-ocr page 1-

HET

YEKPLEGEN ONZEE ZIEKEN

T N H U T S.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

/2

H E T

VERPLEGEN ONZER ZIEKEN

I N H U I S.

-

NAAK COÜRVOISIEli'S HAL'SLICHE KRANKENPFLEGE.

I DOOR

8. i'. GLALTJIEHIE \ AX WEEZEL,

Medicinae et Chirurgiae Doctor,

ART S

TK AMSTERDAM.

A M ST 1'i K DA M, SG1IELTEJIA amp; liOLKEMA.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

ALPHABETISCH REGISTER.

A.

Aardappelen 78. 79. 07. 99.

Afkooksels.....10(5—110.

Aftreksels.....10(5—110.

Afstoffen....... 20—22.

Aftellen van droppels. 120.

Alcohol..........111.

Alkoven......... 12.

131.

132. 02.

59. 49.

48. 09.88.

49.

29. 29.

U.

Baden..........

Badtliermometer . . .

üeaftea.........

Bedflesch........

Beddegoed.......

Bedraam........

Bedtafeltje.......

Bedwarmte......

Beelden op de muren

Behangsel.......

Berookingen......

BesmettingsstoH'en . . 3—1G. Bezoek.......... 44.

Biheron..........88.

Bier............112.

Blaarpleisters......130.

Bladderdeeg....... 98.

Bloedvormers......77.

Bloedzuigers.......12(5.

Bloemen.......... 29.

Boter...........105.

Brandewijn........112.

Brandmateriaal..... 40.

Brei............ 98.

Bruischpoeder......122.

C.

Cacao...........109.

Cacoïgna.........110.

Caoutchouckpapier ... 55.

Cataplasmen.......128.

Chocolade.........110.

Clysoir..........125.

Clysopomp........125.

Cognac..........112.

Conserven........119.


-ocr page 6-

Al.ril A It tTlSCII RKUISÏEU.

II

I».

Dauw.......

Deeg (geperste).

Dekens ......

Desinfectie ....

Dextrine.....

Donkere kamer . Douche-apparaat Draadbogen . . . ] )raadmatrassen .

J )ranken.....

Drinkglazen . . . Droppels.....

Kieren......................95.

,, (ruwe)..........96.

„ (hardgekookte) 96.

Eiergrog.........112.

Eiwitstoffen................77.

Eiwitwator................96.

Erwten....................76.

100.

IF.

Fruit

Gebakken......... 98.

(jcneesniiddelen tot inwendig gebruik. . . . 116. Geneesmiddelen tot uitwendig gebruik. . . . 122.

Geruischcn......41—44.

Gevogelte......... 95.

Gipswauden.....14—17.

11.

98. 54. 7. 83. 25. 123. 59. 52. 102. 88. 119.

Graan........... 97.

Groenten.........100.

Gutta percha....... 55.

BI.

Haarden....................3!).

Hoofdkussen..............53.

Horologie..................69.

I.

Impermeables...... 55.

Inwrijvingen.......130.

Usomslagen.......127.

IJzeren liedden..... 46.

li.

Kaas............105.

Kachels.......... 38.

Kaf............ 51.

Kamerschut....... 71.

Kaïnerthermometer. . . 37. Kamerwannte ...... 32.

Kleederen in bed .... 65.

Ka j Hen.......... 97.

Koemelk.........103.

Koffie...........107.

Kompresseu (bevroren) 127.

Koolzuur..... 4. 11. 29.

Koortszieken. . . 111—112.

Kruiderijen........101.

Kuraijs...........106.

B..

Landlucht......... 4.

Leggen dor kussens . . 18.


-ocr page 7-

ALPHABETISfH KKGISTKU.

in

Lepels voor medicijnen 117.

Lichtgas....................2(i.

Lichtscherm..............27.

I jucht......................1.

Luchten door deuren . 15.

„ ., kachels. 15.

I juchtkussens..............55.

Lucifers....................27.

Lijm........................77.

Lijnmeel..........128.

M.

Maaglijders........ 84.

jMatrasseu......... 52.

Medicijnglaasjes.....117.

Meelspijzen........ %.

Melk............102

., (moeder-).....103.

„ (ruwe).......104.

,, (gecondenseerde) 105.

,, (geronne).....105.

,, (gekarnde) .... 105.

Mclkkoffie........108.

Meubelen......... 45,

Mixturen.........IK!.

Molken..........100.

Mostaard.........129.

,, (papier). . . . 129. Muziek.......... 43.

Nachtlicht................(50.

Nachtlucht................10.

Nachtstoel................70.

Nachttafel................08.

Nestlé's kindermeel. . . 98.

O.

Oblaten..........121.

Olieverf....................17.

Omeletten................lt;)(,.

Omslagen.........12(J.

Onderlagen................(gt;5.

Oogdroppels.......123.

Oorspuitjes........123.

Overvulling................5.

1quot;.

Pekel vleesch....... 01.

Petroleum........ 2(i.

Peulvruchten.....97. yy.

Pillen...........122.

Plaatsing van liet bed. 5() Planten uitwaseming. . 3. ., in ziekenkamer 29.

Poe Iers..........120.

Priessnitz'sche omslagen 128.

BS.

Hamen (dubbele) .... 13.

lieeënvel.........55.

Reinheid......... 17.

Itoom...........102.

S.

Sago............ 97.

Salade...........100.

Saleb........... 97.

Schudmixtuur......116.

Siropen..........119.

Slijmige dranken .... 99quot; Soep vleesch........ 91.


-ocr page 8-

AlPIIABETISCIt 11EG1STEK.

)V

Spaansche vliegen. . . .

130.

Spirituosa.........

110.

Stearine..........

2G.

Stof............

21.

Stroouiatrassen.....

51.

Suiker...........

7(5.

TT.

Tafel............

G7.

119,

Tocht......, .

14.

Trek naar spijzen. . . .

73.

S.

Urinoirs.........

71.

V.

Vederbedden.......

49.

Vederkussens.......

50.

Vegetarianen.......

80.

Ventilatie....... 9-

-11.

Venstergordijnen ....

20.

Verbedden . . . 57. (50

()4.

Verf..........17-

—22.

Verfrisschen van bedden

01.

Verkoudheid.......

34.

Verlichting........

23.

Verontreiniging der

lucht........ 1-

-1G.

Verteerbaarheid.....

82.

Verteringswerktuigen. .

84.

Verwannen van het bed

59.

VisHclien Ylcescli

'O.

......gt; • ? •

90.

(i'uw)......

91

(gezouten). . .

91.

(extract) . . . .

93.

93,

(gelei Liebig) .

91.

. vermogen. . .

11.

w.

Wasclidoelc........ 55.

quot;Water'...........113.

Waterdeeg........ 97.

Waterdichte stoften. . . 55.

Waterkussens...... 55.

Wei............105.

Wildbraad........ 90.

Wortelen.........100.

Worst........... 90.

Wijn............111.

Va.

Zeegras........

. . 57.

Zetmeel........

Zieken (hemden) . .

. . GG.

„ (kost).....

72

„ (oplichter). .

. . Gl.

„ (transport) .

G3. G4.

Ziemssen'sche baden

. . 132.

Zitmeubelen.....

68.

Zout..........

. . 101.

Zuiveren der lucht.

. . G.

Zuurstof.......


-ocr page 9-

REGISTER

deu

in clen telist aang-elmalcle wei-lvon.

]\Iay, F kans; Untcrriclit fiirKrankemviirter. Mannheim, 1784.

Fodéré, F. E. Handlmch fiir Krankenwilrter, Kiudbetter-und Kinderwiirterimien. Strassburg, 1815.

Dieffknbach, J. F. Anleitung zur Krankenwartung. Berlin, Ls32.

Sciinitzer: Die Ilausmutter als Krankeii] flegerin in alien Fallen. Berlin, 1S45.

Nightiiisgale, miss Florence: Notes on nursing. London, 1860.

Gedike, C. E. Ilandbuch der Ivrankenwartnug, IV Aufl. bearbeitet von Ravoth. Berlin, 1868.

Emmert, Wimielm: Praktische Anleitung zur Kranken-pflege, mit besondrer Berttcksichtigung chirurgischer Abtheilungen. Bern, 1872.

Lees, miss Florence S: Handbook for Hospital Sjstevs* London 1874.

Mkncke, W. Die hiluslichc Krankcnpflege, Berlin, 1875 .

-ocr page 10-

yi

Pettfnkofer, j\Iax. v. (I): Bezichungen der Luft zu Kloi-dumr, Wonung unci ISodeu, Braunschweig, 1873.

Breitixg, C. Untersuchungen betreffend den Kohlensiiurc-gehalt der Luffc in Schulzimuiern. Basel, 1871.

Sonheregger: Yorposten der Gesundheitspilege. Berlin, 1874.

Loetsciier, J. Die Gesundheitspilege im Alten der Seliul-plichtigkeit. Frauenfeld, 1S74.

Goettisiieim, Fr. (I), Ueher Kost- und Logierhiluser. Basel, 18G7.

Goettisiieim, Fr. (II), Das Unterirdisclie Basel. Basel, 1SG8.

Pettekkofer, Max. v. (II), Ueber Kahrungsmiltel ira All-gemein und ueber den Werth des Fleischextracts ins besondre. Braunschweig, 1873.

Wiel, J. Diatetisches Kochbuch mit besondrer Riicksicht auf den Tisch für Magenkranke. Freiburg, i. Br. 1gt;S71.

Balt/.eb, Ed. Vegetarianisches Kochbuch. Nordhausen, 1873.

-ocr page 11-

[. DE LUCHT IN DE ZIEKENKAMER.

Er is voel over de luclit in ziekenkamers — en over het altremeen in woonvertrekken — te zegf;en wat zij is, en lioe zij wezen moet. Hier moeten wij ons tot het moest wetenswaardige bepalen.

Vooraf eenigo algemeene opmerkingen:

De lucht, zonder welke wij niet kunnen leven, moest slechts uit twee verschillende gassoorten he-staan: zuurstof en stikstof, in eeno vaste verhouding met elkander vermengd. Hot eerste, do zuurstof, moeten wij als een onzer helnngrijkste voedingsmiddelen beschouwen, hetwelk wij mot volle teugen door onze longen inademen.

Daarbij komt nog als natuurlijk en regelmatig bijmengsel de waterdamp, waarvan de hoeveelheid evenwel zeer verschilt naar jaargetijde, weder en streek. In den zomor bevat de lucht dikwijls zooveel waterdamp, dat wij alles als door een nevel zien (de mist.) Eeno bepaalde hoeveelheid vocht in de lucht is voor ons noodig. Te groote droogte, zooals in de nabijheid van ovens, of te groot ■watergehalte der lucht, zooals bij dikken mist, zijn beiden voor ons schadelijk.

Alles wat nu, behalve zuurstof, stikstof en water, in de lucht voorkomt, moeten wij als een onnatuurlijk toevoegsel, als eene verontreiniging beschouwen, iets waarvoor ons

1

-ocr page 12-

DE 1.1 CUT IN DE ZI EKEN KAM El!.

licliaam niet is iugei-iclit, en dat daarvoor dus schadelijk is.

Welke zijn nu deze lucht-verontreinigingen ? Ik wil alleen enkelen, do belangrijkste, aantoonen, welke men tot het verplegen van gezonden, dus nog zooveel te meer van zieken kennen moet.

Vooreerst alle mogelijke soorten van stof, welke wij met bloot oog of bij vergrooting zien kunnen. Wanneer door eene kleine opening in een vensterluik een zonnestraal in eene donkere kamer valt, d m krijgen wij het beeld van duizende in het licht vroolijk op en neer dankende stofdecl'jes; zij worden door het zonlicht zichtbaar gemaakt op plaatsen, waar men dikwijls geen stof zou vermoeden. In donkere hoeken wemelt liet eveneens, somtijds nog veel meer, van zulke sf ofdeeltjes. Deze stofdeelijes bestaan, zooals door het microscoop is aangetoond, uit allerlei soort vuil, t. w.; vezels van verschillende kleedingstukken, zetnieelkorrels, stukjes haar, kooldeeltjes, in ziekenkamers, ook uit etterlichaampjes, en zelfs uit levende wezens, zoogenaamde schimmels, de kiemen van allerlei ziekten.

Vraagt men nu wat het stof voor kwaad doet? dan is het antwoord daarop: meer dan men gewoonlijk denkt. .,Wij eten stofquot; is eene zeer bekende, maar ook eene zeer ongepaste uitdrukking, want slechts zeer weinig stof slik-ken wij in, hetgeen ook weinig schadelijk is, aangezien dat met de overige ingesta langs het darmkanaal verwijderd wordt. Men moet liever zeggen: „stof inademenquot; want veel stof komt in onze longen en zet zich daar vast. Terwijl bij een pasgeboren kind, dat nog niet geademd heeft, de longen nog hunne natuurlijke rosé kleur hebben, zijn zij bij den smid koolzwart, bij hen, die veel in oud ijzer werken, rood, bij de arbeiders in de spaanschgroen fabrie-k 'ii groen gekleurd — alles door de ingeademde stof. Wanneer de stofdeeltjes hard en hoekig ziju, zooals in steenhouwerijen, glasslijperijen enz., dan dringen zij in het longweefsel en vormen daar zichtbare en voelbare verhar-

2

-ocr page 13-

J)E IVCIIT IN DK ZII KK.N'KAMH!. 3

dingen, welke voor liet leven gevaarlijk kunnen worden De meeste steenhouwers sterven dan ook aan longtering

Voor andere verontreinigingen der lucht, waarschuwt onze: neus; zij ruiken of goed ól'slecht, liet meest ontstaan onaangename luchten dooi' ammoniak cn zwavelwaterstof welke b. v. reeds in pas ontlaste -tofien voorkomen of door verrotting zich ontwikkelen. Het zijn vergiften, waarvan eene geringe hoeveelheid schadelijk, eene groote hoe-veelheid oogenlilikkeiijk doodend kan werk(!n.

In het algemeen moet men eene onaangename lucht voor schadelijk houden. Maar waarom ook niet eene aangename? — Wen ziet toch niet alleen zenuwachtige meisjes — neen, goed ontwikkelde en volstrekt niet kleingeestige lieden van de heerlijkste lucht, van sommige hlocmun, horstheklemming krijgen, een bewijs, dat hunne longen ook dezen aangenamen reuk niet verdragen!

Zuivere lucht kan men niet ruiken; derhalve elke lucht welke men ruiken kun, hetzij aangenaam of onaange-naaui, is onzuiver en schadelijk.

Onze reuk kan ons zeer goed tot maatstaf dienen om o\er de lucht te oordeelen. Wetenschap))elijke onderzoekingen hebben namelijk doen zien, dat eene lucht, waarin wij wat ruiken, meestal ook verontreinigd is door andere stoffen, welke wij noch door het oog, noch door den neus kunnen waarnemen. Deze stoffen zijn daarom zoo gevaarlijk, omdat men hunne a anwezigheid eerst aan de gevolgen herkent, dus niet voordat het voor hunne vernietiging te laat is.

Zulke stoffen zijn do verschillende smetstoffen, welke van zieken uitgaan, die aan pokken, roodvonk, mazelen, typhus, roodeloop, rotkoorts, enz, lijden ; vergiften, welke door in de longen, maag of wonden van anderen te geraken hen ziek maken kunnen.

Evenzoo behoort daartoe de veelvuldigst voorkomende cn overvloedigste aller verontreinigingen der lucht, het kleur- en reuklooze koolzuur, eene vergiftige gassoort, welke

-ocr page 14-

de utirr in uk /.[kkknkam!-it.

door allo levende wezens (door de planten wel is waar alleen in stikdonkeren nacht) wordt uitgeademd en bovendien bij elke verbranding ontstaat. Het is daarom begrijp-pelijk dat de lucht altijd en overal koolzuur bevat, begrijpelijk echter ook, dat iu deze hoeveelheid onderscheid bestaat. Igt;e vrije landlucht bevat inderdaad het minste daarvan; op 1000 deeleu daarvan rekent men 4 — 6 deelen koolzuur. De steden hebben een overvloed van dit gas. liet slechtste zijn er evenwel enkele woningen aan toe. Want terwijl buiten de lucht hare schadelijke verontreinigingen van straat tot straat en eindelijk ver over de oneindige ruimte verspreiden kan en zoo niet behulp van wind zich van hare verontreinigingen kan zuiveren, is dit binnen geslotene ruimten niet mogelijk; hier staat de lucht als het ware stil eu behoudt haar vergift. Hoe meer eene woning bevolkt is, des te eerder beeft dit plaats. Behoeft men zich dan nog te verwonderen over do ziekelijkheid van zoovele schoolkinderen, fabriekarbeiders, kelderbewoners, welke allen onder deze slechte verhouding leven! Overigens kan de verhouding in ziekenkamers nog veel ongunstiger worden, vooral, wanneer daarin koortsende zieken verpleegd worden, want deze ademen (volgens Likükrmeister en anderen) veel meer koolzuur uit, dan gezonden en koortsvrije zieken.

Met het oog op het gevaarlijkste aller gassen, dat nu eens merkbaar dan weder onmerkbaar in onze omgeving is en ons als een duistere nacht overvalt, moeten wij daarom trachten, in alle bewoonde ruimten, vooral evenwel in ziekenkamers de lucht tot eiken prijs zuiver te maken en te behouden. Want in eene lucht waarin een gezonde ziek wordt, kan een zieke moeijelijk genezen, (zie Dikffkmiacii, bl. 30.)

Hoe is het evenw( 1 bij het volk met deze goede voorzorgen gesteld!

Wellicht kan daarop niemand beter antwoorden dan de geneesheer ten platte lande. Volgen wij hem in het eerste

1

-ocr page 15-

1)k li cht in dk zikki nka.mtk.

huis liet boste. Daar komen wij door de keuken in eene donkere kamer. De verpeste lucht komt ons tegen, waarin hot licht nauwelijks branden kan, en die ons als 't ware doet stikken. Wij overwinnen onzen afkeer en herkennen in deze ruimte de slaapkamer van wellicht een half dozijn cp-ooteri' en kleinere menschen; aan eene zijde zien wij echter een klein venster dat behalve de in de rookende keuken uitkomende deur, hot eenige, natuurlijk zeidon gebruikt wordende, luchtgat is! Hier in brengt nu eene geheole familie eeu derde tot bijna de helft van haar leven door. En toch verwondert de vroeger zoo gezonde vrouw er zich over dat zij nu telkens ziek is, en dat hare arme kinderen, de een vroeger de andere later, allen op jeugdigen leeftijd sterven.

Dit voorbeeld is niet uit de lucht, maar uit het. leven gegrepen. Dergelijke verhoudingen komen niet alleen in dorpen voor, maar zijn ook in de veel beschaafdere (?) steden te vinden; en ook niet alleen bij de zoogenaamde „lagere volksklasse.quot; Zien wij wat eenige autoriteiten daaromtrent zeggen.

Miss Nightingale, de beroemde en zeer ervaren engehche ziokonvorploegster zegt (Notes on nursing, hl. 10) „Vindt men in slaapkamers vau menschen, uit welken stand, ook — of er 1, 2 of 20 personen, het zij gezonden of zieken in slapen — des nachts of tegen den morgen voor dat de vensters geopend zijn nooit eene andere dan ongezonde, stinkende lucht. En waarom moet dat zoo zijn?quot; enz. En Sondereggeu (bl. -IS.) „Het is eene schande, dat dikwijls welgestelde lieden, de zonnige ruime kamers tot opgeschikte receptiezalen maken en voor zich zelf slechts vochtige dompige slaapspelonken gebruiken, waardoor hunne huishoudingen duizendmaal aan gezondheid verliezen, wat zij aan praalzucht gewonnen hebben.quot;

Nog veel treuriger, doch helaas waar is het, dat — wij durven het nauwelijks zeggen — in vele huizen, dikwijls met de beste bedoelingen, de slechtste kamers voor zieken

-ocr page 16-

UK U CUT IN UK ZII'.K I N K AM Kit,

ingeruimd woi deu. jNIon heeft wel eene droogere, lucht iüi-re grootere, vroolijker kamer, maar, denkt men, dat kleine achteikampitje is rustiger gelegen, inoai kan het beter verwarmen, enz. — in 't kort, men denkt alleen aan zaken welke allen minder gewichtig zijn, dan zuivere lucht. Dikwijls denkt men ook niets; en een verhlijf van enkele dagen in zulk eene ruimte i dikwijls voldoende, om den zware zieke voor goed te gronde te richt en. Nu begint men na te denken. Men zoekt de doodsoorzaak in alle mogelijke en onmogelijke dingen en vindt die mee. tal in do slechte geneeskundige behandeling — in der daad is de arme zieke evenwel ten gevolge der slechte lucht in zijne kamer uestorven.

Is het bijna te gelooven, dat verstandige meusclien eene hun kosteloos aangebodene weldaad, „de beste levensbalsemquot; zoo als May (hl. 10.) de zuivere lucht noemt, zoo hals;arig van de hand wijzen, ja als vergift schuwen?

Wat kan men dan doen om de lucht zuiver te houden?

Zeer veel! Voor alles kan men dikwijls de verontreiniging voorkomen. Wanneer men, zoo als sommige meuscheu doen tortelduiven in de kamer laat nestelen, omdat zij „gezondheidquot; aanbrengen, of kanarievoEfels in de nabijheid dei-zieken houdt; wanneer men in de ziekenkamer vuil wasch-goed droogt, spijzen en pappen kookt, een gebruikten nachtstoel lang laat staan — hoe kan men in zulk eene kamer nog zuivere lucht verwachten?

Al deze zaken — en nog meer andere — moeten dus vermeden worden. Maar wanneer nu de lucht eenmaal verontreinigd is, wat dan?

Vele ziekenverpleegsters hebben dadelijk hun goeden raad klaar: „men berooktquot; Ik zal m j wel wachten om alles op te sommen waarmede „men berooktquot;; ik kan het mij veel gemakkelijker maken en verklaren dat elke be-rooking slecht is. Waarom, heb ik eigenlijk al gezegd. Klke lucht, welke men ruiken kan, is slecht. Uerooken we, . au brengen wij bij de slechte lucht, welke wij verdrijven willen, als het goed gaat, nog eene slechte, en verdubbelen alzoo

-ocr page 17-

DE I.V'K i' IN UE ZIEKENKAMEli.

het gevaar! Maar ook afgezien daarvan, bereiken we ons doel toch niet. Reeds Fodeue (1)1. 22.) zegt: „Verlaat u, nimmer op berookingen, van welken aard ook, want zij verbergen slechts de slechte luchten, zonder hunne scha-lijke werking te vernietigen!quot;

Ik begrijp daarom Gkihkk Ravotte (bl. 21.) en W. Emmeut (bl. 5.) volstrekt niet als zij enkele berookingsniiddelen als lucht verbeterend aanbevelen en daardoor als het ware naar de oudste tijden vóór Fodeue terugkeeren.

Beter drukte zich, volgens Miss Nightingale (Notes on nursing bl. 14.) eens een engelsch Professor in eene voorlezing uit, toen hij zeide; „Mijne Ileeren! Berookingen hebben eene groote beteekenis; zij verspreiden zulk cenen af-schuwelijken stank, dat men gedwongen wordt om de vensters open te zetten!quot;

1 let gelukt evenmin om verontreinigde lucht door pastilles, eau do Cologne, enz. te verbeteren, maar alleen daardoor, dat men de verontreinigde lucht verwijdert en zuivere in hare plaats stelt; alzoo door luchten, door ventilatie, zoo als men door eene la' ijnsche uitdrukking zegt. *)

7

Het is een geluk dat er vele voor ons bestaan noodwendige verrichtingen in ons lichaam en in de natuur plaats hebben, zonder dat wij er zelf voor behoeven te zorgen. Wanneer wij bv. er altijd aan denken moesten om ons bloed te luchten, of zoo als wij in het dagelijksch leven zeggen, om te ademen, — elke minuut 1(5 maal — dan zouden wij het tot ons groot nadeel telkens weder vergeten.

{*) Het is niet te ontkennen, dat er stoffen zijn, welke de in de Inclit bevatte smi-tstolien, ziektekiemen, direkt vernietigen kunnen. Zulke middelen noemt men d.-siufecteerende; hiertoe brengt men ook de oude „mineraalzurequot; berookiugen (zie Foueue bl. 23, Dief-r en bach bl. 41, Gedike bl. 22, enz.), earbolznnr, azijn, wijngeest, eliloorkalk. Juist genomen zijn het eehter alleen hulpmiddelen en vervangen zij nooit de ventilatie, vooral omdat zij b. v. het koolzuur der lucht niet onschadelijk maken.

-ocr page 18-

de lvci1t in dk zikkenk amkr.

Evenzoo ademen en luchten zich ook onze woningen, zonder ons toedoen van zelf — vooreerst sluiten onze deuren en vensters nooit zon dicht, dat door hunue spleten niet ten allen tijde eene kleine hoeveelheid lucht kan in-— en uitstroomen, wij kunnen deze beweging zeer duidelijk als een kleinen tocht voelen. — Maar nog meer! De lucht gaat ook door de poriën van de muren! Petteskofer heeft het eerst door zijne meermalen herhaalde proef hewezen, dat men onder sommige omstandigheden door eene cement- of traslaag, van een voet dikte zelfs, een licht kan uitblazen (lieziehungen der Lult etc. bl 42.); maar men weet verder nog, dat de lucht ook door houten en mergelsteenen wanden, ja zelfs door zandsteen en marmerplaten haren weg vindt, üok door deu aardbodem en de fondamenten komt zij — en even eens b. v. het lichtgas uit gesprongen gas| ijpen die in den grond liggen — m onze kelders en woningen (Pettenkofeu bl. 87.)

Zonderling! Ongeloollijk! Een vertel-el! roept men verwonderd uit. En toch is het de zuivere waarheid! — Iedereen gelooft dat het water door de muren der huizen heendringt, liet is echter eene juigt;te gevolgtrekking, dat daar, waar het water doorgaat, nog veel meer lucht doorpaan moet, omdat de lucht 770 maal lichter en bewe-gelijker is dan water. (2. Pettenkofer bl. 4 .) Maar het is onk zeker : „het water in de muren zien en voelen wij, voor de lucht hebben wij geen direkt zintuigelijke waarneming.quot; — En toch kunnen wij de beweging der lucht aan het stof in de zonnestraal, welke in eene d nkere kamer valt, zien, dat even eens niet in rust is, maar ook in af'geslotene ruimten, omdat de luchtstroom door de wanden heengaat, voortdurend in beweging gehouden wordt.

Zoo bestaat er dan in werkelijkheid geen huis, dat zijne eigene lucht hebben kan, elk huis heeft de lucht, waarvan het buiten omgeven is; de lucht der omgeving dringt slechts sneller of langzamer door de wanden heen.1' (Pettenkofer I, bl. 55.)

8

-ocr page 19-

DE I.VCHT IN DK ZIEKENKAMER^ 9

Men noemt dit natuurlijke ventilatie. Hoe belangrijk deze voor ons is, leert men uit die gevallen, waarin zij gestoord of geheel opgeheven is. Dit gebeurt meestal door de vochtigheid der muren; het water verstopt de fijne poriën ea belet alzoo de lucht om door te treden. De talrijke ziekten, meestal rheumatische genoemd, die vooral in vochtige woningen ontstaan, zijn minder hot gevolg van het overvloedige water, dan van het gebrek aan luchtverversching. Woont men droog, dan loopt men dit gevaar niet.

Vau den anderen kant leveren voorbeelden van over-vulde woningen, eveneens het voorbeeld van een onbewoond doch gesloten huis, het bewijs, dat de ventilatie door de poriën der muren en de spleten van ramen en deuren alleen niet voldoende is. In zulk een huis wordt de lucht na eenigen tijd altijd duf en bedorven.

Zonder dus de natuurlijke ventilatie te verachten moeten wij toch nog naar kunstmatige middelen omzien, wanneer wij eene behoorlijke luchtverversching willen hebben. Welke zijn nu deze middelenquot;?

De schoolknaap, die in zijne rupsendoos gaatjes boort, om zijn gevangene „lucht te gevenquot; wijst ons den weg. Wel kan reeds door de poriën van den spanen kerker veel lucht treden; maar hij weet dat dit niet voldoende is, en maakt daarom grootere openingen.

Goed! — denken veel huismoeders, kamermeisjes en ziekenoppasters, eu openen om te luchten de deur, welke uit de slaap- of ziekenkamer op den gang uitkomt! — Is nu werkelijk de gang de ware bron om betere lucht te verschaffen? De gang, waarin alle andere deuren, ook van privaten, keuken, enz., uitkomen, welke alzoo de verzamelplaats is der sterkst riekende en onzuiverste lucht van het geheele gebouw. Volstrekt niet! Men verruilt slechts slechte voor slechte!

Of kan de veelgebruikelijke kunstgreep (?), om de deur tusschen corridor en kamer eenige malen met groot geweld

-ocr page 20-

10 DE U CHT IN DE ZIEKENKAMHIi.

open en dicht te maken, tot een heter doel leiden? Eveneens niet! men laat de lucht daardoor slechts heen en weer gaan, maar veranderd ot' verbeterd heeft men haar volstrekt niet.

Uit hot hinnensto eener woning is alzoo geen zuivere lucht te verkrijgen, en Miss Nightingale ze^t daarom {hl. 12.) zeer jui-t: „Deuren zijn om te sluiten — vensters om open te zetten.quot;

Vensters open zetten — dat is juist de ojdossing van het raadsel.

In bewoonde plaatsen komen nu de meeste vensters op plaatsen en in straten uit; hijgevolg moet daar vandaan de nieuwe lucht komen! — Hier zal men mij de onzuiverheid der straatlucht tegenwerpen, welke iedereen opvalt, die van een uitstapje op het laud naar zijne woning terugkeert: wellicht zal men ook den nevel op het land noemen, welken de lucht in dorpen ons soms te gemoet voeit. Ik hoop evenwel hierhoven mijne lezers daarvan reeds overtuigd te hebben, dat ook bedorven buitenlucht in het algemeen, nog altijd veel heter is dan ingesloten kamerlucht. Natuurlijk zal, om Dieffenbach's woorden te gebruiken (hl. 31): „ook de eenvoudigste oppasser toch wel dan de vensters niet openzetten, wanneer men huiten een oude goot opruimt of een privaat leegdraagt!quot; Men kan toch een gunstig oogenblik afwachten!

Onbetwistbaar is in bewoonde streken de lucht des nachts het zuiverste, alzoo op den tijd dat „menscb en dier slaapt,quot; waardoor weinigen zich op straat beweuen en ook vele lucht bedervende fabrieken stil-taan. Men kan dus de nachtlucht het beste voor ventilatie gebruiken! Ma ar met deze uitspraak kom ik eigentlijk in een wespennest terecht! Want wie schrijft aan de nachtlucht juist niet alle mogelijke slechte eigenschappen toe. Wel is waar zeggen velen elkander eenvoudig ua dat de nachtlucht slecht is, maar waarom zij dat is, weten zij zelf niet. Dezen te beantwoorden, zal men van mij wel niet eischen.

-ocr page 21-

I)K LICHT IN liK ZIKKKNIiAMlCIt,

Anderen brengen allerlei gronden Lij en zoeken gevaar b.v. in de vochtigheid van den nacht, den dauw. Daar te^en i~ in te brengen: dat de dauw slechts een neerslag is uit eene lucht (ten gevolge der afkoeling van de lucht met den ondergang der zon beginnende) welke reeds overdag zeer veel water bevatte. Ten tweede, dat de dauw recht naar beneden valt, d. i. den bodem zoekt en zich weinig in horizontale richting uitbreidt; waardoor hij ook nooit den achtergrond van eene kamer vochtig maakt, waar toch, ten minste des nachts meestal de bedden staan. Ten derde, dat hij hoofdzakelijk in den voornacht en alleen des zomers valt, waardoor nog altijd een groot aantal nachten, of toch ten minste een groot gedeelte van den nacht, overblijft, waarin ook de angstvalligsten zonder vrees voor voclr igheid kunnen luchten. Nog anderen schuwen de koelte van de nachtlucht, welke evenwel niet gevaarlijker is dan de koelte van den dag, waarover ik later nog iets zegden zal. — Eindelijk hebben sommige personen iets gehoord, d:it de planten 's nachts vergiftige gassen uitademen en willen zich daarvoor beveiligen. In betrekkelijk gezonde stroken echter is het eenige vergift, dat inderdaad alleen des nachts door de planten wordt uitgeademd, het reeds genoemde koolzuur (zie boven). En dat ook dit niel zoo gevaarlijk worden kan, bewijzen de nog kortelings gedane onderzoekingen van een bekenden Amerikaanschen botanicus Johnston (Lancett 1874, Xquot;. II, hl. 66.) die bevond, dat de lucht van eene volkomen gesloten oranjerie, welke 6000 planten van allerlei soort bevatte, des nachts met. niet meer koolzuur bezwangerd was dan de vrije landlucht!

Maar zelfs wanneer de genoemde tegenwerpingen (andere ken ik niet) grond van bestaan hadden, dan zouden wij toch nog betei' doen, door voor de nachtlucht met al hare schadelijkheden deur en venster —of beter: vensters open te zetten, dan onze gezonde of zieke nabestaanden den veel gevaarlijker vijand, do ingesloten lucht, prijs te geven

11

-ocr page 22-

12

Bovendien heeft ook reeds lang de ervaring, niet. alleen van enkelen, die uit voorliefde niet open ramen slapen, maar van volle hospitalen, vele lazaretten, kazernen, enzi welke den geheelen nacht door goed gelucht worden, het bewijs geleverd voor de onschadelijkheid van de nachtlucht.

Wederom moet ik naar latere opheldering verwijzen, wanneer ik nu nog zonder eenigen grond verlang, dat men in ziekenkamers, onbekommerd voor de huiten-temperatuur, welke en naar klimaat 01 naar jaargetijde zeer verschillend is, des zomers zoowel als des winters de ramen wijd open zet om eene goede luchtzuivering te krijgen. — Voorloopig wil ik alleen hier op opmerkzaam maken, dat koude en frissche lucht volstrekt niet hetzelfde is, ofschoon velen beiden hardnekkig met elkander verwisselen. „Frisschequot; lucht is „zuivere, lucht, zij kan ook warm zijn en is het dikwijls genoeg zelfs in den winter, wanneer op eenen helderen dag, de zon des middags zoo vriendelijk aan den hemel schijnt, als of zij zeggen wilde; Ik ben er nog altijd!

Nu zijn er echter ook ruimten zonder venstei s, welke slechts met eene groofe deur in de aangrenzende kamer uitkomen. Dat zijn de bij ons zeer bekende alkoven waaronder men zich met voorliefde zulk een recht gemakkelijk, gezellig donker kamertje denkt, waarin men zoo prachtig slapen en ziek liggen kan. l.aten wij het liever een hol noemen, eene misgeboorte der bouwkunst, welke als roro-nielkamer dienen kan, evenwel nooit of nimmer als slaap-of ziekenkamer (zie ook Maij bl. 29, Fodkre, bl. 31.^

Zelfs een enkel, zij het dan ook klein luchtgat, is natuurlijk beter dan volstrekt geen, maar ook dan heeft de wisseling der lucht daarin nog slechts langzaam plaats, want de toetredende nieuwe en ontwijkende oude lucht houden elkander wederkeerig in evenwicht, en in het achterste gedeelte van die kamer blijft dan de lucht onveranderd, of het venster moet zeer lang openstaan.

-ocr page 23-

1gt;K LICHT IN DK ZIKKKNKAMKH.

Geheel anders verhoudt de zaak zich wanneer er meer vensters geopend zijn. Tusschen twee zulke openingen onstaat altijd een „luchttrek,quot; de frissche lucht komt door de eene opening binnen, en verjaagt de bedorveue door de andere naar buiten. Bij eene goede ventilatie komt het bepaald op de plaatsing der vensters aan, hoe meer zij tegenover elkander liggen, des te spoediger wordt do geheele kamer gezuiverd. Daarom zijn voor ziekenkamers juist de zoo bespotte glazen leasten het boste, elke aan drie of vier zijden openingen hebben. Daar kan de lucht naar allo kanten zoo naar hartelust doorwaaien.

Evenwel kunnen bij talrijke opene vensters, wanneer men slechts kort lucht, nog enkele gedeelten van eene kamer gebrekkig geventileerd blijven b. v. de hoeken. De slechtste plaats voor de bedden, de boste voor do vensters zijn alzoo do hoekon. Ook langs don bodem en den zolder kan de lucht stilstaan, wanneer de vensters niet laag en hoog genoeg reiken. Groote hooge vensters zijn alzoo in elk opzicht een vereischte. Hoe dikwijls wordt evenwel tegen dit gebod gezondigd. Ik heb zeli's hospitalen gezien, waarin de vensters in vergelijking tot de grootte der zalen slechts schietgaten konden genoemd worden 1

Wanneer ik hier eene opmerking maak over de dubbele ramen, dan doe ik zulks niet om daaraan het brandstof besparend vermogen te betwisten, maar wel om aan te toonon, hoe zeer zij de ventilatie benadeelen. Zij hinderen deze natuurlijk hot meest, wanneer zij gesloten zijn, want de dubbele glaswand is een dubbel beletsel voor de lucht. Verder heeft de timmerman er ook voor gezorgd dat men ze zoo min mogelijk openen kan, doordat hij er slechts een klein gedeelte bewegelijk van gemaakt heeft; of de meid of ziekenverpleegster is te lui of te dom om het geheele venster open te zetten. In elk dezer gevallen wordt onvoldoende gelucht — en daar dit zoo dikwijls voorkomt, konden, wat mij betreft, de dubbele ramen in ziekenkamers, in de maan zitten !

13

-ocr page 24-

UK MTU r IN DK /11CKKNK AM Kit.

Om evenwel op den tocht terug te komen, zoo zien zelfs daarin vele vreesachtige en onpraktische lieden alle mogelijke gevaren, die wel is waar gedeeltelijk bestaan, maar voor het giootste gedeelte ook niet, en waartegen men zich zelf en zijne zieken bovendien kan beschutten. De oude May zeide toch reeds in 1784 (bl. 3(i). „De doorwaaiende, drooge, ofschoon koude lucht, doet een zieke geen kwaad, wanneer deze niet onmiddelijk in don trek ligt. Men kan alzoo zonder vrees eene ziekenkamer met doorwaaiende lucht zuiveren, wanneer de zieke goed gedekt is.quot;

Men moet derhalve, wanneer men eene kamer behoorlijk wil luchten, de zieken die het bed verlaten kunnen, in eene naast liggende kamer brengen; beschut men do te bed liggende met doeken en dekens, waarmede men hen tot over het hoofd toedekt, met kaïuer.ichutien, welke men te voren om het, bed zet, dan behoeft men voor geen koude vatten bevreesd te zijn. Bovendien staat ook nergens geschreven, dat men juist dan veel wind in de kamer maken moet, wanneer de patient in een bad van zweet ligt, of pas uit het bed komt. Men kan toch een weinig geduld hebben!

Onder inachtneming van bovengenoemde voorzorgen, moet men eene ziekenkamer ongeveer op de volgende wijze luchten: op bepaalde tijden, drie of viermaal daags, bovendien nog telkens, wanneer men ook de minste verontreiniging ruikt, zet men al de vensters open: bij gunstig weder, hetzij de buitenlucht meer of minder warm zij, en wanneer er geen wind of nevel is, late men de vensters den gantschen dag open. Bestaan er evenwel zulke of andere bezwaren, waarover de geneesheer te beslissen heeft, dan sluite men de groote openingen na eenigen tijd, b. v. na 10—15 minuten, late daarentegen een enkel kleiner raam open, en geve aldus aan de lucht dag en nacht, zomer en winter vrijen toegang. Hiervoor zal men wel is waar dikwijls het vuur meer moeten opstoken.

14

-ocr page 25-

15

quot;Wat hei gebruik der deuren aangaat tot luchtverver-sching, zoo mag dit alleen dan worden toegestaan, wanneer daardoor de lucht langs den korst mogelijken rechten weg (1). v. slechts over een gang, oi' balkon) door een daar tegenover gelegen venster weder in de buitenlucht komen kan. Want nooit is de ventilatie minder werkzaam, dan wanneer de lucht om verscheidene hoeken heen moet strijken; daarom is ook in het algemeen het luchten door eene aangrenzende kamer niet voldoende.

Eindelijk zijn er nog behalve do vensters groote luchtgaten, welke zeer doelmatig voor ventilatie kunnen gebruikt worden. Elke kachel, welke men in de kamer stookt, nog meer een open haard, zuivert, wanneer zij met open sleutel gestookt worden, de lucht. De schoorsteen trekt, zoo als bekend is, naar hoven en trekt de bedorven lucht uit de kamer weg, welke natuurlijk door andere die van bui! en indringt ervangen wordt. Evenwel moet men zich in dit opzicht geen te sanguinische illusiën maken en niet meer van eene kachel verlangen dan zij doen kan. Hare hulp wordt eerst dan van eenige betee-kenilt;, wanneer aan de nieuwe lucht, groote openiniren, dus vensters, ten dienste staan (Pkttknkofeu I bl. GS.)

Hoe slechter nu de ventilatie-toes' ellen in eene ziekenkamer zijn, des te noodzakelijker moet zij meer ruimte bevatten. Hetzelfde geldt voor slaapkamers van gezonden. Het spreekt van zelf dat het langer duurt vooidat een groote, dan eene kleine hoeveelheid lucht bedorven is.

Intusschen zijn de zienswijzen betrekkelijk de ruimte welke per hoofd noodig is, zeer verschillend. Velen vinden 13 tot 15 kubieke meters luchtruimte voldoende; evenwel is dit alleen bij eene uitstekende ventilatie het geval! — \ au eenen anderen kant behoeft men voor par'ikuliere woningen geen 40—60 kubieke nieters per hoofd te verlangen, zooals zulks voor hospitalen ongeveer noodig is. — Gemiddeld zijn voor deze in het algenieeen 25 k. m. voldoende. Go-

-ocr page 26-

DE LUCHT IN DB ZIEKENKAMER.

woonlijk beschikt, in goede huizeu, de zieke nog over cene grootere kamer, want 25 k. m. beantwoorden slecht:; aan eene ruimte van ongeveer 3 meters in bet vierkant bij 3 meters hoogte.

Het is evenwel goed hier nog eens in herinnering te brengen, dat er, zoodra de groote openingen gesloten zijn. toch nog eene luchtwisseling door de wanden plaats beeft, Er is dus voor eiken bewoner eene bepaalde wandopper-vlakte noodig. En dewijl nu, zooals men gemakkelijk kan nagaan, eene tweemaal grootere kamer, niet tweemaal, maar slechts anderhalf maal zooveel wandoppervlakte heeft, eene viermaal grootere slechts tweemaal zooveel, zoo volgt daaruit, dat wij, zonder andere voorzorgen, in eene tweemaal grootere twee en in een viermaal zoo groote vier patienten kunnen leggen. Dit is eene fout, welke men ook dikwijls in hospitalen begaat, doordat men alleen den inhoud in rekening brengt, om voor iedere zaal het aantal bedden te bepalen. Het gevolg hiervan is overvulling met al hare nadeelen.

16

-ocr page 27-

li. REINHEID IN DE ZIEKENKAMER.

quot;Reinheid,, is liet eerste gebod in de ziekenkamer. Isiet alleen de lucht, maar alles, wat met den zieke in aanraking komt, alles wat tot en in eene ziekenkamer behoort, moet steeds rein gehouden worden. Maar niet zoo, dat het oog er geen stof ontdekt, maar zoodanig dat ook bij het nauwkeurigst onderzoek geene onreinheden te vinden zijn.

Ik heb evenwel reeds dikwijls moeten opmerken, dat over het algemeen aan zulk eene minutieuse reinheid weinig waarde wordt gehecht. Wat ik op de volgende bladzijden over dit punt noodig acht mede te deelen, is ook van toepassing op woon- en slaapkamers van gezonden.

Wat de wanden, zolders en den grond der kamer betreft moet ik opmerken dat zij dikwijls door hunne hoedanigheid het reinhouden onmogelijk maken. Onze meeste zolders zijn geplafoneerd met gips. liet gips is zeer poreus, en daarom zeer geschikt om de luchtwisseling te bevorderen, maar evenzoo van den anderen kant zeer geschikt om stof- en luchtvormige verontreinigingen op te nemen, een tijd lang in zich besloten te houden en eindelijk weder aan de kamerlucht af te staan. Bestrijken met lijm- of waterverf, ontneemt het deze beide eigenschappen niet; olieverf of waterglas daarentegen, in eene dikke laag daarop aangebracht

2

-ocr page 28-

KKINIlFin IN DK ZIKKENKAMKR.

of zelfs een glazuur (zoo als ik in enkele kamers van een hospitaal in Londen zag) daarentegen wel. Het komt er natuurlijk nu maar op aan, wat men voor het gewichtigst houdt: dat eeu wand behoorlijk lucht kan doorlaten, of dat men ze gemakkelijk zuiver kan houden. In het algemeen ziekenhuis te Weenen zag ik in 1870 slechts witte gipswanden, welke elk jaar eens of tweemaal gewit werden. Daar schijnt men dus het eerste denkbeeld toegedaan te zijn. In het hospitaal te Uazel daarentegen zijn niet alleen de ziekenzalen, maar ook de corridors met olieverf beschilderd, omdat men hier aan de andere eigenschap meer waarde hecht.

De beoliede muur heeft niet alleen 1 oven de eenvoudig met gips bestrekene voor, dat zij met water en zeep, maar ook met chloorkalk en carbolzuur kan afgewasschen worden. Deze laatste eigenschap zou mij doen besluiten, wanneer er twee beschikbare kamers waren, tie eene met gips, de andere met beoliede wanden, om de laatste tot ziekenkamer te verkiezen.

Voor de behangsels geldt hetzelfde, wat wij van het gips gezegd hebben. Ook zij zijn poreus; enkele evenwel, zoo als de gladde, gesatineerde, in geringere mate, maar ook gemakkelijker zuiver te houden, liet moeielijkst schoon te houden, zijn de voor wrijving zoo gevoelige velours-behangsels, welke men in salons gebruikt. (Men zij indachtig, dat vele groene, roode en grijze behangsels arsenik-houdend zijn, hetwelk langzamerhand in de lucht en daardoor in de longen der bewoners komt en allerlei bedenkelijke ziekten kan doen ontstaan.) Het beste i-, dat ziekenkamers niet behangen of alleen met goed geverniste, dus alwaschbare, behangsels bekleed zijn.

Ook het hout kan men wegens zijne poreusheid met gips en behangsels op eene lijn zetten. Ik kan hier kort zijn en zeggen, dat plafond en wanden goed afgepleisterd en met olieverf of vernis bestreken moeten zijn, de bodem goed gevoegd, eenvoudig beolied, of nog beter eeu goed

18

-ocr page 29-

1

* 1

REINHEID IN DE ZIEKENKAMER. 19

afgewerkte, gewaste of geboende vloer van hard liout. (hard hout heeft minder en fijnere poriën dan zacht hout).

Wat het ameublement eener ziekenkamer betreft, zoo vergete men niet, dat doze geen salon is, noch zijn mag. Daarom dulde men daarin ook volstrekt niet van die honderden van snuisterijen, enz. welke het sieraad van eene receptiekamer uitmaken, omdat zij ook even zoo vele moeielijk schoon te maken stofnesten zijn.

Alleen het noodzakelijke mag men daarin aantreffen!

Tot de overvloedige, niet noodige dingen, belmoren echter ook nog andere, welke door vele leeken. ja zelfs door sommige geneesheeren, ten minste voor onschadelijk gehouden worden; zoo als b. v. tapijten, bed- en overgordijnen.

Deze dingen zijn grootendeels alleen voor sieraad, welke aan eene kamer een lief, behagelijk, ja zelfs een imponeerend schoon aanzien kunnen geven. 31 aar alle pracht en poëzie moet voor de gezondheid onderdoen, wij moeten daarvan zoo overtuigd zijn, dat. wij ons niet langer mogen verbeelden, zonder deze niet te kunnen leven.

Vooral tapijten en kleeden zijn zeer moeielijk schoon te houden. Zij nemen niet. alleen het onzichtbare stof uit

! de lucht, maar ook het dikwijls zeer goed zichtbare vuil

van de schoenen op, van hen die er op loopen. Anderen verkiezen ze, omdat men er onhoorbaar op loopen kan; i kan men niet even goed zachte pantoffels aantrekken?

t Sciinitzer (hl. G2.) beveelt ze voor ziekenkamers aan.

i omdat men daardoor het natmaken van den grond, bij

t het schoonmaken van de kamer voorkomt

Zelfs de noodwendige (?) kleedjes voor de bedden heeft de zieke niet noodig, zoo lang die te bed ligt; mag hij het t bed verlaten, dan kan altijd nog een daarvoor geschikt

•t kleedje neergelegd worden.

d Ledikantgordijnen vindt men niet alleen in boeren-

u •woningen en — ledikant-hemels — in paleizen, maar ook

d in hospitalen. Wanneer zij terug geschoven zijn, dienen

2*

-ocr page 30-

20 UE1NHETD IN 1gt;K ZIEKENKAMKK.

zij slechts voor 't gezicht; zoodra zij evenwel dicht zijn beletten zij de toetreding van 1'rissche lucht en houden de schadelijke uitwasemingen van deu slapende terug. De geneesheeren weten genoeg van de geuren te verhalen, die zij daar achter ontmoeten. De om dc kinderbedjes gebruikelijke dikke gordijnen kan men beter door donker gaas vervangen, hetwelk voor de ventilatie minder hinderlijk is.

Ook overgordijnen zijn voor de ramen zelden noodig Moet men eene kamer donker maken, dan kan men even goed de blinden sluiten, of jaloezieën gebruiken. In eene ziekenkamer mogen volstrekt geen portières zijn.

De wollen, zijden en harige stoü'en (pels, pluche) nemen het meeste stol', smetstof, enz. op Mijne lezers hebben zeker wel eens van gevallen gehoord, waarin aanstekende ziekten door tapijten en behangsels, uit zulke stoffen vervaardigd, nog na langen tijd op gezonden zijn overgebracht. Zulke gevallen late men zich tot leering strekken; ook mij hebben zij doen besluiten om kleeden en gordijnen af te keuren.

Ook bekleede, vooral weder met wol, zijde, iluweel, of pluche, stoelen mogen niet in de nabijheid van eenen, aan eene besmettelijke ziekte lijilende, blijven, hij heeft — in bed — er toch ook geen behoefte aan; en komt hij op, dan doet een glad, gemakkelijk afwaschbaar overtreksel even goed dienst en neemt veel minder smetstof op.

liet is zeer noodzakelijk, dat ik over do reinheid in ziekenkamers spreek, want ik heb dikwijls genoeg gezien, dat deze er zeer onordelijk en vuil uitzagen, nietlegen-staande :il de moeite, en den goeden wil der bedrijvige huismoeders, der door hun onderrichte meiden, ja zelfs der ziekenverpleegsters.

Het kan ook bijna niet anders zijn, wanneer men in ziekenkamers die manier vau schoonhouden blijft volgen, welke in het algemeen in de huizen gebruikelijk is. Deze

-ocr page 31-

REINHUD IN' UK /1KKKXKAMKU.

manier is ongeveer de volgende ; Men veegt meer of minder zorgvuldig met drooge stofdoeken de meubelen, vensterbanken en deuren af, met oen even droogen kamerstoffer veegt men het stof van alle kanten naar de deur, waar men het op het blik doet, om het verder in den vuilnisbak te doen. De wanden der kamer, de behangsels worden meestal vergeten, en niet het stof op de gordijnen, met de spinnewebben in de hoeken, met het stof onder de kachel het bed en de kast neemt men het ook zoo nauw niet. Het 02)Stijgende stof vliegt als een dikke nevel op, maar men denkt dat door een zachten luchttrek, waartoe men dikwijls genoeg slechts een enkel venster open zet, weg te kunnen blazen. Men verlaat hoestende de kamer en denkt nu weder eens recht goed afgestoft te hebben. De waarheid is dat men gestoven, maar niet, dat men gestoft heeft, men heeft her, stof opgejaagd, maar niet verwijderd. Want let slechts op! Nauwelijks heeft men den rug gedraaid, of het zet zich op de vroegere plaatsen weder eenige strepen dik neder. Niettegenstaande dit wordt deze manoeuvre dagelijks herhaald, en verwondert men er zich dagi lijks over dat er weder zooveel nieuw stof is!

Om nu van tijd tot tijd eens degelijk schoon te maken, neemt men eene schoonmaakster, die de gordijnen afneemt en uitklopt, het behang afschuiert en de meubels afwascht, echter ook, op de knieën rondkruipende, de kamer zoodanig onder water zet, dat deze eigenlijk in geen twee dagen kan betrokken worden, (waaraan men evenwel nooit of nimmer voldoet).

Nu, lieve huismoeder, wil ik over uwe liefhebberijen — zooals de halfjaarlijksclie groote schoonmaak er eene is — niet verder spreken, maar daarentegen moet ik u waarschuwen, dat gij, wanneer uw zieke u lief is, zijne kamer, zijn heiligdom, niet met het gebruikelijke in het overige gedeelte van uw huis op gelijken trap stelt, en evenzoo behandelt.

Eindelijk keu ik ook vrouwen, die zich veel tijd, geld,

-ocr page 32-

KKINHKID I.N UE ZIKKENKAMKtt.

moeite, en ergernis over de dienstboden getroosten — en zich tevens een hoestaanval ten gevolge van stof voorkomen — door volgens een ander systeem te reinigen : zij nemen geen drooge, ook geene drijfnatte, maar slechts vochte doeken (welke bij het schuieren van wanden en grond over een gewone kamerstoffer geslagen worden.) Daarmede wordt nu de kamer met haren geheelen inhoud van boven tot onder naar alle richtingen tweemaal daags gereinigd en nog wel bij wijd openstaande vensters en deuren. — Daarbij jaagt men het stof niet op; daarbij maakt men den grond niet vochtig, enz. kortom — men kan dit geheele proces doen terwijl de zieke in bed ligt. Derhalve; ga heen en handel desgelijks.

Er zou nog veel te zeggen vallen over de reinheid t ij het verplegen van zieken, over reinheid van bed en kleederen, van spijzen en dranken voor den zieke; maar ook over de reinheid, van de ziekenvenliegenden zelf, hunner kleederen en van hun lichaam. Ik zal nog gelegenheid hebben enkelen daarvan later te bespreken; en voor de anderen moge deze aanhaling voldoende zijn.

22

-ocr page 33-

III. LICHT EN VERLICHTING.

Wie zelf eens ziek geweest is, of dikwijls met zieken heeft orapregaan, die kent ook dat raadselachtige verlangen, het welk zieken dikwijls hehlien naar licht en vooral naar zonlicht. Wanneer wij eeue wandeling door een groot ziekenhuis maken, dan vult het ons op, dat verreweg de meeste patienten hun gelaat naar het heldere licht en bijna alleen de slapende liet naar de muur keeren. Meer ïirhl! was de laatste uitroep van den stervenden Gokthe ; en op dezelfde wijze, even hartstochtelijk, kan men nu en dnn een met den dood kampenden den wensch hooien uiten van nog eens de zon te mogen aanschouwen {z. Miss Niohtingale. (Notes on nur-in j, hl. 35). liet is eene weldaad in zijn herstellingstijdperk weder zijne eerste wandeling in den vroolijken liellijken zonneschijn te doen, hetgeen vooral gewaardeerd wordt, wanneer men er in lanc; niet van heeft kunnen genieten. Wanneer wij nu ons oog \erder in de natuur laten ronddwalen, dan bemerken wij een gelijksoortig verlangen naar licht ook hij de dieren; ja zelfs de planten hebben deze begeerte naar zon. Want ook zij wenden hunne bloemen naar de schoone zon, des morgens naar het oosten, des avonds naar het we-ten, en als de avond valt laten zij bedroefd hunne kelken hangen, om ze bij de eerste morgenschemering des te vroolijker W' der op te beuren.

Maar wat is het dau toch, dat alle levende wezens zoo

-ocr page 34-

24

naai- licht doet hunkeren? Zeker niet alleen het heliagelijk gevoel, dat hen daarbij doorstraalt. Veel meer eene natuurdrift, een instinkt, dat, hoewel het ons menschen onbewust is, toch zijne diepe beteekenis heeft. Dir wordt ons door de volgende ondervindingen bewezen; mensch n, die (zoo-als in groote steden) in de nauwste stegen, ja zelfs in kelders wonen en dikwijls hun leven lang deze beperkte ruimte nauwlijks verlaten, hebben een bleek, lijdend voorkomen, zijn mager en voortdurend sukkelend. Het volk zegt, dat een lijkwagen de schaduwzijde eener straat driemaal zoo dikwijls bezoekt als den zonkant (zie Güttisheiji: über Kost- und Logierhiiuser bl. 10.) Eu dit sukkelen grijpt niet alleen het lichaam, maar eindelijk — en van geslacht tot geslacht al meer en meer — ook den geest aan. In een dal aan het Berner Oberland woont eene kleine gemeente, welke grootendeels uit Cretins (lieden met een bekrompen verstand) bestaat. Dit dal nu is zeer nauw en van hooge rotsen omgeven, waar de zou slechts een uur per dag hare stralen kan doen nedervallen, en daardoor ongeveer gelijk aan eene nauwe steeg is. — Hoe veel beter zien zij er uit, die door hun beroep gedwongen zijn veel van open lucht en licht te genieten! Dat zijn toonbeelden van gezondheid — wangen itl.i mdk en bloed! — Bij do planten vinden wij hetzelfde. Aan hot daglicht onttrokken verarmoeden en verkwijnen ze, worden geel in plaats van groen eu brengen nietige, kleurlooze bloemen voort; de uitloopers van de aardappelen, welke 'swinters in kelders bewaard worden, zijn eveneens bleek. Zij herstellen zich evenwel snel en tieren weder, zoodra men ze aan het zonlicht blootstelt; en dit alleen kan uit de onzichtbaar rond-loopende sappen die prachtige kleuren der bloemen tooveren.

A\ ij leeren dus, dat aan de zon bijzondere eigenschappen toekomen: werkingen op het gemoed en langs dezen omweg ook zeker reeds op het lichaam der menschen; evenwel ook geheel onmiddellijk op dit laatste, op zijn lief en leed, op zijne gezondheid en zijne genezing!

-ocr page 35-

licht i nquot; v kki.icmtinü,

Het is dus een bewijs der grootste domheid, wanneer wij volgens goede, oude gewoonten eene ziekenkamer in elk geval donker houden en er elk zonnenstraaltje zorgvuldig buiten sluiten. Licht hebben de patienten naar hart en ziel noodig, en daarom is het eene vaste wet, dat wij hen eene goed verlichte kamer moeten geven, maar dit licht moet niet alleen het gewone (zoogenaamd verstrooide) daglicht — het moet direkt zonlicht zijn. — Alleen in zulke kamers is eene spoedige genezing mogelijk! — Wanneer Schnitzer (bl. 60) nu de huisvrouwen aanraadt, om eene ziekenkamer op het noorden te nemen, dan is hij mot elke ervaring in tegenspraak. Maar ook den raad van Gedike Ravotu (bl. 18), om des zomers eene kamer naar de schaduwzijde en des winters naar den zonkant tot ziekenkamer interichten, zou ik niet gaarne n.ivolgen'. De zieke heeft in elk jaargetijde behoefte aan veel zon; en in eene hoekkamer b. v. waarop den geheelen dag de zon staat, vindt hij het veel gezelliger, dan in de door hem verlaten kamer, welke op liet noorden lag.

w anneer, midden in den zomer, de zon te fel brandt, dan is het immers veel gemakkelijker, door jalouzieën, stores, enz. de warmte buiten te sluiten, dan in eene op het noorden gelegen kamer het voor de genezing noodwendige zonlicht binnen te brengen — men kan het zonlicht toch niet in zakken vervoeren.

Slecht weinige zieken moeten in eene donkere kamer verpleegd worden; vooreerst oogziekon (en eveneens pasgeborenen met limine zwakke, aan het daglicht nog niet gewende oogjes), verder ijlenden en personen met allerlei andere hersen- en zenuwaandoeningen (hersenontsteking, stijfkramp, hysterie); verder koortszieken, die veel ijlen. Bij aie soort van phantastische ideeën, waarbij ook zoogenaamde gezichtsbegoochelingen voorkomen, is het integendeel zeer aan te bevelen om de kamer goed licht te niak.n, waarop dan do hallucinaties eerder verdwijnen.

-ocr page 36-

LICHT EN Y KR LICHTING.

Zooals bekend is, kunnen wij niet altijd over zonlicht beschikken. Maar de vindingrijke menschenkinderen weten zich reeds sinds Adam's tijd daar voor schadeloos te stellen en de nacht in een dag te veranderen. — Welke kunstmatige verlichting is nu het meest aan te bevelen, zoo bij gezonden als bij zieken?

Wanneer het bij het gebruik alleen op do sterkte van licht aankwam, dan zoudexi wij het eerst om gas en petroleum met hun schoon helder licht denken, dat, wanneer het al te fel is, door blauwe glazen het beste getemperd kan worden. — Eer.^t in afdalende reeks zouden wij tot olie, stearine, eindelijk talg (vet) geraken.

Dezelfde orde zouden wij ongeveer volgen, wanneer wij de prijs in rekening moesten brengen. Alleen zou de talg door velen dan nog boven de stearine verkozen worden.

Nu mag evenwel de helderheid niet in de eerste plaats en de prijs — zooals met alles wat voor ziekenverpleging noodig is — alleen in de laatste instantie genoemd worden. Wij moeten op geheel andere omstandigheden acht geven! De wetenschap leert dat elke vlam slechts branden kan ten koste van de haar omringende lucht; zij berooft dozo laatste van hare zuurstof en brandt daarentegen slecht in bedorven en zuurstofarme lucht. Daarentegen geeft zij, even als de mem-chen, koolzuur aan de lucht af en bovendien een aantal stinkende zeer vergiftige ga sen, eindelijk ook vaste stoffen in den vorm van rook of walm. Bovendien heeft elk vuur eene warmmakende, uitdroogende werking.

Al deze slechte eigenschappen treffen wij het meest, juist bij gas en petroleum, aan, en bij talg de meeste dezer eigenschappen. — Gas en steenolie (en Ligroin) mogen dus alleen in zulke ziekenkamers gebrand worden, welke zeer goed geventileerd kunnen worden. Van het bovendien smerige, druipende talglicht willen wij hier liever niet opreken.

quot;26

-ocr page 37-

LICHT KN VKHUCUTINü.

JJeter is het gesteld met de vette oliën, en op huu gebruik in ziekenkamers is dus niets tegen, wanneer meu ze ingoed, gelijkmatig werkende moderateurlampen brandt. Tot deze moeien wij ons dus voor iedere langdurige verlichting — ook voor nachtlichten — bepalen!

L)e stearine eindelijk, die tusschen de drie eerst besprokene boosdoeners en du beteie olie in staat, kan alleen voor kort gebruik toegestaan worden, dus niet voor den geheelen nacht — of' men moet den koddigen raad van M.\Y (blz. 41) willen volgen, en door een nachtlicht in eene lantaarn buiten aan het venster de kamer verlichten.

Welke verlichting men ook gebruikt, steeds moet men het aansteken en uitdoen in de ziekenkamer vermijden, want bij het eerste zoowel als bij het laatste ontwikkelen zich het mee.-t die stinkende gassen, waardoor zelfs gezonden hoesten. 1) Is men evenwel genoodzaakt in de nabijheid van den zieke het licht aan te steken, dan gebruike men ten minste reukelooze lucifers.

Men moet verder zorgen, dat het licht den zieke niet onmiddellijk in de oogen valt, waartegen men een ballon of klok van melkglas of een groen kartonnen kap of een staand lichtscherm kan gebruiken. Het is niet noodig dat op dit laatste de Rijnval bij Schaffhausen geschilderd is, evenmin dat het op een bronzen voet rust. In eene ziekenkamer moet men met weinig veel weten te doen, en zoo ook van een openstaand boek, of van een voetenbankje een lichtscherm weten te maken.

Ik zal hier bij wijze van aanhangsel nog enkele dingen bespreken, welke ik moet vermelden en waarvoor ik geen betere plaats weet, ofschoon zij niet direkt in het hoofdstuk over licht te huis behooren.

27

1

IVu strengste af tu keuren is ook liet zoogcnaiimd laagdraaien der lampen tea eiude minder helder liiht te lirbben. Daarbij heeft eeue sterke ontwikkeling vi'n vergiftige gassen plaats.

-ocr page 38-

licht i;n verlichting.

Onder do kleuren zijn enkelen, zoo als groen, blauw, rosé, het aangenaamst voor ons oog; de groene weiden en de blauwe hemel nemen om deze reden niet de kleinste plaats van het smachtend verlangen der zieken in. — Men gebruikt daarom ook tegenwoordig in vele hospitalen (?) voor de muren, hetzij zij behangen of geverfd zijn, een dezer drie kleuren in lichte nuance. De gemoedstoestand van lijdenden wordt zoo dikwijls gewijzigd door zulke schijnbare kleinigheden en bijzaken: donkere kleuren kunnen hen melancholisch maken, helle (geel, rood, wit) hen overprikkelen. Zoo is b. v. het gezicht door een venster op een daar tegenoverstaanden witten muur, het onuitstaanhaarste, wat men denken kan. De zachte kleuren maken vrolijk zonder te overprikkelen, en kalmeeren zonder eene sombere stemming te geven.

Verder is het patroon, de teekening der behangsels en gordijnen ook niet zoo onverschillig als men wel denkt. Men diende daarop reeds n do gewone slaapkamers meer acht te geven. Vuor ziekenkamers eigenen zich het best groote vierkante patronen of schuinsche of loodrechte strepen met nog kleine versierselen en eindelijk dof geverfde bloemen-dessins. Te vermijden zijn daarentegen alle groote rosetten en arabesken, alle menschen- eu beestenfiguren en dergelijke muurteekeningen; zij wekken bij zware zieken, vooral bij koortszieken, lichtelijk de voorstelling van levende, zich bewegende wezens op, die hen vervolgt n willen.

Een eentoonige muur is wel is waar vervelender, maar toch doelmatiger, omdat zij zulke gedachten niot opwekt. Wanneer de toestand van den zieke het overigens toelaat kan men ze met allerlei beelden versieren. — ün eindelijk is het schoonste sieraad voor eene ziekenkamer, de prettigste aanblik voor den zieke, eene verzameling frissche planten.

Ik heb de engelsche hospitalen met beelden en planten overvloedig versierd gevonden; vooral maakte het Bromp-ton hospitaal te Londen, voor teringlijders, in dat op-

28

-ocr page 39-

LionT r.N YKiii.irirriNQ.

zicht eeucn aangenaraen indruk op mij. —Wat de beelden betreft, daaromtrent zegt miss Lkes (blz. 17—19) ongeveer het volgende: deze moeten in grootte en genre de meeste afwisseling aanbieden en niet allen op dezelfde leest geschoeid zijn. Olie- en aquarelschilderijen, uitgesneden hout, photo- en lithographieën moeten elkander afwisselen, en hunne kleuren moeten frisch, de teekening krachtig en zuiver zijn.

Uit de planten moet men eene voorzichtige keus doen. Zoo als ik reeds vroeger gezegd heb, mogen allo sterk riekende bloemen, zelfs rozen en viooltjes hoogstens een oogenblik in eene ziekenkamer vertoeven. Beter is een bouquet van de bekende weinig riekende veldbloemen.— Een burgerrecht hebben daarentegen verkregen alle groene, grootbladerige struiken en kruiden, blad-, slinger-, en hangplanten b. v. klimop, begonia's, waarmede men de boeken der kamers en de vensters versieren kan. De botanici leeren ons, dat de planten door hunne bladen koolzuur, amoniak en andere gassen opzuigen en zoo eigenlijk de lucht zuiveren. En wat den invloed der planten op de gemoedsstemming betreft, zoo zal ik nooit vergeten, welke vroolijke gezichten mijne verwonden in Carlsruhe vertoonden, toen de Groothertogin, die in dergelijke kleine attenties onuitputtelijk was, hunne tafels met begonia's en de muren en hoeken met groene struiken en heesters liet versieren. Ik durf wedden dat velen hunner de ervaring opgedaan hebben, welke miss Nightingale (bl. 34) voor zich reeds gemaakt had, dat de blijdschap over hunne bloemen hunne genezing bespoedigd heeft!

29

-ocr page 40-

IV. WARMTE EN VERWARMING DER ZIEKENKAMERS.

Het menpchdijk licliaam is in menig opzicht met een haard te vergelijken.

Wij steken in den haard vuur aan om hem zoo te verwarmen, maar de haard behoudt deze warmte niet, hij geeft die weder aan de omgeving af; en deze eigenschap komt ons zeer goed te stade. Er zijn nu drie dingen denkbaar:

1. De ontwikkeling van warmte houdt met de afgegeven wordende warmte gelijken tred; de haard houdt voortdurend dezelfde warmte. Dit is het geval, wanneer wij blijven stoken, waarbij wij echter de temperatuur der omgeving moeten in aanmerking nemen, en wanneer de haard goed is.

2. Er wordt meer warmte afgegeven, de haard koelt spoedig af, wanneer wij slecht stoken, de omgeving zeer koud en de haard gesprongen is.

3. Er wordt meer warmte ontwikkeld, het wordt over-warm, wanneer do haard te sterk gestookt wordt, of wanneer de omgeving zeer warm is.

Geheel dezelfde verhouding trefien wij bij het mensche-lijk lichaam aan, waarvan het opgenomen voedgt;el de brandstof is (enkele voedingstoffen dienen, zooals wij later lien zullen, geheel alleen tot verwarming van ons lichaam).

1. Wanneer de menschelijke haard behoorlijk verwarmd en

-ocr page 41-

W A KMTi: EN VHKWAKMING DER ZIKKENKAMERS.

gezond is, dan behoudt. Lij onder gewone omstandigheden steeds dezelfde inwendige warmte van ± 37° Celsius volgens Jüugensen'. Maar de hoeveelheid brandstof moet naar de warmte der omgeving geregeld worden. De Koordbewoners, de poolreizigers moeten steeds veel meer voed-el gebruiken dan de bewoners der tropen, en wij allen moeten des winters meer eten dan des zomers. Vele ziekten evenwel (die ik hier niet nader bespreken kan) veranderen niets aan de lichaamswarmte, zoodat de daaraan lijdende zieke zich op dat punt als ecu gezonde verhoudt

2. Verwarmt de mensch zich te weinig, lijdt hij honger (zooals b. v. het mormeldier dit in den winterslaap doet) dan wordt hij inwendig kouder; en de verhongerde sterft eene soort bevriezingsdood, omdat hij ten slotte zooveel warmte verliest, dat het leven met dezen toestand niet meer bestaanbaar is. — Onder dezelfde voorwaarden staan alle zieken, bij wie de verwarming gebrekkig, de voeding on.olkomen is; niet alleen wegens onvoldoende voeding maar ook door slechte verwerking van het voedsel in het lichaam; zooals bij lieden met slepend maag- en darmlijden, met gestoorde spijsvertering; verder bij al diegenen, bij wie de verdeeling der verwarmende voeding-stofl'en door het lichaam slecht plaats heeft, bij allen, die aan eene slechte hartwerking en bloedcirculatie lijden, alle bloedarmoedigen. — Is de verwarming verder gewoon de omgeving echter te koud, zoo als in ijswater, onder sneeuwlawinen, dan wordt het verlies aan warmte weder Zoo groot, dat het dooden kan. — Op een gesprongen haard gelijken eindelijk allen, die door verschillende openingen snel hunne beste sappen verliezen; zoo b. v. bloedende (kortelings geopereerden, na bevallingen,) zieken mei etterende wonden, cholera-zieken. Zij zijn allen wegens het meerdere warmteverlies kouder dan gezonden.

3. Wordt de menschelijke haard te sterk gestookt (te krachtig gevoed), dan ontstaat er oververw arming onder den vorm van jicht. — Is zijne omgeving veel te warm,

31

-ocr page 42-

W.VBMTK i:.N VKKWAliMING I1KR ZIEKHNKAMKKS.

zooals in een riis.^iscli Lad, dan kan de inwendige warmte (volgens roRDYCE, berger e. n.) één, zelfs meer graden stijgen. — Eindelijk kan op cene, nog niet voldoende verklaarde, ziekelijke wijze de ontwikkeling van warmte in liet menschelijk lichaam zoodanig stijgen, dat ook daardoor oververwarming ontstaat. Dergelijke ziekten noemt men sinds onheugelijke tijden oustekings (acute), later loortsachtige ziekten. (Want met koorts bedoelen wij tegen-woordig verhooging van lichaams-temperatuur, en niet alleen versnelden bloed omloop!)

Wanneer wij het bovengezegde speciaal op de ziekenverpleging toepassen, dan onderscheiden wij en moeten wij — zooals elk gezond menschenverstand ons van zelf zal ingeven — verschillend behandelen:

1. Zieken, die de zelfde temperatuur als van een gezonde hebben.

2. Zieken, die te lage temperatuur hebben.

3. Zieken, die te hooge temperatuur hebben.

Als hoofdregel geldt, dat wij bij de verwarming van ziekenkamers niet alleen op de temperatuur der buitenlucht, maar vóór alles op de temperatuur van den zieke moeten letten, en deze tot maatstaf van ons handelen stellen.

Voor de zieken onder 1 zal over bet algemeen die kamer-warmte goed zijn, welke do ervaring heeft doen kennen, dat het aangenaamst voor gezonden is. Dit is eene warmte van 12—15 graden Réaumur (12—15° lx.) of 15—19° C.) Iloogere of lagere temperatuur is in den regel slecht. (En hot woord tempera dat op vele thermometers de juiste kamerwarmte moet aangeven, staat daarom bij lOquot; K. op eene verkeerde plaats.

De zieken onder 2 bedoeld hebben daarentegen dikwijls eene warmte van 20° I!. noodig; alleen zulk eene tempe-ral uur kan hun bovenmatig warmteverlies tegengaan, hunne verzwakte levensgeesten opwekken, hunne trage levenssappen aanzetten.

82

-ocr page 43-

33

I Geheel anders i.s het weder bij zieken met te hooge

en temperatuur. Zij voelen zich het prettigst in koelere

3r. lucht, 10-^20° R. Want dan kunnen zij, zoo als May zegt

in (hl. 21): dc overvloedige vuurdeeltjes van het bloed aan

lr. de koude lucht afstaan. In het tegenovergestelde geval

m(- verhoogen wij nog hunne inwendige temperatuur!

fer In de grootste tegenspraak hiermede is echter do

3n. volksgewoonte, waarmede vroeger, en zooals men dagelijks

nog merken kan, ook tegenwoordig nog dikwijls rijp en groen, en alle ziekten volgens hot parool warmhouden Bn. behandeld worden. Een voorbeeld!

__Ik werd geroepen en verzocht zoo spoedig mogelijk to

(fC- komen; want een kind lag in eene hevige koorts! Ik

spoed mij daarheen en was zeer verheugd niet gewacht jJc te hebben, want wat vond ik daar? Dat vreeselyk warme

kind, in een vreeset ijk warm bed, kort bij een vreeselyk warmen haard en natuurlijk met zijn hoofdje nog extra naar dozen laatsten toegekeerd! En toch meende de goede moedor daarmede haren lieveling nog een grooten dienst en- te bewijzen. Waag ik het nu, ik w tcucrtvetsche geneesheer,

uke om in plaats van dit verwarm ngs systeem, het tegenover

ren gestolde: behoorlijke ventilatie, zoo ver mogelijk van den

haard, of zelf-; koude inwikkelingen of ijsomslagon tegen icr- deze heoto ziekte aan te bevolen, dan loop ik het gevaar,

ion, dat do oen of andere spitsboef vernietigende courant-arti-

[ute kelen over mij schrijft! Nu, laten wij hem dat kinderlijk

C.) genoegen!

(En Maar toch zal ik don spitsboef zeggen, dat deze afkoo-

iste lende behandeling niet zoo nieuwerwetsch is, dat daaren-

op boven do knapste geneosheeron tegen het misbruik gestre

den hebben, dat van de warmte gemaakt wordt. Roods njls in 1784, dus voor ongeveer honderd jaar verhief Mat (bl.

ipe- 20—21) zijn stom daartegen — wel is waar nog als een

ian, roepende in do woestijn, wiens stem niet gehoord wordt:

■aqe „Warme kamers zijn in verschillende opzichten voor een

zioko zeer nadeolig. — Koude lucht is in verschillende

3

-ocr page 44-

WARMTH KN \KIiWAK.MIMG I) KU ZIKKKSK lt; MtttS.

ziekten een voortreffelijk geneesmiddel. — Deze soort van afkoeling werkt bij onstekingsziekten dikwijls beter dan ellenlange recepten.quot; Hij noemt tot voorbeeld eenige ziekten waartegen ook tegenwoordig algemeen de afkoeling als het gewichtigste en juiste middel wordt aangewend, namelijk: gal- en rotkoortsen (onzen tyjihus,) mazelen, pokken, kraamvrouwenkoorts, enz. — Het is merkwaardig dat in de tegenwoordige duro tijden zoovele lieden de ellenlange recepten nog verkiezen boven de veel goed-koopere, koele lucht! Ik hoop érnstig dat er zulke onder mijne lezers niet zullen zijn!

Waarom echter, vraagt men zich zelf af, kan de gevaarlijke dwaling van warmhouden, spijt elke waarschuwing van deskundigen, zoo lang onder het volk blijven bestaan ? De grond is deze; eeuwige angst voor LoAoilttcn.

Kouvatten, is een thema dat men nauwlijks met eenhand. schoen durft aanraken. Maar ik heb reeds vroeger gezegd daar iets over te zullen zeggen, en dat wil ik nu doen!

Er is wezenlijk iets van aan van dat kouvatlcn\ maar toch lang zoo veel niet als men gewoonlijk denkt. Van talrijke vroeger zoogenaamde verkoudheidsziekten weet men thans zeker, dat zij geheel andere oorzaken (b. v. tengevolge van smetstof) hebben. Kn zoo zullen wij wellicht, later ook voor meer ziekten, welke wij nu nog beschouwen als ontstaan zijnde door het vatten van koude, andere oorzaken vinden. Het is evenwel ook zeker, dat helaas dikwijls „verkoudheidquot; een stopwoord is, eene wijze van spreken, een reddingsanker in verlegenheid, een middel, om iets wat niet duidelijk is, door iets wat nog oiiduide-lijker is, te verklaren. Het publiek wil voor zijne ziekten altijd eene oorzaak weten, en waar deze niet duidelijk is, wordt daarom, naar den stelregel: is er geene, zoo maakt men er eene — het schoone kouvatten gefabriceerd, en menige slimme prakticus, die zijn luidjes kent, doet eveneens, omdat het hem hindert, te moeten zeggen: „ik weet hot niet,quot; en omdat hij er op rekent, dat door te zeggen :

31

-ocr page 45-

35

„gevatfo i?; de oorzaak der ziektequot;, zijn pafient zoo

ru-tiu; wordt alsof liij reeds half frenezon was.

Mogen overigens anderen anders denken, en alle tegen-wei | iügen l.'ijbr ei.gen, waai van ook vele aan (2e ervaring getocist zijn, voor mij zelf is eene vele maanden voort-gcne te v.-anrneming voor mijn volgend leven een bewijs — niel te-en de mogelijkheid maar wel tegen het aangenomen veelvuldig voorkomen van kouvatten.

Van het begin van September tot het midden van Maart 1870— 71, dus gedurende den geheelen, bitterkouden wintel- lijdeneden Fraiueh-Duitschen oorlog, behandelde ik een viij groot getal gewonden in eene noodbarak niet nier-gelstecnen muren en overal, zelfs in het dak, van groote openingen voorzien. Deze barak, ongeveer Jf) meter lang, 9in 'ter breed en 7 nieter hoog, werd dag en nacht door zes MEiniMiEu's vulkachels, groot formaat, verwarmd, met dit gevolg, dat in de utrenge Januari bij het begin mijner uiorgenvisite do temperatuur meermalen 2 graden onder en des middags even zooveel graden boven 0 i-tond. Niettegenstaande deze belangrijke koude, welke ons dwong, om lt;le gewonden vier wollen dekens te geven, en ofschoon wij bij het verbinden hun lichaam dikwijls half ontblooten moesten, spijt alle wisselingen der temperatuur, welke men in het ondichte gebouw evengoed als in de vrije lucht kon voelen, bevroor niet een hunner niet alleen, maav werd ook niemand verkouden of kreeg geen hunner eene ziekte ten gevolge van het zoogenaamd kouvatten — terwijl daarentegen bet genezingsproces van hen die het zwaar-te verwond waren over het algemeen een verrassend gunstig verloop had.

Dezelfde ervaringen hebben trouwens ook anderen, bij geuoi.den en zieken genoeg gemaakt, en miss Nigiitixgai.e zegt b. v. (hl. 9.) zeer stoutmoedig: Patiënten vatten in bed geen koude. Daarentegen, voegt zij daarbij, is de tijd, waarin de veelvuldigste verkoudheidsziekten ontstonden, het i econvalescentie tijdperk, wanneer de zieke voor het

-ocr page 46-

WAKMTK K.N VKKWAUMIXÜ I)CR ZIKKKNKAMKRS.

eerst, na lang te bed gelegen te hebben, opstond en de kamer niet voldoende verwarmd was. — Dit /uilen de meeste geneesheeren met. haar eens zijn.

Dat een zieke in bed boter de koude kamerlucht verdraagt, i.s natuurlijk; de koude bereikt hem door liet dikke dek volstrekt niet. — Koortszieken schijnen evenwel voor het vatten van koude bijzonder ongevoelig te zijn. Moesten anders de schitterende gevolgen, welke men tegenwoordig verkrijgt, en vroeger uiet gedacht had, van de afkoelende behandelingswijze bij zenuwkoortsen en andere ontste-kingsziekten niet door alle mogelijke verkoudheidsziekten overschaduwd worden? Van deze gevolgen schijnt de bovengenoemde sjiitsboef ongelukkigerwijze nog niet gehoord te hebben!

Om nog eens op do kamertemperatuur terug te komen, zoo moet men toch somtijds ook acht geven op de gewoonte en hot gevoel van den zieke. Wie b. v. dom genoeg in gezonde dagen in eene kamer van 2 ) graden geleefd heeft — en er zijn zulke uilen — dien zal men niet, ■wanneer hij ziek wordt, zoo maar in een temperatuur van 12 graden brengen. Eu wanneer eeu koortslijder bij 12° altijd bibbert, dan is er niets tegen, hem lo1 of meer toe te staan, tot het hem aangenaam b.

In ziekenkamers moot do temperatuur altijd eene gelijkmatige zijn; alle sprongen, plotselinge afkoeling, plotselinge verhitting, moeten vermeden worden. Dit is vooral van toepassing voor kamers waarin lijders aan ziekten der ademhalingswerktuigen liggen, b. v. aan keelontsteking, kinkhoest, croup, katarrh der longen, longontsteking, longtering. Daarbij schijnt hot, ten minste voor enkelen, die aan genoemde ziekten lijden, tot eene zekere hoogte onver,-^clnllig te zijn of de temperatuur gelijkmatig koud of warm is. — Tegen dozen regel wordt maar al te veel gezondigd, en zelfs ziekenverpleegsters, die voor do beste door gaan, zijn daarin dikwijls nalatig. Vooral wordt des avonds de kamer ovorverwarmd om des nachts niet te

3G

-ocr page 47-

37

behoeven fe stoken, en is zij des morgens geheel koud^ De sleclite gevolgen daarvan worden dikwijls spoedig genoeg aan de zieken ontdekt.

liet eenige middel nu, om zich van de gewenschte kamer-warmte te verzekeren, is een thermometer; deze is een Onmisbaar meubel in elke ziekenkamer. Wie denkt, het zonder een thermometer af te kunnen, zal nooit een goed ziekenverpleger worden.

Welke thermometer? Dit is geheel onverschillig; of hij met kwikzilver of rooden wijngeest gevuld is, of iiij er zus of zoo uit ziet, of hij is volgens CeIjSIUS, Réaumur of Fahrenheit, dat is alles hetzelfde, wanneer men er slechts goed mede weet om te gaan. lüj ons is de thermometer van Réaumuk of Fahrenheit als kamer-of badthermometer het meest in gebruik; tot opneming der lichaamswarmte daarentegen dk- van Celsius. Ofschoon hot nu wol is waar te wenschen ware, dat alleen die van Celsius gebruikt werd, zoo kan men toch gemakkelijk den stand van don oenen tot den anderen herleiden, wanneer men weet, dat 4 graden R. — 5 graden C zijn, dat 32° F — 0 R. en C. zijn, enz.

Tiet is daarentegen niet hetzelfde waar men met den thermometer de temperatuur opneemt. Deze moet de temperatuur der lucht in de nabijheid van don zieke aangeven, en moet dus in de nabijheid van dezen, niet te dicht bij de kachel of aan bot venster opgehangen worden; hij mag ook niet tegen den muur hangen, welke altijd kouder dan de lucht is, dientengevolge den thermometer afkoelt, en deze alzoo niet de ware kamertemperatuur zoude aangeven. Men gebruike oen thennomoter op een voet en plaatse dien op eene tafel in de nabijheid van den zioko.

Spreken wij nu over de middelen, welke ons in staat stollen, om in onze kamers de gevorderde temperatuur te herstellen of te reguleeren.

-ocr page 48-

WAHMTli EN VKUWARMING DER ZIEKENKAMERS.

Tegen te groote hitte gebruiken wij de ventilatie, door alle ramen open te zeiten; want elke hoeveelheid lucht, welke door eeue kamer trekt, neemt eeu gedeelte van de daarin aanwezige warmte mede; en hoe sneller de lucht doortrekt, des te sneller verkrijgt men afkoeling. Laat ons dus daarvan ook in ziekenkamers, vooral in den zomer des nachts, gehruik maken, liet plaatsen van tohhen met water, het ophangen van natte doeken of (volgen- May hl. 33, en Fodéiié hl. 2S) van frissche boomtakken, het besprenkelen van den grond, kan ook zijn nut hehhen; want hij elke verdamping van water wordt warmte gehouden, zegt de physicus, of afkoeling verkregen, zooals wij zeggen zullen.

liet is overigens gemakkelijker zich teg- n koude dan tegen hitte te beschutten. Even allt; men in den winter een overjas, liefst eenen gevoelden, aantrekt, zoo ook voorziet men de vensters met dubbele ramen en tocht-kussens, enz. Velen stoppen de naden daarenboven ook nog dicht. Deze allen zijn evenwel niets dan beletselen voor het toetreden van vrije lucht, en daarom in ziekenkamer-: ver-bodene hulpmiddelen. Bezuiniuing van brands', often mag toch niet hoven het belang van den zieke gaan, en do )r wat harder te stoken kan men toch altijd de gewenschte warmte verkrijgen.

Terwijl nu in de hospitalen alle soorten van zoogenaamde centraal-verwarming (met warme lucht, heet water, stoom enz.) ingevoerd wordt, vinden wij in de partikuliere huizen slechts kachels of haarden.

De eenige soort van kachels welke in ziekenkamers gebruikt mogen worden zijn die van porcelein o terracotta. Deze worden slechts langzaam warm en verwarmen de kamer dus ook langzaam, blijven dan evenwel lang op dezelfde temperatuur en koelen ook weder langzaam af.

Geheel anders is het gesteld met de gegoten ijzeren kachel.i, den valschen vriend der armen, zooals Son k'- kegghb (bl. 59) die noemt. Deze, goedkooper aan te schaffen, en

3S

-ocr page 49-

WARMTK EX VKliWAUMIXG DER ZIEKKXKAMERS. .quot;39

schijnbaar minder verslindend, dan de bovengenoemde, worden zeer spoedig warm, dikwijls te spoedig en te heet, zell's tot gloeihitte. Daardoor wordt de lucht in de ziekenkamer droog, en het daarin zwevende stof verbrandt; van daar de brandlucht in kamers welke zoo verwarmd worden. — De gegoten ijzeren kachels zijn daarom nog gevaarlijker wanneer zij gloeiend worden, omdat, dan het Linnen in hun ontwikkeld wordende kolengas door hunne wanden heen gaat, zooals door Troost, St. Claiue-Deville e. a. is aangetoond. Hierdoor kan men dus al die gevallen van kolengas vergiftiging verklaren, waarbij men de sleutel niet dicht gedraaid had! In het algemeen komen, zooals mijne lezers dikwijls uit courantartikelen hebben kunnen zien, zulke ongelukken bijna alleen bij gegoten ijzeren kachel.! voor.

Plaatijzeren kachels (dus gesmeed ijzer!) zijn iets minder gevaarlijk, maar ook zij droogen de lucht te veel uit en zijn daarom voor ziekenkamers ongeschikt. Hetzelfde geldt voor de zoogenaamde mantclknchcls.

liet in elk geval schadelijke droog worden der lucht, tracht men te voorkomen door een open schaal op de kachel te plaatsen. Het is evenwel beter dit niet te doen. Want koelt do kachel later af en wordt dus de temperatuur in de kamer lager, dan slaat de waterdamp op alles neer en alzoo kan men eene vroeger drooge kamer bij gebrekkige ventilatie in den winter, voor langen tijd vochtig maken (Göttïsiieim bl. 38.)

Verder ware het te wenschen dat men de kachel buiten de kamer stoken kon. Zulk eene kachel, zoo als wij boven gezien hebben, ventileert de ruimte, terwijl de af-gave van rook en kolengas door goede constructie van den schoorsteen en een goede trek in de kachel, even als door goede verzorging voorkomen wordt.

Haarden zijn beter om te ventileeren dan om te verwannen, en daardoor beter geschikt voor warme streken dan voor ons ruw klimaat.

-ocr page 50-

WARMTH E.N MCUWAinil.Vi DKli ZIKKEXKA.MEHS.

Wat het brandmateriaal betreft, zoo kan men daarbij zeer goed met de zwaarte van den geldzak rekening honden, wanneer ten minste de kachel huiten de kamer gestookt wordt: turf, steenkolen, cokes, hout. — alles kan men hier gebruiken. Niet evenwel wanneer de kachel in de kamer ge. tookt wordt. Dan komen twee zaken in aanmerking: 1° het verbruik van zuurstof van den kant van liet vuur, en 2° de verontreiniging der lucht, welke bij de verbranding ontstaat. Een gelijk gewicht aan steenkolen b. v. ontneemt aan de lucht, om volkomen te verbranden, bijna dubbel zooveel zuurstof, als hout daartoe noodig heeft. Steenkolen kan men dus daar alleen gebruiken waar de natuurlijke en kunstmatige ventilatie goed plaats heeft, de muren droog, de vensters talrijk en groot zijn, en men dus de verbruikte lucht gemakkelijk kan hernieuwen. Waar deze voorwaarden niet. bestaan, mag men alleen hout stoken.

Turf, en nat hout verontreinigen door rook en allerlei stanken, steenkolen en cokes ook door stof de lucht. Voor goed brandmateriaal tot verwarming van kamers blijft dus alleen goed droog, hard hout. over.

liet aansteken van het hout. moet volgens Gedike Ravoth (1)1. 25) door gloeiende kolen geschieden, doch deze geven even als pijnappels en zwavelstokken schadelijke dampen in de kamer, heter is het dus de onschadelijke (zweedsche) lucifers te gebruiken.

40

-ocr page 51-

Y. DE RUST IN DE ZIEKENKAMER.

Zware zieken lijden dikwijls aan overgevoeligheid van het gehoor, in zulke mate, dat een schijnbaar onbeduidend geruisch hun pijnlijk aandoet, en een onverwacht geraas hun een gevoel geeft, als of zij met een mes in 't hoofd werden gestoken. Lijders aan hersen- en zenuwziekten, in 't algemeen allen, die aan hoofdpijn lijtien, zijn hiervoor het gevoeligst. Ik heb een mei-je, dat aan hersenontsteking lijdende was, op hetzelfde oogenblik, dat een fluitende spoortrein voorbij snelde, den eersten aanval van verschrikkelijke algemeene schokkingen zien krijgen.

De grootste rust is dus een volstrekt vereischte bij het verplegen van zieken, wanneer men de genezing niet wil tegenwerken of geheel verijdelen. Ik zal hierover in 't kort eenige opmerkingen maken;

Zeer eigenaardig schijnt een zieke in het eer-ste moment beter een aanhoudend, al is het ook sterker, geraas te verdragen, dan een dat nu en dan terug komt, al is het ook zwakker. Verplaatsen wij ous eens in hun geval.

Het is nacht; we zijn pas ingesluimerd — op eens komt in de verte een zware wagen aanrijden, steeds duidelijker, al nader en nader, eindelijk wordt het geraas zoo sterk dat de ramen er van rammelen. Maar wij weten, dat de wagen voorbij gaat; en ofschoon wij er in den beginne ook van geschrikt waren — ook dat gaat voorbij.

Denken wij nu echter inplaats van den wagen het hameren van eenen in de buurt wonenden smid, het afladen

-ocr page 52-

42 DE HI ST IN IIK ZIKKKNKAMEB.

van bossen hout, of van steeuen vlak voor het huis, liet oefenen van een piano-speler op eene bovenkamer, hot klepperen van een raam — ilus een slechts nu en dan terugkomend, of ook gedeeltelijk verwijderd geruisch, dan ondervinden wij daarvan de ongunstige werking, doordat ons voortdurend in spanning houdt: Nu, nu komt het weer! — Neen, het houdt op! — Neen het begint wêer! — Eene opmerkzame ziekenverpleegster kan eene menigte van zulke en andere rustverstoringen gemakkelijk voorkomen; zij moet zich evenwel niet te groot achten om zelf (in plaats van het door anderen te laten doen) den smi l en hem die hout al'aaat vriendelijk te verzoeken hun geraas te slaken, eveneens al de huisbewoner^ aanraden om zacht te loopen, niet de trappen af te hollen, geen deuren dicht te smijten enz. Zij moet de losstaande blinden laten vastzetten, en soms zelfs den klepel van de deurschel met een lapje omwinden. Wanneer het noodig is moet zij zelts de politie in den arm nemen om het rijden langs de ramen van de ziekenkamer te verbieden. Waar evenwel eene zeer drukke -trant, een marktplein, een spoorweg de oorzaak zijn van voortdurende rustverstoring, dan doet men beter deu zieke te transporteeren naar eene stillere kamer, bij een zijner vrienden of in een hospitaal.

Gemakkelijker kan men natuurlijk het geruisch in de kamer zelf voorkomen; daartoe behoort het kraken en piepen van deuren en ven ters, hetwelk men door een weinig olie aan de scharnieren verhelpen kan; het kraken van laarzen, inplaats waarvan men niet al te nieuwe pantoffels kan aantrekken; een ruw werpen van het hout in de kachel; eindelijk bij zeer gevoelige patiënten zelfs het ruischen van een zijden japon, waarmede men ook om andere redenen (het medenemen van smetstof) niet in een ■ ziekenkamer behoort te komen. Men moet verder in de nabijheid van den zieke niet met luide, gillende stem spreken. Velen weten dat, maar vervallen in een ander

-ocr page 53-

DE KIST IN VE ZIKKKNKAMKIt. 'IS

uileiste, en denken dat zij niet den zieke slechts fluiste-reml, lispelend mogen spreken, liet i.s hekend dat het daarhij vooral op de sisklank aankomt (s, sch,) dit ge-is is echter voor vele zieken onuitstaanhaar; ik zelf heb gedurende een mijner ziekten eene overigens goede verpleegster moeten ontslaan, omdat mij hare vele „Squot; bijna uit mijn vel deden springen. Dus niet schreeuwen, maar ook niet iiuisteren, maar men spreke op een gedempten, hallluiden toon, zacht, maar ook toch op een toon, welken de zieke gemakkelijk verstaan kan. Eveneens, vooral bij zware zieken, geen zachte gesprekken met anderen, hetzij familieleden, bezoeken.len, of den geneesheer voor de deur van de ziekenkamer. Zelfs stervenden zijn somtijds zoo fijngehoorig dat men zich voor elk onbedacht woord moet in acht nemen. En ofschoon de patient ook niets van het daarbuiten gesprokene verstaan kan, zoo spant hij zich toch in om nog iets op te vangen en vermoeit zich dus nutteloos.

Wanneer men een zieke voorleest, dan moet dit niet haastig, maar langzaam geschieden, niet op één toon maar met afwisselende stem en den juisten klem op de belangrijkste woorden, met goede voordracht en nadruk, met duidelijke uitspraak zonder heele of halve woorden in te slikken. Men loopt anders gevaar, ook bij patiënten die in dit opzicht niet verwend zijn, dat zij niet meer van voorlezen willen weten.

Omtrent de muziek, ziet men dikwijls, dat een zieke in dit opzicht even als in vele andere geheel andere denkbeelden heeft dan in zijne gezonde dagen. Velen, voor wie de muziek vroeger een onaangenaam geraas was, dwepen in hunne ziekte met een classiek lied en willen dit telkens hooien. Overigens kan men gemakkelijk observee-ren, dat strijkinstrumenten met hunne krassende, piano's met hunne tikkende, kanarievogels met hunne gillende tonen ongunstig op het gehoor van zieken inwerken; terwijl de volle toon van een harmonium, de lieflijke slag

-ocr page 54-

41 DK KI ST IN DE ZIEKEKKAMKB.

van deu nachtegaal in eene kooi Lij den buurman — boven alles evenwel de menschelijke stem, eerst recht kalmeerend zijn.

Tot de rust van do ziekenkamer behoort ook. dat de verplegers al hunne bezigheden met zekerheid, zonder haast of overijling verrichten, het hoofd niet bij elke kleinigheid verliezen, niet noodeloos rondloopen, en vooral niet af- en aanloopen, wanneer zij met don zieke spreken.

Eindelijk is liet de plicht van de verplegers (en niet van den geneesheer, aan wien men deze onaangename boodschap gaarne opdraagt) elk vermoeiend bezoek uit de ziekenkamer te houden, maar hoe weinig wordt in het dagelijksch leven deze gulden regel nagekomen! De zieke mag eigenlijk volstrekt geen bezoek ontvangen — maar nu komt deze of gene, een verre of naastbcstaande bloedverwant, of ook slechts een bekende. „Dit is geen bezoek denkt men galant, en coulant en laat hem of haar binnengaan. — Ik heb het in mijne praktijk ten platten lande bijgewoond, dat in een huis waarin de pokken, en nog wel de kwaadaardige, waren uitgebroken, de dorpsbewoners bij dozijnen binnenkwamen om dat ding van nabij te bezien, om zich te overtuigen of het wel wezenlijk de pokken waren, en dat de familieleden daarbij nog zeer gevoelig waren voor de hartelijke deelneming van de buren!

De geneesheeren en ziekenverpleegsters moeten evenwel vooral waarschuwen voor de nooit moede ratelaarsters, voor de goedhartige oude vrouwen, zoowel als voor de bangmakers en raadgevers, waarvan de eersten alleen over het weer praten, de tweeden den toestand van den zieke beoordeelen, de derden do behandeling van den geneesheer critiseeren, enz. — Dit zijn wel de bezoeken welke men het meest te vreezen heeft.

-ocr page 55-

vn. HET MKUBILAIU IN DE ZIEKEXKAMEH.

I. HET ZIEKBED,

Ziekbed — droeve l)roii van alle ziels en lichaamslijden, van alle smarten en zorgen! ziekbed, — heldere bron, waaruit wij de vriendelijkste herinneringen van zoo rijkelijk ondervonden liefde putten! Ziekbed — uitdrukking van den bittersten nood, van de vreeselijkste verlatenheid! Ziekbed — compendium van de meest opofferende werkzaamheid, van de zoogenaamde verpleging!

Wat denkt men al niet bij oen ziekbed! Wanneer een voorzeker niet zeer medelijdend, spreekwoord zegt: zooals men zijn bod spreidt, zoo rust men, dan is dit in hoogo mate voor hot bud van den zieke waar!

Dit zullen wij nog beter inzien, wanneer wij nagaan, welke eigenschappen een geschikt bed voor zieken bobben moet en eene vergelijking maken tusschen de verschillende pijnbanken waarop men velen hunne lijdensdagen ziet doorbrengen.

II. HET LEDIKANT.

Het is niet te ontkennen, dat een houten ledikant allerlei goede eigenschappen heeft; wanneer men echter in lateren tijd voor grooto eu kleine ziekenhuizen in plaats

-ocr page 56-

•16 iikt mf.i'bii.mk in df, ziekknhamri;.

van houten, ijzeren aanschaft, dan weet men zeer goed, ■waarom men zulks doet.

Dieffeshach (lil. 52, 53) plaatst zich even als liet volk op een geheel vijandig standpunt tegenover alle nieuwigheden, wanneer hij zegt: Ik kan de ijzeren ledikanten niet doelmatig vinden; zij zien er uit als een kaal traliewerk, laten ons het inwendige van het hed te veel zien, heschutten van geene zijde tegen de lucht, en geven niat de minste warmte.

Al deze tegenwerpingen zijn vooroordeelen. — Wat heeft het dan te beteekenen, wanneer een ledikant er als een traliewerk uitziet? S'haadt dit den zieke in eenig opzicht ?

En dat men door dit traliewerk zoo goed binnen in het bed zien kan, is volgens mijn oordeel, een voordeel, hetwelk het houten ledikant niet oplevert. liet beddengoed moet zoo zijn dat het gezien mag worden, men moet er niets in verbergen of verstoppen kunnen.

Zij beschutten — helaas — niet voor de lucht, dat wil ook zeggen, als men wil: zij laten — gelukkig — de noodige lucht beter door, kunnen heter geventileerd worden, dan houten ledikanten. — Want een bed moet voor de lucht even toegankelijk zijn, als eene kamer, zal zijn eigenaar er zich lekker in gevoelen, liet beddengoed houdt bovendien de uitwasemingen van het lichaam gemakkelijk terug, en wanneer wij er nu nog eene gesloten kast om heen zetten, dan kunnen die dampen nog minder ontwijken. Dat kale traliewerk laat dit evenwel zeer goed toe.

Dieffexbacii (en ook Gedike-Ravotu bl. 2G) wordt veel te populair, wanneer hij aan de ijzeren ledikanten ten laste legt dat zij geen warmte afgeven. Geven de houten dan warmte af? Ja nog meer! Geeft het beddengoed ooit warmte af? Of krijgt niet ieder eene rilling, wanneer hij in een frisch bed komt, totdat hij het met zijne eigene lichaamstemperatuur verwarmd heeft? Wil men d.m van het ledikant nog meer verwachten? Letten wij toch op

-ocr page 57-

47

do M.pi i( I des hemels? Die vioolijke zangers in het bo cli en o]) 'fc veld, hoe teèr en gevoelig zij ook zijn mogen, zij houwen tudi bijna allen hun bed — wel is waar niet uit een yz,;Lüi., maar toch uit een traliewerk van rij jes en strootje;-, hetwelk ook geen warmte afgeeft. En toch kunr.izij bij vriezend weder daarin bestaan! Wij zien dus dai het niet op de stof aankomt waaruit het ledikant gemaakt i .

Alzoo veranderen, van naderbij gezien, do vermeende slechte eigen-chapijen van het ijzeren ledikant, juist in goede. Daarbij komt nu het voor de verpleging der zieken bepaalde voordeel, dat wel niemand aan de ijzeren ledikanten ontnemen zal: dat zij wegens hunne mindere oppervlakte en omdat zij geen naden hebben, veel minder ongedierte. vuil en smetstof kunnen opnemen, en dus gemakkelijker rein te houden zijn.

Dit zijn gronden genoeg, welke mijnen eisch rechtvaardigen zullen, om niet alleen alle hospitalen van ijzeren ledikanten te voorzien, maar dat men ook in partikuliere woningen en minste één ijzeren ledikant moet hebben, on; een' zieke in te kunnen verplegen. — Hieraan mag niets van hout zijn, dan een plank aan het voeteneinde waartegen de patient zijne voeten kan zetten.

De grootte der ledikanten is ook niet onverschillig. — Hierin als een halfgeopend zakmes te liggen, of boven en on ler met het ledikant in aanraking te komen — zoo-als men soms van den armen zieke vergt, is een vreese-lijk lijden. Een ledikant moet 15—30 c.m. langer zijn dan de patient, dus minstens twee meter lang voor een volwas-ene; voor kinderen natuurlijk veel kleiner.

Velen verkiezen voor zieken zeer breede ledikanten, omdat zij den zieke dan afwisselend moer naar de eene of andere zijde van den matras kunnen leggen. Dit kleine voordeel, dat overigens ook alleen op uitzuiniging van wa.-chgoed neerkomt, gaat geheel verloren door de onge-schiklheid welke een breed bed voor het verplegen van

-ocr page 58-

HET MKI'im.AIR 'N UK /.IKK KNK AM Kil.

zieken oplevert. — De breedte mag alzoo in elk geval niet meer dan één meter zijn.

Wat de hoogte betreft, zoo vinden wij in onze streken nog vele onderwetsche bedden, waar men slechts door middel van oen bankje of een stoel in komen kan. Zulke gymnastische toeren vallen gezonden reeds moeielijk, hoeveel te meer nog aan een' zieke. — Is het bed hoog en de kamer laag, de zieke alzoo korter bij den zolder dan bij den grond, dan wordt hij door deze wanverhouding dikwijls onrustig en angstig, niet alleen omdat hij zich verjjeeldt, dat de zolder op hem drukt, maar omdat hij naar boven ook door warmere en meestal slechtere lucht omgeven is, dan lager. — Miss Nightingale is wel wat al te opofferend, wanneer zij (bl. 4(1) de hoogte van eene sopha als de juiste hoogte voor een bed aangeeft; dat is ongeveer V» meter. Ik zou ten minste niet gaarne mijn rug leenen, om een zieke zoo kort bij den grond te verplegen. Mij schijnen GO—70 c.m. (alzoo ongeveer de hoogte der tegenwoordig veel gebruikt wordende fransche ledikanten) de juiste hoogte aan te geven; daarbij krijgen de ziekenverpleegsters minder last van het spit in den rug, en het in en uit bed gaan is voor de patiënten ook niet moeielijk. — Des noods kan men ook te hooge ledikants-pooten met do zaag amputeeren.

De bodem van het ledikant moet elastisch zijn; dus niet met de vroegere slechte singels bespannen, ook niet met planken geheel dicht gelegd zijn, maar hoogstens uit enkele dwars-plankjes bestaan; beter nog is een rooster of raam met ruitvormig gevlochten ijzeren banden, of eene dergelijk uitgezaagde houten plank, zooals Emmert (bl. 7) aanraadt.

De zijwanden van het bed moeten zoo laag mogelijk, en het hoofd- en voeteneinde slechts weinig hooger dan de matras zijn, men heeft er anders maar last van bij het transporteeren der zieken. Bij onrustige en zeer zwakke patiënten kan men tot voorkoming van het uitvallen, de bij de kinderbedden gebruikelijke zijramen gebruiken.

-ocr page 59-

HET MEUBILAIR IN DE ZIEKENKAMER.

III. HET UKÜUEGOED.

Vele mensclien meenen, dat een bed eene soort van broeioven moet zijn — zegt Diekfenbach (1)1. 57) zeer juist. — En volgens deze meening wordt dan ook meestal het bed ingericht. Ieder stuk is reeds vooruit daarop berekend, dat het veel warmte geven zal. liet hoofd ligt op, het lichaam op en onder, de geheele mensch eindelijk, alleen de neus uitgezonderd, in de veêren!

Het is waar, dat wij zonder een warm bed — ten minste in het koude jaargetijde niet goed slapen, dat wil zeggen, niet genoeg uitrusten kunnen voor onzen nieuwen arbeid. Want even als bijna alle verrichtingen van ons lichaam, zoo iieoint ook de wannte-ontwikkeling gedurende den slaap af, en wij moeten ons dus des nachts met eene veel dikkere laag van slechte warmtegeleiders dekken, m. a. w. met stoffen, welke de warmte van ons lichaam even als de koude temperatuur van de kamer weinig doorlaten, welke met een woord onze afkoeling tegengaan. Wanneer wij steeds in onze kleederen welke wij over dag aan hebben, naar bed gingen, dan zouden wij ook des morgens dat gevoel van huivering hebben, hetwelk ons altijd overvalt, wanneer wij eenen nacht buiten bed doorbrengen — omdat wij dan te veel van onze eigene warmte verloren hebben (zie Pettex-kofer bl. 34).

Maar alles met verstand en overleg! Het verblijf in een broeioven straft zich zelf! En wanneer ook zijne vertroetelende, verzwakkende werking niet opvallend snel en sterk of ook volstrekt niet nadeelig op den gezonde werkt, omdat deze zich daarna toch weder in luchtige kamers of de vrije lucht herstellen en verharden kan, toch 'schaadt het den zieke, die dikwijls 21 uren achtereen daarin doorbrengt. Evenwel niet alleen van vertroeteling—nog veel grooter gevaar loopt hij van zijnen broeioven.

Ueeds May zegt (bl. (iG) van de zware veêren dekbed-

-ocr page 60-

11 lt mkl bil.aiu in de zilke.nkameu.

den, hetfjeen met evenveel recht, van de veeren onderbedden en kussens kan gezegd worden: zij zijn den zieke gedeeltelijk schadelijk, gedeeltelijk onverdragelijk. Zij vermeerderen Lij outstekingsziekten de temperatuur, angst en onrust van den zieke, omdat de eenmaal verwarmde luchtlaag onder het (veêren-) bed niet verplaatst en door het toetreden van koelere lucht niet verfrischt worden kan. Ook verzamelt zich onder de opgehoopte veêren dekbedden lichtelijk de scherpe uitwaseming van den zieke — En hoe beklagenswaardig zijn die patiënten niet, die, aan hoofd- of tandpijn lijdende, brandende van koorts en smachtende naar afkoeling, op hunne zachte, warme donzen kussens geen plaats kunnen vinden „waar zij hun hoofd kunnen nederleggenquot;! — Ja miss Nightingale gaat nog verder (bl. 45), zelfs veel te ver, wanneer zij den koort«achtigen toestand in 9 10 der gevallen als een verschijnsel van het beddegoed, als hierdoor veroorzaakt, beschouwt.

Even zoo nadeelig is, dat het aan weerszijden als opgeblazen kussen de ademhaling van den gezonden of zieken slaper belemmert, en de door hem uitgeademd wordende giftige gassen in zich opnemen en die steeds weder afgeven.

50

M uir dit is nog niet alles ! Het moeielijk beweeglijke lichaam van den zieke zakt door zijn eigen gewicht al dieper en dieper in het bed, en hem ontbreekt de kracht om zich daaruit weder op te heffen. Eindelijk komt hij bijna onmiddelijk op de ondermatras, den stroozak, enz. te rusten, nu begint hij door te liggen, en kan dan soms d oor het koudvuur aan die wonden sterven. 1)

1

Verreweg de vcelvaldigste oorzaak vau het doorliggen is een te zaclit en te warm bed , niet een te hard, dus niet alleen onreinheid of nalatigheid der verplegers, zooals het volk algemeen deukt, en door sommige geneeslieeren ook uog geloofd wordt. Er bestaan verder ook gevallen waarbij de ziekte meebrengt dat de patiënten door liggen.

-ocr page 61-

11 KT MKIBILAIU lx\ 1)K /JKK K.NK A.M1.K,

Aldus kan liet beddegoed niet alleen een bron van veel last, maar ook van veel gevaar worden; wil men deze nadeelen vermijden, dan moet het ziekenbed volgens geheel andere regelen ingericht worden, dan gebruikelijk is. Niet een warm, zacht bed moet het zijn; maar eene

1. luchtige, zich zelf ventileerende,

2. elastieke, niet deegachtige onderlaag;

dan alleen wordt de zieke niet verhit, of gedrukt, niet in zijne ademhaling of bewegingen belemmerd.

Welke stoffen voldoen nu aan deze beide voorwaarden? — Zeker niet de veêren; en dus behooren vee-ren, dons, enz., nimmer in een ziekenbed! Ja ook voor gezonden — veronderstellende dat zij in eene warme kamer slapen kunnen—is in geen jaargetijde en op geen leeftijd, noch in de vroege jeugd, noch op hoogen ouderdom een vc'renbed noodig waar menige krachtige, vei wende — spijt dikwijls de warme slaapkamer — zich invlijt. Alleen hun, die zich bezwaarlijk de weldaad van eene warme kachel kunnen veroorloven, mag men het gunnen, dat zij in een zacht, warm bed gaan slapen.

Goede stoffen om kussens en matrassen te vullen zijn daarentegen die stoffen, welke de lucht behoorlijk doorlaten en eene zekere elasticiteit bezitten.

Kaf geeft wel een luchtig, koel leger, is echter voor groote zware zieken niet aan te bevelen, omdat, het niet genoeg samenhang heeft. Beter zijn:

Stroo, zeegras, varen, paardenhaar, springveêren. Van deze vijf stoffen zijn alleen de drie middelste geschikt — eu deze ook zeer goed — om onmiddelijk op te liggen, stroo en springveêren kunnen daarentegen onder sommige omstandigheden als onderlaag goede diensten liewijzen, zoo hebben wij in het. diakonessen-hospitaal te KieJc'en goed door-genaaide stroozakken, waarmede wij en onze verpleegsters zeer tevreden zijn. Het paardenhaar, dat 1 ij aankoop wel veel duurder is, dan zijue concurrenten uit het, plantenrijk, is ten slotte nog goedkooper, omdat het veel langer duurt;

■1*

-ocr page 62-

HET Mi:rmi.Aii! i.\ DK zikkkmvamu:.

\vat luchtigheid en elasticiteit betreft hlijft dit voorloopig 'iet ideaal van een ziekeubed. Men moest daarom in een huis minstens een of twee paardenharen matrassen hebben, um bij ziekten te kunnen gebruiken!

Een compleet ziekenbed nu moet bestaan uit:

1. eene ondermatras met matraskussen,

2. eene bovenmatras,

3. twee of meer kussens,

4. twee linnen lakens,

5. een of meer dekens.

De ondermatras mag geen gewone, maar moet een doorgenaaide stroozak zijn; evengoed kan men daarvoor zeegras of varen gebruiken. — De beste ondermatrassen ziju evenwel de springveêren, de zoogenaamde springma-trassen; of in plaats van deze het pas uitgevonden, als een doek tusschen de twee korte bedeinden uitgespannen, vlechtwerk van draadringen. De bovenmatras moet dan van zeegras, varen of paardenhaar ziju.

Zeer noodig is het doornaaien der matrassen. Hierdoor wordt belet dat het vulsel naar eene kant gaat; do zieke kan zich daarop ook veel gemakkelijker bewegen; zonder dit doornaaien wordt het paardenhaar evengoed als stroo of dons in het midden zamengedrukt. — Eene matras is alleen dan goed, wanneer zij dicht doorgenaaid is en men daarbij hoeken en kanton niet vergeten heeft; wanneer men de steken niet aan dikke knoopen herkennen kan; wanneer de draden niet onherroepelijk vastgeknoopt zijn, maar gestrikt, zoo dat men naar believen en noodzakelijkheid ze losser kan laten of vaster aanhalen; wanneer eindelijk de matras gebombeerd is. Eene niet gebombeerde wordt spoedig plat, eene gebombeerde eerst na zeer lang gebruik.

Voor vele gevallen zijn verschillende soorten van verdeelde matrassen noodig. Zoo kan men voor patienten, die niet opgelicht mogen worden, of slechts moeielijk op te tillen zijn, zeer goed matrassen gebruiken, waar

52

-ocr page 63-

5S

een middenstuk van ter zijde kan uitgetrokken worden om 1). v. het ondersteek onder te kunnen plaatsen. (Fig I.)

Een matraskussen noemt men een van ter zijde gezien driehoekig kussen, met dezelfde stol' gevuld, als de onder-matras, hetwelk op het hoofdeinde van deze laatste gelegd, wezentlijk dient tot verhooging van de hovenmatras en het hoofdkussen.

In den laatsten tijd legt men vele zieken, vooral zulke die neiging hebben oin door te liggen, ook op lucht- en watermatrassen van gutta-percha. Vele patienten liggen evenwel niet gaarne op deze zeer beweeglijke onderlaag; zij zijn altijd bang om te vallen. Ook is de prijs voor groote kussens énorm, waarom men zich in partikuliere huizen op eene andere wijze tracht te behelpen. Kleinere daarentegen zijn zeer aan te bevelen.

Voor hoofdkussen gebruikt men het beste paardenhaar. — Wanneer ik ook al oogluikend toelaat om voor onderkussen een veêren te nemen, omdat de zieke daarop dan toch eigentlijk niet ligt, zoo veroorloof ik dit evenwel nimmer voor het bovenkussen, het eigenlijke hoofdkussen. Prix fixe, is 't hiermede; wanneer de gezonden eens wilden beproeven om op paardenhaar te slapen, dan zouden zij zien, wat ik reeds lang bij ondervinding weet, dat men daarop veel aangenamer rust, dan op dons.

Omtrent de lakens (waarvan onzindelijke lieden gaarne het bovenste sparen) is voor de verpleging hoofdzakelijk op te merken : dat zij groot genoeg moeten zijn, om flink onder de matras gestopt te kunnen worden en daardoor glad blijven liggen; dat zij fijn zijn en zoo mogelijk uit een stuk bestaan.

Waarmede zal men nu den zieke onderdekken, wanneer de groote en kleine dekbedden, plumeaux, duvets, enz. niet gebruikt mogen worden'? — Deze laatsten zijn in de meeste hospitalen, in engelache en russische particuliere huizen onbekend. Laat ons den Kus eens vragen, hoe hij zich in zijn bitter koud klimaat behelpt. Hij zal ons

-ocr page 64-

al

antwoorden, dat hij iu den zomer boomwollen, in den winter wollen dekens gebruikt ; dat hij aan één wollen deken, zelfs hij de felste koude, genoeg heeft, en zelden een tweede behoeft omdat hij zijne kamer verwarmt; en dat hij niet hegrijpen kan, hoe wij het in gezonde zoowel als iu zieke dagen, jaar in jaar uit, altijd onder dezelfde vedermonsters uit kunnen houden. — Ik weet ook inderdaad het raadsel niet anders op te lossen. Laat ons dus als Russen handelen!

liet geheele beddegoed moet eindelijk twee eigenschappen in optima forma bezitten: het moet rein en droog zijn. — Men moet er niet alleen geen vuil op kunnen zien, maar er moet iu werkelijkheid geen in of aan zijn. Ik zeg dir daarom, omdat men in veel huizen alleen dat voor vuil houdt, wat er vuil uitziet en daarom ook blauw of rood geruite kussenslopen, roode of bruine dekens gebruikt. Gelooft dan waarlijk iemand nog in ernst, dat zulke stoffen minder gauw vuil worden, minder salt sant zijn, dan dezelfde stof iu witte kleur. Of heeft men die gekozen, om waschgeld uit te sparen ? Beide is eene vergissing, welke men in het belang der reinheid niet begaan mag. Miss Lees zegt (bl. 103): Men moet voor zieken nooit iets gebruiken, wat vuil is, of waarop men het vuil niet zien kau! — Op een ziekbed behoort dus alleen helder beddegoed.

Men zal nooit droog waschgoed hebben, wanneer men de gemangelde lakens, enz. dadelijk in de linnenkast bergt. Men kau zich gemakkelijk overtuigen, dat het door het besprenkelen ingedrongen vocht, met het mangelen daar niet geheel uitgaat; evenzoo dat vochtige stoffen in gesloten kasten niet droog worden. Legt men evenwel na het mangelen het goed nog te droogen, dan verdampt daaruit het achtergebleven water.

Tot het beddegoed kan men ook nog vele onderlagen rekenen, welke dikwijls bij het verplegen van zieken noo-dig zijn :

-ocr page 65-

TIKT MKl'BILAIR IX DE ZIi:KI XKAMhK.

1 tol- besclmttintr van den patient, tegen het doorliggen,

2 tot beschutting van het bed tegen nat en vuil worden (bij bloedende, etterende wonden en onreine patiënten).

Aan het eerste doel beantwoorden zamengevouwen lakens, reeënvcllen, zakjes met zemelen of boekweitdoppeni kaf is te grof; eveneens alle mogelijke lucht- en waterkussens tot ondersteuning van kruis, stuit, hielen en ellebogen. Wat die kussens betreft, zoo heb ik ondervonden, dat de ondoorboorde kussens beter zijn dan de ringkussens; patienten met groote zweren en wonden liggen op de eerste nog altijd veel beter dan op de laatste, omdat de randen van den ring te sterk op de omgeving van de wond drukken. — Voor hielen en ellebogen beveel ik als onderlegsel vooral aan: met koud water gevulde guttapercha- of varkensblazen.

Voor het tweede doel, tot beschutting van het bed, ge-bruike men onder geen voorwendsel de zoo zeer geliefde gekleurde doorgenaaide dekens (welke in arme huizen ook wel door goed gewatteerde onderrokken vervangen worden.) In plaats hiervan neme men zeer zindelijke, 4— 6 maal samengevouwen lakens, op wier witte oppervlakte men het minste vuil ontdekken kan. Vooral make men gebruik van waterdichte stoffen (zoogenaamde hnpcrmea-hles of waterproofs) welke het vocht volstrekt niet doorlaten. Het aantal van die stoffen is legio; goedkoop en gedeeltelijk ook geheel voldoende, ook tamelijk duurzaam zijn; geoliede doeken, gevernist papier en doek; duur en onsterk; wasdoek en taf; duur, maar ook duurzaam, caout-chouc-papier en gutta-perchadoek. — Een tot twee groote stukken impermeable moeten in iedere huishouding te vinden zijn. — Op al deze stoffen mag men evenwel den zieke niet direct leggen, maar men moet ze ten minste nog met een laken bedekken. Het is ce koud en te hard om er op te liggen.

-ocr page 66-

MKT MEL'BILAIU IN' 1)E ZIKKKNKAMKlt.

IAr. PLAATSING VAN HET liED.

In het algemeen heeft men zich het slapen tegen en langs den muur zoodanig aangewend, dat men dit bijna voor liet eenige mogelijke, voor eene eerste voorwaarde tot slapen houdt en den architect, die dit schadelijk gebruik bij zijne plannen niet in rekening brengt voor heel dom aanziet (1). — Als of men een bed niet evengoed als eene tafel midden in eene kamer zou kunnen zetten en er dan toch goed jn zou kunnen slapen!

Do gezonde mag doen zooals hij wil, maar een ziekbed moet vrij staan, zoodat de verplegers in hunne hulp aan geene zijde gehinderd worden; wanneer het niet geheel vrij kan staan, dan toch maar alleen met het hoofdeneinde tegen den muur. Aan het ongewone van deze plaatsing zal de patient spoedig gewend zijn, en hij zal nu niet eerder uit het bed vallen, dan wanneer slechts eene zijde vrij was. Het bed mag nooit vast tegen den muur staan, opdat de toevallige bewegingen van dezen niet aan het bod worden medegedeeld.

Gedike-Ravotu's raad (bl. 28), welken Emmert (hl. 11) met hem deelt: om eene wollen deken achter het bed tegen don muur te spijkeren, wanneer deze vochtig is, houd ik voor eene zeer gevaarlijke manier, om een ziekbed ook tegen eene vochtige muur te kunnen plaatsen. Uic deken beschut toch niet oj) den duur, — en bovendien moet een zieke niet in een vochtige kamer liggen.

Even zoo min mag een bed kort bij de kachel staan.

In plaats van den patiënt nu den donkersten hoek in eene kamer tot verblijf aan te wijzen, zal men hem integendeel, volgens vroeger genoemde regelen, over dag op

öti

1

Dit liggen langs den muur is altijd schadelijk, omdiit wij daardoor ongi-lijlc afgekoeld «ordeu. Velen lijden aan rheuin..tismus, tand-i)ijü enz. van die zijde waarmede zij in den slaap gewoonlijk naar deu muur liggen. (rjiTTENKofeu 1. bl, 9.)

-ocr page 67-

57.

de meest verlichte plaats van de kamer leggen, waar lüj tevens van liet uitzicht genieten kan. (z. miss Xigii-tingale bi. 47). Men moet hem clan voor den fijnen door de spleten der ramen heendringenden tocht beschutten.

Om nu het bed, waarop de zieke ligt, gemakkelijk te kunnen verplaatsen, moet men er op letten, dat er rollen onder de pooten zijn, en wel die, welke naar alle zijden beweeglijk zijn, het best van ijzer.

V. HET OPMAKEN HER BEDDEN EN HET VEUBEDDKN.

Wij verstaan onder het opmaken der bedden, het inge-reedheid brengen van een bed, onder verbedden, het verwisselen van bed.

Beiden is wel is waar geen kunst, en toch zou men het er voor houden, als men ziet, hoe onpraktisch en onhandig juist diegenen er mede omgaan, die beweren het zoo goed te kunnen.

Hoe ellendig ziet men dikwijls lijdenden, ja zelfs stervenden in bed liggen — tcr\\ ijl een enkele geschikte handgreep voldoende zou zijn, om hun hunne ellende, hunne laatste zware oogenblikken te verlichten!

Op twee regelen moet men vooral letten, wanneer men een bed goed zal opmaken.

1. Het bed moet glad en gelijk zijn. Hierin ligt bijna alles opgesloten. Ongelijke matrassen deugen volstrekt niet. De kleinste plooi, een naad zelfs, kan een zieke met gevoelige huid tot vertwijfeling brengen. Het is daarom dikwijls niet voldoende zeer lijne lakens te gebruiken en zo eenvoudig in te stoppen, maar men moet, nadat men die goed aangetrokken heeft, ze dikwijls met veiligheidsspelden vaststeken.

2. liet bed moet, als een gipsafgietsel, tegen het zieke lichaam nauwkeurig aansluiten, het mag nergens hol liggen, het minste op die plaatsen van den rug welke het holst zijn, zoo als aan deu nek en in de lendenen.

-ocr page 68-

11KT .MEl'Ull.AIK IN DE ZIEKENKAMER.

Aan deze vereischten voldoet men het beste door eene do-ihn:itige pliiatsiug der kussens. Ik bespreek deze hulp gaarne nog eens nader om de vele fouten, welke men cr volgens mijne zien- wijze mede maakt. — Gewoonlijk worden de kussens, zoo voor gezonden als zieken, als een toren op elkander geplaatst (z. Fig. 2.) — Kan iemand daarop gemakkelijk liggen? Ik antwoord: Neen! Want zijn rug ligt hol — hij moet dezen dus voortdurend dragen, in plaats van hem neèr te kunnen leggen en zoo uit te ruston, of hij zakt door, en gemak en ademhaling lijden daar reeds onder. Hij m:gt;et zijn hoofd verder sterk naar voren buigen, zoodat de kin op de borst rust, en de ademhaling natuurlijk nog moeielijker wordt.

In plants van op deze manier moeten de kussens trapsgewijze gelegd worden, dus over elkander uitsteken, zoodat het eene de geheele lendenholte, het andere niet zijnen rand de geheele holte van den nek opvult, waarbij evenwel de schouders voor de ademhaling vrij moeten blijven, (z. Fig. 3 met 2 kussens. Fig. t met 3 kussens.)

Over 't algemeen neemt iedere zieke zijne eigenaardige houding in bed aan. De meesten nemen eene hallliggende aan, waarbij het hoofd slechts weinig verheven is; anderen, namelijk allen, die aan engborstigheid lijden, moeten eene h ilf zittende of geheel zittende houding hebben. Met de gewone veêren kussens kan men evenwel de patienten nooit in deze houding bepalen; in plaats hiervan moet men hen met harde kussens of door een zoogenaamde kussenlessenaar (zie fig. 5) ondersteunen. Zulk een met sterk doek overtrokken lessenaar mag nooit een gesloten raam zijn, maar moet van onderen open wezen, anders drukt het hout door alle kussens heen tegen den rug van deu patient. — Xog andere zieken moeten geheel horizontaal, zonder de minste verhooging voor hun hoofd, liggen zooals b. v. bij flauwten, zij die aan belangrijke verwondingen en ontstekingen van den rug, heupen, enz. lijden. — Eindelijk gebeurt het bij uitzondering, namelijk

-ocr page 69-

5!)

hij hen dip veel bloed verloren hebben, dat men de voeten hooger dan het hool'd moet plaatsen, ten einde den bloedsomloop naar hoofd en hersenen niet te storen. Tot dit doeleinde plaatst men onder het voeteneinde twee voetenbankjes.

Enkele zwakke zieken zakken zeer licht onder uit en liggen dan zeer slecht. Dit gebeurt minder, wanneer zij hunne voeten behoorlijk tegen bet voeteneinde kunnen zetten. Daartoe plaatst men dikwijls een kussen ot' een omgekeerd voetenbankje tegen het voeteneinde. Beide is evenwel onpraktisch: het kussen is te zacht, en tegen het loodrecht staande voetenbankje worden de voeten spoedig moe. In plaats hiervan, recommandeer ik bet sints jaren door mij met goed gevolg aangewende „bedvoeten-bankjequot;, hetwelk ieder timmerman uit zes geschaalde plankjes maken kan, en van ter zijde er uitziet als fig. (i A. De schuinsche vlakte 45 c. m. breed, 30 c. m. hoog, dient tot gemakkelijken steun voor de voeten, b. komt op de matras te liggen en tusschen deze en het voeteneinde van het bed wordt het plankje c. gestoken, zie lig. (i IJ.

Dit bankje kan ook tot beschutting der teenen tegen het dek dienen. Nog beter wordt dit doel bereikt door bogen van dik ijzerdraad (zie fig. 7), welke vooral veel gebruikt worden bij verwondingen en ontstekingen van voeten, knieën, enz.

Tot het „in bed leggenquot; behoort eindelijk ook nog, dat men het bed verwarmt, voordat men den zieke er in legt. Hoe zwakker deze is, hoe meer het noodig is. Men bespaart hem daardoor de onvermijdelijke afkoeling, welke ontstaat, wanneer hij in een koud bed komt. Hiervoor gebruikt men heete steenen of kruiken, bedtlesschen en pannen mot gloeiende kolen. Wanneer men de fiesch eenigen tijd in bed wil laten liggen, dan mag deze nooit warmsr zijn, dan dat men ze nog goed met de banden kan aanvatten, of men moet ze met iets wolligs omwoelen.

Vele, overigens zindelijke luidjes, huldigen nog het

-ocr page 70-

HET MI.I BIT.AIR IN UK /.IKKKKKAMKR.

onzindelijk gebruik, om het lied te verwannen door er eerst een ander in te laten liggen. Ja tot mijne verbazing vind ik bij Geiukk-Ravotu in het, in 18()8 verschenen, handboek over ziekenverpleging, pag. 32 de, naar ik hoop, uit de eerste oplage toevallig staan gebleven zinsnede: „Wel kan een ander eerst het linnengoed aantrekken ol' op de lakens slapen!quot; En dit, nadat onmidde-lijk vooral' er op gewezen is, dat het linnengoed zeer zindelijk en droog moet zijn en niet, om droog te worden, in het bod mag gelegd worden, omdat er anders zweet en onaangename luchten in trekken 1 Ik heb nooit logika bestudeerd — dit schijnt mij toe evenwel alle logika te missen. — Dat „intrekken van zweet en onaangename luchtenquot; is nu juist de reden waarom nooit een ander in het voor een zieke bestemde linnen- ol' beddengoed slapen mag!

Het verhedden kan bij uitstek gemakkelijk, maar ook zeer ongemakkelijk gaan. — Het gaat gemakkelijk wanneer de zieke het bed verlaten kan. Want dan kan uien het bed geheel vernieuwen, en zelfs frissche matrassen er in plaatsen. In zulke gevallen kan men het beddegoed volkomen luchten (gedurende welken tijd de patient in eene andere kamer moet gebracht worden).

liet luchten van het bed bestaat evenwel niet — zooals men in vele, en niet in de minste huizen gelooft — alleen in het afhalen', maar daarin, dat men elk stuk op zich zelf', do matras daaronder begrepen, over den rand van het bed, eene stoel of in een vensterbank legt en dan door de wijd geopende deuren en vensters ecu krachtige luchtstroom laat binnentreden en alzoo alles goed laat doorwaaien. En dit moet niet eens in de week, maar dagelijks plaats hebben!

In andere gevallen begint het verhedden met oen dikwijls zeer moeielijk ziekentransport. liij zulke zieken blijf ik gaarne wat langer, omdat het niet hetzelfde is, hoe men een patient overdraagt; men kan hem daardoor

-ocr page 71-

HET MUrBILAIU IN DK /tEKKNKAMKH.

veel verdriet, ook pijn, zelfs flauwte en, is liij verwond, bloeding veroorzaken.

Het begin van het transport bestaat in liet oplichten van den zieke. Daartoe kunnen onder anderen de zoo-genaainde hcd- of ziclicnUchtcrs dienen, waarvan de eerste ilienen om de patient zich zelf te doen oprichten, dc tweede alleen door de verplegers gebruikt worden.

Tot du lichters van de eerste soort behoort b. v. een van den zolder tot op ecnc zekere hoogte boven het bed neêrhangend koord met een doelmatig handvat; deze in hospitalen zeer gebruikelijke inrichting, heeft het nadeel dat, wanneer het bed verschoven wordt, de zieke zijn lichter verliest. — Doelmatiger bevestigt men daarom het koord aan het voeteneinde van het bed; of aan eenen sterken ijzeren boog, welke aan het boveneinde van het lied wordt vastgeschroefd (fig. 8) of aan eenen houten galg, welke men voor het bed plaatst (fig. 9).

Du andere soort van lichters zijn b. v. breede handdoeken, servetten en dgl. of een stuk sterk linnen van 75 c. m. lang, en 30 c. m. breed, door welker spleetvormig omgenaaide korte einden twee stokken kunnen gestoken worden, om vast te houden (fig. 10) Al deze doeken worden onder den rug van den patiënt doorgeschoven, door twee personen aan do einden aangetrokken en dan de patient daarmede opgelicht. — Verder kan men ook door het aanvatten aan de vier hoeken van het onderlaken of van de matras den patient van zijn bed op een ander brengen.

Eindelijk dienen dikwijls de handen der verplegers tot steun van den zieke bij het transporteeren. Men moet altijd bedacht zijn op de belangrijkheid eu den aard van het lijden. Enkele personen kunnen zeer goed door één krachtig persoon uit of in bed gebracht worden; de eene arm dient den zieke daarbij tot zetel, de andere tot steun in den rug. Eveneens kunnen twee personen over eene grootere uitgestrektheid enkele zieken zittend transpor-

Cl

-ocr page 72-

IIKT MM15I1..UU IN UK ZIKK! NKAMEli.

teeren, op een stoel of op een, ook als kinderspel bekende, draagstoel uit do handen gemaakt.

Grootere opmerkzaamheid is noodig. wanneer de zieke niet zitten kan of mag. — Het is niet om aan te zien, hoe zulk een arme zieke door een lomperd onder de armen, door een dito tweede onder de knieën aangevat en verder gesleept wordt, om eindelijk als een meelzak op zijn bed ggt; worpen te worden. Dat is geen ziekentransport meer — dat is eenvoudig eene wreedheid!

Ik heb echter dikwijls nog vele gedachte- en planlooze, hoewel dan ook minder ruwe wijzen van zieken transporteeren gezien. Zeer dikwijls heeft ongeveer hot volgende plaats: 4—5 personen dragen den patient naar een bed, dat evenwijdig aan de muur staat, zij hebben zich echter langs zijne beide zijden zoodanig geplaatst, dat, wanneer zij by het bod komen, enkelen hunner tusschen het bed en den patient komen te staan, en het dus onmogelijk is om deu zieke op bed te leggen. Zij moeten zich alzoo midden in hun werk verplaatsen, den zieke anders aanvatten, betgeen niet geschieden kan, zonder dat het voor dezen hoogst onaangenaam is.

Met het oog op zulke ongerijmdheden is het noodig betere methoden voor transporteer en aan te geven. Voor alles is zeker, dat dit des te gemakkelijker gaat, naar mate men over meer kracht beschikken kan. Meestal zijn 3—4, dikwijls 5—G dragers noodig. Al te veel is hinderlijk en ook hier ongezond. Deze helpers moeten zeer verschillend geplaatst worden, afhankelijk van den stand der beide bedden, waartusschen het transport moet geschieden.

Nomen wij eerst aan, dat, wanneer de ruimte der kamer zulks toelaat, de beide bedden, het oude, waarop de patient ligt, en het nieuwe, waarop hij komen moet, op eene lijn met elkander staan, het hoofdeinde van het nieuwe tegen het voeteneinde van het oude. In dit geval is het transport het gemakkelijkst. Wij behoeven den

62

-ocr page 73-

HET MErBII-AIK IN DE ZIKKKNKAM.ili.

zieke slechts aan elke zijde door twee dragers te doen aanvatten, opnemen en vrij in de lucht van liet oude op het nieuwe Led te doen overbrengen, (fig. 11.)

Daar, waar het zetten op eene lijn niet mogelijk is, slaan wij den volgenden weg in: Wij plaat-en heide bedden midden in de kamer, het hoofdeinde naa-t, het hoofdeinde, maar ongeveer één meter van elkander. Twee dragers vatten aan elke zijde aan, heffen den zieke op en brengen hem over liet voeteneinde van het oude bed geheel vrij n de lucht; dan maken zij een paar passen zijwaarts, tot zij onder aan het nieuwe bed komen en hrengen hem dan over het voeteneinde heen daarop (lig. 12).

Nog anders moet men handelen, wanneer beide bedden of ook eeu daarvan tegen den muur staat. De bedden worden kruiselings geplaatst, het hoofdeinde tegenover het voeteneinde, beiden op twee meters van elkander. Drie dragers, waarvan de een de schouders, de tweede het bekken, de derde de voeten aanvat, plaatsen zich tusschen de twee bedden aan de eene zijde van den zieke, heffen hem op, zwenken achteruit, om dan weer vooruit naar bet nieuwe bed te gaan, waar zij hun last neder-leggen (fig. 13). — Op dezelfde wijze (hoofdeinde tegenover bet voeteneinde van het bed) plaatst men ook een bad, waarin men den zieke zetten wil.

Hoe men verder in bijzondere gevallen den zieke ook transporteere, altijd moet men daarbij de volgende alge-nieene regelen in acht nemen :

1. Men moet den zieke niet alleen met de handen aanvatten; men kan alleen dan de noodige kracht ontwikkelen, wanneer men de armen tot aan de ellebogen onder hem schuift.

2. De dragers mogen elkander onder den zieke niet de hand geven, omdat zij hem daardoor pijn doen; liever moeten allen de handen zoo vlak mogelijk met de handpalm naar den zieke gekeerd houden.

3. Opbeuren en nederleggen moet gelijktijdig door alle

(53

-ocr page 74-

IIKT MKlTBILAIll IN DK ZIKKKNKAMr.lt.

dragers en gelijkmatig voor alle lichaamsdeelen plaats hebben, liet Ijeste op kommando van iemand die niet mededraagt.

4. Men mag den zieke niet laten doorbuigen, maar liem in zoo recht mogelijke ligging transporteeren. Daarom mogen de dragers ook niet te veel in grootte verschillen; of zij moeten zich in dit geval zoodanig plaatsen, dat de langsten aan hot hoofd, de kortsten aan de voeten komen te staan.

5. Ilust is luj het transport noodig. Gehahbel is overbodig. Ook mag er niets in den weg liggen waarover men vallen kan.

lï. Eene bijzondere voorzichtigheid moet men in acht jiemen bij zieken met beenbreuken of belangrijke ge-wrichtsonstekingen enz. Een nauwgezet geneesheer zal in zulke gevallen de zaak persoonlijk leiden ; hot is daarom niet noodig hier verder over uit te wijden.

Wie nu, een naar al doze voorschriften uitgevoerd, — ik durf zeggen classiek — zieken-transport gedaan heeft, zal dikwijls verwonderd staan, hoe gemakkelijk dat gaat. Vooral de patient merkt zeer goed het onderscheid op.

Aangezien nu eene dikwijls herhaalde vernieuwing van het bed den heilrijksten invloed heeft, een veelvuldig transport daarentegen zeer nadeelig is, zoo moet men, waar zulks geschieden kan, twee geheel toegeruste bedden in eene ziekenkamer hebben en den patient alle 12 uur verbedden. Dit grijpt hem niet meer aan, dan wanneer men hem, met het doel om te verbedden, uit het bed op eene sofa en van deze weder op het bod brengt. (Miss Nightingale bl. *10).

Eindelijk zijn er gevallen, waarin men den patient niet verbedden kan, en dit dus maar gedeeltelijk kan plaats hebben. Wanneer men het hoofd en de schouders van den patient ondersteunt, kan men het hoofdkussen zeer gemakkelijk verwisselen (wat altijd beter is, dan het oude eenvoudig op te schudden!)

-ocr page 75-

HET MEUBILAIR IN DE ZIEKENKAMER. 65

De onderlagen wisselt, men op de volgende wijze: Men maakt de schoone onderlaag in de lengte vast aan diegene welke er nog onderligt met sterke veiligheidsspelden, licht den patient met het laken op, en trekt de oude van den anderen kant weg, tot dat de nieuwe op hare plaats ligt. Ook de onderlakens kan men op dezelfde wijze achter den rug van den zieke verwisselen. Het schoone laken wordt in zijne lengte opgerold en het uiteinde aan het hoofdeneinde van het te verwisselen vastgemaakt. Men licht nu het hoofd van den zieke op, een tweede persoon schuift het oude laken onder zijne schouders bijeen, waarbij het nieuwe volgt: dan legt men 't hoofd weder neêr. Op dezelfde wijze handelt men met den rug en het hekken van den zieke, het oude altijd in verbinding met het zich langzamerhand afrollende nieuwe. Eindelijk moet men zorgen, dat er onder de voeten niets ongelijk is. Miss Leed (hl. 105) beveelt eene, volgens mij, minder doelmatige wijze van handelen aan: De lakens worden daarbij niet van boven naar onder getrokken, maar van de eene zijde naaide andere, de patient moet hierbij nu eens op de eene dan weder op de andere zijde en eindelijk op den rug gelegd worden.

Wanneer de zieke zeFs zulk eene primitieve vernieuwing van zijn beddesoed niet verdragen kan. dan blijft er niets over, dan dikwijls per dag, ter voorkoming van plooien, hot onderlaken aan te trekken, en liet aan de matras vast te maken.

vi. welke kleedeken moet men' jn het iseh aaxiieisbex.

Het bed zelf is eigenlijk reeds een slaapkleed, en nog wel, zooals wij zagen, een zeer warm. Het is daarom dus slechts eene vertroetelende gewoonte, wanneer gezonden en zieken zich daarenboven nog allerlei wollen en zelfs gewatteerde kleederen aantrekken.

-ocr page 76-

11 ';

(56 Hi.T Mlvl'lilIiAIU IN UK ZlKKKxkAMEK.

l)e kleediug in bed moet integendeel zeer licht en eenvoudig zijn: vo r mannen een hemd, en wanneer zij een kaal liool'd hcliLen (euhter ouk alleen in dit geval) eene slaapmuts; voor vrouwen eeu hemd en een katoenen of linnen jak, op het lioold, alleen ter voorkoming van het in de war geraken van het haar, eene dunne muts, nog heler een net. 1)

Wanneer men merkt dat de zieken het koud krijgen, dan moet men ze met wanner aankleeden, maar voor eene hoogere kamenemperatuur zorgen! — Alleen dan wanneer de zieke ziiten wil, mag men hem een wollen doek om de schouders slaan!

L)e kleur der kleederen moet weder wit zijn. Ik moet, vooral bij koortslijders, waarschuwen voor gestippelde of gebloemde stoö'eu, omdat ik mij levendig de opgewondenheid lu rinner, waarin ik als kind gedurende eene heete koorts, door mijne gebloemde nachtjapon gebracht werd; elk bloempje scheen mij toe een akelig beest te zijn.

Um het aan- eu uittrekken der hemden gemakkelijker te makt n, snij it men het aan de achterzijde van boven tol. ouder open, steekt de armen van den zieke in demon-wen en late het overige van het hemd alleen van voren op den patient rusten; van achteren heeft hij geen be-kleeding noodig.

mm?

liij verwondingen,enz. der armen moeten do mouwen opengesneden zijn; door aangezette banden kan men ze weder dicht1.,indm (tig. 14). Hemden en jakken voor zieken mogen geen knoopen, maar moeten banden hebben, waarmede men ze evengoed dicht kan maken; knoopjes doen den zirlce te veel pijn wanneer hij er soms op komt te liggen. iJen zieke bij het aan- en uitkleeden te laten zitten is

1

Gezonde kinderen mogen alleen in do eerste paar weken na dc geboorte eene muts dragen, omdat deze de uitwaseming der huid belet en sleelits aanleiding geeft voor den bekenden uitslag, dien men ui t weg dnrit maken.

-ocr page 77-

H KT MHIBII.All! I.V IJ F. ZfF.K KNK AMKH.

absoluut onnoodig; do liefhebljerij van vele ongeschikte verpleegsters, om hunne zieken bij het verkleeden bijna de armen te ontwrichten, door dat zij deze door de voorste spleet van het hemd er uit willen wringen, is eene geheel onnoodige plagerij. Alle kleederen bij mannen en vrouwen, kan men op de volgende eenvoudige en gemakkelijke wijze uittrekken (en in omgekeerde volgorde aantrekken). De zieke blijft rustig liggen en legt alleen zijne uitgestrekte armen naast zijn hoofd op bet kussen. Terwijl nu een persoon de armen vasthoudt en een ander, terwijl hij den zieke een weinig oplicht, het kleed in de hoogte schuift, wordt dit over het hoofd en de armen tegelijk weggetrokken.

Een bijzondere voorzorg moet men ook in acht nemen bij het verschoonen van ti anspireerende patienten. Natuurlijk worden eerst deuren en ramen gesloten, en het uiten aankleeden moet onder eene wollen deken geschieden, waarmede men intusschen het vochtige lichaam goed afwrijft. —

Voor alle zieken, maar in 't bijzonder voor hen die transpireeren, moet het schoone goed verwarmd worden.

II. OVKIUG GEREEDSCHAP IN EENE ZIEKENKA.MEE.

Wanneer ik er vroeger al tegen protesteerde, dat men in eene ziekenkamer zooveel overvloedige voorwerpen laat rondslingeren, dan deed ik zulks, omdat daarin, zooals ik nu zal aantoonen, reeds door het volstrekt noodige plaats genoeg wordt ingenomen.

Tot dit hoogst noodige behooren vooreerst eenige grootere meubelen:

Een tafel, zoo mogelijk met eene lade (waarin men b.v. de thermometer, het eetgereedschap enz. bewaart). Deze tafel, waarover men een wasdoek moet leggen, moet op

-ocr page 78-

IIKl' Ml.gt; 1)11,.Mil IX Dl. ZIKKK.VKA.MHIl.

eenigeu alstand van het ziekbed zoodanig geplaatst, worden, dat zij het minste last veroorzaakt.

Een nachttafeltje moet dicht bij het bed staan. Er zijn evenwel soorten van nachttafels. Dat ding, wat van alle kanten gesloten is, en zoo en zoo vele plankjes heeft, en gewoonlijk zoo genoemd wordt, is eigenlijk geen tafeltje meer, maar eene kast. Ik verlang evenwel uitdrukkelijk een tafeltje, en hoogst gelukkig zou ik zijn, wanneer ik het zoover brengen kon, dat men algemeen in ziekenkamers, die vochtige stinkende, verschimmelde, salpeter bevattende bewaarplaatsen afschafte, waarin b.v. de hos-pitaal-patienten mot eene zekere voorliefde naast hun kamerpot, hun nachtgoed en zelfs hun brood bewaren, en welke dus als 't ware een spot voor alle gezondheids-regelen zijn. liet nachttafeltje mag dus ten slotte slechts uit eene plank met vier poten bestaan, waartusschen men nog een plankje heeft aangebracht. Voor het gezicht kan men er een dun gordijntje om hangen; de ventilatie wordt daardoor niet wezenlijk gestoord.

Ook andere geslotene meubels behooren niet in eene ziekenkamer; wanneer zij eens de schadelijke bestanddee-len van eene ziekenlucht hebben opgenomen, dan kan wen ze daarvan bijna niet meer ontdoen. Kasten en commodes met lijf- en beddengoed, verband, enz. moeten dus op den gang of in eene aangrenzende kamer geplaatst worden.

Men heeft slechts eene, hoogstens twee stoelen noodig; verder eene sopha of e'lie chaise-longue of een ander soort van rustbed, behalve dit nog een fauteuil (welke tegelijk nachtstoel zijn kan), waarop men de zieken bij het verbedden leggen of zetten kan. De gevulde meubels moeten een glad, gemakkelijk te zuiveren overtrek hebben. Bij alle zetels moeten rug en zitting naar den vorm van het menschelijk lichaam gemaakt zijn, en niet, zooals men dikwijls ziet, loodrecht; het is absoluut onmogelijk in deze laatste uit te rusten, (z. lig. 15).

Van het kleinere gereedschap, dat in eene ziekenkamer

-ocr page 79-

MKT MI'.rilll.AII! IN UK ZIKKKMiAMKI!. 09

behoort, heliLen wij meer te noemen. Op de gruote tafel moet, een horloge of pendule staan (het eerste met een secondewijzer om den pols te kunnen tellen), van de pendule neemt men het slagwerk af, hetwelk den zieke wakker zou kunnen maken. — Evenzoo im eten op de groote tafel de voorgeschrevene geneesmiddelen staan; men mag deze nooit onder het bereik van den zieke laten, die, door zijne soms volkomene ontoerekenbaarheid, lichtelijk ongeregeld zou kunnen innemen. (Over de gereedschappen welke men bij het ingeven noodig heeft, zie later 4ae afdeeling). — Eindelijk is de tafel ouk des nachts de plaats voor de lamp eu het nachtlichtje: over dag moeten deze buiten de kamer bewaard worden. (Spiritus-lampen of zelfs petroleum-kooktoestellen mogen nooit in eene ziekenkamer komen; daarin mag zelfs niet gekookt worden.) Ook de verschillende wasch-u-ten^iliën, welke men overigens vlijtig gebruiken moet: waschkom en kan, kam en spons, tand- en haarborstel bewaart men liever buiten de ziekenkamer en telkens wanneer men die gebruikt kunnen zij binnengebracht worden ; men heeft dan eenige stofnesten minder.

Op het nachttafeltje zet men eene schel, het alarm instrument van den zieke; een drinkglas, beter eenen on-breekbaren beker voor suikerwater, wijn, enz; het kwispedoor, van welk eerwaardig instrument vele soorten bestaan. Hij ons geneesheeren staan alleen de kwispedoren van geheel ongekleurd glas in goed aanzien ; want wij willen het opgegevene niet alleen van boven, maar ook van ter zijde, niet alleen in vogelperspectief, maar ook in profil kunnen zien; daarom kunnen wij die van blik, porselein en geverfd glas niet gebruiken. Wij hebben er evenwel niets tegen, wanneer men door een boekbinder over het kwispedoor een net foedraal laat maken, hetwelk, wanneer het over het glas staat, den dikwijls walgelijken inhoud voor het oog bedekt (fig. 16.)

In het nachttafeltje, d. w. z. op het plankje, plaatst men

-ocr page 80-

li KT Mil iïlI.AIK IN DE ZI KKKX K A-MKU.

de verschillende voor de behoefte van den zieke benoo-digde ustensiliën. Ik kan niet nalaten, ook hierover iets te zeggen — voor zware zieken, die men met op den nachtstoel zetten kan, heeft men vlakke zoogenaamde steekbekkens. In vele huizen heeft men deze van tin, zij zijn evenwel zwaar en moeielijk schoon te honden, waarvan het roesten reeds tot bewijs kan strekken, hetgeen zij zoo lichtelijk doen. In dit opzicht zijn (hoewel breekbaar en daarom duurder) de bekkens van aardewerk of porselein veel beter, welke ik dan ook alleen aanraad, maar ook hiervan heeft men verschillende vormen. Ik recommandeer (iat onder tig. 17, en waarschuw voor dat onder lig. 18, niet omdat de zieke op het eene beter dan op het andere ligt, dit is het geval niet, maar om der zindelijkheidswille, het eerste is gemakkelijk schoon te houden; bij het tweede is de holle, voor het uilspoelen bestemde steel, niet alleen eene zuivere spielerei, maar daarin even als onder de omgebogen randen hoopt zich bij eene niet zeer nauwkeurige reinheid het vuil op. — De gepaste hoogte voor een ondersteek is circa 8 c. m.; hoogere zijn voor zieken ongemakkelijk, lagere moeten te spoedig geleegd worden.

Men geeft zich dikwijls veel moeite, om de uitwaseming der ontlastingen in de kamerlucht door deksels te beletten. Een aantal geniale koppen hebben zich door allerlei uit-vindingen op dit gebied reeds eenen onsterfel ijken naam verworven. Ik zal hier de verschillende, mij bekende, inrichtingen niet beschrijven, welke eene hermetische sluiting van kamerpotten, nachtstoelen, stilletjes, enz. ten doe! hebben; maar slechts eene noemen, de eenvoudigste en beste van alle, een waar Columbusei. I)e pot heeft in zijnen rand een diepe gleuf', welke met water gevuld wordt, het deksel van onderen een rand, welke in die gleuf past en dus in het water komt; de luchten blijven op deze wijze in den pot; want door het water kunnen zij niet heendringen. — Alle andere afsluitingen ook als zij nieuw zijn

70

-ocr page 81-

IIET MEUHILAIR IN DE ZIEKEN KA M EK.

verdienen dezen naam niet, omdat /ij de lucht niet afsluiten, of zij verdienen na een kort gebruik deze niet meer, omdat zij spoedig onbruikbaar worden. — Altijd Wijven deze inrichtingen echter voor morsige verpleegsters bestaan ; doze verlaten zich op de goede afsluiting en leegen den pot eerst als zij den tijd hebben. — En aangezien nu een mensch van nature wantrouwig is en zich op zijne ondervinding steunt, daarom bon ik een vijand van alle hermetische kamerpotten geworden: dus geon deksel of eene zoo slecht mogelijk sluitende omdat dan de gewetenlooze verpleegster door de langs dezen ontwijkende gassen nog vroeg genoeg aan haren plicht herinnerd wordt.

Voor gevoelige patienten gebruikt men ook opgevulde ringen met waterdicht overtreksel, welke op den rand der steekpan gelegd worden. Zulke ringen zijn zeer doel-inatiL;: maar zij mogen om der reinheid wille niet vast daaraan bevestigd zijn.

Voor mannelijke patienten hoeft men verder de onder den naam van urinoirs bekende urine-flesschen, welke eveneens van kleurloos glas en een liter groot moeten zijn. (lig. 19).

Eindelijk geef ik hier nog eene afbeelding van een kamerschut, hetwelk veel handelbaarder en lichter is dan allo oude machines, welke dezen naam dragon. Het bestaat uit een op twee voeten staand houten raam, dat manshoogte heeft. 1quot;2 nieter breed is, en waarvan het onderste gedeelte (PO c. m.) geheel vrij, het bovenste gedeelte met grof groen zeildoek bekleed is.

71

-ocr page 82-

Vlï ZIEKEN KOST.

ZIEKEN KOST.

Wanneer ik in liet voorafgegane reeds dikwijls gehekeld heb, en allerlei wanbegrippen onder het volk heb aangetoond, zoo moet ik nu mij wel beangst maken, dat ik mij door het volgende den naam van altijd gelijk te willen hebben eu van strijdlustig op den hals zal halen. Want ook nu, door het gebied van den ziekenkost te betreden, ben ik van plan een aanval te doen op oude en nieuwe dwalingen, welke ook daarbij bestaan.

liet schijnt overbodig de aandacht er op te vestigen, dat men spijzen welke door gezonden verdragen worden, zoo maar niet aan een zieke kan voorzetten. En toch, hoe dikwijls wordt deze laatste met dezelfde maat als een gezonde gemeten, ol' vergeet men dat „waar een lid lijdt, het geheele lichaam ziek isquot;; men denkt b. v. de arbeider, die met gebroken been iu bed ligt, heeft toch nog een goede maag, en omdat vroeger bij het houthakken de leverworst zijn hoofdvoedsel was, zoo moet hij die natuurlijk nu ook eten.

Niet veel beter is een ander, dikwijls geuit denkbeeld, dat de zieke zelf het beste, — namelijk veel beter dan do doctor, — weet eu voelt wat zijne maag goed ver-

-ocr page 83-

ZIEKENKOST.

dragen kan ; alsof dit orgaan niet alleen door grommen zijn honger, maar ook door allerlei lusten zijne oogenblikke-lijke bijzondere behoeften zou aangeven, alsof het een verstandig wezen was. Inderdaad zijn de meeste zieken op dat punt, gelijk aan kinderen ; en even als eene verstandige moeder hen niet in alles den zin geeft, zoo moeten ook wij b. v. wanneer een typhuszieke om worst of druiven vraagt, niet denken dat door zijn maag de goede weg is aangewezen, maar liever dat zijne zieke hersenen iets onzinnigs hebben voortgebracht. Een tal van patiënten verliest jaarlijks het leven, omdat men uit medelijden te veel rekening met hun eetlust houdt. Ik heb het bijgewoond, dat een typhuszieke doorliet gebruik van aan hem gegeven kersen gestorven was. Aan de zieken die aan dezelfde ziekte lijdende waren, was dit tot waarschuwend voorbgeld gesteld, en toch, niettegenstaande dat, gebruikte acht dagen later een ander typhuslijder stilletjes ver-bodene vruchten en stierf insgelijks.

Ik wil daarmede nu niet over eiken trek naar spijzen den staf breken. Deze zijn dikwijls voor den geneesheer eene vingeraanwijzing, waarna hij zich in zijne diëet-bepalingen gaarne richt. Alleen men moet de beoordeeling aan den geneesheer overlaten, cn niet direkt den zieke zijne lusten laten bevredigen!

Verder bestaan er onder het publiek valsche 0)5vattingen omtrent het voedend vermogen van vele spijzen, hetwelk nu eens met verteerbaarheid, dan weder met smakelijkheid verwisseld wordt. — Hierover later meer!

Eerst wil ik liever over voedsel en voeding in 't algemeen spreken:

I. HET DOEL VAN HET C'.EBTiUIK VAN VOEDSEL.

Voor lekkerbekken is het eten zelf reeds een doel; zij leven om te eten. Met den ernstigen mensch is het niet

73

-ocr page 84-

71- ziekenkost.

zoo gelegen, hij ziet in het eten eene voor hem dikwijls onaangename noodzakelijkheid om zijn leven te onderhouden. Voor hem is het voedsel eene bron, waaruit hij allerlei verliezen herstellen moet.

We zullen dit beter begrijpen, wanneer we ons het lieeld voorstellen van de inwendige gesteldheid van het menschelijk lichaam; niet zijnen anatomischen bouw, waarbij wij vleesch en bloed, huid en beenderen te onderscheiden hebben maar meer een beeld zijner chemische bestanddeelen, de stoffen, waaruit vleesch en bloed enz. bestaan. — Het menschelijk lichaam bestaat {volgens Molesciiott) naar zijn gewicht uit:

a. water.....(gt;8 procent, c. vet.........3 procent.

b. zouten en aarde 9 „ d. lijm en eiwitstoffen 20 „

dus uit vierderlei soorten van stoffen, welke onder elkander hemelsbreed verschillen, maar met elkander in het lichaam zoo innig vermengd zijn, dat wij ze met het bloote oog niet kunnen waarnemen. Wij zien wel dat het bloed vloeibaar is, maar niet dat het nog tamelijk veel zouten bevat; wij kunnen aan het vleesch niet zien dat het voor -u uit water bestaat ; en de beenderen bevatten vele min of meer doode, zuivere minerale stoffen, terwijl zij toch 1 3 van hun gewicht aan levende stof, namelijk lijm, bezitten.

Het gehecle menschelijk lichaam schijnt ons over het algemeen als uit oenen vorm gegoten, en zoo ontgaat het ons ook gewoonlijk, dat het, als eene wereld in 't klein, onder eene van buiten slechts weinig veranderde oppervlakte aan een tal van geheime veranderingen onderworpen is, zoodat het in geen enkel oogenblik hetzelfde is als een oogenblik daarvoor of daarna.

En toch hebben deze veranderingen in tamelijk groote mate plaats. Men heeft toch berekend dat een volwassene dooi' allerlei uit- en afscheidingen in 24 uur ongeveer 125 gram vaste soffen, 2750 gram water en ± 1000 gram

-ocr page 85-

/i l'k kxkost.

gassen, te zamen ongeveer 4(K)() gram stoffen uit zijn lichaam verliest. — Water verliest hij vooral door urine, ademhaling en verdamping langs de huid; zouten en eiwitstofifen (deze onder den vorm van zoogenaamde pisstof) door de urine; het vet echter verbruiken wij hij de ademhaling en tot verwarming van ons ligchaam in groote hoeveelheid. — Een geleerde verbruikt door hoofdarbeid zijne hersenen, een dagwerker dooi' spierinspanning zijn vleesch.

liet is niet moeielijk te raden — en men heeft het reeds in het groot (bij menigen hongersnood) kunnen ondervinden — waartoe dit voortdurend stofverlies, dit verbruik leiden moet, wanneer de balans niet in evenwicht gehouden en het verlorene door geëvenredigde opname hersteld wordt.

Alles nu, wat geschikt is, iets van onze uitgaven te dekken, brengen wij tot de middelen welke in staat zijn om goede voeding te herstellen, tot de voedingsmiddelen.

In deze beteekenis is ook de lucht voor ons een voedingsmiddel, want daaruit nomen wij door de ademhaling de zuurstof, en wel dagelijks (volgens Ranke, physiologie bl. ö7(J) ongeveer 750 gram oji, dus zooveel, als wij nauwelijks van een ander voedingsmiddel onder gewone omstandigheden gebruiken.

Evenzoo is het water eene voedingstof, wij herstellen door het drinken van allerlei vochten het door ons uitgescheiden wordende water.

Het volk verstaat evenwel onder de voedingsstoffen alleen de meer vaste stoffen. Ik kan aan dit gebruik getrouw blijven en in populairen zin lucht en water niot tot de voedende stoffen brengen.

Keeren wij tot de vier groepen van stoften terug waaruit wij bestaan en vragen wij, hoe wij ieder hunner weder herstellen kunnen, wanneer wij iets daarvan verloren hebben, zoo hebben wij zooeven gezien: dat wij water door water herstellen.

-ocr page 86-

76 ZIKKKNKOST.

Op dezelfde wijze moeten wij voor uitgescheidene zouten (welke in ons bloed en andere sappen namelijk in de gedaante van soda, potasch, keukenzout, glauberzout voorkomen) en aarden (welke b. v. als gips, kalk, en magnesia 2/3 van bet gewicht van onze beenderen daarstellen) weder dezelfde zouten en aarde hebben — Onze voedingsmiddelen bevatten dan ook allen in meerdere of mindere mate deze en andere zouten en aarden. Gedeeltelijk voorzien wij ze nog extra met keukenzout; liet vee zoekt het op, en de vogels pikken van den grond vooral aarden — allen gedreven door het instinkt, dat zij deze dingen noodig hebben.

Verloren vet kunnen wij weder herstellen: 1°. door gebruik van vet, dierlijk (spek, vet, boter, levertraan) zoowel als plantaardig (olie). — Daar het evenwel met onzen smaak niet overeenkomt, groote hoeveelheden vet te nuttigen, terwijl toch ons dagelijks verlies aan vet onder bijzondere omstandigheden (b. v. in liet hooge noorden, bij hard werk, in koortsziekten, bij ziekten der ademhalingswerktuigen) en op sommige tijden (gedurende den kinderlijken leeftijd) nog zeer verhoogd is, zoo is er wijselijk voor gezorgd, dat wij onzen voorraad vet ook nog op eene andere wijze, dan door het gebruik van enkel vet, aan kunnen vullen. Men weet thans, dat: 2°. ook suiker (zooals wij die als- riet-, druiven- en melksuiker in plantaardige en dierlijke voedsels aantreffen) en 3°. zetmeel (het hoofdbestanddeel van het meel van granen, erwten, aardappelen, enz., en ook van bier) binnen ons lichaam tot vet worden omgezet. Daarom hebben (door Liebig) deze 3 voedingstoffen: vet, suiker en zetmeel den naam van vetvormers of meststoffen gekregen. Het verklaart zich daaruit dat aardappeleters en bierdrinkers dikwijls opgeblazen van corpulentie zijn; dat levertraan en malz-extract dikwijls de vermagering van teringlijders tegengaan; voor kinderen, die veel vetvormers noodig hebben, is suiker eene even goede als gewichtige voeding, als de vethoudende melk.

-ocr page 87-

ZIEKRNKOST.

Lijm cu eiwitstoffen eindelijk kunnen wij weder aanvullen door lijm en eiwitstoffen van onze voeding. — Lijm vinden wij overvloedig in beenderen, kraakbeen cn banden, ook in vleescli van allerlei dieren; daarentegen niet in plantaardig voedsel. — Eiwitstof noemen wij het edelste, onontbeerlijkst bestanddeel van ons bloed en vleescli, van onze hersenen cn andere ingewanden. (Het lieci't zijnen eigenaardigen naam ontleend, aan liet eiwit van eieren, omdat men daarin eene vroeger niet bekende stof vond, welke men eveneens ciiciisfof noeic.de: en welke men later, toen gelieel overeenkomstige bestanddeelen ook in melk (als kaasstof) in vleescli (als spierstof), in bloed als globuline), in vele plantaardige voedingstoffen (als kleefstof, enz.) ontdekt waren, op al deze elkander verwante stoffen onder den algemeenen titel „eiwitstoffenquot; over-bracht. — Xocli eene andere beteekenis beeft men (volgens Liebig) voor lijm cn eiwitstoffen te zamen: men noemt ze hloed makers, en kan ze ook l:r acht stoffen noemen; want terwijl zij eigenlijk ons bloed vormen, geven zij ons ook de noodige levenskracht; cn hij, die veel levenskracht gebruikt, moet vleescli, kaas, eieren, boonen, over het algemeel voedsel gebruiken hetwelk veel hlocdmakcrs bevat (wij zullen dit nog later zien).

Om nog eens kortelings te gaan, zoo hebben wij voor ons voedsel noodig ;

1°. Water tot herstel van het verloren water.

2°. Zouten en aarden tot herstel van verloren zouten en aarden.

3°. Vetvormers (vet, suiker, zetmeel) tot herstel van verloren vet.

4°. Bloedmakers (lijm, eiwitstoffen) tot herstel voor verloren lijm cn eiwitstoffen.

2. VOEDEND VKKMOGEX.

Ifet voedend vermogen der spijzen is inderdaad niet

-ocr page 88-

78

zoo heel eenvoudig. Vele gunstige omstandigheden moeten samenwerken, zal onze voeding voor ons wezenlijk waarde hebben, en ons voeden. Zulk eene omstandigheid is de inwendige, chemische hoedanigheid der spijzen zelf'. Zie hier eene tabel, welke opheldering geven kan over deze hoedanigheid van onze meest gebruikt wordende voedingsmiddelen. Zoo bevatten (volgens Vierodt e. a.)

TOEDKNDE STOFFEN

IX 100 DKELEN;

N C

vetvormci

O Pi

5

~ NIKT VOEDEN N J)K STOFFKN.

ongekookt rundvleesch . .

90/

— /o

00/ 0 /0

O-hv — /0

27%

73%

ongekookt kippenvleesch .

1

2

24

27

73

ongekookte \ isch . . . .

1 '/2

41/2

11)

25

75

gewoon vleeschnat. . . .

l/o

s

1

11 '2

98'/2

ongekookte kippeneiereu

. i

11

14

20

14

8

5'/2

14

86

5

24

33

1)2

38

tarwemeel.......

i

70

13

84

10

tarwebrood.....,

i

48

9

58

42

rijst.........

i

76

7

84

16

versche boonen.....

2

55

25

82

18

aardappelen . ,

. 1

20

2

23

77

gele wortelen.....

IVa

81/3

I's

Ill's

88',2

fruit ........

Va

12

Va

13

87

Deze tabel stelt ons in staat, de verschillende voedingsmiddelen, met bitrekking tot hun voedend vermogen met elkander nauwkeurig te vergelijken.

Denken wij een :, iemand zal 15 gram voedingstoffen naar w Igevallcn (zout, vetvormers en bloedmakers to zamen) opnemen, dan kunnen wij hem deze portie toedienen in:

18 gram boonen.

25 „ kaas, brood.

-ocr page 89-

zikk k.n kost.

55 grain rundvleesch.

60 „ ei iets meer dan 1 stuk).

65 „ aardappelen.

100 „ koemelk (1 10 liter).

1000 „ vlecschuat (1 liter).

Een ander echter willen wij 15 gram alleen bloedmakcrs geven ; dat vindt hij in :

45 gram kaas.

60 „ boonen.

68 „ vleesch.

100 „ eieren (2 stuks).

165 „ brood.

270 „ koemelk (1 '4 liter).

750 „ aardappelen.

15(X) „ vleeschnat (l'/s liter).

Ik wil dadelijk mot deze getallen in de hand eenigo (der vele!) dwalingen weerleggen, welke onder het volk bestaan omtrent het voedend vermogen der spijzen. — Men hoort bij ons, en volgens Miss Nightingale, ook in Engeland — dikwijls zeggen: Een ei is even voedend uls 1/2, ja zelfs als een heel pond vleesch. Wij hebben evenwel zooeven gezien, dat 55 gram ei en 60 gram vleesch evenveel voedingstoffen bevatten. Daar nu evenwel een ei gemiddeld slechts 50 gram weegt, zoo heeft een ei dus nog niet eens geheel zooveel waarde, als 60 gram of ' s pond vleesch! (Verstaan wij echter onder voedingsstoffen alleen bloedmakers, dan valt de rekening nog meer ten nadeele van het het ei uit, omdat dan een ei slechts ongeveer 34 gram, dus 1 15 pond vleesch is).

Verder houdt men vleeschnat voor zeer krachtig, m. a. w. voedend. Nu moet mij toch eens iemand zeggen, of men eene vloeistof als zeer voedend kan noemen, waarvan een liter slechts 15 gram voedingstof, eu li/s liter slechts 15 gram bloedmakers bevat ?

Evenzoo berekent men meestal do waarde der aardappelen te hoog, welke op 750 gram van hun gewicht

-ocr page 90-

zikkknkost.

slechts 15 gram Icrachtstof bezitten, maar zoover gaat dikwijls de misleidiiig, dat enkele lieden liever de eieren naaide markt brengen, om er aardappelen voor te koopen.

Hier moeten wij ook de vraag opperen, welke belangrijk genoeg en reeds dikwijls gedaan is: of het niet mogelijk zou zijn, om van één enkel voedingsmiddel gedurende eenigen tijd of zijn geheele leven te kunnen bestaan?

De vegetarianen springen alle zwarigheden van deze vraag met de hun eigen lichtzinnigheid over en zeggen (Baltzer bl. 3): ,,IIet is niet in het minst twijfelachtig, dat wij van ceréaliën (halmvruchten, zooals; tarwe, rogge, gerst, enz.) en water gezond kunnen leven! Ondervinding en wetenschap hebben evenwel reeds lang het tegendeel bewezen. In Denemarken bestond b. v. tot voor korten tijd ecne veroordeeling tot eene zes weken lang uitsluitende voeding met water en brood en was bijna gelijk aan de doodstraf, want slechts zelden doorstond iemand deze straf. — Do mensch leeft juist niet van brood — ook niet van brood en water — alleen! — Hetzelfde resultaat hebben dergelijke proeven bij dieren opgeleverd. Een hond (dus een vlceschvretend dier) die alleen met vleesch gevoed wordt, vermagert bijna even snel, als wanneer hij in plaats hiervan, alleen lijm, of vet, of brood krijgt (igt;i-soiioft on Voit). — Ja zolfs de melk, dat vuedsel bij uitnemendheid, hetwelk alleen voldoende is om den mensch in zijne kindsheid jaren lang te voeden en hem zelfs nog te laten groeien, is later alleen niet meer voldoende. Wel leeft een veehoeder op de hooge Alpen meerdere maanden achtereen alleen van melk en wat hij daaruit bereiden kan: kaas en boter. Evenwel deze afwisseling tusschen drie aan elkander verwante dingen is voor hem toch van zeer groote beteekenis. En wanneer hij, de vlugge springer, niet na de zomermaanden ook weder cone andere voeding kreeg, zouden zijne levenskrachten even spoedig uitgebluscht worden, als zijne geestvermogens wanneer hij steeds alleen in het gebergte bleef wonen.

80

-ocr page 91-

zikkknkost.

Geen enkel voedingsmiddel levert ons dus die verschillende stoffen, welke wij tot onderhoud van ons leven noodig hebben, in de voor ons noodige en verdraaibare menging; het eene heeft te weinig zout, het andere te weinig vet, het derde te weinig bloedmakers, enz. enz. Niettegenstaande dit, zijn er toch nog grootsprekers, die zich er toch nog op beroepen, dat zij zieken weken, zelfs maanden lang met deze ot' gene spijs gevoed hebben. Had dit werkelijk plaats gehad, dan zou dit een bewijs zijn, hoe weinig zij van het verplegen van zieken verstaan; en dat de zieke in het leven bleef was een wonder, waaraan zij het minste deel hadden. In plaats van zich hierop te beroemen, moesten zij liever zwijgen, of den mond slechts opendoen om te bekennen, dat zij hunne verpleegden niet alleen (Jczc spijs, maar bovendien ook nog andere toegediend hebben. Want bekomt het wel aan éénen zieke goed — ook slechts eene week lang — alleen een en hetzelfde voed el — misschien de melk alleen uitgezonderd — te gebruiken?

Wij worden dus gedwongen — en sinds duizenden jaren hebben de aardbewoners, terwille van het lieve gehemelte, zich gaarne daartoe laten dwingen — om de spijzen zoo veel mogelijk te wisselen. I»e ondervinding beeft geleerd, dat eene gemengde voeding de eenige goede is. l)it doel is evenwel altijd nog langs twee wegen te bereiken.

Wij kunnen de voetstappen der vegetarianers drukken, die het plantaardig dieet voor het natuurlijke en zich zelf als van nature voor vruchteneters houden (zie Baltzkr, 1)1. 9). Wij kunnen inderdaad, wanneer wij eens goed boete willen doen, zonder eenig dierlijk voedsel, bij zuiver plantaardigen kost, oud worden. (Zulke strenge vegetarianers zijn er evenwel niet!)

Wij kunnen echter ook, met minder overspanning en dwang, naar hot plan leven, dat reeds in den bouw van ons gebit, en onze maag is weggelegd, en volgens hetwelk wij zoowel vlecsch- als plantcnctcrs zijn.

fi

81

-ocr page 92-

Zll KKNKUSr.

Alleen door eene vereeniging van dierlijke en plantaardige voedingstoffjn, wordt onze kost op de goede manier gemengd.

Zulk eene gemengde voeding moeten wij nu vooral liij het verplegen van zieken in toepassing brengen. Niets staat een zieke spoediger tegen, dau altijd hetzelfde te moeten eten eu drinken.

III. VERTEEKBAAKUUID.

Wat noemt men „verteerbaarheidquot;? — Daarover moeten wij elkander eerst trachten te verstaan!

Het volk vraagt naar zijn gevoel, dat hij gedurende en na het eten heeft, en noemt gemakkelijk verteerbaar wat hem niet zwaar in de maag ligt, geen buikpijn, geen win-derigheid veroorzaakt, wat dus ongemerkt in ons verwerkt wordt; — moeielijk te verteren het tegenovergestelde.

De geleerde zoekt alleen naar net lot der spijzen, dat is hunne bestanddeelen; hij noemt verteerbaar wat door gezonde spijsverteringswerkiuigen in het algemeen verteerd, d. w. z. opgelost kan worden en daarna in het bloed geraken — onverteerbaar, het tegendeel!

i ie praktische arts moet echter tusschen de eigenaardigheden van het volk en geleerdheid heen laveeren, met beiden bekend zijn, beide heeren dienen. Jmi dut zal hem hier niet moeielijk vallen, want meestal — niet altijd evenwel — zijn de moeielijk verteerbare sjnjzen van het volk tevens diegenen, welke veel van de onverteerbare stoffen van den geleerde bevatten.

Nauwkeuriger bezien, hangt de verteerbaarheid af: 1°. van de hoedanigheid der spijzen. Alles is in lijn verdeelden, opgelosten toestand gemakkelijker te verteren dan in vasten, groven toestand. Daarom is reeds een zorgvuldig kleinmaken der spijzen, bij het eten zoo noodzake-

82

-ocr page 93-

/n.KKNKOST.

lijk. Wanneer tanden en tong goed gewerkt hebben, dan is hot voor de maag veel lichter werk. En goed gelatinvd is half verteerd!

Om dezelfde reden is geperst, of gerold deeg moeijelij-ker te verteren, dan luchtig gebak, een hard gekookt ei zwaarder dan een zacht, kaas zwaarder dan hare moeder, de melk.

Verder is het watergehalte van het voedsel van belangrijke beteekenis. Water is niet alleen het lichtste, maar ook het lichtst verteerbare bestanddeel van onze voedingsmiddelen. En dus zijn onder deze laatsten ook die het gemakkelijkst te verteren, welke het meeste water — hetzij naluurlijk of kunstmatig — bevatten. Koemelk heeft 86%, ongekookte boonen slechts 14% water. De eerste is dus even gewulzkelijk als de laatsten mocicl/i/: te verteren zijn. —• Niet ten onrechte taxeert het volk dus do verteerbaarheid der spijzen naar hun gewicht. Toch kan liet groote voedend vermogen, de overmaat van vaste bes'and-deelen, zelfs een nadeel worden, hetwelk het gebruik van enkele stoffen, zoo als boonen, gekookte chocolade, aan vele zieken verbiedt.

Verder kan zulke voedingstof ten gevolge van veranderingen, welke zij bij hare toebereiding ondergaat, zeer verschillend verteerbaar zijn. Tot voorbeeld diene het-, zetmeel, zoo als wij het overvloedig in het meel van koren aantreffen. Ongekookt is het bijna onverteerbaar, door koken zwelt het tot eene dikke, nog tamelijk mosijelijk verteerbare kleefstof op ; door roosten daarentegen wordt het in zoogenaamde dextrine omgezet en verkrijgt daardoor zijne grootste verteerbaarheid. Daarom is beschuit, gemakkelijker te verteeren dan brood, de gebakken korst van het broed gemakkelijker dan het meer weeke, binnenste gedeelte. — De gezamenlijke gekookte meel-pijzen vullen daarom ook eerder, dan de gerooste, gestookte, gebakken en gebraden, lui gat in eene hongerige maag, omdat zij langer daarin blijven liggen — een voordeel

G*

8:5

-ocr page 94-

ziek mn kost.

waarvan onverstanilige huisvrouwen gaarne gebruik maken, in plaats van te bedenken, wat Bkillat-Savaudj zegt; men leeft n iet ran hetgeen men eet, maar wel van hetgeen men verteert.

Eindelijk treffen wij onder onze voedingsmiddelen oen aantal stoffen aan, welke in de spijsverteringswerktuigen niet oplossen eu daarom voor geheel onverteerbaar moeten gehouden worden; in het plantaardig voedsel komen zij als zoogenaamde houtvezelen, als gom en plantenslijra overvloedig voor; in vleesch spaarzaam als elastieke vezelen. liet dierlijke dieet is dus over het geheel een zeer gemakkelijk verteerbaar voedsel. Wat nu van de spij/.en niet verteerd wordt, hoopt zich in de darmen als zuivere ballast op en moet bij gelegenheid over boord geworpen worden, /nlke ballast voert nu, volgens boven aangegeven gronden, een individu dat als vegetarianer leei't, — hetzij mensch, paard of koe — meer mot zich mede dan een vleeschetend.

Verder is op de verteerbaarheid ook van invloed de toestand der spijsverteringswerktuigen. Bij gezonden werken zij als een goed uurwerk; het eene rad grijpt in het andere; de mond biedt aan de maag, deze aan de darmen als hot ware de hand. Een gezonde heeft daarom ook, behalve dan wanneer hij over de maat (jaat, hoogstens een zeer natuurlijk gevoel van zwaarte na het eten, bemerkt evenwel niets van het verloop der spijsvertering.

Verschillende ziekten kunnen echter het uurwerk in disorder brengen; en dit doen nu niet alleen maag- en darmziekten — wat niet te verwonderen is — maar ook bij lichte koortsen weigert de maag meestal haren dienst; er wordt te weinig maagsap gevormd; bij groote inwendige hitte kan deze afzondering geheel ophouden.

Niet alleen ziekten hebben deze stoornis ten gevolge, ook de levenswijze van den mensch oelent zijnen invloed op de spijsvertering uit. Voor den koopman b.v., die den geheelen dag op zijn bureau zit, zouden die hoeveelheden

-ocr page 95-

zi i:m;x kost.

kaas eu worst, welke door een arbeider in hot veld zonder nadoel gebruikt worden, een niet te verteren voeding zijn. Beweging bevordert in het algemeen de spijsvertering en daarop moeten wij bij het verplegen van zieken bepaald letten; wij mogen aan hem, die in bed ligt, ook al is hij niet zwaar ziek, ook al is zijne maag goed, geen moeielijk verteerbaren kost geven.

Van belang is liet eindelijk to weten, dat verschillende doelen der spijsvertering-werktuigen eone geheel verschillende rol to vervullen hebben. Ik breng tot voorbeeld twee daadzaken bij.

De vertering van het zotmool begint reeds in den mond, door bet speeksel, waarmede het vermengd wordt. Die weinig of geen speeksol hooft, kan zetmeel dus niet goed verteren. In dozen toestand bevindt zich nu het kind gedurende de eer-te 4—0 maanden. Eerst met de tanden ontwikkelt zich ook meer speeksel. Om deze roden alleen is het vroegtijdige voeren der kindoren met pap.... onzin!

Het vet daarentegen wordt noch in den mond, noch in do maag, maar eerst en alleen in de darmen verteerd (door de gal), zonder dat evenwel daarom bet vet als moeielijk verteerbaar moet beschouwd worden. Vetkaarsen zijn voor de Kozakken zelfs eene lekkernij, en hij verteert ze even goed als de Laplander zijn traan. Stellen wij ons nu eone spijs voor, welke b.v. uit zetmeel of eiwit-sti.fl'en bestaat (uit stoffen, welke het maagsap zelf zeer goed verteert) en tegelijk echter zeer vet is. In deze spijzen zijn de eerste bestanddeelen zoo van vet doordrongen en zelfs omhuld, dat ze inliet maagsap, door dit voor hem onaantastbaar hulsel, in hot geheel niet of slechts onvolkomen bereikt en verteerd kunnen worden. Dit voorde verklaring van de bij het volk zeer goed bekende moeielijke verteerbaarheid van vet voedsel.

S5

-ocr page 96-

ZIKKF.XKÜST.

IV. TOEDIKNING VAN ZIEKENKOST.

Behalve het voe lend vermogen en de verteerbaarheid der spijzen zijn voor de voeding van zieken nog vele dingen van belang, welke men dikwijls weinig kent en daarom ook weinig in acht neemt. De ervarene verpleegster is wellicht ner ens beter op hare plaats dan daar, waar het om de voeding van de haar toevertrouwden te doen is, en zij toont hare zorgzaamhe'd ook in den aard en de manier, waarop zij hen hunne voeding toedient. Ik moet ook daarover iets zeggen.

Voor alles moet men een zieke nooit het gebruik van voedsel aanraden, waarvan het gezicht oi' de reuk hem reeds misselijk maa t. Pap, welke in een ijzeren kookpan wankleurig geworden is, een in zijn eigen \et koud geworden stuk vleesch, eene voor twee dagen gebakken omelette, vetachtige, half gestremde melk, iets wat aangebrand is, dat alles wordt wellicht door eenen iionge-rigen boer zonder bedenken nog goed verteerd, maar ontneemt aan eiken zieke den eetlust. Niet veel beter zal het gaan, wanneer hij in zijne soep een haar of eene vlieg vindt, of wanneer zich op zijn bord de plompe, vette vingeren der keukenmeid hebben afgezet, üok de vieze gewoonte van sommige vuilpoezen van verpleegsters om de spijzen eerst met denzelfden lepel te probeeren, welken de zieke daarna gebruiken moet, kan hem allen eetlust ontnemen; evenzoo eindelijk, wanneer men hot overgeblevene van zijn maaltijd den patient lang onder de oogen laat staan.

Ofschoon ik nu wel weet dat zelfs de meest aanlokkende en lekkerste spijzen bij sommige zieken een weerzin, zelfs braking kunnen opwekken, nog voordat zij er van geproefd hebben (zoo als dat vooral van eiergerechten bekend is) zoo kan ik toch, in tegenstelling van Wikl (voorrede bl. XII), (.ie meer op den lekkeren smaak.

-ocr page 97-

ZIEKENKOST. 87

verteerliaarlieid, enz. dan om lief prettig oog der spijzen geefr, niet genoeg er op drukken, dat men tocli allo opmerkzaamheid ook op de smakelijke toediening moet vestigen. Deze moeite wordt dikwijls zoo ruimschoots beloond.

Verder is het van belang om den patiënt zijn eten op den juisten tijd te brengen. Altijd en altijd vergelijkt men evenwel den zieke nog met een gezonde en denkt, omdat de laatste zich aan bepaalde uren gewend heeft om te eten, daarom moet de eerste zich ook aan dien tijd houden. Maar de ziekta maakt echter een groote streep door die mooie rekening. De maag der zi eken kent peen uur en bindt zich aan geen tijd. Deze wil naar hare behoefte bevredigd worden, of het zoogenaamd tijd is of niet. Nu zal evenwel eene ervaren verpleegster niet daarop wachten, tot dat de patient over honger begint te klagen, want dikwijls zoude zij dan lang kunnen wachten, vooral bij zielsziekten en bij hen die bewusteloos zijn, of bij het eten bang zijn voor pijn, moeite enz. en daarom blijde zijn wanneer men er ben niet mede plaagt. Men moet daarom den zieke nauwkeurig gadeslaan en naar zekere teekenen het juiste oogenblik tot het toedienen van voedsel raden: een zekere traagheid der bewegingen, bleek worden, eene slaperige uitdrukking der oogen, een aanval van zwakte tot flauwwordens toe, wanneer de zieke zich wil oprichten, deze allen zijn kenteekenen, welke zich juist dan instellen, wanneer de zieke weder voedsel noodig heeft. In het algemeen moet evenwel de verpleegster weten, dat de zieke, zoo goed als een gezonde, alle twee uur noodzakelijk weder iets gebruiken moet; dat deze noodzakelijkheid echter vooral komt na een bad, na het verbedden, in 't kort, na bepaalde lichaamsinspanningen, ook des nachts; dat het dus onder sommige omstandigheden zelfs dringend noodig kan zijn, hem uit den besten slaap te wekken om hem te voeden, en dat dan het bekende spreekwoord: slaap is heter dan voedsel ook omgekeerd waar is.

-ocr page 98-

7,1 kkkn kost.

Daarbij is het evenwel dikwijls noodig om met takt en vasten wil de weigering van een patient te overwinnen, alsook om hem het gebruik der spijzen op alle mogelijke wijzen gemakkelijk te maken. Anders zou men beleven, dat hij naast de lekkerste schotels met. goeden eetlust den hongerdood stierf, (zie miss Xightixgale bi. 37.) Zoo zal men bv. zijn vleesch snijden, hem met kussens of den arm ondersteunen, als hij zitten wil; men mag niet van hem vergen, dut hij in eene ongemakkelijke houding van eene naast hem staande tafel eet, maar hem het bord minstens op eene over zijne knieën gelegde plank, heler nog op eeu zoogenaamd beddetafeltje plaatsen. De boste beiltafel-tjes zijn nu niet diegenen, welke met 4 poo'.en op het bed, maar die met één lange van drie voeten voorziene poot naast het bed kunnen geplaatst worden en waarvan de plaat vrij over den zic.lt;e uitsteekt, (zie iig. 22.)

Het moeie'.ijkste is de voeding bij die hulpbehoevenden, die aan allerlei ziekten van handen of armen lijden en daardoor niet in staat zijn um lej el en vork zelf te hanteren. Dan moet de verpleegster den ongelukkige zeer geduldig stuk voor stuk, even als bij een kind, voeren. Tot dit doel vind ik de lepels altijd zoo onpraktisch, omdat men daarmede zoo lichtelijk morst. Veel minder heeft dit plaats met een glas, een beker, een kopje of een aarden (iiiet blikken!) zoogenaamden BihciOtt. (/.ie iig. 22).

(Jok de enkele porties spijzen moet men regelen, want zieken, c.ie over de hoedanigheid en grootte van hunne maag een te gunstig oordeel hebben, zijn niet zoo zeldzaam. Men treft bij zielszieken, ook bij reconvalescenten van zware koortsen somtijds eene ware vraatzucht aan. lüer moet men dus bet overladen van de maag trachten te voorkomen.

eel meer gebeurt het evenwel, dat de zieke niet zooveel gebru kt, als hom voorgediend wordt, en alle redenering en elke hulp baat niets. Om daar nu uit te besluiten, dat de zieke volstrekt geen eetlust heeft, zou zeer onver-

S8

-ocr page 99-

89

standig ziju. Daarom moet men na eenigo oogeublikken met clezeli'de of andere sjiijzen weder probeeren, even als zulks bij kinderen dikwijls noodig is. I\Ien moet altijd weder aankloppen tot dat men eindelijk binnen krijgt. En wanneer de zieke nu ook al niet op eens 12 lepels spijs gebruikt, dan geeft men hem met bepaalde pauzen 2 maal ü, of 3 maal 4, soms ook zeKs elk half uur een lepel vol. (z. Miss Nigutixgale blz. 30).

Niemand moest zich voor ziekenverpleegster uitgeven, die niet tegelijk met de edele kookkunst bekend is, ten minste met bet klaarmaken van die fijne lekkernijen, welke den roem van eene keukenprinses van den eersten rang uitmaken; veel meer dus nog — wanneer men dien naam wil dragen — met de toebereiding b. v. van bouillon, soep, pa]), beefstek, met het koken en kloppen van eieren, enz. — liet is geen hekserij om voor zieken te koken; maar het vordert eene bijzondere nauwgezetheid, want een zieke is tevens een lekkerbek.

Ik heb een aantal algemcene opmerkingen over voeding van gezonden en zieken laten voorafgaan, om in het volgende beihalingen te kunnen vermijden.

Dit volgende nu zal eene bespreking van enkele spijzen voor zieken zijn. Men moet evenwel geen nauwkeurig oudeiricht verwachten in het toebereiden van ziekenkost. Ik zal mij in het algemeen bepalen tot het aangeven van de keuze der spijzen voor zieken en slechts hier en daar regelen voor hunne toebereiding tusschen-lasschen. Meermalen zal ik daarentegen naar bet kookboek van collega Wiel en Cosstanz v. rwijzen, hetwelk reed--in 1871 tot groote vreugde van alle artsen verschenen is (hiervan bestaat eene hollandsche vertaling ie Alkmaar bij P. Kluitman) en aan eene lang bestaan hebbende behoefte op zulke eene wijze voldaan heeft, dat allo concurrentie buiten gesloten blijft. Dit bock is het eenigste in

-ocr page 100-

90

zijn soort, hetwelk een vol vertrouwen verdient en met een gerust, geweten kan worden aanbevolen.

V A S T E SP IJ Z E N.

vleescii.

Vleesch fjeven wij aan zulke zieken, die wij krachtig voeden willen. Uit de tabel (pag. 78) zien wij dat gevogelte de meeste, visch do minste bloedraakers onder de verschillende vleeschsoorten heeft.

Jonge dieren hebben een waterachtig, vandaar gemakkelijker verteerbaar, maar minder voedzaam vleesch.

Over gens leveren runderen, schapen, varkens, en wild allen een ongeveer even voedzaam vleesch op. — Voedzamer dan al het vleesch is echter de zwezerik, welke tevens het eenige ingewand is dat een zieke gebruiken mag.

Het vetgehalte van het vleesch is zeer verschillend, want niet alleen zijn alle g nieste dieren vetter dan niet gemeste, maar ook bij niet gemeste, is het onzichtbaar in en tusschen de vlee-chvezelen verdeelde vet, zeer verschillend in hoeveelheid. — Arm aan vet zijn: edel wild, hoenderen, duiven, ktlveren en runderen; reeds vetter zijn: schapen, zalm: hot vetste: het varken, vooral enkele gedeelten daarvan (het. minst de hammen). Enkele ingewanden: hersenen en lever, zijn ook zeer vet. — Maaglijders (als zoodanig zijn de meeste zware zieken te beschouwen) moet men alles verbieden dat vetter dan kalfsvleesch is.

Gedeeltelijk wegens hunne vetheid, gedeeltelijk wegens hunne kruiden moet voor alle soorten van worst, ragout, vleeschpasteien en dergelijke gewaarschuwd worden — enkele uitgezonderd: goed gemaakte braadworst (zie Wiel blz. 95) doch zonder vette en gekruide saus.

-ocr page 101-

ZIKKKNKOSl.

Wegens /iijnoi scherpte moet men ook verwerpen: al hot zoute en pekelvleesch (sardellen, haring). — zacht gerookt vleesch is het meest geschikt.

Om hunne taaiheid moet men: hart, nieren, darmen (ingewanden) verbieden.

Rauw vleesch is zeer gemakkelijk te verteren. Het wordt daarom dikwijls aan zieleen voorgeschreven in den vorm van geschaafd of gehakt (in soep), kalfs- of rund-vleesch, van oesters, van we tfaalsche hammen. De toevoeging van een weinig zoutzuur of citroensap verhoogt de verteerbaarheid (omdat deze zuren het maagsap in de oplossing der eiwitstoffen behulpzaam zijn). - Uit rauw vleesch bereidt men ook een voedend, zeer gemakkelijk verteerbaar vocht: dc koude, Licbigsche bouillon, op de volgende wijze:

500 gram zeer mager, fijn gehakt, rundvleesch,

V» liter gedestilleerd water (uit eene apotheek), 6 droppels zuiver zoutzuur (ook uit de apotheek), 2 gram zout.

moet men gedurende twee uur koud laten trekken. Dan ontstaat er een roode, smakelijke bouillon, welke de meeste voedende bestanddeelen van het vlecschnat bevat, - men zijgt het door een doek en geeft het den zieke in kleine porties koud te drinken. (Door te verwarmen zouden de opgeloste {eiwitstoffen) stollen en daardoor hun verteerbaarheid verminderen).

Gekookt vleesch (soepclecsch) meestal van het rund, wordt sinds honderde jaren bijna in alle huishoudens zoo praktisch toebereid, dat men een vleesch van bijna geen waarde en eene niet veel brtere bouillon (soep) verkrijgt. Ruimte verbiedt mij hier de fouten dezer kook-methode aan te toonen en betere regelen aan te geven ; ik verzoek u dus beleefdelijk Wiel (blz. 48—51) daarover na te lezen, en wil slechts opmerken, dat hot gewone,

91

-ocr page 102-

92 ZIEKEN KOST.

gekookte vleescli, onulixt het sap- en krachteloos is, voor zieken niet geschikt is.

Ik 1 ieli \roeger mijne ergernis reeds uitgesproken over den veel te grooten roep, waarin de gewone bouillon als ecu wonderdadig voedingsmiddel staat Die wil, kan zich in de keuken overtuigen, hoe weinig er overblijft, wanneer men ook de krachtigste bouillon laat verkoken. Nauwelijks een theelepel vol van een halve maat bouillon, zegt Jliss Nightengale, blz. 39. die bet geprobe rd heeft. — Het is daarom ook tamelijk hetzelfde, of men rund-of kalfsvleesch, jonge of oude kippen, visschen of schildpadden, kikvorschen of slakkeu — of wat voor eet-en oneetbare dieren ook kookt; of men het verkregene zeer be cheiden „vleeschnatquot;, dan of men het houUlon of hci'f-lca (ruuderthee) noemt; het bevat toch altijd ongeveer betzelfde: enorm veel water, weinig lijm, weinig zout (behalve wanneer de keukenmeid verliefd ilt;) en slechts sporen van eiwitstoffen e i vet. — Men heeft dikwijls beweerd, door het koken van het vleesch iu eeue Papi-niaansche pot wordt de bouillon voedzamer, omdat zij meer eiwitstoffen bevat. Hieromtrent kan ik uiets zeker zeggen.

Al staat nu ook het voedend ver ogen van 'en bouillon zoo laag, dat men nooit daaraan denken mag, om eenen zieke er mede te willen voeden, zoo zouden wij hem bij het verplegen van zieken toch niet gaarne mi-sen Zijne pikante, krachtige smaak maakt niet alleen reclame, maar zij heeft ook twee andere goede eigenschappen:

Zij wekt vooreerst den eetlust op en maakt de maag beter geschikt vuor het gebruik van andere werkelijk voedende dingen 1). Z-j verhoogt de werkdadigheid van

1

Een in bouillon geklotst ei wordt daardoor gcmalxk; lijkcr ver-teerd dan onder vele andere jredaanten. — Het niiddatrete-u met vlee»chsoep le beginnen, is zeer goed; dat geeft eetlust voor de Tolgcude gerechteu! (Men zij evenwel indaehtig, dan sleelits weinig

-ocr page 103-

ZISKENKOST.

liet hart (op dezeUun wijze als wij dit later van thee, kofiij en wijn zuilen zien; ecne zeer gewenschte werking op verzwakte en uitgeputte Hol. ^gt;en!

Geheel dezeltde werking heeft nu ook het vleesch-oxtract (eveneens door het koken en daarna uitdampen van vleesch gemaakt). — Vroeger hield men dit voor de quintessense van al het voedzame uit het vleesch, — maar dat zou te mooi geweest zijn, en het blaadje heeft zich gekeerd. Siuts Lieuig en Pkttenkokkr hunne hand-teekeuing onder dat vlee-ch-exh-act gaven, hetwelk geen spoor vet, lijm en eiwitstoffen bevat, beriepen de vlee ch-extract fabrikanten zich er zelfs op, wanneer hun artikel geeti dezer voedende stoffen bevatte. Zoo is het dan voor het publiek gemakkelijk gemaakt, om eindelijk te ge-looven, dat vleesch-extract geen voedingsmiddel is, maar alleen, zooals Petteskofer (Ueber Nahrungsmittel etc., blz. 7) het noemt: „een smeersel voor de lichamelijke machinequot;, omdat het op dezelfde wijze werkt, als ik zoo even van de soep gezegd heb.

Een ander praeparaat van het vleesch, maar nog meer uit beenderen, kraakbeen en banden van dieren bereid, is het dril (ook gelei, bouillonkoekjes, jus, genaamd). Deze smakelijke en gemakkelijk verteerbare, daarom voor zieken aan te bevelen spijs, bevat veel meer lijm dan de soep en is dus veel voedzamer. — Zieken moeten evenwel niet gebruiken die met allerlei dieren bevolkte geleien (waardoor zij als hot ware op eeu aquarium gelijken), welke bij bruilofts- eu doopmaleu zoo menige vuile maag maken.

Ik kan niet nalaten, hier het recept, voor eenen krachtigen bouillon voor zieken te geven, welke als zoodanig zijnen naam verdient: één pond mager rundvleesch wordt fijn

soep tc gebruiken) — Beter zoiuleu wij evenwel doen door de soep in de gedaante van vleeseh te gebruiken — even als de Eugelschen, die van geen soep houden.

93

-ocr page 104-

'/.! l.Ki XKOST.

gehakt, met een snufje zout in eeue flescli gedaan en zooveel water daarop dat het gehakt er even onder komt. Deze flesch wordt open in eene kookpan vol water gedaan, waaronder een flink vuur brandt, (de scheikundigen noemen dit in een wuterbad koken, in kookboeken noemt men het aux hains Marie). Nadat het 4—(i uur gekookt heeft, wordt de ilesch leeg gegoten door eene zeef en goed uitgeperst. Op de zeef blijft nu een klein hoopje houtspaanachtige massa over — de drooge vleesch-vezelen. Het doorgezegene is echter eene kleine portie bruine, naar vleesch riekende eu smakende bouillon, welke al de voedende stoffen uit het vleesch bevat, en zoo sterk is, dat men haar den zieke slechts eierlepels gewijze of in een kopje met water opgelost geven mag.

Gebraden vleesch (waartoe men ook het (jesmoorde of gcf'ricnsseerde brengen moet) is in vele huishoudingen een zeldzame vogel, omdat men dan geen soep heeft — een groot ongeluk! En toch heeft een op een sterk vuur goed toebereid stuk vleesch dit voor boven het gewoon gekookte vleesch, dat al het voedzame sap er nog in is. Door de groote op zijne oppervlakte inwerkende hitte stollen hier de eiwitstoffen en stellen eene vaste laag daar, waardoor het sap uit zijn binnenste gedeelte niet meer wijken kan. 1)

Voor zieken deugen alleen de volgende vleeschspijzen:

Kalfsvleesch (maar niet te vet, dus b. v. geen nierstukken), warm of koud, maar nimmer opgewarmd, (zie Wiel hl. 59.)

Kalfscoteletten (maar au naturel, niet gefruit, omdat het meel- of deegomhulsel te veel vet opzuigt).

Fricandeau (maar niet gelardeerd).

91

1

lu lt;le veronderstelling niimclijk, dat eene onkundige keukenmeid er niet onoplioudelijk in prikt en zoo aan het sap eenen uitweg verschaft. Wiel zegt daarover (bi. 57); steek nimmer met eenen vork in vleeseh dat gebraden wordt.

-ocr page 105-

/lEKKKKOST.

Rundvleesch (maar niet gekruid, zooals boeuf a la mode) liet Lest op Eugelsche wijze aan liet spit bij een open vuur bereid: roastbeef; of als beefVtek, welke op sterk houtvuur a Ja Wiel (zie bi. 52) in liet geheel slechts IVa ininuut gebraden wordt, dus van binnen nog rauw is.

Schapenvleesch slechts voor enkele zieken, en dan voor deze ook alleen zeer magere coteletten.

Vleesch van jonge reeën en hazen (maar ook niet gekruid).

Tam gevogelte, vooral duiven, hoenders (niet gemest, vooral geen gunstinlevcr-terrincn). Wild gevogelte is of te vet of te taai, enz. Bij al het gevogelte moet overigens de wel smakelijke, maar zeer vette en taaie huid zorgvuldig verwijderd worden, omdat dit de darmen te veel prikkelt.

Gebakken vleesch (b. v. ham in deegomhulsel) verliest ook niets van zijn sap, is dus zeer voedzaam. — Wikl bevoelt deze wijze van toebereiden zeer aan. — Mij schijnt het evenwel toe, dat men lang al de zieken hierop niet regaleeren kan, omdat men met het vet hierbij niet zuinig kan ziju!

KIPPEK-EIEKEN.

Uit de tabol heeft men de groote voedingswaarde kunnen zien, maar ook uit de berekening dat deze dikwijls te hoog wordt aangeslagen.

Zoo als bekend is bestaat een ei uit verschillende deelen, reeds uiterlijk door kleur en zamenhang kenbaar, de eierdooier weegt slechts de helft van het eiwit, de eerste is naar evenredigheid veel voedzamer, bevat namelijk meer vet dan het laatste. Over het algemeen is het vetgehalte van don dooier veel grooter, dan van eenig ander voedingsmiddel (cacao uitgezonderd).

Wij trekken uit deze daadzaken het gevolg, dat wij

95

-ocr page 106-

90

ons met eierdooiers beter kunnen voeden dan met eiwit; maar ook dat wij de eerste wegens hun vetgehalte niet maar zoo aan eiken zieke geven kunnen.

Omtrent de toebereiding van eieren voor zieken moet ik het volgende zeggen. Bij de ziekenverpleging zijn verboden:

Hard gekookte eieren onder welken vorm ook, eveneens de meeste omeletten en pannekoeken.

Gebruikt mogen worden: zacht gekookte eieren, ook spiegeleieren (welke men verkrijgt door een opengeklopt ei in kokend water te gieten, waardoor alleen de buitenste laag stolt), geroerde eieren (met een weinig mei; en zeer weinig boter slechts een oogenblik in een pan omgeroerd). Eveneens de eiergelei, zie kookboek van Henkiêttk Davidis bl. 27t! No. 11, maar zonder kruiden, en ook de omelette soufHée.

Ongekookte eieren, het beroemde huismiddel van heesche zangers, zijn niet aangenaam voor elk gehemelte; voor velen zijn zij zeer onaangenaam. Met suiker tot schuim geklopt (Wiel bl. 97) zijn zij daarentegen een lekker en zeer gemakkelijk verteerbaar voedsel voor zieken.

Dat de toevoeging van eieren het voedend vermogen van alle spijzen verhoogt spreekt van zelf.

Als aanhang-el noem ik hier nog het dooi' Rudolf Demme in üern, voor kinderen aan dysenterie lijdende, aanbevolen eiwitwater, dat men bereidt door het wit van 1—3 eieren met ife—1 lil er gekookt water zonder eenig ander bijmengsel om te roeren en waarvan hij goede resultaten gezien heefr. Wellicht zou deze, evenwel niet zeer smakelijke drank, ook bij volwassen zieken beproefd kunnen worden.

meelspijzen.

Dit is de naam voor meerdere groepen van natuurproducten, welke, uiterlijk wel zeer verschillend, doch

-ocr page 107-

97

naar hunne inwendige hoedanigheid zeer nauw met elkander verwant zijn; namelijk voor:

1. Granen.

2. Peulvruchten.

3. Knolgewassen.

Op de tabel vindt men voor twee graansoorten, tarwe en rijst, voor ei'me peulvrucht, de boonen, en voor één knolgewas, de aardappelen, de chemische samenstelling opgegeven.

In al deze planten is het zetmeel hot hoofdbestanddeul, en daar er tevens ook veel suiker in voorkomt, zoo vergissen wij ons niet, als wij ze tot de veel vetvoorthren-gende, mestende spijzen brengen. (Van deze vetvormers bevatten b. v. boonen en linzen meer dan de helft van hun gewicht; tarwe, rogge, haver, gerst ongeveer 2 3; maïs, rijst, arrowroot, tapioka, sago ongeveer 3 4). Maar wij mogen ook niet vergeten dat wij er ook bloedmakers in vinden (in rijst 1 14, in tarwe, rogge, haver, gort, maïs 1/7; in boonen en linzen 1/4 van hun gewicht). Ons dagclyksch brood kan (volgons BtuuA) op een pond van zijn gewicht zelfs 60 gram eiwitstoffen bevatten. Men heeft daarom brood en boonen ook wel plantaardig vleesch genoemd. Minder schitterend is het met do bloedmakers gesteld bij de knolgewassen; tapioka (wortel van de cassaveplant), arrowroot (van den Indischen pijlwortel), salep (wortel van verschillende, gedeeltelijke inheemsche orchisplanten) en eindelijk de sago (niet de wortel, maar het. veel zetmeel bevattende merg van palmen) zijn alle, even arm of armer aan eiwitstoffen, dan de aardappels welke daarvan slechts 1,50 van hun gewicht bezitten.

Over verteerbaarheid van meelspijzen, heb ik vroeger genoog medegedeeld; gekookte meelspijzen zijn veel moeielijker te verteren dan gerooste, gestoofde en gebakken. Voor zwakke magen is dus slecht voedsel:

Alle waterachtige deegen; knoedels, klonters, vele puddings.

-ocr page 108-

ziekenkost,

Alle geperste rleegcn (ook wegens hunne dichtheid) dus macaroni, soep- en groentenknoedels, sterretjes.

Het kruim van het brood.

Gekookte peulvruchten (jonge kunnen hoogstens aan reconvalescenten toegestaan worden).

Gekookte aardappelen (terwijl gebraden, namelijk die in heete a-cli gebraden, zoogenaamd gepoft zijn, kunnen toegestaan worden, gebakken of gerooste om het vele vet dat zij bevatten, nagelaten moeten worden.)

De brij, welke men beter lood zou noemen; want deze ligt als lood zoo zwaar in de maag van kleine kinderen, die daarmede hoofdzakelijk gevoed worden. Niet ten onrechte noemt men haar dus: dc yrootc kinder moor de-nuarstcr (/.ie Sondereggek bl. 2G1). Er bestaat evenwel een groot onderscheid; Brij uit gries-, rijstemeel, arrowroot is veel moeielijker te verteren dan die, welke bereid wordt uit geroost meel, uit beschuit of uit het kindermeel van Nestle. 1)

Streng verboden zijn ook wegens hunne vettigheid:

Het bladderdeeg van taarten en al het vette gebak.

Om hunne kruiden:

Alle sierlijke deeg- en suikerwaren, welke door huismoeder en keukenmeid, bakker en confiseur voor kersfeest eu andere gelegenheden klaargemaakt worden.

Over het brood, onze meest gebruikt wordende meelspijs moet nog het volgende opgemerkt worden. Het beste is luchtig, goed doorbakken brood niet al te versch; maaglijders mogen alleen de korst gebruiken, of kleine

1

Dit meel is een mengsel van gedroogde melk met tarweiufel. — Voor zeer kleiue kinderen is liet, wanneer de waarnemingen \an Ai/niEoit (Wiigungen der Neugebornen bl. 48) bewanrtieid worden, ongescliikl, even als :ille kunstmatige voedingsmiddelen weinig geschikt zijn; beter voor oudere kinderen. Voor d ze (d. w. z. voor kinderen van 1 — 2 maanden) wordt het in den luatsten tijd bijzonder aanbevolen door Kkiiree, Mo.vn, Lkuüut, Heuxig, enz.

-ocr page 109-

ZUKtXKÜST. 99

brooïljo-i, welke naar evenredigheid meer korst dan kruim hebben. — Roggebrood is te zwaar: een arbeiderskost.— Het zemelenbrood der vegetarianers, welks gebruik meer en meer tot den hon ion begint te behooren, is uit meel en zemelen gebakken, veel voedzamer dan gewoon brood, omdat de zemelen meer eiwit-tofi'en bevatten dan liet meel; daarentegen is het minder verteerbaar, omdat in de zemelen veel onverteerbare vezelstof is. Daarom past het niet op de tafel van een zieke.

In vloeibaren toestand zijn do meelspijzen liet gemakkelijkst te verteren. De zoogenaamde slijmige dranken, uit heelo of uit grof gemalen korrels (firut) van haver, garst, rijst, door lang koken bereid, stellen eene dunne oplossing van zetmeel en eiwitstoffen daar. Voor zieken moeten zij eerst doorgezegen, dus zonder de onverteerbare uitgekookte korrels gegeven worden, en niet alleen maar afgeschept, omdat de bovenste lagen de minste voedingsstof bevatten. Met vleesch van kippen, kalveren of runderen gekookt, worden zij natuurlijk voedzamer. — Als soep kan men ze alleen met boouen en aardappelen aan reconvalescenten voorzetten, beide alleen doorgezegen. — In sago- en tapiokasoep kan men het duidelijkst het opzwellen van het zetmeel tot een glazige pap zien. Zwakke magen verdragen ze dikwijls niet goed. — Salep-slijm, een vroeger bij het verplegen van zieken hoog gewaardeerd afkooksel, is wel een aangename drank, maar heeft geen voedingswaarde, omdat zijn zetmeel met eene overmaat van plantenlijm tot een onverteerbaar mengsel verbonden is.

Nog een enkel woord over tie aardappelen in het bijzonder. Deze is van nature eene giftplant (de zuster van dolbessen, nachtschade, doornappels en bilsenkruid); de knol is alleen in onrijpen toestand vergiftig, alsook wanneer zij (zooals in den kelder) nitloopen. Zulke aardappelen moet men zorgvuldig vermijden. Ook gezonden kunnen zich voor nieuwe aardappelen niet genoeg in acht nemen ;

-ocr page 110-

100

lioovcel te meer nog zij, wier maag niet in orde is.

Met de peulvruchten komen overeen, even zoo rijk aan voedingsstof en daarom even zoo moeiclijk verteerbaar, dus gevaarlijk voor zieken, een aantal boomvruchten, waarvan enkelen in sommige streken veel gebruikt, worden; namelijk, walnoten, hazelnoten en amandelen.

nUOKSTEN.

Bij alle wortelen (gele peen, roode bieten, ramenas selderij, schorseneeren), stengels (asperges, rabarber, zuring, cichorei), bladen en bladknoppen, (spinazie, verschillende kool- en kruidensoorten, spruitjes), bloempjes (bloemkool) en vruchten (artisjokken, augurken), welke tot bereiding van groenten, salade, soep, enz. gebruikt worden, kan van voedend vermogen nauwelijks sprake zijn.

Van de werkelijk voedende stoften bevatten zij alleen suiker en zetmeel, en dan nog zelden in groote hoeveelheid. — Overigens bevatten zij alleen hout en water, zijn daarom moeielijk te verteren, leveren veel ballast voor de darmen en geven dikwijls aanleiding tot winderigheid.

Om hunne smakelijkheid, even als om liet gewichtige gebod, om met de spijzen al'tew isselen schrijft de geneesheer toch dikwijls jonge groenten voor, wier houtvezelen nog zacht zijn; maar zij moeten gekookt, niet zoogenaamd gesmolten worden. — Salade daarentegen is voor zieken zeer slecht.

l'KUIT.

Hetzelfde — of liever nog veel minder goeds, dan van do groenten, moet van hot fruit, ten opzichte van zijn voedings-

-ocr page 111-

ZIKKKNKOST.

vermogen ffezogil worden. Beter is liet. daarentegen met zijne verteerbaarheid gesteld, welke door zijn watergehalte zeer groot i.-s. Het dikwijls groote gehalte suiker en kleiner gehalte aan vruchtenzuren en zouten maken het tot eene aangename verkwikking voor zieken; hetzij rauw (chinaasappelen, aardbeziën, druiven), hetzij gekookt (pit-en steenvruchten), hetzij in vloeibaren vorm (citroensap-bessensap, vruchtengelei).

Vele zieken verdragen evenwel geen i'ruif. en ik maak daarom hier nog eens op hot boven aangegeven voorbeeld opmerkzaam. Men moet bij het gebruik van fruit zorgvuldig de pitten, klokhuizen, stelen en schillen verwijderen, omdat deze lichtelijk prikkeling der darmen kunnen veroorzaken.

K Rl lDF.ItTJKN.

Kruiderijen noemt men een aantal dingen welke geen voedingsstoffen zijn, maar op dezelfde wijze, als ik van vleeschnat en vleeschextract gezegd heb, als smeersel voor de lichaamsmachine werken; welke namelijk dienstig zijn om ons lichaam in die richtige stemming te brengen, welke voor eene aangename, geregelde spijsvertering noodzakelijk is; welke echter bovendien ook allerlei bijwerkingen op maag, hart en zenuwen uitoefenen. Maar juist deze bijwerkingen verbieden hun gebruik in eene keuken voor zieken. Wiel heeft ze daarom met den juisten naam van maagbedervers bestempeld.

De eenige kruiderij, welke men voor ziekenkost gebruiken kan, is het zout. Men mag niet gebruiken:

1. Zure bereidingen: azijn, ten minste in groote hoeveelheid.

2. Scherpe kruiderijen : mostaard, witte, zwarte en vooral roode (Cayenne) peper, kappers, gember, salie, uien, knoflook en laurierbladen.

101

-ocr page 112-

102

3. Aromatisclio kruiderijen: (specerijen) kaneel, kruidnagelen, muskaatnoot en foelie; vanielje, komijn, venkel en anijs. — Vooral deze specerijen kunnen door hunne actheriiche oliën eene zenuwachtige opgewektheid veroorzaken.

1) R A N K E N.

MELK.

Ilct is eene wijze inrichting, dat ieder schepsel uit de klasse der zoogdieren en zoo ook de mensch, reeds bij zijn intrede in de wereld van den kant zijner moeder door zulk eene prachtige, zulk eene in allen opzichte doelmatige voeding kan verzorgd worden, als de melk is. Het is ook niet twijfelachtig, dat juist deze moederlijke, natuurlijke spijs voor den jongen wereldburger de doelmatigste en een tijd lang voor hem voldoende is.

Wee al die duizenden, welke deze heerlijke gave van God onthouden en daarvoor een ander onzinnig men-schelijk brouwsel geven. Nog wordt er hevig gestreden tusschen schrandere artsen en verstandige gezondheidsapostelen aan de eene zijde en de wijze dl weetster en op ervaring trotsche grootmoeders. Nog verschuilen zich zoo vele gewetenlooze moeders achter zenuwachtigheid en aanleg voor tering, om hunnen heiligen plicht te kunnen verwaarloozen. En al begint de dageraad in dit opzicht ook reeds te gloren — toch is het morgenlicht nog niet aangebroken, hetwelk door het domme bijgeloof en nevelachtige onverstand geschuwd wordt en de zoolang gewachte verlichting aanbrengt.

Tk heb het mij niet ten taak gesteld om verder hierover te spreken; maar wel om nadrukkelijk aan te toonen, dat inzonderheid voor alle zwakke, ziekelijke kinderen het

-ocr page 113-

ZIEKENKOST.

eenige goede voedsel is — de moedermelk, of die cener min. 1) Alleen als deze niet te verkrijgen is. mo_ren wij doelmatige vervangmiddelen zoeken en natuurlijk het eerst in eene andere melksoort vinden. In onze streken nu zijn de koeien de melkleveranciers, die de meeste aanspraak verdienen; minder, alleen bij de armere bevolking, geiten en scliapen. De Italianen melken echter hunne ezelinnen, de Kirgizen hunne merries, de Arabieren hunne kumeelen.

Alle deze rnelk-oorten verschillen evenwel met de men-schelijke molk. Geiten- en schapenmelk is dikker, vetter, dus moeielijker te verteren; ezelinnen- en paardenmelk veel dunner, rijker aan suiker, armer aan vet, dus gemakkelijker te verteren dan elke andere melk. De beide eerste zijn dus eene ondoelmatige, de beide laatste eene doelmatige voeding voor kinderen en zieken. — Ezelinnenmelk komt meer met do moedermelk overeen, dan de koemelk. Zij is bij on- evenwel moeiclljk verkrijgbaar, daarom zeer duur en naar evenredigheid niet beter. Ik durf zelfs beweren dat men altijd met koemelk volstaan kan.

103

Moeder- en koemelk onderling venreleken, vertoonen een groot onderscheid. De eerste heeft (volgens onderzoekingen van Simon, Beqoebel, Vernois, enz.) slechts 2 5 zooveel zout, evenveel suiker, wat minder vet en half zooveel eiwitstoffen, als de laatste. — Wij kunnen door verdunning van de koemelk met evenveel water haar gehalte aan zout en eiwitstoffen gelijk maken, als in de moedermelk; maar dan heeft dat mengsel slechts nog half zooveel suiker en vet, als de laatste; eerst door bijvoeging van ongeveer 10 gram melksuiker en ongeveer 2 eetlepels room op eiken halven liter der gebruikte koemelk maken wij beide volkomen aan elkander gelijk. Voor vele kleine kinderen en dikwijls ook voor volwassen

1

Ik verwijs ra t betrekking tot dit thema op de lecrzitui1 verlian-dclingca v.m Hagenbacii: Leber Kniukheitsursachen im KindesaUer; von Ammon; Mutterpfliclitcu, enz. enz,

-ocr page 114-

ZIEKKNKOST.

zieken zullen wij dezen weg moeten volgen, wanneer wij aan hunne zwakke maag melk willen seven, omdat de onverdunde koemelk dikwijls niet verdragen wordt.

De voor ziekenverpleging benoodigde melk moet onver-valscht 1) zijn en van gezonde koeien, die zoo gelijkmatig mogelijk (het best met droog voeder) moeten gevoederd worden; minder noodig schijnt het te zijn, ze altijd van ééne koe te hebben; afwijkingen op de eene of andere wijze van de goede hoedanigheid komen eerder bij het mengen van melk van verschibende diersoorten voor.

Laten wij thans de verschillende vormen bespreken, waaronder de melk gebruikt wordt: versche melk wordt door veel magen beter verdragen, dan gckookl e, vooral zoo warm van de koe. Versche melk heeft evenwel iets onaangenaams, waardoor zij voor velen niet te gebruiken is, zij bevat eene tamelijke hoeveelheid vrij koolzuur, waardoor zij winderig maakt. Door haar te laten staan, of te koken ontwijkt dit gas. *)

Gehotte (zure, geschifte) melk, waarin door gisting barer suiker zich zuur gevormd en dit de kaasstof in dikke klompen uitgescheiden heeft, mag door gezonden wel verdragen worden (veroorzaakt bij dezen evenwel ooi; dikwijls een nachtelijken last), is toch geen ziekenkost. Omdat enkele pa ienten daarvan geen bedorven maag krijgen, is dit nog geen reden om haar aan anderen te geven.

De omstandigheid, dat men melk niet lang bewaren kan, heeft aanleiding gegeven tot het uitvinden van verschillende geconserveerde melken, melkkoekjcs, melkpoeder, lactoline, enz. Van al deze artikelen is het beste:

1

Door ongekookte melk van koeien, die aan tongblaar of klauwzeer lijden, kiinueu Kinderen zweren in den mond, door die van parelzuelitige tuberenlose krijgen.

-ocr page 115-

7.ikkknk0st.

het reeds vroeger besproken melkpoeder van Hknri Nestle. en de ook van Liehic door zijne liandteekening warm aanbevolen gecondenseerde melk, door liet volk ook bus-melk genaamd. Het is een extrakt van beste melk van de zwitsersche alpen, kan evenwel niet altijd haarlijn dezelfde samenstelling hebben, wordt echter niet spoedig zuur, ook niet wanneer de busjes lang openstaan en geeft, met water verdund, een drank die geheel met versche melk overeenkomt.

L)e produkten welke wij uit melk verkrijgen zijn:

1. l)e room, een dikke, hoofdzakelijk vet, maar ook nog kaasstof bevattende laag, welke zich na lang staan boven op de melk vormt.

2. De boter, eene massa, welke uit ;!'i vet en i i water bestaat eii die men door het karnen verkrijgt.

3. De karnemelk, datgene wat men na het karnen overhoudt, zij bevat minder vet dan de room, is rijker aan vet, maar armer aan eiwitstoffen dan de oorspronkelijke melk (boter en karnemelk zijn te zamen — room).

Al deze drie artikelen mogen slechts bij uitzondering aan een zieke verstrekt worden, in elk geval niet zonder voorkennis van den geneesheer.

4. De kaas, do kunstmatig (door het leggen van lebmagen in do melk, of het op de een of andere wijze zuur-maken van deze) gestolde kaasstof, welke ongeveer 1 3 van het gewicht van de kaas uitmaakt, gemengd met een verschillende (tot i/i van haar gewicht) hoeveelheid vet. De kaas is versch wel zeer voedzaam, maar — waar zij ook gemaakt wordt, hoe zij ook heet — even zoo moeielijk te verteren. Zelfs voor den gezonde is zij hoogstens: des morgens goud, de.s middags zilver, des avonds lood! — Voor den zieke is zij altijd lood!

5. De wei is eene min of meer, troebele, gele vloeistof, welke na de geëindigde kaasfabrikatie terugblijft — eene oplossing van zouten en zuren in water, zonder ecnige andere voedingstof. Hare werking komt met hare hoe-

105

-ocr page 116-

106

danigheid overeen. Wanneer men iemand goed wil laten laxeeren en verzwakken, dan moet. men hem zeer veel van dit ontuig te drinken geven (Xli. ik weet wel, dat ook een heel enkele daarvan verstopt raakt). Er is dus niets onzitinigers, dan in den tegenwoordigen tijd nog teringlijders of hen, die er aanleg voor hebben, eene weikuur te laten doen. Laat ons met Wiel hopen dat spoedig, en wel door inlichting der geneeshseren, al zulke inrichtingen voor weikuren (Molkenheilanstalt), hun oude uithangbord zullen inhalen en door melkkuren (Milchkuranstalt) zullen vervangen worden.

G. Koemiss een door gisting van paardenmelk, oorspronkelijk in de zuid-russische steppen, later ook in Davois eu in het beroemde instituut van St/ildbarg te W ie baden, bereide, wijngeestbevattende, en daarom in groote hoeveelheid bedwelmende drank, welke zijne gene-zemle kracht bij slepend longlijden, gedeeltelijk te danken heeft aan den alcohol, gedeeltelijk aan het vet en de eiwitstoffen. Ook de duitsche en zwitsersclie koemiss wensch ik een goede toekomst toe. Men heeft er echter nog geen voldoende ondervinding van oji kunnen doen.

aftreksels es afkooksels.

Ik heb geen lust om hier over de honderde theesoorten, tisanen, enz. te spreken, waarvan het gebruik vooral vroeger veel in zwang was. Alleen de omstandigheid, zonals ik gedurende mijne praktijk ten platten lande kon opmerken, dat deze dranken bij het volk, ook zonder geneeskundig voorschrift, nog in massa's worden gebruikt, dat men aan het d uizcndguldcnkruid en het driekleurig viooltje, den lindenbloesem en de vlier dikwijls meer genees-kracht toekent, dan alle middelen der verpleging en behandeling, en des te meer, hoe onverstaanbaarder hun

-ocr page 117-

/ihkknkost.

naam, lioe onbekender hun herkomst is — alleen deze omstandigheid heeft mij gedwongen, er over te spreken. Ik zou anders met verachting een groote streep door dezen ouden rommel gehaald heblien — niet uit homoeo-pathischen tegenzin, omdat ik zou gelooven, dat vroeger meer kinderen, die aan roodvonk lijdende waren, door kamillenthee, dan door de ziekte zouden gestorven zijn (!) maar omdat de verschillende theeën niet voeden, niet genezen, maar door het bovenmatig gebruik, waartoe de patienten vroeger door hunne geneesheoren veroordeeld werden, en dat zij tegenwoordig nog dikwijls vrijwillig doen, de voeding benadeelen, omdat zij de maag voortdurend bezighouden, zonder haar ooit rust te laten en vooral het voor de spijsverteering zoo hoogst noodige maagsap te veel verdunnen.

Slechts drie aftreksels en afkooksels, welke ook als drank voor gezonden enorm veel klaargemaakt worden, zal ik hier behandelen: koffie, chineesche thee en cacao.

1. Koffie (voor zieken de beste soorten: Mokka of ten minste Ceylon, Java, Suriname) wordt als drank bereid uit de vruchten van den kofiieboom. — Met betrekking tot hare toebereiding is zeer veel te zeggen, wat huismoeders en koffiehuishouders onthouden mogen. Het belangrijkste is: zuivere koffie zonder cichorei of koffiestioop te nemen; de boonen moeten weinig gebrand en goed afgesloten bewaard worden, kort voor het gebruik gemalen worden, omdat anders hot aroma vervliegt; eindelijk wordt het poeder (volgens liedig) met gedeelten in koud water gedaan om dan 10 minuten lang te laten koken — wanneer de koffie voor gezonden is, — daarentegen te filtreeren, wanneer zij door zieken of zwakke magen moot gebruikt worden. (2. Wiel pag. 111). — In de ziekenverpleging wordt de gekookte koffie dus alleen door de verpleegsters, do gefiltreerde door de verpleegden gebruikt.

De eerste heeft nog een weinig (evenwel weinig genoeg)

107

-ocr page 118-

JOS /IEKENKOST.

voedingsstof, maar minder aroma, dan de gefiltreerde, wolke daarentegen volstrekt niet voedzaam is. — Het is liet aroma, dat (evenals bouillon) zenuwen en hart opwekt — eene eigenschap, waarvan de des nachts werkende geleerde gaarne gebruik maakt, om den slaap te verdrijven. (1)

De koffie is daarom verboden bij bestaande zenuwachtige opgewektheid, bij geestes- en hersenziekten, bij alle ziekten van het hart, de bloedvaten en het bloed — /.oor aan te bevelen en dikwijls van onschatbare waarde bij algemeene zwakte, bij oogenblikkelijke uitputting en ontzinking der krachten, bij flauwten. Hare werking is bij zulke toevallen even zoo heilzaam, als die van den wijn.

Eene andere eigenschap van veel waarde der koffie is ileze, dat zij (volgens Iïöckf.r) het stofverbruik in ons lichaam langzamer doet plaats hebben, dat wil zeggen, dat zij onze natuurlijke uitscheidingen vermindert, onze krach-ton spaart en ons alzoo in staat slelt met veel minder voeding te kunnen volstaan, dan het zonder koffie mogelijk zou zijn. Hierin ligt de verklaring van het vroeger onbegrijpelijke feit, dat onze arme bevolking met aardappelen en koflie (wanneer zij dit namelijk is en niet een mengsel van steenenmeel en cichorei met oud koilie-dik) — dus met een weinig voedend en een geheel niet voedend middel zich lang en goed voeden kan. (2)

De melkkoffie (café au lait der Franschen) is natuurlijk

1

Gelukkig geeft men ook sinds eenigen tijd aan de ingespannen wei-kende iimerikaansche mitrozen in plaats van den op gelijke wijze werkenden, m.iar veel ongezonder brandewijn: kolfii', cvenzoo geven do Engelsehrii sinds een tiental jaren : tliee.

2

Dezelfde eigeuscuap Uebben; de tuee, welke de Engelsehe, de jenever, welke onzti arbeiders gcbrniken; de eaeaobladen, welke de Indiaan in Znid-Amerika, d- betelnoot, welko de indisene brievenbesteller kauwt — alles om bij slechts weinig voeding toch h ird te kunnen werken.

-ocr page 119-

ZIEKENKOST.

door de bijvoeging der melk veel voedzamer (niet minder voedzaam — zooals sommige curieuse lieden denken) dan zuivere koflie; daarentegen is zij iets minder gemakkelijk te verteren, omdat zich in het mengsel een moeielijk verteerbare stof vormt (door verbinding van het looizuur uit de koffie met de melk). Weinig melk, of weinig koffie „schaadt weinigquot;.

2. Thee, is een uit de gedroogde bladeren van den chinee-schen theeboom bereide drank. Er bestaat, zwarte en groene thee. Lekkerbekken verwerpen do laatste om haren minderen geur. Hot is voor gezonden zoowel als voor zieken van belang om te weten, dat de groene thee gedeeltelijk reeds in China, gedeeltelijk eerst in Europa geverfd, dat is vervalscht wordt. De kleurstoffen zijn nu eens onschuldig (indigo, curcuma) dan weder zeer vergiftig (greenspaan, berlijnsch blauw, chroomlood, enz). Men doet wel door verdachte, dat wil zeggen, sterkglimmende en helder groene thee door een chemicus te laten onderzoeken, voor dat er ongelukken door ontstaan — nog beter doet men door geen groene thee te drinken.

De toebereiding van thee is zeer eenvoudig — en toch drinkt men bij ons meer slechte dan goede thee. Als regel geldt: veel thee te nemen, met goed kokend water te laten trekken en juist met zooveel, als noodig is om het verlangde aantal kopjes te kunnen schenken en na 5—10 minuten te drinken. Neemt men weinig thee, laat men lang trekken, of giet men op de oude blaadjes nog eens op, dan krijgt men een akelig nat.

Het voedend vermogen (beter niet voedend vermogen), verteerbaarheid en werking van do thee zijn hetzelfde als van de koffij.

3. Cacao, de inhoud van de boonen van een malvaboom in midden-Amerika, komt onder verschillende gedaanten in den handel voor. — De bittere cacaomassa is de geheele gemalen boon met de schil, dikwijls vervalscht met zetmeel, enz. — Chocolade oen mengsel van cacaomassa met

-ocr page 120-

110

suiker en specerijen, dikwijls vermengd met rijstemeel, koffiedik, amandelschalen, schapenvet, zelfs dan nog wanneer zij den hoogdravenden naam van gezondheids chocolade draagt.

Goede cacaomassa bestaat (volgens Mitsciierlich) voor de helft van haar gewicht uit vet (cacaoboter), voor 1/5 uit zetmeel en eiwitstoffen. Zij is daarom voedzamer dan elk ander natuurprodukt. — Reeds dat groot gehalte aan vaste stoffen, maar nog meer haar groote rijkdom aan vet, maken haar en de chocolade moeielijk verteerbaar en ongeschikt voor gevoelige magen. Zij beiden zijn even als alle vetten, hetzij droog of met water of melk verdund of gekookt, volstrekt fjeen geneesmiddel tegen diarrhee, zoo als het volk gelooft. Zij kunnen alleen die diarrheeün genezen welke van zelf ophouden, dikwijl echter juist het tegenovergestelde uitwerken, van,wat men verlangde te krijgen.

15e'er is het gesteld met een nieuw praeparaat, met de caco'igna (in hooge, vierkante papieren dozen verpakt, welke van binnen met bladtin voorzien, van buiten bruin zijn). Deze is kunstmatig van iuiar vet ontdaan, dus een cacaomassa zonder cacaoboter. Hieruit kan met tamelijk veel water of melk en niet suiker een aangenaam smakend, voedzame en goed verteerbare drank voor zieken bereid worden!

GKESTIÜJKE UHASKEX, Sl'lUITUALIA.

liet gebruik van geestrijke dranken is zeer oud en over de geheele wereld verbreid. Reeds de goden der Grieken hadden behagen in den nektar, die der Duitschers in mee. Hun voorbeeld werd door do stervelingen nagevolgd ; en het zou heel wat tijd kosten om eene lijst te gevriii van de verschillende soorten en kaarten van geest-

-ocr page 121-

ZIEIifcNKÜSr.

rijke dranken, welke van Noacli tot op onzen tijd onder de verschillende gedaanten van bier en most, palm- en nielk-wijn, absint en brandewijn, en als wijn van de edelste tot de minste soorten, natuurlijk of gefabriceerd, gedronken zijn.

Wat ii het evenwel, dat de geestrijke dranken deze algemeene en voortdurende toegenegenheid doet behouden? liet is niet hunne smaak, niet het bouquel van den wijn, niet het hopbitler van het bier, niet het prikkelen van het koolzuur in de mousseeronde wijnen. — Uet is ook niet hun voedend vermogen, want dit is in likeuren en sterke dranken gelijk nul, in wijn gering, in bier matig. Su ker en dextrine zijn in het laatste in kleine hoeveelheid voorhanden.

liet is hoofdzakelijk, de gesst van den wijn, de alcohol, dien wij daarin huldigen, waaraan zij hare goede eigenschappen verschuldigd zijn. Daardoor wordt 'i' menscltcu hart vvoolyk; zijne werking, die bij geringe hoeveelheid opwekt, bemoedigt, tot zang en dichten aanzet; bij bovenmatig gebruik verdooft of afstompt, is de magneet, ciie dikwijls zoo onweerstaanbaar aantrekt en den drinker nu eens in hoogere sfeeren brengt, dan weder tot een dier verlaagt.

Ook in de ziekenverpleging maakt men veel gebruik van de opwekkende eigenschap van wijn en brandewijn. In zoo vele zware, uitputtende ziekten, waar verlamming van het hart het groote centraal drijfwerk van alle levenswel kdadigheid, dreigt te ontstaan, hangt dikwijls alles af van zulk eene linrtvcrslerking, in de volste beteekenis des wooi ds. Het meest hebben koortszieken daaraan behoefte.

juist de wijn yecjl koorts! denken vele lieden; zoo zou ook een collega uit het begin dezer eeuw uitroepen, wanneer hij zag, hoe thans, — hoofdzakelij.; naar het voorbeeld der Engelschen — met den sterksten wijn, met Chainpagne, zelfs met rum en cognac ruimer wordt omgesprongen, naarmate de koorts heviger is.

Ill

-ocr page 122-

ZIEKENKOST.

Was het eerst ook alleen uit de overweging dat koorts de krachten ontneemt, dat de geneesheeren besloten om het tweesnijdende zwaard der spiritualia te gebruiken, zoo deed zich hunne werking toch spoedig als eene veel verder reikende kennen. Merkwaardig, maar toch waar! Door nieuwe, geheel nauwkeurige waarnemingen, door middel van den thermometer, is het onwederlegbaar bewijs geleverd (door Iïinz, Stk.vssbuug e. a.) dat de spiritualia de koortshitte bepaald verminderen, dat zij het koortsende lichaam afkoelen. (Men moet evenwel niet, zoo als vroeger de geneesheeren deden, en thans het volk nog doet, een rood, warm hoofd, dat wil zeggen congestie naar het hoofd, met koorts, dat wil zeggen met verhoogde temperatuur van het bloed verwisselen!) Wanneer men echter goede gevolgen der spiritualia wil zien, gevolgen, waarop de Engelsche geneesheeren zich beroemen bij de behandeling van typhus, kraamvrouwenkoorts, enz., dan moet men geen gewonen, maar sterken wijn van 10—25% alcohol geven, (dus liordeaux. Rijnwijn, Champagne, Sherry Madeira, Malaga, Marsala, Port-wijn) of brandewijn van van 50—75% (dus Cognac, Whisky en Rum).

Dewijl overigens (volgens Rocker) alcohol do spijsvertering bevordert, door maag- en darmbewegingen op te wekken, zoo worden met recht enkele der opgenoemde wijnen (en insgelijks vele likeuren, absint) maag wijnen genaamd.

liet bier bevat weinig alcohol; het gewone slechts 3—4%; Rock. Aio en Stout reeds 7%. Eerst na hot gebruik van groote hoeveelheden bier ontstaat daarom pas de opwekkende, maar ook te gelijk de voedende werking.

Een drank moet ik hier nog vermelden, dien men kouden der grog noemen kan, en dien ik aan uitgeputte zieken, aan koortslijders, pas geopereerden, dikwijls met goed gevolg heb toegediend: 4 lepels sterke Cognac en 8 lepels water worden met 1—2 eierdooiers goed omgeroerd en den patient alle 1/3 1 uur theelepelsgewijze toegediend.

-ocr page 123-

113

Nog twee dwalingen moet ik hier bestrijden, met betrekking tot de spiritualia. Velen denken dat roode wijn krachtiger is dan witte, hij geeft meer bloed. Men kan dit dikwijs hooren beweren; en toch is er niets van waar; of het moet zijn, dat men krachtigen rooden wijn, b.v. Bordeaux, met zwakken witten wijn, b. v. Markgriifler, vergelijkt.

Verder zal ik op de veelgeroemde, verstoppende eigenschap van rooden wijn geen kasteelen bouwen, zij bevatten wel een weinig tannine (looizuur) en dit is een goed middel, dat door geneesheeren dikwijls gebruikt wordt tegen diarrhee. Maar zooveel is zeker, dat men iu erge gevallen met het weinige looizuur dat ineeneflesch liour-gogner of Bordeaux bevat is evenzoo weinig zou uitrichten, als b.v. met cacao, wanneer men niet tevens nog groote giften stoppende geneesmiddelen voorschreef.

w A T K R.

liet schijnt bijna overbodig, om ook over het water nog te willen spreken. Eenige opmerkingen zullen evenwel niet ten onpas zijn.

De tijden zijn gelukkig voorbij, waarin aan koortslijders op hun wanhopig verlangen om een droppel water te mogen hebben, waarmede zij hun tong konden bevochtigen, hot stereotype antwoord gegeven werd : wat gij wilt, maar geen water, ten minste geen frisch, wel gekookt water!

Maar toch spookt nu nog in 't hoofd van vele leeken (en zelfs nog van vele geneesheeren) de gedachte: van koud water als men verhit is en zelfs van het koude-vatten en zijne dikwijls doodelijke gevolgen (?) — zoozeer, dat zij de (overigens niet zeer nieuwerwetsche) in- en uitwendige behandeling met koud water als een misdaad jegens God en de menschen beschouwen.

Hier tegenover staat dat men thans, door uitgebreide waarnemingen en ondervindingen, met zekerheid kan be-

8

-ocr page 124-

ZIEKENKOST.

weren tlat alle zieken, hetzij zij koortsen of niet, zuiver, frisch water mogen drinken.

Welke zijn nu ile kenteekenen van zuiver water? — Antwoord: voor liet oog de afwezigheid van de minste troebelheid, voor de tong het ontbreken van eiken smaak, of zooals uien zegt: het heeft een Hauwen smaak.

lieu is niet gemakkelijk, met uitzondering van het gedistilleerde water uit de apotheken, eu het tegen het einde van eene zware regenbui verzamelde water, een water ie \inden, dat aan beide voorwaarden voldoet. Zelfs het beste kwelwater smaakt gewoonlijk; hard water aliijd, de smaak is afhankelijk van opgeloste zouten en aarden (namelijk kalk), iiij veel beek- en vloedwater, het meest echter bij bronnen welke iu den grond onder bewoonde streken ontspringen ontstaat de smaak door de daarin zwevende, dikwijls alleen door het mikroskoop te herkennen, organische (d. w. z. dierlijke en plantaardige) deeltjes; zelfs door etter en allerlei vuilen afval kan het water veiontreinigd zijn, en dan in plaats van goed drinkwater zelfs eene vergiftigde vloeistof daarstellen, waardoor geheele plaatsen vergiftigd worden.

Wie zijn drinkwater nu onschadelijk wil maken, behoeft het maar te koken; want door de kookhitte worden de besproken vergiften met zekerheid gedood. Eenmaal koken is voldoende — het is niet noodig, zooals vele lieden doen — het zesmaal te koken.

Overigens honden vele zieken veel van de in het. algemeen tamelijk onschadelijke zoete, zoute en zure bijvoegsels in het water. — Suiker, honig, vruchtensappen worden tot dit doeleinde gebruikt; soda eu potasch geven den smaak aan alle natuurlijke en kunstmatige mineraalwateren ; evenzoo het koolzuur aan dergelijke en aan bruiscliend ■ wateren en Champagne, citroenzuur aan de limonade.

114

-ocr page 125-

W. 11KT TOEDIENEN DER GENEESMIDDELEN.

HET TOKDIKXEN VAN GENKESMIDDELEN.

Hebben wij reeds bij het bespreken van den xiekenkost gezien, dat meestal zeer veel zorg moet besteed worden aan zijne bereiding en toediening, in nog meerdere mate is dit van toepa-^ing op de geneesmiddelen, als stollen, van welke een duizendste gram meer of minder soms zeer verschillende uitwerkingen kan veroorza! en.

Als geneesmiddelen bedoel ik nu niet alleen al die vochten, poeders, pillen, enz., welke bij liet volk gewoonlijk onder dien naam doorgaan, maar in bet algemeen alles, wat op welk • wijze ook als geneesmiddel op of in het zieke lichaam gebracht wordt; dus ook verbanden, inwrijvingen, lavementen en dergelijke

Wanneer het ook al niet doenlijk is om hier het toedienen van alle mogelijke geneesmiddelen uitvoerig te behandelen, zoo wil ik toch enkele belangrijke punten aanstippen. — Vele geneesmiddelen worden alleen dooiden geneesheer persoonlijk, velen alleen door goed onderrichte personen (ziekenverpleegsters, vroedvrouwen, chirurgen) toegediend ; en het is raadzaam, om het verkenen van dergelijke hulp niet over te laten aan personen, die er niet voor berekend zijn, en daardoor nadeel zouden

-ocr page 126-

MKT TUEIIIKNKN DKU CïENLKSM;DDKLKN,

kunnen berokkenen. — En zoo wil ik dan, getrouw aan mijnen in de voorrede uitgesproken stelregel, hier alleen van die middelen spreken, die zeer goed door de verwanten aan de zieken kunnen toegediend worden. Daartoe moet ik het eerst noemen:

MIDIIEI.DN VOOiï INWENDIG GKURU1K.

Artsen en apothekers zijn overeengekomen, alleen zulke geneesmiddelen niet dezen naam te bestempelen, welke door den mond in de maag gebracht worden, alle andere daarentegen, dus b. v. ook gorgeldranken, lavementen, vochten, welke voor de keel bestemd zijn, noemt men voor uitwendig gebruik; en de apothekers zijn verplicht, zulke middelen met het opschrift uUwcndig en met blauwe etiquetten te voorzien. Daarop moet het publiek dus ook acht slaan!

De middelen voor inwendig gebruik, maagmiddelen, zooals men ze zou kunnen noemen (ofschoon zij niet altijd alleen op de maag moeten werken), worden weder in meerdere onderdeelen verdeeld, waarvan de voornaamste zijn: dranken, siropen, conserven, droppels, poeders en pillen.

1. Dranken of mixturen zijn vloeistofleu, welke meestal uit eeu ol meerdere met water verdunde geneesmiddelen bestaan met toevoeging (gewoonlijk alleen als smaakver-beterend middel) van een of andere siroop. Hiervan bestaan twee soorten: de heldere, doorzichtige, ook oplossingen genaamd, waarin men het geneesmiddel als zoodanig niet zien kan, omdat het geheel in het water is opgelost, en de troebele, ook schud- mixturen genaamd waarin het geneesmiddel slechts als een ii^n poeder door de geheele hoeveelheid vocht verdeeld is, of als bezinksel op den bodem der llesch ligt. Het volk verkiest deze troebele,

1 !G

-ocr page 127-

HET TOEDIENEN DER lt;!ENEES.M 1DDELEX.

dikwijls walgelijk uitziende mixturen meestal boven de meer appetijtelijke oplossingen, omdat zij Lij deze laatste altijd bang zijn voor bedrog.

De arts schrijft do mixturen voor volwassenen meestal in fiesschen van 150—200 grammen voor; voor kinderen minder, 60—120 grammen. Deze dranken worden niet in groote teugen leeg gedronken, maar daarvan moet alle 1—2—3 uur een koffie-, kinder-of eetlepel vol genomen worden. — Do lepels zijn evenwel even verschillend in grootte als de monden, en grootendeels daardoor heeft de een dezelfde mixtuur in don halven tijd verbruikt, en de ander den dubbelen tijd noodig, welken hij van rechtswege behoeft, om do flosch leeg te krijgen.

Wij artsen rekenen evenwel zoo:

1 eetlepel moet 15 grammen water bevatten. 1 kinderlepel , 8 r „ „

1 koffielepel _ 4 „ „ ,,

Een eetlepel houdt dus twee kinderlepels of vier koffielepels — Eene mixtuur van 180 gram moet alzoo met. 12 eetlepels verbruikt zijn.

Door do verschillende grootte der lepels, en aangezien het natuurlijk hetzelfde is, of men de voorgeschreven hoeveelheid van do medicijn uit oenen lepel, of uit iets anders inneemt, en daar de lepel zeer lichtelijk door de medicijnen wordt aangedaan — zoo is het beter om zich een zoogenaamd medicijuglaasje aan te schaffen. Men kan daarin een lepel vocht afmeten en mot oene vijl op de buitenvlakte oen streepje op de daaraan beantwoordende hoogte maken, ten einde voor eens af de maat van een eetlepel te weten; een streepje op halve hoogte zal natuurlijk een kinderlepel, een ander op een vierde van do hoogte een koffielepel aangeven. Wil men evenwel toch een lepel gebruikon, dan moet men dezen niet van metaal nemen, maar van porselein, welke door enkele middelen zooals jodium, helschen steen, enz. niet wordt aangedaan. —• Het beste zijn nog d.e porseleinen lepels, welke een breeden

117

-ocr page 128-

118 HET TJEDIENBN DER GENEESMIDDELEN.

voet aan den steel hebben, waardoor zij niet kunnen omvallen. (tig. 23).

liij het. toedienen van mixturen moet men op de volgende gewichtige regelen letten: eerst nog eens nauwkeurig liet opschrift van het Üeschje lezen! Somtijds heeft men op do tafel tweeërlei geneesmiddelen van hetzelfde voorkomen staan, de eene, zeer sterke, moet slechts droppel-gewijs of uitwendig toegediend worden; op de andere staat . een lepel vol.

Al te driltige lieden kunnen hierbij zich lichtelijk vergissen. Ik hei) een geval gehoord, waarin eene zorgzame moeder „uit vergissingquot; haar kind in plaats van een onschuldig stroopje, een kofdelepel vol opium-tinctuur gaf, waaraan de kleine stierf! — ten tweede; moet men goed zuivere lepels of glaasjes gebruiken. Daarom mag men na het ingeven den lepel of het glaasje niet laten liggen of staan, en ook niet eenvoudig in een kom met water leggen, tot dat weer moet ingegeven worden, maar alles telkenmale goed reinigen en afdroegen. Ten derde: goed omschudden voor men inschenkt; dit vooral bij troebele mixturen, waarin zich gedurende het staan een bezinksel afzet; maar ook alle heldere oplossingen omdat ook bij deze de zware bestanddoelen zich langzamerhand afzetten. Het kan anders gebeuren dat de zieke bij de eerste 10 lepels slechts water en alleen in de twee laatste eerst het geneesmiddel krijgt. Daardoor kon natuurlijk ook nadeel ontstaan. — ten vierde: zorgvuldig ingeven, opdat men niet morse, maar de patient alles krijgt, wat hem toekomt. Er zijn echter veel zieken, geesteskranken, kleine en groote kinderen, die uit alle macht, met gesloten lippen en tanden, zich te^en het innemen verzetten ; wanneer liefde en eene vriendelijke toespraak hier niet helpen, dan moet men geweld gebruiken; geen ruw, onbesuisd, maar een zeker, goed overlegd geweld. Een of meer personen moeten den zieke vasthouden, een moet de neus dichthouden, waarbij volstrekt geen gevaar

-ocr page 129-

HET TOBDIENEN DER GENEESMIDDELEN.

is, want de zieke .stikt niet. maar doet zijn mond open, wanneer liij lucht noodig krijgt; en van dit oogenblik maakt men gebruik, om een breed instrument, een steel van een lepel of een spatel, tusschen de tanden te brengen, waarna men vrij spel heeft. — Bemerkt men nu dat de zieke het weder wil uitspuwen, dan moet men zijne lippen dichthouden. — Alleen geesteskranken en halstarrige, bedorven kinderen laten deze operatie meenn ilen bij zich herhalen; alle anderen zien in, dat tegenstribbelen niet helpt en schikken zich voor 't vervolg beter in 't geval.— Ten vijfde; na het innemen laat men den zieke den mond met zuiver water uitspoelen, omdat de tanden door vele geneesmiddelen worden aangedaan, of omdat zij een voortdurenden slechten smaak nalaten.

2. Siropen zijn eigentlijk niets anders, dan dik vloeibare, rijkelijk van stroop, gom, enz. voorziene mixturen, welke in mindere hoeveelheid, meestal aan kinderen voorgeschreven en koffielepelsgewijs gegeven worden. — Een bijzonder soort hiervan zijn do braakstroopen, welke evenwel niet anders ingegeven worden dan de overige stroopen; waarbij echter na het ingeven op het volgende te letten is: men zal meestal nadat men den zieke enkele lepels toegediend heeft bemerken, dat zijne maag zich krampachtig begint te bewegen, dat zijn gezicht bleek wordt, zijn voorhoofd zich met koud zweet bedekt en dat hij klaagt over misselijkheid. Dit is het oogenblik waarop men den zieke wat lauw water of suikerwater moet laten drinken. Is zijne maag leeg dan ontstaat er geen braking; nadat men deze eerst gevuld heeft, kan de patient pas braken. Laat men de maag leeg, dan werkt het braakmiddel niet of slechts als purgatief.

3. Conserven zijn eene soort van moes en worden met den lepel gegeten, vormen meestal worm- of purgeermiddelen, maar worden in den lateren tijd weinig meer gebruikt.

4. Droppels (tincturen) noemt men dun vloeibare, meestal

119

-ocr page 130-

120 HET TOEDIENEN DER GENEESMIDDELEN.

volkomen heldere, doorzichtige geneesmiddelen, welke gewoonlijk zeer sterk zijn en alleen bij uitzondering koffie-lepelsgcwijs genomen worden. Het opschrift luidt meestal: Alle .... uur, of ... maal daags . . . droppels in water, wijn, melk, op suiker, enz. in te nemen. — Tinctuur beteekent iets gekleurds. En inderdaad zijn ook de meeste droppels van eeno gele, bruine, zwartachtige kleur; enkele slechts (morphine enlaurierkersdroppels) waterhelder- Deze omstandiifheid, alsook dat men van deze nooit grootere hoeveelheden dan hoogstens 3') gram voorschrijft, behoedt voor vergissing met de meeste andere geneesmiddelen.

De droppels zijn verder meestal niet wijngeest, vele echter ook met aether aangemaakt; wijngeest en aether zijn echter beiden zeer brandbaar; de laatste kan zelfs op een voet afstand van een open licht vuur vatten; hierop moet men bij het afdroppelen den; en.

Bovendien vervliegen deze vloeistoffen zeer spoedig, wanneer men het fleschje niet. goed sluit.

liet droppelen nu moet zeer nauwkeurig geschieden. Een droppeltje to veel kan soms doodelijke gevolgen hebben. Het beste doet men zulks op de volgende wijze: Men houdt eerst hot droppellleschje ten onderste boven, waardoor de ondervlakte van het kurkje nat wordt, houdt het weder recht, trekt het kurkje langzaam af en maakt hiermede een streep, eene soort van weg op den rand van de opening van het fleschje. Laat men nu het vocht langzaam langs dezen natten weg loopen, dan behoeft men niet bang te wezen, dat te veel in eens er uit zal komen. Mocht dit ongeluk evenwel toch gebeuren, dan gooije men liever al het er uitgekomene weg en beginne weder van vooraf aan te droppelen, dan dat men berekenen zou: „zoo en zooveel droppels zijn er ongeveer uit, doe ik er dus nog zoo en zooveel bij, dan verschilt dat niet veel T' want zelfs een geoefend apotheker kan zich daarbij wel eens vergissen.

5. Poeders zijn fljnverdeelde vaste geneesmiddelen, ge-

-ocr page 131-

IIET TOED IKN KN DEK OENKESMIDUEl.EN.

deeltelijk van moer onscliuldigen, gedeeltelijk van meer gevaarlijken aard wanneer men er te veel van neemt. In liet eerste geval worden zij meestal in eene portie in groote dozen voorgeschreven, van 15—(JO gram, zij moeten koffielepels- of messenpuntsgewijs genomen worden. Bij lepelsgewijs innemen onderscheidt men nog; een opge-hoople of een glad gestreken lepel vol. De messen zijn even als de lepels van verschillende gedaante en hreedte. Men berekent daarom een messenpunt meestal zoo, dat men op een van voren afgerond mes ongeveer een vingerbreed terug zooveel ophoopt, als men op doze ruimte leggen kan; deze hoeveelheid weegt in het algemeen bij lichte poeders (magnesia en dergel.) ongeveer 1, bij zwaardere 2—4 gram.

Men ziet nu wel, dat men vergiftige poeders niet op deze cn (/ros wijze kan voorschrijven. lgt;au zouden nog veel ergere toevallen gebeuren, dan men nu reeds door het onverstand en de onverschilligheid der lieden bij geneesmiddelen aantreft. Daarom worden deze gevaarlijke middelen in de apotheek nauwkeurig afgewogen, met suiker afgewreven en in poederpapiertjes gepakt. Ieder papiertje bevat zooveel van het poeder, als de patient in eens moet innemen.

Overigens worden enkele poeders den patient eenvoudig droog op de tong gegeven, en door hem met een slok water ingeslikt. Andere doet men in water, melk, enz. waarin zij oplossen, en drinkt ze dan uit. Nog andere, vooral wanneer zij leelijk smaken, (chinine) of welke de tanden aandoen geeft men in ohlatcs, welke men uit de apotheek krijgt, of men neemt een vierkant stukje ouwel 3—4 cm. groot), legt, het op een schoteltje, droppelt daarop wat water tot het goed doortrokken is, schudt midden op de poeder, vouwt den ouwel daarover voorzichtig samen en maakt zoo een zeer klein pakje, hetwelk men den zieke achter op de tong legt en dat hij met wat water zonder kauwen doorslikt. In den laatsten tijd worden op

121

-ocr page 132-

HET TOEDIENEN DER GENEESMIDDELEN.

verlangen ook door do apothekers zulke poeders in de zooarenaamde Limou-in'scVie ol)l:iteii afgeleverd.

Eene bijzondere zore; vereischen de bruispoeders, welke de eigenschap hebben om, wanneer zij met water in aanraking komen te bruisen, dat is lucht (beter koolzuur) te ontwikkelen. Men moet het daardoor bereide, bruisende water snsl uitdrinken, omdat anders al het koolzuur verloren j^aat. Gewoonlijk heeft men twee soorten van poeder, het eene in een wir, lut andere in een ruod papiertje. Elk voor zich bruist niet, eerst dan wanneer zij met elkander in water in aanraking komen begint tie bruising.

(!. Pillen zijn kogeltjes van verschillende grootte, waarvan men 20—100 en meer in eene doos uit de apotheek krijit. Aangezien deze in verschen toestand aan elkander kleven, bestrooit de apotheker ze met kaneel, zoethout, enz., voor zeer voorname lieden otik met goud- en zilverblad, waardoor het aan elkander kleven voorkomen wordt.

Ook met de pillen moet men den spot niet drijven en daarvan niet meer innemen dan door den geneesheer is voorgeschreven.

Bij het uit het doosje nemen bediene men zich net-heidshalve van een lepeltje en niet van zijne vingers. Zij worden een voor een, of meerdere tegelijk met wat water ingenomen. „Een bittere pil slikkenquot; is een zeer slecht gezegde; want wanneer men een pil goed inneemt proeft men er geen bitteren of welken smaak ook aan. Daarom is ouk — behalve bij kinderen — het inleggen in pruhnen-moes, brood, brij. enz. om ze daarmede in te nemen geheel overbodig. Bovendien zal wel niemand aan eene pil, evenmin als aan eene erwt stikken.

MIDDELEN TOT UITWENDIG GEBRUIK.

Ik wil hier eerst spreken van:

1. Inspuitingen in den neus en de ooren. Daartoe moet

-ocr page 133-

MKT TOKIIIKM N DKll GKNKKS.MIDIIKI.K.N.

men gebruiken kleine, zoog naanule oorenspuifjcs van glas, of, aangezien de meeste van «leze niet goed zijn, van tin of harde gom. Dikwijls hebben deze spuitjes een groot gebrek: hunne punten zijn te lang en te spits, en daardoor in handen van ongeoefenden dikwijls een gevaarlijk wapen, waarmede men het gevoelige slijmvlies kwetst. Het best is eene korte, dikke punt welke niet diep in de holte kan ingebracht worden, (zie fig. 24.)

Voor lang aanhoudende besproeiingen van neus, ooien oogen, enz. voor de zoogenaamde douches, gebruikt men een eenvoudig douche-apparaat, welke men bij een instrumentmaker koopen of zich zelf maken kan uit oen guttaperchaslang mot glazen buisje en een glas. (fig. 25). Het glas, dat met het in te spuiten vocht gevuld is, wordt op eene hoogte boven den zieke gehouden of geplaatst; het eene einde van de buis hangt in het glas, het andere vrij naar beneden. Door aan het vrije einde de lucht uit te zuigen kan men do schoonste fontein maken, welke het vocht tegen hat te besproeien lich lams.leel drijft. Men moet er op letton om don zieke, bij het spuiten in den neus, het hoofd voorover te laten houden, omdat het vocht hom anders in de keel loopt.

2. Indroppelen in het oog. Hiervoor gebruikt men de dro|ipellleschjoi of buisjes. De eerste (lig 2t)) bestaan uit een fleschje waarvan do stop doorboord, het boveneinde wijd uitloopende en met guttapercha gesloten h, van onder loopt het spits uit. Het tweede bestaat uit een van onder spits toeloopend, van boven met guttapercha afgesloten glazen buisje (fig. 26.) Men houdt de stop of het buisje in het in te droppelen vocht, drukt met don wijsvinger, terwijl men het tusschon duim on middenvinger vast houdt, hot guttapercha naar binnen, waarbij de lucht onder blaasjes ontwijkt, laat hot drukken na en haalt het kleine instrument, gedeeltelijk gevuld mot het vocht er uit. Nadat men nu hot onderste ooglid met den wijsvinger van de linkerhand sterk naar beneden getrokken, on den

-ocr page 134-

mkt tokdiknkn der gen kesm id delen.

patient verzoclit heeft naar Loven te zien, laat men dooi-weder o|gt; het guttapercha te drukken, zooveel droppels op het ooglid vallen als de geneesheer heeft voorgeschreven.

3. Inspuitingen in den endeldarm komen dikwijls voor; zij dragen den naam van klisteeren. Sommige gevoelige ooren kunnen het woord Jdistecr niet hooren, voor hen klinkt het. woord lavement wellicht liefelijker. Het zij zoo!

Er bestaat oen reeks van verschillende klisteeren (lavementen). De meest gewone zijn de weekmakende, of ontlasting bevorderende (b. v. met lauw water, zeep, azijiii olie. enz.) Zij behoeven alleen den darm van zijnen inhoud tn bevrijden. Stoppende lavementen (met opium, tannine, helschen steen) moeten integendeel als middel tegen te veel ontlasting dienen. — Verder zijn er lavementen, welke men meer in hopelooze gevallen geeft, waarin geneesmiddelen en voedingsstoffen niet in de maag kunnen gebracht worden (zooals bij vernauwing van den slokdarm) of bij voor',durend braken. Ook zijn cv opwekkende (met wijn, bouillon, muscus, kamfer), voedende (met melk, eieren, bouillon, alle van zeer twijfelachtig nut: alleen werkzaam zijn de eerst voor korten tijd door Lf.ube aangegeven, op bijzondere wijze bereide vleeschlave-menten); pynsHUende (met opium, moq hine) en andere zoogenaamde medicinale lavementen (met rhininc tegen koorts, enz.) — Verder zal tie hui-dokler wel nauwkeuriger opgeven wat voor lavement moet. gebruikt worden.

Men onderscheidt verder gi oote en kleine. Voor volwassenen is 1/4—'/2 liter een klein, 2—4 een groot lavement. Voor kinderen neemt, men natuurlijk veel minder. — Somtijds wendt men de zoogenaamde hooge lavementen aan, waarbij eene lange buigzame cannule zeer ver in den darm wordt, gebracht; een voorzichtig geneesheer zet deze zelf.

Het tot de inspuiting benoodigde instrument is of eene gewone lavementspuit., welke evenwel, om pijn en verwondingen te voorkomen eene cannule van harde gom en

-ocr page 135-

HET TOEDIEN EX DER GENEESMIDDELEN.

niet van tin moet hebben, van tamelijke lengte om hot zetten gemakkelijk te maken. Of men gebruikt een zoo-genaamd clyioir (lig. 27) van gutta percha, hetwelk evenwel het nadeel heeft van stootsgewijze in te spuiten; of eindelijk een der verschillende elysopompen, waarvan, de zeer regelmatig werkende, rechtopstaande, met een op-windbaar uurwerk voorziene, de aangenaamste is.

In den laatsteu tijd heeft men tot het toedienen van olielavementen eene bijzondere soort van capsules uitgi-vonden, waarin men de olie doet, i'u welke in de aanzet-buis kunnen geplaatst worden (!ig. 28). liet voordeel dezer capsules bestaat daarin, dat door liet gebruik van deze voorkomen wordt dat de geheele spuit of clysopomp vet wordt.

Omtrent de wijze eindelijk, waarop men een lavement zet, dient het volgende:

l)e zieke wordt, met opgetrokken beenen, op de linker zijde gelegd (geoefenden kunnen bij elke ligging van den zieke, zelfs als zij op den rug liggen het lavement zetten). L)e stuit, waaronder dikke, zuivere doeken gelegd worden, welke van het bed afhangen, komt op den rechtschen rand der matras, het overige gedeelte van het lichaam, zoo mogelijk ook het hoofd, lager dan de stuit te liggen, men moet dus het hoofdkussen wegnemen.

liet inbrengen der vooraf met olie bevochtigde cannule moet voorzichtig geschieden, onder zacht draaiende bewegingen; de zieke mag daarbij niet persen, maar met open mond regelmatig adem halen. Stoot men nu hierbij (zoo als bij haemorrhoïden dikwijls voorkomt) op moeie-lijkheden, dan moet men het liever door een deskundige laten doen.

liet inspuiten niet de gewone spuit moet krachtig, maar niet stootsgewijs, veeleer zeer regelmatig, het beste door draaienderwijze toedrukken van den zuiger geschieden. Onder deze voorwaarden kunnen groote hoeveelheden water (volgens Simon in Heidelberg en Hegau in Freiburg)

125

-ocr page 136-

HET TOKDIKNKN IIKit OENKKSMIUDEL^.

zonder gevaar ingespoten worden. Het barsten van den darm b.v. komt — behalve bij belangrijke verzweringsprocessen — bijna nooit voor!

Na de inspuiting moet de patient al het persen zorgvuldig vermijden. Overigens mag hij zoo gemakkelijk gaan liggen, als hij zelf wil. De ziekenverpleegster moet evenwel een genoegzaam aantal vaten bij de hand hebben, opdat, wanneer de explosie plotseling plaats heeft......!

Nog een enkel woord over de temperatuur der lavementen! Wanneer de doctor het niet anders bepaald heeft, moet men altijd lauwwarme lavementen geven (2ö—30 R.); koude, ijswater-lavenien'en zijn soms dienstig maar daarover heeft alleen de geneesheer te beslissen!

Langer zou ik stil moeten staan bij het aanwenden der geneesmiddelen, op de huid. Ik zou dan b. v. van bloed-zuigers spreken, maar ik houd het er voor, dat in den tegenwoordigen tijd, waarin toch — God zij geloofd! — de geneesheeren minder bloeddorstig zijn, dan vroeger, voor die enkele gevallen, waarin de bloedzuigers noodig zijn, gemakkelijk iemand kan genomen worden die met het aanzetten van deze vampiers vertrouwd is; zoodat het onnoodig is deze manipulatiën te beschrijven.

l)us verder! -— Tot de middelen, welke het meest met een geneeskundig doel op de huid gebracht worden, be-hooren:

4. De omslagen, welke zoo eenvoudig te maken zijn, en toch, volgens mijne ondervinding, zoo zelden goed gemaakt worden! — Ouder deze zijn tegenwoordig wel het meest gebruikelijk: de water-omslagen. Het water gebruikt men daartoe onder alle denkbare vormen: vloeibaar, en dan ijskoud, of frisch uit de bron, of lauw of heet. In alle gevallen, waarin omslagen met vloeibaar water gemaakt moeten worden, doopt men linnen of katoenen doeken, samengevouwen en zoo groot, dat men er de door den geneesheer aangegeven plaats mede bedekken kan, in het water, wringt ze goed uit en legt ze op de

120

-ocr page 137-

UtT TOEmUNhiN li KR GEMiKS.MIUUKI.KN.

huid. De grootte der omslagen verschilt van die van een handpalm (oogkompressen) tot zoo groot dat men er het geheele lichaaatn mede bedekken kan (inwikkelingen). In vasten vorm, als ij;, gebruikt men het water weder op verschillende wijzen, liet wordt of in stukken ter grootte eener okkernoot, óf in stukken ter grootte eener hazelnoot gesligen in een blaas, be er girtaperchazak, gedaan, deze wordt goed gesloten, op de bedoelde plaats gelegd; meestal legt men, om de plot elinge afkoeling te voorkomen, er een doek onder; óf wel pulveriseert het en meng het niet sneeuw en zout (een zoogenaamd koudmakend mengsel, doet dit mengsel in eene bed.lesch, op en onder deze ileseh legt men meerdere natte doeken, welke natuurlijk spoedig bevriezen en dan de zoogenaamde bevrozen compressen d aarstellen.

Koude omslagen moeten altijd koud, warme altijd warm zijn. liet schijnt belachelijk di. nog te moeten bespreken, en toch, hoe dikwijls heb ik koude omslagen of een blaas niet ijs voorgeschreven — ik kwam aan het ziekbed — en zie! zonder boos o.zet, maar alleen (!) uit nalatigheid hadden de verplegers den kouden omslag op het lichaam van een kootvslijder warm en het ijs in de blaas tot warm water la en worden! Verdienen zulke lieden wel met de eervolle ziekenverpleging belast te worden? Anderen geven zich veel moeite om het eein goed te doen en komen niet klaar omdat zij de zaak verkeerd aangrijpen. Men ga op de volgende wijze te werk :

liet watervat moet zoo ruim mogelijk en liefst van hout zijn, omdat het. vocht daarin, hetzij het warm of koud is, het langste zijne temperatuur behoudt. Men moet verder met één doek, maar minstens twee, en in gevallen waarin de omslagen coup sur coup gewisseld moeten worden, zelfs drie en vier doeken hebben om te kunnen verwisselen, zoodat. het lichaamsdeel niet lang zonder omslag behoeft te blijven. Eén doek moet altijd in het water, de andere altijd op het zieke deel liggen. Grootere doeken

127

-ocr page 138-

J23 HEI' TOEDIENEN DEK GENEESMIDDELEN.

verliezen hunne warmte en koude over het geheel veel langzamer dan kleine kipjes.

Verder zijn er ook eonc soort van omslagen, welke men koud oplegt, doch met opzet op hot lichaam warm laat worden, welke slechts alle 1—2 uur verwisseld worden, en extra met Üanel, wasdoek, guttaperchapapier, enz. bedekt worden, opdat zij warm zouden worden. Dit zijn de koud-ivanne (ook ScJirofsche of Priessnifshche) omslagen.

5. Cataplasmen (des noods nog cataplas, maar nooit calteplas oi cartcplas, want zij hehben met koude of kaarten niets te maken). Het zijn vochtige, warme omslagen, welke men meestal het beste en goedkoopste uit lijnmeel met kokend water bereidt. (Brood en melk, welke men ook dikwijls gebruikt, geven niet de olieachtige brij. welk juist bij het lijnmeel zoo doelmatig is). De dikke brij, welke uien daardoor verkrijgt, wordt een vinger dik op dunne linnen, katoenen (mijnentwege ook mousselinen) kompressen uitgestreken. Vele lieden maken er dikwijls een recht smerigen boel van. Zij hoopen de brij in het midden van een zoo klein mogelijk kompres op, zoodat de randen niet meer toereikend zijn om een gedeelte te bedekken ; het kan dan ook niet missen of de brij loopt er langr. alle zijden uit. Men neme een kompres, minstens zes maal zoo croot als de pap zijn moet; de brij wordt nu op het midden van het kompres gelegd, men neemt nu eene zijde van het kompres op en strijkt daarmede de brij naar zich toe tot ongeveer drie c. M. van den rand, dit doet men eveneens met de drie andere zijden van de kompres, en de brij, wanneer zij niet te dun gemaakt is zal nergens uitvloeien ; mocht men de pap niet direkt met de huid in aanraking willen brengen dan legt men de brij op de eene helft van het kompres, slaat de andere helft als het blad van een boek er over heen, en slaat nu de drie einden, waartusschen geen brei bevat is, naar elkander toe en over elkander heen.

De cataplasmen mogen nimmer koud op den zieke w orden. Om dit te voorkomen doet men het best door twee

-ocr page 139-

HET TOEDIENEN DEK GENEESMIDDELEN.

cataplasmon klaar te maken, waarvan het eene op liet lichaam, het andere op eene bedflesch (maar niet in het bed van den zieke 1) warm gehouden wordt, om, zoodra het eerste koud wordt, dit met liet tweede te kunnen verwisselen, totdat zij beide te droog worden en men weder brij moet maken. Men kan de cataplasmen ook met een stuk taf of guttapercha bedekken, waardoor zij langer hunne warmte behouden.

Het weder gebruiken van zulke cataplasmen is ten strengste verboden, wanneer zij op open, etterende wonden gelogen hebben. In dit geval moet elke nieuwe omslag op nieuw weder aangemaakt en de gebruikte brei weggeworpen worden — het kompres kan men laten uitwasschen. — Men zou anders de wond kunnen vergiftigen door den etter, welke nog in de oude brij was blijven zitten!

G. De mostaardpap wordt op dezelfde wijze als de cataplasmen bereid; eenvoudig handelt men door alleen mostaard op een kompres van de verlangde grootte uit te strijken. — In den laatsten tijd verkoopen de apothekers ook mosianrdpapicr, dat, wanneer men het eenvoudig bevochtigt en op de huid legt, dezelfde diensten bewijst als de mostaardpappeu.

(In geene huishouding moest ooit mostaard of mostaardpapier ontbreken! Men weet niet hoe men er om verlegen kan zijn!)

De mostaard is een middel om de huid te prikkelen en ontstekingen van dieper gelegene deelen naar de huid af te leiden. — Het kenmerk waarnaar men zich richten moet, is roodheid van de bedekkende huid en eene brandende pijn. Men kan den tijd, welke noodig is, om deze verschijnselen te voorschijn te roepen, niet bij het uur bepalen. Bij den een duurt het langer, bij den anderen korter (vooral kort bij kinderen en vrouwen, over het geheel bij lieden met gevoelige huid). In 't algemeen is zelden een kwartier noodig, 7—10 minuten zijn meestal voldoende, lipt be-jt doet m?n door am te nemen di*'. wanneer de

9

129

-ocr page 140-

HET TOEDIENEN DER GENEESMIDDELEN,

patient begint te klagen over de brandende pijn, bet tijd is om de mostaardpap af tc nemen.

7. Spaanscbe vliegen. In den goeden ouden tijd werden de patiënten door bun geneesbeeren eclit spaan sell behandeld, dat wil zeggen met. spaanschc vliegen, die eebter, geen vliegen waren, en ook niet bijzonder spaanscb zijn maar ook in Duitscbland en Zwitserland voorkomen. — Dit beestje bevat in zijne weeke deelen eene scherpe gift-stof, welke op de huid blaren trekt, langs de huid echter ook in bet bloed opgouomen wordt en in groote hoeveelheid zelfs nierontsteking veroorzaken kan. Ik moet daarom voor een lichtvaardig gebruik ten zeerste waarschuwen. Uit de gestampte torretjes worden verschillende zalven en pleisters bereid, welke door bet publick dikwijls onder den naam van jichfpapier en pleisters legen landpyn (rnouches do Milan) gebruikt, daarentegen door den geneesheer meer onder den vorm van blaar- of trekpleisters voorgeschreven worden. — Het gebruik dezer laatste is eenvoudig gei:oeg: men legt een stuk van de verlangde grootte op de bedoelde plaats en bevestigt dit met een windsel of kleefpleisterstrooken, of beter men neemt een stuk kleefpleister ongeveer twee centimeters in omvang grooter dan dc trekpleister zijn moet, en drukt nu met den duim der rechterhand, welke men telkens in warm water moet bevochtigen ten einde het aankleven te voorkomen, de spaanschevliegenzalf midden in daarop ter dikte van hoogstens een gulden uit. Nimmer mag men den duim met den mond bevochtigen, omdat men dan gevaar loopt blaren aan dc lippen tc krijgen. Meestal beeft zich na eenigc (4- 12) uren eene blaar gevormd, welke uit do oppervlakkige huidlaag bestaat en een uit bet bloed doorgezweet, geel, geleiachtig, troebel vocht bevat. De verdere behandeling der blaar laat men aan den geneesbeer over.

8. Inwrijvingen van verschillende zalven, olii;n, geestrijke vochten, enz. moeten dikwijls bij de zieken gedaan

130

-ocr page 141-

HET TOKDIEXKX DEK GENEESMIDDELEN.

worden. — Hierover moet hoofdzakelijk gezegd worden dat zij bepaald niet helpen, wanneer het geneesmiddel alleen op de huid gesmeerd wordt: alleen eerst dan, wanneer men zich den tijd gunt en zoo lang wrijft, tot dat alle glans van de huid verdwenen en van het geneesmiddel niets meer te bemerken is. — Kog deze opiiicr-king, dat enkele inwrijviugen niet met de bloote hand maar met een lederen handschoen, flanellen lap of beter nog met een zachte blaas moeten plaats hebben, omdat hij die inwrijft er anders schade door zoude kunnen lijden.

9. Baden kunnen alleen gegeven worden, wanneer er eene badkuip is. In den tegenwoovdigen tijd raag men in elk huishouden toch eeno badkuip verwachten! Voor par-tikuliere woningen zijn zinken of beschilderde blikken badkuipen voldoende, waarin evenwel niet alle baden (b.v. zwavelbaden) kunnen gegeven worden, omdat zij deze metalen aandoen.

Er worden gegeven; Geheelc baden voor het geheele lichaam, arm-, hand-, voet- en zitbaden voor enkele lichaamsdeelen. Voor deze verschillende baden zijn natuurlijk even zooveel verschillende kuipen noodig. Voor een geheel bad voor volwassenen moet de kuip eene lengte van ongeveer l'/a nieter hebben; bij langere kan de patient zijne voeten niet steunen. Zij mogen niet hooger dan GO en niet lager dan 40 c.M. zijn; in het eerste geval wordt het in- en uitstijgen voor den patient te lastig, in het tweede kunnen zij niet genoog water bevatten. De breedte aan het hoofdeneinde moet GO, aan het voeteneinde hoogstens 45 c.M. zijn. li roede kuipen hebben te veel water noodig, smalle laten te weinig beweging toe. — De wand aan het hoofdeneinde moet zoo hellende zijn, als ik het voor stoelen heb aangegeven.

Do baden onderscheiden zich naar hunnen duur: in kortdurende (5—15 minuten), matig lang durende ('/2-1-2 uur), voortdurende (dagenlang, namelijk bij verwondingen aan handen en voeten en hier van voortreffelijke werking).

9*

131

-ocr page 142-

HET TOEDIENEN DEK GENEESMIDDELEN.

Naar de tempereratuiir: koude (10—20 graden IJ.), lauwe (20—50'), warme (25—28°, de gewone temperatuur voor reinigings- en opwekkende baden) en lieete (25—35° II). Verder moeten nog vermeld worden do zoogenaamde afgclcoélclc of Zicmssen'srhe baden, waarbij de zieke in water van 24—29° R. geplaatst en dan langzaam koud water bijgegoten wordt, tot tie temperatuur onder 20° daalt; een zachtere vorm van koude baden tegen koorts.

Hoe worden de baden nu toebereid ? — Velen weten er niets van, weinigen weten liet goed. •— Reeds menige zieke is in het bad verkouden geworden — of heeft zich gebrand, omdat do persoon, die hot bad klaar moest maken, zoo heel goed wist, hoe hij het doen moest.

Do eenige afdoende maatstaf, de eenige waarborg voor de juiste, d. i. de voorgeschrevene warmte is gelegen in eene goede behandeling van den badtherinometer. liet is geene goede behandeling van den badthermometer, wanneer men dezen boven op het water laat drijven, want de lucht, die altijd kouder is dan het water, koelt het instrument van boven af, terwijl het door bet water van onderen verwarmd wordt, ■— Do bol van den thermometer moet ongeveer in het midden der hoogte van het bad hangen, en dat bereikt men door een thermometer in een stuk kurk te plaatsen en zoo loodrecht laat drijven (fig. 30). Maar ook bij zulk eene inrichting van den thermometer mag men niet tevreden zijn, voor deze aan het hoofdenen aan liet voeteneinde dezelfde temperatuur aanwijst.

Eindelijk nog iets over de wijze, waarop men de badenden behandelen moet. Voor alles mag nimmer met open deur of vensters gebaad worden. Ken patient die in transpiratie is, en een koud bad moet nemen, moet vooraf met verwarmde doeken goed afgewreven worden, om het zoogenaamde naar linncnslctan van het zweet, met andere woorden verkoudheid te voorkomen.

Vele zeer zwakke zieken moeten niet alleen in het bad gedragt-n {hoe ? zie ziekentr ansport) maar ook daarin

132

-ocr page 143-

HET TOEDIENEN DER GENEESMIDDELEN,

vastgehouden, of zelfs niet een toestel, even als een kussenlessenaar (fig. 5) gesteund worden. Een Ladende zieke mag nooit alleen gelaten worden: het is toch somtijds voorgekomen, dat hij in liet bad flauw werd en verdronk.

Zware zieken, namelijk zij, die wegens hevige koorts dagelijks meerdere baden nemen moeten, plage men niet met het telkens aan- en uittrekken van een extra-badhemd. Wel vo egel ij kh e idsh al ve kan men eene deken over de kuip leggen, waardoor men tegelijk het water warm houdt.

133

Is de tijd verstreken, dan neemt men den zieke uit het bad, droogt hem met goed verwarmde doeken stevig af en legt hem dan in het vooraf verwarmde bed.

quot;Wij zijn aan het doel onzer voortgezette wandeling door het gebied „van het verplegen onzer zieken aan huisquot; gekomen! quot;Wij hadden wellicht onder weg nog dikwijls kunnen blijven staan, om eens rond te zien en ons over allerlei, wat ons opviel, kunnen onderhouden. Ik twijfel evenwel of de medegenomen vertering — de goede wil van mijne lezers — dan toereikend zou geweest zijn, —

-ocr page 144-
-ocr page 145-

rdquot;'1''''!quot;quot;,quot; 2quot; 'quot;'quot;T1quot;quot;]quot;quot;1^ ' T quot; 8 ' quot;r''quot;l;r^quot;ïquot;,|'quot;1i? T ' ' ^ ''V T''V .....i^nrn^npr^mnnijmiiiigHHininm.pi^n.....T'T'^n

\

-ocr page 146-

1 ;

™ • i mÊÊÊÊÊÊÊÊÊm

'1 i

L - j I __ vi.______________WsM l ■gt;- ' /______i

■■

51

' I

-ocr page 147-