-ocr page 1-
V E R II A N D E L I N G E N
UITGEGEEVEN DOOR DE
M A A T S C H A P P Y
TER BEVORDERING
VAN DEN
LANDBOUW
T E
A M S T E R D A M.
Te A M S T E R D A M,
By JAN CHRISTIAAN SEPP en £OON.
l2 02.
-ocr page 2-
A N T W O 0 R D
O P J) E
V R A A G,
D O O R DE
MAATSCHAPPY,
TER BEVORDERING VAN DEN
LANDBOUW, TE AMSTERDAM,
I
VO ORGES TELD
Om, naar aanïeiding van de door de
Maatj'ckappy uitgegeevene Verhandelingen, en
wel byzonder naar hct gcfchetite Plan van
JOACHIM FREDRIK MULLEF
te vervaardigen en uittewerken
Ilet DERDE DE EL Van 6W
l.andhouwkundig Schoolboek, enz.
door
HENDRIK PONSE,
Huistnan tç Geervliet.
Aan welk Antwoord de Gouden Mé-
daille en bovendien tvvintig D u-
c a a t e n zyn toegeweezen-
-ocr page 3-
Ï.ANDBOUWKUNDIG
SCHOOLBOEK,
HANDELENDE
O V E R D E N
VEE-TEELT in 't ALGEMEEN;
O V E R DE
Ziektens van Riinderen , Paarden , Sckaapen l
Varkens, enz. enz. mitsgaders de middeleii
van geneezing enz. enz.
D O O R
HENDRIK P O N S E,
Huisman te Geervlict.
A A n w i e n
DE                  s
MAATSCIIAPPY, TER BEVORDERING
VAN BEN LANDBOUfV,
Daar voor haare Gouden Médaille
eu twintig Ducaaten heeft toe-
geweezen.
Te AMSTERDA M,
By JAN CHRISTIAAN SEPP en ZOON.
i8oâ.
-ocr page 4-
VOO RB E RICHT.
De Maatfchappy, in de maattd Juny
van dcn afgekopen jaare, de B cri chien,
te diey iyd by bao-r wegens den teelt van
het
Papa ver- of Heulzaad ont-
vangen ? uiigegeeven hebbende, beeft voor
het tegenwoordige alleen te melden, dût zy
met verlangen de nadere Berichten diestue-
gms te gemoed zut
, om dezelve vervol-
gens
, 20 fpcedig doenelyk , ten gemeemn
tint te bekend ie maaken.
Voorts hoopende, op de verder door haar
aan de algemeene oplettenheid voorgeflelde
gewigtige Onderwerpen
, de gepaste Ant-
zvoorden en Berichten
, ter behûorelyher tyd,
te zulkn ontvangen, deelt zy inmiddeïs aan
de Minnaaren van dm Nederlandfche Aï-
ker- en Vee - bouw mede het
d e r d e
DE El. VAN HET LANDBOU VVKUN^
-ocr page 5-
V O O R B E R I C H T.
dig Schoolboiî'k; vervaardigd door
den braaven en kundigen Huisman
He N'-
EU!
k Ponse een Stuk, H welk zy
•vertrouwt •> dat door elk en een ieder
, der
zaake kundig
, met dat genoegen en goed.
' keuring ontvangen zal worden
, als fat zel-
ve van aile de Leden der Maatfcbappy,
onder wier oog bet zelve tôt nu toe ge-
•œeest is
? met zo veel reden verworven heejt.
Vit naam der Maatfcbappy
Cefcbreeven den
20 January 1802.
                /"i^fc^-v
Secreiaris.
-ocr page 6-
LANDDOUWKUNDÎCl
5CHOOLBOEK.-
.
D E R D E DEEL.
EEB.STE ZAMENSPRAAKi
Over de Feeteelt in H gem'een, t'n dis der R.att«
deren in 't byzvnden
j-jcmdm, Onder de benaamihg vân Veeteeït ver*
ftaan wy die bezigheid, welke beftaat in het dvek
vermeenigvuldigen , voeden en oppasfeti
, van alte
fuorten van voordeel aanbrengend Vee
: en daardee-
ze bezigheid wel voornamelyk ten oogmerk
heeft het verkrygen van de verfchiUende foorteri
van nuttige voortbrengfels van het zelve^ door
welke niet alleen de Boereftand, maar genoeg»
zaam het gantfche menfchelykegeilagtlevens-oni
derhoud,voedzel en dekzel bekomt '— zullen wy dé
verzameling en bereiding dier voortbrengfels rne-
de onder die algemeeue benaaming bevatten: en
dit onderwerp dus in twee vecrnaame Afdeeliti-
gen behandelen : beginnende met de teeit der
Rundereru
Zoon. Zeg my eéns voor af, weJke byzot]der«'
heden gy onder elk der door u opgegeeven dee«
lender Veeteeït wilt begreepen hebben? ■ ,
A                     handm»
-ocr page 7-
4          LANDÏOOWKUNDie
Landm. Zeer goed. —» Tôt het doen vermei-
nigvuldigen
behoort de kennis van de goede hoe-
danigheden van het Vee ; de tyd op welke men
het tôt de voortteeling toelaat *"» de hulp
welke men by de verlosfing kan toebrengen. ——
Tôt de voedingy het opvoeden van het jonge Vee,
inzonderheid van de jonge Kalyeren ', het toedie-
nen van voedzel, vooral in den winter ; de
inrichting van de ftallen, zo tôt voordeel vooï
het Vee als tôt vefzameling van de mest. Tôt
de oppas/ing behoort het rein houden van het Vee.—'
voornamelyk het voorkomen, of geneezen
Van de ziekten,waar aan het onderworpen is.
Zoon. Gelyk brengt zyn's gelyken voort : leer
tny dus eens, welke hoedanigheden de Kunderen
behooren te hebben ?
Landm. Ten eerlten - SchoonheidiseendzTvtr*
eischten. Ten tweeden —datzy, vet geweidwor-
dende, zviaarkunnen v/eegen. Tenderden-^datde
Koeijen veel goede melk geeven«De eerstgenoemdè
hoedanigheid ontftaat uit de evenredigheid en
nette famenvoeging der deelen, lût welke het
Rund beftaat. De tweede uit de grootheid en
gevoedheid van die deelen* De derde uit de ge-
fleldheid van die deelen, welke tôt deformeering
en verzameling van de melk gefchikt zyn. De
gronden, waar op het Vee gevoed wordt* bren-
gen tôt deeze hoedanigheden veel toe. —'Er is, over
het algemeen , een kennelyk ,onderfcheid tus-
fchen de Groningfche , Friesïche , Noord- en
Zuidhollandfche , Zeeuwfche ' Koeijen* De
Veehoeder kan derhalven alleen zyn vlyt aan*
wenden, om Rundvee te teelenj 't welk zo veel
goe.
-ocr page 8-
SciioëtEOÉKS
5f>ede hoedanigheden hceft, aïs de grond, wâar-
op Iiy het voedt, hem kan opleveren (*).
Zoon. Welke hoedanighedeh behoort het
Rundvee tehebben?
Lanâm. Het hoofd van een Rund moet faièt te
kort en te vleezig zyn; hetvoorhbofdmoetbreed
wezen , de oogen groot en levendig, de hoo-
rens moeten ditrt en een weinig opwaards fraai
gebogen zyn, de ooren groot en iterk, de hais
iiiet te Iang, de fehoft en fchoûders breed^ de
boràt ' laag by den grond , de lendenéri
regt en vvel àangevult, doch niet dubbel of te
vleezig, het lyf rond, het kruis îùerte breed
van beenderen, het ftaârtbeen niet zwaar, eeii
weinig naar het kruis verheeven, en agter op de
bysbeenderen wel fluiten , de heupen fyn eu
plat, de billen meeten agter eh aan de zydeiifegt
neergaande en- niet te vleezig zyn, de itaart fyii
en lang, zo dàt het laàgite wervelbeentie op de
hak kan reiken, van een goedeh plùim vodrzien^
de bcenen moeten fterk zyn, regt onder het lyf
itaan, de huid dun» en los op het lyf liggen.
Van een Os moet het lyf zwaar, een Koe daar-
entegen niet dikbuikig zyn. •&■ Een breed voor-
hoofd-i. fraàije hporèns, regte lendenen, fyn»
lieid der heupen, en van den ftaart; zyn nq'éda-
nigheden, die bètrekking hebben op de fcHooiK.
heid, en zyn dus minder vo'ornaâih als breedc
ichouders; zwaare borst, en bree'de lendenen',
wel-
(*) Zie ovcr de hoedaniglieden van het ■ Ruiidvee > de Vérhandî«
ling van G. Reinders, te vinden in het DerdeDecls eerft*
Stuk vaii de. Verhaiidelingen van de Mastfchappy «r bsvotdering v»ffl
Ata Landbouw te AtDftetdatB»
-ocr page 9-
LANDIOUWKU. HDIO
4
welgevoedde heupen en billen: want een Rund*
dat final van fchouders, eng van borst enfcherp
van lendenen is, afhangende heupen heeft, is
itiiet alleen onaanzienlyk, maar kan ook niet
zwaar weegen.
Zoon. Waarom moeten de lendenen en billen
riet te vleezig zyn ?
Latidm. Als de lendenen en de billen te vleezig
Zyn, Wordt het ligchaatn van eenRunddaardoor
gelyk aan dat van een paard, en dit is een we-
zentlyk gebrek. Men noemt zulke Rundereu
Paarden of Varkens Billen. Zy kunnen zwaar
tveegen, maar worden nooit vet. — Zullen ook
geen goede melk-geevende Koeijen worden. Men
moet daarom zulke Kalveren nooit opvoeden, en
boveri ailes een Stier vermyden,diedeezekwaade
hoedanigheid heeft : te meer nog , om dat de
Koeijen van zulke Kalveren zeer bezwaarlyk ver*
lost worden. -»
Zoon. Zyn groote en lcvendige oogen, groote
ooren, een dunne losfe huid, en dat een Rund
agter wel geflooten is, en eenlangen ftaart heeft,
ook voornaame hoedanigheden?
Latidm. Groote levendige oogen en een losfe
huid , zyn kenteekens van werkzaamheid , ge-
zondheid, #n groeizaamheid. Een Koe, dieagter
niet gefloten is, kan een Brul of Brommer zyn,
of ftaat bloot om het te worden. Een Koe ,
die een korte ftaart, dikke huid eu kleine
ooren heeft, zal doorgaans niet veel melk gee-
ven. —
Zoon. Zyn 'er niet nog meer tekenen, waaraaa
sien dit kan waarneemen?
Landm.
-ocr page 10-
SCHOOLBÛJSK.                    g
Landm. Ja, Deeze zyn, dat de lendenen van
de Koe een weinig doorgcbogen, en de kuiltjes,
die in den voorkant van de agterbeanen, tegen,
over den fmeerfchyf» ofhet lit boven dewaaige-
vonden worden, diep zyn; dat de melkâderen,
"" dat zyn die, welke van lie: Uîjfer onder langs dea
buik naar de voorbeenen Joopen, groot en zïgt-
baar, en de kuiltjes, door welke die naar binnen
gaan, wel geopend zyn ; voorts dat hct Uijer agter
wel geklooft, en voor breed zy. Ook moeten de
kwartieren zig even groot vertoonen, en de fpee-
ren wyd van een ftaan. Dit maakt het Uijer
onder breed en wel gekloofd ----- Koeijen,
welker Uijer een kegelvormigc gedaante heeft,
zullen niet veel melk geeven: ten minste zyn dee-
ze niet zeer aanzienelyk.
Zoon. Brengt het hair van een Rund ook iets
toe tôt de meer of mindere waarde ?
Landm. Het hair dient het Rundvee voornaa»
melyk ter verwarming. Daarnu dewitte couleur
de lichtftraalen afwyst, volgt, dat het witte hair
het minste ter verwarming gefchikt is ; gelyk
ook indedaad de withairigen het eerst en meest
door de koude aangedaan worden. Die witte len-
denen hebben kunnen ook weinig koude verdraa-
gen en zyn daarom ook af te keuren. — Vaal-
bont, vooral kroeshairig, is mooi en goed Vee : dan
men moet letten,dat ze een witten pluim aan de ftaart
hebben. Zelden toch krygen zyeen goeden vaalcn
piuim.Blaauw-bonthairigen zyn niet te verwerpen,--
Ondertusfchen komen daar veel withairigen van
voort. Dit is zo niet met de zwart en roodbonthairi-
gen. Deeze zyn daarom meer geacht. De zwanhairi*
gen kunnen de meeste koude wederitaan, om dat de
A }                     zwar-
-ocr page 11-
4          L A N p E 0 U W K U N D H
«warte couleur de lichtftraalen niet te ru g
ftoot. —
Zoon. Welke zyn de tekenen, waar door men
den ouderdom van het Rundvee kan waarnee*
men?
Landm. • ■■. »■ De tanden en de hoorens,
Tegen dat het drie Jaaren oud wordt wisfelt het
de middelste. Krygt tanden iu plaats, die veel
grooter en breeder zyn. Als het uitgewisfek heeft
is het vjer Jaaren oud. Dan tekenen de tanden
niet meer. dp het vierde Jaar zal een Koe twec
Kalveren vôortgebragt hebben, •— en heeft dan,
digt aan hethoofd, twee kerven op de hoorens.
Deeze kerven vermeerderen naar het getal der
Kalveren,die de Koe voortbrengt. Daardoorkan
men den ouderdom van de Koe, en het gctal
van de Kalveren ,die zy voortgebragt heeft, bepaa-
len. ——
Zoon. Wat moet een Landman doen, om een
goed aantal Koeijen, deeze eigenfchappenzovee'l
ïiiogelyfc hebbende, te veikrygen ?
Landm. Hy moet vooral toezien, dat deStier,
waardoor hy zyne Koeijen laatdekken, die goe-
de hoedanigheden zo veel mogelyk bezitte. Ais
de Stier flegt is, kan men op geene goede Kalve-
ren rekenen, al is het dat men goede Koeijen
heeft. Wanneer daarentegen de Koeijen gering
zyn en de Stier goed is, mag men metgrondgoe-
de Kalveren verwagten. ——
Zoon. Heeft de ouderdom van Stier en Koe
geen invloed op de goede hoedanigheden ?
Landm. Men kan de voortteeling toelaaten.
ftls het Rundvee den ouderdom van zestien a ag-
tîeo
\
-ocr page 12-
■JSCHOOIBQÏ K.                      f
tien maanden bereikt heeft. Editer zyn Kalvo.
•en van zulk jong Vee minder gevoed en teraan-
kweeking minder gelchikt. Dé beste verkrygt
men, als de Stier in het tweede en derdeJaarvan
»n ouderdom is, en de Koeijen 4, 5 of 6 Jaa-
rcn oud zyn. De Stieren worden wyders zeldert
langer aangehouden, om dat moeijelyker te re-
geeren zyn: om niet aan te merken, dat jonge
Leiien gevaar loopen, door zulke zwaare Stie-
ren bedorven te worden. — Een Stier, die zes-
tien a agtien maanden oud en yolwasiems, voegt
zeer wel by jong Vee en wordt daar door met
benadeeld. Als éditer de Koeijen veel grooter
zyn , zalde Stier,by het afkomen,op den grond
vallen en kan daar door de lendenen breeken en
bedorven worden. Met de kuis-hokkehngen is
het eenigzins anders gelegen. Als die met de 16
a 18 maanden tôt de voortteeling worden toege-
laaten, en vervolgens gemolken worden, groei-
îen ze traa^er. Goed onderhoud kan dit echter
verhelPen,zodatnog goede Koeijen wordenkun-
nen Wanneer de Vaarfen, door het ineiken, te
veel in groei veragteren, zyn die zeer goed, om
Koeijen van te trekken, die tegen den winter
kalven Veele Huislieden, die Eouwland heb-
ben, en het jonge Vee in den winter meest ftroo
seeven, vocden die tôt Schotten op, en laaten
ze met het derde Jaar kalven. Indien men on.
dertusfchen fchoone fyne Melkkoeijen aankwee-
kenwil, moet men niet fchotteren, dat ineest al-
toos hoogftaartige, grove Koeijen maakt; maac
ze het tweede Jaar laaten reijen, en dan,gekalfd
bebbende, het derde Jaar laaten overloopen.
A 4                     ^«»*
-ocr page 13-
$\ Lahdïo-d w e u n d i g
Zoon. Op welken tyd van \ Jaar laat men de
Koeijen dekken?
Landm; Zy, die de melk zoet verkoopen, of
het geheele Jaar door Kalveren mesten, maaken
fchikking, ora *t geheele Jaar door melk te heb-
hen. — Zy die Kaas en Booter maaken, en
geen of weinig jong Vee aanhouden, hebben de
Kalveren liefst in de maand Apriî, of tegen den
tyd, dat de Koeijen in hct land zullen gaan. Zy
die te gelyk de Kalveren willen opvoeden, begeeren
die vroeger. De Kalveren, die in February en
Maartgebooren worden, zyn het best voor de op-
voeding gefchikt. Ten dien einde laat men de
Koeijen van half Mey tôt half Juny dekken. Be-
geert men de Kalveren in April, laat men dit
in het laast van Juny en in de maand July doen.
De gewoone tyd der dragt van een Koe is vcer-
tig weeken. Des kan men de Kalveren altyd zo,
veel vroeger in den winter, of zoo vee) laater
jndenzomerverkrygen,alsmen begeert. Koeijen,
die in September of O&ober kalven, dienende
Kaas en Boter-Boerenminder, maarzyn voordeelig
voor die hun melk zoet verkoopen, of voor de
Kalvermesters : gemerkt die in den winter hct
meest gelden. Natuurlyk brengt een Koe elfe
Jaar een Kalf, en kan dus, in dien tyd, twaalf wee-
ken onbezwangcrd zyn. Als nu een Koe gezond
it en goed onderhoud heeft, wordt die, in dien
tyd, doorgaan», zes weeken na het kal-
ven, en voorts van drie tôt drie weeken tog-
tio-, Wanneer dit uiet gefchiedt, en men de Ko»
niet vaar wil laaten, of laater wil doen kalven,
aal men die een goede hand vol jonge kervel in-
-ocr page 14-
S C H O O L B 0 E Xi
*
gcevcn. Zy zal dan meest aîtoos agt dagen daar
na togtig zyn.
Zoon. Zou raen niet even zo goed Vaarzen,
die tegen het voorjaar twee Jaar oud moetcn
worden, of hçtreedszyn, indemaandFebruary»
doorden Stier,kunnenlaatendekkcn? Zezouden
dan ook tegen den winter kalven*
Landm. Dit doende zal de Koe gemolken moe-
ten worden in dien tyd, in welke zy het meest
door het wisfelen moet lyden. Men zal 'er dan
weinig melk van te wagten hebben, ten zy men
dit door kragtig voedzel wil vergoeden. Daar
en tegen, als een Vaars met haar tweede Jaar
kalft, en in den zomer gemolken wordt, geniet
raen daar van de voordeelen ,in een tyd, in welken
ze minder van onderhoud kost. — Als men die daa
in de maand February van het volgend Jaar laat
reiden, heefc zy, in den tyd, in welken zy het meest
door het wisfelen te lyden heefc, alleenhaareigen
ligehaam te onderhouden,en kan dan,in den daar op
volgenden zomer, fchoon uitgroeijen. Zy zal
tegen den winter kalven, en meer melk geeven,
als wanneer zy dan? voor de eerfte maal, gekalit
hadt. Als men zodanige Vaarzen een geheel Jaar
ledig laat,kan men daar van fterke en zeer goede
melk-geevende Koeijen trekken, die tegen hçt
voorjaar kalven. Ze zyn dan beter, dan wanneer zy,
met haar vierde Jaar voor de eerfte maal kalven;
want die geeven, in dat Jaar, dikwils weinig
melk. —
Zoon. Heefc een Koe, geduurende den tyd der
dragt,geene byzondere oppasGng noodig?
Landm. Deeze oppasfing bepaalt zig voorname-
A S                   îyk,
-ocr page 15-
îo Landbouwkundig
lyk tôt het vermyden van ailes, wat oorzaak kan
zyn, dat zy de Kalvers verfchieten, of niet vol*
draagen: als daar is, dat men die in den herfst, by
jiat en koud weer, en weinig voedzel te lang in
liet land laat loopen , of dat men die , als zy op
■ftal ftaan,in de tvveelaatftemaanden, naareenan-
<kre ftal vervoerd. Zelfs wordt de tyd van het
kalven vervroegd, als men, in de laatfte maand,
de Koe,in dezelfde ftal, op een andere plaats brengt,
of in het voorjaar van de ftal neemt en in de
weide laat gaan,
Zoon. Welke hulp zal men de Koeijen by het
kalven tocbrengen?
Landm. Als de verîosllng natuurlyk is, heeft
cen Koe by het kalven weinig hulp noodig. Als
de Banden, of Hysbeenderen gezakt zyn, het
Uijer vol, en de melk geformeerd is, moet men
de Koe in acht necmen: want dan is de tyd van'
kalven daar , en de arbeid op handen. Al: de
Koe in arbeid komt, en dit eenigen tyd duurt,'
zonder dat 'er iets te voorfçhyn komt, zal men
de hand met Qlie befmeeren en zeer voorzigtig
onderzoeken, of ailes wel is. — Alsmen devoor-
fte voeten van het Kalf en den fnuit kan voelen,
doet men daar verder niets aan tôt dat de voorstc
beenen te voorfçhyn komen , of dat het vlies,
waar in het Kalf befloten legt, gebroken is. Dan
zal men het Kalf by de voorbeenen vatten en
voorzigtig aftrekken. «- Door de Koe te fchie-
lyk te helpen, maakt men de verlosling moeiie-
lyker. De deelen hebben dan geen tyd om zig be-
hoorlyk te ontfluiten (*).
Zoon,
C) Z;.s hier over Het ïX Deei en X Deels ïftc Stuk der Pij'swr,
-ocr page 16-
S C II 0 0 L B O E K.                   IX
Zoon.Yloz zal men deKoe dan verder behandelen?
Landm. -------— Ten eerften melken, .en een
paar gewoone Emmers vol water gceven, 't
welk men een weinig warm niaakt, en waar
onder men de eerste melk,die deKoe geeft, of
ook wel eenige handen vol rogge meel mengt.
Het een en ander dient om de koorts voor te ko-
men, of te doen verminderen ; de dorst te les-
fchen ; de vogten te verduunen, en de kragten
te herftellen. — Voorts moet men de Koe zo lang
gade ilaan, tôt zy de nageboorte kwyt .is:
om dat het fomtyds gebeurd, dat de lyf-
moeder te geiyk met de nageboorte wordt uitge-
worpen, 't welk men moet tragten voor te ko-
men; om dat die niet als met veel moeite kan
binnen gebragt worden en het leven van de Koe
daar door in gevaar is.
Zoon. Door welke middelen zal men dit voor.
komen?
Landm Alsmenziet,dat door het fterkwerken
der Koe, de agterfte deelen der Lyfmoeder te
voorfchyn komen, moet men de Koe met geweld
opjaagen en met beide handen de lyfmoeder flui-
ten. —* Om de werking van de fpieren der lyf.
moedertedoen bedaaren,cn de perlingen te doen
ophouden, geeft men de Koe één pond gemeene.
Siroop in, die men met warm water dun en vloei.
baar maakt. Men gebruikt daar voor ook wel
een net, beftaande uit twee lange touwen,
die los geflagen en zagt zyn. In het midden zyn
dee-
fcandelingen ov«r de Verloskunde der Koeijen, doot de Maatfchappj
<tc bevordering van dea Laudbouw , in 't Jaar 179s , Hitgegeeveia,
-ocr page 17-
          Landbouwkundio
deeze touwen, ter wydte van een goede hancÊ
breed , en ter lengte van anderhalve fpan, met
dunne touwtjes of ledere riemen aan elkanderen
gevlogten. Deeze dunne touwtjes of riemen ko-
men in de gedaante van een ladder regt
voor de klink. Tvvee einden van de touwen gaan
over de lendenen. Twee tuslchen de agteibee-
uen en het Uijer onder langs de buik naar voo-
ren. Daar worden aile vier de eindens vast ge-
maakt aan een touw, het welkdaartoe, kortagter
de voorbeenen, om het lyf gebonden is. Boven
op de ftaart is een band,die het nederzakken van
het net belet. — In de zyden worden de touwen
met kleene touwtjes by den anderen gebonden,
op dat ailes in ordre blyve. -*- Als dit aile»
wel bezorgd is, en op de rechte plaats blyft,
kan de Koe de lyfmoeder niet uitwerpen. Daft
zulk een net doet de Koe veel ongemak aan ;
VOOial,wanneer men het wat ftyf moet aanbinden.—»
Zoon. Hee zai men de Kalveren behandeler, ?
Landm. De Kalveren worden op eene van de
Koeijen afgezonderde plaats op fchoon ftroo ne-
dergelegd, afgewasl'chen, of wel, zo ras droog
zyn, met drooge borftels ftyf afgeborfteld, omde
gedroogde flym van de huid te krygen en de uit-
wafeming , noodig voor de gezondheid, te bt"
vorderen. Ook dekt men dezelve wel eens lug-
tig. — Dan dit baat weinig,want zy doen alaan-
ilonds poogingen, om over eind te komen en te
leeren gaan. Als zy gaan kunnen en droog zyn,
gceft men hun te drinken : waar toc melk ge-
bruikt wordt, die het eerst van de moeder ge-
molken is, met kookend water bloedwarm ge-
maakt. Voorts zai men de tweede melk van de
-ocr page 18-
ScMOOLBOEKi
n
fcoe geheel voor het Kalf bewaaren. *■» Als die
niet toereikend is, om het Kalf nog twee of drie
keeren te drenken * zal men daar toe ook de der.
de melk geheel of gedeeltelykgebruiken. Sommi-
gen zelfs geeven deKalveren de vars gemolken moe«
der-melk, geduurende de eerfte veertien dagen,zo
om dat dit nog beter geacht wordt*, alsomdatde
meik ook dan eerst goed wordt om te karnen.
JZoon. Ik heb meermaaien hooren zeggen, dat
men een Kalf de griest of de eerfte melk van de
moeder geeven moet. — Is de noodzaakelyk-
heid daar van in de natuur van het Kalf gegrond?
Landm, Ja zeker. — Als een Kalf wel zal groeijen,
moet het-zig ontlasten van de drekftoffen, die in
de ingewanden zyn. — Daar nu de eerfte melk van
de ICoe door de natuur beftemd is tôt het eei'fte
voedzel voor haar Kalf, en te gelyk de eigenfchap
heeft, dat de genoemde drekftoffen daar door
worden afgedreeven, volgt,dat,wanneermenge-
aonde Kalveren begeert te hebben, haar dit voed-
zel niet onthouden moet worden. Kundige Huislui-
den voeden daarom haare Kalverel agt dagen en
langer met de melk der moeders, en genieten daaf
van gewenschte voordeelen. —
Zoon. Welke byzonderheden zal men by de
fcpvoeding der Kalveren in acht neemen?
Landm. Dit hangt af van de befchikking, welke
men daar over maakt —■ Mestkalveren worden in
hokken geplaatst, waar in zy weinig bevveeging
kunnen maaken, en voorfeberpekoude en zwaa*
re hîtte be vryd zyn. — De mesthokken moeten van
onderen met roosters gemaakt zyn op dat de Kal-
ven altoos droog ftaan. Dropgte en rynheid toch
be-
-ocr page 19-
X4 Landbouwkuncics
bevorderen de groei en gczondheid derKalvereii.
Voorts moeten zy met zoete melk gevoed worden. •-
Zooh. Hoe veel zoete melk moet men aan eeiï
Kalfgeeven?
              '
Landm. Aile Kalveren kunnèn niet even veel
melk verdraagen. Oplettenheid en ondervin-
ding moet ons in tlaat ftellen om dit te bepaalen.
Hier by ftaat aan te merken , dat het fchaade-
Jyker is, Kalveren, inzonderheid als die nog
jong zyn-j te veel, dan te vveinig melk te gee-
ven: want als men die te veel melk geeftiwordt
de fpysverteering bedorven. Daar door ont-
ftaat een loop,die degroeidoetophoudenenvoor
veelen doodelyk is. — Deeze kwaal is zelfs be-
fmettelyk door den ftank. —• Dies dient menzulk
een Kalf van de "overige te verweideren. Het
heste middel tôt herftel deezer kwaal, uit de gyl-
ïieid der melk voortfpfuitende, is, hun gekookte
melk te geeven, die weder tôt bloedlaauw bc-
koeld is. Ook is het zeer goed, Mestkalven, 4
weeken oud z.ynde , na het drinken, wat fchulp-
zand te laaten likken. Wanneer zy met de kug
gekweld zyn, kaq men dezelve de Judas ooren,
of droog,of in melk gekookt, waaf doordeborst
verzagt wordt, ingeeven.
Zoon. Valt 'er by het voeden van deMestkalve-
ren ook nict nog op andere byzonderheden te letton?
Landm. Ja! Men moet dezelve de melk twee
maal op één dag, op gezette uuren, toedienen.
Dit gefchiedt best zo ras als de Koeijen gemolkert
zyn. De melk is dan nog warra. Tenanderenmoet
de melk, die men de Kalveren geeft^altydbloèd-
warm zyn. Als de melk, ig den tyd, dat die ge-
-ocr page 20-
S C H 0 0 L B 0 E K.                     *5
wolkeri en naarhuisgebragt wordt, watvcrkouwd
is : (en dit heeft by een koele luchtaltydplaats,)
zal men daar zo vcel kookent water by.doen,al8
noodig is,-om die wederom bloedwarm ta doen
worden. — Om dit te weeten, zal men de melk
in den mond neemen, want dit met dehand t«
voelen, is minder zeker. Deeze twee laattle by-
zonderhéden moet men ook in acht neemen by
het voeden van de jonge Kalveren* vvelke men
tôt Os, Stïe'ry of Koeijen wil opvoeden. -? Dee-
2e geeft men, na dat zy-, twee of meer dàgen, de
melk der moeder gedronken hebben jKatnemelk»
Of liever de tapte, of afgeroomde melk,-die,
minder zuur zyndé dan de Karnerflelk , beter voor
de opvoeding van decze Kalveren is. Sommigen
athten het echter nôg beter,zulkeKalveren,de eers-
te vierweeken, zoete melk te geeven, om dat ze daar
doorfterkerworden,enmendieookvroegerfpeenen
kan. Voorts 1 aat men dezëlve de vryheid om hooi te
eeten zo dra zy het begeeren. De melk wordt in een
ketelovcr het vuurwarnigeniaakt. Men moet, door
dezelve gcftaaelig te roeren, voorkomen, dat die
nietkappelt. — Ook maaktmendeKarnemelkmet
kookend Water warm.—Zy kapp'elt'dan minder. -»
Die de laatfte manier volgen , hebben door-
gaans de gézondfté Kalveren, wanneer hét zeer
koud is. Echter wordt de melk daar doorzeerveel
dunder. Dit is e veawel minder fchadelyk, dan wan-
neer men de Kalveren melk geeft, die gekappeld is :
want dan zullen die nooit wel groeijen.
Zoon. Zou het met beter zyn, zodanige Kal-
veren alleen zoetemelk te geeven? Zyzoudendan
immers beter groeijen?
L*nM.Dç verdere opvoeding derKalveren kan met
de
-ocr page 21-
L A.N D B 0OW.I-U.NDI0
rf
de Karnemelk zeer wel gefchieden. Is ook min-
derkostbaar. Daarenbovenleert de ondervinding»
dat wanneer men de jonge Kalveren te veel goed
doet» zy dan, na dat zy gefpeend zyn, zo wel niet
doorgroeijen, dan wanneer men diemaar zo veel
geeft, datzyglad, iterk en maatiginhetvleesch,
zy- ,
Zoon. Hoe lang zal men de Kalveren met melk
moeten voeden?
Landm. Men kan de Kalveren niet wel fpeenen
of de melk onthouden, voor dat zy in het land
gaan» Dit kan niet wel gefchieden dan wanneer
het wêer aangenaam wordt en 'er genoeg gras in
't land is* Tegen dien tyd zal men ze de melk
langzaam ontwennen, en'er,van tyd tôt tyd, wat
meer water onder doen. Nog beter is het, dat men
ze in het weiland nog eenigen tyd wat melk
geeft. Dan fpeenen zy zig zelven. Dochhier toe
heeft elk geen gelegenheid; want dit kan niet
gedaan. worden als men digt by de wooning geen
weiland heeft. Nochtansbehoorenzyaltydtwaalf
a denien weeken eud te zyn, als men haar de
melk geheel onthoudt.
Zoon. Kan men de Kalveren, die in Àpril en
Mey geboren worden, en in July of Augustu*
drie maanden oud zyn,niet even zoo goed in het
land brengen, als die welke in May drie maan-
den oud worden?
Landm. In die tyd is de zpmerhitte zeer toe'
genomen, en de vliegen zyn dan fterk vermee-
nigvuldigt. Het Gras is mindervoedzaam. Door
het een en ander lyden de pas gefpeende Kalve-
ren zeer veel. Het is daarombeter, datmenzulke
Kal.
-ocr page 22-
S C H 0 O h B G E K„                 %p
Kalveren in het land de noodige melfc
geeft. Ze zyn dan, tegen den tyd , dat het
Vee van de nette en vliegen mcer te lyden heeft,
aan de lucht gewent.-— LaateKalveren^daarente-
gen, kan men, den gehcelen zpmer door,oftôt in de
maand September, binnens huis houden. Zywor->
den dan zeer goed.
Zoon. Wat ttaat ons ten aanzien van de voe-.
ding van het Rundvee aan te merkcn?
Lar.dm. De wyze op w.elke hét Rundvee gç-
Voed wor«it ; de hoedanigheid en het ïbort van
Voedzel, 't welk menhet zelve geeft ,hangt te vèel
afv.an.de omftandigheid, in welke de huismati
ÏS> oin - daar veel van te zeggerî. — Dit is ook
rninder noodzaakelyk, ora dat de natuur van het
Rundvee zig daar veelal naar fchikt: aah het
voedzel en,, de wyze van behandeling zo gewoon
wordt, dat het, by een verandering van voedzel
en van behandeling , aileen in den begihne zo
welvaarende. niet is ; vooi aï, als dieverandering
groot is. '«*■ Het zal 'er dus voornamelyk op aah
komen, dat raen het Rundvee liet voedzel in ech
bekwaame hqeveelheid, op gezetïe tyden,toediene,
en zorge, dat voedzel en wyze van behandeling»
zo veel mogelyk, overeehkomen met de natuur
van deeze dieren. -«Indien de weilahdcngeenge-
noegzaara onderhoud voor het zelve opleveren j
rnoethet,op veele plaatfen in ons!andzeifs,den
geheelen zomer door, des middags»endesavonds
gevoedert wordem
Zoon. Wat i'oort van voedzel wordt in die gifi
vallen aan het Vee gegeeven?
Landm, In het gemeen aile foorten van vooî
S                      hii
-ocr page 23-
18 Landbouwkundig
het Vee eetbaare groentens, welke indebosfchen
en koornlanden groeijen, daar uit gehaald, en
naar huis gedraagen worden: voorts die, welke
de koornlanden op verfcb'illende tyden van den
zomer opleveren : te weeten , eerst de Kîavtr,
vervolgens de Spurry, daar na de Knollen ,
daar toe op de ftoppellanden gezaait. Zo
lang het Vee buiten gaat, wordt het met loof
gevoederd. Op liai en in 't voorjaar geeft de
mangel-wortel een groote vemilling.
Zoon. —— Daar, in die ftreeken, alwaar het
weiland zo fchraal is, het Vee in den zomer met
zo veel moeite gevoed moet worden, begryp ik
niet, hoe men aldaar in den winter het Rundvee
het noodige onderhoud kan bezorgen? —
Landm. In die ftreeken , van welke wy fpree-
ken, worden de beste weilanden , dat zyn die ,
welke aan de boorden der Rivieren gelegen zyn,
veelal tôt hooilanden gebruikt, en twee maal in
een zomer gemaaid, Het laate hooi wordt voor
het Rundvee opgclegd, terwyl het hooi van het
cerfte gewas meest alleen voor de Paarden be-
waard wordt. Benevens dit hooi heeft men ook
Jlroo, het welk veelal gefneden wordt, en, met
hooi vermengt, het Rundvee wordt voorgezet.
Maar voornamelyk voedt men aldaar het Rundvee
met Knollen, waar van men voor den winter een
goeden voorraad by den anderen brengt. Deeze
worden in ruim water, met ander groente kaf,
gefneden Itroo , peulen van raapzaad , boone-
ichillen enz. gekookt. Deeze fop wordt het
Rundvee tweemaal daags warm gegeeven. —
Men houdt dit wel doorgaans voor het beste voed-
zel
-ocr page 24-
ScttooLBoiis*              *9
2eî en onderhoud <— dan ik heb diWils ge-
dagt, dat warme foppen het Rundvee niet na-
tuurlyk zyn. De ingewanden moeten'ernoodwen-
dig door verzwakt worden. Offl die feden zoudfi
ik denken* dat het beter was,dat men diefoppen
volkomen koud liet worden , voor dat men die
het Vee voorzet. De rust is wyders voor het
Rundvee ëven zoo noodig als het voedzel. De
îiacht is de tyd der rusu Als het Veé in deweide
is4 ftaat het niet op om te eeten , voor. dat de
dag aanbreekt. Als het des avonds duistef wordt
gaat het wederom ter rust. Als< men het Rundvee
in den winter op ftal heeft, zal men dit, zo iang
ten minsten de dagen niet al te kort zyn * navol-
gen, en het des morgcn's geen eeten geeven voor
dat de dag begitir. Des namiddags zal raeh fnede»
zo veel mogelyk, zorgen, dat het Rundvee ver-
Zadigt is tegen den tyd dat het donker wordt» **«
Het Rundvee zal dan het meestë voordeel hebben
van het voedzel. Daar het natuurlyk is, dat de
xusthet Rundvee voedt, of ten gevolge heeft, dat
het voedzel iaindef fpoedig verteeru volgt, dat
raen het voedzel nioet venneerderen, naar maate
de dagen in het vôôfjaar langer worden* Het
be'-te weiland wordt tôt het weiden van Koeijen
en Vetweiders-gebruikt. In den winter ishet ge-
raadeiii die, benevens goed hetoii nog het eenof
ânder ibort van kragtiger voedzel te geeven : als
Lynkoeken, Borftel* Spoeiing, HaverenPaarde»
boonen, geele Wortelen, Mangelwortelenz.Dan
hoe nadeelig het ook is magere Koeijen te heb*
ben t moet men hier in evenwel zo ver niet gaatt»
dat het onderhoud, dat men haar in den wintet?
B a                   geeft^
-ocr page 25-
ao Landbouwkumdio
geeft,voedzaameren kragtiger zy, dan dat, 't welk
zy iti den zomer in h et weiland vinden.—Daar nu het
jonge Rundvee met geringer en minder kragtig
voedzcl kan gevoed worden, zal men het even»
wel niet zo fchraal houden , dat het niet behoor-
lyk kan groeijen. Huisluiden, hooge landea
hebbende , kunnen jong Vee , met meer
voordeel, groot brengen, dan. anderen. Zy laaten
dezelve het geheele jaarbuitenloopen, eenfchuur
zettende, waarin dezelve des nagts opgeiloten
worden. In het midden i van dezelve wordt hun
hooi voorgezet. Dit jonge Vee, aldusopgebragt,
lis veelal gezonder en fterker, dan die deswinters
op ftallen ftaan — kosten minder enmaakenveel
goede mest, als men de fchuuren ftrooit.
Zoon. Hoedanig moeten de ftallen zyn, in welke
het Rundvee des winters gehuisvest wordt?
Landm. Als de ftallen zo zyn ingericht, dat *er
het Rundvee ruim en gemakkelyk in genlaatst»
en fchoon en zindelyk kan gehouden worden, en
tevens voor fcherpe koude bevryd is, voldoen
die volkomen aan het oogmerk. De byzondere
inrichtingen van de Koeftallen geicliieden, der-
halven, naar de verkiezing van den hui&man, of
zyn gegrond in de byzondere omftandigheden,
waarin hy zig bevindt. De ftaanplaatfen worden
in Noord-Holland met zeer goedgevolg beftraat.
De ftal kan mede van fteen , de groep van onder
met estrikkén gemaakt worden. De platte Koe*
ftallen zyn voor het Rundvee het gemakkelykst,
maar men kan de Koeijen op' dezelve niet {'dxvon
houden, ten zy men deeze dilc in het llroo kan
zetten. Hier i toc heefc een hdisœan, die alleerj
de
-ocr page 26-
Schoqlboek;
si
de Veeteelt beoeffend, geen gelegenheid. Opftal-
len, die groepen hebben, kan men de Koeijen zonv.
der ftroo fchoon en zindeîyk houden, maar dee-.
ze zyn niet gefchikt voor Qsien. Ook kan 'er het
jonge Vee niet wel op geplaast worden: het zal-
dan myns oordeels best zyn, dat men het jonge
Vee en de Osfen op een platten ftal plaatst, en.
de Koeijen op een ftal, waar agter een digtge-,
metzelde groep is, welke de mest en het water
omfangt. De groepen dienenin eencfteenegcmet-
zelde en wel gevloerde put uit te loopen, ora, de
pis te bewaaren, die de fterkfte mest is : vooral
al.s zy in de groep met de drek vermengt is :. — waar
by nog komt, dat men, door een en ander , de mest
en het water der Koeijen met een digten kruiwa-
gea zeer gemakkelyk op. de mestvaalt kan bren-
gen, waar door te gelyk de met veel ltroo ver-
mengde mest, die van de platte Italien komt,
kragtiger zal worden, en beter zal rotten (*).
Zeçn. — Hoe moeten de Koeijen al verder be-
handeld worden?
Landm. —-> Ze moeten tvveemaal daags,
dat is, des morgens en des middags, op gelyke
uuren, goed en zuiver uitgemolken. worden. Men,
moet de ftal wel luchten, of van Lucht verwisfe-
len, het welk zeer g.évbegely,fe gefçhieden kan,.
wanneer men de verigftèrs ogen zjy »aan diezyden,
waar van geen wind komt, de italien wyders da-
gelykf beyvicrookende, waar door eenc byzonde-
re
(*") Dit Watftè v*n veel nut zyn, voothuislicdtn,welkebouw-
taiid litbbcn.------■
B3
-ocr page 27-
S?         UrDBOUWEUNBIG
re verfrisfding te weeg gebragt wordt, die voot?
zeer weinig kosten verkregen kan worden: naar
dien men een geheelen winter geen/a:-:- aan
wierook noodig heeft. Qok zal men de uiest tea
minsten eens, zo niet tweenml daags uit de ital-
ien doen: het Vee wyders, met een hei, of van
fyne berke ryzen gemaakten boender, of (tyven
t>c«rftel, fci.oon afboenende, en van aile ilof en
vuii ghetd reinigende, — Ditbevordertde uitwaas»
feming '■> doet het Vee wel groeijen, en een aan*
genaara voorkomen hebben^
TV/EEDE ^AMENSPRAAK,1
Qve? de ziektens en ongeûiaYken van het Rutld-
veet derzelver ktnttekem^ oorzaakcny en
middelen ter gencezing,
Landm. Indien ik ailes moest melden, wat een
Veedodor vvcl behoord te weeten, dan zou dit
ftuk al zeer uitgebveid nioeten zyn: •«- want dan
2ou ik voor eerst rnoeten handelen van de ver-
fchilleude deelen, uit Welke een Rund beftaat;
van de betrekkingen, welke die deelen tôt elkan-
der hebben, en de wyze van faaàre onderling ver.
ëende werking **• ten tweeden, zou ik moeten
fpreeken van de geneesnndde!::n; van derzelver
aart, kragt en werking enz. Deezé kundighe-
den, die het befchouwend gedeelte deezer ge-
neeskunde tjitmaaken, zyn de grouden, op welke
een yçriïanliigc en reduyké genecswyze moet ge*
bouwd
-ocr page 28-
SCHOOIBOEK,
os
bouvvd worden. Zonder het eerste zal men den
aart der byzondere ziektens nietkunnenbepaalen,
en fonder het laatfte de meest gefchikte genees-
middelen geenzins kunnen voordraagen. Wy zul-
len ons dus alleen by de meest gewoone ziektens
en ongemakken van het Rundvee bepaalen, en
ter geneezing van dezelve de eenvoudigfte hulp-
middelen, van welke het nut door de ondervinding
bewezen wordt, aan de hand gceven: waar uit
dan ook tevens blyken zal, dat zy inhetbefchou-
wend gedeelte, dat is, in de zo evengenoemde
kundigheden gegrond zyn, het welk wy by ge-
paste gekgenheden, met ecn woord, zullen aan-
fh'ppcn : — eerst fpreekende van de ziektens en on-
gemakken van de jonge Kalveren, dan van die,
waar aan het Rundvee in allcrlei ouderdom on-
derworpen is, — hier na van de ziektens, en onge-
makken, die de Koeijen by het kalven overko-
men, en waar aan de Melkkoeijen onderworpen
zyn — laatftelyk zullen wy het een en ander zeg-
gen, over de pestziekte der Runderen. —
Zoon. Aan welke zïektens en ongemakken zyn
dus de jonge Kalveren onderworpen? —
Lanetm. lk achte het lliet noodig aile de ziek-
tens en ongemakken, waar voor de Kalverenbloot
ftaan, hier op te tellen (*). Van zulke, die door
ruwe behandeling veioorzaakt worden, by voor-
bceld, zal ik in 't geheel niet fprecken. Deeze
zyn door goedebehandeling gemakkelyker voor
te komen als te geneezen. Wanueer wy 'er
wy-
(*) Zle hier overdePiysverli. door <!e Maalfchappy, ter be vordç-,
tin£ van (Urj Lsodb, uitgegeeven, VI Deel pag. i» en 41,
- 4
-ocr page 29-
34 LandbouwkundiG
wyders die ziektens afzonderen, waar voor ook
ouder Rundvee vatbaar is, kan men die tôt de
volgende brengen.
i. De wormen op de tong.
a. Een kwalyk geneezen of ontftooken navel.
3. Verkouwdheid. 4. De loop oficnyt.
5.  Stiltland in 't bloed.
6.  Dekug, ofjagt, anders dehagofhyg.
Kalveren, die wormen op de tong hebben,be-*
ginnen even als gezonde , te drinken, doch
zeer langzaam, ftootende met de neus ge-
weldig op den bodem van den cramer,
Zoon. Waar uit ontftaat dit ongemak'?
Landtn. Dit is minder bekend. Misfchien is dit
gebrek natuurlyk aan aile jonge Kalveren ei-
gen. De inecsten toch hebben wormen op de tong.
De meenigte derzelve is oorzaajj, dat de tong »
ter plaatfe daar de wormen zirten, met kleine
ZWeertjes bczct wordt, dat zekei- voor debeesteil
hinderlyk h-, -:—
Zoon. Was het niet goed, dat men de Kalye-
ïen eenigen tyd by de moeders liet, eyen gelyk
Veukns? Zpû dit en veele andere ongemakken
hier door niet voorgekomen worden?
l,andm. Als men de Kalveren tôt Aanbouders aan«
kweekt, zou men daar door zeerfterkc en gezoode
Kalveren verkrygcn \ vooial, als mendiezolang
by deMoederkoeliet, tôt datzy initiât waren,om
zig met gras en water te voeden. Maar Kalve-
ren, by de moedergelaaten,en gefchikt terflach-
tin,g, zouden geen blank of wit vleescii hebben,
çn dus een hoedanigheid misfen, die in de vette
Kal-
-ocr page 30-
S.CHOOIB O Jt K.                  Û5
Kalveren zo zeer begeerd wordt. Dan dit is de.
grootfte zwarigheid nog niet eens.. Daor de Kal-
veren te laaten zuigen, zou men een groot ge-
declte van de voordeelen misfen, die de Koeijen
aanbrengen, en tevens in gevaarzyn,datde Koei-
jen fcheeve uijers kreegen : geen evenredigheid
zynde tusfchen het voedzel, datdejongeKalveren
noodig hebben,en de melk,die onlangs gekalfd heb-
bende Koeijp.n op onze gronden geeven.^-Ook is dit
gebrek veeltyds voor te komen, door de Kalve-
ren, onmiddelyk na. de geboorte, een handje vol
keuken zout te geeven, en daar mede de tong te.
vvryven. Dit dient tevens om de mond van flym
en vuiligheid te zuiveren, en de lust tôt drinken
op te wekken. Dit zuiveren met zout dient veel-
tyds eenige dagen agtereen herhaald te worden.
Om de wormen en de zweertjes te verdryven, is
vvyders niçts beter dan zout, in water ontbon-
den, met een weinig honing, en daar mede de tong
van tyd tôt tyd gewasfehen: — waar door men
dikvvils niet noodig hebben zal, een mes, dat niet.
al te fcherp is, te gebniiken, om de blaasjes of
zweertjes, waar onder de wormen zitten, doorte
fchrabben. Is men éditer gedwongen,daar toete
komcn, wryft men de tong daar na met zout,
waar door de wormen Itervçn. — Is de tong door
but fchrabben veel befchadigt, gcneest men die
door het wasieheu met azyn , waar onder
een weinig honing, of firoop gemengd wordt. —
'Zoon. Waar aàri kent men een kwalyk genee-
ïen navel?
Landm. Een goede navel is glad en droog.
B 5
                        AÏs
-ocr page 31-
Àô
L A N » B 0 U W K ONDI6
Aïs de navel gezwollen is, en 'er vogt uitlekt,
heeft het Kalf een kwaade navel.
Zoon. Wat is de oorzaak daar van ?
Landm. By de geboorte breckt de navelftreng
meest altoos, voor dat de agterfte deelen van de
Kalveren buiten de Koe zyn , om dat die zelden
zo lang is, dat die heel kun blyven. Wanneer
nu de navelllreng te fterk is, wordt het Kalf in-
wendig geforceerd, of het navelhuisje fcheurt.
Ook kan de navelllreng te kort aan het lyf af-
breeken. Zorasdaarby, vervolgens, eenigeont-
fteeking korat, ontftaat dit ongemak. De Kalve-
ren krygen ook een kwaaden navel, als and ère
Kalveren daar aan zuigen, en al is het, dat daar
door geen zweering ontftaat, is dit ten uitersten
nadeelig: want Kalveren, die aan de navrl ge-
ZOgen worden, zullen nîct grocijen.
Zoon. Hoe zal rnen dit ongemak jworkomen?
Landm. Om het forceeren ; fcheuren van het
navelhuisje; en het te kort af breeken van de na-
velftreng, voor te komen, kan men, ais het Kalf
tôt voorby de navel gebooren is, de navelllreng
met ccn fchaar afknippen ; maar menmoet dan ook
nict verzuirnen, om het Kalf fpoedig van de Koe
afte trekken: — want als hetKalftothetkruisen
agterbeenen gebooren is , en dan blyft zitten ,
fterft het in een' korten tyd. — Het zuigen der
Kulveren aan de navel van andere, kan men voor-
komen , door ze zoo wyd van den anderen te
zetten, dat zy malkanderen aan de buik niet be-
zabben kunnen.
Zoon. Door weifce aûddeicn kan men dit onge-
»a]î geneczen?
Landm,
-ocr page 32-
Schoolboek.
*7
Landm. «—-~— Ik heb het altoos kunnen
doen, door de navel driemaal daags met brande-
wyn te bevogtigen. Dan inen kan daar toe ook
andere opdroogende middelen gebruiken, (§) by
voorbeeld, brandewyn met campher, daar in-ont-
bonden, i locd campher op een pint brandewyn.
Fyn gefchraapt kryt, met raap-oly, toteenzalf-
je gemaakt, is niede een eeilvoudig, opdroogeiid
en heelend hulpmiddel, dat hier toe kan die-
nen.
Zoon, Aan vvelke tekenen kent men de ver*
koudheid der Kalveren?
Landm. Aïs de Kalveren treurig en ongefteld
;zyn, weinig,of in 't geheel niet,\villendrinken,
en men tevens weet, dat ze aan ftrenge koude
bloot gefteld geweest zyn, het zy door het ver-
voeren met wageris of fchuiten, of door het open
ftaan van de deuren der fchuur, offtal, kanmen
het beiluit opmaaken, dat ze kou gevat hebben.
Het zckerfte middel, cm de Kalveren voor ver-
komvdheid te bewaaren, is, om ze by koudweer
in de open lugt wel te dekken , doch binnens
huis, op de liai is droogte en versch ftroo, ge»
noegzaam. Ruivne en hooge fchuuren zyn beter,
dan laage Italien , om dat die te veel broeijen.
Het warm houden van de Mestkalveren iswydera
zeer wel te doen, want die worden, als zy vet
zyn, gellagt, Dus kan men die altyd voor de kou-
de bevryden. Maar de Aanhouders zal men beter
20 opvoeden, dat zy eenigzins tegen de onge-
mak-
(§) Zie hier over Verliand. ù« Maatfcbappy van den Lancbcu* «
Vipeel, pag. si en 21.
-ocr page 33-
û8 Landbouwkundig
inakken gehard zyn. Een weinig koude fchaadt
f.iet, aïs zy 'er aan gewoon zyn, Het komt 'er
voornamelyk op aan, dat men ze voor fchielyke
verandering van warmte en koude bevryde. — Door
de koude, welke haar van boven op de lendenen
valt, worden zy wel het meest benadeelt. —
Zoon. Hoe zal men de Kalveren vandeezeziek-
te geneezen?
Landm. Men plaatst ze in een hok, waarin geen
tockt of koude lucht kan indringen, alwarehet,
dat men zulk een hok , binnen in" de fchuur, van
itroo of riet moest maaken. In dit hok zal men
rykelyk ftroo werpen, en de Kalveren zoveelmo-
gelyk daar mede dekken. — Dan, tôt racerdere
verzekering van het welgelukken van dit mid-
del, kan men de Kalveren ingeeven het middel
No. i. hier agter gemeld.
Zoon. Numoeten wy fpreeken van de loop. —
Landm. Ja. Die is tweeërlei , en fçhaadt de
Mestkalveren meer als de Aanhouders : altlians,
waimeer de laatfte zo oud zyn, dat zy eeten en
herkauwen.
Zoon.. Welke zyn de oorzaaken deezer kwaal?
Landm <-*• De !oop ontftaat, of uit eene ge-
vatte koude, of uit het zuur worden vandemelk.
Als de loop eerst begint,is die meest altoos bruin ,
ver an de rende tfervolgens in een witte,welke laats-
tc een gevolg is van een hoogen trap van verdor-
ven,of kwaade fpysverteering. Wanneer de Aan-
houders met karnemelk gevoed worden , kry-
gen zy zeer zelden de witte loop.
Zoon. Hoe zal men deeze ziekte geneezen?
Landm, Als de loop uit eeue gevatte koude ont*
. itaat.
-ocr page 34-
S C H 0 0 L B 0 E K,          - 2^
ftaat, is niets beter, dan de Kalveren warm te
houden , de geftremde uitwaasfeming, zo daar
door, als door het ilerk wryvcn, met cen hand
vol ftroo, vooral langs den ruggegraat, van het
hoofd tôt agter toe , te herftellen , en wyders
het drankje No. 1. te geeven. — Wanneer uit het
zuur der melk ontftaat, is niet beter dan twee-
maal daags een goede lepel boom-oly, oftelkcns
i loot kreefVs -oogen, of, by gebrek van.kreei'ts-
oogen, fyn gefchraapt kryt jntegeeven. Ais de
loop pas begonnen is, enmen op goede gronden
weet, dat die ontftaàn is, uit te veel voedzel,en
eene daarop gevolgde kwaade fpysverteering, of
dôor de prikkelingen, welke de zuure en fcherpe
ftofreh in de ingewanden maaken, gelyk dit-zeer
dikwils het geval is by de Aanhouders,en genoeg.
zaahîi altyd by de Mcstlcalveven, kan men diege-
neezenmethetmiddelNo. 2. — Dit middel is on-
feilbaar, als 'er nog geen ontfteeking- der inge-
wandeïi plaats heeft. Zeîden gçbeurt het, dat
men het tvveemaal behoeft integeeven. , Men zou
ook, in plaats van dit poeijer, kryt of pypâ'arde
kunuen gebruiken (*).
Zoon. Waar aan kendt men de.ftilftand in het
bloed?
Landm. Dit ongemak uit volbloedigheid ont-
ftaande , overkomt de Kdveren zeer tblnelyk ,
zonder dat men 'er te yooren eenigeongefteldheid
aan befpeurd heeft. Als deeze ziekte ecrst
gint, flaan de Kalveren met de agterpooten agter
uit.
(*) Zie ovcr deczc zickten, Vcrh. van de Maatrdiappy van deo
XïHdbouw te Awftevdam, VI Deeh, pag. 5"-65.
-ocr page 35-
JO          L A N I> E 0 U W IC V N Ô I G
uit. Daar na vallcn zy op den grond, ftaan fchîe»
lyk weder op, en dat geduurig , tôt zo lange
de ziekte zo zeer toegenoomen is, dat de
kragten om op te ryzen ontbrceken. Zy blyven
dan op de zy liggen, en raaakenfterkebeweeginç
met de vooren agterpooten, en fterven in koj>
ten tyd, indien men geen hulp toebrengt* Dee-
ze ziekte, die ook de bloedziekte* of ook wel
deWacrgenoemd vvordt, kan men fpoedig genee-
zeri, door de Kalveren over de ooren te fnyden
dat ze bloeden. Indien de ziekte echter reeds zo
verre de bverhand genomen lieeft, dat men wei-
nig bloed bekomt, moet men de Kalveren fterk
laaten wryven, waar door de laating veel bevor-
derd wordt. Dit laaten moet men onmiddelyk,
en zonder eenig tydverzuim te werk ftellen, zo
ras men de Kalveren bloed-ziek vindt, zonder
na huis te loopen. Ook kan mén deeze ziekte ge«
neezen, door ze een hand vol zout met een kop
karnemelk integeeven.
Zoon. Waar aan kend men de kug?
Landm. Aan het geduurig hoesten, en de be-
nauwde ademhaaling, welke zy by tusfchenpoo.
zen hebben. Hoewel de Kalveren aandeezeziek-
te niet zoo fchielyk fterven, als aan devoorgaan*
de, kan die nochtans een verfchrikkelyke ver-
woesting aanregten.
Zoon. Uit welke oorzaaken ontftaat deeze ziek-
te?
Landm. Uit zwakheid. Kalveren, laat in het voor-*
îaar gebooren, fchraal opgevoed, of tejongvaii
de melk afgenomen , ftaan veel meer voor dee-
ze ziekte bîoot, als Kalveren, die gezond en fterk
zvn.
-ocr page 36-
SCHOOLBOEK.
3*
zyn. Bykomende oorzaaken zyn, laage, vogtige
weiden : 00k, wanneer heete dagen, in het laatst
van Junyen July, door koele nachten gevolgd
worden. Hier komt by, dat de Kalvereu ver&ot
zyn op het gras, dat op de laagfte plaatfen van
het weiland, in de bodem der greppen, en aan
de flootkanten groeit. Dit weeke en onvoedzaa-
me gras verzwakt de maag en darmen, maakt de
fpysverteering gebrekkig, waar door maag en in-
gewanden met iîym en andere vuile iloffen opgç-
hoopt worden. — ,
Zoon. Welke behoed-middelen Han men ge-
bruiken ?
Landm. Men moet geen zwakke Kalveren tôt
-Aanhouders opvoeden, maar daar toedeiterkfte,
van moeders, die in de fleur van haarleevenzyn,
uitkiezen Deeze, na dat zy eenige dagen
de melk van haare moeders gedronken hebben,
met karnemelk opvoeden, zo dat zy glad, ftcrk
en goed in 't vleesch zyn. . Men moet ze ookniet
te fchielyk, in eens, van de melk afneemen. Op
de ftal zal men ze volop met goed hooi voede-
ren. Daar na een goede hooge weide geeven. —
Wanneer men de Kalveren voor 't eerstvandeftal
naar het landbrengt, moet het weêr gemaatigt,
en de lucht koel zyn. Anders gebeurt het dik-
wils, dat zy, om de hitte te ontvlieden, in het
water loopen, dat zeer ongezond is. Als zyzig
dit hebben aangewend, zullen zy altoos flest
groeijen. Nog beter is het, dat men ze op de
werf, of in den boomgaard, of op een weide,
die
-ocr page 37-
ji L a n n b o u w k u n c i ô
die naby de wooning is, langzaam aan de lucht
gevvennei Zy kunnen dan in de ftal, .of in de
fchaduw van de wooning rusten, en herkauwen.
' Kan men ze den geheelen zomer aan een dyk wei-
den, zo dat zy y in de fchaduw van de wooning,
of in een hok, zig tegen de fteekende hitte der
zon kunnen beveiligen, zal men beter Kalveren
hebben* dan op Weiland, daar veel geboomte
is, of in boomgaarden, waarin ze dikwils aan de
kug onderheevig zyfii
Zoon. Krygen de Kalveren deeze kug niet reeds,
terwyl zy nog op ftal ftaaii, en met melk gevoed
worden ?
Landm. De Mestkalveren hebben, als ze drie
a vier weeken oudzyn, envervolgens,doorgaans,
een klein kugje. Dan dit fchaadtniet. Men houdt
dit voor een bewys, dat ze wel groeijen. Maar
zy, zo wel aïs de Aanhouders, krygen ook wel
een kwaadaardigen hoest. Deeze verfeheeltech.
ter veel van kug of hag, waar van wy nu fpree-
ken: want die-hoest is een gevolg van een
verzuimde of kwalyk bchandelde verkouwdheid;
is doorgaans verzekl van fterke loop ; fnotte-
ren uit de neus ; dragt in de oogen. Dikwils
ook met ontfteeking van de keel en onderkaak,
zo dat de kalveren niet behoorlyk kunnen drin-
ken, en de melk uit de neus te rug komt; eirr-
digende met ontfteekende rotkoorfen, diebefmet-
telyk zyn, en van een fpoedigen dood gevolgd
worden. Daar.integendeel de .tegeenvervalvan
kragten ten gevolge heeft j en in een longtee-
ring, doch meest in waterzugt eindigt.
Zoon, Door welke middelen kan men detJ
boeit
-ocr page 38-
S CHOOLBOIK.; '            |5
hest uit een kwalyk behandelde verkoudûeidont-
/taan, geneezen?
Landm. Door liet middel No. i. fpoedig in *t
werk te (tellen : want, als deeze ziekte de zo even-
genoemden trap van kwaadaardigheid verkregen
heeft, is 'er weinig hoop op gcneezing. Die»
welke niet ilerven, blyven doorgaans zwak en
kwynende. Het is daarom dikwils voordeeligst 4
zulke Kalveren vveg te doen. Wil men e|ter de
geneezing onde-neemen, moet men ze afzonde-
ren; —de uitwaasfeming herftellen, door het af«
trekzel van één vierde pond droogevlierbloemen,
waar in één once falpeter ontbonden is, en hetKalf
met ftroo, of met een kieed wel toedekkende*
Daarnazal men het driemaal daags een half men-
gelen aftrekzel van lynzaad geeven, en twee 3
driemaal daags het hoofd ftooven over de waas-
fem van heet ivater,of heete garst, die men,half
gaar gekookt, in een zakje onder den muil van
het Kalf hangt, en boven het hoofd toebint. Dit
laatste middel is unneemend gefchikt,om de ont*
tleeking van de keel te doen ophouden, de ver-
ftopte vaten in het hoofd en de longcn te openen»
en het fnot te doen ontlasten. —
Zoon. Hoe zal men de eigentlyke kug der Kal-
veren geneezen ?
Landm. Deeze kug, efhag,wordt van aile kun-
digen thans voor een maaghoest gehouden ; moet
dus door verdunnende en maagzuiverende midde.
]cn geneezen worden (*)• Het zout is daar toe
een
■ (*) Z'k hier over Verh. vin de MaatCctiappy, ter bevord. vt*
un L»n«lb. VIDeel, bladz. 107 — em. en 14 en volfiende.
c
-ocr page 39-
Lahdbouwkundio
34
een gefchikt middel. Ik heb Kalveren van de
kug geneezen, door dezelven, inheteerstomden
anderen dag, daar na om den derden, envervol-
gens om den vierden dag een hand vol zout, met
karnemelk,telaatenopdrinken, ofingeeven. Wil
men een ander geneesmiddelgebruiken, datmede
niet omflagtig en zeer goed is, men neeme een
lepel vol ucfchuim en een goede hand vol zout :
doe een en ander in een bottel vol karnemelk, en
geeve het in eens in. Dit middel behoeft zel-
den herhaald te worden.
Zoon. Nu volgen die ziektens en ongemakken,
aanwelke het Rundvee j in allerlei ouderdom, on-
derworpen is» niet waar Vader?
Landm. Ja! — Wy zullen onseerstbepaalenby
de uitwendige gebreken en ongemakken ; daar-
na van de inwendige ziektens fpreeken.
Zoon. Welke zyn de meest gewoone uitwendi-
ge gebreken van het Rundvee?
Landm. i. Brand op de oogen.
û. Wonden.
3.  Kneuzingen.
4.  Gezwellen.
5.  Zweeren.
6.  Het klaauwvuur.
7.  Gebroken klaauwen,
8.  De wolf in de ftaart.
9.  Het fpeer in de mond.
10.  Het fchurft.
De ontfteeking der oogen kan ontftaan door
flaan of (tooten , door hooizaad, of ecnU
ge andere vuiiigbeid, in de oogen gevallen, gè«
lyk dit fomtyds gebeurt,als het Rundvee uit een
T0if
-ocr page 40-
S c h o o l i o e i;                33
ruifmott eeten. Ook door brand of zinkingen »
die op de oogen vallen, gelyk dikwils gebeurd
aan Kalveren, in den eerften zomer, dat zyinhet
land loopen.
De ontlleeking der oogen een gevolg zynde
van vuiligheid,inhet oog gekomen, moetmenhet
oogvandieyuiligheidtragten te zuiveren. - Door
een ttuk zuivere fpons, met een mengzel, voor drie
deelen uit water,en voor één deel uit brandewyn be-
ftaande, doordrongen en tusfchcn de oogleden
geplaatst en uitgedrukt, zal het zelve vogt gère*
delyk den geheelen oogbol befproeijen, en het
2ig aldaar ophoudend vreemd ligchaam uitfpoe*
len. — Als de ontfteeking ontftaat uit zinkin-
gen, of fcherpe ftoffcn, die op de oogen vallen,
jtal men,raet een pennemes, of eenig ander klein
mesje, één gat door elle oor, en door datgat,een
riern van nieuw kalfsleer, dat zagtis,enwaarvan
nien de einden aan malkander knoopt, om het uit*
valien voor te komen, lleeken.
De wonden, die niet zwaar zyn, geneezen zon*
der dat men 'er veel meer aan behoeft te doen ,
dan de vliegen 'er af te houden, en tegen de lucht
te beveiligen. Beide kan gefehieden, door'ereen
lap linnen of zeildoek voor te binden. Wil men
de geneezing meer bevorderen, dan moet men de
wond bevogtigen, wasfthen en fpuiten met bier-
azyn, waar door byna aile verfclie wonden, by
het Rundvee en Paarden, geneezen worden, Alt
de wonden zwaar zyn, moet men dezelvemetwat
brandewyn en water uitwasfehen, en vervoîgens
plukfel van oud linnen daar op leggen,hetzeive dik-
wils met azyn en water beyogtigende ; voorr£
C a                         zor-
-ocr page 41-
35 LandbouWktjndio
zorgende, dat 'er geen ont(teekingbykomt,doo?
de huid rondom de wond te fraeeren met het
mengzel No. 3. Wïl men een wondzalf'gebrui*
ken, gelyk fomtyds noodig is in diepe wonden,
die geftooken zyn, en eenkleineopeninghebben,
men bereide die naar het voorfchrift No. 4.
Zoon. Wat onderfcheid is 'er tusfchen de be-
handeling der wonden, en die der kneuzingen?
Landm, Gelyk men by de geneezing der won-
den, veiligst, aileen zulke middelen gebruikt,
waar door de ontfteeking voorgekomen, en de
wonden tegen de lucht beveiligt worden ; zoo
moet men de geneezing van de kneuzingen ook
voor het grootfte gedeelte aan de natuur overlaa-
ten. Het zal genoeg zyn, dat men het aange-
daane deel eenige maalen daags wascht, met een
mengzel azyn en water , waar onder men wat
brandewyn, of amoniakzout kan doen. — Als
de kneuzing gefchied is op eeneplaats,dievJeezig
is, of daar het vel ruim is,en een fterkezwelling
ten gevoige heeft, moet men die als een gezwel
behandelen. —
Zoon. Hoe zal men een gezwel geneezen ?
Landm. Een gezwel, het zy het omftaan is,
door vallen, ftooten of flaan, of door een verza-
meling van kwaade ftoffen in het bloed, zal men
best kunnen geneezen, door het te befmeeren,
met het middel No. 3. — Wanneer door dit
middel het gezwel niet verdwynt,. maar tôt ver-
ettering overgaat, zal men best doen, de et»
termaaking, door het opleggen van warme koe»
mest te bevorderen , 't welk, ten opzichte der
zweeren, het zelfde goede gevolg hebben zal:
xof
-ocr page 42-
SCHOOLBOE-K. *
zorgende, dat men dezelve, ryp zynde, 't geen
dan plaats heeft, wanneer men in de etter, be-
weeging befpeurt, opene, op dat de etter zig
behoorlyk ontlaste. Open zynde, zal men 'er de
etter uitdrukken, en de holligheid voorzigtig uit.
wasfen met een mengzel van azyn en boom-olie,
van elks even veel, of ook door wasfchen en
f'puiten met azyn. — Dewyl de zweeren, op dee-
ze wyze behandelt, zelden kwaadaardig zyn,kan
men die met het genoemde mengzel geneezen. —.
Menkan dit ook verrigten, door dieteverbinden
met bazilicum, die men kan maaken na het voor-
fchrift No. 5.
Zoon. Waar aan kent men het klaauwvuur?
Landm. Als het Rund aan een van de voor of
agterpooten kreupel is, en de poot,boven de
klaauwen, en rondom de koot, dik gezwollenen
heet is, dan zegt men, dat het het klaauwvuur
heeft. Dit is te geneezen, door de poot op die
plaats te laaten bloeden, door de agterfte kleine
klaauwen af te fnyden, of, voor in depoot,even
boven de klaauwen., ëéri of meer vlymflagen te
geeven. Het beste middel is, met de vlym de
huid van de poot voor open te fnyden, begin-
nende by de koot , en eindigende tusfchen de
klaauwen. Als het bloeden ophoudt, kan men een
doek met teer oiU de poot doeu. Het geneest dau
lpoediger.
Zootu. Hoe zal men de gebroke klaauwen van
het Rundvee geneezen?
Landm. Als de klaauwen voor gebroken zyn »
moet men het ftuk van de klaauw, daar die ge-
broken is, afhakken, waarmede het dier gehol-
C 3                      peu
-ocr page 43-
58         Landbouwkundic
pen is. ■— Het gebeurt wel, dat defchoeofhoorn
van de voet agter los gaat, door hct fpringen of
forceeren. De Koeijen kunnen daar vanzeerkreu-
pel zyn. Dit ongemak wordt fpoedig geneezen,
door de plaats te bevogtigen met gekampherde
brandewyn, of genever.------Men moet daar fpce-
dig by zyn : want als dit kwaad wat veroudeit
en 'er etter in de wond komt,'heeft men veel
moeite. Dan moet de Koe op ftal, om dat
de vogtighcid en de beweeging de geneezing hin-
derlyk zyn.
Zoon. Wat is de wolf in den ftaart ?
Landm. Deeze kent men daar aan, dat de ftaart
onder by de pluim week is. Men heeft dit onge-
mak in den winter, als de Koeijen op ftal ftaan ,
meest onder de kalfdraagende. Een fterke be-
weeging van den ftaart, en een nieer dan gewoo-
ne zagtheid van denzelven doen on* vermoeden, dat
de wolf in den ttaart is. Men neémt een iros pf
fin'èlst, fteekt die op de zagtfte plaats, kruiS'
weegs, door den ftaart: voorts rukt men de huid
uer Koe van de lendenen los ; beginnende van de
fchoft, en eindigende by het kruis. Men lier-
haalt dit, om de twee of drie dagen, tôt dat men
by het afnypen, de huid niet meerhoortkraaken,
Dit laatfte middel is de Koeijen zelfs zeer heil-
aaam, al is het, dat men voor de wolf niet vreest,
Het doet haar wel groeijen, en een Landman be-
hoorde, by het afboenenvanzynRundvee,altoos
te beproeven, of de huid op de lendenen, wel los is.
Zoon. Het fpeer in den mond, wat is dat voor
een kwaal?
Landm. Aïs de fpeeren, of , zoo als anderen die
noe-
-ocr page 44-
S*
S C H O O L B O E K.
roemen, de kegeltanden te groot , dat .«i*
de inwendige wanden van den immd ge-
z^ïiTzyn, belet dit ongemak het eeten ,
en herkauwen. Om dit ongemak te geaee-
zen, knipt men met een fchaarqe .de: pun-
ten van de ontftoken kegeltanden af. -- wascht
den mond twee a drie keeren met een doek . die
in wynazyn wel nat gemaakt is. Dit nnddelis
ook goed,als de tanden der Koeijen losftaan, het
welk altyd plaats heeft, als zy den wolf in den ftaart
hCi£.' Hoe zal men de fchurft der Koeijen ge-
neezen? ■ • >                     . , . ;£«»;«
W». Men neemt mans pu i doe d a m
eenige handen vol gemeene tabak ;,wascht daar
mJ de door fchurft aangedaane plaatfen..Hier
nede zal de fchurft doorgaans geneezenzyn. Ik
heb daar voor nooit een andev «nddel behoever»
te gebruiken. Anders neemt men, by een pint
hnzaad 0fo,een half pqnd buskruid, en zoo veei
water, dat het vloeibaar genoeg is, om het met
een kwasje te ilryjcen. Dit geneest fpoedig.
zoon. tm w?lke inf endise ziektens zdc
Runderen onderworpenî
iMnâm, De inwendige ziektens van het Rund.
vee, welke het meest voorkomen, ontftaan, als
hooft - oorzaa^k, *k de natuurlyke dikbloedigheid
deezer dieren. Deeze kunnen wy ons voorftel.
len onder de benaaming van het vaut. Deeze ziek-
te, die een fpoedige hulp vordert,' gecft mea
onderfeheidene benaamingen, naar de deelen, wel-
ke 'er door aangedaan worden, of naar de ver-
C 4                     fchyn*
-ocr page 45-
*o Làndbouwkundi©
ibhynzelen, welke men by deeze ziekte wass*
neemt. — Zo fpreekt men van
I. Het bilvuur.
a. Het lendevuur,
3. Het fnotvuur.
4« Het zwellend vuur,                        ; ,
5« De blaar.                                                      ■• ■■ :k
6.  Het ftiile vuur,
7.  Het darmvuur.
8.  En het longe vuun
Zoon, Welke zyn de bykomende oorzstako*
van deeze ziekte ?
Landm. De fchielyke groei. Om die redeftaat
het jonge Vee de twee eerste jaaren aan deeze
ziekte meer bloot, dan in een verdcren ouderdona.
Ook ziet men , vvanneer mager Vee, door
goed gras, andcr kragtig voedzel, fchielyk in
■vleesch aan wint, het zeive zeer ligt door deeze ziek-
te aangetast. Daarom zal men, om deeze ziekte
voor te komen, het Vee aderlaatcn. — Ditmiddel
behoorde in het voorjaar aan het jonge Vee nooit
verzuimt te worden, als het twee a drie weeken
in het land geweest is, en men ziet dat hetfrisch
aan den groei is. Wanneer men jaarig Vee heeft, dat
wel gevocd en kloek in het vleesch is, doet men
beter, het zelve, in het iaatst van Maart, of be-
gin van April, wat bloed aftetappen.
Zoon. Worden die onderfcheidene foorten van
vuur ook op verfchillende wyzen geneezen ?
Lanâm. Aile deeze verfchillende foorte»
hangen van zeer veele verfchillende oor-
zaaken af, en maaken daar door de geneezing
ïBoeijelyk. Het voorzichtigst dierhalven is de
vol-
-ocr page 46-
S C H 0 0 L B 0 E K.                   
■volgendealgemeencregelen, hier omtrent,inacht
te neemen. Wanneer het vuur uit eene volbloe-
digheid voortkomt, en het dier daar by wel in
het vleesch is, zyn aderlaatingen en het drinkeii
van karnemelk de beste geneesmiddelen.
Wanneer dezelve ontftaat uit fchraal en flegt
voedzel, moet men met de aderlaating voorziçh-
tig zyn, en liever de beesten beter voedzel be-
zorgen, en haar in eene andere weide laaten
gaan. —
Wanneer de oorzaak, Çzo als de voorbeelden
leeren) in het flegte en vogtige weêr gelegen is-*
doet men beter, het Rundvee op ilal te zettea
en warm te houden.
Het bilvuur heeft men meest in de lente onder
het jaarige Rundvee te dugten. Men kent het
daar aan, dat het Vee niet eet noch herkauwt,
traag opllaat, en dikwils kreupel gaat, aan een
van de agterpootten. Men houdt deeze ziekte
voor zeer gevaarlyk. Men ziet 'erveelen vanfter-
ven. Sommigen zelfs houden het voor ongenees-
felyk, dan te onrccht: vvant veelen worden ge-
rieezen, door die te laaten in den ftaart, en ze
een goede theekop vol raapolie in te geeven.
Zoon. Gelieft my nu de noodige ophelde»
ring, aangaande het lendevuur, te geeven?
Landm. Als een Rund het lendevuur heeft,
gaathet,agter,heen en weerwaggelen,of ilinge-
ren. Het wordt dikwils geholpen door een fterke
laating in den itaart. Als het dier door de laating
niet volkomen herfteld is, en 'er op het kruis
plaatfen zyn, op welke de huid van den vet-rok
los gegaan, of door vogtigheden, die tusfchen
Q5                         de
-ocr page 47-
i*. Landbouwkunbi»
de huid en denvet-rokverzameltzyn,van den vet-
rok gefcheiden is, raoet men het kruis befmee-
ren met het middel No. 3. —
Zoqti. Waar aan kent men het fnotvuur, enhoe
zal men dat geneezen?
Landm. Als een Rund het fnotvuur, of, zoo
als hetook wel genoemd wordt,Tiet oogevuur heeft,
zwellen de oogleeden. De ademhaaling is dan
moeijelyk. Daar door ontftaat fterk blaazen door
denneus, waar door meer of min, vogten uit
den neus loopen. Men geneeist deeze ziekte dik-
wils vry lpoedig , door een laafing aan den
hais.
Zoorié Waar aan kent men het zwellend vuur,
en hoe zal men dat geneezen?
Landm. Het zwellend vuur kent men daar aan,
dat het dier over het geheeleligehaam fterk opge-
itet, en de huid om het lyf ftrak gefpannen is.
Deeze ziekte wordt dilcwils geneezen , door
een laating aan den hais. Ookfnydt men wel over
de beide ooren, door deaderen,dieoverdeooren
loopen, en men'legt daar doeken op, die in ge-
never nat gemaakt zyn, om de wonden wel te
doen bloeden. Ze zyn dan in één uur herfteld.
De blaar verfehilt van de even voorgaande
daar in, dat het Rund niet alleen onmatig dik
opzwelt, maar dat het pruis zeer fterk de neus
en mond uitloopt, en de ademhaaling mocijelyk
is. Men geneest die, door een ftukje van de
tong met een fcherp fchaartje afteknippen, en
daar door een weinig bloed af te laaten. Men
Jkan deeze ziekte ook geneezen, door de Koe een
-ocr page 48-
SC H O O L B O £ K.                  Jj
paar handen vol zout in een bottel karnemélk in
te geeven.
De tongblaar is minder gewoon. Egter zeer
gevaarlyk,:als 'er nict fpoedig goede hulpmidde-
len aangewend worden. Ze bcllaat in een of meer
paisten of zweeren op de tong, welke eerst wit,
daar na rood, en vervolgens zwart worden, en
eindelyk in kankeragtige zweeren, die de tong
afknaagen, en den dood van het dier ten gevolge
hebben, vera.idcren. — Dit ongemak wordt ge-
neezen met een ftuk zilver, waar aanfcherpetan-
den zyn, door welke de zweerdoorgekrabt wordt.
Daar na wascht men de tong, twee maal daags,met
llerken wynazyn, daar zout, peper, look en wyn-
mit in getrokken zyn, tôt zo lang de volkomene
geneezing daar is. Men houdt deeze kwaal VOOr
befmettelyk. Daarom moet men het Vee, twee of
drie maalen daags, de tong uit den mond haalen,
en naauwkeurigbezien, of ze gezond is. Ook
kan het van mit zyn, de mond der gezonde Run-
deren dagelyks met goeden azyn te wasfchen.
Dit geduurig bezien der tongis 2eer noodzaakelyk ,
om dat men geen uitarlyke teekenen van ziekte
by de tongblaar ontdekt (*).
Men kan het ftille,ofhet meest gewooncvuur,
of het bloed, in den begmne,door geen uitwen»
dige tekenen waarneemen. Als het dier fchielyic
pngefteld wordt; niet eet noch herkauwt; kan
men het vermoeden. Men legt dan de hand aan
de
(•) Kt Verhandelingen door de- Maatfehappy, ttr bevoritrin*
Wn den Laodb. te Arefteidâra, VI Deel, bMi, 155. eiz.
-ocr page 49-
44- Landbouwkundic
de Iinker zyde van het dier, tusfchen de voor-
bout en het lyf : voelt men dan de pois zeer digt
en fterk flaan , kan men zeker zyn , dat
het Rund het vuur heeft. Men doet dan een goe»
de laating aan den hais, waar door zy herfteld
worden.
De kenteekenen en oorzaaken van het: darm-
VUUr, gelyk ook de middelen ter geneezing, zyn
minder bekend, maar de uitwerkingen deezer
ziekte zyn vreesfelyk. De Runderen worden zel-
den gered, en fterven daaraan binnen een kor-
ten tyd. Wy hoopen, dat de pooging van een
aanzienelyke Maatfchappy in ons Vaderland een
gewenscht licht over dfceze ziekte verfpreidea
zal.
Zoott. Van het longvuur heb ik fomtyds hoov
ren fpreeken, als van een zeldzaame doch zeer
gcvaarlyke ziekte?—
Landm* Het longvuur, of liever de ontfteeking
î3er long, gelyk ook de ontfteeking der lever,
roilt, enz. : zyn minder gewoon in ftreeken, daar
het Rundvee rueerendeels met gras, of hooi en
water gevoed vvordt, als in zulke oorden , daar
men het Rundvee lynkoeken, busfel, fpoeling,
ofeenig ander kragtig voedzel in groote hoeveel-
heid geeft ; om dat deeze het bloed fterk ver-
meerderen en verhitten » in zo verre, dat eene ofan-
dere bykomende omftandigheid, inzonderheid een
jchielyke verandering van hette en koude (het
zy door kout drinken, als de dieren heet zyn, of
door verandering van lucht veroorzaakt) de ont-
fteeking van het zo zeer tôt bederf voorbereid
hloed ten gevplge hecft; welkç ontfteeking dan
cp
-ocr page 50-
15 c s o o i b o i ï.                 
t»p de long, lever, milt, ribbeviies, keel, of
ook wel op twee of meer van deeze inwendige
deelen te gelyk post vat.
Zoon. Welke zyn de kenteekens van deeze
ziekte ?
Landm. Dat de Koeijen zeer dun zyn; veel
hoesten, en veeltyds fteenen; moeijelyk adem-
haalen; ilerk kvvylen, en de tong uit den mond
laaten hangen»
Zoon. Welke middelen zal men ter geneezing
aanwenden ?
Landm. Dewyl deeze ziekte ook van een ont-
fteekenden aart is, of mogelyk alleen in een ont-
fteeking der longen bettaat, zal het aderlaaten
van veel nut zyn. — Men zal te gelyk in de lin-
ker borst een dragt moeten zetten : want men
weet, dat blaartrekkende pleisters, tegen deont-
fteeking der ingewanden, in menfchen, met nut
gebruikt worden. De inwendige geneesmiddelen,
welke voor deeze ziekte worden opgegeeven,zyn
meenigvuldig (*), en worden, zo wel de gezonden
als de zieken toegediend, wanneer die by malkande-
ren op liai geftaan, of in eene weide gegaan hebben.
Van de ziektens fpreekende , wier oor*
xaak in de ingewanden huisvest, moet ik u nog
een
(•) Deeze ziektens vorderen een meer fcunstmaatige- behantieling.
Men kan daar toe een bekwaame baudlefding vindea by Anton
Cari, von Weill bo r. g , Anleitung fur das Laudvolk enz.
Nurnberg 1787. zeid 3o en volgend : en een duidelyk ondcmdit
inngaande de geneezing van het longe en mfltvUUC, in het VIIdsDeeis
*de Stuk der Veihandelingen van de Maatfcliappy, terbevoideiingvan
Men Landboaw ce Amfterdani,
-ocr page 51-
i6          Landbouwkundig
eene ziekte doen kennen, die ook in het bloed
fchuilt, raaar van de voorige zeer verfchilt ; ge«
meenlyk genaamt de vuurigheid, of men zegt
van een Rund, deeze ziekte hebbcnde, de Koc
iî vuurig. Deeze ziekte ontftaat gemeenlyk uit
eene flegte fpys-verteering; uit flegt voedzel,
waar door het bloed fcherp wordt, en het dier
verroagerd. — By deeze ziekte isdeafgangzwart
en taai ; de huid zeer vast op het lyf. Een laa-
ting zal doorgaans deeze ziekte volkomen genee-
zen. Dan het is van veel nut, zodanig een Rund
ook een zagte buikzuivering te geeven, zo als
het middel No. 6.
Zoon. Welke zyn die ziektens,waar van gyzoo
even fpraakt, van welke de oorzaak in de inge-
wanden huisvest?
Ltndm. I. De verftoptheid.
2.  De loslyvigheid.
3.  Bedorven lloflcn in de maag,
4.  De galziekte.
5.  De zwelling.
6.  Het bloedpisfen,
7.  Het ongans.
Door de verftoptheid verftaat men de ophoo-
ping van de drekftofien in de ingevvanden, of
dat het dier geen behoorlyke ontlasting heeft,of,gc-
lyk fomtyds gebeurt, in het geheel geen mest
kan maaken. Om deezeziekte te geneezen, kan
men ontlastende middelen gebruiken , zo als
IMo. 6 of No. 7, Dan men kan deeze ziekte
doorgaans fpoedig geneezen, door een Koe, een
musje lavas, en evcn zo veel boomolie, ineens,
in te geeven.
Zoon.
-ocr page 52-
47
SCHOOLBOEK.
Zoon. Gebeurt het ook niet, dat hëtRund een
verftopping in de waterwegen heeft?
Landm. Dit geval is zeldzaam. Dikwils katl
men fpoedige hulp toebrengen, door een Koe,een
weinig fyn zout, of een propje tabak, dat men
nat gemaakt hecft, in de fcheede te fteeken. De
fchaftvaneenOsofStier beftrykt men met geftoo-
tenuijen,of knoflook, met raapolie gemengd. —
Alsmen vermoedt, datditongemak uit koude ont-
ftaan is, gceft men het dier een glas genever met
geftoote uijen of knoflook. Ali de hardheid der
pois (|), of de onmaatigehette van het dier, ont-
lteeking doet vermoeden, zou dit middel fehade-
lyk zyn. — Men moet dan een laating doen. in
dcn bals, en een zagte buikzuivering geeven.
Daar door zal de ontfteeking en de fpanning der
vaten verminderen. Tôt een buikzuivering is
een paar handen vol zout metkarnemelk gemengd»
dikwils van een groot nut bevonden. Een hand
vol kervel, met een goede hand vol petercely,
in een mengelen bier gekookt, en ingegeeven,
is ook zeer goed.
Zoon. Welke ïniddelen zal men tegen de losly-
vigheid gebruiken ?
Landm. Als die uit koude ontftaan is, zal men
daar veiligst niets aan doen ; ten ware het dier
daar door te zeer verzwakte, Als de ziekte lan-
ger duurt dan twee of drie dagen, en men ver-
, .                moedt
(t) Zic over het voelcn iat fais der Runderen een naauwkcu-
rig onderricht in lier lXde Deel van de Verh. der Maatfch. ter bc-.
torderinf van dtn Landb. te Atnfterdam, bladz. 305.
-ocr page 53-
48 Landbouwkundio
moedt, dat die ontftaat door fcherpe ftoffen, die
de ingewanden te fterk prikkelen , zal een
zagte buikzuivering , als No» S. van veel mit
zyn. Daarna zal men het dier,elken dag, drie a
vier loot gerookt fpek, of een glas boom-olie in-
geeven, waar ônder men een paar lepels vol bran-
dewyn kan mengen , daar mede aanhoudendes
tôt dat de geneezing daar is. — Als de dampig-
heid (§) der Koeijen oorzaak van de loop is, kan
men, door deeze middelen, de loop weldoenop-
houden, maar niet geneezen : om dat de dampig-
heid voor ongeneeslyk gehouden wordt.
Zoon. Waar aan kan men zien dat een Rund
bedorven ftoffen heeft, en daar aan ziek is?
Landm. Als het treurig is, weinig eet, en de
ziekte by tusfchenpoozen afen toeneemt,datis,
dat het koortfig is, 't welk men uit de rasfe pois kan
waarneemen; wanneer het, in de fterkfte vlaagen
Van de koorts, hygt, of ook wel fteent, en men
tevens geen teekens van het vuur of bloedziekte
kan waarneemen; dan raoet men befluiten, dat
de ziekte uit een vervuilde maag voortkomt. In
dit geval is de boekpens, of zouter met kleiagti-
ge, of taaije ilymige ftoffen opgevult ; het welk
men ook daar aan kan waarneemen, dat de af-
gang bleeker is als van gezonde Runderen, of
andere natuurlyke hoedanigheden mist. Deeze
ziekte wordt best geneezen door ontlastende mid-
delen, die te gelyk de ingewanden verfterken.
Het middel No. 9. is uitneeraend, enmistzelden
een gewenschte uitwerking te doen. Het zout is
ook
C|) Andere noeroen deeze «iektc nangeimnil,             
1
X
-ocr page 54-
S C H O O L B 0 E E.
4P
ook zeèr goed, dan dit word in deu beginne dec
ziekte voor bejàarde Runderen dikwils niet krag-
tig genoeg bevonden. Men kan 'er naar omftan-
dighedeh gebruïk van maaken. Als het middeî
No. 9 een goede uitwerking gedaan lieeft, kan
men tôt het gebruik van het zout overgaan, oui
daar door deverderegeneezingteerlangen. Dan^
vermits men in de bepaaling van de ziekte kon
misgetast hebben, zal men het dîertevoorenwat
bloed aflaaten.
Zoon. Deelmy uwe aanmerkîngen.ove'r de gai»
ziekte mede ?
Landm. Deeze ziekte heeft men het meest ni
het afgaah van den zô'mer. Men kan die veeltyds
voorkomen, door het Vee in de niaand AugUStUS
bloed te laaten , of cen purgatie te geeveii. Zy
ontftaat uit een verdikking der gai, waardoot
verftoppîngen ontftaan in de galweegen ; — de gai
door het bloed opgenoomen en in het ligchaara
rond gevoerd wordt. Dekentekenehzyh,dathet
dier fclnelyk ongefteld wordt, weinig eet enher-
kauwd ; ook geweldlg fpuit. De ôogen ltaan dof
en waterig, het wit daâr van ziet fomtyds gebl 5
de oogleden zyn gezwollen, de gang traag, eii
dikwils pyu|elyk, ftyf, fomtyds kreupel en mer»
heeft zigtba^re tekehen van koôrts. •i-
Zoon. Hoe zal men deeze ziekte gencezen?
Landm. Men moet aanllonds bloed laaten 5
alsdepolshardenvoiis: vooi'ts de zagte buikzui-
vering No. 6 geeven : teh ware het overvloei
dige ontlasting uit de natuur hadt: wantdithceft
veeltyds plaats. Voorts geeft men * om den ande-
re$
-ocr page 55-
Lanbboowkundic
ren dag, het middel No. 10 tôt de volkomen ge-
neezîng toe, die zelden mist: ten ware 'er reeds
werkelyk een ontfteeking van de lever , long,
of railt plaats hadt: komende my waarfchynelyk
voor, dat de galziekte de voorlooper is van dee-
ze gevaarlyke kwaal.
Zootj. Wat is de zwelling? verfchilt die niet
ran het zw.ellend vuur?
Landm. Deeze ziekte ontftaat, meest altoos,
door het al te overvloedig gebruik van roode
klaver, een grootehoeveelheidzuuragtigvogt be-
vattende, waar door de ingewanden te fterk geprik-
keld vvorden, dat een onregelmatige beweeging
yan de lloffen, die in de ingewanden zyn, ten
gevolgc heeït. Deeze ziekte verfehilt daarin van het
windvuur, en van de blaar, dat de zwelling al-
leen aandelinkerzydegezien wordt: heeft daarte-
gen vecl overeenkomst met een andere ziekte,welke
men de windzugt* of de dikte noemt, en beitaat
in ècri verzamellng van lucht in deholligneidvan
deu buik (*): tegeh welke laatste ziekte ik nooit
geneesmiddelen heb zien gebraiken, maar wel
verfeheide Runderen,door de natuur alleen,her-
ftellen.
Zoon. Hoe geneest men de zwelling, die uit
het overmaatig eeten van de roode klaver ont-
ftaat?
Landm. Zo rasmenditongemak befpeurt, moet
men het dier 'a a 3 lood zuivere potasfche, in
water gefmolten, ingeeven, en deeze gift, als
ze
(*) Zie over deeze ziekte Verij. van de Maatfchappy v»n den
Landb. te Amftcrdam, VI Dee!, bl. 69 en volg*nde.
-ocr page 56-
S e h o o l b o e k.               
ze niet helpt; herhaalen. — Voorts moct men
het dier de roode klaver eenige dagen geheel
onthouden.
                                                       .
Zoon. Wat is de oorzaak van het bloed pis-
fen?
Landm. Decze ziekte is byzonder eigen aan
het Vee, op fommige foorten van gronden geweid
wordende. Het vùedzel is dierhalven mee-
rendeels oorzaak deezer kwaal. De lucht en het
jaargetyde"brengen daar ook toe; want men heeft
deeze, ziekte meest in de maanden May en Juny,
als 'er icherpe uoorde en noord-ooste winden
waaiien. Zy is evenwel, op die byzondere foorten
van gronden, nooit algemeen. Op gronden, daar
deeze ziekte zeldzaamer is, blyft het Vee 'er met
altoos van bevryd: waar uit volgt, dat 'er de by-
zondere gefteldheid van het Vee iets toe-
doet. —Hetkanook zyn, dat het eeten van iom-
mige kruiden oorzaak hier van is. Ontlastende
niiddelen verërgeren de kwaal. Men wagte zig
dierhalven voor deeze niiddelen, zo ras 'er ge-
gronde vrees voor deeze ziekte is. Ook moet
men, als het dier dofen treurigis, weinig eet',
fchielyk zeer dun wordt, en 'er dus vermoe-
den is, dat deeze ziekte plaats heeft, oppasfen,
om het dier te zien wateren, om het zekerste te-
ken van deeze ziekte, het ontlasten van bioedig
water door de piswegen waar te neemen. Deeze
ziekte , die zeldzaam uit volbloedigheid voort-
komt, vereischt geene laating. - Men geneest
dezelve best door verzagtende middelen, zo als
olv, met verfche eijeren en melk gemengd.
D a                      Som-
-ocr page 57-
5& LandbouwkuNdiG
Sommigen maaken ook gebruik van het middel
No. ii.
Zflon. Wat is het ongatis ?
landm. Deeze kwaal ontftaat alleen door het
Vee, laat in het jaar, in regenagtig wéér, op laa-
ge'moerasiige weiden te laaten loopen. Men kent
deeze ziekie daar aan, dat het Vee verniagert;
de buik zwelt, de oogen dieperinhethoofdftaan
als natuurlyk.
In eénen.niet al te ver gevorderden trap plaats
hebbende , genecst deeze ziekte op fiai , door
het drooge voedzel, dat zeer natuurlyk is: want
deeze ziekte beftaat in een flapheid of wateragtig-
heid van het bloed. Te ver gevordert, vermin-
dcren de kragten iangzaam. — Ze fterven doorgaans
in het voorjaar, in de maanden Maart of April. —
Geneesmiddelen tegen deeze ziekte heb ik nooic
te werk zien ftellen. Sommige landîieden voede-
ren zulk Vee, twee maal daags, met paardebqo-
nen; ftellen daar mede deeze dieren op de proef.
Zy fterven dan fchielyk, of raaken aan de groei,
en geneezen volkomen. De paardeboonen zyri
een zeer verfterkend voedzel, byzonder gefchikt
Oja het bloed te verdikken: dan, dewylzyeenig-
zints moeijelyk verteeren, ten minsten een krag-
tig voedzel zyn, zou men myns oordeels beter doen,
dat menvoorafde maag en ingevvanden zuiver-
de en verfterkte, door het Vee,om den anderen
dag,een hand volzoutin een bottel karnemelk in
te geeven , tôt zo lang, dat men uit de meerdere
levendigheid van het Vee,en graagte in het eeten,de
fpysverteeiing verbetert heeft. Naden geest van
terpcntyn, die in allen opzichte de voorkeurver-
die'nt, en niet genoeg aangepreezen kan worden,
ko-
\
-ocr page 58-
SCHOOLBOEK,
5S
komen het zout en de bloem van zwavel,
als middelen tegen het ongans der Schaapen, ia
aaumerking. —i Daar toch het ongans der Schaapen
zo veel overeenkomst heeft met het ongans onder
deRundereiHtwyffeleikniet, of men zoudoordee-
ze middelen, en vooral door dengeest van terpen-
tyn,ook het ongans onder het Rundveegeneezen.
Zoon. Zeg my cens, welke ziektens aan de
Melk- of Kalfkoeijen alleen eigen zyn?
Landm. î. Het agterblyven van denageboorte.
a. Het blyven leggen van de Koeijen ,
na het Kalven.
3.  Ontftooken uijers.
4.  Zeere fpeenen,
5., Hetfchielykverminderen der melk
zonder eenig teken van ziekte.
Zoon. Waar door ontftaat de âgterblyving van
de nageboorte?
Landm.lk zal de voornaamfte,of (*) de gewoonfte
oorzaaken opnoemen.Voor eerst als deKoe een dood
of onvoldraagen Kalf voortbrengt, blyft de nage-
boorte meest altyd agter. — Dit ontftaat uit de
onrvpheid van de moederkoeken, zigvandebaar-
nioedertepels nîet los maakende voor dat zy vol-
vvasfchen zyn. Daar dit dus, in dit geval, door af-
rotting moet gefchieden, worden daar toe eenige
dagen vereischt. Ten tweeden ontftaat dit uit
cène krampagtige fameiitrekking van den hais der
baarmoeder, door koude ontftaan. —Tenderden
door flapheid, of werkeloosheid van de baarmoa-
der*
Zoon..
(*) Zie over deeze ziekte Verhand. vsn de Maatfclwppy v«h dca
Lwiib. te Amltcrdam, IX Deel, bUdz* afio.
D3 .
-ocr page 59-
\
54 Landbouwkùndjg-
Zoon. Welke middelen gebruikt men hier te-
gen?
Landm. Aïs de ziekte der Koe eiikel beftaat in
het agterblyven van het navuil, is het dikwils
veiligst daar niets aan te doen, raaar ailes aan de
natuur overtelaaten, die de ontlasting der nage-
boorte ten langftcn in negen dagen verrigt.
Het is evenwel niet kwaad die ontlasting door ge-
paste middelen te bevorderen. «— Daar toe is
noodig, dat men de oorzaak daar van grondig weet.
Door het agterblyven van het navuil lydt de Koe
wel veel, maar door het gebruik van verkeerde
middelen, zou men nog grooter onheil bewer-
ken. Als de eerstgenoemde reden plaats heeft,
is het klaar, dat afdryvende middelen alleen van
rmt kunnen zyn. Wanneer de moederkoekjes
nog zoo vast zitteti, dat die door een ïterke fa-
mentrekking van de baarmoeder niet los worden,
hebben die middelen geen anderc Uitwerking dan de
koortfen te vermeerdercn, of'wcl, wanneer 'er door
een moeijelyke verlosfing, of door volbloedig-
heid der Koe een geneigdheid tôt ontfteeking plaats
hadt, zou die daar door in een daadelyke ontftee-
king van de min of meer bqfchadigde, ofmet
bloed opgeyulde deelen, veranderd worden. Ook
zouhetkunnen gebeuren, dat door defterkepoo-
gîngen der Koe, om het navuil uit te werpen,
de draagzak te gelyk naar buiten gebragt vvierdt.
Best dierhalven, vier a zesuurennade verlosfing
met de hand nabinnen te tasten (*), de moeder-
koek-
C) Zie hier over Verliaiuteliiigeii van de ilsaifdiappy van <ien
Lasdb. te Amfterdaia, IX Dcel Uadz. S77. *u Geneesw. van de
ziek-
-ocr page 60-
S C H 0 O L, B O E X.                  55
fcoekjes voorzigtig los te pellen, en het geheele
Vlies of de nageboorte na buiten te brengen. —•
Als men dit niet durft onderneemen, kan men op
den vierden dag, als de moederkoekjes door de
rotting eenigzints los geworden zyn, het middel
No. ia ingeeven: dat ook zeer goed is, als een
Koe, na het afgaan van de nageboorte, de korte
ftof niet kan kwyt worden, en daar door kwynt
en vermagert. '
Zoon. VVat moet men doen, als de te rug bly-
ving der nageboorte, door krampagtige famen-
trekking van den hais der baarnioeder ontftaat?
Landm. Als men vermoedt, dat de Koe by,of
kort voor de verlosfing koude gevat heeft, moet
men de belette uitwaasfeming tragten te herftcl-
len, door de Koe te dekken en warm drinken te
o-eeven. Ook zou men, als men zeker weet,dac
het vattcn van koude de oorzaak van de ziekte
is, de Koe aile drie uuren 60 droppels van het
pynftillend tinktuur van Sydcnhatn {Laid, liquid.
Sydenb.)
kunnen ingeeven. Dan daar de krampag-
tige famentrekking van den hais der lyfmoeder
ook uit volbloedigheid ontftaan kan, en de na-
o-eboorte ook fomtyds te rug blyft, door een op-
hooping van drektloffen in de ingewanden, zal
men tevens, als men het eerste geval vermoedt,
een laating doen, en in hetlaatste geval de Koe
een zagte buikzuivering geeven. Vier a zes lood
bitter purgeer zout ÇSal Amaruni) is daar toe
zeer gefchikt,
Zoon,
zkl;tens en kwaalen der paarôeé. door A- fontem, te AmRérdaWj
by G. Wtrrtan 1773- Wadz. IM< En de Aant. 115 en ntv
D 4
-ocr page 61-
r
£fr Làndbouwkundig
Zoon. Welke middelen zyn , ingeval flap of
werkeloosheid der baarmoeder hier van oorzaak
is, de beste?
Landm. Dit uw vraagvolgtvanzeîvevryklaar,
dat meer dan eene zeer van elkander verfchillen-
de reden of oorzaak dat te rug blyven bewerken
kan. — Het korat 'er alzo op aan, omdenaatstc
oorzaak te kennen. Voor min geoelïenden is dit
niet zeer gemakkelyk. Men moet dierhalven op-
îettend en voorzigtig zyn, wil men geen misila-
gen begaan: te meer nog, om dat het te rug bly-
ven der nageboorte ook ontitaan kan uit ontftee-
king der baarmoeder, of pynelyke zwelling der
met bloed opgevulde deelen ; veroorzaakt door
çen moeijelyke verlosfing, of ruuwe belïàndeling,
waar over wy ftraks nog een vvoord zullen zeg-
gen. Wanneer men dierhalven de zo even op-
gegeeven oorzaaken niet yermoedt, en men geen
zwelling of tekens van ontlteeking aan <ïeteeldee-
len befpeurt, kan men gelooven,datdeveerkragt
der baarmoeder, om na de verlosfing in te krim-
pen, vermindert, of geheel verdweenen is, Men
beproeft dan, of men door zagte ontlastingen,
die een meer als gewoone beweeging in de inge-
wanden der Koe veroorzaaken, en ook dikwils
de baarmoeder in werking brengen, de affchei-
ding en uitwerping van de nageboorte bevorde-
ren kan. Ten dien einde-kan men het zo even ge-
noemde purgeer zout gcbruiken, of men kookt
twee roode karooten, in twee mengelen karne-
melk. Men geeft die in ééns. Het middel No. 13
is in dit geval ook zeer heilzaam. Dan, als de
^oç,nahet gebruik van ii\\ deezer middelen, tje
-ocr page 62-
"S C H 0 0 L B 0 E Ki               5/
riageboorte niet ontlast, of zo fterk aan den af'«
gang.was, dat men het niet raadzaam vondt de
ontlasting te bevorderen, zal men hetraiddelNo.
ïi gebruiken. Ondertusfchen raoet men zich in
aile deeze gevallen niet te zeer verhaasten, ora
dat het te rug biyven.der nageboorte zelden ge-
vaarelyke toevallen veroorzaakt, en de natuuy
zig gemeenelyk in deeze gevallen zelfs redt.
Zoon. Als het geval eens werkelyk plàats heeft,
dat de baarmoeder naar buiten gekomen is, vvat
dan?.
Latidm. Het uitzakken der baarmoeder , dat
fommige Koeijen by het kalven door een onvoor-
zichïige^ onkandige, of geweldige behandeling
overkomt, kan niet anders herfteit worden als
door die voorzigtigj en tevens met de daar toe
noodigzyndekragt, zonder dezelve te kwetfen,
naar binnen te brengen, waar van een Koe wei-
nig hinder heeft, wanneer men daar in op vol-
gende wyze te werk gaat. Menneemtzoetemelk,
die men bloed warm maakt : — wascht daar
inede het uitgezakte deel, gebruikcnde daar toe
cen linnen doek. Als de baarmoeder verkoud of
gezwollen is, dient deeze wasfçhing ook tôt eene
Itooving. Men moet 'er mede aanhouden
tôt dat de zwelling verdweenen is ; leggende
'er inmiddels, ter dekking, een doek over, die
men geduurig nat maakt. Ook moet men zorgen,
dat de nielle de, behoorlyke warmtebehoudt,door
'er geduurig wat heete melk by te doen. Als.
men dan gereed is om het werk te begihnen, doe
meta zo mogelyk het^oebeest op de voorpooten
knielen, de agterpooten wydets ia eene ftaan-
D5                      de
t
-ocr page 63-
58         Lamdbouwkdndu
de houding brengende en bewaarende,opdiewy-
ze gelyk zy gewoon zyn op te ftaan. Dan zal de
baarmoeder gemakkelyker na binnen glyden. —
Wil de Koe niet knielen, plaatze men dezelve
ten minsten van agteren hoogçr. Men bewinde
wyders de vingers met doeken, die in de warme
melk zyn nat gemaakt , zo dat de ^nagels
volkomen bedekt zyn. Men neemt dan de
baarmoeder juist in het midden ; fchuift die
voorzigtig, datis, zonder horten of ichokken na
binnen. Wanneer men hier in bedaard en voor-
zichtig te werk gaat, zal het werk doorgaans ge-
lukkig afioopen, ten ware de baarmoeder zwaar
verhard, fterk gezwollen, gekwest of befchadigt
ware.' In die gevallen is men wel eens genoodzaakt,
de baarmoeder geheel naa buiten te brengen,een
hand breed boven dcn pisweg of fcheede (tyf af
te binden, en dan aftefoyden. Maar dit maakt
liet beest niet alleen onvrugtbaar, maar ftelt het
ook aan levensgevaar bloot. Dierhalven moetdit
niet dan in den alleruiterllen noot , wanneer
het geval voor desperaat gehouden kan worden,
gelchieden. Hierom kan men den Landlieden niet
genoeg aanbeveelen, om toch, by de verloslîng
derKoeijen,alle mogelyke oplettenheid en voor-
zdrge te gebruiken , waar door die uitzakking
voorgekomcn kan worden,
Zoon. Door welke oorzaaken ontftaat het bly-
ven leggen der Koeijen?
Landm. Dit ontftaat (*) door
i. De
(*) Men vin.it dceze ziekte mtauwketfrig verbanfJeH i« het rS
-ocr page 64-
S C H O o L l O E K.                59
i. De wolf in den ftaart.
a. Door de moederziekte , of de ontfteeking
van de baarmoeder.
3.  Door de melkverplaatfing.
4.  Door het niet toetrekken van den hais der
baarmoeder.                                                 " '.
Van de wolf in den ftaart zullen wy thans met
fpreeken.. Ik heb u de middelen daar tegen reeus
opgegeeven. Een huisman, die zyn Vee met een
behoorlyke oplettenheid waarneemt, zal r.mimer
in het geval komen, dat zyne Kalfkoeijcn door
deverzwakking, die de wolf veroorzaakt, mag-
teloos zyn ora op te ftaan.
                              .
Zoon. Welke zyn de tekens,waaraanmenzie ,
dat de Koeijen de moerziekte hebben, of dat de
baarmoeder cmtftooken.is?
                   t
Landm. Als de Koeijen van deeze ziekte oyer-
vallen zyn, vergaat de eetlust. Doorgaans be-
fpeurt men'een zeer fterke dorst. Zy ftaan on-
rustig. Alszy gaan flingert- het agterlyf heen en
weêr. Het uijer blyft gclpannen. Zy houden op
melk te geeven. Daar by hccft *er een opftop-
ping van den drek en het water plaats. De ziek-
te meer toeneemende, zwelc de regteiSzyde. Z,e
raaken van de been. Daar na zwelt 00k de lin-
ker zyde en het geheele agterlyf. De ontfteeking
gaat over tôt koud vuur , daar de dood op
volet. Somtyds neemt deeze ziekte zo khielyk
de overhand, dat het dier fterft birnien den tyd
Van vierentwintig uuren. Dan het gebeurt 00k
wel, dat de Koe eenigen tyd langer leeft. In
die
Decl vân de Ve*. van ds Mtftt van den Landb. ®Âu 293 ««•
t,'
-ocr page 65-
50         L A N D B 0 U W K U N D I C
die gevallen eindigt de ontfteekinginverëttering,
of in eene verharding. Eene oplosfing van de
ontfteeking heeft alleen eene volkome herfteiling
ten geyolge.
Zoon. Door welke middelen kan men die be«.
komen ?
Landm. Zo ras men deeze ziekte ontdekt, doe
men een ruime lâating aan de agterpooten. Naar
maate van de iterkte der Koe tappe men vier ,
zes of meer ponden bloed af. Dit in een min-
ière hoeveelheîd, om de vier of zes uurçn, herhaa-
lende, tôt dat de toevallen verminderen. Voorts
zal men door andere inenuitwendigeontfteeking-
weerende middelen, die men met geduld aanhou-
dend moet gebruiken, 4e ontfteeking tragten weg
îe neernen Q)>
Als deeze ziekte niet ontflaan is uit een moeije-
îyke verlosiing, of uit eene daar by plaats gehad
hebbende ruuwe behandeling, is de volbioedig-
heid der Koe daar van doorgaans de naatste oor»
zaak. Dan men moet tevens aanmerken, dat dee-
ze ziekte meer gemeen is by Koeijen,die in den
zomer , wanneer de lucht heet is, ais by die,
welke in het voorjâar, of in den herfst kalven:
waar uit volgt, dat de ruuwe behandeling by de
verlosfing; de volbloedigheid; het kalven, by
heet wéér, de naatste gelegenheid-geevende oor-
zaaken tôt deeze gevaarlyke ziekte zyn, en dat,
wanneer deez,e driè oorzaaken by den anderen
plaats
Q) Z>e de zoo even aangeh. Verhand. van de Maatfctappy van
den tandb. biadz. 30S enz. alwaaï een kunstmaatige behandeling va-»
déesse ziekte gevonden wordt.
-ocr page 66-
£i
ScHOOLBOEK.
piaats hebben , de Koe in het uitterste gevaar is.
Dus moet mcn in het hecte jaargetyde de meeste
voorzorg gebruiken,
Een ruuwe behandeling by de verlosfing moet
men altoos vermyden. Dit kan zeer wel gefehie-
den door de regelen te volgen, welke vervat zyii
in twee of drie Verhandelingen, daar over door
de Maatfchappy van den Landbouw uitgegee-
ven (S).
Voorts moet men een volbloedige of te vet ge-
worden Koe, vooral wanneerdie in den zomermoet
kalven, op een weide laaten, die wel niet fchraal
behoeft te zyn, maar op welke het gras kort is.
Demoeite, welke zy doen moet om het lyf vol te
krygen, verpligt haar tôt eene meerdere bewee-
glng , die haar zeer gezond is. Tegen dat het
uîjer begint te zwellen, dat is drie weekenofdaar
omtrent voor het kalven, moet men de Koe drie
a vyffSbloed aflaaten; het zelve veertien dagert
daar na nog eens herhaalende; In de laatfteweek
voor het kalven, moet men de Koe, des avonde
als het koeï begint teworden, de weide eenige
Iceeren op en neder laaten dryvcii» zonder even-
wel dezelve te vernioeijen. Als de Koe gekalfc
heeft, zal menhaarhetmiddelNo.i3iugeeven,en
het KalF twee a drie dagen by de Koe in 't land
laaten. Deeze middelen zyn beproeft, en mislea
zeer zelden de Koe gezond te houden.
Zoon.
(§) Zic Verhsndelingèii ovér de verloskunde ait Koeijen, door
de Maatfchappy van den Lsmdb. te Amfterd,, zynde het IX en
X Deels, ccrlkStuk, van haar Verhandelingen, in 179? uugegcs--
Yen,
-ocr page 67-
On,           Landbouwkundig
Zoon. Door welke oorzaaken ontftaat de melk-
verpilaatzing?
Landm. De melkverpiaatzing of het melkvuur
ontftaat vceltyds nit de volbloedigheid der Koe;
fomtyds ook door onzuiverheden , of fchade-
lyke itoffen in de ingewanden ; waarom, in de mees-
te gevalleo, de zo even genoemde tniddelen al-
lergefchikst zyn, om ook te gelyk deeze ziekte
voor te komen. Men kent deeze ziekte daaraan,
dat de Koe op den eerften, tweedcn of derden
dag, na dat zy gekalft heeft, geheelophoudtmet
melk te geeven, en het uijer flap en ledig blyft.
Voorts ziet men een week gezwel aan den buik,
dat langs denzeîven, volgens den loop der melk-
aderen, van de borst tôt het uijer, en zelfs aan
de binnienzyde van den agterfchenkel tegen over
het uijer zig vertoond. De Koe is onvermogend
om op te ftaan; blyft ftil liggen in die houding",
waar in gezonde Koeijen anders gewoon zyn te
rust.cn. De verdere toevallen zyn koortfen, die
met koude begimien, enmetheevigehetteafgaan,
Bv het toereemen der ziekte worden de koortfen
heeviger. Als de Koe beter wordt vermindertde
koorts, en de voordeelige tusfchenpoozingen zyn
van langer duur. —
Zoon. Door welke middelenkan men deeze ziek-
te geneezen ?
Landm. Het voornaamfte en kragtigfte middel
is een ruime laating in de melk-aderen,welke,zo
ras men deeze ziekte aan een Koe waarneemt,
zonder uitftel, moet verricht worden. Wannecf
op de laating geen betering of zigtbaare vermia-
dering der toevallen volgt, moet, ingevalle j»en
te-
-ocr page 68-
S C H O 0 L B 0 E S,                  6%
tekenen van volbloedigheid waarneerot, de laa-
ting herliaalt worden. — Dit geen plaats heb-
hende, moet de Koe, na die laating, op die tyd
dat de koorts af is, een buikzuiverend middel ge-
geeven worden. Het middel No. 7 is daar toe
zeer goed. Ondertusfchen moet men niet ver-
zuimcn, van dien tydaf, dat de ziektebegint,tot
dat de volkoome geneezing daar is» de Koe aile
twee uuren te melken (t).
Zoon. Gy hebt gezegt dat het blyven leggen
der Koeijen , ontftaat door het niet toetrekken
van den hais der baarmoeder?
Landm. Dat is zo, maar of de magteloosheid
om op te llaan daar uit ontilaat, dat de hais der
baarmocder niet toetrekt, dan, of daar by een
algemeene werkeloosheid, of verzw;ikking der
fpieren plaats heeft, zal ik niet bepaalen, maar
alleen zeggen, dat, wanneer een Koe na het kal-
ven blyft liggen, en men geen tekens van ont-
fteeking waarneemt, de rnclk behoorlyk in het
uijer koniende, men dan befluit, dat het gebrek in
fiapheid en werkeloosheid der fpieren, of in het
niet vveder toetrekken van de baarmoeder be-
ltaat. — Dan is het raadzaam aan het dier het middel
No. 13 te geeven. Als de Koe niet opftaat,
moet dit na verloop van 04 uuren herhaald wor-
den , tôt zo lange de Koe opftaat. Ook is het niet
ondienstig, wanneer het dier zwak is, hetzelve-
een glas brandewyn met water gemengdinte gee-
ven,
CD Zie meer over de geneezing van deeze ziekte do even aangeh.
Vethandel. bladz. 322. en volgend. en het VUde Deels ade Stuk
van dczelfde Verh. pag. 4. eu volg.
-ocr page 69-
(% Lanbbouwktjndig-
ven, om de werking der fpier-veezelen aan te
zetten.
Zoon. Hoewordt de ontfleeking der uijers best
tegengegaanof geneezen ?
£««<#», Oorzaaken hier van zyn,wanneer fcherpe
floffen zig op het uijer zetten; wanneerdeKoe
niet behoorlyk uitgemolken wordt; of wanneer
aan beleedigingen van ftooten , of fchop-
pen is bloot gelteld geweest. In die gevailen is
een laating in de melk-aders van zeer veel nur.
<■ Voortsmoetmen het uijer, of het ontftooken deel
van het zelve, dikwils uitmelken, en van de ge-
flikte of bedorven melk , geronnen bloed enz.
zuiveren.—Als de brokken te taai,of tedroog zyn en
niet fchietcn vviîlen , is het van nut het uijer
te fmeeren met oude Varkens retizel, of met een
. -zalf van een gelyke hoeveelheid door elkander ge-
fmolten boter en raapofie, om de brokken zagter
te doen worden, en te doen vcrdeelen, en dîe
alZ0, door de fpeenen, uit het uijer te kunneil
trekken» dat zeer noodzaakelyk is, nietalleenom
dat die brokken de ontfleeking vermeerderen *
maarook,om dat de uijers, of het ontftooken ge-
deelte van dezelve, niet zouden. opdroogen. —
ïietbestegeneesmiddeltegen een' ontftooken uijer
is een mengzel, beftaande uit zeven deeleu
manspis, en een agtfle deel genever, waar ma-
de men het uijer vyf a zes maal op een dag be-
vogtigt. — Dit middel , in tyds gebruikt %
zal byna nooit misfen , de ontftecking te
doen verdwynen. •*• Verlche koediek met azyn
gemengd * is ook zeer goed bevonden. Men
moet dit mengzel liefst een weinig warmmaaken ,
voor
-ocr page 70-
«S
icnooiîO'E tcjr
Voor dat raen het uijer daai mede befmeert. Het
fthddel No. 14 wordt ook zeer heilzaam- bevon-
den. —■
Zoon. Dûox wclke oorzaaken.ontftaaîi de zeerc
fpeenen der Koeijen, en door welke middelenzal
men die geneezen?
Landm. Of door brand, die op de uitvvendige
deelen van het uijer vait, of door het rnelken met
morï(ige.handen, of door het.leggen op morsfigé
weiclen enz... In het cerste geval vertoont zig dit
kwaad door bladders op de fpeenen en op het ui-
jer, die fchielyk open.gaan, en een ontvelling
van, en klooven m defpeenen ten gevolge heb-
ben> In dit geval is een kkîue laating van veel
nut. Daar 11a zal mcn defpeenen en het uijer was-
fchen met het zo evengenoemde raengzel vaîl
pis en gcnever, vvaar mede men zonder-fout de
fpeenen der Koeijen geneezen kan. Ook is het
goed, nà het rnelken, telken reize,defpeenen met
icbuim van de mejk te bevogtigen. —
Zoon. Alsde melk te ru-g blyft, zonder dat metî
cenig teken van aiekte befpeurt» wat zal mert
dan doen?
Landm. Gy moet reeds begrepen hebben, dat
deeze ziekië vèrfchilt van de melkverrhatfmgj
waarvan vvy gefprooken hebben. — Ook moet
de âgferbly'ying.yâri de melk-, ah die uit gebrck
aan voèdzël phtftâaf, voor geen aiekte gehoudert
Xvorden , gelyk ook iiiet , als de Koe gewooii
is weinig melk' te geeven, Maar aïs een Koe ^
die gezond fchynt en met graagte ée.tj en tevens
wel onderhoùdei] wofdç? de gewoone hoeveelheid
aielk niet geefc, dan zal m tu vêipligt zyn mid-
-ocr page 71-
(56
Landbouwkundig
delen te gebruiken, om dezelve wederom tôt de
melk te brengen.
Zoon. Welkezyn die?
Landm. Als de melk trapswyze, datis, lang*
zaam verniindert, ontftaatdituiteene overmaatige
dikte, en eene daar rnede gepaard gaande traa-
ge omloop van het bloed .Daar dus de eerfte
oorzaak de verdikking, of de kvvaade hoedanigheid
van het bloed is. zal men die tragten weg te née*
men, en ten dien einde de Koe tvvee a drie pond
bloed aftappen, en den volgenden dag de pur-
gatie No. 7 geeven, en verder wel voeden.
Gemeenlyk word dit kvvaad daar door volkomen,
geneezen. Als de melk zeer fchielyk vermin-
dert , gelyk dikwils gebeurt, ontltaat dit uit
ongefteldheid, of verltopping der vaten, door wel-
ke de melk geformeerd wordt. In dit geval neemt
men een goede hand vol annyszaad ; kneust
dat in een vyzel, en kookt het in twej koppen
zoete melk ; — geeft het, bekoelt zynde, in
eens in. Zeiden behoeft men dit middel te her-
haalen. Dikwils is de Koe den volgenden dag
weder by de melk. —
Zoon. Nu zullen wy nog moeten fpreeken over
de pestziekte onder het Rundvee?
Landm. Ja ! maar daar over zullen wy kort
zyn. Van de oorzaaken deezer ziekte zullen wy
niets zeggen, dan alleen dat die door befmetting
overgenomen wordt, niet alleen als het Vee in
den zelfde» ftal, of in dezelfde weide befloten
is , maar 00k , uit den omirek ; naardemaal de
fmetttoffe tôt op een' zekerenj afftand door de
lucht wordt omgevoerd.
Zoon. Kan men 00k wel veel zeggen va»
de
-ocr page 72-
Schoolboïïï                6*
de geneesmiddelen, die in deeze ziekte dienstig
geoordeeld worden?
Landrn. Neen : want hoe zeer kuhdige mannen
zigbeyverdhebben jOtn den aart van deeze ziekte
te kenneh, en 'er dienstige geneesmiddelen tegeri
opte geeven, zyn 'er,tot heden toe, geen ge-
neesmiddelen bekend, die de kragt hebben, om dee«
ze ziekte te overwinnen.
Zoon. Kan men geen behoedmiddelen tegen
deeze ziekte gebruiken ?
Landrn. Ja ! — Deeze zyn de vermyding vaii
ailes, waar door de befmetting kan overgebragt
worden.— Het zou zeer onverftandig zyn, eeii
door deeze ziekte aangetast Rund onder de gezoft-
de Runderen te brengen , of gezond Vee te bren-
gen op een ital, of in een weide,alwaar korts gé*
leeden ziek Vee geweest was. Dit zal niemand,
ligt ondérneemen. Het zou even onvoorzigtig
zyn, het zieke Vee te bezoeken, en dan,zonde£
van kleederen te veranderen, by de gezonde té
gaan.Dewyl niemand met gronddaaraankantwyf-
felen,datde befmetting , van de eene tôt de ande»
re plaâts $ door de liîcht wordt overgevoerd » zo kari
men de mogelykheid niet ontkennen, dat die door
de kleederen kan worden overgebragt (*). Eefi
ànder behoedmiddel beftaat in een behoorlykeop»
pasfing van het Vee, door het te verzorgen van
onbedorven voedzel * zuiver watér en frisfche
lucht i het Vee dikwils te borstelen, en de uitwaas*
fcming gaande tehouden:—want bedorven voed»
zelj
(*) î\e hier ov6f Vcrh. vaît de Maatfcb. tÊt teWRÎBsgBg t«B 4$
Um>é te Anitotam, VI Ds«l, p»g^ »79« «*
-ocr page 73-
03            LANDBOUW-KUNDief
zel, onrein water en onzuivere lucht, : brengen
kvvaade en tôt rotting neigende hoedanigheeden
in het bloed; vermeerderen dus de vatbaarheid
voor deeze ziekte, die eigentlyk ho een meer of
mindcr hevig bederf der vogten bellaat. Dan ,
hoewel 'et voorbeeldeil zyn, dat men, by een goe-
de behandeiing en zorgvuldige oppasfing , het
Veevoorde befmettelyke ziekte bewaard lleeft,
(*) kan men evenwel niet geiooven , dat men
daar door het Vee altoos voor deeze ziekte zou
kunnen beveiligen. Nochtans mag men opgoede
gronden vast itellen, dat de aanvallen der ziekte
minder hevig zullen zyn by Vee , dat wel be-
handelt wordt, dan by Vee > dat door flegtvoed-
zel, vuil water, en een morsfige behandeiing
bloed verkregen heeft, het welk kvvaade, of tôt
rotting neigende hoedanigheden heeft.
Zoon. Zal men dan in het geheel geen midde»
len tegen de Veepest gebruiken?
Landm, Het gebruik der middel-en is niet ge»
heel af te keuren. In fommige gevallen fchynen
zy nut te doen. Als een Rund door de befmette-
lyke ziekte is aangevallen, wordt het eerst hard-
lyvig, en daar na dikwils geheel verltopt. Ora
dit voor te komen, geeft men zulk een dier op
den tweeden of derden dag derziekteeenpurgeer-
middelNo. 6. — Dit voldoetaanhetoogmerkge-
noegzaam. De ondervinding heeft geleerd, dat in
deeze ziekte de aderlaatingen ten uiterste gevaa-
re-
(_*") Zie hier over de Verh. van den Heer BloystanTres-
iosg, te vinden in her IfteUeel der Verh. van de MaatfcUppy te*
fcevord. van den Lajid'uQuw, bladz, S4I. «» vol^ende.
-ocr page 74-
Schoolbo-er. *" cg
felyk zyn, althans wanneer de ziekte reeds een-'
paar dagen geduurd hceft. Dus moet men, in
gevalle van zigtbaare ontfteekingy'daarinedezeer
voorzichtig zyn, ----- in den aanvang der ziék-
te , ingevalle van ontfteeking, flegts eene zeer
kleine laating doende. —; Dan met ffleer'zekerheid
van een goed gevolg kan men geneesmiddelen ge-
bruiken, ingeval de dieren, uit deeze ziekte op-
komende , niet ' fpoedig herftellen , maar traag
blyven eeten en niet herkauwen , of dat een
met bloed verraengtîe afgang bewyst, dat de in-
gewanden door de icherpte van de drekftoffenbe-
ichadigt zyn geworden. In het eerste geval geeft
men het dier een musje, of een vierde van een pint
boom-olie, en in het laatste een half musje boom-
olie met even zo veel azyn. Het kragtigfte mid-
del, tôt nô'g toe tegen deeze zo gevaarlyke
ziekte bekend, is de iriënting. —
Zoon. Hoe gefchiedt die?
Landm. Men neemt linnen ftopgaàren, fnydt
dat aan ènden van omtrent zes duimen lang. Dee~
ze bevogtigt men met ftof uit de neusgatèn van
een Koe.die twee a drie dagen, hetzynatiiurîyk
of door-inenting, ziêft is. Als'deeze draaden wel
doornat zyn , ftéèkt men 'er vier door een naald,
die gelyk is aan een paknaald, fcherp van
punt, voor wat platagtig, en aan de zyden fny-
dende. Men vat dan agter op de dye, of op een
andere plaats, daar het/vel ruim is, bit vel tus-,
fchen den duim en den voorilen vinger^ enilcekt .
dan de naald tusfchen het vel en den vetrok. De
draaden, die de naald volgen, laat men ziften, en
knoopt de enden aan maikander » oui het uit-
E 3.                   . v^
-ocr page 75-
jw Lawdbouwkundïg
vallen Voor te komen. Vier dagen daar na kan-
men de draaden weg neemen. Op den vyfden of
zesden dag vertoonen zig de eerfte tekenen van
te ziekte.
JZoon. Dit middel konit my voor ten uittersten
gevaarlyk te zyn. Daar door toch maakt men het
Vee voorbedagtelyk ziek ?
Lqndm. \\tl is den mensch eigen allegevreesd8
onheilen van zig af te weeren.?w Wanneer het kwaad
van dien aart is, dat het door aile mogelyke mid-
delen niet geheel afgeweerd kan worden ,
is het even zo natuurlyk, dat men een ligter on*
heil gewillig op zig neemt, om een veel zwaar-
der ramp te ontwyken. Dit gefchied door de in-
enting. Daaroni moet nieii zig die niet vooritellen
als gevaarlyk, maar als een middel, om ons dier-
baar Rundvee tegen de verwoestende aanvallen
van de pestziekte te beveiligen, en de nadeelen
voor te komen, welke daar door ontftaan,
Als het Rundvee natuurlyk door de pest-
aiekte wordc aangevallen , ziet men een
veel kleinder getal uit de ziekte opkomen. *!—*
Van vyf, die natuurlyk ziek worden, fterven
*er ten minsten twee. <m Daar en tegen blykthet,
uit de proeven, welke door de aanmocdiging van
«Je Maatfchappy ter bevordering van den Land-
fcouw te Amfterdam, van het jaar 1777 tôt 1786,
ç« dus in tien agterè'envolgende jaaren, door een
groot aantal onderfeheide perfoonen,op drie dui-
zend zeven honderd zes en negentig Runderen,
genomen zyn, dat 'er van dit ingeënte Vee maar
omtrent twaalf van het honderd zyn geftoryen (*>
. .                   Zoofi*
C) Zle Verb. wn de Mutf, V«i den Landb. te Anifltcdaoi, VI
fcrel Vladz. vj. -
-ocr page 76-
S C H 0 0 1 ï O II,
rt
Zoon.. Dat onderfcheid is aanmerkelyk, en vol-
çens die opgave zou men, door middel van de
inè'ating, vanelkehoiiderd!tuksRunderen,agt en
twintig beesten meer in het leven behouden, dan
wanneer die natuurlyk dooi debefniettelykeziek-.
te wierden aangevallen ?
Landm. Ja. En dit is nog al hetvoordeelniet,
dat door de inënting verkregen wordt. — Men
kan het Vee de ziekte inënten, terwyl het nog
jong en van geringe waarde is. — Daar doorwor-
den onberekenbaare nadeelen verhoed. Gyweet,
lioe zorgelyk het is,wanneer kalfdraagende Koei-
jen ziek worden in de laatste helft van den tyd
der dragt ; hoe dikwils het gebeurt, dat 'er van de
twaàlf kalfdraagende Koeijen geen vier oit de
ziekte opkomen : terwyl die , welke overblyven,
nog byna altoos het Kalf verleggen; waar door
de voordeelen in dat zelfde jaar zeer veel minder
zyn, dan wanneer de Koeijen gezonde en voldraa-
genKalveren voortbrengen. MetdeVetweidersi»
het byna even eens gelegen. Het is waar, men
kandie,vetzynde, in tyds verkoopen: maar men
zal dan ook ondervinden, hoe de Kooplieden ten
hunnen voordeele gebruik maafcen van de vcrlegen-
heid, in welke men zig bevindt;- in gevalde
Vetweiders van de Veepest overvallen worden,
weetmen, dat die, welke uit de ziekte opkomen,
meerendeels zo vermagerd zyn, dat zy onbo»
kwaamzyn,om gelîagt te kunnen.worden.
Zoon. Àls dit zo is, inoeten *er redeuen zyn,
waarom 'er van de ingeënte zoveel minder fter-
ven, als van die, welke natuurlyk ziek worden*
Landm* De voornaamfte redenen daar van zyn,
E 4
                      vooî
-ocr page 77-
ï*.           L A K P B 0 U W K U N Ù ï ©
voor eerst, de gcfteldheid van de dierén. K»U
ycren, van gebeterde Koeijen geboorcn, zulïen,
gezond en frisch zynde, en , zes a agt wee-
ken in het land geloopen hebbende, ingeërit,
genoegzaam aile uit de ziekte opkomeii (*).
Het was mogelyk nog beter zodanige "Kalve-
ïen inteëtiten van half Augustus tôt hatlf.Septem-
her ; deels ora dat de zomerwarmte dan zeer veel
vermindert is, en de lucbt op verre na zôbenaau-
vvend voor het Vee niet is, als in de maand July en
in het begin van Augustus;- deels oradat die Kalve-
ren, doordien meerderen ouderdom,meer vatbaar-
heid voor deeze ziekte gekregen heb'ben (f). Een
tweede reden ligt in de ftoffe, die tôt de inënting
gebrulkt wordt. Sommige inënters fchynen in de
kennis daar van-zo-verre gevordert, dat zy,van
bekwaame finetiloffen voorzien zynde, de inën-
ting van Vee van allerlei ouderdom durven in het
werk ftellen, en zig altoos van een gojde uit-
Kornst verzekert houden CS).
Zoon, Gefleld dat de inënting van het Vee nut-
tïg en vobrdeelig is, zou men evenwel niet mo-
gen vraagen, of het den mensch geoorloofd zys
een plâag, die God zedert eenigen tyd over ons
Land gebragt heeft, oni ons te kasty den, zeifs over
ons
f*) Zie Verh. van de Maatf. ter bevorder. van den Landb. te
^mltcrdarn, Mde Deels sde: Stnk , bladz. 53. enz.
(X) 7Ae hier over het Vide Deel van de Verh.' van dé Maatf.. t«
bevotd. van den I^andb. te Amfterdam, bladz. m. .
(Ç) Zie dezelve Verh. UÎjJa Deels 3de Stulc, bladz. 70. « V<^
îende ,yergcl. met de lyst der inëntingen, bladz. 75. doorÛJRK
Ûihïitsevah Beusikûm.'
-ocr page 78-
S C H 0 0 L E 0 E K.
73
ons Vee te brengen, met oogmerk om zyne ftraf-
fende hand te ontkomén? My dunkt, :dat ik wel
menfchen heb hooren zeggen, dat zy geen door
inè'nting gebeterd Vee wilden koopen, om dat
men daar geen zegen by kon verwagten. Wat
dunkt u daar van?
Landm. Het kan niet bewezen worden , dat
de pestziekte van het Vee meer een ftrafoeffening
vanGodis,aïs eenige andere ziektevanhctzelvc,
dan alleen in zo verre de eerste grooter
verwoestingcn onder de Runderen aanregt ,
als aile andere ziekten famengenoomen. Daar
men nu tegen aile foorten yan ziekten middelen
ter geneezing gebruikt, zonder datmendaarover
eenige bedenking maakt, waarom dan ook nict
tegen de pestziekte? — In tegendeel, ik benvan
oordeel, dat de mensch onder de onvermydelyke
verpligting legt, om allé onheilen van zig af te wee-
ren. — Vooral'als God hem in den weg van zyne
Voorzienigheid middelen heeft doen bekeni wor-
den, welke daar toc gefchikt zyn, en van hem ge-
zegend worden. Als zodanig moet men de inè'n-
ting van het Vee befchouwen. Dat men methet
door inënting gebeterd Vee geen voorfpoed heeft
is enkel vooroordeel.
Wanneer wyders iemand in tyden , in welke
de Veepest woedt, met een bedaarde kloekmoe-
digheid en oplettendheid de inënting in het werk
ftelt, als een middel'om zyn kostelyk Vee in het
leven te behouden, en zyn Werk een ongelukkige
aitkomst hebben mogt,-wordt hy nog altyd gc-
troost met de bewustheid van zyn pligtbetragtte
hebben ; zeker zynde, dat, hoe ongelukkig dan
E 5                       ook
-ocr page 79-
■■ mmmmmmmmm
74          L A N D B © U W;K UNDIC
ook zyne pooging uitvallen mogt, hy nog altoos
het minstekwaad vooreen grooter verkozen heeft:
naardemaal de inënting, hoe flegt ook uitgeval-
len, immers tôt nu toe, nimmer zodanige ver-
woestingen aangeregt heeft, als de natuurlykc
helaas ! l ! maar al te dikwils te weeg brengt.
DEE.DE ZAMENSPK.AAK.
Over deScbaapen.
Landm. Eene kundige en uitgebreide beoefTe-
ning van de Schaapenteelt heeft een' aanmerkely-
ken invloed op dewelvaartvanLandenVolk. De
Schaapen toch geeven niet alleen groote voordee-
îen aan den bezitter, maar de beârbeiding van de
w&l brengt duizende huisgezinnen aan de kost.
De verfchillende foorten van iioffen, die 'er van
gemaakt kunnen worden, en'erin de daad,in
eene zeer groote meenigte, van vervaardigd wor-
den, ftrekken daar van ten getuigen, en worden
het onderwerp van binnenlandsch gebruik, of
buitenlandfchen handel : om nu niet te fpreeken
van de huid, het vleesch, de melk en het geen
van een en ander bereid wordt; nochvan dejon-
ge Lammeren , die zy voortbrengen, waar mede
in ons Vaderland groot voordeel verkregen wordt.
De Sciiaapenteelt verdient dus aangemoedigd ea
20 veel mogelyk uitgebreid te worden.
Zoon. Op wat wyze zou men dien teelt kunnen
uitbreiden?
Landm*
-ocr page 80-
S C H O O L I 0 E K.                 7J
Landm. Door de Hei- en Geestgronden, die 't
Land weinig opbrengen, te verbeteren, door het
beweiden met Schaapen en een goede behandp-
ling der zelve ; waar door men, zonder grodte
kosten, met dentyd, die gronden in zulk eenen
ftaat zou brengen , dat 'er eenige duizenden
Schaapen meerder in on* Vaderland aangekweekt
en gevoed zouden kunnen worden.
Zoon. Dat ware in de daad eene wenfchelyke
zaak. Op wat wyze zou dit aangevaugen moeten
worden ?
Landrrit Meer dan een middel zou hiertoe kun-
nen dienen. Sommigen denken, dat men de Hei-
of Geestgronden, of door af brandjng, ofopeene
andere gevoegeîyke wyze van de oude heide,
îioat en ruigte zou kunnen zuiveren, dezelvc
vervolgens omheinende, of afperkende, om als
dan door de Schaapen te laaten beweiden, deplck-
ken, welke de Schaapen niet kortafeeten,vervol-
gens afmaai]'ende. Door deeze behandelingzalde
grond voorzeker zodanig vcrbeterd worden, dat
dezelve goed en vocdzaam graszalvoortbrengen.
Om wyders van een goede uitkomstzekertezyn,
moet men de afgeperkte plaatzen eer te klein dan
te groot neemeii, By gebrek aan genoegzaani
voedzel kan men de Schaapen op de onafgeperkto
fïei- of Geestgronden dry/en, wel zorgen-
de, dat dezelve op de afgeperkte gronden ilaa-
pen, op dat *er zo weinig van derzelver mest
verlooren gaa, als mogelyk Zy. — Dan hoe zeer
deeze wyze van behandeling veel aanmerking
verdient , geeven echter zeer kuudigc lieden
de voorrang aan de volgcndc, die eenvou-
di-
-ocr page 81-
\
y6 Lanubou w k undiû
diger en ligt wel voordeeliger is : vooral ivan*
«eer de grond, die men verbeteren wil, van ee-
nige uitgeftrektheid , en voor die behandeling
iriet geheel en al ongefchikt is. — Volgens die
manier moet men de Geest of Duin-gronden, die
men voor het beweiden van Schaapen bekwaam
maaken wil, in den zonier omploegen en de om-
geploegde zoode laaten rotten. Daar lia een jaar'
met garst, of liever nog methaverbeteelen ; zaâi*
jende vvyders ©rider dezelve, vvanneer die reeds
groen ftaat,klaverzaad, dat men nietegt, maar
ilegts rolt. Hier na beperkt men den grond, en
breugt 'er Schaapen op, wier mest denzelven
tôt goed weiland maaken zal.
Zoon. Zullen de Hei-enGeestgrondenookwin-
iervoeder voor de Schaapen kunnen opleveren?
Landm. In den beginne zal dit, vooral op de
dorre fchraale Geestgronden, niet zonder moeite
gaan. In July of Augustus zal men een gedcelte
van den grond, dîen men op eender opgegevene
wyze behandeld heeft,afmaaijen, en "t gewomien
hooi voor winter-voer opleggeh. De Heigron-
den zyn hier toe gefchikter en geeven meer win-
ter-voorraad. Ook zyn de jongehei-planten,tot
hooi gemaakt,een zeer goe'dwhïtervoedcrvoor dç
Schaapen. Ondertusfchen'fpreekt het van zelve,
datmen de afgeperkte gronden, by afwisfeling, tôt
beweiden en tôt hooijen gebruiken moet. Daar
door zal men het wintervoeder vermeerdcren en
verbeteren, 't geen een voordceligen invloed op
de vermeerdering der Schaapen hebben zal; de-
wyl door die vermeerdering het voornaamstever.
beteringsmiddel, de mest namelyk, vermeerderd
wordt*
-ocr page 82-
S C H O O L B O E K.                     77
Word t. Dus zal de grond irt waarde'tbenecrhen
na.ar maate de Schaapen vermeerderen, en, daar
het thans door.proeven bewezeri is',' dat men de
Hei en Geestgrondennietalleen rhet.voordeelkaa
beweiden, maar ook beteelen (*), zon men daar
op, na'dat œen''er de noodige verbetéringen aan
toegebragt heeft, roode klaver, rupsklaver en
haanekammetjes kunnen teeleii en tôt'hooi riiaa-
ken, ora de 'Schaapen ••gedeéltelyk met dit
kragtiger voedzel ih den winter te voeden, en in
cen' goeden ftaat te bnderhouden ; altoos zorgen-
de, dat men de hoo'ge zandgronden zo veel ma-
gelyk,beweidt,.en niet dan in den ui terrien nb'od
voor hooi-land gebruikt. Dit tocll komt zeer
nadeelig uit: want de grond, vanzichzelvereeds
fchraai en onvrugtbaar, verarnit daàrdoor liog
meer. Men wint vveinig hooi, enby grootehette
verfchroeid en verdort gras en bodem geheel en
al. ■' ' '■                                               , . . , ,
Dit zy genoeg over dit gewigtig enderwerp*
waîir over nog ,veel gezègd zou kunnen worden,
zo wegens den gezegenden invloed, die de Sclra:?-
penteelt op de verbetering der woeste Hei- en
Geestgronden heeft, als wegens de voordeelen,
die het beteelen vandusdaanigegrondenmetboek-
wyt, rogge, haver, fpurry, raapen, geeîe en
mangel-wortelen enz. wederkecrig aan devoort-
zetting der Schaapenteelt toebrengen kan ; ge-
merkt dusdaanig eene bebouvving allerbyzon-
derst
(*) Zle over de bebouwlng van woeste gronden, Verhand. van de
Maatfchappy ter bevoidering van den Landb. te Amftefd. Vde Deels
lue Swk pag. 73- en volgende, en het Vllde Deel jde Stuk.al-
waar enderfehsidene proeven worden opgïgeeven.
-ocr page 83-
?8 Lan.dbouwkondig
derst teh voordeele der Schaapen - fokkery ftreit^
ken kan. Wy gaan dus over tôt de wyze, op wel-
ke de Schaapen het best vtrmunigvuîdigd, ge*
voed
en opgepast worden.
Met betrekking tôt de vermeenigvuldiging
nioeten wy letten , i. op derzelver goede hoe-
danigheid , a. op den tyd der vermenging,
3. op de hulp, die men* by de verlosfing, toe*
brengen kan. —— 'Er zyn verfcheide foorten,
of rasfen van Schaapen. Aile overige goede
hoedanigheden gelyk itaande, zyn de grootfte
zeker te verkiezen, niet alleen om dat die meer
viol geeven, maar ook om dat zy zwaarder wee-
gen. De grootfte rasfen voegen best op de vet-
ite weilanden. De kleindere op de mindere gron-
den. Elk kieze dus voor zig zulk een ras, 't geen
met de hoedanigheid van zynen grond het meest
overeenkomt: zyne kunde en vlyt wyders aan-
wendende» om zulk een ras tôt die volmaaktheid
te brengen, als de gefteldheid van zynen grond en
andere omftandigheden hem mogelyk maaken.
Zoon. Welke zyn de goede hoedanigheden van
een Schaap?
Landm. Een zwaare lange hais, natuurlyk ge-
kromt, als die van een Paard : een groot lig-
chaam: — groote heldere oogen: — een breede
rug, tedere korte pooten; dikke ftsart. Dehuid
onder de vagt roodagtig van koleur, frisfche
ademi gemakkelyke gang, veel witte (*.),
lange, fyne , glanzige wol. — Dit laatste
inzonderheid is van zeer veel belang voor den be-
zit*
(*) De Schaapen met witte wol zyn te verkiezenboven die, welke
zvTaite of bruine wol diaagen. Zie Davbehion Onderw. pag. ;j.
-ocr page 84-
7?
S CHOOLBOEK.
titter. Ecn Sclvaap, »t welk een breedcn rug»
een dik en rond lyf, en dus wel gevoedeledemaa-
ten heeft, kan zwaarder weegen, als een Schaap»
dat fmal van rug, en fchraal van ledemaaten is,
gelteld dat zy elkander in hoogte en lengte gelyk
zyn. Dus zet deeze hoedanigheid de Schaapen
niet allëen fchoonheid, maar ook een wezenlykô
waarde by. Een gebogen hais, heldere oogen,
radde gang, frisfche adem en roodagtige huid
zyn tekenen van wakkerhëid, ilerkte engezond-
heid; drie vereischten, die in een Schaap aller-
noodzaakelykst zyn, en wier nuttigheid geen
breedvoerigbetoog behoeft.
Dus is het van zeer veel belang Schaapen tôt
dé voortteeling uit te kiezen, of aan te koopen,
welke de genoemde hoedanigheden hebben,—-
wànt Schaapen, die niet gezond en fteik, of te
jong zyn , zullen doorgaans zwakke Lammeren
voortbrengen. By het uitkiezen van de Ooijen,
en vooral van den Ram, moet men byzonderadit
geeven op de hoedanigheid der wol. Nitts toch
is nadeeliger als Ooijen, van goedewol voorzien,
te doenpaaren metRammen,welkegrove enhaiii.
ge wol hebben. Daar door zal de wol der Lam-
meren zeer veel flegter zyn als die der moeders.
Rammen gebruikende, die veel fyne en lange wol
hebben, zal ge wol der nakomelingen tôt dien
trap van veelheid , lengte en fynheid gebragt
kunnen worden, welke de aart dergronden en
andere omltandigheden mogelyk maaken (*). Naar
maa-
Ç») Zie hier over DaUBENTon, uitgcgeven door de MantC
van dcn Landb. VlUfte Deel pag. 97. «J volg. n *x?. «l «*.
-ocr page 85-
do          L A N.D B 0 U W K U N D I G
maate dierhalven de Rammen de Ooijenin groot-
te, veelheid, lengte en fynheid rder,wol over-
trefFen , ki-ygt men fpoedigèr zagte wo.1. ■—»
Daarom moet men geen moeite on.tzien. en geen
koste, fpaaren, om goede Rammen te.bekometu
Zelfszouhetvoordeeligzyn, dezelve uit vreemde
landen te doen overkomen (*> Daar ondertus-
fchen de Lammeren, die van de, uitgezogtfte Ram-
men . voortkomen, aile niet even gôed uitvallen ,
zal men uit de volgende geflagten telkens die
ûoijen uitzpeken, die het meest veibeterd zyn,
endoenpaaren met den Ram,die dezelvevoortge-
bragtheeft. Een Ram,die welgevaedwordt,kan
des noods yoor drie ■ ge.fla,gten dienen. .Dan., zal
die wel één of;meer Rammen voortgebi-agt heb-
ben, welke hem in deugd gelyk zyn. Hetisbest,
dat men de Rammen niet gebruikt voor dat zy
geheel volwasfen zyn. Een Ram zes maanden
oud-, isdoorgaans ter voortteeling bekwaam. Ecla-
ter ftelle men zulks npg'wat uit, om hem lier.
ker en kragtiger te maaken. Een Ooi is daartoe
met de 7 of & maanden bekwaam. Maar ook is het
goed, dit nog wat, om gelyke reden, uit te ital-
ien. Beidç zyn op de drie,, vier a vyf jaaren tôt
de voortteeling best gdchikt. Ze kun.nên éditer
goede Lammeren voortbrengen tôt den' ouder-
dom van zeven of agt jaaren toe.
Zoon. Waar aan kent men den ouderdom der
Schaapen ? •
Landm. Aan de voorste ta'pdea, die agt in ge-
tal
(*) Zic ovet de vooideelen hier van Daobbnton Ondet^j
BBZ. p»5- 99-
-ocr page 86-
81
S C.H O O I B O É t
tal zyn. Deeze zyn -, wanneer een Schaap ééri
jaar oud is, final en puntig. In.het tweede vul-
len de tvvee middelste tanden uît, en 'er komen
tvvee in plaats, die veel breederzyn. Ophetder-
de jaar heeft een Schaap vier breede tanden in
het midden, en vier fmalle eii puntige ter weder-
zyde. Ôp het vierde heeft het zés breede
tanden, en tvvee fmalle, één aan elk einde van
de rei. Ten einde van het vyfde heeft het
uitgcwisfeld. — Dan heeft men geen vaste tekens
irieer, waar aan men den ouderdom der Schaaperî
k'ent (*).
Zeon, In vvelken tyd van het jaar zal men de
Schaapen doen paarcn?
Landm. In het laatst van September en in Oc-
tober. Een Schaap draagt omtrent vyf maanden.
Dus ki'ygt men de Lammeren in het laàtst van
February en Maart, 't geeh in ons Vadeiland
de bekwaamrte tyd is. Dan heeft men minder
voor zvvâare fneéuvv en ilrenge vorst, die de jon-
ge Lammeren zeer nadeelig is , en veelen doet
iterven, te vreezen. ïn ftreekeii, dâar het vvei-
land fchraal is , is het voordeeligér, dat de Lam-
meren in het laatst van Maart en in April gebo-
ren worden, om dat men dan minder kûsten heeft j
om de Moedcr-fchaapen van génoegzaam onder-
hbud te vooirzien.
Zoon. Hoe veel Ooijeh kan méii aan éën Ram
geevenf
Lândtrii
(•) Zie DAi'nENT9N Oiidervvys Vooi- de Sckanpherdcrs, ve'taaîd
fn uitgc^cevcn onder opzigt var. de Maatf. van den Landb. te Atofc-
n.cvdîun VIII Deel psg. 37 enz*
-ocr page 87-
Si Landbouwkundig
Landm. Men moet hier by de fterkte van den
Ram in aanmerking neeroen. Een llerke en ge-
zonde Ram, zeven maandcn oud, kan twintig en
roeer Ooijen bevrugten. — Twee, drie, à vier jaaten
oud zynde, wel 40 à 50. Dan,wil men een goe-
den Ram by zyne kragten bevvaaren, is het best,
dat men hem niet boven de twintig Ooijen geefc
De Lammeren zullen dan minder zwak zyn , en
fïerker groeijen. Intusfchen moet men de Ram-
men, vooral in den fpeeltyd, vangoedonderhoud
voorzien. Dit zelfde moet men doen, omtrent
de lamdraagende Schaapen , hen voorts bewaa-
rende voor ailes, wat de vrugt kan doen fterven ;
als zwaare vermoeijing , fchrikken , ftooten ,
fchoppen of flaan. — Ze moeten elkander niet te
fterk drukken, of te digt op den anderen in de
hokken of aan de ruif geplaatst worden : —vooral
niet in de twee laatfte maanden der dragt.
Zoon. Wclke hvilp kan men by de veilosiing
toebrengen ? -4MWB?
Landm. De moeders hebben dan maar hulp
noodig, wanneer eene of andere oorzaak de
verlosling vertraagt, ofmoeijelyk maakt : — alleen
is het, de verlosling natuurelyk afloopende, noo-
dig, dat men het Schaap van de anderen afzon-
dert, op dat hefniet van het écrite Lamvervreem-
de, gelyk anders dikwyls gebeurt.
Zoon. Welke zyn de beletzelen, die de verlos-
fing moeijelyk maaken of vertraagen?
Landm. Een kwalyk geilelde moeder; of een
verkeerde legging van het Lam. Beide kan te ge-
lyk plaats hebben. De verlosfing wordt vertraagt
als de moeder te zwak, of te veel drift in het
bloed
-ocr page 88-
SCHOOI-BOEK.                83
bloed is; wanneer men krampagtige famentrek-
king der fpieren befpeurt. Ook kan het Lam dan
alleen, zonder hulp, naar buitengebragtworden»
wanneer de fnuit, op de voorste pooten rusten-
de, naar de opening van de baarmoeder, of de
klink gekeerd is. Aile andere liggingen noemt
men verkeert.
De zwelling van het uijer en de riiiming
van de klink toonen wyders, dat de tyd van de
verlosfing uaar is. Dan moet men naauwkeurig
op ailes lettén. In geval een Schaap lang in ar-
beid blyft, moet men de reden tragten op te
fpooren. Vindt men, dat het Schaap te magteloos
is, om het Lam te kunnen afzetten, geeft men
het één of twee gîaazen verwarmende en verfterken-
de dranken — by voorbeeld, gemeenewyn, of goed
oud bier ; genever of brandewyn, met water ge-
mengd. — Vertraagt een te fterke drift in het bloed,
en een krampagtige beweeging der fpieren de ver-
losfing, 't welk men uit de rasheid der pois,
het flaan der zyden, droogheid der lippen en
moud, enz. opmaaken kan — dan is een laating
van veel nut. Is de verkeerde Ijgging van het
Lam de oorzaak, moet men na binnen tasten,
en de ligging veranderen. Dit kan best gefehie-
den door iemand, die kleine handen heeft. Men
moet de hand met olie befmeercil (*).
Zoon. Wat moet men na de verlosfing doen?
Landm. Een uur of twee na de verlosfing wat
lauw water geeven. Dit vermindert de koorts
en
(f) Z\t tner over DawbeHTOH Onderwys voor de Schaap.
fewders, yag. no en volgende.
r 2
-ocr page 89-
54 LandbouwkuWdis
en bevordert de. affcheiding van het nftvuil.
Voorts geeft men ze wat kragtig voedzel om
te verfterken, en de melk te doen vermeerderen.
Men fcheert de wol van de uijer, op dat de Lam-
meren de fpeenen te beter zullen kunnen vatten.
Men laatze twee of drie dagen in rust by hunne
Lammeren blyveiu
Zoon. Wat moet men by het voeden der Schaa-
pen in acht neemen?
Landm. Het verzorgen van voedzel moet over-
eenkomstig den ouderdom en de byzondere ge-
fteldheid der Schaapen ; naar de bedoelingen van
den eigenaar; en naar de gefteldheid vandegron»
den, op welke hy dezelve voedt, gefchieden.
De opvoedingderLammerenvvordtmeerendeels
.aan de zorg der moeders overgelaaten. De melk.
is het gefchikste voedzel. Men moet acht gee-
ven, of de moeders eengenoegzaamehoeveelheid
goedc melk hebben, en of elk Lam de ^igen
moeder zuigt.
• Als de melk der moeders bedorven is,of kvvaa»
de hoedanigheden heeft, het welk ontftaan kan
door ontftooken of vuurige uijers* of door ziekte
van de moeders, zal men het'Lam van de moe-
der afneemen. Men kan het'Kôemelk geeven, of,
als men een moeder heeft, waarvan het Lam ge-
ftorven is, geeft men het aan deeze. Om het te
doen aanneemen wryft men dit Lam tegen de wol
van het doode. Dit middel ftelt men ook in 't
werk, als de moeder ziek, of .geftorven is, of dat
één Schaap twee of drie Lammeren heeft, en
niet fterk genoeg is, om ze aile te voeden.
Zoon, Wac doet men als het Lam de moeder
DJet
-ocr page 90-
Schoolboek;               15
niet zuigt, of wanneer het door ouder Lammeren
verftooten wordt?
Landm. Als het Lara doorzwakheidbeletwordc
het uijer van de moeder op te zoeken, zal men
een weinig melk uit de fpeenen der moeder mel»
ken, en het Lam door de keel gieten. Voorts
het Lam by het uijer brengen, en de melk in den
mond melken; het vervolgens de fpeenen in dent
moud geevende. Wanneer het Schaap het Lara
wegftoot, or niet tôt het zuigen wil toelaaten,
zal men het uijer met een ityven borstel geduu-
rig borstelen, en, terwyl het Lam zuigt, het
.Schaap vast houden. Het betert dan fchielyk.
Wanneer de jonge Lammeren door andere verltoo-
ten worden, kan men niet beter docn, aïs deeze-
gchaapen met haare Lammeren van de overige
af te zonderen.
Voorts moet men de pas gebooren Lammeren
voor nattigheid en een al te ftrenge koudebewaa-
ren, tôt dat zy doorloopen en huppelen, en
eene betere dekking van wol, deeze ongemak-
ken kunnen weêritaan. Wanneer zy twee weeken
oud zyn, beginnen ze hooi te gebruiken. Zy ee-
ten 00k gaarne haver, het zyalleen, ofmetze-
melen gemengd. Dit korte voeder is haar onge-
meen voordeelig. Als zy benevens de moeder
ingoed weiland graazen,is dit minder noodig (•>
Zoon. Wanneer zal men de jonge Rammen fny-
den, en tôt Hamels maaken ?
Landm. Op den ouderdom van twee , vier a
zes
(*) Zie over het voeden der Lammeren DaubBnton On»
àetwys voor de Schaaph. pag. x>i. en voljendc.
F3
-ocr page 91-
85i         L AN DBOUWKUNDIG
zes weeken. Men moet daar toe eca
gematigde luchtsgefteldheid waarneemen ; vet-
mits ftrenge koude en grootehetteeennadeeligen
invloed op de geneezing van de gemaakte won-
den hebben.
Zoon. Wat îuoet men by deeze bewerking in
acht neemen ?
Landm. Wel gemaakte gezonde fterke Ram-
men, van de fynfte wol voorzien , bewaart men
tôt de voortteeling. Tedere Rammen, die fleg-
te wol hebben, zal men ook niet tôt Haraels maa-
kens maar liever by de moedervet doen worden
om te fiagten. Ze zyn op den ouderdom van
vier, zes, a agt weeken goedomgegeeten te wor-
den.
De Schaapen, nogLammerenzynde, legtmerç
op den grond, of neemt ze op zyne knië'n ,
laat ze by de vier beenen vast houden, maaken-
de ter wederzyde van de zak met een fcherp mes
een infnyding, waar door de ballen naar buiten.
kunnen koraen. Daarna fnydt men de banden of
ftrengen een weinigbovende balien af. — Andereil
vatten de naar buiten gebragte ballen, één voor één,
met de tanden, terwyl zy de zak, daar de bal-
len uit gekomen zyn, met de handen zeer ftyf
vast houden, trekkende de ftrengen wyders aan
ftuk , dat niet aangepreezen kan worden.
Als men oude Rammen tôt Hamels maakt,
bindt men, met fterk pikgaaren, de zak boven de
"ballen zo ftyf als doenlyk is, zo dat zak
en zaadballen, door gémis van voedzel, fter-
ven en afvallen. Dit noerat men af binden (*).
Zcio/t'
C") Zie hier om Dau»»xt«s Onderwys voor de Scl«=p!>'
-ocr page 92-
Schoolboek.
Zoon. Wanneer moet men de Lammeren fpee-
nen?
Landm, Dit kan op den ouderdom van tvvee
niaanden gefchieden. — Men moet dit doen in
een tyd, in welken zy in het veld genoegzaam voed-
zel kunnen vinden. — Zonder dat,zouden zy te zeer
vermageren.
Zoon. Hoe kan dit gemakkelykst gefchieden?
Landm. Als men de Lammeren van demoeders
20 verre kan verwyderen, dat zy elkanders ftera
niet kunnen hooren, gaat dit zeer gemakkelyk.
Ze zyn dan elkander ras vergceten. — Het is
goed als men by de pas gei'peende Lammeren ee-
nïgeoude Ooijen kan voegen,die in dat jaar geen
Lammeren geTiad Iiebben, om ze tôt geieiders te
dienen en ze geruster te doen weiden. VVyders
is het goed, dat men, daar toe gelegenheid heb-
bende,de Lammerenmetdeoude Ooijen, eenigen
tyd, voor dat men dezelve wil fpeenen , in die
wcidelaatloopen,daar men de Lammeren geduu-
rende de fpeening denkt te laaten weiden. Zy
zullen dan, na eenige dagen, in huis, opgefchut ge-
weest te zyn, op dat land rustiger weiden en ge-
jnakkelyk afwennen.
Zoon. Hoe moet men de Schaapen naar hunne
byzondere geileldheid voeden?
Landm. Zulke, die door ziekte, of door een of
îinder minder bekende oorzaak verzwakt zyn,
en , by het weiden met de overige,. niet
over
pig. tes en volgcnde, ahvnar men ookcenbefdiryving van het fhyden
«ter Vrouvvclykc Lammeren vindr, en pag. 397 en 299, alyvaar min
deeze Iptvraking plaat No. V en VI afgebeeld ziec.
1?4
-ocr page 93-
'ISS           L A N D B 0 U W K U M D I G
«ver den weg kunnen, moet men,door eenofaiv.
der kragtig voedzel (*), verfterken: want dewyt
zy altyd agter aan komen, vinden zy in 't geheel
geen, ten minsten geen goed voedzel. Hier door
verzwakken zy nog meer en blyven eindelyk ge-
heei agter. De zogendeOoijen,zowelalsdiegee-
nen,die gemolken worden,moeten,ingcvalmcn hun
geen beste weide kan bezorgen, pp.k metkragiig
voedzel onderfteund worden. Wanneçr men ee-
nige Schaapen wil niclken , verkiest men liefst
de zulke, die de flegste vvol hebben. Daar a au
toch kan men vveinig bederven.
Zoon. Hoe worden de Schaapen gevoed naarde
pnderfcheide bedoelingen van den eigenaar?
Landm. Aile Schaapen moeten altyd goed on-
derhoud hebben. Zy zullen anders vermageren,ver-
ZWakken en kwynen. — Ze worden meer ongans.—
Ook zal een Schaap, dat fchraal gevoed wordt,
minder wol.opleveren. Om die reden mnet bet
getal der Schaapen, weik men houdt, evenredig
zyn aan het Vûedzel, 't welk men in den zomer,
çn vooral in den vvinter aan haar kan bezorgen.
J}e Lammeren, na dat zy demoedersontwend,en
aan gras en groene kruiden gewoon zyn, kunnen
het eerste jaar by fchraakîervoedzdleeven. Dus
zal men, de omttandigheeden onsdaar toe verplig-.
tende,de fehraahte vveilanden voor de jonge , en
betere tôt het weiden van oude Schaapen gebrui'
ken» en, de laatfle ook in ùnn winter het beste
voed-
(*) Zie over de omicifeheide foorten van nuttig en kragtig voeJ«
.Stl Yoor de Stbaipen Daussnton Ondervvys en?, pag. 63 et
^olgentie.
-ocr page 94-
SCHOOLSOEK.                  gp
Voedzel toedienen. Wanneer men de Schaapen
vvil vetmestcn, zal mendaartoe, indenzomer,do
beste weilanden, en in den winter het min kost-
baarste en kragtigfte voedzel gebruiken (*).
De gefteldheid der gronden is wyders zeer ver-
fchillende. —Zezyn, ofvrugtbaar, offchraalder»
zoet ofbrak; droog, dat is, hetwatergemakke-
3yk doorlaatende; of vogtig, dat is, dat 'erhet
rcgcnwater langer op blyft ftaan, of wel, dat de»
zelve te weinig boven het zomer watef liggen,
en dus laag of dras zyn ; — voorts door ilooten,
met water gevuld , afgeperkt, of niet.
Zoan, Welke gronden zyn voor de Schaapen
het gefchikste?
Lanclm. De drooge, en de brakke, mits dat de
laatste niet al te laag zyn. Op zoete gronden, al
is het, dat die veel gras opieveren, blyven de
Schaapen zo gezond niet. «*- Byaldien ze tôt de
laage gronden behooren, zyn dezelve, naar maa»
te zy vogtiger zyn, ook llegter.
Zoon. Kunnen dan de zoete gronden, die laag
zyn,tôt het beweidcn met Schaapen nietgebruikt
worden ?
Landm. Aïs zodanige gronden vrugtbaar zyn
en voedzaam gras opieveren, zynzegoed,om'er
de Schaapen op vet te weiden. Dan men moet
daar toe gezonde Schaapen neemen, Om 'er de
Schaapen op te doçn vaorueelen zyn ze minder
ge-
(0 Zie over het vctinestcn vsn Schaapen, en over de daar toi
éRensttgfte voedzels Daubenton Ôndtfwys'enz, pag, ,,„ ea
volgendej
F 5
-ocr page 95-
90 Landbouwkundïg
gefchikt, om dat de Schaapen,op zulke grondeo
weidende,zeer ligt ongans worden.
Zoon. Blyven dan de Schaapen op de brakkc
gronden gezonder?
Landm. Ja.—De brakheid der gronden doethet
gras, het welk op dezelve groeit, een hoedanig-
heid hebben, die voor de Schaapen zeer gezond
en voordeelig is. Het hooi van brakke gronden
is ook het beste, dat men begeeren kan. De re-
den daar van is, dat het zout zeer gefchikt is,
om de (lappe en wateragtige gefteidheid, weike
de Schaapen,op vogtige gronden weidcnde,en door
waterachtige kruiden gevoed wordende, verkry-
gen, te verbeteren. Hierom zyn de brakke gronden,
en die, welke aan het overftuiven van zeewater
bloot liggen, met voordeel tôt de Schaapteelt te
gebruiken. De gezondlte Schaapen heefc men
éditer op hooge gronden. Het voedzel,hetweik
zy daar vinden , is minder wateragtig en geeft
vast vle.esch, fteevige en zagte wol, en eeniittk
ligchaamsgeftel.
Zoon. Het voeden of weiden der Schaapen op
weilanden , die door met water gevulde llootea
van den anderen gefcheiden zyn, verfchilt zeker
van het voeden en weiden van deezedieren in mi-
me en open landftreeken?
Landm. Ja. —- In befloten weihnd kun.
nen de Schaapen geweid worden, zonder dat 'er
iemand by is, en in opene velden kan dit niet
gefchieden, ten zy dat een Herder dezelve ge.
L'idt. In befloten weilanden moet men weinig
iSehaaperi by den anderen, onder of nevens Paar-
den, of Runderen, weiden. Zonder deeze voor-
zor,<j
-ocr page 96-
SCHOOÏ-BOEK.
9*
zorg groeijen de Schaapen flegt, en de Paarden
en Runderen lyden 'er nadeel door, niet alleen
in dat zelfde jaar, maar ook in hetvolgende. Het
weilandwordt, gelyk de landlieden hetnoemen,
fcbaapig. Dit gebrek wordt alleen verholpen door
'cr de Schaapen eenige tyd af te houden. In te»
gendeel kan men de Schaapen, welke van een
Herder door ruime velden geleid worden ,
in groote koppels, of kudden van drie honderd
en meer, by den anderen weiden.
Zoon. Hoe kan één Herder zulke groote kud-
den , van die gronden af houden, waar op zy niet
mogen weiden, en doen gaanop die plaatfen, daar
hy wil dat ze zullen weiden?
Landm. Dit doet hy door middel van zyn Staf,
of Herdersfchop , en met behulp van zynen Hond ,
welke tevens dient, om de Schaapen tegen de Wol-
ven te befehermen (*).
Zoon, Op welk een wyze voedt men de Schaa-
pen in den winter?
Landm. De Schaapen moeten, het geheele jaar
door, in het veld gaan om te weiden. Dit ister
gezondhouding zeer noodzaakelyk, Zwaar ge-
vallen fneeuw alleen kan oorzaak zyn,datmende
Schaapen niet buiten dryft. Dan is het noodig,
dat men ze eens daags eenofanderfoortvangroen
voeder toedient (f). — Het drooge voeder dient al-
leen, om in den winter gebruikt te worden, wan-
neer men geen genoegzaame voorraad van groen
voed-
i                              (
(*) Zi= hier over Daubentoh Onderwys pag. 9. en voJgende,
alwaaî de wyze, op welke dit gefchiedt, nauwkcurig befdircevcn is.
C|) Zis D a u b e « ï 0 n psg. 64en *>5 » en 78»
-ocr page 97-
Landiouwkundis
9?
voedzel heeft. Dus moet men, naar maate de
Schaapen op het vcld Blinder groen voedzel vin-
den, dezelve een grooter hoeveelheiddroogvoe»
der toedienen (*).
Zoon. Hoe moet de huisvesting der Schaapen-
ingericht zyn?
Landm. De mime lucht is voor de Schaapen
zeer voordeclig en gezond. — De Schaapen, die op
bcfloten weiden graazen, worden,den geheelen
zomér door, des nachts op het veld gelaaten, en
zouden zelfs in den herfst en winter niet ooodig
hebben opgehaald te worden, uit hoofde van fel*
le koude of harde vorst, hyaldienzygenoeg voed-
zel op het land vonden, en een drooge plaatS
hadden om op te flaapen. De wol, waar méde
deeze dieren gedekt zyn, befchut haar genoeg
tegen de koude. Ook belet deeze het rcgenwatcr
tôt op de huid van het Schaap door te dringen.
By ruuw of buijig wcêr, en fterke winden, met
regen verzeld, kan ruen ze des avonds in affchet-i
ctingen, volgens de opgave vanDAuEENTONinge-
richt, brengën, om zc voor het verongelukkeit
in de flooten te beveiligen. De Schaapen, wel-?
ke van een Herdej op onafgeflote velden geweid
worden, doet men des avonds in omheindeplaat«
fen by den anderen dryven, of belluit ze in per-
ken (f). l
Zoon. Zyn dan befloten italien af te keuren ?
Landm
(*) Zie over liet voedzel der Schn?pen , en de manier om dezelve
•te voeden, Daubkkton pag. Û3-91.
((■) Wat Perken zyn, waar van, en hoe dezelve gemaaltfwoidetij
aie D a u b e n ï 0 N Ondërwys pag. 166 -170.
-ocr page 98-
S C II 0 0 L S D ï K,                   93
Landm. Ze zyn ten minsten de flegtfteverblyf-
plaatfen» die men aan de Schaapen kan geeven.
De lucht wordt in dezelve doordeuitwaasfeming
en door de mest geheel bedorven. Ook doet de
warmte de dieren zweeten, waar door zy ver-
zwakken : tervvyl de buiten lucht op dezelve een
zeer nadeelige werking doet , veroorzaakende
dikwiis zwaare ziektens. — Ook zyn de warmte en
uitwaasfeming in befioten italien zeer nadeelig
voor de wol, daax door haare fterktc en zagtheid
verliezende.
, Een' open' en mime verblyfplaats, diefrisfche
lucht van aile zyden binnen laat -, een overdekte
Ioots (*), de Schaapen tegen den regen befchut-
' tende'î en aan welker beide zyden kieine afdaken-
gemaakc zyn, om 'er de ruiven, uit welke de
Schaapen eeten, onderte plaatfen, is dus boven
een ftal te verkiézen. —— Men kan zodanig
een Ioots grooter of kleinder maaken,naar het ge-
tal der Schaapen.' Maakt men die wyd genoeg*
kan 'er een ruif in het midden geftcld worden.
Dan kunnen 'er uver de geheele lengte vfe'r reijen
Schaapen eeten. : Men moet dezelve wyders eer
te groot dan te klein maaken, om meerdere ruim-
te aan het Vee te geeven. Als de latten van de
ruif te wyd van den anderen ftàau , îlrooijen de
Schaapen te veel voeder. Men kanook,inplaats
van cen ruif, een tralie mand gebruiken, of een
bos hooi in een touw binden met een ltrik of lits,
toe-
(*) Zie de afbeelding van zulk een Ioots voor cen bepaald gctal
Schaapen, by D au ben t on Ondeiwys pag. .189. Plaat 1. code
iefcbryying 4nr van in het zelve werk, p»g. 35. en volgendc.
-ocr page 99-
Landb ouwkundig
94
toefchietende naar maatehet bosch kleinderwordt.
Het voer op den grond- vallende zal door de
Schaapen niet greetig gegeeten worden. Men
zet daarom, onder de ruif, bakken, op dat het ge-
ftrooide weder in de ruif gelegd zal kunneh
worden. Deeze bakken dienen tevehs om de
Schaapen het kort voer te geeven. Om ook de
kosten van zulk eene lôots, hoe zeer veel min-
der, dan die van een fiai, tebefpaaren,zou men,
digt by de wooning, met weinig kosten, een plaats
door dezelve, of door geboomte, tcgen de felle
winden gedekt, kunnen afiluit'en, om de Schaa-
pen daar in des 'swinters te huisvesten (*).
Zoon. Welke oppasiing hebben de Schaapen
verder noodig?
Landm. Ze moeten rein en zindelyk gehoudefl
worden. Dit dient niet alleen ter bewaaring der
gezondheid, maar tevens tôt bewaaring of ver-
betering der wol. Men moet dus altoos, vnoral
in den winter, zorgen,datdeplaatfen,waaropde
Schaapen zullen liggen, rein eh droog zyn. Aïs
ze op de m est of in perken of kooijen opgefloten
zyn , zal men ze rykelyk van ftrooizel verzorgen.
De ruiven moeten ook laag by den grond en niet
in een te veel overhellende of te fchuinen itand
geplaatst zyn, op dat het hooizaat en anderevui-
liglieid niet tusfchen de wol valle. Dit toch ver-
oorzaakt jeukerigheid, waar door de Schaapen
gcnoodzaakt zyn zig tegen paalen ofandere bar-
de ligehaamen te wryven, 't geen de wol be-
na-
(*} Zie over deeze manier van liuisvesting der Schaapen in dw
wiuter Daubanton Ondenvys voor de Scliaapli, uag. 27 en, 2o> ■
-ocr page 100-
SCHOOLÏOÏK.
95
nadeeld. —— Ook geeft het hooi, op de lig-
chaamen der Schaapen vallende, den jonge Lam-
meren aanleiding, ora het zelvc van 's moeders
ligchaam af te neernen, en tevens de wol uit te
trekken en op te flikken, het welk zeer nadeelig
is. Men karat, of borftelt de Schaapenniet,maar
hetisgoed,datmen, nu en dan,de wol eens met
de handen doorwryft. —
Zoun. — Op wat wyze worden de zogenaamde
Hok-Schaapen het best des winters vetgemaakt?
Landm. Men neemt zo veel Schaapen aïs met
de ruimte van de liai of hokken overeenkomt. By
voorbeeld. Op een hok van 24 voet breed en 43
voet Iàfig, pkatst men in December ten minste
Iio Schaapen. De ftal of hok moeten zodanig
bevloerd en met drieduimzaagzelbedektzyn, dat
de ier niet in den grond weg zakken, en de on-
derste zoode der mest by 't wegneemen heel
blyven kan. Voorts moeten de Schaapen, by
droog weêr, zo droog mogelyk, dp 't hok ge-
bragt worden. Men begint dezelve langzaam op
te voeren met hooi en boonen. Het hooi wordt
haar viermaal daags, des nïofgens ten 7, ten 1,
ten 4, en ten 8 uurcn 'savonds gegeeven,in rui-
veii, nauw van latten en met touwcn aande zoî-
der hangende, zo dat ze 'er ter wederzyde kun-
nen bykomen. Schict 'er hooiover,moctditwe»
genomen worden, om dat de Schaapen, zeer vies
zynde, het roch niet zouden eeten. De boonen
worden, cens daags,ten 12uurengcgeeven,voor
ieder Schaap een kop , in bakken, die a voet
boven de mest hangen, en, naar maate de mest
verhoogt, opgeheesfen worden. Hetftroowordt,
na
-ocr page 101-
9^
Landbouwifundïs
na dat de boonen opgegeeten zyn, dunneîjes gé*
ftrooid» De waterbak , die nimmer ledig zyn
mag, moet aile agt daagen uitgcfchrobt wor-
den. De voordeelen beftaan in den verkoop der
vetteSchaapen,enindemest. ■*- 8 vierkantc voe-
ten van dezelve is een voer van 2800 61, dat van
j8 tôt ay guldens opbrengti
Zoon. Wanneer worden de Schaapen gewas-
fchen?
Landm, Tegendén tyd,dat zy gefchooren zul-
len worden. Een afloopendeRivier,dieeGn vhk-
ken oever heeftj is daar toehetbest: want om
het wel te doen, dient men met de Schaapen in
het water te gaan. Stilftaande waters zyn daar
voor dus minder gefchikt (*).
Zoon. Wanneer fchecrt men de Schaapen? '
Landm. In de maand May hceft de wol haar,
voikomen wasdom en rypheid. Dan moet men
fcheercn. Anders zou de wol van zelve uitvallcn.
Langer uititel zou dus dubbel nadecl toebungen:
want men ZOU de wol, die uitvalt, kwy t zyn, en by
hetfcheeren de jonge wol,die onder de vagt op-
komt, affcheeren , waar door de wol in het vol-
gende jaar korter zyn zou als weezen moet.
Zoon. Kan een of andere onilhndighcid gecn
oorzaak zyn, dat men het fcheeren moet uitilel-
len?
Landm. Men mag de Schaapen niet fcheercn,
ten zy de wol voikomen droog is. ' De wol nat
van de Schaapen afneemendcj bederven de vag-
ten. Ook moet men de Schaapen niet fcheercn
aïs
Ç*) Zie hter over nader Daubenton Qtidsiwys .p. 149*
-ocr page 102-
S C H 0 O L S O E î.
ïls hét koud* nat of winderig is, want dan zou-
den de Schaapen daar door zeer groote nadeelcn
lyden.
Zeon. Hoe zal men dit werk best verrigten V
Landm. Men bindt de pooten om ze ftil te doen
ieggen, fnydende de wol zo kort als mogelyk is$
zonder de huid van het Schaap te kwetzen. Men
^ebruikt daar toe een fchaar metbreedeblaaden»
die, door middel van een beugel,debeidebladen
van agteren vereenigende, van zélve open gaat (*).
Zoon. Welke voorzorgen gebruikt men na de
fcheering?
Landm. Pas gefehoren. Schaapen moet men aan
geene nypende koude, ofzwaare regens, geduu."
rende de eerfte veertîen dagen, bloot ftellen. Ze
zyn daar tegen niet beftand , worden bevan-
gen en verkleumd , fomtyds zo fterk, dat zy 'er
van fterven. Sterke zonnefchyn is haar ook zeer
nadeelig. Het vel verdroogt en wordt rimpelig »
waar door ze fchuift worden.
Zoon. Wat moet men, by het weiden der Schaa-
pen, in acht neemen?
Landm. Eenige kundige Mannen zyn van OOr»
deel , dat de nachtlucht en de daauw de Schaa-
pen zeer nadeelig zyn. Ze willen dat men de
Schaapen ondér dak zal brengen, als het des zo-
mers régent, gelyk ook des avonds,voorhet val-
îen van den daauw. Misfchien is de nadeelige
uitwerking, welke regen, daauw en nachtlucht
opde Schaapen fchynen te hebben, alleen toe te
fchryven aan de meerdere vogtigheid van on?e
gron-
(*j) Zie hierover Daubenton Onderwys enz. pag. 1314
G
-ocr page 103-
98 Landbo'. uwkundio
gronden, die in den zomer, na den regen, in deii
; nacht, fterker uitwaasfemen, en de Schaapen, op
den grond leggende, benadeelen. — Dus zeuhet
beveiligen der Schaapen tegen den regen, daauw
en nachtlucht, op vogtige of laage gronden
noodzaakelyker zyn, als op drooge weilanden.
Zoon* Moetmen,byhet weiden der Schaapen,
niet nog andere voorzorgen gebruiken?
Landm. De Schaapen, des avonds ophaalendé,
of des nachts in perken beiloten houdende, zal
men die des rnorgens niet ter weide laaten gaan »,
voor en alëerde daauw meerendeels opgetrokken is.
Ook zal men de Schaapen niet laaten weiden, als
het gerypt heeft. De daauw, en nog meer de
iyp, of het bedaauwde en bevrozen gras, ver-
koelen de Schaapen te veel , verzwakken de
maag, verôorzaaken buikloop. Men heeft hier
voor minder te vreezen, als de Schaapen des nachts
in de weide blyven, en cen volkomen vryheid ge-
nieten. De.natuur is afkeerig van dat geene, 't
welk nadeelig is. Ook doet het bevrozen gras
in den winter geen nadeel, by aldien zy ook
droog voer krygen. Vooral is het noodig,datmen
de Schaapen, inhetheetejaar-faifoen,voordezon
beveiligt. Dus zal men ze in den zomer, op het
midden vandendag, in de fchaduw doen rusten.
Daar door voorkomt men veele ziekten, en wel
byzonder het Ongans. (*)
(*) Zie Veriiand. van de Maatfcli. van'den Landb. tcAmfterdam
il Dc*ls ( Stuk pag. iso.
VIER.
-ocr page 104-
SCHOOLïOïl.
99
V 1ER DE ZAMENSPRAAK.
fan de Ziektcns en Qngemàkken der Schaa-
pen; derzelvcr Kentekenen; Qorzaàken
in Geneesmiddelen.
Landm. Gezonde Schaapen hebbende, dezelvc
suiver water en voor haar gefchikt voedzel, in
een genoegzaame hoeveelheid, geevende; en wy-
ders voor eene te fterke, of ongeregelde uitwaas-
feming zorgende, zal men weinig ziektens te vree-
zen hebben.
Zoon. Daar de ader van het oog het voornaam-
fte kenmerk van gezondheid is, hoe moet deezc
gelleld zyn?
Landm% De aders van het wit van hetoogmoe-
ten zeer zigtbaar, van eene fchoone roode coleur
zyn. Het vleesch, in den hoek van het oog, aan
den kant der neus, tevens een fchoone roode co-
leur hebbende, is het dier gezond. Zyne krag-
ten kan men vvyders beproeven, door het by een
agterpoot te vatten. De meerdere of mindere
kragt, die men aanwenden moet,om de poot vast
te houden, geeft ons de graad van fterkte aan de
hand.
Zoon. Moet men niet vooral op de hoedanig-
heid van het voedzel der Schaapen letten?
Lmdm. Ja. Het bloed van een Schaap krygt,
door het eeten van flap en wateragtig gras en
kruiden, ai zeer ligt een flappe en lymige geileld-
iieid, Ook kan een Schaap, alleen droog voeder
G a                       kry-
-ocr page 105-
IQQ          LANDBOUWKUNDIÔ
krygende , niet lang volmaakt gezond blyvetij
Hier uit volgt, dat hetvoedzelderSchaapen noch
te droog, noch te wateragtig zyn moet. Merk
wyders op, dat een Schaap omtrent het voed-
zel keurig is. Dus moet men het des winters
best hooi en het zuiverste flroo geeven. **• Bedor-
ven water, hooi of ftroo, daar een kwaadelucht
aan is, moet men nooit voorzetten. Ey aldien men
geen anderdan ilap en onvoedzaam hooi heeft, of
bekomen kan , moet men het verbeteren, door
'er gehakt ftroo» zemelen, en wat zout doorte
mengen— Ook kan men deSchaapen verfterken,
door dezelve, naar omftandigheid, wat rogge, garst,
Tiaver, of boekwyt te geeven.
Zoom Is de geregelde onderhouding der uit»
waasfeming eene zo voornaame zaak voor de ge-
zondheid?
Landm, JazekerJEen geftremde uitwaasfeming
heeft aitoos een zeer nadeeligen invioed op het
dicrlyk geftel. Daar nu de Schaapen betprtegen
de koude dan tegen de hette beftand zyn, zalmen
ze aitoos meer tegen de hette dan tegen de koude
beveiligen. Men brenge dezelve dus, by heet
weêr, op het midden van den dag,opkoeleplaat-
4 zen, of in de fchaduw. In den winter fluitû
men dezelve niet op in al te warme Italien.
Zoon. Aan welke tekenen kent men den fleg-
ten ftaat der Schaapen? ■
Landm. Aan het hangen van den kop, traagen
gang, weinig eetlust, ftinkenden adem; aan de
aders in het wit van 't oog; aan de bleekheid
van het tandvleesch, aan de losheid van de wol
op de huid, en het uitvallen van dezelve,
Zoaét
-ocr page 106-
SCHOOLBOEK.
ÏOI
Zoon. Aan welke ziektens zyn de Schaapen on-
derworpen ?
Landm. Wy zullen ons by die voornamelyk
bepaalen, waar door zy in ons Vaderland byzon-
der aangetast worden, als
i. De buikloop.
a. De buikpyn.
3.  De hette, of het bloed.
4.  Het fchurft.
5.  Het ongans.
6.  De bottigheid, of de Ieverziekte.
7.  Het kreupel.
De buikloop overkomt de Zuiglammeren zeer
dikwils — Ze ontftaat uit zuure ftoffen,die de in-
gewanden prikkelen en fnydingen veroorzaaken ;
voortkomende van de nielk, die by de vertee-
ring tôt zuur overgaat. Om dit voor te komea
legt men groote ilukken kryt by hen. Zy zul-
len daar aan likken en van deeze ziekte bevryd
blyven , — of 'er door geneezen worden.
Als een Schaap buikpyn heeft blyft het over
end ftaan, zonder te eeten, krapt met de voorste
pooten, en is onrustig. De buik is meer of min-
der gezwollen ; de aderahaaling beleramerd ; de
zyden flaan lterker als natuurlyk — aile welke
toëvallen mecr en meer toeneemen, tôt dat zy,
door verftikking, of het vuur in de ingewanden,
neervallen en fterven,
Zoon, Waar uit ontftaat deeze ziekte.5
Landm. De oorzaak van deeze ziekte is het
voedzel. Wel is waar, dat de Schaapen zodani-
ge planten, welke voor haar een vergift zyn, wei-
geren; — maar het te overvloedig gebruik van
G 3              v plao-
-ocr page 107-
îos Landbouwkundig
planten, die zy gaarne eeten, kan deeze ziekte
te weeg brengen. Hier toe behooren aile die
fcruiden, die fapryk, of te malsch en wateragtig
zyn, in de fchaduvv, op laage, ofvogtïge plaat-
zen groeijende. Ook kan deeze ziekte veroor*
zaakt worden door het eeten van gras, dat met
daauw of ryp belaaden is, of wanneer men de
Schaapen laat drinken, kort na dat zy erweten»
boonen, of eenig ander foort van graanen gegee-
ten hebben Als de Schaapen hongerig zyn,moet
men ze niet, of ten minsten niet lang, laaten
weiden op de roode of witte klaver, op de rups-
klaver , of op de jonge planten van tarw,
rogge , garst, klaproozen enz.— Het maatig ge-
bruik van zulke planten doet de Schaapen nut ;
het overmaatig en gulzig gebruik is daar en
tegen zeer nadeelig. Ja,' hoe zeer het overvloe-
dig gebruik deezerplanten min fchadelyk wordt,
r.aar maate dezelve verder in groei gevordert zyn,
Cil een meerdere ftevigheid verkregen tiebben,
ondervindt men nochtans, dat het te overvloedig
genot van hooi van de roode en rupsklaver de
Schaapen doodelyk zyn kan. Voor het weiden
der Schaapen op gras, dat met dauw of ryp be-
laaden is, kan men zig wagten, door de Schaa-
pen op te houden tôt de daauw of de ryp opge-
h»ven is.' De Schaapen, de nacht over in he'c
veld blyvende, vermyden dit door haar eigen in.»
gefchaapen gevoel.
Zoon. Hoe zal men deeze ziekte geneezen?
Landm. Wanneer de buik-pynen voortkomen uit
het zuur worden van het gras, is niets beter»
4w % van tyd tôt tyd « «en lepel oly in te geeven, Ook
ni
t
-ocr page 108-
Schoouoeê;
i°3
zal een laating nut doen ; (*) gelyk mede het ingee-
ven van een kléine hand vol zout. Voorts zal men
het Schaap doen draaven, of loopen, tôt dat de.
winden zig ontlasten, en het Schaap mest maakf.
Dit gefchiedende , is het gevaar over, en het
Schaap heritelt fpoedig.
Zoon. Aan welke tekenen ziet men, dat de Schaa-
pen het bloed hebben ?
Landm. Zy hebben het zeer benaauwd; hou-
den den bek open, om adem te kunnen haalen. Zy
fchuimbekkcn en bloeden irit de neus. Geen
fpoedige hulp komende, worden de oogcn rood.
Eene ontfteeking van de keel en de naast daar by
zynde deelen maakt, binnen korten tydt, een
einde van dezelven.
De fterkile en welgevoedfte Schaapen ftaan
het eerst en meest aan deeze ziekte bloot ; by-
zonder als zy hun vieesch en vet fchielyk
verkreegen hebben. De naaste oorzaak ligt in
de overmaatige gezondheidt of wasdom van
het dier, of in een te fterke vermeerdering
van het bloed, waar door de vaten te zeer ge-
fpannen, en de omloop vertraagd wordt. De
bykomende oorzaak is gemeenlyk de lieue der
zon.
Men laate dus de Schaapen des zomers altoos zo
weiden, dat het hooft in de fchaduw van het lig-
chaam geplaast is, of datzy de zon agter zig heb-
ben ; nooit verzuimende, dezelve, op het warm-
fte van den dag, in de fchaduw te laaten rusten.
-Wan-
(*) Zie over de besre en gemakkelykfte manier oai een Schaap
.faloed te laaten Daubenton Onderwys pag, sjSena^a.
G 4
-ocr page 109-
Ï04         L A N D B O U W K U N D I G
Wanneer men wyders zo fpoedîg mogelyk eene
laating doet, en dit in tyds verrigt, zal het dier
fchielyk herftellen.
Zoon. Waar aan kent men hetfchurft der Schaa-
pen?
Landm. Wanneer het Schaap zig wryft tegea
de ruiven , bf eenige andere harde ligçhaamen j
zig krabt met de pooten, of met de tanden ; wau-
neer menwaarneemt, dat wolvlokken, op plekken »
alwaar het dier met de kop komen kan,verplaatst
zyn, of dat men deelen van het lyf, welke onder
het bereik van de pooten zyn, vuil en beflykt vindt \
Ejoet men de wol van een fcheiden, om te zien»
of de huid , op die plaatzen, leenig en zagt is.
Vindt men het vel hard , met fchubben , o£
korsten bedekt ; — bezet met korrels, of puis-
ten , die rood of ontftooken zyn, eene witte oi"
groene coleur hebben, kan men hier van zeker
zyu. Het kwaad vertoont zig gewoonlyk het
eerst op de voorbouten. _
Zoon. Uit welke oorzaaken kan deeze ziekte
ontftaan?
Landm, Uit te zwaare vernioeijhig, te vvei-
n;g, bedorven, flegt voedzel ; uit morsfigheid,
bedorve lucht, te groote warmte in de Italien--
in een woord — door ailes, wat het geftel ver-
zwakt en de vogten bederft. Deeze kvvaal is be,-
fmettelyk.
Het eerste, dat men dus doen raoet, isdezelve
yan de gezonde af te fcheiden ; van goed onder-
houd te voorzien, zuiver en kragtig voedzel, on-
bedorven water, frisfche lucht en reine leg-
rtns te bezorgen, Voorts bereide men de zatf
6                                                                         #0?.
-ocr page 110-
SCHOOLBGEK.                   ÏOg
No. 15. waar mede men 30 a 3a Schaapen fmee-
îen kan, doende dit zo dun mogelyk: want als
men deeze zalf^ te dik over het lyf fmeerde ■>
zouden de Schaapen 'er door benadeelt worden.
Best gefchiedt dit op de volgende wyze. Men
fcheidt de wol van elkander en wryft de zalf op
het bloote lyf,_ eerst over de ruggegraat van den
kop tôt den ftaart. Dan agter de voorbouten, zo
ver de wol Ioopt,en voorts de agterbouten tôt aan
den buik.^-Vervolgens langs den buikterweder-
zyden, in net hangen van de ribben, en eindelyk
Onder den hais tôt aan de borst. Als men dit met
de vereischte naauwkeurigheid heeft verrigt,
ziet men, drie a vier weeken daar na, de Schaapen
ïiog eens na, fmeert die, welke nog niet voiko-
jnen geneezen zyn, nog éens, zeer dun, op die
plaatzen,waar men nog eenige overblyfzeis van
het fchurft waarnecmt. Als hetfchurfc niet al te
zeer veroudert is, zullen zy daar door volkonien
geneezen zyn.
Zoon. — Is deeze wyze van geneezen niet door
de Maatfchappy van den Landbouw bekend ge-
maakt?
Landm. Ja — Ze heeft daar voor aan den Uit-
vinder of Opgeever van dien , Swerus Janszc ,
geweezen Knegt aan het Haàgfcbe Schpmo, eene
zilvcrc Tabahdoos-, en vyf en twintig gouden Du-
caatcn
daar in, vereerd, en tevens, by die gele-
genheid,nog een andermiddelvandenbraavenen
fcundigen Dirk Gerritfe van Beufekom, gewoond
hebbende ttLoenen, en aldaaroverleden,bekend
gemaakt , dat door de ondervinding even zeer
proefhoudend bevonden is. —
G 5                     Zoon.
t
-ocr page 111-
ïoô Landbouwkundig
Zoon. — Waar in beltaat dat?
Landm. — Men neemt voor eene kudde, by
voorbeeld van 50 ftuks, waar onder 'er eenige
befmet zyn ,
5 m Potasch.
4 ëg Aluin,
10 68 Rook-tabak van de flegtste foort.
5 €8 Bruine Siroop.
4 Kop Keukenzout.
Men kookt ditzagtjes ,geduurende een half uur,
onder eikanderen, in één vierde ton oud agt gul-
dens bier, laatende het in die beiloten ketel koud
worden. Met dat fmeerzel fineert men met een
dotje wol, daar in vogtig gemaakt, de Schaa-
pen, zo wel de gezonde als de zieke, over het
geheele lyf, voor van den kop af, tôt aan het
onderste van den ftaart toe, kop en pooten alleen
' uitgezonderd, de wol vooraf van eikanderen
fcheidende. Voor de tweede itrsek begint men
weder van vooren tût agteren, blyvende omtrent
vier duim van de eerfte ftreek af, zo vet fmee-
rende, dat de ftreeken van weerskanten tôt ei-
kanderen kunnen toetrekken ! — Men werkt hier
mede aîdus voort, tôt dat het Schaap over het
geheele lyf gefmeerd is. De geneezing volgt vry
zeker, Ook verliest de wol hier niets by. Een
Schaap, van deeze ziekte aangetast en byna uit*
geteerd, moet omzichtiger behandeld worden. —
Men fmeere zulk een Schaap dus liever op voor-
melde wyze, geduurende vier agtereenvolgeude
dagen, telken dage alleen één vierde gedeelte
van "t geheele ligchaam, Het fmeeren behoeft,
«och in 't een, noch in \ ander gavai, herha2Îd
te
-ocr page 112-
SCH09I-B0Ï K.                  107
te worden, Twee dagen na de geneezing kunnen
dezelve onder eene gezonde party, zonder vrees
voor befniettïng , gebragt worden,
Zoon. Waar aan ziet men, dat een Schaap on-
gans
is?
Lqndm. Het eerste en byzonderste kenteken
is , dat de aders van het wit der oogen bleek
zyn; het tandvieesch en de huid minder rood als
van gezonde Schaapen, Hier by lcomt een min-
dere graagte in het eeten, ligte zwelling van den
DUik , toeneemende zwakheid en vermagering ;
een traage afgang en een minder groene drçfc ,
dan in een* gezonden rtaat.
Zoon. Uit welke oorzaaken ontftaat deeze ziek-
îe?
Landm. De oorzaaken van het Ongam Zyn in
9t gemeen al dat geene, het welk het Schaap ver-
fcwaktj de doorgaande en geregelde uitwaasfe-
ming ftremt ; de omloop der vogten vertraagt ;
de fpysverteering verzwakt, of bederft. Dus
komt deeze ziekte voornamelyk van het fîegte
voedzel ; van de fchielyk afwisfelende luchts-
geftelclheid ; van koude en hette; vogtigheid der
landen, als mede van onoplettende behande-
ling.
Zoon.' Hoe kan men deeze ziekte geneezen?
Landm. Zo ras men 'er iets van ontdekt, plaat-
ze men de Schaapen op een drooge en gezonde
weide, Neeme wyders gemeen of keukenzout.
Voorts zwavel en aluin. Deeze middelen heb-
ben het voorrecht, dat de Schaapen 'er niet af-
keerig van zyn, en meu zig over de juiste hoe-
veelheid niet fterk behoeft te-bekommeren.
-ocr page 113-
I08        L A N D B. 0 U W K U N D ■! «
Zoon. Hoe gebruikt men deeze middelen?
Landm. Een Schaap , ligt ongans zynde, kart
men geneezen, door het, oui den anderen dag, een
lepel vol zout te geeven. De ziekte meer toege-
nomen zynde, kan men 'er een half a drie vierde
loot bloem van zvvavel byvoegen, of, om den an-
deren dag, twee maal daags, drie vierde loot bloem
van zwavel, tôt de geneezing toe, 'na drie a vier
weeken volgende. By het afneemen der ziekte
kan men de gifc verminderen. Men kan het zout
en de zwavel onder het hooi of gras ftrooijen.
Nog beter is het, een en ander te mengen onder
een deeg van havermeel, of lynkoek, of uit de
hand te laaten likken. Op die dagen , dat de
Schaapen deeze middelen gebruiken, moeten de-'
zelve weinig drinken. Eenigen tydvoor en nahet
gebruik van zout of zwavel moet men dus het
drinken beletten. «•
De Schaapen, van het ongans geneezen , bly-
ven wel cens zwak en fukkelend. Stortenfomtyds
weder in. De voornaamfte toevallen overwonnen
zynde, moeten de Schaapen dus nog van de ge-
zonde afgezondert blyven, en dezelve,twee maai
ter week, twee maal daags,telkens van een vierde
tôt een half loot fyn geftampte rotsaluin onder
hun gewoon voeder ingegeeven wordert. Hier
door zullen zy in den tyd van drie weeken vol-
komen heiftellen. De gedroogde en fyn geftampte
eiken bast, onder het voedergemengd,is ter ver-
iteiking van de Schaapen van veel nut bevonden(*>
Zoon,
r (fy Zie verte,ovet deeze ziekte, de Vcihand. vatj'DR. Veiuac^
te vfoden in het II Decls i Stuk van de Vctliand.^van.dî Ma*-'
fchappy van den Landbouw te AnJU-rdam,
-ocr page 114-
5CHOOLBOEK*
1C(J
Zoon. Is 'er niet nog een ander beproefd
B^hoed en Geneesmiddel tegen het Ongans P
Landm. Gewis. - De Maatfehappy van den Land-
bouw heeft, van tyd tôt tyd, met zeer groote
reden,den Geestvanterpenlyn aangepreezen. —Een
lepel, gemengd in twee lepels water» elk gezond
Schaap ingegeeven, na ze alvorens tvvaalf uuren
te hebben laaten vasten, is een bepfoefd Behoed
en Geneesmiddel tegen Botien en Ongans. Men
geeft dit eens in 't midden van Juny , en, ten
tweeden mral,in Oâobcr:—-vroegerof laaternaar
goed vinden, doch voor den fpeeltyd. Zyn de
bchaapen reeds ziek , moet men het zelve op
voorfehreven wyze , met eene tUsfchenpoozing
Van zes dagen, twee maal herhaalen. De giften
moeten wyders evenredig zyn aan de kragten
der dieren-5 zo dat men aan een Lam flegts de
helft geeft van 't geen voor een groot Schaap noo-
dig is C*>
Zoon. Wcîk-e zyn de kentekcus der Bottïgheid,
of Leverziekte?
Landm. Dezelfde, aïs die van het Ongans. De
verdere Joop van deeze beide ziektens, geiyk
ook de toevallen, zyn zo gelyk, dat veelen het
Ongans, en de Bottïgheid, of Leverziekte, als
een en dezelfde ziekte befchouwen ; by weike
fomtyds Botten , of Wurmen in de lever ge-
vonden worden. (f)
Zoon.
CO Zie verder VeiRac, IIDeel t Stuk vatl de Verliandelin-
geii der Maatfehappy van den Landboavv.
(t) Zie eene befehryving deezer Wurmen van profbsfor Camper ,'
Nieuwe Wyse van Lundbouwcn, a Stukpag. 301 en volg.
-ocr page 115-
LandbouwkundiG
110
Zoon. — Hoe denkt men, dat deeze Wurmelî
in de Schaapen komen?
Landm. Men denkt, dat dezelve op laage gras-
landen en in ftil ftaand, of (legt water, ingrooten
overvloed, gcvonden worden ;dat ze zig des avonds ,
by het vallen van den dauw, en des nachts meer
over het veld verfpreiden, als op den dag. Dus
moeten de Schaapen, als het gras bedaauwd is,
vooral niet op laage gronden vveiden. Wanneer
men de Schaapen op laage grondenmoethebben,
geeve men, aan elkSchaap, eens oftwee maal
ter week, een once, of twee loot gemeen zout, of
-g. loot bloem van zwavel. Dit doet de Botten fter-
ven, voor dat zy de Schaapen eenig nadeel kun-
lien doen.
Zoon. Hoe zal men deeze ziekte geneezen ?
Landm. JDoor de hier vooren tegen het Ongam
aangeprezene middelen. Voorâl door den Geess
van tfirpentyn
, in voege voorfchreven toege-
diend. —
Zoon. Wat is het Rreupelî
Lùndau Een kwaadaartige en ftinkende ver-
zweering tusfchen de klaauwen der Schaapen ,
waar door zy kreupel gaan, dikivils geheele
koppels aantastende. Dit ongemak begint ràet
een opzetting van het vel rondom het gaatje
of opening, boven de klaauwen van een Schaap
gevonden wordende. Die opzetting verandert in
een kleine zweer, die grooter wordt, en waar
uit een ftinkende etter vloeit, door welksfcherp-
te de zweer zig fpoedig van tusfchen de klaau-
wen tôt onder de hoornen of fchoenen der voet
uitbreidt, zo dat zy,ora voedzel te zoeken, op de
kni&î
-ocr page 116-
ni
SCHOOLBOEK»
fcîifâi kruipen moeten, en,zonder hulp gelaaten,
fterven.
Zoon. Uit welke oorzaaken ontftaat dit onge-
mak?
Landm. Waarfchynelyk uit eene verttopping
van gemelde opening, boven deklaauwenvanhet
Schaap, dienende ter noodige ohtlasting van een
vogt, dat in een by de Schaapeneigenaartig beurs-
je , aldaar onder de huid geplaatst, gevonden
woidt. Dk fmeerig vôg't, onder het gaan uit het
beursje gedrukt wordende, dient ongetwyffelt
tôt befproeijhjg en leenighouding vandehoornige
kiaamv. : De ophpoping van dit natuurlyk imeer-
zel ssbinnen''dat beursje , venvydert de leden;
veroorzankt pynelyke rekkingen; is alzo de na-
tuurïyke oorzaak der ontfteeking en verzweering
van- den omtrek der klaauw enz. De uitfhyding
van dit beursje, in het begîn van dit ongemak,
voor dat'èr zwelling en verzweering by komt,
zo als door Brasser aan de Maatfchappy op-
gegeeven en door. deeze bekend gemaakt is, is
een zeer cenvoudig voorkomend en heelend mid-
del:—terwyl het weiden der Schaapen op flyve
en drooge gronden , by nat weer ; te zorgen,
dat dezelve ten minsten op eene drooge plaats
kunnen rusten; het afv/asfchen en zuiveren der
pooten van de zodanige, waar aan men eenigzins
twyffelt — zeer gepaste behoedmiddelen zyn, waar
door men veel kwaad voorkomen zal. Indien
echter dit ailes niet helpt, en de verzweering
des niet tegenilaande daar is, zal men, met een
fcherp mes, de zweer opeuen, en byzonder het
boom van de poot zo ver weg fnyden, als de zweer
daar
-ocr page 117-
lia Land.bouwkundiô
daar onder uitgebreid is, de poot wyders met
terpentynwater rein afwasfchende, Daar na be-
fmeert men dezelve, om den anderen dag, met
de zalf No. 16. Èy de affnyding van het hoora
aanraerkelyke bloedftortingen komende, gebruikt
men, tôt ftopping daar van,voorloop van brande-
wyn , waar in groene vitriool opgelost is. De
geneezing volgt fpoedig ais het kwaad niet al te
zecr veroudert is. Het wasfcheu met terpentyn-
water moet by elke fmeering gefchiederi. Een
drooge ftandplaats is voor de geneezingzeernood«
zaakelyk (*).
Zoon. 2yn de Schaapcn nîet mede aan zwee-.
ren» wonden, kneuzingen,,verrekkingen eni. on-
derworpen ?
Landm. ja. Die ongemakken kunneh op de
zelfde wyze, en door de zelfde middelen gcnee-
zen wordeu, als foortgelyke by-de Runderen (t};
Alleen komt in aanmerking, dat men, by bp.t ge-
neezen van de wonden, zweeren, verrekkingen
en kneuzingen der Schaapen, zulke middelen de
voorkeur geeft, die onfchadelyk voor de wol
zyn.
(*) Zie, over hfct Kreupeï derSdiaapcti,VcrliandclingenderMaàt-
fcbappy van den Landbouw, VII Deels a Stuk, pag. 45. eu vol-
gende.
(t) Zic hier vooren bladz. 35, $5, zt*
VYF-
-ocr page 118-
S C H 0 O L I 0 E K,               lïj
VYFDB ZAMENSPRAAK.
Bver de Paardm.
Landm, De overige hoedanigheden gelykftaati»
de, zyn de groottle Paarden,boven de kleindere,
zo wel tôt den arbeid, als tôt de voortteeling, te
verkiezen. De groote Paarden worden altyd bo-
ven de kleindere begeerd, vooral by zwaaren ar-
beid ; dewyl zy daar door minder vermoeid wor-
den. Ze kunnen het dus beter uithouden by hec
bebouwen van zvvaare kleigronden» Op de zand-
gronden kan men kleinder Faarden gebruiken»
Het hoofd moet klein, fchraal en kort Zyil. De
ooren klein, wel geplaatst, naauw, regt fyn ea
los. Het voorhoofd boven fmal, effen en rond,
De kuilen boven de oogen gevuld. De oogeu
groot en levendig, gelyk met het hoofd geplaatst*
De kaaken niet te grof, of te vleezig. De boîte
tusfchen de kaakbeenderen open en zigtbaar. De
mond wel gcôpend, doch niet al te wyd gefplee-
ten. De lippen niet te dik. De neusgaten wei
open. De baard niet te vleezig noch te plat. Ook
niet te verheven. De laagen niet te hoog , nocli
te laag. De liais lang en verheven , naa boven
dun en fcherp, naa vooren fmal toeloopende.
De maanen lang, niet te dik. De fchoft fcherp
en verheven. De borst breed en open. De
fchouders plat , los en beweeglyké De hoogte
der voorpooten evenredig àah dé grootheid Van
het ligchaam. De voorarm lang, breed en fterk.
H                         
-ocr page 119-
iî4 Landsouwkundi»
de kniê'n voôr breed en plat. De pyp, of hct
deel van het been, tusfchen de knie en de koot,
glad. De pees grofenvast, los tegen het been
leggende. De kogel evenredig çaar het been «
dat is, niet te teer of buigzaam; te dik, of te
bol. De koot niet te lang, noch ook niet tekort.
De hoef rond en fterk. De voet van onder hol.
De hielen verheven, open en gelyk. De rug en
lendenen kort, fterk, breed en gelyk. De rib-
ben ruim in haaren omtrek, en wel rond loopen-
de. De buik rond en gezonken, de flanken wel
gevult. Het kruis breed, rond en wel geklooft.
De heupen vol, niet te kort nog te lang. De bil-
len evenredig aàn het kruis.— De heupen breed
en wel gevleescht. De ftaart lang, agter wel
fluitende. De agterfchenkel plat, voorzien van
flerkè en van de pyp gefcheide peezen. De waai
of hak groot, droog, open en buigzaam, glad en
effen op de fpatten Ç*> Laatftelyk, dat het lug-
tig, regt en fterk op de beenen is, zo, dat het»
draavende en ftappende, het lighaam gemakke-
lyk draagt. Veele deezer goede hoedanigheden
hebben, zo als gy wel begrypen zult, nietalleen
veel invloed op de fchoonheid, maar ook op de
gezondheid van het dier zelve. Om hier van
overtuigd te zyn, behoeft gy u flegts een Paard
voor te ftellén, fraal van borst, plat van ribben.
Aanftonds zult gy moetentoeftemmen,datdehol-
ligheid van de borst daar door kleinder omtrek
heeft ;
(*) Zie het Werk getiteM. —— De kunst van het oordeeleo
over Paarden, door Bourcelat, by Intima en Tihcl »
Ajnfterdam,
\
-ocr page 120-
heeft ; dat de longen zig dus minder kunnett uit-
zetten, waar door het Paard minder lucht kan
inademerji Het moet dicrhalven menigvuldigef
inademen* en kortâmig zyn. Daar de ingewan-
den van den buikookniet wel in de platte ribben
befloten kunnen worden, itaan zy bloot ora een
hangbuik te krygen. Zy hebben daar en boven
een verhevén of lcherpen rug.~ Dus nooit een goed
kruis. Zulk een Paard is dierbalven niet alleen
omianzienlyk , maar ook zwak* Wanneer de
deelen van de pooten van een Paard niet
evenredig -aan het ligchaam , te zwak zyn , of
geen juiste evenredigheid tôt malkanderen heb-
ben, ontftaan daar door ongemakken, welke het;
dier het arbeiden moeijelyk maaken, of ook wel
kreupel doen gaam De koot te kort zynde,
ftaat het Paard te fteil op de voeten. ■*• Wanneer
die te lang is, heeft hettegendeelplaats. Devoet
zakt dan te veel door. In het eerste geval is het
lid niet buigzaam genoeg. Dit maakt dat het
Paard ligt overkootig wordt. *- In het laatfte ge-
val is het al te buigzaam, en fteft de voeten buitea
kragk
Zooii* Kan tnen uit de verfchillende koleutf
van het hair belluiten tôt de meerdere of minder©
goede hoedanigheid, of deugd der Paarden?
* Landm. Kundige Paardenkenners houden de
verfeheidenheid van koleur van het hair voor
een fpeeling der natuur, en ftellen vast, dat 'er
onder aile foorten va'n hair goede Paarden zyn; —
dat de leerzaamheid, gehoorzaamheid, gewillig-
heid, vlugheid, goedigheidj gelyk ook de te-
sengeftelde ondeugden van domheid, koppig-
H a                    heidj
-ocr page 121-
Iltf Landbouwkundig
îieid, luiheid en kwaadaardigheid, haar voornaa-
men grond hebben in de inwendige gefteldheid,
of het tempérament, waar van de koleur van heC
hairgeen gevolg is, noch ook geene aanwyzing
doet — terwyl anderen de hoedanigheden en ge-
aardhceden der Paarden uit de koleur van het
hair als zeker afleidcn (*).
Voor zo verre echter de koleur het oog meer
behaagt, zet zy de Paarden eenemeerdere waarde
by. Deeze waarde is ondertusfchen meer ge-
grond in de verkiezing , als in de wezendlyke
deugd. Als men dicrhalven Paarden wil teelen
tôt zyn eigen gebruik, zal men op het hair Blin-
der letten als op de wezentlyke hoedanigheden.
In geval men Paarden tôt den verkoop wil teelen,
komt het hair zo wel als eenige andere hoeda-
nigheid in aanmerking, — Men moet dierhal-
ven zulke Rasfen tôt de voortteeling verkiezen,
in welke de genoemde deugdelyke hoedanighe-
den, in den hoogst mogelyken trapvan volmaakt-
heid, gevonden worden ; dezelve voor verbastering
bewaarende, door het vermyden van Henglten,
die zwak, traag, koppig,of kwaadaardig zyn,en
verbeteren door Henglten, die in fterkte, moed,
leerzaamheid enz, uitmunten Q).
On»
(*) Zie hier over Boutcuit--------De konst om over de
Paarden te oordeelcn , pag. 405. en volgende : n'.waar ook de ondcr-
fcheide foorten van hair, tekenen enz. worden aangewezen.
(t) Zie over dit gewigtig ftuk der Paardenftoetery de in den jaire
1733 door de Maajfcbappy van den Landbouw bciu'oonde Verhande-
ling van den Heer Cornelis Tbrhe, te vinden in het XJ
Decls s Stuk : alwaar initie voeïkoint, bec £««1 flieswegens «edf
m
-ocr page 122-
S C H 0 0 L ï 0 E S,
"7-
Om goede en fraaije Paarden te fokken is het
noodig, dat het Moederpaard van hoofd gebre-
ken vry; fraai,' kloek, fterik van maakzel, wel
gerond van zyden zy. De Veulens het voorftel
gemeenlyk naar de raoeder hebbende, is het noo-
dig, dat het Moederpaard de kop en hais fraai en
wel gemaakt heeft, zig van vooren wel op doet,
of, gelyk men 't gewoonlyk noemt,wel uitkorat. i
Zoon. Waar aan kent men den ouderdom der
Paarden ?
Landm. Het Veulen heeft, als het een half jaar
oud is, twaalf tanden voor in den mond, zes on-
der, en zes boven. — Deeze noemt men melktan-
den.— Detweemiddelstevanelkereivallen uit in
het derde jaar. Het krygt daar voor vier tanden,
die veel breeder , geeler, en van boven af tôt
aan het tandvleesch toe, geftreept en een weinig
uitgeholt zyn. Dus heeft een Paard op het derde
jaar zyne vier grasbyters, want zo worden deeze
tanden genoemt. In het vierde jaarwisfelthet'er
wederom vier ; twee boven en twee onder. Du»
heeft het Paard, op het vierde jaar, agtbreede tan-
den, of vier grasbyters en vier middentanden. In
het vyfde jaar wisfelt het de hoektanden, zo dat
een Paard, als het vyf jaar oudis, uitgewisfelt
heeft.—Vervol gens ziet men naa de holligheden der
tanden. — In een Paard van zes jaar zyn de hol-
ligheden van de vier grasbyters gevuld. —Op het
ze-
gtdeeld is door Mathiiu Dotz en Servaas vas
»«n Bero, welke laatfte wel byzonder aan de liand 'geeft, de
wyze, op welke de beste faarden met het raeeste voordeel aangefokî
fajnnen wmcIçb,
-ocr page 123-
3i8 Lanbbouwkundiô
zevende jaar de holligheid van demiddentanden,
en, als het agt jaar oud is, ook die van de hoek-
tanden (*): «#• zynde wyders omirent de keentjes
of holligheden der agterste tanden in acht te nee-
jnen , dat hierin een merkelyk onderfcheid ge-
vonden wordt by Paarden, die in de laatfte jaa*
ren op zandgronden , en in die , welke op klci-
grondcn gevveid zyn.
Zeon. Hoe oud behoort de Hengst te zyn om
te dekken?
Landm. Ten minsten drie jaaren. Beter édi-
ter is het, dat ze vyf a zes jaaren oud zyn. Het
dier is dan in de beste kragt. — Men mag dan
kloeke en gezonde Veulens verwagten.
Zoon. Hoe oud behoort de Merrie te wee*
zen?
Landm. Des kundigen laaten een Merrie reeds
op de drie jaaren dekken. Dit geeft voordeel,
zonder de Merrie te benadeelen, die daar door
Zelfs beter uitzet (f).
Zoon. Welke is de bekwaamfte tyd om de Paar-
den te laaten dekken?
Landm. Zo men de Merriën in het Iaatst van
May, of begin van Juny, laat dekken, zal men,
daar de dragt elf maanden is, de Veulens kry-
gen tegen den tyd, dat de Paarden in'tlandgaan,
dat goed en tevens min kostbaar is. Met hetfpee-
uen wagte men wyders, in dat geval, tôt dat de
zo-
(OZiehieïoverBouRGELAï.— De kunstovethet oord«ek»
to«i Paarden, pag. ai!, en volgende.
Ct) 2ie Verhandeling van Servaas van bbn Berc, X*
S|«l s Scuk vin de Veiuandeliiig der Maatichappy vu den J.wdb.
-ocr page 124-
SCHOOLBOEK.
319
zomer-hette voorby is. Veulens in February
gebooren, kunnen, als zy benevens de moeders
goed onderhoud hebben, voor de groote zomer-
hette gefpeendzyn De Moeders voeden deeze
boven dien in een tyd, dat 'er zo veel niet te ar-
beiden valt.— Ook zyn deeze Veulens de laatere
in groei en fterkte voor uit. De Merriën gedekt
wordende, moeten niet al te vet zyn. — Ze zyn
dan Blinder gefchikt om te ontvangen.
Zoon. Hoe behandelt men de Même geduuren-
de de dragt ?
Landm. De oppasfing en behandeling der Mer»
rie vordert geen byzondere oplettenheid, âls al~
leen in de drie laatfte maanden. Men zal ze dan
niet doen draaven of fpringen — ook bewaaren
voor zwaare vermoeijing en fchrikken. Een en
ander kan een ontydige afzetting der vrugt ten
gevolge hebben. Het hooren van een fnaphaan,
of kanonfchot, is fomtyds oorzaak geweest van
het verleggen der vrugt. Te veel rust is ook
fchadelyk. Men gebruike ze dus liever voor-
zichtig en met maate voor den ploeg, of ander
werk , dat zy gaande vefrigten kunnen. De be-
weeging bevordert den omloop en de affchei-
ding der vogten, en doet de zugt, die zig op het
uijer, en fomtyds langs de fpoorader zet, ver-
dvvynen.
Zoon, Waar aan ontdekt men, dat de tyd der
verlosfing daar is?
Landm. Wanneer het uijer, lia gedaane bewee-
ging,niet meer verdwynt, loopt de dragt op het
einde. , Wanneer de fpeenen zig openen en 'er
Vogten
aan haugen, of afdruipen, komt het Veu-
H 4                         îea
-ocr page 125-
izo Landbouwkundig
len doorgaans binnen 24 uurcn. Men moet ech»
ter te vooren aan de fpeenen niet getrokken heb-
ben ; want dan gaat dit teken niet vast.
Zoon. Welke hulp kan men by de verlosfing
toebrengen?
Landm. Doorgaans is 'ergeen hulpnoodig. Het
Veulen wel geplaatst zynde, gel'chiedt de door-
gang meest al zeer fpoedig, uit hoofde vau de
kragt, die het Paard te werk ftellen kan (*). Men
?ôrge echter voor het leeven van 'tVeulen:want
als het Paard het Veulen uitwerpt, te gelyk met
het vlies, waar in het beflnten is, zonder dat
het vlies breekt, zou het Veulen, wanneer het
Vlies niet fpoedig open gemaakt» of gebroken
wierdt, fchielyk kunnen fmooren. Dit vlies toch
Jean zcer wel heel naar buiten komen,zonder dat
de Irioederkoek los gaat. De helm (haal} van
een Paard beilaat in twee deeîen, vereenigd
door een kleinc buis, waar door de nave'fbreng
gaat, Het eene deel voert het voedzel aan. Dit
deel is, of kan de moederkoek genaamd worden.
In het ander deel is het Veulen befloten. Ook
_gebeurt het wel eens, dat het Paard, na de ver-
losfing , voor het af breeken der navelftreng, op-
xyst, en dat, zo hier door, als door het fparteleit
van 't Veulen, dezelve te kort aan het lyf, of
ook wel binnen de huid van het Veulen af breekt,
çn de buik van het Veulen open fcheurt. Oin
dit
(*) Zie over de behandeling Wn Paarden, by moeijefyke verlos-
iingen —. Geneejwyze van de Ziektens en Kwaalen der Paarden.,
vertaalt door R. Fonteih, te Amfterdam by G. Warnars, c*
tt Patlinficn l»y ytm 4tr Plants, 1775. pag, 100. ea v»lgeade„
-ocr page 126-
S C H 0 0 L B 0 E K.
iai
dit een en anJer voor te komen, fnyde men,zo
ras doenelyk , den navelftreng een hand breed
van het lyf van het Veulen af. Voor bloedftor-
ting heefc men niet te vreezen.
Zoon. Hoe behandeit men Moeder en Veulen
verder?
Landm. Men houde dezelve van andere Paar-
den, itil en gerust, afgezondert. Men geeve de
Moeder goed hooi en haver, ora de kragten te
heritellcn, eu genoegzaame melk ter voedingvan
het Veulen in het uijer te doen komen. Men
laate haar de eerstetwee weeken geenvverkdoen:
want een geringe vermoeijing, kort na de verlos-
fing, zou doodelyk kunnen zyn.
Het Veulen moet vvyders, zo ras doenelyk is,
voor de Moeder gelegd vvorden. — Deeze zal
haare vreugd daar over betoonen, en het begin-
nen te likken. Dit is des te noodzaakelyker ,
om dat, wanneer de Moeders haar Veulens niet
bekomen, dan na dat zy droog zyn, zy die dik-
wils niet vvillen aanneemen. Men laat de Mer.
rien , in de laatlte dagen der dragt, ten minsten
des nachts, los in een hok loopen. Ook is het
goed, dat men ze niet vast bindt, als zy by het
Veulen in de liai zyn : om dat het Veulen zigvvel
eens verhangt in den halfter, of het to*w,
waar aan de moeder vast gebonùen is.
Zoon. Wanneer de Moeder het Veulen nîetwil
aanneemen wat dan gedaan?
Landm De Merrie zeer kwaad op het Veulen
zynde, het zelve bytende en flaande, is het best*
het Veulen weg te neemen, en met Koemdk op
te voeden, dat zeer wel gelchieden kan. Allcen
H 5                    weh
-ocr page 127-
ia» Landbouwkundx.o
weigerende het te laaten zuigen, en het verder
geen kvvaad doende,moet menhetvleijenenftree-
len, en het aijer, eerst met de hand, daar na
met een ftroo vvis, wryven. Daar door leert het
de beweeging, wclke het Veulen aan het uijer
maakt, beter verdraagen. -
          Voorts is het
goed, dat men wat melk uit het uijer trekt, en
het Veulen ingiet. —■ Het wordt daar door ver-
fterkt. Het kan de fpeenen ook beter vatten ,
dan wanneer het uijer al te ftyf, of vol is. —
Vooralmoet men zien, of de melk wel in een ge-
noegzaame hoeveelheid in het uijer konit : want
indien hier aan gebrek vvare, en dit geen gevolg
van ziekteis,zal men het, twee ofdriemaaldaags,
wat tariv in de krib geeven. Een maatje of een
zestiende van een fchepel, in twee of drie keeren
gegeeven, is dikwils genoeg,omaan hetoogmerk
te voîdoen.
Moeder en Veulen goed gras hebbende, behoe-
ven niets anders.— Gras is hetbestevoedzelvoor
een Paard, byzonder gefchikt om de melktever-
meerderen. Men geeve echter de Moeder wat
haver, zo lang men, wegens dekoude, genood-
zaakt is, om haar, benevens het Veulen, des
avonds op ftal te zetten. Wanneer men ze nog
piet in het land kan doen, is het goed, dat men
bet Veulen, dat, veertien dagen oud zynde, al
hooi begint te eeten, twee of drie maal op een
ùag, een hand vol haver geeft.
Zoon. Hoe lang laat men de Veulens by de
moeders?
Landm. Ten minsten vier maanden. Voor dien
ouderdom zyn ze niet in ftaat, om by gras en wa-
tes
-ocr page 128-
SCHOOLBOEK.               J1J
ter te leeven, of haar eigen voedzel te nee-
nien.
Zoon. Hoe behandelt men Moeder en Veulen
by het ipeenen?
Landm. Men befmeert het uijer met traan en
groene zeep , door elkanderen gemengd. Het
kruis met ebbeflyk, of moddcr uitde floot; welk
laatste men den tweeden en derden dag nog wel
cens mag herhaalen. Voorts zal men de Moeder
maatig laaten werken , tôt dat de melk opge-
droogd is, dat in vier of vyf dagen gefchiedt. De
Veulens zet men, agt of tien dagen, op ftal, de-
zelve met gras en water voedende. Ook wel ia
een goede, beiloten weide, zo verre afgelegen,
dat de Veulens de Item der Moeders niet kunnen
hooren. Ailes fchikt dan zeer wel ; byzonder als
men 'er een bejaarde Merrie by doet, waar aan
zykennishebben,endie,indat jaar, geen Veulen
gehad heeft.
Men laate ze wyders, het overige van den zo-
mer, op hooge landen weiden, niet alleen ora
dat die het gezondfte en voedzaamfte gras ople-
veren, maar ook, om dat de vogtigheidvamlaage
en drasfige gronden de jonge Veulens zeer na-
deelig is. Ze moeten dus,in hetnajaar,byiregen-
agtig weer, niet te laat in het land blyven, ea
vooral dan niet op klaverîanden weiden : om
dat de klavers, nog meer als het gras van laage
gronden, fapryk zyn ; vooral nog jong of malsch
zynde. Jonge Veulens fterven dan dikwils in
den winter..
Voorts moet men de Veulens, in den eersteil
winter van haar leven, kragtiger voedzel gecven ,
dan
-ocr page 129-
194 LANDB0UWKUNDI6
dan wanneer ze twee en drie jaar oud zyn. Zon-
der dat komen zy in verval. In het voorjaar
ferenge men dezelve zo vroeg raogelyk in het
land. Op hpoge landeryen, door boomgaarden
aïs ariderzins voor de winden bcfchur, kan rnen
de Veuiens ook des winters laaten, mits ze des
nagts in een bcfloten ichuur, vvaar in een ruif
met best hooi, komen. Wanneer men ze wyders
een weïnig haver geeft, zullen ze béter dan
op ftal groeijen, vlugger en gezonder zyn; voor-
namelyk als men meer dan een Veulen te fa-
men opbrengt. In den daar op volgende wintcr
kunnen zy by minder kragtig voedzel leeven.
Men kan dezelve dan, en vervolgens, byzonder
in den voorwinter, meerendeels met ftroo, in ge-
noegzaarne hoeveelheid gegeeven, voeden. Dan
zy zullen aile by dezelfde foort van voedzel, en
by dezelfde hoeveelheid niet even fterk blyven,
en even goed groeijen. Dierhalven moet imn al-
ryd, naar de omftandigheid, het voedzel veran-
deren, vermillderen, of vermeerderen. De jonge
Paarden moeten niet vet gevoed, maar nogthans
glad en fterk gehouden worden. Aïs men de
jonge Paarden opvoedt tôt eigen gebruik, of om
op het tweede of derde jaar te verkonpen, moet
sien ze voeden op die gronden, die men heeft,
of voor handen zyn. Maar indien men dezelve
tôt den mogelykften trap van volkomenheid bren-
gen wil, moeten ze geweid worden op hooge,
vette gronden , gras opleverende , dat kort ,
rond en digt aan den grond is. In den wintermet
hooi van zodanige landen gewonnen, en wyders
met eene maatige hoeveelheid haver ; zorgende»
her
-ocr page 130-
S C H 0 0 t, B 0 E K.                 1*5
het geheele jaar door, dat ze nietovermaatigkun-
nen eeten. Kragtig voedzel, maatig gebruikt,
geeft vast vleesch en een groot fterk ligchaam ,
dat te gelyk fyn en fraai is.
Zoon. Wanneer maakt men de jonge Hengften
tôt Ruinen?
Landm. Gemeenlyk als zy één jaar oud zyru
Dan zyn de zaadballeii veeltyds in de balzak ge-
zakt. — Zwakke Veulens doet men het op de tweè
jaaren. De operatie is gevaarlyker naar maate
de Paarden ouder worden. Als men de Veulens
fnydt, als zy, in het voorjaar, drie a vier weeken
in het land geloopen hebben, en, gefneeden zynde,
in het land laat, wordt de groei daar doorweinig
gehindert. Een gemaatigde luchtsgelleldheid en
beweeging is der geneezing zeer bevorderlyk.~
Zoon. Hoe oud behooren de Paarden te zyn,
ils zy tôt den arbeid gebruikt worden?
Landm. Men leere haar het werken als zy twee
jaaren oud zyn , zorgende dat men haar geen
zwaar werk laat doen. Wanneer men dit uitftelt,
tôt dat zy kragtiger en tevens ook weelderiger
zyn, bezeeren zy zig al ligtelyk onder het wer-
ken, of verzetten 'er zig tegen,en wordenkwaad-
williger. Een Paard heeft zyn vollen wasdom en
volkomen iterkte niet, voor dat het den ouder-
dom van vyf jaaren bereikt heeft. Daarom zal
men een Paard, dat drie jaar oud is, weinig, en
ligt werk laaten doen. Vier jaar oud zynde, be-
fcoeft men het minder te ontzien. Eene Même
tôt haar vyfde, en een Ruin tôt zyn zesdejaar
van zvvaaren arbeid verfehoonende, zal men 'er
in het vervolg meer dieast van hebben.
Zoon.
-ocr page 131-
126         L A N T> B 0 U W K U N D ï Ù
Zoon. Men heeft in aile Provintiën van onâ
Vaderland zulke beste weiden niet, als 'er voor
Paarden gevorderd worden?
Landm. Dat rs waar. —• De beste weilanden
voor dezelve heeft men in Groningen en Fries-
land.
Daar heeft men ook, om die reden, de beste
Paarden.
Zoon. Is het teelen van jonge Paarden dan wel
voordeelig voor Landlieden, die geen andere als
Jaage weilanden hebben, of, doorgebrekaanwei«
landen, dezelve op klaverlanden moeten weiden,
en met klaverhooi en met ftroo in den winter
voeden ?
Landm, Schoon het waar is, dat de Paarden,
op zulke gronden geteeld en opgevoed, zo fraai
en fyn niet vallen, kunnen zy evenwel tôt trek-
paarden gebruikt worden, en hebben dit boven
anderen voor, dat zy den grond en het voedzel
gewoon zyn. Ook geeven deeze, jong verkogt,
goed voordeel. Dan elk Landman moet voor zig
zelve weeten, of het teelen van jonge Paarden hem
winst kan aanbrengen. — Paarden, op klaver-
landen opgevoed, zullen grooter en fterker wee-
zen, naar maate de gronden hooger zyn. Havef
en wikken komen wyders zeer wel te pas, als de
klavers verminderen, en leveren veel groen voer
op.
Zoon. Is het hooi van de klavers even zo goed
voor de Paarden, als dat van weilanden?
Landm. De Paarden eeten het liever als gras-
Iiooi van laage of vogtige weilanden. Zy ftrooijen
îiet veel minder. De Paarden eeten niet gaarne
hooif
-ocr page 132-
S C il 0 0 L Jt O E K.
lÙf
Jiooî, dat taaî, of zagt tusfchen de tanden is. Het
klaverhooi maakt dikker blocd.
Zoon. Welke Iioedanigheden moet het Paar-
denhooi hebben?
Landm. Droog gehooid, niet gebroeid, frisch
van lucht,wel gevvonnen,niet ftoffig.—Stinkend
of bedorven hooi is voor de Paarden zeer nadee-
lig. Ze zullen daar flegter by groeijen aïs by zui-
ver ïîroo. Aïs het hooi ftoffig is, moet men het
wel opfchudden voor het op de ruif komt. Als
het hooi lang op de ruif blyft leggen, en door
den adem van de Paarden vogtig wordt, is het
voor hun zeer ongezond. Daarom voert men
dikwils daags, en maar weinig te gelyk.
Zoon. Welke foorten van Graanen ,en ander
kort voeder, kan men, benevens den Haver, tôt
voeder voor de Paarden gebruiken?
Landm. De Graanen, dietotPaardenvoedergc-
bruikt vvorden, zyn, benevens de Haver, Paar-
denboonen, vvitte Erweten, Wikken, Garst enz.
Men geeft ze ook zemelen, roggenbrood, lyn-
en hennipkoeken , geele peen , mangehvortel,
enz. Hennipkoeken is een zeer gezond byvoeder
voor de Paarden.
Zoon. Zyn aile deeze en verdere foorten van
graanen en voeder even nuttig en gezond?
Landm. De haver wordt algcmcen voor het beste
voeder gehouden. Paardenboonen zyn ook gned,
maar verdikkenhetbloed. Zyn dus best voor Paar-
den, diezwaarmoetenarbeiden. Wikken en witte
Erweten maaken insgclyks dikker bloedalsdeha.
ver. Deeze graanen worden echter weinig aan
Paarden gegeeven. - Ze zyn geen eigemlyk gezegt
l
-ocr page 133-
ia8 Landbouwkundig
Paardenvoêr* gelyk ook niet de Garst efl Spelt*
By voorkomende gelegenheden mag men ze édi-
ter de Paarden vryelyk voorleggen. Van witte
Erweten groeijen zy uitneemend ; gelyk ook van
Spelt. Garst geevende, moet men wintergarstge-
bruiken. — Zemelen voeden weinig. Roggen-
brood wordt meest gebruikt op reis , of door
Voerlieden. Lyn- en Hennipkoeken wordenook
niet overal gevoerd. Ze zyn evenwel een gezond
voedzel, en d'oen de Paarden glad vvorden. Geele
Peen* en Mangelwortelen voeden veel minder als
de Graanen. Zyn éditer nuttig, en maatigen de
hettein de ingewanden endcdiktevanhetbloed;
waar door de ongemakken, welke uit het voeren
van Paardeboonen zoude kunnen ontftaan, voor-
gekomen ofvenninderd worden.
De Graanen moeten wyders niet nat, muf, of
ftinkend zyn. Als de Graanen niet wel droog zyn,
kunnen de Paarden die met de tanden nLt klein
breeken. Ze blyven Eaar in de tanden han»
gen. — Schoon ftoffig Graan nadecligis,magmen
éditer, orider aile de Graanen, wel zuiver kaf van
tarw, van lynzaad, of van gefneeden tarwe, of
loggeftroo mengen.
Zoon. Kanmen de hoeveelheid van voedzel niet
Jbepaalen?
Landm. Neen. Aile Paarden hebben niet even
veel voedzel noodig. 'Er moet bovendien onder-
fclieid gûmaakt worden tusfchen Paarden , die
weinig beweeging hebben, en die, welke zwaar
moeten arbeiden. Dierhalven moet men, naarde
meerdere of mindere grootheid, en nog meernaar
de meerdere ofminderebeweeging ,of vermoeijing
der
-ocr page 134-
Schooleoek,» iy-j
der Paarden, het voedzel, en byzonder de hoe-
veelheid van haver, ofander graan* vermeerde-
ren , of verminderen : geevende altyd eer te wei-
nig dan te veel.— Men moet al verder niet den-
ken, dat het nadeel van overmaatigen arbeid
door vermeerdering van voedzel kan vergoed
worden. De weinige lust tôt ecten, welke men
in zulk een Paard vvaarneemt, bewyst genoeg,
dat zwaare vermoeijing een nadeeligen invloed
op de fpysverteering heeft ; —- dat de honger
wel door het voedzel kan worden geftilt, maar
dat vermoeidheid alleen door rust herfteld
WOl'dt.                                  . .^gMMMMIMMpI
Ten aanzîen van den tyd en de wyze van voe-
den handele elk naar zyne eigene omftandighe-
den. Het meeste voordeel van het voedzei zal
men hebben , als ze het geregeld, op gezette
tyden, ontvangen.Dikwils op een dag, weinig te
gelyk is het best. ——— Het hooi. en Itroo blyft
dan op de ruif koel en frisch. De haver enz.
op gezette uuren, twee ofdriemaal daags,gegee-
Ven, moet men niet met een ichop., of bak, maar
met de hand door de kribbe zo dun ftrooijen,
dat ze die met de tong alleen kunnen oplekken.
Dan verbreeken zy de,korrels veel beter, dan
wanneer ze die met de lippen kunnen opneemen.
Ze worden 'er dus betcr door gevoed. Wyders
jnoet men de Paarden op gezette uuren en gere-
geld doen arbeidett, naar de kragten, welke zy
hebben; naar het werkjdat zy verrigten, en naar
het voedzel, het welk men geeft. Dan hebben
zy tevens gezette uuren om te rusten, en om voed-
zel te gebruiken. Omtrent het water valt aan te
I                         mer-1
-ocr page 135-
133        LANBBOU W K UNB16
merken, dat het zuiverste buiten twyffel hctbes-
te en gezondfte is.—'Aan brakagtigen minderzui-
ver water gewoon, fchynen zy echter daar door
Blinder benadeelt te worden, als men anders wel
denken zou.
Zeon, Hebben de Paarden veel drinken noo-
dig?
Landm. Op de ftaî, weinig of met arbeidende,
geeft men ze, in denwinter,doorgaans,tweekee-
ren op een dag, dat is des morgens, en des na«
middags, zo veel water, als zy willen drinken.
Arbeidende, of op weg zynde, zal men ze dikwils
drinken aanbieden, byzonder als het weêr warm
is. — Doordên dorst worden ze dan meer bena-
deelt en verzwakt, als door gémis van genoeg-
zaam voedzel»
Zoon. Hoe moeten de ftallen ingerichtworden,
ora tôt een bckwaam verblyf voor de Paarden te
dienen ?
Landm. De ftallen moeten eene behoorlyke
lengte , en , naar het getal der Paarden , een
bekwaame ruimte hebben, ora gemakkelyk agter
en tusfchen de Paarden te kunnen komen. >—->
Vier en een halve voet ruimte, of daaromtrent,
is voor elk genoegzaain. De plaats, waar op zy
itaan , moet hegen voeten lang zyn, zonder de
goot. Althans de Paarden moeten, wanneer zy
een trede agterwaards doen, niet in de goot trap-
pen. — Hier door toch zouden de agtervoetert
benadeelt kunnen worden, *t geen ook plaats zou
kunnen hebben, als de ftallen agter veel laagef
zyn aïs voor. Dan kunnen de agtervoeten haar
natuurlyken rtand niet behouden, en buigen te
veel
-ocr page 136-
SCKOOLÎOÎÏ.
131
veel door, waar door zy verzwakt en bedorven
worden. — De krib , waar in de Paarden haar
kort voeder krygen, en onder de ruif geplaatst
is, moet zo hoog zyn, dat het Paard daar uit in
een natuurlyken ftand en houding kan eeten. De
ruif moet niet te hoog zyn, vooral niet voor jon-
ge Paarden : ivant, gelyk een hooge krib de Paar-
den aan een goede houding gewent, zo kan een
hooge ruif oorzaak zyn, dat zy een verkeerden hais
krygen, dat is, dat die aan haar begin, even
voor de fcboft een laagte krygt, welke door het
hoog reiken veroorzaakt wordt. — De gootmoet
vlak geïlraat zyn, doch zo, dat het water zig be-
hoorlyk ontlasten, en in een daar toe gemetzclde
put verzameld worden kan C). De pui ofhet
befchot vôôr de Paarden moet behoorlyk digt,
en daar in, even boven de krib, een ilag ofval.
lende deur zyn, waar door men het korte voe-
der geefc. Voorts behooren de Paarden op de
italien van togt en felle koude bevryd te zyn ;
zo echter gemaakt, dat de verfche lucht 'er ge-
inakkelyk binnea komen kan. ûm de Paarden
gemakkelyk te voeren, plaatfen de Huislieden ,
die graanen teelen, de Paarden langs den dorsch-
vloer. Anders is het goed, dat men de hooizolder
boven de ftallen heeft, de ruiven zd maakende,
dat men het hooi van de zolder in de ruiven kan
werpen. —
De Paarden een natuurlyken afkeer van aile
on-
(♦) Zic over "net nuttig jetiruilc van de gier, of het water der
ïtaden en anùcre Diercn, Vcrhandclingcn van de Maatfehappy va»
'*îjj LandboHw, X D«els a Stuk, pag. J24.
1 a
-ocr page 137-
i3a Landbouwkundig
onreinheid hebbende, lydcn 'er merkelylîe na-
deeien door. Een al te warme, en door de uit-
waasfeining der mest en menigvuldige inade-
ming bedorven' lucht heeft niet alleen geen ver-
mogen, om de Iongen genoegzaam uit te zetten,
maar is ook minder gefcbikt, om de laatfte ver-
andering , welke de voedende fappen door de
werking der lucht in de Iongen ondergaan, te vol-
brengen en het bloed teverbeteren. Oradeeze en
andere redenen zal men de mest, ten minsteil
eens daags , uit de ftallen fchoon en zuiver weg
ruimen ; de lucht wyders in dezelve zuiver hou»
dende, door 'er dikwils verfche lucht binnen te
laaten, of de gemeenfchap met de buiten lucht
open te houden.
Voorts moeten de Paarden droog en zindeîyk
Icunnen ftaan en leggen. Men moet ze goed on-
derflrooijen, de mest dikwils van onder de voe-
ten weg veegende. Aïs men het ftroo nïet overvloe-
dig heeft, beîiooren de Paarden evenwel des
nachts eene bedding van droog ftroo te hebben,
om op te rusten, welke men des morgens weder
kan opneemen. De Paarden zelve zal men, elken
morgen, van aile ftof en onreinigheid met de ros-
kam en borftel zuiveren. Het voordeel, dat aan de
Paarden daar door toegebragt wordt, is byna on-
geloofîelyk. Een Paard zal daar door, by eene
mindere hoeveelheid voeder , vetteî blyven, of
fterker groeijen , dan wanneer de ftof en de
vuiligheid zig op het ligehaam der Paarden tôt
een korst zet, jeukte veroorzaakt en de uit-
waasfeming belet.
Nuttig en noodzaakelyk bovendien js eene ge-
pao*
-ocr page 138-
S C H 0 © L B 0 E k.
as?
paste beweeging; vooral dan, wanneer fterk ge-
voed, of dik in het vlecsch gehouden worden.
Deeze verfterkt het geheele geiîel. — Zelfs zou
het voor de Paarden in 't gemeen, doch voor de
Veulens in 't byzonder, zo als vvy reedshiervoo-
ren (*) aanftipten, zeer voordeelig zyn, dat ze
op de italien niet gebonden wierden, maar vry-
heid hadden , om buiten dezelve op een hoek
gronds tegaan, loopen, fpringen, fpeelen. Hier
door zouden ze niet alleen minder ftram en ftyf,
maar ook fterker en gezonder worden (f). Dus
moeten de Paarden, by goed weêr,den geheeîen
dag niet op'ftal blyven, maar afgereden worden.
Drooge koude moet men r.ooit ontzien; alleen
zorgende dat men ze niet ftil ftaan of drinken
laat, als ze nat bezweet zyn. Is éditer het Paard
zo afgemat en door grooten dorst geplaagt, gee-
ve men het eene dikke flobbering van zemelen
en water. Ook moet het, in zulk een geval, geen
haver, of ander graan, maar gras, of hooi hebben,
tôt dat de grootite vermoeidheid over, en het
zweet opgedroogt is.
(»} Zic bladz. 124^
( j-) Zic de manier, waar op dit kan gcfcUieden, opges«even in
Je NiCUWC Wyze van Laiidbouw, 4 Stuk blatlz. 23Z en volgendç.
I 3                         ZES-
V
-ocr page 139-
Lahdbouwïuhdu
ZÏSDE ZAMENSPRAAK.
Ovcr de Ziektem en Ongemàkkcn der Paarden;
derzelvcr Kentekenen ; Oorzaaken en Midde-
Un ter geneezing.
Landm. De ziektcns en ongemakken der Paar-
den zeer menigvuldig zynde , moeten wy oni
bepaalen by die, welke het meest voorkomen.
Zoon. Aan welke inwendige ziektens zyn de
Paarden het meest bloot gefteld?
Landm. i. Aan den Droes.
2.----- Verkouwdheid.
3.  —; Hoest.
4.  — Longziekte.
5.  —— Dampigheid.
6. ----- Vervangenlicid.
7.  —■ Vyvcrziektc.
g. — Loop.
9. —— Buikpyn.
jo. .— Verftopping.
ï 1. — Ophouding der Pis.
. 12. ----- Wormen in de Maag en Inge«
wanden.
13. —— Bloedpisfen.
14.----- Het Bloed ofVuur.
15, ----' Zwelling doov Winden.
Jonge Paarden krygen de droes meest aile ;
éditer in eenen mecr of minderen trap. Men kent
deeze ziekte daar aan, dat het Paard lusteloos en
treurig wordt, — dat in de holligheid tusfchen de
kaak
-ocr page 140-
Schoolboek;
335
kaak zig een gezwel vertoont, waar door de
geheele holligheid fomtyds gevuld wordt. Ook
ontlast zig gemeenlyk fnot uit de neusgaten.
Zton. Hoe behandelt men deeze ziekte?
Landm. Ze geneest veeltyds door de ontlas-
ting der fnot. — Wanneer de ftoffe zig niet ge-
noeg ontlast, komt 'er een zweer tusfchen de
kaaken. Ook vvel op andere plaatfen aan het
hoofd.~-In dat gcval is men gehouden middelen aan
te wenden, uni het gezwel tusfchen de kaaken tôt
rypheid te brengen. Men bewinde dierlialven
het hoofd, byzonder de ngtcrkaak,met een lams*
vel; befmeere het gezwel met reuzel, tôt dat de
etter gernaakt is. Dan opene men de zweer aan
den onderkYrjt, De etter ontlast zynde, nuit zig
de wonde en het Paard is gezond. Wanneer éditer
de droeîftoiFen zig, noch door de neusgaten, noch
door de wond genoeg ontlasten, zal men in de
borst een dragt zetten met de wortel Heîîeborus
(Vierkruid) en 'er die veertien dagen of drie
weeken in laaten zitten ; want het is zeer goed
voor de Paarden, dat ze wel uitgedroest heb-
ben. ~ Jongc Paarden, door deeze ziekte,in het
voorjaar, aangetast, jaage men in het land. Het
jonge gras is het beste geneesniiddel dat mengee-
ven kan.
Zoon. "Waar aan kent men de verkouwdheidder
Paarden ?
Landm. De tekenen deczer ziekte hebben eeni-
ge overaenkomst met die van den droes. Het
l'aard is treurig en onlustig. De ademhaaîing
eenigzins belemraerd. Het hoest en loost vogt
uit de neusgaten, wit van colcur ; in den begin
I 4                         ne
-ocr page 141-
Landbouwkûnjig
Trfî
ne helder. Daar aa wordt het dikker. De kiie*
ren van de kaak zwellen echter niet.
Zoon. Waar door ontftaat deeze ziekte?
Landm. Door een gehinderde of geilremde uit«
waasfeming.
Zoon. Hoe geneest men die ziekte?
Landm. Wanneer dezelve zvvaar is, 't geen uit
de meer bezwaarlyke ademhaling, en uitdemoei»
jelyke doorzwelging van het voedzel te ontdek-
ken is, zal men het Paard, vet en volbloedig
zynde, den halsàdcr openen. Het Paard zwak
zynde, laat men het niet (*j), maar ilooft het hoofd
met de waasfem van heet water, of vangekookte
wintergarst, waar door de kwaade ftollen, in de
vaten van het hoofd en die der longen opgehoopt,
verdunt, en de verfloppingen vveg genomen wor-
den. Geduurende de zwaarste toevallen geefc
men,in den winter,geenandervoedzel, danfriscla
ftroo , op de i-uif» I" *ni zoraer gras. Voor
kort voer zemelen, in heet watergebroeid. Voor
geen ontfteeking vreezende, geeft men, by zui-
ver ftroo op de ruif, tvvee maal daags wat win-
tergarst , een weinig bevqgtigt, en daar onder
het^poeder No. 17. 0»ze Paarden krygen in
het najaar veel maalen ligte verkouwdheden., dik*
wlls zonder eenige middelen herflellende, en zig
■eerst zi<nbaar vertoonende,als zy op de italien in
rust komen. Het vocderen met zuivere winter-
garst, of wel een lepel van het poeder No. 17,
daags
(•) Zie over het laaten van PaarJen — Gcnceswyze van c!e
ZieUtensenKwaalendet Paarden, veitaak cîoorR. Fonte in, t«
Auiiîcrdam by G. Wamars, 1?75' V»è- 7 ™ vQ^nde.
-ocr page 142-
SCHOOLBOEK.                  13?
tlaags daar onder'gedaan, is veeliyds van een
goede uitwerking. Helpen deeze middelen niet,
doe men het Paard de waasfem van half gaar ge-
kookte wintergarst inademen. Men doet die in
een zakje, waar in men de neus van het Paard
ïleekt, het zelve boven de ooren met een touw-
tje vast maakende. Men neemt de garst zo heet
als het Faard verdraagen kan. — Herhaalt dit
twee of drie maal op één dag, tôt da<- de volko-
me geneezing, byna nooit misfende , daar is.
Zoon. Waaraankent mendenkwaadendroes?
Landm. Aan een geitaadige uitvloeijing van een
ftinkenden etter, ofkleeverige Itoffe, uit cén, of
cok wel uit beide de neusgaten; bruin of geel,
ook wel groên of roodagtig van coleur ; àityd ge-
paard met eene opzetting van de klieren van de
onderkaaken , die daar door minder bevveeglyk ,
en aan het been fchynen vast gegroeid te zyn.
Deeze ziekte wordt ongeneeslyk geoordeelt,
en tevens voor befmettelyk gehouden (*).
Men wagte zig dus zorgvuldig voor een kwaad-
droezig Paard, en ontdoe 'er zig op de best mo-
gelyke wyze van.
Zoon. Is de hoest niet eene ziekte, welke me-
de uit het vatten van koude ontftaat "?
Landm. Dit heeft wel veeltyds plants ; maar
de hoest kan ook ontftaan uit een kvvaade hoeda-
nigheid der vogten, welke in de iongpypjes en
in
(*) Zie over deeze ?.ie';tc eene Verhandeling van p. Camper,
te
vinden in de Nieuwe Wyzc van Lamlbou.vcn, 2 Stuk pag. 32, en
dcnNcderlandfchenSialmeestcr van L. W. F. vanObbschei.
witz, 'sHagsbyP, yen Ciccf, J763. pag. 2»». en volgende.
-ocr page 143-
Landbouwkundiô
^3
in den ftrot en gorgel prikkclingcn veroorzaa»
ken. Dikwyis krygen de Moederpa:irden deezç.
ziekte, als de Veulens pas gefpeend zyn.
Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte ?
Landm. Het Paard nict dikwils of nict fterk
hoestende, is de ziekte van gcen groot bclang,
en wordt zeer ligt gencezen door het middcl No.
ao. Als de hoest fterk is, en het Paard vee! maa-
len hoest, is 'er vreeze voor een ontfteeking in,
de borst. In dat geval moet men tevens in den
hais ader laaten, ora de ontfteeking voor te ko-
men, het welk men, naar de omftandigheid,nog
cens of tvvee maal, binnen de tvvee maal vier en
twintig uuren, herhaalt. Ook is 'tgoed het Paard.,
tvvee of drie raaal op een dag, de waasfem vrai
heet water, of lieetc garst te laatan inademen, en
warm water met honing gemengd te laaten drin-
Jceii.
Zoon. Waar aan kent men de longzickrc?
Landm. Een Paard , de longziekte of teeriflg
liebbende , is treurig, kwynt, eet weim'g. —
Het hoest en ontlast fnot uit de neus, dat etter-
agtig » en veeltyds ftinkende is : wordende de
ontlasting door den hoest aangezet of bevordert.
Op de geueezing deezer ziekte kan men niethoo-
pen.
Zoon. Waar aan ziet men, dat een Paard dara-
pig is?
Landm. Aan de kortademigheid, gemakkelyk
waar te neemen aan de gefpannenheid en het fterk
flaan der zyden, welke kortademigheid veeltyds
van hoesten verzeld is (*).
Zoon.
Ç*) Zia Ccneesw. valide Ziektcus en Ongem.der Paardenst>1.76 tôt ?r-
-ocr page 144-
SCHOOtlOIÏ,
m
Zoon. Waar uit ontftaat deeze ziekte?
Landm. Een Paard, eng van borst, naauw van
vooren , plat van ribben zynde, kunnen de
longen zig niet uitzetten, en een genoegzaame
hoeveelheid lucht bevatten. De toevallige dam-
pigheid ontftaat uit lang en fterk ryden, flegt
l»ooi, ftoffige of muffe baver , te overvloedig
voedzel, te veel ftil ftaan op raorsfige ftallen, of
in bedorven lucbt — in een vvoord, uit ailes, wat
de vogten kan bederven, de longen verftoppen
of ontftellen.
Zson. Hoe geneest men deeze ziekte ?
Landm. Zeer bezwaarlyk. De Paarden nog
jong en de kwaal niet veroudert zynde, kan men
de geneezing beproeven. Dan het is veeltyds best,
ZUlke Paarden te gebruiken , zo als ze Zyn, en
ze zo veel mogelyk, het geheele jaar door,buiten
in liet land te laaten.— Ze zyn inden zomergoed
voor den ploeg. Ook in den herfst en lente zou-
den ze daar goed voor zyn. Maar, dewylmenze
op ftal kragtig voedzel onthouden moet, zyn ze
te flap en magteloos om te arbeiden. Ze mogen
geen klaverhooi nog Paardeboonen ; ook raaar
wcinig grashooi en zeer weinig haver hebben.
Als men ze op de ftallen niets anders geeft dan
frisch ftroo zyn zy 'er het best aan.
Zoon- Watis vervangenheid?
Landm. Wanneer bals en voorste beenen ftyf
zyn; wanneer het treurt en niet wil eeten. Ook
kan het bezwaarlyk voort gaan. Het is een zeer
gevaarlyke ziekte, en wordt zelden volkomen
geneezen.
Zoon. Waar uit ontftaat deeze ziekte?
"Landm,
-ocr page 145-
140          LANDBOUWKUNDIG
Lanclm. Wanneer het, zeer hcet zynde, fchie*
lyk koud wordt ; het zy door het ftaâh in de
opene luclit, of door het drinken van koud water;
gelyk ook, wanneer een Paard, heet zynde, ha-
ver krygt, voor dat het bekoeld is ; byzonder
wanneer die zo dik in de krib geworpen wordt,
dat het Paard die met voile monden kan opnee-
rnen. In het eerste geval zegt men dat het Paarci
verfîyfd is. In het îaatjle geval zegt men het Paard
is verkoornt.
Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte V
L.andmt Men moet fpoedige hulp aanbrengeu*
Zo ras men dierhalven dit ongemak befpeurt,
moet men het Paard, in de beide gevallen, een
mime laating doen in de fpooriideren, aan beide
zyden van den buik , en dan een Paard , door
koude vervangen, ingeeven het middel No. i8»
Aan een Paard, dat verkoornd is, het middel No»
19. Wanneer men 'er ten eersten by is, zullen
de Paarden veeltyds den anderen dag geneezen
zyn. Men brengt ze binnen 'shuis, dezelvewy-
ders, na het ingeeven van deeze middelen , wel
ckkkende C*>
Zoon. Waar aan ziet men, dat een Paard de Vy-
ver heeftV (I)
Landm, Een Paard, deeze ziekte hebbendc ;
is
(*) Zic over deeze ziekte — Cenccswyzc van de ZicUtcn enOngç-
makken der Paarden, pag. 116.
Çt) Deeze ziekte is by de Landlieden algemeen bcker.d onder dee-
ze benaaroing, en is myns oordeels dczeifde, die in de aaugeb
Gcnccsvïyze enz. een ontfleefêBg der ooiîilieien genoemd wordt, 2»
het zelve werk pag. 59.
-ocr page 146-
SCHOOLBOEK,
141
îs treurîg, laat het hoofd hangen, eet niet, en is
zeer onrustig. De vyveraders, tusfchen het oor-
en het bovenfte gedeeltc van de kaak, zyh ge-
zwollen, welke zvvelling zig naar beneeden den
hais verlengt, naar maate de ziekte toeneemt.
Vervolgens zwelt het geheele hoofd, de bewee-
ging en onrustigheid vermeerderen, en het llerft
binnen korten tyd.
Zoon, Uit welke oorzaaken ontllaat deezc ziek-
te?
Lanclm» Uit eene te fchielyke bekoeling.
Kwetzingcn en kneuzingen , of te rug gebleven
droesftoffen kunnen mede oorzaak tôt deeze ziek-
te zyn.
Zoon. Hoe zal men decze ziekte geneezen?
Z.andm. Het Iaaten is in deeze ziekte het V00r«
naamfte, zo niet het eenigfte zekere geneesmid-
dcl. Men laat in dit geval onder de tong , in
het verhemelte van den mond, of in de neusga-
ten ; tevens doet men een ruime laating in de
fpooradercn. Dit ailes in tyds verricht worden-
de, is het Paard fpoedig gered. Dan het is zeer
goed, dat men tevens wat fyn zout enpeper,
of nog liever wat asch van rooktabak in de neus-
gaten blaast.
Zoon. Waar uit ontdaat de loop?
Landm. Deeze ziekte, meer gemeen onder de
jonge Veulens, nog byde moeder zyode, oijtitaat
meest altyd door het voedzel. De Veulens
leeven voor het grootite gedeelte van de melk
der moeders. Die melk, tôt zuur over gaande,
veroorzaakt zuure ftoffen in de ingewanden ,
waar door de loop ontftaat; de Veulens fchielyk
ver-
-ocr page 147-
Î42 ' LANDBOUWKUNDÎÔ
vermageren en in gevaar van fterven zyn. By"
ouder Paarden is ze zelden gevaarlyk, ten warc
die doorflegt water, of zeer flegt voedzelwas ont»
ftaan en te lang duurde. Een Paard, in het voor-
jaar in het land gedaan, krygt altoos een loop »
gemeenlyk vyftien a twintig dagen aanhouden-
de.
Zoon. Welke geneesmiddelen zal men tegett
de loop gebruiken? '
Landm. De oudere Paarden hebben zelden eenig
geneesmiddel noodig, ten ware de loop te lang
duurde en het Paard 'er door vermagerde. Dan
zal men het Paard weinig hooi en haver, voorts
water geeven,daar wat tarwen-meel door geroerd
ÎSt Wanneer een zuigend Veulen de loop heeft »
geeft men aan de moeder eenige reizen wat tarw
tôt VOeder, en aan het Veulen, dat zulks door-
gaans met graagte aanneemt, één, of één en één
half pond zuiver gerookt fpek, drie of vier da-
gen agter elkanderen.
Zoon. Waar door ontftaat de buikpyn ?
Landm» De buikpyn, daar aan kennelyk, dat
het Paard dikwiis gaat liggen, weder op ftaat, en
treurig naa de zyden omziet ; ontftaat uit kou-
dcin deingewanden ; doorwinden,niet ontlast,en
veroorzaakt door het drinken van koud water ;
of het eeten van fapryk voedzel. Ook ontftaat de
buikpyn zeer ligt als de Paarden, uit het land ge-
haald, op ftal aanftonds fterk gevoedert worden
met haver , en andei graan , of dat men te
veel kaf, of gefneden ftroo onder de graancn
mengt. 'Er zyn zelfs Paarden, die aanftonds door
buikpyn aangedaan worden, als men kaf onder
de
-ocr page 148-
SCHOOLBOEK.
143
de haver voedert. In dit geval is deeze ziekte
gevaarlyker, om dat 'er groote vreeze voor ont-
fteeking van de maag of ingewanden is ; dewyl
door de meerdere droogte van de ftoffen, welke
in de ingewanden zyn, de doortogt van het voed-
zel belet vvordt. Het beste middel om deezc
ziekte te geneczen moet bepaald worden, naar'
inaate van de verfchillendt! oorzaaken.
Wanneer verhârde drekftoflfen daar van oorzaak
zyn, is -\ pint oly met wat zout zeer dienstig. —
Wanneer de buik-pyn ontiîaat uit gevatte kou-
dc,is niets beter dan warm tocdekken; wyders
een glas brandewyn ingieten en zagt te laaten
loopen.
Zoon. Waar aan ziet men dat een Paard niet
kan wateren?
Landm. De zyden flaah fterk in zulk een geval.
Het Paard is onrustig, ziet dikwils naa agteren
en grinnikt. De liand, met olie vet gemaakt, in
den aars van een Ruin, of in de fcheede van
een Merrie geftoken), vind men de; blaas zeer
gcfpannen.
Zoon. Welke zyn de oorzaaken deezer ziekte?
Landm. Gemecnlyk flegt water ; het onthou-
den van drinken in heet weêr ; overmatige ar-
beui ; het komen uit warme italien in een te groo-
te koude; drinken van veei koud water; fcherp-
heid der pis , ontftaan door overmatig of ilegt
voedzel , en eene natuurlyke gefteldheid der
lalaas.
Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte?
Landm. De ziekte hevig, en ontfleeking van
blaas, of nieren,gevreest wordende, zalmeneen
laa«
-ocr page 149-
144 Landbouwkundicj.
laatiflg doen aan den hais. De ziekte nict ver-
minderende, herhaalt men dit, vyf of zes uuren
daar na, nog eens. Ondertusfchen zal men roidde-
len aanwenden, om het water te doen ontlasten,
Ten dien einde fteekt men in de fcheede van een
Merrie een weinig fyn zout, of een propje. nat
geraaaktè tahak. De kooker van een Ruin of
Hengst beltrykt men met een zalf, gemaakt vaa
geftooten knoflook met raapolie.
Zoon. Waar uit ontllaat het bloed pisfen?
Landm. Gemeenïyk uit lïerk arbeiden in lieet
weêr, of door bloedrykheid van het Paard. Ook
wel door het gebruik van flegt voedzel, en
troebel, ofbedorven water.
Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte ?
Landm, Men geeve gcen ander drinken dan
water, daar rogge meel in geroerd is (*) ; voorts
het middel No. n. Dit is by uitftek goed be-
vonden CIO-
Zoon. Kan men gemakkelykontdekken, dateen
Paard wormen heeft?
Landm. Ja. Het Paard wordt mager, de eeE-
lust vermindert. Hetziet dikwils om nâa den
buik. Men vindt wormen in den afgang. Wan-
neer dit plaats heeft moet men fpoedig middelen-
aanwenden; want eene ontfteeking der ingewan-
den kan 'er dikwils het gevolg van zyn.
Zoon. Welk middel kan men gebruiken ?
Landm.
£*) Door (Ht middel alleen worden de Kocijcn van deeze ziekte
geneezen, maa men mostze dan ander voedzel onthouden.
(t) Zïe i          < deeze ziekte — Genecswyze van de Ziektertsfe
Paarden, p.-;.
-ocr page 150-
Schoolï.oïi, 1.45
Landm.. Het middel No. ao., drie dagen agter
den. anderen,driemaal daags,pnder. het gewoone
vper, ingegeeven,her[telt gemakkelyk en zeker..
Zoon. Waar aan ziet men, dat een Paard het
vitur heeft ?
Landm. Aïs het Paard fchiefyk on gefteld wordt
en niet cet, trekt'men wat Kak uit den ftaart.
Zyn de wortels niet glad en zulver, maar ver-
deeld , dan weet men, dat het Paard het bloed,
of het .vuur-heeft, dat is, dat het bloed in font-
mige voornaame bloedyaten wordt opgehouden,
waar door het fchielyk verdikt en ontftoken
wordt, het welk dan,een fchialykea.dood ten ge-
volge heefr.
Zvon. Heeft het vuur by de Paarden ook geen
verichillend.e benaarnitigen, gelyk by de Koei-
jen ?
Landm. Men noenit deeze ziekte .naar de uit-
werkfekn, welke'mcn 'er van ziet, en naar de
deelen , welke 'er dqor.worderi aangedairû Zo
fpreekt men van;hêt\ftilic, van het woejende»'
en van het lendevuur.
Het voornaame, zo niet het eenige middel van'
heïftel',' is het venninderen van bloed door mime
laatingen. Tegen het fti'lle vuur laat men gemeen-
lyk'i'n den halsadèr. De. benaaudheid en woelin»
gen katiwyzendé, dat de ingewanden ite'rk aange-
dâan zyn, laat men in de fpoorâderen. Aïs een
Paard het lendevuur heeft, daar aan te zien ,
dat hct agterlyf heên en weêr ilingert, moét men
îiôodzaakelyk iri den ilaart laaten, en 'er veel
bloed uit laaten loopen. Anders is men in ge-
yaar,dat hetP»ard,van agtererv,meerofrnin, iam
S                           zçm
-ocr page 151-
i«i5 LaKdbouwkundiG
zou blyven. Des niet tegenftaande gebeurt het
dikwils , dat Paarden, het lendevuur gehad heb-
bende , by het wenden, hun agterlyf niet regt
over eind kunnen houden.
Zoon. Is de zwelling door wiuden ook een ge-
vaarlyke ziekte?
Landm. Niet zo gevaariyk als het vuur. Zon-
der fpoedige hulp zou echter een Paard 'er dik-
wils van fterven. Het ligehaam zeer gefpannen
zynde, en het Paard geen drek ontlastende, noeh
winden losfende, zal men'met de hand, vet
gemaakt met olie, den drek uit den aars naar
buiten brengen. Daar op een tabakspyp met
tabak lugtig iloppen, wel aanfteeken , en den
fleel in het fondament brengen , met kragt den
rook naa binnen blaazende. Dit doet men door
de kop van de pyp in den mond te neemen, of
een anderë tabakspyp met de kop net op de kop
van de aangeftoken pyp te zetten. Als ue rook
in de ingewanden van het Paard komt, loost het
Paard de rook ■> en tevens de winden ; de zwel-
ling vermindert. Zulk een Paard wordt ook zeer
fchielyk gered, door een tabakspyp in het fon-
dament te fteeken, en in de kop wat raap-olie te
gieten, welke door den fteel naa binnen Ioopt.
De winden ontlasten zig dan gemeenlykaanftonds.
Ook is zeer dienstig, een paar lood anys-zaad ,
een weinig geftampd, of in water gekookt, in te
geeven.
Zoon. Nu komen wy aan de uitwendige ge»
breken zo ik meen ?
Landm. Ja —- maar daar overzullen wyaltnede
kort zyn, en ons voorhainelyk bepaalen by die»
wel-
-ocr page 152-
S e h o o t * » ï t.              147
welker geneezing met vrugt ondernomen kan
Wordem Deeze zyn
I. Gebreken van den Mond.
â. ■ ■. ■■ ."■» der Oogen.
g. —1 ■'■' ■ of ziekte der Huid,
4- ,•*''' —- van de Beenen.
6 f--------* van de Voeten.
6. —-——» van buiten aan gekomen» gelyfc
wonden, kneuzingen, zweeren, verrekkin-
gen.
Zoon. Welke zyn de gebreken van den mond ?
, Landm. Het hangen der roosters ; zweeren in
den mond; kwetzingen van de tong, of van de
iaagen ; kiezen die te hoog uitlîeeken.
Zoon. Het hangen van de roosters wat is dat
Voor een ongemak , en hoe kan men het zelve
geneezen ?
Landm, Agter de bovenste grasbyters, of mid-
delste tanden, vertoont zig een uitwas, gelyk*
en fomtyds laager hangende, als de voorste tan-
den , of bovenfte grasbyters. Het Paard wordt
daar door belet te eeten » waar door het verma-
gert. Zodanig een uitwas daar zynde » beproefe
men eerst, of de verflapping en uitzvvelling van
dit geheemelte«vlies niet door het wasfchen met
azyn en een weinig brandewyn te herftellen is.
Dit niet helpende, fleeke men drie of vier gaten
in uitwas. Zo ook dit niet helpt, fnyde men
het weg. Het vveg branden met een gloeijend
yzer komt het laatfte in aanmerking ; moec
voorzichtig , en vooral niet geweldig, gefehie-
den, om de beenderen van het gehemelte niet
te befehadigen, <- De wond geneest »en, door
-ocr page 153-
• iij.8 L A n a-tf o û w k u i» n i «■
dézelve, driemaal 'daàg's'i te wasfchën met eCH
mengze! van azyn en brandewyn.
Zoom. Wanneer zweeren of 'pUîstéri in dcn bek
daar van oorzaak zyny vvat dan?
Landm. Die zweeren of puistén môêtcn geo-
pend, en de mond-, drie maal daags, met azyrt en
pekel, tôt de geneezing toc , gewasfcheii wor-
den,
Zoon. Wat zal men doen als de kiezen van liet
Paard te hoog uitfteeken ?
Landm. By het wisfelen der tanden- en kiezen
worden de afgaande door de uitkomende' lang-
zaam uit liaar plaats gefchoven. Het gebeurt
Yomwylen, dat het bovert gedeelte der uitkomen-
den zodanig in de onderste holligheden van de af-
gaande vast gehegt is, dat deeze niet kunrien
afvallen. Hier door wordt het Paard niet alleèn
belet in het eeten, maar de nieuwe groeijen daar
door buiten de natuurlyke orde. Hierom moe-
ten de afgaande tanden en kiezen, by liet wisfelen,
in tyds, weg genomen worden. Indien éditer,
in weerwil dier voorzorg, de kiezen, of tanden
te hoog uititeeken, is het best de punten af te
veilen.
Zoon. De tong, of laagen van het Paard, door
hetj gebit gekwest,of befchadigd zynde, wat kaa
me\i daar aan doen?
Jjandm. Den mond dikwils wasfchën met een
raengzel van wyn en honing. In plaats van wyn
kan men ook azyn neemen.
Z»on. Wat zyn Maan- oogen ?'
Lfindwt,
fe.
-ocr page 154-
SCHOOLBO«K.
H9
Landm. Een Maanoog (*) begint met een
ontfteeking en zvvciling der ooglcden. Te gelyîc
loopt 'er ge.meenlyk een klaar vogt uit, fofntyds
zo fcherp, dat het de bekleedzelen dcorknaagt.
Deeze toevallen duuren vyf, agt of tiendagen,
en konien vervoJgens, twintig of vyf en twintig
dagen daar na, wederom, tôt dat het oog geheel
duister en bedorven is. -—- Dan houden de
ontfteeking en tevens de pyn op. In de tus-
fchenpoozingon van deeze ziekte kan men vvyders
een Maanoog van een gezond daar in onderfehei-
den,„dat het minder klaar is , en de oogledeil
r.og eenigzins gçzwollen zyn, waar door het oog
Ideinder vertoont. Ook hq.udtliet. traanen,
niet gèfié'èl op.
Zoqp. Waar uit ontftaat deeze ziekte ?,
Landm. Deeze ziekte, naar het oordeel vaa
Kundigen, eigentlyk beflaande in zinkingen, by
vlaagen af en toeneemende , wordt veroorzaakt
door moerasfige weidep ; bedompte italien ; het
eeten van nieuwe haver. Veele houden deeze
ziekte erffeiyk. Dan zou eigentiyk de oorzaak
in de natuiirlyke gefteldheid van het dier zelve;
gclegen zyn.
' Zooti. Hoe geneest m'en deeze ziekte?
" Landm. Men zette een dragt van vlas en Paar-
in de borst,'en hpuâe 'er die vyf à zes.
n in. Men berooke vvyders het oog, dr-ie
m-ai daags, met wierook, of met tabak ; vvpsfchen-
;                                    de
£*) Zie een : -                                rfg tfah deeze ziekte-in-----De
Kunst v:m !;cf                         le Sfiu&liu, iloor Tîourgelât,
,o -;î vclgei '
K 3
-ocr page 155-
ï5® Landbouwkundic
de daar na het oog, tvvee maal daags, met het
oogwater No. m,
Zoon. Wat gedaan, wanneer 'er zig een vlies 9
of fchil op het oog begint te vertoonen?
Landm. Ten eersten, eens daags , fyn ge-
fchraapte Kerkleijen , kleijen, of nog liever fyn
gefchraapt zeefchuim , met een pennefçhagt of
ftroohalm, in het oog geblaazen.
Zoon. Hoe veelcrlei zyn de gebreken, of ziek>
ten der huid?
Landm. Men ban die gevoeglyk brengen tôt
deeze twee, te weeten: — de uitwenJige worm
en het fcburfi, *- want de Jazcry, de rasp en de
cgclvocun zyn , wel bei'chouwd, niets auders dau
een verouderde fchurft,
De uitwendige worra vertoont zig door ont-
ûeekende knobbels, die zig langzaam tôt zwee-»
rèn zetten ; eenigzins naar de wormgaten gely*
kende, die de Koeijen in het voorjaar op de len-
denen hebben. Ze zyn zeer gevaarlyk, en ver-
toonen zig, ---- of van den andercn gefchçiden,
aan de zyden van de agterkaak, langs den hais,
op de fchouders, en de zyden van den buik:-*-.
of gelyken naar een touw met knoopen, tastende
dikwils borst en fchouders, fomtyds aile de
voorste deelen aan, tôt aan de kroon vandevoet»
of het dik van 't been , de agterbeenen , het
bovenste gedeelte van de agterkaak, de wangen,
de lippen enz. Deeze knobbels, tôt rypheid ko-
mende , worden fomtyds- groote zweeren , die
onverdraaglyk ftinken. De geneezing kan men
beproeven, Zo ras men dusdanige knobbels ont-
dekt, wasfche men dezelve met een mengzel van
mans
-ocr page 156-
ScftOomoïKi             *5i
mans pis en groene zeep. Men doe dit zo fpoedig
doenlyk, om dat de kwaal veroudert zynde, veei
moeijelyker herftelt [?),
Zoon.
Uit welke oorzaaken ontftaan deziektens
derhuid?                                                     ,
Landm. Veel al uit morstigheid, flegt voed-
zel, en al te warme ftallen. Ze zyn befmettelyk.
Men verroyde daarom het plaatfen van gezonde
Paarden by de zulken.
Zoon. Hoe geneest men het fchurft der Faar>
den?
Landm, Men moet de met kleine jeukenge
puisjes of witte rooven aangedaane plaatfen was-
fchen met pis, daar tabak in geweekt is; — de
te warme Italien luchten. Men geevevoortsfnsch
ftroo en hooi tôt voedzel ; rosfchc en borstele
wijdeis goed; doende elkP,iard,dagelyks, twee
à drie lood bloem van zwavel, in wat natte ze-
melen, gebruiken. Vindt men de wasfching met
tabak en pis niet kragtig genoeg, kan men het
raiddel gebruiken, voor het fchum der Koeijen,
hier vooren bladz.39.opgegeeven,of anders het nnd-
del No, 16. Dit laatfte moet zeçrdungefmecrd,
en fterk ingewreven worden.
Zoon. Wat is de lazery?
Landm. ,Een verouderde fchurft , zig in
kleine knqbbels , zo menigvuidig, dat zy het
aangedaane deel geheel bedekken, vertoonende,
waar uit een dunne en ftihkende etter zipelt.
Het hoofd door dceze ziekte aangedaan zynde ,
noemt
(•) 7As hier over meergemeldc Geneeswyre yan de Ziektens $<;»
<!er Var.rien, pr.j. no en volgemie.
K 4
-ocr page 157-
15*          LaND1'0.U WI.U'NDIS
noemt men het lazery. Zig plaatfendc in de bui-
ging van de kniën,. Met het rasp. — Het been
langs de pees, van de hiel tôt in het midilen,met
deeze fchurft bczet. zynde, npemt men het.mok.
Wanncer kroon en hiel 'er van aangedaan zyn,
Qoemt men het cen mok,, oîegeivecu
Zoon. .Geeft die onderfeheiden' benaairing.ook
eenige nuttigheid ? .
Landm. Ja : want dit zelfde foort van ongemak
is meer of min gevaarlyk, naar.de deelen., vvelke
'cr door aangedaan zyn. De lazery, en de. rasp
kunnen gemakkelyk,geneezen worden. Daar van
zyn nooit zulke kvvaade eevolgep, te vreezen, als
van de mok, of ege.lvoet. Door het laatfte vvordt
het Paard dikwils byna onbruikbaar. Ook is dit
ongemak, zcer verb'udert, byna 'ongencesfe-
lyk. De.redc daar van is, dat de toev'Ioed.vau
vpgten naa de voet Veel fterker is, als naa'andcre
dfielen van het ligehaam.
iSww.'Hoe zal men deeze ongemakken*-gënéè-
?
zen
Landm. Zo dra men eenig beginzel van zoda-
nige ongemakken beipeurt, zal men het ,P|tard
laaten, en, op dat 'er geen kvvaade." v'ogten 'in
het bloed te rug blyven, elken dag, év'én als'by
de fchurft, twee lood bloem van zwavel in natte
zemelen laaten gebruiken ; verder de geneezing
beproevende met het middel No. i6. Yobr de
mok, en de egdyoct, of het begin van dit ••onge-
mak, namelyk de zweiting van het been, en het
titvàîleri van hêt hair, zou ik Uever geb'ruik èo
het middel No. sk. Dit middel zal zelden eert
«olkomen geneezing misfen j is zuiverend-en op-
-ocr page 158-
S C H O 0 h B 0 E K,               153
droogend. Oûk wordt 'cr de uitwaasfeming niet
door vcrhindeid. Wanncer dit kwaad meer ver-
ouderd is, moetcn llerker en nog kragtiger op-
droogende middeien gebruikt worden (*).
Zoon. Hoedanig zyn de gebreken van de bee-
HL-ri?
Landm». Deeze zyn van een gelieel anderen
, en bekend onder den naam van luipen ,
dikke hakken, bosfen, gallen en fpatten. De
luipen en dikke hakken zyn ongevoelig. — De
bosfen , galîen en fpatten pynclyk , doen het
Paard hinken, of ftyf en kreupeî gaan.
Zoon. Dan zyn de luipen en hakken minder
nadeeiig?
L'indm. De luipen verhindercn het Paard wei-
nig , maar zyn zeer afzîgtïg , byzonder als zy
groot worden. Ze zitten boven aan de voôrbee-
nea, digt aan het lyf, en worden veeltyds ver-
oorzaaktdoor het leggen op de huefyzers. De
dikke hakken komen voort van wryvingen, of
euzingen, en vertooncn zig duidelyker als.de
voeten in haare kràgt ttaan. —- De luipen zit-
un zeer bloot en zigtbaax aan de eikboog van
het Paard. Ze worden beiden zeer wel geneezen
tloor het middel No. 23.
Zoon. Zyn de bosfen ,               1 fpatten 00k
geiykfoortige ongemakken ?
Landm. De bosfen,             eh bol, of bloed-
fpatten zyn in ;;atuur en lie            eid zeer aan
elkanderen gelylc ; ontilaan uit gebrôken vaten,
uit
Stalmeester, pa; , :;3Ï. en volgcade.
*5.
-ocr page 159-
î54 Landbouwkundic
|iît welke het vogt, om dat het niet wederom ta
die vaten kan te rug keeren, en door het lig-
chaam rond gevoerd worden, zig uitftort, en tôt
zagte knohbels zet, die9 van tyd tôt tyd, har-
der en grooter worden, De bosfen zyn een gc-
2>we!, dat zig vertoont bjnnen aan den voorkant
van het agterbeen, in de buiging van de waai,
of een zwelling van den gantfchen band, die de
waai omvat. -r De gallen heefc men tusfchen de
pees en de pyp, aan de zyde van het been, te-
gen over de hiel, en ook laager. De bloedipat-
ten zyn niet anders dan een verwyding van de
ader, die langs den çydelingfen binnenkant van
de vvaai îoopt. Van de drooge of beenfpattea
zal ik thans niet fpreeken (*).
Zoon. Ontltaan deeze ongemakken ook alie uit
dezelfde oorzaaken ?
Landm. Ja. De oorzaaken daar van zy.i flerk
forceeren door zwaaren arbeid, of verftopping
van de vaten. Paarden , die op laage gronder»
gcvoed worden, en bol van beenen zyn, ftaan
voor deeze ongemakken het meest bloot.
Zoon. Hoe kan men deeze ûngemakken genee-
zen ?
Landm. De geneezing moet zo ras die onge-
makken, ofeenige van dezelve zyn ontftaan, be-
proefd, en dan zulke middelen gebruikt worden,
die de vogten doen opdroogen, of verdeelen, en
tevens de gebroken, of verwyde vaten geneezen,
Ten
(*) Zie over deeze Z!ektensofOiigemald;eiî van de beenen derPaar-
ien Boi'Rgeî.at —De KwistvanhetoordeclenevZt pag.182.tnz.
-ocr page 160-
S C H P 0 lt E 0 E K>               IJjf
Ten dien einde kan met» 'er doeken, of plukzel
op leggen, in brandewyn nat gemaakt, en ge-
duurig nat gehouden —- of een pap vanSchaapen-
m est en azyn, zo dikwils vernieuwd wordende ,
als die droog is. Ook kan men het middel No.
24. dat tegen deeze ongemakken zeer geprezen
wordt, gebruikcn. Een bloedfpat wordt best
geneezen, wanneer men, by tydss datis, zo ras
men dit ongemak ontdekt, 'er de ader laat uit-
neemen , of, zo als men het anders noemt, het
Paard laat korten.
Zoon. Aan welke gebreken zyn de voeten der
Paarden onderworpen ?
Landm. Aan Ovsrhoeven, Steengallen , de Vyt,
of Vtrrotting van de zool> en lianten in de hoef,
of Hwartizr-voeUn.
De overhoef is een harde verhevenhcid op de
kroon, hooger of laager, boven het hoorn van
de voet geplaatst. De drukking van het bovenste
gedeelte van het hoorn tegen deeze hardc verhe-
venheid veroorzaakt pyn, waar door het Paard
kreupeler wordt, naar maate die laager geplaast
is. De geneezing daar van is dikwils zeer moei-
jelyk. Het gereedfte middel is dezelve dagelyks
te kioppen met een groen ftokje, ter dilue van
çen hamerlteel, en dan te faieeren met gebraa-
%
en fpekvet, zo heet als het Paard het kan ver-
râagen. Ze vergaan ook, als het Paard veel door
kluiuii; laud moec gaan.
Zoon. Wat zyn fteengallen, en hoe vvorden die
verdrevenï
Landm. Als 'er ecnige roodheid komt aan de
zool van tien voet, noemt men dit een fteengai.
Ze
-ocr page 161-
i
ï$.6         L A N D.B 0 U- W'K U N D I «
Ze geneezcn ligt door dezclve dikwils af te ftee-
lcen.,cnde yzcrs zo te leggen, dat zyniet gedrukt
wovden. De vyt is het zelfde foort van ongemak s
maar tast deftraal,of hetvleczigdeelvandenvoet
aan. Dit is cen kwaadaartig ongemak, en kaa
van die govolgcn zyn, dat hçt niet kan geneezcn
worden, zorçder de zcoj nie te neemen (*}.
, Zogti, Hoe geneest mon de barstcn in de hoef,
ci' kzvar.ticr-voetcnP
. Latidm. De barstcn in de hoef» die niet zodiep
zyn, dat zy tôt aan het vleesch gaan, vetoorzaa*
ken geen pvn, of kreupelheid. Ze geneezen dik-
wils van zelve. De barstcn zo dicp zynde, dat
zy tôt-in het vleesch komen, moet men de kan»
ten weg iïecken. tôt aan het leevcn, en de zaif
î\o. 25. gebruiken.
Zoon. Hoc moet men de wonden van de Paar-
den behandelenf..
Landm. Verfehe wonden in eenig vleezig ge-
deeke van het Paard geneezen doorgaans gemak-
kelyk. Open en viak zynde kan rrien ze beftry-
lcen met de zalf No. 4. en ze met cen kleedtegen
den.indruk der lucht, en voor de vliegen be'veilï-
gen. Zyn ze weinig open en diep,zo als die zyn,
weike van cen Koe geftoken worden, dan zalmen
een itokje neemen, en daar aan eerr-propje maa-
in plukzel ; daar mede.de zalve No. 4.
uc wond brengen, eene wiek, met deeze zalve
vet gemaakt, in de wond fteekende. Intusfchen
rooet
(*) Zic hier oyei GsnMSWyze van de Ziettcns enKwiale* va»
rag. 162,
-ocr page 162-
S C fi 0 0 L E 0 E K.                15-/
rtioct rae;;, o;n de or.Hteéking te weercn, de hi
tu-ce of dri"c maa! op ccrrdag beimeeren met lièt
midael No. 3.
Zooh. Worden de Pitafden 00k niet wel ge-
k^es.t,waiîrieer z\
             a worden?
'Lauilm. Ja. Die ïioeûit men vernagelcn , dat
is, dat de nageis 20 hoog -gellagen fcyfl, dat zy
in het vleezig deel van den voet konien. .Men
kan dit zien aan het hinken van hetPaard.—.Men
kan de nagels, die te. hoog zitten, vinden, door
met een hamer op. de r.agel.s te kloppen : want
al? men op de nagels klopt, die hetongemak :yej>
oorzaaken, gevoelt het Paaïd'pyn, en trekt.de
vaet naa zig. Als men 'er die nagels uittrekt, voor
dat die eenige ontfteeking verwektjhebben, en
ivat heete terpentyn in het gat giet, heeft men
daar verder niets aan te doen. Als die reeds et-
ter verdorzaakt hebben, moet men,onder in den
voet, die plaats wel openen,tot in het leven yan
den voet; in het gat heeten terpentyn gieten ;
de plaats met wcr.k toedekken, en , oui den
anderen-, of derden dag, indien dit noodig is,
op die zelfLle wyze verbinden. Even zo handelt
men aïs een Paard een fpyker in den voet getrapt
hceft; want zulke gevallen kunnen anders de al-
lergcvaarlykfle gevolgen hebben. —
Zoon. Als de voet boven op^e kroon bczeerd
is, zo door het trappen van Paarden, als ander-
zins , zyn daar geene kwaade gevolgen van te
vreezen 'i
Landm, Dit kan een ontlleeking ter» gevolgs
-ocr page 163-
1^3         L A » D B 0 Û W K U N D ï Û
hebbefi, en een ontftoken voet (é) is een aller-
ergst ongemak, Men kan zulk een wond éditer
vry gemakkelyk geneezeft, door die dikwils met
pis te wasf'chem -* Voor het overige is het bren-
geti van fyn geftoten of gerflaalen peper in de
wonden in 't gemeen het beste middel om dezeî-
ve te herftellen.
                                 .
Zoon. Hoe behandelt men de kneuzingen?
Landm. Verëttering voof te komen is het voof-
naame einde, dat men zigby de behandeling van
kneuzingen moet voorftelten. Dit gefchiedt dus
best door middefert t die de ontfteeking doen
bedaaren, en het faamgehoopte vogt verdeelen*-
Als-de kneuzing plaats heeft in een vîeezig deel,
kan men het middel No» 3. met een gewenscht
gevolg gebruiken. De kneuzing zeer zwaar zjn-
de, zou het noodig zyn, wat bloed af te tappeffc
Een bult, of knobbel, veroorzaakt door de druk-
King; van het gareel, of Van den zadel, verdwynt
zeer fpoedig, door 'er flyp , dat is het gruis of
jjet flyk, dat by het flypen van den flypfteen af-
2âat en zig in den waterbak, die onder de fteen
is, verzameld, op te leggen. Als een paard een
fltt tegen het been gehad heeft, gebruikt men het
middel No. 23. In plaats van gecampherde bran-
dewyn kan men een derde pekel onder de pis
mengen. Boterpekel, dat is die, welke, onder
het bouwen en bewerken van de boter, in de
tobbe, of vloot blyft, is 00k zeer goed.
Zoottu
(f) zfc hier ovec Genewvwe W» de ZfeHtfin» en Oognn&Ml
4«r P»arden, ptg. 15»,
-ocr page 164-
SCHOOLBOE-I.
lj»>
Zoon. Hoe zal men de zweeren behandelenV
Landm. De zweeren zyn veeltyds het gevolg
van kneuzing,of beleediging. De vogten , welke
zigop de beleedigdeplaats verzamddhebben,en
zig door de aangewende middelen nietlaaten ver-
deelen , gaan tôt verëttering over. Een zweer
kan ook ontltaan door kwaade ftoffeninhetbloed,
welke zig verzamelen, en een gezwel maaken.
Die ziende zal men het middel No. 3. gebruiken,
en beproeven, of men die. ftpffep kan verdeelen,
en het gezwel doen verdwynen. Gelukt ditniet,
zal men middelen gebruiken, die de zweer doen
rypen. Een pap, gekookt van bvood en melk,
of van meel van lynkoek, of van mosiaardzaad
met Koemest, legge men daar op. Wanneer men
den etter voelt beweegen, zal men de zweer ope-
nen, of wel op de plaats, daar men de opening
wil hebben, een doek met verfche menfchendrelc
îeggen. Men moet de opening altoos zo maa-
ken, dat de etter zig gemakkelyk kan ontlasten.
Ma die ontiasting zal men de wpnd met pis uit-
wasfen, en vervolgens,eensdaags,verbindenmet
wieken van plukzel,of gehekeldvlas,vetgemaakt
met de zalf No. 5. Door deeze behandeling zal
een gemeene zweer zeer wel geneezen.
Zoon. Wat zyn verftuikingen?
Landm, Verftuikingen , of verrekkingen ont-
ltaan , wanneer door geweldige beweeging , of
door een kwalyk gedaane ftap, de beweegbaarc
beenderen in de geledingen, welke juist op-el-
kander pasfen, en daar ter plaatfe met een fter-
ken band omgeeven zyn, eenigzints verzet wor-
fka, doch aanftonds weêr in orde geraaken. Daar
door
-ocr page 165-
i(b
Lan dbouwkundig
door worden de bindzeîen , en de naast by gelc°
gen fpieren en trekkers uitgerekt, of gefcheurd,
waar Uit zwelling, ontfteeking, pyn en moci-
jelyke beweeging ontftaan.. —•
Zo*n. Hoe kan men die kwaal geneezen,
Landm. Verkoelende en ontfteeking weerende
middelen zullen in den beginne de inceste vrugt
doen. Het n-iddel No. 3. gebruikè men dicrhal-
vcn. Do zweliin'g verrr.indert, en;het aangedaa-
ne deel met heeter zynde dan de ovcrige deelen
van het ligchaam , zal het middel No. 35. van
zeer vecl nut hevonden worden. De pyn nog
niet geheel verdvvenen zynde., ;zal men een
œengzel van brandewyn , zeep en goni ammoniac
door elkandcr roeren, tôt de dikte van een zagt
imeerfel; daar mede de aangedaane plaats twee
maal daags befmeeren, en fterk niet de hand in-
wryven. Verkiest men dit niet, neërae men het
middel No. 16. •—— fmecre daar. mede, twec
maal daags, tôt de geneezing toe, dczalfraede
wel inwry vende*
Z E V S NDE ZAMENSHAAK.'
Over de Gciten^ Farkens, Hoeride?s\ KhU
koenent Gamin, Eçndcn, Duivcn\
Beijcn enz.
Landm. De Geitcn en Bokken worden gcliou-
001 het vleescli, de mclk, de huid en het
iiair. Ook meent meiij dat de lucht, of ftank ,
wel-
-ocr page 166-
SChoolboeic;              îéf
welke de Bokken afgeeven , zeer goed is om de
Paarden gezond te houden. Hierom voeden fom-
migen zelfs een enkelden Bok , om die des
winters in den Paardenflal te laaten loopen. On-
dertusfchen legt men zig minder op het aankwee-
ken van Bokken en Geiten toe, om dat men ze
niet wel, zelfs niet in beflote weilanden, zon-
àcr herderkan laaten graazen. Zy loopen daar zeer
ligt uit, kunnen over een plank gaan, klimmen .
agter de liekken om, of fpringen over de flooten,
Ook doen zy zeer veel fchade aanveelerleiboom-
gevvasfcn ; ectën de jonge loten ; fchillen de
takken, en zelfs de ftammen van groote boomen.
lu de tuinen lyden de moesvrugten ook zeer veel
van dezelve. Om zeker te zyn, dat zy geen kwaad
ZUÎlen verrigten, moet men ze vast binden.
Op hei en geestgronden vinden zy zeer wel
voedzcl ; beminnen een droogen grond ', eeten
gras en kruid, gelyk de Schaapen, Sonimige
lieden , geen of weinig ander Vee hebbende ,
voeden tvvee of drie Geiten by een Koe, offlegts
twee ofmeer Geiten, om ze te melken: wantzy
geeven, naar derzelver groote, veel melk; die
daar en boven zeer voedzaam en gezond is, en
tôt het maaken van boter en kaas gcbruikt wordt.
Zy, die op deeze wyze Geiten houden, doen
dit, om melk en boter voor het huisgezin teheb-
ben, en mest voor den moeshof te vergade-
ren. De Gdten, voor een kleinen prys te koop,
kosten daar en boven niet veel van onder-
houd. Ze eeten weinig, en men kan ze byna ai-
le foorten van groente uit den moeshof, en boom-
£aard, of den afval daar van voor leggen. Zy;
-ocr page 167-
ï62 • Landbouwkundig
Ieevendus, voor'eengedeelte, vandingen,dieaîî-
ders niet gebruikt worden. Kinderen kunnen ze
hoedeu en oppasfen. Ook zet men ze veel aan
een lang touw in het veld om te graazen. —
De natuur van dit Vee heeft wyders veel ge-
lykheid met die der Schaapen. Ze zyn op den
zelfden ouderdom tôt de voortteeling bekwaam„
en op den zelfden ouderdom in de beste kragt
van 't leeven. Men kent den ouderdom op de-
zelfde wyze aan de tauden. Zy draagen hunnejon-
gen denzelfden tyd, en worden op den zelfden
tyd gedekt. De Jongen blyven even lang
by de moeder. De Bokken worden op
denzelfden tyd gefneden. — Zy worden op de-
zelfde wyze gevoed. De grootfte , welke het
zagtfte en langfte hair hebben, worden voor de
beste rasfen gehouden.
Zoon. Wat moet men by het doen vermeenig-
VUliligen der Varkens in acht neemen?
Landm. Een goed ras kiezen. Daar het
Varken allecn gevoed wordt om het vleesch ,
worden die voor de beste gehouden, welke het
zwaarfte kunnen weegen.
Zoon. In welk een ouderdom zyn de Varkens
tôt de voortteeling bekwaam ?
Landm. Agt a negen maanden oud zynde. Ze
draagen haar Jongen vier maanden. Dus kunnen,
zy,den ouderdom van één jaarbereikthebbende,
haare eerste Jongen werpen.
Zoon. In welk een j?argetyde zal men de Zog.
tôt den Béer toelaaten?
Landm. In de maand November en December,
Dan heeft men in de maanden. Maart en April
de
-ocr page 168-
SCHOOLIOEÏ.
16%
de Biggen. De Zog gezond zynde,laat den Béer
wederom toe met negen dagen. Ze kan telkens
agt of tien, en fomtyds meer Jongen voortbren-
gen. De voorjaars Biggen worden veel in den
volgenden zomer vet gemest. De najaars Biggen
den winter overgehouden , en in den daar aan
volgenden zomer gemest. Een Speenvarkentje is
een begeerlyke fpyze. Ze worden voor best ge-
houden. ecn maand oud zynde.
Zoon. — Wat moet men by het eindc van
•den dragt verrigten?
Landm, De Zog in een hok opiluiten ; daar in
frisch ftroo werpen, haar verder in 't oog hou-
dende. Wanneer ze het ftroo te zamen draagt;
'er een nest van maakt, genaakt de verlosfing»
Ook is de Zog voor de verlosfing doorgaans
ziek, en komt niet by de trog.
Zoon. Moet men by de verlosfing eenige hulp
toebrengen ?
Landm, Dit is zelden nodig. Men moet even*
wel by de verlosfing tegenwoordig zyn, om in
geval van nood de Zog te helpen; de na-
velltreng af te knippen, en de Jongen aan de
prammen te zetten. Ook zoeke men de nage-
boorte; werpe die zo vvel als de doode Biggen
buiten het hok , op dat de Zog , door het
çeten van dezelve, niet uitgelokt worde haare
Jongen op te eeten. Wanneer de Zog eenigzins
kwaadaartig is , gelyk meermaalen gebeurt, is
het best, haar in aile ftilte geheel alleen te laa*
^en- Het zal dan byna nooit gebeuren, dat zy
aenig kwaad aan de jonge Biggens doet. Ook
weeten deeze zig wel te redden.
L »                         
-ocr page 169-
•IS.|        L'A NDBOUWKUNDIô
De Biggen moeten wydérs wel van ftrco
voorzien worden , om ze droog en zindelyk te
houden. Terwyl zy nog kleiu zyn, fnydt men
het wat kort, anders kunnen zy 'er niet door
komen. Veertieij dagen oud zynde, geeft mcn
ze gelegenheid, om wat te drinken, en wat haver of
zemelen te eetefi. Drie weeken oud zynde, wor-
den ze gefneden, en een week daar nagefpeend,
Dan zyn ze in ftaat om van de moeder afgezon*.
tterdopgevoedte worden. Men geeft ze dan kar-
nemelk, en wat haver, zemelen, of gemaale
garât. Jonge Herfsmrkens, die des winters in
het land loopen, genieten veel voordeel van de
Paardeboonen, die haar fterk in de voeten maa-
ken, en wel doen groeijen.
Zoon. Hoe zal men de Varkens verder voe-
flêV?
Landm. Dit gefchiedt het best als men ze in
het weiland kan laaten loopen, of dat men ze în
het veld kan dryven, op plaatzen daar zy gras
kunnen pîukken; of op de ftoppellanden; of in
"bosfchen, daar veel eikeu en beuken boomen
groeijen. Zy zoeken daar voor een gedeeke zelfs
haar voedzel. Men behoeft ze dan weinig te
geeven. By de akers van eiken en beuken boo-
men worden zy zelfs vet, en hebben zeer goed
vleesch en fpek. Wanneer men ze in de bos-
fchen niet kan hoeden, of laaten loopen , raoet
men ze, als men ze wil mesten, op het fchot
leggen, en te eeten geeven van dat geene, 't
welk men voor de minste prys kan bekomen, of
voor de hand^ heeft, als karnemelk, wei, zeme-
len, gemaale garst, erweten, boonen, fpoeling^
-ocr page 170-
ScHOOLBOEK.              Jéff
of draf uit de branderyen, gekookte aardappelen,'
sa gekookte geele peen enz.
Zoon. Op welke wyze worden de Varkens vvet
het meest gemest?
Landm. In de branderyen worden veel Varkens
met fpoeling vet gemaakt. Het fpek is éditer
minder en Happer dan van ander voedzel. In
Noord-Holland, daar het maaken van kaas een
overvloed van hui geeft, wordt aan de Mestvar-
kens afgeroomde hui gegeeven , met pel of gars-
te meel, by beetjes te gelyk. Hier door groei-
jen zy zeer wel, zelfs tôt 4C0 en meer ponden.
In Zuid-Holland, al waar komyne kaas gemaakt
Wordt, mest men mede met hui of wei, waar on-
der garst, boekwyte, of pelmeel gedaan wordt '■, of
ook wel gekookte beeste aardappelen, dat zeer
goed hard fpek geeft. Die geen kaas maaken ,
voeren afgeroomde of tapte melk, die, voedzaa»
31er dan de hui zynde, minder toevoer van meel
feehoeft. Dit fpek is mede zeer goed; doch niet
zo hard als met hui en meel gemest. Het is zeer
goed, dat het mesthok een loop hebbe,'die
dik op geflrooid wordt, waar door men veel mest
vergaart ; de Varkens zindelyker blyven , en
minder ftyf worden. Ook is het zeer goed, dat
men op de plaats, in het hoir, waar op zy ge-
vvoon zyn te rusten, ftroo doe. Dit maakt dat
ze zagt leggen ; bewaart ze voor ftyfheid en bet
vordert den groei.
Zoon. Zyn de Varkens niet aan ziektens onder-
bevig?
Landm. Ja. Zy ftaan altyd bloot om vuurig te
worden. — Dit ongemak heeft meo meest onder
L 3                                      <àn
-ocr page 171-
\
iéô Lamdbouwkundio
de Biggen. —- Men kent deeze ziekte daaï;
aan, dat zy 'er zwart en fmeerig uitzicn, byzon-
der rondom de oogen en aan de ooren; datzy
ftyf worden, en bezwaarlyk gaan. De oorzaa*.
ken van deeze ziekte zyn gebrek aan beweeging
in de open lucht, Als de jonge Varkens welgroei-
îen zullen, is het duszeergoed,dat zywatruimte
hebben ora te loopen, en van de zon befcheenea
worden. Dan deeze ziekte ontftaat ook door te
weinig voedzel, of als men de Biggen voed-
zel geeft, dat voor haar moeijelyk te verteeren
is, gelyk Paardeboonen en erweten.
Zoon. Welke raiddelen zal men gebruiken om
deeze ziekte te geneezen?
Landm. Het beste is , de kleine klaauvven te
fnyden dat ze bloeden; voorts een party rooda
fcieten, in genoegzaam water heelgaar gekookt,.
met het water koud te laaten worden, en aan dz Var»
kens tegeeven. Menkan'erwatmelkonderdoen^
om haar beter te doen drinkeu, Het helpt ai-
toos.
Zoon. Krygen de Varkens ook niet nog anderç
ziekten?
Landm. Ja. Maar wanneer die aanweezig zyn
is 'er weinig aan te doen» Veel éditer kan men
voorkomen, door de Varkens wel te voeden, en om
de veertien dagen wat zecpzop, waar in linnen
gewasfchen is , want dit is goed genoeg, door
haar drank te mengen, of eenige handen vol klit-
tc wortels in de kuip of trog, waar uit zy drin-
ken, te leggen. Veorts moet men in acht nee-
îaen, dat men de Paardeboonen zeer fpaarzaam
eQ weinig te gelyk geeven moet aan Varkens
-ocr page 172-
ffc?
SCH OOL B O E K*
die dezelve ongewoon zyn. Anders krygen
ze zeer ligt een verftoppihg, en het vuûr in dé
ingewanden, waar van verre de meeste fterven.
Daar aan gewoon, heeft men daar voor minder
te vreezen.
Zoon. Kan men dan aan deeze ziekteniets doen?
Landm. Men kan ze in de ooren en indenftaart
fnyden, om ze bloed te doen ontlasten, eenitùk-
jc vicrkruid in het dunne van het oorfteeken,
en een ftuk brood, met groene zeep befmeerd ,
doen eeten, of wat raapolie doar den hais gieten.
Deeze hulpmiddelen zyn ook van nut by anderé
ongefteldheden van de Varkens, Aïs êéti Var-
ken de klem in den bek heeft, zal men het bo-
venste gedeelte der kaaken ten wederzyde van de
kop fterk wryven met groene zeep, waar door
het fpoedig over gaat (*)•
Zoon. Wat zal men by het voortteelen van
Hoenderen in acht neemen ?
Landm. Men zorge dat de Hennen , zo veet
eijeren hebben , als zy bezitten kunnen. Ge-
woonlyk geeft men 'er elf a dertien. Voorts zal
men het nest voor andere Hennen verbergen, te
gelyk zorgende, dat de Hen een bekwaame toe-
gang tôt haar nest behoude, Men zal ook wat
water naby het nest plaatzen, en de Hen, op ge-
zette tyden, naby het nest, wat voedzel geeven,
en dagelyks toezien, of 'er ook door andere Hen-
nen eijeren by de Broeihéh gelegd zyn. Dit
p-efehiedende 3 zal men die weg neemen ; want
daar
(*) MSB verze^ert <.1st door dit middd ook de Paarden gencezeil
WOidoi van de klem. Dit verdiende wel eenignadét onderz<
L A
-ocr page 173-
■ïéi L a n b s o u rf k u n b i a
daar uit zullen geen Kuikens komen. Om ai
broei-eijeren te beter te kennen, raerkt men die
met zwarte vlekken, het welk gemakkelyk ge-
fchiedt, door ze een weinig nat te maaketr, en
dan tegen een zwart gebrande kopere of yzerc
pan te wryven.
               i
Doorgaans komen de Kuikens te voorfchyn op
den één en twintigften dag, na dat de Hen gezeî
is. Tegen dieu tyd zal men de lien zo gerusE
laaten als mogelyk is. Zy zou anders fomtyds de
cijeren verlaaten, voor" dat de Kuikens aile uit-
gekomen waren. Op den twee en twintigften
dag, komen ze uit het nest te voorfchyn. Aïs
het nest hoog geplaatst is, neemt men de Hen
met haare Kuikens uit het nest, en iluitze, immers
vooreenigen tyd, in een hok op. Nattigheid en
koude zyn voor de jonge Kuikens fchadelyk.
Zonnefchyn daar en tegen zeer voordeeiig,
J)e warmte doet haar zo wcl groeijen als
het voedzel.
Zoon. Wat voedzel gcefc men de jonge Kui-
kens?
Lanâm. In het eerst boekweite grutten, of ge-
feroken garste grutten. Daar na krienzel, dat is
de afvtl van tarw. Als zy wat grooter worden
kan men haar ailes geeven wat de oude eeten ;
te weeten — zomer garst, boekweit, haver, ze-
melen enz. — Men geeve het altoos op gezette
tyden, en in een wel geTegelde hoeveelheid.
Vooral ftrooije men het in den winter, op een
drooge plaats. Wanneer 'er fheeuw is, moetmen
ze binnen 's huis het eeten geeven ; want de
fneeuw
-ocr page 174-
S C H 0 0 L î O E K.                 lǧ
fhecuw met het graan pikkende, vvorden zy daar
<door zeer benadeelt.
Zoon. Op welken tyd van het jaar worden de
Hennen te broeijen gezet?
Landm. Het voorjaar is daar toe de gefchikstç
tyd. Men moet echter zo lang daar mede wag-
ten tôt de Hennen dit zelfs verkiezen. Dit
hangt af van den tyd, op welke zy met het leg-
gen van haare eijeren begonnen zyn. Men kan
z-e ook zeer wel in den zomer eijeren geeven tôt in
de maand July, of in het begin ya'n Augustus,
Hiaarniet wel laater; want in hetwarmejaargety-
de groeijen de Kuikens het voordecligst.
Zoon. Hoe zal men de Kalkoenen teelen?
Lindm: —— De Kalkoenen in het voorjaar
haare eijeren gelegd hebbende, zettcn zy, even
gelyk de Hennen, zig te broeijen. Men geeft
haar dan elf a dertien eijeren. Zy leggen door-
gaans ook een grooter getal dan zy kunnen be-
zitten. Agt dagen gezcten hebbende, geeft
meu ze nog tvvee a vier Hennen eijeren, en men
verwagt dan de jonge Kalkoenen en Kuikens drie
weeken daar na, want de Kalkoenen bezitten
haar eijeren vier weeken. Terwyl zy zitten wor»
den zy op gelyke wyze als de Hennen behandeld.
Hetis goed , dat men de Kalkoenen niet te broei-
jen zet voor in het laatst van April, want de jon-
ge Kalkoenen zyn teêr , en kunnen nog koude
nog nattiglieid verdraagen. Ook ^yn ze veel
moeijelyker op te voeden dan de Kuikens.
Zoon. Waarom worden aan de Kalkoenen Hen-
nen eijeren gegeeven?
Lanclm. De Kalkoen neemt die jonge Kuikens
L 5                      ne*
-ocr page 175-
IfO        L4NDBOUWKUNDI&
nevens de jonge Kalkoenen, als haar eigene jon»
gen, aan; betoond die dezelfde liefde en zorg s
daar in nog zeer veel boven de Hennen uitmun-
tende, Dit doet die Kuikens zeer veel goed,
en dient te gélyk, om de jonge Kalkoenen te lee-
ren eeten ; want de jonge Kalkoenen zyn veel
traager en dommer dan de Kuikens.
Zoon. Wat fpys geeft men de jonge Kalkoe-
nen?
Landm. Eijeren hard gekookt en klein gekapt ;
waar onder men mede klein gekapte jonge brand-
netels van die foort doet, welke door hetzaad
voortgeplant wordt, en veel groeijen op puinag-
tige gronden, ofop de zulke,diefterkbemestzyn,
Daar na voedt men ze met boekweite grutten, in
karnemelk ltyf gekookt , vvaar onder men ook
dezelfde foort klein gehakte brandneteis doet j
daar mede aanhoudende , tôt dat zy aan arder
voedzel gewend zyn, dat in drie a vier weeken
îangzaamerhand gefchiedt.
Zoon. Welke ioorten van voedzel gebruiken
ge dan verder?
Landm. Met de Hoenders «— boekwyt, garsts
haver enz. Zy zoeken ook, gelyk de Hoenders,
voor een groot gedeelte haar voedzel in het veld*
Men kan ze langs de wegen en op de ftoppellan»
den hoeden, Ze kosten dan minder van onder-
lioud.
Zoon. Hoe zal men de Ganzen doen vermee-
nigvuldigen?
Landm. De Ganzen leggen haare eijeren in het
voorjaar ; bouwen zelve een nest. De eijeren
worden opgezamcld, en hun, wanneer zy zig te
biock
-ocr page 176-
SCHOOtBOEÇ»               Xf\
broeijen zetten, gegeeven. Zy bezitten de eije-
ren vier weeken. De jpnge Ganzen, uit de eije-
xen koraende en volkomen droog zynde, loopen
en zwemmen de oudena, die meçrendeels zelve
voor derzelver opvocding zorgen. Genoeg is
het, dat men ze vvat haver, of ander graan voor-
pt, of klein gekapte geele peew. Zy.begin-
nen met de moeder al haast gras te plukken, en
haar voedzel uit het vvater te zoeken. — Zehebbcn
dan verder geen byzonder toezigt noodig. '
Zoon. Hoe vvorden de Eenden vermeenigvul-
digt?
Latidm. De Eenden hebben met de Gan-
zen gemeen , dat zy voor een gedeelte in
hct vvater leevcn.Ze eeten éditer geen gras gelyk de
Ganzen, maar vïnden veel voedzel in de poelen en
gràgten ; moeten éditer voor het overige met
graanen gevoed worden. Ze verbergen haar cije-
ren meer als de Ganzen, en zettén zig dikwils
itil te broeijen , dat doorgaans wel gelukr*
Wanneer zy haar eijeren, in daar toe vervaardig-
de, en opdc waterkantgeplaatstenesten,lcggen,
geeft men haar tien a dertien eijeren te rug. Zy
komen met de andere Eenden voedzel neemen,
Als de pylen uitgekomcn zyn, verlaaten zy met
de moeder het nest, en hebben geen byzondere
oppasfmg noodig. Het is genoeg dat men haar
het noodige graan geeft, en toezie, dat de vol-,
wasfen Eenden haar daar van niet berooven. —■
Zoon. Welke foorten van verblyfplaatien geefc
men aan aile deeze foorten van Vogelen?
Landm. Ze kunnen wel in het zclfde gebouw
huisvesten, dan niet wel by den anderen ge-
plaatsç
-ocr page 177-
ï7i Landsouwkundis
plaatst worden. De Hoenders en Kalkoenen rus^
ten, of (laapen op ftokken ; de Ganzen en Eenden
ep den grond. In een hok, dat voor allen gefchikt
is, moeten de Hoenders en Kalkoenen in het bo>
vende gedeelte, en de Ganzen en Eenden be->
neden op den grond geplaatst worden. Dietwee
vcrblyfplaatfen moeten door een til of zolder i
waar de mcst van de Hoenders en Kalkoenen niet
tan doovvallcn, van den anderen gei'cheiden zyn,
I)e toegangen tôt het bovenste gedeelte maakt
men de Hoenders en Kalkoenen gemakkelyk,
door een fçhuin leggende plank , waar op een
hand breed van den anderen latten gefpykerd zyn.
l)e openingen, waar door al dit gevogelte naâ
tunncn gaat, moet men digt kunnen lluiten. Dit
is dikwils noodig, om ze tegen de aanvallen van.
het roofgcdierte te beveiligen.
2.oon. Hoe veel Vogelen van het manlyl ge-
flagt moet mcn,naarhetgetalvanhetvrouwelyke»
by dêeze onderlcheiclen foorten onderhouden ,
om aekcr te zyn, dat de eijeren bevrugt zulleo
weezen ?
Landm. Men rekent voor twintig Hennen één
Haan. Voor twintig Kalkoenen drie Haanen.
Voor twaalf Ganzen één Gent of mari. Voor zes-
tien Eenden één Woord. Met de Duiven is het.
gcheel anders. Deezepaaren, en elke Duif heeft
haar eigen' Doffer.
Zoun< Hoe zal men die voeden en onderhou*
den ?
Landm. Men moet een kooivervaardigen,waar
in zo vcel van den anderen afgefcheiden hokjes
zyn, als men bcgeert,dat 'er paarenDuiven in
-ocr page 178-
SCHOOLBOËK.
173
âullen woonen. Deeze moeten aile open zyn,en-
zo groot, dat de Duif zig daar in vry bewee-
gen, en , zonder door de opeaing gezien te wor-
den, haar nest vervaardigen ; haar eijeren leg-
gen, en haar jongen uitbroeijen kan. Menhangt
zodanig een kooi aan de wooning, en dan heeft
die maar eene zyde. Men kan de hokken ook
binnende wooning maaken. Dankomendegaten
of toegangen in de planken van de fchuur. Zo-
danig een kooi is veel duurzaamcr. Ook raaakt
men kooijen, tôt welke de Duiven aan vier zyden
toegang hebben. Deeze lteït men op een paal,
en kunnen een groot getal huisvestcrw
Zoon. Welkeoppasfing hebben de Duiven noo-
dig?
Landm. De kooi gemaakt en de Duiven daar
in met hennipzaad gewend zynde , zockeu
ze haar voedzel meerendeels zelve in het
veld, ten koste der gebuuren. Met het verzor-
gen haarer Jongen heeft men niet te doen. Zy
voeren die uit haar eigen krop. ■—■ En fchoon
zy altoos maar één paar te gelyk voortbrengen,,
vermeenigvuldigen zy nochtans fterk, broeijendc
den geheelen zomcr door. Duivenboonen en wit-
te erweten zyn voor haar<het gefchikfte voedzel.
Zy eeten éditer ook andere foorten van graa-
nen.
Zoon. Welke voordeelen geeven de Honirig-
beîën?
Landm. Goede —■ in jaaren, als 'er veelhoning
valt. Ze vorderen een naauwkeurige oppas-
fing, welke zig voornamelyk bepaalt tôt het
ver-
-ocr page 179-
i% Landbouwkundig
verzorgen van een voor haar gefchikte vcrblyf-
plaats, en een goede behandeling.
De korven worden gewoonlyk gemaakt vati
roggenftroo, dat met gefpouwen en voorts plat
gefneden tienen zeer vast en glad te zaamen
gebonden wordt, boven plat , en onder
allengskens wyder wordende ; van buiten met
kalk en koemest door elkanderen , of ook wel
met klaare koemest beplysterd, om de korf te-
gen den indrang van de lucht en regen te bevei-
ligen. Men fnydt in dezelve twee gaten,regt bo-
ven den anderen, waar door de Beiën uit en in
gaan. Voorts fteekt men een genoegzaam aantal
platte ftokjes, of fpylen, vyf zolderîngen hoog,
en kruisweegs, dwars door de korf, op dat het
werk der Beiën daar op moge rusten. Men moet
geen ander dan wilgen hout tôt de tienen of tôt
de fpylen gebruiken ; want als Jer bitterlinge tie-
nen aan de korf waren, zouclen de Beiën daar niet
in bîyven. Ook moeten de korven altoos fchoon
en zuiver zyn, als men de zwermen daar in zal
doen. —
Z9on. Hoe moet de plaats, daar de korvenzul.
len ftaan, gemaakt zyn?
Landtn. De gaten naar het zuiden of zuidoos-
ten geplaatst, boven gedekt tegen den regen ,
agter digt, om de korven tegen de koude noor-
de, nooi'd weste, en noord ooste winden te be-
veiligen. Het dak moet aan de voorkant verre
over de korven heen komen, op dat defchaduwe
daar van in den zomer op de korven valle, en de
Beiën tegen de groote hette beveiligt blyven.
Dit dient teveus om de korven van flyk en zan«*
i'chooa
-ocr page 180-
S C H 0 0 L B 0 E K.
*75
fchoon te houden. Ora die zelfde reden moeten
de korven op een breeden plank , wat boven
den grond verheeven j geplaatst worden ; want
de vogtigheid is de Beiën nadeelig. Men kan
ook zeer wel twee reiën Beiê'nkorven boven mal-
kanderen plaatzen*
Voorts moeten de Beiën, wamieer die veelzul-
len opbrengen, den gehcelen zomcr door, in de
nabyheid van een overvloed van bloemen geplaatst
zyn : wanr van de bloemen alleen verzamelen zy
honing en was. Daar 'or nu maar weinig
landftreeken zyn, daar men boomgaarden, kool-
zaad, witte klaver, boekwyt en heilanden in een
kleinen omtrek by den anderen heeft, moet men
de Beiënkorven van de eene plaats naa de an-
dere vervoeren.
Zcon. Waarom nocmt gy zo byzonder, boom-
gaarden , koolzaad, witte klaver, boekwyt en
heilanden?
Landm. Om dat de bloemen van deeze gewas-
fen de voornaamfte zyn, van welke de Beiën haa-
ren voorraad verzamelen, en deeze bloemen mal-
kanderen, van het begin tôt het cinde van den
zomer, geregeld opvolgea. De bloemen van de
yrugtboomen zyn de eerste. Daar op volgen die
van het koolzaad en witte klaver. Daar na de
boekwyt. — Dan de heiplanten.
Zoon. Hoe kan dit vervoeren best gefclîie-
den?
Landm. Men zal, zulks noodig vindende, het
werk, dat in de korven is, een dag voor het ver-
voeren , ftevigen , door het fteeken van dunne
ipyltjes, ter wederzyde langs de honingraaten,
in
-ocr page 181-
Î76        LANDBOUWftU&DIft
in den top van de korf. Te gelyk zal men df
korven met kaasdoeken-kleeden digt toebin-
den, en des avonds de ingangeu digt ftoppenmet
gras , of hooi. Dit wel bezorgt zynde , lcgt
men de korven met de kleeden opwaards, op wa-
gens, of karren, of 110g beter in vaartuigen, en
gaat daar mede des nachts op reis. Deeze afge-
loopen zynde, doet men 'er de kleeden af, en
trekt 'er de dunne fpylen, die men 'er uit voor-
zorg in geplaatst hadt, wêderom uit.
Zoon. Men kan evenwel de Beiënlial niet me-
de voeren?
Lanàm. Dat is waar. Doch in den zomer bc-
hoeft dit minder. Het voldoet als men de kor-
ven in een boomgaard, in de fchaduWe van de
boomen, op een dioogen grond, op een bedding
van ftroo neder zet, de korven met een dakpan
dekkende.
Zoon. Aan vvelke tekenen kan men de meerdere
of miudere waarde van een korf met Beiè'n ken-
nen?
Landtn, Het vooraaamc teken der deugd of
waarde van ecn korf met Beiè'n is, dat de korf
zwaar weegt, en wel met Eeiè'n gevult is.
Voorts dat de Beiën vlug, gezond en wakker
zyn.
Zoon. Hoe moeten de Beiën behandeld wor-
denï
Landm. Men moet voor eerst de korven in den
winter nimmer geheel iluiten, maar eenopenpen-
netje in het uitvlicg gat ftecken , 0:11 lucht te
geeven: openende wyders de korven, zo ras het
weêr aangenaam wordt, en de boomen beginnen
-ocr page 182-
iS C II O O t B O E K,              I??
te bloeijen, en 'er geen fneeuw meer is. De
Beiën zuilen zig dan reinigen, aile vuilig-
heid naar buiten brengendc. Daar na be-
ginnen zy honing eu was naar huis te draa-
gen en ailes, vvat binnen in de korf befchadigt
is, te verbeteren. Hier in zal men haar te hulp
komen. Tegen den tyd, dat de appel en peere-
fcuomen in vollen bloei ftaan^zal men, op een' fchoo-
nen warmen dag, de korven w'eg neemen ■,
dezelve omkeeren en bezigtigen , een lee-
dige korf in de plaats zettende (*> Om
dit gemakkelyk te doen, zal men de Beiën met
tabaksrook , of met die van imeulend lyn-
waad , naa den top van de korf dryven. Dan
fnydt men het oude werk beneden uit de korï
Weg, de befchimmelde honingraaten, ZO wel aiS
die, we.lke bcfçhaadigt zyn * weg doende, en
fchuin afkortende, zonder het werk, dat in de
liorf blyft, te breeken of te befchadigen. Men
gebruikt daar toe een fcherp mes, dat men dik-r
wils in koud water doopt. Om van de Beiën
niet geftoken te worden, zet men een Beiè'nkayi
op het hoofd •> en doet handfchoenen aan. By
cleëzé gclegenheid zuivert men de korven oolc
van de motten en van het fpinrag. Ailes verrigt
zynde * zet men de korf weder op zyn plaatsi
Een dag of wat geftaan hebbende , ziet men,
of de korf geregtigd is , dat is* een Koning
keeft, ofniet»
Zoom
(*) Dit ««et nen gltooc dosn als men de »eita wil bezieBv
M
-ocr page 183-
'^78 Landeouwkundig
; Zom. Waér àan zlet men dat?
Làndm, Een ftok of korf Beiën zonder Konïngj
of beter zonder moederbeië zynde , wordt 3er
ôïet géwerkt en de Beiën treuren. Ook kunnen
de Beiën dan niet vermeenigvuldigen : want de
moederbeië moet het zaad, of de ëijeren in de
cellen of huisjes leggen.
' Zoon. Komen dan aile de Beiën van ééne Bei'ë
-voort?
                     :
Landm. Ja, in zo verre, dat zy de eijeren in
de huisjes moet leggen, gelyk ik u daar even
zeide. Maar ecn ander l'oort van Beiën, Hommels
of Marels genoemt , zyn haar daar in behulp-
;zaam; want het fehynt, dat deeze het zaad be-
vrugten, door 'er een mélkagtig vogt by te voe-
gen, waar door dat kleine witte eitje ineenworm
verandert, dagelyks grooter wordende, tôt dat
het celletje geheel gevult is. Dan komen de
kleine Beiën, en ftorten een weînig honing daar
hy, de celletjes digttoedekkende, welkbedekzel
door de jonge Beiën in korte dagen verbroken
wordt,om geheel volwasfen te voorfchyn te treden.
Zoim. Wat moet mèn doen, om een ongereg-
îlgde
korf wederom van een moederbeië" te voor-
ïien"?
Landm. Men wagtë tôt de andere korven zo
verre gevordert zyn, dat zy beginnen te broei-
jeti. Dan -fnycit men een ftuk boningraad, met
brood bezet, dat is zulk een ftuk, waar in de
cijenjes op den bodem der celletjes leggen, of
al reeds , half door de jonge. Beiën gevuld zyn,
iiit zodanig een'korfj m'a'àkt dit vervolgens in de
ongeregtigde korf vaàu De Beiën zuilen uit
dat
-ocr page 184-
SCHOOLïOEÏ,
179
dat zaad zelf een moederbeië trekken, en dan
zal ailes weêr goed gaan.
Zoon. Hob moet men de Beiën al verder be-
handelen ?
Landm. De zwermen afwagten, welke in het
laatst van Mey en juny, ook vvel in July afr
komen. ,
Zoon. Heeft men tekens, waar aan tezienis,
dat de ftokken gereedzyn, om afte zwermen?
Landm. Men lette op de huisjis, waar in de
jonge moederbeiëu uitgebroeid worden. Dccze
zyn daar aan kennelyk , dat zy aan de honingraa,-
,ten met de opening nederwaards hangen, of de
korf omgekcerd zynde, opwaard itaan. Ook
zyn ze veeî grooter en langer al s de andere cel-
Jetjes. Dceze huisjes, of cenige van dezelve ge-
ftoten zynde, heeft menbetzwermeu binnenwei-
nige dagen se wagten. Ook komen , even na
d'en middag de hommels , aan derzelver brom-
meude vingt kennelyk, naa buis.
De zwprm afkomende, klopr men op een pan4
of bekfcen. Dobr dat geluid zuilen zy beter ne»
denvaards komen. Ook is het goed, dat men'er
wat itof, ofwater bnder werpt. Zy zetten zig
dan. aan een iak, of aan de ftam van een daar by
ftaanden boom, waar aan zy zig aan malkander
vasthegten, in eene gedaante, niet or.gelyk aan
een bns druiven. Men neemt dan een zuiveren
Beiënkorf, in welkers top men wat hoojng g.e-
daan heeft- Men ftrykt met een Ganzenvleugcl
de hangende tros Beiën in de korf, voorâl zor-
gende, dat men de oude moederbeië, mede in
de korf ftrykej anders vliegt de zwerm uk de
" M a                     korf
-ocr page 185-
î8o Landbouwkundio
korf naa de moederbeiè". Vervclgens legt metj
de korf op zyde, met den top naar de zon ge-
keerd. De Beiën zullen zig dan daar in verzame-
len. De korf moet metceniggroenloof,tegenden,
Iterken indrang der zonncftraalen, beveiligdwor-;
den.Anders zouden de Beiën fomtyds Weder aftrek-
ken. Des avonds, als de zon onder is, zet men
de korf met de nieuwe zwerm op de plaats,
voor de Beiën gefchikti ■—
Agt of tien dagen daar na komt de tweede
zwerm af, eu drie dagen daar na wederom eeri
derde.
Zoon. Ik dàgt riiet dat de Beiën zoo ftèrk ver«
meerderden ?
Landm. Gy moet niet denken j dat men vafl
elken zwerm een nieuwen ftok verkrygt. Zo
handelende, zouden oude en jonge Itokken heida
ras bedorven zyn. Voordeel van de Beïè'n wil-
lende plukken, moeten de korvenfterk met Beiën.
bezet, of wel gebeidzyn; anders geven zy zig
meer werk, om de Maatfchappy te vergrooten,
dan wel om honing.te verzamelen, en hebben
dan , de zomer gceindigt zynde, geen, of zeer
weinig voorraad.
Zoon. Hoe moet men dan met de zwermen han*
elen?
Landm, De ftokken, welke de meeste Beiën
liebben, zullen de zwaarste worden. Te-
vens ondervint men, dat vroege zwermen, re-
delyk groot zynde, in dat zelfde jaar nog weder-
om willen zwermen , waat door zy bederven»
Aan de jonge zwerm Ueeft men dan ook niets*
Dierhalveu moet njen, by het zetten van de jon-
ge
-ocr page 186-
ScHOeLÎOEK.               1SV
ge ftokken, in aanmerking neemen, of het nog
vroeg indenzomeris. Naarmaatehetlaaterinden
somer wordt, zal men die grooter moeten maa^
ken. Ook zal men de zwermen grooter mbeten
zetten, in natte, dan in drooge jaaren.
Zoon. Hangt het van onzen wil af, of de zwer-
men klein of groot zullen zyn ?
Landm. J^ Zelden eçhter gebeurt het, dat
85e te groot zyn. Te klein zynde, doet men twee
of drie zwermen by den anderen,
Zoon. Op wat wyze gefcliiedt dit?
Landm. Men laaii de zwermen in de korf, in
welke die gefçhept zyn ,tot aan den avoiid. Dan,
ftelt men de korf, in welke men de Beiën over
ftorten wil, met het open einde ora hoog ; be-
xookt de Beiën een weinig, en ltort ze wat ho-
ning op het lyf. Dan ftelt men de korf, die men
ieedig maaken wil, boven opdeledige. Dooreen
ilag met de vuist, boven op den top van de korf,
Vallen de Beiën naa beneeden in de ledige korf,
Men ftelt wyders de korf, daar de Beiën nu in zyn,op
Itaare plaats, den ledigen op zy voor dezelve
leggende. Ailes fchikt zig dan zeer wel, voor-
al, wanneer men zwermen, die op den zelf-
den dag gefçhept zyn, by den anderen doet.
Zoon. Wanneer eens twee of meer zwermen
by den anderen vliegen, wat dan te doen?
Landm. Te groot zynde, ora by den anderen
gçlaaten te worden, zal men die in twee of meer
korven fcheppen., Hoe zeer by dçn anderen
ftaande, zullen ze evenwel in twee ofmeerdee-
len gefcheiden blyvcn, elke zwerm. zig om haar
M 3                          ei-
-ocr page 187-
L A M D B 0 V W K U "M ' Si I G
i8'ï
eigen' moederbeie zettende. Dûs' kan men cm
deel in de eene, en een ander decl in een andere
korf ftryken. Zy zullen dan •■ elk aïzon»
derlyk blyven, ten ware do beide moeder-
beiën in eene korf waren. In dat geval raoet-
men in de korf naa de moederbeitn zoeken, en
in elke korf één moederbei zien te krygcn. Dan-
zullen de Beiè'-i zig van zelve verdeele'n. Men
kan de moedeibefn gemakkelyk kenneti : wanÇ
zy hebben een veel langer Iyf'; en zyn yeel gee!-'
der van cokur.
Zoon. De jbngé zwermen frerk genoeg zynde,
riee;'' men dan vërfler daar aan mets te doen?
Landm. De jonge zwermen vyftien of twintig
dagerj geftàan hebbende, zaï men onderzoeken ,
of de jonge Buien gereexld werk maaken, dat is,
of de hôningniaten ïn goede orde, gelyk
aan , gewei'kt worden — ofdc gioote en kleine elk
byzonder zyn; dan of de ruirne.cellen , waar
uit de homme)s, of Broed-bué'n voortkômen," eu
de klune, vvaai in de 1 Jonirigbeiën worden uit.
gebroeid, door elkander ftaan — of'cr meer als
één eitje in één ceiletje geLgd is. Deeze fouteâ
in een B.iè'mto'rf ontdékkende, deugt de moedVr-
beië, die de gebeele, korf re.ffç,ert, niet, Vari
zodauige korven is nooit iets goeds te wagfèru
Het best is, die led.ig te maaken, en de Bdën
pp een andere korf te nerten.
Zoon. Hoe Handelt men met de oude ftokken?
Lan^m, De éerste zwerm afgevlogeri zynde ,
keert men .de korf om , en fnydt met een la»g
mes, dat \vd fchèrp is>, de hommels, vvelke nog
niet uitgekomen zyn, de kop af. Deeze toch
zou-
-ocr page 188-
S C H 0 0 h B O E K.                   Ï83
gouden niets anders doen als de honing vertee-
xen, en de tweede zwerm met een groot aantal
onnutte kostgangers bezwaaren.
Zoon. Is 'er nog iets aan de oude korf te doen,
als de tweede zwerm afgevlogen is ?
Landm. Neen. Maar als de derde zwerm ai-
geviogen is, beziet men de korf wederom, en
fnyt al de moederhuisjes, die men vinden kan.,
weg, om voor te komen, dat 'er geen meer zwer-
men afvliegen. De korf nog rykelyk van Beiëa
voorzien, en nog veel jonge Beiën, die. noguit-
gebroeid moeten worden, in hct werk zyiicle
laat men één moederhuisje itaan. Anders zou het
kunnen gebeuren, dat de korf ongeregtigd wieiut «
Men kan dan ook het werk wat inkorten , om
het te eerder te kunnen zien,
Zoon. Waarom fnyt men aile de moederpypen
weg, als 'er weinig Beiën in de korf zyu ovcrge-
bleeven ?
Landrn. Wanneer 'er weinig Beicn Ln.de korf
zyn, moet men de korf yeriterken, en 'er zoo
veel op ftooten, als mennoodigoordeelt ;hetjaai--
getyde en de gefteldheid van den zomer, evën.
als met de jonge ftokken, inaanmerking neemen-
de. Gewoonlyk geeft men ze het derde zwerm
te mg. Dikwils een tweede van een andereftok.
Dit moet men doen, drie a vier dagen, na dat zy
af'zczwermd hebben. Een zwerm op een oudé
Itok doendei zyn zy altyd van eenKoninginvoor-
zien.
Zoon. Hoe bezorgt men de Beiën in den win-
tcr ?
Landrn. Als het wéér flegt wordt en 'er in het
M 4
                        veld
-ocr page 189-
384 Lan»bouwku. tfDio
veld niet meer te haalen is, behooren de Beiëij
van voedzel, voor den geheeleft winter,voo:ziert
te zyn, het zy dat ze dat zelve verzameld heb*
ben, of dat men de zwakke ftokken,door het in-
zetten van voile honingraaten, in tyds verzorg-t
heeft. Men moet ze dan in een ftal, agter digr,
en boven wel gedekt, op digte planken plaat-
zen, de openingen , wel-ke 'er tusfchen de
îcorven en de planken mogten zyn, met taaijeklei
digt fmeerende. Voorts moeten de onderste ingan-
gen met klei geheel toegeftopt worden. De bo-
venste zal men, als de Beiën niet meeruitviie-
gen, ook met klei toeftoppen, met een dun
îpriempje *er kleine gaatjes doortteekende, om de
lucht binnen te laaten. Dit is ruim zo goed als
den ingang te ftoppen met een dun plankje, waar
in cenige kieine gaatjes gcboord zyn. Tegen de
felle koude dekt men de Beiën , door rietmattt.ii
•of ftroo tegen den voorkant van de Beiënftal te
plaatzen. Het ftroo moet echter nooit digt tegen
de korverj leggen. Dit zou de muizen aaaléiding
geeven, om de korven te doorknaagen, den ho-
ning op te eeten , en de Reiën te verwôesten»
Want deeze zyn, bcnevens de mieren, rupzen,
en fpinnekoppen , natuurlyke vyanden van de
Honingbeiëo.
Zoon. Zyn de Honingbeiën ook niet aan z;ek-
tens dnderworpen?
Latidm. Ja. De gemeenste ziekte is de loop.
Deeze ontftaat geineenlyk, als men de Beiën, in
ïiet vooTJaar, Wanneer haar. voorraad geheel ver-
îeerd is, met honing moet voeden. Deeze toch
U lî-iir een geJeelte vaa het voedzel, dat zy ge-
biiu»
-ocr page 190-
S Ç H O, O Ii B 9 E K«                   ■$£
Vaiikcn: want zy hebben ook brood, dat meu
in byzonderecelletjesvcrzameld vindt. Menheeft
'er ook, waar in brood en honing te famen op-
gelegd is. — Om deeze ziekte voor te komen,
moet men , in den tyd dat men de Beiëii be-
roofJ, eenige honingraaten, met brood gevuld,
bevvaaren op een drooge plaats, om ze in het
voorjaar te geeven, Wanncer deezeziektc plaats.
lieeft, geneest men die met vvat pisonderdenho-
çing te niengen (*)•
Zoon. Zou men in on s Vaderland den teelt der
Zywurraen met voordeel kunnen doen?
Landm. Onze îuchtsgefteldheid is zeer veran-
derlyk. De opvoeding van de Zywurmeu
is dus
in ons Vaderland veel moeijelyker, als in Lan-
den, daar de lucht gemaatigt en het weerbeften-
diger is. De groote zvvaarigheid is het gebrek
aan Moerbezien-boomer. Men zou dus een
begin moeten maaken met die te planten.
Daar van voorzien zynde, zou men 'er
voordeelen van verwagten mogen. De Zywur-
men vorderen een omzigtigebehandeling,eneene
uaaukeurige oppasiing. Echter loopt het werk.
in eenen korten tyd af. — De Zyde, in ons Va-
derland gevvonnen, is , naar het getuige-
nis van kundige Waarnecmers, by uitneemend-
iicid goed,
Zoon.
(*) Zic over de ziektet» der B:iën — Staatkimde der Natuur, te
Amfterdàm by S. van Esield 1764., wnar in over de opvoeding en
teelt der Honiugbciën gehftndelt woidt. Daar heeft men ook eea
juiste çmderriclui.nj aangaanJe den teelt der Zywurmen,
M 5
1
-ocr page 191-
i26 Lande ouwkundicî
Zoon. Wat dunkt u van denteeltyantammeîç.a-.
tîynen ?
Landm. Dat die, de hoeveelheid van voedzel
in aanmerking genomen, zeer weinig opbrengen
kan. Het is een aangenaarne uitfpanning voor
kinderen, die veel vermaak vinden, in dit Vee
tevoeden, te rdnigen, op tepasfenentevçrkoo»
pen. — Voorts zou van de <wol van de zoge-
naamde angorifche of ruigbairigc Konynen, waar-
fchynelyk, voordeel te trekkeri zyn. Mai zou dus
den teclt van dezelve niet zonder fioop op een
goed gevolg kunnen beproeven,
LYST
-ocr page 192-
S C H 0 O l B 0 E K.
*8f
LYST van GENEESMIDDEÏ-EN,
No. i.
N cemt een hand vol gedroogde Vlierbloemen;
giet daar op twee a drie koppen ziedend heete
zoete melk ; laat dit in een maatige warmte twee
uuren trekken en het vogt door een doelc
loopen -3 geeft het dan 's avonds laauw tf
ùrinken. ■*■
No. a.
Neemt de ribben van een Varken; branddîe
in het vuur gloeijend; ftampt ze, koud gewor-
den zynde, tôt pulver. De giftls een goede le-
pul vol, met een klein bierglas vol boom olie.
No. 3.
Neemt een hand vol Klei, twee lepels olie» en
drie lepels azyn, Mengt het onder malkander
tôt .eeiv pap, zo dat men het bekwaam kan fmee-
ren.
No. 4.
Neemt twee deelen boom-olie, enééndeelVe-
netiannfche terpentyn ; fmelt de terpentyn met
de booai-olie op een zagt vuur; laat het bekoe-
3en ; doet 'er dan wat groene zeep onder. Dit is
een zeer goede wondzalf. Naar. maate de wond
^uiverer wordt, vermeerdere men den terpen-
tyn , en verrmndere de zeep. In plaats van
zeep kan men Spaans groen neemen. —
No. 5.
-ocr page 193-
î8$ LabjdbouwkundïÇ;
No. $.
ISïeemt J fg geele was, en a {g witte harst, en,
even zoo veel wierook ; fmelt ailes op een zagt
vuur; gefmolten zynde, doet men daar by één
f8 gezuiverde Varkensreuzel, en laat het, nog
Vvartn zynde, dpor een doek loopen.
No. 6.
Neemt twee handen vol gemeen zout, en daa*
i»y een half fg gemeene Siroop ; geeft het mec
çpater of varsch bier, in eens, in.
No. 7,
Neemt twee loot zenebladen ; giet daar op eeft
half pond kookend vvater; laat dit, in een maatige
warmte, een half uur trçkken; vervolgens door
een doek loopen; doet 'er dan twee a drie loot
2out van Glauber by, en geeft het, in eens, in,j
No. 8.
Neemt éën lood rhabarber; geeft die, tact
water gemengd, in eens in. Men mag de gift
naar omftandigheden vcrmeerderen tottwéélood.
No. 9.
Neemt éçn en dcn half lood colequint, en efcn
lood zenebladen ; kookt een en ander in twee kop-
pen varsch bier, een kwartier uur; laat het toege-
dekt ftaan, otn te bekoelen; giet het vervolgens
door een doek, en geeft het de Koe laauvv in»
No. 10,
-ocr page 194-
m
S C H 0 O î- S 0 !î !(.
No. io.
Neemt boontjes bakelaar twàé lood, en ècn
kleine hand vol bladen van zevenboom, kleinge-
fneden; ltampt dit te famen fyn ; kookt het in
een bottel varsch hier* en geeft het in eens in.
No. ii. a.
Neemt gerookt rundvleesch, een vierdepond;
fnydt het in platte ftukken , braadt het in ee»
pan, tôt dat het zo hard is, dat het tôt pulver
kan geftampt worden ; ftoot het dan klein, en
geef: het met zoete melk in eens in. —
No. ir. b.
Neemt boontjes bakelaar en draakebloed, van
îeder twéé lood; flampt ailes tôt een fynpoeder;
kookt dit in een bottel varsch bier, een kvvartier
lang, op een zagt vuur; geeft het in eens in.
M^n geeft dit middel eens daags, tôt dat deziek-
te ophoudt. Het ilopt niet zoo fchielyk aïs het
Voorgaandc»
Ne. 12.
Neemt bladen van zevenboom, rozemaryu en
lavuszaadj van elk tvvee lood; kookt dit te faa-
men een kwartieruur,inoudbier, weltoegedekt;
laat het bekoelen; zygt het door een dûek, eu
geeft hct in eens in. —
No. 13,
Neemt twéé lood colequiat ; kookt die een
kwartier uur in een bottel varsch bier, wel toe«
gedektj zygt het door, en geeft het in eens in,
Nos Ï4,
-ocr page 195-
3gq Landb ouwku n d i g
No. 14.
i Neemt êén halfpond roodebolus; tweepinten ..
azyn ; doet 'er zo veel nieel van lynkoek by, dat
het de dikte heeft van een pap, waar mede men
het ontftoken deel, drie of viermaal daags, be-
imeert.
No. 15.
Neemt kwik, één half pond ; olï« van Iauw-
rierbeziën , één en één half pond, wryft dit wel
onder een.
No. 16.
Neemt terpentyn-olie 20 oncen»
Venetiaanfchen terpentyn 4 dito.
Varkensreufel
        .           8 dito.
Gebluschte kalk . 16 dito.
•Ammoniac zout
          . 1 ditO,
Ruuwe uluin            -             1 dito.
Mcnie           .          .          1 dito.
Laat de vettighcden eerst op een zagt vuur
fmelten ; doet 'er dan de fyn gemaakte poeijers
by, en op het laatst het ammoniac zout. Wan-
neer de zalf te dik wordt, doet men 'er nog vvat
terpentyn onder. Men bewaart deeze zalf inver-
glaasde potten, die men met een blaas toebindt.
No. 17.
Neemt fenegriek, ezels komyn en boontjesba-
kelaar, van ieder één halfpond; llampt allestct
een poeijer. De gift is een goedetinnelepelvol»
ééns daags.
No. 18..
Neemt een half loodfaffraan, "klein gejTneden;
doet
-ocr page 196-
S C H 0 0 L » 0 E K.                 jÇt
doet die in een half mengelen zoete melk ; ftelt
dit op een zagt vuur, tôt dat het vvel getrokken
is ; geeft het dan in cens in. — '
No. 19.
Neemt mcnfchendrek,ter groote vaneenhoen-
derei; doet daar by een vierde pint wyn-azyn,en
zo veel vvater, dat het vloeibaar genoég is, ora
in te gceven; maakt dit mengzel laauw, en geeft
het in cens in.
No. 20.
Neemt roode bieten, gezegt karooten; fchrapt
die met een mes heel fyn ; geeft van dit fchraap-
fel, drie maal op een dag, telkens vyf a zes lood
onder wat winter gerst. —
No. si.
Neemt wttte vitriool, één vierde lood; doet
daar op twaalf looden roozewater;laatditeenwyl
liaan; zygt het dan door. Tôt de wasfching ge-
bruikt men bes: een ftuk fpoos.
No. 22.
Neemt campher, vier lood; wryft die klein;
doet die op één bottel brandi wyn ; neemt dan één
vierde deel van dit vogt, en drie vierde pis ; wascht
/ daar mede het aangedaane deel, drie of vier
maal daags.
No. 23.
Neemt een lood campher; wryft die klein;
mengt een half pond groene zeep,enevenzo veel
fyn gemaale mostard, wel onder malkanderen;
doet
-ocr page 197-
ït>2
LaSdbo uwkuNûiû &C.
doet de Campher daar by. Smeert eens cfeagS
met dit fmeerfel , en waseht de aàiigedroôgdé
masfa, om den derden, of vierden dag, fchoon
ai', met zeepfop. De geneezing mist bynaiiooiu
No. 24.
Neemt Peter olie         2 loocL
Oïie van aarde 2
Nardus olie I
Spyk olie
          1
Deeze olien, wel ondermalkandercn gemengeU
imeert men daar mede eens daags. Men moet ze
wel inwf yvén, en met een heet yzer , of gloei-
jende kool wel indroogen.
No. 25.
Neemt by één half pond terperityn-olii:, èèn
half pond geele was, en vitriool, ter groote van
een muskaat- noot; fmelt dit overeenzagtvuuf ;
laat het zo lang kooken, tôt dat de vitriool wit
wordt; fmeer hier mede, dric dagen agterdenaïï-
deren, en vervolgens drie maal om den andercn
dag ; laat het Paard flil op fiai ftaan.
No. a&
Neemt olie van laùwrierbezién , de althca,
populier zalf, èii oîie van camille ; fmelt ailes
wel onder malkanderen ; wryft het fterk in, en
houd 'er een kool vuur, of heet yzer tcgen, oip
iet wel te doen intrekken»
-ocr page 198-
BER1CHT voor den BÏNDER.
Voor de Coînpleete Exeraplaaren van de Wer-
ken der Maatfchappy, moe't de tweede Titel weg
gefneden worden.
Daar en tegen raoet die tweeds Titel aîken ge-
plaatst worden voor die geenen, die dit Stuk alleen
begeeren te hebben4 en dus, in dat geval, de
eerste Titel met de eerste Befcliryving van dit
Stuk weg genomen worden.
VERBETERINGÊN.
Eladz. 81. regel 14 in het laatst van September
en in October, kes na half Odtober.
Bladz. 96. regel 17 in de maand Mcy, lecs in 't
laatst van Mey of begin van Juny»