-ocr page 1-

RADIX VALERIANAE

-ocr page 2-
-ocr page 3-

« 'r

*

4 ^

-ocr page 4-

m

. -A

O

■'V.-.f

/

■w

: -sA,'-

I

. -t Î -

• ^^. • I i ■

ah«:-.■ ■ .nbsp;. - ■ quot;

■■f

' ' ■ quot;nbsp;éM

/.'V-Wv^S, , .-ifis-

-ocr page 5-

'■in.
'quot;'ii.'*

-ocr page 6-

si

-ocr page 7-

RADIX VALERIANAE

-ocr page 8-

t^ I' f^ y / , / 'J. Ii. i-

X J ; ■

-ocr page 9-

RADIX VALERIANAE

proefschrift

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT. OP
GEZAG VAN DEN
RECTOR-MAGNIFICUS
Dr. H. BOLKESTEIN, HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN
WIJSBEGEERTE. VOLGENS BESLUIT VAN
DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN
DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT
DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP
DINSDAG 9 JULI 1935. DES NAMIDDAGS
TE 4 UUR.

DOOR

CHRISTIAAN JAN VAN DORSSEN,
ARTS,

GEBOREN TE UTRECHT.

N.V. DRUKKERIJ P. DEN BOER - UTRECHT

bibliotheek der
rijksuniversiteit

u T R E ' H T.

-ocr page 10- -ocr page 11-

AAN MIJNE OUDERS

-ocr page 12- -ocr page 13-

VOORWOORD,

Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij een wel-
kome gelegenheid, U Hoogleeraren, Oud-Hoogleeraren en
Docenten der Medische en Philosophische Faculteiten van
de Universiteit te Utrecht, te danken voor het van U genoten
onderwijs.

Hooggeleerde B ij 1 s m a. Hooggeachte Promotor, het is
mij een groot voorrecht dit proefschrift onder Uw leiding te
hebben mogen bewerken. Steeds waart Gij bereid mij met
Uw groote kennis terzijde te staan. Uw voortdurende be-
langstelling en heldere kritiek zijn voor mij van zeer groote
waarde geweest, waarvoor ik U op deze plaats van harte
dank zeg. De tijd, gedurende welke ik als assistent in Uw
laboratorium mocht werkzaam zijn, zal mij steeds een zeer
aangename herinnering blijven.

Hooggeleerde R o e 1 s, dat Gij mij de gelegenheid hebt ge-
geven, om een deel van het onderzoek in Uw laboratorium te
verrichten, heb ik op hoogen prijs gesteld. Voor de bereid-
willigheid, waarmede Gij mij steeds met raad en daad hebt
gesteund, ben ik U zeer dankbaar.

Zeergeleerde Le Heux, bij het bewerken van dit proef-
schrift hebt Gij groote belangstelling getoond en steeds
waart Gij bereid mij te helpen. Hiervoor en voor de vriend-
schap, die ik van U mocht ondervinden, zeg ik U dank.

Zeergeleerde De Klcijn, voor Uw levendige belang-
stelling in mijn onderzoek ben ik U zeer erkentelijk.

Mijn Ouders, U wil ik in het bijzonder danken voor de
gelegenheid, die Gij mij hebt geboden de medische studie te
volbrengen.

Mejuffrouw Boon Hartsinck en Mejuffrouw Sirag.
U zeg ik dank voor Uw hulp bij de psychologische proeven.

-ocr page 14-

Mejuffrouw Geesink, U dank ik zeer voor Uw mede-
werking bij het persklaar maken van deze dissertatie.

Waarde Imhof. Klompenhouwer en Stegink,
voor Uw technische hulp bij het vervaardigen van de be-
noodigde apparaten, zeg ik U dank.

Waarde Heesbeen, van M aarschalkerweer d
en Bakker, t/ dank ik voor de goede verzorging van mijn
proefdieren.

Voorts dank ik U allen, die op eenigerlei wijze Uw hulp
verleendet bij mijn proeven, of van Uw belangstelling deedt
blijken.

-ocr page 15-

INHOUD.

Inleiding

hoofdstuk i.

Radix Valerianae, cultuur en stabilisatie.....

hoofdstuk n.nbsp;^^

Literatuur-Overzicht............

hoofdstuk iii.

De Aetherische Olie uit den Radix Valerianae ... 31
hoofdstuk iv.

Giftigheid en narcotische werking bij muizen .... 40
hoofdstuk v.

Slaap verwekkende werking bij vogels......

hoofdstuk vi.

Sedatieve werking bij den mensch........54

.... 64

Samenvatting ...........

Pag.
1

-ocr page 16-
-ocr page 17-

INLEIDING.

De Radix Valerianae kan gerekend worden tot
de oudst bekende geneesmiddelen en heeft zich in
den loop der tijden in een groote populariteit kun-
nen verheugen, wat wel blijkt uit het feit dat men
in Frankrijk en in Engeland de Valeriaan „Guérit-
toutquot; en „AU healquot; noemt.

Het schijnt ook dat het bijgeloof veel tot den roem
van de Valeriaan heeft bijgedragen; zoo droegen
nog in 1921 de vrouwen in Barcelona valeriaan-
poeder in hare kousen als prophylacticum tegen
graviditeit.

Als geneesmiddel wordt Valeriaan zelfs geroemd
in de poëzie:

..Did woman but know,
What is that herb Valerian.
Everywhere would she gather it.
And treasure it in her girdle
And carry it about her.quot;

Het bijgeloof in de plant heeft volgens sommigen
misschien meer bijgedragen om de Valeriaan popu-
lair te maken, dan haar werkelijke geneeskracht.
Ja, men is aan het nut geheel gaan twijfelen, zoo
sterk zelfs, dat de ..Council on Pharmacy and Che-
mistryquot; van de ..American Medical Associationquot;,
die werd ingesteld, om voorlichting te geven om-
trent geneesmiddelen, in 1924 den Radix Valerianae
uit het boekje ..Useful drugsquot;, dat op geregelde
tijden door de ..Councilquot; wordt uitgegeven, schrap-
te. Tot 1924 was hij opgenomen, daar hij zoo veel-
vuldig gebruikt werd. Men schreef er anti-spasmo-
dische en sedatieve eigenschappen aan toe, doch
de „Councilquot; is nu tot de overtuiging gekomen, dat

-ocr page 18-

de Valeriaan alleen psychisch werkt. Daarom zou-
den ook in den bundel „New and non-official reme-
diesquot; geen nieuwe geneesmiddelen meer worden
opgenomen, waarvan de therapeutische waarde op
de aanwezigheid van Valeriaan-bestanddeelen be-
rust, tenzij de therapeutische waarde door nieuw
feitenmateriaal wordt gestaafd.

Het zou echter verkeerd zijn om te veronderstel-
len, dat de „Councilquot; hier de meening van de ge-
heele medische wereld weergeeft, want wanneer
men de literatuur nagaat, die er over de Valeriaan
verscheen, en kennis neemt van de vaak verras-
sende resultaten daarin vermeld, dan blijkt dit ge-
neesmiddel ook thans nog wel overtuigde bewon-
deraars te bezitten.

Wordt Valeriaan hier te lande thans nog in
noemenswaardige hoeveelheid gebruikt?

Om een antwoord op deze vraag te verkrijgen,
heb ik aan vier bekende pharmaceutische groothan-
delaren opgave verzocht van hun omzet in 1934
van Radix. Tinctura en Extractum Valerianae, en
tevens of deze omzet de laatste jaren stijgt, daalt
of constant is en of hun product van Hollandsche
of van Buitenlandsche kweekerijen afkomstig is.

De gezamenlijke omzet van de vier bedoelde
handelaren blijkt te zijn:

Radix Valerianae 5000 K.G.
Tinct. „nbsp;6530 „

Extr.nbsp;152 ..

Aan deze belangrijke omzetcijfers ontbreekt na-
tuurlijk nog de verkoop van de kweekerijen direct
aan apothekers en drogisten. Er is gedurende de
laatste jaren een geringe stijging van den omzet ge-
constateerd; praktisch wordt hier te lande alleen
Hollandsch product geleverd.

-ocr page 19-

Een kleine rekensom met bovengenoemde getal-
len, geeft een duidelijker beeld van het Valeriaan-
gebruik in Nederland. Uitgaande van de veronder-
stelling, dat van de 5000 K.G. wortel alleen tinctuur
werd bereid, komt men tot 25.000 K.G. tinctuur.
Tezamen dus 31.530 K.G. == 31.530.000 Gram =
63.060.000 doses van de tinctuur. (De normale
dosis is gtt.
\5 == Gram). 152 K.G. extract be-
vatten 228.000 doses, dus totaal 63.288.000 doses
Valeriaan per jaar. Aangenomen dat Nederland
5 millioen volwassenen telt, neemt dus gemiddeld
ieder volwassen Nederlander 12 maal per jaar een
dosis Valeriaan.

Bovenstaande berekening toont, dat het aantal
bewonderaars van dit geneesmiddel hier te lande
niet gering is.

Een en ander is voor mij aanleiding geweest, om
de pharmacologische waarde van Valeriaan-pre-
paraten nader te bestudeeren.

-ocr page 20-

HOOFDSTUK I.

Radix Valerianae, Cultuur en Stabilisatie.

Omtrent de cultuur van de Valeriaanplant is een
uitvoerige publicatie verschenen van Mej. C o c x
(Pharm. Wkbl. 1919), waaraan het volgende groo-
tendeels is ontleend.

De Valeriana officinalis L., oorspronkelijk af-
komstig uit Noord-Rusland, heeft zich verbreid
over geheel Midden- en iWest-Europa, Klein-Azië,
Siberië, Mandsjoerije, en Japan, behoort ook tot de
Indische plantenwereld en is ingevoerd in Zuid-
Afrika en Noord-Amerika.

Zij groeit zoowel op drogen als op vochtigen
bodem, in moerassen als op bergen. De enorme ver-
breiding moet worden toegeschreven aan het lichte
pluizige zaad, dat gemakkelijk door den wind wordt
medegevoerd.

Oorspronkelijk werd de wilde Valeriaan verza-
meld, evenals dit thans trouwens nog in den Harz,
in Thüringen en in de Vogezen geschiedt, doch de
Valeriaan, welke thans hier te lande in den handel
komt, is bijna uitsluitend afkomstig van kweekerijen.
Belangrijke kweekerijen vindt men in Midden-
Duitschland, Nederland, België, Frankrijk, Zweden,
Engeland, Amerika en Japan.

In het leven van de Valeriaanplant zijn drie pe-
rioden te onderscheiden, n.1.:

I. vóór den bloei
II. gedurende den bloei
III. nä den bloei.

I. Vóór den bloei vermenigvuldigt de plant zich
door het vormen van uitloopers, aan het einde waar-

-ocr page 21-

van zich een zwelling vormt. Deze zwellingen vor-
men weer bladeren en wortels, dus een geheel
nieuwe plant, die in den herfst haar vollen wasdom
bereikt.

Inmiddels zijn vanuit deze nieuwe plantjes gedu-
rende den zomer ook reeds weer uitloopers gespro-
ten, die elk een nieuwe plant gaan vormen.

De uitloopers, welke aan het einde van den zomer
ontstaan, kunnen het echter niet verder meer bren-
gen, dan tot de vorming van een zwelling met een
klein groeitopje.

II.nbsp;De éénjarige plant overwintert en in het vol-
gend voorjaar groeit hieruit een forschebloeistengel,
die in de maanden Juni of Juli tot bloei komt. Nadat
de witte of rose bloemen uitgebloeid zijn, wordt een
overvloedige hoeveelheid zaad gevormd, dat echter
slechts gedeeltelijk tot rijping komt, daar de wind
en de vogels oorzaak zijn, dat de tot één meter
hooge bloeistengels knakken, terwijl het laatst ge-
vormde zaad door een regenachtige Augustusmaand
verloren kan gaan.

De wortel groeit in deze bloeiperiode niet verder,
evenmin worden er uitloopers gevormd en na den
bloei rot de wortel zelfs weg.

III.nbsp;Direkt na den bloei vormen zich aan den
stengel in de oksels der lager gelegen bladeren
nieuwe jonge plantjes, compleet met wortels en blad.
Aan één stengel kunnen zoodoende wel meer dan
een dozijn nieuwe plantjes ontstaan. Indien deze
plantjes nu door toevallige omstandigheden (om-
buigen der moederplant, lage inplanting aan den
stengel) den grond kunnen bereiken, dan wortelen
zij in het vochtige najaar snel in den grond. De
plantjes uit de hooger gelegen bladoksels gaan veelal
verloren. De kweeker kan hier de natuur helpen en
de bloeistengels met plantjes afsnijden, waardoor zij
allen den grond kunnen bereiken.

-ocr page 22-

De Valeriaanwortel bestaat uit een wortelstok,
de eigenlijke wortels en de uitloopers. De wortelstok
of stengelvoet is het belangrijkste deel, daar hij het
middelpunt vormt der geheele plant. Zèlf ontstaan
uit een aanzweUing van een uitlooper, vormen zich
hieraan weer de wortels, uitloopers en bladeren. In
het tweede jaar groeit er ook de bloeistengel uit.
De eigenlijke wortels vormen de hoofdzaak der
drogerij; zij zijn, evenals de wortelstok, wit van
kleur. Aan het einde van het eerste seizoen worden
zij
donkerbruin en rotten tenslotte weg. Boven deze
worden echter weer nieuwe (en dus witte) wortels
aangelegd. De wortelstok kan een dikte van 3 cM.
en een lengte van ongeveer 8 cM. bereiken, terwijl
de eigenlijke wortels tot 30 cM. lang en slechts
2—4 mM. dik zijn.

De uitloopers zijn voor de drogerij van geen be-
teekenis, doch voor de cultuur des te meer, daar het
gebruikelijk is om de Valeriaan te kweeken uit de
uitlooper- en oksel-plantjes, en niet uit zaad.

Sommige kweekers verzamelen elk jaar de in
overvloed verkrijgbare stekken van in het wild
groeiende planten, terwijl anderen weer de uitloo-
pers van hun eigen cultuur gebruiken. Dit laatste is

echter nog wel zoo eenvoudig.nbsp;r , .

Onmiddellijk na den oogst in September of l^gin
October worden zij 30 cM. van elkaar gepoot. Hoe-
wel de Valeriaan tenslotte overal groeit, zooals we
reeds zagen, prefereert zij vochtigen, moerassigen

oogsttijd is September—October, ofschoon er
ook kweekers zijn, die
het geheele jaar door oogsten,
voorzoover er vraag naar het geneesmiddel is.

Geoogst worden de éénjarige en het nagewas van
de tweejarige planten, daar deze laatsten na het weg-
rotten
der eigenlijke 2-jarige wortels ook reeds weer
een flinken wasdom bereikt hebben. De dikkere

-ocr page 23-

wortelstokken worden doorgesneden en dan met de
wortels tezamen, al of niet gewasschen en op het
veld of op droogzolders gedroogd. De IVe Uitgave
der Nederlandsche Pharmacopee wenschte het was-
schen niet. In de Ed. V wordt hierover niet meer
gesproken.

Tijdens en na het drogen verandert de kleur van
den wortel en wordt van wit tot donkerbruin, waar-
bij dan tevens de bekende, sterke, onaangename
valeriaangeur ontstaat. Hoe sneller de wortel ge-
droogd wordt, des te lichter blijft de kleur, waaruit
blijkt, dat men dus zelf den graad van verkleuring
kan regelen. Vroeger meende men, dat de donkerste
wortel ook de meest geneeskrachtige was, welke
meening echter reeds weer is verlaten.

Deze kleurverandering tijdens en na het drogen
moet worden toegeschreven aan den invloed van
een ferment (een peroxydase). dat de in de lucht
aanwezige zuurstof op bestanddeelen in den wortel
kan overdragen. Indien men nu onmiddellijk na het
oogsten, dus nog vóór het drogen, het ferment (de
fermenten) doodt, dan treedt het donker worden
van den wortel niet of veel minder op.

Een ander verschijnsel, dat samengaat met de
verkleuring, is, zooals we zagen, dat de reuklooze
versche wortel een onwelriekenden geur aanneemt.
Het is bekend, dat de in de Radix Valerianae voor-
komende aetherische olie bestaat uit mierenzure.
azijnzure, boterzure en valeriaanzure esters, hoofd-
zakelijk van borneol; terwijl bovendien terpenen,
terpineol. dipenteen. bornyl- en kenylalkohol voor-
komen.

Tijdens het drogen nu worden deze esters onder
invloed van bepaalde fermenten ontleed, waarbij de
eerst gebonden zuren vrijkomen, welke de onaan-
gename geur veroorzaken. Door het dooden van de
fermenten zal deze geur dus ook niet optreden.

-ocr page 24-

Klinische onderzoekingen van Fransche zijde
zouden hebben uitgewezen, dat preparaten, bereid
uit verschen wortel, een veel betere therapeutische
werking vertoonen, dan die uit ouden gedroogden
wortel verkregen. Daarom heeft men getracht een
methode te vinden, waarbij de versehe wortel zoo-
veel mogelijk onveranderd, dus zonder postmortale
omzettingen kan bewaard worden. Het ligt nu
voor
de hand, dat men dit tracht te bereiken door de fer-
menten te vernietigen, alvorens den wortel te dro-
qen. Dit noemt men
stabiliseeren. Voor stabilisatie
van den Valeriaan-wortel geeft vanderWielen
een methode, waarvan het principe is dat jonge
wortels 3 minuten, en oude 5 minuten aan den damp
van kokenden alkohol worden blootgesteld^ De
stengelvoeten moeten hierbij eerst in kleine schijfjes
worden gesneden om den alkohol gelegenheid te
Jeven, alle fermenten te bereiken. Beschrijving
en toepassing van de apparatuur, zooals deze door
vanderWielen is aangegeven, moge hier in

het kort volgen:

-ocr page 25-

Het belangrijkste deel is de schaal met de klok
van een vacuumapparaat. (Zie fig. 1).

In de schaal is een rooster R van vertind metaal-
draad aangebracht met een opening in het mi^en.
om de toevoerbuis voor alkohol door te laten Deze
buis staat
Via kraan II met de eerste kolf A) m
verbinding. In deze kolf brengt men alkohol. Met
kraan I wordt een zijbuis geopend De te stabili-
seeren wortel wordt op het rooster R gelegd en het
apparaat gesloten, hetwelk dan in een waterbad van
100° C wordt geplaatst. In kolf A brengt men den
alkohol aan de kook (met kraan I open en kraan I
gesloten). Wanneer de damp van kokenden alkohol
via K I begint te ontwijken, wordt deze (onder ge-
lijktijdig openen van K II) gesloten. Dan wordt
zóólang alkohol door de verwarmde ruimte, waarin
de wortel zich bevindt, gevoerd tot de alkohol met
meer tegen den wand condenseert en begmt te ont-
wijken door den koeler.

Hoewel v a n d e r W i e 1 e n dit er niet bi) ver-
meldt, zal het vermoedelijk de bedoeling zijn. dat
men vanaf dit moment nog 3 of 5 minuten doorgaat
met het doorleiden van den alkohol. zooals hier-
boven is aangegeven.

Deze methode heb ik nauwkeurig volgens deze
beschrijving toegepast om gestabiliseerden wortel
zelf te bereiden, daar deze niet in den handel ver-
krijgbaar is. Daarbij is gebleken, dat aan deze me-
thode van stabiliseeren enkele nadeelen zijn ver-
bonden. Wat betreft gt;de kleur van den op deze
wijze gestabihseerden wortel, valt op te merken, dat
hij veel donkerder is dan van
niet-gestabiliseerden.
gewoon gedroogden wortel; dit is dus in tegenstel-
ling met wat aangegeven wordt. n.1. dat de wortel

licht gekleurd blijft.

Bij het openen van kraan II condenseert inder-
daad alkohol op den wand van de klok. maar na-

-ocr page 26-

tuurlijk tevens op den wortel, die zich daarin be-
vindt. Werkzame bestanddeelen kunnen dus geëx-
traheerd worden en met den afdruipenden alkohol
op den bodem terecht komen. Daar de bodem een
temperatuur van 100° C. heeft, zal de alkohol on-
middellijk weer in dampvorm overgaan, doch de
wellicht werkzame bestanddeelen zullen hierop ach-
terblijven. Inderdaad ziet men na het uit elkander
nemen van het toestel een vettige donkerbruine vlek
op den bodem, die duidelijk naar Valeriaan riekt.
De aldus bewerkte wortel kan dus bezwaarlijk nog
volwaardig genoemd worden. Deze ongewenschte
partieele extractie is echter te ondervangen, door te
wachten met het openen van kraan II, tot de tem-
peratuur in het inwendige van het toestel, en vooral
ook in de wortelmassa, boven 80° C. is gekomen.
Tot dit doel heb ik dan ook een thermometer ter
plaatse aangebracht en wel zoodanig, dat deze in de
massa der wortels steekt. Het is echter onmogelijk
gebleken, om hier een temperatuur van 80° C. te
bereiken, daar het niveau van het waterbad niet tot
boven de ribben van het vacuumapparaat gebracht
kan worden. Om nu weer aan dit bezwaar te ont-
komen, heb ik de apparatuur gewijzigd in dien zin,
dat het geheele toestel, dat den wortel bevat, in het
waterbad kan worden ondergedompeld.

Hiertoe brengt men de te stabiliseeren wortel in
een dunwandige glazen kolf, waarna deze wordt
gesloten met een dubbel doorboorde kurk. In de
openingen van deze kurk worden een lange glazen
buis en een thermometer geplaatst, en wel zoodanig,
dat beide tot in de wortelmassa steken. Om het
boven de kolf uitstekende deel van de buis is een
koelinrichting aangebracht. De half met wortel ge-
vulde kolf wordt geheel in een waterbad gedompeld
en vervolgens gewacht, tot de temperatuur in de
wortelmassa 80—85° C. is geworden. Daar de in-

-ocr page 27-

houd van de kolf bekend is, kan men berekenen,
hoeveel alkohol noodig is, om deze ruimte bij een
temperatuur van 80° met alkoholdamp te verzadi-
gen. Deze benoodigde hoeveelheid wordt druppels-
gewijze boven in de buis ingelaten, zoodra de ther-
mometer de vereischte hoogte heeft bereikt, en zal
dan onder in de kolf aangekomen, direkt in damp-
vorm overgaan. Eventueel ontwijkende damp
wordt in de koeler weer gecondenseerd en loopt in

de kolf terug.

'Wanneer men op deze wijze den wortel gedu-
rende 5 minuten aan alkoholdamp heeft blootgesteld,
blijkt ook weer de verkleuring naar bruin te zijn
ingetreden. Echter ziet men in de kolf thans niet de
bruine vlek. die ontstaan kan doordat de alkohol
bestanddeelen uit den wortel heeft geëxtraheerd.

Daar de op deze wijze gestabiliseerde wortel tij-
dens het drogen toch den bekenden Valeriaangeur
aanneemt, bestaat de mogelijkheid, dat in 5 minuten
nog niet alle fermenten onwerkzaam zijn geworden
en dus nog postmortale omzettingen kunnen plaats
vinden. Daarom heb ik het stabiliseeren in plaats
van 5 minuten, gedurende drie kwartier voortgezet.
Hierbij is gebleken, dat de verkleuring nu nog veel
intensiever optreedt en wel tot zeer donkerbruin.
Ook de valeriaan-geur komt bij het drogen weer te
voorschijn.

Uit het bovenstaande blijkt, dat de methode niet
aan het gestelde doel beantwoord voor zoover het
geur en kleur betreft. Anderzijds is hiermede nog
niet bewezen, dat deze wortel niet toch nog waar-
devoller kan zijn dan de onbewerkte. Immers is het
heel wel mogelijk, dat de omzettingen, die voor de
verkleuring en het vormen der reukstoffen verant-
woordelijk zijn. niets aan de pharmacologische
waarde afdoen, doch dat andere reacties, die wel

-ocr page 28-

degelijk de waarde kunnen doen verminderen, niet
'^MÄfafaiyse van de in valeriaanwortel

S tl maken, ot hel stabiliseeren op deze al of
«quot;Oit^al ulfde volgende hoofdstukken blijken.

-ocr page 29-

HOOFDSTUK 11.

Literatuur-Overzicht.

Een van de eerste pubUcaties over den Radix
Valerianae, en wel in het bijzonder over de daarin
voorkomende aetherische olie, verscheen in 1873
van de hand van G r i s a r. Hij deelt daarin mede,
dat de valeriaan-olie een onschatbaar middel is bij
toestanden van allerlei aard, die op een overprik-
keling van het Centrale Zenuwstelsel berusten. De
pharmacologische werking blijkt bij dieren te be-
staan uit een depressie, die na inspuiting van de
olie optreedt, en afhankelijk van de toegediende
hoeveelheid, eventueel ook met den dood eindigt.

Als voorbeeld geeft G r i s a r, dat een kikker,
ingespoten met 0.02 gram valeriaan-olie. daarop
met typische symptomen zal reageeren. Korten tijd
na de injectie worden de bewegingen van het dier
levendiger, bij aanvatten spartelt het meer tegen
dan gewoonlijk, knijpen in den achterpoot geeft
snellere reflexen, de ademfrequentie is vergroot. Na
verloop van ongeveer 1 uur gaan deze verschijn-
selen in de tegengestelde over; het dier zit dan rus-
tig of maakt slechts moeizame bewegingen, bij prik-
kels treedt geen vluchtreactie meer op, doch alleen
nog zwakke reflextrekkingen. De toestand wordt
meer en meer soporeus. Het dier ligt ten slotte plat
op den buik, zonder dat het op de extremiteiten
steunt. De tonus van de muskulatuur is verdwenen,
hetgeen aan de flanken duidelijk is waar te nemen,
daar bij het op den buik liggende dier het abdomen
beiderzijds slappe welvingen vertoont. Zonder
eenigen tegenstand duldt het dier zelfs rugligging,
hetgeen bij een normalen kikvorsch is uitgesloten.
Ten slotte geven vrij sterke prikkels zelfs geen

-ocr page 30-

reflexen meer. In water gebracht, zinkt het dier op
den bodem en blijft daar liggen, zonder zwempo-

^'oeze^tolXnd duurt 1-2 dagen, waarna dan
langzaam terugkeer tot den normalen toestand volgt.

Schrijver deelt verder mede. dat de proef van
Türk uitnemend geschikt is om de remmende wer-
king van de olie op de reflexprikkelbaarheid te on-
derdeken, en geeft daar enkele voorbeelden van

De olie wordt zeer langzaam geresorbeerd eerst
bereiken kleine doses, die dan nog prikkelend wer-
ken. het Centrale Zenuwstelsel. Later bereikt m^r
olie het zenuwstelsel en treedt de depressie m. üe
localisatie van de reflexremmende werking moet
gezocht worden in de reflexcentra, terwijl de ge-
leiding in het ruggemerg ongestoord blijtt.

Na te hebben vastgesteld, dat de olie een verlam-
menden invloed heeft op de reflexcentra van een
gezond dier, gaat G r i s a r dan na. wat de invloed
is op een dier met een pathologisch verhoogde
reflexprikkelbaarheid. Strychnine en Brucine geven
in bepaalde doses spontaan of op lichte pnkkels een
tetanus van de geheele lichaamsmuskulatuur. waar-
bij ten slotte de dood intreedt door uitputting en
vilamming van respiratie- en hart-spieren. Het
lÏÏgr^ping^unt van deze pharmaca moet m het
ruaqemerq gezocht worden.

Ammoniumcarbonaat is eveneens een krampver-
wekkend middel en in staat een complex van ver-
schijnselen te geven, dat volkomen op epilepsie ge-
liikt. Deze krampen zijn van cerebralen oorsprong.
Na scheiding van hersenen en ruggemerg treden ze
niet meer op, in tegenstelling met Brucine- en

^^N?St.^SrCmogelijk is. de krampen, zoowel
van Brucine en Strychnine als van Ammoniumcar
bonaat. geheel tegen te gaan, mits de olie eemgen

-ocr page 31-

tijd vóór het toedienen van het krampgift wordt
gegeven, wijl de resorptie eenigen tijd vordert. Hier-
uit blijkt dus, dat de olie zoowel op centra in de
hersenen als ook in het ruggemerg werkt.

In 1874 prijst Bock de Radix Valerianae als
Sedativum en krampstillend middel, vooral bij hys-
terische toestanden. Het geneesmiddel wordt toe-
gediend als olie, tinctuur, infuus of extract. Bock
herhaalt
grootendeels de proeven van G r i s a r met
de reflexkikker en
de krampgiften. Proeven op kik-
kers en duiven
toonden een geringe daling van de
ademfrequentie aan, na toediening van de olie.

Resumeerend concludeert Bock, dat de olie het
meest werkzame bestanddeel van den Radix Vale-
rianae is.

De reflexprikkelbaarheid en de respiratiesnelheid
worden er door verminderd. Voorts valt een rem-
mende werking op de hartfrequentie en een bloeds-
drukdaling waar te nemen, waarschijnlijk door di-
rekte beschadiging van het hart. Valeriaanzuur, een
ander bestanddeel van den wortel, werkt sneller in
wegens de betere resorptie, doch de werking is
onzeker en snel voorbijgaand; daarom gebruike men
liever de aetherische olie. Als antidotum bij Strych-
nine-vergiftiging heeft de olie geen waarde, daar zij
te langzaam geresorbeerd wordt en de werking dus
te laat komt. In het „Handbuch der Arzneimittel-
lehrequot; van Nothnagel en Rossbach (1878)
vindt men onder het hoofdstuk „Valeriaanquot; ver-
meld, dat de hoofdwerkzame stof de olie is, die
evenals terpentijnolie bij koud- en warmbloedige
dieren een verlamming van het Centrale Zenuw-
stelsel geeft, en Strychnine-krampen kan verhinde-
ren. Nog heden (1878) neemt de Valeriaan een
eerste plaats in onder de geneesmiddelen, die men
bij hysterie pleegt te geven. Genezen doet zij de
hysterie niet, doch een belangrijk symptoom, n.1. de

-ocr page 32-

spastische aanvallen in de verschillende spie^
den kan men daarmede doen verdwijnen. Verdens
vTl'edaan geroemd geworden door

epilepsie, waarbij ^elfs verschillende schnj^r^^
q^eLg zouden hebben waargenomen. WellicM
zaUr later weer een terugval zijn gekomen. Voorts
wordt het middel met twijfelachtiger uitkomst gege-
quot;^n hfcL^-^ Spasmus glottidis en Hem—
Het qeven van Valeriaan bij de reconvalescentie
van
acu^fkoortsende ziekten als ..versterkend mid-
der. worden dit leerboek als foutief aangemerkt
Tot sbt volgen de gebruikelijke toedienmgsvormen.

Infusum VaL: of Val. theenbsp;-Stiepel Radix

Clysm^/ ('al^ Tn'le hysterische aanval niet geslikt

reus att. 10—30 per keer.
Ol VaU gtt 1-4 perkeer. Toedienen als eleo-

Lccharum. spiritueuze oplossing of pillen.
Aqua Val: als toevoeging bij mixturen. Overbodig

preparaat!
Extr. VaU Zeer overbodig.

0.2_0.5 eenige malen daags.

Wat de werking bij hysterie betreft zijn nog
nadere mededeelingen te vinden bi]
G u 111 e m i n
Tim) HiNeschrijft. hoe het reeds lang bekend
s dat de longen zeer geschikt zijn voor toediening
v;n geneesmiLelen per i^hajatie. Als voorbeeld ^

-ocr page 33-

bij sterkere emoties te voorschijn treden. Er is dan
volkomen verlies van het bewustzijn, de ledematen
vertoonen sterke convulsies, het hoofd is achter-
overgebogen, de oogen gesloten, tanden op elkaar
geklemd, schuim op den mond, hals en gezicht zijn
opgezet, de ademhaling is frequent. Toen een der-
gelijke aanval reeds 2 uur geduurd had, heeft G u i 1-
1 e m i n een kortdurende aetherinhalatie geprobeerd.
De convulsieve bewegingen werden nog sterker, het
bewustzijn keerde niet terug. Daarna beproefde hij
hetzelfde met aetherische Valeriaan-tinctuur. Het
resultaat was verrassend; de toediening werd drie
maal herhaald, telkens iets korter dan 1 minuut.
Patiënte werd eerst iets onrustiger, onmiddellijk ge-
volgd door een volkomen ontspanning, het bewust-
zijn keerde terug, evenals de kalmte, zij klaagde nog
wat over vermoeidheid en hoofdpijn, doch sliep
weldra in voor den geheelen nacht. De volgende
dagen herhaalden de aanvallen zich niet. Schrijver
heeft toen gedacht aan de mogelijkheid, dat het
acces misschien toevallig zijn hoogtepunt had be-
reikt en dus zonder medicament ook zou zijn geëin-
digd. Nadien heeft zich echter nog 27 keer de gele-
genheid voorgedaan om dit middel te beproeven bij
een dergelijken toestand en steeds weer bleek dit
hetzelfde goede resultaat te hebben. De mogelijk-
heid bestaat, dat de aether hier een rol speelt, doch
deze moet dan wel van secundairen aard zijn, daar
aether, alléén toegediend, geen succes heeft.

Wel zal de aether door zijn groote vluchtigheid
de belangrijkste actieve stoffen der Valeriaan mee-
nemen en deze in veel grootere hoeveelheden in de
long brengen, dan met een minder vluchtig vehicu-
lum het geval zou zijn.

Tenslotte wordt de methodiek beschreven.

Een gaasje met 15—20 gtt. van het aetherische
Valeriaan-extract wordt onder de neus van patiënte

-ocr page 34-

gehouden gedurende een minuut, terwijl dit met
korte tusschenpoozen
2 maal wordt herhaald. Steeds
blijkt de werking constant, d.w.z. eerst een korte
periode van sterkere opwinding, direkt gevolgd
door den terugkeer van het bewustzijn en het einde
van het acces. Nimmer is het noodig de inhalatie
zoo lang voort te zetten, dat zich verschijnselen van
aetherwerking voordoen.

In 1904 beschrijft K o c h m a n n, dat over de
resultaten van de Valeriaan-therapie de meeningen
uiteen loopen, zoo zelfs, dat sommigen het kruid uit
den artsenij-schat willen doen verdwijnen, terwijl
anderen daarentegen het weer niet willen missen.
Kochmann wijst er op, dat bij dieren m ieder
geval een duidelijke pharmaco-dynamische werking
is aangetoond. Wanneer er onderzoekers zijn, die
geen regelmatige werking vinden, dan komt dit niet,
omdat Valeriaan onwerkzaam is, doch omdat zo-
niet constant is in hare samenstelling, n 1. treden er
bij het bewaren veranderingen op, die haar minder
of onwerkzaam maken. Zooals bekend, schrijft
Kochmann, is het hoofdbestanddeel de Oleum
Valerianae.
De vcrsche wortel bevat de olie niet,
doch deze wordt pas gevormd gedurende het drogen
onder invloed van een oxydase. De pas bereide olie
is geel tot lichtbruin, riekt niet zeer onaangenaam,
in tegenstelling met de donkerbruine oudere olie, die
zeer
onaangenaam van reuk is. Deze verandering
berust op het splitsen van de werkzame bestanddee-
len der olie. n.1. de bornyl-esters van azijn-, boter-
en valeriaanzuur. hetgeen plaats vindt onder in-
vloed van lucht of water en wel in Borneol
(C10H17OH) en de vluchtige vetzuren. Schrijver
heeft de olie. de tinctuur en het ^Uoo infuus op hun
bederf onderzocht. Dit geschiedde door titratie van
de vrijgekomen zuren met 0.1 N natronloog. Geble-
ken is. dat het infuus,
na 2 X 24 uur aan de lucht

-ocr page 35-

te zijn blootgesteld, reeds bedorven is. De olie is
eveneens in geringe mate aan bederf onderhevig,
doch de tincturen bederven niet. Hieruit blijkt dus,
dat Valeriaan-preparaten sterk in samenstelling
kunnen wisselen, waardoor ze bij de klinici in dis-
crediet kunnen komen.

K i O n k a (1904) bevestigt B o c k 's conclusie,
dat Valeriaan-preparaten een werking op den
bloedsdruk kunnen uitoefenen, en wel een geringe
stijging na het toedienen van kleine doses, door
prikkeling van het hart, terwijl groote doses een
bloedsdrukdaling geven door verlamming van het
vasomotoren-centrum en direkte beschadiging van
het hart.

Als andere Valeriaan-werking noemt hij de in
kleine doses prikkelende werking op het Centrale
Zenuwstelsel, terwijl groote doses centrale motori-
sche en sensibele verlamming en opheffing van de
reflexprikkelbaarheid geven.

Om aan het door Kochmann aangetoonde
bederf te ontkomen en tevens ook aan de daardoor
inconstante werking, heeft K i o n k a een groote
reeks valeriaanzure esters en amiden onderzocht.
Hiervan blijkt echter geen enkele de galenische
preparaten te kunnen vervangen, daar ze óf geen
valeriaan-werking vertoonen, öf plaatselijk te sterk
de slijmvliezen prikkelen.

Ook P a r a n t beschrijft, evenals vele onder-
zoekers vóór hem. dat de wortel zijn therapeutische
waarde te danken heeft aan de aetherische olie.
Deze olie bevat borneol-esters. die de sedatieve
werking uitoefenen, doch snel ontleden onder af-
splitsing van Valeriaanzuur, waarbij de typische
geur ontstaat. Het Valeriaanzuur en de zouten
daarvan hebben geen pharmacologische werking,
welke te vergelijken is met die, verkregen door de
aetherische olie of preparaten uit den geheelen

-ocr page 36-

wortel. Daarom is het nuttig om de Valeriaan m
verschen toestand te gebruiken of in een vorm,
waarin de bestanddeelen nog niet zijn ontleed.
Volgens P a r a n t is dit het best te bereiken met
een product, dat onder afsluiting van de lucht met
neutrale oplosmiddelen uit verschen wortel bereid
wordt. Een
dergelijk preparaat blijft een jaar goed.
Het is een
geel-bruine, niet onaangenaam riekende
vloeistof, waarvan 1 cm^ overeenkomt met 1 gr^
wortel en als Energétine in den handel komt. üe
dosis voor een sedatieve werking is 1-3 koffielepels
per dag. Hierin kan zich slechts een minimale hoe-
veelheid
borneol-esters bevinden, die onvoldoende
is om deze sedatieve werking alléén te kunnen

bewerken.nbsp;^ ,

Bij gevolg kunnen nóch valerianaten, noch
bornyl-esters worden beschouwd als vervangmid-
delen van verschen wortel, daar er vermoedelijk
nog één of meer lichamen aanwezig zijn die of uit
zichzelf werkzaam zijn, óf in staat zijn de werking
der bornyl-esters te ondersteunen.

In het „Lehrbuch der Arzneimittellehrequot; van
R Heinz (1907) lezen we o.a. over Valeriaan,
dat zij eenerzijds een zacht exciteerende, anderzijds
een mild sedatieve werking geeft. Een normaal
individu
ondervindt van de normale dosis Valeri-
aan-thee geen enkele werking, doch patienten, die
door lichamelijke pijnen geplaagd worden of lijden
aan opwindings-toestanden, zooals bij hysterie,
ondervinden een duidelijke verbetering. Een kort-
durende-, vaak onopgemerkte opwindingstoestand
kan aan de rustgevende en pijnstillende werking
voorafgaan. Valeriaan is een, vooral door vrou-
wen, veel gebezigd huismiddel bij buikbezwaren
hysterie en nerveuze toestanden, terwijl zij ook
tegen epilepsie wordt gebezigd.

Doseering: 1—2 theelepels van den wortel op

-ocr page 37-

een kop kokend water, of 20—60 gtt. tinctura
Valerianae of tinctura Valerianae aethereae.

Stokvis vermeldt in 1909 in zijn „Voordrach-
ten over Geneesmiddelleerquot; dat de wortel een
oxydase bevat, die als ferment door splitsing der
esters de vorming der onaangenaam riekende stof-
fen bewerkt. Dat deze splitsingsprocessen op de
therapeutische werking en het pharmacologisch
effect van Valeriaan invloed hebben, is niet onmo-
gelijk.

Behalve bij de reeds meer genoemde afwijkingen,
is Valeriaan ook gebruikt tegen diabetes mellitus,
agrypnie, toestanden van vaatkramp en verhoog-
den bloedsaandrang naar het hoofd. Als gebruike-
lijke toedieningsvormen noemt Stokvis weer
de tinctuur, het extract en ook de olie. Laatstge-
noemde wordt gegeven in doses van 50—250 mgr.
per keer, als eleosaccharum. Na nog enkele Vale-
riaan-specialité's te hebben besproken, besluit
Stokvis zijn voordracht met de mededeeling,
dat „het arme Valeriaanquot; ook nog dienstbaar ge-
maakt is, om de onaangename bijwerkingen te ver-
zachten (misselijkheid, buikpijn), die laxeermidde-
len met zich kunnen meebrengen, en zoo zou het
valyl-acetyl-phenolphthalëine of Apéritol in doses
van 200—400 mgr. een verbeterde uitgave van het
Purgén vormen.

Boruttau schrijft in 1918: Voor eenige jaren
hield men voor den drager van de sedatieve wer-
king van Valeriaan de aetherische olie, waarvan
Grisar en Binz reeds in 1873 een narcotische
werking bij kikkers en konijnen hebben gevonden.
Later zijn als deze werkzame bestanddeelen de
esters van Iso-valeriaanzuur, vooral van Borneol
gevonden. Een echte narcotische werking komt in-
tusschen volgens Boruttau aan de natuurlijke
producten van Valeriaan niet toe, daar groote alko-

-ocr page 38-

hol-vrije doses van valeriaantinctuur bij konijnen
per os toegediend, geen narcose geven. Wel wor-
den de dieren rustig en reageeren weimg op uit-
wendige prikkels, doch ze blijven normaal zitten

quot;^DfXTmrnrvan de reflexprikkelbaarheid heeft
B O r u 11 a u (evenals G r i s a r) aan den hersen-
loozen kikker waargenomen, door de achterpooten
in verdund zwavelzuur te dompelen en den reactie-
tijd te bepalen. Groote hoeveelheden alkohol-vnje
tinctuur, in den lymphzak gespoten geven een bh)-
vLde Verlamming van het
Centrale Zenuwstelsel
en tenslotte van het hart. Na toediening van kleine
hoeveelheden, die nog een duidelijk waarneembare
daling van de reflexprikkelbaarheid geven, volgt
daarentegen in den loop van enkele uren een vol-
lediqen terugkeer tot den normalen toestand. Uat

het hierbij niet gaat om ^^^nTcTl
moet blijken uit proeven op het konijn 0.2 Gram
oer K.G. lichaamsgewicht van diaethyl-barbituur-
zure natron geeft bij dit dier steeds een 6-7 uur
durenden diepen slaap. Wanneer men nu een op
zichzelf zwak werkzame dosis, gecombineerd met
een zwakwerkende dosis van een ander hypnoti-
cum. b.v. alkohol. geeft, dan kan hierdoor
eveneens
een langdurige slaap verkregen worden, ben der-
geUjke werking heeft B o r u 11 a u met waargeno-
S bij de combinatie:
diaethyl-barbituurzure Na-
Tron Valeriaan. Om een diepen slaap te verkrij-
gen, is dan toch de volledige dosis van eerstge-
Lemde stof noodig. Ook de duur van den slaap

wordt dan niet verlengd.

Bij zichzelf vond B o r u 11 a u echter wel een

versterking van de hypnotischenbsp;^^ ^^

diaethyl-barbituurzure natron door Valeriaan

extract Wanneer hij naast 0.1 gram van het zout.
dat bij hem weliswaar een weinig slaperigheid te-

-ocr page 39-

weeg bracht, doch geen versneld inslapen, noch
verdieping of verlenging van den slaap gaf, buiten-
dien nog 5 cM.3 Valeriaan-extract innam, kwam
deze werking wel te voorschijn. Ter verklaring van
dit onderscheid tusschen mensch en dier diene, dat
het inslapen niet alleen van den graad van ver-
moeienis van het Centrale Zenuwstelsel afhangt,
doch veel meer van de verminderde ontvankelijk-
heid voor prikkels uit de omgeving. Bij de patho-
logische verhooging hiervan komt het dus bij de
grootste slaapnoodzaak niet tot inslapen. Dit nu
kan men bevorderen door ondervangen van alle
storende invloeden van buiten-af. Dus ook midde-
len, die de werking van uitwendige prikkels ver-
minderen, zonder zelf nog narcotica of slaapmid-
delen te zijn, zullen het inslapen bevorderen. Hier-
toe is dus Valeriaan geschikt, daar zij de reflex-
prikkelbaarheid vermindert, en niet op de hersen-
schors werkt, zooals de slaapmiddelen. Een combi-
natie met kleine hoeveelheden van een slaapmiddel
heeft het voordeel, dat de intrede van den natuur-
lijken slaap bij overprikkeling van het Centrale Ze-
nuwstelsel vergemakkelijkt wordt. Daarom raadt
Boruttau aan om te spreken van de hypnagoge
werking van Valeriaan.

S m O d 1 a k a wijst er op, dat men heeft getracht
Valeriaan te vervangen door synthethische produc-
ten, doch komt eveneens tot de conclusie, dat deze
het kruid niet kunnen vervangen. In verband hier-
mede wijst hij op een hypothese van T s c h i r c h,
dat in een kruid meestal niet één werkzaam be-
standdeel het therapeuticum is, doch dat het effect de
resultante is van de gezamenlijke werking van een
complex van actieve bestanddeelen. Daarom gaat
de Radix Valerianae zijn vroegere plaats in de we-
tenschappelijke en populaire therapie hernemen.

In verband met de stemmen, die zijn opgegaan

-ocr page 40-

om den verschen wortel te stabiliseeren. heeft
S m
O d 1 a k a een tinctuur van in een apotheek ge-
kochten wortel vergeleken met een tinctuur, bereid
uit een kruid, dat hij in vacuo tien minuten aan
den damp van kokend water had blootpsteld en
komt tot het resultaat, dat laatstgenoemde tmctuur
er beter uitziet {?), een beteren reuk en smaak heett
en dat de verdampingsrest grooter is. Wanneer hi]
echter vergelijkt met
niet-gestabiliseerde, in de zon
qedroogden wortel van denzelfden oogst, dan blijkt
de tinctuur hiervan een nog iets grooter residu te
neven. Extracten zijn niet lang goed te houden, zij
Ltleden blijkbaar door het contact met het water.
Na 10 weken heeft een extract, dat tevoren een dui-
delijke werking op kikkers vertoonde, nagenoeg
qeen effect meer. De tinctuur is dus de meest be-
trouwbare vorm om te bewaren, hoewel nog met is
uitgemaakt of zij. na b.v. 3 jaar bewaren, nog de-
zelfde werking kan geven.

H a f f n e r heeft getracht om Valeriaanprepara-
ten te ijken op proefdieren. Hiervoor is naar zijn
meeninq de witte muis geschikt gebleken. De ver-
schijnselen. die men bij dit dier ziet optreden na
subcutane injectie van infuus, tinctuur of olie, zijn
steeds dezelfde en wel: een rustiger worden van de
muis, zonder voorafgaande onrust; na toediening
van een prikkel loopt het dier even, doch gaat
daarna weer rustig zitten. Deze toestand kan uren
duren om zich dan langzamerhand weer te herstel-
len. Bij hoogere doses gaat de werking verder; de
dieren nemen dan buikligging aan en later zijlig-
qinq. De verlamming gaat tenslotte bij grensdoses
na 1—2 dagen, onder verschijnselen van tempera-
tuurdaling en oppervlakkige langzame ademhaling,
in den dood over. Bij zeer hooge doses treden ver-
lamming en dood binnen enkele uren in. Overigens
is de lange duur der werking karakteristiek en on-

-ocr page 41-

derscheidt zich daardoor van de slaapmiddelen der
methaan-reeks. Bij de eerste doses die een merkbare
werking geven, duurt het meerdere uren alvorens de
sedatieve werking, die dan 10—20 uren aanhoudt,
duidelijk wordt. Door deze langzame werking is
geen scherpe bepaling van de minimale werkzame
dosis mogelijk. Echter is de bepaling van de mini-
male letale dosis met een nauwkeurigheid van
25%
mogelijk. Men neme hierbij de concentratie zóó, dat
de doodelijke dosis in hoogstens 1 cM.^ per 20 gr.
muis besloten is. Dan wordt een reeks muizen in-
gespoten, elke dosis bij 3 of 4 dieren, op 20 gr. be-
rekend, nl. 1, 0.8, 0.6, 0.4, en 0.3 cM.3 van deze
concentratie. Men vindt dan, dat de hooge dosis
alle dieren doodt, de middelste enkele der 4 dieren,
terwijl de laagste alle 4 dieren in leven laat. De
middelste dosis is dan de grensdoodelijke: B. M. E.
(Baldrian-Mause-Einheit). Deze wordt berekend

per gram muis.

Zoo heeft H a f f n e r onderzocht: een 5%. 10%
en 20% infuus, een uit de apotheek betrokken tinc-
tuur, een tinctura aethereae, en de oleum Vale-
rianae, afkomstig uit Japan. Zoowel bij de infusen
als bij de tincturen moet men belangrijk indampen
om de letale dosis in H—1 cM.3 onder te brengen.
(Infusen tot op 1/20' tincturen totnbsp;^/s- Deze

indamping geschiedt in vacuo bij lagere tempera-
tuur; bij de tinctuur zijn dan tevens de alkohol en
de aether verdwenen. Haffner's resultaten zijn
als volgt:

Preparaat:

1 B. M.E. in:

Gemidd.
therap. dosis.

Bevat
B. M.E.

100 B.M.E.
dus ini

5% infuus.....

0.6 — 0.8 c.M.3

100 c.M.'

125-150

3 — 4 gr. Radix.

Tct. Val. 2OO/0 . . .

0.1 - 0.3 „

2 „

20

2 - 6 , ,

Tct. Val aeth. 200/o. .

0.2 — 0.3 „

2 „

10

4 - 6 „ „

01. Val. (lO/o in Radix)

0.01

gtt. 2

1

100 „ „

-ocr page 42-

De oL val. uit den Japanschen wortel waarin zij
tot 1 % voorkomt, bezit relatief tot de hoeveelheid
plantenwortel waaruit zij is bereid, slechts een mi-
nimale hoeveelheid werkzame substantie.

Op grond van een gehalteberekening der gebrui-
kelijke therapeutische doses kan men de hoeveel-
heid van 100 B.M.E. als gemiddelde dosis voor den
mensch nemen. Dit is ongeveer 1 kop
3% valeriaan
thee. De houdbaarheid der galenische preparaten is
weliswaar begrensd, doch niet zoo, dat een stand-
aardiseering onmogelijk zou zijn. B.v. een in Maart
gekochte tinctuur uit een willekeurige apotheek, gaf
in December nog dezelfde waarden.

In 1929 wijst Nolle er nogmaals op, dat de
Valeriaan uit den handel van zeer verschillende
kwaliteit is, en op den duur haar oorspronkelijke
waarde verliest, vooral bij slecht bewaren. Daarom
heeft men ter vergelijking van verschillende mon-
sters een nauwkeurige physiologische of chemische
waardebepaling noodig. De chemische samenstel-
ling is nog niet volledig bekend, hoewel N o 11 e als
reeds geïsoleerde verbindingen kan noemen: Vale-
riaanzuur, harsachtige stoffen, een extractiefstof:
Valerianin, de alkaloïden Chatenin en Valerin, een
onbekend glucoside en vele andere stoffen. Een
chemische waardebepaling is dus vooralsnog onuit-
voerbaar. Daarom zoekt ook N o 11 e een geschikte
pharmacologische ijkingsmethode en gaat hierbij uit
van het reeds bekende feit van de sedatieve wer-
king, de vraag stellend: In hoeverre wordt het Cen-
trale Zenuwstelsel van een kikvorsch door Vale-
riaanzuur, Borneol, Bornyl-esters, aetherische olie
en Tinctura Valerianae beïnvloed? Het grondprin-
cipe der methode is het bepalen van de kleinste
dosis, die in 1 uur bij een 30—35 gram wegenden
kikvorsch (R.temp.) een depressie teweeg brengt,
zoodat het op den rug gelegde dier zich niet meer

-ocr page 43-

kan omdraaien. Dit is dan de werkingseenheid vol-
gens Nolle.

Bovengenoemde reeks Val.-preparaten worden
in den ruglymphzak ingespoten. Evenals bij de
proeven van H a f f n e r, geven ook hier alle pre-
paraten hetzelfde beeld, doch met verschillende
werkingsintensiteit. N o 11 e 's uitkomsten zijn:

Preparaten

Dosis in

C.M.3

Rugligging na

Valeriaanzuur.......

0.07—

0.08

67 min.

Borneol..........

0.03 -

0.04

73 „

0.02 -

0.03

84 „

Waterig extract.......

1

60 ,

Uit deze tabel blijkt dat Valeriaanzuur het
zwakst en het waterig extract het sterkst werkt,
daar 1 cM.^ van het waterig extract overeenkomt
met 1 gram wortel en dus maximaal 0.014 gram
Valeriaanzuur en 0.01 gram olie kan bevatten.
Wanneer men deze combinatie maakt, dan blijkt
het waterig extract toch nog een sterkere werking
te vertoonen, dus moeten er nog andere stoffen zijn,
die mede hun invloed doen gelden.

Om dit nog anders te controleeren, heeft Nolle
Valeriaanwortel gedurende 7
X 24 uur uitgetrok-
ken met aether petrolei, waarbij het Valeriaanzuur
en de olie zeer goed worden geëxtraheerd. De van
deze stoffen bevrijde wortel wordt nu 7
X 24 uur
met 70 % alkohol uitgetrokken en na indampen
hiervan een waterig extract gemaakt, waarvan 1
cM.3 overeenkomt met 1 gram wortel (zonder Va-
leriaanzuur en aetherische olie). Ook dit preparaat
vertoont de bekende werking, doch 60—70 %
zwakker dan een extract van wortel, die niet met
petroleum-aether was vóórbehandeld. Dus de kal-

-ocr page 44-

meerende werking van de Valeriaan is volgens
Nolle niet alleen gebonden aan de aetherische
olie en Valeriaanzuur, doch eveneens aan andere
nog onbekende bestanddeelen van den wortel.

Voorts zag Nolle, dat de hoeveelheid aethe-
rische olie van een bepaalden wortel en de werk-
zaamheid daarvan niet parallel verloopen. bij
eeniqe monsters wortel varieerde het gehalte aan
aetherische olie van 0.12—1.43% en de waarde-
eenheden per 100 gram van 66—200 E.

De geringste dosis van een waterig extract, die
in 1 uur het Centrale Zenuwstelsel van een Rana
temporaria zoodanig beïnvloedt, dat het dier met
uit rugUgging kan komen, bedraagt 1 cM.^nbsp;l

gram wortel). Dit is dan de werkingseenheid door

Nolle ingevoerd.

In de Nederlandsche Pharmacopee 5« Uitgave is
opgenomen: de
Radix Valerianae: De bijwortels
met stengelvoet van Valeriana officinalis, Linn., m
den herfst verzameld van 2- tot 3-jarige planten.
Reuk kenmerkend en sterk; smaak aromatisch, een
weinig scherp en daarna min of meer bitter. Het
aschgehalte van het poeder van Valeriaanwortel
mag ten hoogste 10 pet. bedragen.

Hoewel de 4^ Uitgave het wasschen niet wensch-
te, wordt hierover in de Uitgave niet meer ge-

^^ Als^preparaten van de Radix Valerianae geeft de
Pharmacopee:

a. Tinctura Valerianae: Door maceratie te be-
reiden uit twintig deelen Valeriaanwortel, tot poe-
der (Al,5) gebracht ................................. 20

en

honderd deelen Verdunden Spiritus .........100

Bruine sterk naar Valeriaan riekende en smakende

-ocr page 45-

vloeistof. Soortelijk gewicht 0.900—0.910. De ver-
dampingsrest moet minstens 2 pet. bedragen,

b.nbsp;Tinctura Valerianae aetherea: Blijft in dit on-
derzoek buiten beschouwing.

c.nbsp;Extractum Valerianae; Macereer

honderd deelen Valeriaanwortel tot poeder

(Al,5) gebracht. ....................................100

met

driehonderd deelen Verdunden Spiritus ...... 300

in een gesloten vat. onder herhaald roeren, gedu-
rende 3 dagen. Pers uit; filtreer en damp het fil-
traat tot stroopdikte uit. Overgiet den perskoek met

vierhonderd deelen Kokend Water. .........400

en laat onder herhaald roeren. 24 uur staan.
Pers wederom uit. overgiet den perskoek met

driehonderd deelen Kokend Water. .........300

en macereer, onder herhaald roeren, gedurende 6
uur. Pers uit; damp de bezonken, gecoleerde en bij-
eengevoegde waterige vochten uit tot stroopdikte;
meng met het eerst verkregen uittreksel, en bereid,
door uitdamping bij
ten hoogste 80°. een dik extract.

Valeriaanextract geeft met water (1 = 10) een
troebele vloeistof; deze is donkerbruin, smaakt
zwak bitter en wordt met een gelijk volumen spiri-
tus niet helder.

Valeriaanextract mag bij droging, ten hoogste 20
pet. in gewicht verliezen.

d. Infusum Valerianae: voor 100 deelen infuus
moeten 10 deelen Valeriaanwortel worden ge-
bruikt. Deze wortel wordt als poeder (Ai,5) in een
steenen of porceleinen pan met deksel, met een vol-
doende hoeveelheid koud water overgoten, en nu en
dan omroerende, in een waterbad verwarmd, gedu-
rende 15 minuten, gerekend vanaf den tijd. dat de
inhoud der pan de temperatuur van 90° C. heeft be-
reikt. Na afloop van het verwarmen wordt eerst na

-ocr page 46-

bekoeling gecoleerd, daar de grondstof vluchtige

olie bevat.nbsp;. .

De Oleum Valerianae als zoodanig komt niet in

onze Pharmacopee voor.nbsp;, , , , ni.

In den „Commentaar op de Nederlandsche Phar-
macopeequot; wordt over den
Radix Valerianae vermeld,
dat hoewel de Pharmacopee een aschgehalte van
ten hoogste 10 pet. toestaat, dit toch gewoonlijk
meer bedraagt bij den wortel, die aan de markt ge-
bracht wordt. nl. gemiddeld 16 pet. Alleen het ruw
zand-gehalte is vaak reeds circa 10 pet. Bij gewas-
schen grondstof zal men lagere cijfers kunnen ver-
wachten. Men dient te eischen, dat niet meer dan
3 pet. zand aanwezig is, opdat aan den eisch der
Pharmacopee kan worden voldaan.

Hoewel de Pharmacopee nog niet over stabilisee-
ren spreekt, komt hierover wel een mededeeling in
den
„Commentaarquot; voor. nl.: „Indien men de
„versehe wortels stabiliseert, conserveert men de
quot;.esters en heeft men een grondstof, die niet alleen
quot;slechts zwak riekt, maar bovendien een hooger
'.',gehalte aan vluchtige olie blijkt te bevatten. Hoe
„oordeelkundiger en hoe voorzichtiger men den
„wortel droogt, hoe meer deze zijn oliegehalte be-
„houdt, maar het uiterlijk is dan niet donker, maar
lichter bruin. Merkwaardig, dat men in bepaalde
Janden geheel op dat uiterlijk afgaat en de waarde
„van het simplex daarnaar beoordeelt: in vele lan-
',',den wenscht men een donker gekleurden Vale-
üriaanwortel, terwijl toch een lichter gekleurde een
„betere kwaliteit uitmaakt.quot;

-ocr page 47-

HOOFDSTUK III.

De Aetherische Olie uit den Radix Valerianae.

Uit de literatuur blijkt, dat onderzoekers als
Grisar, Bock, Kochmann, Parant e.a. de
uit Radix Valerianae te bereiden aetherische olie
als het hoofdwerkzame bestanddeel der drogerij
beschouwen. Nolle echter meent op grond van
zijn proeven te mogen aannemen, dat naast de olie
nog andere bestanddeelen in den wortel aanwezig
zijn, die eveneens de sedatieve \verking bezitten.
Ook wat betreft de hoeveelheid olie, die in den
wortel voorkomt, loopen de opgaven sterk uiteen.
Nolle vindt bij diverse monsters waarden, die
wisselen van 0.12—1.45 %.

De vraag, of de olie in verschen wortel reeds
aanwezig is, of dat zij pas tijdens en na het drogen
wordt gevormd, wordt eveneens verschillend be-
antwoord. Volgens Kochmann bevat de ver-
sche wortel geen olie; deze meening wordt ook
door van Laren gedeeld, daar hij in zijn werk
„Geneeskruiden en Geneeskruidenteeltquot; schrijft:
„Bij de verwerking kunnen echter ook bij sommige
„kruiden door nadroging bepaalde stoffen ontstaan,
„zooals bij den Valeriaanwortel, die in verschen
„toestand geen Valeriaanolie bevat en die zich
„eerst later ontwikkelt.quot;

Jäger (..Der Apothekergartenquot;) schrijft ook
in dien zin: ..In den Valeriaanwortel komt de vluch-
„tige olie, de draagster van een belangrijk deel der
„werkzame bestanddeelen van den gedroogden
„wortel, niet voor. De reuk, de vluchtige olie,
„wordt gevormd na het plukken en treedt eerst bij
..het drogen in toenemende mate op. Bij het dro-
egen zal de olie in meerdere of mindere mate ver-

-ocr page 48-

naan en wel in qrootcre hoeveelheid, naar-

Vsters en heeft men een grondstof, die met alleen
lleSts zwak riekt, maar een hooger gehalte aan
quot;Xchtige olie blijkt te bevatten. Hoe oordee kun-
;;ïiger en voorzichtiger men den wortel droogt, hoe

mLr deze zijn olie-gehalte behoudt.
quot; Waaruit dus af te leiden is, dat de versehe wor-

tfgt;l wel reeds de olie zou bevatten.

verband met deze tegenstrijdige mededeelin-
gen heb ik het gehalte aan vluchtige olie bepaald

''^^e den gewoon gedroogden Radix Val^ianae
zooSs men
deze uit den groothandel kan betrekken;
Te den verschen wortel, uit een kweeken, in

Noordwijk betrokken oogst 1934);

3e Inzelfden wortel als onder 2e. doch gesta-
bilïeerd volgens de methode vanderWielen

^^fe.ÄeJ^ortel als onder 2e^ (oogst
1934). doch door den kweeker zelf gedroogd.

Deze 4 soorten wortel zullen ter onderscheiding,
evenals de daaruit bereide galenische preparaten
in het vervolg worden aangedmd als:

„ , T7 1 • ^Orooth) 3e. Radix Valerianae (gestab.)
le. Radix Valermae (Groo^^^ ^^^ ^^nbsp;^^nbsp;(Noordwijk)

Alvorens de uitkomsten van deze bepalingen te
vefSe'moge hier eerst de beschrijving der ge-

^tfn^rdÄ^^^^^^nbsp;Uit plantende-

len de aetherische olie te verkrijgen, is die der

-ocr page 49-

De apparatuur bestaat uit een kolf A, die wordt
gesloten met een dubbeldoorboorde kurk, om stijg-
buis E en stoomleiding F door te laten. De leiding
F komt onder in kolf B uit; een 2e buis H verlaat
deze kolf om via koeler D in vat C te eindigen

De gemalen plantendeelen worden met een hoe-
veelheid water in kolf B gebracht, terwijl zich in
kolf A alleen water bevindt. Het water in A wordt
aan de kook gebracht en kolf B in een waterbad
van 100° C. geplaatst. De in A gevormde stoom
ontwijkt via buis F, en komt onder in de wortel-
massa G uit, borrelt hier doorheen, aetherische olie
met zich voerend, ontwijkt dan door H, om in koe-
ler D weer te condenseeren tot water, waarin zich
microscopisch kleine oliebolletjes bevinden. In vat
C verzamelt zich de troebele watermassa, waarop
de aetherische olie als kleine pareltjes komt te drij-

-ocr page 50-

ven Wanneer deze stoomdestillatie zoo eenige
uren wordt voortgezet, ziet het destillaat tenslotte
niet troebel meer, terwijl er ook geen oliedeeltjes
meer op drijven. Dit is het moment waarop de
destillatie kan worden beëindigd. „ , .

Daar de aldus te verkrijgen hoeveelheid olie in
verhouding tot den gedestilleerden wortel zeer ge-
ring is, en dus bij een quantitatieve bepaling de
foutenmogelijkheid groot, is het aangewezen om
een apparaat te gebruiken, waarin men een groote
hoeveelheid wortel tegelijk kan bewerken. De at-
metingen van mijn toestel waren: ketel A: ruim 4 L.,
kolf
B: 5 L.. zoodat zonder bezwaar 500—800 gram
wortel behandeld kon worden.

Door middel van een scheitrechter kan de boven-
drijvende olie van de waterige vloeistof worden
gescheiden. Door deze olie in aether op te nemen,
met Natrium-sulfaat te drogen en daarna de aether
na filtratie in vacuo uit te dampen, verkrijgt men
de olie in watervrijen toestand.
Nu is verder ge-
bleken, dat het overblijvende waterig destillaat,
door uitschudden met aether. helder wordt, waar-
bij tegelijk de aether zich geel kleurt. Wanneer men
dezen aether in vacuo bij kamertemperatuur at-
dampt. blijkt de rest eveneens aetherische olie te
ziin In het vervolg zullen de door middel van den
scheitrechter en de met aether verkregen olie wor-
den
onderscheiden door de toevoegingen: (pur.)
en (aeth.). hoewel deze benamingen op zichzelf

natuurlijk niets zeggen.

Het eerste opvallende verschil tusschen beide
olieën is. dat de olie (aeth.) donkerder van kleur
is. en belangrijk onaangenamer riekt dan de olie
(pur.). Om uit te maken of deze oUeën mderdaad
verschillend zijn. heb ik van de oleum (Grooth.
pur.) en (Grooth. aeth.) de brekingsindex bepaald.

met als uitkomst:

-ocr page 51-

Oleum Valerianae (Grooth. pur.): N^ 1.4985.
Oleum Valerianae (nbsp;aeth.): ND 1.4828.

waaruit men mag concludeeren, dat zij inderdaad
verschillend van samenstelling zijn. Later zal ook
nog pharmacologisch aangetoond worden, dat er
verschil tusschen bestaat.

Daar het herhaald uitschud-
den met aether enkele prakti-
sche bezwaren heeft, heb ik
hiervoor het volgend apparaat
gebruikt, dat zonder bijzon-
dere hulpmiddelen is samen te
stellen en practisch goed vol-
doet. (Zie fig. 3.)

In kolf A bevindt zich
aether, die door middel van
een waterbad van rt 40° C.
aan de kook wordt gehouden.
De gevormde aetherdamp ont-
wijkt door de met watten be-
kleede buis B en komt in de
ruimte C. Voorzoover de
damp hier niet reeds tegen
den wand condenseert, zal hij
trachten te ontwijken door
koeler D, waarin dus conden-
satie optreedt en de aether,
terugvloeiend, in buis E te-
recht komt. Wanneer de hier-
in gevormde aetherkolom een
zekere hoogte bereikt, zal de
druk voldoende zijn, om de
tegendruk van het zich in
flesch F bevindende oliehou-
dende destillaat te overwin-
nen, zoodat de aether hier

-ocr page 52-

doorheen borrelend en een deel der olie medevoe-
rend, het oppervlak bereikt. De zich hier vormende
oliehoudende aetherlaag stijgt zoolang, tot zij via
het overlooppijpje F begint terug te vloeien naar
kolf A, waarna de cirkelgang opnieuw begint, met
dien verstande, dat alleen de aether weer verdampt,
doch de olie in A blijft. Hierin wordt de oliecon-
centratie dus steeds grooter. Na enkele uren is het
water in flesch F helder geworden, waarna de ,ƒ er-
manente aetherextractiequot; kan worden beëindigd.
Door de aether te drogen en in vacuo uit te dampen,

blijft de olie achter.nbsp;, .„ ,

Thans volgen de uitkomsten der verschillende

bepalingen:

Quantitatieve oliebepaling in Radix Valerianae.

500 gram Radix Valerianae (Grooth.) levert

1.610 gram olie (pur.)nbsp;= 0.32%

en 0.950 „ . (aeth.)nbsp;- 0-19 %

Totaal oliegehalte = 0.51 %

500 gram Radix Valerianae (gestab.) levert

2.000 gram olie in totaalnbsp;= 0.40 /o

500 gram Radix Valerianae (Noordwijk) levert

3.521 gram olie in totaalnbsp;= O./U /o

750 gram Radix Valerianae (versch), waarvan 50
gram indroogt tot 17 gram, levert

1.685 gram olie (pur.)
en 0.505 „nbsp;(aeth.), hetgeen omgere-

kend op drogen wortel zou bedragen:

olie (pur.)nbsp;== 0.66 %

i^eth.)nbsp;- 0-20 %

Totaal oliegehalte = 0.86 %

-ocr page 53-

460 gram Radix Valerianae (versch),

(geoogst 6 weken vóór den rooi-
tijd), waarvan 50 gram indroogt
tot 17 gram, levert in totaal 0.751
gram olie, hetgeen omgerekend op
drogen wortel zou bedragen: totaal = 0.48 %

Uit de bovenstaande gegevens valt af te leiden:

Ie. dat met de gevolgde methode de olie reeds
uit den versehen wortel is te verkrijgen en wel in
relatief groote hoeveelheid;

2e. dat de gedroogde wortel minder olie levert
dan in verschen toestand, dus dat tijdens en na het
drogen ongeveer 20 % is verloren gegaan;

3e. dat het stabiliseeren op het oliegehalte een
duidelijken invloed heeft, doch zoodanig, dat de ge-
stabiliseerde wortel armer aan olie is dan zonder
stabiliseeren het geval zou zijn geweest;

4e. dat de olie zich vermoedelijk pas tegen den
oogsttijd in den wortel begint te vormen.

Hoewel de gegevens van een beperkt aantal mon-
sters van Valeriaanwortel stammen en het dus aan-
beveling verdient om deze bepalingen in den oogst-
tijd nog eens met andere monsters te herhalen, blijkt
toch wel reeds, dat de theorie over den invloed van
de fermenten op het oliegehalte wellicht een herzie-
ning behoeft. Dit onderzoek ligt door zijn aard
echter niet op mijn terrein.

Wanneer het inderdaad juist is, dat de olie het
belangrijkste, meest werkzame bestanddeel van den
Radix Valerianae is, dan zal het van beteekenis zijn
om te weten, hoeveel olie dan wel geëxtraheerd
wordt bij de bereiding van infusen en tincturen.

Hieromtrent zijn in de literatuur geen mededee-
lingen te vinden.

-ocr page 54-

Voor de bepaling van het

Totaal gehalte aan aetherische olie van
Infusum Valerianae

is infuus gekozen van den gestabiliseerden wortel.
Uit 2500 gram infusum Valerianae (gestabiliseerd,
250/2500) is de totale olieopbrengst door stoomdes-
tillatie: 0.043 gram olie. Daar de mogelijkheid be-
staat, dat tijdens het infundeeren olie verloren gaat,
is ook bepaald hoeveel olie uit den op den coleer-
doek achterblijvenden wortel alsnog is te destillee-
ren. Dit blijkt 0.934 gram olie te zijn. De gezamen-
lijke hoeveelheid is dus 0.934 0.043 gram = 0.977
gram olie, waarvan in het infuusnbsp;0.02 %

en in den wortel blijftnbsp;0.37 %

!nbsp;Totaal 0.39 %

De direkte bepaling van het oliegehalte in den
gestabiliseerden wortel geeft, zooals wij vroeger ge-
zien hebben, 0.40 %.

Conclusie:

Bij het bereiden van een infuus, gaat hierin slechts
een minimale hoeveelheid olie over, terwijl door het
infundeeren geen olie verloren gaat.

Totaal gehalte aan aetherische olie van
Tinctura Valerianae.

Wanneer bij het maken van een infuus geen olie
verloren gaat, behoeft men bij het bereiden van een
tinctuur, zeker geen olieverlies te vreezen, daar
hierbij niet wordt verwarmd. Wil men dus bepalen,
hoeveel olie in de tinctuur overgaat, dan kan vol-
staan worden met te bepalen, hoeveel olie in den
wortel achterblijft, wanneer het gehalte van dezen
wortel bekend is.

-ocr page 55-

Van 250 gram Radix Valerianae (gestab.) wordt
volgens het voorschrift van de Pharmacopee een
tinctuur bereid, door toevoeging van 1250 gram
verdunden spiritus en dit 5 dagen te macereeren.
De hierna overblijvende wortel blijkt dan nog 0.387
gram olie te bevatten, hetgeen 0.155 % bedraagt.
In de tinctuur bevindt zich dus 0.400—0.155 —
0.245 % olie.

Conclusie:

Bij het bereiden van een tinctuur, gaat hierin meer
dan de helft der in den wortel aanwezige olie over.
Dat van de beide laatste bepalingen het grootste
oliegehalte ten gunste van de tinctuur blijkt uit te
vallen, lag reeds voor de hand.

-ocr page 56-

HOOFDSTUK IV.

Giftigheid en narcotische werking bij muizen.

Wanneer een witte muis subcutaan wordt inge-
spoten met 0.005 cM.^ Oleum Valerianae (Grooth.
pur.) per gram dier, dan ziet men geen duidelijke
verschijnselen optreden.

Wordt echter een hoogere dosis ingespoten b.v.
0.011 cM.3, dan krijgt men den indruk, dat de muis
gedurende de eerste uren na de injectie meer slaapt
dan het contróle-dier, doch zij is nog steeds te wek-
ken. Dit wekken wordt na verloop van tijd steeds
moeilijker, en de bewegingen, die het dier dan nog
tracht te maken, zijn moeizaam en traag. De adem-
frequentie blijkt sterk te zijn afgenomen, de haren
staan min of meer overeind, het dier voelt koud aan,
neus en staart zijn cyanotisch. Ten slotte is van
loopen geen sprake meer, en het dier ligt meer op
den buik dan dat het zit. Eenigen tijd vóór het intre-
den van den dood neemt het zijligging aan, terwijl
de ademfrequentie nog steeds afneemt en de dood
ten slotte volgt.

Het verloop van dit proces kan 2—4 dagen
duren. Bij nog hoogere doses ziet men achtereen-
volgens dezelfde verschijnselen optreden, doch in
versneld tempo. Deze waarnemingen zijn dus vrij-
wel geheel in overeenstemming met de mededeelin-
gen van H a f f n e r.

Om ook in de eerste uren na de injectie te kunnen
waarnemen of zich reeds een werking voordoet, is
de zoogenaamde potlood-proef zeer geschikt geble-
ken. Wanneer een muis op een horizontaal gehou-
den zeskantig potlood wordt gezet, is zij in staat
zich hieraan vast te houden, zelfs ook wanneer het

-ocr page 57-

potlood wordt rondgedraaid, terwijl een muis, die
een geringe graad van narcose vertoont, zich dan

laat vallen (potloodproef ).

Wanneer deze proef eenigen tijd na de injectie
positief uitvalt, is het vrij zeker, dat de dood zal vol-
gen. Bij de doses, die zeer dicht grenzen aan de
dosis letalis minima (d.l.m.), kan het voorkomen,
dat de potloodproef positief wordt, terwijl het dier
zich ten slotte toch nog weer blijkt te herstellen.

De d.l.m. wordt bepaald door een serie muizen
met regelmatig opklimmende doses van een middel
te injiceeren, en dan later de grensdosis, die ligt
tusschen de nog juist niet- en de kleinste wel-
doodelijke dosis, nauwkeuriger te bepalen. Als
d.l.m. wordt die dosis aangenomen, waarbij van de
drie dieren er minstens twee sterven.

Ook met de maagsonde kan men muizen genees-
middelen toedienen. Zoo blijkt de olie per os
dezelfde verschijnselen te geven als voor de sub-
cutane injectie beschreven zijn.

Behalve de olie geven ingedampte tincturen,
infusen en extracten ook deze werking; het indam-
pen is noodig om de d.l.m. onder te brengen in bij
de muis nog inspuitbare hoeveelheden n.1. in hoog-
stens 0.6—0.8 cM.3, en bij de tincturen tevens nog
om den alkohol te verwijderen.

Uitgaande van 100 cM.3 infuus (= 10 gram
wortel) of 50 gram tinctuur (=10 gram^ wortel),
heb ik deze bij een temperatuur van 50quot; zoolang
drooggedampt, tot de typische Valeriaangeur niet
meer was waar te nemen; wellicht is dan ook alle of
zeker een groot deel der aetherische olie verdwe-
nen. Daarna kan de droogrest weer tot een volume
van 5 of 10 cM.^ worden opgelost (dus 1 cM.3
komt dan overeen met 2 of 1 gr. wortel). De gecon-
centreerde tinctuur is practisch niet riekend, terwijl
het geconcentreerde infuus een aangename geur

-ocr page 58-

verspreidt (in tegenstelling met een gewoon infuus
dat vrij onaangenaam riekt).

Bepaling der dosis letalis minima: (per gram muis).

Als voorbeeld volgt hier één der verrichte
bepalingen:

Oleum Valerianae (Grooth. pur.) per os,
d.l.m. in cM.^

De d.l.m. ligt dus tusschen
0.0.10 en 0.015 cM.3

Eerste bepaling: 0.005nbsp;leeft
0.010 „

0.015nbsp;t

0.020nbsp;t

0.025nbsp;t

Nadere bepaling: 0.010 leeft
0.010 „

0.011 narcotische verschijnselen, leeft
0.011 t
0.011 t
0.012 t
0.012 t
0.012 t
0.015 t
0.015 t

De d.l.m. is hier dus 0.01 IcM.^

Op deze wijze zijn de volgende uitkomsten
verkregen.

PREPARAAT:

1 d.l.m. in:
(per os).

gedestill.
uit .... gr.
wortel.

1 d.l.m. in:
(subcutaan).

gedestill.
uit .... gr.
wortel.

Ol. Val. (Grooth. pur.) .

0.011 cM.3

3.44 gr.

0.027 cM.3

8.44 gr.

( „ aeth.)

0.0035 ,.

1.84 „

0.012 .,

6.32 .,

.. ( ) 1) . .

0.004 „

?

0.017 .,

7

(versch) ....

0.010 „

1.16 „

0.021 „

2.44 „

Deze olie werd als zoodanig uit den Groothandel betrokken.

-ocr page 59-

1 d.l.m. in: (subcutaan).

PREPARAAT:

Tct. Val. (gestab.) . ,
(Grooth.)
(Noordw.)
Inf. „ (gestab.)

(Grooth.)
(Noordw.)
Extr. „ (gestab.)

(Grooth.)
(Noordw.)

0.025 gram wortel.
0.016
0.015
0.035
0.017
0.020
0.015
0.012
0.011

Wanneer men berekent, welke hoeveelheid wor-
tel benoodigd is, om de d.l.m. der olie te bereiden
en deze hoeveelheid vergelijkt met die waarvan het
extract, infuus of de tinctuur per gram dier doode-
lijk is, dan is het duidelijk, dat de olie zeker niet het
giftigste bestanddeel van Radix Valerianae kan zijn.

Verder blijkt, dat de dosis voor een narcotische
werking, die zonder twijfel met Valeriaan-prepara-
ten kan verkregen worden, zeer dicht grenst aan de
d.l.m. Zoo vertoont een muis, die per gram lichaams-
gewicht is ingespoten met een oplossing van droog-
gedampte tinctuur, overeenkomend met 0.014 gr.
Rad. Val. (Grooth.), behalve misschien dat het dier
meer slaapt dan normaal, geen enkel narcotisch
verschijnsel, terwijl de dosis van 0.015 gr. wel
narcotisch en 0.016 gr. reeds de d.l.m. blijkt te zijn.
Als narcoticum zou Valeriaan dus een ongeschikt
middel zijn.

Verder valt op te merken, dat de giftigheid van
Tinctuur, Infuus en Extract uit gestabiliseerden

-ocr page 60-

wortel bereid, belangrijk minder is dan van deze
preparaten uit den niet gestabiliseerden wortel van

denzelfden oogst.

Tenslotte moet nog worden gewezen op de merk-
waardige omstandigheid, dat Valeriaan-olie per os
veel giftiger blijkt te zijn dan per subcutane injectie.

-ocr page 61-

HOOFDSTUK V.

Slaap verwekkende werking bij vogels.

Zooals wij in het vorige hoofdstuk gezien hebben,
kan men met hooge doses van Valeriaanpreparaten
een sterke depressie van het Centrale Zenuwstelsel
bewerken, waardoor narcose en zelfs de dood kan
intreden. Deze depressie is b.v. zeer duidelijk en
vroegtijdig waar te nemen aan de motoriek (pot-
loodproef) en aan de ademhaling.

Er bestaan vele deprimantia van het Centrale
Zenuwstelsel; sommige daarvan zijn bruikbaar als
narcotium (b.v. aether), andere als doorslaap-
middel (b.v. veronal), nóg weer andere als
Sedati-
vum, gewoonlijk tevens als inslaapmiddel (b.v. na-
trium bromide).

Het is daarom aangewezen om ook de preparaten
uit Radix Valerianae in deze richtingen te onder-
zoeken. Daarbij kan van te voren worden gezegd,
dat de aandacht vooral zal moeten worden gericht
op de mogelijke bruikbaarheid als
Sedativum, aan-
gezien dit de indicatie is, welke in de praktijk tot
het voorschrijven van Valeriaanpreparaten leidt.

Om na te gaan of Valeriaan een slaapwerking
heeft, heb ik de door H o n d e 1 i n k aangegeven
methode voor het onderzoek van slaapmiddelen
gevolgd. Hij heeft bij zijn proeven gebruik gemaakt
van duiven en vinken, waarvan alleen de laatsten
geschikt zijn gebleken.

Wanneer men bij dieren een onderzoek naar
slaapwerking wil doen, stuit men steeds weer op de
moeilijkheid om normalen slaap van lichte narcose
te onderscheiden. Sommige onderzoekers, die bij
konijnen slaapproeven hebben gedaan, spreken van
slaap als het dier in zijligging gaat. Terecht merkt

-ocr page 62-

H O n d e 1 i n k hierbij op, dat dit dier bij den na-
tuurUjken slaap nimmer op de zijde ligt. Anderen
nemen als kriterium voor normalen slaap, dat het
proefdier (hond, kat) op elk moment moet
zijn te
wekken, daarbij den kop moet opheffen of zich ge-
heel oprichten. Echter vertoonen zulke dieren dan
vaak nog een abnormalen gang en is het wekken
dus niet volledig mogelijk. Ook in lichte narcose is
het trouwens mogelijk dieren nog te wekken en
door prikkels tot opstaan te brengen, hoewel hier
toch niet van een natuurlijken slaap kan worden

gesproken.nbsp;i i ^

Een hulpmiddel om te bepalen of een dier slaapt
dan wel in een narcotischen toestand verkeert, heeft
men in het onderzoek naar de aanwezigheid van de
lichaamsrichtreflexen. Vooral bij vogels zijn deze
reflexen in den slaap steeds aanwezig en verdwij-
nen reeds in lichte narcose. Hoewel niet al e, weten
de meeste vogels hierdoor ook in den slaap hun
normale houding op een tak of stok te bewaren.

Bij vinken b.v. heeft nauwkeurige beschouwing
geleerd, dat wanneer een vink wakker is, hij' zeker
geen tijd lang rustig blijft zitten, maar voortdurend
van het stokje op den bodem springt en omgekeerd.
Of een vink slaapt, is gemakkelijk te zien aan de
ietwat samengedrongen houding, de wat meer ge-
bogen pooten, de soms tusschen de veeren gestoken
kop en de gesloten oogen; hij blijft echter op den
stok en
slaapt nimmer op den bodem.

We kunnen dus zeggen: Als een vink eemgen
tijd rustig op den stok heeft gezeten, heeft hij ge-
slapen, Wanneer er echter een Uchte narcose m het
spel is, kan hij zich niet meer op den stok houden
en blijft zich op den bodem wat ataktisch rond be-
wegen, waarbij de staart dan als derde steunpimt
dienst doet, blijft daar zitten of neemt eventueel bij
zwaardere narcose zelfs zijUgging aan.

-ocr page 63-

Voor mijn proeven gebruikte ik daarom kooien,
zooals door H o n d e 1 i n k beschreven, met een
bodem die aan één zijde is opgehangen en aan de
andere zijde steunt op een tambour van Marey.
Deze wordt door een gummislang verbonden met
een andere tambour, waarop een aluminium schrij-
ver is bevestigd. Ook de stok is op een dergelijke
manier aangebracht en eveneens met een schrijver
verbonden. Elke beweging van stok of bodem kan
op deze wijze worden geregistreerd op een Zim-
mermann kymographion, waarvan de trommel
éénmaal per etmaal rond draait. Deze apparatuur
is zóó gevoelig dat elke beweging van de vinken
een duidelijken uitslag op het beroete papier schrijft.
Zonder dat de dieren voortdurend behoeven te
worden waargenomen of gestoord, kan men dus op
het kymographionpapier nauwkeurig aflezen, hoe
zij zich in een afgeloopen etmaal hebben gedragen
(zie fig. 4).nbsp;, , ,

De vink behoort tot de monophasische dieren
waarbij de slaapperiode samen valt met de duister-
nis; zoo zal hij dus in den winter ook langer slapen
dan in den zomer. Gedurende 24 uur in donker
gezet, blijkt hij ook bijna gedurende het heele et-
maal te slapen, waaruit dus volgt dat het licht van
grooten invloed is op den duur van den slaap. Als
men dus de werking van slaapmiddelen wil onder-
zoeken, moet dit overdag gebeuren; dit heeft H o n-
d e 1 i n k ook gedaan en gevonden, dat de dosis
van een slaapmiddel, die noodig is om de vinken
overdag eenigen tijd te doen slapen, zeer dicht
grenst aan de narcotische dosis, waarbij de dieren
dus niet meer op den stok kunnen blijven. Dit is
niet in overeenstemming met datgene wat men zou
verwachten, daar de dosis van een slaapmiddel die
bij den mensch noodig is, nog ver beneden de nar-
cotische ligt. Echter geeft men deze middelen dan

-ocr page 64-

's avonds, als dus reeds de behoefte aan slaap be-
staat. Renner zegt trouwens ook in zijn mono-
grafie: „De meeste slaapmiddelen geven in een des
avonds werkzame dosis, overdag geen slaap .

Om dus bij vinken betrouwbare uitkomsten te
krijgen, moet men de slaapmiddelen toedienen in
een periode, waarin de dieren behoefte aan slaap
hebben. Het meest ideale proefdier zou dus zijn:
een vink in polyphasischen toestand, met veel af-
wisselende slaap- en waakperioden. Het is nu in-
derdaad mogelijk om deze dieren kunstmatig poly-
phasisch te maken. nl. door ze in een voor het
daglicht afgesloten vertrek te zetten en boven de
kooien eenige sterke electrische lampen voort-
durend te laten branden. Wanneer men onder deze
omstandigheden een curve laat schrijven, blijkt, dat
in het eerste etmaal de rechte lijn overeenkomend
met de slaapperiode, ongeveer op hetzelfde uur be-
gint, doch wat vroeger eindigt, dan bij vinken die
in daglicht zitten. Elk volgend etmaal wordt de
nachtlijn korter (en dus de dagcurve langer), tot-
dat tenslotte na ongeveer 9 dagen de nachtlijn vol-
komen verdwenen is. De dieren zijn dan behoudens
ettelijke kleine pauzen van ten hoogste 15 minuten,
de qkeele 24 uur in actie (zie fig. 4); zij zijn dus
polyphasisch geworden en verkeeren voortdurend

in dezelfde behoefte aan slaap, i)

Als men bij zulke polyphasische vinken slaap wil
opwekken, is hiervoor een veel lagere dosis, die
ver onder de narcotische ligt. reeds voldoende.
Deze dosis is per KG. vink praktisch gelijk aan de
gebruikelijke slaapdosis per KG. mensch.

Merkwaardig is. dat de narcotische dosis bij poly-
phasische vinken ook gedaald is. doch in verhou-
ding veel minder dan de slaapdosis. Hieruit blijkt.

quot;TH^Ia^eveer 2 maanden polyphasisch te zijn geweest zag ik dieren
lanjzamerrnd weer monophasisch worden, niettegenstaande de voortdu-

rende belichting.

-ocr page 65-

iiÉiiliiiülliiM

lüiWUiittüL-

r s

\ B
( S

mM

II

MMIIIi^

Ba

T

s

B

s

B

III

lY

T

'S
B

lllililiUiL

■I

iSiu!^

.....JA il.

rKum ra

YI

T^ip

W . i.

B

T '

S

B

r s-

B

YII

YIII

MUiifllllilil^ él^m

iiidiiiiiit .iJ kjyiyii liJiiiiiik

Fig. 4. Slaapproeven met vinken.

I en 11. Monophasische vinken (in daglicht).
ni_Vlll. Polyphasische vinken (in kunstlicht).

Bijy is aan no. 111 toegediend: inf. Val. (Grooth.) uit 0.30 gram wortel.

Hier geen slaapwerking.
Bij y is aan no. VII toegediend: inf. Val. (Grooth.) uit 0.35 gram wortel.
Duidelijke slaapwerking. Het contróle-dier is eveneens rustig ge-
weest.

T = Tijdlijn (in uren).
S = Stok-curve.
B = Bodem-curve.

-ocr page 66-

dat in een toestand van behoefte aan slaap, som-
mige reflexen gemakkelijker genarcotiseerd worden
(Hondelink).

Het onderzoek heeft nu geleerd, dat met Valeri-
aanpreparaten bij polyphasische vinken eveneens
slaap is te verwekken. De vraag of Valeriaan hier
als inslaap- of als doorslaap-middel werkt, is te be-
antwoorden door te beproeven of een zuiver inslaap-
middel bij vinken ook effect heeft. Dit blijkt niet
het geval te zijn, daar men met bromiden bv. geen
veranderingen in de curve kan zien optreden
(H
O n d e 1 i n k, niet gepubliceerde proeven).

Als conclusie blijft dus over, dat de bij vinken
waargenomen slaap berust op de werking van een
doorslaapmiddel.

De bepaling van de kleinste slaapdosis van Vale-
riaanpreparaten werd gedaan op vier vinken, wier
kooien twee aan twee naast elkaar stonden. Van
elk paar nam ik afwisselend één vink als proefdier
en den andere als contróle-dier.

Als kleinste slaapdosis wordt die dosis gerekend,
waardoor de vink minstens 1 uur onbeweeglijk op
den stok heeft gezeten. Herhaaldelijk was waar te
nemen, dat het contróle-dier, blijkbaar beinvloed
door de gedraging van het proefdier dat juist inge-
spoten was, ook ging slapen (zie fig. 4).

Alle onderzochte Valeriaanpreparaten zijn per os
toegediend, hetgeen geschiedt met een tuberculine-
spuit met stompe naald. Het medicament moet lang-
zaam en druppelsgewijs worden ingegeven, zoodat
het dier rustig den tijd heeft om afwisselend te
slikken en te ademen. Onmiddellijk na de toedie-
ning wordt de kamer verlaten en de vinken aan
zichzelf overgelaten.

De aldus bepaalde kleinste slaapdosis van de
verschillende preparaten zijn in de volgende tabel
opgenomen.

-ocr page 67-

100 gram wortel levert:

slaapdoses

KLEINSTE SLAAPDOSIS:

PREPARAAT:

d. 1. m.
per 20 gr. muis

slaapdoses
per 20 gr. vink

d. 1. m.

Ol. Val.nbsp;(Grooth. pur.)

Ol. Val.nbsp;(Grooth. aeth.

Ol. Val.nbsp;(gestab.) . . .

Ol. Val.nbsp;(versch) . . .

Ol. Val.nbsp;(Grooth.) . .

Infus. Val.nbsp;(Grooth.) . .

„nbsp;(gestab.) . .

„nbsp;(Noordwijk) .

Tinct. Val. (Grooth.) . .

„ „nbsp;(gestab.) . .

„nbsp;(Noordwijk) .

Extr. Val.nbsp;(Grooth.) . .

„nbsp;(gestab.) . .

„ „nbsp;(Noordwijk) .

0.04 cM.3
0.04
0.04
0.03
0.01

uit 12.5 gram wortel
21
10

3.4 „

286
500
400

1000
500
1000

500
250
500

0.35nbsp;„

0.20nbsp;„

0.25nbsp;„

0.10

0.20nbsp;„

0.10nbsp;„

0.20nbsp;„

0.40nbsp;„
0.20

8 per os
4.8
10
29

1.5 per os
2.7

4.3

0.125 X

294 subcutaan

143

250

312
200
333

417
333
455

5.3
1.8

6.7

0.97

3.5

1.6

3.2
2.5
3

1.2
0.75
1.1

-ocr page 68-

Uit de gegeven tabel is te concludeeren:

1.nbsp;dat, hoewel Ol. Val. (aeth.) veel giftiger is
dan Ol. Val. (pur.), de slaapverwekkende werking
dezelfde is, dus de Ol. Val. (pur.) als slaapmiddel
zou zijn te prefereeren, ware het niet dat dan wel-
licht 100 cM.3 van dit ongenietbare middel voor
den mensch noodig zou blijken.

2.nbsp;dat de olie, in verhouding tot de hoeveelheid
wortel waaruit ze bereid is, slechts een zeer geringe
werking vertoont, dus voor wat de slaap verwek-
kende werking betreft van zeer ondergeschikt be-
lang moet worden geacht.

3.nbsp;dat in een tinctuur ongeveer 100 % meer
werkzame bestanddeelen overgaan dan in een
extract of infuus. Een uitzondering hierop maakt
de gestabiliseerde wortel, daar het infuus en de
tinctuur hiervan gelijkwaardig blijken.

4.nbsp;dat infuus van gestabiliseerden wortel een
krachtiger werking vertoont dan een infuus van
onbehandelden wortel, doch daartegenover de
waarde van het extract en de tinctuur sterk is af-
genomen.

5.nbsp;dat de verwachting, die men (gezien de be-
reidingswijze) aan het extract zou stellen, sterk
teleurstelt. De hypothese dringt zich hier op, dat het
infuus stoffen bevat die de intrede van slaap ver-
hinderen. Bij de bereiding van het extrakt zou dan
het waterig aftreksel (= ingedampt infuus) de wer-
king van het eerste deel (= ingedampte tinctuur)
tegenwerken. Slechts bij den gestabiliseerden wor-
tel geeft deze hypothese geen geheel bevredigende
oplossing.

Wij zullen thans zien of de onderzochte wortels
voldoen aan de eischen van de Nederlandsche
Pharmacopee, Editie V.

-ocr page 69-

Omtrent den Radix Valerianae wordt voorge-
schreven, dat het aschgehalte ten hoogste 10 %
mag bedragen. Het aschgehalte bedraagt van:

Rad. Val. (Grooth.) 5.4 %
„ (Gestab.) 10 %
„ (Noordw.) 11.2%

Hieruit blijkt dat de wortel (Noordwijk) eigen-
lijk niet aan dezen eisch voldoet. In den „Commen-
taarquot; zagen we echter, dat herhaaldelijk een
aschgehalte van meer dan 10 % voorkomt, doordat
de wortel meer dan 3 % zand bevat. De kweeker
heeft dus blijkbaar den wortel onvoldoende van
zand bevrijd. De gestabiliseerde wortel is blijkbaar
beter gereinigd en voldoet nog juist aan den eisch,
terwijl de Radix (Grooth.) zeer zuiver is.

Voorts stelt de Pharmacopee nog eischen aan de
tinctuur, nl. dat het Soortelijk Gewicht 0.900—0.910
moet bedragen en de verdampingsrest minstens 2%.

De tincturen van de door mij onderzochte wortels
geven de volgende waarden:

Tinct. Val. (Grooth.): Soortelijk Gewicht 0.901 Verdampingsrest 3.9 %
„ (Noordw.): „nbsp;„ 0.904nbsp;„nbsp;4.4%

„ (Gestab.):nbsp;0.893nbsp;„nbsp;1.8%

Hieraan moet nog worden toegevoegd, dat de
tincturen van de wortels (Noordwijk) en (Grooth.)
de normale donker roodbruine tint hebben, doch dat
de tinctuur (gestab.) zeer lichtbruin gekleurd is
(hoewel de wortel zelf juist zeer donker van
kleur is).

Conclusies:

le. De eisch van de Pharmacopee betreffende de
verdampingsrest is zeker niet streng.

-ocr page 70-

2e. Echter kan de gestabiliseerde wortel geen tinc-
tuur leveren die aan de eischen voldoet.

3e. Deze wortel zou echter, indien hij niet gestabi-
seerd was, ruim aan de eischen voldaan hebben.

4e. Behoeft het dus niet te verwonderen dat de
tinctuur {Gestab.), wat de slaapverwekkende
werking bij vogels betreft, een geringe waarde
heeft.

Wanneer men de benoodigde slaapdosis voor
vinken van de infusen en tincturen, welke toch
de meest gebruikelijke toedieningsvormen bij den
mensch zijn, omrekent per K.G. lichaamsgewicht,
dan zou de voor den mensch benoodigde slaapdosis
zich in een infuus uit 600 gr. wortel bevinden, d.w.z.
6000 gr. infuus 600/6000. Daar de gebruikelijke
dosis van een infuus 10/100 cM.^ per dag bedraagt,
(dus wanneer driemaal daags wordt voorgeschre-
ven slechts 35 cM.^ per keer), is het duidelijk, dat
de gebruikelijke therapeutische dosis te laag ligt om
als slaapmiddel (doorslaapmiddel) te kunnen die-
nen. Trouwens blijkt uit de tabel, dat de doorslaap-
dosis ook wel zeer dicht bij de toxische dosis ligt
(zie laatste kolom). Nu is het heel goed mogelijk,
dat men voor de sedatieve werking (eventueel voor
het gebruik als inslaapmiddel), met een veel kleinere
dosis zou kunnen volstaan. Dit zal het onderwerp
van het volgende hoofdstuk moeten zijn.

-ocr page 71-

HOOFDSTUK VI.

Sedatieve werking bij den mensch.

In het vorige hoofdstuk is aangetoond, dat Vale-
riaan pharmacologisch werkzaam is, voorzoover
het de slaapverwekkende werking betreft. In de
praktijk wordt Valeriaan echter niet als slaapmid-
del gebruikt, doch als Sedativum. Daar de sedatieve
werking van een geneesmiddel met het dier-experi-
ment niet is aan te toonen, moet een dergelijk onder-
zoek op den mensch geschieden: n.1. langs psycholo-
gischen (psycho-pharmacologischen) weg.

Voor de bepaling van de sedatieve werking heb
ik mij bediend van het reactie-experiment en wel
in zijn eenvoudigsten vorm, d. w. z. dat aan een
proefpersoon de opdracht werd gegeven bij de
waarneming van een bepaalden acustischen prikkel
zoo snel mogelijk te reageeren met een afgesproken
beweging. Nu onderscheidt men twee soorten reac-
ties: sensorische en musculaire. Bij de eerste is de
proefpersoon voornamelijk ingesteld op een goede
waarneming van den prikkel, bij de tweede op een
zoo snel mogelijk uitvoeren der beweging. In het
eerste geval zijn de reactie-tijden betrekkelijk lang,
in het tweede betrekkelijk kort. Dit verschil vindt
zijn verklaring in het feit, dat enkele der processen,
waaruit de reactie is opgebouwd, bij instelling van
den proefpersoon op het zoo snel mogelijk uitvoe-
ren der beweging óf geheel weg-, óf geheel of ge-
deeltelijk samen vallen. Zoo valt bij musculaire re-
acties de apperceptie van den prikkel geheel weg,
óf zij treedt eerst na afloop van het eigenlijke expe-
riment op. Bij voldoende oefening kan de proefper-
soon het zelfs zoover brengen, dat de perceptie

-ocr page 72-

van den prikkel en de bewegingsimpuls elkaar ge-
deeltelijk bedekken.

Dat dergelijke veranderingen in de structuur van
het reactie-proces zich in den duur der reacties zul-
len weerspiegelen, spreekt vanzelf. Eveneens zal
het duidelijk zijn, dat het voornemen om zoo snel
mogelijk op den prikkel te reageeren, verkeerde en
voorbarige reacties in het leven zal roepen. Door-
dat de aandacht op de uitvoering der beweging ge-
concentreerd en van de waarneming van den prik-
kel afgeleid is, reageert men nl. licht op andere
prikkels dan die welke men verwacht, of zelfs vóór
dat er van de inwerking van eenigen prikkel
sprake is.

De opzet van mijn proeven nu was van dien aard,
dat hij wel een musculaire instelling bij de proef-
personen in het leven moest roepen. Dit werd be-
reikt, door aan de reactiebeweging die moest wor-
den uitgevoerd, een biologische beteekenis te geven.
Het geheele reactieproces werd nl. in een sterke
vitale behoefte ingebouwd, door de reactie-bewe-
ging den vorm van een vluchtbeweging te geven en
den proefpersoon te waarschuwen, dat bij een te
langzame reactie een electrische schok het onaf-
wendbaar gevolg zou zijn. Zoodoende doet men een
beroep op de vitale behoefte, om wat schaadt en
onaangenaam is te vermijden. De snelheid van de
reacties kan zoo tot een zeer groote hoogte worden
opgevoerd.

Onder deze omstandigheden mag men verwach-
ten, dat de proefpersonen musculair zullen zijn inge-
steld; de kans op het optreden van verkeerde en
voorbarige reacties wordt zoodoende inderdaad zeer
vergroot. Vooral geldt dit voor de voorbarige. De
proefleider kan nl. naar believen het moment
waarop de electrische schok wordt gegeven, ver-
vroegen en de proefpersonen dwingen zich hoe

-ocr page 73-

langer hoe meer op het snel uitvoeren der beweging
te concentreeren en daardoor een toestand van
zenuwachtige spanning in het leven roepen, die
wezenlijk niet verschilt van die, waarin b.v. athle-
ten — hardloopers op den korten afstand — verkee-
ren. Voor hen komt het er evenzeer als voor den
proefpersoon op aan zoo spoedig mogelijk ,,wegquot; te
zijn. En de talrijke „valsche startsquot; — voorbarige
reacties — getuigen eenerzijds voor de felheid hun-
ner musculaire concentratie, maar anderzijds ook
voor de grootte der zenuwachtige spanning, waarin
zij verkeeren.

De vraag is nu, of door toediening van Valeriaan-
preparaten de zenuwachtige spanning, waarin de
proefpersoon door het korte interval tusschen de
inwerking van den acustischen prikkel en het optre-
den van den electrischen schok gedurende het
experiment verkeert, kan worden verminderd.
Objectief zou dit moeten blijken uit een verminde-
ring van het aantal voorbarige reacties.

Aan de hand van het nevenstaand schema, zal
de gebezigde proefopstelling nader worden uiteen-
gezet.

De beide contact-armen van het tijdzinapparaat B
worden door een electromotor C in voortdurend
langzaam draaiende beweging gehouden. Aan den
vasten rand van dit apparaat, die voorzien is van
een graadverdeeling, bevinden zich de gemakkelijk
verplaatsbare en uitermate licht te verbreken con-
tacten P en Q, terwijl aan den geïsoleerden vasten
arm R nog een sleepcontact is aangebracht.

De door A aangegeven chronoscoop is een
electrisch gedreven uurwerk, waarop een tijdsver-
loop, tot op één duizendste seconde nauwkeurig, kan
worden afgelezen.

Door middel van een morse-sleutel L kan men

-ocr page 74-

A.nbsp;Chronoscoop

van HIPP.

B.nbsp;Tijdzinapparaat

van WUNDT.

C.nbsp;Electromotor.

D.nbsp;Klik-relais.

E.nbsp;Inductie-klos.

F.nbsp;Relais voor den schok.

G.nbsp;Omschakelaar.

H.nbsp;Onderbreker (p.p.)

I.nbsp;Vingerhoed.
J. Accu.

K. Zoemer.
L. Morse-sleutel.
P.—Q. Onderbrekers.
R. Sleepcontact.

-ocr page 75-

naar believen den zoemer K inschakelen, zoodat
deze zich (tijdens het kortdurende sleepcontact bij
R) kan laten hooren.

Een tweede signaal-apparaat is het relais D, dat
bij het verbreken van het contact P uitslaat en een
duidelijken klik geeft. Tevens begint op dit moment
de chronoscoop te loopen indien en zoolang de
onderbreker H is ingeschakeld. Deze onderbreker H
is het eenige onderdeel, waarmede de proefpersoon
rechtstreeks te maken heeft; de rest van de proef-
opstelling staat voor hem verborgen achter een
scherm, om de aandacht niet af te leiden.

Dezelfde naald, die het contact P verbreekt, zal
een onderdeel van een seconde later ook Q verbre-
ken, waardoor het relais F uitslaat en zoodoende
den secondairen stroom van een inductieklos E
sluit, om eventueel den proefpersoon via het door
hem gesloten contact H te treffen.

Door den onderlingen afstand van de contacten
P en Q te wijzigen, kan men dus het tijdsverloop
tusschen het klik-signaal en den „electrischen
schokquot; regelen. Als men de omschakelaar G naar
links zet, kan deze tijd met behulp van den chro-
noscoop nauwkeurig worden ingesteld.

De gang van zaken tijdens de proef is nu als volgt:

De proefpersoon (p.p.) zet zich aan een tafel,
waarop alleen de onderbreker H is bevestigd, terwijl
de proefleider achter het scherm plaats neemt om de
verschillende apparaten te bedienen en de reactie-
tijden te noteeren. Met behulp van een koperen
griffel sluit de p.p. het contact H, welk contact zoo
snel mogelijk verbroken moet worden na het hooren
van het klik-signaal. Als waarschuwing hoort hij
echter anderhalve seconde vooraf reeds even den
zoemer.

Daar het tijdsverloop tusschen het hooren van
den zoemer en van het klik-signaal constant is, is het

-ocr page 76-

mogelijk dat de p.p. voorbarig reageert, d.w.z. dat
hij het contact H reeds heeft verbroken, vóór het
contact P is uitgeslagen; de chronoscoop blijft in dat
geval stilstaan.

De reactie-snelheid wordt berekend uit het ge-
middelde van 20 bepalingen, terwijl het aantal voor-
barige reacties hierbij eveneens wordt genoteerd.
Daarna wordt de „electrische schokquot; ingeschakeld,
waarbij de p.p. den vingerhoed aan één der vingers
van de rechterhand krijgt. De afstand P—Q wordt
daarbij voor ieder p.p. zoodanig ingesteld, dat het
tijdsverloop tusschen de onderbreking van deze
contacten gelijk is aan de reeds bepaalde gemiddelde
reactie-snelheid. Dan worden weer 20 bepalingen
gedaan. Onmiddellijk na afloop van deze laatste
serie krijgt de p.p. dan een Valeriaan-preparaat in
te nemen. Na een uur rust, teneinde het genees-
middel te laten „inwerkenquot;, worden dan weer 20
bepalingen zónder en 20 mét schok gedaan en ook
weer de tijden en voorbarige reacties genoteerd.

Het lag nu in de bedoeling, om aan de hand van
een groote serie proefpersonen uit te maken, of
Valeriaan inderdaad een sedatieve werking ver-
toont, en zoo ja, welke preparaten (speciaal ook
met het oog op den gestabiliseerden wortel) dan wel
de beste werking vertoonen.

Een aantal studenten, die zich welwillend als p.p.
hadden beschikbaar gesteld, is op de beschreven
wijze onderzocht. Hierbij is gebleken, dat men bij
dergelijke proeven over goed geoefende proefperso-
nen dient te beschikken. De onderlinge verschillen
tusschen de reactie-tijden liepen namelijk zóó sterk
uiteen, dat van een juiste beoordeeling van de resul-
taten geen sprake kon zijn. Daarnaast zijn er ook
proefpersonen gevonden, die, hoewel zij van nature

-ocr page 77-

behoorlijk constant reageeren, weer onbruikbaar
zijn, daar zij zich van een electrischen schok hoe-
genaamd niets aantrekken en waardoor de voor het
welslagen van de proef noodzakelijke factor
„zenuwachtige spanningquot; niet in het leven kon wor-
den geroepen.

Zoodoende heb ik ten slotte slechts de beschik-
king gehad over 2 bruikbare proefpersonen, en het is
door dit kleine aantal, dat het onmogelijk was om
de diverse Valeriaan-preparaten onderling met
elkander te vergelijken. Er bleef dus alleen de moge-
lijkheid over, om uit te maken of de gebezigde proef-
opstelling geschikt is om een eventueele sedatieve
werking van Valeriaan aan te toonen.

Teneinde te voorkomen, dat de p.p. door de
wetenschap, dat zij Valeriaan toegediend hadden
gekregen, suggestief zouden worden beïnvloed,
hebben wij hun ook in de controle-proeven een
vloeistof, die wat kleur, reuk en smaak betreft met
de gebezigde Valeriaan-preparaten overeenkwam,
te drinken gegeven. Bij navraag bleek, dat geen der
proefpersonen erin geslaagd was, de echte van de
pseudo-Valeriaan te onderscheiden.

Met behulp van de nevenstaande tabel, zullen de
resultaten van 4 proefpersonen besproken jjvorden.

Proefpersoon A is een zeer rustig iemand, die
zelf verklaarde, dat hij in het geheel niet bang was
voor een electrischen schok en dit ook inderdaad
toonde. Daardoor was het buitengewoon moeilijk
hem in de vereischte „zenuwachtige spanningquot; te
brengen. Desniettemin slaagden wij er met onzen
opzet toch in, bij hem nog twee voorbarige reacties
in het leven te roepen.

Dat Valeriaan bij een p.p. met zulk een geringe
emotionaliteit geen of slechts geringe werking zal

-ocr page 78-

c

§ i
£ 3

quot;S C

3-1

•-W U

«u

y Ö

Êig
N

O

•2= S

.2
0 w

■V-a
'j ^

CQ (U

ê: a

co

■e s
81

toegediend
preparaat
(uit
10 gram
wortel)

JA

■V a
11

■■ö U

y ^
s

M

lt;U

05 wî

II
gt;

s-l
'j

H 4)
^ fi

Il

t-i CO
8 ti

À. 28/3

98

96

2

inf. (Grooth.)

88

1

89

2

B. 5/4

111

-

112

5

inf. (Grooth.)

107

-

102

1

C. 8/2

151

68

6

extr. (Grooth.)

98

76

-

12/2

72

67

2

extr. (gestab.)

58

1

59

3

14/2

78

72

2

extr. (Grooth.)

80

-

68

-

15/2

89

75

Geen Valeriaan

93

67

18/2

93

-

63

1

Geen Valeriaan

87

-

65

1

D. 14/3

85

3

73

11

inf. (Grooth.)

89

1

86

1

15/3

80

1

54

9

idem.

94

1

72

3

25/3

107

2

92

idem.

127

-

117

-

28/3

138

98

-

idem.

136

-

104

30/3

125

2

99

2

inf. (gestab.)

123

-

106

2

27/4

92

76

6

Geen Valeriaan

107

94

5

29/4

110

92

7

extr. (Noordw^ijk)

118

-

94

2

1/5

130

87

11

extr. (Grooth.)

131

86

2

3/5

121

70

6

Geen Valeriaan

136

84

5

De reactietijden zijn aangegeven in duizendsten van een seconde.

-ocr page 79-

uitoefenen, ligt voor de hand. Proefpersonen, zooals
A, zijn voor deze proeven ongeschikt.

Proefpersoon B verklaarde een electrischen schok
uitermate onaangenaam te vinden. Dat hij er noch-
tans niet in slaagde zijn reactie-snelheid te vergroo-
ten, was volgens p.p. te wijten aan de omstan-
digheid, dat zijn aandacht sterk werd afgeleid door
het hooren van de verschillende bijgeluiden, die aan
deze proefopstelling eigen zijn. Het aantal voor-
barige reacties is echter na het gebruik van
Valeriaan van 25 % tot 5 % terug geloopen.

Ondanks dit vrij gunstige resultaat hebben wij
toch van verdere experimenten met dezen p.p. afge-
zien, daar hij, de bedreiging met electrischen schok
ten spijt, voortging sensorisch te reageeren.

Proefpersoon C, die na een korte oefening reeds
behoorlijk constant reageerde, bleek in het begin
evenmin gesteld op een electrischen schok. Hij
reageerde goed op Valeriaan-extract uit den Radix
(Grooth.), waardoor de 6 voorbarige reacties, na
het innemen van het extract, verdwenen waren
(C, 8/2).

Bij de proef op 12/2 bleek het extract uit den
gestabiliseerden wortel geen invloed te hebben op
de twee voorbarige reacties, want na het innemen
van het extract werd zelfs nog driemaal voorbarig
gereageerd. Op 14/2 bleken echter twee voorbarige
reacties door niet-gestabiliseerde Valeriaan nog te
kunnen verdwijnen.

Bij de proeven op 15/2 en 18/2 was de proefper-
soon reeds zóó met de proef vertrouwd geraakt, dat
hij voorbarig reageeren kon voorkomen. Deze con-
tróle-proeven zónder Valeriaan zijn dus waardeloos.
Wij hebben derhalve de proeven met p.p. C
gestaakt.

Proefpersoon D is een bij uitstek geschikt p.p.
gebleken, daar hij een geweldigen angst had

-ocr page 80-

voor den „schokquot;, zóó zelfs, dat hij bij de
proeven, waarbij de schok was ingeschakeld, sterk
transpireerde! Voorts is D iemand, die bij dergelijke
experimenten als proefpersoon pleegt te fungeeren.

Uit de tabel van p.p. D is te zien, dat:

le. de reactie-snelheid een dagelijks vrij sterk
wisselende waarde heeft.

2e. de angst voor een onlust-gevoel eveneens
sterk kan wisselen (zie 25/3 en 28/3).

3e. het infuus (gestab.) (evenals het extract
(gestab.) bij p.p. A) geen werking vertoont.

4e, wanneer wij de som van het aantal voor-
barige reacties in de experimenten-met-schok
van de dagen 27/4 en 3/5 vergelijken met die
van de dagen 29/4 en 1/5, de totalen zónder
Valeriaan verminderen van 12 op 10 en die
mèt Valeriaan van 18 op 4.

Hiermede is duidelijk het bewijs geleverd,
dat althans bij dezen nerveuzen p.p. aan
Valeriaan een sedatieve werking kan worden
toegekend.

Interessant is het, nog te vermelden, dat p.p. D op
27/4 zelf meende, dat hem een groote hoeveelheid
Valeriaan was toegediend. Hij deelde dan ook aan
den proefleider mede, dat hij zich buitengewoon
rustig gevoelde, dat hij niet transpireerde en minder
dan gewoonlijk tegen een eventueelen schok opzag.
Ondanks deze auto-suggestie is hij er echter niet in
geslaagd om zónder Valeriaan het aantal zijner
voorbarige reacties te verminderen, waaruit blijkt,
dat het mogelijk is, met dit soort experimenten de
suggestieve invloeden van de werkelijk sedatieve te
isoleeren.

-ocr page 81-

SAMENVATTING.

1.nbsp;Hoewel de wetenschappelijke publicaties over
de klinische werking van Valeriaan-preparaten
zeer gering in aantal zijn en niet alle even kritisch
zijn gesteld, krijgt men uit deze literatuur toch den
indruk, dat Valeriaan in sommige gevallen als ge-
neesmiddel te gebruiken is. Het enorme verbruik
van Valeriaan geeft, nog veel sterker dan de lite-
ratuur, de overtuiging, dat met dit geneesmiddel
bruikbare resultaten worden verkregen: het is niet
aan te nemen, dat een waardeloos middel eeuwen-
lang een valschen roem zou kunnen handhaven.

2.nbsp;De literatuur omtrent het pharmacologisch
onderzoek van Valeriaan-preparaten stelt na het
verkrijgen van deze overtuiging teleur. Weliswaar
worden een aantal proeven vermeld, waaruit ge-
concludeerd wordt tot narcotische werking, doch
over de eigenlijke werking, de sedatieve, zwijgt
deze literatuur. Dit moet worden toegeschreven aan
het feit, dat nog nooit op een rationeele wijze werd
getracht deze sedatieve werking aan te toonen.

3.nbsp;Uit het in dit proefschrift beschreven onder-
zoek is gebleken:

A. dat het olie-gehalte van verschillende mon-
sters Valeriaanwortel varieert van 0.40—0.86 %
(door stoomdestillatie verkregen en door wegen
quantitatief bepaald). Het geringste oliegehalte
werd gevonden bij den gestabiliseerden wortel.
Men kan de olie gemakkelijk in twee fracties split-
sen, die een verschillende giftigheid vertoonen.
Voorts is de olie reeds uit verschen wortel te ver-
krijgen in relatief groote hoeveelheid. Wortel, die
6 weken vóór den rooitijd geoogst is, bevat aan-
zienlijk minder olie, dan de op den juisten tijd ge-

-ocr page 82-

rooiden wortel. Verder bleek, dat in het infuus
slechts 1/20 deel, doch in de tinctuur meer dan de
helft van de olie uit den wortel overgaat.

B. De bepaling van de doodelijke dosis van de
olieën, tincturen, infusen en extracten bij muizen,
toonde aan dat verschillende soorten olie een ver-
schillende giftigheid bezitten, en dat de doodelijke
werking van de galenische preparaten slechts voor
een zeer gering gedeelte op de daarin aanwezige
olie kan berusten. Alle preparaten veroorzaakten
een zelfde vergiftigingsbeeld, in hoofdzaak bestaan-
de uit een narcose en een remming der ademhaling.
De giftigheid van gestabiliseerden wortel is belang-
rijk minder, dan van
niet-gestabiliseerden wortel.

C De slaapverwekkende werking werd bestu-
deerd bij vinken; daarbij bleek, dat Valeriaan-pre-
paraten als doorslaapmiddel kunnen werken. Ook
hier berust de werking der galenische preparaten
slechts voor een zeer gering gedeelte op de aanwe-
zigheid van de olie. De gestabiliseerde wortel lever-
de een weinig werkzame tinctuur en extract, terwijl
het infuus minstens even sterk werkt als van den
gewoon gedroogden wortel.

D De sedatieve werking werd onderzocht op
proefpersonen, bij wie een kunstmatige „zenw-
achtige spanningquot; in het leven werd geroepen. Het
bleek, dat bij de daarvoor geschikte proefpersonen,
een duidelijke sedatieve werking kon worden a^-
getoond, zoowel met infusen als met extracten. De
preparaten van gestabiliseerden wortel, die echter
slechts bij twee gevallen werden toegediend, maak-
ten bij dit psychologisch onderzoek geen besten

Resumeerend kunnen we omtrent den gestabili-
seerden wortel nog zeggen, dat de tinctuur niet vol-
doet aan de eischen van de Pharmacopee voor wat
betreft de verdampingsrest en het soortelijk ge-

-ocr page 83-

wicht; dat uiterhjk en reuk niet bijzonder gunstig
afsteken tegenover den onbehandelden wortel; dat
van de preparaten uit den gestabiliseerden wortel
de giftigheid geringer
is, de narcotische werking ge-
ringer is, de slaapverwekkende werking geringer is
en waarschijnlijk ook de sedatieve werking geringer
is, dan van gewonen Valeriaanwortel. Dit alles
geldt natuurlijk slechts voor wortel, die gestabili-
seerd is op de door mij beschreven wijze. Ik ben
echter overtuigd, dat stabiliseeren met alkoholdamp
op welke wijze ook uitgevoerd, tot dezelfde resul-
taten zal leiden.

-ocr page 84-

LITERATUUR.

1.nbsp;Averbuck.

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm, bd. 157, bl. 359.

2.nbsp;Bachem.

Arzneitherapie des praktischen Arztes. 1919. bl. 104.

3.nbsp;Bock.

Experimente über die Wirkungsweise der Radix

Valerianae.

Diss. Göttingen 1874.

4.nbsp;Boruttau.

Ueber hypnagoge Baldrianwirkung.
D. med. Wochenschrift. 1918. bl. 1109.

5.nbsp;Bijlsma e.a.

De behandeling der slapeloosheid.
Uitgave R.I.P.T.O. 1931.

6.nbsp;Chevalier.

Bull, de la Soc. de Thér. 1907.

7.nbsp;Mej. Cocx.

Pharm. Weekbl. 1919 bl. 735.

8.nbsp;Dost.

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm. Bd. 175. Heft 4/6. 1934.

9.nbsp;v. d. Eeckhout.

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm. Bd. 57 1907. bl. 338.

10.nbsp;Ewald—Heffter.

Handbuch der alg. u. Spez. Arzneiverordnungslehre.
1911.

11.nbsp;De Graaff e. a.

Commentaar op de Nederl. Pharmacopee. dl. III. 1927.

12.nbsp;Grisar.

Exp. Beitr. zur Pharmacodynamie der aeth. Oele.
Diss. Bonn 1873.

13.nbsp;Guilbert.

Revue méd. fr. et étrang. Paris 1827.

14.nbsp;Guillemin.

Gaz. méd. de Paris 1869. bl. 699.

15.nbsp;Haffner.

Münch, med. Wochenschr. 1929. bl. 271.

16.nbsp;Harrass.

Arch. Int. de Pharm, et de Thér. 1903. bl. 431.

17.nbsp;Heinz.

Lehrbuch der Arzneimittellehre. 1907. bl. 321.

-ocr page 85-

18.nbsp;Hesse.

Ber. über die ges. Physiologie u. exp. Pharm. 1929.
bl. 704.

19.nbsp;Hondelink.

Acta Brevia Neerlandica 1931. vol. I.

20.nbsp;Hondelink.

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm. Bd. 163. 1932.

21.nbsp;V. Itallie.

Pharm. Weekbl. 1915 no. 52.

22.nbsp;Jäger.

Der Apothekergarten.

23.nbsp;Kionka.

Arch. Int. de Pharm, et de Thér. 1904. Bl. 215.

24.nbsp;Kionka—Liebrecht.

D. med. Wochenschr. 1901.

25.nbsp;Kochmann.

D. med. Wochenschr. 1904. bl. 57.

26.nbsp;V. Laren.

Geneeskruiden en Geneeskruidenteelt.

27.nbsp;Lesueure.

Influences des Modes de Préparation.
Thèse de Paris. 1910.

28.nbsp;Manson.

Brit. med. Journal 1928.

29.nbsp;Meyer—Gottlieb.

Die experimentelle Pharmakologie 1933.

30.nbsp;Mohtor—Pick.

Biochem. Zeitschr. 1927. bd. 186. bl. 130.

31.nbsp;Nolle.

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm. 1929. Bd. 145. bl. 248.

32.

Ned. Pharmacopee, Ed. IV en V.

33.nbsp;Nothnagel.

Eléments de Thér. 1889.

34.nbsp;Nothnagel—Rossbach.

Handbuch der Arzneimittelehre 1878. bl. 336—547.

35.nbsp;Parant.

Etude physiologique et chnique de la Valeriane.
Thèse de Paris. 1905.

36.nbsp;Pierlot.

Bullet, génér. de Thér. Paris 1861.

37.nbsp;Pinkhof en van der Wielen.

Pharmacotherapeutisch Vademecum 1934.

38.nbsp;Poulsson.

Lehrbuch der Pharmakologie. 1919.

-ocr page 86-

39.nbsp;Rath,

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm. 1929. Bd. 142. bl. 162.

40.nbsp;Reissner.

Acido Valerianico. Diss. Berlin. 1855.

41.nbsp;Renner.

Schlaf mitteltherapie. 1925.

42.nbsp;Sikorska.

Etude Pharmacodynamique des Principales Prépa-
rations de Valeriane. Diss. Genève 1899.

43.nbsp;Smodlaka.

Pharm. Journal 1921.

44.nbsp;Stokvis.

Voordrachten over Geneesmiddelleer. 1909. bl. 446.

45.nbsp;Szymanski.

Arch. f. d. ges. Physiologie. 1914. Bd. 158.

46.nbsp;Tschirch.

Handbuch der Pharmacognosie.

47.nbsp;Weger.

Arch. f. Exp. Path. u. Pharm. Bd. 165. 1932. bl. 652.

48.nbsp;v. d. Wielen.

Pharm. Weekblad. 1915. blz. 1817.

49.nbsp;v. d. Wielen.

Pharm. Weekblad. 1916. blz. 425.

50.nbsp;V. d. Wielen.

Pharm. Weekblad. 1916. blz. 866.

-ocr page 87- -ocr page 88-

STELLINGEN.

I.

Het stabiliseeren van Valeriaanwortel volgens
de door Van der W i e 1 e n aangegeven methode
is te ontraden.

II.

Het verdient aanbeveling de operatieve behan-
deling van het mammacarcinoom, vooral in het 2e
stadium volgens de indeeling van Steinthal, te
laten volgen door röntgenbestraling. (Presse Medi-
cale, 1934, bl. 682).

III.

Morphine heeft, behalve op het Centrale Zenuw-
stelsel, ook een werking op perifere zenuwen.

IV.

In de meeste gevallen wordt het begrip Com-
pressie-atelectase verkeerd gebruikt.

V.

De medische keuring ter verkrijging van het
rijbewijs dient uniform te worden geregeld.

a.nbsp;een algemeen keuringsreglement worde op-
gesteld.

b.nbsp;de keuring geschiede door geneeskundige
ambtenaren.

-ocr page 89-
-ocr page 90-

c.nbsp;de keuring moet worden gehandhaafd voor
alle bestuurders van motorrijtuigen. (Ned.
Tijdschr. v. Geneesk. 1935, bl. 202).

d.nbsp;aan de thans geldende nuttelooze bepaling,
dat het rijbewijs om de 2 jaar moet worden
verlengd, worde toegevoegd dat daarbij
tevens een nieuw geneeskundig onderzoek
wordt geeischt.

e.nbsp;een psychotechnische keuring kan achterwege
worden gelaten.

VI.

Acetum Digitalis verdient een nieuw pharmaco-
therapeutisch onderzoek.

VII.

Bij de heelkundige behandeling van de acute
pancreatitis richte men vooral zijn aandacht op de
galwegen.

VIII.

Uit de proeven van K e r e k e s blijkt geenszins,
dat onder normale omstandigheden, drukschomme-
lingen in de bijholten van den neus de ademhaling
op typische wijze beinvloeden. (Acta Oto-Laryn-
gologica, 1935, vol. XXI, bl. 438).

-ocr page 91- -ocr page 92- -ocr page 93-

f : ,.

ff:

t^-^ r

fe -S .

-ocr page 94-

■ A V:

■ ' V. J

feïv. ■ ' ' C©

-ocr page 95- -ocr page 96-
-ocr page 97-

M
Wm
mmm

'êz

im

*