VOOB, (y /}<? JCÛ*-
ALLERLEI ONGEMAKKEN
|
||||||||||||||
- • - . .^s
UITGEVONDKN EN JJEPBOEÏ»^ \'*'\.lîSjj \\ |
||||||||||||||
DOOR
|
||||||||||||||
JVIJAAN ERNST K1I0E
Hoefsmid van den Keurvorsï'van SAkj™
v.1 X-'ï
|
||||||||||||||
DEVENTER,
Sneldruk van P. de LAJSIGE,
Nieuwe Markt.
|
||||||||||||||
RBMEDIEN
|
|||||
VOOR
PAARDEN.
Middekn voor de Paarden die niet graag op nten
zijn. Neemt Mijrren, Oosterlucywortelen, Gen-
tiaan, Angelica, geschaafd ivoor, ieder vier lood, Saffraan een lood; dit tôt poeder ge- stampt; geeft een paard 2 of 3 l^pels vol in een oord wijn, laat het dan drie of vier uren vasten; dit versterkt den maag en be- houdt de baren in een goeden gladden stand. Keurlijk Vroespoeder.
Neemt Fenugreek, grrjze Zwavel, Bake-
laar, ieder een pond, Gentiaan vier lood, Meesterwortelen, Alandwortelen ieder drie Jood, Saffraan een lood, Oosterlucy-bladen vier lood, Lijnzaad een pond, assche van boonenstroo, Jeneverbeziè'n ieder zes lood; dit gepulveriseerd geeft een paard aile morgen een lepel vol onder het hekselj dit versterkt 00k de lever. Een ander seer goed Droespoeder.
Neemt Annjjszaad, Fenikoolzaad, Kles-
|
|||||
( 4 )
senzaad, ieder een vierendeel pond, Bake- laar Femigreek, grijze Zwavel ieder een hall pond; dit gepulveriseerd, geeft den paarden dagelijks daarvan onder het voeder. Voor den Longenhoest.
Neemt Fenugreek, Lijnzaad ieder een
handvol, Gom, Tragant, witte Wierook, Myrren ieder twee lood; die fijn gestampt ziinde, laat het een vollen naclit in water staan dijen, en giet smorgens het paard een halven oord in den hais; achtervolgt dit een tijdlang. Als een Paard vervangen is.
Geeft het zomers groene Wegeblailen on-
der het voeder; of n<emt een weinig van een wit Hermeltjes vel, kerft het kort en geeft den paarden diiemaal daarvan onder haver; of neemt een lood gestolen Peper, een half lood Metridaat, een half lood Nies- vvortelen, geeft dit aan de paarden in warm hier. Een ander voor het vervangtn.
VVerpt de ingewanden van Visschen voor
de paarden onder het voeder en laat ze daarop azen. Als het Paard verkit is.
Neemt een emmer vol water, giet er een
mengel Loog onder, neemt dan een brok]e Spaansehe Zeep, zoo groot als een noot, |
||||
( 5 )
klopt de zeep onder de loog tôt dat die vergaan is, en geeft het paard viermaal daags daarvan te drinken; neemt danWijn- moer, Schapendrek met Roggenhrood krui- mels, maakt het warm en bestrijkt het paard eenige dagen daarmede. Nog een ander voor de verhitting, dat seer beproefd
bevonden is. Neemt nachtschaduwen of P. osenwater een
mengel, Lijnohe eenen halven oord, Bran- dewijn een potjen; dit vermengd, giet dat een paard op eenmaal in den hais. Voor den kuch der Paarden.
Stampt Wolkruid, geeft dit aan de paar-
den in water te drinken, of drenkt ze met water, waarin Gentiaan en Gerst gekookt is, laat dan de hàlsader openen en op den derden dag de Spoorader. Ah een Paard niet siallen kan.
Neemt fijn gepulveriseerde Saffraan een
lood, een weinig Edik met een weinig ijzer- roest; giet dit dan het paard in den hais, dan stalt het binnen een vierendeel uur; of neemt gedroogde haringskuiten en geeft die den paarden gestampt onder het voeder. AU een Paard de koudepis heeft.
Stampt een lood Bakelsar, vermengt dat
met Knoflook en giet het dit in een oord warmen Wijn op eenmaal in den hais. |
||||
( 6 )
|
|||||
Een ander voor de kondepis.
INeemt Fenikoolwater, Kervelwater ie-
der een oord, Lrjnolie een iialven oord, Terpen vjnolie drie lood; dit gemengd giet een paard op eens in den hais. Om een Paard schoone en gladde haren te doen
hebben. Neemt twee of drie Lijnkoeken, leg ze
in de drinkkuipen lier paarden en laat ze een ruimen tijd daarvan drinken, dit is weêrgaloos. Voor den vaarn.
Kookt^Wolkruid, de wortelen en bladen
met de stelen in Wijn-cdik, giet dit de paarden drie dagen achtereen in den hais, dan kiijgen ze het in een jaar niet weder. Voor den kolder.
r Neemt Eenhoorn, Kreeffen oogen, men-
schen hersenpannen, gehrand Hertshoorn van ieder vier lood; dit tôt poeder gemengd geeft den paarden driemaal daags een lepel vol in wijn. Een ander voor den kolder.
Neemt Tarwemeel, Terpentijn, Draken-
blo< d, iedcr acht lood, gestoten Mastix twee lood, vier eiwitten, dit gemengd bindt een een paard een tijdlang voor het hoofd. |
|||||
( 7 )
Voor de gai in den mond.
Laat, de paarden onder den tongader een
goed deel bloed loopen, wrijft dan den mond met. wijn, zout, wijnsteen en edik, ieder evenveel, snijdt er dan de gai met een krom ijzer uit en wrijft het voornoemde mengsel daurin; docii de kaken gezwollen zijnde, snijdt de gai uit langwerpig en schuurt de wonde met sclierp ingewreven zout. Voor de closgal.
Neemt Roggenbrood-kraimelen giet er
Brandewijn op en bindt dit over de gai heen, zoolang tôt dat te vergaat. Voor de steengallen in de hoeven der Paarden.
Scliaaft de gai, op het Ajuste uit tôt dat
er het zvveet na uitbreekt, neemt dan Terpenlijn, gelé Zwavel, ieder drie lood, Wasch en gestoten VVierook ieder twee lood, Wasch met den Terpentijo gesmoiten zijnde doet er de poeders onder en maakt er zalf uit. Zalve voor gai en spat.
Neemt een pond oude\Boter met 5o Mei-
wormen, perst ze met een lepel en maakt er een zalf uit; daar het paard beschadigd is, scheert de haren met een scheermes af tôt het bloedt, droogt het dan weder met een schoonen linnen lap af, en besmeert |
||||
( 8 )
het 's morgens en 's avonds met een spaan- tje, doet dit dikwijls dan kunt gij het over zes dagen weder gebruiken. Keurlijke hoefsalf.
Neemt Terpentijn, Wagensmeer, Lijno-
Jie, Klaauwenvet, Honig, Suiker, Herten- en Bokkenvet met Ossenmerg ieder even- veei, half zooveel Wasch, nevens een wei- nig BoomoJie, Jaat het Jangzaam smelten en een weinig koud geworden zijnde, roert het tôt een zalJ; deze zalf maakt goede hoeven en genee.st ook de hoornspleten. Een andere hoefsalf.
Neemt vier pond Terpentijn, een pond
Hertenvet met een pond Wasch; dit ver- mengd; ook neemt men wel Honig, Kat- ten- en Paardenvet, ieder evenveeJ, mengt dit en smeert de hoef daar ze groeijen zal. r Wanneer een Paard een kwade hoef heeft.
Mengt Zout en zwarte Slakken, Jaat dat
zamen smelten, doet 'er wat oud Vet, OngeJ en Wasch onder, bestrijkt daar dit— wijls de Hoornen mede, en om dezeJve te doen groeijen, neemt dan Lijnolie en Koedrek, sJaat ze daarmede in en Jaat het paard daarin staan, de hoeven groeijen 'er zeer wel van. Indien een Paard van de hoef goklemd wordt.
Breekt de ijzers af, schaaft de hoef open |
||||
( 9 )
en bindt er een stuk oud hoedvilt op; maar wanneer het paard zich mistreden heeft, dan snijdt den tred open en doet er warm Wasch en Vet onder, dan betert het. Als een Paard van ketens beseerd is.
Neemt een vierendeel Boomolie, Vitriool
en Spaansch groen, ieder evenveel, een groot Ganzenei en even zooveel loodwit; mengt de poeder met heete Boomolie, tôt een zalve en geneest daarmede. Voor een geklemde hoef.
Kookt Tarwe in vet tôt dat ze week
wordt, stamp ze dan kort, en bindt ze het paard om den hoef. Aïs zich een Paard mistreden heejt.
Neemt acht lood Terpentijn, twaalf lood
Honig, acht lood oud Vet, vier lood Aluin, twee lood Vitriool en twee lood Spaansch groen, mengt dit en laat het over een zacht vuur redelijk koken, weder koud gewor- den zijnde, bewaart het in een bus; wan- neer nu het paard zich mistreden heeft, dan scheert de haren, bij den tred af, legt er de zalve op, verbindt het en laat het paard een paar dagen daar staan. Aïs een Paard trekkebeent.
Smeert het drie dagen met warme Ter-
pentijn, dan betert het. i*
|
||||
{ io )
Voor het hinken der Paarden.
Neemt Hermipvlas met eiwitten, dit ge-
mengd, slaat dat om de ho< f van den voet waarmede het paard hinkt, en beslaat het dan behoorlijk. Voor de gezwollen kooten.
Neemt Honig en Lijnolie ieder evenveel,
doet het in een pan, gesmolten zijnde maakt er een zalf van en besmeert de kooten daar- mede, slaat er dan een wollen lap om. Âls een Paard vernageld is.
Giet heete Boomolie in de wonde zoo ras
de spijker daaruit is; djt helpt terstond. Wie met een paard verre denkt te rijden, moet hetzelve 's morgens groene gedroogde Wijnruit onder het voeder geven, dan be- hoeft hij voor geen nadeel te schroomen. Een ander voor het vernagelen.
Stampt Gierst zeer kort, onder warm
ver, breekt het ijzer af en bindt de Gierst met het vet een nacht daarop. Een goede swarte zalf voor het vernagelen van
een Paard. Neemt twee lood wild Kattenvel, een
lood Koperrood, een lood witte Vitriool, een lood Loodwit, een lepel vol vet, een lepel vol Honig, een hait potje Brande- wijnj kookt ailes een ruimen tijd in een |
||||
( 11 )
pan, doet het vervoigens in een gtazen
bus, indien gij de zalve gebruiken wilt, niaakt een lepel vvarm, drukt er een wei- nig Vias op, kJopt dan het ijzer aan. 'JVanneer een Paard boeglam is geworden.
Doet Kikvorschen in een gtas, stopt het
digt toe en zet bet in verro.ten mest, laat het veertien dagen daarin staan tôt de Vorsschen ook verrot zijn, dan komt er er een bruine Olie ait, wringt het door een doek, in een ander gereedschap, neemt dan Hondenvet en HertenVet, ieder evenveel, doet dit onder de Kikvorschenolie, dan een weinig in de zon gestaan hebbende, smeert den Boeg een uur zeer warm daarmede, dit een maal of drie gedaan zijnde is het beter. Ah een Paard door verspringen Boeglam is
geworden. Neemt een deel Kalverbloed, Brandewijn
en Edik, ieder evenveei, een weinig assche, tien Eijeren met de schillen en Roggeu- meel, roert dit te zamen, maakt er een pap van en bestrijkt den Boeg daarmede, legen de haren op. Voor de reelen in de klaauwen.
Smelt Wasch in Zwijnenvet, verbindt
liet daarmede en laat het een paar dagen daarin staan, dan helpt het; of neemt Hoc- venbladen, stoot ze kort en mengt er oud |
||||
( 12 )
vet met een eiwit onder, maalct dit tôt
een pap en legt het er dan op. Wanneer een Paard hinkt en men bemerken
kan, dat er bloeddroppels tusschen vel en
vleesch komen.
Neemt Gehenmelk en Roggenmeel, mengt
dit tôt een pap, doet er eenigzins saffraan bij, giet dit in een dun hazenvel en bindt zulks het paard over het ongemak; doch moet gij ai vorens de haren afknippen. Een wondzalf voor Paorden, die door den Rid
gediukt of van het Paardentuig beseerd sijn. JNeernt spaanscbgroen, salmoniac ieder
twee iood, ^eslampt zijnde doet er bij vier lood Terpenlijn, Iwee lood Boomolie, dit vermengd tôt een zalve gemaakt en daarmede besmeerd. Een goede roode zalf, die aîlerlei ongemakken
geneest.
r Neemt spaanscbgroen, Aluin, koperrood,
ieder twee Jood, een eidop vol Wijnedik, een polje Honig, doet dit te zamen in een verglaasden pot, laat het op een vuur zacht- jes zieden, zoolang tôt de zalve rood wordt; ze geneest allerlei wonden en openingen onder den zadel. |
||||
( 13 )
Een steen, die men, op rein overal medenemen en
voor een gedrukt Paard gebruiken kan. Neemt Àluin, koperrood, ieder een half
pond, salmoniac zes lood, spaanschgroen vier lood, saffraan een half lood, Carafer een lood, dit te zamen gesmolten en uitge- goten, wordt een steen, dien men overal op reis medenemen en voor een gedrukt paard gebruiken kan, onderweg doopt men bem in een weinig edik of regenwater en en schuurt de wonde daarmede. Een goede breukzalf. waar de breuk ook aan
een paard mogt sijn. Neemt TerpeMrjn, Varkensvet ieder een
pond, spaanschgroen zooveel als een hoen- derei zwaar is; kookt dit te zamen, dan wordt er een zalf uit, doet de zalt in een verglaaasden pot, wascht dan het ongemak 's morgens eeist met warmen Wijn, smeert dan dezelve met een pennenvlas of legt er een besmeerde Vlaswijk in. Een Brandzalf.
Neemt een pond ongezouten Boler, een
of twee handenvol versclien schapendrek, smoorl; dit in water, giet er dan verscli water op, wringt het door een doek, een besmeert den brand daarmede. |
||||
( i4 )
Wanneer een paaid wild vleesch in de monde
heeft Strooit er dik spaanschgroen in, en wascht
de wonde dikwijls met Wijn waarin Brànd- netelenzaad gekookt is, dan wordt ze fnsch en zuiver. Een Bijtzalf. •
Neemt twee lood spaanschgroen, een lood
kaimeissteen een een lood Aluin, die tôt poeder gestampt, vermengd met witte Harst en Boomolie, besmeert daarmede de wonde. Ah een paard de zak geswollen is
Kookt Lavas in Geitenmelk, doet er
Brandewijn bij, maakt er een omslag van zoo warm gij kunt en legt het op het gezwel. Een ander middel voor een gezwollen zak.
Neemt gelé Wortelen, Tarwen zemelen,
Wijnruit, Boomolie en Edik, stool dit te zamen, laat het warm worden, en legt dit o'p het gezwel. Om aan een paard een witte plek te maken.
Plukt het paard de haien uit, daar gij
het wit wilt hebben, besmeert dan de plaats met Beerenvet, zoo wordt die wit. Zalf voor den Worm.
Neemt Eulorbium twee lood, spaansche
vliegen een half lood, dit tôt zalve ge- maakt een daarop gelegd. |
||||
( i5 )
Voor den Rasp.
Neemt assche met lînden houtskolen en
twee deelen Zwavel, breekt dit met een eivvit en legt het op den Rasp. Voor den Muk.
Neemt oud vet als een ei groot, twee
lood blaauw Vitriool, twee lood spaansch- groen, twee lood Zout, stampt dit te za~ men en bindt het ?4 uur daarop, neemt dan een oord Wijn met zooveel water, doet er er een lood Aluin in, laat het twee vinger diep in koken, wascht dan het paard driemaal daags daarmede. Als een paard schnrftig is.
INeemt notenolie, wit gezuiverd pijnharst en
oud vet, de llarstgesmollen zijnde, doeterOlie en vet onder, neemt dan spaanschgroen en Zwavel ieder evenveel, roengt dit, het geneest. Een ander middel voor de Schurft,
Geeft een paard twee tôt vier lood gesto-
ten jHazenwortelen met bevochtigde zemelen, dan zal de uitslag afvallen; anders is het zeer dienstig dat men geeft, vier tôt zes lood gepulveriseerd Zoethout met zooveel Bloem van Zwavel onder zemelen; dit is ook een heerlrjk middel voor de dempigheid. Als een paard onverhoeds dempig wordt.
Geeft een lood gestoten Angelicawortels
|
||||
( 16 )
met twee lood Veneetsen Driakel in een oord heelen Wijn. Wanneer een paard de voeten gezwollen zijn.
Dit kan zeer ligtelijk geschieden als de
paarden in een felle bitte, over heeten en harden grond gaan moeten; dan laat de rjzers afnemen en neemt versche koedrek met eivyitten, slaat er dit omheen, dan be- tert het; ook is het zeer dienstig als men zuurkooi daar om heen slaat. JVanneer een paard eenen uiiwas heeft, dien men
niet snijden noch branden tcil. Neemt een wollen zakje van drie vinger
breed en een vinger lang, doet het vol Doodsbeenderen, en toegebonden zijnde, kookt het in Boomolie; legt het warm daarop, herhaald dit twee of drie maal. Om een paard de haren aan kop en staart te
doen yroeijen. Kookt Hoppenwortelen in Bier en wascht
de paarden in de afgaande Maan daarmede. Als een paard de Spmtv heeft.
Neemt een mengel Honig, met zooveel
ganzendrek, kookt het in een nieuwen pot, besnieert het paard daarmede en bindl het een "wollen lap over 't hoofd; of neemt oud vet, spaanschgroen, zwavel, boomolie en roet, mengt dit en smeert het over de spruw heen. |
||||
( i? )
Een bijsondere veilig middel voor de wormen der
Paarden. Neemt Aloë acht lood, Scammonie een
lood, Duivelsdrek een lood, gezuiverd kwik- zilver een half lood; dit met gedistelleerde olie van Alseni tôt pillen gemaakt, moet aan een paard telkens een pil van twee lood zwaar, over den anderen dag gegeven wor- den, de wormen en maden moeten dan weg. Om aan een Paard het bloeden te stillen.
Werpt drie of vier Kikvorsclien in 't vuur,
laat ze branden tôt men dezelve stampen kan, geeft den paarden dit poeder; het helpt. Ah een Merrie niet staan, noch dragen wil.
Neemt een hand vol Hennipzaad, een hand-
vol zout, met een handvol Gerst, geeft dit aan de Merrie en laat ze voorts bespringen. Ah een Paard de neus loopt.
Neemt een vierendeel Boomolie met twee
lood kwikzilver gemengd, en giet dit aan een paard op eenmaal in den neus. Een ander voor de Keusloopigheid.
Maakt een half pond Carnizaad in een
pan heet, vermengt dit met een vierer deel kwikzilver, en stopt dit 't paard in de neus- gaten; of neemt het wit van een gekookt ei; vermengt het met Zeep en Edik, giet dit in de neusgaten, en blaast er vervolgens |
||||
( i8 )
wat Nieswortelen met gemalen Gember in, Een goede bloedsuiverende purgatie.
Geeft aan een paard in de maand April
aile aclit d>gen vier Jood Lever en Spies- glas, met twee Jood Aloë; bereid het daar- op een paav uren. Een middel dut de Paarden van geen Bromcliegen
gestoken worden. Neemt een handvol Knoflook, en zooveel
Schapen o»gel, maakf er een zalf van en besmeert daarmede; of neemt witte Vernis, wel gemengd met wild kattenvet en be- smeert daarmede. Voor den buikpijn der Paarden.
Deze kan men ontwaar worden, als zicli de
paarden dikwfjls nederwerpen, koppen en voeten inkrimpen en dan schielrjk weder opspringen; neemt dan een lood beste Saf- raan met twee lood Veneetsche Driakel, geeft r dit het Paard in met een oord heeten Wijn. Een bewaarmiddel tegen aile toevallige ziekten der
Paarden. Neemt een ponp Gentiaan, een pond Fe-
nugreek, een pond Bakel'iar, achf lood Angelica, deze gestampt zijnde geeft in 't voorjaar en den Herfst den paarden een halve bandvol onder het voeder; achter- volgt dit 12 tôt i4 dagen; men kari hun ook wel een sneê brood in wijn geweekt |
||||
( 19 )
te eten of van het water, waarin de krui- den gekookt zijn, te drinken geven. Voor een aamborst'uj Paard,
Neemt een half pond versclie Bakelaar een
vier< ndeel Gember, met een vierendeelPeper, een goede handvol Jeneverbeziën, een hand- vol Granen of gedroogden Aisem; dit ailes gestarnpt ziinde, doet het in twee flesschen gekookten Wijn, geeft liet paard 's morgens en 's avonds eer lietgedrenkt wordt, een halven oord en Jaat het dan de Koeader openen. Een middel om een Paard wel te doen groeijen, om
acht dagen voor eene aderlating te gebruiken. JNeemt Zevenboom, vlierworteis ; Mee-
sterwortels, Eijerwoitels, Pestwortels, ieder dne lood, Bakelaar, Zwaveî, Worrnkruid, Citi oen-schillen, ieder vier lood, Gentiaan diie lood, Fenugreek vier lood, dit ver- mengd, geeft een paard acht dagen na elkander. Ah een Paard Ruigharig wordt.
Neemt een pond Fenugreek, een pond
grijze Zwavel, do et 'er een Cologuint-appel hij, dit tôt poeder gestarnpt geeft telkens aan een paard vier lood op den dag, dan is het poeder hinnen acht dagen gehruikt, laat het dan spoedig den halsader, welken sommigen den koeader noemen, een goede span wijn naar de horst heen. |
||||
( to )
0»i de donkerheid van de oogen der Paarden te
nemen. Legt een gekookt ei drie dagen in edik
tôt het week wordt, dan doorgesneden zijnde, loopt er een watertje uit, bestrijkt daarmeile de oogen. Wanneer tnen ziet, dut een Paard een vlies op de
oogen wit groeijen. Mengt een eiwit met een handvol zout,
maakt er een deegje uit zoo groot als een kogel, bewindt het met hennipvlas, en legt het boven een gloed tôt het buitenste wijk afgebrand is, dan wordt het een kogel, stoot hem en strooit van dit poeder in de oogen. Een ander middel voor een vîtes op de oogen.
Neemt witten Gemver schelt er de bui-
tenste schil af, het binnenste gestot^n zijn- de, neemt dan Ruuw en Aluin, met ge- brande mosselschelpen, ieder evenveel, dit gemengd zijnde, blaast van het poeder door een pennenschacht in de oogen. Ah een paard in de oogon geslagen is, of zich in een
stroohalm gestoken heeft. Klopt een eiwit met Rozenwater, en legt
dit op de oogen der paarden tôt dat ze droog worden, droog geworden zijnde, wasclit het telkens met versch regenwater uit; doet dit dikwijls. |
||||
( 2! )
Als een Paard maneblind wordt. Legt roode Coralen op een gloeijend ijzer
tôt dat ze wit worden, dan fijn gestampt zijnde, blaast dit poeder in de oogen. Als een Paard voor de eerste maal aan het hollen
geweest is.
Jaagt het met een zweep door een om-
tuinde weide tôt het nedervalt, laathetdan den halsader, en neemt gesioten Revergeil, twee lood Nieswortelen, een lood Bakelaar, twee Jood Veneesche Driakel, die tôt een Conserf gemaakt, geeft een paard daarvan eens daags drie lood in Wijn-Edik. Voor het bloedpissen der Paarden.
Geeft het blom van Tarwemeel en
warme Zoete melk te drinken. REMEDIEN
VOOB.
Om Varhens krankheid voor te komen.
Neemt wild Wrangkruid en Lubbestok,
bindt dat aan een bosken, en doet dat in de drankton, of in 't Varkens voeder. Voor Varkens die krank en in de keel verstopt
worden. Wanneer een Varken krank en in de
|
||||
( « )
keel verstopt wordt, zoo neemt een Bolle—
pit, doet daar een doek om, daar dan Ho- nig omgesmeerd, dat zelve in des varkens hais driemaal gestoken, en geef het dezen drank: een handvol Bljvoet, ren halve liarid vol Agrimonie, en dit in een kan hier gekookt. op de helft, doorgewrongen en ingegeven. Of als een Varken krank wordt, en in
eten mest, ja den Haijer wrang heeft, dan telt hove i in den mond de negende krak van voren, dezelve met een mes bloed gelaten, en dan ingegeven voor een halve stuiver Moslert, met een halven oord Edik. Of neemt een mes, en laat den negenden
krak hoven in den bek, van voren afge- teld. dat het bloedt maar een halven stond, dan Mostert en een halven oord Edik ingegeven. Voor gortigheid der Varkens,
r Hier tegen is zeer dienstig het kruid Alfs-
ranken hun te eten gcgeven. Men zegt ook dat de Varkens, dit uit een trog van Essen-hout gemaakt, eten, nooit gortig worden. Voor ongckenile ziakte dur Varkens.
Dat de Varkens ongezond zijn wordt
aldus ondervonden: men Irekt uit den nek eenige haren, indien ,de zelven zuiver zijn, is een teeken van gezond; maar indien zij bloedig of met eijerachtige materie besmeerd |
||||
( 23 )
zijn, is een teeken van ongezondlieid. Als-
dan zal men het eten en drinken een dag en nacht onthouden, en daarna Water, waarin gestoolen wortelen van wilde kom- kommers 24 uren geweekt liebben, te drinken geven, en liierdoor zullen zij veel vuiligheid kwijt worden. Sommité gebrui- ken hiertegen de worlelen van Assodillen, onder de spijs gemengd. Voor Varkens die stijf worden.
Neemt een vierendeel pond gerookt vleesch
dat vet is, en dat in een koekepan gebra- den, met een oord Edik ingegeven. |
||||