-ocr page 1- -ocr page 2-

Geogr. et Itinei^^t
Octavo No.

r

m

f\

-ocr page 3-

' . J -

i

7 ■■

r
i

-ocr page 4-

A

fi.- -

.. ... .. -

-ocr page 5-

REISÄ ANTE EKENINGEN.

.1•

-ocr page 6-

hg

% fteÊinbsp;tïtefe Btóer ».

Tredik.3.vi2.

-ocr page 7-

AANTEEKENINGENjj

gehouden op eene

REI Z E

DOOR

Turkjjen, natoliën,

D E

KRIM EI» Rt7St,AND,

IN DE JAAREN I784-8p.

Met Plaaten,

f--

Vv .

CONSTANTINOPOLEN,

VAN DE HEOIRA MCCVl.

-ocr page 8-

n^eim jemanä elm Reife thui, •
Zo kan Vr was verzählen;
Drum nahm ich meinen ßock und
Und thät das Reifen vrähleti. (Jiut,

Zuerfi ging's an den Norüpo l hin;
Da war es kalt, bey Ehre!
Da dachtquot;ich denn in meinem ßnn,
Dofs es hier befer wäre.

hl Grönlandfreuten fie ftch fehr,
Mich thr£S Orts fit fehen.
Und fetzten mir den Thrankru^
Ich liejs ihn aier flehen. Qhen

Von hier ging ich nach Mexiko ;
Ist weiter als nachBremen,'flroh-.
Da, dacht' ich: liegt das Gold wie
Dil follst'n fach voll nehmen.

Stein, allein, allein, ailel/r,

Wie kann ein Mensch fleh trügen!
Ichfand da nichtsalsfand undflei«.
Und liefs den Sack da liegen.

Drauf kauft' ich etwas kalte kost.
Und Kieler fprott und kuchen.
Und fetzte mich auf extrapost,
Land Afia zu befuchen.

Nach Java und nach Otaheit,
Und /9frika nicht minder;
Und fah hey der gelegenheit
na Städt' und Menßhenkinder i

Und fand es uberal wie hier.
Fand überall 'n ■'Sparren,
Die menfchen gerade fo wie wir.
Und eben folche Narren,

WANDSEECKER BOTHE. V. Theil, P-.I^S-

k

-ocr page 9-

fragmenten

EENER VERONGELUKTE d^

VOORREEDEN.

-ocr page 10-

grijpen, zorgvuldig wg te ßuiten. Na weinige dagen her-
fiel' ik, haast' mi]
't zelve weder op te fchommelen; jnaar
helaasr ,, vergeefsch. In weêrwil yan een eindelm zoeken,
vind- ik -er alleen deezefnippers van, verre^tßeckße overfihot. C*)

C*) 't Eemgßc, äat mij van de verhoren ßukken zoo wet rcha.
émwachtig voorflaat, is dat 'tr veel inkwam van dc wanflallige
iüsproportie van
boekmakend mnbsp;fiiMick, dt over-

jielping van fchriften, V lastig aanhouden mijner vrienden, van
ijskoud vforden, V uit de hand laaien vallen yan de pen, en

zulk tuig meer, alles fplinter manv. „

'échter deeze ontfutzeling fchuVi iets voor mij onbegrijpelijks,
iijna iovinnatuurlijks. Misjchien zou V niet onzondig .^ijn 'er iets
aan ie wUlen veranderen. Hierom laat ik Je voorreeden, zo als zij
pij ge/aaten is. En't mögt z)jn , dat deeze gaaping ook op eene ho-
ynmatuurnjXe wijze gevuld werät, zo laai ik 'er eene fpatis voor open..

-ocr page 11-

ëener veroxgelükté voorreeöen. v

'nbsp;■ ' --'i Bleef dan afge-

fprooketi, dat dit hoekske m de waereld zou ko-
men kijken. -

Twee wegen, zegt plinius flaan hem
open, die zich zoekt te
illustrceren, —
zuaken te doen, waardig befchreeven te worden,
■ zaaken te fchrijven, -waardig geleezen te
•worden. Daar ik nu in mijn drie- en- veertig
jaarig keven, geene^ flofe tot een heldendicht,
zelf niet in éénen zang, aan de markt gebrage
heb, en oogfchijnelijk, leefde ik ook noch drie
maal drie- en- veertig jaar en, 't niet doen zal,

zo bleef tljij niets over, ilan ........ lt;^uam-

quam o!

lllustreeren! mögt ik maar geene reeden
hebben te vraagen, wien zal dit flag van fchrif
yen behaagen? Den geleerden zal 't zijn te
oppervlakkig-den ongeleerden te diepzinnig-^

,nbsp;äeti.

C^) » Quibus Deorum munere datum est, aut faee-
re fcribenda, aut fcriböre legenda.quot;
Ub. IV. epist. i6.

3

-ocr page 12-

— den ernst igen te vrolijk, te fehr ml in ke-
■ ringe — den vrolijken te droomig — den fij-
nen te vrij (iQ, te los — voorflanders eener
gezette denk- en fchrijf-trant te vol vlaagen,
tevol ontijdige zij-flappen— van [maak te plompt

te geesteloos -jabroers en jazusters te fcherp,

ie vol ugenjpraak. -

\

Zeker Tiad ik, lemoedigd door 't voorbeeld
van den Heer Abt T
........ (die zonder de al-
ler-
em)
De fijnen flaan tot de echte godvruchtigen als de
zelfkant tot 't laken, dien zij evenaaren in prullerij, grof.
heid, ruuwheid. Zotheid of hukhelaarij kenmerken lm,
zwakheid hm, die ^er zich aan ftoort,

C4) Mijne vrijheid kan geen redelijk fchepzel lelgen,
bedenkenden, dat dit boek 't licht ziet in een ge^vest, 't geen
een
Porto Franco is van allerlei menfchelijke opiniên, welke
alle, wel niet gelijkelijk aangezien,
'er gelijkelijk geduld
worden, die ik, als haar historie-fchrijver, dus vrijelijk
historice mag invoeren en debiteeren.

-ocr page 13-

ÊENER VERONGELUKTE VOORREËDEJÏ. VÜ

lergeringße kemiisfe der Turkfche, enz. fpraak,
zo als hij zelve mij te Conftantinopolen zeide^
een iverk over de litteratuur deezer natie on-^
langs gemeen maakte) de beste geleegenheid, de
ingewanden der Oosterfche geleerdheid om te
•wroeten, Arabifihe, Perftfihe, Turkfche geleer-
den hij risten uit 't graf te haaien; of ook eeneti
fchat van nieuwe aar neemingen (wie
kon mij
tegenfpreeken?) over de
phyfica, historia na-
turalis, chyraia
uittefiallen; dan mij de har-
fens niet kruimrijk genoeg voelende, om 'er te-
vens iets waars en iets belangrijks over te zeg-
ge7l 5 af keer ig van Jierhaalingefi, ongeiieegen j

om mij met eens anders vêeren dik te maaken,
liet ik dit daar; m fchreef ... fchreef ... de
lezer mag zelve zeggen wat. 't Ding heflaat
mij te naa (s).

t Staat

Cs) « Etenim fi aüense quoque laudes parum squis
gt;» auribus accipi folent; quam difficile est obtinere, ne
» molesta videatur oratio de fe aut fuis differentis!quot;
Pt-iNius, m. I. epist. 8.

-ocr page 14-

't Staat aan hem iiitfpraak te doen, of ik
van de moeijelijke taak eens reishefchrijvers ge-
komen ben, zonder kleêrfcheimn, d. i. zonder
te vervallen, noch in 't beuzelachtige, noch in
't mnderhaare, duidelijker gezegd, 't leugenach-
tige.- In
V zonderlinge, 't paradoxe? 't Mag
zo zijn.

In de daad, mijne 'heeren en dames! (ik
fchrijf niet dan . quot;foor luiden van fatzoen) de
perfonagie eens reis-befchrijvers goed te fpeelen,
is gaamver gezegd, dan gedaan. Verhaalt hij
als een eerlijk, vroom burger gemeene dingen,
b, v. dat men
door fchommelen van de melk
boter krijgt,
of maakt hij als een geleerd boe-
delhouder der natuur, treedende in de uitgevaa-
ren fpooren eens
linn^us, op nieuws den
inventaris van haar nalatenfchap, te weinig hs-
langrijk, te weinig nieuw zal hij doen geeuwen:
zo als de hoogd. heeren A. B. C. — Z. dit

ondervonden hebben. --- Slaat hij over tot

buitengewoone, h wonderbaare, b. v. dat dc

boe-

-ocr page 15-

EENER verongelukte VOORREKDEN.

boeren te Varna aan den Donau, noch bij
overleevering gewaagen van de fraaijc zang-
ftem van
oviüius, die, voor ruim zeven-
\ticn hondeyt jaaren, derwaarts heen droop,
met meer lust tot fchr ei jen, dan tot zingen:
te vergeefsch hoodt hij dan zijne verhaa-
len ook met zijn eigen hloed te onderteeke-
nen-, hoe hij meer kromme fprongcn maakt,
om des lezers vertrouwen te winnen, hoe deeze

ergdenkender wordt. -- Veroorlooft hij zich

't geen hem '-horhrnm te berispen, welhaast
fcheldt men zijn werk voor een fchimp-fchrifi-
—- Loftuitingen worden verdacht gehouden

van vergrootinge, van vleijerije, en maaken on-
der mijne landslui zelden fortuin. Zo moet 't
een ganfche gaauwert zijn, die door alk deeze
klippen heen komt.

k IVil niemand bedriegen, noem mijn werii
opzetHjk niet eene
Reis-befchrijvinge, maar
T Snbsp;Aan.

-ocr page 16-

Aanteekeningen, enz. (6). 't Zou voorvfaar
eene groote onbefchaamdheid geweest zijn, 't
eene reize te noemen, daar ik, bij 't einde van
dit deel, den lezer zo goed als noch niet
van den floel doe opfiaan. Dit moet Mm ge-
•weldig fpijten, zo hij een liefhebber is van poS'
ten, postillons, quot;wegen, weêr, wind, herbergen,
en dergelijk tuig van belangrijke zaaken meer.

Bijaldien 't fioodht 't zo ml, dat dit kind,
een hroêrtje krijgt (waarvoor ik vader niet in^
flaa)
alias, 'er ooit een nader deel 't lee^
venslicht aanfchouwt, en mijn lezer mij op
mijne pelgrimagie in Afiën, enz. gelieft gezel-
fchap te houden, zullen wij ons dehkelijk wat
meer beweegen.

Ze-

C6) Hem, die in H geheel niet wet wat reizen is j
dieit tot naricht, dat deeze
Aanteekeningen, zo als
ik ze uitgeev', niet op de reize zelve alzoo gemaakt,
integendeel na de zelve uitgewerkt, bejchaafd en opgetooid
zijn.

-ocr page 17-

EEJJER VEllONGELUKTE VOORREEDEN. Xt

Zeker is 't, dat ik, hij geene mogelijkheid,
den lezer overal zal hehaagen:
maar, hij de
groote verfcheidenheid van' waar in deeze uit-
dragerij, zou 't toch ook wel vreemd zijn,
yondt hij 'er in 't geheel niets in van zijne gaa-
ding (7).

Zeker is 't, dat een welleevend man een gastquot;
maal niet laakt, al recht men ook eenige fcho-
tels aan, tegen zijn zin bereid (%).

Ze-

C75 .. Adnixï c=rte fumiis, Ut, quamlibet diverHi

„ genera lectorum, per plures dicendi fpecics tenere-

M mus. Ac ficut veremur, ne quibusdam pars aliqiia

,, fecundum fuam cujusque naturam non probetur-

gt;» ita videmur posfe confidere, ut univerfitatem omni-

» bus varietas commender.. plinius. Wb. IL epist. s.

(8) „ Nam et in ratione conviviorum, quamvis a

Plerisque cibis ilnguli temperemus, totam tarnen

coenani omnes laudare folemus: nec ca, qu® fto-

quot;nbsp;quot;oster recufat, adimunt gratiam iis,a quibus

„ capiuntur.» Id. itij^

-ocr page 18-

Zeker is 't, dat de yerfcheidenheid van finaa-
ken,
belustheedentjes, vize-vazerijen zo legi-
oenig is,
dat die zijn kost alle menfchen naar
den mond zoekt te kooken, flapelzot zal zijn,
voor dat hij half klaar ts (^J.

Zeker is 't, dat 't publiek, 't geen wel vijf
voeten aan een fehaap, en voor een grein me-
taal wel een fchip-p07td vermaak en leeringe
eischt, en pok hefiendig
7iaar den mond gepraat
wil zijn, zijne fchrijvers voor 't minfle onver-
fchillig behandelt, bij 't kezen van eßn werk,
zo weinig denkende aan den auteur, als
aan
den fchoenmaker, hij 't aanfehieten van een
paar gemaklijke flojfen.
Toon mij een kzer, ge-
dachtig op, erkentlijk voor de moeite, die hij
zich gaf, om hem te hehaagen! gedachtig, hoe
meenigmaal, in flaapelooze nachten, hij zich

met

(9)--convivse prope disfentire videntur,

pofcentes vario multum diverfa palato.

Quid dem?quid non dem ? renuis tu,quod jubet alter,

HORATIUS. lil. II, epist. 2, V. 6u

-ocr page 19-

EENER VERONGELUKTE V00RR.EEDEN. XHI

met zijn onderwerp 't hoofd gebroken, zich zei-
yen de vermederende
belijde7iisfe van de fhig-
heid, de logheid zijns verftands, der dorheid
zijns geests heeft moeten doen! hoe dikwerf, in
den kouden winter, hij
't bed verlaaten, in don-
ker morrelende na de kaars gezogt, die klapper-
tandende ontfloken heeft, ten einde een ingevallen
gedagten fchielijk op 't papier te bergen! Neen,
van dit alles droomt 't publiek niet. 't Schijnt
te gelooven, dat
V even ligt (iq) is, iets beval-
ligs neêr te fchrijven, als zich den neus te fnui-
ten, of rijpe appelen van de boomen te fchudden.
Dan dat deeze weetsn, hoe de dcfikbeelden, VOOr

vier baaringe noch geen vroedkunde is uitgevon-
den
filj, en die zo min na commando luiste-
ren, als 't niezen, even als een fraai meisje,

niet

Cl O) „Soms folks there are who write with eafe exceeding.
Such
eafy writing is not cafy reading.quot;

Dr. Young.

Cli) De Ars InvenicncJi.

-ocr page 20-

xivnbsp;fragmenten

niet dan na eene lange vrijagie, zich laat en
lokken. Om nu van de llaauwtjes niet te gt^
ivaagen!

Zommige onderwerpen zijn eer aan- dan om-
geroerd. Dit moet hen heigen, die ze liefst
tot op 't gehèente afgeknaagd, en alles, tot op
een fchraapzel van een nagel, hun opengelegd
zagen.
Cicero fchijnt opzetlijk vermijd te
Tiebhen, iemand de mjsheid met lepels den hals
in te gieten, zeggende ergens: „
zij, die altoos
„ 't preciefe geheim van de mis willen wee-
„ ten, tooneii meer nieuwsgierigheids dan
„ hun dienflig is.quot;
Zonder de genie, 't ver'
ftand, de kunde, 't gezag deezes Roomfchen
Burgemeesters te hehhen, volge ik wel eens hier-
in zijn Ed. Groot Achthaarenmisfchien ook
•wel, quot;wijl ik 'er niet meer van wist.

Bij

-ocr page 21-

eener verongelukte voorreeden. xv

Bij de verfcheidenheid der uit elkander leg-
gende onderwerpen deezer Aanteekeningen, kan
de lezer 3 met zijne gewoone fcjiranderheid, niet
misfen vreemde hulp op'te merken. Ik zal den
fraatjen fchrijver van de
Historie der Bezit-
tingen der Europeaanen e7iz. misfchien ver- ,
leid door 't zwak zijner natie, die wenscht
voor
univerfeel door te gaan, niet navolgen
(hoe gaerne ik anders mij naar dit 'uitmuntend
model fatzoeneer e) daarin, dat hij verzwijgt ds
naamen van hen, die hem de louwflojfen tot

zijn belangrijk boek aandroegen: offchoon ook een
kindkan bemerken,dat hijveele helpers hadt. Het
is met
vermaak en erkentenisfe, dat ik bericht ^
dat 't grootße gedeelte van 't 'geen betreft 't
militaire weezen der Turken, mij is verfchaft
geworden, door den Heer Ridder
van kins-
ter gen, die in dienst der keizerin van Rus-
land, (toen hij de eerfle was, die de vlag ■van

CA-

-ocr page 22-

cathar.ina de II deedt eerbiedigen op de
Zwarte-Z^e, toen hij, door 't fchr ander beleid
zijner operatiën, zijne toemnaalige Souvereine
den alleraangeleegenflen dienst deedt) het Mn-
zulmanfche krijgsweezen te water en te land,
vit kundige oogen leerde kernten, en dus best
bevoegd was, echte en nieuwe berichten aan de
hand te geeven.

Ook heeft de Heer tor, die, door zijn
lang verblijf in Turkijen, geleegenheid hadt 't
zelve zo wel te keren kennen, mij verfcheide
bijzonderheeden medegedeeld, die ik mij ten mit
maak'. Fan al de rest, ßaande enkel ter mij-
ner verantwoordinge, verklaar ik mij den ech-
ten vader; eene verklaaring, die men niet alt GOS
met even onbezwaard geweetcn doen kan.

De fchrijver van den Wandsbecker Bothen,
heeft den vriend Hayn anders de Dood, voor-

aar.

-ocr page 23-

eener verongelukte voorreeden. xvrr

aan zijn boek, ah een huisgod, een befihem-
engel gefield. Dit, meer zonderling dan aar-
^^g» mishaagt mij, omdat die fnaak een groote
flaapmms is, die op zijn best genoomen een
^oek befchermt, als de auteur die befcherminge
f'iet meer behoeft: en noch hoe?

(Bij zijn leevendig lijf zich moedwillig zul-
len patroon aan :den hals te binden! 'k wil 'er
niet meê opgefcheept zijn! Helaas! helaas! 'k
zal noch eens tegen mijn zin 't maar al te lang
zijn! Dan „
quatenus nobis denegatur diu
5» vivere, relinquamus aliquid, qiio nos
n vixisfe testemur.quot; Ci^X

Ik ben gelukkiger dan de Hr. m. clau-
DitfSj en heb meer werkzaame vrienden; ver-
hoogmoedig mij 'er onder te noemen, luiden van
geboorte, ftand, aanzien, gezag, en, wat meer

aan

(12) Plinius lib. ih. ep. 7. „ Hoe fit negoti-
» üin tuum, hoe otium; hic labor, hsec quies: in his
quot; ' quot;1 his etiam fomnus reponatur ?
Effinge
„ dtquid et excuie, quod ftt perpetuo tuum.quot; Idem.
lib. I. ep. 3.

-ocr page 24-

dan dît alles is, groote perzoonelijke verdicn-
ften, luiden, die de faam na de oogen ziet, cn
die haar heveelen, wien zij zal uitbazuinen.
Ik erken de aangeleegenheid gepreezen te worden
door gepreezenen. Te vergeefsch fchonk de na-
tuur iemand de groot fie voorrechten , tenzij' ze
hem tevens een voorfpraak fchonk, die ze om-
roeptnbsp;Vraagt men nu, waarom met dit
alles, ik niemand deezer fchuts-heeren aan de
voordeur zet, zo antwoord ik dit alken:
mijn
kind is te ftout, om 't iemand op de ar-
men te geeven.

Bijaldien de critique, als de cokqainten,
hoe dik ook geïncrusteerd in 't zoet der fïuwee-
ligfie bewoordingen, altoos een bitteren nafmaak

laat,

(13) ,5 Neque enim cuiquam tam clarum ftatim in.
.»nbsp;est, ut posfit emergere, mfi illi nïateria,oc-

„ cafio.fautor etiam commendatorque contirgat.quot; plj.,
Nius Jib. VI ep. 34.

-ocr page 25-

eener verongelukte VOORREEDEN. Xtx
iaat, hoe wrang moet men mij dan niet aanzien l
f Cipijt mtj, getroost nogtans, niemand 't licht
te hebben willen hetitnmeren. „ Ban dezelve
» vrijheid, die ik in 't beoordeekn der gevoe,
„ lens van anderen genomm heh, verzoek ik
ook, dat zij, in wier handen dit
goedje ka-
men zal, met mij neemen. Niet fchielijker
» zullen zij mij van dwaalinge overtuigen, dan
33 ik mij naar hunne vermaaninge zal fchikken.
33 Voor 't overig, zo hier iets ftrijdigs met damp;
„ godsvrucht,
met goede zeden, de H. S., dealge-
gt;3 meen aangenoomen gevoelens der
Joodfche, Kris-
„ ^e«, o/Mahomedaanfche fynagoge, kerke of
mosk.tt,ietsjirijdigs met eenige waarheid, of
„ welvoeglijkheid van mij gezegd is,men hu-
» de 't ah niet gezegdquot;
(14).
Eindelijk vindt de lezer iets naar zijnfmaah,

^at hij 't nutte -V geen hem floot, dat

'er een dikken, boezen flreep door haak-- •

^quot;araan hij twijfelt, hij zette 't tusfchen

twee

(.14; t^RoTius de Jure Bdli ctc. in proleg.

O

-ocr page 26-

dan dit alles is, groote perzoonelijke verdien-
den, luiden, die de faam na de oogen ziet, en
die haar heveelen, wien zij zal uitbazuinen.
Ik erken de aangeleegenheid gepreezen te worden
door gepreezenen. Te vergeefsch fchonk de 7ia-
tuur iemand de grootjh voorrechten , tenzij ze
hem tevens een
voorfpraak fchonk, die ze om-
roept ClVraagt men nu, waarom met dit
alles, ik niemand deezer fchuts - heeren aan dc
voordeur zet, zo antwoord ik dit alleen:
mijn
kind is te ftout, om 't iemand op de ar-
men te geeven.

Bijaldien de critique, als de cokqidnten,
hoe dik ook geïncrusteerd in 't zoet der fluwee-
Ugfte bewoordingen, altoos een hitteren nafmaak

laatt

Cl„ Neque enim cuiquam tam clarum ftatim in-
„ genium est, ut posfit eraergere, nifi illt materia, oc-
„ cafio.fautor etiam comraendatorque contingat.quot;
plj.,
MUS Jib. VI ep. 24.

-ocr page 27-

êener verongelukte voorreedem. XtS
laat, hoe wrang moet men mij dan niet aanzien!
't Spijt mij, getroost nogtans, niemand 't licht
te hehhen willen betimmeren. „ Ban dezelve
igt; vrijheid, die ik in 't beoordeekn der gevoe,
« lens van anderen genomen heb,
verzoek ik
» ook, dat zij, in wier handen dit
goedje ko-
« men zal, met mij neemen. Niet fchielijker
» zullen zij mij van dwaalinge overtuigen, dan
» ik mij naar hunne vermaaninge zal fchikken.
„ Foor 't overige, zo hier iets jirijdigs met di
„ godsvrucht,met goede zeden, de H. S., de alge-
M meen aangenootiien gevoelens der Joodfche,/srw-

» ten 5 of Mahomedaanfche fynagoge, kerke of
moskQt,iets Jirijdigs met eenige waarheid, of
» welvoeglijkheid van mij gezegd is, men hu-
de 't als niet gezegd.quot;
(14).
Eindelijk vindt de lezer iets 72aar zijnfmaah,

dat hij 't nutte--geen hem ftoot, dat

'er een dikken, boozen ftreep door haale--

'f/aar aan hij twijfelt, hij zette 't tusfchen twee

O of

(14) Grotius ie Jure Belli ctc. in proleg.

-ocr page 28-

CJ of PP: maar wäs zijn voorneemen, hij eens
vermeende kennisfe van den auteur,hem perzoon-
lijk 'er over te onderhouden, met hem te komen
in eenige
discuslie, elucidatie, explicatie,
contestatie, altercatie,
hij fpaare vrij dit
moeite-, 'i is iets, waarna hem de muts niet
flaat. 't Mag zon- V mag maane-fihijn, goed
of fleckt weêr zijn, hij is niet van zins daarin
zich in te laaten,

^egt 't boort.

P. S. Deeze voorreeden is wel een octaaf te
hoog gezet voor 't werk. Misfihien
V effect van
de hortze?

-ocr page 29-

eerste bundel.

Het feizen, Deszelfs voor- en nadeeltn.

Ik mag, dunkt mij, met een {cheutje be-
voegdheid hiervan fpreeken. Iedereen heeft den

mond vol van deszelfs lof. 'Er kan, meenc
men, niet te veel goeds van gezegd worden.
Ik twijfel 'er aan.

De ondervinding, ik beken 't, is de leiband
Waaraan wij leeren loopen, en de reizen zija
de beste fchool, om dien leiband te gebruikené
Maar, of bij flot van reekening de woellgfte
reiziger een hair gelukkiger is, dan hij, die

Anbsp;nim'

-ocr page 30-

2nbsp;HETRElZEN.

nimmer uic 's moeders keuken was, is bij mij

noch onuitgemaakt.

Qiiid Irevi fortes jaculamur avo
Rhtita? quid terras alio calentes
Sole mutamus ? pat rite quis exul

Se quoque fugit ?
Scandit ara(as vitiofa navet
Cura. —

HOK at- Carmin. Lib. II. cd. XVI.

«— —— ■nbsp;navibus atque

Quädn'ßis petimus hene vivere : quod petis, hic efl,

ld. Ep. XI.

De reizen zijn 't gefchiktfte middel ter vor-
minge van 'c verftand; ze verrijken, of beter
ze kunnen 't verrijken met eene waereld van
nieuwe kundigheden.

In 't reizen treffen de voorwerpen onze zin-
lien regelrecht; wij
beademen dezelven onmid-
delijk; zij doen 't merg van de ziel aan, heg-
ten zich 'er aan vast, en amalgameeren zich
met haar weezen.

Eene reize te doen of eene reize te leezen,

ver-

■HP

-ocr page 31-

DESZEamp;FS VOOR.- EN NADEELEN. 3

verfchik als de vertooninge van een treurfpel
bijtewoonen, of'er 't aanplak-billet van te ziea.

Zij zijn de fleevigfte borftel tegen den natio-
naalen , dien lelijken hoogmoed, de kwaal der
gatifche menfchelijke natuur. Zij ontfluiten den
geest uit den kerker van vooroordeelen , van
kleine, onedele, burgerlijke, fchoolfche, land-
ftad- familie' enz. — eigene meeningen , die
Onze denk-vermogens des te naauvi^er knellen,
naarmaate de kring, waarin wij geleefd heb-
ben, enger is.

De grootfte dienst, welken zij ons bewij-
zen , is
dat zij ons 't beste bekwaam maaken

tot den omgang met menfchen. Zij geeven een
tact van waereldkennis, verftooken van de wel-
ke de onnozele honderdmaal voor 't gelag blijft
bitten, en in een maalftroom gebragt wordt
«Joor de argelistigen.

En waarom onder ftoelen of banken geftoo-
5 dat zij ons de ganfche waereld als ons
^äderland, onzen aardkloot als onze algemeene
wooning doen befchouwen ? ons onverfchillig

A anbsp;maa-

-ocr page 32-

4nbsp;HETREIZEN»

maaken omtrent dingen, waarop de goede ge-
meente , geleid door eenigen wier fludie en
beftaan 't is, ze te blinden, een hoogen prijs
(lelt?

Keeren wij 't blaailje eens om. Die lang
de waereld doorkruist heeft, is voor de rest van
zijn leeven misnoegd, bedorven, ongelukkig.
Uoe met hem alles wat gij wilt, onmogelijk is
't een zekeren waazem van droefgeestigheid, die
hem als de fchaduw vervolgt, van zijn humeur
afceveegen. Tracht hem zo gelukkig als immer
mogelijk te maaken ; zijne genietingen zullen
altoos onvolkomen zijn ; omdat de ervaaring
hem beftendig herinnert wat 'er aan feelt.

Wat fteekc daar achter ? De goedaartige
natuur, fchoon zij haare gunftelingen heeft, be-
handelt niemand der bewooners onzer aarde,
als
eene ftiefmoeder. Haare gunden, die zeer
verfcheiden zijn, deelt zij met eene vrij gelijke
hand uit. Niemand fchenkt zij alle tevens.
Alle
landen hebben hunne voorrechten. Daar 't
's zomers alleen warm is, daar is 't 's winters

bif-

-ocr page 33-

deszelfs voor- en NADEELEN. 5

bitter koud enz. De onderfcheidene luchtflreekea
hebben hunne onderfcheidene voortbrengzels,
eene rijke bron van allerlei geneugten, daar de
reiziger gemeenzaam mede bekend wordt, die
't onmogelijk is aan één oorc op een te ftape-
len, en wier gemis hem voor 't minst geeme-
lijk maakc.

Door 'c reizen verkrijgt men eene zekere
ongerustheid, eene woelachrigheid, eene onte-
vreedenheid met de plaatze daar men is. Ik
ken luiden, die'er ellendige martelaars van zqn.
Tc vergeefsch preekt men hun:

H Qi'e rien n^eß plus périlleux^
» Que de changer Ie bien pour Ie mieux'\

Het eenigfte middel tegen die kwaal , is
juist 't geen ze vermeerdert, 't reizen zelve.

Het is van een reiziger, dat men eigenaartifr
zeggen mag, dat \ leeven niet meer dan een
pelgrimage, eene beftendige vreemdelingfchap
Hoor eens wat
seneca 'er van zegt.
n Die hun leeven met reizen doorbrengen ,

A 3nbsp;heb-

-ocr page 34-

6nbsp;h e t r e i z e n.

hebben veele heibergen en gcene vrien-
den (t).

Geiijk eene plant, die beP.endig uit een
grond, waarin zij pas even wortelen begon te
fchieten, gefcheurd en verplant wordt, onver-
mijdelijk kwijnt en verdort (a) even noodza-
kelijk is 't, dat de vriendfchap
eens pasfagicrs
riet meer is dan eene uiterlijke beleefdheid,
eene oppervlakkige kennismaaking,veeltijds van
beide zijden uitgeftorven met 't Kcemen van
affcheid enz. enz. enz.

Ten befluite; er blijft ons niet veel overig
dan de keus 't leeven weg te flaapen in de
doodsheid eens eentoonigen Icevens , of door
de wakkerlioudende
afvvisfelinge van zorg en
genoegen , van gemis en genot (afwisfelinge

die

(^O ƒ« peregrinaiiove vitam agentibus hoc eve-
tiU, Ut fnulta hsfpitia habeant , mllas mnidtias.,

epist. 11.

(2) Non coakicit pknta, qua fapins iramfertur.,

ld. ibid.

-ocr page 35-

aanleiding tot deeze reize. ^

die 't meest ten kosten van een woelig omwan»
delen op de markt der wraereld te koop is) ons
van ons bellaan geduurig te herinneren.

Aanleiding tot deeze reize. Iets over
de Franfchen.

Maar ik vergeet mij zelven. 't Is geen
predikatie, maar een verzameling van reis - aan-
teekeningen, die de lezer recht heeft te ver-
wachten. 't Was dan aan deeze zoort van woe-
ligheid te wijten, dat ik mij in den herfst van
1784. na Conflantinopölen opmaakte, waar ik
('t
geen 't mooifte van de zaak is) kennis noch

maag, en ook niet recht met mij zelf uitge-
maakt had, wat te doen.

Men reist derwaards langs twee wegen,
Weenen^ Belgrado enz. of van Marfeille ovQt
zee. Een van de drie dingen, waarover Mar-
cus aurelius
berouw hadt, was ('k zou
de twee anderen wel zeggen; maar de vriend-
fchap der vrouwen is mij te veel waerd) den
weg te water genomen te hebben, wanneer 'er
A 4nbsp;eeö

-ocr page 36-

Snbsp;IETS OVER DE FRANSCHEN.

.een te land was. Hadt hij de eene en andere
cours in mijn geval kunnen vergelijken, mis-
fchien zou hij wel van fentiment veranderd heb-
ben. Zeker is 't dat voor hem, die de zee
verdraagen kan, de laatfte de voorkeus ver-
dient. De andere is veel bezwaarlijker, af-
mattender, onderheevig aan ongevallen. Voor
'c overige zou 't mij in 't minst niet verwon-
deren , dat een
Duitfcher ftijf en ftrak ftaan-
de hield , dat de weg door zijn vaderland
duizendmaal vermaaklijker is dan die door
Frankrijk. Ik voor mij ben nedrig van ge-
voelen, dat
't laatfte den reizenden meer ge-
noegen en gemak verfchafc , dan eenig ander
land in, en ik geloof, buiten
Europa.

\ Is niet, dat de Franfchm dat aange-
naam vrolijk, beleefd volk meer zijn, 't geen
't in de
zestiende en zeventiende eeu\v wag.
Hun karakter is onkenbaar geworden. Die de
menfchen uit de boeken , die malkander cc
piëeren, en niet uit de praktijk en omgang
beöordeelen, zullen 't niet gelooven. Hun
zingen is geen bewijs van vrolijkheid ; hun

lag*

-ocr page 37-

lagchen komt niet uit den grond des harte;
hunne beleefdheid fpruitmin uit menschlijkheid,
uit een zucht om u te dienen, dan uit een drifc
om een vertooning te maaken van hunne gema-
nierdheid, en daardoor hunne verwaandheid te
koesteren. Zedert de waterdrinkerij in hunne
zamenleeving is ingevoerd , heeft een koude,
gemanierde, hoogmoedige , verontwaerdigings-
volle achterhoudendheid de plaats ingenomen
der vrolijkheid, der oprechtheid en der goed-
hartigheid. De heftigheid en de onftuimigheid
van hunnen aart maaken, dat zij moeijelijk te
regeeren zijn.
Wanneer ik in den winter van

J?85. de buiten-rheede van Toulon omwandel-
de, en met zeker Heer (den R. v. K.) over de
gefteldheid van zaaken in dat koningrijk fprak,
deeden deeze in 't oogloopende hoedanigheden
der Franfche natie, gevoegd bij hunne vermm-
derde koningsliefde, die zij voortijds tot afgode-
rij dreeven, ons eene voor de deur ftaande om«
^ventelinge in 't zelve voorfpellen.

Iets meer van een zoo bekend land te zeg:
gen, was voorzeker mostert na den maaltijd.

A 5nbsp;Q«-

-ocr page 38-

Conflantinopokn,

De Heer joseph pitton ije tournïgt;
fort
bekwam, in 't jaar i;700, van lode-
wijk XIV. de commiifie een reize door Grie-
kenland en Afmt te doen ; ten einde van al-
daar de Natuurlijke Hi toris met nieuwe waar-
neemingen te verrijken. Hij befteedt zijn eer-
ften brief met't verhaal zijner reize door
Vranh
rijk,
— Ik voor mij, dien niemand in com-
misfie gefteld heeft, die vreezen zou mijne le-
zers te verveelen, door 't verhaal van bekende
of niet genoeg belangrijke zaaken, die zelden
behaagen, tenzij met een
nieuwe en extra ge*
peeperde fauze opgedischc, en hun dus een
kwaad denkbeeld van mijn fchrift te geeven.
Hap in ééns uit mijn vaderland (^en terwijl ik
noch op de brug ftaa, verzoek ik in 't over-
kappen een
parentkeßs, grooter als ooit zedert
de
nbsp;parenthefes in eenig werk ge-

figureerd heefc, ten zij men zoramige werken

ge-

-ocr page 39-

mmm

geheel als een paretithtps moet befchouwen, te
mogen maaken; en daarin den geëerden lezer
vriendelijk te berichten: — dat ik de reize van
Marfeille over Sni';jrna, de fcheepsgelegenhe-
den, om regelrecht na de
Turkfche refidentie
te fteevenen zeldzaamer voorkomende, en ook
Smyrna overbezienswaardig zijnde , genomen
heb, met een Hollandfchen hoeker. Dit vaar-
tuig , 't v^elk in de havens der Middellandfche
zee als een pronk-juweel onzer nationaale net-
heid gepraald hadt, en uit hoofde van den oor-
log in
Frankrijk verkogt werdt , hadt eene
onkenbaar
maakende gedaanteverwisfeling on-
dergaan. De
HollarJfche en Provengaalfche
zeelieden contrasteeren 't meest in puntigheid.

't Verguldzei, waarmeede 't lijstwerk in de
t

kajuit wel eer pronkte, was noch nieuw ge-
noeg, om door een laag fmeer en morfigheid
heen te fteektn. De deuren zonder lloten of
Inrukken door middel van een touwtje en fpij-
ker toegehcuden, de vengfters of zonder glas,
of met gebroken ruiten, 't dek voortijds zilver-
wit

»

-ocr page 40-

wie, nu niorfig en zwart, 'c vermilioen en ber-
lijns blaauw fchilderwerk , 't geen onze ftuur-
lui overal aanbrengen, nu ha}f afgefleeten , of
gedekt met een korst van drek, troffen te llerk
mijn oog, gewoon aan den geest van orde en
netheid mijner vaderlanders, om'van dit vreemd
contrast geen melding te maaken enz. Verder vind
ik in mijn kladboekje noch aangeteekend: — dat
wij op de hoogte van
Pameier ia een hoos zagen,
die ons digt voorbij gierde,een zeer onappetijte-
lijk gezicht; —dat een zwaare ftorm ons beliep,
waarin wij de voorfteng verloeren, welk voor-
beeld door de groote mast gewis gevolgd was,
indien fpoedig aangebragte nood-hoofdtouwen
hem niet uit die gedagten gebragt hadden: —
dat in dit onweer, vergezeld met dikke duis-
ternisfe, alle de kompasfen draaiden als gekken,
't
effelt;fl der eleflricitek op de magneet, NB.
ZO de lezer dit kleinigheden noemt, de gerech-
t-ige hemel geeve hem op zijne eerlle zee-r^i-
ze eene dubbele
do/ts deezer kleinigheden I
^ac wij eindelijk gedwongen waren ons g.. te

bcr-

-ocr page 41-

CONSTANTiNOpOLEN. (^Smyrna.quot;) 13

bergen aan 'c kleine eiland St. Pierre , meer
bekend door den Tonijn - vangst, in 't Franscfa
la Madrague, welke visch aldaar op een vas-
ten tijd in talrijke fchoolen komt aanzwem-
men , dan 't zo worden zal door deeze mijne
meldingmaakinge, offchoon ik 'er ook noch hij-
voege, dat alles aldaar in 't begin van Januarij
de lente voorftelde: — dat wij, na aldaar ruim
een week uitgeblaazen , en in 't geheel eene
reize van 28 dagen gehad te hebben, ein-
delijk te
Smyrna landden: — dat een delicaat
reiziger beter doet zich van brieven van ad-
dres voor die
plaatze te voorzien, dan 'c op

de welgeftoffeerdheid der herbergen te laaten
aankomen: dat die een paar brieven en de ver-
eischte hoedanigheden medebrengt, 'er zich
uitfteekend veel vergenoegen kan belooven ,
daar de
Smyrniottm een vreemdeling zeer
hupsch en gastvrij ontvangen; iets dat ik niet
kan neêrfchrijven, zonder mij dankbaar te her-
inneren aan de huizen der beeren graaf
de
hochepïed
, den conful onzer natie, die be-
ne-

-ocr page 42-

r^nbsp;CONSTANTINOPOLEN.

nevens mevrouw de confules in Turkijen een
groot aanzien genieten,
premeaux en van
lennep
, van welken laatften 't fraai, tal-vree-
de- en orden-rijke huisgezin eenen fentimen-
teelen reiziger een aandoenlijk tooneel levert,
en bij welke , als ook bij veele
Franfchs
kooplieden ik een waereld van beleefdheden
ontving, hen hier nevens om verfchooning
vraagende, door mijne nalaatigheid in 't fchrij-
vcn,
hen herinnerd te hebben aan 't ipreek-
woord ,
geen grooter bergen enz. — dat na
een verblijf van ruim een maand in
Smyrna,
ik mij infcheepte. aan boord van de Nostra
Madona della Gr acte,
een Ragufeefche vlag,
wiens kapitein en matroozen, 't was in de vas-
ten, 't talent hebben van bidden, befchuit en
olijven te leeven , zo dat de onze 'er geen
handwater bij hebben in frugaliteit : — dat
wij,
na eenige dagen voor Galüpoli geleegen
te hebben, eindelijk den ia'quot;'» dag te
Conftan-
tinopolen
aankwamen, op welke reize ik reeds
terllond gelsegenheid had de wijsheid van
ma-

HO-

-ocr page 43-

H.OMED te bewonderen in't verbieden van den
, welken ik waarnam dat de Muzulmans
regelrecht f dol maakt: zo dat de kapitein mij
fchielijk verzogt hun niet meer toe te drinken.
Tantumin de hoofdftad van 'tTurkfche kei-
zerrijk over, die benevens haare inwooners de
voornaamfte prikkel van mijne nieuwsgierigheid
is geweest, en waaraan ik mij ook hoofdzaa-
kelij k hegte: zo dat men zich vergisfen zou,
indien men hier verwachtte een aantal van
kleinigheden
(kleinigheden , zeg ik voor den
iezer , die voor zijn geld, of, zo hij 't boek
ter leen
heeft, zelfs gratis, of ftichtinge , of
vermaak; of, is hij wat lastig, beide te vor-
deren 't recht meent te hebben; zonder voor
een penning deel te neemen in een waereld van
verdrietelijkheden, onaffcheidelijk van 't reizen)
en waarmeede de reis-befchrij vers nogcans ,
Omdat zij hun van veel belang waren , ge-
hoon zijn hunne boeken op te vullen.

Turkfche hoofdftad, voortijds Bjzan'
mm , heeft den Keizer c o n s t a N t ij n , in

de

-ocr page 44-

de IV. eeuw, tot grondftichcer gehad. Zedert
dit tijdftip, bovenal zederd
mahomed II. de»
zelve den Meij 1453, veroverde, is haar
aanwas zo aanmerkelijk geworden, dat 't geen
oudstijds de ftad, nu alleen 't paleis of ferrail
des Groot-Sultans uitmaakte. Haare bevol-
king is nu ook meer dan tienmaal zo groot,
dan zij was ten tijde van
constantinus
PALAEOLOGüs, wanuecr zij niet boven de
60,000 zielen liep.

Men komt 'er niet van hier ([Amfterdam)
langs den weg dien ik nam , dan nadat men
850 mijlen heeft afgelegd. -Maar al waren 't
ook tienmaal zo veel mijlen, heefc men 't geluk,
's morgens met 't opkomen der zonne, op een
fraaijen dag weer (want de voorwerpen zijn
een groot gedeelte hunner fchoonheid ver-
fchuldigd aan 'c licht, waarmede zij befcheenen
worden) het gordijn te zien opgaan , en op
ééns deeze hooi^ftad te overzien, de heerlijk-
heid van dit gezicht, wiens weérgaê in de ge-
heele waereld niet beftaat, en aan wiens pracht

men

-ocr page 45-

ftien zich bijna niet verzaadigt ^ zal u uwé
moeite tien dubbeld betaalen. Meermaalen be-
vond ik mij in gezelfchap van reizfgers ^ die
geheel
Europa bezogt hadden , die Napels ^
Lisbon
, Bourdsaux en St. Petersburg, vief
Heden, waarvan de legging onuitfpreekelijk
gelukkig, overheerlijk fehoon is, kenden, alle
ftemden zij éénvoudig toe,dat
Conßantinopolen
ze verre overtrof.

Zo majestueusch de legging deezer Hoofd-
ftad is, even zo belangrijk is ook
Turkijen^
zo door zijne natuurlijke legging , door zijne
bewooners j als door de meenigvuldige en groo^
te gebeurtenisfen $ waarvan het 't tooneel is ge*
weesc. Hierom is 't ook altoos, en bijzonder
in deeze laatfle tijden 'c veld geweest, waarin
de woelige nieuwsgierigheid van veele reizigers
zich oefende. En met cüt al zijn de berichten ^
die men ons hierover heeft toegediend, verra
^an juist te zijn, en meenigmaal vlak aan den
«itideren kant van de waarheid.

aan dit gebrek te voldoen lt; was 't nod»
Bnbsp;dig,

-ocr page 46-

dig,dat 'ér gevonden Wierde een man, geboo-
ren in
Turkijeh, van de jeugd af bekend met
en doorkneed in dè tsal van 't land» opgevoed
midden onder de Muzulmatts, ervaaren in alle
hunne wetten, zeden eti gebruiken, gebooren
met een genoeg vast géftel, om door de hitte
van 't land niet ontzenuwd te worden , én door
die onczenuvvingö niet te vallen in de lust-
loosheid , eigen aan zijne bewodners, begaafd
met een uitgëftrekte Werkzaamheid Van geest,
om de bronnen van verlichting op te delvèn,
met een onbezwedken geduld om zo veele
jaaren zijns leevens opjeöamp;ren aan den arbeid,
die met alle de hulpmiddelen 'er nöch vereischt
wordt k

om een Volleedige bèl'chtijvinge van
Turkijen j enz. te keveren. Deeze märt is ge-
vonden in den Heer
müiiaßgba d'ohsson,
een Armeniër van geboorte, of, óm beter te
fpreekeö

jvan natie, vooïcijds ^^eédfchetiTo\k.
in
Conßantinopoknnu zedert ettelijken tijd in
Parp woonachtig , alwaär hij 't eerfte deel
van zijn werk, handelende over 't godsdienfti-

-ocr page 47-

ge , onlangs heeft uitgegeeven ; een werk,
waar aan hij meer dan twintig jaaren gearbeid
heeftalle welke bijzonderheden mij door den
Heer
hbi de ns tam, Minister des Konings van
V^wecden., een man van uitfteekend groote kunde,
begaafd met duizend goede hoedaanigheeden ,
die
perzoonlijk met den audeur, en met zijn
werk en met zijn onderwerp bekend, en dus
een bevoegd rechter 'er over is , zijn mede-
gedeeld (3).

Zijn jongfte voorganger was de Heer Baron
de tott, wiens gedenkfchriften, offchoon
vol
van bijzonderheeden betreffende de Tur-
ken, ons meer verflag geeven van des Schrij-
vers leeven en bedrijf onder dezelven, dan van
dezelven. Te veel een Franschman , te veel

van

(3) Wanneer dit werk compleet zal zijn, zal de edi-
dïe, iquot;M/öoo-:-: iu 8vo. bij de ƒ 100-:-: kos-
Ik ben niet rijk genoeg, kan ook niet uitreeke-
'«'anneer ik't genoeg worden zal, om zo diep in
® te blaazen. En 't ook niet ter leen hebbend?
unnen bekomen, ij'c mij niet mogelijk geweest, 'c

raad te pleegen.nbsp;^

I gt; 3

-ocr page 48-

van een galachtige complexie, te vol van re.»
flexiën bij de hairen 'er bij gefleepd, van kwa*
lijk aangebragte declamaticn over 't Turksch
despotisnius, van zamenfpraaken naar zijn wel*
behaagen gefatzoeneerd (door al 't welk te za-*
men, enz. zijn Ed. Geb. 't bij mij een weinig
verkorven heefi) verraadt hij ttirilond een ver-
klaarde partijdigheid tegen dit volk: van hier
zijn ijver, om alles kvvsad te vinden,af te keu-
ren , of te verkknnen, wat bij 't zelve zich aan
zijne opmerking vooraeedti Door deeze te
zichtbaare vooringenomenheid verllooken van
vertrouwen bij de nadenkenden, heeft hij min-
der ingang gevonden; men heeft zich de vrij-
heid genoomtn veel van 't kwaad 't geen hij
tegen de weêrloo/.e IMuzulnians van zich af-
geeft , op de spocryphe lijst te zetten, bijzon-
der zedert zijn Landsman, de meer kundige
Heer
pevssonel, (een man van een onge-
looflijke gematigdheid als men de grieven van
den laatften teilen den eerllen in aanmerking
neemt) begonnen heeft met zo veel waarheid,

als

-ocr page 49-

als gezag en befcheidenheid hen te verdeedi-

Maar

(4) De Memoires van den Heer B. d, T, kwa-
men in
Marfeilk juist in 't licht, toen ik 'er in 178 4.
als met 't eene been in de ftijgbeugel ftond, om mij
na
Turkijen optemaaken. Men kan zich voorftel-
kn, dat ik mij haastte ze te doorleezen. IVlet boe
veel genoegen zag ik niet, dat hij mij een doorn uit
den voet haalde, de mocijelijkheid der Turkfche taal,
tegen welken ik berg ik altoos pijnelijk opzag; voor-
dat ik wist dat mogeliik was, in zo weinig tijds,

zo aanmerkelijke vorderingen 'er in te maaken --

om 'er een converfatie in te houden - om zich te

bedienen van een Hodgea of meester, die niets dan
Tiirksch verftaat — om te leeren leezen, eene taal, ge-
fchreeven zonder klinkers (NB, iets, dat onmogelijk
is, voor dat men dezelve in haar geheele rijkheid in 't
hoofd heeft, om door deeze kennis de achtergelaatcno
vokaalen aan te vullen.) ik wist wel , daq dc een
veel fpoediger dan de anderen een fpraak leert. Maar,
hemel, kon ik denken, dat 't onderfcheid zo crooj
Wjs? Wat mij betreft, noch geen veertien dagen was
iu Conftantlpolen geweest, of ik maakte mij een
fQort van
Liber Memorialis van de noodwendigfle
^clfftandige naamwoorden , leerde die als een ijverig
B }nbsp;fthOO-

-ocr page 50-

Maar kccren wij rot Conftantinopokn te rc3g.
Daar
de lezer misfchien ons zou kunnen ver-
denken van tot een ander uicerfle over te flaan
als de iaatstgcmelde fclirijver , verkiezen wij
liever ons te bedienen van 't zo meesterlijk als
onpartijdig pengeel des Heere '
giucon , om
de fraaiheid zijner legginge voor zijne verbeei-
dingc te brengen, (5)

„ Zo

fchoolier (rolmi mn fit injuria') van buiten, maak-
te mij tcu nutte de lesfen van den jongen heer
tes-
TA, ecu tolk van 't Nederlandsch Gezandfcbap iu po-
tentia.
In v/eêrwil van anderhalf jaar martclens en
ftrompelens in dcezen loopweg , verre van wat men
noemt een converfatie in een taal te houden, hebbe ik
't niet verder kunnen brengen, dan dat ik mij op dc„
weg met 't vraagen om 't noodige, wist te behelpen.

-- Maar zo de na'tuur mij in 't leeren van vremde

taaien niet zo gelukkig bedeelde, als den Heer B. ue
T. dank ik haar, dat zij mij ook %vcinig ligtgelovig-
lieids genoeg gegecven heeft,
om mij knollen voor
citroenen in de hand te laaten floppen.nbsp;de Ge-

deukfeha'iften, I Deel, bladz. 54 enz.

(5 ) Tm Mflory of the Dedine and Fall of the Rs-
nmi Emp'tf, lgt;y
E. gibbon. F0I. n.

-ocr page 51-

« Zo wij een algemeen opflag van 't oog
laaten gaan over
JByzamlum, in de uitgc-
Ilrektheid, welke het verkreeg mei den prach'
tigen naam van Conftantinopokn, zo mag men
de gedaante van de keizerlijke ilad voorltellen
onder die van een ongelijken driehoek. Deftoai-
pe hoek, die naar 't oosten en naar de oevers
van Afiën uitloopt, ontmoet pn drijft te rug de
golven van den
Bofphorus Thracicus. De
noordzijde van de ftad heeft tot einJpaalen de
haven; de zuidzijde wordt befpoeld door dp
Propontis of de ?ee van Marmora. De bafis
van den driehoek is
tegen o vergode ld naar 't
westen.
Doch de verwonderingswaardige ge-
daante en verdeeling van 't omliggend land en
water kan, zonder eene naauwere verklaaring,
niet wel begreepen worden.

't Stroomend kanaal, waar door de wateren
van de Zwarte zee , met een fnellen en onop-
houdelijken ftroom (6) vloeijen naar de Middel-
land-
en:) Ik heb luiden in Conftarjtlnopolcu Iiopren ver-
B 4nbsp;haa-

-ocr page 52-

landfcbc zee, bekwam den naam van Bofpha'
rus, een naam niet min befaamd in de histo-
riën, dan in de vertelzels der oudheid. Een
nieenigte van tempels en gelofte • altaaren, in
overdaad verfpreid over zijne fteile .en bebosch-
te banken, getuigden van de onbedreevenheid,
den fchrik en het bijgeloof der Griekfche zee-
lui. — De Cyaneïfche klippen maaken den
ingang en 'c einde van den
Bofpliorus\ deeze
dreeven voortijds, zo als de dichters zeggen,
op de oppervlakte
der golven, en waren door
de Goden beflemd , om den ingang van den
Euxinus te befchermen tegen 't oog der onge-
wijde nieuwsgierigheid. (6*) Van de C\ aner'che

klip-

haaien , dat bij aanhoudende Zuiden win^Ien 't wel
eens gebeurd is, dat 't water de Zwarte Zee inftroomt.

(6*) Op een dier klippen, aan den kant van Euro-
pn , Haat een kolom , bekend onder den naam van
POMPEjus ; fchoon de geleerden '-t niet eens zijn,
pmtrent haar oorfprong en bellemming. Ik heb gelee-
zen, naar mij vporftaat, bij onzen eerlijken
c. de
bruin
, die haar denkelijk met H oog heeft gemeeten,

dat

-ocr page 53-

klippen tot de punt van de haven van Byzan-
tium.,
ftrektzich deBofphortts uit ter lengte van
zestien (Engelfche) mijlen; zijne gewoonelijke
breedte kan op anderhalf mijl bereelcend wor-
den. Op 't fondament van twee befaamde
tempels van
serapis en jupiter uzius

zijn

dat zij eene aanzienelijke hoogte heeft. Ik heb de
itourderie gehad deeze klip te beftijgen, in weérwil der
moeijelijkheid. Die zich op zijne vier handen en voe-
ten niet best verlaaten kan, doet voorzichtigtst thuis te
blijven; anders loopt hij groeten kans den hals, armen,
beenen enz. te breeken. Eindelijk 'er opgekomen,
vond ik een afgebrooken kolom ruim vier voet hoog,
en omtrent drie voet in diameter (denkelijk heeft dezel-
ve gediend of tot een baak of tot een voetfteen voor een
lantaarn) befdireeven, voor eeuwen, met een legioen
van allerlei
Griekfche naamen; zodat (alles bezet zijnde)
't mij niet mogelijk was 'er ook iets op te krabbelen; V
geen mij confiderabel fpeet. Maar na gezegd te hebben,
dat de fop de kool niet waard is, zou 't mij veel meer
Spijten, zo iemand mijner navolgers zich hierdoor niet
Willende laaten te rug houden, een partij gebrooken
beenen in betaaling zijner nieuwsgierigheid liet,

B 5

-ocr page 54-

zijn gebouwd aan de oevers van Europa en Afi-
ën de «/i?««;^ Kasteelen. De oude^ een werk
van de Griekfche Keizers, beftrijken 't naauw-
fte gedeelte van 't kanaal, aan een oord, waar
de tegenovergezelde oevers tot' op den afrtand
van vijf houdetd fchreden naar malkander tOQ-
loopen. Deeze fortresren werden herfteld en
vcrbeeterd door
mahomedII, toen hij zwan-
ger ging met de belegering van Conflaniinopo-
len : doch de Turkfche veroveraar was zeer
waarfciiijnclijk onkundig (7) dat ongeveer
tvv'ee duidend jaaren voor zijne regeering
da-

iiius

(7) Peeze oukuude is niet 7.0 waarfchijnelijk, in-
dien
W3C men veihaalt echt is, namelijk, dat in een
dier kasteelgn eei; leimftoel in de klip is uitgehouwen,
waarin
daRlus zijn leger 't Kanaal zag overtrekken.
Honderd maaien ben ik deeze kasteelen voorbij ge-
vaaren, en iijeenigmaal in verzoeking geweest, pm
de historie dier leun-ftoel na te vraagen , en altoos
kwam 'er deeze of geene hinderpaal voor de boeg. De
Confiordinopokn hebben weinig weetgierigheid en veel
lusteloosheid. Deeze ziekte is aanfleekeud.

li

-ocr page 55-

mt

UI us dezelve legging verkoozen hadt, om de
twee landen docr een vlot-brug aan een te
hegten. Op een kleinen afihnd van de oude
kasteelen, ontdekken wij de kleine ftad
Ckry-
fopolis
(8) of Scutari , die wij bijna als de
Afiatifche voorftad van Conftantinopolen kun-
nen aanmerken. De
Bcfphorus zich verwijde-
rende in de
Propmtis, loopt tusfchen Byzan-
tium
en Chalcedonie. De laatfte deezer fteden
was gebouwd door de Grieken, eenige weini-
ge jaaren voor de eerfte; en de blindheid haa-
rer ftichters, die de overtreffende voordeeleii
van de tegen overgeftelde kust over 't hoofd
zagen, is gebrandmerkt geworden met een
naam van verachting, 't geen een fpreekwoord
gev/orden is. (*)

De

(8) Niet 20^7««; men geeft haar 50,000 inwalt;!
iicrs. Een zoete voorftad!

Namque «rBhfimo inter Europam Jpamqm
aivortio Byzmtium ht extremd Europd pofuere Gra'
' quibus Pphitm Apollinem confulentibm , ubi
cmlerent urbem, redditum oraculum at, qi-.^terent

Je.

-ocr page 56-

De haven van Conjlantimpolen , die mee
als een arm van den
Bofphorus kan aanmerken,
kreeg oudstijds den naam van de
goude hoorn,
-— De bijnaam goude drukte de rijkdommen
uit, die ieder wind van de verafgelegenib lan-
den in de veilige en ruime haven aanvoerde.
De L-;jcus gefproocèn uit twee kleine zamen-
gevloeide ftroomen, ftort in de haven een be-
ftendigen toevoer van versch water,welk dient,
om den bodem te reinigen (9) en fchoolen

visch,

fcdem ccecorum terris adverfam. Ed ambage Chalcedo-
niï moKiftrabantur, quod priores illiic adveüi, pravt-
fd locorum utilitate, pejora legisfent.

TACiT. Annal. XII. 82,

(9) De Heer Baron de tott zegt van 't inloo-
pen van den
Bofphorus in de haven van Conllaiuino-
polen: „ aan deeze werking der Natuur heeft de ha-
„ ven van C.... het voordeel te danken , dat zij
„ zich van alle drek en vuilnis ondast, die men 'er
„ dagelijks in werpt.quot; Dit loopt tegen alle water-
loopkundige wetten aan. 't Water , welk uit da
Z^var'e 2ee wordt aangebragt, is bekaden met zand

en

gt;

-ocr page 57-

xlsch j naarmaate zij verhuizen, hier een be-
kwaame vvijkplaatze te geeven. En daar men
hier geen ebbe of vloed befpeurt» zoo Iaat de
diepte van de haven toe, dac men de fchepen
zonder behulp van ligters aan de kaaijen lost; en
men heeft opgemerkt, dat op zommige plaatzen
de grootile fchepen (lo) met hunne voorftee*
ven op de wal kunnen leggen, terwijl de ach-
ter»

en aard - deelen , door de fnelheid van den ftroom
meêgefleept, Deeze fneilieid moet bijna tot niets gé-
bragt worden, zodra 't water aan 't einde van de
haven gekomen, door 't uit de Zwarte Zee achter aan-
komend niet meer voortgeftooten wordt. Gevolglijk

moet 't zich met een veel verminderden vaart in de
Propontis ontlasten ; gevolglijk zoude het zijn zand
en flibber moeten laaten vallen : om dezelve reedeii
waarom de kribben voor dijken eti (branden land doe«
aanwinnen» Zie Gedenkfchriften L Deel. bladz. 50.

(10) Men ziet aan quot;t arfenaal fchjpen vau 70 Huk-
ken met den voorfteven op de wal leggen, daar hun
achterfteven op vlot water legt. De fchepen moeten
nier geweldig door lijden. De Engelfchen, gis ik,
zouden verkiezen ze geheel op vlot water te brengen.

-ocr page 58-

terJlceven in \ water drijft. Van den mond af
van den
Lycus tot aan dien der haven, reekenc
men de lengte van deezen arm van den
Bo-
fphorus
zeven mijlen lang. Deszelfs ingang is
omtrent vijf honderd (Engelfche) ellen breed.
Dij gelcegenheid zou men dezelve kunnen af-
fluiten met een fterke ketting ter dekkinge tegen
een vijandelijken aanval. quot; Wie zou daar door
worden tegengehouden ? Een turffchip !

Volgens denzei ven auéleur (gibbon) beflaac
het oude
Byzantium , of het tegenwoordig pa-
leis van den Grooten Heer, honderd en vijftig
acres ^ omllreek de zeventig morgen ; de ftad
Conßantinopolen, zonder de voordeden, twee
dui^end
acres. Voegt men hier nu bij Gala-
ta, Tophana
en Fera^ maakt dit een geheel
uit»nieE onsvaardig een Keizerlijke refidentie ,
dat echter in grootte voor
Londen en Parijs
moet wijken. (lï)

VOL-

(l i) Volgèns de reekening van Franfcke Inge-
nieurs,

-ocr page 59-

Voltaire de waanwijsheid van, eenige
philofoophen ergens befpotcende, wannéér zij

van

nieurs , die onlangs zich de opzettelijke moeite ga-
ven de oppervlakte van
Confiantimpokn te meeten,
bevonden zij dezelve van 4462111
arpens , van
13445
toifes , Franfche xa.'m., waarvan de acht
grosfo modo vijf morgen Rhijnlandsch uittoäaken. Vol-
gens welke reekening 't eigenlijk ConftantÏKopolen ruim
a^oo morgen inhoudende (S. E.), een negende
grooter is als
Parij%.

Voegt men nu hierbij de aanzienelijke voorlieden
Galata ^ Tophana, Pera , aan de andere zijde van
de haven geleegen , en in de vorige fomme niet be-
greepen, voorlieden wier inhoud niet wel te bereeke-
nen is, om dat zij door geene eindpaalen beperkt, zo
x-êr, om zo te fpreeken, als men wil, verlengd kan
worden, daar de huizen van
Pera langs den Bofphorits
van 't eene dorp ■ tot 't andere aan elkaêr ftooten, en
die te zamen genomen fehler de helft van den inhoud
Van Gönltantingpolen bedraagen. Kan men de vrijheid
Erlangen ook
Scutari ; fehoon aan de overzijde in
^fien geleegen, eli doof een arm
vaii 500 roedèn van
t
Serraii verwijderd, als eene voorftad van de turk-

feite

-ocr page 60-

van de geheimen der natuur, en 't weezen def
dingen fpreeken met 't zelve vertrouwen , als
of zij 'er de maakers van waren j vergelijkt hen
bij de reizigers, die met evenveel
pertinentiamp;
van 't Serrail fpreeken, als of zij het zelve ge-
bouwd hadden : daar zij ondertusfchen , naaf
zijn zeggen, *er niet meer dan de buitenfte
rauuren van konden zien. Maar voL'
TAI RE zaliger, indien hij meende dat 'c in-
nerlijke van dit paleis niet gekend kon worden

(eri

fche refidentie te befchouwen (*), eene vöorftad, dié
op zich zelve eene ftad van tusfchen de tweede en der-
de klasfe is, bekomt men een grooter denkbeeld vari
Conftantinopolen, 't geen naar deeze reekening (f^
wel voor de gi'ootfte ftad van
Èuropa gehouden mag
worden.

C*) En waaronl niet? De ÉngeJfihcn Itouäen Soutp.varli
Xvel voor een deel van Londen, En niemand betwist
't hun,

(t) Volgens welke zij circa 4000 morgen inhoudt, en
dus vier maaien zo groot is »Is
Amfttrdam. Een zo«j
piiiutsje !

-ocr page 61-

Cén deeze meening wordt des te waarfchijniij-
ker , omdat de on - mufulmans van Turkijen
fpreekende, door 't woord Serrail doorgaans 't
Harem of vrouwen-vertrek verllaan) was niec
achter 't geheim van de mis. Zeker is 't wel,
dat dit paleis voor een ieder, bovenal voor
een vreemdeling, tenzij hij een Arts is, ontoe-
ganglijk is. Nogtans heeft men, zo als ik in
'c zekere onderricht ben, 'er een zeer naauw-
keurige befchrijvinge van, die wij aan een En-
gelschman verfchuldigd zijn. Deeze, vergis ik
mij niet, was in 1736 in
Conftantinopolen, toen
't hof
van den Sultan te Adrianopolen refideerdc.
't Serrail toen leêg ftaande , maakte hij zich
dit toeval ten nutte, om 't naaawkeurig op te
neemen en te befchrijven. Hij gaf 'er kort
daarna een boekje over in 't licht, 'cgeen mij
tot hiertoe niet is kunnen bezorgd worden.
Ook heeft zekere Heer
comidas den plat-
ïea grond van 't Serrail in plaat uitgegeeven;
iiiaar dezelve is zo affchuwelijk flecht gefnee-
den, zo omnachtig groot, cn word zo
duur.

Cnbsp;ver-

-ocr page 62-

verkogt, dat ik mij niet daar mee heb willen
belasten,

Ik heb opgemerkt, dat zo meenigmaal 't te
doen is de bevolkinge van een groote ftad of
land te bereekenen, m^pn van 't getal der men-
fthen fpreekt, als of zij vliegen waren. De
Parijzenaars,de Londenaars enz. wedijveren zjch
ce volkrijkheid hunner hoofdueden me{ honderd
duizenden boven 't waare getal te vergrooten.
Ik heb geen belang om die van
Conflantimpo-
Un te vervalfchen. Zo veel men dgarna gisfen
kan, ftaat zijne bevolking tusfchen de 2es en
zeven honderd duizend zielen. Zij fchijnt eer
af- 4-n toe te neemen.

]\(Ien vqrhaalt van epn Engelsehman, die te
fchepp te
ConftmiinQpckn aangekomen, voor
de haven deeze groptc ^ei^ij^Q fßid ?eq wijl
bleef bewonderen, en vertrok zonder voet aan
wal gezet te hebben. Dergelijke vercglzels ver-
korten een winter- avond. L^es al|e de fchrij-
vers,die over dit onderwerp hundpl^n, alle wei-
den zij uit over de uitwendige fchoonheid dee-
zer

-ocr page 63-

Zer refidentie, en daarna gaat 'r op haare in-
wendige lehjkheid los. 't Is juist om dat de eer-
fte zo uitfteekende is, dat het inwendige 'er bij
afvalt. Maar wanneer men de eerde kon ver-
geeten,
h Conflantinopolen verre van mishaag-
lijk te zijn voor iemand, die dulden kan , dac
alle ftraaten niet fnoer»recht, en alle de hui*
zen niet onder één geevel, of op ééne hoogte
en één model gebouwd zijn.

Maar is 'c de heuvelachtigheid van den bo-
dem, welke aan deeze hoofdliad zo ^ierlijk aan-^
zien geeft, (want zij maakt dat men dit amphi-
theater als met een opflag van 't oo^ overzien

Ran) dezelve heuvelachtigheid maakt 'er 't ke-
ven een weinig onbekwaam, 't Is afmattend »
vertraagend, ongemaklijk beftendig te klimmen
en te daalen. Maar aan wat oord heeft men
zuivere genietingen, niet verbitterd door eenigè
ongeleegenheid!

Men kan den Heer b. de tott niet te-
genfpreeken, dat niet veele ftraaten in
Conßan-
tkopokn zeer eng zijn. Als men echter hier

Canbsp;v»n

-ocr page 64-

van ophaak, behoorde men te denken, dat dit
gebrek dat van alle oude fteden is.
Parijs
zelve is op verre na niet vrij hiervan. In de
ancienne dîé en 't quartier de Nôtre Dame
zijn de ftraaten niet veel ruimer; en sterne
heeft juist niet ongeestig aangeteekend, dat de
Parijzenaars niet flecht gedaan zouden hebben ze
een
jîrooîje breèder te maaken.

Wat de Heer Baron te bedillen vindt , dat
men veele huizen bouwt met balcons, die aan
ieder zijde der ftraaten meer na buiten en boven
elkander uitfteeken, waar door in een weinig
enge ftroaten de geevels van boven digt bij een
komen, is juist een voordeel , waar door de
huizen en ftraaten des zomers,
wanneer de hitte
hier noch al vrij aanmerkelijk is (offchoon men
alsdan ook de goede xViuzulraans met twee pel-
zen over elkander ziet — 'k had
haast gezegd
loopen, dat doen zij, 't zij quot;quot; deftigheid, 'c
zij uit luiheid, nooit; 't moet zijn
flaneren^
waar door de huizen eene aangecaame koelheid
behouden.

De

mm

-ocr page 65-

De klagten van denzei ven fchrijver over de
morfigheid der ftraaten hooren niet enkel hier
thuis, maar zijn ook van honderd andere lle»
den,en al wederom van P^zryV billijk ,alwaar bij
't droogfte weer, in weerwil van alle de zor-
gen der Policj^, men ze beflendig met een aart
van fmeerige flibber bedekt vindt, waar van de
gladheid een onbedachten of onbedreeven voet«
ganger dikwerf de aarde ,deedt meeten. Ia
Conßantinopolen zijn ze bij ordinair weer droog
en rein: want zo als één bontekraai geen win-
ter maakt, zo maakt één doode hond, die hier
of daar in een afgeleegen hoek te rotten legr,
ze niet morfig. 't Is alleen aan de voorgemel-
de heuvelachtigheid van den grond te wijten,
dat bij ftort ■ regens 't water in de laagten op-
loopt, en eenige oogenblikken blijft ftaan. De-
zelve of misfchien noch grootere ongeieegen-
heid belemmert u in
Parijs. Wanneer 't 'er
hard reegent, maakt het in 't midden der ftraa-
ten toegevloeid water als een floot. Men lege
'er van affland tot afftand planken over, waar
C 3nbsp;mea

-ocr page 66-

nien voor een Hard over balanceert, in gevaar

van zich tot de ooren nat te maaken.

Aan den kant der huiden legt 'er docr ge-
heel
Conßantinopolen, Smirr.a, en alle eenig-
zints aanzlenelijke lieden in
Jßen, 't kalderim,
't voetpad of trottoir (lagen bij ons de kleine
fteenen wat hooger dan de groote, ze zouden
't zelve elFeéi: hebben) een half voet hooger
dan 't overige van de firaat, beide met kei-
fteenen gepaveid. De engte van dit voetpad,
fchuinsch gelegd , om water en flijk beter te
doen afloopen , maakt het uitwijken wel eens
ongemaklijk en heeft dikwijls Muzulmans en
Kristenen doen krakeelen: daar de eerlle meest
vorderen dat raen hun uit den weg gaat.

Al die kiaagen over de Turkfche onreinheid
verfclioonde ik ligt een Hollander of een En-
geischman; maar zij kleedt een Franschman e.x-
tra üecht. Liever wil ik dat de lezer 'er aan
twijfele, als hem te doen walgen door een zo
echt als onappetijtelijk fchüderij, dat ik , of

niet

-ocr page 67-

met meer waarheid, dat de Fraififcheft van zich
zei ven maaken.

In Frankrijk vindt men bezwaarlijk eene ftad
van
eenig aanzien , die niet haare openbaafö
wandelplaats heeft (12). De Turken, voor
welke 't bijna eene fchande is zich te bewce-
gen zonder de hoogfte noodtakelijkheid, heb-
ben daar niet om gedagt. 't Wondert mij dat
de Heer Baron daar niet over klaagt.

't Beste deel der inwoorjers van de Turkfche
hoofdftad brengt acht maanden van 't jaar, dö
Turken in
Aficn, de andere in tegenoverleggen-
de dorpen van den
Bcfphorus, Therapia, Bu-
juckdere, en ook landwaarts in Belgrado enz»
door. Maar de winter levert alhier zo veele
fraaije dagen, dat men méenigmaal lust heeft
een luchtje te fcheppen, en zich de leden los

te maaken. Nimmer zou 't u invallen wat den

Con-

(is) In Rennes, de hoofdftad van Bretcfgm , is 'er
een over
't hôtel van de beroemde Heeren lach
toTAis, ia mótte-à-Madams geîiàamd. Hoe de
Fraufchen gemanierd zijn!

C 4

-ocr page 68-

Conllantinopolers ter wandelpiaatze ftrekt. De
kerkhoven ! Zij zijn met geen ringmuur omvan-
gen , of gelijk elders meesial een cooneel van
akeligheid (13). Doorgaans plant men bij ie-
der graf een cypres (14) en fchoon dezelve

ge-

(13) Men kent'onder de domme, onbefchaafde,
barbaarfche , onkristelijke Turken niet
't misbruik ,
dat bij verfcheiden zogenaamde verlichte natiën plaats
heeft, om, de Moscjueè'n tot begraafplaats maaken-
de, de leever.den met de dooden als te verwarren , eii
den dampkring, dien duizenden inademen , door ftinkcnde
uitvvaazemingen te bederven, 't Is als 't ware, als of
men de doodgravers in de band wilde werken, door
't
vermeerderen der fterflijkbeid ! Want zedert men de
dooden zo wel als de leevenden onder contributie beeft
•vveeten te Hellen, ten profijte van een klein getal, is
dit misbruik, gebooren uit 't bijgeloof en de
vermeen-
de waardij eener qua(i heilige aarde der tempels, on-
nitwortelbaar geworden, daar 't een gering getal offi-
cianten bevorderlijk is, van welke, uit deeze contribu-
tie een vet beftaan trekkende, men zeggen kan door
den Dood tot erfgenaam te zijn aangefteld.
• (14) Toen de Heer Graaf
de ferriines-sau-

VE-

-ocr page 69-

gelijk de taxis- en populierboora iets treurigs
heeft, .'t geheel echter laat niet na buitenge-
meen behaaglijk te zijn. Op den ganfchen
aardbodem is 'er geen plek gronds zo prachtig,
zo rijk , zo interesfant , waar zich 't gezicht
ook heen keert, werwaarts zich de gedagten
ook uittrekken, als de kerkhoven buiten
Pera.

Even buiten deeze voorflad digt bij Orta-
hui, een dorp aan den^oy^^om,legt een heu-
vel, waarvan't gezicht de omliggende kerkho-
ven beftrijkt, bezaaid op een fraaijen dag met
wandelaars in allerlei costumen gekleed. Slaat
men 't oog een weinig ter zijde, ziet men de
aangenaame valei van
Dolma-Bachsjé \ keert
men't gezicht zuidwaarts, zo ontdekt men de
Propontis tot aan de zee van Marmora; aan 't
einde van den horizont, den berg
Olympus in

Bi-

■^ï^noEUF ze voor Moerbei - boomen aanzag , hadt
b'i zeker den bril niet op. Zie zijne
Memoires Histori-
fucs amp;ZC. Tom. I. bladz. 11.

c 5

-ocr page 70-

Bithyni'èn\ op den voorgrond den hoek van 't
Serrail, de fteden
Sciitarh Chalcedoniën
nu Calde-roa^ de Pricce-eilanden , den in»
gang van de golf
Infmid (JSkomediën) Wendt
men zich om,het kanaal van de Zwarte zee,en
aan haare oevers in
Europa en Afia, een rei der
verrukkelijkfte dorpen.

Kan men een toonéel uitdenken rijker in
groote gebeurtenisfen, in ftof tot nadenken!
In de
Propontis (tusfchen de kaap Coroboa en
't riviertje
Satalderé'j) ontlast zich de Granicus ,
waar alexandek. dariüs verfloeg, een
flagjdie 't Perfisch rijk tot den val bereidde,en
den eerllen fteen lag aan 't groot gebouw des
Macedonifchen Konings. Digt bij
Scutari de
lijkbus
of de asfclie iiannibals , die 't lot
vaii
Romt een ogenblik in de hand hadr. Den
hoek van 't Serrail
(^Byzamiuni) daar con*
stantyn de GiiooTE eene nieuwe ilad
aanlag, waaraan zommige den val des Room-
fchen rijks wijten. De
Hippodromusnu At.
mddan y waur belisarius op bevel van

JUS-

-ocr page 71-

jus tin ia an, gedraagen door vier flaaven in
een met ijvoor icgelegden triumph-ftoel, een
onreekenbaare meenigce geki, zijn aandeel aan
den buit, onder 'c volk ftrooide. 'tVleli
Sug-
hut,
de geboorte - plaats ia 1256, van oth-
wan, osman,
of o tt om a n, den grondleg-
ger des Turkfchen rijks.
Brufa, in wiens
buurt bij de
800,000 ftrijdbaare mannen on-
der
tamerlan in 1401, dcH ficrcn Sultan
BAjAZET en zijn heir, uit 550,000 man be-
llaande, bevechten en veröaan. Driehonderd
en veertig duizend menfchen! blijven als flacht-
offers van de heerschzucht en woeligheid van

eenige weinigen en hunne eigene dwaasheid
(want dwaas zijn ze, zo niet flecht, die zich
als werktuigen der vorften laaten gebruiken,
om hun evenmensch te ontrusten) op 't flag-
veld leggen; fehoon dood, fpreekende getui-
gen der wanorde in de zedelijke waereld op
onze aarde! (15)

Maar

(15) Zie den biief van den Heer bourlat de

m o n t-

-ocr page 72-

Maar keeren wij ftadwaards weder. De
legging der Turkfche refidentie, behalven haa-
re gadelooze fchoonheid, is daarenboven aller-
gelukkigst ; beflendig gevoed door twee zo
melk rijke borften als de Zwarte en Witte
zeeën (zeker groot
Heer pleeg ze alzo te
noemen) waaruit altoos,
welke wind 'er ook
waaije, een ruime toevoer herwaards aange-
bragt wordt, geleegen in de buurt van
kan
niet misfen over te vloeijen van alles,
'c welk 't leeven
kan aangenaam maaken.
En dit is 't geval met
Conßantimpolen, waar
brood, vleesch, visch, wijn, olie, groenten,
vruchten, alle landsprodukten
tot eenen zeer
laagen prijs te bekoin en zijn , in weerwil der
meerdere
duurte, die de laatfte Pvusfifche oorlog
'er in gebragt heeft.

Een ander nader voordeel is de uitneemende

ge-

n ONT REDON in de/öj/ir^'« Littéraire de la Grèce,
par Äl. GUYS. Tom. I. p. 317.

-ocr page 73-

gezondheid van haar klimaat. Haare legging
tusfchen twee Zeeën maakt 'er echter 't weder
min beftendig : waaruit meenigmaal verkoud-
heid , en uit deeze of verwaarloosd of kwalijk
behandeld gevaarlijke borscziektens en teering
gebooren worden. De Heer
gobis, de artz
van de Groot-Sultans
mustapha, abdul
hamed
en selim, en die meer dan vijf en
twintig jaaren de geneeskunde aldaar mee wel
verdienden lof geoefend hebbende, als de
h o-
vius of deiman van Conftantinopolen kan
worden aangemerkt, verhaalde mij, dat wel een
derde haarer inwooners teeringaclitig was. Dit

is vlak ftrijdig met 't geen de geleerde en bevul«
lige GUYS 'er van zegt
(i6): maar cuiyis in ar-
te fua perito credendum.

't Schijnt

„ park ici d'après Pexpérience ^ il efi
„ certain que le bain chaud leur fait éviter la plû-
„ part des maladies qui nous attaquent dans un âge
» avancé , amp; que les maux de poitrine font très- ra*
»gt; res chez eux (Jei Turcs')'\
Voyage Littéraire.
Toai. I. p. 225.

-ocr page 74-

't Schijnt vreemd een ftad voor gezond uitte-

/

venten, welke men zints eeuwen gewoon is,
en met recht, als een kweekerij der pest aante-
merken. Zo vreemd, zo buitenfpoorig , zo
wonderfpreukig mijn zeggen den nadenkenden
ook mag fehijnen, de gezondheid der lucht-ge-
fteldheid van deeze groote ftad is ontwijfelbaar.
De aldaar bijna beftendig heerfchende pest ent«
zenuwt zo weinig 't ter neêrgeftelde, als
de in onze gewesten beftendig heerfchende
pokken, de mazelen , de kinkhoest ziekten,
welke men onderltek een zaad-ftofFe te heb-
ben derzelver ongezondheid bewijzen, 't Zal
niet ongepast zijn alhier op te merken, dat de
lucht, die latigen tijd gehouden is, en bij vee.
len noch gehouden wordt voor 't voervocht,
yehiculum, van de pest, dat is 't fmet van den
een na den ander, van 't eene
huis na 't ander,
van 't eene land na 't andere overtevoeren, hier
zo weinig part of deel aan heeft, als eenige
andere hoofdftof. Stelt men vooraf vast als een
zetregel, dat deeze ziekte uit de enkele uitoefe-

nin-

-ocr page 75-

ninge der natuurlijke werkingen des ligchaains
nimmer gebooren wordt (17); herinnert men
zich, hoe men door middel van
lazareths en
cordons, die alle gemeenfchap tusfchen een
aangeftoken en gezond land affnijden,dit kwaad
kan afweeren, in weerwil der winden, die uit
't eerfte na 't laatfte waaijen, zal men 't valfche
dier roeeninge fchielijk inzien. Zo men daaren-
boven onderricht, hoe in de Levant de Fratj-,
ken, dat is de vreemdelingen aldaar woonach-
tig, die men aile onder djen naam begrijpt,
gezond blijven leeven, in de vernielendile pest-
tijden , leevende in denzelven dampkring als de
Muzulmans, van alle kanten omringd van dee-
ze piekte, woonende als in een buurt van lij-
ken :

(17) Deeze troostelijke waarheid vindt men breed-
vperig en octegenteglijk beweezen ia zekere Verhande-
üug over de Pest, in 't jaar 1788 ,
xq St. Petersburg
Hitgegeeven , tegen het gefielde van den vermaarden
hoogleeraar de haen, namelijk: „ Sponte eandem
»j lt;ipeitem') mfci posfequot; Kttih Me^enii ^ Vol. IK

tlt; 133.

-ocr page 76-

ken; zo lang zij de ilipcfte en onafgebrookcn-
fte omzichtigheid gebruiken, om alle gemeen-
fchap met alle zaaken en perzoonen van buiten
te onderfcheppen; dit alles aangenomen zijnde,
zo zal 'er geen fchaduw van twijfel omtrent
mijn gezegde overblijven.

Ik heb ergens geleezen, hoe in aanvang dier
pest, welke, in 1721 , zo veele duizenden
der inwooners van Marfeille wegmaaide, zeker
horlogiemaaker, na zijn huisgezin van alles
voor zes
maanden voorzien te hebben , de
deur en vengfters van zijn huis toemetzelde ,
met zo goed een gevolg, dat hij en alle de zij-
ne
volmaakt gezond bleeven , daar hij , bij
zijn
eerften uittocht zijn geheele buurt uit-
geftorven ,
en 'er alle de huizen van leêg
vondt.

Hieruit blijkt, dat de groote th. Syden-
ham
zich vergist heeft ('t zij met allen eerbied
voor de nagedagtenisfe van deezen beroemden
waarneemer gezegd) wanneer hij quot;t waagt te
ftcllen: „
ut ad trhtisfima agritudinU propa-

» ga-

-ocr page 77-

5ï gationem jam mn amplius fomite vel perfo-
jgt; nali confortio opus fit, verum quemcunque
j» hominem, vel fummd curd a peste correptu
„ femotum, ipfe aër cumfpiritu intro fubiensy
„ per fe ac fito Marte inficere valeat, jnodo
„ ilie corpus haheat humoribus ad afflatum re-
.» cipiendum paratis refertumquot;
V. Opufcula
Univerfa, Capic. II.

Hier had Ik bijna de' wreedaartigheid gehad,
dit bundeltje hiermeê toetevouwen, en er een
spelletje bij te Iteeken. Maar.' dage ik bij mij
zei ven, is 't welvoeglijk mijne lezers zo afte-
fcheepen, en
naa zo veel groots van Con/iantino-

polen beloofd te hebben, 'er zo luttel ter zaake
van te zeggen , en hen te behandelen , als
quot;len 't iemand doen zou, wien, te vooren hon-
Serig gemaakt, men een wel - aangeregte tafel
een fpiegel vertoonde, of wien men den waa-
ftm van lekkere
ragotits en gebraad door 't
fleutelgat van de keuken-deur liet ruiken?
Neen dat kan niet door den beugel. Eer ik
dan deeze hoofdftad der hoofdftedeq verlaat,
Dnbsp;wil

-ocr page 78-

wil ik als mijns- lezers Ciceroni met hem er
noch wel eens eene wandeling door doen.
Vindt hij mijne narichten wat fchraal , dat hij
ook gedenke, dat 'c hem geen fteekpen-
ning kost.

't Eerfte, welk men 'er van ziet, als men
uit de zee van
Marmora komt, is 't kasteel
der zeven torens, 't geen de
Bastille (tyrannie-
ker -gedagtenisfe) der. Conftantinopolitaners is.
Schoon zeer uitgeftrekt, fchijnt dit proveniers-
huis vol te zijn. De Heer Graaf
ferrieres
de
SAUVE-boeuf verhaalt (Tom. l. p. 17.)

dat een meenigte derzelven , bij toeval van
brand, 'er in omkwam. Dat deeze kerker,
fehoon groot, vol moet zijn, laat zich daaruit
opmaaken , dat den Heer
bulgakow, En-
voyé van haar
Rus - Keizerlijke Majesteit, niet
meer dan twee vertrekken voor zijn Ed. en zijn
gevolg, zo als mij in 't zekere bericht is, wa-
ren toegekend.

Uit den bouwtrant van dit gebouw gis ik,

dat

-ocr page 79-

dat dit een ftuk werks der vorige .bezitters
deezer lioofditad is.nbsp;r, , .

Vooreen half dozijn eeuwen mogt dix kas«
teel een aanval van deezen kant, dat is yan dien
der Hitte Zee, kunnen afweeren;
maar thans
zoude men het kunnen neemen, in plaatze van
kogels, met gebraade appelen.

Dit kasteel voorbij gevaaren zijnde, komc
men aan 't Serrail des Sultans. Reizigers,
die niet dit, maar wel paleizên van koningen
en vorllen gezien hebben , zullen zich ift de
verbeelding fchilderen een uitgeftrekt, gfootsefe

gebouw, 't geen men tusfchen Jange vleugels,

over'groote voorplaatzen nadert, waardoor;
men op groote tuinen uitkomt, enz. Niets
van dit alles, 'c Serrail is eene onregelgi^^ige
verzameling van eene voor mij tallelooze fne^
Bigte van groote, middelmaatige en kleine ge,
bouwen (over wier fchikkinge men raa^e?
zoü dat een blinde architekt 't opzicht gehad
hadt) van baden, die men daar aan kent, dai
zij een koepel jnet glazen va.n boveii, hebben.

Danbsp;ora

-ocr page 80-

om 't licht 'er te doen invallen, van kioskst
meest aan den waterkant ftaande, en die ik 't
natuurlijkst bij de koepels
onzer lusthoven ver-
gelijk , behalven dat zij van een luchtiger bouw-
trant zijn, alle gebouwen bedekt met lood,
iets dat des Sultans paleizen of keizerlijke ge-
bouwen kenmerkt, pronkende met vergulde
halve madnen , gebouwd in een oosterfchen
ftijl, die zich beter laat fchiLleren met 't pen*
^eel dan met de pen , omringd en dik door-
zaaid van hooge cypresfen , ten einde deeze
waereld voor ongewijde oogen onzichtbaar te
maaken. Des Sultans en zijner hovelingen
achterkouzigheid duldt geene befpiedinge. Daar
zij weeten dat 'er teleskoopen en kijkers in
de waereld zijn , gedogen zij niet , dat zelfs
de- vreemde gezanten hunne huizen in
Pera,
geleegen op den kruin van een heuvel, bo-
ven eene zekere
hoogte optrekken.

Volgens E. HA BE SCI bedraagt 't getal van
deszelfs bewooners 9,100. 't Is vreemd, zo
geifleene zeggen waar is , dat, in weerwil

van

-ocr page 81-

van de Muzulraanfche flofheid, of nimmer of
zeer zelden 'er de pest in grasfeert.

Hoe verward nogtans de architektuur des
Serrails ook zijn mag, dit gebouw laat niet
na
impofant te zijn zonder weêrgaê , zodra
men zich uit de verbeelding geboend heeft,
dat dit niet eene ftad, maar de wooning alleen
eens Souvereins en zijns hofftaats is.

Lezer ! uw Ciceroni heeft eene zeer par-
tikuliere reden, waarom hij u , op alle uwe
vraagen omtrent 't huizelijke leeven in 't zeK •
ve, niet antwoordt.

Uit °t Serrail gaande door de groote poort,

ontmoet men eene fraaije, fchoon onregelmaa-
tige plaatze , versierd door een fchoone fon-
tein, van welke plaatze een der zijden gemaakt
wordt door de heerlijke kerk van St.
sophia,
onder de regeering van justiniaan, door
twee
Griekfche architekten anthemius en
isiöoRUS gebouwd, een werk, waarin
fchoon oud, zij langer zullen beftaan, dan in
dit mijn boekje, wiens lot misfchien zijn

D 3nbsp;zal

-ocr page 82-

zal maar korte oogenblikken te leeven.

Ik wil wel gelooven, dat de haat der Turken
tegen alles wat naar beelden lijkt, 'er 't mozaïk
van verdorven heeft. Voor 't overige moet
men zich verwonderen over't frisch en onbefcha-
digd aanzien Van een zo oud gebouw, een der
grootften, zo als bekend is, op den aardbodem.
Rondom deeze kerk vindt men fonteinen om
zich te wasfchen (een der Mahomedaanfche
godsdienftige voorfchriften) voor dat men zich
• tot 'r gebed begeeft.
Ik heb Efendt's gekend,
luiden, die men anders voor een zoort van
efpriis forts zou verfleeten hebben, die in dit
(luk zo fcrupuleus waren, dat zij in omftandig-
heden , waarin 't van den wil rviet afhangt het
ligchaam in een flaat van reinheid te houden,
deeze
emimBoria met een prop katoen flopten»
voor dat zij naar de moskee gingen.

B'i deeze moskeeën ftaan i. jj. 4. of 6 hoo-
ge, fpitze torens-, mimreti^ wier bouw voorbeel-
deloos ftout is, derzelver hoogte tot de breedte
In |5nmerkln| genomen zijnde, Oin deeze jwk

m-

-ocr page 83-

narets zijn i. 2. 3. omgangen, van welke zo
veel als kosters de reciitgeloovigen tot 't ge-
bed oproepen: want
don quichot heeft
met waarheid opgemerkt, dat de Turken gee-
ne klokken nahouden.

't Is in dit kwartier der ftad, 'tgeen'taanziene-
lijkfte is, dat de groote heeren hunne woo-
ningen, i^ow^^j, hebben, voorzien alle met groo-
te plaatzen. In 't midden deezer huizen is door-
gaans eene zeer groote zaïl, in de vier hoe-
ken van welke eene een weinig hooger zolde-
ring ftaat, waarop rondom
fopha's. In deeze
zaaien zijn meest kolommen van eene ma-
gere proportie, berlijnsch-blaauwachtig gemar-
merd. Zoramige vengsters zien 'er van uit op
tuinen, met kleine fonteintjes, waarvan de
paden met in bonte figuuren ingelegde kei-
fteentjes, en bet lat- en ftokwerk met veel
verguldzei pronken. Of de Zaandammers bij
de Turken, of de Turken bij de Zaandam-
roers den aanleg der tuinen geleerd hebben,

D 4nbsp;laat

-ocr page 84-

56 constantinopolen.
laat ik daar: maar hij gelijkt als twee
droppelen waters, behalven dat in dezelve
meer en fraaijer boomen ftaan, onder anderen
de bij ons zeldzaame plataan, voor welke alle
der
Turken hoogachting waereldkundig is: in
zo verre dat men 't een vreferad Gezant, die bo-
vendien bij de
Porte in groot aanzien was, zeer
euvel heeft opgenomen eenigen daarvan in \
bosch van
Belgrado te hebben omgehouwen.

De zonrijkheid des klimaats maakt de fcha-
duw noodwendig. Wie zou randen, dat 't
mogelijk was, dit op 'c
Despotkmus thuis
te brengen ! Zeker was de edele
de
Tott
hier alleen in ftaat toe. „ Alle de
„ boomen van een Huk lands blijven be-
„ waard , op welke wijze zij ook geplant
zijn; men fchikt gemeenlijk
{bij V arfenaal
n ziet mm dm kruin van een boom boven uit
„ dak van een gebc-ww^
't ontwerp der gebou.
„wen naar dezelve,
en zulks buiten twijfel,
n ^^^ fchoon in een heet. klimaat de fcha^

n duvi

-ocr page 85-

,, dwM van zwaare boomen noodzaakeüjk iSy
M men echter onder eene despotieke regeerin«
„ die gebruiken moet, die men vind, alzo men
„ geen tijd heeft om anderen te zien groeijen'''.
I. Deel. bladz. 108. Even als of de lang.
zaamlieid van derzelver groei niet overal maakt,
dat hij die ze plant, 'er zelden 't lommer van
geniet 1

Mijn boekje C'k vertrouw 't gewillig) mag
min belangrijk zijn: maar ik zou mij echter
fchamen, 't met zo kinderachtige
tirades te
hebben opgevuld.

Verder komt men aan de Bezestan, 't kwar«
tier der winkels, geheel van fteen
gebouwd,
als eene kleine ftad, waar, in één woord, alles,
bihalven geld, te koop is; waar koopluiden van
allerlei natiën van 't op- tot 't ondergaan der
zonne ('s nachts loopt men 'er geen gevaar
voor; want als dan is ze gefloten) u bij den
neus zoeken te krijgen.

^ deeze wijk zijn ook de koffijhuizen der

D 5nbsp;m-

-ocr page 86-

Theriaki of Ópiumflokkers (18). Dr. k a amp; a igt;»
gea
, wiens broeder ik als ex-patriarch, in een
hoogen ouderdom, gekend heb maakt 'er in
deeze woorden den lof van. „ 't Opium
„ is een waar
aurum potabile. 't Is een voor-
„ treflijk middel tegen de ziekten der ziel,
„ die 't alle verdrijft, 't Geneest van de liefde
„ ('f tegendeel is waar ; •wanneer mén in
„ een kleine gif te van | grein gebruikt; als
„ dan
verwarmt, verjeugdigt, verflerkt V

„ ons

(ï8) Qpium-flakkers. Ik gebruik deeze uitdruk-
kitig met opzet, gewettigd door de fpoorelooze hoe-
veelheid (men ziet 'er die meer dau q; loods op eens
naar bkinen flaan) en 't misbruik. Deszelfs uitwerkzel
heeft veel overeenkomst met dat der fterke dranken.
De dommelachtigheid der
TkeriaM overtreft echter die der
drmikaarts, welke laatfte 's morgens meer ziek van ligchaam
dan van geest zijn: | leevenloos fleepeu de eerfte zich
vroeg naar hunne koffijhuizen, daar de knegts ieder klant
zijne gekende dofis toedient, waarvan de trapswijze op-
losfing hem na een half uur tijds doet ontwaaken, we-
der tcf een mensch., tot een vrolijken bol maakt. enz.

-ocr page 87-

j, ons geftel) ons afkeerig maakende te-
„ gen de
voorwerpen, die ze ons inboezemen;
„ 't ftort ons in eene zoete mijmering; deszelfs
„ dampen vervliegen ongevoelig, en op die
„ kwijning volgt eene Vrolijkheid, die ons in
„ de aangenaamfte ftelling van de waereld
„ brengt. Men lagcht, men zingt, men
is
„ vervoerd, men gevoelt zich geheel anders
„ men praat, men heeft verftand, geestige in-
„ vallen. Maar als men de gift verdubbelt, ijlt
„ en raaskalt menquot; (19).

De Hippodromus of Atmeidan is eene te be»
ruchteplaatze,omzeniet over te loopen.Dezel-
ve is een
hairtje grooter èinamp;Q place devi£ioire,
of ds Vendême xamp; Parys, en mij dunkt ook al
vrij regulier, een langwerpig vierkant uitmaa-
kende. De huizen aan de eene zijde, 't is waar,
fchitteren niet door hunnen fraaijen regelmaati-

gen bouwtrant, maar de moskee van sultan

ACH-

lt;19) Zie Lettres de Mr, guys. Tom. II. p.
965,-

-ocr page 88-

AtóHMED (zo heet, dunkt mij, dezelve; of mis»
fchien de
Solimaniay die in fraaiheid of groot-
te voor die van St.
sophia geen hair wijkt,
en die 'er eene geheele zijde in de lengte (oor-
deel van de grootte deezer plaatze) vaa uit-
maakt, geefc aan deeze plaatze een ongewoon
aanzien , dat noch belangrijker wordt door
twee zeer hooge obelisken, bekrabbeld met
voor mij onverfiaanbaare figuuren, en een aart
van metaalen -kolom, in 't midden, gevormd
door twee in een geflhjgerde flangen.

Deeze plaats diende oudtijds, zo als men met
een oortje
Grieks v^erltaan kan, tot een wed-
loopbaan der paerden. Thans gebruiken de
Turken dezelve zomwijlen tot een baan om
zich te oefenen in 't werpen van de
dsgeridy
een ftok, wat korter, maar even dik als een
beezem-ftok, welken zij met een ongelooflijke
kragt en behendigheid, te paerd, 'k weet niet
hoe veel over de honderd fchreden vér werpen, 'tis
bij deeze natie eene zonderlinge eer hierin uitte-
munten. Van hem, die 'er de eerfte in is, wordt, de

naam,.

-ocr page 89-

naam, heeft men mij anders wel onderricht, in
fteen gehouwen; een eer, die deeze held met
'c geeven van festijnen, die wel in
Turkyen
min kostbaar dan bij ons, 't echter worden
door de talrijkheid der gasten , betaalen
moet.

Men vindt in dit kwartier, misfchien echter
min dan in de andere wijken, verfcheide uit-
gebrande buurten. Wre zal den Heer Graaf
perrieres de 'saüve-bceuf tegen-
fpreeken en zeggen, dat dit een (jieraad is! In
deeze hoofdftad beveelt de voorzichtigheid,
om
der aardbeevingen wille, zo als Feeds ge-
meld
is, de huizen en van hout en ligt te tim-
meren. De^ droogte van 't heete zomer-kli-
maat,
de afgeleegenheid van 't water in eene
lt;lad, verftooken van gragten, zouden, onder
deeze omftandigheeden, den brand bij alleen
ook de verlichtfte natiën meenigvuldig maaken,
Misfchien zou de brand geringer verwoes-
tingen aanrichten, indien men de houten bui-
tenwanden
der huizen met een mengzel van

leem

-ocr page 90-

leem en kalk (20) beftreek, de daken met
lijen belegde; alsdan zouden vuur en vlam 'er
minder vat op hebben. Ook zouden ze lan-
ger duuren.

De vermindering in de fcheepvaart op de
zwarte zee, van waar 't timmer hout meest
wordt aangevoerd, de zedert den laatften
Rus-
fifchen oorlog vermeerderde duurte der levens-
middelen, de daaruit volgende verhooging der
arbeidsloonen, minder welvaart, min rijkdorn
onder de menfchen, maaken, dat deeze uitge-
brande buurten nu traager dan voorheen volge-
bouwd worden.

Uil deëze wijk, komt men in die der Grie^
ken, het Fapal, van ;welke natie d« hooge adel
Ca.Onbsp;zetel heeft. Hier hadt de be»

roem«

(20) 'c Zelve wéerhaat lang de vlam, gelijk mij
àe ervaaring geleerd heeft in 't
Katharina - Slawfchs
gouvernement.

. (21) De echtgenoot des Heere kroota, Drago«.
m^m van 't
Engdfehe gezandfchap beweert de Isatlle af-

ftïBI-

-ocr page 91-

roemde cantimir, die de historie van 'c
Ottomanfche rijk befchreven heeft, zijn palei-
zen. Ook woonen hier de
Hospodars, of
prinzen uit de
fVallachyen en MoUaidën i;e mg
gekeerd.

Hoe hoog deeze vrienden ook onder elkaar
de borst mogen opfteken, ongelooflijk is de
fierheid, waarmede een klein
Turksch bur-,
gertje deeze klanten, prins of geen, bejee-
gent. 't Ganfche leeven der
Grieken 't. is waar
bevreedigt hen met, en maakt hen gewoon
aan deeze vernedering. Ik heb meer dan eens
den Dragoman der Porte, een pose van groot

vertrouwen en aanzien, waaruit hij tot die van
Hospodar bevorderd wordt, den zoom des kleeds
eens Muzulmans knielend zien kusfen.

Een enigzins ordentlijk gekleed Muzqlnian
komt nimmer in een vertrek, of het. ganfche
gezelfchap,
Jooden, Jrmeniers , Grieken y
■ i,nbsp;even-

S^ammeling zijn van OOKSTANTINüs PAJ-A-eo-
logus,

-ocr page 92-

evenveel welk, rijst fluks op. De Turken zïjn
hierin zo verwend, dat zij dit vorderen als een
recht.
Sans façon y zonder acht te flaan op
den heer des huizes, of den voornaamften des
gezelfchaps, gaat hij op de beste plaatze zitten;
hij drijft zelfs de
infolemie meenigmaal zo ver,
dat hij, fchoon ook een half blanks heer, ge-
zeeten den heer des huizes, in zijn eigen huis
(luister wel toe; 't is der pijne waard) zegt,
otour, gaa zitten (22) en let wel, dat hij u
dit verkoopt voor een bewijs van beleefdheid.

Aan den anderen kant zal een gering Muzul-
man
vaor een perzoon van distinélie nimmer
opftaan,
tenzij hij zijn geloofsgenoot was.
Hunne religie, zeggen zij, verbiedt 'c hen. Op
dien voet is hunne religie zeer gemaklijk. Hoe
dikwerf heb ik mij niet raazend van ergernis ge-
maakt te zien de
Janitzaaren^ die den vrem-

de

(22) Ik heb hun, bij dergelijke gelsegenheid,
meenigmaal de kool geftooft, hun 't eerst te
steuren.

-ocr page 93-

• de gezanten in Pera ten wacht dienen, (23) en
Waarvoor zij 8, 9, 10 piafters 's maands 't ftulc
betaalen, aan de poorten hunner onbeweeg-
lijk op den ftoel, zonder de pijp uit den mond
te neemen, blijven zitten, wanneer de gezant
uitgaat (24)- Begrijp hierbij, dat dit niet uit
onkunde, uit lompheid gefchiedt.
De Turken
zijn vol van welleevendheid, égards en ceremo-
niën onder elkander; weeten zeer wel wat hun
zelven, dus wat een ander
toekomt.

CErt

C23) Anders mag een Turk geen on Tur* dienst-
baar zijn. Zo een kristen 't waagt 'er een in
diensc

te hebben, moet hij zich veel gehaspels Voorflelleii.
Ik Ipreek niet van hoofeii zeggen.

C24) Hoe minachtings-vol deeze khapfchinkels ook
zijn mogen, hunne fierheid moet nogtans voor hunne
geldgierigheid wijken, om welke
laatfte te voldoen de
Janitzaaren van elk gezandfchap ieder,, welke ook
de afgeieegenfte betrekking 'er toe heeft, weeten op
te delven, om hem, bij geleegenheid van hunne of

feestdagen, een drinkgeld {Bachijies) afte-
beedelen.

-ocr page 94-

(En nu tot u lezer, die, zo ik vertrouw, niet
enkel leest, maar ook gevoelt en nadenkt. Ver-
dienen de kristen - mogendheeden, wier onder-
linge kwaade trouw, intrigues, wantrouwen,
wier commercieele afgunst de een de ander ver-
dringt , en ter wederzijdfche befpiedinge een
Staat gezaBten opdringt,
welke deeze zogenaam-
de attentie met geen gelijke munt betaalt, ver-
dienen ^ij-, vraag ik u, deeze en honderderlei
andere verneederingpn niet door deeze eeltach-
tigheid op 't ftuk
van eer, door haar verdoofd
gevoel van eige waardigheid?}

Zoude 't zonder deeze opvoeding, begrij-
pelijk
Zijn, dat de ^^zzxiéa Hospodars van de
twee boven genoemde provintiën, waar in zij
zich eoi aanzienelijk fortuin kunnen bij een
fchraapen ('bovenal zo zij den ijdelen waan kon-
den vaarwel zeggen, om den tofftaat des Sultans
te
Bucharest en te Jasfy in 't klein te willen
jialiapen) 'niet liever dat fortuin ftilletjes na
Weensn Siï Venetim verbrugden, om daar zelf
als luiden van aanzien te leeven, dan-zicli in

Con.

-ocr page 95-

Co;ijiantif20pókn aan den finaad hunner oudé
Veroveraars bloot te ilelien»

Maar me? zo onweêrilaanbaar geweld bé-
hcerseht den menseh de dwang der hebbelijk^
heid !

De wijk der gaoden, waarin riien nu komt,
Is niet zo groot als de twee yoorgaanden. Ik
kan niet zeggen dat dezelve onreiner is dan de
Voorgaande. Die der
Grieken heeft mij ^t
minst toegefcheenen in zindelijkheid uittefteeken.
De nijverheid^ onaffcheidelijk van den imborsi
deezer arme verdrukte
Jooden ^ fehoon hier mirt
dan elders , moet hiet
de meeste rijkdommen

doen zoeken, vermeerderd door de behandeling
en quot;t omzetten der kapitaalen, die de Muzul^
mans aan deeze handen liefst toebetroüwen.

Beide deeze laatstgenoemde wijken, fehoon
even vol van vermogende menfehen, als de eer-
fte, verminderen in 't Uiterlijk aanzien van wel-
Vaarendheid. De
Turken gedoogen geene kec-=
ters, zelfs met hun eigen geld te pronken^ Vee*
ie rijke
At menifcke koopluivlen hebben ösinzle'-'
E ènbsp;m--

-ocr page 96-

r.elijke lusthuizen aan den Europifchen kant des
Bósphorus. Maar zij zouden 't niet durven
waagen ze eenig uiterhjk lofwerk te geeven, of
ze anders als donker bruin , bijna zwart, te
doen fchilderen. De Franken echter, de vrem-
den, de buitenlandfche gezanten neemen zich
de vrijheid, in fpijt der
Muzulmans, 'er zich
niet aan te flooren; eene vrijheid u'aarin hen de
Baratarisfen niet durven volgen.

Een der grootfte ^ieraaden deezer prachtige
en in haare zoort eenige
hoofdftad, is haare ha-
ven , eene der groofften, der fchoonften , der
diepilen, der veiligften van den aardbodem ,
waarin de Noorde en Zuide winden eene onaf-
gebrokene afwisfelinge van komende en gaande
fchepen veroorzaaken. Zij is bijna twee uuren
uitgeftrekt in de diepte; in haare gemiddelde
breedte vaart men dezelve in ongeveer een half
kwartier over.

Horatius fpreekt van een mare tabula-
ium navibus^
van een zee, bevloerd door de
fchepen. Dit kan op geene andere haven met

even

-ocr page 97-

even veel recht, als die van Confiaminopolen^
diiTheems zelve niet uitgezonderd, worden toe-
gepast. Van den opgang der zonne tot haaren
ondergang, wimnielt 't hier van fchepen, fai'
ken,piadés,
caïken, waarvan de beide laatften
vier - en twee riemige vaartuigen zijn. De voor»
beeldelooze behendigheid der roeijers, de on-
gelooflijlce fnelheid der vaartuigen zijn alleen
in ftaat om ongelukken te voorkomen, die de
ligtheid en rankheid boven en behalven de
belemmering van 't gedrang, noodwendig zou-
den maaken: want alle deeze roei-vaartuigen zijn
van dun noteboome hout,
wel zeer netjes ge-
maakt, de fpijker-koppen met rood lak toe!''e-
ftopc, door fnij- en verguld lofwerk ver9ierd,
maar ook zo rank, dat zij bij de minfte hobbe-
ling omflaan, zo zwak, dat de minfle kneuzing
ze indrukt.

Daar deeze haven geen kaai heeft, is de aan-
leg, op waggelende planken, bij 't groot ge-
drang niet altoos zonder gevaar: boven al wan-
E 3nbsp;neer

-ocr page 98-

neer de Zuide-winden 't water fterk doen I;aö-
bdcn.

Het over 't eigenlijk Conßanimpokn leggen-
de gedeelte der ftad, wordt in drie voorfteeden
afgedeeld
Tophana, Galata en Pera.

In de eerfte vindt men de gefchutgieterij des
guitans, van waar deeze wijk ook haaren naam
voert. Naar mijne fohere kunde in dit vak
zoude ik zeggen, dat hunne ftukken, die alle
van metaal zijn, te lang en te zwaar zijn. Daar
toch meestal hair laten, en hun gefchut zo
dikwerf den vijand een prooi wordt, zoude ik
hun durven raaden zich liever van ijzer kanon
te bedienen. In den voor- laatften oorlog met
de
Rusfen ontnamen deeze hun 'er eene groo-
te hoeveelheid van, 't geen zij veffmolten, om
'er geld van te Haan, waar mede zij toen reeds,
niet overlaaden waren : bij welke
fcheiding der
metaalen de Hr. *** 'c mededoögen hadt zich
?elven niet te vergeeten,
|n quot;^ophana, ontmoet men een der grootfte

pUf

-ocr page 99-

publieke baden. Was 't niet dat ik wilde wed-
den , dat men ze reeds bij een half dozijn au-
teuren befcbreeven vindt, ik zoude grooten lust
hebben 'er in 't breede over
uitteweiden ; dif
zal ik nu in 't voorbij gaan alleen aanteekenen,
dat 't onmogelijk is twee natiën op aarde uitte-
denken, die fterker in dit fluk contrasteeren
dan de
Turken en de Rusfen. Bij de eerfte
heerscht de hoogfte zedigheid en decentie;
bij
hen baden beide de fexen nimmer terzel-
ver tijd. Men flaat den baadenden met zo
veel vaardigheid een blauw geftreept ftuk lin-
nen om
den middel, dac^ook de allerzedigfte

oogen 'er niet door beleedigd kunnen worden.
Een wellustig gemak heerscht in de zaaien »
waarin men voor en na 't baaden rust, waarin
men zich door aangenaame verfrisfchingen kan
verkwikken.

In de Rusfifche dampbaden, verwarmd of
liever gloeijend heet gemaakt door den waazem
van water , die beftendig vliegt uit een fterk
gebitten ooven, dien men geduurig befprengt,
E 4nbsp;Caaï

-ocr page 100-

78 constantinoi»olen.
ftaat een ftellagie van planken, in de ft)rm van
een amphitheater rijzende , om de hitte , 'r
fterl;fte boven aan den zolder,te mogen tempe-
ren , door zich laager te zetten. Hier loopt va-
der , moeder , broeder , zuster , jongeling ,
maagd, bekenden en onbekenden, zieken, ge-
zonden , in één woord de menfchen van allerlei
flag, zo als zij naar de kerk gaan,
in pur is m-
turalïhus
door elkander lt; welk een gezicht J
amp;c. amp;c. amp;c. (25)

Om uit deeze wijk in Galata te komen, voer
ik mijn lezer voorbij t tolhuis der
Pranken

om

(25) De Ketzerin van Rusland, óq glorierijke CK-
T H /gt;. RIN A II, die, 20 als een ieder weet, haare 011-
derdaanen als een voorbeeld van reinheid van 2eden
voorgaat, geërgerd over iets zo vatbaar
voor aartfioot,
heeft bevolen, door eene affchiminge, beiderlei ge-
flacht in de baden uit elkander

houden. Maar zo
als 't in de waereld gaat,
naturam expellas furcd amp;c,
deeze fchuttrng is veelal zo laag en zo doorluchtig,
dat dezelve eer dient, om de nieuwsgierigheid uit den
Jl^ap te wekken, ^an haar paaien te zetten.

-ocr page 101-

om geleegenheid te hebben hem te doen op*
merlcen, de voorbeeldeloozi toegeevendheid en
vertrouwen waarmede de
Turkfche tollenaars de
kooplui behandelen; deugden waarover de
on-
muzulmanfche ontrouw hun dikwerf geleegen-
heid geeft zich te beklaagen; zo dat 't kwaad,
't geen in 't N. T. van de tollenaars gezegd
wordt, onmogelijk hier thuis kan hooren. Ze-
ker is 't dat de
Turkfch» baden niet meer kun-
nen contrasteeren met die der
Rmfen., dan hun
tolhuis met 't
Cujiom-houfe te Londen. Dan
als financier gefprooken, zou ik geneig.1 zijn
te gelooven ,
dac zij deeze hunne rekkelijkheid ,

wat te ver gerekt, in flofheid en verwaarloo-
zinge doen ontaarten. — De in- en uitgaande
rechten, door de vremde natiën betaald, be-
loopen, dunkt mij, drie ten honderd, daar de
inlander 'er vijf betaalen moet. Doch hier over
misfchien in 't vervolg iets pofitievers.

't Is aan den weinigen trek der Turken tot
visch, eene bij hen als onbekende fpijze, aan \
weinig overleg der
Grieken te wijten, dat de

E 5nbsp;visch-

-ocr page 102-

visch-markt, waaraan wij nukomen, fehoon
noch wel voorzien van visch, het niet meer is;
want 't water is hier rondom zeer rijk in lekkere
en bij ons onbekende visfchen, waarvan ik nu
hier den inventaris niet invoege, omdat ik bij
ongeluk niet één cénig
Ichtyologisch fchrijver
bij de hand heb.

Nu met vallen en opfiaan klauteren wij ein-
delijk in de wijk van
Galata, alwaar de lezer
ganftonds bemerken kan, zonder den bril of 't
lor^et uit den zak te haaien, 't onderfcheid in
bouw der huizen, waarvan 'er veele hier van
Heen zijn, de meenigte der kloosters, den wal
die deeze. vöorftad omringt, de poorten, welke
ze affluiten; alle teekenen van onderfcheidene
werkmeesters.

Dit kwartier ftrekt dm Franfche kooplieden,
eene natie,die wel de helft vmdQnLamp;vantfchen
handel drijven, welke i'röVtfnce voornaamelijk,
en
Langüsdoc voor een gedeelte doet beflaan,
^eesi ter wooninge, uit welker huishoudingé
men met vertrouwen mag opmaaken, dat de

koop»

-ocr page 103-

koophandel hier niet fterk verrijkt zeifs niet deil
handelaar, die voor eige reekening negocieert.

Galata is noch befaamd door zekere hui-
zen, waar de liefhebbers eecen, drinken, dan-
zen kunnen. Men vindt 'er ook jonge heert-
jes , die netjes gekleed zijn , wier hairen in
lange tresfen hun langs den rug hangen, in
den ftijl der vrouwelijke kleeding. Wanneer
't met de affaires flap gaat, zitten of loopen
zij voor de deur, niet enkel om een luchtje
te fcheppen. In deeze huizen , die men bij
de
mufico's kan vergelijken, vertreeden zij de
plaatze der ligte jofferfchap. De gustihus non

est disputandum. Maar dat deeze huizen doof
't dagelijksch krakeel en vegterijen den
Waiwode
ten vette melk • koe fl:rekken (zo als de Hr.
Graaf
f. de sauve-boeuf beweert, Tom.l.
p.
12.) is mij niet gebleeken, fchoon ik ze
dagelijks ben voorbij gegaan.

Rust noch een weinig. Lezer, want zo gif
inij naar/Vd? vergezellen wilt, zult gij beften-
dig moeten fteigen tot aan 't klooster der Der^

viesy

-ocr page 104-

eONSTANTINOPOLEji,
vks , voor dac gij op den gelijken boJes«
deezer voorflad komt. Dit klooster kan ik
niet voorbij gaan , zonder aan de religieuze
dolle kuuren deezer kloosterlingen (die meu^,
naar mij vcorftaat ia den Tegenwoordigen Staat
van alle Volkeren in pkat afgebeeld vindt) te
denken, en uit te roepen:

Lieve Heer, wat hebt gij al vreemde die-
naars !

Nu zijn wij onder ons: want hier woonea
de vremde gezanten , de kooplieden, de Fran-
ke» y
die, alle onder elkander eene kleine fo-
ciëteit uitmaakende, de een den ander van ha-
ver tot gort kennen, en welke fociëteit 'er
dus de ongeleegenheid van heeft, achterklap
en kwaadfpreekendheid.

Zo ik 't woord kiosk wel verflaa, is 't een
luchtige koepel , afgefcheiden van 't overige
van 't gebouw, en op zich zelven ftaande. Dus
weet ik niet, hoe 't den I leer Graaf
f. d e
SAU VEBOEUFm de harfens gekomen is te zeg»
gep (zie
Tom. L bladz. 9,) dat de huizen van

Pc-

-ocr page 105-

Pera aile kiosks hebben. De huizen van dee-
ze wijk Haan alle zo digc op elkander gedron-
gen (die der gezanten uitgezonderd) dac men
moeite heeft 'er zich niet in te verwarren; de
deuren raaken zo digt aan elkaar, dat een eenig-
zins
non-chalant reiziger bijna noodig zou
hebben , uitgaande de zijne met een krijt te
merken. Ook ftaan de
corps-de-logis (indien
deeze uitdrukking geoorloofd is voor huizen
die geene vleugels hebben) alle voor aan de
ftraat. Hoe kan men dus hier van
kiosks fpree«
ken! De zaak is, dat zij meest alle overdekte,
en boven eiliander vooruitfpringende uitftekken

hebben, waarin fopha V gepraktizeerd zijn,
waarvan de
Griekfche en Frankfchs dames ,
half bezig, half leedig, de pasfanten beloeren.

Mylady cr a ven is niet wel onderricht (26)

wan.

(26) „ Lei rues de Pera gquot; de Coiiflantitiople font
n fi étroites, qu'on «'j peut aller en voiture. A cha-
it H'te étage les fenêtres s'avancent fur la rue , beau.
„ mp flus qut celles de Pétage inférieur , deforta

» liis

-ocr page 106-

wanneer zij beweert, dat men noch hier^noch
in
Conftantinopolen rijtuigen vindt. Alle vrem-
de ministers, en ook verfcheide kooplieden
houden hier koets of rijtuig : daaf de ftraat van
Tera, noch een weinig verder als 't hôtel des
Zv/eedfche gezants, 't geen 't verlle naar onderen
{laat, derzelver gebruik toelaat. Ook ontmoet
men in de ftad van
Conftantinopolen honderd
rijtuigen, die fterk gelijken naar onZe ordinaire
post-wagens, behalven dat 't onderftel laager
ftaat, en dat zij meer verguld fnij werk hebben,
In deeze rijden de
Turkfche Dames j achter ja-
louziën gezeeten, uic ; fchoon de heuvelachtig-
heid van den bodem den voerman meenigmaal
dwingt af te ftappen, om vócjr de paarden bij
den toom af te leiden.
In deeze ftraac hebben alle de vremde ge-

zan-

,» que iéux qui habitent k haitt des maîfons y peil'
„ vent facilement fe donner la main., d'une tuaifon
à l'autre., à travers la rue.quot;
Zie Forages li'êi
/I. 175'

-ocr page 107-

zanten (27) alle hunne/ïs^/^/f, die van Engeland
en Veneti'èn alleen uitgezonderd. De Turken
geeven deeze Mtels den naam van firraili
't geen de
Italiaanen door palazzo vertaa-
len, welke uitdrukking in den gemeenen om-
gang de huizen der ministers behouden gt; hoe
onoogzienlijk ook dit verblijf zijn moge, zo
als dit 't geval wel eens pleegt zijn, bijzon-
der met de wooningen op 't land.

Naa,

(27} Veele der gezanten, wier oorfpronk^jk«
'Jeftemming geweest
is hunne landslui en derzelver han-
del te befchertnen, oefenen een aart van elders onge-
kende fouvereiniteit over dezelve uit. Alle of verre
de

meeste zijn zij geneegen hunne befcherminge met een
aart van fcboohneesterfchap te paaren. De Franfche
Ambasfadeur depecheert zijne landslui met een wille-
keurig
de par Ie mquot;,en dwingt hen met 't eerst zeilreê
leggend fchip te verkasfen. Die
vmFenetiën heeft over
landgenooten 't recht van leeven en dood. Maar
die, bij voorbeeld van
t^ngeland o{ Holland^
(wie wordt niet zomtijds bekroopen door lust tot
heerréhen!) hen hierin wilden navolgen, zouden hun-
ne natiën, die aier g^arjjg pnder^e plak gaaji, hun in
V. aangezicht uitlagchen.

-ocr page 108-

Naa 't Franfche hôtel behoeft dat onzer na-
tie voor geen ander in grootte of aanzien te wij-
ken. 't Is noch maar weinig jaaren geleeden,
dat 't nieuw uit den grond is opgetimmerd. Het
bedaar in een groot houten gebouw, drie ver-
diepingen hoog. De dubbele trap, die tot de
fraaije
étage leidt, is breed en aanzienelijk ;
en de zaaien en kamers in dezelve zijn van een
goede ordonnantie. Voor 't overige is 't zelve
voorzien van eene meenigte vertrekken, waar-
in des noods niet één , maar drie Ambasfadeurs
zich zouden kunnen behelpen; bijzonder zo zij
*t zo wel weeten te doen , als die, welke *t thans
occupeert, de Baron
van dedem.

C)

In \ midden deezer ftraat 2al u aan de

rech-

(*) Bij mijne komst in deeze hoofdftad vond ik

'er

-ocr page 109-

rechterhand een groot gebouw in 't oog loo»
pen ; 't zelve is 't
hôtel der pages , ifoglans.

De

'er den Hollandfchen Chargé d A fat res , Heer krol,
wiens gulle en vriendfchapsvolle behandeling ik alhier
dankbaar erkenne. Deeze behandeling verdient des
te meer erkentenisfe, naarmaate een reiziger, hoe vet
ook anders zijn beurs gefpekt mag zijn, zich hier in
eene bijzondere verleegenheid kan vinden , door ge-
brek aan herbergen, die men zeggen kan, voor een
ordentlijk mensch hier zo goed als niet te
zijn; eene
ongeleegenheid, welke een nieuw - aangekomen, wel
eens een nacht, en niet uit gebrek aan geld, in 't
voorportaal van eene kerk heeft doen doorbrengen, 't
Is waar deeze ongeleegenheid lokt de gastvrijheid der
gezanten van meest alle natiën uit, op hunne lands-
genooten, die zich vleijen hier bijzonder onder hunne
befcherminge te ftaan , eene elders ongewoone, en ook
min noodzaakelijke, beleefdheid te toonen. Maar 't
is ook waar, dat dit niet zo begreepen wordt door al-
Ie gezanten, onder welke men ook zo wel ezels
Vindt, als onder de Oeepers, kruijers en turfdragers.

Dan om tot den Heer krol weder te keeren. ik
kan niet van mij verkrijgen hier niet te melden, hoe
't ganfçhe
Corps Diplomatique, na deszelfs vertrek,

Fnbsp;den

-ocr page 110-

De Heer f. de sauveboeüf verhaalt, dat
de Groote Heer 't zelve eens 's jaars bezoekt,
met zijn' ganfchen hofftaat, en twee verkiest uit
de jonge luiden, welke de meeste vorderingen
in hunne oefeningen gemaakt hebben, die hij
met zich naar 't Serrail neemt. Hij voegt 'er
bij dat niemand zo wel als de Sultan zich kent
in die geene, welke de gefchiktfie zijn, en die
de voorkeuze verdienen. 2ie
Tom. I. p. 9.
Deeze bijzonderheden waren mij onbekend ,
offchoon ik bijna een jaar tegen over dit ge-
bouw gewoond heb.

Daar ik nu (behalven 't hospitaal, waarin de

Fran-

tleii mond vol hadt van deszelfs lof, over 't gedrag
door zijn
Ed. gehouden, gedutirende den tijd, wel-
ken hij alhier met de zaaken der Republiek belast was.
Zeker is 't, dat in geval zijn opvolger noch eenigen tijd
was uitgebleeven, hij grooten kans geloopen zou heb.
ben voor onze natie de vrije vaart op de
Zwarte Zee
te bedingen, eene zeer kittelige zaak , waaraan men
reeds onderfcheiden maal vruchteloos getornd hadt.
1'en minfte zo'was 't algemeen zeggen in
Pera.

-ocr page 111-

Franken, die de pest hebben, door geestelijken
behandeld worden) u in deeze flraat niets dan
huizen aan beide kanten kan doen opmeiken,
en gij. Lezer!
dk misfchien ook wel in andere
ftraaten zult hebben opgemerkt, zo neem ik
hier mede van mijn post van uwen
Ciceroni mijn
demisfie. En 't mögt bij geval zijn, dat gij
noch eenige misnoegdheid tegen hem voedde,
zo neemt hij de vrylieid, om u de maat vol te
meeten, u op de belangelooste wijze, eene ech-
iQ zVoQdóiingQ vm Conftantinopolen aan te bie-
den. Dezelve is afgeteekend naar een fchilde-
rij van
den Hollandfchen fchilder van der

STEEN, (27) die eenige jaaren alhier doorge-
bragt, en dit gezicht uic 't
Zweedfche hotel ge-

no-

(27) Deeze Heer van der steetn was een
vreemde pasfagier. Na eenige jaaren alhier zich ge-
neerd te hebben met 't penceel, verwisfelde hij 't zel-
tet den degen; verhuisde met eenige
Er.gelfchen over
land naar de O.
I.; nam den naam van Mr. s t o n e
aan, en ftierf in Bengalen als Artillerij - luitenant
ia dienst der Engelfcbe O. I. Compagnie.

F 2

-ocr page 112-

nomen heeft ? 't zelve is door mijn vriend den
Ed. Heer
tor, die onzen Staat in onderfcliei-
den commisfiën met eer heeft gediend, aan de
kamer van den Levantfchen Handel te Am-
fterdam gefchonken. —

Enfin, ik beken 't, dit kapittel is niet groot
genoeg voor eene zo groote ftad
als Conftan-
tinopokn :
maar 't is groot genoeg voor mijn
boek, waarin ik noch eene geheele rommelzoó
van zaaken te pakken heb.

TWEE-

-ocr page 113-

TWEEDE BUNDEL.

Conftantinopolen Zeds' en Staatkundig
befchouwd.

„ Men either from habit and the prejudice; of edu-
„ cation, or from prefumption and opinion , are
,, apt to think their ovn government the be:t i to

„ eenfure others, point out their defeSls, and fre-
„ quently, without fufficient knowledge to judge ,
„ will venture to revile and abufe them.
^ The governement of the Turkish Empire has been in-
,, juriouslj miireprefented by cenfures of this kind^

J. porter,

Wat is 'c profijtelijk de dingen uit eige
©ogen te zien !
uit eige oogen te zien / want
F 3nbsp;hoe

-ocr page 114-

hoe veele kijken door een bril, zonder 'er
een op den neus te hebben, zonder 't te wee-
ten ! En was die bril maar in 's hemels naam
dikwerf niet zo kleurend of zo valsch geflee-
pen! Lees de berichten over
Turkijen , lees
de bitterlijke Jeremias - klagten van den god-
zaligen
BjoiiNSTaHL, door zijne Oosterfche
Brieven
verfpreid, men zou fchrikken 'er een
voet in te zetten, dien te zetten in een land,
gehouden voor den zetel van woestheid, wan*
orde , barbaarschheid , willekeurig gezag en
flavernij; maar kOmt men 'er aan wal , men
bemörkt wel haast — dat de menfchen hier
zo min als elders elkaêr opeeten — dat ieder
gerust in huis leeft — dat men 's morgens op-
ftaat zonder van huisbraak , moord, diefftal,
afzetterij of brandftichting,des nachts gepleegd,
te hobrén.

Waardoor heeft dit land dan al dat fchelden
verdiend ?

Vergelijkt men de hoofdlieden der twee, zo
niet belchaafdïle, zeker de verlichtfle (niet ge-

fproo-

-ocr page 115-

fprooken van de lantaarns pf reyerbhres): hoofd-
fteden
vm Europa mee die der Muzulmans, men
zal moeten bekennen, dat ^è.p^lky , oft ftede-
lijk bewind, tot onderlwui^van
orde en veiliglieid
der beide eerften, bij/ie der Turken geen hand-
water beeft, onder welke.men, zoiider zorge
voor
high-yi'ay-mn lt;iïmkurs de grand'chemin,
des nachts zo veilig als des cjaags in en rondom
de lioofdilad kan onagaan. (i) Op een.klei-
nenrafiland yan elkatj^^r ontmoet men door de
ganfche ftad en voorfteden, overal
kortegaards
(corps-Je.'garde')
voor welke een lantaarii 's

nachts

(i) Hier ter plaatze de Turken wegens htinne
/prijkende, is 't mij een uitfteekend genoe-
gen tot mjjn. vadedaud, en in 't zelve tot 't volk-

r ' -

rijk__ Amfterdam terug geUragt te worden , waar de
misdaaden
(delidta) fcliaarfcher zijn dan in eenige
andere flad, even bevolkt, 'en daar dus de masfa der
natiórtaale deugd grooter ife.' Dan-, zo deeze de bur-
gers van-euveJdaaden afhoudt, is 't ook de voorbeelde-
looze waakzaamheid en orde der
policy, welk een
ZO Wbijk fchuim van allerlei natiën beteugelt,

F 4

-ocr page 116-

nachts brandt, van waar de wachters op 't eef-
{le onraad toefchieten, en ook eenige door de
flraacen patrouïÜeeren.

Zo de Conftantinopelfche policy niet zeer
wel opgewonden was , zou 't 'er hgter dan
elders
zijn, ongeregeldheden te pleegen, daar
de ftraaten doorgaans eng, donker en door gee-
ne andere dan de bovengemelde lantaarns en dus
flecht verlicht zijn. De onderfcheiden wijken
van de ftad, door poorten 's nachts afgefloo-
ten, belemmeren de
communicaciën en nodi-
gen alsdan de inwoners veelal ieder tot zijnent
te blijven; zo dat de ftraaten hier in den nacht
zeer ftil zijn.

Men mag met waarheid, volftrekt zonder de
geringfte vergrooting, zeggen, dat in één éénige
wijk van 't kristehjk
Londen, in een éénigen
nacht, meenigmaal meer of grooter euveldaaden
gepleegd worden, dan in een geheel jaar in de
geheele ftaden voorftedenvan 't Mahomedaansch
Conftantinopolen.
^chUien maanden heb ik'er geleefd, ik mag

zeg-

-ocr page 117-

gebruiken der turken.

zeggen in de ftad (want zeer veele der bewoo'
ners van
Galata, Tophana en Pera komen quot;er
of nooic of zeer zelden) en allen dien cijd hoorde
ik niec eens van fteelen, huisbraak, moord of
afzetterij fpreken.

Eén éénige maal zag ik, in Galata , den
knecht uit eene Griekfche kroeg, befchuldigd
een
Galeo:igi of ïurkfchen matroos, in dron*
kenfchap te hebben omgebragc, ophangen:
op-
hangen,
zeg ik, niet zonder genadeflag rade-
ren, om gezet te worden op een rad,
tot dat
het der Goddelijke barmhertigheid behaagen
zal hem (den delinquent^ uit zijn lijden te
verlosfen,
zo als de woorden van 't vonnis in
't befchaafd, verlicht, menfchelijk, kristelijk
Vrankryk voor dergelijk feit zouden geluid
hebben.

Brand, *k beken 't, is 'er meenigvuldig. Dit
is niet de fchuld van verwaarloozinge; 'c is die
van 't plaatzelijke der ftad. De huizen zijn 'er
*an hout, door vakwerk in een gebon-
den : maar de aardbevingen maaken deeze voor-

F 5nbsp;zor-

-ocr page 118-

zorge noodwendig. De zomer gt;■ hitte doet ze
droogen; dit is de fchuld van 'c klimaat. De
natuur gaf
Conftanünopolen wel eene haven: dan
deeze bewatert alleenzijn zelfkant en doorfnijdt
'c niet, Gragten heeft men 'er niet kunnen in-
brengen , wegens de ongelijkheid van den
grond, die ook bij brand den aanvoer van 't
water moeijelijk maakt. Deeze ongeleegen-
heden moet men niet ten laste van de
TurAcn
leggen, die alles gedaan hebben wat men van
een verlicht, waakzaam en
werlszaam volk, te-
gen dit kwaad verwachten kon.

Voor ieder der gemelde Kortegaards ftaat
een brandfpuit met haar toebehooren. Bij 't
paleis van den
Aga der Janitzaaren ftaat een
hooge wachttooren, waarvan 't gezicht de gaii-
fche ftad beftrijkt. Hier is beftendig een wacht
op de been , die bij 't eerfte teken van onge-
mak in de weer is. Van alle zijden vloeit hulp
tot blusfen. Edoch, ik herhaal 't,
Confiamim-
polen
is geen Hollandfche gragtrijke ftad.

De Groot-Vizir is gehouden, nacht of niet,

ecQ

-ocr page 119-

een der eerften bij den brand te zijn. WorJc
hij door den Sultan voorkomen , dan vervalt
hij in een aanmerkelijke geldboete. Wat kan
men meer eifchen!

Zeker zou 't mogelijk zijn door een vuur«
machine in 't hoogfte der ftad een' aan haare
grootte gcè'venreedigden waterbak te praktizee»
ren, waaruit door onder elkander communicee«
rende buizen, in alle de ftraaten gelegd, ge-
lijk de bloedvaten in 't dierlijk ligchaara, men
overal een fpoedigen overvloed van water zou
kunnen aanvoeren. (2)

Maar de Turken lijken na de Hollanders
hierin, dat ook de nuttigfte nieuwigheden

moeite hebben onder hen fortuin te maa-
ken. (3) -

De

(2)nbsp;Men ziet 't zelve, naar mijn best geheugen,
in
Londen.

(3)nbsp;Waarom zou 't onmogelijk zijn (van zwaarig-
lgt;eden fpreek ik niet: wat groote ©nderneeming ontmoet
'er geene? hielden deeze den landman op, wij hadden

geen

-ocr page 120-

De T%rken zege men , zijn woest, ongema-
nierd. Ei lieve waarin beilaat dit toch ? zij

heb-

geen brood te eeten) Amjierdam door dergelijke ma-
chine van versch water te voorzien (daar dit te
Parijt
door een fociëteit van Entrepreneurs gedaan wordt) en
den armen
gratis ten minde den dorst te lesfchen ?
Zal men zeggen , ik herhaal het, dat 't
onmogs.
lijk
Dit vergaf ik een onbereisden Hollander, die
een vreemdeling in de waereld is. Maar hij, die vveet
welke moeite zommige natiën zich gegeeven hebben,
om zich van deeze behoeUe van 't leeven te voorzien,
zal dit niet ftaande houden. — De
Amfterdammers
mogen roemen op hun raadhuis ; 't zelve 't achtfte
wonder der waereld noemen ; de
Landenaars mogen
'van hun
Pauls kerk, de Romeinen van die van St.
Pieter
ophaaleu, dé Conflanlinopalitaners hebben even
veel recht op hunne waterleidingen te
Burgas grootsch
te zijn, die alle reizigers bewonderen, en als een der
zwaarfte ftukken werks van 's menfchen handen be-
fchouwen. De
lurken, 't is waar zijn van eenjgen
deezer waterleidingen niet de werkmeesters geweest l
en kenners (*) vermoeden , dat eenige daarvan ten

ti^-

lt; (*) Zie Ltitus de y.r. Guys, Tom. II. p. 5., ^

-ocr page 121-

hebben eene andere kleder-dracht, waar zij
zints eeuwen zich aanhouden. Steekt hierin

de

tijde der Griekfche Keizers gebouwd zijn. Maar 't is
ook even zeker (want ik fpreek van zaaken die ik zej-
ven beademd heb) dat een, zo niet twee, derzelven
gewis noch geen 50 jaaren oud, en dus een Muzul-
mansch ftuk werks zijn : een bewijs boven alle tegen-
fpraak, dat deeze natie niet zo veel, als kwaade ton-
gen wel zouden willen doen gelooven , Gods water
over Gods akker laat loopen. Deeze waterleidingen
zijn geleegen te
Burgas, ongeveer drie mijlen van de
hoofdflad. Ik heb dezelven bezogt en 'er vijf in ge-
tal , de eene wat grooter dan de anderen, digt bij elkaâr
geteld. Ook zijn zij alle wel in zo goeden ftaat, dat

't zich met beide handen Iaat grijpen, dat zij 'er de
hunne aan houden.

De Heer b ourlât de montredon (*) geeft
van de
oudfte derzelven de volgende befchrijving,
„ De oude waterleiding van
Burgas , van onderen
„ breeder dan van boven, doorloopt, ter lengte van
ongeveer 420 voeten (f) eene vallei, verfraaid door

eene

O Zie Lettres de Mr. OüYS, Tom. II. p. 5.

(t) Geene maat- of duim • ftok bij mij gehad hebbende ^

'nbsp;toen

-ocr page 122-

de woestheid of ongemaniertheid ? Veele Eu-
ropeaanen
, luiden aan wie men oordeel en

fmaak

„ eene aangenaame beemte , door welke eene beek
„ loopt; zij dient om twee heuvels ter rechter en ler
„ (linker zijde te vereenigeu, ter hoogte van de wa-
„ terleldinge zelve, die 107 voetenis. Deeze wa-
„ terleiding heeft twee'verdiepingen (*) in ieder van
„ de wellcen vier groote boogen
(arcades) zijn, die
„ de een boven de andere ftaan. Ieder boog wordt
„ gefcheiden door een muurwerk , tegen welk van
„ buiten kalven aangebragt zijn , die pyramideswijze
„ in eat fdterpe punt uitloopen. In quot;c midden van
„ dit muurwerk zijn wederom andere boogen, waar-
„ van 't denkbeeld in den Bouwmeester, die hier
't
„ opzicht over gehad heeft, eene meer dan gemeene
,, bekwaamheid in de bouwkunde aan den dag legt.
,, Want behalven dat geen gebouw hoe genaamd, oud

of modem, hem 'er 't voorbeeld van gegeeven hadt,

„ beeft

toen ik te Bur^m was, kan ik de preciefe lengte der groot-
fte niét opgeeven: maar zo ik mijn oog betrouwen mag, is
de grootlle derzelve wel 300 roeden lang.

(*) 'Er zijn te Burgas waterleidingen , welke drie rijen
boogen of
arcaies boven elkander hebben.

-ocr page 123-

finaak toekent, houden deeze kleedinge voor
die, den mensch 't natuurlijkst pasfende.

Zij

„ heeft hij door dit eenvoudig middel de onlcosten
„ veel weeten te verminderen, en zijner waterleidinge
„ eene Inchtigheid gegeeven, die zonder aan de vast-
„ heid van zijn werk te fchaaden, 't zelve een fraai
„ aanzien bijzet.

„ Eene andere opmerkenswaardige bijzonderheid, en
„ welke zonder weêrgaê is, beftaat hier in, dat men
„ de waterleidinge, in de eerfte en tweede verdiepin-
„ ge te paerd kan doorgaan, want het muurwerk is
„ in zijne dikte open, waar door men de waterleidin-
„ ge van 't eene einde tot 't andere doorloopen kan.

„ Boven op deeze waterleiding wordt 't water over-
„ dekt van den oenen heuvel naar den anderen gebragt.
„ Künftig bij een gevoegde en dakswijze gelegde plat-
„ te fteenen bedekken 't zelve, 't Is onmogelijk
„ dit ftiik werks genoeg te prijzen, 't Ganfche toe-
„ ftel 'er van is verwonderlijk; bekleed met gehouwen
„ fteen: iets, 't geen aan dit ganfche gevaarte eene
„ pracht en netheid bijzet , die alle aanfchouwers
» treft.quot;

Deeze waterleidingen voorzien P47 fonteinen va»
water. (1)

1nbsp; Zie marsigli, p. 39-

-ocr page 124-

Zij eecen zonder mes of vork (wel met le-
pels, die van hout, ij voor, hoorn, fchildpad,
nimmer van metaal zijn, 't geen tegen de wet
flrijdt: waarom? de Heer mag't weeten) met
de vingers, ^ok hierin is niets onvoeglijks, diar
zij,
onmiddelijk voor dat zij aan 't eeten gaan ,
zich beftendig de handen wasfchen. Stel u be-
halven dat niet voor, dat een Muzulman met
Ce vijf vingers in de fchotel wroet als een
Westfaalfche kinkel. Zij eeten met veel gratie,
alleen den voorften vinger en duim gebruikende.
Zij eeten van den grond;voor eene natie,die
geene ftoelen kent, maar op de hurken zit,
heeft dit niets aanftootelijks. Ook kan men
niet
zeggen, dat onder hen 't meest van den
grond (waarop toch altoos hoe arm de luiden
ook weezen mogen, een tapijt legt) gegeeten
wordt. Doorgaans eeten zij, op
hunne fopha of
Divan gezeeten. Veelal hebben zij eene kleine,
zeshoekige,niet veel meer dan een voet middel-
Jijn hebbende, met ijvoor of paarlemoer inge-
legde tafel, die veel overeenkomst heeft met

een

-ocr page 125-

een hollandfche thee-ftoof. Deeze keeren
Eij met 't blad op den grond en leggen op
de voeten, (van tusfchen beide de welken
zij een langen, katoenen of zijden geftreep-
ten doek
haaien, die rondom dezelve gelegd
den gasten tot lerviëtten dient) een geel-
koper, blinkend fchoon, rond blad van on-
geveer drie voet middellijns, met een wei-
nig vérheeven rand. Rondom dit naakte
blad ligt men het gefneeden brood, 't geen
in
Turkijen niet altoos van dezelve figuur,
onder de
Conflantinopooljche Turken de ge.
daante van een dikken pannekoek heeft, en
't zout enz.

Vervolgens zet men niet meer dan één
gerecht tevens op; beginnende met 't ge-
braad, gaat men over tot veelerlei
ragouts
en fricajfés op hunne niet onfmaakelijke
manier toebereid. Groote komkommers
met klein gekapt vleesch, rijst en fpecerij-
en gevuld;
dolma, is hun lieflingskost. Nira-
Gnbsp;raer

-ocr page 126-

iner zag ik visch op hunne tafels. Pillaf
of gekookte rijst is 't laatst, wat zij voor
t
desfert, beftaande uit iu water en zuiker
ingemaakte vruchten, nuttigen. Schoon de
maaltijd ook uit dertig fchotels beftaat, is
dezelve in min dan een quartier-uurs geëilï-
digd. Dertig feconden voor ieder fchotel,
't is wat volle kort. Maar de
Turken eeten
als
luiden, die geen honger hebben.

Niemand roert een gerecht aan, voor
dat de voornaamfte van de tafel, de vader
des huisgezins, of wie hij zijn mag, door
zijn vinger in den fchotel (want men eet
niet ieder van een tafelbord) te fteeken,
of door een woord 't fein tot de attaque
gegeeven heeft.

Met de zon opftaande, doen zij wat wij
't
middagmaal noemen, om negen uuren; 't
avondmaal neemen zij kort na zes uuren.
Ik beken
gaerne, dat hunne maaltijden min
behaaglijk, bovenal min vermaaklijk, wie
- -nbsp;zou

-ocr page 127-

gebruiken der turken. p^

ZOU van een muizen-maaltijd houden! dan
de onze zijn; maar daarom zijn ze niet
boersch of ongemanierd. Dat men zich
herrinnefe „
non eaiem omnibus esfe honejta
„ atque turpiaquot;
c. nepos.

Niet lang na mijn aankomst iii Conflanti-
nopolen
bekroop mij de lust den Groot-Heef
vrijdags naar de Moskee te zien gaan. Dee-
ze plegtigheidis,'t kan zijn, vijftig maal be*
fchreeven. Maar 't is niet van deeze Haat-
zie waarvan ik wil fpreeken^ Ik weetniet,

dat iemand voor mij heefc aangetekend 't

middel, dat de wachthebbende officieren
der rijen Janitzaaren, waar door de Sultan-
gaat,gebruiken,om de door nieuwsgierigheid
aangedreeven en aandringende fchaare, die
de rijen te veel tot elkander perfende, den
doortocht hinderlijk zouden zijn, te rug te
keeren. Dit middel trof mij zeer en gaf
mij meer genoegen dan al het overige; naar.
maate 't mij altoos geërgerd hadt, bij zoort-
G anbsp;ge.

-ocr page 128-

' gelijke geleegenheden, zelfs in zogenaam-
de vrije ftaaten, de dienaars der juftitie, de
goede en onfchuldige gemeente ftokflageri
uitdeden, of elders de zoldaaten de bur-
gers de kolf van 't geweer op de borst druk-
ken. 't
Turksch middel beftaat in een hou-
ten fteel ter lengte van anderhalf voet, waar-
aan een leêr vast is, ruim een voet lang en
in
veele dunne reepen gefneeden, 't geen
'er als een weij-kwast van maakt. Hier me-
de tikken zij zagtjes op de dikke tulbanden
der vreedzaame, der gezeglijke Muzulmans,
even als of zij 'er de vliegen van wilden jaa-
gen , zonder hun 't minfte leed aan te doen.
Dit doet hen te rug deinzen. Ik twijfel
of, beter gezegd, ik geloof niet, dat zo een
zwak huismiddeltje 'c
gemeen van eenige
hoofdftad
der kristenheid in teugel zou
houden.

Eenigen mag mijn riempje een armzaalige
kleinigheid toefchijnen; 't zij zo. Ik voor

mij

-ocr page 129-

mij ben op die kleinigheid blijven ftaan,
omdat ze aantoont, met welke achting de
regeering, (iNB. in een vermeend despotiek
land) *t
Turksch gemeen behandelt; omdat
ze aantoont, dat 't in
Turkijen noch eeni-
ge waardij heeft mensch te zijn, en dat
zijn gepeupel (fchoon ik bijna zou durven
ftaande houden, dat 'er in dat land geen
gepeupel is, daar 't eigenlijk beftaat uit die
klasfe van menfchen, die eerst verachtlijk
in hun eige oogen, 't daarna in die van
anderen geworden zijn : en zulke lieden
heef: men niet onder de
Turken, die tot de

gemeenfte door een houding vol van waar-
digheid toonen dat zij zich zeiven voelen, iets
dat met laagheid onbeftaanbaar is) dat dit
gepeupel, of beter, dat de laagfte klasfe der
Turken verre is van woest te zijn.

De ftand waarin ik mij in Conftantinopo-
len
bevond , boodt mij meenigvuldige ge-
leegenheid aan met veelerlei Muzulmans,
G 3nbsp;meest

-ocr page 130-

meest van den eerllen rang, door een ver^
trouwden en bijna broederlijken omgang, in
't binnenfte hunnes huizelijken leevens, en
ook in hun openbaar bedrijf te leeren ken-
nen.
Onder deeze bevondt zich de braave
att a-b ey, een Turksch Effendi (i^) ,
van wien en van wiens familie ik talrijke
bewijzen van vriendfchap en befcherminge
genooten heb. De post van
Chiaux - Bachi
of Request-meester, dien hij vier maanden
bekleedde, maakte hem tot richter over
kleine zaaken. Tweemaal 's weeks bezogt
ik hem, en daar ik behaagen fchepte en in

zijn

(IS') ^fendi is geen naam, maar een tijtel dien
men aan 't geen men bij ons luiden van fatzoen
noemt, cn die groote huizen
(.Konaks), bewoonen,
geeft. De Turken zetten dien achter den naam, zo
als ook 't woord
Be-j, 't geen van meer distinctie,
door de zoons van
Pacha^s Qf Generaals geëigend
wordt, en bijna zo voel als prins beteekent. De
fiospodaaren v^n Moldaviên en WallacMjtn hceten zo,.

-ocr page 131-

zijn omgang en in 't huishouden der Tur-
ken,
ftrekte ik mijne bezoeken zo lang als

mooglijk uit.

De Turken i die de meeste zaaken met
minder omflag dan wij doen , verrich-
ten hunne kleine ampten, in hun ordinair
woonvertrek, in hunne gewoone kleeding
en houding, onder 't gewoon fmooken
van hun pijp» onder 't bezoek hunner
vrienden. Zo deedc ten minfte de mijne
atta-bey, dien ik veele uuren fungee-
ren zag. Zo had ik dan de geleegenheid,

van nader bij dan hooren zeggen, mij te

onderrichten omtrent den aandacht, bedaard,
heid, geduld, befcheidenheid en onpartij-
digheid,
waarmede de rechter de partijen
aanhoorde — met hoe veel vrijpostigheid-
in woorden, toon en gebaarden, alle deeze
luiden,
veeltijds van den laagften ftand.
Turken, Grieken, Jooden, enz. hunne be-
G 4nbsp;lan-

-ocr page 132-

langen voordroegen in eigen perzoon (iß)
een voordrage, dat gevolglijk niet misfen kon
meenigmaal verward en verveelend te zijn.

Dit alles, 't geen letterlijk waar en on-
vergroot is, ruikt niet naar woestheid, bar-
baarschheid of flaafachtigheid. En misfchien
mögt men, onder zogenaamde befchaafde,
gemanierde en hoogverlidite natiën, recht-
banken vinden, waar 't niet altoos noch zo
zagt, noch zo vrij toegaat.

Maar is 't wel te verwonderen, dat 't
publiek in een mist van vooroordeelen,
omtrent de
Turken, omwandelt? Verre '£

meerdergetal van boeken (f17) over dit

volk,

(16) Ik hmnner mij niet in Mßn immer van
fldvocaaten te hebben hooren fpreeken.

(J?) Van deeze harde lententie dunkt nijj, nioet
de Heer j.
porter CO uitgeflooten worden. Zijn

boek'

COn= auteur v.„ dc OJ/.rW/««,. ^^ ut!g!on, laws,
Qf th: Turks. London 17Ö8.

-ocr page 133-

Volk,

in plaats van ze te wederfpreeken,
beuzelen eeuwig van flavernij, veelwijverij,
gefneedenen, eigendunklijk gezag. Was ik
een
Engelschman (deeze houden veel van
wedden) wedde ik tien tegen één, dat de
lezer de
Turken Voor een hoop flaaven houdt.

Die met eenige aandacht de meergemelde
Gedenkfchriften van den Heer
b, de tott
geleezen heeft, moet zeker, in dien auteur,
voor
't minfte een weinig partijdigheid te-
gen
Turkijen hebben waargenomen. Spreekt

zo iemand 'er ten voordeele van, 't bekomt
een
dubbel gezag, „ De Grieken, Arme,

„ niërsy èQ^ookn zelfs (i8) zijn niet meer

„ dan

boekje is gefchreeven met een confcientie niet be-
kneepen door godsdienllige meeningen, met een
geest vrij van vooroordeelen, met een hart zuiver
^an den voor allen, bijzonder voor Engelfchen, moei-
je'ijk uftefchuddenen nationaalen hoogmoed.
(18) De
Jooden Zelfs, Recht, gefprooken als een
G 5nbsp;Kris,

-ocr page 134-

„ dan de Turken onderheevig aan eene na.

jj tuur-

Kristen! Bij de Turken zijn alle onrechtzinnige, ket-
terfche gezindheden , een gelijk voorwerp van af-
fchuwen , de
Perftaanjche misfchien uitgezonderd.
Even als onder de Kristenen de Katholijkea en Her-
vormden elkander meer bitter zullen haaten, dan een
van beide de Turken. De kristenen, gewoon dejoo-
den onder den last hunner verachtinge overal te over-
ftelpen, moeten, 't doet mij plaifir, hier de verneede-
ring opeeten , met hen
over ééne kam gefchooren te
Avorden. Geen van beiden mogen tegen een rechtge-
lovigen getuigen (1). Alle , die met de bewooners
van C. omgang gehad hebben, zullen (ten zij ze de
vooroordeelen, welke men hun met de pap ingaf,
noch niet uitgefpoogen hebben) uit één mond beken-
nen , dat na de Turken de Jooden 'er de eerlijkde

zijn :

1nbsp; Neither Chriftians nor Jews are admitted as evidence
against a Turk; hn Chriftians or Jews can wiiiiefs for or
against each other,
porter, H-P- In de Turk-
fche rechtbanken legt een Bijbel, waarop de
ongekoyigert
zweeren.

-ocr page 135-

gebruiken der turken. 10?

„ tuwlijke flavernij (19). De onaflianglijke

„ heer-
zijn 2 een fpreekend bewijs , dat zo zij elders 't
niet zijn, dit 't gewrocht is
der tijrannieke onder-
drukkingen, der onrechtvaerdigheden , dat hun de
meefte
middelen van bcflaan affnijdt, en der fmaad
waar zij beftendig onder zuchten, en welk hen op 't
laatst dwingt zelfs ta gelooven dat zij verachtlijk
zijn, en dus de achting voor zich zeiven, de voor-
muur tegen flechtigheden, flecht. Zo de Jooden min
deugdzaam zijn, is 't de fchuld der Kristenen.

Wat volk is geduldiger, arbeidzaamer, vindingrij-
ker , om aan de kost te komen, dan deeze mededo-

genswaerd;ge martelaars der verwachtinge op eenen

Mesfias, tegen wiens komst, in weêrwil van alle de
propheeten, de waakzaamheid der policij-en 't voor-
beeld van 't voorleedene, een ondoordringbaare borst-
weeriag is en blijven zal.

(En GIJ, onuitputbaare bron van mededoogan! gun
deeze al te lange flachtöffers'er een druppel uit; trek
hen uit hunne doolinge, en, zo 't wezen kan, maak
eens zo gelukkig, als zij 't thans weinig zijn.

Cl9) Ik weet niet wat de Hr. de tott door na-
tuurlijke Jlavernij
vcrliaat. De menfchen, in den ftaat

der

-ocr page 136-

„ heerfchappij van den Sultan kan zich
„ van geen eene jonge dochter met geweld
„ meester maaken
(20) welke eene drift
„ zij ook aan haaren
Souverein mogt inboe-
„ zemen; en alhoewel 't Griekfche bloed
„ noch dezelve ft:hoonheden
(21) aan-

„ biedt,

der natuur, alle vrij gebooren wordende, kan de fla-
vernij niet dan
onnatuurlijk, 't vi'erk van 't baSS- en
beest-
fpeelen der tterkeren over de zwakken zijn.

(205 In MuKovlëii gaat 't geheel anders toe. Al-
daar , principaal in
Lijfland, koopt men wel eens
eene aartige, jonge, lieve deera voor eene meir-fchui-
me tabaks - p'jp, waarvan men aldaar veel werks
maakt, 't Is bekend, dat de adel in 't
Rusftfchi
Rijk ('t Jrchangelfche gouvernement uitgenomep) de
boeren verkoopt, Z3 als de boeren de ganzen.

C21) De grootfte boezemvriend, dien ik heb, en
die duizende
Grickinnen gezien, en ook al ettelijke
beademd heeft, verzekert mij eene zuivere, gezonde,
bloezende,
Hollandfche deern de voorkeuze te geeven
boven een ordinaire
Griekfche fchoonheid, die, fchoon

fuai

-ocr page 137-

gebruiken der turken. 109

J, biedt, die aan Praxiteles iQn model gediend
„ hebben, echter hebben de
Turkfche jaar-
„ boeken geen voorbeeld van dergelijke
„ woestheid opgeleverd.quot; In de Inleid,
bladz. XXXV.

Waar de inboorlingen heeren zijn over
hun perzoon, daaden en goederen, aldaar
heerscht geene flavernij. Dit is 't geval
met de inboorlingen.

Met de inboorlingen.) zeg ik, niet met de
inwooners van Turkijen. De eerfte zijn of
de Muzulmans , gebooren onderdaanen des
Turkfcben Keizers, de Raja's, dat is, on-
derdaanen , die niet van de waare, orthodoxe
kerke of Moskée zijn, en 't
Gharads of 't
hoofdgeld betaalen : hoedaanig zijn zonder

on-
fraai van oogen, edel van trekken , echter doorgaans
verlept van verwe, en niet even aanzienlijk van leest
is. Zo verfchillen de gevoelens over 't fchoone!

De Hemel vergeeve hem zulke eene oudheidtergen-
de ketterij!

-ocr page 138-

onderfcheid de Grieken^ de Armenü'rs, de
Joode?i. De Baratarijfen (22'J alleen zijn hier

van

(22) De Baratarisjen zijn luiden , die onder de bïj^
zondere befclierniinge van eenig gezandfchap ftaan.
Toen deeze laatflen en de confulaaten in Turkijen
zich vestigden, ontbrak het den Ministers aan tol-
ken ; zij waren verplidit bij dien geenen der Raja
's
hulpe te zoeken, die de Turkfche en eene van onze
taaien fprak. Deeze werdt daardoor aan 't gezand-
fchap gehegt. Dit voordeel deedt derzelver getal toe.
neemen , des te meer daar de Ministers uitfleekend
groote voorreciiten genieten. De Porte bepaalde
ein-
delijk derzelver getal. Ophoudende van als tolk te
fungeeren, bekwamen zij den naam van
Barataris.
De Franfche Ambasfadeur, de best bedeelde, heeft
'er veertig. De Ministers verkoopen bij vacatuur der-
gelijken
haraat of brief van protectie,voor 2, 3 , 4 en
meer duizend piasters. De
Baratarisfen hebben onder
anderen vrijheid, om gelijk de Muzulmans en Fran-
ken, geele leere zokken en pantoffels te draagen. Dit
is eene distinctie, waar alle Raja's naar haaken. Deeze
Baraaten maaken een der revenuen van de gezand-
fchap-

-ocr page 139-

van uitgezonderd. Veelen deezer menfchen
zijn gelukkig genoeg, om niet eens te wee-
ten, dat 'er landen zijn, waar men de men-
fchen onder elkander verkoopt.

Zeker is 't intusfchen, dat 'er flaaven en
flaavinnen in
Turkijen gevonden worden.
Hunne krijgsgevangenen behandelen zij gaer-
ne als zodaanig.
Voor 't overige worden

de

fchappen uit. Van verfclieiden kan men dit, 't eene
jaar door het andere gereekend, op 10,000 piasters

's jaars begrooten.

Men zegt, dat zedert de regeering van selim,
en dus na mijn vertrek, hier in eenige verandering
gekomen is.

Schoon nu de Groot-Vizir en Reis-Effendi, bij 't
overdraagen van een Baraat 500 piasters onder elkan-
der deelen, is 't onnauwkeurig 't geen de graaf
fer-
»lERES DE SAUVE-BOEUF 'er van zegt. „ Ce Qes
^quot;rataires') font des Arméniens, des Grecs, même des
J'^ifs , qui, après avoir payé me certaine fomme à la
„ Porte Ottomane, ne font plus Joumis à fes officiers
„ de justice.quot; gfe. torn. II. p. 15 u

-ocr page 140-

de Zwarten, meen ik, uit Ethiopïén, en
de koers uit van
Arabïén, de blanken, die
meest vrouwelijke zijn , uit
Georgiën , en
Circaffiën aangebragt. Wat den verkoopers
nu 't recht geeft deeze waar als hun eigen-
dom aan de
markt te brengen, kan men,
zonder naar
Turkijen te reizen, onze flaa-
ven handelaars, die de kust van
Guinee be-
vaaren, afvraagen.

Op deeze en hunne afflamnielingen alleen
(waarvan 't getal ook niet zo ruim is, als
men buiten 's lands gelooft) en niet op de
landzaaten, zijn alle die fraaije
declamatiën
tegen de Oosterfche, of ten minste Con-
ftantinopelfche flavernij toepasfelijk, (23)

De Turken, die de flaaven als hunne ge-
loofsgenooten befchouwen, dulden niet,

dat

(23) Volgens de Turkfche wetten heeft de heer
,, 't recht van leeven en dood over zijn' flaaf, maar
,, de burgerlijke wet laat
't hem niet toe.'' Dit

zegt

-ocr page 141-

dat de Kristenen of Jooden, ik zeg niet
ze koopen, maar niet eens de markt, waar
omtrent zij te koop ftaan, betreeden, 't Is
op een afftand en fer fluip, dat wij in 't
voorbijgaan 'er een oog op werpen dur-
ven : en wij hebben geen grooter haast als
't zelve van deeze ongelukkige aftewenden,
en onze treden 'er van te verwijderen, zo-
dra onze nieuwsgierigheid van eenig Mu-

zul-

zegt de Heer guys, (*) maar voor mij is dit zuive-
re wartaal. Hij Iaat 'er op volgen: „ Men heeft
„ nogtans, in Turkijen een Engelscliman zijn flaaf

„ in zijn eigen huis zien ophangen : met veel moeite
„ cn gelds redde hij zich uit deeze zaak, omdat men in
', Turkijen zich van moord vrijkoopt, en met geld
,, betaalt 't bloed, dat men vergooten heeftquot;. Dit
alles is of onnauwkeu ig of onwaar, of zijn infor-
meele voorvallen, die geen regel maaken.

(•) „ Suivant la loi Turque, le Maître a droit de vie et
5» de mort fut fon esclave : mais la loi civile ne le lui permet
pasquot;. V. c uvs, tom. I. p. 457,

H

-ocr page 142-

zulmans, alle meer of min achterkouzig,
opgemerkt wordt. Ik herhaal 't niemand
dan den rechtgeloovigen
Turken y is 't ge-
oorloofd flaaven te koópen.

Niemand, Kristen of Jood, Raja of
Frank heeft vrijheid die elders gekogt in
Confiantinopolen in te voeren. De Heer Ba-
ron DE BRENTANO, mijn bijzondcre goe-
de vriend (2-4) kwam aldaar, in 1785, uit
Amerika aan. Hij hadt uit de West-Indien
een Neger medegebragt, die voorzeker met
de
Turken niets gemeen' hadt. Ik weet zeer
wel, dat 't alleen 't uitwerkzel eener bij-
zondere befcherminge was, dat men hem
denzelven liet behouden.

De Turken, die wij nedrig voor Barbaa-
ren
houden, gaan voorwaar met hunne flaa-
ven zeer
barbaarsch om: want de wet, die

een,

C24) Thans den Heer de Heidenstam, Envoijé
des koniiJgs van Zweeden, gëadjungeerd.

-ocr page 143-

een Turk vrijheid geeft een flaaf te Icoo-
pen, geeft den flaaf, zodra hij van zijn
meester
mishandeld wordt, of met hem t'on-
vreede is , de vrijheid naar de markt
te rug te keeren, en 't recht te vorderen^
dat men hem aan een ander meester ver-
koope.

Laagheid, vrees en diefachtigheid ken-
merken een volk van flaaven, en voorwaar!
deeze; zijn niet de hoofdtrekken van 't
Turkfche nationaal karakter. Ik weet zeer
wel wie deeze fchoen past: maar men moet
niet alles zeggen wat men weeti

Wanneer ik nu om de andere bladzijde
in de boeken over
Turkijen, van flaaven
en flaavernij leez' , zo haal ik den adem om
te voelen of ik noch leev', wrijv' mij de
oogen om te beproeven of ik ook flaap' of
^room', en weet eindelijk niet, wat mou-
wen 'er aan te zetten: ten zij men liever
gt;t woord (laaf, omdat 't wat oosterfchcr

n 2nbsp;klinkt,

-ocr page 144-

klinkt, dan bedienden heeft willen bee-

zigen.

Wat nu aangaat de veelwijverij, een an- •
der
gravamen tegen dit volk, men zoude voor
eerst in omvraag kunnen brengen, of deeze
een bewijs is van woestheid en barbaars-
heid; en zo ja, als dan zouden veele, die
nu voor verlicht en gemanierd doorgaan,
compagnofis van de Turken worden: zodra
men meer aan 't weezen dan aan den fchijn,
aan de fubftantie dan aan de form gehegt,
zich zou willen belijden, dat in
Europa on-
der de zogenaamde luiden van fatzoen,
veelen aan dit euvel hinken.

Maar ten anderen de eigenlijke veelwij-
verij is op verre na niet zo algemeen in
Turkijen, als 'er wel ophef van gemaakt
wordt. De
Turkfche vrouwen, die ook
meer dan brood-honger hebben, zijn niet
van een zo lammerachtigen, kouden, of
jaloersloozen aart, om als floofjes te dulden,

dat

-ocr page 145-

dat haar echtgenoot van 't voorrecht, dat
de
V/et hem toekent, om vier vrou ween
een geheele zoo bijwijven te hebben, ter
haarer contemplatie gebruik maake. Be-
proeft hij 't, zeer fchielijk wordt zijne wo-
ning die van gekibbel, krakeel, oorlog en
dadelijkheden.
Ook heeft de Turkfehe wet
de vrouwen niet vergeeten, nauwkeurig
acht geevende op de billijke eifchen der
fexe, die de man omtrent eenige, door
drukke bezigheden met meer begunftigden,
zou kunnen vergeeten. Zij verplicht hem
ieder van haar ten minfte ééns in de weck

te herinneren, dat zij noch geene weduwe is.

Ik heb mij in dc geleegenheid bevonden,
't inwendige van veelerlei huizen van alle ftan-
den, en ook 't inwendige der
harems of vrou-
wen-vertrekken — iets, waar ieder rei-
ziger niet aan mag ruiken — te bezich-
tigen. Ik herinner mij alleen twee heer-
fchappen ontmoet te hebben j waarvan
H 3nbsp;de

-ocr page 146-

de een twee, de andere drie vrouwen in
't
zqIvq harem hadt. Deeze dames, zo veel
ik van haar gebaarden door haar fluijer,
en door de weinige woorden, die ik ver-
ftond, kon opmaaken, helden vrij wat tot
uitfpattingen en iets meer (misfchien maak-
te mijne voor haar belachlijke kleeding en
fpraak haar Ed. zo los) ook hadt mijn
vriend alle zijn
Turkfche deftigheid noodig,
om ze een hairbreed binnen de boorden
der betamelijkheid te houden. Een paar
maal liet hij zich 'f woord
doumiis (varken)
ontvallen. Vast gaat 't door, dat hij die
een half douzein van deeze juffrouwen zo
onder de plak weet te houden, dat ze
ia een vreedzaame te zamenwooninge
haar dagen flijten, een in
alle ftukken
extra knap man zijn moet, en wel
ZQ
knap, als 'er maar zeer enkele gevonden

lyorden. (25)

\nbsp;Wat

(j,-') 'j 't Is zeer opmerkenswwrdig (zegt habes-

r

-ocr page 147-

Wat is hier 't gevolg van? Wil de man
zijne voorrechten genieten, en te gelijker
tijd in vreede leeven, zo blijft hem niets an-
ders

ci) dat 't houden van bijzitten in de vrouwen
„ geen jalouzij verwekt, als in kristen landenquot;.
Welk eene diepe menfchen-kennis! Deeze fchrijver
heefteen werk uitgegeeven, onder den tijtel van The
prefcTit State of the Ott oman Empire
Êfc. Londen,
1784. Bij mijn komst in Conflantinopolen vond ik 'er
'c zelve. Ik doorlas het vlijtig. De Heer Internuntius
Baron
herbert, een man vol kundigheden om.
trent Turkijen en die zijnen post aan zijne groote
verdiensten alleen fchüldig is, waarfchuwde mij, dat

het een mengelmoes van waarheid, onnauwkeurig-
heid en dwaaling wss. Echter zijn de
Nieuwße Be.
richten van het Turkfche Rijk,
enz. 's Gravenhage
1789 , de eerfte afdeeling uitgenomen, alleen eene
verhaspelde vertaaling van dit Engelsch Werk, waar-
van de Nederduitfche uitgeever geen mentie maakt;
iets dat de Heeren Vaderlandfche Letteroefenaars als
in eene verleegenheid en verwarring fchijnt gebragt
te hebben, waaruit ik hun Ed. hiermede trekke,

H4

-ocr page 148-

ders over, dan zo veele huishoudens opte-
zetten, als hij vrouwen behoeft. Nu kan
ieder tasten en grijpen, dat maar zeer wei-
nigen een beurs hebben, voor zo duure
huurpaarden: zonder te fpreeken van 't ge-
vaar van huislijk verdriet, dat hem voor
de deur ftaat door de ontdekking van dee-
ze
bijna-ontrmwheid, iets, dat in 't groot
Conßantinopolen zelfs zeer mogelijk is; want
de
Turkßhe vrouwen, (en hierin gelijken
zij alle andere vrouwen) hebben op dit
ftuk argus-oogen en-dulden geen fcherts.

Derhalven zijn alle die verheeven dccla-
inMiën over de Oosterfcha veelwijverij al
wederom niet veel meer dan een kramerij
van uitgekipte en fchoon klinkende woor-
den, verfchoonlijk in ben, die de een den
ander uitfchrijven, maar onbegrijpelijk in
hem, die de zaaken met eige oogen gezieg
heeft, of heeft kunnen zien.
Een ander overpud vooroordeel heerscht

-ocr page 149-

gebruiken der turken. 121

'er onder 't onmuzulraansch publiek omtrent
de
Haremsy die men als gevangenisfen aan-
ziet, voor niemand toeganglijk dan voor
den echtgenoot. Men is in de vaste ver-
beeldinge, dat in
Turkijen de getrouwde
vrouwen in eene eeuwige gevangenisfe op-
geflooten leeven.

Zie hier de waarachtige toedragt van de
zaak. 't Zijn niet dan groote heeren, die
hebben. Deeze heeren woonen in groo-
te huizen.
Van deeze huizen neemen de vrou-
wenvertrekken een groot gedeelte, veeltijds

de helft in, 't welk haare kinderen en

dienstmaagden toegeëigend is. Zo zeker als
't nu is dat de man, zo dikwerf als hij 'er
uit komt, den fleutel 'er van in de zak
fteekt, even zo zeker is 't, dat deeze
Harems ook een andere deur hebben, die
met de openbaare ftraat gemeenfchap heeft,
Waardoor zij uit- en ingaan, zich van 't
nodige voorzien, bezoek ontvangen enz.

H 5nbsp;Schat-

-ocr page 150-

Schatrijke luiden alleen hebben in hun
Harem een huishouden apart; voor verre
de meeste is 'er in de fcheidinge tusfchen
't vrouwen- en mannen - vertrek een draai-
jende bak, gelijk als men die bij de von-
deihuizen vindt, waardoor de vrouwen,
als 't fchaftijd is, de gerechten ontvangen,
zonder dat de knegts met de dienstmaagd
den gemeenfchap hebben , of elkander zien
kunnen.

Honderdmaal vroeg men mij, of zij fehoon

zijn. -- Om hier op te antwoorden,

diende men wel voor eerst te weeten, van
welke religie, in 't ftuk van 't fchoone,
de vraager is: want de oordeelen van 't
publiek verfchillen hieromtrent niet minder

dan omtrent het godsdienstige; en geen pot-
je is ZO
fcheef of men vindt 'er noch wel
een dekzcl op.

Ten anderen, is 't andwoord op die
vraag moeijelijk: want men ziet ze nimmer

als

-ocr page 151-

als bedekt met een dubbele, digte, netel-
doekfche fluijer. Haar leest echter fchoon
gebaakerd in een ruime lakenfche overrok,
(yerechek} blijft noch zichtbaar genoeg, om
niet behaaglijk te zijn aan onmuzulmanfche
oogen. Haar gang is fleeplenderig, log,
haare voeten binnenwaarts gekeerd, doen
haare beweegingen gelijken naar die der
ganfen, wier pasfen zeker niet de bevallig,
fte zijn. Hoe een
Turkfche dame corpulen-
. ter is, hoe zij
voor die heeren een appetijte-
lijker brokje wordt; al woog zij ook 250
fclioon aan de,... Van de honderd zal men 'er

niet eene vinden, die blaauwe oogen heeft:
en dit mag men gerust zeggen, daar zij 't
neteldoek niet zo digt om 't gezicht flaan,
dat de oogen niet vrij en dus zichtbaar
blijven. Zij hebben mij eer kwijnende dan
leevendig, niet onverftandig, maar opmerk-
zaam en fraai toegefcheenen. 't Is bekend,
dat
't een artikel van 't Turkfche toilettc

ISj

-ocr page 152-

is, tusfchen de oogen en de oogleden een
zeker poeijer
furméy zonder reuk of ftnaak,
'C geen 'er uitziet als fijn geftampt antimo-
nium crudum
te wrijven, 't geen de oogleden
een zwarten rand geeft. Dit middel, 't
geen ook door de dames van
Pera wel eens
gebeczigd wordt, en 't geen men voorgeeft
't fchoone der oogen uitneemend te doen
affteeken, heeft, zegt men , de kragt om ze
zeer koel te houden. Zo moeten haar Ed.
van eene warme complexie zijn. Men
houdt 't onder deeze fexe voor eene bij-
zondere fchoonheid, de winkbraauwen
zwaar , en over den neus tot elkander ge-
groeid te hebben. Ik heb te
Karaspazaar
in de Krim, dames gezien die (zij hadden
veel infchikkelljkheid en wilden zich den
fluijer wel laaten
afneemen) met een zoort
van zwart
fchoen - fmeer, zich de twee
winkbraauwen als aan elkander verbonden
hadden.

De

-ocr page 153-

gebruiken der turken. 125

De haatelijke fluijer, die niet gedoogt,
dat ons oog in 't befchouwen deezer fchoo-
nen zich verlustige en baade, en die hon-
derdmaal voor
St. Feiten gewenscbt wordt,
(want maar enkele menfchen hebben de pen-
netrante gaave van den fchrijver van een
jongst uitgekomen werk over
Turkijen y om
namelijk door een dubbel, digt neteldoek de
wezenstrekken te kunnen onderfcheiden (26)
wordt de meisjes ordinair niet veel vroeger
als haar achtfte jaar aangelegd, voor welken

tijd

C26) „ Le curieux apperpit à la derobée (*) deux
„ beaux yeux noirs ', qui J'échappent entre deux mousjeli-
„ nes ß legeres qu' elles
ne voilént qu' en apparence
„ le reste . du vifagequot;. V.
f. de saü ve-boe u f.
tom. L p. 5-

c*.) Onder de Turken is 't een bewijs van minachting, van
onbefchoftheid, van flechte opvoeding, eene vrouw in de
oogen
te zien. Een ordentlijk Muzulman Z2l de oogen
rederfiaan, zelfs, wanneer hij tegen eene kristen vrcmv
fpreekt.

-ocr page 154-

120 wettèn, zedèn,

tijd zij met 't aangezicht bloot langs de ftraat
gaan. Is 't nu geoorloofd van de figuurert
der ligchaamen te oordeelen door de ftrek-
kinge der fchaduwen, de
Silhouettes zijn 'er
getuigen van, noch veel billijker mag men
naar de figuur deezer kunne uit die der
meisjes gisfen, wier gelaat vroeger dan bij
de noordelijker natiën geformeerd is. Op
dien voet moet haar profil, de neus boven-
al, zeer fehoon zijn, en iets edels hebben.
Doorgaans hebben zij zeer veel en mooi
hoofd-hm.. Haar een weinig tedere en
flappe huid mist meest eene aangenaame
incarnatie, 't uitwerkzel haarer levens-wijze.
en baden. Haarê mond moet veel bevallig,
heids hebben. Haare tanden zijn. bij haar
zo weinig een voorwerp van oplettendheid
als bij de Hollanders, bij welke, ik fpreek
van 't gros mijner edele natie, 't geene dis-
qualiteit is ze in eene confuufe flagorde,
zwart, morfig en | rot te hebben. Schoon

nu

-ocr page 155-

fili de warme baden, door 't verflappen
der vezelen, de fchoonheid fchielijk doen
verwelken, hebben zij, aan den anderen
kant, 't voordeel de zindelijkheid in die op-
zichten , waarin de vrouwen dezelve meer
dan wij behoeven, te onderhouden : iets, dat
ik weet wel bij wellce natie ongelooflijk. in
den wind geflagen wordt ; waardoor zij
voorzeker niet wint in a'ppetijtèlijkheid-

Ik had bijna vergeeten te. melden, dat
de gemeene
yrouw zich de nagels van de

hand, (of ook van den voet, weer ik niet)
rood (27) verwt. Wanneer ilc ten beflui-
te 'er bijvoeg', dat men onder de laagere

klas-

(27) De,Heer buffon hadt zich de moeite kun-
nen fparen een pasfage u't Belon. p. 136 aan te haa-
'en, waarin hjj zegt, dat de Turkinnen zich de
l'anden , voeten en hairen ook geel verwen. Of dit
eens je mode was, laat ik daar. Zeker is 't dat dit
gebruik 'er thans onjsekend is. Z. torn. II. p. 220.

-ocr page 156-

klasfe 'er vindt, die in helleveegerij voor
onze juffrouwen van 't franlche- pad niet on-
derdoen, zo
refero relata; en die fchaapjes
niet onfchuldig willende betichten, ftaa ik
voor die waarheid niet in.

Die mij nu bovengemelde vraage (bladz.
Ii2.) omtrent de figuur der Turifche vrou-
wen deeden, waren, 't fpreekt van zelfs,
waarom 'er doekjes om gewonden? mannen.
Misfchien zouden mijne lezeresfen, fchoon
de nieuwsgierigheid anders
geene eigenfchap van
't fchoone geflacht is, wenfchen te weetcn,
hoe de mans 'er hier uit zien.
Om dan
voor te komen (men moet beleefd zijn)
eene vraag, die mij mogelijk niet gedaan
durft te worden, gelieven haar Ed. te wee-
ten,
dat hunne fchoonheid buiten kijf is.
Dezelve hangt in 't algemeen voor beide
fexen af, volgens 't oordeel tier fchrander-
fte natuurkenners, van drie dingen, de
luchtftreek, de voedzels en de levenswijze.

't Naas-

-ocr page 157-

't Naaste san de poolen en evennacht-
lijn ontmoet men de leelijkfte raenfchelijke
figuuren. Onder de fchoonfte fchepzels ia
onze zoort , die tusfchen de 40» cn 50''
N. en Z B. ftallen, zijn die geene under een
zelve volk 't behaaglijkst, welke de beste
fpijztjn nuttigen; en de behoeftiger ftand,
de arme bcwo )ners der dorpen
z\]n caeUris
paribus
min welgemaakt dan de meer gegoe-
de burgers in de fteden.

De levenswijs geeft onze figuuren eene
aparte fneê. Waarom bejegent men anders
onder onze landslui nergens meer kromme,

verdraaide , fcheeve, kleine, mismaakte, ge-
bogchelde inisgewasfen, dan onder de Haar'
lemmers en Lsijdenaars'? nergens anders om,
dan omdat zij hanteeringen en fabrieken
drijven, fchadelijk aan den wasdom des lig.
cbaams- Waarom vindt men onder de
fFest-
phaaifJie
grasmaaijers altoos hoekige, bonke-
rige, mishaaglijke klompen, nimmer luiden
Inbsp;van

-ocr page 158-

van een bevallig postuur? omdat de zvaare
arbeid hen mismaakt.

Uit deeze reeden kan men afleiden, dat
de
Turken een fehoon volk moeten zijn (28).
Zij zijn doorgaans groot, zeer zelden bui-
kerig of misbakken , meest fterk gefpierd.

Hun-

(28,'t Is verveelend dingen, die men zelve onder-
vonden heeft, te moeten ftaaven met 't gezag van
fchrijvcrs, die 'er nooit aan gerooken hebben ; maar
't is noch harder, dat dit gezag een tweede vertrou-
wen aan 't zeggen eens ooggetuigen geeft. „
Tout
„ ce qu'on peut dire
, c'est qu'en général les Tj.rcs font
„ des hommes robustes et afftZ bien faits-, il est même
rare de trouver parmi eux des bosfus Ê? des boiteux.
„ Les femmes font ausfî ordinairement belles, bien fai-
„ tes ^ fans défauts ; elles font fort blanches , parce-
„. qu'elles fortent peu, que quand elles fartent, elles
„font toujours voiléesquot;.
bu ff on, torn. II. p. 219.

„ -- Tous ces peuples (van verfeheide natiën

„ fpreekende, waaronder de Turken) font ausfî les
,, plus beaux et les mieux faits de toute la terrequot;. Id.
„ tfi-m. /• p-
274.

-ocr page 159-

Hunne weezens-trekken zijn aanzienelijk,
hunne houding edel en manneh'jk; hunne
beweegingen zeer langzaam en ftaatig. De
gemanierdheid, in hunnen ftijl, is onder dit
volk zo
natuurlijk, zo erflijk als onder de
Franfchen. Men heeft gezien Groot-Viziers,-
getrokken uit de laagere klasfe des volks,
zich aanftonds eene houding geeven, aan den
eertten dienaar des rijks pasfende, met zo
groote natuurlijke bevalligheid, met eene zo
eige houding, dat inen gezvvooren zou heb-
ben , dat zij ten minde
zoons van pacha's
waren van drie paardenftaarten.

Volgt men hunne levensmanier, alles
loopt te zamen om u te doen gelooven
dat zij de verwijfdfte, de weekfte luiden
van den aardbodem zijn. Hunne perzoneele
dapperheid echter is waereldkundig; en ik
ben ooggetuige geweest, hoe
Capigi. ^achi's
(kamerheeren van den Sultan, luiden van
aanzien) de brandendfte, de afmattendfte
I 2nbsp;zo-

-ocr page 160-

zomer-hitte uithielden, met de minde ver-
moeijinge.

Keeren wij tot de vrouwen te rug.
Men ziet ze bij duizende de ftraaten bewan-
delen; oneindig zeldzaam één alleen, nooit,
nooit, nooit mans en vrouwen, ouders en
kinders, broeders en zusters, vrienden en
vriendinnen te zamen, maar altoos bij fchoo-
len : 't geen toch bewijst, dat zij in eene
zekere gezelligheid of bekendfchap te zamen
leeven.

Haare flu'jcr en haare overkleeding, die
voor de vrouwen van alle ftanden gelijk is,
beftaande in eene donker-groene, laken-
fche, tot aan de voeten hangende overrok,
(vsrechck) en die ze alle aan de anderen ge-
lijk, en alzo de een van de ander on^
kenbaar maakt, de voorrechten van 't
Harem ^ die 't zelve bij geleegenheid zelfs
voor den echtgenoot fluiten, de wet, die
haar verplicht, na twee of di-ie zekere om-

ftan-

-ocr page 161-

ftandigheeden naar 't bad te gaan, laaten haar
de wieken veel vrijer dan die der vrouwen
van andere natiën.

In een vertrouwden omgang (NB, ik ver-
ftaa hier door een vertrouwden omgang zo
ver als die mij veroorloofde,
absque pericu-
lo prcEpu... in een gemeenzaam gekout te tree-
den) vroeg ik haar wel eens, of 't afge-
fcheiden leeven des
Harems haar niet ver-
veelde: zij waren zo verre van zich onre-

O

lukkig aan te merken, dat zij mijne vraag
bijna niet vatten.

't Harem leidt ons als van zelfs op tot
de vraag: welk der twee gebruiken verdient
den voorrang, dat der Turken, welke de
mannen en vrouwen van elkander afzon-
dert, of dat van andere volkeren bij welke
de beide fexen onder elkander vermengd
leeven.

Deeze vraag heeft meer dan een oog-
punt. 'c Zou mij leed zijn een oogenblik
1 3nbsp;te

-ocr page 162-

te twijfelen aan den voordeeligen invloed,
dien de omgang met vrouwen op 't zede-
lijke der mans heeft, voor zo verre die
omgang hen gemanierd, zagt, beleefd, ge-
dienstig, infchikkelijk, mededoogend, men-
fchelijk maakt, beminnelijke hoedaanigheden,
die wij alle aan 't overheerfchend voorbeeld
der vrouwelijke lieftaaligheid verfchuldi'gd
zijn. Zo woestlieid een der ingrediënten
van 't
Turkfche nationaal karakter uitmaakt,
moest men 't alleen wijten daaraan, dat zij
van den menfchelijk-maakenden omgang
der vrouwen verftooken zijn.

M;iar of dit vermengde leeven tusfchen
beide de fexen even voordeelig is voor de

goede zeden en nationaale deugd....... ik

wcnsch dat geen één getrouwd man 'er aan
moge twijfelen.

De afgezonderde levens-manier der Turk'
fche vrouwsn,
haare kleeding, die de fchoon-
heid van haare geftalte, de fluijer, welke

die

-ocr page 163-

die van haare gelaatstrekken (enkel de oo-
gen uitgezonderd) verbergt, moet, zou men
zeggen, den lust onzer fexe doen influimeren,
en dus de vrouwelijke kuischheid aan geen
aanval van onze zijde, noch aan 't gevaar
van ftruikelen van haar kant blootftellen:
want
ignoti nulla cupido.

En zo van fyllogismus tot fyllogismus
voort argumenteerende, zou een liefhebber
van reekenen wel .kunnen uitcijferen; dat
de masfa der
Turkfche nationaale deugd
(voor 't minfte in dit opzicht) grooter is
dan die van andere volkeren.

Pleegt men ^ raad met de boeken over
Turkijeni 't een zal u zeggen, dat een ver-
borgen minnenbandel met een
Turkfche
vrouw te drijven, zo gemaklijk is, als den
hemel te beklimmen! (29) floort men an-

de-

(29) I cannot help shferving, how the world has hem
iitipofed upon and amufed wüh romantic ßories of the
1 4nbsp;art-

V

-ocr page 164-

deren (30) men zou zeggen, dat de galan-
terie
'er zo algemeen is als te Parijs. Vol-
gcns den Hr.
peyssonnel, een auteur
voor wien ik anders de muts afneem, is
't karakter van 't geen wij
gens a bonne for-
tune
heeten, dat is te zeggen, luiden, die
geen lief Je - handel met eene vrouw on-
derneemen zonder fucces, onder de
Tur-
ken,
(zij noemen ze in hun eige taal Zm-
para Tchelebi)
niet zeldzaam.

Voor mijn deel, ik ben bereid voor no-

ta-

artftil and Juhtle amorous intrigues , carried on with
Turkifli ladies. It is as eafy to fcalade the heaven,
as to come at them.
j. porter. Ibid, vol. II 89.
Waar't geen zijne Excellentie 'er op laat voigen.dat
de vrouwen niet op de lïraat komen, is zo waar-
achtig abuüef, als
't nu zeker woensdag middag den
lo Maart
1790 is.

C30) Elias habesci, een auteur, die, zo als de
lezer reeds zal hebben opgemerkt, op voeten en va-
men na, bij mij niet in 't beste blaadje (laat.

-ocr page 165-

taris en getuigen een declaratie te pasfee-
ren , en ze des gerequirterd met. folem-
neelen eede te bevestigen , geduurende mijn
verblijf in de
Turkfche hoofdftad, niet één
eenige intrigue met een
Turkfche dame ge-
had te hebben.

Hoe nu de Turkfche coustumen, de beide
fcxen afzonderende, te paaren met de vrij-
agiën, hoe de neiging van een jongman tot
een ongekend voorwerp bepaald kan wor-
den, ik weet 'er geen mouwen aan te zet-
ten. Onder de
Turkinnen vindt men 'er,
die 'er een beroep van maaken de huwelij.

ken te koppelen, iets, dat gefchiedt door
elkander over en weer een befchrijving van
den perzoon, aart, vermogen, enz. te maa-
ken. Misfchien doen de familien, die tot
een zekeren graad
mmahrem zijn, dat is
die de vrije
entree in de Harems hebben,
ook 't haare tot de gcmaklijkmaakinge der
huwelijken. 'nbsp;,

I5nbsp;Bij

-ocr page 166-

Bij geluk hebben de Muzulmans de wijs-
heid gehad in eene zaak, welke gaaf beftaat
in een burgerlijk verdrag van twee perzoo-
nen, om met elkander te leeven, kinderen
voortteteelen, ze op te voeden, enz. den
godsdienst, die zo min als eene bemoei-
allige geestelijkheid, 'er niets mede te ftel-
len heeft, 'er in te mengen. Zij zijn niet
dwaas genoeg geweest om fchepzelen , te
onbeftendig om heden te beftemmen wat
zij morgen zullen willen, voor eeuwig aan
elkander te fmeeden.

De Turken trouwen op meer dan ëéne
manier : 't
Kapin is een verdrag tusfchen
twee perzoonen, om, op zekere voor-
waarden , een bepaalden tijd te zamen te
hokken.

Daar nu 't voornaam_fte voordeel der
reizen is , ons bekend te maaken met de
nuttige inftellingen der onderfcheiden be-
wooners der aarde, ten einde de reiziger

thuis

-ocr page 167-

thuis gekomen daarmede zijn vaderland ver-
rijke, zoude ik aan mijn phcht meenen te
kort te doen, zo ik mijne landslui eene zo
voortreflijke inftellinge niet op 't ernftigfte
aanprees; ook zal ik mijne moeite, noch
reiskosten voor verloeren fchatten , indien
mijne aanbeveeling dit heerlijk gebruik hier
in de mode mogt brengen!

Naast aan 't vrouwen - vertrek flaan de
geüieedenen. 't Is ook hier mede als met
de rest.

Mylord chesterfield geloofde van
alle publieke historietjes niet meer dan de

helft. Volgens die reekening zou hij zich
omtrent de
Turken bijster misreekend heb-
ben. Al wederom van een vlieg, een olie-
fantl

Zonder 't paleis van den Groot Heer
'er van uit, en gij zult oneindig weinig
Harems van partikulieren vinden, door Eu-
nuken bewaard. Nimmer hoorde ik in
Con-

ftan-

-ocr page 168-

fiantinopolen fpreeken van de gefneedenen
van een p rticulier. Zo ze 'er zijn , waar-
aan ik twijfel, iets dat ik bovendien bijna
wedden zou, dat is verboden, is 't een
zeker enkel geval.

't Kan zijn, dat man in de gouvernemen-
ten noch eeni-e auncrcft,die de dames van
eenig pacha bewaaren.

Gaerne ftem ik toe, dat dit een zeer
barbaarsch gebruik is. Maar wat is 't meer
oris zoort te verminken, om lieflijk te zin-
gen , of om op 't bvSt mooije vrouwen te
bewaaren, die toch, zo niet door haare
deugd of geftel, 't fccuurst door gefneede-
nen bewaard worden.

Ik geloof niet (ik zeg ik geloof: want
wie
bebdven een zeker fchrijver, met wien
ik daarover noch een appeltje te fchillen
heb, kan met zekerheid van de geheimen
van 't ferrail fpreeken!) dat zelfs de zwarte

Eu-

-ocr page 169-

Eunuken, de Kislar-Jga (31) denklijk niet
uitgezonderd, in 't binnenfte van des kei-
zers vrouwen-vertrekken worden toegelaa-
ten, veel weiniger dezelven, in haar ge-
woon huishouden en leeven zonder fluijer,

zien mogen.

De Heer gobis, mijn vriend, de ge-
woone geneesheer van den Sultan (want de
Hekim-Bachi of Muzulraanfche archiater
heeft 'er, om zo te zeggen, alleen den tij-
tel van) heeft mij de omftandigheeden ver-
haald, die zijne vifites in 't
Harem des
Turkfchen keizers vergezellen. Om daartoe

te komen, gaat hij eerst door eenige ka-
mers, tusfchen een rei witte gefneedenen,

daar-

C31) 't Hoofd der zwarte gefneedenen. Ook dee-
ze, heeft men m:j anders geene knollen, voor citroe-
nen verklt;igt, heeft
zijn Harem. Arme vrouwen 1
Ev^n zo goed als een doove, die een fraai orchester
ónlerhoudt, of de zo goed als blinde Hr. G.. met
zijne collectie teekeningen.

-ocr page 170-

daarna in eenige andere, waarin een rei
zwarte dito, de wacht heeft. Door deeze
wordt hij geleid tot een deur, die voor
hem alleen doorganglijk is, en aan welke
hij ontvangen wordt door een
Turkfche da-
me, die men als hof-maarfchalkin moet aan-
merken. Deeze, is 't nodig te zeggen ge-
fluijerd? een zwaaren ftok in de hand heb-
bende , waarmede zij, op ieder ftap door
de groote zaaien, een donderend geluid
maakt, ten einde alle de vrouwen te verwit-
tigen zich uit de kinken te houden, begeleidt
hem tot aan 't zieken-bed (32). Hier
vindt hij de zieken meest-al gezeeten, niet
gefluijerd zo als de vrouwen 't anders zijn
met twee neteldoekze doeken, maar met een
chaal, die haar geheel bedekt van 't hoofd
tot aan de teenen. In dit postuur fteekt

zij

(33) In Turkijen maakt men, met eene kleine
verandering, van de fopha een bed.

-ocr page 171-

zij de hand, zo verre als 't even noodig
is om de pols te laaten voelen, van onder
haar
chaal. Dit pols voelen, en eenige wei-
nige vraagen, moeften langen tijd den artz
alleen ten baak ftrekken, in de behandelin-
ge der vrouwe'ijke ziekten.

Siiltan ABDUL-HAMED, de laatst-over-
leedene Keizer , is de eerfte geweest, die
zijne vrouwen vrijheid gaf haaren genees-
meester te toonen de tong, de
tong alken,
niet 't ganfche aangezicht, 't geen voor een
Turkfche vrouw een dood zonde zou zijn
aan iemand, behalven aan haar eigen man,

naaste bloedverwanten en namahrens te doen
zien.

Geduurende deeze geheele ceremonie ftaat
de hofmaarfchalkin met haaren ftok nevetls
den Dr. dien zij uitbrengt zo als hij gê-
'^omen was, zonder dat hij daar een oogen-
blik langer vertoeft dan noodig is.

Hier uit mag men, dunkt mij, opmia-

ken,

-ocr page 172-

keu, dat de vrouwen des keizers zich
't aangezicht niet ontblooten, in tegen-
woordigheid van zelfs de zwarte gefnee-
denen.

In fpijt van alle deeze bergen van zwaa-
righeeden, van de digtheid van 't fcherm,
dat rondom 't huizelijk
leeven van 't fer-
rail ftaat, vindt men luiden, die van deszelfs
geheimen fpreeken zo pertinent (of veel
liever
impertinent') als of 't hun vaders huis
was. Luister eens toe en hoor toch hoe
de reeds meergemelde
habesci , de man
dien ik beoogde, 'er van fpreekt. „ Zodra
„ de Groot-Heer uitgezogt heeft de
„ maagd, die hij tot deelgenoot van zijn
„ bed befterad heeft, zo volgen haar alle
„ de anderen naar 't bad,
haar wasfchen-
„ de, haar met welriekende wateren be-
„ fproeijende, en op 't prachtigfte aanklee-
„ dende: dan brengen zij haar zingende
„ en danzende van büjdfchap, (iNB.
mn

5, UijL

-ocr page 173-

blijdfchap! als of 'er geene jaloezij in de

waereld was) naar 'c flaap-vertrek des Sul-
„ tans, die bij dergelijke gelecgenheeden
„ meest al te bed is.
Naauwlijks is de
j, nieuw verkooren
favoriet in de kamer
„ gekomen, ingeleid door den
grooten ge-
,,fneedenen,
(33) die als dan de wacht
„ heefc, of zij knielt neder, en wanneer
5, de Sultan haar roept, kruipt zij bij hem
„ van aan 't voeten-einde te bed; zo hij
„ haar de bijzondere genade niet tewijst

5, haar te zeggen 'er van de zijde in te Hap-
„ pen: na een zekeren tijd, op een fein ,

„ gegeeven door den Sultan, komt de gou-

„ vernante van de maagden, met al haar

„ ftoet, in 't vertrekquot; enz. (3 4.)

'Er

(33) Wat mag dat wel zijn?

C34) The Pref ent State of the Ottoman Empire
P' 168. „ As foon as the Grand - Signor
„ has chofen the girl , that he has destinei

Knbsp;quot; ««

-ocr page 174-

'Er feilt noch aan, dat bij 'er maar bij-
voegt, hoe meenigmaal--- -

•----... helst.

^nbsp;Een

,, to he the partner of his bed, all the others follow
„ her to the bath , -wafhing and perfuming her, and
„ dre'sfing her fuperbly, conduct her finding, dancing
jf and rejoicing to the bed-chamber of the Grand-Sig-
,t nor, who is generally on fuch occafion already in bed'
„ Scarcely has the new elected favourite entered the
„ chamber, introduced bij the Grand Eunuch who is
upon guard, than fhe kneels down, and when the
„ Sultan calls her, fhe creeps into bed to him at the
t, foot of the bed , if the Sultan does not order her by
„ a fpecial grace to approach h by the tide: after a cer-
f, tain time, upon a fignal, given by the Sultan, the
5, governefs of the girls, with all her fuite, enter the
„ apartment, (^c.

In 't geheel een vreemd boek! hier zijn de aspers,
bladz. 9. en de piasters, die men op 4 Engelfche
fchellingen waardeert (reeds lang gelden ze zo niet
meer dan ƒ 1-2-8) een ingebeelde munt; bladz.
16, neemt othman eerfle Turkfche Keizer, voor

1325

-ocr page 175-

Een is 'er die, zedert lang 't recht heeft
of beter ntemt ons brood voor vleesch,

water voor wijn, en paarde......voor vijt

gen in de hand te floppen; maar wanneer
een ander zich zo verre vergeet, om ons
een omftandig relaas te geeven van gehei-
men, die hij onmogelijk weeten kan, zo
wil ik hem juist niet tot de ftraffe verwijf
zen, dis
sanche over alle valfche histo-
riefchrijvers uitfpreekt, namelijk om hem in
de olie te doen kooken, ('k mogt mij zelfs
eens branden: wie is onfeilbaar !) maar 't

voor-

ij 25 Con dan tinopolen: daar 't toch, eerst den 29 Meij
van 1453 door
mahomed den II. veroverd is. Zijn
Nederduitfche vertaaler heeft even gemeld verhaal op
blad^.
np. De Heer habesci moet al een vreemd
Ilag van een man geweest zijn of zijn. In den
laatßen Amerikaan fchen oorlog pas even 3 dagen uit
^en Archipel in Londen aangekomen, vervoegt hij zich
reeds terftond bij Lord
north, om hem dien oor-
log af te raaden ! etc. etc. ibid. 256.

K 3

-ocr page 176-

14.8 wetten, ZEDEN,
voorzichtigfte is dergelijke historietjes op de
apocryphe of liever leugenachtige lijst te
zetten.--

Tot dus verre heb ik den mond bijna
niet open gedaan, dan om 't een of ander
paradox van de
Turken en Turkijen voort
te brengen. Of ik gedaagd ben en den le-
zer in mijne meening heb overgehaald, mag
hij zelve voelen. Vooroordeelen, die zo
diepe wortelen gefchooten hebben , op
eens tot de laatfte fteel uit te rooijen, valt
pijnelijk.

'Er blijft mij thans noch een zwaarer
taak over, die namelijk om hem te over-
tuigen, dat de
Turkfche regeeringsform niet

4espotiek is.

Het karakter eens despoots is, mijns be-

^nkens, in de uitoefening zijner magt aan
geene grondwetten gebonden te zijn, en
zijn willekeur voor den eenigen richtfnoer
zijner daaden te houden.

«Bij

-ocr page 177-

„ Bij de krooning (35) van ieder Mo.-

5, narch

(35) Ibid. b'.ad, 276. Bij de krooningl 't Is niet
beleefd, iemands woorden te herhaalen; maar de Sul-
tan draagt geen kroon en wordt niet gekroond. Hij
draagt voor rp
Zijn t-ulband een diamante aigrette.
Wanneer hij ingehuldigd wordt, omgordt men hem 't
zwaard van
othman, 't geen in of bij de moskée
van
Jouh, alwaar deeze plegtigheid gefchiedt, be-
waard wordt.

Om den lezer te overtuigen, dat ik niet in 't wil:
de fcherm, met den Heer habesci tegen te fpree-
ken, zal ik hier de plechtigheeden, welke de inhuldi-
ging
des Sultans vergezellen , laaten volgen.

Dezelve gefchiedt, gelijk gezegd is, in de Moskée
van
Jaub , op die plaatze, alwaar de graf-tombe of
Turbé ftaat van ha lid, zoon van zeyid, Sangiak-
dar of Vaandrager van den Propheet
mahomed,
bijgenaamd ebou eïübi eusari. Wanneer de
Groot - heer zich derwaards begeeft, is hij alleen ver-
gezeld van den
Cheylml- Islam E.Tendi, of Mufti, en
^en Nakibul Eehraf of 't hoofd der Emirs, d. i.
bloedverwanten van den propheet. Deeze beide
K 3

-ocr page 178-

■„ narch (zégt habEsci, fpreekende van

„ den

fluiten de deur. Dan ftelt de Nukibul Eehraf zich
ter rechter zijde des Sultans , en fteekt hem aan den
anderen kant de zabel op zij', deeze woorden fpree-
kende:
suru, nurret fenindur, u zij de overwinning.
Daania heft de Mufti aijne gebeden hemelwaarts, zo
Vóof 't welzijn des Sultans, als voor de ziel van den
Jkngiakdar halid. In deeze oogcnblikken ftaan de
Kislar-aga en de Seliktar aga achter de deur; al de
overige ftoet blijft op een affland. Vervolgens laat
men den Keizer geheel alleen, die zijn
namaz O
doet , gevolgd van eenige bijzondere gebeden voor
den gea gden
halid. Zo als hij hier uit komt,
vindt hij de
cadetni cherif Ct) voor den welken hij
ten tweede maal zijn
namaz verricht.

Wan-

C) Namaz is 't gewoon gebed, 't geen dc Muzulmans ver-
richten ; zich, ondêrfdiêiden maaien en op zekere tempo's,
•t hoófd op de aarde diulikende en weder opftaande,

Ct^ Ï3e rechtgelöovigen bewecren, dat mahoMed op
deezen (leen zich oprechtte. Om zich in de'gebeden tot dc»
Alfflachtigeu t« keercji.

-ocr page 179-

„ den Turkfchen Keizer), zweert bij dat
„ hij de verdeediger zal zijn van den
Ma-
j, homedaanfchen godsdienst, van deszelfs

» in-

Wanneer de Sultan de Eski Oudular, d. i. de oude
Kafcrnen der Janitzaaren voorbij gaat, zo nadert heai
deodda-bachi of Luiteiïant-Kollonel van.'t reginneat
N. 61. deeze biedt hem een
drink - fchaal met fotbet,
en na hier uit eenige druppels geproefd te hebben,
geeft hij dien odda-bachl vier handen vol fequinen
of Turkfche ducaaten. CD-

(9 Dit gebruik heeft deezen oorfprong. Zeker Sultan, gaan-
de, om ingehuldigd te worden, voorbij deeze kafernen, hadi
dorst en vioeg te drinken. Een der Kara-kouloukzi of keii-

ken-joBgens van N. 5i. vloog toe, bragt hem water, en
naar bet lesfclien zigt;ner dorst, gaf hi} hem ettelijke ftukken
gelds. Zedert is dit gebruik altoos opgevolgd.

De Groot-heer behoort ook tot 't corps der Janitzaaren,
en trekt in die hoedanigheid icoo aspers 's daags, dis hij
2ich Iaat uittellen. C')

In RttsIaBd is de Keizerin overfte of kollonel van ?He
de reg,imenten gardes. Zij vordert altoos, dat haar haare
gsgie als zodaanig alle vier maanden ftipt uit betaald wordt.

Is de waereld wel meer als een groot apen-fpel?

K 4

-ocr page 180-

„ inftellingen, gebruiken , plechtigheeden,
„ en alle de wetten van Mahomed.quot;

„ 't Gebruik der Ottomannen is den
„ nieuw verkooren Sultan een zabel aan te
„ gorden. Omringd van de Janitzaaren,
j, tot welker getal hij behoort, daar zijn
„ naam ftaat aan 't hoofd van de eerfte
„ hunner benden, zweert hij hun hunne
„ privilegiën te zullen bewaaren, en be-
„ looft
aan alle de orden van den ftaat
„ met rechtvaardigheid te
zullen regeeren.quot;
De Graaf fe urieres de sauve-boeuf,
torn. i. p. 28.

Nu is 't bekend dat de Koran zo wel
de Bijbel als 't
Corpus Juris of Wetboek
der
Turken is. Moet hij dit bezweeren,
zo is
zijn gezag bepaald, zo is hij geen
despoot.
Habesci zegt daarna, dat de
Sultan zelve de eerfte uitlegger van dit wet-
boek zijnde, zijn magt zo groot is als zijn
WÜ. £n ei lieve! zo hij al de eerfte uit-
leg»

-ocr page 181-

legger is, de eenigfte is hij zeker niet, en
'er zijn 'er, die ook wat te zoggen hebben:
daarenboven dit al eens aangenomen zijnde,
in hoe veele andere. landen vindt de Mo-
narch geene wegen, om de bezwooren
wetten, te verijdelen, dien men daarom
noch niet voor despotiek houdt?

Maar 't is niet van andere landen, dat
ik nu Ipreeken wil. Of en in hoe verre
deeze verklaaring den Sultan toekome, zal
men terftjnd kunnen opmaaken, wanneer
men weete, dat in Turkijen gevonden wordt
een ligchaam van menfchen Uhlemas, liedea

van de wet, aan wier hoofd de Mufti, aan
welken de uitlegging van den
Turkfchen Bij»
bel is aanbetrouwd-

De opmerkzaame lezer heefc reeds kun-
nen waarneeraen, dat ik een liefhebber ben
Van parenthefes; ik mag ze zelfs wel een
Weinig corpulent. Nogtans zoude ik hier
ter plaatze mijn lust niet hebben beliefd,
K snbsp;wai

-ocr page 182-

was 't niet dat die ik gaa openen, hier
juist, en 't kon onmogelijk juister, te pasfe
komt. Daarom heb ik geen hair op 't
hoofd, dat 'er aan denkt om 'er eene ver-
fchooning voor te zoeken.

„ Maar naauwlijks hebben de Janitzaaren
MAHOMED op dcti throoD gezet, of dee-
ze vorst ziet in hen vijanden, die hem
dreigen. Hij offert ze aan zijne veiligheid
op. Hij voert 't ontwerp van hervormin-
ge uit, 't geen
mahomed IV hadt onder-
nomen op raad van den
Groot-Vizier kü-
perli^
't welk tot 't verderf des Sul-
tans toebragt. 't Janitzaaren-corps wordt
gedegradeert (36); 't verliest zijne ganfche

fterk.

(36) Dit corps was voortijds in 't grootfte aanzion
verdeeld in odda's of corapagnien.
't Was eenen
aart van krijgstucht onderworpen; 't verhoogmoedigde
zich aan zijn hoofd dtn Groot-Heer te hebben, dien
jjien bij zijne greboorte 'er in opneemt.
Sultan mah-

MOÜD,

-ocr page 183-

fterkte; 't militaire bewind neemt een ein-
de: en de raagt gaat over in de handen
der
Uhkma's, of luiden van de wet. HeC
is in dit corps waarin 't willekeurig gezag
gevestigd is. Men zou kunnen zeggen,
dat zo de godsdienst van
mahomed de
Ottomanfche mogendheid geftigt heeft,
't
deeze godsdienst is, die ze omverwerpt.

Dit vordert eene verklaaaring ; laaten wij
die van booger opneemen.

De Kaliphen vereenigden, op 't voorbeeld
van
mahomed, den fcepter en 't wierook-
vat.

MOUD, iia't bloedvat) meer dan twii tig duizend ja-
nitzaaren vergooten te hebben , voerde in dit corps een
abuis in, 't geen 't zelve voor'altoos in die vernee-
dering moet houJén, waarin hij 't gebragt heeft. Dee-
ze quot;Prins gaf den Janitzaaren vrijheid't beroep der
wapenen te mogen paaren met eenige hanteeringen,
't Gevolg hiervan is geweest, dat alle de werklieden
v»n Conftantinopolen en der groote fteden Janitzaaren
geworden zijn, en 4at de fôl 'aaten van disn naani
aeer bezwaarlijk te verz^itnelen zijn.

-ocr page 184-

vat. Is 'er eene magt, meer geëerbiedigd, be-
ter gevestigd dan die wier grondfteen de gods-
dienst alleen is ? De Kaliphen fcheenen hun
gezag van God zeiven te ontleenen. Men
heeft moeite om te begrijpen waarom de
eerfte Ottomannen (36) die de Kaliphen
afzetten, den Opper.Priester van den Prins

fcheidden (3/), 't was niet uit onkun-
de

C3Ö) Deeze prinfen waren, overeenkomflig de
Turkfche jaarboeken, te weinig geletterd, om 't op-
perpriesterfcbap te oefenen. Deeze reeden is mijns
oordeels niet voldoende. Ik zie niet dat de Turkfche
Mijter veel geleerdheid vordert, en de Sultans moes-
ten ze genoeg bezitten, terwijl zij gevangen in den
leertijd der regeering zijn, om textea van den Ko-
ran aan te haaien en te verklaaren. In 't getal der
Vorden die den Ottomanfchen
throon befteegen, heeft
men geletterden gevonden, en die eene manier van
welfpreekendheid bezaten.

C37) Ieder Mahometaanschquot; vorst hadt een Op-
perpriester, onder den naam van Mufti, en eene
geestlijkheid onder den
naam van U/gt;Ugt;m,

-ocr page 185-

de van den invloed des Godsdiensts op de
foldaaten en op de geestdrijverij. Alle acten,
die van den throon komen, draagen 'er 't
zegel van. Zij moeten de goedkeuring van
den Mufti hebben (3 8). Voortijds was 't al-
leen uit ftaatkunde en
pro forma. Thans is dee-
ze afhanglijkheid weezenlijk. Toen de Ot-
tomanfche Vorften eerbied en fchrik inboe-
zemden, zo lang 't zwaard der willekeurige
magt in dc hand des Soevereins was, altoos
gereed om te flaan, waren de Mufti's
de blinde en gehoorzaame werktuigen van
alle de bevelen des Sultans. Men ziet niet

dat de Uhlema's 't hoofd boven geftooken
hebben, tot aan de regeering van
maho-
med
IV. Toen lieten zij 't vaandel van ma-

HO-

C38) Men noemt deeze uitwijzingen Fet\a's. Met
zijne hand zet hij aan den voet van 't request 't geen
men hem in fchrift prefenteert,
olour o^ olmaas, 't
is mogelijk, of 't is onmogelijk.

-ocr page 186-

HO ME D (39) uitbrengen, waarvan zij de be-
waarder zijn, met oogmerk om een oproer te

dera-»

C39) Tn tijd van «oriog, wanneer de Groot-Vizier
asn 't hoofd des tegers uit Confiantinopolen vertrekt,
op 't
Dogenblik als de Mufti 't vaandel van maho-
MEO overleevert, en zijnen bijfland inroept, de ver-
vloekinge over alle de ongeloovigen uitfpreekende,
alsdan ontfteekt de geestdrijverij alle de gemoederen.
Mannen , vrouwen, kinderen worden woedend. Zij
brengen alle de kiistenen, die hun op dat
oogenblifc
voorkomen, om. 'Er vallen ijzelijke toneelen voor.
De Emirs fpeelen 'er de voornaamfte rol in. (Deeze
zijn afflammelingen vaii
mahomed, welke men on-
derkent a«n 't groene neteldoek, welk den tul-
band omringt. De nakomelingfchap van den Propheet
is talleloos, omdat de dogters der Emirs deezen tijtel
op haare
kindefen overbrengen. Men vindt ze in al-
ferlei flanden. Behalven deeze plechtigheid, die ver-
fchrikkelijke gevolgen heeft, is de uitlogt des Groot-
Viziers opmerkelijk door den ftoet der
handwer-
kers, als bakkers, fchrijnwerksrs, flotemakers, enz. die
voor 't leger uitgaan. Dit gebruik herinnert ons aan

de

-ocr page 187-

dempen; zij bragten veel toe tot de onthroo-
fiing van dien Vorst. A
m u r a t IV, misnoegd
over den
tegenftand, dien hem de Mufti boodt,
deedt hem in een vijzel ftampen. Deeze
Vorst, te gelyk een tijran en een fophist,
was de uitvinder dier affchuwelijke ftraiFe;
om dat de Koran verbiedt 't bloed der
luiden van de wet te vergieten.

Dit corps heeft behendig zijn voordeel
weeten te doen met de verdeeldiieeden des
keizerrijks, met zijn buitenlandsch verlies,
de zwakheid en nietigheid zijner Soeverei-
nen, in één woord met 't lafhartig en

noodlottig voorbeeld,'t geen de Sultan a ch-
med
III aan zijne opvolgers gegeeven
heeft, met de eerfte optehouden van aan
't hoofd zijner troepen te marcheeren, om
een masfa van overheerfchend geweld, 't

geen

de infleiiing van een militaire mogendheid en doet
ze herleeven.

-ocr page 188-

geen zich dagelijks verfterkt, te formee-

ren.

Zo men gadeflaat de ftaatsgefleldheid des
Keizerrijks, zal men misfchien verwonderd
zijn, dat de
Uhlema niet vroeger verkree-
gen heeft de overmacht, die zij geniet. De
Koran is tevens de Bijbel en 't Wet-boek
der Turken. De eerfte plaatzen in de Di-
van worden bezeeten door de luiden van
de wet (40). De leden van de
Uhkma zijn

de

C40) De Mufti en de Cadi-el-askers (dè rechters
over
't leger) zitten in de divan. De Mufti volgt
den Groot-Heer naar de armee. 'Er zijn twee Cadi-
el-askers, een van Europa en een van Afia. Zij vol-
gen, gelijk de Mufti, den Sultan in 't camp.
Zo de
oorlog in Europa gevoerd wordt, is 't eerfte , die mar-
cheert ; voert men dien in Afia, zo is 't de ander De
hoofd.officier van Conftantinopolen, dien men htmn-
bol Efendi noemt, is een van de luiden van de wet.
Twee zaaken beteugelen hun gezag, de verkiezing
en
't afzetten des Muftis gt; die van den wil des Sul-
tans

-ocr page 189-

de eenige buiten 't bereik der vcrbeurtver-
klaaringen. De Sultan kan dezelven alleen
ftrafFen met bannisfement; hun leeven en
goed is buiten zijn bereik; zij laaten hunne
kinderen hunne rijkdommen na, gevoegd bij
't aanzien, dat gehegt is aan eene onafge-
brookene opvolginge in de eerfte posten van
't rijk. Die corps alleen zweemt 't meest
naar den in Turkijen cngeenden adel. De
Uhlema is den Soeverein zo geducht gewor-
den , dat zij hem in zijne eige refidentie opge-
flooten en gevangen houdt. Sultan
mïjs-
TAPHA lil. wilde te vergeefsch in den laat-
ften oorlog zich aan 't hoofd zijner troepen
ftellen; hij vondt de
Uhlema altoos in
den weg en kon 'er zich niet van ont-
doen.quot;
Guys, tom. 3. p. 43.

Om

tans afiiangen. Alle, die na 't Opper. priesterfchap
^äan, houden 't onder de
Uhlema's natuurlijk met
den Keizerquot;.

L

-ocr page 190-

Om dit corps onafhanglijk te maaken,
zijn aan 't zelve groote voorrecliten toege-
kend; de hoogfte ftraf, die de Sultan des-
zelfs leden kan aandoen, is ze in balling-
fchap te zenden. Hun leeven en hunne
goederen zijn buiten zijn bereik. Hun ge-
tal beloopt, zo als mij een der
Uhlemas zelve
zeide, op ruim tachtig. Om in 't zelve
te worden opgenomen, moet men verfchei-
de jaaren de lesfen der
Turkfche Hoogleer-
aars
(Muderis) op hunne hooge fchoolen
(van 't een en ander hierna breeder) bij-
gewoond en proeven van bekwaamheid in
de
Turkfche en Arabifche taaien, als ook
in de kennis van den Koran gegeeven
hebben.

Uit dit kweckfchool komen daarna de
Cadi's of rechters, de Moullahs of opper-
rechters, de
twee Cadi-al-eskers, hoogfte
rechters, van Europa en Afia, de
Stambol-
Bffendi
of hoofd-officier van Conftanti-

no-

-ocr page 191-

nopolen, de Mufti, die zo veel als Opper-
priescer en Rijks-kancelier is.

Daar nu den Muzulmans- de Koran even
zo heilig is, als den Kristenen t N. T., daar
't zelve gelijkelijk het godsciienftig en bur-
gerlijk wet-boek van dit volk is, daar 'er
een corps van luiden van de wet is, m,et
den Mufti aan 't hoofd, aan 't welk de uit-
legging van dit boek toekomt, zo is 't zon-
neklaar , dat de
Turkfche regeeringsform
niet despotisch, maar theocratisch is.

,, Deeze theocratifche regeering is een
„ groote hinderpaal voor de willekeurige
„ regeering des Soevereins, en belet hem
,, inbreuk te maaken op de wetten en rech-
„ ten der natie. Zij beteugelt en overwel-
„ digt voor een groot gedeelte de grillen
gt;, en woestheid van den vorst, onderwor-
jgt; pen aan de Muzulmanfche wetgeeving,
3» Waaraan hij zich bij plechtigen eede ver-
„ bindt, wanneer men hem 't zwaard aan-

gordt s

-ocr page 192-

i64 wetten, zeden,
„ gordt, eene plechtigheid, die op t zelve
55 uitkomt als de krooning der koningen in
5, Europa. Hier aan moet men dank wij-
„ ten, dat, zo de orde en 't bellier van
,, den Sultan niet overeenftemmen met de
„ theocratifche wet.
Zo dezelve, door 't
5, despotismus, 't nationaal fystema, en de

5, rechten van den godsdienst verbrijzelen,
„ de
Mufti zich daartegen wederzet bij re-
„ monftrantie; en na drie aanmaaningen,
„ gedaan in naame des volks en der wet,
„ verklaart men hem een ongeloovigen, en
„ onbekwaam tot de regeering. Van dat
,, oogenblik is hij van de Keizerlijke waar-
5, digheid vervallen; men zet hem plech-
„ tig af, men neemt hem gevangen en
„ zomtijds brengt men hem ter dood (41).

„ Dit

C41) » Wij zetten hier letterlijk over (zegt de
„ Franfche Vertaaler-) het Italiaansch oorfpronkelijke;
,, maar wij veroordeelen openbaar deeze fpooreloos-

„ heid

-ocr page 193-

,, Dit voorbeeld leveren ons de Ottoman.
„ fche historiën op in
osman II, Mu-

„ STAPHA, IBRAHIM en mahomed Sul-

„ tans.quot; (42).

„ Wan-

„ heid der volkeren, en dien geest van opftand, wel-
„ ke hen 't juk van 't gezag des Soevereins doet af-
„ fchuddenquot;. H'er was ik op 't tipje. om mij tegen
Monfteur cournand moeijelijk te maaken; en ik
zou 't zeker gedaan hebben, had ik mij niet herin-
nert de gezegden van
h. grotius de Jure Itelli
Pacis
libr. I. cap. III. n. Vlll, waarvan 't opfchrift
is:
Refellitur fententia , qua flatuit fummam potejlatem
femper ejje penes populum; et Jolvuntur argumenta : ea
n. IX. Refellitur fementia, qua jlatuit femper mutuam
fubjectionem regis et populi :
uit de lectuur van dit
ganfche hoofdftuk is 't mij met verwondering en
weerzin gebleeken, dat deeze groote man, wien ik
meer vereerd heb, dan ik 't op dit oogenblik doe,

Cdoch

C4a De la Littérature des Turcs, par ?Mbé tode-
Rijvi. 3. vo!. Paris, 1789.

L 3

-ocr page 194-

„ Wanneer eindelijk de onderdrukking te

}) zwaar

(doch wiens erkende verdiensten echter boven mijn
iof zijn, wiens werk jaaren noch pronken zal in de
boekerijen; wanneer dit boekje misfchien, hier of daar
op een onaanzienlijk flalletje, in reegen en wind,
voor een dubbeltje onder een hoop theologifche vod-
den te koop zal Jaggen) doorgaans de voorllander is
eener blinde gehoorzaamheid van de onderdaanen je-
gens den Soeverein , wien hij geneegen fchijnt te zijn
eene goddelijke commislio te geeven (*gt; Mijns bedun-
kens ,

(*) Licet komiii cu'que fs in privatum fervituttm cui velit ad-
dicere, ut ex
lege Hehr.-sa £? Komana apparct: quidni ergo popu.
lo fui juris
He at fe unicMpUm , aut p'uri'jus ita edaicert, ut
rcgeudi fui jus plane in eitni tranfcriba, nulla ejus juris parte
reter.'a? Daarom niet, oni'lat zo ccne vrouw h. v. haare vrij-
lieidkan Vciiionpon, zij ni-t vcrkoopen kan die d^r vrucht, die
zij bij zich draagt: ten zij de menfchen rcedenlooze beesten
zijn, gelijk aan 't lioainvse. 4-
^'iie quod ficut Aristoteles
iixit quositm homines natura efe ferms, id est ad fervitutem
tptos
Olaaroin tocli niet f •''inbsp;ita populi quidam eo funt

iiigenio . t!t regi quam rer.ere norint rsctiu!. .

A'.mum argumentum fumunt ex dicto philofophorum, regimen

-ocr page 195-

„ zwaar wordt, vinden zij ligt een hoofd;

„ de

kens, aan welk ik nogtans den lezer niet raaden
zou
loo ffi gezags te hegten, is 'er geen andere
regeerings-form recht vaardig i dan die, welke fteunt op
een verdrag tusfchen 't volk en hem of hen, die 't regee-
ren ; een verdrag, waarbij 't volk zeker zich't recht voor-
behouden heeft, bijaldien hij of zij tegen 't hoofd-
oogmerk van dit verdrag, de gelukkigniaakinge des
volks, handelt,en dus 't zelve 't eerst verbreeken,o.k
van zijn kant 't als verbrooken aantemerken. Voor

't ove-

omm eorum gui regunltir, non gui regunt caufa ejfe paratum :
unde fe^ui existhnant ex fiiris iiobilhate, eos qui regitnlur fu-
ftriores efi e:s qui regit. Sei nec illi'J umverfaUt-.r verum
est amp;c. -

jit in imperiis, quia progresfus in infinitum non datur, omnno
in aliqua ant perfuna, aut cœtn confiflenium eß, quorum peccata,
quia fuperiorem fe judicem non habent. Deus fihi cwa. pecu'iari
elTe testatur, qui ea aut yindicat, ß ita opus judice:; aut tolerat

in poenam aut explorationem pgpuU. - „ In the general order

of Providence, primes and tyrants are confid.r d as the mi-
» tiisters of Heaven, appointed to ruh or to chaflife the nafuns
rgt;of tJietarthquot; ,
zegt OIBBON Chap. XX, en ZO hij regt
hetft, worden de voiftS'i zo beminlijk. als de fcberprechcer.

L4

-ocr page 196-

„ de luiden van de wet en 't leger veree-
}gt; nigen zich met 't volk in hun gemeen

be-

't overige geeve ik deezen beroemden man zeer ge-
willig toe 'r gevaar, welk 'er in fteekt 't volk dit
voorrecht in handen te ftcllen, principaal wanneer 't
lang aan eene blinde gehoorzaamheid gewend fs ge-
worden.
't Geen wij beleefd hebben, beleeven , en zul-
len beleeven, getuigt 'er van. Iedereen zal 't zelve ('t volk)
raaden met zeer veel omzigtigheids, en niet dan in
den uiterfien nood er gebruik van te makken le meer
daar de burger-oorlogen meenigmaal op een fiaat van
zaaken uitloopen, dimmer dan die was, waarom men
ze begon : even als in de oorlogen tusfchen enkele
perzoonen en de daaruitfpruitende tweegevechten, de
beleedigde partij, gedwongen door eene zo ongerijmd«
als tijrannieke opinie, een
point-dquot;- homeur, tot 't
vorderen eener zogenaamde
fatisfastie, in plaats van
dezelve wegtedraagen, een fchop, trap, klap,
kink,
houw, ficek of fchot bekomt; zo meenigmaal dil
beleedigde partij tc doen heeft met een kneevel van

meer brutaliteit, fJerkte en behendigheid__De

waereld, niet de natuurlijke, is een groote tist gaa-

ren

-ocr page 197-

5, belang, en zetten den onderdrukker
5, af; maar plaatzen altoos op den throon
j, den wettigen opvolger.

„ En dit enkel ontwijfelbaar gebruik,
„ ora den
wettigen opvolger te neemen,

„ toont

ren gelijk; pluist men de draaden aan de eene zijde
u't elkaêr, 't is meest ten koste eener grooter ver-
warringe aan een andere zijde; wil men Ze met ge-
weld ontwarren, zo breekt men 'er de Lelft van._

Voor 't overige z'jn de politieke ligchaamen de dierlijke
gelijk , waarin men voortleeft met oude
corrupties,
om welke in den grond te geneezen men den gehee-

len (laat in den grond zoude arbeiden. C. Tacitus
heeft 't zelve reeds geraaden: Quomodo flerilitatem
aut nimios imbres, cietera nacurie mala, ita luxum
vel avaritiam dominantium tolerate. Vitia erunt donec
homines fed neque hac continua , et meliorum inlerventu
P^nfantur.

Ik zal deezen uitflap, of liever deezen uitval beflui.
ten met deeze aanmerkmge, die de fchrijf. manier
»• grotius mij heeft afgeperst:
Tot 't bijleggen der duistere gefchil - flukken
van
L 5nbsp;'t na-

-ocr page 198-

„ toont dat zij de bckragtiging van de wet
5, zoeken.quot; (43),

Eeigt; ander bewijs van 't aanzien en gezag
van dc
Mufti en Uhlemas en dus van 't
fion-despotismus des Sultans,is dat deeze geen
vreede of oorlog maaken kan, zonder de
cerftcn te raadpleegen, en van hen hier-
over eene wettige uitwijzinge
Fetya af te
vraagen. (44)

„ Maar

't natuurlijk Recht, de Zede- of Staat-kunde te
willen inroepen de Godgeleerdheid, ten einde uit
die diepe en troebele bron een bellisfcnd licht op
te winden is, precies zo veel, als zich beide de oo-
gen digt toe te knijpen, om beter te zien.

(43)nbsp;Porteb ibid.

(44)nbsp;Le corps de l^Uhlema ou des Eccléjïaftiques,

a un tres-f^rand crédit dans Vesprit du peuple, qui
J'imagine que tout ce qui en vient, a reçu fon approba-
tion préalable du Fetva. Si donc vous les voyez Je johi-
dre aux gens de guerre, et Je déclarer avec eux contre
quelque entreprife , Joyez Jûr qu'elle ne pajjera jamais.

cantimi« tom. ni. p. 490. - Le Mufti fit

choi-

-ocr page 199-

}, Maar dat de Sultan zelve zich gebon-
J5 den reekenc aan de wet (zegt dezelve Heer
,, J. porter, die vijftien jaaren als En-
„ gelfche Ambasfadeur bij de Porte gerefi-
„ deert heeft,) blijkt uit deszelfs handel-
„ wijze; want bij 't maaken van een trak-
j, taat, bij 't aangaan van een oorlog, bij
5, 't llrafFen van overtreedingen tegen hem
„ zeiven begaan, of door luiden van groot
„ aanzien in zijn dienst, vervoegt hij zich
5, tot de Mufti, om zijn Fetva, zijn goed-
5, dunken, zijne uitwijzinge tot bekragtigin-
„ ge van de wet.

„ Nu is 't waar, dat zo wel als hij (de
5, Sultan) den
Mufti aanftelt, hij hem ook

„ af-

Chiifi parmi les Cadilesquers, par la faveur du Sultan,
quot; encore plus par celle du Vizir ; et lorsque ces deux
''onds Officiers font mis, ils peuvent, comme je le

oi.après, faire la loi au G. Seigneur lui-tn^me.
MARSIGLi p. jp.

-ocr page 200-

„ afzetten en in baliingfchap zenden kan,
„ 't ergfte dat iiij te vreezen heeft. Even
„ waar is't, dat veele van hen
{ée Mufti s')
„ zich in verfcheide regeeringen tegen den
„ wil des Sultans dadelijk weêrzet hebben:
„ en dat hij nogtans niet onmiddslijk dce-
„ zen weêrftand heeft
durven wree-
„ kenquot;.

• „ Men leert den Turken van de vroegfle
„ jeugd af, dat zo de Soeverein zodaa-
„ nig is door een goddelijk recht, 't zelve
„ gevestigd is op den
Koran; dat hij als zo-
daanig aangefteld is door dat goddelijk

gt;j

„ wetboek, waarin hij als een waar geloo-
„ vige zich kundig gemaakt heeft, en 't

welk hij wist, voor dat hij den throon
„ befteeg, 't zijn beftendige plicht te zijn
„ op te volgen: dat gevolglijk hij aan alle
„ deeze wetten even zo fterk gebonden is,
,, als zij 't zijnquot;.
Montesqüieu heeft zeer wel ingezien

't ver-

ïï

-ocr page 201-

't vermogen van den godsdienst, om den
wil des Sultans paaien te zetten. „ 'Er is
„ evenwel nog eene zaak met welke men
,, zomtijds den wil van den Vorst kan te-

„ gengaan. Dat is de Godsdienst, - de

„ wetten van den Godsdienst zijn een vcr-
„ hevener voorfchrift, om dat zij, zo wel
„ aan den Vorst, als aan zijne onderdaanen
„ gegeeven zijnquot; (45)-

't Is met allen eerbied voor den be-
roemden fchrijver van de
Efprit des Loix^
dat ik mij hier gaa veroorlooven dc volgen-
de weinige aanmerkingen tegen dit werk, 'c

geen de bewondering der Franfchen en de
goedkeuring van andere natiën verkregen
heeft: aanmerkingen door mijn tegenwoor-
dig onderwerp,de despotieke regeeringsfor-
men , aanleidelijk gemaakt. De liefde tot de

waar-

C45) De Geest der Wetten, Boek III, Hoofdftuk X.
bladz.
94. ,

-ocr page 202-

waarheid, een door den lezer zeker reeds
üiTgemerkte afkeer fegen 't bukken onder 't
gezag van wien 't ook zijn mag, en niet eene
walglijke bedilzucht hebben ze mij afgetroont.
Voor ' t overige heb ik daar in 't geheel niec
mede beoogd een beroemd werk, zeer ver-
re boven mijne critique, in de algemeene
en billijk verkreegene achting te doen daa-
len , maar
mijne confraters auteuren omzich-
tig te maaken, in 't waagen van algemeene
ftelregels.

In despotike ftaaten in welke men, zo

„ a!s ik gezegd heb, zig niet bepaalt tot
„ het doen pf laaten van 't een of ander,
„ dan door de hoop dp ^t genot van de
„ aangenaamheeden van het leeven, heeft
„ de Vorst, die beloonen wil,
niet an.
„ ders dan geld om te geeven, 1. D.
,, bladz, 209.

Zo was 't den Heer M, onbekend, i.wat
in
Turkijen de fabels, kaftans en eerepel-
zen

-ocr page 203-

zen zijn, die de Sultan ter belooninge van
bijzondere diensten uitdeelt.

2, Dat 'er geen land in Europa is, waar-
in
de eereteekens, decoratien, talrijker zijn
dan in Rusland, zeker een
despotieken ftaat.
Men telt 'er twaalf diverfe ridder-orden;
en de ridders zijn 'er zo dik gezaaid, dat
men ieder oogenblik 'er een op 't lijf loopt:
zonder nu te fpreeken van alle die raads-
heers »tijtels, van titulair ■ raad af tot werke-
lijken geheimraad toe, die alle enkel eere-
tijtels zijn, waaraan
per fe geen geld ver-
knogt is.

't Geen dezelve auteur, Boek UI. H. IX.
aanteekent over de noodzaaklijkheid der ge-
ftrengheid en 'tbloedvergieten, wordt al we-
derom geloogenftraft door de ondervinding.
Niemand kan de regeering van
cathari-
na ii.
befchuldigen van geftrengheid. Daar
de doodftrafFen bij haar zijn afgefchaft, is
dezelve veel zagter dan verre de meeste

an-

-ocr page 204-

anderen. Dus is 't noch geene uitgemaakte
waarheid: „ De geftrengheid in het ftraf-
„ fen komt meer te pas in eene
despotieke
„ regeeringsformquot;. ld. B. VL H. IX. Ook
kan men de crimineele wetten der
Turken van
geene overgroote geftrengheid befchuldi-
gen, zo min als die des
Konings van Pruis/en.

Zo de Godsdienst den wil des Sul-
tans bindt, doet hij 't zeker niet dien der
Keizerinne van Rusland, die zeer wel weet
waar Abraham de mostaart haalt. Zij heeft
in dit en 't weinige werk, 't geen zij van
de geestelijkheid maakt, en haar gerustheid,
getoont, met deezen ftand zijne vaste goe-
deren te ontneemen. Zie. B. III. H. X.

Volgens denzelven auteur, B. iV. H. III.
hebben de
Turken, als leevende onder een
despotieke regeering, dus flaaven zijnde,
niet ééne deugd, 't Is hard! Verre de
meeste reizigers erkennen hen voor luiden
van
probiteit. Zeker bezitten zij ten minfte

de

-ocr page 205-

de deugd van zedigheid en van ftilzwijgend-
heid; maar deeze zijn 'er geene voor alle
natiën. Even weinig algemeen waar is
B, V. FI. XV.'t gezegde omtrent de land-
dieverij, iets zeer zeldzaams in
Turkijen.

„ In despotieke ftaaten voeren de vrou-
„ wen de weelde niet in, maar zij zijn
„ daar zelve een voorwerp van weelde.
„ Zij worden daar ten uiterilen flaafachtig
„ behandelt.quot; B. VII. FI. IX. In
Rusland
hebben de vrouwen de weelde fterk inge-
voerd; zij zijn 'er, buiten de lijfeigenen,
geene flavinnen; in hoe verre zij 't in
Tur-
kijen
zijn, is gebleeken.

„ Sterke vestingen zijn een eigenfchap
„ van monarchiën
(46}. In despotieke
„ ftaaten is men voor dezelven bevreesd:
3, men durft dezelven daar aan niemand toe-

„ ver-

C46) Alzo niet der rep.,blieken? Ik meende, dat
Wij 'er ook noch eenigen voor de vraag hadden.

M

-ocr page 206-

„ vertrouwen; om dat men te wel weet,
0, dat daar niemand den vorst, en den
„ ftaat bemint.quot; B. IX. H. V. Zo zijn dan
Belgrado, Choczim, Bender, Oczakow gee-
ne fterke vestingen ! enz. enz. enz. (47)

B. IV. 11. III. Over de opvoeding in
despotieke'regeeringsformen houdt de heer
DE M0NTESQ.UIEU zlch, a!s of bij onder-
zogt, of de
Turken verliehe (éclairés) kun-
nen zijn. Zo hij zich herinnert hadt aan
de gebeurtenisfen , die in 't ftaatsweezen
van zijn vaderland, even voor en in zijn

tijd

(47) M. GUYS, vervoert door 't gezag van Mon-
tesquieu,
en 't zwak zijner natie, om algemee-
ne flellingen te waagen, herhaalt dezelve dwaa'.in-
ge. „
Uil Etat despotique ne peut avoir des foneres-
„ fes. A qui ofcroit-on en confier la garde?'' tom. III.
p. 54. 't Is ellendig, bij hadt ze toch zelve ge-
zien! De grenzen van Turkijen zijn daar, v^aar zij
nodig zijn, door '.estingen bewaard, 't Zelve is waar
v,in
Rusland-

-ocr page 207-

tijd voorgevallen waren, indien liij 't daar-
uit opgemaalxte
facit van de magt der*
Franfche koningen, onverfchillig 't zij wet-
tig of niet, vergeleeken hadt met dat der
Sultans, hij zou zich misfchien min gehaast
hebben, om de Jiationaale onkunde als eeii
adtribiitum esfentiale van dergelijke regee-
ringsformen aan te neemen; waarvan 't on-i
middelijk gevolg weezen zou, dat de
Fran-
fchen
niet verlicht zijn: een affront, 't geen
niemand deeze zeiler verlichte en in duizend op-
zichten zeer verdienftelijke natie zal aandoen«
't Gezag des konings van
Pruisfen is voof

minst zo willekeurig als dat des Sultaüs^
Niemand zal echter ontkennen dat kunften
en weetenfchappen in zijne ftaaten zo veel,
zo niet meer (althans in de voorige regee-
ring) bloeiden dan elders. Zo derzelvef
licht min algemeen over
Rusland verfpreid
isj moet dit, mijns bedunkens, daar aan
gewesten worden, dat dit rijli zedert
pe«
Manbsp;TEJt

-ocr page 208-

TER I. meest door vrouwen geregeerd is.
Derhalven is 't gezegde: „
à un maître ab-
„ folu, qui ne connoïc d'autre loi que fa vo-
„ lonté, il faut un fujet qui obéisfe aveugle-
„ ment. L'inftruction ne peut être que funes-
„ te à un efclave. Elle n'éclaire que fs fers,
„ et les fait pefer fur fin ame: Uignorance
5, efl donc un vice nécesfairement lié au Gou-
„ verjiement despotique
,quot; niet veel meer dan
een cierlijke declamatie van den heer
de
GUYs. Ik ontken niet dat verftandige lui-
den den despoot hinderlijk zijn; ik geloof
't tegendeel, en houde 't daan'oor dat de
tegenwoordige omwenteling in
Frankrijk de
oogst is van 't geen verfcheide ftaatkundi-
gen zints 50 jaaren gezaait hebben in hun-
na fchriften over de rechten der menfchen.
Maar omdat 't helder licht der reden en
gezond verftand den oogen des despoots
haatelijk is, daarom volgt noch niet, dat
het 'er niet fchijne.

En

-ocr page 209-

En zelf is dit mijn eige zeggen overdrec-
ven en ftrookc niet precies met de waarheid.
Want wie is zo onkundig dat hij nimmer
heeft hooren fpreeken van alle de moeite,
die de
Rusfifche Keizers en Keizerinnen zich
gegeeven hebben, om kunsten en weeten-
fchappen in hun rijk te doen bloeijen, wel-
ke groote zommsn de anders niet fpilzieke
PETER I. heeft aangewend, om een acade-
mie van geleerden (eene academie, die ik al-
toos in mijn geest bij eene menagerie van
vreemde gedierten heb vergeleeken) in zijne
hoofdftad op te richten; dat de regeerende
keizerin
catharina aliïxiewna een
zomme van 7,000 roebels, omtrent ƒ 14,000
jaarlijks heeft vastgefteld, om daarvoor de
beste werken in 't
Rusfisch te doen over-
zetten ; om nu van een geheelen zwerm van
geftichten ter verbeteringe der opvoedin-
ge en opklaaringe des volks niet te gewaa-
gen. Wat zal men hieruit opmaaken? niets
M
3nbsp;an-

-ocr page 210-

anders dan dat de fouvereinen menfchen en dus

inconfequent 7A]n. Nu weder tot de Turken.

Hunne jaarboeken bevestigen onze meening
omtrent't
non-despotismus. Dq Kidar- Agha,
oft hoofd der zwarte gefncedenen ,is iemand,
die altoos veel vermogen heeft aan 't hof van
den
Turkfchen Keizer. Niemand hadt 't in lan-
gen tijd meer dan
bekir-agha, in de
regeering van
mahmoud, die achmed
III, in 1730 afgezet, opvolgde. Zijn raa-
zende drift was na diamanten en rijke kost-
baarheeden. Om hier toe te komen, waren
hem alle wegen onverfchiliig, veroorloofde
hij zich de ergfte gruwelen. Toen dezelve
't volk ondragelijk geworden waren, ver-
voegde zich de Mufci kloekmoedig tot den
gultan, lei hem 't onrechtvaardig gedrag
van zijnen gunfteling voor oogen, vroeg
rccht, en verklaarde dat bij weigering van
dien hij gevaar liep den troon te verlie-
pen : 'er bijvoegende , dat zo de Sultan

hem

-ocr page 211-

hem bekir-agha niet wilde opgee-
ven, hij verzogt om ontflag van zijn post,
ten einde liever als een partikulier getui-
ge te zijn der fchrikkelijkfte gebeurte-
nis, den val van zijn vorst, dan als hoofd
van de v/et genoodzaakt te zijn 'er in te
Hemmen. '

In weerwil van al zijn tegenfpart'elen
was
MAHMOUD gcdwongen den Kislar-
Agha
ter dood te veroordeelen. Men kan
zich een denkbeeld maaken zijner knevela-
rijen, uit zijne in beflag genomen goede-
ren,
die ƒ 44,000,000 bedroegen. „ De Mu£-

„ ti en de Uhlema's, die de wet in han-
„ den hebben, zijn vermoogend, en heb-
„ ben veel heerfchappij over den geest
„ des volks; zodat als zij zich veregni-
5gt; gen met 't leger, zij alle onderneemin-
5, gen kunnen keeren. Men kan de Uhle-
5j ma's in baliingfchap zenden; maar hunne
}) goederen kunnen niet verbeurt verklaart

wor-

jgt;

M 4

-ocr page 212-

„ worden, en noch veel min kan men
,, hen doen ftervenquot; (48).

,, De wet van den Koran, zo wel als
,5 de conllitutie van .'t Ottomanfche Kei-
5, zerrijk, verbiedt 't ter dood brengen van
5j een Moullach en noch veel meer van de
„ Mufti. De
grootfte ftraf van 't ligchaam
„ der
Uhlemas, van de luiden van de
„ wet, van een Cadi, ftrekt zich niet vcr-
„ der uit dan tot een bannisfement.quot; (49)

In den voor laatften oorlog wilde Sultan
MUSTAPHA, een vorjt van een ftcrk en
niets min dan buigzaam karakter, zich in
perzoon aan 't hoofd zijner legers zetten.
Doch hoe ongaarne ook, was hij echter ge-
dwongen 'er van afcezien, en voor dc mee-
nigvuldige reprcfentatiën der luiden van de
wet te wijken.

Dat

(48) Todekini lora. I. p.

49; Cantimir, Histoire di l'Empire Ottomar,,
urn. 4' P- ?gt;97'

-ocr page 213-

Dat de Groot-Heer geen despotieke magt
kan uitoefenen over zijne onderdaanen,
blijkt noch uit de geheiligdheid luinner ei-
gendommen. In
't jaar 1755, brandde de
Porte, dat is de bevvaarkamer van alle de
rijks-archiven, tot den grond toe af. Ten
einde in 't vervolg dergelijk ongeluk voor-
tekoomen, beïïoot men bij 't opbouwen ,
rondom 't zelve eene ledige plaatze te laa-
ten. De eigenaars der huizen, die ten dien
einde moesten afgebrooken worden, lieten
't zich gevallen ze te verkoopen. Een
eenige
vrouw bleef, naar de ftijfhoofdig-
heid , oude vrouwen niet zeldzaam eigen ,
onverzettelijk en wilde haar huis niet
afftaan; de Sultan, offchoon hij 't haar
tien dubbeld betaalen wilde, kon 'er haar
niet toe dwingen (50).

De Sultan, aldus beperkt in zijn gezag
door den
Koran, dien hij bij de aanvaarding
M 5nbsp;zij-

C50; PorteR ibid.

-ocr page 214-

zijner regeering bezweert, een fcheen,
fchroef, die men hem des te naauwer aan-
zet, naarraaate de Muzulmans haare wetten,
zo a's gezegd is, voor goddelijk houden;
nagegaan en bewaakt in zijn gedrag door
de Mufti en Uhlema's, die dit met des te
meer vrijheids
kunnen doen, naarmaate de
Sultan, zo als gebleeken is, hen wginig
deeren kan, regeert zijne onderdaanen
met 't gezag en in de form van een militair
opperhoofd, van een
gemralisfimus. De
Koran kan als een artikel-brief worden aan-
gezien, en 't
Turkfche rijk als een militair
gouvernernent. Even nu als 't opperhoofd
van een leger over leeven en dood, rijk-
dom en armoede, eer en fchande van een
individu door zijn ftem alleen befchikt, al-
zo doet ook de Sultan. Gelijk de
generalis,
fmus, hoe üiperhtivisfmms
ook zijn gezag zij,
door de krijgsartikelen gebonden
is, zo is

't ook

-ocr page 215-

ook de Sultan door den Koran en noch
meer door zijne uicleggers.

Nu behoeft men maar eene kleine maat
van waereldkennis, om te weeten hoe de
meerderheid en invloed van den chef aan-
leiding geeft, dat hij zich zei ven en de
krijgswetten vergeete , en zich onrechtvaar^
digheeden en
pasfe-droüs veroorloove, wel-
ke de ondergeftelde uit égards dulden.

Zo is de zaak al wederom met den Sul-
tan geileld. Maar zo haast zijne regeeeiing
te zichtbaar en te lang een inbreuk maakt
op de
rechten der Turhfche onderdaanen,
door 't verkragten der bezwooreii wetten,
zodra hij den boêl te veel op hairen en
fnaaren ftelt, zo wordt zijn proces fchie-
lijk opgemaakt, en neemt dit treurfpel een
einde.

Alhoewel nu al ook de Turkfche Keizer,
'bijaldien hij een tijran is of tijrannieke mi-
nisters heeft, bijaldien hij de bezwoorene

grond-

-ocr page 216-

grondwetten, in gevaar van zijn loeven
met voeten treedende, deeze of geene zijner
onderdaanen 'er 't ongelukkig flachtoffer
\'an wordt, zijne bezittingen blijven des
niettemin geheiligd.

Van waar dan, vraagt wel iemand, alle
die
confiscatiën van de nalatenfchappen der
pacha's. Met deeze en met de Groot-Vi-
zirs is 't een bijzonder huishouden. Deeze
weetcn vooraf bij 't aanvaarden van den
dienst des Sultans, dat bij hun overlijden hun-
ne nalatenfchap aan de keizerlijke fchatkist
ten deel valt (51). Maar de bezittingen van

par-
es r) „
Thofe who are directly employed in his fer.
„ vice, and thofe lefs immediately fo; for example
„ the
officers under paf haws in distant provinces j
„ know that they hold their offices on a kind of few
„ dal tenure : they notwithflauding eagerly follicit and
„contentedly accept them on that condition, fuhmit-.
' „ ting, or it may le faid , covenanting and agreeing,
„ that he fhould inherit at their deathquot;.
Porter,
vol. I. p. 85»

-ocr page 217-

partikulieren, die met den dienst des Sultans
niet te doen hebben, zijn heilig.

De goederen der Groot-Vizirs en Pa-
cha's zelfs zijn buiten bereik der keizerlijke
confiscatiën, of eenige beflagneeminge, bij
form van geldboete, of uit welken hoofde
en van wien 't ook zijn mag, zodra dezel-
ven
vactif gemaakt zijn. 't Zelve beftaat
hierin. Bij voorbeeld ik bezit (de lezer be-
grijpt wel, hoop ik, 't is eene onderftelling)
ik bezit aan vaste goederen een kapitaal van
hondert duizend ducaaten. Op deeze hijpo-
theek neem ik van eenig Mosquee of gods-
dienstig gefticht
een klein kapitaal, waarvoor
ik daaraan een zeer kleine rente betaal: op
deeze voorwaarde, dat nadat mijne familie
in den rechten lijn zal weezen uitgeftor-
ven, dit goed aan die iMosquee of dat ge-
fticht: vervalle.

Deeze bezitting wordt alsdan zo heilig,

dat

-ocr page 218-

dat geen Suitan of rechter daaraan immei'
heeft durven raaken.

De Heer porter merkt op dit artikel
aan: „ De
Jooden, 't is waar, zijn van
„ eenige raosquees uitgeflooten, wijl 't
„ uit de kerkboeken bleek, dat in geen
„ hondert jaaren aan dezelve één éénig
erfdeel vervallen was: waaruit de Tur^

55

5)

„ ken bedooten hebben , dat de rechte
„ lijn der zoonen
Abrahams onuitflerflijk

was

Voor 't overige wordt van alle die zoge-
naamde meenigvuldige rechtspleegingen en
confiscatien in 't kristenrijk veel meer ge«
fchreeuws gemaakt, dan 'er indedaad aan
is. En wanneer zulks gefchiedt, behoorde
men, voordat men alle dergelijke vertel-
zeltjes voor contants munt aanneemt, eerst
te onderzoeken wat 'er op den bodem van
de zaak legt.

Twee dergelijke historiën zijn 'er geduu-

rend

-ocr page 219-

rend mijn verblijf in de Turkfche hoofdftad
voorgevallen, die veel geruchts gemaakt
hebben, en waarvan ik een woord fpree-
ken zal, in 't geval geweest zijnde daarom-
trent eenige partikulariteiien te vernee-
men.

Kort na mijn aankomst in Conftantinopo-
len
valt QQ Capudan Pacha of Groot-Admiraal
KASSAN PACHA aan een zwaare long-ont-
fteeking ziek. Zijne hooge jaaren, de hef-
tigheid der toevallen, en 't verval der lee-
venskragten deeden een
Joodfchen artz van
Padua, met naame treves , met veel
waarfchijnelijkheid, voorfpellen dat de dood

voor de open deur ftondt.

Om zich bij den toen regeerenden Groot-
Vizir
HALIL PACHA aangenaam te maa-
ken , haast hij zich hem deeze tijdinge te
brengen. Deeze Groot-Vizir, wiens goe-
de hoedanigheeden door een kanker van

geldgieriglieid verdonkert wierden, ijlde om

a!-

-ocr page 220-

alle de paleizen en huizen, (de lezer moet
weeten dat de Capudan-Pacha een fchatrijk
man is) niet alleen te doen bezetten met
wachts, en ook zelfs te doen verzeegelen;
maar, ziet! ten bewijze dat 'er geene kit-
telachtiger zaak is dan de geneeskundige
prognofticaticn, wat gebeurt 'er? in plaatze
van te flerven, zo als hij behoorde te doen,
herftek de oude admiraal.

Daar nu de Groot- Vizir zelve zijn crea-
timr was, en
aan hem zijn geheel fortuin
te danken hadt, was zijne wraak, zo niet
billijk, verfchoonelijk.
Hassan pacha,
die alvermogend het ganfche Turkfche rijk
regeert met even zo veel geweld, onmo-
gelijk meer ten nadecle, en denkelijk met
min
verneedering voor de groeten des
lands, als nu de Prins potemkin Rusland
beheerscht, (de goede hemel weet hoe!)
lei den Sultan alle de onrechtvaardigheeden
en knevelarijen, waar de Groot-Vizir ge-

duu-

-ocr page 221-

diiurende achttien maanden zich aan hadt
fchuldig
gemaakt, voor oogen; met dat
gevo'g dat hij afgezet, zijne goederen ver-
beurt verklaard, en daarna
hem 'c houfd
afgeflaagen werden. Dat nu deeze proce-
duure vrij is van eenige onrechtvaardigheid,
bhjkt uit zijne in i8 maanden zamengefchraap-
te fchatten, die ik op 36,000,000 piasters
heb hooren begrooten, eene fomme daar

ik niet voor inftaa--blijkt uit een wisfel

van 200,000 roubels aan hem door den Rmfi-
fchen
Minister gepasfeerd, voor den for-
meelen afftaad van de
Krim: een Haaltje van
zijn hebzucht en landverraderije.

't Ander geval betreft den in Conßanti-
nopolen
beruchten petkakt. Deeze was
een
barataris van den Zivsedfchen Minis-
ter, uit wiens mond zelven ik gehoord heb,
dat hij zicri in de onmogelijkheid bevondt,
ora hem te befchermen, zo hem eenige on-
aangenaamheid bejegende: iets, dat zich het
Nnbsp;voor-

-ocr page 222-

voorfpellen uit zijn fleclit gedrag, en 't in
den wind (lam van den welmeenendften raad
dien hij hem meer dan zes maanden voor
zijn ongeluk hadt gegeeven. Deeze hadt
zo niet 't eerfte opzicht over, ten minfte
een voornaim deel iu 't muntweezen, en
alles wat daar aan vast is. Dit gat' hem ge-
leegenheid zich fchu'dig te maaken aan 't
verminderen der innerlijke waardije van de
piaster en anderhalf - piaster ftukken.

Zijne fchatten hierdoor verworven, en
veel wisfel-alfairen gaven hem grooten in-
vloed in 't Serrail, en (waar is 't geld niet
welkom en vermogend?) hadden 'er hem
veel crediets doen krijgen. Zich zelven
vergeetende, bemoeide hij zich met veele
hof- en ftaatszaaken. Dit was 't geen hem,
veel meer dan de munt-vervalfching 't lee-
ven kostte.

't Ongeluk wilde dat de Capudan-Pacha,
op dien tijd, een Dragoman hadt,
mavro-

JE-

-ocr page 223-

jeni, een Griek van laagen afkomst, thans
Hospodaar van de
IFallachijen, dien de ou-
de admiraal tot deezen post bevorde'-ea
wilde. De post van Hospodaar of Prins
van de
JVallachijen en die van Moldav.ën
is eene belooning, waarmede men zedcrt
overlang de Dragomans of Tolken van de
Porte gewoon is te befchenken. 't Voor-
uitzicht op een zo vet brokje maakt, dat zij
't gevaar van omkoopinge, waaraan zij al-
toos zijn blootgefteld, daar alle de ftaatsge-
heimen hun door de
handen gaan, daar zij
de brug van communicatie zijn tusfchen de
Turken en vreemde gezanten, getrouw weêr-
ftaan. Ook is men in de beftendige ge-
woonte alleen den oudften en aanz'ene-
lijkften adel der Grieken 't Dragomanfchap
toe te betrouwen.

Dus kon de nieuwigheid, welke de Capu-
dan Pacha wilde invoeren, dc eerften van
deeze natie, alle uit den aart trots en
N
2nbsp;heersch»

-ocr page 224-

heerschzuchtig, niet dan ten hoogfte mis-
hangen. Van deeze Iaat onze
petraki
zich gebruiken, om door middel van eeni-
ge dames van 't Serrail den Groot-Heer
een gefchrift in de hand te doen komen,
waarin
mavro jenx direct, en de Capu-
dan-Pacha
indirect van veele grove euvel-
daa;ien befchuldigd wordt: ten einde 't door
den admiraal gelegJe plan te doen misfen.
Mair niet lang hadt de zwakheid des Kei-
zers geweeken voor de inftantiën van
has-
san pacha
, om hem zijn befchuldiger
aan te toonen, of
petraki was verbo-
ren. OP 't zelve oogenblik als de fcherp-
rechter hem, op een der plaatzen van
't
Serrail, 't hoofd affloeg, reedt mavro-
jENi (vermoedelijk hadt men de oogenblik-
ken zo afgeperkt, dat dit zich zo moest
ontmoeten) van zijne inhuldiging als Hos-
podaar terug komende, 'er neven voorbij.

Deeze is de waare toedracht van de za^k.

Ik

-ocr page 225-

Ik zoude 'er zo lang niet op hebben blij-
ven ftaan, was 't niet dat Milady
cra-
ven
, uit wier pen men de verschte en
dus ook de echtfte berichten
over Turkijen
zou verwachten, 'er geheel anders van
opdeunt. „ Een dag waarop de Ministers
j, raadsvergadering houden, vraagen zij on-
„ der verfchillende
voorwendzels, 't hoofd
„ van PETRAKi; de Sultan brengt bij-
„ zondere en meer fterke reedenen bij, om
„ hem te redden; maar de Capudan-Pacha
„ en zijne
vrienden durven zeggen, dat
,, zij niet uit de raadzaal zullen gaan, voor
„dat
ach med (^wat is dit nu wederom
„ voor een poespas!
achmed heeft tot in
J, 1730 en abdul-hamed in 1786 gtre-
» geerd')
de order geteekend heeft; en de
„ noodlottige order wordt met de traanen
35 in de oogen geteekend; toen werdt ie-
5gt; mand gelast te onderzoeken de papieren
,, van een ongelukkigen, wiens doodvonnis
N 3nbsp;„ ge.

-ocr page 226-

5, geteekend omdat hij zaaken met t
5, üttomanfche kabinet te verhandelen ge-
„ had hadtquot; (52).

Kort hierop laat deeze Dame volgen:
„ hij (de Capudan • Pacha) is altoos gevolgd
„ van een leeuw als of 't een hond was.
„ Voor eenige dagen vergezelde hem de
j, leeuw in de Dilt;'an
(NB. de vergadering
,, van Je vcornaamfle leden van ftaat)
„ maar de Ministers haJden zo een groote
„ vrees, dat verfcheiden 't vengfler uit-
5, fprongcn, en dat een van hen fchier
„ den hals brak door te fchielijk de trap-
„ pen af te klimmen. Men liet den

„ Groot-

(525 Voyage de Milady Craven i Cevjlantinople par
la Criinée en
1785 Traduit de l'Anglols, Ik ben
geneegen te gelooven, dat 'er verfcheiden fouten in
de vertaaling ~ niet te vinden in 't oorfpronkelijke ~ ge-
floopen z.jn. Maar is 't wel genoeg, een blaauwen
niaandag in zo eene gr.ote ftad enz. geleeft te heb-
l)cn, om 'er met bevoegdheid van te kunnen fpreeken'?

-ocr page 227-

gebruiken der turken. 199
„ Grooc Ad'.niraal met zijn leeuv dien dag
„ alleen ft,iatsvergaderinghoudenquot;.ibid.p.io8.

Ik heb op een gedeelte mijner wandelin-
gen door
Natoli n een reis-kameraad ge-
had, een jongen Engelschman, die een zeer
groot liefhebber was van alles naauwkeurig
aan te teektnen. Deeze jonge heer hadt
de gewoonte zich akoos te informeeren
bij den baibier, omtrent de bijzonderheeden
van de plaats, en de antwoorden op hon-
dert vraagen over za iken, waaraan die eer-
lijke luiden nimmer dagten, godvruchtig op
te teekenen. Oordeel welk eene fijne collectie
dit moet gem.iakt hebben 1 Daar nu deeze edele
dame geen_barbier b^ezigt, kan 't niet anders
zijn, of deeze of geene vrolijke bol h,gt;sf
haar
Ed Geb. deezen knap-uil aan den mouw

gefpeld (53).nbsp;„

Ze-

C^^B:) Om 't noch gekker te maaken, zou de Heer
Graaf
fekrisres de sauvs-boéuf 'er noch wel
N 4nbsp;een

-ocr page 228-

Zeker heb ik dtn ouden admiraal meer
gezien, dan haar Ed. Gcbooren, maar
nimmer gevolgd van een leeuw, ook zelfs
dan niet, wanneer hij naar de Divan, niet
z.lfs wannter hj naar 't Arfenaal ging.
Hij hadt of heeft een jongen leeuw, die los
bij hem in de k;mitr en om 't huis liep.
Voorwaar eene vreomde en onvoorziditi-
ge liefhebberij! Dan dic za min ongeiiJmd
of onvoorzie nig fdüjnen, wannerr men
weet, dat zijn huis aan de overzijde van
de ftad, bij de Admiraiiteir (n Bagnio, op
een uitfteekenden hoek nuar
Galata legt, al-
waar zijne wooning, als een district apari:
maakt.

Ik heb getracht de Turhen van woest-
heid, barbaaischheid en flavernij (54j vrij

te

een tijge willen bijdoen. Z. tom. i. p 104. ___

„ Ptrlectis, neglige mtdta. ^c. ^c.

(54) 't Geen ik ginds en elders van de flaaven ge-
zegd

-ocr page 229-

te pleiten; ik meen betoogd te hebben, dat
hunne
regeeringsform verre is van dat te
zijn, 't geen men gelooft, despotiek name-
lijk, en dat de
verbeurtverklaaringen, die
zo als men buiten 's lands meent, dagelijks
aantal'en van
Turkfche en andere inwooners
van dit rjk tot den bedekak brengen, dat
de vonnisfen, die hen als om een haverklap
ter dood verwijzen, in de daad, of veel
zeldzaamer, of door herhaalde wanbedrijven
der veroordeelden gerechtvaardigd zijn.

iVdijne

zegd heb , is letterlijk waar; maar mijn gezegde zou
onvolkomen zijl]) teil zij ik 'er 't volgende noch bijvoeg-
de: Voor het jaar 1760, of om die flreek , haddea
luiden \an allerlei gezindheid de macht om flaaven
te koopen. Zedert is dit recht hun ontnomen , met
verlofnogtans (m die flaaven, welke zij bezaten, te
behouden. Den Turken flaat 't zedert die verande-
ring alleen rij ze te koopen. En deeze wet word: meer
ftipt onderhouden, dan veele wetten misfchien in an-
dere landen, gemaakt, men zou zeggen, alleen proformi.

-ocr page 230-

Mijne gezegdens, als komende uit den
mond van iemand, die zekeren tijd in dit
land, met en onder' dit volk geleefd heb-
bende, in de geleegenheid geweest is, zich
'er mede bekend te maaken, die om geene
reeden hoegenaamd van partijdigheid te ver-
denken is, mijne gezegdens,
vertrouw ik,
zullen bij den onpartijdigen lezer eenigen
ingang vinden, hem een v/einig tot naden-,
ken brengen, en hem de nadeelige denk-
beelden van dit land en volk ontneemen.

Ten befluit van deezen bundel mijner
aanteekcningen, zal ik 'er een woord bij-
voegen, om te toonen, waar die zo
kwaade reuk van daan komt, in welken de
Turken altoos geweest zijn. Behalven de min-
achting voor andere volkeren, welke ieder na-
tiejegens eene ard-Te natie uit de algemeene
borst van den natiomalen hoogmoed zuigt —
behalven 't afgi ijz n welk de naam van Muzul-
man en Mu/iul-Vrouw een Kristen inboe-
zemt.

-ocr page 231-

zemt—behaltende vreeradheid der Turkfche
zeden en gebruiken, die andere volkeren
van de
Mahomedaanen afkeeren , is deeze verquot;
wijdering noch aan een ander
beginzel, de Dra'
gomans, te wijten. Dit is zo goed als 't eenige
kanaal waardoor wij met dit volk gemeenfchap
hebben. Alle of verrede meeste Dragomans
zijn Raja's, datis,on- Muzulmanfcheonderdaa-
nen van den Sultan. Deeze, veeltijds een hoop
onkundige, bijgeloovige, zielelooze fchepzels,
zuigen met de borst een heimelijken haat tegen
de
Turken,een haat des te vergiftiger,naarmaate
zij dien moeten verbergen , en eene gedwongen
vertooning van eerbied en onderdaanigheld
maaken, die een Raja van den hoogden
rang beneeden den geringften Muzulman
ftelt (55). Voor al dat lijden zoeken zij

zich

Css) Zeker prediker, gebelgd over de fiere houding
wa rmeeje veele Dragomans in
Pera daarheen tree-
den , en kennende de fnotterige figuur, die zij bij

de

-ocr page 232-

zich te goed te doen, en 't hart op te haa-
ien, zo dikwerf zich de geleegenheid op-
doet, om iets haatelijks van de
Turken naar
't Kristenland over te brieven, en ze zo
leelijk als baarelijke duivels af te fchilde-
ren-

En hiermede eindige ik dit mijn pleidooi
voor de zaak der
Turken, en houde het
voor gewonnen.

Cecini.

de Porte en Turken maaken, zei altoos bij 't aan-
beveelen der Kristelijke needrigheid:
Joyez humbles,
comme un Dragman i la Porte.

DER.

-ocr page 233-

derde bundel.

Staat der Geleerdheid in Turkijen.

Jk heb noch niet waargenomen, zegt
rousskau ergens, naar gis in zijne Con-
fesfions,
dat de groote weetenfchappen en
geleerdheid de menfchen zo uitneemend ge-
lukkig maaken. Vermoedelijk fprak hij naar
zijne eige bevinding, 't Is vreemd, dat
een man, die waant de binnenfte fchuil-
plaatzen van zijn hart te doorfnufFelen en
open te leggen, 't zelve zo weinig gekent

heeft, dat hij de waare, de geheime be-
weeg-

-ocr page 234-

106 staat der geleerdheid
weegreedenen, die hem tot die Confesfions
aanfpoorden, voorbij gezien heeft, de
zucht namelijk om zonderling te zijn, de
drijfveer van de meeste zijner daaden. Aan
deezen, aan zijnen menfchen-fchuwen, aan
zijnen wantrouwigen, met zich zeiven te
veel ingenomen inborst was 't misfchien te
wijten, en niet aan de weetenfchappen,
dat hij zijne dagen min gelukkig gefleeten
heeft, dan zijne groote talenten hem waar-
dig maakten. Wat hiervan zij, di; houde
ik voor zeker, dat men ook zonder wee-
tenfchap niet ongelukkig kan zijn; en 't
zoude mij niet verwonderen, dat het ftudee-
rend leeven niet was 't geen, waartoe ons
de natuur beftemd heeft.

De Turken, die meestal met leezen gfi
ftudeeren zich niet veel de harslens bree-
ken? (56), fehijnen van dit voorlaatfte

zeg-

'-(£(5) Daar 't toch waar is, dat niets bijna zo moei;

je;

-ocr page 235-

zeggen een fpreekcnd, een onwraakbaar
voorbeeld.

Ik durve met des te meer vertrouwen
deezen bundel mijner aantekeningen, over
de
Turkfche litteratuur los maaken, naar
maate ik met den lezer reeds voorzie, dat
dezelve niet dik is.

^•JXi? lar^aoy ftaat of ftondt tQ Zaandam ^

aan

jelijk is, 't geen de menfclielijfce vlijt n'et bereiken
kan, daar de onkunde der Turken een paal is, die
boven wa er ftaat, kan ik mij niet begrijpen, hoe 't
den Heer
tod er in i in 't hoofd gekomen is de
Turken voor zo weetgierig le houden (♦).
Ook is
't geen hij zegt van hunne geoefendheid in vreemde
taaien overdreeven. Ik weet door zeer zekere on-
dervinding , dat een Turk, die eenige andere, behal-
Ven de Oosterfche taal verftaat, een witte raaf is:
offchoon ik wel geloove dat üit talent en de geleerd-
heid hun door den
Koran piet verbooden wordt, zo
aJs. men verfp eiJ heeft.

ibid. tom. 1. p, 4.

-ocr page 236-

aan de ftraat, in groote vergulde letters,
voor een boekvertrek. 'Er is indedaad een
weêrgalooze overeenkomst tusfchen een
bibliotheek en een apotheek; in de eerfte
vindt men artzenijen voor de ziel, in de
andere voor 'c ligchaam. Beide hebben ze
noch dit gemeen,
ut mole lahorent fud.
Wat de apotheeken aangaat, hiervan over-
tuigd , is men reeds meenigmaal aan 't fnoei-
jen geweest, en een aantal van potjes zijn
reeds ten vengfter uitgevlogen.

Met de geestelijke medicijnen, met de
' boeken , blijft 't noch erg gcft:eld. In weêr-
wil der verflindende kommenijen
zijn wij
'er noch zo ellendig mede overkropt, dat
iemand, die zonder leidsman uit al dit kaf
't
goede, 't nutte en 't waare wilde ziften,
niet klaar zou raaken, al leefde hij
me-
thusalems leeven.

Iets dat wij, iets dat onze nakomcling-
fchap niet ligt zullen beleeven, zou zijn,

dat

-ocr page 237-

dat een dozijn der grootfte vernuften in
ieder vak zich vereenigden, om de waarhe-
den, die 'er toe behooren, in haaren na-
tuurlijken ketting te zamen te ftellen,
't waare voor te draagen als waar, en 't
waarrchijnelijke, 't twijfelachtige, 't valfche
als zodaanig, met bijvoeginge der wijze,
waarop de menfchelijke fchranderheid, of
't geval, dat is een zamenloop van omftan-
digheeden, die 't noch in onze magt is te
doen daarzijn noch te voorzien, van de
eene waarheid geleid is geworden tot de
andere.

Zodra een dergelijke Encyclopedie eens
vaerdig was, behoorde men niets zo
presfants
te hebben, dan onmiddelijk al ander geleerd
gereedfchap op een hoop te fmijten, en
zonder gena of aanneeming van perzoon,
'er een
auto-da-fé van te maaken.

Zo lang deeze juftitie niet gehouden is,
mag men altoos uitroepen: Gelukkige! drie-
Onbsp;werf

-ocr page 238-

werf gelukkige Turken! on^r welke 't
fchrijven geen broodwinning geworden zijn-
de, de bocken niet vermeenigvuldigt zijn
als 't ongedierte in uwe
Caravenferais! twea
duizend is alleen derzelver getal! (57).

Ik zoude alhier van verre 't grootfte ge-
tal den catalogus uit
toderini kunnen

plaatzen: maar 't zou zo amufant zijn als

mattheus L

Schoon nu de Turken verre zijn van
weetgierigheid, vindt men in
Conßantinopolen
dertien openbaare boekerijen, die 't, even
zo als te
Parijs en Londen, een ieder vrij

ftaat

(57) Twee duizend boeken! Kn in Duitschland al-
leen zijn, zegt men, 10
,000 atiteuren. marsigli
verliaalc (ibid. p. 39.) een catalogus te bezitten van
r86,ooo auteuren in 't Arabisch , 't Perfisch en 't
Turksch; waarvan hij
een copij aan den paus cle-
ment XL gegeeven heeft, ik beken mijne onbe-
voegtbeid
tantas componere lites: maar is gis dat de
laatfte meer misgetast heeft dan de eerfte.

-ocr page 239-

ftaat te bezoeken, raad te pleegen, en 'er
raad van mede
(excerpta) naar huis te bren-
gen. XIII publieke boekerijen in
Conflan-
tinopolen,
en een der grootfte, der .rijkfte,
zeker de handeldrijvendfte ftad van
Europa
heeft 'er zo goed als niet ééne!

Men telt 'er elf hooge fchoolen, waarvan
de oudfte in 1453 opgericht is. Voor den
brand van 1782 waren 'er 511 collegien
en 1600 kleinere fchoolen (58). Dit groot
getal zal minder verbaazen, indien men
weet, dat de
Turken nimmer eenig gqdsr
dienftig geflieht bouwen , waaraan zij
niet een ander groot of klein voor 't on-
derwijs der jeugd hegten. Vraagt men mij
nu naar de reeden, waarom met zoo
veel hulpmiddelen, de
Turken in de ' gé-
leerde loopbaan zo veel posten achter-
uit

C58) Van dit alles kan men nader onderricht bekö-
men bij den Heer
toderini, ibid.

O a

-ocr page 240-

oit zijn (59) zal ik 'er op antwoorden:
Voor eerst de fpraak, die men niet verftaan
kan, zonder ook de
Arabifche en Perfifche
te verftaan, en die dus zo moeijelijk
'nbsp;wordt

C59) Te onrecht befchuldigt men mahomed in
Zijnen godsdienst de beoefening der weetenfcliappen
verboden te hebben : zo 'er al eenige texten in
den
Koran ftaan, die 't fludeeren afraaden, zou men
ook wel eenigen in het
N. T. kunnen vinden, die
ons voor de philofoophen en philofophie fchijnen bang
te maaken.
Voor het overige blij lt; en luiden, die 't ge-
loof
en luiden die 't onderzoek preéken, zelden goede
vrienden,

O Septitfio dein fcctilo mahomed novum rcligkncm con-
„ didit, ex ipfis fuis legibus inimicam bonis artibtis,
a. hal-
tka pralcct. in Infl. boekiiaavii, tonj. I. p. 3 .quot; lUaar
't geen 'er onmiddeüjk op volgt, wedcrfpreekt dit zeggen,
cn komt juist ter ftaavingequot; van mijn gevóelen : „ Et Brevi
„ quidem nova fecta Palaestind, Arabiä, Aegypto, Ajfyrid po-
n tita est, linguamque fitam AraUcam, facrani literatam
„ pratulit omnibus, in eam transtulit optima veterum Gracoruit
„ monumenta, cddentque artes tradere coepit.quot;

-ocr page 241-

wordt (66) dat een ordinair fchoolier, en
van een ordinair leeven, als in 't voorpor-
taal der weetenfchap blijfc fteeken. Ten
tweede de hitte van 't klimaat, die de
ener-
gie
van de ziel, de halftarrigheid van 't
karakter, nodig om bergen van moeijelijk-
heeden te overfteigen, ontfpannende, ons
meer aangenaam doet fluimeren dan leeven.
Ten derde misfchien een opvolging van
Sultans, die op militaire verdiensten een hoo-
ger prijs ftelden, dan op geleerdheid. De
opvoeding der Sultans (öi) voor zij den

throon

(60)nbsp;Alle menfchen zijn zo vlug niet in 't leerea
van taaien als de Heer
b. de t...

(61)nbsp;Alhier kan ik niet afzijn de nagedagtenis van.
den laatst overleeden Sultan
abdul-hamed da
rechtvaerdigheid te laaien wedervaaren, dat hij de
eerfte geweest is, die zijn
Oomzegger (*J, den thans re-

gee-

C) D't woord is meer in N. dan in Z, Holland bekend,
en wordt gebruikt, om te onderfcneiden de be;rckUing, welke
O 3

-ocr page 242-

throon befteigen, berooft hen van fmaak
tot ftudie, doet hen leeven in de onkunde
der waardij van eenen opgeklaarden geest,
kon hen onmogelijk op den inval doen ko-
men verdiensten op te zoeken, aan te kwee-
ken

veerenden selim, verre van hem, naar't oud ge-
bruik, ift een bedendigen kerker op te fluiten,
eene
zo vrije opvoedinge gegeeven iieeft, als eenig erfprins
zou kunnen wenfchen. Ik weet niet waarom de
Heer Graaf
ferrieres de sauve-boeup van 't
tegendeel gewag maakt, (tom I. p. 21.) Mögt dit
ten gevolge hebben, dat 't Turksch Rijk, zo vol van
resfources, van middelen vanherüel, zich eindelijk een®
in postuur zette, om de brutaliteiten van niemand te
moeten vreezen!

Alle vrienden van recht en billijkheid, dus vijanden
van geweld en onderdrukkinge, zullen, zonder aan
godsdienftige begrippen te denken, mij dit helpen
wenfchen.

'er is tusrdien Brceder?- en Zusters- kinderen tot liun Vaders-
of Moeders Broeders of Zuïters , en die betrekking, welke 'er
is tusfclien die kinderen onder elkander.

-ocr page 243-

ken en te beloonen. Nu! laauwe mecenaten •
maaken koude ftudenten, enz.

Dit zij genoeg, wat aangaat 't uitwendi-
ge des tempels der
Turkfche geleerdheid.
Laat ons 'er eens ingaan. De godgeleerd-
heid, altoos zo delicaat
als kraak - porcelein,
en die zich overal vooraandringt, houdt
hier de rechtsgeleerdheid aan de hand: dat
is,
gedeharbarifeerd, de Koran der Muzul-
mans is hun Bijbel en Wet-boek. -

Iedere zaak, zegt men, heeft twee handvat-
zeis ; maar deeze heeft 'er wel zes.
De
meenigvuldigheid der
gezichtpunten, waaruit

deeze ftoffe zich laat befchouwen, zou mij
kunnen verbijsteren. Hoe belieft de lezer
dat ik 'er over fpreek, als een Jood, een Kris-
ten, een Muzulman? Om geen jalouzij te
verwekken, zal ik, als of ik uit de maan
gevallen was, 'er eenige weinige reflectien
over maaken, zonder te denken aan excom-
O 4

-ocr page 244-

municatien of ksrkenban. Voor 't overige zal
't weinig gezegde zijn
fam confequence, als ge-
vloeid uit de pen van iemand, die in 't ge-
heel geen vaart loopt op zijne theologifche
kennisfen,en die, fchoon zijne opvoeding tot
den geestelijken ftand was aangelegd , min
bekend is Ct is fciiande 't te zeggen!) met

h. bladen, dan met de vermaakelijke van m It

guee cervantes de savedra.--

Toen mahomed begon te propheteeren,
was de kristelijke godsdienst niets anders
dan een vernieuwd, opgewarmd, verergerd
heidendom, eene afgodendienst, een religie,
alleen gefchikt om haare priesters te mesten
in luiheid en overvloed, verworven ten
koste van 't zweet en armoede der
door
hen in domheid, flaafachtigheid en bijgeloof
opgevoede gemeente. Zoude het onmo-
gelijk zijn, dat
mahomed een bijzon-
dere bevoegtheid gehad heeft om ver-

-ocr page 245-

re het volkrijkfte deel van onzen aardbo-
dem tegen dergelijke pestilentie te beveili-
gen?

't Vordert niet meer dan een kinder-flap
uit 't gereformeerd, (door
gereformeerd ver-
llaa ik, in mijne onnozelheid, al wat niet
katholijk is) kristendom over te gaan tot 't
Mahomedaanendom. Onwetenheid en heilige
ijver geeven der renegaaterij een affchuwe-
lijk aanzien. Zijn godsdienst af te zweeren,
J. C. te verloochenen, welke gruwel! Be-
daar godvruchtige, kristelijke, gemoedelijke
lezer!
Een renegaat zweert zijn godsdienst
niet af. Hij behoudt zijn zelve kleed; hij
keert 't niet eens om; hij trekt 'er alleen

een

(62) „ Mahomed qui eut Vaddresfe de f ériger
„ en prophéte, et put, par fon génie autant que par
,, la terreur de fes armes, ramener des nations idolâtres
gt;' «« culte d'un feul Dieuquot; Z. Memoires ^c. du
Comte
ferrie8.es de sauve-boeuf, tOm, If.

9. US-

Os

m

-ocr page 246-

2I8 staat der geleerdheid
een overrok over, om 't te bewaaren. Het
is 'er zo verre van daan, dat (luister wel
toe!) een Jood bij
mahomed niet wel-
kom is, tenzij door J. C., in 't
Turhch
issA, ingeleid, dien zij mee houden voor

een propheet van de beste editie, op
één' na.

Wat de zedeleer aangaat; a]le, vertrouwd
ik, ftaan daarin gelijk, dat zij deugd en
menfchen-liefde preêken. En zouden de
Kristenen tot een toets-fteen durven nee-
men van de meerdere voortreflijkheid der
leer de voortreflijkheid der leerlingen? Ik
vreeze, dit mogt een misfelijk aanzien aan
de zaak geeven.

Schoon de deugd zich zelve loone, heb-
ben
de ftaatkundigen de flimheid gehad 'er
buitengewoone prijzen op te zetten. Wel-
ke verdient den voorrang, die kittelt 't in-
ftinctj eigen aan alles wat leeft, of die een

ver-

-ocr page 247-

vermaak belooft, dat veelen ftreelt, ettelijken
onverfchiliig, eenige weinigen pijnelijk is?
Maar wimmelt de
Koran (63) niet van

on-

(63) n De Koran is 't werk van een Nestoriaansch
,, monnik, van den Isriëliet Phineus en den Arabier
„ Abdallah: dit is 't gevoelen der meest geachte
„ Oosterfche kristenfchrijveröquot;: zeker luiden van
even vejl gezag en onpartijdigheid als de Jooden 't
zouden zijn in 't beoordeelen van 't N. T.

Abubeker is de geen geweest die den Koran bijeen
verzameld heeft. Hij verdeelde denzelven in kapittels
en
vaerzen. Men telt zeven boofduitgaven van dee-
zen Turkfchen Bijbel, welken de uitleggers aannee-
men. Van deeze zijn 'er twee te Medina, een te
Mekka, een te Kouffa, een te Basfora en een in Sy-
rien
gemaakt. De andere iiitgaaven hebben min ge-
zags. Deeze zeven editiën verfchillen onder elkander
in 't getal der vaerzen; maar alle komen zij overeen
in dat der woorden, bedragende
77, 839, en dat
der letters, namelijk 324,015. S-E. De eigenlijke
naam van Abubeker was Abdallah, d. i. dienaar des
Heere. De andere beteekent vader dar Maagd; daar

zij-

-ocr page 248-

2ZO STAAT DER GELEERDHEID
ongerijmdheeden ? Ik zou denken ja. Zeker
is 't bijzonder gelukkig, dat men die elders
niet aantreft, al zogt men 'er ook met lan-
taarns na!

De Muzulmans hebben een onverwinljjke
verachting voor de ongeloovigen! 't Woord
Dsjaur, 't geen dit beteekent, is onder hen
een fchimpnaam. Of 't bun even weinig
moeite kost als den kristenen de eeuwige
verdoemenis over hunnen evenmeßsch uit te
fpreeken, is mij onbekend: maar dit weet ik

ze-

zijne dochter Aischa 't eenigile ongehuwde meisje
geweest is, waarmede
mahomed zich in den eeht
begaf. De andere waren alle weduwen Abubeker
was de eerfte Khalif, d.
i. fledehouder, opvolger.
Mahomed heeft hem vereerd met den tijtel van
Scddik, d. i. getrouwen en echten getuigen, een eer-
naam, dien de Muzulmans ook aan J C., aan de H.
Maagd en aan den aartsvader Jofeph geeven. Zie
over dit alles
herbelot, Bihliothequs Orientale,
pag. i8 en pag. 8i. edit. in/p/.

-ocr page 249-

zeker, dat mijns vaders fterven niet by '£
builen van de honden is toegekomen.

De Muzulmans zijn de tolerantfte men-
fchenopden aardbodem, uit welkbeginfel?Ik
zou haast
raeenen, dat ze ons niet genoeg
achten, om zich met ons op te houden.

Zij zijn naar de voorfchriften van hun
Bijbel gehouden de onrechtzinnigen te be-
keeren. 't Is eene tastbaare ongegrondheid
(fchoon de Heer Baron
de tott ze niet
getast heeft (64) die ftelt dat ze de rene-
gaaten zouden veraffchuwen. Zo zij 't
doen, is 't niet, omdat zij renegaatenzijn,

maar omdat zij, voor zij 't wierden, meest
alle fchelmen, den fcherprechter uit de hand
geflipt, en IS^ften 't uitvaagzei van 't
menschdom zijn.

Voor ik van dit artikel afftappe, zal ik
noch aanmerken, een verkeerd begrip van
't on-Muzulmansch publiek op 't ftuk der

be,

(64) Gedenkfchriften, I.Deel, bladz. 33.

-ocr page 250-

bcfnijdenisfe. Verleid door 't geene bij de
Jooden gefchiedt, meent 't doorgaans , dat
dit eene heilige plegtigheid, een aart van
bondzegel is, dienend om de
Turken in hun
geloof intelijven. Dit alles is abufief. Men
kan een waar geloovig Muzulman zijn,
zonder deeze ceremonie ondergaan te heb-
ben. Daar dezelve altoos met eenige on-
kosten (de priesters doen niet veel
gratis')
vergezeld gaat, treft men arme Muzulmans,
die men van de kristenen niet zou kunnen
onderfcheiden. Des kundigen zeggen dat
de
circumcifie door mahomed meer aange-
raaden, dan bevolen is. Dit wordt waar-
fchijnelijk, als men nagaat, dat dezelve dea
Turken eerst, wanneer zij omftreeks de
acht jaaren bereikt hebben, geädminißreerd
wordt. Was 't nu de leer des Korans, dat
de man zijne zaligheid niet koopen kon, als
ten koste van zijn
prceputium, (een deel,
waarmede 'c de natuur behaagt meer dan

met

-ocr page 251-

met eenig ander deel te fpeelen, ten minfte
in de oogen des waarneemzieken
drake,
die beweert — zie de Encyclopedie op dit

woord - dit geöblerveerd te hebben:

ik wenschte wel eens te weeten bij welke
occafien ?) zou dezelve zeker zo fpoedig als
mogelijk verricht moeten worden, uit vree-
ze voor een onbefneeden affterven.

Deeze ceremonie veroorzaakt of verge-
zelt een luiddruftig festijn, waarin de rijken
wedijveren zich voor te doen. Wanneer
een groot
heer zijn zoon laat befnijden,
zenden alle zijne bekenden hem gefchenken,

toch meest mondbehoeftens. 't Knaapje
wordt in zijn zondagspak geftoken. 't Hoofd
vercierd met bloemen en klater-goud,
wordt hij, voorafgegaan van een bende
muzikanten, vergezeld van een ftoet van
bekenden, door de ftraaten van de buurt
omgevoerd, 't Ganfche huis is in oproer

en in ongewoone luidruchtige vrolijkheid.

Men

-ocr page 252-

Men eet, men drinkt^ men Jaat een partij
fchriele '^ooim eene morfige comedie fpeelen.
Dan komt men ten principaale. De plech-
tigheid zelve wcrdt in 't publiek verricht,
en toch met decentie. Men heeft hiertoe
eene een weinig verheeven ftellagie opge-
richt,
boven voor 't welk een zijde voor-
hangzel gefpijkerd is. Een barbier (en niet
de priester, maar die 'er toch bij is; 't
geen van zelfs fpreekt) leidt 't knaapje ach-
ter 't zelve, verricht, - onder 't geluid
van muziek, in een fnap zijn werk, en
vertoont den toefchouwers de vrucht van
zijn
exploit. Bij dergelijke gelegenheid krij-
gen veele kinderen der min rijken een veeg
uit de pan. En 't gebeurt wel
eens, als
de
heer van zeer groot aanzien en vermo-
gen is, dat op zo een tijd tv/ee drie hon-
dert jongskens befnot naar huis loopen. Of
nu de knaap 't geen de barbier hem ont-
neemt, zich, als een aart van
talisman, on-
der

-ocr page 253-

der de kalot laat naaijen, zo als men ge-
meenlijk
beweert, is iets 't geen ik te vies
geweest ben om uit te pluizen. Maar te
oordeelen uit 't bedrijf van eenige losfe
kwanten, zou ik
wel haast gelooven, dat
deeze praktijk onder
't gemeen al vrij ge-
bruikelijk is. -— Hier zou ik noch wel

iets meer over hunne enz. plechtigheeden
kunnen uitkraamen; dan daar ik, in mijne
Aanteekeningen, ze vinde in 't pakje van
wisjewasjes, is 't ooirbaarst 'er een fpellet-

je bij te fteelcen.'--

't Geen mij in den Koran bijzonder be-
valt, is dat dit zo wel 't burgerlijk als gods-
dienstig huisboek der
Turken is. Dit heeft
een
aanmerkelijk voordeel. De wetten, uit
eene goddelijke bron gevloeid, verkrijgen
hierdoor een bij zonderen klem. ——

't Zedelijk gevoel, 't inftinct, de con-
fcientie, of zo gij 't noemen wilt, is een
kompas, waarop men in de zedelijke wae-
pnbsp;reld

-ocr page 254-

reld meest veilig kan afzeilen: maar 't is
ook waar, dat 'er duizend gevallen zijn,
waarin 't geweeten ons in den fteek laat,
waarin de gefchreeven wetten, omtrent 't
zedelijk goed of kwaad ons alleen kunnen
voorlichten Welk voorrecht hebben nu
de
Turken boven ons niet, daar hun de
burgerlijke wetten, zo wel als de godsdiens-
tige door hunne domine's in de moskees
verklaard worden 1 zou 't dan zo desperaat
zot zijn, dat men onze wetten, onder hoofd-
ftukken, in een ftelzel te zamen bragt,
en dat men 's zondags ook eenige uuren
befteedde, om ze der goede burgerije te
verklaaren? en zou dit van minder nut
zijn, dan ze te onderwijzen in de
flratage-
maffl der theologia polemica of in Hebreeuw-
iche en Griekfche etymologiën ? (65).

Iets

(65) Deeze di^resfive reflexie troont mij wederom
tot eene andere. Voor eenige jaaren werdt de zaafc

der

-ocr page 255-

Iets anders, 't geen de Turken, raet ons
vergeleeken, vooruit hebben, is dat, zo

veel

der gelukzaliglieid of verdoemenis van socrates
bepleit. Zeker bedienaar des H. Woords weinig ge-
familiarijeerd met tegepfpraak, hadt zich bij die ge-
leegenheid in 't vertrouwen van eenige zwakke en
bijgeloovige Regenten of derzelver Egaäs zo ver wee-
ten in te dringen, dat
op derzelver gezag de vrijheid
der drukperfe op 't punt ftondt van gekluisterd te
worden, d. i. met andere woorden, dat men ons
verftand onder curateele wilde ftellen. Nu vraag ik ,

zou die ij veraar niet beter gedaan hebben met de

luiden van zijn eigen ftand, wier wangedrag fchreeuwt,
aan den leiband te leggen? Hoe lang zullen deeze,
vast alle dagen in de week, door hunr.e leeringen
CJi Diis placeO 't nationaal verftand vervalfchenwaar
is 't wel, dat de kerken reeds niet veel meer C*)

dan

De kerkelijke, Heeren kermen bitter over 't ge-
aan
klanäiße. Zij zouden ons onze abremies wel
voor eene doodzonde willen toareekenen. Weeten zij dan
sist, of houden zij zich
zoo, dat onze tijds-oraftandigheeden

P 2

-ocr page 256-

ä28 staat der geleerdheid
veel ik weet, zij noch advokaaten noclt
prokureurs hebben; af zo iemand ter ver-

dee-

dan door de laagere klasfe der burgcrijen bezogt
worden; maar mag d-eeze ook geene gezonde

predikaatfie voorgedischt worden! -- Daar

't publiek onderwijs, 't geen 't beste deel der natio-
naale opvoeding kon zijn, door deugd en braafheid'
onder de menfchen aan te fcweeken, een artikel van
de alleruiterfte importantie is, behoorde men, dunkt

mij

geheel verfchillen van die der H. Apostelen, wier aanbevce-
ling tot 't bijwoonen der kerkelijke en herderlijke vergade-
ringen, en van den openbaaren godsdienst, waar, wijs,
vroom en Iiellig zijn, toen 't mondelijk onderwijs de eenige
weg tor ftichtinge was? maar dat zedert de iiitvindinge der
drukkoMsr een vroom iiuisvader, die jaarlijks een paar ducaa-
ten ten aankoop van paerlen, van pronkflukken van leerre-
denen uitlegt, biermede zich en zijn gezin meer nut, leerince
en ftichtinge verzorgen kan, dan met 't „aloopen van ein
hcir ordinaire preêkers? Mij dunkt, dat 't „och zelfs geen
granumfalh C't geen niet veel is^ vordert, om te tasten dat 't
geen oudtijds nuttig e„ noodig was, nu overtollig en inisfchicH
fchadelijk weezen zou.

-ocr page 257-

(deediging van zijn recht zich van eens an-
ders voordracht bedient, hij hier niet toe

ge-

tnij onder verbetering, de vrienden geestelijken met
't menfciielijke verftand niet langer n.ar hun welge-
vallen te laaten omfpringen. Is 't mogelijk iets van
meer belang uittedenken, dan hen te verbieden hun-
ne predibaatfiën, die nu altoos
qualitate en quantitate
peceeeren, uittebazuinen , tenzij geloatert in de fraelt-

kroes eener gezonde cenfuur? - De vaderlijke zorg

onzer Regenten voor de gezondheid der goede inge-
zeetenen heeft in de meeste fteden aangefteld Keur-
meesters , die fchadelijke eetwaaren van de markten,
en bedorven artzenijen uit de apteeken weeren. Daar
nu de predikaatfiën niets anders zijn, dan geestelijke
fpijzen, geestelijke artzenijen, verdienen zij niet
even veel de infpectie der Overigheid ? of is de mei-
fchelijke geest dezelve min waerdig dan 'c ligchaam?
en zal men met
cicero altoos moeten blijven vraa-
gen: ,,
quidnantt Brute, pûtes ejje cauffe, cur, cum
»gt; 'onßemus
»x animo Sf corpore, corporis curandi gra-
„ lia détecta eß ars, ejusque inventio Diis immortalibuS
,, adtriLuta, animi autem
et caeteraquot;? volti sübito-

P 3nbsp;(Or Daar

-ocr page 258-

gedwongen is; meester zijnde 't zelve in
perfoon voorteftaan: zodat een arm menseh,

die

(t^ Daar valt mij noch iets in gedagten. Doodzon-
de was 't 'er den lezer geen communicatie van
te doen.
Ridendo dicere verum , quid vetat ?
Welke ook de voortreflijkheid eener leerreeden

zijn mag, dezelve maakt eenen geringen in-
druk, tenzij de leevendigmaakende kra^t der uit-
fpraak, de declamatie, de gebaarden haare lesfen tot 't
weekgemaakt hart der toehoorers toeganglijk maaken.
Laat nu de natuurlijke begaafdhefd eens K. reede-
iiaars ook noch zo groot zijn, zij kan hen niet ont-
flaan van de moeite en tijd, om zijn opftel zich 't
geheugen in te prenten.

De tijd, gevordert tot 't memorifeersn, gazt verloe-
ren voor 't opflel ,
en 't geen de gemeente wint aan
't fatzoen,
verl.'est zij aan de floffagie. Z e hier een
middel voor dit kwaad. De voorzanger heeft niet
me T tedoen,naa't afzingen van den Pfalm. Onze prec-
dik-ftoelen zijn altoos,, hoe corpulent de leeraar ook
2ijn mag, ruim genoeg, om t«ee perfoonen te be-
vatten. Zou 't nu niet praktikabel zijn, hem op
een

nee-

-ocr page 259-

die geen geld heeft om een prokureur te

qualificeeren, geen gevaar loopt 't hemel,

ter-

needrig bankje achter den Kristelijken reedenaar te
plaatzen, en alzo verborgen voor de oogen der fch.a-
re, hem den predikant of pastoor zijn opftel
te doen
toefluisteren ? Laat dit gebruik eens in de mode ko-
men, dan zal men predikaatfies hooren, waerdig om
in 't marmer gehouwen te worden : Deeze uitvinaing,
waarvan mij alleen de eer toekomt, (offchoon eene
zekere Dame, refpectabel door haare geboorte, haar
opgeklaard verftand. beminlijk door eene waereld
van goede
hoedaanigheeden. eene Dame, welke het
mijne vanitcit
niet weinig flreelen zou, hier openlijk
als mijne vriendelijke befcherrafter,
indien ik durfde,
te noemen, mij bericht heeft, dat zij reeds met
veel fucces in een paar landen gepractifeerd wordt)
dee7;e utvindingkan noch
een ander nut hebben. Het
meer en meer toeneemend gebrek aan K. leeraars
is waereldkundig;en, gaat 't zoo voort, 't licht, dat
2.0 veele eeuwen, zo helder! gebrand reeft, loopt ge-
vaar van onder ons uit te i^aan, tenzij 't gefnooten,
of beter, meer olie in de lamp gegooten wordt.
Ze-

P 4

-ocr page 260-

23% staat der geleerdheid
tergendst ongelijk te moeten Jijden, bij ge-
brek van een prokiireur dien hij niet betaa-
len kan, verllooken van 't voorrecht om
zichzelven te mogen bedienen.

Ik geloof niet, dat eenig redelijk fchep-
zel op aarde kan ontkennen, dat 't de zo
cvengenoemde heeren zijn, die de proces-
fen tot in 't eindelooze uitrekken en ver-
raeenigvuldigen. Men ziet dus reeds in
dat die bij de
Turkm veel zeldzaamer en
korter van duur zijn. Bij hen is 't niet
wel mogelijk beide de par(;ijen tot den be-

del-

fcer zou men door verhooging der jaarwedden dit ge-
brek 't gemaklijkst kunnen verhelpen: maar de be-
zwaarde 's Lands financiën, en de
noodwendigheid
aan de onontbeerlijke zoldaaten enz. gedoogen niet
dit m ddelt e appliceeren.

Zou 't nu niet mogelijk zijn deeze geestelijke Oor-
hlaazers,
na een zekeren proeftijd tot Leeraars te
flaan ? Ik vertrouw, ja, indien zij zich bepaalden
een gegeeven opliel te declameeren.

-ocr page 261-

delzak te brengen, daar zij ieder 't recht
hebben, hun zaak aan de luiden van de
wet
{ühierna s} voortedraagen, die fpoedige
uitfpraak {Fetva') geeven : waarvan 't zo goed
als onmogelijk is te appelleeren, als maaken-
de met de'
Mufti aan 't hoofd 't opperfte
gerichtshof.

't Ontbreekt mij aan bevoegtheid, om
over
de kern der Turkfche rechtsgeleerd-
heid te oordeelen; maar zo veel mij geblee-
ken is in mijne kleine ondervinding, uit in-
formatiën genomen bij luiden van meer
kunde, uit
't leezen van geaccrediteerde
fchrijvers, zoude ik geneegen zijn te ge-
looven , dat 't deel des
korans, dat hun tot
burgerlijk wetboek dient, niet meer gebrek-
kig is dan dat van andere natiën; dat de
abuizen, niet talrijker bij hen dan elders,
ontdaan uit de geldgierigheid der rechters,
die ze bloot ftelt aan omkooping, uit 't
gebruik om alles door getuigen afcedoen,
P 5nbsp;die

If

■i'

li

if

-ocr page 262-

234 staat der geleerdheid
die in raeenigte gereed ftaan zieh aan de
meestbiedenden te verpanden. Zo de rech-
ter een eerlijk man is, zijn de wetten haast
goed genoeg: maar
quid vana leges fine mo-
ribus proftciunt^ (66.)

De Koran als een burgerlijk wetboek te
onderzoeken is j ik herliaal 't, mijne zaak

niet, is niet de zaak van dit boekje, ge-
fchikt voor losfe aanteekeningen. Zo de
leezer 't preciefe geheim v;.n de mis wil
weeten, recommandeer ik hem
adire fontes
atque haurire-,
of zo hij daar wat te flof
toe is, kan hij misfchien naar zijn lust te
recht komen bij
porter. Chap. IV. —
't Wondert mij dat niet iemand, wreeve-

lig

(66) ,, It i-r not their Qthe Turls) laws, but the
,, corrupt administration of them , the flagitious venality
„ of their judges, and the
number of falfe mtnesfes
„ connived at, and whofe tesimony is accepted, that
„is the opprohritwi of the Turkish Empire.quot;
P or-
te
R. Vol. I. Chap. VI. p. 84.

-ocr page 263-

lig over alle de injiiriën, der Geneeskundige
Faculteit door
j. j- rous se au aangedaan,
't op zich genomen heeft (misfchien is 't
buiten mijn weeten gedaan) den ftroom zij-
ner welfpreekendheid door kragt van reede-
nen te floppen, en hem, terwijl hij leefde,
zo niet tot bloozen, tot zwijgen te bren-
gen. 't Volgende alleen volftaat om
alle
die verheevene declamatiën te vergrui-
zen.

't Lot der menschheid is over den gan-
zen
aardbodem, door haare gevoeligheid,
door de verganglijkheid haars werktuigs,
door den invloed van alles, wat haar om-
ringt, onderheevig te zijn aan lijden. De
gevoeligheid doet ons-dat lijden ontvlieden.
Dit doet ons naar hulpe omzien, 't Meede-
lijden maakt ons tot gemaklijke raadgeevers.
Nu geef ik den ijverigften
Rouafeauist de
vrijheid, 12 deelen
in fol. te vullen met de
gebreken, met de onzeekerheeden, de on-
vol-

l

-ocr page 264-

volmaaktheeden enz. enz. enz, van de ge-
neeskunde. Ik wil 'er zelfs geen woord
tegen kikken, alles beamen, en nogtans wil
ik hen dit alleen gevraagd hebben, wat 't
reedelijkfte is, wanneer men lijdt, zich om
hulpe jte vervoegen bij minnen , bakers,
oude vrouwen,
barbiers , kruidmengers,
tanden-trekkers, kwakzalvers, en die ein-
delooze ceêl van medicinaale ftroopers,
wier raad van eenigen door menfchlie-
vendheid, der meesten door dorst naar winst
ingegeeven, van geenen door kunde voor-
gelicht wordt — dan wel bij eene klasfe
van menfchen wier opvoeding van de jeugd
is opgeleid, om door de kennis der natuur-
lijke huishouding van 't menfchelijk lig-
chaam,
door 't nagaan, 't waarneemen, en,
ZO veel mogelijk, (lipt onderkennen van
de onderfcheiden afwijkingen van die huis-
houdinge, door ervaaring bij 't zieken-bed,
cn kopbreeken in 't boek-vertrek zich een

voor-

-ocr page 265-

voorraad van hulpe tegen die afwijkingen verga-
dert , en zich dus 't best bevoegd gemaakt heeft,
om in de duistere paden der oefenende ge-
neeskunde, met 't minfte gevaar voor ftoo-
ten of kneuzen, om te wandelen?

Onze voorvaderen hebben dit leevendig
gevoelt, en dit aangeleegen en gevaarlijk
handwerk aan
niemand betrouwd, tenzij hij
vooraf
bewijzen van bekwaamheid gegeeven

hadt (67).

In Turkijen alleen oordeelt men deeze
voorzorg overboodig. Aan 't hoofd der
Turkfche geneeskurjde ftaat de Hekim-Bachi,
ZO veel als de Archiatrorum Comes, 't op-
perbeftier over alle medicinaale zaaken van

't rijk

(67) Ik ben niet onkundig van de verleegenheid,
Waarin 't onmedicinaal publiek zich bevinden moet
omtrent de keuze eens arts, door 't fchandelijkne
der tralieken, welke een partij hongerige en gewee-
tenlooze profesforen, op veele univerfiteiten, drijven
in de
diplomata. Maar de overigheid alleen kan en
moet deeze geleerde fluikerije weeren.

-ocr page 266-

't rijk voerende. Onder hem ftaan onmid-
de'ijk de tien gewoone
archiatri des Sul-
tans, waarvan 'er altoos een in 't ferrail
moet blijven.

De Hekim.Bachi kan tot deeze waardig-
heid (die hij menigmaal verwisfeit, zo hij
in
gunst is met die van Stamboul-Effmdi,
dat is Hoofd-officier van Conftantinopolen, of
Mufti) kan tot de eerstgemelde waardigheid
niet ftiigen, tenzij hij behoore tot 't corps
van de
Uhlerna's-, maar hij behoeft geen ge-
neeskundige te zijn. Men befchouwt zijnen
post bijna enkel als eene eere • waardigheid,
die hem bevoegt maakt de artzenijen voor
den
Sultan na te zien, en te zorgen, dat 'er
niets inkome, verboden door den
Koran.
Ook hadden de twee laatstoverleedene Sul-
tam
must a pil a en abdul-hamed in-
zichts genoeg, om hunne gezondheid en
die hunner familie hunnen
Hekim-Bachi
niet aantebetrouwen. 't Is de heer co bis

van

-ocr page 267-

van Ragufa, welke door zijne kunde, de
kennisfe der
Turkfche fymk (zonder welke
dit werk een heet hang-ijzer wordt) en de
voortreflijkheid van zijn karakter zich dee-
zeer eere waardig gemaakt heeft.

Hoe onervaaren nu ook de Hekim-Bachi
in de Geneeskunde zijn mag, heeft geen
Turk of Raja vrijheid ze te oefenen, mag
niemand een Apteekers- of Chirurgijns-
winkel opzetten, tenzij hij hern een veiiof-
brief gegeeven heeft: iets, dat voor geld
nooit geweigerd wordt. Men telt 'er drie
hondert
Hekims of Doctoren, zo als de
Hekim-Bachi in een bezoek, 't geen ik hem
gaf, mij zelf verhaalde, -„Vj .

Van deeze drie hondert zijn verre de
meeste ontbloot, volftrekt van eenige de
oünfte ftudie. 't Zeer klein overfchot, dat
zich eenige bekwaamheid zoekt te verkrij-
gen, heeft zo goed als geene andere hulp-
middelen (daar zij geene andere dan hunne

en

r
i

-ocr page 268-

240 staat der geleerdheid
en de Oosterfche taaien verftaan) dan de
Arabifche en eenige weinige Turkfche fchrij-
vers.

Offchoon 'er nu een tijd was, waarin
hunne fchool (die der
Arabieren') bloeide, de
eenige fchool werwaarts (in
Toledo) de geleerd-
heidzoekenden vloeiden, om zich in de medicij-
nen te volmaaken, is 't echter bekend, dat
de
Arabieren zich bijna alleen opgehouden
hebben met 't uitpluizen en verfijnen van
de werken van
g a le nus, wien (in weer-
wil van alle zijne talenten, van zijne er-
varenheid in de dispufeerkonst, in de Ari-
ftotelifche wijsbegeerte, in de natuurkunde
der ouden, talenten die hem misfchien op
den doolweg bragten) wien, zeg ik, men
niet kan
vrijpleiten de leer van Hippo-
cRArTES 't eerst te hebben verbasterd, en
opgevuld met zijne
quatuor qualitates radica-
les, elementa primigenia, humor es primigeniti
quatuor, quatuor gradiis caloris ^c.

't Is

-ocr page 269-

Is toch bekend, dat de Arabieren de
Ontleedkunde
(verbooden door hun gods-
dienst te oefenen op 't menfchelijk ligchaara)
niet hebben aangeroerd,
dat zij in de prak-
tijk der geneeskunde zeer geringe vorde-
ringen gemaakt hebben, een weinig geluk-
kiger geweest zijn in de Heel- en Kruide
kunde; dat zij de Artzenijkunde aan de
medicijnen nader verbonden hebben ; dat

men niet veel verliezen zou, al waren
avenzoar, avicenna, averhoës,
MESÜE nimmer in de waereld geweest; dat
RH AS ES
over de kinderziekte alleen van
'£ hier voorgemeld
auto-da-fé vooreerst
verdient verfchoont te blijven.

De Muzulmans hebben ook hunne eige
werken; de
Tachitfit Thebb, door hadgx-
bacha, handelt van de Befpiegelende en
Praktikaale Geneeskunde, van de fpijzen,
dranken en geneesmiddelen, van de oor-
^aaken en voorzegginge der ziektens, enz.

qnbsp;JDe

-ocr page 270-

De inhoud der fchriften van hajrul-

LAH EFFENDI, MUSTAPHA EFFENDI,
SEID MOHAMMED is mij ZO min als der-
zelver
waardij bekend: in welk zeggen ik
den fneedigen lezer mijne zedigheid verzoek
op te merken: eene deugd, die alle fchnj-
vers
niet overal eigen is.

Alle deeze hulpmiddelen tot ophelderinge
des verftands zijn gering, en noch verre
van onder iedereens bereik te zijn. De
Turkfche en Jrabifche boeken zijn allen,
'k beken 't, keurlijk netjes gefchreeven,
maar ook peper-duur. Eens bevond ik mij
bij een
Effendi, die mij een gefchreeven
Atlasje in
gr. 8vo. toonde, drie vingers
dik,
waarin naar gis een paar dozein getee.
kende
kaartjes, met de verklaaringen, een

boek, dat volgens zijn zeggen, hem 50®

piasters gekost hadt.

De Engelfchen mogen zich beroemen (67),

dat

Cßn^ Als 't op beroemen aankomt, mogen wU 't
^nbsp;noch

rquot;

-ocr page 271-

dat hun hippocrates in 't Turksch ver-
taald, in de bibliotheek van
Ragib-Pacha te
vinden is; wij mogen 't doen, dat de
Apho-
rismi
van den onzen, door den broedsr van
den laatften
Internuntius bij de Porte, den
Heer
herbert, op order van musta-
pha
vertaald zijn. Maar ftel ook dat 'er
I05000 exemplaaren van onder 't publiek
verfpreid waren, zijn s
y d e n h a m en b o e r-
HAAVE fchrijvers, die men zo met onge-
wasfchen handen kan aanvatten, of bovenal
de
Aphorismiy zonder voorafgaande ftudie.
Voor een ieder verftaanbaar?

't Gevolg hiervan is, dat de nationaale
geneeskunde der
Turken een zuivere kwak-
zalverij is (68). En ach, of de meeste

vreem-

noch meer doen dan de Engelfchen. De Turken be-
zitten ook den
Jtlas van BLAAUw,in hunne fpraak
overgezet.

(Ö8) Niemand zal mij van vooringenomenheid te-
Q anbsp;gen

-ocr page 272-

vreemdelingen en Franken, die ze in Tur-
kijen
oefenen, ze zo oefenden, dat meß
zeggen durfde, dat ze geene kwakzalvers
zijn (69)! Maar 't is 'er zo mede gelee-
gen, dat verre 't meerder getal 'er van be-
ftaat uit een fchuim van
Sclavonïersy Itali-

aa-

gen de Turken befchuldigen; maar 't gezegde is on-
vergroot, letterlijk waar, niet in 't hondert heen ge-
waagd en met meer bevoegtheid gefproken, als t de
Heer
t 0 d e r i n i gedaan heeft

(69) Een deezer fraaije heeren, die in Padua de
medicijnen geleerdhadt,
fchreef een volwasfen mensch,
in eene ontßeekingsziekte, een aderlaating voor van
60 druppels! Wat zijn 'er overal voorzichtige men-
fchen! Ik kea 'er hier 0quot; Amflerdam) een der
oud-
flen cn befaanidßen, voor wien 't Kermes Mine-
rale
een hoogstgevaarlijk middel is. Zo de man, wien
ik beoog, dit leest, zal hij toch mijne befcheidenheid
erkennen.

O 5, Les Turcs ont heattcoup de conmifance en médecine tu-
„ ropéenne
Ê?c.quot; ibid. p. 212. Wat wind ZOU ze bun aange-
waaid hebben ?

-ocr page 273-

mnen-, van luiden, die, volftrekt niet wee-
lende hoe aan de kost te komen, ch voor
Hekim opwerpen.nbsp;• ^ f

Derzelver praktijk kenmerkt zich door 't
meenigvuldig gebruik van heete, zweetdrij-
vende , vcrfterkende middelen ,
cwdiaca,
alexipharmaca, aphrodifiaca.

Derzelver gebruik zou, elders meer fcha-
delijk zijn, dan in een land, waar de heete
ontfteekingsziektens
(migt;rii infianmatorii acu-
tf)
allerzeldzaamst zijn, de pest alleen uit^
gezondert, welke bij bloedrijke geüellen, in
haar
eerfte Jladiiim, en voor zij in eene
hoogst-kwaadaartige rotkoorts overgaat, zeer
mflammatoriscli pleegt te .zijn.

De warmte van 't klimaat doet in 't al-
gemeen de vochten meer tot de rottige
ontbindinge, dan de
infiammatorifche fcherp-
£e overhellen, welke laatfte ook door 't
^agelijksch gebruik der warme baden he-
iteudig uitgedreeven wordt. Deeze gelee-

3 ^nbsp;gen-

-ocr page 274-

genheid kan ik niet nalaaten, om de vader-
landfche heeren der faculteit aan derzelver
kragt, meer gepreezen in jicht- en huid.
ziektens, dan gekend in die, welke fpruiten
uit eene
diathejis inflammatoria van 't bloed,
te herinneren: iets, 't geen zij misfchien kun-
nen
nodig hebben, omdat de inrichting des

huishoudelijken leevens, hier te lande, 't
beezigen van warme baden moeijelijk maa-
kende, hen met derzelver kragten min be-
kend gemaakt heeft. De vaste deelen des
ligchaams, ontfpannen door de hitte van 't
water j 't geen als geneesmiddel gebruikt
meer dan laauw en zo warm als draagelijk
gebeezigd behoort te worden, geeven gelee-
genheid ter herftelling van den
vrijen om-
loop des bloeds, en door die ontfpanninge
der vezelen, en door de meenigte van opge-
florpt en 't bloed verdunnend water, en
door de verwijderinge der zweetgaten,
waardoor een aanzienlijk deel der
prikke-
len-

-ocr page 275-

lende deelen des bloeds zijnde uitgeworpen,
de
irritatie op de vezelen vermindert wordt,
't geen dus derzelver ontfpanning bevordert.
Om nu 't nut der warme baden in gemelde
ziektens te begrijpen, is 't alleen nodig, dat
men dezelve dc kragt toekent, om den be-
lemmerden omloop des bloeds, enz, vrij te

maaken: want de ondervinding hecfc ons in

de aderlaatingen geleerd, dat de mensch,
zonder eenig gevoel van ongefteldheid, dee-
ze ontfteekings fcherpte, in ccn groote maat,
bij zich kan
draagen, zo lang 'c bloed vrij
omloopt. Maak Jiier uit op, wat in de

morbi infiammatorii hij gewonnen heeft, die
't bloed vrij kan doen omloopcn.

Zo, na een half uur baadens, in water
tusfchen warm en heet, de hardfle pols niet
week wordt, bekenne ik mijne dwaalinge.

Noch 't uit- noch 't' inwendige der Con-
ß'W.inopeifche Apotheeken, waarvan een

0,4

-ocr page 276-

248 staat der geleerdheid
groot heir voorhanden is, boeiemeri veel

vertrouwen in, -

't Is bekend , dat de Muzulmans haare
vrouwen liever tien duizendmaal zouden laa-
ten fterven (niet uit jalouzij, maar uit gods-
dienftigheid) dan zich van een vroedmeester

bedienen.-

De naam van phi'ofooph wordt, God be-
tere 't! heedendaags zo geprollitueerd, dat
een fatzoenlijk mensch 't zich fchaamt 'er
voor door te gaan. De eerfte kapftok de
beste heeft, of geeft zich een in 't oog-
loopende gril, zegt zich een philofooph,
en
men gelooft hem. Zo 't mijne vrienden
Muzulmans plaifiert, wil ik wel zeggen,
dat ze ook
philofoophen zijn. En voor zo
verre de boven-natuur- en zedekunde een
groot deel der wijsbegeerte uitmaakt, mo-
gen zij 't misfchien met even zo veel recht
2ijn als wij.

Hoe onverfchillig dit volk anders omtrent

al.

-ocr page 277-

alles, de vrouwen en 't geld uitgenomen,
zijn mag, 't deelt toch in der raenschheid
algemeen eige nieuwsgierigheid, omtrent de
oorzaak van haar begin. Zijne traagheid
belet het niet in dit fcheemerlicht naar zijn
en aller Oorfprong onrustig om te voe-
len, en reikhalzende de handen uittefteeken.
Onder de voornaamen, onder de diepden-
kendften deezer natie, fchijnt 't reeds voor-
lang in de mode gekomen te zijn, dit om-
voelen als eene verlooren moeite aantemer-
ken: 't zij uit hoofde van de fijnheid der
materie,
't zij, zo als zij zich ongeveer
uitdrukten, om den weinigen kans, die 'er
is, een naald in een voer hooi te vinden.
In dit ftuk fchijnen de Muzulmanfche Phi-
lofoophen naar de eerfte mode te zijn, en
't precies eens te wezen met de in dit tijd-
perk heerfchende denkwijze der voornaam-
ften, der luiden van den eerften rang, ia
tïvee a drie der grootfte en toongeevendfte

Q.5nbsp;fte-

-ocr page 278-

250 staat der geleerdheid
lieden van Europa, onder welke spinoza
meer rekruuten gemaakt heeft, dan 'er
voortijds in eeuwen gevonden werden:
iets, dat ik toefchrijve aan een afkeer,
dien veele menfchen hebben, om van één
gevoelen met den grooten hoop, onder
welken
men zich door 'c Deismus reeds niet
meer onderfcheidt, te zijn. Dus bedriegt
zich de Eerw. Heer
ockerse, als hij zegt;
„ De vrijdenkerij, het
Deïsmus, is even ge-
lijk de
Frais masfonnerie, (zou dit de Frij-
metzelarij
zijn?) het kenmerk van wellee-
vendheid.quot; Zijn Eerw. is ééne mode ten
achteren in beide de ftukken. Men berijdt
thans een paardje, 't geen wat harder
draaft. (70)

Maar

(70) Z, Ontwerp tot eene algemeene Charaherkmde.
II. 152: een werk misfchien boven de kragten, be-
zijden de bevoegtheid des Eerw.
Auteurs. Om 'er
heels huids af te
komen, is 't onontbeerlijk multorum
hminm mores vidijje i
en Wijk te Duurfledei Om

de

-ocr page 279-

Maar in de Natuurkunde zijn zij noch
zo goed als vreemdelingen. Geen We%t'
phaalfche grasmaaijer zou zich meer kunnen
verwonderen over de proeven met de
Electrizeer-machine, als verfcjieiden fatzoe-
nelijke Muzulmans 't deeden. En is dit te
verwonderen ? Deeze weetenfchap heeft
thans bij hen dezelve weezenstrekken, die
zij hadt ten tijde van
Aristoteles,
zo niet hun eenigen, him voornaamften
leidsman zo in de
phyfica als in de natuurlijke
historie. Dioscorides over de planten
bezitten zij in 't Arabisch, zo als ook pli-
nius
. Wij ftaan 'er niet voor in, dat
la philofophie dejiEW ton, miß k la portie de

tüUt

de waereld wel te waardeeren, is 't niet best een
theologifche bril op te hebben. Misfchien zou een
Toneel-fpeeler ons de karakters der menfchen juister
kunnen afbeelden dan een K. Leeraar.

-ocr page 280-

staat der geleerdheid
tout le monde door voltaire ook in 't

Turksch is overgezet. --

Hunne bekwaamiieid in 't maaken van
zonnewijzers is zo min een bewijs hunner
vorderingen in de
mathefis, a!s 't maaken
van uurwerken bewijst de mechanifche ta-
lenten onzer Horologiemaakers, of 't be-
mesten der gronden de fcheikundige be-

kwaamheid eens landmans.

De Astrologie is bij deeze natie in een
groot aanzien, en mijn vriend, de eerlijke Dr.
V. N.. zou 'er fortuin bij maaken. Gelijk
men aan andere hoven voortijds hofnarren
hadt, heeft men aan dat des Sultans een
hof-astrologist. Ik voor mij bekenne geen
fcherp genoeg gedeepen bril te bezitten,
om 't verband tusfchen 't gefternte en 't
geluk of ongeluk, in 't menfchelijk leeven,
te kunnen waarneemen. Dan, daar 't mij
bekend is, hoe iemand, wiens diepdenkend
oordeel, wiens uitgcftrekte kunde, en wiens

rij-

-ocr page 281-

rijke ervaarenheid, gevoegd bij duizend goe-
de Iioedaanigheeden, bij mij en alle, die de
eer hebben tot hem te worden toegelaaten,
in welverdiende hoogachtinge zijn, iemand
boven dien, die door zijn aanraden, voor de
helft, dit
inclasfificahel boekje op de con-
fcientie heeft, hier eenige waardije aan
fchijnt te hegten, zo vordert een betaamelijk
wantrouwen in mijn eige doorzicht, mijne
gedagten op te fchorten.

In geen minder achting is bij deeze natie
de
Alchijmie, gebooren uic luiheid, dat is,
uit een zucht om met kleine moeite een
groot fortuin te maaken. Verfcheide
Ef-
f endi's
hebben mij, in mijne bezoeken, largo
over deeze materie onderhouden (71).

Voeg hierbij de reeds meergemelde lus-
teloosheid, onverfchilligheid, weinige weet-

gie-

C7O VAlçhymie leur plaît infiniment. marsiotr,
P. 39.

-ocr page 282-

254- STAAT DER GELEERDHEID

gierigheid der Turken, duurte der gefchree-
ven boeken, fchaarsheid der gedrukten, en
't
facit zal fchielijk in 't oog loopen, in
welken nevel van vooroordeelcn omtrent
de verfchijnzelen der natuur zij moeten
omzweeven, dat is te zeggen die geene,
welke 'er
zich 't hoofd _ met phyfica bree-
ken, die wel verre onder de deftige men-
fchen 't minfte in getal zijn.

Misfchien zijn de fraaije letteren en kun-
ften onder hen min vervallen. „ 'Er
is in
„ Conßantinopolen een vermaarde Academie
„ voor de Poëzij, alwaar men hun, die
„ deeze kunst met fucces oefenen, en be-
„ wijzen van hunne vorderingen 'er in ge-
„ geeven hebben,
academifche pluimpjes
„ uitdeelt,
die hun veel aanzien geeven.quot;
Toderini, ibid. 't Is jammer, anders
konden wij 'er hun een fnees van
bijzetten,
met de zinfpreuken 'er bij, de een zinrij.

ker

-ocr page 283-

'in turkijen. , 25)
ker als de ander. Wij zouden 'er ons niet
meê ontrijven.

Ook hebben zij hunne Improvifatoren.
Een zeer twijfelachtig voordeel! Wie zou
denken, dat een zo deftig volk tegelijk zo
fnaaksch was? Geen ander is gereeder in 't
geeven van
aliasfen. Alle natiën moeten bij
hen een veér uit de ftaart laaten. Wij zijn
bij hen bekend onder den
alias van kaas-
boeren.
Weinige komen 'er zo goedkoop af.

De Georgianen, l..zen-knappers.

De Grieken, Rammen zonder hoorns.

De Bulgaaren, Dieven.

De Rusfen, Slechte Zielen.

De Duitfchers, Fiere Godslasteraars.

De Italiaanen, Bedriegers.

De Franfchen, Slimme Vosfen.

De Spanjaarden, Leêglooopers, enz. enz.

Z. cantimir, Tom. III, bl.50.---

't Is beter, dat een Koning of een Sul-
tan goed regeert, dan dat hij een goed

vaers

j jfl

i;

li

ÉUÊm

-ocr page 284-

2^6 staat der geleerdheid
vaers maakt, en niet goed regeert, 't Is
even zo moeijelijk, dat de tijd, der zang-
godinnen toegewijd, niet verlooren gaat
voor 't rijks-beftier, als 't zeldzaam is een
frederik, Koning, Veldheer, Staatsman,
Wijsgeer, Dichter enz. enz. enz., in één
perfoon vereenigd te vinden. Maar de
Zang-godinnen lijken naar 't ligte jiifFerfchap
en debaucheeren in een onvoorzien oogen-
blik den kuischften. Was ik met 't noch
moeijelijker dan glorierijk werk der op-
voedinge eens troon-opvolgers, als
Aristote-
les,
belast, ik zou mijn ékve ernflig raaden
dit vee de deur uit te houden. Ik ken eene
familie, voor twintig jaaren' in een zeer
goed doen gezeeten, waarvan de eene helft
totaal, en de
andere helft half bedorven is, en
dat alleen door de poëzij. ó Kanaille! hoe
gaerne gaf ik niet een drie gulden,
om u
alle negen aan de kaak te zien ftaan!

Hadt Sultan achmed mijn raad gewee-

ten.

gt;

-ocr page 285-

ten, en dien opgevolgd, denicelijk zou hij
(in Ï730), zijn met laurieren bekransd
hoofd onthoofd niet verloren hebben. Maar als
een vorst de helmftok van ftaat verwisfeit voor'
de dichterlijke veder, loopen de varkens in
't koorn, en is de boelij n over de nok.

Misfchien, zegt wel de lezer, barstte des
Sultans dicht-ader door eene ontembaare
Plethora. Oordeel zelve.

Hij liet in Conftantinopelen eene fraaie,
marbre fontein bouwen, voor welke hij,
in vergulde letters , dit opfchrift in vaerzen
van zijn eigen, opftel, (want de
historia
iüteraria Turcica
maakt geene mentie
van eenige
wasch, vrouw. Misfchien was
de zijne difcr'eeter als
volt air e) liet hou-
wen:

5, Deeze Fontein fpreekt u van haar ou-
» derdom,

sj In deeze vaerfen van den Sultan ach-
„ med!

Rnbsp;„ Open

-ocr page 286-

„ Open de kraan van deeze ftille ett

j, zuivere bron.
„ En roep den naam des Heere in!
„ Drink van dit helder water,«dat niet

5, verdroogt,

„ En bid voor den Keizer achmed!
De thans regeerende Suitan selim fchijnt

ook een gons van den molen gekreegen te
hebben, die hem tot de rijmelarije doet
vervallen, 't Volgend
impromptu, gemaakt
op 't oogenblik zijner throon - befteiginge,
wordt Z. K. M.
geadtribueerty 'k zei bijna
geïmputeerd; en fehoon 'er al niets zondigs
in zijn opftel was, laat 't zich toch aan-
zien, dat de roem der werken van
Sans-
Souci
daardoor niet verdonkerd zai wor-
den:

„ De groote God heeft befchikt, en deeze
tbroon is de throon van Salomon.

Ontwaak uit den flaap, uit de werke-
loosheid; want heel-al is in oproer.

Ik

-ocr page 287-

ik hel) reeds alle mijne zaaken gefield
in handen van den Heere God.

't Is de groote Heer en God, welke mij
dit rijk gegeeven heeft.

Geef uw hart der waereld niet over^'
u overlaatende aan de boosheid des Dui-
veis.

Geef u aan God over; hij bedekt alles,
en is de bewaarder van alles.

O gij 5 ingegeeven (inspiré) (72)', wéés niet
onvoorzichtig, u op deeze waereld verlaa-
tende.

Zij zal u niet bijblijven, daar 't rad der'
wisfelvalligheeden altoos draait.quot;

Op eene plaatze, naast aan 't hôtel van
Zweeden, in Pera, legt de beruchte Guaaf
BONNEVAL begraaven, met dit Turksch
Graffchrift.

Dc

C72) Zo noemen de geleerde Muzulmans Saltari

sel-lm»

R a

%

-ocr page 288-

De Heer is beftendig.
„ De glorierijke, de voor de recht geloo-
„ vigen groote God.

„ Geeve vreede aan den overleeden a c h-
„ med!

,, Pacha, Generaal der Bombardiers.
„ In 't jaar van de Hegira 1160. —

De Heer toderini verbaalt ons, dat
voor 1677, in welk jaar
amurath IV.
Bagdad innam, de
Turken noch de weeten-
fchap, (dat is te zeggen, noch theorie)
noch praktijk van de Muziek hadden
dat deeze woeste veroveraar bevolen heb-
bende 30,000
Perjiaanen omtebrengen, dee-
ze ongelukkigen hun behoud fchuldig wa-
ren aan
schah-culi, die de treurige
verwoestinge van
Bagdad zo aandoenlijk
zong, zich accorapagneerende met de
Sches.
hadar, eene zoort van harp,dat amurath
tot meededoogen bewogen Werdt, en dat

van

BR

-ocr page 289-

vati dit tijdftip de Muziek onder de Turken
heeft beginnen te bloeijen. ibid. ■

Onze muziek. ileutel beftaat uit heele of
natuurhjke toonen, en halve toonen, mol-
len voor dien toon, voor wien de heele
toonen ftaan, kruizen voor dien waarop zij
volgen. De
Turken hebben, volgens den-
zelven auteur, tusfchen den natuurlijken
en kruis of mol beftendig noch een toon,
dus een quart-toon. Zo is hun gehoor fijner
dan 't onze. Is 't nu waarfchijnelijk, dac
een volk, 't geen de natuur als tot de mu-
ziek geknipt hadt, dit talent zo lang onge-
oefend en als begraven zou hebben laaten
leggen, daar de vrolijkheid, 't zingen der
vogels, en noch meer dat hunner buuren
de
Grieken, luidruftige zingers, tot de mu-
ziek uitlokten.

Zo als in al 't overige, alzo ook in de
zang-kunst, fchijnt 't fchoone d. i. ons oor-
deel over 't fchoone, van de opvoedinge af
R 3nbsp;te

-ocr page 290-

te hangen. Zonder over dat der Turkfche,
nationaal-muziek uitfpraak te doen, neem
ik de vrijheid te zeggen, dat him, zo 't
mij toefchijnt, eentoonig, fleepend, treurig
muziek mij niet behaagt, en noch min hun
desperaat geaffecteerd zingen door .den
neus (eigenlijk
niet door den neus, maar

men zegt zo) als of zij bitter van de ..kkea
geteisterd waren: iets, dat een gebrek na-
bootst, en dus geene fchoonheid zijn kan.
Voor *t overige heeft hun muziek een gedeci-
deerd karakter. Om'er den lezer een denkbeeld
van te geeven, volgt aan 't einde van deezen
bundel een
Turksch muziekftukje, 't geen
ik uit den Heer
toderini niet zou heb-
ben overgenomen, had ik 't in
Conftantinopo-
len
niet hondertmaalen hooren fpeelen.

Hun gehoor moet voorwaar zeer goed
zijn, want zij fpeelen nimmer (ten minfte
ik zag 't nimmer) naar de nooten, en laa-
ien niet naa in de maat te blijven, fehoon

hun-

'I

I' *

-ocr page 291-

IlLinne concerten inftrument-rijk genoeg zijn,
orn zicli te verwarren. Htm gewoon kamer-
muziek beftaat uit een dozein zo fnaar- als
blaas-inftrumentcn. Mogelijk zijn zij daarom
zo vast in de maat, omdat hunne accom-
pagnementen, zo ze mij toefcheenen, nergens
anders in beftaan, dan in een
thema, één of
twee nu octaaven, nu quinten, danterfen hoo-
ger
of laager gezet. Zij fchijnen zich meer op
de harmonie dan op de melodie toeteleggen.

Wat zal ik van hunne Teeken- Schilder-
Beeldhouw- of Plaatfnij-kunst zeggen? Best
gezweegen; want wat wil 't zeggen', dat
zommigeri zo wat afgezette bloemen, tot de-
raad van 't binnenfte hunner vertrekken
weeten te krabbelen, of dat andere
Turk-
fche
letters in fteen weeten te graveeren?
De Mahomedaanfche godsdienst, een vijand
van beeldendienst en afgoderij, verbiedt
't maaken van menfchelijke figuuren, en
fmoort dus de Teeken- en
Schilder-kunst.

R 4nbsp;Waar

-ocr page 292-

204 STAAT DER GELEERDHEID

Waar is't echter, dat men in't Serrail de por-
traiten der Sultans vindt. Zie de Historie
van den Prins
cantimir. Alle deeze
portraiten zijn 't werk van
Perfiaanfche en
Armenifche meesters. Me nasi, 'een Ar-
meniaan,
was bij mijn tijd Hoffchilder. De
Rusfifcbe Heer Envoyé bulgakow, ver-
haalde mij zijn manier van portraiteeren.
Zonder de omtrekken van 't aangezicht en
deszelfs voornaamfte deelen te fchetzen, te
teekenen, fchiWerde hij direct met verwen,
beginnende met den neus, en zo in 't rond
werkende, 't Bijzonderfte van allen was,
dat zijne portraiten, in weerwil van 't on^
künftige zijner manier, eene treffende ge-
lijkenis hadden.

Ik herinner mij niet, ooit eenig fterve-
ling van
Turkfche plaatfnijdarij een woord
te hebben hooren reppen. -

De Historie der Muzulmanfche litteratuur
fn fi-aaije kunften laat zich gev'oeglyk he-i

üaU

-ocr page 293-

fluiten door die der boekdrukkunst, de
fraaifte der kunften, hadt zij, van 't fchrij.
vren 't eerst een broodwinning gemaakt heb-
bende , (en dit is de reeden, waarom de
Ouden hondertmaal een diepe reverentie,
als de Modernen pas ééns een
goeden dag
verdienen) misfchien niet bijna zo veel
goed als kwaad in de
waereld geftift, en
een heirleger van boeken rijp en groen on-
der de menfchen gebragt. Langen t^d
fcheen zij den aandacht der
Turken onwaar-
dig.
Hadden zij ze zelven quot;moeten oprech-
ten , 't
Iaat zich aanzien , dat zij 'er nim-
mer om zouden hebben gedagt. Voor 1726
hadden zij 'er weinig^ denkbeeld
van. Said
EFFENDI , die Frankrijk tweemaalen be-
zogt, meer nieuwsgierig dan zijne landslui,
gaf zich de' moeite alles weetenswaardig te
zien en opteteekenen. Onder anderen trof
hem tot verwondering de gemaklijke ver-
meenigvuldiging der boeken door middel

van

-ocr page 294-

r'

van de drukpers. In de Turkfche hoofde
ftad te rug gekeerd, fpaarde hij geen vlijt,
om voor deeze nieuwe uitvinding genade
te verwerven. Door zijne voorfpraak was
'f, dat een
Hongaarsch edelman , die den
mantel op den
Turkfchen fchouder verhangen
hadt, nu bekend onder
den naam van ibra-

him Muteferrika (een tijtel van distinctie
aan 't hof des Sultans) door
achmed III,
aan 't hoofd der
Turkfchs drukkerije ge-
fteld werdt, en dat de regeering deeze
nieuwe uitvinding zelfs door voorfchotten
begunstigde, betaalende de zetters en werk-
lui uit de openbaare fchatkist.

Ibrahim, een man van diep inzicht,
begreep (fehoon, om dit te begrijpen, men
juist zo diep
inzicht niet nodig heeft) dat
de woorden-boeken de fleutel zijn, die
den toegang tot de weetenfchappen ope.
nen. Twee jaaren na 't bekomen octrooi
gaf hij in 't licht een
Turksch-AraUsch en

Ara-

i !

I

-ocr page 295-

in turkijen.
Jrabhch - Turksch woordenboek , in twee
deelen in
fol. In een tijdloop van zestien
jaaren heeft zijne drukkerij de litteratuur
van 't land niet even zo veel werken ver-
rijkt. .Na zijn dood werdt dezelve wel,
onder
cazi-ibrahim voortgezetj maar
zij kwijnde, en ftierf, onder de regeering
van
mustapha, door de bekomraernisfen
en verliezen van den oorlog met de
Rusfen
geheel uit.

a^bdul-hamed heeft wel, in 1784,
een
Hatif-cherif, of eigenhandig bevel ,
ter oprechtinge van eene nieuwe drukkerije
afgevaerdigd; maar verre van dezelve door
geldmiddelen te fchraagen, heeft hij ze be-
zwaard raet de belastinge van een asper,
(120 aspers maaken een piaster of 22§ ft.}
per vel, ten voordeele van een godsdienstig
gefficht. bok kwijnde deeze affaire zodaa-
pigs dat 'er, voor drie jaaren, noch maar

twee

-ocr page 296-

twee werken van door den druk gemeen
gemaakt waren.

Eén éénige drukkerij voor een zo uitge-
ftrekt rijk! Ja, en noch van honger uit te
fterven. De reeden hiervan is handtastelijk.
De
Turken zijn de minst weetgierige, mis-
fchien de meest indolente menfchen van de

waereld. Zij zijn zeer gekleefd aan hunne oude
gebruiken. Volgens deeze hadden zij alleen
gefcbreeven boeken. Duizenden van Copie-
isten winnen hier 't brood meê, en zijn
'er onnavolgbaar behendig in, Kenners
ftellen een fraai gefchreeven
Turksch boek
boven alles wat fchoon van de pers eens

elzeviers, barbou,baskerville

gekomen is. Alhoewel nu de Turken met
ongelooflijk klein dagloon kunnen uitkomen,
werken zij zo treuzelachtig (73), dat der-

ge-

(73) Zij fchrijven met pennen van riet; hun inkt
fehijnt uit zwartzel en gomwater te beftaan; hun pa-

pier

-ocr page 297-

'i
^ w

il

iel:quot;

1 ,

:: I ■

i'i

S

ÖÏÏTT' -

M-quot;

1

h

m

-ocr page 298-

TURKSCH

O ^ ri ^

JVIoderato poco lento.

m

||ii|iiH|iii|ilii ............. II

titfi!quot; iiHjfrmfCi:^^

r ^jj I iU;

-ocr page 299-

gelijk boek zeer duur uitkomt, en ligt van
100 tot 2,000 piasters kost.

Ook mogen noch de Koran, noch eenige
godsdienftige boeken , hunne begunftig-
de lectuur, nu, noch in eeuwigheid ge-
drukt, maar moeten altoos afgefchreeven
worden.

pier is dik, geelachtig, maar zeer glad. Wanneer
zij fchrijvcn, houden zij 't of op de knie, of op de
hand, en treuzelen zo alle half uur eene letter.

VIER.

-ocr page 300-

•ir-ii'

VIERDE BUNDEL.

H Militaire weezeh der Turken te water
en te land.

II y a, hd Mrai-jt , un autre moyen d'employer fon tempi
„ amp; fa perfonne ; c'est de fc mettre au feryke, c'est-à-dire de
„ fe louer (74) à très - bon compte pour aller tuer des gens qui
„ ne mus ont point fait de mal. Ce metier est en grande es-
„ time (75) parmi les hommes, cf ils font un cas extraordi*
,, natte de ceux qui ne font Ions qu'à cela.quot;

J. J. ROUSSEAU, Emile, Tom. IV.

JSfiets vordert meer omzichtigheids dan 't

vast-

(74) Dit is letterlijk waar. Wat zou 't anders zijn

dan Rusland te dienen, dan met zijn dienst bij Zwee-

denf

-ocr page 301-

^t militaire weezen der turken enz.

vastftellen van algemeene regels. Meenig-
maal

den, Pruisfen, Oostenrijk te koop loopen, dan zich
te verhuuren aan den eerften, die geld geeft, ten ein-
de luiden , die ons nimmer leed deeden, den hals te
breeken ? Lees 't leeven, bij voorbeeld, van den
Veld-Maarfchalk L...... O'« 't
Algmeen Maga-
zijn.
1790) op wien dit letterlijk past? - De

hoofden des volks, die veel belang hebben bj' 't aan-
fokken van dit ras, noemen 't groot en glorierijk; en
de goede gemeente
papegaait dit na. Publiek! Pu-
blick! hoe kristelijk zijt gij in uwe benaamingen! wel
te doen Czo prijzen anders weldoen is} de
geenen
d:e u haaten! — 't Eenig gezichtpunt, waaruit dit
zelfs-verhuuren een gunftiger aanzien verkrijgt, is,
wanneer een militair in vreemden dienst gaat, ten
einde -zich voor dien zijns vaderlands, bekwaam te
maaken. --

C75) Alle de fianden der menlchelijke Maat-
fchappija hebben iets, ieder hun eige befpoilijks. De
miliiaire is 'er niet van uitgeflooten. 't Hunne is al-
toos op alle anderen roet verachting van htinne hoogte
ceêr te zien, en hun de minfle aanfpraak af te

fpree-

-ocr page 302-

maal flaapt men gerust, en ziet! daar duikt

een

fpreeken op grootheid van ziel, die, zo als de krij-
gers waanen, zich alleen toonen kan door zelfs-opof-
fering, door 't in den mond loop»n der gevaaren in

't veld des oorlogs.

(Ongelukkig menschdom,'t geen zich niet kan ver-
heffen dan op de puinhoopen der verwoestinge, dan
op ftapels van lijken, in't welk een orgewoone, over-
vliegende voortreflijkheid onzer natuur (want onder
de militairen zijn ook de helden dun gezaaid , en 't
Zijn op verre na alle geen koks, die lange mesfen
draagen) alleen te koop is ten koste der traanen en
^es bloeds van duizenden!)

Maar bij geluk voor de eer onzes gellachts is dit
een ongegronde waan. Veele beroepen, verheeveii
boven de werktuiglijke handwerken (als bij voorbeeld
't fieen-zaagen) veele gevallen des menfchelijken lee-
vens geeven alle geleegenheid in grootheid van ka-
rakter uit te munten j en de fchuitevoerder, die in
gevaar van zijn leeven, ter redding zijns evenmensch ,
in 't water fpringt, is in 't oog des wijsgeers zo eer-
waardig, als de heldhaftigfte Hoofdman over hon-
derd,

-ocr page 303-

een onwelkome exceptie uit den hoek, en

't

die aan de (pits zijner bende zijn leeven waagen

durft. -—--

Daar toch 't aanzien, welk deeze fland in de
maatfchappij geniet (een aanzien 't geen hij tot ado-
ratie verdient, dan, en dan zeker alleen, wanneer
hij ter verdeediging van een t'onrecht aangevallen va-
dedand zijn
gezondheid en leeven in de waagfchaai
fielt,
in dit geval alleen, zeg ik, en hcmelsvast niet,
wanneer hij de helper wordt eens veroverzieken woel-
a!s, wien -zo a's b. v. voor etlijke maanden 'er

een in Weenen aan de teering is gefiorven -

de vreede der aarde eene ergernis in de oogen is)
voor een groot gedeelte aan zijn gedistingueerde klee-
ding, aan zijne fraaije, en op allerlei wijzen gefcha-
keerde, met goud, en zilver, en franje bele.de uni-
formen moet dankwijten, is 't mij onbegrijplijk voor-
gekomen , dat de list van de flaatkunde der menfche-
lijke ijdelheid dit lokaas niet eer heeft aangeboden:
daar derzelver uitvinding zich niet hooger dateert
dan de regeering van
l o d e w ij k XIV, die naar
mijn best geheugen, zijne legers 't eerst in montee-
ring gefloken heefr.

-ocr page 304-

't ganfche gebouw ilort in (70- Dus fielt
de Heer
guibert in zijn Esjai Général de
Tactiqite,
een werk boven mijn lof, een
werk, waarvan 't
discours préliminaire mij
een meesterftuk van den aliereerften rang
is toegefcheenen, ,, dat de historie van
„ ons Hcel-al ons de Krijgskunst voorftelt
5, als daalende bij de volkeren, naar m.aate
„ andere kunften 'er vorderingen bij raaa-
„ kenquot; (77). Op dien voet zouden zij bui-

ten-

(76)nbsp;Zo zegt de Heer Baron de tott, dat nim-
mer 't lot van een welgevesngd rijk door een enke-
len veldflag is beflist geworden. Was die van Pulta-
wa ook beflisfende voor Zweeden? Zou die van Fon-
tenoy, indien voor de Franfchen vedooren, ook be-
flisfende geweest zijn? Gaf
dezelve ook eene beflis-
fende wending aan de zaaken dee-'ïer republiek? En
is de groote
frederik niet meermaalen in 't ge-
val geweest, dat 't verlies van eene bataille zijn lot
beflist zou hebben?

(77)nbsp;Discours préliminaire, p. LXXIII.

-ocr page 305-

tengemeen moeten bloeijen in Turkijen; en
't omgekeerde van 't voorftel zou bevvij-
zen, dat ze in de Staaten van
Pruisfen pas
in de wieg zijn.

Even als in de werktuig-kunde 't rijzen
of daalen van een fchaal niet enkel afhangt
van 't af- of toedoen van haar gewicht,
maar ook van dat der tegenoverhangende
fchaal, even zo hangt de bloei of 't ver-
val van een Staat niet enkel af van de wijs-
heid zijns ftaatkundig en militair beftiers
alleen , maar ook van de zwaarte of fterk-
te
zijner nabuuren. Dus kan een Rijk, zon-
der de minfte inwendige verandering te on-
dergaan , in confideratie winnen of verliezen i
in reeden der politieke gedaante-verwisfelingen
van andere , principaal aangrenzende, rijken.

Van deeze waarheid is Turkijen een fpreekend
bewijs (78). Zonder de dweeperij, gebooren

uit

(78) Ook is 't deeze republiek. Wanneer men
S 2

-ocr page 306-

uit domheid, zonder de verdeeldheid, de
nietigheid der
Griekfche Keizers, zou dit
land nimmer tot dien trap van aanzien zijn
gefleegen. Zo ook deszelfs legers even zo
goed waren als in de zestiende en zeven-
tiende eeuw, laat 't zich toch niet aan-
zien,
dat de Turken eene derdemaal JVee-
nen
zullen beleegeren. De kruisvaarten ge-
tuigen van de betrekkelijke zwakheid der
kristen Vorften, en van de fterkte der Tur-
ken.
En nu is, binnen hondert jaaren, ee-
ne Mogendheid opgereezen, die alleen en
lust en magt genoeg heeft, om dit gan-
fche Keizerrijk opteflokken; die, onder

voor-
van eene der twee in evenwicht hangende fchaalen,
iets van 't gewicht afneemt, daalt deeze en rijst de
ander,- maar wanneer men 'tgeen men van de een af-
neemt, bij de andere voegt, wordt 't onderfcheid
veel grooter.

Dit is ons geval in 't politieke.

-ocr page 307-

voorwendzel van de Grieken in hun oude
bezittingen en vrijheid (God betert!) te
herftellen, dit land zoekt te overheeren.
Rusland alleen is zo zeker in ftaat dit ter
uitvoer te brengen, als 't, misfchien reeds
zedert peter I. 't voorwerp zijner be-
geerlijkheid geweest is. Waarom zou dee-
ze Czaar anders 't zich zo aangeleegen
hebben laaten zijn
Jfof te veroveren, zo
't niet geweest was zich daardoor een toe-
gang naar
Conftantinopolen te openen?

Zo veel vermag fterkte, gepaard met
beleid, boven fterkte alleen!

l^is confili expers mok ruit fua. Horat.
Lib. IIL od. IV.

Zodra de Vorften eene manier van oorlo-
gen invoerden, waarin 't meer op militaire
discipline dan op perfoneele bravoure aan-

kwam, moasten de Muzulmans achterleg-
gen.

Betracht men nu, om dit in 't voorbij-
S 3nbsp;gaan

-ocr page 308-

gaan optenierken, dat 't weezen der mili-
taire discipline daarin beftaat, dat zij ons
ons verftand en v/il doet afzweeren, om
onze beweegingen te regelen naar 't ver-
ftand en den wil der gebiedvoerders, eene
metamorphoie, die van een mensch eene
machine maakt, die alleen door de vreeze
daar gefteld, en dus onder flaaven best
kan worden ingevoerd: betracht men dit,
en herinnert men zich, hoe verre de
Tur-
ken
daarvan afzijn, zal men met beide han-
den kunnen tasten. dat zij, 't even ver van
flavernij zijn.

Soldaaten en alle fubalternen zijn voor-
waar niet meer dan machinen. Hoe zij,
ge-
zondheid en een gehard geftel gelijk gefteld,
dommer,
dat is, min raifonneurs zijn, zich

door de vrees (wie zou't gelooven!) meer
laaten regeeren, hoe zij beter zijn. Even
als dc affuiten machines zijn die de kanonnen
draagen, zo zijn, in welgedisciplineerde

ar-

-ocr page 309-

armeeën de foldaaten machines, die 't de mus-
ketten doen; met dit onderfcheid, dat de
kragt, die de eerften doet voortrollen, van
voren is, de paerden die 't de foldaaten

doet doen, van achteren, de ftok. -- Of

nu weezens, begaafd met 't vermogen om 't
waare en 't valfche, 't goede en 't booze uit
elkander te ziften, dit vermogen afzweeren
mogen , en zich als blinden en dooven laaten
gebruiken, om hun evennaasten te verdel.
gen, is eene vraag, die niemand met jaa
beantwoorden durft.
En deeze ftand is 't,
waaraan de waereld, voor verre 't grootfte
gedeelte, haar ongeluk moet wijten. Had.
den de Vorften deeze luiden niet te gebie-
den , zouden zij niet zo veel kwaads kunnen

ftiften.

De tijds-omftandigheeden, die wij belee-
ven, de groote Alliantie van
Rusland en
Oostenrijk, die niets minder beoogt, dan ze-
kere, oude, wurmfteekige ...., die reeds
S 4nbsp;veel

-ocr page 310-

veel te veel hooi op haar vork heeft, te zet-
ten op den throon der
Griekfche Kei-
zers (79), den
Turken bij provifie alle hun-
ne bezittingen in
Europa afteneemen, enz.
omftandigheeden, die van een vcruitgezienen
invloed op de belangens van
verfcheide Mo-
gendheeden van ons waereld-deel zijn, dit
alles moedigt mij aaa 't militaire weezen
der
Turken een weinig meer bijzonder te
behandelen, te meer daar ik mij juist in
de geleegenheid vinde over dit onderwerp
eenig licht te verfpreiden, en mijn kzer
eenige partikulariteiten mede te deelen,
die hij bij mogelijkheid niet kan wee-
ten.

Om

(79) Om den lezer te overtuigen, dat ik niet in den
Mind fcherm, zou ik hier meer dan ééne bijzonder-
heid , die maar enkelen bekend zijn , kunnen aanvoe-
ren; zo ik dezelven openbaar, zal 't eerst in 't vol-
gend deel zijn, wanneer ik over de Krim zal han-
delen.

-ocr page 311-

Otn 'c beste beentje vooruit te zetten,
zal ik beginnen met hun Zee-weezen.

Te vergeefs gaven hun de Rus/en., die
zelve 'er geen groote tovenaars in zijn,
hun op den 7 Julij 1770, een dag, waarop
zij hunne ganfche zeemacht zagen vernie-
len, enkel en alleen door hunne onkunde,
daardoor aan den dag gelegd, dat zij met een tal-
rijke vloot de wijk neemen in eene baai, waar-
van de ingang niet bedekt wordt door batterijen
te land ; te vergeefs, zeg ik, gaven hun de
Rus-
fen
deeze heilzaame les, dat men bovenal ter
zee met dapperheid alleen aan laager wal raakt;
zij fchijn en 't noch niec ooirbaar gevon-
den te hebben, zich bekwaam te maaken.

De Capudan-Pacha, nu een grijzaart, van
een beproefden moed, van een reputatie
boven dien moed, langen tijd de Groot-
Admiraal der
Turkfche Marine, een beften-
dig
factotum onder de vorige regeering,
is in hun zee-weezen de eenigfte man, en
S 5nbsp;wel-

-ocr page 312-

welke man! laat ik den lezer uit 't volgen-
de opmaaken.

In den zomer van 't jaar 1787 legt hij
met een gedeelte van zijn vloot in de golf
of
Limam van Oczakow. Deeze golf, die
gemaakt wordt uit den verbreedden Dnie'
per en den Bog, die even boven die vesting
'er zich in ontlast, is oogfchijnelijk zeer
breed, maar in de daad is 't vaarwater voor
groote fchepen zeer eng, zo eng dat een
groot fchip 'er niet dan met moeite in
wenden kan, en zeer moeijelijk te vinden.
Daar hij nu 't vooruitzicht niet gehad hadt,
om deezen tijd te nutten, en 't zelve te
peilen, door merken of boeijen aftebaaken,
en 'er een naauwkeurige kaart van te maa-
ken
(80) laat hij zich door Griekfche lootr

zen

(80) Deeze voorzorg fchijnt den Rusfen ook over-
bodig. Schoon de Dn ieper van Cherfbn af, daar zij
hunne admiraliteits - werf hebbeo, vol ondieptens en

een

-ocr page 313-

zen verleiden msc zijne groote fchepen
deeze engte 't volgende jaar in te zeilen.
Maar
niet lang was hij in deeze fuik, of
hij merkte zijne fout, en zogt wederom in
't ruime zop te komen. Dan dit mislukte
hem; vijf van zijne zwaare fchepen raakten
aan den grond, en werden op één na ver-
brand (81).

In

een lootsmans vaarwater is, hebben zij 't tot dus
verre (1788) tc druk gehad, om te denken aan 't
afbaaken van die rivier, 't onderrichten van lootfeii.
Zij laaten hunne fchepen op Gods genä maar afdrij-
ven; en tot hier toe dient hun 't geluk.

(8t) Zo mijn lezer een Nederlander is, zal 't hem
vermaak doen te hooren, dat 't fucces der Rusfifche
wapenen voor een groot gedeelte 't werk van twee
zijner landslui geweest is. Wijlen de Heer c.
rede-
lijkheid,
Collonel der Rusfifche Ingenieurs, bevondt
zich in dien tijd te Kinburn, een klein fort, vlak te-
gen over Oczakow. Deeze arbeidzaame, bijna nim-
mer rustende man, hadt niet zo ras gemerkt de-
mo.

-ocr page 314-

In den zomer van 't jaar 1785 lag een
esquader van den
Capudan-Pacha voor zijn

ftef.

mogelijkheid, (*) om van de punt dier land-tong 't
vaarwater te beftrijken, of hij rustte niet (alle nieu-
wigheeden ontmoeten bergen van tegenfpraak) hij
tamboerde 'er zo lang op, dat eindelijk de Generaal
SOUWOROF hem vergunde op deeze punt een gemas-
keerde batterij van zwaar gefchut aan te leggen. De
Turken hadden nu, met 't lumieren van den dag,
niet zodra de zeilen los, of zich op 't onverwachtst
uit 'dit zwaar gefchut begroet voelende, vielen, om
dit vuur te ontwijken, aan de andere zijde op de
laager wal.

Hier zaten zij nu wel vast, maar hoe voor de

Rus-

't Is met een uiiftcekerd genoegen, dat ilc den Heet
BE TOTT, dien ik meer dan eens lieb wederfproken , hier
de rechtvaardigheid laat vvedervaajen, dat hij deeze mce-
lijltheid 't eerst heeft ingezien: fchoon de Heer
redelij^k.
HEID, die meer praktijk dan lectuur, boven al in 't franscli,
hadt. dit zeker ni« geleezen heeft.
Z. De Gedenkfchriften!
L, Deel, bladz. 353.

-ocr page 315-

fieflick of lusthuis, dus onder zijn neus,
drie
a vier maanden lang. Alle dagen voer

ik

Rusfen hier voordeel meê te doen? Voor hunne
groote fchepen, die 'er in 't gezicht van lagen , was
't, van wegens de bezwaarlijkheid des vaarwaters,
niet te waagen 'er op af te komen, en voor de klei-
ne een te heet hang-ijzer. Opdien tijd commandeerde
mijn zeer bijzondere vriend, wijlen de Heer j.
h. o.
DE WINTER C*)gt; die nu, zo wij vertrouwen,

reeds

(*J Deeze Heer hadt zich door zijne perfoneele verdien-
flen een goede reputatie verworven in onze marine, die hij
verwisfiilde voor de posten van Generaal - veldtuig - meester.
Haven - meester en 't Gouvcrncurfchap van
Barataria op Sl.
Eiiftatius, welke posten, waarvan t)ij de revenuen met twee
leége iianden kon wegfmijten, hij alhier te Amfterdam twee
jaaren bekleedde. Tot aan de keel toe vol van vergenoegen
met zijn vaderland, begaf hij zich in 1787, na eerst een
linkje
roast - heef gegeeten te hebben, in Rusfifchen dienst,
in welken hij door de veelvermogende voorfpraak van den Heer
Ridder van kinsbergen terftond alsLt. Kollonel aangeno-
men , voorwaar zich de geleegenheid niet liet ontflippen, om
zich en zijner natie eer aan te doen. Papieren tusfchen
den Pnns van
Nassau en zijn Ed. zaliger gewisfeit, geeven
getuigenisfe van 't aanzieneJijk deel, welli dc laatfte in de

over-

-ocr page 316-

286 't militaire weezen der turken

ik deeze fchepen voorbij. Geene van hen
hadt de zeilen aangeflagen; dus konden

dee-

reeds lang Hallelujah zingt (zingen was ook in deeze
waereld zijn bijzonder vermaak) een dubbele floep, een

vaar-

ovcrvvinning des eeraen voor Ocxakow gehad hoeft. En dcs
niet te min liadt de Prins potemkin, gefield aan 't hoofd
der marine van de Zwarte Zee , dc aartiglieid deezen ver-
dienstvollen man te verwaarloozen, hem dagen, wecken,
maanden
\3.x\%, folho more, op allerlei ongeleegen uuren,
vruchteloos, ontoegefprooken achter zich te doen naloopen, en
eindelijk zo goed als hulpeloos en niet weinig baloorig te
st.Pe.
tersburg te laatenzitccn;tot dat de Prins van n a s s a u,die nu over
de galeivlootin de Oost-Zee't bevel voerde, hem van de Kcizeria
voor zijn commando badt. Hier bekwam hij 't bevel over
eene der divifiën deezer armade, aanzienelijk genoeg, om
elders aan een officier van veel hooger rang tc beuouwen;
want dezelve bellond niet minder dan uit 'twaalf zo Chebec-
quen als Galeijen, van
18 tot a8. ftukken. Te Croonllad
verliet ik zijn Ed. in dc na-lente des jaars 1789, bevordert
tot den rang van Kollonel, ver9ierd met 't ridderkruis van
St. George, befchonken met een gouden degen, vol van moed
en vertrouwen, dat de fortuin, tot uoch toe zijne gefiaagen

vij.

i

5i

-ocr page 317-

deeze baarfche parlevinkers 'er ook niet me-
de excerceeren: even min oefenden zij
zich met 't gefchut of eenig fcheeps - hand-
werk, maar leefden 'er als in een prove-

' niers-
vaartuig niet veel grooter dan een Texelfche loots-fchuit,
voerende op de plecht twee horizontaale mortieren
{lieer-

nes)

vijandin, liera eindelijk eens zou toelachen. Dan dit varken,
't geen allerlei kneepen lieeft, fpeelde hem kort daarna een
pai-t, die kapitaal was. De Riisfen, gewoon een pond lau-
rieren te koopen, was 't ook ten koste van honden pond
raenfchen-bloeds, vonden lüer harde nooten te kraaken, toen
zij eeu
aanval deeden op dt Zweeden, die z'ch, min talrijk,
muurvast acbtcr Id'ppen en verzenkingen verfchanst hadden.
De Rusfen zegepraalden, maar ten koste van een aantal ge-
fneuwlden. Mijnen vriend, die altoos voor aan in 't heetfte
vuur was, vergruisde een kanons-kogel de rechter hand, aan
welke wond hij met rang van Brigadier overleedt!

Ik heb aan het einde deezes bundels zijn fchaduwbeeld ge-
plaatst, van eene zo treffende gelijkenisfe, dat alle zijne
vrienden hem daaruit terllcnd zullen herkennen, die ik wel
ernftig gebeeden wil hebben, de uitguftrektheid mijner vriend-

fcliap

-ocr page 318-

2 88 't militaire weezen der turken
niershuis. Wat kan dat voor een Groot
Admiraal zijn!

De Reifen of Kapiteins, die over de
Turkjche marine het bevel voeren, zijn al-
le

n«) hondert ponders, achtmetaale vier-ponders, toege-
tuicht als een kotter , leggende zestien riemen , en bemand
met 50 koppen. Die mijn vriend gekend hebben, weeten
dat hij voor geen klein geruchtje vervaard was. Met
dit en eenige andere dergelijke zee-monUers werden
vier Turkfche linie-fchepen en een zwaar fregat aan-
gevallen. De Heer
de winter hadt 't geluk een
der grootße fchepen (wie zou 't gelooven.?) te doen
ßrijken. Zo als hij op zij' vgn 't fchip leggende den
Turkfchen kapitein toeroept als krijgsgevangenen bij
hem over te flappen, fchieten de ongedisciplineerde
Turken hem , uit de poorten met klein geweer, zijn
bootsman en vijf van zijne Int aan zijne zij' neêr.
Bij geluk hadt hij een dreg achter uit laaten vallen.
Hierop in een oogenblik ingepalmd. Toen aan t de-

. mo-

fcliap niet bij de fchraaihud van dit gedenkftuk te willen af.
nieeten.

-ocr page 319-

Ie even ontbloot van kundigheeden om-
trent de
zeevaart, de behandeling van een

fchip,

moliecren (dit verllondt hij meesterlijk) aan 't fchieten van
brand kogels C*). Hij zelve niet, maar de Commandant

van

(*) De Rusfen, die op hunne manier ook kristenen zijn,
bedienen zich van brandkogels, een wapen van
finjeur Azn
f.itan, een wapen u-aartegcn geen marine van den aardbodem
bcfland is, een wapen, dat de vernieling van beiden de ftrij-
dende partijen onvermijdelijk na zich (leept, zo beiden 'er
zich van bedienen. Zie hier wat ik 'er van weet. Zij Kiatcn
gieten eene bombe met zes gaten. Deeze vul'en
zij met ee-
ne conipofitie van brandftoffen, daar zij een geheim van
maaken. Vervolgens fteeken zij dezelve in een linnen zak,
doortrokken van de mees: brandbaare ftoffen. Alsdan zetten
zij ze vast op een houten ftocl. Wanneer zij hun mortier,
die niet op een rolpaard, maar op een (leS, om 't rccul met
touwen-raatten bekleed, legt, gelaaden hebben, fnijden zü
den hals van den zak, wrijven 'er een handvol fijn kruid in,
fteeken ze met dien open mond in de laading. De brand-
kogel uit de mortier gevloogen, vertoont nu eene groote
klomp vuurs, zo lang die zak brandt, daarija fpuuwt dezelve
Kit haare monden flraalen vuiirs, zo lang en zo dik als een arm.

»pnbsp;'t Is

-ocr page 320-

fchip, en (is 't nodig te zeggen?) een
takticL Zij moeten 't bevelhebberfchap
over een oorlogfchip koopen. Zonder acht
te geeven op iets, dat na verdiensten gelijkt,
bekomt de meestbiedende den voorrang.
Hierom tracht hij zich op alle mogelijke
wijzen fchadcloos te ftellen, en zijne voor-

fchot-

van Kinburn, die dit bloedbad over de borstweering van 't
fort aanzag, heeft mij verhaalt, hoe hij hem vier fchepen
heeft zien in den brand fchieten, 't geen meer dan
twee duizend Turlcen 't leeven kostte. Daags daar-
op hebbe ik de overblijfzels dier verfchrikkelijke flach-
ting gezien.

't Is genoeg dat zo een enkele kogel in 't boord blijft
fteeken , om 't fdiip te verbranden. Te vergeefsch ftopt men
eenige der monden van die vuurbraakende hydra; met zo
veel te meer vinnigheids fpuuwt zij uic de andere een vuur,

dat water noch uitblusfen, noch verdooven kan.--- Naar

ik uit 't werk van den Heer de tott kan opniaaken, be-
dienden zij zich ook van dit eerlijk Iiuisniiddeltje, oni de
Turkfche fchepen te Tliesmè te verbranden. Allerlieffle
fcliepzels!

fl'

;vi

l '
(

-ocr page 321-

fchotten weder te innen. Naauwlijks zijn zij
buiten
't gezicht van Conjlantimpolen, of
zij zetten de helft huuner manfchap aan
wal, ten einde hun maandgeld en 't profijt
der mondbehoeftens na zich te haaien. Ee-
ne zo aanzienelijke vermindering van volk
zou hen aan groote gevaaren kunnen bloot-
ftellen, droegen
zij geen zorg de eerfte
haven de beste te zoeken, daar maanden
te blijven leggen, en die niet dan met een
goeden voordenwind te verlaaten.

Hunne ftuurluï, meest Grieken, hebben
geen kennisfe van de ftuurmanskonst. Zij
hebben, of hadden voor korten tijd nog
groot gebrek aan kaarten (82). Die van de

Zwar.

(82) Hadgi-calfah, in zijn Werk over de
Regeering des volks, beklaagt zich over 't gebrek
zijner natie aan land- en zec-kaartenj dat zij ont-
bloot van deezen en ook van zee-boeken, in de
Witte en Zwarte zeeën op goed geluk moeten v'oort-
dwaalen. Z.
toderini. Tom. 3. p. 129.

T a

-ocr page 322-

't militaire weezen der turken
Zwarte Zee, die naar de obfervatiën van
den Heer Ridder
van kinsbergen,
door den Heer Kapitein van woensel
gemaakt cn bij van Keulen uitgegeeven
is, welke ik den
Terfcrai Emini (na den
Capudan Pacha, den eerften man in liunne
marine) fchonk, was hem een zeer welkom
prefent.
Land-kennis, verkreegen door eene
lange ervaaring, is 't eenigfte waarop zij
vaaren. Verliezen zij den wal uit hei ge-
Zicht, zo zijn ze 't boekje kwijt; 't kompas
kan hen niet helpen. Wordt 'er eens een
Caravel na Egypte of de kusten van Syriën
gezonden, zo gaat de kapitein eerst na
S^nyrna om af te wachten 't vertrek van
eenig
kristen-vaartuig na dc plaats zijner be.
ftemming, 't geen hem tot loots moet ftrek-

ken (83).

Aan

(83) Ook zijn de Rusfen geen tovenaars. Voor
eenige jaaren moesten Hollandfche lootzen, door wij-

leii

-ocr page 323-

Aan boord van hunne fchepen heerscht
noch order, noch krijgstucht, Boó Js 'er
meester. Jan maat is 'er baas. De victualie
wordt 'er niet behoorlijk verdeelt, zo min
als 't water. Iedereen eet apart, wanneer cn
wat hij wil; NB. zo hij 't heeft. Dc
Turk-
fche
botteher zou niet wel een lijst der aan
boord zijnde victualie kunnen opmaaken.

Op de Admiraliteits werf te Conftantinopo-
Un, die ik in 't bijzonder geval geweest
ben meer quot; dan vijftig maaien te bezichtigen
(iets, dat de achterlcotizige Muzulmans an-
ders niet gaarne toelaaten) werkten in mijn
tijd vijf hondert kü, of eigenlijk twee hon-
dert en vijfdg. Want ieder werkman niet
meer dan lo
para's, een zesthalf, voor

dag-

len den Rusfifchen Heer Conful oldenkop ('k
noem man en paard) daartoe op order der Rusfifclie
Admiraliteit gehuurd, hen uit de Sond na Portsmouth
(sen gevaarlijk: vaar-water!) lootzen.

T 3

-ocr page 324-

294 't militaire vveezen der turken
dagloon krijgende, 't geen te weinig is,
heeft vrijheid een leerborst, waartoe hij een
jongen knaap neemt, mede te brengen,
waarvoor men hem ook lo
para's betaalt.
Voor 't overige werken zij zo weinig en
fteelen zij zo veel als mogelijk. Nu dit is
niets bijzonders.

Wat aangaat den fchcepsbouvv en de ta-
kelagie, hierin fchijnpn zij een ftrootje ge-
vordert te zijn; waarvoor zij de
Engelfchen
en boven al de Franfchen danken moeten.
Hun beste fchip zal nu dat zijn, 't geen
door den Heer
le roy, een Fransch
Confl-ructeur, in mijn tijd gebouwd is.

Han fchcepshuishouden is zo gebrekkig,
als 't altoos geweest is. De kajuit is ver-
deelt in veele kleine kamertjes voor de of-
iicieren. Meenigmaal ziet men van buiten
tusfchen de vengsters breede planken als
koekoeken uitfteeken, om van hunne buu-
fcn niet bekecken te worden. Dit, hunne

oy-

-ocr page 325-

ouderwetze, hooge fpiegels (8z|.) met vreemd
fnij-werk, een overvloed van vermilioen en
berlijns-blaauw zeer bont aangebragt, geeft
hun een belachlijk aanzien. Boven op de
kampagne ftaat een
kiosk of pavillioen. Van
voren tot achteren zijn de batterijen bezet
met kleine houte hutten, waarin zij win.
kei, koffij-huis en keuken houden. Vuur
en hcht, pijpen enz. worden, in alle hoeken
van 't fchip, de kruid kamer zeker uitge-
zondert, alle uuren van den dag en nacht
geduld.

Gefchut-rollen, de ziel der militaire discipli-
ne ter zee, die voor en in den flag ijder zijne
plaatze en functie aanwijzen, en verftoken
van dewelke een oorlogfchip, bemand met

vijf

(84) 'Er is een fraaije plaat van den Zce-llag de
^ Hogue,
van de voorgaande eeuw. Zo zien 'er de
Turkfche fchepen omtrent uit. Ook hebben zij veel
overeenkomst met een Zaandamfche fluit.

T 4

-ocr page 326-

vijf of zes hondert koppen, een doolhof,
een dolhuis wordt, 't excerceeren met 't
kanon is 'er niet bekend, 't Zoude uuren
vorderen, een
Turksch oorlogfchip tot den
flag klaar te maaken: en noch ho:;!

Hunne batterij is zamengefteld uit ftukken
van
allerlei caliber: men ziet een zes-pon-
der naast een kartouw of zestig-ponder
leggen. Ook zijn hunne ftukken te lang en
de rolpaarden in eevenreedigheid van de
rest. Oordeel uit dit geheel, welk eene
vervvarring in een (lag met dergelijke ftuk-
ken 'er heerfchen moet, door de bezwaar-
lijkheid om de pasfende kardoezen en ko-
gels te vinden.

Tegenwoordig beftaat hunne marine uit
vierentwintig fchepen van linie. Van deeze
zijn 'er acht zo goed als onbekwaam om
zee te bouwen. Schoon de zestien anderen
bijna nieuw zijn, kunnen zij niet lang voor-
houden. 't Is niet te gelooven, hoe wei-

-ocr page 327-

nig zij 'er zich aan geleegen laaten leggen,
ze te behouden. Wanneer zij afgetakeld
worden, laat men 'er de zwaarte in, of zo
men ze ligt, neemt men de middelfle 'er
uit, zo dat zij alle een fterken katterug krij-
gen, offchoon men ze ook bij 't bouwen

veel ftaapeling geeft. Men vindt 'er die

«

van zeventien tot tweeëntwintig duim door-
zakken.

De historie van 't kalfateren en bouten
is even zo verwaarloost, en dat enkel door
't bedrog van de bedienden van de werf,
die niet alleen 't dagloon van de breeuwers
in hun zak fteeken, maar ook 't ijzer van
dc bouten, in plaatze van welke zij 'er hou.
te pennen in flaan.

Onmogelijk zou een Türkfch Esquader
een ftorm van acht dagen kunnen uithou-
den. Onlangs verlooi*en zij in de
Zwarte-Zee
pen niéuw-nagel.
Zo men den ftaat der magazijnen mag
T 5nbsp;af.

-ocr page 328-

afmeeten naar 'c overige, moet 't 'er ook
fchraaltjes meê gefchaapen ftaan.

Ten befluite de onkunde, de desorders,
't fteelen en 't verwaarloozen zijn in de
Ottomanfche Zee-macht tot zulk eene hoog-
te gefteegen, dat 'er geen één
Turkfch fchip
gevonden wordt in ftaat te
flaan, noch veel
min te verflaan, een'eenig oorlogs vaartuig,
hoe zwak 't ook zijn mag.

Staat der Ottomanfche Zee-macht in 1785.
Stukken

II. Schepen van 74: waarvan een goed en
't ander noch op de
helling.

XII. - — 64: 8 in goeden ftaaten

4 flecht.

X.--50: 8----- _

en een op de helling.
Totaal XXIV. Schepen van linie.

II.

-ocr page 329-

IL Fregatten 44- iquot; goeden ftaat.
jjj _40: twee goed, een flecht.

JU, _---— 36: in goeden ftaat.

Vnbsp;.--32: drie goed, twee flecht.

VInbsp;.--30: goed.

Totaal XV. Fregatten.

IL Barlcen
XV. Chebecquen

36: op ftapel.
12:7 goed en 8 op
ftapeL

VIL Galeijen in goeden ftaat.

III. Bombardeer-Galjooten, een in goe-
den ftaat, 3 op ftapeL
1. Canonneer-floep, op ftapeL

Totaal LXVIII. Schepen en vaartuigen.

Ook ftaan 'er noch twee groote fchepen,
en eenige kleinere vaartuigen op ftapel,
maar de timmerlui werken 'er zo vlijtig
aan, dat men met geen teleskoop 'er 't

ein-

-ocr page 330-

einde van zien Ican. Te Sinope, meer be-
faamd door de geboorte van
d i o g e n e s dan
door de conftructie zijner fchepen, zag ik
in 1786 noch twee fchepen van linie op
fcapel ftaan. Zo veel van de
Turkfche Zee-
macht.

Even als voor de Franfchen goude horlo-
gie-kettings,
berloques, gespen en duizen-
derlei galanteriën en fnuisterijen een gelief-
koosde opfchik zijn, alzo zijn 't de wape-
nen voor de
Turken. Men ziet 'er, die
onder derzelver gewicht zwoegen en drei-
gen te bezwijken, gewapend met een mus-
ket, pistoolen,
hanjaaren, attagans (eene
zoort van zabels en lange fnij-mesfen) in
den gordel, met eedel gefteentens, goud
of zilver ingelegd, in 't ftaal konflig uitge-
werkt, 't Is niet dat dit volk als in een
bellendigen ftaat van oorlog leeft, dat de
ftraaten of openbaare wegen 'er zo onvei-
lig

-ocr page 331-

lig zijn; 't tegendeel is Waar, en men ziet
ze op iian foph-i' in hun eige huis, in de
diepfte rust de wapenen bij zich draagen.
Deeze zijn hunne cieraaden. Ook voert
de armfte boer een meer of min fiaaije
fnaphaan bij zich, laat de land-flraat ook
noch zo veilig zijn.

Deeze bijzonderheid toont zeker geen
verwijfd, maar wel een moedig en krijgs-
zuchtig volk aan. Dus kon de Heer Abt
raynal wel recht hebben, wanneer hij
zegt: dat hij, die de militaire disciph'ne on-
der hen zou vveeten intevoeren, een vijand
der kristenheid zou zijn; offchoon ook de
militaire discipline den moed verkoelt.

't Is min de talrijkheid dan de discipline,
die de legers geducht maakt, 't Zijn deeze,
of, voor eene zee-mogendiieid, welgeftelde
vlooten, die een Staat zijn aanzien geeven.
Even als op de beurs van Amfterdam al-
leen

-ocr page 332-

leen de rijkfte koopman 't meest is aange-
zien, alzo is 't onder de Staaten die geen,
welke hierin de eerfte is. Oordeel hoe 't den
Turken vergaan zou, zo dan eens Vrank-
rijk, nu Prüisfcn met deeze arme zukkels
geen medelijden hadt, en hun de hand niet
een weinig boven 't hoofd hieldt.

Welk een jammer voor een volk zo rijk
in resfources (85), als uit 't volgende zal
blijken!

De

(85) 't Geld, waarvan ik in den text niet fpreek,
is ook een voornaame, eene hoofdresfource. De ge-
woone inkomen des Turkfchen rijks worden, naar
mijn best geheugen,
annis communibvs, op 20,coo,oco
piasters begroot. De partikuliere fchaikist des Sul-
tans, hiervan afgezondert, is met zo veele gegrendel-
de deuren verzorgd, dat ik 'er nimmer heb kunnen
inkijken. De rijkdommen aan zilver, goud , juwee.
len in 't Serrail te vinden, zijn onreekenbaar. Men
geeft 'er zeer breed van op. Mij dunkt, 'er ftaat mij
zo ie:s fchaduwaehtigs van voor, dat de Turken on-
langs

-ocr page 333-

De Turkfche landmacht laat zich in de
volgende vier klasfen verdeden.

I. De ordinaire, reguliere in foldij fcaande
militie.

IL De ordinaire militie, die in geen foldij
ftaat.

III.nbsp;De buitengewoone militie, geligt in
tijd van oorlog, en die niec langer foldij
trekt, dan als dezelve duurt.

IV.nbsp;De vrijwilHgers, die in de armee
alleen 'gevoed worden, zonder foldij te
trekken.

EER.

langs eene geldleening bij ons beproefden; ik herinner
mij niet op welke fecuriteit, maar zeker met weinis
facces. Zo zij dat kruis noch hebben, waar Sultan
sa[.adin (Zie toderini, Tom. III. p. 74) eens
200,000 ducaaten voor weigerde, is 't Jammer, dat
zij 'er geen koopman voor zoeken. Misfchien zou de
markt wat laager zijn!

-ocr page 334-

304 't militaire vveezen der turken
EERSTE KLASSE.

Aan 't hoofd derzelven ftaan de Jeni-
Cheri
of de Janitzaaren.

Men verdeelt ze in Dimaths, Bolukis,
Seijmengs, Adjengoglans, Kerlaners

2\ De Dimaths zijn verdeeld in honderd
regimenten, van welke 'er negen- en- tach-
tig op de frontieren gebruikt worden. De
andere elf dienen te
Conjlantinopolen. Vier
van deeze elf zijn onder de order van de
Solaks-BacJih en maaken een gedeelte van
de wacht van den Sultan uit.

2quot;. De Boliikis zijn in een- en- zestig re-

gi-

(£6) De manier van 't aanneemen der Janitzaaren
laat zich fmakelijker verhaa'en dan ondervinden. De
Bas-Ckiaus, die als de Kap'tein van de tweede oda
is, krijgt den rekruut bij 't oor e:i geeft hem een
muilpeer. Z.
marsigli, Etat Militaire, p. 70.

-ocr page 335-

gimenten verdeelJ; hiervan dienen alleen
drie in de hoofdflad; de rest is voor de
frontieren.

30. De Ssymenya teilen vierendertig regi-
menten, alle dienende op de grenzen.

40. Da Adjengoglans beftaan uit vieren-
dertig regimenten altoos te
Conftantinopolen.
■■'■quot;50. De Kcrlaners zijn verdeeld in vieren-
dertig regimenten. Deeze zijn enkel werk-
lui ten dienste van 't corps Janitzaaren.
De
Ottars zijn van vijfentwintig a dertig
koppen. De anrlerè z'jn van tusfchen de
200 en 3C0 in tijd v?!n oorlog. In vredens-
tijd is niets vast beftemd.

De Keizerlijke fchat betaalt hondert en
vijftig duizend Janitzaaren, (ieder Janitzaar
bekomt 7 aspers 's daags, waarvan 120 een
piaster, in mijn tijd 22§ ftuiver
hol.
landsch
maakten) namelijk hondert en tien
duizend voor de frontieren, en veertig dui-
zend voor
Conftantinopolen. Deeze laatften
Vnbsp;'nbsp;.al-

-ocr page 336-

alleen worden gekleed. Men geeft aan ieder
chamhrée veertig okken (120 fchnapen-
vleesch en twintig brooden 's daags. In
tijd van oorlog is de kost overvloediger.

Men geeft hun NB geen wapenen, maar,
wanneer zif campeeren, deelt men ze uit
aan die geenen, welke ze misfen.

De Ottomanfche vorsten worden door
deeze militie bewaakt. Wanneer hij flerft,
zo moet de Kislar-Aga laaten zien 'i lijk
des overleedenen Sultans aan den Janitzaar-
Aga, den Seimen-Bachi, en denKoulKu-
rasü van deeze bende.

Een gedeelte der regimenten heeft tot
Collonels de Generaals van hun corps ; an-
dere hebben niet meer dan de
Tchorba.
gis
(87) onder welke de Odi-bachi, of
Luitenant Collonels dienen.

Van

C87) Een woord, dat niij meenigmaal uit mijn hu-
meur gebragt heeft. - Hoezo?
Tchorba betee-
kent

-ocr page 337-

Van de officieren hebben zomtnige vrij-
heid om te mogen trouwen, andere niet.
Ook zijn 'er maar eenige, die zich de baarden
durven laaten groeijen. JVIaar terwijl de
kap niet meer den munnik, als de baard
den officier maakt, zo wil ik met alle dee-
ze gebaarde en ongebaarde heeren niemand
verveelen.

Dit is nu het roompje des Turkfchen le-
gers! 'c geen ik van de geweeren gezegd
heb, heeft den militairen en zelfs niet mili-
tairen lezer alreeds doen voelen, dat't noch

kwa-

fcent in 't Turksch foup; daar ik nu op mijn terug-
tocht na
Trebifonde meenigmaal mijn eige foup Cwil-
de ik ze niet aangebrand eeien^en daar hou ik niet
van; moest kooken, en mij de Turken meest Tchor'
bagi noemden, dagt ik in mijne kreupele etymologie,
daar zij mij een compliment maakten, dat zij mij
voor kok uitfcholden.

loooco escuuïèn voor zo eene povert digresfgt;e\

V a

-ocr page 338-

kwalijk afgetapte meik is. Achttien maanden
hebbe ik mij in de
Turkfche. Hoofdftad, zes
maanden in een aantal
Turkfche provinciën
in
Afiën opgehouden, en te vergeefsch heb
ik mij bijna blind gekeeken, om ergens een
fchaduw van militaire exercitie te zien (88).

De

C8 8 ' M A R s 1G11 die een werk in fol. over 't
krijgsweezen der
Turken heeft gefchreeven, heeft
geen één Hoofdfluk over de exercitiën. De Rusfen heb-
ben lien nogtans, in den vorigen oorlog, zo gevoelig
oTCtreed Cvcrhaalde ik hier de trekken der behendig-
heid hunner kanonniers, men hieldt dat verhaal zeker
voor verdacht) van de kragt van 't gefchut, dat zij
zich eindelijk hebben laaten overhaalen, van Franfche
Artilleristen , hun door den Koning van Vrankrijk met
opzet gezonden , eenige lesjes te neemen
; Zoals ikdeMu-

zulmans' daar dan heb meê zien exerceeren. Maar wat
helpen misfchien vijftig, hondert matige kanonniers té-
gen eene Mogendheid, die een corps van 30,000 Ar-
tilleristen heeft?

-ocr page 339-

De Spahis.

Deeze zyn Cavallerij. Hun vast getal
is twaalf duizend, onder aanvoeren van
hunnen bijzonderen generaal, de Spahis-
Agasfi.

De Seliktars.

Een ander corps Cavallerij, ook van twaalf
duizend man, en insgelijks gecommandeert
door den Seliktar - Agasfi.

Noch vier compagnien Cavallerij, ieder
van zes hondert koppen; van welke de eene
helft den Spahis, de andere den Seliktars
is toegevoegd. Zij zijn de wacht voor den
Sangera-Cherif, dien zij in 't veld begelei-
den. Maar zij zijn meestal noch op geen
twee derden na compleet.

De

v 3

-ocr page 340-

3io 't militaire weezen der turken
De Oiyhediyr.

Dit is een corps Infanterie van vijf iion-
dert koppen, eve i als dat der Janitzaaren,
verdeelt in verfcheidcn regimenten, die den
naam van
Junaath en Bouhicki voeren.
^De helft
'er van dient op de frontieren.
Deszelfs generaal, Diebedsjys-bachi genaamd,
heeft de zorge en de bewaaring der wape-
nen en krijgsbehoeftens.

De Topdiya.

Deeze zijn de Canoniers, ook verdeelt in
Diemaatli en Beuliicki-, zij leggen voor een
gedeelte te
Conftantinopolen en voor een ge-
deelce op de grenzen. Hun getal bedraagt
vijf duizend en hun generaal veldtuigmees-
tcr heet
'lopchi-BacM,

Dit getal (laaten de artilleristen ook noch zo
knap zijn) is gewis niet geëvenredigd aan de

groot-

-ocr page 341-

grootte der legermagt, aan 't menigvuldig ge-
fchut, 't
geen nubij de legers in gebruik is. flet
corps artilleristen
'm Rusland IsdQrüg duizend
man fterk.

De Topchis zijn de eenigen, die ik, zoals
ik gezegd heb, zich heb zien oefenen in
den wapenhandel. Mij dunkt dat ik eenige
met eene genoegzaame naauwkeurigheid tien
fchooten in een minuut heb zien doen.

De Top-arabadchi.

Dit is een corps Infanterie, beftemd om
de affuiten te bezorgen en te vervoeren, zo
als ook tot 't transport van andere krijgsbc-
hoeftens. Hun getal is mij onbekend. Hun
generaal noemt zich
Top-arabadchi-bachi.

. l|

De Tchadir Cuchlyteris.

Een corps van acht hondert infanteristen,
wiet post 't is de tenten en de bagagie
V 4nbsp;des

-ocr page 342-

312 't milit^\tre vveezen der turken

des Sultans, Groot-Vizirs enz. tu bewaa-
ken.

) Voeg hier bij eene bende van twee bon-
dert luiden, de vcldmuzikancen des Sultans.

De Siizaldiys.

Zijn een nieuw corps artilleristen, twee
duizend man fterk, eerst in 't jaar 1783
opgericht. Zij worden uit den partikulieren
fchat des Groot-Vizirs betaald.

Deeze onderfcheiden corpfen formeeren
den vasten
état der Turkfche Icgermagt. De
Jerticnferathsi of gewapende manfchappen,
op de grenzen, die dienen , om 't in-com-
pleet der vaste armee te vervullen,
kunnen
bezwaarlijk daar toe gebragt worden.

De chefs der zes eerstgenoemde corpfen
asfifteeren alleen bij den
Muchareria of con-
feil de giurre.

Dti5 beüraagt de permancntp élat van dc

Turkquot;

-ocr page 343-

te water en te land.nbsp;313

Tur'^he krijgsmacht te land, S. E. 187,900
man.nbsp;.nbsp;^

TWEEDE KLAS SE.

De Turkfche Keizers zijn in de gewoon-
te, naarmaate zij veroveringen maaken, den
krijgslui hunne verdiensten te beloonen,
raet hun in de aangewonnen landen leen-
goederen te fchenken. Deeze leengoederen
geeven hun t genot der tiendens en pu-
blieke belastingen, benevens de territoriaale,
civile jurisdictie, Naarmaate der voordeden
zijn zij gehouden, in tijd van oorlog,onder
de Beglerbeys of Pacha's van hunne gouver-
nementen , raet zeker getal manfchap te vel-
de te trekken. Deeze leengoederen gaan
over van vader op zoon. Zij worden
verdeelt in
Timariots en Zdims. De eerllen
genieten een inkomen van'vijf tot twintig
duizend, min aspers. De
Zdims van
V 5nbsp;twin-

-ocr page 344-

twintig tot hondertduizend, min één, as-
pers. De eerilen zijn verpliclit voor ieder
drie duizend aspers een ruiter met zijn ta-
kelagie, de laatfte voor ieder vijf duizend
een dito daar te ftellen.

In oude^ tijden gaf dit een provenu van
200,000, koppen. Mars ig li begroot 't
op 154,292, anderen op 123,570. Deeze
manfchappen moet m.en als eene gewapende
landmacht aanmerken, of bij onze fchutte-
rijen vergelijken; edoch waren zij nimmer
zo goed, d. i. niet zo wel geëxcerceerd.

Maar gelijk de kiad komt ook in de bes-
te inftellingen, waaraan men, gelijk aan de
oude-brug,' beftendig de hand moet houden, wil
men ze niet zien vervallen; alzo hebben deeze
leenhouders de flimheid
gehad deeze belasting
beetje bij beetje zo in te
palmen, datze geheel
buiten effect
geraakte. ÄHDuL-HAMEoza-
liger heeft in mijn tijd getracht deeze abuizen af
te fchaffen, en die zaak weder op den
ouden

vocc

-ocr page 345-

voet te brengen: maar de uitflag zijner poo-
gingen is mij onbekend.

Tot deeze landmacht komt noch die
van Vidin en Egijpte, bedraagendetezamen
6,000 man.

De Kiurden, dat is te zeggen, de bur-
gers en fteeliên van Kurdi'-tan, leveren
30,000 ruiters, uitneemend goed om den
dienst van hufaaren te verrichten.

Twaalf duizend Bulgaaren, den dienst
van knechts doende, zullen de hekduiters
der
Turkfche armee zijn.

DERDE KLASSE.

Eene zo geduchte macht (zij kon 't zijn,
was zij wel gedisciplineerd; zij is 't nu al-
leen door haar getal, beloopende, de man-
fchap van de marine 'er bij gereekend, op
4855900
man)moest, zou men zeggen, vol-
ftaan om met fucces te oorlogen, 't Te-

gen-

-ocr page 346-

gendeel is waar; de Sultan is gehoudèn bo-
vendien noch bij een ruptuur troepen te
ligten, die alleen geduurende de vijandlijk-
heeden dienst doen; men noemt ze
Miriarleiu.
Zij worden uit de bijzondere beurs des Sul-
tans betaald, Naarmaate dezelve vet of fchraal
gefpekt is, of naargelang der omftandigheeden
worden 'er veele of weinige aangenomen.

VIERDE KLASSE.

Godsdienst, Vaderlanden Vrijheid zijn drie
hoog-klinkende woorden, van een fcherp,
fchclklinkend, kruistoonig geluid, waarmede
men oude vrouwen, kinderen en gekken,
joodeny Kristenen, Turken, altoos in 't har-
nas jaagt. Deeze lluipen brengen
de Gio.
meilis
of Turkfche vrijwilligers in de wapenen.
Men telt 'er niet veel meer dan vijf duizend
bij de armee.'' Zij kunnen op geene foldij,
maar op de vrije kost aanfpraak maaken.

In.

-ocr page 347-

Inrichting, Commando, enz. der
Legers.

't Is precies zo doenlijk te leeren leezen,
fcbrijven, een auteur te zijn, zonder 't
A 6 te kennen, als het 't is eenr leger te
gebieden, vóór hem, die geen compagnie
weet te excerceeren. Deeze inleiding voor •
fpeld niet veel goeds van de
Turkfche mili-
taire operatien.

De Groot - Vizir is, gelijk een ieder weet,
de man
, die hun leger aanvoert. Men weet
hoe de gunst des Sultans of eener Sultane
favorite een waterdrager
(fakka) tot Groot-
Viiir verhelF^n kan. Bij mijn tijd bekleed-
de iemand die post, die geen tien jaaren
gelefcden in
Galatn een kommenij gehou-
den

kche

-ocr page 348-

den hadt. Wat kan dat voor een Veld'
maarfchalk geeven!

Alle ftanden, ik beken 't, vorderen hun
leertijd; in geenen, van den hoogften tot
den laagften, van de kerkelijke leeraaren af,
die door rechtzinnigheid van leer 't gewee-

ten - tot de fchoenmaakers toe, die

door rechtzinnigheid van leest den voet
voor lijkdoorns bewaaren, wordt men dan
na gedaane proef toegelaaten. De konst
der regeering alleen is hiervan uitgezondert,
even als 't zwemmen in de eende ■ kuikens;
is zij eene ingegeeven kennis, over land-
en zee-, over burgerlijke en militaire zaaken
uirfpraak doende, en bewind voerende, met
oneindige competentie \ Zo denken 'er over
de vrienden Muzulmans, en veelen hunner
confraters.

Bij 't uitbreeken van een oorlog vor-
dert 't een geruimen tiid, eer 't leger, dat
te zamen komen moet, uit zo verfpreidde en

af.

-ocr page 349-

afgcleegcn landen , verzameld is; een leger dat
zich duizende van ongereegeltheeden veroor-
loofc in de landen, welke deeze manfchappen
doortrekken, als kudden-vee zonder
herder.

Zij hebben een quartiermeester generaal,
die de marsch-routen, beftemt, en de campe-
menten aflleekt; doch zijne kundigheeden in de
eaftrometaüe brokken zich zelden verder uit,
dan dat hij de proviant in 't midden weet te
plaatzen, en zorgt dat geene tent opgeflaa-
gen wordt, voordat die voor den provoost
'er ftaat. Vervolgens zet ieder zijn tent, naar
zijn goedvinden, zonder ze op een lijn te
zetten, of 'er ftraaten en uitgangen aan te
maaken. Voeg
hier bij een eindeloozen fleep
van allerlei gereedfchap, en men zal kun-
nen opmaaken, welke verwarring 'er in een
Turksch camp moet heerfchen. Eilievel
bezie toch eens de XXV plaat in 't werk
van den Graaf
marsigli, zo gij 't hebt,
cn gij zult bekennen, dat 't onmogelijk is

een

-ocr page 350-

320 INRICHTING , COMMANDO , ENZ.
een gequ'lificeerder doolhof uit te denken,
dan dat der
Turkfche gecampeerde cavallerij.
In deeze verwarring • hebb-'n zij wel eeKs
hun heil gevonden, naarmaate 't den vijand,
die hen in hun,camp overviel, 't bijna on-
mogelijk maakte 'er weder uit te geraakertV
sonder veel hair te laaten.

Wanneer zij opbreeken, gaat de infante^
rie vooruit; zijn: zij in hun land, marchee-
ren zij zonder order; ieder voegt zich daar
hij wil-iiiDus. marcheerde zeker, in den
voorlaatften vekkoCht de Groot-Vizir, toen
hij 't beleegerde
Belgrado, wilde ontzetten.
Zonder deeze verwarring, met de voorzorge
van altoos een corps ligte troepen vooruit
te zenden,, om te recognosceeren, zou-
de 't den
Oostenrijkers zo ligtr niet gevallen
zien, hem onverhoeds op 't lijf te zitten, en
totaal te Haan, '£ geen 't verlies dier ves-
tinge ten gevolge hadt, en aan de
Turkfche
zaaken een zo misfelijk aanzien gaf, een

aan

-ocr page 351-

aanzien zo onderfcheiden van 't geen zij
een jaar vroeger hadden toen zij, 't plan
der operatiën, 't geen zeker heer van mijne
kennisfe, de Baron B...... voor hun ge-
field hadt, volgende, den
Oostenrijkers zo
veel fchriks aanjoegen.

Ieder een weet (zegt de hr. M..) dat een cam^
pement, waarover een kundig generaal com-
mandeert, in orde vanhatailje, of'er't naaste
aan is. Het geen wij dus van hun manier van cam-
peeren gezegd hebben, geeft een begrip van hun
flagorde. Gewoonlijk valt hunne ruiterij, de
zabel in de vuist, onder een afgrijzelijk ge-
fchreeuw den vijand in de flank. Kan deeze dien
fchok weerftaan, houdt hij
zich geflooten,
geeft hij zonder contenance te verliezen
een geregeld en beftendig vuur, zo gelukt 't
hem meest altoos deeze verwarde benden
overhoop te fmijten.

't Volgende, getrokken uit de allernieuw-
fte berichten omtrent het militaire weezen
Xnbsp;der

-ocr page 352-

der Turhn zal den lezci* een denkbeeld
kunnen geeven van de geëscerceerdheid
hunner legers.

„ Eenige dagen voor mijn komst te So-
„ phia, wilde de Groot-Vizir de proef
5, neemen , om zijn leger in drie gelederen
j, te rangeeren, en 't zelve te doen ma-
,, nosiivreeren op zijn
Europeaansch. De Ot-
„ tomanfche krijgsbenden, die altoos gewei-
„ gerd hebben zich te voegen naar de
5, regels van een militaire taktiek, onder-
„ wierpen zich eenige uuren
taliter qnditer
„ aan een exercitie, die men aanmerkte, als
„ een parade, in de hoop op een gefchenk;
j, waarvan het niet uittellen 's anderen daags
53 een algcmeenen opftand verwekte; de
5, Janitzaaren ijlden naar de tent van den
j,, Groot Vizir, om hem in ftukken te hoti-
5, wen; deeze hadt het geluk zulks verkleed te
„ ontkomen in de tent van den Reis-Ef-
„ fendi, welke terftond twaalf
maal hondert

„ diii-

-ocr page 353-

,, duizend livres aan de troupen deedt uit-
„ betaalen, die, door dit gefchenk bevreedigd,
„ den Groot- Vizir vergunden wederom aan
,, hun hoofd te verfchijnenquot;. De Graaf
fer-
B.IERES DE SAÜVEBOEUF. tOm. L p. I35.

'li

I

I i

-ocr page 354-

•U.

V IJ F D E B U N D E L.

CONSTANTINOPOLEN krijgskundig
^; hefchoüwd.
(89)

Gelijk met de veroveringen van 'dezen
zetel des Griekfchen keizer-rijks, de
Turken

, 't zel-

(89) Nietnarid heeft, mijns, weetens , den derlijlcea
fchrijver d^-.Historie van dé 'Bezittingen, der Europe-
aanen, in de^ beide Indien , het tot een misdaad aan-
gereefeend. of't als
eene onvolkomenheid in zijn voor*
treflijk werk aangezien , dat hij zeldèn van eene ee-
nigzlnts aanzienelijke plaatze afftspt, Zonder zich in

-ocr page 355-

COJISTANTINOP. KRIJGSK. BESCHOUWD. 325

't zelve den doodfteek gaven — want ik
reeken nu voor niets de fplinter, die 'er
DAVID coMMENUSte TrcUzonde van over-
bleef; behalve dat ook deeze binnen kort

't lot

te laaten in de wijzen, waarop dezelve aangevallen
eii verdeedigd zou kunnen worden; offchoon ook 't
verlies of behoud dier plaatze den Staat, aan wien zij
behoort, niet gevoelig aandeedt. Misfchien zal dit
ftuk, voor zo verre 't militair is, niet even gunllig
worden opgenomen bij 't publiek, 't geen mij, fchoon
noch niet
ftokoud, reeds bekend is voor een weinig
grilziek, en
zich zelven niet altoos gelijk in zijne
oordeelvellingen. Mij dagt echter dat de militaire
ftaat van Conftantinopolen, met wiens verlies 't Turk-
fche rijk verlooren gaar, eene wat meer omdagtige
befciirijvinge. verdiende. Den onkrijgskundigen leezer
Zal zij weinig behaagen ; ook verzoek ik hem , bij al
wat
heilig is, ze maar over te flaan; den anderen
zal ze, ik ben 'er gerust op, zeer belangrijk zijn. —i
Heeft men ooit met recht een maaltijd bedilt, om
(Jat 'er één fchotel op tafel ftondt, waarvan men niet
proefde.'

x 3

-ocr page 356-

't lot van constantinus pal^eologus
hadt — alzo zal wederom met 't verlies
deezes zetels des
Turkfchen rijks dit laatfte
in duigen vallen.

't Is niet dat de Sultans zich niet bevin-
den in omftandigheeden geheel onderfcheiden
van die des
Griekfchen Keizers, wien voor
de verovering van
Conßantinopolen buiten
't zelve reeds niets overbleef: —— 't is
om deeze reeden, dat alle de pacha's, beyg-
lerbey's enz. of verre de meesten, zeker de
. vermogendfte (90) altoos tot opftand genee-
gen,

(90) De Pacha van Bagdad is reeds jaaren lang
een onderdaan des Sultans bijna enkel in naam. Dee-
ze weet dit zeer wel en behandelt hem altoos met veel -
management. Ik heb zelve noch een brief van den
Groot-Vizir voor hem, waarin hij hem broedcrt. En
eilieve zeg mij eens, hoe men een gouverneur, die
meer dan 300 mijlen (en welke mijlen, en in welk
land
O van C. woont, en die ioo,oco man onder de
vvapenen kan ßellsn, bedwingen
kan!

-ocr page 357-

' /

krijgskundig BESCHOUWD^
gen, onderdaanen in fcliijn, zicli onmiddelijlc
der
lieer föhappije des Sultans zuDcn onc-
treklicn, zodra 't verlies der hoofdftad hem
dwingende elders heul en troost te zoeken,
dit ftaatkundig uurwerk komt ftil te ftaan.

Meenigmaal heb ik mij aldaar met luiden
van kunde in aanzienelijke posten gefteld,
over deeze gevaarlijke gefteldheid van zaa-
ken onderhouden. Hun fcheen ze min drin-
gende, dan mij, die toen 't zee-weezcn
der
Rusfm noch te Cherfon noch te Sevasto-
pol
kende. Het ftreelt zeker mijne ejf
gcnliefde van achteren uit de papieren van
luiden van diepe militaire kunde, die alles
met. eige oogen opzettelijk onderzocht heb-
ben, te zien, dat dit onheil den
Turkm
onmiddclijk voor de deur ftaat, en dat ik
alzo den bal niet misgeOaagen heb. Maar
zo mij dit ftreelt, doet 't mij leed, daar ik
altoos gehoopt had, dat zij door zo meenige
harde lesfen wijzer geworden hun land-
X 4nbsp;en

-ocr page 358-

en zeemacht eindelijk in dien ftaat zouden
gebragt hebben, dat zij een veroverzieken
nabuur met vertrouwen onder de oogen
konden zien, 't doet mij leed, zeg ik, dat
de abuizen bij hen zo diep zijn ingekankerd,
dat een uitvoerüjk plan van hervorming ee-
ne
wiskundige onmogelijkheid is, dat de

beste poogingen niet meer dan een palliatif
zijn voor ongeneeslijke kwaaien, die 't al-
leen voor een tijd kan verfchuiven.

Even nu als een hooge boom niet omvalt
zonder te befchaadigen, of te verpletteren
die hem omringen, alzo is de nadeep des
ingeftorten
Turkfchen rijks onbereekenbaar.
Wie zal 'er door vergruist worden? wie zal
de
afgefcheide brokken van dit ontmeetbaar
gebouw na zich neemen, om 'er X zijne
mede te vergrooten?

Wat hiervan zij, Conftmitinoplen uit dit
gezichtpunt befchouwd, wordt oneindig be-
langrijk. Zo mijn lezer deel neemt in den

toe-

-ocr page 359-

tocftand der waereld, behoef ik hem om
geene verfchooning te vraagen voor de bij-
zonderheeden, in welke ik gaa treeden,
omtrent de wijze waarop deeze ftad aange-
vallen en principaal verdeedigd kan worden:
opdat de
gme 't gebrekkige van 't militaire
vervulle.

Voor een dozijn jaaren mögt deeze me-
morie een
hors-dquot;-oeuvre fehijnen. Toen de
Rusfen, in hun oorlogen met de Turken,
Dnieper, Bog, Dniester en Donau pas-
feeren, hunne legers hondert mijlen moesten
laaten marcheeren, zodat zij als afgemat wa-
ren, voordat zij op 't flag-veld kwamen,
toen zij eene menigte vestingen te verove-
ren hadden, om zich eene vrije retraite te
menageeren; allen operatiën, die veel tijd,
manfchappen en kosten vorderen, wilde zij
eindelijk tot hun geliefd oogmerk, 't ver-
dringen der
Turken uit Europa en Conßanti.
fiOpelen komen, toen, zeg ik, mögt dit gevaar
X 5nbsp;zich

-ocr page 360-

zich in een ver verfchiet vertoonen, en
deeze memorie een overboodig vverlc fchijncn :
maar zedert zij te
Cherfon een admirahteit,
te
Sevastopk een vloot, en de vrije vaart
op de
Zwarte-Zee hebben, kan de Sultan 's
avonds, in zijn Serrail te
Conßantinopkn ge-
rust
gaan flaapen, en 's morgens of der
Rusfen krijgs-gevangene, of gedwongen zijn
te vluchten, en bun zijn ganfche rijk, a^s
't
ware, ten prooi te laaten, (91)

Dit

C9O .» Janvier 1786, une fregatte Rujje entra
,, pendant la nuit dans le Bofp.'iore, fans que les gar-
„ des des Châteaux d'Europe d'Jße, abfentes ou en-
„ dormies, J'en fuffent apperçues, et vint moullcr
„ dms le Port de Conftantinople. La Porte fit fes
„ plaintes à l'Envoyé de Ruße, fur la témérité du
„ commandant, qui donna pour excufe de fa hardieße,
„ plutôt que de Jon ignorance, qu'un brouillard épais
„ lui ayant dérobé la vue de terre, il avoit été entraîné.

J)

talgfé lui, par les courans, auxquels il n' avoit pû
,, réfister-, quoiqu'il lui eût été ordonné d: remettre

fur-

m

-ocr page 361-

krijgskundig beschouwd. 331
Dit is letterlijk waar; en (ccn paerdjc
dat noch harder draaft) ik neem aan te be-
wijzen, (92) dat zo,in plaats van den Prins
p O T E M KIN, onze Vice-Admiraal en Ridder
van ki nsb erg en hot oppcr-gebied over
de
Rusfifche marine op àe .Zwarte-Zee ge-
voerd, zo de Keizerin zijnen ijver en ar-
beidzaamheid helpende, maar halven wind
hadt willen zeilen,
Conjlantinopolen voor haare
zegepraalende wapenen reeds zoude hebben
moeten bukken; en zo de grootte dier refi-
dentie 't .moeijelijk zoude gemaakt hebben

_ haar

„ fur.k.char,ip à la voile, cekne prouva pas moins qu'une
„ escadre pourrait entrer de même à igt;improviste, et
„ bombarder cette capitale''. Le comte
ferrieres de
sauveboeuf,
ibid. tom I. p. 65.

(92) Dit zal ik hiernamaals, evenwel in deeze wae-
reld, in 't vervolg van dit werk doen, bij welzijn.
Wanneer ik mijn lezer in de
Krim te Sevastopk za!
gevoerd hebben.

-ocr page 362-

haac te behouden, zij gewis dezelve zou
hebben kunnen rantzoeneeren, en 'er een
onnoemelijken fcbat uit trekken. Zo is 't
dan wel niet te verwonderen, dat deeze
Vorftin zich zo veele moeite gaf, om dien
Heer in haaren.dienst te lokken, hem
Car-
te-Blanche
aangeboden hebbende!--Erg-

denkenden en wangunstigen zullen deezen
uitftap van vleijerije verdenken. Dan ik be-
tuige, zo zeer ik vvenfche bij alle, die mij
kennen, de reputatie van een eerlijk mensch
te behouden, dat het gezegde naar 't zui-
ver ingeeven van mijn geweeten, naar mij-
ne beste overtuiging, en voorzeker buiten
kennis van dien Heer, hier neergezet
is. (93)

De

(93) Ook is Sultan selim, in de tegenwoordige
geßeldbeid van zaaken, 't behoud zijner refidentie den
Koning van Zweeden venchuldigd. Zonder zi.ne ver-
mogende diverfie zou de groote Rusfifche Vloot dc
Turkfclie zeker geflaagen en zich met haare zegepraa-

len-

-ocr page 363-

De flag, dien de Rusfen den Turken be-
reiden, zal hun uit de
Zwarte-Zei toege-
bragt worden. Schoon de vlooten der eer-
ften in de
Oost-Zee veel zwaarer zijn dan
die op de
Zwarte-Zee, zullen deezen 'er
't werktuig niet van Zijn.

Voor eerst is de weg uit Cronjlad naar de
Dardamllen lang.

Ten tweede moeten zij Zweeden, Dene-
marken, Holland, Engeland, Frankrijk,
Spanje
voorbij zeilen: 't geen niet toegaan
kan» zonder eenige deezer mogendheeden
ombrage te geeven.

Ten derde zijn de Zuide-Winden bij de
Dardanellen, in 't fraaije faifoen zeldzaam,
en de ftroomen altoos contrarie.

Ten vierde is Sevastopls een hoek van

de

I

lende magt voor 't Serrail gelegt, of zouden de Cott.
ftmtinopiers
zich aan een bezoek van die van Sevas-
toplc
bloot gefield hebben.

-ocr page 364-

de waereld, daar geene mogendheid hen bc-
fpiedt.

Ten vijfde zijn de Noorde-Winden op de
Z-ivarte-Zee in den zomer als een pasfaat.

Ten zesde loopen de ilroomen uit deeze
vliedend den Bosphorus in, en 't Serrail
voorbij: zodat zij 'er den ingang in den na-
nacht van aangedaan hebbende, (de Kust
•is hoog genoeg, om den ingang van 't Ka-
naal bij helder wcêr, op 9 a lo mijlen te
kunnen peilen) met 't krieken van den
dag, eer de Sultan zich noch den flaap uit
de oogen geveegt heeft, voor zijn Paleis
kunnen leggen.

Daarom zullen wij vooreerst en voorai
met de verdeediging van 'c Kanaal van Con-
ftantinople
van den kant der 2.warte-Zee ons
ophouden.

De Bosphorus is aan deszelfs ingang der-
tien hondert roeden breed ; maar deeze
breedte neemt allengs af tot aan de punten,

uit-

aüi

-ocr page 365-

uicfteckende in Europa en Jfia, Cavacks ge-
naamd. 't Vaarwate-r is doorgaans van eene
ongelijke breedte, maar altoos veel min
breed dan de Bosphorus zelve, van 9. 13.
15. 17. zeer zelden 42 vademen diep. Een
grond van kiezelfteen
(gravier). Van den
ingang tot aan deeze punten is de flroom,
gebooren uit den toevloed van water in de
Zwarte-Zee, door zo veele rivieren, den
Don of
Tanaü, den Dnieper of Boristhenes,
den Bog of Hypanis, den Dniester of Da-
naftris
, den Donau of hther aangebragt, wel
vooraan fterk, maar minder als hij 't na be-
neden is. Deeze ftroom is bovenal vliegen-
de in de zes zomer-maanden, wanneer de
N. Winden beftendig waaijen. Maar in
herfst en winter waaijen 'er ook Z. Winden,
welke dien ftroom zeer ftremmen, en zelfs
dooden.

Deeze laatften zoude men moeten nutten,
om in 't Vaar-water, 't zij aan zijne
engfte,

't zij

-ocr page 366-

't zij aan zijne ondiepfte plaatze, verzenkin-
gen te maaken. Oude fchepen, met ftee-
nen, zand, enz. gevuld, alles
fpecie, die
men aan den oever in overvloed vindt, en
die men ter verbreeding van 't Kanaal (op dat
't geen men van de ruimte afneemt in de
diepte — men aan 't water
wedergeeve in de

breedte) zoude moeten wegruimen, in me-
nigte
bij, naast en op elkander gezonken,
zouden misfchien 't vaarwater zo ondiep
kunnen maaken, dat 't voor Oorlog-fchepen
niet meer vaarbaar was. Dit zou, zal men
zeggen, geen klusje, maar een zwaare karre_
wei zijn. Wat zwaarigheid I zo 'er maar een
kijk van goed fucces op was. Wie zal
na
der Franfchen Hercules-arbeid te Cherburg
zeggen, dat iets van die natuur onmoge-
lijk is? .

En alsdan mogten de Rufen hun ganfche
Esquader van de
Zwarte-Zee, toch enkel
ingericht om den arme
Turken katte-kwaad

te

-ocr page 367-

te doen , inzouten, of 'er brandhout van hak-
ken , waaraan zij toch in de
Krim zo groot
gebrek hebben.

't Zij nu dat dit ontwerp onuitvoerlijk is,
't zij 'er de
lurken niet om gedagt hebben,
't zij ze de vrije vaart voor hunne eige Oor-
log-fchepen niet hebben willen verliezen, zij
hebben getracht zich te dekken tegen een
aanval, op de
volgende manier.

Twee oude kafteelen moeten een vijande-
hjke vloot afvveeren. Maar zij leggen op
een te gfooten afftand, om hun vuur te kun-
nen kruitzen; en zij zijn te zwak om't vij-
andelijk vuur te kunnen weêrilaan; om nu
niet te fpreeken, dat zij door een klein ge-
tal troepen, die men in de nabuurige bogi
ten aan wal kan zetten, den
Turken zelfs
voor den neus zouden kunnen weggenomen
worden.

De twee nieuwe kafteelen, in 't jaar 1773
gebouwd, hebben dezelve gebreken: uitge-
Ynbsp;no-

-ocr page 368-

nomen dat zij nader aan elkan der leggen
Met recht werpt men den Heer Baron
de
tott
voor, ~ dat hij voor dezelve eene

flechte plaats heeft uitgekozen - dat hij

de hoogtens van waar de vijand ze met
zijn gefchut zou kunnen beftrijken, niet
geflecht heeft -- dat hij 'er 't vuur

zodaanig van heeft verdeeld, dat 't grootfte
gedeelte 'er van niet kan v/srken, voordat
de vijand of met zijne fchepen op de zijde
'er van legt, of 't reeds gepasfeerd is: daar
met 't grootfte vuur N. O. en N. W. aan
te leggen, men de fchepen van vooren tot
achteren hadt kunnen befchieten.

De nieuwe batterijen der beide Kavacks,
van fteen opgernetzeld, zo als die der
voorgemelde
kasteelen, zijn des te flechter,
naarmaate derzelver fchietgaten niet meer
dan vier a vijf voeten boven water zijn.
Binnen kort zou de overmacht van 't vij-
andelijk gefchut dit vuur doen zwijgen-

De

-ocr page 369-

De Turkfche artilleristen zijn ook zo flecht,
dat men in 't geheel geen ftaat mag maaken,
noch op de juistheid van 't fchot, noch op
de gezwindheid van 't vuur, zo noodzaake-
lijk in dergelijke geleegenheedcn.

Hieruit is 't op te maaken, dat een vij-
and van eene grooter magt in fcheepen, dus
meester van dc
Zwarte-Zee, welke in de
tegenwoordige gefteldheid van zaaken deeze
pasfage zou zoeken te forcecren, 'er zeer
waarfchijnelijk in flaagen zou: daar de aan-
gehaalde gebreken der kasteden cn batterijen
hem niet zouden behoeven tegen te houden.
Wat meer is, al hadden ze ook deeze ge-
breken niet, zouden ze 't evenwel niet kun-
nen doen. Als een vloot een pasfage wil
forceeren, zo die alleen op eene plaatze
weêrftand vindt, laat ze ook noch zo
fterk zijn, zal 't hem altoos gelukken. De
vaart van de fchepen , ftroom en wind meê
hebbende, zal ze in een fnip voorbij die
y 2nbsp;ge-

-ocr page 370-

gevreesde plaatze voeren, waarvan ze ook
noch 'c vuur door 't hunne zullen
doen
verflaauwen. Maar wanneer deeze pasfage,
door een ketting van verdeediging, n?eer
dan één weêrftand biedt, zo zullen de fche-
pen, altoos meer of min aan romp en tui-
gagie befchadigd door 't eerfte vuur, ver-
traagd in hun vaart, noch meer aan een
tweede blootgefteld zijn; 't geen zij niet
zullen durven waagen.

Maar geft:eld, dat, in weêrwil van al deh
kijk op een goeden uitkomst, de vijand
deeze onderneeming niet durfde waagen,
zou 't hem in dat geval gemaklijk zijn klei-
ne corpfen troupen aan de nabuurige kusten
van Europa en Afia aan land te zetten, en
deeze kasteden te doen as^ngrijpen V3I1
achteren , alwaar zij niet geflankeerd,
waar zij gevolglijk ligt te beklimmen en
ftormenderhand weg te neemen zouden zijn.
Deeze operatie vordert enkel eene eenvou-

di-

-ocr page 371-

dige kennisfe van 't locaale, die de Rmjm
ligt krijgen kunnen.

Digt bij de oude kasteelen in Europa en
Afia, zijn verfcheiden plaatzen zeer gefchikt
tot 't aan land zetten van troepen, die in
éénen nacht ze zouden kunnen forceeren:
ondertusfchen dat 't gefchut der fchepen
eene nuttige diverfie na den zee kant maak-
te. Deeze ontfcheepingsplaatzen zijn, aan
den kant van Europa, van
Fanaraky af tot
Eski-Fanary, dat is op eene uitgeftrektheid
van 4,000 roeden. Verfchcide inhammen en bog-
tQn,diedQTurkfcheCaujuendoorgmis tot eene
werkplaatze dienen , en waarin de oorlogsfloe-
pen en barken de manfchap aan land kunnen zet-
ten , zouden die landinge zeer bevorderlijk zijn.

Aan de zijde van Afia vindt men, op
een afftand van 200 roeden van 't kasteel,
een ruimen inham , geformeerd door een
valei, open voor den mond van een beek.
In vveêrwil van de nabijheid des kasteels,
y 3nbsp;kan

-ocr page 372-

kan geen één zijner ftukken deezen inhara
befchieten. Deeze pkiats zou de ontfchee.
ping zeer begunftigen.
Riva 800 roeden
verder, zounoch voordeeliger zijn, daar
men overal zeer gemaklijk voet aan wal
kan zetten. Op
400 roeden afftand van
land kunnen de fchepen op
19 vademen
ankeren. De anker-grond is 'er zo goed,
dat de fchepen geen gevaar loopen van
verdrijven, in weerwil der heftigheid van
de ftroomen en de N. winden.

't Armzaalig kasteel van Riva zou niet
kunnen hinderen, dat men zo veel volks
aan land zette, als men nodig heeft, om 't
te neemen, zo als ook 't
Fanaraky van Afia.
De ligtheid der communicatiën, de hoog.
tens, die elkander achtervolgens cn de nieu-

wc kasteelen beftrijken, laaten vermoeden,
dat de eerfte attaque gelukt zijnde, alles
wat 'er beneden is, 't een na 't ander, zou
weggenomen worden in éénen nacht.

Dit

-ocr page 373-

Dit geklaart zijnde, zou 'er geen hinder-
paal meer tegen den doortocht der Schepen
2ijn;
geholpen door den ftroom en de N.
winden, kunnen zij in drie uuren tijds voor
de punc van 't
Serrail zijn, zich 't een
achter 't
ander vertuijen, of voor twee ankers

vast leggen en de hoofdftad des Turkjchen

rijks tot de overgaaf d^'ingen.

Is Conftantinopolen zo ligt te overrompe-
en, 't is 't niet min het te verdeedigen.
De natuur zelve heeft deeze verdeediging
zo te land als te water
aangeweezen.

't Kanaal van Conftantinopolen heefc op zijn
naauwst niet
meer dan 700 roeden breedte.'t Is
omringd van hoogtens van 30 tot 150 voeten,
waarmede men voordeel zou kunnen doen,

om 'er gefchut op te planten.

Beide de oevers hebben zeer goede anker-
plaatzen, zeer gefchikt om 'er vlottende
batterijen in te leggen, die den doortocht
noch veel enger zouden maaken, en al hun
vuur met veel
voordeel tegen de fchepen,

Y 4nbsp;niet

-ocr page 374-

niet in 't zelve geval zich bevindende,
zouden kunnen ontwikkelen,

In dc kasteden of op de batterijen vindt
men thans geene mortieren, 't Is echter
derzelver vuur 't welk de fchepen 't meeste
vreezen, wijl 't hen aan een zichtbaar gevaar
blootftelt. Eén
éénige bombe is volftaande
om een fchip in de lucht te doen fpringen,
en een geheel esquader in desorder te bren-
gen , 't zij door 't fpringen , 't zij door 't in
den brand fteeken van de naaste fchepen.
Men kan niet teveel mortieren plaatzen bo-
venal op de uithoeken, van waar men het
fchot na boven en beneeden de batterijen
kan wenden.

Men kan 'er vlottende batterijen bijvoe-
gen, uit welke
men de fchepen, 't zij met
gloeijende, 't zij met brandkogels zou kun-
nen befchieten.

De canoneer-floepen behoorden van een
2;W3ar charter te zijn, zullen zij 't kanaal

met

-ocr page 375-

met eenigen nadruk befchermen. Zij be-
hoorden te zijn van 12 ftukken, 24 pon-
ders. Men heeft opgemerkt ^ dat de twee
hooge uithoeken, die 400 roeden beneeden
de nieuwe kasteelen zijn, het kanaal zeer
eng maaken. Derzelver fchuinfche richting zou
de directie van't vuur begunftigen, en maaken
dat men de vijandelijke fchepen voorin zou
kunnen fchieten. Men zoude bij de
Ca~
vacks de vlottende batterijen ten anker kun-
nen leggen, op vier ankers, gekat in een
haane-poot, en met ijzere kettingen vast
gehouden. De eerfte deezer vlottende bat-
terijen moest 20 roeden van de kust, de
tweede 30 roeden 'er van geankerd leg-
gen op 15 tot 18 vademen kiezel-fteen in
Europa, en 20 tot 30 vademen fchelpen
in Afia. Men moest ze in een diagonaal
met den ingang van 't kanaal op een fpring
leggen. Deeze batterijen zouden eene des
te geduchter ketting formeeren, naarmaate
y 5nbsp;om

-ocr page 376-

om ze te forceeren , men 'er op zou moeten
vallen, en zich met hen vermengen. Hen te
enteren,
zchi gevaarlijk zijn. Deeze legging
is des te gelukkiger, daar hier op loo roe-
den afftands van land een klip legt, welke
de pasfage enger maakt.

Keurt men deeze vlottende batterijen af,

ZO gebruike men een getal van 20 canon-
neer-floepen, ieder een fl:uk van 24 © op
de bak, op een fleê, voerende. Alen
moest ze met den voorfteeven na 't N. an-
keren , en ze zo aan elkander vastmaaken,
dat noch wind noch ftroom ze uit hun di.
rectie kon brengen.

't Gezegde omtrent de weêrloozen ftaat
der kasteelen van de land-zijde in
Europa
en Afia, doet den militairen leezer reeds
van zelfs begrijpen, hoe zeer 't nodig is,
achter beide dezelve eene plaatze voor
2000 man te ruimen, en 'er de nodige
magazijnen voor mond- en krijgsbehoeftens

bij

-ocr page 377-

bij aanteleggen, waardoor men deeze kas-
teden tegen eene overrompeling kan dek-
ken.
Zonder te fpreeken, dat een derge-
lijk geretrancheert campement
het landen
in de buurt der
kasteden of onmogelijk of
bezwaarlijk
maaken zou: zonder le fpree-
ken dat een vijand elders geland, een zo ge-
wichtigen post niet achter
zich zou durven
laaten, maar lt;lien eerst zou moeten wegnee-
men, 't geen hem waarfchijnlijk verzwak-
ken, zeer zeker hem vertraagen zou.

Eene apdere wijze waarop Rusland de
Turkfche hoofdftad zou kunnen wegnemen,
is door een corps d' armee ergens op de
kusten van de
Zwarte-Zee aan wal te zet-
ten, op den kortften afftand van
Confianti'
nopolen.
Bij ge^^uk voor de Turken heeft
de natuur dezelve (de kusten) doorgaans
zeer fteil gemaakt, bezet met hooge klip-
pen. De kleine inhammen tusfchen de kas-
teden van Europa en
Esky - Fanary zijn

niet

-ocr page 378-

niet groot genoeg voor de landinge van
duizend manfchappen.

Maar tusfchen Esky-Fanary en Karahur.
nou
is eene generaale landing gemakliik.
Om deeze moeijelijk te maaken, behoorde
men:

I.nbsp;Op de aangelegenfte hoeken batterijen
aan te leggen.

II.nbsp;Andere wandelende batterijen van veld-
flukken te hebben, die men in een rep
ver-
brengen kan, daar de floepen wilden lan-
den.

III.nbsp;Twee corps Infanterij en Ruiterij, groot
naar evenredigheid der vijandelijke macht,
't een te zetten op de hoogtens van
Domus-
dere,
't andere bij Enicui, en dit camp
met eenige ligte retranchementen te ver-
Herken.

IV.nbsp;Eenige mortieren te plaatzen op de voor-
naamfte hoogtens, om de vloot, die de
ontfcheeping dekt, te befcbieten.

V. Twee

-ocr page 379-

V. Twee torentjes voor 't maaken van fei-
nen te bouwen, 't eene aan den hoek van
Esky - Fanary, 't andere aan Kara - bournou;
om van de eerfte verfchijning eener vij-
andelijke macht
kondfchap te kunnen gee-
ven.

Deeze zijn de voornaamfte middelen, wel-
ke de Porte heeft, om een inval in haar
land, en een aanval op haar hoofdftad af-
te weeren. 't Ontbreekt haar aan kalk noch
fteen, hout noch ijzer, noch handen, omquot;
ze te bewerkftelligen. Maar 't draalen is ge-
vaarlijk. De noodwendigheid om de
Turk-
fche
troupen alleen defenfief te doen agee-
ren is een kind in de konst van oorlog be-
kend, laaten die troupen ook noch zo tal-
rijk zijn. 't Is alleen door de keuze va»
de beste pofitiën, in overvloed op hunnen bo-
dem te vinden, door 't met oordeel plaat-
zen van fterke retranchementen, dat een

on-

-ocr page 380-

350 constantinopolen
ongedisciplineerd en aan 't vuur ongewoon
heir met eenig voordeel ftrijden kan tegen,
en wel eens overwinnen kan een ander aan
order en manœuvres gewoon.

't Kanaal van Conftantinopolen, BospJiO'
rus Thracicus,
dat zich door de Propontis en
Hellespontus, in de Egeifcbe Zee of Archipel
ontlast, maakt de Turkfche hoofdftad ook
van die zijde voor, den vijand toegangHjk.
Om deeze deur toe te grendelen, fchoon,
om reeden voorgemeld, hunne natuurlijke
vijand dien niet zal inhreeken, dienen de
vermaarde kasteelen, bekend onder den
naam van
Dardanellen, juist bij den Helles-
pontus
en de muuren van Troja geleegen.

Op twee plaatzen is de doorgang ver-
fterkt. De eerfte is voor aan den ingang
tusfchen twee kaapen, de tweede is vier
mijlen hooger, daar de pasfage 't engst is.
De twee kasteelen , die deezen laatften door-
gang

-ocr page 381-

gang verfterken, heetten eigenlijk de Dar-
danellen
, naar de oude ftad Dardana.

In den voorigen oorlog met de Rusfen
heeft men noch een ^nieuw kasteel, on-
der opzicht van den Heer Baron
de tott
gebouwd.

't Nieuwe kasteel van Europa of Rorae-
liën
Inghi- Isfan, is gebouwd aan den oever
van de zee, en bedaat een heuvel, door
een kleine valei afgefcheiden van die, wel-
ke deeze plaatzen beftrijken.

Zonder ons in te laaten in een breed-
voerig detail der vestingbouwkundige bijzon-
derheeden,tot deeze kasteden betreklijk,bij-
zonderheeden , die den Ingenieur , uit wel-
ke klasfe 'er misfchien niet één onder mijne
lezers gevonden wordt, alleen fmaaken kan

en zeker fmaaken zou - in 't detail

der ammunitie deezer kasteden, 't geen wij
beiden naar de nieuwfte, naauwkeurigfte en
nimmer voor 't licht gekomen opgaave voor

ons

-ocr page 382-

ons hebben leggen, en waardoor wij deezen
bundel met ettelijke vellen zouden kunnen
doen zwellen, willen wij
kristeUjker mee
onzen lezer, en eerlijker met zijn beurs
omgaan, hem dit verdriet en deeze waar-
fchijnelijk voor hem zeer nodelooze uitgaa-
ve
befpaaren, en dit alleen uit mjjn wijd-

loopig handfchrift refumeeren, dat alle
deeze kasteden, in
hunnen tegenwoordigen
ftaat voor een vijandelijke vloot een niets
beduidende hinderpaal zijn. 't Is eene uit-
gemaakte zaak,dat de Graaf
a l e x e i o r l o w,
nadat de
Turkm bij Tchesmé geü^^en wa-
ren, indien hij, zijn voordeel weetende te
doen met de Z- winden, die ettelijke dagen
na dien flag woeijen (iets zeer zeldzaams
in den
zomer) hadt willen gaapen voor de
pap, die het krijgsfortuin hem boodt, hij
de pasfage der
Dardanellen zou hebben kunnen
forceeren. 't Onbefchoft (93) gefchut dier

kas-

C93) Is deeze uirdrukkingook onbefchoft? Befchaaf-

-ocr page 383-

kasteelen is zo kwalijk geplaatst, dat men
'er zich niet van zou kunnen bedienen, óm
der 't
vuur der vijandelijke fchepen, die op
zijn
best maar ééne laag van de Turken te
vreezen zouden hebben.

Wilden zij zich dooi* des kundigen laaten
beftieren, zo behoorden zij deeze kasteeleil
te repareeren, borstweeringen van aarde
op te
richten, dit gefchut op de behoorlijk
ke affuiten te leggen, affuiten, geëvenredigd
aan de ftukken en bekwaam om derzelver
fchok uit te fl:aani

Behalven dit zou men de hinderpaaleii
noch kunnen \^rmeenigvuldigen, en noch

än-

de lezer oord'eel. Men telt op de batterijen van dé
kasteelen der Dardanellen, oai van veele andere
Zwaare kanonnen te zwijgen ♦ de navolgende ;

35nbsp;Stukken van 22 duim middellijns 10 voeten lang,

36nbsp;—:--13-—-----17---

----- önfg-i——---2Ö--

Alles Ittetaal gefchüt.

z

-ocr page 384-

andere batterijen aanleggen. Die, welke men
aan 't barbiers-punt heeft begonnen, en op
de hoogtens aan de overzijde, zijn zeerwel
geplaatst; men behoorde 'er ftukken op te
leggen en ze wel te onderhouden.

De hoogte van Maita in Europa, vlak
over den laagen uithoek Nahara^ verdiende
niet te worden verwaarloosd. De fchepen,
moetende 't digt ondsr de kust van Europa
houden, veranderen van koers onder deeze
hoogte, en zouden lang bloot leggen voor
't vuur der batterijen, die men 'er konde
opwerpen.

Ten befluite, met hoe veel zorge men
ook alle de voordeeligfte uithoeken met
zwaare batterijen verfterke, dit alles zal
weinig
baaten, ten zij men ook de nabim-
rige kusten verfterke en bezette; om voor
te komen, dat de vijand een landing doen-
de, alle deeze forten en batterijen niet in
den rug valle, en
'er zich van vermeestere.—

'Er

-ocr page 385-

'Er legt mij noch iets op 't hart, maar
ik durf 'er niet meê uitkomen ; fehoon ik
anders
noch al iets durv'. Maar 'er zijn
dingen, die tegen de aangenomene denkwijze
zo ijsfelijk aanloopen, die men als zo ver.
derflijk zal aanmerken, zo gevaarlijk om ze
aan den neus van 't publiek te hangen, dat

ik haast niet weet of ik......'k zal er eens

een advocaat en een dominé over fpreeken.

Men ondermijnt een ftuk gronds, en laat

een duizend menfchen of vier in de lucht
fpringen.

Men masqueert een batterij met fchroot
gelaaden, en veegt ettelijke duizend menfchen
uit de waereld, als of ze geen geld van ba-
keren gekost hadden.

Men fehlet met brandftoffèn een vloot in
den brand, en geeft den
h. Laurentius
eenige duizenden confraters.

Dit alles is geoorloofd , e e r l ij k ,
BRAAF, GLORIEUS!

Z 2nbsp;Zo

-ocr page 386-

Zo is 't dan gepermitteerd in den oorlog
zijn vijand allen mogelijken kwaad te doen,
zonder eenige de allergeringfte
égards te
hebben voor de menschheid ? Is 't? Bedenk
u wel.... Jai Nu dan zo heb ik noch een
pijl op mijn koker, waarmede de
Turken
de vliegen beter van zich zouden kunnen
afhouden, als met al hun gewapende man-
fchap: een pijl, tegen welke hunne vijanden

geen fchild hebben.

Waar zal dat op uitkomen!., parturiunt
montes
denkt wel iemand. Vriend! 't zal
op geen muisje zijn; daar verbeur ik mijn
rechter knevel onder.

Hoor maar wel toe; en zo ik te met

wat duister was, fpreek 'er eens met uw
Dr. over.

De pijl,die ik beoog,is de pest (94). Dee-

ze

(94) Dit woord alleen zal veele mijner lezers eeu
afgrijzen aanjaagen. Ik prijs nog meer, dan ik mü

ver^

-ocr page 387-

ze ziekte heeft een zaadftoffe; men kan ze
voortplanten als knollen en aardappelen.
Breng deeze zaadftoffe onder de aanraa-
king

verwonder over, hunne menschlievendheid. Men hou-
(de 't mi;
echter ten beste, zo ik mij veroorloof dit
pnderwerp wat fijner uittepluizen, d. i. te onderzoe-
ken, oft een Staat geöorioofd is zich te bedienen
van de pest als
een wapen ter defenfie. Hier dunkt
mij zie ik zommige, geleerd hoe weinig de Mogend-
heden buiten , voor en in den oorlog, zfch onder
eikanderen bekommeren over recht en edelmoedig-
heid, lagchen over mijne eenvoudiglieid ; en
'er fcheelc
niet veel aan, of ik houde 'er hen zelve gezelfchap in.
't Zou mij evenwel fpijten, mij zo lang met dit on-
derwerp 't hoofd te hebben gebroken, zonder
mijne
diept kennisfe'. te mogen laaten luchten.

Is 't een Staat geoorloofd zich te bedienen van de
pest als een wapen ter defenfie? 't Is niet betreklijfc
tot de aanvallende Mogendheid, dat 't moeijelijk
valt dit te onderzoeken en de geoorloofdheid te bs-
wijzen; want pleegt men raad met alle de argelistig-
beden der kunst van den oorlog, voorwaar men zal
Z 3nbsp;moe-

-ocr page 388-

35g de pest beschouwd als

king van een gezond mensch, en binnen
kort zal hij van de pest worden aangegree-

pen.

moeten belijden, dat 't menfchelijk vernuft nergens
meer op uit is, principaal onder de befchaafde na-
tiën, zo als zij zich noemen, dan om elkander 't meest
mogelijk met de minfte moeite en
gevaar den hals te
breeken.nbsp;'

De eenigfté reden, waarom men deeze manier van
defenfie als ongeoorloofd misfchien zou mogen hou-
den, is wijl dezelve maar van eenen kant gebruikt
kunnende worden, men met ongelijke wapenen Rrijdt:
't geön niet edelmoedig is. Maar ook van deeze laat-
fte manier van elkander te beoorlogen, zijn voorbeel.
den voor handen, van n:emand gelaakt; waartoe be-
hooi-en de inundatiën, een wapen , zeker ma;ir van eene
zijde bruikbaar.

De vraag is dus eigenlijk , mag een Staat zich be-
'dienen van de pest, als een middel van defenfie, voor
zo verre door dat middel andere volkeren,
die met
denzelven in geen ftaat van vijandelijkheid zijn, ge-
vaar loopen aangeftooken, en 'ar de flachtöffers van
te worden?

Wat

-ocr page 389-

pen. enz. enz. enz. De etter der pestbui-
len is de rijkfte aan deeze zaad-ftoffe. Al-
les

Wat leidraad gebruikt, om 't best te geraaken uit
't doolhof der tegenswoordige questie ? Moet men de
zelve oplosfen naar dc letter van gefchreeven traktaa-
ten en convendën tusfchen de Mogendheeden? Is 't
beter 't recht der natuur en volkeren in te roepen?
of blijft
'er iets anders over, dan zich te flaaven op
de kragt van voorbeelden en ufantiën ?

Voor eerst zijn de Turken , zo veel mij bekend is,
noch nimmer gekomen op de gedagten, om zich te
bedienen van de pest als een wapen ter defenfie;
alzo kunnen traktaaten tusfchen hen,de Oostenrijkers
en Rusfen daar niet van reppen.

Ten tweeden en ingeval traktaaten den Turken't ge-
bruik van dit huismiddeltje ontzeiden, wat zou dit
baaten? daar deeze zelve traktaatenj bij 't opkomen
van ieder oorlog, als verbroken zouden kunnen worden
aangemerkt.

Zo 'er iets grondigs, iets bedisfends over kan ge-
zegd worden , 't is in 't recht der natuur en der
volkeren alleen dat dit gezogt moet worden.

Z 4nbsp;Om

-ocr page 390-

les wat door eenen aan de pest zieken of
geilorven aangeraakt, doordrongen is van

zijn

Om dit onderwerp meest mogelijk eenvoudig te
maaken, zal ik de Mogendheden onder elfcanderen
befchouwen als panikulieren; want ook voorwaar ia
den ftaat der natuur öaan de ftaatendommen cot elk-
ander , als de partikulieren onderling in ieder ftaatea-
doni: d. i. even zo als, indienflaat, de partikulieren
onder een
aan geene andere wetten dan die der natuur
gehouden zijn, even ook zo zijn 't de ftaatendommen.

Een voorbeeld van partikulieren: een fterke, vier-
kante knevel valt een zwak jongeling aan, wiens,
leeven verlooren
is, ten zij hij dien knevel door lis.t
pf behendigheid
't vengfter weet uittewerken; mag
die jongeling dat doen, wanneer hij weet, dat de
val van dat brok twee onfchuldige wichtjes, die on-
der 't
vengfter leggen fpeelen , gaat vergruizen ? G R o,.

Tiüs fchijnt te zeggen jaa. „ IV. i. An et innocen-
„ tes, qui interpofiti defenfionen aut fugam, fine qua
,, mors evadi non potest, impediunt, transfodi aut
„ obteri posdmt, disputatur- Sunt qui licere id pu-.
,, tant, etiam Theologi. \ Et certe naturam folam fi

re-

-ocr page 391-

^ijn zweet en andere uitwerpzelen, kan ook
deeze ziekte voortplanten. Wol enz. hier

quot; in

„ Tefpicimus, multo minor apud eam est focre-
„ tatis respectus, quam proprias falutis cura. At lex
,, duectionis prïefertim Euangelica, qus alterum nobis
„ squat, plane id non permittit.
De -ure Belli amp;c.
„ Lib. II. Gap. I. Dan de wetten van 't Euangelie
klemmen de
Turken niet-

Een ander voorbeeld ook van partikulieren. Ik heb
een Vriend gehad. Hij is niet meer! Let op zijn ge-
val. Na zes weeken omdwaalens door den Oceaan,
}n een mast- cn reddeloos fchip, met 350 koppen be-
mand, bekomen zij. noch vijftig mijlen v^n land,
een zwaar lek. Dit brengt veertien voeten waters iu
't fchip. Dertig van de bedaardQen , de rapften, de
moedigden bergen zich in de boot. Een man meei
daar in opgenomen, ftelt bij een holle zee en ftorm-
achtig weêr, alle die dertig in 't dreigendst gevaai
van zinken. De rest van de equipage wil ook zij»
leeven redden. Men fpringt in zee en zwemt trops-
wijze na die reeds vol geladen boot. Dan hier keert
men hen overal met riemen, haaken,
raesfeu af, floot
Z 5

-ocr page 392-

de pest beschouwd als
in geweekt, kan dit lieillooze fmet laog be-
houden (95) en zeker des te langer, naar-

maa.

hen onder, in één woord vermoordt hen. Strijdt dit
tegen de wetten der natuur?

Hoor nu puffendorf hier over: „ lei fe pré-
„ fente un autre
cas, que je me propofe à examiner.
„ Suppofons, que
dans un Naufrage, plufteurs perfon-
„ nes fe font jettées dans une petite Chaloupe ,
qui
„ n'appartienne pas plusCs) aux uns qu'aux autres, et
„ que la Chaloupe ne foit pas asfez forte pour les por-
„ ter tous à la fois. Faut-il tirer au fort qui feront

„ ceux

(95) Zie hier 'er noch een versch voorbeeld van,
't geen de Heer
michel de doctor van de quaran-
taine
te Marfeille, de best geregelde van geheel Euro,
pa, mij heeft medegedeeld.

Omftreeks van 't jaar 1784 komt een Raguzeeè'r
uit een haven van dc Levant te Marfeille, eene mee-
nigte Turken aan boord hebbende. Zij waren ruim
een maand op zee, en reeds drie weeken in de {«a.
rantain* geweest, altoos gezond, 't Geval wil dat
een der Turken ziek wordt. Nu vordert de ordonnan-
tie

-ocr page 393-

een wapen ter defensie. 3^3
maate men 'er zorgvuldiger de lucht af-
houdt.

Zq-

„ ceux qu'on chasfera ? amp;c. Le droit de la nature. Lib. II.
„ Ch. VI. Zeker zou 't billijkfte weezen te looten maar
eerlijke
puffendorf'. hoe weinig hebt gij een denkbeeld

van

tie van 't huis, dat zodra iemand ziek wordt, hij
zich
geheel naakt ontkleedt, om te ontdekken of
hij ook een'g teeken van pest op 't lijf heeft. Dit
gedoogde de Turkfche eerbaarheid niet. Zij verkoo-
zen liever, fehoon a!le gezond zijnde en hun quarantai-
ne in een week (londt te eindigen, wederom intepak.
ken, en een andere haven te zoeken. Een der Turken
geeft een oppasfer van 't huis een
lederen beurs , dien
hij bij
't verpakken ergens in een hoek van een koffer
vondt. Deeze «as befmet, ftak hem aan, rukte hem
weg, zonder dat zijn dood, door de goede voorzorge,
verder gevolgen hadt. De Turken zelve bekwamen
ook deeze ziekte op eene deerlijke wijze aan boord,
tM'ee derden van 't volk ftierf 'er aan. Men nam ze
eindelijk wederom te Marfeille in
quarantaine. Eea
bewijs, dat deeze zaadftoffe zich ten minste
zes wee-,
ken conferveert.

-ocr page 394-

Zodra nu Rusland y Oostenvijk, of wjg 't

ook

van deeze fchrlkkelijfce fituatie, van 't misbaar, dat de
confufie,de zinneloosheid, die haar vergezellengt;kunnen
vormen, om dit middel in 't allergeringfte
voor prak-
tikabel tc houden!
barbeyrac, die op No. 3.
hier een noot bijvoegt, zegt dat de boot 't eigen-
dom is Van
den fcMpper.die meester is, liefdaadig die
geene
'er in te laaten die hij wil, en ze 'er wederom
uit te jaagen, naar goeddunken.
Maar met permisfie
v.in zijn Hooggeleerden houde ik dit voor een flater.
Bij dergelijke omliandigheden is de boot eerst het ei-
gendom der ganfche equipage, misfchien daarna vaa
die geene, vveike de fterkfte en kloekfte zijnde, 'er
zich van meestqr gemaakt hebben.
De looting nu
dergelijke verwarring onbruikbaar zijnde, zo blijft
d? vraag: mogen die dertig,
die in de boot zitten,
l^un leeven redden ten koste van dat van drie hon-
^erd, die zij afkeeren? In 't boek de
Oßcio Hn.

winis amp; Civis Lib. I. Cap. V. 8. beantwoordï

ïuffendorf die vraag met een mij dunkt. {*}

't la-

• Niets. is. ligtquot; iJän, een raeesterachtigen toon aan te nee-
men, en deeze vraagen ad libitum tc beantwoorden. Maar een

be.

-ocr page 395-

ook zijn magj miencn maakte den Sultan

vij-

♦t Inftinct van eigenbehoud C*) is een tijran, die alle
andere wetten overbeert, eene drift, die alle redenee-
ringen opflorpt. Te vergeefsch zal een rechtsgeleerde

ba-

bedaard onderzoeker laat zich daar niet meè paaijen. Ik voor
mij bekenne mijne onbevoegdheid tot uitfpraak; en, na
deeze
bekentenisfe, zo men mij vroeg, wie die bevoegheid toekomt,
zou ik mij verleegen vinden, 'er op te antwoorden. De Hoog-
geleerde Heeren zijn zo ellendig doorbakken van hunnen
coliegiaalen flenter, zoo gekeetend aan aangenomen denkwij-
zen, zo iieleramerd door menageincnten voor hun ftand, dat
deeze hunne uitwijzingen misfchien door geen vrij onderzoek
zullen voorafgegaan zijn , zonder 't welk zij echter bij een ie-
der, ongewoon Jurare in yerla magistri, niet meer dan rook

en wind zijn. -

(*) 't Is van dit inftinct, en niet van de wetten der natuur
in 't algemeen, da:
cicero in de bekende plaatze (t) zegt:
„ Est hec non fcrlpta,ßd nata hx, qumn non dWcimus, accepU
„ mus, legimus, verum ex nature ipfa eriipaimus, liaußmus, ex-
„ preßimus, ad quam non docti, fed facti, non iaßituti fed imiKti
„ fumus: ut ß y'ta nostra in aliquas infid'ias, ß ht vim, in telt
„aut latronum aut inimicorum. incidlfet, omntf htnefla rat'»
„ cjfst expedtenda falutis*'.

In Oraliene pro HUlenu

-ocr page 396-

vijandelijk aan te grijpen, kon hij de vol-
gende taal voeren:

Al-

betoogen de onrechtvaardigheid der ontweldiginge
van een ftuk hout ,'t geen een ander, ook in 't water
gevallen ,'t eerst gegreepen heeft ter reddinge van zijn
leeven;
die zelve rechtfgeleerde zou, in weerwil van
zijn betoog en eige overtuiging, in dezelve omftandig.
heeden 't zelve doen, zo hij knap genoeg was.

De huiverigheid in 't doen van uitfpraak, waartenee-
men bij twee zulke te recht beroemde fchrijvers als
g r o-
Tius en PUFFENDORF moet iedereen op de hoede
doen zijn. Ik vermeet mij niet te willen beflisfen, maar
ik verzoek om verfchooniug, zo ik 't waage deezen
grondregel néér te ftellen, een grondregel, (die 'er
mogelijk geen is, dien ik niemand opdring, en waar-
op ik weet, dat de meeste keurmeesters hun ftempel
niet
zullen zetten) namelijk dat 't geäorloefd is een
ander te fchaaden en te vernielen, zo meenigmaal 't in,
ßinct van eigen behoud 'lt;r ons toe dwingt, d. i. z*
meenigmaal wij, zonder die fchade of vernieling, zelve
verhoren zouden gaan.

Zijn nu de ftaatendommen, door geene traktaaten

aan

-ocr page 397-

Alles,wat leeft en gevoelt, gaf de natuur

mid-

aan elkander gebonden, in 't zelve gaval, als de par-
l'ijjulieren onderling in den flaat der natuur -— houdt

mijn aanftonds neergezette grondregel fteek - is

de Staat van Turkijen in 't geval van een partikulier,
die zich niet kan redden zonder een onnozelen aan
zijn eigen-behoud op te offeren, zo is de vraag be.
antwoord, of die Staat gebruik mag maaken van de
pest als een middel van defenfie.
Tot hiertoe heb ik de geoorloofdheid deezer nieuwe

manier van oorlogen onderzogt, voor zo verre de
nabuurige Mogendheeden 'er mede een flacht-offer
van zouden kunnen worden. Ik bekenne, dat 'er
weinig kans is een groot rijk te
empesteeren, zonder
dat de nabuuren 'er eea fchampfchoot van krijgen.
Dan hieromtrent verzoeke ik mijne lezers drie zaaken
op te merken.

I. Dat hoe groot dit gevaar ook in zich zeiven
zijn mag, de Turken 't in de hand hebben, 't zelve
zeer te verminderen, bijaldien zij die landen, gren-
zende aan 't rijk, waarop zij 't gemunt hebben, van
hun voorneemen waarfchuuwen, die 't alsdan vrij
ftaat om hunne ftaaten een
hordon te trekken.

![•

-ocr page 398-

tniddelen ter zelfbehoud. (96) Gij hebt dé

krijgs-

II.nbsp;Dat ik enkel eti alleen dit aanraade als een dè.
fenfief wapen: iets, dat hemelsbreed aflegt van offen-
fief. Inderdaad zeer veele zaaken ftaan in 't eerftè
geval vrij, die in 't laatfte verboden worden : een on-
derfcheid, dat misrchien niet altoos genoeg iti 't oog

gehouden wordt.

III.nbsp;Dat ik dit huismiddeltje vooreerst aanraade alä
een bullebak, wiens dreigend aanzien zeer waarfchiji
jielijk de vermetelheid zelve in de fchulp zal doen
kruipen; principaal dier geenen, welke de pijnelijkheid
zijner neepen gefmaakt hebbeil.

C96) „ Hoe amp; ratio doctis, amp; necesfitas barbaris,
„ amp; mos gentibus. amp; féris natura ipfa prasfcripfit, ut
„ oinnem femper vim , quacunque ope posfent, ä
„ corpore, a capite , a vita fiia propulfarent.
C i e e-
„ EO, pro Milone.quot;

j, Non alia iongè ratione atque ipfa vidstur,

„ Protraliere ad gestum puem infamia Imguts ,

„ Cum facit ut digito, qu(B fint prcefentia monllrentt

„ Sentit enim vim quisque fuam, quam poßlt abuti.

„ Cornua nota prius vitiilo quam frontibu! extent,

/i-

-ocr page 399-

krijg^^tucht, wij de perzoneele bravourei
Mair deeze is onbeftand tegens uwe krijgsi
kunde, die ons nationaal karakterj of dé
aart
van onzo regeeringsform van ons af-
wijst, die uwe veroverzieke woelachtigheid
ook nimmer onder ons zult laaten wortelen. Zo
moeten wij of ons gedweelijk onderwerpen
aan onze vernieling, of listig nieuwe wapens
tegens u
uitvinden. Deeze zijn de pest.

Zijt gewaarfcluuiwd! te vergeefsch zult
gij uwe ftaaten omringen met
cordons. Hoe
weinig
zullen zij u baaten! daar haare ver-
woesting u van tien onverwachte zijden zal
worden aangebragt.

Te

„ Illis iratus 'petit atqüe infefifus inurgèt.
y, Jt catuli pantherarum, Jcymnique leonum
„ Ünguibus ac pedibas jam turn, morfuque repugnant j

Fixdunï ipfis funt denies unguesque creati.
„ Alituum porro genus alis omne viderMis

Fidere a pennis tremulum peterè auxiliatam.

LUCRETIUS Lib. V. vers. 1029;

Aa

É

-ocr page 400-

37o de pest beschouwd als
.. Te- vergeefsch zult gij haaren voortgang
door lazareths zoeken te ftappen.
Voor-
dat «we • artzen half zullen hebben uitge.
lïiaakty of deeze vernieling 't uitwerkzel
óf dei' pest of eener kwaadaartige rot-
koorts'is (97), zal zij aan hondert onder-
fcheide oorden tevens uitbarstende, uwe
kloekheid verfchalkcnde, niet dan uit ge-
brek

(97) Dit ziet hierop: bijna nimmer onrfiaat deeze
ziekte in Europa, dat dezelve niet een aantal dood-
gravers aan de kost geholpen- heeft, voor dat de fa-
culteit, die doorgaans een fchrik heeft 't vonnis der
pest over een Staat uit te fpreeken, opgehouden heeft
te twisten over den aart der epidemie. Die laastelijk
Rusland, en bovenal Moscou, zo deerlijk teisterde,
was wel een pest in pesfima foniia , en toch wilde
men te St. Petersburg en buiten Rusland ze voor
eenen
boosaartigen Roodenloop doen doorgaan. En dit is bij-
na altoos 't gevaU Zodat 't zaadftof deezer ziekte
aan hondert plaatzen kan

vatten,. voordat de waak-
zaamfte policij 'er zjch tegen behoede,

-ocr page 401-

brek aan flachtöffers onder u ophouden

te woeden.

Kiest dus, of eenen nabuiu-, die u niet
deert, cn die zeker u niet zoekt te ont.
rusten, te laaten 'r genot des vreedes, of
zo gij dien ffcoort, maakt flaat uwe woonin-
gen in infl;allen, uwe landen verwandelt te
zien in kerkhoven; en gedenkt, dat de tal-
lelooze duizenden van lijken (98) die ze

ZUl-

Cg 8) Wijle de lieer profesfor schreib er, een
Jeerling van onzen
boerhaave, die de Ukrainfclie
pest van 't jaar 1738 en 39 liadt bijgewoont, zegt

'ervan:,, Jdeoque non est improbabile, Pest-ikntiam
„ ope unguentorum per integras civitates et legna [eri

» Poff^'^ fi venenum psstilens in eis incarcerari et in

„ vigore conjervari potesf, quod credibile faciemus in fe.
„ quentibus. Calluit eiusmodi artem, fed prudenter
„ celavit
Antonius portos de Feste. Lib.
I. Cap. XXVIL'
Zeker zijn 'er beter middelen
dan zalven , om 't
miafina van de pest te incarcer-
ceeren,ä\e
ik, in weerwil van mijn geheel betoog,
toch oirbaarst vind' voor mij zeiven te houden.

Aa 2nbsp;Dat

-ocr page 402-

37® de pest beschouwd als, enz.

zullen bezaaijen, door uwen vijandelijke?!
aanval, ter uwer verantwoording zullea
leggen (99).

Zoudt gij ook denken, lezer, dat eene
vijandelijkheid in zin hebbende mogendheid
zich noch eens achter dc ooren zou krab-
ben,
eer ze 't zwaard uit de feheê trok!

Heeft

Dat de pest zich laat verbruggen door eene plaat-
ze, zonder ze aan te fieeken, heeft de Hoogl.
de
HAEN ook geweeten: „ Ët vidna regna ab hac ïabe
Qestifera') immunia effe poffunt, et nihilominus ret
penifera nobis inde dfferti'. Rat. Med. Vol. iV.
p'
263.

C99) Die geene geleegenheid gehad heeft 't aandoeneli.'k
fchilderij der verwoestingen deezer ziekte op 't
raad-
huis van Marfeille (Waarop die der pest dier koopflad
ZO treffend afgebeeld ftaan te gaan beki ken, die lee-
ze
bij LucRETiüs Lib. VI. eene befchrijvinge haarer
armzaaligheid, eene befchrijvinge, die ik grooten iust
had hier in te lasfenj ware 't niet dat zij 150 regels
ïafig was..

-ocr page 403-

Heeft nu in Vrankrijk de Nationaale Vergade.
ring
haare erkencenisfe voorde leer van de on-
vervreemdbaarheid des rechts van het volk op 't
oppergezag, den
Geneeffchen wijsgeer be-
toond, door hem een ftand-beeld enz. toe-
tedenken, (waardoorquot;deeze Vergadering, ze-
ker / haare tijdreekenkundige kennisfe der
menfchelijke opiniën bijzonder heeft aan dendag
gelegd: daar deeze zelve leer denkelijk wel
150 jaaren reeds gepreedikt werdt, voordat
de fchpijver van 't
Contract Social noch in de
broek geftoken was,) op wat belooning moet
ik dan niet hoopen van de rechtvaardigheid
des
Divans, _ zodra het bovengemeld middel
tot behoud van den
Turkfchen ftaat, waar-
van mij de uitvinding en openbaaring ge-
heel alleen toekomt, tot haare ooren geko-
men zal zijn! Waren de beelden niet ver-
boden door den godsdienst der Muzulman-
uen, niQgt jij wel op iq ftand-beelden, zo
t)2 paard
als te voet ftaat maaken. Hoe
Aa 3nbsp;grootsch

-ocr page 404-

374 «oposkoop van turkijen.

grootsch zou ik 'er niet op zijn, mij in zo
goed gezelfchap te bevinden!
' Indien 't evenwel een bijzienden mensch
vrij ftóndt te gluureri door de roeten van't
gordijn, 'tgeen tusfchen 't tegenwoordige hangt
en 't toekomende, zoude ik durven raaden,
dat dc
Porte nimmer zal luisteren naar mijn
voorde! 5 en in dat geval zou ik haar den
nabijzijnden ondergang van 't Ottomanfche
rijk durven'voorlpeilen; en dat niet uit de
gedaanten der gefterntcn, maar uit de er-
vaaring der historiën van voorgaande en
tegenwoordige tijden, die ons toeroept, dat
eene groote Mogendheid, die haare militaire
inagt verwaarloost, en door geene alliantiën
genoegzaam befchut wordt-, onmogelijk ftaande
kan
blijven, zo meenigmaal zij tot nabuur
heeft eene andeïe groote Mogendheid, die
beftendig aanzienelijke,--wel geoefende, ge-
harde, dappere legers op, de beén houdt.

Het Turkfche rijt kan op tweedei-lei ma-
nie-

-ocr page 405-

nieren verloeren gaan; 't kan of aan-eene
beroerte plotzcling.fterven, of aan'eene flee-
pende ziekte mtteeren. Zijn lot hangt ^f
van 't gedrag zijner vijanderi. - ;

Zo ée Rusfen wijs zijn -, zullen zij't eerfte

de voorkeuze geeven, en wel op „deeze
manier. In de
Krim kan altoos een gxirni-
zoen van .10 tot . i5gt;ooo man gehouden
worden, wier daarzijn niemand , ontrust.
Zonder zich in 't zweet te werken , kunnen
zij in twee jaaren een esquader . van 10
fchepen vgn linie en even zo veel .zwaare
fregatten hebben. De vrije vaart ■■ door 't
kanaal van
Conftantinopolen geeft hun -de ge-
leegenheid zo veele zwaare koopvaardijfchspen,

in Engeland, Holland, Zweeden enz. opgekogt,
als zij oirbaar vindenlangs dien weg in
de
Krim te doen komen. Ter zelver tijd
dat deeze hun ten .transporten dienen kun-
nen zij ze noch ieder heieggen met eeh
twintigtal ligt te behandelen en echter zwah-
Aa 4nbsp;re

-ocr page 406-

re caronmdes. Dertig deezer transportfche-
pen voldoen om voor zo een kort rekje
10,000 man over te voeren. Zodra zij
nu
dergelijke armade van 50 zo groote als klei-
ne fchepen, de manfchappen'den nodige
proviand bij een hebben, wachten zij of'C
oogenblik af, dat de Capudan-Pacha met
de weinige fchepen, welke de Sultan in or-
dinaire tijden in dienst heeft, om in den
zomer van de
Griekfche bewoners der eilanden,
in de Archipel 't kop-geld af te haaien,
derwaarts getrokken is, of zo zij 't glorie-
rijker vinden, ftooren zij zich aan deeze
lorren niet, cn lagchen om allen tegenftand.
Men zorgt dat geene fchepen uit eenige
haven van dit fchier- eiland na de
Turkfchs
refidentie geftooken , geene émisfaires te
land over Perekop den Turhn van deeze
toebereidzels verwittige. Men' neemt de
lange zomerfche nachten, de alsdan regee-
rende pasfaac te baat. Kotters enz. ou-
der»

-ocr page 407-

derfcheppen op zee, alle kleine Turkfche
vaartuigen, die den wil na C. hebben. Men
doet met den ondergang van de zonne den
mond van den
Bosphorus aan; 's morgens
met 't lumieren van den dag, giert men in
weêrwil van
üUq de Turkfche kasteehn (loo)

der-

(ico) In 't jaar 1773 was Turkijen in opeubaaren
oot\og]met Rusland, in wiens dienst onze Heei Ridder
VAN KI NS BERGEN zich toen zo uitmuntend voordeedt,
in zijne
alom bekende expeditiën op de Zwarte Zee.
Bij gelegenheid van eene daarvan, werdt dezelve ge-
Zonden, om den ingang van den Bosphrus te recog-
nosceeren, wanneer hij, ik mag zeggen, de vermee-
tclheid hadt, om tot in 't gezicht van Conftantinopo-
ien 'er in te dringen. En in weêrwif van alle de
halsbreekendheid deezer avantuur, van alle de kastee-
Jen en batterijen, bekwam
hij alleen vijf dooden, ee-
nige gewonden, geringe fchS aan tuigagie, waarvan
't verlies van de nok van de voormarfe raa de aan-
merkelijklle was. Staan nu de zaaken zo in oorlog,
maak
'er uit op, wat men bij manier vaii overrompe',
|inge zou kunnen doen!

Aa 5

-ocr page 408-

378 HOROSKOOP VAN TURKIJEV.
derzelver half flaapende wachten en artille-
risten, die men om 't quartier een fchot na
hemel of hei-laat doen, 't kanaal in, en
legt zich in anderhalf uur voor de punt
van 't Serrail. Men wendt 't vuur der gan-
fche armada derwaarts, fchiet 't zelve en
ook
een gedeelte der ftad in brand, ten ein-
de den vijand fchrik aan te jaagen. Ver-
beeld u nu den indruk door dergelijk ver-
.fchijnzel gemaakt op de onmilitaire Muzul-
mans; verbeeld u de verbaasdheid en de
verwarring, die bij den vijand moet heer-
fchen. Oproer zal 'er der eerfte gevolgen
van zijn. 't Is tien tegen edn dat de Sul-
tan zijne brandende paleizen moetende ver-
laaten, niet weetende werwaarts zich te
bergen,
Vei-hindert door de Rusfifche fche-

;pen te wijken in Natoliën, belemmert door
al den omflag quot; van zijn hofftoetr en vrou-
wen, door 't in opftand gekomen gemeen
'^rmoord wordt. Deeze is allervvaarfchijne-

hjkst

-ocr page 409-

lijkst 't einde van 't eerfte liedrijf van dit
treurfpel der heerschzucht. Wat nu verder
gedaan ? Men heeft wel 10,000 man op de
transporten; maar
Conftantinopolen telt ze-
ker meer dan
500,000 bewoners! Men zendt
een vlag, bedreigt hen met 't in den brand
fteeken der ganfche ftad, tenzij men zich
overgeeve. Hier toe, 't kan niet misfen,
moeten zij overgaan. Men neemt een aan-
tal van gijzelaars, houdt op met 't vuuren,
zet de manfchap aan de wal,
beveelt den
inwoners alle hunne wapenen af te geeven,
doet die wel bewaaren, zet overal wachten
uit, houdt op met verwoesten, en doet de
rust en order herleeven. Dit noem ik de
beroerte des
Turkfchen rijks, waaraan de
Rusfm 't kunnen doen ftervenj wanneer
willen. , .nbsp;quot;quot;

Onderftel dat zij die zelve fchepen na de
Dardam^cn doen afzakken, deeze kasteelen
neemen i ze bezatten met hunne artilleristen.

En

-ocr page 410-

/

380 horoskoop van turkijen.
En dat dan vrij alle de machten van Eu-
ropa hen vernestelen uic hunne verove-
ringe!

Met zo veel waarfchijnelijkheid 't vrijftaat
den aanftaanden val (hoe leed mij die pro.
gnosticatie ook doet) des
Turkfchen rijks te
voorfpenen, zo moeijelijk, om niet meer te

zeggen , is 't den nafleep van dien val te
bereekenen. Zo ik de politieke kaart wel
inzie, zal 't
Rusland zijn, ^t geen dit rijk
de hartader zal affteeken. iDe
Grieken, de
oude eigenaars van deszelfs hoofdftad, een
aanmerkelijk deel der onderdaanen des Sul-
tans, hebben denzelven godsdienst als de
Rusfen, en verwachten van hen hunne ver-
losfinge. De bezittingen der laatften
aan de
oevers
van de Zwarte Zee, Taganrok in 't
Jfoffche meir, te Sevastopol in de Krim, te
Cherfon aan den Dnièper, ftellen hen in de
geleegenheid op drie plaatzen zich tot den
pnval te bereiden, en van een op de

Zwar^

-ocr page 411-

Zwarte Zee beftemde rendez-vous de Turk-
fche
hoofdftad te overrompelen. Voor
Oostenrijk zou dit veel meer voeten in de
aarde hebben.

Zalig zijn de bezitters. Hoe zeer de ede.
]e fchrijver der Voyage Pittoresque, Z. DiS'
cours Préliminaire, p. VIL IX.
X van
zijne gewoone menfchen - kennisfe, van zijne
ervaarenheid in 't politieke afwijkende,
fchijne te onderftellen, dat de glorierijke
catharina 11. met de vernielinge des
Ottomanfchen rijks niets anders beoogt is
dan de vrijmaakinge haarer geloofsgenooten,
de uitkomst zal 't leeren, dat de
Rusfen zich
zeiven niet zullen
vergeeten. In hoe verre
zij precies hun honger na wingewesten zul-
len verzadigen, kan ik niet wel uitreeke-
nen, daar deeze gebeurtenisfen ook afhan-
gen van de gefteldheid, principaal der mili-
taire en federative macht der groote Mo-
gendheeden van Europa, noch meer aan rij-
zen

-ocr page 412-

En dat dan vrij alle de machten van Eu-
ropa hen vernestelen uit hunne verove«
ringe!

Met zo veel waarfchijnelijkheid 't vrijftaat
den aanftaanden val (hoe leed mij die pro-
gnosticatie ook doet) des
Turkfchen rijks te
voorfpellen, zo moeijelijk, om niet meer te
zeggen ,
is 't den nafleep van dien val te
bereekenen. Zo ik de politieke kaart wel
inzie, zal 't
Rusland zijn, 't geen dit rijk
de hartader zal affteeken. iDe
Grieken, de
oude eigenaars van deszelfs hoofdftad, een
aanmerkelijk deel der onderdaanen des Sul-
tans, hebben denzelven godsdienst als de
Rusfen, en verwachten van hen hunne ver-
losfinge. De bezittingen der laatften aan de
oevers
van de Zwarte Zee, Taganrok in 't
Afoffche meir, te Sevastopol in de Krim, te
Cherfon aan den Dnieper^ ftellen hen in de
geleegenheid op drie plaatzen zich tot den
aanv4
te bereiden, en van een op de

-ocr page 413-

Zwarte Zee beftemde rendez-vous de Turk-
fche
hoofdftad te overrompelen. Voor
Oostenrijk zou dit veel meer voeten in de
aarde hebben.

Zalig zijn de bezitters. Hoe zeer de ede.
]e fchrijver der
Voyage Pittoresque , Z. DiS'
cours Préliminaire, p. VIL IX.
ê? X van
zijne gewoone menfchen-kennisfe, van zijne
ervaarenheid in 't politieke afwijkende,

fchijne te onderftellen, dat de glorierijke
GATHARiNA IL met de vernielinge des
Ottomanfchen rijks niets anders beoogt is
dan de vrijmaakinge haarer geloofsgenooten,
de uitkomst zal 't leeren, dat de Rusfen zich
zeiven niet zullen
vergeeten. In hoe verre
zij precies hun honger na wingewesten zul-
len verzadigen, kan ik niet wel uitreeke-
nen, daar deeze gebeurtenisfen ook afhan-
gen van de gefteldheid, principaal der mili-
taire en federative macht der groote Mo-
gendheeden van Europa, noch meer aan rij-
zen

-ocr page 414-

gen. Deeze moeten op 't aannaderen vari
dit onweer 't zelve ontwijken. Werwaarts?
't,Natuurlijkfl:e,'t geleegenfte is in
Natoliën^
na Bagdad^ den ouden zetel der Kaliphen,
eene groote, aenzienelijke, volkrijke ftad,
niet verre van 't oude
Babyion, welk door
zijne
legginge aan den Euphraat, die zicli
ontlast in den Perfifchm golf, een brug
van communicatie kon worden van koop-
handel tusfchen
Jfia en Europa-, eene ftad,
uit welke de
Muzulrnatis een weinig beleerd
door tegcnfpoed, een weinig meer militair
geworden, de veroveringe van 't in zich
verdeeld, dat is machteloos
Berßen, met al-
len mogelijken kans op een goeden uitkomst

zouden kunnen beproeven. -

De landengte van Suez maakt als een brug ^
waar over men uit
Europa in Jfia gaat.
Alexander, die buiten zijne oogenblik-
ken van
étourderie misfchien zo veel ver-
ftands bezat als
don q.uich ot buiten.die

van

-ocr page 415-

van de ridderij, zag de aangeleegenheid
deezer legginge in, en wilde daar den zetel
zijner alleenheerfchinge vestigen: en dat in
een tijd, waarin de ervaaring de vollceren
noch niet geleerd hadt, welke eene rijke
ader van voorfpoed de koophandel voor
een Staat is- Weinig uuren van
Jlexandrien
legt Cairo , waar van Memphis voortijds
een deel kan gemaakt hebben, eene ftad,
in grootte en volrijkheid, met
Conßantinopo'
len
wedijverende, geleegen in 't vrucht
baare, rijke
Egypten. De vlucht des Sul-
tans herwaarts, vergezeld met eene matige
macht, 't ontzag,den M/isa/wam eigen voor
deezen eerften
hunner gcloofsgenooten, doet
op zijne komfte den burger-oorlog der
Beijs en hunner Mammelukken onmiddelijk
ophouden, hem voor den wettigen Souve-
rein erkennen, en bevestigt den zetel eens
rijks, waarmede de inhaligheid zelve zich
zou kunnen vergenoegen, eens rijks, 'c
B bnbsp;geen

-ocr page 416-

geen verftandig aangelegd, een der bloei-
jendfte van de waereld worden,
den loop
des Koophandels van ons Waerelddeel eene
andere wending geeven, en de
Kaap ds
Goede Hoop
tot een inftal maaken kan. —

Misfchien zullen deeze voordeelen den
bij die omwentelinge heerfchenden Sul-
tan niet genoeg in 't oog loopen. De
meenigte van groote eilanden , zijne Do-
meinen in den Archipel, laat hem dc ruim-
fte keuze bij die omwentelinge, voor eene
nieuwe refidentie. 't Is om onze confcien-
tie niet te bezwaaren. raet de historie-
fchrijvers der volgende tijden,'t gras voor
de voeten weg te maai jen, dat wij ons ge-
weld aan doen, en hun de
befchrijvinge
dier omwentelinge, de historie deezer nieu-
we refidentie, volkrijkheid, enz. enz. enz.
voor den neus niet
wegneemen ; met welke
beezigheid wij hun Ed. veel genoegen toe-
wenfchen.

Z E S^

-ocr page 417-

ZESDE BUNDEL.

Over de Grieken. Verbastering der mo-
derne Grieken, en waarom^ Hun ka-
rakter, zeden, manieren, levens-
wijs.

De T.irken, ik beken 't, zijn de hoofd-
faeweegreden geweest van mijn marsch her-
waarts. De
Grieken echter zijn altoos, was
'C ook-eene zijdelingfche, aandacht over-
waardig. Een onkundig lezer mogt u't
Bb 2nbsp;mijn

-ocr page 418-

mijn ftilzwijgen opmaaken, of dat zij hier
niet thuis hooren, of dat ik vergeeten had,
hoe deeze natie, zij die 's menfchen geest
eertijds de hoogfte eer aandeeden, zij die
thans 't kan zijn de helft der bevolkinge
van
Turkijen noch uitmaaken, door hunne
vorige bezittinge
van dit land, een zeker,

fchoon oud en tot hiertoe verjaard, recht
'er op hebben.

De geest is 't geen ons boven een beeld
of fchilderij 't edelst verheft, en de na-
neeven van hen, die ons de oogen openden,
onze denkvermogens en uitbreidden en voed-
zel gaven, verdienen, uit erkentenisfe voor
hunne voorouders, onze vereeringe.

De Grieken zijn daarenboven met de
Turken, en de overige bewooners deezer

landen zo vermengd, zij fpeelen 'er eene
zo luidruftige rol onder, dat 't moeijelijk
zou zijn ze niet gade te flaan; en des te
ffieer, daar zij bij de deftige Muzulmans

af-

-ocr page 419-

affteeken als 'c wit bij 't zwart, 't licht bij
de duisternisfe.

Dit Contrast geeft de doodfteek — ande-
ren
hebben 't voor mij ook bemerkt: maar
dit doet 'er niet toe
— aan 't ftelzel van
zeker fchrijver, meer kenbaar door genie
dan door methodiekheid van voordragt, die
't gewaagd heeft, 't onderfcheid tusfclien de
menfchen alleen afteleiden uit 't verfchil
der luchtftreeken; een ftelzel, 't geen zeker
min fortuin gemaakt, even zo als des fchrij-
vers reputatie
min gefchitterd zou liebben,
bijaldien hij gefchreeven hadt voor eene
natie,
min verliefd op gewaagde ftellingen,
op meesterachtige uitfpraaken; aan welke
laatfte omftandigheid 't ook te wijten is,
dat een ander bij en van dit zelve volk,
ook kort na dien tijd, allen onderfcheid tus-
fchen de menfchen, enkel en alleen aan de
opvoeding heeft dtirven dank wijten: de
handtastelijkfte, de armzaaligfte wonder-
B b 3nbsp;fpreuk j

-ocr page 420-

fpreuk, die immer op den oceaan der men-
fchelijke opiniën boven dreef, doch nu,
zo als wij hoopen en verrrouwen, reeds
in de eeuwigheid der vergeeteliieid begraa-
ven legt. (loi).

De

Cioi) Horatiüs, die voorwaar langer dan de

man dien ik hier onder 't vilmes heb, zijne gedagten
bekookte, voordat hij ze gemeen maakte, heeft lee-
vendiger en meer naar waarheid gevoelt 't voordeel.
beide van gelukkig gebooren, en gelukkig opgevoed
te zijn :

L

—— Q^tid mens rite , quid indoles,
Nutrita fauftis fub penetralihus,

Polt;feti -

Fortes creantur ftrtibus bonis;
Est in juvenc's, est in equis patrum
Virtus: nee imbellem f traces
Frogenerant aquilct columbam,
Doctrina fed vim promovet injitam
ï^ectique cultus pectora roborant.

Lib. IV. Od. IV.

-ocr page 421-

De Grieken hebben eene zo kenbaare phij-
fiognomie, zij zijn zo meenigmaal bekeeken,
dac mijne voorgangers, of fcheel, of bij-
ziende , of blind moeften geweest zijn, om
te maaken, dat 't geen ik van hen gaa aan-
teekenen fplinter nieuw is. Ik voor
mijn aandeel, zal dubbel vergenoegd zijn,
(en den Kristelijken
leezer recommandeer
ik 't ook te zijn) bijaldien mij bij toeval,
een toeval daar ik niet eens voor inftaa,
hier of daar een enkel, klein, nieuw be-
merkingje mogt afloopen: iets waarop zeer
geringe kijk was, zo ik, gelijk men zegt,
raet dit volkje geen zak zout gegeeten heb-
bende,
geene andere resfources had, als mijne
Collega's
predecesßurs uittefchrijven.

Behalven 't geen 'er van, door mijne ei-
ge oogen en ooren tot mijnen geest
is opgeklommen, zal ik mij met vergenoegen
hegten aan den Heer ctJYs; niet^ dat ik 't
H. Nachtmaal zou gebruiken op zijne on-
B b 4nbsp;feil-

-ocr page 422-

feübaa'-heid, in 't beweeren der overeen-
komst tusfchen de oude en moderne
Grie-
ken, maar alleen, om de bevalligheid, de
aartigheid zijner voordragt wille.

Iets voorzeker, waarin de moderne Grie-
ken
geheel niet overeenkomen met hunne
Voorv^adcren, is de opgeklaardheid van ver-

ftaiid. Zwakheid van geest, onkunde en
dweepachtig bijgeloof is hun erfdeel, hun
nagelaaten door eone domme, fuperftitieufe
en heerschzuchtige geestelijkheid, de zuive-
re oorzaak deezer eclips (102). 't Is noch

iig-

C102) Was deeze verandering, vraagt wel iemand,
ook 't gewroclit eener llaats-omwenteling, zo ge-
fcliikt, om een volk, d or 't verlies zijner
vrijheid,
te degradeeren, allen lust tot de beoelening zijner
verßandelijke vermogens te ontneemen? Dan dit is
't geval niet met de Grieken. Nadat hun land een
Romeinsch wingewest geworden was, bleeven zij
noch immer 't verlichtfte volk van Europa, leverden
gij de fchool op, waarin hunne veroveraars hunne

op-

■H

-ocr page 423-

Ijgter, — fehoon in zich zelfs moeijelijk,
— na te gaan, den trapswijzen voortgang
van onzen geest in de geleerde loopbaan, ,
en den langzaamen
aanwas-onzer denkbeel-
den; dan 't is te begrijpen, hoe eene natie
welke de opklaaring des verllands tot een

zo

opvoedinge gingen volmaaken. ,, Griekenland, hoe
„ wel beroofd van haar wereldlijk gebied, behieldt
de bovenhand in fchoone Kunüen en Wetenichap,
pen , en ontving , ten dien opzigte, eere van zijne
overwinnaars, want de beroemdtle Romeinen bega-
„ ven zich derwaarts , om onderweezen te worden
„ in de uitmuntendfte takken der Letterkunde. —
„ Rn de Griekfche Geleeïdheid werdt, volgens 't ge-
, tuigenis
van plutarchus, voor zo noodzakelijk
„ een tak der opvoeding gehouden, onder dat oor-
„ deelkundig volk , dat een
Romein , die de Griek-
,, fche
taal niet verrtondt, nooit tot een hoogen trap
„ van achting
kon geraakenquot; Z. GejcMedenis van
Oud - Griekenland ,
lt;^oor william robertson,
Boek IV. H, JI. bladz. 95.

Bb 5

5'

5gt;.

-ocr page 424-

zo hoogen trap gebragt hadt, wederom tot
zulke laagte, tot zulke beneevelinge kan
wegzinken. Deeze onteerende revolutie is
ongelooflijk Icort ('t komt hier op geen
paar minuuten aan) op de verbreidinge eener
nieuwe leer in de waereld gekomen. Dee-
ze
leer is (^alle K. Leeraars zeggen 't, en
veelen zouden 'er een eed op doen) van
een Goddelijken oorfprong. Wie, vraagen zii,
zou heiligfchendig 'er aan durven twijfelen
f
Maar haare tolken, die ze kwalijk begree-
pen , ze verbasterd, ze verdorven hebben
(103) door allerlei onkruid, zijn de
on-
betwistbaare werktuigen van deeze geeste-
lijke verfl:erving
(gangrmd) onzer vermo-
gens,

(103) Ik hoop, dat de lezer eenige toegeevendheid
zal gebruiken, en mij ten goede houden, dat ik hem
hier een oogenblik verdrietig vaile, met te herhaalen,
iets 't geen men misfchien in honderd zeer rechtzin-
nige godgeleerde werken vinden kan.

-ocr page 425-

gens, door zo veele ecuwen, tot aan de
herv^rminge, en denkelijk ook voor een
gedeelte des vals van twee zeer groote rij-
ken geweest. (104) En hoe kan 't anders

zijn R

Cl04) Men moet toch bekennen, zei onlangs de
Eerwaarde
L____met een crescendo 5 dat de K. gods-
dienst op
de waereld een invloed gehad heeft, die

VERBAAST! — VERBAASX?

Stel de bevolking van onzen aardbodem op elf hon-
dert
millioenen menfchen, die van Europa op hon-
dert vijfc:g, geef aan de drie andere waereld deelen
noch vijftig millioenen Kristenen, zd zijn 'er noch
van de
vijf menfchen niet één, die van J. C. immer
hoorde fpreeken j en noch hoe?

Zonder van 't heilrijke, van de zaligraaakende
kragt deezer leer, een flip te willen afdoen , zal ik
bij mijnen K. leezer toch in geene ongenade verval-
len, zo ik als historie-fchrijver der menfchelijke mee-
ningen, zonder aanneeming van land of ftand , zon-

iJer kiezen van pardj, of 't doen van uitfpraak (iets

waar-

-ocr page 426-

zijn? zodra de menfchen, door hoop en

vree.

waartoe wij, was 'took bevoegd, ons ongehouden ree-
kenen: want „
qui requirunt, quid quaque de re ipfi
,, fentlnmus, id curiojius faciunt quam necesfe est.quot;
CIC.) daadzaaken Mstorice verhaale, mij veroorloov'
Op te merken, dat gelijktijdig met de verkondiging

der leere van J. C. of beter die zijner fuppoosten,
eene ons te vooren onbekende (den Jooden misfchien
uitgezondert) menfchen - haat, om godsdienffige.mee.
ningen zich, zo niet over den aardbodem, ten minfie
over 't aanzieneh'jkfte deel van denzelven, heeft begin-
nen te verfpreiden; - dat 't toen een eer ge-
worden is in de fchandelijkfte domheid, in 't flijk van

bijgeloof weg te zinken i - dat 't verloochenen

zijner natuur, eene van haare eerfie beflemmingen te
niet te doen, gehouden is geworden deezer zel*e na-
tuur eane nieuwe waardigheid bij te zetten.

Schoon voor de opkomst van deeze nieuwe leer,
de opiniën der onder 't veel - godendom leevende
Heidenen, zo meenigvuldig mogten zijn , als de men-
fchen , nien vindt nogthans geene of zeer geringe
fpooren, dat dit verfchil van denkwijze de zaaden

van

-ocr page 427-

vreeze verleid, toelaaten, dat die klasfe on-
der

van menfchenliefde, van nieededoogen en goedwil-
ligheid, die de Schepper in ons hart gelegd hadt,
verflikte. De verfchillende godsdienften, aangeno-
, men in de Romeinfche waereld, werden aange-
„ merla door 't volk, als alle gelijkelijk echt
(,hoe is

„ dit mogelijk-0---door de philofoophen, als alle

„ gelijkelijk valsch Cdit begrijp ik^) - en door de

overheeden, als'alle gelijkelijk nuttig. Alzo bragt
„ de verdraagzaamheid niet alleen onderlinge toegee-
„ vendheid , maar zelfs godsdienftige eendragt voort.

„ 't Bijgeloof des volks werdt niet verbitterd door
„ eenig inmengzel van theologifchen wrok; noch was
„ 't gebonden aan de ketens van eenig fpeculatief
flelzel. De vroome
Veel-godendienaar, fchoon
'„ van harte verknogt aan zijne nationaale godsdienst-
plechtigheeden , duldde met een ingewikkeld geloof
„ alle de onderfcheiden godsdienften der aarde.quot;
gib-
bon.

Deeze galde eeuw van broederliefde, verdraag-
zaamheid en eendragt. heeft met de preediking der
K, Openbaaringe (ziker door de averechtsheid haarer

uit-

-ocr page 428-

398 - verbastering
der hen, welke listigheids genoeg hadden

hen

uitleggers) opgehouden onder de menfchen, onder
welke 't nu allengs eene mode werdt, elkander, uit
hoofde
van VGrfchil in godsdienßige begrippen te
kwellen, te vervolgen en te vernielen, (eene mode,
die 33,095,890 zielen , zoo groot als klein , aan ons ge-
flacht gekost heeft)
item den een den ander beurtelings
de deur des Hemels, voor den neus toe te fluiten.

De volgende plaats uit tertullianus getuigt
van de kristelijke fluweelachtigheid: „
^t enim Juper-
„ funt allia fpectacula, ille ultimus [f perpetuus iudi'
„ ciidies, ille naticnibus it^fperatus, ille derifus, cum
„ tanta feculi vetuftas, ^^ tot ejus nativitates und igne
„ haurientur. Qtia tune fpectaculi latitude ? quid ad-
„ mirer? quid rideam? ubi gaudeam, ubi exultem fpec-
r. tans tot êf tantos Reges, qui in caelum recepti
nun-
„ tiabuntur, cum ipfo Jove ipßs füzs teftibus in

„ imis tenebris congemiscentes? item Prteßdes, perfecuto
„ res Domini nominis, fanoribus quam ipfi flammisja-
„ vierunt, infultantibus contra Christianis, liquescen-
,, tes? quos praterea fapientes, illos phitofophos, coram
„ discipulis fuis una conflagrantibus, erubescentes.

„ Tunc

-ocr page 429-

hen met deeze beide driften te bezielen,

zo

,, Tune magis tragoedi audiendi, magls fcilket vocales
„ in fua propria calamüate.quot;
De fpectacuiis libr. Ilf.

Opheldering, uitbreiding, befchaaving des verflands
begon toen met affchuuvven betracht te worden. Het
leezen werdt door de Kerkvaders niet dan met de
uiterfte omzichtigheiil gedoogd. De geest-gofleldheid
der Kristenen, kenbaar in de historia litteraria van zo
ZO veele eeuwen, getuigt van den gelukkigen uitfiag,
waarmede deeze leer verkondigt werdt.

Schoon onze eige bewustheid ons leert, dat de zin-
tuigen en de zinnelijke vermaaken ons tot ons behoud
gegeeven zijn , niettemin befchouwden die zelve Kerk-
vaders 't als eene doodzonde den minden, den fchul«
deloosten lust in te
willigen. De ijver deezer hel-
den heeft 't bijzonder gelaaden tegen valsch hair,
alias paruiken, muziek, goud- of zilver-werk, klede-
ren van eenige, uitgenomen de witte , kleur, gemaklij-
ke bedden. Den Barbiers verklaart
tertullianus
een openbaaren oorlog, noemende 't fcheeren een leu-
gen tegen ons eige aangezicht,
eene goddelooze poging
om de werken des Scheppers te verbeeteren.

De

-ocr page 430-

zo veel gezags (105) over hen neemen,

om

De geestdrijverij of ijlhoofdigheid der eerfte Kriste-
nen gin^ zo verre, dat, in fpijt van
't onvervreemd-
baar inftinct tot eige behond , 't geen de natuur aan
alles wat leeft, zo vast fmeedde, als de zwaarte aan
. 't goud, zij wedijverden in de eerfle eeuwen, om

hun leeven noquot;deloos op te offeren , en z ch een ge-
waande martelaars - kroon op 't hoofd te zetten.

En

(105) Om, zich een gepast denkbeeld te maaken
van den invloed, dien de geestelijken zich over de
gemoederen der gemeente verworven hadden, heeft
men zich alleen te herinneren, dat zij, kort en lang
na J. C., zich de gaave der wonderwerken aanmatig-
den, d. i. 't voorrecht om de wetten der natuur, ter
flaavinge zijner leer, voor een oogenblik te duen fiil
ftaan , d. i. van hooger hand in eommisfie gefield te

zijn; d. i. bijna zelfsquot; Goddelijk te zijn. Deeze kragt
door J. C. aan zijne Apostelen medegedeeld gt; van dee-
zen uitgegaan in de Kerkvaders, Bisfchoppen, Pau-
zen, Priesters, enz. ook Leeken, beweer , of beweerde
men, volgens 't getuigen der kerkelijke historie - fchrij-
vers.

-ocr page 431-

öm hun 't gebruik hunner reden afteftaanj
en zich als blinden te laaten bellieren, zö

kon

En wat ai misféUjke denkbeelden vórmden zij zich
niet van 't
huwelijk, zonder 't welk onze aardbodem
een kerkhof wordt? Zo Zij 't toelieten, fchijnt 't alleen

ge-

vters, den dienaaren des H. Woords bygebleeven te
zijn door verfcheide eeuwen heen, tot dat zij Cdeeze
kragt) als eene piramide in ecu onzichtbaar punt,
*k wil zeggen, in een bundel
fprookjes van 't rood
iejtisje uitloopt, 't Zij nu de geestelyken dadelijk 't
voorrecht hadden om wonderen te doen, 't zij dé
eenvouwdigen dit geloofden, 't komt op 't zelve uit;
en die wonderen, of 't geloof in die wonderen moest
den
priester een onbegrensd gezag op den geest vaii

algemeen geeven.

Deeze wonderwerken belloiiden döorgaaiis zfa 't
uitdrijven der duivelen, 't geneezen der hoojpeloostè
Ziektens, de gaaf van gezichten-zien, van propheteé-
ren, van taaien te leeren zonder meèster j grammatica
of
lexicon,'t opwekken der dooden. Ditlaatftey 'tgeen
«en baas van een wonderwerk is, was iets niets zeld-
Cg

-ocr page 432-

kon 't uiet misfen, of deeze aanvoerders
moesten zich op allerlei aart tegen 't fchit-

te-

gaweest te zijn , als een onvermijdelijk kwaad. De
ongehuuwde flaat werdt zeer vereerd. „ 't Begunßig-
„ de gevoelen der kerkvaders was, dat zo Adam
J, zijn
Schepper gehoorzaam gebleeven was, hij voor
„ altoos geleefd zou hebben in een flaat van maag-
„ delijke reinheid, en dat deeze of geene fchulde-
„ looze manier van voortplantinge 't Paradijs bevolkt
,, zou hebben, met een geflacht van fchuldelooze en
„ onfterfiijke weezensquot;.
Origenes, wiens voor-
beeld klemt, omdat 't aantoont de verregaandheid van
de bedwelminge der Kristenen, bragt zich in denzeiven
üäat, als de Kislar-Jga of opzichter der vrouwen des Sul-
tans d. i. in de onmogelijkheid om 't kroost van
orige-
nes

zaams ten tijde vannbsp;die echter bijna 2co

jaaren na J. C. bloeide: fchoon de Bisfehop theo-
phil VS, omflreeks d.igtj. tijd uitgevordert om dit ter
bekeering. eens ongelooyigen vuilik te verrichten, 'er
voor optornde. ZT GiRji ow. Vol. I. p, 470, Ed.

-ocr page 433-

teren en 't verbreiden des reden-lichts
verzetten, en ons tot de klasfe van min
dan fpreekende aapen degradeeren.

Zeker is 't wel, dat een reiziger landen
ontmoet, wier bewooners, fchoon de re-

for-

NES voort te planten; offchoon ik in 't zekere meen
onderrecht te zijn , hoe 't hem daarna genoeg fpeet
toen de mees gevlogen was. En deeze amputatie genoot
de eer der menfchelijke bewondering, Zo groot eene

eer is 't van hen bewondert tfe worden!
, Ik zwijg van
verfcheide gruwelen, alleen dienflig
om de maatfchappij met fchelmen te bevolken , hoe-
daanig zijn de
abjoluties voor noch te begaane euvel-
daaden,
aflaten, overtollige goede werken en derze ver
fabritk, mitsgaders eene legio van geestelijke kwakzal-
very en bedrog, dewelke de verbastering dtr K leer
(en van deeze fpreek ik alleen; niet van de K. leer
zelve; die laat ik daar) onder de menfchen gebragt heeft,
en noch brengt, daar, waar 't gezeegend licht der Her-
vorminge noch niet fchijnt. Op dit ftuk zyn de II.
XV.en XVI Chapt. van
gibbon overleezenswaardig,
wiens gedagten ik ook hier en elders overneem.
Cc 2

-ocr page 434-

ffiH

furmatle 'er Koch niet is doorgedrongen,
fehoon de onder hen heerfchende
leer noch
dezelve is, als zij was, voor een half dozijn
eeuwen, uitgenomen dat haar leeraaren nu
geene zo afgodendienflige aanbiddinge meer
genieten) wier bewooners nogtans niet meer
in
dezelve duisternisfe omzweeven, 't is
waar, maar 't is 't ook tevens, dat deeze
begonnen ontbolftering 't gewrocht is der
zijdelingfche lichtftraalen, welke die zelve re-
formatie ^ geholpen door de boek
-drukkunst,
van hunne nabuuren af- tot hen gefchooten
, heeft.

' Van dit voordeel zijn verftoken de Grie-
ken,
van welke wij begonnen te fpreeken,
voor welke niets dan eenige groote
ftaats-
omwenteling 'er eene zijn kan in hun ma-
nier van denken, in den ftaat der weeten-
fchappen onder hen.

■Alle, die deeze natie van nahij hebben
leeren kennen, zullen met mij inftemmen,

daj

-ocr page 435-

dat dezelve naar gis, zes hondert zonne-
jaaren achteruit is.

Die in 't water legt, grijpt ter reddinge
overal na. Dit geeft een min ongunftig
aanzien aan hunne onkunde, die hen de
zo
evengezegde omwentelinge doet of deedt
verhoopen van den kant van
Rusland, (105)
uit welken hoek hun hunne vermeende
verlosfers moeften aanwaaijen. Maar zedert
zij,in den voorlaatllen oorlog, toen de
Rus-
fen
een esquader in den Archipel hadden,
derzelver honigachtigheid van nabij hebben
leeren kennen, zouden zij op mijn eer fta-

pel-

(105;) ,, De Grieken vleijen zich, dat de Groot-

„ Hertog van Muskovien hen noch eens uit hunne

„ ellende verlosfen, en 't Turksch Keizerrijk vernie-

„ len zal: maar behalven dat 'er geen kijk is op dee-

„ ze ßaatsomwenteling, zouden zj, al veranderden,

» zij ook van meester, 'er niet knapper om vyor-

„ denquot;. Z. Tournefqrt, l^oyxge du Levant, lom.

I. P. 3S.nbsp;,

Cc 3

-ocr page 436-

pelzot moeten zijn, zo zij niet begreepen,
dat zij met die vrijmakinge van den wal in
de floot zouden raaken.

Zo de oude Grieken leevendig, woelig,
luidruftig zelfs tot 't tierachiige toe, vro-
lijk, doorfleepen geestig, een weinig ligt-
zinnig, een weinig zonder karakter geweest
zijn, zo hebben hunne na-neeven den ott-
den raensch niet uitgetrokken. Maar te
leeven , en zo lang geleefd te hebben, ais
een veroverd volk, onder de plak der mees-
ters , heeft 't karakter deezer natie eene
aparte wending gegeeven. Vrees heeft 't
zelve tot laagheid doen daalen. „ De Grie-
„ ken behouden enkel de droevige herin-
„ nering van 't geen zij geweest zijn, en
„ trekken
waaraan zij altoos kenbaar zijn.
In de eilanden van den Archipel is

j)

„ een flecht gepeupel, der ellende, onkun-
„ de en flavernij overgegeeven
; in de fte-
„ den zijn 't rijke en trotfche flaaven. Te

„ Athe-

-ocr page 437-

j, Athenen preekt één domme paap voor
„ dat volk, 't welk een Demosthenes ten
„ reedenaar hadt: tristes relliquia Danaûm.quot;
guys tom. i. p. 18. Beftendig onder-
drukt, worden de
Grieken op hun beurt,
bij
geleegenheid, onderdrukkers, 't Is alzo
verre van algemeen waar te zijn, 't geen
de Heer de
guys van hen zegt: „ De fla-
„ vinnen worden behandeld, zo als oudtijds
„ bij de
Grieken) dat is, met veel goed-
„ aartigheid en raenschlijkheid, en na een
„ zekeren tijd zorgt men haar in vrijheid
„ te ftellen. Tom. i. p, 5t.quot; ^^ ^o^r mij
ben honderdmaal oorgetuigen geweest, hoe
fatzoenelijke
luiden deezer natie, de archon-
tes
en archontisfa'si hunne bedienden be-
graauwden als honden. Dit loopt des te
fterker in 't oog, naarmaate 't zelVe zich
gewent aan de ftilte, ordentlijkheid, zagt-
heid, heerfchende tusfchen meèster en knegt,
in de
Turkfihe huishoudens, in de welke
Cc 4nbsp;men

-ocr page 438-

men nimmer, d. i. oneindig zelden, hoort,
'k zal niet zeggen de bediendens of Tchoa-
dm
bekijven, meesterachtig gecommandeert,
maar zelfs niet overluid toegefprookeo
worden. Hoe menigmaal ben ik niet bij
JEffendfs geweest , waar mij pijp of kot;^
fij geboden wierdt, zonder dat ik eens ge,
merkt h^d, dat de heer iets bevolen hadt;
daar zij toch zonder zijn bevel dit nimmer
zouden gedaan hebben! Ik herhaal 't, dq
Turkfche gezelfchappen kenmerken zich
zq
zeer door ftilte en ordentlijkheid, als diq
van zekere. andere fchreeuwachtige natie
door de gelijkenis met een dolhuis,.

't Zoude zeer belangrijk zijn 't Turksch
en Grieksch bloed fcheikundig te analyfee-:
ren. 't Laatfte moet geheel andere beftand*
deelen hebben,waar van daan zij dat vuur,
die levendigheid p,ntleenen. Luister toe, ep
hoor hoe zij zich uitdrukken, wanneer eeni-
ge fterk? d^ift hunne aandoeningen doet op-

l^rui-.

-ocr page 439-

bruifchen. Maar verbeeld 'er u tevens bij,
-dat de
Jooden in variatie van ftemrae, iri
heftigheid van gebaarden 'er geen handwater
bij.hebben.

,, Moeder! Ct is eene jonge dochter , die
„ fpreekt')
kijk na de zee.,. Zie dat on-
„ weer. Men zegt dat de groote
Kdik van
„ Zaphiri verongelukt is. Hij zonk; mij
„ dunkt, ik zag 't, uit onze Kiosk. Ja,
5, die fchuit met dat groot zeil, ik zweer
5, 't bij mijn' oogen, is gezonken, en de
„ arme
Paranama (107) was 'er met haar
„ beide kinderen in, die zij van
Chalki te
„ rug bragt- Als zij de zee zich zag ope.
„ nen, om haar te verflinden, zal zij haa-

„ re kinderen in de armen genomen heb-

,, ben:

(107) De naam, dien de Grieken aan haare minne
geeven, voor welke zij eene elders ongekende liefde
en^verknogtheid hebben, dia maakt, dat deeze
Para.
mma's
meenigmaal in de familiën ingelijfd worden- .

Cc 5

-ocr page 440-

„ ben: arme fchaapjes 1 wij vergaanj en
„ ik, ongelukkige! ben 't, die u doet omko-
j, men, die u op zee heeft durven waa.

I

ï» gen, die dit affchuwelijk onweêr niet
„ vooruitgezien heeft. Ongelukkige moe-
j, der! waaghals van een
Zaphiriy die ge-
,, vaaren noch vreest, noch kent.
Slechte
„ kaere], gij zijt 'er de oorzaak van, maar
„ gij zult ook met ons omkomen.quot;

Kindy wat nieuws? (Zij komt te rug....)
„Moeder, moeder!
Paranamakom
„ fchielijk, kom
Faranama kijken, daar
„komt zij; '£ zee-water loopt van haar
,, kleêren, zij heeft 'er van in gekreegen,
„ zij meende te- fterven: .wat vreugde! ik
„ ben half mal j ik heb den Hemel gebee-
,, den,
en uit zo een goed hart, dat zij
„ gered is.quot;
guys, tom. i. p. 95 amp;c-

Deeze flormachtige aart wordt door een
ftrootje aan 't kooken gebragt. 't Gefpre^
eens tooraigen
Grieks is een ketting van

vloe-

-ocr page 441-

vloeken en verwenfchingen. 'c Hoogfte,
waartoe een gramftoorige Muzultnan zich
laat
vervoeren,is iemand voor een ongeloo-
vigen, een zwijn uittemaaken. Geen ander
volk is zo
ftip ter waarneming van 't ge-
bod :
gij zult den naam des Heere niet ijdelijk
misbruiken.

Om eene haverklap vloeken de 'Grieken bij
de
Yimjxyku, d. i. bij de H. Maagd. Zij
zweeren bij hun oogen, bij hun en eens an-
ders hoofd, bij hunne kinderen; niets hoort
men dagelijkfer dan de
ua tvjt Sot-, fm, tH
fM), bij God, bij mijn Ziel. Ook
hebben zij eene zoete collectie van verwen-
fchingen. Indien de leergierige lezer zich
daarin wil volfflaaken, hij raadpleeg©
güys,

Tom. I. p. 371-

Maar per faldo is 'c met hen , jals met lui-
den, die alles met eede bevestigen;
't is
dat zij wemig gelooft worden.
Graecta
mendax.

Een

-ocr page 442-

Een zo leevendig, zo vrolijk volkje ia
een liefhebber van festijnen. Daar zijn z4j
jn hun kragt; principaal als 'er braaf te lik^
ken valt, daar zij veel van houden, en daar
't doorgaans ook niet aan hapert.

't Tooneel-fpel onzes leevens, (de lezer
merke wel op, dat ik 't noch treur-
noch
blijfpel noem) laat zich goed in drie hoofd-
bedrijven verdeelen, de geboorte, 't huwe-
lijk en de begraafnis. De
Grieken toonen
regt, dat zij deeze waarheid voelen, wanj
zij vieren ze dat 't een aart heeft.
^ De doop, koit op de geboorte volgende»
geeft hun 't eerst geleegenheid deeze hunne
neiging aan den
dag te leggen. Ik heb de,
,^ejve meer dan eens bijgewoond. Maar 't
was mij altoos aanftootelijk te zien, hoede
menfchen , pas in de waereld gekomen arme
fchepzels! door een zomtijds half
dronken
J'apas., gekneepen, geknoeid en gemorreld
wierden.

'k Mag

-ocr page 443-

\ Mag raet dat gemors niet te doen
hebben.

De bruiloft zal meer mijn zaak zijn. Daar
ik in mijne verhaalen 'er wel
eens wat van
St. Anne laat onder loopen, zou ik, ora
de
voorzigtigheid, hier wel den i6 brief
van
guys vertaald inlasfchen: maar deeze
eerlijke man heeft 't
voor mij wat te veel
op met de ouden. Echter zal ik de
Griek-
fche
bruiloft zo befchrijven, dat de lezer,
mits hij
een Dollondfche bril opzet, kan
merken
dat ik guys geleezen heb, iemand,
die zeker, met 't plan om te
auteiiren na
de
Levant gereisd, ftipter geweest is in 't
aanteekönen van veele bij zonder heeden, die
mij, eer een vrolijken dan een ernftigen
klant, ontflipt zijn ; daar dit mijn plan
niet was.

De woestfte volkeren der aarde vieren
hun trouwdag als den fchoonften van hun
leeven. Oordeel of dezelve bij de
Grieken

ook

-ocr page 444-

ook plechtig moet zijn! Oudtijds hadt men
over 't huwelijk een zwaar hoofd,- men
pleegde raad met philofophen en orakels,
tegenswoordig loopt men 'er losfer overheen,
trouwt en vermenigvuldigt zich bij deeze
natie, die haare ftar voor de rest laat zor,
gen, en bij
welke men weinig ongehuuwde

luiden ontmoet. Zij trouwen omtrent wan-
neer 't hun in 't hoofd komt, zonder ge.
lijk hunne voorouders, zich te binden aan
vaste maanden (108). Maar zij bedienen
zich van een
dierlijk foldeerzel, d. i. van
de goede officiën van vrouwen, die 't ge-
meen koppelaarfters noemt, noodzakelijk
geworden door 't afgetrokken leeven der
meisjes.

't Huwelijk is voorafgegaan van gefchen-

ken;

(108) De Grieken trouwden eertijds enkel meest
in de maand
Jauuarij, daarom bijgenaamd Gamelion,
Z.
Guys tom. I. p. 236. en doorgaans Lettr. XVI-

-ocr page 445-

ken; men fpreidt ze, niet zonder ijdele
waan, ten toon, meest in de kamer, alwaar
nabeftaanden der bruid bezoeken ontvangen.
Trouwens ik geloof, dat dit gebruik vrij
algemeen is; en men behoeft geen
logica
geftudeerd te hebben, om te kunnen argu-
menteeren over de kragt der prefenten;

't Zelve is ook waar van de maaltijden
en feftijnen, die voor en na de bruiloft
gegeeven worden,
waarop Grieken zich braaf
te goed doen.' Dit gebruik is ook vrij al-
gemeen ,
denkelijk wijl fme Cerere amp; Bac-

cho friget Venus.

's Daags voor de bruiloft brengt men als in
zegepraal de bruid;, na 't bad.
Dit vind ik
zeer goed, principaal in warme landen, ook
zou ik 't niet afkeuren, al ging zij 'er ook
's daags daarop in ; ja zelfs al deedt zij
't de veertien eerst navolgende dagen van
haar trouwen. Misfchien mag 't den vijf-
tienden niet meer zo nodig zijn.

Al-

-ocr page 446-

mmmmmmmm.

Alles tot deeze plechtigheid betreklijlf
gefchiedt met eene groote. publiciteit en
Kiidruftigheid, met mufikanten , met dan-
zers, met voorzangers van 't bruiloftslied,
Dan komt de bruid, half onder de armen
gedraagen door haare naabeftaanden, ge-
volgd van een meenigmaal noch
langer
ftoet, als die der begraafnisfe van een
Amflerdamfchen herder, welke eerfte mis-
fchien noch langzaamer voortgaat. Een
van 't gevolg draagt eene brandende fak-
kel; ging dezelve uit, men hieldt 't voor
, een ongelukkig voorteeken.

Wanneer zij in de kerk gekomen zijn,
neemt de priester hun de kroonen van 'c
hoofd, en wisfelt ze; zo als men 't elders
de ringen doet, en weidt die kroonen
daarna.

Den nieuw getrouwden biedt men ten
teeken van aanneeminge in de famüie, een

drink-

-ocr page 447-

drink-fchaal. De bruid, en daarna de bloed-
verwanten, benevens alle de gasten
proeven
'er eens uit.nbsp;^ .

„ Zodra als de nieuwgetrouwde van
„ deeze
plechtigheid te rug keert, zo ftrekc
„ men een tapijt
over een zeef uit, en men
„ laat 'er haar over gaan, zo als zij tot
„ haar man -ivv^ut Zo de zeef, waarop
„ zij de voorzichtigheid heeft fteevig toe

„ te treeden, onder haare voeten niet
„ barstte, zou men tegen haar een vermoe-
„ den opvatten, 't welk haar man zou ont-
„ rusten;
maar hij is gerust en wel te vree-
„ den na de beproeving van de zeef.quot;
Zie
guys. tom. I. p. 240.

Daarna gaat men eeten, drinken, zingen,
danzen. (109) De vrienden bedanken elk-

an-

Cl09) De Grieken hebben ook hunne fpelen, hun
bijzonder eigen, 't Algemeenfte daar van is de
Man-
gala,
een fpel, 't geen twee luiden met hoorntjes of
D d

-ocr page 448-

ander voor de eer van 't aangenaam ge-
zelfchap; bruigom en bruid gaan na bed,
amp;c. amp;c. amp;c.

en

fchelpjes fpeelen, in een langwerpig bord, waarin
een dozijn, naar mijn geheugen, holtens in gewerkt
Zijn. De intrigue 'er van is, in eenige daar van een
zeker getal te brengen.

Ook hebben zij 't fchaak. fpel. Schoon ik meer
mat maak', dan gemaakt word, (NB. in 't fchaaken)
e:i dus iets van dit fpel verftaa, zijn de figuuren der
ftukken, en haare beweegingen zo vreemd, dat fk 'er
niet wijs uit heb kunnen worden, fchoon ik 'er wel
eens bij ftond te gaapen.

Ik kwam eens op een morgen bij een paar Effen-
di's, die zelfsverveeling deedt geeuwen. Wat
meent gij dat ze uitvonden, om zich den tijd te
korten? Zij lieten een paar Tdioaiars o£ kamer-la-
keijen komen, om voor zich op 't tapijt een partijtje
te fchaaken, te lüi zijnde om 't zelve te doen. Oor-
dcel
of men onder -diergelijke natie veele jaagers
viihit!

De

-ocr page 449-

en na verloop van ccn maand, zit de jon-
ge man zich met beide de handen in 't
haair....

Zo

De Grieken, die zo ieevendig als de Turken doodsch
zijn, cn nog meer de Griekinnen, houden veel van
vertellingen,
De lezer vergenoege zich met dit ftaal-
tje, behelzende niet enkel eene vertelling, maar ook
eene waare gefchiedenisfe: „ De Groot-vizir Ibra-
„ him Pacha, gezeeten aan een der vengQers van
„zijn paleis, zag iemand voorbij gaan, dien hij
„ meende te herkennen. Deeze Turk tot de uitera©
„ armoede gebragt, zelfs dien dag geen brood, gehad heb-
„ bende , om aan zijne kinderen te geeven, geperst
door hun gefchrei, ging na de markt, om deeeni-
„ ge pels, die hem overbleef, te verkoopen. Ibrahim

„ Pacha deedt hem voor zich komen; maar wanneer
„ hij hem wel betracht hadt, herkende hij zijne ver-
„ gisflng. Hij ondervroeg hem nogtans, en om hem
„ gerust te ftellen met goedaartigheid. Wat is uw
beroep, zegt hij hem. en waar ging gij na toe?

D d 2nbsp;»gt; Heer;

-ocr page 450-

Zo als 'ei* tusfchen 't trouw- en 't fterf-
bed meest eenige mei-maandjes verloopen ,

zo

„ Heer, antwoordde de Muzulman, gij verwaardigt
i, u de oogen te laaten vallen op een ongelukkigen,
„ die niet altoos in de behoeftiglieid was, en die
,, heden gedwongen is zijne klederen te varkoopen,
„ ora brood te hebben. Hij fchilderde hem zijne
„ omftandigheeden af, en de menschlievende Vizir
,, werdt 'er van aangedaan: want weldoen was zijne
„ uitfpanning van de pijnelijke zorg der publieke
„ zaaken. »Ik koop, zegt hij h;m, uwe pels, en geef
,, ze u te rug. Hij deedt hem een goede fluiver
„ toetellen, en zondt hem in de rijl te rug, op dat
„ de vreugde des te ichielijker in zijn huis weder-
„ keerde. Hij vervoegde zich vervolgens bij de Sul-
„ tane, zijne echtgenoote, en verhaalde haar wat hij
„ gedaan hadt. Ik kan niet anders dan u prijzen ,
„ zegt zij hem, over 't goed, dat gij dien man ge-

„ daan hebt: nu is 't mijne zaak zorge te draagen,
„ voor zijne vrouw. Zij beveelt dat men haar doe
j, verfchijnen. Zij komt met baar zuster. Men zendt

ze

-ocr page 451-

zo zal ik des lezers vreugd nu nièfc Hoo-
ren.

Ik wil eerst zo lang van dit volk fchrij-
ven, tot dat 't mij zelfs verveelt; geene an-
dere confideratie zal mij doen ophou-
den.

De

„ ze na 't bad, en kleedt ze netjes; de Princes be-
„ val, dat alle de meisjes van 't Harem, meer dan
„ twee hondert in getal, ieder haar een kleed gaven.
„ Zij voegde 'er een beurs vol fequinen bij, en zij
„ zegt haar , toen zij haar te rug zondt : uwe zuster
„ is ongetrouwd, geef haar een man naar haar zin,
„ en laat mij voor 't huwlijks-goed zorgen. Dee-
„ ze Princes wilde haar echtgenoot overtreffen in
,, edelmoedigheid, en de boosheid der menfchen

„ heeft twee zo weldaadige weezens niet op aard?

„ willen laaten !quot; (*}

„ Zij was de dochter van Sultan - Aclnned, die linar
j, ten Iiuwelijk gaf aan Ibrahim I'acha, den praclitigfi:en, deii
„ railddadigften, den niinzaainften Vizir, dien men immer
,, zag. In de ftaats - omwentelingen van 1730 wcrdt hij ge-
,, wurgd.quot;

Dd 3

-ocr page 452-

De begraafnis zal van deezen bundel het
hek fluiten.

Vooreerst verzoek ik u op bruidstraancn,
want de
Griekfche vrolijkheid en trakteer-
ziekte gaat zo gaauvv niet over. Nu vol-
gen festijnen op festijnen. Men zet zich
nu niet wel
als oudtijds aan zilve-re tafels
(die toch
en pasfant gezegd, zeer klein
moeten geweest zijn, of de menfchen waren
toen fchrikkclijk rijk!) zoinmige eeten op
zijn Oostersch; maar de fatzoenelijke klasfe
volgt onze manieren- Drie dingen maaken
van deeze festijnen de hoofdingrediënten
uit; eeten, drinken, muziek: trouwens die
een goede maag en een weinig aanleg tot
vrolijkheid meebrengt, mag 'er zich overal
mee
vergenoegen.

Wanneer men nu den buik vol heeft,
gaat 't op een danzen. Zij hebben 'er ver-
fcheide van; maar bij mijn tijd was de
Ra-
meika
't meest in de mode. 't Danzen dee-
zer

-ocr page 453-

DER MODERNE GRIEKEN.
zer natie vordert geen leertijd, en ik, die
zeker nimmer dans -meester had, en 'er
ook geen neemen zal, wierd ik ook noch
ouder
als METHUSALEM, herinner mij te
Sevastopelen op een gezelfchap met Griekfche
koopvaardij-fchippers te hebben mêe omge-
fprongen,
en dat niet zonder een buitengemeen
fucces \
En zo verre 't danzen niet meer is
dan een vrolijk gehuppel, (misfchien een
inftinct ter bevordering van de fpijsvertee-
ring?) is mij alle dans onverfchillig; dat zij
danzen van nu tot morgen! Doch wanneer
de konst 'er zich gaat meê bemoeijen, en
de
Griekfche fatzoenelijke vrouwen danzen,
of fleepen in een aart
van afgemeeten paa-

fen, ZO val ik in flaap. --

Nu begint 't jonge vrouwtje wel eens
wat misfelijk te worden; haare ongemak-
lijkheid is een bewijs, dat de man niet altoos
geftaapen heeft. Zo komen de vruchten
des huweiijks in de waereld. De
Griekfche
Dd 4nbsp;vrou-

-ocr page 454-

424 ZEDEN
vrouwen mogen haare kinderen wat gek
praaten, maar ik herinner mij niet, dat
zij,
onder den naam van baakeren, ze half ver-
flikken: een duidelijk bewijs, dat 't eene
dwaaling der onzen is, die waanen, dat men
zonder de
baakerij ze niet kan behande-
len.
Behalven in mijn verftandig vaderland heb
ik nergens de luiermand met al baar kantjes, ban-
tjes, musjes, flepjes en wisfewasjes ontmoet.
Waarlijk onze vrouwtjes maaken 'er een
oroflag mee, dat een nadenkend man wel
fchrikken zou 'er iets meer aan te.....

Met de opvoeding loopt 't bij den grooten
hoop zo wat in 't wild; en misfchien waren
de kinderen 'er niet veel Hechter om aan,
was 't niet dat 't bijgeloof oogen, die zidi
pas
openen voor 't liqht, verdraait en fcheel
doet zien.

De zeevaart en al haar nafleep heeft
voor de
Grieken eene bijzondere aantrek-
iijkheid. Alle de matroozen, alle de deks-

of-

-ocr page 455-

olFicieren over 't meerder getal der Kei-
zerlijke zee - macht zijn
Grieken. Zij zijn 't
die de koopvaarders over zee brengen, zo
als 't hunne handen zijn, die de fchepen,
groot en klein, in elkander werken- Die
met de koopvaardij niet aan de kost kan
komen, wordt een visfcher.

Behalven eeten, drinl^en en fpinnen, *
leeren de gemeene meisjes niet veel, want
babbelen en zo wat kwaadfpreeken leeren

zij van zelfs.

En zo zij 't fpinnen al niet oefFenden
als eene kostwinning, zij zouden 't denke-
lijk doen uit liefhebberij. De
Griekfche
juffrouwtjes ziet men beftendig met de
klosjes zij fpinnen. Wanneer zij weeken of
maanden daar meê vermorst hebben, laaten
zij 'er zich een heralad van weeven. Daar
van dit hembd de mouwen uithangen, zo
behoeft men bij geene
Griekjche vrouw ge-
flaapen te hebben, om te weeten dat 't
Dd 5 , hembd

-ocr page 456-

hembd niet van witte zijde gaas is. Daar
deeze hembden nu zeer duur zijn, hebben
weinige 'er genoeg verfchot van voor een
warm, zweetrijk land. Om der zindelijk,
heid wille zouden zij veel beter doen, ze
voor ^'t min kostbaar linnen of katoen te
verwisfelen: maar dit zal een dooven ge-
preekt zijn.

Met de opvoeding van de voornaame
gaat 't iets beter, en 't is zeker, dat de
groote, grondige kennis van 't oude
Grieksch
hier moet gezogt worden, en gevonden
wordt. De taal, die de moderne
Grieken
fpreeken — een abominabel, mij ergelijk
bargoens^ — zal ongeveer van 't litterale
Grieksch verfcheelen, als die taal, welke men
in de wandeling te Hamhtcrg fpreekt, 't
plat-duitsch (Bas-fami)^ verfcheelt van 't
Nederduituh. Anderzints heeft men mij
gruwelijk voorgebogen, toen men mij. ver-
zekerde bij herhaalinge, dat een maatig gëor-

ga-

-ocr page 457-

ganifeerd modern Grieksch hoofd, de taal
zijner voorvaderen in drie -maanden beet
heeft. Dat hij 'er nu tien jaaren in wroe-
te, en oordeel of zijne kunde doorkneed
moet zijn!

Gij glorierijke Boristhenes! Gelukkige
ftroom, die de rietrijke oevers bewatert
van 't nieuw
Cherfon, bewaarplaats eens
fchats, eens wonders van
Griekfche geleerd-
heid, eens Bisfchops, genoeg een
Griek, om
den
Aeneasen in zijne taal,en in vaerfen over

te brengen, en dat.....'k zal niet zeggen hoe I)

Iemand mag dit werk, ondernomen
op order van H. R. K. iVI. belachlijk
vinden,
dit doet niet hier ter zaak. Dat
'er op otize of andere hooge - fchoolen geen
profesforen gevonden worden, bekwaam om
iets goeds
in heure taal voor te brengen,
is niet wat ik beweer: maar hoe zou deeze
fartus laioriofus zijn, vergeleeken met dien
eens geleerden van
Lavidia, voortijds Athe'

nen?

-ocr page 458-

nen'? Ik blijf 'er zo op aandringen, omdat
ik mijn vriend den H. H. C. gefcheenen
heb hier van de wijs te zijn, zo als eenige
anderen denken zullen. In weêrwil hier
van zoude ik geneegen zijn te gelooven,
dat men aan 't
Phanal hier en daar een
wel
opgevoed juffrouwtje vindt, bij wie
raeer dan één oud profes for in deeze taal
een lesje zou kunnen neemen.

Of der Grieken opvoeding met 't geen
men talenten noemt, inftrumentaal-vocaal-
muzijk, teekenen, fchilderen, danzen, zich
veel bemoeit, is iets, waaraan ik bijkans
niet twijfel, daar ik 'er nimmer eenig fpoof
van zag. —r

Een ander in 't oogloopend zwak deezer
natie
doet haar de pracht en 't maaken
eener grootfche vertooning zeer beminnen:
Een
Griek, die niet een weinig figuur maakt,
moet wel arm wezen. Hunne huizen mogen
glders maar van één verdieping zijn, fehoon

ik

-ocr page 459-

ik ze ook buiten Conftantinopolen twee ver-
diepingen hoog gezien heb; zeker is 't,
dat zij in de hoofdftad zo hoog zijn als die
der
Turken. Derzelver raeubileering, die
der
Turken gelijk, is zeer eenvoudig. Cy-
prifche
matten, of zo Smyrnfche als Saloniek-
fche
tapijten op de vloer, fopha's rondom
tien wand, bij
zommige een Islein, laag
fecretairtje, een K. aan 't kruis, met een
lamp 'er voor, maaken 'er 't voornaamfte
weezen van uit.

Eenige weinige kamers hunner huizen
hebben, in weerwil van den Heer
guys
^iio), kleine fehoorfteenen, hebbende,
doorgaans de
fneê van een halve tent. 't Is
waar men bedient 'er zich zelden van; en ik her-
inner mij geen zes maal in 't koudfte van den
Inbsp;win-

Cdo) m II n'y point de cheminées dans les chamires
„ des maifotis Grecques.quot; tom.
i. 34.

-ocr page 460-

wincer 'er in tc hebben zien ftooken. In
deeze landen is 't weer meest zagt genoeg,
om zich met een groot vuur-confoor
(Uarr
gal)
te kunnen verwarmen. Maar in onze
glazen-kasfige paleizen is 't 's winters door-
gaans wat koeler. Die wil, maake den lof
des turf
-vuurs. Men klappertandt elders,
fchoon ook wat nader aan de pool, min
hard. De ftoofjes verdienen eene onher-
roepelijke
excommunicatie. Daarom moest
de
Tendour 't meubel onzer landslui zijn.
Ik wil 'er mijne lezers, en noch meer mij-
ne lezeresfen mêe bekend maaken.

De Tendour (m) is eene vierkante ta-

fel.

(IIO gt;» Cette taile est couverte d'un tapis, qui ik
„ tout côté tombe jusqu'à terre, et d'un autre en foie
„ plus ou moins riche, qui pare le Tendour, autour
„ duquel onfasfied fur le jopha ou fur des carreaux.
„ On peut mettre à la fois les pieds et les mains
„fous la couverture, qui, enveloppant k brafter de

„ tou«.

-ocr page 461-

fel, op vier voeten rustende, waarvan de
zijden , ieder zelden meer dan vijf voeten
hebben, die een bodem heeft, twee ä drie
duimen hooger dan de grond, dewelke met
blik beflaagen is. Op deezen plaatst men
een ijzeren vuurtest, met een blikken kap,
doorboord met gaten. Over deeze tafel
hangt men een wolle decken, die tot op en
over den grond fleept, overdekt met een
even lange, katoene, geftikte bed-deeken.
Boven op die tafel legt een vierkant kleed,
ain wiens fraaiheid men veel wendt. Wan-
neer men nu onder dit afhangend kleed
tot over de middel gezeeten is, deelt zich
die warmte zo wel meede, dat men aan
geen vuur denkt. Zijnde handen verkleumd,
een oogenblik 'er onder gehouden, zijn ze
ontdooit. Zit men 's winters op die tafel

te

„ tome part, entretient une chaleur douce S agréa-
5, We.quot; GUYS, tom- !• P- 35-

-ocr page 462-

te fchrijven; de warmte van 't blad, laauw
geworden door 't vuur, wiens hitte zich
in de
Tendour, als in een vuur-mand be-
fluit, houdt de handen leenig. — Een paar
ingereekende turf-kooien zouden genoeg
zijn, om een dozijn menfchen een halven
dag
te verwarmen. Das is dit een zeer
economisch meubel. Ik hoop, dat onze
Dames 'er zich van zullen bedienen. Ik
ben zo verzekerd van deszelfs voordeeligen
invloed op haare waarde gezondheid, dat
ik noch geen zes weeken nadat dit boekje
't leevenslicht aanfchouwd zal hebben, een
plechtige deputatie van't Amfterdamsch
Collegi-
um Medicum
(wiens eindlooze en weergaêloo-
ze waakzaamheid voor de gezondheid zijner
ftad -
genooten, wiens voorbeeldelooze en
onnavolgbaare zorgen, ter weeringe van alle
medicinaale ftrooperijen, alle hoogstfchade.
lijke kwakzalverijen, alle verderflijke in-
kruipzels , wiens fcherpziende oog ter in-

ftand-

-ocr page 463-

ftandhouding der privilegiën hunner mede-
broeders, vvaereldkundig zijn) verwacht,
ten einde mij voor de communicatie Van
zo goed nieuws te bedanken»

Deeze vuurtest icnn noch een anderch
dienst doen. Men wil ook des winters zij^
ne vrienden een goed onthaal geeven. Maar
onze vertrekken, fchoon men 'er ook een
fnotterig vuur in ftookc, zijn als dan bijna
zo frisch als ijs - kelders. De oude Heeren,
gezeeten bij den fchoorlleen, braaden zich
den rug; de rest van 't gezelfchap mag
op de vingers fluiten, 't Is genoeg dat men
onder't tafel - kleed, een ander kleed tot op den
grond
neêrhangt, waaronder men aan den
disch gezeeten warm blijft, zodra men on--
der de tafel, liefst rond, een dergelijke vuur-
test zet: wel te verftaan met vuur 'er in.
Dit is gebruikelijk bij de
Provengaalen, bij
wie de brand zeer duur is; en zij bevinden

'er zich recht wel bij. -^

Eenbsp;Keg-

-ocr page 464-

434nbsp;gebruiken

Keeren wij té rug tot de Griekfche pracht,
meest ten toon gefpreid in de vrouwelijke
kleeding. Verfcheiden mijner vriendinnen
vroegen mij, bij mijne weder - opftanding in
't vaderland, of ik ook in mijne talrijke
collectie van natuurlijke zeldzaamheeden ,
een
garnituur deezer kleeding had mede ge-

bragt. Otn een aart van amende honorable
te doen voor deeze mijne fchandelijke ver-
geetelheid, gaa ik 'er bier eene befchrijving
van geeven. Ik heb niet waargenomen, dat
de goude kettingen 'er een ingrediënt van
uitmaaken. Ik heb wel eens rijke
Armenifche
koop mans vrouwen zien draagen allerlei nieu-
we of fchoongefchuurde goude munten, door
middel van gaatjes aan elkander
gefchakeld,
bij wijze van een fjerp over den fchouder,
wanneer zij op haar zondags uitgedost wa-
ren. En dit is 't al.

't Hembd, 't geen wel van witte fijde,
doch niet van gaas is, hangt haar tot op de

hiel-

-ocr page 465-

hielen. De gordel dient om 't op te fchor-
ten. De mouwen van dit hembd zijn wijd,
zonder plooijen, zonder boord. Voortijds
droegen de dames algemeen een lange wij^
de, nu zijden dan katoenen broek, aan ds
enkel toegehaald. Bij mijn komst in Smyr^
na zag ik ze nodh draagen; zij hing bene^
den de
rokken uit. Ze misftondt niet.
Maar ik heb naderhand aan 't Phanal en
te
Pera befpeurdj dat ze uit de mode isi
't Is mij voorgekomen , dat de
Griehfché
vrouwen, voetje voor voetje, de kleeding
der Franken naderen. Zo draagen zij nü
een rok, die voortijds een vierkant ftük
was, 't geen zij omfloegen en in den gordel
vastftaken, doch nu een rok is, als die onzer
vrouwen. De
anteri, die om de middel
fluit, en de borst
onderfteunt — eene
voorzorge door
't warm klimaat en de ba-
den noodwendig gemaakt — krijgt door deö
gemelden rok een ander aanzien, dan zij
Ee 3

-ocr page 466-

oudtijds moet gehad hebben. De caftan
wordt alleen des zomers gebeezigd, cn na-
gelaaten des winters, wanneer men een
pels draagt, die van vooren wijd opén
hangt , en om den rand en op de naaden
met goude en zilvere
galonnen, meenigmaal
al vrij
fmakeloos , belegd is; waarvan zo
aanftonds meer. 't Heeft mij niet min ge-
ftooten als Milady
craven, dat de dames,
bezorgd zeker dat men de rijkheid haarer
pelterijen niet mogt opmerken, van buiten
de pels de geheele rug met een ftuk 'er
van bedekten. Deeze lap heeft veel overeen-
komst met 't ftuk gevuld zeil-doek, dat de
visch-boeren op den rug draagen, om 't druk-
ken van de kaar
of viscli-ben te voorkomen.
't Zelve gaf
haar een misfelijk aanzien, en
verdorf haar ganfche leest. Ook hebben de
dames van
Conjlantinopolen, die in 't ftuk
van modes de
wet geeven, zo als de koop-
lui

-ocr page 467-

DER MODERNE GRIEKEN. 437
]uï van Smyrna de wisfel reguleeren, deeze
bonte lap geremoveerd.

De bovengemelde galons zijn doorgaans
lomp en van een flechte keur. Dit metaal
en 't zilvere moet van eene onweêrftaanbaare
aantreküjkheid zijn in de oogen van dit volk.
Naarmaate der vrouwen aart meer van den
opfchik werk maakt, bevlijtigen zij zich 't
te doen fchitteren, zouden zij 't ook aan-
brengen noch belachlijker als koeke-bakken
in een treurfpel. De meisjes, die van zich
een kostwinning maaken, zijn 'er, zo zij
'er maar geleegenheid toe hebben, niet de

nalaatigfte in.

„ Fous penfez bien, M. que les Courti-
5, fannes avoient un luxe particulier, et un
,, manière d'ajustement, qui font encore affec-
„ tés aux femmes de cet état, mais que d'au.
„ tres n'imitent que trop fouvent.

„ Je n'entrerai point Jur cet article
„ dans des détails ^ des comparaifons qui
Ee 3nbsp;„ pour-

-ocr page 468-

„ pourraient blesfer les moeurs âf Vhonnê-
5, teté. La curiofité doit avoir fes hornes,
5, ^ refpecter celles qu? prefcrit la décencequot;
guys, Jom. I. p. 70.

Arrigite aiires , curiofisfimi lectores! operas
pretium est attendere, éf quœ pudico nostra
auctor i f tier it mens, paucis accipite :

Meretriculas ex Graecis qu^s liUdini pu-
hlicae ferviunt, parum contentas, quam îp-
fis largita est natura, pulcritiidins formd,
Byzantlnis qnibusdam in fahulâ est, nova,
rum illecebrarum gratid, eas qiias non licet
nominare prce verecundid partes, quasque ma-
res alibi fine ornamentis, fint modo miindae,
inodorael
(112) âf fanae amant, filis fim-

briis-

c 112) Hier niet aan Cde munditia') te denken gaf tallooZe
maaien aanleiding tot verkoeling , onverfcliiüigheid, af,
keer, walging, haat, echtbreuk. „
Solon ßatuit
„ut puelia ^ pfiusquam induceretur in thalamum,
„ malum cydonium arroderet, ne quid offenderct oris
1, kalitus. Ilaec cura poteiat videri indigna legislate-

re

-ocr page 469-

briisqiie aureis ornare folere. - Et nunc

lectoi'em rogatum yamp;lkm, antiquis quare ma-
gis quam recentioribiis, Grcecis Latinisve
magis quam Gallis aut Belgis licet esfe ob.
fcoenisl

6 Opinio regina mundi!
Juffrouwtjes zijt niet nieuwsgierig; want
gij zult
't niet weeten! Dit alleen zal ik u

zeg-

,, re, nifi frequenter res niliili dkimeret mortalium ami-
,, citias.quot;
erasmus de matrimonio Ckristiano. d. i.
,, SOLON heeft eene wet gemaakt, dat eene jonge
dochter, voor dat zij haaren man te bed gebragt
werdt, in een kweepeer bijten moest, op dat haare
adem niet onaangenaam zou zijn. Deeze voorzorg
zou men veelh'gt eens wetgeevers onwaardig kunnen
reekenen, was 't niet, dat de grootße kleinigheeden

dikwerf der ftervelingen vriendfchap vernielden.quot;-

Hadt SOLON wetten gemaakt voor de burgereslen van de
53° N.B. (de lenfte laat ik haar Ed. raaden) mis-
fchien hadt de
favonette de kweepeer wel gezelfchap
gehouden.

Ee 4

-ocr page 470-

zeggen, dat de Griekfche meisjes gewoon
zijn, niet zelden klaater goud tusfchen de
blaaren der lieffte bloemen in te voegen,
om ze daarmêe op te fchikken: een walg^
lijk gezicht, 't geen mij, haar ziende der-
gelijke ruikers op de borst draagen, altoos
aanftootelijk
geweest is: - eene bizarre-

rie die de andere, noch vreemder, gelooflijk
maakt.

De gordel is een voornaam ftuk haarer
kleeding. De eenvoudigfte is enkel een
breede band van voren toegegespt, met
een pinsbekke uitgewerkte gesp, Vermo^
genden draagen dien met bloemen, goud en
zilver geftikt, met een groote ronde gesp
van zilver, goud, met allerlei edele gefteen-
tens
ingelegd. Een kostbaare chaal, van
de fabriek van
Cachemir, gewerkt van een
zo fijne wol, dat men ze volftrekt voor fij.
de zou houden, (men vindt 'er die looo
piasters 't ftuk kosten) los om den middel

-ocr page 471-

gedaagen, vervult 'er de plaats van. Ande-
ren bedienen zicli alleen van een fijden
doek.

Maar 't zamengefteldfte ftuk van 't
Grkkfch, en ook 't Turkfche optooizel is
haar kapzel. Als deeze dames
en négligé
zijn , draagen zij alleen een wolle opftaande
calotje, waarom
zij een ftuk neteldoek flaan.
Dit noemen zij
Doudondournou. Maar
wanneer zij opgefchikt zijn, hebben zij de
ongepoeijerde 'hairen , in
een aantal van
tresfen gevlochten, die
zij nu langs den rug
los laaten hangen,
nu opflaan en aan 't
kapzel vastmaaken. 't Zelve beftaat uit
twee ä drie
calotjes, los op elkander ftaan-
de , bijna in de figuur van een grenadiers-
muts, veeltijds is de buitenfte van zwart
fluweel. Hier Haan zij nu neteldoek, nu
gekleurde fijde-gaas om. Wanneer zij recht
opgefchikt zijn, befteeken zij deeze mut«
piet pluimen en bloemen, behangen dezelve
Ee 5nbsp;rnet

-ocr page 472-

zeggen, dat de Griekfche meisjes gewoon
zijn, niet zelden klaater goud tusfchen de
blaaren der lieffte bloemen in te voegen,
om ze daarmêe op te fchikken: een walg'
lijk gezicht, 't geen mij, haar ziende der-
gelijke ruikers op de borst draagen, altoos
aanftootelijk geweest is: - eene
hizarre-

rie die de andere, noch vreemder, gelooflijk
maakt.

De gordel is een voornaam ftuk haarer
kleeding. De eenvoudigfte is enkel een
breede band van voren toegegespt, met
een pinsbekke uitgewerkte gesp, Vermo^
genden draagen dien met bloemen, goud en
zilver geftikt, met een groote ronde gesp
van zilver, goud, met allerlei edele gefteen-
tens
ingelegd. Een kostbaare chaal, van

de fabriek van Cachemir, gewerkt van een
zo fijne wol, dat men ze volftrekt voor fij-
de zou houden, (men vindt 'er die looo
piasters 't ftuk kosten) los om den middel

-ocr page 473-

der moderne grteker?. 44^
gedaagen, vervult 'er de plaats van. Ande-
ren bedienen zieh alleen van een fijden
doek.

Maar 't zaraengefteldfte ftuk van 'c
Griekfchy en ook 't Turkfche optooizel is
haar kapzel. Als deeze dames
en négligé
zijti, draagen zij alleen een wolle opftaande
calotje,
waarom zij een ftuk neteldoek flaan.
Dit
noemen zij Doudondournou. Maar
wanneer zij opgefchikt zijn, hebben zij de
ongepoeijerde 'hairen , in een aantal van
tresfen gevlochten,
die zij nu langs den rug
los laaten hangen, nu opflaan en aan 't
Kapzel vastmaaken. 't Zelve beftaat uit
twee k drie calotjes, los op elkander ftaan-
de , bijna in de figuur van een grenadiers-
muts, veeltijds is de buitenfte van zwart
fluweel.
Hier flaan zij nu neteldoek, nu
gekleurde fijde-gaas om. Wanneer zij recht
opgefchikt zijn, befteeken zij deeze mut«
piet pluimen en bloemen, behangen dezelve
Ee 5nbsp;met

-ocr page 474-

met allerlei huisraad van ringen, orliëtten,
iraalen, clinquant, alles, wat maar blinkt,
zo dat een dergelijk hoofd veel naa een
uitdragers winkel gelijkt, waar aan niets
feelt dan fmaak.

Over dit kapzel flaan zij een chaal, die
't zelve, 't hoofd en de zijden
van 't aan-
gezicht bedekt, zo meenigmaal zij uitgaan,
gevolgd van een of meer dienstmaagden:
want de tijden zijn zeer verandert, zedert
den Heer guys, die zegt (tom. 1. p. 28)
dat de vrouwen beftendig thuis zitten te
koekeloeren; iets waar in zij, zo min als
de jonge jufirouwtjes , weinig plaifir vinden.
Hoe vooringenomen ik ook voor deezen
aangenaamen fchrijver ben,dunkt mij dat zijn
voorgenomen
plan, ora overeenkomften ce
vinden tusfchen de oude en de hedendaag-
fche
Grieken, hem wel eens en meer dan
eens van 't pad gebragt heeft. Hier aan is
ook te wijten, dat hij gewaagt heeft el-
ders

-ocr page 475-

mmm

ders (tom. I. P- quot;5) te zeggen, „ dat dit
5, volk (de
Grieken) zo ligtzinnig als 't ook
„ is, zo groot voorftander van nieuwigheid
„ men 't zich ook voorftelt, nimmer afge-
„ hangen heeft, zo als wij, van de grillen
„ en
onftandvastigheid der mode , die ons
„ beheerscht.quot; Ieder nadenkend lezer, be-
kend met 't
karakter der vrouwen, moet
a priori dit wonderfpreukig toefchijnen; en
ik kan hem
a posteriori verzekeren, dat
dezelve thans zo ftandvastig niet meer zijn,
daar ik in mijn tijd haare kleeding heb zien
veranderen. Ook is't te onrecht, dat men van
haar kleeding in 't algemeen fpreekt; daar
de fterk
onder elkander verfchillende costu-
men van veele derzelven vorderen, dat
men beftemme van welke
men fpreekt. ik
voor mij
hield mij alleen beezig met die
der hoofdftad en van
Smyrna.

Wanneer de gemelde fchrijver van de
Titrkcn fpreekt, is zijn zeggen niet zo voor-
in-

-ocr page 476-

ingenomen, en van meer gezag. Zo vind
ik zijne befchrijvinge eener
Turkfche be-
graafnisfe, eene plechtigheid, zo als veele
andere, welke de Muzulmans niet gaerne
door ongeloovige oogen ontheiligd zien, en
die dus maar ter fluip kan waargenomen
worden
, zo naauwkeurig, dat ik niet oirbaar
'vinde 'er iets aan te veranderen:

„ Ik zag vooreerst, 's morgens om tien
„ uuren, den doodgraver arbeiden; de flaa-
„ ven en vrouwen van 't huis, waren op't
„ kerk-hof gezeeten, en alle begonnen
3, toen te weenen. Na dit
prceludium, om-
„ heisden zij alle, de eene na de andere,
3, een dier kolommen, (113) welke men

» op

(113) Bij ieder dier graven ftaan twee kolommen.
Die aan 't hoofdeneind van
't graf ftaat, draagt een
tulband, wiens fnêe den ftand des overleedenen
aanwijst, 't Geen 'er onder ftaat, drukt zijn ge-
boorte en bedrijf uit. Die der vrouwen hebben «it,
geljouwen bloemen. Doorgaans ftaat 'er niets op.

-ocr page 477-

„ op de graven zet, zeggende: ogloum,
„ ogloum, Jana Miisjaphir gueldi.
„ Mijn
„ zoon, mijn zoon, zie hier een vreemde-
„ ling of gast, die u Icorat bezoeken.quot;
„ Hierop beginnen zij wederom te weenen
„ en te fnikken, maar dit onweer duurde
„ niet. Alle gingen zij zitten te praa-

ten.

„ 's Middags hoorde ik een gebrom en
„ een treurig gefchreeuw; 't was de lijk-
„ ftaatie, die aankwam. Dezelve was voor-
„ afgegaan door een
Turk, draagende op
„ zijn hoofd een klein kistje; vier andere
„ Turken, droegen de doodkist (114) op
,, hunne fcliouders.
Vervolgens kwamen
„ de vader, de bloedverwanten en vrienden

„ van

(114quot;; Onder hen is dit draagen eene godsdiendige daad.
Zodra een Turk, ook te paard gezeeten een lijkftaat-
zie ontmoet, ftijgt hij af, en neemt een der armen
van de baar, tot dat een ander hem aflost.

»

-ocr page 478-

,, zij een godsdienftig zwak hebben. Dee^
„ ze kist, met zwaluw-ftaarten in een ge-
„ werkt, in 't graf afgelasten zijnde, zo
„ zette men 'er de dood-kist in, en lag
„ planken en andere ftukken hout 'er bo-
„ ven op. Vervolgens namen alle de Tur^

„ ken fchuppen, en vulden 'c graf met

„ aarde.

„ Dit is een laatfte plicht, waar van
„ alle die geene, welke eene begraafnisfe
„ bij woonen, zich ieder op zijn beurt
,, kwijten.

„ Maar voordat men 't lijk beaardigt,
„ wordt 't naar de Moskee gebragt. Aldaar,
„ na een gebed
Fatka voorgeleezen te heb-»
5, ben, vraagt de
Imam aan de omftanders ,
,, welk
getuigenis zij te geeven hebben vatt

„ 't leeven en de zeden des overleedenen; ie-
„ der neemt dan op zijn beurt 't woord,
„ en verhaalt de goede daaden van den
„ overleedenen, die ter zijner kennisfe ge-

ko-

/

-ocr page 479-

„ komen zijn. Dan wordt 't lijk gewas-
„ fchen, en ingepakt als een mumie, 20
„ dat men 't niet ziet. In de doodkist
„ legt men naast 't lijk eenige welriekende
„ drogerijen; men beurt 't op, en brengt
„ 't na de
begraafplaats. Voor dat 't neêr-
„ gelaaten wordt, beveelt de
Imam de wee-
„ nende omftanders
te zwijgen, hun zeg-
„ gende: „ „ fchort voor een oogenblik uw
, „ geklag op, en laat mij deezen Muzul.
„ „ man leeren wat hij doen moet, bij zijn
„ „ komst in de andere waereld.quot; quot; Als dan
zich naar 't oor van den dooden bukkende,
„ leert hij hem, wat hij den boozen geest,
„ die niet misfen zal hem
te ondervraagen
over zijn godsdienst, moet antwoorden,
„ enz. (zo bedient zich een hedriegachtige
geestelijkheid van de menfchelijke ligtgeloovig-
heid ten haaren meesten profijt O
Dit onder-
„ wijs geëindigd zijnde, herhaalt hij met
„ alle de .omftanders 't
Fatka, en men laat
Ffnbsp;„ 't li,k

-ocr page 480-

„ 't lijk zakken. Nadat ieder driemaal .'er
9) aarde op geworpen heeft, zo als de
s, Romeinen dit deeden, gnat ieder weg.
3, De
Imam alleen blijft, bukt zich, en
„ luistert toe om te hooren, of de over-
„ leedene fpartelt, als de engel des doods
5, hem komt haaien ; hij zegt hem 't
laatamp;t
5, vaarwel; en om wél betaald te worden,
vergeet hij niet de familie 't beste nieuws

,, van den overleedenen te brengen. -_—-

„ 't Geen ik geduurende deeze treurigs
j, plechtigheid waarnam, was de houding
3, van den vader, dien men ligt herkende,
5, 't Was een eerwaardige grijzaart, wiens
„ weezen 't indrukfel eener manlijke droef-
„ heid droeg, zonder eenig toeftel of ver-
„ tooninge, die gewoonlijk aan de
omftan-
j, ders de gewoone ftof tot troost in den
mond leggen. Voor 't overige zijn de
„ Turken, op dit artikel , de redelijkfte
3, menfchen van de waereld. Dit ziet men

„ voor-

-ocr page 481-

DER MODERNE GRIEËEN.nbsp;4-S'i

voornaamelijk in de openbaare rampfpoe«-
den. Bij deeze gcleegenlieid barst de
„ Griek mt, en doet zijn gefelireeinv en ge-
„ Iclag hooren; de
Jood fchreit en is troos-
■i, teloos; de
Turk alleen flaat zijn oog he-
„ raelwaarts, bukt 't hoofd, als ora zich te
„ onderwerpen aan den foevereinen wille-
„ keur van den
Meester der gebeurtenisfen;
„ in dit ftuk meer een Kristen, zo ik. 't zo
„ zeggen durv', als de meesteu van ons.quot;

G. tom. I. p. 340.--

Uit 't oog, uit 't hare, zegt 't fpreek-
woord; en wanneer de hoedel eens tot li-
quiditeit gebragt is, wordt de overleedene
haast vergeeten. Groote hoedaanigbeedcn, ik
beken 't, zijn 't alleen die ons recht geeven
ons befl:aan te verlengen tot voorbij 'c
graf; maar 't kleedt een fentimenteel karak-
ter recht wel, de gevoeligheid , de vriend-
fchap, de erkentenisfe niet te doen uitfter-
ven met de begraafnis. Zo begrijpen 't
Ff Xnbsp;de

-ocr page 482-

452 de begraafnis der moderne grieken,
de Grieken, die van tijd tot tijd de graven
hunner bloedverwanten, hunner vrienden
gaan bezoeken, om zich te herinneren aan
hunne deugden, hunne weldaaden, en door
eene verleevendiging hunner perzoonen,
hen, als 't ware, voor een oogenblik uit
't graf terug te roepen.

„ Superfunt multa qus pos/im loqui,
„ Et copiofa abundat rerum varietas;
„ Sei temperata fuaves funt argutia»
„ Immodica offtndunt. Ergo

Einde van dit Deel.

-ocr page 483-

Fouten, aldus te verbetereni

Bladz. Inregel ..flaai or^s gt. te bergen/.« ons amp;c. t= berge».

_ _, 7_deeze emuactoria-zekere emunctorui.

, _it gustiius non est disputandum leeslt;ie

gustibus nunc 1 'St disputandum.

-brood-honger -één honger.

11(5 -
117 -
' 155 ■

. lUi -

-nbsp;167 ■

•nbsp;170-

•nbsp;205 ■

-nbsp;210 ■

19-

■ 2 -

. 23 •

- vrouween
-de foldaïten

Iiaiidelt of handelen.

- der zede.

vrouwen en.
de weezenlijke fol-
daaten.
• ongeleenden.

5 -ongeenden

11 -- handelt

10-de zede-

5-weetenfchappen-weetenfchap.

8_nwM 't zou ZO amufant lees maar zou

't wel zo amuftnt.

- 75

-nbsp;causfa

-nbsp;deeze

-nbsp;onreekenbaar
-Dnieper

-nbsp;tmuller

-nbsp;vliedend

-An

-nbsp;dat de

-nbsp;beoogt is

-nbsp;dat men'teerst

£0 ■
■ 82-
• 20 ■
• II -

-nbsp;15-

-nbsp;6

129 -

■nbsp;J45 -

■nbsp;30Ï -

■nbsp;329 -

-nbsp;330 -

-nbsp;33 -

-nbsp;360 -

-nbsp;31^4 •

-nbsp;381 ■

-nbsp;382-

-nbsp;39lt;5

19-

■nbsp;3-

■nbsp;la-

■nbsp;ai -

-nbsp;S-

-nbsp;10 •

--415

-causpe.
-Bij deeze

-nbsp;onbereekenbaar.
-den Dnieper.

-nbsp;rtouïller,
—vliegend.

-Aii.
—v»n de.

-nbsp;beoogt.
- dat men in 't eerfte.

die zijnet fuppoosten lees die verbastert
door zijne fuppoosten.

waarop Grieken — waarop dc Grieken.

NB.

-ocr page 484-

••Nfil De andere tuin zinftoorende fouten gelieven de lezéfs
door de vingers te zien, uit hoofJe van de gefarekliiglieid der
'Turkfclie Drukkerijen, waaraan 't ook te wijten is,-aaf^dit
wérk zo lang uitbleef; offciioon mijn Arabifciie Uitgeever
PORTLOHAn-EFFENDi mij vetzekctd hadt,dit ik op eene
fpoedige uitgaave de eeuwigheid kou ingaan:
eene geheel Oos-
terfche uitdrukking!

Behalven deeze fouten ftaan 'er noch ergens een paar
ONWAARHEEDEN in dir Bock. JLcest de lezer ze zon-
der erg en onbemerkt weg, zij zullen hem aan llaap noch
gezondheid deeren; heeft hij 'er de fnof van, zo zullen ze
hem op geen dwaalweg brengen. En na deeze ruiterlijke CQti'
{esjie, zo 't publiekquot;mij geen ahfalutie geeft, zo neem ik ze
mij zelve.

-ocr page 485-

- ■ V

W

-ocr page 486-

/-.'Ä'-J

' . I

'I.

1

llllll^-^lll •.....

-ocr page 487-
-ocr page 488-

Vi

r

.A

- ■

J

rj» ' I

fan-

I.. \

^

•a

J

f

i

quot;t

VX-

■jSi

' ' 1,

i i gt;:

I ! ■■ •

' I

t ■ » ,

I

- ■ i

V; - - -.Âiâfe'iiK'i üv ,

. f

. r
■ ^

j .

' 1 - '

■ ■■ ■■

a

■y

-JV,.;. gt;

'J

îÊâà

-ocr page 489- -ocr page 490-

■ . À-'

-ocr page 491-

29. Egjptifche Befestin.
^o. Eski , of oud Serrail.

Sultan Soliman Dg''.
3 2. Aga Serai.

33.nbsp;Chek Zadé Dg\

34.nbsp;Paarden - Markt.

M.nbsp;Sultan Mehemet Dg'-,

'-.6.nbsp;Sultan Selim Dg\

57.nbsp;Ekimoglou Pacha Dg,

38.nbsp;Fleesch-Markt, of Hal.

39.nbsp;Ederné Bajajet Dg'^.

40.nbsp;Paleiï van Conftantijn.

41.nbsp;Aijneli kavac Sultan Serai,

4ï. Hout • Magazijn voor de Marine.

43.nbsp;Trinitarisfen.

44.nbsp;Toren van Galata.

45.nbsp;De Cordeliers.

46.nbsp;De Recolets.

47.nbsp;It Choglan van den G. ff.

48.nbsp;Hdtel van Vrankrijk,
4q. Capucijnen.

5o. Dominicaanen.
JI. Gefchut - Gieterij.

62. 't Magazijn van 'f Kanon en de Affuiteru

53. Proviand - Magazijn.

i4. Waterleiding.

')'). Kiosk -van den G. H.

■ 6. Kiosk van den Kapt. Pacha.

I. Ballerijen,

3.nbsp;Badehi Kapoiisfi of Poort,

Z. Schuil en-huizen 'van den Grooten Heer.

4.nbsp;Plaats van de Dsjami of Moskee van de
Sultane Validé.

5.nbsp;Tol.

6.nbsp;Pachi, Kapousft.

7.nbsp;'Zindan, Kap^ ^

8.nbsp;Odoun, A'V

9.nbsp;yjjaftna ,

10 Qunkapani, K'',

11.nbsp;Degbali,K^,

12.nbsp;Aja, K'.

13.nbsp;Fanal, K\

14.nbsp;Balata,

15.nbsp;Aivanhifari ,K\

16.nbsp;Egri,

17.nbsp;Ederne, K\

18.nbsp;Top , K\
lgt;j. Yegni, K\

20.nbsp;Silivri, K'.

21.nbsp;Icdifcoute , K^

22.nbsp;'c Kasteel der zeven Torens.
aS. Waterbak.

24. Serrail van den Groot-Fizir.

i 25. Fifir Kann.

\

26.nbsp;Afgebrande Kolom.

27.nbsp;Sultan Bajnfet Dsjami.

28.nbsp;Befestins of Markten.

-ocr page 492-

. .vrzrr)'

i

- j' -:. •

'■f.

A ' ■

VN-S

li

ft

-ocr page 493-

harem, is de tweede der zwarte gefneedenen,
O. Logement van den Bostangi-Bachit hoofd
der Bostangis, de wachters in de tuinen des
G. H.
P. Logement van den Ak-Aga, Op-
perften der witte gefneedenen, die bij dc Vrou-
' wen niet worden toegelaaten.
Q. V Logement
van de
Montbaoh-Emini , Over - Ho/meester,
R. Alajkiosk, -van waar dc G. H. in 't
Serrail ziel komen den optocht en groote plech-
tigheeden.
S. Sepet - Chjler, ander Kiosk van
den G. H.
T. Stallen en Zaaien voor de
tuigen.
U. Hospitaal. V. Oude Griekfche
Kerk, thans het tuighuis.
X. Fontein, die de
Grieken in eerbied houden , tn welker water zij,
op zekere feestdagen , gulzig komen drinken: het
geen men hun doet betaalen. Y. Zaal van de
Munt ,
Tarapghan-Emini, hoofd en opziener
van de Munt.
Ta. Kiosk der Viiirs, en Jtal-
len des G. H.

Moskee van St. Sophia. 2. Fontein.
Obelisk.
4. Serrail van den Groot Vizir,
Kiosk van den Kapit. Pacha.
Batterij op de punt -van 't Setrail,
Poort der Zwarten.
8. Ahor KapousC.
Kiosk van den G. H.

10.nbsp;De Groote Belvedcre.

11.nbsp;Ballchi Kapousfl.

la. Bostanlt;lachi Kapousfi. i7., Mosqiiee.
14. Menagerie. 16. De groote Plaats.

16.nbsp;'t Inkomen -van de Haven van Conflanti-
nopolen.

17.nbsp;Zee van Marmora.

Gedeelte , bewoond door den Giooten Heer in
den winter. B. Gedeelte , bewoond in den zomer.

C.nbsp;Harem, of ■vrouwenvertrek des G. H.

D.nbsp;De woning der \ F rouwen, welke 'er den
naam -van voeren , die zonder g,ehuuwd tc
zijn, en zonder 'e te kunnen zijn, de 4 Froif
wfn voorjtellen , die de wel den Mahometaa-
nen toekent.
E. Bab-Huinayoun {verhceven
Portel of ingang van 't Serrail, he%vaaid door
5o Capigis of Poortieren , enkel gewapend met
een ftok.
F Ona-Kapousfi (^Middenpoort) bewaara
gelijk de eerfte; hier zijn twee torens , welke
een uitftek in de plaats maaken , tusfchen
welke is
d'GelIat-Odosfy. G. {kamer der Scherp-
richters') waar men de Vizirs arresteert, wan-
neer men ze ter dood wil brengen : iets dal
verklaart de gewoone lütdrukking, tusfchen de
twee poorten arresteeren.
M. Bad.Seadet (poort
det Geluks). Deeze leidt na de zaal des throons ,
en -van daar in de vertrekken des G. H.

I. Tjaal -van den throon. K. Zaal -van den
Divan, in den hoogften toren van 't Serrail,
L. Fontein; ter zijde lijn de twee mortieren ,
waarin men den veroordeelden Mufti dood ftampl^
wijl men hun bloed niet mag vergieten.
M. Keukens in verfcheide depa^rCementen -ver-
deeld, ten dienfte -van den G. H. , zijn harem,
en de andere luiden, die in 't paleis geved
worden,
N, Logement van den Kxslar-Agasfi,
(Opperfte der zwarte gefneedenen) die 't opzicht
heeft over 't Harem en het paleii -van den
G, H. De
Khasnadar, de thefaurier van 't

I.

3.

i
amp;

7-
9-

-ocr page 494-

- ' J

, /

-c

1-

... . V -r

I

li

gt;

y

/

-ocr page 495-
-ocr page 496-

i

-ocr page 497-

ƒ ; V'- i-'-

rl
•i» ■

V ■ i;

•k

-ocr page 498-

F

■ !■

fL,-,nbsp;.i-.. .

V iquot;

.1

1

L

-ocr page 499-

X7i(r

1

-ocr page 500-