-ocr page 1-

DE VOORGESCHIEDENIS VAN
DE BALKANOORLOG

J. BRANDT-VAN DER VEEN

bibliotheek der
rijksuniversiteit

utrecht.

-ocr page 2-

■•VC'^-V-'-

Jh

-ocr page 3-
-ocr page 4- -ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE BALKANOORLOG

-ocr page 8-
-ocr page 9-

DE VOORGESCHIEDENIS VAN
DE BALKANOORLOG

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN
DOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
Dr. H. BOLKESTEIN. HOOGLERAAR IN DE FA-
CULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE.
VOLGENS BESLUIT VAN DE SENAAT DER
UNIVERSITEIT, TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBE-
GEERTE TE VERDEDIGEN OP VRIJDAG 12 JULI
1935, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR

DOOR

JOHANNA BRANDT^VAN DER VEEN

GEBOREN TE DORDRECHT

KEMINK EN ZOON N.V. — OVER DEN DOM — UTRECHT

1935

bibliotheek der
rijksuniversiteit

UTRECHT.

r Jksuniversiteitte utrecht

1764 0982

-ocr page 10-

^ - —

FÎ ?

-ocr page 11-

AAN MIJN MAN

-ocr page 12- -ocr page 13-

De voltooiing van mijn proefschrift verschaft mij de welkome
gelegenheid om op deze plaats uiting te geven aan mijn dankbaar-
heid aan allen, die meegewerkt hebben aan mijn wetenschappelijke
vorming.

Gij, Hooggeleerde Oppermann, hebt mij door de hoge eisen, die
Gij aan Uw studenten stelt, geprikkeld, mij speciaal te verdiepen in
de Middeleeuwen. Ik zie met grote voldoening terug op wat deze
studie mij aan waardevols geschonken heeft. Uw leiding hierbij was
voor mij van zeer veel belang.

Hooggeleerde Kernkamp, U danken voor alles, wat ik van U
ontvangen heb, is mij niet mogelijk, niet, omdat ik niet dankbaar
ben, maar omdat dat, wat U voor mij geweest is, niet valt onder de
categorie, waarvan men kan zeggen: ik dank U. Uw behandeling
van de stof. Uw beeldend vermogen, de persoonlijke eigenschappen,
die ik van U heb mogen leren kennen, zijn mij niet alleen een bron
van genot geweest, maar ook een steun bij het schrijven van mijn
proefschrift. Dat U hierbij mijn promotor hebt willen zijn, acht ik
een onschatbaar voorrecht.

Hooggeleerde Bolkestein, Gij hebt voor mij de Oudheid laten
leven in haar sociale problemen en mij daarmee een nieuwe wereld
geopend. Dat ik U dankbaar ben voor dit nieuw verworven inzicht,
behoeft geen betoog.

Ook U, Hooggeleerde De Vooys, wil ik hartelijk bedanken voor
Uw waardevolle colleges.

Het is mij verder een aangename plicht, op deze plaats mijn er-
kentelijkheid te betuigen voor de grote welwillendheid, die de Biblio-
thecaris van het Vredespaleis mij in het beschikbaarstellen van lite-
ratuur heeft betoond.

Speciaal betreft mijn dank ook de ambtenaren van de Rijksuniver-
siteitsbibliotheek te Utrecht, op wier hulp ik nimmer tevergeefs een
beroep deed. Hun grote behulpzaamheid herdenk ik met grote
Waardering.

-ocr page 14- -ocr page 15-

INHOUD

Pag.

De Balkan en de grote mogendheden vóór 1908 ..........1

Bulgarije ................................1

Servië ................. 3

Montenegro............... 8

Albanië................ .nbsp;11

Griekenland......................15

Roemenië...................18

Macedonië................................19

Turkije en de grote mogendheden vóór 1908 ............34

De Jong-Turkse revolutie in 1908 ....................37

De gevolgen van de Jong-Turkse revolutie buiten Turkije . .nbsp;41

De annexatie van Bosnië-Herzegowina......41

Bulgarije's onafhankelijkheids-verklaring......51

Creta en de moeilijkheden tussen Griekenland en Turkijenbsp;53

De Italiaans-Turkse oorlog..............58

De ontwikkeling van de revolutie in Turkije ......nbsp;62

Albanië en Macedonië............66

Het voorspel van de Balkanbond..........71

Het Bulgaars-Servisch verbond...........82

De andere Balkanverdragen............93

Europa krijgt kennis van de verdragen........101

De politiek van de Balkanstaten..........106

De Balkan en de grote mogendheden in 1912......119

Geraadpleegde literatuur.............140

Documenten...............140

Boeken en Tijdschriftartikelen.........141

-ocr page 16-
-ocr page 17-

DE BALKAN EN DE GROTE MOGENDHEDEN
VÓÓR 1908.

BULGARIJE. 1)

In het begin van deze eeuw bestond Bulgarije formeel nog uit
twee verschillende delen, nl. uit het sinds 1879 bestaande vorsten-
dom Bulgarije^) en het Turkse Roemelië, dat zich hiermee in 1885
had verenigd. In werkelijkheid vormden ze één geheel, daar de
vorst van Bulgarije in 1886 door den sultan tot gouverneur van
Oost-Roemehë was benoemd. Beide landen werden door Bulgaren
bewoond en waren dus ook wat de bevolking betreft een eenheid.
Op economisch gebied verkeerde het land in een overgangstijdperk:
de landbouw nam toe, de veeteelt werd minder, rozencultuur en
tabaksbouw waren van belang, de industrie verkeerde in het begin-
stadium.

De bevolking bestond voornamelijk uit boeren. Zij waren de be-
zitters van de grond. Enige ontwikkeling was hun deel, want bij de
constitutie van 1879 was het lager onderwijs verplicht gesteld. Zij

Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);

..Balkanicusquot;, the Aspirations of Bulgaria;

Boghitschewitsch, M. Die auswärtige Politik Serbiens III;

Broch, Ph. Österreich-Ungarn und die wirtschaftliche Entwicklung Bulgariens;

Denis, E. La Grande Serbie;

Dickinson, G. Lowes. The international anarchy 1904—1914;

Helmreich, E. C. Die tieferen Ursachen der Politik Berchtolds in Oktober 1912;

Larmeroux, J. La Politique extérieure de l'Autriche-Hongrie 1875—1914 I;

Seton-Watson, R. W. The Balkans, Italy and the Adriatic;

Sosnosky, Th. v. Die BalkanpoUtik Österreich-Ungarns seit 1866 II.

Dit was autonoom, maar stond onder de suzereiniteit van den sultan, aan Wien

het ook schatplichtig was. Het had een Christelijke regering en een nationale

militie ,.. (Larmeroux I, p. 117).

In hetzelfde jaar werd de volksvertegenwoordiging van beide landen gecom-
bineerd (Larmeroux I,
p. 315).

-ocr page 18-

waren zuinig en spaarzaam. Broch^) noemt hen het nuchterste, vhj-
tigste en spaarzaamste volk van Europa. Het land was financieel
dan ook volkomen gezond, maar het politieke leven op het platte-
land betekende niets, In Sofia bestonden verschillende partijen, die
elkaar de macht betwistten. De vorst benoemde naar eigen goed-
dunken zijn ministers, die zich in de volksvertegenwoordiging altijd
een meerderheid wisten te verschaffen met behulp van de gendar-
mes, die van hun wapens een „overtuigendquot; gebruik maakten.

Bulgarije werd door Ferdinand van Koburg geregeerd ^ zoon
van een Duitsen vorst en een Bourbonse prinses — die zijn carrière
als Oostenrijks officier was begonnen en door de erfenis van de
uitgebreide Kohary-bezittingen van zijn grootmoeder een Hongaars
magnaat was geworden. Rusland, dat in hem dan ook den Oosten-
rijker zag, had zich heftig tegen zijn verkiezing tot vorst van Bul-
garije verzet. Oostenrijk, dat hem kende als weinig opvallend offi-
cier, van wien niemand, behalve zijn moeder, ooit iets verwachtte,
had zeer sceptisch toegezien. Toch was Ferdinand een man van
grote kundigheid, een geboren diplomaat en psycholoog, niet geliefd,
maar wel geacht bij zijn volk. Hij kende geen scrupules als het gold
zijn eerzucht te bevredigen of zijn doel te bereiken. Zijn macht was
groot: door allerlei middelen wist hij zich te omringen met een mili-
taire en diplomatieke camarilla, welker leden van hem afhankelijk
bleven. Wekten zij zijn misnoegen, dan stond de gevangenis voor
hen open. De meeste Bulgaarse politici kenden rechtbank en gevan-
genis uit ondervinding. De oppositie werd gevormd door hen, die
zich voor 't ogenblik niet in de vorstelijke gunst mochten verheugen.

Na de dood van czaar Alexander III was het Ferdinand gelukt
met Rusland op goede voet te komen. Om daartoe te geraken had
hij zijn zoon en erfgenaam Boris in de orthodoxe kerk laten op-
nemen, waarbij czaar Nicolaas II als peet optrad. Hiermee brak hij
de gelofte, bij zijn huwelijk afgelegd, dat hij zijn kinderen in het
Rooms-Katholieke geloof zou laten opvoeden. Zijn vrouw was door
deze daad diep gegriefd; hij zelf werd geëxcommuniceerd, maar ...
de vriendschap van Rusland was verworven. In 1902 kwam het tus-

1) p. 83.
e) Ancel, p. 243.

-ocr page 19-

sen beide landen zelfs tot een militaire conventie — als reactie op
het juist hernieuwde Oostenrijks-Hongaars-Roemeens verbond —,
gericht tegen de Dreibund en wel in de eerste plaats tegen Oosten-
rijk en Roemenië. Deze overeenkomst werd zo streng geheim gehou-
den, dat de Franse regering, de eerste n.b., die erover werd inge-
licht, er eerst in het begin van 1913 kennis van kreeg, dat zij bestond
of liever bestaan had, want Rusland verklaarde gelijktijdig de gel-
digheid ervan niet meer te erkennen, juist nu Bulgarije er de vruch-
ten van wilde plukken,^)

De verhouding tot Servië, die jarenlang slecht was geweest, werd,
nadat daar in 1903 het Huis Karageorgewitsch aan het bewind was
gekomen, zo goed, dat beide landen in 1904 en 1905 enige verdra-
gen sloten. ^) Deze vermochten echter niet de vriendschap voor
lange tijd te verzekeren.^) Het belangrijkste punt van geschil was
nl, blijven bestaan: Macedonië, dat ook de oorzaak was van de
moeilijkheden met Griekenland.^)

Zolang Oostenrijk goede vrienden was met Servië stond het aan
de Servische kant tegenover Bulgarije, doch toen, kort na de Ser-
vische dynastie-wisseling, heftige vijandschap optrad, zocht het toe-
nadering tot den vroegeren tegenstander. Actueel was dit probleem
in de jaren vóór 1908 echter niet. In deze tijd toch was de Oosten-
rijks-Russische tegenstelling op de Balkan niet acuut, daar Rusland
al zijn kracht en energie wijdde aan de oorlog met Japan. Pas toen
Rusland in Oost-Azië was verslagen, ging het zich weer met zijn
politiek in het nabije Oosten bezighouden en werd zijn verhouding
tot Bulgarije weer een probleem.

SERVIË. 6)

Het jaar 1903 was voor Servië het begin van een nieuwe periode.
Toen toch werd de laatste vorst uit het Huis Obrenowitsch met

D.F. II, II. 273, p. 334, noot 1; D.F. III, V, 287, 420; K.S.F. III, p. 158.

Bogh. III, p. 29; Helmreich, p. 772-780.

) Zie voor de uitvoerige geschiedenis van deze verdragen onder Servië, p. 5, 6.

Zie hiervoor onder Macedonië, p. 29, 30.
®) Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792-1923);

Anrieh, E. Die Jugoslawische Frage und die Juhkrise 1914;

Bärbulescu, I. Relations des Roumains avec les Serbes, les Bulgare®, les Grecs

-ocr page 20-

zijn vrouw vermoord en kwam het Huis Karageorgewitsch na vijf
en veertig jaar weer aan het bewind. De 15de Juni werd Peter door
de Nationale Vergadering eenstemmig tot koning geproclameerd.
Hij had sinds 1868 in ballingschap geleefd, aanvankelijk in Frank-
rijk, waar hij de mihtaire school te Saint-Cyr afliep en in 1870 mee-
streed tegen Duitsland. Daarna verbleef hij in Hongarije, Zwitser-
land en bij zijn schoonvader Nikita in Montenegro. Volgens nei-
ging, temperament en gewoonte was Peter soldaat; toch interes-
seerde hij zich ook voor geschiedenis en philosophie: hij vertaalde
Stuart Mill en was een groot bewonderaar van Engeland.

Hij vond Servië in een deplorabele toestand: het had een schuld,
waarvan de rente meer dan een kwart van het budget bedroeg,
terwijl de waarde van het geld met een vierde was verminderd. De
economische toestand was zeer primitief: de industrie verkeerde nog
in het beginstadium en was bovendien in handen van vreemdelingen.
Er was geen grootgrondbezit; men vond er alleen kleine boeren, die
nog dezelfde methode van grondbewerking toepasten als hun voor-
vaderen eeuwen geleden. Zij maakten het hoofddeel van de bevol-
king uit. De Turken hadden de aristocratie vernietigd en de middel-
klasse was zo beperkt, dat ze nauwelijks toereikend was voor een
behoorlijke administratie. Daarbij kwam nog, dat het land ernstig
was gecompromitteerd door de koningsmoord, die grote verontwaar-
diging in Europa had gewekt.

De eerste verdienstelijke daad van den nieuwen koning was het
herstel van de Grondwet, die hij verder ook respecteerde. Er werden
verkiezingen gehouden, waarbij de radicalen ver in de meerderheid
bleken te zijn. Hun programma was Servië te bevrijden van het
Oostenrijkse overwicht, dat vóór 1903 zeer groot was geweest, en
om dit te volvoeren: versterking van het openbaar crediet, herstel

et la Croatie en liaison avec la Question Macédo-Roumaine;
Boghitschewitsch, M. Die auswärtige Politik Serbiens III;
Carnegie Endowment for International Peace, Publication No.
4;
Doelter, C. Der Mineralreichtum der Balkanhalbinsel;
Helmreich, E. C. Die
serbisch-bulgarischen Verträge von 1904;
Marco. Nicolaus Hartwig: Serbiens Aussenpolitik vor dem Weltkrieg;
Seton-Watson, R. W. The Balkans, Italy and the Adriatic;
Sosnosky, Th. v. Die Balkanpolitik Österreich-Ungarns seit 1866 II.

-ocr page 21-

van de financiële orde en het evenwicht in het budget, reorganisatie
van het leger en volledige militaire uitrusting. Enige jaren bleken
hiervoor voldoende. De bodem was immers voor het grootste ge-
deelte rijk en de Servische boer was sober en had weinig behoeften;
bovendien profiteerde hij van de toen bestaande hausse in koren,
pluimvee en vlees. De geldkoers steeg met het crediet. Er werden
enige industriële ondernemingen gesticht; men begon zich voor de
zeer rijke bodemschatten te interesseren, waarvoor vreemd kapitaal
beschikbaar werd gesteld.

Door het langdurig verblijf buiten zijn vaderland was koning
Peters invloed zo gering, dat hij genoodzaakt was de moordenaars
van zijn voorganger in hun ambten te laten. De aanhangers van het
Huis Obrenowitsch waren voorshands nog te invloedrijk en te
machtig, zodat hij het niet kon wagen zijn eigen aanhang te ver-
zwakken. Eerst in 1906 was zijn positie dermate verstevigd, dat hij
zijn wil kon doorzetten en de koningsmoordenaars dwong hun ont-
slag te nemen.

Het Servische nationale bewustzijn begon te groeien. De verhou-
ding met Rusland was goed en werd steeds beter na 1905 (het einde
van de oorlog met Japan), hoewel de Russische sympathie voorlopig
nog platonisch bleef, Duitsland en Frankrijk erkenden het nieuwe
régime spoedig, niet het minst om de belangrijke wapenbestelhngen.
Italië, welks koning nauw met Peter verwant was, was Servië zo
vriendschappelijk gezind, dat het in 1906 Engeland zelfs bewoog de
sinds 1903 afgebroken betrekkingen te herstellen. Eén van de
Engelse voorwaarden hiertoe was het ontslag van de koningsmoor-
denaars uit de staatsambten geweest.

Servië zocht, toen Rusland in het verre Oosten opereerde, toe-
nadering tot Bulgarije, dat daar wel oren naar had, In 1904 sloten
beide landen twee verdragen^), nl, een vriendschapsverdrag over
culturele en economische kwesties en een geheim verbond, dat op
Macedonië betrekking had, op wederzijdse hulp bij aanvallen door
derden, op een nog te sluiten militaire conventie en op een eventuele
oplossing van het Albanese probleem met het doel zo de weg te

Marco, p. 750, 751.
Helmreich, p. 772-780,

-ocr page 22-

effenen voor een verbond tussen Servië en Montenegro. Wanneer
er gescliillen mochten ontstaan, dan zouden deze aan de scheids-
rechterlijke uitspraak van den czaar van Rusland worden onder-
worpen en als deze zou weigeren aan het Haagse Hof van Arbi-
trage. Daags na de totstandkoming dezer verdragen werd er nog
een slotprotocol aan toegevoegd, waarvan het belangrijkste punt
was, dat de Sandsjak Novibasar beschouwd werd als een deel van
het vilajet Kossovo, wat betekende, dat de Bulgaren plechtig beloof-
den zich te verzetten tegen annexatie door Oostenrijk van dit gebied,
dat toentertijd door Oostenrijkse troepen was bezet. In 1905 kwam
een tolverdrag tot stand, dat in Maart 1906 in werking zou treden.
Deze overeenkomst zou voorlopig geheim worden gehouden, omdat
beide landen, vóór de publicatie ervan, met Oostenrijk tot afzonder-
lijke tolverdragen hoopten te komen. In deze tijd liep nl. het Oosten-
rijks-Servisch handelsverdrag af. De particuliere secretaris van ko-
ning Peter verried echter het plan aan Oostenrijk^) en Wenen vroeg
ogenblikkelijk een afschrift aan de Servische regering. Na kennis-
neming ervan wilde Oostenrijk, dat Servië van de ratificatie zou
afzien zolang het met Oostenrijk onderhandelde en dat het verdrag
in de zin van de Oostenrijks-Servische overeenkomst zou worden
gewijzigd. Tot het eerste verklaarde Servië zich aanstonds bereid,
tot het laatste eerst enige tijd later.

Het effect van de twee verdragen van 1904 bleek gering. In 1906
sloten Bulgarije en Servië nog een economisch verdrag — geratifi-
ceerd in 1907 — waarbij beide partijen de positie van meestbegun-
stigde verkregen.

Behalve dat Servië zijn onderhandelingen met Bulgarije zou sta-
ken, had Oostenrijk bij de besprekingen over de vernieuwing van
het handelsverdrag geëist, dat het zijn militaire bestellingen, die het
bij Creusot wilde doen, in Oostenrijk zou plaatsen, waarvoor een
bank daar te lande dan wel het geld zou leveren. Servië zou dus met
handen en voeten gebonden aan Oostenrijk zijn overgeleverd. Hier-
tegen verzette zich vooral de opkomende bourgeoisie, die als ver-
tegenwoordiger van het Servische handelskapitaal er naar streefde.

In Camegie wordt als de verrader aangegeven een Servisch ambtenaar, die
correspondent was van de „Neue Freie Pressequot; (p. 42).

-ocr page 23-

steeds meer zelf de binnenlandse handel te beheersen en zich juist
wilde bevrijden van de Oostenrijkse voogdij.

Oostenrijk, dat Servië zo lang had beheerst, was zeer verbaasd,
toen het Servische ministerie weigerde aan zijn eis te voldoen. Het
sloot zijn grenzen voor de Servische producten en zo begon in 1906
de „varkensoorlogquot;, die eerst in 1908 eindigde. De voornaamste
export was nl. vee (runderen en varkens). In 1903 had deze een
waarde van 60 millioen dinaren, waarvan 52 millioen voor rekening
van Oostenrijk-Hongarije. Servië vond echter andere wegen en
markten^) voor zijn producten en bestelde zijn oorlogsmateriaal bij
Creusot.

De eigenlijke tegenstanders van de Serven in de Donaumonarchie
waren niet de Oostenrijkers, maar de Hongaren, die de Oostenrijk-
Hongaarse pohtiek feitelijk beheeisten. Het waren dan ook de
Hongaarse agrariërs, die de strijd met Servië doordreven.^) De
eigenlijke Hongaren, de Magyaren, die de macht in handen hadden,
moesten, omdat zij slechts een kleine minderheid vormden, de andere
nationaliteiten onderdrukken om zich in hun positie te handhaven.
De toestand der verdrukten was onhoudbaar. De Kroaten waren er
het ergst aan toe, daar hun nog wel een zekere autonomie was be-
loofd. Herhaaldelijk deden zij een beroep op de Oostenrijkse rege-
ring, maar Wenen reageerde in het geheel niet op hun klachten.
Hoewel zij oorspronkelijk de meest loyale aanhangers van de Habs-
burgers waren geweest, verbonden zij zich in 1905 in hun wanhoop
met hun vijanden sinds eeuwen her, de Serven , om de Hongaarse
onafhankelijkheidspartij te steunen. Deze had hun van allerlei be-
loofd, o.a. een nieuwe kieswet. Bij de verkiezingen behaalde ze met
hun hulp een schitterende overwinning. Het nieuwe Kabinet moest
nu de beloften inlossen. Maar als de nieuwe kieswet tot stand kwam.

Zo sloot het in 1909 een overeenkomst met een Italiaanse transportfirma, die
het vee vervoerde van Saloniki naar Italië en Alexandrië, en bovendien meer
betaalde dan de Oostenrijkers.
Vrgl. voor het volgende Anrieh, p. 52 vig.
®) Tegenover de Oostenrijkse eisen had Servië de zijne gesteld: jaarlijkse invoer
in de Donau-monarchie van 30.000 stuks hoornvee en 80.000 varkens (Sosnos-
ky II, p. 191).

D.w.z. de Servische onderdanen van de Donau-monarchie.

-ocr page 24-

zouden de Magyaren hun macht geheel verliezen, omdat zij, zoals
gezegd, slechts een minderheid vormden. Er kwam dus niets van;
integendeel, er werden verschillende besluiten genomen om de
magyarisatie van het land zo snel mogelijk te voltooien. Toen wend-
den de Serven en Kroaten zich tot het in macht toenemende Servië.
Zij werden vurige aanhangers van de Groot-Servische beweging,
die haar middelpunt in Belgrado had.

MONTENEGRO, i)

Van alle Balkanstaten was Montenegro de enige, die nooit onder
Turkse heerschappij had gestaan. Tot het midden van de vorige
eeuw werd het geregeerd door een geestelijk, sindsdien door een
wereldlijk vorst. Doordat het steeds geïsoleerd was geweest, ook al
door zijn bergachtige bodemgesteldheid, leefde de bevolking in zeer
primitieve omstandigheden en patriarchale verhoudingen. Dit ver-
anderde in het laatste kwart van de 19de eeuw: door de grote
armoede werden velen tot emigratie gedwongen. Tegelijkertijd
kwam het land meer in contact met de buitenwereld, er kwamen
vreemdelingen en buitenlands kapitaal; in het productie-proces
vond een langzame verandering plaats.

Vorst Nikita dwong zijn krijgshaftige onderdanen, die voordien
de arbeid aan de vrouwen hadden overgelaten en zich slechts bezig-
hielden met wapenspel en vechtpartijen, tot het aanleggen van
wegen en het bebouwen van de daarvoor geschikte grond. Hij
zcrgde in 1888 voor een Burgerlijk Wetboek, dat zijn land ten zegen
werd. Het onderwijs werd georganiseerd en het bezoeken der lagere
school verplicht gesteld. Om zijn land geheel te moderniseren gaf
hij, die onbeperkt had geheerst, in 1905 aan zijn volk een Grond-
wet, Het land kreeg een Kamer van Afgevaardigden en een Mini-
sterie, dat aan die Kamer verantwoording schuldig was, In wezen
was de macht van den vorst echter niet merkbaar verminderd, om-
dat hij besliste hoever de constitutie strekte. Zo zag Giesl, de Oos-

Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);
Fischel, A. Der Panslawismus bis zum quot;Weltkrieg;
Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;
Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie.

-ocr page 25-

tenrijkse gezant in Cetinje, het ook. Volgens hem beschouwde
Nikita de grondwet als een middel om de verantwoordelijkheid, als
deze onaangenaam werd, van zich af te schuiven op de regering.
Overigens wilde hij aan het absolutistisch systeem vasthouden, zij
het dan ook in enigszins mildere vorm.

Alles verliep echter niet zo vlot als Nikita zich had voorgesteld.
Er bleek een partij te zijn, die weinig gevoelde voor de verandering
in de h.i. goede oude gewoonten; eh ook een zich noemende „natio-
nalequot; partij, die de aansluiting bij Servië propageerde. Nikita had
zich niet gerealiseerd, dat de jonge generatie andere denkbeelden en
aspiraties bezat dan die, waartoe hijzelf behoorde, zodat hij bij een
opening van de Kamer zelfs kon zeggen, dat hij wel een parlement
wilde, maar geen oppositie.®) Hij voelde zich nl. onaangenaam ge-
troffen door het enthousiasme, vooral bij de jongeren, voor de aan-
sluiting bij Servië. Toen de Kamer in 1907 bovendien nog het recht
van controle op de financiën voor zich opeiste, werd zij ontbonden
en regeerde Nikita verder met een reactionnair ministerie, dat een
meerderheid in de nieuwe Kamer had en een terroristisch régime
voerde.

Ondanks de verbeteringen op allerlei gebied leidde Montenegro
een treurig bestaan. De staatsinkomsten waren vrijwel nihil, de han-
del was van geen betekenis, voor landbouw was de bodem maar
weinig geschikt en de bevolking nam, niettegenstaande het hoge
geboortecijfer, tengevolge van de emigratie af. Overal, tot in het
koninklijk paleis toe, heerste armoede. Montenegro werd op de been
gehouden met het geld van vreemde mogendheden, die er belang
bij hadden, dat het bleef voortbestaan. Nikita had zich nl. een positie
van betekenis weten te verwerven. Twee van zijn dochters had hij
uitgehuwelijkt aan nauwe verwanten van den Russischen czaar, een
derde dochter was getrouwd met den koning van Italië en een vierde
met Peter Karageorgewitsch, doch gestorven, vóór deze koning van
Servië werd. Nikita's aard was zeer gecompliceerd. Trekken van
zijn karakter waren sluwheid, bonhomie, fatsoen, ja zelfs ridder-

ij Giesl, p. 210.
2) Pinon, p. 383.

-ocr page 26-

lijkheid. Hij was de dichter van „1'Impératrice des Balkansquot; en
daarnaast was hij een modern „Realpolitikerquot;, die de kunst van
herverzekeringen en dubbele garanties terdege verstond. Zijn poli-
tiek was een meesterwerk van handigheid en souplesse. Zo wist hij
subsidie te krijgen van den ouden vijand Turkije, waarmee zijn land
formeel op vriendschappelijke voet verkeerde. In feite was de toe-
stand enigszins anders: geen dag ging er schier voorbij of er werd
aan de Montenegrijns-Albanese grens gevochten.

De politiek van Nikita steunde op het verbond met Rusland. Tus-
sen beide Slavische volken bestond een levendige sympathie. Als
klinkend bewijs daarvan
betaalde Rusland het Montenegrijnse leger.
De Italiaanse schoonzoon completeerde meermalen de geschutvoor-
raad. Want Rusland zowel als Italië beschouwden Montenegro als
een voorpost tegen de Oostenrijkse expansie op de Balkan. Maar
zelfs de handelsbelangen, die Italië in Montenegro had, vermochten
geen sympathie tussen beide landen te scheppen. De minachting,, die
zij voor elkaar gevoelden, stond daaraan in de weg.

De vriendschap met Rusland en Italië betekende in genen dele
vijandschap jegens Oostenrijk. Integendeel, Nikita koesterde ten
opzichte van de Donau-monarchie en zijn grijzen vorst zeer vriend-
schappelijke gevoelens, waarvan hij de voordelen, die ze hem ople-
verden, gaarne incasseerde. Zijn zoon, de kroonprins, propageerde
zelfs losmaking van Rusland en aansluiting bij Oostenrijk, doch zijn
betrouwbaarheid in deze was aan twijfel onderhevig. De rege-
ring dacht er in ieder geval geen ogenblik aan. Immers de Oosten-
rijkse vriendschap was altijd ietwat beschermend, wat de eigenliefde
der Montenegrijnen kwetste. Nikita laveerde behendig tussen de
tegengestelde meningen door.

Hij betrok zelfs Duitsland in zijn politiek. In 1907 bracht hij een
bezoek aan Berlijn en was over de resultaten zeer voldaan.

In hetzelfde jaar ontving hij den Oostenrijksen admiraal Monte-
cucculi. Kwam er een geheime entente met Oostenrijk tot stand? De
mogelijkheid is volstrekt niet uitgesloten, daar er in dezelfde tijd een
merkbare verkoeling tussen Montenegro en Servië intrad. Ofschoon

1)nbsp;Giesl, p. 214.

2)nbsp;Giesl, p. 213, 215.

-ocr page 27-

Serven en Montenegrijnen nauw verwant waren — ze hadden de-
zelfde taal, dezelfde godsdienst, poëzie, muziek en tradities ^ wan-
trouwden ze elkaar. In Cetinje was zelfs geen Servische gezant. De
tweede zoon van Nikita, Mirko, was getrouwd met de laatste telg
uit het Huis Obrenowitsch, wat altijd voor Peter Karageorgewitsch
van Servië gevaar kon opleveren. Nikita werd verontrust door de
Groot-Servische propaganda onder zijn eigen onderdanen, waar de
wens naar aansluiting bij Servië toch al levendig was. Rekenende
op de Oostenrijks-Servische vijandschap, zocht Nikita dus toenade-
ring tot Wenen.

't Was de annexatie van Bosnië-Herzegowina door Oostenrijk in
1908, die Montenegro en Servië weer tot elkaar bracht.

ALBANIË. 1)

De Albanezen zijn de vertegenwoordigers van een der oudste
rassen in Europa. Zij stammen in rechte lijn af van de Illyriërs
en hebben ondanks velerlei overheersing hun raskenmerken en
-eigenaardigheden bewaard.'^)

Toen de Turken Albanië veroverden, ging de bevolking voor een
groot gedeelte tot het Mohammedanisme over. De hoofden der
clans, die de bezitters van de grond waren, bleven dit en de Alba-
nezen mochten als symbool van hun vrijheid de wapens behouden.
In hun hart bleven ze echter trouw aan het oude geloof en de voor-
vaderlijke tradities. Al heetten ze Muzelmannen, ze kenden de
Koran niet, daar ze niet lezen konden. Ze vierden de Christelijke
heihgendagen en gingen naar de mis. Hun godsdienst was een
mengelmoes van Christendom en Mohammedanisme. Bij de huwe-
lijken was de ene noch de andere gezindte enig beletsel.®) De
Mohammedanen, waarbij twee richtingen te onderscheiden waren,
maakten 60 % der bevolking uit. In het Zuiden vond men aanhan-

Literatuur:

Ancel. J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);

Chlumecky, L. Freih. v. Österreich-Ungarn und Itahen;

Denis, E. La Grande Serbie;

Gravier, G. L'Albanie et ses Limites I;

Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie.

2)nbsp;Denis, p. 219.

3)nbsp;Gravier, p. 207.

-ocr page 28-

gers van het orthodoxe, in het Noorden van het Rooms-Katholieke
geloof. De laatsten vormden de belangrijke stammen van de Mir-
diten en Malissoren.

Behalve deze tegenstelling tussen Noord en Zuid bestond er ook
nog een groot verschil in taal — ze konden elkaar nauwelijks ver-
staan — in zeden, gewoonten, op cultureel en economisch gebied,
Het krijgshaftig herdersvolk in het Noorden was vrij onafhankelijk.
Kerkelijk stond het onder een abt, die door den Paus werd aan-
gesteld en alle geestelijke zaken regelde. Op wereldlijk gebied had
het een erfelijk hoofd, in de tijd, waarover gehandeld wordt, Prink
Pasha Bib-Doda, die een patriarchale macht bezat. Hij leefde echter
in gevangenschap te Constantinopel (1880—1908)='), in welke
jaren hij een levendige sympathie voor Frankrijk en de Franse be-
schaving opvatte. De Mirditen van hun kant mochten zich in de
bescherming van Frankrijk verheugen. Bedenken wij daarbij, dat
ze reeds eeuwenlang onder Oostenrijks protectoraat stonden, dan is
het duidelijk, dat zij niet over gebrek aan belangstelling van grote
mogendheden hadden te klagen. Jegens het Turkse gezag gedroegen
zij zich loyaal, maar aan de regering in Constantinopel namen zij
geen deel.

Het Zuiden daarentegen leverde tal van staatsambtenaren, zelfs
grote staatslieden en generaals aan de Turkse regeering. Trad een
Albanees in dienst van een vreemden meester, zo diende hij hem
trouw, maar in hem bleef het sterke verlangen naar zijn geboorte-
grond. De Albanezen waren de betrouwbaarste soldaten van den
sultan®), wiens lijfwacht ze vormden. Ze keerden zich echter tegen
Turkije, zodra zij in hun land terug waren en dit hun diensten
tegen den overheerser vroeg.

De basis van de sociale organisatie was de familie, waarvan de
clan de uitbreiding was. Het land behoorde aan beys, feodale heren,
en werd bewerkt door families van coloni, waarvan het hoofd de
werkzaamheden onder de leden verdeelde. De hoofden van de clans
waren de leiders van het volk, dat hun blindelings gehoorzaamde.

Chlumecky, p. 104—110.
Ancel, p. 225.

3) Zij waren de enige soldaten van het Turkse leger, die altijd scherpe patronen
in hun bezit mochten hebben (Chlumecky, p, 112).

-ocr page 29-

Er bestonden nog allerlei oude gebruiken, o.a. op het gebied van de
rechtspraak. De bloedwraak was nog in volle kracht. Het land
was door veten verscheurd — men schatte, dat 70 % van de mannen
op een gewelddadige wijze om het leven kwam — overal heerste het
particularisme.

De Albanezen genoten vóór 1908 allerlei voorrechten. Zij waren
vrijgesteld van belasting en van militaire dienst. Tot de laatste was
wel iedere Muzelman in het Turkse rijk verplicht, maar de rege-
ring gaf openlijk toe, dat ze machteloos stond tegenover Albanië.
De Turkse ambtenaren voelden er zich verre van veilig. Zij waag-
den zich niet buiten hun woonplaats, soms zelfs niet buiten hun
woning.

De Balkanstaten waren bevreesd voor de Albanese expansie in
Macedonië. Alleen al de stijging van het geboortecijfer in Albanië
was hun een reden tot bezorgdheid. Terwijl de verschillende natio-
naliteiten elkaar in Macedonië benadeelden, drongen de Albanezen
kalm voorwaarts en eigenden er zich uitgestrekte gebieden toe.
In streken, die in 1906 voor driekwart door Bulgaren werden
bewoond en voor de rest door Albanezen, was de verhouding der
bevolkingsgroepen in 1910 juist omgekeerd, 't Is begrijpelijk, dat zij,
die zich bedreigd voelden, een krachtige tegenpropaganda in Al-
banië voerden.

Zoals we reeds zagen®), was de verhouding tot Montenegro
slecht, voortdurend hadden er grensgevechten plaats. Het geschil
liep over een strook grond, die in 1878 bij het Congres van Berlijn
aan Montenegro was toegewezen, maar waarvan de bevolking
hoofdzakelijk uit Albanezen bestond.

Met de Macedo-Roemenen daarentegen stonden ze op de beste
voet. Door de propaganda van dezen kwamen de Albanezen tot
het besef van hun nationaliteit. Zij verbroederden zich in hun ge-
meenschappelijke haat tegen de Grieken en de Slaven, wier toe-
nemende macht zij vreesden. In Boekarest werd een Albanees
comité opgericht, dat, gesubsidiëerd door de Roemeense regering,
in Albanië scholen stichtte, waar het onderwijs in de landstaal werd

Chlumecky, p. 107

P. 10.

-ocr page 30-

gegeven. Voor dit doel kwam bovendien veel geld uit Amerika van
daarheen uitgeweken Albanezen. Dezen financierden ook de Alba-
nese kranten, die toen werden uitgegeven. Behalve in Boekarest
werden er ook clubs gevormd en kranten uitgegeven in de Alba-
nese kolonies te Constantinopel, Monastir, Saloniki en Boston. Er
werd een „Ligue de l'enseignementquot; gesticht, die in 1910 reeds
80.000 leden zou tellen. Dit alles deed de idee van de Albanese een-
heid groeien.^) Deze in kracht en betekenis toenemende beweging
was niet tegen de heerschappij van de Turken gericht; zij beoogde
alleen erkenning van de Albanese nationahteit te verkrijgen.

Tot dusver was het onderwijs hoofdzakelijk in handen geweest
van Oostenrijk, dat steeds Franciskaner monniken naar Albanië had
gezonden, die merkwaardigerwijs als voertaal bij hun onderricht de
Italiaanse taal hadden gebezigd. Dat hierdoor ongewild de latere
Italiaanse propaganda uitstekend werd voorbereid, behoeft geen
betoog. Italië schonk bizonder e aandacht aan de gang van zaken bij
zijn overbuur in verband met zijn streven om van de Adriatische zee
een mare clausum te maken. In 1906 werden Guicciardini en San
Giuliano lid van de Consulta. Zij waren de dragers van de nieuwe
politieke gedachte, dat de Westelijke Balkan in de Italiaanse belan-
gensfeer viel. San Giuliano was een der beste kenners van de Bal-
kan, een autoriteit op het gebied van de Italiaanse Balkanpolitiek,
bovendien een der vele vice-presidenten van een Londens Balkan-
comité, dat ten doel had de autonomie van Macedonië en Albanië
onder het bestuur van een Europees gouverneur te verkrijgen door
samenwerking van Engeland, Frankrijk en Italië, met
voorbijgaan
van Oostenrijk.

Wat zijn enige uitvoermogelijkheid over zee betrof, gevoelde Oos-
tenrijk zich dus bedreigd door de plannen van de Itahanen om van
de Adriatische Zee een Italiaanse binnenzee te maken en zo werd
Albanië een punt van ernstig geschil tussen beide landen, die nu om
strijd bij de bevolking in het gevlij trachtten te komen. Italiaanse
scholen werden er gesticht, niettegenstaande in Italië zelf geen geld
beschikbaar was voor verbetering van dc meer dan schandelijke

1) Ancel, p. 225; Gravier, p. 213-215.
Chlumecky,
p. 53.

-ocr page 31-

onderwijstoestanden. Wel bestond er met betrekking tot Albanië
een door Oostenrijk en Italië in 1900 aangegane overeenkomst,
waarbij was bepaald, dat zij de status quo zo lang mogelijk zouden
handhaven, en als dit niet meer kon, de autonomie van het land
zouden bevorderen, respecterend de wederzijdse belangen^), maar
de propaganda der rivalen werd lustig voortgezet, vooral door Italië.
Dit land werd aangemoedigd door Frankrijk, dat de Italiaanse aan-
dacht van Noord-Afrika wilde afleiden.^) Albanië werd begeerd,
bewerkt en verontrust door velen en met zeer uiteenlopende
oogmerken. We noemen: Italië, Oostenrijk, de katholieke geeste-
lijken van Skutari, de Griekse, Servische en Bulgaarse orthodoxe
geestelijkheid, missies van Amerikaanse bijbelverenigingen, preten-
denten naar de Albanese troon, Roemenië, Bulgarije, benden van
allerlei nationaliteit aan de grens van Macedonië. Zo was de toe-
stand, toen in 1908 de Jong-Turkse revolutie uitbrak.

GRIEKENLAND, s)

De Grieken zijn zuiderlingen, die onder zeer gunstige omstandig-
heden leven. Griekenland is hoofdzakelijk agrarisch, maar het ver-
bouwt niet genoeg graan om in eigen behoeften te voorzien. De kos-
ten van de graanimport kunnen uit de opbrengst van de export van
andere producten als ijzererts, krenten, wijn en olijfolie worden be-
streden. De veestapel, schapen en geiten, is groot. Het land verkeert
echter op veel plaatsen in een verwaarloosde toestand, tengevolge
van ontvolking en achteruitgang in het verleden. De productie van
de rijke ijzerertsmijnen wordt voor het grootste deel uitgevoerd.

Pribram, Die politischen Geheimverträge Österreich-Ungarns, p. 83 vlg.
Chlumecky,
p. 22.
®) Literatuur:

Doelter, C. Der Mineralreichtum der Balkanhalbinsel;

Driault, E. et Lhéritier, M. Histoire diplomatique de la Grèce de 1821 à nos
jours IV;

Frankfurter. Schiffahrtsverhältnisse Österreich-Ungarns in der Levante und in
den Balkanstaaten bis zum Ausbruche des Weltkrieges;
Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;
Wilhelm, A. Das moderne Griechenland.
*) Doelter,
p. 171, 189.

-ocr page 32-

De kustbewoners, de hoogst ontwikkelde Grieken, zijn zeevaarders
en kooplieden. Het klimaat doet de mensen veel buitenshuis zijn,
waardoor het maatschappelijk leven zeer opgewekt is; iedereen doet
dan ook aan politiek. De pers is zeer actief. Daar bij elke regerings-
wisseling ook alle ambtenaren door andere worden vervangen is hun
moreel niet bijster hoog, terwijl intriges aan de orde van de dag
zijn, Griekenland vormt als staat een eenheid en is ook één in de
godsdienst.

Sinds 1863 werd het geregeerd door koning George, voordien
een Deense prins. Hij was met een Russische prinses getrouwd en
had zijn kinderen uitgehuwelijkt aan vorsten van verschillende
nationaliteit in overeenstemming met zijn politiek van het ogenblik.
De Griekse buitenlandse politiek was nl. sterk afhankelijk van en
hing nauw samen met de Europese. Twee belangrijke kwesties dron-
gen zich aan Griekenland op: Greta en Macedonië. Greta werd
sinds 1898, hoewel nog onder Turkse suzereiniteit, bestuurd door
een Hogen Commissaris, benoemd door Engeland, Frankrijk, Rus-
land en Italië. De eerste functionaris was prins George van Grieken-
land. Op Creta was het verlangen naar aansluiting bij Griekenland
zeer sterk, ook bij prins George zelf, maar deze was aangesteld om
het autonome Creta te regeren. Enige consuls, vooral de Franse en
Russische, ijverden voor de autonomie, waarbij ze op de liberale
partij steunden, die door Venizelos werd geleid. Na enige woelingen
werd in 1903 het mandaat van George toch verlengd. In 1905 brak
een ernstige opstand uit, geleid door Venizelos, Opstandelingen en
de officiële Kamer stemden voor aansluiting bij Griekenland, Als
Hoge Commissaris kon George hiermee niet instemmen en daarom
vroeg hij zijn ontslag. De mogendheden, de Griekse regering en
prins George waren door de opstand volkomen verrast. De eersten
zonden na lange beraadslagingen onder elkaar enige troepen, doch
overeenstemming met de opstandelingen werd pas enige tijd later
door de consuls bereikt,

Griekenland koos de wijste partij, hield zich afzijdig en bereikte
zo, dat koning George in 1906 het recht verkreeg om na overleg met
de grote mogendheden den Hogen Commissaris voor Creta te be-

Wilhelm, p. 95-111.

-ocr page 33-

noemen. Dit was een stap dichter bij de aansluiting. Nog in het-
zelfde jaar benoemde hij tot grote tevredenheid van de voormalige
opstandelingen Zaïmis'^), waarna prins George naar Griekenland
terugkeerde.

De verhouding tot Turkije was na enige moeilijkheden tot beider
tevredenheid geregeld: in 1901 sloten ze een consulaire conventie,
in 1903 een handelsverdrag. Er werd zelfs over een entente gedacht,
maar hiervan kwam niets. De benoeming van Zaïmis was Turkije
nl. niet naar de zin, zodat er voor enige tijd een verkoeling tussen
beide landen intrad.

De Macedonische kwestie was voor Griekenland er een, die niet
alleen zijn verhouding tot de andere Balkanstaten beïnvloedde, maar
ook die tot de grote mogendheden.

Ongerekend enige voorstanders van een russophiele politiek, zoals
koningin Olga, werd Rusland algemeen als voorvechter van de Sla-
ven beschouwd en als de grote vijand van de Grieken, die vooral
naar een goede verstandhouding met Duitsland streefden. Ook
Engeland nam een geprivilegieerde positie in. Het bezwaar tegen
Oostenrijk was, dat het zich met Rusland had verbonden om de
hervormingen in Macedonië door te voeren. Toch stond Grieken-
land aan de kant van Oostenrijk wat de Italiaanse aspiraties in
Albanië betrof.®)

Toen de Grieken in 1906 door de mogendheden werden gedwon-
gen uit Macedonië terug te trekken®), voelden ze zich geheel
geïsoleerd. Zij zochten steun bij Duitsland en Oostenrijk. Aehren-
thal was echter van mening, dat Oostenrijk beter deed zich met
Bulgarije en Roemenië dan met Griekenland te verbinden. Een tijd-
lang trachtte het nu aansluiting met de mogendheden der Entente te
verkrijgen, maar toen de bepalingen van Reval bekend werden'^),
zag het weer zijn enig heil in een nauw contact met Oostenrijk.

Tenslotte bleef het Slavisch gevaar Griekenlands grootste schrik-
beeld.

Gewezen minister in Griekenland.
Giesl,
p. 168.
Zie hierna
p. 30.
Zie hierna
p. 33.

-ocr page 34-

ROEMENIË. 1)

Roemenië behoort eigenlijk niet tot de Balkanstaten, wilde ook
niet als zodanig beschouwd en behandeld worden. De bewoners
voelen zich Latijnen en verwant aan de Italianen. 3) Toch kunnen
wij het niet geheel buiten beschouwing laten, omdat het als naaste
buur invloed op de gang van zaken heeft geoefend.

Toen Karl von Hohenzollern (1866^1914) regerend vorst werd
van het land, dat later Roemenië zou heten, vond hij er een zeer
achterlijke toestand. Vooral de kleine boeren leefden in ellendige
omstandigheden. Al werd Roemenië een der graanschuren van Euro-
pa, de boerenbevolking bleef het kind van de rekening. Mede ten-
gevolge van hongersnood, kwam zij herhaaldelijk in opstand, 't
laatst in 1907, maar telkens werd het verzet in bloed gesmoord.

Overigens viel er op vrijwel elk gebied vooruitgang te constateren.
De krachtigste stoot daartoe gaf de ontdekking van de petroleum,
die tot de vestiging van allerlei industrieën leidde. Constantsa ont-
wikkelde zich tot een belangrijke haven. Daar Roemenië geen eigen
kapitaal bezat, werd alles door vreemden gefinancierd, die er schat-
ten aan verdienden. Maar het land zelf voer er ook wel bij.

Roemenië stond op geestelijk gebied sterk onder invloed van
Frankrijk. De taal was geheel verfranst. In de hogere standen sprak
men Frans. Ook waren het de Fransen, die de Roemenen hun
verwantschap met de Italianen bewust hebben gemaakt. Onmid-
dellijk zij hier aan toegevoegd, dat ook Duitslands invloed zeer
groot was: het leger was op Duitse wijze ingericht en bewapend

1) Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1782—1923);
Chlumecky, L. Freih. v. Österreich-Ungarn und Italien;
Gottschalk, E. Rumänien und der Dreibund bis zur Krise 1914;
Grünberg, K. Wirtschaftszustände Rumäniens vor dem Kriege;
Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie;
Rosen, F. Aus einem diplomatischen Wanderleben II;
Seton-Watson, R. W. The Balkans, Italy and the Adriatic.
=) Bogh. I, 153.

3)nbsp;Chlumecky, p. 138.

4)nbsp;Rosen, p. 45.

ß) Seton-Watson, p. 13.
«) Pinon, p. 414.

-ocr page 35-

de staatsfinanciën werden door Duitsland beheerst en ook in de
handel was zijn macht aanzienlijk.

Politiek was Roemenië sinds 1883 met Duitsland en Oostenrijk-
Hongarije verbonden, van 1888 af ook met Italië. Het zwakke punt
in dit verbond was het irredentistisch streven, dat op Zevenburgen
gericht was. Maar voorlopig was de angst voor Rusland nog groter
dan de haat tegen Hongarije. In 1902 werd het verbond vernieuwd,
wat, zoals wij zagen het sluiten van een Russisch-Bulgaarse mili-
taire conventie ten gevolge had.

De buitenlandse politiek werd door koning Carol geleid, die daar-
voor alle kwaliteiten bezat. In het binnenlands bestuur bevorderde
tij een partijpohtiek, die het best bij de Engelse kan worden verge-
leken. Vóór 1907 regeerde hij voornamelijk met de conservatieve
partij. Na de boerenopstand in dat jaar kwam de liberale partij aan
het bewind, waarvan de voornaamste minister Bratianu was. Deze
nam allerlei maatregelen tot verbetering van de toestand, waarbij
hij op de bourgeoisie steunde.

Hoe Roemenië in de Macedonische kwestie werd betrokken, zal
uit het volgende blijken.

MACEDONIË. 6)

Bij de vrede van San Stefano was er sprake van de vorming van

Rosen, p. 40.
P. 2, 3.

Seton-Watson, p. 17.
p. 29, 30.
) Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);

Baemreither, J. M. Fragmente eines politischen Tagebuches;

Bärbulescu, I. Relations des Roumains avec les Serbes, les Bulgares, les Grecs

et la Croatie en liaison avec la Question Macédo-Roumaine;

Caniegie Endowment for International Peace, Publication No, 4;

Chlumecky, L, Freih, v. Österreich-Ungarn und Italien;

Denis, E. La Grande Serbie;

Fischel, A. Der Panslawismus bis zum Weltkrieg;

Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;

Grey, Sir E. Speeches on Foreign Affairs (1904-1914);

bzet Pascha, Denkwürdigkeiten des Marschalls

Lamouche, Colonel. Quinze ans d'histoire balkanique (1904-1918);

-ocr page 36-

een Groot-Bulgarije. Dit kwam echter niet tot stand door de bepa-
lingen, gemaakt op het Congres van Berlijn (1878), waardoor
slechts een klein deel, nl. Bulgarije, zelfstandig werd, terwijl Oost-
Roemelië en Macedonië weer onder Turks gezag kwamen. Oost-
Roemelië voegde zich, zoals wij zagen in 1885 bij Bulgarije, wat
in 1897 door Turkije werd erkend. Macedonië bleef Turks. Het
bestond uit drie vilajets: Monastir, Saloniki en in enigszins losser
verband Kossovo.

Het land is bergachtig en bestaat behalve uit het dal van de
Vardarrivier, dat het voornaamste is, uit een hele reeks afgesloten
dalen, waartussen het verkeer moeilijk was. Elk dal leidde zijn eigen
besloten leven. De grond kon, behalve in Oud-Servië (Kossovo),
waar de vruchtbaarheid veel geringer is, overvloedige oogsten leve-
ren: katoen, tabak en moerbeziën in de dalen; op de berghellingen
vond men uitgestrekte weiden en bossen.

De bevolking bestond uit Bulgaren, Grieken, Serven, Albanezen,
Turken, Macedo-Roemenen en Spaanse Joden. Dezen beleden het
Mohammedanisme, de leer van de orthodoxie, verdeeld in Patriar-
chaat en Exarchaat, het Katholicisme of de Joodse leer. ®)

Vóór het midden der 19de eeuw was de toestand er nog niet zo
ingewikkeld. Er leefden wel dezelfde volken, maar zij voelden zich
tot op zekere hoogte verbonden in hun vijandschap tegen de Tur-
ken. De Christenen onder hen beleden de Grieks Katholieke gods-
dienst en erkenden den Grieksen Patriarch in Constantinopel als

Larmeroux, ]. La politique extérieure de l'Autriche-Hongrie I;
Louis. Les Carnets de Georges — II;

Luckwaldt, F. Freiherr von Marschall als Botschafter in Konstantinopel;

Moukhtar Facha, Gén. M. La Turquie, l'Allemagne et l'Europe, depuis le

Traité de Berlin jusqu'à la Guerre Mondiale;

Question, La - bulgare et les états balkaniques;

Rappaport, A. Mazedonien und die Komitadschis;

Rizoff, D. Bulgarien und Russland;

Seymour, Ch. The Diplomatie Background of the War, 1870-1914;
Sosnosky, Th. v. Die Balkanpolitik Österreich-Ungarns seit 1866 II;
Steed, H. W. Through Thirty Years,
p. 1.

B) Denis, p. 211, 212.
«) Sosnosky II, p. 119.

-ocr page 37-

hun kerkelijk hoofd. Deze was ook hun bemiddelaar bij de Porte
in politieke kwesties. De Griekse geestelijken hadden een zeer grote
macht, die zij echter ten eigen voordele en niet ten gunste van de
aan hun hoede toevertrouwden aanwendden, i)

Deze staat van zaken veranderde, toen omstreeks 1850 een her-
leving van het nationaal bewustzijn onder de Bulgaren viel waar te
nemen en dezen zich in de eerste plaats in godsdienstig opzicht
trachtten vrij te maken. Dit gelukte in 1870, toen de sultan in de
door hem uitgevaardigde ferman de nationale Bulgaarse kerk, het
Exarchaat, herstelde. Dit had eeuwen geleden bestaan, maar was
door de Turken opgeheven. Deze kerk kreeg de geestelijke juris-
dictie en werd belast met het bestuur van alle geestelijke zaken®),
haar aanhangers betreffende.^) De grenzen van haar gebied werden
wel aangegeven, maar waren volstrekt niet vast. Immers in de fer-
man was de bepaling opgenomen, dat wanneer tenminste twee der-
den van de bewoners van andere dan de genoemde plaatsen, waar
de orthodoxe ritus werd gevolgd, zich voor hun geestelijke belangen
aan het Bulgaarse Exarchaat wilden onderwerpen, zij daarin kon-
den worden opgenomen. Vanzelfsprekend was deze bepaling de
aanleiding tot een intensieve propaganda onder de Bulgaren in
Macedonië, die tenminste op kerkelijk gebied één met hun volks-
genoten wilden zijn.

Het doel, dat de sultan met het herstel van het Exarchaat be-
oogde, was een tegenwicht te scheppen ten opzichte van de grote
macht der Grieken. Dezen kwamen dan ook onmiddellijk in verzet.
De Exarch werd door den Patriarch in de ban gedaan, maar deze
stoorde zich daaraan niet.

De Turken bereikten hun doel: de wederinstelling van het Exar-
chaat deed de Griekse macht tanen, was het einde van het panhelle-
nistische droombeeld. Maar wat ongetwijfeld niet was bedoeld, ge-

1) Fischel, p. 218.

Quesüon buig., No. 23.
S) De kerk had een zeer grote macht, daar onder deze geestelijke zaken ook die
vielen, die er in de verte bij betrokken waren, zoals b.v. de regeling van de
bruidschat, het testament e.d. (Larmeroux I, p. 392).

Het Exarchaat verschilde van het Patriarchaat alleen in het gebruik van de
Bulgaarse taal (Lamouche, p. 20).

-ocr page 38-

beurde nu. De Bulgaren, die inzake de godsdienst hun zelfstandig-
heid hadden verkregen, werden ook voor een deel (Bulgarije) staat-
kundig onafhankelijk (1878).

Door de bepalingen van de ferman van 1870 zagen de nationale
aspiraties zich de weg geëffend door de kerk. Allesbehalve zacht-
zinnig was de strijd, die tegen de Grieken werd gevoerd. Het
Turks bestuur was steeds minder in staat zich te doen gelden.
De sultan, Abdul Hamid, was slechts bedacht op behoud van
leven en troon.Daarom nam hij zijn toevlucht tot spionnage en ge-
weld. Het gevolg was een grote invloed van zijn gunstehngen en uit-
putting der schatkist om dezen tevreden te stellen. Ambtenaren en
officieren kregen geen salaris, de soldaten kleding noch soldij.®)
Dan bestond er nog het systeem, dat de Turkse beambte zijn baantje
moest kopen en bovendien verplicht was jaarlijks nog een som aan
zijn „weldoenerquot; te betalen.®) Dat knevelarij aan de orde van de
dag was, behoeft geen betoog. De toestand b.v., waarin de gendar-
merie in Macedonië verkeerde, was allertreurigst. De gendarmes
waren straatarm en leefden voor het grootste deel in ellendige krot-
ten. Dienst en discipline waren onbekende begrippen voor hen, die
soms in jaren niet werden gecontroleerd. Vele der officieren waren
analphabeet. Het voorbeeld, dat zij hun manschappen gaven in
dienstijver, moraliteit en rechtsbegrip was allerbedenkelijkst. In
1905 bleek 80 % voor de dienst onbruikbaar.®) Het was dus geen
wonder, dat de Turken niet ingrepen in de strijd tussen Bulgaren
en Grieken, onmachtig als zij feitelijk daartoe waren. Toezien was
trouwens voldoende, waar de afbreuk, die de strijdende partijen
elkaar deden, toch aan hun macht ten goede kwam.

Het propagandamiddel bij uitnemendheid der verschillende natio-

1) Misschien is zijn angst te verklaren uit het feit, dat hij geen echte zoon van
den sultan was. Hij was een kind van een Armeens koetsier en een vrouw van
den sultan, tenminste volgens het verhaal van Lord Fisher (Memories, p. 92).
B) Izzet, p. 89.
3) Chlumecky, p. 141, 142.

Hubka, gecit. bij Sosnosky II, p. 135; de Albanezen vormden tijdens de latere
Europese reorganisatie onder hen nog het enig goede element, zij waren intel-
ligent en toegewijd aan de dienst, kenden bovendien meestal verscheiden talen
(Lamouche, p. 51).
«) Sosnosky II, p. 138.

-ocr page 39-

naliteiten in deze strijd werd het onderwijs. De Grieken waren de
eersten, die scholen stichtten om hun invloed te vergroten. De Bul-
garen volgden spoedig.^) Ook bestonden er enige Servische scho-
len, door de Servische regering gesubsidieerd. Servië toch, aange-
moedigd door Oostenrijk, had mede het oog op Macedonië gericht,
waar het een compensatie hoopte te vinden voor de uitbreiding met
Oost-Roemehë, die aan Bulgarije ten deel was gevallen.

Toen nu de Bulgaarse invloed zich zo uitbreidde op grond van
de ferman van 1870, veranderden de Turken van front. Zij gingen
nu de Serven en Grieken tegen de te machtig wordende Bulgaren
steunen. De sultan erkende de Servische nationaliteit en gaf Servië
het recht, Servische scholen te stichten.®)

Behalve naar eigen scholen ging het verlangen der diverse natio-
naliteiten ook uit naar eigen kerken. De Serven behoorden met de
Macedo-Roemenen en de Grieken nog tot het Patriarchaat, maar
zelfs zij, die dezelfde schoolpolitiek als de Grieken en de Bulgaren
volgden, streefden naar een zelfstandige nationale kerk. De Bul-
gaarse kerk maakte langzamerhand aanspraak op heel Macedonië,
Oud-Servië, Bosnië en Herzegowina. Servië protesteerde: de kerk-
politiek was immers nationale pohtiek en Oud-Servië was toch
zeker Servisch! Servië verbond zich met de Grieken tegen het Exar-
chaat«) en verkreeg zo de aanstelling van bisschoppen van Ser-
vische nationaliteit, b.v. van Prizrend en Ipek (1902)

De Macedo-Roemenen werden door Roemeense propaganda tot
het besef van hun nationahteit gebracht, die in 1905 door den sultan
werd erkend. Ook zij stichtten scholen. Roemenië betaalde hiervoor
jaarlijks twee miüioen. ®) Zij verkregen toestemming de Roemeense
taal bij de liturgie te gebruiken en wilden nu geheel los van de

M Chlumecky, p. 127, 128.

Dit was een beloning voor de neutraliteit tijdens de Grieks-Turkse oorlog
(1897) door Servië in acht genomen. Ook Bulgarije genoot enige voordelen om
dezelfde reden (Larmeroux I, p. 395, 396).
Carnegie,
p. 25.
Chlumecky,
p. 96, 97.

Hier oefende Oostenrijk een sterke aandrang uit, daar het er belang bij had,
dat Roemenië zich bezig hield met zijn volksgenoten in Macedonië, waardoor
het zou worden afgeleid van die in Transsylvanië (Larmeroux I, p. 398, 399).

-ocr page 40-

Griekse kerk. Toen stuitten zij op verzet. Voordien hadden zij
zich altijd nauw aan de Grieken verwant gevoeld®), nu sloten zij
zich aan bij de Bulgaren.

De toestand was nu zo geworden, dat de Bulgaren en de Macedo-
Roemenen tegenover de Grieken, de Serven en de Turken ston-
den.®) Dit was de tegenstelling der partijen, doch de leden ervan
waren niet steeds dezelfde. Als de mensen van kerk veranderden —
en dit gebeurde dikwijls als gevolg van de terreur, door de respec-
tieve partijen uitgeoefend — veranderden ze tevens van nationali-
teit. De statistieken geven daarvan frappante staaltjes.
Volgens de Bulgaarse (1900) waren er in Macedonië:
1.181.336 Bulgaren; 228,702 Grieken; 128.711 Albanezen; 80.767
Macedo-Roemenen en 700 Serven,
Volgens de Servische (1889):

57.600 Bulgaren; 201.140 Grieken; 165.620 Albanezen; 69.665
Macedo-Roemenen en 2.048.320 Serven.

Volgens de Griekse (1904), waarbij het vilajet Kossovo niet is
gerekend, dat voornamelijk door Albanezen en Serven werd be-
woond:

332,162 Bulgaren; 652,795 Grieken; geen Albanezen; 25.101
Macedo-Roemenen; geen Serven,^)

De nationaliteit van de statistici zal ongetwijfeld de getalgroepe-
ring wel hebben beïnvloed. Immers de aanspraken van het eigen
volk worden krachtig onderstreept door het grote aantal. Behalve
op historische gronden — er hadden eeuwen geleden Bulgaarse en
Servische vorsten over Macedonië geregeerd — zochten vooral de
Serven hun aanspraken kracht bij te zetten door bewijzen aan te
voeren, dat het Macedonisch dialect Servisch was, ®) Bij de huidige
staat van de philologische wetenschap is het echter nog onmogelijk
vast te stellen, wat een Servische en wat een Bulgaarse taal is. ®)

1) Chlumecky, p. 132, 136,

Chlumecky, p. 133.
8) Bärbulescu, p. 163, 168.
*) Carnegie, p. 28-30.

Carnegie, p. 27. Ze gingen zelfs zover, dat ze beweerden, dat Sofia, de Bul-
gaarse hoofdstad, in het Servische taalgebied lag,
®) Bärbulescu, p. 49.

-ocr page 41-

Summa summarum: er heerste in Macedonië een chaotische toe-
stand.

Op het congres van Berlijn was aan Macedonië een organiek
decreet beloofd. Bulgarije stelde pogingen in het werk dit te ver-
krijgen, voor het eerst in 1880, vervolgens in 1890, doch zonder
succes. In 1880 was wel een plan door de mogendheden ontworpen,
dat inderdaad in de behoeften der bevolking voorzag, doch dit werd
nooit uitgevoerd. flet land zocht nu zichzelf te helpen: in 1893
werd in Macedonië het eerste revolutionnaire comité gesticht, de
Interne Organisatie, die onmiddellijk instemming vond in Bulgarije,
waar te dien tijde een honderdduizend Macedonische émigrés een
toevluchtsoord hadden gevonden. Dezen stichtten in 1895 het flöge
Macedonische Comité. Een gemeenschappelijke actie van beide
comités, aan welker hoofd zich de onderwijzers hadden gesteld, leid-
de in hetzelfde jaar (1895) tot een opstand. De représaille-maat-
regelen van de Turken waren zo gruwelijk, dat de grote mogend-
heden tussenbeide kwamen.

Een derde poging van de Bulgaren (1894) om het organieke
decreet te verkrijgen leed wederom schipbreuk. In 1896 voerde een
gedachtenwisseling van de grote mogendheden tot een ontwerp van
hervormingen in Macedonië, waarvan echter nooit iets kwam. Wel
nam de Porte enige maatregelen, doch deze waren geheel onvol-
doende om het Bulgaars-Macedonisch comité te bevredigen.®) Bul-
garije zocht toen toenadering tot Servië, maar dit eiste een verdeling
van Macedonië, waarop de Bulgaren natuurlijk niet wilden ingaan.

De toestand werd steeds slechter. Het was niet mogelijk Turkije
openlijk te bestrijden. Daarom was het gebruik van benden (komi-
tadji's) onvermijdelijk. Deze moesten de strijd gaande houden. Het
doel hiervan was pressie op de openbare mening in Europa te oefe-
nen en zo de mogendheden te dwingen om in te grijpen, wat dan ook
in 1903 werkelijk gebeurde. De komitadji's werden ook gebruikt om
de propaganda van Grieken en Serven tegen te gaan. Maar dezen
stelden zich ook door bendevorming te weer.

Lamouche, p. 23.
Carnegie, p. 125.

-ocr page 42-

In afwachting van de Europese interventie trachtte de Interne
Organisatie het nationale gevoel levendig te houden en de bevol-
king te beschermen tegen de willekeur van de ambtenaren en de
onwettige dwingelandij van de beys, de grootgrondbezitters. De
laatsten waren veelal Turken, die hun land door Christenen lieten
bewerken. Dezen leefden als in slavernij onder toezicht van Griekse
en Albanese bewakers.

Hoewel de Interne Organisatie zich tot de gehele bevolking
richtte, was de beweging toch Bulgaars getint. Zij streefde naar
autonomie, persoonlijke vrijheid van de bewoners en een vrije ont-
wikkeling. ^)

Begin 1902 dreigde een nieuwe opstand.®) De Serven hielden
zich afzijdig, de Grieken kozen de Turkse zijde. De opstand brak
in de zomer uit. Hoewel hij beperkt van omvang was, intervenieer-
den Oostenrijk en Rusland. Zij legden in Februari 1903 aan de Porte
een hervormingsontwerp voor. Aangezien de bepalingen ervan niet
veel meer betekenden dan wat Turkije reeds eerder beloofd, maar
nooit uitgevoerd had, stemde het toe. Er werd een inspecteur-gene-
raal benoemd. Dit was Hilmi Hussein Pasha, wien het echter niet
te doen was om het land langs ordelijke weg te pacificeren, maar om
de elementen, die hij het gevaarlijkst achtte, te vernietigen en dit
waren de Bulgaarse Macedoniërs. Een van zijn eerste maatregelen
was de ontwapening van de bevolking, wat met de ergste mishande-
lingen gepaard ging.'') De Bulgaren onder hen kwamen hiertegen
in verzet. Zij wilden nogmaals de aandacht van Europa op zich

1) Lamouche, p. 25—27. Ferdinand van Bulgarije, die oorspronkelijk zijn steun
aan deze beweging had verleend, voelde er, nu zijn eigen macht geconsolideerd
was, weinig voor om onnodige risico's te lopen. Hij liet daarom, toen het con-
gres van de beweging in 1901 in Sofia werd gehouden, de leiders ervan ge-
vangen nemen en andere, meer gematigde en Bulgaarsgezinden in hun plaats
aanwijzen. Het gevolg hiervan was een scheuring van de Macedonische partij
in voorstanders van autonomie en van hen, die aansluiting bij Bulgarije wensten
(Larmeroux I, p. 409-411).

Bulgarije stelde zich veilig voor de ontevredenheid van Europa door de opstand
niet te steunen en verder door een militaire conventie met Rusland te sluiten
tegen elke mogelijke aanval (Larmeroux I, p. 422, 423).
Lamouche, p. 30—36.

-ocr page 43-

vestigen door het in zijn eigen belangen aan te tasten en het zo-
doende te dwingen meer afdoende maatregelen te nemen. Zij lieten
daarom het gebouw van de Banque Impériale Ottomane te Saloniki
in de lucht vliegen en bedreven nog andere terreurdaden. Het révo-
lutionnaire comité richtte een proclamatie tot de mogendheden,
waarin het eiste, dat er in Macedonië een Christelijke gouverneur-
generaal zou worden benoemd, terzijde gestaan door een internatio-
naal lichaam, dat controle zou oefenen.

Een algemeen congres van de Bulgaarse Macedoniërs besloot tot
de opstand, die dan ook op de gestelde datum, 20 Juli 1903 (O.S.)
uitbrak en drie maanden duurde. De strijd was verschrikkelijk. De
Macedoniërs vluchtten in groten getale naar Bulgarije^) en elders.

Het doel werd bereikt. Oostenrijk en Rusland stelden in Mürz-
steg een hervormings-programma op: controle op de Turkse rege-
ringsambtenaren; toezicht op en hulp bij de doorvoering van de her-
vormingen door een Russischen en Oostenrijksen civielen agent, die
een mandaat voor twee jaar kregen; organisatie van de gendarmerie
onder bevel van vreemde officieren. Als er enige orde en rust was
ingetreden, zou een administratieve indeling naar de nationaliteiten
ter hand worden genomen, alsmede de reorganisatie van bestuur en
rechtspraak, waarbij ook Christenen ambten zouden mogen bekle-
den. Verder bevatte het program: bevordering der locale autonomie
en enkele bepahngen betreffende schadevergoeding en amnestie.®)
Dadelijk rezen er moeilijkheden met Servië en Griekenland over de
vraag, voor welk gebied de hervormingen zouden gelden. Turkije
begon weer met te protesteren, Abdul Hamid dreigde met Christen-
massacres. Hij verklaarde zelf de hervormingen in alle provincies
van Europees Turkije te willen doorvoeren. De mogendheden, die
reeds zo vaak door Turkije met een kluitje in het riet waren ge-

Ancel, p. 220.

Het hele hervormingsapparaat werkte zeer moeizaam. Dat er enig resultaat
werd bereikt, was te danken in de eerste plaats aan de civiele agenten, in de
tweede plaats aan de boven verwachting harmonische samenwerking van de
verschillende hervormingsorganen (Rappaport, p. 739).
3) Sosnosky 11, p. 133, 134.
Giesl, p. 139.

-ocr page 44-

stuurd, hielden voet bij stuk; zij besloten de hervormingen daar,
waar het Bulgaars element overheerste, tot stand te brengen.

In 1905 weigerde de Porte verbeteringen in het financieel beheer
toe te staan, vroeg zelfs toestemming om de invoerrechten met 3 %
te verhogen, ten einde met die opbrengst de Macedonische hervor-
mingen te bekostigen. De grote mogendheden wilden dit wel toe-
staan, mits Turkije op het punt der financiën toegaf. De Porte wei-
gerde eerst, doch boog het hoofd na een vlootdemonstratie van alle
mogendheden, behalve Duitsland. Ook inzake de gendarmerie
werkte de Turkse regering tegen. En toch was een goede organi-
satie daarvan allesbehalve overbodig; volgens het Engelse Blauw-
boek werden er per maand honderd politieke moorden in Macedonië
bedreven.^) Overal ontmoetten de hervormers tegenstand, lijdelijk
verzet, dat door Hilmi Hussein, de Turkse inspecteur-generaal, ge-
inspireerd was. Deze bracht volkomen volgens de wens van zijn
meester het ,,divide et imperaquot; in toepassing.

De hervormingen moesten geleidelijk de weg naar de autonomie
banen. Deze was ook het doel van de Bulgaarse comité's, die via
de autonomie tot aansluiting van Macedonië bij Bulgarije wilden
geraken. De Bulgaren waren het sterkst, vergroeid als zij waren met
de bevolking, doch daarmee hielden Grieken noch Serven rekening.
In de periode 1903—1906 waren het dan ook de Bulgaren, op wier
rekening de agitatie tegen de Grieken moest worden gesteld. Zij be-
werkten, dat de
Macedo-Roemenen zich losmaakten van het Pa-
triarchaat en één lijn met hen trokken, waardoor hun invloed steeg
in dezelfde mate als die der Grieken afnam.®) Deze zwenking der
Macedo-Roemenen beïnvloedde natuurlijk ook de Grieks-Roemeense
verhouding ongunstig. Tot een uitbarsting kwam het voorlopig nog
niet, want bij beiden was de vrees voor Bulgarije overheersend.

Door de toestand, waarin zijn leger verkeerde, kon Griekenland

Ondertussen kwam Bulgarije afzonderlijk tot een vergelijk met Turkije, doch
het voordeel, dat het er bij had, was gering (Larmeroux I, p. 448, 449).

2)nbsp;De Macedoniërs, die het konden, emigreerden, vooral naar de Verenigde Sta-
ten. Tussen 1903 en 1908 waren het er alleen al 75.000, waarvan drie kwart
Slaven waren (Ancel, p. 221).

3)nbsp;Barbulescu, p. 92.

-ocr page 45-

niet aan een oorlog denken. Het ging daarom in de herfst van 1903
over tot het vormen van benden onder de Grieken in en buiten
Macedonië om zijn aanspraken kracht bij te zetten en zijn belangen
te verdedigen. Griekenland voelde zich sterker toen Rusland ver-
zwakte door zijn nederlaag in het verre Oosten. De macht der
Slaven, vooral van Bulgarije, verminderde daardoor eveneens.
Bovendien wist Griekenland zich zeker van de sympathie der
andere grote mogendheden en gedroeg zich onafhankelijker van
Turkije. Het protesteerde tegen de Bulgaarse en Roemeense propa-
ganda in Macedonië, hoewel het zich, en dat in niet geringe mate,
aan hetzelfde schuldig maakte, i) Daar dit protest weinig hielp, tra-
den de Griekse benden nog driester op. Bulgaarse en pas gevormde
Servische benden gaven geen kamp. De onderlinge strijd was hevig
cn de internationale gendarmerie onvoldoende. Door de mogend-
heden gedwongen, protesteerde Turkije in Athene. De Griekse rege-
ring hield zich echter van den domme. Niettegenstaande het een
feit was, dat de Griekse benden onder de leiding stonden van haar
consul-generaal in Saloniki en hun aanvoerders Griekse officieren
waren, ontkende ze, dat ze er iets mee had uit te staan.

Toen in 1905 de sultan de Macedo-Roemeense gemeenten als tot
de Roemeense nationaliteit behorend erkende, protesteerde Grie-
kenland. De Roemeense gezant verliet Athene, Oostenrijk trad
bemiddelend op. Rusland daarentegen zette de Grieken aan en be-
hartigde de Griekse belangen in Roemenië. Griekenland was kwets-
baarder dan Roemenië, want er woonden vele duizenden Grieken
in Roemeens gebied en een groot deel van de Roemeense handel
was in Griekse handen. Roemenië verhoogde onmiddellijk zijn in-
voerrechten.nbsp;.

De Roemenen kregen in 1906 hulp van de Bulgaren. In het begin
van
dat jaar leek de rol van Bulgarije in Macedonië uitgespeeld:
zijn propaganda-comité's waren ontbonden, zijn benden verstrooid
door de Griekse en Servische en de Turken.
Nu vermanden zi) zich
echter en schaarden zich aan de Roemeense zijde om samen de ge-
meenschappelijke vijand te bestrijden. Een
ogenblik dreigde er een

ï^) Lamouche, p. 56, 57.

2) De diplomatieke betrekkingen werden pas in 1910 hervat.

-ocr page 46-

Bulgaars-Turkse oorlog. Toen echter de Cretenzische kwestie de
goede verstandhouding van Turkije en Griekenland verstoorde^),
gevoelde Turkije niet de minste lust om in Macedonië voor Grieken-
land de kastanjes uit het vuur te halen.

Bulgarije zocht steun bij Oostenrijk. Aehrenthal verklaarde zich
bereid die te verlenen en wist ook Rusland, Engeland en Turkije
over te halen. Gezamenlijk stelden zij vast, hoe punt 3 van het
programma van Mürzsteg zou ten uitvoer worden gelegd. De nieuwe
indeling van Macedonië mocht niet door het optreden van de ver-
schillende benden worden beïnvloed, doch zou volgens de status quo
ante geschieden.

Griekenland moest terugtrekken en Bulgarije hernam zijn oude
positie in Macedonië.

Er was vrijwel geen deel van Macedonië of het werd door min-
stens twee volken begeerd: Bulgaren, Serven, Grieken of Alba-
nezen.

Voor Bulgarije en Servië was de verovering van Macedonië een
politiek ideaal, een organische noodzakelijkheid voor hun bestaan en
de toekomst van hun nationale individualiteit.®) Bulgarije streefde
naar een Groot-Bulgarije, voor Servië betekende Macedonië bevrij-
ding uit zijn economische afhankelijkheid van Oostenrijk-Hongarije,
daar het in Saloniki een eigen haven zou hebben.

Wij zagen reeds, dat beide landen in 1904 tot een overeenkomst
omtrent Macedonië kwamen^) — ze sloten zich bij het programma
van Mürzsteg aan — maar dat de goede verhouding weer werd
verstoord. Voor het streven van Bulgarije was de immigratie van
Bulgaarse Macedoniërs®), waaronder veel intellectuelen, de door-
slaggevende factor. Dezen toch kregen er grote invloed. ± 400 offi-
cieren van het Bulgaarse leger waren immigranten. ®) Ook bekleed-

P. 17.

Vrgl. het kaartje bij Carnegie, p. 38.
3) Barbulescu, p. 17.
quot;) p. 5.

®) Brailsford, gecit. bij Rappaport, p. 741.
«)• Chlumecky, p. 85.

-ocr page 47-

den zij belangrijke posten in de politiek, de kerk, het onderwijs en de
pers. ^ Zij vormden de Bulgaarse benden in Macedonië, terwijl de
Servische en Griekse in directe verbinding met de Servische en
Griekse regeringen stonden. De Bulgaarse benden bestonden enkel
uit Bulgaarse Macedoniërs, de Servische en Griekse telden ook
vreemdelingen onder haar leden,'') De Bulgaarse beweging was er
een van het volk, de Servische en Griekse werden door de regerin-
gen geleid,

Roemenië maakte zich over de Bulgaarse aspiraties bezorgd. Ge-
lukte het aan Bulgarije om Macedonië te veroveren, dan zou het
daarmee wel niet tevreden zijn en zijn blikken naar Roemeens gebied,
de Dobroedsja, wenden. Daarom trachtte Roemenië zich tegen de
Bulgaarse plannen te verzetten. Koning Carol gaf Ferdinand van
Bulgarije te verstaan, dat op de dag, waarop een Bulgaars leger de
Rhodope overtrok, Roemenië in Silistria zou mobiliseren 3) Het
streven van de Serven naar Macedonië leverde voor Roemenië geen
enkel gevaar op^). vandaar dat de Roemeense pohtiek Servië steeds
vriendschappelijker gezind werd.

De oude tegenstanders Oostenrijk en Rusland werkten, zoals we
reeds zagen®), samen wat Macedonië betreft,

Italië, dat aan het programma van Mürzsteg zijn medewerking
had willen verlenen, was afgewezen.«) Toch speelde het een grote
rol bij de hervorming van de gendarmerie, waarin alle grote mogend-
heden zeggingschap hadden. Ook verhief het zijn stem tegen de
grote macht van Rusland en Oostenrijk op financieel gebied^), om-
dat het zich over de toenemende invloed van Oostenrijk op de
Balkan bezorgd maakte.

Rusland en Oostenrijk beide wensten de integriteit van Turkije
te handhaven. Rusland wilde niet. dat Bulgarije te machtig werd

-ocr page 48-

en steunde daarom Servië en de Servische propaganda in Mace-
donië. Oostenrijk, dat alleen Triest als haven bezat, beschouwde
Saloniki als zijn toekomstige tweede en deze wens kon alleen in ver-
vulling gaan als de stad voorlopig in handen van de Turken bleef.

Oostenrijks invloed op de Balkan was Duitsland niet onwel-
gevallig, want de verbinding met Constantinopel en Klein-Azië werd
er veilig door.'^) Toch waakte het voor zijn belangen in Constan-
tinopel. De Duitse gezant steunde er de Porte in haar verzet tegen
de hervormingsmaatregelen van de andere mogendheden in Mace-
donië.®) Dat Duitsland Oostenrijk in Macedonië steunde werd
door Marschall aldus gemotiveerd: „Wir dürfen nicht aus Türken-
freundschaft eine Haltung einnehmen, die uns isolieren und uns das
Misstrauen namentlich der verbündeten Mächte zuführen würde.quot;1)
Frankrijks politiek was sinds het verbond met Rusland op het
behoud van de status quo gericht, evenals die van zijn bondgenoot,
maar ook op het concurreren met Duitsland, wat in Roemenië en
Griekenland succes had.

Engeland stond vijandig tegenover Turkije en steunde daarom de
separatistische aspiraties op de Balkan. ®) In Augustus 1907 was de
Engelse regering, ontevreden over het tot nog toe bereikte resul-
taat®), het met de Russische eens geworden over een uitbreiding
van de hervormingen in Macedonië: verscherping van de Europese
controle, versterking van de internationale gendarmerie en vermin-
dering van de Turkse troepen.

Oostenrijk verlangde ook nog hervorming van de rechtspraak
miaar spoedig bleek zijn eigenlijke bedoeling. In Januari 1908 kwam
Aehrenthal voor de dag met een project van een spoorlijn in de
Sands jak Novibasar. Oostenrijk was volkomen gerechtigd die aan
te leggen, maar .., het zou de eerste stap zijn in de richting van

1)nbsp;Rizoff, p. 10.

2)nbsp;Seymour, p. 208.
Giesl, p. 144.

4) Luckwaldt, p. 1025.

Moukhtar, p. 27—46.
®) Grey, Speeches, p. 77 vlg.
Baemreither, p. 77, 78.

-ocr page 49-

Saloniki. Vandaar dan ook een storm van protest: eerst van Servië,
kort daarop van Italië, Rusland en Frankrijk. Zij stelden tegenover
het Oostenrijkse plan een project voor een Donau-Adria-spoorlijn.
Aehrenthal had van Constantinopel de concessie voor zijn plan ver-
kregen, in ruil voor de belofte, dat Oostenrijk voortaan niet op her-
vormingen in Macedonië zou staan. Hiermee schond Oostenrijk zijn
overeenkomst met Rusland JMürzsteg).

Rusland was aanvankelijk voornemens geweest het Engelse plan
tegen te werken, doch na deze Oostenrijkse manoeuvre ging het
met Engeland onderhandelen, wat tot de definitieve overeenstem-
ming in Reval leidde (1908). Frankrijk sloot zich later hierbij aan.
Al hield deze overeenstemming niet de autonomie van Macedonië
in, door de uitbreiding en de internationalisatie der controle werd
deze toch voorbereid en werd aan de bijzondere positie van Oosten-
rijk en Rusland, die zij sedert de overeenkomst van Mürzsteg had-
den ingenomen, een eind gemaakt. Voor Turkije zou de uitvoering
van de overeenkomst van Reval het verlies van een hele provincie
hebben betekend en hiertegen kwamen de Jong-Turken in verzet:
in Juli brak de revolutie uit.

In de mening, dat het nieuwe régime geheel van het oude zou
verschillen, besloten de grote mogendheden van verdere bemoeiingen
met en in Macedonië af te zien en hun plannen op te geven.

-ocr page 50-

TURKIJE EN DE GROTE MOGENDHEDEN VÓÓR 1908.^)

Het grote probleem, dat Turkije reeds eeuwenlang aan Europa
had gesteld, was de zeeëngtenkwestie. In het begin van deze eeuw
was deze allerminst opgelost, maar volstrekt niet acuut.

Dit was wel het geval met het vraagstuk van de Bagdadspoorlijn.
In het laatst der 19de eeuw zocht Duitsland nieuwe afzetgebieden,
doch overal, behalve in de vlakte van Tigris en Euphraat, vond het
Engelse mededinging. Het vatte nu het plan op om een spoorlijn
van Constantinopel naar Bagdad aan te leggen en deze door te
trekken tot de Perzische Golf.^) Deze lijn zou Turkije's welvaart
doen toenemen, dus de koopkracht verhogen, wat weer aan de
Duitse handel ten goede zou komen. Duitsland voerde een pohtiek,
die versterking van Turkije beoogde, want een krachtig Turks rijk
was van grote waarde, niet alleen als afnemer van Duitse producten,
maar ook als leverancier van grondstoffen. Bovendien vormde het
een militaire macht tegenover Rusland en Engeland, die door de
spoorlijn versterkt zou worden, omdat deze ongetwijfeld strategische
waarde zou hebben. Kolonisatie noch verovering werd dus beoogd,
alleen het dienen van Duitslands handels- en industriële belangen.
Toch wekten de mogelijke politieke gevolgen van de aanleg der
Bagdadlijn vrees en verzet bij sommige mogendheden.

Engeland zag zich in de toekomst bedreigd in Indië en Egypte,

1) Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);

Earle, E. M. Turkey, the Great Powers and the Bagdad Railway;

Manger, J. B. De Triple-Entente, de internationale verhoudingen van 1902

-1909;

Moukhtar Pacha, Gén. M. La Turquie, l'Allemagne et l'Europe, depuis le

Traité de Berlin jusqu'à la Guerre Mondiale;

Seymour, Ch. The Diplomatie Background of the War, 1870—1914.

Seymour, p. 202.
3) Earle, p. 123-131.

-ocr page 51-

alsook in Perzië. Rusland vreesde dat zijn Middellandsezee-handel
afgesneden zou worden.^) Bovendien zou de Duitse positie in
Constantinopel overheersend en de Oostenrijkse invloed — door het
gebruik maken van de Bagdadspoorlijn — versterkt worden. Rus-
land protesteerde dan ook en dwong Turkije in 1900 de Zwartezee-
overeenkomst af, waarbij het gunstige voorwaarden verkreeg voor
een eventuële Russische spoorwegonderneming in Turkije.

Wel lag het geenszins in de bedoeling het gehele Bagdadspoor-
project alleen met Duits kapitaal te financieren, maar de onderhan-
delaars stuitten allerwegen op bezwaren, wanneer de Duitsers pro-
beerden er ander kapitaal bij te betrekken. In 1903 kreeg de Deut-
sche Bank de definitieve concessie. Deze werd onmiddellijk door
een consulaire conventie tussen Duitsland en Turkije gevolgd. Het
Turkse rijk werd met Duitse producten en Duits kapitaal over-
stroomd.

Rusland vermocht hiertegen niets te ondernemen wegens zijn oor-
log met Japan, zijn moeilijkheden met Engeland in Perzië en Cen-
traal-Azië en revolutie in eigen land. Het deed daarom een beroep
op Frankrijk, maar dit werd niet gunstig ontvangen door hen, die
bij de Franse beleggingen in Turkije (meer dan 2 billioen francs),
geïnteresseerd waren, omdat een aanzienlijke waardevermeerdering
hunner papieren bij de aanleg van de spoorweg stellig niet zou uit-
blijven. Zij verweten Rusland, dat het de internationalisatie van de
spoorlijn had geweigerd, toen Duitse en Franse bankiers hiertoe be-
reid waren geweest. Toch werd in 1903 na een heftige campagne in
de pers het verhandelen der spoorweg-aandelen op de Parijse Beurs
Verboden. Veel Fransen waren nl. bang voor ernstige economische
en politieke gevolgen: achteruitgang van de economische betekenis
van Zuid-Frankrijk en de havenstad Marseille; een Pan-islamieti-
sche beweging als gevolg van een sterk Turkije, waardoor de
Noord-Afrikaanse bezittingen gevaar zouden lopen, en een Duits-
Turkse alliantie, voortvloeiend uit de economische samenwerking.
Daarbij kwam nog de grote rivaliteit tussen de Franse en Duitse

Seymour, p. 209.

Moukhtar, p. 81; tussen 1900 en 1904 nam de Duitse import toe van 34 tot

75 millioen Mark, terwijl de Turkse import in Duitsland opliep van 30 tot

43 millioen Mark (Ancel, p. 228).

-ocr page 52-

missies in het Turkse rijk: de Duitse regering erkende er het Franse
protectoraat over de KathoHeken niet.

Rusland had ook in Engeland geprotesteerd, doch vond er in 't
eerst geen gehoor. Pas toen men er begon te vrezen voor aspiraties
van Duitsland naar de wereldheerschappij werd dit anders. Nadat
in het Lagerhuis heftig verzet ertegen tot uiting was gekomen, trok
de Engelse regering haar belofte van deelneming aan de Bagdad-
spoorweg in^), tot grote teleurstelhng van de Engelse bankiers.

Het gebied, waar de ontworpen spoorlijn zou eindigen, was sinds
1899 in handen van Engeland. Daar Indië het sluitstuk van het
Engelse imperialistisch systeem was, had het zich van alle strate-
gische punten op de weg daarheen meester gemaakt. Zo had het in
1899 met den Sheik van Koweït een overeenkomst gesloten, waar-
door het de controle over de Perzische golf kreeg. Door het Bagdad-
spoor-project werd Duitsland de enige vijand van Engeland in het
Oosten , daar door de Entente met Frankrijk zijn positie in Egypte
en door het verdrag met Rusland van 1907 de veiligheid van de
Noordelijke en Noordwestelijke grens van Indië was verzekerd. Zo
was de stand van zaken vóór de Jong-Turkse revolutie.

1)nbsp;Manger, p. 46, 47.

2)nbsp;Barle, p. 153-207.

-ocr page 53-

DE JONG-TURKSE REVOLUTIE IN 1908.

Zoals bij zo veel volken ontstond en groeide in het begin van de
20ste eeuw ook een nationale beweging onder de Turken. Deze was
tegen het despotisch régime van den ouden Abdul Hamid gericht
en streefde naar verbetering van de toestanden in het rijk. Zij had
een centrum in Macedonië (Saloniki) en nog enkele vaste punten in
het buitenland; er leefden in 1908 meer dan 60.000 Turkse banne-
lingen in Genève, Londen en Parijs. In laatstgenoemde stad groe-
peerden velen zich om Ahmed Riza bey en zijn krant. Zij noemden
Zich de partij van Eenheid en Vooruitgang. Deze kreeg door haar
propaganda vaste voet in de militaire scholen en organiseerde zich
naar het model van de loges der vrijmetselaars®), welker leden in
groten getale lid waren. Het Centrale comité in Saloniki werd door
drie ambtenaren geleid: Enver Bey, officier van de Generale Staf,
Talaat Bey, een telegraaf-ambtenaar en Djavid Bey, een tot de
Islam bekeerden Jood, leraar van beroep. Hun leus was: een vrij Tur-
kije en dit aan de Turken. Overal vonden zij vreemdelingen, vooral
in Macedonië, waar de Europeanen niet sterk genoeg waren om het
land te pacificeren en hun aanwezigheid het Jong-Turkse patriotis-
me bizonder irriteerde. Voor de militairen kwam daar nog bij, dat

Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);
Earle, E. M. Turkey, the Great Powers and the Bagdad Railway;
Izzet Pascha, Denkwürdigkeiten des Marschalls — ;
Lamouche, Colonel. Quinze ans d'histoire balkanique (1904—1918);
Larmeroux, ]. La pohtique extérieure de l'Autriche-Hongrie
1875—1914 II;
Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie;

Pomiankowski, J. Der Zusammenbruch des Ottomanischen Reiches.
Hierdoor vonden ze zoveel sympathie in Europa (Larmeroux 11, p. 45). Tijdens
het bewind van de Jong-Turken behielden ze een grote invloed (Larmeroux II,
p. 46; Br. D. IXI, 181).
®) Pomiankowski, p. 31.

-ocr page 54-

zij jaloers waren op de Europese officieren, die, anders dan zijzelf,
door den sultan — hiertoe door de mogendheden gedwongen —
behoorlijk betaald, gevoed en gekleed werden.

Het is dan ook alleszins verklaarbaar, dat de revolutie hier begon
(23 Juh 1908), zodra de overeenkomst te Reval tussen Rusland en
Engeland bekend was geworden. Zij verspreidde zich snel en de
sultan zag zich gedwongen de constitutie van 1876, die hij slechts
kort had laten gelden, weer te herstellen. De revolutie had een zeer
kalm verloop. Het Comité van Eenheid en Vooruitgang ^) nam het
heft in handen en er werd besloten een Parlement bijeen te roepen.
Hierbij stuitten ze dadelijk op een
moeilijkheid, want er was geen
kieswet. Ze namen nu hun toevlucht tot een ontwerp van 1877,
dat nooit wet was geworden. Door pressie van allerlei aard kregen
de Jong-Turken, van wie verscheidenen niet-Turk en niet-Moham-
medaan waren, een meerderheid in het Parlement. Behoudens enkele
uitzonderingen bleef het ambtenarencorps in functie, vooral de
hogere ambtenaren, wier ervaring men nodig had. Sultan Abdul
Hamid werd niet verantwoordelijk gesteld voor al het kwaad, dat
in zijn naam was bedreven. Dit werd op rekening van slechte raad-
gevers en verraders gesteld. Hij speelde zijn rol voortreffelijk: gaf
toestemming tot het ontslag van het merendeel zijner dienaren en
vertoonde zich aan het volk met de cocarde der Jong-Turken op de
borst. Hij overtroefde dezen zelfs nog in hervormingsgezindheid.

De Jong-Turken waren vol van de idealen der Franse revolutie:
vrijheid, gelijkheid en broederschap. Zij wilden een parlementaire
regering, ministeriële verantwoordelijkheid, een constitutioneel
vorst en naast de politieke ook sociale en industriële modernisering.
Werd Duitsland door hen als een vijand van het nieuwe régime be-
schouwd, Engeland en Frankrijk waren hun een voorbeeld.

Toen de mogendheden het voornemen te kennen gaven om hun
missies uit Macedonië terug te roepen — zij meenden, dat ze er niet
langer nodig waren — stemde de Turkse regering in het vertrek
van de Oostenrijkers en Russen toe, maar verzocht de handhaving
van de Franse, Italiaanse en Engelsche officieren en financiële

Hoewel dit Comité alle zaken leidde, was het een geheim, wie er deel van uit
maakten (Pomiankowski, p. 31).

-ocr page 55-

raadgevers om van hun diensten voor het gehele rijk gebruik te
maken. Dit werd toegestaan en de financiële commissie alsmede het
centrale bestuur van de gendarmerie werden naar Constantinopel
verplaatst. De Turkse regering riep al spoedig nog meer Europeanen
te hulp. Aanvankelijk heerste er een ware anglomanie: de Engelsen
kregen invloed op de vloot (navale missie), nationale bank, open-
bare werken, financiën, rechtspraak en binnenlandse zaken. De
Fransen verkregen concessies voor spoorwegen en telefoon en later
ook de controle over de gendarmerie, nadat de Italiaanse bevelheb-
ber bij het uitbreken van de oorlog tussen Italië en Turkije (Sept.
1911) vertrokken was. Ondanks hun bekwaamheid bereikten de
Europeanen weinig resultaten, daar het personeel van de verschil-
lende diensten te gering in aantal en onvoldoende geschoold was.

Artikel 8 van de Grondwet luidde: alle onderdanen van het Turkse
rijk, onverschillig van welke godsdienst, heten Ottomanen,

Artikel 17 bepaalde: alle Ottomanen zijn gelijk voor de wet. Zij
hebben zonder onderscheid van godsdienst dezelfde rechten en
plichten ten opzichte van het land.

Vóór deze constitutie er was, bestond er verschil tussen overwin-
naars (de Muzelmannen) en overwonnenen (de rayas). De reli-
gieuse organisatie was het kader van het nationale leven: aan het
hoofd van elke gemeente of volkseenheid stond de geestelijke her-
der. De Mohammedanen waren verplicht tot militaire dienst en
moesten de in de Koran voorgeschreven belastingen opbrengen. De
niet-Mohammedanen betaalden speciale belastingen, terwijl ze van
de militaire dienst waren vrijgesteld. De nieuwe orde was in strijd
met het oude fundament, al handelden de Jong-Turken in hun ver-
klaring van gelijkheid en broederschap niet in strijd met de wet, die
reeds acht eeuwen geleden door de „schriftgeleerdenquot; in deze zin
was uitgelegd, doch nooit haar toepassing had gevonden. De ge-
schillen tussen beide groepen waren maar zelden voortgekomen uit
godsdienstig fanatisme, meestal uit economische, sociale of politieke
tegenstellingen, ontstaan door de scherpe scheiding, die er tussen
hen bestond.

In Macedonië en Albanië was het nieuwe régime met grote vreug-
de aanvaard. De afkondiging van het besluit van den sultan om de
grondwet van 1876 weer van kracht te doen zijn, werd met een

-ocr page 56-

nationaal feest zonder weerga en in volmaakte orde gevierd. Alles
stond in het teken der verbroedering. In Macedonië werden de
nationale benden ontbonden. De meeste Europeanen verlieten het
land. In Albanië, waar men niet wist, wat een grondwet eigenlijk
was, vertelden de Jong-Turkse officieren, dat zij het enige middel
tegen de Europese inmenging, de beste waarborg voor hun tradities
was en de stichting van Albanese scholen zou bevorderen. Al-
leen de Mirditen hielden zich afzijdig. Hun vorst legde wel de eed
op de grondwet af, maar beschouwde zich overigens als even on-
afhankelijk van Constantinopel als te voren.

-ocr page 57-

DE GEVOLGEN VAN DE JONG-TURKSE REVOLUTIE
BUITEN TURKIJE.

Lamouche vertelt: „Les vieux Turcs avaient toujours attaché pres-
que autant d'importance aux apparences qu'aux réalités. — J'ai pu
voir de mes yeux, dans divers locaux officiels, ... une belle carte de
l'Empire ottoman sur laquelle figurait l'Afrique du Nord, y compris
la Tunisie et même l'Algérie, traversées par cette inscription „Afrique
du Nord ottomanequot;. (Cette carte) était assez neuve et fort bien
gravée.quot;

Zulk een groot rijk was vóór 1908 de illusie van de Turken. Er
waren er onder de
Jong-Turken, die in hun patriottisch enthousiasme
meenden, dat zij deze tot werkelijkheid konden maken. De kans,
dat zij hiertoe in staat waren, was niet bijster groot. Het streven
ernaarvond echter in verschillende landen weerklank en verspreidde
in andere schrik, zodat allerlei moeilijkheden ontstonden. Men kan
zelfs aannemen, dat het een factor van betekenis is geweest bij de
annexatie van Bosnië-Herzegowina door Oostenrijk-Hongarije, bij de
onafhankelijkheidsverklaring van Bulgarije, alsmede toen Creta zich
bij Griekenland aansloot en Italië en Turkije in oorlog geraakten.

DE ANNEXATIE VAN BOSNIË-HERZEGOWINA.^)

Bij het verdrag van Berlijn was aan Oostenrijk-Hongarije de
occupatie en het bestuur van Bosnië-Herzegowina toegewezen.
Oostenrijk verklaarde, dat hierdoor aan de souvereiniteitsrechten

Lamouche, p. 75.
Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);
Anrieh, E. Die Jugoslavische Frage und die Julikrise 1914;
Beyens, Baron. Deux années à Berlin 1912—1914;
Boghitschewitsch, M. Die Auswärtige Politik Serbiens III;

-ocr page 58-

van Turkije in geen enkel opzicht iets zou worden te kort ge-
daan, Het kreeg tegelijkertijd het recht de Sandsjak Novibasar
te bezetten en er militaire- en handelswegen aan te leggen; het
bestuur van de Sandsjak bleef echter in handen van Turkije.®)

Oostenrijk bracht in Bosnië-Herzegowina tal van verbeteringen
tot stand: wegen werden aangelegd, bruggen, scholen, ziekenhuizen
gebouwd. Het doel was echter niet zozeer het welzijn van het volk
te bevorderen, als wel om er in de eerste plaats zelf de vruchten van
te plukken. Het nieuwe bestuur maakte zich dan ook allerminst
populair. ®)

Het grootste deel der bevolking was onder de Turkse heer-
schappij trouw aan zijn geloof gebleven. Alleen de adel was tot
het Mohammedanisme overgegaan om landbezit en invloed te be-

Buriân, S. Graf. Drei Jahre aus der Zeit meiner Amtsführung im Kriege;
Crozier, Ph. L'Autriche et l'Avant-guerre;
Denis, E. La Grande Serbie;

Dickinson, G. Lowes. The international anarchy 1904—1914;
Fischel, A. Der Panslawismus bis zum Weltkrieg;
Fournier, A. Wie wir zu Bosnien kamen;
Friedjung, H. Das Zeitalter des Imperialismus 1884—1914 II;
Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;
Hashagen, J. Weltpolitische Entwicklungsstufen;
Helfferich, K. Die Vorgeschichte des Weltkrieges;
Hoschiller, M. L'Europe devant Constantinople;

Hoyos, A. Der deutsch-englische Gegensatz und sein Einfluss auf die Balkan-
politik Österreich-Ungarns;

Izzet Pascha, Denkwürdigkeiten des Marschalls —;
Lamouche, Colonel. Quinze ans d'histoire balkanique 1904—1918;
Mandl, L. Die Habsburger und die serbische Frage;

Manger, J. B. De Triple-Entente, de internationale verhoudingen van 1902
-1909;

Montgelas, M. Russland und Europa 1904—1914;
Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie;

Pribram, A. F. England and the international policy of the European great
Powers 1871-1914;

Schwendemann, K. Grundzüge der Balkanpolitik Österreich-Ungarns von
1908-1914;

Sosnosky, Th. v. Die Balkanpolitik Österreich-Ungarns seit 1866 II.
Pinon, p. 155, noot.

2)nbsp;Denis, p. 184.

3)nbsp;Pinon, p. 164.

-ocr page 59-

houden. De boeren zuchtten toen onder de dubbele druk van hun
eigen heren en die van de Turken.

Toen de Turkse macht taande en dus de kans groter werd er
zich aan te onttrekken, wendden de Kathoheken onder hen, de
Kroaten, hun blikken naar Wenen, Zij waren dan ook de enigen,
die bij het Oostenrijks bestuur aanvankelijk wel voeren. Zij wer-
den officieel begunstigd, terwijl de orthodoxen stelselmatig achter-
uit gezet werden,

Hadden de Slavische kerkelijke gemeenten een vrij grote auto-
nomie bezeten, zodra Oostenrijk het bestuur van
Bosnië-Herzego-
wina verkregen had, veranderde dit. Het kocht voor een luttel
bedrag van den Patriarch van Constantinopel de erkenning der
autonomie van de Orthodoxe kerk en het recht der bisschops-
benoeming. Sindsdien werden dezen dus niet meer door het volk
gekozen, maar door Wenen benoemd, waarvan zij dus geheel af-
hankelijk waren. Priesters, die van propaganda voor de nationale
idee werden verdacht, werden onmiddellijk afgezet; aan het bou-
wen van Orthodoxe kerken werden allerlei moeilijkheden in de weg
gelegd. Deze bestrijding van de Orthodoxe kerk door de regering
was geen geloofsvervolging, maar een ingaan tegen de Servische
nationale tendenzen, die in deze kerk waren belichaamd. Want
evenals in Macedonië was ook hier de kerk een werkzaam propa-
ganda-instituut voor de nationale gedachte,^) In het beheersen
van de Orthodoxe kerk zag de Weense regering dus een der doel-
matigste middelen om de Groot-Servische propaganda tegen te
werken, zo al niet onmogelijk te maken. Lukte het haar op deze
manier de Serven in
Bosnië-Herzegowina onder haar controle te
krijgen, ja, slaagde zij erin haar uiteindelijk doel, de vorming van
een Katholiek-Slavische staat, te verwezenlijken, dan zou zij aan
de Groot-Servische beweging en tegelijk dus aan de Russische
invloed een zware slag hebben toegebracht.») Jammer voor de
Oostenrijkse regering was het resultaat van haar actie geheel
anders. Immers de bevolking keerde zich af van de kerk, die door

1)nbsp;Fischel, p. 217.

2)nbsp;Denis, p. 191, 192.

3)nbsp;Pinon, p. 166, 167.

-ocr page 60-

de regering werd beheerst, van de priesters, die zich in dienst van
den vreemdeling hadden gesteld.

Nu het de regering mislukt was de volwassenen in haar macht
te krijgen door middel van de kerk, probeerde zij de jeugd door de
school te winnen. Daartoe werden de Servische scholen gesloten,
het bezoeken van de staatsscholen, waar slechts onderwezen werd,
wat Wenen decreteerde, verplicht gesteld. Wanneer de bevolking
dan al niet tot het Katholieke geloof wilde overgaan, zou zij toch
door de school tot goede Oostenrijkse staatsburgers worden opge-
voed en niet meer aan oppositie en verzet denken.

Ook de Kroaten werden al gauw onderdrukt. Zij stelden de
Donau-monarchie voor een geheel ander probleem. In sommige
kringen nl. bestond het streven naar de vervanging van het dua-
lisme Oostenrijk-Hongarije door het trialisme: Oostenrijk-Honga-
rije en nog een derde staat, samengesteld uit het Oostenrijkse
Dalmatië, het Hongaarse Kroatië en het door den Oostenrijks-
Hongaarsen minister van Financiën bestuurde Bosnië. Een der aan-
hangers hiervan was de troonopvolger Franz Ferdinand, doch
voorlopig was deze nog machteloos. Felle tegenstanders waren de
Magyaren, die in een trialistisch statensysteem hun overwicht zou-
den verliezen. Zij hadden er dus groot belang bij, de Kroaten, die
onder Hongaars bestuur stonden^) te onderdrukken en eveneens
de Kroaten in Bosnië, als zij de kans hadden. En deze hadden ze,
omdat de gemeenschappelijke minister van Financiën regelmatig
een Hongaar was.

Nog een ander probleem kreeg de Oostenrijkse regering op te
lossen en wel een van zuiver staatsrechterlijke aard. Zij wilde nl.
aan Bosnië-Herzegowina een Landdag geven, maar de juristen
konden er geen formule voor vinden. Het was voor Franz Joseph
toch onmogelijk om aan onderdanen van den sultan een grondwet
te geven.

In November 1907 was reeds te Serajewo een soort parlement
bijeen gekomen van afgevaardigden uit verschillende gemeenten, die
een Bosnische staat in het Turkse staatsverband hadden geëist.
Over Oostenrijk was niet eens gesproken.®) De oplossing van het

1)nbsp;Vrgl. p. 7.

2)nbsp;Friedjung II, p. 204.

-ocr page 61-

probleem werd nog dringender, toen na de Jong-Turkse revolutie
de grondwet van 1876 werd hersteld. Zou Bosnië het enige land
zijn, dat geen volksvertegenwoordiging bezat, of zou het zijn afge-
vaardigden naar Constantinopel zenden? Annexatie van deze ge-
bieden was de enige oplossing van dit probleem voor de Donau-
monarchie. De feitelijke toestand zou er geen verandering door
ondergaan. Franz Joseph had reeds sinds jaren de souvereiniteits-
rechten aan zich getrokken. Beide landen waren opgenomen in het
rijk, welks tolgrens met de hunne samenviel; de dienstplicht gold
ook voor hen, er lagen zelfs Bosnische soldaten te Wenen in gar-
nizoen.

Aehrenthal besprak de kwestie van te voren met Iswolski en
later met Tittoni. De eerste kwam zelfs het eerst met het plan voor
de dag, dat Oostenrijk
Bosnië-Herzegowina zou annexeren^), ter-
wijl Rusland een verbetering te zijnen gunste van de zeeëngten-
bepalingen zou trachten te verkrijgen. Iswolski wilde tegelijkertijd:
onafhankelijkheid van Bulgarije, annexatie van Creta door Grie-
kenland, verlichting van de servituten op Montenegro (deze be-
stonden sedert 1878: Montenegro mocht geen oorlogshaven aan-
leggen, enz.), bovendien compensatie voor Servië met Oostenrijks
gebied. Het laatste weigerde Aehrenthal beslist, het andere wees hij

niet onmiddellijk van de hand.

Iswolski rekende bij dit plan op de steun van Engeland, waar-
mee Rusland sinds Augustus 1907 op steeds beter voet was komen
te staan. Hierin vergiste hij zich echter volkomen. Hij bedacht nl.
niet, dat de vijandige houding van Engeland jegens Turkije sedert
de Jong-Turkse revolutie in het tegendeel was verkeerd.®) Enge-
land verhinderde dan ook de verwezenlijking van zijn zeeëngten-
project. Evenmin vond Iswolski steun bij zijn bondgenoot Frank-
rijk. Dit wenste geen oorlog en onthield zich dus van alles, wat
daartoe aanleiding zou kunnen geven. Bovendien was het m

Lamouche, p. 80.nbsp;, rgt; i j • u

Iswolski kende geen der verdragen tussen 1876 en 1904, waarbij Rusland zich
uitgesproken had voor de annexatie (Taube, M. v. Der Katastrophe entgegen,
p. 177, gecit. bij Montgelas, p. 336).
3) Hoschiller, p. 61.

-ocr page 62-

onderhandeling met Duitsland over een Marokko-verdrag, dat in
Februari 1909 werd gesloten.^) Ook de Franse pers was tegen
steun aan Rusland, daar
zij geen subsidie had gekregen om het
Russische plan te steunen.

De 5de October 1908 proclameerde Franz Joseph de annexatie
van
Bosnië-Herzegowina.®) Tittoni had geen bezwaren'1), Grey
echter des te meer wegens zijn recente vriendschap met de Turken.
Iswolski werd er door verrast. Hij was nl. na zijn onderhoud met
Aehrenthal in Buchlau naar Parijs en Londen gegaan om te trachten
zijn plannen te verwezenlijken. Het mislukken daarvan weet hij aan
het overijlde optreden van Aehrenthal, wien hij dit nooit vergaf.
Zijn positie was zeer précair: aan de ene kant had hij achter de
rug om van zijn vrienden. Frankrijk en Engeland, ten eigen bate
onderhandeld over wijzigingen in de bepalingen van het verdrag
van Berlijn, aan de andere kant had hij de Slavische zaak verraden
door Bosnië-Herzegowina als ruilobject te gebruiken. Daar hij het
zeeëngtenproject door de Engelse tegenstand moest opgeven, ver-
anderde hij van batterij en wierp zich op als beschermer van de
Slaven.®) Groter dan waar ook in Europa was nl. de opwinding
in Servië. Regering en volk protesteerden beide, troepen werden
geconcentreerd, het oorlogsgevaar leek dreigend. Iswolski kalmeer-
de den Servischen gezant te Parijs, ontkende, dat hij ooit de an-
nexatie had goedgekeurd en kwam de 25ste October 1908 met
Milowanowitsch, den Servischen minister van Buitenlandse Zaken,
tot een afspraak. Zij zouden tot het uiterste vasthouden aan de
eis van territoriale compensatie voor Servië en Montenegro, en
er naar streven, dat Bosnië-Herzegowina weer aan Turkije zou

1) Helfferich, p. 72.

s) Dickinson, p. 171.

®) Vrgl. voor het volgende vooral Manger, p. 218 vlg.

4) Tot den Oostenrijksen gezant zei hij: „Verraten Sie mich nicht, aber im
Grunde bin ich beinahe mit Ihrer Annexion zufrieden.quot; (Friedjung II, p. 231).

°) Crozier, Frans gezant in Wenen, vertelt niet onaardig, hoe Milowanowitsch,
de Servische
minister-president en minister van Buitenlandsche Zaken, zich
uitliet over Iswolski: „M. Iswolski est bien décidé à entrer dans l immortalité ...
Le malheur est qu'il ne sait pas encore par quelle portequot;, waaraan Crozier zelf
toevoegde, dat hij zeker een andere zou kiezen dan Aehrenthal (Crozier,
p. 329, 330).

-ocr page 63-

komen, dat het dan aan Servië moest overdragen. Wanneer dit
laatste'onmogehjk was, moest Bosnië autonoom worden zo, dat het
zelf zijn verhouding tot Servië kon bepalen.

Enige maanden lang bleef de toestand dezelfde, de spanning
hield aan. De situatie veranderde echter in Februari 1909, toen Oos-
tenrijk en Turkije tot een accoord kwamen. Doordat Turkije de
boycot van Oostenrijkse waren had geproclameerd, leed dit land
grote schade. Nu werd de boycot opgeheven. Oostenrijk betaalde
21/^ mihoen Turkse ponden schadeloosstelling en gaf al zijn rechten

op de Sandsjak Novibasar prijs.

De direct-belanghebbenden waren het dus eens geworden. Toch
handhaafden Serven en Russen hun eisen. Oostenrijk bleek echter
sterk te staan, want Duitsland stond zijn bondgenoot trouw ter zijde.
Niet alleen dat het had toegezegd op beide fronten te zullen mobili-
seren als Oostenrijk, tengevolge van een conflict met Servië, ook
met Rusland in oorlog zou geraken, maar ook weigerde het in te gaan
op Franse en Engelse^) voorstellen om zijn medewerking te
verlenen aan bemiddeling tussen Oostenrijk en Servië, Hierdoor
zag Frankrijk zich genoodzaakt zijn bondgenoot te laten weten,
dat hij niet gesteund zou worden, als er een oorlog uitbrak over
een kwestie, die zijn levensbelangen niet raakte. Iswolski bond in.
Servië had 24 Februari een nieuwe regering gekregen, die het
lot van het land geheel in handen van Rusland had gelegd. Iswolski
ried haar de 1ste Maart aan, de mogendheden mee te delen, dat ze
geheel van haar territoriale aanspraken afzag en alle verdere be-
slissingen aan hen overiiet,») Deze raad werd officieus door den
Engelsen, den Fransen en den Itahaansen gezant ondersteund.

Twee dagen later bracht Aehrenthal het Oostenrijks-Turkse pro-
tocol ter kennis van de mogendheden en deelde hij mee, dat hij
zonder bemiddeling van anderen met de Serven wilde spreken en
bereid was dezen zekere concessies te doen. Servië moest echter
eerst de annexatie erkennen en met Oostenrijk de betrekkingen
van goede nabuurschap herstellen.

-ocr page 64-

Het Servische kabinet volgde de 10de Maart de raad van Is-
wolski op en zond aan alle mogendheden een nota in deze zin, ook
aan Oostenrijk.^) Dit vroeg echter, hoewel het de goede bedoe-
lingen van de Serven erkende, antwoord op zijn eigen nota.®) De
Servische regering durfde echter, lettende op de openbare mening,
eigener beweging niet verder gaan en verzocht de grote mogend-
heden de annexatie te erkennen, ten einde zich achter dit besluit
te kunnen verschuilen. ®)

Aehrenthal dreigde er mee de onderhandelingen, die aan de
annexatie waren voorafgegaan, in Belgrado, Parijs en Londen be-
kend te maken, indien Rusland niet verklaarde, dat het de annexa-
tie-kwestie als geregeld beschouwde door het Oostenrijks-Turkse
protocol.*) Dit kon Iswolski niet riskeren, vooral niet het bekend
worden van zijn eigen memorie over de ruil van Bosnië-Herzego-
wina tegen de zeeëngten. ®) Hij wilde de Serven dus tot toegeven
raden, maar dezen hadden reeds een onbeschaamd antwoord naar
Wenen gezonden. Toen riep hij de tussenkomst van de Duitsers
in om het openbaarmaken der stukken te verhinderen. Dezen
verklaarden zich hiertoe bereid, mits hij de Serven tot rust bracht.
Zij stelden hem voor — gesouffleerd door Aehrenthal®) — om
Oostenrijk te polsen of het bereid was aan de mogendheden een
formele sanctie van de annexatie te vragen. Wanneer dit door allen
geschiedde, kon Rusland hiertoe gemakkelijker overgaan. Iswolski
gevoelde er niets voor, maar durfde ook geen oorlog wagen. Hij
antwoordde daarom, dat, indien Oostenrijk een dergelijke dé-
marche deed, hij de hartelijke wens zou uitspreken, dat deze tot
een oplossing zou leiden, die aannemelijk zou zijn voor alle mogend-
heden. Duitsland') achtte dit antwoord onvoldoende en liet de 22ste
Maart door zijn gezant verklaren, dat het 't verzoek om sanctie

-ocr page 65-

te vragen slechts dan in Wenen zou kunnen doen, als het zeker
wist, dat Rusland toestemmend zou antwoorden. Het eiste een be-
slist antwoord; was dit ontwijkend of onduidelijk, zo zou het als
een weigering worden beschouwd. In dat geval zou het zich terug-
trekken en de gebeurtenissen de vrije loop laten, waarvoor Iswolski
dan de volle verantwoordelijkheid had te dragen.

Ondertussen overlegde Grey met Wenen over een verklaring,
die de Serven op zijn aanraden en dat van de andere mogend-
heden in Wenen zouden moeten afleggen. Grey wilde, dat ze daar-
in zouden verwijzen naar de beslissing van de mogendheden in zake
de annexatiekwestie; Aehrenthal was hier tegen, daar deze nog niet
was genomen en de zaak dus nog hangende zou blijven.

De 23ste Maart capituleerde Iswolski echter voor de eis van de
Duitsers en verklaarde, dat hij, indien Oostenrijk dit zou vragen,
zijn formele toestemming voor de annexatie zou geven.De
andere mogendheden beloofden het eveneens, toen Duitsland hun
dezelfde vraag voorlegde. Alleen Engeland stelde de voorwaarde,
dat het eerst met Aehrenthal tot overeenstemming moest komen
over de verklaring, die van Servië zou worden verlangd. Dit was
nu echter mogelijk, daar Aehrenthal wist, hoe de beslissing der
mogendheden zou uitvallen.

De 31ste Maart overhandigde Servië zijn nota in Wenen. Het
verklaarde, dat het zich door Oostenrijk niet in zijn belangen ge-
schaad achtte en dat het er verder in vrede en vriendschap mee
zou leven.

Moest Servië hier dus terugtreden 3), de vriendschap van Monte-
negro, dat zich in October 1908 tot grote voldoening van Rusland
en Italië aan zijn zijde had geschaard, was ook reeds weer verdwe-
nen. Alleen met Turkije, welks welwillende gezindheid het had ver-
worven door zijn bereidheid tot een verbond in deze kritieke tijden
was een voordelig handelsverdrag gesloten. De onderhandelingen

-ocr page 66-

hierover, die geheim waren, maar waarvan Rusland en Engeland op
de hoogte bleken, mislukten door dezer toedoen. Rusland vreesde,
dat een Servisch-Turkse alliantie ook tegen Bulgarije zou zijn gericht;
Engeland, dat beide landen na het sluiten ervan het offensief tegen
Oostenrijk zouden openen. Zowel Rusland als Engeland verlangden
daarom, dat ook Bulgarije in het verbond zou worden opgenomen.
Volgens Engelands eis zou dit alleen defensief mogen wezen. Daar
Servië vrees voor Oostenrijk en Turkije voor Bulgarije koesterde,
viel het plan in duigen. Ook Montenegro had Turkije een alliantie
tegen Oostenrijk aangeboden, doch ook hiervan wilde Engeland
niets weten. Wel stijfde Rusland Turkije in zijn verzet tegen
Oostenrijk®), maar een oorlog werd vermeden, want geen enkel
land was er voor gereed.

Servië kreeg nu het recht van Turkije om Saloniki als uitvoer-
haven te gebruiken en de daarvoor nodige stallen en opslagplaat-
sen te bouwen. Ook mocht het deze plaats als invoerhaven van
wapens bezigen. De uitvoer van vee via Saloniki nam weldra grote
afmetingen aan.

De gevolgen van de annexatie waren ten slotte: morele verzwak-
king van Turkije naar binnen en buiten, waardoor de mogelijkheid
van tegen dit rijk gerichte verbonden groter werd; verbetering
van de
Turks-Servische betrekkingen; verzoening en verbond tus-
sen Servië en Montenegro; versterking van het Servische nationale
bewustzijn, dat op revanche zon; verzwakking van het verbond
tussen Oostenrijk en Italië en nauwere aansluiting van het laatste
bij de Entente.

Bovendien had de Oostenrijkse politiek in deze een nieuwe
oriëntering van de Roemeense ten gevolge, daar die zich na deze
crisis los begon te maken van de Dreibund en zich voor de Balkan
ging interesseren, als gevolg van steeds grotere toenadering tot
Servië.®) Aan het eind van de crisis was ook de verhouding tussen

-ocr page 67-

Oostenrijk en Bulgarije veel slechter geworden, wat weer het begin
van een betere verstandhouding van Servië en Bulgarije tengevolge
had, die door de Entente-mogendheden gaarne werd gezien.
Deze vreesden nl., dat Duitsland en Oostenrijk naar de hegemonie in
Europa streefden. Engeland was bovendien beducht, dat Rusland,
in deze tijd niet voldoende door Frankrijk gesteund, zich wellicht
met hen zou verbinden. Daarbij achtte het de kans niet uitgesloten,
dat het op deze manier zelf door Duitsland zou worden geïsoleerd.

Deze annexatie-crisis was de eerste van een hele reeks kracht-
metingen van Entente en Dreibund. Beide waren de mening toe-
gedaan, dat het hun door een consequent optreden zou gelukken
de tegenpartij te doen uiteenvallen en dan één ervan aan eigen
zijde te brengen,^) Het directe gevolg was vermeerdering van be-
wapening in heel Europa^), daar iedere staat voor zichzelf de
overtuiging had niet voor een oorlog gereed te zijn, In de diplo-
matieke verhoudingen trad overigens een zekere ontspanning in, die
tot 1911 aanhield. Toen werd Europa eerst door de gebeurtenissen
in Marokko opgeschrikt en daarna door het uitbreken van de Ita-
liaans-Turkse oorlog.

BULGARIJE'S ONAFHANKELIJKHEIDS-VERKLARING .

Op dezelfde dag (5 October 1908) dat de annexatie van Bosnië-
Herzegowina werd geproclameerd, verklaarde Bulgarije zich onaf-
hankelijk. Ferdinand had zich verstaan met de Oostenrijkers en zijn

2

-ocr page 68-

voornemen volvoerd, ondanks de waarschuwingen van Rusland,
Engeland, Frankrijk en Italië, om eigenmachtig op te treden, i)

De Jong-Turken hadden Bulgarije doen gevoelen, dat het eigen-
lijk nog Turks was. Toen nl. de grootvizier aan het Corps
diplomatique een diner aanbood, was de Bulgaarse gezant niet uit-
genodigd, waarmee hij te kennen had gegeven, dat hij Bulgarije
niet als een zelfstandige staat beschouwde. Dit werd de aanleiding
voor het afbreken van de diplomatieke betrekkingen. Bulgarije
verklaarde zich onafhankelijk.®)

Reeds vóór October was er iets gebeurd, dat tot moeilijkheden
met Turkije aanleiding had gegeven. Er was nl. een staking op
een Turkse spoorlijn uitgebroken, die over Bulgaars gebied liep.
Bulgaarse
genie-soldaten hadden deze lijn bezet en de dienst gaan-
de gehouden. Toen de staking was geëindigd, weigerde Bulgarije
de spoorlijn terug te geven. Het bood er een som gelds voor, doch
Turkije was daarop niet ingegaan en de onderhandelingen waren
doodgelopen. De bestaande spanning hierover werd gevaarlijk door
de onafhankelijkheids-verklaring. Er dreigde een oorlog. Bulgarije
mobiliseerde en Turkije eveneens. Ferdinand appelleerde bij den
president van de Franse republiek, die intervenieerde en het oor-
logsgevaar wist te bezweren.®)

Toen Oostenrijk en Turkije in Februari 1909 tot een accoord
over Bosnië kwamen, waren beide partijen zo tevreden en was de
verhouding zo goed geworden, dat Oostenrijk zich op Turks ver-
zoek bereid verklaarde zijn bemiddeling te verlenen om de Turks-
Bulgaarse onderhandelingen, die enige tijd te voren waren afgebro-
ken, te doen hervatten.*) Oostenrijk bleek echter voor Bulgarije
hierbij van weinig nut. ®) Rusland bracht hier uitkomst en boekte
zodoende een belangrijke overwinning op de Oostenrijkse politiek.
Het zette zich over zijn ergernis, dat Bulgarije zich niet aan zijn

-ocr page 69-

waarschuwing had gestoord, heen en bood Bulgarije aan, de geld-
kwestie met Turkije te regelen. Dit eiste nl. een zo grote schadeloos-
stelling voor de opheffing van de schatplichtigheid, de afstand van
Oost-Roemelie en de spoorlijn, dat Bulgarije die nooit zou kunnen
opbrengen. Rusland regelde de kwestie nu zo, dat dit bedrag van de
Turkse schuld aan hét Russische rijk werd afgetrokken en aan Bul-
garije als lening werd toegestaan. Hierdoor was zijn invloed in dit
land verzekerd. Bovendien wist het Ferdinand nog persoonlijk te
winnen door hem bij zijn bezoek in St. Petersburg met koninklijk
ceremonieel te ontvangen, voordat hij nog in de waardigheid, die hij
bij de onafhankelijkheids-verklaring had aangenomen, was erkend.

CRETA EN DE MOEILIJKHEDEN TUSSEN GRIEKENLAND EN

TURKIJE 1).

De Jong-Turkse revolutie was door de Grieken, evenals door
alle andere volken met vreugde begroet. Athene ging zich enige
dagen lang aan turcophiele manifestaties te buiten. Maar toen de
Griekse regering een blijk van de Turkse vriendschap in de vorm
van een spoorweg naar Saloniki wenste, werd ze diep teleurgesteld.

Bij de Turkse verkiezingen weerde de Griekse pers zich uiter-
mate. Zij eiste handhaving van de Griekse voorrechten in Turkije;
evenredige vertegenwoordiging van de verschillende nationalitei-
ten in het Parlement ^ het Griekse contingent zou dan aanzienlijk
zijn — en de erkenning van het Grieks als officiële taal naast het
Turks. Het laatste leek bedenkelijk veel op overvragen. Daarbij
kwam nog de openlijke propaganda voor deze ideeën onder de
Grieken in Epirus en Macedonië, dus in Turks gebied. Dit alles
maakte de Turken kopschuw. Zij waren van oordeel, dat Grieken-

-ocr page 70-

land, hetwelk zij voor deze actie verantwoordelijk stelden, behoorde
te begrijpen, dat de Griekse bewoners van het Turkse rijk Turken
en geen Grieken waren. Overal deden zich incidenten voor, de op-
winding nam toe. De verkiezingen hadden in een atmosfeer van
Turkse exaltatie plaats. Het Turks werd voor de afgevaardigden
verphcht gesteld en als de (enige) officiële taal aangenomen.

De spanning verminderde een korte tijd, toen Griekenland na
de onafhankelijkheids-verklaring van Bulgarije er op zinde om
samen met Turkije tegen de Bulgaren op te trekken, om aan hun
macht een einde te maken. Juist in deze dagen echter sloot Creta
zich bij Griekenland aan, waardoor, zoals wij zien zullen, de animo-
siteit van de Turken tegen de Grieken weer hevig werd aangewak-
kerd.

Creta was, sedert het in 1898 autonoom was geworden, door
troepen van Frankrijk, Engeland, Italië en Rusland bezet. De be-
doeling hiervan was de vereniging met Griekenland voor te berei-
den, die door iedereen werd verwacht. De politieke hartstochten
waren in de loop der jaren gekalmeerd en op het eiland heerste
rust en voorspoed. Toen kon de bezetting als overbodig worden
beschouwd en de mogendheden besloten tot evacuatie. Deze had
gedeeltelijk de 24ste Juli 1908 plaats. Van ieder land bleven er nog
ongeveer 250 man over, die precies een jaar later, dus op 24 Juli

1909 zouden vertrekken.

De gebeurtenissen in Bosnië-Herzegowina en Bulgarije werkten
stimulerend en het nu feitelijk vrije Creta proclameerde op 6 Octo-
ber de aansluiting bij Griekenland. De vertegenwoordigers van de
vier mogendheden meenden echter, dat deze zaak door hun rege-
ringen diende te worden geregeld en deze verklaarden zich bereid
haar met Turkije te bespreken, als de veiligheid der Turken was
verzekerd. De Cretenzers rekenden op een gunstig resultaat dezer
besprekingen, te meer omdat de Griekse regering dacht over een
verbond met de Turken tegen Bulgarije.^) Doch zij hadden buiten
den waard gerekend, d.w.z. de rivaliteit der Turken jegens het Hel-
lenisme. Dit toch was hun grote vijand. Over de oplossing der
Cretenzische kwestie, door de aansluitings-proclamatie geforceerd.

-ocr page 71-

wonden de Turken zich dan ook geweldig op. De mogendheden,
door de Porte er naar gevraagd, gaven te kennen, dat zij zich
slechts bereid hadden verklaard, de kwestie der aansluiting onder
de ogen te zien, doch dat zij geen beslissing hadden genomen,
omdat zij de tijd daarvoor nog niet gekomen achtten. Koning George
beklaagde zich over deze houding bij den Franschen en den Engel-
sen gezant en gaf zijn voornemen te kennen afstand van de troon te
doen, want hij wilde zijn volk niet bedriegen, zoals de mogendheden

hem hadden gedaan.

Hoewel de Turken aan de mogendheden verzochten de bezetting
van Creta niet op te heffen, gingen deze daartoe toch op 27 Juh
1909^) over, tegelijkertijd protesterende tegen de manifestaties der
Cretenzers ten gunste der aansluiting bij het moederland, want,
zeiden ze, Creta was wel autonoom, doch niet Grieks.

De woede der Turken werd met de dag heviger. Ze bedreigden
Griekenland aan de Noordgrens en dit land was voor een oorlog
niet gereed. Het Griekse kabinet appelleerde bij de mogendheden
en deze boden Turkije aan over de Creta-kwestie te onderhande-
len, wat werd geaccepteerd. Er werden weer internationale troepen
naar Creta gedirigeerd en Turkije was voldaan.

Sinds 1910 hadden de Turken tegen de Grieken het belangrijke
economische wapen aangewend, dat ze met zoveel succes tegen
Oostenrijk hadden gebruikt, nl. de boycot. Deze werd voorname-
lijk door de corporatie van de lastdragers in Saloniki doorgedre-
ven, zelfs tegen de zin van enige kabinetsleden,®) Het Turkse
leven was geheel van Griekse invloed doortrokken: de Grieken
hadden de handel voor het grootste deel in handen, ook het goe-
derenvervoer over zee en allerlei kleine bedrijven. De Turken had-
den dus in de boycot een machtig wapen. In Griekenland, dat in een
ellendige situatie kwam te verkeren®), werd het verlangen leven-

-ocr page 72-

dig deze te verbeteren. Een militaire liga nam het heft in handen;
enige maanden heerste er een dynastieke crisis, maar toch behield
koning George zijn troon. Er werd besloten nieuwe Kamerverkie-
zingen te houden. De Cretenzers 'verklaarden direct, dat ze afge-
vaardigden zouden zenden, zodat ze om incidenten te vermijden
voorlopig werden uitgesteld. In Athene kwam ten slotte (Aug. 1910)
Venizelos aan het bewind, die moeilijkheden met Turkije over deze
benoeming vermeed, door zijn mandaat op Creta neer te leggen en
zo aan Europa de indruk gaf, dat de vrede verzekerd was.

In April 1910 waren de verkiezingen voor de Cretenzische
Kamer gehouden. Het moeilijkste punt hierbij was de eed aan den
Griekschen koning geweest, die de Mohammedanen niet konden
afleggen. Voor hen toch was dit een geloofskwestie. De vier mo-
gendheden hadden zich hiermee ook bemoeid: zij wilden de souve-
reine rechten van den sultan handhaven. De Griekse regering ried
toe te geven, ook Venizelos adviseerde dit niet te eisen en zo
was dan ook geschied: alleen de Christenen legden de eed af.

Nadat Venizelos in Januari 1911 een overweldigende meerderheid
in de nieuwe Kamer had gekregen, begon men met de grondwets-
herziening. Alles werd in het werk gesteld om Griekenland gezond
en krachtig te maken: zo werd een Staatsraad voor het bestuur en
een Hoge Raad voor de Justitie ingesteld, die onafhankelijk van
Koning en Kamer waren, waardoor een einde aan de heersende
wantoestanden in de regering werd gemaakt; de nationale krach-
ten werden hersteld: de financiën (door leningen), het leger ^) en de
vloothet bestuur (171 wetten in 6 maanden) en ook het ver-
trouwen tussen volk en dynastie.

Ondertussen hield de Turkse boycot van de Griekse goederen
nog steeds aan. Hieronder leed echter niet alleen Griekenland,
maar ook Frankrijk ondervond er grote schade van, daar de Grie-
ken de Franse waren vervoerden. Het protesteerde dan ook bij de
Porte, doch zonder succes. In Juli 1910 wist het de steun van

-ocr page 73-

Engeland en Italië te verkrijgen voor een collectieve démarche in
Constantinopel. Duitsland en Oostenrijk weigerden echter; zij

waren solidair met Turkije.

Er waren er ook, die wèl voeren bij de Turkse boycotactie, nl.
de Joden van Saloniki en de Lloyd van Triëst, die er schatten aan

verdienden.nbsp;quot;nbsp;i i i

In de herfst trad er een zekere détente in, ook al door de kalme-
rende houding van Venizelos, doch in de lente van 1911 werd de
strijd met vernieuwde kracht hervat. De Turken gingen steeds ver-
der met de turkificatie; op de 3de Mei werd b.v. aan de consuls
verboden het Grieks in hun berichten te gebruiken. In April 1911
deed Griekenland weer een beroep op de mogendheden om aan
deze toestand een einde te maken. Wilde hun optreden echter resul-
taat hebben, dan moest de démarche collectief zijn. Frankrijk nam
het initiatief daartoe, maar vond Duitsland, Oostenrijk en Itahè met
bereid. Rusland en Engeland wel. Het werd dus nu weer een tegen-
stelling van Entente en Dreibund.

De Italiaans-Turkse oorlog bracht tenslotte de uitkomst voor
Griekenland. Toen deze in September 1911 uitbrak, sprak men aan-
vankelijk wel over een Grieks-Italiaans accoord^), maar daarvan
bleek verder niets. Wel mobiliseerde Turkije reeds bij
voorbaat aan
de Griekse grens, maar Venizelos nam volstrekt geen vijandige
houding aan. Integendeel, hij weigerde zelfs de Cretenzische afge-
vaardigden in Athene te ontvangen. Het gevolg was dan ook een
algehele détente: Turkije demobiliseerde in Thessalië en kondigde
het einde van de boycot af. Zo was ten slotte deze oorlog de oor-
zaak, dat Griekenland van zijn moeilijkheden met Turkije werd
bevrijd en zijn vrijheid van handelen terugkreeg.

-ocr page 74-

DE ITALIAANS-TURKSE OORLOG i).

Ook in Italië had in het begin dezer eeuw een opleving van het
nationale bewustzijn plaats. Dit uitte zich o.a. in een imperialistisch
streven, gericht op Albanië en Tripolis. Nieuwe gebieden zouden
Italië in staat stellen het vraagstuk van de overbevolking op te
lossen. In beide landen paste het de taktiek van de vreedzame
penetratie toe, schiep er economische belangen en voerde propa-
ganda om later, indien mogelijk, tot in bezit nemen over te gaan.
De kans op het laatste verdween, wat Albanië betrof, voorlopig,
toen Italië en Oostenrijk in 1909 verklaarden, dat ze bij dit land
niet meer geïnteresseerd waren, er de status quo zouden trachten
te handhaven en, wanneer dit niet meer mogelijk bleek, zouden
proberen het autonoom te maken. Hiertoe waren zij gekomen, om-
dat zij het elkaar niet gunden.

Toen Albanië van de baan was, nam Italië het Tripolisproject
krachtig ter hand. Het had zich dit gebied reeds met aller toestem-
ming gereserveerd: in 1887 al met die van zijn bondgenoten, in het-
zelfde jaar van Engeland, in 1902 van Frankrijk en in 1909 van Rus-
land (Racconigi). In de overeenkomst met Frankrijk gaf het aan dit
land de vrije hand in Marokko; in die met Rusland zegde het zijn
steun aan de Russische plannen ten opzichte van de zeeëngten toe.

-ocr page 75-

Engelands toestemming dateerde, gelijk gezegd, reeds van jaren
her, en eigenlijk was ze in 1911 niet meer van kracht, maar de hou-
ding van dit land tegenover de Italiaanse plannen was sympathiek
gebleven: eind Juli had Grey aan Giolitti zijn morele steun toege-
zegd. Na Agadir kon Italië dan ook op de welwillende neutraliteit

van Frankrijk en Engeland rekenen.

De omstandigheden om zijn slag te slaan waren overigens gun-
stig voor Italië. Turkije had ernstige moeilijkheden in Albanië en
Yemen, zijn schatkist was daardoor uitgeput; zijn troepen waren in
Yemen geconcentreerd en konden door de slechte staat, waarin de
Turkse vloot verkeerde, niet worden verplaatst. Daarbij kwamen
factoren, die het voor Italië tot een kwestie van „nu of nooitquot;
maakten: de ondernemingen van de Banco di Roma, die de vreed-
zame penetratie had geleid, waren uit een financieel oogpunt ge-
zien een débâcle geworden, zo groot, dat de Bank reeds met een
Oostenrijks-Duits consortium onderhandelde om haar zaken over
te nemen. Aan de andere kant begon de bevolking van Tripolis
zich tegen de Italianen te keren als gevolg van de
Jong-Turkse
propaganda.^) Bovendien zag de Italiaanse regering in de expe-
ditie een middel om de aandacht van haar binnenlandse moeilijk-
heden af te leiden.

Op de 26ste September zond Itahë zijn ultimatum aan Turkije.
Het antwoord was afwijzend, doch in gematigde toon gesteld. De
Italianen hadden het niet afgewacht, dochwarenopde 28ste reeds de
vijandelijkheden begonnen. Al spoedig werden Tripolis en Cyre-
naïka geannexeerd. De strijd werd nu als guerilla voortgezet; van
Turkse zijde door het garnizoen, dat er lag en niet werd versterkt,
van Italiaanse kant door steeds nieuwe troepen. Turkije kon het zo
lang volhouden, aan Italië kostte de onderneming schatten gelds.

Hoe was de houding der mogendheden? Rusland trachtte Turkije
te overreden, de
zeeëngten-bepalingen te zijnen gunste te verande-
ren, doch moest zijn pogingen opgeven, daar de andere mogend-
heden zich er
tegen verzetten. In verband met zijn onderhandehn-

-ocr page 76-

gen met Turkije over Perzië wenste het, dat de oorlog pas zou
eindigen, als het met Turkije tot overeenstemming was gekomen,
daar deze moeilijkheden zeker de Turkse toegeeflijkheid zouden
vergroten. Daartegenover maakte het zich bezorgd over de reac-
tie, die deze oorlog op de Balkan zou kunnen verwekken.

Frankrijk en Engeland kwamen als staten met een zeer groot
aantal Mohammedaanse onderdanen in een moeilijk parket. De
opwinding onder dezen was geweldig en baarde hun veel zorg.
Toch wilden ze Italië niet in de steek laten, daar ze vreesden, dat
het zich in dat geval van hen zou afwenden en weer geheel met de
Dreibund zou samengaan; terwijl dan bovendien de kans groot was,
dat Tripolis een navale operatie-basis van deze mogendheden in
de Middellandse zee zou worden. Hielden de regeringen zich
daarom al neutraal, niet aldus de pers; in Engeland was deze hevig
verontwaardigd over het Italiaanse optreden, dat als een schande-
lijke rooftocht werd gekwalificeerd. De Franse uitte zich even heftig
over de inbeslagneming door de Italianen van enige Franse schepen,
op beschuldiging van vervoer van contrabande. Overigens stond de
publieke opinie hier sympathiek tegenover de annexatie.

Evenals Frankrijk en Engeland kwamen Italië's bondgenoten,
Duitsland en Oostenrijk, tussen twee vuren te staan. Duitsland was
zeer bevriend met Turkije, Oostenrijk niet gerust op de ontwikke-
ling der gebeurtenissen op de Balkan.®) Steunden ze Italië niet,
dan liepen ze gevaar het als bondgenoot te verliezen. Niet dat ze
in zijn trouw aan de Dreibund geloofden, maar het was toch nog
heel wat erger, als het naar het vijandelijke kamp van de Entente
overliep.

De dag na de overreiking van het ultimatum aan Turkije, had de
Italiaanse regering nadrukkelijk verklaard, dat de status quo op de
Balkan niet zou worden aangetast^), doch het hield zich hier niet
strikt aan. Vlootmanoeuvres in de Adriatische Zee leidden tot inci-
denten met Oostenrijk. Deze hadden overigens geen gevolgen.

-ocr page 77-

Aehrenthal was vast besloten neutraal te blijven, tegen de zin van
velen, veldmaarschalk Conrad in de eerste plaats, Dezen wilden
van het Italiaanse gepreoccupeerd zijn in Afrika gebruik maken,
om Italië in de rug aan te vallen en voor goed een einde te maken
aan de voortdurende twisten tussen beide landen. Zoals reeds ge-
zegd, Aehrenthal wenste dit niet en wist te bewerken, dat Franz
Joseph Conrad ontsloeg als chef van de generale staf: voor Italië
het bewijs van Oostenrijks vriendschappelijke gezindheid.®)

Toen de oorlog in Afrika geen directe successen opleverde, ver-
spreidde zich al spoedig het gerucht, dat Italië de Dardanellen wilde
forceren. Deze werden, toen de Italiaanse vloot de forten aan de
ingang van de zeeëngten — overigens zonder veel schade aan te
richten — bombardeerde®), door Turkije gesloten, wat de handel
van verschillende landen onnoemelijke schade berokkende. Alge-
mene opwinding in Europa. Turkije bezweek voor de Europese aan-
drang en stelde ze weer open. Italië maakte zich ook meester van de
Dodekanese*), welker bezetting, hoewel zij slechts tijdelijk heette,
nog voortduurde, toen de wereldoorlog uitbrak.

Mediatiepogingen van de mogendheden hadden geen resultaat.
De vrede werd in October 1912 te Ouchy gesloten, zonder bemoeiin-
gen van andere staten. Wel werd hij verhaast door het uitbreken
van de Balkanoorlog. Italië kreeg Tripolis en Cyrenaïka, maar
moest aan Turkije een grote som gelds betalen, die dit land in staat
stelde de oorlog tegen de Balkanstaten te voeren.

Auffenberg, p. 155; vrgl. ook G. P. 30n, 11235.

Het wekte dan ook voldoening in Italië (D.F. III, I, 333) en had bovendien
het effect, dat Turkije, dat zich ongerust maakte over een mogelijke Oosten-
rijkse aanval op de Sandsjak, waarvan Conrad eveneens een voorstander was,
gerust werd gesteld (D.F. III, I, 377).
®) Dit gebeurde in April 1912, in Juli deed Itahë nogmaals een poging, ze te
forceren, wat wederom mislukte.

Oostenrijk zag er voorlopig van af om aanspraak te maken op compensatie,
waartoe het volgens de overeenkomst van 1909 (Ö.-U. A. II, 1849) was
gerechtigd (Ö.-U. A. IV, 3535).

-ocr page 78-

DE ONTWIKKELING VAN DE REVOLUTIE, i)

De Jong-Turken begingen de fout, dat ze alles tegelijk aanvatten,
waardoor ze onrust en ontevredenheid verwekten. In begin 1909
werd de militaire dienst ook voor niet-Mohammedanen verplicht
verklaard en werden politieke verenigingen, gebaseerd op nationa-
liteiten, verboden.

De aanhangers van het oude régime, die van hun inkomsten
waren beroofd, staken het hoofd op. Slechte elementen kregen aller-
wegen grote invloed. De bevolking van Constantinopel, nu niet
meer van belastingen en militaire dienst vrijgesteld, sloot zich bij de
ontevredenen aan. Ook gingen er stemmen op tegen de sterke cen-
tralisatie van de regering. Abdul Hamid verleende steun aan de
oppositie, de liberale partij, hoofdzakelijk uit Arabieren en Albane-
zen bestaande. Het eerste constitutionele kabinet (Kiamil Pasha),
dat zeer Engelsgezind was en in nauw contact met den Engelsen
gezant stond, moest ontslag nemen (Febr. 1909). Het volgende
ministerie (Hussein Hilmi Pasha) hield zich streng aan de consti-
tutie. Het kwam met Oostenrijk tot overeenstemming inzake de
Bosnische kwestie. Toch nam de ontevredenheid toe, waarmee de
Comitéleden echter geen rekening meenden te hoeven houden, daar
ze zich zeker voelden van de macht. De regering werd dan ook
volkomen verrast, toen op 13 April in Constantinopel de op-
stand uitbrak. De opstandelingen eisten, dat de Islam zou over-

Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);
Arminjon, P. L'avenir de la Turquie;

Earle, E. M. Turkey, the Great Powers and the Bagdad Railway;
Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;
Izzet Pascha, Denkwürdigkeiten des Marschalls — ;
Lamouche, Colonel. Quinze ans d'histoire balkanique
(1904—1918);
Moukhtar Pacha, Gén. M. La Turquie, l'Allemagne Gt 1 Europe, etc.;
Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie.

-ocr page 79-

heersen. De beweging werd neergeslagen door het Macedonische
leger onder leiding van Mahmoed Shefket Pasha, de vali van Uskub.
Dit leger telde onder zijn manschappen veel Joden en Christenen,
die al hun hoop op de constitutie hadden gevestigd.

In Constantinopel werd de staat van beleg afgekondigd en een
krijgsraad ingesteld. Abdul Hamid werd afgezet en door Meh-
med V vervangen, die geheel van Mahmoed Shefket afhankelijk
was. Mehmed nl. was 64 jaar en had de helft van zijn leven in
gevangenschap doorgebracht, zodat hij niet voor zijn taak was be-
rekend. Toen hij de regering aanvaardde, begon ook de overheersing
van het Comité, dat zich weinig meer aan de constitutie stoorde en
feitelijk onbeperkt regeerde. Het vormde zelf geen kabinet, maar
was wel in het ministerie Hussein Hilmi Pasha vertegenwoordigd,
dat, na afgetreden te zijn bij het uitbreken van de opstand in April,
nu weer het bewind voerde en dit bleef doen tot Januari 1910. Als
vertegenwoordigers van het Comité hadden er zitting in: Djavid
Bey, die ondertussen professor aan de universiteit van Constantino-
pel was geworden, (Financiën) en Talaat Bey (Binnenlandse Za-
ken ), die er de lakens uitdeelden.

Het Parlement was door de krijgsraad van oppositieleden gezui-
verd. De eigenlijke organen van het Comité werden echter de Jong-
Turkse officieren. Of zij in militaire dienst bleven of in een burger-
lijke betrekking overgingen, in beide gevallen werden het fanatieke
politici, zodat er een soort militaire oligarchie ontstond. Het favori-
tisme, dat hiermee samenging, kwam de nieuwe regering niet ten
goede. Zij steunde nog slechts op het mindere volk: demagogie en
geweld waren de middelen, waarmee zij zich handhaafde.

Het Comité gaf aan de Kamer vóór de wetten, die noodzakelijk
waren, dezulke te behandelen, welke het zelf van belang achtte. Zo
kwam er geen kieswet tot stand en moest, toen in Januari 1912 de
Kamer werd ontbonden en er nieuwe verkiezingen moesten worden
gehouden, de provisorische regeling van 1908 weer dienst doen,

In de constitutie, zoals die in 1909 werd herzien, was de Islam
tot staatsgodsdienst verklaard. De andere godsdiensten werden door
de staat beschermd, mits ze geen gevaar voor de moraal en de open-
bare orde opleverden (Art. 11). De scholen, waar het Turks onder-

-ocr page 80-

wezen móést worden, stonden onder staatstoezicht (Art. 16). Zij.
die zich verzetten, werden als landverraders beschouwd.

In Januari 1910 kwam het ministerie Hakki Pasha aan de rege-
ring. Mahmoed Shefket kreeg hierin de portefeuille van oorlog.

Het Parlement, dat met groot enthousiasme zijn arbeid was be-
gonnen, bracht steeds minder tot stand, omdat de besprekingen zich
in détailkwesties verloren. De herziening van de constitutie stag-
neerde: de Kamer had 119 artikelen behandeld, de Senaat nog
slechts 28. Over de militaire wet werd twee en een half jaar gedis-
cussieerd en dan nog zonder succes. Aan de wet op de vilajets werd
niet eens begonnen.

De politiek van het Comité, sterk centrahserend als zij was,
wekte verzet onder de nationaliteiten, die voor de revolutie een
zekere autonomie hadden genoten. Daarbij kwam, dat het oorspron-
kelijk door de Jong-Turken bedoelde liberalisme tot nationalisme
was geworden en de modernisering tot Ottomanisering, beter ge-
zegd tot Turkificering. Het verzet werd krachtdadig onderdrukt
(Albanië, Armenië, Arabië). Tot overmaat van ramp brak in Sep-
tember 1911 de oorlog met Italië uit. Dit had onmiddellijk de val
van het kabinet Hakki Pasha ten gevolge. In het ministerie Said
Pasha, dat nu optrad, behield Mahmoed Shefket Pasha de porte-
feuille van oorlog.

De oppositie-partijen werden door al deze gebeurtenissen ver-
sterkt. Ze sloten zich aaneen tot een nieuwe partij, meestal Entente
libérale genoemd. Zij zocht samenwerking met de niet-Mohamme-
daanse nationaliteiten. Voordat ze haar propaganda kon inzetten
werd in Januari 1912 de Kamer door het Comité ontbonden.

Met allerlei wettige en onwettige middelen werd aan beide zijden
de verkiezingsstrijd gevoerd. Het gelukte de Jong-Turken in April
inderdaad nog een overweldigende meerderheid ®) in de nieuwe
volksvertegenwoordiging te krijgen, (275 van de 290 zetels), doch
niet zonder hevige onrust in de verschillende kiesdistricten veroor-
zaakt te hebben.®) De macht van het Comité leek verzekerd, maar
nu kwamen de miÜtairen in actie. Velen hadden reeds in 1911 hun

1)nbsp;Br. D. IXi, 181.

2)nbsp;D.F. III, III, 225.
») Izzet, p. 141.

-ocr page 81-

stem tegen de regeringspraktijken verheven.^) Mahmoed Shefket
had dit beantwoord met een wet, waarbij aan de officieren het hd-
maatschap van pohtieke clubs werd verboden. Dezen vormden toen
naast, zelfs tegenover de clubs van het Comité van Eenheid en
Vooruitgang, militaire clubs, verenigd in een hga.

Toen in Juni het verzet weer uitbrak in Albanië, deserteerden
enige officieren en een honderd soldaten, spoedig door meerderen
gevolgd, zodat binnen korte tijd zes bataillons zich met de opstan-
dige Albanezen solidair verklaarden.®) Het kabinet was besluite-
loos: heengaan of niet? De 10de Juli trad Mahmoed Shefket af,
welk voorbeeld 17 Juli door de anderen werd gevolgd. Zo was dan
het Jong-Turkse bewind ten einde. Ook nu, evenals bij de val der
regering van Abdul Hamid, waren de Europese Turken en de mili-
tairen er de oorzaak van. ®) Ghasi Ahmed Moukhtar Pasha nam de
regering over. („Het grote Kabinetquot; 23 Juh 1912.)

Zoals we zeiden, was het Parlement aan de behandeHng van de
wet op de vilajets niet toegekomen. En deze was hoog nodig, want
de bestaande van 1867 was, wanneer ze al werd toegepast, absoluut
onvoldoende. De vilajets, een soort grote provincies met dikwijls
meer dan een millioen inwoners, hadden geen zelfstandig bestaan,
geen eigen budget. De volksvertegenwoordiging, die in 1908 weer
was ingesteld, had weinig bevoegdheden. Bovendien hadden de
regeringsambtenaren er de meerderheid in, zodat de invloed van het
volk vrijwel nihil was. De ambten waren nl. door Muzelmannen
bezet, zo konden zij bijv. alleen hoofd van een gemeente zijn. Een
behoorlijk bestuur, gericht op de vooruitgang van het land, was niet
wel mogelijk en werd steeds moeilijker naarmate de regering van de
Jong-Turken meer centraliserend werd. Het enige, dat werd gedaan,
was, dat de rechtspraak aan de geestelijke instanties werd onttrok-
ken en opgedragen aan leken. Voor de landbouw werd niets gedaan;
alleen de handel vertoonde enige vooruitgang.

Men kan dus zeggen: de Jong-Turken hadden wel goede bedoe-

Er heerste reeds in 1910 grote ontevredenheid onder de gewone officieren, daar
alle baantjes vergeven werden aan de stafofficieren (Br. D. IX^, 181).
G.P. 33, 12060, 12061.
D.F. III, III, 225.

-ocr page 82-

lingen, maar die liepen alle op dwangmaatregelen uit, waardoor het
vertrouwen in hun régime verloren ging. Het Jong-Turkse patrio-
tisme was in een onverdraagzaam, jaloers en agressief nationalisme
ontaard.

ALBANIË EN MACEDONIË, i)

In Albanië, zoals trouwens overal, stonden de Jong-Turken voor
een dilemma. Indien allen, ongeacht hun godsdienst, gelijke rechten
kregen, zou dit bij de Mohammedaanse meerderheid ontevredenheid
verwekken. Gebeurde het niet, dan hadden de bergbewoners een
geldige reden om zich niet aan de regering in Constantinopel te
storen. Daarbij kwam, dat de clanhoofden, die onder de regering
van Abdul Hamid allerlei voorrechten hadden genoten, felle tegen-
standers van de Jong-Turken waren. Het enige, wat hen had ver-
enigd, was de haat tegen de vreemde inmenging in hun zaken. Zij
protesteerden dan ook tegen elke verandering in hun oude gewoon-
ten. Zo kon het gebeuren, dat er twee maanden na de Jong-Turkse
staatsgreep, reeds conflicten plaats hadden tussen de agenten van
het Comité en Albanese notabelen. Toch zouden de Albanezen,
trouw als zij Abdul Hamid waren, de constitutie hebben aanvaard,
indien deze had ingehouden: integriteit van hun land, een autono-
mie, waarbij de tradities in zekere mate werden geëerbiedigd en het
recht om hun taal te cultiveren en bij het onderwijs en in de admi-
nistratie te gebruiken. De studie van het Albanees was onder het

1) Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792—1923);
Arminjon, P. L'Avenir de la Turquie;

Camegie Endowment for International Peace, Publication No. 4;
Denis, E. La Grande Serbie;

Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;

Gravier, G. L'Albanie et ses Limites I;

lorga, N. Histoire des États Balcaniques jusqu'à 1924;

Izzet Pascha, Denkwürdigkeiten des Marschalls — ;

Lamouche, Colonel. Quinze ans d'histoire balkanique (1904—1918);

Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie;

Rappaport, A. Albaniens 'Werdegang;

Sosnosky, Th. v. Die Balkanpolitik Österreich-Ungarns seit 1886 II.

-ocr page 83-

oude régime aan de Katholieken toegestaan, maar aan de Moham-
medanen verboden. Waarschijnlijk speelde hierbij de vrees voor
Oostenrijk een rol, waaraan het protectoraat over de Katholieken
was opgedragen. Behalve voor religieus- en schoolgebruik mochten
er geen boeken in het Albanees worden gedrukt. Andere werden
frauduleus ingevoerd.

Vooraanstaande Albanezen hadden dan ook onmiddellijk de orga-
nisatie van het nationale onderwijs ter hand genomen. Een congres
van vertegenwoordigers van alle godsdienstige richtingen bestu-
deerde het vraagstuk der eenheid van schrijftaal en de organisatie
der scholen. Tot nu toe was het Latijnse alphabet gebruikt, maar de
Mohammedanen, gesteund door Constantinopel, wensten het Ara-
bische schrift.

In het aangrenzende Macedonische gebied werd in zake de taal-
kwestie een stevige propaganda gevoerd, die door de Albanese leden
van het Jong-Turks Comité werd gesteund. De Turken traden hier-
tegen krachtdadig op. Nog in 1908 stuurden zij een militaire expe-
ditie naar Kossovo om er de bevolking te ontwapenen. De Malisso-
ren ondergingen hetzelfde lot en werden bovendien tot het betalen
van een extra-belasting gedwongen, die aan het Turkse leger en de
scholen ten goede zou komen. Dit ongemotiveerde optreden der
Turken wekte in heel Albanië sterke rancunegevoelens. De Albane-
zen sloten zich bij de liberale partij aan en namen ook aan de contra-
revolutie in 1909 deel. Toen deze was onderdrukt, werden verschei-
dene vooraanstaande Albanezen uit de omgeving van Abdul Hamid
veroordeeld en werd het Albanese garderegiment ontbonden, In
hoge mate grievend was het, dat deze soldaten aan de wegen in
Macedonië werden te werk gesteld en dat ongewapend, wat een
schande op zichzelf was. Toen richtten de Turkse troepen zich tegen
Albanië. Het land werd verwoest, de Mohammedaanse^) bevolking
gruwelijk mishandeld en geheel ontwapend. 2) Alle scholen werden
gesloten, alle kranten verboden.®) Velen vluchtten naar Monte-
negro, waar ze asyl vonden bij hun vroegere vijanden.

Izzet, p. 126.
Ancel, p. 225.
Gravier, p. 214.
V Pinon, p. 131, 132.

-ocr page 84-

In Juli 1909 hielden Albanese Macedoniërs een vergadering,
waarin ook Servische en Bulgaarse landgenoten aanwezig waren.
Tezamen stelden zij een programma op, dat feitelijk autonomie als
eis inhield: bij de benoeming van ambtenaren aan de inwoners de
voorrang: het recht van elke nationaliteit op eigen scholen; gods-
dienstoefeningen in de eigen taal; het aanleggen van wegen en
spoorlijnen; het ieder jaar bijeenroepen in Macedonië van een „Con-
grès ottoman albanais d'Union et de Constitution.quot; De Turken wil-
den hiervan niets weten en pasten de methode toe, die zij altijd
bezigden als het andere nationaliteiten gold, n.1. ontwapening, ge-
paard met gruwelijke mishandelingen.

De Macedoniërs hadden nog een ernstige reden om op de Turken
gebeten te zijn. Door de Turkse regering daartoe aangespoord, ves-
tigden zich de Mohadjirs in Macedonië. Dit waren fanatieke Mo-
hammedanen, voornamelijk uit Bosnië afkomstig. Hoewel zij daar in
zeer gunstige omstandigheden leefden, verlieten zij hun land, ver-
lokt door de schone voorspiegelingen der Turken, die het Moham-
medaanse element in Macedonië tot een meerderheid wilden opvoe-
ren. De Macedonische Christenen, die voor het grootste deel
landarbeiders waren in dienst van de Mohammedaanse grootgrond-
bezitters, voelden het als een groot onrecht, dat de beschikbare
grond aan buitenlanders werd gegeven. Bovendien was het gevaar
volstrekt niet denkbeeldig, dat zij door de indringers van huis en
haard werden verdreven.

Verder wekten verschillende regeringsmaatregelen wantrouwen
en antipathie jegens de Jong-Turken, als daar waren: de militaire
dienstplicht voor de niet-Mohammedanen, het verbod van politieke
verenigingen van eigen nationaliteit. Dit laatste bijv. was oorzaak,
dat de constitutionele Bulgaarse clubs®), die oorspronkelijk pro-
Turks waren, nu fel tegenover hen kwamen te staan. De Interne
Organisatie herleefde en hervatte haar terreurdaden om de aan-
dacht van Europa weer op de Macedonische toestanden te ves-
tigen. ®)

Ook was er in 1910 een nieuwe wet op de kerken afgekondigd:

i) Pinon, p. 128, 129.

Er waren er 67 in Macedonië (Carnegie, p. 36).
3) Br. D. IXI, 195.

-ocr page 85-

vrijheid voor de Christenen, die van Patriarchaat en Exarchaat
onafhankelijk waren, om scholen en kerken te stichten, doch op
voorwaarde, dat zij de oude zouden verlaten. Er was geen enkele
partij, die met deze maatregel ingenomen was.

In de lente van 1910 vond een nieuwe opstand van de Albanezen
in Kossovo plaats, die echter spoedig bedwongen werd. De Jong-
Turken ontwapenden niet alleen het opstandige gebied, doch geheel
Macedonië, voor zover het 't Christelijk deel der bevolking betrof.
Hiertegen werd door de Griekse, Bulgaarse en Servische regeringen
een ernstig protest aangetekend. Vooral de Bulgaren stonden aan
de vreselijkste mishandelingen bloot en een nieuwe exodus naar

Bulgarije zette in.

Gedurende de winter 1910/11 werden de vervolgingen gestaakt,
doch in Maart ging het er weer geducht van langs. Alleen de vorst
der Mirditen bleef met enige aanhangers Constantinopel trouw: hij
achtte Albanië nog niet rijp voor een zelfstandig bestaan. Zijn
onderdanen en de Malissoren, die nu eerst recht in verzet waren
gekomen, beschouwden hem als een verrader. Met Montenegrijnse
hulp*) gelukte het hun weerstand aan de Turken te bieden tot
Oostenrijk intervenieerde. De vreselijke Turkse campagne in Mei
en Juni 1911 was hiertoe de onmiddellijke aanleiding.

In Juni hadden de grote mogendheden een collectieve démarche
in Cetinje gedaan om Nikita te bewegen zich verder niet met de
zaak in te laten, doch deze had geen succes gehad. Eind Juli ge-
lukte het de Oostenrijkse en Italiaanse regeringen de Albanezen
naar hun eigen land te doen terugkeren, waardoor ze aan de onmid-
dellijke invloed van Montenegro werden onttrokken.*) Het „Frem-
denblattquot; eiste vervolgens, dat de wandaden in Albanië zouden
ophouden en zinspeelde op het Oostenrijkse protectoraat.®) De
Oostenrijkse gezant in Constantinopel, Pallavicini, protesteerde
bij de Porte. Enkele dagen later kwam Rusland op voor de belangen

-ocr page 86-

van zijn besciicrmeling: het eiste van de Turkse regering, die troe-
pen aan de grens van Montenegro had geconcentreerd i), de cate-
gorische verklaring, dat haar bedoelingen ten opzichte van dit land
vredelievend waren.

De Oostenrijksche démarche had onmiddellijk succes®); de Porte
beloofde amnestie, als de opstandelingen de wapens neerlegden.
Ter zelfdertijd werden de hervormingen, waarin de sultan had be-
willigd, bekend gemaakt: benoeming van Albanezen in regerings-
ambten, vermindering van de belasting in verhouding tot de draag-
kracht van de bevolking. Op de scholen en in de administratie zou
het Latijnse alphabet worden gebruikt. Het dragen van wapens werd
toegestaan. De sultan schonk een belangrijke som als schadevergoe-
ding voor de verwoeste kerken en andere gebouwen. Midden Juni
1911 hield de sultan een wapenschouw over 50.000 Albanese solda-
ten en was de strijd ten einde. Hier boekte de Oostenrijkse politiek
dus een groot succes.

1)nbsp;Sosnosky II, p. 263.

2)nbsp;Qesl, p. 223.

-ocr page 87-

HET VOORSPEL VAN DE BALKANBOND. i)

Het voorwaarts dringen van Oostenrijk-Hongarije op de Balkan
door de annexatie van Bosnië-Herzegowina was voor de Balkan-
staten de aanleiding om een begin te maken met de aaneensluiting
tegen hun gemeenschappelijken vijand. Servië en Montenegro zetten
in het gezicht van het dreigend gevaar hun gevoelens van vijand-
schap op zij en gingen voor. Nikita nam het initiatief en zond een
zeer verstrekkend voorstel tot een of- en defensief verbond aan Peter
van Servië. Dit was in de eerste plaats tegen Oostenrijk bedoeld,
eventueel ook tegen Bulgarije. Bij dezelfde gelegenheid machtigde
Montenegro Servië om in zijn naam met Turkije over een verbond
te onderhandelen.

Het voorstel van Nikita ging zo ver. dat zelfs een vereniging van
beide landen in het vooruitzicht werd gesteld. Er werd heel wat
onderhandeld, doch alles liep op niets uit; in de lente van 1909 ston-

Literatuur:

Ancel, J. Manuel historique de la Question d'Orient (1792-1923);

Baemreither, J. M. Fragmente eines politischen Tagebuches;

Bickel, O. Russland und die Entstehung des Balkanbundes 1912;

Boghitschewitsch, M. Die auswärtige Politik Serbiens III;

Churchill, W. S. The world-crisis 1911 — 1914;

Crozier, Ph. L'Autriche et l'Avant-Guerre;

Dickinson, G. Lowes. The international anarchy 1904—1914;

Driault, E. et Lhéritier, M. Histoire diplomatique de la Grèce de 1821 à nos

jours V;

Frankenfeld, A. Österreichs Spiel mit dem Kriege;

Louis, Les Carnets de Georges — I;

Madol, H. R. Ferdinand von Bulgarien;

Mandl, L. Die Habsburger und die serbische Frage;

Nekludoff, A. Diplomatie Reminiscences before and during the world war;
Pinon, R. L'Europe et la Jeune Turquie;
Radoslavoff, Brief van —;

Ruppricht, S. Der Anteil der serbischen Presse am Ausbruch des Weltkrieges.

-ocr page 88-

den Servië en Montenegro weer in dezelfde gespannen verhouding
tot elkaar als te voren.

De nieuwe Turkse regering, wier macht in het binnenland door
het optreden van Oostenrijk gevaar liep, zag naar bondgenoten uit.
Einde October 1908 wendde ze zich tot Roemenië met het voorstel
een verbond aan te gaan, waartoe ook Servië en Griekenland zouden
toetreden. Roemenië weigerde echter.

Toen bood Turkije begin November aan Servië en Montenegro een
of- en defensief verbond aan. Deze gingen daarop in, maar toen zij
dachten, dat alles in kruiken en kannen was, kwam Turkije met de
kersverse eis, dat het verbond, behalve tegen Oostenrijk, ook tegen
Bulgarije moest zijn gericht. De spanning Turkije-Bulgarije was n.1.
zeer toegenomen. Op dit moment ging Engeland zich echter met de
kwestie bemoeien. Van het begin af was het op de hoogte der onder-
handelingen geweest en stond zeer sympathiek tegenover het plan
van een Balkanbond, waarin Turkije was opgenomen, want het zag
in de mogelijkheid, dat Turkije op de Balkan werd vastgelegd, een
beletsel, dat het zich dan nauwer bij Duitsland en Oostenrijk zou
aansluiten. Engeland verklaarde nu, dat het een offensief verbond
niet kon toestaan. Ook Rusland gaf te kennen, dat het tegen een
Servisch-Montenegrijns-Turks verbond was, dat tegen Bulgarije
was gericht.

Onder pressie van Rusland weigerde Servië op de nieuwe eis van
Turkije in te gaan, die trouwens in strijd was met het oorspronkelijk
plan om later Bulgarije en Griekenland in het verbond op te nemen.
De Porte speelde een dubbel spel door aan Duitsland en Oostenrijk
de zaken zo voor te stellen, alsof het initiatief van Servië en Mon-
tenegro was uitgegaan en Turkije aan deze voorstellen weerstand
had geboden, hoewel het rekening moest houden met mogelijke aan-
vallen van Bulgaarse kant. Het doel zal wel geweest zijn Oostenrijk
toegeeflijker te stemmen in de Bosnische kwestie®) en dit gelukte
ook.

Turkije naderde vervolgens steeds meer tot Oostenrijk, daar Enge-
land en Rusland, die geen oorlog wensten, hun best deden Bulgarije

i) Bickei, p. 21, 22; zie ook voor het volgende denzelfden schrijver,
p. 46 vlg.

-ocr page 89-

van Oostenrijk te verwijderen en daarom in Belgrado verklaarden,
geen verbond tegen Bulgarije te zullen dulden. Servië werd in de
steek gelaten, hoewel het tot veel concessies bereid was; het had voor
Turkije zijn waarde als bondgenoot tegen Oostenrijk verloren. Het
enige resultaat was een goede verstandhouding tussen beide landen.

Tussen Serven en Bulgaren kwam het voorlopig niet verder dan
tot een wederzijdse geneigdheid om tot overeenstemming te geraken.

Begin 1909 zocht Turkije op zijn beurt toenadering tot Bulgarije.
Rusland verleende zijn hulp bij het oplossen van de moeilijkheden,
die er tussen beide landen bestonden maar tot een verbond kwam
het niet. Toen Rusland zich in 1911 voor een Balkanbond ging in-
teresseren, polste de Porte Aerenthal over een
Turks-Roemeens-
Oostenrijks verbond, dat als tegenwicht zou moeten dienen. Aehren-
thal was echter ruimschoots tevreden met de bestaande goedejer-
houding tussen deze landen en achtte een verbond overbodig.®)

Na de annexatie-crisis en de Bulgaarse onafhankelijkheids-ver-
klaring voelde Servië zich door Oostenrijk en Bulgarije bedreigd.
Het Oostenrijks gevaar was het grootst en de Servische regering
trachtte zich dus hiertegen in de eerste plaats veilig te stellen. Toen
de onderhandelingen met Turkije op niets waren uitgelopen wendde
het zich, daartoe door Rusland gedrongen, tot Bulgarije. Wel was
daar nog altijd het geschil over Macedonië, maar dit was, wat Servie
betrof, enigszins op de achtergrond geraakt sinds er de wens naar
vereniging met de Oostenrijkse Serven meer op de voorgrond was
getreden. Maar hoe dan ook, Servië had dringend Bulgaarse hulp
nodig tegen het grote Oostenrijk, en Bulgarije kon de steun van
Servië uitstekend gebruiken tegen Turkije. Een verbond tussen beide
moest dus tegen Oostenrijk en Turkije gericht zijn.

Servië nam het initiadef: in Februari 1909 deed zijn minister van

De Porte gaf het plan niet op; 5 Dec. 1911 deed Assim Bey zijn eerste voorstel
en hield Aehrenthal de zaak nog aan; 5 Jan. 1912
kwam Assim Bey er voor de
tweede maal mee en daarna nog enige keren, 't laatst 25
Juni Aehrenthal noc±
Zijn
opvolger Berchtold gingen er op in. (Ö.-U. A. III, 3047 3195 en IV, 3585)
3) Verschillende verenigingen werkten in nauw verband met de regenng voor dit
doel, bv. de Noradna Odbrana. (Ö.-U.-A. IV, bijl. bij 3673).

-ocr page 90-

Buitenlandse Zaken Milowanowitsch zijn eerste voorstel, doch Bul-
garije ging hierop niet in. Na de opstand in Constantinopel (April)
werd het herhaald, gesteund door de Engelse regering, welke hiertoe
met die van Frankrijk, Italië en Rusland door de Servische was
aangezocht. Iswolski sloot zich hierbij gaarne aan. Toch gebeurde
er eigenlijk verder niets. Dit behoeft geen verwondering te baren,
want het Servische voorstel hield de verdeling van Macedonië in.
Bulgarije, dat daarvoor niets gevoelde, liet de onderhandelingen
dood lopen. Aan Servische zijde groeide daardoor weer het wan-
trouwen en de verbittering. Milowanowitsch gaf echter de hoop niet
op. Hij liet de kwestie voorlopig rusten, om niet de schijn te wek-
ken, dat er hem veel aan gelegen was. Deze taktiek had dadelijk
succes: de Bulgaarse pers uitte zich jegens Servië vriendschappe-
lijker. Rusland drong ook op toenadering aan en zo werd Ferdi-
nands houding nog in hetzelfde jaar (1909) tegemoetkomend.

In November bracht hij een bezoek aan Belgrado, maar niet-
officieel, daar hij geen slechte stemming in Oostenrijk wilde wek-
ken. Hier werd het dan ook als volkomen onschuldig voorgesteld.
Engeland trok er zijn conclusie uit en hield een verbond nu voor
waarschijnlijk, maar ontried het. Een entente, zoals tussen Engeland
en Frankrijk, verdiende naar de mening der Britten de voorkeur.
Deze raad kwam voort uit vrees voor een Turks-Oostenrijks samen-
gaan als reactie op het sluiten van een verbond. Het door dit bezoek
gewekte Turkse wantrouwen werd nog versterkt door het officieuze
tegenbezoek van den Servischen kroonprins aan Sofia (Jan. 1910),
vooral omdat het juist in de tijd viel, dat er veel protestmeetings
tegen de wantoestanden in Macedonië werden gehouden. Mi-
lowanowitsch trachtte deze indruk te verzwakken door een rond-
reis door Europa en een bezoek aan Constantinopel.®) Hoewel
er wel onderhandelingen gaande waren, dementeerde hij alle ge-
ruchten daarover en stelde het zo voor, als zou een verbond tussen
Sofia en Belgrado volkomen onmogelijk zijn, daar de Macedonische
kwestie niet op te lossen was. Ondanks de Russische bemoeiingen
— Iswolski verbreidde zelfs tegen beter weten in het gerucht van een

Bogh. I, 100; Br. D. IXI, 81.
Br. D. IXI, 88.

-ocr page 91-

Turks-Roemeense militaire conventie^) — kwamen de onderhan-
delingen in 1910 inderdaad op een dood punt.

Na de Bosnische crisis was de verhouding tussen Servië en de
Donau-monarchie langzamerhand verbeterd. Er waren zelfs Serven,
die voorstanders waren van de inlijving van hun land bij Oostenrijk-
Hongarije. Het in 1908 gesloten handelsverdrag tussen beide landen
was als gevolg van de gerezen moeilijkheden toen niet geratificeerd.
Deze kwestie werd in Januari 1911 op Oostenrijks verzoek geregeld,
nu voor het eerst op voet van gelijkheid. Toch was de oplossing
voor Servië niet ideaal: voor het vervoer van zijn producten bleef
het van zijn buren afhankelijk, wat een te lang onderweg blijven van
zijn producten betekende, die daardoor groot gevaar liepen te beder-
ven. Daarom bleef het naar een eigen directe verbinding met de
Adriatische zee verlangen. De pers gaf hier uiting aan en voerde
een voortdurende hetz-campagne tegen de Donau-monarchie. Zij
ging daarbij zo ver, dat zij hen, die aanslagen op de Oostenrijkse
regeringsambtenaren pleegden, verheerlijkte. Ook werden Oosten-
rijkers als zij op Servisch gebied kwamen gemolesteerd. ®) De offi-
ciële betrekkingen tussen Oostenrijk en Servië waren echter her-
steld^), zodat, afgezien van de perscampagne en andere onaange-
naamheden, de toestand geen gevaar scheen op te leveren.

Toen Iswolski zijn diplomatieke nederlaag tegen Oostenrijk had
geleden, was zijn positie zeer wankel. Hij had immers de Slavische
zaak verraden, er zich toe geleend Slavisch gebied aan Oostenrijk
af te staan en Servië in de steek gelaten. Reeds in 1908 was de Pan-
slavistische beweging, met Tscharykow aan het hoofd, in het geweer
gekomen. Deze was voorstander van een Balkanbond, die hij de
zekerste waarborg voor de vrede achtte. Hij stelde zich voor de
Dardanellenkwestie niet tegen, maar met Turkije te regelen, waarom
hij dit land in zijn plannen betrok. Om zijn positie te versterken sloot
Iswolski zich bij deze beweging aan, hoewel hij voor het plan weinig

Het bericht hiervan verscheen n,l, 17 September 1910 in de „Matinquot; (Pinon,

p. 459, 460).

Ruppricht, p. 618, 619.

Mandl, Kap. VH.

Crozier, p. 600; Br. D, IXI, 136.

-ocr page 92-

voelde. Maar hij was sterk anglophiel en dit project klopte, zoals we
zagen geheel met de Engelse politiek, zodat het voor hem dus zeer
aannemelijk was. Zo legde hij dus op 25 December 1908 zijn nieuw
plan®) aan de Doema voor. Het was Ruslands doel Bulgarije, Ser-
vië en Montenegro met Turkije in een verbond te verenigen, ten
einde zo hun nationale en economische zelfstandigheid te verzekeren.
De rede van Iswolski moest Turkije de overtuiging schenken, dat de
Russische regering sympathiek tegen het nieuwe régime was ge-
stemd en niet meer als vijand beschouwd hoefde te worden. Voor-
lopig bleef zij echter zonder practisch gevolg. Iswolski, die zich al-
leen in zijn eigen belang bij het vredesprogramma van Tscharykow
had aangesloten, stoorde er zich trouwens zelf niet aan, toen hij
met Italië in 1909 het verdrag van Racconigi sloot. Dit was im-
mers tegen Turkije gericht, daar het de ontplooiing van de Balkan-
staten beoogde met uitsluiting van alle vreemde overheersing door
de tocpässiiiQf V3I1 het nätionäliteitspriiicipc en het steunen
v3.n elquot;
kaars belangen ten koste van Turkije, nl. bij de zeeëngten en in
Tripolis.^) Hoewel Iswolski van mening was, dat de Russische
Balkanpolitiek voor het ogenblik slechts vredelievend kon wezen,
hield de Italiaans-Russische overeenkomst toch feitelijk een aan-
moediging in voor de Balkanstaten om zich te verenigen en dit was
voor Duitsland en Oostenrijk een reden tot bezorgdheid, daar zij
voor een actieve Balkanpolitiek van Italië en Rusland vreesden.

Voor Italië betekende het verdrag het verkrijgen van een bond-
genoot tegen Oostenrijks voortdringen op de Balkan, voor Rusland
een stap naar de oplossing van het zeeëngten-probleem. Doch ook
deze keer greep Rusland er naast: Italië kreeg Tripolis, Rusland
niet de Dardanellen.

Sinds 1908 streden Oostenrijk en Rusland om de gunst van Bul-
garije. In December van dit jaar had Oostenrijk aan Bulgarije een
mondeling aanbod tot het sluiten van een verbond gedaan. Van

1) p. 50.

Vrgl. Bickei, p. 41, noot 164.

3)nbsp;K.S.F. IV, p. 415, 416.

4)nbsp;Dickinson, p. 304, 305.

-ocr page 93-

Duitse kant had men getracht deze toenadering te bevorderen.^)
Romberg, de Duitse gezant te Sofia, kreeg de opdracht hiertoe
pogingen in het werk te stellen. Oostenrijk zinspeelde zelfs op een
gebiedsvergroting van Bulgarije, doch Romberg ervoer, dat Fer-
dinand wantrouwend bleef tegenover deze toekomstmuziek. De kans
was voor Oostenrijk verkeken®), toen Rusland aanbood, de Bul-
gaarse schuld aan Turkije over te nemen.®) Voor Bulgarije was dit
de eerste schrede op de weg naar een russophiele pohtiek. In Mei
1909 was er sprake van, de militaire conventie van 1902te ver-
nieuwen en uit te breiden. De onderhandehngen erover duurden
lang en hoewel er in December een ontwerp-verdrag ®) gereed
kwam quot;), voerden ze niet tot enig resultaat. Over een en ander
was al in de herfst iets uitgelekt. Aehrenthal had daarom Boekarest
geïnstrueerd zich tegenover Bulgarije minder vijandig te gedragen
om het niet helemaal in Ruslands armen te drijven.

Aan de Oostenrijks-Bulgaarse verhouding kwam het ook niet ten
goede, dat Ferdinand zich gepasseerd voelde, omdat prins Ferdi-
nand van Roemenië in de Orde van het Gulden Vlies was opgeno-
men en hij niet. Toch hield hij de betrekkingen met Oostenrijk aan,
vroeg een lening, die door de Oostenrijkse regering welwillend werd
toegestaan. Ferdinand verklaarde zich ook bereid de vroegere on-
derhandelingen te hervatten, doch hiervoor gevoelde Aehrenthal
niets. Een bezoek van Ferdinand in December 1909 aan Wenen
had ook geen gevolg.

Over Ferdinands bezoek aan de Oostenrijkse hoofdstad was Is-
wolski allesbehalve gesticht. Hij nodigde hem dadelijk uit in St.
Petersburg te komen, doch ging niet in op de plannen van den Bul-

1) Frankenfeld, p. 64-66.

Madol, p. 117-119.
®) Vrgl. p. 53.

p. 2, 3.
6) Bogh. II, 511.

8) Over het al- of niet gesloten zijn van deze miUtaire conventie verschillen de
meningen; het meest waarschijnlijk is, dat het niet heeft plaats gehad, vrgl.

Radoslavoff, p. 272, 273; Nekludoff, p. 75-77.
■') Nicolaas II scheen er niets voor te voelen. Sasonow daarentegen wel (Neklu-
doff, p. 4).

-ocr page 94-

gaarsen czaar, zodat deze ook hier niet veel succes had. Bij al
deze bezoeken deed Ferdinand zich niet van zijn betrouwbaarste
kant kennen. Hij had Aehrenthal voorgesteld Servië bij de Donau-
monarchie in te lijven en kwaad gesproken van Edward van Enge-
land en Iswolski. Dit laatste deed hij in St. Petersburg van Oos-
tenrijk en in Belgrado van Franz Joseph. 1)

Dat hij kort hierop een bezoek aan Constantinopel bracht, was
opnieuw een concessie aan de russophiele partij, zodat het scheen
of de schaal naar Rusland oversloeg. Daar Oostenrijk bovendien
zijn invloed niet meer zozeer in Sofia deed gelden, kwam daar voor
Rusland langzamerhand de weg vrij. ®)

Intussen was Tscharykow in 1909 gezant in Constantinopel ge-
worden. Hier zette hij zich onmiddellijk aan de arbeid om zijn plan
van een Balkanbond met Turkije te verwezenlijken. Hij werd daarin
gesteund door zijn Engelse en Franse collega's en vond ook bij de
Jong-Turken een willig oor, zodat hij op resultaat dacht te kunnen
rekenen. De aanhangers van het oude régime echter bleven scep-
tisch gestemd. Zij waren de mening toegedaan, dat de Balkanstaten
nooit hun aspiraties naar Turks gebied (Macedonië en de Sandsjak)
zouden laten varen. De Russische bemoeiingen zouden in laatste
instantie toch tegen Turkije gericht zijn, want het doel ervan was
slechts om op een andere manier tot de oplossing van het zeeëngten-
probleem te geraken.

Ook de Jong-Turken begonnen dit langzamerhand in te zien, wat
voor hen een reden was zich weer meer naar Duitsland en Oosten-
rijk te richten. Tscharykow werkte steeds door aan zijn plan. Hij
wist Turkse bezoeken aan den Russischen czaar en bezoeken van
Ferdinand van Bulgarije en Peter van Servië aan Constantinopel te

-ocr page 95-

ensceneren (voorj. 1910) en slaagde er in een zekere détente tussen
de verschillende staten te scheppen. Ook Milowanowitsch was voor
hetzelfde doel reeds in Constantinopel geweest. De Turken, die zeer
verheugd waren over deze betuigingen van een goede gezindheid,
hoopten dat vriendschap met Turkije de Balkanstaten wellicht zou
weerhouden een bond te gaan vormen. De troonopvolger beant-
woordde in Mei van hetzelfde jaar het Servisch bezoek. Zodra men
in Constantinopel echter van Bulgaars-Griekse onderhandelingen
hoorde, sloeg de Porte een andere weg in en zocht toenadering tot
Roemenië, doch zonder succes, Roemenië hield zich afzijdig en
wenste zich in geen enkel opzicht te binden,

Ook de Dreibund nam deze houding aan, toen Turkije zich tot
hem wendde,

In de zomer van 1910 kon men het plan van Tscharykow als mis-
lukt beschouwen. Dat weerhield hem, den onverbeterlijken optimist,
echter niet het weer op te nemen, nadat in September 1911 de Turks-
Italiaanse oorlog om Tripolis was uitgebroken. Het gevolg daarvan
was geweest het aftreden van het sterk Oostenrijksgezinde kabinet
Hakki Pasha en de vorming van het ministerie Said Pasha. De vroe-
gere gezant in Sofia, Assim Bey, werd enige tijd later minister van
Buitenlandse Zaken. Deze was een groot voorstander van een
Bulgaars-Turkse overeenkomst en ijverde ook voor goede betrek-
kingen met de andere Balkanstaten.

De Italiaans-Turkse oorlog verwekte grote onrust op de Balkan:
iedere staat verwachtte van de andere, dat hij van de moeilijkheden
der Turken gebruik zou maken om zijn slag te slaan en meende in
dat geval zelf niet onzijdig te kunnen blijven, daar anders eigen
belangen gevaar liepen. De spanning werd zeer groot, doch dank zij
de bemoeiingen van de grote mogendheden^), kwam het niet tot
een uitbarsting. Ook Rusland maande tot vrede: zelf was het niet
voor een oorlog gereed.

Van deze situatie nu wilde Tscharykow gebruik maken om zijn
plan eindelijk te verwezenlijken. De Balkanstaten waren bereid

-ocr page 96-

samen te werken, Turkije werd door Italië bedreigd. Dit vond hij
voor Rusland het juiste moment om als redder op te treden. Het zou
zijn bemiddeling verlenen om de Balkanstaten met Turkije in een
Balkanbond te verenigen. Als tegenprestatie moest Turkije dan aan
Rusland concessies in de Dardanellenkwestie doen. Hij wekte dus
den Bulgaarsen gezant in Constantinopel, Sarafow, op, zijn regering
aan te raden, zich met de andere Balkanstaten te verstaan.^)

Neratow, de plaatsvervangende Russische minister van Buiten-
landse Zaken, liet eerst te Parijs, daarna te Londen polsen, hoe men
er dacht over het opnieuw in behandeling nemen der Dardanellen-
kwestie. Ondertussen begon Tscharykow officieus reeds te onder-
handelen met de Porte®), doch Assim Bey bekende geen kleur, al
gingen hij en Said Pasha wel op het idee van een Balkanbond in.

Tscharykow trachtte vervolgens Servië te bewegen de onderhan-
delingen met Turkije te beginnen, maar Servië weigerde, daar het
hiervoor niets voelde, wel voor een Balkanbond zonder Turkije.®)
Dit denkbeeld was ook van Russische oorsprong en vooral door
Hartwig, den Russischen gezant te Belgrado, gepropageerd.

Toen Tscharykow op 27 November officieel zijn voorstel bij de
Porte indiende, ontweek Assim Bey weer een direct antwoord. Deze
zag meer heil in een Balkanbond onder leiding van Oostenrijk.
Kon hij het hierover met Oostenrijk, Duitsland en Roemenië eens
worden, dan zou Bulgarije zich later kunnen aansluiten.'') Aehren-
thal, daarover geraadpleegd, verklaarde er zeer sceptisch tegenover
te staan, vooral wat betrof een samengaan van Roemenië en Bul-
garije. Roemenië voelde er wel voor, daar alleen een sterk Turkije
de vorming van een Groot-Bulgarije kon beletten. Bulgarije daar-
entegen weigerde op een desbetreffend Turks voorstel in begin
December in te gaan.

Wat er van zij, de Turken waren overtuigd, dat het Russische
voorstel onaannemelijk was. Wat er wèl moest gebeuren, was hun
ook niet recht duidelijk. Verschillende vooraanstaande Turken

-ocr page 97-

wendden zich tot Engeland om zo aansluiting te zoeken bij de
Entente-mogendheden. Engeland kon hierop echter niet ingaan, zo-
lang de Tripolisoorlog duurde, daar het dan zijn neutraliteit zou
prijsgeven.^) Enige parlementsleden sloten zich aaneen om een
Balkanbond, waarvan Turkije deel zou uitmaken, op economisch
gebied voor te bereiden.

Ongeduldig geworden, wendde Tscharykow zich nogmaals offi-
cieel, hoewel zonder directe opdracht hiertoe, tot de Porte, doch dit
was het slotnummer van zijn pogen. Frankrijk en Engeland ver-
klaarden zich wel niet tegen de Russische plannen in verband met
de Dardanellen, ®) evenmin als Duitsland, maar de Russische gezant
in Engeland smeekte Sasonow deze op te geven om de Russisch-
Engelse entente niet in gevaar te brengen, daar hij voorzag, dat het
kabinet, als het met Rusland meeging, zou vallen.1) Tscharykow
werd door zijn eigen regering gedesavoueerd.

Turkije nam nu een trots afwijzende houding aan, liet zelf ook het
plan van een Balkanbond varen, immers er bestond geen gevaar meer.

Tscharykow bleef nog tot Maart in Constantinopel. Zijn vertrek,
betreurd door de Turken®), betekende het hervatten van de oude
anti-Turkse Russische politiek. ®) Zijn plaats werd door Michael von
Giers ingenomen, „un bon agent, fort intelligent.quot;

1nbsp; Ö.-U. A. III, 3090.
Br. D. IXI, 561.

9) Bickei, p. 91—95; Oostenrijk en Duitsland hoopten hun invloed te herwimien

(Br. D. IXI, 561).
■') Louis I. p. 247.

-ocr page 98-

HET BULGAARS-SERVISCH VERBOND, i)

Te Belgrado was in September 1909 als Russisch gezant Nicolaus
Hartwig benoemd, een man, volkomen voor zijn taak berekend. ®)

-ocr page 99-

Hij was een aanhanger van het Panslavisme in Ruslands belang,
daarbij een verklaarde tegenstander van Oostenrijk. Het laatste ver-
bond hem met Iswolski, met wien hij waarschijnlijk ook nog in ver-
binding bleef staan, nadat deze gezant in Parijs was geworden
(Sept, 1910). Zijn pohtieke principes brachten hem er toe, al zijn
krachten aan te wenden om een Balkanbond te vormen, voorlopig
alleen tussen Servië en Bulgarije, onder Russische leiding. Zo zou
Rusland zich een overheersende positie verzekeren en de beschik-
king krijgen over een stormram tegen de Donau-monarchie.^) Het
plan van Tscharykow: een Balkanbond, waarin ook Turkije was
opgenomen, beschouwde hij als een utopie.®) Een overeenstemming
tussen Servië en Bulgarije zou slechts bereikt kunnen worden ten
koste van Turkije, dat beider tegenstander was (Macedonië en de
Sandsjak). Daarom hield Hartwig van het begin af rekening met
de mogelijkheid van een oorlog tegen Turkije, Zoals wij reeds
zagen®), was echter de kloof tussen beide landen nog te wijd om
gemakkelijk overbrugd te worden,

In Maart 1911 moest in Bulgarije het democratisch kabinet Mali-
now plaats maken voor het nationalistisch-progressistisch ministerie
Geschow. Geschow, een oud, bezadigd man, werd minister-presi-
dent en minister van Buitenlandse Zaken. Danev, de leider van de
progressisten nam geen zitting in het kabinet, maar werd voorzitter
van de Sobranja. Hij was zeer russophiel en een groot voorstander
van een nauw verbond met Servië. Geschow echter wilde vóór alles
de vrede bewaren en voelde als voorstander van overeenstemming
met Turkije dus niet veel voor dit verbond. De moeilijkheid, waarvoor
hij stond, was de Macedonische emigratie naar Bulgarije. De hele

-ocr page 100-

zomer van 1911 onderhandelde hij met den Turksen gezant Assim
Bey, doch, hoewel deze er alles voor gevoelde, was er nog geen
resultaat bereikt, toen hij naar Constantinopel moest terugkeren,
omdat hij tot minister van Buitenlandse Zaken was benoemd. ^)

In het voorjaar was er sprake van een wijziging in de Bulgaarse
constitutie. Aan den koning zou daarbij de bevoegdheid worden ver-
leend, zonder voorkennis van de volksvertegenwoordiging verdragen
met vreemde mogendheden te sluiten. De oppositie tegen dit plan
werd door een campagne van de Russische pers gesteund, die vrees-
de, dat Ferdinand zich weer tot Oostenrijk zou wenden. In Juni
werd ondanks de tegenstand de constitutie toch in deze zin gewij-
zigd.®)

De vrees van Rusland ten opzichte van Ferdinands politiek was
volstrekt niet ongegrond. In Mei had hij nog enige juridische verdra-
gen met Oostenrijk gesloten, ®) in Juli bood een vertrouwensman van
Aehrenthal hem het grootste gedeelte van Macedonië aan. Ferdi-
nand ging hierop echter niet in, want de autonomie van Albanië, die
ook in dit voorstel was vervat, wilde hij niet.

Hartwig verdubbelde ondertussen zijn aandrang op Servië om nu
eindelijk eens tot een vergelijk met Bulgarije te komen. Spalaiko-
witsch, een groot vriend van hem, werd gezant in Sofia. Er werden
weer onderhandelingen gevoerd, maar over het verloop ervan is niets
bekend.

Toen Italië in October 1911 Tripolis had geannexeerd, kwam er
meer perspectief in de kwestie, want in de Balkanstaten ontstond de
begeerte om, profiterende van de moeilijkheden waarin Turkije ver-
keerde, hun slag te slaan. Griekenland wilde Creta annexeren, Bul-
garije en Servië Macedonië binnenvallen, en Montenegro Albanië;
Albanië zelf verlangde autonoom te worden.

Het denkbeeld van een Balkanbond tegen Turkije nam vastere
vorm aan. Rusland liet zich niet onbetuigd: Hartwig stuurde er al
sinds zijn komst in Belgrado op aan, Tscharykow kwam met zijn

-ocr page 101-

uitnodiging aan de Bulgaarse regering om over te gaan tot het stich-
ten van een Balkanbond. Nekludow ried dit af en gaf de raad eerst
met Servië tot een accoord te geraken. Hoewel de Russen^), be-
halve Tscharykow, zich ervan bewust waren, dat het sluiten van
een Balkanbond vrij zeker een oorlog met Turkije ten gevolge zou
hebben, drongen zij er toch op aan. Zij dachten de situatie wel te
kunnen beheersen.®) Voorlopig hielden ze, daar ze nog steeds niet
voor een oorlog gereed waren, vast aan hun eisen van handhaving
van de status quo en dat er niets mocht ondernomen worden zonder
voorkennis van Rusland. Zij wilden niet weer het risico lopen van
te falen als in 1908/'09.

In Bulgarije waren velen voorstanders van een verbond met Ser-
vië, maar eerst moest de tegenstand van koning Ferdinand en
Geschow worden overwonnen. De eerste had nl. zijn vurig verlan-
gen in de Orde van het Gulden Vlies opgenomen te worden eindelijk
vervuld gezien, wat onmiddellijk een verbetering van- de betrekkin-
gen met Oostenrijk ten gevolge had gehad. Ferdinand voelde er
weinig voor zich op een bepaalde politiek vast te leggen, doch hij
moest ten slotte wel toegeven.®) Geschow's eigen plannen (over-
eenstemming met Turkije) waren mislukt, ook hij zwichtte. Daar hij
zelf met vacantie ging, gaf hij aan Rizow, den Bulgaarsen gezant in
Rome,1) instructies om in Belgrado de onderhandelingen te openen
en een onderhoud tussen hem en Milowanowitsch voor te bereiden.
Thodorow, de minister van Financiën en plaatsvervangend minister-
president deed den Servischen gezant een voorstel, dat de grondslag
werd voor de verdere onderhandelingen. ®) Te voren had hij het
oordeel van den Russischen gezant, Nekludow, gevraagd, maar deze
sprak zich niet uit, daar hij eerst met Sasonow en Hartwig wilde
overleggen. ®)

1nbsp;1) Nekludow zond, volgens zijn eigen woorden, bij elke depêche naar St. Pe-
tersburg een vertrouwelijk schrijven, waarin hij wees op het grote oorlogs-
gevaar, dat uit een dergelijk verbond zou ontstaan (Nekludoff, p. 55).
Nekludoff, p. 45-47; K.S.F. VII, p. 703.
®) Madol, p. 126, 128.

-ocr page 102-

Servië, waar de eerste opwinding in October i) spoedig was
geluwd, en dat voor zijn handel goede betrekkingen met Turkije
nodig had, had zich deze (o.a. onbelemmerde wapendoorvoer)
weten te verzekeren door een speciale neutraliteitsverklaring tijdens
de Italiaans-Turkse oorlog. Het stond aanvankelijk enigszins wan-
trouwend tegenover de plotselinge toeschietelijkheid van Bulgarije,
dat nooit op zijn aanbiedingen was ingegaan.

De spanning tussen Bulgarije en Turkije daarentegen was zeer
groot, van weerszijden was men zelfs voor mobilisatie beducht.®)
Toch ging Servië op het Bulgaarse voorstel in, daar het zich door
Oostenrijk, dat zijn troepen in Bosnië versterkte, bedreigd voelde.

Eind October keerde Geschow terug over Parijs, waar hij een
onderhoud had met den minister van Buitenlandse Zaken De Selves,
en Wenen, waar hij Aehrenthal ontmoette. Beiden verzekerden
hem, dat de Italiaans-Turkse oorlog gelocaliseerd zou blijven en
slechts kort zou duren. Op een desbetreffende vraag gaf De Selves
toe, dat er als gevolg van deze oorlog complicaties in Turkije waren
te vrezen, zoals fanatieke en chauvinistische uitingen of een poli-
tieke beweging tegen de Jong-Turken, zoals de contra-revolutie in
1909. Aehrenthal ontkende dit echter. Geschow gaf als zijn mening
te kennen, dat het gevaar op de Balkan niet van Bulgaarse, maar
van Turkse zijde dreigde, want Bulgarije, zo verklaarde hij nadruk-
kelijk, was vredelievend. Aehrenthal sprak de hoop uit, dat de
onderhandelingen met Turkije spoedig tot een goed einde zouden
komen. ®)

Geschow sprak in Wenen ook met den Russischen gezant en
zette uiteen, dat een Bulgaars-Servisch verbond Oostenrijk tegen-
over zich zou vinden, gesteund door Roemenië en Turkije. Hij drong
daarom op Russische garanties aan. ®)

Ook ontmoette hij er Stanciow, den Bulgaarsen gezant te Parijs,

-ocr page 103-

cn Rizow, die hem verslag deed van zijn bevindingen in Belgrado^)
en van de toebereidselen voor zijn onderhoud met Milowanowitsch.

Zoals bekend is, waren de onderhandelingen tussen Servië en
Bulgarije tot nu toe altijd gestrand op het Macedonisch probleem.
Ook nu weer vormde dit het pièce de résistance. De Bulgaarse rege-
ring was op dit punt steeds zeer intransigent geweest, daar zij be-
vreesd was voor het Macedonische Comité®), dat geen concessies
aan Servië zou dulden. Rizow, gewezen leider der komitadjis, nam
nu echter de verantwoordelijkheid tegenover het Comité op zich®),
zodat deze moeilijkheid voor de regering verviel.

Voor de besprekingen zou het verdrag van 1904 als uitgangspunt
dienen. De voornaamste eis was: autonomie van Macedonië en als
dit niet mogelijk bleek, verdeling ervan. In Wenen werden de
Bulgaren het met elkaar eens over de détailkwesties. Ferdinand, die
in Hongarije vertoefde, waar Geschow hem ontmoette, gaf zijn toe-
stemming. Ook werden Geschow en Milowanowitsch, die hun on-
derhoud in de trein tussen Belgrado en Lipovo®) hadden om de
onderhandelingen toch vooral geheim te houden, het volkomen met
elkaar eens (11 Oct.).

De inhoud van het ontwerp-verdrag was als volgt: autonomie van
Macedonië of als dit niet mogelijk was, verdeling ervan met dien
verstande, dat Bulgarije en Servië ieder een deel zouden krijgen, ter-
wijl er een grenszone zou blijven, waaromtrent de Russische czaar te
beslissen had — dit alles natuurlijk voor het geval, dat een eventuele
oorlog met Turkije gelukkig zou aflopen. ®) Indien deze met een
oorlog tegen Oostenrijk zou samenvallen, zou de verdeling van de
buit al heel eenvoudig wezen: Servië zou Bosnië en Herzegowina
krijgen en Roemenië Transsylvanië, wat een interventie van die

-ocr page 104-

zijde uitsloot. Het verbond zou of- en defensief zijn; defensief tegen
eiken aanvaller van Servië, Bulgarije, Macedonië of Noord-Albanië;
offensief, om als de gelegenheid gunstig was Macedonië en Oud-
Servië te bevrijden of om een einde te maken aan de anarchie in
deze streken.

Milowanowitsch vertelde bij deze gelegenheid, hoe Aehrenthal
in het voorjaar de autonomie van Albanië had voorgestaan. Dit zou
dan de vilajets Monastir en Uskub (dus een deel van Macedonië)
aan zijn gebied toevoegen en zo de Bulgaarse en Servische aspiraties
geducht dwarsbomen.

De Servische minister had zich de oplossing van het probleem-
Albanië anders gedacht: Servië zou Noord- en Griekenland Zuid-
Albanië annexeren.

Milowanowitsch legde er de nadruk op, dat er voorlopig niet aan
enige actie viel te denken, daar alle mogendheden vast besloten
waren een mogelijke oorlog te localiseren en geen verwikkelingen
op de Balkan te dulden; zonder Russische hulp moest er niets wor-
den ondernomen.^)

Servië®) en Rusland®) beschouwden het verdrag als tegen Oos-
tenrijk-Hongarije, Bulgarije als hoofdzakelijk tegen Turkije gericht.

Behalve door Turkije voelde Bulgarije zich ook door Roemenië,
de bondgenoot van Oostenrijk, bedreigd. Het was er daarbij niet
zeker van, of er geen Roemeens-Turkse militaire conventie bestond.
Ook was het niet uitgesloten, dat Serven en Grieken zouden inter-
veniëren in een eventuele Bulgaars-Turkse oorlog als lachende derde
en vierde. ^)

-ocr page 105-

Toen Geschow in Sofia terugkeerde, vond hij er de toestand zeer
précair. Turkije had troepen in het vilajet Adrianopel geconcen-
treerd en zijn verzekering, dat er niets kwaads tegen Bulgarije be-
doeld werd, vond geen geloof.^) De Bulgaren verkeerden in de
grootste opwinding. De oorlogspartij nam met de dag in sterkte toe,
de oorlog scheen vrijwel onvermijdelijk. Dat zou de val van Geschow
zijn, die immers voorstander van vrede en goede betrekkingen met
Turkije was. De mogendheden maanden tot kalmte. De Franse
gezant ried Geschow aan de garantie van de grote mogendheden
te vragen, dat Turkije niet zou aanvallen. Hij volgde die raad. ®)
De mogendheden, die voorkomen wilden, dat er een oorlog ont-
brandde, verklaarden zich, nadat er tal van bezwaren uit de weg
waren geruimd, ten langen leste bereid Geschow te steunen. Maar
toen was het eigenlijk niet meer nodig, omdat de storm inmiddels
was geluwd. Boven alles had de benoeming van Assim Bey in de
Turkse regering ®) kalmerend gewerkt.
Er vond een notawisseling
tussen Bulgarije en Turkije plaats. De verhouding tussen beide lan-
den werd toen zelfs weer enigszins vriendschappelijk. ®) Tot een
overeenkomst kwam het echter niet, daar Assim Bey, ondanks zijn
vroegere pro-Bulgaarse gezindheid, spoedig de oude politiek van
Turkije tegenover Bulgarije ging volgen. In'Macedonië bleef de toe-
stand ongewijzigd.De berichten over Christenmassacres, brand-
stichtingen, martelingen, en vervolgingen maakten zelfs de meest
vredelievende Bulgaren wraakzuchtig en bedacht op middelen om
hieraan een einde te maken.

-ocr page 106-

De verdere onderhandelingen over het Bulgaars-Servisch verbond
werden in Sofia gevoerd door Spalaikowitsch en Geschow ten huize
van den laatsten. i) Voortdurend werden Hartwig en Nekludow
geraadpleegd tot over de geringste bizonder heden. De onderhan-
delingen werden streng geheim gehouden mede op aandrang van
Rusland.^) Ferdinand was vooral bang, dat er in Wenen iets van
bekend zou worden, omdat dan de kans bestond, dat men daar de
hele Balkan-kwestie zelf zou entameren. ®)

In Sofia waren de Russische vertegenwoordigers het niet eens. De
militaire attaché Romanowski was een medestander van Hartwig ®),
de gezant Nekludow echter achtte het ontwerp veel te offensief,
stelde zelf een project voor, dat enkel defensief was en waartoe ook
Turkije kon toetreden.''') Geschow voelde hier persoonlijk ook meer
voor. Hij hield nl. nog altijd rekening met een mogelijke autonomie
van Macedonië®); dit in tegenstelling tot Milowanowitsch. Neratow
was het ook eens met Nekludow ®), die zich echter, volgens hem, te
veel met deze zaken inliet. Dit waren dus aan deze kant de aan-
hangers van het plan Tscharykow. quot;)

Daar de Bulgaars-Turkse verhouding toch niet goed kón zijn,
overwon ten slotte de zienswijze en de politiek van Hartwig.

De 4de November 1911 werd het eerste uitvoerige ontwerp aan de
Bulgaarse regering voorgelegd. Met enige wijzigingen kwam het

-ocr page 107-

verbond in deze vorm tot stand. Alleen over de begrenzing van de
invloedssfeer in Macedonië werd nog lang onderhandeld. Geen van
beide partijen wilde aanvankelijk concessies doen, tenslotte gaf
Servië toe.

Nadat de Russische czaar aan den Bulgaarsen militairen attaché
te St. Petersburg te kennen had gegeven, dat hij het wenste ^), on-
dertekende Ferdinand op 14®) Maart 1912 het verdrag,®) Hij
was hierna echter allerminst op zijn gemak, daar hij zich schuldig
gevoelde jegens Franz Joseph,'') Nekludow, dien hij deelgenoot
van zijn bezorgdheid maakte, trachtte hem gerust te stellen: Rusland
zou Servië waarschuwen voorzichtig te zijn; de beste manier om alle
moeilijkheden te voorkomen zou wezen het internationale hervor-
mingswerk in Macedonië te hervatten, wat mogelijk was nu de
Bulgaars-Servische geschillen uit de weg waren geruimd. In tegen-
stelling met zijn meester was Geschow zeer tevreden, ®)

Het verdrag bevatte in 7 artikelen de bepahngen van het defen-
sieve verbond, waarbij nog een militaire conventie in het vooruit-
zicht werd gesteld, die er een integrerend deel van zou uitmaken.
Verder nog een geheime annex van 5 artikelen, die de offensieve
bepalingen inhield. ®) Een aanval op Turkije zal pas worden gedaan,
als de Russische toestemming ertoe is verkregen (art. 1). Alle terri-
toriale veroveringen zullen gemeenschappelijk bezit zijn, ze zullen
drie maanden na de vrede verdeeld worden, wanneer autonomie
onmogelijk is. Bulgarije en Servië kennen elkaar een bepaald gebied
toe; over de strook, die daar tussen ligt, zal de Russische czaar
beslissen (art. 2). Rusland krijgt een copie van de overeenkomst en
men zal den czaar verzoeken het hem toegekende scheidsrechter-
schap aan te nemen (art. 3). Alle geschillen zullen aan zijn oordeel

-ocr page 108-

worden onderworpen (art. 4). Dit verdrag en de militaire conventie
zullen niet bekend worden gemaakt dan met toestemming van alle
partijen (art. 5).

Nog in Mei kwam de eerste militaire conventie^) tot stand, eind
Augustus®) werd de definitieve®) geratificeerd.

Het verdrag en de militaire conventie waren dus gericht tegen
Turkije, de gemeenschappelijke vijand, tegen Oostenrijk-Hongarije,
de speciale vijand van Servië, en tegen Roemenië, dat in het bizonder
gevaar voor Bulgarije opleverde.

1)nbsp;Gueshoff, p. 117-122; Bogh. II, 578.

2)nbsp;Oude Stijl, II September Nieuwe Stijl.
®) Bogh. I, 171.

Sasonow stelt de Russische politiek als volgt voor: het enige doel van Rus-
land op de Balkan was te zorgen, dat de door Rusland bevrijde Balkanvolke-
ren niet onder de invloed van aan Rusland vijandige staten zouden raken en
het gewillige werktuig van hun politieke intriges zouden worden. Het enige
egoïsme van Rusland in dit verband was het verkrijgen van garanties voor een
vrije economische ontwikkeling en de veiligheid van de kwetsbaarste delen van
zijn gebied. De Bulgaars-Servische overeenkomst werd door Rusland gewenst
wegens de opduikende mogelijkheid van een Roemeens-Turkse mihtaire conven-
tie enz. (Sasonoff, p. 60 vlg.).

-ocr page 109-

DE ANDERE BALKANVERDRAGEN.

Parallel met de onderhandelingen tussen Bulgarije en Servië lie-
pen de toenaderingspogingen van Bulgarije en Griekenland. Het
optreden van de Turken in Macedonië had wèl grote verontwaar-
diging gewekt, dat deze twee volken elkaar zochten om zich geza-
menlijk tegen hun ouden vijand te keren, die het altijd zo goed had
verstaan, hen tegen elkaar te laten strijden en zelf aan het langste
eind te trekken.

Griekenland deed de eerste stap op de weg naar de samenwer-
king. De Griekse minister van Buitenlandse Zaken, Kalergis, liet
Sofia eens polsen, doch dit was nogal gereserveerd en stelde de

Literatuur:

Anrieh, E. Die Jugoslawische Frage und die Julikrise 1914;
Eickel, O. Russland und die Entstehung des Balkanbundes 1912;
Carnegie Endowment for International Peace, Publication No. 4;
Dickinson, G. L. The international anarchy 1904—1914;

Driault, E. et Lhéritier, M. Histoire diplomatique de la Grèce de 1821 à nos
jours V;

Gauvain, A. Les guerres balkaniques I;

Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;

Gueshoff, I. E. The Balkan League;

Kerofilas, C. Eleftherios Venizelos;

Madol, H. R. Ferdinand von Bulgarien;

Moukhtar Pacha, Gén. M. La Turquie, l'Allemagne et 1'Europe, etc.;
Nekludoff, A. Diplomatie Reminiscences before and during the world war
1911-1917;

Rappaport, A. Albaniens Werdegang;

Sosnosky, Th. v. Die Balkanpolitik Österreich-Ungarns seit 1866 II;
Steed, H. W. Through Thirty Years.

-ocr page 110-

voorwaarde, dat de Griekse weermacht i) zou worden gereorgani-
seerd.®) In hetzelfde jaar werd Panas tot Grieks gezant te Sofia
benoemd en werd ook de jarenlang vacante Bulgaarse gezantschaps-
post te Athene weer bezet. Kalergis stelde in de winter van 1910/'! 1
een memorandum op, dat in het voorjaar door Geschow in hoofd-
zaak werd aanvaard.

De man, die in Griekenland in feite de buitenlandse politiek leid-
de, was niet Kalergis, maar de minister-president Venizelos. Deze
achtte in Mei 1911 de tijd gekomen spijkers met koppen te slaan.
Dit was ook de mening van zijn vriend, den Times-correspondent,
Bourchier. Deze deed aan Geschow langs een omweg een voorstel
van Venizelos voor een verbond toekomen, dat twee punten inhield,
nl,: een gezamelijk optreden in Macedonië om daar de voorrechten
van de Christenen te handhaven en een defensief verbond voor het
geval, dat een van beide staten door Turkije zou worden aange-
vallen. Aan Griekse zijde was alleen koning George op de hoogte
van dit voorstel, aan Bulgaarse kant, behalve Geschow, koning Fer-
dinand. Deze onderhandelingen bleven dan ook nog beter geheim ®)
dan die over het Bulgaars-Servisch verdrag.

De openbare mening was Griekenland goed gezind. Geschow en
Ferdinand waren eerst nog bang, dat Bulgarije in een Grieks-Turkse
oorlog om Creta zou worden betrokken, welk gevaar lang niet denk-
beeldig was. Het verdween echter, toen na het uitbreken van de
Italiaans-Turkse oorlog de geschillen tussen Grieken en Turken
werden beëindigd.

Ook in Griekenland had deze oorlog eerst grote opwinding ver-

1) D.F. III, II, 172. Dit gebeurde, zoals we reeds zagen (p. 56, noot 1 en 2), in Mei
1912; er werden toen grote succesvolle manoeuvres onder leiding van Eydoux
gehouden, bij welke gelegenheid de Bulgaarse en Servische militaire attachés
zich zeer waarderend uitlieten (Kerofilas, p. 77, 78).

®) De vloot was een zeer belangrijke factor in een strijd tegen Turkije, daar deze
het Turkse troepentransport over zee onmogelijk kon maken (Camegie, p. 46).

®) Servië werd pas op de hoogte gebracht, nadat het verdrag getekend was
(Siebert, p. 345, gecit. bij Dickinson, p. 313), zoals trouwens ook Griekenland
van de Servisch-Bulgaarse overeenkomst eerst kennis kreeg nadat zij gesloten
was (Dickinson,
p. 314).
P. 57.

-ocr page 111-

oorzaakt, maar Venizelos vermeed alles, wat een conflict met Tur-
kije kon veroorzaken. Het is echter begrijpelijk, dat bij deze staat
van zaken, het verlangen naar een verbond met Bulgarije sterker
werd. Midden October liet Venizelos Panas, die hij ook in vertrou-
wen had genomen, aan Geschow een gedetailleerd voorstel over-
handigen, dat voorzag in wederzijdse ondersteuning in geval van een
Turkse aanval. Geschow, die zijn instemming er mee betuigde — het
Griekse aanbod ging veel verder dan Servië ooit had toegezegd —
onderstreepte, dat het verdrag louter defensief zou zijn. Toch kwam
men voorlopig niet verder, daar Geschow eerst met Servië tot over-
eenstemming wilde geraken.

In dezelfde tijd, dat het hierboven vermelde plaats greep, tracht-
ten Patriarchaat en Exarchaat zich met elkaar te verzoenen.®) De
hoofden van beide Kerken deden gemeenschappelijk stappen bij de
Porte om het lot hunner geloofsgenoten in Macedonië te verbeteren.
Doch, hoewel de Patriarch zich bereid verklaarde het schisma te
beëindigen en Bourchier ook nog bemiddelingspogingen in het werk
stelde, kwam het niet tot een hereniging van beide kerken.

Venizelos neigde, hoe langer de Italiaans-Turkse oorlog duurde
en de positie van Turkije moeilijker werd, steeds meer tot agressie. In
het voorjaar van 1912, toen de Italianen, door de bewoners als be-
vrijders begroet®), de Grieks-Turkse eilanden bezetten, stelde hij
zelfs aan Italië voor, samen tegen Turkije op te trekken. Hij ver-
klaarde zich bereid, Macedonië binnen te vallen. Italië, dat voor de
gevolgen daarvan op de Balkan bevreesd was, wees dit aanbod van
de hand en maande tot kalmte.

Op 12 Februari 1912 hadden in Sofia grote feesten plaats om de
meerderjarigheid van kroonprins Boris te vieren.^) Alle kroonprin-
sen op de Balkan, ook de Griekse, namen er aan deel. Overal wap-

1) Gueshoff, p. 38.

K.S.F. VII, p. 701.
®) Driault-Lhéritier V, p. 66, 67.

Bij deze gelegenheid hief de paus de banvloek over Ferdinand op, daar hij
nu niet meer verantwoordelijk gesteld kon worden voor het geloof van zijn
zoon (Madol, p. 130).

-ocr page 112-

perde de Griekse vlag. Tijdens deze feesten werd de samenwerking
ingeluid, die men tot stand hoopte te brengen,

In dezelfde maand nog verzocht Geschow door tusschenkomst
van Bourchier aan Panas, met een concreet voorstel te komen. Op
27 April kwam deze met een zodanig project van Venizelos, waarin
echter geen sprake was van autonomie voor Macedonië. Dit bleef
Geschow echter als eis stellen en tenslotte gaf Venizelos toe. Het
verdrag werd 29 Mei ondertekend.^) Dat alles zo vlot verliep was
te danken aan het feit, dat er in het verdrag niets was bepaald om-
trent een eventuele verdeling van Macedonië. Deze moeilijkheid
werd verschoven tot het ogenblik dat ze actueel zou zijn.®)

Eerst 25 September werd het door een militaire conventie ge-
volgd. Het verdrag bevatte vier artikelen en een verklaring. Doel
was het behoud van de vrede op de Balkan, doch een aanval op
Turkije werd niet uitgesloten, In de verklaring werd nadrukkelijk
vastgelegd, dat de casus foederis niet zou intreden in geval van een
Grieks-Turkse oorlog om Creta.

In Juni bood Geschow ook Roemenië een accoord aan, toen het
duidelijk werd, dat in Turkije het Jong-Turkse régime ten einde
liep. De Roemenen waren zo verontrust door de verwarring, die
daarvan het gevolg zou zijn, dat ze de Bulgaren aanzochten geza-
melijk maatregelen te nemen om de in Macedonië verwachte ineen-
storting tegen te gaan, Geschow was zo handig dit verzoek als een
begin van onderhandelen te beschouwen. Hij meende zo een plau-
sibele reden te hebben om met het bovengenoemde aanbod voor de

1)nbsp;Gueshoff, p, 127—130; vooral Ferdinand had op deze ondertekening aange-
drongen (Benck. II, 635).

2)nbsp;Dit was overeengekomen op raad van den Amerikaansen gezant in Athene
(D.F. III, III, 238), die dus blijkbaar ook in deze zaken gekend was.

®) Gueshoff, p. 130—133. Hierin was de bepaling opgenomen, dat, wanneer één
van beide staten zonder voorafgaande kennisgeving en toestemming van de
ander de oorlog verklaarde aan een andere staat dan Turkije, het verdrag
niet in werking zou treden, maar de ander neutraal zou blijven. Griekenland was
ondertussen op de hoogte gesteld van het Bulgaars-Servisch verdrag en deze
bepaling zal dus wel betrekking hebben op een eventuele oorlog met Oostenrijk-
Hongarije (Dickinson, p. 314).

-ocr page 113-

dag te komen. Maar Majorescu, de Roemeense minister-president,
wees zelfs iedere inleidende bespreking ervan af. Cretzianu, waar-
nemend minister van Buitenlandse Zaken, gaf de verklaring hiervan
aan den Russischen en den Engelsen gezant te Boekarest: het was
onmogelijk een verbond met Bulgarije te sluiten, want Carol quot;yas
een gentleman, maar Ferdinand onbetrouwbaar.®)

Misschien is er ook een Grieks-Servische overeenkomst gesloten,
maar er is weinig van uitgelekt. Wij vernemen er iets van uit een
brief dd. 8 October 1923 van den Duitsen gezant in Wenen, Von
Tschirschky, aan Bethmann-Hollweg, waarin hij meedeelt, wat de
Griekse gezant te Wenen, Streit, hem heeft verteld over het ont-
staan van de Balkanbond. Het hele verhaal is echter verward en
chronologisch niet juist. Het is dan ook best mogelijk, dat Von
Tschirschky niet begrepen heeft, hoe de vork in de steel zat. Im-
mers hij vertelt, dat de onderhandelingen van Griekenland met
Servië het moeilijkst waren geweest en verwart hier waarschijnlijk
Griekenland met Bulgarije.

Bickei, die zegt, dat de onderhandelingen in de zomer werden
gevoerd en niet tot een schriftelijke, maar tot een mondelinge over-
eenkomst leidden*), vermeldt geen bron. Citeert hij uit bovenge-
noemde brief, dan zegt hij meer dan hij kan verantwoorden. ®)

Alleen Rappaport weet te vertellen, dat in dit verdrag een ver-
deling van Albanië was vastgelegd. ®) Maar ook hij zegt niet, hoe
hij aan deze wetenschap komt, die zou bevestigen, dat de vrees van
Oostenrijk ten opzichte van de inhoud van het verdrag niet onge-
grond was.

Het meest waarschijnlijk is te achten, dat er geen apart Grieks-

1) Gueshoff, p. 39—41. Roemenië hield zich geheel afzijdig, ging ook in Augus-
tus 1912 niet in op Turkse verzoeken om steun voor het geval, dat Turkije
door Bulgarije zou worden aangevallen (G.P. 33, 12128).

®) Ö.-U. A. IV, 3602.

3) G.P. 33, 12254.

«) Bickei, p. 130, 131.

®) Ook Anrieh gewaagt van een Grieks-Servisch verbond, doch hij noemt even-
min de bron, waaruit hij putte, noch de inhoud van de overeenkomst (An-
rieh, p. 93).

®) Rappaport, p. 821.

-ocr page 114-

Servisch verbond is gesloten, maar dat de Grieken, Bulgaren en
Serven een soort militaire overeenkomst aangingen voor het geval
Turkije mocht aanvallen. Dit is ook wat Geschow begin Juli aan
Nekludow heeft meegedeeld,

Ook voor de Montenegrijnse politiek was de Bosnische crisis van
grote betekenis geweest. Zoals we reeds zagen ®) was deze de oor-
zaak van de toenadering tot Servië, maar dit was niet het enige
gevolg. Nikita wijzigde ook zijn houding ten opzichte van Albanië.
In Skutari wierf de Oostenrijkse consul recruten onder de Albanese
bergbewoners, die hij ophitste tegen Montenegro. Hij beloofde hun
na de overwinning zelfs de havenplaats Dulcigno. Wanneer het
tot een oorlog kwam, zou Montenegro dus aan twee kanten door
de Oostenrijkers worden bestookt. Nikita trachtte daarom de Malis-
soren voor zich te winnen.^) Hij verbood de strooptochten op
Albanees gebied en hielp de bewoners tegen hun onderdrukkers, de
Turken. Deze politiek bleef hij ook volgen, toen er geen gevaar van
Oostenrijkse kant meer dreigde, daar hij voor zich zelf een gunstige
situatie wilde scheppen voor de verovering van Noord-Albanië.

Voor Nikita viel er overigens nu al een voordeel te boeken, want
Oostenrijk had de servituten op de Montenegrijnse haven Antivari
opgeheven®), waardoor Montenegro geheel onafhankelijk werd.

Wat de toenadering tot Servië betrof, was er een kink in de kabel
gekomen, toen de terroristische maatregelen van de Montenegrijnse
regering tegen haar eigen onderdanen ®) de verontwaardiging van
de Serven wekten.

In de zomer van 1910 vierde Nikita zijn vijftigjarig regerings-
jubileum. Bij deze gelegenheid werd hij door zijn volk tot koning
uitgeroepen. Behalve door de familie van den nieuwen koning, zoals
de koning en de koningin van ftalië, de kroonprins van Servië en

1)nbsp;Nekludoff, p. 98.

2)nbsp;p. 65.

3)nbsp;Pinon, p. 367, 368.
Pinon, p. 368.

B) Pinon, p. 373-375.
8) Pinon, p. 391.

-ocr page 115-

zijn zuster, de beide Russische groothertogen, schoonzoons van
Nikita, met hun vrouwen, werd aan de feesten deelgenomen door
Ferdinand van Bulgarije en door Hussein Hilmi Pasha als vertegen-
woordiger van Turkije. Dezen waren als 't ware een symbool van
de eendracht, die groeiende was ^), al zag men in Servië de schep-
ping van het nieuwe koninkrijk ook met lede ogen aan.

Wat zijn politiek ten opzichte van Oostenrijk en Rusland betrof,
volgde Nikita zijn oude gedragslijn en voer daar wel bij. In Augustus
1910 werd hij tot Russisch veldmaarschalk benoemd, waarop hij niet
weinig trots was. Oostenrijk bood een handelsverdrag aan, dat in
November tot stand kwam.®) Een jaar later stelde hij Aehrenthal
voor een verbond te sluiten ®), wat deze echter vriendelijk van de
hand wees, daar hij Nikita ervan verdacht, zich in de rug te willen
dekken voor het geval, dat hij tegen Albanië zou optrekken als
Turkije door de oorlog met Italië genoeg verzwakt zou zijn. Wel
stond hij hem een lening van drie millioen francs toe.

Rusland waarschuwde Nikita voor een samengaan met Oosten-
rijk, speciaal nog eens bij het bezoek, dat hij in Februari 1912 aan
St. Petersburg bracht. Het vergrootte zijn subsidie, toen hij beloofde
te proberen met Servië tot een vergelijk te komen, met Turkije de
vrede te bewaren en Rusland op de hoogte te houden van zijn
betrekkingen tot de Donau-monarchie.®)

Toen in de herfst van 1911 de Italiaans-Turkse oorlog uitbrak,
stelde Nikita overal op de Balkan en ook aan Rome ®) voor, samen
tegen de Turken op te trekken.'') Hij kreeg echter overal nul op
het rekest.

1) Pinon, p. 394-397.
®) Giesl, p. 221.
3) ö.-U. A. III, 2857.

Ö.-U.A. III, 2903.
s) D.F. III, II, 154.

®) Italië verzocht Nikita, zich van iedere actie op de Balkan, die onrust kon ver-
wekken, te onthouden. Nikita beloofde dit (Giohtti, p. 160; Ö.-U. A. III, 2701;
K.S.F. VII, p. 706, 707).
'') In Juli had hij dit reeds voorgesteld aan den Russischen gezant te Constan-
tinopel, doch een dergelijke actie lag wel allerminst in de lijn van Tschary-
kow's politiek en hij had dus een afwijzend antwoord ontvangen (Gauvain,
p. 648, 649; Carnegie, p. 47).

-ocr page 116-

De verhouding met Servië werd hierdoor zo slecht, dat Sasonow
zelfs tegen deelneming van Montenegro aan het Servisch-Bulgaarse
verbond was, Zo kwam het voorlopig niet tot een overeenkomst
tussen Montenegro en Servië. Ook een voorstel van Nikita in Juli
1912 werd door Belgrado koel ontvangen. Hierdoor beledigd, nam
hij het weer terug,

De verhouding tussen Montenegro en Bulgarije was beter. Laatst-
genoemd rijk nam in Juni het initiatief, Rizow arrangeerde een
onderhoud met den Montenegrijnsen minister-president en Danev
in de Hofburg te Wenen, waar Nikita op dat moment te gast was.
In Juli deed Nikita een voorstel, eind Augustus kwam het tussen
beiden tot een mondelinge overeenkomst.

Ook met Griekenland werd een dergelijk accoord aangegaan. 3)
Nikita wist zich altijd geldelijke voordelen te verzekeren, zo ook nu
weer; zowel van Bulgaarse als van Griekse zijde werd hem finan-
ciële hulp in het vooruitzicht gesteld.^)

Ten slotte kwam er toch nog door bemiddeling van de Bulgaren
een verdrag tot stand tussen Servië en Montenegro en was de Bal-
kanbond voltooid. Pas einde September werd een Servisch-Mon-
tenegrijnse militaire conventie getekend.

1)nbsp;Siebert, p. 345, gecit, bij Dickinson, p. 314, 315.

2)nbsp;D.F. III, III, 234.

3)nbsp;Bij Carnegie wordt evenals bij Moukhtar (p. 145) als tijd van de overeen-
komst met Bulgarije April genoemd, en die met Griekenland enige tijd daarna
gesteld (Carnegie, p. 41). Dit is in strijd met het verhaal van Geschow, die
vertelt, dat de eerste Bulgaars-Montenegrijnse onderhandelingen in Juni plaats
vonden (Gueshoff, p. 41).

Bickel, p. 132, 133; Mandl vertelt dat de afspraak werd gemaakt, dat, zodra
Bulgarije geld zou zenden, Montenegro acht dagen later Turkije de oorlog zou
verklaren. Deze geldsom zou in goud worden uitbetaald. De eerste zending
kwam echter in de vorm van Frans bankpapier, dat door Montenegro werd ge-
weigerd. Nikita maakte van het uitstel, dat daarvan het gevolg was, gebruik
om op de beurs te speculeren (Mandl, p. 110, noot *).

®) Carnegie, p. 47.

-ocr page 117-

EUROPA KRIJGT KENNIS VAN DE VERDRAGEN, i)

In het Bulgaars-Servisch verdrag was de bepaling opgenomen,
dat het niet aan andere staten zou worden meegedeeld, tenzij met
toestemming van de contracterende partijen en Rusland.

Hieraan hield men zich al dadelijk niet, toen den Engelsen gezant
te Sofia, Bax-Ironside, inzage van het stuk werd gegeven, zelfs
vóór dat het door Ferdinand was getekend. De geheime annex over
Macedonië®) kreeg hij echter niet te zien.

Toen Sasonow hiervan hoorde, achtte hij zich verplicht de En-
tente-mogendheden over het verdrag in te lichten. ®) Ook hij kende
daarin de betrokken Balkanstaten niet.*) Ter geruststelling van
Londen en Parijs liet hij uitkomen, dat Rusland het verbond als een
middel beschouwde om de situatie op de Balkan te beheersen en er
vreemde invloed te keren.

Zo kwam de Engelse regering te weten, dat er meer was vast-
gesteld, dan zij uit Sofia had vernomen. Zij voldeed aan Sasonow's
verzoek om geheimhouding, want behalve Asquith en Grey werd
alleen Cartwright in Wenen door Nicolson ingewijd.®)

Niet alzo Poincaré. Hij was zeer ongerust, dat Rusland ver-
plichtingen op zich had genomen, waarin Frankrijk als bondgenoot

1) Literatuur:

Beyens, Baron. Deux années ä Berlin 1912—19141;

Bickei, O. Russland und die Entstehung des Balkanbundes 1912;

Denis, E. La Grande Serbie;

Jäckh, E. Kiderlen-Wächter, der Staatsmann und Mensch;

Moukhtar Pacha, Gén. M. La Turquie, I'Allemagne et l'Europe, etc.;

Stcinitz, E. Ritter v. Berchtolds Politik zu Beginn der Balkankrise 1912.

Br. D. IXI, 559.
3) Isw. II, 243 en D.F. III, II, 248.
*) D.F. III, II, 359.

Br. D. IXI, 560.

-ocr page 118-

betrokken zou kunnen worden. Daarom informeerde hij bij zijn
gezanten in Sofia, Belgrado i), St. Petersburg®), Constantinopel,
Londen®), Athene^) en Wenen.®) Geen dezer kon hem meer zeg-
gen dan hijzelf hun had meegedeeld, alleen Georges Louis, de gezant
te St. Petersburg, meldde, dat het verbond strikt defensief was. ®)
Eerst in Augustus 1912 tijdens zijn bezoek aan St. Petersburg kwam
Poincaré iets meer te weten, toen Sasonow in een onderhoud de
Russische tekst voor hem in 't Frans vertaalde. Daaruit bleek, dat
zijn bezorgdheid niet ongegrond was geweest. Want Rusland mocht
dan al formeel geen verplichtingen op zich hebben genomen, het
verdrag bevatte kiemen voor een oorlog met Turkije en met Oos-
tenrijk, het was in de ware zin des woords „une convention de
guerrequot;.

Op geheel andere wijze kwamen de landen van de Dreibund ach-
ter het bestaan van het verdrag. Volgens Beyens kreeg de Duitse
regering haar informatie van iemand, verbonden aan het ministerie
van Buitenlandse Zaken te St. Petersburg. Von Kiderlen deelde het
mee aan Carol van Roemenië (15 April 1912) ®) en deze weer aan
den Oostenrijksen gezant te Boekarest.quot;)

Reeds een paar maanden tevoren, op 9 December 1911, hadllgron,
de Oostenrijkse gezant te Belgrado, gemeld, dat er in een Servische
krant gewag werd gemaakt van Bulgaars-Servische onderhande-
lingen over het sluiten van een verbond met als inzet de verdeling
van Macedonië. Dit bericht was echter in een ander blad gedemen-
teerd, waaruit Ugron concludeerde, dat er niets van waar was.quot;)

1) D.F. III, II, 284.

D.F. III, II, 289.
3) D.F. III, II, 298.

D.F.III,II,311.
6) D.F. III, III, 14.
«) D.F. III, II, 302.
D.F. III, III, 264.
Beyens, p. 57.
9) Jackh, p. 185, 186.

ï®) Ö.-U. A, IV, 3530; de Serven probeerden nog in Juni de Duitsers op een
dwaalspoor te brengen door een gefingeerd rondschrijven, dat aan den Duitsen
gezant in Belgrado in handen werd gespeeld (G.P. 27', 9755, Bogh. II, 584).
quot;) Ö.-U. A. III, 3072.

-ocr page 119-

Aehrenthal en Pallavicini beschouwden een zodanig verbond als
een utopie.^) Wanneer de Oostenrijkse regering precies op de
hoogte van het verdrag is gebracht, valt niet te zeggen, wel, dat
Cartwright de 12de Februari 1912 meldde, dat ze er van wist, maar
er geen betekenis aan scheen toe te kennen.®) In het begin van
Januari vermoedde Ugron niet, dat er iets stak achter de vele
bezoeken, die Spalaikowitsch in Belgrado bij Milowanowitsch en
Hartwig aflegde®); toch achtte Oostenrijk het gewenst om eens
in Sofia poolshoogte te laten nemen (einde Febr.). Het kwam
echter niets te wetenevenmin als op 29 Maart.®) Want zo-
wel Ugron als Tarnowski, de Oostenrijkse gezant in Sofia, be-
schouwden al wat er plaats greep als volkomen onschuldig. Zelfs
geruchten in de pers vermochten niet hen op het goede spoor te
brengen. ®) Tarnowski legde bijv. het bezoek aan Danev aan den
Russischen czaar in Livadia — waar hij n.b. een copie van het ver-
drag overhandigde — zo uit, dat Bulgarije zowel Rusland als Oos-
tenrijk te vriend wilde houden.^) De 6de Juli berichtte Tarnowski
nog, dat Geschow de gegrondheid van alle geruchten ontkende®),
half Augustus zelfs geloofde hij noch zijn college te Belgrado aan
het bestaan van het verdrag. ®)

Door Denis wordt wel beweerd^®), dat Ferdinand op 2 Juni bij
zijn bezoek aan Wenen de Oostenrijkse goedkeuring zou hebben
verkregen, maar dit is als onjuist te kwalificeren. Immers volgens
Berchtold het Ferdinands vrouw, Eleonora, wel iets doorschemeren,
maar hijzelf liet niets los.quot;) Berchtold deelde in dezelfde memorie

1)nbsp;Ö.-U. A. III, 3151 en 3172.

2)nbsp;Br. D. IXI, 549.

3)nbsp;Ö.-U. A. III, 3194.

4)nbsp;Br. D. IXI, 555.

5)nbsp;Bogh. I, 172.

8) Ö.-U. A. IV 3400, 3493.

Ö.-U. A. IV 3539.
8) Ö.-U. A. IV 3607.
») Ö.-U. A. IV 3703 en 3689.
Denis, p. 229.

quot;)Ö.-U. A. IV, 3549; Ferdinand zelf schreef n.b. de hartelijke ontvangst in We-
nen toe aan de onbekendheid van de Oostenrijkers met het verdrag (D.F. III,
III, 77).

-ocr page 120-

mee, dat de Duitse regering hem bericht had over een Bulgaars-
Servische defensieve conventie. Zelfs wist hij van het bestaan ener
Bulgaars-Griekse overeenkomst, zodat het te voorzien was, dat,
als de toestand in Turkije onhoudbaar werd, de drie Balkanstaten
gezamelijk zouden optreden. Toch had Berchtold een goede reden
om te menen, dat Oostenrijk van het verbond niets had te duchten.
Ferdinand had nl. Albanië aan zijn hoede toevertrouwd of liever
het hem aangeboden, een soort delingsvoorstel dus.

Itahë kreeg pas begin Juni te horen, dat er iets aan de hand was,
maar wat nu eigenlijk, dat kwam het niet te weten.

Eind Augustus 1910 heerste, volgens Talaat Bey, in Turkije de
mening, dat het gevaar van een Balkanbond®) niet meer bestond,
daar Oostenrijk had beloofd het stichten ervan te beletten.®) Tur-
kije schijnt hierop vertrouwd te hebben, daar ondanks de lopende
geruchten*) eind Juni 1912 in het Turkse Parlement kon wor-
den verklaard, dat de politieke horizon nog nooit zo onbewolkt
was geweest als op dat ogenbhk. ®) Moukhtar vertelt dan ook. dat
Turkije tot het eind toe volkomen onwetend was van hetgeen er had
plaats gegrepen. ®)

Van het Bulgaars-Griekse verdrag was Rusland wel op de
hoogte, hoewel het aan de totstandkoming er van geen deel had
gehad, ^) 't Was Sasonow, die den Engelsen vertegenwoordiger
er van op de hoogte bracht®), terwijl de Franse regering het moest

1)nbsp;Bogh. I, 175; Br. D. IXi, 603.

2)nbsp;Begin Januari 1910 had Milowanowitsch aan Djavid Bey verzekerd, dat Servië
niet deel zou nemen aan een Balkanbond, die gericht was tegen Turkije (Br D
IXI, 88),

3)nbsp;Br. D. IXI, enclos. in 181.

*') 31 Mei liet Assim Bey in Sofia informeren, of het verdrag, waarvan hij ge-
hoord had en dat de status quo zou beogen, in het belang van Turkije was.
Spalaikowitsch ontkende echter categorisch het bestaan van een dergelijk ver-
drag (Bogh. I. 173. Ö.-U. A. IV, 3571),
s) Denis, p. 222.
Moukhtar, p. 151.

'') Bickel, p. 127, 128; K.S.F. VII en VIII, Russische documenten, passim.
8) Br. D. IXI, 569.

-ocr page 121-

doen met de mededelingen van haar gezant te Sofia (28 Juni), die
zijn gegevens uit een Bulgaarse krant van 26 Juni had geput.

En Duitsland? Niettegenstaande Berchtold, zoals we zagen®),
het verdrag kende, wist Berlijn half Augustus nog officieel van
niets, doch het nam aan, dat de overeenkomst een voldongen feit
was. *)

ï) D.F. III, III, 150.

2)nbsp;p. 104; begin April was er reeds iets van uitgelekt, dat er onderhandeld werd
(Steinitz, p. 46).

3)nbsp;Ö.-U. A. IV. 3682.

-ocr page 122-

DE POLITIEK VAN DE BALKANSTATEN. ^)

Bulgarije, dat door zijn toenadering tot Servië, steeds meer in het
Russische schuitje kwam, hield ook Oostenrijk nog te vriend. Hier
speelden zowel economische- als gevoelsfactoren een rol. Ferdinand
had immers gezegd, dat hij, zolang Franz Joseph leefde, nooit geheel
met de Entente zou kunnen meegaan. Veertien dagen na de on-
dertekening van het verdrag met Servië, hechtte de Sobranja haar
goedkeuring aan een handelsverdrag met de Donau-monarchie.

In de eerste dagen van Juni 1912 bracht Ferdinand op eigen
initiatief^) een bezoek aan Wenen. Voor de onderlinge verhou-
ding was het van zeer veel belang, dat er bij die gelegenheid tussen
hem en Franz Ferdinand een verzoening tot stand werd gebracht. ®)
Ook beval hij in een onderhoud met Berchtold Albanië in diens
hoede aan, wat bij dezen de indruk wekte, dat hij op bedekte wijze
het voorstel deed om de Balkan te verdelen. Zelf zou hij dan Mace-

Literatuur:

Ancel, }. Manuel diplomatique de la Question d'Orient (1792^—1923);
Bickel, O. Russland und die Entstehung des Balkanbundes 1912;
Boghitschewitsch, M. Die auswärtige Politik Serbiens III;
Denis, E. La Grande Serbie;

Driault, E. et Lhéritier, M. Histoire diplomatique de la Grèce de 1821 à nos
jours V;

Gueshoff, I. E. The Balkan E.eague;

Nekludoff, A. Diplomatie Reminiscences before and during the world war;
Poincaré, R. Au service de la France II;

Sosnosky, Th. v. Die Balkanpolitik Österreich-Ungarns seit 1866 II.
2) D.F. III, II, 61.
®) Sch. 1912, p. 465.
quot;) Ö.-U. A. IV, 3521.
6) D.F. III, III, 77.

-ocr page 123-

donië krijgen.^) Geen wonder dus, dat Oostenrijk weinig gewicht
hechtte aan de geruchten over een Bulgaars-Servisch verbond.

Van zijn vriendschap met Rusland meende Bulgarije gebruik te
kunnen maken om in Frankrijk een lening van 180 miUioen francs
te plaatsen. Dit bedrag was, naar het heette, nodig voor de con-
versie ener lening van 1892 en voor het doen uitvoeren van open-
bare werken, geenszins voor militaire doeleinden.®) Poincaré stond
op het standpunt, dat er politieke overeenstemming moest bestaan,
alvorens hij zijn fiat gaf aan financiële transacties met een vreemde
mogendheid. ®) In dit geval was aan die voorwaarde voldaan, want
reeds eerder had Geschow den Fransen gezant Paléologue zijn in-
stemming betuigd met het programma der Entente, nl. de hand-
having van de integriteit van het Turkse rijk en de status quo op
de Balkan.*)

Bulgarije wist zich voor zijn leningsplan de steun van Rusland
te verwerven®), dat zich zelfs garant stelde voor de vredelievende
bedoelingen der Bulgaarse regering. ®) Hierop gaf Poincaré in prin-
cipe zijn toestemming «), maar de onderhandelingen traineerden.
In Mei verzocht Danev nogmaals om Russische tussenkomst; werd
de lening niet in Frankrijk geplaatst, dan zou Bulgarije zich tot
Oostenrijk moeten wenden.'') Hoewel Poincaré zijn toestemming
herhaalde en zelfs in het vooruitzicht stelde, dat ze begin Septem-
ber zou kunnen worden afgesloten, ging de lening niet door, daar
hij au fond niet voldoende van de vredeswil der Bulgaren overtuigd
was. Daar Ferdinand zo buitengewoon hartelijk in Wenen werd
ontvangen, was hij er bovendien niet zeker van of deze werkelijk
met de Entente meeging. »)

Behalve steun bij de poging een lening in Frankrijk te sluiten.

1)nbsp;Ö.-U. A. IV, 3549; vrgl. ook p. 104.

2)nbsp;D.F. ni, II, 318; de uitgaven voor het leger bedroegen een vierde gedeelte
van het budget (Ö.-U. A. III, 3280).

3)nbsp;Isw. II, 203.

4)nbsp;D.F. III, II, 45.
6) D.F. III, II, 320.
8) D.F. III, II, 324.

Isw. II, 280.
8) Isw. II, 346.

-ocr page 124-

trok Ferdinand ook nog persoonlijk voordeel uit de Russische
vriendschap: in Januari 1912 werd hem door den czaar een parti-
culiere lening toegestaan. ^) Deze vriendschap reikte echter niet
zóver, dat het ook nog tot een militaire conventie kwam®), waar-
over al jarenlang was onderhandeld.®)

Uitgezonderd Oostenrijk en Montenegro stond Servië met alle
staten op goede voet, zelfs met Turkije, dat toch dé tegenstander
van zijn bondgenoot Burgarije was^). Van laatstgenoemd land
voelde het zich, ondanks hun verbondenheid, lang niet zeker. ®) In
de eerste plaats was het niet op de hoogte van Bulgarije's verhou-
ding tot de andere mogendheden®), maeir ook achtte het Ferdi-
nand tot alles in staat. Zo baarde diens bezoek aan Wenen groot
opzien') en wekte het gerucht over een Oostenrijks-Bulgaars ac-
coord, dat in Augustus 1912 de ronde deed, er grote ongerust-
heid. »)

In tegenstelling tot Bulgarije, dat van twee walletjes trachtte te
eten, volgde Servië slechts één politiek, nl. een anti-Oostenrijkse.
Een groot deel der bevolking nam hieraan actief deel in een paar
grote organisaties, zoals de Noradna Odbrana, die leden van alle
partijen omvatte®) en de vereniging van „de Zwarte Handquot;, ook
wel „Vereniging of Doodquot; genoemd, die zijn aanhang vooral in
mihtaire kringen had.quot;) De laatste kreeg steeds meer invloed, ook
op koning Peter ^^) en oefende een soort terreur. )

Oostenrijk had zijn legersterkte in Bosnië (Oct. 1911) enigszins

1)nbsp;Nekludoff, p. 59—61; K.S.F. VIII, p. 570; ze werd echter eerst in Juli tot zijn
beschikking gesteld (Bogh. II, 591).

2)nbsp;Gueshoff, p. 47.

3)nbsp;D.F. III, II, 355.

4)nbsp;Br. D. IXI, 880.

5)nbsp;Denis, p. 229.
®) D.F. III, III, 155.
') Ö.-U. A. IV, 3521.
8) Br. D. IXI, 616.

») Ö.-U. A. IV, Beil. 3673.

10)nbsp;Ö.-U. A., o.a. IV, 3590.

11)nbsp;Ö.-U. A. IV, 3552.

12)nbsp;Hierover geeft Schulthess reeds 30 Januari een bericht (Sch. 1912, p. 473).

-ocr page 125-

opgevoerd, vandaar het gerucht, dat het van plan was de Sandsjak
Novibasar te bezetten, Servië voelde zich bedreigd en daar de
Oostenrijkse regering met opzet tegenspraak achterwege liet^),
bleef de vrees er voor bestaan. Bij herhaling wezen de Servische
gezanten de mogendheden hierop doch deze trokken er zich niet
veel van aan. Zij wisten van de versterkte troepen in Bosnië, doch
waren er van overtuigd, dat hierin voor Servië geen gevaar
school, Deze geruststelling vermocht de vrees niet te doen wijken,
vooral niet, omdat men ook niet wist, wat Oostenrijk met Albanië
voor had,

Toen in Mei 1912 een nieuwe Albanese opstand dreigde, nam
de ongerustheid niet weinig toe.

Griekenland had nog steeds het Creta-probleem op te lossen. In
het begin van November 1911 waren daar de voorstanders der aan-
sluiting bij het moederland wederom in beweging gekomen. Zij zon-
den afgevaardigden naar de Kamer in Athene, doch dezen bereikten
de plaats hunner bestemming niet, want ze werden door Franse en
Engelse oorlogsschepen (Oostenrijk had geweigerd mee te doen)
aangehouden en bleven enige tijd gevangen, Venizelos had reeds
bij voorbaat gezegd dat hij ze niet zou ontvangen «), maar was voor
zichzelf overtuigd, dat deze maatregel allerminst afdoende mocht
heten. Om nieuwe verwikkelingen te voorkomen, stelde hij de
Kamerverkiezingen, die aanstaande waren«), tot 24 Maartuit en
riep de hulp in der mogendheden, onder wier toezicht Creta stond,
om nu eindelijk eens tot een regeling der hangende kwestie te ko-
men. Deze protesteerden op Creta tegen elke actie om afgevaar-
digden naar Athene te zenden, alsmede tegen het afzetten van

-ocr page 126-

Mohammedaanse ambtenaren. Als hieraan geen einde werd ge-
maakt, zouden ze andere maatregelen nemen. Deze waarschuwing
werkte niets uit. want half Maart werd er een regeringscommissie
benoemd, waaraan o.a. werd opgedragen de afgevaardigden naar
Athene aan te wijzen. De mogendheden staken verder geen hand
uit, ook niet toen bekend werd, dat Venizelos het plan had opgevat
om de vraag of de vertegenwoordiging van Creta in de Griekse
Kamer juridisch juist was aan het oordeel van een Grieks gerechts-
hof te onderwerpen. Deed.hij dit, zo zou Turkije daarin een casus
belli zien. Na de Griekse verkiezingen in Maart bepaalden ze zich
er toe te verklaren, dat zij op Creta alleen zouden ingrijpen als de
Mohammedanen er gevaar liepen in verband met het zenden van de
afgevaardigden ter Griekse Kamer. Dezen scheepten zich in, doch
werden op hun reis zeer bemoeilijkt. Enigen werden, als de vorige
maal op vreemde oorlogsschepen gevangen gehouden. Slechts 17 van
de 69®) kwamen in de Griekse hoofdstad aan. De regering, die nu
weer in dezelfde moeilijkheid verkeerde als kort te voren, ging ze
voorlopig uit de weg door de opening der Kamer een maand te ver-
dagen. Aan de mogendheden verzocht zij de aangehouden Creten-
zers vrij te laten welk verzoek werd ingewilligd om de gehele
verantwoordelijkheid voor wat stond te gebeuren op Venizelos'
schouders te leggen. ®) Deze wijzigde zijn taktiek niet; toen de
Cretenzische afgevaardigden zich de 1ste Juni naar de Kamerzit-
ting begaven, werd hun de toegang door militairen ontzegd en werd
de bijeenkomst tot October uitgesteld. ®)

Hoewel Montenegro nog altijd in het genot van een Turkse
subsidie was''), haperde er toch iets aan de verhouding der beide
landen. Dit was het gevolg van het oude geschil®) over de grens

1) Sch. 1912, p. 443.
Ö.-U. A. IV, 3365.

Dit aantal was veel te groot in verhouding tot dat, waarop ze eventueel vol-
gens het bevolkingsaantal recht hadden.
Sch. 1912, p. 480, 481.
D.F. III, III, 7.
«) Sch. 1912, p. 481
■') Ö.-U. A. IV, 3666.
8) Vrgl. p. 13.

-ocr page 127-

tussen Montenegro en Albanië. In 1908 was er door een commissie
een schikking voorgesteld, die door Montenegro was aanvaard,
doch die de Turken niet eens aan het Parlement hadden voorge-
legd. Ook de arbeid van een tweetal commissies drie jaar later had
geen oplossing gebracht. ^) Nikita berustte niet en vroeg de bemid-
deling van Oostenrijk en Duitsland.®) Hij gaf te kennen, dat hij
in het voorjaar (1912) moeilijkheden verwachtte, want, als in Al-
banië een opstand uitbrak, zou zijn land door vluchtelingen worden
overstroomd. Wel voegde hij er de verzekering aan toe, dat hijzelf
de vrede zou bewaren®), wat hij bij zijn bezoek aan St. Petersburg
herhaalde, onder belofte, dat hij duidelijk zou doen uitkomen, hoe
goed zijn verhouding tot Turkije was*), maar toch bleek uit een
zinspeling van zijn minister-president niet veel tijd later, dat de
„moeilijkhedenquot;, waarvan Nikita had gewaagd, niet alléén in de
vluchtelingen-invasie zouden bestaan. ®)

Een tijdje leek het of het grensgeschil langs vredelievende weg
tot oplossing zou worden gebracht. De 12de Maart 1912 toch wist
Pallavicini aan zijn regering te melden, dat de Porte van plan was
de kwestie te regelen.®)

In Mei brak de opstand in Albanië uit.'') Montenegro hield zich
rustig, waaraan de vermaning tot kalmte van Italië en Rusland®)
waarschijnlijk niet vreemd was. Twee maanden later hadden er
echter tussen Turken en Montenegrijnen grensincidenten plaats.®)
De Porte verkeerde in een moeilijke positie: Albanië in opstand, het
leger aan het muiten. Minder dan ooit kon de Turkse regering nu de
grenskwestie regelen door de overeenkomst van 1908 te ratificeren.

1)nbsp;Ö.-U. A. IV, 3677.

2)nbsp;Ö.-U. A. m, 3154 en G.P. 33, 12047.

3)nbsp;Ö.-U. A. III, 3247.

4)nbsp;D.F. ra, II, 154.
6) Ö.-U. A. IV, 3312.
8) Ö.-U. A. IV, 3369.

Hartwig beweerde, dat Montenegro hieraan zijn steun verleende (Benck. II, 607).
8) G.P. 33, 12057; Rusland had dit gedaan op speciaal verzoek van Italië (D.F.

III, III, 13).
«) G.P. 33, 12066.

-ocr page 128-

zoals door Montenegro werd geëist ^), daar zij dan veel onderdanen
zou moeten prijsgeven, die tot nog toe trouw waren gebleven. Beter
kon nog een oorlog tegen Montenegro worden gewaagd. ®)

Rusland en Oostenrijk drongen bij Nikita op het bewaren van de
vrede aan, waartoe hij trouwens zelf ook wel deugdelijke redenen
had. Daar was in de eerste plaats zijn aanbod van een verbond tegen
Turkije, hetwelk door Servië zo koel was ontvangen, dat hij het
had teruggenomen. Verder, al ontkende hij het ook, was het een
feit, dat zijn vrienden, de Malissoren, zich tegen hem keerden, toen
zij met de opgestane Mirditen gemene zaak hadden gemaakt. Nikita
hield zich dus wat afzijdig, maar deed ook niets om incidenten te
voorkomen.

Begin Augustus kwam het dan ook weer tot een hevig grens-
gevecht. 4) De Turkse gezant te Cetinje stelde de Montenegrijnse
regering een ultimatum. Het antwoord was onbevredigend, zodat
hij zijn bedreiging om te vertrekken wilde volvoeren. De oorlog,
die onvermijdelijk scheen, werd echter op het laatste moment nog
voorkomen, doordat de Russische gezant te Cetinje dreigde de sub-
sidie van Rusland stop te doen zetten, als Montenegro aan Turkije
geen genoegdoening gaf. Nikita zwichtte en droeg zijn gezant in
Constantinopel op de zaak te regelen. ®) Met de Turkse regering
werd afgesproken, dat het grensgeschil door een gemengde com-
missie zou worden beslecht. ®)

De Porte, die over deze oplossing van het incident zeer voldaan
was®), desavoueerde haar gezant te Cetinje, die daarop zijn ont-
slag nam.'')

Nikita appelleerde dadelijk bij de mogendheden, die het verdrag

1)nbsp;Pallavicini had hierop eveneens aangedrongen, doch zonder succes (G.P. 33.
12070).

2)nbsp;G.P. 33, 12067.

3)nbsp;D.F. III, III, 234.

4)nbsp;G.P. 33, 12079.

5)nbsp;Sch. 1912, p. 479.
8) G.P. 33, 12084.

Br. D. IXI, 604.

-ocr page 129-

van Berlijn hadden ondertekend en verzocht hun hulp bij de op-
lossing van het grensgeschil.^)

Na de opstand in 1911 had de Turkse regering getracht de Al-
banezen voor zich te winnen, maar zij was er niet in geslaagd. Reeds
in de laatste maanden van 1911 wezen symptomen van allerlei aard
er op, dat er weer een nieuwe opstand dreigde,®) Italianen en Oos-
tenrijkers werden van intriges beschuldigd, zowel in Albanië als in
Macedonië.®) De Turken waren op hun hoede en troffen maat-
regelen: de troepen werden versterkt^), de wapenvoorraden aan-
gevuld en in verschillende plaatsen levensmiddelen opgeslagen. ®)
Het gevaar voor een opstandige beweging in Macedonië was niet
zo groot door de verdeeldheid, die er in verband met de verkie-
zingen ®) heerste^), maar het verwonderde niemand®), toen begin
Mei 1912 berichten kwamen, dat in Noord-Albanië een opstand was
uitgebroken, die zich snel over het ganse land uitbreidde. In de laatste
week van Juni brak in het Turkse leger muiterij uit, wat voor de
Albanezen een dubbel voordeel was: zelf kwamen zij sterker te
staan, en de vijandelijke troepenmacht brokkelde voortdurend af
door de toenemende desertie. ®)

In Juli viel het kabinet van de Jong-Turken en de nieuwe rege-
ring, die niet over voldoende macht beschikte om de opstand met
geweld te onderdrukkenquot;) en naar een vreedzame oplossing van
het Albanese conflict zocht, zond daartoe een commissie naar het
terrein van de opstand. )

1)nbsp;Ö.-U. A. IV, 3677.

2)nbsp;G.P. 33, 12049; D.F. III, I, 104.

Br. D. IXI, 540; Ö.-U. A. III, 3259; D.F. III, I, 400.

Midden April telde het Turkse leger in Macedonië 200.000 man (Ö.-U. A. IV,
3439),
5) G.P. 33, 12053.

8)nbsp;Vrgl. p. 64.
D.F. III, II, 354.

Iedereen verwachtte het reeds lang, vrgl. Br. D. IXI, 544; D.F. III, I, 630.

9)nbsp;G.P. 33, 12061.
1«) p. 65.

quot;) D.F. III, III, 225.

12) Ö.-U. A. IV, 3647; G.P. 30quot;, 11154,

-ocr page 130-

De Porte had de gedachte maar ook de hoop opgegeven Albanië
aan het algemeen Turkse recht te kunnen onderwerpen, maar wilde
ook geen autonomie toestaan, wat op de duur afscheiding zou be-
tekenen.'^) Zij wilde wel decentralisatie, maar geen uiteenvallen
van het rijk en daar de Albanezen op hetzelfde standpunt stonden,
slaagde ze er in, velen van hen voor zich te winnen.®) Desondanks
bleef de meerderheid de regering vijandig gezind. De Albanezen
eisten ontbinding van de Kamer en dreigden, als dit niet geschiedde,
met een opmars naar Saloniki. Daar het er voor 't kabinet op aan
kwam, hen zo spoedig mogelijk tevreden te stellen®), werden zowel
deze als alle andere eisen ingewilligd. Deze waren: teruggeven van
de wapens en het recht ze te dragen; toekenning van een schade-
loosstelling voor de militaire expeditie; algemene amnestie; gebruik
van de Albanese taal op de scholen en in de ambten; benoeming van
Albanese bestuursambtenaren.^)

Aanvankelijk hadden de Balkanstaten zich bij dit alles vrij rustig
gehouden. Nikita had men er met vereende krachten toe moeten
dwingen. Geschow en Venizelos waren van oordeel, dat zij het
alleen in uiterste noodzaak tot een oorlog mochten laten komen. Dat
was immers ook het grondbeginsel der verdragen, die daarom door
Geschow het beste middel tot verzekering van de vrede werden
genoemd. ®) Toch wilde men gereed zijn als de nood aan den man
kwam, vandaar dat allerwegen druk aan de bewapening werd ge-
werkt. ®)

In Bulgarije en Servië rekende men op de steun van Rusland,
maar een rede van Sasonow in de Doema (26 April 1912) sloeg
die verwachting de bodem in. Hij weidde hierin nl. uit over de
goede betrekkingen tussen Rusland en Oostenrijk, aan wier be-
raadslagingen het gemeenschappelijk streven ten grondslag lag naar
het behoud van de status quo op de Balkan en de versterking van het
Turkse gezag. Verder zei hij te verwachten, dat Ferdinand zowel

1)nbsp;D.F. III, III, 225.

2)nbsp;G.P. 33, 12074.

3)nbsp;G.P. 33, 12076.

quot;*) Sch. 1912, p. 453, 454.

5)nbsp;Br. D. IXI, 566.

6)nbsp;Driault-Lhéritier V, p. 71.

-ocr page 131-

als Peter, ondanks de gisting op de Balkan, de vrede zouden weten
te bewaren. Hun houding zou Turkije de overtuiging bijbrengen,
dat de binnenlandse rust het meest gebaat zou worden door het
veilig stellen van de culturele en economische behoeften van zijn
Christelijke bevolking, Groot was de teleurstelling over deze rede
en vooral de Bulgaarse pers ging fel te keer.®)

De Balkanstaten hadden er op gespeculeerd, dat Turkije aan-
zienlijk zou verzwakken door de oorlog met Italië. Daar dit niet
gebeurde, moesten ze het plan laten varen om nu hun geschillen
met de Turken te vereffenen. Zij bleven evenwel de hoop koes-
teren, dat Italië eens een grote overwinning zou behalen. Daarom
maakten Danev en Pasitsch, die te St. Petersburg beloofden, dat
ze de vrede zouden trachten te bewaren, een voorbehoud voor het
geval, dat de Italianen de oorlog overbrachten naar de kust van
Macedonië.^)

De Itahaanse regering had van Bulgaarse en Servische kant
door haar gezant in Belgrado officieuze aanbiedingen gekregen
voor een gezamenlijke actie in Macedonië.®) Het was de Italianen
echter onmogelijk op de Balkan te ageren, omdat ze niet wensten,
dat het Balkanprobleem zonder hen zou worden opgelost. De situa-
tie was nl. zo, dat als een van de Balkanstaten met Turkije in oorlog
raakte hierin spoedig de hele Balkan zou worden betrokken. Ook
de Albanese kwestie zou dan op het tapijt worden gebracht, waar-
schijnlijk zelfs opgelost. En dit kon Italië niet laten gebeuren, zolang
het de handen vol had met de Tripolis-oorlog.

Toch gaven de Balkanstaten de hoop op samenwerking met de
Italianen niet op. Daarom moedigden ze zelfs Turkije aan vol te
houden. ®) Geschow trachtte den Italiaansen gezant tot samengaan
over te halen, er op zinspelende, dat Italië zich dan van Albanië

1)nbsp;Sch. 1912, p. 426, 427.

2)nbsp;Sch. 1912, p. 466.

3)nbsp;Br. D. IXI, 568.

4)nbsp;D.F. III, III, 151.

5)nbsp;Br. D. IXI, 565.

®) Bogh. I, 181: Spalaikowitsch gaf aan zijn Turksen collega de mening ten beste,
dat Turkije minder dan ooit vrede moest sluiten met Italië, daar de Balkan-
staten vast besloten waren de status quo te handhaven.

-ocr page 132-

kon meester maken, want Oostenrijk zou waarschijnlijk niet inter-
veniëren, daar het voor een oorlog niet klaar was. Maar dit alles
had geen succes, integendeel, toen de Balkanoorlog uitbrak, haastte
Italië zich om met Turkije vrede te sluiten.®)

Toen de muiterij in het Turkse leger uitbrak, raakte het Bulgaarse
kabinet verdeeld over de vraag: oorlog of vrede. Geschow's hou-
ding werd minder zeker. Er werd reeds gesproken over mili-
taire maatregelen in Sofia.*) De Russische en Duitse gezanten
maanden tot kalmte. ®) Servië deed een grote bestelling van oor-
logsmateriaal. ®) Indien het in Turkije tot een burgeroorlog was ge-
komen — zoals men verwachtte als gevolg der moeilijkheden met
het leger — zou Bulgarije, door de openbare mening gedwongen,
naar de wapenen hebben gegrepenen was de Balkanoorlog een
feit geweest. ^) Door de regeringswisseling in Constantinopel werd
hij echter vermeden, wat voor de Balkanstaten een deceptie was.®)
Toch zag Geschow de toekomst donker in. Als in Constantinopel
de Kamer werd ontbonden, zou dit, gezien de verdeeldheid in het
leger, toch nog tot een burgeroorlog kunnen voeren. ^quot;)

In deze onzekere, gevaarvolle toestand viel een der laatste dagen
van Juli als een bom het incident te Kochana: enige tientallen vol-
komen onschuldige marktgangers werden door de Turken ver-

1)nbsp;Bogh. I, 182; Nekludow maakte zich reeds zeer bezorgd over deze samenwer-
king, stuurde een enigszins alarmistisch telegram naar St. Petersburg, dat direct
tot kalmte liet manen. (Nekludoff, p. 97 vlg.) Het bleek tenslotte een loos
alarm.

2)nbsp;Bickei, p. 134.

3)nbsp;D.F. III, III, 198; de Duitse zaakgelastigde in Constantinopel, Mutius, wist te
berichten, dat Bulgarije in St. Petersburg gevraagd had, of Rusland er bezwaar
tegen had, dat het nu tegen Turkije optrok. Rusland zou dit categorisch hebben
afgeraden (G.P. 33, 12072).

4)nbsp;D.F. III, III, 214.

B) G.P. 33, 12069.

9) Sch. 1912, p. 475.

■') Br. D. IXI, 595.

®) Yovanowitsch, de Servische minister-president, had verklaard, dat Servië, hoewel
er geen formeel accoord bestond, Bulgarije zou steunen, wanneer het door
Turkije zou worden aangevallen (Br. D. IXI, 596).

9)nbsp;Ö.-U. A. rV, 3649.

10)nbsp;Br. D. IXI, 602.

-ocr page 133-

moord. De slachtoffers waren bijna alle van Bulgaarse nationa-
liteit.®) De opwinding op de Balkan was algemeen. quot;) De Bulgaarse
regering verzocht onmiddellijk aan Frankrijk*) en Rusland®) haar
protest bij de Porte te steunen. In Sofia werden meetings belegd.®)

De positie van het Bulgaarse kabinet werd nu wel zeer moeilijk.
Geschow verklaarde, dat het hem onmogelijk zou wezen de vredes-
toestand te bestendigen, als Turkije na dit schandelijk optreden in
Macedonië concessies aan de Albanezen zou doen. Zowel Fer-
dinand als Geschow ontvingen anonieme dreigbrieven,®) De 14de
Augustus 1912 had er in Sofia een grote protestmeeting plaats, die
een beroep deed op de Bulgaarse regering om Macedonië van het
Turkse juk te bevrijden, iquot;) Tien dagen later werd deze eis door
een congres van Macedonische Bulgaren onderstreept.quot;) Gedurig
hadden er overal op de Balkan grensconflicten met de Turken
plaats. De Bulgaarse officieren, die met verlof waren, werden
teruggeroepen.quot;)

Een voorstel van Nikita om de vier Balkanstaten een actie te
doen inzetten ten bate van de Christenen in Europees Turkije werd
de 26ste Augustus aangenomen.quot;) Na het Montenegrijns-Turkse

1)nbsp;D.F. III, III, 246.

2)nbsp;Br. D. IXI, 607,

3)nbsp;Ö.-U. A. IV, 3679,
D.F. III, III, 250.

6) D.F. III, III, 255,
8) Br. D. IXI, 607.

Uit een brief van Spalaikowitsch aan zijn regering blijkt, dat Geschow elke
actie tot de herfst wilde uitstellen en alles wilde vermijden, wat het conflict
zou kunnen verhaasten. Dit stond in verband met de, wegens de Doemaver-
kiezingen, onzekere binnenlandse toestand van Rusland, Hij moest wachten,
totdat deze gehouden waren (September) (Bogh. I, 180).
8) Br. D. IXI, 612; Spalaikowitsch bracht deze verklaring over aan zijn Turksen

collega (Bogh. I. 181). We zagen reeds, dat dit toch gebeurde (p. 114),
8) Br. D. IXI, 614,
quot;)Br. D. 1X1,615.
aii) Gueshoff, p. 49.
Sosnosky II, p. 275.
Sch. 1912, p. 467.
1*) Gueshoff, p. 50,

-ocr page 134-

incident, waarover we spraken i), was nl. de rust niet hersteld. Ni-
kita nam militaire maatregelen, de Turken trokken troepen samen en
er hadden botsingen plaats. Nikita had bij de mogendheden geappel-
leerd. Naar aanleiding hiervan verzocht de Porte hun te ant-
woorden, dat hij niet op de ratificatie van een conventie moest
staan, die momenteel onuitvoerbaar was. Turkije toch zou er een
nieuwe opstand van Albanië mee risqueren en bovendien iets doen,
wat door de geïnteresseerden niet eens werd gewenst. ®) De
mogendheden antwoordden op Nikita's appèl helemaal niet, maar
wel drongen zij er bij hem op aan, zijn vijandige houding te laten
varen.De Porte eiste, dat Montenegro zou demobiliseren®) an-
ders wilde ze niet onderhandelen. Nikita gaf toe®), daar hij zich
verzekerd had, dat hij langs een andere weg tot zijn doel zou ge-
raken. De Balkanstaten waren het nl. intussen eens geworden over
een gezamenlijk optreden tegen Turkije.

1) p.112.

2)nbsp;p. 112, 113.

3)nbsp;D.F. III, III, 287.

4)nbsp;G.P. 33, 12117.

5)nbsp;Nikita ontkende, dat hij gemobiliseerd had. Theoretisch had hij gelijk, maar
practisch niet. (vrgl. Br. D. I», 669).

8) Br. D. 1X1, 665.

-ocr page 135-

DE BALKAN EN DE GROTE MOGENDHEDEN IN 1912. i)

Terwijl de Russische diplomaten op de Balkan hun krachten in-
spanden om een Bulgaars-Servische overeenkomst tot stand te bren-
gen, trachtte de Russische regering in Parijs te weten te komen,
welke houding Frankrijk zou aannemen tegenover eventuele gebeur-
tenissen in het Nabije Oosten. Reeds in Januari 1912 had Iswolski
er op aangedrongen, dat Frankrijk en Rusland met elkaar in contact
zouden treden om te zamen aandachtig de gebeurtenissen op de
Balkan te volgen. Poincaré verklaarde zich daartoe bereid®), want
hij kreeg zo de gelegenheid het standpunt van Rusland te leren
kennen en zich te vergewissen of het nog volle vrijheid van handelen
ten opzichte van die landen bezat. In deze zin gaf hij Georges Louis
instructies. ®)

Sasonow wenste ook Engeland in de gedachtenwisselingen over
de
Balkan-vraagstukken te betrekken en vroeg in het bizonder de
aandacht voor de toestanden in Macedonië, waar de activiteit der
benden de schromelijkste gevolgen kon hebben. Het was volgens

1) Literatuur:

Auffenberg-Komarôw, Aus Österreichs Höhe und Niedergang;

Beyens, Baron. Deux années à Berlin I;

Boghitschewitsch, M. Die auswärtige Politik Serbiens III;

Buchanan, S. My mission to Russia and other Diplomatic Memories;

Giesl, Baron W. Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient;

Härtung, F. Die französische Aussenpolitik im Winter 1911-1912;

Helmreich, E. C. Russlands Einfluss auf den Balkanbund im Oktober 1912;

Jäckh, E. Kiderlen-Wächter, der Staatsman und Mensch II;

Judet, E. Georges Louis;

Larmeroux, J. La politique extérieure de l'Autriche-Hongrie 1875-1914 II;
Poincaré, R. Au service de la France II;
Steed, H. W. Through Thirty Years 1892-1922.
ä) D.F. III, I, 513.
«) D.F. III, I, 539.

-ocr page 136-

hem noodzakelijk, dat de drie mogendheden er bij de Bulgaarse
regering op aandrongen de woelingen, voorzover zij daartoe bij
machte was, te beteugelen. De Russische regering kon verzekeren,
dat een dergelijke démarche geheel overeenstemde met de openbare
mening in eigen land. En, omdat het beter is de oorzaken weg te
nemen, dan alleen de gevolgen te bestrijden, wilde zij in Constan-
tinopel op verbetering van de toestanden in Macedonië aandrin-
gen, i)

De Franse regering bracht Londen van een en ander op de
hoogte. Nicolson bleek echter niet veel te gevoelen voor Sasonow's
plan,®) Jules Cambon®) en Barrère, de Franse gezant te Rome,
rieden aan in deze de uiterste bedachtzaamheid te betrachten,1)

Sasonow deelde op 15 Februari aan Georges Louis mee, welke
onderwerpen hij zich had voorgesteld ter tafel te brengen, nl. een
eventuele regeringscrisis in Turkije, een optreden van Oostenrijk
bijv. in de Sandsjak Novibasar of in Albanië, een gewapend conflict
tussen Turkije en een der Balkanstaten. Nu wilde hij overleggen,
hoever men aan deze gebeurlijkheden de vrije loop zou laten, over
welke morele middelen men beschikte om invloed op de betrokken
staten te oefenen en hoe men een diplomatieke actie zou kunnen
steunen. ®)

In Engeland meende men, dat het Sasonow's bedoeling was in
Sofia en Constantinopel stappen te doen. Hij ontkende dit nadruk-
kelijk tegenover den Engelsen gezant en preciseerde wat hij be-
oogde. De Entente moest het eerst onderling eens trachten te wor-
den over de in bepaalde gevallen te volgen gedragslijn en dan de
Dreibund in de beraadslagingen betrekken. Gezien de goede ver-
standhouding tot Oostenrijk zou het laatste zeer wel mogelijk zijn. ®)

Louis had er in zijn bericht van 24 Februari aan Poincaré op
gewezen, dat het dienstig zou wezen, de besprekingen aan te hou-
den om niet de kans te lopen, dat Frankrijk voor verrassingen kwam

-ocr page 137-

te staan. ^) Immers de Russische politiek in deze was voor Frankrijk
nu eenmaal een bron van bezorgdheid. Werd Rusland in een oorlog
gewikkeld, dan zou dit in ieder geval Oostenrijk in het veld brengen
en was een wereldoorlog zeer waarschijnlijk het gevolg. Begin April
verklaarde Sasonow, dat, als Oostenrijk op de Balkan ging ageren.
Rusland door de publieke opinie zou gedwongen worden, zich ermee
te bemoeien. Want al stond Rusland de status quo voor, indien
deze werd verbroken, was het van plan zich in de regeling der
situatie te doen gelden.®) Wel verwachtte hij niet, dat Oostenrijk
aldus zou handelen, maar hij achtte het toch gewenst met Frankrijk
tot een afspraak te komen over een eventueel te volgen gedragslijn.
De Franse en Russische gezanten te Wenen dienden zeer waak-
zaam te blijven, opdat Europa niet onverwachts voor een fait
accompli zou worden geplaatst. ®)

Poincaré was het voor een goed deel met zijn Russischen collega
eens, maar meende, dat het vooral de gezanten op de Balkan waren,
die scherp hadden toe te zien. Op een daad van Oostenrijk te wach-
ten had geen zin, want dit land zou niet uit zichzelf, maar als
reactie op een stap van een der Balkanstaten, tot ingrijpen overgaan.
Daarom was het nodig deze nauwkeurig in het oog te houden. Zodra
een hunner de status quo verbrak, zou het zaak wezen de kwestie
aan Europa voor te leggen.1)

Grey had van het begin af sympathiek tegenover Sasonow's plan
gestaan. Half Juni verklaarde hij zich dan ook bereid aan de ge-
dachtenwisseling der Ententeleden deel te nemen, doch hij legde
er de nadruk op, dat hij, mocht het tot een actie komen, slechts zou
meedoen, indien alle vijf mogendheden samenwerkten.®)

Reeds in het begin van die maand was het bekend geworden, dat
de Russische en Duitse monarchen elkaar in Juli te Baltischport
zouden ontmoeten. Poincaré wilde van te voren een overeenkomst
tussen de mogendheden der Entente tot stand brengen, wat betreft

1nbsp;nbsp;D.F. III, III. 5.
»)nbsp;Benck. II, 630.

-ocr page 138-

mediatie tussen Italië en Turkije. Hij werd het met Grey eens
over een formule, waarin o.a. een verklaring was opgenomen van
niet-geïnteresseerd-zijn ten opzichte van de Balkan. Sasonow wei-
gerde echter deze verklaring af te leggen, daar zij een slechte indruk
op de Balkanstaten zou maken. Toen hij niet tot andere gedachten
was te brengen, werd ze uit de formule geschrapt.^)

Duitsland en Oostenrijk hadden de Balkantoestand niet donker
ingezien. Duitsland was van mening, dat Rusland de vrede moest
bewaren, omdat het in geval van oorlog het gevaar van een binnen-
landse revolutie liep.®) Bij de ontmoeting in Baltischport overtuig-
den de Russen hun buren ten overvloede volkomen van hun vredes-
wil en bleken beide staten geheel eensgezind in hun verlangen,
daartoe op de Balkan de status quo te handhaven.®) De Duitsers
beloofden bovendien van hun kant, dat ze eventuele plannen van
Oostenrijk in tegengestelde zin zouden trachten tegen te gaan.'')
Oostenrijk had zich geen zorgen over de Balkan gemaakt, omdat
het weinig gewicht aan de Balkanverdragen hechtte, zeker als het
meende te zijn van zijn goede verstandhouding tot Bulgarije. Pas in
Augustus zag het de ernst van de toestand in en begon de 8ste van
die maand zijn actie en wel met een instructie te geven aan Thurn,
zijn gezant te St. Petersburg, die met de Russische regering in over-
leg moest treden over de Balkankwesties. Een tweede instructie,
voor Tarnowski in Sofia, verlangde van dezen, dat hij Bulgarije's
welwillende gezindheid ten opzichte van de Donau-monarchie zo
nodig zou versterken, want, mocht de toestand op de Balkan een

-ocr page 139-

keer nemen en Turkije uiteenvallen, dan was er Oostenrijk veel aan
gelegen met Bulgarije één lijn te trekken.

Deze instructies werden 13 Augustus gevolgd door een voorstel
van Berchtold aan de grote mogendheden om zich te verstaan over
hun houding tegenover het Balkanprobleem. Wat Sasonow al enige
maanden trachtte te bereiken, wilde hij nu met één slag tot stand
brengen. Hij wees er op, dat de Turkse regering wel bereid was
concessies aan de Albanezen te verlenen, maar, zoals door de Bal-
kanstaten werd verondersteld, geen autonomie. Het was dus zaak
dezen aan het verstand te brengen, dat ze inplaats van te protesteren,
er de Turkse regering dankbaar voor moesten wezen, dat deze
decentralisatie, zij het ook in beperkte mate, toestond. De moeilijk-
heden op de Balkan, zoals het conflict met Montenegro, de opwin-
ding over het incident in Kochana en het optreden van Griekse ben-
den in Epirus, waren echter ongunstig voor een appreciatie van de
goede wil der Turken. Aan de Porte moest tijd worden gelaten om
haar hervormingsplannen uit te voeren. Daarom stelde de Oosten-
rijkse minister voor, van gedachten te wisselen over een vriendschap-
pelijk aandringen bij de Turkse regering om door te gaan met de
decentralisatie en over een aan de Balkanstaten te geven raad om
de Turken hiervoor de tijd te laten.®) Aan Franz Joseph®) werd
een afschrift gegeven, waarop Berchtold in zes punten had aangete-
kend, wat het doel van dit ondernemen was. Oostenrijk nam als
eerst-geïnteresseerde het initiatief bij de vaststelling der richtlijnen
voor een gezamenlijk optreden van de mogendheden tegenover de
regeringen der Balkanstaten ter zake van de bestaande moeilijk-
heden: Turkije bijstaan in zijn pogen om orde en rust door een
decentraliserende politiek te herstellen; steun verlenen aan de rege-
ringen op de Balkan om het hoofd te bieden aan de elementen, die
zonder steun van anderen hun doel wilden bereiken; bevestigen van
het streven der mogendheden naar het behoud van de status quo op
de Balkan en de integriteit van het Turkse rijk; aan het accoord, dat

-ocr page 140-

blijkbaar tussen de Entente-mogendheden bestond ten aanzien van
de aangelegenheden in het Nabije Oosten, de reden van bestaan
ontnemen; zeer beslist een eind maken aan het wantrouwen tegen
de Balkanpolitiek van Oostenrijk en aan dit land te dezer zake een
leidende rol verzekeren.^)

De oorzaak van deze activiteit was mede, dat Oostenrijk zich in
deze tijd vrijwel alleen voelde staan: zijn beide bondgenoten maakten
nogal werk van de Entente-mogendheden. Ten opzichte van Italië
had het reeds sinds lang geen illusies meer, maar met Duitsland
was het een ander geval. En nu had dit land in het voorjaar met
Engeland onderhandeld (zending Haldane) en in de vorige maand
met Rusland (Baltischport).

Oostenrijk was niet de enige staat, die het spook van de isolatie
kende, ook andere voelden zich niet meer zo zeker van hun res-
pectieve bondgenoten. Zo had de zending Haldane ook grote be-
zorgdheid in Frankrijk verwekt, de ontmoeting in Baltischport, be-
halve in Wenen, ook te Londen®) en Parijs. In Frankrijk troostte
men zich met het bezoek van Poincaré aan St. Petersburg en het
gerucht in de pers, dat er met den Russischen bondgenoot een
marineconventie®) tot stand was gekomen.

De Duitse regering geloofde niet aan het bestaan van een derge-
lijke overeenkomst en beschouwde de ophef, die er in de Franse
pers van werd gemaakt, als een reactie op Baltischport. Wat haar
wel tegenviel was, dat Rusland de Franse beweringen niet tegen-
sprak en zich bepaalde tot de mededeling aan de Duitse regering,
dat er in St. Petersburg niet aan de afspraken van Potsdam en
Baltischport was getornd.*) Daarom kwam het er nu voor Duits-
land op aan te laten zien, dat het niet alleen stond en dus niet
afhankelijk was van de gunst van Rusland. ®) Vandaar dan ook, dat

-ocr page 141-

Von Kiderlen, hoewel onaangenaam getroffen door het feit, dat
2ijn collega hem niet te voren van zijn plannen op de hoogte had
gesteld^), zich haastte zijn instemming met het voorstel van Berch-
told te betuigen. Wehswaar eerst op voorwaarde, dat alle mogend-
heden mee zouden doen®), maar een dag later zelfs onvoorwaarde-
lijk.®) Hij voor zich beschouwde het hele geval als een onschuldige
gewichtigdoenerij van zijn Oostenrijksen collega*), maar zag in zijn
adhaesie een goede gelegenheid om getuigenis af te leggen van
Duitslands vriendschappelijke gevoelens voor de
Donau-monarchie.
Daarom gaf hij aan de pers het consigne het voorstel in gunstige zin
te bespreken.®) Hij kwam echter iets te laat, want de Franse kran-
ten berichtten al vol leedvermaak, dat Berlijn door zijn bondgenoot

volkomen was verrast. ®)

De Franse pers liet zich ook gunstig over het project uit om te
laten zien op hoe goede voet Frankrijk en Oostenrijk stonden, juist

als Rusland met Duitsland.

Poincaré was nog in St. Petersburg, toen het voorstel wer^
gedaan en kon dus prachtig met Sasonow het antwoord opstellen. «)
Berchtold kon geen beter moment hebben gekozen, want Sasonow,
die met hetzelfde plan rondliep, - wat de Oostenrijker ook wel had
vermoed'') -- moest nu wel zijn instemming er mee betuigen. Hij
had immers steeds naar hetzelfde doel als Berchtold gestreefd.

-ocr page 142-

Daarom verklaarde hij aan den Oostenrijksen gezant — bonne mine
a mauvais jeu —, dat hij zich verheugde over de gelijkheid der
Oostenrijkse en Russische Balkanpolitiek. De démarche te Con-
stantinopel, indien door de gezanten afzonderlijk gedaan, achtte hij
nuttig, van een stap bij de Balkanstaten verwachtte hij niets, maar
was er niettemin toe bereid.^) De Engelse en Franse regeringen
betuigden eveneens haar instemming®), de laatste sloot zich bij de
Russische aan wat betreft het niet-collectieve van de démarche.®)
Werd het voorstel dus door deEntentemogendheden en Duitsland
gunstig ontvangen, veel groter nog was het enthousiasme in Italië,
dat zich natuurlijk alleen voor dat gedeelte interesseerde, hetwelk
op de Balkan betrekking had. Het wilde hier dan ook maar dadelijk
de voorgestelde stap doen, wat echter, als in strijd met de opzet van
het plan-Berchtold, moest worden afgeslagen.^)

Wat Europa betrof, kon Berchtold dus over de ontvangst van
zijn voorstel tevreden zijn, doch de indruk, die het in Constantinopel
en op de Balkan had gemaakt, was minder gunstig. In de Balkan-
staten, waar het slechts door de pers bekend was geworden —
Berchtold had, toen hij zijn voorstel rondzond, de „Neue Freie
Pressequot; ingelicht®) — werd de bestaande onrust vergroot door de
vele en onjuiste geruchten, die er de ronde over deden. In Servië
bijv. werd het opgevat als een poging om de autonomie van Al-
banië®) in afzienbare tijd te verwezenlijken''), terwijl in Bulgarije
en Griekenland de regeringen voor een acuut probleem werden
gesteld. Immers door de in die beide landen bestaande agitatie over
het verlenen van concessies aan de Albanezen, was de toestand al
moeilijk. En nu bevatte het voorstel-Berchtold de raad aan de Balkan-
staten om rustig af te wachten in het vertrouwen, dat ook aan

-ocr page 143-

Macedonië dezelfde concessies zouden worden verleend. Maar deze
deelden, na alles wat de Macedoniërs ondervonden hadden, het
vertrouwen noch het optimisme van de Oostenrijkse regering. En
daarom wendden de Bulgaarse en de Griekse regeringen zich tot
Rusland met het verzoek het initiatief te willen nemen om van de
Porte stellige toezeggingen te vragen.^) Wilde Europa, dat de
vrede bewaard zou blijven, dan moest het hulp verlenen bij het
verkrijgen der concessies.

Door het voorstel-Berchtold werd ook de Turkse regering in een
heel moeilijk parket gebracht. Want, hoewel zij bereid was in dit voor-
stel — ook haar alleen uit de pers bekend — een bewijs van Oosten-
rijks vriendschap te zien , het leek toch bedenkelijk veel op een begin
van hernieuwd ingrijpen der grote mogendheden in de Turkse zaken.
Hierop legden vooral de Jong-Turken, als oppositie, de nadruk, ter-
wijl zij er op wezen, dat zij het waren geweest, die indertijd aan der-
gelijke interventies van Europa een eind hadden gemaakt.®) Het
Turkse kabinet was trouwens ook tegen decentralisatie; hoogstens
had het aan de Macedoniërs dezelfde concessies willen geven, die
aan de Albanezen waren verleend.^) Na het voorstel-Berchtold
meende het niet eens meer zpver te kunnen gaan, wilde het aan de
oppositie geen troeven in handen geven. Het Oostenrijks voorstel
werkte hier dus juist het tegenovergestelde uit van wat het bedoelde.
Pallavicini, aan wien de Porte haar bezwaren had kenbaar gemaakt,
gaf haar de raad het oorspronkelijk voornemen uit te voeren en de
concessies voor Macedonië onmiddellijk af te kondigen. ®) De Turkse
gezant in Wenen deelde echter aan de Oostenrijkse regering mee,
dat het 't beste zou wezen het voorstel terug te nemen gezien de
opwinding, die het had veroorzaakt. Ook Pallavicini, die in het ge-
heel niet door Berchtold was geraadpleegd, was het met het voorstel
van zijn chef niet eens, d.w.z. de idee achtte hij goed, maar de ge-

-ocr page 144-

volgde politiek verkeerd.^) Onder zijn collega's in Constantinopel
was er trouwens niet een, die het voorstel toejuichte,®) De Turkse
gezanten in Parijs en Londen ontrieden zelfs elke démarche bij de
Porte, omdat het gevoel van eigenwaarde hunner landgenoten er
door gekwetst zou worden®), terwijl zij bovendien overbodig was,
daar de Turkse regering immers uit zichzelf reeds bereid was, zoals
Rifaat Pasha verklaarde, de aan de Albanezen toegestane concessies
ook aan de Macedoniërs te verlenen.*)

Deze waarschuwingen van kenners der toestanden op de Balkan
misten hun uitwerking in Europa niet, waar ook de Russen trouwens
hun invloed in dezelfde richting deden gelden. Neratow had nl.
naar aanleiding van het verzoek der Bulgaarse en Griekse regerin-
gen®) Thum al dadelijk op de wenselijkheid gewezen, dat de Porte
de Albanese voorrechten ook aan de Macedoniërs zou schenken. In
het bezit van zulk een Turkse belofte zouden de mogendheden met
veel meer kans op succes tot rustig afwachten kunnen manen. ®)
Tegelijkertijd gaf Sasonow tegenover verschillende gezanten te ken-
nen, dat hij weinig goeds van Berchtold's onderneming verwachtte.
Hij sprak zelfs het vermoeden uit, dat zij Albanië een stap dichter
bij de autonomie zou brengen en daardoor natuurlijk de aspiraties
van de andere nationaliteiten zou versterken,'') Ook gaf de Russi-
sche pers een scheve voorstelling van Berchtold's bedoelingen. ®) Zo
trachtte Sasonow dus aan de ene kant door een eigen lezing en
uitleg, aan de andere kant door verdachtmaking van het Oostenrijkse
voorstel, zich weer meester te maken van de leiding der Europese
Balkan-politiek.

In Italië boekte hij dadelijk succes, want de aanvankelijk zeer
gunstig gestemde pers noemde nu het voorstel van Berchtold een

-ocr page 145-

verkapte aanval op Italië, i) Het door de Russen opgeroepen schrik-
beeld van Albanië's autonomie deed de Italiaanse regering naar
middelen zoeken om haar zonder voorbehoud aan Wenen betuigde
instemming te neutraliseren. ®)

Frankrijk, dat door de Russen op de hoogte was gesteld van het
verzoek der beide Balkanstaten®), maakte het Russische standpunt
tot het zijne en verklaarde zich op 23 Augustus in Wenen bereid
van gedachten te wisselen over het verkrijgen van concessies voor
Macedonië.*) Enkele dagen later, na de toezegging van Rifaat
Pasha, ®) meende het, dat de mogendheden met een aanmoediging
van de Porte zouden kunnen volstaan. Deze wijze van handelen ver-
diende om meer dan een reden de voorkeur: ze zou Berchtold bevre-
diging schenken, het gevoel van eigenwaarde der Turken ontzien en
de kwestie van Europees Turkije zou er niet door worden opge-
rakeld. ®) Bompard kreeg hiertoe dus opdracht. Terzelfder tijd zei
Noradunghian toe, dat hij een beslissing van de Turkse ministerraad
in deze geest zou uitlokken en die dan laten publiceren. ®)

Engeland, dat in ieder geval het Turkse kabinet wilde steunen,
had dadelijk eigener beweging aan zijn mede-Ententeleden een ge-
lijk voorstel gedaan.®) Grey wilde zelfs nog verder gaan. Wanneer
de Porte beloofde, dat ze de decentralisatie zou voortzetten, moesten
de mogendheden alles doen om de Balkan rustig te houden en Con-
stantinopel hiervan in kennis stellen.^®) Gingen Frankrijk en Rus-
land uit van het belang der Balkanstaten, hij dus van dat van
Turkije.

-ocr page 146-

Ondertussen maakte Sasonow zich weer over iets anders bezorgd
en nam zijn maatregelen. Thurn had hem nl. gezegd, dat Berchtold
binnenkort met nadere voorstellen zou komen en nu vermoedde
hij, dat één er van dat voor een conferentie zou wezen.®) Hier-
voor voelde hij niets, maar hij wilde in elk geval voorkomen, dat,
mocht zij onvermijdelijk zijn. Oostenrijk hiertoe het initiatief zou
nemen. Hij vond Poincaré bereid om, wanneer het bekend werd,
dat Oostenrijk dit werkelijk van plan was, zelf met een voorstel te
komen.®) Poincaré had de stille hoop, dat dan Parijs als plaats
van bijeenkomst zou worden gekozen.

De Engelsen wilden er helemaal niets van weten, vreesden zelfs
voor minder aangename gevolgen, maar het plan afwimpelen ging
niet, want dan zouden ze wel eens alleen kunnen komen te staan. ®)

De Russische manoeuvre leidde tot niets, want... Oostenrijk had
nooit iets dergelijks willen voorstellen. Toen dit bleek, trok Saso-
now zich onmiddellijk terug®); de enige teleurgestelde was Poin-
caré.

Berchtold legde de 29ste Augustus zijn nadere voorstellen aan
de mogendheden') voor. Hij wilde door hen afzonderlijk aan
de Porte laten adviseren de komende verkiezingen zo in te richten,
dat de nationaliteiten als zodanig in de Kamer vertegenwoordigd
zouden zijn. Nu aan de Albanezen concessies waren verleend en voor
de anderen in het
vooruitzicht gesteld, zou het van buitengewoon
belang zijn als deze langs parlementaire weg hun wensen kenbaar
konden maken. In de Balkanstaten zelf. waar een zekere détente
was ingetreden®) wilde hij pas weer stappen doen, als er nieuwe

spanningen ontstonden. ®)

Alle mogendheden betuigden hun instemming met zijn ideeën.

-ocr page 147-

Het wantrouwen, door zijn eerste voorstel verwekt, was nu verdwe-
nen. Berchtold kon dus tevreden zijn.

Op dezelfde dag (29 Aug.), dat Berchtold over een zekere ont-
spanning in de Balkanstaten schreef, liet Von Giers in een bericht
aan St. Petersburg een geheel ander geluid horen. De toestand werd
er met de dag kritieker. Hun gezanten in Constantinopel, inzonder-
heid de Bulgaarse, informeerden telkens, wanneer Rusland dan toch
eindelijk eens tot daden zou komen. Bovendien was de politieke
strijd in Constantinopel weer opgelaaid, zodat hij het niet onmoge-
lijk achtte, dat de Balkan zelfs tegen de wil van Rusland naar de
wapens zou grijpen, i) Von Gier's kijk op de toestand was veel
juister dan die van Berchtold. Inderdaad werden er in de eerstvol-
gende weken allerwegen toebereidselen tot een oorlog gemaakt:
wapenvoorraden werden aangevuld en de uitvoer van graan en
andere levensmiddelen verboden. Spalaikowitsch bracht te Sofia een
overeenkomst tot stand tussen de Servische regering en de Mace-
donische organisatie om in Macedonië en Oud-Servië een gemeen-
schappelijke bendenactie te voeren. In Athene eiste een volksver-
gadering voor hun volksgenoten in Turkije zelfbestuur en gelijk-
gerechtigheid met de Turken.®) Montenegro was reeds in het be-
gin der maand met de mobilisatie begonnen en leverde plaatselijke
gevechten tegen de Turken.

De 12de September schreef Iswolski aan Sasonow, dat, te oor-
delen naar de alarmerende berichten uit de hoofdsteden op de Bal-
kan, het uitbreken van de oorlog nog slechts een kwestie van dagen
was. ®) De verklaringen van de Russische regering, dat in geval van
oorlog op haar niet viel te rekenen, noch de weigering van Frankrijk
om onder deze omstandigheden de Bulgaarse lening te laten door-
gaan«), hadden enig effect. De regering in Bulgarije, waar de toe-
stand het kritiekst was, had feitelijk te kiezen tussen oorlog en

-ocr page 148-

revolutie. Men zag, hoe zelfs Geschow, op wiens vredesgezindheid
de mogendheden hun hoop hadden gevestigd, meer en meer tot de
publieke opinie begon over te hellen.

Alle berichten uit de Balkanstaten luidden ongunstig, behalve die
van de Duitsers. Ook Tamowski zag nog maar steeds niet de ernst
van de situatie in, want nog altijd achtte hij de mogelijkheid van het
bestaan van Balkanverdragen onwaarschijnlijk.

De 14de September stelde Berchtold aan Von Kiderlen voor om
ten opzichte van de Porte voorlopig een afwachtende houding aan
te nemen, daar ze, volgens berichten uit Constantinopel, reeds
eigener beweging met een kiesrechthervorming was begonnen in
de zin van het Oostenrijkse voorstel.
Wel wilde hij haar raden het
initiatief voor maatregelen te nemen, die de gemoederen op de
Balkan zouden kalmeren, waardoor aan ontevredenen de wind uit
de zeilen zou worden genomen. Von Kiderlen kon met het eerste
denkbeeld meegaan, maar met het tweede niet, omdat hij meer succes
van stappen bij de Balkanstaten dan bij de Porte verwachtte. ®)

Deze besprekingen werden niet voortgezet, daar Sasonow met
een nieuw plan kwam. Deze achtte de ineenstorting van het Turkse
rijk zeer nabij, want men bleek er niet in staat de aangekondigde
hervormingen tot stand te brengen. Kon de uitbarsting tot de herfst
worden voorkomen, dan was er grote kans, dat zij nog langer zou
uitblijven, gezien de ongunst van het jaargetijde voor krijgsopera-

-ocr page 149-

ties. ^) Tijd winnen was dus Sasonow's hoofddoel. Daarom wendde
hij zich 17 September tot de mogendheden, meer in het bizonder tot
Oostenrijk als meest-geïnteresseerde, met een voorstel, hem feitelijk
geïnspireerd door Paprikow, den Bulgaarsen gezant te St. Peters-
burg. Deze had hem nl. verzekerd, dat het doel van een eventuele
aanval van Bulgarije op Turkije absoluut geen gebiedsuitbreiding
was, maar verbetering in het lot der Macedoniërs. ®) Hierop nu had
Sasonow zijn voorstel gegrond. Het hield dan ook in: aan de Christe-
nen wordt veiligheid van personen en bezittingen gegarandeerd; zij
erlangen gelijkheid voor de wet en nemen aan het landsbestuur deel
naar evenredigheid van hun aantal. Bij den Turksen gezant in St.
Petersburg had hij er op aangedrongen steun aan zijn voorstel te
verlenen.

Aan de Oostenrijkse regering gaf hij de stellige verzekering, dat
zijn voorstel hem als 't ware door de nood van het oogenblik was
opgedrongen en hij dus geenszins bedoelde Berchtold concurrentie
aan te doen. *) Het moest veeleer als een aanvulling van dat van
zijn Oostenrijksen collega worden beschouwd. Deze was het hier-
mee volstrekt niet eens, want waar hij altijd het initiatief aan de
Turkse regering had willen laten®), wenste Sasonow eigenlijk
dwang op de Porte uit te oefenen. Hij was evenwel tot gedachten-
wisseling bereid en hoopte, dat ze tot overeenstemming zouden ge-
raken over de middelen ter bestendiging van de vrede. Hij voegde
er de ernstige waarschuwing aan toe, zich toch vooral te onthouden
van het opdringen der hervormingseisen aan de Porte, daar dit tot
verzwakking der Turkse regering kon leiden en dus het oorlogs-
gevaar vergroten.®)

Aan Pallavicini werd verboden de Russische détails over te
nemen, omdat ze door de Porte als een poging tot interventie kon-
den worden opgevat. Aangezien echter de onrust en het gevaar
voor conflicten, althans voor een deel, aan het optreden van plaat-

-ocr page 150-

selijke autoriteiten waren toe te schrijven (zoals in Kochana),
moest hij haar de raad geven eigener beweging enkele maatregelen
ter verbetering te nemen. Als zodanig werden o.a. genoemd: on-
partijdige verkiezingen, verzekering der veiligheid van de bewo-
ners en hun bezittingen. Hierbij was ook de schijn van interventie
uitgesloten omdat de Porte zelf daartoe het plan had. Deze maat-
regelen zouden alleen dan effect sorteren als de Porte zelf ze in zo
duidelijke termen publiceerde, dat misverstaan niet mogelijk was
of Oostenrijk machtigde ze ter kennis van de Balkanstaten te bren-
gen. De Oostenrijkse regering wees er Sasonow op, dat in deze in-
structie ook over het kiesrecht werd gehandeld, omdat alle mogend-
heden dit punt als hoogst belangrijk beschouwden en een gedach-
tenwisseling er over nu verzekerd was, wat weer ten goede zou
komen aan de eensgezindheid van Europa, die voor het behoud van
de vrede vereist bleef. ®)

Berchtold was echter met deze instructie te laat en te vroeg ge-
weest. Te laat, omdat Sasonow, die het antwoord der mogendheden
niet had afgewacht, reeds aan Von Giers had opgedragen zijn voor-
stel in Constantinopel ter sprake te brengen. Dit was geschied®).
Von Giers boekte een overweldigend succes, want alles wat hij ver-
zocht, werd toegezegd. Noradunghian, de Turkse minister van Bui-
tenlandse Zaken, beloofde onmiddellijke publicatie in het officiële
regeringsorgaan van de concessies aan Macedonië verleend, welke
volkomen aan die van Albanië gelijk waren: hij zou aandringen op
spoedige bestraffing van de schuldigen aan het incident in Ko-
chana^); het grensprotocol met Montenegro zou, zodra de om-
standigheden dit toelieten, geratificeerd en door de Porte uitgevoerd
worden. Verder beloofde hij rekening te zullen houden met de wens

-ocr page 151-

der Russische regering, dat er bij de aanstelling van ambtenaren ook
Christenen in aanmerking zouden komen, i) Toen Pallavicini zich
van zijn opdracht wilde kwijten, werd hij dan ook zeer gereserveerd
ontvangen. Wat de verkiezingen betreft, kreeg hij van Noradun-
ghian te horen, dat deze altijd strikt onpartijdig waren gehouden,
volgens hem zelfs in overdreven mate. En voorts was de Turkse
regering wel bereid om tegenover de grote mogendheden een bin-
dende verklaring af te leggen, maar nooit of te nimmer jegens de
Balkanstaten.

Was Oostenrijk hier dus te laat op het appèl verschenen, voor
Berlijn was het met zijn instructie aan Pallavicini te voorbarig ge-
weest. Want Sasonow had ook aan Von Kiderlen zijn voorstel ge-
daan en deze was voornemens geweest om samen met Oostenrijk
daarop het antwoord te geven. In het ontwerp daarvan, dat hij
Wenen deed toekomen, keurde hij de voorgestelde démarche te
Constantinopel af, want deze zou alleen maar de oproerige elemen-
ten in Macedonië aanmoedigen. Bovendien, waartoe deze risico te
lopen, nu de Porte toch reeds beloften in deze geest had gedaan. ®)
Von Kiderlen meende, dat de mogendheden de bakens moesten ver-
zetten. Had niet Sasonow aan den Duitsen gezant te St. Petersburg
als zijn mening te kennen gegeven, dat de oorlog niet te vermijden
was en de hoop uitgesproken, dat hij gelocahseerd zou kunnen wor-
den? Hierin was, naar Von Kiderlen meende, aan de mogendheden
als taak aangewezen om door onderling overleg tot inperking te
geraken van het terrein, waarop de oorlogsbrand zou woeden. Wie
tot een gedachtenwisseling daarover het initiatief nam, kon op mede-
werking der Duitse regering rekenen.'') Berchtold moest aan Von
Kiderlen antwoorden, dat hij zijn instructies reeds naar Constanti-
nopel had gezonden. Het was hem dus niet mogelijk op diens
schrijven in te gaan. Bovendien, Oostenrijk wilde tot het uiterste
pogen de vrede te bewaren en eerst als het alle hoop moest opgeven,
was het bereid zich met de andere mogendheden te verstaan over

-ocr page 152-

localisering van de oorlog.^) Ook voerde hij nog verontschuldigin-
gen aan voor de haast die hij had gemaakt, maar Von Kiderlen
toonde er zich diep gegriefd over, dat Oostenrijk zonder overleg met
zijn bondgenoot op Sasonow's voorstel had gereageerd, terwijl hij
bij zijn doen en laten altijd bedacht was op de verplichtingen, die
hun bondgenootschap hem oplegde. ®) Duitsland deed aan de dé-
marche in Constantinopel dus niet mee, alle andere mogendheden
wel. 3)

De Turkse regering loste al haar aan Rusland gedane beloften
in*), maar dit mocht niet meer baten. De Balkanstaten hadden zich
ten strijde gerust ®) en alle maatregelen waren genomen, ®) De op-
winding allerwegen was groot en de kranten in Sofia schreven al,
dat Ferdinand, als hij geen oorlog wilde, maar moest heengaan.
De waarschuwingen van de grote mogendheden werkten niets uit.
Dat Rusland hen in de steek zou laten, geloofden zij niet, want dat
zou de Russische publieke opinie nooit dulden. De 21ste Septem-
ber vertrok Geschow naar Nisch om met de Servische regering de
laatste beslissingen te nemen. ®)

Poincaré, gealarmeerd door Sasonow en Rifaat Pasha, den Turk-

-ocr page 153-

sen gezant in Parijs, die zeiden, dat de gebeurtenissen in het Nabije
Oosten zich in steeds sneller tempo voltrokken ^), liet 22 Septem-
ber aan Grey en Sasonow — die in Engeland vertoefde -- het
volgende project voorleggen, waarmee hij wenste, dat zij zich ge-
zamenlijk tot Duitsland en Oostenrijk zouden richten: De mogend-
heden zullen collectief aan de Balkanstaten de raad geven niets
te ondernemen, dat de vrede kan verstoren of de status quo
verbreken. Indien deze raad geen effect heeft, zullen de mogend-
heden ook gezamenlijk hun best doen de strijd te localiseren
en er een eind aan maken. Aan de Balkanstaten moet de hoop wor-
den ontnomen, dat ze door een oorlog territoriale voordelen kun-
nen behalen. Als de loop der gebeurtenissen het gebruik van kracht-
dadiger middelen — bijv. een militaire of navale demonstratie —
nodig maakt, zullen de mogendheden, alvorens hiertoe over te gaan,
eerst overleg plegen. (Doel hiervan was een aparte actie van Oos-
tenrijk te voorkomen.) Tegelijk met de raadgevingen aan de Balkan-
staten zou bij de Porte worden aangedrongen op de administratieve
hervormingen, waarop de Macedoniërs terecht aanspraak maakten.

Op dezelfde dag lt;25 Sept.), dat Grey en Sasonow de eerste
twee punten van dit voorstel aanvaardden®), ging Turkije over tot
een gedeeltelijke mobilisatie in het vilajet Adrianopel om, naar
Noradunghian tegen Sarafow, den Bulgaarsen gezant in Constan-
tinopel, beweerde, de Bulgaren te kalmeren(l).
Deze was van oor-
deel, dat Bulgarije nu ook zou moeten mobiliseren.*) Ondanks de
raad van de mogendheden®) het niet te doen en het falen van den
Bulgaarsen gezant te Parijs om een lening te sluiten«), gebeurde
het toch en niet alleen hier, maar ook in de andere Balkanstaten)

-ocr page 154-

en wel op de 30ste September.^) De Serven hadden het op raad
van Hartwig zo lang mogelijk tegengehouden, wat hun tot deze dag
was gelukt.

Nog gaf Europa de hoop op het behoud van de vrede niet op.
Oostenrijk in het bizonder was nog steeds optimist. Von Kiderlen
had de Franse regering laten weten, dat hij van haar verwachtte,
dat ze nu een beslissende rol zou spelen. Poincaré ging daarop
door met zijn voorstellen terzake van een optreden in Constantino-
pel en de Balkanstaten. Engeland kantte zich speciaal tegen een
collectieve démarche bij de Porte ®), die zich ondertussen tegenover
dc gezanten van de Entente bereid had verklaard de hervormingen,
die genoemd waren in art. 23 van het Verdrag van Berlijn ®) en de
wet op de vilajets van 1880') ten uitvoer te leggen. Op 7 Octo-
ber werd ten slotte na heel wat overleg ®) overeengekomen, dat de
gezanten in Constantinopel een collectieve démarche zouden doen,
waarbij ze acte namen van de beloften der Porte, en werd aan de
Russische en Oostenrijkse regeringen opgedragen het volgende aan
de Balkanstaten te verklaren:

de mogendheden keuren elke maatregel, die de vrede kan ver-
storen, ten zeerste af;

zij nemen de hervormingen in Europees Turkije ter hand, uit-
gaande van art. 23 van het Verdrag van Berlijn; zoals van zelf
spreekt, zal er noch aan de souvereiniteit van den sultan, noch aan de
integriteit van het Turkse rijk afbreuk worden gedaan;

zij behouden zich de vrijheid voor, de hervormingen te bestu-
deren;

-ocr page 155-

zij zullen, als de oorlog toch uitbreekt, geen verandering in de
territoriale status quo toestaan en collectief in Constantinopel de

nodige stappen doen.

De eenheid van Europa was tot stand gebracht, maar het was te
laat om de actie van de Balkanstaten te voorkomen.

De 8ste October verklaarde Montenegro de oorlog aan de
Porte.®) De mogendheden hoopten nog steeds, dat de strijd tot
Montenegro en Turkije beperkt zou blijven. Daarom gingen zij door
op de basis van hun overeenkomst en beraadslaagden over de her-
vormingen. Maar de 15de October, dezelfde dag, dat Poincaré hier-
over weer een nieuw voorstel deed®), werden de betrekkingen tus-
sen Turkije en de drie andere Balkanstaten verbroken.^) Twee
dagen daarna begonnen de vijandelijkheden.

De Balkanoorlog was uitgebroken.

1)nbsp;D.F. III, IV, 82; Br. D. IXI, 791; G.P. 33, 12243, 12244.

2)nbsp;Sch 1912, p. 457; 2 October had Nikita, niet vrij van een zekere humor, Giesl
verzocht 'voor hem een voldtochtsplan tegen Turkije uit te werken (Giesl,
p. 230). Beyens vertelt, dat deze oorlogsverklaring werd toegeschreven aan
1. intriges van de Italiaanse regering om Turkije te dwingen vlug vrede te
sluiten, 2. overmatige ijver van den Russischen gezant in Cetinje, 3. Turks geld
— daar de Turkse gezant zich zichtbaar verheugd toonde — om uit de bin-
nenlandse moeüijkheden te raken, en 4. beursspeculaties van Nikita (Beyens,
p. 75, 76; zie voor het laatste punt ook Steed, p. 362).

8) Isw. II, 507.

*) Het ultimatum aan de Porte was 13 October overhandigd.

-ocr page 156-

GERAADPLEEGDE LITERATUUR.

DOCUMENTEN.

Aussenpolitik, Österreich-Ungarns, von der Bosnischen
Krise 1908 bis zum Kriegsausbruch 1914 I—IV, Wien u,
Leipzig 1930. (Aangehaald als: Ö-U-A.).

Aktenstücke, (Diplomatische), zur Geschichte der Entente-
politik der Vorkriegsjahre, hrsg, von B, von Siebert, Berlin
U.S.W. 1921.

Balkankrieges, Die diplomatische Vorbereitung des, in Ber-
liner Monatshefte für internationale Aufklärung, hrsg, von
der Zentralstelle für Erforschung der Kriegsursachen (aan-
gehaald als: KS.F.) VII (1929), VIII (1930).

Benckendorff, A. von. Diplomatischer Schriftwechsel, hrsg.
von B. von Siebert II, Berlin u. Leipzig 1928. (Aangehaald als:
Benck.).

Boghitschewitsch, M., Die auswärtige Politik Serbiens,
1903—1914, I en II, Berlin 1928/29. (Aangehaald als: Bogh.).

Documents, British, on the origins of the war 1898^—1914, ed.
by G. P. Gooch and Harold Temperley, IX', London 1933.
(Aangehaald als: Br. D.).

Documents diplomatiques français 1871 — 1914, 2e serie T. II,
3e serie T. I—IV, Paris 1931-'33. (Aangehaald als: D.F.).

I s w O 1 s k i s. Der diplomatische Schriftwechsel, 1911 — 1914,
hrsg. von Friedrich Stieve, I en II, Berlin 1926. (Aangehaald
als: Isw.).

Politik, Die grosse, der europäischen Kabinette 1871 — 1914,
hrsg. von Joh. Lepsius, A, Mendelsohn Bartholdy, Fr. Thimme
[Neue Ausgabe] 26, 27', 30quot;, 31, 33, Berlin 1922-'27. (Aan-
gehaald als: G.P.).

-ocr page 157-

BOEKEN EN TIJDSCHRIFTARTIKELEN.

Ancel, J., Manuel historique de la Question d'Orient 1792 —
1923, Paris 1923.

Anrieh, E., Die Jugoslavische Frage und die Julikrise 1914,
Stuttgart 1931.

A r m i n j o n. P., L'Avenir de la Turquie, in La Revue de Paris
1913, V (1 Oct.).

A u f f e n b e r g-K o m a r ô w. Aus Österreichs Höhe und Nieder-
gang, München 1921.

Baernreit her, J. M., Fragmente eines politischen Tage-
buches 1903-1911, Berlin 1928.

Balkanicus, The Aspirations of Bulgaria, London 1915.

Barbulescu, L, Relations des Roumains avec les Serbes, les
Bulgares, les Grecs et la Croatie en liaison avec la Question
Macédo-Roumaine, laçie 1912.

Barnes, H. E., Neue Enthüllungen in der europäischen Diplo-
matie, inK.S.F. V lt;1927).

Beyens, Baron, L'Allemagne avant la guerre, Bruxelles et Paris
1915.

Bickel, O., Russland und die Entstehung des Balkanbundes
1912, diss. Göttingen 1932.

Boghitschewitsch, M., Die serbische Gesellschaft „Verei-
nigung oder Todquot;, genannt die „Schwarze Handquot;, in K.S.F.
IV (1926).

Boghitschewitsch, M., Kriegsursachen, Zürich 1919.

Boghitschewitsch, M., Die auswärtige Politik Serbiens
1903—1914 III (Serbien und der Weltkrieg), Berlin 1931.

Bourgeois, E. et P a g è s. G., Les origines et les responsabi-
lités de la grande guerre, Paris 1921.

Brandenburg, E.. Von Bismarck zum Weltkrieg, 2e Aufl..
Berlin 1925.

-ocr page 158-

Broch, Ph., Österreich-Ungarn und die wirtschaftliche Entwick-
lung Bulgariens, Vortrag 8 Mrt. 1916 in Balkan und Naher
Orient, 14 Vorträge, hrsg. von Ludwig Cwiklinski.

Buchanan, George, My mission to Russia and other Diplo-
matic Memories, London etc. 1923.

Buriân, Stephan, Drei Jahre aus der Zeit meiner Amts-
führung im Kriege, Berlin 1923.

Carnegie Endowment for International Peace, Division of in-
tercourse and education. Publication No. 4: Report of the In-
ternational Commission to inquire into the Causes and Conduct
of the Balkan Wars.

Chlumecky, L. von, Erzherzog Franz Ferdinands Wirken
und Wollen, Berlin 1929.

Chlumecky, L. von, Österreich-Ungarn und Italien, 2e Aufl.,
Leipzig u. Wien 1907.

Churchill, Winston S., The world-crisis 1911—1914, Lon-
don 1923.

Claar, Max., Tommaso Tittoni (1855—1931) und die Drei-
bundpolitik Italiens, in K.S.F. IX ( 1931 ).

Conrad von Hötzendorff, Aus meiner Dienstzeit, II,
Wien etc. 1922.

Crozier, Phil. LAutriche et 1 Avant-guerre, in La Revue de
France, I (1921, 1 April).

Denis, E., La grande Serbie, Paris 1915.

Dickinson, G. Lowes, The international anarchy 1904—
1914, London 1926.

Dietrich, R., Die Bemühungen Frankreichs zur Festigung der
Entente cordiale 1911/12, in K.S.F. XII (1934).

D o e 11 e r. Corn., Der Mineralreichtum der Balkanhalbinsel,
Vortrag Mrt. 1916, in Balkan und Naher Orient, 14 Vor-
träge, hrsg. von Ludwig Cwikliriski.

Driault, E. et Lhéritier, M., Histoire diplomatique de la
Grèce de 1821 à nos jours IV, V, Paris 1926.

-ocr page 159-

Barle, E. M., Turkey, the Great Powers and the Bagdad Rail-
way, London 1923.
F a y, S i d n e y B., Der Einfluss der Vorkriegspresse in Europa,

'in K.S.F.X (1932).
Fay, Sidney B., The origins of the Worldwar, New-York

1929.

F i s c h e 1, A., Der Panslawismus bis zum Weltkrieg, Stuttgart u.

Berlin 1919.
Fisher, J. A., Memories, London etc. 1919.
F o u r n i e r, Aug., Wie wir zu Bosnien kamen, Wien 1919.
Frankenfeld, A., Österreichs Spiel mit dem Kriege, Dresden
1928.

F r a n k f u r t e r, A 1 b., Schiffahrtverhältnisse Österreich-Ungarns
in der Levante und in den Balkanstaaten bis zum Ausbruche
des Weltkrieges, Vortrag 18 Mrt. 1916, in Balkan und Naher
Orient, 14 Vorträge, hrsg. von Ludwig Cwiklinski.
F r i e d j u n g, H., Das Zeitalter des Imperialismus 1884-1914 II,

Berlin 1919-1922.
G a u V a i n, A u g., Les Guerres balkaniques I (Les Alliances), in
La Revue de Paris 1913, VL

Geschichtskalender, Schulthess' europäischer, hrsg. von
L. Riess, Neue Folge 28, 29 (1911-'12), München 1912 en

1913.

G i e s 1, W., Zwei Jahrzehnte im Nahen Orient, hrsg. von Ritter

von Steinitz, Berlin 1927.
Giolitti, G., Denkwürdigkeiten meines Lebens, deutsch von

W. C. L. Stein, Stuttgart u. Berhn 1923.
Gottschalk, E.. Rumänien und der Dreibund bis zur Krise

1914,nbsp;in K.S.F. V (1927).

G r a V i e r, G., L'Albanie et ses Limites I, in La Revue deParisl913.
G r a
V i e r, G., La Nouvelle Serbie, in La Revue de Paris 1913 VI
(15 Nov.).

-ocr page 160-

Grey, Edward, Speeches on Foreign Affairs 1904—1914,
selected by P. Knaplund, London 1931.

G r Ü n b e r g, K., Wirtschaftszustände Rumäniens vor dem Krie-
ge, zwei Vorträge 10 Mrt. 1916, in Balkan und Naher Orient,
14 Vorträge, hrsg. von Ludwig Cwiklinski.

Gueshoff, I. E., The Balkan League, London 1915.

Haldane, R. B., An Autobiography, London 1929.

Hammann, O., Deutsche Weltpolitik 1890—1912, Berlin 1925.

Härtung, F., Die französische Aussenpohtik im Winter 1911 —
1912, in K.S.F. VIII (1930).

Hashagen, J., Entspannungen 1908—1914, in K,S.F. IX(1931 ).

Hashagen, J., Weltpolitische Entwicklungsstufen 1895—1914,
Bonn 1916.

Helfferich, K., Die Vorgeschichte des Weltkrieges Berlin
1919.

H e 1 m r e i c h, E. C., Russlands Einfluss auf den Balkanbund im
Oktober 1912, in K.S.F. X (1932).

Helmreich, E. C„ Die tieferen Ursachen der Politik Berch-
tolds in Oktober 1912, in K.S.F. XI (1933).

Hei m r e i c h, E. C., Die serbisch-bulgarischen Verträge von
1904, in K.S.F. XI (1933).

H o r V â t h, E., Die Kriegsschuldfrage in der ungarischen Poli-
tik, in K.S.F. IV (1926).

Hoschiller, Max., L'Europe devant Constantinople, Paris
1916.

Hoyos, A., Der deutsch-englische Gegensatz und sein Einfluss
auf die Balkanpolitik Österreich-Ungarns, Berlin u. Leipzig
1922.

lorga, N., Histoire des Etats balkaniques jusqu'à 1924, Paris
1925.

Iswolski, A., Mémoires 1906—1910, Paris 1923.

Izzet Pascha, Denkwürdigkeiten des Marschalls, hrsg. von
K, Klinghardt, Leipzig 1927.

-ocr page 161-

Jäckh, E., Kiderlen-Wächter, der Staatsmann und Mensch, Ber-
lin u. Leipzig 1925.

Jonescu, Take, Some personal impressions, London 1919.

Judet, E., Georges Louis, 5e ed., Paris 1925.

Karathéodory Pacha, Le rapport secret sur le Congrès de
Berlin, Paris 1919.

Kerofilas, C., Eleftherios Venizelos, translated by Beatrice
Barstow, London 1915.

K r a e 1 i t z-G reifenhorst, Fried r. von. Die Bedeutung
Konstantinopels und der Meerengen, Vortrag 14 Mrt. 1916,
in Balkan und Naher Orient, 14 Vorträge, hrsg. von Ludwig
Cwiklinski.

Lamouche, Colonel, Quinze ans d'histoire balkanique 1904—
1918, Paris 1928.

Larmerou X. J., La politique extérieure de l'Autriche-Hongrie
1875-1914, Paris 1918.

Louis, Les Carnets de George, 4e ed. 1926.

Luckwaldt, F., Freiherr von Marschall als Botschafter in
Konstantinopel, in K.S.F. XII (1934).

Madol, H. R., Ferdinand von Bulgarien, Berlin 1931.

Mandl, L e o p.. Die Habsburger und die serbische Frage, Wien
1918.

Manger, J. B., De Triple-Entente, de internationale verhou-
dingen van 1902—1909, Utrecht 1934.

Marco, Nicolaus Hartwig: Serbiens Aussenpolitik vor dem
Weltkrieg, in K.S.F. VI (1928).

Montgelas, M., Russland und Europa 1904—1914, in K.S.F.
VIII (1930).

Moukhtar P a c h a, M., La Turquie, l'Allemagne et l'Europe,
depuis le Traité de Berlin jusqu'à la Guerre Mondiale, Paris
1924.

Nekludoff, A., Diplomatie Reminiscences before and during
the world-war 1911 — 1917, London 1920.

N

-ocr page 162-

Pinon, R., L'Europe et la Jeune Turquie, Paris 1911.

Poincaré, R., Au service de la France I (Le Lendemain d'Aga-
dir), II (Les Balkans en feu), Paris 1926.

Pomiankowski, J., Der Zusammenbruch des Ottomanischen
Reiches, Zürich u. Wien 1928.

Pribram, A. F., England and the international policy of the
European Great Powers 1871 — 1914, Oxford 1931.

Pribram, A. F., Die politischen Geheimverträge Österreich-
Ungarns 1879—1914, Wien u. Leipzig 1920.

Question, La, bulgare et les états balcaniques. Exposé et docu-
ments, Sofia 1919.

Radoslavoff, V., Brief van — in K.S.F. IV (1926).

R a d o s 1 a w o f f, V., Bulgarien und die Weltkrise, Berlin 1923.

Rappaport, A., Albaniens Werdegang, in K.S.F. V (1927).

Rappaport, A., Mazedonien und die Komitadschis, in K.S.F.
VIII (1930).

R i z o f f, D., Bulgarien und Russland, Heft II, Flugschriften des
Berliner Tageblatt, Berlin.

Rosen, Fried., Aus einem diplomatischen Wanderleben, Buka-
rest-Lissabon II, Berlin 1932.

Ruppricht, S., Der Anteil der serbischen Presse am Ausbruch
des Weltkrieges, in K.S.F. III (1925).

Sasonoff, S. D., Sechs schwere Jahre, Berlin 1927.

Schmitt, Bernadotte E., The coming of the war, New-
York-London 1930.

Schoen, Freih. von. Erlebtes, Beiträge zur politischen Ge-
schichte der neuesten Zeit, Stuttgart u. Berlin 1921.

Schwendemann, K., Grundzüge der Balkanpolitik Öster-
reich-Ungarns von 1908—1914, in K.S.F. Vfll (1930).

S e t o n-W a t s o n, R. W., The Balkans, Italy and the Adriatic,
London.

Seymour, Ch., The Diplomatic Background of the War 1870—
1914, New Haven etc. 1916.

-ocr page 163-

Sosnosky. Th. von, Die Balkanpolitik Östcrrcich-Ungarns
seit 1866 II, Stuttgart 1914.

Steed. H. W.. Through thirty Years 1892-1922 I, London
1924.

Steinitz, Ed. V o n, Berchtolds Politik zu Beginn der Balkan-
krise 1912, in K.S.F. IX (1931).

Steinitz, Ed. von, Rings um Sasonow, Berlin 1918.

Stieve, F., Iswolski und der Weltkrieg. Berlin 1926.

Suchomlinow. W. A., Erinnerungen, Berlin 1924.

Uebersberger, H., Zur Vorkriegsgeschichte Serbiens, in
K.S.F. XI (1933).

Wilhelm, A., Das moderne Griechenland, zwei Vorträge 4 u.
18 Mrt. 1916, in Balkan und Naher Orient, 14 Vorträge, hrsg.
von Ludwig Cwiklinski.

Wroblewski, V. A., Zur Entstehung des serbisch-bulgari-
schen Bündnisses von 1912, in K.S.F. III (1925).

-ocr page 164-

-.-quot;«SS!

-ocr page 165-

STELLINGEN.

1.

Geen van de grote mogendheden heeft de Balkanoorlog gewild.

IL

Voor het bestaan van een schriftelijke overeenkomst tussen
Servië en Griekenland in 1912 zijn geen bewijzen te vinden.

III.

Ten onrechte ziet Liman von Sanders, Fünf Jahre Türkei, blz.
12, in het feit, dat van de Duitse ambassade niemand bij zijn ont-
vangst in Constantinopel aanwezig was, een bewijs, „dass die
Botschaft bereits von der Militärmission abzurücken begann.quot;

IV.

Terecht meent J. C. M. Warnsinck, De vloot van den Koning-
Stadhouder, blz. 48 vlg., dat de leiding van de Franse vloot aan-
sprakelijk is te stellen voor het feit, dat deze in September 1689
geen slag heeft geleverd.

V.

Het in vele opzichten voortreffelijke boek van Dr. J. B. Manger,
getiteld „De Triple-Entente, de internationale verhoudingen van
1902 tot 1909quot;, zou zeer zeker nog aan waarde gewonnen hebben.

-ocr page 166-

—«

A

- -

-ocr page 167-

wanneer deze een ruimer gebruik had gemaakt van de bestaande
hteratuur.

VI.

Ten onrechte wordt door de bewerkers van het Oorkondenboek
van het Sticht Utrecht, deel I, stilzwijgend aangenomen, dat de
Indictie der Utrechtse bisschopsoorkonden altijd met de 24ste Sep-
tember wisselt.

VII.

Elke poging om de corrupte datering van O. B. S. No. 184 te
verbeteren zal moeten uitgaan van het feit, dat paus Leo IX in deze
oorkonde genoemd wordt. De in het O. B. S. voorgestelde datering
is dan ook volkomen onjuist.

VIII.

De bewering door Dr. J. Romein in „De Lage Landen bij de
Zeequot; op blz. 195 neergeschreven, dat de opkomst van de boek-
drukkunst als een van de voornaamste oorzaken beschouwd moet
worden van de ondergang der beweging van de Moderne Devotie,
is onjuist.

IX.

De opvatting, door Dr. H. J. Hak in zijn „Marsilio Ficinoquot;, blz.
156 weergegeven, dat Ficino bij zijn bezoek aan Parijs in 1495
Faber Stapulensis zou hebben ontmoet, is reeds door P. Mestwerdt,
Die Anfänge des Erasmus, blz. 324 op goede gronden weerlegd.

X.

De mening van J. Carcopino, Sylla, ou la monarchie manquée,
dat L. Cornelius Sulla een blijvende alleenheerschappij wilde ves-
tigen, is onjuist.

-ocr page 168-

«

'-»-KS

-ocr page 169-

ÄÄii

m-

lasfti^iiiis^

.ïç;

^.illli

-ocr page 170-

' ^^ ► ^ - ' 'if- , ' i ' - 1 , •

'•M-'-.

\

'.'-Ci

a '
, *

t

'^«fV,---

-ocr page 171-

iiiitlIâlIiiÉîS^^

O';

............

if

mm

-ocr page 172-