WOORDEN VAN J. P. HE1JE.
ZANGWIJZEN
VAN
FRANS «EN, mm HOL, W. IG. NICÖlil, JOH. J, H. ÏIHÜLST,
WILMLIS SMITS, J. J. VlöïTA.
Kast 11)4 PI. F N0. 37
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
Jquot; , / f r r If
/
ate
.fquot;-
c..
OORDEN VAN jJ. f3. ^EIJE.
VAK
Frans Coenen, Richard Hol, W. P. G-. Nicolai, Joh. J. H. Verhulst, Wilhelmus Smits, J. J. Viotta, enz.
JJA'jV HA AC,
U E B H. BELINFAN ï E. 1877.
/
I
10 Gloeijend Gesmeed 11 Van een Herderin 12 Te Land en ter Zee..... 13 Onpartijdig . . 14 Naar Zee..... 15 In de Haven 10 Groen Takje ...... 17 Vaderlandsch Lied, (bij een gymnastiek-les)..... 18 In 't Voorhout (17 Nov. 1813) 19 Op 't Haarlemmerplein (2 December 1813. — Oranjes intogt te Amsterdam)...... |
A. ten Gate J.Az. .1. P. Heije. J. J. vlotta. Joh. J. H. Verhulst. ■T. J. vlotta. J. J. vlotta. Wilhelmus Smits. Wilhelmus Smits. J. P. Heije. (Wilhelmus Lied).
|
IStquot;. |
Opschrift. |
Zangwijze van: |
'20 | ||
21 |
% | |
'22 |
Schippersdeun..... |
j. ,t. vlotta. |
23 |
Bitter........ |
. A. C. G. Vermeulen. |
24 |
Honger....... |
. Joh. J. H. Verhulst. |
'25 |
Tuinmans Dochtertje . |
. . J. J. vlotta. |
'26 |
J. J. vlotta. | |
'27 |
't Een en 't Ander . |
Wilhelmus Smits. |
'28 | ||
'29 |
A. C. G. Vermeulen. | |
30 |
Scheiden ... |
J. P. Heije. |
31 |
Sterk en Rein. |
, . Wilhelmus Smits. |
32 |
Een oud Liedeke .... |
K. A. Craeyvanger. |
33 |
Avondster en Morgenster |
J. Worp. |
34 |
Nestjes Bouwen ... |
j. J. vlotta. |
135 |
Een Middagslaapje . |
,!. Worp. |
30 |
Beurtzang |
Frans Coenein. |
37 |
Overal. ... |
J. P. Heije. |
38 |
Zaaijen en Maaijen |
T. Steenhuis. |
39 |
Volhouden...... |
Frans Goenen. |
40 |
Krachtig en Zedig |
Wilhelmus Smits. |
41 |
Klimop |
Frans Goenen. |
42 |
Gearmd....... |
Wilhelmus Smits. |
43 |
Te Va'oeg |
Joh. J. H. Verhulst |
44 |
Morgenlied . |
T. Steenhuis. |
45 |
Jan Stavast. |
Richard Hol. |
40 |
Vroeg Verwelkt |
J. P. Heije. |
4b Vroeg Verwei Kt . j. x.
47 Des Heeren Huis..... K- A. Craeyvanüer.
48 Vleugelen........^I0'Iquot;rA*
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
quot;Woorden van Dr. «T. F. ECEUE. Zangwijze van Jquot;. J. quot;VIOTTA..
:^=±-=^ï=±q
szir—
±-Z\Z
z±^=±zzx «»—*—*-
Vroltff* verieHentL
IS
»*
*»«
t=tc=t
weg was breed, Het paardje liep met lus
Kog langeavifr.
^==qr=q;==jS=^5==:
i
P
«
a lt;
amp; «
m
tö m a o a
at gt;
weg wel vindt). De voer-man lei
gaauw.
rus ----ten .
i
--±. -é-
±-^-X
Z?r.
p-^=±z±
-*—r
-ï-i-ï-
=P=
wensch je wèl-thuis, mé-vrind.mê-vrind! Ik wensch je wèlthuis, me - vrind!
1.
Een karretjen op een Zandweg reed;
De maan scheen helder, de weg was breed,
Het paardje liep met lusten ('k Wed, dat het zelf zijn weg wel vindt);
De voerman lel te rusten....
Ik wensch je wèl-thuis, mê-vrind!
Een karretje reed langs Berg en Dal;
De nacht was donker, de weg was smal,
Het paard liep als met vleugels (De sneeuwjagt zweept zijn oogen blind);
De voerman houdt de teugels....
Ik wensch je wèl-thuis, mê-vrind!
3
Één karretje keert behouden weêr;
Het ander heeft er geen voerman meer; —
Waar mag hij zijn gebleven?
'k Wed — dat je'em op den Zandweg vindt
Of mooglijk wel daarnéven ....
Hij komt niet weêr thuis, die vrind!
,,1
Ik
0
ten ('kWed, dat het zelf zijn
/TN
iES
• «
Een kar-re-tjen op een'Zandweg reed; De maan scheen hei-der, de
^ ^ y«/5 langzamer.
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
Nr. 2.
REEKNING MAKEN.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. IP. HEI JE. Zangwijze quot;van AVIXiHEI^lMXJS SMITS.
Hang het huik-je naar den wind .. Maar in't goe - de lie - ve
Klerk.
| h | ^ | N 1 ^ j l*quot;1
|egt;-ira~='==^'=L^=i;=='--d
vriad! Zet de te - ring naar de ne-ring. Of uw ne-ring krijgt de al zachter vertragend.
N-____
Hang het huikje naar den wind.... Maar in 't goede, lieve vrind!
Zet de tering naar de nering, Of uw nering krijgt de tering. En gij zelf er bij, mijn kind!
2.
Zuinigheid baart overvloed,
Soberheid maakt zuiver bloed;
Volle magen — leége kasten. Maanden smullen — jaren vasten, Pronk van kleêren — arm van goed!
T
I V. I
le-ring, En gij zelf er bij, mijn kind. En gij zelf er bij mijn kind!
rs-fr-j—ƒ VLjtr—i-i-
U u.' 1^
Hrgt friscfl
1 tr
-0—•-
3i
1.
Daarom is. één Cent, bespaard, 't Winnen van een Gulden waard!.... Wie zijn reekning goed kan sluiten Baat het binnenshuis en buiten — In den hemel als op aard!
--b—-is=^
i 5
J==tts=j-sr?-id P ^ l '/ U
f
U
amp; lt;
b H
5
ö q
i 1 a
5
3
c
U i
I
i U I b '
ft gt;
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
Èl
g
1 U U P ^ ^ 5
buis draagt of een kiel: — Regt-op van
1.
Regt-op van lijf, regt-op van ziel,
Dat is een stand naar mijn behagen! — 't Zij, dat ge een staatsie-rok moogt dragen, 'tZij, dat ge een bnis draagt of een kiel; Eegt-op van lijf, regt-op van ziel!
f ~fr-f ' i-t \j~:i:~'~Tr
ha-gen! — 'tZij, dat ge een' staat-sie rok moogt dra • gen, 't Zij, dat ge een
eicellend. l l * Jorsch. _ __ ^
—1-V-^
:tiquot; h *-
I
En buig' men ooit zijn hoofd of knie,
't Zij dan alléén voor God den Heere,
Voor elk, wien men als braver eere.
Voor ieder, dien men wijzer zie. . .
Voor die slechts buig' men hoofd of knie.
3.
Maar Anders, regt van lijf en ziel,
In vreugd of leed, door héél ons leven!
Niet links, niet regts — maar 't hoofd geheven,
Wat of er buig', wat of er kniel'.....
Dat 's Nederlandsch naar lijf e? •siel!
' l *
H En H lt;! Bh £ H
H
m
M
n H Ö
sa
ei gt;
O gt;
cj
i
P
lijf, regt-op van ziel!
1
Verzameling van Nederl. Liederen, — 1ste Bundel.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. IP. HEU33 Zangwyze van quot;WHjUEXjMXJS SMITS.
-y-_l/_
vlag! Van Trouw on van Vroom-heid, van zeer sterk.
gim
Gg schittreude kleuren van Nederlands Vlag, Wat wappert gij fior langs den vloed; Hoe klopt ons het harte van vreugd en ontzag Wanneer het Uw banen begroet: Ontplooi u, waai uit nu, bij Nacht en bij Dag, Gij blijft ons het teekon, o heilige Vlag, Van Trouw en van Vroomheid en Moed! |
Of is niet dat Blaauw in zyn smetlooze pracht Dor Trouw onzer Vadron gewijd? Of tuigt niet dat Rood van hun manlijke Kracht Eu Moed. in zoo menigeu strijd? Of wijst niet die Clankheid.zoo rein en zoo zacht, Op Vroomheid, die zegen van Gode verwacht? Den zegen, die éénig gedijt! |
Waai uit dan, o Vlag: zij een tolk onzer beê Om Trouw en om Vroomheid en Moed!
De Wereld ontzie ü op golven ou reé......
Doch — daalt Gij op Strand weêr of Vloed, Wij helfen uw Wit uit de schuimende zee. En voeren naar 't Blaauw van den Hemel u meè — Al kleurt zich uw Rood met ons bloed-
4
■
1
Verzameling van Nederl. Liederen. — iste Bundel.
EEN TEIOMFANTELIJK LIED VAN DE ZILVEEVLOOT.
quot;Woorden van Dr. J. F. HEI JE. Zangwijze van J. J. quot;VIOTTA,
Levendig.
sterk.
Heb je van de Zil-ve-ren Vloot wel ge-hoord, De
a □
-V
r-O__
r-h—
mat-ten aan boord En ap-pel-tjes van O-ran-je; Piet-Hein, riet-
Zil - ve - ren Vlooi van Span-je! Die had er veel Spaan-sche
g±CT-H=j
'r ^ P quot;f
IN
TT-g-
zeer sterk.
:p=
ÜL
Vloot, Die beeft ge-won-nen, ge-won-nen de Zil-vren Vloot.
T
w
Elt; lt;
amp;lt;
.JL
-Ji
ii=E
« « «
O
a «
gt;
quot;1=
*—*
-v—p-
r........a O
±=p=r:t?z:
T-x-r
4
1.
Heb je van de Zilveren Vloot wel gehoord, De Zilveren Vloot van Spanje?
Die had er veel Spaansche matten aan boord En appeltjes quot;an Oranje;
Piet-Hein, Piet-Hein,
Zijn naam is klein,
Zijn daden bennen groot;
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!
Zei toen niet Piet-Hein, met een aalwaêrig woord: jrWel, Jongetjes van Oranje,
# Kom klim' 'reis aan dit en dat Spaansche boord ;/En rol' me die mat van Spanje!quot;
Piet-Hein, enz.
Klommen niet de Jongens als katten in 't want En vochten ze niet haast als leeuwen?
Ze sloegen de Spanjêrs wel duchtig te schaud, Tot in Spanje klonk hun schreeuwen, Piet-Hein, enz.
Kwam er nu nog eenmaal zoo'n Zilveren Vloot, Zeg, zou jelui nog zoo kloppen?
Of zoudt gij u veilig en buiten schoot Maar stil in je hangmat stoppen?
j-Wel, Hollands bloed «Heeft nog wel moed!
lt;rAl bennen we niet groot,
»We zonen nbg winnen een Zilveren Vloot!quot;
Verzameling van Nederl. Liederen. — l3te Bundel.
Woorden van Dr. J. !P. HEUE. Zangwijze van JOH. J. H. VERUULST.
Friac/t en opgeiceht.
sterk.
zb-Jt-—v—if—1—
i
—K'
harten, trouwe zie-len, Eerlijk dra-gen schot en lot,
Wak-li *•
-6#-
c Niet te buk-ken, niet te knie-len, Niet te
S rirb—
it
bui-gen, dan voor
» . F»
ÊEEEE
ziz
S God, Rap van
den, Dat was Hol-landsch,
le-den, vroom van ze ■
Ernstig.
-C-
Mannen-broeders! leer' uw tooi-jen
lang ver - le - - den!
heel zacht en hef ijk.
1
-y
In den spie-gel van dien tijd, Vrouwtjes! leer'uw hart te plooijen,
vertragend. fnsch.
-Ï*^-«-li* a--2-•-
•' gt; ^ riquot;-; ^ ^1' gt; •' :!r -
dat ge zóó te min-nen zijt, Rap van le-den, Vroom van ze-den, :t?=f±=5==±=gt;;zB=*
■
Dat zij Hol-landsch, ook op He — den!
I
ïê
=É=2;
Wakkre harten, trouwe zielen, Eerlijk dragen schot en lot, Niet te bukken, niet te knielen, Niet te buigen, dan voor God; Rap van leden, vroom van zeden. Dat was Hollandsch, lang verleden! |
Mannen-broeders! leer' u tooijen In den spiegel van dien tijd, Vrouwtjes! leer' uw hart te plooijen. Dat ge zóó te minnen zijt; Rap van leden, vroom van zeden, Dat zij Hollandsch, ook op Heden! |
Verzameling van Ne der 1. Liederen. — 1ste Bundel.
Nr. 7.
AAN KANT MAKEN.
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. J. IP, HEIJE.
zóó de hoek-jes bin - nen, Dat het maakt een regt vier-kant! 1. 2.
^=$1
Vrouwtjes! maakt aan kant, Weet ge, met een rap-pe hand, Zóó te
zwellend. K sterk. \ k
-li-
-y-
vou-wen rasid aan rand. Zóó te plooij-en band op band, Brengt ge
zacht. zwellend.
--^--N: —
--|J--|i_
zóó de hoek-jes bin-nen, Dat het maakt een regt vier-kant; Brengt ge
A tcrtragend.
-V-J-
Als ge sehoon-gewasschen linnen, Lieve Vrouwtjes! maakt aan kant, Weet ge, met een rappe hand. Zóó te vouwen rand aan rand, Zóó te plooijen band op band. Brengt ge zóó de hoekjes binnen, Dat het maakt een regt vierkant. |
Maar, wat goed is bij het linnen, Is nog béter in de trouw! Och, bedenk het, jonge Vrouw., . Wat in d' echt u hindren zou Scherpe kanten — leed of rouw -Sla die flink en net naar binnen. Leg die in de beste vouw! |
Zal dus 't huwlijk u niet rouwen,
Leer dan vouwen, lieve schat!
Rafelt er eens dit of dat,
Heeft het roest of wagenspat,
Vouw 't naar binnen — strijk het glad... Plooi' het Leven, knappe Vrouwen,
Of ge halfsleetsch linnen hadt!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
TV oorden van Dr. «T. T*. HEUE. Zangwijze van J. J. VIOTTA..
raad is al-tijd duur! Wees voor-zig-tig met je vuur: Goe - de | ||||||
|
Meisjes! als go doove kolen Hebt gerakeld onder de asch, Leit er ligt een vonk verscholen. Die nog niet gedoofd en was. Wees voorziglig met je vuur; Goede raad is altijd duur! o è M -gt; 3 |
Doet het blaken nog en braden. Brandt het nog in vollen gloor, 't Zal je ligt zoo véél niet schaden. Want gij waakt dan zelv' er voor; Maar een vonkje, zoo men rust, Slicht wel brand, dien niemand bluscht. |
Meisjes! 't éérelijkc branden.
Dat de wereld vrij mag zien.
Heeft nog nimmer scha of schanden Aan de vrijsters doen geschiên;
Maar die vonkjes, lieve Maagd.... 'k Bidje, dat ge er zorg voor draagt!
2
I
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. P. HEIJK. Zangwijze van J. J. VIOXTA..
Ktanr en hrnchllg.
Do bes - te stuur-lui staan aan wal, En tu - ren door hun
Zij
■ ten 't al — Ze
vuis - ten;
we - ten t nog - zij
zijn. van en - kle wijs-heid, mal, Maar roe-ren vin noch
knuis-tcn, Maar roe - ren vin noch knuis - ten.
De beste Stuurlui staan aan wal,
En turen door hun vuisten; Zij weten quot;t nbg — zij wisten 't al — Ze zijn, van enkle wijsheid, mal.
Maar roeren vin noch knuisten.
Ik ken er één, ik ken er twéé,
Ze staan op alle kaaijen;
Ze sturen ieder scheepje mee... 't Is of de winden van de zee Op hun kommando waaijen.
Hoort, Mannen! als ik steek van wal
Tot zeilen of tot roeijen,
'k Geef om die praatjes niemendal: — De beste Stuurlui staan aan wal.. Ik vaar maar met.... de goeijen!
EH
lt;! üi amp;!
W
w «
w o
I
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;W oorden van Dr. .T, 1?. HEUE. Zangwijze van TEN CA.TE J.A.Z.
Grhnlk», doch niet te met.
Matig sterk.
X
:T
^ 4e versje.
® Liep ze weg?...'tis niet ge-bleken! Maar,'tis ze ker, dat de smids
S „1 veitrageud, fluistrcnd. ^
rein van hart, 'k Acht hem blank en
m Matig sterk. ^ ^
y?quot;7rrT-
-u—v-_
=P=S-
gloei-jend smeedt, Hoe men ij - zer gloei-jend smeedt.
rein van hart!quot; ft I St-^—
5=5=^3
Net-teris, net-ter is— Sints de laats-te ze-ven we-ken....
Hoor. Schalks en zwellend. __i i K
SS
4=
-p—r
T
1 ^ I b
Moog - lijk, dat nu Klaartje al weet,
S I /Ts 1 'eer sterk. ^
P-1-T-i--K—J—I--gt;■
Hoe men
zer
i
r-
1.
Zwarte handen, zwarte lokken,
Oogen, zwarter dan een git Heeft de smid;
Toch zegt Klaartjen, onverschrokken,
„Lijkt hij ook van builen zwart,
'k Acht hem rein en blank van hart!quot;
Hoor! de smids dreunt haast van slagen: ('t Is een kostlijk beeld van kracht) Dag en nacht....
Toch zei Klaartje dezer dagen:
„Kijk, zoo'n sterke smid lijkt bang Voor een tikjen op zijn wang!quot;
Maar — naauw had zij 't woord gesproken, Of, daar greep de stoute gast 't Handje vast,
Fluistrend: „Lief, dat dient gewroken!quot; En hij drukte, al was hij zwart.
Kussend, Klaanjen aan zijn hart.
Liep ze weg?.... 'tis niet gebleken!
Maar 't is zeker, dat de smids Netter is Sints de laatste zeven weken ...
Mooglijk, dat nu Klaartje al weet, Hoe men ijzer gloeijend smeedt.
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. Jquot;. T*. HEIJE.
Rept onbezorgd.
Matig sterk.
$
Daar was e - reis een Her-de-rin, een Her-de-rin met
W~i
Juf-fers of Me - vrou wen. 1. Daar was ereis een Herderin, Een Herderin met eeren. Ze liep blootshoofds en barrevoets En pover in de kleêren; Maar blonder hair en rooder koon. Méér Vroomheid, Zedigheid en Schoon, Kan niemand ooit aanschouwen, Bij Juffers of Mevrouwen! ö O 13 w lt;! a t-i a H « a m w o e et ▻ m -t- |
De Jonker van het Beemsterland Die had in haar behagen; Hij bood haar goud en zilver aan En kanten om te dragen. De Herderin, die zei: „Mijnheer, »Ik heb zoovéél als ik begeer... . Bewaar je kanten mouwen Voor Juffers en Mevrouwen!quot; ee-ren. Ze liep blootshoofds en bar-re-voets, En po-ver in de lieflijk. _ _ ^__^_____^___K kleê-rea; Maar blon-der hair en roo- der koon, Méér Vroomheid, Zedig- ewellend. m heid en Schoon, Kan nie-mand ooit aan - schou- wen, Bü amp;__w_ |
Dan was er nog een brave knaap, Die had in haar behagen; Hij bood haar brood en zuivel aan, En liefde, heel haar dagen..... |
En blozend zei de Herderin : »Gclijk van goed, gelijk van min! Ik dien je wel te trouwen..... Jou kiezen geen Mevrouwen!quot; |
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
Nr. 12.
TE LAND EN TER ZEE.
quot;Woorden van Dr. J. 'P. HEI JE. Zangwijze van WILHELMUS SMITS.
HrQgahnfttg.
-0 ■ *
Vau Muu- aeu iu Oor-log, vaa Muii-nen iu Vreé, Oud^HolIaad! daar njogtjo vaa
f=q=ziz^~=ifiz^
=p^
TEFEêz
m
7amp;:
s—^
-0—0:
f--0-
é»
-X.
ble-vcn niet in ge - - bre
kloek.
!Sr=Sï
K «
W
f
ÉÈÊ
N i
i
i?=i=
r-ï-
-S—
r
§ h
« ^ r r 1 1 1 i ^ • ï .
gt; heil van 't lie - ve Va - der - land, van 't lie - ve Va - der - land ; Tot
fcfi iter sterk.
zelf-de hand greep likscb ge-noeg Het zwaard,den roerstok en den iiloeg. Tot
1 1 -I_' i- A-J_!
n Ep-j—^--p-p_ïr^_Q—
j- t II i i
heil van 'tlie - ve Va - der - land, van 'tlie - ve Va - der - land.
üi
f-p—sr
-PVÖ
ZÉ£Z
Van Mannen in Oorlog, van Mannen in Vreé, Oud-Holland, daar mogt je van spreken; En riep je te Land, of riep je ter Zee, Ze bleven niet in gebreken! Dezelfde hand Greep fiksch genoeg Het zwaard, den roerstok, en den ploeg, Tot heil van 't lieve Vaderland 1 |
Wat suf je, jong-Neêrland, wat sluimer je dan? Waarachtig, 'tis zonde, 'tis schande: — Net of je geen tien haast meer tellen kan Te water en ook te lande! Kom. sla uw hand, En fiksch genoeg Om zwaard, om roerstok, en om ploeg. Tot heil van 't lieve Vadevlaud! |
Verzameling van Nederl. Liederen. — l**® Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. -P. HIEIJE. Zangwijze van JOH. J. H, VJEKHTJXiST.
. 9 # «
hoü je goed, Dat gij trouw uw
vertragend..........
li
-U-
W amp;
ts
doet; Daar-om, jon-gens,
/TS
i=4s=^:
i
tzp.
IJ i
(4 m w ö
Dat go - spre---ken durft in 't regt
mee-ning zegt; snel, en stellig.
i
1
,Dat is braaf, en dat is slecht!quot;
Braaf is braaf, en slecht is slecht: Of het vrind of vijand doet; Daarom jongens, hoü je goed, Dat gjj trouw uw meening zegt; Dat ge spreken durft in 't regt: ,D'at is braaf, en dkt is slecht!quot; Heb je een' goeijen kameraad, Daar ge magtig veel van houdt, £11 hij is soms boos of stout, Zeg hem dan: «Mijn beste maat, ,Dat is slechtquot; — of, //dat is kwaad!quot; 'k Wed, dat hij het verder laat. |
Vond je er één, een raren kwant. Maar ge zaagt er, nu en dan, Eens wat braafs of nobels van — Geef hem dan uw regterhand; En vertel aan allen kant: „Hij is toch een ferme klant!quot; Maar bedenk u eigen goed. Eer ge tot een ander spreekt, Of je Zelv' ook wat ontbreekt, Dat ge nog verhelpen moet: — Zeg dan eerlijk, wat ge ook doet: „Ukt was kwaad, en dht was goed!quot; |
I
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
quot;W oorden van Dr. J. Ir*. HEI JE. Zangwijze van J. J. quot;VIOTI-A..
CD tr-QO
Flink uit de borat en niet te gnauw.
Fer - me jon-gens, stoe-re kna-pen, Foei, hoe suf- fend staat gij | ||||||
|
w
c
O 'Ü
W §
h
t )
daar! Zijt ge dan niet wel-ge-scha-pen, Zijt ge niet van zes-sen
■ I h
sr-* • ' €
P
mm
—«—3-«-♦
naar de
Schaam'je, jon-gens! en
forsch.
ga' mee naar de
H fP
i
0
a
ai gt;
1 60
#'quot;T *1'
3=SiESi±£i
zee! Schaam' je, jon-gens ! en gaquot;
i. |
Ferme jongens, stoere knapen,
Foei, hoe suffend staat gij daar! | Zijt ge dan niet welgeschapen,
Zijt ge niet van zessen klaar? Schaam' je, jongens! en gaquot; meê Naar de zee, naar de zee!
2.
Dat 's een leven van plezieren,
Dat 's een leven van stavast.
Zoo de Wereld rond te zwieren In het topje van de mast;
Thuis te zijn op iedre ree-.. Kom, ga meê naar de zee I
klaar?
iü
meê naar de zee, naar de zee!
3.
Ben je een hachje.. . vaar ten Oorlog ('t Is, eilaas, meest voor de grap...);
'k Weet een allerbest kantoor nog Als je wilt ter Koopmanschap; Maar, bf ge Oorlog zoekt, of Vreê — Alle twee vindt ge op zee!
4.
Laat ze pruilen, laat ze druilen,
Laat ze schuilen aan het strand;
Loop Jan-Salie op zijn muilen, Jan-Couragie kiest het want: — Holla, Bootsman! alles ree? Wij gaan meê naar de zee!
si
zee.
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. 1?. HEI JE. Zangwijze van J. Jquot;. VIOTTA..
jo, lgt;o-jo! ho ^ jo. ho-jo! Eu me-nig flin-ke, jon
Eu me-nig flin-ke, jon - ge kwant. Mot Al de jongens.
bui - dels, vol tot aan den rand. En har - tea vol ver - big - êo; Ho __j^ K ! tr.
Él.
r
I
Li
JO
jo. ho - jo - • jo! ho • jo, ho - jo!
Een Scheepjen in do Havea landt, Gevuld met specerijen; En menig flinke, jonge kwant. Met buidels, vol tot aan den rand, En harten vol verblijén. Wel gourlg kruid, wel blanko munt. Wat zult go nu gaan dwalen; 't Is of go nimmer einden kunt, Zoo komt, van ieder hoek en punt Een ieder van u halen. |
En, als dan %t Schip is leeggehaald. Vindt Koopman en vindt Reeder Zgn specerij met goud betaald; Maar — als üw zilver is verdwaald Matroos.... wamp;lr vindt gij 't weder? Een béétje pret, na leed en last. Wie zou het u misgunnen? Maar — niet de zeilen volgebrast... Ei! leg een reefje, waar het past: Het zou eens stormen kunnen I |
I
Verzameling van Nedorl. Liederen. — 1st0 Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. 1». HEI JE. Zangwijze van WILHELMUS SMITS.
Niet U sterk, i
f Uit
I
je
Groen tak -
dat
de aar - do spruit, Wat
m
zal er van u groei-jcn, Wat zal er van u groei-jen ? Wordt matig sterk.
Groen takje, dat uit do aarde opruit. Wat zal er van n groeijeu? Wordt gij onDQt of scbaadlijk kruid. Zult ge als een roos of aujér bloeijei), Of zult gij geven lekker fruit? — Jong Volkje, nu nog klein eu teér, Wat zal er van u groeljen? Zult gg tot schande meer en meer. Of wel tot heerlgk sieraad bloeijcn, Eu vruchten dragen. God ter eer? — |
Doch 't Plantje (zij het kwaad of goed) Ocb, kan niet aodem groeijeu; Gij kunt, naar ligebaam en gemoed, In kracht en kunde en vroomheid bloeijen, Wanneer ge er maar uw best toe doet! Als gij dus wandelt door den hof £n plant en kruid ziet groeijen. Dan geev' 't u ruime dankensstof Dat Gij, naar vrije keus, kunt bloeijen Tot vreugde of smart — tot schande of lofl |
I gt;
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden, van Dr. J. I*. HEIJE. Zanewijzo van WILHELMUS SMIXS.
^ ^ N
m
Den
--—5—#-H i—^—n—1
Ml
-—gj—m
«
H lt;
Z
M
H
n
ö n
H
a
a
Q
u
4 U
gt; ï
u houdt ge •
--S
Bwellend
mm
sla - - c
^ V gt; p P f
gen! Dat Va-der-land eert en ver-heer-lijkt gij nu, Ee'ns JN___^ N i sterk
* ~ ï ï ï * 9 9 t' igt; if Komt, koa-pen en meis-jes, ver - heft nu in koor,
—^^--K—•--^r—l--K-
—ëf==%§
^ quot; 1 u
grond, Jie uw wie» heeft ge - dra-gen; Uw lied klink' do beem-den van
J P
't Va - der - land door. Dat de oo-gen op
Macht ^ ^
:p=S—-t-»—^
^EEz^EEfcE^E^tEds
==izzzwzz^^=jj£.tz*:
n n I sltrk
' £ i - v :
-»—#—#-P u u
HarllUk
matuj sterk
^ 3-
U P
X-
i
-0-
ho - pen wij, ééns ïal het fier zyn op u, Eéns,
1
fier zijn op
T—Zp—l-'—»-
ho - pen wij, ééns zal het
1.
Komt, knapen en meisjes, verheft nu in koor, Den grond, die uw wieg heeft gedragen; Uw lied klink' de beemden van 't Vaderland door.
Dat de oogen op a houdt geslagen; Dat Vaderland eert en verheerlijkt gö nu —
Ééns, hopen wij, ééns zal het fier lijn op U.
In moed en in kennis, in vroomheid en deugd,
Was 't eenmaal het sieraad der Aarde; Die glorie verbleekte; maar 't wacht van Uw jeugd.
Dat Gij het herstelt in zijn waarde:
Dan — als gij het eert en verheerlijkt als nu — Dan moge dat Vaderland fier zijn op U.
Welop dan, o knapen — slechts moed en verstand
Verwint in den kamp met het leven;
Welop dan, o meisjes — slechts sierlijke hand
Kan, waardig, een zegekrans weven;
Dien moed, die bevalligheid leerdet gij nu —
liet Vaderland eischt hen, als schatting, van U.
Verzameling van Nedorl. Liederen, — lste Bundel.
Tf~^-
quot;Wquot; oorden en Zangwijze van Dr. J. T*. HEI JE. Kordaat.
Schlldwachtje, wend jo hoofd zoo niet, ;t Is O-ran-je, 't blijft O-ran-je,
:T-»—• ^—
-fr-M-
--9-^^--^^-w---m-i-9------
't Is O-run-je, ?t blijft O-ran-je! Of je nu schik hebt, of ver-drict,
—p—•—J—J-f-j5--N--^—J5—V-*—S-Toch is 't O-ran-je, dat je ziet! 't Is O-ran-je, 't blijft O-ran-je,
► AA a_
i
i-
'tls O-ran-je,'t blijft O-ran-je, 'tls O-ran-je bo--venl
Schildwaebtje, wend je hoofd zoo niet:
't Is Oranje, 't blijft Oranje!
Of je nu schik hebt, of verdriet,
Toch is 't Oranje, dat je ziet: —
't Is Oranje, 't blijft Oranje,
't Is Oranje boven!
Zij 't wat verbleekt in Achttien jaar,
't Is Oranje, 't blijft Oranje!
't Heeft toch nog glans genoeg, 't is raar.
Dat het je haast verblindt, niet waar ?
't Is Oranje, 't blijft Oranje,
't Is Oranje boven!
Wil je mijn kop? — Grijp dan maar aan!
Toch Oranje, toch Oranje,
Zal op mijn hoedje blijven staan,
Of je mijn hoofd al af mogt slaan: —.
Toch Oranje, toch Oranje,
Toch Orauje boven!
Verzameling van Nederl. Liederen. — l9te Bundel.
Nr. 19.
WILHELMUS-L1ED.
OP »T HAARLEMMERPLEIN, 2 December 1813. (Oraujes lutogt te Amsterdam.)
quot;Woorden van Dr. J. 'F. HEI JE.
Triomfanlelfik.
Wil-hel-le-mus al van Nas-sou-we,quot; God lof! nn is a\v Volk ait
«p-I éi
»■ -
t-
0 -- .
nood! Gij bleeft het Va-der - land ge - trou- we, Wij blij - ven
X
X:
t •-
l
i
3=
:f=_
-------- ^-L.--1—--=-#-.
't U tot in den dood; Wij ge-ven goed en bloed voor't Land en U: Als
^ ....
:t=P
3=1;
1
d'éérste Willem van O - ran - je Zijt Gij ons „ Va-der Wil-lemquot; nu.
»Wilhellemus al van Nassomve,quot; God lof, nn is uw Volk uit nood! Gij bleeft het Vaderland getrouwe, Wij blijven 't U tot in den dood: Wij geven goed En bloed Voor 't Land en U: Als de éérste Willem van Oranje Zijt Gij ons »Vader Willemquot; nu! |
«Waarheen mijn voet ook werd gedre-, In alle leed en tegenspoed, (ven, z/Standvastelijk getrouw gebleven „Is U mijn Frincelijk gemoed: «Ik bad in 't lot jfTot God „Voor 't Land en U: //Met God wil 'k U ten Vader wezen, «Mijn Kindren zijt gij allen nu!quot; |
Weg Paarden, van dien Princenwagen!
Waai, Vlaggen, nu van allen kant! Zoo als we in eigen Hart hem dragen, Zoo trekke Hem ons' eigen Hand! — De Leeuw brult luid
Nu uit: »Weg Dwinglandij!quot;
Met God is Neërland en Oranje,
Vereend, voor Eeuwig groot en vrij!
Verzameling van Nederl. Liederen. — l3te Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. P. HEI.TK. Zangwijze van J. J. quot;VIOTX-A..
f
Bedaard en met vrffe voordragt.
al
Maar
Ik
smg er
3___,
Ruij - ter koen,
p
K
s
u •O
K
fe 15
3 w n
(4
i g
gt;
0) gt;
c8
bL
» #
•—*—0—p
f-
1
Fran-sche ver - vaard.
3.
En wie maar niet snel ter zijde sprong, En wie voor Oud-Holland niet boog. Dien sloeg er dat ros met zijn hoef, dat het bloed Uil neus en uit ooren hem vloog! —
4.
Toen was nog ons Land zoo stout en vrij, Toen was het zoo krachtig en groot: Maar !t ros werd al zachtjes vernageld en oud; De Ruyter, de Ruyter was dood!
wel
niet van een' rui - ter te paard; Toch was hij wel En-gel - sche | ||||
| ||||
dra - vers te gaauw, Hij Het een mooijefi uithaal. maak - te wel Fran-sche vcr- |
vaard, .... Hij maak-te ].
Ik zing er al van een' Kuytcr koen, Maar niet van een' ruiter te paard;
Toch was hij wel Engelsche dravers te gaauw.
Hij maakte wel Fransche vervaard.
8.
Hij reed er al op zijn houten ros De Zee in een ommezien rond, En Landen en Stranden ze beefden voor 't ros AU 't brieschte met koperen mond.
p3i®
1=
-a-
Ook Vlissinger Michiel, Ruyter koen, We pantseren nu wel ons paard;
Maar wanneer zal 't draven en brieschen op zee Als toen Gy er ruiter op waart'
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
quot;Woorden en Zangwijze van Er. J. 3?. HEIJE.
Pa-troon-tasch, Sa-bel en Ge-weer, quot;N S~T ^ ^
rïs-iamp;r
t=r-
te
PunHg
-V—9-
komt het ei-gen-lijk op neêr; — Daar komt het ei-gen-lijk op
staat: — Al doft zijn ko - per, Al doft zijn staal, — Al
Moed — een hart vol Eer, —
/fs frisch zwellend
Een ziel, — die voor de 3de Versje.
bra - ve Ka - me
2de Versje.
tfet
=y=i
b?i
r*r:
37-
Dat maakt nog geen Sol-\
jS--fr-T--H-
daat; Een hart vol
vertragend
Daar
w
m
i
a amp;
5 g
s §
m g
o
0 lt;S t»
o
S
tc
ipz
§|
£
neêr, — Mijn
raad!
-?-*1
Vrij-heid brandt En
i
Patroonta°ch, Sabel en Geweer Dat maakt nog geen Soldaat; Een hart vol Moed — een hart vol Eer, Daar komt bet eigenlijk op neêr, Mijn brave Kameraad! |
Een helder oog, een rappe hand. Een onverschrokken zin. Een Ziel, die voor de Vrijheid brandt, En liefde tot het Vaderland; Daar, Jongens] xit bet in. |
Onthofi het, Snorbaard-Korporaal |
Als gij te drillen staat; — A) doft zijn koper en zijn staal. Al is zijn leêrgoed ook wat vaal.. , Zoo'n schutter, is Soldaat!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
Iets gaautoer.
quot;Woorden van Dr. -T. 1». HEI JE. Zangwijze van J. J. quot;VXOXTA..
Sprekenderteffse en langzaam.
i
-h—N-
De wind waait uit den Oos - ten : Ten Oos-ten moet ik
va-ren; En die mij an-ders dra-gen, De wit - be-schuim-de
0P * jiZ
=1=
ifrt
ba - ren Doen nu mijn schip ver - tra - gen: Ik zal me moe - ten
-1-
troos - ten, Ik zal me moe - ten troos - ten!
De wind waait uit den Oosten: Ten Oosten moet ik varen;
En die mij anders dragen, De witbeschuimde baren
Doen nu mijn schip vertragen;
Ik zal me moeten troosten!
Voor anker wil ik draaijen
Goedsmoeds en zonder klagen;
Wie 't knders niet kan maken, Die moet geduldig dragen,
Wil hij aan lij niet raken....
't Zal ééns wel Westlijk waaijen!
Contrarie in de stroomen,
Contrarie in de winden,
Zóó is, bij nacht en dagen, Ons lieve leven, Vrinden!
Maar.... wachten en verdragen,
Damp;t doet ons 't óverkomen!
i
n
M §
0
a
a gt;
s öfl
3
Verzameling van Ne der 1. Liederen. — lste Bundel.
Nr. 25.
TÜINMANS-DOCHTERTJE.
quot;Woorden van Dr. J. !P. HEUE. Zangwijze van Jquot;. J. quot;VIOTT-A.,
quot;i» T r i» t
^ ^ ^ quot;
Tuinmans Geertje! wil je gie-ten Al de blömkens, die er
-é —*'• m-a r
li
u
4 '
t gt; ^ ^
staan. Kind-lief! 't moet u niet ver - drie - ten Op een ____________
w B
lt;! éi
i |
tó
pq
W O
:0=y-
0=11=0:
U V U P I 1/ U ^ j
ie - der acht te slaan: Elk wil zijn be-schei-den deel, Niet te
^ s
JV-h-
jszzpte
-t=$:
T quot;
wei-nig, niet te voel, Niet te wei-nig, niet te veel!
*
O amp;
60
1.
Tuinmans Geêrtje! wil je gieten Al de blömkens, die er staan, Kindlief! 't moet u niet verdrieten
Op een ieder acht te slaan: Elk wil zijn bescheiden deel.
Niet te weinig, niet te veel!
2.
Giet je met te groote plassen,
Giet je met te schriele hand, — Wat de teêre Bloem zou passen
Waar' te weinig voor de Plant: Waar er één om méér nog vroeg, Had een ander lang genoeg. —
$
3,
Tuiniers Geêrtje! wil je vrijen Met uw blooden Japikbuur,
Laat wat van uw stuursheid glijên, Kijk zoo straf niet en zoo zuur; Door een kusje vier of vijf Krijgt de knaap een hart in 't lijf!
4.
Maar — als Teunis spreekt van trouwen, ('t Stoutertje, zoo schalk en wild!) En, je woü den kwant behouên.. .
Wees met zoentjes niet zoo mild: — Denk; waar de één om méér nog vroeg. Had ligt de andre allang genoeg!
Verzameling van Nederl. Liederen. — Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. I*. HEI JE. Zangwijze van J. J. quot;VIOTT-A-.
Mattij.
-N—N—K-
-N—K—K-
IÉ * « «
é é
3 S
Wel in de Plan-ta-gie daar is er een kroeg Al
w
a o ■0
W amp;
3^
m
3
-#-#-
PH
i-i
w n
K
n w
C5
13 gt;
O
s-
I
-v---s-
ES
l
S!
drin - ken ze vroeg; Daar drin - ken ze nooit haast je-3^
on-der de groe-ne boo-mcn, Daardrin-ken ze laat, en daar
felE?
ne - ver ge- noeg; — Mijn lief zeit: ik mag er niet
r
ko - men, Ik mag er niet ko - men. Ik mag er niet
--*-»--
rz--.ai
ko - men.
-*—»-
—N—
1.
Wel in de Plantagie daar is er een kroeg
Al onder de groene boomen;
Daar drinken ze laat, en daar drinken ze vroeg, Daar drinken ze nooit haast jenever genoeg; — Mijn lief zeit: ik mag er niet komen 1
Ik ben er te voren zoo dikwijls gegaan
Bij zonneschijn en bij regen;
Ik dronk er bij zitten, ik dronk er bij staan, Ik kwam er wel somtijds wat buisjes van daan.. Mijn lief zeit: ze kan er niet tegen!
Ze heeft mij een' zoen van haar mondje verzeid.
(Haar wangetjes raakten aan 't kleuren!) «Maar — mits je me niet in dat kroegje weêr leit!quot;' Waarachtig, je kunt er op an, lieve Meid,
Nu zal het mij nóóit weèr gebeuren!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
sterk.
quot;Woorden van Dr. -T- I». HEI JE. Zangwijze van quot;WILHEIiMXTS SMITS.
E — ten, is een kost-lijk ding, is een kost-lijk, kost-lgk zacht. ^ w
é|:
T T
W
a
ding! Doch, zoo u de spijs zal sma-ken, Acht den Hon-ger niet ge
zwellend.
$
M
n w
ö
§
gt;
ring, Die de saus er op moet ma- ken; Waarlijk, waarlijk, waar-lijk, sterk.
g ly 1 I I / I I J .
waar-lijk! zoo ik kie- zen moet, Of geen hon-ger, öf geen
H B
te ik kies hon-ger. t |
Ik kies hon-ger... =t5: * 0 I I e-ten... Och! dan dient gij't maar te we-ten, Jü—K-J-_T- |
Ik kies hon-ger. kort en goed. i# |
1.
Eten, is een kostlijk ding!
Doch, zoo u de spijs zal smaken,
Acht den Honger niet gering, Die do saus er op moet maken;
Waarlijk! zoo ik kiezen moet, Of geen honger, bf geen eten.. . Och! dan dient gij maar te weten. Ik kies honger... kort en goed!
Kusten, is een kostlijk ding!
Doch, zult gij het welkom heeten.
Acht het Werken niet gering. Dat den prijs er van doet weten!
Waarlijk! zoo ik kiezen moet, Meest te werken, meest te rusten... Och! trots al de zoetste lusten. Ik kies werken... kort en goed!
Rijkdom, is een kostlijk ding! Doch, wilt gij hem goed waarderen,
Acht het Arm zijn niet gering. Om u 't regt gehruik te leeren;
Waarlijk! zoo ik kiezen moet. Altijd rijk. .. soms arm te wezen... Och! ik zeg het zonder vreezen... Ik kies arm zijn... kort en goed!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. 1*. HEIJK. Zangwijze van J. J. VIOTTA..
I
—S—N—jr
N- —H—
-1, • »
^--^--H--V--h-;
I
a lt;
amp; a
M
J
w pq
«
m H O c
os gt;
Pi
' 0
amp;
-f-¥
1
quot;W ^
Om eens een Avondje vrg-ers te hee-ten; Maar ze zijn Mor-gen, o
meis-jes! ver-ge-ten,Wie dat zo Gis-tren nog heb-ben ge-kust.
^=~E_'dE^
quot; p r
-0--9-0-
quot;p—tr
s_l-
wie dat ze Gis- tren nog beb-ben ge- kust.
1.
Jonkertje», pronkertjes, hebben wel lust,
Om eens een Avendje vrijers te heelen;
Maar ze zijn Morgen, o meisjes, vergeten,
Wie dat ze Gistren nog hebben gekust.
2.
Aardige, vaardige, vrolijke maagd,
Trekt er uw hart naar een gulle vrijagie,
Wil je gaan wandlen in 't groene boseagie,
'k Gun je het graag... maar zie toe Wie je vraagt!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. 'B. HEI JE. Zangwijze van A.. C. Gr. quot;VEEMETJIjEN.
Trolyh.
Naar bui - ten, naar bui - ten, in beemd en val - lei, Ma- | ||||||||||||
| ||||||||||||
ri - a, de Len-te ge - no - ten; Daar toeft ons het veld-bed der |
| ||||||||||
5 bloei-jen - de hei, het wol-U- ge vee op de goud-ge - le wel, en |
| ||||||||||||
vertragend. lo - ten; Wie thans nog detaStad en haar levendig. |
ma-ren be-mint, Hij blij-ve er.... Wij moeten naar buiten mijn kind!
Naar buiten, naar buiten, in beemd en vallei,
Maria, de Lente genoten;
Daar toeft ons het veldbed der bloeijende hei,
Het wollige vee op de goudgele wei,
En 't lommer der jeugdige loten;
Wie thans nog de Stad en haar muren bemint,
Hij blijve er... Wij moeten naar buiten, mijn kind!
Naar buiten: gedarteld langs stroomnat en duin,
De leeuwrik beluisterd bij 't stijgen,
De meerle bespied in der pijnboomen kruin,
De rozen geplukt in den fleurigen tuin.
De kersen geplukt van de twijgen;
De boezem zij ruim en ontspannen de geest,
Naar buiten, naar buiten... 'tis Lente, 'tis feest!
W
a
0 •Ü
1
§
n «
Pd KI O
M
|
i k
Verzameling van Nederl. Liederen. — l3t0 Bundel.
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. J. 1». HEI JE.
Weemoedig-erntUg.
j?—-fi—
-N-N-
Er we-ten zoo veel' van ko-men, Er we-ten zoo weinig' van zwellend. | ||||||
| ||||||
gaan; Och schei-den, och bit - ter schei - den, Wat sterTc zacht. |
a
0 TJ
H B
a lt;! PH
£
m «
1 §
gt;
o %
tgt;C
I
^srrp-
:bc
kost gij zoo me-nig'-ên traan, Wat hebt gij zoo me-nig'-ên
SE
-------—9--—_—„—
har-te Véél smar-te, véél smar-te ge - daan.
1.
Er weten zoo veel' van komen,
Er weten zoo weinig van gaan; Och scheiden, och bitter scheiden,
Wat kost gij zoo menig'ên traan, Wat hebt gij zoo menig'ên harte
Véél smarte
Gedaan.
Bedenk het in leed en laste,
Dat gij er ééns scheiden van zult; Van al wat aw oog bekoorde,
Van U wat uw harte vervult; En 't leer u: hoü maat in verblijden...
In lijden
Geduld!
En kwam u het bitter scheiden
Reeds dikmaals op zuchten te staan. En kostte u de liefde of de vriendschap Bij 't vlieden reeds menig'ên traan — Och, denk dan, bij 't kómen, wat meerder En eerder...
Om 't saan!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden, van Dr. J. quot;P. HEIJE. Zangwijze van quot;WILHEXiMUS SMITS.
Hrnchtig en levendig.
1
_±;
Kloek van ligcbaam, kloek van geest. Zijn de Ne- der- land-sciie -fc-
! T^1 Cl ^ ^ Tl
kna- pen Steeds geweest, steeds, steeds geweest, steeds geweest, steeds ge
ist. Op dan, Jon-gens, niet ge - sla-pen! Oe-fentoog en ooren
i»—?—■(•••—♦ (• -j .11 ^ 1 u ^
hand; Rekt uw pe- zen, staalt uw spie-ren. Streeft naar ken-nis en vcr-
zacht zwellend.
P--Ki ^-1--Kt—I-J-P--KT—I—quot;J--P-
stand! — Goe-de ze-den.goe ma - nie - ren, Scherpe zin-nen, ster-ke
sterk^ |
i
*
a
d o
■O «
ei s
is
M
w m
a n w O
i' ^ .
spie- ren. Zijn de steun-sels van een Land.
1.
Kloek van ligchaam, kloek van geest, Zijn de Nederlandsche Knapen
Steeds geweest. —
Op dan Jongens, niet geslapen!
Oefent oog en oor en hand;
Rekt uw pezen, staalt uw spieren. Streeft naar kennis en verstand! Goede zeden, goê manieren.
Scherpe zinnen, sterke spieren,
Zijn de steunsels van een Land.
Blank van ligchaam, blank van ziel Was het, wat in Neérlands maagden
Steeds geviel. —
Meisjes! wie er Gistren klaagden;
«'t Was slechts zóó in Ouden tijd!quot; Doe hun 't Heden anders blijken
Laat de nijders, tot hun spijt,
Hoe ze turen, hoe ze kijken, Schaamrood vonnis moeten strijken; Dat ge zonder smetjes zijt!
Och! bedenk het, jonk Geslacht! In uw harten, in uw handen
Ligt de kracht.
Ligt het heil der Nederlanden! —
Houd dan beiden sterk en blank.... 't Land, waarin gij zijt geboren.
Geeft ge nimmer béter dank.
Voor het goede aan u beschoren. Dan — dat als we uw lofspraak liooren: f Kloek is 't ligchaam, — 't har.', is blank
Verzameling van Kederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. DP. HEUE. Zangwijze van KI. -A.. CRA-EYV^-NQ-ER.
Vrolffk.
half sterk.
Men kan niet al-tijd vro- lijk zijn, Soms moet men tren-rig
:^=rpz
we- zen; Och! wa - ren al - le wa - ters wijn. Mij dunkt ik waar' ge-
Twee stemmen
-h_h-
i
Ij-T-
•t—f
H
n
S S V quot;1/1/
ne-zen; Toch moes-ten dan uw lip - pen Er de eer-ste teng van
'f 9 U
W .^4__
* tm=±ï=*=tz
g u y
i
±:
b:-5-
C8 gt;
O g
00
*
T-
^=i:-
3-2-
-p—^--p—p- u ,
lijn, Mijn lief-lijk maag-de - lijn, Mijn lief-lijk maag-de-lijn!
1. 2.
Men kan niet altijd vrolijk zijn, Ik heb een hut van dennenhout.
Soms moet men treurig wezen; Een buks om 't wild te jagen;
Och! waren alle waters wijn, Och ! waren alle bergen goud
Mij dunkt ik waar' genezen; Mijn lief, ik ging U vragen!
Toch moesten dan uw lippen, Toch kan op Konings-troonen
Er de eerste teug van nippen, Geen trouwer liefde wonen.
Mijn lieflijk Maagdelijn! Dan in het groene woud!
-r—CJ——p—p—,—p- ^
nip - pen, Mijn lief - lijk maag-de - lijn. Mijn lief - lijk maag-de-
Alle stemmen | | \ ^^__^ _____
m
m
NS
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. IP. HEUE, Zangwijze van J. quot;WOIÜP.
--
'k Ging 's a-vonds laat door 't straatje heen, De he - mei was reeds
»T-
-i/—:
don-ker; — Hoog bó-ven mij een ster-re scheen, Met vriendlijk licht-ge-
flon-ker: De ster-re schoot haar straaltjes uit Door 'tgroene glas der
a__3_
■ÉZZ^Z
vens - ter - ruit.... Zeg! is het niet des Lamp-jes licht. Dat
¥
schijnt op Klaartjes lief ge - zigt? Zeg! is het niet des Lampjes
rra—l ...—1-1 |
amp; ^ £ 0 ••—-| | ||
r—ï |
—^ p ^ 0- |
ht—J 7 41 |
licht, Dat schijnt op Klaar-tjes lief ge - zigt?
'k Ging 's avonds Iaat door 't straatje heen, De hemel was reeds donker; — Iloog bóven mij een sterre scheen, Met vriendlijk licht-geflooker: Do sterre schoot haar straaltjes uit Door 't groene glas der vensterruit...... Zeg, is het niet des Lampjes licht. Dat sch^'nt op Klaartjes lief gezigt? |
'k Ging 's morgens vroeg door 't straatje heen. De hemel was nog donker; — Hoog bóven mij een sterre scheen, Met vriendlijk licht-geflonker: De aterre schoot haar straaltjes uit Door 't groene glas der vensterruit...... Zeg, is het niet des Lampjes licht. Dat schijnt op Klaartjes lief gezigt? |
Mijn avondster, mijn morgenster, Ook Mij spoort gij tot werken; Al blinkt gij nu nog hoog en ver, Toch zal uw glans mij sterken. |
Werp slechts een enklen blik op mij Als 'k vroeg en laat ü ga voorbij, En zeg: — 'k wil stralen aan Uw* haard, Als ge óók, door werken, hebt bespaard |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
quot;Woorden, van Dr. J. 3?. HEI JE. Zangwijze van J. Jquot;. quot;VTOXX-A..
JVtet Ie langzaam.
zangerig.
s
»
ö
O
•O
H
lt;! a
M
w
ffl «
M W O c
et gt;
O g
M
PI
2.
't Zwaluwtje, dat in tijds vergaivt,
Krijgt een stevig nest, 't Maagdelijn, dat in tijds wat spaart,
Maakt haar huisje 't best. Zwaluw! wil-je een nestje bonwen,
Zoek het noodigst bij elkaar: Lieve Deerne, wilt ge trouwen, Maak eerst kast en keuken klaar.
't Zwa- luw-tjo, dat zijn nest-je bouwt, Vliegt al op en ncêr, | ||||||
| ||||||
't Maag-de - lijn, dat te Pink-ster trouwt. Drib- belt heen en |
| ||||||||||
weêr; Nog een stroo - tje, nog een Teêr - tje, Maak'uw |
| ||||||||
nest —jes warm en zacht;— Leed noch storm daar-bui-ten S7\ |
deert-je. Als een vriend - lijk huis u wacht
't Zwaluwtje, dat zijn nestje bouwt.
Vliegt al op en neêr, 't Maagdelijn, dat te Pinkster trouwt.
Dribbelt heen en weer; Nog een strootje, nog een veertje;
Maak' uw nestjes warm en zacht; — Leed noch storm daar buiten, deert-je. Als een vriendlijk huis u wacht.
Of ge toch Zelv' al waart getroost Bij gebrek en kofi. Denk, hoe een lief, onschuldig kroost Met u lijden zofi; |
Wilt verzinnen vóór 't beginnen: — Denkt, gij Brnidegom en Bruid, Komt Gebrek uw deurtje binnen Liefde vliegt het venster uit. |
Verzameling van Nederl. Liederen. — l8te Bundel.
Nr. 35.
EEN MIDDAGSLAAPJE.
■Woorden vaix Dr. .T. 3?. HEIJE. Zangwijze van J. ~WOKJ3.
HuaHg, » w k.
' quot;T .
een gor-dijn van blamp;-ren Geeft zoe-ten middagslaap in'tbosch. Een
—.-J-
ft f r r ' r t r ' rt'r 1 1
pe-luw-tje van mol-Iig mos, Een kus-scn-tje van va - ren En
te
^=«t
pi
. . , , r 1 r 1 r i i i I
pe-luw-tje van mol-lig mos. Een kus-sen-tje van va - ren En
4=
n
PS n
H ö
ö ?
o gt;
53
-r
rrr
I
een gordijn van blê,- ren Geeft zoe- ten mid-dag-slaap in 't bosch.
fes
5-s=c=P:M^-rfr S-
gt;1
1.
Wie rusten wil in 't groene woud,
Wie rusten wil met lusten,
Hij kieze een plekje digt in 't hout
En vlijê zich tot rusten:
Een peluwtje van mollig mos. Een kussentje van varen En een gordijn van blaren Geeft zoeten middagslaap in 't bosch.
De hemel van het ledekant
Blinkt prachtig blaauw door 't loover, De heesters slingren om den rand.
De bloesem hangt er over;
Het koeltje fluistert met den vliet, De dartle vlinders spelen.
De nachtegalen kwelen.....
Is 't niet een lieflijk wiegelied?
En 't best is — dat het groene woud,
Met koeltje en rust u lavend.
Van u geen zilver vraagt of goud
Al slaapt gij tot den averul;
't Vraagt enkel: zijt gij mat of moê.... De slaapstee is voor allen:
En — is ze n goed bevallen. Dan krijgt gij 't Avondgoud nog tne!
Verzameling van Nedorl. Liederen. — lste Bundel.
i
a
O
■e
H
§
«lt;!
quot;Woorden van Dr. lt;T. !P. HET JE. Zangwijze van EÜA.NS COEN JEN.
-h—h
In het groene loo-ver zit een vo-ge-lijn, On-der'tgroe-ne
W-h-
* —*—» -é-:—«—^H
loo - ver zit een maag-de - - lijn; t Vo - - gel - tje zingt
-^=S^i^==!tzÉ^JTÏWiz
._.±ÖZ#^ bo-ven, 't Meisje zingt be-neên, wel-tevrcên! En hun zoe
In het groene loover Zit een vogelijn. Onder 't groene loover Zit een maagdelijn; 't Vogeltje zingt boven, 't Meisje zingt beneêi.. W ellevreên! En hun zoete stemmen Smelten zacht ineen. |
In de kruidjes luistert Al het wollig vee, In de blaadjes fluistert Ieder koeltje mee; 't Vogeltje zingt boven, 't Meisje zingt beneên, Weltevreên! En hun zoete stemmen Smelten zacht ineen. |
't Vogelkeeltje ontglippen Liedren God ter eer, En de maagdenlippen Danken God den Heer; 't Vogeltje zingt boven, 't Meisje zingt beneên, Weltevreên! En hun zoete stemmen Smelten zacht ineen. |
Verzameling van Mederl. Liederen. — 1ste Bundel.
Nr. 37. OVERAL.
quot;Woorden on Zangwijze van Dr. J. 3?. HEIJE. Vroom en innig. | ||||||
| ||||||
Vol- le maan schijnt o - ver - al! Op der ber-gen hoog ste |
2.
Echte deugd blinkt overal!
Of zo in 't hoog Paleis moog' troonen,
Of, in 't laag gelegen dal, 't Nedrig stulpje moog' bewonen; Waar gij de oogen henen rigt Ziet gij 't Zilverreine licht.
O - ver bosch en veld en dui- nen: Waar gij de oogeo he - nen
iets vertragend.
het laagst-ver - bor - gen dal,
lieflijk.
-•—-—
he - nen rigt Ziet gij't Zil-ver-rei - ne iicht.
rigt Ziet gij't Zil - ver-rei - ne
\ krachtig
!É^p|Ê£
w^=amp;-
$
m
4=
^2
Blanke stralen, blanke deugd! O hoe schoon is 't, dat uw glansen Arm en Rijk, en Grijze en Jeugd Met hetzelfde licht omkransen: Al wat daalt van 's Hemels boog Kent op aarde Laag noch Hoog!
3.
te os
03
w
a
O
■o
a
a lt;
fe a 3 m
n
w ö
ï
O gt;
€3 U)
Efc
krui - nen.
In
$
!»
itrpz
i
3=2?-
EÈ
licht, Waar gij de oogen
i
-N-
1.
Volle maan schijnt overal! Op der bergen hoogste kruinen,
In het laagstverborgen dal. Over bosch en veld en duinen: Waar gij de oogen henen rigt Ziet gij 't Zilverreine licht.
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. T*. HEUE. Zangwijze van T, STEENHXJIS,
1
a lt;! h
S
3 w
m «
n w O a
p
maai-jen niet!
In
-A-
-r- .♦
maai-jen met!
i
Zij zin-gen't hoog, zij zingen'tlaag, zacht.
» •-*--'
Zij zin gen 'thoog, zij zingen
-N-S-
é-»-
ei-ken-top en ro- zen- haag.
Op he» en wei,
-N—V-
-H—K—V
»•
=1=1
t laag,
strnik en riet: Wij zaai-jen niet, Wij maai-jen niet!quot;
/T\
-é--* é---—
in ei-ken-top en ro-zen-haag, Op hei en wet, in
sterk. w vertragend.
^ -f
1.
Ik weet een kostlijk voog'lenlied. *Wij zaaijen niet, wij maaijen niet:quot; Zij zingen 't hoog, zij zingen 't laag, In eikentop en rozenhaag.
Op hei en wei, in struik en riet: »Wij zaaijen niet, wij maaijen niet!quot;
Doch, schoon de landman 't gaarne hoort. Hij zaait maar toe, hij maait maar voorl; Hij melkt zijn runders — maakt zijn ros Eerst 's avonds van de ploegschaar los, En denkt, bij 't rijzen van den dag,
'k Ben blij toch, dat ik Werken mag!quot;
»Maar — komt des Levens Avond aan. Dan moog 't mij als de vogels gaan; Dan stijg' mijn lied, al beeft mijn stem. Als 't kostlijk voog'lenlied — tot Hem, Die uit den Hemel op mij ziet. ..
Al zaai of maai ik dan meer niet!quot;
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. I*. HEUE. Zangwijze van FJRANS COENETST.
Stapje voor stapje, dat vordert toch:
Denk het in 't goede, denk het in 't kwade, Denk het bij voordeel, denk het bij schade. Meestal, mê-jongen, vergat gij het nog!
Vliegen of stilstaan... gij tent maar geen midden. Wat ik moog' praten en raden en bidden.
Drupje voor drupje, waar 't vallen kan,
Maakt wel een kuiltje diep in de steenen;
Gudst er het nat in een' stroom over henen Och, het loopt weg en gy ziet er niet van; Daarom bedenk het bij al uw beginnen:
Sparen doet gamp;ren... Wie volhoudt, moet winnen!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
Kort en krachtig in het goede. Kort en krachtig tegen 't kwaad, In den voorspoed kalm te moede, Dubbel flink als 't kwalijk gaat... Zoo gij dat leert, kameraad, Zult gij zien, dat kort en krachtig, Méér nog is, dan rijk en magtig. |
Stil en zedig in het goede, Stil en zedig bij het kwaad, In den voorspoed kalm te moede Dubbel zacht als 't kwalijk gaat .. Zoo ge dat leert, meisje-maat. Zult ge zien, hoe stil en zsdig, 't Best eens ieders wensch bevredig? |
Knapen, Meisjes! — Uitgelezen,
Vol van heil en vol van vreê Zou de 'hééle wereld wezen.
Hoorde een ieder naar mijn beê;
Doeh! — doen ze Allen ligt niet me6, 'k Waar tevreê, wierdt Gij, eendragtig Stil en zedig, kort en krachtig!
Verzameling van üSTederi. Liederen. — l3ts Bundel.
Nr. 41.
KLIMOP.
quot;Woorden van Dr. J. T*. HEI JE. Zangwijze van FRA.NS COEiNEN.
matig snel, en heei eenvoudig.
1ste Versje.
60 ei eS
W cd c ti
. -------
cj ran - den. Zeg eens,
- J1
Groe - ne Bla • den, spits van punt, Hoe - kig aan de
groei - jen
i
±-=±:
tz±
7^7
hoe
knnt
ge
1
^ Aan die
2(le. 3de en 4de Versje. ^ ^ Ji n r-e-s-
naak - - te
wan - den ?
1-1-
^ .'k Lag ver-sme-ten voor de deur, Vuil en o - ver - loo - pen,
j3 _ ^ bwellend.
Ör
-#—#-
utrt:
gt; C8
cfl
Zag ik hier of daar een scheur, 'k Ben er in — - - ge - kropen !'*
5de Versje.
; rr i
• •
1.
Groene bladen, spits van punt,
Hoekig aan de randen,
Zeg eens, hoe ge groeijen kunt Aan die naakte wanden?
/,'k Lag versmeten voor de deur,
Vuil en overloopen,
Vond ik hier of daar een scheur, 'k Ben er ingekropen.
3.
«Ieder straaltje, dat ik ving.
Gaf mij kracht en leven,
Ieder druppel, die er hing,
Deed mij hooger streven.
4.
„Dankend onzen Lieven Heer
Voor Zijn zon en regen,
Groeide ik daaglijks meer en meer In des Hemels Zegen.quot; —
5.
Wie het kleinste niet versmaadt,
Wat hem God wil geven. Die kan groeijen naar zijn' staat. En tevreden le ven I
Verzameling van Nederl. Liederen. — l3te Bundel.
quot;W oorden van Dr. J. I*. HEI JE. Zangwijze van. quot;WILHEEMXJS SMITS.
eacht.
J J p-g t i-
amp;
T
U I ^
Honger, honger! lee-lijk woord, Als een leê-ge maag u hoort, Als de
al sterker.
»—*
^ZC-•—f—-J—I-J-—Ï-Ütï
i ^ i ^ i 5^7^ ui urr
i/ i
tan-den wa-tcr-tan-den, En men staat met leê - ge han-den... Als ge op
zeer sterk, . V i k
^—h—--
-J—#---#----—#----0^-0—1
vol-le schaal of man- den Gre-tig u een' blik ver- stout, Maar de maag. Maar de maag.
Maar de maag, Maar de maag va-can-tie houdt.
Maar de maag,
1.
Honger, honger! leelijk woord, Als een leêge maag u hoort! Als de tanden watertanden, En men staat men leêge handen.... Als ge op volle schaal of manden Gretig u een blik verstout, — Maar de maag vacantie houdt.
Doch — hoe lastig gij sóms zijf.
Toch maakt ge ons ook dubbel blijd. Zullen we u graag welkom heeten, Als we happig zijn gezeten Voor een schotel lekker éten...
Grage tand de spijs vermaalt,
Zelf vcrdieud en zelf betaald!
Daarom roept ons blij gezang:
Lieve Honger, plaag ons lang!
Rijk en ziek, zou menigmalen (Kon het!) u met goud betalen — Uns zult gij zoo ligt niet falen;
Maar, verlangt gij dank en prijs, Kom dan (kan 't) gearmd met... spijs!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
Nr. 43.
TE VROEG.
quot;Woorden -van. Dr. J. 3?. HEI JE. Zanewijze van JOH. J. H. quot;VEEHTTLST.
).
Een maagdelijn van zestien jaar Met oogjes blaau w, en goudblond haar. Met koontjes als een perzikbloem, Dat is gewis des Huizes roem:
Als 't hart zoo zacht is als de koon, En 't zieltje 'tschóónst van al dat schoon!
igt; ' ^ fquot; l' Ü als de koon, En 't ziel - tje 't schoonst van al
i
roem: Als 't hart 200 zacht is -v--v---
M=i
'P—tr
2.
3.
Doch ach! waarheen ik kijken mag, Hoe zelden zie ik van dat slag; — Meest nare bloeden, links en regts.
Half rijp, half rot: vol zwaks en slechts! Volk — dat verdronken is misschien Vóórdat het water heeft gezien.
«
lt;!
fci g
n m
w w
O fl
J-
li
-H—V-
m
quot;0
* 4 ï ï li
is ge • wis des Hni-zes
-1-
U
rei:
amp;
I
het schoon!
O
è M
Maar toch —een knaap van zestien jaar Met zwarte kijkers, lichtbruin haar, Met wangen als kastanjebloem, Is haast nog meer des Huizes roem: Als 't hart zoo kloek is als de hand. En Moed reeds luistert naar Verstand!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel
quot;Woorden van Dr. J. F. HEUK, Zangwijze van T. STEENHUIS.
Met uitdrukking.
zacht.
Komt de dag en wijkt de nacht, Waak dan op, tot fris-sclie zwellend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
hand. Blank van hart, en rein van hand! 1.
Komt de dag en wijkt de nacht.
Waak dan op, tot frissche kracht;
Klaar van oogen en verstand.
Blank van hart en rein van hand!
Roep, met vromen kinderzin, Dan des Vaders Zegen in;
Hij die van Zijn Hemeltroon De' arbeid krachten geeft en loon.
En bedenk — als, zwaar of ligt. Gij uw taak en werk verrigt: — Dat geen Eeuwigheid hergeeft 't Uur, hier ongebruikt doorleefd.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 1ste Bundel.
Nr. 45.
JAN STAVAST.
quot;Woorden, van Dr. J. 3?. HEI JE. Zangwijze van EICHA-RD HOL.
Tamelijh levendig.
matig sterk.
-b—i/-
£e)ie stem.
Al valt do hc-mol naar om - luag, Ik zet or kloek mijn schouders
-K--fe--K~-
/Coor. ^ ^ I P P ^
Sta maar vast in pret en
4ÜU-.
'j MM
-=S
i
- der. En 'k wed, al 'lykt het nog zoo'n won - der, Dat . Sterk en stevig.
vertragend. „ i. ^ .
M—JVi—! s ^
£
2
hem steun, dat ik hem draag.
T u~ rT*j r ^ ,
pijn, En het lo - ven kan niets ge - ven, Wat u il te zwaar zou
gt; ^ J
=1=
-K—Vt
:=t;:
TT
1 t
I ! V
zijn: En het le-ven kan niets ge-ven( Wat u al to zwaar zou zijnl 1.
Al valt de hemel naar omlaag Ik zet er kloek mijn schouders onder.
En 'k wed, al 'lijkt het nóg zoo'n wonder,
Dat ik hem steun, dat ik hem draag:
Sta maar vast in pret en pijn,
En het leven Kan niets geven Wat u al te zwaar zou zijnl
Maar — doet gij 't in uw eigen kracht. Al staat ge ook stevig op uw boenen. Een stroohalm... een paar kittelsteenen... Daar leg-je. Man; —en goeden nacht! Staat ge vast in pret en pijn.
Vroom gelooven Kracht van boven Moet uw innig steunsel zijn!
Maar dan ook; als gij die gevoelt. Dan staat ge in stormen en bezwaren Gelyk een Rots in 's levens baren Onwrikbaar, hoe het bruist en woelt: |
Sta dus vast in pret en pijn Nsêrlands Mannen! — Zulke Jannen____ Och! mogt ge dat altoos zijnl |
Verzameling van Nederl. Liederen. — l3ts Bundel.
=j=tr^=it
»- '4 ''- •
-ji=Sz
TV oorden en Zangwijze van Dr. J. !P. HBIJE,
Zncht en Treurend, (doch 't derde Versje met verheffing.)
Een Roos-je zag ik bloeijen, Geen schooner kan er zijn; Een
' ■
Maagd-lijn zag ik stoei-jen. Het lief-ste maag-de-lijn!... Wat — S, vertragend
■ ■ i ^ i -!s [y *■
a lt;
ft z
H ri W
n
w n
H
O §
B
-f-1-?—?
1—r
i» 5-quot;
■ 1 ! ! ^ was er te a-vond o-ver? Een lijk... een dor-rend loo-ver: zeer langzaam.
5:
dor - rend loo - ver!
1.
Een Roosje zag ik bloeijen.
Geen schooner kan er zijn; Een Maagdlijn zag ik stoeijen,
Het liefste maagdelijn!... Wat was er te avond over? Een lijk... en dorrend loover!
3E
Ach! dat de schoonste bloemen Zoo broos en teeder zijn! — Wilt dan zoo stout niet roemen
Gij Roos, gij Maagdelijn... Maar denk, hoe snel uw verven Verkleuren en versterven!
i.-J
1
En — mogt ons bij uw sneven,
O Roos, o Maagdelijn! De hoop in 't harte leven,
Dat gij wel waard zult zijn, Verplant in 's Hemels hoven. Er eeuwig God te loven!
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
Woorden van Dr. .T. ï». HEI JE. Zangwijze van K. A. CRAEYVANGER.
Ijtingcnam en aandacMtg.
4t
ï=:l:
I I 1 1 I I I gt; 1 1 !quot; U Uit den grijs-be-mos-ten to - ren Dringt der klok-ken hel ge-
—^ ' J_
zacht.
3v-?-
r—r
i i i P' i t : f
luid, Komt! het noodt U al-len uit: Mengt uw stem-men tets sterker.
■4—1—I-
4r
1
U
in de ko-ren; Komt! en legt het aard-sehe kruis Ne-der,
?—i-»
• i i i des Hee - ren Huis!
1.
Uit den grijs bemosten toren Dringt der klokken bel geluid, Komt, bet noodt U allen uit: Mengt uw stemmen in de koren; Komt! en legt het aardsehe kruis Neder, in des Heeren Huis.
2.
Wie er weenden, wie er baden.
Daar wordt traan en beê verhoord; Rust daar, bij des Heeren Woord, Wie vermoeid zijt en beladen;
Vliedt daar allen 't aardsch gedruis; Vrede woont in 's Heeren Huis.
i
Eenvoud, onschuld keert er weder In de ziel voor God ontgloeid;
Wat u nog aan de aarde boeit Leg' bet aan den dorpel neder:
Spoeddet ge uit Paleis of Kluis... Kindren Gods zjjt ge — in Gods Huis!
n
Li
______ I
if
f-r-v
E1JE.
OORDEN VAN
Frans Coenen, Richard Hol, W. Iquot;. G. Nicolai, Joh. J. H. Verhulst, Wilhelmus Smits, J. J. Viotta enz.
TWEEDE BUNDEL.
DEN HAAG,
GEBR. BELINFANTE. 1877.
1 Hand (!n Hoofd 2 Doen en Laten, 3 Lands wijs, Lands eer , 4 Van Zeven Kikkertjes 5 Houw en Trouw . . . 6 De nauwe ring 7 Moetje varen. . 8 Visschers-Lied i' Het woord van Waterloo. Een Vredelied (18 .lunij 1815—1865), 10 Oud en Nieuw 11 De Kabels los . , 12 Regt door Zee, . . . 13 Om 't even . 14 Afscheid ... 15 Voor- en Tegenwind 16 Schoonhouden , 17 Een pand van trouw 18 Naar de reê. . . 19 Weesjes kerkgang 20 Meidag..... 21 Korenbloemen . 22 Een Burgerschool. |
Richard Hol. J. J. vlotta. Richard Hol. ,1. J. vlotta. Richard Hol. .ioii. J. H. Verhulst. J. Worp. J. P. Heije. Richard Hol. T. Steenhuis. .los. Beltjens. .los. Beltjens. Zangwijze van , .1. .1. vlotta. Wilhelmus Smits. Richard Hol. T. Steenhuis. Richard Hol. J. Worp. Joh. J. H. Verhulst. J. P. 11 rijk. |
. . Rtchard Hol.
. . J. J. Viotta.
. , Frans Cof.nen.
. . Alex. W. A. Heyblom.
. Joh. J. H. Verhulst.
•los. Beltjens.
. Wilhelmus Smits.
. . Frans Coenen.
. . Wilhelmus Smits.
. . J. P. Heije.
Zingen.........W. F. G. Nicolal
De kleinste........W. F. G. Nicolai.
Meilied.........K. A. Craeyvanger.
Opwaarts.........,los. Beltjens.
Goê morgen........Frans Coenen.
Pret..........W. F. G. Nicolai.
Dorps-Schoolmeester.....J. P. Heije.
Twee Sterren.......Sophia Heije.
Geef ons heden......J. P. Heije.
Kermispret........J. B. van Bree.
Hon zee.........M. A. Brandts Buijs.
Evenmaat..............W. F. G. Nicolai.
Vrind en Vijand......Alex. W. A. Heyblom.
Jan Stavast........Joh. M. Coenen.
Nquot;. '23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Opschrift.
Eendragt.....
Sta pal.....
Rust .... Velerlei slapers. .
Afzijn......
De kleinste .... Morgenlied .... Haantje de voorste . Een klein jokkentje .
Teergeld
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
Nr. 1.
HAND EN HOOFD.
*Woorden van Dr. J. IP. HEUE. Zangwijze van Jquot;. J. quot;VIOTT-A^.
Fthnch. en breed te vingen.
Een kloe-ke hand, een rap- pe hand, Die acht ik waar-lijk
~j_3__
^-4r—-*--# quot;
r- quot;ï V ^
iüüi
ï-?»
-0-
p—5i-
p—ir
-5—5—5-
t=i
-•*-
1—r
J
riet ge - ring; Maar 'k weet toch nog een be - ter ding: Een
■l^^=É=3zz^
yv—'—f
T-
ïgt;
rhi
hel - der, rijk en rijp ver-stand; Een hoofd, dat door • - - - denkt
^-T4S:
r
■# S-*
Een hoofd, dat
hel-der, rijk en rijp ver-stand;
en be-vroedt, Eer dat de hand wat poogt of doet:
Een
Eer dat de hand wat poogt of doet; Een
-7—frjr
31ZZ3I_-____I*
doordenkt en bevroedt.
-h—h-N
—»
i=p-JL£-?.
hoofd, dat dóórdenkt en be-vroedt, Eer dat de hand wat poogt of doet.
1
1.
Een kloeke hand. een rappe hand, Die acht ik waarlijk niet gering;
Maar 'k weet toch nog een béter ding Een helder, rijk en rijp verstand; Een hoofd, dat doordenkt en bevroedt, Eer dat de hand wat poogt of doet.
Dus wM de handen uit de mouw,
En de' arbeid krachtig aangevat,
Maar eerst bedacht, hoe dit of dat Het best te zetten is op touw:
En iedren dag vier' „Jufvrouw Handquot;, Haar Trouwfeest... met .«Mijnheer Verstand''
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2(ie Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. ï*. HEIJE. Zangwijze van WILHELMIXJS SMITS.
sterk.
j—--K—^
Wat ge doet, of niet en doet, Flin- ke jon - gens, knap - pe xacht iets vertragend.
' s____^__^
i:
d=i
r è,*- quot;f
Zacht je
den;
mei-den! Laat Voor-zig-tig-heid den Spoed Zachtjes bg de hand ge-
Maar denkt al - - - tijd, dat gij 't Kwaad
fc:*;
«Et
nisquot;
-rf—=-J—^--•—*-----—#-
lei - den: Maar denkt al - tijd, dat gij 't Kwaad Haast wel
/'quot;*■__
*EÈ=5
43
Haast wel nooit te langzaam )aat, Maar denkt al - - tijd, dat gij li sterk.
—# nooit te lang |
laat, Maar |
-»■ -r denkt al-tijd, dat 53 rjszd g'j |
i
EjE
r^r
f U
to
't Kwaad Haast wel nooit to ' lang - zaam laat.
1
Wat ge doet, of niet en doet.
Flinke jongens, knappe meiden!
Laat Voorzigtigheid den Spoed
Zachtjes bij de hand geleiden;
Maar denkt altijd, dat gij 't Kwaad Haast wel nooit te langzaam laat'.
Wat ge laat, of nietquot; en laat,
Knappe deerens, flinke knapen!
Haastig geev' Voorzigtig raad____
Niet (als 't slecht is!) in te slapen; Och! denkt altijd, dat gij 't Goed Haast wel nooit te langzaam doet!
Wat ge Iaat, of wat ge doet,
Flinke jongens, knappe meiden! Zij niet sneller, dan het moet!...
Doch, wil iemand u verleiden Tot iets boos... Zeg' dan, met Spoed, /k Ben, voor kwaad-doen, veel te goed
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. JP. HEUJE.
Zangwijze van BICHASÜ HOL.
Opgewekt.
slerk. eacM-
—#-*--P—0--k- ——h--4---—é—#'9—
o3
g Van bui - ten ijs, van bin - nen gloed, Is't,'s winters in de Neder-
^ lan - den; Al zijn er turf - jes om to bran - den, Do
^ ^ mutty .sterk.
pj grond is sneeuw, en ijs de vloed : En ja! het huis zoo digt te
M
g j._ __ _____'oat spolachhg.
quot; slui • ten. De jas te knoo-pen tot den hoed. Dat staat mis- S terughoudend sterk, en in de Maat. | ||||||
|
sehieu wel kil van bui-ten; — Maar haard en hart zijn warm en | ||||||||||||||||||
|
1.
Van buiten ijs, van binnen gloed,
Ia 't, 's winters, in de Nederlanden;
Al zijn er turfjes om te branden,
De grond is sneeuw, en ijs de vloed-En jat het hnis zoo digt te sluiten.
De jas te knoopen tot den hoed,
Dat staat misschien wel kil van bniten; — Maar haard en hart zijn warm en goed..., Van buiten Ijs, van binnen gloed.
Elk Land heeft zoo zijn eigen wijs Eb ook zijn eigen eer, mê-vrinden; — Zoo zult gij andre Landen vinden
Van buiten gloed, van binnen ijsl Mogt iemand uwer dan verkiezen
Te zijn in Napels of Parijs,
Ik wil geen woord er om verliezen,
En gun hem graag dat Paradijs: Van buiten gloed, van binnen ijs.
Maar ik — ik zeg het rond en goed. Ik hou-'et met de Nederlanden!
Zij schijnen mooglijk niet te branden.
Maar doen het: waar het mag en moet! Wij hebben te allen tijd gegeven
Den Arme, wat zijn leed verzoet, Den Vriend ons hart — der Trouw ons leven En 't lieve Vaderland ons bloed.... Van buiten ijs, van binnen gloed!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
amp;
■1=1.
quot;Woorden van Dr. J. I*. HEI JE. Zangwijze van T. STiËlS'N'JbL U IS. (*)
Schat ka en mnel.
sterk
Daar za - ten ze - ven kik- ker - tjes. Al in een boe-ren- | ||||||
| ||||||
sloot; De sloot was toe - ge - vro - ren, Zij la - gen hal - lêf -K . . — |
dood; Zij kwek-len oiet, ze kwaakten niet, Van hon-ger en ver-^==— ~ ~ sterk.
d:
=S=|c
±=rdz:
-P
II
driet. Daar za - ten ze - ven kik- ker-tjes, Al in een boe-ren-
al langzamer en zachter.
l I i
—i—i—i— ■ m •—
sloot; De sloot was toe-ge - vro - ren, Zij la - gen hal-lêf dood!
(*) Tjerko Steenhdis. den 24sten September 1839 te Appingedam geboren, stierf te Groningen den 8sten Maart 1864... aan de Tering.
Hoewel zijn leven lijden was, ligt er over onderscheidene zgner Corapo-sitién (en ook de bovenstaande getuigt er van) een vriendelijke tint van blijmoedigheid, ja schalksheid, die ons hem bijna nog meer doet liefhebben, dan bewonderen.
Toch verdienden zijne gaven en zijn streven inderdaad hooge Bewondering; en zou hij zeker op 't gebied der Kunst een sieraad onzes Lands geworden zijn.
Zij, die deze «Nederlandsche Liederenquot; hebben liefgekregen, kunnen Steenhdis 't best leeren kennen uit een Bundel Kinder-Liederen die hij, onder den titel: »Bloemenquot;, uitgaf, bij de Zaaijer te Groningen.
Hij — zelf een vroeg afgesneden bloem — geure thans in Hemelsche Lente!
1.
Daar zaten zeven kikkertjes,
Al in een boerensloot;
De sloot was toegevroren.
Ze lagen hallef dood-, Ze kwekten niet, ze kwaakten niet, Van honger en verdriet.
De jongste (dio een wijsneus was!)
Zei tot zijn kameraads; «Die malle nachtegalen,
Wat hadden die een praats! Was eerst het ijs maar in den liooi, Wij zongen eens zoo mooi!quot;
De milde, lieve Lente kwam...
Ze kwaakten de oude wijs: — Als zij dat «zingenquot; noemen,
Wensch ik ze weer in 't ijs; Ik geef de kikkers allemaal Voor éénen nachtegaal!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2do Bundel.
Koor.
quot;Woorden van 33r. .T. Ir*. HEI JE. Zangwijze van EICH.A.ED HOL.
KrnchHg en tt fiinhe brxcegfna.
Eéne stem.
een Man — een woord, een Woord!... O
^ stem.
£
:3
5
3
w
n «
n w o
ö
d
gt;
O
s» d HO
i
Een
fik - sche leus van vroe-ger da-gcn: Nog klopt mijn hart met snel-Ier | ||||||||
| ||||||||
sla - gen, Wan - neer mijn oor n klin-ken hoort: — Een |
man, een Man,— een woord, een Woord i 1.
Een man, een Man — een woord, een Woord!.. O fiksche leus van vroeger dagen:
Nog klopt mijn hart met sneller slagen,
Wanneer mijn oor n klinken hoort; —
Een man, een Man — een woord, een Woord 1 2.
Dat was een zege! zonder breuk! Een handschrift, nooit nog valsch bevonden, Een vaste borgtogt, nooit geschonden, Een perkament in goeden reuk.
Dat nooit een barst had of een kreuk!
In Oost en West, in Zuid en Noord,
Werd Holland om die leus geprezen...
Och! 'k bidje, laat het nbg zoo wezen;
't Zij steeds, als men van Neêrland hoort — Een man, een Man — een woord, eon Woord!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
Nr. 6.
DENAAUWE RING.
■Woorden van Dr. J. F. HEI JE. Zangwijze van J. quot;WOKI?.
/V/el Ie langhaam. | ||||||||
| ||||||||
'k Heb van mijn kind-sche da - gen, Tot in mijn' kna-pen- |
wgd, Thans vangt hij aan te knel-len... Zeg — gij die ou - der
tijd. Een' gou-den ring ge - dra-gen; — ïoen was hij nog te
|È
m
»
bC eS cJ
w
G o TJ
W
B* §
Ü
B3E
zjjt — Wat mag dat wel voor-spel-Ien? Wat mag dat wel voor
'k Heb, van mijn kindsche dagen
Tot in mijn knapentijd, Een gouden ring gedragen: —
Toen was hij nog te wijd, Thans vangt hij aan te knellen...
Zeg (gij die ouder zijt) Wat mag dat wel voorspellen?
Als bnurmans dochter Antje
De blinden opensluit,
Dan steekt ze 't kleine handje
Zoo aardig 't venster uit.
Dat 'k, dikwijls al, woü vragen:
«Zeg, liefje! zondt ge, als bruid, Mijn' ring ook willen dragen?quot;
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. 3?. HEI JE. Zangwijze van JOBT. Jquot;. H. quot;VEEHTJX.ST.
Matig.
Alle stemmen.
I
;i=q
tic
• »
»
?_3E±;
Zamp;ZZÉ1
i
w
a lt;»
■ö
H En
J
kan - ter - de Bui- ten-kant. Ze was er al naar de' trant. —
Eéne stem.
iels sneller. k K w w
--Ö-----Ik-------W---kn—---£--O-
Daar ging er een Meis-je langs den kant; kan-ter - de
Einde.
i2-45=i
ï—•:
#-
va - ren, moet-je va - ren ?quot; Rie-pen al - len, lui- der-
keels, Die er bij el - kan-der wa- ren; En ze flnis-ter - den : „wat
al lanqzamer
§ w
a
ea
n «
w §
g
gt;
»Moet-je
fr--iv gt; —
SEÈ
zr-é
eêls!quot; Jol-man, Schipper, Varens-gast, Hiel-den 't jen-tig Meis - je
m
vast..
te
Daar
Daar ging er een meisje langs den kant, Kanterde, kanterde, Buitenkant, Zoo aardig en naar de' trant!
,Moetje varen, moetje varen?quot;
Riepen allen, luiderkeels,
Die er bij malkander waren.
En zij fluisterden: »wat eêls!''
gt;
«8 60
Jolman, schipper, varensgast Hielden 't jentig meisje vast.
BSVBEIN.
Daar ging er een meisje, enz.
Janmaat ze!: »mooi meisje! trekje Met me naar Oostinje meê?
In mijn hangmat, snoepig bekje! Is er ligt wel plaats voor twee!'' 't Meisje, kleurtjes op haar wang, Zei: «die reis is me te lang!quot;
REFREIN.
Daar ging er een meisje, enz.
i/Zeg'reis, trantje! wil je varen?quot; Riep een jolman blij te moê:
iWees niet bang voor wind of baren, 'k Ga maar naar het Tolhuis toe!quot; 't Meisje, plukkend aan haar schort Zei: «die reis is me te kort!quot;
REFREIN.
Daar ging er een meisje, enz.
Maar een schipper op Enkhuizen Sprak: «mijn allerliefste meid!
Zie je wel, hoe bij de sluizen.
Ginds mijn scheepje zeilreê leit? 't Wacht alleen een schippers-vrouw En ze zei: «ik vaar met jou!quot;
REFREIN.
Daar ging er een meisje, enz.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2lt;ie Bundel.
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. J. 3?. HEI JE.
matig snel. ^ w
Een Tis-schcr. een Vis-scher van Eg-mond op Zee, Die
p—p ï? r:~ ' i? p p
had er drie doch-ters, zoo knap en zoo reê; Ze
i i r r quot; k 1 r O ^ r
er zoo we-zeo, Doch waar je ziet. Ze zijn er zoo maar niet; Zoo
(met een mooi jen tremhlant).
tr.
f ♦ P 'I P 1 Ij Ij f •#■
±=p—: zamp;rzzÉr:: P quot;F7-*-'
!
mo - gen r\ v
tfüi
iets sterker.
Een Visscher, een Vlsscher van Egmond op Zee, Die had er drie dochters, zoo knap en zoo rcè; Ze mogen er zoo wezen, Doch wóamp;r je ziet, Ze zyn er zoo maar niet; Zoo wakker en uitgelezen I Wel Visscher van Egmond, van Egmond op Zeel Vertrouw jij je dochters alle'en op de steê. Wanneer ge zijt uit varen ? ■Wèl, zei de kwant, gt;AI bleef ik op het land, De jonkheid kan ik niet 'waêrenlquot; |
•Maar 'k heb er de meiden geleerd, hoe op ze« De Visscher z\jn netten laat vallen ter sneê. En hoe de visch blijft hangen; Ze zyn niet mal. Ze vatten het wel al: U Is dom... zich te laten vangen.'* Dan had ik een Wijf, die was dubbel zoo reê. Die leerdo heur werken, en bidden almeê Warempel, 'tkan niet missen: Als dat niet baat. Weet Ik geen' beter' raad!... Ik ga maar gerust uit visschen!quot; |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
EEN VEEDELIED. 18 Junij 1815 — 1865.
Zegepralend.
i
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. J. P. HEI JE.
In Marschheweging J — 112
Gij ij - zren arm, gg sta-len vuist, Die Regt en Vrij-heid
fee
cü
C8
I
=«E3=:
a
•S «
EH
-I-
hieldt be - kneld, Gij waart ver- sla - gen en ge - veld. Gij
sH
*
T—^
nrr
a
O
lt;9
waart ver - plet - terd en ver-grnisd! En jui - chend riep, als
Vre-de - boo, Een Stem:/rDe Zon van Wa-ter-loo ver-won! Ver-Plechtig tn breed, i i
1 ^ i U I I
quot;P P4-1; P
~rgt; ^ # S «f
~1 h m_L__m—
r-
^ :fcg=3;
T T
I I
I
rfÊfeg
quot;l?'
won den Nacht van Slaafs-heid en Ge - weid. Ver-won den
Nacht van Slaafs-heid en Ge - weid.quot;
Wenscht men 't Lied, in stede van Driestemmig, Éénstemmig te zingen, roo ztnge men de Bovenstem, gelgk die aangeduid is door de naar bo'ven gestreepte Staarten en Vlaggetjes ( K enz.)
1.
Gij ijzren arm, gij stalen vuist.
Die Regt en Vrijheid hieldt bekneld,
Gij waart verslagen en geveld.
Gij waart verpletterd en vergruisd! En juichend riep, als Vredeboö,
Een Stem: — ,De Zon
van Waterloo
Verwon
Den Nacht van Slaafsheid en Geweld!quot;
Weêr ruischt die Stem nu de Aarde rond, Doch spreekt—«Sticht, Volken! Eén Gesteent' Voor Sille Dappren, wier Gebeent'
Reeds half eene Eeuw daar Ruste vond! En Vrind en Vijand, dekt de zoo In Vreê: — Eén Band
6 Waterloo!
Omspant
Thans aller Stof, in 't «Schoonstquot; Verbond!quot;
«Doch zie! — wiar, iu der Aarde nacht. Als uit de omhelzing van den Dood,
Hunn' Assche, bloem en halm ontsproot.....
Kiem' thkns, U Allen____Volksgeest — Kracht
En Wil tot Regt en Vrijheid — zóó Dat Volkkn-bond
Nu Waterloo
Verkond': t Liefde, is der Aarde hóógste Magt!quot;
«Aan Allen dan de Broederhand Als Vrije Mannen!quot;' worde — 't Woord Van Waterloo!.... en 't ruUche voort
Langs iedre zee, langs ieder strand! Dan juicht op nieuw de Vredeboö:
«Heil, heil! — De Zon
Van Waterloo
Verwon
Nu, Eeuwig, iedrtn Dwingeland!quot;
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
w
c
O
•o «
En amp;
M
P
w w
quot;Woorden van Dr. J. r. HEI JE. Zangwijze van EICHA-ED HOL.
Matige beweging. | ||||||
| ||||||
Zeg eens!'k hoorn al - tijd droomen van den goe-den „ou-denquot; |
| ||||||||||
tijd; Koor. Sneller en met vastheid. |
»•-
ko-men?... Maak' te schan-de, maak' te schan-de, Al die
ii
±-:
zOz
in merg en been-dren i 1.
Zeg eens! — 'k hoor u altijd droomen Van den goeden „oudenquot; tijd: — Zou er... denk ik dan met spijt. Nooit een goede „nieuwequot; komen?... Maak' te schande, maak' te schande Al die prijzers van 't Verleen;
Slaat de handen flink ineen,
Wakkre Mannen in den Lande:
Toon', dat er nog kracht en pit Ons in merg en beendren zit!
Zij het al niet met musketten,
Zij het niet met zwaard en lans,
Toch blijft ons nog schoone kans Om den vijand pal te zetten.
Maak' te schande, maak' te schande Al die vechters voor 't Verleên, Sla' weêr moedig om u heen Wakkre Mannen in den Lande!
Zorg', dat Vroomheid, Vroedheid, Vlijt, 't Zwaard zij van den .nieuwenquot; Tijd.
3.
Zij uw weefgetouw het rapste Van het heele wereldrond;
Klieve uw ploeg het best den grond; Blijve uw handelsman de knapste!
Maak' te schande, maak' te schande Frankrijks fijnheid, Englands kracht, Duitsehland weten, Ruslands magt .. Wakkre Mannen in den Lande! — Vrank en vrij, en stoer en stout Blijv' ,Jongquot;-Neêrland, als het »Oudquot;.
4.
Bindt dan, als in vroeger dagen,
Naast de driekleur, aan uw mast Niet alleen den Bezem vast Om de i/Zeequot; meê schoon te vagen... Maak' te schande, maak' te schande Die hem 't Oude doel slechts wijdt: Toon', dat hij, in nieuwen tijd, Nog wel béter veegt te //Landequot;... Bat hij nu het éérst en méést 't Onkruid veegt uit Hart en Geesil
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
=1=
w
c
V gt;0
H
EH
lt;1 §
w
s
w
ö a
es ►
o ë
i
=c
quot;Woorden 'wan Or. J. i*. HEIJE. Zangwijze van J. J. quot;VIOXTA.
Zeer onéesorgd.
-Wv-
De ka - bels los, de zei - len op, Dat gaat er op een
va-ren! Al wa-ren wij Sin-jeursaan wal, Ons hart lei in de
ba-ren; Een Hollandsch kind, dat is bekend. Die vindt in zee zijn
-t e - le-ment, Jo — ho, jo - ho, jo - - ho, jo - ho! Die | ||||||
| ||||||
vindt in zee zijn e - le- ment. 1. |
De kabels los, de zeilen op, Dat gaat er op een varen: Al waren wij Sinjeurs aan wal, Ons hart lei in de baren: Een Hollandsch kind, dat is bekend, Die vindt in Zee zijn element, Joho, joho, joho, joho. Die vindt in Zee zijn element! Hoezee dan. Jongens: in het want! De handen uit de mouwen, Laat Duitscher, Noor of Engelschinan Niet klimmen in je touwen, |
En zijn we zoo geen banjêrs meer Als in verleden dagen, Toen ieder voor Jan-Companie Een flikker had geslagen: Toch zeilen wij op iedre Zee Zoo goed nog als de beste meê, Joho, joho, joho, joho! Zoo goed nog als de beste meê! Dan kan je varen zonder peil Al blies de Nikker in het zeil, Joho, joho, joho, joho! Al blies de Nikker in het zeil! |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr J. T*. HEI JE. Zangwijze van KICHA-ED HOL.
•A-
ü
=i=p:
H I
Tante Iff ft anet.
sterk.
3
Regt door zee, regt door zee!... Dat klinkt Neêrlandsch op de lip - pen;
N—S-
-0*—t
Regt door bran - ding en langs klip-pen Of het oor - log zij of
Vreê! Of des vij -ands vlo-ten 't kee-ren. Of ons ijz'ren ke - lens | ||||||||||||||||||
|
we-ren... Als voorheen op Cbat-tams reê klink' het moedig: «Regt door . . -li !»-
0
1 to
1
zeequot;, klink' het moe-dig; «Regt door zee!:
Regt door Zee, regt door Zee!... Dit klinkt Neêrlandsch op de lippen : Regt door branding en langs klippen Of bet Oorlog zij of Vreê! Of des Vijands vloten 't keeren, Of ons ijzren ketens weren. .. Als voorheen op Chaltams reê Klink'bet moedig; «regt door Zee!quot; |
Regt door Zee. regt door Zee! Dat klinkt Neêrlandsch uit het harte; Of 't in vreugde zij of smarte. Op den vloed of aan de reê; Moog' verleiding u omzweven, Moog' geweld uw ziel doen beven. Zonder strijd wacht u geen vreê... Vaar in Allea «regt door Zee Iquot; |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
O M
Woorden van Dr. J ■ 3?. HEI JE. Zangwijze van J. Jquot;. quot;VIOTTA-.
huchttf.
EÈ
Rijk als Cre - sus, arm als Job, 't Is me al om het e
=3-
In 't rui - me sop Neer- lands
Al sneller en sneller.
vij -and mag doen
Als ik maar
En wie kwaad wil — 't is me om 't e - ven —
be - ven.
Zeer snel en sterk.
a=
Slaan mag op zijn kop. Ver van huis of digt bij honk, 't Is me al om het even; Slecht en regt, of praal en pronk 't Is me al om het even; Rijk als Cresns, arm als Job, 't Is me al om het even, Als ik maar in 't ruime sop Neêrlands vijand mag doen beven, En wie kwaad wil—'t is me om 'teven— Slaan mag op zijn kop! |
Schrale kost, of goede sier, 't Is me al om het even; Melk of water, wijn of bier, 't Is me al om het even; Wittebrood, of roggebrood, 't Is me al om het even, Als ik maar in vreugde en nood Hebben mag een eerlijk leven, Of — het is me al om het even — Of een fermen dood! |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. P. HEI JE. Zangwijze van Jquot;. quot;WOEI?.
Langzaam.
I
* * :
ïf
Kus mij nog eens en wel - ge - moed Ga Sf\ | ||||||
| ||||||
ik mijn een - zaam |
Pluk mij een bloem, mijn lief-ste schat! En steek die op mijn
-V
hoed: Kus mij nog eens... en wol - ge-moed Ga ik mijn een zaam
=£Efz=f:
=p=t
-h-
1.
Pluk mij een bloem, mijn liefste schat!
En steek die op mijn' hoed;
Kus mij nog eens . en welgemoed Ga ik mijn eenzaam pad.
2.
En of de teêre bloem verkwijn',
'k Breng ze — ook verflenst — u weêr. En zal, wanneer ik wederkeer,
Voor u dezelfde zijn.
w
c o ■O
B
a
lt;! amp;lt;
Izi
tH
w m
(4 n
H
o
a
es gt;
O gt;
tS M
i
•—?-
M
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. .T. ï*. HEI JE. Zangwijze van RICIÏA.RI) HOL.
5;—^=qr3i
rjrriïr
■7-»-
Rustige beweging.
Matig sterk.
amp;
K e cc
a
a
a) ■0
H Eh
z Ül
B
|
n «
n H O a
cd gt;
o gt;
ai bO
te ;^i
$
rprl
voort met wind en stroo-men... En—1 luchtig.
r'
i
o - ver de'an-dren boeg. Wend 1.
Gaat het tégen-wind, mê-Vrind,
Laat een Schipper U dan leeren Te laveren:
Doe, alsof je er niet naar vroeg Om aan gindsche kust te komen,
Maar zeil voort met wind en stroomen... En — bon je eenmaal ver genoeg, Wend dan over de'andren boeg!
dan
3.
Vóór- of tégenwind, mê-Vrind, Leer U werken — leer U wachten. Dag en nachten!
Haastig, komt altoos te vroeg,
Gaat het te - gen-wind, mé-vrind, laat een Schipper ^ —C zacht. ^ ferughou dan | ||||||||||
| ||||||||||
lee - ren, te la - ve - ren, zootcai fluieterend. la ren: Doe. als- |
- ver de'an-dren 2.
Gaat het vóór-de-wind. mê-Vrind! Leer van Stuurlui dan, bij 't zeilen Steeds te peilen:
't Water schijnt soms diep genoeg En er staat alligt geen baken... Maar 't is kunst, weêr vlot te raken Als bf wind of stroom, te vroeg, 't Scheepjen op het drooge joeg.
Neuswijs, zal het minste weten, Dom, heeft altijd wat vergeten, Langzaam, komt nooit tijds genoeg... Kies dus steeds den regten boeg!
---X-l--,1--1-
-0- -0- 9
of je er niet naar vroeg, om aan gind-sche kust te ko-men, Maar zeil
eirellend. sterk.
-ëEE
X=?pi:
boeg!
4:
■ben je eenmaal vèr ge-noeg Wend dan ^----
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2lt;ie Bundel.
Nr. 16.
SCHOONHOUDEN.
quot;Woorden van Dr. J. IP HIET«TE. Zang wil ze van JOH J. H. -VKRJELUX*ST.
Matig ntirl.
—t-^T----^--
Mui - ze - nes-ten in de kast, Mui - ze - nes - ten in het
--
quot;5 Jïi—------
-0- -*■ -0- *
En het hoofd-je slap er bij, Kweekt een mui-ze-nes - te-
i__i__-___.____h—^ h h N -h.
el-kan-der past? Wie de han-den slap laat han gen, _h_ S_^- h
I
kop - je- Weet ge wel, mijn ro - ze - knop - je! Hoe dat bij
^ i r
^i=^=ï=HE=i=~-;
lifelz;;—!
S N
iV
-F
rij, Die geen poes-jes kunnen van-gen. Wie de han-den slap laat
n
amp;H
S3
lt;!
amp;lt;
*
M M
w
w «
pq
K c5 s
i
\--V—|
^t-
vti iz ï ï
ii^
_b—h__h-.
P
•—2 4
;ȕ
i i
-amp;i=3
I ' P
han-gen. En het hoofd-je slap er bij, Kweekt een
v h A--#--,—!■
j? , -j——-j— — —
|ès
mui - ze - nes-te - rij, Die geen poes-jes kun-nen van-gen.
1.
Muizenesten in de kast. Muizenesten in het kopje:
Weet ge wel, mijn rozeknopje!
Hoe dat bij elkander past? Wie de handen slap laat hangen En het hoofdje slap er bij, Kweekt een muizenesterij Oe geen poesjes kunnen vangen.
Daarom wil, mijn lieve Meid! Hoofd cn Kasten alle dagen Boenen, schuren, vegen, ragen
Met de puurste keurigheid. — Booze wenschen en gedachten.
Stof en ontuigs overlast,
'k Bidje, laat in hoofd of kast Geen van beide ooit... overnachten
R!'
amp;
iSt
'4'
4
. . .4 4 4. .
ten ? zou het ba - ten ? zou het ba - ten ? zou het
4
^De 12 laatste mateu van het 6e Versje.
----
langzamer.
—Zfc
3sz
m
ba - ten! Het kan ba - ten! Het kan ba
'4 1 quot;
meé!'' Zou het ba-ten? zon het ba-ten? zou het ba - -
jy m langzaam.
--^-^=^=r4Eg-s=8=rfe^rg=±=a
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bnndel.
Nr. 17.
EEN PAND VAN TROUW. *)
geef ze zoo wei - nig als mo - ge - lijk meê. ..Het kan
Ég
I t V '4~V \ ' p ^ V
ba - ten! Het kan ba - ten! Het kan ba--ten! Het kan
langzaam.
---^--gt;5--------H-,--Tj-
—-« •-} '
'-#.-A-3.-#-J-
Liel'-ste's ver - la - ten : «Och ! geef ons dan toch een ge- dach-te-nis
quot;Woorden van Dr. J. I*. üCEIJE, Zangwijze van J. quot;WOK!?.
tpESEf—2—g—'dEö—2-1
ba — ten?
/Tn zeer Uluq.
-^=isq
its=:jsz
fe±=fe:
- ten!
t
4
Drie aar- di - ge jon-gens die voe-ren ter zee; Zij moes-ten hun
vertragend. vlug. langzamer.^
*) Me dunkt, ik heb voor lang ergens een liedje gelezen, dat hierop 'leek: — maar -k weet het niet zeker!
Het le, 2e, 3e, 46 en 5e (en de 8 éérste maten van bet 6e) Versje. Zeer vrotijh en lou.
-#■
1.
Drie aardige jongens, die voeren ter zee;
Zij moesten hun Liefste's verlaten: „Och! jreef ons dan toch een Gedachtenis mee!quot; Zou het baten?
Eén gaf hem een' ving, met een lokje van hair;
Eén gaf hem haar beeld, naar het leven; De derde wofi' — öf hij het goed vond, bf naar. Hem niets geven.
De ring viel in zee — en het beeld in den vloed.
Nog voor dat ze kwamen in 't Oosten:
Toen moesten de jongens hun droevig gemoed Toch wat troosten.
4.
Twee zochten dan troost in het bitter verdriet.
Dat sterker en sterker hen drukte. Bij bruintjes en zwartjes... daar is anders niet — En het Inkte!
5.
De derde, dio niets van zijn Lievert ontving. Die had er ook niets van verloren; —
Maar toch bleef zijn hart (schoon hij beeld had, noch ring) Haar behoorjn!
Dos, Meisjeslief! varen uw vrijers ter zee,
En moeten ze op slag u verlaten — Och! geeft ze zoo weinig als mogelijk meê... Het kan baten!
Verzameling van Nederl. Liederen. — Bundel.
Eens zoo snel.
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. J. I*. HET JE.
, /Ts /Ts
i
ZÉ—l
Wil je va-ren... Wil je va-ren, moet je va-ren naar een reê.
In een klip- of zand-bank-zee — Wees dan op de wil - de ba - ren
g
*
Me-nig Li - nie-schip zag'k stranden,
s ▻
a
quot;t
13
1-4
n n
w
m H
o
It
1
it
13
Waar een Plat-boomd nog kon lan - den. Nog kon lan - den! Als laatste maat van het 2e en 3e Versje:
zeer langzaam. /rs /rs
fc=
Waar een Plat-boomd nog kon lan-den, Me-nig Li-nie-schip zag'k stranden,
zeer langzaam.
Met een via-schers-hulk te vreê:
m
i
it
't Liefst mgn lot Vis - schers-boot
ban - den! lan - den!
2de Versje: 3de Versje:
Wil je varen, moet je varen Naar ®en reê. In een klip- of zandbank-zee — Wees dan op de wilde baren Met een visschershnlk tevreê: Menig Linieschip zag 'k stranden, Waar een Platboomd nog koo lauden. |
Zeil' de Driemast ééns zoo prachtig Door de Zee, Als 't Ondiep geen hinder deè — Schip en Visschersboot, waarachtig. Zoeken 't zélfde toch... de Reê! Wie dus 't veiligst er kan landen Stel ik 't liefst mgn lot io handen. |
Schuilen ergens érger klippen Om een reê,
Dan die in... de Levens-zee? Wie behouden dóór wil slippen,
Wees dus met een Hulk tevreé: Menig Linieschip moet stranden Waar een Visschersboot kan landen!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van 33r. J. 3?. HEU K. Zangwijase van KICHA.RD UOU.
Hu9Uge (tetcegUig
zacht.
zncni. ^ . t w \
y Lü
uw pril - le jeugd,
Va-ders, Moe-ders zorg ont-
Êëi
5J
p r t '
Hee-ren, Kweekte Neerland
,. I* • . h |
H amp;
B
lt;! amp;
is
M
Hl 12 m
a
n
ia C5 a
lquot;!--N:
sr
-cr-r
deugd: Schaart u,
zacht.
lOt
i(fe' 1 jTh:!;
es H
Zondag-morgen, biijde dag! Als. ter Kerke zaamgekomen,
'i Hart der Weezen met de Vromen God den Heere loven mag; En voor 't liefdrijk Vaderland Zegen smeeken van Gods Hand!
Moest gij,
Vaders, Hoeders zorg ontberen. Ouder 't Vader-oog des Heeren, Kweekte Neerland u tot deugd; Schaart u. Weesjes! schaart u zaam, Ter vereering van Gods naam.
Ou- der 't Va-der - oog des
^ zwellend • • • lt;
MM È ^
hi J |
1 i |
van Gods naam, 1.
'.n uw prille jeugd
„r V
Wees-jes!
be - ren...
=t
Dat gij zijt van Neêrlandsch bloed!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. ]?. HEUE. Zangwijze van T. STEE'NHUIS.
-N—H-
gt; •
't Bloeit van bui - ten, 't bloeit van bin- nen. Liefste! nu dees lie-ve | ||||
|
dag, Wil-lig tot een nieuw be-minnen, In een nieuw klein Huisje ons zacht
-A-
zag; Nu er met der len-te bloe-sem Rijk in vor-men, frisch van
awelUnd.
c
agt; ■O
H amp;
a
lt;!
Z
M «
m
K
n B ü
S gt;
0 tgt;
1 te
-, ■ gt; -
kleur, In ons hof-je — in on - zen boe - zem Fris - sche sterk. zeer sterk
«a
-0 •-
•■j
rijk-dom is van geur; Fris-sche rijk-dom is van geur.
't Bloeit van buiten, 'tbloeit vanbinnen, Liefste! nu dees lieve dag, Willig tot een nieuw beminnen, In een nieuw klein huisje ons zag; Nu er, met der lente bloesem. Rijk in vormen, frisch van kleur, In ons hofje — in onzen boezem Frissche rijkdom is van geur. |
Wie zich rustig kan beperken In den engsten, trouwsten kring. Hij weet zeker, wat zijn werken Daar als kostlijk loon ontving; Woel' dan rond, in weelde of smarte. Wie naar ruimer ruimte vroeg... :t Kleine hofje, 't kleine harte Geeft ons pligt en heil genoeg. |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Ur. J. 3?. HEUE. Zangwijze van JOS. BELT JENS.
gemoedelijk.
zacht.
Blaau- we bloe - me - tjea in 't ko - ren, Aar - dig
zwellend. staat gij tus - scben 't graan. Maar een plek - je gaat ver-■ —zacht. | ||||||||
|
lo - ren, Waar een rij — ke halm kon staan; Lief- lijk
seeeÊ
W-t
sie- raad moogt gij we- zen, Maar, zoo ge al te we - lig half sterk. . 7 ■
■V-
mm
i
r
P-
groeit, Zou ik, en met re - • de- , vree - zen. Dat ge
afnemend. 3^ w
i
-A-K-
Bl
•' »
snel wordt uit - ge - roeid. Dat ge snel wordt uit - ge - roeid. Se yeraje.
3
ÈÊ
i:
II
—gq—y
Als de land- man in de vo • ren, (enz.)
1.
Blaauwe bloemetjes in 't koren!
Aardig staat gij tusschen 't graan; Maar een plekje gaat verloren,
Waar een rijke halm kon staan. Lieflijk sieraad moogt ge wezen;
Maar, zoo ge al te welig groeit, Zou ik — en met reden — vreezen. Dat ge gaauw wordt uitgeroeid.
Als de landman in de voren
Kostbre korrels heeft gezaaid,
lin, in plaats van voedzaam koren,
Niets dan blaauwe bloempjes maair, Zal hij 't land onvruchtbaar noemen, Dat zoo schralen oogst hem gaf — £11 hij snijdt met regt uw bloemen Als verdervend onkruid af.
Daarom, bloemetjes in 't koren!
Wees een siersel, niet een last, 't Best van de' akker gaat verloren,
Waar gij M te welig wast.
Wilt ook ons de leering geven :
»Nut moet vóór genoegen gaan, ,En 't vermaak in ieders leven
«Zij eene enk'le bloem in 't graan.''
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Tgt;r. J. 3P. HEI JE. Zangwijze van JOS. BELT JENS.
1
amp;
»-—^ « •
zacht
^Mijn knaap van vijf-tien ja - ren Wat zal hij doen Met goed fatten sneller en flink in de maat
m
matig sterk
soen ?quot; Ik denk : hij kon gaan va - ren! De zee is rijk, de zee is
| ||||||||||||
groot: Zout wa-ter geeft het zoetste brood! De zee is rijk, de zee is |
se£=*—-J
*—
groot: Zout wa-ter geeft het zoet-ste brood!
1.
«Mijn knaap van vijftien jaren Wat zal hij doen Met goed fatsoen?quot;.... Ik denk, hij kon gaan varen De Zee is rijk, de Zee is groot, Zous water geeft het zoetste brood! 2.
Wil hij te land graag blijven; Waarom niet vroeg Met spa en ploeg Kloek Akkerwerk te drijven? Een kerel groeit er zeker van: Een Boer is anderhalve man!
Matige bewegimg.
met puntige voordragt.
-K—K-1—
3.
Of mogt hij liefst begeeren (Heeft hij verstand En vlugge hand)
Een Ambacht goed te leeren — Ik sta hem borg voor loon en gunst, Hij hebb' maar trouw en vlijt en kunst.
4.
Slechts dat zon mij verschrikken. Zoo hij begeer'
Als halfblanks Heer Te gaan uit pennelikken;
Schoon rok en boord en hoed wat blinkt. Dat brood is steeds doorweekt— met inkt
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. .T. T1. HEXJE. Zangwijze van EICHCA.ED HOL.
Ertitltg, doch niet te langsnuut.
-4=sh—I—,
Dat gaf u lyd-zaatn-heid en moed, Gij, fier oot-
K
(3 01 ■O
Eh
a
s
H
n
(4 n w C5
ö gt;
a %
bo
| ||||||||
moe-dig Voor-ge - slacht, Eene Eeuw van worstling dag en |
Ëfc
» 2
:F
f^i
Iquot;
nacht----«.Door Een - dragt, Magt; door Een - dragt, Magt!
Dat gaf u lijdzaamheid en moed, Gij, fier-ootmoedig Voorgeslacht, Eene Eeuw van worstling dag en nacht., //Door Eendragt, Magt!quot;
2.
Eén-dragt... o woord van diepen zin : Zie Mier handen, klein en groot, Ze dragen; trouw in allen nood, Ja, tot den dood!
1
Ze dragen: allen t'saam als één, En èlk alsof hij allen waar': En houden Spanje Tachtig jaar Den evenaar!
4.
Een kinderhand wordt reuzenvuist: En als een greep van diamant Is 't — waar de teêrste maagdenhand Den last omspant.
Mijn dierbaar Volk, zie toe: er knaagt Een worm onzichtbaar aan den band Die thans als éénheid a omspant: —
Eendragt, hou stand!
Pes-bcgéerd, kan dit lied uit D£3 (5 Mollen), of uft C (zonder vfórteekens aan dou Balk) gezongen worden. — Men ziuge wijders bet 2e en bet 5e Versje héél gacbt.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
Nr. 24.
STA PAL.
quot;Woorden van Dr. J. 3?- HEI JE.
Zangwijze van J. J. quot;VTOTT-A..
zoo pal, mijn Va-der-land, Mijn Va - der 1.
Sta pal, mijn dierbaar Vaderland,
In last en leed, in nijd en noodl Doe nog der Vadren eed gestand:
»Voor regt en vrijheid, zege of dood!quot; Houd — waar uw regter- 't Zwaard omsloot Op 't Bijbelboek de linker-hand;
En sta zóó pal, mijn Vaderland,
Mijn Vaderland!
2.
Sla pal, mijn Vaderland, sta pal.
Schoon 'heel de wereld wanklen moog'! Omring n met een vasten wal,
En hef kloekmoedi!» 't hoofd omhoog De deugd in 't hart, op God het oog... Dan staat Gij — wat bezwijken zal — Dan staat Gij onverwrikbaar pal.
Mijn Vaderland!
»—•— Sta pal, mijn dier-baar Va - der-land! In last en leed, in | ||||||
| ||||||
nijd en nood! Doe nog der Va-dren eed ge-stand: ,Voor |
bel - boek de lin-ker - hand. En
ÉliiTquot;
Plegtig.
i
land!
T
regt en vrij-heid, ze-ge of dood 1quot; Hond, waar uw reg - ter-
1=
w
ö O quot;Ö
Elt;
a
lt;!
5
H
n
K
n w ö
rt
Efc
't Zwaard fe
om - sloot, Op 't Bij ■
ii
1» a te
Verzameling van Nederl. Liederen, — 2de Bundel.
Nr. 25.
RUST.
quot;Woorden van Dr. J. F. HEIJE. Zangwijze van IFEA.NS OOENJEN.
Ijangxnant.
/ r ^ w p
Wij rus - ten van den zwa-ren dag
-h-4V-^-v
lom-mer, Wij rus-ten van den zwa-ren dag
sterk
Het boofd om-hoog, in 't oog een lach,
-p-p-i/
itSizS.
^=2=
0--0-
¥
:
In 't bloe-sera - sneeu-wend
~!—k—
1
w
a 0) •o
W
1?
lt;! amp;
M
3 w
B
m
gt;»
In 't bloe-sem-sneeuwend h S i
feÉ
=1=
-p—i--
Li i
lom - mer.
De
n w O
8
ö gt;
i
Want Ar - beid is des
geest be - vryd van kom - mer;
P
=^t-
Tens lost, 1.
hoe heer- Ijk
En 6,
I EfiÉÊ
s»-
V
le -
smaakt dan Kust 2.
P u
Ji-
W9 rusten van den zwaren dag In 't bloesem-sneeuwend lommer, Het hoofd omhoog, In *t oog een lach. De geest bevrijd van kommer; Want Arbeid is des levens lust, £n ö, hoe heerlijk smaakt dan Bust! Wat zijt gij, zware levensdag. Dan tobben, slaven, zwoegen? Doch, daar 't niet anders wezen mag. |
Och! kruipt er somtijds in uw bart Een ditje, of wel een datje...... Getroost aan 't Werk — en alle smart En alle leed vergat-je; Eti hoe ze waakten: — de avondrust Die heeft hen straks in slaap gesust. Wil ik mij gaarne voegen: Eens toch — wacht alle Moêden rust, Aan die gestamde bemelkust. |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. I». HEI JE. Zangwyze van A-XiEX. quot;W. A.. HEYBLOM.
Matigr- beweging.
èI1
9-\gt;
Des mor-gens laat, des a - vonds vroeg, En nog een mid- dag-
i
eg
W
i
i
druil - tje... Gij graaft u zei - ven (diep ge-noeg!) een kuil-
EE
En
a lt;! h Z
w P H
W «
PQ H O
4--
i
SE
«i—
tje, een kuil - tje. Waar kracht en lust te gron-de in gaat, Des - —t-^—*-»--l-n---N =---S
a-vonds vroeg, des morgens laat! Waar kracht en lust te gron-de in
gaat. Des a - vonds vroeg, des mor - gens laat!
Des morgens laat, des avonds vroeg, En nog een middagdruiltje. Gij graaft u zeiven (diep genoeg!) Een kuiltje. Waar kracht en lust te gronde in gaat Des avonds vroeg, des morgens laat! |
Des morgens vroeg, des avonds laat... Doe eer of schat verwerven, Maar 'tkost je mooglijk, beste maat! Vroeg sterven: — En zie, dan komt u duur genoeg Des avonds laat, des morgens vroeg! |
Neen, 's avonds vroeg, en 's morgens vroeg,
Dat is het kunststuk, knapen!
Te véél nooit — nooit ook niet-genóeg Geslapen!
Wie slaapt, verslaapt; — wie waakt, verwaakt; Wel hem! die beiden even maakt.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
-T-
■Woorden van Dr. J. IP. HEI JE. Zangwijze van JOU. J. H. quot;VJEEHXJILST.
Frtach.
Een scheepje zag ik va-ren, Het voer al naar den Oost.Och
. 2^ . 2 _ TTquot;
=t=t
Ö m ■ü
EH
a lt;
g
H Hl
w
n «
n
H 0
I
Lief-ste, wees ge-troost! och Lief-ste, wees ge - troost! Al
zijn er zil - te ba - ren En he-mel-hoo-ge vloed En
win-den, niet te sus-sen... Geen zee de vlam kan hlusschen Door
a2^=^q=r=r—i_^q===j=±z f i ' • • • t
trou-we min ge - voed, Geen zee de vlam kan blns-schen Door
I
re
trou- we min ge - voed. Een scheepje zag ik varen. Het voer, al naar den Oost____ Och Liefste, wees getroost! Al zijn er zilte baren En hemelhooge vloed En winden, niet te snssen...... Geen zee de vlam kan blu«schen Door tronwe min gevoed. |
Een scheepje zag ik varen Het voer, al naar den Oost____ Och Liefste, wees getroost! Al zijn er hooge baren En klippen, scherp van kant En onbedwongen winden..... Daar is geen klip te vinden Waar trouwe liefde op strandt. |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2lie Bundel.
Nr. 28. DE KLEINSTE.
quot;Woorden van Dr. J. 3?. HEUE. Zangwijze van JOS. BELTJE'NS.
i pi' ' f
o - ver- al Om ie-der bloempje te be-sproei-en; Ook 't klein - -
groei-en. Daar ruischt een blan-ke wa- ter-val. En drup-pels spat-ten
_ r, s . . n i ^ j**i__
U p I
™ J J
P i
I N
3
ste, Om ie-der bloempje te besproei-en; Ook't klein — ste
w
a
O
■o
EH h «lt;! Sh S
Ht
a
w ffl
rt n
ü
i
:dz
pS
W
quot;rtr
J
t
J
-1-^
gt;—|—^
In 't groene dal, in 't stille dal, Waar kleine bloempjes groeien, Daar ruischt een blanke waterval, En druppels spatten overal, Om ieder bloempje te besproeien.. Ook 't kleinste! Omhoog, omlaag, op berg en dal, Ben 'k in de hand des Heeren! Toch kies ik, als ik kiezen zal, |
En boven op der heuvlen spits. Waar forsche boomen groeien. Daar zweept de stormvlaag fel en bits; Daar treft de rosse bliksemflits. En splijt, bij 't davrend onweérloeien. Den grootste! Mijn stille plek. mijn' waterval; Toch blijf ik steeds, naar mijn begeere i. De kleinste! |
3.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. 3?. UEUE. Zangwijze van quot;WIXiH'JSXijMTJS SMITS.
| ||||||||||
Zon-ne-schijn-tje, mor-gen - licht! Als ge tin-telt op de |
»• t
=?=
ra-men, En weêr blinkt in ons ge-zigt, Vou-wen wij de han-den
zacht
za men, En wij dan-ken, met ont-zag, Voor dien nieuwen, schoonen
dag, En wij dankcn.met ontzag, Voor dien nieuwen, schoonen dag. 1.
V-~quot;ë
-N—K
Ü
ï-l
-m-'—
Zonneschijntje, morgenlicht! Als ge tintelt op de ramen. En weêr blinkt in ons gezigt. Vouwen wij de handen zamen. En wij danken, met ontzag. Voor dien nieuwen, schoonen dag. |
Zie! wij leggen 'savonds 't hoofd Altijd maar zoo rustig neder. Alsof iedereen gelooft, Morgen komt het zonlicht wéder. Niemand onzer denkt er aan, Dat ge ook eens niet op kondt staan. |
Niemand mooglijk heeft gedacht Dat, zoo Gij al weêr mogt komen,
Ons misschien geen morgen wacht Na ons slapen, uit ons droomen... Daarom, schoone morgengloed! Wees met blijden dank gegroet.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
'Woorden van Dr. J. IP. HET JE. Zangwijze van ITRAJNS COENEN
——*r-N~K--K—^
Levendig.
matig sterk
Och! wat een drin-gen
wrin-gen, mijn jongen! Rep je wat.
al - tijd nog eer-der dan gijl 1.
Och f wat een dringen en wringen, mijn Jongen!
Rep jo wat, man! of je komt nog te Iaat.
Zyt ge niet bang, dat de wereld vergaat,
Eer ge nog half uit uw dop zijt gesprongen?
Loop maar... gy loopt toch uw neus niet voorbij: Die is er altgd nog eerder dan gg.
Alles het eerste, dat is een plêziertje.
Dunkt u niet vriendje? Gtf kijkt zóo tevrêenf... De eerste blaauw-oogen, daar ga jo raeè heen;
*t Eerste blaauw-scheeutje, hoe vindt ge 't, myn diertje? 't Eerste schat-rijk; maar, dat 's raar bij de liên; 't Eerste dood-arm: damp;t is daaglyks te zien!
Haantje! gjj zult er uw kuif bij verliezen;
Haantje! gg raakt er uw veêrtjes bg kwijt:
Leer u bezitten, en wacht op uw tijd.
Dan hebt ge kans om het béste te kiezen; —
Altijd de vóorste geeft énkel profijt.
Als gij 't in wijsheid en eerlykheid zijt!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2do Bundel.
Nr. 31.
EEN KLEIN JOKKENTJE.
quot;Woorden van Dr. «T. !gt;. UEUB. Zangwijze van quot;WIIjTIEIjMIXJS SMITS.
Matig snel.
Puntig, maar toch met uitdrukking
E=ï!
heb ik laatst ge - le - zen ; En zijn ze jonk een beet-je kwaad, Me | |||||||||
| |||||||||
dunkt dal men van zelv' al raadt, Wat ze ou-der zul - len |
dunkt het heeft geen nood.... Maar—klei-ne kin-dren worden groot. Dat
eirellend
Een klein, klein jok kentje, Zou dat wel zonde we-zen ? Me
-5=—^r
—=p;
^=2=
zacht
=s-l^c_
we - zen. Wat ze ou-der zul - len
I
w
a
a •a
B amp;
a
lt;! Eh
I
PQ
w H Ö
fl
eg gt;
© gt;
ö
(X)
sterk
Hf
-V-»-
=t
i
»■
we - zen.
Een klein, klein jokkentje, Zou dat wel zonde wezen? Me dunkt, het heeft geen nood... Maar — kleine kindren worden groot. Dat heb ik laatst gelezen; En zijn ze jonk een beetje kwaad. Me dankt, dat men van zelv' al raadt, Wat ze ouder zullen wezen. |
Een klein, klein jokkentje, Al was het nog zoo'n diefje, Groeit tot een booze gast; En grijp-je en knljpt-je en houdt-je vast, Dat geef ik je op een briefje; — En menig brave man of vrouw Heeft van zoo'n jokkentje berouw Hun heele leven, — liefje! |
Verzameling van Kederl. Liederen. — 2de Bundel.
zfzl
quot;Woorden en Zangwijze van Dr. J. I*. HEI JE.
Pretttg en vrtendelfjh.
Wie door't Le-ven wil voe - té - ren Naar den eisch, naar den eisch, |-. --■---1^=^' *
Heb je'tniet?—Ik zal u lee-ren,
frisch
i
(Mits ge er uw pro - fijt meê doet) Hoe ge dat ver - krij - gen moet.
Wie door 't Leven wil voetéren Naar den eisch,
Neem' wat teergeld meê op reis....
Heb je 't niet? — Ik zal u leeren (Mits ge er uw profijt meê doet)
Hoe ge dat verkrijgen moet.
Vroomheid, trouw en reine zeden,
Zij u Goud; —
Goeden moed, beleefde kout.
Strooi' ze als Zilver op uw schreden;
't Kopergeld, waar gij naar tracht.
Vindt ge in Werkens-lust en kracht.
Hebt ge die, dan moogt gij 't wagen! —
Vrij en vrank Reist ge dan uw leven lank,
Zonder iemand iets te vragen:
En als zich uw reis besluit....
Rust ge in 's Vaders woning uit.
IT
Neem* wat teer geld meê op reis..
vertragend
H
En amp;
lt;
fc M
B pq
rt n w o
a
C8 gt;
O
s
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
Nr. 33.
I N G E N.
quot;Woorden van Dr. .T. ï». HETJE. Zanewijze van. quot;W. F. Gr. N1COL-A-Ï.
Hfattge heieeglng.
lief ijk
=■ ^1-F f-J-jrfr fT-t-
* É ë é-
dE
J I |
i
P* -ar -y -y 1 ^ ^ 0 m 0 ' ' 1 ^ -SD-
• gt; ffi T r 1 1 u 1 • t
iz i ■». i
ge- klag, Mogt ik wel luis-tren
Gij leeuwrik en gij nachtegaal 1 Al zingt gij heel verscheiden,
Toch hou ik van u beiden. En boor graag naar uw zoete taal. Wanneer ik dwaal Door boscb en veld en weiden! — En naar uw juichen en geklag,
Mogt ik wel luistren nacht en dag.
Gij, leeuwrik! stort in mgn gemoed Een lust en kracht tot leven, Tot werken en tot streven,
Wanneer gij, juichend, de' eeraten gloed
Des morgens groet......
En, wat mijn hart doe beven,
't Is, of ge er vrede en rust in giet, Zacht-kwelend Nachtegalen-lied!
dag.
2.
Gij, lieverts! leerdet me overlang: ■ Al wat de borst doet jagen. Of zuchtend doet vertragen.
Dat uit bet bést zich in den drang Van zoet gezang.
Met juichen en met klagen — En iedre toon van vreugd en smart Vindt bron en weerklank in het hart I
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
Nr 34.
DE KLEINSTE.
■Woorden van Dr. J. F HEIJK. Zangwyze van W. F Q NICOJLA.Ï.
Rtimltff snrh* | ||||||
| ||||||
In 't groe-ne dal, in t stil - le dal, Waar kleine, klei-ne bloempjes |
i--quot;
groeijen, Daar ruischt een blan-ke wa-ter-val; En drnp-pels spat-ten
o - ver-al. Om ie - der bloempje te be - sproei-jen Ook
vertragevid
'Si f.
Ook 't. klein
i
:1=3
=1:
2.
w
a
O
■o
B
Eh lt;
b
Z
H
H
tq «
pq
H C5
d
cc gt;
O gt;
CS M
IÉ
Éê
Tfe
i
v 1 r
ook 't klein-ste.
; klein-ste.
1.
In 't groene dal, in 't stille dal. Waar kleine bloempjes groeijen Daar raischt een blanke waterval, En druppels spatten overal, Om ieder bloempje te besproeijen. Ook 't kleinste' Omboog, omlaag, op berg en dal, Ben 'k in de band des Heeren! Toch kies ik, als ik kiezen zal. |
En boven op der benvlen «pits. Waar forsche boomen groeijen, Daar zweept de stormvlaag fe' en bits; Daar treft de rosse bliksemflits. En splijt, bij 't davrend onweêrsloeijen, | Den grootste! ! Mijn stille plek, mijn waterval; j Toch blijl'ik steeds, naar mijn begeeren, De kleinste! |
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden van Dr. «T. T*. HEIJE. Zangwijze van EZ. CRA/JS STVA-NG-EIB.
Regt vroiQky doch niet te aterh.
4-
; ï:
» »
-i-?-
lt;! g
w
H CP
tó n
H O a
eg gt;
Zie! hoe Len-te de Aarde kust.
! N 1^^ k ,
ii
\ U \ igt;, 1 ^ I P I
tel ■ kens ban-ger t Droeve kia-gen in den lust!
! h I
i
-ft
Waar-om mengt ge J_JV_|_A.
b-g—S—
^ ' lgt; ïeedre zan-ger, Klaag niet lan-ger,
fcT=r:
TO
a
m
f-
't Droe-ve kla gen 1. Bloemen dragen Al de hagen, Geuren waaien overal; Klagend dwalen Nachtegalen Langs den bla i ken waterval! Zie! hoe Lente de Aarde kust. Teedre zanger, Klaag niet langer, Waarom mengt ge telkens banger 't Droeve klagen in den lust! |
Winterdagen Brengen vlagen. Brengen plagen ons genoeg; Als de hagen Bloemen dragen, Is 't voor klagen veel te vroeg. Op dan, hartjes! kweelt nu blij: Krissche kleuren, Zoete geuren. En wat üedjes uit den treuren Passen bij het Lente-tij. in den lust! |
■
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
/Vr. 30. OPWAARTS.
quot;Woorden van Dr. J. IP. HEUE. Zangwijze van JOS. BELTJENS.
i 1 ' 1 i u r p naar zijn hel-dre bo - gen Den droeven blik te slaan, den droe-ven half sterk -—j—I- | ||||||||||
|
rein en troos-tend 1.
Met duizend sterren-oogen Trekt ons de hemel aan, Om naar zijn heldre bogen
Den droeven blik te slaan; En als hun glansen blinken Op 't moêgeweend gezigt. Die stralen in te drinken Van rein en troostend licht
ï11
i
#—•-
IH
I
lt;! a
2.
Met duizend, duizend tongen
Zendt lucht en zee en aard' Een loflied, nooit volzongen,
Welluidend hemelwaart. Zoo — liefderijke Vader!
Voert al 't geschapen schoon Ons telkens, telkens nader Naar de'ongeschapen troon!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
Nr. 37.
GOÊ MORGEN.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. !P. HEI JE. Zangwijze van !PRA_NS CCENEN'.
Frt/tch.
zacht
dug ont-sluit zijn gou-den pooit; Daar komt de Zon met iil haar zwellend
—*—#—•-?=«—»—
stra-len, En dringt tot in de dicp-ste da-len, En roept tot elk
sterk
=t—i?—?
De
$
i
w
met vriendlijk woord: Goê morgen ! goê morgen 1 goê mur - gen !
De dag ontsluit zijn gouden poort;
Daar komt de zon met al haar stralen,
En dringt tot in de diepste dalen;
En roept tot elk, met vriendlijk woord: Goê morgen!
En naauwlijks hebben zij 't gehoord.
Of bloem en vogels worden wakker;
En 't klinkt, langs boseh en beemd en akker, In duizendvoud herhalen voort:
Goê morgen!
Dat is een toon, die 't hart bekoort! —
Wel-op, gij Slapers! laat dat zingen In huis en hart dan binnendringen:
En zegt (als 't u tot arbeid spoort):
Goê morgen!
Hij, wien een goede morgen gloort,
Hij mag, bij 't werken naar zijn krachten. Een' goeden dag en avond wachten:
Tot eens hem straalt, in hooger oord: Goê morgen!
amp;
a
•«1
a
M Hl
w
M
CD
O a
lt;3 gt;
a
Verzameling van Nederl. Liederen. — ade Bundel.
Nr. 38. PRET.
quot;Woorden van Dr. T. f. HEIJE. Zangwijze van quot;W. F. Gr. NICOIjA-X.
Vlug.
-b-fc
^ TT
'k Heb ont-zag-lijk pret van daag! Zoo iets regt plê - zie - rigs,
sterlc
—0-#—'~MV
V U f
~P ?
s. X P
-F-H-#■
Dat ik heel de we-reld vraag; »Zie je 't...
i=ti;
I
'ik * Tie-rigs,
u 'i
zacht | ||||||||||||
|
E^eeS
i
Si
fr rr?
\—±-.
glim-pen, En zij schimpen; „Hoor! dair kuiert er vast een!quot;
1.
'k Heb ontzaglijk pret van daag! Zoo iets regt plezierigs.
Tierigs,
Dat ik 'heel de wereld vraag:
»Zie je 't?.... ik heb Pret van daag En zij kijken.
En zij strijken (Heel verwonderd) langs mij heen; En ze glimpen,
En ze schimpen;
„Hoor! daar kuiert er vast een!quot;
Kom! — zoo ménig' is bedroefd ... En Iaat op zijn wezen Lezen,
Dat het leed zijn voorhoofd groeft; (Waarlyk zonder datt'et 'hoeft!) Al dat grienen Kan niet dienen,
En je wint er toch niets meê; — Wou ik glimpen,
Wou ik schimpen,
'k Zet: jdkar kuieren wel twee!quot;
Maar— 'k heb razend pret van daag En wil andren praten
Laten____
Mits Mij dan maar niemand vraag': Wkarom heb je pret van daag?quot; Als ze glimpen.
Als ze schimpen.
En mij elk als gek veracht,
Zal ik denken Bij hun krenken:
*'t Best lacht, wie het langste lacht!quot;
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;W oorden en Zangwijze van Dr. J. I». HEI JE.
Heel hartetyh.
; i sï;:!
s
ö O
-e H
amp;H
S
lt;ï
l?
f
lgt; igt; ^ fer T r
is Is ' dan een' Ko-ning
klei-ne wo - ning, Maar nog lie - ver
P b P
Ne - drig, Mees - ter! h
r±:
uw stand,
IS h
U U b
r f ? f
Po - ver is uw h—ft gt; /
w ^ lt;- — T - 5 m J f- b '
pi
-M-
^ P P gt; P P ?quot;
| ||||||
' quot; quot; gt; T F f Noem ik U mijn bes - te vrind. Men ka» de eerste Maat óok aldus zingen; |
Ne - drig. Mees - ter,
i
ZifZ
1.
Necirig, Meester! is uw stand,
Pover is uw kleine woning;
Maar nog liever dan een' Koning Geef ik U mijn regterhand,
Liever dan een koningskind Noem ik U mijn beste vrind!
's Morgens vroeg en 's avonds Iaat, Nimmer, Meester! zijt ge moede,
Om de kinderkens ten goede Op te kweeken naar hun staat.
Om ze in kennis, deugd en eer Op te kweeken voor den Heer!
Worde op Aarde u karig loon.. . De Oogst van wat gij Hier mogt zaaijen. Zult gij in den Hemel maaijen,
Als gij neêrknielt voor Gods troon; Als uw raam, met Englenselirift, 't Levensboek wordt ingegrift.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel
quot;Woorden van Dr. J. 1? HEI JE. Zangwijze van SOPHIA. HEI JE.
Lteflijh ernstig, doch niet te langzaam.
,, zucht
li
ziz.
-P-re-
*=w=^- In des Levens don-kren nacht (Mits ge uw oo- gen o - pen-houdt) zwellend | ||||||||
| ||||||||
Blin-ken steeds in rei-ne pracht Ster-ren door de ne-\el-jagt; |
Eén als zil-ver, één als goud, Eén als zil - ver, één aU goud.
In des levens donkren nacht,
(Mits ge u oogcn openhoudt!)
Blinken steeds, in reine pracht,
Sterren door de neveljagt,
Eén als zilver, één als goud!
Avondster met zilvren tint,
In Herin'rings zachte glans;
Wat uw harte heeft bemind,
U bekoord heeft of verblind.
Schemert in haar stralenglans!
Morgenster met gouden gloed,
Is der Hope schittrend beeld;
Wat ge, aan blijde droomen, voedt, Kwéekt en koestert in 't gemoed, Toont ze in 't licht, dat haar omspeelt! 4.
Bid dan — hoe door 't lot benard, Dat (of 't zonlicht daalde of rees). Gij uw Oog heffe en uw Hart In Herinn'ring, zonder smart.
En in Hope, zonder vrees!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundal.
quot;Woorden en Zangwyze van Dr. J. 3?. HEI JE.
Humltg blffmoedlj.
Een uur-tje lust, e: K a |
een dag - je last, Is 't mengsel, dat het a 'quot;dit . \ |
best ons past; 'k Vrees, wie het an-ders heb-ben woü, Dat sterk * *
w En i? «!
$
hij zijn lust aan Lust Wel - haast ver-lie-zen zou, Dat vertragend * zéér langzaam
H
n
K
n
B O
a
e
tgt;
:ifÖ
-»—•—*---•-
hij zijn lust aan Lust Wel - haast ver-lie-zsn zou.
~'—Jr
i.
Een uurtje lust, een dagje last, Is 't mengsel, dat het best ons past; 'k Vrees wie het Unders hebben woü, Dat hij zijn lust aan Lust Welhaast verliezen zou.
2.
Wat ons bekoort en streelt en boeit 'Hoeft niet veracht, 'hoeft niet verfoeid! Och neen! geniet het dankbaar-blij; Maar zoo, dat van uw Taak 't Alleen Vcrpóozing zij.
ij0*:
Leer bovenal, reeds in uw jeugd, Dat Ernst — de Vader is der Deugd; En dat de Smart ons hart gewis (Al schijnt ze soms wat straf!) De teerste Moeder is!
4.
Smaak lustig dus wat de Aard u biedt . Maar mor dan om haar lasten niet; En denk: „zoo 'k eens mijn oogeasluit, Zien ginds die lust en last Er ligt héél knders uit!quot;
Of 't Hier dan goed of kwalijk zij, Biijf vrolijk-ernstig.... rustig-blij;
En bid in vreugde, en bid in nood, Steeds eerst om 't Hemelsche En dan om 't Aardsche brood!
Verzameling van Nederl. Liederen. — ade Bundel.
Nr. 42.
KERMISPRET.
quot;Woorden, van Dr. J. 3?. HEI JE. Zangwijze van J. B. quot;VAN BREE.
»quot;■ lij - ên ; — Doe me voor de bit - tre tij - en Sui - ker | ||||||||
|
er zijn, Voor wie al-tijd ar - moê
-Ö—Ö-
e
in mijn bran- de - wijn. Hop maar, .laantje! Hóp maar, Jan! Dat gaat | ||||||||
|
Slerh en and. „--ö--ö-T-
#Een- maal weel-de
-JS!—-45?-
moct
Man! i zwie-ren, «Eenmaal weelde moet er zijn. Voor wie altijd armoe lijên; — Doe me voor de bittre tijên, Suiker in mijn brandewijn: Hop maar, Jaantje! höp maar. Jan ! Dat gaat op een zwieren, Man!quot; n H O a e gt; o s amp; op |
Weet ge, wat het liedje vraagt? Wie of 't pretje zal betalen. Wie de schaê draagt van dat malen ? Of ge 't inzag'. Man en Maagd! Geld, gezondheid, dengd en eer. Die verdanst ge in éénen keer. op een zwie-ren, Man! Hop maar, Jaan-tje! Hóp maar Jan! Dat -•—'jv: |
Voor wat nu door 't keelgat slaat, Zult ge een winter Armoe lijên! En de kindren zullen schreijen Harder dan de videl !) gaat: Éénmaal weelde en Altijd nood... Beter hou ik: daaglijkscb brood!
') Videl: Vedel; Viool.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2de Bundel.
quot;Woorden en Zangwijze van M. A-. 13EA/NDT3 BUIJS.
mee... hoü zee, hofi zie.
•w ~
Het loo-pc te-gen,'tloo-pe mee... hoü zee, hcü zee. 1.
Hoü zee.
Hoü moedig zee!
Gij leus van onze Vamp;dren,
Stort weer ons kracht in de adren : —
Het loope tegen, 't loope mee,
Hoü zee!
Hoü zee,
In krijg en vreê!
Kamp wakker met de golven. Wel worstlend — nooit bedolven; Het loope tegen, 't loope mee, Hoü zee!
Z f
Stort weer ons kracht in de a-dren : — Het loo-pe
! ' I
J^ZÉZ
S.
Hoü zee Hoü krachtig zee! Wat stormen u omgeven.
Tot. God de ziel geheven: — Het loope tegen, 't loope mee, Hoü zee!
4.
Hoü zee,
Hoü juichend zeo!
Wie dan zijn Vlag moog' strijken. Ons Neerland zal niet wijken. .. Het loope ons tegen, 't loope ons mee. 't Houdt zee!
quot;!■
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2lt;ie Bundel.
quot;Woorden van Dr. J. P. HKIJE. Zanewyze van quot;W. F. Q. NZCOI.A.Ï.
Matig.
sterk
zacM
Ei
AI beeft de Ko-ning nog zoo ve'el, Al heb ik nog zoo min 'k Heb sterk
£EéE
goe-den moed eu kloe-ken zin, En daag-lyks mgn be - schei - den
goe-den moed en k!oe-ken zin, En daag - - Igks mjjn
En zoo men mij te rui - len vroeg/kZou zeg - - gen:
^3^
-*-#—#-
rtrzt
=i=
td »
i
33 i, U
w
Elt; Z
*«! amp;
i-i
H
M «
n
B c5
löz
Ê
t;
-i—I-
±r4;=
deel;
LÖ
T-
En zoo men mij te rui - len vroeg, 'kZou zeg-gen zacht matig sterk
■'k dank-je,'k heb ge - - noeg,
^P'-i
ÏG3
eacht
* -i- _
•'k dank - - je, 'k heb ge - noeg, ge-noeg.
schei-den deel;
I
gt;
C3 M
amp;
-p:
P'
ge - noeg,
ge- noeg, ge-
ge - noeg,
le, 2e eu 3e couplet
$
il
Ö
1. noeg!'*
2. klad,
3. lust
Ge- noeg, be - k'-ad, en leed ;
I |# P55? fs-*-
kj I I ' I 1
dat is ver - - - ba - zend veel!
Door de' in-houd van die o — ver - nmat. Ea leg ge-troost uw weg-jen af.
:catz±±®i
sterk
1.
Al heeft de Koning nog zoo veel,
Al heb ik nog zoo min....
'k Heb goeden moed en kloeken zin, En daaglijks mijn bescheiden deel;
£n zoo men mij te ruilen vroeg,
'k Zoü zeggen: — «'k dank je, 'k heb genoeg. «Genoeg, dat is verbazend veel!quot;
Och! hebt gij al te volle maat 't Is last en moeite maar;
Gij stort wat hier, gij stort wat daar, — En 't valt (meest zonder nut) op straat— Of, éer ge aan 't eind' zijt van uw pad,
Zijt gij ligt Zelf het ergst beklad.
Door de' inhoud van die overmaat.
Neen, neen! zoowat bij 't rsndjen af.
Dat is de beste maat!
En — zoo het al wat lager gaat,
Denk dan maar vroom aan Hem, die 't gaf! Betrouw dat Hij alleen het weet,
Hoeveel u dient van lust en leed.
En — leg getroost uw wegjen af.
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2do Bundel.
quot;Woorden van Dr. Jquot;. IP. HEUE. Zangwijze van .A.XiEX. quot;W. HJEYBILOM! FUnh en toch gemoedeiijh.
„ —sc:—--zacht
€-
_ sterk
jszzte
#• »
sterk
Eeü Vrind is vast een kost-lijk diüg! Doch zoo 'kte bid-den Itad daar-jnacht sterk | ||||||
| ||||||
zacht ^r--N |
ge-veu; De vin-uig-ste, die men kan zien, En lie-ver hon-derd nog dan
^ ^ j i Nt K N~ïigt;* | k ~N ^
0 0 0-
tien, De vin-nig-ste, die men kan zien. En lie-ver honderd nog dan tien I Dezelfde Zang-wijze, vierstemmig.
-•—»-•-s-•----0'——-i-t-0—i*—0* ' \ï0'-0 - 0--*'- -
- sterk A ^
- 0---01—0—0- 0—0—0--•—hj—|—— *- ] 0,0 *0
__^--s/crA- j
-^—N—K-
1. .
Een Vrind is vast een kostlijk ding! — Doch zoo 'k te bidden had daarneven,
Dan waar 't (al schijnt het zonderling) Dat God mij Vijanden mogt geven: De vinnigste, die men kan zien.
En liever honderd nog, dan tien!
O kostbre Spiegels voor 't verstand, O trouwe Wachters voor de zeden, O Prikkels voor de slappe hand; O Drijvers voor de trage leden....
Wat dank ik n al menig jaar,
Het beste, dat er in mij waar'.
Wie Vrinden vindt, is móoglijk goed, Maar, wie met Vijanden moet kampen,
Wordt sterk van geest, rein van gemoed — Blijft staal en goud in 's levens rampen; Mits hij, regt wars van toorn en haat. Met Dank vergelde 't goeddoend kwaad!
Geef elk dan — God! wij bidden 't ü. Een trouwen Vrind!.... Doch wil daarneven
(Zoo lang Uw Wereld blijft als nu) Wat scherpe Vijanden ons geven:
Wil - schiet ooit vrienden-hand te kort. Dat ons een vijand wakker port!
Verzameling van Nederl. Liederen. — 2lt;ie Bundel.
quot;Woorden -van Dr. J. F HEIJTS. Zangwijze van JOH. M. CO-ENEN.
Fltnh | ||||||||||
|
won-der, Dat ik hem steun, dat ik hem draag. Sta maar Tast in
I
3E£
pret en pijn. Sta maar vast in pret on pijn, En het le - ven
i:
w—r~ 1 i -'-f—y-ii i i kan niets ge - ven, Wat n 1. Al valt de hemol naar omlaag Ik zet er kloek mfjo schouders ooder. En 'k wrd, al 'lykt het nög zoo'n wonder, Dat ik hem steun, dat ik hem draag: Sta maar vast in pret en pijn, Ed het leven Kan niets geven Wat u al te zwaar zou zynl |
amp;1 te zwaar Maar — doet gij 't in uw eigen kracht Al staat ge ook stevig op uw boenen. Een stroohalm... een paar kittelsteenen... Daar leg-Je, Man: —en goeden nachtI Staat ge vast in pret en pijn, Vroom gelooven Kracht van boven Moet uw innig steunsel zijn! zynl |
Maar dan ook; al^ gg d\f gevoelt. Dan staat ge in stormen en bezwaren Gelgk een Rots in 's levens baren Onwrikbaar, hoe het bruist en woelt. |
Sta dus vast in pret en p^n Nedrlands Mannen! — Ztdkt Jannen.... Ochl mogt ge damp;t altoos zy'n! |
Verzameling van Nederl. Liederen. — lste Bundel.
'Woorden van Dr. Jquot;. IP. HEI «JE. Zangwijze van J. «J. quot;VTOTT-A..
Een lied... een lied, uw le-ven lang! Och mogt gij 'twe-ten, lie-vo
j _S_ S
of bang!) Gij
be-tcr weórklank niet kunt vinden,Dan in Ge-zang, Dan in Gezang!
PQ Ö
Een lied... een lied, uw leven lang! Och mogt gij 't weten, lieve vrinden,
Dat (zij uw harte blij of bang!) Gij beter weerklank niet kunt vinden, Dan iu Gezang!
ƒ■
Van wat er aamt in veld en vloed. Heeft niets een schooner zaalger leven.
Dan 't voóglijn, dat met frisschen moed, In duizand liedren, onder 't zweven, De Schepping groet.
Of — zoo het diertje u vrolijk schijn' Omdat het Vleuglen heeft ontvangen...
Gij vliegt zoo goed als 't Vogelijn! —• Laat maar de dankbaar-blijdo Zangen Uw Vlcuglen zijn!
hosc/y®
_;_;_