DER DEVOTIE TOT
DER
DOOR
A, VERWEERD , S, J.
, , AMSTERDAM. G. BORG. 1877. q..
■ I [ I mm 4U uil
rN
: ó
DER DEVOTIE TOT
VAN HET JAAR 17 6 5,
BIEL10TECA ' CONV. WUCHFiiS
OR8. FRAT. MIN. JI
A. VERWEERD, S. J.
AMSTERDAM. G. BORG. 1877.
SNELDRUK VAN ?. J. VAN SPIJK TE ZWOLLE.
V O O R, B E R I G T.
*
Onder den titel: het belangrijke document, leverde het jongst verschenen Januarij-nummer der Maandrozen een beknopt verslag van eene oorkonde, de merkwaardigste welligt, welke in de litteratuur van het H. Hart bestaat, het gedenkschrift namelijk ten jare 1765 dooide Poolscho Bisschoppen tot de H. Congregatie der Kerkgebruiken gerigt, om eene eigene Mis en eigene Getijden voor het feest van 't H. Hart van Jesus te verkrijgen. Ofschoon den lezers van voornoemd tijdschrift in de tweede helft des vorigen jaargangs gelegenheid verschaft is, van het stnk kennis te nemen, zoo zal evenwel de herdruk in den vorm eener kleine brochure, waaraan alleenlijk het decreet der vergunning is toegevoegd, hun niet onwelkom wezen en andere vrienden van het H, Hart, die van het belangrijke document nog geen inzage erlangden, gereedelijk in staat stellen, om het te leeren
VOORBERIGT.
VI
kennen en waarderen. Zulk eene gewigtige verhandeling over eene devotie, welke ook ten onzent gestadig in uitbreiding en bloei toeneemt, behoorde niet binnen den betrekkelijk engen omvang van een maandschrift beperkt te blijven. Aan de bewerking is overigens zoo goed als niets gewijzigd, evenmin als aan het verslag, dat be-knoptelijk den rijken inhoud aangeeft en tot inleiding dienen kan.
HET BELANGRIJKE DOCUMENT.
Wie in korte eu bondige trekken geschetst wil zien, wat onder een historisch, dogmatisch, liturgisch en ascetisch opzigt over do devotie tot hot H. Hart kan worden gezegd, leze het gedenkschrift der Poolscho Bisschoppen. Van meer dan ééne achtbare en bevoegde zijde hoorden we dit gevoelen bevestigen. Het document begint ons te verhalen den oorsprong van het H. Sacramentsfeest, do worstelingen, welke plaats hadden, alvorens dit in de kerk werd ingevoerd, den rijken bloei en luister, welken het binnen een tijdsverloop van 80 jaren over de gansche wereld erlangde. Verwissel in dit verhaal personen, tijden en plaatsen en het is, of u de oorsprong, do strijd en zegepraal der devotie tot het H. Hart ontvouwd wordt. Na eeno korte beschouwing van 's Heeren feesten, die meer of min overeenkomst met het feest van
6
't H. Hart bezitten, inzonderlicid de feesten van den Zoeten Naam, van 't H. Sacrament en van de Vijf Wonden, wordt het eigenlijke voorwerp uit een gezet, het God-menschelijk Hart van Jesus, én gelijk het in zich zelf is, én als levend zinnebeeld Zijner matelooze, door de wereld zoo diep miskende en verguisde liefde. Op welsprekende wijze wordt betoogd, hoe vereerenswaardig dit voorwerp is en hoe verheven het doel, door deze devotie beoogd. Daarna leggen de kerkvoogden hunne beden bloot, omkleed met redenen, welke bij uitstek geschikt zijn, om do verhooring aan te dringen.
Het geldt hier niet de invoering, maar de ontwikkeling eener vereering, welke reeds openlijk en volgons de voorschriften der Kerk bestaat, gelijk blijken mag uit de kanonieko oprigting van tallooze broederschappen en de daaraan verleende aflaten, uit de kerkelijke viering van 't feest en uit de oprigting van kerken, kapellen en altaren ter eere van Jesus' H. Hart. Daarbij bevat dezo godsvrucht in zich zelve do dringendste gronden van aanbeveling. Neemt men het voorwerp dezer devotie, niets is goddelijker; beschouwt men het doel, niets is heiliger; geeft men acht op hare in- en uitwendige oefeningen, niets is volkomener; vestigt men eindelijk zijne aandacht op de vruchten, welke zij uit haren aard geschikt is voort te brengen, en ook werkelijk dagelijks voortbrengt, dan is niets voortreffelijker en aanbevelenswaardiger. Voegt men hier aan toe den zeldzamen ijver, waarmede het volk alom naar de feestviering van 't H. Hart stroomde, de kerken, welke te Zijner eer werden opgetrokken, de ongemeene vlugt, welke deze vereering over de geheele wereld nam, dan mogten Polen's Bisschoppen de go-
7
gronde hope koesteren op eene verhooring, welke Rome in dergelijke gevallen nog nimmer geweigerd had. Het gewigt dezer redenen wordt nog verhoogd voor het koningrijk Polen, welks bewoners de warmste liefde en godsvrucht hebhen jegens het H. Hart, daaraan vele en aanzienlijke gunsten dank weten en levendig vertrouwen, door do vereering van het H. Hart bevrijd te worden van de rampen en gevaren, die hen reeds drukken of bedreigen.
Dergelijke gronden pleitt'on ook voor Spanjo, dat zyn smecking met die van Polen vcreenigd had, terwijl beider verzoekschrift gesteund werd door de bede der vermaarde aartsbroederschap van Jesus' H. Hart te Rome, welke door do pausen geplant, reeds opgegroeid was tot een' boom, die zijne takken over de geheele aarde uit-spreidd'e. Geen wonder, dat een door zoo grondige redenen gestaafd en zoo krachtig aangedrongen verzoek werd ingewilligd. En aldus ging do vurigste wcnsch van Polen's en Bpanje's volk en geestelijkheid, zoo mede van de leden der Romeinsche Aartsbroederschap, in vervulling en erlangde de katholieke wereld eene uitnemende en beknopte theologische verhandeling over de godsvrucht tot het H. Hort, wier waaide nog aanzienlijk verhoogd wordt, doordien de bode, daarin vervat, zonder eenige beperking of wijziging door de Romeinsche Congregatie verhoord is en gevolgelijk het document zelf, zijdelings goedgekeurd, een hooger gezag verkregen heeft. Het stuk tot nog toe in de Romeinsche archieven bewaard, werd het eerst openbaar gemaakt door Pater Nilles S. J. in de 3C uitgave van zijn vermaard werk; de ratontbus Jes-torum Sanctissimi Cordis Jesti et Purissimi Cordis Mariae
8
on in de »Maandrozenquot; op vaderlandschen bodem overgeplant.
Leest men deze oorkonde aandachtig, dan verdwijnen van lieverlede al de opwerpingen, welke tegen deze geest- en hartverheffende en verkwikkende devotie worden gemaakt, ook door hen, van wie men zulks niet verwachten zou.
1
GEDENKSCHRIFT DER POOLSCHE BISSCHOPPEN,
door J. B. Alegiani der Heilige, Roomsche Congregatie ten jare 1765 aangeboden, ten einde te verkrijgen eene eigene Mis en eigene Getijden ter eere van het H. Hart Onzes Heeren Jesus Christus. (1)
Eminentie! Hoogwaardigste Heer!
1. Zoo ooit beden ter verwerving van Getijdon en eene Mis aan den Apostolischen Stoei werden gerigt, welko zekerlijk aanspraak op verhooring schijnen te hebben, dan behoort hiertoe gewis, èn om de zaak zelve die verzocht wordt, èn om het gezag van hen die het verzoek doen, èn om do zeer krachtige redenen waarop het steunt, gelijk straks blijken zal, de bede om de vergunning van eeu Officie en eeno Mis, welke in dit schrijven vernieuwd wordt.
2. Alvorens echter onze gronden regtstreeks uiteen te zetten, laten wij eenige punten, tot regt verstand dor geheele zaak volstrekt noodzakelijk, voorafgaan over den oorsprong, de vorderingen en den aard der vereering.
(1) D. N. Nilles S. J. de rationibus festorum sanctissimi Cordis Jesu et purissinai cordis Mariae. Edit 4a. torn. I p. 101 et seqq.
1*
10
welke thans reeds over de gelieeel aarde aan het allerheiligst Hart van Jesus wordt gebragt.
3. Ofschoon er in de vroegere een wen altoos eenige heiligen zijn geweest, dio een ongemeene godsvrncht tot het H. Hart van Jesus gekoesterd en daaraan in het bijzonder hulde hebben gebragt: toch was do devotie zelve niet in het volk overgegaan en de wijze van Jesus' Hart te vereeren, gelijk zij thans voorgesteld en beoefend wordt, nog niet in gebruik. Hoe echter, en door wien deze nieuwe devotie in het openbare leven is getreden, gaan wij mr verhalen, schier met dezelfde woorden, welke Pater Joseph de Galiifet gebezigd heeft in zijn iiitstekend werk: de Cultu Cordis Jesu lib. 1, en doen dit des te gereeder, wijl do zaak door bet verhaal zelf oen grootere aanbeveling erlangt. (1)
4. De vereering van Jesus' allerheiligst Hart en do geheelo wijze, waarop zij thans den geloovigon aangegeven en voorgesteld wordt, dankt haren oorsprong aan de private openbaringen, door Jesus zelvon gedaan. Zelf heeft Hij gelast, dat Ziju Hart zou vereerd worden: zelf door goddelijke ingeving voorgeschreven, hoe die vereering moest geschieden en zeer lang te voren beeft Hij duidelijk voorspeld, wat later aan deze devotie letterlijk is vervuld.
(1) Het werk van P. de Galiifet was reeds te voren uitgereikt aan al de Doorluchtige Kardinalea, die in dit onderzoek betrokken waren.
11
5. Hoe dit geschied is, zal uit liet volgende blijken. Evenwel kan liet oorbaar zijn, eerst te doen opmerken, dat er tal van feesten en andere godsdienstige oefeningen zijn, welke, hetzij reeds overal, betzij in zekere oorden, rijken en gewesten, onder goedkeuring des H. Stoels aangenomen en gevestigd, nogtbans geen' anderen oorsprong bebben dan private openbaringen. Dusdanige zijn de feesten van O. L. Vrouw ter Sneeuw, der Verschijning van den H. Michael, het Scapulierfeest en niet weinig andere. Doch onder alle feesten, welker aanvang en oorsprong aan private openbaring moet worden dank geweten, is er een, de-gansche Kerk door vermaard, dat ons hier bij uitstek te stade komt, het feest van bot Allerheiligst Sacrament. Do instelling hiervan heeft met de instelling van 't feest, waarover wij thans handelen, zoo groote verwantschap en gelijkvormigheid, dat wie beider wording, voortgang, uiterlijken vorm, schoone gevolgen, moeijelijkheden en ontwikkeling aandachtig overweegt, zal moeten erkennen, dat er bezwaarlijk twee dingen te vinden zijn, die zoo volmaakt op elkander gelijken. Dat dit feest zijn' oorsprong ontleent aan eene private openbaring, blijkt uit de Bnl van Urbanus IV, waardoor het voor do gansche kerk werd ingesteld. (Bullar. Eom. toni I). Hier leest men in § 1 : »Toen wij nog een nederiger ambt bekleedd'en, hebben wij vernomen, dat eenigen Katholieken door goddelijke ingeving geopenbaard is geworden, dat zulk een feest algemeen in de kerk behoorde te worden gevierd.quot; Deze openbaring is geschied aan eene Godgewijde maagd, met name Juliana, die later in de rij der heiligen is opgenomen, gelijk te zien is in haar leven bij de Bollandisten op den 5d(m April.
12
6. Jnliana leefde, niet ver van de stad Luik, in haar klooster verborgen, toen God, Die Zijn grootste welbehagen schept in do nederigheid en met de eonvondigen vertrouwelijk spreekt, het H. Sacramentsfeest, in de kerk nog onbekend, willende instellen, zich verwaardigde, Zijn hemelsch plau aan deze ootmoedige en eenvoudige maagd mede te deelen; Hij beduidde haar tevens, tot de uitvoering van dit plan zich van hare medewerking te willen bedienen. De maagd door deze mededeeling verplet, verbaasd over de ongewoonheid van het voorval en afgeschrikt door do moeijelijkheden, besefte, hoe weinig deze taak strookte met de zwakheid eener vrouw, bij name eener kloostervrouw, van alle menschelijke hulp en bijstand verstoken; zij wantrouwde de haar van den hemel toegezonden openbaring en weerstond twintig volle jaren den goddelijken aandrang, zonder zich aan iemand te durven uiten. Toen God echter geen langer uitstel duldd'e en niet ophield, Juliana's geweten te prikkelen, bekroop haar de vrees, dat zij door weerstand te blijven bieden aan den goddelijken wil den Heer zou beleedigen, en door die vreeze verwonnen, maakte zij eindelijk de geheele zaak aan haren biechtvader kenbaar.
7. Die biechtvader was een kanunnik van Luik, een vroom man en uitgerust met de kennis van de onderscheiding der geesten. Daar Juliana's heiligheid hem reeds lang gebleken was, kon hij, geholpen door een goddelijk licht, dat hem inwendig bestraalde, de echtheid der bovennatuurlijke openbaring onmogelijk in twijfel trekken. Om echter in eene zaak van zoo hoog gewigt met de passende voorzigtigheid te werk te gaan, achtt'e hij het zake, den raad in te winnen van eenige mannen, even-
13
zeer door vroomheid als door -wetenschap Tiitmuntendc. Na alles grondig onderzocht te hebben, keurden zij eenparig de denkwijze des biechtvaders goed en besloten met gemeenschappelijk overleg, de uitvoering van den godde-lijken wil met ijver door te zetten.
8. Doch naanwelijks was de tijding, dat er een nieuw feest ter eere van den Godmensch in het H. Sacrament zou worden ingevoerd, ruchtbaar geworden, of er ontstond zulk eene opschudding onder 't volk, de gemoederen geraakten in zulke spanning, de ontwerpers en begunstigers van dit plan werden door zulke vervolgingen bestookt en gekweld, dat men er inderdaad verbaasd over moet staan. Aldus werd dit feest, een dor heiligste, welke thans in de Kerk bestaan, een der aan het volk dierbaarste, heilrijkste feesten, bij zijn' oorsprong allerheftigst bestreden en met alle kracht geweerd, zoodat oen toenmalig geschiedschrijver, die dezen strijd geboekt heeft, kondo getuigen: gt; dat dit feest tot een teeken van weerspraak is gesteld geweest en dat het tallooze tegenstanders en allerbitterste bestrijders gehad heeft.quot; (Bollandistent. a. p. in 't leven der H. Juliana boek II, hoofdstuk 3.)
9. Het ontbrak den vijanden aan geen gronden, om hunne personen en tegenkantingen te verdedigen. Do heilige godsvrucht werd bestreden als eene nieuwigheid, in do vorige eeuwen onbekend en uit dien hoofde alleen reeds verwerpelijk. Zij schreeuwden, dat het nieuwo feost daarenboven nutteloos en geheel overtollig was; 't werd immers gevierd in «Ie Goede Week, op Witten Donderdag ; daarbij werd in de H. Mis dagelijks de gedachtenis der instelling van het Allerheiligst Sacrament gehouden. De naam zelf van Corpus Christi (Ligchaam van Christus),
14
welke aan het feest gegeven werd, bood den twistzoekers stof tot beschimping: door dat woord namelijk, zoo heette het, werd alleen het stoffelijk vleesch aan de godsvrucht en vereering der geloovigen voorgesteld: 't was hun niet begrijpelijk, hoe de vereering van het vleesch van Christus de soliede vroomheid kon bevorderen; zij waren van oordeel, dat de echte godsvrucht der christenen een minder stoffelijk en zinnelijk voorwerp eischte. Daarenboven door de nieuwe devotie, zoo lasterden zij voort, scheen Christus zelf ili zekeren zin gescheiden te worden, die geheel en al in de Eucharistie tegenwoordig is, en aan Zijn Ligchaam alleen de voornaamste en eeno geheel bijzondere hulde te brengen, die wel aan den persoon toekomt, maar niet aan een gedeelte, was eenc praktijk, welke niet van bijgeloovigheid kon worden vrijgepleit. Eindelijk moet ter vereering van het Ligchaam van Christus een feestdag worden aangewezen, dan behoort men zulks met gelijk regt voor Zijne Ziel, Zijne Godheid, Zijn' Persoon tc doen, Door deze en dergelijke redenon werd de nieuwe instelling van het feest fel en onverpoosd bekampt. Maar deze hoogheilige zaak op godde-lijken last aangevangen, als midden in de golven door een' woedenden storm allerzijds geslingerd, volgde onder de leiding der goddelijke Voorzienigheid een' gelukkigen koers. Van lieverlede drong zij in onderscheidene oorden door; de nevelen der vooroordeelen slonken allengs weg, hare waarheid en degelijkheid werd erkend «n gebillijkt, en behield in de gemoederen der vijanden zelve de overhand, naar gelang de tegenovergestelde dwaling daaruit week.
10. De bisschop van Luik was de allereerste, die het
15
uieuwe feest ten jare 1246 goedkeurde en openlijk wilde geriord hebben; van hieruit verbreidde het zich in de naburige provinciën, drong verder door en werd, na verloop van jaren, in de verwijderdste gewesten aangenomen, gedurig aan nieuwe tegenspraak onderworpen, totdat het in 1264 op last van den voornoemden Paus Urbanus IV, in weerwil van nog talrijke bestrijders, aan de algeheele Kerk werd voorgesteld; het werd later in de Kerkvergadering van Vienne door Clemens V bevestigd, en omstreeks 80 jarea na zijn ontstaan, kon hot zich alom in een vreedzame zegepraal verheugen.
11. Wij moesten bij de vermelde feiten eene wijl stil staan, omdat zij eeue eigenaardige schildering leveren van alles, wat met de instelling van 't feest van Jesus' Hart is geschied, gelijk een ieder aldra zal inzien, die eene vergelijking ontwerpt tusschen den aanvang en de uitbreiding dier beide feesten.
12. Er leefde te Paray (eene stad van 't hertogdom Bourgondië, iu Frankrijk) eeno kloostermaagd, Margaretha Alacoque, uit de orde van Maria-Bezoeking, door den H. Franciscus van Sales gesticht. Zij stierf in het jaar 1690. Uitstekend door haren heiligen levenswandel was zij met allo hemelsche genadegaven in overrijke mate toegerust, gelijk genoegzaam blijkt uit haar leven, beschreven door Joannes Josephus Languet, bisschop van Sois-sons, een' man, door zijne geleerdheid evenzeer als door zijne vroomheid vermaard. Dit was nu de kloosterling, welke do Heer Jesus zich gewaardigde uit te kiezen,
16
om don grond te leggen van het feest, tot de vereering van Zijn Hart bestemd. Ton einde haar tot zulk een groot werk voor te bereiden, ving Hij aan, eenige he-raelsche en wonderbare verlichtingen in hare aiel te storten over de voortreffelijkheid van Zijn Hart. Hierdoor opgetogen van bewondering, begon zij van eene zoo groote liefde tot het allerheiligst Hart te ontvlammen, dat de ijver voor de uitbreiding Zijner glorie haar bijkans scheen te zullen verteren. Mets anders dacht zij, niets anders sprak zij, niets anders zocht zij, niets verlangde zij vuriger, om niets smeekte zij dringender: en des te meer werd zij door de teederste genegenheid gedreven tot het Hart van Jesus, wijl de vermaarde Kerkvoogd, de H. Franciscus van Sales, insteller dei-voornoemde orde, dergelijke godsvrucht zijn dochteren had aanbevolen, gelijk te lezen is in zijne brieven, door Be-nedictus XIV, heiliger gedachtenis, aangegeven (Lib. IV. part. 2. cap. 31, n. 19).
13. Toen Josus Zijne dienares aldus gevormd en voorbereid bad, begenadigde Hij haar, als Hij meer plagt te doen, met een hemelsch visioen en gaf haar Zijn verlangen te kennen, dat aan Zijn allerheiligst Hart in de Kerk een bijzondere vereering gebragt en tot dat einde een nieuwe feestviering werd ingevoerd.
Baarde de tijding van de instelling der nieuwe feestviering haar groote blijdschap en vreugd, even groote droefheid en vrees veroorzaakte haar de wijze, waarop de zaak moest worden tot stand gebragt, wijl het scheen, dat hiertoe hare medewerking verlangd werd; van hare geringheid volkomen bewust, ervoer zij gelijke gemoedsaandoeningen, als wij in de Zalige Juliana hebben op-
17
gemerkt: zij vreesde, zweeg, weerstond jaren lang den goddelijkeu indrukken en vermaningen, totdat zij dooide prikkelen des gewetens en de vrees van God te be-leedigen verwonnen, vooral toen zij een geschikten biechtvader gevonden had, besloot, hem alles te openbaren.
14. Die biechtvader was Claudius de la Colombière» een Pater der Sociëteit van Jesus, dezelfde, die reeds door geheel Europa vermaard is, en wiens naam dezelfde heilige leeraar onder de Evangeliepredikers met roem vermeldt. (Lib. 4 parte 2. cap. 31, n. 22). Aan zulk een groot man, deelde zij het visioen, hetwelk zij ontvangen had, mede, eerst mondeling, later op zijn bevel ook in geschrifte, met die bewoordingen, welke P. Claudius opteekende in een boekske, waarin hij gemeenlijk de hemelsche verlichtingen schreef, hem door don Vader der lichten geschonken, inzonderheid wanneer hij, volgens het gebruik der Sociëteit, zijne geestelijke oefeningen deed:
»Toen ik eens op een' dag, onder het octaaf van het Sacramentsfeest, mij voor het Allerheiligste met het gebed bezig hield, werd ik door mijn' Heer boven alle mate met hemelsche genaden vervuld. Ik gevoelde den vurigen wensch, om voor zoo groote weldaden, naar mijn zwak vermogen, iets te vergolden. De Heer gaf gehoor aan mijne verlangens en sprak tot mij; gij kunt niets Mij welgevalliger doen, dan te volbrengen, wat Ik u vroeger reeds dikwijler gezegd heb. Daarop Zijn allerheiligst Hart toonende, zeide Hij : ziet gij Mijn Hart ? Dat Hart, Hetwelk van zoo groote liefde tot de menschen ontstoken is, dat Het niets gespaard en Zijne krachten bijkans uitgeput en verteerd heeft, om hun die onmetelijke liefde door de zekerste teekenen te be-
18
wijzen. En toch houdt het meerendeel der menschen, wel verre van zich dankbaar en minzaam te toonen, niet op, Mij in dit liefdegeheim met smaad en belee-digingen te kwetsen. En wat Mij nog pijnlijker valt, is, dat Ik zulk een leed van personen, aan Mij toegewijd, moet verduren. Daarom vraag Ik van u, dat de Vrijdag, onmiddellijk na het octaaf van 't H. Sacramentsfeest, aan de vereering van Mijn Hart bijzonder worde gewijd; op dien dag zal men naderen tot deH. Tafel en de beleedigingen. Mijn Hart in het altaargequot; heim aangedaan, vooral ten tijde, dat Ik den geloovi-gen openlijk ter vereering uitgesteld ben, door eene eereboete vergoeden. En ik beloof, dat al degenen, die deze eere aan Mijn Hart zullen schenken, door den invloed van dit Goddelijk Hart zelf, met een' overvloed van hemelsche genaden zullen overladen worden.quot;
15. Toon eclater Gods dienares door hare eigene zwakheid en do bezwaarlijkhoid der opgelegde taak werd afgeschrikt, zeide Hij haar, wel te moede en vol vertrouwen te zijn; Hij zou haar immers bijstaau; daarbij gaf Hi) haar ter vestiging en uitbreiding van deze devotie een' helper in P. Clandius, aan wien zij dit alles moest openbaren. Daar P. Claudius do heiligheid der maagd grondig kende en in de gansche zaak hoegenaamd geen misleiding kon vermoeden, ontving hij 's Heeren last met passenden eerbied, en beijverde zich, zelf naar best vermogen, zoo lang hij leefde, de vereering van Jesus' Hart te bevorderen, en droeg, zelfs na zijn' dood, zeer veel tot hare uitbreiding bij: want naauwelijks was hij gestorven, of zijne handschriften, overwaardig om in't licht te komen, werden uitgegeven, en onder deze werd ook
19
het bovenvermeld boekske gevonden, dat waarlijk bewonderenswaardige gevoelens van godsvrnobt ademde, door het volk met ongemecne gretigheid werd ontvangen en ook nu nog in geheel Europa door vrome zielen met groote vrucht gelezen wordt. Door eene beschikking Gods, Die lang te voren alles tot het voorgestelde doel wonderbaar had geleid, was de bovenstaande openbaring in dat boekje ingelascht en hierdoor erlangde de devotie tot Jesus' Hart een voortreffelijke aanbeveling en vloeide uit die bron het eerst onder het volk. Ditzelfde boek werd later door andere gevolgd, welke het eigen onderwerp rijker en klaarder ontwikkelden en onderscheidene oefeningen en gebeden ter eere van het H. Hart bevatteden. Hierdoor werd die allerheiligste godsvrucht uog meer bekend en velen begonnen haar to bezigen en in praktijk te brengen.
Doch de aanvang dezer nieuwe praktijk en vereering was ook de aanvang harer vervolging. Want naauwe-lijks bespeurde men, dat die nieuwe godsvruchtoefening zich verspreidd'e en door het gebruik ontwikkelde, of er ontstond eene gisting der gemoederen, een strijd, een geschreeuw, aan 't ongeloofelijke grenzende. Maar wat wonder? Diezelfde verschijnselen hebben immers plaats gehad bij de instelling van bet H. Sacramentsfeest. Ons bevreemdt het, dat die dingen eens gebeurd zijn, onzen nakomelingen zal het bevreemden, dat zij ook in onze zaak hebben kunnen geschieden.
16. Het lust ons niet, in bijzonderheden op te sommen, wat er al smadelijks tegen deze heilige devotie gesproken, geschreven en gedaan is; met welke heftigheid en bitterheid zelfs ordens-geestelijken tegen hare stichters en
20
bevorderaars zijn uitgevaren. Alles zullen wij met één woord zam en vatten: wat wij over de wording van het H. Sacramentsfeest gemeld hebben, werd hier stuk voor stuk herhaald. Wat echter toen gebeurde, is ook thans geschied. De verwekte storm kon den gang der heilige godsvrucht wel vertragen, maar niet verhinderen. Want onder den bijstand van Gods Voorzienigheid, die »alles van het eene einde tot het andere krachtig bereikt en liefelijk beschiktquot; (Wijsheid, 8. 1.), gebeurde het, dat deze devotie door de warmte zelve, waarmede dezen haar bestreden, genen haar verdedigden, helderder gekend, en daarna verder verspreid werd. Eerst werd zij steelswijze en schroomvallig door weinigen aangenomen, later openlijk en moedig beoefend, vooral in religieuse orden en wel met zulk gevolg, dat de zaakkundigen hierin den vinger Gods blijkbaar moesten erkennen. Boeken, over dit onderwerp geschreven, werden geheel Frankrijk door verspreid, beeldtenissen van het allerheiligst Hart in grooten getale geschilderd en gehouwen, werden op honderde plaatsen den geloovigen ter vereering openlijk voorgesteld, altaren voor het Hart van Jesus opgerigt, zeer vele Broederschappen ter eere van hetzelfde Goddelijke Hart in alle provinciën van Frankrijk met goedkeuring der Bisschoppen ingesteld en dooiden Apostolischen Stoel met do gebruikelijke Aflaten verrijkt, een feestdag werd voor het Hart van Jesns bestemd, en door die Broederschappen, gelijk te geschieden pleegt, met alle pracht en luister gevierd.
17. De bovengenoemde Religieusen van Maria-Bezoe-king erlangden de vergunning, dit feest ieder jaar met gelijke plegtigheid in hare kerken te vieren, eerst van de
21
Bisschopen voor geheel Frankrijk, later van de Pausen door een bijzonder Aflaatsbreve voor de geheole wereld. {Sum. n. 6.) Carolns Franciscns de Loménie de Brienne, Bisschop van Coutances, in Normandië, schijnt in Frankrijk de allereerste te zijn geweest, die aan het Hart van Jesus een plegtige vereering bewezen heeft; want reeds in 1688 had hij in zijn Seminarie een' tempel ter eere van het allerheiligste Hart gebouwd en gewijd, een godvruchtige Vereeniging van Jesus' Hart opgerigt, door den Stoel van Kome met aflaten begunstigd en vierde hij het feest van 't H. Hart van Jesus openlijk met de schitterendste plegtigheid. Petrus de Grammont, aartsbisschop van BesanQon, uitstekend door zijne vroomheid on geloofsijver, billijkte de vereering van Jesus' Hart ten jare 1692 zoo zeer, dat hij verordende, op den feestdag van het H. Hart, eene expresselijk daartoe vervaardigde Mis te lezen en haar in het Mis-boek van het diocees, hetwelk van 't Romeinsche Missaal verschilde, in te voegen. Dit voorbeeld volgde de Bisschop van Langres, die eveneens het feest van Jesus' Hart in zijn diocees invoerde en de Mis van Besan9on in zijn Missaal plaatsen liet. Franciscns Paulus do \ illeroy de Keufville, aartsbisschop van Lyon en Primaat van Frankrijk liet op den 3aeo December 1718 eene verordening drukken, waarbij bepaald werd, dat het feest van 't Hart van Jesus over zijn geheel uitgestrekt bisdom moest worden gevierd. Ook de orde van den H. Benedictns meende, op bijzondere wijze de vereering van het allerheiligst Hart in Frankrijk te moeten bevorderen: zij vierde in hare kerken, op een' bepaalden dag, het feest van 't H. Hart met een eigen Officie van den dubbelen ritus, 2° klas,
22
gelijk nit liet Directorium dezer orde, te Parijs uitgegeven, blijkbaar is.
§ 3.
18. Eer 40 jaren verloopen waren, had deze heilige devotie, ten spijt van alle hindernissen, zich allengs over alle provinciën van Frankrijk uitgebreid en bloeide alom tot overgroot heil der zielen en tot vreugde van alle braven. Evenwel bleef zij nog binnen de grenzen van Frankrijk beperkt, toen plotseling, tegen aller verwachting, een nieuwe, wonderbare, door Gods Voorzienigheid bereide wijze van vereering ontstond, die meer dan elke andere geschikt en berekend was, om deze allerheiligste godsvrucht ook onder andere volken te verbreiden, om de gemoederen der menschen te treffen en te overreden, om den ijver der Herders te prikkelen en aller eerbied voor de heilige zaak te winnen. Toen namelijk in de jaren 1720 en 1721 de pest in Frankrijk woedd'e en de bloeijendste steden van Provence jammerlijk vernielde, gaf God iedere der door de pest geteisterde steden het denkbeeld in, tot het Hart van Jesus, als tot de zekerste schuilplaats hare toevlugt te nemen; allergretigst werd dit plan door de Kerkvoogden en burgerlijke overheden aangenomen en allen wijdd'en zich, ook door plegtige geloften, het Allerheiligst Hart toe en ondervonden zigt-baar de hulp des hemels. Door die beloften verpligtt'en zij zich bijzonderlijk, onder goedkeuring en volgens de verordening der Bisschojjpen, het feest van Jesus' hoogheilig Hart ten eeuwigen dage jaarlijks te zullen vieren. Dit geschiedde eerst te Marseille, waar de pest vooral
23
woedd'o, daarna to Aix, te Toulon, to Arlea, te Avignon, l'ocn deze pest, welke Provence teisterde, ook de naburige omstreken met schrik had vervuld, bevestigde de bovengenoemde Aartsbisschop van Lyon. op den 3clen Junij 1721 zijn eerste verordening omtrent de viering van het Peest door oen nieuw decreet en beval den dag, aan het Hart van Jesus gewijd, in zijn geheele diocees als feestdag te vieren. Dit alles is ontleend aan de authentieke oorkondeni door P. Joseph do Gallifet meegedeeld aan 't einde van zijn werk: dc Cultu Cordis Jesu (over de vereering van het Hart van Jesus.)
19. Die plotselinge, die onverwachte, die plegtige wending van volkeren en Kerkvoogden tot bet Hart van Jesus, dat ophouden dor pest, onverwijld op do gelofte gevolgd, droeg ongemeen veel bij tot aanbeveling dier allerzoetste godsvrucht en tot hare verbreiding onder alle volken. quot;Want nauwelijks was door deze wondervolle gebeurtenis de heilige devotie en de kracht, die in haar gelegen is, bekend geworden, of de volkeren namen baar met groote gretigheid aan en overal werden Broederschappen opgerigt, welke zich onder de banier van Jesus' Hart schaarden en aan do vereering er van zich ijverig toewijdd'en. Opdat echter zeker blijke, hoe groot het getal dier brooderschappen is, en opdat men hieruit kunne afleiden, hoe ver de verecring van het Allerheiligst Hart zich in de gansche Kerk heeft uitgebreid, zullen wij in het Summarium N0. 7 en 8 de lijst er van mee-deelen, naauwkeurig ontleend aan de verzamelingen der Aflaten zelve, te Eome bewaard.
20. Hieiuit blijkt 1°., dat haar getal in verloop van weinige jaren geklommen is tot 1090 en meer, over de
24
geheele christelijke wereld verspreid, een getal, dat gewis aan het wonderbare grenst. Want zonder goddelijke inwerking, dunkt ons, kon het niet gebeuren, dat zoo vele volken, door plaats, karakter, zeden, strevingen zoo zeer van elkander onderscheiden, eene nieuwe, hun onbekende vereering, waarvan zij tot nog toe niets gehoord hadden, aannamen en met gemeenschappelijken ijver omhelsden ; vooral, zoo men in aanmerking neemt, dat de devotie tot het allerheiligst Hart de gewone hulpmiddelen tot voortplanting ontbeerd heeft: zij werd immers te voren niet bevorderd door de bijzondere bescherming van een' koning, van eene provincie, van eene commu-nauteit, of religieuse orde, gelijk wij bij andere gods-vruchtoefeningen zien gebeuren. Zijn deze eigen of verbonden aan bepaalde plaatsen of kloosterorden, gelijk de Eozenkrans, het Scapulier en anderen van dien aard, dan worden ze als hun eigendom, als eene zaak hun door God toevertrouwd, gelijk het voegt, krachtdadig aangepredikt en bevorderd. Maar de devotie tot het Hart van Jesus, was aan geene provincie, aan geen Bisdom, aan geen kloosterorde op bijzondere wijs verbonden: zij kon dus ook geen bijzonderen beschermer hebben.
21. Uit het aangestipt register blijkt 2°, dat deze heilige godsvrucht in alle provinciën van Italië, Duitsch-land. Frankrijk, Spanje, Portugal, Zwitserland, Bohemen, Hongarijë, België, Piëmont, Savoye verspreid was: dat zij nog in andere en wel de verst verwijderde landen, in 't Chineesche rijk, in Indië, Persië, Syrië, Mexico, Canada en in de eilanden van Amerika was doorgedrongen.
22. Daaruit blijkt 3°, dat zij door de aanzienlijkste Bisschoppen en Kerken van zoovele streken was aange-
25
fiomen en ingevoerd. In Italic to Rome, Napels, Venetië, Florence, Milaan, Genua, Turijn, Placenza. In DnitscL-land te Weenen, Mainz, Keulen, Trier, Augsburg, C'onstans, Spiers. In Frankrijk te Parijs, Lyon, Rouaan, Karbonne en, om niet wijdloopig te worden, in alle Aartsbisdommen (N0. 18) en Bisdommen (Nü. 70) van dit rijk. Dat zelfde kan van andere streken worden gezegd. Het zij genoeg, de voornaamste steden er van op te noemen. In Spanje Madrid. In Portugal Lissabon. In Polen Krakan. In Lithu-aniü Wilna. In Bohemen Praag. In Hongarije Pest. In België Mechelen. In Sicilië Palermo en Messina. In Savoye Chambery. In Zwitserland Bazel. In China Peking. In Turkije Constantinopel. In Syrië Damascus. In Persië Tulpba, de voorstad van Ispahan. In ludiün Pondicherij. In 't Mexi-caansche rjjk Mexico, In Canada Quebec. Op do Ameri-kaansche eilanden op Martinique, op Guadaloupe, op 't eiland San Domingo.
23. Daaruit blijkt 4quot;, dat die heilige godsvrucht door alle kloosterorden van beiderlei geslacht aangenomen en in hunne kerken ingevoerd is, door de Benedictijnen, Augustijnen, Coelestijnen, Carmelieten, Bernardijnen, Dominicanen, Franciscanen, Trinitarissen, Minimen, Barna-«sfeten, Brigittijnen, Capucijnen, door de Sociëteit, van Jesns en door de leden der Scholae Piae.
24. Na deze opmerkingen omtrent den oorsprong en vooruitgang der heilige devotie gaan we over tot de verklaring harer natuur. Vooreerst lette men wol, dat de feesten, door de Kerk goedgekeurd, niet op één. maar
op verschillende gronden steunen, naar gelang der ver-scheidenheld van hun voorwerp en doel en dat alzoo de wijze van vereering, welke op die feesten plaats heeft, niet voor alle óéne en dezelfde is. Zoo wordt den Heiligen op hunne feesten door de Kerk eene openbare vereering gebragt, wegens hunne voortreffelijke deugden, en deze deugden zijn dan de grond der vereering: diezelfde grond is mede geldig, wanneer de vereering aan hunne Relikwieën wordt gebragt. Die vereering slaat niet alleen op den heilige zeiven, maar ook, en wel onmiddellijk op de Relikwieën, gelijk zij slaat op de beeldtenis, zoo een heilige in zijne beeldtenis wordt vereerd.
Somwijlen worden door de Kerk feesten ingesteld ter huldiging van eenige bijzondere gave, door God mildelijk aan een' of anderen heilige verleend: zoodanig zijn de feesten der wondteekenen van den H. Pranciscus en der doorboring van het hart der H. Teresia; het eerste werd met eigene Mis en Getijden voor de geheele Kerk ingesteld, het tweede voor de Carmelietenorde. In dit geval slaat de vereering op de heiligen zelve en de grond der vereering zijn deels hunne deugden, is deels de bijzondere gave, welker gedachtenis wordt gevierd. En dit zij in 't algemeen aangemerkt.
26. Komen wij nu nader tot onze zaak. Tal van feesten zijn ingesteld ter eere van Christus, onzen Heer en Zaligmaker, deels in de eerste eeuwen der Kerk en zelfs ten tijde der Apostelen, deels in de volgende eeuwen. Niet al deze feesten steunen op denzelfden grond en de wijze van vereering, welke hier aan Christus bewezen wordt, is niet eene en dezelfde. Want ofschoon Christus onze Heer in alle als hoofdvoorwerp wordt vereerd,
27
zoo wordt Hij tocli onder verschillende opzigten vereerd, welke de versobeidenheid der feesten en hunne benamingen bepalen. Zoo vereeren wij Christas bij Zijne Geboorte als een klein kind; in Zijn lijden als lijdende; in Zijne Verrijzenis als verrezene; in Zijne Hemelvaart als opgaande tot den Vader; en ofschoon in elk dier feesten een en dezelfde Christus ons ter vereering wordt voorgesteld, zoo is toch de gedeeltelijke grond dor vereering telkens een andere. Behalve die feesten, welke schier bij de wording der Kerk zijn ingesteld, werden in verloop van tijd andere door bijzondere personen of kerken ingevoerd. De Koomscho Kerk, do Moeder en Meesteres aller kerken, stelde, volgens hare gewoonte, een naauwkeurig onderzoek in, om zich te vergewissen, of de invoering passend en ten algeineeno nntte der ge-loovigen bleek te zijn; dan nam zij het feest aan voor de geheole Kerk, liet het openlijk vieren en hechtte, ten einde het te bevestigen en te bestendigen, haar zegel aan de eigene Mis en Getijden.
Zoodanig was te allen tijde het gebruik der Roomsche Kerk, als blijkt uit de kerkelijke oorkonden en te zien is bij Baronius, Guijet, Thomassinus en anderen; een gebruik, dat gewis niet zonder de grootste vermetelheid mag gegispt worden; een gebruik mede strookende met den goddelijken wil en de menschelijko zwakheid. Het strookt met den goddelijken wil; het is immers nu en dan, het zij door authentieke openbaringen, wel aan private personen gedaan, maar toch van hoog belang en ontwijfelbare echtheid, hetzij door bewezen wonderen, hetzij op eenige andere wijze helder gebleken, dat God de invoering van deze of gene godsvrucht uitdrukkelijk
'28
veiiangdo. Het strookt ook met de niensehelijke zwakheid; want zóó zijn de menschen; op den langen dunr krijgen zij weerzin tegen van ondsher gebezigde godsdienstoefeningen en schijnen altoos naar iets nieuws te verlangen, doch bestaan er nieuwe feesten, dan wordt door de nieuwheid zelve een nieuwe liefde tot Christus en een nieuwe godsvrucht voortgebragt en opgewekt.
26. Van deze nieuwe soort van feesten zijn er eenige, welke eene nadere overweging verdienen, wijl zij meer dan andere leiden tot ons doel: want niet alleen verspreiden zij het helderste licht over de verklaring der devotie tot het Hart van Jesus en hare verdediging tegen de opwerpingen, maar zij toonen ook duidelijk aan hoe regtmatig, billijk en gegrond de bede is, welke wij ter verwerving van een eigene Mis en eigene Getijden van 't Allerheiligst Hart nederig hernieuwen. Op drie van die nieuwere feesten willen wij alleenlijk de aandacht vestigen, opdat uit de onderlinge vergelijking duidelijk blijke, waarin het wezen der devotie tot het Hart van Jesus bestaat, wat het voorwerp is, hetwelk op 't feest van 't H. Hart den geloovigen ter vereering wordt voorgesteld, hoe overeenkomstig het is met de godsdienst en hoe zeer het met de wetten en gebruiken der Kerk strookt.
27. Vangen wij aan met het feest van den Allerheiligsten Naam Jesus. Deze Naam, op eene schilderij afgebeeld, werd misschien het eerst ter vereering voorgesteld door den H. Bernardinus van Siëna, die onder de banier van dien H. Naam wonderbare bekeeringen van zondaars verkreeg en aller harten van liefde tot Christus ontvlamde. De nieuwheid der zaak, gelijk het al ge-
29
beurt, schokte het gemoed vau velen, wijl zij meenden, dat die devotie minder overeenkomstig was met do christelijke vroomheid en godsdienst. De zaak word voor den H. Stoel gebragt en het pleit op het Vatikaan in 's Pausen tegenwoordigheid gevoerd. Tot verdediger der vereering van den Allerheiligsten Naam werd benoemd de wereldberoemde H. Joannes a Capistrano, die voor den H. Bernardinus, zijn' voormaligen leermeester, optrad-Hij redeneerde met zulk eene welsprekendheid en duidelijkheid en verklaarde en handhaafde zoo overtuigend de redenen, waarom deze Naam vereerd werd en moest worden, het eigenlijke voorwerp dezer vereering en hare volmaakte overeenkomst met het Christendom, dat niet alleen de H. Bernardinus, wegens bijgeloovigheid aangeklaagd, door don Paus zeiven van die blaam gezuiverd en de devotie algemeen werd toegestaan, maar dat ook in verloop vau tijd door de Kerk zelve een bijzonder feest ingesteld, en door de vergunning van een eigene Mis en eigene Getijden bekroond en bevestigd werd. Het hoofdvoorwerp van dit feest is Christus de Heer, Die van alle plegtigheden, Hem betreffende en Hem ter eere geschiedende, het hoofdvoorwerp is. Het stoffelijk, minder voorname voorwerp, naar hetwelk evenwel het feest genoemd wordt, is de H. Naam zelf. De voornaamste grond der vereering is de Persoon des Woords met Zijne menschheid vereenigd; den minder voornamen, maar toch gedeeltelijken grond der vereering vormen de eigenschappen en geheimen, in dezen Allerheiligsten Naam vervat: de vereering echter slaat op beide voorwerpen; immers Christus wordt vereerd, maar te gelijk en door denzel-den act wordt de Naam zelf mede vereerd, zoodat de
30
Kerk do Getijden van dit feest waarlijk en eigenlijk de Getijden van den Naam Jesus noemt.
28. Het tweede is het H. Sacramentsfeest, door Paus Ürhanus IV, gelijk vroeger verhaald is, met eigene Mis en Getijden voor de geheele Kerk ingesteld. Het hoofdvoorwerp van dit feest en van de hulde, die daarop wordt gebragt, is de geheele en onverdeelde Christus, verborgen in het Altaarsacrament: het tweede, minder voorname, maar toch werkelijke voorwerp is het Ligchaam van Christus, dat het feest zijne benaming schenkt en bij uitstek op een bijzondere wijze geüerd en gehuldigd wordt. De goddelijkheid des Woords met het Ligchaam vereenigd en de gaven, door God aan het Ligchaam verleend, maken den grond dor vorooring uit. Dit feest werd hoofdzakelijk ingesteld mot hot doel, om de beleedigin-gen, datzelfde Ligchaam vooral in het lijden aangedaan, door een bijzonder huldebetoon te herstellen, en tevens om do geheugenis te vernieuwen der onmetelijke weldaad, door de instelling van dit Sacrament aan het menscbelijk geslacht bewezen.
29. Het derde is het feest dor Vijf Wonden van Christus onzen Heer, een feest, dat, ofschoon tot dusverre niet in de gansche Kerk ingevoerd, evenwel veel gevierd wordt en wel met eigeno Getijden en Mis, roods lang door deze H. Congregatie toegestaan. Het eerste en hoofdvoorwerp van dit feest is do lijdende Christus, het tweede en stoffelijke voorwerp, waaraan het ook zijn' naam ontleent, zijn do wonden, of wel die bijzondere deelcn dos Ligchaams, welke in het lijden doorboord zijn; want ook deze worden als gedeeltelijk voorwerp vereerd. De grond der vereering is do Persoon des Woords,
31
benevens de smarten, welke Hij in de gewonde deelen des Ligchaams verdnnrd heeft.
30. Om de naamve verwantschap dezer feesten met het onze achtt'en wij het doeltreffend, deze ietwat wijd-loopige verhandeling te laten voorafgaan. Nu gaan wij den aard en het voorwerp der vereering van Jesns' Hart bepalen. Wijl echter de geheele leer van deze devotie, nit de bovenvermelde openbaring, welke er aanleiding toe gaf, opgespoord en geput moet worden, zullen wij haar weder voordragen met de eigen woorden, met welke de dienaresse Gods, aan wie de openbaring is geschied, haar verhaalt en schriftelijk heeft nagelaten.
31. »Toen ik eens op een' dag, onder het octaaf van het Sacramentsfeest, mij voor het Allerheiligste met het gebed bezig hield, werd ik door mijn' Heer boven alle mate met hemelsche genaden vervuld. Ik gevoelde den vurigen wensch, om voor zoo groote weldaden, naar mijn zwak vermogen, iets te vergelden. De Heer gaf gehoor aan mijne verlangens en sprak tot mij: gij kunt niets Mij welgevalliger doen, dan te volbrengen, wat Ik u vroeger reeds dikwijler gezegd heb. Daarop Zijn allerheiligst Hart toonende, zeide Hij: ziet gij Mijn Hart ? Dat Hart, Hetwelk van zoo groote liefde tot de menschen ontstoken is, dat Het niets gespaard en Zijne krachten bijkans uitgeput en verteerd heeft, om hun die onmetelijke liefde door de zekerste teekenen te bewijzen. En toch het meerendeel der menschen, wel verre van zich dankbaar en minzaam te toonen, houdt niet op. Mij in dit liefdegeheim met smaad en belee-digingen te kwetsen. En wat Mij nog pijnlijker valt, is, dat Ik zulk een leed van personen, aan Mij toe-
¥
i
32
gewijd, moet verduren. Daarom vraag Ik van u, dat de Vrijdag, onmiddellijk na het octaaf van 't H. Sacramentsfeest, aan de vereering van Mijn Hart bijzonder worde gewijd; op dien dag zal men naderen tot deH. Tafel en de beleedigingen, Mijn Hart in het altaargeheim aangedaan, vooral ten tijde, dat Ik den geloovi-gen openlijk ter vereering uitgesteld ben, door eene eereboete vergoeden. En ik beloof, dat al degenen, die deze eere aan Mijn Hart zullen schenken, door den invloed van dit Goddelijk Hart zelf, met een' overvloed van hemelsche genaden zullen overladen worden.quot;
82. Uit dit alles blijkt ten klaarste, dat Jesus' inzigt was, een nieuwe devotie tot Zijn Hart in de Kerk in te voeren: aan Zijne dienares had Hij immers verklaard, dat dit Zijn vurigste wensch was. Dat Hij van Zijn Hart, niet in overdragtelijken, maar in den eigen en natuurlijken zin des woords, alzoo van het edelste deel Zijns lig-chaams gesproken heeft, is blijkbaar uit het feit zelf, dat Hij Zijn Hart ontblootende, sprak: ziet gij Mijn Hart? Ziedaar wat eigenlijk het voorwerp is, dat Jesus ter vereering voorstelt, Zijn Allerheiligst Hart, niet enkel als zinnebeeld van alle innerlijke aandoeningen, maar gelijk Het in zich zelf is. De grond echter, waarom het Allerheiligst Hart moet worden vereerd, wordt in de volgende woorden aangegeven. Ziet gij Mijn Hart ? dat Hart, enz. twee beweegredenen tot vereering wijst Hij namelijk aan: Zijne liefde tot ons en Zijne droefenis over de be-leedigingen. Hem door ons, vooral in het Sacrament des altaars, aangedaan. In deze devotie alzoo wil Jesus Zijn Hart beschouwd hebben als een Hart, van liefde tot de menschcn ontvlamd en toch door den snooden ondank
der mensclien aller wreedaardigst gegriefd en door die dubbele reden vooral verlangt Hij, dat wij bewogen worden, om Zijn allervurigst minnend Hart weder te beminnen en de beleedigingen, waardoor Hij in het geheim Zijner liefde zelve wordt aangerand, te herstellen en te vergoeden. De wijze, waarop Jesus verlangt, dat dit geschiede, verklaart Hij in de volgende woorden, die wel do voornaamste, maar niet do eenigste oefening dei-nieuwe godsvrucht bevatten.
33. Ofschoon het gezegde op zich zelf klaar is en meer. dan toereikend schijnt, om de natuur van het feest en van de godsvrucht, waarover wij hier handelen, te verduidelijken, zoo doen wij echter tot volmaakter begrip der zaak opmerken, dat reeds lang vele gods-vruchtoeteningen iu do Kerk waren ingevoerd, welke, hoezeer onderling verscheiden, toch allen op Jesus betrekking hebben, gelijk boven is aangeteekend. Immers de eene heeft betrekking op het Ligchaam, eene tweede op do Wonden, eene andere op het Kruis en wederom eene andere op den Naam des Heeren. Maar de godsvrucht, waarover wij hier handelen, slaat op het Hart van denzelfden Jesus. Nu is het zonneklaar, dat dit goddelijkste Hart niet minder geschikt en waardig is, vereerd te worden dan de straks genoemde voorwerpen; ook kan er niets tegen de vereering van Jesus' Hart worden ingebragt, wat niet met gelijk of meer regt tegen de vereering van het Ligchaam, do Wonden, het Kruis, den Naam kan worden aangevoerd. Om echter alle oorzaak tot twijfel af te snijden, dient men op te merken eu zorgvuldig in 't oog te houden, dat het Hart van Jesus in deze devotie niet moet worden beschouwd als
2*
eeno leven- en gevoellooze zaak, maar als oen levend en kloppend Hart, voor zoo ver Het namelijk met de ziel van Jesns en den goddelijken Persoon innig verbonden is. Vraagt men derhalve naar liet voorwerp dezer devotie, dan moet het Hart van Jesus niet afgezonderd, niet op zich zelf staande worden beschouwd, maar in zoover het met de ziel van Jesus en Zijn' goddelijken Persoon één geheel uitmaakt. Dat ééne geheel, gevormd uit het Hart van Jesns en Zijne ziel en den Persoon van den Zoon Gods, versierd door alle genaden, door de schatten van hemelscho gaven en de deugden, dit Allerheiligst Hart eigen, gekwetst door do wonde op het Kruis, waaruit het nog restende bloed na Zijn' dood ter onzer liefde vloeide, ziedaar het voorwerp, dat in deze godsvrucht aan do vereering der gcloovigen wordt voorgesteld. Hieruit volgt noodzakelijk-, ] dat allo eer aan het Hart van Jesus bewezen, geheel aan den Persoon van Christus behoort; zoo blijkt ook 2°. hoe waar en eigenlijk van Jesus' Hart, aldus beschouwd, kan gezegd worden, dat Het bemint, door beleedigingeu aangerand wordt, smart lijdt, enz.; 3°. hoe voegzaam men tot ditzelfde Hart het woord rigten, beden storten en daaraan alle hulde kan bewijzen, die aan een' Persoon kan worden gebragt, vermits alles wat aan het Hart geschiedt, ook noodwendig den Persoon betreft, die in dit Hart leeft.
34. Op de 2tll! plaats dient te worden aangemerkt, dat het Hart van Jesus in deze devotie onder een dubbel opzigt moet worden beschouwd. Vooreerst als het Hart, Dat vervuld is van liefde tot do mensehen, van die onmetelijke liefde, welke den minnenden Jesus aangespoord heeft, al het overige ten wille der menschen te doen en
35
inzonderheid, bet altaargeteim zelf in te stellen. Krachtiger beschouwing kan er gewis niet zijn, om onze liefde tot dit goddelijk Hart op te wekken. Want gelijk Zijne verbinding met den goddelijkon Persoon des Woords eerbied eischt van menschcn en engelen, zoo betaamt het ook, dat Zijne brandende liefde jegens de menschen, Het aan diezelfde menschen beminnenswaardig en dierbaar maakt.
35. Hier valt nu in overweging te nemen, dat het menschelijk hart tot de verwekking der zuiver geestelijke liefde uit zich zelf wel niets bijdraagt, maar toch haar stoffelijk werktuig en de zetel is der gevoelige liefde, die uit haren aard op de geestelijke pleegt te volgen. Daarom zegt de H. Thomas (opusc. de dilect. Dei cp. 19), waar hij het gebod, God uit ganscher harte te beminnen, verklaart, het volgende: »gelijk hot eigen is aan het vuur te gloeijen, zoo is het eigen aan htt hart, van liefde te branden. Het leven dos harten is de liefde: en deswege is het onmogelijk, dat een hart, hetwelk leven wil, zonder liefde is.quot; Dat dit alles ook in de bovennatuurlijke liefde plaats vindt, is met zekerheid af te leiden, zoo wel uit de straks aangehaalde leer van den TI. Thomas, als uit de ervaring der heiligen, in wier harten de gloeijende liefde, die hen blaakte, inderdaad verbazingwekkende uitwerkselen heeft te weeg gebragt. Wie weet niet, wat den H. Philippus Nereus gebeurd is, in wiens hart de liefde met zulk een kracht en aandrang werkte, dat zijn boezem door de uitzetting van twee ribben verruimd werd? Bekend is bet, dat een engel het hart dor H. Te-resia met een vurige pijl doorboorde en eene niet ver-die hte of ingebeelde, maar eene ware en werkelijke wonde
o 6
veroorzaakte, welke nog in liet levenlooze hart, dat te Alralu bewaard wordt, te zien is. Van Petrus de Alcantara. Francisens Xaverins, Stanislaus Kostka, Maria Mag-dalena de Pazzis weten wij, dat de liefdevlammen, opstijgend nit hunne harten, den boezem dermate hadden verhit, dat de gloed er van door koude, lucht of water, moest worden getemperd. Al deze heiligen, welke soortgelijke verschijnselen ervaren hebben, getuigen eenparig, dat het hart door de liefde zoo heftig wordt aangedaan, dat daaruit als uit een' oven voelbaar een vuurgloed opgaat, soms met zulk geweld, dat het hart schijnt te breken en in stukken te springen.
3G. Dit mag ons niet bevreemden. Wel worden immers de liefde en do overige geestelijke gewaarwordingen door de ziel alleen voortgebragt; maar zoolang zij aan het ligcbaam gebonden is, doet zij, ook op geestelijk gebied, niets alleen en zonder medewerking des ligchaams, welks onderscheidene deelen zij, als even zoo vele werktuigen gebruikt, om hare acten te stollen. Dat het hart nu het werktuig der liefde alsmede der overige aandoeningen is, weet een ieder. Derhalve gelijk men zegt; de ziel bezigt de oogen, om te zien, do ooien, om Ie hooren; eveneens moet men ook zeggen, dat zij hot hart bezigt, om te beminnen; en op denzelfden grond dat men zeggen kan en moet: het oog ziet, het oor hoort, moet men erkennen, dat van het hart met waarheid wordt gezegd; het bemint. Voeg hierbij, dat gelijk de liefde haren oorsprong neemt in het hart, waardoor do ziel tot beminnen gedreven wordt, zij eveneens, na haar ontstaan, door de vereeniging van ziel en ligchaam in het hart eindigt. Gevolgelijk, wanneer de ziel bij de afwezig-
37
held des beminden voorwerps gloeit, dan gloeit het hart mede en wordt benaauwd; en wanneer de ziel van verlangen smacht, dan smacht en kwijnt ook het hart. Geniet daarentegen de ziel de tegenwoordigheid van het beminde voorwerp, en schijnt zij door een' hoogeren liefdegloed ontvlamd, van genot als 't ware te smelten, dan wordt ook het hart door oen dergelijk vuur ontstoken en ontvlamd cn met de zoetste vreugde overgoten. Maar gebeurt het, dat do ziel door rouw en droefheid verteerd wordt, wijl zij haro liefde miskend of veracht ziet, dan wordt ook het hart beklemd en gedrukt en buiten mate gekweld. Dit alles kan een ieder aan zich zeiven ervaren.
37. Hieruit laat zich deze gevolgtrekking afleiden: do liefde, welke do Heer Jesus God den Vader en ook den menschen toedroeg, strookte met de wetten der mon-schelijke natuur; derhalve moest de geestelijke liefde, welke in Zijne ziel den hoogsten en heftigsten graad bereikt had, natuurlijkerwijs in Zijn Hart gevolgd worden door eene oven sterko gevoelige liefde; gelijk op de hevigste geestelijke droefheid, in den hof om do zonden der menschen ondervonden, zulk eene gevoelige droefheid en smart volgde, dat Hg bloed zweett'c en in doodstrijd geraakte. Men kan alzoo zeggen, dat het Hart van Christus onzen Heer, tot de liefde, waarmeö Hij ons zoo zeer heeft bemind, op Zijne wijzo ongemeen veel bijgedragen en volmaakt gelijksoortige aandoeningen en bewegingen ervaren hoeft, welke de harten dor overige menschen, als zij beminnen, van natuur ondervinden. Deze beschouwing kan niet anders dan bij uitstek krachtdadig werken, om onze liefde tot het goddelijk Hart op te wekken.
38
Wie kau immors liet Hart van den liefderijksten Verlosser zien, vlammende van liefde tot ons, smachtende naar ons heil, om onze zonden door smart en droefheid verteerd: wie, zeg ik, kan liet Hart van Jesus' aldus jegens ons gezind, aandachtig beschouwen en zou zoo hardvochtig en onmenschelijk wezen, om het liefderijkste Hart niet weder te beminnen en met de teederste gevoelens te omhelzen?
38. Om echter de natnnr dezer allerheiligste devotie volkomen te begrijpen, is het niet genoeg, Jesus' Hart te beschouwen, als zijnde met de Godheid verbonden, daarenboven door liefde tot de menschen vervuld en deswege onze hulde en liefde overwaardig; Hot moet ook worden beschouwd als een Hart, door don ondank der menschen wreedaardig gegriefd en door de gruwzaamste beleedigingen aangerand en als dusdanig, onze liefde niet enkel, maar ook ons medelijden en onze droefheid met der daad waardig. Het Hart van Jesus namelijk omvat de menschen met eene matelooze liefde; maar die liefde, hoe mateloos ook, welke aller harten trekken en ontvlammen moest, wordt veelal door de menschen miskend en zoo veracht, dat het meerendeel, wel verre van daarvoor de verschuldigde dankbaarheid te betuigen, daaraan niet eens deukt. Ja, zoo ongeloofelijk is de hardvochtigheid dor menschen, dat zij Jesus, den liefderijksten weldoener, midden onder ons in de Eucharistie verwijlende, met de boosaardigste beleedigingen grieven. Wat al gruwzaams is er door dc ketters of door goddelooze katholieken tegen Jesus, in het Sacrament verborgen, niet gepleegd? Hoe smadelijk, hoe onwaardig, is en wordt Hij niet dagelijks behandeld! Beschouw alzoo eoner-
39
zijds het Hart van Jesus, gloeijende van eene onuitsprekelijke liefde, andererzijds ondankbare, hartelooze gevoel-looze mensclien, die door zoo groote liefde niet alleen niet geroerd worden, maar zelfs gestadig voortgaan, Jesns door Ijeleedigingen te kwetsen : wie kan dit overwegen en koud blijvén? Wie zou daarover niet treuren? Wie zou niet wenschen, het allerbedroefdste Hart op iedere mogelijke wijze van deze smart te verlossen, de toegevoegde be-leedigingen uit te delgen en zoo veel doenlijk, door passende eerbewijzingen te vergoeden ?
39. Uit het hiervoren verhandelde blijkt dan duidelijk, waarin de natuur van deze devotie en van dit feest bestaat, hoedanig het voorwerp is, dat ter huldiging wordt voorgesteld, welke de volle beweeggrond is der vereering, - en tevens welk doel wij hierin voor oogen behooren te houden. Nu blijft ons nog over, te zien, met welk regt dit Feest ter eere van Jesus' Hart in de Kerk is ingevoerd en hoe billijk onze bede is, om eene uitbreiding van dit Feest te erlangen door eene vergunning van eigene Mis en Getijden.
40. Dat het Hart van Jesus te regt vereerd wordt volgt hieruit, wijl dit Hart die eigenschappen bezit, welke Het eene bijzondere vereering hoogst waardig maken. Ja, wanneer men de zaak aandachtig overweegt, zal men bevinden, dat er geen ligchamelijk of stoffelijk voorwerp bestaat, hetwelk voegzamer, billijker en met meer vrucht aan de vereering der geloovigen kan worden voorgesteld, dan dit liefderijkste cn tegelijk zoo diep gegriefde
40
Hart. Neen, daar is geen zaak, welke verhevener geheimen bevat en vertegenwoordigt; geene, welker aanschouwing en overweging heiliger gevoelens in de gemoederen der geloovigen vermag te weeg te brengen; geene, welke de onmetelijke liefde van onzen Heer Jesus Christus aan de oogen des ligchaams en der ziel helderder voorstelt; geene, welke geschikter is, om de herinnering aan al de weldaden onzes liefderijken Verlossers in de harten der menschen te verlevendigen; geene, welke de bitterste zieleweëen van Christus, voor ons verduurd, roerender schetst. Dit alles en nog meer ziet men in het allerheiligst Hart, gelijk het pleegt geschilderd en ter vereering voorgesteld te worden, niet alleen vervat en afgebeeld, maar ingegrift, als 't ware, en ingehouwen en voor oogen gelegd. Daar kon diensvolgens geen voorwerp aan de geloovigen worden voorgesteld, dat heiliger is en geschikter, om met meer kracht de dankbaarheid jegens den liefderijkst en Verlosser te wekken, de liefde te ontvlammen, vrome verlangens te ontsteken, om eindelijk zekerder onze harten met de heiligste gevoelens te bezielen. Wie zich hiervan overtuigen wil, behoeft dit Peest slechts met do overige, welke in de kerk gevierd worden, te vergelijken.
41. Daarom is het allerbillijkst, dat dit deel van 's Heeren Ligchaam bijzonder geëerd wordt. Eene bevestiging hiervan levert het feest en de openlijke vereering der Vijf Wonden. De Wonden van Christus worden vereerd en wel met eigene Mis en Getijden, en om de Wonden worden ook de voeten, do handen en de zijde des liefderijken Heilands vereerd en deze gezegende deelen van 's Heeren Ligchaam worden juist deswege meer dan
41
de andere een bijzondere vereering waardig gekenrd, wijl zij voor ons heil bijzondere smarten hebben geleden en door die kwetsuren als met een roemrijk zegel der liefde geteekend zijn. Derhalve kan men ze niet met een levendig geloof zien en beschouwen, zonder een gevoel van eerbied en godsvrucht, en vrome zielen hierdoor bewogen, vereeren, beminnen, omhelzen, kussen dio deelen, ter onzer liefde gewond, met de warmste teederheid. Deze gevoelens behooren wij met veel meer regt te koesteren jegens bet allerheiligst Hart van Jesus, om de veel talrijker en smartelijker wonden, waardoor Het niet slechts weinige uren, gelijk de handen en de voeten, maar geheel Zijn leven lang, om onze zonden getroffen en wreedaardig doorboord werd: ik bedoel de inwendige wonden van vermorzeling, droefheid, vreeze, angst en walging. De smarten, door deze inwendige wonden veroorzaakt, gedurende het geheele leven van Jezus, ongemeen grievend, groeiden tijdens het lijden in 't oneindige aan, eri wel in het zinnelijk begeervermogen en gevolgelijk ook in het Hart, waar zij zich natuurlijk als in een middenpunt vereenigden. Men kan alzoo met zekerheid beweren, dat het lijden Zijns Harten de pijnen Zijns Lig-chaams verre heeft overtroffen: wat overigens reeds hieruit is af te leiden, dat Hij tengevolge van Zijne ziele-smarten in doodsangst geraakte. Voeg daarbij het liefdevuur, waarvan dit Heilig Hart brandd'e, de heftige dorst naar ons heil, die in Hem gestadig blaakte, de Wonde der lans op het kruis ontvangen, en gij zult deze stelling begrijpen: was er te regt een Feest ingesteld ter eere der Vijf Wonden, mot gelijk, ja met meer regt behoorde een Feest te worden ingesteld ter eore van Jesus' Hart.
42. Een andere mede allerbillijkste beweegreden tot invoering van dit Feest wordt ontleend aan het doel, bestaande in de vergoeding der beleedigingen, Christus onzen Heer aangedaan in het Sacrament des altaars. De regtmatigheid dezer gevolgtrekking kan men aldus verduidelijken: wordt eene beeldtenis van Christus onzen Heer, of Zijn Allerheiligst Altaarsacrament, — gelijk men nu en dan met afgrijzen leest — door een' heiligschen-nenden of goddeloozen mensch verregaand gehoond, dan wordt gemeenlijk tot uitwissching van dien hoon een openbare plegtigheid gehouden; daartoe dringt ons reeds de natuur, welke ons ingeeft, dat zulk eene eereboete passend is. Wijl nu de beleedigingen, het Allerheiligste Sacrament gestadig, maar vooral ten tijde der openbare uitstelling aangedaan, zeer veelvuldig en algemeen zijn, is het voorzeker billijk, dat een Feest worde ingesteld, om de gepleegde onteeringen door huldeblijken te vergoeden. Een passend voorbeeld hiervan leert ons het feest van alle Heiligen. Het boek, getiteld: Ordo Romanus, geeft ender anderen deze oorzaak van zijne instelling aan: ■» ten einde alles, wat de rnenschelijke zwakheid door omvetendheid of achteloosheid op de feesten of vigiliën der Heiligen liet ontbreken, in deze heilige plegtigheid zou worden aangevuld.quot; Gelijk het derhalve voegzaam toescheen, opzettelijk een feest in te voeren ter eere van alle heiligen, om aldus de fouten, in de viering der bijzondere feesten bedreven, uit te boeten en te herstellen: zoo behoorde ook wegens den smaad, het Sacrament des Altaars toegebragt, een bijzonder feest te worden ingesteld, om de aangedane oneer uit te boeten en te vergoeden. Dit is nu juist het Feest van Jesus' Hart, voor 't welk wij een eigene Mis
43
en eigene Getijden verzoeken. Wij koesteren de zekerste hope, dat dit verzoek zal worden ingewilligd, zoo de gronden, waarop het steunt, ernstig on naaawkenrig worden overwogen. Die gronden moeten wij hier op de laatste plaats uiteenzetten.
43. Om echter den weg af te snijden aan de tegenwerpingen, welke vroeger plagten te worden gemaakt, dienen vooraf stiptelijk de grenzen te worden bepaald, door welke onze bede omschreven wordt. Wij vragen niet, dat er een nieuw feest ingesteld, of eene nieuwe, tot heden toe onbekende kerkelijke devotie worde ingevoerd : wij vragen alleen de voltooijing van een Feest, dat reeds ingesteld, voortgeplant en gevestigd is in de gansche christelijke wereld, onder toestemming en goedkeuring, niet slechts van Bisschoppen, maar ook van Pausen; wij vragen, dat de kerkelijke vereering, welke sedert lang overal openlijk en plegtig aan het Hart vau Christus Jesus wordt gebragt, uitgebreid en ontwikkeld worde door de bewilliging der eigene Getijden en Mis van hetzelfde allerheiligst Hart: en wij stellen ons verzoek niet voor de algeheele Kerk, maar voor eenige bepaalde oorden, gelijk later zal worden aangegeven. Dat het Feest overal gevierd wordt, is zeker en tastbaar uit de straks aan te voeren bewijzen; maar wordt daarenboven ook gestaafd door zeer vele uitstekende Bisschoppen in hunne brieven aan den Paus, waarvan Z. Emin, de Berigtgever zich wel gewaardigen zal, de getuigenis te leveren. Dat tot nog toe aan het Hart van Jesus
4-1
niet slechts een private, maar ook een openlijke vereering gebragt is en gebragt wordt, gaan wij — hoewel het eene uitgemaakte zaak schijnt te wezen, — uit de zekerste bescheiden breedvoerig betoogen.
44. Onder de voornaamste uitingen en soorten van openbare, kerkelijke vercering behooren zonder den minsten twijfel, volgens de onveranderlijke, aloude zeden en gewoonten des Apostolischen Steels: de instelling van Broederschappen, de viering van het feest, de vergunning van aflaten en eindelijk de oprigting van kerken, kapellen en altaren. Nu durven wij stoutweg beweren, dat ial deze soorten van openbare vereering sedert lang aan 't Hart van Jesus bewezen worden en zulks niet alleen door de eenparige overeenstemming der volkeren; niet alleen door het gezag der meest verlichte Bisschoppen, die in de eerste diocesen van alle landen, het Feest van Jesus' Hart luisterrijk gevierd en tal van Broederschappen hebben opgerigt; niet alleen door de geloften, welke vermaarde steden plegtig hebben afgelegd; maar ook — wat ons doel bij uitnemendheid te stade komt — met de onweersprekelijke, vormelijke toestemming, volgens de beslissing, uitspraak en goedkeuring van dezen Apostolischen Stoel, welke de voornoemde uitingen of soorten van openbare vereering des allerheiligsten Harten toegestaan en respectivelijk goedgekeurd heeft.
45. Het is, om met de eerste soort aan te vangen, van algemeene bekendheid, dat de Apostolische Stoel gedurende 70 en meer achtereenvolgende jaren, onder het bestuur van 7 Pausen, Innocentius XII, Clemens XI, Innocentius XIII, Benedictus XIII, Clemens XII, Bene-dictus XIV en den thans regerenden Paus Clemens XIII,
45
tot nog toe reeds meer dan 1090 Aflaats-Breven heeft uitgevaardigd voor do oprigting van even zooveel Broederschappen, onder den titel von Josus' Hart geschaard en over de gansche aarde verspreid. Do Breven, welker inhoud en vorm overal en altijd dezelfde blijven, beginnen met de woorden: »Daai', gelijk Wij vernomen hébhen, in de kerk N. N. een vrome en godvruchtige Broederschap van Chrtstengeloovigen kanoniek opgerigt is of opgerigt worden zal, enz.quot;
46. En deze Broederschappen zijn niet binnen de grenzen van één rijk beperkt, maar wijd en zijd over de gansche Christelijke wereld verspreid, in Itali!;, Frankrijk, Belgiö, geheel Duitschland, Polen, Bohemen, Lithu-aniö, Spanje, Portugal, tot in China en Canada en de verste streken van America; en zij bestaan niet in enkele kerken slechts, of kloosterorden, maar zonder onderscheid in alle kerken: in de Metropolitaan-, Kathedraal-, Collegiale, Parochiekerken van do wereldgeestelijkheid: in de kerken aller kloosterorden van beiderlei geslacht: in de kerken der orden van den H. Benedictus, H. Au-gnstinus, H. Dominicus, H. Franciscus, H. Bernardus, van de Carmelieten, Capucijnen, Josuiten, Piaristen en anderen. Dit alles blijkt volkomen uit de Breven zeiven en derzelver langen cataloog of register, naauwkeurig getrokken uit de authentieke bescheiden en oorkonden der Aflaten en in ons Summarium No. 1 en de volgende, benevens No. 7 en 8 aangehaald.
47. Ouder deze Broederschappen bekleedt gewis eene eerste plaats do ongemeen ijverige Aartsbroederschap van deze onze Eerwaardige stad, gewoonlijk de' Sacconi genoemd, en ten jare 1729 in de diakonale kerk van den
46
H. Theodoras op het Campo Vaccino opgerigt. De leden dezer Broederschap, waaronder zelfs mannen van den hoogsten adel worden geteld, strekken door hnnne vrome oefeningen en hnn' ijver in de ondersteuning der arme gezinnen en zieken, den inwoners der stad Kome niet alleen tot stichting en voorbeeld, maar ook tot bewondering en verbazing. Pans Clemens XII, roemrijker gedachtenis, kenrde haar goed onder den titel van Jesus' Hart, bevestigde haar als dusdanig hei'haaldelijk door Apostolische Brieven, (zie ons Summariunn No. 1 en volg.), en begiftigde haar met tal van aflaten en voorregten en gunsten, bij name in zijn tweede Breve van den 7llcn Maart 1732, waardoor hij dezelfde Vereeniging met den titel van Aartsbroederschap verrijkte.
48. Nu valt het niet te ontkennen, dat de oprigting van Broederschappen, onder den titel van eenig geheim onzes Heeren Jesus Christus of van een' Heilige, eene daad van kerkelijke vereering is, als duidelijk blijkt uit het werk van Pater Guyetus (Heortologia lib I cp. 15 quest. 1), waar hij de verschillende soorten van Broederschappen onderscheidende, aldus spreekt: •» Andere Broederschappen tot grootere vereering van zeker geheim onzes Heeren, van de Heilige Maagd of van een' Heilige ingesteld, erlangen den naam van dit Geheim of van dien Heilige, zooals de Broederschappen van het Allerheiligst Sacrament, van den Naam Jesus, van den Rozenkrans der H. Maagd, van O. L. Fr. van den Berg Carmel enz.quot; En een weinig later sprekende over de gepastheid en heiligheid van dergelijke vereering, gaat hij voort: » Wat de vereering des geheims en de aanroeping des Heiligen betreft, daarin is niets, wat niet volmaakt overeenkomstig met het geloof en
47
de reeds in de eerste tijden aangenomene overlevering stroohende is.quot; En werkelijk, wanneer naar de geleerde uitspraak van Benedictns XIV, heiliger gedachtenis, (in zijn aangehaald werk de servomm Dei Beatif. lib. 4 part. 2 cp. 19), de bloote toekenning van den naam eens Heiligen aan kinderen in hot Doopsel eene daad van kerkelijke vereering is en wanneer een dergelijke handelwijs in meerdere processen van Zaligverklaring onder de soorten en klassen van openbare vereering gerekend is geworden, als te zien is uit de aeten des Gelukz. Alvarez van Cordova, van de orde der Predikheeren (Cordub. informatio II pag. 24), des Gelukz. Marcolini van Forli (Foroliviens: Informat. pag. 14 § 44), des Gelukz. Gerius (Firmana, Informat. pag. 10 § 28), dan zal wel een iegelijk inzien, met hoeveel meer regt men dit mag houden ten opzigte van Broederschappen, onder de aanroeping en den titel eens Heiligen gesticht.
49. En feitelijk wordt in de procesacten des Gelukz. Alvarez van Cordova juist deze oprigting van een Broederschap onder aanroeping des Gelukzaligen als eene daad van openbare vereering aangevoerd; want daar lezen wij: (Informat. sub dubio cultus p. 19). »Op de zesde soort van vereering volgt naar de orde de zevende, welke bestaat in de plegtige feestviering, weleer ter eere des Zaligen gehouden, enz. als ook in de Broederschap, welke onder aanroeping van den H. Dominicus, ter eere des Zaligen, onder toestemming des Bisschops van Cordova in de kerk des voornoemden kloosters opgerigt en zelfs in verloop van tijd de Broederschap van den H. Alvares genoemd werd en nog genoemd wordt.quot;
Datzelfde vindt men in het aangehaalde werk van Z.
48
H. Benedictus XIV (lib. 2, cap. 24 § 52. num. 201 pagf. 315 editionis Eomanae). Eveneens werd in de jongste tijden in de procesacten des Gelukz. Andreas van Montreal, van de Orde des H. Augnstinus, (verhandeld in de Congregatie van den H11®quot; Februari] 1764) de oprigting eener Broederschap te zijner eere onder de soorten van plegtige kerkelijke vereering gerekend. (Respons, ad animadvers. p. 24 mum. 74).
50. Daar nu de vermelde Broederschappen, talloos over de gansche Christelijke wereld verspreid, niet alleen door de plaatselijke Bisschoppen opgerigt, maar door den Opperherder en Plaatsbekleeder vau Christus zeiven, onder aanroeping van het Heilig Hart, in zoo vele en menigvuldige Apostolische Brieven toegestaan, bekrachtigd, en met alle gunsten en regten, met alle blijken van eere en voorkeur, welke, volgens het bovenstaande aan andere Broederschappen gemeenlijk worden verleend, verrijkt werden, z'oo valt het niet te loochenen, dat de vereering van Jesus' Hart een openlijke, kerkelijke, niet bloot gedulde of toegelatene, maar eene door den Apostolischen Stoel uitdrukkelijk vergunde en bewilligde vereeiing is, welker bestaan, voegzaamheid, billijkheid en heiligheid gevoegelijk niet zonder blijkbare krenking van denzolfden H. Stoel kunnen in twijfel worden getrokken.
51. Ongelijk schitterender en plegtiger is de tweede soort van kerkelijke vereering, aan Jesus' allerheiligst Hart toegekend en door dezen Apostolischen Stoel zeiven goegekeurd, namelijk de viering van het Feest. Immers volgens een algemeen en onveranderlijk gebruik viert iedere Broederschap jaarlijks met groote plegtigheid haar Titelfeest: en zoo wordt het Feest van Jesus'Allerheiligst
49
Hart thans in bijna alle lijken en provinciën der christelijke wereld, in de belangrijkste steden en voornaamste Bisdommen, gemeenlijk daags na het Octaaf van H. Sacramentsdag, met plegtigen en schitterenden luister gevierd. Do Bisschoppen schonken hiertoe niet enkel vergunning, maar drongen in vele oorden er op aan door openlijke verordeningen en voorschriften, en wat merkwaardig schijnen moet, deden bij plegtige processiën geloften, wijdd'en hunne diocesen aan Jesus Hart toe en beloofden, ieder jaar het Feest te zullen vieren. De ge-loovigen schonken hieraan uit ganscher harte den leven-digsten bijval en bekend is het, dat zelfs magistraatspersonen en gemeentebesturen van aanzienlijke steden ditzelfde plagten te doen. {De Cultu Cordis Jesu part. 2 pag. 131 sqq.) Wat echter ons gevoelen eu onze stelling afdoend bewijst, do Pausen hebben zelfs door vergunning van meergenoemde Aflaten de viering van het Feest gebillijkt en bevorderd.
52. Nu geeft men algemeen toe, dat de viering van een Feest — ook zonder eigene Mis en Getijden — in de Kerk Gods altoos is beschouwd geworden als eene groote en uitnemende daad van kerkelijke vereering, gelijk de leeraars, die dit onderwerp behandeld hebben, algemeen verzekeren. Een van hen, de reeds aangehaalde Benedictus XIV, onsterfelijke!- gedachtenis, voert in zijn werk (de Servor. Dei Beatif. lib. II cap. 23 num. 14 et lib. I cap. 38 num. 1) zeven soorten van vereering aan, welke men aan gecanoniseerde Heiligen pleegt te bewijzen en op de vijfde plaats rekent hij hiertoe: »dat tot hun jaarlijksch aandenken feesten worden yevierd,quot; \ andaar spreken de godgeleerden eenparig de bewering uit, dat
3
50
zulk een feest, als zijnde een heilige zaak en in onmiddellijk verband staande met de eer en verheerlijking van God en de Heiligen, door geen wereldlijke magt ingesteld of ingevoerd kan worden. Wij zeiden: ooi; zonder eüjene Getijden en Mis, vermits deze de feestviering wel verhoogen en voltooijen, maar niet uitmaken; want de eigen Mis en Getijden en het Feest zelf zijn twee soorten van vereering, die op zich zelve staande, geheel van elkander onderscheiden en verschillend zijn. Om zich hiervan helder te overtuigen, behoeft men, om andere bewijzen daar te laten, het aangehaalde werk van Benedictus XIV, heiliger gedachtenis, (cap. 38 num. 1.) slechts in te zien, waar de van hot Feest onafhankelijke viering van Mis en Getijden op de vierde plaats wordt genoemd onder de zeven aangestipte eerbewijzingen, welke aan gecanoniseerde Heiligen toekomen.
53. Ook levert het hoegenaamd geen bezwaar, dat het Feest van Jesus' Hart nergens in de aangegeven Aflaatsbreven uitdrukkelijk wordt genoemd, gelijk opgemerkt wordt aan bet .slot van voornoemden catalogus, (Summ. No. 8 pag. 61), vmen bespeurt, dat ia de bewuste uitgegeven stukken, welker uittreksel hier is overgelegd, alsmede in de Aflaten, die van deze Secretarie lüegen te worden uitgevaardigd, nooit gezegd is: op het Feest van V H. Hart.''' Want ofschoon in die oorkonden van dergelijk Feest geen melding wordt gemaakt, daar wordt toch bijzonder en uitdrukkelijk melding gemaakt van eene Broederschap onder den titel van Jesus' H. Hart, welke haar eigen Titelfeest viert. Doch hiervan afgezien, kunnen wij, ingevolge hot boven in No, 51 meegedeelde, aldus redeneren: of wel de Pausen weten, welkdanig
51
het Peest is, dat op Vrijdag na 't Octaaf van 't H. Sacrament overal plegtig door do voornoemde Broederschappen pleegt te worden gevierd en voor hetwelk sij aflaten verleenen, of zij weten het niet. Dit laatste zal wel geen katholiek, of ook geen mensch van gezond verstand beweren. Het is immers al te zeer strijdig en on-vereenigbaar met het rijpe overleg, de waakzaamheid, behoedzaamheid, voorzigtigheid en onvermoeide herderlijke bezorgdheid des Apostolischen Stoels, de onmetelijke genadeschatten der verdiensten van Christus onzen Heer te openen en uit te storten voor een onbekend en onzeker Feest, en gevolgelijk, wie dit beweren dorst, zou don H. Stoel diep krenken. De eerste veronderstelling blijft derhalve alleen overig. Maar kennen zij bet Feest, dan nemen zij het aan aan, keuren het goed, bevorderen het door de meergenoemde vergunningen. En werkelijk deze kennis en wetenschap eens vooropgezet, konden wij reeds met volle regt tot hunne berusting in, hunne toelating, hunne dulding van 't Feest besluiten, wanneer zij bleven zwijgen, het niet afkeurden, niet verhinderden, niet verboden, niet bepaald veroordeelden, maar zich als onverschillige toeschouwers der viering gelieten. Wat moot men echter zeggen, wanneer zij vorder gaan, wanneer zij door de vergunning dier Aflaten, aan allen, die het Peest vieren, de rijkste belooningen uitreiken? Veronderstellen wij, dat op dien dag gevierd werd, niet het Feest van Jesns' Hart, maar een of ander met den godsdienst strijdig feest, bijvoorbeeld van den Eozenkrans der Allerheiligste Drievuldigheid, het Peest van O. L. V. van het Licht en andere door den Apostolischen Stoel veroordeeld, (vergelijk het onst erfelijk work van dea nooit vol-
52
prezen' Benedictus XIV lib. IV part. 2. cap. 31. num. 27 et seqq. pag. 21 et sqq. editionis Eomanae), wie zou dan zalk een bijgeloof dor Romeinscbe kerk niet te regt toerekenen, al werd daarvan ook in zoo vele Breven met geen enkel woord gewag gemaakt?
54. Overigens hiervan afgezien en ons beperkende tot de bovengenoemde Aartsbroederschap van Jesus' H. Hart te dezer Stede, moeten wij wel in overweging nemen, dat Clemens XII, heiliger gedachtenis, in het eerste Breve, op den 28 Februarij 1732 te harer gunste uitgevaardigd benevens vele andere Aflaten, ook een' gewonen vollen Aflaat verleend heeft »aan alle medeleden van beiderlei geslacht, wanneer zij rouwmoedig biechten, de II. Conirqunic ontvangen en op het Hoofdfeest der voornoemde Broederschap, dat door de leden slechts eenmaal kan geïcozen ivor-den en door onzen geliefden zoon, den Vicarius Generalis voor de geestelijke aangelegenheden in deze Stad, goedgehee-ten is, eene kerk, of kapel of ledeplaats der Broederschap godvruchtig bezoeken.quot; {Surnmar. num. 1). Ten gevolge dezer vergunning heeft de toenmalige Vicarius, Cardinaal Guadagni do keuze van gezegd Feest en het Feest zelf bewilligd en goedgekeurd door een Decreet van den 26sten Maart 1732, hetwelk aldus luidt: -falie en iegélijke Ajlaten, in hiervorenstaand Apostolisch schrijven verleend, mogen worden openbaar gemaakt enz. en daar de voornoemde leden tot Hoofdfeest der gezegde Broederschap gekozen hebben den Vrijdag na 'i octaaf van het Allerheiligste Sacrament, waarop in zeer vele kerken het Feest van het Allerheiligst Hart wordt gevierd, enz. zoo heeten wij, krachtens de ons vroeger ^verleende vohnagt, deze gedane keuze goed tot het winnen van den vollen Aflaatquot; {Summar. nnm 1. in fino.)
53
55. Hierbij komt nog een andere volle Aflaat, door onzen H. Vader Clemens XIII herniemvd. Z. Heiligheid, als jong geestelijke onder de leden der Aartsbroederschap opgenomen, was volkomen met den aard van dit Feest bekend. Die hernieuwing geschiedde den 23sten April 1762 {Summar. num. 4); daarin wordt een volle Aflaat verleend aan alle Christengeloovigen, »die op Vrijdag, onmiddellijk na het octaaf van het Allerheiligste Sacrament, de St. Theodoruslcerh op het Campo Vaccine, als IccrTc der Broederschap van Jesus' Hart, jaarlijks godvruchtig bezoeken, enzquot; Welnn, het is blijkens het bovenstaande aan een ieder bekend, dat op dezen dag het Feest van Jesns hoogheilig Hart gevierd wordt. Daar het gevolgelijk vast staat, dat gemeld Feest ook in deze Stad algemeen en openlijk wordt gevierd onder de oogen des Pausen zeiven, met Aflaten, door hem verleend, onder medeweten, goedkeuring en bevordering der Cardinaal-Vicarissen niet alleen, maar ook der Cardinalen, leden van de Congregatie der H. Kerkgebruiken, en der Pausen zeiven, zoo kan er gewis niets tastbaarders worden aangevoerd ten bewijze, dat dit Feest met toestemming en uitdrukkelijke goedkeuring des H, Stoels wordt gevierd.
56. Van niet minder gewigt tot staving der onder-werpelijke zaak is de vergunning der Aflaten, op zich zelve en afzonderlijk beschouwd, te moor wijl hier geen sprake is van een' of anderen, maar van ontelbare Aflaten, welke én bij do oprigting der Broederschappen onder den uitdrukkelijken titel en de aanroeping van Jesus' allerheiligst Hart, én bij do viering van Zijn Feest zijn toegestaan, gelijk wij hiervoren § 6 hebben uiteengezet. Hierdoor wordt middagklaar bewezen, dat de Apostoli-
54
schc Stoel deze devotie door zoo vele herhaalde, alom ter wereld uitgevaardigde acten reeds lang aangenomen, goedgekeurd en bevorderd heeft.
Het krachtigste bewijs hiervoor levert Benedictus XIY, heiliger gedachtenis, (De servor. Dei Beatif. lib. II cap. 20, num. 13). Na tal van Heilig- en Zalig-verklaringen te hebben aangevoerd, waarin Aflaten door de Pausen verleend, ongemeen veel bijdroegen tot staving der onderhavige zaak of der openbare vereering, gaat hij voort: »De aflaat die verleend wordt aan degenen, welke op het feest eens Heiligen of Gelukzaligen eene kerk bezoeken, geldt alleen voor een godsdienstig bezoek, hetwelk geschiedt ter vereering Gods zoowel in Hem zeiven, als in den Heilige of Zalige, wiens naam in het Afiaatsbreve of de Bul staat uitgedrukt.quot;
57. Ja zelfs, indien men de zaak wel beschouwt, dan doen de Pausen door de vergunning van Aflaten meer dan die kerkelijke vereering goedkeuren en bevestigen; zij trachten haar ook te verheffen en uit te breiden, vermits zij door het openen van de schatkist der Kerk de geloovigen tot hare beoefening pogen op te wekken en aan te sporen. Zulks is af te leiden uit de formulen, welke in de Aflaatsoorkondeu plegen te worden gebruikt (Summar. num. 1): opdat deze Broederschap fjestadicj meer en meer toeneme, vergunnen Wij'een' Vollen Aflaat enz.quot; En terzelfde plaatse {Summar. pag. 4 in fine): »iveiischendc de godsvrucht derzelfde medeleden door de schenking van geestelijke gunsten te voeden en aan te wakkeren, verleenen Wij een'' Vollen Aflaat enz.quot; Dit blijkt eveneens uit den tekst in de Bxtravagantes (antiquorum: de poenitentiis et remissionibus), waar Bonifacins VIII een'Vollen Aflaat
r ^
5o
vergunnende aan hen, die bij gelegenheid van het 100-jarig jubilé, de ■ Basiliek der HH. Apostelen Petras en Paulns bezoeken, aldus spreekt; »Opdat de HH. Apostelen Petrus en Paidus des te meer verheerlijkt ivorden, naarmate hunne Basiliek in deze Stad door de geloovigen cjod-vruchtüjer loordt hezocht enz., zullen Wij hun verleenen en verleenen Wij hun niet alleen een volkomene en rijkelijke, maar de volkomenste vergiffenis van al hunne zonden.'quot; Tot datzelfde doel verleende Joaunes XXII (Canonisatiebal van den H. Thomas van Aqninen, bij Fontanini, codex canoni-sationum) meerdere Aflaten aan degenen, welko het graf des Heiligen bezochten: topdat het Christenvolk, zegt de Paus, ijveriger en talrijker naar het eerbiedwaardig graf des Heiligen stroome en het feest dezes Belijders roemrijker ivorde gevierd, verleenen Wij, vertrouwende op de barmhartigheid des Almagtigen Gods en op het gezag Zijner Apostelen Petrus en Paulus, aan allen, die na een rouwmoedige biecht, op zijn jaarlijksch feest daar met eerbied verwijld en de voorspraak des Heiligen ingeroepen hebben, een' Aflaat van één jaar en veertig dagen: en aan allen, die jaarlijks voornoemd graf bezoeken, binnen de zeven dagen, onmiddellijk op het feest zelf volgende, schenken Wij honderd dagen kwijtschelding van de hun opgelegde boete.quot;
Tot datzelfde einde verleende Sictus IV in 1482 voor het feest en het octaaf van den H. Bonaventura onderscheidene Aflaten. (Canonisatiebul, bij Fontanini, in Co-dice Canonisat. 55 Insuper. pag. 163.)
58. En ofschoon Matta (in tract: de canonis. Sanctor. part. I cap. 2. nam. 20) meent, dat de openbare godsvrucht tot een' Zalige en de kerkelijke vereering uit de Aflaatdoorkonden niet bewezen kan worden, wordt die
56
meening evenwel door den voornoemden H. Vader regt-streeks verworpen (Lib. 11 cap. 20. num. 13). Z. H. leert daar namelijk onder anderen, dat die meening hoogstens gelden kan van die Aflaten, welke buiten weten van den Paus worden uitgevaardigd of waarin van den Zalige geen melding wordt gemaakt. Want t. a. p. heet het; igt;moet de beivering van Matta al niet als wankelend worden aangemerkt, zij kan alleen voegzaam worden verklaard van die Aflaatshreven, welke door een'' heainbte ingevolge zijne magtiging, buiten weten van den Paus worden uitgevaardigd enz., of van dezulke, waarin wel de Aflaat wordt verleend aan hen, die op den sterfdag des Zaligen eene kerk bezoeken, maar waarin van den Zalige geen melding wordt gemaakt.quot; Hiermede stemt ook Pignatelli in. (Consult, canonic, toni. 1 num. 255.)
Daar nu de schier ontelbare Broederschapsbreven, waarover hier sprake is, niet konden uitgegeven worden zonder voorkennis van den Paus en daar zij den vormelij-ken titel van Jesus' allerheiligst Hart op het voorhoofd dragen, zoo mag men hieruit veilig tot de godsdienstige vereering en huldiging van hot allerheiligst Hart besluiten.
59. Doch wat verwijlen wij nog langer bij dit onderwerp, daar de tempels, kapellen en altaren, in vele oorden ter eere van het H. Hart opgerigt, deze waarheid in het helderste daglicht plaatsen? Eenigen staan vermeld in den meergenoemden Cataloog der Aflaatsbreven (Summar. num. 7. pp. 11, 13 et num. 33 pag. 13), in do brieven van H.D.H. den bisschop van Chiogga en den aartsbisschop van Edessa, die nog daarenboven gewaagt van andere plegtigc acten van godsvrucht, welko
57
in het Oosten veelal ter eere van hot Goddelijk Hart geschieden, gelijk Z. Emin. de Cardinaal berigtgever wel zal .willen in herinnering brengen. Nog schitterender getuigenis levert het Breve van den-24 Maart 1751, waardoor do te vroeg ontslapen roemrijke Benedictns XIV den Aflaat van het ten eeuwigen dage geprivilegieerde altaar toekent aan de, met de st. Theodoruskerk verbonden, Kapel der voornoemde Aartsbroederschap te dezer Stede. Daar wordt nitdrnkkelijk melding gemaakt van een altaar, aan 't Heilig Hart van Jesus gewijd, in dezer voege: Dmet het inzigt om het openbare Oratorium, hetivelh grenst aan of verhonden is met de st. Theodoruskerl: te dezer Stede en hetwelk aan de Aartsbroederschap van 't H. Hart van Jesus behoort, benevens het eveneens aan Jesus' Hart toegewijd altaar in hetzelfde Oratorium te verrijken met een bij~ zonder voorregt, gelijk het tot heden toe niet genoten had, vergunnen en verleenen Wij, door deze letteren, die ten eeuwigen dage geldig blijven, krachtens de magt door den Heer Ons toevertrouwd, dat zoo dikwijls een priester voor de zielerust van een gestorven lid aan voornoemd. Altaar het allerheiligst Misoffer zal opdragen, deze ziel bij wijze van voorspraak een' Aflaat erlange, zoodat zij van de straffen des Vagevuurs bevrijd wordt enz. {Summar. No. 5 pag, 6.)quot; In deze Breven worden alzoo de tempels, kapellen en altaren, aan het Hart van Jesus toegewijd, uitdrukkelijk erkend en gewettigd: andererzijda is het onbetwijfelbaar, dat de oprigting derzelfde tempels, kapellen en altaren tot de voortreifelijkste en edelste soorten van kerkelijke vereering wordt gerekend, gelijk dezelfde H. Vader in zijn meermalen aangehaald werk getuigt. (De servor. Dei Bertif. passim, nominatim lib. I, cap 38, num 1 in me-
3*
58
dio). Den grond hiervan geeft Bellarminns aan, wanneer hij zegt: »want tempels en altaren en offers behoor en uit hun1 aard tot de openbare vereering: er bestaat immers geen ojfer, hetwelk niet aan de gansche Kerk gemeen en door God ingesteld is: tempels en altaren nu hehooren tot het offer.quot;
En aldus is het onloochenbaar bewezen, dat de bewuste verecring in ons geval door don Opperherder der Kerk zelf veroorloofd en bevestigd is geweest.
60. Uit de voorgaande paragraphen blijkt alzoo duidelijk, dat de vereering van Jesus' Hart, én door het gezag, én ouder goedkeuring der Bisschoppen, én — wat hier hoofdzaak is — door den Apoetolischen Stoel over de geheele Christenwereld, ik zeg niet enkel toegelaten en geduld, maar bepaaldelijk aangenomen en bevorderd is geworden. Met het oog derhalve op zoo vele plegtige en onherroepelijke daden van Christus' Stedehouders zei-ven, durven wij, na rijpe overweging, onbeschroomd beweren, dat de kerkelijke vereering, welke tot dusverre aan Jesus' Hart bewezen werd en nog bewezen wordt, wettig is en dat diensvolgens door het verzoek om een eigene Mis en eigene Getijden, niet de invoering van een nieuwe devotie of van een nieuw Peest wordt gevraagd, maar alleen de uitbreiding en voltooijing eener devotie, welke reeds bestond en onder algemeenen bijval der Kerk door de geloovigen allergretigst aangenomen is en beoefend wordt.
61. Uit dit alles, doch inzonderheid uit den Cataloog der Broederschappen, onder den titel van Jesus' Hart iu
59
zoo grooten getale opgerigt, kan met zekerheid worden afgeleid, lioe wijd en zijd de devotie tot het Hart van Jesus verspreid is. Hieruit volgt nu klaarblijkelijk: 1°. dat zulk eene devotie niets bevat, wat met de ware en soliede godsvrucht strijdig is. Wie zou immers durven staande houden, dat eene met do ware godsvrucht strijdige devotie, zoo algemeen in do Katholieke Kerk beoefend, door zoo vele Bisschoppen goedgekeurd, door zoo vele kloosterorden aangenomen, door zoo vele volken kon gekoesterd worden? Waarlijk, zoo iets kan, dunkt ons, niet zonder blijkbare krenking van Christus' Kerk gedacht, veel rginder gezegd worden. Deswege levert deze overeenstemming der kerken alleen ons een wapen, waar-meé wij de vereering van Jezus' Hart tegen alle aanranding kunnen verdedigen. Men werpe van vijandige zijde tegen wat men verkiest: wij meenen alle tegenwerpingen als met één' slag te kunnen afweren en grondig weörleggen, alleen door het vertoonen van voornoemden cataloog: wij zouden hieraan echter een kleine aanmerking toevoegen, steunende op de onkreukbare leer zelve der Kerk en op de reinheid en vlekkeloosheid barer gebruiken. Het is immers onmogelijk, dat een groot gedeelte van Christus' Kerk onder goedheeting der Bisschoppen en dos Apostolischen Stoels zeiven eene devotie openlijk omhelst, met de echte godsvrucht strijdig; maar blijkens dezen Cataloog heeft een groot gedeelte van Christus' Kerk de devotie tot Jesus' Hart openlijk omhelsd. Dus is het onmogelijk, dat de devotie tot Jesus' Hart strijdig is met de godsvrucht. Op dit ééne, duidelijke, gemakkelijke, eenvoudige, voor een iegelijk tastbare antwoord, stuiten en schampen als op oen ondoordring-
GO
baar schild alle pijlen af, welkdanig die ook in vervlogen tijden mogen geweest zijn en nit dat antwoord volgt onmiddellijk de ware, grondige, afdoende oplossing van alle zwarigheden en twijfelingen.
62. Eveneens volgt 2° duidelijk: dat de devotie tot Jesus' Hart niet enkel met de soliede godsvruolit niet strijdig, maar God gevallig, vroom, heilig is. Want is zij met de godsvrucht niet strijdig, dan moet zij noodwendig God gevallig, vroom en heilig wezen; want een midden tusschen deze heide uitersten bestaat er niet.
63. Eindelijk volgt 3°, dat wij ter uitbreiding en ontwikkeling dezer vereering met volle regt de vergunning verzoeken van eeue eigene Mis en eigene Getijden op het Feest van Jesus' Hart en dat dit verzoek door de H. Congregatie veilig en zeker kan worden toegestaan. Kan dit verzoek veilig en zeker worden toegestaan, dan zijn de omstandigheden, waarin wij verkeeren, van dien aard, dan steunt onze bede op zulke gronden, dat de vergunning wenschelijk en noodig is. Worden die omstandigheden en gronden rijpelijk overwogen, dan aarzelen wij niet te beweren, dat in dergelijke smeekschriften nooit belangrijkere en meer dringende werden aangevoerd.
64. Want vooreerst, dewijl wij fvgl. hierboven § 6 num. 42) niet de eerste invoering van een nieuwe, ongehoorde, onbekende, twijfelachtige devotie in de Kerk verzoeken, maar alleenlijk do uitbreiding eener devotie, welke reeds lang ingesteld, overal wettig aangenomen en beoefend is; dewijl wij verzoeken, dat deze H. Congregatie, aan welke, krachtens hare volmagt, zulks alleen toekomt, op veler verlangen en dringende bede, zich ge-waardige, aan de overige, algemeen gebezigde oefeningen
61
ter eere van Jesus' Hart, Hetwelk ontwijfelbaar heilig is en alle eer verdient, eene eigene Mis en eigene Getijden toe te voegen, kan, onze eraclitens, dergelijke gunst niet worden geweigerd.
65. Het was immers te allen tijde onveranderlijke zede der Koomsclio Kerk, de regtmatige en wettige verlangens der bijzondere kerken, bij name feesten betreffende, altoos goedgunstig in te willigen; bovenal wanneer er sprake was van de invoering der Feesten en Getijden van Christus, onzen Heer, zoodat zij dergelijke Feesten en Getijden nooit geweigerd heeft. En waarlijk men sla alle oorkonden, allo openbare actenstukken, te Eome bewaard, open; stoutweg beweren wij, dat er geen enkel voorbeeld kan worden bijgebragt van eonig Feest of Officie ter eere van Christus onzen Heer, dat aangevraagd en door do Roomscho Kerk geweigerd is. Niet alleen heeft zij zelve Feesten ingesteld met passende Getijden ter eere van al de geheimen des Heeren, van den eersten stond Zijner Ontvangenis tot Zijne Hemelvaart toe: als daar zijn de Feesten en Getijden der Menschwording, van den Advent, de Geboorte, Besnijdenis, Openbaring, van de Opoffering in den Tempel, de Vlugt naar Egypte, van de Kindschheid, den Doop, de Prediking, de Gedaanteverandering, het Lijden, den Dood, de Verrijzenis, de Hemelvaart, maar behalve deze Hoofdfeesten, werden in verloop van tijd nog vele andere van alle soort en rang ter eere des Goddelijken quot;Verlossers aangevraagd en, naar luid der oorkonden, toegestaan. Aangevraagd en toegestaan werden het Feest en de Getijden van het H. Sacrament. Aangevraagd en toegestaan werden het Feest en de Getijden der Vijf wonden. Aange-
62
vraagd en quot;toegestaan werden het Feest en de Getijden van den Naam Jesus. Aangevraagd werd bet Feest van het H. Kruis, van de afzonderlijke Passiewerktuigen, ja van alle voorwerpen, die eenigermate den persoon van Christus behoorden en door Zijne aanraking geheiligd waren: om namelijk door de herinnering er aan, door door beschouwing en vereering er van de harten der gc-loovigen tot liefde en aanbidding des minnelijken Verlossers op te wekken. Al deze Feesten, zeg ik, aijn aangevraagd en door de Koomsche Kerk volgens een standvastig en doorloopend gebruik toegestaan, dikwerf zelfs op hot verzoek van eéno .enkele Provincie, ééne kerk, ééne kloosterorde.
66. Nu wordt echter het Feest aangevraagd van het Hart van onzen zelfden Heer, Jesus Christus: gewis een voorwerp, dat onder alle geschapen dingen, het voortreffelijkste, heiligste, goddelijkste is; een voorwerp, dat. de verhevenste geheimen bevat: het edelste voorwerp, dat aan de geloovigeu kan worden voorgesteld: een voorwerp, dat voor de menschen het zoetste, beminnelijkste, heilrijkste is; een voorwerp eindelijk onder allen bij uitstek magtig, om de harten van liefde tot Christus te ontvlammen en in do hoogste mate geschikt, om de vereering, aan den in het H. Sacrament verborgen' Christus toekomende, te helpen bevorderen. Dit zoo voortreffelijke, zoo zoete, zoo beminnelijke Feest wordt thans aangevraagd, aangevraagd niet door eene kerk, niet door eene of andere provincie, maar door de gezamelijke christelijke wereld, welke dit verzoek met stille wenschen of luide woorden, of nederige smeekingen tot den H. Stoel rigt.
Opdat men niet wane, dat hierin overdrijving ligt.
63
raadplege men het Sumrnariurn num. 9 en 10, waarin de brieven van Vorsten worden aangehaald, benevens het register van Kardinalen, Aartsbisschoppen, Bisschoppen, Capittels en andere aanzienlijke personen, die in hun schrijven aan den H. Vader, zoo nit eigen' naam, als nit naam hunner volken, allerdringendst om het Feest van Jesus' Hart smeekon.
67. Hunne aanvragen betreffen echter niet het Peest of de viering van het Feest — deze viering geschiedt immers reeds, gelijk wij boven hebben vermeld, met toelating of op last van de Bisschoppen in tallooze plaatsen — noen, zij betreffen alleenlijk de eigene Mis en Getijden voor een Feest, dat reeds zoo algemeen ingevoerd is. Die aanvragen zijn namelijk gedaan, opdat het Feest godvruchtiger en eenvormiger worde gevierd: opdat die bijzondere kerken daardoor van hare aanhankelijkheid jegens den Apostolisuhen Stoel doen blijken: opdat de eigen Getijden van Jesus' Hart, door tal van Bisschoppen gebezigd, gelijkvormigheid erlangen cn op de leest geschoeid worden van de Roomsche Kerk: opdat de volkeren, aan den Stoel van Petrus verbonden, met meer ijver en vurigheid een Feest zouden vieren, door dien H-Stoel zeiven uitdrukkelijk goedgekeurd: opdat eindelijk de geloften, door de magistraatspersonen der steden pleg-tig gedaan, stipter en volkomener worden vervuld. Wie kan derhalve, al deze omstandigheden in aanmerking genomen, vermoeden, dat Te Eoomsche Kerk, ook waar geen zeer dringende gronden voor handen zijn, zoo zeer geneigd, om Feesten en Getijden ter eere van Christus toe te staan, dat, zeg ik, do Roomsche Kerk eene bede zal afwijzen, op zoo wigtige redenen steunende en door
64
zoo vele en zoo aanzienlijke mannen gedaan? Wij koesteren gewis een betere hope en zijn overtnigd, dat zij van hare standvastige gewoonte niet zal afwijken.
68. Zij zal dit nog des te onwilliger doen, wijl vele andere redenen daarenboven ons verzoek schragen. Meerdere passende redenen tot vergunning van een eigene Mis en eigene Getijden, telt en verzamelt de bovenge-roemde Benedictns XIV in zijn werk (lib. IV part. 2. cap. 3), waar hij de vergunning bespreekt van eigene Mis en Getijden ter cere van Zaligen, wier zaligverklaring berust op do Beatificatio aequipollens eu op de vereering sinds onheugelijke tijden bestaande; ofschoon door de Algemeene Decreten van Urbanns VIII, heiliger gedachtenis, waaraan de Eerbiedw. Innocentius zijn zegel hechtte, verboden is, voor znlko Zaligen eene Mis en Getijden te vergunnen, tenzij bij een' zamenloop van geheel bijzondere omstandigheden. Doch van al die omstandigheden is er niet eene, welke niet volkomen met onze bede strookt en hare billijkheid niet staaft.
69. Slechts enkelen dier omstandigheden gaan wij overwegen, ontleend aan de hoedanigheid der vereering, die bewezen wordt aan dengene, te wiens behoeve do Mis en de Getijden worden gevraagd. Do eerste wordt ontleend aan den grooten toeloöp dos volks tot de viering van het Feest.
Deze roden oordeelde Leo X toereikend, om tegen do gebruikelijke zode in, eigeno Mis en Getijden te vergunnen op den sterfdag der toenmaals Zalige, thans Heilige Margaretha van Cortona. Hij deed deze vergunning, gelijk het in 't aangehaalde Breve heet (diet. lib. IV part. 2 cap. 3 nnm. 6), wijl er op dien dag een openlijk en
65
plegtig Feest gevierd werd, waartoe de naburige volken in grooten getale heenstroomden, zoodat het eenigzins onbetamelijk schijnen, en bij de meesten bevreemding wekken zou, wanneer op dien dag het officie van de Zal. Margaretha niet gebeden en de eigene Mis niet gelezen werd. De tweede omstandigheid wordt ontleend aan de verbreiding der vereering. Deze omstandigheid werd in aanmerking genomen, toen er gehandeld werd over de vergunning van eigene Mis en Getijden ter eere der Gclukz. Zita: want hare openbare vereering was niet enkel tot het diocees van Lucca beperkt, maar bestond reeds in de Bisdommen van Ravenna, Genua, Palermo, Saragossa en in andere steden zoo van Portugal als van Engeland.
70. Een derde omstandigheid is de oprigting van tempels en altaren! alsmede de vermelding (commemo-ratio) in de Mis en kerkelijke Getijden, zoo zij lange jaren is geschied; twee omstandigheden, zegt dezelfde Paus t. a. p., welke de goedertierene vergunning van Mis en Getijden aandringen. Dit staaft de bij uitstek geleerde man door tal van voorbeelden, nDringende beden, zoo gaat hij voort, (num. 7.) van koningen, vorsten, volkeren, indien ze uit vrije beweging, niet gedwongen geschieden en gesteund worden door verzoelcschriftcn van Bisschoppen, schijnen een groot gewigt te hebben, ivaar het de vergxm-ning geldt van Officie en Mis ter eere van Gods dienaren, wier vereering, sinds onheugelijke tijden bestaande, wordt goedgekeurdquot; Hij bevestigt dit eveneens door eenige beslissingen dezer H. Congregatie.
71. Daar nn het Feest van Jesus' H. Hart overal met plegtigcn luister gevierd wordt en het volk in groote
66
menigte toestroomt, om de door den H. Stoel verleende Aflaten te winnen: daar deze allervroomste godsvrucht niet beperkt wordt binnen do grenzen van ééno stad, êéne provincie, één land, maar over de geheele cliriste-lijke wereld tot aan do uiterste streken van de Indiën en America voortgeplant en in oefening gebragt is: daar vele tempels, kapellen en altaren aan het H. Hart van Jesus zijn toegewijd: daar in tal van diocesen, waar een ander Missaal en Brevier dan het Romeinsch gebruikt wordt, niet alleen de Commemoratio van het H. Hart, maar zelfs een eigene Mis en eigene Getijden in zwang zijn: daar eindelijk (blijkens het Summarium num. 9. 10) de smeekingen van Koningen, Vorsten, Cardinalen, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en meer dan 140 aanzienlijke personen worden aangevoerd, twijfelen wij niet, of deze H. Congregatie zal ons verzoek, dat zoo regtmatlg is en op zoo hechte gronden steunt, goedgunstig verhooren..
72. Want eenerzijds staat het vast, dat de vereering, aan Jesus' Hart alom bewezen, niet enkel allerheiligst is, maar dat men bezwaarlijk in de Kerk een heiliger devotie zal vinden; beschouwt men immers haar voorwerp, het H. Hart van Jesns, niets is goddelijker; bc-schoQwt men haar doel, den liefderijksten Heiland vergoeding trachten te schenken voor de oneer, Hein in het H. Sacrament aangedaan, niets is heiliger: beschouwt men do in- en uitwendige acten, welke deze vereering uitmaken en geen andere zijn dan acten der voornaamste deugden, van geloof, liefde, godsdienstigheid, opoffering, berouw en vooral van wederliefde en dankbaarheid jegens Christus en van eereboete voor do beleedigingen. Hem in de Eucharistie door ondankbaren aangedaan, niets is
volmaakter: beschouwt men eindelijk de ■vrucliten, welke zij ligtelijk kan voortbrengen en werkelijk dagelijks voortbrengt, namelijk een onmetelijke, zuivere, vurige, aller-teederste liefde tot Jesus, men zal niets voortreffelijke*, niets wenscbelijkers vinden: en ge volgelijk is het bewezen, dat deze vereering verdient, door deze H. Congregatie goedgekeurd en met de vergunning van eigene Mis en Getijden verhoogd en voltooid te worden. Te meer, wijl andererzijds niets tegengeworpen wordt of kan worden, wat niet afdoend wordt weerlegd, als blijken zal uit do antwoorden op de aangevoerde bedenkingen.
73. Na do onwedersprekelijke bewijzen, welke voor de vergunning van de bewuste Mis en Getijden in 't algemeen pleiten, te hebben uiteengezet, gaan wij over tot de bijzondeve vergunning, welke thans wordt aangevraagd. Alhoewel wij die vergunning voor do geheele Kerk hadden kunnen verzoeken, (gelijk zij feitelijk in eenige onder No. 66 en 71 aangeduide brieven of smeekschriften wordt verlangd), of althans voor al die rijken, provinciën en Bisdommen, wier Koningen, Bisschoppen en andere vertegenwoordigers hierop hadden aangedrongen, zoo willen wij echter ons verzoek, opdat het des to gereeder worde toegestaan, eeniglijk beperken tot Polen, tot do Spaansche Rijken, tot de voornoemde Aartsbroederschap onder den titel van Jesus' allerheiligst Hart, te dezer eerbiedwaardige Stede in do Diakenkerk van den H. Theo-dorus opgerigt, alsmede tot hare zuster-afdeelingen.
74. Wat Polen aanbelangt, vooreerst valt op te mer-
68
ken, dat, zoo ergens ter wereld de vurigste liefde, vereering, godsTi-ncht der geloovigen jegens het hoogbeilig Hart van Jesus bloeit, deze nog diepere wortelen heeft gg^cboten in bet Koningrijk Polen. Getuigen hiervan de brieven der Poolsche Koningen en Bisschoppen. Een dezer, de Bisschop van Plock schrijft den 17dl:n October 1763: vDaar in 't Poolsche Rijk en de daarmee verhonden provinciën de devotie van het volk tot het Allerheiligst Hart van Jesus, onzen Verlosser, hloeit door de Uroederschappen, welke in alle Diocesen door den Apostolischen Stoel opgerigt en met de gewone Aflaten verrijkt zijn; vermits in de meeste parochie- en klooster-kerken het Feest van Jesus' Allerheiligst Hart, op Vrijdag na 't Octaaf van 't H. Sacramentsfeest, met gezangen, Missen en predikatiën plegtig voor het volk wordt gevierd enz.quot;
75. Hiermede stemt de Bisschop van Ermeland overeen, die onder dagteekening van den 29sten October dos zelfden jaars schrijft: ■»Neergeworpen tot den voetkus voor Uwe Heiligheid, veroorloof ik mij te verklaren, dat in dit Koningrijk van Polen de devotie tot het Allerheiligst Hart van Jesus zeer verbreid is, zoodat hier vele, door den TI. Stoel met Aflaten verrijkte Broederschappen bestaan en het Feest van het H. Hart Vrijdag na 't Octaaf van 't H. Sacramentsfeest met een eigene Mis {in de Duitsche Missalen gedrukt), met plegtige Processiën en predikatiën gevierd wordt enz.quot;
Datzelfde getuigen de Bisschoppen van Wilna, Kame-nice en anderen boven aangeduid. Een ieder ziet derhalve, met hoeveel grond zij de verwerving der gevraagde gunst verhopen, dewijl de hoogstgewigtige, vroeger aangevoerde redenen (No. 68 on volgende) tevens biervoor pleiten.
60
76. Daarbij komt nog een andere, voor het Poolsclie rijk uiterst belangrijke omstandigheid, do vurigste hope zijner inwoners, door middel van deze godsvrucht tot het allerheiligst Hart van Jesus, bevrijd te worden van de grootste gevaren en algcmeone rampen, welke deels het land dreigen, deels reeds kwellen en, gelijk bekend is, tot heden toe voortduren. Hierover drukt zich de vrome koning Augustus III voornoemd in zijn' brief [Summar. No. 9, pag. 63) aldus uit: nDaar de tegenwoordige allersmartelijkste hwéllingen zich steeds uitbreiden, zoodat zij een openbare en algemeene geesel zijn geworden, die alle soorten van personen, zoowel de leéken als de hadienardn der Kerk op geestelijk en tijdelijk gebied treft, neem ik in dezen al-gemeenen koogsten nood mijne toevlugt tot het Allerheiligst Hart van Jesus en smeek Uwe Heiligheid enz.,, Uit deze omstandigheid is nog een andere zeer krachtige beweeggrond af te leiden, welke voor de bewuste vergunning pleit. Daarop wijst de in dat stuk door en door ervaren Pater Guyet; (Heortolog. lib. I, cap. 12. quaest. 1): ■sgt; Bezijden de dankzegging voor verworven weldaden, {die gemeenlijk niet uitgesloten wordt), slaat de üveede beweegreden op het verwerven van gunsten: die beweegreden is namelijk de hope, eene of andere gunst te verkrijgen door de voorspraak van een^ Heilige, dien de geestelijkheid en het volk tot dat einde bepaald of beloofd heeft, met grootere godsvrucht en met Feestgetijden zullen eer en. Aldus worden de HH. Sebastianus en Rochus oj) vele p)laatseti door een plegtig Officie, ja door een Feest, als Zondag te vieren, geëerd, of wel om het aandenken van de verdrijving der pest, op hunne voorbede geschied, te bewaren, of ivel om het vertrouwen te versterken op hun voortdurende bescherming tegen die plaag.'
77. Tou opzigto van Spanje doen wij opmerken, dat dezelfde redenen, welke voor het koningrijk Polen pleiten, eveneens voor dit land geldig zijn. Want ook in Spanje bloeit een allervurigste godsvrucht en teederste liefde jegens het Goddelijk Hart: ook hier zijn zeer vele Broederschappen opgerigt: ook hier wordt het Feest in vele plaatsen, zelfs in de voornaamste kerken, allerpleg-tigst gevierd: ook hier neemt men in bijzondere en openbare nooden zijne toevlugt tot het H. Hart en erlangen velen door hun gebed genaderijke en wonderbare uitkomsten. Dit alles ontleenen we aan het meergenoemde register der, Aflaatsbreven, (S'ummar. num. 7 en 8) maar inzonderheid aan de brieven der Aartsbisschoppen, Bisschoppen en Capittels van dat rijk, welke, naar luid van hetzelfde Summarium num. 10, hot aanzienlijke getal van 33 bedragen, waarin het bovenstaande breedvoerig wordt beschreven, gelijk het Z. Emin. den Berigtgever wel gelieven zal mee te deelen.
78. Gewagen wij eindelijk van de uitnemende Aartsbroederschap van Jesus' Hart te dezer Stede, dan komt haar, als 't ware regtens, zulk een Officie reeds deswege toe, wijl zij niet enkel door het gezag van Z. Emin. den Cardinaal-Vicaris dezer Stad, maar door de i'ausen zeiven is opgerigt, eene omstandigheid, welke de kerkelijke vereering van het Hart van Jesus boven allen twijfel verheft, gelijk wij vroeger bewezen hebben. (Vergelijk den hiervoren aangehaalde Pater Guyet lib. I. cap. 15 quaest. 2). Daarenboven weet een ieder, dat, in het algemeen gesproken, volgens de Rubrieken van het Eomeinsch Brevier, de Titel- en Patroon-heiligen niet alleen een Officie en eene Mis behooren te hebben, maar dat zij
71
die behooren te liobben onder den dubbelen Ritus eerste klas, gelijk Gravantus verzekert, wanneer hij zegt; »Van den Iloojdpatroon alsook van den Titel-heüige wordt het Officie onder den dubbelen Ritus eerste klas gevierd, {liubric. de Commemor. num. 3.) Evenzoo wordt van beiden Octaaf gehouden. {Rubric, de Octav. num. 1). En alles wat wij vroeger aangegeven hebben, als behoorende bij den dubbelen Ritus eerste Mas en bij de Octaven, moet worden toege/)ast op den Hoofdjiatroon in de respective 'plaats en op dm Titelpatroon in de resjiective kerk. Want in beide gevallen is de grond der feestelijkheid dezelfde.quot; (Thesaurus Sacro-rum Rituum torn. II sect. 3. cap. 12. num.quot;4.) Zoo oordeelt mede de voornoeinde Pater Guyet (lib. II cap. 10. quaest. 1. pag. mibi 115).
79. Ten slotte zal een ieder zelf wel duidelijk inzien, dat ter vergunning van eigene Getijden en eene eigene Mis, zoo voor genoemde landen als voor gezegde Aartsbroederschap, de meest overtuigende gronden bestaan. Wij gaan nu onderscheidene formulieren van dergelijke Getijden en Missen, in verschillende Diocesen sedert lang gebruikelijk, aan het geheel onbevangen oordeel der H. Congregatie voorleggen. Haro taak zal hot zijn, die naauwkeurig te toetsen, of zoo zij dit goed acht, den hooggeleerden Berigtgever ter herziening over te geven en dan te bekwamer tijde, volgens den vorm en de zede, die gebruikelijk zijn, de goedkeuring van deze Getijden en Mis bekend te maken. Mogten echter de door ons overgelegde formulieren dezen hoogwaardigen senaat niet gevallen, zoo onderwerpen wij ons aan zijne beslissing on uitspraak opzigtens de vergunning en uitgave van een ander Officie en zullen daarin nederig berusten.
72
80. Genaderd tot liet tweede gedeelte van ons verzoek, de bepaling namelijk van den dag, waarop het voornoemde Officie moet gelezen worden, achten wij het niet noodig, hierbij langer te verwijlen. Want het schijnt geheel passend te zijn, de viering van dat Feest vast te stellen op Vrijdag na het octaaf van H. Sacramentsdag. Zulks eischt de natuur van het Peest en wel deswege, wijl het der Goddelijke Liefde vergoeding moet schenken voor de oneer, welke zij vooral in dit octaaf, als wanneer het H. Sacrament openlijk ter vereering is uitgesteld, van de oneerbiedigheden en beleedigingen der ondankbaren te verduren heeft. Daarbij is het in schier alle Eijken, Provinciën, Bisdommen, Steden, Kerken en Broederschappen algemeene zede geworden, het Peest op dien dag te vieren, gelijk zoo wel uit de aangehaalde oorkonden (Summar. num. 2. pag. 3 § 2. num. 4. pag. 5. num. 6. pag. 7 eh andere plaatsen), als uit de Constituties van voornoemde Aartsbroederschap te dezer Stede klaar bewezen wordt. Het valt derhalve niet te betwijfelen, dat dergelijke gewoonte meer dan toereikenden grond oplevert voor de bepaling van dien dag, ingevolge het bekende hoofdstuk: quoniam: de Feriis.
JOANNES BAPTISTA ALEGIANI, Advocaat.
VAN DE
CONGREGATIE DER H, KERKGEBRUIKEN,
waarbij de bede der Poolsche Bisschoppen en der Romeinsche Aartsbroederschap wordt ingewilligd. (1)
OP 33E quot;V R A--A. O:
Of een eigen Officie en Mis ter eere van het Allerheiligst Hart van Jesus vergund wordt, antwoordt de Conor eg atie: »Dc vergunning wordt geschonken voor de Bisschoppen van het koningrijk Polen, die een verzoekschrift hebben ingediend, alsook voor de Aarts-broederscJiap onder den titel van. •Tesus Allerheiligst Hart.
Gegeven den 2G Januanj 17G5.quot;
Door de meeste Hoogwaardige Bisscboppon van het koningrijk Polen, zooniode door de Aartsbroederschap der Stad, opgerigt ouder dezen titel, aangezocht tot de vergunning van een Officie en Mis van 't Allerheiligst Hart van Jesus, heeft de Congregatie der H. Kerkgebruiken, gehouden den 26 Jannarij dezes jaars, wel wetende, dat de vercering van Jesus' Hart, ouder aanmoediging der Bisschoppen, reeds bijna over alle dee-len der Katholieke wereld verspreid en reeds dikwijls
ÏJüles. ?. J. De rationibus festorum sacratissimi Cordis Jesu etc. torn. 1. p. 103.
74
door den Apostolischcn Stoel begiftigd is met duizende Aflaatsbrevon, aan schier tallooze, wettig opgerigte broederschappen van Jcsns' Hart uitgereikt; tevens begrijpende, dat door de viering van zulke Mis en Getijden, alleenlijk een reeds bestaande vereering uitgebreid en zinnebeeldig de geheugenis vernieuwd wordt van die goddelijke liefde, waardoor de Eeniggeboren Zoon Gods de menschelijke natuur heeft aangenomen, en gehoorzaam geworden tot den dood, gezegd heeft, een voorbeeld te geven aan de menschen, dat Hij zachtzinnig is en ootmoedig van Harte ; om deze redenen heeft zij, op voor-dragt van Z. Emin. den Kardinaal-Bisschop van Sabinum, na het verhoor van den HEerw. Heer Cajetanus Fortis, Promotor fidei, na vormelijke afwijking van de beslissingen, den 30cn Julij 1729 gegeven, gemeend, het -verzoek dei-Bisschoppen van het koningrijk Polen en der voornoemde Aartsbroederschap dezer Stad te moeten inwilligen, terwijl later over de goedkeuring der Mis en Getijden zal worden beraadslaagd. Dit bescheid der Congregatie, onzen Allerheiligsten Vader, Paus Clemens XHI door mij Secretaris ter kennis gebragt, heeft Z. 11. gelezen en in alle deelen goedgekeurd.
Den 2(gt; Februarij 1705.
BIJ OEN UITGEVER DEZES IS VERSCHENEN:
DE BRUID DES KONINGS te Paray-le-Monial, door \V. van Nieuwünhoff S. J. 182 bladz. Prijs 30 cent.
LEVENSSCHETS van den eerbiedw. Pater Claudius de la Colombière, uit het Pranscb vertaald, met een voor-rede van A. Vkiov.kekd S. J. 80 bladz. Prijs 30 cent.
BLOEMEN uit Paray-le-Monial. Geestel. grondstellingen van de Gelukz. Marg. Maria a la Coque, voor iederen dag der maand, in gelithogr. omslag mot goud en kleuren. Prijs 25 cent. 100 ex. J 17.50.
NIEUWE NOVENE ter eere vnn het H. Hart van Jezus. 24 bladz. Prijs 71,': cent. 100 ex. ƒ6.
PHOTOGRAPHIE van de H. Familie, naar een beroemde staalgravure. Prijs 25 cent.
PHOTOGRAPHIE van het H. Hart van Jezus. Prijs: Salonform. ƒ 2.— Cabinet J\.— Carte de visite ƒ 0.25.
PHOTOGRAPHIE van de verschijning des Zaligmakers aan de Gelukz. Marg. Maria, in den tuin van Paray-le-Monial. Prijs 30 cent.
PHOTOGRAPHIE van het beeld van het 11. Hart van Jezus, geplaatst in de H. Ignatius-kerk. Prijs 30 cent.
PHOTOGRAPHIE van den H. Alphonsus Maria de Li-guori, naar de origineele copy nit Rome. Prijs; Cabi-netformaat, 75 cent, Carte de visite 30 cent.