkaar stonden, doorgeslagen, om een ver-
blijf voor Condé te maken, terwijl in het huis van Sandenburg
werd gekookt 49). Tijdens zijn rit door de stad werd het geschut
gelost. Nadat hij uit zijn huis het voorbijtrekken van de troepen
had gadegeslagen, verleende hij audiëntie aan den bisschop, de
Staten enz. Condé beloofde de provincie te ..soulageerenquot; voor
zoover de dienst van den koning het toeliet 5o). Voor zijn huis

Journaal blz. 190.
«) Ibid. blz. 190, 191. 46) Ibid. blz. 191.

47)nbsp;Volgens Journaal blz. 191. In de Not. vr. staat niets er van

48)nbsp;Secr. Res. St. 17/27 en 20/30 AprU 1673.

49)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 106. By Booth logeerde de maître d'hotel van
Conde (blz. 107). De hertog van Enghien kwam 9 Mei ten zijnen huize de
„flora ende canarivogeltjesquot; bezichtigen (blz. 108).

50)nbsp;Res. St. 21 April/1 Mei 1673.

-ocr page 155-

hielden Zwitsers en Fransche guardes de wacht 5i). Twee dagen
later bezichtigde hij de stad en 5 Mei met Luxembourg „en het
heele Fransche hof te paertquot; Naarden en het onder water

staande land 52).

Het lag in de bedoeling thans iets tegen Holland te onder-
nemen; troepen trokken in en uit. Het garnizoen kwam korten
tijd op 12 bataillons 53). Maar het water was een groote hinder-
nis; bovendien werd Condé ziek. een
jichtaanval 54). De Hol-
landers namen 14 Mei
Nieuwersluis 55) en versterkten dit.
waarop de Franschen veel volk daarheen
dirigeerden 56), dat
echter geen kans zag hen te verjagen. Wel werden er te
Breukelen versterkingen gemaakt, om de Staatschen te ver-
hinderen telkens voor de poorten van Utrecht te
komen 5^).
waarbij schermutselingen plaats hadden. Te Utrecht werden
zoo nu en dan gevangenen en gekwetsten binnen gebracht en
voortdurend ging er volk heen en weer om af te lossen.

Eind Mei „wierdt groote toestel tot een ghewichtighe aenslagh
ghemaecktquot;
58). Condé „gheraeckte van 't bedt en in de klede-
renquot;, nadat hij eenige weken zijn kamer had gehouden. Louvois
had Condé opdracht gegeven, begin Juni iets te ondernemen
of te doen alsof, om den vijand vrees aan te jagen en hem te
verhinderen zelf iets te beginnen
59). Een leger werd geformeerd
en tusschen Woensdag 31 Mei en Donderdag 1 Juni een ver-
geefsche aanslag op het Huis te Muiden gepleegd. Van Mui-
derberg uit beschoten de Franschen echter Muiden en maakten
ondertusschen 2 openingen in den Zeedijk tusschen Muiden en
Naarden. waar zij deuren in aanbrachten. De sluizen buiten
de Weert werden dichtgetimmerd, „ook alle andere waterlosin-

fii)nbsp;Journaal blz. 202. Booth Dag. Aant. blz. 114.

52)nbsp;Journaal blz. 192.

53)nbsp;Res. St. 22 April/2 Mei 1673. Recueil de Lettres blz. 350.

54)nbsp;Enghien aan Louvois 9 Mei 1673. Recueil de Lettres blz. 358.

55)nbsp;Nieuwe post van de waterlinie.

56)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 109: 6000 man.

6T)nbsp;Recueil de Lettres blz. 382.nbsp;Joumaal blz. 195, 196.

5«)nbsp;Recueil de Lettres II. 12 Mei 1673.

-ocr page 156-

gen in de Vecht gestoptquot; eo). Condé hoopte water te kunnen
aftappen ei), maar omdat men elders, in denzelfden dijk, de slui-
zen opende 62) en er ook veel regen viel. had het geen resultaat.
Condé begreep niet. hoe dit
kwam 63). Het stilstaande water
veroorzaakte te Utrecht een zeer onaangename atmosfeer. Van-
uit Nieuwersluis werd door de Staatschen. evenals vanuit Mui-
den, voortdurend op de Franschen. die te Muiderberg bezig
waren met aanvalswerken. geschoten. Op 3 Juni zag men te
Utrecht de gekwetsten binnen brengen van een gevecht bij
Breukelen. Muiderberg werd tenslotte verlaten en de gaten in
den zeedijk werden gedicht. Einde Juni trok Condé naar Vianen
en het daar een begin maken met versterkingen.

Het overgaan van Maastricht aan Lodewijk XIV werd in den
avond van 2 Juli 1673 bekend. Alle soldaten moesten in de
wapenen komen en op de wallen vreugdeschoten lossen, ter-
wijl de klokken werden
geluid 64). Den volgenden dag werd
weer geschoten en geluid en in den Dom het Te Deum gezongen.

Kort voor het vertrek van Condé — hij ontving order om naar
Brabant te gaan in verband met een mogelijke officieele oorlogs-
verklaring van
Spanje 65) _ leek het nog of in de buurt van
's Graveland een onderneming werd voorbereid, maar er ge-
beurde niets.

Condé heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid, dat hij in
Utrecht was, om Spinoza uit te noodigen bij hem te komen. Hij
stelde veel belang in diens persoonlijkheid en
geschriften 66),
Spinoza is waarschijnlijk pas in Utrecht gekomen, misschien af-
gehaald door den schrijver van de „Dagelijksche Aanteekenin-

60) Booth Dag. Aant. blz. 111. ei) Recueil de Lettres blz. 374, 375.

Knoop blz. 250: Uitermeersche sluis.
«3) Recueil de Lettres blz. 375, 382.

„Daer waren oock veel Roomschgesinden, die, tot een vreuchdeteecken,
teertonnen aenstaken.quot; (Journaal blz. 203).

Feitelijk was men al in oorlog met Spanje sinds 1672.

Zie Maandblad van Oud-Utrecht 25 Nov. 1932: J. H. Brinkgreve-
Entrop, Spinoza in Utrecht.

-ocr page 157-

genquot; 67), toen Condé al vertrokken was en heeft daar eenigen
tijd doorgebracht, tot het bleek, dat Condé's vertrek definitief
was geweest ®®).

Een intermezzo van zijn (Condé's) verblijf was de komst van
Isabelle de Montmorency, vrouw van den hertog van Mecklen-
burg, zuster van Luxembourg, 4 Juni 1673
69). Qp ac idringen
van de Franschen zou zij begroet worden door Dijckvelt aan de
Vaart 70), maar zij kwam in alle stilte met een rijtuig uit Wijk bij
Duurstede 71). Een diner ter harer eere werd gegeven in het
huis van
Booth 72). Zij vertrok 7 Juni weer. Zaterdag 15 Juni
ging Condé weg met zijn zoon en zijn gevolg.

Steeds meer soldaten kwamen in de stad en werden er inge-
kwartierd, wegens de voortdurende regens en het hooge water.
Begin September wist men, dat de Prins van Oranje iets in den
zin had; 31 Augustus hadden de Hollanders te 's Graveland en
Loosdrecht post gevat. Er werd „seer naeuwe wacht gehou-
denquot;'3) en troepen werden verzameld ^4), omdat het niet dui-
delijk was, wat er zou gebeuren. De poorten van Utrecht sloot
men 5 September al om 3
uur 75). Een schijnbeweging had
Luxembourg naar Tiel doen trekken.

Maar 6 September wist men het; Naarden was belegerd en
kort daarna begon het bombardement. Luxembourg waagde het
niet de stad te ontzetten of er troepen in te brengen, daar hij te
weinig soldaten had 76). Hij kon de (te) talrijke plaatsen, die
hij te bewaken had. niet van soldaten ontblooten. Hij besloot
hier en daar aan te vallen en hulp te vragen. Men rekende er
algemeen op. dat Naarden zich wel lang zou verdedigen. Zondag
10 September werd er bloedig gevochten tusschen Hollandsche

67)nbsp;Zie Dag. Aant. blz. 111. 112. 114.

68)nbsp;Zie ook: Spinoza in Utrecht, de Gids 1896 2e deel blz. 182.
e»)nbsp;de Ségur blz. 221.

70)nbsp;Res. St. 25 Mei/4 Juni 1673.nbsp;Journaal blz. 201.

72)nbsp;Dag. Aant. blz. 112. quot;) Journaal blz. 211.

74)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 118.nbsp;Ibid. blz. 119.

76)nbsp;Vgl. Recueil de Lettres blz. 308. 311, 313.

-ocr page 158-

gen in de Vecht gestoptquot; 60). Condé hoopte water te kunnen
aftappen ei), maar omdat men elders, in denzelfden dijk. de slui-
zen opende 62) en er ook veel regen viel. had het geen resultaat.
Condé begreep niet. hoe dit
kwam 63). Het stilstaande water
veroorzaakte te Utrecht een zeer onaangename atmosfeer. Van-
uit Nieuwersluis werd door de Staatschen. evenals vanuit Mui-
den. voortdurend op de Franschen. die te Muiderberg bezig
waren met aanvalswerken. geschoten. Op 3 Juni zag men te
Utrecht de gekwetsten binnen brengen van een gevecht bij
Breukelen. Muiderberg werd tenslotte verlaten en de gaten in
den zeedijk werden gedicht. Einde Juni trok Condé naar Vianen
en liet daar een begin maken met versterkingen.

Het overgaan van Maastricht aan Lodewijk XIV werd in den
avond van 2 Juli 1673 bekend. Alle soldaten moesten in de
wapenen komen en op de wallen vreugdeschoten lossen, ter-
wijl de klokken werden
geluid 64). Den volgenden dag werd
weer geschoten en geluid en in den Dom het Te Deum gezongen.

Kort voor het vertrek van Condé — hij ontving order om naar
Brabant te gaan in verband met een mogelijke officieele oorlogs-
verklaring van
Spanje 65) _ leek het nog of in de buurt van
's Graveland een onderneming werd voorbereid, maar er ge-
beurde niets.

Condé heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid, dat hij in
Utrecht was. om Spinoza uit te noodigen bij hem te komen. Hij
stelde veel belang in diens persoonlijkheid en
geschriften 66).
Spinoza is waarschijnlijk pas in Utrecht gekomen, misschien af-
gehaald door den schrijver van de „Dagelijksche Aanteekenin-

6«) Booth Dag. Aant. blz. 111. ei) Re^^gji Lettres blz. 374, 375.

Knoop blz. 250: Uitermeersche sluis.

Recueil de Lettres blz. 375, 382.

„Daer waren oock veel Roomschgesinden, die, tot een vreuchdeteecken.
teertonnen aenstaken.quot; (Journaal blz. 203).

Feitelijk was men al in oorlog met Spanje sinds 1672.

Zie Maandblad van Oud-Utrecht 25 Nov. 1932: J. H. Brinkgreve-
Entrop, Spinoza in Utrecht.

-ocr page 159-

genquot; 67), toen Condé al vertrokken was en heeft daar eenigen
tijd doorgebracht, tot het bleek, dat Condé's vertrek definitief

was geweest 68).

Een intermezzo van zijn (Condé's) verblijf was de komst van
Isabelle de Montmorency, vrouw van den hertog van Mecklen-
burg, zuster van Luxembourg. 4 Juni 1673
69). Qp ai ^dringen
van de Franschen zou zij begroet worden door Dijckvelt aan de
Vaart 70), maar zij kwam in alle stilte met een rijtuig uit Wijk bij
Duurstede 71). Een diner ter harer eere werd gegeven in het
huis van
Booth 72). Zij vertrok 7 Juni weer. Zaterdag 15 Juni
ging Condé weg met zijn zoon en zijn gevolg.

Steeds meer soldaten kwamen in de stad en werden er inge-
kwartierd, wegens de voortdurende regens en het hooge water.
Begin September wist men, dat de Prins van Oranje iets in den
zin had; 31 Augustus hadden de Hollanders te 's Graveland en
Loosdrecht post gevat. Er werd „seer naeuwe wacht gehou-
denquot; 73) en troepen werden verzameld 74), omdat het niet dui-
delijk was, wat er zou gebeuren. De poorten van Utrecht sloot
men 5 September al om 3
uur 75). Een schijnbeweging had
Luxembourg naar Tiel doen trekken.

Maar 6 September wist men het: Naarden was belegerd en
kort daarna begon het bombardement. Luxembourg waagde het
niet de stad te ontzetten of er troepen in te brengen, daar hij te
weinig soldaten had
76). Hij kon de (te) talrijke plaatsen, die
hij te bewaken had, niet van soldaten ontblooten. Hij besloot
hier en daar aan te vallen en hulp te vragen. Men rekende er
algemeen op, dat Naarden zich wel lang zou verdedigen. Zondag
10 September werd er bloedig gevochten tusschen Hollandsche

67)nbsp;Zie Dag. Aant. blz. 111. 112, 114.

68)nbsp;Zie ook: Spinoza in Utrecht, de Gids 1896 2e deel blz. 182.
e»)nbsp;de Ségur blz. 221.

TO)nbsp;Res. St. 25 Mei/4 Juni 1673. quot;) Journaal blz. 201.

f2)nbsp;Dag. Aant. blz. 112. quot;) Joumaal blz. 211.

'4)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 118. ^5) ibid. blz. 119.

'6)nbsp;Vgl. RecueU de Lettres blz. 308, 311. 313.

-ocr page 160-

en Fransche ruiters; 80 van de eersten kwamen als gevangenen
in Utrecht binnen. In den nacht van Zondag op Maandag en
van Maandag op Dinsdag werd er te Naarden en op den Dom-
toren met vuren geseind. Boeren vluchtten voor de plunderingen
— er werd weer geweldig huisgehouden 77) _ in grooten getale
met hun vee en have. ..gevende hetselve aen ons hier een droe-
vig spectacelquot;78). Naarden gaf zich 12 September 1673 aan
den Prins van Oranje
over 79). De Franschen slechtten toen
de werken in Breukelen. ,.Le mal en ceci estquot;, klaagt Luxem-
bourg 80)^ ..qu'au commencement de la campagne tout ce qui s'est
fait ici. a été sur le pied d'avancer sur les ennemis; ce qui a fait
prendre des mesures toutes contraires à la défensive à laquelle
nous sommes réduitsquot;. Zieken en gekwetsten uit Naarden bracht
men in Utrecht, alsmede den bevelhebber Dupas, die gevangen
gezet werd en voor een krijgsraad gebracht (7 November 1673
gevonnist op de Neude) si).

Half October begonnen de Franschen, Luxembourg en de
officieren, hun bagage reeds weg te sturen. Men meende te
weten, dat Luxembourg met de oude troepen weg zou gaan en
vervangen worden door d'Humières met nieuwe
regimenten 82),
Ook Stouppa zou vertrekken. De tijding van het verbranden
van Harderwijk had al eerder grooten schrik
veroorzaakt 83 ).
Op 7 November hoorden de bewoners van Utrecht, dat Woer-
den verlaten was na een brandschatting; het garnizoen van deze
stad trok 's nachts Utrecht binnen. De voorraden meel werden
ingescheept, de Dom werd ontruimd enz. 84). Men begreep, dat
Utrechts beurt spoedig zou komen.

77^

Booth Dag. Aant. blz. 123, 129. 78) i^ij yz. 121.

Neerkassei schrijft over de groote vreugde bij de Calvinisten te Utrecht
hierover (19 Sept. 1673 aan den kardinaal prefect der Propaganda Brom
Arch.
V. gesch. v. h. aartsb. U. 20e deel blz. 432). Vgl. verder over Naarden-
Recueil de Lettres blz. 317, 321, 323.

8«) Recueil de Lettres blz. 313. si) Booth Dag. Aant. blz. 128.
82) Booth Dag. Aant. blz. 128. 83) i^id. blz. 125, 19 Sept 1673
84) Ibid. blz. 140.

-ocr page 161-

De Franschen behoefden hier niet. zooals elders, te overwegen
de gemaakte verdedigingswerken te slechten, want veel. dat den
vijand nog tot nut kon zijn, was er door hen te Utrecht niet
gebouwd. Alleen verschillende huizen en loodsen waren tot
wachthuizen
ingericht 85) en nieuwe gemaakt. Op het Vreeburg
waren de Franschen 4 November 1672 86) begonnen een ..steen-
werckquot; te maken, waarvoor de Staten de kosten moesten dra-
gen 87). Voor het wachthuis waren volgens een brief aan Maer-
senbroeck 200000 steenen noodig88). Inplaats van kalk, waar-
aan gebrek was, werd „saveraerdequot; gebruikt. Het gebouw werd
rondom gepalissadeerd 89). Ook op de Neude en op het Jans-
kerkhof was een steenen corps de guarde gebouwd. Luxembourg
beval, dat de Staten voor materiaal, arbeiders en de „noodige
penningenquot; zouden zorgen
90). Men begon er op de Neude
aan op 10 of 12 November 1672
91). Op 25 November werden
er om steenen te halen voor het wachthuis op het Janskerkhof
schuiten en schepen
geprest 92). Nog in September 1673 eischte
Stouppa 93), dat er twee wachthuizen, nu buiten de Catharijne-
poort, werden gemaakt. In de stad stonden er toen eenige on-
gebruikt. Waarschijnlijk zijn er nog vier kleine gemaakt op het
Marie-, Oud-Munster-, Pieters- en Nicolaikerkhof 94).

De Franschen waren wel van plan geweest eenige versterkin-
gen aan te brengen. Borstweringen en bolwerken werden ge-
maakt tusschen Tolsteeg- en Catharijnepoort en tusschen deze
laatste en de
Weertpoort 95). Op 21 Maart 1673 begon men
te meten op het Vreeburg. De oude poort van het kasteel Vree-
burg werd opengemaakt en twee huizen en een tuinmuur afge-
broken 96). Toen er tijding kwam, dat er te Keulen over vrede

85)nbsp;Not. vr. 15/25 Juli 1672.

86)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 48. »7) Res. St. 11/21 Nov. 1672.
88) Ibid. 22 N0V
./2 Dec. 1672.

8«) Booth Dag. Aant. blz. 48.nbsp;Res. St. 15/25 Nov. 1672.

»1) Booth Dag. Aant. blz. 52. Joumaal blz. 110.

02) Booth Dag. Aant. blz. 58.nbsp;Res. St. 8/18 Sept. 1673.

94) Booth Dag. Aant. blz. 35.nbsp;Joumaal blz. 44.

96) Ibid. blz. 185, 186. Booth Dag. Aant. blz. 97, 99.

-ocr page 162-

zou worden onderhandeld, bleef het werk een oogenblik rusten
tot men 6 Apnl weer verder ging 97). De eerste steen voor
hei
nieuwe kasteel werd door Luxembourg 15 April gelegd 98)
Verder dan de fundamenten is het niet gekomen. Condé het met
het werk ophouden 99).

Al spoedig was het plan gerijpt om de Hollandsche inundatie
te beantwoorden met gelijke munt. Daarvoor was een sterkte bij
Vreesw^k noodzakelijk. De Franschen moesten allereerst mees'
ter bh;vcn van de Lek aldaar. Van daaruit hoopte men zelf een
onderwaterzetting te kunnen bewerkstelligen. Louvois stuurde
Luxembourg een mémoire loo), waarin hij voorstelde een opening
m den Noorder Lekdijk te maken bij Wijk bij Duurstede, om
den Krommen en den Ouden Rijn te doen aanzwellen. Het begin
van de Lek moest met zandzakken dichtgestopt worden en dan
zou het water langs Woerden en Leiden vloeien en. daar het qeen
uitgang naar zee vond, het land overstroomen en de stad Amster-
dam scheiden van de rest van Holland „en la même manière
comme il arriva en l'année 810, lorsque l'embouchure du Rhin fût
serree. par les Dunes, au temps d'une furieuse tempête, de laquelle
inondation ils furent délivrés par le Canal que Civilis fit faire
depuis Wijck jusques dans la Meuse du côté de Rotterdamquot; î '
Ongetwijfeld zouden de Hollanders zich dan met gevouwen
nanden komen overgeven,

Luxembourg won inlichtingen iniox) en liet waterpassing
doen 102) . Hi; had nog andere plaatsen op het oog. n.1. beneden
Vreeswijk („un demi quart d'heure au dessous du Waartquot;) en
bi. Schoonhoven. Besloten werd tot het doorgraven een halve
mijl beneden Vreeswijk
103). Met het werk begon men 25 Sep-
tembe^, „aen het Klapheckquot; i05). Een groot aantal boeren

Booth Dag. Aant. blz. 103. Journaal (10 April) blz. 188.
2 Journaal blz. 189. «9)nbsp;Lettres blz. 388.

Camp. de H. blz. 122.

3eTeeI Wz.'?79.nbsp;A- von Schmid, de Gids 1921

Z\nbsp;^672. 103) Brief van 27 Sept. 1672.

105nbsp;^^nbsp;Recueil de Lettres blz. 124.

10®) Journaal blz. 87. Booth Dag. Aant. blz. 30, 31.

-ocr page 163-

moest er aan arbeiden loe). Op 1 October begon het water in
te
loopen 107). Luxembourg vormde toen eveneens plannen voor
een doorsnijding bij de Zuiderzee, die ook gemaakt is. Alleen
ontbrak de noodige
Noord-Westenwind, zoodat er geen zee-
water binnenkwam 108). Het resultaat van de doorsnijding in
den Lekdijk viel trouwens ook niet meeioa). Door de sluizen
bij Vreeswijk, die dus waarschijnlijk bij den Staatschen aanval
niet verwoest waren, werd ook water ingelaten no). Het water
verspreidde zich, hoewel Luxembourg zijn best deed, alle wegen,
waarlangs het wilde vloeien, dicht te stoppen, en bracht hem
meer last dan voordeel m). Dit was hem al voorspeld 112). De
wind was ook hier tégen (ns) en al spoedig was de stand van
de rivier zóó laagii^), dat er geen water meer door de door-
snijding liep.

In het voorjaar van 1673 kwam het bevel uit Parijs, het gat
definitief dicht te maken, wat nog niet zoo gemakkelijk was. Het
gat was al eerder gestopt en weer geopend ns). De Franschen
riepen daarvoor de hulp in van dijkgraaf en heemraden ne). Het
gat is tenslotte volgens Booth 100 roeden lang geworden en het
water voor de Franschen zeer hinderlijk, vooral bij den tocht
naar Zwammerdam en Bodegraven. In Utrecht stond het water
in December tot aan de kelders van de Oude Gracht. Montbas.
zoo vertelt Booth, werd toen vervloekt, want hij had het door-
steken van den dijk aangeraden ii7). Hij was nl., uit de gevan-

106)nbsp;Booth Dag. Aant. blz. 30.

107)nbsp;Brief van 30 Sept. en van 4 Oct. 1672. Ook: Neerkassei aan den
intemuncius 7 Oct. 1672, Brom Arch. v. gesch. v. h. aartsb. U. 20e deel
blz 414

108)nbsp;Brieven van 21, 25 Oct.. 1 en 8 Nov. 1672. Camp. de H. blz. 229,

232, 236 en 246.

10») Brief van 5 en 6 Oct. 1672. Camp. de H. blz. 203.

110)nbsp;Brief van 14 Oct. 1672. Camp. de H. blz. 211.

111)nbsp;Brief van 21 Oct. 1672. Camp. de H. blz. 229.

112)nbsp;Stouppa aan Louvois 27 Sept. 1672. Recueil de Lettres blz. 124.

118) Booth Dag. Aant. blz. 48.

114)nbsp;Brieven van 1 en 8 Nov. 1672. Camp. de H. blz. 236 en 246.

115)nbsp;Journaal blz. 100. Res. St. 11/21 Nov. 1672. (P. S. van een brief aan
Maersenbroeck).

UB) Booth Dag. Aant. blz. 58. iquot;) Booth Dag. Aant. blz. 30, 69.

-ocr page 164-

gems ontvlucht. 29 Juli in Utrecht gekomen ns). Eerst werd
aan Luxembourg opgedragen, hem niet toe te laten in het gebied
van den Franschen koning ii9), ^aar dit werd
herroepen 120)
op voorwaarde, dat hij Luxembourg zou bijstaan ..tant pour
mcommoder les Ennemis, dans leur Postes, que pour semer de
la division parmi euxquot;.

Toen de order van den koning om de opening in den Lekdijk
te dichten op 2 April 1673 te Utrecht was gekomen, gingen
gecommitteerden van de Staten den volgenden dag naar
den
dijk om maatregelen te treffen121). De Staten hadden eerst
gepoogd met protesteeren het doorsteken tegen te
houden 122)
ater er op aangedrongen het gat te dichten. Nu het zoover was'
kwam de kwestie van de kosten aan de orde. Noch de Staten'
noch dijkgraaf en heemraden hadden geld. Het werk moest dus
weer uitgevoerd worden met gepreste huislieden uit verschillende
dorpen 123). Veel voortgang werd door het bestuur van den
Lekdijk niet gemaakt en de Fransche legerleiding wilde iuist
spoedig van den hinder van het water af
2ijni24). De boeren
kwamen natuurlijk ook niet vlot op voor het werk 125)

Toen Condé in Utrecht kwam. eischte deze het direct stoppen
van het gat. Hij schreef aan Louvois op 2 Mei.126). Les
eaux
sont encore extrêmement hautes. Je fus hier à la coupure de
Vort. le Leck entre encore avec grande force dans le pays
n me semble que cette coupure nous a bien plus nui qu a euxquot;''
Hi, zeide, dat de Staten met opzet traineerden om den Prins
^^^nbsp;behulpzaam te zijn 127). Huislieden, die in gebreke

quot;®) Booth Dag. Aant. blz. 25.

Brief van Louvois 12 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 121
ld 16 Aug. 1672. Camp. de H. blz. 134.

IZlnbsp;103. Journaal blz. 187.

122)nbsp;Res. St. 6/16 Sept. 1672.

123)nbsp;Res. St. 15/25 en 17/27 April 1673

124)nbsp;Ibid. 12/22 April 1673.

-) Ibid. 20/30 April, 22 April/2 Mei. 5/15 Mei. 27 Mei/6 Juni 1673.

Recueil de Lettres blz. 350.
127) Res. St. 27 April/7 Mei 1673.

-ocr page 165-

bleven, werden toen aangeklaagd 128). zelfs met soldaten tot het
werk
gedwongen 129). Op 4/14 Mei rapporteerde de dijkgraaf
(Dijckvelt). dat er geen water meer vloeide, maar toen moest
de dijk nog opgehoogd worden iso), wat door het verloopen van
de toch al in kleinen getale opgekomen huislieden niet opschoot,
en moest het water, dat nog op het land stond,
wegloopen isi).
De onkosten werden over de opgezetenen van den Lekdijk om-
geslagen 132). Nog 26 Augustus 1673 teekent de schrijver van
het ..Journaalquot; aan. dat er gewerkt wordt aan den dijk i33).

Ook ten Noorden van Utrecht had men last van inundatie-
water i34), zooals reeds gezegd is. waarom Condé tevergeefs
probeerde het kwijt te raken in de Zuiderzee. Begin Juni schrijft
hij. dat het eenige droge plekje in wijden omtrek van Utrecht is
de dijk Woerden—Leiden, waarop echter de post Nieuwerbrug
lag. Het eenige. wat hij kon uitrichten, was. den vijand te alar-
meeren en hem daardoor zooveel mogelijk verhinderen troepen
te sturen naar het belegerde Maastricht, zooals hij schrijft aan
Louvois 135) en hij voegt eraan toe ..ce ne m'est pas une petite
mortification de me voir aussi inutile que je suisquot;.

De versterking ..au Waartquot; i36) is in verband met de opening
in den Lekdijk voortdurend een punt van bespreking in de brief-
wisseling van Luxembourg met
Louvois 137). Ook Condé hield
er zich mee bezig i38).

128)nbsp;Res. St. 28 April/8 Mei. 11/21 Mei 1673.

129)nbsp;Ibid. 4/14 en 5/15 Juni 1673. i^«) Ibid. 4/14 Mei 1673.
131) Ibid. 27 Mei/6 Juni 1673. ^32) ibid. 20/30 Aug. 1673.

133)nbsp;blz. 208.

134)nbsp;Enghien aan Louvois 16 Mei 1673. Recueil de Lettres blz. 362. Condé
aan id. 23 Mei 1673. Ibid. blz. 374. Lux. aan id. 6 Sept. 1672. Camp de H.
blz. 163.

135)nbsp;6. 9 en 23 Juni 1673. Recueil de Lettres blz. 375. 382, 388.

136)nbsp;van Sijp. en de B. 2e deel hoofdst. IX noot.

137)nbsp;Camp. de H. blz. 102, 114. 121. 147.

188) Brieven aan Louvois van 25 April en 23 Juni 1673. Recueü de Lettres
blz. 343 en 388.

-ocr page 166-

•If

Het fourageeren werd door het water zeer belemmerd 139)
Voor den winter van 1672 op 1673 waren er te Utrecht maga-
zijnen gemaakt 140). omdat Louvois wilde, dat er genoeg was
voor ..un gros corps de cavalerie, avec lequel on puisse. a la
premiere gelee entrer dans la Hollande et achever de mettre ces
messieurs a la raisonquot; I4i).

Luxembourg vermeldt in een brief van 26 Augustus 1672 142)
dat hij met inwoners van ,.Horn'M43) onderhandeld heeft. Zij'
wilden hem schepen leveren om van Harderwijk of Naarden uit

7J2 fnbsp;P^^quot; --lukt zijn door het bericht,

dat de Franschen m Utrecht zooveel geld eischten.

br IS in de briefwisseling van Luxembourg en Louvois ook
sprake van onderhandelingen zoogenaamd namens de Witt door
een vriend van dezen met Luxembourg, waar echter de Witt
waarschijnlijk niets mee te maken heeft gehad. Het is jammer
dat met ontdekt kan worden, wie de Utrechtenaar was die hie^
een rol heeft gespeeld 144). Luxembourg moet ook nog in De-
cember 1672 onderhandeld hebben met Fagel door miLel van
btouppa en den baljuw van Woerden (i45). Het liep op niets uit

del^rtr.nbsp;te Keulen wend-

den de Staten zich tot Stouppa in Juni 1673 met verzoek hun

voorspraak te willen zijn aan het hof. dat de provincie Utrecht

ZTenZTt''nbsp;-

Tar het hofnbsp;^^ -ar Condé. die beloofde

TZ 7 .nbsp;ambassadeurs te schrijven. Maar lang

voor den vrede zou Utrecht reeds ontruimd zijn.

Camp de H. bl. 120.nbsp;Aan Louvois. Camp. de H. blz. H7.

quot;) rloom?

im? S''',quot;quot;'nbsp;van Johan de Wilt mei Frankrtifc i„

(Ch iv « v,.'^quot;-quot;quot;-

'«) Res. St. 21 April/l Mei, 30 Juni/IO Juli 1673.

-ocr page 167-

In de vergadering van de Staten van Utrecht deelde Dijckvelt
Zaterdag 1/11 Nov. 1673 mee, dat Stouppa de heeren wenschte
te
spreken 147). Afgevaardigd werden door de 3 Leden resp.
Dijckvelt, Sandenburg en van der
Voort 148). Zij rapporteerden
„dat de attaches ende correspondentie met de Hollanders; de
quade conduites van eenighe van de regeringe; de vremde com-
portementen, ende het vuyl spreken van vele Ingesetenenquot; den
koning hadden verbitterd. Daarom moest de provincie geplun-
derd en verbrand worden. Men wendde zich, op raad van Stoup-
pa, tot den Intendant, die echter naar Arnhem was vertrokken,
maar een briefje had achtergelaten, gedateerd 12 November
1673, waarin hij schreef, dat de eenige mogelijkheid om hun stad
te redden was: 500000 gld. te betalen i49), afgezien van de over-
eenkomst van 10 October 1673 (60000 rijksd. en 2000 schepel
haver) en ook afgezien van hetgeen nog van de andere Utrecht-
sche steden zou gevraagd worden. De gouverneur waarschuwde,
dat er order was gegeven den Lekdijk weer door te steken iso)
en de sluizen aan de Vaart te ruineeren, en raadde aan, te pro-
beeren geld in Amsterdam of elders in Holland te leenen. Lu-
xembourg — men had officieel reeds afscheid van hem geno-
men 151) — was nog in Utrecht en bereid te bemiddelen.

Dinsdag 4/14 November kwam Robert weer terug. Hij zeide,
dat hij eigenlijk 1500000 gld. had moeten eischen en dat men
snel moest beslissen. De gecommitteerden antwoordden, dat in
alle buurten Zondag 2/12 November was aangezegd, dat ieder
zou opgeven, hoeveel geld hij leenen kon tegen behoorlijke rente

quot;7) Rapporten van Commissiën enz. (Knuttel 10758) = Res. St. 1/11—
9/19 Nov. 1673.

148)nbsp;Volgens de Not. vr. gingen 8 heeren uit de vroedschap. (1/11 Nov.
1673).

149)nbsp;De Ségur vindt het een matige som (blz. 274). Hij vergist zich.
wanneer hij schrijft, dat op
16 November de hertog van Luxembourg het
signaal tot vertrek gaf.

150)nbsp;Vgl. de Ségur blz. 265.

151)nbsp;Res. St. 22 Oct./l Nov. 1673. Met 9/19 Nov. en het tractaat over de
brandschatting houden de Resoluties van de Staten op.

-ocr page 168-

(6%) en onder verzekering van restitutie (obligaties) 152)

sulcs aen de Bueren bekent te maken, sal deselve hem vermogen

s el 153). Tot nu toe was slechts een bedrag van 10 a 12000
g d. opgegeven. Maar Robert sloeg niet verder af dan tot 450000
gld., omdat hem. zooals hij zei. door sommigen uit de burgerij
meegedeeld was, dat het geld wel gevonden kon worden '
Om de onderhandelingen te bespoedigen nam hij 6/16 Novem-
ber de gijzelaars gevangen, waarover straks meer. Den volqen-
den dag werd door Stouppa een schriftelijk concept van hem
aan Dijckvelt ter hand gesteld, gedateerd 17 November 1673
üe Staten zouden moeten betalen 250000 gld. contant, 100000
gld. op 31 December 1673 te Nijmegen en 100000 gld op 31
Januari 1674 (veranderd 9/19 November in 50000 gld' on 3
Januari en 50000 gld. op 29 Februari 1674). Van de op'lO Oc-
tober overeengekomen schatting moesten 25000 rijksd. die
31

e% oT f 31 December 15000 rijksd. Bovendien quot;g
de 2000 mudden haver. Het concept bevatte nog een reeks artike
Jen: o.a. dat er een generale amnestie zou zijn. alle zaken en alle
personen betreffende 154). De voor priesters gesloten huwelijk!
zouden geldig
Zijn, alle Katholieken in vrijheid voortaan leien
Dit laatste IS bij het accoord, 9/19 November, zóó veranderd, dat

AmslTnbsp;godsdienstvrijheid, gelijk aan dien in

Amsterdam en de provincie Holland zou worden. Twintig gijze-
laars werden gesteld, totdat alles betaald zou zijn. Er zou niet
geplimderd of gebrand worden, geen dijk doorgestoken of for-
t;ficaties en sluizen vernield. De Staten maakten nog eeniqe
„remarquesquot;, maar tenslotte teekenden 9/19 November DijcL

1®) Journaal blz. 227.

quot;quot;nbsp;NoMe. v„

gt;quot;) No. 223 Suppl. Cat. v. d. Bibl. over U.: publicaSe van einde 1673.

-ocr page 169-

velt en de secretaris het contracties).

Dinsdag 4/14 November was d'Humières in Utrecht gekomen
om Luxembourg te vervangen en werd door gecommitteerden
van de Staten begroet. Den volgenden dag was Luxembourg
vertrokken. Het regiment du Sault (Normandie) was 27 Oct./
6 Nov. weggegaan en 29 Oct./8 Nov. de la Reine. Volk uit
Woerden kwam er voor in de plaats. Piemont en Auvergne ver-
trokken 6/16 November.

De veertien gijzelaars, die in den avond van dien dag uit hun
huizen werden gehaald, werden Vrijdag 7/17 November, 's mor-
gens vroeg, onder geleide van ruiters de stad uit gevoerd, eerst
naar Arnhem. Het waren Nijpoort, Dr. Booth,
oud-burgemeester
Dirk de Goyer, schepen Cornehs de Goyer en Jan de Goyer,
secretaris van den
Lekdijk 156). de predikanten van Hengel en
Lodesteijn. Professor Henricus Regius (de Roy) 157), de heeren
Rosa, Spiering, Honthorst, Wassenaer, de Leeuw en Casen-
broot (Rijnesteijn). Niemand mocht zich. op bevel van d'Hu-
mières. meer buiten de stad
begeven i58). Alle poorten waren
gesloten. Zondag 9/19 November werd in Utrecht nog een
vreemd regiment gelegerd (van Rambure) 159). De vroedschap
ging dien dag door de stad om de burgers te overreden op de

155)nbsp;Zie voor de afrekening: G.A.U. No. 1322. rekeningen van 2en secreta-
ris Quint. Hieruit blijkt o.a.. dat er 12/22 Nov. nog een overeenkomst is ge-
maakt over turf (3150 gld.) en een aangaande schepen (1250 gld.) — mis-
schien de losgekochte, zie beneden —. volgens welke de Franschen nog
4400 gld. zouden ontvangen, en dat Staten en vroedschap resp. 5000 cn
3000 gld. hebben beloofd aan Stouppa, zoodat in 't geheel betaald is:
620.400 gld. (150.000 volgens 10 Oct., 450.000 brandschatting, 8000 voor de
2000 malder haver, 4400 overeenkomst 12/22 Nov. en 8000 Stouppa). Er is
nog een request van de ontvangers van de Fransche taxen cn van de brand-
schatting, waarin zij een behoorlijke vergoeding daarvoor vragen, omdat het
innen is geschied „met grote sorge, niet sonder periculquot; (G.A.U. No. 901).

156)nbsp;Knuttel 10753. Vgl. Booth Dag. Aant. blz. 144. Joumaal blz. 226.

157)nbsp;Van 1638 tot 1679 hoogleeraar in de medische faculteit aan de
Utrechtsche Academie.

158)nbsp;Publicatieboek 7 Nov. 1673.

150) Journaal blz. 227. Booth Dag. Aant. blz. 145: van Bambure.

-ocr page 170-

leening in te teekenen en werkelijk kwam de som bij elkander,
die
12/22 November uitgeteld werd aan den Intendant leo).
Booth spreekt zelfs van een groote bereidwilhgheid „wantter
qualijk imand is, of hij teykend inquot; lei). Het geld, dat gebracht
werd op het stadhuis, werd in ontvangst genomen door gecom-
mitteerden van de vroedschap, die druk werk hadden 162).

Maandag en Dinsdag 10/20 en 11/21 November trok weer
veel volk weg. Er werd gepubliceerd, dat het verbergen van met
name een Zwitser in zijn huis, streng gestraft zou worden 163).
Op 11/21 November werden nog acht gijzelaars in
verzekerde
bewaring genomen, te weten Hamel/ dominee van Vhet, de
heeren de Wilhelm, Linschoten, Houwert, Suidvoort, Bijlevelt
(korenkooper) en van Voorstiet) (goudsmid), die
12/22 No-
vember
vertrokken 165). Omdat het aantal slechts twintig be-
hoefde te bedragen, werden Woensdag 12/22 November Nij-
poort en dominee van Hengel in vrijheid gesteld. De andere
gijzelaars kwamen
4 Februari 1674 uit Rees. waar hun verblijf
was geweest, terug.

Aan de schouten van de buurten werd opgedragen bekend
te maken, dat ieder de bedragen, die Fransche soldaten hem
eventueel schuldig waren, zou invorderen en klachten over de
voldoening indienen bij d'Humières.

Het was in deze dagen in Utrecht een groote drukte van in-
en uittrekkend krijgsvolk, het laden van meel in de schepen, van
graan en ammunitie, het vervoer van bagage.

Een laatste oneenigheid tusschen de Franschen en de Staten
van Utrecht leverde nog de benoeming van den advocaat (Mr.
Cornelis van) Wijckersloot voor het sinds 23 April 1673 vacee-
rende ambt van raadsheer in het Hof (i, pl. v. Gerard van der

16») Journaal blz. 228. leij o^gnbsp;145.

162)nbsp;Ibid. blz. 146, 147.

163)nbsp;Ibid. blz. 147, Toch zijn er ongeveer 200 Fransche en Zwitsersche
soldaten achtergebleven (blz. 148).

164)nbsp;Booth (Dag. Aant. blz. 147) noemt den brouwer Ormea (heer van
's Gravesloot) i. pl. v. van Voorst.

165)nbsp;Journaal blz. 228.

-ocr page 171-

Nijpoort), die de koning had bevolen lee), maar waarbij de Sta-
ten uitdrukkelijk schriftelijk vermeld wilden hebben, dat het op
order van Lodewijk XIV was gebeurd.

Er zijn door de stad nog eenige geconfisqueerde schepen
losgekocht, vijf. die lagen voor de Tolsteegpoort en één. dat lag

bij de Catharynepoort

Er was order gegeven, dat den 23en alle huizen moesten ge-
bloten blijven. Met trommelslag en klokgelui van uit den Dom-
toren ving deze dag aan — een Donderdag evenals de 23e Juni
1672 —168). De laatste mis werd in den Dom gelezen. Om half
zes marcheerden de Zwitsers de stad uit. Ongeveer twee uur
later reed Stouppa naar de
Wittevrouwenpoort. waar de magis-
traat en de burgerhoplieden stonden. Eerst trokken 5 Fransche
bataillons weg en daarna de ruiterij. Om 9 uur werd de poort
achter de laatste troepen. Stouppa en d'Humières met zijn lijf-
wacht, gesloten. Stouppa had de sleutels van de stad aan burge-
meester van der Dussen gegeven en moet gezegd hebben: „Ik
geef
u de sleutels terug uit naam van den koning, bewaar ze
goedquot;. Tegen enkele menschen, die bij zijn huis stonden, toen
hij naar buiten trad. heeft hij, volgens de overlevering, gezegd:
„Dankt God, dat wij hier vandaan gaan en bidt, dat wij nooit
terugkomenquot;. De andere poorten van de stad waren reeds dicht.

Terstond werd Oranje gedragen en begonnen met het terug-
geven van de wapens aan de burgerij. Natuurlijk was er eenige
baldadigheid, als b.v. het stoken van een vuurtje van de schild-
wachthuisjes en het ingooien van ruiten bij enkele Katholieken,
maar daar werd spoedig een eind aan gemaakt. Men verwachtte
met vreugde den Prins van Oranje of iemand namens hem, maar
het
binnenkomen van de Fariaux met Staatsche troepen, 's mid-
dags om een uur of vijf, die weigerde den eed aan den magistraat

166)nbsp;Res. St. 1/11 en 2/12 Nov., Not. vr. 1/11 Nov. 1673.

167)nbsp;G.A.U. No. 929.

168)nbsp;Journaal blz. 228, 229. Booth Dag. Aant. blz. 148.

-ocr page 172-

te doen en de sleutels in bezit hield, was de voorbode van iets
geheel anders dan den blijden intocht van den Prins in een
verloste stad. Er volgde na 23 November 1673 voor Utrecht
een periode van politieke vrijheidsberooving, alsof het veroverd
gebied was, die voor velen in deze stad de vreugde over het
einde van de Fransche bezetting heeft vergald.

-ocr page 173-

AANHANGSEL.

De bedragen, die men vindt berekend aangaande de Fransche
schattingen te Utrecht, zijn niet geheel juist. Er is een „Staet
van hetgene de Koning van Vrankrijk aan geld uyt de Provintie
van Uytrecht
getrokken heeftquot; (Knuttel 10759). Volgens het
accoord van 5 October wordt daar genoemd: 52500 gld., hetgeen
moet zijn 62000 gld. (25000 rijksd.). Dit bedrag is uit de loo-
pende middelen betaald.

De tax van Robert zelf op de huizen moest 269868 gld. op-
brengen. maar het is zeer de vraag of de som van 230000 gld..
zooals volgens den ..Staetquot; het geval is, daarvan is binnengeko-
men. Ontvangen was op 2 Februari 1673: 82500 gld., het afge-
dragen haardstedegeld meegerekend (16061 gld. 7 st.), dus had
Robert na één maand pas 66500 gld. geïnd. Het bedrag van 3 st.
opslag op iederen gulden is daarbij inbegrepen en moet niet,
als een som van 35000 gld. beloopende, er bij geteld worden.
Booth noemt dit „tot behoef van de arme heutenantsquot; i). De
„Staetquot; zegt: „voor eenige kleedinge voor de soldatenquot;. Volgens
de Resoluties van de Staten was het een soort van administratie-
kosten.

Het afgedragen haardstedegeld wordt in den ..Staetquot; ook nog
eens genoteerd en voor de kleine steden en dorpen 67000 gld.
berekend.

De post van: „noch heeft de Intendant van de Staten getrok-
ken over de voorschreven maanden 10000 guldenquot; is niet
thuis te brengen en het bedrag van de belastingen, dat aan
Robert betaald is. was niet 36000 gld. maar 21222 gld. 17 st.
Het eindbedrag over de maanden October, November en De-
cember, 394500 gld., is dus veel te hoog. Het is terug te brengen

1) Dag. Aant. blz. 1.

-ocr page 174-

tot 62500 gld. plus 800 gld. voor de haver (October), ruim 16000
gld. haardstedegeld, misschien een 100000 gld. in Utrecht en de
provincie door Robert geïnd en ruim 21000 gld. van de belas-
tingen (Nov. en Dec,), ruim 200000 gld. dus.

Over de maanden Januari t/m April noemt de „Staetquot; het
bedrag 115000 gld. Dat is met de 3000 rijksd. van het platteland
mee. Voor Utrecht was het 107500 gld. en voor de volgende
maanden (accoord 10 October 1673) 60000 rijksd. dus 150000
gld. (plus 2000 schepel haver). Samen 257500 gld. Beide bedra-
gen voor een deel gevonden uit een specialen omslag. De „Staetquot;
komt tot 392500 gld.. door o.a. de (foutieve) 52000 gld. nog eens
te tellen. Bij de 257500 gld. moet echter nog wel gerekend wor-
den de 15000 gld. 22 Augustus 1673 betaald, dus 272500 gld.

Het geld. dat de absenten hebben betaald, wordt geschat op
250000 gld. Dat valt niet na te gaan, evenmin als de schade
geleden door den vrijen impost van de militie en de kosten voor
verschillende bouwwerken etc. in de stad, tractementen en ge-
schenken („vereeringenquot;) 2) en de opbrengst van den 4en pen-
ning op alle uitgaande waren.

De bovenstaande sommen van 394500 gld. en 392500 gld.
vindt men overal terug. Zij zijn resp. 200000 gld. en 100000 gld.
te hoog, maar indien men de zooeven genoemde schade en onkos-
ten, de reis van Maersenbroeck en de opbrengst van de kleine
steden en dorpen op 300000 gld. schat, geeft het eindbedrag van
1668000 gld. (met de brandschatting) uit den „Staetquot; e.a. op-
gaven 3) toch wel een idee van de financieele lasten, die het
verblijf van de Franschen voor stad en provincie heeft meege-
bracht 4). Het aandeel van de stad Utrecht is niet apart te
berekenen 4).

2)nbsp;Zie G.A.U. No. 1259. Rekeningen van Gerard Bronckhorst en Gillis
van Wijck (aangesteld na den dood van Bronckhorst Not. vr. 1/11 April
1673), cameraars van Utrecht en No. 1243 van tresaurier Johan van Mansveld.

3)nbsp;Journaal blz. 232.

4)nbsp;Vgl. ook „Deductie van de Staaten van Utrecht, behelzende hunne on-
vermogentheid omtrendt het opbrengen der Quote 1674quot;, Bijlage P. bij Hist.
Verhaal van de onw. beh.

-ocr page 175-

LIJST VAN GERAADPLEEGDE ARCHIVALIA EN
GEDRUKTE WERKEN.

1. ARCHIVALIA.
A. Gemeente Archief Utrecht:

Notulen van de vroedschap van Utrecht.
Acta et decreta Senatus.
Publicatieboek (No. 153).

Requesten aan B. en Vr. houdende verzoeken om betahng wegens
leverantie aan de Fransche armee 1674-1690 (No. 913).
Requesten aan B. en Vr. houdende verzoeken om vermindering of vrij-
stelling van betaling van de Fransche taxen 1673-1675 (No. 857).
Contract enz. over het loskoopen door de stad van eenige geconfisqueerde
smalschepen (No. 929).

Acquitten van betalingen gedaan door Nie. van Solingen enz. tijdens
het verblijf der Franschen (No. 1323).

Requesten aan B. en Vr. houdende verzoek om ontheffing van inkwar-
tiering (No. 640).

Lijst van wapenen enz., die op het stadhuis in bewaring zijn gebracht
(No. 407).

Memoriën van geledene schade enz. bij de aanwezigheid van het Fransche
leger in 1672 (No. 928).

2e_4e Rekening van den secretaris der stad over den tweeden Franschen

tax (No. 1322).

Request van de gezamenlijke korenkoopers aan B. en Vr. (No. 488).
Request van de aalmoezenierskamer aan B. en Vr. houdende verzoek
om te voorzien in het tekort harer kas (No. 936).

Request van de ontvangers der Fransche taxen aan B. en Vr. (No. 901).
Requesten aan B. en Vr. houdende verzoeken om remissie van betaling
van haardstedegeld (No. 849).

Requesten aan B. en Vr. houdende verzoeken om vrijstelling of vermin-
dering van betaling van huisgeld (No. 845).
Voorslagen tot redres der stedelijke financiën (No. 755).
Manuaal van de ontvangst van den Franschen tax (No. 1202).
le en 2e Rekening van Gerard Bronckhorst en van Gillis van Wijck
(No. 1259).

-ocr page 176-

Aanteekeningen over de betaling van achterstallige tractementen van
professoren en predikanten (No. 1220).
le en 2e Rekening van Johan van Mansveld (No. 1243).
Stukken ontvangen door den burgemeester Strick (No. 3527).

B.nbsp;Rijks Archief Utrechtj

Resoluties van de Staten van Utrecht.

Secrete Resoluties van de Staten van Utrecht.

Resoluties van de Gedeputeerde Staten van Utrecht.

Resoluties van de Staten Generaal.

Secrete Resoluties van de Staten Generaal.

Verbaal van Jan Louis Godin van Maersenbroeck.

Afschriften van stukken uitgaande van de Staten Generaal (No. 316).

Brieven van de Gedeputeerden ter Generaliteit (No. 314).

Andere stukken ingekomen bij de Staten en hun Gedeputeerden (No. 324).

Losse stukken, behoorende tot het archief der Staten (No. 1055).

C.nbsp;Notulen van den Utrechtschen kerkeraad.

II. GEDRUKTE WERKEN.
A. Catalogus van de Bibliotheek over Utrecht (Gcm. Arch,
Utr.):

Geschiedkundige verhandeling betreffende het regeeringsreglement van
Utrecht, 1784 (Cat. 816).

Francisci Burmanni, Belgica afflicta, sive oratio enz. XVIII Novembr. 1673
(Cat. 465).

Kortswijlich nieuws uit Utrecht (Suppl. Cat. 236).

Kort verhaal van de Processie enz. (Suppl. Cat. 238).

De Rechte beschrijvinge van de processie enz. (Suppl. Cat. 239).

De H. Processie of Ommegang enz. (Suppl. Cat. 240).

V(an) Zutp(hen)? Aan de verkopers en stoelgeesselaars van Utr.

(Suppl. Cat. 244).

Brief uyt Utrecht 24 Juni/4 Juli 1672 (Suppl. Cat. 231).

Brief uit Utrecht 2/12 Juli 1672 (Suppl. Cat. 226).

Brief uit Utrecht 3/13 Juli 1672 (Suppl. Cat. 227).

Brief uit Utrecht 24 Juli/4 Augustus 1672 (Suppl. Cat. 228).

Brief uit Utrecht 17 Augustus 1672 (Suppl. Cat. 229).

Brief uit Utrecht 2/12 Juli 1672 (Suppl. Cat. 207).

Publicatiën namens den hertog v. Lux. d.d. 5. 9 Augustus 1672 (Suppl.

Cat. 211).

Placcaat van de Staten van Utr. door expres bevel van den Coninck
van Vranckrijk enz. d.d. 29 Juni 1672 (Suppl. Cat 212).
Placcaat van wege den koning v. Frankrijk enz., Versailles 6 Sept. 1672
(Suppl. Cat. 213).

-ocr page 177-

Placcaat van wege den koning v. Frankrijk enz. d.d. 13 Octci)er 1672
(Suppl. Cat. 215).

Placcaat van den hertog v. Lux. d.d. 31 October 1672 (Suppl. Cat. 216).
Placcaat van wege den koning v. Frankrijk enz. d.d. 27 Januari 1673
(Suppl. Cat. 218).

Reglement van Lux. d.d. 22 Juli 1673 (Suppl. Cat. 222).
Verscheijden publicatiën (Suppl. Cat. 223).

Publicatie van den Intendant Robert d.d. 7 October 1672 (Suppl.
Cat. 215).

Placcaat van de vroedschap d.d. 29 October (8 Nov.) 1672 (Suppl.
Cat 217).

Publicatie van den gouverneur Stouppa d.d. 19/29 Januari 1673 (Cat 480).

Placcaat gearresteerd bij de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht

den 5 September 1674 (Cat 478).

Bevel van burg. en vr. d.d. 4 Oct 1673 (Cat. 479).

Oorspronkelijk m. s. van de Dagelijksche Aanteekeningen van Mr. E.

Booth (Suppl. Cat 224).

Aanslagbiljetten (Suppl. Cat 234).

B. Pamfletten:

..Staet van hetgene de Koning van Vrankrijk aan geld uyt de Provintie
van Uytrecht getrokken heeftquot; (Knuttel 10759).

..Verhael van de jammerlijcke Handel en ellendige huyshoudinge der
Franschenquot; (Kn. 10082).

..Rapporten van Commissiën gegeven bij de Ed. Mog. Heeren Staten

's Landts van Utrecht enz. om met den Intendant Robert te spreken en te

handelen over de geeyste brandschattingquot; (Kn. 10758).

„Waerachtigh Verhaal van 't magnificq Tracterenquot; (Kn. 10712).

„Eenige oude reliquienquot; (Kn. 10721).

„Missive uyt Utrecht en Arnhemquot; (Kn. 10078).

..Kort en Bondigh Bewijsquot; (Kn. 10664).

.,De namen der Heeren die de vluchtende Francen hebben mede-genomenquot;
(Kn. 10753).

„Brief uit Utrechtquot; (Kn. 10064).

„Pertinent verhael van het verlies der Francen. in de laetste slagh bij

Woerdenquot; (Kn. 10515).

„'t Oprecht patriots praetjenquot; (Kn. 10221).

„Deductie van de Staaten van den Lande van Utrechtquot; (Kn, 10662).
„Extracten uyt de Resolutiën van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands
van Utrechtquot; (Kn. 11675).

..Verklaring van de regeerende burgemeesters van Utrechtquot; (J. F. van
Someren Cat 815).

-ocr page 178-

C. Verdere literatuur:

Aanteekeningen betreffende het verhandelde bij de vroedschap van
Utrecht, tusschen 27 Juli en 13 Augustus 1672, Kronijk H. G. 24e jig. 1868.
.Aanteekeningen betreffende het voorgevallene in de maanden Juliquot; tot
December 1672, Kronijk H. G. 24e jrg. 1868.
Getrouw Advys aen de oprechte Hollanders, 1674.
Batavia Sacra III.

Mr. E. Booth, Dagelijksche Aanteekeningen, medegedeeld door Mr. J. A.
Grothe, Berigten H. G. 1857.

J. P. de Bordes. Bijdrage tot de Krijgsgeschiedenis van het jaar 1672,
Mil. Spectator 2e S. II blz. 263 (1850).
L. van den Bosch, Tooneel des Oorlogs, 1675.

J. H. Brinkgreve—Entrop, Spinoza in Utrecht, Maandblad van Oud-
Utrecht, 25 Nov. 1932.

Dr. G. Brom, Neerkassels bestuur Üjdens de Fransche overheersching.

Archief voor gesch. v. h. aartsbisdom Utrecht, 20e deel.

Dr. G. Brom, Neerkassels zending naar Lodewijk XIV, Archief voor

gesch. v. h. aartsbisdom Utrecht, 22e deel.

C. Burman, Trajectum Eruditum.

Bijlage bij het „Verhaal van het gebeurdequot;, Kronijk H. G. 24e jrg. 1868.
Campagne de Hollande en 1672 sous les ordres de M. Ie duc de Luxem-
bourg. 1759.

Correspondentie van Willem III en van Hans Willem Bentinck, eersten
Graaf van Portland, 2e gedeelte deel I, uitgegeven door Dr. N. Japikse.
W. E. van Dam van Isselt, Spionage tijdens den oorlog van 1672/73.
Deductie aan den koning van Frankrijk gezonden, Kronijk H. G. 24e jrg.
A. C. Duker. Gisbertus Voetius.

R. Fruin, Willem III en zijn geheime onderhandelingen met Karei II van
Engeland in 1672 (V. G. IV).

Briefwisseling tusschen de gebrwders van der Goes, uitgegeven door
C. J. Gönnet, Tweede deel (Werken H. G. 3e serie No. 11).
Heringa, Oratio de Auditorio Academiae Rheno-Trajectinae etc.
Historische aanteekeningen 1672, Kronijk H. G. 31e jrg. 1875.
Historiesch verhael van de onwettige behandeling, 1784.
Dr. N. Japikse, Geheime onderhandelingen van Johan de Witt met
Frankrijk in 1672 ? Onze Eeuw VI 2 blz. 444.

Dr. N. Japikse, Prins Willem III, De Stadhouder-Koning, Ie deel, 1930.
Mr. J. C. de Jonge, Verhandelingen en Onuitgegeven Stukken.
Journaal of dagelijksch verhaal van de handel der Franschen in de steden
van Utrecht en Woerden, 1674.

G. W. iCernkamp, Pieter Burman van 1696 tot 1715 hoogleeraar te
Utrecht (Verslag Prov. Uti*. Gen. 1933).

-ocr page 179-

W. J. /inoop, Krijgs- en Geschiedkundige Beschouwingen over Willem
den Derde, le deel.

/Tort verhaal van de nare en zeer beklagelijke toestant der Provincie

en-Stad van Utrecht... door B. V. 1757.

De ontroerde Leeuw, 5e druk, 1675.

Loncq, Historische schets der Utrechtsche Hoogeschool.

Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit III.

Het ontroerde iVederlandt, 1674, 1676.

iVotulen gehouden ter Statenvergadering van Holland (1671—1675) door
Cornelis Hop en Nicolaas Vivien, uitgegeven door Dr. N. Japikse
(Werken H. G. 3e serie No. 19).

/?ecueil de Lettres pour servir d'éclaircissement à l'Histoire militaire
du Règne de Louis XIV, 1760.

Reliquien uit Utrecht door de Franschen in 1673 medegenomen. Na-
vorscher X, 1860, blz. 373.

G. W. /?oldanus. Een verloopen predikant in de I7e eeuw. Gids 1932.
C. /gousset. Histoire de Louvois et de son administration politique et
militaire jusqu' à la paix de Nimègue.

L. A. M. von Schmid, Het water als strijdmiddel, de Gids 1921, 3e deel,
blz. 279 en 1922, 2e deel, blz. 141.

P. de Ségur, Le maréchal de Luxembourg et le prince d'Orange 1668—
1678, Paris 1902.

Sepp, Het godgeleerd onderwijs in Nederland gedurende de 16de en
17de eeuw II.

Spinoza in Utrecht, de Gids 1896, 2e deel, blz. 182.

Stukken betrekkelijk den oorfog met Frankrijk in 1672, meegedeeld door

Mr. J. A. Grothe, Kronijk H. G. 14e jrg. 1858.

J. W. van Sijpesteijn en J. P. de Bordes, De Verdediging van Nederland
in 1672 en 1673, 1850.

M. G. Trevelyan, William the Third and the Defence of Holland
1672-74, 1930.

Twee merkwaardige documenten voor de geschiedenis van Utrecht.
Navorscher LII, 1902, blz. 63.
P. Valckenier, 't Verwerd Europa, 1675.

Verhaal van de droevige rencontres, Kronijk H. G. 24e jrg. 1868.
Verhaal van het gebeurde bij de overgave der stad Utrecht in Juni 1672,
Kronijk H. G. 24e jrg. 1868.

L. G. Visscher, Koninklijk bevelschrift tot het houden eener Processie,
Historisch Tijdschrift I.
M. J. A. de Vrijer, Henricus Regius.
J. TVagenaar, Vaderlandsche Historie (XIV).
J.
V. d. Water, Groot Placcaatboek van Utrecht.
^ A. de Wicquefort, Mémoires sur la guerre de l'an 1672 (uitgave Wijnne).

-ocr page 180-

Brieven aan Johan de Witt, 1660—1672, uitgegeven door Dr. N. Japikse
(Werken H. G. 3e s. No. 44).

Brieven van Johan de Witt, 1670—1672, uitgegeven door Dr. N. Japikse
(Werken H. G. 3e s. No. 33).

Bescheiden uit vreemde Archieven omtrent de groote Nederlandsche
Zeeoorlogen, 2e deel, verzameld door Dr. H. T. Colenbrander (R. G. P.
Kleine Serie No. 19).

-ocr page 181-

STELLINGEN.

1.

Terecht betoogt Rengers Hora Siccama (De geestelijke en
kerkelijke goederen onder het canonieke, het gereformeerde en
het
neutrale recht, blz. 399—402) tegenover Mr. S. Muller Fz.
(De universiteits-gebouwen te Utrecht, blz. 5—10) dat
de
Utrechtsche Raad zich tegenover het Domkapittel niet schuldig
maakte aan misbruik van macht, toen hij in 1634 het groote kapit-
telhuis van den Dom in gebruik nam voor de Illustre School.

II.nbsp;■•■■i

Het Getrouw Advysquot; (blz. 25) geeft een verkeerde voor-
stelling aangaande het
niet-fortificeeren van Utrecht in 1672.

III.nbsp;^^

Onjuist is hetgeen Trevelyan (William the Third and the
Defence of Holland 1672—1674, blz. 180) zegt over het
Utrechtsche gezantschap naap Lodewijk XIV in Juni 1672.

IV.

' Een afkeuring van de houding van Utrecht in Juni 1672 is
ongemotiveerd.nbsp;- ,

V.nbsp;^

De cijfers betreffende de in 1672 en 1673 van Utrecht geheven
schattingen, welke uit het pamflet Knuttel No. 10759 door de
meeste geschiedschrijvers zijn overgenomen, zijn onjuist.

-ocr page 182-

De bewenng. dat ..de achttiende eeuw in politiek en econo-
misch opzicht een dood tf; in ons land heeft beteekendquot; (Nederl.
Archief voor Kerkgeschiedenis. 1934. blz. 168) houdt geen steek.

VII.

De invloed van de vrijmetselarij op de Fransche revolutie in
haar eerste jaren wordt door Cochin en Gaston Martin zeer

VIII.

Duft Vnbsp;-nbsp;van Amerikaansche en

Duitsche en met van Nederlandsche zijde, aandacht wordt ge-
geven aan het houtsnijwerk der Boschnegers van Suriname

IX.

Het zou ongewenscht zijn bij het voortgezet onderwijs in onze
taai, zinsontleding te laten vervallen.

X.

Het gebruik van archaïsmen in historische romans is niet af
te keuren.

XI.

Het niet-aanstellen in of ontslaan uit een staatsbetrekking van
een Nederlandsche vrouw, alleen op grond van haar sekse is in
strijd met onze Grondwet.

XII.

Het niet-aanstellen in of ontslaan uit een betrekking van een
gehuwde vrouw, alleen op grond van haar gehuwd-zijn, brengt
economisch weinig of geen voordeel.

-ocr page 183-
-ocr page 184-
-ocr page 185-

SiiCnniw

H

EOn

-ocr page 186-

Jt