SPECIMEN HISTORICO-JURIDICUM INAUGURALE
i
!
I 'ï
. il
CONSÜIIBUS MERCATORÜM BATAVIS.
-ocr page 2-t «
-ocr page 3-SPECIMEN HISTOEICO-JURIDICUM INAUGURALE
CONSUIIBUS MERCATORUM BATAVIS,
ANNUENTE SUMMO NUMINE,
ex auctoritate rectoeis magnifici
PHII,. THEOR. MAG. UTT. HUM. ET JUR. UTR. DOCT. ET PROF. EXTBAORD-,
NEC NON
amplissimi SENATUS ACADEMICI consensu
noeilissimae FACÜLTATIS JURIDICAE decreto,
ItJO ^
sdmmisqtje in
JURE ROMANO ET HODIERNO HONORIBUS AC PEIVILEGIIS
IN ACADEMIA RHENO-TRAJECTINA
eite et legitime conseqdendis,
ERUDITORUM EXAMINI SÜBMITTIT
J4f.0B(IS WËRTHGIM, Joannis Ffe,
Amstelodamensis.
A. D. XXVIII JÜNII A. MDCCCLI, HORA 11.
TRAJECTI AD RHENUM,
APUD J. G. B R O E S E ,
SIDCCCLI.
f
r-CM^r-ie^i iîj
m»
VERHANDELING
ï»'
^EDEIIIAMISCH COMÜIAAÏREGT.
-ocr page 6- -ocr page 7-e n
tek verkrijging van den graad
ÜTBECHTSCHE HOOGESCHOOL,
UTRECHT,
J. G. B R O E S E.
1851.
........que de choses il faut encore savoir pour être un bon
Consul! Car les attributions d'un Consul sont variées à l'infini,
elles sont d'un genre tout dififérent de celles des autres employés
des affaires étrangères. — Elles exigent une foule de connaissances
pratiques, pour lesquelles une éducation particulière est nécessaire.
Le prince de talieyband, Igt;iscours
prononcé à l'Institut, 2 Mars 1888.
REDr.ITKT BIJ K. J. OIBBES.
ï
EERSTE AEDEELING.
beschouwing van den aard en het wezen van het consulaat
in het algemeen.
§ 10.
§ 11.
§ 12.
Ö 1. Oorsprong.........................................
§ 2. Instelling der Consuls..............................................................4.
§ 3. Definitie. — Benaming............................................................92.
§ 4. Eenige algemeene voorschriften betrekkelijk het Neder-
landsch Consulaat:
1581 — 1795....................................................................28.
1795—1813.......................................
§ 5. Het Nedcriaudsch Consulaat in Turkije................................44.
^ quot; » » de Barbarijsche Staten...nbsp;71.
® quot; i) ï Maroeeo..............................72.
quot; » » igt; Sale'......................................74.
quot; * quot; i) Algiers. Tunis. Tripoli..nbsp;75.
§ 7. Directeuren van den Levantschen Handel............................83.
§ 8. Het Nederlandsch Consulaat in Perzië................................s7.
^ *nbsp;»nbsp;» »de Italiaansche Staten en
Sicilië..................................89.
* igt; » Spanje..................................100.
quot; » » Portugal..............................128.
» »1, Frankrijk..............................139.
^ ®nbsp;»nbsp;» »Engeland, Schotland en
? U.
» » Denemarken en Noorwe-
gen.................... 162.
xnbsp;inhoud.
Biz.
§ 15. Het Nederlandsch Consulaat in Zweden................................174.
§ 16. »nbsp;»nbsp;ï » Pruissen..............................178.
5 17. »nbsp;»nbsp;» » Eusland................................182.
5 18. ))nbsp;1'nbsp;» » Griekenland........................189-
§ 19. igt;nbsp;;gt;nbsp;» » België..................................1^0.
§ 20. »nbsp;»nbsp;» igt; N.-America..........................191 •
§ 21.nbsp;» » » )) Mexico. — Columbia....nbsp;197.
§ 22. »nbsp;i'nbsp;gt;1 » Brazilië................................198'
§ 23. 1)nbsp;»nbsp;» n China..................................200.
TWEEDE AFDEELING.
OVERZIGT DEH NOG VERBINDENDE REGLEMENTAIRE BEPALINGEN
VOOR DB NEDERLANDSCHE CONSULS.
§ 1. Aanwijzing van de voornaamste pligten der Consuls.... 212.
5 2. Handelingen van den Consul bij aankomst of vertrek van
Nederlandsche schepen.............................. 215.
§ 3. Handelingen van den Consul bij verkoop van schepen door
Nederlanders buiten 's lands......................... 220.
§ 4. Handelingen van den Consul bij schipbreuk en andere
zeerampen......................................... 222.
§ 6. Regtspraak van de Consuls.......................... 229.
§ 7. Handelingen van den Consul bij overlijden............ 233.
§ 8. Handelingen van den Consul bij legalisatiën. — Afgifte
van paspoorten en van dergelijke stukken............. 237.
§ 9. Briefwisseling van den Consul....................... 239-
$ 10. Archiven.......................................... 242.
§ 11. Vice-Consuls. — Kanselier........................... 244.
§ 12. Uniform. — Wapenbord. — Zegel................... 245.
§ 13. Tarieven.......................................... 248.
§ 14. VrijstelliDgon en vrijdommen, aan Consuls van vreemde
Mogendheden verleend in Nederland.................. 251-
g 15. Besluit............................................ 262.
§ 16. Lijst van de Consuls en Agenten van Nederland buiten's lands. 267.
-ocr page 11-EERSTE AFDEELING.
WTk
•m' '--r^V'
* «
«k
• t
* v
î
■quot;■«fc
^ .'ff i
à»,
r
i!
m
»
IM '..nbsp;quot;m^uànbsp;- Jl
P: t^-ï^ -t., ---- ... .
-ocr page 13-BESCHOUWING VAN DEN AARD EN HET WEZEN VAN
HET CONSULAAT IN HET ALGEMEEN.
§ 1-
oorsprong.
De oude schrijvers geven ons geene inhchtingen om-
trent de verordeningen bij de eerste handeldrijvende natiën,
zoo als Pheniciërs, Tyriërs, Karthagers. Het is echter
zeer waarschijnlijk, dat instellingen voor handel en scheep-
vaart niet ontbroken hebben, waar beide takken, zoo
veelzijdig en krachtig werkende, deze volken tot den
hoogsten trap van bloei en welvaart hebben gevoerd
Bij de Atheners vinden wij de NuvrodUai, regtspre-
tende tusschen zeeheden; de UgoUvot, burgers van den
Staat, die de vreemdelingen voorstonden i) en hunne ge-
schillen beslechtten. In eenige koloniën van Macedonië
^mdt men van den UoXirfig en van de Ttfiofixoi, regters
') I.Y9IAS, de publicat. bon. T. V, p. 593, 595.
-ocr page 14-in handelszaken gewaagd i). philippus, koning van Ma-
cedonië, trachtte, ten einde aan zijne onderdanen buiten
's lands eene regtsbedeeling volgens hunne landswetten te
verzekeren, de toelating van eenige, door hem benoemde
mannen in Athene te bewerken 2).
De Romeinen bezaten, volgens livius aquot; 259 U. C.
een collegie van kooplieden [collegium Mercuriale), welks
oprigting echter meer de jaarlijksche plegtigheden in den
tempel van Mercurius, dan wel de behartiging of bescher-
ming van den handel ten doel had. Onder den Keizer-
lijken regeringsvorm vinden wij eerst bij meerderen han-
delsgeest eenige gewigtige bepalingen, claudius stond den
inwoners van Cadix op hun verzoek toe, uit de kooplieden
mannen te kiezen, welke, zonder dat de regterlijke amb-
tenaren eenigen invloed daarop konden of mogten uitoefe-
nen , alle geschillen zouden beslechten, tusschen kooplieden
gerezen. — In zaken van schipbreuk en stranding werd
door THEonosius en honokius de kennisneming aan bij-
zondere regters opgedragen In onderscheidene havenS
van Hispanië waren, ten gerieve der buitenlandsche ha«'
deldrijvenden, regterlijke ambtenaren gevestigd, b. v. de
Telonarii der Visi-gothen.
1) Warden, L'origine des établissemens consulaires, p. 25. Pans
ï) Vid. demosth., Philipp. III.
3)nbsp;Livitjs, Hist. Lib. II, c. 27.
4)nbsp;warden, 1. 1. p. 30 sq.
-ocr page 15-_ s
Deze instellingen kunnen echter niet als de aanleidende
oorzaak van ons tegenwoordige Consulaat worden genoemd.
Vrij algemeen is men van meening, dat de kiem in den be-
ginne der middeleeuwen, gedurende de kruistogten te vin-
den is 1).
In de eerste tijden namen vele landen, Frankrijk, Spanje
en inzonderheid Italië het vervoer van en voor de kruis-
vaarders op zich. Onmiddellijk zien wij bijzondere regters
voor handelszaken en scheepvaart benoemen, aan welke het
kiezen van eenige landgenooten was opgedragen, om naar
's lands wetten de geschillen tusschen mannen van ééne
Natie te beslechten.
De uitbreiding van den handel door het veelvuldig be-
1) K. D. HÜLLMANN, Staedtewesen des M. A. Th. I, p. 106:
»Von erheblichem Einflüsse auf die Verfassung des Groszhandels....
.......würden die Kreuzzüge auch dadurch, dasz sie kaufmänni-
sche Niederlassungen in fernen Seeplätzen n. Handels-Consules ver-
anlassten u. eben dadurch auf die Gründung eines handelsschäftlichen
Völkerrechts führten.quot;
Don ANTONIO EIQUELME, elementos de Derecho publico internacion :
Tom. I, cap. III, p. 493. Madrid 1849;
»El establecimiento de los agentes consnlares, en que la grande aflu-
encia de Europeos à los pnertos de Levante, hizo conocer la necesidad
quot;îe enviar comisionados que no solo protegiesen las personas y las in-
'®reses mercantiles de los de su nacion sino que les administrasen
justiciaen las desavenencias que entre elles occnriesen. — El ejemplo
estas misiones tan provechosas al commereio bien pronto se imito
®n otros puntos ; y por ultimo la practica acabd por establecer que
todo Puerto â donde concurriese el coraercio de una nacion fuese pro-
visto de un consul.quot;
zoeken der havens van aUe gewesten door onderscheidene
vreemde koopHeden, en de opkomst der messes et foires
met hare conservator es nundinarum, maître oî conservateur
des foires, bevorderde meer en meer de spoedige en aan-
merkehjke ontwikkehng van deze instelling i).
instelling der consüls.
De Italiaansche staten zijn de eerste, in welke wij
die regters in zaken van koophandel aantreffen. Eeeds
vóór de kruistogten hadden Amalfi en Genua in Syrië en
Antiochië, dergelijke mannen aangesteld, bevestigd bij
diploma van boëmünd, zoon van bobert guiscard a° 1098 2).
In 1128 zond de koning van Sicilië bogee I ter ontwer-
ping van reglementen en verordeningen voor zeevarenden
en handeldrijvenden , twee Consoli naar Messina, welke
met de vier Consoli del mare waarschijnlijk het wèl 3)
bekende wetboek, Consolato del mare, vervaardigd hebben.
JJij Muratori lezen wij reeds een verdrag, in 1182 tus-
schen de Consules maiores et Gonsules mercatorum Mutinae
1)nbsp;ANTONIO FÜKETIERE, Dict. universel in voce ConsuL
A. IIIIRUSS, Das Earopüische Gosandschaftsrecht etc. 1847, erste
^Abth. § 375 sq. p. 430.
* HEEKEN , Ideen über den Verkehr der Völker, Th. II, Absch. H.
2)nbsp;LÜWG, Codex Diplomat., T. II, pag. 2081.nbsp;_ ^
3)nbsp;PAKDESSUS is van een tegenovergesteld gevoelen. Zie Collectif
des lois maritimes, ï. II, p. 1, Ch. XII.
ter eenre en de Consules maj. et Consules mercatomm.
Luecae ter andere zijde i): evenzoo in het verdrag van 1198
tusschen Modena en Terrara.
Venetië was echter de eerste Staat, welke bij tractaten
in Damascus, Alexandrie en Constantinopel, een gedeelte
der stad tot woning en entrepots, benevens eene, op eigene
verordeningen steunende regtspraak door regters uit land-
genooten gekozen , wist te verkrijgen 2). Ook te Acre
hadden de Venetianen, even als de Genuezen en andere Ita-
liaansche staten, afzonderlijke marktplaatsen met eene ei-
gene regtbank, onder voorzitting van eenen Bailo.
De Elorentynen volgden spoedig dit voorbeeld. In 1204,
vrede sluitende met Sienna, bedongen zij eigene Consoli
deWarte del cambio. Gelijktijdig treft men in Pisa, Genua,
Byblus, Berytus, Antiochië en Marseille 3) dergelijke inrig-
tingen aan.
Sedert het pauselijk bevel in 1179 uitgevaardigd , om
het sebied der Arabieren te mijden, werden de handelsin-
rigtingen naar andere streken verplaatst, en. Consuls zelfs
gevestigd in die landen, welke de Mongolen aan hunne
heerschappij hadden onderworpen.
gt;) MURAXOKI, Antiquitates Italiae diss. 30, p. 8S8.
Ibid. aangeb. Annae Comnenae Alexiad. L.VI. Ed. Paris, p. 161 sq.
n MCANGE, in voce .Consul; - »Liceat habere Consulatam et
exercere Jurisdictionen! in dictis regionibns in homines Massiliae fquot;
eene bepaling van het verdrag, a« 1226 met thomas. Hertog van Sa-
^oye, gesloten.
Met Saladin sloot Venetië in läl9 een verdrag voor twee
jaren, waarbij, behalve regters uit Venetiaansche burgers
gekozen, bescherming tegen zeeroof en ondersteuning iu
gevallen van schipbreuk aan de Venetiaansche vlag waren
toegezegd; tien jaren later , verkregen zij bij den Sultan
van Aleppo hetzelfde privilegie, tegen betaling van 6quot;/o
regt van doorvoer.
Genua had eenen Syrischen Hoofd-Consul te Tyrus en
Marseille stelde bij Charta van 1234 een' dergelijken aan i).
De archiven van Bergamo bevatten een statuut, waarbij
jaarlijks vier Consuls werden gekozen uit den handelstand,
zonder salaris 2). alphonsus van Castilië gaf in 1256 en
coENEAAD vau Sicilië in 1268 aan Pisa dusdanige privilegiën.
De ordonnantie van philips III aquot; 1274 gewaagde van
handelsregters te Parijs, als eene sedert langen lijd bestaande
inrigting De Lombarden kregen vergunning in 1264
en 1278 te Nismes hunnen Capitaneum en Consules mer'
catorum te houden, welk privilegie bij Lettres van 19 Au-
gustus 1345, onder den naam van juges de convention, is
bevestigd.
Te Barcelona, welke stad hare Consuls reeds naar Syri®»
1)nbsp;Codex diplom, del sacro milit. ordine Gerosol. oggi di Malta»
Tom. I, p. 125, aangeh. bij muratori, 1. 1. p. 886.
2)nbsp;Staluti e privilegi di bergamo, e. 1,8, 16, pag. 7 sq. et p-
16. Zie muratori, 1. 1. p. 887.
3)nbsp;Vid. Ordonnances de Paris, T, II, p. 435, Ed. 1540, »praepo-
situs et scabini mercatorum.quot;
Egypte en Klein-Azië had gezonden, werden door de overheid
in 1279 twee vertegenwoordigers van den handel toegelaten.
Hoe menigvuldig die Consolati waren op het einde der
13^« eeuw, blijkt uit een fragment van een in 1278 met
den koning van Erankrijk gesloten tractaat door fülco
cacio, burger van Piacenza, deken van het gild der han-
delaren uit Lombardye en Toscane, en tevens speciaal
gemagtigde der Consuls van vele andere staten.
De in Lyon, Bordeaux en Toulouse bestaande consu-
laire agenten, werden bij besluit van kabel IX in 1563 tot
regters in alle handelszaken aangesteld en weldra uit dien
hoofde door bijna geheel Erankrijk verspreid, tot dat hunne
regtspraak in 1790, door die der handels-regtbanken werd
Vervangen.
KicHARD III, Koning van Engeland vestigde in ItaUë
een Britsch Consulaat met name in 1486 voor Pisa en om-
liggende steden, en benoemde Laurent steozzi als Consul:
volgens sommigen was hij de eerste Engelsche Consul op
het vaste land i). Hendrik VIII benoemde eenen koop-
t) muratori, 1. I. P. 889.............. a Fulcone Cacio cive
Placentino, Capitaneo Universitatis mercatorum Lombardorum et ius-
canorum habente etiam potestatem et speciale mandatum a consuhbus
mercatorum Romanorum, Januae, Venetiarum, Placentiae, Lucae i
Bononiae, Albae, Morentiae, Senarum, Mediolanensium et Pistorii,
Astensium tractandi cum Domino rege Franciae super translatione
''acienda ad civitatem Neman sensem.quot;
gt;) ambkson, Hist, dan Chron. deduction of the origin of commerce,
^ol- 1, p. .-Ml.
man consiv de Balthasar op liet eiland Candia tot master,
governor, -protector, consul of English tradesmen in Can-
dia 1); en van dien tijd vindt men ook in het Britsche
rijk deze betrekking, als van veel gewigt erkend, gegrond-
vest 2).
Het voorbeeld van het Zuiden van Europa werd spoedig
in het Noorden door Bremen, Dantzig, Wisby en ande-
ren steden nagevolgd; te Liverpool, Southampton en Leu-
ven waren bijna gelijktijdig Consuls gevestigd.
Onder de oudste instellingen van dien aard in onze Ne-
derlandsche gewesten, komen de sergeans of war deur s in
een reglement op den wijnhandel in 1262 door Margaretha
VAN VLAANDEREN tc Gravelingcn benoemd, voor 3).
guido, Graaf van Vlaanderen, geeft in 1280 bij char-
ter van 26 Augustus aan de Duitsche en Spaansche koop-
lieden in Aardenburg, onder meer andere privilegiën, de
navolgende: zij konden vier procureurs aanstellen om, hetzij
door deze gezamenlijk, of door hunnen deken alleen, regt
te verkrijgen: de geschillen tusschen de kooplieden on-
derling, of tusschen deze en vreemden, moesten dcor vier
stads-schepenen en de vier procureurs worden beslist; even-
1) THOM. EYM15E, Foed. ct act. Angl. T. VI, P. I, pag. 352.
madox, firma Burgi, p. 26 sq. en ISa sqq. Idem History
the Exchequer I, 338—341, aang. hij dumont, T. I, P. II, P- 320-
3) Flandrische Staats- u. Rechtsgeschichte von l. a. wahnkönig»
2 Bd. 2 abth.
200 in strafzaken. Zij hadden het toezigt over de coure-
tiers (makelaars), welke zich noch zonder hun verlof mog-
ten neerzetten, noch andere couretage nemen, dan bij tarief
dier procureurs was bepaald. De Graaf alléén deed uitspraak,
bij oneenigheid tusschen de procureurs en de schepenen.
Zij stelden met de schepenen vast, »li hostelage ke li marchant
paieront;quot; en hadden hun eigen »saielquot; (zegel), ook ten
gebruike der kooplieden i).
») L. A. WARNKÔNIG, 1. 1. p. 45, Urk. 146;
D'autre part ke li marchant d'Espaigne et d'Alemaigne et de toutes
autres terres ki a ceste compagnie saccorderout, puissent avoir quatre
procureurs et ke ci quatre procureurs n li doien des quatre u li uns
diaus puissent demander les tors et les outrages kon fera a iaus u
a aucun de leur compaignons et dou despens ke cil quatre procureur
feront u si uns diaux pour les besognes des marchans deseure des
poursuivir et auanchier en quel manière ke ce soit reprendre doivent
ses coust et frais deseure dis venir doit devant le Segneur de le terre
et chou kil en ordenera et ses consaus en droit sera tenus, et ces
procureurs puent oster et remetre li communs des marchans toutes
les fois ke boen lor samblera. — En après de toutes demandes u
lt;ie tous plais ki soient entre les marchans u entre autres gens en
quele maniéré kil trouve as marchans u a autres de leurs gens kil
soit jugies par quatre eschevins et par les quatre procureurs ct non
par autres............................ Et sil avient ke marchans
U bourgeois meffait li uns envers lautre si coume de batre u de met-
tre main a li ke puis ke ci fais cela clcrs ke on tiegne emprison
'e niaufaiteur jusques atant kil lait amendeit par les eschevins et les
laatre procureurs.......................... Dautre part ke nus
eouretiers ne peust estre en la ville ne faire couretagc sil nest pris
P®r le volonteit des eschevins et procureurs............... soient
cscrit esroles do la ville e esrosles des procureurs...........
l'autre part ke nus bourgeois u nus hom estranges pairait plus de cou-
■quot;Mt ke tant ke li eschevins et li procureurs devant dits avaient os-
Van nog vroegeren tijd zijn de »Altermiinner ofte Gro-
ningsche Koopmansraad,quot; voorkomende in een verdrag,
te Wisby in 1329 tusschen mistislaw davidowitsch, vorst
van Smolensk, de stad Eiga en eenige steden zooals Gro-
ningen, Stavoren, Harderwijk enz. gesloten i).
Eene bijzondere inrigting, ten dienste van den handel
ontstaat omstreeks dien tijd in het noorden van Europa;
onze Nederlandsche steden maakten er een gewigtig deel
van uit, gelijk Amsterdam, Kampen, Utrecht, Deventer,
Zwolle, Groningen, Doesburg, Harderwijk, Elburg, Brielle,
Middelburg, Zierikzee, Arnemuiden, Hasselt. quot;Wij bedoe-
len het Hanze-verbond.
Europa, in de l.^quot;*' eeuw ten prooi zijnde aan hevige beroe-
ringen, onveiligheid te land en ter zee, konden de kooplieden
zich op de bescherming der Vorsten niet verlaten; zij ver-
eenigden zich tot eigene zekerheid: aan hun hoofd stond
een Hansgrafe. Hem waren de marktordeningen opgedra-
gen ; hij beraadslaagde met de kooplieden over de middelen
van vervoer te land en te water; zoodanig een was te
Middelburg woonachtig uit kracht van de handvest va»
rioeis, Graaf van HoUand aM271 2). Op bepaalde tijden
tablit.................... Et puent li marchant deseure dit avoir
un saiel de commun.................... et leur procureur dou
commun et pour envoler as boine viles par tout la u i plaira a leur-
gt;) SARTOEIUS, Urk. Gesch. des Hanze-Bundes, Tom. II, Urk. 1229-
?) VAN MIERIS, Groot Charterboek, I, .S56.
reisde hij naar de mis te Ens, om de regten der kooplie-
den te handhaven; men beschouwde hem als eene Han-
delsvölkerrechtliche Person i); naar zijne bestemming te
oordeelen was hij een en dezelfde als de Handels-Consul;
ook de Aldermannen komen bij de Hanze-steden als zoo-
danig voor 2).
De steden Lübeck en Thorn benoemden in 1307 vier
scepene te Harderwijk tot opvordering der driftgoederen,
welke bij stranding op Ameland mogten geborgen zijn 3).
Een Decreet van Koning Waldemar van Denemarken gaf
aan onze kooplieden de bevoegdheid »eigen advocati en
Bechters ofte Voorspraecken in alle question, ghedingen
en by erfenissen zoo ook by schipbrcucke,quot; te benoemen.
Aan de handelsvereeniging van de stapels der wollen,
onder den naam van Scotch Court te Campvere, English
Court te Rotterdam , maar bijzonderHjk aan die te Mid-
delburg verleende de Ruwaard Hertog albert vrijheden ,
bij handvesten van 6 Januarij 1382, 11 Maart 1386 en
April aldus luidende:
') K. D. HÜLLMANN, 1. 1. p. 170.
Zie over het Hanzeverbond, M,. r. e. berg, dc Nederlanden
het Hanzeverbond. Utrecht 1838.
mijhoff, Gedenkwaardigheden van Gelderland, D. 1, Inleiding
25. M'. j. schrasseet, Beschryvinge der stadt Hardcrwyck,
p. 7, Tom. II.
VAN MiEEis,a. w. T. III, p. 383. Van deze vereenigingen werd
dc EngHsh Court in de 13'quot;= eeuw, de Scotch, ten gevolge van het huwo-
k.
-ocr page 24-»Voert gheven wi hem die machte ende consenteeren
dat si moghen kiesen enen Gouvernerre die hun ghenoeget
ende anders Officiers ..... van hare gheselscap sqq. Ende
waer dat sake dat enich ghescil of twiste viel tusschen co-
man ende coman het were van sculde jof enighe andere
parlemente daer geen doetslagh, leemte of vredebrake en
waer, dat sei die Goevernerre met sine gheselscap berech-
ten naer hunne rechte sonder yemant van onsen weghen.quot;
Uit welke woorden het niet twijfelachtig is, ook volgens
KLUIT 1), dat aan het hoofd dier vereenigingen, de regtspraak
van Consul werd toegekend.
HENDKiK V, Koning van Engeland schonk bij Charter
van 5 Tebruarij 1406, bekrachtigd 21 October 1413, de Ne-
derlandsche kooplieden het privilegie van hunne eigene Gu-
hernatores te vestigen ter beslechting van alle geschillen on-
derling, ter handhaving en bescherming van hunne regten 2).
lyk van Wolfhard met maeia stdart, zuster van jacobus II in 1444
gesloten, gevestigd. M'. j. schbasseet, 1. I. p. 137, Tom. I.
1)nbsp;A. kluit, Hist. Feder. Belgii fed. cap. X, § 552. J. schmelzinGj
Systemat. Grundrisz des Prakt. Europ. Völkerrechts, T. II, S. 140j
141 (181S, Rudolstadt)
2)nbsp;kymer, Foed. et act. Publ. Angliae, T. IV, p. 52. Dantes
ulterius et concedentes huiusmodi gubernatoribus........... potes-
tatem et auctoritatem speciales........... regendi et gubernaniJi
sqq.-, ac iis et eorum cuilibet in suis causis et querelis quibuscu»quot;
que motis vel movendis plenam et celerem justitiam faciendi......
.....et quascumque questiones, contentiones, discordias, et deba-
tas inter ipsos mercatores, ligeos nostros et mercatores partium prac-
dictaruni motas vel movendas rcformandi, reformationem petcndi»
— IS —
Hertog willem van beijerbn, Graaf van Holland en Zee-
land, kwam bij tractaat van 8 Mei 1411 met den Koning
Van Portugal overeen Consuls aan te stellen, die gemag-
tigd waren om de geschillen tusschen de onderdanen dier
beide vorsten gerezen, en die nog mogten voorkomen, te be-
regten en te vereffenen i).
De stad Antwerpen door hare ligging bijzonder beguns-
tigd, gaf aan de uitheemsche koopheden vele privilegiën;
wederkeerig in het belang van de Nederlandsche koopheden,
elders handelende en zeevarende, rigtte de stedelijke rege-
ring eene Sociëteit of Consulaetschap den 5 Mei 1485 op
en gaf haar een Octrooi, waarbij het bestuur en de inrig-
ting werden geregeld, als volgt:
»AUen den ghenen die dese letteren sullen sien of hoo-
ren lesen: jan van kanst, Heere van Canticroode, te Moort-
sele, en van eghem , Schouteth van Antwerpen, en de
Marckgrave 's landts van ßyen, en Borgemeesteren , Sche-
penen , en Eaedt der Stadt van Antwerpen, Saluyt: Doen
kont: Also de ghemeyne koopluyden, inwoonderen deser
Voorsz. Stadt van Antwerpen, hun buytens lants met der
hanteringhe van koopmanschappe gheneerende, ons te ken-
■■edigendi, sedandi et pacifieandi; et quaecumque transgressiones damna,
mesprisiones, excessns, violentias et injurias mercatoribus partium
Praedictarum per praedictos ligeos.......redigendi, reparandi, res-
tanrandi et emendandi sqq.
') VAN mieris, A. W. T. IV, p. 16S.
-ocr page 26-nen hebben ghegeven; soo sy, en elck van hun, dat aen-
gaet na syne ghelegentheyt, om de oeffeninghe, hanteringhe
en de exercitie van deselve koopmanschappen, soo by hun
selven, soo by hunne Pacteuren ende Dienaren in diver-
sche Landen, Koninghrycken ende Contreyen, te water
ende te lande, dagelycks reysende, treckende ende ver-
keerende, oft zeylende zyn: brenghende en voerende over
ende weder diversche goeden ende koopmanschappen, daer
by dese voorsz. Stadt en andere allen komende, van alder-
hande diversche goeden ende koopmanschappen ghestoffeert
wordt, ende binnen eenighe jaren herwaerts ghekomen is
in meerder neeringhe ende welvaert, ten grooten oorboyr
ende profyte van den ghemeynen besten, in welcke nee-
ringhe en loop van koopmanschappe hen dagelycks, ende
so meer diversche letselen, belastingen, ende betegenthe-
den, dickwils gebeurt zyn , ende dagelycks geheuren in
andere Landen, als Oostlandt, Noorwegen, Engelandt,
Schotlandt, Vranckryck, en Duytslandt, etc. by vele ende
diversche onghelden, tollen ende andere exactien, mits-
gaders diversche gheboden, verboden ende restrictien, op
de kooplieden ende goeden van herwaerts over, van nieuws
opgheset, gheordonneert en ghestelt, om de kooplieden
van dese Landen van haer te weeren en te keeren,
oock dat meer is, by diversche aentasten, roovinghen ^^
neminghen harer goeden, daer by sy tot grooter ver-
derffelycker schaden komen zyn, en so langs so
mochten komen: tegen welcke nieuwigheden, belastingen
en inconvenientien, soo voormaels geschiet, soo oock die
naemaels ghebeuren mochten, elck een, die dat ghebeurt
is of gebeuren soude, bysonder by hem selven, alleen niet
Wel moghelyck en ware, by rechte of anders remedie of
restitutie te soeken of te verwerven, ons kome ootmoe-
delyck biddende, dat wy hun souden willen verleenen een
gemeen Collegie of Geselschap en een ghemeen Börse te
moghen maecken en houden: om also van desselfs gesel-
1 schaps wegen de voorsz. hinderen, schaden, beletten en
X nieuwicheden, met allen behoorlycken wegen af te volgen,
^^ met sekere andere poincten, ons by hen in geschrifte over-
gegeven. So doen wy te weten, dat wy, alst behoorlyk
is, geneyght zynde tot den loope, exercitie en hanteringe
Van koopmanschappen, daer uyt de gemeyne welvaert rysen
ende meerderen magh, den voorsz. kooplieden t' haerder
Voorsz. ernstiger bede gegeven, gegunt en verleent heb-
ben : geven, gunnen en verleenen mits desen de poincten,
en op de voegen hier navolghende.
Art. 1, dat de voorsz. kooplieden sullen moghen instel-
len en onderhouden een geselschap of broederlycke verga-
^eringhe, by maniere van eener Natiën of Collegie, te
'«'eten, van koopUeden, poortiers en ingesetenen van Ant-
^®rpen, aldaer buyck-vast woonende, en hun buytens landts,
'Water of te lande, met der hanteringhe van koopman-
®ehappe geneerende , Sonderlinge die in dit geselschappe
begeeren te komen en ontfanghen te zyn, sonder eenighe
andere daer inne te mogen nemen of ontfangen.
Art. 2, dat 't voorschreven geselschap of natie gere-
geert ende bestiert sal worden by vier notable Eegeerders
ofte Meesters, die gekosen en aenghenomen sullen wesen
in deser manieren, te weten, dat de voorschreven van
der Natie en gheselschap, by ghemeynen overdrage, of
by den meesten stemmen ende gevolge van hen, ons
nu terstont uyt der selver natie en geselschap met ghe-
schrifte overbrengen sulle acht persoonen uyt hun, daer
af wy de viere kiesen en hun deputeren sullen, tot Mees-
ters of Eegeerders van hunnen voorschreven geselschappe
voor dit toekomende jaer: En sal het toekomende jaer
geleden zynde, een van de voorschreven vier Eegeerders
of Meesters, also van jaer tot jaer, die outste van eede
afgaen en verlaten worden, ende d'ander drie blyven die-
nende. En om eenen vierden Eegeerder of Meester in
diens verlaten stede te stellen, sullen alsdan by gemeynen
overdrage ofte meeste stemmen, en gevolge van hen , van
jare tot jare, ons en onsen nakomelinghen, Schouteth, Bor-
gemeesteren en Schepenen, in 't geschrifte overbrenghen
twee persoonen uyt hen, daer af wy en onse nakomers
eenen kiesen ende deputeren, om met den anderen dryen,
die na den onderscheyde voorsz. sullen blyven dienende,
Eegeerders en Meesters van haren voorsz. geselschap te
zyn: welcke Eegeerders en Meesters, en elck van hun,
nu en namaels zynde, t' haren aenkomen voor ons en onse
nakomers eedt doen sullen, den dienst, daer sy toe ghe-
kosen en gheaeht zijn, wel en ghetrouwelyck te regeeren,
exerceren, na inhoudt der Ordinantiën hier na verklaert.
Art. 3. Dat die voorsz. vier Meesters, by advyse,
ghevolghe en overdraghe van den meestendeele van den
voorsz. geselschappe, en by wete ende consente van ons
en van onsen nakomers , sullen mogen hebben en maken
een ghemeene borse voor eener gracelycker en redelycker
somme ofte quote, die sy by advyse en consente als
boven , na ghelegentheydt haerder saecken en lasten, op
elck van hun , na syn staet en hanteringe, sullen mo-
ghen setten ende doen heffen, by deghene die sy daertoe
sullen uyt hunnen gheselschappe jaerlycks ordonneren,
om daermede te vervolghen alle behoorlycke provisiën,
restitutiën , reparatiën , recompensatiën , ende alle ander
behoefte van remediën, die hen ende elck van hen dienen
Süllen moghen, alsoo wel teghen die nemingen, schaden,
achterdeelen, injuriën ende verkortingen, die hen, het
■Ware particulierlyck of in 't ghemeen, aengedaen moch-
ten zyn, als teghen die nieuwicheden en ander beswaer-
öissen, die op den loop van de koopmanschappe binnen
korte jaren herwaarts, en noch daghelycks meer ende meer
hoven der ouder kostuyme 's landts voortgekeert en op-
ghestelt zyn, en hier namaels voort-ghekeert en opghestelt
quot;mochten worden, welcke impositiën oock, of contributiën
sy niet en sullen mogen veranderen of hoogen, sonder
onsen of onse nakomers wete ofte consent.
Art. 4. Soo wie van den voorschreven geselschappe
hem weygerde te contribueren en inne te leggen, om de
voorschreven ghemeene borse te helpen onderhouden, bij
de ordonnantie boven verhaelt: dat die t'elcken verbeuren sal
noch also vele als hy geset en schuldigh is op te legghen,
en te contribueren, om de verbeurte in dryen gedeylt te
worden: een derdendeel den Heeren, d'ander derdendeel
de Stadt, en het derde derdendeel der Pabricquen van
onser Vrouwen Kercke t' Antwerpen.
Art. 5. Dat die ontfanghers der voorschreven gemeener
borse schuldig sullen zyn, voor die van den voorschreven
geselschappe, en voor die Gedeputeerden van der wet der
voorschreven Stadt, elck 's jaars goede wettighe rekeningc
en bewys te doene , van hare ontfange en uytgheven der
voorschreven penninghen: en alsdan ons en onse nakomers
over te brengen den name en toename van de persoonen,
in haer geselschappe wesende.
Art. (). Dat de voorschreven goede mannen van den
voorsz, geselschappe gehouden sullen zyn, t' allen tyden,
als sy des van haren Regeerders en Meesters vermaent
sullen worden, te vergaderen ende by een te komen, om
te helpen ramen en advyseren, alle saken die dienen sou-
den mogen ter saligheyt, welvaert ende profyte van dei
gemeener koopmanschappen ende loop der selver, om
by rade ende adv^se van den Heeren, ende van der Stadt
gevoordert te mogen worden, ten besten dat men sal ko-
men ende moglien.
Art. 7. Soo wanneer de goede mannen van den voorsz.
geselschappe eenig geschil van koopmanschappe onder-
linghe hebben, dat dan de voorsz. Eegeerders de partyen
voor hun sullen ontbieden, ende vereenigen ende verghe-
lycken op dat sy können, en partyen daer toe geven en
voegen willen ; maer oft partyen ofte d' eene begheerden
't recht, oft oock dat de voorsz. Eegeerders die niet ver-
eenigen en kosten , dat sy dan de sake ende partye sul-
verseynden voor ons en onse nakomers. Wethouders van
deser stede ten tyde zynde, om die aldaer ge-uyt te wor-
den na recht, behoudelyck dat sy onder dit schyn geene
kennisse nemen en sullen mogen van geenderhande saken
daer crime ofte breuke inne gheleghen mochten zyn, het
en ware by wete oft consent van onsen Schouteth ende
^Vethonderen ende onse nakomeren ten tyde zynde.
Art. 8. Dat de voorsz. Eegeerders of Meesters sullen
•nogen eeden alle de gene, die in derzelver Natie en ge-
selschappe komen en ontfangen sullen worden: dat sy
®nder schyn van den voorsz. geselschappe of Natie, gee-
persoon , die in 't selve geselschap niet en is, be-
schudden, bevryden en verantwoorden en sullen in gheener
manieren, in synen persoon oft syne goeden. Ende en
sullen ooek de voorsz. Eegeerders, Meesters ofte Natie ,
2*
-ocr page 32-glieene personen mogen ontfanghen, bevryden of verant-
woorden van lasten of brencken, die zyn in Calagnen tege
onsen Schonteth, Borgemeesteren en Schepenen, oft onse
nakomers by tyde wesende: of daer ons ende hun moeysel,
kost ofte last uyt soude mogen komen. En oft by hun,
oft yemanden van de Natie, uyt ter contrarie voortge-
keert ware, dat wij daer over correctie doen sullen, alsoo
wy na ghelegentheyt van der saken dat bevinden sullen
dienende. Behoudelyck in desen, dat 't voorsz. geselschap
geen Privilegien of Verleeninghen verwerven en sal moghen
van eenige Princen , Vorsten , Heeren, Landen , Steden
of Ghemeenten : noch ook onderlinge eenige Statuiten of
Ordonnantiën maken, die eenichsins souden mogen contra-
riëren den Rechte, Privilegiën of Costnymen van den
Lande van Brabant, of van de voorsz. Stadt: of die sou-
den mogen afnemen de geradene politie oft welvaert der
selver Stadt : Maer sullen gehouden zyn die selve Privi-
legiën , die sy van eenige Princen, Heeren, Vorsten,
Landen of Steden verkrygen sullen, te toonen en laten
visiteren by ons en by onsen nakomelingen, Schouteth»
Borghemeesteren en Schepenen, by tyde zynde. En ons
en hun Copye autentycke daer af te geven, en die niet
te gebruycken mogen, totdat die bij ons gevisiteert bevon-
den sullen worden deuchdelyck zynde, en niet contrarie
rende of afnemende 't gene des voorsz. staet. Behoudelyl'
oock, dat sy met geene wegen van feyte op yemanden
— Sl-
oft yemandts goedt en sullen mogen procederen, sonder
onse of onse nakomers wete en consent, maer sullen al-
omme, daer het hun gelieft, altyt moghen volghen met
rechte: en dat sy-lieden van de voorsz. Natiën of gesel-
schappe, het zy dat sy in eenige Ambachte zyn of niet,
gehouden sullen zyn in schot en lot, en andere ongelden
ende lasten van de Stadt, Poorters ofte Ambachten , ge-
lyck andere in deselve Natie of geselschappe niet zynde.
En behouden oock ons en onse nakomers Schouteth, Bor-
gemeesteren en Schepenen , ten tyde zynde, in allen ende
eenen yeghelycken der voorsz. Verleeningen, Poincten en
Ordonnantiën, onse ende hare, meerderen ende minderen
interpreteren ende veranderen ende weder-roepen, alsoo
ons dat na gelegentheyt van tyde ende saken goetduncken
ende gelieven sal, In oorkonden ende vastigheden der
dinsren voorsz. , soo hebbe ick jan van ranst , Schouteth
Onbsp;'
Voorsz., mynen propren zegel, ende wy Borghemeesteren,
Schepenen ende Raedt der voorsz. Stadt van Antwerpen ,
der selver Stadt Zegel ter saken hier aen doen hanghen,
op den vyfden dagh van Meye, Anno 1485.quot;
Deze vereeniging naauwelijks in het leven getreden, heeft
zich ernstig bij denEoomsch-koning maximili.\an beklaagd,
°ver de slechte behandeling der kooplieden in Engeland.
Dien ten gevolge, werd, naar het verhaal van v. me-
teren, in 1495 (24 Pebruarij) het beroemde Entrecours
eeuwig contract gesloten tusschen Engeland, (hendbik
VII) en de Nederlanden (philips , Aartshertog van Oos-
tenrijk, Hertog van Bonrgondie), bevestigd bij de Trac-
taten van 1506, 1515, 1520 en 1574; waarbij in de ar-
tikelen 10 tot 14, 23, 25, 27, 31 en 33 vele voorregten
van vrijen handel, eigene regtspraak, woning, en bescher-
ming wederkeerig toegezegd werden i).
§ 3.
definitie. — benaming.
quot;Wij zagen in de vorige § § de verschillende vormen,
onder welke het Consulaat zich aanvankelijk heeft geopen-
baard, en trapswijze is ontwikkeld. Het eigenlijk karak-
ter der instelling is in de volgende definitiën , naar ons
voorkomt, zeer juist aangeduid, hastens 2) zegt: »Les
Consuls ne sont que des agens commerciaux nommés et
constitués par un gouvernement dans des ports et places
de commerce étrangers, pour y veiller aux intérêts d»
commerce, et particulièrement pour défendre auprès des
autorités locales les droits des nationaux et accommoder
leurs différends.quot;
Zoo ook heffter 3). .»Nach der gemeinsamen heutige!^
f 32'
') van meteben, Nederlandsche Historie, B- 1, fol. 8. B. 2, t-
2) ch. de martens, Giüde Diplomatique, Chap. X, § 77, P-
Paris et Leipzig 1332.nbsp;^^
D'. acg. wim. hefftek , Das Europäische Völkerrecht der
genwart. Berlin 1844, § 225, p. 366,
Staatenpraxis in den europäischen oder europäisirten christ-
lichen Ländern bilden.... die Consuls eine eigene Art von
Agenten, hauptsächlich für die Handels-, zum Theil aber
auch für die sonstigen Verkehrsinteressen auswärtiger
Staaten in einem fremden Lande oder in einzelner Thailen
u. Plätzen derselben.quot;
Het oordeel van baereto en eibeiuo dos santos is : » Les
agens Consulaires quelque soit leur denomination ou leur
catégorie, sont les fonctionnaires effectivement ou virtuel-
lement nommés par le gouvernement, pour protéger, dans
un port ou district étranger le commerce ou la navigation
nationale en général, aussi bien que les intérêts des
sujets..., nommément dans les affaires commerciales et
maritimes i).quot;
In het reglement van 22 Januarij 1814. en in dat van
3 April 1818, bij koninklijke besluiten voor de Neder-
landsche Consuls vastgesteld, wordt in het eerste artikel
bepaald 2) :
»Onze commerciëele Agenten in de havens en koop-
steden buiten 's lands, zullen den titel hebben van Consuls.quot;
Zeer onderscheiden waren in den loop der eeuwen de
ï) Traité du Consulat par le Commandeur jose ribeiro dos san-
tos et Ie Docteur jose-pelioiano de castilho barreto, T. 1 p. 1.
Hamburg 1839.
Zie deze reglementen in de Nederl. .Jaarboeken voor Regtsge-
leerdheid en Wetgeving door M'. c. a. den tex en M'. ,j. van hall,
zevende deel 1845, p. 371—378, p. 381—388.
u —
benamingen van de, in deze betrekking werkzame perso-
nen: procuratores, vogede, gubernatores, meesters, con-
suls, alderman, later commissaris en agent i).
Omtrent het gebruik van deze namen is men Zich, m
de oude charters en plakaten, niet immer gelijk gebleven.
Men moet naauwkeurig acht geven op de bewoordingen
der aanstelling; daar dikwijls, onder denzelfden titel, amb-
tenaren van een geheel anderen werkkring zijn bedoeld
geworden. In twee oorkonden van 3 en 4 Novem-
ber 1307 leest men van «procuratores, qui mittuntur ad
concordiam inter mercatores reformandamquot; 2). Het JS
niet twijfelachtig, of de toen naar Engeland gezondene
procureurs waren met het karakter van ambassadeur
bekleed.
Geen naam echter is in meer afwisselende beteekenis
gebruikt, dan die van Consul, vooral in de Middeleeuwen-
Weinig bekend met het wezen der Romeinsche Staatsin-
rigting, terwijl men de Latijnsche taal, als taal der kerk
bezigde, werd deze naam al ligt zonder nadenken toeg^quot;
past, waar men eene gelijksoortigheid in ambtsbetrekking'
of openbare bediening meende te zien.
Zoo stelde men Graaf gelijk met Consul, Burggi^^^^
met Proconsul. In de eeuw, toen van handelsconsul''
Dictionnaire de lodis moberi in voce Consul, bokbi., '
gine et des fonctions des Consuls, p. 1—6, p. 8.
2) van mieris, Groot Charterboek, T. II, p. 68 sq.
nog geene spraak was, leest men van den stamvader der
Consuls van Anjou, en Eaimond Treneavel van Béziers
noemde zich zelf, in de oorkonden van 1158 en 1165 ,
Proconsul i).
Uit de geschiedenis der stedelijke regeringen blijkt het
ten duidelijkste, hoe, bij het ontstaan der gemeenten,
veelvuldig de naam van Consules aan de overheidsper-
sonen is toegekend 2).
k
») Gesta Consulura Andegavenaium, cap. II, de tertullo bij bou-
qübt, 1. 1. VII, p. 256: »teetullüs primus ex progenie Andegavo-
rnm Coiisulum progenies.quot;
2) k. p. eichhorn, Deutsche Staats- u. Rechtsgeschichte, § 243,
p. 153 sq. Die Städte mit erhaltener Kömischer Verfassung hatten
iu dem erhalteneu Decurionen-Stande eine Gemeinde der von ihrer
alter Würde wenigstens die Verwaltung des Gemeindeguts, die Po-
lizeigewalt u. besonders, die deu Römischen Einrichtungen eigenthüm-
liche Aufsicht bei der Markt- u. Handwerkspoliaei geblieben war,
welche sie durch einen Gemeinderath..........nach dem zwölften
Jahrhundert, nach dem Beispiel der Lombardischen Städte ordent-
licher Weise Consules genannt, ausübten.............Die Vorsteher
jenes Gemeinderaths, magistri Consulum, Bürgermeister........sq.
Ten aanzien van dit verschillend gebruik van het woord Consul,
ook in de Nederlanden, werd in de Dissertatio luaug. de Consulibus
in Republica Batava van p. j- changuion (1786 Lugd. Bat. eu
aldaar p. 6), opgemerkt: «Vix autem est ut moneam, non omnes
illos, qui Consules a scriptoribus mediae aetatis vocantur, eodem mu-
nere functos fnisse, iisdemque honoribus usos, quibus nunc fungnn-
tttr ac fruuntur, qui dignitatem Consulum in Belgio foederato adi-
Piscuntur. Cum autem eo tempore dignitatis consnlaris imago, titulique
quot;inibra quaedam apud privates remaneret, variorum ordinum viris
nomen Consulis postea tributum fuit, illis quoque, qui in emporiis sive
portubus mercatorum jura ac merces tuentur, quemadmodum
adhuc fieri notissimum est.quot;
Ook het ambt van stedelijk regter, door de keus der
gilden of vereenigingen, welke dan ook, opgedragen, gaf
den titel van Consul ; b. v, te Verona Consules judicis,
te Genua Consules de placitis; te Como Consules justitiae;
te Venetië Consules curiae. In Vlaanderen werd de ge-
heele stedelijke raad begrepen in den naam Consul i) ,
evenzoo in Arles en Marseille 2],
De gemeenteraad van Arles was zamengesteld uit 13
Consuls, onder deze vier krijgslieden, vier burgers, twee
kooplieden en twee boeren 3). Merkwaardig is insgelijks
het compromis tusschen de Heeren van Symia en de Con-
sules van de stad Apt over de regten en Kapittelen van
het Consulaat, in dato 26 Mei 1252 ^i).
In de steden van Bisschoppen komen de leenmannen,
die ter bewaking der poorten werden aangesteld, mede als
Consules voor en de stedelijke archiven van Provence
bevatten het privilegie, dat de krijgslieden Consuls mog-
ten kiezen tot verzekering van hunne eigene regtspraak.
1)nbsp;Handvesten, Ed. 1775, p. 57.
2)nbsp;Statuts de Marseille, lib. 1, p. 17, 65, 182, aangeli. bg eich-
nOKN, 1. 1. en aldaar »tribunal Consulum vel judicis palatii.quot;
î) Carta Consulatus Arelatensis a° 1142 eu 1255 , § 50, 61 bij C»-
GIEAÜD, Essai sur l'histoire du droit Français au moyen âge, Tom, H-
p. 128, 144, Ed. 1846.
*) MUEATORI, t. a. p. m, p. 1155, 1158 en 1160.
S) HÜLLMANN, A. W., Th. II, p. 257 : ».......a principio Rebâtit
Consules per portas.........qui dicti sunt capitanei portarnm, i. e-
Consules electi ex portis,non quod quilibet in sua dominaretur porta.quot;
-ocr page 39-In de oude statuten van Montpellier worden de handels-
Consuls, ter zorgvuldige onderscheiding van de bestuurde-
reu der gemeente, Cossols des mercadiers genaamd, en in
een statuut van 1338 Regens del mercadiers que van
per mar i).
Eerst in het laatst der 16'''' eeuw wordt de titel Consul
meer algemeen voor Handels-agenten gebezigd, en sedert
dien tijd, komen zij in de tractaten en andere openbare
stukken, bijna onder geene andere benaming meer voor.
In Frankrijk heeft men in 1799 , toen aan het hoofd
der republiek drie Consuls stonden, de buiten 's lands ge-
vestigde beambten, die met de behartiging der handelsbe-
langen belast waren, »agens pour les relations commer-
cialesquot; genoemd. Dezelfde benaming was in de Nederlanden
reeds vroeger bekend en in gebruik 2).
1) Zie bij wAKNKÖNiG, 1. 1. den eed, voorkomende in de MSS. der
statuten: Jen hom elegat en cossol dels mercadiers de Montpaslier
promet a vos XII cossols que bon hal cossel donarai a e tos a eascuns dels
dits mercadiers â des autres que son ni soran desolz mon regimen et
leur proficq en querrai el dan esquivarai e la honor del commun de
Monpeslier et delà Universität desdit Mercadiers et procurerai é dels
contrats et dois claims que seran entrais mercadiers.....sqq.
Zie Besluiten van de Tweede Kamer en Decreet van het Ver-
tcgenw. Ligchaam des Bat. Volks, d. 3 en 10 Nov. 1798 en aldaar
quot;Aübekt, charge' d'affaires dn Commerce in Spanje.quot; iieinekbn, Agmt
Commercie in Amerika (22 Nov. 1798). mikuss. , § 379, p. 486.
L
-ocr page 40-— 28 —
§ 4.
EENIGE ALGEMEENE VOORSCHBIFTEN BETREKKELIJK HET
NEDERLANDSCHE CONSULAAT, 1581 — 1795.
De verordeningen i), welke de instelling van het Con-
sulaat regelden, berusten op de onderscheiding der plaatsen,
waar zij gevestigd was. In de landen der dusgenoemde
Christenheid waren de magt en bevoegdheid lang niet zóó
uitgebreid en naauwkeuriger afgebakend, dan in de Scha-
len van de Levant 2) en de kusten van Africa, wier regerings-
vorm geëvenredigd aan de mindere beschaving der aldaar
wonende natiën, eene dusdanige willekeur volkomen wet-
tigde. Wij zullen trachten, de algemeene bepalingen, die
eertijds voor de Nederlandsche Consuls in Europa golden,
in deze paragraaf bijeen te brengen, ten einde, bij het on-
derzoek naar deze instelling in de bijzondere Staten, in
geene noodelooze herhaling te vallen.
Het was langen tijd bij de Staten-Generaal der oude re-
publiek eene strijdvraag, wien de benoeming van de Consuls
eigenlijk 'toekwam s). Men was doorgaans van gevoelen,
1)nbsp;V. züECK, Codex Batavus in voce »Ambassadeurs.''
2)nbsp;DE cussr, Diet, du Diplomate et du Consul 1846 in Échelle-
Schalen van de Levant Échelles du Levant. In de Middellandsche
Zee noemt men Schalen die havens, welke onder het gebied van de
Porte behoorende, gewoonlijk als plaatsen van oponthoud door de
Europesche readers aangemerkt worden omdat hunne kantoren dââr
gevestigd zijn.
.........Ende acngcmerckt de Consuls van do Nederlandtsche
A
-ocr page 41-dat de kooplieden alléén daartoe geregtigd waren, maar met
oogmerk om een verschil te doen ophouden, hetwelk , tot
vele moeijelijkheden aanleiding gevende, nadeelig voor de
kooplieden zelve werd, besloot men in 1657 ter Generali-
teit, dat de personen door den handelstand moesten worden
voorgedragen, en deze van Staatswege eene acte van aan-
stelling zouden erlangen. In de Schalen van de Levant
was aan de Directeurs van den handel op die streken de
voordragt toegekend.
Natie eygentlyck niet anders syn dan Factoors, ende Voorspraecken
van de Koopluyden, Schippers ende Traffycquanten'deser Landen, be-
taeldt ende onderhouden werdende tot laste van deselve, sonder dat
den Staet daer inne directelyck yets heeft te dragen; ende dat sulcks
soodanige Consuls de voorschreve Koopluyden , Schippers ende Traf-
fycquanten, in haren weerwille, ende selfs tot haren naedeele, gelyck
somwylen wel is ghebeurt, niet en behooren te werden opgedrongen.
Dat oock de saecke in abstracto ingesieu zynde, het selve recht tot het
aenstellen van de soodanige Consuls, eygentlyck de voorschreve Koop-
luyden, Schippers ende Traffycquanten soude competeren , voor de
weleke haer Edelo Groot Mog. soo veel de Ingezetenen deser pro-
vincie belanght, als zynde der selver immediate Hooge Overigheydt,
particulierlyck incumbeert te sorgen ende te vigileren, dat derhalven
door eene generale resolutie soude behooren te werden vastghesteldt,
dat voortaen by dese Vergaderinge op voorgaende recommandatie
van do Koopluyden, Schippers ende Traiïycquanten als boven, sullen
Werden geëligeert de Personen, die tot Consuls van de Hollandtsche
Natie buyten 's lands op acte van haer Edele Groot. Mog. sullen
■^Verden geëmployeert. Ende dat tot executie van 't bovenstaende den
Ingezetenen ende Onderdanen deser Provincie expresselyck sal werden
Scintcrdiceert aen yemandt anders dan aen soodanighe geëligeorde
Consuls de ghewoonelycke Consulaetreehten te betalen.
ßesolutien van Consideratie, Ed. van dk watee 1706 en aldaar
p- 305 •Res. vau 27 Maart 1657.
T
In het daaropvolgende jaar, en wel Julij 1658, werd
een algemeen reglement voor de Consuls, residerende in
Spanje, Frankrijk, ItaHë en aan de geheele Middellandsehe
Zee, uitgezonderd Turkije, vastgesteld, waaronder de Staten
op de kust van Africa mede gerekend werden, die, ofschoon
een eigen bestuur bezittende, de opperheerschappij van den
Turkschen Keizer erkenden. De voor ieder verkrijgbaar
gestelde verordening luidde, als volgt:
Poincten ende articulen om te dienen voor een Generaal
Reglement naer den inhoudt van 't leelcke hun de Consuls
in de plaetsen van het Christenryck van Spaignen, Vranck-
ryck, Italien en aen de gheheele Middellandsehe Zee, uit-
gesondert alleen het Turcx gebiedt rhesideerende, sullen
hebben te ghedragen, soo ten reguarde van de Rechten by
deselve te genieten, als andersints.
Eersteljck.
Alle de Consulaatrechten van de voor sehr eve Consuls in
alle de plaetsen voornoemt ende alomme sullen ghereguleert
loerden op realen van achten, zynde deselve door de gant-
sche Middellantsche Zee gangbaer ende over deze prys ende
valeur van dewelcke geen dispuyten konnen vallen.
Ten tweede.
De Consuls sullen niet meer voor haer recht mogen tree-
ken, gelyck hm loel expresselyck verboden xoerdt mits de-
sen, als vier of ten hooghsten vijf realen van achten naer
advenant de groote van yeder schip in hun respective dis-
tricten komende te arriveeren, mitsgaders last te Ireeeken
ofte aldaer ladinge in te neemen, sonder dat de schepen
alleenlyck daer komende om water te haelen ofte andersints,
ergens in ghehouden sullen loesen.
Ten derde.
De gheseyde Consuls sullen haer geen authoriteyt, ofte
eenige jurisdictie hehhen aentematigen, ofte poogen te exerce-
ren over depersonen van de koopluyden ofte derselver effecten.
Ten vierde.
In cas het mochte ghebeuren, dat de Consids hun door
de schippers lieten ghehrugchen ende employeeren in de eenige
extra-ordinaires hesoignes, 't sy in het bevoorderen ende
heleyden van eenige processen, beslissen van questien ende
enige differentien, dat sy luiden in soodanige ghelegenthexgt, voor
hun salaris den schippers niet meerder sullen mogen te doen
hetalen, als volgens d' arbitragie van d' aenwesende Nederlant-
sche koopluyden gheoordeelt sal werden hun te competeeren.
Men beschouwde dit reglement sedert bij voortduring,
als fundamenteel. Voor de Consuls van Frankrijk buiten de
Middellandsche Zee en voor de overige Europesche rijken,
werd 4 Augustus 1670 eene verordening uitgevaardigd,
welker inhoud weinig van de voorgaande verschilt.
In Art. 1, worden de Consulaat-regten geregeld op Escus
ofte Eycxdaelders.
Art. 2 bepaalde het regt van ieder schip op één Escu
ofte Eycksdaelder.
Art. 4 gaf den schippers het regt, de hulp van den
Consul in ordinaris saecken zonder eenige belooning in te
roepen.
Deze zijn de eenige punten van afwijking. Naar aanlei-
ding van deze bepalingen en ingevolge hunne acten van
admissie, vermeenden de Consuls de bevoegdheid te heb-
ben, zelfs in weerwil van de Commissie-vaarders of van de-
zer reeders, de veroverde prijzen te mogen »onder haer
slaen, verkoopen ofte beneficieeren en over de opbrengst
der verknoping te disponeeren.quot; — Bij resolutie van 9
Januarij 1673 werd dit twistpunt geregeld; zij hadden,
jnbsp;luidens deze, daartoe geene magt: wèl moesten zij zorgen,
I Inbsp;dat de prijzen niet geroofd of geplunderd wierden , de
factures, cognossementen en scheepspapieren in bewa-
ring nemen ; de gevangenen verhooren en alles aan de
Admiraliteit opzenden. Als hoofdverordeningen komen
daarin voor:
Dat de Consul den veroveraar niet hinderlijk mag zyn
in het verkoopen of beneficieren van prinsen, indien dese
geadresseerd syn aan eenen factoor.
Dat de verkoop in het openbaar moet geschieden ten
overstaan van den Consul en twee Nederlandsche koopܮquot;
~
den, ter keuze van den veroveraar, welke met den kapi-
tein, twee oiBeieren en den gekozenen factoor, den inven-
taris moeten onderteekenen ; ingeval echter de Commissie-
vaarder aan geen' factoor is geadresseerd en uit vrijen wil
den prijs wenscht te verkoopen, zal dit op gelijke wijze
geschieden na behoorlijke afkondiging, in tegenwoordigheid
van Nederlandsche kooplieden, door den veroveraar te kie-
zen. De Consul, als factoor gekozen zijnde, moest cautie
stellen ten genoegen der reederij ; hij kon 20/0 van den
verkoopprijs korten; de e'éne helft behield hij, het overige
was voor degenen, welke hem bijstonden 1).
Onder de algemeene voorschriften behoort nog de bepa-
ling van 20 Januarij 1687, dat alle Consuls van de ware
Christelijke Gereformeerde Godsdienst moesten zijn ; het-
geen echter niet zeer streng is gehandhaafd; vooral niet
in de Schalen van de Levant 2).
Sedert werd, bij resolutie van 22 Julij 1700, een regle-
ment gearresteerd betreffende alle Ambassadeurs en andere
Ministers, zoo binnen als buiten 's lands residerende, waarin
de volgende punten voor de Consuls, onder den naam van
Agenten en Commissarissen, voorkomen.
') VAN DIJK, de Collegüs Archlthalassieis. Traj. ad Rhen. 1845.
Zie Decreten vau H. Hoog Mog. de Staten Generaal 20 Januarij
Zie PESI'EI, (FKED. WILH.), Commentarü de Hepublica Batava.
1782. Lugd. Bat. § 440.
Poincten raakende Residenten, Agenten, Commis-
sarissen en Secretarissen.
Art. 31. De Eesidenten, Agenten en Commissarissen
sullen genieten soodanige traetementen of daggelden als
haar toegelegt syn by den Staat van oorlog, of by reso-
lutie van haar Hoog. Mog. of nog sullen toegelegt worden.
Art. 32. En sal voorts aan deselve in declaratie gelee-
den worden honderd vyftig gulden in het jaar voor een
Amanuensis, twee honderd gulden voor het honden van
Correspondentie, vyftig voor de Secretarye, behoeften en
blaauwe boekjens, vyftig voor nieuwejaarsgiften, honderd
vyftig guldens om uit te deelen aan arme passagiers, drie
ten honderd voor verlies op den wissel, en de briefporten
op den voet van het 23 articul.
(Art. 23. De betaalde briefporten sullen geleeden wor-
den onder specificatie, gequiteert by de postmeesters daar
het practicabel is, en andersints geattesteert en ondertee-
kent by den Secretaris).
Art. 33. Item vier honderd guldens voor het aanneemeu
van een groote, en twee honderd gulden voor het aannee'
men van een kleine rouw, mits dat zy daartoe hebben la®*quot;
van haar Hoog. Mog. en dat maar twee rouwen, hetzy
groote of kleine, gedeclareert worden in een jaar.
Art. 34. Residenten, Agenten , Commissarissen,
Hof volgende, op ordre van haar Hoog. Mog. sullen ge
nieten twaalf guldens daags extra-ordinaris, sonder te moo-
gen declareeren voor reiskosten, en soo het is in leegers
of op andere diergeljke lange togten, waartoe zy sig moe-
ten voorsien van een veldequipagie, zullen zy genieten dui-
send guldens eens tot het maaken van deselve, en agtien
in plaats van twaalf guldens daags.
Art. 35. Secretarissen van Ministers, welke by dersel-
ver vertrek of versterf, ordre krygen van haar Hoog. Mog.
om de saaken van den Staat by provisie te blyven waar-
neemen, of andere personen, welke met de benaaming van
Secretaris tot verrigting van eenige saaken aan vreemde
Hoven gebruikt worden, sullen genieten een daggeld van
twaalf guldens, sonder meer, uitgesondert dat zy sullen
moogen declareeren op gelyken voet als de Residenten.
Poincten raahende alle buitenlandsche Ministers
indistinctelyck.
Art. 36. De daggelden of tractementen sullen ingaan
met den agtsten dag voor dat de Ministers in het ver-
trekken na de plaats waar heen zy gecommitteert zyn ,
verlaaten sullen hebben de gronden van deesen Staat, en
^an gelyken eindigen met den agtsten dag nadat zy we-
^er sullen bereikt hebben de grensen van deesen Staat.
Art. 37. En opdat de meening van het voorenstaande
Articul omtrent het ingaan van de daggelden of tracte-
öienten niet geëludeert worde, sullen de Ministers moeten
3*
-ocr page 48-verklaaren agter de eerste en laatste deelaratiën, die zy
overleeveren, den preeisen dag wanneer zy de gronden van
den Staat verlaaten en wederom bereikt sullen hebben res-
pective , sonder dat de eerste en laatste deelaratiën van
Ministers, waaraan de vorenstaande verklaaring manqueert,
sullen moogen aangenoomen worden.
Art. 38. Aan de Ministers, welke op aanschryvens van
haar Hoog. Mog. een keer herwaards doen over saaken
raakende der Landen dienst, sullen de reiskosten in het
koomen en gaan goedgedaan worden, sonder meer.
Art. 39. Ministers, welke met permissie van haar Hoog.
Mog. overkoomen tot verrigtinge van haare particuliere
affaires, of om andere oorsaaken niet raakende der Landen
dienst, sullen niet alleen niet moogen declareeren over de
reiskosten heen of weder, maar langer als twee maanden
hier te Lande blyvende, Verliesen de helft van hetgeen
dat zy souden genieten ten laste van den Staat ter plaatse
haarer residentie.
Art. 40. Wanneer eenige publicque demonstratie van
vreugde gedaan word ter plaatse, daar de Ministers van
deesen Staat haar bevinden, met het aansteeken van vreug-
devuuren, het laaten loopen van wyn voor de Gemeente,
of op andere diergelyke wys, sal het verschot, dat deselve
in die geleegentheid koomen te doen, na de costumen van
de plaats daar zy sich bevinden, goedgedaan worden op
een specificatie by haar geteekent, mits daartoe exhi-
beerende voorgaande last of opgevolgde approbatie van haar
Hoog Mog. sonder egter dat de maaltjden of andere re-
gaalen, welke zy by die geleegentheid souden moogen
geeven, in declaratie sullen geleeden worden, uitgesondert
alleen wanneer de saake waarover gevuurt word, den Staat
directelyk raakt, en daarom desselfs Ministers op voor-
gaande aanschryvens van haar Hoog Mog. verpligt tot
ongewoone kosten, gelyk als wanneer een notable victorie
met de waapenen van den Staat bevogten, of een vreede
met een van de voornaame Magten van Europa geslooten
is, in hoedanige gevallen Ambassadeurs, het zy een of
meerder, sullen genieten voor het geeven van een festyn
seeven honderd vyftig, extraordinaris Envoiés vyf honderd,
en alle andere Ministers drie honderd guldens.
Art. 41. Wanneer tot vermydinge van differenten over
het ceremonieel, of om andere diergelyke reedenen, goedge-
vonden word aan een Minister te geeven een hooger ca-
racter ais hy andersints soude gevoert hebben, sal de
minder quahteit, het zy van ordinaris Ambassadeurs, extra-
ordinaris Envoiés, Gedeputeerden sonder caracter of andere
in dit reglement bekend, waarna hy sal moogen en moeten
^eclareeren, gedefinieert worden by Resolutie van haar
Hoog Mog., na welke gedefinieerde quahteit hy in alles
getracteert en syn Declaratien sullen gehquideert worden,
sonder reguard te neemen op de voorsz. hooger caracter.
■^rt. 4,2. De Predikanten, welke buiten 's Lands gaan
tot dienst van de Ministers, sullen sig moeten laaten exa-
mineren, en behoorlyk qualificeeren, tot alle de deelen
van haar dienst, buiten kosten van het Land.
Art. 43. De Predikanten, Secretarissen en alle Bedien-
den van Ministers na huis keerende voor het einde van
de Commissie, om hoe wettige of noodlyke oorsaake het
ook soude moogen weesen, sullen moeten de terugreis doen
op haare particuliere kosten.
Art. 44. Voor dood- en begraaffeniskosten van ieder
bediende of domesticq, welke de Ministers van hier mee-
degenoomen of ontbooden hebben, en buiten 'sLands in
haar dienst koomen te sterven, sal aan haar honderd gul-
dens geleeden worden.
Art. 45. Over domesticque rouwen, groote of kleine,
sal niet moogen gedeclareert worden tot laste van het Land.
Art. 46. Soo een ordinaris Minister vrouw of kinderen
verliest ter plaatse syner residentie, sal hy moogen decla-
reeren voor het balsemen van het lyk, een loode kist en
de vragt herwaards.
Art. 47. Een Minister koomende te sterven in Spagne
of Portugal, sal het tractement of daggeld van hem en sy»
bedienden blyven loopen den tijd van twee maanden na
den sterfdag, en soo by komt te sterven in een ander
ßyk of plaats buiten 's Lands, den tyd van een maand,
om daaruit te vinden de gagies en het onderhoud der
domesticquen tot haar ontslaaging of wederkomst hier te
Lande, booven het welke het balsemen van het ligchaam,
een loode kist en het transport, soo van het selve als van
het huisgesin en meubilen, by het Land sullen bekostigt
werden, sonder meer.
Art. 48. Alle extra-ordinaris Ministers sullen gehouden
Weesen haare declaratien over te geeven van ses tot ses
maanden preciselyk, op poene dat haar geen betaaling ter
goeder reekeninge sal gedaan worden.
Art. 49. Voorts sullen geen Ministers, groot of klein,
moogen declareeren, over wat saak het soude moogen Wee-
sen, bedagt of onbedagt, als wanneer over haar met uit-
gedrukte woorden, en niet by illatie of consequentie, ge-
permitteert word te declareeren by eenig articul van dit
reglement, maar sullen alle andere posten moeten vinden
uit haar tractement of daggeld.
Art. 60. Meer persoonen gevonden wordende in een
deputatie, sullen niet moogen anders als gesaamentlyk
declareeren, sonder dat aparte declaratien van iemand sul-
len aangenomen worden.
Art. 61. Onder alle de declaratien soo van Ministers
buiten 's Lands, als van binnenlandsche Gecommitteerden,
®al booven hetgeen in articul 37, geordonneert is noopende
eerste declaratiën van Ministers buiten 's Lands, de
Volgende verklaaringe moeten gesteld worden van woord
tot Woord, sonder dat men sal volstaan met andere, schoon
«equivalente termen.
Ik Ondergeschreeve verklaare in alles gedeclareert te
hebben conform het reglement van.........soo veel de
sin daarvan my bekend is, na het op deese declaratie na-
gesien te hebben, en geen posten myns weetens gebragt
te hebben, als die met 'er daad soodanig uitgegeeven zyn
als se gebragt zyn, en daaraan ik eenigsints mögt twylfe-
len, eerder minder als meerder gedeclareert te hebben.—
Veelvuldige wijzigingen waren sedert dien tijd, in den
loop van nagenoeg eene eeuw, in de instructien van de
verschillende consulaire agenten gebragt. De Staten-Gene-
raal besloten, ter beëindiging der moeijelijkheden, dien ten
gevolge ontstaan, eene nieuwe verordening, als algemeene
en bijzondere instructie, voor de Consuls vast te stellen.
In de vergadering van 29 November 1786 bepaalden
zij als volgt:
Instructie voor de Consuls van de Nederlandsclie Natie
in alle de plaatsen van Spagne, Vranhryh, Italien en aan
de geheele Middellandsche Zee, uitgesondert adeen hei
Turksche Gebied i).
Art. 1. Sy zullen met alle mogelyke naauwkeurigheid
nagaan al het geene, hetwelk soude kunnen dienen tot
bevordering van de Commercie en Navigatie deeser Lan-
den, en daarvan aan H. H. Mog. mitsgaders aan Direc-
teuren van den Levandschen Handel, omstandig kennis
') Resolutie van de H. Mog. Staten Gen. der Ver. Nederlanden,
notulen 29 Nov. 1786.
J\
-ocr page 53-geeven, wanneer hun het een of ander mögt voorkomen
dat daartoe soude konnen dienen.
Art. 2. Sy zullen aan de commercieerende ingezetenen
deeser Landen alle mogelyke hulp en adsistentie verlee-
nen, en deselve langs alle behoorlyke middelen tragten te
protegeeren, alsmeede aan Directeuren van de Navigatie
in de Middelandsche Zee van het arrivement en vertrek
der Nationaale scheepen, kennis geeven.
Art. 3. In het bysonder zullen sy alle mogelyke hulp
en adsistentie bewysen aan de 's Lands scheepen, wanneer
er sig op de rheede hunner Eesidentie mogten bevinden.
Art. 4. Van alle de brieven, die sy aan H. H. Mog.,
aan bovengenoemde Directeuren, of in officio aan iemand
anders schryven, zullen sy hebben te houden copiën in be-
hoorlijk daartoe aangelegde registers, op poene van arbi-
traire correctie, in cas zulks contrarie word bevonden.
Art. 5. Van alle brieven, die sy aan H. H. Mog. of
aan hare Ministers van den Staat schryven, zullen sy altyd
duplicaaten moeten senden.
Art. 6. Item, sullen sy hebben te houden pertinente
registers van alle brieven en resolutiën, welke sy, soo
Van H. H. Mog, en voorsz. Directeuren, als van iemand
^■nders in officio ontfangen, op poene als voren.
Art. 7. Soodra sy eenige resolutie of aanschryving van
H. H. Mog. of van voornoemde Directeuren ontfangen,
zullen sy de receptie daarvan ten spoedigsten accuseeren.
Art. 8. Sj sullen soo veel mogelyk onderling corres-
ponderen met eikanderen, onderling malkander informee-
rende van alles , dat de Commercie en Navigatie deeser
Landen enigsints soude konnen interesseeren.
Art. 9. Sy sullen hebben te houden praecise notitie
van alle merkwaardige saaken, welke het Consulaat be-
treffende , ter plaatse hunner Residentie souden komen
voor te vallen.
Art, 10. Alle de voorsz. registers en papieren het
Consulaat betreffende, sullen by vertrek , overlyden, of
andersints, moeten worden overgegeeven aan derselver suc-
cesseuren.
Art. 11. Voorts sullen sy sig respectivelyk in allen
opsigten gedraagen conform de Resolutien van H. H.
Mog. van den 24 July 1658, en het Reglement voor de
Consuls van de Nederlandsche Natie te Cadix , Seville,
St. Lucas, St. Maria, Mailaga en verdere plaatsen in
Spanje, gearresteerd 19 Aug. 1737.
Art. 12. Eindelijk word in het algemeen aan de Con-
suls in Spagne en Vrankryk geordonneert, om, in gevalle
van onlusten met deesen Staat of met eenige andere Mquot;'
gentheid, daarvan ten spoedigsten per Expresse of ander-
sints aan H. H. Mog. en ook respectivelyck aan eikan-
deren kennis te geven, hetzy dat die onlusten door eene
Christen, of Turksche Mogentheid word aangedaan: wor-
dende speciaal in soodanigh geval, de Consuls te MarseiUs
en Livorno gelast, daarvan ten spoedigste, lietzy te Land
of over Zee, kennis te geeven aan de Consuls van H. H.
Mog. te Smirna.
i«95—1913.
Bij de proclamatie der Constituerende Vergadering d. d.
22 Januarij 1798, werden alle ambtenaren in de waar-
neming van hunne betrekkingen bevestigd, tot dat eene
geregelde en met het algemeen belang overeenstemmende
verandering zou zijn gemaakt. In de Acte van Staatsre-
geling , 23 April goedgekeurd, en 1 Mei 1798 afgekon-
digd, werd de benoeming en terugroeping der Consuls,
mitsgaders de vaststelling der tractementen en defroye-
menten, aan het Uitvoerend Bewind opgedragen i). De-
zelfde bevoegdheid werd in 1801 aan het Staatsbewind,
in 1805 aan den Eaadpensionaris toegekend. (Constitutie
1801 Art. 35, 1805, Art. 49). Bij de aanvaarding der
Hollandsche kroon , door lodewijk bonaparte, werd in
het decreet van 5 Junij 1806 (artikel 2) bepaald, dat alle
geconstitueerde Autoriteiten hoegenaamd, burgerlijke en
Militaire, zouden voortgaan hare functiën waar te nemen,
tot daarin nader of anders zoude zijn voorzien 2). Naar
het beginsel, gehuldigd bij art. 8 van het tractaat , met
») Staatsregeling van 1798, Tit. IV, § 136, medegedeeld bij M'. j.
DE POLL, Verzameling enz. van 1798—1810.
Decreet van 5 Jnnij 1806, Ibid. p. 348.
NAPOLEON den 24 Mei 1806 gesloten, omtrent de voor-
waarden, waarop zijn broeder de koninklijke waardigheid
zoude aanvaarden, konden geene anderen dan Nationalen,
tot Consuls worden aangesteld ; voor het overige zijn er
destijds geene aanmerkelijke veranderingen in de inrigting
van het Consulaat gebragt. Het personeel was verdeeld
in Consuls-Generaal, Consuls, Vice-consuls en Commissa-
rissen-commercieel 1).
Onze onafhankelijkheid in 1810 gewelddadig opgehou-
den hebbende 2), werden de Ordonnantiën in Frankrijk
omtrent de Consuls geldig, in de toenmalige Hollandsche
Departementen toegepast, totdat na den terugkeer van het
Huis van Oranje en de verheflSng van den Prins tot Sou-
verein-Vorst, nieuwe reglementen werden gearresteerd,
over welke wij, als nog van kracht zijnde, in de tweede
afdeeling nader zullen handelen.
§ 5.
nedeel.vndsch consüla.\t in turkije.
Omstreeks 1598 zijn eenige kooplieden begonnen, hun-
nen handel uit te breiden naar Africa, Egypte, Syrië en
Griekenland, alsmede naar Constantinopel, Tripoli, Alexan-
1)nbsp;De monarchale Eegering van het Kon. Holland enz. (Politieke
Magt), Amsterdam 1808, aldaar afdeeling IX, Titel!, rubriek: Bijks
ambtenaren. Verg. hiervoren § III.
2)nbsp;Bulletin des Lois, N». 299.
-ocr page 57-drië, Patassa en de overige landen, onder de heerschappij
van den Grooten Heer i). Te vergeefs hadden zij getracht,
zich onder de bescherming van den Engelschen Baïlo te
stellen ; de naij ver verij delde hunne pogingen. — Niet in
staat, de groote onkosten te bestrijden van het onderhoud
van eenen eigen Consul, wendden zij zich tot den Koning
van Frankrijk; deze willigde hun verzoek in, en verkreeg
krachtens het, vroeger door Prankrijk met de Ottomanni-
sche Porte gesloten tractaat van October 1569 eenen fir-
man, waarbij aan onze kooplieden de handel in het Turk-
sche rijk werd toegestaan onder Pransche vlag (April 1598).
Deze toestand duurde voort tot het jaar 1610 2).
In Augustus ontvingen de Staten-Generaal eenen brief
van jacobus gijsbebtz, waarin hij mededeelde, dat hem, te
Constantinopel woonachtig, ter oore was gekomen het weg-
nemen van tien Nederlandsche schepen door de Turken en
Mooren, en hij zich gewend had tot den Keizer door middel
van diens Admiraal, hem onder het oog brengende de schan-
delijke onregtvaardigheid van deze handeling, terwijl de Ne-
derlanders bij de verovering van Sluis, aan alle Muzelmannen,
slaven der Spanjaarden, de vrijheid hadden teruggegeven.
') Minder juist dus is liet gevoelen van wagenaar, Beschrijving van
Ainsterdam IX, p. 416, als zonden de handelsbetrekkingen met de
Turken eerst in 1616 zijn aangeknoopt. Zie kldit, Historia Pede-
§ 356.
Zie pestei,, 1. 1. § 441. Resolutie van de Staten Generaal 17
I'ebruarij 1610.
De Keizer nam deze handelwijze genereuselyk op, gaf
bevelen tot het bewijzen van alle vriendschap en faveur
aan de Nederlandsche kooplieden, onder de vlag der Ver-
eenigde Provinciën handeldrijvende, in de havens van zijn
rijk, en noodigde bij geschrifte de Staten-Generaal uit tot
het zenden van eene Ambassade »om alUantiën en capi'
tulatiën te maken, opdat de Nederlanders mochten ghepri-
vihgeert zyn boven anderen Natiën ende sekcrder mochten
varen en trafiBqueeren.quot; Deze uitnoodiging, eene even
groote zeldzaamheid als hooge eer, werd bovendien beves-
tigd door den Prins van Moldavië i). De Staten-Generaal
bragten de zaak in overweging ; men erkende volgaarne de
meerdere voordeelen in een' vrijen handel op de Levant dan
op Spanje, edoch de tegenstand was hevig 2) en vooral van
hen, die het niet met hun geweten konden overeenbren-
gen, met Turken en Mooren te handelen; men besloot ten
laatste Doctor cokneliüs haga 3) derwaarts te zenden. —
Deze bragt den 6 Julij van het jaar 1612 een vet-
') van meieren, Ned. hist. f. 625, 626.
2)nbsp;Als bewijs hoe men huÏTerig was in het sluiten van verdragequot;
met Natiën, nog niet tot het Christendom bekeerd, kunnen de woord®quot;
van de groot dienen: De foederibus frequens est quaestio licetno
ineantur eum his qui a vera religione alieni sunt; quae res in
naturae dubitationem non habet. — Nam id jus ita omnibus homi'quot;''quot;®
commune est, ut religionis discrimen non admittat. — Sed de j»''®
divino quaeritur, ex quo hanc quaestionem traetant non Theolog'
tum, sed et Jurisconsultorum nonnulli sqq. grotios, de Jor®
et Pacis, Lib. 11, cap. XV, § 8, 9, 10, 11.
3)nbsp;Zie scheltema, Staatkundig Nederland, in voce haoa.
-ocr page 59-drag 1) met achmet chan tot stand, waarin, behalve den
vrijen handel, onder anderen bepaald werd:
Art. 3. »Dat er in alle de provinciën en door alle Scha-
len van het rijk. Consuls zouden gevestigd worden.
Art. 11. Dat alle regtszaken en quaestien tusschen Ne-
derlanders , ook die betreffende moord, door den Ambas-
sadeur en de Consuls zouden beslist worden.
Art. 12. Dat de Consuls alléén voor het Keizerlijke hof
konden gedagvaard worden.
Art. 18. Dat de schippers van alle goederen consulaat-
regten, Dacio genaamd, aan de Consuls moesten betalen.
Art. 30. Dat bij het overlijden van eenen Nederlander,
de Consul zich den boedel zonder eenige tusschenkomst van
Turksche beambten mogt aantrekken.
Art. 31. Dat de autentieke acten, door den Consul met
Turksche onderdanen aan te gaan, voor den Cadi moesten
verleden worden.
Art. 34. Dat de Consul de tot slaven gemaakte Neder-
landers mogt opeischen.
Art. 57. Dat alle goederen der Consuls en bezittingen
vrij van belasting zouden zijn.
Sedert welken tijd de Nederlandsche Consuls gevestigd
en door de geheele Levant zijn verspreid. Volgens kluit,
is dit tractaat vernieuwd of bevestigd bij eene »origineele
Zie dit verdrag bij aitzema, Zaken van Staat en Oorlog, D. I,
P- 331. dumont, Corps Dipl. T. V, P. 2, p. 205.
Capitulatie of Privilegie van den Turckschen Keyzer Sul-
tan MORAD aan hun Hoog. Mog. verleend 20 February
1634, geschreven in het Turcks en gesloten in een ronde
Custodie, zonder Translaat i).quot;
Tengevolge van het verdrag, door haga bewerkt, heb-
ben de Staten-Generaal onderscheidene resolution genomen
voor de Consulaire agenten in de Levant. In verband met
art. 30 der aangehaalde Conventie, werd reeds den 8 De-
cember 1612 2) bepaald:
»Dat indien een koopman ofte factoor, of ander parti-
culier van de Vereenigde Provinciën ofte daaronder behoo-
rende, aflyvigh raakte sonder van syne saaken, koopman-
schappen, ofte andere goederen by testament ofte ander-
sints behoorlyck te hebben gedisponeerd, de Consuls de
nagelaaten goederen, schulden en actiën ten overweesen
van haere Substituyten ende Assessoren haer zouden aen-
draegen, deselve behoorlyck doen inventariseeren ende in
haere bewaernisse ende protectie aenvaerden ende de erf-
genaemen daervan aanstonts adverteeren.quot;
Tegelijk 2) werden bij eene acte van denzelfden dag de
Secretaris van den Hoofd-Consul te Aleppo, benevens de
overige Secretarissen der Consuls door de geheele Levant,
1)nbsp;kluit, Index Chronologicus, p. 89, Nquot;. 344.
2)nbsp;Eesolutievan Hoog Mog. Stat. Gen. 8 December 1612. Gr.Plac-
Boek, D. I, p. 1381.
3)nbsp;Groot Plac. Boek, p. 1334, D. I.
-ocr page 61-alreeds aangesteld, of nog aan te stellen, gemagtigd ,
om ten verzoeke van de Nederlandsche kooplieden, fac-
toren, schippers en particulieren , of van hen, die daar-
mede gelijk gesteld waren, te ■passeren, in tegenwoordig-
heid van gequalificeerde personen, als getuigen:
»Alle contracten ende handelingen van koopmanschap, be-
vrachtinghe van schepen, onderlinge accoorden, compromissen
ende submissiën, item testamenten, informatiën , certificaten,
acten van rechtspleging, sententiën ende wat daarvan depen-
deert, ende generaalyck alles meer, dat parthyen, nae de ghele-
genheyt ende vereyschte van hare saecken, sullen begeeren
ende van noode wesen sal............ Sullende alle alsulcke
contracten, testamenten, instrumenten, acten, informatiën
enz. boven voornoemd , bij de voorsz. secretarissen voor
ghequalificeerde getuygen gepasseert ende by hun behoor-
lyck geteeckent, nagekomen, voldaen ende haer effect sor-
teeren in rechte en daar buyten evenghelyck als of die
alhier te Lande waren gepasseert.quot;
In handen van hunne Consuls legden zij den gevorder-
den eed af. h.4.ga i), welke den Nederlandschen handel
1) Omtrent de verdiensten van M'. ogen. haga, zijn twee brieven
Van hdgo de groot aan den Zweedschen Gezant cambiïakiüs merk-
waardig; indien van 20—30 Maart 1641, leest men: »d. hagae non
haberi quae deberet rationem doleo, nee tam ipsins quam reipublicae
causa. — Sed cogitandum: Scipio Africanus Linterni. Vitia sunt ma-
gnis parvisque civitatibus communia, ignorantia recti et invidia.quot; —
In den brief van 13 Februarij 1633. »In Hagae Oratoria morte si
4
-ocr page 62-zóó groote diensten had bewezen, was door de Staten tot
Orateur te Constantinopel benoemd en als Hoofd-Consul
ooENELis PAUW 1) te Aleppo residerende, aangesteld; hunne
tractementen werden, naar aanleiding van voornoemd art.
geregeld door het heffen van 3 quot;/(, der waarde van de goede-
ren, in elk schip geladen en wel onder de volgende bepahn-
gen, den 6 Junij 1615 2) door de Staten-Generaal bekrachtigd:
Ten eerste zou van alle goederen en koopwaren, door Ne-
derlanders ingevoerd, en waarvan ook de Italianen en Engel-
schen aan hunne Ambassadeurs en Consuls regten betaalden,
geheven worden 11»/„ Ambassadegeld en 2 lt;gt;/ o Consulaatregt;
deze verphgting ving aan, bij aankomst van het eerste schip.
Ten tweede werd het Consulaat te Cyprus opgeheven,
en gevoegd bij dat te Aleppo; de koopheden werden ont-
heven van de betaling der kosten van onderhoud, ten be-
drage van circa ƒ 6000, maar de Consul moest in zijn
district »opbeuren li-O/^ voor den Orateur.quot;
Ten derde ter voorkoming van fraudes, moesten de schip-
f pers, op de Levant varende, aan den Orateur, Hoofd-Consul,
accidit, ob eximiam qnam longa tractatione erat consecntus rerum pe-
ritiam, damnum fecit ingens Batava Respublica.quot; Zie Nederland en
Zweden door M'. g. w. veeede, 1« afl. p. 75. Utrecht 1841.
') Zie Mr. h. j. koenen, in zijne Brochure «cobnems eeiniekSï
padw, eene bijdrage tot de Staats- en Handelsgeschiedenis van d®
Republiek der Ver. Nederlanden. Te Arnhem, bij is. an. nijhoF?-
(niet in den handel).
V Zie Resol. ter Gen. Gr. Plac. B. D. II, p. 1334.
-ocr page 63-vice-Consul of hunne gecommitteerden, de lijsten of cog-
nossementen, terstond na hunne aankomst, ter hand stellen,
waarin al hetgeen zij overhragten, voor wien bestemd en
door wien afgezonden, aangeteekend was, en waren zij ge-
houden, onder eede hunne stukken voor echt en waar te
verklaren; voorts, dat door hen niets meer of anders, dan
het daarin vermelde was overgevoerd. Als strafbepaling was
een vierdubbel regt van het verzwegene vastgesteld. In
den magtigingsbrief werd den Orateur en den Consuls op-
gedragen : gt;• die belastinggelden te innen ende te ontfan-
ghen, oock met gewoonlycke manieren van constrainte, de
saecke dat vereyschende, mitsgaders omme te mogen eys-
schen ende doen vorderen de overleveringe van de lijsten,
cargasoenen ofte cognossementen, alsmede de verklaringen
ende aengevinghen, in maniere, als bepaald is; ook de con-
traventiën te achterhaelen ende doen achterhaelen, ende de
pene te executeren ende daertoe te ghebruycken soodanige
middelen als by die van andere Natiën worden gepractiseert.
Wordende allen en een iegelyck, die dit eenigsints aengaen
sal, geordineerd, 't selve alsoo te achtervolgen, toetestaen, en
te ghedoogen, sonder daer jegens eenige exceptie, belet ofte
oppositie, directelyck ofte indirectelyck, te laten doen, enz.quot;
Ingevolge art. 11 van het eerstgenoemde tractaat van
1612, waarbij de regtspleging aan den Orateur en de Con-
suls was opgedragen, oefenden zij deze meermalen uit.
Alzoo werd van een vonnis, in zake van »feytelycke atten-
4*
i
k.
-ocr page 64-tatenquot; door den Consul pauw te Aleppo tusschen Nederlan-
ders gewezen, geappelleerd tot de Staten-Generaal; men
achtte zich bezwaard door de constrainte van executie, daar-
opgevolgd, het appel werd echter niet ontvankelijk verklaard,
het vonnis bevestigd en tevens besloten '), »dat in sulcke
ofte diergelycke saeken, daer excessen, delicten, ofte public-
que schandalen worden gecommitteert, er geene appellatiën
ofte provocatiën toegelaten ende gedefereert, maar de sen-
tentiën , condemnatiën en de pene datelyck geëxecuteerd
sullen worden.quot;
De vonnissen van den Consul, gewezen tusschen Neder-
landers en vreemdelingen, hetzij van Europesche natiën,
hetzij uit de Levant als partijen, waren zonder hooger be-
roep of provocatie dadelijk uitvoerbaar; tusschen Neder-
landers bij voorraad en onder borgtogt 2).
Tengevolge van de moeijelijkheden, welke de Consul nu
en dan ondervond door het verzet van dezulken, die wei-
gerden in de door hem belegde algemeene vergadering (der
Natie) te komen, of hem te vergezellen bij publicque ac-
ten en bezoeken, gelijk dit naar de gewoonte van het land
behoorde, werd hij gemagtigd, de weigerenden en onwil-
ligen bij »scherpe beveelen ende penen in officio en be-
hoorlyck respect te houden, de conspiratiën, contraminen,
onwettelycke byeenkomsten te verhinderen ende doen ces-
») Bij Resolutie van 17 Febrnarij 1617, Gr. Plac. B.. D, 11, p. 133®'
2) Zie v. zuKCK a. w., in voce appel, arrest.
seeren ende met alle ernst te procedeeren tegen d' autheurs
ende fanteurs, verstaende, dat degene die haer van de ver-
gaderingen door den Consul gehouden absenteeren, alle
deliberatiën ende resolutiën sullen moeten aequiesceren ende
nakommen in allen schyne of syluiden daarby over ende
present waren gheweest.quot;
Bij volharding in zoodanige opzettelijke tegenwerking
en bij misdrijven, waarop lijfstraffen gesteld waren, moes-
ten de moetwilligen ende delinquenten op eigene kosten, in
ijzeren banden door den Consul met schepen der Neder-
landsche natie worden overgezonden, »omme nae ghele-
genheyt der saecke ende andere ten exempel ghecorrigeert
ende gestraft te mogen worden.quot;
De Staten keurden de geschenken aan den Visier, waar-
over gemelde twisten gerezen waren, goed; bepaalden, dat
zij ten laste der handelaren zouden gebragt worden, en
gaven den Consul voor het toekomende volmagt, om, in-
dien hij noodig mögt oordeelen, in het belang van den
Handel, of ter eere der Natie zulke geschenken te geven,
bij verdere tegenkanting, twee assessoren te benoemen, van
^elke de één dadelijk door hem gekozen, de ander op
Voordragt van de Natie uit een, door haar gemaakt drie-
tal , en bij eventuele weigering ook zelf te kiezen, met
■quot;'elke hij alles zou mogen beslissen en ten uitvoerleg-
gen. Ook in regtszaken van eenig gewigt had de Consul
de bevoegdheid, twee dusdanig benoemde bijzitters te ad-
ii-p
sumeren. Onder de goederen, wier nitvoer verboden was,
behoorden de granen; de Consnls werden by verschillende
plakaten gelast te waken, dat deze overeenkomst door de
Hollandsche schippers niet werd verbroken, en ingeval van
overtreding naar Inid van zekere bepalingen van 3 Februanj
1622 en 3 Mei 1632 i), de schnldigen te dm-^ouerm en
des noods te doen straffen, gelijk het daar de gewoonte
was; even zoo hen, die zich niet onderwierpen aan de ge-
wonl voorschriften omtrent de zeebrieven en de lastgelden,
ingevolge de plakaten van 1633 (21 Julij) en 1625 (24
Junij 2), onverminderd de straf van drie dubbele boete, in
1633 (18 Januarij) vastgesteld en den 27 Julij 1645 her-
nieuwd, op hen toe te passen 3).
In deze tijden en wel sedert 1624, vinden wy meest
alle besluiten aangaande de Levant, genomen opvoordragt
van Directeuren van den Levantschen Handel en Navi-
gatie van de Middellandsche zee; aan hen was, inderdaad
als het ware, het Opper-Consulaat in die streken toever-
trouwd.
Wij zullen op den oorsprong en de zamenstelling dier
merkwaardige inrigting, welke in de tegenwoordige eeuw,
na een kortstondig herstel, heeft opgehouden te bestaan,
in eene afeonderlijke § terugkomen.
1)nbsp;Resolut. van de Staten Gen. Gr. Plac. Boek,D. r, p.923.
2)nbsp;Eesol. V. d. Stat. Gen. Gr. Plac. Boek, P- i. P- Squot;-
3)nbsp;Resol. V, d. Stat. Gen. Gr. Plac. Boek, D-1, P- P- 2574,
-ocr page 67-Op 7 October 1675 i) werd een nader reglement voor
den Consul en Resident, alsmede voor de Natie in de Le-
vant, vastgesteld. Naar luid van hetzelve , ontvangt de
Consul, van de koopheden {Commercie) ƒ10,000 's jaars
en moet huisvesting en vrije tafel geven aan den predi-
kant, als ook eene plaats tot Godsdienst-oefening; hij
besluit met drie Gedeputeerden uit de Natie over degebrui-
kehjke geschenken, en roept in buitengewone gevallen de
geheele Natie ter vergadering op. De Natie legt in han-
den van den Consul jaarlijks den eed van getrouwheid en
onderwerping af aan de bepahngen en wetten voor de Le-
vant, en ter ondersteuning van de aangestelde Consuls en
Overheden.
De Directeuren van den Levantschen handel mogen eenen
thesaurier aanstellen tot het heffen der Consulaat- en Am-
bassadegelden, uit welke kas de tractementen betaald wor-
den van den Resident, van de Consuls, Dragomans, Ja-
nitsaren. Thesaurier, Kansehers, Predikant, benevens de
geschenken; wijders drie gequalificeerden uit de Natie, om
de manifesten en rekeningen natezien. De Consul van
»AM, zich niet stipt gedragende naar het tarief der Consu-
laatregten, begrootte de goederen van eenige Joodsche
koopHeden te hoog en vergde hun naar dien maatstaf die
regten af. Zij wendden zich tot de Staten-Generaal en
gt;) Ecsol. V. d. Stat. Gen. 7 Oct. 1675.
-ocr page 68-— Be-
gaven te kennen, hoe zij door zoodanige willekeurige han-
delingen veel nadeel leden en gedwongen werden zich on-
der andere bescherming te begeven '). Ingevolge dit ver-
zoek, in verband met de resolutie van 12 Juhj 1657,
waarbij aan de Israëlieten gelijke regten, als aan andere
gezindten, waren toegekend, werd den 17 December 1676
de Consul onbevoegd verklaard tot het heffen van een hoo-
ger regt, dan voor de overige Levantvaarders was bepaald.
In het jaar 1680 2), werd het tractaat met de verhe-
vene Porte, onder de regering van mohammed IV, her-
nieuwd, waarbij aan sommige vroegere bepalingen, ten aan-
zien der Consuls meerdere uitgebreidheid werd gegeven-
Niettegenstaande deze voorschriften, wilden eenige koop-
lieden zich niet aan de bevelen van den Eesident of van
den Consul onderwerpen; zij gaven voor, noch behoorlijk
regt te kunnen erlangen, noch ondersteund en gehand-
haafd te worden in hunne privilegiën, en vervoegden zich
aan de Pransche Kanselary, om tegen den Consul van daM
en diens Assessoren te ageren. De waarneming der con-
sulaire betrekking werd alzoo, bijna onmogelijk gemaakt;
waarom de Staten-Generaal den 11 Augustus 1687 3) be-
sloten, dat de kwaadwilligen gedwongen zouden worden
1)nbsp;Resol. v. d. staten v. Holland, Gr. PI. B., D. 7, pag. 59. Eesol-
ter Gen. Gr. PI. B., D. 7, p. 60.
2)nbsp;Keeucil des traités de Mess. d' hauteeive et he cüsst, 2«! P-
T. IV, p. 468.
3)nbsp;Resol. van de Stat. Gen. Gr. PI. B., D. IV, p. 248.
-ocr page 69-binnen 24 uren na insinuatie, den eed bij de besluiten
van 1675 voorgeschreven, te herhalen, met bevel tevens
tot gestrenge vervolging bij verdere halstarrigheid. Yele
klagten werden daarentegen ingezonden bij de Directie van
' den Levantschen handel van de zijde der Consuls, dat de
schippers en kooplieden weigerden de regten te voldoen; ter-
wijl deze op den drukkenden last dier regten hunne wei-
gering grondden, bij het gering vertier wegens de oorlo-
gen, waarin het Turksche rijk gewikkeld was. Bij besluit
van 22 Januarij 1688 werd bevolen, dat het Consulaatregt
8 dagen na het vertrek der schepen moest voldaan worden,
en de Consuls gelast, indien deze gelden binnen 6 maanden
met de rente tot op den dag der voldoening niet aange-
zuiverd waren, de nalatigen te vervolgen: ter tegemoetko-
ming werd de gevraagde vermindering gedurende twee
jaren toegestaan, met de bevoegdheid die gunst in te
trekken, zoodra de oorzaken, waarom zij toegestaan was,
hadden opgehouden. Dit geschiedde reeds 30 Julij 1692:
de Consulaatregten werden weder gebragt van 3Vo op4»/o,
dat is 2®/o op in- 2Vo op uitvoer; op de contanten werd
l°/o in plaats van |Vo geheven i). De kooplieden gaven
echter geen gehoor aan het bevel tot aflegging van den
eed, in 1687 uitgevaardigd; de weigerachtigen werden
gestraft met eene geldboete van 400 leeuwendaalders
') Resol. van de Staten Gen. Gr. PI. B., D. IV, p. 249.
-ocr page 70-binnen 8 dagen te betalen, met lOVo daarenboven tot de
geheele voldoening en zoo zij ten tweedenmale nalatig ble-
ven, op nieuw eene gelijke boete.
De Consul kalkbkennek te Aleppo (A. 1691) overleden
zijnde, en de kas in slechte omstandigheid gelaten hebbende,
werd op voordragt van de directie van den Levantschen
handel, een nieuwe Consul benoemd, en tevens de Consulaat
gelden op gelijken voet als te Smirna en te Constantinopel
geregeld, van welke het bedrag was 1®/^ van den in- en
van den uitvoer, onder verpligting nogtans van den
Consul, de gewone en buitengewone geschenken en onkos-
ten te dragen.
Hiertegen werd hem echter, als bijzondere gunst toe-
gestaan : »om in commissie te mogen doen, maer niet voor
syn eygen reeckeninge te negotiëren, noch oock portie in
negotie met yemandt te houden of nemenquot; (besluit van 25
Junij 1695) i). In 1724 door den dood van den Consul
hochepied, het consulaat te Smirna opengevallen zijnde,
werd de zoon daniei, alexandeb, in zijne plaats aangesteld,
edoch het tractement ten bedrage van tien duizend gulden,
op zes duizend gebragt, terwijl geene andere onkosten
voortaan aan de Directie van den Levantschen Handel mog-
ten worden in rekening gebragt, dan die der geschenken,
hetzij ordinair of extra-ordinair, bij het reglement van
gt;) Resolutie v. d. Staten Gen. Gr. Plac. Boek, D. IV, p. 253.
-ocr page 71-1675 toegelaten, en onder de hoogere of lagere bedienden
van de Porte te verdeelen, geenszins diegene, welke voort-
sproten uit »visites of contra-visitesquot; van den eenen Con-
sul aan den ander, of uit nieuwjaar-giften aan bedienden,
welke de aangestelde Consul alle moest dragen; terwijl de
overige spendatiën i) stiptelijk en naar geen' anderen maat-
staf mogten uitgereikt worden, dan ingevolge meergemeld
besluit van 1675, in verband met dat van 1713. Dezelfde
Consul werd [A. 1742] door de Koningin van Hongarije
verheven tot Graaf en hem de behandeling der zaken
voor de kooplieden, hare onderdanen, opgedragen met
goedkeuring van de Staten, edoch onder voorwaarde, dat
hij niet den titel van Consul van Hongarije, of dergelijken
zoude mogen aannemen. Later, in 1758, werd hochepied
ook met de waarneming van het Deensch Consulaat belast.
Het Consulaat te Aleppo 2), opgedragen aan jan jacob
liebergen, was Weldra de oorzaak van nieuwe moeijelijk-
heden. Genoemde Consul rigtte een verzoek aan de Sta-
ten-Generaal strekkende daartoe: dat, vermits de uitschot-
ten, welke hij sedert het waarnemen van zijne betrekking
had moeten maken, ƒ 3997-18 bedroegen, de Directie
Van den L. H. mogt gelast worden, hem die som te ver-
gt;) Vergel. Staatsbl. 1847, 43, wet van 9 Aug. 1847 , Hoofdst.
3 Dep. van Buiten]. Zaken Afdeeling 11, »traetementen en bezoldigin-
gen van het personeel der Consulaten alsmede spenJatie-geMen:'
Rcsol. van 1733, Gr. l'lae. B., D. VIII, Afd. Ambassadeurs cn
Consuls.
goeden en een billijk salaris voor dien tijd toe te leggen,
en zoo niet, in zijne plaats iemand' aan te wijzen , aan
wien hij de protectie der Natie kon overdragen, dewijl de
voldoening der onkosten, zoo lang hij in die betrekking
bleef, te zijnen laste kwam. De Staten-Generaal, hoewel
niet zeer tevreden met het opnemen van gelden a IS^/o
rente zonder magtiging , in strijd met de voorwaarden ,
waarop hem het Consulaat met zijne volkomene goedkeu-
ring weleer was opgedragen ; terwijl hem bovendien bij be-
sluit 1) van 31 Januarij en 4 November 1733 eerst de
helft, later | van de Ambassade- en Consulaatgelden toe-
gelegd waren, gaven hem de keuze, of zich te vergenoe-
gen met de inkomsten , die jaarlijks te Aleppo werden
geïnd, onder gehoudenheid alle gewone en buitengewone
kosten en presenten te dragen, afziende van alle verdere
vorderingen en pretensiën ter zake van voorschotten voor
dien tijd gedaan, of zijn ontslag in forma te vragen. —
Te gelijk met deze regeling (28 Maart 1740) 2) -v^erd
beraadslaagd en beschikt omtrent het Consulaat te Salo-
nica ; de Consul fbybergen vroeg vermeerdering van Con-
sulaatregten; zijn patent als Consul, en het regt om
vice-Consuls te mogen benoemen. Ad primum werd be-
sloten, dat zijn verzoek onaannemelijk was, daar hij nog
1)nbsp;Zie Resolutie ter Gen. van 1733.
2)nbsp;Resolutie ter Gen. Gr. Plac. B., D. VI, p. 300.
-ocr page 73-geen half jaar als Consul gefungeerd had, veel min eenige
rekening en verantwoording aan de Directie van de Le-
vant had ingezonden; ad secundum, dat eerst de eed in
persoon, of bij procuratie behoorde afgelegd te worden;
ad tertium, dat hij eene lijst van de plaatsen met opgave
der redenen, waarom hij aldaar de aanstelling van Vice-
Consuls noodig oordeelde, vooraf moest inzenden.
Later en wel 30 October 1741 werd hem, onder toe-
zigt en met autorisatie van den Ambassadeur te Constanti-
nopel, toegestaan, vice-Consuls te kiezen i).
Inmiddels had de Consul liebekgen, niet tevreden met
de voorslagen van de Staten-Generaal Aleppo verlaten, en
de bescherming der Natie aan twee Nederlanders jacomo
bock en hendrik abraham hiermans Opgedragen; den 5
December 1740 gaf hij uit Utrecht hiervan kennis en
vroeg zijn ontslag, nevens de restitutie der door hem uit-
geschoten gelden. Het ontslag werd hem toegestaan, edoch
het rembours geweigerd, op grond, dat hij daarin zonder
magtiging had gehandeld; terwijl hem het ongenoegen werd
betuigd, dat hij zich als Consul, zonder voorkennis of ver-
lof, van zijnen post verwijderd had. De belangen van het
Consulaat werden nu, met toestemming der Engelsche re-
gering, aan den Consul van die Natie toevertrouwd onder
genot van de helft der Consulaat- en Ambassade-gelden.
') Groot Plac. Boek, D. VII, p. 531.
-ocr page 74-Intusschen hadden eenige kooplieden in de Levant zich
met inboorlingen willen associëren: ook was aan den Con-
sul in Salonica het aanbod gedaan, het Consulaat van Zwe-
den waar te nemen, en was men het oneens bij vennoot-
schap met vreemden, over de vraag, onder de bescherming
van welken Consul deze gerekend moesten worden te be-
hooren. De Ambassadeur te Constantinopel wendde zich
tot de Staten. Deze, met de zaak nog niet genoegzaam
bekend , om eene algemeene wet voor de Schalen in de
Levant op dit punt te ontwerpen en niet juist wetende,
of in Constantinopel, Smirna , Aleppo of elders daarom-
trent eenig reglement of usantie bestond, bepaalden zich
voorloopig tot Salonica, en besloten als volgt:
Dat de Consul van Salonica de vrijheid had de com-
missie, hem door den koning van Zweden aangeboden, te
aanvaarden.
Dat alle koopheden, Nederlanders zijnde, zich op eenen
bepaalden dag in het jaar moesten verbinden, om geene
andere protectie aan te nemen, en zoo elk jaar succes-
sievelijk.
Dat de Nederlandsche koopman zich met vreemden mögt
associëren onder voorwaarde van te betalen 2V„ van het-
geen aan zijn huis behoorde, en onder der Staten
vlag in- of uitgevoerd zoude worden en lquot;/o van hetgeen
hij onder andere vlag in- of uitvoerde.
Dat de koopman, die zich onder eene andere bescher-
-ocr page 75-miug wilde begeven, zijn, met redenen bekleed verzoek tot
den Ambassadeur moest rigten, behoudens appèl tot de Staten.
De zaak nader onderzocht, en geene usantiën gevonden
zijnde, werd den 37 Junij daaraanvolgende een algemeen
reglement, Salonica daaronder begrepen, ingevoerd.
Reglement van 27 Junij 1741.
Art. 1. Wanneer eenig Consulaetsehap door versterf of
anders vacant mochte worden, sal hetselve ampt provisio-
neelych en tot nader dispositie van Haar Hoog Mogende
waergenomen worden door den Thesaurier in der tyd,
wanneer geen reeden ter contrarie sullen syn en in dat
laatste geval door de Natie of wel door iemand by hun
daar toe te benoemen; deselve Thesaurier of Natie gehouden
synde van de voorsz. vacature promptelyk kennisse te ge-
ven aan H. Hoog Mog. en insgelyks aan de Directeuren
van den Levandschen Handel.
Art. 2. Alle degeenen, die hen in eenige Sehaalen van
de Levant hegeeven sullen, onder de protectie van Haar
Hoog Mog., syn gehouden, zich te gedraagen na het Re-
glement van den jare 1675 en andere Resolutiën.
Art. 3. Aan niemand sal het gepermitteerd syn van
protectie te veranderen en andere aan te nemen, dan met
'tonsent van H. H. Mog. in der tyd en van de Directeuren
den Lev. Handel, om zoowel hier te lande, als in de
Levant te kunnen nagaan, of dezelve persoon schulden heeft
of in andere circumstanciën is, waarom hy niet van pro-
tectie zou moeten veranderen, de bovengemelde precautie te
importanter zynde, omdat ieder in de Levant ^y^
Rechter heeft, en voor een ander niet convenibel noch exe-
cutabel is; voorbehoudens evenwel aan dengeenen, die des
verzoeken willen, zyn beklach aan Haar Hoog Mog., indien
Haar Hoog Mog. Minister, of wel Directeuren dat verzoek
mogten declineeren en de verzoeker hem daarover beklaa-
gen zoude willen.
Art. 4. Iemand, die de protectie van H. Hoog Mog.
eenmaal verlaaten zal hebben, en daar van berouw mochte
hebben, dezelve zal tot voorkooming van alle wispelturig-
heid en desordres daartoe niet moogen geädmitteert wor-
den, als met consent van Haar Hoog Mog. Minister, stand-
houdende, tot dat door H. H. Mog. daarop nader zal
gedisponeert zyn.
Art. 5. Zoo dikwijls iemand zich zoude willen associëeren
met een vreemt koopman, zal hetzelve aan hem vrygelaaten
worden, behoudens dathy 2y „ zal moeten betalen van alles,
wat aan zyn huis behooren zal en onder de dagge van
den Staat geconsigneert komt of uitgaat, en l'/o van alles,
wat hy onder een ander vlag zal ontvangen of verzenden-
Daar de handel op Aleppo meer en meer kwijnde en de
Nederlandsche Natie in 1743 i) tot op twee huisgezin-
») Resolutie van de Staten Gen. 1743.
-ocr page 77-nen gesmolten was; terwijl de onkosten der waarneming
van het Consulaat, begroot op minstens 2000 Leeuwen-
daalders, noch door de Natie te Aleppo, noch uit de kas
te Smirna konden bestreden worden ; verzochten de Sta-
ten-Generaal tevergeefs, dat de belangen der Hollandsche
kooplieden aan den Engelschen Consul mogten worden toe-
vertrouwd. Op voordragt der Directie van den Levantschen
handel, werd alzoo aan de overgeblevene Nederlanders de
vergunning verleend, zich, daar het Consulaat werd inge-
trokken, vóór 1744 onder eene andere bescherming te
hunner keuze, te stellen.
De Consul hochepied te Smirna maakte zich onderschei-
dene malen schuldig aan het heffen van hoogere regten,
dan de tarieven gedoogden; de 'firma antonio zingulara
en C°., genaturaliseerde Nederlanders en burgers van Am-
sterdam, beklaagden zich deswege bij de Staten, welke bij
besluit van 3 April 1759 de restitutie bevalen, met strenge
inscherping tot stipte nakoming der bestaande verordenin-
gen. Sedert werd op voordragt van de Directie van den
l^evantschen handel, en na gehoord advies van de com-
missie tot de zeezaken in 1786, een nieuw reglement ver-
vaardigd voor de verschillende Consuls in het Turksche
®''jk, ten einde hun tot- algemeen rigtsnoer in die streken
dienen i).
') Notulen van H. H. Mog. 24 Nov. 17 80.
-ocr page 78-Instmctie voor de Consuls der Nederlandsche Natie
by de Barbarysche Mogendheeden.
Art. 1. Sy sullen met alle mogelyke naanwkenriglieid
nagaan alle hetgeene, hetwelk soude kunnen dienen tot be-
vordering van de Commercie en Navigatie deeser Landen,
en daarvan aan H. H. Mog. kennis geeven, wanneer hun
het een of ander mogt voorkomen, dat daartoe soude kun-
nen dienen.
Art. 2. Sy sullen aan de Commerciëerende Ingezeetenen
deeser Landen aUe mogelyke hulpe en adsistentie verlee
nen, en deselve langs alle behoorlyke middelen protegeeren
Art. 3. Sy sullen aan H. H. Mog. vantydtot tyd ken
nis geeven van den staaf der saaken by die Mogentheid
alwaar sy sig bevinden, met name van derselver geneegen
heid omtrent deesen Staat, en, wat sy in cas van vermin-
dering van deselve begrypen, dat sou behooren te worden
gedaan, om die wederom te gewinnen.
Art. 4. Sy sullen H. H. Mog. vooral van tyd tot tyd
informeeren van den staat van de zeemagt aldaar, van de
Hoofden en verdere Ofiicieren, die deselve commandeeren en
van alles, dat daartoe betrekking heeft.
Art. 5. Sy sullen H. H. Mog.'jaarlyks rememoreeren,
welke presenten, het zy Consulaire of Regalen, van wege»
de Republicq aan de Regeering hunner Residentie behooren
gesonden te worden.
Art. 6. Item, H. H. Mog. praeciselyk informeereii,
welke aldaar de meest gefavoriseerde Natiën syn, en met
welke sy ligtelyk soude kunnen breeken.
Art. 7. Van alle brieven, welke sy aen H. H. Mog.
of in officio aan iemand anders schrijven, sullen sy hebben
te houden copiën en behoorlyk daartoe aangelegde regis-
ters, op poene van arbitraire correctie, in cas sulks contrarie
word bevonden.
Art. 8. Van alle brieven, die sy aan H. H. Mog. of
aan de Ministers van den staat schryven, sullen sy altyd du-
plicaten moeten senden.
Art. 9. Item , sullen sy hebben te houden pertinente
registers van alle de brieven en resolutiën, welke sy soo
van H. H. Mog. als iemand anders in officio ontfangen ,
op poene als vooren.
Art. 10. Soodrasy eenige resolutie of aanschrijving van
H. H. Mog. ontfangen, sullen sy de receptie daarvan ten
spoedigste moeten accuseeren.
Art. 11. Indien één of meer van 's Lands scheepen op
de rheede van derselver Residentie komen, sullen sy sig
ten spoedigste aan boord van deselve begeeven, de Com-
mandanten informeerende van alles, wat hun eenigsints noo-
dig is te weeten, omtrent den staat der saaken.
Art. 12. In gevalle van een oorlogs-declaratie aan dee-
pen Staat of aan eenige andere Mogendheeden, sullen sy
'laarvan ten spoedigsten per expresse of andersints kennis
geeven aan H. H. Mog., mitsgaders aan de Consuls te
Cadix, Livorno, Marseille.
Art. 13. V^oorts sullen sy sooveel mogelyk correspon-
deeren met de Consuls van H. H. Mog. te Livorno, Cadix,
Marseille, Toulon en Mallaga, en deselve kennis geeven van
dat alles, dat eenigsints de Commercie en Navigatie deeser
Landen souden kunnen interesseeren.
Art. 14. Wanneer eenige distributie van presenten sal
geschieden, sullen sy daarvan hebben te houden accurate
notitie, gelyk ook in een bysonder register van aUe merk-
waardige saaken, die betrekkelyk het Consulaat komen voor
te vallen, niet nalatende van het een en ander, telkens aan
H. H. Mog. praecies informatie te laaten toekomen.
Art. 15. Alle de voorsz. registers en papieren, het Con-
sulaat betreffende, sullen by vertrek, overlyden of ander-
sints, moeten worden overgegeeven aan derselver succes-
seuren.
1905—1913.
De groote omwenteling welke aan de Staats-stadhouder-
lijke constitutie van het oud Gemeenebest een einde maakte»
bragt in de inrigting van het Consulaat geene aanmerkelijke
verandering teweeg.
In de eerste Nationale vergadering bragt de Commi®®'®
van Buitenlandsche Zaken rapport uit wegens eene missive
van den Ambassadeur van dedem uit Pera, 22 Jumj
— fi!gt; —
strekkende »tot vermeerdering der relation tussclien den
Ambassadeur van den Staat te Constantinopel en de Consuls,
ter vermijding der moeijelijkheden, ontstaan uit het accor-
deren der Hollandsche vlag.quot; Dien tengevolge werd een
decreet vastgesteld, inhoudende:
1quot;. Dat de Consuls brieven moesten schrijven aan den
Ambassadeur met toezending van copiën van hunne corres-
pondentie en nakomen de punten in de instructie van 29
November 1786 vervat.
2quot;. Dat bij het doen van eenige voordragt aan de Na-
tionale vergadering of aan de Commissie van buitenland-
sche zaken, de Consuls daarvan afschrift moesten toezenden
aan genoemden Ambassadeur.
JJquot;. Dat, zonder autorisatie van den Ambassadeur, de Con-
suls niet bevoegd waren aan een vreemd schip het voeren
Van de Hollandsche vlag toe te staan i).
Bij decreet van 13 Mei 1803 werd den Consuls last ge-
geven, om voortdurend, volgens de Besolutiën van de Sta-
ten-Generaal in dato 9 April 1616 en 9 Februarij 1759,
de gewone lastgelden in te vorderen 2).
Ter handhaving van hunne waardigheid, in overeenstem-
quot;'iug met het karakter der nieuwe Eegering, werd de
acte van Staatsregeling aan de Consuls in de Levant, krach-
') Dagverhaal, enz., D. II, p. 626.
Notulen v. h. Staatsbewind aquot;. 1803, D. 1 , p. 68-.
-ocr page 82-tens besluit vau 17 October 1803, ter notificatie toege-
zonden 1).
Het vorig jaar was nog in dato 5 April een ander be-
sluit voor alle Schalen genomen, daartoe strekkende: quot; dat
alle acten uit de Levant, waarbij de belangen der Bataaf-
sche natie geconcerneerd waren, niet in de Republiek vali-
deren zouden, tenzij deze in de kanselarij van de nationale
Consuls waren gelegaliseerd 2],
Omtrent de tractementen der Consulaire beambten en
die der verdere ambtenaren in de Levant, werd, bij decreet
van 25 Februarij 1805, vastgesteld:
»Dat, zoolang de wisselcours het noodig maakte, de
som herleid en bepaald moest worden in Hollandsche cou-
rant-guldens.quot;
»Dat de betaling geschieden moest in even zoovele Leeu-
wendaalders, of andere in de respective Schalen gangbare
spetie, als de Hollandsche courant-gulden komt te rendee-
ren naar den cours der wissels, waarvoor het rembours der
uitgaven op de Directie van den Levantschen handel werd
genomen.quot;
Sedert dien tijd heeft het Nederlandsche Consulaat aldaaT
onder het gezag en de bescherming der medegedeelde bß'
palingen bestaan. Maar, vermits in de vroegste overeen'
') Notulen, enz., 17 October, Nquot;. 8.
2) Notulen, enz., .') April, Nquot;. G.
komsten, met de Ottomannische Porte gesloten, bedongen
was, dat de gunsten aan Frankrijk en Engeland verleend
of nog te verleenen, ook op Nederland toepasselijk zoude
zijn, beriep men zich , in twijfelachtige gevallen op het
tractaat, in 1786 door Turkije met Frankrijk aangegaan i).
1S13.
Na 1813 zijn hier te lande eenige reglementaire veror-
deningen vastgesteld, [waarvan later, als heden nog van
kracht zijnde], enden 14 Maart 1840 heeft een nieuw ver-
drag door den Koning der Nederlanden met den Turkschen
Keizer, op den voet van dat van 16 Aug. 1838 met En-
geland en '25 Nov. van hetzelfde jaar met Frankrijk ge-
sloten, de oude bepalingen bevestigd en uitgebreid 2).
nederlandsch consulaat in de bakbaeijsche staten 3).
In het begin der zeventiende eeuw waren de Barbarijsche
Staten nog eenigermate onder het gezag van Turkije, zoodat
•de tractaten, met dat rijk gesloten, en de Consulaire ver-
ordeningen, daar geldende, ook in gene van kracht waren.
') Zie Recueil de Mess. d'hautekive ct dk cussy, T. II, lquot;Part.
Recneil de martens et de cüssy, T. IV, p. 533, 542—548,
Staatsblad 1841, Nquot;. 3.
KLUIT, a. w. § .160. Diss. CHRIST. EVERH. vAiLLANT. De ne-
(^essitudine Juris Gentium quae Europaeis Gentibus intercedit cum
Septent. Africae orae civitatibus Lugd. Bat. 1831, p. 53 § 2.
De Turksche Keizer gebood, ingevolge zijne belofte,
bij het traetaat van 1612 aan de Staten-Generaal gedaan,
in Mei 1617, den Bassa's van Algiers, Tanis, Tripoli en
Maroeco, de met Holland door hem gesloten overeenkom-
sten te eerbiedigen i). Eerst later is de Consulaire instel-
ling aldaar, door bijzondere onderhandelingen met elk dier
Staten geregeld. Tot de voornaamste behooren die met
marocco.
Het Tractaat van 25 Maart 1657, in hetwelk de zake-
lijke inhoud van een verdrag met Turkije van 1651 be-
vestigd werd is het eerste, met Marocco gesloten,
waarin van Consuls werd melding gemaakt. Hierop volgde
het Tractaat van 26 Mei 1684 3), waarbij men de toela-
ting van Consuls bedong, en dezer functiën werden bepaald,
als volgt:
Art. 11. De Consul geeft, zoodra een Nederlandsch
oorlogsvaartuig op de reede is gekomen, daarvan kennis
ten einde de ontsnapping van slaven te beletten, en kan of
mag in dat geval, ter dier zake niet worden gemolesteerd.
Art. 13. geeft den Consul de beheering van den boedel,
indien een Nederlander ah intestato sterft.
») AITZEMA, Zaken van S. en O. Tom. 1, p. 347, 350.
2)nbsp;DUMONT, Corps (lipl. du droit des gens, T. VI, P. II 15/•
Groot Plac. boek, D. II, p. 2.'j59.
3)nbsp;Groot Plac. bock, D. IV, p. 298,
-ocr page 85-Art. 14. verbiedt, den Consul aan te spreken voor schul-
den van zijne landgenooten.
Art. 15. geeft den Consul de judicature in burgerlijke
en strafzaken tusschen zijne landgenooten.
Art. 17 en 18. waarborgen den Consul, vrijheid van
woning, zoo voor zich, als voor zijn gezin en bedienden,
alsmede de ongestoorde uitoefening van zijne godsdienst en
eenen zekeren aftogt in oorlog of vrede.
Deze bepalingen werden bij eene overeenkomst van 18
Julij 1692 1) bevestigd, maar door de herhaalde rooverijen
der onderdanen van den Keizer van Marocco, werd de be-
staande verbindtenis in 1717 2) als verbroken beschouwd;
eerst in 1752 3) hernieuwd en in 1756 nader bekrach-
tigd. Sedert dien tijd had nog een en andermaal eene
schorsing der goede verstandhouding plaats 4), welke bij
het verdrag van 1777 5), gelijkluidend met dat van 1752,
werd hersteld. Dien ten gevolge werd in 1787 de haven
gt;) dumont, Corps diplom. T. VII, P. II, pag. 319.
2)nbsp;Eesol. ter Gen. 6 Junij 1717. Groot Plac. boek, D. V, f.
331 sq.
3)nbsp;Nederlandsche Jaarboeken, 1753, p. 859. Deze vrede is in
alle havens aan de Barbarijsche kust gepubliceerd ; zie publicatie in
het werk : De koophandel v. Amsterdam, door isaac lb lono , deel
2 Ed. 1763, p. 723.
Over de verschillende moeijelijkheden met Marocco en de maat-
■quot;egelen deswege genomen, zie M'. j. c. de jonge , Gesch. van het
Nederl. zeewezen, D. V, p. 17 sq. 291 sq.
g. f. de martbns, Eccueil des Traités, T. l p. 619, T. Vip. 183.
-ocr page 86-Larrache voor de Nederlandsche handeldrijvenden openge-
steld, en een Consul in Tanger toegelaten i). Het volgend
jaar ontvingen de Consuls, in de Maroccaansche havens
gevestigd, eenen brief van den Keizer over het bewaren
van den vrede 2); en eindelijk hernieuwde het tractaat van
28 November 1791 alle vorige overeenkomsten. De
vriendschapsbetrekkingen bleven sedert, ook onder de Ba-
taafsche Eepubhek, ongestoord; in 1802 werd den Consul
BLOUNT opgedragen, naauwkeurig te onderzoeken, welke
geschenken den Keizer het meest aangenaam zouden zijn
Den 2 Mei van hetzelfde jaar werd aan de Barbarijsche
Staten door de Consuls en den Vice-Admiraal de winter
kennis gegeven van de verandering der zaken in de Neder-
landsche Eepubhek, ten einde »eene wijziging in het zegel
en de titulatuur van Bataafsche Republiekquot; in de Turksche
paspoorten te doen erkennen 5).
sale.
Tegenwoordig onder het Maroccaansch gebied, sloot ge-
durende hare zelfstandigheid, eenige tractaten met de Ne-
derlandsche republiek, waarin bepahngen omtrent het Con-
') KtülT, Hist. foelt;3. P. 1, pag. 337.
2)nbsp;Ned. Jaarboeljen, 1788, p. 1130.
3)nbsp;JIAKTENS , a. w. T. V. p. 50.
4)nbsp;Notulen der vergadering van afgevaardigden , der Bat. Kep.
Jnnij 1802 No. 5.
5)nbsp;KotnIcn a. b. van 2 Mei 1802.
-ocr page 87-sulaat voorkwamen. Bij dat van 22 October 1655, werd
de aanstelling van Consuls wederzijds toegelaten. Onder
de voornaamste punten, voor het overige eensluidend met
die in Marocco, behoorden het uitreiken van certificaten
aan commissie-vaarders uit Sale en de begrooting der waarde
van verlaten Nederlandsche schepen, door kapers opgebragt
en aan den Consul overgegeven, onder gehoudenheid tot
eene uii;keering van 8°/o aan de opbrengers. Bovendien
bezat de Consul het regt, Nederlanders of de »daarmee
gelijkstaandenquot; uit de slavernij vrij te koopen.
algiers. tunis. tripoli.
Onder de tractaten, met deze landen over de vestiging
en inrigting van Consulaten aangegaan, zijn te vermelden,
dat van October 1622 i) met Algiers.
Men leest in artikel dertien:
»Gelyk de Consul, die in Constantinopel resideert, ge-
respecteert wordt, evenzoo sal eere gedaan worden aan den
Consul, die hier sal hebben te blyven.quot;
Voorts in dat van 14 November 1622 2) met Tunis,
bevat artikel tien:
»De Consul der Nederlanders, die hier tot Tunis sal
resideeren, sal gerespecteert worden als het behoort; sal
') AITZEMA, a. W. D. 1, p. 150. DÜMONT, t. a. p. D- V, P. II,
P- 411 , 413.
Groot Plac. boek, D. II, p. 2293.
-ocr page 88-ontfangen de Consulaten van alle waren der Nederlanders,
alsmede van alle anderen, die komen onder de vlagge van
den hooghgedachten Prince van Orangiën, Grave maükits
van Nassau, soowel van de inkomende als uitgaande wa-
ren, mitsgaders van de gereede gelden. Dat voorts de
licentie omme van hier te vertrekken mette schepen, niet
sal valideeren vóór en aleer die gemelte Consulaeten be-
taelt en voldaen sullen wesen.quot;
In 1626 en wel 30 Januarij, werd een nieuw verdrag
met Algiers gesloten, waarin men overeenkwam omtrent
het zenden van eenen agent, dien vrijheid van verblijf en
onderscheidene privilegiën werden gewaarborgd i). Tijdens
den oorlog tusschen de Nederlanden en Engeland, werden
die overeenkomsten door de bovengenoemde Barbarijsche
Staten geschonden. Ten gevolge dezer vredebreuk naar de
Middellandsche Zee gezonden, gelukte het den Admiraal
de euyter 2), 2 September 1662 3) met Algiers en 22
November daaraanvolgende met Tunis, een nader verdrag
te sluiten. Volgens art. 7 moesten de Consuls aan elk
schip vandaar uitloópende, een certificaat tot veiligheid
medegeven.
Art. 11. bepaalde, dat de Consul niet aansprakelijk
gt;) dumont, a. w. D. V, P. II, p. 485. aitzema, T. I, p. 518-
brandt, Het leven van den admiraal de rüiter, p. 247 en p. 256-
3) Groot Plac. boek. D. IV, p. 291. D. VI, p. 292. du.«oJlt;'''
t. a. p. T. VI , P. II, p. 428.
voor schulden van zijne landgenooten was. Naar luid van
art. 12, was hij de eenige regter, in foro criminali et civili
tusschen Nederlanders. Na deze overeenkomst trekt die
van 1 Mei 1680 met Algiers onze aandacht i).
Art. 4. De Consul geeft certificaten van oorsprong af,
aan elk van Algiers vertrekkend schip. Hetzelfde vindt
men in art. 4 van het Tractaat d. 15 December 1703 met
Algiers, Tunis en Tripoli, alsmede in art. 4 van dat in
1713 met Tripoli alléén bepaald 2).
Art. 11. De Consul geeft, zoodra een Nederlandsch
oorlogschip op de reede komt, daarvan kennis, opdat ieder
voor zijne slaven zorge en is bij ontvlugting gewaarborgd
voor »molestatie,quot; edoch gehouden tot voldoening.
Gelijkluidend, art. 6 Tract. 15 Dec. 1703
»nbsp;» » » » B 1713 met Tripoli.
Art. 12. De slaven moeten door den Consul gelost wor-
den; hij heeft vrijheid zelf, of door zijnen Secretaris, con-
tracten en accoorden, ook voor andere Christen-Natien,
te verlijden.
Art. 13. De Consul neemt den boedel van eenen over-
ledene ab intestato tot zich, en beheert dien; hij kan niet
tot betaling van schulden voor iemand gedwongen worden,
tenzij hij borg gebleven zij bij pubheke acte.
') Groot Plac. boek, D. III, p. 1406.
dümont, t. a. p. T. VUI, P. I, p. 230. Groot Plac. boek,
V, p. 420 en p. 452. D. VI, p. 31S.
Gelijkluidend, art. 7 Tract. 15 Dec. 1703.
.. 12 » 23 Maart 1704 ) .
Tripoll.
» 12 .. » » 1713 )
Art. 15 en 16. De Consul is regter in burgerlijke en
strafzaken; indien echter een Nederlander eenen Tnrkschen
onderdaan heeft gedood en zich daarna op de vlugt heeft
begeven, mag de Consul niet bemoeijelijkt worden.
Gelijkluidend, art. 15 en 16 Tractaat van 1713.
Art. 17. De Consul heeft het regt vrij en veilig, in per-
soon en goederen, te Algiers te wonen ; hij mag tolk en ma-
kelaar houden; aan boord van alle schepen gaan op de reede,
of in de havens liggende; hij mag door het geheele land
reizen en in zijn huis de Christelijke godsdienst uitoefenen.
Gelijkluidend, art. 17 en 18, Tract. van 1713.
Art. 18. De Consul kan altijd , hetzij in vrede of
oorlog, ongehinderd het land verlaten.
In het tractaat van 15 Dec. 1703, bevat art. 10 nog
de bepaling, dat bij faillissement en ontvlugting van den
gefailleerde, zoo deze een Nederlander is, de Consul niet
mag worden aangesproken; hetzelfde beginsel is aange-
nomen in art. 11 van het verdrag van 23 Maart 1704
en in art. 10 van dat, in 1713 met Tyroli gesloten.
De vrede was echter van geen' langen duur ; bij over-
eenkomst van 8 September 1725 i) met Algiers, van 19
I) Groot Plac. boek D. VI, p. 311.
-ocr page 91-Julij 1727 1) met Tunis, van 4 October 1728 2) met
Tripoli, werd een einde gemaakt aan de bestaande twis-
ten , en de vorige verdragen hernieuwd. Uitgezonderd
eenige geringe onaangenaamheden, heeft de vriendschaps-
betrekking tot 1792, ongestoord voortgeduurd.
Nog werd gedurende dat tijdperk, bij eene Eesolutie
van den Staten-Generaal, d. 17 Januarij 1764 3), het
salaris en de spendatie-gelden der Consuls op de Barba-
rijsche kust, ontoereikend geoordeeld zijnde, verhoogd.
Volgens »de algemeene begrooting der Staatsbehoeften
voor de Bataafsche Republiek in 1802 ,quot; was het perso-
neel van Consulaire agenten op de volgende standplaatsen
gevestigd, een Consul-Generaal te Marocco, een Agent te
Magador : de kosten waren geraamd op ƒ 10,500. Te
Algiers een Consul en Kanselier, waarvoor / 11,500 wa-
ren uitgetrokken; terwijl voor den Consul te Tunis ƒ5,500
en voor dien te Tripoli/600O in rekening werd gebragt 4).
') Recueil v. zeezaken, IV, p. 311.
ï) Groot Plac. boek D. VI, p. 318.
3) Resol. anni 1764.
Zie de algem. Begrooting van 1802, ter 's Lands drukkerij in 's Hage,
Summa II N®. 18 en 21. Omtrent de geschenken aan de vorsten der
fiarbarijsche staten behelstNquot;. 27 ƒ 50,000 voordejaarlijksche Ordinaire
presenten aan den Bey van Algiers. In 28 leest men: »Extraor-
dinaire presenten, welke van tyd tot tyd by voorvallende evenemen-
ten gegeven moeten worden aan de Barbarysche Mogendheden, waar-
Van men, uithoofde van de verwachting op vrede, wanneer voorschreve
Mogendheden om stryd buitengewone prosenten sullen vorderen, do
'Om niet minder kan berekenen dan op ........ƒ 130,000.quot;
In hetzelfde jaar werd j. c. kaupe tot Nederlandsch
Consul in Tripoli benoemd, en is onder geleide van den
Vice-admiraal de winter vertrokken , ten einde het ver-
drag van 4 October 1728 te hernieuwen en in eens alle
verdere twisten met den Bey te bevredigen en te termi-
neeren en eenige geschenken aan te bieden. Bovendien
werd eene som van zesduizend gulden ter beschikking
van den Consul gesteld, om de beide »consulaire regaliaquot;
te betalen, verschuldigd ter gelegenheid van den geslo-
tenen vrede en van het herstelde Consulaat i).
In 1805 werd het Consulaat te Tripoli waargenomen
door den Kanselier zdohet van Livorno ; ter voldoening
van de jaarlijksche schatting, bemoeijelijkt door de blokkade
van de Americanen, had hij gelden op de plaats zelve
opgenomen en voor het bedrag wissels op den thesaurier
van de Republiek afgegeven; de hierop door hem ver-
zochte approbatie door tusschenkomst van den Consul
KEBFBTL Werd hem, in de vergadering van 17 Junij, ver-
leend , edoch de opmerking gemaakt, dat geen Consul
zonder speciale magtiging wissels mogt trekken 2). Jij
resolutie van 25 October 1805 werd voorts de provisie
bij wissel-operatiën voor de Consuls in de Barbarijsche
Staten op l®/o bepaald.
1)nbsp;Zie Notulen van het Staatsbewind, d. 2 Mei 1S02.
2)nbsp;Notulen van het Staatsbewind 17 Junij 1805 54, 25 Oct-
N. 42 a.
n ^
-ocr page 93-De Consul nysen te Tunis was in geschil geraakt met
de regering aldaar. Op verzoek van den Bey, hadden
de Staten-Generaal in 1795 den Lt. Kolonel der Genie,
ïRANCK , met twee adjuncten derwaarts gezonden om den
aanleg van eene haven te besturen. De Bey betaalde het
vastgestelde tractement niet, en vorderde dat de Consul
zulks op zich zoude nemen, onverminderd jaarlijksche
geschenken.
De Staten-Generaal, hoewel zich daartoe niet verpligt
achtende, betaalden, ter voorkoming van verdere moeijelijk-
heden, het aan de ingenieurs verschuldigde, en wat de
geschenken betrof, antwoordden zij, dat, ofschoon sedert
1783 het geven van geschenken opgehouden had, zij
reeds in 1803 den Bey »eenige vereeringenquot; hadden wil-
len zenden, maar daarin verhinderd waren door den oor-
log en zulks nu bij de eerste veihge gelegenheid hoopten
te doen i).
De Bey van Algiers , die langen tijd zich vreedzaam
had gedragen , hervatte de vroegere vijandelijkheden en
zond eene dreigende verklaring aan den Consul a. p.
pRAissiNET, waarin hij als oorzaak, het wegblijven der ge-
wone geschenken opgaf 2).
Sedert dien tijd begon weder het rooven van Neder-
') Notulen v. h. Staatsbewind.
2) Kon. Courant 15 December 1807 N. 304.
-ocr page 94-landsche schepen en de miskenning van het gezag der
Consuls. Dit duurde voort tot de bekende tuchtiging der
Algerijnen door de vereenigde Engelsche en Nederland-
sche eskaders in den zomer van 1816 ; toen de Admiraal
v.\n capellbn heu dwong tot een verdrag, hetwelk 28
Augustus van dat jaar tot stand kwam i) en waarin als
hoofdpunten voorkomen :
Art. 1. II est convenu et arrêté.... que tous les
articles de paix et amitié, convenus précédemment depuis
l'an 1757 entre...., sont renouvelés, ratifiés et con-
firmés par le présent, comme s'ils étaient insérés mot
à mot dans le présent traité.
Art. 2. Il sera admis à Alger un Consul de S. M.
le Roi des Pays-Bas sur le même pied et qui sera traité
avec les mêmes égards, que le Consul de S. M. Brittanni-
que, pour régler les affaires de commerce; il lui sera ac-
cordé le libre exercice de sa religion dans l'intérieur de
son hôtel, tant pour lui que pour ses domestiques et tou-
tes autres personnes, qui voudraient profiter de cet avantage-
Ter verklaring van bovenstaande artikelen dient het be-
paalde in het tractaat van dienzelfden dag door Lord
EXMOüTH, als gevolmagtigde der Britsche regering, vaet
de Algerijnen gesloten en wel inzonderheid :
Art. lt;5. Les présens consulaires sont abolis, mais comffl®
') Supplément an recueil de marten.s , T. VII, p. 88.
-ocr page 95-ils sont d'usage en Orient, ils pourront être admis comme
présens personnels à l'arrivée de chaque Consul et donnés
en son nom propre, sans pouvoir jamais surpasser 500
Liv. St.
Art. 4. Le Royaume des Pays-Bas, à raison de la
part que l'Escadre Hollandaise a prise à l'expédition, jouira
des mêmes privilèges que l'Angleterre.
Ter handhaving van hunne regten en bescherming der
Consuls, hadden de Nederlanden en Spanje reeds eene de-
fensive alliantie tegen de Barbarijsche Mogendheden den
10 Augustus 1816 te Alcala de Henares gesloten, waarin
onder de hoofdbepalingen voorkomt i):
Art. 3. De Consuls, vertegenwoordigende de Mogend-
heden, zijn bevoegd voldoening te eischen voor beleedi-
gingen door kapers gepleegd.
De betrekkingen van de Nederlanden met de Staten van
Barbarije, zooverre de Consuls aangaat, zijn op denzelfden
voet gebleven ; die echter met Algiers hebben, tengevolge
der veroveringen van Frankrijk, in 1830 een einde genomen.
DIRECTEUREN VAN DEN LEVANTSCHEN HANDEL 2).
In het belang van den handel en tengevolge van een
') Nouveau Recueil de mabtens, T. III, p. 64.
Xegenwoordige staat der Ver. Nederlanden, D 1. p. 612, vgg.
' '■39. Republiek der Ver. Nederlanden door r. m. jani(;on, D. 2, p. 302—
6*
-ocr page 96-verzoek van de regering en de kooplieden van Amsterdam,
werd door de Staten-Generaal »dââr ter Steede eene kamer
van Directie opgeregt in den jare 1624, met den naam
van Directeurs van den Levantschen handel, en Navigatie
van de Middellandsehe Zee i).quot;
»Dit Collegie bestond uit acht leden, jaarlijks uit eene
nominatie van zestien bij de Heeren Burgemeesteren ver-
kooren;quot; waaraan een Secretaris ad vitam en een taxateur
of visiteur der schepen was toegevoegd 2). Dergelijke col-
légien of kamers bestonden ook te Hoorn, te Rotterdam
en Middelburg. In 1658 echter werden de besturen van
Amsterdam , Hoorn en Rotterdam vereenigd, en uit Lei-
den in de Kamer een afgevaardigde toegelaten 3).
Hunne werkzaamheden bepaalden zich hoofdzakelijk tot
de zorg voor eene stipte nakoming der Resolutien, door
de Staten-Generaal voor de handeldrijvenden in die stre-
ken vastgesteld. Zij hadden de voordragt van alle veror-
deningen dienstig tot de bescherming van dien handel, van
308; Groot Plac. Boek, D. 1, p. 907. D. 3 p. 1268. D. 4, p. 1351,
D. 5, p. 1550 sqq. p. 1561, p. 1549. D. 6, p. 1425.
'quot;) isaac lb long, Koophandel van Amsterdam, D. 2, p. 712.
2) Zie aldaar ook. »Lyste der Namen van de Directeurs over den
Handel, en van de Navigatie in de Middellandsehe Zee, binnen Amster-
dam, beginnende A°. 1625 met de Jaaren, wanneer deselve aangeko-
men zijn, tot A°. 1753 incluys.quot;
20
het
Advies van Mr. d. f. v. alphen , over het Ontw. van Wet van
Nov. J816, vermeld bij lastdrager, proeve eener gesch. van
Kon. der Nederlanden, D. 1, p. 218, 1832.
dtt persouen, welke als Consuls moesten benoemd worden,
en de regeling der convooijen voor de koopvaardijschepen.
Zij waren verpligt de traetementen der Consuls en gt;gt; an-
dere bedienden,quot; ook die van den Gezant, voor een gedeelte,
alsmede de gewone geschenken aan de Turksche ambtena-
ren, te bekostigen.
Te hunnen behoeve was een »Lastgeldt opgesteldt, en
ordre, hoe dat betaalt moest worden,quot; ten bedrage van één
gulden p. last van elk schip op de Levant varende en
l°/o van de waarde der goederen van daar uitgevoerd,
bij plakaten van 4 September 1630, 8 Januarij en 8 Sep-
tember 1633, 27 Julij 1645, bevestigd bij resolutiën van
1 Februarij 1666 en 2 Augustus 1692. De schippers
trachtten langs alle wegen zich aan de betaling dier gel-
den te onttrekken; bij een besluit van H. H. M. van 16
September 1683 werd der Directie daarom het regt van
parate executie » door afhalen van het roer of andersquot; toe-
gestaan, bij weigering van overgave der manifesten en vol-
doening van de l'/o der vrachten, onverminderd eene boete
van ƒ 1000, ingeval iets, zonder die overlevering van ma-
nifest en quitantie der betaalde regten, was gelost.
De resolutie van 6 December 1684 gaf hun het regt
Van preferentie op de thesauriers, die in gebreke bleven
behoorlijke rekening en verantwoording te doen, »op den
^08t, gelijk zulks in Nederland gebruikelijk was.quot;
Deze maatregelen waren van het uiterst belang, daar de
-ocr page 98-reeds zeer hooge kosten vermeerderd werden met de rente-
betaling en aflossing van eene geldleening, ten beloope van
ƒ 200,000 gesloten. Het budget van uitgaven bedroeg in
1703, ruim tienduizend Rijksdaalders.
Onder zoodanige vormen bleef deze inrigting bestaan tot
op de Fransche overheersching. Na de herstelling der Ne-
derlandsche onafhankelijkheid, werd zij bij besluit van 26
Januarij 1814 hersteld, en door de wet van 11 Julij daar-
aanvolgende 1), geregeld op de wijze vóór den jare 1795
gebruikelijk, naar aanleiding van de verschillende resolu-
tiën der Staten-Generaal van de Vereenigde Nederlanden.
Bij de wet van 19 December 1817 2), werden de vori-
ge bepalingen hoofdzakelijk bevestigd; de lastgelden eenig-
zins verhoogd en aan Amsterdam de waardigheid en rang
van »Praesidiale Kamerquot; bij voortduring toegekend.
De invloed van nieuwere staathuishoudkundige beginse-
len en het verminderd vertier op de Levant deden lang-
zamerhand de noodzakelijkheid gevoelen, het vroeger be-
oogde doel langs andere wegen te bereiken. Bij de wet
van 18 Maart 1826 3) werd derhalve bepaald: dat met
den eersten Julij e. k. alle heffing van regten, bij vorig®
wetten vastgesteld voor de schalen van de Levant, werd
opgeheven, en op hetzelfde tijdstip, het Collegie Directeu-
1)nbsp;Zie Staatsblad, If». 80.
2)nbsp;Staatsblad, N°. 34.
Staatsblad, 9.
ren van den Levantschen handel en Navigatie van de Mid.
zee ontbonden zoude zijn.
Gedurende ruim twee honderd jaren, had deze aanzien-
lijke inrigting de leiding der belangen van de vaart op
de Middellandsche zee, en vele nuttige bepalingen, zigtbaar
uit den bloei van dien tak van nationale volksvlijt, hadden
haar aanspraak gegeven op eene eervolle plaats in de ge-
schiedenis van den Nederlandschen handel.
NEDERLA.NDSCH CONSULAAT IN PERZië.
De handelsbetrekkingen tusschen Perzië en de Neder-
landen dagteekenen van zeer vroegen tijd. In de archi-
ven der Staten-Generaal bevinden zich, volgens kluit i),
twee brieven; de één zonder dagteekening A°. 1624 onder
den titel: »Translaet uit het Persiaensch van een brief
van den Coninck van Persië aen H. H. Mog. ofte den
Coninck van Hollant.quot; De andere 2): »Brief aen den
Koning van Perzië strekkende tot voortsetting van de
Negotie en Commercie.quot; In hetzelfde jaar (24 December)
Verleende de Koning van Perzië privilegiën ten voordeele
der O. I. Compagnie. Uit art. 10 van dat stuk schijnt
') Zie KLDIT, A. W. § 343 p. 327 en aldaar aangeh. het MS. gefit.:
ïndex Archivi 00. GG. p. 148, 1.
Idem. Index Chronol, p. 81, 311.
-ocr page 100-men te mogen afleiden, dat eene soort van Consulaat daar
bekend is geweest.
Dat Art. toch luidde als volgt:
»Het Huys van de Nederlantsche Natie in Persia werdt
geprivilegeert met alle vryheden zonder eenige subjectie.
Ende sal niemandt van de justitie vermogen daerinne te
komen, sonder verlof van den geene, die van wegens voorsz.
Natie 't ghebiedt sal hebben i).quot;
Uit verscheidene andere stukken betrekkelijk die han-
delsbelangen, meest van het jaar 1636, is mij niet duide-
lijk gebleken, of daarin eenige bepalingen omtrent Consuls
voorkwamen
In 1631 zijn aan de Perzische kooplieden wederkeerig
door het tractaat van 27 Pebruarij, tusschen de Staten-
Generaal en SCHAH sopHi gesloten, vele voorregten op den
voet van die aan de vereenigingen van de stapels der wol-
len, verleend. Uit de woorden van art. 5, »gelyck oock
van een bequame huysinge sullen worden versien ende
vrydom genieten als vooren, die geenen, die bg Commissie
van den hoogst-gedachten Coningh van Persia de voorsz-
Natie alhier sal representeeren ende 't Hooft daarvan zyn^
blijkt het dat men hier te lande eenen Perzischen Consul
») Groot Plac. Boek, T. II, p. 1315.
') Zie deze stukken, bij kluit opgegeven in zijn Index Chron-»
p. 83 en 84, Nquot;. 322 en 323.
üf soortgelijken vertegenwoordiger erkende i). Geene
andere overeenkomsten met dat afgelegen rijk zijn mij
voorgekomen: zoo die bestaan, zouden zij, volgens maetens
en DE cüssY, vóór 1760 moeten gesloten zijn.
Uit de aanteekeningen van M'. p. van der schelling
op den Codex Batavus van v, zurck (4'quot;' druk 1758 voce
Persianen), schijnt men te kunnen opmaken, dat de trac-
taten van 1624 en 1631 steeds als verbindend in de
vorige eeuw werden aangemerkt.
§ 9.
NEDERLANDSCH CONSULAAT IN DE ITALIAANSCHE
staten en SICILië.
Volgens het gevoelen van kluit 2), was er vóór de 17quot;'''
eeuw geen noemenswaardige handel op-, noch eenig tractaat
met de Italiaansche Staten. Eerst in 1591 zijn Neder-
landsche schepen in Italië gezien: spoedig echter werden
verschillende handelsovereenkomsten gesloten, en Consula-
ten in de steden gevestigd. Eeeds den 25 Oct. 1618 3)
Werd den aangestelden Consul te Genua, nicolaas van
iiijn, de magtiging verleend ^''/o van alle vrachten door
L
M ddmont, Corps Dipl. T. VI, P. 1, p. 2. aitzbma, Zaken van
S. en O. T. III, p. 352. Groot Plae. Boek, T. 11, p. 1319. T. IV,
P- 285.
klüit, A. W. § 349, p. 328.
') Resolutie ter Gen. van 1618, Gr. Plac. Boek,D. 11, p. 1333.
Hollandsche schippers te Genua gelost, te heffen, en !quot;/„
der retourvrachten. Zoo de schepen met ballast aankwa-
men, moest hij »in alle discretie en civiliteit accordeeren;quot;
zijne verpligtingen bepaalden zich voor het overige, tot
het bezorgen van »licentie voor ontlading, in het helpen
maeken van d' afreeckening harer vrachten en haveryen,
ende in het bevoorderen van 't aennemen van nieuwe, als
oock in het assisteeren by het passeeren van de contracten
ende cherte-partyen, ende voorts in het behulpelick Avesen
in alle hare saecken soo in rechte als daerbuyten.quot;
Dit was echter slechts voor den tijd van drie jaren toe-
gestaan, en bepaald, dat de Consul na verloop van dien
termijn, de vernieuwing dezer resolutie moest aanvragen.
Op gelijken voet was het Consulaat te Livorno geregeld;
den Consul aldaar, werden als Consülaatregt in eens, bij
besluit van 15 Eebruarij 1629, vier ducaten van elk schip
toegelegd i).
In 1633 2) werd de Consul muilman in zijne betrek-
king te Genua gecontinueerd »op alsulcke profyten ende
emolumenten,quot; welke hem waren toegekend by zyne aan-
stelling; te dien einde zond men hem »brieven van creden-
tie aan den Heer Hertogh en Senaat van Genua.quot; Hij
ontving geen vast salaris en had daarop geene aanspraak;
') Eesolutic ter Gen. Gr. Plac. B. D. II, 1342.
2) Resolutie tor Gen. Gr. Plac. Boek, 1). II, p. 1342.
de bevoegdheid evenwel tot aanstelling van een vertrouwd
Nederlandsch persoon als notaris, tot opmaking van con-
tracten en cherte-partijen, werd hem verleend. Deze acten
moesten in de Nederlandsche taal vervaardigd zijn en door
den Consul geparapheerd, ten einde zij de kracht zouden
hebben van authentieke geschriften, volgens welke par-
tijen »elkander in Rechten mogten conveniëeren.quot;
Ten gunste van bovengenoemden Consul werd aan den
Hertog en Senaat verzocht: »hem sulcke vryheden en
exemptiën van Impositiën, alsmede zyne familie ende suppoos-
ten toe te staen, als de Consuls van de Hooghduitsche Natie,
eertyds binnen Genua resideerende, plachten te genieten.quot;
De Consuls in de Italiaansche Staten, in den golf van
Venetië en de verdere plaatsen van de Middellandsche Zee,
moesten de plakaten van 18 Januarij 1633, bevestigd 27
Julij 1645, op het stuk der lastgelden ten uitvoer leggen i).
Den provisionelen Consul, hendkik bosch te Genua,
was opgedragen, ten gerieve der handeldrijvenden de ge-
zondheidsbrieven van de schepen te halen, het regtmatig
verschuldigde havengeld te betalen en niets meer van de
schippers te doen afvorderen. Hij schijnt echter deze in-
structie als een middel tot knevelarij te hebben misbruikt.
Den 9 Julij 1687 2), werd ter voorkoming van meerdere
Zio § 5, over hot Consulaat in Turkije.
Zie Resolutiën ter Gen. van 1687.
afpersingen van dien aard een besluit genomen. ïer hand-
having der onderscheidene verordeningen op het stuk der
geschillen van prijs en buit, alsmede ter voorkoming, dat
soms geroofd goed onder dien vorm en zulk voorwendsel
kon in veiligheid gebragt worden, werden de Consuls te
Napels, Palermo eu Messina, bij Eesolutie van H. H. M.
van 18 Mei 1693, belast te zorgen, dat de opgebragte
prijzen aldaar niet gelost en verkocht wierden. Zij moes-
ten met gesloten luiken bewaakt worden, tot dat de Ad-
miraliteit zoude beslist hebben i).
Ingevolge dit reglement, was, in verband met dat van
21 October 1706, door den Consul slicher te Livorno
beslag gelegd op de goederen, opgebragt door den com-
missie-vaarder gebrit v.vn der post en in de Levant buit
gemaakt, waarover het Turksche hof geklaagd had; even-
zoo op de goederen, gelost uit het schip 1'ange Eaphaël,
door de Kapers s.amson peyrard en daniel sandërssë
veroverd en te Livorno opgebragt; bij nader onderzoek
echter werd het beslag opgeheven, met uitzondering van die
goederen, welke hij niet zonder grond had kunnen ver-
moeden het eigendom van Turksche onderdanen te zijn-
De schippers weigerden dikwerf de verschuldigde Cousu-
laatregten te voldoen; weshalve de Staten-Generaal, op
voordragt van den Consul lerbergen te Napels, bepaalden,
1) Zie Kes. van de Stat. Gen. 1693.
-ocr page 105-dat door de Admiraliteit geene afrekening of andere expeditie
mögt gegeven worden, vóór het bewezen was, dat de gel-
den aan de Consuls voldaan waren, of dat de geweigerde
betaling gegrond bleek te zijn. Uit kracht van ditzelfde
besluit 21 Maart 1733 i), moest het protest der Consuls
in de Italiaansche staten, onmiddellijk aan het collegie der
Admiraliteit worden ingezonden, en niet eerst aan de Staten-
Generaal. De handel echter op de havens in Itahë schijnt niet
zeer levendig geweest te zijn: te Livorno onder anderen, was
het Consulaat opengevallen; niemand wilde zich de benoe-
mmg laten welgevallen, vermits de daaraan verknochte on-
kosten, verreweg de voordeelen te boven gingen. Bij re-
solutie van 22 Maart 1734 werd daarom jan pkan?ois
BOüWEK tot Consul benoemd, met verhooging der regten
te zijnen behoeve. Alle schepen, onder Nederlandsche
vlag varende en te Livorno binnen loopende, vijftig last
of daaronder metende, moesten vijf stukken van ach-
ten, en voor ieder last daarboven | hre p. last, (makende
zes hre een stuk van achten) betalen. In Napels, Mes-
sina, Palermo, Syracuse en Augusta was intusschen de
betrekking van Consul nog open 2). De Nederlandsche Ge-
zant bij het Hof van Sicilië, egmond van de nyenbükg
drong op de noodzakelijkheid der vervulling in 1740 3)
'J Zie Eesolutien ter Gen. v. 1733.
Ook te Gallipoli.
Zie Resolutie van de Stateu Generaal 1740.
-ocr page 106-bij de Staten aan. Dien tengevolge werd theodoeE davel,
uit Vevay geboortig, die zich te Napels ging vestigen,
als Consul aangesteld, in plaats van zekeren henky hervet;
omdat men veronderstelde, dat een geheel vreemd Consul
aan de regering, bij welke hij aangesteld werd, aangena-
mer zoude zijn, dan zulk een, die reeds längeren tijd
aldaar had gewoond. Voorloopig werd het Consulaat tot
Napels beperkt in de hoop, dat welligt een Nederlander
zich te dier plaatse met dat vooruitzigt zoude willen ves-
tigen, hetgeen onwaarschijnlijk werd, indien men al dade-
lijk alle plaatsen met vice-Consuls had bezet. Gaarne had
men ook te Messina een' Consul benoemd, edoch men vond
niemand, tot die betrekking geschikt en de protestantsche
godsdienst belijdende. De jonge flotard, zoon van den ge-
wezen Consul, was, en uithoofde van zijn eigen wangedrag,
en wegens de handelingen van zijnen vader, met geene mo-
gelijkheid bij het Siciliaansche Hof te accrediteren ; zekere
dans of danzy CU le coiNTE boden zich aan. Na behoor-
lijk ingewonnen berigten, werd de eerste, een Genuees,
benoemd alleen voor Messina, zonder regt van subdelegatie
en met geen salaris boven de gewone emolumenten, naar
aanleiding der algemeene verordening van 24 Julij 1658-
In 1741 1) werd vervolgens ook het Consulaat te Pa-
lermo vervuld door de benoeming van antonio rossi, quot;P
M Resolutie ter Gen. van 1741.
-ocr page 107-gelijke voorwaarden als de overige Consuls in de Middelland-
sche zee, terwijl hem toegestaan werd zijnen eed bij volmagt
door de Gebr. carli en tobmaso, te Amsterdam gevestigde
kooplieden, af te leggen. Dit zelfde jaar wendden de
Consuls te Napels en Messina zich met nieuwe bezwaren
tot de Staten: d.avel verzocht als Consulaatregt 10 duca-
ten voor zich, en S voor den vice-Consul van elk schip
onder Statenvlag te mogen heffen, als zijnde het dusverre
bepaalde ontoereikend; nog verzocht hij uitbreiding van
zijne commissie. Zijn last werd dan ook over het geheele
Rijk van Napels uitgestrekt, met bevoegdheid van vice-
Consuls aan te stellen in die plaatsen, waar zulks volstrekt
noodzakelijk zoude geacht worden ; wat echter betrof het
verhoogde Consulaatregt en eene toelage voor de vice-Cou-
suls, daarop werd afwijzend beschikt, als zijnde hij verpligt
tot onderhoud van zijne gesnbstituëerden.
Op zijne beurt verlangde dans, dat het Consulaat van
het geheele eiland Sicilië hem werd opgedragen, met regt
Van subdelegatie. De Staten in hunne verwachting teleur
gesteld, dat de handel en vaart op de beide Siciliën zou-
den toenemen, in welk geval het naar hun oordeel geschik-
ter was, in iedere stad of haven een eigen Consul te heb-
'^en, en afgeschrikt door de moeijelijkheden, waarmede zij
het sluiten van een handelstractaat hadden te worstelen,
'bewilligden in het verzoek en maakten hem Consul over
geheel Sicilië, met uitzondering van Palermo. De Ambas-
sadeur van Frankrijk had van zijne regering den last ont-
vangen, de opperste Regtbank van Commercie te erkennen,
onder voorwaarde, dat hij als medelid daarvan een' legter
delegaat van zijne natie mogt aanstellen. In het belang van
onze Nederlandsche kooplieden, gaven de Staten hun-
nen Gezant bevel, om het voorbeeld van dien Ambassadeur te
volgen. Ter gelegenheid van het vergaan van het schip
de Nieuwe Eendragt, Kapitein prevo, van Alexandrië ko-
mende, werd den Consul voor dit geval en den overige Con-
suls voor het vervolg in dergelijke omstandigheden, bij reso-
lutie 1) bevolen, de schipbreukelingen te verzorgen, hun
reisgeld te verstrekken, onder terugbetaling dier voorschot-
ten uit de geborgene goederen of scheepsgereedschappen.
Sedert de afscheuring van de beide Rijken van Napels
en Spanje, had men te vergeefs getracht in 1743 een nieuw
handelsverdrag te sluiten. Tijdens de vereeniging was
de overeenkomst, weleer met Spanje getroffen, als geldig
aangemerkt; nu bevond de Consul te Napels zich in 1746
in verlegenheid bij de benoeming van eenen regter-dele-
gaat, in plaats van wijlen Don pedro cprtegua. Hi] wenschte
gaarne den Markies di ruota benoemd te zien, maar wist
niet, of hij al dan niet verpligt was een drietal aan te
bieden, of wel zelf de bevoegdheid tot benoeming bezat-
De Gezant van Spanje beweerde, dat de Nederl. Consul
'j Resolutie van de Staten-Generaal van 2 April 1742.
-ocr page 109-slechts het regt tot voordragt had. De Staten vereenigden
zich met de handelwijze der Engelsche en Eransche Gezan-
ten, welke de benoeming deden, en gelastten den Consul
zich dien overeenkomstig te gedragen. Eindelijk ge-
lukte het der onvermoeide pogingen van den Nederland-
schen Gezant, op den 29 Augustus 1753 i) eene handels-
overeenkomst met de Sicihaansche regering te treffen, waar-
door aan alle moeijelijkheden een einde werd gemaakt en
tevens de Consulaire betrekking op vasten voet gebragt.
De voornaamste bepalingen waren de navolgende:
»Art. 8. . . . en zoo men in het vervolg aan eenige an-
dere Natie het regt van een gedelegeert Rechter , of Jus
Conservador mögt koomen te accordeeren, zal hetzelfde regt
aan de onderdanen van de Republicq ook toegestaan worden.
Art. 9. . . maar als men agterdogt en zeer sterke preuves
hadde, dat'er in een huys of magasyn koopmanschappen, door
de Wetten en Constitution van de respective Staten verbo-
den, zigh bevonden, sal men ten allen tyde huyssoeking mogen
doen, by dewelke de beschuldigde den Consul van de Natie
sal konnen roepen, om het ondersoek by te woonen, dewekke
alleen voor getuygen sal konnen dienen, en sonder dat men,
om den Consul te wagten, het ondersoek sal moogen uitstel-
len, en sonder dat hy present synde het zal kunnen stremmen.
Art. 34. De Consul heeft hy afwezigheid van den Am-
') Zie Resolutie ter Gen. t. 1753. Groot Plac. B., D. VIII, p. 261.
7
-ocr page 110-hassadeur, regt tot beklag van vonnissen in zaken van prgs
en buit gewezen.
Art. 36. Het verzoek tot voldoening of represaille ^oet
aan den Ambassadeur, of by zyne afwezigheid, aan den
Consul loorden medegedeeld, die trachten moet de noodige
schadeloosstelling aan den beleedigde te verschaffen.
Art. 37. Draagt aan de Consids de berging van ge-
strande schepen op.
Art. 41. Ieder der contracterende partyen sal in de
respective havens daar handel gedreeven wordt, en waar
de schepen konnen aanlanden [maar geenzints in de bin-
nensteeden der Staaten, nogte ook in kleine havens daar
geen handel gedreven word^ Consuls of vice-Consuls moogen
aanstellen, die aldaar deselfde privilegiën en vrijdommen,
als de Consuls der meest gefavoriseerde Natie, sullen ge-
nieten.
De gemelde Cowiuls sullen zig moeten vergenoegen met
de regten, die hunne Souvereinen hun sullen toeleggen, son-
der verdere regten te moogen eischen ; en zoo geklaagt werd
dat sy 'er meer vorderen, sullen de Souvereinen daarinne
voorsien.
En by aldien iemand der weederzydsche onderdaanen ab
intestato quaame te sterven, en sonder over syne nalaten-
schap administrateurs, voogden of curateurs te hebben aan-
gesteld, sal de Consid van de Natie de goederen, effecten
en papieren van den overleedenen, met assistentie van tieee
of drie kooplieden van de Natie, te syner keuze, inventari-
seeren, en de Caneelier van de Natie sal deselve restituee-
ren aan die geenen, die daartoe geregtigd sullen syn.
Men sal over en weder agt geven van tot Consuls in de
respective Staaten als boven gemeld, eige en natuurlijke on-
derdanen te benoemen, en byaldien eene der contr acteer ende
partyen tot syn Coitsul in de Staaten van de andere een
onderdaan van dese nomineerde, sal het aan dese laatste
vry staan van hem te admitteeren of niet.''
In den Kerkelijken Staat, ofschoon de handel aldaar
lang gebloeid had, was vóór 1.757 nimmer een Consul ge-
vestigd geweest. De eenig benoemde, zekere born, had er
nooit in kunnen slagen, toegelaten te worden of Vice-
Consuls aan te stellen in de twee eenige havens , Ancona
en Civita Vecchia, zoodat de Nederlandsche kooplieden
altijd onderworpen bleven aan het drukkend en hooge Con-
sulaatregt der Italiaansche Vice-Consuls. Na het overlij-
den van genoemden born, verzocht M'. joh' mühnichs in
1768 aangesteld te worden.
De Staten het vroeger gebeurde in aanmerking nemende,
en overwegende, dat het salaris van dit Consulaat, bij uit-
zondering van alle andere, in het geheele Christenrijk ge-
vestigd, uit de kas van de Levant zoude moeten bekostigd
Worden, terwijl men slechts geringe of liever geene hulp
of nut, daarvan te wachten had, weigerden het verzoek en
trokken het Consulaat in de Kerkelijke Staten in.
Sedert dien tijd tot op dit oogenblik zijn geene bijzon-
dere overeenkomsten met de Staten van Italië, op het
stuk der Consuls gesloten; alleen in het tractaat, tusschen
Nederland en Sardinië, te Turyn 24 Januarij 1842 getrof-
fen, bevat art. 3 de bepaling, dat bij schipbreuk het ge-
redde of geborgene bij afwezigheid van den eigenaar, aan
den Consul moet worden overgegeven i). De toenemende
handel en het verlevendigd verkeer, hebben op onderschei-
dene plaatsen meerdere Consulaten langzamerhand doen
vestigen, welke gedeeltelijk door de vroeger vastgestelde
verordeningen, gedeeltelijk door de van ouds bestaande
gewoonten worden geregeld.
nederlandsch consulaat in spanje.
T
Had de handel der Nederlanders op Spanje en Portugal
gedurende den oorlog met philips II, bij oogluiking voort-
geduurd, na den dood van dien vorst in 1598, werd alle
verkeer door philips III, daarna wederzijds verboden; eerst
met het vredestractaat te Munster in 1648, kreeg de han-
del volkomene vrijheid en werden de betrekkingen der
beide natiën »in zaken van commercie,quot; naauwkeurig ge-
regeld ; ook het regt tot aanstelling van Consuls, werd
wederkeerig verleend 2).
lt;) Zie martens et de cusst, Recueil, etc. T. Vquot;, p. 168.
2) Tratado de Munster con los Paises Bajos, art. 16: »Los diehos
Sedert dien tijd zijn deze ambtenaren in de zeehavens
van geheel Spanje benoemd geworden, en bij tractaat van
17 December 1650 bevestigd. Niet immer echter, werd,
zelfs door onze Nederlandsche Consuls, wanneer hun eigen
belang in het spel was, het voorregt van nationale regt-
spraak, waarop hunne oorspronkelijke aanstelling vooral
gegrond is, gehandhaafd. Zoo had de Consul te Cadix in
1688 I), GILLES AMYA, in eene handelsquestie met eenige
Hollandsche kooplieden, de beslissing overgelaten aan den
Spaanschen regter, ten gevolge waarvan die handelaren, tot
200 ducaten boete ieder veroordeeld, en gevangen gezet
werden. Na gedaan beklag aan de Staten-Generaal, werd
bij de vroegere bepalingen gevoegd, »dat geen Neder-
landsch ingezeten, betreffende Consulaat- of handelsregten,
mögt gebragt worden voor de Spaansche overheid, hetzij
geestelijke, hetzij wereldlijke en de eventueel gewezen von-
nissen niet tegen hem uitvoerbaar waren.quot;
Eubditos y habitantes de las Provincias Unidas de los Paises Bajos,
Sozaran de todos y los mismos derechos, franquezas, inmunidades,
Privilegios y capitulaciones, asi en cuanto al establiciemiento de los
Consules en las ciudades capitales ó maritimos de Espana y otras par-
donde fuere menester, como en euanto â los mercaderes, factores,
maestros de navios, marineros u otros del mismo modo, que las dichas
•ciudades Anseaticas en general lt;5 en particular los han obtenido y
quot;sado por lo passado u obtevieren y usaren aqui en adelante para
ïa seguridad, beneficio y ventaja de Ia navigaeion y comercio de
ciudades, mercaderes, factores, encomenderos y otros dependientes
«Ie ellos.quot;
') Kesolutie van de Stat. Gen. Gr. Plac. Boek, D. IV, p. 1350.
-ocr page 114-Het besluit van 18 Mei 1693, over de opgebragte prij-
zen, was ook toepasselijk in Cadix en de andere Spaansche
zeehavens •).
Onder de regering van philips V, den eersten Koning
uit het Huis van Bourbon, werden de oude verbindtenis-
sen op nieuw bevestigd, ook die omtrent Consulaire agen-
ten, bij tractaat van 26 Junij 1714.
In art. 22 2), werd de wederkeerige vergunning tot het
aanstellen van Consuls herhaald, met bepaling, dat de reeds
gevestigde of nog te vestigen ten gerieve en ter bescher-
ming van hunne landgenooten: » jouiraient du même pouvoir
et de la même authorité dans l'exercice de leur charge,
comme aussi des mêmes exemptions et immunités, qu'aucun
autre Consul ait eu cy-devant ou pourrait avoir cy-après.quot;
In art. 29 werd bovendien het regt, om een »Eechter de-
legaatquot; te benoemen, hetwelk door kakel II toegestaan
was, erkend in die plaatsen, waar zoodanig een reeds be-
stond of andere Natiën dien later mogten bedingen.
De hefBng der Consulaat-gelden, was sedert eenigen tijd
zeer onregelmatig geweest; de Consul optenoorth in Ca-
dix, werd door de Staten, bij besluit van 18 Augustus
1721 3), gelast, in overeenstemming met het oude g®'
bruik, aan boord der schepen die gelden, benevens de N®quot;
gt;) Zie § 9.
2)nbsp;DBMONT, Corps Dipl. T. VIII, p. 1, p. 427
3)nbsp;Groot Plac. Boek, D. VI, p. 2S8.
-ocr page 115-tie-penningen in te vorderen, daarvan rekening en verant-
woording te doen, alsmede aan de schippers de gewone
percenten als premie uit te keeren. Elf jaar later en wel
24 Maart 1732 i), werd deze bepaling bij een nieuw
reglement eenigzins gewijzigd:
Reglement omtrent het Consulaet-regt in de
Spaensche Havens.
Art. 1. -O De Nederlantsche schippers sullen geene goede-
ren, aan wien deselve oock mogten geconsigneert koomen,
van boord moogen laten gaan, dan nadat de voorschreve
Consulaet- en Natiepenningen voldaan zyn.
Art. 2. De schippers sullen geobligeert zyn copiën van
hunne manifesten, op hunne aankomst over te geven aan
de respeetive Consuls van deezen Staat, op een boete van
f 600, en daarenboven responsabel zyn, voor alle de Con-
sulaet- en Natiepenrdngen, die deselve versuimt hebben,
vóór, of neevens de aflevering hunner ingelaaden goede-
ren te vorderen, om hetzy daar in Spagne, of op hare we-
derkomst in deese landen door de Collegiên ter Admiraliteit
Van hun gevordert te worden; sullende aan gemelde schip-
pers ten comptoire van de convoyen geene afreekeninge
gegeven worden, dan, mits toonende by acquit van de Con-
suls, dat se de behoorlyke Consulaet- en Natiepenningen
Groot Plac. Boek, D. VI, p. 290.
-ocr page 116-hehhen ingevordert en daar het behoort overgegeven sullen
hebben.
Art. 3. De Consulaetregten blyven ten voordeele der
respective Consuls; van de soogenaamde Natiepenningen
sal niet mogen worden gedisponeerd, als met consent van
de Consuls en de Gecommitteerden of andere van deese NaUe,
staande onder de gehoorzaamheid van Haar H. Mog.
Art. 4. De respective Consuls, die van haren ontvang-
sten en uitgaaven-tot nu toe niet verreeckent mogten hebben,
sullen ten spoedigsten hunne rekeningen oversenden aan den
Ambassadeur ter examinatie en ter opzending met zyne
remarques aan de Staten; en dat van gelyken gedaan sal
worden en verreekent van al hetgeen, na dato deses, wegens
Natiepenningen van jaar tot jaar, op soodanigen dag als
de Ambassadeur met de respective Consuls en Natie nader
sal convenieeren,quot;
Een afschrift dier verordening werd gezonden aan de
Consuls te Cadix, Seville, Alicante, Malaga en andere
plaatsen in Spanje, met uitdrukkelijk bevel tevens, zich
over quaestiën, uit dit reglement voortspruitende, niet meer,
gelijk de Vice-Consul boegees te Cadix, tot den Koning
van Spanje te wenden, maar tot den Nederlandschen Am-
bassadeur of de Staten-Generaal. Art. 2 is echter aldus i)
in 1734 aangevuld: »dat de schippers het origineel mani-
1) Groot Plac. Boek, D. VI, p. 1331.
-ocr page 117-lest moesten overleggen onder de verpligting nogthans van
den Consul,quot; dat hij zorg droeg, dat geene hoogere reg-
ten door de schippers wierden betaald, dan bij de vroegere
tarieven waren vastgesteld.
In dit zelfde jaar (23 Julij) beslisten de Staten i) de
quaestie, »in hoeverre een Consul in Spanje de Nederland-
sche taal, al dan niet behoorde te kennen.quot; Bij herhaling
was geklaagd, dat de Consul v. haalen te Alicante weinig
of geen dienst bewees, of kon bewijzen, daar hij het Ne-
derduitsch niet magtig was. In het besluit, waarin hem
behalve de mededeeling van hetgeen den Handel of den
Staten voordeelig koude zijn, de behulpzaamheid aan koop-
lieden en zeevarenden en het gebruik van een tolk bevo-
len was, werd gezegd:
»Dat het sekerlyck een defect is voor een Consul van
den Staat, dat hy de taaie van den Staat niet soude ver-
staan, maar dat hetselve defect (soo het anders waar is),
soo groot niet is in een land, waar het Consulaet niet seer
profytelyck is en weinig bekwame subjecten tot het Con-
sulaet gevonden worden, of hetselve defect kan altoos ge-
suppleert worden door de interventie van persoonen, de
taal verstaande.quot;
De last- en vracht-gelden waren in Spanje voortdurend
liet struikelblok; de Consul butlek te Gibraltar vorderde,
') Groot Plac. Boek, D. VI, p. 293.
-ocr page 118-niettegenstaande de op dat stuk aanwezige voorschriften,
welke echter niet zeer stellig waren, 12i van de vracht
der schepen. Op reclame der schippers werd hem de re-
stitutie bevolen, en ter voorkoming van verdere dusdanige
kwellingen een geheel nieuw reglement voor Spanje gear-
resteerd (19 Aug. 1737) 1).
Reglement voor de Consuls van de Nederlandsche Natie
te Cadix, Seville, St. Lucar, St. Marie, Mallaga
en verdere plaatsen in Spagne.
I.nbsp;» Van alle scheepen koomende met Hollandsche vlag-
gen in de havens van Cadix, St. Lucar, St. Maria en
Mallaga, om aldaar last te hreeken, of eenige goederen te
laaden, sal hy continuatie hetaald worden, voor Consulaat-
regt, vyf reäalen van agten, en van scheepen daar koomende,
en niet lossende, nog laadende, {de scheepen, welke aldaar
mogten koomen, alleen om waater te haaien, hieronder niet
begreepen wordende) twee en half reäalen als booven.
II.nbsp;Nog sal moeten worden hetaald van de bedongen
vragten der goederen, die te Cadix, Seville, St. Lucar en St.
Marie, sullen worden aangehragt en gelost, een en een half
reäal per ducaat vragt van de fyne goederen, en vier
reäalen de plata per last van d-e groove goederen, dog ^^
Mallaga alleen, een reaal de plata per ducaat vragt van de
1) Groot Plac. Boek, 1). VI, p. 29.
-ocr page 119-— lor-
gne goederen als booven ; en twee reäalen dito per last van
de groove waaren als booven ; voor grove waaren gereekent
wordende graanen, hout, yser, touwwerk, etc.
III.nbsp;Van de voor sehr eeve Consulaatregten sullen de Con-
suls genieten de bovengemelde vyf reäalen of stukken van agten
per schip, en van scheepen, die niet lossen, nog laaden de helft.
IV.nbsp;Dog van de vragten Articul II, hierbooven gemeld,
sal by den schipper voor afgenoomen worden ses percent van
het volle beloop en het overige genooten worden voor de helft
by den Consul, en de weederhelft geaffecteert blyven ten
beste van de Natie.
V.nbsp;De penningen die als boven ten beste van de Natie
geaffecteert sullen blyven, sullen voortaan geadministreert
worden door den Consul en twee persoonen van de Natie,
daartoe jaarlyks te kiesen.
VI.nbsp;Uit deselve Natiepenningen sullen voortaan betaald
worden, alle presenten, die gedaan sullen moeten worden,
aan de Gouverneurs en andere Ministers, of ook tot be-
soüiciteering van voorvallende saaken, aan het Bof te
Madrid, tot arme slaaven, of passeerende bootsgesellen, en
arme weduwen en weesen van Holland aldaar.
VII.nbsp;Van de voorschreevejaarlyksche ontfang en uitgaaf,
sal ieder jaar de reekening moeten worden gesonden aan
den Ambassadeur van deesen Staat te Madrid, om door de-
selven geëxamineert, en met syn remarques aan haar Hoog.
Mog. overgesonden te worden.
VIII.nbsp;Booven de voorgemelde vgf reäalen, en twee en een
half reäalen respective per schip, en hooven het geene als voo-
ren van de vragten moet worden betaald, sullen de schippers
met geen andere posten moogen worden heswaart, als die
relatie hebben tot de scheepen selfs, en sullen voortaan be-
vrgd blyven van de posten voor arme bootsgesellen, extra
onkosten te Madrid, licentie van den Gouverneur, sullende
alle deselve betaald moeten werden uit de Natiepenningen.
IX.nbsp;Om voor te koomen alle fraudes in het qualyk op-
geeven van de vragten, sullen de schippers gehouden zyn
op hun arrivement, alvoorens te lossen, aan de Consuls van
deesen Staat over te geeven een opregt en origineel mani-
fest van hunne laading en bedonge vragtpenningen, en de-
selve in cas van suspicie met eede moeten sterken, op een
boete van' ses honderd guldens voor den armen te verben-
ren by de schippers, die weigeren hetselve manifest over
te geeven, of ook eenige goederen of vragten versweegen of
qualyk aangegeeven sullen hebben.
X.nbsp;Indien eenige scheepen voor meesters reekeningen ge-
laaden, en eenige goederen, of franco vragt, of beneeden
de ordinaris emirs, by collusie ingenoomen mogten zyn,
sullen de vragten, op het arrivement van die scheepen, na
het ordinaris gebruik, gereguleert en de Consulaatregten
daarna gereekent worden, op het seggen en arbitrage van
den Consul en twee neutraale ongeïnteresseerde koopluiden.
XI.nbsp;De schippers sullen responsabel zyn voor de Con-
-ocr page 121-sulaatregten of Natiepenningen, die van het schip en goe-
deren betaald moeten worden, behoudens aan deselve schip-
pers hun regres ten laste van de bevragters of aflaaders
van de goederen, en gereserveert aan deselve schippers soo-
danige precautiên, als ieder gelieven sal goed te vinden.
XII.nbsp;Van de betaaling der Consulaaten sullen de Con-
suls gehouden zyn aan de schippers behoorlyhe quitantie te
besorgen, om op Kunne wederkomste ten comptoire van de
convoyen vertoont te worden, sullende by gebreeke van dat
bewys aan de schippers hunne afreekeninge ten comptoire
van de convoyen geweigert worden.
XIII.nbsp;Den Consul tot Gibraltar sal by continuatie ge-
nieten vyf reäalen of stukken van agten per schip, dat al-
daar lossen of laaden sal, of aldaar aanloopende, en niet
laadende of lossende, twee en een half reäalen per schip,
dog van de goederen of vragien niets altoos, des sal hy
eenige penningen verschietende aan Hollandsche arme boots-
gesellen, slaaven, etc. sig daarover addresseeren können
aan den Consul en Natie te Cadix, welke gehouden sullen
i^yn denselven daarvan te dedommageeren, ten zy reedenen
'*»aaren ter contrarie.
XIV.nbsp;Ten reguarde van de Consuls te Alicanten, Bar-
'^elona ende Corunna, of waar eenige Consuls meer onder
gebied van Spagne sig bevinden sullen, word gepersis-
teert by haar Hoog. Mog. resolutie of reglement van 24
•^^ly 1658, en sullen de Consuls sig daarmede te vreede
\
moeten houden, sonder iets te genieten van de vragten, hetzy
voor Natiepenningen of andersints,
In gevolge het vroeger vermeld besluit van 1734, ver
zocht de Consul fekband, aan »een' zekeren leeïians,
eenigen tytel of authoriteyt, al ware het maar van
man toe te kennen, in aanmerking van de diensten
welke hij aan de Hollandsche schippers te Salo, een ha
ven van Catalonië, bewees. De Staten weigerden zulks
op grond: 1°. dat de Koning van Spanje te Salo geen'
Vice-Consul wilde toelaten en men om moeijelijkheden te
mijden, niemand meer, onder welken titel ook, moest aan-
stellen : 2°. dat »de commissie als taalman in staatsdienst
onbekend aldaar was en de Consul bovendien verpligt zoU
zyn een dusdanig iemand te onderhouden, als zynde Salo
de algemeene ladingsplaats van Barcelona, waar de Con-
sulaatregten betaald werden.quot; Daarentegen het Consulaat
in Gahcië open gevallen zijnde, en de Fransche Consul
menige dienst aan de Nederlanders bewezen hebbende,
besloten de Staten hem de bescherming der Nederlandsche
Natie, met toestemming van de Fransche regering, op te
dragen en zonden hem zijne acte van commissie aldus ver-
vat den 4 Maart 1743 i).
»De Staten-Generaal der Vereenighde Nederlanden gei^quot;
»formeert synde van de goede quahteyten, vigilantie enge
1) Groot Plac. Boek, D. VII, p. 537.
-ocr page 123-quot; trouwigheid van loüis marie de lastke des heuues. Consul
»van de Fransche Natie in de Corunna, hebben densel-
»ven gecommitteert en ghequalificeert, committeeren ende
»qualificeeren hem mits desen, om de sacken van deese
ȧepublicq, in het Eijck van Galicien, waer te nemen en
»de schippers van de Nederlantsche Natie by te staan in
»saeken van de Commercie en wat sy verders noodig moch-
»ten hebben; authoriseeren den gemeiden de lastre om
»van deselve schippers te moogen vorderen en ontfangen
»soodanige rechten als, volgens Reglement van 24 Julij
»1658, moogen gevordert worden, met bevel aan alle schip-
»pers daaraan te gehoorsamen.quot;
Wij zeiden hiervoren, dat de Consulaat-gelden in Spanje
meermalen stof tot geschil hadden gegeven. De Consul
coBNELio te Malaga beklaagde zich i), dat men wei-
gerde hem die regten, volgens het Reglement van 1658,
te voldoen. Na ingesteld onderzoek beslisten de Staten ,
hem ongelijk gevende, dat hoewel zijne vordering inge-
volge dat Reglement gegrond was, die wet echter niet
Verbindend moest worden geacht, daar het hier extraor-
•iinaire uitgaven betrof, welke door de kooplieden moesten
begroot en niet arbitrair door hem bepaald konden worden.
In het volgend jaar Averd na zijnen dood, een genaturali-
seerd Nederlander, jan willem nagel, tot Consul aangesteld.
') Zie Resolutie van 2 Nov. 1743, Groot Plac. Boele, D. Vil, p. 539.
-ocr page 124-daar de Koning van Spanje geene voorloopige waarneming
van Consulaten toeliet, dan door personen, welke hij zelf
benoemde. Om dezelfde oorzaak werd caspek veknet tot
Consul van Valencia en Murcia, onder voorwaarde van
»naturalisatie, prestatie van den eed, en residentie teAh-
»cante, aangesteld.quot; Het gemis van zoodanige naturali-
satie was zeer dikwijls de aanleiding tot moeijelijkheden
bij de toelating van Consuls in Spanje. In 1746 weigerde
de Koning de toelating van roguin i)- Consul te Barce-
lona, onder voorwendsel, dat hij geen onderdaan van de
Staten was. Deze handelwijze, volkomen in strijd met art-
22 en 23 van het tractaat in 1740 gesloten, gaf grond
tot reclame bij de Spaansche Eegering; men drong op toe-
lating aan, welke de koning alleen kon weigeren aan zijne
eigene onderdanen, geenszins aan andere, welke eenige re-
gering met eene of andere waardigheid, ambt of bediening
(qualiteit) wilde vereeren. In casu waren juist reeds brie-
ven van naturalisatie verleend , zoodat ten laatste aan het
vertoog gehoor werd gegeven.
Gedurende de waarneming van het Consulaat te Alicante
•(caspar vernet), warcn aanhoudende oneenigheden met de
• schippers over de betaling der regten gerezen, daar zij
beklaagden geene hulp bij de vice-Consuls , in Valentia en
•m
Murcia te vinden, doordien deze geen Hollandsch kenden-
1) Zie Eesolutie van bet jaar 1740.
-ocr page 125-Bij de benoeming ') van den Consul welthek, genatura-
liseerd Nederlander , werden derhalve, bij de verpligting
om zich stipt te gedragen naar het reglement van 24 Julij
1658, bevestigd bij art. 14 van het besluit in dato 19
Augustus 1737, deze bepalingen gevoegd, ten einde der-
gelijke geschillen voor het vervolg af te snijden.
I.nbsp;»De Consul zal voortaan zigh te vreden moeten hou-
den, met te genieten voor Consulaetrecht van yeder schip Vyf
stucken van aghten nieuwe munt, in plaatse van oude munt.
II.nbsp;De schippers sullen wanneer sy koomen ter plaetse
van de residentie van hem Consul, aan hem moeten betae-
len het voorsz. volle Consulaetrecht van vyf stucken van
aghten nieuwe munt, dogh de gemelde schippers, invallende
in de havens van andere plaetsen onder het ressort van
deszelfs Consul gelegen, sullen niet ghehouden syn aan hem
Consul meer te voldoen, als de helft van het gemelde Con-
sulaetrecht en wanneer de schippers alleen koomen in te
vallen om water te halen, deselve geen het minste Consu-
laetrecht sullen verschuldigd syn.
III.nbsp;Dat hy Consul, by het aanstellen van vice-Consuls,
sooveel doenlyck sal in agt nemen, dat hy daertoe verkiest
eu employeert soodanige persoonen, dewelcke ten min-
sten een weinigh Hollands verstaen en in staat syn om
niet de schippers, die hunne assistencie of goede officiën
') Zie Resolutie ter Gen. van 8 Julij 1756.
-N
sullen versoecken te kunnen spreecken, en deselve teregt
te helpen.quot;
Tn November 1758 werd hem vergund, het Deensch
Consulaat waar te nemen, onder belofte dat hij »geenebe-
velen zoude gehoorzamen of ten uitvoer brengen, ^^Ike
of den belangen der Nederlandsche kooplieden, of wel den
Staat konden nadeelig zyn i).quot;
Vele schippers zochten de betaling te ontduiken der ge-
ringe lastgelden, verschuldigd wegens schepen van Neder-
landsche havens naar Cadix en St. Lucar bestemd; zij gaven
voor, naar plaatsen buiten de Middelandsche Zee te varen.
Ter wering van dit misbruik bepaalden de Staten, »dat
elk Nederlandsch schip, van waar ook komende, deze regten
voldoen moest. (Eesolutie van 9 February 1759).quot;
Eenige jaren later, den 1 Eebruarij 1765, vaardigde
KAïiEL III, Koning van Spanje, een decreet over de ver-
eischten der vreemde Consuls in zijn Rijk residerende, uit,
bij hetwelk de vormen van hunne aanstelling, toelating ende
uitoefening van hunne betrekking werden geregeld, zooverre
die landen betrof, waarmede geen bijzondere overeenkomsten
aangaande de Consuls tot daartoe waren gesloten 2). Deze wet
noemt Consuls »meros agentes de su nacion,quot; welke hunne
toelating van den Koning moeten vragen bij request en
») Zie Resolutie der Gen. van 1758.nbsp;. ^^^
ï) Zie novisima Recopilacion La Ley 6» lib. 6° titulo H '»j quot;
quelme, A. AV. T. II, p. 369.
die geene andere voordeelen genieten, dan andere doortrek-
kende vreemdelingen. Hunne woningen zijn geene vrij-
plaatsen'en zij mogen geene wapenborden voeren ; het stond
slechts vrij door een zigtbaar teek en aan te duiden, dat het
Consulaat daar gevestigd was. Zij mogten geene regtspraak
uitoefenen, alleen als arbiters handelen »componer extraju-
dicial y amigablemente sus diferencias.quot; De Consul moet
een onderdaan zijn van, of genaturaliseerd door het Gou-
vernement dat hem aanstelde : de vice-Consuls konden uit-
heemschen, ook Spanjaarden zijn. Zij mogten niemand be-
noemen om hen te vervangen en hadden aanspraak op den
bijstand van de plaatselijke overheid, ter onbelemmerde uit-
oefening van hunne betrekking, na verkregen exequatur of
acte van admissie.
Ten gevolge dezer wet l) liet de Kapitein-Generaal van
Madrid, den Nederlandsche Consuls te Malaga aanzeggen,
dat zij hunne vice-Consuls door den Koning moesten doen
erkennen. De Consuls verzetten zich er tegen en ontvingen
huisarrest. De Staten-Generaal gaven hun regt, als zijnde
deze wet en de daaruit voortgevloeide handelingen in strijd
met art. 22 van het tractaat, in 1714 gesloten. Zij protes-
teerden tegen dezelve met gunstigen uitslag. In het vol-
gende jaar, 17 Maart 1766, werd 2) eenige uitbreiding
') Groot Plac. Boek, D. IX, p. 151.
Groot Plac. Boek, D. IX, p. 152.
gegeven aan de Consulaire functiën te Cadix, Puerto de
Santa Maria, Puerto Eeal en Xeres, hetgeen weldra de
overige Consuls zich feitelijk mede toeëigenden, te weten
de bevoegdheid tot het opmaken van zeeprotesten, certi-
ficaten en alle andere acten, welke »dezelfde kracht zou-
den hebben, als waren zij voor een notaris en getuigen, of
voor de regtbank hier te lande gepasseerd; onder de ver-
pligting nogthans tot het houden van een protocol, of re-
pertorium dezer opgemaakte autenthieke stukken.quot;
In de bekende, weinige jaren daarna door Spanje met
de Pransche regering, aangegane overeenkomst werd eene
aanmerkelijke uitbreiding aan het Consulaat gegeven (13
Maart 1769 i)); welke bepalingen de Nederlandsche Con-
suls, uit kracht der clausule »que la nation Néerlandaise
serait traitee comme la plus favorisée,quot; in het vroeger met
Spanje gesloten tractaat voorkomende, ook voor zich toepas-
selijk hebben geacht. Sedert zijn de banden van gemeen-
schappelijk handelsbelang naauwer toegehaald in het hier-
boven vermeld tractaat van defensive alliantie tegen de
Barbarijsche Mogendheden, door Nederland en Spanje den
10 Augustus 1816 gesloten 2).
1) Zie Recueil, etc., de hartehs et de ccssy, T. I, p. 80. Con-
vention entre l'Espagne et la France , pour régler les fonctions des
Consuls dans leurs ports et domaines respectifs, signée an Pardo le
13 Mars 1769.
i) Zie § 5.
Eene koninklijk Spaansche Ordonnantie van 8 Mei 1827,
omtrent de bevoegdheid van de vreemde Consuls en vice-
Consuls, uitgelokt door de menigvuldige klagten, dat men
deze in de uitoefening van hunne functiën had belemmerd,
bepaalde i):
Art. 1. Geen vreemde Consul of vice-Consul mag, in
de plaats van zijn verblijf, eenige daad van jurisdictie ver-
rigten, door welke op het bijzonder regt der plaatselijke
overheid inbreuk zou worden gemaakt.
Art. 2. De Consuls of vice-Consuls mogen niet ver-
hinderd worden in het opmaken van avary-protesten, of in
andere buitengeregtelijke handelingen tusschen, of ten be-
hoeve van hunne landgenooten.
Art. S. In twistgedingen, of in alle andere omstandighe-
den , waar de sterke hand der plaatselijke overheid noodig
is, gelijk mede waar geregtelijke formaliteiten te ver-
vullen zijn, worden de Consuls en vice-Consuls slechts be-
schouwd, als eenvoudige gemagtigden der onderdanen van
de natie, tot welke zij behooren.
Art. 4. De plaatselijke overheid is zooveel mogelijk en
ter vermijding van alle schadehjk oponthoud, gehouden tot
eeue summiere behandehng van twistgedingen tusschen on-
derdanen van eene vreemde natie.
') Zie Appendice al derecho internacional de Espana por Don
•^^T. riquelme, Tom. 11, 1849 , p. 371.
Art. 5. Stipte nakoming der bestaande tractaten.
Art. 6. De jurisdictie moet geschieden, naar luid der
Ley 6' del tit. 11° libquot; 6 de la Nov. Eecopilacion.
Art. 7. Het karakter en aanzien der Consuls en vice-
Consuls blijven verzekerd, als bij genoemde wet is bepaald.
Voorts, 6 Junij 1845, zijn, door het tractaat tusschen
Spanje en Portugal i), weder eenige veranderingen ge-
bragt in de bestaande Consulaire verordeningen, welke
mede tot die Mogendheden worden uitgestrekt, die in de
betrekking van mtion la plus amie tot een dezer beide
landen staan.
De regten en vrijdommen der Consuls in Spanje, welke
niet in de aangehaalde wet of tractaten voorkomen, rusten op
het gemeen gebruik der overige volken; gelijk duidelijk
als beginsel is aangenomen in eene ministeriëele circulaire
van 17 Julij 1847 2), in welke, namens de Spaansche Re-
gering, gezegd wordt: »dat de Koningin in aanmerking
nemende de bovenmatige (exagerada) onderscheiding, die
den verschillende Consuls te beurt valt en de noodzakelijk-
heid ter voorkoming van miskenning der bestaande ver-
ordeningen, wil, dat niet uit het oog worde verloren:
1°. Dat de vreemde Consuls in Spanje enkel zijn agen-
tes commerciales van hunne landgenooten en slechts in die
L
1)nbsp;Zie dit Tractaat bij biquelme, Tom. I, p. 502—509.
2)nbsp;Zie bij eiqdelmb, A. W. p. 576 sq.
-ocr page 131-hoedanigheid, eene officiele betrekking met de overheid van
hun ressort mogen onderhouden.
2°, Dat het volle genot der privilegiën, bedoeld bij het
Koninklijk Besluit van 1 Eebruarij 1765 en de latere on-
derscheidingen bij verschillende tractaten toegekend, alleen
slaan op die Consuls, welke onderdanen zijn van de re-
gering, die hen benoemd heeft en wanneer zij leven van
inkomsten onafhankelijk van den Staat, waarin zij gevestigd
zijn. Bijaldien zij handel drijven, of eenig beroep uit-
oefenen, zijn zij aan dezelfde bepalingen en verpligtingen
onderworpen, als de overige vreemde onderdanen in der-
gelijk geval.
3°. Dat de voordeelen, toegekend aan vreemde Consuls,
dezelfde blijven voor Spaansche onderdanen, aan welke de
Koningin de waarneming van vreemde Consulaten mogt
toestaan, in alles wat de waarneming van deze betreft;
terwijl zij voor het overige, geheel, zoowel in burgerlijke
als in strafzaken, aan den gewonen regter en aan de
Rijks en Stedelijke lasten, van welken aard ook, onder-
worpen bleven.
Vestigen wij nu nog een' blik op de Consuls van vreem-
de Mogendheden in de Spaansche overzeesche bezittingen.
De vestiging van deze Consulaire agenten, was een na-
tuurlijk gevolg van de vrijheid tot handelen op de kolo-
niën, krachtens het decreet van 9 Februarij 1824. Eerst
werden slechts inspecteurs van den handel toegelaten, maar
door de pogingen van het Fransche kabinet, werd deze on-
gewone naam, in dien van Consuls veranderd, onder de be-
paling nogtans, dat zij blijven zouden, meros agentes de
eomercio; in welken geest de instructiën aan de Gouver-
neurs gegeven werden, in dato 7 April 1829. De bui-
tenlandsche regeringen hebben niets onbeproefd gelaten,
om aan hunne Consuls dat gezag en die bevoegdheid te ver-
zekeren, welke zij in Europa genieten. Dan de Spaansche
regering houdt vol, dat die Consuls, ingevolge eene bij-
zondere wet toegelaten, en aan bijzondere voorschriften ge-
bonden, niet door algemeene wetten worden geregeerd.
In de wet van 24 Maart 1829 komt eene clausule voor i),
welke in het exequatur, aan de Consuls te verleenen, wordt
ingelascht, en waarbij den Gouverneur-Generaal de magt
wordt toegekend, om den Consul, die reden mogt geven
tot onrust, door verdachte betrekkingen van staatkundigen
aard te onderhouden of door geheime bijeenkomsten, door
welke ongehoorzaamheid aan de bevelen der Koningin kon
worden teweeggebragt of bevorderd, te schorsen en des
1) eiquelme, A. W. p. 521, T. I, »que si el Consul promuevo
inquietudes, sostiene relaciones sospechosas de politica, fomenta lt;5 tiene
en su casa sociedad alguna secreta, ó de cnalquier otro modo es
fautor, agente 6 promovedor de trastornos, deslealtad 6 desobediencia
é S. M. en el mismo hecho y a su discrecion podra el Capitan Ge-
neral, sin neoesidad de formar causa, suspenderie y aun hacerle salir
sin que se entiendan por eso ofendidos los respetos debidos a Ia na-
cion que le nombra.quot;
noods te verwijderen. Op eenige plaatsen trouwens, aange-
wezen bij circulaire den 16 October 1845 aan het corps
diplomatique gerigt, was de vestiging van Consuls bij uit-
sluiting toegelaten: op het eiland Cuba, te Havana i), Ma-
tanzas, Santiago de Cuba y Trinidad ; voorts te Puerto
Eico en in de Philippynsche eilanden alleen in de hoofd-
plaatsen, onder voorbehoud, dat, indien in andere havens
handelsagenten noodig waren, de Consuls vice-Consuls
zouden mogen benoemen, welker benoeming naar gewoonte,
nogtans de magtiging van den Kapitein-Generaal of Gou-
verneur behoeft. Er werd echter uitdrukkelijk bijgevoegd,
dat deze verordening geene terugwerkende kracht zoude
hebben.
k.
1) Zie het berigt van de formaliteiten omtrent de tijdelijk verblijf-
houdenden in de Havana, door het bestuur van het eiland Cuba aan
den Nederlandsehen Consul, 14 Jannarij 1851 , medegedeeld, in het
Handelsblad van 27 Februarij daaraanvolgende.
d. câRLOS III en el pardo por decreto de
1quot;. de febrero de 1765.
Reglamento sobre requisitos para el establecimiento
de Consules y vice-Consules, exenciones
y usa de sus facultades.
Habiendo ocurrido varias dudas acerca de los requisitos, qae
han de tener los Consules y vice-Cônsules de las potenclas ex-
tranjeras para servir estos oficios en las plazas y puertos de
mis dominios , donde los haya habido anteriormente con real
cédula de aprobacion, como asimismo las exenciones y privilé-
gies que les estan concedidos , he tenido a bien aprobar el re-
glamento que sobre este asunto me ha propuesto la junta de
comercio y dependencias de extranjeros eu Consulta de 30 de Julio
de 1763, cuyos puntos son los siguientes : que los Consules,
para impetrar mi real aprobacion, hayan de presentar la patente
original, con su traduccion auténtica en espanol, y con estos
documentos el memorial en que lo soliciten : que hayan de jus-
tificar ser vasallos nativos del Principe d Estado que los nom-
bre, sin que les aproveche tener carta 6 privilégié de connatu-
ralizacion en sus dominios , y no estar domiciliado en ninguno
de los de Espaiïa ; que lo mismo hayan de practicar y justificar
los vice-Cdnsules, excepto la que se manda hacer a los Consules,
de ser vasallos nativos del Principe 6 Estado â quien hayan
de servir, por estarles dispensada esta cualidad : que asî los
Consules como los vice-Cdnsules hayan indispensablemente de
impretar la real aprobacion , sin cuyo requisito no podrân ser
admitidos al uso de sus empleos ; que donde haya necesidad de
estableoerse Consules ô vice-Cônsules, por haberse aumentado el
comercio de la nacion que los nombre, puedan hacer recurso a
mi real persona, para que enterado de Ia necesidad pueda acor-
darles esta gracia si tuviese ä bien dispensar el que no los haya
habido por lo pasado; que por razon de Cdnsules no tengan
otra graduacion que la de unos meros agentes de su nacion,
pues lo son propiamente, y por tanto gozan el fuero militar,
como los demds extranjeros tr anseuntes: que se entienda lini-
camente estar exentos de alojamientos y todas cargas concejiles
y personales ; pero que al mismo tiempo si los Cdnsules ó vice-
Consules comerciaren por mayor ó manor, sean tratados como
cualquiera otro individuo extranjero que haya igual comercio ,
que sus casas no gocen de inmunidad alguna , ni puedan tenir
en parte publica la insignia de las armas del Principe ó Estado
que los nombre ; y que solo puedan en sus torres ó azoteas ,
Ó en otros parages de sus casas, poner seiïal que manifeste é
los de SU nacion , cual es la casa de su Consul; que no puedan
ejercer jurisdiccion alguna, aunque sea entre vasallos de su
propio Soberano, sino componer extrajudicial y amigablemente
sus diferencias; si bien las justicias del reino deberän darles el
auxilio que necesiten, para que tengan efecto sus arbitrarias y
extrajudiciales providencias , distinguiendolos y atendiéndolos en
sus reguläres recursos ; y ültimamente que en las vacantes de
Cdnsules ó vice-Cdnsules , d donde no los haya, no se permita
cobrar derechos algunos de Consulado ; declarando, para quitar
dudas, no ser facultativo ä los Cdnsules nombrar otros apode-
rados que los que necesiten para sus negocios personales y do-
mésticos, pues los pertenecientes ä sus Consulados d vice-Con-
sulados, que pueden poner con mi real aprobacion donde les
convenga (teniendo facultad para ello), los deben practicar por
si mismos, y no por otra persona.
Real órden de 8 de Mayo de 1827, sénalando las facul-
tades que pertenecen, y las que no, d los Gonsules
y vice-Cónsides extranjeros.
El Rey nuestro Senor ha llegado é. entender que algunas
autoridades de los puertos de mar de sus dominios, donde re-
siden Consules ó vice-Cónsules de paises extranjeros, no te-
niendo presente lo que dispone la ley 6quot;, tit. 11, libro 6°. de
la Kovisima Kecopilacion, han permitido que estos funcionarios
ejerzan con subditos de sus respectivas naciones algunos actos
de jurisdiccion, que de ningun modo les competen; y que olvi-
dando en otras ocasiones que la misma ley y la real orden de 7 de
Pebrero de 1757 (1765?) designan circunstancialmente el cardc-
ter y representacion de los Consules y vice-Cónsules extranjeros,
han impedido a estos el deaempeiïo de algunas de sus peouliares
atribuciones; siguiéndose en unos y en otros casos reclamaciones
é incidencias muy desagradables a S. M., que al paso que quiere
conservar ilesa la diguidad de su corona, y en toda sa integri-
dad el derecho de imperio, dominio y potestad suprema que le
corresponde, como un atributo indesmembrable de la soberania,
no puede tolerar que los funcionarios de otros Estados que re-
sidan en sus reinos, sean interrumpidos en aquellas facultades
que les conceden el derecho de gentes y los particulares trata-
dos que estan en vigor entre S. M. y los respectivos Monarcas,
los euales procura cumplir con entera religiosidad; y deseando
S. M. conciliar ambos extremes, ha tenido d. bien declarar qquot;®
en este particular se observe lo siguiente:
Articulo 1». Ningun Consul ó vice-Consul extranjero podri
ejercer, en el puerto de Espana donde resida, acto alguno de
jurisdiccion, respecto amp; que este derecho es privativo de las
autoridades locales, de las que reclamardn, si fuere preciso, la
proteccion que les deben dar con arreglo a las leyes.
Art. 2°. Ningun Consul ó vice-Cdnsul serd interrumpido por
las autoridades locales en recibir y legalizar protestas de ave-
rias, ni en otras funciones extrajudiciales anejas d, su empleo
que desempehen con subditos de su nacion.
Art. 3°. En los asuntos contenciosos y en todos los demas
que tengan que impartir el poder coercitivo de las autoridades
locales, Ó en que hayan de emplearse algunas solemnidades
judiciales, la representacion de los Consules y vice-Consules
extranjeroa estara reducida a la de simples agentes de los sub-
ditos de sns respectivas naciones.
Art. 4°. Las autoridades locales abreviar^,n, en cuanto sea
compatible con la recta administracion de justicia, los tramites
judiciales y la conclusion de los litigios ó conftroversias que se
susciten entre subditos de otras naciones, afin de que se les
evlten los perjuicios que las detenciones puedan causarles.
Art. 5°. Se observaran puntualisimamente por las mismas au-
toridades los tratados y convenciones vigentes entre Espana y
las demas naciones, en las demandas y derechos que se dedu-
zean por parte de cualesquiera subditos extranjeros.
Art. C°. La privativa jurisdiccion que en estos casos ejerceran
las autoridades locales, serd, exactamente arreglado a lo dispuesto
en la ley 6° del. tit. 11, lib. 6°. de la Novisima Kecopilacion.
Art. 7°. Los Consules y vice-C(5nsules extranjeros gozaran en
Espana el cardcter y consideracion publica que les designa la
misma ley.
L
Art. 8°. Incurrirâ en el real desagrado de S. M. cualqiiiera
autoridad que por su omîsion Ó negligencia dé lugar â que
se introduzca el mas minino abuso, y a tolerando â los Con-
sules Ó vice-Consules la latitad que no tengan en sus funeiones
privativas, Ó y a despojando â sus juzgados de las que les cor-
responden, con menoseabo del supremo imperio del Rey nuestro
Senor, y de la jurisdiccion delegada que ha dignado eoncederles.
De real órden, etc. Madrid 8 de Mayo de 1827. Luis Lopez
Balles tero s.
Jleai órden de 17 de Julio de 1847, especificando la
verdadera condicion de los Consules extranjeros.
Habiendo llegado à conocimiento de la Reina nuestra Senora,
que algunaa autoridades de sus dominios dispensan una exage-
rada distincion â los Consules extranjeros residentes enlosmis-
mos ; al paso que a otras ocurren frecuentes dudas y embara-
zos, cuando tieAen que resolver sobre los hechos y cuestiones
que se rozan con el carâcter y prerogativas de dichos agentes;
de lo cual se originan repetidas y pesadas consultas 6 desacer-
tadas disposiciones: y penetrada S. M. de la necesidad de fijar
de una manera clara y terminante algunas réglas que descan-
sando en la legislacion vigente, eviten con razon y conjusticia
esa serie de abusos y defectos tan contraries al órden légal del
Estado : ha tenido â bien determinar las siguientes.
Que privados en Espana los Cdnsules extranjeros de toda
representaoion diplomâtica, son considerados por nuestras leyes
como simples agentes comerciales de su nacion ; y solo en este
sentido tienen derecho à mantener relaciones oficiales con las
autoridades de S. M. en sus respectives distritos.
2^ Que el completo goce del fueros y privllegios acordados
en la real ee'dula de 1°. de Febrero de 1765 y de las distin-
ciones capituladas posteriormente en los tratados con las poten-
cias extranjeras, solo tiene lugar cuando los Consules son sub-
dltos del Estado que los nombra , y cuando e'ste los sostiene
con medios independientes del pais en que residen; porque si
ejercen el comercio ü otra clase de profesion Ó industria, est-
an sujetos respecto d aquel ó ä estas amp; las mis mas cargas y
obligaciones que los demäs sübditos extranjeros que se hallan
en igual caso.
3quot;. Que Los sübditos espaSoles ä quienes S. M. permite ejer-
cer las funciones de Consules y vice-Concules de otras.naciones,
hallense Ó no dedicados al comercio ó d otra profecion Ó in
dustria , solo se les conceden las ventajas que ä los demas de
SU clase cuando son extranjeros, en los casos y eosas pertene-
cientes al desempeno de sus empleos, y ä los negocios en que
intervenieren por razon de ellos, quedando en todos los demäs
suyos propios, asi civiles como criminales, sujetos ä la jurisdic-
cion ordinaria y ä las cargas publicas nacionales y municipales,
como cualquiera otro vecino del pueblo en que residieren, sin
distincion alguna, segun asf se expresa en los Kegium Exequa-
tur que se les expide.
Al adoptar S. M. esta determinacion, se ha servido disponer
se prevenga ä V. como de su órden lo ejecuto, la mas puntual
y rigirosa observancia de lo que en ella se prescribe, en todos
los casos y circunstancias que tenga lugar su aplicacion.
Dies guarde ä V. muchos anos. Madrid 17 de Julio de 1847.
-ocr page 140-— 128 —
§ 11.
nederlandsch consulaat in portugal.
Reeds in 1390 en 1412 zijn onderscheidene handels-
overeenkomsten tusschen de Nederlandsche gewesten en
Portugal gesloten. Gedurende den oorlog der Vereenigde
Provinciën met Spanje, hetwelk ook Portugal veroverd
had en tot het midden der XVII' eeuw beheerschte, kwijnde
echter de handel op die streken i) en vinden wij in dat
tijdvak van geene eigenlijke Consuls gewag gemaakt ; doch
bij het herstel van 's lands onafhankelijkheid , treffen wij
reeds dadelijk, in het tractaat van 1641 12/22 Junij 2)
met johan IV van Braganza, Koning van Portugal, geslo-
ten, de instelling van Consuls wederzijds erkend, aan; een
verdrag ook nog in vele andere opzigten merkwaardig. Bij
art. 34 3), was bepaald, dat de Staten-Generaal in alle havens
1)nbsp;van zueok, in voce Portugezen, »De Portugcsen liebben voor
meer als twee honderd jaren, onder veele privilegies en Sauvegar-
des, in dese landen getrafiqueert, en syn die geconfirmeert, so als zy
die te Antwerpen hadden. Res. van Holland 19 Jul. 158J , 12 Oct,
1584, 2 Oct. 1600 en 1602 en ter Gen. 18 Febr. en 12 Sept. 1603,
n. pp.
2)nbsp;KLDIT, hist. fedd. Reig, p. 290.
3)nbsp;Liberum et permissum esto Dominis Ordinibus Generalibus Uni-
tarum Provintiarum in omnibus portnbus Regni Lusitaniae, insularnm
aut aliarum plagarum ad idem pertinentibns et spectantibus, sitis in
Europa, committere et authoritate débita munire procuratores publicos
(vulgo Consules nnncupatos), qui curam habebunt suorum subditorum
et incolarum frequentantium praedictos portus. Et vice versa idem
Regi Lusitaneorum permissum esto in portubus harum provintiarum.
van Portugal, in de eilanden of andere bezittingen daartoe
behoorende, gelegen in Europa, Consuls mogten aanstellen
van genoegzame volmagt voorzien, om, voor hunne onderda-
nen en burgers, welke de voornoemde plaatsen bezochten,
te zorgen. Dit verdrag werd in 1645 (den 37 Maart) op
nieuw bevestigd. Maar vooral in 1661 werd de instelling
der Consulaire agenten uitgebreid en op ruimere grondsla-
gen gevestigd, bij de overeenkomst, 6/16 Augustus van
dat jaar met Koning alphonsus vi gesloten.
De Consuls of voorspraken, welke ten behoeve der op
Portugal handelende Nederlanders, of aldaar wonende, door
de Staten werden aangesteld, behoefden niet meer, 200 als
vroeger, de Eoomsche Godsdienst te belijden en zouden ge-
lijk staan met die der meest bevoorregte Natie. Tot de
beslechting der geschillen zoude een Jus Conservador of
Eechter-Delegaat worden benoemd, welke alsmede bij over-
lijden van eenen Nederlander en met toestemming van den
Consul, met bijstand van twee door dezen gekozen kooplie-
den en na gestelde zekerheid den boedel mogt vereffenen.
In strafzaken echter was dien Juge de regtspraak niet toe-
gekend, maar aan den Alca^e of plaatselijke overheid op-
gedragen. De Consul koos met die plaatselijke overheid
scheidsmannen bij geschillen gerezen tusschen Nederlanders
en de beambten der in- en uitgaande regten.
Sedert rigtten de kooplieden in Portugal eene gemeen-
schappelijke kas op onder het beheer van den Consul, om
9
-ocr page 142-die uitgaven te bestrijden, welke in het belang van den
handel noodig of tot onderhoud van het Consulaat dienstig
waren. De bijdragen in die kas werden naar de waarde
der in- of uitgevoerde goederen vastgesteld, of naar de vrach-
ten, volgens een tarief van den 27 Augustus 1691, bere-
kend. Deze gelden zijn meermalen misbruikt, en waren
oorzaak van veelvuldige onaangenaamheden tusschen de koop-
lieden en den Consul, te meer daar er geen reglement op
het beheer der kas was gemaakt en deze geheel aan de
goede trouw was overgelaten. Tengevolge van een en an-
der trachtte de resident van til, ter voorkoming van kne-
velarij en andere moeijelijkheden, door eenige bepalingen,
welke naderhand in het door de Staten-Generaal bekrach-
tigd reglement voor het meerendeel werden overgenomen,
eenige orde en zekerheid in dat stuk te brengen, de Con-
sul HEYSTEKMANS vooral, had zich niet ontzien de hem
vertrouwde gelden tot eigen gebruik te bezigen. De Sta-
ten echter in hunne vergedrevene naauwgezetheid weiger-
den eenige vervolging tegen hem toe te laten, daar geene
enkele wetsovertreding kon heeten te hebben plaats ge-
had ; ten einde echter alle geschillen te doen ophouden,
vaardigden H. H. M. een algemeen reglement (34 Novem-
ber 1733) uit.
Reglement op de beheering en hestelling van de
Conservatoire kasse in Portugal.
I.nbsp;De beheering van de voor sehr eeve kasse sal worden
gedemandeert aan een thesaurier by de Nederlandsche
Natie hiertoe te committeer en.
II.nbsp;Deselve thesaurier sal worden aangesteld door de
Nederlandsche Natie, sonder dat de Consul of eenig Mi-
nister van deesen Staat, daar in stem of seggen sal hebben.
III.nbsp;De thesaurier sal fungeeren alleen voor een jaar
en van syne administratie reekening moeten doen aan den
Consul en de Natie.
IV.nbsp;Na gedaane reekening sal hy de kas moeten over-
geeven aan syn sueeesseur, die wederom aangesteld sal
worden hy de Natie, en insgelyks alleen dienen sal voor
één jaar.
V.nbsp;De afgaande thesaurier sal den aankoomende moe-
ten assisfeeren met raad en daad.
VI 1). Tot de voorsehreve conservatoire kasse sullen by
continuatie geheeven icerden twee per mille van de goede-
ren met vreemde scheepen geconsigneert koomende aan Ne-
derlandsche kooplieden in Portugal, en gelyke twee per
mille van de goederen door Hollandsche comptoiren uit
dat ryk na andere Landen en Staaten versanden leordende,
1) Aldus gewijzigd bij Ees. ter Gen. van 1734 (2 Maart).
9*
-ocr page 144-sonder onderscheid of deselve quam voor reehening van de
Hollanders of andere Natiën.
VIT 1). Van gelyke sullen meede hy continuatie gehee-
ven werden twintig Rees van ieder Cruzaad van het volle
montant der vragten van de laadingen, die door de schee-
pen met Staatsche vlaggen navigeer ende, in Portugal sul-
len loerden aangebragt.
En belangende de vragten der goederen met deselve
scheepen in Portugal uitgaande, sal werden betaald, soo-
danig als by haar Hoog Mog. Resolutie van den 27 Augus-
tus 1691 is gestatueert, deivelke ten dien einde alhier word
gehouden voor geinsereert.
VIII.nbsp;Den thesaurier sal uit de voorschreeve kas moo-
gen betaalen, sonder naader authorisatie van nooden te
hebben , den Jus Conservador, den Advocaat, Procureur
en andere ordinaris lasten, mits daarvan verreekenende
na behooren.
IX.nbsp;Andere spendatiën of presenten zal de thesau-
rier niet vermoogen te doen, dan na convocatie van den
Consul en de Natie, en met derselver consent.
X 2), Ten einde de invorderinge en betaaling van het
bovengemelde fonds rigtig mogte geschieden, sal ieder huis
van negotie, ten daage by de Natie te fixeeren, gehouden
1)nbsp;Gevvijz. bij Res. van 2 Maart 1734.
2)nbsp;Idem.
-ocr page 145-zyn hy hillet op te geven, wat hy weegens goederen, door
vreemde scheepen aan hem geconsigneert, of door hem
versenden, aan de conservatoire kasse schiddig is, en het
selve te hetaalen binnen agt daagen daarna volgende, op
seekere poene, soo in het eerste als tweede geval, ter dis-
cretie van de Natie, en by deßelve daarop te stellen.
XI.nbsp;Dan belangende de vragten, sullen alle schippers,
met Staaten vlaggen in Portugal koomende, binnen vier en
twintig uuren, nadat se hunne Laading aan den tol sullen
hebben verklaart, hunne bedongen vragten ten comptoire van
den thesaurier in persoon moeten opgeeven, of wel de
lyste daarvan door hun behoorlyk doen overgeeven, soo van
de goederen op hunne manifesten hekend, als van de goe-
deren, die zy daar buiten sullen hebben, met vertooning van
hunne manifesten, en daarenboven by eede, soo dikmaals
het selve hun gevergt sal werden.
XII.nbsp;Sullende de Consul geene paspoorten voor de uit-
gaande scheepen vermoogen te depescheeren, voor en aleer
hem gebleeken sal syn by quitantie van den thesaurier,
dat de conservatoire gelden betaald zyn.
XIII.nbsp;De thesaurier sal vier thesauriers moogen aan-
stellen, in St. Ubes, Port ä Port, Viana, Algarra, en
de eilanden van Ahores, om de conservatoire gelden al-
daar te vorderen, en de noodige betaalinge aan den Jus
Conservador en andere te doen, conform het tegenwoor-
dige reglement.
XIV. Deselve viee-thesauriers sullen de reekening van
hunnen ontfang en uitgaave aan den thesaurier in Lis-
sabon, tydig moeten oversenden, met het slot hunner reeke-
ning, om door den thesaurier in syne reekening gebragt
en verantwoord te worden.
De inhoud van dit reglement werd eenigzins gewijzigd
bij nader besluit van 18 Julij 1735 ; de handel toch klaagde
over den drukkenden last van het vrachtgeld, bij art. 7
bepaald: eene vermindering tot op de helft werd alzoo voor-
loopig voor zes jaren bewilligd, terwijl daarentegen de Con-
sulaatgelden, uithoofde der vele onkosten en moeite, van
vijf op zeven rijksdaalders werden gebragt. In plaats van
den Consul heysteemans, die inmiddels was overleden,
werd gildemeestee te Lissabon aangesteld, maar nicolaas
bleecker, die, gedurende den tijd dat deze post onvervuld
was, de werkzaamheden van het vice-Consulaat had ver-
rigt, bekwam tot salaris de gelden in dat tijdvak te St.
Ubes, Port ä Port, en Algarvé geheven (besluit van 21
Januarij 1741 i)). Niet lang daarna gaf de willekeurige
handelwijze van den nieuwen Consul aanleiding tot hevige
oneenigheden met de Natie:
1°. had hij zonder de Natie te raadplegen, eenen substi-
tuut van den Jus Conservador benoemd ;
2°. was tegen den zin der kooplieden zonder kennisge-
1) Resolutie ter Gen. van 1741.
-ocr page 147-ving aan den Gezant, don feanciscüs nünes coedeal tot
regter-delegaat door hem gekozen, niettegenstaande hij wist,
dat men liever Dionysius estevez negeao had gewenscht,
die de Nederlanders trouw bijgestaan en hun sedert vele
jaren groote dienst bewezen had.
De Staten, ten hoogste over dit gedrag misnoegd en
vreezende, dat de voorbijgang van den Gezant, als een on-
miskenbaar blijk van minachting, verderfelijken invloed
konde uitoefenen, zoo op de betrekking met de Portugesche
regering, als met name voor den handel, verklaarden, dat
de Consul onbevoegd was geweest op eigen gezag, zonder
de Natie te hebben geraadpleegd, buiten voorkennis van
den Ambassadeur eenige nominatie of voordragt tot Jus
Conservador te doen. Ter voorkoming van dergelijke too-
neelen werd voor het vervolg eene verordening den 24 Maart
1749 vastgesteld.
Reglement tot aanstelling van een Jus Conservador of
Rechter Delegaat van de Hollandsche Natie te Lis-
sabon, alsmeede van een Substituut of Serventaaris
van den voornoemden Jus Conservador.
1.nbsp;Dat de Consul van de Hollandsche Natie gehouden
zal zyn dezelve Natie te doen eonvoceeren, en aan dezelve
van het exteerende geval van vacature kennisse te geeven.
2.nbsp;Dat hy vervolgens, als in de vergaderinge praesi-
deerende, aan de Natie zal kunnen en vermoogen voor te
draag en één of meer persoonen van aanzien en bekwaam-
heid, dewelke hy zal vermeenen in gemoede tot het be-
kleeden van de vaceerende post van het meeste nut en
dienst voor de Natie en Commercie te kunnen zyn.
3.nbsp;Dat hy daar op zal hoor en en inneemen de gedach-
ten en advisen van de leden, en dat door den Resident of
Minister van Haar Hoog Mog. zich te Lissabon bevin-
dende, of door dien geenen die, by deszelfs absentie, des-
zelfs post zal waarneemen, aan Zyne Portugeesche Maje-
steit zal worden voor gedraagen den persoon, die hy de
meerderheid van stemmen daartoe zal weezen verkoozen,
ten einde het hooggemelde Zyne Majesteit zal gelieven den-
zelven tot Jus Conservador van de Hollandsche Natie aan
te stellen.
4.nbsp;Dat de Natie zal gehouden weezen met alle beschei-
denheid en decentie, behoorlyk reguard te neemen op het
subject, of de subjecten, die door den Consul aan de leden
van de vergadering zal of zullen worden voorgedraagen;
doch dat niettemin dezelve leden ook zullen hebben de
vryheid, omme, zoo wanneer zy om goede en gewichtige
reedenen zouden vermeenen, dat buiten de persoon of per-
soonen door den Consul voorgeslaagen, eenig ander be-
kwaam subject zoude behooren te worden geprefereert en
aangesteld, hetzelve te moogen doen, en dat den Consul,
zoo wanneer de meeste leden daarvoor meede zouden in-
clineeren, daarop zal moeten neemen alle behoorlyke re-
guard , en die keuze opvolgen , ten waare hy zoude ver-
w
meenen te hebben essentiëele reedenen ter contrarie, omme
dus in het minnelyke en met de meeste harmonie de saake
tot conclusie te brengen, doch dat den Consul en de Natie
zich onverhoopentlyk daarinne niet kunnende verstaan, de-
zelve gehouden zullen weezen, alvoorens verder te gaan, van
het exteerende geval kennisse te geeven aan Haar Hoog
Mog., en daar op Haar Hoog Mogende orders en goedvin-
den te verzoeken, ten einde van zich daarna te reguleer en.
5. Dat wyders, om voor te hoornen dat de aan te stel-
lene Jus Conservadors, zich niet lichtelyk van de waar-
neeminge en bedieninge van derzelver employ koomen te
ontlasten, en een Serventaaris aan te stellen, die voor de
de Natie en Commercie van minder dienst of utiliteit zoude
moogen weezen, den Consul dien Heer, waar op de ver-
kiezinge tot Jus Conservador zal koomen te vallen, daar-
over zal trachten te begroeten en onderhouden, alvoorens
dezelve door Haar Hoog Mog. Minister aan den Koning,
ten fine van aanstellinge zal worden voorgedraagen, en by
denzelven door alle vrundelyke inductiên trachten uit te
werken eene toezegginge of belofte, van dat hy zich buiten
staat vindende van het voorsz. employ verder in persoon
te kunnen waarnemen, zich daar van in het geheel zal
ontdoen, of immers dat hy geneegen zijnde hetzelve te be-
houden, in allen gevalle tot Serventaaris geen andere sub-
stitueer en, als die daartoe van weegens de Natie aan hem
zal ivorden^ gerecommandeert.
6'. En eindelijk dat, wanneer het zal aankoomen op het
verkiezen en voorgedraagen van zoodanig een Serventaaris,
daar inne zal moeten worden gehandelt, en in alles ge-
procedeert op gelyke wijze, als hier bevoorens omtrent de
verkiezinge en aanstellinge van een Jus Conservador is
geordonneert, met die verandering alleen, dat indien er
over de verkiezinge van een subject tusschen den Consul en
de geconvoceerde leden van de Natie, eenig geschil zoude
moogen reizen, hetzelve, in plaatse van zich daar over te
adresseer en aan Haar Hoog Mog., door den Resident of
Minister van Haar Hoog Mog., zich aan het Hof van
Portugal bevindende, zal worden getermineert, en dat de
verkoozene door den Consul aan den Jus Conservador zal
moeten worden voorgedragen.
De aanstellingen, door den Consul Gildemeester gedaan
werden tengevolge der zoo even medegedeelde resolutie als
onwettig vernietigd en hem bevolen zich naar de nieuwe
verordening te gedragen. De Consul echter bleef weigeren
overeenkomstig deze voorschriften te handelen, in ruim drie
jaren hield hij geene enkele vergadering der Natie, zoodat
geene nieuwe thesaurier der Conservatoire Cassa konden be-
noemd worden. De Ambassadeur wendde zich derhalve tot de
Staten; eene onmiddeUijke oproeping der vergadering werd
gelast, bij welke de Consul, ingevolge de bestaande reglemen-
ten, een drietal personen tot de betrekking van Jus Conser-
vador moest voordragen. Alleen een lid van het hooge Hof
of der hooge Eegtbank konde daartoe in aanmerking komen,
gelijk zulks bij de Fransche en Engelsche Natiën gebrui-
kelijk was.
nederlandsch consulaat in frankrijk.
Wanneer men de geschiedenis der internationale betrek-
kingen van Nederland met de verschillende Europeesche
rijken raadpleegt, dan beslaan die met Erankrijk, sedert
bijna onheugelijke tijden, eene aanzienlijke plaats i). On-
derscheidene, met name het handelsverkeer begunstigende
privilegiën of edicten, worden zoo bij wagenaak 2), als
bij andere schrijvers medegedeeld; maar evenmin in deze,
als in de tractaten en andere overeenkomsten, bij den aan-
vang der Eepubliek' van de Vereenigde Nederlanden met
Erankrijk getroffen, vindt men eigenlijke bepalingen aan-
gaande de Consuls. Er waren echter zoodanige in de Fran-
sche havens toegelaten; alreeds in 1645 was pieter son-
NENVELT , Commissaris te Nantes 3). Dat ook meerdere
Staats-Consuls in Frankrijk en ook hier te lande wederkee-
rig waren aangesteld, blijkt uit het verhaal van aitzema 4):
1)nbsp;M'. w. b. j. berg, de Eefugiés in de Nederlanden, na de her-
roeping van het Edict van Nantes, D. I, p. 84 sqq. Ed. 1845.
2)nbsp;WAGENAAR, Beschrijving van Amsteldam, D. IX, p. 404.
3)nbsp;Resolutie van Holland 7 April 1645.
4)nbsp;AITZEMA, Verhael van Staet en Oorlogh a°. 1649, D. VI, B.
XXIX, p. 831.
»Sedert verleden jaer washier ghekomen de Konincklyke
Pransche Consul louys jeannot om tot Amsterdam als
Consul-Generaal van de Pransche natie te rhesideeren. De
H. H, van Hollandt consenteerden in Martio in deselve
Commissie om te gauderen van alle deselve eere, gesach
ende andere rechten als in Vranckryck gaudeeren de Con-
suls van deesen Staet, ende genieten een quart van 't
hondert van alle waren, die te Amsterdam, of andere ha-
rens van desen Staet souden inkomen den onderdanen van
syn Koning of andere trafficquerende onder de vlagge van
Vranckryck toebehoorende ende desgelycx van soodaenige
uitgaende; ghevende hem macht om te subdelegeren. Ende
wat belangende de processen ende differentien, onder de
voorsz. kooplieden soude niet oordeelen, als die haer goet-
willigh submitteerden.quot; Te Toulon is waarschijnlijk kort
daarop een Consul aangesteld; die er in 1651 resideerde,
werd gruwelijk mishandeld, .omdat hy zyne Natie voor-
sprack volgens sy ampt i).quot;
Bij besluit van 15 Maart 1653, werd, naar het schijnt,
op voordragt van onzen Ambassadeur boreee vastgesteld
in alle havens van Frankrijk Consuls te benoemen, en
eerlang vindt men van dergelijke aanstellingen gewag ge-
maakt, ook te Eouaan en Nantes; op deze beide plaatsen
werden zij voor de geheele provincie benoemd 2).
ï) Idem, 1. 1. D. m, p. 645.
Bes. van Holland 22 Julij 1660, 3 Maart 1661.
-ocr page 153-In het beroemd Tractaat, vooral door het beleid van
VAN BEüNiNGEN met LODEWIJK XIV, dcn 27 April 1662,
voor den tijd van 25 jaren gesloten, wordt over en weder
de bevoegdheid tot benoeming van Consuls erkend i) :
Art. 47. »Le dit Seigneur Eoy comme aussi les dits
Seigneurs Estats-Généraux pourront establir pour la com-
modité de leurs subjets trafîcquans dans les Eoyaumes et
•Estats l'un de l'autre des Consuls de la nation de leurs dits
subjets, les quels jouiront des droits libertés et franchises,
qui leur appartiennent par leur exercise et employ et l'esta-
blissement en sera faict aux lieux et endroicts, ou de com-
mun consentement il sera jugé necessaire.quot;
Uit de woorden van welk artikel men met grond, niet-
tegenstaande vroegere besluiten, omtrent deze inrigting,
schijnt te kunnen afleiden, dat op dit tijdstip het Consu-
laat nog niet algemeen tusschen de beide Staten in ge-
bruik was; welke veronderstelling bevestigd wordt door de
belangrijke briefwisseling van w. boheel. Ambassadeur te
Parijs, met den Eaadpensionaris johan de witt.
In dien tijd 2) werd, namelijk in Prankrijk, een druk-
kend regt onder den naam van Vat-geld geheven, hetwelk
ook vooral de Nederlandsche kooplieden bezwaarde en tot
1)nbsp;AITZEMA, 1. 1. D. X, p. 316.
2)nbsp;Zie Brieven van johan de witt, 'sHage 1725 , D. I en aklaar
p. 644. M'. w. e. J. bekg, a. w. p. 132.
veelvuldige klagten aanleiding gaf; naar het oordeel van
BOKEEL, »verminderde deze impositie, seer wonderlyek en
buyten maten, de voorige oude Navigatiën ende Commer-
ciën, op alle steeden, plaetsen ende havens van Vrankryck.quot;
Onderscheidene Nederlandsche schippers waren, door valsche
geruchten misleid, naar Havre en Eouaan gevaren, als
zoude, op aandrang van onzen Gezant, te hunnen behoeve
deze belasting gewijzigd zijn geworden in dier voege, dat
zij met ongeladen schepen, of met ballast uit de Fransche
havens varende van alle betaling zouden vrijgesteld zijn.
»Tegens soodaenige en veele andere bedriegerijen, vexa-
tiën ende concussiën, schrijft bokeel den 18 Mei 1663,
sal het hoognoodigh wesen, dat de Nederlantsche Consuls
ingestelt werden; en dat de Heeren Magistraeten der zee-
vaerende steeden, haere schippers en koopluyden belasten,
aen de Consuls haere Consulaet-gelden promptelyck te be-
taelen, die weinigh syn; daer de Franschen haer nu twee
ende driemael meer afdrucken ende afnemen, by collusie
van de outste schippers, die vry onder de handt gehouden
werden; want indien daer tegen geen prompte ordre wert
gesteldt, soo sullen alle Nederlantsche scheepen ende schip-
pers uit de navigatie werden gestelt; ende thuis moeten
blyven. AUe de vaert op de riviere de Somme is airede
verloren voor de Nederlanders, ende t' eenemale geincor-
poreert door de geseyde Fransche scheepen ende schippers;
waerop ick sie uit de extracte notulen, dat de Hooge re-
gering begint te letten: En het is (onder respect) jae t'
eenemael hoogh nodigh.quot;
Tot bescherming dan ook voornamelijk der belangen van
onze kooplieden, bevond zich sedert 1650 i) te Calais een
Agent, DE GLARGEs ; en had de Ambassadeur naar aanlei-
ding van art. 17 van het straks genoemd Tractaat, zich
»mondehng en schriftelyk nopende het Establissement van
de nieuwe Consuls in Bretagne ende Normandye aan den
Koning gewend 2).quot;
In den brief 3), waarin hij van deze zijne pogingen kennis
geeft, drukt hij zich, omtrent het nut en de onmisbaar-
') Resolutie van Holland 5 Maart 1650.
2)nbsp;aitzema, D. V (Ed. in fol.), p. 275. Tot het establissement van
de Consuls in Normandiën en op de W^estkust van Bretaigne ^vaeren
alle devoyren tot noch toe vruchteloos geweest, soo dat ghenootsaeekt
was, van den Koningh te verkrygen een arrest du conseil de Jussion
(gelyck men dat noemt) in 't reguard van den Consul in Normandiën
om te beproeven, of het zyne behoorlycke operatie soude vinden; ende
indien jae, alsdan te bevorderen mede het Consulat van Bretaigne
voorsehreve, het eerste nu al drie jaren gheduert hebbende, hadde
groote onkosten toegebracht aan den Consul david sdekids by H.
H. M. geordonneert. De saecke ende dit point van 't stellen van
Consuls in dese quellinge tyden, voorde ondersaeten vanH.H. Mog.
ende tot conservatie van de Nederlantsche Navigatie ende Commercie
was soo important, dat wel in alle provinciën van Vrankryck aan de zee
uitkomende Nederlantsche Consuls noodigh waren; ja soodat niet en
konden geobtineert worden, vermits de Consulaet-gelden, dat het oir-
boir ende wel besteedt soude wesen, dat de Consuls by eenjaerlycks
pensioen, ofte tractement onderhouden werden tot laste van den Staet,
want alles wiert aangelecht om de Nederlantsche Schippers te quellen.
3)nbsp;Brieven van johan de witt, p. 672 en aldaar een brief van bo-
reel den 7 Sept. 1663.
heid,. van deze instelling, op de navolgende merkwaardige
wijze uit:
»Daer syn over al, nu meer als van te vooren, Agenten
ende Consuls nodigh hier in Vranckryck; want men daer
op expresselyck uyt is, om onse navigatie ende handel extra-
ordinaris te vexeren ende te quellen om onse luyden moede
te maecken; die van selfs te doen quiteeren ende aen de
Fransche Natie te doen komen, met veel injustitie, daerom
dienen alle Agenten ende Consuls gecontinueert; jae meer
nieuwe in alle provinciën toegevoeght ende vermeerdert,
Insonderheydt diendt gecontinueerd (onder ootmoedigh re-
spect) tot Kalais, den Heere Agent de glarges , die een
groot district lieeft, tot syne besorginge, als is: de pro-
vincie van Picardie, Bolognois ende Païs-Conquis, daer nu
nogh by is gekomen, de kuste van Vlaenderen tot Duyn-
kerken incluys, alwaer alles van hier naer exigentie, son-
der een Agent Resident niet wel en sal können besorgt
werden.quot;
De goede verstandhouding tusschen Frankrijk en de Re-
publiek was, bovendien niet van langen duur; reeds in
1673 werd uithoofde van den uitgebroken krijg het trac-
taat van 1663, als verbroken aangemerkt, doch bij den
vrede van Nijmegen voor een nieuw tijdperk van 35 jaren
hersteld; eene bepaling nogtans verijdeld door de hervatte
vijandelijkheden in 1688, waardoor weder alle overeenkom-
sten tusschen de beide landen geschorst werden.
Opmerkelijk is het, dat bij den vrede van Rijswijk de
wederzij dsche bevoegdheid om Consulaire agenten aan te
stellen bij art. 39 duidelijk uitgesloten werd.
»A l'avenir aucun Consul ne sera admis de part et
d'autre ; si l'on jugeait â propos d'envoyer des Residens,
Agens, Commissaires ou autres, ils ne pourront établir leur
demeure que dans les lieux de la residence ordinaire de
la Cour.quot;
Misschien vreesde men, dat die Consuls of gelijksoortige
beambten minder de belangen der kooplieden zouden bevor-
deren, dan wel als bespieders der Fransche staatkunde, den
Nederlandschen Gezant heimelijke diensten zouden bewijzen.
Deze bepaling is hernieuwd bij art. 38 van het tractaat
aquot; 1713 te Utrecht en bij art. 40 van dat van 1739 ; het
laatste tractaat van koophandel, hetwelk de republiek van de
welwillendheid van het Pransche kabinet voor een' korten
tijd verwierf. Echter waren ten tijde van kluit in som-
mige Pransche havens Commissarissen, door de Nederlandsche
regering benoemd, gevestigd, gelijk alleen te Amsterdam
een Pransche Commissaris was toegelaten i). De vestiging
dier Consuls steunde waarschijnlijk op art. 13 van het ver-
drag 2) in 1785 (20 November) te Fontainebleau aange-
gaan ; waarbij men was overeengekomen :
1)nbsp;muit, Hist. fed. Belg. p. 557. wagenaae, Amsterdam, VDeel,
p. 67.
2)nbsp;Zie martens et de cdssy, Recueil etc. T. I, p. 354.
-ocr page 158-— l'Ml —
» En attendant que les deux hautes parties contractantes
fassent entre elles un traité de commerce, les sujets de
la République seront traités en France, relativement au
commerce et à la navigation comme la nation la plus fa-
vorisée. Il en sera usé de même dans les Provinces-Unies à
l'égard des sujets de S. M. T. Chr.
Sedert heeft het Consulaat met geringe wijziging, b. v.
met verandering van naam in 1799, wederzijds voortge-
duurd 1). Bij het bekend vredesverdrag van Amiens (1802)
tusschen Frankrijk, Groot-Brittanje, Spanje en deBataafsche
Republiek werd in art. 17 vastgesteld:
Les ambassadeurs, ministres et autres agens des puissan-
ces contractantes jouiront respectivement, dans les états
desdites puissances , des mêmes rangs, privilèges, préro-
gatives et immunités, dont jouissaient, avant la guerre les
agens de la même classe 2).
Na den val van napoleon, en bij het herstel der orde
van zaken in Europa herleefden de oude betrekkingen met de
verschillende natiën; op gelijke wijze alzoo met Frankrijk.
Eerst 3) in 1840 (25 Julij) werd een bijzonder verdrag
van handel en scheepvaart getroffen, en daarin bepaald:
Art. 1.... les privilèges, immunités et autres faveurs
quelconques, dont jouiraient en matière de commerce les
1)nbsp;Zie § 3.
2)nbsp;martens et de oüsst, Eecueil etc. Tom. II, p. 277.
3)nbsp;martens et de cdssv, T. V, p. 46.
w
citoyens de l'un des deux Etats, seront communs à ceux
de l'autre.
Art. 12. Indépendamment des privilèges et attributions
généralement dévolus à leur charge, les Consuls respectifs
pourront faire arrêter et renvoyer, soit à bord, soit dans
leur pays, les marins, qui auraient déserté des bâtiments
de leur nations.
A cet effet, ils s'adresseront par écrit aux autorités lo-
cales compétentes, en justifiant par l'exhibition des rôles
d'équipages ou registres du bâtiment, ou par copies des-
dites pièces diàment certifiées, si le navire était parti, que
les hommes qu'ils réclament faisaient partie dudit équipage.
Sur cette demande ainsi justifiée, la remise ne pourra
leur être refusée. De plus il leur sera donné toute aide et
assistance pour la recherche, saisie et arrestation desdits
déserteurs, lesquels seront même détenus et gardés dans
les prisons du pays, à la réquisition et aux frais des Con-
suls, jusqu'à ce que ces agents aient trouvé une occasion
de les faire partir. Néanmoins, si cette occasion ne se pré-
sentait pas dans un délai de trois mois, à compter du jour
de l'arrestation, les déserteurs seront mis en liberté et ne
pourront plus être arrêtés pour la même cause. Il est en-
tendu que les marins, sujets du pays où la désertion a
lieu, seront exceptés de la présente disposition.
Art. 13. Toutes les opérations relatives au sauvetage
des navires naufragés, échoués ou délaissés, seront diri-
10*
-ocr page 160-gées par les Consuls respectifs dans les deux pays. L'in-
tervention des autorités locales respectives aura seulement
lieu pour maintenir l'ordre, garantir les intérêts des sau-
veteurs, s'ils sont étrangers aux équipages naufragés, et
assurer l'exécution des dispositions à observer pour l'entrée
et la sortie des marchandises sauvées. En l'absence et
jusqu'à l'arrivée des Consuls ou vice-Consuls, les autorités
locales devront, d'ailleurs, prendre toutes les mesures néces-
saires pour la protection des individus et la conservation
des effets naufragés. Les marchandises sauvées ne seront
tenues à aucun droit ni frais de douane, qu'au moment
de leur admission à la consommation intérieure.
§ 13.
nederlandsch consulaat in engeland,
schotland en ierland.
De betrekkingen tusschen de Nederlandsche gewesten
en Engeland en Schotland klimmen reeds tot de grafelijke
tijden op. De huwelijken der vorsten versterkten de onder-
linge vriendschap en schonken aan den handel vele privi-
legiën 1). Men herinnere zich het, in het eerste gedeelte
van deze verhandeling, vermeld Groot Tractaat van Entre-
cours, hetwelk bij het verdrag van 5 Junij 1507 te Brugge,
n MIERIS, Charterboek, D. I, p. 417. 446. 557 N°. 1. 562. 566.
572. wagbnaae, Beschrijving vaii Amstcldam, D. IX, p. 407. kiuit
§ 179-184, p. 188.
tusschen Hendrik VII en Keizer maximiliaan gesloten,
bevestigd was; hernieuwd 24 Januarij 1515 te Brüssel
door HENDRIK VIII eu KAREL V; door dezelfde Vorsten na-
der bekrachtigd te Londen 11 April 1520 en door hen
voortdurend van toepassing verklaard te Cambray 5 Aug.
1529, gelijk nog later den 11 Februarij 1542.
Bij het huwelijk van Koningin maria met philips II
van Spanje, toekomstig Heer der Nederlandsche gewes-
ten, werd het Entrecours hernieuwd (1553); even zoo«
door dezen Vorst en Koningin elisabeth in 1559 en
1572 1).
Vroegtijdig dan ook was het Consulaat over en weder
meest echter onder andere benaming, tot behoefte geworden.
Zoo hadden ook de Schotten, uit kracht van eene parlements-
acte van 1503, eenen Consul in de Nederlanden benoemd,
die regt zoude spreken tusschen de kooplieden, onderdanen
van hunnen Koning. Deze agent moest met zes of ten
minste vier Schotten, als bijzitters alle handels- en andere
belangen regelen ; geen Schotsch koopman mogt zich tot
eenen anderen regter wenden 2).
1)nbsp;Zie Verbaal van beverningk , p. 656, 'sHage 1725.
2)nbsp;Traité du Consulat par jose ribeiro dos santos et josé-feli-
ciano de castilho bareexo , T. I, not. 4, p. 135, Ed. Hamburg
1839. In het werk Hedendaegsche Historie of Tegenwoordige Staat
van Groot-Brittannie, Amsterdam 1755, D. II, Stuk 2, p. 406: »In
vorigen tyden dreven de Schotten hunnen sterksten handel in wollen
Stoffen op de Nederlanden, meest op Zeeland, hebbende te Veere nog
In het jaar 1587 verzochten de »ghemeene coopluyden
van de societejt der coopluyden i) van de Engelsche Natie,
genaemt adventuriers.....omme voortaen binnen de ver-
eenichde Nederlandtsche provinciën haerluyden Residentie
te nemen, ende derselver handelingen ende traffycquen
Natieghewys te mogen dryven.quot;
De Staten-Generaal stonden dit verzoek toe bij eene Ee-
solutie van 9 Januarij, en bevestigden alle privilegiën en
►regten, welke vroeger reeds aan die handelaren waren toe-
gekend.
Uit de ophelderende memoriën, nevens het voorstel in
de vergadering ter tafel gebragt, was gebleken, hoe derge-
lijke voorregten in Engeland, wederkeerig aan onze koop-
lieden verzekerd waren.
Onder de voornaamste, destijds vastgestelde bepalingen,
eenen Conservator van hunnen handel en voorregten, die aldaer zoo
in burgerlyke als in lyfstrafhaere zaken over allen, welke tot den
Schotschen Stapel behooren, regt oeffent. — Hij dient er zoowel tot
Consul als Gezant der Sehotsehe Koninglijke Burgen.quot; Zie ook Te-
genwoordige Staat van Zeeland 1753, Amsterdam, D. II, p. 176,
waaruit blijkt, dat de voorregten op wederzijdsehe verbindtenissen
tusschen de Koninklijke koopsteden van Schotland (Eoyal Burrows)
en de Heeren Markgraven en Regeerders van Veere aangegaen in den
jare 1528, 1541 , 1573, 1612 , 1675 , 1679, 1718 en 1736 , nog in
1753 van krachtwaren, als zijnde zij bevestigd in 1748 door de igt;ac-
cessie, approbatie, prolongatie en ratificatie van Zijne Doorlugtige
Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nassau als Markgraaf van
de stad Veercquot; (p. 180 aldaar).
') Verg. § 2.
r
ijj
■M
welke op het beginsel van volkomene reciprociteit steun-
den, merkt men de volgende op i):
«In gevalle door tempeeste oft ander ongeluck by de
voorsz. coopluyden schipbreucke gheleden wort, sullen de
zeedriftige goederen den eyghenaers van dien worden ghe-
restitueert, midts daervan betalende alle alsulcke onkosten,
als by behoorlycke blycke of verklaringe, tot bewaringe
ende preservatie van deselve goederen, bevonden sullen wor-
den gedaen te zyn, ende bovendien berchloon , naar dis-
cretie, midts dat de inghesetenen van dese Landen van ghe-
lycken in Engelandt sal ghebeuren.quot;
»Accorderen voorts oock aldus die van de voorsz. socie-
teyt civile jurisdictie, omme by henluyden recht ende jus-
titie over ende tusschen de suppoosten van deselve societeyt
(Engelschen wesende) gheadministreeit te worden in con-
formiteyt van heure rechten, costuymen ende andere pri-
vilegiën by henluyden in dese en andere landen verkregen
ende ghebruyckt.quot;
»Maar aangaende de criminele jurisdictie, sullen die van
de voorsz. societeit onderworpen syn de rechten van dese
landen; midts conditie, in gevalle yemandt van de voorsz.
societeyt niet ex officio ende by formele accusatie, maar
by delatie van een ander gheapprendeert wert, dat de oflBcier
ghehouden sal wesen den delateur, oft dengenen tot wiens
1) Zie Groot Plac. boek, D. I, p. 756—767.
-ocr page 164-requisitie de apprehensie gheschiet is, ten versoecke van den
gheapprehendeerden mede in apprehensie te stellen, ende
daerinne te houden, ter tyt ende wijlen toe, dat van 't
delict den gheapprehendeerde ten laste geleyt, behoorlick
bewys sal syn ghedaen, ofte dat by faute van dien, de
gheapprehendeerde op den staenden voet, datelycken koste-
loos ende schadeloos sal werden gerelaxeert.quot;
Het toenemend handelsverkeer gaf aan het Consulaat, zoo
met door stellige overeenkomsten i), dan toch door gebruik
en gewoonte eenige meerdere ontwikkeling, ofschoon door
de naauwgezette gehechtheid der Engelsche Natie aan de
bestaande vormen en instellingen, ook in deze inrigting
geene eigenlijke verandering kwam; hetgeen duidelijk blijkt,
onder anderen ook daaruit, dat tijdens de onderhandelin-
gen, met de Engelsche Eepubliek onder cromwell, door
de Nederlandsche gezanten van beverningk, nieupoort, van
de perre en jongestal gevoerd, het, bij het meermalen ge-
noemd tractaat van 1495, aangenomen beginsel van Socie-
teit met haar bestuur als nog van voortdurende kracht
werd beschouwd 2).
Zoo ook hernieuwde het bekend tractaat van West-Min-
ster in den jare 1674 alle vorige verbindtenissen, van
I) Nous ne croyons pas que parmi les nombreux traite's entre ces
deux puissances (l'Angleterre et les Pays-Bas) il y en ait un seul oU
i on parle de l'établissement des Consuls. Traité du Consulat par
kibbiho dos santos et castilho baeeeto , T. I, p. 207.
Zie het r. a. Verbael, p. 365.
-ocr page 165-welken aard ook; het mogt eenige milde bepalingen op het
stuk der contrebande-waren inhouden, het bevatte geene
nadere artikelen betrekkelijk het Consulaat i).
Maar in Ierland werd in Junij 1686 aan robebt hiel
de waarneming van het Consulaat opgedragen en hem eeni-
gen tijd daarna toegestaan , zooveel in Engelsche munt
aan regten van elk schip in te vorderen, als 4 ä 5 realen
van achten bedroegen 2).
In 1747 werd henby desaguliers als Nederlandsch Con-
sul te Port-Mahon, door de Britsche regering toegelaten;
nadat in het vorig jaar ernstig bij haar was geklaagd over
de onbehoorlijke behandeling, welke genoemde desaguliers
had moeten verduren 3).
Men had, onder voorgeven, dat het Engelsch Gouver-
nement geen Nederlandschen Consul op Mahon had erkend,
geweigerd hem eenige hulp te verleenen en in vele andere
zaken de uitoefening van die betrekking bemoeijelijkt.
In hun vertoog aan den Secretaris van Staat, voor de
Buitenlandsche Zaken, gaven de Staten-Generaal te kennen:
»Dat sy avoueerden de admissie van desaguliers als
hunnen Consul niet te hebben versocht aan den Koning,
maar niet weeten, dat sulcks ooit gerequireert of geprac-
tiseert is geworden, en dat ter contrarie nooit anders ge-
1)nbsp;Groot Plsc. boek, T. III, p. 342.
2)nbsp;Ees. ter Gen. van 17 Oct. 1686.
3)nbsp;Kecueil van Zeezaken, D- V, p. 732.
-ocr page 166-daan is, als dat de gedesigneerde Consul syne acte aan de
Magistraat van de plaats, alwaar hy resideert, vertoont,
sonder dat iets meer gevergd werd.quot;
Zoo ook werd destijds jegens de Nederlandsche Consuls
in Gibraltar door den Gouverneur tirawley, eene erger-
lijke mishandeling gepleegd, gevolgd door hunne verdrijving
uit de stad. Nieuwe klagten bij het Engelsche Hof, te
luider, dewijl aan het verzoek der weggejaagde Consuls
niet voldaan was om te mogen aanstellen, »een persoon
sonder titul, om aan de Neederlandsehe scheepen die te
Gibraltar mogten inloopen, assistentie en hulp te bewy-
sen 1).quot;
Doch in 1755, werd in het graafschap GomwaU op 2) de
kust van Monsbay en onderhoorige eilanden, een Consu-
laat gevestigd en pascoe geenfel als Commissaris benoemd,
ten einde de koopvaardijschepen bij schipbreuk of stran-
ding aldaar vergaande te bergen en de equipagie te hel-
pen en bij te staan. De toelating echter was in 1762
nog niet verleend, schoon de Ambassadeur bokeel daarop
ernstig aandrong.
Insgelijks werd den 6 Mei 1765 in de Staten-Generaal
beraadslaagd, op een verzoekschrift van thomas goebon,
koopman wonende te Edinburgh, hoofdzakelijk strekkende
') Recueil van Zeezaken, D. V, p. 444.
2) Recueil van Zeezaken, D. IX, p. I68.
daartoe, »dat H. H. Mog. hem suppliant op een sortabel
tractement, zooals Haar H. Mog. souden goedvinden het-
selve te reguleeren, souden gelieven te verleenen de noo-
dige Commissie om tot Edinburg in Schotland, als Con-
sul-Generaal en Agent van H. H. Mog. in het Noorder
gedeelte van Brittaniën te resideeren; dat hy, gordon, mon-
deling gemeld verzoek willende adstrueeren ende appuyeren,
geinformeert geworden zynde, dat er tot dus verre van
weegens den Staat geen persoonen in qualiteit van Consuls
in het Koningryk van Groot Brittanniën, noch van wee-
gens die kroon hier te lande, bekent zyn of resideeren.
Dat H. H. Mog. ook niet gewoon zyn aan de respec-
tive Consuls van den Staat in andere landen of ryken
eenige tractementen of appointementen, ten lasten van den
Staat toe te leggen, maar dat er in den jare 1756 een
voorbeeld esteerde van eene aanstelling van een Commis-
saris in het graafschap van Cornwall, of op de kusten van
Montbay in Engeland, enz., onder deese nadrukkelyke be-
paling, dat de gemelde Commissaris daarvoor geen vast
tractement of appointement, ten laste van het gemeene
Land of van de Commercie soude mogen pretendeeren of
genieten, en dat, by soo verre de suppliant een soortge-
gelyke Commissie soude willen ambiëeren, als dan op
desselfs versoek favorabel reflectie zoude kunnen werden
gemaakt, de genoemde suppliant gedeclareert had, daar-
meede op gelyke voet genoegen te seilen nemen.quot;
De Staten-Generaal het nut van zoodanige benoeming
te dier stede overwogen hebbende, besloten, na ingewon-
nen berigten omtrent gordon, zoo wat zijn stand, als goe-
den naam betrof, als volgt:
»Den suppliant aan te stellen tot H. H. Mog. Commis-
saris in het Noorder-gedeelte van Groot-Brittaniën, ten
einde om de scheepen deezer Landen, welke aldaar souden
mogen komen intevallen, of door storm of onwêer op die
kusten souden moogen komen te stranden of verongeluk-
ken, na deszelfs beste vermoogen te hulp te koomen, en
dezelve, alsmeede het scheepsvolk ende inhebbende laadin-
gen, te helpen redden, en voor alle roof en insultes van
het Strandvolk zoo veel moogelyk te beschermen en te be-
veiligen, overschrjvende aan H. H. Mog. het geene by
dusdanige ongelukkige gevallen gebeurt, en by hem daarin
verrigt of geëffectueert zal zyn.quot;
Hem werd verder dien overeenkomstig eene lastbrief
toegezonden, waarin uitdrukkelijk bepaald was, »dat, hy
werd aangesteld, zonder daarvoor eenig tractement of ap-
pointement ten laste van het Land te genieten of te vorde-
ren, en zonder de Commercie van de onderdanen van den
Staat met eenige andere pretensiën, lasten of belooningen
te bezwaren, als diegeenen, de welke hy weegens by hem
gedane noodige verschotten, aangewende diensten en va-
catiën, in alle redelyckheid van de geredde scheepen en
derselver laadingen zal koomen te vorderen, of, waarover
hy met de schippers of supercargaas van dezelve in der
minne zal koomen te convenieeren, zonder de schippers,
stnurluyden of supercargaas, dewelke sigh op de voorsz.
scheepen zouden moogen bevinden, en desselfs hulpe, ad-
sistentie of goede oflSciën niet sullen verzoeken of requi-
reeren, daar toe te mogen noodzaken, of sig in hunne
weerwil, in hetgeen sy sullen vermeenen tot redding van
hunne zaaken zelfs best te kunnen doen, of door een an-
der laten verrigten, eenigsints ingereeren i).quot;
In het volgend jaar (1766) 2) vroeg dezelfde gordon
(29 Maart) betaling van 60 guinea's, wegens buitenge-
wone verschotten, op grond, dat hij zestig dagen van huis
was geweest om gedeputeerden en factoren op verschillende
plaatsen aan de kust te benoemen, na veelvuldige onder-
handelingen met onderscheidene steden en corporatiën ten
dien einde gehouden. Hij verzocht de erkenning van der-
tig zulke, door hem aangestelde gedeputeerden, als vol-
strekt noodig).
De Staten antwoordden in dezer voege op die dubbele
aanvrage:
»Dat zy begrypen, dat het uit de bloote lecture van
syn voorsz. Commissie klaar en evident is, dat Hoogst-
•) Recueil van Zeezaken, D. X, p. 60. Resolutie van H. H. Mog.
6 Mei 176.5.
2) Resolutiën van de Staten-6en. 7 Julij 176». Recueil van Zee-
zaken, D. X, p. 2S8.
/
-ocr page 170-deselve het wel als een nuttige zaak hebben aangesien,
dat 'er iemand in het Noorder-gedeelte van Groot-Britta-
niën wierd gevonden, aan welke de Commercie sig in de
gevallen van nood tot het bekoomen van hulp en adsis-
tentie zoude konnen addresseren, dog dat het teffens niet
minder klaar en evident is, dat H. H. Mog. zelfs niet
hebben gewild, dat daardoor aan de Commercie de fa-
culteit soude benomen worden, om sig, des goedvindende,
van andere hulpe te konnen voorsien, of eenige de minste
intentie gehad hebben om aanleidinge te geven, dat hy
Commissaris eenige pretensiën tot laste van den Lande zoude
konnen formeeren, of van de commerciëerende onderdanen
van den Staat iets verders of anders vorderen, als een
reedelyke belooning voor syn gedane verschotten, aange-
wende diensten ende vacatiën, ingevallen, waarin hy des-
selfs goede oflBciën, hulpe en adsistentie op de requisitie
van de Commercie zoude hebben gepresteert; en dienvol-
gende, dat hy wel zoude doen van den Staat in het
vervolg met soortgelyke vraagen niet weder lastig te
vallen, maar, sonder sig in noodelooze depenses te wik-
kelen, sig stiptelyck te gedraagen naar de klaere letter
van de Commissie hem op zyn verzoek goedgunstiglyk ver-
leend.quot;
Den 15 April van het volgende jaar, wendde goedon
zich andermaal met een eenigzins gewijzigd verzoek tot
de Staten-Generaal, waarop echter eene gelijke afwijzende
beschikking werd gegeven (26 Junij 1767 i). quot;Door deze
herhaalde teleurstelling niet ontmoedigd, waagde hij nog
eenmaal eene poging en thans met gunstigen uitslag (6
December 1768). Men stond hem toe, vijf rijksdaalders
te heffen van elk schip, in zijn district binnenloopende,
uitgezonderd haringbuizen of visscherspinken; mits nogtans
die schepen, welke dadelijk op het noordelijk gedeelte van
Groot-Brittaniën voeren jaarlijks aan de betaling dier reg-
ten niet meer dan eens en ten hoogste tweemalen zouden
onderhevig zijn, niettegenstaande zij meerdere malen daar
mogten arriveren 2).
De Consul GBENFEL voor het zuidelijk gedeelte van Groot-
Brittannië, had herhaaldelijk aan de Staten verzocht, »dat
zj zouden kunnen goedvinden zyn naam te doen schryven
in de Instructiën der oorlog en Oost-Indische schepen,
alsmede in de lastbrieven, opdat zy in de havens van Corn-
wal of Devon binnenloopende sig tot hem moesten ver-
voegen.
De Staten overwegende dat dit verzoek alleen nbuteerdequot;
om zich niettegenstaande de uitdrukkelijke bepalingen van
de verleende Commissie, met allerlei soort van schepen
te kunnen bemoeijen en andere daarvan uit te sluiten, ter-
wijl bovendien er geen reden bestond den handelstand
1)nbsp;Recueil van Zeezaken, D. X, p. 437.
2)nbsp;Recueil van Zeezaken, D. X, p. 666.
-ocr page 172-te dwingen zich van een persoon te moeten bedienen, die
op sijn eigen verzoek en buiten alle bezwaar en géne van
de Commercie, alleen ten gerieve van die geene was aan-
gesteld, welke zich vrijivïllig van hem Consul wilden be-
dienen, wezen het verzoek van de hand i).
Omtrent de vordering van eene inschuld wegens geregts-
kosten door meer genoemden Consul gordon, jegens jerse,
de keer van Dordrecht ingesteld, wiens schip uithoofde
van sluikerij verbrand was geworden, werd hij naar den
gewonen regter verwezen bij resolutie van 1771 2).
Na den schadelijken oorlog, door den opstand der Noord-
Amerikanen uitgelokt 3), de vrede tusschen Nederland en
Groot-Brittanniën hersteld zijnde, schijnen de oude betrek-
kingen tusschen de beide landen weder op den vroegeren
voet geregeld te zijn; doch na het door Engeland ver-
kregen politisch overwigt op de inwendige aangelegenheden
van Nederland in 1787 en 1788, werd bij het Tractaat
van laatstgenoemd jaar 5 April (art. 5) bepaald, dat de
Nederlanden zouden behooren tot »les nations les plus fa-
vorisées en attendant qu'on fasse un traité de commerce 4).»
Doch de staat van oorlog, die sedert 1796 tot hether-
«) Resolutie ter Gen. 27 Dec. 1769. Recueil van Zeezaken, D
XI, p. 210.
2) Recueil van Zeezaken, D. XI, p. 683.
Recueil de M'. de martens, T. II, p. 76.
martens et de ccsst, T. II, p. I.
stel van 's lands onafhankelijkheid in 1813, met uitzon-
dering der weinige maanden, welke na het sluiten van den
kortstondigen vrede van Amiens in 180-2 verliepen, bijna
onafgebroken had voortgeduurd, verhinderde het genot dier
voordeelen en het treffen van een handels-traetaat. Wij
vinden ook, na de afschudding der Eransche heerschappij,
voor de Consuls in de Britsche rijken, geene bijzondere
verordeningen, alleen in het verdrag van handel en scheep-
vaart, 27 October 1837 te 's Hage geteekend, werd over-
eengekomen: »S. M. Ie roi des Pays-Bas et S. M. la reine
du royaume uni de la grande Bretagne et d'Irlande s'obli-
gent par la présente à n'accorder ni faveur, ni privilège
ou franchise en matière de commerce et de navigation, à des
sujets d'aucun autre état, qui ne soient également eten même
temps étendus aux sujets de l'autre partie contractante i).quot;
Zoo ook bevat art. 6 eenige voorschriften betreffende
de handelingen van den Consul bij schipbreuk, bij ont-
stentenis van den eigenaar of diens gemagtigde, aldus lui-
dende :
»Si des vaisseaux de guerre ou des navires marchands
venaient à faire naufrage sur les côtes des hautes parties
contractantes, ces vaisseaux et navires ou partie d'iceux,
1) Verg. hierbij Staatsbl. 1851, 22; Kon. Besluit van 26 April
1851, Addit. overeenkomst 27 Maart 1851 te Londen gesloten; Ne-
derl. Scheepvaart-wet van 8 Aug. 1850 en van het Britsch Parlement
12 en 13 Victoria cap. 29.
de même que tout ce qui appartient à l'équipement et à
l'approvisionnement, ainsi que tous effets et marchandises
qui en seront sauvetés, ou les sommes produites par leur
vente seront rendus fidèlement aux propriétaires, quand
ils seront réclamés par eux ou par leurs fondés de pou-
voir dûment autorisés à cet effet, et s'il ne se trouve ni
propriétaires, ni facteurs sur les lieux, alors lesdits effets
et marchandises ou leur produit, de même que tous les pa-
piers trouvés à bord des vaisseaux ou navires ainsi nau-
fragés, seront remis au Consul Néerlandais ou Britannique
dans le destrict duquel le naufrage aura eu lieu et ce Con-
sul, ces propriétaires ou ces fondés de pouvoir, payeront
seulement les depenses occasionnés pour la conservation de
la propriété, ainsi que les frais de sauvetage qui auraient
été payés dans le même cas pour le naufrage d'un bâtiment
naufragé ne seront soumis à des droits qu'autant qu'ils
seraient déclarés pour la consommation i).
CONSHLAAT IN DENEMARKEN EN NOORWEGEN.
Reeds zeer vroeg vinden wij aan eenige Nederlandsche
1) Zie j. R. m'CDLLOCH, Dictionary of Commerce and Commercial
Navigation (London 1832), in voce Consul »Consuls established in En-
gland have no judicial power; and the British government has rarely
stipulated, in its Ccmmereial Treaties with civilised countries for
much judicial for its Consuls,quot; p. 365. Zie ook in voce Treaties
(Commercial) p. 1055—1172.
steden afzonderlijk, of wel gezamentlijk in de verschillende
rijken der toenmalige Koningen van Denemarken het pri-
vilegie van Consuls, hoewel onder andere benaming, aan
te stellen, toegekend i). Dit en meer andere voorregten
zijn in vervolg van tijd meer en meer uitgebreid. Onder
de tractaten sedert de vestiging der republiek van de ver-
eenigde Nederlanden rnet de Deensche kroon gesloten, ver-
dient dat van 13 Augustus 1645 2) in de eerste plaats onze
aandacht, daar artikel 12 de bevestiging inhoudt van alle
de ^privilegiën ende gerechtigheden der respective ste-
1)nbsp;h. 0. de reedtz, Repertoire Hist. et Chron. des traités conelus
par la Couronne de Dannemare, Göttingue 1826, p. 40. Traité de
paix entre valdemae IV, Roi de Dannemare et les villes Anséatiques;
a Stralsund, le 24 Mai 1370......Les villes Anaéatiques pourront
avoir à Falsterbo eu Seanie et ailleurs en Dannemare des Consuls
(vögte) qui pourront exercer une certaine jurisdiction. Ce traité con-
tient plusieurs stipulations très curieuses. A la suite on trouve des
privilèges du même jour que le Roi accorda aux Villes. Vergel. y.
MiEEis, Charterboek, T. Ill, p. 251. dumbae, 't kerkelijk en werelt-
lijk Deventer, T. I, p. 540. Zie het Handvest en Accordaat van
Koning waldemak, anno 1376, medegedeeld door scheassest,
p. 137, T. I. (hierboven p. 10).
2)nbsp;Omstreeks dien tijd was lodewijk de geeb, als Factoor voor den
Koning van Zweden, te Amsterdam werkzaam. — Zie over dezen
het werk onder den titel : lodewijk de geee , eene bijdrage tot de
handelsgeschiedenis van Amsterdam in de nd® eeuw. 1841.
3)nbsp;p. scHELTEMA, het Archief der IJzeren Kapel, Amsterdam 1850,
p. 29, 81, 83, 91, 93, 98, 104, 120, 122, 131, 132, 140, 185, 212.
Merkwaardig is mede een brief (MS.) van den Resident te Helsenenr,
CAEEL VAN OEACAUW, aan den Raad der stad Amsterdam, onder dagtee-
kening van 20 September 1645, waarin hij er op aandringt denschippers
te gelasten,naauwkeuriger de vuur- en bakengelden te betalen, daar
11*
-ocr page 176-den in de vereenichde Nederlanden ende andersints, by
de oude Coningen van Denemarken en Noorwegen uytghe-
geven; terwijl in art. 15, aan alle Nederlanders welke zich
in de Oostersche steden ophielden, hetzij voor haer zelfs of
in Commissie ende Factorye i), voortdurend eene gelijke
behandeling verzekerd werd, als welke de onderzaten van
de geünieerde Provinciën , gewoonlijk te beurt viel 2).
Gelijke bevestiging der voorregten las men in het verdrag
van 9 October 1649 hetwelk in artikel 2, vernieuwde ap-
probeerde ende ratijieerde alle vorige tractaten, contracten
rechten ende gerechtigheden , die van alle oude tyden op-
gerecht zyn 3).
Het verkeer tusschen Nederland en Denemarken, maakte
de vestiging en het onderhoud van handels-agenten onder
om hunne onwilligheid deDeensche regering eenige had laten wegne-
men ; onder anderen zeggende; ick hoope. UEd. dit schryven ten besten
duyden irwogt; ick doe dit volgens myn ampt, ende officie, synde schul-
dicg sorge te dragen voor de continuatie der commercie en de zeevaart.
1)nbsp;Mr. H. j. KOENEN. ADRIAAN pAADw, cene Bijdrage tot de Kerk-
en Handelsgeschiedenis der lede eeuw. Amsterdam 1842. Zie p. 12:
»Omstreeks dezen tijd (1545) vestigde a. paaüw zijne handelszaak
te Amsterdam, en knoopte weldra menigvuldige betrekkingen aan
met [Duitschland en de kusten der Oostzee, zoodat hij allengs, ge-
lijk men toen gewoon was te spreken, »factoor werd der principaelste
koopluiden van de Oostersche Natie.quot; p. 13 en Bjjlage n». 12 p.
163, p. 24—29.
2)nbsp;Gr. Plac. boek, D. II, p. 564. Zie verder de Resolutiën van 22
Mei 1646, 1 April 1651 en 17 Mei 1652. Gr. Plac. boek, D. I,
p. 939, 948 en 952.
3)nbsp;AITZEMA a, w., D. VI, p. 704. D. VII, p. 519.
-ocr page 177-den titel van Commissaris-Eesident of ook wel van Con-
sul, over en weder in de 17quot; eeuw tot behoefte.
Zoo wendde zich in 1685 de Deensche gezant Baron
jüEL tot de Staten-Generaal en verzocht vrijdom en exemptie
van 's lands Impositiën en Excynsen voor den Consul van
de Deensche Natie te Amsterdam. Eene afwijzende beschik-
king (3 Maart) bevatte de algemeene bepaling: »dat alle
vryheden ghegeven aan eenige Consuls ofte Uytheemsche
Ministers, van wat benaminge die ook souden mogen syn,
dewelcke haer fixum Domicilium en vaste residentie ergens
elders in dese landen hebben, als alleen in den Hage metter
daet sullen cesseren en ophouden ende oock voor soo veel
des noodts sullen werden ingetrocken, soo als die ingetrock-
ken werden mits desen.quot;
Eene resolutie van 10 April daaraanvolgende bevestigde
dit nader i). Sedert geruimen tijd waren oneenigheden
tusschen de Staten-Generaal en den Koning van Denemar-
ken gerezen, tot bevrediging van welke den 6 Julij 1688
te Berlijn een voorloopig verdrag gesloten werd , waarbij
men (art. 2) overeenkwam, dat de scheepvaart en handel
bij voorraad voor twee jaren voortgang zouden hebben op
den voet der bepalingen van 16é5, 1647, 1666 en 1669 2).
De betrekking van Consul bleef daardoor voortdurend in
J) Zie Resolutién ter Generaliteit van 1685.
ï) Groot Plac. boek, T. IV, p. 302.
stand, schoon niet in den uitgestrekten zin en omvang als
in het Zuiden van Europa.
Bij de benoeming van een Consul in het Koningrijk
Noorwegen 2 Julij 1694 werd aan den Nederlandsehen
Eesident goes, toegezonden eene
Instructie voor teeuwis dominicus, hy H. H. Mog. vol-
gens derselve Resolutie van den tweeden Julii laetstleden
aengesteldt tot Consul van den Staet in het Koningrijek van
Noorwegen.
Art. 1. Dat den voornoemden Consul tot beter hesor-
ginge van de interessen van den Staet ende van de Com-
mercierende ingezeetenen van dien, syne residentie sal hou-
den.....in het Koningryh Noorwegen en van daar, door
goede correspondentie in de voornaamste zeehavens van
hetselve Ryck, naauwkeurig acht te geven, dat niets ten na-
deele van de Navigatie of Commercie werd ondernomen
en speciaal, dat het laatst gesloten tractaat werd nageleefd
tusschen zyne Koninklijke Majesteit van Deenemarken en
desen Staet; advis gevende van 't geene daer omtrent van
tyd tot tyd sal voorvallen aan H. H. Mog. en de Minis-
ters, die hy of van wegen deselve aen het Hof van den
Koning van Deenemarken werden geëmployeert.
Art. 2. Sal den voornoemden Consul van yder schip,
in het voorsz. Koninghryck komende te arriveeren en al-
1) Groot Plac. boek, T. IV, p. 2.52.
-ocr page 179-daer last te breecken of lading in te nemen, voor syn recht
genieten en trecken een rycksdaelder en een quart, wel ver-
staende dat de schepen daer komende in te vallen door storm
of water in te nemen, of om andere onvoorsiene en noodwen-
dige toevallen, daer van sullen wesen geëximeeri ende bevryt.
Art. 3. Sal den voornoemden Consul sich geen autho-
riteyt of jurisdictie aenmatigen, of pogen te exerceren, over
de persoonen en effecten van de Nederlantsche koopluyden,
sich in Noorwegen onthoudende.
Art. 4. Sal insgelycks oock hy Consul gehouden wesen
de schippers in ordinaris voorvallende saeken te assisteren
sonder daer voor eenige belooninge te praetenderen ^ doch
in gevalle het soude mogen ghebeuren, dat de schippers
de hulpe en diensten van den Consul souden mogen van
nooden hebben in gewichtige of extra-ordinaire saecken hetzy
met het bevorderen van processen, ofle beslissen van ques-
tiën over schip of lading ofte in andere diergelyck voor-
vallen sal deselve boven en behalven het remboursement van
het hy hem ter saeke van dien gedane deughdelyck verschot
in alle redelyckheyt door de schippers extra-ordinaris moe-
ten werden gesalarieert ende voldaen.
In het eerste gedeelte der 18''' eei^yr, vervoegden zich
eenige kooplieden te Amsterdam tot de Staten, met hunne
klagten over het nemen van hunne schepen, varende op
Denemarken en Noorwegen, bewesten ter Neus en Mos-
kovië, door Deensche kapers, en gaven te kennen, »dat
het van de uyterste nootsaackelykheid soude wesen, dat
van wegen H. H. Mog. een beqnaam persoon tot Com-
missaris ofte Consul tot Bergen in Noorwegen zyne resi-
dentie quam te houden , aan wien de schippers in soodanige
gelegentheyt sigh souden konnen wenden en addresseren
ende door deszelfs autoriteyt gedeckt synde, behoorlycke
adsistentie qnamen te erlangen.quot;
Zij stelden niels sandeesz wienwyck als zoodanig voor;
wien dat Consulaat met vrucht konde worden opgedragen
en zonder bezwaar van 's Lands schatkist; een beding
ligtelijk ook voor het vervolg als voorwaarde bij die be-
trekking te voegen, daar de onkosten konden gevonden
worden uit een tarief der som aan den Consul te betalen, door
diegenen, welke zijne hulp en diensten hadden ingeroepen.
De Staten gunstig hierop beschikkende, stelden tevens i)
vast, dat men aan den Consul 3»/o zoude hebben te be-
talen van de netto opbrengt der met zijne hulp gebor-quot;
gen goederen en één per mille tot ondersteuning en on-
derhoud der zeelieden, welke bij die gelegenheid zijne
verzorging hadden ingeroepen.
Ofschoon sedert meer dan dertig jaren de waarneming
van hunne betrekking aan de Consuls zonder eenige ver-
hindering van de zijde der Deensche regering was toege-
staan , (1731) baarde de benoeming van gemelden niels
1) Zie Notulen van de Staten-Generaal, d. 6 Febr. 1720.
-ocr page 181-SANDERSZ WIENWYCK, tot Nedeilaiidsche Consul te Bergen,
eenig bezwaar. De Koning van Denemarken weigerde
zijnen geboren onderdaan het exequatur te verleenen, op
grond, dat men de {jpretensiêr^ aanmatiging van zoodanige
Consuls moest afsnijden, die van de gemeene lasten en
schattingen wilden geëximeerd worden, en bovenal de col-
lusie beletten, welke de Consuls in den handel pleegden.
De Staten-Generaal antwoorden hoofdzakelijk, dat het
gewis te billijken was, dat door een' Souverein bij andere
Hoven eigene onderdanen werden gebruikt; edoch, dat
dit alleen de gewoonte was bij publieke Ministers, niet
bij Consuls.
Dat het niet gemakkelijk was, iemand van Nederland-
sche afkomst te vinden, wien men aldaar konde benoemen,
en dat alle Souvereinen buitendien van den regel waren
afgeweken, uitsluitend vreemde onderdanen als Consuls
te admitteren.
Dat' daarenboven de Staten immer de facielste waren
geweest in de toelating van inlanders voor vreemde Vor-
sten occuperende, zelfs met een hooger karakter dan
met dat van Consul bekleed; terwijl zij Z. Kon. Majesteit
herinnerden, hoe zij zelve te Amsterdam een Nederlander
tot agent of commissaris had.
Zij verzochten daarom, dat alles op den van ouds ge-
bruikelijken voet mogt blijven; en verzekerden, dat in
geval Z. M. volharde bij haar genomen besluit, zij ge-
noodzaakt zouden zijn tot gelijke maatregelen hunne toe-
vlugt te nemen i).
De bezwaren werden dan ook spoedig vereffend.
Het Consulaatregt te Bergen werd op verzoek der
kooplieden {miraUU dictu!), ten gunste van den Consul
hendrik jansen fasmek, tot 4 rijksdaalders van elk schip
verhoogd, bij resolutie van 19 Mei 1750 2). Gedurende
ruim 29 jaren nam hij met ijver het Consulaat waar,
onder medewerking van zijnen zoon, die bij den dood
zijns vaders, ingevolge Resolutie der Staten-Generaal in
diens plaats werd aangesteld 3). Het volgend jaar werd
insgelijks op aanvrage van deubs , Commissaris te Elseneur,
diens zoon en adjunct tot toekomstig opvolger aangesteld,
17 September 1781 4).
Eene nieuwe verhooging van Consulaatregten in Bergen
ten gunste van den verdienstelijken Commissaris fasmek, werd
bij besluit der H. Mog. van 27 December 1787 geregeld 5).
Iets later maakte de onbestemdheid van het ressort der
verschillende Consuls, eenige verordening daaromtrent
wenscheHjk en werd 19 Julij 1792 ter GeneraUteit de
volgende vastgesteld 6).
1)nbsp;Groot Plac. boek, T. VI, p. 287.
2)nbsp;Groot Plac. bock, T. VII, p. 554.
3)nbsp;Eesolutien tor Gen. van 17 Aug. 1780.
Resolutien ter Gen. 1781.
Resolutien ter Gen. 1787.
Resolutien tor Gen. 1792.
Er zouden vijf Commissariaten zijn: twee in Denemar-
ken, waarvan één te Koppenhagen en één te Elseneur.
Drie in Noorwegen, en wel te Bergen, Drontheim en
Christiaanzand en zulks zonder eenig verder bezwaar van
den Lande of de schatkist.
Koppenhagen bevatte, onder het bestuur van j. f. van deues,
de Deensche kust van Faarbeck tot de punt van Dragoe, de
Soltholmer en Bornholm er onder begrepen en aan de Zweed-
sche kust, de kust van BersebeckViskerley tot voorbij Falster.
Het district Elseneur strekte zich uit door het Katten-
gat, de Zweedsche kust van Landskroon tot de grensschei-
ding van Noorwegen en Zweden, en aan de Deensche kust,
de bogt van Nivaa tot en met Schagen.
Bergen liep van Lieth langs de Noorweegsche Kust,
tot aan den Noordhoek.
Christiaansand van Friedrichstad tot de Lieth van Ber-
gen, en
Drontheim van den Noordhoek verder noordwaarts op.
De Consuls in deze districten stonden onder onmiddellijk
toezigt van den Nederlandschen Ambassadeur aan het Hof
van Denemarken; zij waren verpligt, dezen elke 3 maanden,
alsmede aan de Directie van den Oosterschen handel en de
reederijen te Amsterdam mede te deelen, hetgeen in het stuk
van handel of zeevaart aan de Natie dienstig kon wezen i).
1) Zio Notnleu van de Staten-Generaal, 19 Julij 1792.
-ocr page 184-Dit reglement was in 1805 nog van kracht; op den
voet daarbij uitgedrukt, werd in dat jaar al weder zonder
bezwaar van den lande, l. ch. fbed. de coninck tot Com-
missaris te Koppenhagen aangesteld, tot tijd en wijle er met
betrekking tot de buitenlandsche commerciele agenten van
den Staat nadere bepalingen zouden gemaakt worden. Deze
zijn de na het herstel der onafhankelijkheid in 1814
uitgevaardigde reglementen.
Bij overeenkomst van 10 Julij 1817 i) werden de oude
verbindtenissen omtrent de onderlinge scheepvaart en han-
delsbelangen van Denemarken en Nederland hernieuwd en
bepaald dat alle de voorregten reeds in 1701 wederkeerig
toegestaan in vollen kracht zouden blijven; evenzoo in
de koloniën, op dezelfde wijze als aan eenige andere natie,
mogt zijn of nog worden vergund en tot zoolang de weder-
zijdsche regeringen anders mogten noodig oordeelen.
Merkwaardig is, omtrent de beginselen der Deensche
regering aangaande de Consuls van vreemde Mogendhe-
den, in hare ryken resideerende de volgende uitgevaardigde
verordening.
») Recneil de mariens et de cüsst, T. IU, p. 341. Deze over-
eenkomst had vooral ten doel, de Belgische gewesten in de regten
der Noord-Nederlandsche te doen deelen.
Königlich Dänische Verordnung vom Jahre 1821
betreffend die Rechte u. Privilegien der
fremden Consuln i).
i^t. 1. Wenn diejenigen, die als General-Consuln,
Consuln, Vice-Consuln oder Consular-Agenten fremder
Mächte in den Königlichen Staaten künftig anerkannt
werden. Königliche Unterthanen sind, kann jene Eigen-
schaft sie nicht von Abgaben u. Lasten befreien, sie mögen
persönlich, oder solche seyn, die von ihrer bisherigen
bürgerlichen Stellung herrühren, u. auf ihr unbewegliches
Eigenthum, Erwerbe oder Vermögen Bezug haben, jedoch
sind davon diejenigen Lasten ausgenommen, die den Bür-
gern u. Einwohnern einer Stadt obliegen, u, persönliche
Verrichtungen erfordern.
Art. 2. Dagegen sind die Unterthanen einer fremden
Macht, welche beauftragt werden, sich in den Königlichen
Staaten zu begeben, um daselbst Consulats-Geschäfle auszu
üben, von jeder persönlichen Last befreiet, so ivie auch
von allen persönlichen Abgaben, so lange sie nicht unbe-
wegliches Eigenthum im Lande erwerben oder bürgerliches
Gewerbe u. Handlung treiben; in welchen Fällen sie von
ihrem Eigenthum u. Gewerbe dasselbe zu entrichten haben,
1) Modegedeeld door miedss, t. a. p., Beilagen zu dem Abschnitt
von den Consuln, p. 359 , Nquot;. 57.
was von anderen Königlichen Unterthanen, tinter welche
sie in solchem Falle zu begreifen sind, entrichtet wird.
Art. 3. Die in Frage stehenden Agenten, sie mögen
vor ihrer Anerkennung als Consular-Agenten, Königliche
oder fremde Unterthanen gewesen seyn, sind nur in ihren
Consulats-Gesehäften der Gerichtsbarkeit des Landes nicht
unterworfen. Was aber die hier im Lande von ihnen etwa
eingegangenen Contracte u. Verpflichtungen, unbewegliches
Eigenthum, wenn sie solches besitzen, oder das bürger-
liche Gewerbe, welches sie etwa treiben, betrifft, so wie
auch in Criminalibus, sind sie den Gesetzen u. der Ver-
fassung des Landes u. folglich auch derselben Jurisdiction
wie die Königlichen Unterthanen unterworfen.'quot;
§ 15.
NEDEELANDSCH CONSÜLAAT IN ZWEDEN.
Tot de rijken van het NoordeHjk Europa, waarmede
onze Nederlandsche gewesten in veelvuldige betrekking,
voornamelijk van koophandel stonden, behoorde ook reeds
in de tijden van het Hanze-Verbond, Zweden i). Sedert
de Unie van Calmar, 20 Julij 1397 , de driedubbele
kroon op het hoofd van maegaeeta, dochter van Walde-
mar III, Koning van Denemarken, plaatste, waren de
gt;) Zie het hierboven p. 50. aangehaald Nederl. en Zweden vanMr.
g. \v. veeede.
-ocr page 187-privilegiën, tractaten en andere overeenkomsten, in de
vorige § medegedeeld, ook in Zweden van toepassing.
Die voorregten en vrijdommen, en wel die der Hanze,
namen in den loop der volgende eeuwen toe door de
gunstbewijzen, met welke Denemarken en Zweden, door
tweedragt verdeeld, den steun dier magtige handelsver-
eeniging beurtelings kochten en verwierven i).
Van dat tijdperk dagteekenen dan ook de tusschen
Nederland en Zweden in 't bijzonder geslotene verdragen
en de vestiging van eene Consulaire instelling onder den
toen in het Noorden gebruikelijken vorm.
In het eerste verdrag, door de Vereenigde Nederlanden,
met GUSTAAP ADOLF iu 1614 gesloten werd bij art. 9 vast-
gesteld: »dat de onderdanen en inwoners van de Nederlan-
den bevestigd werden in alle hunne privilegiën, contracten
en beloftenissen, die hun vroeger waren toegekend ende
daerenboven noch andere die Z. Kon. Majesteit noch soude
mogen accorderen voor het vervolg 2).
Ofschoon sedert dat tijdstip tusschen de beide Staten
meerdere gewigtige overeenkomsten getroffen zijn en wel
1)nbsp;Zie Histoire des relations eoramerciales et diplomatiques des
Pays-Bas avec le Nord de l'Europe pendant le XVI sie'cle, par j. j.
ALTMETER (Bruxelles, Bonn, Paris 1840). Zie ook van denzelfden:
ïiDes causes et de la décadence du comptoir hanséatique de Bruges
et de sa translation II Anvers au XVIe siècle. (Bruxelles 1843).
2)nbsp;aitzema, Sacken v. S. en O., D. I, p. 175. Groot Plac. boek,
D. IV , p. 276.
met name die van 1640 i), bevestigd Sept. 1656 te
Elbing, later ^ 1659 te Helsingör, alsook in het jaar
1667 een voorloopig tractaat van handelen scheepvaart 2),
zoo werd echter omtrent de Consuls niets uitdrukkelijk
in dezelve bepaald.
Na den oorlog van 1672 toen de Zweden op aandrang
van LODEWIJK XIV aan den Keurvorst van Brandenburg!
Nederlands bondgenoot, den oorlog verklaard hadden, waar-
door alle verdragen tusschen Nederland en Zweden, ook die
van koophandel als verbroken werden beschouwd, werd karel
XI weldra (26 Nov. 1675) door den Admiraal tromp tot een
nieuw verdrag genoodzaakt, bij hetwelk werd overeenge-
komen, dat de handel en scheepvaart op den vorigen voet
in het vervolg vrij zouden blijven, niettegenstaande den krijg.
Doch eerst het tractaat van 2/12 Oct. 1679 3) bevat
de voor het Consulaat merkwaardige bepalingen in de vol-
gende artikelen:
Art. 7. »Deselve gunst ende faveur sullen de Neder-
lantsche in alles genieten als aan de beste Uytheemsche
vrunden ende Natiën wert toegestaen ofte in het toeko-
mende soude mogen worden toegestaen.
gt;) dbmont, D. vr, p. I, p. 192. wzcqxxeïort, Hist. des Prov
Umes prenves, p. 77.
2) DUMom, D. VII, P. I, p. 39.
8) Groot Plac. boek , D. III, p. 1394. Verhand, over de afschaff.
van de Kaapvaart (1828), bi. 135 volgg.
Art. 34. Het sal mede aan Z. Kon. Majesteit en aan
de H. H. Staten-Generael vry staen tot gerief van hare
onderdanen, traffiquerende in derselver respeetive Koningh-
rycken en Landen , nationale Consuls aen te stellen, de-
welke, die rechten, vryheden, en immuniteiten, sullen ge-
nieten, die haar van amptswegen toekomen, sullende echter
over de plaetsen, daer deselve sullen aangestelt werden, na-
der moeten worden gehandelt.quot;
In het jaar 1710 verwierf christiaan welshuizen, als
gelastigde van de Commercie naar Lijfland en Zweden ver-
trokken zijnde, de bekende acte ad omnes populos (7
Maart i).
Na dien tijd is het Nederlandsch Consulaat, op den al-
gemeen gebruikelijk voet, in Zweden gevestigd gebleven, zoo
als onder anderen blijkt uit de resolutiën der H. Mog. van
12 September 1754 2) en 30 Maart 1767 3). In het laat-
ste tractaat door de Nederlandsche republiek met Zweden
aangegaan (1780) en ook in de conventie van 29 Mei
1827, omtrent de uitlevering van gedeserteerde zeelieden,
wordt van geene Consuls gewag gemaakt, en schijnen al-
daar en in Noorwegen, sedert 1814 met Zweden onder af-
zonderlijk bestuur vereenigd, de vroegere bepalingen, meest
') Zie scHELTEMA, Rusland en Nederland, D. III, p. 246.
Recueil van Zeezaken , D. VII, p. 69.
3) Recueil van Zeezaken , D. X , p. 388.
op gewoonte gegrond, als nog heden van toepassing te knn-
nen worden geacht.
nedeelandsch consülaat in pruissen.
De handel op het tegenwoordig Koningrijk Pruissen,
hoewel reeds in zeer verwijderde tijden door de Neder-
landers gedreven, is zelden het onderwerp van een bepaalde
overeenkomst geweest. In de tractaten, sedert 27 Julij
1645 met den Keurvorst van Brandenburg gesloten, komt
daaromtrent weinig en aangaande het Consulaat niets voor.
Maar in het jaar 1788 bepaalde art. 7 van het verdrag i)
(van 15 April), dat de Pruissische en Nederlandsche na-
tiën elkander wederzijds als de meest bevoorregte zouden
behandelen, in afwachting van een eigenlijk handelsverdrag.
In geen der volgende overeenkomsten, ook niet in die
van 3 Junij 1837, mede toepasselijk op Baden, Nassau,
Hessen-Darmstadt, Beijeren, Wurtemberg en Frankfort,
wordt van de vestiging van Consuls gewaagd.
Doch ten opzigte der vreemde Consnls gelden in Pruis-
sen, in 't algemeen, de volgende bepalingen.
De vreemde Consuls, in zooverre hun het exequatur
verleend is, hebben aanspraak, met vertrouwen op volko-
mene reciprociteit, op alle die voorregten, welke hun, of
') MARIENS et DE CtJSST, T. II, p. 1.
-ocr page 191-naar algemeene beginselen, of uit kracht van bijzondere
overeenkomsten toekomen. De Pruissische regering, of-
schoon hun de diplomatische vrijdommen ontzeggende, daar
zij onvoorwaardelijk bij de waarneming hunner functiën
onderworpen blijven aan de wetten van het land, waar zij
resideren, kent den Consuls een gewisser öffentlicher Cha-
rakter toe. Dien ten gevolge geeft zij hun het regt de han-
dels- en scheepvaartbelangen van hunne natiën voor te staan;
in persoonlijke handelszaken van hunne landgenooten, deze
met raad en daad te helpen, hunne geschillen als arbiters
te beslechten en certificaten af te geven aan kooplieden
en schippers. Alleen wanneer dit uitdrukkelijk bepaald is,
mogen zij tegen hunnen landgenooten bij wijze van exe-
cutie te werk gaan, of door de Pruissische beambten doen
handelen. In het algemeen is het hun, wat de policie- of
regterlijke-beambten van de plaats hunner residentie aan-
gaat, niet geoorloofd zulke verrigtingen op zich te nemen
en zijn zij aan de voorschriften van het Consulair Regle-
ment (Consular-Ordnung) voor Pruissen van 1796 i) on-
derworpen. Bij avary of stranding kunnen zij, alhoewel
behoorlijk door de belanghebbenden gevolmagtigd, geene
daden verrigten, welke bij de Pruissische wetten uitslui-
tend aan regterlijke collegiën mogten opgedragen zijn,
1) Manuel pratique du Consulat, etc. par r. a. de mensch {Leip-
zig 1846) p. 147.
b. v. het verkoopen van het wrak op eigen gezag; het
afnemen van een eed aan Pruissische onderdanen. Maar
de beëediging van landgenooten voor zaken, buiten Pruis-
sen aanhangig, is hun toegestaan, ook het opmaken van
zeeprotesten, welke tegen vreemden mogten dienen; voor
het Pruissische geregt en tegen Pruissische onderdanen
zijn die niet geldig.
De openlijke afkondigingen van vreemde Consuls zijn
van de censuur niet vrijgesteld.
In de toekenning van vrijdommen moet de vraag wor-
den overwogen, of de Consul onderdaan zij van de Pruissi-
sche regering dan wel van den Vorst, die hem benoemt.
Consuls, geene Pruissische onderdanen, zijn van directe
en persoonlijke lasten aan den Staat en de gemeente
vrijgesteld; ook van inkwartiering, voor zooverre zij geen
handel drijven of onroerende goederen bezitten. Pruissi-
sche onderdanen hebben, als vreemde Consuls, alleen regt
op remplacering of kunnen zich door eene geldelijke bijdrage
van de krijgsdienst bevrijden en bij inkwartiering genie-
ten zij vrijheid voor die ruimte, welke tot uitoefening van
hun ambt of tot bewaring van hun archief noodig mogt
zijn, overigens ondergaan hunne phgtenals burgers van den
Staat geene wijziging.
De Consules missi hebben eenige privilegiën bij crimi-
nele regtspleging in geval van inhechtenisneming; wat
hun forum betreft, is, onverminderd speciale verordenin-
gen en met vertrouwen op reciprociteit, aangenomen als
volgt:
In burgerlijke zaken en in die van vrijwillige regtspraak
zijn de vreemde Consuls in het algemeen aan de Pruissische
regtbanken i) onderworpen, hetzij Pruissische onderdanen,
of niet; in welk laatst geval zij als vreemdelingen, die een
vaste woonplaats in de Pruissische Staten hebben gekozen,
worden beschouwd. Het is onverschillig of eene vordering
binnen of buiten Pruissen ontstaan, de schuldeischer in-
lander of wel vreemdeling zij. De Koninklijke regering
erkent echter het burgerlijk regtsgebied der vreemde Con-
suls als nog bestaande, zooverre het met de bevoegdheid
der Pruissische regtbanken niet strijdt, zoodat er een dub-
bel forum blijft ter keuze van den eischer. In strafzaken
zijn de Consuls (geene Pruissische onderdanen) en zoo zij
geen handel drijven of ander beroep uitoefenen, vrij van de
Pruissische regtspraak en worden aan hunne eigene overheid
uitgeleverd, in zooverre hunne daden niet onmiddellijk de
Pruissische strafwetten mogten schenden, zoodat de regten
van den Staat, de openbare orde en veiligheid eene dade-
lijke verantwoordelijkheid mogten vereischen. De Pruissi-
sche onderdanen erkend als Consuls en de Consules missi,
die handel drijven of een beroep in Pruissen uitoefenen,
zijn in den regel aan 's lands strafwetten onderworpen.
I) Allgemeine Gerichtsardnang, Theil. 1, Tit. II, § 65.
-ocr page 194-Bij inhechtenisneming i) van eenen vreeraden Consul,
hetzij in burgerlijke of in strafzaken, moet eerst het advies
van den Minister van Buitenlandsche Zaken ingewonnen
worden, die, zoo hij dien maatregel meent te moeten toe-
laten, onmiddellijk aan de Buitenlandsche regering daarvan
kennis geeft. De vreemde Consuls zijn bevoegd, doch al-
léén ingeval zij bij de plaatselijke of provinciale overheid
hun doel niet kunnen bereiken en er geene gelegenheid
tot diplomatische tusschenkomst bestaat, zich dadehjk tot
het Ministerie van Buitenlandsche Zaken ter verkrijging
van hun exequatur of andere zaken van welken aard ook,
te wenden.
Dergelijke bepalingen in meer Duitsche Staten bestaande,
zooals Beijeren, Saxe, Würtemberg, Groot Hertogdom
Baden, Keurvorstendom Hessen, Groot Hertogdommen Hes-
sen en Saxen-Weimar, vindt men volledig in het werk van
DE MENSCH 2).
§ 17.
NEDEKLANDSCH CONSÜLiAT IN BUSLAND.
De Nederlandsche kooplieden van vroegeren tijd, hoe
ondernemend ook, waren niet zeer gelukkig in hunne po-
ging, om duurzame en uitgebreide betrekkingen met het
groote Russische Rijk aan te knoopen en te onderhouden.
') Allgemeine Gerichtsordnnng, t. a. p.
Zie F.... DE MENSCH, t. a. p. p. 171, 173, 181, 183, 188, 1S9 cn 198.
-ocr page 195-Het Hanze-verbond was ook daar de magtige hefboom
tot de eerste verbindtenissen van handel en scheepvaart;
welke van het midden der 13'^® eeuw dagteekenen. Tot
deze behooren vooreerst het hierboven vermeld verdrag met
DAViDowiTSCH, Vorst van Smolensk i). Omstreeks dien
zelfden tijd bezat de Bond in Pskof een kantoor; een der-
gelijk werd in 1276 te Novgorod gevestigd, alwaar een
alderman met eene jury, alle Duitschers, regtsprak 2);
terwijl aan de kooplieden en vreemdelingen de tweede rang
na de Ministers van den Staat, was toegekend. Onder
de regering van ivan IV, werd door de hevige burger-
twisten en omwentelingen de handel van Eusland met de
Hanze ten volle vernietigd 3).
De Staten-Generaal der Eepubliek van de Vereenigde
Nederlanden, gaven den moed niet op, zoowel naar als door
of langs die gewesten een' weg voor den handel te openen,
zooals blijkt uit de Eesolutiën van Holland a°. 1594, gelijk uit
de beraadslagingen van 1595, omtrent de vaart naar China
door het Noorden en de »Instructie en artikelbrieven voor
de schippers en stuurlui/den, op de reis benoorden Rus-
land, Muscoviën, Tartaryen na China 4).quot;
1) Zie bl. 9.
ALTMEYER, Hist. dcs Eelaüons commerciales et diplomatiques
des Pays-Bas, p. 24 et 25.
ALTMEYER, t. a. p. p. 38.
Zie KLUIT, t. a. p. p. 324 en de aldaar vermelde Rcsohitiën van
Holland 1595, fol, 132, 140, 163 en 159.'), fol, 211 Vgg.
Eerst ii, 1631 verkregen de Nederlanders van den Groot
Vorst van Moscou michaöl, de vrije vaart en handel op
de haven van Archangel.
In deze eerste tijden kan het als vrij zeker worden aan-
genomen, dat het Consulaat door het hoofd van de faetory
der handelsvereeniging werd waargenomen. Edoch in 1645
vinden wij ^quot;ost Willemszoon kykercke, als Agent der Hol
laudsche Natie te Moscou benoemd gt;); schoon de pogingen
tot het heffen van een verdrag om de verkregene voor-
deden te bevestigen, m 1648 mislukten. Enim eene halve
eeuw later werden de onderhandelingen met Czaar peteh
met gunstiger gevolg bekroond. Deze groote Vorst, die
den handel aanmoedigde, als een geschikt middel tot be-
-having van zijne onderdanen, stelde ten gerieve der Com-
ngt;ercie een raad van Koophandel aan en zond Consuls naar
Londen, Cadix, Toulon, Lissabon en Amsterdam omstreeks
1718 2), waaruit het wel af te leiden is, dat ook zooda-
nige beambten der vreemde Mogendheden in de Russische
handelplaatsen zijn toegelaten.
In onderscheidene tractaten op het laatst der 18quot;« eeuw
door Rusland aangegaan, wordt van de instelling der Con-
suls wederzijds gewag gemaakt. Met Nederland echter is
uit dat tydperk geene handelsovereenkomst met Rusland
') SCHELTEMA, Rusland en de Nederlanden, D. I, p. 162
■') SCHELTEMA, t. a. p. D. IV.
gesloten, bekend; in 1783 werd wel meermalen in de
Staten-Generaal over die belangen beraadslaagd i). Maar
men schijnt ook vele jaren daarna nog niet zeer verre ge-
vorderd te zijn geweest; in 1793 toch schreef de Raad-
pensionaris VAN DEN SPIEGEL, aan den Nederlandsehen
Envoyé hogguer te Petersburg: »Wij hebben hier gezien
de conventie tusschen het Russisch en Engelsch Hof, als-
mede de vernieuwing van het tractaat van commercie:
het laatste zal zekerlijk niet dienen om de pogingen van
onze zijde tot zulk een tractaat aangewend, in Rusland te
doen avanceeren. En inderdaad, wanneer ik zie de zon-
derlinge en altoos differente begrippen van onze commer-
canten op dat stuk, moet ik wanhoopen dat er ooit iets
van komen zal 2).quot;
Op den begrootingsstaat van het jaar 1802, worden
onder summa II gelden voor Consuls in onderscheidene
landen uitgetrokken, edoch van Rusland is daar geene
sprake. Mogelijk echter waren inderdaad dezulke wel in
dat rijk aanwezig, doch ten koste van de Nederlandsche
koopheden 3).
Het gemis van eenige stellige overeenkomst op dat
1)nbsp;Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken 1783, p. 842, 1042. wage-
naar, Beschrijving van Amsterdam, D. IX, bl. 419—422.
2)nbsp;Brieven en Negotiatiën van M'. l. r. van de spiegel, D. I,
p. 247, N». 23 (1803).
3)nbsp;Besluit van 18 Nov. 1346, Staatsblad, N°. 62.
-ocr page 198-stuk is eerst door het tractaat van 1846 (1/13 Sept.)
opgeheven.
Art. 13. »En cas de naufrage ou d'avarie, chacune des
hautes parties contractantes procurera aux navires de l'autre,
soit bâtiments de guerre, soit bâtiments marchands, les
mêmes secours et assistance qui seraient donne's en pareils
cas à ses propres navires.
Les navires échoués ou partie d'iceux, de même que tout
ce qui appartient à l'armement et à ravitaillement, comme
tQUs les objets et marchandises, qui auront été sauvés, ou
bien les sommes qui en seront provenues en cas de vente,
seront fidèlement rendus à la disposition des propriétaires
ou de leurs fondés de pouvoirs dûment autorisés.
Dans le cas où les propriétaires ou leurs fondés de pou-
voirs ne se trouveraient pas sur les lieux, lesdits objets
et marchandises, ou les sommes provenues de leur vente,
comme aussi tous les papiers trouvés à bord des navires
ou bâtiments naufragés, seront délivrés au Consul néer-
landais ou russe, dans le ressort duquel le naufrage aura
eu lieu. Lesdits Consuls, propriétaires ou fondés de pou-
voirs ne payeront d'autres frais que ceux qui auront été
faits pour sauver les effets, et en sus le droit de sauvetage,
qui aurait dû être payé en cas de naufrage d'un bâtiment
national. Les marchandises et autres objets ne seront
soumis à aucun droit, à moins qu'ils ne soient admis à
la consommation.
Art. 14. Les deux hautes parties contractantes s'ac-
cordent mutuellement le droit d'envoyer dans les ports et
villes commerçantes de leurs États respectifs, des Consuls,
vice-Consuls et Agents commerciaux nommés par elles, qui
jouiront des mêmes privilèges, pouvoirs et exemptions dont
jouissent ceux des nations les plus favorisées ; mais dans
le cas où quelques-uns de ces consuls voudraient exercer
le commerce, ils seront tenus de se soumettre aux mêmes
lois et usages auxquels sont soumis dans le même lieu,
par rapport à leurs transactions commerciales, les particu-
liers de leur nation et les sujets des États les plus fa-
vorisés.
Il est spécialement entendu que lorsqu'une des parties
contractantes choisira pour son agent consulaire, pour
résider dans un port ou une ville commerçante de l'autre
partie, un sujet de celle-ci, ce Consul ou Agent continuera
à être considéré, malgré sa qualité de Consul étranger,
comme sujet de la nation à laquelle il appartient, et qu'il
sera par conséquent soumis aux lois et règlements qui ré-
gissent les nationaux dans le lieu de sa résidence, sans
que cette obligation puisse cependant gêner en rien l'exer-
cice de ses fonctions consulaires, ni porter atteinte à
l'inviolabilité des archives du Consulat.
Art. 15. Lesdits Consuls, vice-Consuls et Agents com-
merciaux seront autorisés à requérir l'assistance des auto-
rités locales pour la recherche, l'arrestation, la détention
et emprisonnement des déserteurs des bâtiments de guerre
et marchands de leur pays. Es s'adresseront à cet effet
aux tribunaux, juges et ofiRciers compétents, et réclame-
ront par écrit les déserteurs susmentionnés, en prouvant,
par la communication des registres des bâtiments ou rôles
des équipages ou par d'autres documents officiels, que ces
individus ont fait partie desdits équipages. Cette récla-
mation ainsi prouvée, l'extradition ne sera point refusée,
à moins que l'individu ne soit sujet du pays où la dé-
sertion aura eu liea. Ces déserteurs, lorsqu'ils auront
été arrêtés, seront mis à la disposition desdits Consuls,
vice-Consuls ou Agents commerciaux, et pourront être
renfermés dans les prisons publiques à la réquisition et
aux frais de ceux qui les réclament, pour être rétenus
jusqu'au moment où ils pourront être rendus aux bâtiments
auxquels ils appartiennent, ou pour être renvoyés dans leur
pays sur des bâtiments nationaux ou autres. Mais s'ils ne
sont pas renvoyés dans l'espace de trois mois, à dater du
jour de leur arrestation, ils seront mis en liberté, et ne
pourront plus être arrêtés pour la même cause. Toutefois,
si le déserteur se trouvait avoir commis quelque crime ou
délit dans le pays où il a été arrêté, il pourra être sursis
à son extradition, jusqu'à ceque le tribunal saisi de
l'affaire ait rendu sa sentence, et que celle-ci ait reçu
son exécution.
r
NEDERLANDSCH CONSULAAT IN GRIEKENLAND.
Gelijk in België, zoo schijnt in het herboren Grieken-
land allengs de heerschende gewoonte Consuls gevestigd
te hebben, eerst in lateren tijd zijn hunne bevoegdheid
en regten door verschillende tractaten op vasten voet ge-
regeld. Tot de zoodanige behoort de overeenkomst van
handel en zeevaart, den 10/22 Februarij 1843 te Athene
gesloten (Staatsblad N°. 34), waarbij aan den reeds be-
noemden Consul-Generaal, de Consul en vice-Consuls over
en weder ook voor het vervolg zijn toegekend alle regten,
privilegiën, bescherming en ondersteuning, zoo als ge-
bruikelijk is tot de behoorlijke waarneming van hunne
betrekking, en ter reclame van deserteurs, zoowel van
oorlog- als van koopvaardijschepen ontvlugt, zullende zij
voor het overige gelijk staan met de Consuls van de meest
bevoorregte natie.
In geval van schipbreuk wordt al het geredde en ge-
borgene bij afwezigheid van de eigenaren of gemagtigden
in handen van den Consuls gesteld, welke niet anders
behoeven te vergoeden dan de kosten van berging ver-
hoogd met hetgeen een nationaal schip in dergelijk geval
als premie moet betalen i).
') MARTENS et DE CDSSY, a. Verg. p. 286, de kennis van dit tractaat
-ocr page 202-§ 19.
nederlandsch consulaat in belgie.
Na de erkenning der onafhankelijkheid van België door
Koning WILLEM I, bij het bekend tractaat van 19 April
1839, zijn in verschiUende plaatsen, over en weder Con-
sulaire-Agenten benoemd en gevestigd. In geen der trac-
taten, met België, sedert door het Koningrijk der Neder-
landen gesloten, is echter eenige regel omtrent de toelating
van zoodanige beambten opgenomen; het algemeen gebruik
schijnt hier dus nevens de behoefte van den handel, den
grond tot die vergunning te hebben gelegd.
Het in art. 8 van de overeenkomst van 29 Julij 1846,
wordt voor het geval van desertie door schepelingen be-
paald 1).
quot;Les Consuls respectifs pourront faire arrêter et ren-
voyer soit à bord, soit dans leur pays, les matelots qui
auraient déserté des bâtiments de leur nation. A cet ef-
fet, ils s'adresseront, par écrit aux autorités compétentes
et justifieront, par l'exhibition en original ou en copie
dûment certifiée des registres du bâtiment ou du rôle
is van het uiterst belang geheel voor de stipte waarneming van het
Consulaat in de Grieksehe havens.
1) Zie deze overeenkomst in het Recueil des Traités et Conventions
concernant Ie Royaume de Belgique par désiré de garcm de la
vbga: Bruxelles 1850, p. 471.
d'équipage, ou par d'autres documents officiels, que les
individus qu'ils réclament, fassent partie dudit équipage.
Sur cette demande ainsi justifiée, la remise ne pourra leur
être refusée ; il leur sera donné toute aide pour la recher-
che et l'arrestation desdits déserteurs, qui seront même
détenus et gardés dans les maisons d'arrêt du pays à la
réquisition et aux frais des Consuls, jusqu'à ceque ces
agents aient trouvé une occasion de les faire partir. Si
pourtant cette occasion ne se présentait pas dans un délai
de trois mois„ à compter du jour de l'arrestation, les dé-
serteurs seraient mis en liberté et ne pourraient plus être
arrêtés pour la même cause. E est entendu que les ma-
rms, sujets du pays où la désertion a heu, seront exceptés
de la présente disposition.quot;
NEDERLANDSCH CONSULAAT IN DE VEREENIGDE STATEN
VAN NOOKD-AMEKICA.
De vestiging van een Consulaat in de Vereenigde Staten
van Noord-America dagteekent van het met die Eepuhliek
nog vóór hare erkenning door Groot-Brittannië gesloten
tractaat van 8 October 1783, bij hetwelk (art. 31) we-
derzijds de vergunning tot het aanstellen van Consuls i).
Recueil de martens et de cusst, T. I, p. 240. thomas p. Gor-
don, Digest of American Law Chap. IV, Sect. 11, § 1223, p. 197,
werd verleend: »The two contracting parties grant to
each other, mutually, the liberty of having each in ports
of the other, Consnls, Agents and Commissaries of their own
appointing, whose functions shall be regulated by parti-
cular agreement, whenever either party chooses to make
such appointment.quot; In hetzelfde tractaat werd aan Ne-
derland de gelijkstelling met de meest bevoorregte natie
verzekerd, zoodat de meer bijzondere bepalingen ten be-
hoeve der Consuls van andere volkeren, ook op die Ne-
derlandsche ambtenaren van toepassing zijn.
De eerste Consul, door de Staten aldaar benoemd, was
j. A. c. HEINEKE met deu titel van Agent der commercie i).
Onder die overeenkomsten, welke door de zoo even ge-
noemde bepalingen ook voor de Consulaire Agenten van
Nederland geldig werden, behoort voornamelijk als de meest
uitvoerige: »la convention entre le Eoi Trés-Chretien et
les États Unis de 1'Amérique, h. 1'effet de de'terminer et
fixer les fonctions et prerogatives des Consuls et vice-Con-
suls respectifs, signée a Versailles 14 Novembre 1788 2).
Omtrent de voortdurende kracht van het Tractaat van
1782, trots alle verandering van regeringsvorm, door de
Nederlandsche Eepubliek sedert ondergaan, schreef gokdon
') Zie hiervoren p. 27, het besluit over »de creatie van den post
van een Agent Commercieel in N. America, in de notulen m. a. d.
22 Nov. 1798.quot;
A. MIRDSS, a. w. p. 330.
-ocr page 205-in 1827 »There has been, but one treaty with the Government
of the Netherlands. That Government has assumed many
shapes during the progress of the French revolutions but
the treaty has survived them all and is now considered in
force between the parties i).quot;
In 1814 is de hier te lande uitgevaardigde verordening
op het Consulaat, ook den Consuls in Noord-America als
rigtsnoer toegezonden.
In het ten jare 1839, met de Vereenigde Staten aange-
gaan verdrag van handel en scheepvaart, werd onder anderen
bepaald, als volgt:
»It is further agreed between the two contracting par-
ties that the Consuls and vice-Consuls of the United States
in the ports of the Netherlands in Europe and reciprocally
the Consuls and vice-Consuls of the Netherlands in the
ports of the said States shall continue to enjoy all privi-
leges, protection and assistance, as may be usual and ne-
cessary for the duly exercising of their function, in respect
also the deserters from the vessels wether public or private
of the countries.quot;
Dit tractaat werd voor den tijd van 10 jaren gesloten
en zoude zonder opzegging 12/m. te voren, telkens als
voor nog één jaar verlengd beschouwd worden 2).
1)nbsp;Digest of American Law p. 753, notes 2 D. (pag. 195).
2)nbsp;Zie dit Tractaat nu nog van kracht in het Eecneil dk marticns
et DE oussT (art. 3), D. V, p. 1.
Omtrent de beginselen, welke men met betrekking tot de
vreemde Consuls in America aankleeft, zijn merkwaardig
de art. 8, 9 en 10 van de overeenkomst tusschen Noord-
America en Denemarken (26 April 1826 i).
Hoewel over en weder de bevoegdheid toegekend werd
om Consuls en vice-Consuls aan te stellen, behield men
zich echter voor, sommige plaatsen uit te zonderen.
Het exequatur wordt gratis afgegeven en bekend ge-
maakt; uit kracht van hetwelk zij door alle autoriteiten,
overheden en bewoners in hun district moeten worden ge-
ëerbiedigd.
De Consuls en de personen aan hunne dienst verbon-
den, genieten, zoo zij namelijk geene inboorlingen zijn
van het land der Consulaire residentie, vrijstelling van alle
landsdienst, en vrijdom van alle »taxes, imports and con-
tributions,quot; met uitzondering van hetgeen zij wegens hun-
nen handel of grondbezit zouden moeten betalen; eene bepa-
ling, waaraan alle inwoners, zoowel inboorlingen als vreem-
delingen gelijkelijk zijn onderworpen ; blijvende de Consuls
in al het overige in every thing besides subject to the laugt;s
of the respective States.
') Zie omtrent de algemeene beginselen betrefTende de Consuls in
de Ver. Staten van N.-America, voornamelijk aangaande het regts-
gebied, Commentaries on the Constitution of the United States by
JOSEPH STOKY (Boston, Cambridge 1833), vol. 3, p. 522—525, § Ifi54,
§ 1657.
De arcliiven en papieren van het Consulaat zijn on-
schendbaar; geene overheid mag onder welk voorwendsel
ook, deze in beslagnemen of doorzoeken i).
Nog is onder de jongst gesloten tractaten, dat met Ha-
nover van 10 Junij 1846 en vooral art. 9 ook voor de Ne-
derlandsche Consuls van belang, de inhoud, door martens
en DE cussY medegedeeld, komt hierop neder 2).
»Les Consuls, vice-Consuls, Agents et vice-Agents com-
merciaux auront, en cette qualité, le droit d'être juges
arbitres dans les différends qui pourront s'élever entre les
patrons et les équipages des navires appartenant à la na-
tion dont les intérêts leur sont confiés, et ce sans l'inter-
vention des autorités locales, à moins que la conduite des
équipages ou du capitaine n'ait été de nature à troubler
l'ordre et la tranquillité du pajs, ou que les Consuls, vice-
Consuls, Agents ou vice-Agents commerciaux ne requièrent
l'assistance desdites autorités pour mettre leurs décisions à
exécution ou en maintenir l'autorité.
Il est toutefois entendu, que ce jugement ou arbitrage
spécial ne privera pas les parties en litige du droit d'en
appeler, à leur retour, aux autorités judiciaires de leur
propre pays.
Les susdits Consuls, vice-Consuls, Agents et vice-Agents
') Digest of American Laws. p. 815.
2) Reciieil T. V, p. 659. Zie ook Gesetzsammlung für das Kö-
nigreich Hannover 1847 , N°. )4.
— 19 G —
commerciaux sont autorisés à requérir l'assistance des au-
torités locales pour rechercher, arrêter et emprisonner les
déserteurs des navires de guerre et marchands de leur pays.
Ils s'adresseront à cet effet aux tribunaux, juges et
fonctionnaires compétents; ils réclameront lesdits déserteurs
par écrit, en prouvant par les registres du navire, les rô-
les d'équipages ou par tout autre document authentique,
que les individus réclamés faisaient partie des équipages.
La réclamation étant appuyée de cette manière, l'extradi-
tion ne pourra être refusée.
Ces déserteurs arrêtés seront remis à la disposition des
Consuls, vice-Consuls, Agents et vice-Agents commerciaux,
et pourront être écroués dans les prisons publiques à la
requête et aux frais de ceux qui les réclameront, afin d'être
dirigés sur les navires auxquels ils appartiennent, ou sur
d'autres navires du même pays. S'ils ne sont pas ren-
voyés dans les trois mois à partir du jour de leur arres-
tation, ils seront mis en liberté et ne seront plus arrêtés
pour la- même cause. Cependant, si le déserteur s'est
rendu coupable d'un crime ou délit, son extradition sera
différée, jusqu'à ce que le tribunal devant lequel sa cause
sera pendante, aura prononcé sa sentence, et que celle-ci
aura été mise à exécution i)quot;.
gt;) Zie, omtrent de certificaten vereischt bij den invoer van koopwa-
ren en af te geven door den Consul ym de Vereenigde Staten, de be-
In het tractaat van 18 September 1840 i) tusschen den
Koning der Nederlanden en de toenmalige Republiek van
Texas gesloten, thans bij de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika ingelijfd sedert 1845 (19 Junij), hield art. 14
eenige bepalingen wegens de over en weder aan te stellen
Consuls en vice-Consuls in.
NEDERLANDSCH CONSULA.'i.T IN MEXICO. — COLUMBIA.
Tijdens de vereeniging van België en Noord-Nederland,
en met den wensch om aan de voortbrengselen der nijver-
heid, eenen nieuwen uitweg te verzekeren, zocht de rege-
ring de voorwaarden van een gunstig handelsverkeer met
de opkomende Staten in Centraal- en Zuid-Amerika te treffen
en bediende zich tot dat einde van de tusschenkomst van
haren Ambassadeur bij het Hof van Groot-Brittannië, wij-
len M'^. A. E. FALCK.
Het tractaat van 24 Dec. 1827 2) met Mexico (art. 13),
alsmede dat van 1 Mei 1829 met Columbia, beide te Lon-
den geteekend, bevatten omtrent de wederzijdsche aanstel-
ling van Consuls in die landen de volgende overeenkomst 3):
kendmaking in dato 12 Mei 1351, door den Consul c. göethe bayt.ob,
in het Handelsblad van 14 Mei daaraanvolgende geplaatst.
1)nbsp;Zie Staatsblad Nquot;. 21, aquot;. 1840, Recueil de makiensetdb CDSSv,
T. V, p. 55.
2)nbsp;Staatsblad 5 Mei 1828, 27.
3)nbsp;Zie Nouveau ReeueU de martens, T, IX, p. 57fi.
-ocr page 210-» Il sera libre à chacune des parties contractantes de nom-
mer des Consuls pour la protection du commerce, qui
pourront resider sur le territoire de l'autre; cependant
aucun Consul ne pourra exercer ses fonctions comme tel,
avant d'avoir été approuvé et admis dans la forme usitée
par le gouvernement sur le territoire duquel il residera.
Chacune des parties contractantes pourra excepter de la
residence des Consuls, tels endroits particuliers ou elle ne
jugera pas à propos de les admettre,
-A-rt. 24......les Consuls dans les possessions de S, M.
le Roi des Pays-Bas, jouiront de toutes prérogatives, exemp-
tions et immunités accordées ou à accorder ultérieurement
aux agents de même rang de la nation la plus favorisée.
........les Consuls de sa dite Majesté, jouiront, de tou-
tes les prerogatives exemptions et immunités dont____les
Consuls de .... jouissent dans le Royaume des Pays-Bas.quot;
NEDEKLANDSCH CONSULAAT IN BfiAZILIE.
Zoolang Brazilië eene kolonie van Portugal was, moest
de vestiging van Consuls in die overzeesche bezitting, naar
de algemeen heerschende begrippen van staatshuishoudkunde
geacht worden uitgesloten te zijn. Daarom ook werden in
het boven aangehaald Tractaat van 12 Juni 1641 (Art. 34)
zoodanige ambtenaren van Portugal enkel in de Europesche
havens toegelaten (»in omnibus portibus sitis in Europa,quot;)
Doch sedert de erkende onafhankelijkheid van Brazilië,
tot keizerrijk verheven, is een tractaat van 20 December
1828 te Rio-Janeiro met den Koning der Nederlanden
aangegaan i).
Artikel 12 bepaalt omirent de Consnls het volgende :
Chacune des parties contractantes pourra nommer des
Consuls, afin de résider sur le territoire de l'autre, pour
la protection du commerce : mais avant que quelque Consul
exerce ses fonctions comme tel, il devra être approuvé et
admis dans la forme usitée par le gouvernement sur le ter-
ritoire duquel il devra résider, tandisque chacune des deux
parties se réserve le droit d'excepter de la résidpnce de
Consuls tels points particuliers sur lesquels elle ne juge
pas expédient de les admettre.
Les Agents diplomatiques et les Consuls du Brésil dans
les possessions de S. M. le Roi des Pays-Bas, jouiront de
toutes les prérogatives, exemptions et immunités qui sont
ou seront accordées ultérieurement aux agents du même
rang de la nation la plus favorisée. Et réciproquement les
Agents diplomatiques et les Consuls du roi jouiront, sur
le territoire de S. M. l'empereur du Brésil, de toutes les
prérogatives, exemptions et immunités dont les Agents di-
plomatiques et Consuls du Brésil jouiront dans le royaume
des Pays-Bas.quot;
1) Recueil de mariens et de cüssv, T. JV, r-
-ocr page 212-— 2ÜÜ —
§ 33.
nederlandsch consulaat in china.
De pogingen tot het aanknoopen van handelsbetrekkin-
gen met het Hemelsche Eijk klimmen reeds op tot 1594;
later zijn zij in 1601 herhaald, en de gezantschappen der-
waarts in dien tijd afgevaardigd, hebben den Nederlanders
tot 1700 eenen vrijen handel op Tonqnin en de vestiging
van Factoryen verschaft. Ten tijde van kluit i) echter was
alleen de haven van Canton nog toegankelijk.
Thans zijn door de bemoeijingen der Engelschen de
plaatsen, voor de Europesche kooplieden en schepen geopend,
tot op vijf vermeerderd en met opzigt tot het Consulaat
belangrijke bepalingen vastgesteld.
Art. 8. van het additioneel verdrag van 8 Oct. 1843
te Hoo-Mun-Chai gesloten, houdt de volgende vrij algemeene
gelijkstelling in;
»Toutes les puissances étrangères, dont les sujets ou ci-
toyens ont, jusqu'à ce jour fait le commerce à Canton,
sont admis dans les cinq ports désignés, aux mêmes termes
et conditions que les sujets Anglais.
De tot ons onderwerp betrekkelijke bedingen in het vroe-
ger Tractaat van 29 Aug. 1842 voorkomende luiden aldus:
') kluit t. a. p. § 372, cap. V, pag. 341.
.martens et de cussy, T. V, p, 215—218.
Art. II. His Majesty the Emperor of China agrees that
British subjects, with their famihes and estabhshments, shall
be aUowed to reside, for the purpose of carrying on their
mercantile pursuits without molestation or restraint, at the
cities and towns of Canton, Araoy, Eoochowfoo, Ningpo,
and Shanghai; and Her Majesty the Queen of Great-Bri-
tain, etc., will appoint Superintendents, or Consular Offi-
cers, to reside at each of the above-named cities or towns,
to be the medium of communication between the Chinese
authorities and the said merchants, and to see that the
just duties and other dues of the Chinese Government, as
hereafter provided for, are duly discharged by Her Bri-
tannic Majesty's subjects.
Art. XI. It is agreed that Her Britannic Majesty's Chief
High Officers, shall correspond with the Chinese High
Officers, both at the capital and in the provinces, un-
der the term »communicationquot; the subordinate British
Officers and Chinese High Officers in the provinces, under
the terms »statementquot; on the part of the former, and on
the part of the latter, »declaration;quot; and the subordinates
of both countries on a footing of perfect equality; merchants
and others not holding official situations, and therefore not
included in the above, on both sides, to use the term »re-
presentationquot; in all papers adressed to, or intended for the
notice of, the respective Governments.
Traité supplémentaire du 8 Octobre 1843, conclu à
Hoo-Mun-Chai i).
Préambule. — Les articles du traité supplémentaire sont
obligatoires, comme s'ils avaient été insérés au traité ori-
ginal de paix et d'amitié perpétuelle.
Art. I. Le nouveau tarif est en vigueur dans les cinq
ports de Canton, roo-Cho-Poo (ru-Chow), Amoy, Ning-
Po et Shang-Haï.
Art. II. Les règlements généraux pour le commerce sont
en vigueur dans les cinq ports précités.
Art. III. L'application des peines et saisies, prononcées
par l'article 8 des règlements généraux pour le commerce,
appartient au gouvernement chinois.
Art. IV. Les négociants anglais ne peuvent faire le
commerce que dans les cm^ -ports désignés à l'article 1quot;.
Les bâtiments de commerce anglais ne peuvent entrer
dans aucun autre port ou sur aucun autre point en Chine.
S'ils y entrent, en contravention au présent article, les au-
orités chinoises sont autorisées à saisir et confisquer à la
fois bâtiment et cargaison.
Sera puni conformément à la loi chinoise tout sujet chi-
nois convaincu d'opérations de commerce clandestines avec
des négociants anglais dans un port ou sur point, en Chine,
autre que ceux précédemment désignés.
') martehs et de cussv, T. V, p. 363—366.
-ocr page 215-Art. V. L'article 4 des règlements généraux pour le com-
merce est applicable aux deux parties contractantes.
Art. VI. Les négociants anglais et autres, résidant ou
touchant aux cinq ports désignés, ne pourront pénétrer dans
le pays environnant, au delà de certaines limites que fixe-
ront les autorités locales et les Consuls, et sous aucun pré-
texte quelconque d'opération de commerce.
Tout individu, quels que soient son rang, sa position
ou sa profession, qui, en contravention au présent article,
pénétrera dans le pays, sera arrêté et livré au Consul an-
glais pour subir la peine prescrite {suitable).
Art. VII. Les sujets anglais et leurs familles peuvent,
conformément au traité de paix et d'amitié perpétuelle,
résider dans les différents ports désignés à l'article 1.
Il sont autorisés à acheter ou à louer des terrains et
des maisons aux conditions justes et équitables qui règlent
■cette espèce de transactions entre Chinois, sans exaction de
part ni d'autre.
Les terrains et les maisons qui seront ainsi vendus ou
loués seront l'objet d'un régime spécial fixé par les autori-
tés locales, de concert avec les Consuls.
Extrait des règlements généraux pour le commerce anglais
dans les cinq ports chinois ouverts au commerce.
Agents Consulaires en sous-ordre. — Art. XII. Sur cha-
que point désigné pour le mouillage des bâtiments anglais,
il sera établi un agent consulaire en sous-ordre, dont la
bonne conduite sera constatée, pour exercer la surveil-
lance convenable sur les marins et autres individus.
Il fera tous ses efforts pour prévenir les querelles entre
les marins anglais et les gens du pajs. C'est un point de
la plus grande importance.
Si malheureusement une querelle survient, il fera éga-
lement son possible pour la terminer amiablement.
Quand des matelots descendront à la côte pour se pro-
mener, des officiers devront être chargés de les accompag-
ner, et ces officiers seront responsables des désordres qui
pourront survenir.
Les officiers chinois ne pourront empêcher les gens du
pays de s'approcher des navires, pour vendre, aux mate-
lots du bord, des eff-ets d'habillement et toutes autres
choses à leur usage.
Querelles et discussions entre les sujets anglais et chinois.
Art. XIII. Toutes les fois qu'un sujet anglais aura quel-
que motif de plainte contre un Chinois, il devra d'abord
se rendre au Consulat, et exposer son grief.
Le Consul procédera à une enquête sur l'aff'aire, et ne
négligera rien pour l'arranger amiablement.
De même, quand un Chinois aura un motif de plainte
contre un sujet anglais, le Consul devra recevoir la plainte
avec un égal intérêt, et chercher à terminer l'affaire par
un arrangement amiable.
Si un négociant anglais a besoin de recourir aux auto-
rités chinoises, son recours devra passer par le Consul, qui
appréciera s'il est convenablement formulé, et qui, dans
le cas contraire, en fera modifier la teneur ou refusera de
le transmettre.
Si malheureusement il survient une querelle de telle na-
ture que le Consul ne puisse l'arranger amiablement, cet
agent requerra l'assistance d'un employé chinois avec le-
quel il examinera l'affaire et statuera selon l'équité.
En ce qui concerne la punition des crimes commis par
des Anglais, le gouvernement anglais fera les lois néces-
saires pour arriver à ce but, et le Consul recevra les pou-
voirs convenables pour les faire appliquer.
Les crimes commis par des Chinois seront jugés et pu-
nis selon la loi chinoise, dans la forme arrêtée par les
négociations ouvertes, à Nankin, après la conclusion de
la paix.
Croisières du gouvernement anglais dans les ports. —
Art. XIV. Un croiseur du gouvernement anglais mouillera
dans chacun des cinq ports, pour que le Consul puisse
avoir les moyens de contenir les matelots et autres indivi-
dus et de prévenir les désordres.
Le Consul résidant informera régulièrement le chef de
la douane de l'arrivée et du départ des croiseurs de son
gouvernement, pour le mettre à même de prendre les me-
sures convenables.
Caution à fournir par les bâtiments de commerce an-
glais. — Art. XV. Il était d'usage, jusqu'à ce jour, quand
un bâtiment de commerce anglais entrait dans le port de
Canton, qu'un marchand hong chinois se portât caution
pour lui, et tous les droits et charges étaient acquittés
par ce marchand-caution.
Ces marchands-caution étant aujourd'hui supprimés, il
est bien entendu que le Consul anglais sera la caution de
tous les bâtiments de commerce anglais qui entreront dans
l'un des cinq ports précédemment désignés.
Eindelijk zijn nog in het begin van October 1843 de
voordeelen, door Engeland verworven, door de Chinesche
regering gemeen verklaard, aan alle natiën zonder on-
derscheid.
TWEEDE AFDEELING.
-■i- i
ï\
Ék
tu T;
ma
OVERZIGT DER NOG VERBINDENDE REGLEMENTAIRE
BEPALINGEN
Wij hebben in de eerste afdeehng den oorsprong en de
ontwikkeling van het Consulaat in 't algemeen, met name
van het Nederlandsche, historisch nagegaan, de onderschei-
dene verdragen en overeenkomsten, op welke deze instel-
ling rust, alsmede de daaromtrent gevestigde beginselen
aangewezen. quot;Wij zullen nu de meer bijzondere verorde-
ningen, voor de Nederlandsche Consuls geldig, in ver-
band met het doel en den aard van hunne commissie,
en met het oog op de voorschriften der burgerlijke en
handelswetgeving, zoo beknopt mogelijk ontvouwen en
uiteenzetten.
Vooraf meenen wij te moeten stellen, dat ons onont-
beerlijk voorkomt de kennis der verschillende tractaten,
14
-ocr page 222-met onze regering en die waar de Consuls gevestigd zijn,
gesloten. Tot dat einde zijn zeer bruikbaar de beide ver-
zamelingen , in de jongstverloopen jaren verschenen, ge-
titeld :
» Recueil de traités de commerce et de navigation de la
France avec les puissances étrangères, depuis la paix de
Westphalie en 1648; suivi du recueil des principaux trai-
tés de même nature, conclus par les puissances étrangères
entre elles, depuis la même époque, par m. le comte d'hau-
teeive et m. le baron feed, de cussy, Paris chez eey et
gkaviee 1834 et années suivantes.
» Recueil manuel et pratique de traités, conventions et
autres actes diplomatiques sur lesquels sont établis les
relations et les rapports existant aujourd'hui entre les
divers états souverains du globe, depuis l'année 17 60
jusqu'à l'époque actuelle par MM. le B° ch. de mae-
tens et le feed. de cussy, cinq vol.quot; [Leipzig beock-
hads 1846].
Voorts behooren de Consuls volstrekt de volgende Ne-
derlandsche reglementen en verordeningen te kennen :
A. Reglement voor onze Consuls in de havens en koop-
steden buiten 'slands, in dato 22 Januarij 1814, bevat-
tende 32 artikelen. Verder: het Kon. Besluit 2 Junij 1816
tot ampliatie van het 14^' artikel van gemeld reglement;
het Kon. Besluit van 26 October 1814, ter amphatie van
art. 16, en het tarief, (Kon. Besl. 2 Junij 1816) waar-
naar de Consuls in de havens en koopsteden buiten 's lands
(uitgezonderd de havens en koopsteden in de Levant en
de Middellandsche Zee, Cadix hieronder begrepen) zullen
mogen heffen consulaatregten. Welk tarief is geamplieerd
en gewijzigd bij Kon. Besluiten van 30 Januarij en 31
Julij 1817 en 3 Maart 1821.
B.nbsp;Kon. Besl. van 24 Januarij 1816, omtrent het Com-
missiegeld voor diensten ten behoeve van 's Eijks schepen.
C.nbsp;Reglement voor de Nederlandsche Consuls in de ha-
vens en koopsteden van de Middellandsche Zee, Cadix,
Seville, St. Lucar en de Mogadoorsche Kusten daaronder
begrepen, in dato 3 April 1818 met bijgevoegd tarief
voor de heffing der Consulaatregten.
D.nbsp;Wet van 14 Maart 1819 over de algemeene bepa-
lingen op het stuk der zeebrieven en Turksche paspoorten.
Staatsblad n». 12 (Art. 15, 16, 18, 31—36). Voorts: het
Kon. Besl. van 26 Maart 1820 tot nakoming van art. 37
der evengenoemde wet tot regeling der boete en verbeurd-
verklaringen , bij art. 16, 18, 34 en 35 bepaald.
Wet van 8 Augustus 1850 ter wijziging van artikel 3
al. 2 en ter ampliatie van art. 8 van de wet van 14
Maart 1819.
E.nbsp;Kon. Besl. van 28 December 1837 , omtrent den
doortogt van landverhuizers Staatsblad n». 81; bij Kon.
Besl. van 18 April 1839 geamplieerd.
E. Kon. Besl. van 17 April 1842, omtrent den uniform
14*
-ocr page 224-der Consuls-Generaal, Consuls, Vice-Consuls der Neder-
landen in vreemde gewesten.
G. De algemeene bepalingen voor de wetgeving van het
Koningrijk der Nederlanden. De eerste en tweede titel,
de tweede en vijfde afdeeling van den derden titel van het
Burgerlijk wetboek. Het wetboek van Koophandel.
P. Het Kon. Besluit omtrent vrijdommen van belastin-
gen , welke vreemde Consuls hier te lande genieten , in
dato 5 Junij 1822 , bij hetwelk het beginsel van recipro-
citeit is aangenomen ; weshalve het tot verklaring dient
der voorregten en vrijstellingen waarop onze Consuls bui-
ten 's lands aanspraak hebben.
Tot handboeken voor de kennis der regten en pligten,
aan het Consulaat verbonden zijn zeer aan te bevelen:
1°. Traité du Consulat par le Commandeur jose kibeieo
dos santos Consul-General et le Docteur jose-feliciano
DE cASTiLHO BABRETO Vice-Cousul. 2 vol. Hamburg 1889.
2°. Dictionnaire ou manuel lexique du Diplomate et du
Consul par le Baron f. de cüssy1846. Leipzig brockhaus.
3°. Manuel pratique du Consulat par p. a. ce mensch 1846.
4quot;. de miltitz, Manuel des Consuls.
aanwijzing van de voornaamste pligten der consuls.
De Consuls in de zee- en handelplaatsen zijn gehouden,
ZOO veel in hun vermogen is, de re^cten der Nederlandsche
kooplieden en zeevarenden te bevorderen en te handhaven;
alsmede te waken voor de getrouwe vervulling der over-
eenkomsten van handel- en scheepvaart. Zij zijn verpligt,
1°. kennis te nemen van alle Nederlandsche schepen, die
in de havens van hunne residentie binnenloopen of uitzei-
len ; 2°. het oog te houden over de Nederlandsche onder-
danen, zonder zich evenwel aan deze, of aan de handelaren
of schippers als zaakverzorgers te mogen opdringen; even
eens is het hun ten strengste verboden, zich over die per-
sonen of hunne goederen eenigen magt aan te matigen ,
zoo zij niet uitdrukkelijk daartoe worden geroepen. De
geschillen tusschen onderdanen van hunne natie mogen zij
met toestemming der beide partijen door minnelijke schik-
king beslechten. ïer verdediging van de regten, personen,
goederen en schepen van Nederlanders moeten zij omzigtig
cn met beleid , naar gelang der omstandigheden, de noo-
dige middelen, hetzij in persoon of bij geschrifte aanwenden
bij de overheden van hun ressort; verder attesten afgeven,
verklaringen bevestigen en berigten geven , op den voet
als bij de reglementen voorgeschreven is.
Ten opzigte der plaatselijke overheid en der verdere amb-
tenaren, moeten de Consuls zich steeds bescheiden gedra-
gen ; geene aanleiding geven door te hoog opgevoerde
eischen, tot onaangenaamheden tusschen de wederzijd-
sche regeringen, ofschoon zij wel moeten toezien, dat de
voorregten en rang door tractaten of het gebruik aan
IÉ
hunne betrekking toegekend, ongeschonden bUjven voort-
duren 1).
Aanmerkingen.
A. Zoodra de Consuls hunne commissie hebben ontvan-
gen, vragen zij door tusschenkomst van den Gezant, of,
bij diens ontstentenis, regtstreeks 2) aan de regering, bij
welke zij aangesteld worden, hunne toelating. Deze wordt
hun verleend bij acte, gemeenlijk exequatur en in de Le-
vant barat 3), genaamd.
Eerst na het verleenen van dit verlof, beginnen de func-
tiën van den Consul, daar de regering, bij welke het wordt
aangevraagd, het regt heeft te weigeren. Bij sommige trac-
taten is dit uitdrukkelijk als beginsel aangenomen 4). De
vormen van dit stuk verschillen naar de onderscheidene
plaatsen, en eenigzins naar den rang der Consuls; de kos-
ten zijn, met uitzondering van eenige weinige landen, met
name in de Levant, gering 5). Na hetzelve ontvangen te
1)nbsp;Art. 4, 7, 8, Kk. Bb. 2 Junij 1816, 3 April 1813.
2)nbsp;DE FLASSAN, Hist. de la diplomatie française : »Les Consuls, par
suite de l'absence ou de l'éloiguement du Ministre de leur nation,
s'addressent au cabinet du Souverain.quot;
Exequatur. Barat, »décision du gouvernement local par la quelle
les Consuls sont reconnus en leur qualité et admis à l'exercice des
fonctions de leur charge.quot; de cossy, Diet, du Consul in voce.
4)nbsp;Tractaat tusschen Nederland en Mexico 1827, Columbia 1829 ,
Nederland en Sicilië 1753, Nederland en Brazilië 1828.
5)nbsp;kibeieo en bareeto, t. a. p. p. 226—234, dcclen deswege eenige
officiole bescheiden mede.
hebben doen zij zich, door vertooning daarvan en van hunne
acte van aanstelling, bij de geconstitueerde magt van hunne
residentie i), d. i. de onmiddellijke overheid, als Consul
erkennen.
B.nbsp;De Consuls mogen zonder vergunning des Konings
geen Consulaat van eene andere Mogendheid aannemen 2).
C.nbsp;De Consuls mogen zich niet van hunnen post ver-
wijderen zonder verkregen toestemming van het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken of van de Legatie, waartoe zij
behooren, mits nogtans zorg dragende, dat de dienst er
niet onder lij de 3).
§ 2.
HANDELINGEN VAN DEN CONSUL BIJ AANKOMST, OF
VERTREK VAN NEDERLANDSCHE SCHEPEN.
De Consuls moeten alle goede diensten, welke in hunne
magt zijn, aan de schippers en equipage van de Neder-
landsche natie bewijzen ; hun bij onkunde der landtaal, ten
tolk verstrekken, alsmede, bij onbekendheid met de wet-
ten, tot voorspraak bij de verschillende ambtenaren en col-
legiën 4). Bij aankomst van schepen, onder Nederlandsche
») Art. 2 en 3, Kk. Bb. v. 1816—1818.
Art. 23 der Kk. Bb. Zie heffteb, dasEurop. Völkerrecht, erstes
Buch, p. 106, § 59, Völkerrechtliche Natur des Unterthanen-Verhält-
nisses.
3)nbsp;Art. 24 der Kk. Bb.
4)nbsp;Art. 6 der Kk. Bb.
-ocr page 228-vlag varende, in de havens van hun ressort, moeten de Con-
suls zich door de schippers doen vertoonen, de zeebrieven
en monsterrollen, en opgave vragen zoo van de plaats en
tijd van hun vertrek als van hunne bestemming en van
den aard der lading ; van welk een en ander zij, in een daar-
toe bestemd register, naauwkeurige aanteekening houden i).
De extracten uit het scheepsjournaal betrefTende geboorte
en overlijden, hun door de schippers overhandigd, bewa-
ren zij in hunne archiven en zenden een door hen gelega-
liseerd afschrift aan het Departement van Marine 2),
Aanmerkingen.
A. Bij het verschijnen van den schipper in het Con-
sulaat, hetgeen uiterlijk binnen 3 maal 24 uren na zijne
aankomst moet geschieden, legt hij, behalve het reeds ge-
noemde, zijn journaal over, waarop de Consul het exhi-
bitum plaatst ten bewijze, dat de gevorderde verklaring
door den schipper is afgelegd, inhoudende:
1°. De plaats en den tijd van diens vertrek.
2°. Den gehouden koers.
3°. De gevaren, welke hij geloopen heeft, de ongere-
geldheden welke aan boord hebben plaats gehad en andere
merkwaardige omstandigheden
1)nbsp;Art. .5 der Kk. Bb.
2)nbsp;Art. 36 en 60 B. W.
3)nbsp;Zie art. 379, 380, 331 en 383, Wb. v. K. In sommige landen
-ocr page 229-De scheepsverklaring is reeds zeer oud, en werd in de
Wisbysche zeeregten (art. 20, 23 en 38). ook in de Gui-
don de la mer chap. V, art. 1 gevonden i). Zij behoort
tot de algemeene regten van de zee, en komt onder ver-
schillende namen voor: in den Oceaan heet zij rapport,
attestation; in de Noord- en Oostzee zeeverklaring, scheeps-
verklaring, zeeprotest; in Italië proua difortuna; in En-
geland protest of protest against the sea, men zoude in het
protest meer de verklaring van den schipper, in het rap-
port of de attestation die van de equipage kunnen zien.
De gebruikelijke onderscheiding is in gewone en buiten-
gewone scheepsverklaringen ; de eerste moet altijd plaats
vinden, en is eigenlijk een maatregel van politie en toe-
zigt over de schippers.
B.nbsp;De Consul heeft de bevoegdheid oiScieren en scheeps-
volk van hunne verbindtenis te ontslaan , zoo de schip-
per hen mishandelt of spijs of drank mogt onthouden
hebben 2).
C.nbsp;Aan de oorlogschepen moeten zij in hun ressort alle
is op het verzuim of de weigering van die verklaring, eene boete be-
paald.
gt;) EMÉKIGON, Droit Commercial, T. II, p. 87.
2) Verg. art. 397 Wb. v. K. (monsterrol),
art. 403 »
436
(levensonderhoud),
(loon bij ontslag om wettige redenen^
(weigering tot dienst prestatie),
437
art. 440 »
art. 444 al. 2.
mogelijke dienst bewijzen, en de bevelhebbers behulpzaam
zijn in hetgeen hunne zending kan bevorderen i).
D. De autorisatie van den Consul wordt vereischt, in-
dien de schipper gedurende de reis vertimmeren wil, zei-
len , touwen, ander scheepstoebehooren of levensmiddelen
aankoopeu of in andere dringende behoeften moet voor-
zien ; zij kan alleen verleend worden zoo de afstand of
andere omstandigheden beletten, de orders van eigenaren
van schip of lading te vragen en de noodzakelijkheid blijkt
uit eene verklaring, door de voornaamsten van het scheep-
volk onderteekend. Gelijke magtiging wordt gevorderd ,
indien de schipper tot goedmaking der kosten geld op bo-
demerij moet opnemen.
Men behoort vooral acht te geven, dat alleen in geval
de noodige fondsen ontbreken, en geene wissels op den
eigenaar of boekhouder van het schip te plaatsen zijn,
verlof tot bodemerij op schip en toebehooren, des noods
op de lading mag gegeven worden. Zoo echter deze op-
neming geheel of gedeeltelijk onmogelijk is, kan men eerst
magtigen tot verkoop van koopmanschappen ten beloope
van de benoodigde som.
In het algemeen mag bodemerij gesloten worden: op
de casco of kiel van het schip, 2°. op de takelaadje en
1) Art. 19 der Kk. Bb.
Art. 372, 579, 574 Wetb. v. Kooph.
-ocr page 231-verdere scheepstuig, 3quot;. op het oorlogstuig en de victua-
he, 4°. op de lading, 5°. op alle deze gezamenlijk of ieder
afzonderlijk, G°. op een bepaald gedeelte van elk derzelve.
7°. op de vrachtpenningen en de verwachtwordende winst
behalve de uitzondering, welke onder de verbods- bepahn-
gen nu volgen.
Daarentegen is bodemerij ongeoorloofd, 1°. op de soldij
of reisgelden van matrozen of zeelieden, 2°. op de te
verdienen vracht alleen, 3°. op de verwachtwordende winst
aheen of uitsluitend op beide te zamen.
E. Zeebrieven en Turksche paspoorten.
De zeebrief of zeepas, in het fransch congé, is eene ,
door de Eegering afgegeven verklaring ten bewijze van de
nationaliteit, behelzende de namen van de reeders, van den
schipper en het schip ; de beschrijving en bestemming van
hetzelve. De wet van 14 Maart 1819 (Staatsblad nquot;. 12)
regelt de uitgifte en de formaliteit daartoe betrekkelijk.
Naar luid van deze wet werden alleen aan schepen in
Nederland gebouwd dusdanige brieven verleend. Dit regt
is bij de wet van 8 Aug. 1850 , Staatsblad nquot;. 49 ook
tot buiten 's lands gebouwde schepen uitgestrekt.
Art. 18 van eerstgemelde wet bepaalt eene boete op
het niet doen viseeren door den Nederlandsehen Consul,
ten bedrage van één gulden per last.
De Consuls zijn verphgt, krachtens art. 16 te wa-
ken, dat geene kwade trouw met de zeepassen gepleegd
worden ; de daarop gestelde boete is, behalve de onteerende
straf, ƒ 3000.
De verdeeling dier boete is geregeld bij Kon. Besluit
van 26 Maart 1820. Is de overtreding geconstateerd door
den Consul in vreemde havens, zoo competeert hem vijftig
honderdste.
Turksche paspoorten zijn de eenige welke in de Mid-
delandsche zee en bij de Barbarijsche Mogendheden gelden,
de deswege in acht te nemen verordeningen zyn bij de-
zelfde wet van 1819 vastgesteld. Blijkt het bij het visa,
dat die paspoorten verjaard zijn, 3 jaren zijn dezelve van
waarde, zoo wisselen de Consuls die tegen nieuwe in en
zenden de oude aan de Directie van in- en uitgaande reg-
ten en accijnsen. Het is niet geoorloofd, een Turksch pas-
poort aan een ander Nederlandsch onderdaan te leenen, te
verhuren, over te doen; of het te gebruiken aan of voor
een ander schip, dan op welks naam het geligt is. Alles
op eene boete van 10,000 gulden, waarvan zoo de bekeu-
ring door den Consul is geschied, hem, volgens art. 2 van
het reeds genoemd besluit van 1820, 50/100 competeert.
§ 3.
HANDELINGEN VAN DEN CONSUL BIJ VERKOOP VAN SCHE-
PEN DOOR NEDERLANDERS BUITEN 's LANDS.
Wanneer een Nederlander zijn schip in eene buitenland-
sche haven verkoopt, zal de aldaar residerende Consul zorg
dragen, dat de zeebrieven dadelijk geroijeerd, doorgesne-
den en hem in dien staat worden ter hand gesteld, ten einde
die over te zenden aan het bestuur, dat dezelve verleend
en uitgegeven heeft, alles tot dat op dit stuk eenige na-
dere voorziening zal gemaakt zijn ï).
Aanmerkingen.
De verkoop kan alleen geschieden in geval de schipper
eene bijzondere volmagt of van den eigenaar of van de
medereeders heeft (art. 376 Wb. v. K.), en bij wettelijk
bewezen onbevaarbaarheid; elke andere verkoop is nietig
en van onwaarde; daar tegen te waken behoort tot de
verpligtingen van den Consul uit den aard van zijne be-
trekking.
De onbevaarbaarheid kan geacht worden déar te zijn,
wanneer b. v. de kosten tot het vertimmeren van het schip
te hoog zouden loopen; dit wordt in Erankrijk bewezen
door deskundigen 2), op wier verslag de Consul al of
niet de afkeuring van het schip uitspreekt. Ofschoon
geene stellige voorschriften daaromtrent in onze wetgeving
gevonden worden, schijnt men op grond, dat de Con-
sul als wettelijke overheid der schippers geldt, deze of
soortgelijke handelingen tot zijne bevoegdheid te kunnen
») Art. 21 Kk. Bb. 22 Jan. 1814 en 3 April 1818.
2) Co. de Com. 414, 416.
brengen, en te beweren, dat langs dien weg het in art.
376 bedoeld wettelijk bewijs der onbevaarbaarheid gele-
verd wordt.
Wanneer een schip buiten 's lands verkocht wordt moet
de zeebrief of Turksche pas door den schipper geroijeerd
en doorgesneden aan den Consul tegen recepis worden over-
gegeven, die dat stuk aan de bevoegde autoriteit d. i.
den Directeur-Generaal van in- en uitgaande regten en ac-
cijnsen opzendt; de boete bij verzuim is 5,000 gulden,
waarvan bij bekeuring of ontdekking door den Consul, de-
zen, als voren 50/100 toegekend is bij art. 5, van het
Kon. Besl. van 26 Maart 1830.
§ 4.
HANDELINGEN VAN DEN CONSUL BIJ SCHIPBREUK
EN ANDERE ZEERAMPEN.
De Consul i), in welks ressort eenig Nederlandsch vaar-
tuig schipbreuk lijdt, moet niet verzuimen de overblijfse-
len van hetzelve en de goederen der lading te doen red-
den en in veihgheid te brengen, makende van alles be-
hoorlijke inventarissen, die hij zal doen toekomen aan de
eigenaars of cargadoors; zullende hij voor zijne moeite de
gewone koopmans-commissie erlangen. Maar indien de eige-
naar 2) zelf of een van zijne correspondenten en gevolmag-
1)nbsp;Art. 131 der aa. Kk. Bb.
2)nbsp;Ampliatie van art. 14 van het Regi. 22 Jan. 1814. K. B. van 2
-ocr page 235-tigden zich in de nabijheid bevindt, die de zorg voor de
verongelukte lading en schip op zich neemt, zal de Consul
zich daarmede niet verder bemoeijen dan de belanghebben-
den van hem verzoeken zullen ; noch kan hij in dat geval
op de gemelde koopmans-commissie aanspraak maken.
Aanmerkingen.
A. Hier behoort nu het eigenlijk zeeprotest, d. i. de
verklaring voor den Consul, dat zee, wind en weer oorzaak
van het ongeluk zijn, geenszins kwade trouw, schuld of
nalatigheid van den schipper. Niet alleen bij schipbreuk,
maar ook bij werping, schade of het binnenloopen in eene
noodhaven is zulk eene verklaring noodig en moet binnen
uren na aankomst door den schipper met alle tegen-
woordig zijnde officieren en scheepsgezellen worden afge-
legd en met eede bevestigd. Een zoodanig protest dient
als bewijs:
1°. ten behoeve van schipper en scheepsvolk;
2quot;. tusschen de reederij en de bevrachters;
3°. tusschen de geassureerden en assuradeurs;
4°. zoo het schip door onderscheide inladers bevracht is,
tusschen hen onderling bij regeling der avarij.
B. Wanneer een schip met avarij binnenloopt in eene
Junij 1816 en art. 14 van het Eegl. 3 April 1818, dat bovendien den
schipper onder de personen opnoemt die door hunne zorg de bemoei-
jingen van den Consul uitsluiten.
buitenlandsche haven moet de avarij-grosse volgens art. 724
al. 5 door de aldaar bevoegde magt worden opgemaakt. Tot
deze behooren de Consuls ingevolge art. 10 van de aa. Kk.
Bb.; de Consul kan hiertoe echter deskundigen benoemen
en beëedigen i).
C.nbsp;Bij opbrenging, aanhouding of ophouding van een
schip, moet de Consul den schipper behulpzaam zijn tot
de reclame van schip en lading. In geval een schip we-
gens onvrijheid van vlag in eene haven, waar de Consul
resideert, binnenloopt, zorgt deze voor eene veilige wijze van
vertrek, hetzij onder convooi of anderzins.
D.nbsp;Wanneer een oorlog mogt uitbarsten, moet de
Consul acht geven of de Nederlandsche Staat neutraal
zij of niet 2).
In het eerste geval 3) moet hij de bedingen raadplegen
der tractaten, tusschen de in oorlog zijnde landen en Ne-
derland gesloten. Als heerschende beginselen komen in aan-
merking : dat onzydige schepen naar de havens der strij-
1)nbsp;M'. j. c. vooBDüiN, Geschiedenis en beginselen der Nederl.
Wetboeken. Wetb. van Koophandel, D. III, p. 508—513.
2)nbsp;Zie hepftek, t. a, p. § 129, p. 217. jaoobsen, Praetisches See-
recht, T. I, p. 423.
3)nbsp;Zie hepftek, t. a. p. dritter Abschnitt, p. 243, § 144. Die
Neutralen u. ihre Rechte, § 151, Rechte der Neutralen in Ansehung
des Handels. Zie ook hierover wheaton , histoire des progrès du droit
des gens. Verhandeling over het recht van Commercie enz. door M''.
a. ploos van a3istel j. g. (Amsteldam 1760, p. 182). bynkershoek,
Quaest. Jur. Publ. Cap. IX de Statu belli inter non hostes.
dende Mogendheden mogen varen , met uitzondering van
de geblokkeerde, en alle koopwaren aanvoeren, behalve
hetgeen onder den naam van contrebande. i) is verboden.
De regel vrij schip, vrij goed 2), geldt ook dan, wan-
neer het geladene in een neutraal schip aan eenen onder-
daan der krijgvoerend en \-orsten behoort.
Onzijdige vaartuigen, zoo deze mogten aangehouden zijn,
behooren spoedig te worden ontslagen. Bij neming van
zoodanige schepen door kapers of bij ophouding door em-
bargo en blokkade 3), moet van die gebeurtenis terstond
worden kennis gegeven aan het Ministerie van Buitenland-
sche Zaken en aan den Gezant, aan wien de Consul onder-
geschikt is, blijvende hij inmiddels bevoegd, zijne beste
pogingen tot opheffing van het embargo aan te wenden.
Dit een en ander, zooverre de Staat onzijdig blijft. Mogt
daarentegen Nederland in den gevoerden krijg gewikkeld
worden, zoo behoort de Consul zorg te dragen, dat niet
1)nbsp;hefftek, t. a. p., p. 264, § 158, § 162. jacobsen, 1.1. T. Il,
Abschn. 2, Cap. I.
2)nbsp;l'ardessus, Collect, des lois maritimes T. II, p. 273. de groot, de
Jure B. ac. P. III, c. 1, 5, 4, bevat een Nederlandsch gewijsde van
1438 omtrent de vrijheid van neutralen waren in vvJandclijke schepen.
Zie ook tractaat tusschen Engeland en de Vereenigde Nederlanden,
1 Dec. 1674, art. 8 en in dat van Noord-Amurica en Nederland 1782,
art. 12.
3)nbsp;Zie jacobsen, Practisches geerecht, T. I, p. 556 vgg. heffter,
t. a. p. § 154—158. wheaton. Histoire des progrès etc. p. 84. Zie
hierbij karseeoo.11 (M'. f. f.), de navium detentione quae vulgo di-
citur embargo 1840.
vóór of onmiddellijk na eene oorlogsverklaring, de Neder-
landsche schepen en goederen worden genomen. Hij moet
trachten hun een vrijen aftogt te verzekeren, onverminderd
de nadere instructiën van zijne regering.
HANDELINGEN VAN DEN CONSUL TEN AANZIEN VAN SCHIP-
BBEUKELINGEN, VAN ARME OF GEDESERTEERDE ZEELIEDEN.
De Consuls zijn verpligt, den schipbreukelingen of an-
dere Nederlandsche zeelieden een behoorlijk paspoort tot
terugkeer naar het vaderland uit te reiken; voorts te zor-
gen, dat zij door nationale schippers worden overgevoerd,
hebbende zij de bevoegdheid deze daartoe te dwingen, en
bij onwilligheid en weigering bij het Gouvernement aan
te klagen. Indien echter wegens oorlog of eenige andere
oorzaak, het transport ter zee ondoenlijk is, kunnen de
Consuls hen over land zenden en hun voor 's Eijks reke-
ning tien stuivers Hollandsch geld uitbetalen voor eiken
dag, dien zij zich onvermijdelijk moeten ophouden in eene
stad of haven gedurende de reis en twee stuivers voor elk
uur gaans van hunne residentie tot die van ée'n hunner
naastbij gevestigde ambtgenooten op den weg naar Neder-
land. In Engeland is dit onderhoud voor onze zeelieden
en militairen geregeld op een shilling {ƒ 0,60). Ook
op hen, die over zee gevoerd worden is deze tegemoet-
koming van toepassing. x\an ieder aldus vertrekkend per-
soon moet op het hem verstrekt paspoort, aanteekening
gelaten worden van de hem uitbetaalde gelden.
Bij weigering van matrozen weder aan boord te komen, na-
dat zij het zonder verlof verlaten hebben, roept de schipper
de bevoegde magt in d. i. den Consul. In zoodanige gevallen
moet de Consul de tractaten raadplegen tusschen de Neder-
landsche regering en die van den Staat, waar hij resideert,
gesloten omtrent de wijze, waarop de opvraging dier lieden
behoort te geschieden. Tot voorbeeld kan strekkende overeen-
komst tusschen Nederland en Zweden van 29 Mei 1827 i).
Art. 1. »Tout matelot ou individu quelconque, appar-
tenant à l'équipage d'un vaisseau de guerre ou d'un bâ-
timent marchand de l'un des deux états qui déserterait
dans un port situé dans les domaines de l'autre , pourra
être reclamé, quels que soient les engagements qu'il aura
contractés ailleurs, et il sera restitué, sans qu'il soit fait
de distinction sous ce rapport entre des matelots natifs du
pays auquel appartient le bâtiment, et ceux qui seraient
nés dans un troisième pays quelconque, pourvu qu'il soit
prouvé par les rôles qu'ils auraient fait partie de l'équipage
au moment de l'arrivée du navire dans le port ou la déser-
tion aurait eu lieu.
Art. 2. Sont exceptés de cette stipulation, les matelots
qui seraient sujets de l'état dans le port du quel ils auraient
i) MJV.KTENS et DE CUSST, Recueil etc. p. 82 T. IV.
-ocr page 240-déserté, après avoir pris service à bord d'iin bâtiment de
l'autre nation. Des matelots de cette catégorie seront tenus
à indemniser le capitaine ou l'armateur du bâtiment de
toute perte constatée que ceux-ci auraient éprouvée par la
suite de la désertion.
Art. 3. Pour éviter la perte de temps qu'entrainerait
une correspondance diplomatique, il est convenu que les ré-
clamations de la nature en question pourront être adressées
directement par les capitaines ou maîtres de navire à l'au-
torité supérieure du lieu oii la désertion aurait eu lieu.
Cette réclamation devra être accompagnée du signalement
de l'individu qui en serait l'objet, ainsi que de preu-
ves suffisantes qu'il se trouvait inscrit sur les rôles de
l'équipage.
Art. 4. L'autorité locale, à laquelle une pareille récla-
mation viendrait à être adressée, sera obligée de prendre ton-
tes les mesures conformes aux lois existantes du pays, pour
découvrir et arrêter les déserteurs et leur extradition s'effec-
tuera moyennant le remboursement, à la charge du requérant,
des frais qu'elle aura occasionnés. Si le déserteur se trou-
vait avoir commis quelque crime ou délit postérieurs à
la désertion, il pourra être sursis à son extradition jusqu'à
ce que le tribunal nanti de l'affaire ait rendu sa sentence
et que celle-ci ait reçu son exécution.quot;
Aanmerkingen.
A.nbsp;In geval de in deze § bedoelde personen door een'
anderen schipper worden overgevoerd en deze hen in geene
dienstbetrekking kan bezigen, zal hem de tegemoetkoming
als passage-geld worden uitgekeerd.
B.nbsp;Indien de reis geschorst wordt buiten's lands, moet
de schipper aan de equipage reisgeld betalen boven het
reeds verdiende loon en de schadeloosstelling in art. 411
Wb. v. K. bepaald; bij verschil over de begrooting van
dat reisgeld, besluit de Consul; hij moet echter daarbij in
aanmerking nemen :nbsp;.
1°. het bedongen loon;
2°. dat het reisgeld met het verdiende loon en de scha-
deloosstelling niet te boven ga de som, welk zoude uitbe-
taald zijn geworden bij het geheel volvoeren van de reis i).
regtspkaak der consuls 2).
De Consuls in wier ressort verschil mogt ontstaan tus-
schen Nederlandsche schippers en equipage, onderzoeken
spoedig, zonder opspraak, en beslissen; hebbende zij de
bevoegdheid des noods den bijstand der plaatselijke over-
1)nbsp;Vergel. 411, 412, 413, 414 Wetb, van K.
2)nbsp;Art, 8 cn 9 aa. Kk. Bb,
-ocr page 242-heid in te roepen om hunne uitspraak te handhaven en uit
te voeren. Rijzen er twisten tusschen kooplieden, zoo moeten
zij trachten die door hunnen invloed en de uiterste pogingen
op eene minnelijke wijze bij te leggen en te vereffenen.
Aanmerkingen.
Bij geen gedeelte der Consulaire regten werd het on-
derscheid van plaats scherper opgevat dan bij de regtspraak.
In de landen der Christenheid, arbitrale bevoegdheid (jurisdic-
tion volontaire); in de Middellandsehe zee algeheele magt
tot regtspreken (jurisdiction contentieuse) in foro civili et
criminali i).
Zeer duidelijk is in het reglement van 1814 art. 8 en
9 uitgedrukt, waartoe zich de Consul heeft te bepalen; de
art. 8 en 9 van reglement in dato 1818 van denzelfden
inhoud moeten vooral in verband met de tractaten gesloten
met de daarbij genoemde Staten worden opgevat en vinden
hunne wijziging in de beginselen in dezelve uitgesproken.
Het regt om vonnissen door de openbare magt te doen
') Henrion de panset geeft de rolgende deflnitie in het XIV
hoofdstnk van zijne »Hist, de I'autorite' judiciaire en France.quot; Jjo
juge exerce la jurisdiction contentieuse toutes les fois qu'il prononce
sur des intérêts oppose's après des débats contradictoires entre deux
parties, dont l'une a cité l'autre à son tribunal. Tout ce qu'il fait
sur la demande d'une seule personne ou sur celle de plusieurs d'ac-
cord entre elles ct sans contradicteur, appartient à la jurisdiction vo-
lontaire.quot;
teil uitvoerleggen behoort tot de regten der hooge Over-
heid. Men bezit de bevoegdheid slechts bij opdragt; de
openbare acten behooren steeds den naam van hem, die de
ten uitvoerlegging alleen kan bevelen, aan het hoofd te
voeren; reden waarom, volgens pakdessus i), de regeringen
de executoriale kracht aan vreemde acten of vonnissen ont-
zeggen. De volkenregterlijke betrekkingen, door de beginse-
len van welwillendheid en wederkeerigheid, ook door tractaten,
of zelfs door de wetten van sommige Staten, eindelijk door
het gebruik meer en meer ontwikkeld en getemperd, hebben
uitzonderingen op den regel toegelaten, die zich evenwel
niet verder uitstrekken dan tot de ten uitvoerlegging te
doen gelasten door de regterlijk autoriteiten in het land,
waar de vreemde acten of vonnissen moeten geëxecuteerd
worden 2). In Nederland is blijkens art. 431, W. v. B. E.
het beginsel van reciprociteit niet gehuldigd. Maar de woor-
den der hiervoren medegedeelde art. »des noods den bijstand
inroepen der plaatselijke overheid om het door hen besliste
ten doen uitvoeren,quot; leggen den Consuls de verpligting
1)nbsp;pAiiDKSStJS, Cours de droit Commercial, ï. Hl, p- 63. foei.ix,
Traité du droit International privé. Paris. 1843, p. 364. M'. h. j.
dtokmeestek, Handhaving van de zelfstandigheid en onafhankelijk-
heid der Regterlijke Magt, tegen daarmede strijdende uitleggingen van
art. 160 der Grondwet. (Jaarboeken van den tex en van hall,
K. VIII, a». 1846, pag. 2S6).
2)nbsp;j. d. metek, Esprit, origine ct progrès des institutions judiciaires,
T. VI, p. 520.
op, om, naarmate de wetten, tractaten, of het gebruik in
de plaats van hunne residentie dit voorschrijven, het gezag
en de executie van hunne uitspraken, in welken vorm dan
ook, te verzekeren. In Nederland zijn die vonnissen van
kracht en kunnen daar worden ten uitvoergelegd, inge-
volge de bevoegdheid aan de Consuls bij het reglement
opgedragen. In alle landen echter heeft, onafhankelijk
van eenige overeenkomst of wet, het gebruik de ge-
schillen tusschen schippers onderling, of tusschen deze
en hunne equipage uitsluitend door de Consuls doen be-
regten; zelfs, waar de plaatselijke autoriteit wordt ingeroe-
pen, verwijst deze gemeenlijk tot den Consul, terwijl de
sterke arm zonder onderscheid van nationaliteit der weder-
spannigen verleend wordt, vermits de personen, in de mon-
sterrol genoemd, vermoed worden te behooren tot de ju-
risdictie van het land, onder welks vlag zij varen.
Prijs en buit i). In verschillende landen zijn bijzondere
regtbanken ter vereffening dier veelal netelige, en veelzij-
dige geschillen ingesteld en eenige werkzaamheden zijn de
Consuls daarbij opgedragen. De uiteenloopende beginselen
bij de voornaamste Natiën in dit stuk verkondigd, maken
een beknopt zamenstel dier regelen zeer moeijelijk.
Soms is het den Consul vergund voor te zitten in eene
vergadering van een gelijk aantal scheidsmannen benoemd
1) Zie JACOBSEN, Practisches Seerecht, 1803, Tit. II.
-ocr page 245-door den kaper en den genomene, om te oordeelen over
de deugdelijkheid der opbrenging, behoudens hooger be-
roep tot den bevoegden regter. Soms wordt aan dat arbi-
traal vonnis de kracht van een' executorialen titel toege-
kend, onder borgtogt.
De voorloopige handelingen van den Consul bij het op-
brengen van eenig schip door eenen kaper van zijne natie,
kunnen tot dc volgende worden gebragt.
De Consul begeeft zich terstond aan boord van de prijs
verzegeld de luiken en inventariseert, hetgeen daarbuiten is.
Hij verhoort den kapitein en het scheepsvolk en zendt
alle stukken aan den bevoegden regter; wiens vonnis, hij
aan de reeders doet beteekenen, terwijl hij verder voor de
de executie waakt.
In Nederland is het bevoegd regterlijk collegie bij ge-
schillen van prijs en buit de Hooge Raad i), die ter eerster
instantie kennis neemt over prijzen opgebragt of achterhaald
door schepen van den Staat of door particulieren uitgerust
en voorzien van lettres de marqué; ook bij gedingen, welke
tusschen de nemers mogten rijzen.
handelingen van den consul bij overlijden.
De Consul, in wiens ressort een Nederlander, ab intes-
1) Art. 89, 90, Wet op de E. O. afd. 5.
-ocr page 246-tato zonder bekende erfgenamen overlijdt, moet terstond
een' inventaris opmaken van de nagelatene goederen, deze
onder zijne bewaring nemen, tot dat hij eene gelegenheid
gevonden hebbe alles aan de regthebbenden ter hand te
stellen. In de Levant moet die inventaris in tegenwoor-
digheid van den Consul door een notaris en getuigen ge-
maakt worden.
Aanmerkingen.
A.nbsp;De Consul is verphgt voor de bewaring en toezen-
ding van een behoorlijk uittreksel der acten van overlij-
den te zorgen, ingevolge de voorschriften van het Bur-
gerlijk Wetboek; (Art. 60).
B.nbsp;Indien het niet doenlijk is terstond te inventarise-
ren, moet de Consul verzegelen. In de meeste landen
wordt deze formaliteit onverwijld door de plaatselijke over-
heid volbragt, om de regten te verzekeren zoo van de
schuldeischers, als van andere belanghebbenden. Overigens
laat men den Consul de vrijheid zijne zegels mede op de
goederen te leggen. Somtijds wordt aan den Consul aUeen
de verzegehng overgelaten, indien hij de voldoening der
schulden aan inboorlingen van het land op zich neemt.
De wyze van ontzegehng moet beantwoorden aan die der
verzegehng.
C.nbsp;De vorm van den inventaris hangt geheel af van de ge-
woonte gevolgd in de plaats van het verblijf van den Consul.
lu de onder het bewind van den bekwamen Minister
van Buitenlandsche Zaken, den Hertog de beoglie uitge-
vaardigde Instruction Consulaire van 29 Nov. 1833 wor-
den de ten deze in acht te nemen formaliteiten aldus even
beknopt als naauwkeurig uitgedrukt.
Les Consuls prendront également, en cas de décès d'un
compatriote dans leur arrondissement, tous les moyens que
les lois du pays, les traités ou les conventions consulaires,
l'usage ou la réciprocité leur permettront d'employer pour
conserver l'intégralité de la succession, dans l'intérêt des
héritiers absents ou mineurs soit en apposant les scellés
seuls ou en concurrence avec les officiers des lieux, soit en
faisant l'inventaire ou y assistant i).quot; Op eene opmerke-
lijke wijze is voorts dit onderwerp geregeld bij eene veror-
denering van het bewind der Eepubliek Uruguay 2), 20
November 1833, aldus luidende:
De regering, de nadeelen willende voorkomen, welke
hare onderdanen, schuldeischers van eenen vreemdeling.
1)nbsp;Zie ook mbeiro en bakreto, t. a. pl., p. 333—342, note 52
(Kussische Instructie van aquot;. 1820).
2)nbsp;Uruguay. De provincie Montevideo verklaarde in 1825 zich on-
afhankelijk van Brazilië, tot welk rijk zij, aan het gebied vanBuenos-
Ayres sedert 1821 ontrukt, was onderworpen geweest. Het tractaat
van 27 Augustus 1828, tusschen Brazilië en de Argentynsche repu-
bliek of Buenos-Ayres erkende dit land met het oude Banda (oos-
telijk gedeelte) vereenigd, als een' onafhankelij ken staat, onder den
naam van Uruguay, naar de rivier, die dit gewest van Rio de Ia
Plata scheidt.
overledeu op het grondgebied van Uruguay, bij ontsten-
tenis van eenige uitstersten wilsbeschikking zouden kunnen
lijden; en tevens in achtnemende de regten der Consuls van
bevriende Mogendheden bij haar erkend, bepaalt als volgt:
1°. Bij overlijden van eenen vreemdeling ab intestato, zal
de regterlijke ambtenaar, belast met de verefTening van
onbeheerde boedels, na voorafgaande kennisgeving aan den
Consul van de natie, waartoe de overledene behoorde, in
tegenwoordigheid van eenen door den Consul benoemden
gemagtigde overgaan, tot de inventarisatie, en de goederen
in bewaring stellen van een vertrouwd persoon, goed te
keuren door den Consul.
2°. Hij zal de goederen, aan bederf onderhevig publiek
verkoopen; ook andere, welke de Consul mogt noodig
achten.
3°. Hij zal oproepingen doen van alle diegenen, welke
regt op het nagelatene vermeenen te hebben, om binnen
een te bepalen tijd die regten te doen gelden.
4°. Hij zal de voorkomende geschillen beslechten en zijne
uitspraak ten uitvoer doen leggen.
5°. De erfgenamen of hunne gevolmagtigden zullen zich
door dien regter doen erkennen, ten einde naar de wet,
in het bezit der erfenis te worden gesteld.
6quot;. Indien, binnen een jaar, niemand als erfgenaam tot
den tienden graad ingesloten opkomt, geeft de regter daar-
van kennis aan de Regering.
7quot;. Alle kosten worden gevonden uit de opbrengst van
den boedel.
Wijders behoort in 't algemeen de Consul de bepalingen
der verschillende tractaten te raadplegen, lettende op de
formule, »la nation la plus favorisée,quot; voornamelijk die
overeenkomsten betreffende de afschafïing van het jus albi-
nagii [droit d'aubaine) en van het jus detractus, droit de
detraction of aftogtsregt, census emigrationis, gabella he-
reditaria 1).
handelingen van den consul, bij legalisatien. afgifte
van paspoorten en van dergelijke stukken.
De Consuls zijn bevoegd tot het legaliseren van alle
commerciële documenten en certificaten, die in de plaatsen
van hun ressort zijn uitgevaardigd, en in Nederland ge-
regtelijke kracht moeten hebben, als protesten van avarijën,
polissen van assurantie, processen-verbaal van prijsering en
andere dergelijke acten. Zij moeten zich ter bezegeling
van alle stukken bedienen van 's Eijks wapen.
Aanmerkingen.
Ofschoon de Ned. verordeningen, betrekkelijk buitenge-
1) Zie onder anderen (de geer) Antecedenten der Staten-Generaal
(1815—1837) bl. 81 volg., 226.
regtelijke handelingen van den Consul, zich uitsluitend
schijnen te bepalen tot hetgeen handelszaken, of kooplieden
aangaat, zoo brengt echter de aard van de zaak als ook de
gewoonte mede, dat in vele andere omstandigheden ook
ten behoeve van niet-handeldrijvenden hunne tusschenkomst
vereischt wordt.
Paspoorten. 1°. De Nederlandsche Consuls mogen even
als de Fransche, slechts bij afwezigheid of ontstentenis van
den Gezant een paspoort uitgeven.
2». Het kan slechts aan Nederlanders gegeven worden of
aan vreemdelingen, voorzien van een Nederlandsch verjaard
paspoort; moetende het ingetrokkene in de archiven van
het Consulaat worden bewaard.
3°. Het visa moet bevatten: den naam van den houder,
zijne reis te land of ter zee, de plaats der bestemming en
den dag der afgifte.
Huwelijk. Aan sommige Consuls, b. v. de Engelsche,
is het vergund een huwelijk tusschen landgenooten naar
de formahteiten van hunne wet te sluiten. Deze bepahng
wordt bij ons niet gevonden, omdat de regel heus regii
actum hier toepassing vindt. Onverminderd de vereischte
huwelijksafkondigingen en de inschrijving der huwelijks-
acte, binnen het jaar na de terugkomst in Nederland,
in de registers van den Burg. Stand i).
») Zie Burg. Wetb. B. I, afdeeling 1, art. 138 en 139.
-ocr page 251-BRIEFWISSELING VAN pEN CONSUL.
De correspondentie is tweeledig: 1°. met het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken, 2°. met de Legatie.
A. De Consuls moeten ieder jaar vóór den eersten Maart
aan den Secretaris van Staat voor de Buitenlandsche Zaken
een algemeen en beknopt verslag zenden, inhoudende;
A.nbsp;Den staat van den koophandel in hun ressort.
B.nbsp;De opgave der middelen om de Nederlandsche han-
delsbetrekkingen te bevorderen en uit te breiden.
c. Mededeeling omtrent besmettelijke ziekten in of in de
nabijheid van hunne residentie.
D. Mededeeling of in de havens van hun ressort maat-
regelen genomen worden, welke eenen oorlog zouden
doen vreezen.
B. De Consuls moeten van tijd tot tijd aan de Legatie
toezenden ; een berigt inhoudende de merkwaardige voor-
vallen in de plaats van hun verblijf, speciaal met betrek-
king tot deu handel; en elke zes maanden eene uitvoerige
lijst der Nederlandsche schepen, welke de havens van hun
district hebben bezocht.
1) Art. 26, 27, 28 der Kk. Bb.
-ocr page 252-Aanmerkingen,
A.nbsp;In hunne briefwisseling met het Ministerie van Bui-
tenlandsche Zaken moeten de onderwerpen naauwkeurig
gescheiden worden, zoodat die, op welke eenige beraad-
slaging of besluit dient te vallen, in afzonderlijke brieven
vervat zijn.
B.nbsp;De mededeehngen onder litt. c. en n. moeten ter-
stond worden gedaan i).
C.nbsp;De Consuls zijn verpligt aan den Secretaris van
Staat voor de Buitenlandsche Zaken te doen toekomen een
afschrift van het exequatur, hun op hunne commissie of
diploma verleend ; mitsgaders schriftelijk den navolgenden
door hen onderteekenden eed.
»Ik belove en zwere, dat ik de mij opgedragene com-
missie in allen deele wel en getrouwelijk, overeenkomstig
de instructie en orders mij gegeven of nog te geven
zal waarnemen , en dat ik alles , naar mijn beste en
uiterste vermogen, zal bijbrengen wat tot bevordering
van de Nederlandsche Commercie en Navigatie zal kun-
nen strekken.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!quot;
D.nbsp;In een district, waar een Consul-Generaal gevestigd
is, correspondeert deze alleen met het Ministerie van Buiten-
») Art. 29 der Kk. Bb.
-ocr page 253-iandsche Zaken; de Consuls en vice-Consuls zenden de hun
voorgeschreven berigten aan hen in.
E. In het reglement van 3 April 1818, waren derge-
lijke mededeelingen ook voorgeschreven aan het Departe-
ment van publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en
Koloniën, alsmede aan de Directie van den Levantschen
handel en Navigatie in de Middellandsche Zee te Am-
sterdam 1).
E. Deelaratiën. Jaarlijks zenden de Consuls eene spe-
cifieke declaratie in aan het Ministerie van Buitenlandsche
Zaken, ingevolge welke hen de uitgeschoten penningen be-
doeld bij § 5, worden terugbetaald, gelijk mede het port der
brieven, welke zij directelijk van het Ministerie van Bui-
tenlandsche Zaken of van eene der Legation, hetzij ten
fine van eigen narigt, hetzij tot verdere expeditie mogten
ontvangen hebben.
Zij mogen geene bureau-kosten, presenten of andere
uitgaven , van welken aard ook, den Staat in rekening
brengen 2).
G. Het is den Consuls geoorloofd, tot schadeloosstel-
ling hunner uitschotten i quot;/o 's maands in rekening te
brengen, mits hunne deelaratiën niet langer dan over drie
maanden loopen, en de interest berekend worden tot de
1) Vervallen door het Kon. Besluit van 1 Maart 1826.
1) Art. 31 der Kk. Bb.
dagteekeiiing der declaratie. Alle uitschotten, bij L. st.
berekend, worden tegen den koers van ƒ 11 Holl, gele-
quideerd p. L. en zijn de declaranten gehouden, bij elke
eerstvolgende declaratie, in debet of credit te brengen het
bedrag, als door hen bij het overmaken der uitgeschotene
gelden van de voorgaande rekening cour. op den wissel
mogt gewonnen of verloren zijn gt;).
H. Zoo de Consuls aan de oorlogschepen van den Staat
diensten bewijzen, mogen zij voor commissie als mi-
nimum en 2 maximum in rekening brengen. In bij-
zondere gevallen regelt de Minister het bedrag; in bui-
tengewone gevallen, zoo den Consul meer dan 2 com-
peteert of zoo de uitgaven ƒ 20,000 overtreffen, bepaalt
de Koning zulks. Deze som mag niet op de algemeene
declaratie worden gebragt, noch mogen daarvoor wissels
worden getrokken; eerst na het rapport van den comman-
derenden officier wordt dit voorschot terugbetaald 2),
Ieder Consul is verpligt 3), behoorlijke registers te hou-
den van hetgeen door hem in officio zal worden verrigt,
alsmede copijën van zijne brieven en rapporten. Deze re-
1)nbsp;Kon. Besl. van 26 Oct. 1314, art. 4 en 5.
2)nbsp;Kon. Besl. van 24 Januarij 1816.
3)nbsp;Art. 31 der Kk, Bb.
-ocr page 255-gisters, brieven, rapporten gelijk tevens alle instructiën,
moeten bij overlijden van den Consul of bij verlating van
zijnen post, in handen van een vertrouwd persoon en ein-
delijk in die van zijnen opvolger worden overgebragt.
Aanmerkingen.
Het archief van het Consulaat moet zich bevinden op
de kanselarij. De onmisbare registers zouden gevoegelijk
tot de volgende kunnen worden gebragt i).
A.nbsp;Eene verzameling der tractaten gesloten met de Ne-
derlandsche regering en die van des Consuls residentie;
voorts der tarieven van de belastingen der in- en uitgaande,
alsmede havenregten in hun ressort; wijders der policie-regle-
menten en andere plaatselijke verordeningen, waaraan zich
de Nederlandsche onderdanen moeten onderwerpen; eindelijk
van stukken, betrekkelijk de vrijdommen van den Consul.
B.nbsp;Een register in chronologische volgorde inhoudende:
alle wetten, besluiten, reglementen, instructiën of andere
stukken den Consul door den Minister toegezonden.
C.nbsp;Een register inhoudende: alle stukken gewisseld met
regterlijke ambtenaren, Legatiën, Consuls, of hoofden der
administratie van belastingen van hun land alsmede de be-
palingen omtrent quarantaine.
D.nbsp;Alle stukken, gewisseld met de Overheid van de
gt;) Zie eibeiro et barreto, t. a. p., T. I, p. 106 sq.
-ocr page 256-plaats van hun verblijf of met die van andere vreemde
magten.
F. Een register van paspoorten; acten van geboorte of
overlijden; processen-verbaal van prijsering; protesten van
avarij; van aankomende en vertrekkende schepen met aan-
teekening van het vermelde in § 2.
E. Een register van al hetgeen de Consul in hoedanig-
heid van notaris of ander burgerlijk ambtenaar mogt ver-
rigten.
D. Een register van ontvangsten en uitgaven.
§ 11-
VICE-CONSULS. KANSELIER.
Het is den Consuls niet geoorloofd, in zeeplaatsen on-
der hun ressort de benoeming of aanstelling van vice-Con-
suls te doen, voor dat de noodzakelijkheid ten genoegen van
het Gouvernement bewezen zij i). De vice-Consuls blijven
hunne functie waarnemen buiten bezwaar van den lande,
voor rekening en ten pericule van de Consuls, die hen
hebben benoemd 2).
Ofschoon in de Koninklijke Besluiten van geen kanse-
lier wordt gesproken, bestaan er onderscheidene zoodanige
ambtenaren. Hij is aangesteld of door de Regering of
ï) Art. 22, der Kk. Bb.
i) Eene uitzondering vindt plaats ten opzigte van den bezoldigden
vice-Consul te Milo.
wel door den Consul onder wiens onmiddellijke verant-
woordelijkheid hij werkzaam is. Gewoonlijk moet in het
laatste geval de benoeming toch door de Regering wor-
den bekrachtigd.
In die landen, waar een Kanselier naar aanleiding van
het exequatur toegelaten is, mag hij den Consul vervan-
gen, gemeenlijk maakt hij voor zijne landgenooten alle
acten op, welke de Consul moet legaliseren.
Oefent de Consul regtspraak uit, zooals in de Levant,
dan vervult de Kanselier de dubbele betrekking van deur-
waarder en griffier.
Aanmerkingen.
Kanselier. Volgens eibeiro en barreto is deze amb-
tenaar, »un ofacier public nommé par le roi, avec des
fonctions, des appointemens et des émoluments. Les fonc-
tions de chancelier sont le plus souvent semblables à celles
de notaire et de greffier i).quot;
uniform. wapenbord. zegel.
Uniform^). Consul-Generaal, groot costuum. Een don-
kerblaauw lakensche rok met witte zijde gevoerd en met
1) t. a. p. Note 142, p. 632.
î) Kon. Besluit van 17 April lt!42, Nquot;- 13.
-ocr page 258-staanden kraag; de rok toegeknoopt met negen zilveren
knoopen met eene gekroonde W en met zilver geborduurd
overeenkomstig model, ter breedte van 8 Nederlandsche
duimen, op den kraag, de opslagen, de tasschen der zak-
ken en tusschen dezelve, mitsgaders rondom den rok en
op de borst, naar boven breed uitloopende; pantalon van
wit casimir met een zilveren galon op den naad, ter
breedte van vier Nederlandsche duimen en laarzen; drie-
kantigen hoed met witte liggende pluimen en zilveren lus
en knoop met eene gekroonde W, oranje kokarde, degen
met zilver en parel d'amour gevest en zwarte schede.
Klein costum. De rok van dezelfde kleur als boven met
zwarte zijde gevoerd en staanden kraag, toegeknoopt met
negen zilveren knoopen, met een gekroonde W en ge-
borduurd, volgens model op den kraag, de opslagen, de
tasschen der zakken en tusschen dezelve; donkerblaauw
lakensche pantalon, laarzen, zwart hggende pluimen en
den hoed, lus, kokarde en degen als voren.
Consuls. Het klein kostuum, in gala de pantalon van
wit casimir met zilver galon.
Vice-Consuls en Kanseliers. Hetzelfde als de Consuls, wor-
dende het borduursel tusschen de zakken weggelaten en heb-
bende overigens slechts eene breedte van zes Nederl. duimen.
Wapenbord. De Consuls zullen het Koninklijk wapen,
op een bord van middelmatige grootte geschilderd, boven
de deur van hunne woning mogen plaatsen, doch zij moe-
ten steeds in het oog houden, dat deze vergunning alleen
ten doel heeft het gemak der Nederlandsche schippers en
andere zeevarenden en geenszins strekt om de Consulaire
huizen tot vrijplaatsen te verheffen, ongenaakbaar voor de
plaatselijke overheid i)-
Zegel Ter bezegeling der acten, door de Consuls af-
gegeven en bij het visa der paspoorten, bedienen zij zich
van het hun toegezonden wapen, met het omschrift: » Con-
sulaat der Nederlanden 2).quot;
Aanmerkingen.
A.nbsp;De vervaardiging van wapenbord en zegel is voor
rekening van de respeetive Consuls.
B.nbsp;In sommige landen is men nog zeer kleingeestig in
het al of niet toelaten van wapenborden of van het hijschen
der vlag; b. v. de Barbarijsche Staten. Eenige regeringen
hebben, ter voorkoming van moeijelijkheden, dit regt bij
tractaten bedongen. De Ordonnantie van 1831 in Dene-
marken hernieuwd, verbiedt den vreemde Consuls eenige
vlag te hijschen of uit te steken, hetzij op het land of in
de stad. Het reglement van Oldenburg, omtrent de vreemde
Consuls bepaalt op dit stuk het volgende: »ce sont les
lois et l'observance des pays où résident les Consuls, qui
1) Art. 12 der Kk. Bb.
î) Art. U der Kk. Bb.
déterminent seulement s'ils peuvent placer au devant de
la maison qu'ils habitent un tableau aux armes etc.
tarieven.
Tarief van 2 Junij 1816.
A.nbsp;Voor het vertoonen der zeebrieven en het
viseren derzelve en van de verdere scheepspapie-
ren, bij aankomst of vertrek p. last à twee tonnen, ƒ 0,25.
B.nbsp;Van schepen, welke hetzij om te vertollen,
hetzij om verdere redenen, de eene of andere ha-
ven aandoen, zonder in dezelve te laden, lossen,
lading te breken of te suppleren, zal door den
Consul voor het viseren der zeebrieven en verdere
scheepspapieren in plaats van het bepaalde regt
van ƒ0,25 p. last niet meer worden genoten dan
p- schip 1)...................ƒ1,00.
De helft van dit regt ten bedrage van 25 cents
p. last is verschuldigd door die schepen, welke
in de eene haven lossen en in de andere laden en
dat zelfde zal plaats grijpen ten aanzien van de
vaartuigen, welke verpligt zijn, tot het lossen of
suppleren der lading onderscheidene havens aan
te doen 2).................. . ƒ __
gt;) Kon. Besl. van 30 Jan. 1817.
3) Kon. Besl: van 31 Julij 1817.
Een vaartuig, dat meer dan eenmaal 's jaars
ééne en dezelfde haven aandoet, behoeft slechts
eenmaal het Consulaatregt te betalen ; zullende ten
aanzien van Noorwegen, de jaarlijksche voldoe-
ning niet aan ééne en dezelfde haven verbonden
zijn, maar de betaling der Consulaatgelden in de
eene of andere haven van dat Eijk, ook den schip-
per in andere havens van hetzelve bevrijden.
Wanneer schepen in ballast of slechts gedeel-
telijk beladen, in eene of andere haven binnen-
komen of van daar in ballast of met gedeeltelijke
lading vertrekken om het even vanwaar zij komen
of werwaarts zij bestemd zijn, is de betaling van
de helft der Consulaatregten slechts verschuldigd.
C.nbsp;Paspoorten aan Nederlandsche zeelieden, be-
halve aan behoeftigen..............ƒ 2,00.
D.nbsp;Legalisatie. Doorsnijden en opzenden van
paspoorten p. stuk...............ƒ 2,50.
E.nbsp;Voor een scheepsmonsterrol, de lasten ä
twee tonnen volgens den meetbrief.
25 tot 50..................ƒ 2,00.
50 » 100..................» 3,00.
100 » 150. .................» 6,00.
150 » 200..................» 9,00.
200 » meerder. ...............» 13,00.
gt;) Kon. Besl. van 3 Maart 1821.
-ocr page 262-F.nbsp;Certificaten van origine of soortgelijke ver-
klaringen , voor zooverre de belanghebbenden dit
vorderen.....................ƒ 6)00.
G.nbsp;Beëedigde acten, procesverbalen, enz.
Voor de eerste bladzijde ä 20 regels......ƒ1,00.
Voor de verdere bladzijden ä 20 regels, ieder, .ƒ0,50.
NB. Het geheel mag niet de som van vijftien gul-
den te boven gaan.
Tarief van 3 April 1818 N». 121.
A.nbsp;Gelijkluidend als boven.
B.nbsp;Vervalt.
C.nbsp;Gelijkluidend.
E.nbsp;O
E. Certificaten d'origine en soortgelijke verkla-
ringen, voor zooverre zulks door de belanghebben-
den verlangd wordt; voor eene waarde onder de/600./3,00.
Eene waarde van ƒ 600 en daarboven zonder
meer......................ƒ6,00.
G.nbsp;Gelijkluidend.
H.nbsp;Van schepen, welke, hetzij om te vertollen,
hetzij om andere redenen, de eene of andere ha-
ven aandoen zonder in dezelve te laden, te lossen,
lading te breken, of te suppleren, zal door den
Consul voor het viseren der zeebrieven en ver-
dere scheepspapieren niet meer mogen genoten wor-
den, dan....................ƒ2,50.
Aanmerhingen.
De Nederlandsche, van staatswege bezoldigde, Consuls
zijn de volgende:
Consul-Generaal, te Londen,
j) . »nbsp;in de Havanah.
»nbsp;»nbsp;in Brazilië.
»nbsp;»nbsp;te Caraccas.
igt;nbsp;»nbsp;te Alexandrië in (Egypte).
»nbsp;»nbsp;te Tanger.
»nbsp;IInbsp;te Mannheim.
»nbsp;»te Odessa.
»nbsp;IInbsp;te Smirna.
»nbsp;»nbsp;in Zwitserland.
Consul,nbsp;op de Kanarische Eilanden.
»nbsp;te Tripoli.
»nbsp;te Tunis.
Vice-Consul,nbsp;te Milo.
VRIJSTELLINGEN EN VRIJDOMMEN, AAN CONSULS TOEGEKEND.
De verordeningen op dit stuk i), hier te lande op het
I) Kon. Besl. van 5 Junij 1822.
-ocr page 264-beginsel van volkomene wederkeerigheid gegrond, onder-
scheiden twee klassen van Consuls:
1°. Nederlandsche onderdanen, aan welke het vergund
is of zal worden, Consulaire functiën voor vreemde Mo-
gendheden of Staten uit te oefenen.
3°. Vreemdelingen, die, tijdens hunne benoeming, niet
als ingezetenen in Nederland zijn gevestigd.
I.nbsp;De eerste zijn en blijven, in het algemeen, onderwor-
pen aan de in het Eijk geheven belastingen en contribu-
tiën, hoe ook genaamd; maar kunnen voor het overige
zich, des verkiezende, verschoonen van stedelijke lasten, die
persoonlijk moeten gedragen worden. Bij hunne oproe-
ping tot de schutterij b. v. zijn zij bevoegd zich door
een geschikt persoon te doen vervangen; mits aantoonende
dat de Mogendheden, van welke zij hunne aanstelling heb-
ben bekomen, dergelijk regt aan hunne onderdanen ver-
leenen, die als Nederlandsche Consuls aldaar werkzaam zijn.
II.nbsp;A. De tweede zijn, voor zoo verre zij, buiten hunne
Consulaire functiën, geen bedrijf of beroep uitoefenen, vrij
van inkwartiering, van schutterlijke dienst of van daarvoor
geheven contributiën; van de belasting op het personeel,
eindelijk van alle lands of stads impositiën, die zouden
kunnen worden aangemerkt van directen of personelen aard
te zijn. Deze vrijdom kan zich in geen geval uitstrekken
tot eenig indirect of reëel middel, onverlet het bewijs,
dat de Regeringen, van welke zij hunne commissie heb-
ben verkregen, gelijke vrijstelling en vrijdom toekennen
aan de Consuls, inboorlingen of onderdanen der Nederlanden.
B. Buiten en behalve hunne Consulaire functiën, eeni-
gen handel of beroep uitoefenende, zijn zij van dat oogen-
blik af, tot zoolang zulks duurt, te beschouwen als ingeze-
tenen, en gehouden, even als alle overige onderdanen, op
gelijken voet te dragen en te betalen alle opgemelde
lasten, impositiën of contributiën, ten ware voldoende aan-
getoond wierd, dat Consuls, Nederlanders of erkende on-
derdanen zijnde en in gelijke omstandigheden verkeerende,
met opzigt tot het inlegeren van krijgsvolk, stedelijke
(daaronder schutterlijke) dienst, contributiën voor dezelve,
mitsgaders tot de personeele belastingen eenige vrijstellingen
genieten; zullende zij in dat geval soortgelijke vrijdom-
men kunnen inroepen.
In geen geval echter zijn zij vrijgesteld van het perso-
neel, indien zij door eenig beroep of door koophandel pa-
tentpligtig mogten wezen i).
Aanmerkingen.
A. Vreemde Consuls kunnen geen deel uitmaken der
Kamers van Koophandel; leden van deze instelling worden
niet toegelaten als Consuls van vreemde Mogendheden 2),
1) Wet van 29 Maart 1833, art. 24, § 7 in verband met art. 13
der wet van 24 April 1843.
J) Kon. Besl. van 18 Februarij 1845.
-ocr page 266-B. Niet ondoelmatig is het eenige oogenblikken stil te
staan bij de vraag: of de Consuls naar stellig regt, of
naar algemeene beginselen kunnen geacht worden te be-
hooren tot de zoogenaamde Ministres publics en aanspraak
mogen maken op het regt van exterritorialiteit i).
Uit de verschillende betrekkingen, den Consul ten be-
hoeve van zijne landgenooten, die zich zonder afstand te
doen van hunne hoedanigheid van onderdanen van den
Staat, wegens handelszaken buiten 's lands bevinden, opge-
dragen, zagen wij hoe zijn werkkring bijna uitsluitend van
commerciëlen aard is. Meermalen echter heeft men de
vraag geopperd, of niet de Consuls tot handhaving der
Souvereiniteitsregten op vreemd grondgebied aangesteld en
toegelaten, tot de klasse van staatsbeambten behoorden
(ministri publici) aan welke de regelen van het volkenregt
onderscheidene privilegiën verzekeren? Het antwoord was
meest ontkennend, ofschoon het tegendeel niet te verach-
ten verdedigers heeft gevonden 2).
Dat in Nederland dit karakter van Staatsvertegenwoor-
diger reeds vroeg aan de Consuls is geweigerd, blijkt dui-
delijk uit eene Eesolutie ten tijde van den Eaadpensionaris
DE WIT uitgevaardigd:
1)nbsp;FAÜSTIN HÉUE, Traité de I'lnstrnction Criminelle, 2« Vol. (Paris,
1846) p. 559 suiv. § 127.
2)nbsp;Verg. de verschillende gevoelens aangehaald bij maetens, Guide
Diplom, p. 169. M'. j. kannes, Diss. Inaug. de munere Coss. 1826,
Traj. p. 27—30, § 3.
»Aangemerckt de Consuls niet anders zyn dan Factoors
ende voorspraecken van de koopluyden, schippers ende
trafycquanten deser landen betaeldt ende onderhouden wer-
dende ten laste van deselve sonder dat de Staet daarinne
directelyck iets heeft te draegenquot; sqq. i).
Nu en dan echter is men aan dit beginsel niet geheel
getrouw gebleven. Volgens wicqüefort vroegen de Sta-
ten-Generaal, wegens zekere beleediging van hunnen Con-
sul te Cadix , voldoening aan de Spaansche regering op
grond, dat het volkenregt daardoor geschonden was, zon-
der zich te beroepen op de tractaten, waarin zij seureté
pour leur prétendu Ministre hadden moeten zoeken 2), Bij
denzelfden schrijver, geboren Nederlander, wordt hun stand-
punt of rang in de volgende woorden naauwkeurig ge-
schetst :
»Iis sont des marchands qui avec leur charge de juges
des différends qui peuvent naitre entre ceux de leur nation
ne laissent pas de faire leur trafic et d'être sujets à la ju-
stice de leur résidence tant pour le civil que pour le cri-
minel, ce qui est incompatiable avec la quahtéde ministre
public 3). Tegen deze uitspraak, gehuldigd bij nagenoeg
1)nbsp;Zie Resolntiën van Consideratie ten tijde van joh. de witt,
aquot;. 1657, p. 307.
2)nbsp;wicqueeoet. L'ambassadeur et ses fonctions, T. I, p. 132.
wicQUEFOKT, t. a. p. p. 133 en p. 150. Le Eoy d'Angleterre a
un Ministre a Hambourg auquel il donne la qualité de Résident quoi-
que ce ne soit en effet qu'un Commissaire ou Consul, veu qu'il n'y
alle Natiën, verzet zieh de cüssy in zijn Manuel Diplo-
matique 1). Hij erkent, dat in de zeventiende eeuw deze
meening volkomen juist was, maar dat zij tegenwoordig
geene toepassing kan vinden, daar men thans twee klas-
sen van Consuls heeft:
1». Consuls, gezonden en bezoldigd (salariés) door de
regering wier onderdanen zij zijn, om de staats- en han-
delsbelangen van hunne landgenooten voor te staan (sur-
veiller les intérêts politiques et commerciaux de leurs com»
patriotes) zonder zelve te mogen handeldrijven, op straffe
van intrekking van huime commissie.
2quot;. Consuls, aangesteld uit onderdanen van het land,
waar de benoeming geschiedt of uit vreemdelingen, aldaar
als kooplieden gevestigd.
De eerste klasse heeft krachtens verschillende verordc
ningen en overeenkomsten een rang en regten verworven,
die vroeger onbekend waren en hun als Consuls envoyés
non-commerçants eene plaats verleenen onder de diploma-
tieke Agenten i).
Ten onregte echter meenen wij; de wijzigingen in
de uitoefening Van hunne betrekking naar wisselvallige
omstandigheden en den voortuitgang des handels gebragt;
est estably qu'à eauso des marchands aventuriers anglais qui y font
leur trafficq sous le nom de Court d'Angleterre.
i) Dictionnaire ou manuel lexique du Diplomate et du Consul par
pbkd. de cusst, Leipzig 1846, in voce Consul.
de voorregten hun, als vergoeding der verbodsbepaling
van handel te drijven, geschonken, of als waarborgen voor
hen, die hunnen spoedigen en zekeren bijstand behoeven,
kunnen het eigendommelijk karakter dier betrekking niet
veranderen. De geheele geschiedenis van het Consulaat le-
vert de onmiskenbare blijken van het ontstaan der instel-
ling tot op den huldigen dag, ook in die zelfde stukken,
welke DE cussY voor zijn gevoelen gebruikt, dat de mee-
ning van wicQüEFOKT steeds de heerschende is geweest.
De dwaling van den Eranschen schrijver ligt in de ter-
minologie van zijne onderscheiding en wel in het emoyés
pour surveiller les intéréts politiques et commerciauai. Het
is zeer te betwijfelen of dit envoyés etc. in dien zin opgevat
mag worden, waarin gewoonlijk de betrekking van Gezant
in hoogeren of minderen rang wordt verstaan. Het ver-
schil is al dadelijk zigtbaar in de wijze van benoeming.
Hoewel de zorg voor de Staatsbelangen aan beide ambte-
naren kan aanbevolen zijn, wordt echter de Ambassadeur
bepaaldelijk ter vertegenwoordiging van den Staat tot het
vreemde Hof afgevaardigd, terwijl de Consul juist die eigen-
1) PÖLITZ, Die Staatswissenschaften im Lichte unsern Zeit, T. V,
p. 310. »Die Consuln haben keinen repräsentativen Charakter, ge-
nieszen nicht die Vorrechte u. Exemptionen der Gesandten ti. können
auf diplomatisches Ceremoniel keinen Anspruch machen, p. 311.
So wenig wie die Agenten, Consuln etc. den eigentlichen diploma-
tischen Charakter fuhren.quot;
schap mist, op welke het karakter van ministre public
gegrond is.
Waartoe, indien zij tot deze rij van regtswege behooren,
zouden de verschillende overeenkomsten en bepalingen aan-
gaande hunnen rang en regten moeten dienen, welke naar
de algemeene beginselen van het volkenregt reeds lang
vaststaan? Men kan een' Consul de pligten van een Ge-
zant doen vervullen; de regten van Gezant zijn hem daar-
om nog niet verzekerd; alles hangt af van zijne aanstel-
ling, wordt hem het vertegenwoordigend of diplomatisch
karakter daarin toegekend en door het exequatur bevestigd,
men moge hem in zulk geval den naam van Consul geven;
hij is zulks echter niet meer: zijne handelingen zullen den
onjuisten titel terstond logenstraffen ').
De Consuls in de Levant maken eene uitzondering op
den regel. Bij hunne vestiging vóór de 16'^® eeuw waren
zij onder dien naam de eenige Gezanten der Europesche
Staten. In weerwil van het gebruik, sedert dien tijd op-
gekomen, om eigenlijk gezegde Ambassadeurs tot de Porte
te zenden, hebben zij de vorige diplomatische privilegiën
behouden. Is hun het kenmerk van vertegenwoordiging
») pölitz, t. a. p. p. 309. »Consuln erhalten keine eigentlichen
Creditive sondern nur Bestallungen und Empfehlungsschreiben......
erhalten aber wegen ihrer Verhältnisse zu auswärtigen Fürsten mehr
persönliche Aufmerksamkeit und Schutz als andere Premde oder
einheimische Staatsbürger. Die höheren Titel die sie fuhren sind
blos zufällig.quot;
ontnomen, zij zouden van de lijst der ministres publics
moeten worden geschrapt, indien niet het exequatur hen
uitdrulskelijk in dien rang bleef erkennen; zoo geeft een
barat van den Grooten Heer hun den titel van BaUos-bey
gelijk aan dien van Gezant en daardoor ook alle de daaraan
verbonden privilegiën i).
Onder deze is een van de meest begeerden het regt
van exterritorialiteit, op hetwelk de Consuls geene aanspraak
kunnen maken, zijnde dit een Souvereiniteitsregt, door de
Regeringen aan de Gezanten als hare vertegenwoordigers
onderling en wederkeerig toegekend.
Volgens WICQUEFOKT, BYNKEESHOEK, BOEEL, PÖLITZ en
FOELIX en naar de gevestigde regtspraak van verschillende
binnen- en buitenlandsche collegiën, kunnen de Consuls
gedagvaard worden voor den regter van hunne residentie
ter beslissing van geschillen uit verbindtenissen door hen
aangegaan; de gewone wijze van executie, tegen vreemde-
lingen gebezigd, is ook op hen van toepassing 2). Eene
1)nbsp;BORisL, de l'origine et des fonctions des Consnls, p. 26.
2)nbsp;Eene schuldeischeres van den Consul henneqüin te Cadix, vroe-
ger te Eotterdam woonachtig, wendde zich tot de Staten met de vraag,
waar een Consul moest gedagvaard worden? de beslissing was: »dat
sy hem soude conveniëeren voor soodaenigen regter hier te lande
voor den welken hy soude hebben kunnen geconvenieert werden soo
hy nog tot Rotterdam woonachtig ^va^.quot; byskershoek meent, dat
hier naar analogie van L. 11 D. de Senat: eene dagvaarding even
geldig is ter plaatse van 's Consuls residentie. De foro Legatorum,
Tom II,p. 160,Ed. 1767. Zie een vonnis van het Hof te Aix, 14 Aug.
17*
-ocr page 272-formule, in het exequatur van de Fransche regering voor-
komende, neemt dââr eiken twijfel weg:
»Qu'au cas qu'il fasse quelque commerce pour lequel
il entre dans des engagements il pourra être poursuivi
ainsi qu'il est d'usage sans pouvoir y opposer aucun pri-
vile'ge.quot;
De lijfsdwang kan tegen hen worden ingeroepen en ten
uitvoergelegd, vele vonnissen der Fransche regtbanken en
arresten der hoven zijn op dit punt eenstemmig i); volgens
het Pruissische wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, kan
de lijfsdwang tegen eenen vreemden Consul niet worden ten
uitvoergelegd, zoo hij geen koopman is, en eerst nadat de
Minister van Buitenlandsche Zaken is gehoord en zijne
toestemming heeft gegeven 2).
1829 ; een vonnis van het Hof te Montpellier 23 Jan. 1841; en een
vonnis van de arrond. regtb. te Amsterdam, Eegtsg. Bijbl. dato 26
Junij 1350, en aldaar het considerans: »dat Consuls in den regel,
niet zijn diplomatieke, maar alleen handelsagenten, zonder eenige
vertegenwoordiging gezonden, om de handelsbelangen hunner land-
genooten in den vreemde te beschermen, die hunne betrekking niet
aanvaarden, vóo'r dat zij erkend en op verzoek van hunnen Souve-
rein toegelaten zijn, door de regering onder wier gebied zij wenschen
te resideeren, terwijl de Gezant volstaat met zijne geloofsbrieven te
overhandigen.
1)nbsp;Zie onder anderen een vonnis van de regtbank van de Seine 4 Au-
gustus 1842. Twee arresten van het Hof te Parijs , 28 April 1841
en 25 Augustus 1842. Gazette des Tribumiux, 9 Mei 1841, 6 Angus-
tus en 6 September 1842.
2)nbsp;Allgem. Preus. Landrecht, Theil I, Tit. 2, § 65. Vergel. bij
dit onderwerp M'. eveetsbn diè jokge over do grenzen van de reg-
Naar het algemeen gevoelen dus zijn de Consuls niet
tegen regtsvervolging gevrijwaard; in criminele gevallen wor-
den zij op aanvrage uitgeleverd, uitgezonderd wanneer de
Consul door geboorte onderdaan is van den Staat, waar
hij resideert; hier en daar echter zijn zij bij uitdrukkelijk
beding vrijgesteld van onderhoorigheid aan den burgerlij-
ken regter van hun ressort, hetgeen alleen door het exe-
quatur kan bewezen worden.
In Prankrijk en Spanje is bovendien bij vervolging van
vreemde Consuls eene onderscheiding aangenomen, tusschen
« obligations en affaires de commerce et obligations civiles.quot;
Bij de eerste wordt lijfsdwang, bij laatstgemelde niet toe-
gelaten, terwijl in beide gevallen de regter van de plaats
der residentie, 's Consuls bevoegde overheid is. Dit steunt op
art. 2 van het tractaat 13 Maart 1769 tusschen Spanje
en Frankrijk:
Art. 2. »Les Consuls étant sujets du prince qui les
nomme jouiront de l'immunité personnelle sans qu'ils puis-
sent être arrêtés ni traduits en prison, excepté le cas de
crime atroce et celui ou les Consuls seraient des négociants,
puisque pour lors cette immunité personnelle doit seule-
ment s'entendre pour dettes ou autres causes civiles qui
n'impliquent pas crime ou presque crime ou qui ne pro-
ten van Gezanten en van Secretarissen van Legatie van vreemde Mo-
gendheden (Utrecht 1850), bl. 50, 158 en vgg.
1) pöhtz, t. a. p. § 24, T. V, p. 309.
viennent pas du commerce qu'ils exerceront par eux-mê-
mes ou par leurs commis......dit beginsel behoort ook
te gelden ten aanzien van Consuls van die natiën, welke
Frankrijk en Spanje gelijkstellen avec la nation la plus
favorisée ou la plus amie ; hetgeen ten opzigte van Ne-
derland geschied is bij het 9 en 11 art. van het trac-
taat tusschen Prankrijk en Nederland 25 Julij 1840 ge-
sloten.
§ 15.
Wanneer wij de hiervoren vermelde verordeningen ver-
gelijken met de bepalingen, welke vroeger in Nederland
golden en tegenwoordig in andere Staten, met name m
Prankrijk i) bestaan, dan zien wij ons gedrongen twee
hoofdaanmerkingen te maken, 1°. wat de vereischten be-
treft , in de personen die tot Consuls worden benoemd ;
2°. aangaande de regtspraak, hun toegekend.
A. Personen. Nationaliteit. Bij de keuze van Consuls,
behoorde meer op nationaliteit te worden gelet, en wij
1) »Toutes Nations commerçantes n'ont pas organisé cette belle
institution. La Prance l'a fait, et son organisation Consulaire est in-
contestablement !a plus complète de toutes, depuis la réforme que le
Gouvernement à entreprise en 1333 et qu'il a successivement pour-
suivie.quot; Rapport fait au nom de la commission sur le projet de loi
sur la juridiction Consulaire à la Chambre des Representans en Bel-
gique, pur M'. vkyirr (6 Mai 1351), p. 2.
stemmen volkomen m met het gevoel van boeel, die ge-
boorte of naturalisatie, als conditio sine qua non der aan-
stelling vordert. En bij eenige aandachtige beschouwing,
springt zulks in het oog, kan de onderdaan van den Staat,
waar hem het Consulaat door eene vreemde Mogendheid
wordt opgedragen, wel met die onwankelbare onafhanke-
lijkheid de pHgten aan zijne betrekking verbonden, naar
eisch vervullen?
»Non, is de uitspraak van vattel, ses fontions exigent
qu'il ne soit point sujet de l'État où il résidé, car ü
serait obhgé d'en suivre les ordres en toutes choses, et
n'aurait pas la hberte' de faire les fonctions de sa charge.quot;
Hierbij komt dat zeer dikwijls door soortgelijke benoeming,
waar men de nationahteit voorbij ziet, in de onbekendheid
der taal een groot struikelblok ligt voor de rigtige en on-
belemmerde behartiging der belangen van koopheden en
zeevarenden. Een tweede en nog gewigtiger bezwaar is
het volgende. Zal de Consul die den voorgeschreven eed
van getrouwheid gedaan heeft, zoo het welzijn of de be-
langen der vreemde Mogendheid, van welke hij zijne com-
missie heeft ontvangen, mogten strijden met die van zijn
Vaderland, in dien twijfel onwrikbaar daaraan getrouw kun-
nen blijven, en loopt het hem aanvertrouwde niet groot gevaar
aan nationalen trots, naijver of andere inzigten te worden
opgeofferd ?
De opdragt van zoodanigen post, immers zooverre Con-
-ocr page 276-suls-Generaal en Consuls betreft, moest ter afsnijding van
zulke bezwaren, alleen aan Nederlanders geschieden.
Eene andere vraag is, mag de Consul-Generaal of Con-
sul handel drijven?
In Frankrijk, waar deze ambtenaren alle bezoldigd wor-
den, is zulks bij art. 34 der Ordonnantie van 1833 uit-
drukkelijk verboden i).
In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, is in de
reglementen voor de Consuls als beginsel aangenomen, liefst
geene handelaren tot deze betrekking te roepen. De Se-
cretaris van Staat der Eepubliek zeide op het congres van
1833, naar luid van eene daarvan medegedeelde vertaling
u Je ne puis m'empêcher d'exprimer l'opinion que les Con-
suls, comme tout autre oificier de l'État, devraient être
rétribués par des salaires suffisants, mais qu'on devrait leur
prohiber le commerce. Ils sont aujourd'hui des marchands-
commissionaires désireux comme les autres marchands,
d'accroître leurs affaires et d'obtenir des consignations; le
plus souvent la place n'est ambitionnée que pour l'influence
qu'elle procure, afin d'étendre les affaires commerciales du
1)nbsp;Ordonnance du roi 20 Août et 11 Sept. 1833 snr le personnel des
Consulats, T. V. Zie Collection des Lois de Dnvergier, T. XXXIII,
p. 332 sq. Zie ook art. 20, Tit. 1, der hierboven aangehaalde Belg.
wet : »Les Consuls, qui reçoivent un traitement de l'État ne peu-
vent faire aucun commerce ou être directement où indirectement inté-
ressés dans aucune entreprise commerciale,quot; p. 31.
2)nbsp;ribeiro et barreto, t. a. p. p. 174, D. I, p. 187—193.
-ocr page 277-Consul. Sinon les vice-Consuls, les Consuls au moins
doivent être salariés; le paiement des salaires devrait donc
être accompagné de la défense d'avoir un intérêt quelcon-
que dans le commerce.
Ten einde de voorgestelde vraag met grondige kennis van
zaken te kunnen beantwoorden, benoemde men den 26 Junij
1835 in het Engelsche Parlement eene Commissie, tot welke
Lord p.4.lmerst0n , hesketh fleetwood , john ponsonby,
enz., in het geheel 25 leden, behoorden; den 10 Augustus
daaraan volgende, na ingewonnen advies der voornaamste
Consuls, welke zich eenparig tegen de benoeming van
handeldrijvenden verklaarden, werd het vroeger stelsel
van 1825 verlaten en eene verbodsbepaling, uitvloeisel van
eene rijpe ervaring, in Groot-Brittannië ingevoerd. Dien
ten gevolge is echter ook daar, maar vooral in Frankrijk,
een maatregel genomen, welke tot de verbetering en ont-
wikkeling der instelling zelve aanmerkelijk moet bijdragen,
namelijk, de opleiding van zoogenaamde élèves-Consuls i),
gekozen uit zoons en kleinzonen van Consuls, den leeftijd
van 20 tot 25 jaren bereikt hebbende en licentiaten in
de regten: »Toutes ces dispositions sont très-sages en
tout pays, zeggen ribeiro en baereto,..... mais malheu-
reusement le manque des moyens a trop réduit les employés
qui servent même gratuitement ou bien, sont peu et mal
1) Zie Ordonnance hierboven vermeld, T. II.
-ocr page 278-payés. Voilà pourquoi l'on improvise des Consuls ; comme si
le ministre qui délivre la patente, pouvait également donner
la science, l'aptitude, les connaissances qui manquent!!quot;
B. Regtspraak. Gelijk wij reeds vroeger zeiden, is in
het Consulaat niets zorgvuldiger en scherper afgebakend,
dan de regterlijke bevoegdheid, met name in de Levant.
Die vergunning van de Porte is in alle tractaten tot in
onze dagen bewaard gebleven. Sommige regeringen hebben
door wetten op de consulaire regtspraak het ondubbelzinnig
bewijs geleverd, hoe juist zij dit voorregt waardeerden.
Vreemd genoeg het Koninklijk Besluit vau 1818 schijnt
in Nederland het gewigt dier zaak uit het oog te hebben
verloren. Het zoude overbodig zijn, hier de gronden aan
te voeren, welke de regeling der regterlijke bevoegdheid
aanbevelen. Getuigen zijn, de verordeningen in 1833 in
Prankrijk bekrachtigd op het schoon en uitgewerkt verslag
van den Hertog de bkoglie en de zeer onlangs gedeelte-
lijk tot stand gebragte codificatie op dat stuk in België.
De navolging dier loffelijke voorbeelden zoude eene niet
geringe verbetering in het Consulaat te weeg brengen, ter-
wijl de handelsverbindtenissen een' nieuwen waarborg zou-
den erlangen in de onbetwiste erkenning van een regt,
sints eeuwen in meerderen of minderen omvang aan deze
instelling eigen.
1) Zie de OrdonnaBCCS Consulaires voor Frankrijk bij düveegier.
-ocr page 279-LIJST VAN DE CONSULS EN AGENTEN VAN NEDEBLAND
BUITEN 's LANDS 1).
EUE O PA.
Baden.
Manheim, C. G., tevens voor Ludwigshaven, V.
Beijeken.
Neurenberg, C.
Ludwigshaven, V.
t. a. p. T. XXXIII, p. 332 sq. Ordonnance du Roi sur le personnel
des Consulats. Tit. I, Des Consuls de tout grade. Tit. II, Des Élèves-
Consuls. Tit. ni, Des Chanceliers. Tit. IV, Des Secretaires interprètes
du roi pour les langues orientales et des drogmans. T. VI, Des Agents
Consulaires et vice-Consuls.
P. 399, Ordonnance sur l'intervention des Consuls relativement aux
actes de l'État civil des Français en pays étranger.
P. 402, Ordonnance sur les dépôts faits dans les chancelleries Con-
sulaires.
P. 431, Ordonnance relative à l'immatriculation dans les chancelle-
ries Consulaires des Français résidant à l'étranger.
ï. XXXVI, p. 159, Loi relative à la poursuite et au jugement
des contraventions, délits et crimes commis par des Français dans les
Echelles du Levant et de Barbarie. Tit. I, de VInstruction. Tit. II,
du jugement des contraventions et délits. Tit. III, de la mise en accusation.
Tit. IV, Du jugement des crimes. Tit. V, Des peines. Tit. VI, Dis-
positions générales.
T. XLII, p. 250, Ordonnance qui modifie l'organisation du tribunal
Consulaire de Constantinople. Zie ook de rapporten in Les Archives
du Commerce 1833, T.III; alsmede l'Ordonnance (5 Oct. 1847) sur
les examens des aspirans au grade d'élèvc-Consul.
1) Aldus opgegeven in den Besidentie en Stads-Almanak voor 1851,
p. 192—191.
Antwerpen, C. G.
Gent, C. en V.
Luik, C.
BELGIe.
Ostende en de kust v. West-
Vlaanderen, C. en V.
BEITTANNië
Aberdeen, V.
Belfast, V.
Birmingham, V.
Bristol, V.
Cardiff, V.
Cork, Cove en Kindale, V.
Darmouth en Terbey, V.
Deal, V.
Dover, V.
Dublin, C.
Dundee (Schotland), V.
Falmouth, V. en adjunct V.
Glasgow (Schotland), V.
Gibraltar, C. en V.
Glasgow, V.
Grangemouth, V.
Geurnsey, C.
Harwich, V.
Helena (St.) agent.
Hartlepool, Stockton en andere
plaatsen op de Tees, V.
Hull en alle de havens aan den
Humber, C. en V.
Ilfracombe, C.
Ives (St.) en Penzance, V.
Jersey (eiland), C.
Leith en de verdere havens van
Fyrth of Forth, C.
Lerwick, V.
Liverpool, C. en V.
(Groot-).
Londen (voor Groot-Brittannië'
en Ierland, C. G. en V.
Londondery, C.
Lynn, V.
Maltha, C. en quot;V.
Manchester, V.
Margate, V.
Milford, V.
New-Castle , Northshields en
andere plaatsen aan de
Tyne, V.
Ne wry, V.
Newport, V.
Penzance en St. Ives, V.
Plymouth (met Darmouth en
Falcombe in Devonshire, als-
mede Love en Fowey in Corn-
wall), C. en V.
Portsmouth en de prov. Sou-
thampton (met uitzondering
van het eiland Wight, C.
Ramsgate en Margate, V.
Eye, V.
Sheernes en Chattam, C.
Scilly (eilanden), V. en adj. V.
Stockton en verdere op de rivier
Tees gelegene plaatsen, met
het naburige vice-consulaat
te Hartlepool, V.
Sunderland, V.
-ocr page 281-Swansea V.
Weymouth, V.
Altona, C.
EIzeneur, C. en V.
Itzehoe, C.
Wight (eiland), C. (te Cowes).
Yarmouth, V.
Denemakken.
Kiel, C.
Koppenhagen, C.
Rensburg, C.
Frankrijk.
Abbeville, V.
Bayonne, V.
Bordeaux, C. en V.
Boulogne, C. en V.
Brest, C.
Caen, C.
Calais, C.
Cette, C.
Cherbourg, V.
Croisie, V.
Dieppe, V.
Duinkerken, C. en V.
Etaples, V.
Fecamp, V.
Granville, V.
Havre (voor het Departem. der
Seine Inférieure), C en V.
Honfleur, V.
La Flotte (eiland Ré), V.
La Rochelle (voor de Vendée en
Charente Inf.), C.
Male (St.) C.
Marans, V.
Marennes, V.
Marseille, C.
Martin (St.) (ell. Ré). Zie La
Flotte.
Morlaix, agent.
Nantes, C.
Noirmoutiers, V. '
Oleron, (St.) (eiland), V.
Quimper, agent.
Rochefort, V.
Rouaan, V.
Royan, V.
Straatsburg, C. en V.
Sables d'Olonne, V.
Toulon, C.
La Tremblade, V.
Valéry (St.) (sur Sonne), V.
Griekenland.
Pyraeus, V.
Pyrgos en de havens bezuiden
Clarinza tot Calamate en Ar-
mirotoe, V.
Santorin, V.
Syra (eiland) en Tenos, C. en V.
Athene, C. G.
Milo, V.
Myconi, V.
Nauplia, V.
Naxos . V.
Fatras, C.
Hanover.
Embden (voor Oost-Friesland), C.
Hanze-Stedbn en Frankfort.
Bremen, C.
Cuxhaven, V.
Frankfort a/M., C.
Ionische Eilanden.
Zante, C.nbsp;j Lephalonia, cons. ag.
Kerkelijke Staat.
Ancona, C.nbsp;Civita Vecchia, C.
Mecklenburg-Schwerin.
Rostok, V.
Wismar (voor het Groot-Hertogdom), C.
Hamburg, tevens voor Altona,
C. G.
Lübeck, C.
Oldenburg (Groot-Hertogdom).
I Hoeksiehl % Jahde, agent.
Varel, C.
Oostenrijk.
Fiume. V.nbsp;! Venetië, V.
Triest en verdere havens aan de Weenen, C. G.
Adriatische Zee, C. G. en V.
Portugal.
Michel (eiland St.) V.
Peniche, V.
Porto en de provincie Douro
en Minho , V.
Setubal, V.
Vianna, V.
Villa de Conde, V.
Ville Nova de Partimao (resi-
dentie Silves in Algarve), V.
Aveiro , V.
Beiern, agent.
Faro , V.
Fayal en Pico (Azorische eilan-
den), V.
Figueira, V.
Graciosa St. George en Ter-
ceira, V.
Lissabon, G. G., V. en agent.
Madeira, V.
Pruissen
Braunsberg. Zie Pillau.
Dantzig, C.
Elbing, V.
Keulen, C.
Koningsbergen, C. en V.
Memel, C.
Pillau, V.
Stettin, C. en consulair agent.
Straalsund, C.
Swinemunde, cons, agent.
Rusland.
Archangel, B.
Berdiansk , V.
Cronstad. Zie Petersburg.
Finland, C.
Helsingfort, V.
Kertsch, V.
Libau, C.
Moscou, C.
Narva, V.
Odessa, V.
Oesel (eiland) te Arensberg, V.
Pernau, C.
Petersburg (St.) en Cronstad,
C. Gr. en V. te Cronstad.
Keval, C.
Riga, C. en V.
Taganrog, V.
Wiburg, V.
Windau, C.
Zwarte en Azofsche zeeën (Rus-
sische havens aan de) C. G.
te Odessa.
Saksen.
Dresden, C.
Alghero, agent.
Sant Antiocco, agent.
Cervo, V.
Cagliari, C.
Genua, C. G.
Nizza, V.
saudinië.
Oneglia, V.
S. Remo, V.
Porto Maurizio. V.
San Pietro (eil.), agent.
Sassari. V.
Spezia, v.
SioiLiëN (Beide).
Barletta , V.
Brindisi en Lecce, V.
Castellamare de Stabia, V.
Catania, V.
Girgenti, V.
Licata, V.
Messina, C.
Monopoli. V.
Napels, C. G., kansel, van't C. G.
Palermo , C.
Sorrento, V.
Sj'racuse, V.
ïaranto, V.
Trapani, V.
Spanje.
Adra, V.
Algeciras en Tarifa, V.
Alicante (prov. Valéntia en Mur-
cia), C.
Almeria, V.
Balearische eilanden, Mahon
(Port Mahon), C.
Barcelona, C.
Benicarlo.
Bilbao, C.
Bermeo, V.
Cadix, C.
Canaria (eiland Groot-), V.
Cartagena, V.
Castro Urdiales, V.
Goril en Vejar, V.
Corunna, C.
Dénia, V.
Gyon, V.
Grenada, V.
Havanah (eiland Cuba), C. G.
en V.
Ivica, V.
Lepe, Huelva en Ayamonte, V.
St. Lucar de Barrameda, V.
Malaga, C.
Murcia (de prov.) Zie Alicante.
Orotava, V.
Palma (eiland de la), V.
Portugalete, V.
San Sebastian, V.
Santander, C.
Sevilie, C.
Tarragona, V.
Teneriffe (Canarische eil.), C.
Tbrrevieja, V.
Valencia, V.
Vejar Zie Coril.
Vinaroz, V.
Toskanen.
Livorno, C. en V.
Turkije.
Caiffa, consul, agent.
Canea, V.
Cyprus, 0.
Damiate in Afrika, agent van
het consulaat te Alexandrie.
Dardanellen, consul, agent.
Galats (prov. Moldavie), V.
Adrianopel, consul, agent.
Aleppo, C.
Alexandrette, cons, agent.
Alexandrie in Afi-ika, C. G. en V.
Aivaly, V.
Beyruth, cons, agent.
Bucharest.
Kaïro.
Lattaquia, consul, agent.
Limassol, cons, agent.
Mytilene, V.
Naxia.
Rhodes, V.
Salonica (de schral van) C.
Samos-eiland, V.
Scio en Tzesmê, V.
Scyda, cons, agent.
Serres, gérant consul.
Smyrna, C. G., V., kans., pred.,
tolk en leerling-tolken.
Stancho (eiland), V.
Tarsus, consul, agent.
Tripoly (in Syrië), C. en cons,
agent.
WURTEMBURG.
Stuttgart, C.
Zweden en Noorwegen.
Arendal, V.
Bergen, C. G. en adj. C. G.
Brewig, V.
Christiania, V.
Christiaansand, V.
Christiaansund, V.
Drammen, V.
Droback, V.
Drontheim, V.
Bgersund, V.
Fahrsund, mandataris.
Flekkefiord, V.
Frederikshald, V.
Frederikstad en Sarpsborg, V.
Gothemberg in Zweden), C.
Hammerfest (in Finmarken), V.
Holmestrand, mandat. ,
Krageroe, V.
Laurwig, V.
Mandal, A.
Mos en Soon, V.
Ooster-Rusöer, V.
Sarpsborg. Zie Fredrikstad.
Stavanger, V.
Stokholm, 0.
Tromsöe (in Finmarken), V.
Wisby (in Zweden), V.
Ystad (in Zweden), V.
Bern, C. G. en V.
Bazel, C.
Zwitserland.
Geneve, C.
Zurich, C.
A F K I K A.
ALEXAKDKië (zie Turkije).
Gerba (eiland Zerba of), cons.
agent.
Magador, C. en V.
Tanger, C. G.
Tripoli, C.
Tunis, C. en V.
Zerba. Zie Gerba.
BRAZILië.
Rio Grande.
Do Sul.
Santos.
Bahia, C.
Campos, V.
Ceara (dc prov.) V.
Fernambuck (stad en prov.) C.
Marahao (stad en prov.).
Para, V.
Rio Janeiro, C. G. en kans. ad int.
Porte Allegre, V.
Chili,
Valparaiso, V.
Columbia (Voormalig).
Caracas, gemeenebest van Ecua-
dor, Nieuw-Grenada en Ve-
nezuela, C. G., v., C. en V.
Maracaibo, V.
Puerto Cabello, V.
HAYTI.
Port-Republicain, C. G.
Mexico.
Mexico ' (voor het geheele ge-
meenebest), C.
Tampico, V.
Veracruz-Alvarado. V.
Rio de la Plata.
Buenos-Ayres, C.
Veeeekigde Staten van Noord-Amerika.
Rode-Island, Maine en New-
Hampshire, C.
Charleston, de staten van Zuid-
Baltimore, de staat Maryland en
het district Columbia, C.
Boston, de staten Massachusetts,
en Noord-Carolina en Géor-
gie, C.
Galveston (Texas), C.
Kaywest in Florida, V.
Mobile, voor de staten Alabama
en Florida, C.
New-Orleans, voor de staten
Louisiana en Mississipi, C.
New-York, over de staten van
New-York , New-Yersey en
Connecticut, C.
Norfolk, over den staat Vir-
ginie, C.
Philadelphia, ovor de staten
Pensylvanie en Delaware, C.
San Francisco, in Opper- of
Nieuw-Californie, C.
A Z I E 1).
CniXA.
Canton, C.
1) Dezer dagen is de vestiging van een Nederl.Consulaat te Trebisonde
in ernstige overweging genomen, doch daar uit de ingewonnen berig-
ten is gebleken , dat, hoe belangrijk genoemde plaats ook zoude mogen
wezen, echter hier te Lande geene regtstreeksche betrekkingen met
dezelve worden onderhouden, terwijl men niet heeft kunnen ontwaren,
dat immers voor het tegenwoordige het oogmerk zoude bestaan, om
aldaar een Nederl. handelhuis of afdeeling te vestigen, zoo is begrepen
geworden, dat aan de oprigting van het bedoelde Consulaat vooreerst
geen gevolg zal behooren gegeven te worden en zulks te minder daar
voor zooveel men heeft kunnen nagaan, geene Nederlanders te Trebi-
sonde waren gevestigd, en de vreemdelingen aldaar die ten deze op-
zigte in aanmerking zouden kunnen komen , welligt niet genegen zul-
len zijn die betrekking zonder eenige vaste belooning te vervullen.
Zie Handelsblad Nquot;. 6035, 7 April 1851.
-ocr page 288-I.
Maritus, qui patitur scientem uxorem, rem suam sibi ab
extraneo donatam usucapere, hanc vindicare potest cum sit
donatio prohibita.
II.
In lege 7 D. de in diem addietione; verbum plus spectat
ad secundum emtorem qui a priori superari debet.
III.
Non assentior CI. zachariae (Tom. Ill, p. 225) ad art.
1443 0. N. (241 0. C.) dicenti: „Das Recht steht allein der
Frau zu; es kann also die Klage nicht von den Erben fort-
gesetzt werden.quot;
IV.
Minus recte Cons, diephüis, „Opmerkingenquot; Ï-H, p. 303.
„De verpligting der schoonmoeder om hare schoondochter te
onderhouden, houdt niet op door het hertrouwen van deze,
maar door haar eigen huwelijk.quot;
Rescripta iudicis ad libellos supplices revera sententiae
non habenda neque pal*n pronuntianda sunt.
VI.
Art. 57 C. P. Civ. spectat etiam honoraria advocatorum
qui munere suo fungnntur apud judicem cantonalem.
VII.
Beus absens condemnatus impensas olFerre non debet si
in oppositionem venit.
VIII.
Non assentior viris Consult. C. D. assek, C. s. (Aantee-
keningen op het Wetboek van Koophandel), dicentibus ad