de
quoD,
EX AüCTORITATE RECTORIS MAGNIFICI
BARTHOLDI JACOB! I.OTEI.O »E «EER,
KEC KON
amplissimi SENATUS ac.a)EMICI consensu
et
kobilxssimae facultatis matheseos et phi-
losophtae natuealis decreto.
'U
SITMMISOTJE IN
MATHESI ET PHILOSOPHIA NATUEALI
iionoribtjs ac pbiyilegiis,
IN ACADBMIA RHBNO - TRAJBCTSNA
RITE ET lEGITIME COKSEOTJEHDIS,
eetjditorum examini submittit
horna - westfbisitjs ,
medicinae dootok.
(Tl
AD BIEM XXIV M. JUNII A. MDCCCL, HORA II.
trajecti ad rhepiüm,
apüd kemink et EILIUM, typogr.
mdcccl.
rmrn.
9m
T
gutta PEaCHA EN CAOUTCHOUC.
-ocr page 4-m
-ocr page 5-oveb
EN DERZELYER VERHOUDING
tot
ONDERSCHEIDENE AGENTIA.
meu. doct.
KEMINK EN ZOON.
1850.
■J
-ocr page 7-VOORREDE.
Een enkel woord moge aan de volgende bladzijden
quot;Voorafgaan; wat het behandelde onderwerp betreft,
^00 is er toel is waar veel over hetzelre in tijdschrif-
^en van allerlei aard medegedeeld, maar meest met
betrekking tot de onderscheidene wijzen van bewer-
king van de Gutta Percha en de inrigtingen, daarop
toepasselijk. Behalve de Heeren Soubeiran,
I^ouglas-Maclagan en Kent, zijn mij geene
personen voorgekomen, die de door mij behandelde
stoffen hebben onderzocht. Mijn onderzoek is reeds
''vroeger begonnen, doch toen niet vervolgd en eerst
'Voortgezet, nadat ik in het midden des vorigen
yaars, de vroeger door mij uitgeoefende genees-
^quot;^ndige praktijk ter zijde gesteld had, om rede-
quot;^en, ^ig^ zoowel door geneeskundigen van roem en
kennis, 'als ook door hen, die mij nader kennen, ten
volle zijn goedgekeurd. — Bij het in de volgende
bladzijden medegedeelde, heb ik, behalve tot de Gutta
Fercha, ook steeds het onderzoek uitgestrekt tot Ca-
^'^tchouc als punt van vergelijking, de verkregene
^'^tledingsproducten zijn echter niet nader nagegaan,
daar ik meeamp;t op kleinere hoeveelheden stof, de re-
^ctien heb beproefd, en ik in het tegengestelde geval,
daartoe, vooral bij sommigen grootere hoeveelheden
zoude hebben moeten gebruiken. Buitendien is het
onzeker of de verkregene producten, niet zelve uit
meerdere stoffen bestaan, vooral voortspruitende, uit
de hij Gutta Percha en Caoutchouc voorkomende
bijmengselen. — Omtrent den handel in Gutta Percha i
moge hier dit weinige aangestipt worden , mij door
eenen deskundigen medegedeeld; de stof komt vooral
uit de Engelsche Koloniën en wel meest uit Singa-
pore , de belangrijke aanvoeren van daar, zijn oor'
zaak, dat de prijzen ook in Europa steeds veraU'
deren en tevens, dat alle handel daarin, tot nu toe
verlies opleverde, hetgeen weinig uitlokt, om in om^
bezittingen, waar de boom, die Gutta Percha levert,
ook voorkomt, meerder onderzoek daarna te doen.
Wat ik in de voorrede mijner geneeskundige dis'
sertatie, 1) opregt gemeend mijnen geachten Ue''quot;
meersters toevoegde en inzonderheid aan de Hoog'
leeraren Mulder en van Rees behoef ik hier nie^
te herhalen, alleen voegt het mij H. E. H. G^^'
mijnen dank te betuigen voor het in ruime mate vol'
doen, aan het destijds door mij, aan H. E. H. Ge^'
geuit verlangen. — Zooioel aa,n Prof. Dr. Miqti®''
als aan de Heeren Mr. J. L. H. Eoijen en de
Vries Robbee betuig ik bij dezen voor bekome'quot;'^
inlichtingen en andere beivijzen van beleefde weliJ^i^'
lendheid mijnen opregten dank,
utrecht, 21 Jimij 1850.
l) De subtïliori pulmonum structura, Trajecti ad Hhenuni 184/-
-ocr page 9-Eene menigte planten, vooral uit de na-
tuurlijke familien der Eupliorbiaceën, Urtieeën,
Apocyneën en anderen, bevatten een sap, dat,
om deszelfs overeenkomst met dierlijke melk, melk-
sap geheeten wordt. Behalve andere bestanddeelen,
bevat dit sap in gesuspendeerden toestand een
hoogst belangrijk ligchaam, dat, eerst sinds den
aanvang der vorige eeuw in Europa bekend ge-
worden, echter nog lang eene zeldzame stof was,
die slechts in de rijkste naturalien verzamelingen
voorkwam en waaromtrent men zoowel, wat den
oorsprong als de eigenschappen aanging, lang in het
onzekerequot;bleef. Deze stof, de elastieke gom, thans
veelal met den Indischen naam van Caoutchouc
bestempeld, is ons nader bekend geworden door
den beroemden De la Condamine, die van
1735—1743 door Zuid-America reizende, het eerst
iets naders omtrent de Caoutchouc vernam en wel
in 1736, toen hij zich aan de Amazonen rivier
ophield. De boom, die de elastieke gom voort-
brengt, werd volgens de la Condamine door de
inwoners Hhévé geheten, zij verschaften zich des-
zelfs sap door insnijdingen in de boomen te ma-
ken en bedienen zich van hetzelve, om waterkrui-
ken en ander huisraad te vervaardigen. Over de
kruidkundige kenmerken van den boom, wordt
door gemelden reiziger niets medegedeeld, daar
hij zich inzonderheid met sterrekundige en andere
waarnemingen bezig hield. Hij verzocht echter
zijnen vriend Don Pedro Maldonado, Gouver-
neur der provincie Smaragd, zooveel mogelijk
hieromtrent nasporingen te doen en alles later
mede te deelen; deze is echter door den dood
verhinderd aan dit verzoek te voldoen; De la
Condamine heeft ook nooit iets van zijne onder-
zoekingen kunnen bekomen. Een ander Franschinan
met name Fresneau, die gedurende 14 jaren in
Cayenne als militair bouwkundige is werkzaam
geweest, heeft in 1741 den boom beschreven in
de Acta Acad. Eeg. Par. en tevens de afbeelding
gegeven, echter zonder bloesem of vrucht, zoodat
noch door die afbeelding, noch door zijne beschrij-
ving bepaald konde worden, tot welke klasse van
planten de boom moest gebragt worden. De eerste
in allen opzigte veel verbeterde beschrijving, is m
1744 gegeven door Fusée Aublet, in zijn werk
Histoire des plantes de la Guyane Françoise, in
vier quarto deelen met vele platen voorzien, te
Parijs uitgegeven. Uit deze berigten blijkt voorts,
dat de Indianen met de eigenschappen van het
verdikte sap vrij wel bekend waren, zij bedienden
zich van hetzelve soms, om de pezen in hunne
boogen te vervangen en vervaardigden er water-
digt linnen mede en wel door het sap, zoo als het
uit de boomen voortkomt, in dunne lagen her-
haaldelijk over het in de zon uitgespannen linnen
te strijken Ook heeft De la Condamine een
paar schoenen uit gom elastiek door de Indianen
vervaardigd, naar Europa overgebragt en in eene
door hem uitgegeven verhandeling, in de werken
van de Parijssche Academie van wetenschappen
beschreven en er afteekeningen bijgevoegd. Zoo-
vi^el toen, als nog heden wordt de afval van elas-
tieke gom door de indianen, om de jonge takken
van de Hevaea Guyanensis gewonden, en deze
als fakkels des nachts gebrand. In de Oost-In-
diën en vooral ook op Java, wordt, volgens me-
dedeeling van reizigers, het jonge hout van Fi-
cus elastica, die, zoo als bekend is, veel Caout-
chouc oplevert, ook gebruikt als fakkels en wel,
om uit de rotsgrotten de vledermuizen en andere
dieren te verjagen, ten einde dan in die grot-
ten zonder gevaar naar eijeren en vogelnestjes
te zoeken.
De planten, die de Caoutchouc tegenwoordig
leveren, zijn genoegzaam bekend, vrat haar
kruidkundig karakter aangaat en ik behoef dus
die niet te vermelden; het is bovendien bekend,
dat zoowel de Oost- als de West-Indiën de Ca-
outchouc opleveren, hoewel in den laatsten tijd be-
paald meer aanvoer uit de eerste dan laatste
schijnt te zijn.
Nadat de Caoutchouc bijna honderd jaren in
Europa bekend was, en in menigvuldige aanwen-
1*
-ocr page 12-ding is in het dagelijkseh leven en in de kunsten,
is men op eene hoogst toevallige wijze gekomen
tot de kennis aan eene stof, die zich in vele op-
zigten aan de Caoutchouc aansluit, namelijk de
Gutta Percha.
Het verhaal i) omtrent de ontdekking dezer stof
wordt volgenderwijze door onderscheidene berigten
medegedeeld. Een Engelsch beelkundige, die te
Singapore in dienst was, bemerkte bij gelegenheid
van eenen marsch met militairen landwaarts in, dat
sommige Maleitsche houthakkers, aan hunne bijlen
hechten hadden, van eene stof, die, hoewel dezel-
ve uitwendig veel overeenkomst aanbood met hout,
echter bij nader onderzoek bleek, daarvan aanmer-
kelijk te verschillen. Een der inboorlingen deelde
aan den officier mede, dat het hecht van de bijl
het verdikte sap was van eenen boom, die reeds
sedert jaren aan hen bekend was, even als zij
niet onbekend waren met de eigenschappen van
het verdikte sap.
Dr. Montgomerie heeft het eerst deze stof
nader bekend gemaakt en in Europa ingevoerd,
hoewel volgens Lackerstan, deze eer eigenlijk
zoude toekomen aan den vroegeren resident van
Singapore, den Heer Jose d'Almerada. AVat de
naam van deze stof betreft, zoo vindt men hier-
omtrent verschillende opgaven. Gutta Percha (uit-
spraak pertsja) is de gewoone Maleitsche benaming;
1) De originele mededeelingen zijn in Engelsche bladen en tijd-
schriften geplaatst, bij gemis van deze heb ik alleen uittreksels in
ïransche en Dnitsehe kunnen nagaan.
Gutta beteekent sap, Percha is de naam van den
boom, die hetzelve voortbrengt. De Maleitsche be-
naming van Sumatra, Pulo Percha zijnde, zoo
meenen sommigen, dat de boom door de inlan-
ders daar het eerst zoude gevonden zijn en alzoo
dien naam bekomen hebben. De bekende Sir
James Brooke, Engelsch resident te Sarawak,
vermeldt, dat ook op de Zuid-oostkust van Bor-
neo de plant gevonden en aldaar in de landtaal
Niato geheeten wordt. Op Java draagt de Gutta
Percha den naam van Gummi Gettanhia, terwijl
nog andere namen voorkomen, hoewel het niet
zeker is, dat met dien naam dezelfde stof wordt
aangeduid. Uit sommige berigten omtrent Gutta
Percha, wordt het er voor gehouden, dat deze
zelfstandigheid, die vooral in den Indischen Archi-
pel te huis behoort, ook in China zoude voorko-
men, van waar Soubeiran zegt, dat hij door
tusschenkomst van den Minister van landbouw en
koophandel, de eerste hoeveelheid ter onderzoek
gekregen hadt. Zoo deze stof in China voorkwam,
zou het natuurlijk te vermoeden zijn, dat dezel-
ve door de Chinezen sinds langen tijd gekend en
bewerkt was. Om hieromtrent behoorlijk te wor-
den ingelicht heb ik mij gewend tot den beroem-
den Di% C. Gützlaff, die mij verzekerd heeft,
dat vooreerst de plant, welke de Gutta Percha
voortbrengt, in China niet kan groeijen, daar dei-
zelver geographische verbreiding, volgens hetgeen
hem (Gützlaff) daaromtrent te Singapore ver-
haald Avas, zich van 0° tot 12° hoogtens 15° breedte
uitstrekt. China nu vangt eerst op 18° Noorder
Breedte aan; bovendien ontbreekt in de taal een
•woord voor deze stof, en had hij nooit ergens
noch Gutta Percha, noch ook Caoutchouc in ge-
bruik gezien, ten zij welligt deze stoffen sinds de
laatste jaren, in de voor Europeanen geopende
havens van China waren aangebragt.
De kennis aan den boom, die de Gutta Percha
levert, zijn wij verschuldigd aan de nasporingen
van Lobb tijdens zijn verblijf te Singapore. De
Engelsche kruidkundige Hooker heeft later van
Dr. Oxley nadere berigten bekomen en met
zekerheid bepaald, dat de plant behoort tot het
geslacht Isonandra van Wight, waarmede de Iso-
dra gutta, zoo heeft men de plant genoemd, ge-
heel overeenkomt, met uitzondering dat de bloe-
sem, in plaats van tetramera te zijn, hexamerais-
De kruidkundige beschrijving, die Hooker van
deze plant geeft, is de volgende:
ISONANDRA GUTTA.
Foliis longe petiolatis, obovato-oblongis, coriaceiS
integerrimis, acuminatis, subtus aureo nitentibus,
parallelo venosis basi attenuatis, floribus axillan-
bus fasciculatis, pedunculis unifloris, calycibus lo-
bis imbricatis obtusis, corollae subrotatae lobis b
ovatis patentibus, staminibus 12.
Hab. in montibus insulae Singaporae.
Arhor 40 pedalis, lactiflua, ramis junioribus sub-
rufo pubescentibus teretibus. Folia alterna, sub-
coriacea, obovata, integerrlina, brevi-acuminata
basi In petiolum longum gracilem attenuata, pen-
ninervia (venis arctis parallelis, horizontali pa-
tentibus), supra viridia, subtus aureo-nitentia. Flores
axillares, fasciculati, subnutantes, pedunculati. Pe-
dunculi perbreves uniflores. Calyx subovato-cam-
panulatus, profunde 6-fidus, lobis biserialibus ova-
tis , obtusis , subaureo-nitentibus. Corolla subro-
tata; tubo brevi vix calycem superanti; limbo
6-partito, lobis ovatis seu ellipticis, obtusis paten-
tibus. Stamina 12 ad faucera corollae inserta,
uniserialia. Filamenta aequalia filiformla, lobis co-
rollae longiora. Antherae ovatae, acutae, extror-
sae. Ovarium globosum, subpubescens, 6-loculare,
loculis'omnibus uni ovulatis(?); stylus longitudine
staminum filiformis. Stigma obtusum. Fructus ca-
lyce persistente ' suffultus; bacca dura, ovato-
subglobosa 6-locularis, loculis 4 abortientibus ob-
soletis, 2 fertilibus monospermis. Semina vix ma-
tura ad angulum interiorem loculi inserta. — Planta
ad familiam naturalem Sapotacaearum pertinet.
Bij deze beschrijving vermeldt Hooker, dat de
boom geene waarde heeft, wat het hout aangaat
en dat de vrucht eene soort van dikke vette olie
bevat, die door de inlanders in hunne spijzen wordt
gebruikt; dezelfde schrijver meldt tevens, dat er
drie verscheidenheden van gutta percha voorko-
men, welke hij als gutta girek (dsjirek) gutta tu-
ban en gutta percha genaamd, vermeld, zonder
overigens de kenmerken van eene enkele dezer
soorten aantegeven. Volgens andere berigten wor-
den in Indië de vermelde namen steeds gebruikt
ter aanduiding van dezelfde stof. Volgens vrien-
delijke mededeeling van den Amsterdamseben Hoog-
leeraar Dr. Miquel aan mij, bad bij , toen bij
in 1846 Sir Hooker te Kew bezocht, aldaar
vei'schillende specimina van gutta percha gezien,
en waren toen ook daar gedroogde deelen van
de Isonandra gutta ontvangen, terwijl men levende
exemplaren wachtende was; in het jaarboekje van
Wetenschappen en Kunsten van den Hoogleeraar
Dr. J. Bleekrode, wordt vermeld, dat in den
zomer van 1847 in de plantentuin te Kew eene
Isonandra gutta gebloeid had; overigens schijnt
de plant in Europa nog niet in plantentuinen te
zijn ingevoerd en heb ik ook geene afbeeldingen
van dezelve kunnen vinden.
De wijze, waarop de gutta percha verkregen
wordt, is zeer ruw en w^el geschikt, om, al komen
ook honderdduizendtallen van den boom, die dezelve
levei't, voor, die ten slotte uitteroeijen, te meer
daar de boom niet snel groeit en alleen de volwas-
sene boomen met voordeel worden aangewend. De
40 tot 60 voeten hooge, 3 tot 6 voeten doorrneter
hebbende boomen , worden zoo nabij den bodem
als mogelijk afgehouwen, van den bast ontdaan en
het uitvloeijend melksap in bamboesbuizen, schalen
van kokosnooten en dergelijke opgevangen; dan
wordt het sap door koking tot stollen gebragt,
hoewel hetzelve zeer goed in kleinere hoeveelhe-
den door eenvoudige blootstelling aan de lucht
zou kunnen gecoaguleerd worden; bovendien geeft
deze ruwe wijze van inzameling van het melksap
aanleiding tot verontreiniging van de gutta percha,
die daardoor eene kleur bekomt, welke alleen aan
de kleurende zelfstandigheid van het hout en den
bast van Isonandra gutta is toetesehrijven. De
hoeveelheid sap, die iedere boom levert, wordt
zeer verschillend opgegeven 1); doorgaande moet
men om één picol 2) product te krijgen, 10 hoo-
rnen opofferen; van 1 Jan. 1845 tot het einde
van 1847, waren alleen uit Singapore 6918 picols
gutta percha uitgevoerd, zoodat daartoe 69,180
boomen hadden moeten omgehouwen worden. Met
veel meer zorg wordt de caoutchouc ingezameld;
Edwards toch berigt, dat hij eenen landbouwer
ontmoette, die uit 120 boomen 2 gallons (bijna 9
Ned. kan) verzameld had, dit kon gedurende maan-
den achtereen herhaald worden, terwijl de ge-
noemde hoeveelheid voldoende is , om er 10 paren
schoenen van te vervaardigen. Omtrent het melk-
sap van Isonandra gutta zijn mij nergens berigten
voorgekomen. De te Londen bestaande gutta per-
cha Company heeft, op grond van het indertijd
met ongelukkig gevolg bekroonde overbrengen van
het melksap van Ficus elastica uit Indië naar Eu-
ropa, bepaald, dat slechts de gutta percha zoude
aangevoerd woorden, daar men geen voordeel er
in zag, dit op niemv te beproeven. In onze Indi-
1)nbsp;Volgens de meeste berigten leveri; een boom 11—13 Ned. ponden
gntta percha. dus veel meer sap. aangezien er water verioren gaat bij
de verhitting op vuur.
2)nbsp;Een picol is gelijk aan 124,513 pd. of 61,513 kil.
-ocr page 18-sehe koloniën komt de Isonandra gutta bij Padang
op Sumatra voor, er zijn daar kleine hoeveelhe-
den gutta percha ingezameld, en deze is, hier te
lande aangevoerd zijnde, gebleken van eene voor-
treffelijke hoedanigheid te zijn; echter was dezelve
om de kosten van inzameling veel hooger in prijs
dan de, in den handel voorkomende, welke laatste
vooral van Singapore komt, waar er alleen door
Chinezen handel in gedreven wordt, die de stof
vervalschen door vermenging met een nietswaardig
boomsap (getah mala beoeya), welk sap van Pa-
lembang aangevoerd wordt, en waardoor in de
gutta percha onderscheidene qualiteiten ontstaan,
die in prijs somtijds een kapitaal verschillen.
Ik ben niet, gelijk vroeger de beroemde Fara-
day, in de gelegenheid geweest, over groote hoe-
veelheid van melksap van Ficus Elastica te beschik-
ken, maar door de welwillendheid van Mr. J.
H. lloijen op Zorgvliet nabij deze stad, is nnj
een gezond exemplaar van Ficus Elastica gewor-
den, en heb ik onder leiding van mijnen hoog-
geachten leermeester Prof. P. Harting, de vol-
gende proeven kunnen nemen.
ONDEEZOEK VAN HET MELKSAP VAN
FICUS ELASTICA.
De plant, welke tot dit onderzoek gediend heeft
had eene hoogte van 2,25 meters i).
1) Na afloop der proeven is de plant in den Hortus Botanicus
alhier overgebragt en gezond en gcoeijende gebleven.
Het sap werd opgevangen door de bladsteel of
tak, waaruit ik het wenschte te verzamelen, met
het doorgesneden uiteinde, te brengen in een naauw
vooraf afgewogen proefbuisje, en hierin te be-
vestigen door middel van eenen om den stam
vastgebonden draad; op deze wijze kan gedurende
de twee of drie uren, welke voor het verzamelen
van eene genoegzame boeveelheid sap gevorderd
werden, daarvan geene noemenswaardige hoe-
veelheid door verdamping verloren gaan.
Het, het melksap bevattende proefbuisje werd
vervolgens in een waterbad geplaatst en het sap
daarin tot volkomen droog wordens toe uitge-
dampt ; melksap op vier verschillende hoogten
genomen leverde daarbij de volgende uitkomsten:
a. Verkregen uit den bladsteel van het vierde
blad, op 30 centimeters afstand van den bodem
Waarin de plant stond, 0,183 gr. sap, laten achter
0,046 gr. drooge stof d. i. 25,15 proc.
h. Uit eenen bladsteel op 174 centim. afstands
van den bodem — laten 0,395 gr. sap achter 0,095
gr. d. i. 24,05 proc.
c.nbsp;Uit eenen bladsteel digt onder den eind-
knop — laten 0,143 gr. sap achter 0,030 gr. d. i.
20,98 proc.
d.nbsp;Uit den doorgesneden eindknop zeiven —
laten 0,825 gr. sap achter 0,145 gr. d. i. 17,70 proc.
De hoeveelheid vaste stof is dus in de lagere
of oudere deelen der plant het grootst, in de
hoogere of jongeren deelen het geringst. Dit
werd bevestigd door de veel sterkere witte kleur.
die het in het eerste geval heeft, dan in het twee-
de, waar hizonderheid, het sap, verkregen uit den
eindknop, zich reeds op het eerste gezigt als veel
waterachtiger vertoont.
Het versche melksap, zoowel der jongere als
der oudere deelen, kleurt lakmoes-papier duidelijk
rood, en bevat derhalve hetzij een vrij zuur,
hetzij een zuur zout opgelost.
Het mikroskopisch en mikrochemisch onderzoek
leerde het volgende:
Het sap bestaat uit een water helder vocht,
waarin een zeer groot aantal volkomen kogelronde
bolletjes drijven, die het licht sterk breken en
dus bij doorvallend licht breede zwarte omtrekken
hebben, even als de boterbolleljes der gewone
melk, terwijl zij, bij opvallend licht, dit wit terug-
kaatsen.
De grootte dezer bolletjes werd gevonden te
bedragen in melksap, verkregen uit een der on-
derste bladeren, 0,8—5,1 mmm gemidd.; uit lO
metingen 2,3 mmm-, in dat, hetwelk nit de eind-
knop verzameld was: 0,5—5,1 mmm, gemidd. uit
10 metingen 2,0 mmm.
Hoewel deze uitkomsten eenig verschil opleve-
ren, zoo is dit toch te gering, om regt te geven
tot het besluit, dat het melksap der jeugdige
deelen werkelijk kleinere bolletjes zoude bezitten.
Door toevoeging van water ondergaan de bolletjes
geene de minste verandering; alkohol (van 34 )
in overmaat bij eenen droppel van het vocht ge-
voegd, verandert de bolletjes niet, rnaar na eenige
«ogenblikken ontstaat eene menigte van kleino
kristalkernen , die zich allens vergrooten , en zich
eindelijk vertoonen als nagenoeg ronde kristal-
groepjes of kristalkliertjes , bestaande uit aan een
gevoegde naaldvormige kristalletjes.
Aether bij het sap in een horlogieglas gevoegd,
doet de bolletjes aaneen kleven , zoodat zij eene
amorphe massa vormen, en tevens praecipiteren
zich ook hier eenige kristallen van dergelijke ge-
daante als in het vorige geval, doch grootere
groepen vormende.
Geconcentreerd azijnzuur doet de bolletjes tot
grootere zamenvloeijen, waaronder er zijn, tot met
eenen doormeter van 10,5 nmim, derhalve dubbel
zoo groot als voor de bijvoeging van het zuur.
Sterk salpeterzuur verandert de bolletjes niet,
maar brengt een gering vliezig praecipitaat te
■Weeg in het omgevende vocht; dit praecipitaat
ïs wit, en wordt door bijvoeging van ammoniak
niet veranderd.
Zoutzuur oefent noch op de bolletjes, noch op
bet overige vocht eenigen invloed uit.
Geconcentreerd zwavelzuur verandert het ge-
beele sap in eene bruine taaije massa, welke, in
■Water verdeeld, uitbruinebalf vloeibare ligchaampjes
bestaat van eenen ronden of eironden vorm, in
quot;Welke kleinere ligchaampjes in gedaante met de
Vroegere bolletjes overeenkomende besloten liggen.
Ammoniak doet aan de bolletjes geene veran-
dering ondergaan, maar kleurt het omgevende
vocht licht geelachtig.
Bijtende potach heeft geheel gelijke werking.
lodium tinctuur doet de bolletjes allengs geheel
van kleur en gedaante veranderen; zij worden
bruin , vloeijen tot grootere droppels in een, die
uit eene taaije stof bestaan, welke door verschui-
ving van het dekplaatje allerlei gedaanten aanne-
men , en gedeeltelijk tot lange vezelachtige dra-
den uitgerekt worden.
Bromium heeft eenen dergelijken invloed, welke
echter minder snel merkbaar is. Uit deze reactien
laten zich voorshands de volgende besluiten af-
leiden :
A.nbsp;De bolletjes bestaan, geheel of althans groo-
tendeels, uit caoutchouc; dit wordt bewezen door
hunne onveranderlijkheid bij het in aanraking
brengen met verscheidene der sterkste scheikun-
dige reagentien en door hunne aaneenkleving na
bijvoeging van aether, (waarin zij gelijk dadelijk
blijken zal, geheel oplosbaar zijn) en de veran-
deringen, die zij ondergaan door iodium en bro-
mium, waardoor ware verbindingen met den
caoutchouc worden te voorschijn gebragt.
B.nbsp;In het heldere vocht is in grooten overvloed
eene zelfstandigheid opgelost, die in alkohol ^^
aether onoplosbaar is, en zich door bijvoeging van
deze uit de waterige oplossing kristalvorming laat
praecipiteeren.
C.nbsp;Er komt in het vocht ook nog eene stof m
zeer geringen hoeveelheid opgelost voor, die door
salpeterzuur wit gepraecipiteerd wordt, doch noch
eiwit noch eene andere proteine-verbinding is.
Waarschijnlijk is het dezelfde stof, die zich
TOet alkaliën geel, kleurt.
Ten einde den aard der bovengenoemde stoffen,
en van de overige, welligt in het melksap in ge-
i'inge hoeveelheid aanwezige bestanddeelen, nader
te bepalen , werden eenige droppels daarvan op
kleine glasplaatjes aan de lucht verdampt.
Droog geworden, herkent men de vroegere
bolletjes natuurlijk niet meer, daar deze tot eene
algemeene massa ineen gevloeid zijn, die zich als
eene vliezige laag over het glasplaatje uitbreidt.
Door behandeling met eene ruime hoeveelheid
alkohol -vrijen aether, wordt deze vliezige laag
caoutchouc geheel opgelost, met achterlating van
talrijke, daarin verspreid liggende, kristalklieren,
nagenoeg overeenkomende met die, welke door
praecipitatie met alkohol worden verkregen, doch
minder rond, meer hoekig, sommige vierkant.
Zulk een glasplaatje verhit wordende boven eene
alkohol-lamp, verbrandt de caoutchouclaag geheel
Zonder iets over te laten; de zoo even genoemde
kristalklieren, die na de verdamping zich helder
^it vertoonen, worden bruin en bij voortgezette
Verwarming weder wit, zonder van vorm te ver-
anderen, alleenlijk verliezen zij hunne vroegere
doorschijnendheid.
Igt;e kristalklieren, verkregen door eerst bij het
quot;melksap alkohol te voegen en vervolgens het vocht
laten verdampen, gedragen zich bij de ver-
itting op gelijke wijze; zoutzuur en salpeterzuur
lossen de overblijfselen der kristallen, onder op-
bruisching op, en er blijft van de asch niets on-
opgelost achter.
Hieruit volgt:
D.nbsp;de afwezigheid van kiezelzuur.
E.nbsp;dat de meergenoemde kristallen bestaan uit
eene verbinding van een organisch zuur met eene
vuurvaste basis.
De oplossingen der asch in zoutzuur werden
nu tot droog wordens toe verdampt, en het over-
blijvende door opbrenging van eenen droppel wa-
ter wederom opgelost.
Een droppel kiezelfluorwaterstofzuur brengt m
deze oplossing eenige weinige doch duidelijke
kristallen van kiezelfluor-sodium voort; deze ver-
schijnen echter eerst na verloop van verscheidene
uren, gedurende welke het meerendeel van het
vocht verdampt is.
Wijnsteenzuur doet, ook na eenen zeer gerui-
men tijd, geene kristallen ontstaan. Verdund
zwavelzuur, in uiterst geringe hoeveelheid bijge-
voegd , vormt na eenige uren eenige weinige doch
duidelijke kristallen van zwavelzuren kalk.
Phosphorzure ammoniak doet reeds na weinig®
oogenblikken een zeer ruim praecipitaat van phos-
phorzure ammoniak magnesia ontstaan.
Ferrocyanuretum potassii brengt geene blaauwe
kleuring te weeg, ook niet na bijvoeging ^ao
eenig zuur.
Derhalve is:
F.nbsp;de basis, welke in verreweg den grootsten
overvloed voorhanden is, de magnesia en
kristallen , die reeds door verdamping of praeci-
pitatie met alkoliol uit het melksap zich laten af-
scheiden, bestaan uit magnesia, gebonden aan een
organisch zuur.
G. Behalve magnesia komt er nog eene zeer
geringe hoeveelheid kalk en soda in de asch voor,
geene potasch noch ijzeroxyde.
Daar de kristalgedaante van het organische
magnesia-zout geenerlei analogie aanbiedt, met die
van andere goed bekende verbindingen der mag-
nesia met organische zuren , zoo werd op de vol-
gende wijze beproefd, het hier voorhanden zuur
vrij aftescheiden.
Eene grootere hoeveelheid van het melksap
Werd in een horologieglas boven een waterbad
Verdampt, en, de massa droog geworden zijnde,
zoolang met alkohol-vrijen aether uitgetrokken, als
'•ich nog iets oploste. Het overblijvende werd nu
m water gemakkelijk opgelost, en bij de heldere
oplossing eene oplossing van azijnzuur lood-oxyde
gevoegd, waardoor een wit praecipitaat ontstond,
hetwelk op een filtrum werd verzameld.
t'it filtrum werd gedroogd, aan kleine stukjes
geknipt, en deze gebragt in een glas met eenig
■^ater, daardoor werd nu vervolgens zwavel-wa-
terstofgas gedurende eenigen tijd geleid, en, de
ontleding van het loodzout volbragt zijnde, het
Vocht afgefiltreerd, dit boven een waterbad tot
Siroop dilite uitgedampt en aan zich zeiven over-
gelaten.
Na verloop van een paar dagen hadden zich
2
-ocr page 26-hieruit regelmatig gevormde octaëdriesehe kristal-
len afgezet, die slechts weinig geelachtig'gekleurd
waren. Deze kristallen zijn het gezochte zuur.
Daar de aangewende hoeveelheid melksap slechts
cering was, zoo werden van dit zuur slechts
eenige milligrammen verkregen, welke echter vol-
doende waren, om eenige der voornaamste eigen-
schappen te onderzoeken en met waarschijnlijkheid
het besluit op te maken, dat het met geen ander
bekend organisch zuur geheel overeenstemt.
De kristallen van het zuur lossen zeer gemak-
kelijk in water op , maar niet in alkohol; deze
praecipiteert ook het zuur uit de oplossing in
water.
Met ammoniak verbindt het zich tot een zout,
dat uit kleine naaldvormige kristalletjes bestaat,
wier gedaante echter , uit hoofde der kleinheid,
moeijelijk nader te bepalen was.
Met de oplossingen van de koolstofzure zouten
van potasch en van soda geeft het amorphe
praecipitaten , die alleen in eene zeer groote hoe-
veelheid water oplosbaar zijn. Met eene oplossing
van 1 deel koolstofzure potasch en 200 deelen
water, ontstond nog een ruim praecipitaat.
Daarentegen ontstonden geene praecipitaten m
de oplossingen van zwavelzure soda en salpeter-
zure potasch.
Even min in die van zwavelzure magnesia,
chlorcalcium, zwavelzuur koper-oxyde en zwavel-
zuur-ijzer-deutoxyde. In de oplossingen van azijn-
zuur-loodoxyde van salpeterzuur-zilveroxyde van
-y
clilorbarium en in barijtwater worden daardoor
amorphe praecipitaten gevormd.
Die met chlorbarium en .salpeterzuur zilver zijn
onoplosbaar in salpeterzuur, het laatste mede in
ammoniak.
Hieruit vloeit derhalve voort, dat zich het
ïüuur van de overige organische zuren vooral
kenmerkend onderscheidt, door de moeijelijke op-
losbaarheid van zijne alkalische zouten en, indien
het in genoegzame hoeveelheden te bekomen ware,
Zoude men er een zeer geschikt middel in bezitten,
Om de alkaliën bij de ontleding van organische
Zelfstandigheden van den kalk, de magnesia, en het
ijzer af te scheiden, waarmede toch dit zuur ge-
makkelijk in water oplosbare zouten vormt.
Eene op groote naauwkeurigheid aanspraak ma-
kende quantitative bepaling van de verschillende
stoffen, die het melksap van Ficus Elastica zamen-
stellen , was, bij de geringe hoeveelheden, die
zonder geheele opoffering der plant daarvan ver-
krijgbaar waren, ondoenlijk, echter was het mogelijk
de betrekkelijke hoeveelheid der hoofdbestanddeelen,
althans bij benadering, te bepalen. Dit is op de
Volgende wijze geschiedt met het, uit een der eind-
knoppen verkregen sap. Uit het in den aanvang
gezegde blijkt echter genoegzaam, dat de uitkom-
sten eenigzins anders zouden zijn uitgevallen, in-
dien het sap van andere deelen der plant daartoe
gebezigd ware.
Gelijk reeds gezegd is, lieten 0,825 gr. van het
quot;it den eindknop opgezameld sap, bij de verdam-
2*
-ocr page 28-ping in een waterbad, 0,146 gr. achter. Derhalve
bestaat het uit:
17,70 proc. vaste stoffen.
82,70 „ water.
De uitdamping was geschiedt in een afgewogen
horologie glas; het 'overgeblevene werd zoolang
met volkomen alkohol-vrijen aether behandeld, als
zich nog iets daarin oplostte. Het overblijvende
woog 0,069; gevolglijk had de aether 0,077, gr-
opgelost (Caoutchouc).
Het in aether onoplosbare gedeelte werd nU
herhaalde malen met water uitgetrokken onder
verwarming boven het waterbad.
De aldus verkregen oplossing (A) werd zuiver
afgegoten van het niet opgeloste gedeelte (B)-
Dit laatste woog 0,015 gr.; het water had der-
halve 0,054 opgelost. De in water onoplosbare
stof (B) werd met alkohol van 34° behandeld-
Zij lostte zich nagenoeg geheel daarin op, alleen
met achterlating van 0,002 gr., die in aether op-
losbaar waren, en dus nog als aan de vroegere
inwerking van den aether ontsnapte Caoutchouc
kunnen beschouwd worden. Bij de waterige op-
lossing (A) werd alkohol van 34° in overvloed ge-
voegd, daardoor ontst'^nd een praecipitaat, enkel be-
staande uit de mee. ^enoemde kristallen van het ge-
noemde magnesia zout. Het terugblijvende vocht(C)
afgegoten en het praecipitaat nog met eenigen alko-
hol afgespoeld zijnde, woog dit, droog zijnde, 0,03
Het afgegoten vocht (C) werd boven een watei-
bad uitgedampt; het overblijvende woog 0,02 i g*-'
by behandeling met warme alkohol lostten zich
hiervan op 0,003 gr., het overige was alleen in
water oplosbaar.
Voegen wij nu deze uitkomsten bij elkander dan
bestaat dit melksap uit:
^Vaternbsp;0,679 gr. 82,30 proc.
Caoutchoucnbsp;0,079 „ 9,57 „
Eene in alkohol, maar niet
in aether oplosbare hars 0,013 „ 1,58 „
Een magnesia zout met een
organisch zuur en eene in
water en alkohol, doch niet
in aether oplosbare stof,
(suiker?)
Eene in water oplosbare or-
ganische stof, die met al-
kaliën geel wordt, dex-
trine (?) sporen van kalk-
en soda zoutennbsp;0,018 „ 2,18
0,003 „ 0,36
0,829 gr. 100,48.
De beroemde Engelsche geleerde Faraday
bad bet melksap, hetgeen hij onderzocht heeft,
bekomen uit In die; het had de volgende eigenschap-
Pen. Bij het openen van het vat l), waarin het
verzonden -was, vond men een dun huidje van
1) Bit was van rood koper, of voor kleinere hoeveelheden van
«aouteliouc zelve gemaakt; ook te Haarlem heeft in der tijd de fa-
fijkant in Caoutehouewaren aldaar, dit sap bekomen; men meende,
'lat men, door hetzelve in vormen te gieten en te verwarmen, ge-
makkelijker dat zou kunnen vervaardigen, wat men wilde; de uit-
liomst bewees het tegendeel.
gecoaguleerde Caoutchouc aan de oppervlakte drij-
ven; het sap verspreidde eenen zuren rottigen reuk,
en had een soortelijk gewigt van 1,01174; vol-
gens het onderzoek van Faraday, bestond het-
zelve op honderd deelen, uit 31,70 eigenlijke Ca-
outchouc, 1,9 planteneiwit en sporen van was, 7,13
van eene eigenaardige bittere stikstofhoudende stof,
die in water en alcohol zich met eene bruine
kleur oploste en door salpeterzuur lood-oxyde werd
nedergeslagen; 2,9 van eene in water en alcohol
onoplosbare stof en 56,37 water, waarbij eene
kleine hoeveelheid vrij zuur, dat door loodzouten
werd neergeslagen. Door warmte en toevoeging
van alcohol i), stolt het sap dadelijk en wordt
het onmogelijk, de Caoutchouc weder in den emul-
sievormigen toestand terug te brengen.
Caoutchouc komt in den handel in twee ver-
schillende vormen voor, als Spekgom, in digte op
spek gelijkende stukken en als holle ligchamon,
in den vorm van flesschen; de laatste zijn meestal
zwart van kleur, door werktuigelijk ingemengd roet,
dat bij het door kunstmatige warmte coaguleren
van het sap er in opgenomen wordt; de spek-
gom is op de doorsnede wit-geel van kleur en
wordt voor zuiverder gehouden. De opgaven van
het soortelijk gewigt dezer stof loopen zeer uit een.
1) Dr. tTre 18 later in de gelegenheid geweest, dit melksap te on^
derzoeken, ook uit Indië aangevoerd, dit werd door alcohol v
0.825 spec. gew. niet gecoaguleerd. Hij besluit hieruit, dat
teneiwit niet altijd in het sap voorkomt en eene toevalhge veron
niging is.
-ocr page 31-Juliaans i) vond hetzelve 0,920; Dr. Ure 0,925,
maar bij latere onderzoekingen bekwam hij de
volgende getallen:
Voor Caoutchoue van Para (Brazilië) 0,941567.
„ Assam (O.-I.) 0,942972.
„ Singapore „ 0,936650^
„ Penang „ 0,919178.
Volgens eene door mij, onder leiding van
mijnen hooggeschatten leermeester, den Hoogleer-
aar van Rees gedane bepaling, vondt ik het
soortelijk gewigt van de ruwe spekgom bij 20°
Gels. gelijk aan 0,9628, en voor flesschen gom
0,9452 bij dezelfde temperatuur; wij hebben bij
deze proeven de voorzorg gebruikt, van telkens,
door de luchtpomp, de onder water gedompelde
stoffen te bevrijden van aanhangende lucht, welke
voorzorg uit later te melden proeven, omtrent het
soortelijk gewigt der gutta percha, blijken zal
zeer noodig te zijn, ter verkrijging van behooi'-
lijke resultaten. Faradav, gelijk reeds gemeld
is, in de gelegenheid geweest zijnde, om het
melksap , dat Caoutchouc bevat, te onderzoeken ,
heeft ons ook bekend gemaakt met de eigenschap-
pen van scheikundig zuivere Caoutchouc, die hij
op de volgende wijze verkregen had.
Het vermelde melksap werd met viermaal des-
zelfs eigen volume water verdund, en na 24 uren
stil gestaan te hebben, het vocht, waarop de Ca-
1) Zie zijne diss. Chemica Inauguralis de resina elastica Caje-
iieusi. Traject, ad Rlien. 1780.
outcliouc als room op melk dreef, afgetapt, dit
werd zoolang herhaald, als nog door water iets
werd opgenomen, waarna hij de Caoutchouc in
water hoogst fijn verdeeld, maar overigens zuiver
terug hield, dit water verwijderde hij door vloei-
papier. Weldra werd nu de massa vast en kon
ligtelijk door uitpersing, al het overige aanhan-
gende water verwijderd worden. Na volkomene uit
drooging had de Caoutchouc in uitwendig aanzien
veel overeenkomst met vischlijm. Deze scheikundig
zuivere Caoutchouc bezat de volgende physische
eigenschappen, hij is doorschijnend, kleurloos in
dikke lagen geelwit; gGclurcnd-G iii^eiicIgii 3. ^
blijft hij kleverig en de versehe sneden hech-
ten oogenblikkelijk weder aan elkander, volko-
men elastisch en neemt na het uitrekken zijne
vorige gedaante weder aan. Bij dit uitrekken
wordt hij ondoorschijnend en draadig; doch na
het ophouden van de uitrekkende kracht, ver-
dwijnen ook deze verschijnselen weder. Schei-
kundig zuivere Caoutchouc geleidt de electriciteit
niet en heeft een soortelijk gewigt van 0,925,
hetgeen door zamendrukken niet blijvend kan ver-
meerderd worden; in de koude is bij hard en
stijf, doch niet broos.
Na het medegedeelde is het nu noodig, om
over te gaan tot de Gutta Percha. Het eerste
onderzoek omtrent Gutta Percha is door So übe i-
ran gedaan.
Gutta Percha is volgens Soubeiran eene on-
doorschijnende witte, of vuilwitte stof, die weinig
of geen reuk bezit, in water niet oplosbaar is en
geen smaak beeft, de kleur is waarschijnlijk toe
te schrijven aan verontreinigingen; want wanneer
zij door warm water gereinigd wordt, zoo kleurt
zich dit, terwijl de Gutta Percha grijs of wit
wordt; de zamenhang is vezelachtig en bij wee-
ken in warm water en uittrekken in hetzelve,
vertoonen deze vezels zich zijdeglauzend, op het
gevoel is dezelve eenigzins vettig.
De Gutta Percha, die ik gezien en behandeld
heb, had steeds eene vleeschroode kleur; de eer-
ste die ik verkreeg en die in koeken van 5 ä 6
Ned. dm. dikte werd aangebragt, was aan den
Heer Dubois, Apotheker hier ter stede, bezorgd
door tusschenkomst van den Heer Zeewoldt te
Rotterdam. Ook te Amsterdam in de fabriek van
de Heeren Munnich Beeke en Comp, heb ik
geene andere gezien, met uitzondering van een
klein later te vermelden monster, mij door de-
beleefdheid van den Heer de Vries Robbee ge-
geven; ook door uitkokliig met water heb ik niet,
zoo als Soubeiran meldt, de Gutta Percha on-
gekleurd kunnen krijgen, steeds was het water
roodachtig bruin geverwd en behield ook de Gutta
Percha hare kleur, tot latere reiniging er die
geheel aan ontnam; bij de gewone temperatuur
vond ik haar, even als Soubeiran, hard en
lederachtig in dunne bladen buigzaam. In water
van 60°_70° Gels. wordt zij zeer week en bijna
5ioo vormbaar als klei, bij de kookhitte is deze
vormbaarheid iets minder; in de warmte kan
de stof ligter verdeeld en gesneden worden dau
bij de gewone temperatuur. Gutta Percha is ligter
dan water, doch soortelijk zwaarder dan Caout-
chouc, het soortelijk gewigt bedraagt volgens
Soubeiran 0,9791 i); volgens proeven door mij
genomen vond ik het soortelijk gewigt als volgt:
Kuwe Gutta Percha bij eene temperatuur van
17° Cels. 0,99923; bij deze en de volgende bepa-
lingen van het soortelijk gewigt, heb ik de bo-
ven reeds vermelde voorzorg gebruikt, om de lucht,
die aan deze ligchamen hangt en die bij weging
in water hun soortelijk gewigt stoort, door vooraf-
gaande uitpomping te verwijderen, zonder deze
voorzorg had ik voor het soortelijk gewigt van
de ruwe Gutta Percha bij dezelfde temperatuur
0,7284 gevonden.
Bewerkte Gutta Percha uit de fabriek der Hee-
ren Munnich en Comp, te Amsterdam, had bij
18° Cels. een soortelijk gewigt van 0,9667. —
Soubeiran meldt verder, dat Gutta Percha tot
120° R. verhit water verliest en met verandering
van kleur doorschijnend wordt, dat zij echter,
door een oogenblik in koud of warm water te wor-
den gedompeld, haar vorig aanzien weder terug
bekomt. Gutta Percha hooger verhit smelt en le-
vert dan producten van drooge destillatie, die met
degene, welke men uit Caoutchouc verkrijgt, scliij-
1)nbsp;Volgens Klaprotli 0,9714.; volgens Pasquier 0,9791-
2)nbsp;Zij had alleen eene meehanisclie zuivering ondergaan en W»«
in plaatvonn gebragt; de kleur is clioeolaadbruin.
neu overeen te komen. In eenen kroes van pla-
tina boven eene spiritusvlam verhit wordende, ont-
vlamt zij en brandt met eene veel roetgevende
vlam, terwijl de massa sterk schuimt; zij laat eene
in verhouding volumineuse kool na, die niet
zoo gemakkelijk verbrandt; asch bevat de Gutta
Percha hoogst weinig. Soubeiran meent verder
in de Gutta Percha vijf verschillende stoffen te
hebben gevonden, te weten:
Zuivere Gutta Percha.
Een plantenzuur.
Caseïne.
Eene in aether en terpentijnolie oplosbare hars.
Eene in alcohol oplosbare hars.
Het aanwezen van caseine, meent Soubeiran
te moeten afleiden uit den reuk van rottende kaas,
welke de aan hem gegevene monsters in hoogen
crraad kenmerkten; monsters, die hij uit Londen
O
bekwam misten dezen reuk. Het plantenzuur vond
hij in hoogst geringe hoeveelheid in het water,
waarmede hij Gutta Percha uitkookte, te gelijk
met de bruine extractiefstof, die zich daarbij op-
lost. Alcohol van gewone sterkte, trekt uit Gutta
Percha eene reuklooze, eenigzins doorschijnende
hars uit, die in aether en terpentijnolie oplosbaar is.
Door uittrekken met aether verkreeg Soubei-
ran eene geel-witte hars in kleine hoeveelheid,
welke hars in aether en terpentijnolie volkomen
oplosbaar was, en die in vrij sterke mate den reuk
aan Gutta Percha eigen, en welken hij met dien van
leder vergelijkt, bezit. Door alle voorafgegane
behandelingen had Gutta Percha slechts uiterst
weinig aan gewigt verloren. Om haar ge-
heel te reinigen, loste Soubeiran ze in zui-
vere gerectificeerde terpentijnolie op, goot de
volkomen lieldere vloeistof af en precipiteerde door
alcohol. De afgescheidene, meermalen met alkohol
uitgekookte, massa, bezat alle eigenschappen van
Gutta Percha.
De door mij onderzochte stoffen zijn Gutta
Percha, waarvan de eerste hoeveelheid mij be-
zorgd is door den Heer Dubois, gelijk ik
reeds vermeldt heb. Deze was iu den vorm
van koeken of brooden ter dikte van 5 a 6
Ned. dm., was op de buitenste oppervlakte don-
kerder, dan inwendig en scheen uit op elkaar
gelegde dunne platen te bestaan; ik zal deze in
het vervolg met de letter (a) aanduiden. Later
ontving ik van denzelfden Apotheker eene andere
hoeveelheid Gutta Percha, die zeer los van za-
menhang was en meer ingemengde onreinheden
bevatte, vooral zand en kleine steentjes, alsmede
houtvezelen; in kleur was er overigens geen ver-
schil , deze zal ik aanduiden met de letter (b).
In den nazomer des vorigen jaars, mij te Am-
sterdam bevindende, heb ik aldaar door de beleefd-
heid van den heer de Vries Eobbee, deelgenoot
in de associatie, onder de firma Munnich Beeke
en Comp., nog een en ander van Gutta Percha ge-
1) Deze kwamen in vorm overeen met de dusgenaamde kommie»-
broodeu en wegen van 2—30 kU.
zien en van hem gekregen een stukje Gutta Percha,
dat wit van kleur, met eene zeer licht in het
bruine loopende tint was; dit stuk was, volgens
verzekering van gemelden heer, uit een groot
blok Gutta Percha, bij het verwerken daarvan,
afgezonderd gehouden, wijl men het eerst voor
eene verontreiniging hield; in eigenschappen ech-
ter met Gutta Percha van de beste soort overeen-
komende , was deze kleine hoeveelheid op zich
zelve bewerkt en tot eene plaat, ter dikte van
een papier, uitgeplet; de kleur was wit gebleven
en de kleine hoeveelheid was gedeeltelijk gebruikt,
om er door lithographie adreskaartjes van de fa-
briek op te drukken; deze Gutta Percha zal ik
aanduiden met lett. c.
Van den gemelden heer Robbee ontving ik
te gelijker tijd eene stof, die uit Palembang was
aangevoerd en den naam draagt van Getah Ma-
labeoeija; deze zal, volgens hem, voor het gebruik
veel minder waard zijn dan de Gutta Percha;
evenwel waren er op de fabriek proeven genomen,
om die te bewerken, welke echter niet voldeden;
volgens berigten zoude deze stof, die ook een
verdikt melksap schijnt te zijn , aangewend wor-
den, om Gutta Percha mede te vervalschen; een
stuk van zoodanige vervalschte Gutta Percha is mij
ook door den meer vermelden heer goedgunstig
afgestaan.
Het is, voor ik tot het mededeelen der resul-
taten van het scheikundig onderzoek der onder-
zochte stoffen overga, noodig, nog iets mede te
deelea omtrent de physische eigenschappen van
Gutta Percha en proeven dezelve betreffende door
mij, onder leiding van den Hoogleeraar van
Kees, genomen. Gutta Percha is niet zeer elas-
tisch , en bij eenigzins sterkere rekking behoudt
zij eene blijvende uitrekking. Bij de proeven,
hier genomen, hebben wij de volgende inrigting
gemaakt. Een reep Gutta Percha van bepaalde
afmetingen werd zoodanig bevestigd, dat hij niet
konde verschuiven; hij was opgehangen aan eenen
stevigen paal en werd door klemschroeven tus-
schen houten stukken vast gehouden: op twee
plaatsen, onder en boven, werden met inkt zeer
fijne lijnen gemaakt, en de afstand van deze, van
elkander, door middel van den kathethometer, be-
paald ; vervolgens werd onder aangebragt eene
schaal van koper van bekend gewigt, en deze
gebruikt, om gewigten op te leggen , ten einde
de uitrekking te kunnen bepalen; tevens werd
steeds de temperatuur der omgevende lucht be-
paald, die intusschen in het lokaal, waar de proe-
ven gedaan werden, vrij constant is. De roep
Gutta Percha, voor de proeven het eerst gebruikt,
was zeer dun, gemiddeld niet dikker dan 0,0054
met., het soortelijk gewigt van deze was 0,96285
bij 17° Cels.; intusschen kon uit de proeven geen
voldoend resultaat verkregen worden en werd dus
uit Amsterdam een zwaardere reep Gutta Percha,
zijnde een stuk van die, welke tot drijfriemen
gebruikt wordt, ontboden; hiervan werd een stuk
afgesneden en het soortelijk gewigt bij 17° Cels. ge-
vonden op 0,96285 ; een reep van deze, gemid-
deld dik 1,775 mm. werd tot de proeven gebe-
zigd , er werden 3 kil. aangehangen en deze, na
dat zij er een vol uur op hadden ingewerkt
en van tien tot tien minuten de werking nagegaan
Was, met één half kil. verminderd en dit, om het
uur herhaald en dan telkens weder de
werking
nagedaan:
De oorspronkel. lengte van den reep was 0,66628 m.
De lengte na inwerking van 8 kil = 0,66987 „
De lengte na inwerking van 2,5 kil = 0,66944 „
dus de elast. inkrimp. 0,43 mm.
De lengte na inwerking van 2 kil = 0,66904 „
elast. inkrimp. 0,40 mm.
De lengte na inwerking van 1,5 kil = 0,66858 „
elast inkrimp. 0,46 mm.
De lengte na inwerking van 1 kil = 0,66795 „
elast. inkrimp. 0,63 rnm.
De lengte na inwerking van 0,5 kil = 0,66758 „
elast. inkrimp. 0,37 mm.
De lengte na inwerking van O kil = 0,66679 „
elast. inkrimp. 0,97 mm.
De elastische rekking voor 3 kil, bedraagt dus
3,08 mm.: de blijvende rekking voor dit gewigt
0,5 nnm: de proeven zijn gedaan bij eene lucht-
temperatuur van 17,5 Cels. die, gedurende den tijd,
die voor de proeven benoodigd was, niet ver-
anderd is.
Een stuk van denzelfden reep Gutta Percha is
door mij aangewend , om de absolute vastheid er
van te bepalen; de kracht noodig om hem te
breken bedroeg 106 kilogr., als uitkomst van twee
proeven, hierbij brak de reep gelijk af, na eerst
sterk gerekt te zijn.
Volgens onderzoekingen van Feistmantel, die
ook over de absolute vastheid van Gutta Percha
proeven genomen heeft, was als uitkomst bekomen,
dat iedere vierkante lijn doorsnede van eenen uit
Gutta Percha vervaardigden riem, met 25 pond
(bijna 12,5 kil.) moet belast worden, eer hij
breekt. Dit bedraagt op de vierkante duim
3744 pond (ongeveer 1873,2 kil). In buizen
gevormd schijnt de Gutta Percha, vooral volgens
berigten uit Engeland, zeer veel drukking te
kunnen uithouden, althans wordt aangegeven dat
dergelijke bulzen in eene waterleiding tot 730
pond (ongeveer 365 kil.), per vierkante duim had-
den doorstaan (ongeveer 24 atmosph. drukking)-
Wat de uitwendige eigenschappen aangaat van
de Getah Malabeoeija en daarmede verontreinigde
Gutta Percha, deze zijn volgende. De Getah Mala
beoeija is in ruwen staat in dunne 2 a 3 millime-
ters dikke plaatjes overgebragt, zij is grijs van
kleur, en gedroogd zijnde broos, op de doorsnede
vuil wit en verontreinigd met allerlei inmengselen,
de fiesch, waarin ze bewaard wordt, verspreidt
bij het openen eenen zeer onaangenamen, be-
naauwden zuren reuk, op het gevoel is 2iJ
eenigszins klevende; de verwerkte, dat is te zeg-
gen op de wijze van Gutta Percha mechanisch en
door warm water gezuiverde, is bijna zwart van
kleur, althans veel donkerder dan de ruwe; ®
reuk is even onaangenaam, en de consistentie
meer die van stopverf of vs^as, het soortelijk ge-
wigt der ruwe is gelijk 0,97772, dat van de be-
werkte 0,9535, beide bij 17° Cels.
De Gutta Percha, die volgens boven medege-
deelde opgave met Getah Malabeoeija zoude ver-
ontreinigd zijn, is los van zamenhang en heeft
eene graauwere kleur dan gewone Gutta Percha.
Ook de reuk is niet aan die van Gutta Percha
gelijk, het soortelijk gewigt vond ik bij 17° Geis.
0,98239, het monster mij gegeven is van eene
grootere partij afkomstig, welke uit Singapore was
aangebragt. Volgens opgave van meer gemelden
heer Robbee was zij in de bewerking zeer slecht.
Na het medegedeelde omtrent de physische ver-
houding van Gutta Percha, moge nu hare ver-
houding tegenover andere stoffen volgen. Volgens
alle mededeelingen is Gutta Percha veel meer be-
stand tegen inwerking van vochtigheid, lucht en
^varmte dan Caoutchouc en vooral in sommige
deelen van Indië, is zij daarom in waarde
boven de laatste gesteld; in water is zij vol-
komen onoplosbaar; bij uitkoken met water heb
ik , van de soorten met letter a en b aangeduid,
een bruin gekleurd vocht gekregen, dat bij het
iiitkoken vooral van (a) zure reactie vertoonde ;
bet water, dat tot uitkoken van belde soorten
gediend had, is door verdamping op een water-
bad verwijderd, waarbij een bruin gekleurd ex-
tractachtig ligchaam terug bleef, dat niet zuur
reageerde; alcohol sloeg dit extract uit de waterige
3
-ocr page 42-oplossing in vlokjes neder; azijnzuur loodoxyde en
basisch azijnzuur loodoxijde bragten na eenigen tijd
in het vocht, dat tot uitkooken van de Gutta Percha
gediend had, een weinig precipitaat te weeg. Om-
trent dit zuur, dat ook door Soubeiran is ver-
meld, kan ik niet anders melden, dan dat het alleen
in de met (a) aangeduide Gutta Percha merkbaar
voorkwam en steeds in het vocht, dat tot eerste
uitkoking gediend had, noch met zeer verdunde
oplossingen van koolzuure soda, noch van koolzure
ammonia, heb ik ooit eenige opbruisching, ook
in de zeer geconcentreerde vloeistof, die ter uit-
koking gediend had, kunnen waarnemen. Behalve
door Soubeiran, wordt door geen der personen,
die Gutta Percha onderzocht hebben, iets over dit
zuur gezegd; de hoeveelheid waterig extract, die
ik uit Gutta Percha, (lett. b.) uit eene hoeveelheid
van 50 grm. verkregen heb, bedraagt bij 100°
Cels. gedroogd 0,021 grm.; hiertoe was de stof drie
achtereenvolgende malen, met eene ruime hoeveel-
heid gedestileerd water uitgekookt. Uit de met
(c) aangeduide Gutta Percha heb ik bij uitkokiug
met water, noch eenig spoor van zuur, noch
eenige kleuring bespeurd.
Caoutchouc!) leverde bij uitkoken met water
geene weegbare hoeveelheid van eenig extract;
zwol alleen op en werd Hgter aantastbaar voor
oplossingsmiddelen.
Gutta Percha (a) met alcohol uitgekookt, Is'
1) Spekgom uit O. Indië.
-ocr page 43-vorde daardoor eene liars, hoewel in geringe
hoeveelheid, tevens werd een op was gelijkend
wit vet, dat in kookenden alcohol oplosbaar is,
maar zich bij bekoeling afzet, uitgetrokken; de
hars was in kouden alcohol ook eenigzins oplos-
baar ; (en zoo bezat ik een middel, om hars en
vette scheiden;) beide deze zijn in aether, vooral
bij verwarming oplosbaar; het vet heb ik ook in
de door (b) aangeduide Gutta Percha gevonden ,
de hars is oplosbaar in aetherische oliën, zoo als
terpentijnolie, petroleum en ook in chloroform.
20 gram met water vooraf uitgekookte, van
onreinheid bevrijde Gutta Percha (b) werden ge-
durende 3 dagen met alkohol van 32° getrokken;
deze daarna gedeeltelijk afgedestileerd en het over-
blijvende op een waterbad verdampt en bij 100°
Cels. gedroogd zijnde, liet 0,699 grm. hars terug.
De overblijvende 19,301 gram Gutta Percha
werden met alkohol herhaalde malen uitgekookt;
deze ook grootendeels afgedestileerd en verder
bij 100° verdampt en gedroogd, lieten 2,407 gram
na, grootendeels uit vet; maar nog met hars ge-
mengd bestaande.
Spekgom stond aan kouden alcohol, ook na uit-
koken met water, bijna niets af; bij koken en
herhaald vernieuwen van alcohol verkreeg ik na
afdestillering van den alcohol en behandeling gelijk
bij Gutta Percha, uit 25 gram, vooraf met water
uitgekookt, 1,193 gram van eene licht gele, zeer
klevende hars, die eenigen reuk bezat en bitter
smaakte.
De met (c) aangeduide Gutta Percha gaf bij
behandeling met kouden alcohol geene merkbare
hoeveelheid hars, bij uitkoken met alcohol verkreeg
ik zeer weinig vet.
Omtrent de werking van aether op Gutta Percha
loopen de opgaven zeer uit elkander. Sommigen
geven aan, dat aether Gutta Percha zoude op-
lossen, even als hij dit caoutchouc doet; ande-
ren melden alleen, dat aether uit Gutta Percha
eene hars uittrekt, die in aether en aetherische
oliën oplosbaar is.
De met (a) gemerkte Gutta Percha is door miJ
na behandeling met water en alcohol met i) aether
in eenen toestel, die verwarming toeliet, gedurende
vele dagen uitgetrokken, en de aether, om de
hars te verkrijgen, zonder eene retort te breken gt;
gedeeltelijk afgedestlleerd, gedeeltelijk verdampt
en op een waterbad gedroogd; de hars behield
lang eenigen aether terug en was eerst kleve-
rig; zij heeft het voorkomen van donkergekleurde
gom en bezit den aan Gutta Percha eigenen
reuk in sterke mate; zij verbrandt met eene roet-
gevende vlam en smelt, in eenen kroes zacht
verhit, onder sterk opschuimen en wordt, daar zij
spoedig zeer donker van kleur wordt, waarschijn-
lijk snel ontleed.
De uit de met letter (b) aangeduide Gutta Fer-
cha verkregene hars, nadat de Gutta Percha
vooraf met water en alcohol was uitgekookt, is
1) Alcohol en vvatervrijen.
-ocr page 45-veel lichter van kleur en bezit meer het uitwen-
dig aanzien van drooge druivensuiker, de geur
en overige eigenschappen komen overeen met die
van lett. a. Uit 20 gram vooraf met alcohol en
water behandelde Gutta Percha b, verkreeg ik
2,722 gram hars, die door aether werd uitge-
trokken.
Uit de door lett. c, aangeduide Gutta Percha,
is door aether geene hars te verkrijgen geweest',
ook niet bij koking.
Er dient nog te worden opgemerkt, dat Gutta
Percha in aether hare kleur verliest en meer
of min witachtig bruin wordt; maar eenvoudige
indompeling in water is voldoende, om de kleur
te herstellen.
Het is bekend, dat de Caoutchouc door aether,
vooral zoo deze water- en alcohol-vrij is, wordt
opgelost en dat die uit de oplossing, na ver-
damping van den aether, weder met alle daaraan
toekomende eigenschappen, terug erlangd kan wor-
den; intusschen is mij gebleken, dat de spekgom
niet zoo gemakkelijk in aether oplosbaar is, als
de in den handel voorkomende flesschengom. Na
nittrekken van de Caoutchouc met water en al-
cohol , heb ik gepoogd de Caoutchouc door alco-
hol neder te slaan, uit de aetherische oplossing; er
ontstaat in eene geconcentreerde oplossing een
quot;ederslag, dat ik door affiltreren heb getracht
af te zonderen, zeer spoedig echter verstopt de
Caoutchouc de poriën van het papier en het is
daardoor niet mogelijk de Caoutchouc te beko-
men, aangezien deze zeer kleverig zijnde, zich vast
aan het papier aanhecht; mijn doel om dus zui-
ver Caoutchouc te bekomen, heb ik op die wijze
niet bereikt, afschenken is niet wel doenlijk, daar
het praecipitaat zeer ligt is , en door de vloeistof
zweeft. Een deel spekgom heeft ter oplossing
16 tot 18 deelen» aether noodig. Ik heb niet kun-
nen bemerken , dat eene geringe toevoeging van
zwavelzuur, bij de tot oplossing dienenden aether
eenig meerder vermogen daaraan mededeelt, om
Caoutchouc op te lossen, iets, dat overigens door
sommigen beweerd wordt.
De oplossingsmiddelen voor Gutta Percha zijn
vooral sommige aetherische oliën, als terpentijn-
olie , olie van steenkolenteer, (de Naphta der
Engelsche fabrieken), voorts sulfidum carbonei
en vooral chloroform, terwijl zeer onlangs, in tijd-
schriften 1) aangegeven is, dat vloeibare chloor-
koolstof, die fabrijkmatig bereid wordt, door de
dampen van zwavelkoolstof over antimonium-chlorid
te leiden, en de gevormde chloorkoolstof door
eenen behoorlijken afkoelingstoestel te condensee-
ren als oplossingsmiddel voortreffelijk is. De
Heeren George Simpson en F. Förster, heb-
ben voor de bereiding van dit chloorkoolstof een
octrooi erlangd, zij gebruiken op 1 deel zwavel-
koolsjtof, 8 deelen antimonium-chlorid. Naar aanlei-
ding van het omtrent Gutta Percha door anderen
1) Zie de kleine Notizen in het Pharraac. Centralblt, N°. 20.
15 Mei 1850.
medegedeelde, lieb ik, nadat ik die stof met water,
alcohol en aether had uitgetrokken en daarna
weder gedroogd was, de oplossing door de terpen-
tijnolie , die gerectificeerd was, bewerkstelligd.
Zonder behulp van warmte, was in weinige dagen
de Gutta Percha geheel opgelost, de oplossing had
eene ligte, naar het bruine overhellende kleur, die
intusschen zeer gering was. Ik heb ze door zeer
dun filtreerpapier, bij kleine hoeveelheden, gefil-
treerd en toen eene volkomen heldere oplossing
bekomen; men kan intusschen de zeer gecon-
centreerde oplossing niet gemakkelijk filtreren, daar
zij zeer snel zelfs het dunste papier verstopt.
Soubeiran heeft niet gefiltreerd, maar afgeschon-
ken; er blijven echter bierbij, tenzij men de in
fabrieken gezuiverde gutta percha gebruikt, steeds
iu de oplossing eenige vezelen terug, die tusschen
dezelve voorkomen en die vooral hout en bast-
stukjes zijn van den boom, van welken men
het melksap bekomt; bovendien is er soms wat
zand- en steengruis tusschen gemengd. Een deel
Gutta Percha vordert ter oplossing, zoodat die ge-
filtreerd kan worden, 4 tot 6 deelen terpentijn-
olie ; uit de verkregene oplossing, heb ik door
alcohol de Gutta Percha nedergeslagen en haar
bekomen als eene fraaije witte massa, die alle
eigenschappen, welke Gutta Percha kenmerken,
bezit; deze heb ik met alcohol uitgetrokken, tot
dat alle terpentijnreuk verdwenen was en de alcohol
met water gemengd niet meer troebel werd. In-
tusschen is de aldus verkregene Gutta Percha na
eenigen tijd in eene geslotene flesch te zijn be-
waard geweest, geheel van kleur veranderd en
steeds donkerder gekleurd geworden, de kleur is
stroogeel geworden, en duidelijk bespeurde ik bij
het openen van de flesch eenen sterken zuren reuk»
tevens herinnerende, aan die van pijnboomhars; ik
boud het er voor, dat de uit terpentijnolie neder-
geslagene Gutta Percha, die een zeer weinig fijn
verdeeld, maar een meest zamenhangend precipitaat
daarstelde, eenige terpentijnolie ingesloten heeft
gehouden, welke, daar Gutta Percha voor vloei-
stoffen, die op haar niet oplossend werken , zeer
jnoeijelijk doordringbaar is, door het uitkoken met
warmen alcohol, daaruit niet is kunnen worden
verwijderd. Soubeiran heeft, gelijk mij, uit een
kter mij in handen gekomen uitgebreider verslag
van zijn onderzoek gebleken is, de Gutta Percha
na de afwassching met alkohol, tot 100° verhit,
waarbij waarschijnUjk de laatste deelen terpen-
tijnolie zullen vervlugtigd zijn; tevens heb ik
opgemerkt, dat, terwijl het zelfs, wanneer Gutta
Percha zeer droog i) is, eene onmogelijkheid is,
haar tot poeder te brengen, deze aldus ver-
kregene , van zelve tot poeder vervallen is. Met
gedestilleerd water werd een weinig van dit poe-
der nu onlangs afgewreven, waarbij bleek, dat
het vocht na afgefiltreerd te zijn, zuur reageerde,
hoewel niet zeer sterk. De geringe hoeveelheid is
1) Zeer sterk verliit en wel afgekoeld zijnde, wordt zij zeer
broos, na bekoeling.
aan een onderzoek onderworpen en daaruit geble-
ken , dat dit zuur azijnzuur was, welks ontstaan,
daar de Gutta Percha met alkohol lang behan-
deld was, om de terpentijnohe te verwijderen,
niet dan aan teruggebleven alcohol, die door het
oxygenium van de dampkingslucht is geoxydeerd,
onder invloed misschien, van een weinig tevens in
hars veranderde terpentijnolie, is toe te schrijven;
met chloridum ferri verkreeg ik eene donkerroode
verkleuring, door verhitting werd het zuur ver-
vlugtigd en toonde, den aan azijnzuur eigene ka-
rakteristieke reuk, de aanwezendheid er van dui-
delijk aan. Ook de flesch waarin de Gutta Percha
bewaard was, bezat in sterke mate bij het openen
den reuk aan azijnzuur eigen. In zwavel-alcohol
(sulfidum carbonii), wordt Guttapercha zeer gemak-
kelijk opgelost en bij verdamping van het oplos-
singsmiddel, blijft zij zonder veranderd te zijn terug.
Ten einde Gutta Percha zuiver te bekomen,
heb ik gebruik gemaakt van chloroform , de met
water, alkohol en aether behandelde Gutta Percha,
lost in chloroform zeer gemakkelijk op, vooral
200 men zorgt, de op te lossen stof in kleine
stukjes te verdeelen. Daar echter de chloroform
zeer vlugtig is, (zij kookt zuiver zijnde reeds bij
61° Centig.) zoo deed ik steeds de Gutta Percha in
goed gesloten glazen-stopflesschen met wijde ope-
ning. De oplossing is zeer dik en siroopachtig en
heeft eenige kleurende deeltjes die echter na het i)
1) Hoewel G. P. in chloroform geheel oplost en vooral bij aanwen-
-ocr page 50-filtreren veel minder aanwezig zijn, ja gewoonlijk
op het filtrum met eenige onopgeloste Gutta
Percha terugblijven. Uit de helder doorgeloopen
vloeistof werd de Gutta Percha door alkohol ge-
praecipiteerd, daarna nog met alkohol gewasschen
zijnde tot alle reuk van chloroform verdwenen is,
gedroogd, bij 70° gt;d 80° Cels.; ik heb op deze
wijze de Gutta Percha fraai wit bekomen en be-
deeld met de aan haar toekomende physische
eigenschappen. De met lett. (a) en (b) aangeduide
Gutta Percha zijn beide gemakkelijk, zelfs bij de
gewone temperatuur (ongeveer 10°—15°) opgelost
geworden, die intusschen welke met lett. (c) is
aangeduid, bood, zoowel zonder, dat ze met alko-
hol en aether behandeld was, als na behandeling
daarmede, lang weerstand, en kon niet dan
met behulp van eenige warmte geheel opgelost
bekomen worden. Ook die welke met Getah Ma-
labeoeija is vervalscht, lost niet zoo gemakkelijk
op, terwijl de Getah Malabeoeija zelve, toch vol-
komen wordt opgelost; ook deze beide laatste
worden door alkohol uit de oplossing in chloro-
form gepraecipiteerd.
De aldus zuiver verkregene Gutta Percha is,
even als bij de ruwe, eene stof, die bij gewone
temperatuur hard en stijf is, bij verwarming
ding van eenige warmte, indien de temp. der keht laag mogt zijn.
zoo heb ü meest, om de oplossingen helder te bekomen, zooveel
G. P. genomen, dat niet alles in de aanwezige chloroform kon op-
lossen 1 dl. Gulta Percha cischt ter volkomene oplossing 3 deelen
chloroform.
tot 70® a 80° Cels. wordt zij week en zeer
vervormbaar, op 110° wordt zij zoo dik vloei-
baar als siroop in de koude des winters; nog
hooger verwarmd in een oliebad, zoo smelt zij
tot een steeds moeijelijk vloeijend vocht. Vol-
gens opgave van Faraday en Varrentrap,
zoude men haar tot 150° Cels kunnen verhit-
ten ; de zuivere Gutta Percha heeft mij bij ver-
hitting in een oliebad tot 130° Cels., steeds eene
olieachtige vloeistof gegeven, die duidelijk sporen
droeg van door ontleding van de stof ontstaan te
zijn.
Langs den voor Gutta Percha beschreven weg
heb ik getracht zuivere Caoutchouc te bekomen,
en derhalve deze, na dezelve met water en alko-
hol te hebben behandeld, ook in chloroform op-
gelost , hetgeen zeer goed gelukt, hoewel de
Caoutchouc langer tegenstand biedt dan de Gutta
Percha aangeduid met de letters (a) en (b) ; bij
praecipiteren door alkohol, na filtratie van de op-
lossing, bekwam ik een zeer weinig gekleurde kle-
vende massa, die echter, nadat door wasschen met
alcohol de choroform verwijderd was, veel min-
der klevend werd. Na drooging boven zwavelzuur,
onder eenen exsiccator was, de Caoutchouc op
het uiterlijk aanzien, niet wel te onderscheiden
van arabische gom , waarmede ik dezelve het best
vergelijken kan wat het uitwendig aanzien betreft.
Het is, gelyk reeds gemeld is, tot dusverre niet
mogelijk, om de eenmaal gecoaguleerde melksappen,
die Guttapercha en Caoutchouc leveren, in den oor-
spronkelijken toestand terug te brengen, noch door
oplossingsmiddelen, noch door deze, vereenigd met
werktuiglijke hulp; intusschen vond ik, dat zekere
Sumers in London, een patent genomen had
op eene handelwijze, waarbij hij verzekerde , dat
de Caoutchouc weder in den emulsieachtigen toe-
stand , waarin deze in de natuur voorkomt,
zoude kunnen gebragt worden ; volgens opgave
bestaat de behandeling hierin, dat de fijn gesne-
den caoutchouc met geconcentreerde ammoniak
overgoten , vier maanden lang in eene geslotene
ruimte wordt gedigereerd, het dan opgeloste
wordt afgegoten, de ammoniak door vervlugti-
ging verwijderd, waarop de Caoutchouc zich in
zoo fijn verdeelden staat afscheidt, als dezelve
zich in het melksap bevindt van de planten, die
dezelve bevatten; ten einde dit nader te onderzoe-
ken, heb ik zoowel Gutta Percha als Caoutchouc zeer
fijn gesneden en die in flesschen met wijde halsen,
welke goed door glazen stoppen konden worden ge-
sloten, met ammonia liquida overgoten en op 26 Sep-
tember in eene droogkas gezet, die steeds 70° a 80°
warm is. Zoowel zuivere als ruwe Gutta Percha
en evenzoo Caoutchouc, zijn daarin, in de fieschjes
gebleven tot 11 November en toen onderzocht ,
er was echter bij geen van deze een spoor van
oplossing te vinden. Ook door verdund azijnzuur
kon uit een deel i) der ammonia niets worden neder-
geslagen, alleen was de ruwe Gutta Percha ontkleurd
1) Een ander deel is verdampt op een waterbad.
-ocr page 53-en de kleurende stofte in de ammonia opgelost;
ook aan de Caoutchouc was niets te bemerken,
dat oplossing koude heeten. Hoewel het mogelijk
is, dat de vermelde Engelschman tot de mede-
gedeelde uitkomst geraakt is, zoo kan het toch
ook zijn, dat hij slechts een deel van zijne han-
delwijze heeft opgegeven, en er geheimen bij bestaan.
Zoowel Caoutchouc als Gutta Percha zijn bestand
tegen de inwerking van verdunde minerale zuren;
ook de alcalien, zelfs in sterke oplossingen, oefe-
nen bij koken geene werking op beide deze
stolFen uit, alleen verliest de ruwe Gutta Percha
hare kleur, die zich in de alcalien oplost, maar
eens opgelost, niet daaruit te verwijderen is door
zuren, aangezien deze, hoewel in mindere mate,
er van opnemen. Sterk azijnzuur heeft bij kook-
hitte noch op Caoutchouc, noch op Gutta Percha
eenige oplossende werking; noch door koolzure
ammonia, noch door andere alcalien, is uit die
vloeistoffen iets nederteslaan. Het vermoeden, dat
eene proteïne-verbinding zoude voorkomen in Gut-
ta Percha, wordt dus hierdoor niet bevestigd,
aangezien van deze althans wel eenige merkbare
hoeveelheid zou kunnen zijn opgelost, te meer
daar de Gutta Percha en ook de Caoutchouc zeer
fijn gesneden waren. Intusschen heeft de proef
van Lassaigne l) geleerd , dat Caoutchouc en
1) De bekende wijze, om stikstof, ook in de geringste hoeveelheid,
in stoifen soms aanwezig, aan te wijzen, door de stoffen, die men
onderzoeken wil, te verbranden met een stukje potassium.
de met de letters a en b aangeduide Gutta Percha
stikstof bevatten, doch in zoo hoogst geringe hoe-
veelheid, dat ter meerdere zekerheid om de kleu-
ring te onderscheiden, ook de proef met een
bekend niet stikstofhoudend ligchaam, suiker nmh
genomen is; het bleek, dat de op bovenvermelde
wijze, zuiver bekomene Gutta Percha en Caout-
chouc, alsmede de met letter c aangeduide Gutta
Percha geheel stikstofvrij waren; ook de ruwe
Getah Malabeoeija bevat stikstof. Het is niet on-
waarschijnlijk , dat de eenigzins bittere waterach-
tige extracten van Gutta Percha en Caoutchouc
de stikstof bevattende stoffen zijn, gelijk onder
anderen ten opzigte van de Caoutchouc door
Dr. Ure wordt verzekerd 1).
Sterk zwavelzuur, tast zoowel Caoutchouc als
Gutta Percha aan, en beide stoffen worden zwart-
bruin, het zuur eenigzins bruinrood gekleurd; vooral
bij verwarming, hoewel ook bij gewone temperatuur,
is er duidelijk ontwikkeling van zwaveligzuur te
erkennen; de massa die terug blijft, nadat de stof-
fen ongeveer 48 uren bij de gewone temperatuur
met het zwavelzuur in aanraking zijn gebleven,
is niet nader onderzocht, zij stelde eene met
eigenaardigen reuk bedeelde, op het gevoel eenig-
zins weeke, op entwas 3) gelijkenden stofïe daar,
die in water onoplosbaar was; uit het zuur werd
1)nbsp;Zie zijne Keceat improvements in Arts, Manufactures etc. Iwquot;
don 1844.
2)nbsp;Wat de consistentie betreft, overigens niet.
-ocr page 55-l)ij verdunning met water, nog eene hoeveelheid
derzelfde stof afgezonderd, zoodat die in zwavel-
zuur misschien oplosbaar is. Sterk salpeterzuur
werkt op Gutta Percha en Caoutchouc beide, eerst
na koken eenigzins, in; na lang koken verande-
ren zij in gele harsachtige stoffen, die niet ver-
der onderzocht zijn; in water zijn zij onoplosbaar.
Eookend salpeterzuur (acidum-nitroso-nitricum)
ontleedt zoowel Caoutchouc als Gutta Percha met
groote hevigheid; Indien de voor de proef geno-
mene hoeveelheid, gelijk ik dit eens gedaan heb,
wat te ruim genomen wordt, heeft er eene ware
verbranding plaats, die met verschijnselen van
licht en groote hitte gepaard gaat. Zoo ik echter
een stukje der beide stoffen zeer voorzigtig in iets
van het vermelde zuur dompelde, duurde het steeds
een klein oogenblik voor de werking intrad; deze
eens begonnen zijnde, ging zij met hevigheid voort.
Zoo ik rookend salpeterzuur met zwavelzuur meng-
de tot gelijke hoeveelheden, werden Gutta Percha
en Caoutchouc ook door dit mengsel snel ontleed,
maar eer de werking begon verliep er meer tijd,
dan met het rookende zuur alleen; zoo de wer-
king op de reeds vermelde wijze, door indoinpe-
ling van kleine stukjes te gelijk, en met eenige
tusschenpoozen tot zij ontleed waren, werd ge-
leid, werd de kleur van het zuur meer geel
en werd daaruit door water eene stof neergesla-
gen , die veel overeenkomst heeft, met de gele
hars, welke door koken van de Gutta Percha en
Caoutchouc met salpeterzuur, gelijk vermeld is.
verkregen was; dit ligchaam is in alcohol oplos-
baar is , verder is het, ook om de geringe hoe-
veelheid , niet onderzocht.
Gutta Percha (ruwe lett. b) en caoutchouc heb
ik beide onderworpen aan den invloed van zuur-
stof in statu nascenti; van beide stoffen is name-
lijk eene kleine hoeveelheid gebragt in eene re-
tort, van ontvanger voorzien, waarin zich bevond
bichromas potassae in fijn poeder gebragt en ver-
dund zwavelzuur , bij zachte verwarming is uit
beide stoffen overgedisteleerd een geel eigenaar-
dig riekend vocht, waarvan de reuk aan die her-
innert, welke in bosschen met pinussoorten be-
plant, wordt bemerkt. Nadat dit vocht niet meer
overdestilleerde, is de ontvanger door eenen anderen
in beide toestellen vervangen, en de temperatuur
eenigermate verhoogd. Op die wijze heeft de inwer-
king nog een half uur voortgeduurd, waarbij alleen
water over kwam; de beide verkregene gele vochten
zijn nader onderzocht, en is daarbij gebleken, dat
beide zeer zeer zwak zuur reageerden, dat, indien
het gedeelte van het reageerpapier, dat door zuur
verkleurd was, met ammonia liquida werd bevoch-
tigd, de vorige blaauwe kleur zich herstelde,
maar met eene nuance in het groen; in water
zijn beide verkregene vochten ligt oplosbaar, het-
zelve wordt er geel door gekleurd, in alcohol
lossen ze niet op, en ook niet in aether, hoewel
deze, na eenigen tijd met het vocht m aanraking
1) Dit zuur bestond uit 1 dl. zuur en 3 db. water.
-ocr page 57-geweest te zijn, ligtelijk in liet blaauwe gekleurd
wordt; het vocht is zwaarder dan aether en de
gele kleur wordt in aanraking met aether niet
verandert. Zoowel de Caoutchouc als Gutta Percha,
beide uit de vermelde retorten verwijderd zijnde ,
vertoonen zich eerst eenigzins meer elastisch, doch
hebben geene van hunne eigenschappen verloren.
Gutta Percha is na behandeling met warm water,
weder kneedbaar als vroeger, de onreinheden zijn
er uit verdwenen en zij is iets lichter van
kleur geworden en meer vast en zamenhangend
dan die, welke door fabrijkmatige behandeling is
gezuiverd; zij lost op in chloroform als vroeger
en geeft, met alcohol gekookt, na toevoeging
van water bij den alcohol, nog eenig waarschijnlijk
uit hars bestaand neerslag, aangezien de toevoeging
van water de alcoholische solutie ligt melkwit
maakte; ook in aether lost er nog iets van op,
dat na verdamping van dezen terug blijft.
De Caoutchouc had des?.elfs eerste aanzien,
voor het begin van de proef behouden, alleen
waren die plaatsen, waar zich, gelijk in spekgom
veel voorkomt, kleine, met eene ligt tot poeder wrijf-
bare harsachtige, stof gevulde holten, vertoonden,
daarvan grootendeels ontdaan en de holten groo-
ter geworden; de Caoutchouc was kleverig en ligt
Onbsp;'
aan voorwerpen hangende, doch nog volkomen
elastisch en na uittrekken met koud en koken
met warm water, was deze op het aanzien niet
meer te onderscheiden van de oorspronkelijk tot de
proef gediend hebbende, deze Caoutchouc stond aan
4
-ocr page 58-alcohol niets af, ook niet bij koking en was in
aether en vooral in chloroform, goed oplosbaar.
Uit het veelvuldig gebruik, dat van Caoutchouc
in de scheikunde, vooral bij het behandelen van gas-
sen, gemaakt wordt, laat zich gereedelijk afleiden,
dat de meeste gassen daarop geenen of geringen
invloed uitoefenen; chloorgas echter in droogen
staat over Caoutchouc of Gutta Percha geleid
zijnde, bemerkte ik in de gewone temperatuur
reeds na eenige oogenblikken, dat er chloorwater-
stofzuur zich ontwikkelde, hetgeen steeds aan-
hield; 36 uren lang is met beide stoff'en de be-
werking voortgezet en toen geëindigd, de gebruikte
stoffen waren hard en broos geworden en versprei-
den eenen eenigzins kamferachtigen reuk, in water
werd niets van dezelve opgelost, ook in alcohol
werd niet meer opgenomen dan eenige hars, het
uitwendig aanzien was veranderd en zoowel Gutta
Percha als Caoutchouc waren donkerder van kleur
geworden. In dampen van bromium gebragt,
worden beide stoffen geheel veranderd, de Caout-
chouc (de ruwe) wordt geheel verkleurd, geelwit»
wordt hardt en vast, verliest alle elasticiteit en
is zeer breekbaar. Ook hier bespeurde ik eenen
naar kamfer zwemenden reuk. Daar slechts kleine
hoeveelheden in reageerbuisjes tot de proef gediend
hebben, is het ontledings-product niet verder on-
derzocht. Zoowel ruwe als zuivere Gutta Percha
werden sterk door bromium aangetast en op eene
wijze veranderd, die veel overeenkomst heeft met die,
waarop Caoutchouc veranderd wordt, er ontwikkel-
den zich zure witte dampen. Ook met iodium heeft
er eene vrij sterke werking plaats; in reageerbuis-
jes eenig iodium gedaan en dit door verhitting
in dampen overgegaan zijnde, met de, in het bo-
venste deel der buisjes vastgeklemde Caoutchouc
en Gutta Percha in aanraking komende, had er
eene vrij sterke gasontwikkeling plaats. Nadat
de stukjes, door ze in alcohol af' te spoelen,
van aanhangend iodium waren ontdaan, vertoon-
den zij eene donkere, eenigzins gele kleur, wa-
ren zeer broos geworden, de Caoutchouc had
deszelfs elasticiteit verloren. Zoutzuur, werkt ook
bij koken niet merkbaar, noch op Caoutchouc,
noch op Gutta Percha in.
Droog ammoniak-gas vertoont ook, wanneer het
over de beide stoffen geleid wordt, geene werking.
Het deutoxydum azoti maakt, wanneer Gutta
Percha daarmede in aanraking komt, bij zooveel
mogelijke afsluiting van dampkringslucht, haar
Week en los, zoodat zij even als spons eenig
vocht kan inzuigen, de stof wordt bruiner van
kleur, doch blijft volkomen in het bezit van
hare eigenschappen, zij wordt ook weder plastiek
in water van 70° tot 80° en is oplosbaar in de
gewone oplossingsmiddelen, waaruit zij ook weder
kan nedergeslagen worden; op Caoutchouc is de
Werking niet zoo merkbaar, ook deze verandert
O
van kleur en wordt donkerder, maar niet zoo
week en buigzaam als Gutta Percha.
Droog gas acidum sulfurosum (zwaveligzuur-
gas) werkt eerst eenigermate ontkleurend op de
beide stoffen, later ecbter worden zij donker van
kleur, en indien ik dit gas, over eene der beide
stoffen deed strijken bij kookhitte van water, wordt,
vooral de gezuiverde Gutta Percha, die wit van
kleur is, verkregen uit chloroform, spoedig geheel
bruin, zij is na eenige oogenblikken in eene
stof veranderd, die ziah gemakkelijk tot poeder
laat brengen en die zeer broos is; overigens is
zij niet verder onderzocht, in water is er niets merk-
baar van oplosbaar, evenmin in alcohol ofaether.
Met zwavel schijnen Gutta Percha en Caout-
chouc zich te kunnen verbinden, in het groot
bereidt men sinds eenige jaren, ook vóór de Gutta
Percha algemeener in Europa bekend was , eene
stof uit Caoutchouc, die men in het Engelsch
Vulcanized Indian rubber geheeten heeft; men vindt
onderscheidene octrooijen daarvoor in Engeland
verleend, in de tijdschriften vermeld, maar de
bereiding loopt zeer uiteen; in de hoofdzaak komt
zij hierop neder, dat men öf zwavel en Caout-
chouc bij gelijktijdige aanwending van warmte,
door machines te zamen kneedt, öf dat men op-
lossingsmiddelen te hulp neemt en alsdan gewoon-
lijk zwavelkoolstof en chloorzwavel, in welke dan
de te bewerken stoffen met zwavel worden opgelost
en later aan warmte blootgesteld, om de vlugtige
vloeistoffen te verdrijven ; zeer onlangs heeft
Burke in plaats van zwavel gebruik beginnen te
maken van eene verbinding van zwavel en anti-
monium , hij is hiertoe geraakt, doordien de op
oudere wijze geprepareerde stoffen, zoowel uit
Gutta Percha als Caoutchouc, niet voldeden, daar
zij door invloed van lucht, warmte en voch-
tigheid spoedig zoo worden aangedaan, dat zij
tot poeder kunnen gewreven worden; ook de
meer genoemde heer de Vries Robbee heeft
mij medegedeeld, dat op den duur de gevulcani-
zeerde Gutta Percha niet voldoet. Ik heb van
op deze wijze bewerkte Gutta Percha het soor-
telijk gewigt bepaald, en dat gevonden op 0,97665
bij 17° Cels.; de hoeveelheid daarin voorkomende,
zwavel, was de volgende 1,176 grm. stof, gaf
0,782 grm. sulfas barytae, hetgeen overeenstemt
met 8,35 proc. zwavel.
Even zoo heb ik van aldus bereide Caout-
chouc eene bepaling van de hoeveelheid zwavel
gedaan; de Caoutchouc was uit Engeland en wel
de bekende Patent Perryian Elastic bands; zij
bevatte de volgende hoeveelheid: 0,586 grm. stof
gaf 0,423 grm. sulfas barytae, hetgeen overeenstemt
met 11,30 proc. zwavel.
Het verdient opmerking, dat, terwijl Caout-
chouc in chloroform zeer goed oplosbaar is, de
aldus toebereide stof daarin onoplosbaar wordt,
hoewel zwavel ook in chloroform wordt opgelost;
ook tegen andere oplossingsmiddelen verhoudt de
met zwavel bereide Caoutchouc, zich op dezelfde
wijs. De door mij onderzochte met zwavel be-
handelde Gutta Percha, lostte, hoewel langzamer,
echter, volkomen in chloroform op; men geeft
echter aan dat ook deze door de vermelde toe-
bereiding onoplosbaar zoude worden.
De Gutta Percha wordt door warmte ontleed,
namelijk indien zij lang verhit wordt, of verre
boven haar smeltpunt. Dit punt is moeijelijk te
bepalen , daar de stof niet dun vloeibaar wordt,
maar steeds dik blijft; de Engelsche opgaven stel-
len het op 248° Fabr., overeenkomende met 120°
Cels.; de door mij onderzochte ruwe Gutta Percha
smolt op 150° Cels., maar even als ik dit bij alle
opgaven, betreffende het smelpunt, gevonden heb,
bleek het, dat veel vroeger eene gele stof zich
afzet, die bij bekoeling vast wordt; ook de Gutta
Percha zelve wordt, zoo men haar niet hooier
O
verhit, weder vast bij bekoeling en komt dan in
kleur overeen met die, welke door stoom bewerkt
is; zij is veel donkerder; aan water alcohol
en aether staat zij nog dezelfde stoffen af, als de
niet verhitte, in chloroform is zij, even als in
de andere oplossingsmiddelen, oplosbaar. Caout-
chouc smelt, volgens de meeste opgaven, tusschen
120° tot 125° Cels. In een oliebad, waarin ean
thermometer in de olie, en een in de glazen buis,
waarin de stof, waarvan het smeltpunt bepaald
zal worden, is gebragt, heb ik, even als voor
Gutta Percha, ook voor spekgom het smeltpunt
bepaald en dit gevonden op 122° Cels. Even als
bij Gutta Percha, werd hier vroeger eene stof uitge-
scheiden, die bij de bekoeling echter niet weder vast
werd, de Caoutchouc zelve blijft kleverig en wordt
niet weder vast, tenzij misschien na verloop van
jaren. Beide deze stoffen branden, wanneer
zij ontstoken worden, met eene heldere, ech-
ter veel roet verspreidende vlam , terwijl, even
als bij het branden van zegellak, er druppels
van gesmolten, maar zeer ontleedde , stof afval-
len. Bij drooge destillatie in een oliebad, ver-
kreeg ik van Gutta Percha bij 110° Cels., eene
kleine hoeveelheid eener vrij wel vloeibare, geel
gekleurde olie, van eenen zeer doordringenden,
echter niet onaangenamen reuk; zij brandt ont-
stoken zijnde, met eene helder witte vlam, die
veel roet geeft, overigens is deze niet verder on-
derzocht, gelijk ook met de overigen het geval
is, aangezien de hoeveelheden te gering waren. Tus-
schen 120° en 130° Cels. verkreeg ik, nadat op
bovengenoemde temperatuur niets meer overkwam,
eene minder vloeibare ligter geel gekleurde olie,
die eenen onaangenamen reuk van zich geeft
en ook zeer brandbaar is; door blootstelling aan de
lucht wordt deze en de twee volgenden, die tus-
schen 150° en 170° en op 200° overgekomen zijn
donkerder gekleurd, de beide laatst vermelde zijn
vrij wel vloeibaar, die daarentegen, welke op 230°
Cels. overkwam, is dik vloeibaar, bezit eene in het
oranjegeel hellende kleur en zeer onaangenamen
doordringenden reuk; die bij 250° Cels overdestil-
leerde, is meer rood van kleur, goed vloeibaar,
en komt in reuk wel eenigzins overeen met het
oleum petrae. Daarna is de overblijvende hoeveel-
heid op eene opene lamp afgedestilleerd, het over-
komende zeer vloeibare vocht, is bruin gekleurd,
niet ongelijk in kleur aan gewone siroop, overigens is
ook deze zeer brandbaar en van eenen onaangenamen
reuk. Douglas Maclagan heeft de oliën dier droo-
ge destillatie eenigzins onderzocht en gevonden, dat
zij, gelijk te verwachten was, mengsels zijn van
oliën, die ieder een verschillend kookpunt hebben;
volgens anderen zijn de ontledings producten van
Gutta Percha overeenstemmende met die van
Caoutchouc, welke vooral door Bouchardat en
Himly onderzocht zijn, die daarin onderscheidene
koolwaterstofverbindingen hebben aangetoond. Ik
heb zoowel van Gutta Percha als Caoutchouc 50
gram. in een zandbad droog gedestilleerd, en be-
vonden, dat de boeveelheid verkregen olie, die er
zeer donker uit ziet 1), voor Gutta Percha be-
draagt 28,826 grm., deze olie heeft een soortelijk
gewigt van 0,909 bij 12quot; Cels. De olie van Caout-
chouc, werd dadelijk zeer donker gekleurd verkre-
gen, tot eene hoeveelheid van 42,884 grm.; waarbij
echter kwam eene groote hoeveelheid water ;
daar deze van olie niet goed konde worden ont-
daan is zij mede gewogen. Ter bepaling van het
soortelijk gewigt dezer olie, is met eene pipette
van boven het water af, iets daarvan genomen;
het is door mij gevonden op 0,911 bij eene tem-
peratuur van 12° Cels. Deze oliën zijn niet ver-
1)nbsp;Deze was eerst minder donker, maar is hoewel in eene goed-
geslotene fleseh , echter van lieverlede, in het donker geplaatst, geheel
bruinzwart van kleur geworden.
2)nbsp;Zoowel de Caoutchouc als, Gutta Percha waren in hunnen lucht-
droogen toestand gewogen, het verkregen resultaat, bevestigt de ge-
maakte opmerking, dat Caoutch. veel meer water kan opnemen, dan
G. P. en dat dit misschien niet zonder invloed is op de physische
eigenschappen.
der door mij onderzocht. Kent uit New York
berigt omtrent de door hem in het groot bereide
destillatie producten yan Gutta Percha, dat hij
die door stoomhitte verkreeg, niet boven vuur.
Hij verkreeg eene olie van 0,856 soortel. gew.,
zij wordt, even als ook door mij is opgemerkt,
in het licht en vooral zoo er lucht kan toetreden,
bruin, bij doorvallend licht is zij rood, bij
opvallend bruin gekleurd, door voorzigtige over-
haling vervalt zij in onderscheidene oliën, die
niet nader onderzocht zijn.
De uit de Gutta Percha, die met de letters (a)
en (b) aangeduid zijn, afkomstige harsen, mogen
hier nog, met opzigt tot eene en andere van hare
reactien, aangevoerd worden. De door alcohol
uitgetrokken wordende hars, is steeds week van
consistentie, oplosbaar zoowel in alcohol als aether
en aetherische oliën, ook in chloroform; door ver-
dunde zuren en alcalien, wordt zij niet veran-
derd, sterke zuren ontleden haar, waarbij stoffen
ontstaan, die niet nader onderzocht zijn.
De door aether uit Gutta Percha verkresene
hars is behalve in aether, in zeer kleine hoeveel-
heid oplosbaar in absoluten alcohol, in aetherische
olien en chloroform, door alkohol wordt zij uit
de oplossingen nedergeslagen, tegen de inwer-
king van alcalien en zuren is deze hars zeer be-
stand, alcalien oefenen er geene merkbare werking
op uit, door sterk zwavelzuur, wordt zij hoog
rood gekleurd en langzaam opgelost, ik bespeurde
geene ontwikkeling van zwaveligzuurgas bij de
gewone temperat., wel echter bij verhitting, maar
alsdan werd de kleur zwart.
Door salpeterzuur bij verhitting en door rookend
salpeterzuur bij gewone temperatuur wordt zij
snel ontleed en in een geel ligchaam, dat niet
nader is onderzocht, veranderd, het vei-brandt zeer
schielijk op een platinablik verhit zijnde ; vreemd
is het, dat terwijl salpeterzuur en rookend salpeter-
zuur op de vermeldde hars met hevigheid inwerken,
dit niet het geval is met het mengsel van rookend
salpeterzuur en zwavelzuur, daarin toch heb ik
een stukje dezer hars 24 uren laten staan, en
toen het uit het vocht genomen, het stukje was
hoog rood gekleurd en zoo week als was ge-
worden , ik heb het in water uitgekneed, waarbij
de kleur geel werd, en langzaam ook het stukje
meer broosheid verkreeg; het zure vocht met wa-
ter verdund zijnde, werd daaruit een licht geel,
vlokkig ligchaam in zeer kleine hoeveelheid ne-
dergeslagen , dat niet verder is nagegaan.
Omtrent de Getah Malabeoeya i) verdient nog
het volgende medegedeeld te worden. Van welken
boom deze afstamt heb ik niet kunnen nagaan ,
ik vind in het derde deel van het Handwörterhuch
der Chemie van Liebig en Wöhler, op het woord
GuttaGirek (dsjirek), aangeteekend, dat dit eene
soort van Gutta Percha is, die zich daardoor van
1) Dr. S. Bleekroode berigt in het jaarhoekje door hem
over 1848 nitgegeven, in de noot pag. 183 iets omtrent deze stof,
die hij daar Getah Mala bolay noemt; het mij door den Heer de
Vries Kobbee medegedeelde, stemt hiermede overeen.
de andere onderscheidt, dat zij in de warmte
niet slechts week, maar kleverig zou zijn, zij
zoude afkomstig zijn van Achras Sapota.
De mij gegevene Getah Malabeoeya werd in water
week en klevende; met water uitgekookt zijnde,
verkreeg ik een troebel melkachtig wit, uitziend
vocht, dat geene zure noch alcalische reactie ver-
toonde, bij uitdamping op een waterbad verkreeg
ik eene geringe hoeveelheid waterig extract; het
water, dat ter uitkoking gediend had, gaf bij
toevoeging van alcohol een praecipitaat. Ik heb
de Getah Malabeoeya (na haar met water te heb-
ben gekookt), met alcohol uitgekookt, ook hierin
werd zij klevende, de alcohol zette bij bekoe-nbsp;'
ling een wit wasachtig vet af, en tevens werd
in alcohol eenige hars opgelost, die bij uitdam-nbsp;j,
ping terugbleef, ook door aether werd eenige harsnbsp;|
uit de vermelde stof verkregen; in chloroform
lost zij , hoewel niet zeer snel, geheel op, denbsp;jj;
zeer troebele oplossing is gefiltreerd, waarbij opnbsp;''
het filtruin eenige verontreinigingen terugbleven,nbsp;|
bestaande in plantenvezelen en eenige zwarte kleur-nbsp;|
stof, deze laatste was in water, alcohol, aether,nbsp;|
zuren en alcalien onoplosbaar en onveranderbaar,nbsp;|
zij verbrandde echter op een platinablik ver-
hit, zonder iets achter te laten, welligt is het
kool, die in de stof voorkomt, even als zulks met
Caoutchouc het geval is, die door verhitting bo-
ven rookend vuur is gedroogd. De chloroform-
oplossing is door alcohol gepraecipiteerd, en daar-
bij eene zeer kleine hoeveelheid eener donker geel
gekleurde stof bekomen, die kleverig bleef, tot
dat zij door drooging allen alcohol verloren
had; zoowel met zwavelzuur als de overige zuren
vertoont Getah Malabeoeya dezelfde reactien als
Gutta Percha, alleen wordt ze met zwavelzuur
hooger rood gekleurd, verdunde zuren, en alca-
lien ook in sterkere oplossingen werken niet op
dezelve; bij 170° Cels. smelt zij, eerst verre
boven het smeltpunt begint de stof ontleed te
worden, waarbij eene bruine donkergekleurde olie
overdestilleert en even als bij Gutta Percha eene
zeer glanzende, los te zamenhangende kool terug-
blijft; deze olie is, even als die van Gutta Percha,
en Caoutchouc verkregen is, oplosbaar in een
mengsel van alcohol en aether, bestaande uit
2 dh alcohol en één deel aether.
Het soortelijk gewigt van de ruwe Getah Mala-
beoeya bedraagt bij 17° cels. 0,97772; terwijl die,
welke door warm water en pietwerktuigen gerei-
nigd is, een soortelijk gewigt heeft van 0,9535
bij dezelfde temperatuur i). De met Getah Mala-
beoeya verontreinigde Gutta Percha, heeft een
soortelijk gewigt van 0,98239, en levert dezelfde
reactie op als Gutta Percha; echter bevat zij
het bij Getah Malabeoeya vermeld wasachtig vet,
dat door alcohol opgelost wordt; zij lost in
chloroform op en levert bij precipitering met al-
1) Bit verschil is toeteschrijven aan de verwijdering van in water
oplosbare stoffen en aan de bewerking met stoom, waardoor welligt
de stof zelve veranderd wordt.
cohol, een niet fraai wit praecipitaat zoo als Gutta
Percha, maar een geelachtig wit.
De gutta percha is het eerst aan eene orga-
nische elementair analyse onderworpen door Sou-
beiran, die daartoe gebruikt heeft de door hem
uit terpentijnolie nedergeslagene zuivere stof; intus-
schen heeft hij er niet bij vermeld, of hij dezelve
eerst met water, alcohol en aether uitgetrokken,
en daarna in terpentijnolie opgelost en met alcohol
nedergeslagen heeft; zoo hij dit niet gedaan heeft,
dan zou hij tevens de in alcohol onoplosbare
hars, die door aether en terpentijnolie opgelost
wordt hebben nedergeslagen, en deze met Gutta
Percha geanalyseerd. Het is mij niet mogen ge-
lukken het stuk van Soubeiran in het oorspron-
kelijk te lezen en ik heb mij bediend van de
Duitsche vertalingen, voorkomende inErdmann's
Journal dl. 39 pag. 373 en volgende en voorts
van de overname in Dingler's Polyt. Journal bd.
103 pag. 415 en volgende; het verdient opmer-
king, dat in beide deze stukken de opgave, van
de door Soubeiran verkregene uitkomsten eene
andere is.
Volgens Erdmann's Journal verkreeg hij
83,5 rnbsp;11,3quot;^
83,5 ) koolstof; en 11,3 (waterstof.
83,4 (nbsp;11,5)
Volgens Dingler's Journal 87,8 koolstof en 12,2
I) Te vinden in het Jonm. de pharm, et de Chim. Janv. 1847,
3. XI, 17.
waterstof; deze laatste opgave, is ook die van het
Handwörterbuch der Chemie; de eerste opgave
daarentegen, vind ik ook in het door Liebig c. s.
uitgegeven Jahresbericht über die Fortschritte der
Chemie dl. 1 Heft 4 pag. 744. Douglas-Macla-
gan heeft ook Gutta percha geanalyseerd en geeft
de volgende getallen aan: 86,36 koolstof en 12,15
waterstof, het overige 1,49 is, volgens hem, zuurstof;
overigens wordt niet gemeld , of dit ruwe Gutta
percha, dan wel op eenige wijze gezuiverde was.
Gutta Percha laat zich alleen door snijdende
werktuigen verdeelen, en dezelve is, al is ze zeer
droog, niet tot poeder te brengen, met uitzondering
van de reeds boven vermeldde, met terpentijnolie
behandelde; dit maakt het analyseren derzelve
moeijelijk, tevens verbrandt ze zeer slecht, zoodat
Soubeiran bij de analyse zuurstof heeft aange-
wend en daar hij dit opzettelijk vermeldt, schijnt hij
dit niet altijd te doen. Volgens eene opgave van
Kent te New-York zoude Gutta Percha fijn
verdeeld uit de oplossing in chloroform kunnen
nedergeslagen worden, op de volgende wijze: door
deze oplossing namelijk te precipiteren met 2 a 3
maal meer alcoholvrijen gewasschen aether, dan
de ter oplossing noodige chloroform bedraagt bij
60° Fahr. Ik heb dit beproefd en bij eene tem-
peratuur van 16° Cels,, overeenkomende met 60°
1) Zie Sillim, Americ. Journal (3) .dl. VI, pag. 246 en bij wijze
van uittreksel in bet Pharmae. Centralblt 1849, ]S!o_ 7 jjj j^eb
alleen dit laatste kunnen inzien.
Fahr, werkehjk de Gutta Percha zieh in fijne
vlokjes zien nederslaan, echter hechten deze zich
na eenige oogenblikken weder aan elkander en
bij het affiltrereu bekwam ik, daar er door warme
alcohol de chloroform en aether uit moet verwijderd
wwden, weder grootere stukjes, ook bij toevoe-
ging van koud water tot het precipitaat werd dit
aan grootere stukjes aan elkander hechten niet
verhinderd.
De vermeldde stoffen bevatten alle zeer weinig
asch; ik heb de volgende uitkomsten omtrent het
aschgehalte bekomen, alle stoffen waren vooraf
gedroogd.
Van Gutta Percha (lett. b) gaf 0,637 grm. ge-
bruikte stof 0,033 grm. asch; of op 100 dln. 5,18.
Van de door chloroform zuiver gekregene Gutta
Percha (insgelijks lett. b) gaf 0,159 grm. gebruikte
stof 0,0005 asch of op 100 dln. 0,314.
Van de door chloroform zuiver bekomene Ca-
outchouc gaf 3,333 grm. gebruikte stof, een asch-
gehalte van 0,001 grm. of op 100 dln. 0,333.
Van de ruwe (alleen gedroogde) spekgom gaf
0,410 grm. gebruikte stof een aschgehalte van
0,002 grm. of op 100 dln. 0,487.
Van de ruwe Getah Malabeoeya gaf 0,378 grm.
gebruikte stof eene hoeveelheid asch van0,0015grm. '
of op 100 dln. 0,396.
De asch van Gutta Percha bevatte kalk, ijzer-
oxyde, en sporen van potassa en magnesia en van
ilica, zij bruischte bij toevoeging van een ver-
dund zuur een weinig op, derhalve bevindt er zich
koolstofzuur in. De asch van Caoutchouc (ruwe
spekgom) bevat eenig ijzeroxyde, voorts magnesia
en een spoor van potassa, kalk en silica, bij
toevoeging van een verdund zuur ontstond ook
eenige opbruisching.
De onderzoekingen omtrent de bestanddeelen van
de asch dezer stoffen, zijn op deze wijze ingerigt: er
is eene grootere hoeveelheid stof in eenen platina-
kroes verbrand, deze hoeveelheid is met water
(zoo weinig mogelijk) bij eene temperatuur nabij
het kookpunt uitgetrokken en afgefiltreerd; in dit
vocht vertoonde platinum-chlorid na toevoeging
van alcohol een weinig praecipitaat. Het grootste
deel der asch is in verdund salpeterzuur opgelost,
in deze oplossing werd door nitras argenti een
praecipitaat gevormd, dat bij beide stoffen, vooral
bij Gutta Percha, nog al sterk was; dit praecipi-
taat werd niet opgelost in salpeterzuur, doch wel
in ammonia, duidende dit de aanwezigheid van
chlorium aan. De zure oplossing werd door
chloorbarium gepraecipiteerd , het praecipitaat was
onoplosbaar, dus zwavelzuur. Door zuringzure
ammonia, werd de kalk aangetoond, door phosphas
sodae en ammonia werd de magnesia nedergesla-
gen, het ijzer is door roode kleuring met zwavel-
cyan-potassium aangetoond. Wegens het aanwezen
van chloor is er waarschijnlijk soda in de asch,
waarmede dit chloor verbonden is, die soda is echter
niet gevonden; het in zuren onoplosbare scheen
(want de hoeveelheid was zeer gering) , door potassa
bij koking iets te verminderen , de silica namelijk.
Bij het reeds vermeldde omtrent de physische
eigenschappen van Gutta Percha en Caoutchouc,
verdient nog het volgende gevoegd te worden.
Beide deze stoffen zijn slechte geleiders van warmte
en electriciteit; Faraday deelt hieromtrent het
volgende mede i): dat hij met voordeel van Gutta
Percha als isolerende stof gebruik maakte en
haar verkoos boven schellak, daar deze laatste
breekbaar is; de gemelde geleerde had uit Gutta
Percha handvatsels voor ontlaadtangen, isolerende
draden en andere voorwerpen doen vervaardigen,
tevens maakt hij opmerkzaam daarop , dat Gutta
Percha eene zeer geschikte stof is, om electriciteit
op te wekken en als electrophoor zeer goed kan
worden aangewend, ook de Hoogleeraar van Rees
heeft dit bewaarheid gevonden. Intusschen vermeldt
hij ook, dat niet alle Gutta Percha hem voldeed,
hetgeen hij , aan in dezelve aanwezig vocht toe-
schrijft, afkomstig van de fabriekmatige behandeling
van dezelve; ook na onderdompeling onder water,
van de goed isolerende stof, vond Faraday,
dat zij niet verloren had van deze hare eigen-
schap; goed of niet goed isolerende wist hij
echter door langzame verwarming tot 350° a 380°
Fahr. 173°,7 a 188° Cels, waarbij zij water ver-
liest 3), en , na afkoeling hard wordende , de alge-
meene eigenschappen van Gutta Percha nog ver-
1)nbsp;Zie The London Edinburgh and DubUn philosophical Magazine,
March. 1848, pag. 165—167.
2)nbsp;Faraday bedoelt hier de in fabrijken verwerkte.
-ocr page 74-toont, haar immer isolerend te maken. De Gutta.
Percha wordt echter bij deze temperatuur, volgens
mijne onderzoekingen, zeer donker gekleurd en
verliest behalve water (dat alleen in de bewerkte
in die mate voorkomt) ook oliën , echter zouden
deze de ontledingsproducten der in Gutta Percha
voorkomende harsen kunnen zijn; de zuivere stof,
heb ik, omdat de bereiding van grootere hoeveel-
heden kostbaar is wegens de chloroform, niet aan
drooge destillatie onderworpen. De Caoutchouc
vertoont nog een opmerkenswaard verschijnsel,
dat niet met stilzwijgen mag worden voorbij ge-
gaan. Ieder weet, dat dezelve bij lage tempera-
tuur hard wordt, weinig elasticiteit bezit en minder
doorschijnend is, dan bij hoogere temperatuur; de
Heer Gouch van Kendal heeft betreffende de
elasticiteit van Caoutchouc en de temperatuur
eenige observatiën gedaan, welke medegedeeld zijn
in Thompson's Organic Chemistry; dit werk
heb ik niet ingezien, maar Parnell vermeldt
het volgende in zijne scheikunde toegepast op
het dagelijksch leven: Indien eene kleine reep
van deze stof (Caoutchouc) van twee of drie duim
lengte, en eenige lijnen breed en dik, sterk, en
snel wordt uitgerekt en tegen de lippen gehouderi,
voelt men duidelijk eene zeer merkbare tempera-
tuursverhooging, bij het doen inkrimpen daaren-
tegen eene verlaging van temperatuur; indien
zulk een uitgerekt stuk in koud water gedompeld
1) De titel is Parnell applied Chimistry in arts etc. London 1844.
-ocr page 75-en uitgerekt gehouden wordt, gedurende eenige
minuten, zal hetzelve veel van deszelfs elasticiteit
verloren hebben en niet weder tot de vorige af-
metingen terugkomen; houdt men echter nu het-
zelfde stuk in warm water, of ook in de warme
hand, zoo neemt het warmte op en begint in te
krimpen, zoodat het zeer snel deszelfs eerste ge-
daante weder terugkrijgt. Draden van Caoutchouc
kunnen niet verwerkt worden tot elastieke weef-
sels , tenzij zij vooraf van de elasticiteit beroofd
zijn, men verkrijgt dit, door de draden tot zeven
of achtmaal van hunne oorspronkelijke lengte
uit te rekken, waarbij zich veel warmte ontwik-
kelt en ze zoo gedurende 14 dagen of drie
weken uitgerekt te houden, door daartoe ingerigte
werktuigen. Na dien tyd, is hij van elasticiteit
ontdaan, die echter bij verwarming terstond her-
steld wordt, waarbij dan ook de draden de oor-
spronkelijke lengte terugkrijgen; er is tevens op-
gemerkt , dat Caoutchouc hierbij in densiteit toe-
neemt, van de zoo even vermeldde draden werd,
nadat zij gedurende drie weken waren uitge-
rekt geworden, het soortelijk gewigt bevonden te
zijn 0,948732, terwijl, nadat de elasticiteit zich
door verwarming hersteld had, dit soortelijk ge-
wigt teruggekomen was tot 0,925939; ook bij
drooging wordt Caoutchouc van deszelfs elastici-
teit beroofd en daarbij tevens zoo vast als Gutta
Percha, vooral zoo men dezelve droogt boven
zwavelzuur, of onder de recipient eener luchtpomp.
Caoutchouc en Gutta Percha komen in vele
-ocr page 76-beide deze stoffen gelijk tegenover de inwerking
van oxygeninm in statu nascenti, door ze te
behandelen met bichromas potassae en verdund
zwavelzuur. De stoffen worden echter daarbij
zelve waarschijnlijk niet aangetast.
Van het gebruik der Caoutchouc behoeft geen
gewag te worden gemaakt; ook dat van Gutta
Percha is zeer uitgebreid* en verschillend, een
voornaam gebruik dezer stof, berust op haar iso-
lerend vermogen voor electriciteit en bij de uit-
breiding der electrische telegraphie, wordt zij
hier van veel belang. Onze kundige landge-
noot de Heer E. Wenckebach, heeft hierom-
trent de volgende mededeeling gedaan 1). Vooral
de bekleeding met Gutta Percha verdient ver de
voorkeur boven die met porcelein en glas, als
zijnde dit (de Gutta Percha) eene stof, waar-
op geene vochtige huid blijft kleven, zij wordt
in vloeibaren, (waarschijnlijk gesmolten toestand),
om de draden der telegraphen gespoten. De om-
kleeding met niet gevulcaniseerde elastieke gom
en Gutta Percha, verduurt echter slechts gedurende
korten tijd de afwisselingen van temperatuur en het
weder. Ten bewijze waarvan door genoemden
Jleer, in de gemelde vergadering vertoond werd
een gedeelte draad van den telegraaf langs den
Hollandschen Spoorweg, dat gedurende driejaren
gediend heeft en waaraan de omwoeling met elas-
1) Zie de Notulen der Vergadering van liet Koninklijk Instituut
van Ingenieurs, 12 Februarij 1830.
tieke gom reeds gelieel is vergaan. Met de
Gutta Percha is het nog slechter gesteld; reeds bij
het leggen van den draad, klagen de arbeiders
over de verandering, die dezelve door warmte
ondergaat. Boven de Gutta Percha is volgens dien
Heer de gevulcaniseerde elastieke gom te ver-
kiezen, als door hare eigenschappen beter bestand
tegen alle vreemde invloeden. Hierbij kan ik
nog voegen het mij medegedeelde berigt van den
Heer de Vries Kobbee, die mij nu zeer on-
langs (2 Junij 1850) meldt, „dat het meer en
„meer blijkt, dat de Gutta Percha op den duur
„niet bestand is tegen de inwerking van zwavel
„ en alle verzuursels of verfstoffen, daaruit be-
„reid; de vermenging toch daarmede heeft ten
„ gevolge, dat de stof in korteren of längeren
„ tijd een broos ligchaam wordt, dat zich tot poe-
„der laat wrijven en naar mijn weten niet meer
„in deszelfs vorigen toestand ia terug te brengen.quot;
Ik heb met voordacht deze woorden overge-
nomen , omdat door dezelve een oordeel over
Gutta Percha wordt uitgesproken, dat over Ca-
outchouc ook al vroeger was geveld, dat name-
lijk beide deze stoffen niet zoo onveranderlijk zich
verhouden tegen invloeden van lucht en weers-
verandering , als wel eens is voorgesteld.
Dat Gutta Percha echter tegen zeewater bestand
1) Deze schijnt dus ook gebruikt te worden; zal echter, daar deze
na smelting moeijelijk vast wordt en kleeft, minder goed zijn, tenzij
er draden uit gesponnen, ora de draden der telegraphen gewenden
worden.
is, schijnt uit het volgende te blijken : A parcel
of Gutta Percha, was shipped on board the Brig-
thon Dundee trader, on th l«* of march and the-
vessel was lost, at Holy-Tsland , during the gale
of the of that month. The revenue officers
found the Gutta Percha , near Bamborough last-
week. Although it had b^en exposed to the action
of the sea for nearly three month, the water had
not penetrated beijond the outer surface of the
material, the Gutta Percha being equally as good
as when shipped. (Galignani's Messenger, Fri-
day 14 June 1850). Ook zal het zeer de vraag
zyn of het menigvuldig gebruik, dat vooral in
Engeland van Gutta Percha gemaakt wordt,
om als buizen water te leiden onder den grond,
en ook hier en daar gas, wel zoo zal voldoen,
als men zich voorstelt; zeker is het merkwaar-
dig , dat ligchamen van organischen oorsprong,
bestand zijn tegen scheikundige inwerking van
stoffen, die wij als krachtig werkende agentia
kennen, maar het zou kunnen zijn, dat eene
lang voortgezette inwerking eene andere uitkomst
gaf; intusschen heeft de maatschappij in de Gutta
Percha eene stof bekomen, die even als de Ca-
outchouc belangrijk genoemd mag worden, daar
zij, vooral zoo de wijze van inzameling ver-
beterd wordt en de handel er in, uit handen van
de bedriegelijke Chinezen in die van anderen
overgaat, toch eene in vele gevallen in weten-
schap en kunst hoogst bruikbare stof oplevert.
I.
quot;Van geen Hgchaam kan de scheikunde bewijzen,
dat het een element is.
Die bisherigen Methoden der Aschen-analyse,
leiden noch an sehr wichtigen Fehlerquellen, und
es ist deshalb die grösste Vorsicht anzurathen,
in den aus ihren Ergebnissen hergeleiteten Schlüs-
sen, für die Physiologie und Landwirthschaft.
Schlossberger.
III.
De proteïne-verbindingen zijn in den tegen-
woordigen toestand onzer planeet onmisbaar; zon-
der haar is leven op dezelve onmogelijk.
IV.
De stikstof bepaling volgens Dumas is verkie-
selijk boven die volgens Will en Yarrentrapp.
V.
De aarde is eenmaal vloeibaar geweest.
Het verkrijgen van springbronnen (puits arté-
siens) in ons Vaderland, is zeer onwaarschijnlijk.
VII.
De electrische telegrapben zijn tevens waarschijn-
lijk hagelafleiders.
VUL
Warmte en licht zijn van elkander niet onder-
scheiden.
IX.nbsp;•
De methode van M el sens, bij het raffineren
van suiker is geene nieuwe en minder te verkie-
zen, dan die van Eyan.
X.
Stoomwerktuigen van hooge drukking zijn voor-
deeliger dan die van lage drukking.
XI.
De meeste bepalingen, omtrent bet toezigt van
regeringswege op stoomwerktuigen hier te lande
ingevoerd, zijn af te keuren.
Pyroxiline is, behalve bij mijnwerk, niet te ver-
kiezen boven buskruid.
XIII.
Het gebruik van kalk in de leerlooijerijen is
af te keuren; het gebruik daai-entegen van gas-
kalk (kalk uit de purifiers) zeer aan te bevelen.
XIV.
Bij het bleeken met chloor is het oxygenium
eigenlijk de werkzame stof.
XV.
De oorzaken van het springen van stoomketels
zijn niet allen goed bekend.
Iii
-ocr page 83--m
-ocr page 84-H Tl 'â i
s»»quot; ■ quot;. s ■
^ f
ttä
fjiMOli j^iTïHji