DOOR
lste Luit. Veld-Artillerie.
AA. oct.
Q /v
DOOR
]ste Luit. Veld-Artilleric.
Met deu dag neemt dc belangstelling in eiken tak van wetenschap toe, en tal van geschriften verschijnen om ons deze of gene, zonder diepgaande studie, te vertolken.
Het doel, waarmede deze bladzijden geschreven werden, is om den oningewijde in groote trekken een denkbeeld van de verdediging van ons land te geven; — doch zonder er eene uitgebreide beschrijving der verdedigingsliniën aan vast te knoopen. Veeleer zullen wij, na in het kort hare richting en uitbreiding aangestipt te hebben, haar karakter en gebruik in korte trekken weergeven.
Arnhem, Januari 1880.
quot;Wanneer wij de kaart van Staring „Nederland de dijken weggedacht, overstroomd door zee- en rivierwaterquot; voor ons nemen, dan zullen wij spoedig tot do overtuiging komen, dat liet Oude Holland in dien toestand ontoegankelijk is. Alvorens zijn drempel b. v. van het Oosten uit te bereiken, moet toch eerst de uit zijne oevers go-treden IJsse 1 en de ondergeloopen Geldersche Vallei overgetrokken worden, om eindelijk aan den drempel voor het in eene zee herschapen Holland te staan.
Diep doordrongen van het gevaar, dat bij dijkbreuken den Hollander wachtte, heeft hij reeds vroeg de kracht en de overmacht van het water tegen de belagers zijner onafhankelijkheid leeren gebruiken. Doch ofschoon de kaart zoo eenvoudig Holland's kracht aangeeft, zoo zijn er toch eeuwen noodig geweest om een vast plan van ons vestingstelsel te verkrijgen. Eerst moest het provincialisme meer geweken zijn voor het algemeen belang en moesten schade en schande wijs gemaakt hebben.
Zooals elk land, heeft ook het onze den tijd gekend, dat de naam van stad synoniem was met dien van vesting. De legers, door slechte wegen en bezwaren aan het onderhoud verbonden, minder beweegbaar, dan nu, waren door hunne geringe sterkte gedwongen geen vesting in de macht des vijands in hunnen rug te laten. Vermeestering dor vestingen was gebiedend noodzakelijk, en hieruit ontstonden die eindelooze, slepende oorlogen, die menige streek in een wildernis herschiepen.
1
Tot in het laatst van de 18de en het begin van de IQ'1quot; eeuw bleven die vele vestingen bestaan. In de Zuidelijke Nederlanden verrezen destijds nog de barrière-vestingen, die veel gouds verslonden, maar niet bij machte waren de troepen der Fransche republiek te stuiten. Napoleon I beschouwde ons land meer uit het oogpunt van zijne grootsche plannen en liet bij zijn voorgenomen aanval op Engeland, Antwerpen, Vlissingen, den Helder en Delfzijl aanzienlijk versterken. Na den val van Napoleon I verrezen vooral door toedoen van den hertog van Wellington weer vele vestingen, die niet op een hardnekkigen aanval zouden wachten om in puin te verzinken, maar slechts op de vreedzame hand des sloopers.
Belgie als het land, dat het eerst aan een aanval blootstond, werd het rijkst voorzien, zelfs zoo, dat men in het Noorden de sterkten liet vervallen. Toen daarop de scheiding van Belgie volgde, kwam het Noorden aan de beurt, en wijdde Willem II vooral zijne zorgen aan de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en hot Zuidelijk Frontier.
Een wel doordacht, goed geregeld vestingstelsel werd echter nog niet aangenomen. Naast nuttige sterkten bezat ons land nadeelige, en de opvatting van menigen minister van oorlog bevoordeelde soms de laatsten ten koste der eersten. Het ontbrak echter niet aan stemmen, die luide het verkeerde hiervan betoogden en eindelijk moest men beginnen toe te geven. In 1866 verdwenen Maastricht, Venlo, Borgen op Zoom, Bath en Vlissingen als vestingen.
Reeds lang waren de zittingen van het Comité van defensie gesloten; het Comité dat jaren lang zitting hield „om de regeling van ons vestingstelsel voorloopig vast te stellenquot;; minister volgde op minister met verrassende snelheid, doch steeds langzaam genoeg om de eene sterkte boven de andere te bevoordeelen en den chaos te ver-
3
meerderen; luider en luider werd de stem om toch eindelijk tot een vaste regeling te komen bij den bouw van dat monster, dat steeds zooveel goud verslond, zonder geduchter voor den vijand te worden.
Het volk was wakkergeschud door de groote sommen J die jaarlijks, dan rechts, dan links besteed werden, zonder leidende gedachte; het vroeg eene vaste wettelijke regeling. Het was gewillig geld op te brengen, waar het zulke dierbare belangen gold, maar dan moest dat geld ook goed besteed worden.
Hoe jammer, dat de regeering in dezen billijken eisch toestemde, zonder eerst de militie- en schutterij-wet te veranderen. Hierdoor zijn wij in het bezit van steunpunten voor hot leger, zonder de hoofdkracht te bezitten.
Het eerste ontwerp van wet tot regeling en voltooiing van liet vestingstelsel bereikte de Kamer den 26 April 1870. Het werd door den minister Van Muiken met eene uitgebreide memorie van toelichting ingediend.
Naar zijne meening zouden wij met de verdediging moeten beginnen: in het Oosten bij de lijn van den Neder-Kijn, den IJssel en het Zwarte Water; in het Zuiden bij die van de Waal, de Maas van af St. Andries, de Mer-wede, het Hollandsch Diep met de voor die rivieren gelegen stellingen. Als afzonderlijke stelling bleef „Groningen— Delfzijl'' gehandhaafd. Bij de verdediging onzer kusten zouden alleen onze voornaamste etablissementen en vaarwaters verdedigd worden. Zucht tot behoud van het bestaande en aarzeling tot verbetering kenschetsen dit voorstel.
Evenals een donderslag uit een onbewolkten hemel was de oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland in 1870 uitgebroken. Ons leger was eenigszins op dreigende gebeurtenissen voorbereid geweest. De minister Engel vaart, die generaal Booms als zoodanig was opgevolgd, bood
4
21 November 1871 een nieuw ontwerp aan. Do memorie van toelichting was veel eenvoudiger en beknopter, dan de vorige. Men wenschte over te gaan tot oen geconcentreerder stelsel van verdediging, 's Bosch, Grave, Nijmegen, Doesburg, Zutfen, Deventer, Neuzen en enkele forten zouden verdwijnen. De IJssollinio zou als permanente linie vervallen en do werken aan die rivier zich enkel bepalen tot liet afsluiten der spoorwegen en het bemoeie-lijken van den aanvoer. De Grebbelinie in de Geldersche Vallei zou tot oen sterken voormuur der Nieuwe Ilollandsche AV aterlinie worden ingericht. De stelling Groningen—Delfzijl zou behouden blijven, üe gevolgen van den pas ge-eindigdon oorlog blijken uit de begrooting van kosten; had van Muiken slechts ƒ 10.400.000 gevraagd voor de voltooiing van het vestingstelsel, Engelvaart vroeg er /quot;30.550.000 voor.
liet derde ontwerp van wet werd den 14 Mei 1872 door den minister Delprat ingediend, en bevatte slechts wijzigingen in het ontwerp van zijn voorganger. De memorie van toelichting was oppervlakkig en kort. Omtrent de hoofdliniön Utrecht en Amsterdam deelde hij het gevoelen van zijn voorganger. Van de positie Groningen— Delfzijl zag hij af, alleen Delfzijl bleef behouden „om het invaren van do haven te kunnen beletten.quot; De LJssel werd als permanente linie verlaten, maar twee tiankstel-lingen zouden verrijzen; eene als positie Zwolle, do andere zou uit Doesburg bestaan. Het behoud van Neuzen en Ellewoutsdijk werd voorgeslagen, enz.
Het vierde ontwerp bereikte de Kamer door generaal Van Limburg Stirum. Volgens dit ontwerp zou het vestingstelsel van het koningrijk in de eerste plaats bestaan uit: do Nieuwe Hollandsche Waterlinie, do Zuider AVa-terlinie, de stelling van 't Hollandsch Diep on hot Vol-
5
kerak, de stelling van de Monden van do Maas en van het Haringvliet, do stelling van den Heldoren de stolling van Amsterdam. In de tweede plaats: de stolling in do Golderscho Valei mot die der Noder-Betuwe, werken ter opneming van troepen aan don Boven-IJssol, sperworkon aan Boven-Waal en IJssel on sperwerkon aan deWestor-Sclioldo. De uitgewerkte memorie doet ons oen eindcjjfor van seiner 31 millioen zien.
Op Van Stirum volgde generaal Weitzel, wion hot gegeven was eindelijk oen ontwerp tot regeling on voltooiing van hot vostingstolsol tot wet to zien verheven.
De wet tot regeling en voltooiing van ons vestingstelsel.
Volgens doze wet van IS April 1878 bestaat hot ves-tino-stolsol van ons land uit:
O
a. de Nieuwe Hollandsche Waterlinie van de Zuiderzee langs Utrecht tot de Lek, van de Lok tot de Merwede en door hot land van Altona tot de Nieuwe Merwode;
h. do stelling van de Golderscho Vallei met die in de Nedor-Betuwe, als voorpostenstelling der eerstgenoemde ;
c. do stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak;
lt;1. de stelling van do Monden van de Maas en van hot Haringvliet;
e. de stelling van Don Helder;
f. de werken tot dekking van rivierovergangen en opname van troepen aan IJssel, Waal en Maas;
(j. do stelling van Amsterdam;
h. do Zuidor Waterlinie, van de Maas boven St. Andries tot den Amer benoden Geertruidenberg;
i. werken aan do Wester-Scholde.
()
Bij deze wet is de volgorde bepaald, waarin aan de verschillende liniën gewerkt zou moeten worden, en wel:
1°. die begrepen onder a en e en een gedeelte van ƒ en (j.
2°. „ „ „ c en d.
3quot;. „ „ „ het overige gedeelte van/, en onder h.
n n v v v n 9'
5quot;. „ n „ h.
6° i
In deze volgorde kan echter in bizondere omstandigheden en voor enkele werken worden afgeweken.
De tijd van voltooiing van het vestingstelsel wordt 'op 8 jaren gesteld, te rekenen van 1 Januari 1875.
De vestingwerken in de provinciën Friesland en Groningen, die van Deventer, Zutfen en Elden, de vesting Grave met het hoornwerk Coehoorn, de vestingwerken van en bij Nijmegen, — met uitzondering van het fort Kraijenhoff en de forten boven en beneden Lent — de vesting 's llertogenbosch en de vestingwerken bij Breskens werden als verdedigingswerken opgeheven. Bij het ontwerp van wet was niet zooals bij de andere een lijst van werken gevoegd, waaruit de verschillende liniën zouden bestaan; de Kamer zou dus elk jaar bij de begrooting van uitgaven voor de voltooiing van het vestingstelsel voor de vraag staan of zij den aanleg van of de verbetering aan het eene of andere voorgedragen werk al dan niet noodig achtte.
Slechts in groote trekken regelt de wet de defensie van ons land, en naar ons oordeel terecht. Menig vraagstuk blijft nog op te lossen en zal vele pennen in beweging brengen, want de krijgskunde is geen wiskunde; voorlichting en wrijving der gedachte zijn zeer noodig.
Opmerkelijk is het den strijd na te gaan bij het tot stand komen der wet. Vele Nederlanders in en buiten de kamer
toonden tegenstanders te zijn van eene wettelijke regeling. Overtuigend is liet krachtige pleidooi voor eene wettelijke regeling door De Jioo Van Alderwerelt in de Tweede Kamer gehouden. Spreker zeide:
„Door do hoofdlijnen van de organisatie vast te stellen „bij de wet, verheft men die boven den invloed van de „voorbijgaande meeningen van den dag. Leger, vloot en „vestingstelsel vormen een organisch geheel, bestemd om „op een gegeven oogenblik groote kracht uit te oefenen. „Maar daartoe is noodig, dat de deelen harmonisch in-„eengrijpen en tot elkander staan in dat verband en in die „verhouding, welke vereischt worden om de grootste uit-„werking te verkrijgen. Ook niet-militairen kunnen daar-„over oordeelen. De wet bepaalt niet, dat een deel des „lands onverdedigd moet blijven, zij bepaalt alleen, in „welk deel van het land permanente versterkingen zullen „zijn; zij sluit geenszins de verdediging der overige deelen „uit. Integendeel de liniën, waarvan het bestaan bij deze „wet wordt bevestigd, dienen juist om aan het leger „vrijheid van beweging te geven, ten einde daar te kun-„nen opereeren, waar dit met het oog op de algemeene „defensie noodzakelijk zal worden geacht. De wet is een „waarborg tegen onberaden veranderingen, niets meer.quot;
Sa deze schets van de wording van ons vestingstelsel willen wij een blik werpen op de verschillende liniën, waaraan in 1875 verwerkt is voor een bedrag van ƒ2.200.000; in 1876 ƒ1.630.000; in 1877 ƒ3.387.000; terwijl de begrooting voor 1878 ƒ2.950.000 bedraagt en die voor 1879 ƒ3.409.000.
Evenals al onze liniën heeft de IJssel uit een krijgskundig oogpunt zijne historische herinneringen. Wij be-
8
hoeven daartoe slechts te spreken van het jaar 1629, toon Frederik Hendrik hot beleg voor den Bosch geslagen had. en Tan Stirum te vergeefs beproefde Van den Berg bij don IJssel tot staan te brengen. Ook in 1672 werden vergeefsche pogingen gedaan om de Franschen den overtocht te beletten. Destijds bestond er eene verschanste linie van 16 uren lengte langs de rivier, van het fort IJsseloord tot Deventer, en een retranchement bij Geldersoord. Op den rechter oever was eene inundatie gesteld, die men echter om onverklaarbare redenen liet aiioopen.
De stand van het water was toen zoo laag, dat de vijanden bij Lobith den Rijn te paard doortrokken en daardoor de verdedigers, uit vrees van te worden afgesneden, tot den terugtocht dwongen. Onze beroemde Coehoorn heeft op last van hooger band veel ter versterking dezer linie verricht. Het schijnt dat deze vesting-bouwkundige , door eene inundatie op beide oevers te stollen, de punten van overgang tot enkele wilde beperken , en den verdediger do mogelijkheid verschaften om offensief te kunnen optreden. Daartoe wilde hij Doesburg, Zutfen en Deventer versterken, de stelling bij Zwolle verbeteren en bij het Zwarte-Water verdedigingswerken opwerpen. In 1697 gaf Willem Hl in overleg met den Raad van State kennis aan de Staten-Generaal, dat men vooral de IJssellinie wenschte te verbeteren en tevens de versterkte plaatsen Zwolle, Zutfen en Doesburg. Toen wij in 1702 aan Lodewijk XIV den oorlog verklaarden, werd over de IJssellinie beraadslaagd, en werden plannen tot opstuwing van het water voor de inundatiën en het opwerpen en verbeteren van versterkingen vastgesteld.
In de verschillende ontwerpen van wet speelt de IJssel een vreemde rol. In het wetsontwerp van Muiken blijft de IJssellinie als permanente linie gehandhaafd; bij dat
9
van Engelvaart wordt voorgesteld, de werken van den IJssel te slechten en slechts de spoorwegovergangen over deze rivier door forten te verdedigen. Delprat sloeg een middenweg in en verklaart de pertinente noodzakelijkheid der stelling van Mastenbroek (Zwolle of' Beneden-IJssel), en wenschto in verband daarmede Doesburg te behouden en te verbeteren, terwijl de spoorwegbruggen over den IJssel door forten verdedigd zouden worden. Van Stirum geeft weer een ander plan. Volgens hem zouden er alleen forten aan de spoorwegbruggen verrijzen en aan den kop van den IJssel Doesburg als bruggenhoofd tot opname van troepen aan den Boven-IJssel in stand blijven. Dit ontwerp, door Weitzel overgenomen, heeft kracht van wet verkregen.
Op den leek maken voorzeker deze verschillende plannen een zonderlingen indruk, en onbegrijpelijk zal het hem toeschijnen dat de eene minister pertinent noodzakelijk oordeelt, waaraan de anderen zelfs geen woord wijdt. Misschien is hij gereed om uit de feiten van 1620 en 1672 te bewijzen, dat eene IJsselsrerdediging onmogelijk is, doch hij zij hierbij voorzichtig.
Mannen, als historici en strategici terecht bekend, verklaren eenstemmig „dat de krijgsgeschiedenis niets voor of tegen de waarde van den IJssel als verdedigingslijn bewijst.quot;
Nogmaals moeten wij er op wijzen, dat wij niet met wiskunde te doen hebben; doch tevens komt het groote gewicht uit, dat eindelijk eene beslissing in dit vraagstuk genomen is, en geen gelden meer door den eenen minister zullen besteed worden aan liniën, die de andere óf laat slechten óf uit gebrek aan onderhoud vervallen.
In plaats van ons in den onvruchtbaren strijd te verdiepen, gevoerd tusschen de voor- en tegenstanders der
10
permanente IJsselverdediging en der stellingen van Bovenen Beneden-IJssel, -wenschen wij liever in het kort den geest der tegenwoordige wet dienaangaande na te gaan.
Wanneer wij een spoorwegkaartje van Nederland ter hand nemen, dan zien wij, dat de lijnen, die van het Oosten ons vaderland binnenkomen den IJssel bij Zwolle, Zutfen en Westervoort door middel van bruggen overschrijden; terwijl in den laatsten tijd ook bij Nijmegen de Waal voor den spoorwegdienst overbrugd is. Groot is de rol, die de spoorwegen bij de oorlogvoering spelen, het groot aantal strijders, dat als het ware op een punt wordt opgesteld, maakt het bezit van een spoorweg voor aanvoer van levensmiddelen bijna onmisbaar, en onontbeerlijk waar het geldt het vervoer van zwaar geschut voor eene belegering, en c1c- groote massa's ijzer, die dagelijks verschoten worden. Zijn wij bij machte den vijand tijdelijk het gebruik van den spoorweg te ontzeggen, dan vertragen wij diens opmarsch en aanvoer van zwaar geschut. Verschillend zijn de middelen om de spoorbaan voor gebruik ongeschikt te maken; vernieling der baan, opbreken van de rails enz. zijn voorzeker goede middelen, vooral de vernieling van kunstwerken, zooals bruggen. Doch de techniek heeft in de laatste jaren reuzenschreden gedaan, en de tegenwoordige richting in het krijgswezen, om van eiken vooruitgang in wetenschap en kunst partij te trekken, heeft aanleiding gegeven tot het oprichten van korpsen, die in het aanleggen van spoorwegen bedreven zijn. Het oponthoud door vernieling teweeggebracht zal dus kort zijn, wanneer men den vijand niet beletten kan van het nog overgeblevene, na de vernieling, gebruik te maken. Geheel anders wordt echter de zaak, wanneer men bij kunstwerken, als de boven aangehaalde bruggen, forten aanlegt. De aanvaller is dan bij zijn vooruitrukken ge-
11
dwongen, om buiten het bereik van het geschutvuur der forten een nieuw stuk spoorbaan aan te leggen en eene nieuwe overbrugging te maken. Hierdoor kan in de eerste dagen geen zwaar geschut aan de overzijde gebracht worden. De forten, die deze rol vervullen, noemt men terecht „Sperforten.quot; Zij moeten, daar zij uit den aard der zaak klein zijn; en aan een hevig geschutvuur zullen blootstaan, van hechte constructie zijn; en daar zij na de oorlogsverklaring spoedig aangevallen zullen worden steeds zooveel mogelijk van al het noodige voorzien zijn. (In de wet worden deze werken onder f genoemd.) Doch niet tevreden met den vijand over land den aanvoer te beletten, heeft men hem ook den weg langs de Waal en don Rijn afgesloten, door op het punt van scheiding het fort op den Hoofddam bij Pannerden aan te leggen.
Sedert de aanneming der wet heeft zich bij velen ten onrechte de meening gevestigd, als zoude de regeering van elke verdediging van den IJssel afzien. Naar ons bescheiden oordeel ten onrechte; lezen wij toch do wet en hare behandeling in de Tweede Kamer, dan komen wij veeleer tot het besluit, dat er gevallen zijn, waarin de IJsselverdediging wel degelijk zal plaats hebben. Waarom sprak de Eoo anders „dat de wcft het leger juist vrij moest maken,quot; en werd die meening door den minister gedeeld ? Wilt ge nog sterker bewijs, hoor dan den minister zelf: .,Men zegt, dat de IJssel niet zal verdedigd worden, doch dit is niet uit het wetsontwerp op te maken.quot;
Daar de IJssel echter slechts in bizondere gevallen, die wij hier beneden even wenschen aan te stippen, te verdedigen is, zoo heeft de wet de regeering vrij gelaten, hem al of niet te verdedigen.
Aan de natie zullen dus geen gelden gevraagd worden voor het opwerpen van eene kostbare permanente linie,
12
die misschien zonder slag of stoot verlaten moet worden,
maar tevens wordt hierdoor voorkomen, dat, wanneer de IJssel in ongunstige omstandigheden verkeert en eene IJsselverdediging onmogelijk is, do natie niet schrikken zal op de tijding, dat de IJssel, met uitzondering der sperforten, zonder verdediging, viel.
In sommige omstandigheden kan de IJssel als terrein-hindernis van groot gewicht zijn, en van veel nut bij de ,j,
voorbereiding dor achtergelegen liniën. Toch moeten wij »
ons in hot gunstigste geval geen stand houden tot het uiterste verbeelden; maar wel degelijk eene tijdelijke verdediging met het doel om den vijand op te houden en hem in verband met de sperforten tot langere en moeielijkere wegen te noodzaken.
De afwisselende waarde van den IJssel als terreinhindernis meenen wij niet duidelijker te kunnen maken, dan door eenige cijfers zijner breedte te noemen, waaruit blijken zal, dat hij ten gevolge van het jaargetijde, van den gevallen regen en van den afvoer van het bovenwater enz.
dan eens een forsche, breedc en snelvlietende stroom gelijkt, om eenige weken later tot een smalle, half doorwaadbare rivier af te dalen
| |||||||||||||||||||||
Daar men sedert 1861 met zijne normaliseering begonnen is, zullen na voltooiing daarvan de buitengewoon hooge en lage standen niet meer voorkomen en de breedte bij middelbaren rivierstand zijn: |
13
bij Westervoort..........100 M.
van hier tot Deventer zich verwijdende tot 120 M.
van daar tot Katerveer.......150 M.
verder tot Kampen.........170 M.
Bij hooge waterstanden (2 M. boven middelbaren) zal do breedte 500 M. bedragen.
Behalve, dat do IJssel een werkelijke hindernis voor do beweging van een leger aanbiedt, moet voor zijne verdediging nog aan eene voorwaarde voldaan zjjn. Wij moeten namelijk ecnigen tijd van voorberoiding gehad hebben, om ons leger op voet van oorlog te brengen on volgons een bepaald plan aan den IJssel op te stellen.
Zijn de omstandigheden gunstig, dan schuift hot leger, dat achter den IJssel opgesteld is, eene sterke voorhoede, waarbij vooral cavalerie gevoegd is, op den rechteroever vooruit. Deze voorhoede verkent den vijand, vorscht zijn sterkte en plannen uit, vertraagt zijn opmarsch door wegen onbruikbaar te maken, bruggen te vernielen, beken op te stoppen, enz. Tevens worden zooveel mogelijk de hulpmiddelen als rijkskassen, paarden, vee, enz. op don linkeroever in veiligheid gebracht.
Daar uit meer dan een oogpunt het vak van den IJssel tusschen Doesburg en den Kop het voordeeligste voor den aanvaller is, zoo doelt de wet hierop zeker, door te bepalen, dat Doesburg behouden blijft als opnamestelling aan den Boven-IJssel. Bij do vaststelling der begrooting van uitgaven ten behoeve van hot vestingstolscl, dienst 1879, zijn gelden toegestaan tot verbetering en aanvulling van Westervoort „om den terugtocht te verzekeren over de rivier, van troopenafdeelingen, die van onze oostelijke grenzen in deze richting worden teruggetrokken.quot; De gelden aangevraagd en toegestaan voor het verbeteren van het fort op den Noordelijken Waaloever bij Nijmegen zouden
14
vooral dienen „om het deboucheeren van vijandelijke troepen over de spoorbrug te kunnen beletten.quot;
Omtrent de eigenlijke IJsselverdediging willen wij, behalve hetgeen wij reeds zeiden, aanstippen, dat de groote lengte der linie 1) in verband met ons beperkt aantal troepen eene behoorlijke verdediging op alle punten onmogelijk maakt. Bezetting van de gewichtigste punten en observatie der overige zal de eenige wijze zijn om van den IJssel voor de verdediging partij te trekken.
De stelling van de Geldersche Vallei met die in de Neder-Betuwe, als voorpostenstelling der Nieuwe Hollandsche Waterlinie.
quot;Wanneer wij onze geschiedboeken openslaan, dan vinden wij deze stelling reeds in 1629 vermeld. Een brief van de Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 Juhj 1629 aan Ernst Casimir maakt ons bekend met de plannen omtrent het maken eener „Grifte ofte Landweerquot; aan de Grebbe. De veranderlijkheid in de besluiten, als een gevolg van de weinige eenheid in het bestuur van dien tijd, waardoor de verschillende belangen en inzichten van vele personen grooten invloed op de besluiten der regee-ringscollegiën uitoefenden, hadden tengevolge, dat de Grebbelinie niet in behoorlijken staat van verdediging kwam. Na den val van Wezel bewerkte het provincialisme dat het voltooien der linie bij de Staten-Generaal „gehouden in bedenckequot; bleef.
Toen onze vaderlandsche bodem in 1672 andermaal bedreigd werd, sloeg men weder het oog op de „Grebbe-
1) Deze lengte bedraagt voor den IJssel 117 K. M., waarbij 10 K. M. voor het Pannerdensche Kanaal en den Neder-Eijn komen
15
liniequot;, maar de onderlinge verdeeldheid, die zich zelfs tot de steden uitstrekte, bracht niets tot stand.
Coehoorn opperde het eerst het denkbeeld om in de Geldersche Vallei eene permanente linie te maken, doch het plan daartoe werd eerst in 1740 door Passavent uitgewerkt. Eerst in 1742 stelde de Directeur der Fortificatiën de Roy op last van den Raad van State een nauwkeurig onderzoek in omtrent de landen in de Grebbeva Hei, en ontwierp een plan ter verdediging. In 1743 toog men aan het werk, en maakte in 10 jaren tijds de thans bestaande werken, die in 1785—1786 nog verbeterd werden.
In 1799 kwam de verlenging der Grebbelinie in de Keder-lietuwe door Brune tot stand. Gedurende 1809—1814 zijn de werken op verschillende tijden verkocht, gesloopt en uit gebrek aan toezicht vervallen. Bij Kon. Besl. van 17 Nov. 1814 is bepaald dat de linie van de Grebbe verlaten zou worden, en door het bestuur der domeinen zou worden verkocht met uitzondering van enkele werken.
Sedert 1840, toen de generaal Van de Polder een belangrijk verslag over deze linie uitbracht, is zij weder onder het beheer der genie gekomen en zijn bij tusschen-poozen verbeteringen gemaakt.
Het Comité van Defensie was voor het behoud der linie als tijdelijke verdedigingslinie, en achtte haar noodzakelijk voor den terugtocht van het leger van den IJssel naar de Utrechtsche linie. In 18(J4, 1865 en 1866 werden met kracht verbeteringen aangebracht, in verband met de plannen van een scheepvaartkanaal door de Geldersche Vallei. Na 1866 werd aan de linie niet verder gewerkt, omdat men eerst de hoofdliniën wilde in orde brengen.
In de ontwerp-vestingwet van Van Muiken lezen wij omtrent deze stelling, dat de middelen, vereischt tot het stellen eener altijd nog twijfelachtige inundatie in dit over
46
het geheel weinig daartoe geëigende terrein, en het vormen alzoo eener permanente linie van defensie, niet in overeenstemming zoude zijn mot de te verkrijgen uitkomsten. Ook in den toestand, waarin zij thans verkeert, kan ons leger, dat van de Oostelijke grenzen naar de Nieuwe Ilollandsche Waterlinie terugtrekt, er een rustpunt vinden.
Daartoe wordt slechts het behoud vereischt der in de linie aanwezige verdedigingswerken op de voornaamste toegangen. Bovendien zal het ontworpen afwaterings- en scheepvaartkanaal door de Geldersche Vallei de verdediging ten nutte komen. Grooter gewicht wordt aan de linie in de Neder-Betuwe toegekend met het oog op den Bom-melerwaard en den destijds minder gunstigen toestand van het Zuidelijk gedeelte der Nieuwe Hollandsche Waterlinie. De werken dezer linie zouden opgemaakt en door eene geringe troepenmacht bezet worden.
liet ontwerp door Engelvaart ingediend, zegt omtrent deze stelling: Nu bij het tegenwoordige ontwerp van het behoud der IJssellinie wordt afgezien, verdient de Grebbestelling in hoogere mate dan vroeger de aandacht. De minister acht het niet raadzaam van de Grebbestelling eene permanente linie te maken, te meer daar met betrekkelijk geringe middelen in de Geldersche Vallei eene niet te versmaden versterkte positie te verkrijgen is. Daartoe zou het gedeelte der stelling benoorden den straatweg van Woudenberg op Scherpenzeel tot eene inundatiestelling gemaakt worden, waartoe de noodige gelden tot het maken van een kanaal voor wateraanvoer uit den Rijn bij de Renkumerbeek door de uiterwaarden naar Wageningen worden aangevraagd.
Wat van de thans bestaande aardewerken zou kunnen dienen, zou behouden blijven en opgemaakt worden, terwijl alle, ook de nieuw aan te leggen werken van
17
don meest eenvoudigen aard kunnen zijn. Hetzelfde kon, volgens het inzicht van don minister, van do linie Ochten-Spees gezegd worden.
Uit de nota van wijziging op het wetsontwerp van Engelvaart, door Delprat ingediend, blijkt dat hij zich bij de zienswijze van Engelvaart neerlegde.
Van Stirum, die het kanaal, dat wij bovenbespraken, ook noodig achtte, beschouwde deze linie in zijn ontwerp als opnamestelling van troepen, die uit het Oosten op do Nieuwe Hollandsche Waterlinie terugtrokken, en als voorwerk van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Verder wilde hij door bij en op den Emmikhuizerberg geprojecteerde werken aan de linie een offensief verzekeren.
Toon het eindelijk aan Weitzel mocht gelukken de vestingwet te doen aannemen, was de Grobbelinin met die in de Neder-Betuwe, als voorpostenstelling der Nieuwe Hollandsche quot;Waterlinie, daarin opgenomen. Deze stelling strekt zich uit van hot gehucht aan de Grebbe aan den Nedor-Eijn, langs de Grift, de Lunterscho beek en de Eem tot Spakenburg aan de Zuiderzee. Haar verlengde in de Neder-Botuwe loopt van Spees naar Ochten.
Bizonder duidelijk is de bestemming dezer linie niet, althans hare benaming komt ons zeer oneigenlijk voor, on heeft bij velen verkeerde denkbeelden doen ontstaan. Het best schetste De Roo deze linie, toen hij haar in de Tweede Kamer verdedigde als opnamestelling van uit het Oosten terugtrekkende troepen, en om den vijand in zijn eersten aanloop op de Nieuwe Hollandsche Waterlinie te stuiten. Uit dat oogpunt ware het beter geweest, om begripsverwarring te voorkomen, haar in plaats van „Voorposten-stellingquot; „Opnamestellingquot; te noemen.
Het karakter dezer linie mecnen wij niet beter te kunnen doen kennen, dan door enkele beoordeelingen aan te halen.
o
18
De generaal Krayenhoif bracht in 1807 omtrent deze linie een rapport uit, waarin wij o. a. deze woorden vinden : „niemand zal het immer durven wagen aan Z. M. te „adviseeren, om bij vervolg van tijd slechts ééne penning, „óf tot hare verbetering, óf zelfs niet tot gewone onder-„houding af te zonderen.quot; Dat deze zienswijze destijds indruk maakte, blijkt daaruit, dat koning Lodewijk bij besluit van 9 Nov. 1808 bepaalde, dat do Grrebbelinie als verdedigingslijn verlaten zou worden, en de waterbouwkundige werken aan den Waterstaat zouden overgaan. Dit besluit werd 13 Febr. 1809 nog uitgebreid over de linie in de Seder-Betuwe. Stieltjes, die bij verschillende gelegenheden de Grrebbelinie bespreekt, laat zich ook omtrent haren toestand ongunstig uit.
De minister Weitzel getuigde tjjdens de behandeling der vestingwet van haar: „de regeering heeft deze linie niet „uit de wet willen laten om wrellicht onze opvolgers niet „te binden; en omdat de Grrebbelinie niet in de eerste „plaats voltooid moet worden, heb ik er mij niet in bizon-„derheden mede bezig gehouden.quot;
Den Beer Poortugael zegt er van; „Ik heb die Grebbe-„linie gezien, maar de indruk, dien ik er van verkregen „heb, was hoogst treurig. Het is in de eerste plaats eene „zeer uitgestrekte linie, de richting is zeer onvoordeelig, „en er zou een massa gedaan moeten worden om die linie „goed te maken, terwijl de inundatiën daar niet anders „kunnen worden gesteld dan ten nadeele der hoofdinun-„datie. Een ander nadeel is, dat wij hier wel hebben een „magnifiek terrein om te jagen, maar een slecht terrein „voor de verdediging, omdat het — door het vele en zware „hout — zeer moeielijk is voor zich uit te zien. De Grebbe-„linie is dus eene defeetueuse linie, waarop m. i. niet „gerekend kan worden.quot;
19
Eland zegt er ergens van: „De Grebbelinie is eene „linie, waarvan men evenveel kwaads als goeds kan zeg-„gen. Uit een zuiver inundatieoogpunt gezien, is zij zeer „slecht. Komt een kanaal van de Grebbe naar Amsterdam „tot stand, dan levert dit eene hindernis voor den vijand „op, doch die hem niet lang zal kunnen tegenhouden, „tenzij eene aanzienlijke macht tot afweer beschikbaar zij.quot;
En welke is nu onze indruk? De uitgestrektheid, de bodem, de begroeidheid, de nadeelige richting enz. zullen haar nooit tot eene linie van groote sterkte maken, daarom moeten er geen groote sommen aan besteed worden; de geheele linie moet het tijdelijke karakter eencr opnamestelling dragen. Komt eens het kanaal door de Geldersche Vallei tot stand, dan zal, zooals de kapitein Kool zich te recht in de Tweede Kamer uitdrukte: „de „uitvoering der vestingwet met het oog op de Grebbelinie „op weinig kostbare wijze tot stand komen, mits bij de „uitvoering het noodige overleg plaats hebbe tusschen het „Departement van quot;Waterstaat en Oorlog. In de eerste „plaats moet de vijand eene aanzienlijke troepenmacht aan „het kanaal samentrekken om het pogen over te trekken; „na de concentratie komt de tijdroovende voorbereiding „voor den overtocht. Verder zal het kanaal in voor ons „ongunstige omstandigheden, namelijk die van lagen water-„stand, een zeer gewenscht rustpunt opleveren voor ons „leger, dat dan vooral moet trachten het terrein ten Oos-„ten der Nieuwe Hollandsche Waterlinie tc verdedigen, „en voet voor voet aan den vijand te betwisten.quot;
o*
20
De Nieuwe Hollandsche Waterlinie van de Zuiderzee langs Utrecht tot de Lek, van de Lek tot aan de Merwede en door het land van Altena tot de Nieuwe Merwede.
Keeds do prinsen quot;Willem I en Maurits vestigden herhaaldelijk hunne aandacht op do natuurlijke sterkte, die het terrein der Utrechtsche linie tor verdediging bezit.
Bekend is hot gezegde van Maurits, dat hij zich met 10.000 man achter deze linie tegen do gohoele wereld verdedigen wilde. Toen do graaf van don Berg in 1624 een inval in do Voluwo deed, liet Maurits de Vee h t en don Vaartschon Rijn openbijten en te Utrecht een leger verzamelen om den vijand het doordringen in Holland te beletten.
Frederik Hendrik, die ook herhaaldelijk de grooto kracht van dit terrein betoogt, maakte er het eerst gebruik van in 1629. Doch twisten en vooral de bekrompen inzichten der Gedeputeerde Staten van Utrecht zijn oorzaak geweest, dat do Utrechtsche linie in 1629 niet is voltooid, en dat de gemaakte werken later weder vervallen of geslecht zijn, zoodat toen Lodewijk XIV in 1672 een inval in ons vaderland deed, van deze linie niets meer bestond. Bekend is de grooto rol, die zij speelde in den oorlog van 1672; en de pogingen van Johan de Witt, om haar tot stand te brengen, zullen steeds in dankbare herinnering blijven bij eiken Nederlander. Deze linie begon bij Gorcum, liep verder langs Schoonhoven, Goejanverwellesluis, Nieuwer brug, het AVoerden-sche Verlaat, den Uithoorn, Ouderkerk, Abcoude, Hinderdam en Uitermeer, naar Weesp en Muiden.
In 1701 werden door Coehoorn voorstellen gedaan ten behoeve der Hollandsche Waterlinie, doch zijn raad vond
21
destijds weinig ingang. Een nieuw ontwerp voor eene waterlinie werd in 1731 gemaakt en in 1737 goedgekeurd, zonder dat er echter iets van belang aan uitgevoerd werd. Dat de linie in 1787 geen rol speelde, moet aan de verdeeldheid worden toegeschreven. Eindelijk ging men er in 1792—179G toe over eene behoorlijke linie daar te stellen, die onder den naam van Oude Hollandsche Waterlinie bekend is. De gebreken aan de Oude Hollandsche quot;Waterlinie eigen, leidden in 1806 tot het verlaten derzelve en het maken der tegenwoordige Utrechtsche of Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Sedert dien tijd is er dan met kracht, dan met flauwheid aan gewerkt. Onze vereeniging met en latere afscheiding van Belgie zjjn oorzaak geweest van dit ongestadig werken. Koning Willem H heeft het eerst de werkzaamheden met kracht aangevat.
Do waterpassingen in de jaren 1851 en 1852 uitgevoerd, deden het eerst in 1853 de juiste grenzen der te stellen inundatie kennen.
Omtrent de beoordeeling der waarde en kracht van deze linie vinden wij bij geen der wetsontwerpen verschil van gevoelen. Van Muiken zegt er van: „de Nieuwe Hollandsche Waterlinie maakt onze hoofdverdedigingslijn „uit; er mag alzoo niets verzuimd worden wat strekken „kan; om deze linie eene zoodanige inrichting te geven, „dat zij ten allen tijde in een volkomen verdedigbaren „toestand te brengen zij.quot;
Bij van Stirum lezen wij: „Niemand meer dan de minister van oorlog is overtuigd van het groote gewicht, „dat aan deze stelling moet worden gehecht.''
Volgens de begrooting van uitgaven ten behoeve van de voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1879, nadert deze linie hare voltooiing.
Evenals bij de andere liniën, willen wij in de volgende
22
bladzijden in het kort het gebruik van laatstgenoemde, naar onze meening, aangeven.
Daar de sterkten dezer stelling slechts van ééne zijde kunnen worden aangevallen, zoo is eene bestudeering van het beperkte aanvalsterrein tot in bizonderheden mogelijk en kunnen dus alle maatregelen vooraf overwogen worden. Tot de meest gewichtige vraagstukken rekenen wij: welk terrein vóór de linie versterkt en hardnekkig verdedigd zal worden; de wijze waarop de versterking, bezetting en verdediging daarvan y.al plaats hebben; welke opruimingen op het voorterrein zullen moeten geschieden; door welke troepen de forten bezet moeten worden; hoe de forten moeten bewapend worden; waar tusschen- en nevenbatterijen zullen opgeworpen worden; hoe de telegrafische gemeenschap tusschen de forten, batterijen, enz. zal plaats hebben; waar magazijnen van allerlei aard voor de forten opgericht zullen worden; hoe het transport naar de forten geregeld moet worden enz. De opsomming van al deze moeielijke vraagstukken zal ook den leek tot de overtuiging brengen van het groote voordeel, dat er voor ons in gelegen is, deze reeds van te voren te kunnen oplossen
Het leger, dat, zooals wij zagen, eventueel den IJssel verdedigde en in de Grebbestelling werd opgenomen, om daar andermaal front naar den vijand te maken en diens marsch tegen de Nieuwe Hollandsche quot;Waterlinie te vertragen, moet niet dadelijk na het verlaten der Grebbelinie achter de Nieuwe Hollandsche quot;Waterlinie terugtrekken, veeleer moet het in het terrein vóór deze linie den vijand eiken voet gronds betwisten. Het terrein bij den Krommen Rijn, den Berg, de heuvelenreeks van Soesterberg en de Engeberg bij Soest bieden, na eenige voorbereiding, goede stellingen aan.
In den rug van het leger wordt intusschen de laatste
23
hand gelegd aan alles, wat dienen kan om de linie de grootst mogelijke kracht te geven,; daartoe behoort het voltooien der inundatie, het volledig uitrusten der forten, het met beleid opruimen van het voorterrein enz.
Intusschen wijkt het leger slechts voet voor voet, en zal eindelijk het oogenblik komen, dat het zwaar geschut der forten zich in den strijd zal mengen en den vijand gebiedend halt toeroepen, totdat hij ook weder zijn zwaar geschut heeft aangevoerd.
Het juiste schot en de groote afstanden, die bereikt worden, maken het bedienen van het geschut op de ver zichtbare forten bijna ondoenlijk; dit is dan ook dereden waarom de eigenlijke geschutstrijd gevoerd wordt uit lage zoogenaamde tusschen- en nevenbatterijen, die over het terrein verdeeld worden. De rol der forten is tegenwoordig het voeren van den geschutstrijd op grooten afstand, het flankeeren der tusschen- en nevenbatterijen en het vormen van steunpunten in de linie. De aanleg van deze batterijen wordt tot oorlogstijd uitgesteld; zij moeten in het tijdvak, waarvan wij nu spreken, verrijzen.
Aan de verbetering der linie en de versterking van het terrein daar vóór, wordt met alle inspanning zoolang gewerkt, totdat de vijand het onmogelijk maakt. Dit onmogelijk maken is echter tijdelijk en plaatselijk. Elk oogenblik van verademing wordt gebezigd om te versterken en te verbeteren. Komt nu het oogenblik, dat het leger zich niet langer in het voorterrein kan staande houden, dan trekt het achter de linie terug. In het zoogenaamde oifensief vóór Naarden, dat volgens de wet slechts dient tot het opnemen der terugtrekkende troepen van Amersfoort, en om meester te blijven van de hoogten rondom de vesting, tusschen de forten om Utrecht, buiten de inundatie gelegen, enz. is voor het veldleger eene
24
schoone rol weggelegd. Maar, ook ten deele achter de linie verdeeld, zullen die deelen, in onderlinge telegrafische verbinding gebracht, waken tegen elke poging om door de inundatie tusschen de forten door te dringen.
Yan nu af begint die eigenaardige strijd,' die slechts gevoerd kan worden op dat onder water staande terrein. Wanneer wij ons een oogenblik in die streken verplaatsen, dan strekt zich voor ons oog een groote watervlakte uit, waarin de hoornen, die eertijds langs de wegen stonden, omgehakt zijn, opdat zij den vijand niet aanwijzen waar die door het water onzichtbaar gemaakte toegangswegen zich bevinden. Op elke kade liggen kleinere of grootere versterkingen, die den vijand „haltquot; toeroepen. Elke wetering van den vijand komende, is afgesloten onbewaakt. Op de groote plassen bewegen zich tal van platboomde schuiten, den veiligheidsdienst te water verrichtende. Uier en daar zien wij een vlot met licht geschut bewapend, om, in verband met de vaartuigen, den vijand nu hier dan daar te bestoken en diens pogingen tot overtrekken te verhinderen. Aan onzen oever staan schildwachten, die met hunne oogen de schuitjes volgen, en dadelijk de nadering van onraad aan hunne veldwachten melden. In 't groen verscholen en slechts zichtbaar op het oogenblik, dat zij hun metalen stem doen hooren, liggen de tusschen-batterijen.
Ook in de Vecht, den Vaartschen liijn enz. ontmoeten wij geschut op vaartuigen. Dit geschut heeft reeds zekeren naam verworven, want menigmaal dook het plotseling op onverwachte plaatsen op, bracht den vijand geduchte verliezen toe, en verdween weer snel, wanneer het het te kwaad kreeg. Te land en te water hebben transporten van levensmiddelen en munitie plaats.
Daar stoomen plotseling eenige treinen achter elkaar
25
voorbij; het bericht por telegraaf overgebracht, dat de vijand ergens doorgebroken is, maakt eene concentratie van troepen noodig en de spoorweg bindt vleugelen aan de voeten der verdedigers van het Vaderland.....
Mocht eindelijk na ongeloofeljjke krachtsinspanning van weerszijden de linie bezwijken, dan verrijst, achter de Nieuwe Hollandsche Waterlinie; do Oude en roept den vijand andermaal op tot het beproeven zijner kracht.
Omtrent deze Oude Hollandsche Waterlinie lezen wij in de memorie van toelichting op de ontwerpwet van Weitzel: „Over de Oude Hollandsche Waterlinie achten de onder-„getcekenden niet noodig uit te weiden. Deze kan even-„tuecl behooren tot de vele werken van verdediging, die „in moeielijke tijden op onzen bodem kunnen verrijzen, „zonder in de wet vooraf genoemd te zijn.quot;
In de memorie van toelichting op het wetsontwerp, houdende vaststelling der begrooting van uitgaven ten be-hoeve van de voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1879, lezen wij. „Ter hoogte van Nieuwersluis zullen dus allo „stellingen, welke achtereenvolgens westelijk van en achter „de Nieuwe Hollandsche Waterlinie ingenomen, en gedu-„ rende de verdediging dezer linie ingericht zullen worden — „onder welke meer ook de zoogenaamde Oude Hollandsche „Waterlinie — verband met bedoeld noordelijkste gedeelte „moeten blijven behouden.quot;
Bestaat er al verschil van gevoelen omtrent de uitbreiding aan de stelling te geven, hare waarde in ons ver-dedigingsstelsel wordt door niemand betwist.
26
Geen Nederlander, die bekend is met onze geschiedenis, kan den naam van Amsterdam zonder dankbare herinnering noemen. Terecht zegt Do Bordes, sprekende over Amsterdam in 1629: „De IJsselsteden, de steden „langs de Zuiderzee en Utrecht, hadden de hulp van de „regeering van Amsterdam ingeroepen, en bereidwillig „en onbekrompen werd zij verleend. Met hare soldaten, „haar geld, met oorlogs- en levensbehoeften ondersteunde „zij de steden; door de moedige taal van hare afgevaar-„digden spoorde zij de Staten van Holland aan tot het „nemen van krachtige maatregelen van tegenweer. Met „recht mocht van Amsterdam gezegd worden, dat die „stad „'t bedrukte land toen voor wapenburg en koren-„schuur verstrekte.quot; quot;
Van Sijpestein en De Bordes laten zich over Amsterdam in 1672 en 1673 aldus uit: „Met gouden letters, „staat in de geschiedenis van het jaar 1672 het schitterend „voorbeeld van vaderlandsliefde opgeteekend, dat Amster-„dam in de benardste dagen van den strijd gaf enz.quot;
Amsterdam heeft in alle oorlogen en bedreigingen gedeeld. In 1629 nam de Vroedschap van Amsterdam maatregelen om den vijand, zoo hij de Utrechtsche linie mocht forceeren, door retranchementen en inundatiën te keeren, doch de plannen werden niet uitgevoerd, daar de vijand „bleef hengelen op de Veluwe.quot;
Reeds voor dat de vijand de stelling van het Neder-landsche leger achter den IJssel in 1672 bedreigde, had Johan de Witt het oog op Amsterdam als laatste reduit gevestigd. Een brief aan Van Beverningh van 9 Juni 1672 maakt ons met zijne plannen bekend. Beverningh schreef daarop: „Amsterdam is bijkans onnemelijck; „indien sy niet en vervalt door wanordre of flauwhartig-„heyt.quot;
27
Toen het gevaar steeds hooger steeg, verrezen er versterkingen op de verschillende toegangen, de sluizen werden geopend — om Amsterdam eene inundatie gesteld — de zeearm en meeren werden met gewapende Hottilles verdedigd, terwijl versperringen de vaarwaters afsloten; in één woord, de geduchte stelling, die Lodewijk XIV on-aanvalbaar toescheen, verrees.
Gebrekkig, als 't ware als een schim, verrees de stelling in 1787 tijdens den inval der Pruissen en „wan-„ordre en flauwhartigheytquot; brachten haar ten val.
Toen in 1793 de Franschen met een inval dreigden, liet de burgemeester van Amsterdam een onderzoek instellen naar de wijze, waarop des noodig de linie gebruikt zou kunnen worden, doch de voorstellen, daarop gevolgd, zijn niet uitgevoerd.
Bij do landing der Engelschen en Russen in Noord-Holland in 1799, heeft do luitenant-kolonel Krayenhoff, op last van Daendels, Amsterdam in staat van verdediging gebracht. Men heeft toen alleen gebruik gemaakt van de middelen tot verdediging van de stad aan den IJkant en van de landstreek tusschen het IJ en het Haarlemmermeer.
De meer stelselmatige bevestiging dagteekent van 1805, toen de Russische en Pruissische legers ons land van de Oostzijde met een inval dreigden, doch de werkzaamheden, in September begonnen, werden in December weer gestaakt. Toen koning Lodewijk in 1806 beducht wasvoor de landing der Engelschen, gaf hij weer last de werkzaamheden te hervatten. Den 17 Februari 1810 gaf Krayenhoff last tot het in staat van verdediging brengen der geheele linie, doch den 27 Februari weer tegenbevel.
Het eerste ontwerp van wet omtrent deze stelling vinden wij bij Van Muiken, waarin hij in de memorie van toelichting verklaart: „Het is evenwel volstrekt noodig, dat
28
„met kracht de hand worde geslagen aan de voltooiing „van het reduit onzer landsverdediging, niet alleen aan de „land-, maar evenzeer aan de zeezijde.quot; Isa voorop gesteld te hebben, dat ten gevolge van de doorgraving van Holland op zijn smalst, en den aanleg van den nieuwen waterweg naar zee eenige wijzigingen in de verdediging van Amsterdam noodig zijn, hoofdzakelijk door toevoeging van werken ter verdediging van het zeekanaal, wordt de toestand der Amsterdamsche stelling vrij wel gehandhaafd. Alleen verbeteringen aan bestaande en aanleg van nieuwe werken worden voorgesteld.
Het ontwerp Engelvaart, dat ook door Delprat werd overgenomen, ademt een anderen geest. In de memorie van toelichting lezen wij: „De inrichting der stelling van „Amsterdam moet belangrijke wijzigingen ondergaan.quot; De hoofddenkbeelden van het ontwerp zijn; het daarstellen van eene positie; die niet ingesloten kan worden, tenzij de vijand zoowel in Noord- als in Zuid-Holland met overmacht oprukt. Ons veldleger zou tusschen Velzen en de Noordzee opgesteld worden, en steunende op het kanaal en de forten bij Velzen en LTmuiden, den vijand tegenhouden, als deze uit het Noorden of Zuiden komt, om de positie geheel te willen insluiten. Verder zijn er forten in de Zuiderzee ontworpen, om Amsterdam ook van die zijde tegen een bombardement te vrijwaren. De belangrijke drink-waterquaestie, daar de duinwaterleiding buiten de linie zal liggen, wordt opgelost door de positie bij Nieuwersluis aan de Nieuwe Hollandsche Waterlinie te doen sluiten, en dan, even als eertijds, het water uit de Vecht te Nieuwersluis te halen.
Het ontwerp van Stirum stemde in hoofdzaak met dat van Engelvaart overeen, alleen waren met het oog op de droogmaking dor Zuiderzee, de forten daarin voorgesteld geschrapt.
29
In de memorie vaa beantwoording van Weitzol lezen wij: „Door de voorgedragen wet zal aanvankelijk nog niets „worden uitgemaakt, dan dat er zal zijn eene stelling van „Amsterdam, hetgeen volgens het systeem in do wet ge-„huldigd, wil zeggen, dat Amsterdam met onderwaterzet-„tingen omringd, en zooveel noodig versterkt zal worden, „om te kunnen dienen als laatste reduit onzer verdediging.quot;
Sedert heeft nog op last van den minister Klerek dooide kolonels Knijper en Enderlein een onderzoek plaats gehad; terwijl onder den minister Beijen een ontwerp vervaardigd is, waarbij Amsterdam omringd zou worden door een kring van forten op ruim 9000 M. van de singelgrachten der hoofdstad.
Op de gewijzigde begrooting van uitgaven ten behoeve van de voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1879, zijn voor 't eerst na de aanneming der wet, gelden toegestaan uitsluitend voor het verbeteren der stelling van Amsterdam, en wel het maken van een fort te IJmuiden; terwijl bij do werken der Nieuwe Hollandsche quot;Waterlinie het verbeteren van Nieuwersluis voorkomt als „mededeel uitmakende van de werken dor linie van Amsterdam, en wel den zuid-oostelijken sluitpost.quot;
Wie zal de dagen tellen en den strijd schetsen, die ei-liggen tuschen het oogenblik, waarop de vijand den voet op Nêerlands grondgebied zette, en dat, waarop hij voor Neerland's reduit verschijnt! Overtuigd zijn wij, wanneer dit eens gebeuren mocht, dat Amsterdam en Nederland toonen zullen, dat ook op volken do leus toepasselijk is: „noblesse obligequot; en dat allen, klein en groot, doordrongen zullen zijn van don geest, die een Willem III bezielde, toen hij den Engelschen gezant
30
op zijn: „Ne voyez-vous pas que la république est perdue?quot; antwoordde: „Je sais un sur moyen de ne pas le voir, c' est de périr dans le de mier retranc hemen t.quot;
Na de schets, die wij gaven van het karakter der verdediging van de Nieuwe Hollandsche quot;Waterlinie, kunnen wij kort zijn omtrent de verdediging van Amsterdam Alleen moeten wij Amsterdam uit tweeërlei oogpunt beschouwen en wel naarmate het na eene landing of na een landoorlog wordt aangevallen. Bij de bespreking van eene landing op onze kust zullen wij Amsterdam terugvinden; hier beschouwen wij het als landsreduit.
De roeping van hel veldleger zal hier veel overeenkomst hebben met die, welke het bij de Nieuwe Hollandsche Waterlinie vervulde. De strijd om het Noordzeekanaal zal hevig zijn, want alleen door dit bezit kan Amsterdam bij voldoende troepenmacht geheel ingesloten worden.
Het fort te IJmuiden, in het duin gelegen, zal alsdan krachtigen steun aan het veldleger bieden. Maar behalve het veldleger en het fort te IJmuiden, werkt de marine ter verdediging van het kanaal mede.
Laten wij onze blikken in de stelling rondgaan, dan zien wij, dat de toegang tot het kanaal, behalve dat hij bestreken wordt door het fort te IJmuiden, nog afgesloten is door eene versperring, die bewaakt wordt door eenige pantserschepen. De vijandelijke scheepsmacht is hier niet kunnen invallen, en ligt buiten schot voor anker, om zoodoende eiken toevoer van buiten af te snijden. Voor eenige dagen had hier een treffend schouwspel plaats, dat het hart van menig Nederlander hooger deed kloppen, en menig vijand deed beven. Het was een vrij donkere nacht met kalme zee; het ongewapende oog zag ter nauwernood de vijandelijke flottille. Een vaartuig waagde zich naar
31
buiten en stevende recht op de vloot aan; eenigen tijd later hoorde men een vreesehjken slag, een kreet uit duizend keelen steeg op. Een vijandelijk vaartuig werd omhoog geheven en verdween daarna, in duizend stukken geslagen, in de baren, en de beroerde zee spreidde naar alle zijden over vele vijanden hot doodskleed. Het was de Hollandsche Janmaat, die met een torpedoboot uitgevaren was en als overwinnaar weder keerde.
Maar de strijd om het kanaal duurt den vijand te lang, en hij tracht ons leger in den rug te komen, door over de Zuiderzee of Noordzee troepen ten Noorden van het kanaal te doen lauden. Ons leger moet dus ook naar die zijde op zijne hoede zijn. Eindelijk gelukt het den vijand Amsterdam in te sluiten en nu begint die strijd, waaraan de inundation zulk een eigenaardig karakter geven.
Om het karakter der verdediging te doen uitkomen schetsten wij soms met te schelle kleuren en wezen op het ergste geval, dat God verhoeden moge!
Neerland zal niet ondergaan, wanneer het volk steeds denkt aan de spreuk: „Les peuples ont le sort qu'ils méritent.quot;
De Zuiderwaterlinie van de Maas boven St. Andries tot de Amer beneden Geertruidenberg.
Deze linie maakte een deel uit van de voormalige Noord-Brabantsche linie of het Zuidelijk frontier, 1) dat Grave
1) Eertijds strekte deze linie zich uit Tim de Maas boven Grave tot de Schelde bij Bergen op Zoom. Het gedeelte Bergen op Zoom — den Diutel verviel door het verlaten der vesting Steenbergen in 181G, en tea gevolge van
33
tot linker- en Willemstad tot rechtersteunpunt had; als zoodanig heeft deze linie hare geschiedenis.
Zonder ons te veel in geschiedkundige herinneringen te verdiepen, willen wij toch enkele jaren noemen, waarin de oude linie of deelen daarvan eene rol speelden.
De vaart op de Maas was eertijds van meer belang dan thans. Het geringe aantal hoofdaccessen door de linie, maar vooral het gemis aan spoorwegen, maakten de afsluiting der Maas belangrijk, van daar dan ook, dat een Coehoorn, een Krayenhoff enz. onder de voorstanders van het behoud van Grave als vesting gerekend worden. De tachtigjarige oorlog en de jaren 1794 en 1814 bewezen welke kracht en waarde Grave destijds had.
's Hertogenbosch bekleedt in onze geschiedenis eenegroote plaats. De mislukte aanslagen der Staatschen o. a. in 1578, 1581, 1583, 1601, 1603 en 1622 zijn bekend. De rol, die Crevecoeur, de hartbeker van Haultepenne, dan Spaansch, dan Staatsch, als vastpunt in de nabijheid van den Bosch, voor de gemeenschap met den Bommelerwaard en met Holland en voor de vaart op de Maas, speelde, kenschetst de oorlogvoering dier dagen. Het beroemde en nog heden ten dage leerrijke beleg van 1629 maakte met recht Erederik Hendrik's naam geducht. Ofschoon Crevecoeur in 1672 viel, bleef den Bosch toch onbedwongen, en zag het eerst in 1794 de Franschen binnen zijne wallen, om in 1814 weder van hen verlost te worden.
Bekend is de groote strategische waarde, die koning Willem II aan de stelling den Bosch na ^30/-» toekende. Hij was de stichter van het kamp bij Vught.
De belegeringen van Geertruidenberg door Maurits in
de herzieniiig van ons defensiestelsel in 1853, toen de zoogenaamde linie van Steenbergen een gelijk lot trof.
33
15Ö3 en door de Franschen in 1793 en 1794 zjjn algemeen bekend. De vestingwerken van Geertruidenberg zijn in 1816 1), met uitzondering van eenigo gebouwen, aan de domeinen overgegeven en in 1823 voor 50 jaren verpacht, doch in 1832 weder door het departement van oorlog in bezit genomen, en weer versterkt in 1833, ten gevolge van den politieken toestand.
Reeds Prins quot;Willem I hechtte groote waarde aan Willemstad en liet aldaar in 1583 een fort opwerpen. Met welgevallen zal steeds ons oog staren op de dappere verdediging van Willemstad in 1793.
In de jaren 1746 en 1747 zijn de militaire inundation in het Bovenland van Heusden en de Langstraat gesteld geweest, evenzoo in 1830 die om s Ilcrtogenbosch.
Gaan wij even de ontwerpen van wet na, dan zullen wij hier ook weder verschillende inzichten vinden.
Bij het ontwerp Van Muiken lezen wij de volgende beschouwingen: Ten opzichte der Zuidelijke grens heeft gezette overweging tot de slotsom gebracht, dat alleen die liniën van onderwaterzettingen moeten behouden blijven, wier nut onweerlegbaar bewezen is. Na eene uitgebreide verkenning in 1867 en 1868 heeft men van de linie van Mark en Dintel afgezien, zoowel wegens de kosten van opmaken, als ook wegens het te hoog opvoeren van het aantal bezettingstroepen. Deze stelling, die ten doel had de nadering tot den oever van hot Ilollandsch Diep te bemoeiehjken, kan echter, zoo tijd en gelegenheid bij een
1) In 1816 werden door den Koning de grondslagen goedgekeurd van een Algemeen stelsel van verdediging van Nederland; dientengevolge werden: 1°. alle vestingwerken van de Oude Hollandsche linie, 2°. de vestingwerken van Heusden, Geertruidenberg en Steenbergen, 3°. de vestingwerken in Staats-Vlaanderen aan de administratie der domeinen overgegeven.
8
34
eventueelen oorlog dienen, verrijzen, terwijl de versterkingen op de accessen uit veldwerken kunnen bestaan.
Behalve de inundatiën in hot land van Altena tot dekking van den rechter vleugel der Nieuwe Ilollandsche Waterlinie en die van de Willemstad, acht men vóór onze Zuidelijke defensielijn, als permanente linie eene onderwaterzetting van do Maas beoosten St. Andries tot Geertruidenberg noodig. Door de stelling van den Bosch wordt het gebruik verzekerd van den grooten weg en den Staatsspoorweg Utrecht—'s Bosch, en wordt de Bommcler-waard gedekt. Door het gedeelte tusschen Geertruidenberg en den Hoogen Maasdijk te Heusden wordt de nadering-tot het land van Altena, tot do keel van do Nieuwe Ilollandsche Waterlinie en tot den Bommelerwaard belet. Zoowel met hot oog op „terugtrekken als aanvallen is deze stelling van groot belang.quot;
In de memorie van toelichting bij het ontwerp van Engelvaart vinden wij de volgende beschouwingen:
De gewenschte concentratie wordt in het Zuiden verkregen door de lijn, gevormd door de Waal van Ochten af, de Maas van St. Andries af, de Merwede en het IIol-landsch Diep met enkele vóór die rivier gelegen stellingen. De stelling van den Bosch werd opgeheven „omdat zij „als offensief niet beantwoordt aan hetgeen men zich „bij den aanleg van het Vughterkamp daarvan heeft „voorgesteld, en de terugtocht naar den Bommelerwaard „bovendien ook veel te wenschen overlaat enz.quot; Het ontwerp gaf dan ook de voorkeur aan eene rechtstreeksche verdediging van den Bommelerwaard, met eene inundatie langs de Maas van St. Andries tot Heusden, en bij laatstgenoemde vesting aansluitende aan de onderwaterzetting van het Bovenland van Heusden, en verder het land ten Zuiden van het Oude Maasje.
35
Dclprat nam het plan van Engelvaart over.
Van Stirum verklaarde zich in zijn ontwerp ook voor de opheffing der vesting den Bosch, omdat „zij te eerder „wegens afdoende dekking door inundatiën van den lin-,.ker Maasoever, voor de passieve verdediging gemist kon „worden.quot;
Do Langstraatsche inundatiën met Heusden en Geer-truidenberg tot steunpunten waren noodig tot gedeeltelijke dekking van den Bommelerwaard en ook om het middel te geven om in Noord-Brabant op te treden, het leger bij noodzakelijken terugtocht op te nemen langs den weg van Sprang en de accessen naar G eertruidenberg. Deze vesting zou daarom vooruitgeschoven werken krijgen. In de verschillende wetsontwerpen is hot niet duidelijk, of onder de uitdrukking 'sBosch, de positie van 'sBosch en de stelling al dan niet het verlaten van do vesting alleen verstaan moet worden, dit blijkt vooral uit de verschillende opvattingen hierover in de Tweede Kamer. Het schijnt echter, dat men steeds alleen de opheffing van de vesting bedoelde.
In de nota van wijziging op het ontwerp van Stirum werd 's Hertogenbosch als vesting opgeheven, en de overige werken allen behouden, om, zooals de memorie van beantwoording zegt: „te kunnen dienen als opnamestelling, „en een gedeelte moet tevens dekking van den spoorweg „vormen. Daartoe moeten vooreerst de forten en werken „buiten de vesting blijven bestaan, totdat het in deze ver-„eischte zal zijn daargesteld. Waarschijnlijk zullen de meeste „der bestaande werken daartoe kunnen dienen.quot;
Het doel, waarmede de stelling in de vestingwet van 1874 behouden werd, was dus rechtstreeksche verdedisins
' O O
van den Bommelerwaard met vooruitgeschoven troepen op den Zuidelijken oever der Maas; ten einde den vijand in
3*
36
het oog te houden en de levensmiddelen uit de omliggende streek te verzamelen. Deze linie vervult dus in het Zuiden in zekeren zin de rol, die in het Oosten voor de Grebbe-linie is weggelegd, doch hare sterkte is grooter.
Bij de begroeting voor de voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1871), zijn gelden ter verbetering van het fort Crevecoeur toegestaan „om in verband met andere „bestaande werken, aan deze zijde van 'sBosch den af-„ tocht der troepen over de spoorwegbrug en langs den „waterweg te kunnen dekken; zoo mede om, in zekeren zin, tevens als sperfort op den spoorweg dienst te doen.quot;
Na deze korte schets is het wellicht niet ondienstig met een enkel woord aan te geven, waarheen de eventueele terugtocht der troepen zal plaats hebben. De troepen uit de richting 's Bosch zullen over Crevecoeur naar den Bommelerwaard, en van daar zoo noodig over de spoorwegbrug van Bommel naar de Nieuwe Ilollandsche Waterlinie terugtrekken. Voor de overige deelen der Zuider quot;Waterlinie zou de terugtocht rechtstreeks plaats kunnen hebben naar Woudrichem, en van daar over de Merwede; óf wel ook eerst naar den Bommelerwaard.
Eene groote rol is wellicht deze stelling eens weggelegd, om er het offensief uit aan te nemen tegen een vijand, wiens hoofdmacht vóór de Nieuwe Ilollandsche quot;Waterlinie ligt.
De stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak.
Deze stelling leerden wij reeds als het rechter steunpunt der voormalige Noord-Brabantsche linie kennen; terwijl wij tevens zagen; dat zij sedert 1866 eene op zich zelf staande positie vormt. Deze stelling bestaat uit: de vesting Willemstad met omliggende werken en inundation; de stelling Ooltgensplaat, op Overtlakkee en het fort Nu-
37
mansdorp, op Beijerland. Na 1860 is onder do wallen van Willemstad eene zoogenaamde legerplaats aangelegd voor eene mobiele brigade van 3000 man en eene veldbattenj. In de memorie van toelichting op de ontwerpwet van Van Muiken wordt van deze mobiele brigade gesproken, en gezegd, dat zij „in de stelling quot;Willemstad zal worden „opgesteld, en van daar in een betrekkelijk korten tijd „naar de Zeeuwscbe eilanden kan worden overgebracht.quot; Door Van Muiken werd zeer op het gewicht van de stelling Willemstad gedrukt, en de verdediging er van zoowel aan de versterkingen te land als aan het drijvend materieel toevertrouwd. Wij lezen in de memorie van toelichting op zijn ontwerp; „quot;Welke onderstelling men ook make, „met opzicht tot een vijandelijken aanval, die gericht is tegen „het Hollandsch Diep, altijd blijkt de noodzakelijkheid, „dat de positie van quot;Willemstad, zoowel van de zee-als van „de landzijde zich in krachtigen staat van tegenweer be-„vinde.quot; Verder lezen wij nog: „Men moet daarbij nog „doen opmerken, dat in de nadering tot den zuidelijken „oever van het Hollandsch Diep door een vijand, die „alleen van de landzijde mocht aanvallen, geen ernstig „bezwaar wordt gezien, en wel, omdat onze op dien „stroom geposteerde scheepsmacht volkomen bij machte „is, om zoodanige vijandelijke poging tot het overgaan „van den breeden stroom te beletten. Zelfs voor het geval „van een geljjktijdigen aanval te land en over zee, zou het „den vijand weinig baten, dat zijne landtroepen tot het „Hollandsch Diep genaderd waren, zoolang hij niet tevens „dit laatste vaarwater zelf geforceerd had. Om daartoe „te geraken zou hij dus meester moeten zijn van de „stelling van quot;Willemstad, en die stelling mag alzoo met „recht de sleutel der defensie aan deze zijde des lands „genoemd worden.quot;
38
Ook omtrent de verdediging van den toegang tot de spoorwegbrug over het Hollandseh Diep nabij de Moerdijk bevatte de memorie beschouwingen en het voorstel tot den aanleg van een verdedigingswerk op den Zuidelijken oever.
Het ontwerp van Engelvaart verschilde slechts door meerdere verbeteringen aan de stelling van dat van Van Muiken, en werd door Delprat ongewijzigd overgenomen.
Met eenige wijzigingen in aanleg van werken, vinden wij de stelling bij van Stirum terug, terwijl de wet onder Weitzel tot stand gekomen haar behoud handhaaft. In de memorie van beantwoording wordt gezegd; „Het bespre-„ken der bizonderheden kan meer geschikt op een later „tijdstip plaats hebben.quot; Omtrent de verdediging der brug aan den Moerdijk werd ook niets beslist. De toegang tot het Ilollandsch Diep van de zeezijde wordt dus door deze stelling afgesloten en als zoodanig wordt zij de sleutel der verdediging van deze zijde des lands genoemd, terwijl zij tevens het steunpunt vormt van onze in de Zuidelijke vaarwaters te stationneeren maritieme macht. Eerst het forceeren van den toegang tot het Hollandseh Diep, hetzij door het Haringvliet, hetzij door het Volkerak en het terugslaan van de in het Hollandseh Diep geposteerde marine geeft gelegenheid tot den overtocht over dezen breeden rivierarm. Hieruit blijkt dus de noodzakelijkheid om deze stelling zoowel van land- als zeezijde groote sterkte te geven.
Omtrent de verdediging van Willemstad van de landzijde behoeven wij niet veel meer te zeggen, na hetgeen wij over eene inundatielinie zeiden. Over de verdediging van de zeezijde willen wij echter een woord spreken, en stellen den lezer voor de kaart van Nederland ter hand te nemen. Een enkele blik doet ons zien, dat de
39
Noordelijke toegang tot het Hollandsch Diep hot Haringvliet, de Zuidelijke het Volkerak is. Vjjandelijke schepen, die het Haringvliet opvaren om Willemstad te bereiken moeten eerst de met zwaar geschut gewapende vesting Helle-voetsluis voorhij. De versperringen en torpedo's daar aangebracht lokken niet zeer ten aanval uit. Op beide toegangen zal onze marine, die vooral door het wegnemen der tonnen en bakens, de kennis der moeielijke vaarwaters boven den vijand voorheeft, in verband met versperringen oh defensieve maar vooral ook offensieve torpedo's, het den vijand niet gemakkelijk maken het Hollandsch Diep te bereiken. Overwint de vijand alle bezwaren, dan zal hij eindelijk op de watervlakte van Willemstad tegen de vereenigde krachten van oorlogsbodems en kustbatte-rijen slag moeten leveren.
De stelling van de Monden avn de Maas en van het Haringvliet.
De thans bestaande verdedigingsstelling bestaat uit de vestingen Brielle en Hellevoetsluis, onderling verbonden door de inundatiestelling in het land van Voorne.
De geschiedenis van Hellevoetsluis biedt weinig belangrijks aan; in 1G36 werden eenige weinig beteekenende fortificatiën, grootendeels buitendijks, er bij aangelegd; in 1697 en volgende jaren revetementsmuren voor de buitendijksche fronten opgetrokken en de binnendijksche fronten opgeworpen. In 1813 is de vesting in staat van verdediging gebracht, en zonder aangevallen te zijn, door de Franschen ontruimd.
De vesting Brielle is elk recht geaard Nederlander bekend. In 1423 het eerst van aarden wallen en torens omringd, die in het begin der 16J' eeuw verbeterd zijn, viel
40
zij in 1572 in handen der Watergeuzen. Dadelijk aanmerkelijk versterkt, doorstond zij de pogingen der Spanjaarden tot herovering. In 1585 aan Engeland verpand, bleef zij in het bezit van dien staat tot 1616. In 1830 zijn er de inundatiën gesteld geworden.
In de memorie van toelichting op het ontwerp van Van Muiken vindon wij omtrent deze stelling: „De beide „Maasmonden, het Scheur of Sluische Diep vormen ge-„wiehtige toegangen naar het binnenste des lands.5' Bij de voltooiing van den Nieuwen quot;Waterweg van Rotterdam naar zee zal het Pan afgedamd worden, zoodat het niet raadzaam zijn zou daar nieuwe werken tot verdediging van dezen riviermond aan te leggen. Het Scheur zal zoolang het niet is afgedamd, voldoende door versperringen en torpedo's beschermd worden. Het Brielsche Diep, bevaarbaar voor schepen van beperkten diepgang, wordt door Brielle en de havenbatterij afgesloten. De inundatiestelling in het land van Voorne dient behouden te blijven, daar de vijand beproeven kan, na landing op de Westkust van Voorne tusschen Brielle en Hellevoetsluis door te dringen, of wel Hellevoetsluis van de landzijde te bemachtigen, om zoodoende meester te worden van den toegang langs het kanaal van Voorne.
De memorie van toelichting, die het ontwerp Engelvaart vergezelde, zegt o. a. van deze stelling: „Het groote ge-„wicht, dat er in gelegen is, niet alleen om het door-„ dringen langs de Monden van de Maas en het Haringvliet „af te sluiten, maar tevens om het doordringen van een „op de daartusschen gelegen eilanden of den Hoek van „Holland gelanden vijand te beletten, heeft er toe geleid „om de inundatiestelling Hellevoetsluis—Brielle ook Noor-„delijk aan den Nieuwen Maasmond en het Scheur in de „richting van den Nieuwen riviermond door te trekken.
41
„Mocht een vijand nu al landen op Voorne of Rozenburg „of wel op den hoek van Holland, in elk geval stuit hij „op een der achtergelegen stellingen.quot;
Delprat nam de plannen van Engelvaart over.
Van Stirum zeide er van, dat zoolang het mogelijk is te Brielle met oorlogschepen binnen te loopen, aldaar de middelen zullen moeten bestaan, die noodig zijn om den vijand te kunnen weren. Afgescheiden van de bruikbaarheid van het Brielsche Gat, hangt den Briel samen met Ilellevoetsluis, dat niet van de landzijde moet kunnen worden aangevallen, en met de positie op Rozenburg en aan den Hoek van Holland.
In de wet word de stelling behouden.
Op de begrooting van uitgaven voor de voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1879, zijn o. a. voov deze stelling gelden toegestaan voor het begin van den aanleg van een fort ter verdediging van den Nieuwen Maasmond. Hierdoor wordt voorkomen dat vijandelijke vaartuigen binnen weinige uren, uit zee, Rotterdam bereiken.
Het belang der stelling springt in het oog. Heeft de vijand den Nieuwen Maasmond of Voorne en het Voornsche Kanaal in zijn bezit, dan ligt de onverdedigde weg naar Rotterdam, dus naar het hart van het land, geheel open. De verdediging van de zeezijde zal door de marine, torpedo's en versterkingen te land plaats hebben, terwijl te land de landmacht achter de inundatie opgesteld den gelanden vijand tot de smalle kuststrook zal beperken. Bij de „kustverdedigingquot; zullen wij met een enkel woord de maatregelen vermelden, die genomen moeten worden om tijdig van 's vijands nadering onderricht te zijn.
Napoleon I zegt van deze stelling in zijne „Note sur la „defense de la Hollande, Amsterdam 23 Oct. 1811quot;; „Après „le Texel, l'embouchure de la Meuse est le point le plus
42
„important. Hollevoetsluis et Brielle sont de bonnes places „qu'il faut tenir en état.
„L'ile de Goeree est d'un grand interêt. II faut per-„fcctionner les ouvrages de Ooltgensplaat.
„Couvert par Tile de Goeree et de Helder, la Hollande „est inattaquable.quot;
Alvorens te eindigen willen wij nog even een blik werpen op den Nieuwen Maasmond. Ziet ge daar ginds die vijandelijke schepen? te vergeefs trachtten zij reeds herhaaldelijk den Maasmond binnen te vallen, maar het fort en de daar gestationneerde scheepsmacht riepen hun steeds een gevoelig halt toe. Dat wachten en stil liggen verveelt eindelijk de wakkere, vijandelijke zeelieden en vast zijn zij besloten er een einde aan te maken.
De schepen zullen zich in een dichten nevel hullen van stoom en rook, en met vliegende vaart voorbij het fort en op onze schepen aanstoomen. Het geschut van het fort zal door de snelle vaart en de rookkolom stellig misschieten, en onze schepen zullen, verrast, den doodsteek ontvangen, voor dat zij er op bedacht zijn. Daar schiet een vaartuig naar den ingang. Alarm op het fort en onze schepen roept ten strijde. Het richten uit het fort valt moeielijk; een lange dichte kolom van rook is zichtbaar, maar waar juist de kern, het schip, zit is moeielijk na te gaan. Onze schepen vuren; hun tegenstander heeft de groote snelheid, waarmede hij zoo dadelijk hen zijn ram in de maag zal duwen, op hen voor.
Zijn dat de renten, die kostbare forten en dure schepen zullen afwerpen! Wat was dat? De grond dreunt, het water schijnt als door een hevigen orkaan, zooals men nooit te voren zag, opgezweept. Het vijandelijk schip is verdwenen.
De om hulp en redding smeekende vijandelijke schepe-
43
lingen worden opgenomen en door onze zeelieden, die weten wat dapperheid is, opgevischt. Het schip was op een torpedo gestooten.
Toen de republiek der Nederlanden nog meester was ter zee, berustte de verdediging van hare kusten hoofdzakelijk bij de marine. Toen langzamerhand de reuzen uit hun slaap ontwaakten en de republiek door het aantal hunner schepen overschaduwden, deed zich meer de behoefte aan versterkingen te land tegen een vijand, die met eene landing dreigde, gevoelen. De eerste last om eene versterking in het Noorden van Holland en wel te Huisduinen aan te leggen werd door prins quot;Willem I in 1574 gegeven. Aan dit bevel schijnt echter geen gevolg gegeven te zijn; toch bestond vóór 1588 hier eene schans, uit vrees voor het doorzeilen van Spaansche schepen. Toen Karei H, koning van Engeland, ons den oorlog verklaarde, werd de kust tegen eene eventueele landing van den Helder tot de Maas door troepen bewaakt, en schijnt er ter bestrijking van het Landsdiep eene schans aangelegd te zijn. In 1672 zijn er tusschen Kaaphoofd en Kijkduin geïsoleerde batterijen opgeworpen, die in 1673 verder zijn opgemaakt. Tevens werd toen het Oude-Schild op Texel door een aarden wal omgeven, die aansloot aan eene in 1573 opgeworpen schans. Tijdens de landing der Engelschen en Russen in 1799 bestonden de verdedigingswerken van den Helder en Huisduinen hoofdzakelijk slechts uit de kust-battenjen: de Revolutien en de Unie. Het hoornwerk op den zoogenaamden Vijfsprong werd begonnen, maar niet voltooid. Krayenhoff zegt in zjjne beschrijving van den oorlog van 1799; „de stelling naar de landzijde bleef onverdedigbaar.quot;
44
Na dien oorlog verrezen er nog hier en daar versterkingen, maar de eigenlijke bevestiging dagteekent van onze inlijving bij Frankrijk.
Napoleon I gaf in 1811 last om hier een maritiem etablissement te vormen en versterkingen op te werpen. In de boven aangehaalde „Note sur la defense de la Hollandequot; lezen wij: „Le Helder est le point le plus important de „la Hollande. Du Helder depend le Zuiderzee; tant qu'on „est maitre du Helder, on l'est du Zuiderzee, paree que „l'ennemi peut y faire entrer aucune escadre; et tant „qu'on est maitre du Zuiderzee on l'est de toute la ligne „depuis le Helder jusqu'a Naarden. Le Helder doit être „fortifié do manière que 3 a 4000 hommes puissent s'y „defendre quatrc ou cinq mois etc.quot;
Na den val van Napoleon I zijn de versterkingen herhaaldelijk vermeerderd en verbeterd.
In de memorie van toelichting, die het ontwerp van Van Muiken vergezelde, lezen wij omtrent deze stelling:
„Het groote gewicht der stelling wordt door niemand ontkend.quot; Zij moet de Texelsche zeegaten verdedigen, tegen een stormaanval bestand zijn en den vijand niet straffeloos toestaan op de reede onze etablissementen te vernielen. De vaste weermiddelen, die hierbij hoofdzaak zijn, moeten verbeterd en vermeerderd worden, terwijl de zeemacht een niet onbelangrijken steun kan verleenen.
Kort is de opheldering, die het ontwerp van Engelvaart vergezelde, behoudens eenige toevoegingen en wijzigingen, wat de détails betreft, komen de gedane voorstellen overeen met die van het eerste ontwerp.
Delprat legde zich bjj het ontwerp van Engelvaart neder.
Van Stirum erkende ook het groote gewicht der stelling en stelde verbetering voor; terwijl eindelijk quot;Weitzel in de memorie van beantwoording zegt: „Het doel dezer
45
„stelling is niet alleen de verdediging van het zeegat; „men beoogt er ook mede het meester blijven van de „haven en de reede.quot;
Na de doorgraving van Holland op zijn smalst, enden aanleg van den Nieuwen Waterweg van Rotterdam naar zee bevat de memorie van toelichting op de begrooting tot voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1879, terecht deze zinsnede : „De stelling van den Helder heeft, ten gevolge van de doorgraving van Holland op zijn smalst, niet meer dezelfde overwegende beteekenis als voorheen.quot; Het voorgestelde fort op de Harsens moet voor de verdediging der haven, sluiting van den toegang tot het Noord-Holland sche kanaal en vuuruitwerking op de reede zorgen.
Het doel der stelling zal dus na het boven aangehaalde duideljjk zijn, en komt in hoofdzaak hierop neder: dat zij in verband met de marine de veilige reede, de haven en de belangrijke maritieme etablissementen beschermt.
De vijand, die meester is van de reede, is dit ook van de ingangen der Zuiderzee, en zou althans voor een gedeelte kunnen medewerken tot vermeestering van de stelling van Amsterdam. Landt de vijand tusschen den Helder en het Noordzee-Kanaal, dan kan de vijand niet voor Amsterdam verschijnen alvorens zich den Helder tot basis gemaakt te hebben. Tusschen de stellingen Amsterdam en den Helder bestaat dus een nauw verband. Tevens blijkt ook, dat den Helder zoowel van de land- als zeezijde versterkt moet zijn.
Ten slotte willen wij nog een enkel woord aan de wijze van verdediging wijden, waarbij wij ook weder op het veldleger, de schepen, de landbatterijen en de torpedo's rekenen.
Zooals wij echter zagen zullen de landversterkingen de
46
hoofdrol in den strijd vervullen. Deze versterkingen worden in den regel kustbatterijen genoemd, en moeten hun overwicht op de zwaar bewapende en moeiehjk tref bare schepen vooral zoeken in grootere trefkans en betere dekking. Deze batterijen zullen aan eene harde proef onderworpen worden; zoowel hare constructie, als de stof waaruit zij vervaardigd moeten zijn om die proef te doorstaan, maken ze zeer duur. Om grootere trefkans te krijgen tegen het kleine, beweeglijke en in rook gehulde doel, het schip, hebben vóór elk schot metingen plaats, waardoor de afstand van het schip tot de batterij, en de snelheid van vaart gevonden kunnen worden.
Deze metingen berusten op het beginsel, dat wij in hoofdtrekken zullen mededeelen. Om de plaats van een varend schip te bepalen, worden uit twee vaste punten gelijktijdig de hoeken gemeten, welke de lijneii, die uit deze punten naar het doel loopen, maken met de lijn, die deze vaste punten vereenigt. Hiertoe zijn op do bedoelde punten meetstations geplaatst. Heeft men nu eene kaart, waarop het vaarwater, de batterij en de stations zijn aangegeven, dan kan de plaats van het schip en de afstand tot de batterij op dat oogenblik aangegeven worden. Door tusschenpoozen kan men beoordeelen of het schip koers houdt en met welke snelheid.
De Werken aan de Wester-Schelde.
Deze werken bestaan uit de vesting Ter Neuzen, in Zeeuwsch Vlaanderen, en het daartegenover gelegen fort Ellewoutsdjjk op Zuid-Beveland. In vroegeren tijd bestond langs de Zuidelijke grens van Zeeuwsch-Ylaanderen eene linie van kleine vestingen, forten en posten, die door samenhangende inundatiën konden verbonden worden. Deze
47
verdedigingslinie was echter bij Kon. besluit van 21 Juni 1816 verlaten geworden, doch in den winter van 1830—1831 heeft men getracht die linie van sterkten en onderwaterzettingen, zooveel hot kon, te herstellen. Zij strekte zich uit van het Zwin bij Sluis tot aan den Braakman, en liep van daar langs Philippine, Sas van Gent, Axel en Hulst tot aan het verdronken land van Saeftingen. Ter Neuzen was aangewezen als het punt, waarop zoo noodig de algemeene terugtocht zou plaats vindon, en werd in 1833 versterkt.
Veranderingen in het terrein, maar vooral andere inzichten in de verdediging des Rijks, hebben de verschillende stellingen in Zeeuwsch-Vlaanderen, met uitzondering van Ter Neuzen, doen vervallen.
Noch in het ontwerp van wot van Van Muiken, noch in dat van Engelvaart komen Ter Neuzen en Ellcwouts-dijk als versterkingen voor. Delprat wil in zijne nota van wijziging op het ontwerp van Engelvaart ze niet opheffen en verdedigt dit besluit op grond: „Dat het noodzakelijk is voorgekomen om het bezetten van de Schelde-„ oevers niet op te geven en tot dat einde de vesting „Ter Neuzen en het fort Ellewoutsdjjk te behouden.quot; In het ontwerp van Van Stirum komen zij als sperwerken aan de quot;Wester-Schelde voor. Hun behoud wordt daar bepleit op grond dat Ter Neuzen, voor zoover als dit gezegd kan worden, het Zuider-, en Ellewoutsdjjk het Noordervaarwater beheerscht. Zjj vormen in zekeren zin eene verbinding van Antwerpen met de zee en met Nederland. Het openhouden en de mogelijkheid eener tijdelijke sluiting der Schelde moet op hoogen prijs gesteld worden. Neuzen is als eindpunt van belangrijke spoor-, land- en waterwegen van groot belang. Lag de vesting er niet, men zou geen gelden uitgeven om er eene te bouwen, maar nu is het
48
niet raadzaam ze te verlaten. Neuzen is het eenige versterkte punt in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Het behoud van Neuzen sluit dat van Ellewoutsdijk in. Bij de snelle vloed- en ebstroomen der Schelde zullen zwaar gepantserde schepen zonder gevaar kunnen op- en afstoomen, maar voor lichte en ongepantserde vaartuigen zal het passeeren der sperwer ken gevaarlijk zijn.
In het gewijzigde ontwerp van wet van Weitzel gingen deze sterkten over op grond: „dat deze werken, hoewel „niet door ieder van evenveel belang geacht voor onze „defensie, niet zonder waarde zijn en te weinig aanonder-„houd kosten om ze niet te behouden.quot;
Ofschoon deze werken in de wet opgenomen zijn, vinden zij tot op den huidigen dag vele bestrijders zoowel uit een politiek, als uit een militair oogpunt.
De tijden van weleer, toen onze vloot die van den vijand opzocht en in het ruime sop dwong van de landing af te zien, zijn voorbij. Zee- en landmacht zullen beide hunne krachten moeten inspannen. Nemen wij de kaart van ons land ter hand, en slaan wij het oog op de versterkingen aan de kust, dan zien wij, dat niet alle zeehavens en riviermonden verdedigd zullen worden, maar alleen die zeegaten, die rechtstreeks naar het hart van het land voeren.
Na deze opmerking zal men dadelijk de vraag stellen: „of de uitgebreide kust tusschen de versterkingen onverdedigd blijft tegen landingen?quot; Maar deze vraag zal u dadelijk in ontkennenden zin beantwoord worden, wanneer ge u met mij in den geest naar de kust verplaatst.
Reeds voor dat de vijand zich op onze kusten vertoonde,
49
heeft men groote toebereidselen gemaakt om hem kalm en waardig te ontvangen.
Diep doordrongen van het gewicht om van 's vijands nadering tijdig onderricht te zijn, heeft men eene flotille van kruisers uitgerust uit particuliere stoomschepen; terwijl schepen onzer marine den dienst van aviso's verrichten. Voor de verbinding tusschen de verdedigers op den vasten wal en de voelhorens in zee, zijn op bepaalde punten semaphoren opgericht. Om de langs de kust verspreide landmacht, waarover wij hieronder zullen spreken, tijdig te kunnen verwittigen van dreigend gevaar en c. q. te concentreoren, is de telegrafische verbinding tusschen de afdeclingon en met de scmaphoren-stations nagezien, en waar zij ontbrak, de leemte door sliphjnen en nieuwe lijnen aangevuld. Om het snel concentreoren der troepen mogelijk te maken zijn de spoorwegdirectiën aangeschreven geworden, om op het eerste bevel materieel en wegen ter beschikking van de militaire autoriteit te stellen, samengestelde treinen met locomotieven, onder stoom, op bepaalde punten gereed te houden, enz.
Alle lichten (vuurtorens en lichtschepen) worden, zoodra de last daartoe gegeven is, uitgebluscht; alle tonnen en bakens weggenomen en alle merken op den wal, voor zoover mogelijk voor den vijand onbruikbaar gemaakt, met dien verstande echter, dat zij voor eigen gebruik, volgens vooraf te bepalen teekens, kunnen dienen.
De stellingen den Helder, Amsterdam, van de Monden van de Maas en het Haringvliet, van hetITollandsch Diep en het Volkerak, benevens het fort aan den Nieuwen Maasmond en do vestingen Muiden en Naarden worden in staat van tegenweer gebracht.
De landmacht wordt volgens een bepaald, te voren opgemaakt, plan opgesteld.
4
50
Achter den buitensten duinrug, zoo dicht mogelijk bij zee, en van zee uit onzichtbaar, zijn langs de kust wachtposten der landmacht geplaatst, die over dag en bij helder weder waarnemingsposten in de duinen aan zee plaatsen; want niettegenstaande de kruisers in zee goed zullen uitzien, zal de vijand toch met een enkel vaartuig de kust weten te naderen en te verkennen. Deze waarnemingsposten observeeren de zee en het strand en waarschuwen bij onraad dadelijk hun wachtpost. Bij nacht en mistig weder gaan vele patrouilles rond, om het strand, den voet der duinen en de zee te observeeren.
Alle belangrijke berichten deelt de wachtpost op vooraf bepaalde wijze aan het soutien mede, dat, nabij de kust geconcentreerd ondergebracht, steeds gereed is den bedreigden wachtpost ter hulp te snellen. Achter de soutiens staat de reserve, die weder in nauwe verbinding met de soutiens staat enz.
Eindelijk is alles gereed en een genomen proef heeft bewezen , dat de deelen tot een geheel kunnen samenwerken.
Aan den gezichtseinder daagt de vijandelijke vloot; hare nadering was reeds uit zee geseind.
Nu komt het critieke oogenblik om den schijnaanval van den werkelijken te onderscheiden. Tal van posten, die ver uit elkaar liggen, gelooven, dat de schepen recht op hen aanstevenen. Do vijand treft uitstekend weder op onze kust. Alle posten, die gezicht op de vloot hebben, hebben den duinrand bezet, de veldartillerie staat gereed om den vijand met een donderend salvo te begroeten.
De vloot komt dichter bij en menigeen voelt het hart in de schoenen zinken; maar bij velen klopt het hart van fierheid. Voor hen verrijzen uit zee de schimmen van do Ruyter en zijne dapperen, „het kleine hoopkenquot;, dat in 1(573 tot driemaal toe Engeland en Frankrijk belette te
51
landen. Zulke harten zullen op zulken bodem wonderen van dapperheid verrichten.
De ankers vallen, het eerste echelon nadert het strand onder een kogelregen, doch de vijand heeft goed gemanoeuvreerd en lang waren de onzen onzeker omtrent het landingspunt. De overmacht is daardoor geheel aan 's vijands zijde. Maar nu komen ook van alle zijden versterkingen voor de Nederlandsche troepen opdagen. De vijand wordt uit achterwaarts ingenomen stellingen tot de onherbergzame kust beperkt. De dag is een goed eind heen; de vijand leed groote verliezen; hij moet eerst de orde weer herstellen. Morgen zal de aanval op de positie, dan door het geheele Nederlandsche leger ingenomen, en Hink versterkt, plaats hebben.
Mocht het mij gelukt zijn in groote trekken eenig denkbeeld omtrent het doel en de wijze van verdediging der verschillende liniën te geven.
De groote rol, die voor ons leger bij de verdediging is weggelegd, zal niemand ontgaan zijn. De liniën zijn, trots hunne sterkte, slechts een doode kracht, waaraan het leger de bezieling moet geven.
Deze doode kracht, die slechts geldelijke offers eischt, is geregeld; de hoofdzaak echter, het leger, dat persoonlijke offers vraagt, wacht nog steeds op wettelijke regeling.
In dezen toestand moet verandering komen; slechts onbekendheid met den feitelijken toestand van de hoofdkracht bestendigt tot nog toe een onhoudbaren toestand. Elk jaar, dat wij zonder regeling onzer levende strijdkrachten doorbrengen, is voor de defensie niet alleen verloren, maar zet haar achteruit.
52
Kome spoedig de man, die ons de wettelijke regeling der strijdkrachten zal geven, en vinde hij, waar persoonlijke offers gevraagd worden, harten; die diep doordrongen zijn van de verantwoordelijkheid, die zij nu jaar in jaar uit op zich nemen.
Nadat dit werkje ter perse gegaan was, heeft de minister Reuther in de memorie van beantwoording, dienstjaar 1880, zijne zienswijze omtrent de verdedigingsliniën medegedeeld.
In het kort zullen wij een overzicht van zijne denkbeelden geven.
„Het, volgens het geconcentreerde stelsel, te verdedigen „gedeelte des lands 1) is begrensd van de Zuiderzee, bij „Naardcn tot Gorinchem, door de Nieuwe Hollandsche „Waterlinie; verder door de verdedigingswerken in het „land tusschen Waal en Maas en ten Zuiden van de Mer-„wede, de maritieme stelling van het Hollandsch Diep, „Volkerak en het Haringvliet met de positiën aan den „Moerdijk, van'Willemstad met onderhoorige fortenen „van Hellevoetsluis—Brielle; de Noordzee met de werken „ter verdediging der watertoegangen, do Nieuwe Maas-„mond, het Noordzeekanaal bij IJmuiden en de positie „Helder, en eindelijk de Zuiderzee.
„Tot reduit dezer stelling is de te versterken hoofdstad „aangewezen.quot;
Omtrent den IJssel lezen wij: „Het ligt niet in de
1) De minister Reuther vat aldus de wet van 1874 op.
54
„bedoeling van den ondergeteekende, sper forten aan de „spoorwegbruggen over denIJssel, nabij Zwolle en Zntfen, „over de Waal nabij Lent en over de Maas bij Crevecoeur „te doen bouwen of de bestaande werken te dier plaatsen „tot sperforten te doen inrichten. Hij is van oordeel, dat „het doel dezer forten, hoofdzakelijk bestemd om het ge-„bruik der spoorwegen tot aanvoer van het benoodigde „voor een vijandelijk leger gedurende eenigen tijd te belemmeren, niet geëvenredigd is aan de kosten, daarvoor „vereiseht.
„Wegens de ligging van Arnhem, hetwelk, hoewel in „de onmiddehjke nabijheid der grenzen, toch wel immer „een verzamelplaats voor een deel der militie zal moeten „zijn, acht de ondergeteekende echter eenige verbetering „van het fort Westervoort noodig.
„In verband hiermede komen hem verdere voorzieningen „aan de bestaande werken tot dekking van rivierovergan-„gen en opneming van troepen aan IJssel, Waal en Maas, „niet volstrekt noodzakelijk voor. Alleen zou hij de bat-„terij tegen den onverdeelden Boven-Rijn, van het fort op „den Hoofddam bij Pannerden, overeenkomstig de eischen „van den tijd van eene pantsering willen voorzien tegen „het geschut van riviervaartuigen bestand.quot;
Over de stelling van de Geldersche Vallei met die in de Neder-Betuwe lezen wij: „Volgens de „vestingwet is de stelling van de Geldersche Vallei met „die in de Keder-Betuwe bestemd, om als voorpostenstel-„ling der Nieuwe Hollandsche Waterlinie te dienen. Se-„dert de aanneming der wet is echter het karakter dier „stelling; door de nieuwe en in aanbouw zijnde spoorweggen, belangrijk gewijzigd. Niet het minst kunnen die „wegen den verdediger der stelling ten goede komen, „mits de knoopen dier wegen, in de onmiddehjke nabij-
55
„heid der stolling gelegen, behoorlijk verzekerd zijn. Niet „alleen uit dezen hoofde, doch vooral omdat hierdoor „tevens het groote voordeel zal verkregen worden van „de actieve verdediging der Nieuwe ïïollandsche Water-„linie krachtig te kunnen voeren, maakt het dan ook bij „den ondergeteekende een punt van overweging uit, te „zijner tijd voor te stellen om zoowel bij Amersfoort — „aan den knoop der Centraal-en Oosterspoorwegen, als ter „hoogte van het fort Buursteeg bij Emmikhuizen — aan „den knoop van don Rijnspoorweg en den spoorweg Amers-„foort—Nijmegen en wellicht nog aan de Lek, gesloten „werken aan te leggen.quot;
Over de Nieuwe Hollandsche Waterlinie vinden wij: „Met de inrichting der Nieuwe Hollandsche Wa-„terlinie, die hare voltooiing nadert, kan hij zich over „het geheel vereenigen.quot;
Van de stelling Amsterdam wordt gezegd dat: „de ondergeteekende zich schaart aan de zijde dergenen, die „haar een zoodanige uitbreiding willen geven, als wordt „vereischt, ter volstrekte beveiliging der hoofdstad tegen „bombardement uit het verstdragend geschut en tevens „ter verzekering van de proviandeering, voor geruimen „tijd. Bovendien zal het Noordzeekanaal zoo krachtig mo-„lijk moeten verdedigd worden, ten einde daarvan zoolang „mogelijk voor de gemeenschap met het buitenland gebruik „te kunnen maken en om verder een in Noord- of Zuid-„Holland gelanden vijand te beletten, dit Kanaal over te „gaan en zoodoende de stad geheel in te sluiten.quot;
Verder lezen wij nog: „Het fort te IJ muiden moet niet „uitsluitend ingericht zijn als kustfort, het moet tevens „kunnen bijdragen tot het verdedigen van het Noordzee-„kanaal en van het terrein aan weerszijden van dat kanaal.quot;
Over de Zuiderwaterlinie laat de minister zich
56
aldus uit: „De Zuiderwaterlinie, met de positiën van 's Her-„togenbosch, Heusden en Geertruidenberg wenscht hij „mede in den toestand te laten, waarin zij thans ver-,keert. Deze linie valt niet in het kader van het aange-„nomen geconcentreerde verdedigingsstelsel en dekt slechts „een gedeelte van ons Zuidelijk frontier, terwijl het meest „oostelijk gedeelte daarvan geheel ongedekt is, en de Nieuwe „Hollandsche quot;Waterlinie, door de verbetering der stelling „in het land van Altena en in den Bommelerwaard, van „die zijde voldoende verzekerd is.quot;
Over de stelling van de Monden van de Maas en van het Haringvliet en de stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak laat de memorie zich aldus uit: „De verdedigingswerken, beboerende „tot de maritieme positie van het Hollandsch Diep, het „Volkerak en het Haringvliet moeten dienen, om, in ver-„band met torpedoversperringen, de toegangen tot die „wateren aan eene vijandelijke vloot te ontzeggen. De „verdediging dezer zeearmen zeiven, dat is den vijand te „beletten ze over te trekken, dient door de marine te „geschieden, zoo noodig bijgestaan door een gedeelte van „het veldleger.
„Tot het verdedigen van den toegang tot het Haring-„ vliet is het noodig, dat de kustfronten van Hellevoetsluis „zoodanig worden gewijzigd, dat van daar uit een krachtig vuur kan worden gebracht op het vaarwater, dat „buitendien door een torpedo versperring moet worden „afgesloten.
„Brielle zal kleine .voorzieningen aan de landfronten „vorderen.
„Het Volkerak wordt verdedigd door de forten de Ruinter en prins Frederik met eene torpedoversperring tus-„schen deze forten. Beide, maar vooral het eerste, dat het
57
„vaarwater op korten afstand bestrijkt, dienen zoodanig „verbeterd te worden, dat zij aan hunne bestemming beantwoorden.
„Daar het Hollandsch Diep door de marine verdedigd „dient te worden, behoeft de positie Willemstad slechts „verbeterd te worden, wat noodig is om een aanval op „de Ruiter te bemoeielijken.quot;
De toegangen tot de spoorwegbrug over het Hollandsch Diep en tot de havens aan den Moerdijk en aan den mond der Roode Vaart moeten verdedigd worden. De vijand toch zou uit deze havens b. v. torpedo-booten, per spoor aangevoerd, op het Hollandsch Diep kunnen brengen om daarmede onze schepen van dat vaarwater te verdrijven. De denkbeelden van den minister, hoe echter daar eene stelling zou verrijzen „zijn nog niet zoodanig gevestigd, dat hij nu reeds daarvoor bepaalde voorstellen wenscht te doen.quot;
„Een fort bij quot;Willemsdorp nabij de spoorwegbrug en „aan den ingang van de Dortsche Kil, acht hij noodzake-„lijk om ten allen tijde en onder alle omstandigheden het „gebruik der brug aan den vijand te ontzeggen en om, „nadat het Hollandsch Diep voor ons mocht zijn verloren „gegaan, aan vijandelijke schepen van geringen diepgang „te beletten tot Dordrecht door te dringen.quot;
Over de stelling van den Helder wordt gezegd: „Ten opzichte van de positie van den Helder stelt de on-„dergeteekende meer prijs op de verdediging van de haven „en de reede, dan op die der toegangen tot deze laatste.
„Voor deze verdediging moet, in verband met de bestaande batterij Wierhoofd, het in aanbouw zijnde koe-„pelfort op de Harssens strekken.
„Aangezien de kustbatterij van het fort Kijkduin alleen „bestemd is om den toegang door het Schulpengat te ver-
58
„dedigen, behoeft dit fort niet meer te worden verbeterd, „dan noodig is om de torpedoversperring, waardoor dit „zeegat zal worden afgesloten, voldoende onder vuur te „houden. De verdediging der positie aan de landzijde kan „op eenvoudige wijze geschieden.
„Tot verdediging van den toegang tot den Nieuwen „Maasmond acht de ondergeteekende het bouwen van „een koepelfort op den Noordelijken oever, in verband „met eene torpedoversperring noodzakelijk.quot;
Inleiding. ........ Bladz. 1
De wet tot regeling en voltooiing van ons vestingstelsel. ........ »5
De IJsselverdediging. ...... »7
De stelling van de Geldersche Vallei met die in de
Neder-Betuwe. . . . . . . . »14
De Nieuwe Hollandsche Waterlinie. ... »20
De stelling van Amsterdam. ..... »25
De Zuiderwaterlinie van de Maas boven St. Andries
tot de Amer beneden Geertruidenberg. . . »31
De stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. » 36 De stelling van de Monden van de Maas en van
De stelling van den Helder. ..... »43
De werken aan de Wester-Schelde .... »46
De Kustverdediging. ...... »48