GENEESWTZE
V / N DE
ZIEKTEN en KWALEN
I) E R.
PAARDEN.
3ESTAANDE MEESTAL UlT EENVOUDIOS
EN ONKOi>TBARE GE N EE S MI DDE L, E N. Ten nutte van Landtteden, Stalhouders, Smeden,
en kortom allen, die, uit hoofde van hun b&>
roep of uit liefbebbery, ge-woon zyn Paar»
den te houden.
Getrokken uit het Fransch van den Heer Vitet*
Doctor en Profesfor in de Geneeskunst te Lions;
en met eenige nieuwe Hoofdflukkenvenneerderd,
Door
REIN M^R F O )$;$ E I N.
|
||||||
Te A M-^SÎ T £ R D A Mt
By G. W A R N A R S;
Ts B A R L I N G E N9 By F. van der PL A ATS & Junior. MDCCLXXV. |
||||||
VOO RREDE.
111 den jare 1770 gaven wy in 't ligt, Kunst om te
eordelen over Paarden, uit het Fransch van den Heere Bourgelat vertaald : dit vverk behelsde eene naauwkeu» rige berdiryving van de fchoonheden en uiterlyke ge* breken der Paarden. Thans bieden wy den Lezer een ander werkje aan , onder den naam van, Geneeswyze van de Ziekten en Kwakn der Paarden , getrokken uit de fchriftcn van den Heere Vitet , Doctor en Pro> fesforin deGeneeskunst te Lions. Het boek, waaruit dit getrokken is,is in den jare 177*
in 3 delen in Svo. uitgekomen , en handelt over de Paarden , Osfen, Koejen en Schapen. De Schry vers van het Journal des Scavans van de
maand Juny 1772., Tom. LX. pag. 173., zeggen 'er onder anderen dit van. ,, Dit uitmuntend werk is geen vrugt van eene ver-
5, bitte verbeelding , inaar van eene waare kennis, „ eeniglyk gegrond op de ondervinding. ,, De Heer Vitet heeft aile regt op de algemeneer-
, kentenis. devvyl hy negen jaren tôt deze moeyelyke „ en naarltige onderzoekingeu befteed heeft, en, het „ geen nog veel edelmoediger is, twintigduizend gul- „ dens heeft opgeofferd om herhaalde proeven op de „ beesten te doen , en de verfchillende uitwerkingeu 5, der Geneesmiddelen, op de eenen en anderen te kenneu. „ De Lof, dien wy aan dezen Geleerden en belangelozen ., onderzoeker geven ,isminderdan zyn werk verdient". Dus ver de Schryvers van het Journal. f z lie
|
||||
VOORREDE.
|
|||||
Ik zal 'er dit nog byvoegen, dat ik nooit een boek
gelezen heb, waarin de tekcns van de ziekten der Paarden zo klaar, en de Geneesmiddelen zo eenvoudig enduide- ]yk , zyn befchreeven. Die heeft my bewogen om 'erdit werkje uittetrekken, dewyl ik van gedagten ben , dat het aan myne Landsgenoten van veel nut kan zyn, en zo veel te meer , nadien 'er door eene kundige hand nooit, zo veel my bekend is, een boek over de ziekten der Paarden in onze moedertale is gefehreven. Het boek, genaamd: HeilzameRemedienvoor de ziek~
ten der Paarden door Pieter Almanus van Cour, Hoeffinid in *sGravenhage , wordt het meestby onze Paardemeesrers en Smeden gebruikt; maar doordien hy geen kennis van geneesmiddelen had, heeft hy de gemeene reeepten , iimavolgingvan anderen, overge* nomen. De Nederlandfche Stalmeester door /. W. T. van Oebfcbehvîtsz, Adjudant onder Oranje Frieslands •Cavallery, in den jare 1763 in 's Gravenhage gedrukt, is ten opzigte van de Geneesmiddelen voor de ziekten der Paarden, maar eene uitfchryving van Pieter Alma- vus van Cour. In den jaare 1772. is te Leeuwarden gednikt, Huis-
mans Handboek of Vriefche Stalmeester en Koeyen Doc* tor; ditis wederom, aangaande de ziekten en genees- middelen der paarden,eene naauwkeurige nafchryviug van ■ôebfchelwusz, en de onkunde van dezen uitfchry ver is zo groot, dat het blykt dat hy nooit met paarden heeft omgegaan , of daarvan enige kennis gehad. Ik zal maar één bewys daarvan by brengen: op bladzyde 54 heefc Iry, ten opzigte van het oor-opzetten, Oebfchelvvitsz WQordelyk gevolgd ; was hy nu niet op eene verre. gaande wyzc onkundig gevveest, hy zou aauftonds £«*
|
|||||
V O O R R E D É. %
gezien hebben, dat Oebfchelwïtsz hier niet van heeft
geweten, dewyl tegenwoordig deze kunst inonzepro* vincie zo bekend en algemeen is, dat iemand, die eni- ge kennis van paarden heeft, met deonkunde vanOeb- fcbelwitszden i'pot dryft. Deze aanmerkingen kunnen on s onderrechten , hoe
wytotnogtoe door onkundigen geleidzyn, en onze kostelyke paarden daardoor in gevaar gebragt, om op raad van zulke boeken deerlyk mishandeld te wor- den. Verder moet ik den lezer onderrechten dat het I Hoofd-
ftuk, 't geen over het bsryden en voeden der paarden, en
het 54.de dat over het opzetten en klemer maaken der
ooren handelt, niet is van den Heere Vitet, maar doo
r
my 'er by gevoegd, gelyk 00k nog emge kleinigheden van wemigbelang: en naardien deze vertaling door vê-
le geneeskundige bewcordingen by my fomtyds eenige zwarigheden veroorzaakte, heeft een Geleerd enlvun» dig Geneesheer de moeite genomen om dit myn werk« je natezien , en my zyne verbeteringen en aanmerkingen mede te delen. My dus verzekerd houdende den zin des Schryvers wel getrofFen te hebben, hoop ik dat het aan myne verwagting zal beantvvoorden. Op myne Plaats te
War, by Franeker, den 4 February 1775. REINER FONTEIN.
|
|||||||
t S
|
|||||||
IN?
|
|||||||
I N H O U D.
|
||||||||
H.
|
||||||||
e men paarden moet voeàen en beryden
|
||||||||
pag. î
2. B.Ineâtykbeid, en de manier van hct laten, - 7
3. Purgerai en ciisteren. - - 12
4. l'ergadering van etteragtigc flof in cens hoiiigbeid
van V ct/aglig weefzet. {alcesj etterbuii. «s
5. Vtrfcbe ivcnden met uitvloejinge van et ter, zweer.
35
6. Verzamcilng van etieragtige ftof op t bovenfle van
V boofd. Patent, - 40
7. Beenbederf. - - 43
8. Zweer aan de Scbôtider , //a?e/ aan de Schouder,
openryden qfdrukking op de [cheft. 48
9. Kivctfing van eene Zenww , Jïeken in eene Zenuw.
50
io. Kwetfïng ofbezering van een Pees, dooreen fcherp
qf fnydsnd infiniment. - 51
11 Wbhde aan de 'Fong. - » 53
12. B'oeden uit den Neus. - 53
13. Délie Kollen, ofeen Paard dat koldert. 54
14.''OntfieOng der Amandeien^ verworging. 56 15 On'fiekïfig der Oorklieren. - - 59 16. / etkottdbeid. • - 61.
17, Droes. - 63
18 . Ûitloping van vheibare en beftnette fiofi'e vit de Neusgaten van bet Paard: kivade droes derpciat*
den. - - 66 19. Ontlasting van eene Etferagtige flof door de neus-
gaten, komenâe uit de longen ; Longziekte , Te» ring. 74 s.o, Iioestett, zqnder Ontlasting van fr.ot: Drogehoest,
75
41. Bezwaariyke Ademhaling zondtr Koorts: Dampig' beid. - 76
aa /. Zoort. Dampigbeid uit de JSiatuur, 82
23. II. Zoort. Droge Dampigbeid. - 83
34, III. Ztort, VogtigeDampigbeid, - 84
25* iy*
|
||||||||
I N H 0 U D. vu
25. IV. Zoort. Dampigheid, veroorzaakt door eene
Bontziekte. S$ 2.6. V. Zoort. Dampigheid dieuitvetheid ofzwaarly-
vigheid ontftaat. - - 86 27. Opboading vm Drek : Vtrftopping. - 87
28. Loop. 8S
29. Overvloedige ontlasting van darmfiym met den drek.
Smehing van vet in h et lyfder paafden. - 89 30 Ontfteking iv de Maag. • - 91
31. Buikpyn, door ontfteking der ingevoanden. 93
32. Onifteking der ingewanden, uit oorzaak van ivor-
men. ■- - 94 33. Ontfteking in de Blaas. • '- 95
34. Ontlasting van etter door de water ivegen ; Etter-
pisfen. . - -97 35. Ophouding van ivater in de blaas : Een paard dat
niet pis/en kan. 99 36. Bloedpisfen. - - 100
37. Moeyelyke Verlosfmgen. - 101
3 S. /. Zoort, van bezwaarlyke verlosfing , door dg zwakbeid der moeder. - 102.
39. //. Zoort, van moeyelyke Verlosfing , door de fier-
ke famentrekking van den Hais der Lyfmoeder. 104 40. III Zoort, Van bezwaarlyke verlosfing , door de
kwade natuurlyke gefteldheid der moeder. 105" 41. IV. Zoort, van bezzvaarlyke verlosfing, door de
onmatigs grootheid van fommige delen van hst lie • haam. ... ÎOq 42. V. Zoort, van beztvaarlyke verlosfing , door de
kwade legging van bet lichaam. - m 43. VI Zoort, van bezivaarlyke verlosfing, door d en
Navelftreng. - - - 114' 44. Ah een paard met den Ham, ofde JNageboorte y
ftaan blyft. - - - 114 45. Vervangenheid. - ■ 116
46- Kramptrekking. - - 119
47. Vaarnen, by ons genaamd uitvuendîge vuorin. 12.0,
48. Krauvuagie, fchurft. - 124
49. Ontftekende knobbels, zig vertonende door roven,
febubben, vunge jchurftbeià, mok, Rasp, Egeh- voeten, of Mokpoten. ' ■ « - 127 50. Wrattetu « « - 130
51. Maaft'
|
||||
vin IN H O U D.
51 Maanogîg paard, een paard dat Maanogen heeft.
131
5a. Vlek op bet Eoornagtig Plies van bet Oog. 133 53. Verduifleringvanbet Wateragtig vogt des Oogap-
pels. (WblkA - - . I34 54. Hangende Oren. . - 135
55. Hetbangen der Tonge uit den Bek. - 137
56. Uitwasjtng van V Gebemehe^ bet Hangen des Roos •
ters. - I3§ 57. Puisten in den Bek. ... 1^
58. Kiezen, die te hoog uitfîeken , by ons baken ge-
naamd. « - - 140 59. Kzvetfîng der Lagen, - . 140
60. Ferkeerde plaatfing der Ballon. . 141
61. Verlamming van den Koker. . - 144
6a. Zweren aan de Benen. ... 243 63. ZiMOT ofLigger. - - . 145 (64. Bloeycn. ■ 146 €5. Ferftuikingen. » . 146 «56. Gallen in den Hiel. - • 148 <57« Steengal. - - « 150 «58. «S/>^. - ■> 151 69. Qntfteking van den Foet. - j^2
70. FerzameUng van etterin den HieiofdéKroon ,Mok.
- 154
71. Dikke Hiekn of Hakken, • 1^
72. Steek, ofprik in den Foet, een fiuk Nagel in den
Voet. r ■ • 160 73. Fernageien. - . 161
74. Fleescbagtig uitwas, Fyt, Ferrottingindezool met
ftank. - - l6a 75. Barflen in de Hoef, Kwartiervoeten. 163
76. Natuurlyke Nauwvoetigbeid. iÇg
77. Toevallige Nauivvoeîigbeid. « 165
78. Opzwelling van de Jelt, . 166
79. Overboef. 167'
So, Kribbebyten. 167 |
|||||
G&
|
|||||
I. HOOFDSTU K.
HOE MEN i'AARDEN MOBT V03DEN EN B E-
KVDEN. V ele ongemakkea der paarden ontftaan uit flegt of
niet genoeg , of te veel voedzel, te veel ftilftaan of te fterk ryden, drinken te geven op onvoegelyke tyden wanneer ze zeer heet zyn, of het water te lang te ont» houdeti wanneer ze groten dorst hebben. Een paard dat eene goede hoeveelheid van hooy en
îiaver eet, eene genoegzame hoeveelheid van water drinkt, en door 't ryden of wcrk, dathetdoet, nietverraoeid wordt en wel wil eten ; als het daarenboven gladhai- rig en goed in 't vleesch is, zulk een paard befluitcn wy dat volmaakt gezond is. Nergens vindt men beter voedzel voor de paarden
dan in onze Provincie van Fiiesland; ons hooy en ha* ver, als die droog en frisch gewonnen zyn , zyn het best gefchikt om eene gezonde gefteltcnis te behouden. Ook bevinden wy dat garst zo goed en fterk voedzel niet verfchaft als Iiaver. A Ver-
|
||||
2 HOE M H N PAARDEN MOET
Verfcheiden malen op een dag frisch hooy, en wei*
nig te gelyk op de ruif te geven , is noodzakelyk. Wanneer het hooy te lang in de ruif zit, wordt het door den waasfem der paarden vogtig en ongezond voed- zel. Wanneer het hooy in een nat jaargetyde niet wel
wordt gewonnen, is het onderhevig om ftoffig en rot- tig te worden ; dan moet men voor al zorg dragen, dat het, eer het op de ruif gedaan wordt, wel worde opgefchud om 't (lof 'er uit te krygen; want ftoffig hooy is ongezond , en veroorzaakt wormen. Lang hooy is ftoffiger dan kort ; het kort hooy is best, en in 't algetneen vol zaad, en Hooy-7aad is aangenaam voor de paarden ; dit kan men hier aan weten, dat ze het zelve eerder uit de kribbe flikken dan hooy eten. Haverzuivert,opent, enbevordert degezondheidder
paarden , en veroorzaakt zelden ongemak , of men moet ze al re overmatig voêren dar ze bykans geen hooy kunnen eten , en daar door te fterk verhitten ; doch paarden die weinig hooy en veel haver eten, liebben meest altyd vast vleesch en een goed lyf > maar zo zy geen behoorlyke bevveginghebben, kunnen door de onmatige lutte der maag ligt koortfen voortko- men. Bonen zyn ook paardevoeder , maar zyn 't beste
gefchikt voor paarden die fterk werken , als ze ver- mengd worden met haver; doch voor paarden die ftil- ftaan zyn ze te fterk : zy verwekken op fommige ty- den wormen die gevaarlyk zyn. Zemelen is goed voedzel voor de paarden : in heet
water gebroeid, zyn ze uitnemend voor zieke paar- den: |
||||
VOEDEN EN BEltïBEN. 3
den : doch te lang aan een gevoed vvordende, maken
ze de paarden (lap en ilaauw. Gras is het best en natuurlykst voedzel voor de
paarden ; 't gras dat op de beste landen wast, dik en kort aan dengrond is, is het votdzaamfte; 't land aan de Steden , daarveel paarden jaarlyks in lopen, is op verre na zo goed niet als verder in 't land op ; als men een paard wil vet maken, en het zelve een ge- helen Zomer weiden, is het goed hetzelve na St. Jakob in 't nieuw gras te laten lopen ; doch moet men de paarden gebruiken cm te ryden, dan is het best die in Augus-' tus op liai te zetten. Een vaste regel, hoe men een paard moet voeden ,
is niet wel te maken, dewyl het eene paard meervoed zel moet hebben dan hetandere: ieder moet naar ei- gen goed-dunken daar in handelea, en de gefteldhe- den der paarden in agt nemen. Paarden die fterk arbeiden , moeten meer voedzel
hebben dan die ledig lopen of flilftaan. Doch zo ie- mand zyn paard gezond en vast wil houden, moethy vooral hooy en haver op liai, voôreu; hooy in eene grote hoeveelheid gevoôrd , zonder haver, maakt de paarden log en veeltyds ongezond. Wanneer een paard het hooy-eten opgeeft , zonder eenigteken van ziekte, dan moet men de haver verminderon tôt dat dehistom hooy te eten wederom herfteld is. Wanneer jonge paarden al te gretig eten, en 'er niet naar groeyen, fchoon zy weinig arbeid doen , moeten die dikvvyls wat frisch ftroo op de ruif hebben ,• anders byten zy san de ruif of flaan tegen de posten, en door nietsop de ruif te hebben lopen zy gevaar van kribbyeers te worden. 't Is reeds aangeroerd dat de paarden naar mate van
A 2 hun- |
||||
4 H O E M E N I> A A R D E N MOET
hunnen arbeidmoeten gevoedworden; doch men moet
hier vooral in agt nemen, dat de paarden nooit bo- ven hunne magt tnoeten arbeiden, en dat men een paard kort op den eten niet hard moet ryden ; maar als het voedcr beglnt te vcrteren dan mag men fterker ry« den. Wanneer een paard heet gereden is , is het best
hetzelve langzaam te laten bekoelen : daarom moet men tegen de Pleisterplaats zagt ryden , om dus het paard te doen bcdaren : en als men 's avonds t'huis kornt moet het paard met een bosch ftroo gewreven worden, tôt het koel en bedaard is. Eene andere noodzakelyke voorzorge tôt bcwaring
der gezondbeid van een paard a is, hetzelve nooit te voeden of drinken te geven als het heet is, maareerst een weinig hooy of gras te geven tôt het bedaard is; daar na water en haver, zo veel genoegis; egter zo men op weg is, en 't paard een drogen mond en fterken dorst krygt, dan mag men 't opeene welgelegene plaats wel wat drinken geven ; ook moet in agt geno* raefi worden , dat men 's daags , wanneer men verre moet ryden, op de pleisterplaatfen niet fterk, maar 's avonds, daar men wil vernagcen , goed moet voê- ren. Aïs de paarden in 't voorjaar op ftal kreupel of ftyf
worden in de gewrigten en zenuwen , 't zy door droes of verkoudheid , of iets anders , is het best die in 't land te jagen ; als mede die flegte en brok- kclige voeten , die kleine of quartiervoeten, fchurf- digheid aan de benen , en andere gezwellen hebbeu , worden best in 't land genezen ; ook geeft dat het beste voedzel voor jonge paarden die droezig en hardlyvig zyn. Paar«
|
||||
VOEDEN EN BERYDEN. 5
Paarden die fterk op liai gemest worden , zo met
meelfpyze of gekookte rogge, als anderszins, hebben fomtyds het laten en purgeren nodig, voornamelyk wan- neerhunne ogen doof, treurig, rood en ontfloken, of als hunne lippen enmond vuurigenmetpuistjesbelemmerd zyn, en zy het hooy niet wel kunnen kaauwen. Deze paarden zyn week en tlap , kunnen niet veel werk doen, en verliezen fchielyk betvleesch; daaromishet best als men zulke paarden koopt, en het in 'tvoorjaar is , die in 't land te jagen en ze niet eerder te gebrui* ken, voor dat ze gezuiverd zyn, of, zo zy op (lai moe- ten blyven , veertien dagen of drie weken lang 's daags een weinig natte zemelcn met haver te geven, en het hooy dat in de ruif gedaan vvordt te befpren• gen met water, en lien aile dagen te laten beryden, eerst een weing ftapvoets, vervolgens wat langer en wat harder, om ze dus van langzamerhand tôt de be- wegttig en den arbeid te gewennen. Zy moeten 's daags uiet op ftal liggen, ten minften de. eerste veer-
lien dagen nie'. Zo dan de flerke dorst , dien ze gemeenlyk hebben
als ze wat gereden worden , (want hun bloed is dik, de mond drpog, de afgang onvolmaakt,) begint te verminderen, is het een teken dat het geflelbeter wordt : ook moet het paard dikwyls met een ledigeruif (laan, of omgekeerd op liai op een gebit haffelen , om 't eten te beter te verteren. Een ander goed teken is, dat het minder onder 't
beryden begint te zweten , en dat het zweet als zeep^ fop zig vertoont of afloopt als water. Men mag hier uit befluiten dat het bloed en de fappen beter wor- den. Als het hair dan glad ligt, de benen dor zyn , en niet opzwellen op liai, de leden koel en vast zyn, A 3 't paard
|
||||
6 HOE MEN PAARDEN MOST
't paard zig fchudt en met graagte eet, wel vril liggen
en fchielyk opfpringt, is he: voloiaaktgezond,enkan gebruikt worden. Paarden , die gezwellen of knobbels van zelvenkry-
gen, moeten noodzakelyk gelaten worden, Wat zul- ken betreft die ftyf en kreupel worden , door ver- koudheid of overtollige vogtigheden, en inzonderheid jonge paarden, die dit menigmaal overkomt uit oorzaak van dik bloed, of 't breken of kwetfen van de kleine vezelen der fpieren door te vroegen arbeid : deze kreupelheden zyn zelden aan eene plaats ; maar dan aan deeenedanaandeanderefchouder , of aan de fpie- ren van de borst ; en aïs het uit bedorven bloed ont- itaat, dan aan 't voorfte, dan aan 't agterfte gedeelte, en veeltyds met kramptrekkiugen. Zo nu die paarden om 't faizôen nier in 't land kunnen gebragt worden , moeten ze gelaten worden , en ligt voedzel gebruiken ; maar gras is het best. In verkoudheid, koortfen , ftoten en vallen , 't
geen in de paarden door hunne giote zwaarte zeerge- vaarlyk is 9 is het laten van de grootfte nuttigheid, als mede voor bezeringen en wonden aan de ogen, verftyfdheid door hard ryden , en aile andere toeval- len , waar door de ftiKtand van het bloed kan veroor* zaakt, kleine vaten gebroken , en het bloed uitgeitort worden. Die , als ze gereden zyn of gearbeid heb- ben , niet willen eten , moeten fterker gelaten wor- den , op dat men daar door de koortfen en inwendige oiuftekingen der longen, lever , of andeie ingewan- den voorkome. f aarden die van een dof en waterig geltel zyn, zyn
veeltyds onderhevig aan dikke benen, enbloeyenopde dolk, dat zomtyds door vertreden en een weinig ar. beid
|
||||
VOEDENEN BERVDEN. JT
beid verdwynt : rnaar als ze ftil op fiai ftaan , komt
het fchielyk wtderom. De beste manier om dit te ge- nezen, is het laten binnen 's beens. II. HOOFDSTU K.
BLOEDUYKHEID, EN DE MANIER VAN HET
LATSN. Lie wannce van den huid isgematigd, de ademhalïng
fterk en ras : wanneer het paard driftig loopc zynde vaten van het hoofd, het oog, debuik, en de be- nen aan den binnenkant, opgezwollen ; de pois vol en wat langzamer dan natuurlyk, de vadzigheid en verminde- ring der kragten zyn zigtbaar , de pis gelyk als van een gezond paard; de àfgârig watvogtig, detongrood en frisch, de begeerte tôt drinken weinig. De oorzaken van de vermeerdering van het bloed
zyn gebrek van beweging en behoorlyke uitwaasfeming, benevens de veelheid en hoedanigheid van het voedzel : Het hoofd en de borst zyn de delen, die het eerst wordeo aangedaan, de ontfteking der harfens en Ion» gen zyn veeltyds de kwade gevolgen. De middelen om het bloed fchielyk te verminderen zyn, weinig en gering voedzel, beweging en laten. Doe het paard 's morgens en 's avonds twee uuren
vertreden , en wanneer het op ftal komt, wryf
dan den huid ter degen met een bosch ftroo. Geef
ftroo en een weinig natte zemelen tôt voedzel, en zo
A4 gy
|
||||
8
|
|||||||
BLOEDRYKHEID, E N DE
|
|||||||
gy het in 't land jaagt, geef het eene getnene
weide. Indien het bloed niet al te overvloedig is , zullen de-
ze middelen genoeg zynom het te vemiinderen; maaris het bloed zeer overvloedig , ja zo dat het 'er zwak en on- gefteld door wordt, dan moet het aanftonds vveêr ge- laten worden : de hoeveelheid van het bloed dat men moet aftappen , moet verfchillea naar mate van het kwaad, de grootheid van het dier , 't foort van on- derwerp , de natuurlyke gefleldheid , 't faizoen en de jaren. Hoe groter de overvloed van bloed is , hoe meer
men denzelven moet verminderen door vêle ligte la- tingen , en vooral zo niet dat de zieke 'er zwak door worde: als gy nu ziet dat het paard lugtiger en vlug- ger wordt, kunt gy hier uit vveten dat 'erbloed genoeg is afgetapt. Integendeel , neem het bloed weg , 't geen noodzakelyk is om een juist evenvvigt tusfchen de vloe'bare en vaste deleu te houden , zo zullen de Levens- en Spier-kragren verminderen , het dierkwy- nen , en 't zal vcel tyd vereisfchen om te herftellen. 't Is derfialven ten uiterden noodzakelyk fpaar- zaam het bloed te verminderen , door eensoftwee ma- len aile 24. uuren ligte latingen te doen , om het dus tôt zyn volmaakte gezondheid te brengen. Velen den- ken dat een fterke lating dezelfde uitwerking heeft ; doch de onderyinding leercanders. Een paard datmen op ééns aftapt zes pond bloed, is zwakker en vereùçht meer tyd om herfteld te worden , dan die, welkemen door drie of vier latingen in drle of vier dagen de- zelfde hoeveelheid aftapt: daarenboven moet in agtge- nomen vvorden de grootte der. voorwerpcn. Een paard dat
|
|||||||
MANIER VAN HETLATEN. 9
dat vyf voet en tien duimen hoog is, heeft zekerlyk
meer bloed , dan een van vier voeten; maar inogelyk zult gy vragen , moet men volftrekt de hoeveelheid des bloeds naar de grootte van het dier afnemen? Ik denk dat 'er geen gevaar is ', als men een paard van vyf voet en tien duimen,twee en een half, en een van vier voet, twee pond , aftapt. De ondervinding leert ons, dat men zonder nood-
zakelykheid 's winters noch zomers moet laten , 't voorjaar is de beste tyd om een bloedryk paard te la- ten ; maar een gezond paard moet niet gelnten wor« den , anderszins zoude men 't kwaad voorbeeld van de meeste paardemeesters navolgen , die geen zwarig- heid maken om al de paarden , die hun zyn toever- trouwd, zonder onderfeheid te laten ; dit is zekerlyk de paarden, die volmaakt gezond zyn, ziek te ma- ken. De herfst is zo gunftig niet, het paard herftelt zich dan van die vermoeyenisfen, die het in den zomer heeft uitgeftaan: in den winter rust het, en het bloed verdikt ; het voorjaar doet het bloed uitzetten , en als het paard door hetlang ftilftaan op den fiai een te gro- ten overvloed van bloed heeft verkregen ', is het laten ten uiterften noodzakelyk, om aile kvvade toevallen, die door de vvarmte zouden kunnen veroorzaakt wor- den, voortekomen : door de grote hitte van den zo- mer verminderen de fpierkragten , by gevolg is het laten fchadelyk. Zo het niet noodzakelyk is moet men in regenagtig en vogtig weder niet laten , en dan nog maar een weinig: paarden, dieoplaagenmoerasfig land lopen, moeten,om dat ze zwak zyn, niet gela^ ten worden. De jaren moeten zo wel als de gefteldheid in agt
genomen worden : een jong paard dat in de kragt van
A 5 't
|
||||
IO B L 0 E DR YK H El D, E N DE
't groeyen is, vereischt veel bloed, en 't kan het nier ver-
liezen of het loopt gevaar van te verzwakken, te kwy- r;en en in den groey belette worden. Dus is denjon- gen *t laten even fchadelyk als den ouden , de eene heeft het bloed tôt den wasdom , de andere om in ftand te blyven , van noden. De Aderen welke over de bekleedzelen lopen , zyn
de eenige bloedvaten daar mcn gemeenlyk in laat ; het gebeurt zelden dat men in de noodzakelykheid ge« bragt wordt,om een flag-ader te openen om meerder bloed te krygen: de aders daar de frneden in laten , zyn aan de tong , het verhemelte, het oog, den hais , de zy- den en de voorste en agterste delen. In de lating aan de hais- of keel-ader, is vooreen die
kundig is geen gevaar ; een koorde om den hais digt by de fctiof: gebonden met een ftrop , zal de ader doen opzwellen , om die voor het gezigt en gevoel te vertonen ; maar de koorde te digt aan de longpyp gebonden , kan het paard doen zwymen en fterven , waarop een fmid nauwkeurig behoort te letten, in het toehajen der koorde. Wanneer de fnede in den opperhuid niet grotev is
dan in de ader, komt'er dikwyls een uitftorting van bloed in het Celagtig wcefzel by de wonde, die eene opzwel» fing maakt, eu fomtyds twaalf of yyftien dagen na de latitig duurt ; pekel met een vierde part brandewyn geneest het fchielyk. lydien de hals-ader dooigeftoken is, lekt het bloed
gcduurig in het Celagtig vveefzel der bekleedzelen vau den hais , en dan fterft het paard zomtyds door de drukking van het bloed op de longpyp. Zo ras men ditontdekt, moet'eraanftondseengrote
opening in denhuid dieover dehals«ader loopc gemaakt vvor-
|
||||
MANIER VAN HET LATEN, II
worden, om het bloed,dat in het Celagtig weefzelis,
te laten uitlopen , en de hals-ader moet bo^en de fnede met een langvverpig compres toegedmkt wor« den, om het dus te genezen. De lating in de borst oordeelt men bezwaarlyker,
om de hardheid der bekleedzelen en de klemheid der aderen ; ondertusfchen doen de fmeden die met ge« mak. De Lating aan de zyden is gemakkelyker, om
dat de aders , die op de zyden van den buik lopen, redelyk zwaar zyn ; indien men ze niet kan voelen, wryf dan op de bekleedzelen heen en vveder, tôt dat ze opzwellen, en dan kunt gy gemakkelyk laten. De lating aan 't plat der dye van binnen vereischt
vaardigheid. Doch om van het paard «jet geflagen te worden, moet het in den noodftal gezet worden, de ftaart opgehyst , de twee agterste voeten mit een touvv aan de posten vase gemaakt , dan kan het met gemak gefehieden. De latingen in het verhemelte, (by ons de Roos»
ter genaamd_), moeten voorzigtig gedaan worden, om dat, indien men verder dan de vierde groef (tak, men ligtelyk de Slag ader, of eene van hare takken, zou kunnen kvvetfen , en een groot ongemak veroorza « ken. Om de Aders van het oog te openen moet voor«
zigtig gehandeld worden , uit vreze van den appel of de oogleden te kvvetfen. De lating der tong* aderen is Blinder gevaarlyk : het bloedt zo lang als het van zelfs ftelpt ; doch of 't mogte gebeuren dat het bloeden van het oog en de tonge niet ophieldt, dan moet 'erkoud water op 't oog , en azyn op de tonge, gedaan wotden. |
||||
12. BL0EDRYKI1EID V. N Z.
De kwade uitwerkzels die het doorfteken der zool
veroorzaken kan, behoorden de fmeden hier op voor • zigtiger te doen letten. Wie is de fmiddie zig kan beroemen het veegmes zo voorzigtig te beffieren, dat hy alleen de buitenfte delen der aderen van 't vliezig deel van den voet zal raken? Hy magdenfteekzogoed als hy wil met den hoek van 'tveegmeszagtelykdoen, egter zal hy altyd 't vliezig deel van den voet, dat zo vol zenuwen en vaten is, treffen, en dus gevaar lo- pen van eene ontfteking en zwelling in den voet te ver- oorzaken. \Yees deihalven verzekerd dat de doorfte- king der zool gevaarlyk en onnut is. Als het paard gelaten is, moet het een uur oftwee
zonder etcn op (lai flaan, en vervolgens aan 't zelve wat water , of natte zemelen gegeven worden ; ook moet het denx gehelen dag niets doen, geefhetop de ruif wat haverftroo, of gras, zo de tyd zegt. #9^$taMt*4HMt*4Hfr$ilHMHMNWM
III. HOOFDSTUK. r
P U R G E a E N K N C L 1 S T E RE N.
N
eem de proef aan een vier-of vyf-jaarigslevendig,vlug
en welvarend paard, engeefhetdes morgens in't nug-
teren een purgeer drank; het wordt lchielyk treurig, heeft
eer. belemmerde ademhaling , de flag-aders flaan rasfer,
de ingevvanden rommelen, het fchynt neerflagtig, onge»
rust, de beneden-buik is gefpannen ; de uitwerpzelen
\an het groot gedarmte komen twaalf, vyftien , of
fomtyds vier- en- twiutig uuren na de ingeving van
de purgatie met veel wind te voorfchyn : vervolgens
koiot
|
||||
PURGER EN EN oLISTkREN. 13
komt 'er dunne en eene byna gelé flymagtige ftoffe,
de droogte van den mond gaat over, de dorst en het pisfen vermeerderen zelden. Wanneer de purgatie al te fterk werkt, zweet het paard, en wanneer gy dan de proef neeint van het te openen, zult gy de maag gefpan- nen, den mond van den twaalfvingerigen darm , en het gedeelte der maag, dat'er mede verenigd is, ontftoken vinden. De wortel van Ipecacuanha, toteenpoeyergemaakt,
ontbondcn in water, en tôt een half once aaneen fterk vyf-jarig paard ingegeven, doet het eenige ininuten proesten: een uurdaarnaishetonrustig,debuikfchynt gefpannen , maar zweltnietop, de ilag-adcrs eu de zy« den flaan fterk en ras, den tyd van vier of vyf uuren. Deze aandoeningen verminderen allengskens, einde- Iyk komen 'er na de vier en twintig uuren geen andere uitwerpzelen te voorfchyn , dan die van een gezond paard. De Ipecacuanha, tôt drie oncen gegeven , ont- ftelt het paard, 't gaat iiggen, 't (bat op, de zyden flaan, en zo men het niet laat drinken krygt het ftui- pen. Wanneer deze toeva!!en bedaren , komen 'er eenige vogtige keutels, maar 't purgeert nooit zo als met de Aloë: zo het fterft vindt gy eerftelyk de maag zeer gefpannen , of door 't water of door de lugt, of door't voedzel 't geen het voor of na de purgatie ge« geten heeft : ten tweeden den mond van den twaalf- vingerigen darm ontftoken en 't gedeelte der maag ont- bloot van het wittevlies, droevigrood, endealomver- fpreide bloedvaten opgezwollen. -Een once poeyer van Jalap, gemengd met 6 oncen
natte ,zemelen , doet geen werking op een paard. ïvvee oncen poeyer van Jalap, gemengd met twee
pond zalpeter water, verwekt flaan der zyden, ge- duu-
|
||||
14 1?UB.GEREN EN rjLISTEREN
duurige bewegingen van 'tlichaamen ftuiptrekkingen,
vvaardoor 't paard veeltyds fterft: als gy danditpaard opent zult gy de maag fterk gefpannen, en den twaalf- vingerigen darm ontftoken vinden. De Paardemeesters hebbenook ondervondendathet
fap van wilde Concommers, bekend onder den naam van Elarerium, zestîen dagen lang aan een kwaaddroe- zig paard gegeven, beginnendemeteendragma.enop- klimmende toc een balve once, geene werking gedaan heeft ; ten tweeden dat het binnenfte van een Colo» quint tôt 2? once ingegeven aan een kwaad droezig paard , gène werking byna gedaan heeft ; ten derdcn dat twee oncen hars van Jaîap het paard hebben doen fterven; ten vierden dat de wortel van Jalap, tôt een of twee oncen ingegeven , geen afgang van belang ge- maakt heeft. Uit aile deze proeven kan men befluicen , dat het
■onmogelyk is een paard te purgeren zonder de levens- of verteerkragten ce ontroeren, en dat het lang duurt eer 't herfteld wordt tôt volkomen gezondheid. En yidien het gebeurt dat het ontftéldè paard meerder eetlust en vlugheid heeft na de purgatie, moet gy dut toefchryven aan de uitdryving van de floffen, die in de eerste of tweede wegën zyn , welke aan de werktuigen der vertering nadeliger indrukzel en groter ontroering veroorzaken , dan de purgatie kon- de voortbrengen ; of (vel aan de prikkelingen der pur- gatie , die de vogten, daar de wanden der maag mede befmeerd zyn, wegdryven, en den etenslust vermeer- deren. VanwatnatuurdePurgatienookmogen wezen , 't zy
zagt of fterk, zy ontroeren dusaltyd de levens-en* ver- teerkragten; enzo'tgoed, 't geenzedoen, nietmeer- der |
||||
PURGEREN EN CLISTEREN. Ig.
der is dan het wezenlyk kwaad, 't geen ze in aile ge*
vallen veroorzaken, zyn ze fchadelyk en zelfs zeer ge-
vaarlyk: daaromis'tdatdepurgatien, zelfs in die geval-
len daar 'zy best te pas komen niet altyd nuttig zyn , name-
lykvoordierendieaangetastzyn, i.door al te fterke ont-
lastiiïgen van drekagtige ftofFe , welke voortkomen uit
kwade vogten iti de maag of darmen ; 2. door loop
met zwakheid; 3. door ontfteldheid in de maag, uit
kwaad voedzel of venynige planten veroorzaakt; 4.
door ziekten , daar de natuur de droesagtige ftofFe in
hf-t gedarmtedryft, om door den afgang ontlast te wor-
den ; 5. door ziekten vvaar 't water zig vergadert in 't
Celagtig weefzel, daar de etter in groote hoeveelheid
uit eene wonde loopt , daar de kwade vogten der long-
pyp in overvloed verzamelen, na te vergeefs de pisaf-
dryvende , zweet- en- borstmiddelen in het werk ge-
fteld te hebben; 6. door koortfen daar de onlust van
het dier , de gefteldlieid des mouds, en de hoedanig-
heid der uitwerpzelen een verrotting in de vogten aan-
duiden ; 7. door ontftekinge in het hoofd ; 8. door
ziekten uit wormen ontftaande , enz. Maar 30 'er
eenige ingewanden van den onderbuik ontfloken of
verzvveerd waren ; indien het dier bloedryk, levendig ,
en zeer aandoenlyk was; indien de natuur op 't punt
ftondt om een fcheiding te veroorzaken, gelyk in de ont*
ftekdnde ziekten, zedert den vierden tôt den zevenden
dag; indien de natuur een Critrqgezwel op de uiiwen*
dige delen van 't lichaam had doen komen ; indien
de levens-kragten zwak, het dier mager was, eu uit-
geput door werken en ouderdom ; indien het fterke py«
nen hadde; indien het eene groteontlastingvanbloed,
eene overvioedige en critique zvveting gehad had;in«
dien het onderhevig wasaan ftuiptrekkingen ; indien het
een
|
||||
l6 ' PURGEREN EN CLISTEREM.
eenras voorbygaanden en heilzamen loop, en verminder-
oen etenslust had , zouden de purgatien niet moeten gegeven worden. Zyt dan voorzigtig, Paardemees- ters, en volgt het voorbeeld niet na van die genen, weike geen ziekte weten te behandelen , zonder la- ten en purgeren. Ja hoe ver gaat de dwaling niet ? na- dien zy geloven dat men een paard in 't voorjaar moet laten en purgeren , al is het volmaakt gezond, enin't byzonder die men in het land zaljagen, als ofdepaar- deu beter konden gezuiverd worden door purgatien , dan door het eerste en beste gras. Die genen weike agt willen nemen, als ze purga-
tien voorfchryven , op het tempérament, de geileld- heid der eerfle toegen, de manier van leren , 't land 't geen zy bewonen, de lugtgefleltenis , "t faizoen en 't voedzel, zullen geduurigondervindenlioe fpaarzaam zy met purgatien moeten zyu, zelfs in gevallen waar zy meest nodig fchynen. Ik onderltel dat de meester genoodzaakt is een paard
te doen purgeren ; dan moet hy aile noodzakely- ke voorzorge gebruiken tôt begunftiging van de uit- werking van dit geneesiniddel : het laten is ten all-n tyde best geoordeeld , om de kwade uitwerkzels van eene purgaùe te verhiudcren ; het bepaalt de ontfte- king van de vliezen der eerste vvegen, veroorzaakt door de indrukking van de deeltjes dergeneesmiddelen; het vermindert de aanzetting der levenskragten, weike ver- wekt wordr door den doortogt van de purgerende deeltjes, en de kragt van den omloop van het bloed ; het zet de ukwaasfernende vaten aan om groter hoereeiheid van vogten in de holJe buis van het gedarmte te brengen; het bloed zal of door de al te fchielyke beweging der vog- ten, |
||||
PURGEREN EN CUSTEREN, l 7
ten, of door de warmte des dampkrings, te veel uitge*
zet, door de lating in ftaat gefteld worden, om vryer om te lopen : ook is het best, geduurende de grote hitte des zomers , in de ontftekende ziekten, bloed- ryke paarden vier- en* twintig uuren voor de in- geving der purgatie te laten ; maar in ziekten, waar het noodzakelyk is de levenskragten op te beuren en te onderhouden , moet het laten vermyd worden. 't Is noodzakelyk dat het paard twaalf of vyftien , ja fom- tyds vier- en- twintig uuren, eer dat het zal purgeren, geen voedzel kryge, en men het niets geeve , dan wat water met falpeter, of een drank die nuttig is voor de ziekte, en den opgepakten drek, door een vetgemaakte hand met.olie, uit den regten darm haie ; ofandersdoor een of twee maal te clisteren , met medicynen naar de ziekte gefchikt. De tyd, wanneereene purgatie moet îngegeven wor-
den , is niet onverfchillig : de morgen is altyd te ver» kiezen boven den avond, uitgezonderd wanneer 'er toevallen zyn die het verhinderen ; dan moet men wag. ten tôt die voorby zyn. Ook dient men de gefteldheid van een paard te we-
ten, en in agt te nemen, om een purgeermiddel in 't werk te ftellen. Een paard heeft een maag en klein gedarmte , daar de vertering begint te werken, om die in het groot gedarmte te voleinden : 't is dit groot gedarmte. daar de gai, het alvleeschfap , 't water, en de inwendige vogten, zig verzamelen, om de laatfte ver- andering te ondergaan ; daar is 't dat het maag- fap zyn kwade boedanigheden aanneemt; dm is 'tdat de eigenlyke vogten van 't gedarmte min of meer ont- fteld worden ; daar is 't dat de purgatien moeten wer- fcen, om kilzame uitwerkingen te doen, en niet op B à*
|
||||
18 PURGEREN EN CLISTEREN,
de maag en andere ingewanden , die ze niet anders
doen dan prikkelen en verhitten. Als men derhalven het meeste mit van de purgatien der paarden wilde beb- ben , moesten ze eerder door clisteren dan in dranken ingegeven worden, Dewyl de paarden ongaarn de purgeer * dranken wil-
len innemen , doet men ze een haifter verkeeidaan, en hyst dus gemeenlyk den kop om hoog met hettouw o ver de balk van den noodfral te doen , en giet den drank in meteenhoom, dien men tusfchen detanden in den bek doet ; doch 't pnard ftelt zig bier tegen, waar door het kan gebeuren, dat 'er eenig vogt kotnt in de Iugt- pyp, waaraan 'c paard, indien de kop niet fchielyk ne- dergelaten vvierd , zou konnen ftikken. lk weet niet waarom de fmeden, die zo dikwyls de
flesch hanteren, dezelve niet gebmikenom den paarden de dranken in te geven. Als ze den hais der flesch met linnen omwonden , en dien tusfchen de lioektanden en kiezen op zyinftaken, behoefden ze den kopmaareen weinig op te halen ; als ze dan maar zagt opgoten zou het paard niet bloot gefteld zyn om te ftikken, en het zou den drank gemakkelyk inzwelgen. Na dat de drank is ingegeven moet de kop nog eenige minuten worden opgehouden , want de paarden houden het vogt làrig in den mond eer ze het doorzwelgen. Wanneer de Paardemeester genoodzaakt is te clis-
teren , moet hy nauwkeurig den drek uit den regtcn darm halen, met de hand vetgemaakt in olie, eer hy be- gint te clisteren , en in den aars inbrengen een lange fpits toelopende pyp, met een wyden mond ; de fpuit moet zo groot wezen dat zy vyf of zes pond vogt kan bevatten, en dat de zuiger, zo het mogelykis, 'tzel- ve in den blinden darm kan inbrengen ; den aars moet men
|
||||
ÏURGKREN EN CLISTER.EN 19
men aanftonds toezetten met een ftop, gemaakt van
hiede, en die vast maken met een band of met den ftaart van het paard , en het 'er een kwartier of half uur in houden. De clisteerfpuiten , waar van de fmeden zig ge-
meenlyk bedienen, hebben veeltyds te korte pypen, die zeiden 't vogt verder brengen , dan in den kronkel. darm; deze misflag is egterniet zofchadelykals datmen in denregtendarmbykanskokendeclisteren fpuit, daar ze nauvvelyks bloedwann behoorden te zyn. Zo is 't 00k met de dranken : 't is beter die laauw indenwin. ter en koud in den zomer, dan ze te heet in te gee- ven. Indien een paard de purgatie is ingegeven moet het
ftil op ftal itaan, zonder in den tyd van twaalf uuren iets te eten. Water met wat falpeter moet zyn enig voedzel zyn ; vooronderftel dat het niet wil drinkeii, geef het dan aile uuren twee of drie pond metdeflesch ji): door dit middel zult gy de ontfteking vandemaag
en 't gedarmte voorkomen , en de purgatie gemakke- îyker doen werken : 00k zal het geen darmkrimpingen hebben , en de drekagtige ftoffe zal fchieiyker enovor- vloediger uit komen. Aile deze noodzakelyke voorbehoedzelen moesten de
gemeene fmeden doen zien, hoe fchadelyk het zy de purgatien in poeyers of pillen onder de haver in zeme- len te mengen: de poeyers hegten zig aan de zyden der maag en ingewanden , en veroorzaken hévige darm. krimpingen, ja veelmalen ontftekingen , die door veel drinken nauvvelyks bedaren. De fyn gemaakte purgatien, gemengd met homng of
ander kleefagtig vogt , tôt een pil of bal gemaakt, B a wer-
|
||||
SO I' URGERENEN cLI STERE N.
werken langzamer dan een drank, en veroorzaken de-
zelfde ongemakken als de poeyers. Zo de dofis der purgatie niet gefchiktis naar de ziek.
te , het onderwerp , de jaren, het land, den ftaat des datnpkrings , en het voedzel, ftelt gy u bloot om veel groter kwalen te veroorzaken, dan die, vvelke gy voor- neemt te verdryven. In de ziekten daar open lyf is, en die gefteld zynom
de purgatien te begunftigen, is de helft der dofis ge- meenlyk genoeg om overvloedige ontlastingen te ma- ken. Maar gy moet de werking van eenepurgatieniet beoordeelen naar de veelheid der ontlastingen: een genees- middel kan van eene gewensclue uitwerking zyn , en ondertusfclien weinig ftoffe uitwerpen : de al te fterke purgatien veroorzaken darmkrimpingen, ontfteken de ingewanden, verzwakken deSpier-en- levenskragten, en brengen fomtyds fbuiptrekkingen te wege. In de ziekten daar de drekagtige ftoffe droog is, en de in- gewanden tôt verftoptheid neigcn, is het nodig dran- ken in te geven en te clisteren : als dan zal een mid- delmatige purgatie veel werking doen, r De jaren moeten in agt genomen worden , by voor*
beeld een paard van twee jaren, zal zo wel met een once, als een paard van negen of tien jaren, met twee oncenAloë, purgeren. 't Jaargetyde moet ten opzigte van de hoedanigheid
en hoeveelheid der purgatie ook in agt genomen worden. In den winter behoeft men de verfterkende purgatien, als de Aloë, niet te vrezen; integendeel moet men in den zomer of de dofis verminderen, of 'er iets, by doen dat minder verhit , als de uiaiina, enz. Het voedzel, het geen het paard gebruikt, maakt veel
|
||||
PURGEREN EN CLISTEREN. AI
veel onderfcheid in de dofisvan eene purgatie ; 'tpaard
dat hooy eet eischt fterker purgatie, dan dat in 't Iand loopt. 't Is een grote misilag, en die veel onzekerheid in
de hoeveelheid van eene purgatie te wege brengt, dat men in al de Meesterboeken zo veel zamenmengfels, als Senebladen,Aloë,Manna, enzoeten Mercurius tôt een drank of pil gemaakt heeft; als of de Senebladen, de Aloë ,en Mercurius, nietelk op zig zelfs, mits de do- fis vermeerderende , konde doen purgeren, en elk in 't byzonder die zelfde eigenfchappen niet hadde , en of uit het zamenmengfel eene betere purgatie konde voortkomen. Paardemeesters ! wilt gy een groten dienst aan de
geneeskonst der paarden toebrengen, fchryft nooit dan eenerhande zelfflandige purgatie , gemengd met rogt, 't geen gy oordeelt by 't geneesmiddel en den aart vau zieke en ziekte te pasfen , voor ; door dit middel zult gy zelfs de kragt en de hoeveelheid der dofis kunnen
weten. Purgatie.
Neemt * dragmen of ij oncen gepulverizeerde Aloës
rnengt die met honing, en maakt 'er a pillen van, doch men moet de Aloë naauwkeurig mengen. Een andere
Neemt s oncen fyn gemaakte Aloë, 2 doiren van
Eieren; doet hier allengskens by a| W falpeter water, en geeft dit mengzel aanftonds in. B 3 Een
|
||||
24 PURGEREN EN CLISTEREN.
Een andere
Neemt 2 oncen Senebladen , giet daar a & kokend
water op, laat dit 2 uuren trekken: perst hetdan uit. en geeft het in. En zo men hier mede een paard wil clisteren , moet men van 2 tôt 3 oncen, en fomtyds 4 oncen , fenebladen gebruiken. Voor buikpyn of verfîoptheid.
Neemt een gemeene fiesch vol fterke pekel, geeft die
in, en als 'er in 3 of 4 uuren geen verligting komt, herhaalt het dan nog eens ; doch eer dit wordt ingege- ven , moet men eerst met eenvetgemaaktehand, den drek uit den regten darm halen, en dan een hand vol zout, zo ver men het kan krygen, 'er inbrengen : dit dient voor een clisteer. IV. HOOFDSTUK.
VEKGADER1KG VAN ETTEUAGTIGE STOF1I*
' EENE HOLL1GHE1D VJt N 't CELAGTIG WUEFZEL. (ABCES) ETTEUBU1U w anneer de vogten, door verzwerinç vercorzaakt,
gène zigtbare opening hebben, en zig vergaderen in een gededte van 't Celagtig weefzel van de bekleedzelen, roaken zy eene verhevenheid, ontbloot van water, niet zeer gevoelig , maar die op 'taanrakenwykt, zon- der eene .onderlcheidene indrukking te maken, en te- };ens gevende van eene vloeibare ftofFe. De plaats, waar 't abcès is, is het Celagtig weef-
zel , verwyderd tôt eene grote holligheid, waar de uit- waas-
|
||||
VERGADERING VAN ETTEIUOTIGE ai
waasftmende vaten eene witagtige ftoffe , min of meer
vloeibaar , die raen etter noemt, in bewaring leggen. Deze ftoffe is het voortbrengzel van eene ontfteking, gemeenlyk voorafgegaan zynde daar de etter vergaderd is ; fomtyds vergadert de etter zig in een gcdeeite vau 't Celagtig weefzel , zeer ver van de plaats daar het ongemak ontftaan is. De hevigheid en de duuring van de ontfteking a!s wy
het abcès eerst gevvaar worden , kunnen ons onder- regten wegens de hoedauigheid van den erter en de uitgeftrektheid van 't abcès; oui dan goeden etter in, een klein abcès te hebben , moet meu zig bcvlytigen om de ontfteking te doen bedaren, door ecnepapvan kruira van brood in melk met faffraan geweekt , of uien, lelien en fpinagie 'er op te leggen: de olien enzalven, welke dePaardemeesters gemeenlyk zonderonderfcheid ©p aile foorten van ontftekende zvveren leggen , moe- ten altyd verworpen worden s uic vrees dat 'er anders te veel etter zoude komen , en fomtyds de ontfteking in eeni vervuuring overgaan. Indien de ontfteking langzaam voortgaat, voegdanby
de middelen hierboven aangeroerd, derypendezalven, de Gom Ammoniak, duive mest , mosterd-zaad ge- mengd in koeye of duive mest. Deze pap zal 't bloed in de vaten van de zweer heviger aanzetten ; rasfer et« ter maken , en het abcès doen rypen : zo de ontfte- king dan nog niet aanzet, is het genoeg de zweer aan de lugt bloot te ftellen, ûoor eene flymagtige pleister ; dan £ult gy eene heilzame rypwording erlangen. Daar zyn ondertusfchen ontftekende zweren , die
het noodzakelyk is aan te zetten, om de rypwording te bevorderen ; gelyk de ontftekingen der klieren enz. de Gom Ammoniak ombonden in wyii, of ontbindt of B 4 maakt
|
||||
34. VERGADERING >VAN ETTERAGTIGE
maakt eene goede rypwording : de Gaïbanum, gemengd
met zeep door middel van wyn, is nog beter. Als de etter begint te komen moet gy met deze mid-
delen niet ophouden ; de rypwording zal overvloedi- ger worden ; de etter is het beste middel waar van men zig kan bedienen, om de verzameling van de be- dorven vogten , die de ontfteking aanbrengt, en die geduurig gaat van de flagaders in het Celagtig weefzel, gemakkelyk te maken : hoe flapper het Celagtig weef- zel , de bekleedzelen en de fpieren zyn, hoe fchiely - ker het abcès ryp wordt ; integendeel hoe dikker 'c Celagtig weefzel is , en minder uitgeftrektheid heeft , als in de klieren , hoe langzamer de rypwording voort- gaat, en de holligheid kleiner is : daarom moet men de klieren niet openen, eer dat 2e volkomen ryp zyn, en den etter, die reeds een abcès of holligheid gemaakt heefc en in die klieren is , door frerke rypende middelen van buiten aanzetten. Indien egter de etter de voor- naamfte vaten, gelyk de halsader en oorkiieren , aan. tastte, moest men ze eerder openen, dan een volmaak- te^zwering afvvagten ; ook moet gy niet te lang wag- ten om een abcès in eene klier van eeneonmatigegroot" te te openen , uit vreze dat de etter zyn loop zal krygen beneden de klieren , en dieper indringen in plaats van naar buiten te komen : verwar ondertusfchen de verzameling van etter buiten de klieren, niet met die in de klieren is. 'c Is nodig 't abcès, eer dat het de klieren aandoet , van buiten te openen, en zelfs na de opening het voorzigtlg te behandelen ; doch dat ik beveel het klier-abces zo laat als mogelyk is te ope- nen , is niet te verftaan van een abcès dat zig verheft in 't Celagtig weefzel der bekleedzelen en fpieren : open dat fchielyk, aangezien het vleesch niet ontfto- ken,
|
||||
STOF IN 'T CELAGTIG \VEEFZEL. 25
ken , en de ettermaking voor 't grootfte gedeeîte ge-
daan is. Zo is het ook met die abcesfen, welke fchiely k ryp en groot worden ; wel verre van die door fterke middelen aantezetten, moet men door eene fpoedige ont- lasting de ongemakken, die de zelve kunnen veroorza- ken, voorkomen : dagelyks ontmoet men zulke abcesfen in het fchouderblad, den fchouder, en de dye : zy ver- wekken daar pypzweeren, zo groot, dat het bezwaar- lyk is de uhgeftrektheid 'er van te weten : 't is dan noodzakelyk eene gunftige ontlastïng aan den etter te geven , 't zy door middelen, die de ontfteking van die delen, daar 't abcès door bedekt is, aanzetten, 'er op te leggen, en dievolgensdetaalderoudendenetternaar zig trekken, 't zy met eene openingtemaken, die met den grond van 't abcès overeenkomt. Is de etter onder de fpieren en fterke vliezen geplaatst,
zo zult gy vergeefs die voorgewendeaantrekkingskragt afwagten; de etter kan nooit deri tegenfland der fpieren en vliezen overvvinnen, zelfs wanrieergy eene fbort van
aantrekkinge vooronderftelt; hy zalzig moeten uitbreiden in 't Celagtig weefzel van de naastgelegen delen, zo dat, hoe langer men wagt om den etter te ontlasten, hoe moeyelyker het abcès zal worden. Is de diepte van het Abcès verzeld van hardigheid,
zo moet men vooreers: tôt de ontbindende geneesmid- delen zyne toeviugt neemen, zo men ze om de ligte uitzetting van 't Celagtig weefiel en den overvloed van etter ka:i gebruiken ; vervolgens het Abcès openen , met brandende geneesmiddelen, methetbrandyzer, ofmet een fnydend inftrument. Voor en al eergy het opentmoetgy verzekerd vvezen
van de plaats van het Abcès. Wanneer door de diepte van het Abcès de etter niet
B 5 kan |
||||
26 VERGADERING VAN ETTERAGTIGB
kan gevoeld worden , moet gy aile tekens overwegen
om ze te kennen. Een frerke ontfteking, die den vyf- den of zevenden dag fchielyk bedaart ; 't wederomko» men van de pyn van het aangedane deel ; de kwetfing van de werkingen van dat deel; de huiveringen, de trillingen van den vleefchigen rok, de tusfchenpozende aandoeningen van hei lichaam, fomtyds met hitte en 't (laan der zyden , zyn de voornaamite kentekens. Men zietinfommigegevallende ettermakingziguiter-
lyk door een koud gezwel openbaren , dai op deplaats, daar de etter vergadert, voortkomt: maar aile deze kenmerken bepalen met volftrekt den etter en de regte plaats van het abcès : door deze onzekerheid ontftaat dikwyls de vertraging om het abcès te openen , en de fchielyke voortgang van den etter in 't Celagtig weefzel. Men moet noodzakelyk, 't zy dat het abcès diep of uit-
wendig is, eene opening voor den etter maken;hetincifie. mes is het besc gefchikt om dit te bevorderen : de wei- nige bezering die het aan de vezels doet, de korte tyd daar het in gedaan wordt , de fchielyke ontlasting die het aan den etter geeft, de reiniging van de vaten van dat deel, doen my dit, in de rneesteabcesfen, verkie- zen boven de brandende middelen of het dadelyk bran- den. De grootheid der fnede moet gefchikt zyn naar de
boedanigheid en den tegenwoordigeu ftaat van de zweer. Zelden is het noodzakelyk de gaten van de kleine abcesfen wyder te maken , als menzeinhetlang aan den onderkant met de punt van een incifie mes in't eerst geopend heeft. Ik weet wel dat iknaauwelyksin ftaat ben om myklaarenfterkgenoeguit te drukken, om van de gemene fmeden verftaan te worden, diedegrote ope-
|
||||
STOF IN 'T CELAGTIG WEEFZU. 27
openingen in de abcesfen die vol etter zyn durven na-
laten, devvyl ze onkundig zyn dat de kieine openingen aan den etter geen gehele ontlasting geven, dat zy fis- tels veroorzaken , en de zweer lang doen duuren , in plaats dat de grote openingen , geichikt naar de grootte van het abcès en de veelheid van etter, altydeen vryen doortogt aan den etter geven, en de zuivering van de zweer bevorderen. Wanneer de bekleedzeien, die de grote abcesfen be-
kleden, dun zyn geworden , open zedan in de lengtd met een ronde of ovale fnede, of fnyd een kruisfnede en neem de fcherpe hoaken vveg. Breekt een abcès van zelfs door , of vertoont het verfcheidene bogtzweren fondeer dan om de plaats te cmtdekken, waar het noodza- kelyk is de verwydering te maken. Open het vervolgens , mits het incifie-meslangs de
holligheid van het tentyzer te doen glyden. Indien de opening vaa 't abcès te naauw is , kunt gy hetdoor be- hulp van een wiek, gemaakt van een ftuk droge fpons,
gedoopt in gefmolten wasch, tusfchen twee ftenen ge- perst, verwyderen: zo het abcès in tegendeel eene»ro- te plaats beflaat , en zig met veel bogtzweeren, tus- fchen de fpieren geplaatst, vereenigt, van waardeetter natnurlyk in de holligheid van 't abcès bopt is het onnodig die bogtzweer te verwyderen : 't is geriqeg eene wyde opening aan het benedenfle deel van het ab- cès te maken; dan zal de etter van al de bogtzweren door deze opening lopen : doch indien de bogtzweren zo gefteld zyn dat de etter zig niet wil ontlasteu , maak dan tegenopeningen, akyd geleid wordende door het tentyzer. Deze operatien, behendig met het incifie- mes uitge.
Yoerd, veroorzaken minder pyndandebrandmiûdelen, en
|
||||
28 VERGADERING VAN ETTERAGTIGE
en maken dadelyk eene grote opening in 't abcès, ter-
wyl na 't gebruik der brandende middelen , niettegen- ftaande de iufnydingen , die men aan de korst deed, de etter niet genoeg zoude uitlopen en veel wanorder veroorzaken; ook zoude het niet mogelyk zyndevvon* de te verbinden zo lang de korst 'er op was. Ten an- deren , de pyn en de ontftekingdie de brandende midde- len veroorzaken , de noodzaakelykheid om , na het afvallen der korst, wieken in de wonde te fteken , en , zo de opening te klein is, die met het incifie-mes te vcrwyderen , de dooitogt van de kleine deeltjes door het branden in het Celagtig weefzel, zyn zo vêle zwa- righeden, die de brandende middelen moeten doenver- werpen. Niettemin roemen foinmige goede Paarde- meesters hunne gelukkige uitwerkingen in de harde en eenigzins ontftokene kliergezwellen. Als men de ze- nuwen van het deel aanzet, vermeerdert de drift van het bloed, zet de zwelling aan, en de 't faamgevloeide etter vermindert de hardheid. De roode precipitaat met de fublim. Corrofief. de Lapis infernalis, en de butyr. Antimon. zyn gemeenlyk de geagtftebrandmid- delen ; maar allen verwekken zy pyn, hoewel fommi» gcn beweren dat 'er fterke brandmiddelen zyn dis geen pyn verwekken. Allen werken ze langzamer dan liet wezenlyk branden ; het brandyzer komt aanftonds in den grond van het abcès, en geeft duseenvryendoor- togt aan den etter , en de korst die 'er opkomi valt met minder ontfteking en zwering af, dan door de branden- de middelen. Het brandyzer is ook beterdan de bran- dende middelen , wanneer men een abcès, daar men niet dan met grote moeite met het incifie-mes kan by- komcn , moet openen : of wanneer de wonde, na het uithalen van het incifie-mes , zig aanftonds weder toe- fluic,
|
||||
STOF IN 'T CELAGtlG W2E PZEL. 29
fluit, naardien de korst door't vuur gemaakt de opening
wyder maakt, en doortogt aan den etter geeft. De ontfteking, die zig uititrekt en diep doordringt in
een gedeelte daar 'tCelagtig weefzel dik is, brengt foni' tyds ,alszeaanzettotzweren, lopendeabcesfentusfchen de fpieren voort, die men noodzakelyk moet openen, om dat yder fpier als een byzonder affchutzel is, 't welk de famenkomst belet. Men moet noodzakelyk in deze lopen openingen maken, op dat de etter een vrye en gemakkelyke ontlasting kan hebben. Aile meesters komen hier in over een , dat elke ioop moet geopend worden , indien zy niet in eene en dezelfde holligheid famenlopen ; want de etter, die in een geopend abcès blyft, is zeer fchadelyk ; daarom moeten ook de lopen, zo ras het abcès geopend is, open gemaakt worden. Wanneer de gefteldheid van hec abcès, ot de hollig-
heid welke de etter gemaakt heefr ; niet toelaat, eene genoegzame opening te maken , om den etter een vryen doortogt te bezprgan, zyn de tegen openingen , de uit-
dryvende wiudzels en de infpuitingen , de middelen die de kunst ons aanbiedt. Maak geen tegenopeningen , dan in die plaatfen,
daar de etter is vergaderd en het meest heen helt : zo dat, wanneer 'er vêle lopen met etter zyn , men zo veel tegenopeningen moet maken , zo hetonmogelykis 'er een te maken daar ze allen in kunnen uitlopen: als de etter door tegenopeningen niet geheel kan uitlopen, ileek dan in de plaats, daar de etter blyft, lange wie- fcen van hiede, die beter zyn dan plukzel van linnen, doch ibmmige fmeden agten de uitdryvende windzels beter ; maar zy gelukken niet, dan wanneer men die delen daar de etter wordt opgehouden kan te famen drukken. Deze manier is zo goed niet als tegenope- |
|||||
nin»
|
|||||
30 VERGADERING VAN ETT E R A GTîG S
ningen te maken, om dat de drukking van den grond
van het abcès ongelyk is, en de zuivering en aanwas van het vleesch 'er door beiet vvordt: ondertusfchen is de famendrukkmg bètef dan tegenopeningen , wanneer de etter van een bogtzweer of loop , welks randeîl goed, en gefchikt zyn om goed vleesch te tnaken , zig geraakkelyk omlast. Wat moet men denken van die genen, die met eene
fpuit den etter, die in de holligheid van eenopenabcès blyft, 'er uk halen? Als de etter vloeibaar en over- vloedig is kan dit middel werkitellig gemaakt worden, anders is het onnut en fchadelyk; die geenen , welke in een zweer eene grote hoeveelheid vogt infpuiten om den etter die 'er weder vergadert uit te halen , volgen cen manier die voordeliger is : hier toe gebruikt men gemeenlyk een af kookzel van garst met honing, en het fap van enige planten , welks hoedanigheden best gefchikt zyn , om vleesch te maken, by voorbeeld het fap van ftinkende gouwe of fchelkens kruid, als het vleesch verhard is ; 't enkel af kookzel van garst met honing, zo het vleesch zagt is, en opgepropt met et- rerltof: vogt waar in alfemennoiebladengeweektzyn, als het vleesch llap en de etter ftinkend is. Om een goed gevolg van de infpuitingen te heb-
ben , is het noodzakelyk, i. in den begiime het tvveemaal 's daags te doen , en eenmaal wanneer de etter begint opteliouden ; opdat men daar door de ver- andering van hoedanigheid der etterflofie , die van het eene verband tôt het andere vergadert, voorkome; a. een grote fpuit te gebruiken, die veelvogt uitvverpt en in ftaat is de ftoffc die ftllflaàt te weken en 'er uit« tehalen; 3. zagtelyk te fpuiten; 4. de uitdryving van de (tofiï gemakkelyk te maken, en, indien het moge- lyk
|
||||
stof in 't celagtig weefzel. 51
lyk is, het zo te fchikken dat het vogt door zyn eigen
zwaarte weder uit de holligheid lope , anderzins het vogt, beladen met etterftof, door een anderefpuit'er uittehalen ; 5. eindelyk , orn verzekerdte zyn dat de wonde zuiver is , moet men onderzoeken of het vogt dat 'er uitkomt 00k meer met etterftof beladen is ; en zo dat zuiver is moeten de infpuitingen ophouden, en de wonde. zagtelyk en allengskens toegedrukt worden. De beste en gemakkelykfte infpuiting is niet btter dan de tegenùpening , de veel herhaalde infpuitingen zyn nadelig voor de groeying van het vleesch en de geheele zuivering , zy werken als de wieken, en gevolgelyk vertragen zy de flniting. Als de fmid derhalven met de infpuitingen in tyds niet ophoudt, zullen zy de gewensch- te uitwerkingen niet hebben, daar wel gedane infpui- tingen, en op zyn iyd opgehouden , onverhoopte uit- werkingen voortgebragt hebben ; fomtyds ktinnen zelfs de tegenopcningaii ze helpen en den uittogc van de m gefpuite ftoffe begutiftigen. Na dat een abcès geopend is moet men , 1. den
vinger of het tentyzer niet met kragt in de wonde fte ken onder voorwendzel van de zweer te vervvyderen, en de loopen te ontdekken ; het Celagtig weefzel is zo week , dat het tentyzer zonder veel kragt valfche ftre- ken kan maken; 2. niet al te zorgvuldig zyn in het af- wasfchen van de zweer, dewyl goede etter nooit fcha- delyk aan de groeying van het vleesch is; 3. deuitlo» ping van den etter eerder door een Compres en een windzel dan door zalven helpen ; 4. een eenvoudig Compres op 't plukzel dat met zalf beftroken is , ge- fchikt naar dezweeren , leggen ; 5. de holligheid van de zweer op ftoppen met gehekeld vlasch , byzonderlyi; die plaatfen daar de etter is, ten einde ze op te flor- pe?
|
||||
32 VERGADSRIN'G VAN ETTERAGTIÔE
pen en de lugt nie de holligheid te keren, diedebeder»
ving van den etter zoude voortzetten ; 6. de hollig- heid zagtelyk toeftoppen; dat is te zeggen dat de wieken , die men gebruikt, gemaakt moeten zyn van zuivere en wel gehekelde hiede ; dat ze niet hard nog fterk gedraaid moeten zyn, anderszoudenzekwadever- wyderingen veroorzaken , 't vleesch drukken, en de op- florping van den etter verhinderen; 7. voorzigtiglyk en met oplettendheid de wieken in de wonden ftekpn, om vooral de groeying van het vleesch niet te beletten ; fen voorzorg daar de meeste fmeden geen agt opflaan; 8. de wieken te veranderen naar mate de eiter dien ze opflorpen overvloediger is ; want hoe meerder[een won* de draagt, hoe eerder de etter bederf onderhevig is ; 9. de wieken'er vast en gemakkelykin houdendoorwind- zels naar ieder deelen ieder zoort van zweer; ic. de wieken 'er behendig afnemen om het vleesch niet te kwetfen- Ik verkies de hiede boven 't gemeene pluk- zel om de minste kosten , en de zwaarigheid die 'er wezen zoude om genoeg te krygen tôt de opflorping van deivetter, vvelke fommige zweeren, als aan de borst en het agtergedeelte van een paard, zouden vereifehen. Nu is my nog overig, de middelen welke de zweren zuiveren , 't vleesch maken, en de fluiting bevorderen » aan den dag te brengen ; maar ik oordeel dat het nut- tig is zulks te brengen onder het artikel van de ver- fche wonden met uitwerping van Etteragtige ftojfe ? zweer genaamd. |
|||||
V. HOOFD.
|
|||||
VERSCHE WONDfiN MET 33
V. HOOFDSTUK.
VERSCHE WONDEN MET U1TVLOSJINGE
VAN ETTEli. ZWEER. jf\.lle verfche wonden, daar een vogt min of meer wit
en vloeibaar in komt, maken een zweer; de verfchei- denheden, die hier invoorkomen,zynontelbaar, indien men let op de grootte , de plaatfing en de zoort van etteragtige ftof die ze voortbrengt, en de hoedanig- heid van de randen. Wanneer een Abcès geopend is, noemt men het een
zweer ; wanneer eene wonde zweert, heeft ze denzelfden naam : wanneer de brandmiddelen of het vimr eene ver- zwering hebben voortgebragt, wordt het nog zweer ge- îiaamd : in aile deze gevallen is altyd de ontfteking voor de verzwering gegaan, en de verzwering heeft de
zweer gemaakt. Doch wat een groot onderfcheid is 'érniet indezwe-
ren. Een zweer, door eene enkele wonde.of door een Abcès van goede hoedanigheid veroorzaakt, vereischt niets ter geneezing dan de natuur te helpen , door die middelen , die voor de algemene wonden en Abcesfenzyn voorgefchreven ; ùuegendeel, een zweer , bevogtigd door een groenen en ftinkenden etter, ver- zeld met fponsagtig en welig vleesch, omringd metharde en ongevoelige randen , in veel inwepdige hollighe- den indringende, en verzeld met bedorven bloed , ver- eischt byzondere middelen, naar den aart van de zweer ; eu is dikwyls bezwaarlyk te genezeri : in oude fliramer C dan
|
||||
54 V E R S C H E W O N D E N M ET
dan in j'onge paarden. Doch dit is în *t algemeen zeker,
hoe mecrde randen vaneen zvveer bedorven ,zagt,on» gevoelig, van een geeie , wicte , blaauweofzwarteko- leur zyn; en de etter dun, overvloedig, fcherp , (lin- kend , geeI,rood , groen of. zvvart is, hoe meer de zweer van eene kwade hoedanigheid is. De Ouden bcbben in de genezing der zweren drie
tyden erkend, de zuiverin? , de vleescbmaking ,ende volmaking, of volkomen genezing. In den eerften tyd doet de natuur bare werkingen, om, door dezwering, al wat van een anderen aart is tôt zig te trekken ; in den fweedcn tyd doet zy het vleesch , ijodig tôt vulling van de wonde, weder groeyeii ; in den derden tyd bepaalt zy 'de groeying van het vleesch, en dckt het met een vlies min of meer dik, het geen men flui- ting noemt. De eenvoudige of goede zweer geneest gerriakkelyk ;
digestief zalfalJeen, of met eenigedruppelsbrandewyn aangezet, is genoeg omze te zuiveren ; en ze om de drie of vier dagen met fyne hiede te verbinden, doet het vleesch groeyen en bevordert de fluiting. Zyn de ran- den flap, komt 'er veel etter, zo gebruikt men hetfap van iioteboomsbladen gemengd methoning, of Ëgyptiacuœ. Veelen agten het fap van ftinkende Gouwe zeer goed : de goede uitwerkzels, die ïk 'er in verfcheiden paar- den van ondervonden heb , doen my dezelve bo* ven de noteboomsbladen itellen. Indien de zweer gezui- verd is, en 'er goed vleesch begint te komen, moet men tôt wieken van fyne hiede komen, en naar mate het vleesch begint te groeyen, en de etter te vermin ■ deren, moet men ze minder verbinden; wanneer de etter dun , overvloedig, ftinkend, en de zweer onzui» ver is, wasch dan de zweer driemaal s' daags met een af.
|
||||
UITVLOEJINGE VAN E T T E R. 35
aftrekzel van Alfembladen , in Azyn en pekel geweekt,
aangezet met brandevvyn. Velen geven den voorrang aan een aftrekzel van tabak met loog van houtasch; het fap van wynruitsbladen, gemengd met min of meer Egyptiacum en kalkwater , agt men ook zeer goed : dek vervolgens de zweer met plukzel, gedoopt in vvyn of brandevvyn ; ais 'er goede e«er komt, en de randen van de zweer eene goede gedaante krygen, houd dan op met wasfclien, verbind de wonde met fap van no- teboomsbladen en honing, tôt dat de zweer begintvlak te worden ; gaa dan over tôt het gebruikvanfynehie- de. Indiendettter, fchoon die goed is, overvloedig blyft lopen , en het vieesch wat zagt is, zal de za'f gemaakt van roet uit den fchoorfteen en honing , en fomtyds Egyptiacum , de zweer voikomen geue- zen. Het gebeurt ook fomtyds in de zvveren dar, alsze
een fcherpen en rtinkenden etter hebben uitgegeven de randen naar binnen inkrimpen, en een harde korstver* wekken ; doch zo lang zy in dezen ftaatzyn , konnen ze onmogelyk genezen worden. Zy moeten derhalven met hetbrandyzer, of brandende middelen,of met een fnydend infiniment weggenomen worden: bet branden maakt eene korst, die zelden, na dat zy is afge vallen, een goeden etter voortbrengt; in tegendeel fchynt zy het wederom komen van de eeltigheidof hardheid te be- gunftigen. De ontbindihg van den Mercurius en het Acidum Nitri, roode Precipitaat gemengd met Suppu- ratiefzalve , Butyrum Antimonii gemengd met honing, zyn in zulke zweren de meest gebruikeîyke brandmid- delen. Zy nemen wel fchielyk de hardheid weg,maar verwekken gemeenlyk korfïen, die veel etter en vuil vieesch veroorzaken, en even nadelig zyn aan de zui- C a ». |
||||
3<5 V E R S C H E W 0 N D E N MET
vering van de zweer als de eeltïglieid. Het fnydend
in-ftîtrment is het beste, mits dat gy zorg draagt dat, aanftonds na de affnyding vandeeeltigh<dd,hetverband gedaan vvorde met I'. gvpriacum, en dit zo Iang ver- volgt tôt 'er goed vleesch te voorfchyn komt. Indien gy, na dat de harde randen zyn afgefneden, geenkwa- den etter en inwendige randen aan de zweer ontdekt, verbind het dan a!s een eenvoudige zweer. Het zagt en fponsagtig vleesch, dat zig in of aan
de randen van de zweer verheft , moet weggenomen worden , door brandmiddelen of door fnyden. Die gcenen,die brandmiddelen gebruiken, bedienen zig van een zalf, gemaaktvan Rode Precipitaat, gecaicineerden Alain en honing, ofden Mercurius ontbonden in Acï- dum Nitri. Door deze middelen, kan men het welig vleesch verdryven ; m aar als men ophoudt dezelve te gebruiken, komt het dikwyls weder : het vuur,degees- tige en fterk famentrekkende, zyn even nadelig als de brandmiddelen. Het fnydend inftrument is derhalven het best en zekersr middel : het vernieuwt de randen r
van de zweer en bevordert de aaîigroeying van het vleesch.
Onriertusfchen is de Egyptiacnm , de gecalcineerde Aluin, enbs'zonderlykhetroet"itdenfchoorlleen,voor vleesch dat nier volftrekt van eene kwade hoedanigheid is, door een ligt Comptes 'er op gehouden,genoegzaam in ftaat oair,t zelve lïeêr te houden. Daar is nog een ander zoort van vleesch , 't welk, nietiegenftaande men het affnyd», weder fterk aangroeit : dit komt dan im een beenbederf en kwaadfappigheid (gelyk als en paard dat de Vare en liecft ) voort ; indien gf dan hei beenb-derf of de Bedofven fappen niet herftelt, kunt gy bet niet genezen : itel dan die middelen in het werk,
|
||||
UITVLOEJINGE VAN KTTER. $7
werk, die voor het beenbederf in de Varenen te pas ko*
men. Wanneer een zweer groter is dan zy zig by het ope-
nen vertoont , wanneer de etter lopen gemaakt heeft, en uit de holligheden niet kan komen, moet men met het tentyzer de grootte van de zweer onderzoeken ;doch door dien het Celagtig wcefzel zeerflapis moetmen dit voorzigtig onderlcggen, om niet in goed vleesch te fte- ken. Zo ras gy dan de uitgeftrektheid van de zweer weet, en als zy niet diep is, zult gy met een windzel den etter naar het gatdoen uitdrukken; doch zodc uit- togt vry is om een gedeelie van het ingerpuite vogt te doen uitlopen, zult gy het fap van no.ehoom of Ce* lidonibladen met honing gemengd 'er infpuiten : is de grond van de zweer niet ver van de bekleedzelen, zo zult gy eene tegenopening maken : doch zo het de in* wendige delen betreft moet gy de zweer in de langte met een incifietn.es openen , en als de randen hard en eeltig zyn, die gedeeltelyk affnyden.
Nukomiktotde Bogt-zweren , dat een zeer zwaar
ftuk is , en daar men aile kennis moet infpan* nen. om de beste manier van die te genezen aan de hand te geven. De gemakkelyke verwydering van *t celagtig weefzel
van een paard zal ahya deze zoort van zvveren gevaar- lyk, langduurig, en bezwaarlyk maken om te gene- zen. Indien ik de fmeden aan den eenen kant befchuldig dat zy de openingen van de Bogt-zweren , uit vreze van de voovname vaten en zenuwen te kwetzen, niet wyd genoeg maken , en daardoor dsn etter in de won- de doen blyven, ben ik aan de anderen kant niet min- ier onvergenoegd op die geenen, die hunne grootftç wetenfchap doen beflaan, om aile zoort van Bogtzwe. C 3 ren , |
||||
38 VERSCHEWONDEN MET
ren, zo ver ze lopen, te openen, zelfs wanneer de etter
door tegen-en uiterlyke openingen, gemakkelyk kan uitko- men. Hier door veroorzaken zy overvloedige verzwe- ringen, makengrotelidtekens, degenezingbezwaarlyk, en bezeren dikvvyls die delen , welke men moet my- den. Een zweer, daar ongediert in is, kan genezen wor-
den, met een zalf, gemaakt van roet uit den fchoor- fteen, en fap van Alfem; of met fap van wynruits- bladen, daar eenige greinen Sublim. Corrofief in zyn gefmolten. Een verouderde zweer, die weinig etter geeft, wel-
ker randen hard , droog, en byna ongevoelig zyn, moet men genezen met een zaifje, gemaakt van fap van ftinkende Gouwe, noteboomsblarien, en Kgyptiacum, elks ? deel, tôt dat goede etter de zweer heefc gezui- verd en goed vleesch voortgebragt. Verbind die ver» volgens aile twee dagen, en leg 'er niet anders op dan fyne hiede. Als gy met de genezmg zuk beginnen , moet gy ver van de zweer een fontenel zeuen, die een of twee maanden na de geneziug moet dragen ; andep- zins konde het gebeuren dat de vogten , die in de zweer zig ontlast hadden, vielen op fommige inweudige le- vensdelen. Zulke fontenellen zyn altyd , indien de zweer groot is, veel etter geeft, dekwaadegefteldheid voortkomt van een bedorven fap, en dat het door de gemene middelen niet wil genezen , zeer noodzake» lyk. Aile meesters komen hier in overeen, dat men nooit
een grote en kwade zweer moet ondernemen te genezen, zonder inwendige geueesmiddelen, naar den ftaat van de zweer, in te geven. Is de etter al teovervloedig , zo konuen het afkookfel van pokhout of palmboom, tôt een drank,
|
||||
DIT VLOEJIN GE VAN E T T R R. «9
drank , terpentyn , fpiegelhars, eu honing, tôt êen pil in-
gegeven, falpeterwater tôt drinken , afkookzel van cichorey , daar zout in ontbonden is tôt een clisteer, de uuerlyke middelen veel helpen. Is de etter ftinken- de en de randen van de zweer flap, de drank gcmaakt van Alfem en Cremor Tartan, aangezetmeteenweinig brandewyn , geiniaanwortel , falpeter en honing tôt pillen gcmaakt, helpen veel tôt de uitwendige midde- len : is de zweer pynlyk en verdroogd , falpeterwater tôt drinken, natte zemelen tôt voedzel, af kookzel van wkte maluwe tôt een clisteer, zyn de beste midde- len. Het purgeeren , laten en zweten, is in het algcmeen
fchadelyk voor paarden die zwëren hebben ; de pis af- dryvende middelen en fontenellen -zyn veel beter. Het voedzel moet naar het verlies der etterflcf gefchikt we- zen : te weinig voedzel zoude het paard vermageren en flaauw maken , de kwade hoedanigheden van de zweer vermeerdercn, de genezmg en heyftelling vertra- gen ; aan den anderen kant, te veel en fterk voedzel zoude veel etter maken, veel vleesch veroorzaken ,en de goede uitwerkingen der geneesmiddelen verhinderen. De levensregel moet dan gematigd en gefchikt naar de zweer zyn : ook moet men op de beweging, den dampkring , het jaargetyde, de gefteldheid en zui- verheid der ftallen waar de zieke ftaat, letten. Wei- nig beweging , eene zuivereenfomtydsverfrischtelugt, cen zindclykc toi, en die dikwyls metwierook of azyn berookt, bevorderen de zuivering en flaiting van een zweer. |
|||||||
VI. HOOFD-
|
|||||||
C4
|
|||||||
40 VERZAMELING VAN ETTERAGTIGE STOF
VI. H 0 O F D S T U K.
VERZAMELING VAN ETTERAGTIGE STOF Ot
'T BOVENSTË VAN 't HOOFD. VARENT. I usfchen de beide ooren van het paard verheft zig
een Bolgezwel , dat een weinig gevoelig is aïs men 'er aankomt, maar niet zeer pynlyk, noch de bewegingen van het hoofd verhindert, uitgenomen wanneer de et- teragtige (lof, die in het celagtig weefzel der bekleed- zelen bevat is, een verderebedervingveroorzaaktheeft. De oorzaaken van dit ongemak zyn , ftcrk flaan op het hoofd, te veel vettigheid en onzuiverheid in de maan- ftreng, gezwellen die by toeval op deze plaats komen , enz. Indien gy den etter in het gezwel kunt voelen, en
'er geenhardheidinis, moetgyhetopenen,wantanders zoude de etter meer delen kunnen aantasten. Doe aan den beneden kant van 't gezwel een Kruisfnede zon- der 't geluwaarte befchadigen, en knip de vier hoeken met de fchaar af. Indien het gezwel rietgroot is , fnyd dan op het midden eene fnede ; naardien de werking van den etter op't vlies van het hoofdbeen gevaarlyk is , dient men in agt te nemen om het gezwel zo te ope- nen , dat de etter zig fchielyk ontlaste. Wagt u wel die paardemeesters na te volgen, die om den etter te ontlasten, met een gloeyend yzer boven door den nek , daar het abcès dikwyls aan elken kant een gezwel, ter dikte van een vuist, gemaakt heeft, doorbranden, en dus de inplanting van den breeden band van het hoofdbeen bezerei?. In-
|
||||
OP 'T B07ENSTE VAN 't HOOFD. 41
ïndien de etter eenen loop gemaaktheefdangshetge-
luwaar , moet men noodzakelyk of de fistel wyder maken , in haar gehele lengte , het geen niet wel doenlyk is zonder zig bloot te ftellen aan zvvare toevallen, of een tegenopening maken. De etter zal door zyn eigen zwaarte zig ontlasten , en 't gezwel zuiver worden ; wanneer de etter niet volkomen goed is , fpuit dan de twee eerfte dagen in de wonde 't iap van Chelidonium of noteboomsbladen, gemengd met ho» ning , of met een afkookzel van garst gemengd met honing. Leg dan in de geheele zweer wie- ken, totdatze genezen is. Wanneer de kanten van de fistel niet willen zuiveren , moet gy een dragt op de volgende manier zetten. Neem lange draden die ge- bruikt zyn, op dat de etter en zalven 'er beteraanmo- gen hegten. Steek die door de bovenfte opening, en trek die , telkens als gy het verbindt, door de bene- denfte opening zo ver door, als die in de wonde ge- weest zyn : de draden moeten beflroken worden met di- geftiefzalve, zo ver als tôt twee verbanden nodig is ; doe wat plukzel met de zelfde zalve op de opening, en vervolg hetzelve tôt dat de holligheden van 't ge» zwel vlak zyn ; dan zult gy de draden allengskens uit de holligheid trekken, en met behulp van een zagt compres geheellyk de engte van de fistel fluiten. De fistel , die op de bekleedzelen is , moet in het lang geopend worden , zonder tegenopenii?g, of zuiverende infpuitingen , of een dragt te gebruiken. ' Wanneer de etter geen fistel heeft gemaakt , en het maar een eenvoudig gezwel is, moet men in de hollig- heid der zweer zagte wieken fteken, bcftroken met di» geftiefzalve, aangezet met brandewyn. fiet beenvlies of geluwaaraangedaan zynde, moet het
C 5 twee» |
||||
42 VERZAMELING VAN ETTERAGTIGE STOF
tvveemaal 's daags verbonden worden , met een zalf,
gemaakt van terpentyn en brandewyn, van elks de helft. Ts 'er veel otnfteking in het gezwel, dan moet 'er twee of drie dagen de pap van melk en befchuit op gelegd worden, en dan kunt gy vervolgens de geme- ne digeftietzalf gebruiken. Is de etter ftinkende en invretende , verbind het dan meç fap van notebooms. bladen, gemengd met min of meer brandewyn. Zo het pynlyk is, zyn de verzagtende ftovingenenpappen goed ; zo lang de pyn duurt, draag zorg om op de zweer te leggen een ettermaakend middel, beftaande in dooier van een ey, gemengd met terpentyn, dochmèestdooier van een ey. Indien de pyn en de otnfteking hier niét naar luifteren , doe dan eene lating aan het dikvanhet been, of de zyden. Is het vleesch van de zweer fpons- agtig en zagt, verbind het met Egyptiacum, en be« tert het hier mede nier, doe 'er dan wieken in, lie* flroken met een zalf, gemaakt van digeftief en koper- rood , aangezet met brandewyn : de dofis van deze twee heeft geen vaste bepaling : die moet men fchik- ken naar de hoedanigheid van het vleesch en den etter. Zo ras gy ziet dat 'er goed vleesch in de zweev be*
gint te komen, verbind het dan met eenvoudige wieken, daar een weinig digeftiefzalf aan gedaan is, meer om het voor de lugt te bewaren, dan om het vleesch te doen groeyen : dewyl het vleesch fchielyk kan groeyen moet gy niet verwonderd zyn, dat, als de wondezui- ver is, het vleesch in twee of drie dagen volgroeit ; maar uit de fchielyke aangroeying van het vleesch kunt gy altyd de fpoedigefluitingnietverwagten ; of het vleesch moet hoog rood met een tint van vermilioen zyn , een weinig bevogtigd met een witagtig vogt, byna geen etter,
|
||||
op 'x bovenste van 't hoofd. 43
ctter, en daarenboven zalk een vogt als de oppervlakte
van het vleesch bedekt: in dit geval moet 'ermaarzui- vere hiede opgelegd vvorden, om delugt te beletten, en dus de fluiting te bevorderen. Zohet vleesch bleekrood en vogtig is, moet 'er een windzel om gebonden worden » uit vrees dat het vleesch te hoog zou groeyen, 't geen veelmalen aan de zweren derpaardeneigenis. Het hoog opgroeyen van vlees ch, indien 't goed vleesch is , zakt ne- der door zagte compresfen en zuivere hiede. Zo is bec niet metkwaad vleesch: de Egyptiacum, de Lapis iu- fernalis , hetvuur,en het fnydend inftrument, zynde raiddelen, die men dan naar omfiandigbeden van zaken gebruikt : volg dezelfde behandeling ten opzigte van de gezwellen van de fchoft, den hais, den rug, enz. VU. H O O F D S T U K.
BEBNBEDBRF,
JtLen been dat ontbloot is van het vlies, en bloot
geiteld aan de lugt, bedekt met een bedorven etter of amiere kwade vogten, wordt welhaast van beenbederf aangedaan. De tekenen zyn, dat zulk een been in den aanvang heel wit begint te wotden , en vervolgens een geele, bruine, en eindelyk zwarte , in plaats van, ge- lyk natuurlyk, eene witagtige enigzins naar het rode of blauwe hellende koleur, aanneemt. Naar mate het beenbederf vermeerdert , wordt het been ongelyk, fponsagtig, broos en zwak; het vleesch, dat ten dee- le het beenbederf omringt of bedekt , is gemeenlyk zagt, bol, gezwollen, en opgezet ; fomtydsloopt 'er un
|
||||
44 BEENBEDERF.
uit het beenbederf niets anders dan een fcherp water-
agrig vogt, min of meer helder, en vervuldmet kieine vlekjes, of fchilferrjes, die van het been afvallen ; of ook een tneer bedorven vogt: indien men het verzvvo- ren vJeesch, dat het beenbederf omringt, zonder het beenbederf eerst te genezen, toemeestert, zai het aan- gedane deel altyd dik opzwellen, en pynlyk zyn ; de zweer zal, aïs men zulks minst vermoedt, weder op- breken , en dan is zy bykans ongeneeslyk. De neus- benen, de agter kaken, de benen van de mggegraat , de uitzetting van het heupebeen, en byzonder de be- nen van den voet, zyn de delen der benen , die meest aan het beenbederf onderhevig zyn. Hoe een been in het algemeeu meer Celagtige zelfftandigbeidheeft, enont- bloot is van een vaste zelfftandigheid, hoe meer het onderhevig is aan beenbederf. Het beenbederf kan of uit bederving der fappen,
byzonderlyk van die gène, die aan het been eigen zyn , of door bederfvan die delen, welke het been bedek- ken, voortkomen. In het eerste geval is het been eerst van binnen aangedaan, en dringt dus naar buiten ; in het twede geval begint het van buiten om naar binnen te komen: bygevolg is het zeer gemakkelyk te begry- pen, dat het beenbederf, doorinvvendige oorzaken voort- gebragt , veel bezwaarlyker te genezen is , dan het geen door uiterlyke ontflaat ; en zo veel te meer om dat het geronde deel van het been gedurig vverkt, om zig van de beenfchilfers te ontlasten ; het geen in het inwendige niet kan gefchieden. Wanneer het beenbe- derf de vaste benen aandoet, maakt het zo veel voort- gang niet, en is minder gevaarlyk dan in de fponsagti- ge; maar deze laatfte foort van beenbederf is ook veel ilimmer, wanneer het de uiteinden der gevvrigten aan doet :
|
||||
BEENBEDERF, 45
doet: daarom is'tdatdezwerenendeabcesfendigtbyde
gewrigten , fchielyk moeten gezuiverd worden , uit vrees voor beenbederf. Het oppervlakkig beenbederf is gemeenlyk zigtbaar, of kan door een fondeeryzer gevoeld worden. Somtyds wordt zulks door de bekleedzelen en de
fpieren , die het been bedekken, verhinderd : in het een en ander geval moet men noodzakelyk de zweer verwyderen , dwars door de bekleedzelen en lpieren, tôt op de plaats daar het beenbederf is ; het welk ge- makkelyk te ontdekken valt, door de opzwelling van het been in het aangedane deel, en door de grote ge. voeligheid van het vlcesch dat het beenbederf bedekt. Wanneer het onmogelyk is het beenbederf te zien,
zobreng'er een fondeeryzer in, en de oneffenheid en de broosheid van het been zullen u zeker aanwyzen waar het kwaad zit. Velen willen nog by dezeproevevoe* gen de hoedanigheid van den etter , ten opzigt van den (tank , de^ zwartheid en vloeibaarheid , als zekere tekenen van het beenbederf; ondertusfchen heeft men opgemerkt, dat de etter zodauig was, zonder dat het been was aangedaan ; het zoude derhalven onvoorzig* tig zyn , de kanten der zweer tôt op het been te ver- wyderen, enkel op dit ééne teken. De brandende middelen, het branden, trepaneeren,
raspen , en de geestryke geneesmiddelen zyn de beste om het beenbederf ce keer te gaan. De meeste Paar- demeesters, zig verbeeldende dat een van de- ze middelen, die zy by toeval gekregen hebben , aile zoorten van beenbederf moet herftellen , ge- bruiken ze onverfchillig in aile gevallen : indien ze de goede en kwade uitwerkingen, en den aart van het kwaad kenden, zouden zy zo niet te werk gaan. Leg op een aan*
|
||||
4-6 B E E N B K D Ê R F.
aangedaan been een brandmiddel , langs de gehele
plaats die affchilfert ; het zal lang aanhouden eer de roof'erafvalt, en dikwyls gebeurt het dat 'eronderde roof op nieuw wederom een beenbederf ontftaat. Hoe langzamer de roof afvalt, hoe meer het bederf voort- gaat : en ren anderen, wie is de zo gelukkige meester die alleen mâar hetbedorvene wegneemt, zonder het gezonde gedeelte te befchadigen? Derhalven zyn de branderide middelen in het algeriieen nadelig, fchoon ze het fponsagtig vleesch, dat zig boven het beenbe- derf verheft, wel wegnemen. Het branden is beter dan de brandende middelen; en is fomtyds van eene gewenschte uicwerking in verouderde en byna onher- ftelbare beenbederven geweest , niettemin maakt het een roof die Iangzàam en bezwaarlyk afvalt/ Tenvyl het brandyzer het bolle vleesch en de bovenfte lagen van het bederf wegneemt, befchadigt hetzelve min of meer 't gezonde deel , en verhmdert de affchilfering, eerder dan ze voort te zetten s belet daar en boven de aangroeying van de vleeschkorrels, die , door hunne ontwindmg, tusfchen het bovenfte datbedorven is, en het gezonde been, indringende, dekorsten van het been* bederf afdryven, De Rasp heeft dezelfde ongemakke.n als het vuur ; terwylze de bedorven lagen of plaatjes afTcheidt, befchadigt zy de gezonde ; en verdelgt het vleesch dat gefchikt is om de aangedane plaats te her« ftellen ; zy ontfteekt de kanten van het beenvlies dat naast het been bederf is, en ftelt het gezonde deel bloot aan de lugt , zo de meester 'ernietnaauwkeurig op past. De Trepaan , of boor, bevordert niet altoos de af-
fchilfering, en maakt fomtyds plaats voor de aangroc ying van het fponsagtig vlies j maar komt meesttcpas in
|
||||
beenbedeRF. 4jf
in de inwendige beenbederven. Eindelyk zyn de geest-
ryke van aile de geneesmiddelen de beste, als die het be&n het minfte befchadigen, en het bederf fchielykst herllellen : de ondervinding bevestigt dit dagelyks. Zy begunfHgen de affchilfering en de aangroeying van dat vleesch, 't w.elk eîgentlyk dient om de bedorven been- plaat te herllellen ; zy gaan de bederving van de fcher- pe vogten te keer, en als het nog in het begin is belet» ten zy fomtyds de affchilfering; doch op diepe en ver- ouderde beenbederven , doen ze zonder het branden geen nut. Sommige Paardemeesters bedienen zig in oude been-
bederven van de Tinctuur van Euphorbium, en ver- werpen den brandewyn, den geest van wyn, de Tinc- tuur van terpentyn, van aloë, alsmindervan werking. Indien zy naar goeden raad willen luiileren, moeten ze nooit de Tinctuur, van Euphorbium gebnùken , de - wyl die werkt als de brandende en niet alsdegeestrvke ïriîddelen. Ik geloof dat ik de Paardemeesters niet behoef te on-
derrigten, dat de zalven, fmeringen, en olienfchade- lyk zyn aan de benen ; dat het noodzakelykisdievoor de lugt te bewaren; dat men hetwelig vleesch, van dat vleesch ,'t geen tôt herftelling dient, wel moet onder. fcheiden; dat het been altyd niet affchilfert, fchoon het van 't vlies ontbloot is; eindelyk dat men nooit een zweer moet tragten te doen fluiten eer het beenbederf genezen is. |
|||||
VIII. IIOOFD.
|
|||||
4.8 ÏWÏER A A N DE SCHODOER,
VIII. HOOFDSTUK.
Z VV E E il A A N DE SCHOUDEli, FISTEL
AAN DE SCHOUDER, OI'ENUYDKN
OF DRUliKINS 01' DE SCHOFT.
JLJ'e gezwellen der fchoft, en boven aan de fchouder ,
die door den zadel of andere drukking gekoraen zyn , veranderen vceltyds in etterbuilen, die, als ze niet fchie- lyk, of kwalyk, geopend worden, eene fistuleuze zweer veroorzaken. De .flapheid en overvloedigheid van het celagtig
weefzel van deze delen, fchyaen veel toe te brengen dat de etterlopen maakt ; men moet dan zo veel men kan den etter doen uitlopen, de randen van de zweer zuiveren , en een fchielyke vleeschmaking bevorde- ren.
De tegenopeningen ,• de verwydering van de zweer in
de geheefe lengte, zyn de écrite ; de digeftiefzalf, aan- gezet met brandewyn , de tweede; wieken van zuivere hiede in gehonigden wyn, de derde middelen die oiis worden aangewezen. Wanneer de etter zig een weg gebaand heeft , dwars door de ipierea van den rug en de fchouders , moet men ailes in het werk ftellen om dat te beletten. Sommigen willen dat men de fistel ia hare geheele lengte zal openen ; anderen dat men een oftwee tegenopeningen make in de benedenlte delen; dezen willen dat men langs de buitenkanten van de zweer compresfen legge, gedoopt in een famentrek- kend vogt; anderen wederom raden om afvagende mid- delen iu de zweer te fpuiten. Zo
|
||||
ZWEER AAN DE SCHOUDBR. 4y
Zo men maar een van deze middelen , voor aile zoor-
ten van zweren aan de fchoft, en de fchouder, wilde, in het werk ftellen , zoude men fomtyds zeer mistas ten : daar zyn gevallen, daar de infpuitingen beter zyn dan fnyding ; andere , daar de tegenopeningen beter zyn dan de Compresfen: eindelyk veele , daar de in- fpuitingen , de tegenopeningen en de Compresfen, te zamen , gedaan moeten worden. By voorbeeld, een zweer die veele holligheden heeft, waar van de laagfte tegen de bekleedzelen zig vertoont, moet menopenen , <n door de bovenlte opening van de zweer, zap van chelidonie of notebooms-bladen, methoninggemengd, infpuiten , en dat gedeelte van de bekleedzelen, dar aan de kanten uitkomt , ligtelyk drukken : indien de zweer niet groot is, en in het Celagtig weelzel der be • kieedzelen zit, ofiangs een fpier loopt, zonder agter een anderen fpier, die 'er fchuins over heen loopt, t* wezen , open de zweer dan in haare geheele lengte. * VVanneer de zweer van eene goede hoedanigheid is,
en zy langs het Celagtig weefzel der bekleedzelen ïoopt, is een Compres van hiede, inbrandewyn gedoopt, alleen genoeg , om de kanten te doen fluiten : fom- tyds komt in dit zoort van zweeren welig vleesch, dat de meeste fmeden met de mercuriale disfolutie wegiiemen : maar gemeenlyk helpt dit niet ; in het algemeen zyn de brandende genecsmiddelen vo'or de zweren van de fchoft en fchouder nadelig : het is beter door fnyding het welig vleesch weg te nemen , dan geneesmtdde- len te gebruiken, die de kwade hoedanigheden van een zweer vermeerderen. |
|||||
P IX. HOOFD.
|
|||||
gO K W E T S I N Ci VAN F. E N E ZENUW. '
IX. HOOFDSTU K.
KWETS1NGVAN EENE ZENUW, STEKEN
IN EENE ZENUW. JLJ et is niet mogelyk eenige opening in de bekleedze»
len te maken, zondtr eene zenuwte raken; maar de meeste die zig in het vel vcrfpreiden zyn zo klein dat dekwet- fing weinig nadeel doet. De bezering van eene grote zenuw, door een f'cherp fnydend infinimentveroorzaakt, is van meerder armbclang; de pyn isfcherp, het dier ontftelt, de aangedane delen zwelJen op en ontfteken, de fpieven daar de befclvadigde zenuw zig verfpreidtbe- wegen zig bczwaarlyk, en fomtyds in 't geheel niet : en ook krygt het wel ftir'pen. 1k heb zulke toevallen gezien aân een paard dat de fmid in de zenuw ftak , die bezyden de ader is , die over het plat der dye locpt ; het paard gaf aanftonds tekenen van een fterke pyn, de/dye zwolop, debeweging van het been wierdt zeer bezwaarlyk : raen moest de zenuw geheel affiiy- den , en vervolgens geestryke en welriekc-nde pappea 'er opleggen , eer men de pyn , ontfteking, en ande- re toevallen kon doen bedaren. De kwetfiug der Zehuwen , die zig in het vlee-
fchig decl van den voet verforeiden , isveelgevaarlykcr: omfteking en verzwering zyn 'er nieest altyd een ge ■ volg van ; fomtyds veriiest het paard den geheelen voet, en wordt by gevolg onbruikbaar. Zo ras de meester verzekerdisvande kwetlïng eener
zenuw , door de gcfteldheid van het aangedane deel, door de heyige pynen die het dier gevoelt, en door de ope.
|
||||
K W E T S I N G VAN EESE ZENUW. 5 I
opening die het fcherpe infiniment gemaakr heefl, zal
hy in de wonde doen geestvau wyn, gemengd met olie van terpentyn : indien de opening zo eng is dat de tinéhiur van terpentyn 'er niet kan doordringen, zal hy de wonde wyder maken , en 'er aanftoads pkikfel, fi natgemaakt in deze tinéluur , opieggen. Soaiaiigeu houden Campher-brandewyn beter, en velen gebrui- ken de ftoving van wynruitsbladen en kamille bloemen in wyn. Indien de ontfteking te hevig vvordt, zal hy de oiid-
delen -die tegen de ontfteking zyn voorgefçhreven ge bruiken, gelyk zemelen in lalpeterwater, en verdry vende llovingen. Wanneer de zieke ftuipen krygt raoet aanftonds de wonde wyder gemaakt worden, en wel zo dat de verwydering dvvarsch overdebezeerdezenuw gaat ; ook raoet men nagelolie in de wonde gieten, en, by gebrek van dezelve, ze branden met ecu klein gloeyend yzertje, dat door een kokenje loopt, otn da randen van de wonde niet te raken. X. H 0 O F D S T U K.
K.WETS1NG OF IÎEZER1NG VAN E M N l'HES,
DOOR EEN S CHEAP OF SNYOiiNi) IN- STRUMENT. 't is eene dwaling, dat men aan d; pezen eene gro
te gevoeligheid toelchryft. Ik bedoel hier niet mede dat de pezen volftrekt ongevoelig zyn, maar dat tare gevoeligheid veel minder is dan die der fpieren. Mea woet alleenlyk in agt nemeu dat dî gevoeligheid der D a p.-.- |
||||
54 KWETS1NG OF BEZERING VAN FTiN PEES.
pezen vermeerdert in gevolg vanhaareuitftrekking. By
voorbeeld,de buigende pees van den voet is gevoeliger aan het been van den voet, dan aan den hiel en de pyp ; onder- tusfchen, a!s een fpyker boven den hoorn in den voet komt, moet men aile die zware toevallen, die aan den voet komen,niet aan het uitfpanzel van de buigende pees toe- fchryven : de kwetfmgen van het vleefchig deel zyn veel gevaarlyker: de enkele bcfchouwing van de zenu- wen en vaten , wclke zig daar in verfpreidcn , zal ons hier genoeg van overtuigen. Daarom ben ik ver- zekerd, dat, als een fcherp in (îrument geen wonde van belang gemaakt , de zenuwen niet veel gekwetst heeft, en niet lang iu de wonde gebleven is, hetzelvc geen zware toevailen heeft kunnen veroorzaken. ïinc- tuur van terpentyn , of geesc van wyn , geneest ze meest allen in vier en twintig uuren. Maar wanneer een fcherpe fpyker, of iets anders, in de wonde blyft, zo doet die gedurig de pees, of het eind van den bui- genden fpier des voets aan; het vleefchig deel in de be- kleedzclen der kroon zweit op, wordt zeer pynlyk, en yeroorzaakt verzweriug. Dit is eenzwaartoeval, meer uit oorzaak van de aandoening van het vleefchig deel dan van de bezering der pees. Niettegenftaande het fcherp ftuk fpyker uit den voet is, gebeurt het dik- wyls dat 'er een ftinkendc roodagtige etter uit de pees Ioopt , die zo fcherp is, dat hy de pees en de oraleg- gende delen wegvreet ; de pees fchilfert niet af als het been , wanneer het verzworen is. Brandewyn zuivert en fluit best de zweren van de pees; maar de Natuur herftelt nooit volkomen , 't geen by de verzwering is verloren gegaan. |
|||||
XI. HOOFD-
|
|||||
W O N D E AAN DE TONG, 53
XL HOOFDSTUL
WONDE AAN DE TONG.
De tong van een paard kan ligt gekwetst worden,
het zy door een gebii of halfteitou , dat men in den mond doet, wanneer een paard zal gebruikt worden. De ligte wouden aan de tong gsnezen gemakkelyk, door ze met warmen wyn met honing gemengd te wasfchen : maar zo de tong bykans doorgefcheurd is , fnyd of knip dan hei ftuk 'er af ; want de grote beweging der tonge laat niet toe om het aan een te hegten, en dus te genezen. Geef het paard daarna water, daartarwen meel in geroerd is, te drinken , en clisteer het met tar- wenmeel in melk geroerd ; en als de vvonde zig (luit, geef dan vaster voedzel. %J %S λ?W W «f «?VàV %*> 3H) 1H>r • <rf n»» V$ *At Vk¥ W%tf V ?*V W *•'¥
XII. HOOFDSTUL
KLOEDEN UIT DE NEUS.
iTlet paard draagt het hoofd laag, het fchynt onge-
rust, de aders van het hoofd zyn opgezet, de flag» aders van de flapen van het hoofd flaan fterker en ras- fer dan natuurlyk, de oogen zyn vuurig engezwollen, het bloed loopt by druppels, en fomtyds met eenklein ftraalije, ni: de neus ; zo 'er maar een matige ontlas- ting is, houdt dit blocden binnen korten op , en dan is het paard naderhandveelvrolyker, ook zyn de aders van het hoofd kleiner. Zelden loopt het bloed uicbei- de néusgaien te gelyk. D 3 Het
|
||||
£4 SIOEDEN U I T DE N'EUS,
Het bloeden uit de neus wordt varoorzaakt door
onmatigen arbeid, en fterk ryden in heet weder. Aïs het paard door't bloeden niet verzvvakt, ftuit
het dan niet,- maar zo het te lang duurt, en gy ziet dat de levenskragten verminderen, ftuit het dan zo ras gykunt: bind ten dien einde een linuen doek, natge- maakt in koud water, omden hais, en befproeigeftadig de neus met koud water; indien hier door het bloe- den nict vermindert, fteek dan in het neusgat daar het uit bloedt, een wiek vanhiede, befprengd met Lyco- pcrdon of witte vitriool, tôt aan de bovenfteen inwen- dige opening van het neusbeen, en wel zo datzulksde doorzwelgingnietbelemmere» Eindelyk ,zo het bloeden naar aile deze middelen niet wil luilteren, geef dan een drank in, famengeftcld van een ilragma aluin, en een pond afvveekzel van zanikelbladen. Ook is het zeer goed, eenige blaamve draden te ne-
men en die over een ftok te hangcn, en dezelve nat te maken in, wynazyn ; dan de eindei» in het vuur te laten glimmen en dus te bezorgen dat de rook in de neusgaten van het paard optrekke : dit helptgemeenlyk in konen tyd. X11I. HOOFDSTU K.
D'oLti KOLLEN, OF EEN PAARD DAT
K 0 L D E R T. V
JL i et paard fleunt met het hoofd op den halfter, fora-
tyds met het hoofd in de kribbe of tegen den muur,
_ als of het voort wilde gaan; ook zet het zyn hoofd ,als
het in 't land is, tusfchen de beenen , en loopt fchielyk
vooit,
|
||||
DOLLE KOLLEN. 55
voort, zonder zigomtekeren : gemecnlyk waggelthet
in 't gaan, ftoot tegen den muur en valc neder, en als het ongemak erg begiuc te worden , draait het akyd in het rond- De ogen zyn gezwollen en ontftoken ; het wil nietetennogdrinken, de levenskragten zyn iterker dan de fpicrkragtcn ; de ademhaling is onbelemmerd, uitgezonderd wanneer het op 't punt van fterven is,of dat de daizelingeen toeval is,'twelk uit de ontfteking van de bovst voortkomt; verfchynzelen, diedikwyls uit ontllekende ziekten oniftaan. De draayingen in het hoofd bepaten zig gemeenlyk
den tweeden ofderdendag, door de doodof deontbin- ding; wanneer het deu vierden dag overkomt , en de toeval'en begir.nen te bedaren, is 'er grote hoop, doch het houdt wel twee of drie weeken a»n, cer het volkomen herileld is, Veele Paardemeesters (tel* len tweederhande zoort : de eenc de bedaarde , en de andere de dolle Kollen genaamd ; maar zy hebben egter eenerlei oorfprong. De eerftcis, wanneer het lopen en fteunen tegen de krib over is, en de paar- den dan fluimerig en zwak zynde in het rond draaien , en zich zelven nietkunnen beftuuren; detweede^oort is, als ze eenigzins dol zyn ; en als dit aankomt vvan- neer nien 'er mede rydt, beginnen zy zo dra ze vvarni wordeu te fchudkoppen : en als het hevig vvordt, kan rnen ze niet beltuureii. LJoch het is eenerhande kvvaal, fchoon de toevallen in de eene oi de andere meerof min hevig zyn. Sterk ryden, Iang ftiiftaan in de zon, fterk arbei-
deii in hetheetst van àtw zomer, bedompte en morfige italien, al te veel en fterk voedzel, veroorzaken dit ongemak. Oui dit te genëzen moet men het bloed dat naar het
D 4 hoofd
|
||||
5<> DOLLEKOELEN.
|
|||||
hoofd gaat fchielyk verminderen : laat het, in den tyd
van vierentwintig uuren, vyf ofzes maal in de zydeu
en in de dye ; leg agter aan de billen brede trekpleisters
van fpaanfche vliegen. Indien gy het paard niet in de
zyden of dye kunt laten, fnyd het dan in den ftaart, en laat
het zo lang bloeden tôt het verzvvakt. Leg op het hoofd
hiede , nat gemaakt in brandewyn enazyn , vanelksde
helft; bind de zieke in hetland vasraan eenpaal, geef
zo veel garstenmeelwater met wat falpetef te drinken
a!s mogelyk is, en voor den vyfden dag geen ander
voedzel hoe genaamd, en tragt na dien tyd de levens^
en fpierkragten te herftellen. Doch dit moet wel iti
agt genomen worden, dat men geen kolderig paard kan
genezen, zonder aan hetzelve, hetzyin denwinterof
/.orner, een ruime en open lugt te bezorgen , en fchoon
het weder guur en koud is moet het egter in de open
lugt blyven.
XiV. HOOFDSTUK
0 N T S T E K I N G Kll A M A A D E L E N,
V E II W O 11 G 1 N G. \Je ontfteking der Amandelen doet zigkennen ,door
de noodzakelykheid waarin het paard zig bevindt, om het hoofd om hoog te houden, doordeopzvvellingvaa het hoofd, de ogen , en de tonge ; door de bezwaar- lykheid en veeltyds onmogelykheid om te konnen eten of drinken ; door de moeyelyke ademhaling en het hangea der tonge uit den mond ; en vervolgens door de fchielyke aanzetting. Het drinken, digt by de amandelen gekomen , gaat eerder door de neusga- ten ,
|
|||||
O N T S T E K I N G 57
ten, oaa in den flokdarm , ofweder door den moud
uit; de ademhaling wordt belemmerder, het paard ver- ftikr. en fterft. Gemeenlyk komt 'ergeele, fomtyds groeue fnot uit de neusgaten der paarden, die van deze ziekte aangetast worden. Sebielyk koud vvater drinken, verhittende dranken
hetgebruiken van te veel medicynendiehetfchuimbek- ken en den eetlust vervvekken, de natuurlyke gefteldheid van het paard, en fçhielyk uit een warmen ftalineene ongemeene koude lugt te koinen, worden in het al°-e- meen voor de corzaken van deeze ziekte gehou- den. Als m en de omleggende delen van de Amandelen
befchouwt, is het gemakkelyk te begrypen dat de ont- Ireking dier klieren zeer gevaarlyk is. Detongende gorgel by voortzetting ontftoken , en famengedrukt door de opzvveiling der Amandelen, de belemmerde doortogt van den niond en den flokdarm, zyn zvvare toevallen , waardoor lier para-d gevaar loopt den derden of vierden dag te fterven. Wanneer agt dao-en verlopen zyn , en 'er geene zvvare toevallen komen, wordenze meest volraaakt genezen. Een afkookfel van den wortel van kaasjesbladen,
daareen weinig zout in gefraolten is; aile vieruurente laten aan de dye of de aders die over den onderbuik lopen, tôt zo lang raen gevoelt dat de polszwakkeren minder vol is ; het paard 's daags veifcheiden reizente elisteren met een afweekfel van feueblad'en, gefatu* reerd met wynfteen; een dragt met elleborus aan den buik of de dye te zetten ; warm falpeter water tôt drinken en voedzcltegeven; aile uuren deagterftevoetenenhet kruis te flooven metlinnen doeken in heet watergedoopt; en zo het paard niets kan doorzvvelgen, dan te cliste. ^ $■ ren t |
||||
58 ONTSTEKING
|
||||||
ren, met een voedenden clisteer van tarvve en garftenmeel
iamengefteld ; en, zo 'er geen verligtingkomt, bloed te laten uit de aders onder de tong, en een pap te leg- gen van melk en befchuit om den hais, tusfchen den gorgel en het bovenfte gedeelte van de agterkaak, omwonden met een Jamsvel, zyn de beste middeleu om de ontfteking der amandelen te verminderen, en de roevallen, die daaruit voortkomen, tôt bedaren te bren- gefl. Indien, niet tegenftaande aile deze middelen , de ont*
fle'iing vermeerdert, en het paard in gevaar van fterven is , dan ftellen fommigen voor, eene openmg in den flrot te maken , een duim beneden den gorgel. Na al- vorens eerst de bekleedzelen, die over den ftrot zyn , VÏer duim in de lengte geopend te hebben , fcheiden zy fchuins met het incifie-mes een duim onderden gorgel , een eenigen kraakbcnigen ring van den ftrot; en fteken eene korte pyp met een wyden moud in deze opening, en binden die met een band om den hais vast ; dekkeude die met wat gaas toe , op dar 'er geen vniiighcid in den ftrot zoude komen. Velen keuren de inbrenging van een pypje, dvvars
door de bekleedzelen , tusfchen twee ringen van den ftrot beter. De operatie is ookzekerlykbeter, gcmak- feelyker , en minder onderhevig aan zware toevallen, dan de andere, mits latende de pyp in den gorgel, toc dat de ontlleking bedare. Doch zo de amandelen beginnen te zweren , zal de
waaffem van kokend vvater , de uitwerping van den etter door de neusgaten, en de rook van wierook, de zuivering en fluiting bevorderen. |
||||||
XV. HOOFD-
|
||||||
ONTSTEKING DER. OQRKLIEREN. 59
XV. HOOFDSTUK.
ONTSTEKING DE II OORKLIEREN.
|
||||||||||
w
|
||||||||||
anneer de oorldieren ontftoken zyn, houdthet
|
||||||||||
paard het hoofd laag, de ogen en deuitwendigevaten
van het hoofd zya gezwollen; het is treurig en eet niet ; het bovenfte gedeelte tusfchen de agterkaak en het oor is opgezet, en als men 'er aan komt gevoelt het pyn: naar mate de ontfteking aarnvint, ishetdiermeer. aangedaan, en blyft eenigen tyd al fluimerende liggen: de pois wordt rasfer en voiler; het hoofd zwelt onma- tig op. De zieke maakt vervolgens meer beweging , krygt ftuipea, en flerft. Men moet deze ziekte wel onderfcheiden van eene
zoort van darmkrimpihg, die fommige onkundigefme» deu daar voor nemen. In die ziekte verliest het paard terilond den etenslust, het houdt het hoofd'laag , de ooren zyn koud, de raond droog en heet; het fchynt treurig, gaat gedurig liggen en opftaan, enisonge- rust, en kan niet dan met veel moeite , en fomtyds In't geheel niet, pisfen: de oorldieren zyn niet gezwol- len noch pynlyk ; en by gevolg zyn zy de oorzaak van deze darmkrimpingen niet. De famendrukking van de dtwendige Halsader, die
dwarsch over de oorklier loopt, is de oorzaak van aile die zvv.ire toevallen , die de ontfteking van deze klier verzellen. De beginzelen van deze ontfieking zyn kneuzingen
en bezeringen der oorklieren, fterk ryden in het h^etst van
|
||||||||||
6o ONTSTEKING DER OORKLIERJÎN.
|
|||||
van den zomer, een overblyfzel van droes, een fchie-
lyke koude wanneer een paard heet gereden is, enz. De ontfteking der oorklieren gelykt in hare uitwer-
kingen, naar eene bloedryke beroerdheid : open het bekkeneel van een paard dat aan deze kwaalgeftor* ven is , en gy zult de bloedvaten der harsfenen zeer vol bevinden. Het bloed laten is het beste en kragtigfte geneesmid-
del. Trek uit de aders, die onder den buik en langs de dye lopen , in den tyd van vier en twintig uuren , vyftien of twintig pond bloed, wagtende tusfchen ieder lating drie uuren ; zet vier of vyf clisteren 's daags; de drie eerfte moeten gemaakr worden van een doorge- fneden citroen , een once feiiebladen of aloë, en vyf pond water ; de andere moeten gemaakt worden van falpeterwater , of een afkookfeî van maluvvewortel gefatureerd met zout. Zet onder aan den buik of aan de dye eene dragt van Elleborusj gerf falpeter- water of huy tôt voedzel. Leg op het gezwel hiede, gedoopt in azyn gefatureerd
met zout>, of in brandewyn en azyn te famen : indien de ontfteking zo fterk is dat ze zig niet verdryven laat, gebruik dan fchielyk de ftovingcn met melk en kruim van brood, of melk en befchuit; en leg ze 'er aile zes uuren frisch op. Wanneer de ontfteking uit bezeringof kneuzingont-
ftaat , gebruik dan de geestryke, de ontbindende, en zelfs de verdryvendc; maar als zy uit een overblyfzel van droes voortkomt, de verzagtende middelen, Indien de ontfteking fterk aanzet, zo dat men vreest
voor fterven, dan moet een kundig meester datgedeel- te van de oorklier , dat de halsader drukt, weg née» men » zonder de fpeekfelvaten te bezeren, en de hals- ader |
|||||
ONTSTKKING DER OORKLIEREN. 6l
ader te openen : de operatie is bezwaarlyk ; maar het
is beter een onzeker middel te beproeven, dan het dier verloren te laten gaan. Wanneer 'er in de oorklieren etter komt, moet men
zeer oplettend wezen : zo ras gy de minfte etterftof befpeurt, open het abcès, verbind de zweer met di- geftief, onthonden in brandewyn , tôt dat 'er goed vleesch komt: genees het dan verder met plukfel van zuivere hiede. XVI. HOOFDST U K.
V E R K 0 V T> H lî I D.
Xxetpaard is treurig en onlustig, het hoest en Ioost
uit de neusgaten een vogt dat in het begin dun en hel-
der is, en vervolgens wit en dik wordt; delongpypis meer dan natuurlyk gevoelig ; de ademhaling een wei- nig belemmerd; de kloppingen van het hart en de flag- aders zyn niet veel rasfer dan natuurlyk ; de klieren der kaak zyn niet gezwollen; de treurigheid, de on- lust, de tyd van het uitlopen, dat zelden langer dan 12 dagen duurc , geen koorts, noch gezwollen klie. ren ; deze tekenen kunnen ons altyd den hoest met lo- zing van fuot uit de neus, van de droes, de ontfte- king der longen, en byzonderlyk van de kwade droes, doen -onderfcheiden. De oor2aken zyn ,heet ryden enfchielyke bekoeling,
koud en veel drinken : hoe bez waarlyker de ademhaling, hoe
|
||||
6<X V E R. K 0 U D H K I O.
hoe gevaarlyker : fomtyds is de ontttcking van den gor-
ge! zo fterk, dat de zieke byna niets dan met veel moei- te kan doorkrygen. Zo ras de verkoudheid begint te komen , moet aan*
ftonds de waasfem van heet water aan het hoofd werk- ftcllig gemaakt worden; en, als het paardbloedrykis, :niet .tegendaande veele Paardemeesters het laten als •dodelyk in deze ziekte oordelen, in de halsader gela- ten worden. Warm water met falpeter en honing tôt drinken, zemelen geroerd in warm water en honing, zal ihet eenig voedzel zyn dat gy de eerftevierof vyf dagen aan de zieke zuk geeven : geef vervoîgens nu en dan wat frisch ftroo. Zet de zieke op een warmen en zuive- ren liai; geef's morgens en 's avonds een halfpond honing, dochzohet zomer is, laat het dier dan eenige uuren op den dag in het land lopen, Hoe veel ver- fchilt deze manier nie: van die der meeste Paardemees- ters? die, als ze de paarden niet kunnen doen zwc- ten, dczelve met verhittende middelencn wollen dek- ken, ja geestryke en fterke dranken ingeyen , over- tuigd zynde dat de wateragtige en vogtige geneesmid- delen de ziekte verzwaren , en dat de verhittende , al. leen om dar ze nàar hunne gedagten , meer met het tempérament der paarden overeen komen, de gene- zende zyn. Ook geven zy in de eerlle dagerrde Ter- pentyn , bloem van zwavel, Hepar Antimonii, wyn met honing ; geuecsmiddelen , die nauwelyks in het laatfte der verkoudheid behoorden gebruikt te worden. Wanneer de hoest begint te vermindcren, en de nic- vloeying van de neus het overgaan van de verkoud» heid aankondigt , en gy zeker weet dat 'er geen ont- fteking meer is, zo kunt gy bloem van zwavel geroerd in
|
||||
VERKOUDHEID, 65
in honing, of terpentyn met doiren van eieren , ho-
ning, en een genoegzame hoeveelheid zoethout, tôt pillen maken en die ingeven. XViL HOOFDSTUK.
D R. 0 E S.
D e Droes is eene ziekte , waaraan byzonderlyk
jorige paarden onderhevig zyn , en die zig doet ken- nen door den hoest, treurigheid, een gezwel dat het grootfte gedeelte van de holligheid van het kaakebeen bezet, en eene fterke ontlasting van fnot uit de neus- gaten veroorzaakt. Her. vogt dat uit de neusgaten loôpt, heeft niet al.
tyd dezelfde hoedanigheid ; fomtyds is het flymagrig en wit, dan geelagtig en dik , en dan weder geel en groensgtig etterig. De veelheid van deze (lof verfchilt naaf dat de zweer is , dis ze veroorzaakt : indien de dikte tusfclien 't agterfte van het kakebeen begint te zweren, is het fomtyds een weinig pyniyk, en de uit- îoping van het fnot uit de neusgaten een weinig min- der: wanneer deze droesftof in andere delen van het îichaam zig nederzet , zal het fnotteren weinig zyn, ten ware de halsklieren en andere omleggende delen aangedaan wierden. De fmeden onderfcheiden drie zoorten van droes, te
weten : de goede , de kwaadaardige, en de valfcbe droes. De goede droes is eene geheele oiitlasungvandedroes- ftofy
|
||||
64- D R O E
|
|||||
ftof, welketzigloost of uit de neus, of dooreen-z-veer
tusfchen het kakebeen , of door beirîe te gelyk; de kwaadaardige droes is die, welke de Longen en ande- re wezenlyke Jevensdelen aandoet. De valfche droes is die, daarde droesftof zig niet gehccl ontlast, maar valt op eenig ander gedeelte van 't lichaam. Deze drie zoorten van droes zyn in het wezen dezelfde, maar verfchil- len alleen door de toevallen, welke af hangen van die de- len , welke ze aandoen. Meest aile paarden worden droezig van twee rot
vier en een half jaar; zelden later, en als zy het eens gehad hebben krygen zy het byna nooit weder. Wan- neereen paardvan vyf ofzes jaren begint te fhotteren, moogt gy vermoeden, dat het eene andere ziekte is, alsverkoudheid,longziekte,kwade droesenz. doch zo gy maar naauvvkeurig let op de omrtandigheden die de droes verzeîlen,zult gy ligtelyk deze zoortvanfnotoii- derfeheiden. Zo ras een jong paard droezig wordt, is het lusteloos
en treurig; de pois flaat rasferen fterkerdannatuurlyk; in de holligheid tusfchen de kakebenen verheft zig een zweer, die veeltyds de gehele tusfchen wydte bellaat; en doorgebroken zynde ontlast zy zig; doch dit duurt nooit langer dan twee maanden, dan is de droes over ; in gevalle het langer duurt wordt het een kwaadaardige zweer. De droes, die zig overvloedigdoorde neus ontlast, is
nooit gevaarlyk,en is /chîelyk genezen : die de longen , lever en 't gedarmte aantast, is gemeenlyk dode» lyk. vVanneer de droes begint te komen, zet het paard
dan op een afgezonderden en matig warmen rtal; geef het voor voedzel en drinken, warm. water met wat falpeter : iu-
|
|||||
85
|
|||||||
D R O È
|
|||||||
indien het een bloedryk paard is, moet het in den bals
gelaten worden ; anders is hetlatenfchadelyk : bewiud het hoofd met een lamsvel, voornamelyk de agtcrkaak , en legom de vier uuren op de zweer dietus-fohen de kaak komt een frisfe pap van melk en befchuit; doe een fak waarin welriekende planten , in heet water gekookt, met een touw om het hoofd vasi, op dat dus de waasfem in de neusgaten mogé optrekken. Spuit geen vogr , dat in ftaat is om te verhitten , in de neusgaten. Indien de hardheid van de zweerder agterkaak blyft duuren, niettegenftaande de pap vira melk en befchuit, doe 'er dan gehakte zuring of zuur- deeg onder. De meeste fmeden doen niets anders, dan de zweer met reuzel , of zalf van Althéa of Bafilio zalve te wryve'n, *t geen in korten tyd etter çerwekt, waardoor de hardheid vermindert, de etter zig doetge voelen, en het abcèsvoikomen wordt: opcn dan het zelve aan den benedenkant , daar het meest uitfleekt; druk dan den etter 'er zagtjes uit en doe 'er een wiek van hiede in , daar digcfliefzalf aangeftroken is : dos dit verband aile dagen, tot,dat de hardheid van de zweer weg en gezuiverd zy. Leg 'er vervolgens qiaar fyile droge hiede op; de wonde zal zig fcbielyk fluiten, en het paard volmaakt gezond wezen. Is de droes-ftoffe gevallen op de delen van de keel,
laat dan verfcheiden malen fterk in het dik van hetbeen en de zydeh ; herhaal dikwyls den waasfem van hcet water onder de neusgaten ; zet in de borst een dragt met Elleborus : bekieed bet hoofd en den ftrot met een lamsvel; ieg de pap van melk en befchuitrondsom aan de kaak tôt aan den ftrot; gcef warm falpcterwater te drinken; indien het abcès van zelfs doorbreekt, giet dan in de neusgaten gehonigd garstwater. Eindelyk., K ver-
|
|||||||
66 t> n. o■ e s«
|
|||||
vervvagt in aile de omftandigheden van de droes meef
hulp van de namur dan van de kunst. Gebruik der- halven geen frerke middelen , die in ftaat zouden kun« ncn zyn de werkingen van de natuar te verhinde» ren« Wanneer men vreest dat de droes-ftoffe zig niet ge«
noeg dpor de neusgaten omlast hecft, eu dat 'er sog meer verborgen is , lehroom dan niet onder in de borst een dragt met Ellebomsvvortel te zetten, die'er vyftien dagen of drie weeken in moet blyven. Een dragt is altyd te verkiezen boven de purgeer-zweet-en pisverwekkende middelen , die in deze ziektenietgoed zyn. Als een paard in 't voorjaar droezig wordt, moet
het ten eerften in het Jand gejaagd worden; daar is geen geneesmiddel dat zo goed is, als het jonge gras ; en zo het dan begint te lnotteren, heb ik my dikwyls zeer wel bevonden, met een weinig azyn en peper in de neusgaten te gieten, en het verder niets in te ge- ven. XVIII. HOOFDSTUK.
UITLOP1NG VAN VLOEIEARE EN BESMiiT-
Tii STOFFE UIT DE NEUSGATEN VAN
HET VAA-R.D : KWADE DROES DER
P A A R D il N.
*t J.S eene uitloping van een ftinkend en befmettend
vogt uit'de neusgaten, met opzvvelling vaneenof tvvee kaakklieren, zonder koorts en verlies van etens- Kist»
Als-
|
|||||
K W A D E D R G E S. 6/
Als het paard eerst van de kwade droes wordt
àangetast , loopt 'er uit een der neusgaten , zelden lait beide , een helder en fnotagtig vogt. Aan die zyde , daar de intloping gefchiedt , is de klier, die tusfchen de kaak zit, hard , opgezet , ea niet zeer gevoelig : wanneer de beide neusgaten lo- peii, zwellen de twee klieren aan deu binnenkant der kaak op ; vervolgens verandert de ftoffe , die uit de neusgaten loopt, van koleur, en wordt geelagtig vvit, de hardheid en de grootte der klieren nemen toe, de kwaad-droezige ftof wordt groen, zinkt in het watrr naar den grond, en de flymerigheid vermeerdert ; le- tlert het begin der ziekte tôt dezen trap van aanwin* ning hoest het paard niet, eet en drinkt wel» enisvro» lyk. Wanneer de etteragtige vogten -, die uit de neusga-
ten lopen , beginnen te bederven , wordt het paard treurig en wii niet eten , 'r gaac Iangzaaiti , draagt het liooftlaag, en heeft een droevig gezigt : als men ziet dat het birinenfte der neusgaten min of meer begint te zweren, dan komt 'er welhaast eene etteragtige fcher- pe, bruingeele, en fomtyds blocdige ftoffe uit de beidé neusgaten ; de voeten worden dik en zwellen op, 't hair zit los als men 'er een weinig aan trekt, :de ma gerheid enzwakheid nemen toe, en het dier flcrft. De loop dezer ziekte heeft geene vaste bepaling; een
kwaad-droezig paard, kan een, twee en zelfs drie ja- ren leven ; fomtyds fteift het biunen zes maanden, ert. zelfs eeider, naar de kvvaadaardigheid der droes-ftoffe, de jaren, 't geftel, den landaart, den arbeid dien het doet, en het voedzel. Zet een gezond met een kwaad-droezig paard opéêit
fiai, het zal fchielyker aabgedaan worden van de kvva* |
||||
63 K W A D E D R 0 E S.
|
|||||
de droes, die lang geduurd heeft, d.nn van een paard
dat eerst binnen korten deze ziekte heeft gekregen. Aan den anderen kant heeft de fmetfloffe vcrfcheiden graden van befmetting, die altyd niet van den tyd der ziekte af hangen. Jonge paarden zyn vatbaarder voor de kwade droes dan onde , om dat die delen, vvelkede kwade droes aan doet, by de eerstgenoemde vcel gc- voeliger en tederder zyn. In den zomer is dcze ziekte befmettelykst; en dit îs
de reden waarom zy in betere landen, en in flallen daar veel paarden zyn, fchielyker voortgaat en aanvvint, dan in het land, en daar wcinig paarden op (lai flaan. Paarden, die mager zyn , en veel arbeiden , zyn de-
ze befmetting minder dan vette en fliiflaaiide paarden onderhevig: het ovcrvlocdig fterk voedzel begunfïigt deze befmetting 5 doch daar is gcen land , jaargeryde , voedzcl, arbeid , jaren, noch gefleldlieid die eenwel- varend paard, wanneer het eenigen tyd byeen kwaad droezig paard: ûp dcnzeifden fiai flaat, kan bevcïligen. Indien deze fmetftoffe wordt overgebragt , be-
fmet zy het gezonde paard door dadelyke mede- deeling ? Aile fmeden of Paardemeesters zyn over dit ondervverp niet van dezeffde gedagten ; fom- migen denken dat een gezond paard de kwade droes kan krygen zonder op eenigerhande manier by een kwaad-droezig paard geweest te hebben; anderen fîellenhettegendeel. De eerflen gronden zig op hun eigen ondervinding : zy hebben veulens opgevoed in zulke flallen en weiden, daar zy by geen bcfinette paarden konden komen, en egter zyn zy kwaad droe- zig geworden. Maar kan een fmid of ftalknegr, die by een kwaad-droezigpaard omging, de befmetting niet aangebragt hebben? De onvoorzigtigheid diefommige fme-
|
|||||
K W A D E D R O E S. 69
fmeden hetiben, wanneer ze byzulke befmette paarden
omgaan, dat ze zig niet wasfchen, noch van klederen ver- aaderen en bewieroken , moest ons het laatfte doen aannemen. Een meusch , een hond, en andere die- ren , die een kwaad- droezig paard hebben aangeraakt, fcnnnen her overbrengen ; de lugt zelfs, is hier toe op eene zekere tusfchenwydte in ftaat: met? zoudehier vêle zeldzame voorbeelden van kunnen bybrengen. Is het de kwyl, zyn het de opflorpende vaten van de be- kleedzelen der Longpypjes , of het fnotvlies , die de fmetftof in den omloop van het bloed overbrengen, om ze vervolgens op het fnotvlies en de Longpypjes in bewaring te leggen.? Volgens een oneindig getalproe- ven heeft men reden om te geloven dat de fmetftof zig mededeeJt, 't zy door onmiddelykc aanraking van het fnotvlies en de Longpypjes ; 't zy door drinken , eten, of door middcl van de lugt vervuld metfmetftof- felyke deeltjes: deel de fmetftoffe mede door eene ge» rnaakte wonde, 't gezonde paard zal'er niet van aan- gedaan worden: 't is niet te verwonderen dat een paard door het eten van hooy metfrnetftofFebefmet, de kwa- de droes krygt , om dat de keel en de neus zulk eene naauwe gemeenfchap hebben. Maar geef geen befmet voedzel, en beftryk de neusgatcn van een gezond paard met olie van terpentyn, zo zal het paard niet kwaad droezig worden, fchoon het met een allerzwaarst kwaad-droezig paard op een liai ftaat. Dit heb ik aan twee paarden onder^onden. Daar is nog eene grote zwarigheid te ontwinden ,
namelyk om te wèten waar de kwaad-droezige ftoffe hare zitplaats hceft. De een oordeelt, in het fnot- vlies; de ander , in de longen : fommigen, in het fnotvlies en de longen : allen grondeu ze hun gevoelen E 3 op |
||||
JO K W A D E D R O E S.
|
|||||
op het openen van kwaad-droezige paarden. De eer-
ften onderfîellen, dat zo men de paarden in het begin der ziekte hadde geopend , men klaar zoude gezien hebben, dat het fnotvlies alleen van de fmetftoife was aangedaan , en dat de ontfteking der longen' een ge- volg was van de zvvering- van 't fnotvlies. De twee» den verwyten aan de eerften dat ze op de gefteldheid der Longpypjes, en de hoedanigheid van het fnot dat 'er in is, wanneer de paarden eerstkwaad-droezigwor- den, niet wel gelet hebben ; en verzekeren dat men fomtyds de longen verzworen, ofde Longpypjes be- zet met een witagtig vogt ziet, terwyl de inwendige oppervlakte der hoekhollen van de neus een weinig oinftoken en zonder zwering is. De laatiîen, of der- den , verzekeren eindelyfc , dat zy nooit een kvvaad* droezig paard, hoe ligt of zwaar die droezig waren , hebben geopend, of het fnotvlies en de longen waren min of meer beide aangeftoken : hier uit hebben zyeen befluit opgemaakt , dat de fmctiToife der kwade droes zo wel het Ihotvlies als de longen aandoet. ]k ben van dezelfde gedageen als de laatftcn, dewyldeope- ning van kwaad droezige paarden my hettegendeel niet getoond heeft. Die genen , welke de zirplaats der kwade droes in
het fnotvlies gefteld hebben, zien deze ziekte aan als cen plaatfelyk ongemak, of veeleer als een byzondere zvveer, die, zo men 'er met zuiverende middelen kan by komen, gemakkeiyk is te genezen. Devvyl de in- fpuitingen door de neusgaten niet by dehoekhollen van de neus kunnen komen, hebben zy zigverbeelddat het îiepanertn van die delen van het hoofd, die gemeenfchap hebben met den Sinus, of boezem van de neus, best soude wezen; mits dat de opeuing, door de boor ge« |
|||||
K W A "D E D R O E S. ?I
|
|||||
rnaakt, zo groot was dat de pypvaneen fpuit'erdoor.
kon om het vogt'er in te fpuitcn: doch eer datze be- ginnen te trepaneren , laten zy de kwaad • droezige paarden , clisteren die met verkoelende clisteren , geven niet anders dan warme zemelen in een fait, die met een tou om het hoofd is gebonden, te eten , en ont- houdenhethooy.Wanneerhet fnotvlies reeds aan't zwe- renis, trepaneren zy aan dien kant ,daarhet paard fnot- tert,en fpuiten in deze gemaakteopeningeen afkookfel van gentiaanvvortel, en detoppen van kleine centaurie. Wanneerhetfnotvankoieurverandert, enwit, dik ,en van eene goede hoedanigheid vvordt, fpuiten zy 'er gar- ftenwater met honing , en eindelyk, om het opdrogen en de genezing te bepalen, het twede kalkwater in. Niettegenftaande aile deze middelen maken ze een
groot gebruik van ,het roken met welriekende fpecefy- en: zy hebben om dit te doen een bus doen toeftel- len, in welke welriekende kmiden brandeu ; en door middel van een pyp, die uit de bus komt, leidèn zy den rook in de neusgaten : de rook , op deze manier by een gebragt , dringt gemn.kkelyk in de neusgaten van de zieke. Zy vcrzekeren ons dat ze op deze ma- nier veel paarden genezen hebben ; maar de ondervin- ding heeft aan onze verwagting niet voldaan, Naauvve- lyks hebben wy de toevallender kwadedroes voor eeni- gen tyd wat geftild, 't welk wy aan de berokingen van welriekende kruiden hebben toegefehieven : wanc zo ras men hiermede heefc opgehouden, wierden de toe- vallen veel zwaardèr. Die genen, welke itellen dat de kvvade droes in de
longea zit, hebben aile middelen, die bekwaam waren. om de zweren aan dezelve tezuiveren, aangewend: de balfem van tcrpentyn en van Peru ingegeven , hebben U 4 voor
|
|||||
72 KWADE DROES.
voor eenigen tyd den voortgang der kwade droes ver-
traagd; kalkwater met honing gemengd heeft bykans dezelfde uitwerkinggehad. Nog zyn 'er onder dezePaar- demeesters die voorgeven dat zede kwade droes, wan« neer die in het begin was , met enkel boningwater ge- rezen bebben: de ondervinding heeft dit niet beves- tigd , fclioon men by het ingeven van honingwater , het infpuiten van tvvede kalkwater met honing , nog gevoegd heeft. Wat die fmeden belangt, die oordeelen dat deze
ziekte in het fnotvlies en de Jongen zit, dezen hebben zo wcl uitwendige als inwendige middelen gebruikt. Sommigen hebben aan een paard 's daags een once Eihiops Antimoniaalgegeven ; ook fchryven ze voor, aile dagen een hand vol maagdcpalm , fyn gehakt, inzeme- ]cn gemengd, en doen de zieke aile agt dagen purge ren. Indien ze ta eenige weken geen heterfchap vinden ,
maken ze drie gaten mer de trepaan , op dat ze dus te beter het afirekfel van gentiaan-wortel of gcho- nigd kalkwater in de neusgaten zouden kunnen fpui- ten. Ook dragen zy zorg dat de opgezettc kaakkh'er 'er
iiitgcnomen worde. Ik ken fmeden, die, hoenaauw- keurig 7.y dit ook gedaan hebben, hier geen baat by hebben gevonden : veele kwakzalrers gebruiken de mercuriale preparaten , en boven al de cinaber, ofde panacea mcrcurialis, gemengd met dubbelgevvigr zwa- vel en genoegzamen honing; maar deuitflagheeftnooit aan hunne beloften voldaan, zo dat men zig ook niet belioefc te laten vooritaan , in den Mercurius en de Antimonie een onfeilbaargeneesiniddel voor de kwade 4roes te vifldeH, Va*
|
||||
K W A D E DROES. 73
|
|||||
Van aile de middelen die men konu aan te wyzen is
'er geen een, dat onfeiîbaar de kwade droes geneest : men kan door een van deze middelen wel een of twee paarden genezen hebben, doch de uitflag is onzeker i daarenboven kost het veel geld en vereischtlangentyd. Een kwaad-droezig paard, uitgenomen dat het'er in den hoogften graad van aangetast zy, met weinigkos» ten zeker le genezen; zie daar het voordeel 't geen ons een onfeiîbaar midde'moetaanbrengen: de waasfem van Orpiment komt my voor het eenigfte geneesmiddel te zyn, dat een kwaad-droezig paard veel kan helpen : ik durf u dit middel wel aanraden. Doe het in een klein fornuis, met een of twee pypen, en maak dat de pyp m het neusgat komt daar de droes uitloopt ; doch gy moet voorzigtig met den waasfem van de Orpiment wezen : lihoon die nuttig is voor het paard, is die fchadelyk voor den mensch. Spuit kalkwater met honing in de neusgaten, op dat gy daar door de zuivering der ZWQ"
ringe van het fnotvlies moogt bevorderen; geef pillen van veel zwavel en terpentyn ; clisteer het paard met terpentyn en zwavel ■> ontbonden in doiren van eye- ren ; wryf het onderfte van de neus met een zalf, ge- maakt van roet uit den Ichoorfteen en Aloë, op dat het het fnot dat uit de neus loopt niet oplikke. Als ik ailes wel overweeg , dunktmy, vvaar' het
noodzakelyk dat aile natien onderling overeenkwamen om op een en denzelfden tyd aile kwaad-droezigepaar- den, of die men vermoedt zo te wezen, te doden ; 't was genoeg als ze maar aangeftoken klieren hadden , en de uitloping van de neus weinig en flymagtigwas, om ze dood re flaan, en niet toe te laten dat ze gevild of geopend wierden ; maar ze aanftonds te begraven. Dit ontwerp zal bezwaarlyk ter uitvoer gebragt kunnen £ 5 wor. |
|||||
74 KWADEDROES.
worden , om dat de eigenaars der paarden altyd nog
zullen hopen die te genezen. Daar is maar een m'ddel over, om paarden , die gedreigd worden met de kwa- de droes jtebewaren: wryf deneusgaten des morgens en 's avonds met terpentyn-olie 5 berook den ftal met zwavel en wierook ;j geef 's daags aan het paard twee of drie oneen bloem van zwavel , gemengd in zemelen. Op deze eenvoudige en wemig kostende wyze heb ik.twee paarden, die met een zwaar kwaad- droezig paard op een lagen en morllgen ftalftonden, behouden. Op welke plaatfen gy 11 00k moogt bevin- den , daar gy vermoedt dat kwaad-droezige paarden zyn, kunt gy altyd deze middelen in het werk ftei- len. XIX. HOOFDSTU K.
ONILAST1NG VAN E F. N E E T T E II A C f 1 O E
STOF DOOR DE NEUSGATEN, KOM'eWDE
OIT, DE LONG EN, LONCZUKTE, TE-
RING.
jTier paard is treurig , kwynend , 't heeft wemig
etenslust , het kucht en loost door de neusgaten eene etteragtige itoffe, die door't fterk hoesten telkensmeer wordt uitgeworpen ; 't hair is bleek, en wanneer men *er aan trekt valt het ligt uit; getneenlyk is het fnotdat uit de neus komt itinkende, en het paard wordt dage- îyks magerder en zwakker. Eene ontfteking der longea is vceltyds het eerire
beginzel van de teiing ; fomtyds wordt ze veroorzaakt ('opr eene etteragtige itoffe } haren oorfprong hebben- de
|
||||
ONTLASTÏNG VAN EENÏi ETTERAGTIGE STOP enz. 75
de van de vaarnen of den uitwendigen worm , de
kwade droesftof, of van een verborgendroes. Dewyl deze ziekte geen hoop Van genezing heeft, dunktmy, is het onnodig daaromtrent eenige gcneesmiddelen aan de hand te geven, die maar onnutte onkosten zouden malien, De allerbeste afvegende middelen , alsde ho« ning « de melk, de balfems enz. zyn wel in ftaat om voor een korten tyd de toevallen wat te verzagten,, maar nooitom tehelpenj'tisderhalvenbestdat men niet ônderneme de lon'gziekte te genezen , vvant het zoude maar tyd en geld verfpild wczen. XX. HOOFDSTU K.
HOESTEN, Z ONDE II O N TE ASTI N G VAN
S N 0 T : DROGE HOEST. TJ
J71 et paard hoest, zonder eenig fnot uit de nettsga-
ten te lozen; in het bcgin is het treurfg, en houdtliet
hoofd laag ; het eet w'einjg, en is niet zecr afgemat' wanneer het boestenophoudt; daar komt uit de neus- gatcn gecn witte fnot : deze hoest is kwader en langdu- riger dan de vogtige, en vei andert veeltyds m dampig- iieid. Wanneer een paard fomtyds eens hoest, behoeft men niet ongerust te vvezen : maar aïs het fterk en veel hoest, mag men met reden voor cenc ontfteking ia de borst bevreesd zyn. De oorzaken zyn gemeenlyk, fchielyk koude vatten ,
lang en hard tegen wïhd ryden , veel koud water drin- ken , a!s ook cenc kvvade hocdanigheid der vogten, welkedewandender longpypjes, den (trot, en gorgel, bevogtigcn, De
|
||||
76 BROGE HOEST.
De middelen ter genezinge zyn , warm water met
honing, aftrekfel van zoethoutmethoning, eenweinig bloera van zwavel met veel honing ; en, zo het een bloedryk paard is, moet het gelaten worden, en ftroo tôt voedzel hebben ; den-waasfem van heet water in de neusgaten op telaten trekken een half uurlang, en aile dagen driemaal, is zeer nuttig. Indien de hoest niet fterk is , mogen 'er wel wat fpeceryen in het water ge- daan worden , en zo de zieke geen belemmerde adem- haling heeft, zyn de pillen van bloem van zwavel, ge- mengd met honing, 00k van veel dienst. Indien de hoest fterk, en men bedugt is voor eene
ontfteking in" de borst, dan moet het paard in de agten veertig uuren driemaal gelaten worden in de halsadcr ; meer om deontllekingderlongenvoortekomen, danoni den hoest te verminderen; ookzyndewarmewaasfems en de verzagtende clisteren dan zeer goed. Men moet wel in agt nemen , de ziekten, die met
hoest verzeld zyn, met denoorfprongklyken hoestniet te verwarren; dus zoude men een der toevallen voor de ziekte zelye nemen: de paardemeesters en fmeden be- driegen zig hier in zeer dikwyls, en nemen de ontfte- king der borst voor een fterken hoest ; gevolglyk ver* waarloaen zy het laten , en het dier fterft. XXI. HOOFDSTUK.
HlZWAARlïKB AOEMHALXNG ZONPER
KOORTS: DAMl'ICHEID. D e dampigheid is eene bezwaarlykeademhalingzon-
derkoorts, metfterke, onwillige,en beurteljngfche fa^ men"
|
||||
BEZWAARLYKE
|
ADEMHALINC»
|
||||||||
7?
|
|||||||||
mentrekking van de in-en uitademendefpieren: de flan»
ken zyn gemeenlyk gefpannen , en flaan met min of meer kragt en rasheid; en wanneer het paard moet lo- pen, kan men het horen zwoegen : den eenen tyd is de ademhaling belemmerder dan den anderen. Een paard is aan dit ongemak veel blootgefteld , door
hard, onmaiig, en langdurig ryden, en fomtyds door ftoffig hooy en lewaad voedzel, 't geen ze op den ftal krygen ; zo dat het niet te verwonderen is, dat 'er zo veel dampige paarden zyn. Indien gy de longen van paarden, die hier aan geftorven zyn, by hetopenen be- ziet, zyn fommige vastgehegt aan het ribbevlies; ande- re zyn van eene geelagtige koîeur ; in anderen wederom zyn de uiteinden der Longpypen vervuld meteenhel- der flymagtig vogt, of met kleine doorfchynende wa- lerblaasjes, die fomtyds zo digt by elkander zitten , dat ze een grcot gedeelte van eene der kwabben van de lon- gen bezetten. By het grootfte gedeeke ziet men de bloedvaren der longen door veel blocdvervvyderdjvelen hebben kleine gezwellen van een wit klevend vogt in de longen; en als men de Longpypjes uitdrukt, komt 'er een gcelagrig vogt te vooilclryn ; fomtyds bevindt mçn het celagtig weefzel, 't vvelk de kwabben der lon- gen verenigt, vervvydcrd door een veerkragtige lugt, die op de minfte opening van een celletje verdwynt: fommige dode lichamen hebben veel veerkragtige lugt tusfchen het ribbevlies en de longen. Eindelyk merkt men aan dat de meeste kmgen veel te groot zyn, ten opzigte van de holligheden daar ze in befloten zyn. indien aile verfchillende gclleldheden der longen hare
byzoudere tekens hadden, zoude men zo veelzoorten van dampigheid fîellen; maardewyl dat onmogelykis, geloof ik, dat men zig moet houdeu aaa die zoorien die
|
|||||||||
J$ DliZWAARLYKE A D E .M Iî A Li .\ G
die men reeds heeft waargenomen, en daar toegenees"-
middelen zoeken. Denk niet dat 'er een onîèilbaar middel voor de dampigheid in het aîgemeen kan zyn; want dus doende zoude men in de algemene dwaling der Paardemeesters vervallen , die denken, wanneer zy van een geneesmiddel, in een of twee zoorten van dampigheid, goede uitwerking gehad hebben, dat het een onfeilbaar middel is om zelfs de allerverouderd- fie dampigheid te genezen. De Ouden maakten in de ziekten der longen , en vooral in de dampig- heid, een groten ophef van zwavel gemengd met nietaal- agtigezelflfandigheden ,of onzydigezouteil. De zwavel verwekt wel de uitwerping van vloeibare en flymagtige vogten der longpypen, maar ontbindt niet de gezwel- len die de zelfsfhndigheid der Longenaantasten, neemt de aangroeying aan het ribbevlies niet weg, en lost de lugt niet die in het Celagtig weefzel befloten is enz. misfehien hebben de meesters van de voorgaandeeeuw het ftaal 'er by gedaan, om de kragt te vermeerderen. 't Is zeker dat uk dit aiengzd een iterker Compofitie volgt ; maar egter is het niet in ftaat om uit den grond veel zoorten van dampigheid te genezen. Heden is de honing hy vcelfmedcningroteagung ; indien dit middel niet geneest, zeggen zy, het verzagt en belet de ziekte ten ininften omaante winnen ; hetvoedthetpaard,enmaakt hetvet, wanneer het niet fterk gereden wordt. De dragten van paardehairen vlas , of met den wortel van Elleborus, in de borst geftoken, entweeofdriemaan- den 'er ingehouden , verminderen fomtyds de toeval- len van dampigheid, enkunnen, wanneer men op den zclfden tyd den waasfem van vvelriekende kruiden, of heet vvater, naar den aart der dampigheid,'erbywerk- fteilig maakt, de gehele genezing begunftigen : de wel- rie-
|
||||
ZONDERKOORTS. f$
riekende waasfems werken onmiddellyk opbetaangeda-
ne deel , verfterken de Longen, bevorderen den loop van het bloed in de vaten der Longen, en maaken den omloop vryer : indien 'er te veel bloed -, fpanning, hit- te , of droogheid in de longen is, ftrekken zy om de dampigheid te vermeerderen ; integendeel als 'er veel fhot in de Longpypen , het paard niet verhit is, indien het jong, en de dampigheid eerst is gekomen, kunnen die helpen , en zelfs genezen ,• de waasfems van heet water zyn zeldeji aan de droge dampigheid fchadelyk, zy helpen de welriekende en minérale middelent Het zyn de verfchillende zoorten van minérale,
groeibaare, of dierlyke waasfems, waaraan dePaarde- meesîers zig moeften houden , omdaaruitgeneesmidde- len te vinden, die in Ibrat waren de dampigheid îe gene- zen , of ten minften te verzagten; het roltekruid en dezwavel, gemengd mer wierook of barnfteen, breir geil dagelyks aan dampige paarden verligting Joe: de waasfem van wyn , gefatureerd met welriekende deeltjes van Ilosmaryn, verzagt fomtyds de lievige vlagen van deze kwaal. Ailes vvel overwogen zynde, is 'er dan ook een betcr en zekerder middel om de zelfft-andig- heid der geneesmiddelen aan de aangedane delen te brengen ? De geneesmiddelen tôt waasfem in de neusgaten ge-
bragt zynde, neemt de inademing der lugt dezelveme- de, en doet ze doordringen tôt aan de verfte delen der lonapypeii : de kwylmiddelen doen geen mit, dan in dat zoort van dampigheid , daar overvloed van vogt is, als die uit itiiltaan en overvloedig voedzel voort- komt; zy werken als een fontanel, en bevorderen een ware afleiding. Ik denk dat brede trekpleisters , op beide zyden der borst gelegd, goede uitwerkingen zoudeiî doen «
|
||||
gO BEZWAARLYKE ADEMHALING
doen, 't zy om de overvloedige vogten van de longen
afieleiden, \ zy dat ze onmiddelyk door liunne aller- fynfte deelen op de longen werkten. Kalkwater, met honing vermengd tôt drinken, is fomtyds van goede uitvverking geweest ; maar gemeenlyk doet het niet veel mit. Zo is het ook met de balfems , met honing, of den wortel van zoethout, tôt pillen gemaaki ; zy kunnen de toevallen van fommige zoorten van dam- pigheid voor eenigen tyd verzagten. De Paardemeesters houden zig gemeenlyk nier, by
een middel. Zy beginnen veeltyds met algemene ge* neesmiddelen, als i. Het laten. ». 't Purgeren. 3. De welriekendegeestige of zweet uitdryvende dranken. 4. Weinig voedzel op eene keer, en dikwyls. 5. Zo wei- nig drrnken alsmogelyk is. 6. 't Paard matig tegebrui- ken. Het dampig paard, dat bloedryk is, inoet zeer fterkzyn, als men overgaat tôt laten; want her. laten maakt de ademhalingbezwaarlyker, envcrhihdertdeuit- \vcrking der gcneesmiddelen. De purgatien flillen het ongemak twee of drie dagen ; maar naderhand is het flimmer, de ademhalingbezwaarlyker, en de fpierkrag-- ten minder. De fiymagtige clisteren , die een wei- nig purgeren , zyn beter; zy bevorderen gemeenlyk eene afleiding der vogten, die naar de borst trekken ; daar doormaken zy de ademhaling gemakkelyker, en ver- zwakken niet ; de welriekende en geestige middelen ver- hitten het paard te veel, om den Ioop van het bloed door de vaten der longen gemakkelyker te maken ; zy werken niet goed op de longen : want dewylze het hart fterker en fchielyker doen coefluiten , makenze de ademhaling bezwaarlyker. De droge wryvingen der fchouders, der borst en der
voorfte deelen, hcipen veeJ,om de toevallen van een bc- gou-
|
||||
8l
|
|||||||
ZONDER KOORTS.
|
|||||||
gonnen dampigheid te matigen, en de werking van de
geneesmiddelen te bevorderen : zy zyn veel nuttiger dan de Hepar Antimon., die fomtyds door den groten naam de fmeden verblindt. Nooit is een dampig paard hier door gcholpen of genezen. Als een paardemeester de dampigheid vôorneemt te
genezen, moet hy noodzakelyk Ietten op het voedzel, lietgene denzieken moet gegeven worden. Geefgeen haver noeb zemelen ,maar frisch ftroo op geregelde tyden ; het piard moet ook niet zo vcel eeten als het lust. Sommi* ge Paardemeesters zyn van gedagten dat, als men een paard altyd in het laudlaatlopen , uhgenomen wanneer het arbeidt, hetzelve vêle jarendienst kandoen: maar wanneer 't in het midden van den zomer op den ftal wordt gezet en met hooy gevoed , dat het dan veel er- ger wordt .- nog hebben zy aangemerkt, wanneer men paarden, die fterk en landurig hoestten, in het landjoeg , dat zy 'er dampig wierden. Ik ben overtuigd dat het land aan dampige paarden geen nadeelkantoebrengen; indien men flegts zorge dra'agt dat zy niet te veeleten , en 's morgens en 's avonds berookt worden. De Paardemeesters geven aan dampige paarden
weinig drinken ; zy gronden zig op eene aanmerking van Soleyfel, die zcgt, dat een dampig paard in een fchuur by het hooy wierd gczet, den -tyd van zes we- ken, zonder drinken , en volmaakt genezen wierd. Veel drinken kan wel de ademhaling bezwaarlyker ma- ken, maar matig drinken maakt die gemakkelyker : ook kunt gy in het drinken honing, gemengd met bloemvau zvvavel , of zout met honing , of een afweekzel van den wortel van zoethout doen. Schoon meu naauw- keurig op het voedzel moet Ietten , moet men geen minder agt nemen op de beweging ; doe het paard F 's uior-
|
|||||||
82 BEZWAARLYKE ADEMHALING E I* Z.
's morgens en 's avonds een uur vertreden , en laat
het niet fterk trekken. XXLI. HOOFDSTUK.
I. ZOORT. DAMPIGHEID OIT DE KA-
TUUR. n krygt, agt of tien uiaanden na de geboor*
te, een belemmerde ademhaling. Dit gebrek neemt allengskens toe , en als het twee of drie jaar oud is , wordt het dampig. Het is gemeenlyk eng van borst , naauw van voo»
ren, plat van ribben , het borsr-beenis plat; de Ion* gen zyn in 't gemeen niet aangedaan, maar zy kunnen zig niet genoeg uitzetten door de engte der borst, by- gevo'g verzamelt het bloed zich in de vaten derlongen, en dringt deNatuurtothetfchie}yIdn-enukademen,orn den loop van het bloed voorttezetten. Dtzt dampigheid is ongeneeslyk. Een middelmatig
en geregeld voedzel , een matige beweging, een dro. ge en zindelyke ftal, zyn de eenige middelen om een dampig paard voor eenigen tyd nog v\rat te gebrui- ken. |
|||||
XXIII. HOOFD-
|
|||||
D10GE DAMPIOHEID, 83
XXiH. HOOFDSTUK.
II. ZOORÏ. DitOGlï DAMPI5HS10.
De zyden zyn gefpannen , en flaan ras ; hec
paard loost geen vogt uit de neusgaten ; zelden hoest het ; 't wordt in korten tyd mager, en zwoegt zo fterk dat men 't kan horen wanneer het een weinig gelopen heeft, en by elke inademing trekt het de neus- gaten zéer vvyd op ; en de fpier-kragten verminderen dagelyks. Hard en lang ryden, flegt hooy, een byzondîrege-
fteldheid, zyn gemeenlyk de oorzaken van deze ziek- te. Bewaasfem het paard drie-of viermaa! 's daags , met
den waasfem van heet water, geef het honingwater te drinken \ voed het met ftroo , of etgroen , gemengd met een groot gedeelte ftroo; en doe het fomtyds vertreden. Neem een once bloem van zwavel, drie oncen honing ; maak dit tôt een pil, en geef het's morgens en 's avonds een in. Dit moet gyeenoftvvee maanden doen: indien gy hier door geen hulp krygt, is het onnodig eenig ander geneesmiddel in het werk te ftellen, want de zieke is ongeneeslyk. |
|||||||
F 2
|
XXIV.HOQFD-
|
||||||
t'4 V O G T I G E D A M P I G H E I D.
XXIV. HOOFDSTUK.
III. ZOOM. VOCTIOE DAMPIGHE1D.
H et paard heefteenbelemmerdeademhaling, verzeld
van eene rateling in dekeel; uitde neusgaten komt een lielder vogr, dan eens vloeibaar, dan flymagtig; foin- tyds by fïukken; nu en dan hoest het; de korte rib- ben zetten zig fterk uit, enfchynen op denzelfden tyd te zakken , de flanken zyn gefpannen; en , wanneer men wat hard rydt, flaan zy fterk. Overvloedig voedzel, lang ftil flaan op een morfigen
en vogtigen (lai; drinken van grondig en flegt water , befchouwt men gemeenlyk als de cerfte beginzelen van deze dampigheid. Zet hetzieke paard in een frisfen (lai, berook dien dik-
wyis met wierook, geef tarwen ftroo tôt voedzel : fteek een fpntanel van deu wortel van Elleborusin debôrst, en laat die 'er twee of diïe maanden^in zitten. Indien de rook van wierook geen nut gedaan heeft, meng dan twee oncen benjoin met een once orpiment; en neem aile dagen eenige vingergreepen van dit mengzel , doe dat op een kool, en berook dus het paard de neusgaten. Geef's morgens en 'savondsecn pil, gemaakt van tvvee oncen zwavel, een half once vylzcl van ftaal, te famen gefmolten, gewreven , en gemengd met een genoegzame hoeveellieid hotting. Wanneer door de fontanel niet veel vogt uitloopt, en het paard nog als voorheen blyft fnotteren , lcg dan t>p elke zyde van de borst brede trekpleisters, die gy al-
|
||||
V 0 G T I G E D A M P I G H E I D. 85
aile vierentwintig uuren moet vernieuwen , tôt dat
'er een goed ettergezwel komt, 't geen gy een maand met Egyptiacum, aangezetmetfpaanfchevliegen,moec openhouden. Geef het kalkwater, zoet gemaakt met honing, tedrinken; ftelhet paard niet te veelbloot aan bitte en koude ; laat het niei draven or galoppeien , maar'twee of drie uuren op een dag (hpvoetsgaan, en niet veel trekken of dragen. De grotekoude, lange rei- aen, hard lopen , veel koud water drinken en groen hooy , zynaltydfchadelyk voorpaarden , die een vogtigcdam- pigheid hebben : wanneer die verouderd is , behoeft men de gcnezing niet te ondernemen. $4Hte*4N»***M4tMjMHMH|HHHiHft
XXV. HOOFDSTUK.
IV. ZOOU T. DAM PIGHEID, VEROOIUAAKT
D 0 0 R ij E N E B O II S T ZIE K TE, -L/e ademhaling is rnfa of meer belemmerd naar dat
de borst-ziekte hevigis. De dampigheid, doorhoest veroorzaakt, is gemeenlyk vankeel rateling ,j ofzwoe- ging, en 't flaan der zyden verzeld, en fomtyds niet zonder fnotteren en ontlasting uit de neusgaten: de ontfteking der longen laat altyd, na de genezing, eene min of meer belemmerde ademhaling o ver, die dikwyls veroorzaakt wordt door aangroeying van de lougeii aan het ribbevlies. Deze belemmerde ademhaling is verzeld met fnotteren : wanneer 'er zwering der lon- gen mede vermengd is, dan is 'er geen hoop van genezing. Wanneer de hoest niet ophoudtdoordevoorgefchre-.
F 3 ven |
||||
86 DAMPIGHEID VEROORZAAKT. ENZ.
ven geneesmiddelen, moet men ailes in het werk ftel-
len cm de dampigheid voor te komen. De waterwaas- fems , 's daags drie of vier maal twee pond honing- water te drinken , zwavel met een genoegzame hoe- veelheid honing gemengd tôt pillen , tweemaal op een dag de borst en de voorfte delen met ftroo te wryven, ftroo tôt voedzel , een fontanel in de borst, en een matige beweeging ; zyn de beste geneesmiddelen, om een paard , dat lang gehoest heeft , voor dampigheid te bevryden. De dampig- heid , die uit andeie ziekten der borst , als ontfte- king der Longen enz. ontftaat, is volftrekt ongenees- lyk. XXVI. HOOFDSTUK.
V. ZÛORT. DAMPIGHEID DIE UIT VET-
HEID OF Z WAAU.LYV1GHE1D ONT- STAAT. r JTlet paard is vet en zwaarlyvig; op den minften
arbeid en hard ryden, is de ademhaling belemmerd, de zyden flaan, 't zweet en zwoegt fterk. Altyd haver en hooy op ftal te eten , en veel ftil
ftaan , zyn de oorzaken van dit zoort van dampigheid. Wanneer deze dampigheid fterk toeneemt, wordt het paard mager, tecrt uit, en fterft, als of het door de tering ware aangedaan. Zo ras gy ziet dat een paard fterk groeit , fchoon
het niet meer dan andere paarden, die op denzelfden ftal ftaan, gevoed wordt, moet gy het hooy en haver ver*
|
||||
DAMPIGHEID DIE UIT VETHEID ENZ. 87
verminderen,en wat ftroo in de plaatsgeeven, en het daar*
enboven twee uuren des morgens en's avondswatlaten arbeiden of vertreden. Indien de belemmerde ademhalig van belang is, zet dan een fontanel met dcn Elleborus in de borst: laat'er die twee maanden in zitten ; geefpillen van zwavel,vylzel van ftaal, en honing; ftroo toc voedzel, en afweekfel van den wortel van zoethout tôt drinken : Clisteer om de twee dagen met een af kookzel van witte maluwe , beemstwortel; ros en wryf het paard naanw- keurig tweemaal op een dag. XXVII. HOOFDSTUK.
OPHOUDINO VAN OREK : V EUS T 0 I» J> I N G.
't JTaard ie een of twee dagen , en fomtyds vier,
zonder afgang ; de keurels zyn gemeenlyk droog, hard, en aïs verfchrookt ; het is ongerust, debekleed- zelen verhit;'t doet aile pogingen om afgang te verwek- ken, maar het kan niet. Sterk en lang ryden in het heetst van den zomer ,
gebrek van frisch water , veel eten van nieuw- boonfnydzel, en fterke famentrekkende geneesmid- delen te veel ingegeeven , zyn gemeenlyk de oorza« ken der verftoppinge. Wanneer 'er Koorts en eene ontfteking der inge-
wanden uit de verftoptheid ontftaat, wordtze gevaar- lyk : om deze toevallea voor tekomen, moet gy, met een vetgemaakte hand, de kernels uit den regteadaroi halen , en, als die vvel fchoongemaakt is, dan 'er in. fpuiten een afkookfel van heemstwortel, daar een once falpeter in ontbonden is. Doe dit drie ofviermaal's F 4 daags; |
||||
88 OPHOUDING VAN DREK.
daags; geef falpeterwatertedrinken, en natte zemelen
te eten ; maar als dit niet by der hand is , dan moet men een handvol zout, zo ver men kan , in den regten darm inbrengen ; het verftopte paard moet niet gelaten worden , of daar moet koorts en ontfteking wezen : ook moet men geen olie of eene fterke purga^ tie ingeven ;doch een flesch met fterkepekel doet foai- tyds goede uitwerking; maar zo de verftoptheid ont- ftaat, uit eene bovenmatige hitte of overvloedi°- ZWe- ten en fterk arbeiden, dan zoude hetzeergoed zyn , als het faizoen het toeliet, zulk een paard in het water te laten baden. XXVIII. H O O F D S T U K.
L O O P.
D e drekagtige uitwerpzelen zyndmi , ontiasten zig
veelmalen ; de kokur is nâtuurlyk en zy geven geen kwaden/reuk; het paard is ongefleli nochzwak, maar eet en drinkt als naar gevvoonre. Deze loop duurt gemeenlyk zes en dertig of apt en
veertig uuren, en tvanneer die zelfs drie of vier dagen zonder vermindering van fpierof levenskragten duurde , en de eetlust niet verminderde, zou deze loop niet na- delig zyn. De planten die een overvloed van wateragtig flym
hebben , gelyk groene garst, en eene kwade fpysver- tering , zyn de oorzaken van dezen loop. Jaag een paard in het land , het zal fchieiyk loop krygen, en deze ontlasting zal gemeenlyk vyftien dagen of dnewe- ken
|
||||
I. O 0 p. Rq
ken duren , dat is le zeggen, tôt dat de maag en dar*
men aan dat voedze! gewcnd zyn. Om hier niet misleid te vvorden, moet gy uherinne*
ren, dat de drekagtige nitwerpzelen , van een volniaakc gezond paard , min of meer geclagtige en een wcinig vogtige keutels zyn. Indien de loop veroorzaakt wordt door fchadelyk
voedzel, geef dan den tyd van vierentwintig uuren, voor drinken en eten, water daarroggenmeclin geroerd is, en gewen hct aliengskens weder aan zyn gewoon voedzel. Indien de loop lût bedorven fappenin deinge- wanden ontftaat,geef dan ,nadatmenden zieken,twaalf uuren te voren, vast voedzel omhouden heeft , een drank in van een once Aloë, ontbondcn in drie pond huy. Indien deze loop langer dan agt dagen duurt, verzwakt het paard , verliest dcn etenslust, en wordt mager. Geef dan in een ligt afvveekzel van den wor- tel van Ipecacuanha in falpcterwater; clisteer het met wat fterker afweekzel van dezcn wortelj gebruik ver- volgens potaarde, gemcngd in een af kookzel van vvaaî* wortel. XXIX. HOOFDSTUK.
OVEUVLOED1GE ONTLASTING VAN DARM-
SLYM MET DEN DllF.K. SMELT1NG VAN
VET IN HET LYF BEil l'AARDBK,
L/aar komt met deuitwerpzeleneenflyrnagtigeftofrl*,
welker beftaan en hoeveelheid verfchillen : fomtydsgc- lykt zy naar gefmoken vet, en dan is de drek 'ermede omwonden ; fomtyds is het flym gelyk als dat de F 5 wau-
|
||||
ÇO ONTLASTING VAN
wanden der darmen bekleedt, en ook wel bloedig.
Het paard ,dat zulk een ontlasting heeft, wil niet eten, gaat leggen en ftaat dikwils op, ziet om naarden buik, en de mondisontftoken: indien gy de hand in den reg. ten darm fteekt,haalt gy den drek, metveeldarmflyra omwonden, 'er uit. Sterk en lang ryden in heet weder ; fcherp en verhit»
tend voedzel; fterke purgatien, troebel water totdrin- ken ; venynige en fcherpe planten, zyn de voornaam- fte oorzaken van de vetfmelting. Deze ziekte, wanneer 'er ontfteking der darmen by
komt , verandert dikwyls in bloedgang , en ftelt het paard in gevaar van flerven; de vêtue paarden zyn 'er meest aan onderhevig. Zo 'er ontfteking is , moet in de halsader gelaten
worden , en zo dezelve fterk aanzet, moet de lating herhaald worden. Voor voedzel endrinken moet water, daar roggenmeel ingeroerd is meteenweinigwynfteen, gegeven worden ; en voor clisteren, een af kookzel van zaad van pornpoenen ; fommigen doen 'er 3 of 4 man- koppen by. Wanneer de ontileking der ingewanden ophoudt, fpuit dan indenregten darm een af kookzel van twee dragmen wortel van Ipecacuanha , een on- ce zaad van pornpoenen , en drie pond water, daar tarwenmeel ingeroerd is; doe dit 'sdaags eenmaal. Indien dit geen goede uitwerking doet, de ontileking ophoudt, en de mond frisch is, vrees dan niet een af kookzel van * twee dragmen van den wortel van Ipecacuanha, ineen pond afweekzel van kaasjesbladen, integeven. De Ipe- cacuanha , die by de paarden altyd werkt met veel oniroering , belet in dit zoort van ontlasting de over- vloedige aanwinning der darmflymen , die de dunne dar-
|
||||
DAK.MSLYM MET DEN DREK. 91
darmen befproeyen en glad maken; daar deiiifpiiitnv
gen door den aars niet kunnen bykomen. XXX. HOOFDSTUK.
ONTSTEKING IN DE MAAG.
H et paard gaat veelleggen, ziet omnaar denbuik,
krabt met de voorlte voeten, Itrekt gedurig de agterfte voeten uit ; het [fteent fterk, de tong is droog en ver- hit; in het begin der ziekteishettreurig, eeten drinkt een weinig,maar vervolgens weigert het iets te nemen ; de pois flaat fchielyk en fterk. Haver en klaver op liai in groten overvloed te eten ,
geestryke dranken , al te veel koud water in heet we« der, en kwade fappen in de maag, zyn de meest bekende oorzaken van deze ziekte. De toevallen zyn aanltonds niet op 't hoogst. Den
eerften dag is het paard ongerust, trcurig, heeft koorts, en ziet om naar den builc; den tweeden dagvermeer- dert de koorts, en zo de geneesmiddeien deontfteking niet doen bedaren, overleeft het den dcrden dag niet; ja fomtyds Iterft de zieke binnen agt en veertig uu« ren. Om de ontfteking te ftillen, en in de aangedane de.
len te vermiuderen, en den doortogt van de llymagti- ge geneesmiddeien in den twaalfvmgerigen darm te be- gitnftigen, is het ten eerften nodig, m den tydvanvier- entwintig uuren , vier of vyf maal te laten in de hais» ader; doch altyd de jaren, hètgeftel, het jaargetydc , het zoort, en de uitgeftrektheid van de ziekte in agt ne» men-
|
||||
ça ONTSTEKING IN DEMAAG.
mende; de flymagtige clisteringen zyn na de lating lier
allerbest, otn de ontfteking te verminderen. Neem 3 pond afweekzel van Latuw , ontbind daar in twee oncen falpeter tôt een clisteer , herhaal dit verfcheide malen op een dag : zyn de bekleedzelen en de tonge zeer verhit, zo kunt gy een half once wynfteen 'er byvoegen. Geef aan den zieken geen voedzel, maar al- leenlyk een weinig warer, daar wat tarvvenmeel in ge» roerd, en falpeter in ontbonden is ; in zes pond wa- ter moet een half once falpeter gedaan worden : dech zo dit de maag te veel prikkelt, geef dan een ligt af« kookzel van witte maluwewortel, ofhuy; huy ishier van groot nut, zy ftilt de ontfteking , zonder famen- trekking te veroorzaken, gelyk de zuuren. Dezever- fchillende dranken moeten warm, en weinig te gelyk, ingegeven worden. Het voedzel , 't geen in de maag is, kan onmogelyk door den hais van den flokdarm uit- gaan ; derhalven moet het gaan door den hais van den twaalfvingerigen darm , welk dat gedeelte der maag van het paard is, 't geen meest aan de ontfteking on- derhevig is. Indien gy nu al te veel vogtaan denzie- ken geeft, zal de maag zig meer uitzetten, den uit- gang van het voedzel, het geen in de pens is, niet be- vorderen, en de ontfteking vermeerderen. Geef dan dikwyls,maar weinig te gelyk, en clisteer fomtyds; maar wagt u wel dat gy de ontfteking der maag niet verwart met de buikpyn, of pyn door wormen veroorzaakt, en geen bittere welriekende of geestryke dranken, noch de theriakel' ingeeft j gelyk fommige onkundige meesters dikwyls doen. |
|||||
XXXI. HOOFD.
|
|||||
BUIKPYN DOOR ONTSTEKI NO ENZ, 93
XXXL HOOFDSTUK.
BUIKPYN, DOOll 0NTST3KING DER ÎN'OS»
WANDEN. 't jl aard is aangedaan , 't gaat liggen, het ftaatop,
krabt met de voorfle voeten ; de buik is ongemeen ge- zwollen , en pynlyk; hetwil , deneerftendagderziek- te, byna niets eten of drinken ; de afgang is gemeen- lyk droog, bruinagtig, zelden vogtig en bloedig, maar met een fchuim-of vetagtige ftoffe omwonden , en op- gehouden in den regten darm. Wanneer men de hand in den regten darm fteekt, voelt men een fterke hitte, de zyden trekken fterk, en de ademhaling is bezwaar- lyk : wanneer de ontfteking zwaar is , komt 'er ge- meenlyk veel koorts en verval van kragten by- De oorzaken zyn veeltyds, fchielyk drinken van veel
kond water, wormen , een fterke purgatie , kwaad hooy , fcherpe ftoffen in het gcdarmte, veel eten van nieuwe bonen met ftroo gefneden enz. Deze ziekte is gevaarlyk en hevig, en moet fchielyk genezen wor- d.'n; vvant binnen agtenveertig uuren is gemeenlyk de zieke beter, of dood. Het eerfie dat men moet doen, is, de hand vet ge-
maakt met olie in den regten darm te fteken, en 'erde harde en drooge keutds uit te halen, dan te clisteren met een zekere hoeveelheid falpeter en Cremor. tart:,doch zo gy dit niet by de hand hebt, moet gy eenhand vol zout,zo vergy kunt, in den groten darm brengen ; aïs dit gedaan is, laat het dan llerk in de halsader, en geef huy of falpeterwater te drinken. Ook
|
||||
94- BUIKl'YN nOOR OSTSTEIUNG BNZ,
Ook is een flesch fterke pekel, ingegevéfij een IuîN
zaam middel. XXXII. HOOFDSTUK.
©NTSTEKINO DER INGEWANDEN, UIT 0 O R.-
ZAAK VAN WOUMEN. |
|||||||||
w
|
|||||||||
ormen in den afgang , verraagering van het
|
|||||||||
paard, geenetenslust ,dikwyls omzien naar den buik,
een treurig gezigt, ronde rug, zyn de tekens die ons doen kennen, dat 'er wormen in de eerfte wegen zyn : wanneer het paard ongerust wordt, opftaat en liggen gaar , het lyfflaat, de fpierkragten verminderen, en de beweging van het hart en de flagaders toeneemt, heeft men groote reden van te vermoeden, dat de ont- fteking der ingewanden doorwormen veroorzaakt wordt. Zelden veroorzaken de maagwormen deze ontfteking* in tegendeel ondervindt men dikwyls dat de kleine wit- te en lange wormen , die in de ingewanden van het paard zyn, de zyden van de buis van het gedarmte doorknagen, en een doodelyke ontfteking veroorza- ken. Indien gy den regten darm ontlast, in de halsader
gelaten hebt, en de koorts niet fterk bevindt, clisteer dan methuy ,daar roet uit den fchoorfteen in ontbonden is , of met olie. Roet uit den fchoorfteen werkt fterker , en is beter voor het uitdryven der wormen ,• doch men kan hier in doen naar bevinding van zaken. Ook kunt gy een drank ingeven van drie pond huy >
en twee oncen roet uit den fchoorfteen. Wanneer de koorts fterker wordt, herhaal dan het laten in de hais-
|
|||||||||
0NTSTEK1NG DER INGEWANDEN, ENZ.
|
|||||||
95
|
|||||||
halsader, clisteer tweemaal 's daags met huy en roet uit
den fchoorfteen , geef falpeterwater te drinken , doch geen voedzel ; en laat het paard ftil ftaan. XXXIII. HOOFDSTUK.
ONTSTEKING IN DE BLAAS.
Al et paard wil dikwyls pisfen , daar komt weinig
met veel moeite, het trapt om en wil liever ftaan dan liggen , fteent,-en wringt het agterfte deel van zyn lïo haam heen en weder , ziet om naar den buik : en zo gy de hand in den regten darm van een Hengst fteekt, voelt gy naauwlyks de blaas: indien gy den ca- théter in de blaas van eene merrie fteekt, zal 'er maar weinig pis uitkomen , en dan is ze nog dik en troebel: de koorts is geweldig, de bekleedzelen zyn verhic, en • fomtyds zweet het paard. Wanneer de hais van de blaas ontftoken is, doethet
paard veel moeite om te pisfen, maar daar komenflegts eenige druppels ; indien gy de hand in den regten darm fteekt, voelt gy de blaas zeer gefpannen : de cathéter kan naauwelyks in de blaas van eene merriekomen, en daar komt door denzelven veel dikke en zeer heete pis ; maar deze ontfteking van den hais van den pisleider is altyd verzeld van eene bezwaarlyke pislozing, zonder dat de blaas gefpannen is. De ontfteking van de blaas is altyd gevaarlyk, en dik-
wyls dodelyk , voornamelyk wanneer de hais van de blaas ontftoken is : en 't gevaar is nog groter by een hengst dan by eene merrie. Sterkryden, gebrek van drinken, alshetdeszomers
heet
|
|||||||
(^6 ONT S T K K I N G I N E E B L A A S.
heet is, al te koud en bedorven water, geestigeen wsl.
riekende dranken , fcherp en verhittend voedzel, b.> dorvenpis, diehetbinnenfte van de blaas ontfteekt, ge- brek aan flym, die gefchikt is om de blaas te bekleden tegen de kwade indrukzelen van de pis, worden veelal voor de algemene oorzaken van de ontfteking der blaas gehouden. Het laten en de verfrisfeude clisteringen worden
voorgefchreven , om de ontfteking der blaas te mati- gen, en den loop van de pis te bevorderen. Laat drie of vicr reizen in de halsader, in den tyd van vyftien uuren ; ciisteer tusfchen ieder lating met een afkookzel van maluwewortel , gefatureerd met wynfteen, of by.ge- brek daar van, met tvvee oncen azyn ; leg op de na- tuurlyke delen van de ecne en andere fese , ftovingen van hiede, natgeraaakt inhetzelve afkookzel, en be«
rook die delen met den waasfem van azyn. Indien de ontfieking begint te bedaren , neem dan falpeter in plaats van wynfteen ; zo de pis verzamelt in de blaas, zoiîder 'er te kunnen uitgaan, breng aanftonds den Cathe- der in de blaas van de merrie, en in den regten ùarm van een hengst ecn kromme pyp , voorzien met een zilve- fén priem ; geei aan den zieken te drinken , drie pond huy , waar in een once wynfteen ontbonden is ; maar m 't geheel geen voedzel zo lang de ontfteking duurt, en, aïs die begint te bedaren, geef dan zemelen natgemâakt met falpeterwater, en vervolgens ftroo : de geëstryké, welriekende, en andere verhiitende genees- middelen moeten, niettegenftaande de goedkeuring van andere Paardemeesters , verworpen worden. Wanneer de ophouding der pis niet ontftaat uit de ontfteking van den hais der blaas , kunnen de pisverwekkende niiddelen, aïs fpiegelharst, of hei fap van uien, gemengd met
|
||||
ONTSTEKINGIN DE BLAASl 97
met wyn-of brandewyn enz., van eene goede uitwer-
king zyn ; maar voor de ontfteking van den hais der blaas moeten deze middelen niet gebruikt worden, om dat « de ziekte fterker zouden aanzetteh. Indien de ontfteking der blaas overgaat tôt etterma-
king, 't geen zelden gebeurt , om dat het paarcl ge- meenlyk eerder fterft, moet men deterpentyngemengd met veel honing, garften water, of tweede kalkwater, ge- mengd met honing, te drinken geven, en in de blaas van een merrie garften water met honing fpuiten , en clisteren met een ligt aftrckzel van Alfem en ho- ning. XXXIV. HOOFDSTUK.
ONT1ASTIMG VAN ETTER DOOK. DE W A»
TiiR-WEGENJ E T T E R FI S S U N. De pis is dik, wit, en ftinkende ; indien menze in
een pot met water ontvangt, zinkt een witte ftinkende Etter naar den grond, die aan den pot zig famen- zer. Men moet de Etteragtige, van de troebele pis wel
onderfclieiden ; de pis van een paardisvan natuurtroe- bel, maar de dikheid van denatuurJykegelyktnietnaar de etteragtige pis. De etter gecft haar een vreeœden en ftinkenden reuk , is duifterder, en van eene wit- geele, ofgroene, grauwe, en fomtyds roodagtige ko > leur : de etter zinkt fchielyker, en is lyviger danhet zetzel der pis, wanneerze gezonken is. Uit de ïlieren, de pisleiders , of de blaas, komt de
G et- |
||||
Ç)8 ONTLASTING VAN ETTER DOOR. ENz.
etter voort, die onder de pis vermengd en met dezel-
ve wordt uitgeworpen. Tôt nog is het niet magélyk geweest, den etter, die uit de nierenof deblaaskomt, te onderfcheiden, om dat 'er gecn teken is, dat ons doet kenneo, of de zweer aan de nieren of in de blaas is. De ontfteking , die gemeenlyk de oorzaak van de-
ze zoort van ontlasting is, geeft zeer onzekere tekens. Men heefc paarden gezien, die aan eene ontfteking der nierenftierven, die,geduurende de ganfche ziekte,de- zelfde verfchynzels vertoonden, als die van eene ont- fteking aan de blaas. Misfchien komt het van de ge- meenfchap en overeenkomst , die cîeze delen met el- kanderen bebben. Zoek niet naar de oorzaak van dit ongemak en den oorfprong van den etter, maar legu flegts toe om de toevallen van deze ziekte te inatigen; want men kan ze niet wel genezen. Neem dan terpen- tyn gemengd met doier van eeney, en honing; geef dat als een drank, en clisteer daar ook mede. Ikfpreek hier niet van de zwering der voorhuidof hethoofdder rocde. Zy hebben geen betrekking tôt het pisfen van etter: de wasfchmgen met wyn en homng zyn genoeg om die te genezen : ook ga ik met ftUzwygen de verz we- ringen der ingewanden voorby : wanneer die de paar- den aantasten , zoude het al te kostbaar eu oiî- zeker zyn, de genezing daar van te ondernemen. |
|||||
XXXV, HOOFD-
|
|||||
OPHOUDING VAN WATER IN DE ELAAS. Q^
XXXV. HOOFDSTUK.
OPHOUDING VAN WATEK IN DE BLAAS :
EEN l'AARDDAT N1ET 1> I S S E N K A N. 't Xaard kan niet pisfen, maakt veel beweeging, het
gaat leggen en opftaan, de zyden fiaan fterk, 't ziet om naar den buik, 't ftelt alzyn kragten te vverk otn te pîsfen ; de pois is gemeenlyk ras, fterk, en gefpan- nen ; als m'en de handop het agterfte gedeelte van den buik houdtjgevoelt men fterker famentrckking van de fpie- ren des onderbuiks, dan opzwelling der blaas : maar als men de hand in den regten darm van eenhengst,en in de fcbede van eene merrie fteekt, vindt mendeblaas ongemeen gefpannen. De oorzaken van het ophouden der pis zyn gemeen-
lyk kwaad water, onmatiggebruikvanfcherpeplanten, en zomtyds van haver, lange togten indenzomer, ge- prek van drinken in groote bitte, betkomenniteen war- jiien fiai in eene groote koude , veel koud water drinken, fcherpheid der pis , en eene natuurlykegefteldheidder blaas. Het laten in de balsader , een weirrig zout met den
vinger in de fchede van eene merrie te fteeken,en den koker van eenbengst of ruin te beitryken meteenzalf, gemaakt van geftoten knoflook en raapoly , helpt gemeenlyk : 00k heb ik my zeer wel bevonden by het ingeven van een flesch fterke pekel, als het ander geen uitwerking $eed. |
|||||||
G %
|
|||||||
xxxvi. Hoori>
|
|||||||
ICO BLOED P I S S E N.
XXXVI. HOOFDSTU K.
BLOED PISSE K.
Xl et bloed loopt doordenfchagt, zuiver, ofgemengd
met pis ; indien het paard veel bloed loost, en zulks langduurt, verzwakt het en fterft. Wanneer de be- kleedzelen zeer heet zyn, en de flagv.'-rs fterk en ras flaan, als het een bloedryk paard îs, en het veel bloed loost, is zulks gevaarlyk : maar gemeenlyk wordt het genezen door ftilftaan , fomtyds diep in het vvater te ryden, falpeter vvater tôt drinken , en zemelen tôt voed- zel te geven. Kwaad voedzel, troebel of flegt water te drinken,
fteen in de nieren of blaas, fterk arbeiden in heet we- der , ontbering van pis of vogt, die de zyden der blaas en fchagt bevogtigen , kunnen hetbloedpi^fenver- oorzaken. Het bloed dat uit den fchagt loopt, kornt of uit de nie-
ren, of^uitde blaas, ofuit hetkanaalvanden fchagt. De ïiieren moeten veel meer bloed uitbrehgen dan de blaas. Het bloed van de nieren of blaas kan men van dat des fchagts onderfcheiden, doordien het eerlle by tusfchen ■ pozen, in min of meerdere hoeveelheid, geJyk de pis, ikomt ; terwyl het andere geduurig lekt, en door het paard niet kan worden opgehouden. Indien het bloedpisfen door heteten van kwaad voed-
zel is veroorzaakt, geef dan water, daar roggen- jmeel in geroerd is , te drinken ; clisteer met een afweek- zel van kaasjesbladen ; geef natte zemelen te eten, en driemaal op een dag tvvee pond, van het afkookzel van waalvvortel tôt een drank. Ont-
|
||||
BLOED PlSSEN. ÎOI
Ontftaat hft bloedpisfen door fterk arbeideri in heet
weder,ofuit bloedrykheid, dan moet in de halsader ge- laten worden : herhaal de latingen tôt dat de flagaders in haren natuurlyken ftand zyn : geef huy met een af- kookzel van waalwortel te drinken, en ryd het 's mor- gens en 's avonds diep in het water. Indien het bm- nen vier of vyf dagen nietbetert, leg dan hiede ,natge- maakt in azyn en koud water, aile half uuren, op de len« denen en teeldelen, en geef dan het afkookzel van waalwortel, aangeset met eeu weinig aluin , te drin» ken. Doch zo het fterk aanzet, en men voorhetleven van
denziekenbegiimevrezen,doedaneenfterkelatingin de halsader, geef den zieken een pond ryst, in water, daar een half once aluin in ontbonden is ; doch zo gy ge- legenheid hcbt om het paard een uur of twee in het water te ryden, en het zo te laten baden, (maar het moet 'er diep ingaan op dat de leudenen verkoelen), dit is uitnemend goed. Bloedpisfen, door een fteen in deblaasofnierenver-
oorzaakt, is bezwaarlyk te genezen. De zagtefamen- trekkende geneesmiddelen doen het fomtyds voor eeni- gen tyd ftillen. XXXVII. HOOFDSTUK.
MOEIELYJC-E V E II L 0 S S 1 N Ç E N.
VV anneer de vrugt in de baarmoeder totvolkomen-
heid is gekomen om geboren te worden , en van de
melkdermoeder te leven, vermindert de middellynvan
G 3 de
|
|||||
I
|
|||||
lOa MPEIELYKE V ï RIO SS IN GE»,
de naveladeren, de lyfmoeder vervvydertzigniet langer,
het buitenfte vlies der nageboorte is zeer weinig vast aan den iuwendïgen rok der lyfmoeder , het veulen, dat niet genoeg voedzel van de navel-aderen en het vogt van het binnenfte vlies der nageboorte kan trek- ken, en niet meer aanwint , prikkelt de baarmoeder, en dringc daar door de Natuur, haare pogingen aan tewenden, om hetzelve uittedryven. In gevolge hier- van fpannen de fpieren van den onderbuik, hetmiddel- rif ,^ de hoornen en het lichaam der lyfmoeder, aile hunne kragten in ; doch wanneer deze fpieren de vrugt niet kunnen afdryveu, moet een kundig mees- ter onderzoeken , waar dit uit ootîlaat, of het komt van de zwakheidof eene kwade gedeldheid vandemoe* der, of om dat de vrugt te grooi is ten opzigte van de opening d2r benen van het bekken, of eindelyk door
eene kwade legging van de vrugt m het bekken. XXXVIII. H OOFDSTUK.
I. ZOO-iiT. VAN BEZWAARLYKE VERLOS-
SINC, DOOR DE ZWAKHEXD DER M O E- DHR.
D e merrie doetyele doch middelmatige pogingen , zy
fchynt ongerust, en veel ongemak te hebben , de le vens- en fpierkragten zyn verzwakr. indien gy de hand in de fchede fteekt, voelt gy niet dan zwakke pogingen om den mond der lyfmoeder te openen ; de famentrek. king van het middelrif, der fpieren van den onderbuik eji van het vlies der lyfmoeder, iszo zvvak,dat ze de vrugt,
|
|||||
/
|
|||||
VAN BEZWAARLYKE VERLOSSING E N Z. 103
vragt, in den hais der lyfmoeder, niet kan voortzet-
ten. Deze zoort van bezwaarlyke verlosfing komt van
eene groote bloeditorting, of van eene lange ziekte, of door eene verflapping van den fpieragtigen rok der lyf- moeder „ of uit gebrek van goed voedzel. Te vergeefs ftellen vêle Paardemeesters dat de zwakheid eene na- tuurlyke verlosfing niet kan venragen : hunne bewy- zen zyn niet gegrond op de ondervinding : de hais der lyfmoeder biedt aîtyd zulk een tegenftand , dat de kragt der lyfmoeder alleen, met de helpende fpiereri tôt de verlosfing, niet in ftaat zyn om dien te boven te koruen. Men zou dan rcoeten onderftellen dat het fpier- ngtig vlies der lyfmoeder veel iïcrker en dikker was dan de hais van dezelve : en dan zou.de men ook met hun moeten zeggen dat, de tegenftand van den hais mjnder zyn de dan de kragt der lyfmoeder, de vingt noodza- kelyk met gemak te voorfchyn zoudekomen; maar het ndeeï gebeurt wanneer de fpierkragten uitermâtén verzwakt zyn. Vermeerder de famentrekkende kragt van het harten
de andere fpieren j fpoedig zult gy eene gelukkige ver- losfing bekomen. Om dat te bevorderen, geefaaneea paard een mengelen ouden wyn , daar een once gen- tiaan - wortel in gemengd is : fpuit in denregtendarm- een ftsvk aftrekzel van wynruit en falie, herhaal twee» of driemaal dezen clisteer ; de vlagen zullen aanzetten , de fpieren van den onderbuik en van het middelrif zul- len zig met kragt famentrekken , de hais der Lyfmoe- der zal zig ontfluuen , en het veulente voorfchyn ko- men. |
|||||
G 4 XXXIX, HOOFD-
|
|||||
104 MOEILYKE VERLOSSING DOOR
XXXIX. HOOFDSTUK.
II. ZOOUT. VAN MOEIELYKE VERLOSSING»
DOOR DE STERKE SAMENTREKKlNG
VAN DEN BALS DER LYFM0E-
DEK.
D e fpieren van het rniddelrif en den onderbuik trek-
ken zig met kragt te famen , het paard fteent en is flerk aangedaan, de flagaders flaan ras en fterk ; fteek de hand in de fchede, en gy zult eene grote hitte ge- voelen, byzonder by den hais der lyfmoeder, en op denzelfden tyd fterke bewegingen , die het veulen fchynt re doen, om den hais der lyfmoeder te verwyden , en uit
te breken uit die plaats w,aar het zig beiloten vindt. Kramptrekkingen en ontfleking van den hais der Iyf»
moeder zyn de oorzaken , die de verlosfiug verhin- deren : deze oorzaken kunnen ontftaan doordeiubren- ging van een vreemd lichaam in de fchede, door de kwade hoedanigheid dervloeibaredelen, welke den hais der lyfmoeder befproeien, door de grote gêvoeligheid der moeder, en eindelyk door kwaad voedzel en on- matig arbeiden. . Het eerfle en eenigftc middel is rust en verligting
toe te brengen ; laat om deze reden het paard flerk in de halsader , en zo de eerfte lating niet helpt, dan moet het zes uuren daarna weder gelaten worden ; clisteer dikwylsmet garitenwater en getapte melk, breng in de lyfmoeder den waasfem van heet vvater , kg aile vierendeeluur, op het kruis, linnen doeken in heet wa.-
|
||||
STERKE SAMENTREKKING ENZ. 105
water natgemaakt, geef voor driuken en voedzel wa-
ter daar garftenmeel in geroerd is. Wanneer het veu- len door de grote fterkte der vliezen» waar in het be* floten is , te Iang wordt wederhouden, open dan de- zelve met de nagelen ; het water zal uitbarften, en de vrugt te voorfchyn komen. XL. HOOFDSTUK.
III. ZOORT. VAN BEZWAARLYKE Viit.LOS»
SING, DOOR DE K.WADE NATUUttLYKE
GESTELDHEID DER MOËDEU.
JL/e vlagen der moederzyn veel engeweldig; zyfteent
fterk, en is ongerust, de zyden zweten : indien gy de hand in de fchede fteekc , bevindt gy de voorfte ope- ning van het kleine bekken naauw,- het hoofd van het veulen dat zig aanbiedt, of voor een gedeelte kotnt, kan van het overige gedeelte van het lichaam niet ge- volgd worden, welke pogingen de moeder 00k te weeg brenge. De agterlte delen van hec henpebeen at te digt by
clkanderen gelegen, en de engheid der fchede , ver- oorzaken gemeenlyk dit ongemak. Dewyl dit zeer gevaarlyk is , inoet men aanftonds
het gemakkelykst middel aanwendeu , om het veulen af te trekken : fommigen ftellen de tangen voor, an- deren de koorde, wederom anderen den haak , of het jjromme incifiemes. De tangen zyn famengefteld van twee bladen , die aan het einde lange en gro^ G 5 te
|
||||
I06 VAN BEZWAARLYKE
te ogen hebben, en een weinig gekromd zyn, zo dat
ze met de rondheid van hethoofd van hetveulenover- eenkomen. De bladen kan men elk afzonderlyk inbrengen, en
vervolgens vast vereenigen door fameufluiting : het gedeelte van ieder blad , begrepen van de ogen tôt de famenfluiting, moet fterk, lang, en enigzins plat zyn, en de handvafczelen breed en dik. Wanneer het hoofd in het kleine bekken zit, zonder te kunuen uitkomen, breng dan de bladen van de tang, het een nahet ander in j en fchik ze agter de oren digt by het agterfte van het kakebeen. Wanneer de ogen van de tang de zy- den en agterfte delen van het hoofd bevatten, Huit dan de bladen der tang te famen, en trek de tang met een behoorlyke kragt tôt u, doende fomtyds draayin» gen en bewegingen om het hoofd beter famen te druk* ken , te verlengen , en bekwamer temakenom door de opening van het bekken te komen ; aliyd zorgdragende dat gy de bladen langs de famenvoeging der ichaam- beenderen fchikt, die u om zo te fpreken tôt een leî- draad moet dienen. De rangea hebben nog dit voor- deel, dat'ze de fchede, als die het uitkomen belet, wyder maken. De Paardemeesiers, vyanden van nieuwe ontdekkin.
gen, hoe nuttig zy ook mogen zyn, verkiezen altyd het touw boven de tangen ,- zy maken een ftrik aan het end van een touw, dat ze vet makenmetolie, dan brengen zy dezen vetgemaakten ftrik in de fchede, en, zo ze kunnen , om den hais van het veulen; vervol- gens trekken zy dit touw fterk aan, tenvyl de mees- ter zyn best doet met de hand, om het vooîfte van het hoofd door den mond van het klein bekken te bren- gen. Maar het gebeurt gemeenlyk , hoe fterker men het
|
||||
VERLOSSINC. Î07
het touw aanirekt , hoe breder het hoofd wordt, en
bezvvaarlyker om 'er uit te komen, zo dat de wanden van de fchede openfcheuren , het dode veulen in de lyfraoeder blyve , en de moeder niet iang na de- ze operatie.fterve. Het touw heeft derhaiven eene te- genftrydige uitwerking van de tang; het brengt te we- ge dat het hoofd ilîkrimpt en dikker wordt, daar de tangen het verlengen, en dus de verlosflng gemakke- lyker maken. Wanneer een onkundig meester het hoofd door den
mond van het bekken deed uitkonien , heeft men me- nigmaal gezien, dat'er niets meer'te voorfchyn kwam dan het hoofd , ter oorzake van den tegenftand der borst van het veulen; een ongemak, dat minder te vrezen is, wanneer de tang gebruikt wordt, voornatne- lyk als de meester in agt neemt om het kraakbcen der zydtn van de borst los te fnyden , en de borst met de tang of met de hand famen te dtukken. De haak heeft nog minder voordelen dan het touw :
by verlengt het hoofd niet, nogvermindertdegrootte; by verwydert ook de zyden der fcbede niet, en trekt veeltyds maar een gedeeke van het bekkeneel af : 't is te vergeefs dat gy den haak krommer en breder maakt, de haak zal zelden faut doen in de verlosfirg. Het kromme incifiemes moet men niet eerder,
dan, als het met de tangen niet gefchieden kan, ge- bruiken ; dan het veulen daar mede in veifcheiden de- len fnyden , en telkens, als men een iTuk afgefneden heeft, hec zelve 'er uit halen. Het incifiemes , dat hier toe gebruikt wordt, iseen
mes dat een weinig krom is, de rug rond en dik, en de holle kant fcherp fnydende ; het lemmer van dit in- finiment moet van îengte gefchikt zyn naar de fchede. Met
|
||||
108 VAN BEZVVAARLYKE VERLOSSING.
Met de regterhand moet gy het mes in de fchede bren»
gen, met de flinke zult gy de fnede van de fchede tôt de lyfmoeder beltieren, zo het veulen daar ligt : dan zult gy uw mes zetten agter het regter oor, en het grootfte gedeelte van het bekkeneel wegnemen ; ver- volgens aan den flinker kant , en het overige van het hoofd wegnemen ; en verder aile de delen van het lichaam. Deze operatie is veel zwarigheid onderhevig ; eerftelyk om het mes in de lyfmoeder te beftieren, en de verfcheiden gedeelten van het lichaam van het veulen weg te nemen, zonder de lyfmoeder of de fchede te kwetfen , als ook de ftukken juist zo groot te fnyden, dat ze gemakkelyk door den mond van het kleine bekken kunnen uitkomen. Ondeiitel dat gy genood- zaakt zyt het mes te gebruiken , dan kunt gy met de tange de gefnedene ftukken 'er uithalen (a).
Het h in deze zoort van verlosfing noodzakelyk
dat de blaas, en het regt gedarmte, weinig water en drek in zig hebben , en daarom moet men, eer men deze operatie onderneemt, het regt gedarmte ontlasten: fpuit een pond afkookzel van heemstvvortel , daar vier oncenmannain gefmolten zyn, 'erin. Wanneer'er veel water in de blaas is, tap het dan af door den ca« theter. Wanneer 't paard in den arbeid is, moet het niets
gebruiken, dan warm water>, daar wat roggenmeel ia geroerd is: doch na de verlosfing , zet het dan op een jnatig warmen ftal, en wees oplettend dat de ham 'er wel worde afgenomen. Ça~) -Deze zoort van verlosfing gebeurt minder inpaar*
den dan in koeien. In koeien gebeurt ze meermalen, en daarom oordeelde ik dat dit hier zoomftandig wel mogt hebandeldivorden, (De Vertaler.) XLI. HOOFD-
|
||||
VAN BEZWAAREYKE vERLOSSING. ioç)
XLL HOOFDSTUK.
IV. Z00RT. VAN r.EZWAAULYKE VERLOii*
ZING, DOOR DE ONMAT1GE GROOT- HEID VAN SOMMIGE DELEN VAN HET L1CHAAM. JL/e moeder doet gedurige pogingen oui het hoofd en
het lichaam van het veulen door den hais van de lyf- moeder en de fchede uittedryven. Het hoofd van de de vrugt komt gemeenlyk ichielyk door den hais van de lyfmoeder in de fchede, maar bet is anders met de borst gelegen. Natuurlyk heeft zy groter uitgeftrekt- heid.dan het hoofd, en daarom is het niet te verwon- deren dat de borst 'er zo gemakkelyk niet door kan als het hoofd. Nooit heeft men gezien datdegrootte van het kruis eenige verhindering maakte. Wanneer het hoofd en de borst verlost zyn, komen de andere delen met gemak. Deze zoort van verlosfinge is eene van de bezwaar-
Jykfte , en gebeurt dikwyls. Wanneer het hoofd van het veulen te groot is, moet
men ailes aanwenden, om dat famen te drukken, en het in denzelfden tyd door de fchede trekken. De tangen zyn hier toe zeer dienftig. Indien het voorfle gedeelte van den kop reeds in den hais der lyfmoeder zit, zo dat men de tang aan ieder zydeniet kan in krygen , ftoot dan het hoofd te rug in de lyfmoeder, en bezet terftond het hoofd met de tang, die gy fterk moet toeknypen , om zo veel mogelyk is |
||||
HO VAN'EEZWAARLYKB
het hoofd re verlengen; trek dan hetveulennaarutoe,
eenigzins draayendc , tôt dat het hoofd in de fche- de zy, akyd zorg drageude de zyden derfchededoorde tang niet te kwetfen , het geen omfteking en vervuring zoude kunnen veroorzaken. Die genen , vvelke het hoofd door het mes openen,
eer het met de tang gegrepen is , bevorderen het voo\deel der tange; het hoofd laat zig dan gemakkely- ker in elkander drukken , en word dunner. tien touw om den hais gebonden is hier van gène
riîfttighèiS : mauvais het bekkeneel geopend, en met de regterhand het hoofd gedrukt en verlengd is, dan kan het tbuw van eenige nuttigheid zyn ; maar dan moet men het hoofd met de hand beftieren , terwyleen ander zagteîyk aan het touw trekt. Dit middel moet flien nier werkffceilig maken dan by gebrek van de tang. De. Natuur helpt in deze zooit van verlosfing niets ,
gelyk iriede niet in die , daar de borst zo groo't isdatze door den mond van de lyfmoeder nietkankomen. Dan moet men met een krom mesje de eene en deanderezy- de van de.borst openen, drukkcnde met de hand , of liever met de tang, de borst te famen, en trefekende vervolgens het hoofd voort. Indien gy de bekwaam- heid hebt om de borsr van binnen te openen , zonder de zyden der lyfmoeder te befehadigen, dan kunt-gy verzekerd zyn, dat, als gy het hoofd met de tang aan- trekt , de borst gemakkelyk volgen, en de verlosfing geen meer moeielykheid hebbeu zal« * De geneesmiddelen, om de vrugt aftedryven , zyn
hier niet alleen onnut, maar zeifs gevaarlyk, byzonder de geestige en welriekende; zy vermeerderen de ont- fteking der inwendige deiert van den onderbuik, en bo-
|
||||
V E R L O S S I N G.
|
III
|
||||||
bovenal van de teeldelen. De infpuiting van flymag-
tige geneesmiddelen brengt ook geen voordeel aan. De vverktuigen alleen zyn inftaat om de vrugt af te halen , en de moeder te behouden, door de famendruk- king van het hoofd en de borst. XUI. HOOFDSTU K.
V. ZOORT. VAN B F.ZWA AR LYKE VERLOS»
SINC, EOOR DE KWADE LF,GCIKG:VAN HET LICHAAM. JL/e merrie gaatleggen , ftaatop, fteent, en doetalle
mogelyke pogingen om de vrug: af te dryven ; indien gy de hand in den hais der Lyfmoeder iteekt, bevindt gy denzelvenvogtigenopen.enhetîichaàm van het veulen in een ftaat die het belet uit te komen. Maar wanneer de vrugt dwarsch legt , en nog het
hoofd nog het kruis voor den mond der lyfmoeder is , is de verlosfmg ten uiterften bezwaarlyk. Indien het kruis voor den mond der lyfmoeder zit, is de verlosfmg gemakkelyker ; indien de voorfte delen alleen uitkomen , bezwaarlyker. Doordien men hier gemakkelyk met de hand in den hais
der lyfmoeder kan komen, kan men het hoofd van het veulen in een voordeligen fland wenden. Indien het mogt gebeuren dat het hoofd, na het uithalen der hand, zig weder mogt wenden, fchroom dan niet de tang te gebruiken ; hierdoor zult gy het veulen gemakkelyk buiten de Lyfmoeder in de fchedetrekken. Als het veulen dwarsch geplaatstis, is'erzeergrote
zwarigheid in de verlosfing. Wend al uw vermogen aan,
|
|||||||
VAN BEZWAARLYKE
|
|||||||
lia
|
|||||||
aan , om het van plaats te doen veranderen ,• doch doe
dit voorzigtig, en niet met geweld. Het gebeurr dik- wyls dat eene ligte voortftoting de wanden derlyfmoe- der en de helpeude fpieren aanzet, om het veulen voor- delig te plaatfen ; zeifs fomtyds zonder de hulp van den meester, en op het ogenblik als men 'er het minst om denkt. De lyfmoeder en hare helpende fpieren doen pogingen, waardoor de uitdryving van het veulen door de Ichede bevorderd vvordt; de kragten derNatuurzyn in deze zoort van verlosfingen van eene wonderlyke uitwerking, daarom moet men van langzamerhand de Natuur helpen. Bellaat het kruis den mond van den hais der lyfmoe-
der , ftoot het dan te rug, vat de agterfte voeten, entrekze door de fchede; bind vervolgens de voeten te famen met een touw , laat dan een knegt aan het
touw trekken, en neem gy den ftaart ; en trektdustefa- men het veulen uit de fchede. Doch indien gy zonder touw het by de voeten kunt verlosfen , doe dat lie- ver. Indien de voorfte voeten kruislings tegen de boust
leggen/en de kop van het veulen reeds door den hais der lyfmoeder is , moet men den kop te rug duwen, en de vnetén langs den hais heen trekken ; dan zullen de borst en de voeten gemakkelyk uitko men. (*J Wanneer 'er maar één agtervoet te voorfchyn
komt, zoek dan den anderen,neem de beide voeten in de regterhand, en den ftaart in de flinkerhand, entrelc het veulen dus uit de fchede, Indien de voeten door de glad-
( * ) Als dit in Kocien gebeurt, gaat het gtmak-
kciykst by één voet te verlesfen. (De Vert.) |
|||||||
VEULOSSING E N Z. 113
gladheid niet kunnen gehouden worden, bind dezelve
dan meteen touw. Wanneer de voorfte voeten alleen buiten de Iyfmoe-
der zyn , (loot ze te rug, ,en breng ze onder het lyf van het veulen : daar door zult gy bevorderen dat het hoofd in plaats van de voeten te voorfchyn kome. Wanneer het veulen dood in de lyfmoeder is, gebeurt
het dikwyls dat het niet gemakkelyk te verlosfen is. Dit kunt gy ontdekken , t. door dat het zig nietbeweegt; ten aden door de flapheid der leden; ten 3den doorde îrcurigheid en neerflagtigheid , en het opkrimpen van den buik der moeder; ten 4den door denbedorvenreuk van het vogt van het binnenfte vlies der nageboorte. Het dode veulen vereiscbt dezelfde behandeling als het levende ; men moet allcenlyk, zo ras als doenlyk is, het dode veulen af halen, want de bederving zoude de lyfmoeder kunnen befchadigen, en veie zware toeval- lcn te wege brêhgch. Wanneer 'er twee veulens in de lyfmoeder zyn, kan het
Jigt gebeuren dat ze kwalyk liggen. Indien het eerfte zig niet wel aanbiedt, zal de verlosfing bezvvaarlyk en gevaarlyk zyn; in tegeudeel, indieu het eerfte vry uit- komt, en het twecde niet wel ligt, is 'er veel mindcr zwarigheid: de wegen zyn kiaar gemaakt, uitgezet, en glad ; en als men het hoofd een weinig naar den hais der lyfmoeder wendt, komt het fchielyk te voorfchyn. Draag zorg , om het eerfte veulen zo te behandelen , als of'er fùâar één moest komen, en kwets de vliezen niet , daar het tweede in befloten is, op dat de twee veuiens zig niet te zamen ftrengelen, en dus de verlos- fing bezwaarlyk niaken. |
|||||
H XL1II, HOOFD.
|
|||||
114 BEZWAARLYKE VERL0 S SING ENZ.
XLIil. HOOFDSTUK.
VI. ZOORT. VAN BEZWAA11LYKE VERLOS'
SING, D 0 0 R BEN NAVELSTRENG. D e navelftreng is geflingerd om het lichaam van het
veulen, of een of tvveemaal om den hais; in dat ge- val wordt de vrugt vvederhouden in den hais der lyf- moeder of in de fchede, tôt dat de ftreng breekt, of dat de nageboorte, by ons de bam genoemd, op den- zelfden tyd met het veulen uitkomt. Het is bezwaarlyk met de hand te voelen, of de na-
velftreng om den hais of om het lichaam zit. Hoewel de navelftreng, âls het veulen uit de fchede wordt ge« trokken , gemeenlyk breekt, kan het egter gebeuren , dat hy al re fterk is ; en dan is het veulen in'gevaar van te fterven , om dat de bals van het zelve dan wordt toegenepen. Indien gy den ftreng fchielyk los- fnydt , kunt gy dit voorkomen , want voor eene bloed ftorting behoeft gy niet te vrezen. 4H|HHHlN»ft**$*fH|Het»4H*WI**p##
XL1V. HOOFDSTUK.
AES EEN PAARD MET DEN HAM, OF DE NA-
GEBOORTE, STAAN KLYFT. D e ham , welke het veulen omvat heeft, blyft iude
lyfmoeder, de merrie doet onnutte pogingen om dert zelven af te dryven, en dikwyls wordt zy hierdoor zo oatfteld dat ze de koorts krygt. Help
|
||||
ALS EEN PAAXD MET D EN HAM, ENZ, Ilj
Help deNatuur door het uirtrekken van datvlies, dat
zeer weinig vast is aan den inwendigen rok der lyfmoe» der; doch om dit te helpen , fteekdehand tusfchenhet buitenfte vlies van den haffl en de inwendige zyde der lyfmoeder; het buitenfte" van de bandaltydnaardezyde der lyfmoeder Jioudende, en hetbinnenftenaardenham, zult-gy larsgzaam met de vingers de druiven losmaken ; en wanneer gy die geheellyk hebt afgefcheiden, trek dan den bain uit de lyfmoeder in de fchede. Aile andere middelen zyn gevaarlyk. Trek vooral den ham niet fterk af ; vvant hier door
zoudt gy eene ontfteking in de lyfmoeder » ofeenezwa- re bloedftoning, kunnen veroorzaken. Wees niet haastig om aauftonds na de verlosfing het paard in te tasten ; gemeenlyk komt de ham in sofôminuten, een vier- endeeîsuur , of een balf uùr na de verlosfing van zelfs 'er uit. Doch zo die na verloop van ééti uur niet uitkotnt, ( kunt gy intasten , en onderioeken hoe het met den ham en de lyfmoeder geftêïd zy: ook is dit dienvtigom deu îpteragtigen rok der lyfmoeder aatitèzéttën, op dat de ham afiçedreven worcle. indien hethierdoorniet wil geiukken , doe dan het géen ik te voren gezegd heb, doch altyd in agtnemende, datgy de druiven voorzig- tig losmaakt, op dat gy met de vingers den inwendigen rok der lyfmoeder riiet bezeert. Geef ook vooral geen welriekende of geestryke drauken in ; de meesters, die hier veel gebruik van maken, zien 'ef dikvvyls nadétfge gevolgen van («_). XLV. HOOFD-
(aï Scboon dezi Artikelen ten opzigte van het /my~
ten der paarden zyn gefebreven, egter zyn zy ook in tille delen toepasfelyk op bel kalven der Koeien : en naar - dien bit kalvsn der Koeien veel mterder gebeurt, dan bst
H % |
||||
II6 VERVANGENHEID
|
|||||
XLV. HOOFDSTUK.
VERVANOENHEIB.
D e hais en de voorfte becnen zyn ftyf en gefpannen,
de ooren ftaan regt op, de Jippen opgcblazcn, de be- kleedzelen van het hoofd uitgerekt ; en naauwelyks kan de zieke den bek openen; hy ziettreung, gaatbe- zwaarlyk, en wil niet eten; wanneer hy ftaat,fteunt hy meest op de agterfle beenen , en valt ligtelyk ; daar- om gaat hy veel leggen. Zomtyds heeft hy eene be- lemmerde Ademhaling ; maar altyd flaan de flagaders fterker dan natuurlyk. De oorzaaken zyn fcliielyke verkoudheid, onmatige
arbeid, veel voedzel, en weinig beweging. Een vervangen paard is onderhevig aan dikke beenen ,
en byzonderlyk aan eene ontfteking aan denhiel; waar uit een abcès kan voortkomcn, dat denhoornvar.den voet kan affcheiden. De vervangenheid, door fcliielyke koude veroorzaakt,
vereischt. j. Wryvingen op de aangedane plaats met een deel honing, een deel campher, en een deel bran- dewyn. 2. Ligte (tovingen , famengefteld van faliein melk geweekt. 3. Waasfemvankokendwateropde ver- ftyfde fpieren. 4. Roetuitdenfchooifteen, inwynazyn ontbonden, tôt het wasfchen dcr hielen. Geef driemaal 'sdaagsden volgenden drank, Een once poeyervanmie- ren; een en een haï ve dragma Campher; drieoncen ho- ning: het fmyten der paarden , en 'et oneindig veel men-
fcben zyn die Mer meerder belang by bebben, beb ik vuttig geeordeeld dit (e berigîen» (De Vertaler.) |
|||||
M?
|
|||||||
VERVANGENHEID.
|
|||||||
ning: mengdat naauwkeurig, en ontbind dit mengzel in
anderbalf pond honingwater; doch zohetpaarddit niet wil drinken, kunt gy dit met een flesch ingieten ; en het 's daags tweemaal clisteren met drie oncen roet uit den Schoorfleen , gemengd met eene genoegzame hoeveelheid honingwater. Indien gy door deeze ge- neesmiddelen geen hulp krygt, zet dan twee dragten met den wortel van Elleborus , de eene in de borst , de andere aan de bil : leg brede trekpleisters op de aan- gedane fpieren ; doch eer gy de dragten of trekpleifters werkftellig maakt, kunt gy het paard in een diep gat zetten, en het geheel met mest bedekken en het dus den tyd van vier en uvintig uuren Iaten ftaan, het ver- volgens afwryvcn, en het met een wollen dek bedekken. Het laten en het purgeren zynin deze zoort van ver- vangenheid altyd nadelig ;, zelfs al is het ongemak eerst gekomen. De vervangenheid, die uit onmatigen en langduuri*
gen arbeid ontftaat, kan genezcn worden met 's daags drîemaal een weinig wyn te geveu , en garsten-meel, nat gemaakt met (alpeter-water, tôt voedzel; doch het laten en purgeren is fchadelyk, De vervangenheid, dieuitgebrekvan beweegingont'
ftaat, vereischt: i. Drogewryvingen. a.Waasfem van fpeceryen. 3. Ren herhaalde en matigebeweeging, 4,CIis- leringen met een ligt aftrekzel van Aloë in falpecer-water. 5. Wanneerhet een bloedryk paard is, moet het in het begin der ziekte gelaten worden. 6. Afaekfel van gen. tiaan wortei tôt een drank ; verder een droogen frisfen fiai, jnct matig voedzel. Vervangenheid , die door fterk en veel voedzel
komt, vereischt onthouding van voedzel. Geef aan de
zieke falpeter-water en ftroo, geen hooi of havcr; en
H 3 âls
|
|||||||
n8
|
|||||||
VER.VANGE- NHEID.
|
|||||||
als het een bloedryk paard is, moet het gelaten wor-
den, en laat het's morgens en 's avonds vertre- den zo veel zyn kragt toelaat. De opmerking der paardemeesters heeft zig zo zeer
met bepaald , om de ziekte van vervangenheid te gène* zen, als wel inzonderheid om te beletten , dat dit on • gemak geen kvvade uitwerking op de benen maake, en voornamelyk op denhielenden voet: fommigen winden een fterk bindzel onder de pyp ; anderen leggen op het onderfte der beenen harst, terpentyn, of lauriero'ie; geneesmiddelen die de ontfteking meer aanzetteu, dan voorkomen ; ook zyn 'er,en ongelukkig het kleinftê ge- tal,die tweemaal's daagsdenhielmetazyn, daarroet uit denfchoorlteeningeroerdis, wryven: brandewyn,met azyn gemengd, isin dit geval zcergoed. Eindelyk zyn 'er , die van de knie en den kniefchyf af, naar boven toe met een lint llerk winden , en dan het paard met ge» weld voortdryven. Doch dit middel is zodvvaas, dat menfehen die een weinig kennis hebben , de moeielyke gevolgen daar van behoorden te begrypen. Doch io de koetfiers, de landlieden , en allen die
paarden houden, voorzigtiger te werk gingen, zouden zy de paardemeesters minder moeite aandoen, en de paar- den voor meer pyn behoeden ; voornamelyk die paar- den, die cens vervangen zyn geweest. Wanneereen paard zweet, moet men het nooit in het water ryden, noch op een fcouden liai zetten, voor en al ecrhetwel is afgewreven. Ook is het best het wat te laten vertreden, en vooral aanftonds geen koud water van belang tegeven : ook moetendeze paarden niet fchielyk uiteenenwarmen fiai in groote koude komen. Dochneem altydinàgtdat, alshetwedergosdis, en het
|
|||||||
VEÎVAïGBNHEID. 119
het faizoen het toelaat, het lopen in het land zeernut-
tig is. XLVI. HOOFDST U K;
K 11 A M P T R. E K K I N G.
JL/en van de fpieren van het been, of den rug, wor.
den fchielyk ftyf en pynlyk ; deze twee toevallen zyn zo hevig, dat het paard dat gedeelte, waar de fpier is, niet kan bewegen; maar dit duurt flegtseen ogenblik, en dan kan 't wederom gaan , als voorheen. Ook heb- benzy denkrampwelin dedyen;dan is de kniefchyf on- beweeglyk, en veeltyds kan men het zien als het paard moet omftaan op ftal , want dan trekt het met een ruk den voet op. Een valfche ftap, eene byzondcregeftelùheid, en de
bewegingen welke een paard rnaakt in het zwemrnen, zyn veeltyds de oorzaken van dit ongemak. VVanneer gy ziet dat het paard den kramp heeft,
wryf dan deaangedane fpier totdatdeftyfheidendepyn over zyn ; ryd het dagelyks om de uur of drie in het water, geef ftrooop de ruif, natte zemelen te eten , en water met wat falpeter te drinken: doch als het een fcioedryk paard is, moet het gelaten worden. |
|||||||
H 4
|
|||||||
XLVII. HOOFD-
|
|||||||
UITWENDIGE WORM.
|
||||||||
lao
|
||||||||
XLVII. HOOFDSTUK.
VAARNEN, BY ONS OENAAMD tTITW3NDI<53
W 0 II M. jLJLet ongemak vertoontzigdooroinftekene knobbels,
die zig langzaam tôt zweren zeiten en zelden ontbinden laten ; zy zyn min of meer talryk , ne m en heel ligt eene kwaade hoedanigheid aan , ja zo dat zy de fappen be« derven, en het paardbinnen een zekeren tyddoenfbfr- ven. De grootte, het getal, de plaats van de knobbels ,
die den worm famenftellen, verfchillen veel ; de eene zyn onderfcheiden, en zitten gemeenlyk aan de zyden van deagterkaak, Iangs den hais op de fchouders, de zy- den van den buik', en debillen; de andere zitten aan mal* kander en gelyken naar een touw metknoopen; zy zyn gemeenlyk nietvast aan den vleeschrok, en tastenveel- v malen de borst, de fchouder, en fomtyds allede voor- fte delen tôt aan de kroon, het dite van het been en de agterfte benen, de wangen, de lippen, en het bovenfte gedeelte van de agterkaak aan. Wanneer deze knobbels tôt ryping komen, maken ze fomtyds grote zweren , die onverdraaglyk ftinken. Velen noemen uitvvendigen worm , eenfamenloop
van kleine knobbels , die byzonderlyk de fehoft , de ruggraat, hetkruis, het binnenfte deel van het been bo« ven den kniefchyf ,cn den kniefchyf zelven aandoen ; die, 8ls zy tôt zweren komen, zig vereuigen en eene lange WOQ-
|
||||||||
/
|
||||||||
V I T W E N D IO E WORM. 121
wonde veroorzaken : deze zoort van ontftekene knob-
bels is eerder vurige lchurfcheid daa uitvvendige worm.
De paardemeesters ftellen vier zoorten van iiitwen-
digen worm, die egter in het wezen dcr zaak dezelfde zyn : ondertusfchen heeft , volgens hiin zeggen, icder zoort haar byzondere eigenfchap en behandeling van noden. De écrite zcortnoemen zy vliegenden worm ; en deze doet zig kennen, door eeue menigre grote , hûrde,en ook kleineknobbels,een weinig ontftoken en niet faeel pynlyk ; ook Iaten zy zig heen en weder fehuiven, als men 'er den vinger opzet, en verdwynen ibmtydsdoor zagt te rug dryvende middelen , en door laten. De twede zoort, welke zy gepakte of aan een ge-
bonden noemen , openbaart zig door een aaneenfcha« keiing van knobbels, als een paternoster : de gezwel- Jen zyn beweegbaar, of vastgchcgt aan de bygelegene delcn: zy zyn pynlyk en zweren fchielyk, fomtyds doen zy de bekleedzelen van het hoofd zo fterk aan , dat het ongemeen opzwelt. De derde zoort noemen ze henne-gats wormen,
die zig in het begin vertonen met grote en harde knob- bels , die in korten tyd zweren ; de kanten wordea hard en eeltig , en daar komt een Ilmkende en kwade etter uit : uit het midtien van àtze. zvveer komt een vleefchig uitwas, dat zeer gelyktnaar den aarsvaneene hen.
De vierde zoort wordt de inwendige gchetcn, wan.
neer de knobbels zig vast zeuen aan het vleeichig vlies. De oorzaken zyn, i. Lang ftil fiaan 11a fterken ar«
beid; 2. Sierk voeren na eenezidue,ofna onmatigry-
H 5 den j
|
||||
122 UITWENDIGE WOR.M.
|
|||||
den; 3. Het ftaan by een wormig paard; 4. Morfîga
ftallen , en daar wormagcige paarden op hebben ge« ftaan. De ondervinding leert ons dat de vaarnen, die bat
hoofd aandoeu, byzonderlyk het voorhoofd en de ka- ken, ligner te genezen zyn , dan die aan den hais en de uiteinden der voorfte en agterfte delen zitten. On- dertusfclien kan men zulken die de hppen, neusgaten en cogleden aandoen, bezwaarlyk genezen. Die aau den hiel beginnen zyn gevaarlyk, als men den voort- gang niet in het begin belet; want de benen zwellea zo ongemeen , dat het dier geen dienst kan doen. De vaarnen , die fchielyk van de eene naar de andere zydfi ôvergaan, houdt men met reden voor gevaarlyk ; die de ruggegraat aandoen, byzonder van vette en bloed- ryke paarden, zyn nogmeer te vrezen: zo is het 00k
met die, welke uit de neusgaten een groen en bloedig fnot lozen: die moeten als kvvaad-droezige paarden be- handeld worden : dat is te zeggen, men moetze doden, en diep begraven. Als men de wormagtige paarden opent, vindt men
'er niet aanmerkelyks voor de Théorie en Praktiek van deze ziekte. De long en lever zyn gemeenlyk deinge< wanden die het meest zyn aangedaan : maar fom- tyds zyn ze zo wel gefteld, als die van een gezond paard. Men heeft oneindig veel middclen aangewend om de-
ze ziekte te genezen, doch tôt nog toe geen zeker mid- del uirgevonden. Zo ras een paard van den worm wordt aangetast ,
moet men, zo het een bloedryk paard is , het zelve in den tyd van vier en twintig uuren twee ligte Jatingen doen; doch de Smeden volgen in genendeelezulkeene be-
|
|||||
n I T W E N D I G E W 0 R M. 1^3
behandeling. Overtuigd zynde dat de ziekte (voîgens
lninneuitdrukking)inliet bloed is , laten ây zeer fterk, byzonder een paard dat ver of wel in het vlecsc'ais; en •fchoon ze hier doov dalïvaîSgesgfaiïïeérverzwakkcn^ blyven zy egter by hunne gedagten. 't Geen hen tm zulk eeoe dwaze behandeling aanzet, is de vermincle- ring, "en fomtyds de verdwyning derkuobbels, a!s de ziekte nog ia haar begin is : de naauwkeurige dieet en de verkoelende dranken zouden dk'Ookgedaan h&bbaitî moet men dan ftellen dat de iiitwcndige worm door la- ce» fcan genezen worden ? Integenrieel ben ib verze- kerd door eenemenigte van waarnemingen , dat de lier» feaalde latingen dezelve aanzettea ; en fchoon de knob« bels verdvvynen , is het maar voor een korteft tyd. De meeste voorname Schryvers ftellen voor zeker ,
dat men de verte en lediggaar.de paarden vcei nieer, dan die maar gemeen in ftaat zyn en dagelyks arbeiden, moet latéîl. De dageiykfche ondcrvinding leert ons het te. gendeel, namelyk dat de vetfte paarden niet altyd de bloedrykite , noch meest gefchikî zyn om tterke latin- gen te verdragen. Zet na de Iating dagelyks tvvee of drfe clisteren, fa-
mengefteld uir eeae decoctie vanpatiemiewortel, daar een once hepar. fïïlphi voorelkenclisteer in ontbouJen is. Geef ftroo en zemelen tôt voedzel, daar gy drie oncen bloem van zvvavel 's daags kmit by doen ; en falpeter-water, ofeen afkookzcl van patientiewortel, zoet gemaakt met honing, tôt diinken: zet in het be- gin der ziekte drie dragten vanvlaschenpaardehair, de cerfte in de borst , de tweede aan den onderbuik, en de derde aan het dik van het been. 't Is nietaileenbest die gedureude de ziekte 'er in te houdea, maar zelfs een
|
||||
124 UITWENDIGE WORM,
een maand of twee na de genezing, al is 'er zelfs veel
eiter uit de knobbels gekomen. Berook het paard des morgens en 's avonds met een
dragma wierook en orpiment, vanelks even veel; doch, cer gy deze beroking doet , wasch het paard met îterk rottekruit-water; maar gy moet voorzigtigwezen,dat de teeldelen, de aars en de mond, niet worden aange- raa'jst , want dat zoude eene lierke ontfteking veroor- zakcn. Indien de knobbels etceragtig zyn , zo open ze met een
Iancet, en verbind de zweer met Egyptiacura en or» piment, van elks even veel, zolangdehardheidduurt: en wanneerdieverdwynt, verbind dan alleen met tëgyp- tiacnm, tôt de volkomene fluiting. Blyyen de benen na deze behandelingnogdik, wasch
ze dan met azyn, daar witte vitriool in ontbonden is ; het voedzel moet middelroatig, debewcginggematigd, de fiai zindelyk en zuiver zyn. XLVI1L HOOFDSTU K.
KK.AUWAOIE, S C H U tt F 1*.
XVbine ontitokene knobbels, die digt aaneen zitten ,
en minder hoog dan de voorgaande zoort zyn, fchielyk zweren en fterk jeuken , zittende op de buitenfte be- kleedzelen , zyn de wezenlykc fchurft. Gemeenlyk valt het hait van de aangedane party uit,
en de ontblootehuidwordtdik, wit, ongelyk, en met kleine rooven , die ligt afvallen en fchielyk wederko # men, bedekt. Somtyds komt niets dan een drogemeel. ag«
|
||||
KR.AU W AGI E, SCHURFT. 125
■agtige RorFe, die op de minlte wryving afvalt, maar
fchielyk vveder komt. Morfige Italien , hec ftaan by fchurfde paarden ,
kvvaad voedzei en drinken , groote vermoeidheid en overvloedig zweten, fchielyke hitte en koude ; zyn de gemene oorzaken van deze ziekte. Ieder een is bekend, dat, hoe ouder deze ziekte is ,
hoe flimmer die te genezen is. De hengften zyn 'er meer aan onderhevig dan de ruinen of merrien, en de genezing is bezwaarlyker in den winter dan in den zomer; ook wil het, al zynze voorheen genezen, in het voorjaar wel wederkomen. De vogtige fchurft geneest zo ge- maklyk niet als de droge; maar aile menfchen gebruiken de noodzakelyke voorzorg niet, om van de uherlyke en inwendige geneesmiddelen, een gelukkigen uitdag te hebben. Geef aan het paard zemelen te eten daar twee oncen bloem van zwavel in gedaanzyn, en goen haver , of ander flerk voedzei- Indien ze de bloem van zwavel ondcr de zemelen niet willen eten, maak 'er dan pillen van met honing gemengd, en geefze dan zo in. Indien het paard geen aftrekzel van patientiewortel en zoethout wil drinken, geef het dan falpeter-water: clisteer het 's daags eens met een afkookzel van pa- tientie wortel, waar in twee dragmen hepar fnlph: ont- bonden zyn. Doe het laten in het begin der ziekte, vermyd de purgatien, ros het tweemaal s' daags, om de doorftraling te bevorderen , en den famenloop van ftoflige en andcre kwade deelen te beletten. Zo het in 't voorjaar is, moet het in 't land ; 't jonge gras is het beste geneesmiddel. De mercurius met varkensreuzel gemengd , vermi-
lioen gemengd met twee delen reuzel, de fublim. cor rofief met drie dellen reuzel , zyn de zalven die men veel
V
|
||||
126 K R A U V/ AG1E, S C H U R F T.
veel gtbruîfct in deze zoort van fchurft. Het ver.
milioen is zagt, de mcrcurius flerker, doch defublim. corrofief doct de fterkfte werking. Indien gy van de mercuriale fineringen het meeste
mit wilt liebbeu , is her nodig de aangedane fchurfde plaats , met een fterk aftrekfel van tabak en bier, te wasfchen ; vervolgens op de knobbels een ftuk als eeit notemuskaat van de mercuriale zalvc te leggen, en het met de haud ce wryven tôt dat het verteerd is ;, en dan op de plaats een pleister van dezelfue zalf te kggen. Geef drie of vier uuren voor de wryving geen voedzel, ajg mode niet voor twee uuren daar na. On* derzoek dagclyks of'er ook zwelling aan de kaakklie- ren komt; want zo zy begounea te zwellen, zoude Jer eêne kwyliflg opvolgen. Wanneer de ktieren begin- nen op te zetten, houd dan op met wryven ; wasch fchielyk met het aftrekzil van tabak de plaatièn daar gy de mercuriale zalf hebt opgelegd, af; geef iUipeter- water te drinken , en natte zemelen te eren: op deze manier wordt de allerverouderdfte fchurft genezen. Wanneer de balzak of de uierbedektzyn met fchurft,
wryf ze met een zalf, lamengelleld um een deel zvva- vel, en een deel van befc&mnenfte van den patientie- worteli wasch ze vervolgens met een fterk afkookzel van den patienuevvoïtel, of een aftrekiel vau tabak en fterke pekel. De zvveren, die in het vervolg uit de fchurft ont-
ftaan , vereifehen een byzondere behandeling, neem fa!, iritr. mercur. van elks een once ifaoning drie oncen ; maak dit tôt een zalf, die gy op hiede zult fmeren, en hx cens 'sdaags des wincers , en tweemaal des zomers hier mede verbindeu. Doe ligte wryvingen om de zweren heen, met een zalf, gemaala van vermilioen en honing, tut
|
||||
KRAUVVAGIE, SCI-IURFT. 127
tôt de zweer goed vleesch maakt ; verbind dit vervoî-
gens met Egyptiacum, en dek de kanten van de zweer met hiede, gedoopt in een aftrekzel van tabaks-bladen en brandevvyn. Dit aftrekzel is volltrekt nodig, 't zy om de zweer te bepalen, 't zy om het vleesch-groeien en fluiten te bevorderen. îT* «fc *» -«Y* . *fi «tfc WijS»'* AT* *S *t% iTA -'■& *$ .W* 4» «TA -4T4 *f* AT* i* r""f4
w «y «».*'«* • «y «.* «*v ■»** W »?J îw w w «Www W Ut w ww
XLIX. HOOFDSTUK.
ONTSTSKilNDE KN03BELS, ZIG VERTO.
N i". N D E D O O R ROVEN, SCHCBBEN, VU«
ii 1 G 3 SCHURFTHE1D, SI O K , ItASP,
EGELSVOETEN, OF SI O KPO T E Ni
D
e knobbels zyn klein, fomtyds pynlyk, heet, me
mgvukiig, fchielyk zwellende, en bedekt met roven, uit welkedunne en ffinkende etter vloeit; zelden jeu- ken ze veel. De vurige fchurft, die het hoofJen de zydenvanhet
hoofd aantast, wordt by'ons wel Lafery genaamd; die de knienin hetbuigen van den kniefchyfaandoet, noerne men R.asp; die langs de pees van den hiel tôt hettnk'- den van het been zig uitftrekt , wordt Mok genaamd ; en die de kroon van den voet aandoet, wordtgenaamd Egelsvoet ofMokpoot. Hoewel aile die verfchillende benamingen eenerhande zoort van ongemak betekenen, egter vereifehen ze fomtyds, ter oorzake van de aan- gïdane delen(eene verichiilende behandeling; byvoor- beeld de fchurft die de benen aandoet is bezwaarlyker tegeiiezen , en dienc omzigtiger behandelden dikwyls door
|
||||
ia8 ONTSTEKENDE KNOBBELS.
door fterkcr geneesmiddelcn, om den voortgang te be-
letten, geftuit te worden, dan die op andere delen van het lichaam zit. De veelheid der vogten, die door de fchurft komen , is altyd een beletfel der genezing; want de droge fchurft, die niet oud is , kan gemakke- lyk genezen worden. Het flyk en de morfigheid der grote (teden , de vogti-
ge en onzuivere Italien, het kvvaad voedzel, de onma- tige arbeid, bvzonder in dcn zomer, en de natuurlyke gelTeldheid 5 zyn de bekcnde beginzelen van deze ziek- te. Eer dat gy eenig geneesmiddeî in het werkftelt, zo
fcheid het (churfde van de gezonde paarden, laar. het een weinig in de halsader, geef ftroo en natte zeme- len , daar twee oneenpoeyer van zoethout en zwavel op een dngingeroerd worden, tôt voedzel; geef falpeter wi- ter, karnemeik, ofeenaftrekzel van zoethout, te' dritr- ken ; neem een en een half pond fterk aftrekzel van den wortel van zoethout, daar eendragmafublim. corroficf in ontbondenis; wasch' het aangedane deel daar drie- maal op een dagmede, en bedek het naauwkeurig om het voor bezeren te bewaren. Indien het ongemak door deze behar.deling in drieof
vier weken niet vf rmindert, fmeer of wryf het dan twee- maal op eendagmet eenmengzel van een deel geest van zwavel ,en twee oncen honing ;of wasch het met een (terk aftrekzel vantabak en twee en een haifpond azyn, daar twee oncen koperroodin ontbonden zyn. Daarzynnog twee fmcerzels, die veel in vcrouderde fchurftgebruikt worden: hcteerfteisfamengeftelduit twee oncen ceruis, een once aluin ^neenegenoegzamehoeveelheidvanho» ning ,tot een zalf:het tvveedeis gemaakt van een deel zwa- Vel, een deel koperrood, een deel aluin, en eene ge. noeg.
|
||||
ONTSTEKENDEKNOBBELS. I2p
isoegzame hoeveelheid honing , otn het toc een zalf te
Eiaken ,• zo gy daarenboven 's daags eenmaal de fchurfc wascht met een aftrekzel van tabak, of een afweekzel van fpaanfche vliegen inazyn, of een fterke loog van asch , daar wat zeep in gefmolten is, zult gy de uitwerking van de voorgemelde zalven veel heJpen : vêle voorna- me Paardemeestersroemen zeer eendragmafublim:cor- rofief, op een pond brandewyn getrokken , en daar hiedein nat gemaakt,en dat op de fchurftheid gelegd. Neem vooral in agt , eer gy met verouderde en zware fchurft een aanvang maakt om die te geneztn , dat gy eene dragt van paardehair en vlas in de borsï zet, en die 'er niet uitneemt dan ajt of vyiu'en dagen na de volkomene genezing. Devvyl de paarden veel moeten lopsn en de benen
bewegen, zo maakt dit de fchurft of mok kwaadaardi- ger,enbezwaarlykertegenezen. Na de voorgaandemid- dslen in het werk gefteld te hebben ,moet gy de aangedane plaats wasfchen met fap van chelidonie bladen , daar blaanw vitriool of koperrood in ontbonden is, tôt dat dekorflen of roven beginnen af te vaîlen en te drogen ; doch gebfuik dan de ceruis met honing , of lieverroet uit den fchoorfteen, met honing of veifche boter ge- mengd. De Egelsvoeten of mokpoten , moct mendikwylsop
eendag met het volgende wasfchen. Neem een half pond koperrood, tvvee oncen witte vitriool, en tvvee pond azyi?, îaat dit vier en twintig uuren op kolen trekken ; doch eer gy hier mede begint te wasfclien , moet hec hair van de kroon, en daar het kvvaad meer zit , naauvv keurig afgeknipt worden. Sommigen houden beter , de inokpoten, omdenanderen dag,twee wekenlang , te fmeren met de zalf van ceruis, koperrood en ha • S rang,
|
||||
I30 ONTSTEKENDIÏ KNOBBîLSi
ning, en 't paard op een zindelyken en drogen
ftal te zetten; want de vogtigheid is voor paarden,die dit ongemak aan den hiel en de kroon hebben , zeer nadelig. De vurige fchurftheïd, die baren oorfprong uit de
vaarnen neemt , verwekt vuile zweren, die onver- draaglyk ftinken. Men moet den voortgang fchieîyk ftuiten , door geneestniddelen , die voor de vaarnen ge« ordonneerd zyn. Wasch de fchurft gedurig met het afkookzel van den wortel van patientie , gefatureerd met Rottekruid, ftuit de zweer, indien het mogelyk is , met een fterk aftrekzel van tabaksbladen , gefatureerd * met Rottekruid en koperrood. L, HOOFDSTUK.
W R A T T E N.
D aar verhefFen zig op het vel, byzonder op die de-
len die van hair ontbloot zyn, kleine uitwasfingen daar niet veel gevoel inis. Gemeenlyk komen zy opdeoog- leden, den balzak, den koker , en de fchede : men oordeelt dat de indringing van een fclierpe (lof op de oppervlakte van het vel , of eene buicengemeene ont- bering van vogten 'er de oorzaak van zyn. Hetbrand- yzer, wegbytende middelen , de affnyding, en de af- binding, zyn de middelen die men gemeerilyk gebruikt oui ze te vernietigen : zo de wrat heel uiterlyk aan de fchede zit, gelukt het branden zeer wel,* maar zo- de wratten aan de wenkbraawen, of wat inwendig aaa |
||||
W R A T T E N. I31
de teeldelen , zitten, moet men niet branden, maar weg-
bytende middelen gebruiken ', doch branden is in de meeste gevallen beter; de nabygelegene delen wor« den door de wegbytende middelen dikwyls aangedaan, en als de korst afvalt komt 'er veeltyds fponsagtig vleesch in plaats van de vvrat. De afïhydkig is niet gevaarlyk, maar de wrat komt
fchielyk weder : veelen gebruiken den lapis infernalis, na de affnyding,aanftondsop devvonde, omhetweder- komen te beletten : doch indien het mogelyk is, om ze af te binden, isdathetallcrbeste. Neemeenigevvel« gedraaide draden zyde, bind die llerk om denvoetvan de wrat ; eenige dagen daar na zal zy afvallen en niet wederkomen. LT. HOOF.DSTU K.
MAANOGIG PAARD , EEN PAARD DAT
MAANOGEN HEEFT. _f\ls deze ziekte begint te komen, is het 00g ontflo-
ken en wordt onklaar , de oogleden zwellen op, en veeltyds fluiten zy ziggeheel toe;daarlooptgemeen* ]yk een klaar water ait het 00g, 't geen fomtyds zo fcherp is , dat het de bekleedzelen doorknaagt ; deze toevallen duren ecn of twee weken, en komen ver- volgens om de een of twee maanden, fomtyds vier maanden daar na , wederom, tôt dat al het criftally-. ne vogt verduisterd is : dan houden de pynen, de ontftekingen, en het tranen der oogen op, 't geen ge- meenlyk in den tyd van twee of driejaren gebeurt. la In
|
||||
i32.
|
M A A N 0 G I G P A A R D."
|
||||||
In de tusfchenpozingen der toevallen wordt men altyd!
eenige donkerheid in het cristallyne vogt gevvaar, de randen der oogleden zyn een weinig ontftoken, en het tranen der oogen is niet geheel opgehouden : en zo maar één oog is aangedaan, fchynt die oogappel veel kleiner dan die van het gezonde oog. Deze ziekte heeft zekere tyden, die egter geene overeenkomsthcb- ben met den loop der maan ; femtyds komt zy. by het vvasfen, fomtyds by het afgaan der maan. De natuurlyke gefteldheid van het dier, (want deze
ziekte rekent mcn erfelyk), moerasfige weiden, ecn altoos vogtige enbedompte fiai,veel wateragtigen vog- tig voedzel , en, volgens fommigen, 't fterk voeren met nieuwe haver, agt men gemeenlyk de voornaamfie oorzaken. Zelden behouden zulke paarden hun gezigt; de ver.
duiiteiïng van het cristallyne vogt is 'er meest altyd het gevolg van. Zo ras men het ontdekt moet mcn aan- flonds middelen in het werk ftellcn, want zo men vyf of zes maanden wagt, na dat het begonnen is, zal zulks varî weinig nut zyn. Het eerfte en beste middel ïs, een dragt, gemaakt
van paardehair en vlas, in de borst te zetten , en die *er vyf of zes maanden in te hou den; berook vervol* gens het aangedane oog driemaal 's daags met wierook * fteek in het oog een ftukzalf, gemaakt van witte vi« triool en honing elks de helft, ter grootte van een erwt, wasch het oog in de tusfchenpozen der toevallen met een aftrekzel van Chelidoniebladen , waar in wac aluin gefmolten , en met honing verzagt is, en berook het aile dagen met tabak of wierook. Zo het paard opden ftal ftaat,geef dan gedurende de toe- val*
|
|||||||
M A A N O G I G F A A R ». Î33
|
|||||
■vallen, best hooy te eten, en water, daar wat zout
in gefmolten is , tedrinken. De latingen , purgatien, en verkoelende middelen,
îiebben zo weinig uitwerking gedaan, dat de Paardemees- ters aan deze^-inanier van genezing niet meer behoor- den te gedenken. Velen onder hen maken een grootefl ophef van de mercuriale toebereidzelen, om de donker- licid van het cristallyne vogt voor te komen ; maar de ondervinding heeft'ernietaanbeantwoord: integendeel heb ik opgemerkt dat , als men die door berokingert gebruikt, zy het zelve merkelyk verduifteren. Die genen, die onder de ogen branden, de flaapaders llui- ten , of de flagaders der flapen afbinden, die geesti- ge of bytende middelen gebruiken, zyn 00k teberispen ; want in plaats van hier door de ogen van de zware gevolgen der tusfchenpozige ontftekingen te bevryden t vermeerderen zy de toevallen, en yerhaasten de verdui» fiering van het cristallyne vogt. LU. II O O F D S T U K.
VLEK OP HET HOORNAGTIG VLI1ÎS
VAN HET 00 G. ,/\ls gy naauwkeurig het hoornagtig vlies beziet, is
daar een witte vlek, die geen uithoek heeft, en die yart een verdikking van een gedeelte dervogten , die in het vveefzel van het hoornagtig vlies verfpreid zyn, fchynt voort te komen. De genezing van een vlek op het hoornagtig vlies, moet eerder door uitwendige dan in* 'wendige oùddeie» verwagt wordeiu 13" 0$
|
|||||
134 VLEK 0P HET HOORNAGTIG, ENZ.
De berokingen met wierook, falie, tabak enz. zyn
de beste middelen ,• witte vitriool, ontbonden in een afweekzel van Chelidoniebladen met wat honing, met een veêrtje tweemaal 's daags inhetooggeftreken, doet fomtyds een goedeuùwerking; docli men moet dit middel met omzigtigheid gebruiken , en vooral zorg dragen dat 'er een genoegzame hoeveelheid honing by is. De fcherpe en geestige geneesmiddelen , 't zy door
waasfemen, ftovingen, wasfchingen, of infpuitingen» ontftellen veeltyds den oogappel. De kandyzuiker, die men met zo veel vertrouvven in het oog biaast, heefc nooit het allerminfte nut gedaan ; het is waar, zy veroor- zaakt noch pyn noch ontfteking ; maar dewylzy geen nut doet, is dit genoeg om die te verwerpen : fyne geftamp. te vitriool, in het ooggeblazen ,heefteengevoeligeuit- werking; fomtyds verwekt zy ontfteking, en neemtde vlek niet weg. Fyn geftampt glas prikkek het oog, dog neemt de vlek niec weg; het werkt aïs zand op een fteen, dien men wil effen maken. /* ' LUI. HOOFDSTUK.
VERDU1STERING VAN HET WATER-
A G T I G VOGT DES OOGAPPELS, (\y 0 h K.) _l usfchen het cristallyn en hoornagtig vlies, iseene
liolligheid, daar een vloeibaar en zeerdoorfchynend vogt in is; als datbegint te verdnifteren, is.heszozigtbaar, d&t
|
||||
VER D U IS T E RI N G VAN H E T , ENZ. IJjJ
datmen deze donkerheid niet kan verwarren met die
van het cristallyne vogt. In het begin van deze ziekte onderfcheidt het dier
nog de voorwerpen, doch vervolgens wordt het blind. De verduiftering van het wateragcig vogc is bezwaar- îyk te genezen , voovnamclyk als het paard oud is, en de ziektelang geduurd heeft; ik geloof zelfsdat men dan best doet de genezing niet te onderne* men. De oorzaken van deze verduiftering komen of van
een byzonder gcbrek van het oog , of ait een bederving dervogten, gelyk vaarnen, kvvade droes, droes , enz. of van een flag, of van 't gebruiken van icherpe en geestige middelen op den oogappel, of door eeneont- fteking. Indien het paard bloedryk is , moet het ten eerften gelaten worden ; berook vervolgens het oog met wierook , campher, of barnfteen enz., en waschhet oog, 's morgens en 's avonds, met een aftrekzel vart Alfembladen ve^agt met ho'hiifg; eenige grcinen cam- pher en falpeter in het oog geblazen, trekplaasters ge» zet tûslchen de agterkaken, kunnen ook van veel nut zyn. Indien het bovenfte gedeelte van den oogappel niet
van een byzondcren fpier omringdwas , zoudehetzeer dienftig zyn een kleine fnede in het hoornagtig vlies te doen, om de verduifterde wateiagtige vogten daar door te ontlasten : maar het famenflel, de gefteïdheid , en de werkingen van dezen fpier, beletten ons dit te on- dernemen. # De minlte opening, met een fnydend infiniment in het
hoornagtig vlies gemaakt, geefc een doortogt aan het wateragtig, en weinig uuren daar na aan het cristally- ne en verglaasde vogt. Ondertusfchen heb ik waarge- 14 no*
|
||||
1$6 VERDUISTERINGVANHETENZ;
nomen, dat, als men met een zeer kleinenaald inhet
hoornagtig vlies van een jong paard ftak, het vogt'er uitliep, en dat in den tyd van vyftien dagen of drie weeken het grootfte gedeelte van het wateragtig vogt wederom was aangegroeid. Indien de floffe vloefbaar genoeg was om door zulk eeneopeninguittelopen,zou- de de operatie nuttig zyn: doch de ondervinding zal ©nshierin moeten onderregten. Wat aanbelangt 't genezen van de Cataract, myir
raad zoude wezen niets daar in te ondernemen, ora dat de uitflag van deze genczing zo onzeker is. LIV. H 0 O F D S T U K.
HANGSNDE OREN.
X/e oren ftaan wyd, hangen , en op ieder trede,
die het paard doet, flingeren zy. De langheid der oren, zwaklieid der fpieren , welke de oren ophou- den , uYgen, zwaklieid, en ziekte, zynde oorzakerç van het hangen der oren. Wanneer deze mismaaktheid niet ontftaat uit zvyak«
heid en ziekte ,maar een eigenaardig gebrek van het dieris; fnyddan tusfchenden maantopenhetooreendiiekantig. fiuk vel uit, doe dan in elk oor een plat rond houtje, en fteek daar onder en boven een koperdraad door, zet dan de oren zo digt aan den maantop als doenlyk is, draai dan het koperdraad, dat door beide houtjes en oren geftoken is , de einden zo vast, dat het niet tan vervvrikken. Strooi 'er dan een weinig asch ofdro- ge kalk op» en laat het veertien dagen vast zitten ,zon« fier 'er iets àan te doen; alieenlyk dient men zorg te 4ï%»
|
||||
H A N G E N D E «RE»; 13^
dragen dat zy in het zelfde postuur ftaan blyven : neem
dan het koperdraad met de houtjes 'eruit, doeeen ftop van hiede of hooy in elk oor, en doorhetbovenfte gat van de ooren een toutje ', om het meuw gemaakte vel wat te fteunen ; laat 'er dit een week in zitten , dan is het genezen. Ook heeft men nogeeneuitvindingbedagtomonmatig
grote oren kleiner te maken : men maakt twee mal- ien van bout , zo als het fatzoen der oren behoort te vvezen,die plaatst'men in de holte van het oor,en dan knipt men de kanten zo ver af, als die daar buiten komen. Doch de eenvoudigfte manier is deze: knip van het oor, dat gywiltafnemen, het hair van buiten en binnen geheel kaalaf, en daarna met een fcherpe fchaar, de kanten van het oor, doch zo dat gy 'er een goed fatzoen aan geeft; zet dan het paard vier of vyf uuren omgekeerd op frai , aan beidepostenvastgebonden, op dat het niet wryve, het bloedzalftollen en een korst maken ', fmeer deze korst meteenzalf, gemaaI(tvanalthea,honing,enreuzel; dit geneest zo volmaakt, dat bet bezwaarlyk kan gezien worden. LV. HOQFDSTU K,
BEI HANGEN D£U TONQE UIT DEN DES,
D e tong hangt tegén wil uit den bek, uitgenome»
vvanneer het paard eet; de gedaante is natuurlyk : dit gebrek, dat dikwyls meer de fchoonheid dan de kauwing en doorzwelging betreft, is zeer gemeen by eea paard. |
||||
I38 HET HANGEN DER TONGE E N Z.
Indien het paard met eene onmatig grote tong gebo-
ren is, en daar door de uithaiiging veroorzaaktwordt, is het eenig middel om dat te beletten, die, zo ver zy uitbangt, af te fnyden ; maar wordc het veroorzaakt door eene verzwakking van de fpieren der tonge, wryf dan de tong tvvee maal 's daags met tandwoïtel, uitge- trokken in wyn en pekel. Indien het uithangen eene kwade gewoonte is , ftryk
dan bytende middelen, als Coloquint, mostaard ,fyneta- bakenz. 'erop; houd'ereenheetyzertegenaan, ofprik met een fcherp infiniment in dezelve. Wanneer deze middelen niet helpen, en het paard on der het kauwen op zyn tong byt, fnyd dan met een fcheermes, naar bet fatzoen der tonge, dat gedeelte af, welk buitende tanden is, waschdikwylsdewondemetwynenhoning, en geef twee of drie dagen zagt voedzel, als melk s nat- te zemelen en tarwenmeel, in water geroerd. LVL H OOFDSTUK,
r tJITWASSING VAN 't GEHEMELTE, HET
HANGEN DES ROOSTERS. _/\gter de middelfte bovenfre tanden komt van het
onderfte gedeelte der holligheid van het gehemelte een uitwas , min of meer gevoelig , van omtrent gelyke zelfïlandigheid als de vliezen van 't gehemelte ; dezelve Iiangt fomtyds lager dan de voorfle tanden , maakt dan het kauwen bezwaarlyk, en belet het eten. Om zulks te helpen, is het best dit uitwas 'er af te
fnyden met een fcherp mes. Sommigen branden bet met een plat yzer. af ; maar dit kan het gehemelte en het ka«
|
||||
UlTWASSING VAN T GEIIEMELTE. J39
kakebeen aandoen , en fterke ontflekingen in de byge-
legene delen veroorzaken. Na de affnyding moet gy de wonde drieraaal 's daags wasfchen met brandewyn en azyn , te famen gemengd. Dewyl het dikwyls gebeurt dat het gehe'melte by de
veulens zo laag hangt als de melktanden, moetmen vvel bedngt wezen dat zulks niet is het hangen van den roos- ter, en 'er derhalven geen operatie aan doen, fchoon ze i'omtyds niet willen eten. LVII. H 0 0 F D S T UK.
PUIS T EN IN DEN IJEK,
o
't i aard eetvveinig, vermagertongemeen , en foin-
tyds, als de zvveereu zeer groot worden, en de delen dcr doorzwelginge aandoen, fterfc het. Wanneer een paard niet kan kauwen, zie het dan ten.
eerften in den bek ,- want fomtyds ontftaat dit van de zweren aan den binnenkant dcr lippen, detong, het verhemelte, den rooster, en onder in den bek. De zweren , die gemeenlyk in den bekderpaarden zyn, ko- men van een zoort van puisteu, vetvuld meteenlcherp wateragtig vogt, die op het eind een zwartpuntjeheb- ben, en zeer pynlyk zyn, die fomtyds van zelfsdoor- breken, of met een fcherp infîrumentgeopend worden. Doch het is best, die, zo ras men ze gewaar wordt, te openen, en vervoJgensdezweertewasièhenmetazynen pekel. Indien het paard niet kan eten, geef het dantar- wenmeel in water ontbonden te drinken. |
|||||
LVIII. HOOFD-
|
|||||
140 KIEZEN DIE TE IIGOG OITSTEKEN, ENZ.
LVIII. HOOFDSTUK.
KIEZ2N, DIE TE HOOG UITSTEKEN, BY ONS
HAKEN GÏNAAMD. XAier aan zyn de oude paarden meest onderhevig, en
zulke kiezen zynfomtyds zo lang, dat de paarden niet aîleen bezwaarlyk kauwen , maar dat ze zelfs het ge- hemelte en hettandvleeschbefchadigen. Het beste en zekerfte middel is , die af te vylen ,
want als men ze met de guds afflait kan men ligt een kies breken , en de kies en het kaakbeen bcfchadigen, L1X. HOOFDSTUK
KWETÔING D E R H G E ^
D e lagen, waardoor men de ruimte tusfchen de kie-
zen en hoektauden verftaat, kunnen bezeerd worden door kwade gebitten, of door de harjfd van een onkun- digen ryder. Wasch de lagen dikwyls met wyn, daar honing in
geroerd is, of zet het paard omgekeerd op ftal, en doehet een houten gebit, omvvonden met linnen , en beftreken met honing , in den bek ', laat het dus een of twee uur 'sdaags haffelen, tôt het genezenis: doch indien het been aangedaan is, maak dan een dikken linnen doek op de wyze van een houten gebît; doop dat in brandewyn, en laat het daar's daagsop haffelen, zorg dragende dat, b,et gediuig met brandewyn vogtig gs«
|
||||
KWETSING DERLAGEN, 14»
gehouden worde : doe dat zo lang, tôt dat gy ziet dar
het bederf van het been affchilfert , of het beenvlies'er overkomt. Want gy moet u niet verbeelden dat, als het been aangedaan is,de afTchilfèring noodzakelyk moet vol» gen; het gebeurt dikwyls dat dewondezigfluitzonder aflchilfering. LX. HOOFDSTUK.
VERKEERDE PLAATSING DER BALLE».
D e ballen van het paard bîyven in clc holligheid vaa
den onderbuik tôt den ouderdom van tvvaalf maanden en vallen dan in den balzak , om 'er te blyven ; maar fomtyds komt 'er geen een te voorfchyn , en nieerma- len maar een ; ook trekken ze wel, na dat zy te voor- fchyn zyn gekomen , weder op in den onderbuik. Derhalven behoeft men zig nier te verwonderen
wanneer men een paard ziet met één bal. De eene is in den onderbuik, terwyl de andere in den balzak is: » zoclanige paarden behouden , fchoon ze één bal fchyi nen te misfen, altyd de kragt van voortteeling ; nn'g- fchien zyn zy minder driftig. Het eenigfte middeî om het zakken der balkn te be-
vorderen, is , dikwyls ontbindende rniddelen te ge- bruiken, te weten papvan melkenbefchuit, dcnwaas- fem van heet water, de ftovingenmetmelkenzjenook, als het nog jong is, en maar twee jaar. oud, he.S eenige reizen te laten klimmen. |
|||||
tXL HÇOFft
|
|||||
14a VERLAMMING VAN DEN KOKER.
|
||||||
VEULAMM1NO VAN DEN KOKER.
|
||||||
D e koker is flap, een vveinig gerimpeld en hangen.
de , en belemmert den loop van de pis, dat is te zeg« gen, dat de verflapping en verlenging van den koker , den doortogt van fie pislangzaamenbezwaarlykmaken,, Van de vertraging der pis, van het verblyf derfiof- fe, die het lioofd der roede bevogtigt, en van een wei- nig pis die in den koker blyft , komen ontftekingen , verzweringen , en andere moeiclyke toevallen voort , waarvan deze verlatuming niet zelden het gevolg is. 't Is mogelyk dat het paardhiermedeg< boren wordt,
en dan isde affiiyding van een gedeelte des kokershet beste; de ftovingen , trekplaasters enz. zullen geen hulpe toebrengen. Sommigen fnyden den koker van lietbegin tôt het eind op, en fpannen de lippen van de fnede zo lang van elkanderen, tôt dat de wondege- lloten is; anderen knippen een gedeelte van den ko- eker af. De bloedvaten, die zig in den koker verfprei- den, zyn zeer klein, zo dat men voor geen fchadely- kc bloedilortiiig behoeft te vrezen, en ik oordeel deze oanier de beste. Wanneer 'er geen ontflekingnoch fcherpe pynen zyn,
feuntgy, eer gy de operatie wilt ondernemen , onder- zoeken of het met ftovingen niet kaii geholpen wor- den: zy moeten gemaakt zyn van falie, wynruit , of tabaks bladen, getrokken opazyn, gefatureerd met zout, of met een afweekzel van fpaanfche vliegen, en brandewyn» LXII. HOOFD.
|
||||||
Z W E R E N A A N DE BENEN. 143
LXII. HOOFDSTUK.
Z W E R E N A A N DE B E N E N.
D e zweren, die aan de benen der paarden komen, zyn
gemeenlyk niet zeer etteragtig, uitgenomen die het dik van het been of de gewrigten aandoen. In het gemcen worden de randen hard en eeltig, en veeltyds groeit *er min of meerrood weligvleeschin, fomtyds wk daar vry vvat ftank by is ; als ze oud worden en lang du- ren, befchadigen zy de zenuwen, de bindzelen, en de fponsagtige benen ; gelyk die van den voet. Wanneer ze de naastgelegene delen des hoefs aandoen, veroor- zaken ze eene min of meer grote opzvvelling in de ui- terfte delen van den voet. De morfigheid, het flooten, de kluifiers, het val-
len, de wonden door fcherpe werktuigen veroorzaakt, de gefteldheid vanhetpaard , ilerk ryden in heet weder, ongefieldheid, zo van droes als anderzins, zyn de begin» zelen van de zweren aan de benen. De langdurigheid van de zweren, de flegte geftefd-
heid, het onmatig fterk ryden, het kwaad of gering voedzel, maken altyd, niet tegenftaande de beste aangewende middelen , de zweren kwaadaardi« ger. Indien de zweer een trekker, een band, of een been
aandoet, is die nog veel moeyelyker te behandelen, en duurt langer eer zy wil (luiten ; indien het Celagtig weefzel van de bygelegene delen bovenmaten gezwol- len is, dan moet het paard AU ftaan en naauwkeurig wor.
|
||||
T4J ZWER.EN A A N DE B E N E M.
|
|||||
■wordeiï opgepast, want het is moeyelyk te gene«
zen. Als 'er aan het dik van het been een zweer is, ver-
wyder dan de wonde zo ver het mogelyk is,naar mate van de hoedanigheid van den etter; hoe dieper, bogtiger, en voiler van kvvaden etter de zweer is, hoe meer zy moet verwyderd5 en middelen aangewendworden, die fchielyk zuiveren en de vleeschmakingbevorderen. De zvveren, die de pezen, de bindzelen, en den omvan- genden band der gewrigten aandoen, moeten door geestryke middelen genezen worden. Wanneer de zweer van eene grote opftopping verzeld is, zult gy het opgeftopte been 's morgens en 's avonds wasfchen met wynruitsbladen in azyn'getrokken. De harde ran- den en het welig vleesch van de zweer moet gy niet door branden,nochmercurialeontbindingen ofrodepre- cipnaat, wegnemen, maar affnyden , en het dan met Egyptiacum beftryken tôt dat 'er goed vleesch komt. De zweer die in den voet dringt, doet het vleefchig vlies
aan, een vlies dat uit eene grote menigte van vaten is famengefteld : uit de verzwering vau dit vlies volgt gemeenlyk het beenbederf van den voet; daarom is het zeer noodzakelyk, zo tas als mogelyk is , den etter een uittogt te bezorgen, door het gat zeer ruim, of een tegenopening te maken, of de zool 'er uit tenemen. Als door een van deze middelen de etter ontlast is, leg dan op de zweer hiede in tinctuur vanterpentyn gedoopt, en druk het 'er fterk op, om het groeien van het welig vleesch uit de holligheid der zweer te belet- ten. LxXJII. HOOFD-
|
|||||
ZWAM OF LIGGER. 145
|
|||||
LXIIÎ. HOOFDSTUK.
ZWAM, 0 F L I C G E R.
D
ezwam is ongevoelig, zonder vloeibare ftoffe,rriinof
meerhard endik,enzittegendenelboog,aan devoorfte voeten. De oorzaak is gemeenlyk het liggen op het hoefyzert deze gezwellen zyn inhetalgemeenvanwei- nig gevolg, of zy moeten onmatig groot zyn, en het paard in 't lopen hinderen. Sommigên ftellen voor,wanneerde zwamgroot, het
vel rondom dezelve clik, en *er een taaie ftof in is, het hair'erkaalafte knippen en 'er aile vierentwintig uuren frisfche trekpleisters op te leggen ,agc dageu lang ; fchoon het hair en vel met de korst afvallen, maak daar geen zwarigheidover ;nadefluiting zal ailes met hair bedekt wezen als te voren. («) [DochalseenLiggerverschgekomeniSi moetdie
aan den onderkant met een vlym geopend worden, om het vogt'eruit te doen lopen ; ookmoet men dienmet zout en zeep wryven, Ts daags eens, tôt hy genezen is; en zo hyhard is geworden, neem dan warmeteer, en ftryk 'er dat 's daags eens aan met een kwast ; en als 'er na eenige dagen een korst van teer op komt, neem dan vvat olie in de hand, wryf het daar mede ; dan gaat de teer 'er af : fmeer dan wederom op nieuws> tôt hy weg is.] Is de zwam door een îangen tyd enverondingtot
die vastheid gekomen , dat zy met deze vôorgaande middelen zig niet laat verdryven \ neeai dan de zwam (a) De Fertattr, tus*
|
|||||
1^6 Z W A M O F L I G G E R.
tusfchen de nyptang , en fnyd ze af; brand de ade-
ren, die dqor het fnyden ontfpat zyn, digc ; beftryk ze een'dag of drie mec wat botér, tôt dekorstafvalt; en genees ze verder met 'er 's daags eens Egyptiacum aan te ftryken ; dit is een onfeilbaar middel. LXIV. HOOFDSTUK.
■ ■
B L O E J EN.
JLJinnen aan den kniefchyf, of waai, vertoont zig éèna
opzwelling; die in het begin bol e;izeergenngis, maar veeltyds. door fterk arbeiden en veel vermoeidheid aan- wint, en veroorzaakt is door lekking van lidwacer, verftopping in de vaten, of anderzins. Neem plukzel in brandewyn natgemaakt, kg dat
'erop, hotid het geduurig nat, en zo de ontfteking wat fterk is, dan azyn en brandewyn, van e!ks de foelft ; Ça) 00k is het zeer goed een pap van fchape- roest en^azyn *èï op te leggen. LXV. HOOFDSTU K.
VEK.8TUIKINGEN. VV anriéer door een val , flag , , vaifchen ftap,
fterk geweld , enz. de beweegbare benen verzet of
verftuikt, en dadelyk weder in order ,zyn geraakr,
blyft het aangedane deel pynlyk, zwelt op, enbeweegt
zig bezwaarlyk.'
Ça) De Vertahr,
Heeff
|
||||
V E & S T U I K I N G E N. I47
Heeft het fchouderblad zodanige verplaatfing gelé-
den, het geen velen een afwyking noemen, zo hinkt het paard, en als m en de fchoudcr betast, geeft het dier tekens van pyn. Hebben de Smeerfchyf en de knie zulk een verplaatfing ondergaan, zo zwellen zy op, en het paard is kreupel. Is het kootbeen verftuikt, zo wordt de koot dik, en het paard kan op dien voet niet fteu- ncn zonder hinken; hebben dewervelbeenen eeneligte en fchiei/.;_ verplaatfing ondergaan, zogaat het paard bezwaarlyk, enmaakt een.beurielingfchebewegingvaii de wervelbencn. op de nbben. De afwyking, de verrukte fraeerfchyf, de verftuU
king van de koot, de bezering derlendenen, zynkvva» len, die de Paaidcmeesters van elkanderen onderfchei* den, en op byzondere manieren behandelen. 't Is nuttig lien te onderregten dat de genezing van deze zoorten van verrekkingen of verftuikingen, geen on- devfchcid maakt, dan wegens de zwaarte der toevallcn, die uit de fterke aftrekking der bindzelen , fpieren en trekkers, ontilaan : ik wil zeggen naar de groothcid der opzvveliing, ontfteking, en pyn. Zo ras het paard verltuikns, moet aanftondsop het
aangedane deel hiede, gedoopt in twee parten brande- vvyn en een part azyn,gelegd worden, ofklei enazyn, of moer van wyn ; en laat het vervolgens in de halsa» der. Garfrenwater te drinken, en zemekn natgemaak in
wat zout water tôt voedzel, zullen de ontbinding van het pynlyk deel bevorderen. Indiende pyn hevig en de ontfteking groot is , îeg
'er dan hiede,gedoopt in een afvveekzelvan faliebladen, daar zout in ontbonden is, op. . Gebrujk nooit fineringen, olieu, zalven ,j balfemen ,
K a en |
||||||
I48 VERSTtTlKINGEN.
en pleisters: zy vermeerderen gefneenlyk de pyn en-
ontfteking in 't aangedane deel, en brengen dikwyls zweringen voort, die zeer nadelig voor den zieken zyn. Wanneer de pyn en ontfteking bedaard zyn , ge-
bruik dan hiede, die gedoopt is in azyn en pckel, of brandeivyn in zeep geklutst : indien aile deze midde- len nog in 't geheel de pyn niethebbenweggenomen, verdryf dan de verftopping, en verfterkde bindzelen ,u>et een merigzel van brandewyn , zeep , en Gom Ammo- niac, 'er tweemaal's daags fterk opte wryven, tôt dat liet in de opflorpende vaten van den epperbuid is door- gedrongen. LXVI. HOO'FDSTU K.
GALLEN IN DEN H I E L*
D e Gallen zyn zagt en ongevoelig, zîtten tusfchen hct
onderfte van defcheenefidentrekker, die over den hiel ïoopt,dus in de liolligheid van den tiiel,cn zynbeweegba ir op het gezfgt en de itanraking naar buiten en binnerr. Wanneer ze eerst gekoïûen zyn, kan men, als het paard de knien buigt, 'er weinig van zien :maar wan- neer de voeten in hunne kragt ftaan, komen ze uiepiri- len. Wanneer de gallen zig buiten en binnen verto- nen , worden liet doorgaande gallen genaamd. De oorzaken zyn, fterkarbefdenen ryden, knéuzin-
gèn , verrekkingen van den kniefchyf , al te fterk af« Sellende ftallen, en te jong arbeiden. Wanneer de gallen voortkomen door te veel ver-
moeidheid* , is ledtg ftaan , ftil lopen in het land, eu
|
||||
G A L L E N V A N D E N H I E ,L. I49
en wasfchen met brandewyn ", alleen genoeg om ze w
verdryven-; doch wanneer ze van langzamer hand toc eene zekere grootte gekomenzyn, dan zyn de pappen , de ontbindendezalven,detrekpleisteïs,enhet brandeu, de beste middelen om ze te genezen. De pappen moe- ten gemaakt wezen van fyn geftampte wynruït-bladen , gemengd en doorkneed jmet azyn en pekeî, die twaalf uuren 'er fiisch op gelegd. Indien dit in drie of vier dagen niet helpt, wasch en wryf dan dezelve mec fal ammoniac of galbanum in wyn ontbonden : zorg dragende om , als gy het hier mede gewreven en ge- wasfchen hebt, telkens de voorgaande pappen 'er we- derom op te leggen. Willen de gallendoordeze mid- delen zig niet laten verdryven, zo moet gy 'er fpaan» fche vlieg-zalf op fmeren ; doe dit drie dagen agtereen , en, zo ze zeer groot en oud zyn, dan agt dagen. De Paardemeesters zynjover de geueesmiddelen die
nicn moet gebruiken, wanneer de gallen kvvaadaardig zyn, van veifchilleiide gedagten. Sommigen verkie» zen het brauden , anderen zyn voor doorbytende mid« delen, Zo het vuur doordringt tôt den omvangenden band, een gedeelte vernietigt, het vogt, in dezelve befloten, verdroogt of ontlast, en eeu ligte zwering te weeg brengt, zal de eerfte manier de beste zyn; lia- rnciyk als men de wonde met Egyptiacum beftrykt. Integendcel ,als de doorbytende middelen doordringetj tôt den omvangenden band, een gedeelte verdelgen , en een overvloedige verzwering veroorzaken, zal heç nooit zo wel gelukken : ook zal hier door een fterke ontfteking ontdaan, die veeltyds de bygelegene deleus zal aandoen, en, niettegenftaande de allergrootfte voor» zorg, zal het zweren in het Celagtig weefzel verwek» ken, 4ie veeltyds bezwaarlyk zyn te genezen. Zo. K f tel |
||||
IgO GALLEN VAN DEN HIEt,'
dat brandende of doorbytende geneesmiddelen méet
fchade dan voordeel veroorzaken, om de gallén te ver- dryven. Die geenen, welke voor de operatie Iiet paard eersc
willen laten en purgeren » verftaan dit ongemak niet ; voor één plaatfelyk kwaad veroorzaken zy twee ziekten, zwakheid veroorzaakt door het laten , fterken afgang door 't purgeren. De ontleedkunde, of lie ver de onder» vinding, heeft aangetoond dat dit gezwel ook andere delen van het lichaam aandoet ; op vvat plaatfen van de bekleedzelen het zy, de manier die ik heb voorgefteld moet ze ontbinden of vertcren. LXV1I. HOOFDSTUK,
STEENGAL.
VV anneer 'ereenige roodheidkomt aandenzool, by
de hielen, noemt men dat een fteengal. De natuurly- ke is, die de hielen aandoet zonder waarfchynlyke oor- zaak; fomtyds komt die van uitgeftort bloed , fomtyds van eene fcherpe ftoffe, die het vleefchig deel der hie- len aandoet; ook ziet men een zoort van fteengallen, die de wanden der hielen verwoest, en als een oester» fchulp van gedaanteis. De onnatuurlyke fteengal komt van het beflaan ; wanneer men de proppen of kalkoe» nen al te breed en te lang maakt, drukken zy de hie- len , en veroorzaken deze kneuzing. De natuurlykeSteengal geneest meestentyd door dezel-
ve altemet eens af te fteken, en niet te lang te wagten met beflaan. De andere moeten geholpen worden door dé yzers,
aaa
|
||||
C TE EN G A L. 151
aan.die zyde daar de fteengal is, zo kort te ma ken, en
de proppen 20 laag, dat ze op de fteengal niet kunneii drukken ; en dus genezen zy gemakkelyk. LXVIII. H O O F D S T U.K.
S P A T.
Jl/cne Spat is een uitzetting van hetbovenfte en in-
wendige deel van het pypbeen j hare aangroejing doet het paard hinken. Neem niet voor fpat het binnenfle bultagtig uitvvas
van het bovenfte gedeelte der pyp (by 011s de.Jeltgo,- naamd) ; want velen vervvarrenditonderelkanderen ,en dvvalen hier in, mecnende, wanneerdituitwaswatveel uitfteekt, dat zulks het hinken van een paard zoude ver « oorzaken ; aïs of dat byhet eene paard niet hoger kon- de wezen dan by het anderj en aïs of een paard niet konde hinken door een gebrek in de geleding van den fhieerfchyf, zonder dat het een fpat hadde. Het is on- uodig de genezing van eene fpat te ondernemen : voor eendraaglyk kwaad zoude men eene ziekte veroorzaken', welke het paard onbruikbaar maakte. . Maar men heeft aderfpatten, en die komen doorgaans in de moeder-ader, die langs den zydelingfchen bin- nenkant van den kniefchyf, of waai, loopt. Als gy den vinger op die fpat zet, kunt gy zulks het
best bemerken, want op dat ogenblik verdvvynt zy, maar komt na de drukking aanftonds wederom te yoor* fchyn. Dit gezwel is in het begin niet grooter dan een noot of amandel, maar met 'er tyd krygt hetde groot- te van een kaatsbal. K 4 *t h
|
||||
J52 S P A T.
|
|||||
h Is best » wanneer die fpatten in 't begin zyn, de ader ta
torten en uit te nemen; daar door wordt hec meest al- tyd geholpen jiiatnelyk als dit in tyds gefchiedt. LXIX. HOOFDSTUK.
ONTSTBKING VAN DEN VOET,
D e voet is dat gedeelte van het Iichaam , welks ont
fteking raen niet ligt met andere ziekten kan verwarren, en metéén de wezenlykfte ziekte otn ze te kennen en fchielyk te genezen. De hitte van den hoom en de bekteedzelen van de
kroon, de grote gevoeligheid van den voet, de be- zwaarlykheid en onmogelykheid oui zonder liinken te gaan, en in 't algemeen de opzetting van de bekleed* zelen boven den hoorn, verzeld met hitte, fpanning, en pyn, zyn de tekens die de ontfteking van den voet aanduiden. Wanneet gy de beginzelen van de ontfte- king onderzoekt of nagaat, znk gy *er meer van over- tuigd worden. De oorzaken zyn drukkingen, kwec- fingen, en kneuzingen, door kwalyk beflaan, ofdoor een hard Iichaam tusfchen het yzer en den zool, veroor- zaakt } fterk lopen op oneffene en fteenagtige wegen, de ftoting van den voet tegen een fteen of eenig ander hard Iichaam, de intreding van eea fpyker of iets anders dat fcherp 'is ; het opleggerç van een heet yzer, Iang ryden in grote hitte op zaa- dige wegen, en de morfigheid en onreinheid der Ital- ien , verwekken doorgaans dit ongemak. De ont fteking van den voet, hoe gering dezeK
ye rnpge fçhynen, is altyd, van wegen de menigce der ze-»
|
|||||
ONTSTEKIKG VAN DEN VOÉT. 153
zenuwen en bloedvaten, die zig daar in verfpreiden,
gevaarlyk; als mede ora dat de voet van zulk een groot nut is, dai een paard, het welk hier aan groot ongemak heeft, van weinig of geen dienst is voor den rnensch. Aan den anderen kant gaat zy zo fchielyk over tôt ver* zwering, dat men dikwyls geen tyd heeft oni op de opiosfing te denken. Wanneer gy vermoedt dat 'ereen begin van ontfteking is,laat dan het paard in de halsader , doch zo de oniftekiiig aanzet, herhaal dan deze lating tweemaal in den tyd van twaalf uuren. Neem het geen in den hoorn irjgedrongen is 'er uit';
bewind den voet met hiede, gedoopt in een mengzel
van twee parten azyneneenpartbrandewyn; ofmet'een
pap van wynruitsbladen en azyn gemaakt, of met een
pap van wynmocr en rozebladen; geef natte zemelen
en falpeter - water voor eeten en drinkeu, 't geen de
paardemeesters gemeenlyk verzuimen : zy geven huit
dagelyks voedzel, en denken niet om openlyf te hou«
den met een af kookzel van garst en zalpeter. Zy ver-
genoegen zig den hoorn met olien, reuzel en zalven,
die zy verzagtende noemen, te fmeren ; als of de on-
dcrvinding|hen niet menigmaalen geleerd had, hoede
olien, reuzel en harsten, de ettermaking aanzetteu ;
olie, honing .enverfchereuzel, konnen denhoorn, als
die droog en bros is, wel zagt en lemg maken, maar
wanneer het vlcefchig deel is aangedaan, vermeerdert
hierdoor de ontlteking : doch zy doen in zulk een ge-
val beter, dat ze het yzer van den zieken voet afnemen,
en het paard dus blootsvoets op droog firoo of hout
laten ftaan.
Indien de toevallen van de ontlteking vyf of zes da«
jcn aanhouden, zonder te verminderen, en gybevindt K S dat
|
||||
l£4 ONTSTEKING VAN. DEN VOET.
dat de pyn en hitte dan bedaren, zo kunt gy weten dat
het begint te zweren. Daar '. zyn gevallen , waar deze verzvvering zo fchie-
lyk voortgaat en zo veel vervvoesting aanregt , dat ze het grootfte gedeelte van den hoorn van den voet aflbheidt, en dat de etter inhet celagtigweefzel van de bekleedzelen , die boven den hoorn zyn, uitkomt : dan heeft de meester onder in den voet een opening te ma« lcen,om den etter te doen ontlasten; of hy moest een andere plaats aan den voet ontdekken die zeerpynlyk was : want op de plaats van den voet, daar de meestepyn is, moet men den etter doen uitlopen : doch ik houd altyd best den zool *er uittenemen, wanneer de zwe- ring groot, en de etter overvloedig is. , Men moet vooral op den omftoken voetgeen koud watergieten, noch met hiede, dieinkoudvvaternatge- maakt is, dien vogtig houden , noch het paard op een vogtigen grond zetten : gemeenlyk vermeerdert dit de ontfteking. • L&X. HOOFDSTUK.
VEllZAMELINO VAN ETTER IN DEN HIEL 0F
DE KROON, Î1ÛK. H et paard hinkt ; als men den hiel bevoelt, vindt
men daar een dikte, min of meer pynlyk; wanneer die in hetCelagtig weefzel der bekleedzelen zit, ishethair 't geen den hiel dekt gemeenlyk met een ftinkend vogt feefproeid, en dan noemt men heteenvoudigemok,- zo dit hoger opklimt,engeplaatst is aan den koker van de pees, krygt het den naam yan mok aandezenuw: dan gaat
|
||||
VER.2AMELING VAN ETTER. ENZ. 155
gaat het paard bezwaarlyk. Ehidelyk -, wanneer dit de
kroon van den voet aan het begin dër hoefaandoet, of in het Celagtig weefzel geplaatst is, en het kraakbeen is aangedaan, noemt men het hoomagtig. De oorzaken zyn kneuzingen, bezettingen, fcherp-
heid van flyk , verdroogde en verzamelde vuiligheid, die âan de voeten bedroogt, en, de openingen of zweet- gaten der huid toeftoppende , het water of de vogten in fommige vaten , die tôt affcheiding gefchikt zyn, ftremt en ftil doet ftaan. De eenvcudige mokisgemakkelyk; maardiedepees,
het kraakbeen » en andere delen van den voet befchadigt, valt veel moeielyker te genezen. - Dewyl veelmalen deze zweer nfct wordt befpeurd, dan als 'er reeds etter, of een dikke en witte angel, te voorfchyn komt , heb ik geoordeeid dit onder de Ab- cesfen te moeten plaatfen , hoewel ik overtuigd ben, dat het ontftekend is, en dat dezenuwagtigeenhoorn- agtige de gevolgen van de eenvoudige zyn. De zwering te bevnrderen; het abcès, wanneer de
etter begint te verzamelen, te openen; de pees en het kraakbeen van de fclierpheiddesetterstebevryden; het aangedane kraakbeen weg te nemen, de zuivering en fluiting fchielyk te bevorderen , zyn de geneesmidde- len die de meester heeft in agt te nemen. Als men verzekerd is dat de bekleedzelen van den
hiel de eenigfte aangedane delen zyn , knipt men het haïr weg , en doet op het verhevenire van de zweer Egyptiacum, bedekt door eeii pap van mellc en befchuit. Verbind die , i indien de angel 'er uitgaat en de zweer begint te zuiveren, met fuppuratief zalf; doeh[anders moet de Egyptiacum gebruikt worden. Zodeopening van het abcès te kléin is, fnyd het op; dan zuliende ■ ' , ■ ' :ge- |
||||
\$6 VETlZA MELING VAN ETTKR,
geneesmiddelen beter in dezweer indringen , deangel
'er met meer gemak uitkomen , de wonde beter fluï- ten , en geen gevaar lopen dat de eenvoudige in een peesagtige zweer verandere. Of 'er in den kokcr van de pees een verzarneling van etter zy ,kunt gy weten wanneer na de uitduwing van den angel 'er nog een min of meer etteragtige fcherpe ftof uitzypt. Zo ras gy dit ontdekt , open dan voorzigtig de wonde, en fteek 'er vervolgens, zo de pees niet bezeeri is, zagte wieken met digefiief zalf in ; doch zodepeesaangedaan is, gebraik dan wieken met tinctuur vanterpentyn, of digefiief zalf met min of meerbrandevvyn aangezet; of tinctuur vanAloë, om het afvallen van het aangedane deel vôontezetten. Verbind net vervolgens, met en- kefe digefliefzalf : begint de zweer te zuiveren , goe- den etter en vleesch te maken, ga dan over tôt diges* tief met eenige druppels brandewyn, en genees het voorts met droog plukzei. 't Gezvvel, dat op de kroon zit, noemtmenkroonge»
zvvel, of mok opde kroon van den voet, om het te onderfeheiden van het hoorngezwel ,'dat het kraakbeen ea fomtydsdén hoorn des voets aandoet. Dit moettotvol» komene ettermaking gebragt worden, door de opleg. ging van de Gom. Ammoniac ,overdekt met een pap van melk en befehuit: als 'erin vyf ofzes dagen geen etter komt ,en het niet van zelfs doorbreekt, moet gy het ope- nen. Indien het van zelfs doorbreekt, bevorderdanhet nitwerpen van den angel, met digesiiefzaif; of zo die niet genoeg aanzet, met Egyptiacum ;. maar als de an« gel in vjer of vyf dagen nahet openen van het abcès ?er niet uit is» ftelt men voor het paàrd te doen vertreden: de beweegmgen van het kroonbeen, of het been van den voet,kunuen de uitdryviug van den angel tyel bevorderen,. maar zy zyn ook gefchikt om ontfte- kin-
|
||||
»57
|
|||||||
VERZAMELING VAN BTTEIÏ.
|
|||||||
ïdngen eîi andere-toevalkn te verwekken. DocH het
is, naar fli'yii gedàgten, veelbeterenmindergevaarlyk , het fap van Chelidonie, het fap van noteboomsbladen, of Egyptiacum, op het gezvvelte leggen. Zo ras de aogei 'er uic is, riioet gy het bebandelen als de eenvou- dige mok. Wanneer de opening niet groot genoeg is om 'er den angel te doen uitkomen, ofdat de etter zig uitbreidt, waardoor de delen van cien voet in gevaar zynvan befchadigd te worden, opent enverwydtmendé zweertotin den grond; en men doet *er zagte wieken van digefliefzalf, aangczet [met brandewyn of fpiritus vini, in, naar de hoedanigbeid van den etter en de ian* den van de zweer* De bezering of kwetfing van het -kraakbeen van den
voet vereischt andere middelcn j altyd.opzigt hebbert* de op de bcginzelen van het ongemak. Vermaardc Smeden flellen volgens hunne ondervinding vast, dac indien de • angel aan het einde van den hiel uitgaat, i'chooR het kraakbeen befchadigd is, 'er geen gevaar is, en dat het kwaad zelden behoeft geholpen te vvorden, als men het paard maar dikwyls laat vertreden, en zo weinigaismogelyk op fiai laat flaan; dewyl de etterag* tige (lof anders kwaadaardigwordt,en doorhaar verblyf op de fiai het kraakbeen aandoet. Dog als 'er bederf in het kraakbeen is , moet
men altyd vooronderflellen dat een min of meer vloeybare etterflof 'er de oorzaak van is. Indien de ontfleking oppervlakkig is , moet men het ab- cès openen, en de zweer zniveren door geestryke middelen; hier door wordt dikwyls de verborgen etter be, Jet,en de fluiting bevorderd.Maar wanneer het kraakbenig deel van den zool geheel is aangedaan , hetgeen gydoor het tentyzer , de hoedanigheid van dcn etter, de plaats van
|
|||||||
I58 V E.R Z A IWJjE L 1N G V AN E T T E R.
van het abcès , en de verwydering van de zweer, kitnt
ontdekken , is het niet mogelyk het ftuk op die manier te behandelen. Dan moet het aa.ngedane deel wegge. nomen worden , na dat.de voet beftoken, en de zool afgeftoken is. En zo 'er ette,r onder de zool zic, neero dan den hoorn weg die de zool bedekt; fnyd eerstmet een incifiemes het bovenfte van den zool los, ligtdiever- volgens allengskens met de nyptang op, tot.zy'eraf is. De Smcden , die de gefteldheid van den voet niet welkennen, moeten dit niet ondernemen, dan na datze hctaîvorens veifcheidene reizen aan eendoodpaardge» daan hebben. Als de operatie gedaan is, leg op de wonde een vveinig plukzel ,gedoopt in tinctuur van ter- pentyn ,'t welk gy 'er op vast moet leggen., met veel hiede, en een windzel, dat hetzclve zagc mag drukken op den grond vandejwonde. Indien 'er eene bloedftorting mogt komen, leg dan
op de opéning van de ftagader Lycoperdon , vitriool, cf ( * ) amandou ; neem het verband na verloop van vier dagen 'er af; vvant als gy langer wagt kunnen 'et fistels komen, die men moet npenen om den etter te ontlasten. De Smeden moeten ze-r voorzigtig zyn in deverban.
den te leggen; als ze den voet te Iioog optrekken kan Jer Iigt een bloedftorting komen ; 00k moet het paard Vooral niet gaan in de eerfle dagen. Zy moeten'er niet* op leggen, dan plukzel met tinctuur van terpentyn , vervolgens digeitief, aangezet met min of meer braude* wyn. j Als 'er fistels onder 't genezen mogten voorkomen,
moet
(*) AmanÛQH i$ tsn gevas oj> den latt van een Et.
'Jcjien boom. |
||||
VERZAMELING VAN ETTER. 159
|
|||||
Hjoet [men die wyder maken , den hoorn met verr
fche reuzel en honing fmeren, den zieken voeden met flroo en'een weinighaver, water met falpeter te drin- kengeven , en dikwyls klisteren met een afkookzel van heemstwortel. LXXI. H O 0 F D S TU K.
D1KKE HIELEN.
JL/ikke hielen worden, als het in 'tbeginis, metkoud
putvvatergedurignat gemaakt zynde,gemeenlykgenezen; 00k is het zeer goed, paarden, die'dikke hielen hebben , en niet zeer verouderd zyn , laat in den herfst in het land te houden. (a) Sommigen, alsPieterAlmanus van Cour, zyn voor het branden; doch deze manier hecit veeltyds veel zwarigheid, en is aan lekking van ze- nuwater zeer onderhevig, waardoor dit dikwylsjkwa- iyk uitvalt. Anderen oordeelen best een kmisfnede in het vel te
doen, en dan de vergaderde ftoffe daar uic te halen , de eindenj van het vel wederom famen te hegten, of met een kleefpleister 't faam te trekken, en 'er phikzd, in terpentyn en brandewyn gedoopr, op te leggen; en het verder met digeffief zalf, aangezet mec een weinir brandewyn, te genezen. (£) Ookkaneen dikke hiel genezen worden doorhet af.
fnyden, gelykde zwamj maar dan blyfc 'ergemeenlyk een klein lidteken over: ditis andershet faeste, name- lyk aïs ze verouderd zyn. (a) De Fertakr.
(k) ût Ferta/er, kXXtf, UOOFD'
|
|||||
l6"o STEEK, OF PRIK IN DEN VOET.
|
||||||
LXXII. H O O F D S T U K.
STEEK, OF 1> R I K I N DEN VOET,
BEN STUK NAGEL IN DEN
VOET,
1 fidien de Smid, als Hy de nagels in het yzer flaar,
het vlecfchig decl van den voet komt te raken, trekt het paard aanftouds den voet met gevveld naar zig, en brengt den Smid in de noodzakelykheidomdenkwalyk geflagenen nagel 'er (lit te trekken. De oorzaken van dit ongemak zyn gemeenlyk dun hoorn, een klein, raauw, ofte ruim doorgeflagenyzer, dezvvakheidvan dé punten der nagels, die daar dooreerder lïaarbinnen dan naar buiten dringen, de verkéerde beftierïng der nagels, ecnighamerflag dat aari de punt van den nagel is, een ftuk van een ouden nagel, dat doof den riîeuvven naar binneii gedrongen wordt, enz. Wanneer de Smid den nagel, die des paards voet bezeerd heeft, 'er fchielyk uittrekt ? zaî liet wrîflig ongemak veroorzaken, voor- nàmelyk als hy în het gat van den nagel twee of drie druppels tinccuur van terpentyn giet, en dia nagel in een nieuw gat fiait. Begint het paard te hinken, zo moet de voet uitgeftoken , en een opening by het gat, daar de bezering gsfchied is, gemaakt vvorden , en zo diep aïs de bezering zelve is. Dan moet men 'er een wiek, die in tinctuur van terpentyn gedoopt is, op leggen, en dezelve vast houderi , met een ftuk van een ouden hoed onder het yzcr te leggen: verbind dit dus omde twee of drie dagen, laat het paard ftil op fiai ftaan ,en geef het goed vocdzel. |
||||||
LXX1II. HOOFD.
|
||||||
VERNAGELEN. l6l
LXXm. HOOFDSTUK.
V 52 R N A G E L E N."
J\h een nagel, of een ander fcherp fluk yzer, in het
vleefchig deel van den voet komr, en daar blyft.zkten, hinkt het paard; en zo men den voetvanhetpaard met de nyptang knypt, gevoelt het pyn op de plaats daar het vernageld is. Wanneer de punt van den nagel in den voet 2itten blyft, gevoelt het diereengroôterpyn, en begintmeer te hinken, Men moet aan(ronds den voet uitfteeken, enèene opening maken om depuntvan den nagel 'er uit te halen; anders is dit zeer bezwaar- lyk te genezen: men kan gemakkclyker een geheelen nagel, al heeft hy eenigen tyd in den voet gezeten , *er uittrekken. Het vernagelen is gevaarlyker , naar jnate de nagel 'er lang heeft ingezeten : indien hy 'er twee of drie dagen heeft ingezeten, en 'er dan worde tiitgeirokken, geneest tinctuur van terpentyn, brande» wyn, en wyn, mits dat het paard (tîl op (lai ftaa, dit ongemak in weinig dagen. Maar zo is het niet met een fpyker of eenig ander fcherp yzer, dat een week of twee in het vleefchig deel van den voet heeft gezeten ,• de oiufteking maakt daar eene zwering, en men is genoodzaakt daar eene wyde opening te maken, opdat de etter moge uitlopen, de wonde gezuiverd, en de iluiting bevorderd worden. Somtyds is de verettering zo overvloedig, dat de
etter boven tôt de hoef uitdringt. in zulk een geval inoet men de zool 'er uit nemen. Di ben zelfs van ge- h dag» |
||||
l6l VER.NAGELEN.
|
|||||
dagten, dat men het wel mag doen als 'er vce] etter komt,
zonder te vvagten dat hy boven uit de hoef kome. Va» Va? V»ï Va? Va? Va? a SS Va? V»? V Va? Va? Va? W? V ■ V*? Va? Va? Va? Va? Va? V*f
LXXÎV. HOOFDSTUK.
VLEESCHAGT1S UITWAS, VYT, VERROT-
TINO ÎN DE ZOOL MET STANKi JL/eze uitwasfingen zyn gevoeliger en zagter dan de
wratten, en van eene roodagtige koleur. Men noemt hetvyt, wanneer het den ftraal of het
vleefchig deel van den voet aandoet. Deze vyt veroorzaakt dikwyls door hare kwaadaardi»
ge ftof, dat de zool by ftukben uitvalt, en het paard kreupel wordt. De uitwasfingen, die roodagtig van koleur zyn,moe-
tenmeteen fcherp infiniment afgefneden, enmetEgyp» tiacum genezen worden. Zo de vyt den ftraal aandoet, moet de zooluitgeno«
men \vorden,-en heeftzy reeds het vleefchig vliesaanhet been van den voet aangedaan , dan moeten daarenbo» ven de vleeschagtige uitwasfingen afgefneden wor. den. Leg dan op dezeive plnkzel doortrokken in vvezenlyke olie van terpentyn : druk dezeive zagt neder, doorfynehiede'er over te leggen met een goed verband. Sommigen gebruiken op de afgefnedene wor- tels Egyptiacum, en op het overige van den voet tinc- tuur van terpentyn ; of, zo 'er ontfteking in de won* de komt, dan digeftief, aangezet met brandewyn, tôt da: de afgefnedene wortels goed vieesch vertonen. Genees ze vervolgens mec plukzel in tinctuur van ter- pentyn nat gemaakt; doch zo 'er reeds bederf aan het been
|
|||||
VLEESCHAOTIG U I T W A S. 163
been van den voet is, dan kan men met branden de
uitwasfingen vernietigen en bet beenbederfdoenophou- den. Leg op de gebrandeplaats plukzel, in geest van brandewyn nat gemaakt, en vervolgens in brandevvyn of tinctuur van terpentyn, lot het genezen is. Wanneer men met deze genezing bezigis , moethet
paard iigt en zagt voedzel gebruiken, als ftroo , zeme- ]en, enz. ; doch zo 'er een fterke onn'teking mogt ont» ftaan, dan moet het in de hais - ader gelaten worden. LXXV. HOOFDSTUK.
E A R S T E N I N D S HOEF, SlVAUÎlERi
V O E T E N. D e hoorn van den voct van een paard isonderhevig,
0111 van boven tôt beneden te barsren : deze barstea komen meest aan de binnenfte zyde, en doen de paar- àen kreupel gaan, byzonder wanneer de barst zo diep is dat zy het vleefchig deel raakt, of indien het vleesch opzweît, en uisfchen de zyden der barst komt. De droogte van den hoorn, het kwaadbeilaan, den
voet te veel oit te ftekcn, de hoef te veel af te raspen, en de lange reizen in zandige wegen, zyn de oorza- ken van kvvartier-voeren; ook is een paard dat ronde en broze hoeven heeft, waardoor, met het inflaan âer riagelen , fplinters nitbarsten 3 hier meest àan onderhe ■ Vig. Het gevaar van den kwartier-voet is opzigtelyk op
de diepte van de wonde, en op den ftaat van het
Vleesch - vlies des voets. De barst die niet aan het
vleesch «vlies komt, geneest fchielyk, indien men de
h a kan»
|
||||
164 BARSTEN IN DE HOEF.
kanten van de barsr maar een weinig affteekt, en delt ,
voct befmeert met een zalf ,gemaakt vanjlioning enreu- zel. Doch in vvelke omfrandigbeden de barsc van den hoorn mag zyn, men moet altyd zorg dragen, dat zy door een verband en door biede voor de lugt bewaard woi'de. De genezing van de barsten, welke tôt aan het
vleesch -vlies doordringen , valt veel zwaarder. De Smid zal de kanten der barften wegfteken op hetleven, en 'er opleggeu plukzel, in tinctuur van terpencyn nat- gemaakt, zagtelyk door hiede gedrukt, en 'er een wind" zel ombinden. Wanneer, niettegenftaande dezedruk- king, 't vleesch zich verheft ,zal men het affnyden , eu de wonde verbinden met plukzel, in brandewyn natge- maakt, en het verband 'er ftyver omleggen. Dit dus drie of vier dagen latende zitten , zonder het te verbin- den, moet men herdagelyks nat houden metbrande* wyn, zorg dragende dat men den hoorn fmeere met de zalf van honing en reuzeJ, en het dier (lil op (lai laate ftaan, en goed voedzel geeve. Aile Paardemeesters zyn hier over niet van dezelfda
gedagten : fommigen doen in de barflen brandende ge- neesmiddelen ; anderen, en weldemeeste,brandendrie S-en, met een brandyzer daareenS aan 't eind is, een duimvan elkanderen , en vvel opdeze manier dat de S-en dwars over de barst komeu ,• enomdebarstbovenaan de kroon te doen fluiten, maken zy een gloeiend yzer op de manier van een halve maan , en zetten dat ten dele op- de kroon, ten dele op den hoorn. |
|||||
LXXVI. H OOF a
|
|||||
NATUURLYKE N A A U WV OE TIGHEID. 165
LXXVI. HOOFDSTUK.
NATUURLYKE N A A U W V 0 E TIG-
HEID. D e Hoef is natuurlyk naauW by de kroon, en aan de
zyden of kwartieren , byzonder by de hielen. Dit gebrek doet een paard niet hinken , maar 'twordt 'er onbekwaam door totlangereizen,voornamelykopharde wegen. Zo zy kwalyk beflagen worden, hinken zy fchieïyk , en worden daardoor rognaauwer aan dezy« den en hielen. Deze kwade gefteldheid der hoef vereischt veel op-
lettendheid voor de Srneden : zo zy den voet by de hie- len, en byzonder aan de zyden der hielen , niet uitlrc ken, zal een naauwvoetig paard lang kunnen lopen zonder hinken : integendeel zo zy de voeten uitftekeii by de hielen , zal het paard naauwvoetiger worden en rneerder hinken. LXXVII. HOOFDSTUK.
TOEVALLIGE NAAUW V OETIGHElD.
Is de welgefchikte voet kwalyk beflagen, en uitge»
ftoken, of heeft de hoef een byzonder ongemak, hy îoopt gevaar van naauwvoetig te worden: byzonder als de wanden der hielen, dat is te zeggen de twee zyden der hoef, die de hielen tegen den ftraal onder. fieunen, zyn weggeftoken. Het paard 3 dat dus naauw- h 3 voe- |
||||
l6<5 TOEVALLIGE NAUWVOETIGHEU)
voetig gemaakt wordt, gaat bezwaarlyk, en hinktwân-
lieer het lang moet lopen. Ervarene Smeden verzekeren datfaet, om de naamvvoe»
tigbeid, die hier uitontftaan is, te herftellen, genoeg is den voet niet uittefteken, een ligt yzer met korte kal- koenen of proppen 'cr onder te leggen , het zelvemet Vicr nagels aan deu voorkant vast te maken, zonder hetzelve heet te maken, en het paardnieteerdertelaten gaan dan tôt dat de zool zagt is geworden, en de zydcn der hiclen heriïekl zyn Men moet dikwyls den voet fmeren met reuzel en honing , tôt een zalf gemaakt. LXXVIF. HOOFDS T U K.
O P Z W F. L L I N G VAN D S j E L T.
x\ls de Jelt dik wordt en opzwelt, en de ontfleking bel
bovenfîe van de pyp aandoet, worden debindzelen van de gewrigten gefpannen ,de beweging bezwaarlyk, en lier paard kreupel. Zo rasgy deze opzwellinggewaar wordt 5 leg op de Jelt hiede, natgemaakt in brandewyn, en houd het gedurig vogtig; ofleg'ereenpapop van Ro- zebladeren, zemelen, en wyn : zo men vooreene lier-* kc ontfleking bevreesd is, leg 'er dan hiede op, in brandewyn en azyn natgemaakt; dit zal de opzwelling verdryven , deoinfteking doen bedaren, en de cpgroe- jing verhinderen. Doch zo de opgroejiog, niet te- geuftaande deze aangewende middelen , begintbeenagtig te worden, bar) men het nooit wederdoen verdwynen , en het paard blyft meest altoos kreupel: en dit wordt dan by veien genoemd een he-fpat. LXXIX. HQOFD-
|
||||
O V F. R. H O E F. 167
LXXIX. HOOFDSTU K.
0VER.H0BF. JL./it is 'een ontftekend gezwel op de kroon van den
voet, geplaatst aan beide zyden, meer naar buiten dan naar binnen, en wordt veeltyds veroorzaakt door een fing, ftoot,of ander toeval. Dit ongemak doetveeltyds een paard kreupel gaan, en wordt ~elden genezen : daarom belioeft men hier oratrentgeenegeneesaiiddelen voor te fchryven. LXXX. H O O F D S T U K.
K Xi. I B R E B V T E N.
|
||||||||||
H
|
||||||||||
et paard lleunt met de boven fie tandenop den kant»
|
||||||||||
of in de kribbe, op lier touw van den haIfter,ofop dent
kant der ruif, en maakt omtrent een geluid als iemand die den hik heeft. Ook is 'er veel oeweeging in den hais, die een ilerke ilmentrekking van den flokdarm te kennen geeft. Gemeenlykisde monct een weiuigopen, zo dat 'er wat kwyl uitlpopt. Doch fommigen lozeti geen kwyl, ten minften zo weinig dat lier naauvvelyks gezieu kan vvorden. De Paardemeesters gebruiken hiertegen veîemiddelen ;
fommigen wryven de plaats, waar het paard met zya tandenop fleurit, met een zalf,gemaakt vanoade pis , roet uit den fchoorfleen, Coloquint of Aloë, ofosfe» galle met malrove bladeu ; auderen beikan de kribbe en- fui. |
||||||||||
l68 KKlBliE BYTEN.
ruiven met blik , en doen een leêr, dat 2 duim breed is,
digc om den hais , en laten het zo lang aanhouden , als het op ftal ftaat : eindeiyk zyn 'er ook, die het paard haver laten eten uic een haverzak. 't Is nlet nodig al zyn kragten -in te fpannen om
het kribbe - byten te beletten , dewyl dit zeer nadelig voor de verteringskragt is. Als het een jong paard is, kan men eenigzins nog op genezing hopen, maar zo hec deze gewoonte lang gehad heeft, kan het niet genezen worden. De voorgaande middelenkonnenhetwatv > minderen,en daaris aiidersnietstegente doen. |
||||||
E I N D E.
|
||||||
a 6&Z.
|
||||||