-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

O.JZop/

O

HON DSDOLHEID.

BRSCHOUWING VAN ARTIKEL I VAN HKT HERZIENE WETSONTWERP VAN 30 JANUARI 1875.

(VOORZIENING TEGEN HONDSDOLHEID.)

MH. J E. C. VAN MANEN,

vSeor^iaris der s firaveuhaagsche V'erccniging tot van l)ivv«;ii.

AAN DE LEDEN DEK STATEN-CIENERAAL

A A N G E B ü D E N

DOOR KKNIGK

f-/

TLA'tfatu'Jcfv 'l^ieetiujiiujcu ioi tiling N'ait SDieu-u

■i: W EBDE 1gt; U K

G B A VI \ li A ü I

I* It IJ S 2 5 rK.VT. /(Sgt;

, J.4.

L S M 1 T =.

'lt;y

-ocr page 4-

BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT

3088 052 4

-ocr page 5-

HONDSDOLHEID-

/4' -j ■

13ESCHOUWING VAN ARTIKEL I VAN HET .rtKR^lENE WETSONTWERP VAN 30 JANUARI ^ |

(VOORZIENING TEGEN IIONDSÜOLHEÏ^^j , 7

Mquot;. J. E. C. VAN MAKEN,

Secretaris iler 's GraveuhaagBche Vereeuiging tot Bescherming van Diereu.

AAN DE LEDEN DER STAT EN-GENERA AL

AANGEBODEN

HT

DOOR EBNIGE

u ^DeifauiWlji; Tjete^ninincjcu tot ^BedcÊctuitttj vait ÜDicu'u,

TWEED l:: D B TJ KL.

'S G R A V r. N (1 A G E. — II. L. SMIT S.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Volgens genomen proeven wordt de voortplanting van het geluid in concertzalen gewijzigd door het spannen van draden, die den voortgang der luchttrillingen beletten; het spannen van draden in een geopend raam vermindert om dezelfde redeu den tocht, en de tuinman, die het jeugdig groen tegen de nachtvorsten wil beveiligen, spreidt over zijn akkers eeuige rijsjes (dunne takjes) uit en de koude lucht wordt belet om tot op den grond door te dringen.

De hond snakt, bij eenige vermoeijenis, naar versche lucht en met gcopenden bek ademt hij die met volle teugen in. Hoe komt het dan dat de mannen der wetenschap hun stem niet doen hooren tegen de aangekondigde wet tegen hondsdolheid , waar het bewezen is dat een muilkorf van metalen vlechtwerk alle luchtverversching onmogelijk maakt en de hond gevaar loopt van door benaauwdheid dol te worden? B.

In het vorige jaar hebben de dagbladen hier te lande opmerkelijk veel gevallen van hondsdolheid vermeld, en in den laatsten tijd zijn dergelijke berichten eer toe- dan afgenomen. Nergens is echter geconstateerd, dat, de laatste jaren dooreengerekend, het aantal menschelijke slachtoffers van dolle honden geklommen of klimmende is. Een sterfgeval tengevolge van hondsdolheid behoort hier te lande tot de zeldzaamheden. Reeds hieruit mag men met grond de gevolgtrekking maken, dat de dolle-honds-berichten doorgaands evenveel geloof verdienen als een aantal andere verzinsels door dagbladen medegedeeld. Doch er bestaat voor eerst-genoemden eene gereede aanleiding in het feit, dat zwervende en onbeheerde honden waarop jacht wordt gemaakt, door angst en vertwijfeling gedreven, zich in den regel als dol aanstellen, voortijlen , van zich afbijten, enz.; ook honden op den openbaren weg door stuipen aangetast, worden gewoonlijk door het publiek als dol aangemerkt. Een en ander geeft aan meer vlugge dan nauwkeurige dagbladcorrespondenten berichten in de pen, waardoor

-ocr page 8-

hondsflolhcidgeruchtcn letterlijk aan lt;le orde van den dacr komen.

Dat zich evenwel nu en dan een geval van hondsdolheid voordoet, is een onloochenbaar feit. En dat het nemen van gestrenge maatregelen tegen deze veeziekte (vooral dewijl zij op den mensch overgebracht, steeds den dood na zich sleept) van zeer hoog belang is — wie zal het niet erkennen? Wie zal niet een daartoe strekkend wetsontwerp toejuichen, — indien de voorzieningsmaatregelen door een dusdanig wetsontwerp voorgesteld, inderdaad dien naam verdienen ?

Alvorens aan te toonen in hoe verm dit laatste al of niet gezegd kan worden van het gewijzigde wetsontwerp van 30 Januari jl., zij ons veroorloofd eenige woorden over de hondsdolheid zelve te spreken. Wij ontleenen die aan het onlangs verschenen werk: Uebcr die Wuihkra/tkheiti bei den Thieren, nach eigenen Bcobach-tungen nnd Versuchen, van prof. Hertwig, een der voornaamste, zoo niet de voornaamste der thans levende Duitsche autoriteiten op veeartsenij kundig gebied.

Wij vertalen:

„Hondsdolheid (Rabies Canina) is sedert 2000 jaar bekend, doch eerst sedert het einde der vorige eeuw leggen deskundigen zich ernstig toe op het ontdekken van de ware oorzaak, de vaste verschijnselen en den hoofdzetel van deze ziekte. De resultaten van hunne navorschingen zijn nog zeer onbevredigend. Want tot op heden is de oorzaak van hondsdolheid, wanneer die niet ten gevolge van den beet van een dol dier ontstaat, ten eenenmale onbekend; vaste, zich bij eiken patient voordoende verschijnselen der ziekte zijn niet met zekerheid op te geven en de zetel der dolheid, d. i. het daaronder meest lijdend lichaamsdeel, is het tot nog toe evenmin.

Onder het weinige, waaromtrent men betrekkelijk deze ziekte tot zekerheid is gekomen, behoort:

I. Watervrees (hydrophobia) bestaat niet bij dolle dieren, wel — bij de meesten althans — onmacht om te slikken door gezwollenheid van het strottenhoofd.

II. Niet enkel het tergen, aanhitsen en gewelddadig mishandelen kan plotseling dolheid bij een hond doen uitbreken; ook het aanhoudend misbruiken, kwellen en lijden veroorzaken kan deze ziekte teweegbrengen. Slechts honden en zeer zelden katten worden

-ocr page 9-

spontaan (uit zich zeiven) dol •). Andere dieren worden het alleen ten gevolge van den beet van een dol dier.

III. Voor zoover hondsdolheid niet door mishandeling of onbekende oorzaken plotseling ontstaat, behoort zij onder die veeziekten, welke met tusschenpoozen van somtijds vele jaren op verschillende plaatsen uitgangspunten nemen, zich vandaar uitbreiden onder de dieren, die er aanleg toe bezitten; tot haar toppunt gekomen een tijdlang stationnair blijven; dan afnemen en, enkele gevallen steeds uitgezonderd, verdwijnen, om later weder denzelfden loop te volgen.

IV. In de voorlaatste periode der ziekte trachten alle dolle honden te bijten; menschen en dieren door hen gebeten, worden dol, indien zij er aanleg toe bezitten en het speeksel van het dolle beest onder hunne huid is geraakt. Elke dolle hond geeft alzoo groote uitbreiding aan het kwaad.

V. Gepaard met de meest onderscheiden verschijnselen , is de gewone loop der ziekte (als zij niet plotseling uitbreekt) deze: de hond wordt lusteloos, onrustig en verliest allen eetlust; enkele dagen later tracht hij zich in donkere hoeken te verschuilen, doch zonder er rust te vinden; hij kauwt stroo, hout en dergelijken en slikt ze somtijds in, hoewel hij voedsel weigert; zijn stemgeluid ondergaat merkbare verandering; hij verdwijnt, d. w. z. hij loopt weg. De ziekte neemt nu den vorm aan van woedende of van stille dolheid. In het eerste geval ijlt de hond weldra als een razende voort, valt elk levend schepsel aan en bijt hevig, totdat hij eenige dagen later onder vreeselijke stuipen sterft. Is de hond stil dol, dan sluipt

*) Als eene der voornaamste oorzakou vau het spontaan dol worden der houden noemt het tijdschrift Recueil de Médecine Vétérinaire en France van voorleden jaar: het niet knuneu voldoen aan hunne natuurlijke voortplantiugs-drift; geu. Recueil staaft zijne uitspraak door eene reeks van voorbeelden. Het tijdschrift Les Mundes van Moigno haalt in zijne aflevering vau 12 Maart 1874 op bladz. 511 een alleszins overtuigend voorbeeld aan ten bewijze, dut de meeuing van Recueil enz. — welke trouwens door de kimdigste. veeartsen van alle landen wordt gedeeld — op goede gronden rust. Houdt men un in het oog, dat ook Iner te lande de ongelukkige gewoonte in zwang is om bij voorkeur de vronw.lijke jonge bonden te vcrdiiukeu, dan is het niet twijfelachtig, dat gebrek aan gelegenheid om hunne voortplantingsdrift te bevredigen , ook in Nederland eene der voornaamste aanleidingen tot spontane hondsdol-huid is. {Arnh, ('t. 19 i'Vbr. li.)

-ocr page 10-

6

hij schuw langs velden en wegen, bijt als mensch of dier hem nabij komen, doch zoekt ze niet op en sterft door verlamming en uitputting, onder kenteekenen van zwaar lijden.quot;

Eene gelijke beschouwing van hondsdolheid vindt men in de werken van Lafosse, Bouley, Vernois en Blatin; evenzoo in geschriften van den Engelschen veearts Fleming, den Duüschen veearts Sondermann en veel andere deskundigen.

Als voorbehoedmiddel tegen deze ziekte bevat het gewijzigde wetsontwerp van 30 Januari jl. de volgende bepaling:

Artikel I.

Honden, die zich buiten woningen of andere gebouwen, vaartuigen en afgesloten erven bevinden, moeten door de zorg van den eigenaar, houder of hoeder 1) voorzien zijn van een behoorlijk bevestigden muilkorf, volgens een model, vast te stellen door Onzen minister van binnenlandse he zaken.

Blijkbaar gaat dit voorschrift uit van het denkbeeld: als aan eiken hond ten allen tijde het bijten belet wordt, kan geen dolle hond mensch of dier tot zijn slachtoffer maken. Doch het voorschrift verwezenlijkt dat denkbeeld niet, en wel om de eenvoudige reden, dat geene hersenschim te verwezenlijken is En het is eene hersenschim de onderstelling, dat men door het muilbanden van zoogenaamd alle honden op den openbaren weg hondsdolheid voorkomt of den zeer enkelen waarlijk dollen honden het bijten belet. Want:

I. De gewone ziekteloop van niet plotseling uitbrekende hondsdolheid , hierboven volgens prof. Herting beschreven, brengt mede, (onverschillig of zij spontaan, dan wel door den beet van een dol dier is ontstaan) dat het kranke dier steelsgewijze zijne woning verlaat — vermoedelijk door benauwdheid gedreven — voordat zijne dolheid de periode der woede is ingetreden. En aangezien de onderstelling, dat eigenaars van honden dezen dieren als ze lusteloos zijn, hun eten weigeren, enz. binnenshuis een muilband zullen

1

Het woord •'hoeder'quot; geeft aanleiding om te gelooven, dat steller van dit artikel in de meening verkeert, dat de honden hier te lande evenals schapen en ganzen bij kudden »yehoedquot; worden.

-ocr page 11-

aanlepgen, ten eenenmale ongerijmd is, zal elke hond bij wien dolheid zich onder gewone, algemeene verschijnselen heeft ontwikkeld , immer ongemuilband op den openbaren weg worden aangetroffen in de gevaarlijke voorlaatste periode zijner ziekte — die van bijtwoede.

II. Wanneer hondsdolheid plotseling uitbreekt, geschiedt dit zoowel binnen- als buitenshuis. In het eerste geval zijn de huisgenooten van een dollen hond niet in het minst tegen zijn beet beveiligd door den muilband dien hij buitenshuis draagt. Bovendien zullen honden-liefhebbers ongeneigd zijn om van een trouw huisdier bij een eersten beet 't ergst te onderstellen; men zal aan een oogenblik van slecht humeur denken, of gelooven dat de hond ten gevolge van terging heeft gebeten, zoodat de plotseling binnenshuis dol geworden hond ongemuilband reeds langs straten of wegen voortholt als men zijn verdwijnen bemerkt. In het tweede geval is het onom-stootelijk waar, dat de ziekte den patient bij het uitbreken der woede tijdelijk eene zoozeer verhoogde zenuw- of spierkracht verleent , dat hij eiken muilband, hoe ook samengesteld en bevestigd, afschuift, afkrabt of verplettert om onbelemmerd aan zijne bijtzucht te voldoen. Trouwens, elk veearts weet dit. Wij citeeren alleen uit de Annates dc Mé dec ine Vétérinaire en France deze woorden van den veearts Louis Henry:

„ Pour tous les praticiens c est un fait (Tobservation journalière, que la muselière ri empéchc pas le chien de mordre. Que maintenant F animal devienne enragé, la première chose qu'il fera sera de briser cette muselière, de l' arracher; si elle off re queljue résistance, elk pourra alors étre cause (Tun accès Jurieux, pendant lequel le sujet se ruera sur tout cc qui se trouvera auteur de lui. C' est done unc mesure danger fuse et illusoire quot;

Wij aarzelen niet op dezen tweeledigen grond te beweren, dat artikel I van het gewijzigde wetsontwerp van 30 Januari jl. volstrekt geen voorziening tegen hondsdolheid bevat — alzoo doelloos is 1)

In onbepaalde veroordeeling van den muilband staan wij niet

1

Het eenigc gevolg vau dit artikel zal zijn vermindering van het aanlal honden en opruiming van havelooze, onbeheerde honden: een resultaat dat voorzeker zeer wenschelijk is, doeh door beter middel: hooge hondenbelasting nl. te verkrijgen is.

-ocr page 12-

8

: alleen, maar gesteund door het laatste congres van Duitsche veeartsen, gehouden te Wtirzburg op 19 Aug. jl., alwaar de leden, allen deskundigen en ten getale van ongeveer honderd, eenparig hebben verklaard:

„Muilkorven zijn evenmin eene bescherming tegen den beet van een dollen hond, als een middel om hondsdolheid te loorkomen; om welke reden zij den muilkorf onvoorwaardelijk ver werpenquot; 1).

Eene gelijkluidende veroordeeling van den muilkorf is reeds in 1868 uitgesproken in een rapport 2) van de Brusselsche veeartsen , die destijds (hondsdolheid woedde toen buitengewoon hevig in België) door de Belgische Regeering geraadpleegd werden omtrent het nemen van voorzorgsmaatregelen tegen hondsdolheid. Als resumé van hun eenparig oordeel leest men blz. 22:

Le vmsèlement, considéré conwie moyen de prévenir la propagation de la rage canine, est une meture parfaitement inutile, puisque dans la pratique ordinaire des choses, it ify a que les chiem inoffemifs auquel il s'applique et puis se s'appliquer.

In hetzelfde jaar, 1868, werd in Oostenrijk de wet ingetrokken ■welke een ieder verplichtte zijn hond op den openbaren weg gemuilband te houden, als hebbende veeljarige ondervinding bewezen, dat die wet niet als voorziening tegen hondsdolheid was aan te merken. In de plaats daarvan werd eene hooge Rijksbelasting op honden uitgeschreven en deze bestaat nog. Men mag dus onderstellen, dat Oostenrijk zich daar wel bij bevindt.

Het doellooze van den muilband bewijzen wij ten overvloede door het gewichtige feit:

Dat nooit ergens een waarlijk dolle hond gemuilband is aangetroffen.

/

1

Het congresbestimr heeft dit belangrijk besluit rechtstreeks ter kennis van de Regeering van het Duitsche Rijk gebracht.

2

Au Conseil supérieur d'hygüne du Royaume de lieltjique, rapport fait au 7iotn d'une eommnsion par le dr. Vlrininckx. Ken ex. van dat rapport ons ten gevolge van welwillende bemoeiing afgestaan door het ministerie van Bin-nenlandsche Zaken in België is —- alsmede eene gewichtige verklaring (zie Aanhangsel) van dr. Sondennann, pres. van het boven aangehaalde congres van Duitsche veeartsen — aan het request toegevoegd, 't welk dezer dagen door de Haagsche vereenigiug tot Bescherming van Diereu aan de Tweede Kamer is gericht. Wij zulleu dat rapport meermalen eiteereu.

-ocr page 13-

9

Ware nu art. i van het wetsontwerp van 30 Januari jl. slechts doelloos, het zou der moeite niet waard zijn er zoolang bij stille staan, doch het is meer en erger: het is wreed, gevaarlijk en willekeurig.

Wreed — omdat de hond voornamelijk door zijn bek ademt (zijne bijzonder kleine, nauwe neusgaten laten geen voldoende lucht door) en uitsluitend op zijn tong zweet. Kan hij nu den bek niet. zoo wijd openen als hij zelf noodig voelt, dan verkeert hij bij elke inspanning: hard loopen, trekken, zelfs bij warm weder, in doorgaande benauwdheid, en is hij gedwongen den tong 111 den bek te houden, zoodat het zweet in plaats van langs zijn tong af te druppen door hem wordt ingeslikt, in zijne maag te recht komt en zijn bloed bederft. Wreed — omdat honden niet altijd geregeld te huis komen; loopen zij nu een halven of geheelen dag — soms langer — gemuilband, dan kunnen ze in al dien tijd hun dorst niet lesschen; want — en dit verdient aller aandacht — er bestaat geen muilband, muilkorf of hoe men 't onding gelieft te noemen, die én den houd belet te bijten én hem veroorlooft uit een ondiep voorwerp of uit een waterplas (menigmaal de eenige toevlucht voor dorstige honden) te drinken. Gewoonlijk kan de gemuilbande hond zelfs niet uit een emmer of diepen bak water lappen. Wreed — omdat honden, die ver van huis hun meester verloren hebben, dikwijls na dagen of weken zoekens den weg huiswaarts vinden; doch zijn deze dieren gemuilband, dan zijn zij onherroepelijk veroordeeld om van gebrek om te komen. Wreed — in een woord omdat het den honden, veelal zenuwachtige, geagiteerde dieren, een door niets te rechtvaardigen en met de natuur geheel strijdigen dwang oplegt, die hun immer veel, in sommige gevallen ondragelijk veel lijden veroorzaakt.

Gevaarlijk — omdat die dwang mishandeling is en mishandeling menigmaal gebleken is dolheid bij honden en katten in de hand te werken. Gevaarlijk — omdat storing der meest noodzakelijke levensprocessen : het voldoend ademhalen nl., de geregelde afscheiding van onbruikbare stoffen en het wederinvoeren van de laatste in het organisme, factoren zijn, die bij de spontane ontwikkeling van dolheid voorzeker eene groote rol spelen. Gevaarlijk — omdat de verdwaalde hond, die liet spoor zijns meesters tracht weder te vinden en, gelukt hem dit na lange inspanning niet, den weg huiswaarts

-ocr page 14-

TO

zoekt, zoozeer verbijsterd is, dat hevige dorst en de onmogelijkheid om dien te lesschen onder zulke omstandigheden gereede aanleiding tot dolheid kan worden. Het spreekwoord „'t is om dol van te wordenquot; doelt niet ten onrechte op zulken toestand.

Willekeurig — omdat het voorschrift, dat honden ten allen tijde op den openbaren weg gemuilband moeten zijn, zonder noodzaak (door het bovenstaande achten wij dit bewezen) ingrijpt in de vrije behandeling van een wettig eigendom — niet om dat eigendom als levend wezen de bescherming der wet te verzekeren waarop elk schepsel, dat der maatschappij nuttig is, aanspraak heeft, maar om dat wettig eigendom op verregaande wijze te kwellen. Wij schromen dan ook niet art. I van bedoeld wetsontwerp te brandmerken als een voorschrift om dieren te mishandelen. Andere staten beijveren zich om hunne wetten ter beteugeling van het mishandelen van dieren te verbeteren en uit te breiden, de Nederlandsche Regering, die met zeldzame hardnekkigheid het uitvaardigen van strafbepalingen tegen het mishandelen van dieren blijft weigeren of verschuiven, toont het indienen van speciale wetten tot mishandeling van dieren meer geraden te achten.

Willekeurig —omdat de grond waarop de memorie van toelichting bedoeld voorschrift baseert, ten eenemale valsch is. Die grond is, zoo 't heet, „toenemendquot; gevaar van hondsdolheid. Maar de mem. v. toel. constateert, dat het Verslag van geneeskundig staatstoezicht over 1869 gewag maakt van twee sterfgevallen ten gevolge van hondsdolheid; dat over 1870 en 1871 insgelijks van twee; dat over 1872 vermeldt er drie en dat over 1873 één. In plaats van „toenemendquot; gevaar, bestaat er dus — de vijf laatste jaren dooreen gerekend — „stationnairquot; en wat het laatste jaar betreft, inderdaad „afnemendquot; gevaar. De mem. v. toel., inziende dat zij door hare cijfers juist het tegendeel bewijst van 't geen zij wenscht aan te toonen, voegt aan hare opgaven toe „dat er geen grond bestaat om aan te nemen, dat niet meer sterfgevallen ten gevolge van hondsdolheid hebben plaats gehad.quot; Maar dat gaat niet op. Een wetsontwerp en eene memorie van toelichting kunnen zich niet op een officieel verslag beroepen en tegelijk dat verslag onjuist verklaren. Doch al had in Nederland jaarlijks het dubbele getal sterfgevallen ten gevolge van hondsdolheid plaats, alzoo vier, dan nog steekt ons land in dit opzicht allergunstigst af bij andere Europeesche

-ocr page 15-

staten. Volgens Boudintoch (zie N. Roti. Ct. van 4 Dec. 1874) sterven jaarlijks in Pruisen 196, in Frankrijk 162 en in Engeland 100 personen aan hondsdolheid 1). Het heeft zijne beteekenis dat uit die opgave blijkt, dat de gevreesde ziekte in Pruisen de meeste menschen ten grave sleept — in Pruisen, 't eenige land, waar de muilbandwet, een overblijfsel van middeleeuwsche onwetendheid op veeartsenijkundig gebied, is ingevoerd en tel quel gehandhaafd wordt, niettegenstaande de tegenkanting van hel publiek en het voortdurend protesteeren der veeartsen. 2)

Er bestaat alzoo geen deugdelijke grond voor eene muilbandwet.

Maar er bestaat buiten en behalve het reeds aangevoerde nog een zeer deugdelijke grond waarop die wet afkeuring verdient. De uitzondering nl. die zij maakt ten gunste van herders- en jachthonden. De wetsontwerper gevoelt, dat die uitzondering noodzakelijk is — gevoelt hij niet tevens dat die noodzakelijkheid de ongegrondheid en onrechtvaardigheid der gansche muilbandwet

1

Dat cijfer komt ons enorm hoog voor; wij kunnen, 't spreekt vao zelf, niet instaan voor do juistheid van een tweedehands citaat. In het meergenoemde rapport van Uelgische veeartsen wordt, blz. 22, gezegd, dat in Frankrijk jaarlijks gemiddeld 22 personen aan hondsdolheid sterven. Die opgaaf komt aannemelijker voor en stemt overeen met het resultaat van een onderzoek ingesteld door den bekenden Franschen geneesheer A. Tardieu, waaruit destijds bleek, dat in 1853 en 54 in Frankrijk, door stellig dolle honden 99 personen waren gebeten en dat 41 daarvan aan hondsdolheid bezweken. Het oordeel van

Tardieu over den muilband is..... ((que la muselière et la laisse — la muselière

surtout — doivent ét re rangées parmi les entravee propres tl concourir a la genese de la diie maladie

2

En dat protesteeren dagteekent niet van den laatsten tijd, zooals men ten onrechte zou kunnen opmaken uit de resolutie van het Würzburger congres van veeartsen, zie bladz. 8. Want in het rapport der Brusselsche veeartsen aan de Regeering van België ingeleverd leest men: quot;Lopinion générale des médceins de Vécole vétérinaire de Berlin est, que les dijférentes mesures administraiives prises contre la propagation de la rage et notamment le muselement des ckiens ne sant pour rien duns la disparition de ce redoutable tiéau qu'on a heureusement signalé depuis nombre d'années en Prussequot;. Eu hiermede stemt overeen wat men elders in genoemd rapport leest:... ne perdez pas de vue qu au sein de l Académie Impériale il a été demontré a toute évidence, que cette fameus e muselière Prusienne, ou plutót Berlin uise, na pas re pond a aux espérances qü'on y avait attachéesquot;

-ocr page 16-

helder doet uitkomen? Immers, losloopende honden zijn gevaarlijk, of ze zijn het niet. In de eerste dezer twee hypothesen zijn jachten herdershonden het evenzeer als waak- en huishonden en dan is eene uitzondering ten hunnen gunste eene ongerijmdheid, eene tekortkoming in maatregelen van openbare veiligheid. Te meer omdat de herdershond wellicht de gevaarlijkste van alle honden is, dewijl hij rechtstreeks of zijdelings afstamt van den wolfshond (eene zeer bijtziekte soort) en het geheele jaar van 's morgens tot 's avonds in het open veld of langs de wegen zijne functies waarneemt. En toch den herdershond tot den muilband te veroordeelen .... de wetsontwerper begreep te recht, dat kon er niet door. Wat nu den jachthond aangaat — 't is boven allen twijfel verheven, dat, indien losloopende honden gevaarlijk zijn, het tevens rationeel is, dat heeren jachtliefhebbers hun tijdverdrijf, of althans de hulp van honden daarbij, ten offer brengen aan de voorkoming van „toenemendequot; hondsdolheid. Zijn losloopende honden niet gevaarlijk — de exceptie ten gunste van herders- en jachthonden erkent stilzwijgend deze stelling — dan zijn waak- en huishonden het evenmin; terwijl aangespannen honden het in geen geval zijn, omdat deze in hun gareel als vastgeklonken liggen en iedereen ze vermijden kan. Uit laatste, het zij ter loops gezegd, is zeer aan te raden; want de arbeid, die van trekdieren gevorderd wordt, is zoozeer in strijd met den lichaamsbouw en den aard van den hond, dat trekhonden dientengevolge en ten gevolge van mishandeling en gebrek lijden meestal bijtziek van aard zijn.

De onmogelijkheid om eene muilbandwet behoorlijk te handhaven , mogen we niet stilzwijgend voorbijgaan, 't Is eene erkende waarheid, dat eene wet niet goed kan heeten, (zelfs niet wanneer eene uitnemende gedachte daaraan ten grondslag ligt) wanneer zij niet voor deugdelijke tenuitvoerlegging vatbaar is. Nu zullen in groote steden, vooral in den eersten tijd na het in werking treden der muilband-wet, zeker veel ongemuilbande honden, te midden van velerlei buurtgerucht, straatoploop en zoogenaamde standjes, worden opgepakt. Maar 't ligt in den aard der zaak dat de beau zèle der politie agenten in deze spoedig zal bekoelen. Dc ondervinding staaft deze vooronderstelling. Onlangs toch lazen wij in het Handelsblad: ,,Te Amsterdam bestaat werkelijk de verordening, dat losloopende honden niet anders dan gemuilband op straat mogen komen. X,

-ocr page 17-

13

heci't 'lezer dagen eens nagegaan, hoe die bepaling hier ter stede wordt gehandhaafd. In den tijd van hoogstens 7 minuten bespeurde hij 67 honden, waaronder 3 gemuilband, 6 aan touw of ketting en niet minder dan 58 geheel vrij. Waartoe leidt dus de muilbandverordening? Eigenlijk tot vexatoire handelingen; want X. had veel moeite om eene bekeuring te ontgaan, toen het touw, waaraan zijn hond liep, brak en hij 't dier in eene drukke straat niet spoedig kon vatten. Terwijl hij met een politie agent daarover sprak, liepen hem nog 15 ongemuilbande honden voorbij, doch voor deze wetsovertreders scheen de politie agent blind.quot;

En hoe zal, hoe moet het ten platten lande gaan? De politie wordt daar uitgeoefend door een of twee veldwachters per gemeente. Kan men nu vooronderstellen, dat deze hunne ambtsverplichtingen gedurig in den steek zullen laten om drijfjachten op ongem uil bande honden te houden? Volstrekt niet. Maar dan kan men tevens voorspellen, dat een zeer aanzienlijk aantal honden ten platten lande onverhinderd zonder muilband zal blijven loopen. Voor zoover dus eene wet door hare onuitvoerbaarheid veroordeeld wordt, spreken ondervinding en gezond verstand het doodvonnis uit over artikel I van het wetsontwerp van 30 Januari jl.

De ontwerper van het besproken artikel schijnt de voetstappen van Pruisen te willen drukken, 't Schijnt hem evenwel onbekend, dat de muilbandwet daar te lande uitsluitend voor groote steden van kracht is; de honden in kleine steden en dorpen loopen 't gansche jaar ongemuilband. In Frankfort a/M geldt de muilbandverplichting van 1 Mei tot ultimo September. En — bewijzen kunnen wij het niet, voorspellen doen wij het op goeden grond — in Pruisen is de gehate muilbanddwang zijn einde nabij.

Ten slotte zij herinnerd aan de woorden van de memorie van toelichting: Willekeurige of onnoodige beperking van vrijheid is ondragelijk. Deze erkentenis van Regeringswege uitgesproken, geeft ons de bede in de pen; Moge onze Volksvertegenwoordiging de natie behoeden voor ,, ondragelijkheden quot; , ook in den vorm van muilbanddwang als pseudo voorzieningsmaatregel tegen hondsdolheid.

-ocr page 18-

AANHANGSEL.

{Zie de noot op btz. 8.)

VERKLARING.

De oudergeteekende heeft in de belangrijke quuestie van het uut en de doolniatigheid van den hondenmuilkorf — zoowel wat zijn waarde en deugdelijkheid als behoedmiddel tegen het bijten van dolle honden, als tot voorkoming der voortplanting van de hondsdolheid betreft — reeds sedert vele jaren een standpunt ingenomen, hetwelk zijn oorsprong vindt in een levendige en onwankelbare overtuiging en gegrond is op een bijzonder rijke ondervinding; een standpunt, waaraan hij ten allen tijde, zoowel in liet binnen- als buitenland, met het gunstigste gevolg heeft vastgehouden.

Hij is een hepauld tegenstander van den muilkorf, als zijnde deze een geheel en al tegennatuurlijke behandeling van den hond. Van zuiver veeartsenijkundig standpunt moet hij den muilkorf ten stelligste nadeelig voor den hond verklaren, tevens als een uiterst onzekeren, twijfelachtigen en derhalve zeer bedriegelijken politiemaatregel.

Den muilkorf te willen invoeren als voorbehoedmiddel tegen de met regt zoo gevreesde hondsdolheid, of als beletsel tegen haar verdere voortplanting, moet door den ondergeteekende op grond van eigen ervaring als bepaald verwerpelijk worden verklaard, te meer nog als men in aanmerking neemt dat noy nouit een met een muilkorf voorziene dolle hond is gezien-, dat alzoo elke werkelijk door hondsdolheid aangetaste hond, die zich, hetzij van zijn muilkorf heeft ontdaan, of wat nog meer plaats heeft, die, na in het huis zijns eigenaars door deze ziekte te zijn aangetast, zich zond» nuilkorf heeft verwijderd (daar men gewoon is den hond binnenshuis den '.nuilkorf af te nemen) ten allen tijde ongedeerd menschen en dieren door zijn beet kan verwonden.

Alle losloopende honden tot bet dragen van een muilkorf te willen veroordee'en, moet heden ten dage öf a\s een aanmatiging der Staatsmf/gt of als een plagerij van de een of andere overheid beschouwd worden. Er wordt daardoor dan ook inderdaad geen ander doel bereikt, dan een vernrindering van het hondenaantal. Ter bereiking daarvan bestaat echter een veel beter, veel deugdelijker middel, een hooge hondenbelasting namelijk. Het eerste middel moet alzoo als ongeoorloofd beschouwd en bierbij tevens opgemerkt werden, dat, wanneer de hondsdolheid verminderd is op plaatsen waar de muilkorfverordening bestond, dezs aan genoemde daadzaak slechts een middellijk aandeel heeft gehad; een aandeel 't welk zich veeleer slechts daardoor verklaren laat, dat door de werking van dezen kwelmaatregel een belangrijke vermindering van bonden is ontstaan.

-ocr page 19-

'5

Iedere overheid, die een dergelijke verordening ten uitvoer moot brengen, maakt zich bij het publiek ten zeerste gehaat.

In het Koningrijk Beijeren ziet men de invoering eener hondenbelasting van Staatswege of een belangrijke verhooging der thans bestaande hondenbelasting dagelijks te gemoet; het tot stand komen van een dezer twee maatregelen is geheel buiten twijfel

De rijke ervaring door den ondergeteekende in deze dagteekent van de jaren 1852 tot 1867, gedurende welken tijd bovenstaande maatregel in de hoofd- en Kon. residentiestad Munchen ter uitvoering kwam. Zijn overtuiging, gegrond op een zeer groot aantal der meest in het oog loopende gevallen , heeft zich in dit tijdperk tot een onveranderlijke gevormd. In het jaar 1859 is reeds op zijn aansporing een commissie van deskundigen bijeengeroepen, die zijn voorstellen goedkeurde, waarop onmiddellijk de verordening, waarbij het dragen van muilkorven geboden was, bepaald werd ingetrokken. Vele honden waren gedurende dien tijd bezweken aan ziekten door den muilkorf te weeg gebragt (voornamelijk hersenziekten); velen waren gedood omdat zij zich niet aan het. dragen van muilkorven konden gewennen en velen waren van wege de politie afgemaakt.

Zoo werd het getal honden in den tijd van zeven jaar tot op de helft verminderd, maar de hondsdolheid was daarmede niet te niet gedaan en het aantal menschen in bedoelde jaren door honden gebeten, was dooreen gerekend en niettegenstaande de vermindering van het aantal honden, grooter dan voorheen, omdat honden door het drayen oau den muilkorf zeer stellig bijtachtiger worden. Ook verdient vermelding dat de meeste personen in dien tijd gehelen zijn door honden, die mm muil-karnen voorzien waren.

Welk eene beschamende uitkomst voor zoodanige wettelijke verordening! Volgens de overtuiging van den ondergeteekende, bestaat er geen muilkorf die aan alle sereischteu ooldoet, en indien 't mogelijk ware, dat een zoodanige werd uitgevonden, zoo zou hij even als de meeste muilkorven binnen zeer korten tijd defect worden, alzoo den hond niet langer beletten te bijten.

Be ondergeteekende kent de geaardh 'd van den hond, door zijn reeds 23 jaren deels ambtelijke, deels bijzondere praktijk, gedurende welke hij vele duizenden onderzocht en opgeschreven en ook duizenden geneeskundig behandeld heeft. Het dragen oan den muilkorf , zoowel als het inspannen van den hond, (d. i. het gebruiken van den hond als trekdier) strijden geheel en al tegen de natuur van dit dier, hoe schijnbaar gemakkelijk velen zich als trekdieren laten gebruiken.

Sedert 1859 heeft (nen alzoo in Beijeren, zelfs maar niet in de verte, aan een algemeene weder-invoering van den onverstandigen muil-korfmaatregel gedacht, en komt in ons land de verordening tot het dragen van den muilkorf slechts dan en plaatselijk in aanmerking, wanneer zich talrijke gevallen van hondsdolheid voordoen; echter behoeft men daaraan geen gevolg te geven wanneer men zijn hond aan een touw met zich voert.

liet onder voorzitting van den ondergeteekende in Augustus des vorigen jaars gehouden congres van Duitschc veeartsen heeft bij een

-ocr page 20-

16

aiinwcziglieid van 96 stemgeregtigden eenstemmig verklaard, dat de muilkorf — evenmin als hei houden van een hond aan een. touw — geen waarde heeft als behoedmiddel legen de verbreiding der dolheid en mensch noch dier tegen den beet van een dollen hond beschermt; dat echter tegen liet eerstgenoemde veel kraehtiger middelen kunnen aangewend worden, bv. een hooge belasting voor alle honden; strenge bestraffing van de eigenaars van dolle honden, indien dezen zich hebben schuldig gemaakt aan overtreding van een of ander voorschrift betrekkelijk honden, afmaking zonder eenige verschooning, of zes maanden afzondering van alle houden, die door dolle honden zijn gebeten, en eindelijk herhaalde waarschuwingen aan het publiek.

De door den ondergeteekende volgens besluit der vergadering bij ons Kon. Staatsministerie ingediende petitie had den gunstigen uitslag, dat na eenige weken in een besluit van het Kon. Staatsministerie van Binnenl. Zaken bepaald werd, dat ook zelfs bij meer herhaaldelijk voorkomende gevallen van hondsdolheid, van de verordening tot het dragen van den muilkorf kan worden afgeweken, wanneer de Rijksveeartsen ze niet uitdrukkelijk voorschrijven.

Dientengevolge zal de hondenmuilkorf in Beijeren wel spoedig geheel en al verdwenen zijn. Volgens de wet is men namelijk verpligt groote en zeer bijtachtige honden den muilkorf te doen dragen, maar ook deze bepaling wordt strafregtelijk in zeer zeldzame gevallen in toepassing gebragt.

Het misbruik van het aanspannen van honden, 't welk in Zuid-Duitsch-land slechts zelden plaats vindt, zal in onze stad nooit uitbreiding vinden; want een stad, waar men er honden voertuigen op na houdt, behoort niet tot de hoogst beschaafde.

Bovenstaande verklaring is door mij ondergeteekende, naar mijn beste weten en volgens mijn geweten, gegeven.

Munc.hen, 17 Eebruarij 1875.

(was get.) A. Sondermann , Kon. Hof veearts, vroeger Kon. politieveearts van Munchen, lid der commiisie tot vaststelling der verordeningen tegen de veepest in Beijeren, president van het laatste congres van Duitsehe veeartsen, enz. enz. ,

-ocr page 21-
-ocr page 22-