Geogr, et Itinei;^.
Octavo No
'•Twi M
_ ili'.
y
r
I /
uv
/
- . gt; . :.
V \nbsp;•
Inbsp;- . \ '
S
\
I
■
'M
i
I -
• ï
■ (
f lt;quot; .....
■ , quot; T. '
/ lt;
i-
■1
î
REIZE
DOOK
D £
VAN DE HECIRA MCCLT.
-ocr page 6-\
1.0 '■^■y: cjj^'.t ïi; ' 35.
if O O Vi
v'i -ar-
ïlh, ^^
■ Jnbsp;--à
X .
- yj
-ocr page 7-AAN DEN
Amjlerdam y
Myn heer!
Hoe fijn gelponnen is de webbe des
menfchelyken leevens! hoe onnavolgbaar
zijn de ketting en inflag der lotgevallen
van Staaten , van Rijken dooreengewee-
ven! hun zijn, hun niet-zijn, kan af-
hangen van een fnuifje, van een vriende-
lijk toelachen.
Een vriendelijk toelachen ileekt iemand
nbsp;in
ë
in de loode fchoenen des huwelijks, ver-
lamt die werkzaamheid, die talenten, die
genie, welke gefchikt waren om 't politiek
knipperfpel van Staaten, van Rijken te
doen ineenvallen ; en Sultan s e l i m is
zeker — zeker zonder 't te weeten ~ zijn
ftaatkundig daarzijn aan een fnuifje ver-
fchuldigt.
Was 't niet in 't boek des noodlots
gefchreeven geweest,dat gij, mijnheer!
deezeloode fchoenen eens moest aandoen,
voorzeker, ken ik U aiiderzints, zou 't
U onmogelijk geweest zijn, van de hand
te wijzen 't aanbod, 't geen ha are
rus-keizerlijke majesteit, ü
voor ruim zes jaaren liet doen, om zon-
der eenige voorwaarde, dan die van uwE
eige verkiezing,'t opperbevel over haare
zee-mack in de Zwarte-Zee op U te
neemen.
Hier mede eens belast, zou deeze zee-
macht door uw ijver, uw credit-, door
.s c .H R IJ ,V E N. m
de vrijheid, om onbelemmert te mogen
gebruiken de middelen, nodig om te ge-
raaken tot een doeleinde, zich verdrie-
dubbeld , de krijgs - tucht zich verbetert,
't beleid onder de Officieren vermeerdert
hebben.
In deezen ftaat van zaaken, met deeze
hulpmiddelen, met de natuurlijke voor-
deelen, die wind en flroomen, ftrekking der
landen, dapperheid, veerkragt,werkzaam-
heid, beleid aan de eene, aan de andere
zijde flaperigheid, moedeloosheid, onkunde
aanbieden, zou niets gemaklijker geweest
zijn, dan den Turkfchen Keizer in zijne^
hoofdftad, in zijn ferrail te verrasfen, en
te .... .nbsp;'
Het liaan, het vallen des Tarkfchen
rijks hangt enkel af van dergelijken coup-
de-main. De meeste Pacha's of Gouver-
neurs der Provintiën wachten enkel na
dit fignaal, om zich ieder onafhanglijk
van den Sultan te maaken, en zijne uitge^
t anbsp;ftrek»
ftrekte domeinen teverdeelen, dat is, te
quot;vernielen. Bijaldien't den Sultan,'in
een ogenblik van onvermijdelijk op-
roer, ook mogelijk bleef zich 't leeven
te behouden; bijaldien ook de nïT-,
fleep van zijn hofflaat gedoogde zijne
vlucht uit Conflantinopolen na 't overleg-
gende Afiën, zijn aanzien, verboren,ge-
gaan raeczijne vluchc uit zijne hoofdftad,
zou hem overal den opftand tegen, —
nergens eerbied vóór zijne bevelen doen
ondervinden; hij zou bij ongeluk leeven,
maar onmogelijk kunnen blijven regee-
ren.
't Zijn, 't niet - zijn van zulke eene
in haare gevolgen onbereekenbaare ge-
beurtenisfe, hing misfchien af van een
fnuifje.
Dank zij den hemel , om der arme
Turken wille, dat die tabak , mijn
KEER ! U fmaaktel Zeker zou deeze
daad ü met eene eeuwige glorie overdekt
heb-
-ocr page 11-hebben; en de Historie-fGhrijvers, meest-
al de papegaaijen der heerfchende opiniën^
zauden van uwen naam met groote
letters gewaagd hebben.
En zou zulks uw geluk vermeerdert
hebben ?... gij kent de glorie bij onder-
vinding. Maar al te veel proefde gij van
deeze fchot^il , om niet 't finaakelooze
'er van te kennen. Gij weet, niet bij
hooren zeggen, te waardeeren de goed-
keuring van een publiek, 't geen heet en
koud uit denzelven mond blaast, of in 't
geheel niet blaast; eene goedkeuring, die
zeker nimmer betaalt alle de zorgen en
't zweet, waar door men haar bereikt.
Ondervinding is eene peper-duiire ma-
tres; lt;ioch haare lesfen zijn dubbel 'tgeld
waerd, indien wij, door haar beleert,''on3
geluk voortaan niet laaten afhangen van
eens anders opvattingen ; indien zij ons
leert, hoe best te fpartelen uit de Oaver-
mj dier driften, welke de gewoonfte kwel-
13nbsp;gees.
-ocr page 12-geesten der flervelingen zijn (*gt; Mag dit,
MIJN HEER ! uw geval zijn ! Moge , na
de veelvuldige bezwaarlijkheeden eens
werkzaamen leevens, deszelfs avond zon-
der eenige buijen afloopen! enz.
(*) LiÉîus régnés avîdum domando
Spiritum, quam fi Lybiam remotis
Cadibus jungas , {f uterque J^enus
Semas uni.
H or at, Lib. II. od. II.
en
Quanto quisque JîU plura negaverit,
A Dis plura feret.
Id. Lib. IIL od. XVI. amp;c.
PB
-ocr page 13-Mevrouw ! of misfchien zijt gij noch
niaagd, Mejuffrouw! aan u, die mij zó
meenig zuur gezicht kostte , vervoeg ik
mij. 'k Bid u , in welken grond groeit
gij 't weeligfte?
• anbsp;h
-ocr page 14-Is 't in de gewijde plaatzen? — LMten wij
zagtjes fpreeken.
In de raadzaalen ? —- Geen woord.
Op de hooge fchoolen ?- Klater-
goud.
Op de beurs? - Is 't gekfteeken !
In de boeken ? - Leest, maar
zet een bril op.
Zo houdt de natuur u beflendig in
arrest.
En gij, edele borften, ijverende om
dit kraak-porcelein op 't vengfter te zet-
ten , behoedzaam! behoedzaam! pas zult
gij deeze kribbige dame in 't fchemer-
licht gevvurmt hebben , of gij Zult uwe
tronie gefchonden vinden.
„Si qitisquam est quifefe fiudiat placere
„ Bonis quam plurimis minime muitos laäere^
„ In Ins poëta (et auctor) nomen fuiJcriUtfuimy
Eene der rttdenen , %vaarom alcibiades
min flaagde, was de te hooge gedagten, weih
^e Atheeners voedden van zijne bekwaamheid.
Even eens flaat V met, alk menfchelijh zaaken.
Ik had eens, torn partijjchap mijn vaderland
noch niet geheel verwandelt hadt in een Azijn-
* 3
Fabriek , een vriend; voorfpoed en vrolijkheid
mogen hem jleeds bijblijven l Hemelhoog prees hij
Vlij de vlerken van den Marquis de B.....
Ik verwachtte een meester - ftuk zietl 'fwas
mi meesterknegt-ftuk.
Niets doodt de reputatie eens auteurs, eti V
fortuin 'eem hoeks zo gewis, dan heiden op te
vijzelen hoven hunne kragt^ Ik verzoek Zs-
jser, hij voorraad y nedrig te zijn in uwe taxatie
deezer bladen j en mogt daarna de leezing ze u
doen zetten op een hooger prijs! Dit zij genoeg
voor 't ■publiek.
•b
.^iÜÉ.
- - ■Jfc
^Er zijn luiden ; niet zodra houwt iemand
langs den grooten -weg een hutje ^ van eene eenig-
zints vreemde bouworde ^ of zif fmijten 't de gla-
zen in. Niet zodra rijst \r iemand op, die zegti
' ■ Tentanda est via, qua ine quoque posfim
^-v Tollere humo, et novus rerum exfurgere auctor*
of 'er is onder hm een geweldige opfiand. Niet
' - ^nbsp;'nbsp;fcherp^
voorrede. VII
fcherpziender is eene moeder, die ééne beeldfchoone
m fchatrijke dochter heeft uiuehuweUjken ^ op alle
de hcweegingen der talrijke vrijers om dit gulde
vlies, dan is V oog deezer brooze flerveliiigen in 't
opdelven der menfcheUike, nu onvolmaaktheden,
nu grilligheden. Met een mikroskoop aan den neus
verhezen zij een boek phraCis voor phrfifis', ènz.
Gaarne zonden zij de zon^ g^^^lgd over haare
vlakken^ in em doofpot willenfieeken: zo groot is
hun afkeer van alle vlakken l Deezen yzonder eenige
■ ■ •• Ot/
in- of uitwendige qualificatie^ zich in-ßen kunst-'
• •(•gt;nbsp;'Ti
rechterfloel genagelt hébbende, behandelen de gelcer-'
den als zijjie Heiligheid de R. Katholqken, wr-
derende eeiie blinde onderwerping voor hunne, fchoon
ook willekeurige, uitfpraaken. De zulken depe-
cheer' ik met de nevemgaande onvergulde'pillen^
Wßamede ik hm goede beterfchap toewenfehe-.
„ Now, iij reality, the world have paid too great
„ a compliment lo critics, and have imagined them
„ men ot much greater profundity, than they realy are.
»gt; From this cpmplaifance, the critics have been em-
„ bal-
-ocr page 18-„ boldened to asfutne a dictatorial power, and have fo
„ lar fucceeded, that they are becotne now thetnasters,
,, and have the asfurance to give laws to ihofe authors,
„ from vvhofe predecesfors they originally received
„ them.
„ The eriticlc, rightly eonfidcred, is no more than
j, the ciei'k, whofe office it is to transcribe the rules ^
„ and laws laid down by thofe great judges, whofe
„ vast ftrengch of genius had placed them in the light
„ of legislators, in the feveral fciences over which they
„ prefided. This offlce was all which the critics of old
,, aspired to ; nor did they even dare to advance a
5, fentence , -Without fupporting it by the authority of
„ the judge , from whence it was borrowed.
„ But in procefs of time, and in ages of ignorance,
„ the clerk began to invade the power, and to asfume
„ the dignity of his master. The laws of writing were
„ no longer founded on the practice of the author,
„ but on the dictates of the critic. The clerk became
„ the legislator , and thofe very peremptory gave
„ laws , whofe bufinefs it was at first to transcribe
,, them.nbsp;'1
„ To thefc incroachements time and ignorance, the
„ two great fupporters of imposture, gave authority.**
f i e l d i g.
„ Tam fi quis est, qui dictum in ß indementius ,
„ Existimavie esfi, ßc exisiimet ,
„ Respùnfum nert dictum esfe, quia laßt prius.quot;
te rentiu j.
-ocr page 19-Pelgrimagie na ds Oost-Indien,
't Geval, dat is een onnavolgbaar zamen-
weefzel van omftandigheeden, plantte een
boom in CmflantimpoUn. Deeze boom hadt^
noch min diepe wortelen gefchotcn, dan hij
begon rijke vruchten te draagen. Hij ver-
plantte zich en kwijnde.
Voltaire ergens opmerkende, hoe beü-
zelingen zwanger kunnen gaan van gewichti-
ge gebeurtcnislen, vertelt hoe 't vallen van
een handfchoen, de kroon van Spa/^Je bragt in
't huis van Bourbon. Maar ook groote oor-
zaaken baaren wel eens kleine gewrochten.
Zo ftondt 't met mij gefchaapen.
De Lezer herinnert zich zeker, dat de
Charter van de Engelfihe Oost-Indifche Com-
pagnie voor ettelijke jaaren ten einde liep.
Hadt nu 't toenmaalige ministerie kunnen
goedvinden dezelve niet te vernieuwen, zat
ik noch met beide mijne knevels , en mis-
fchien een langen baard 'cr bij in Confiantino'
polen.
Zijne Majesteit, de Groote Mogol had zedert
lang op die Compagnie eene pretenfia eaner klei-
nigheid van ettelijke millioenen ponden fterlings.
Om deezefchuld te innen, zendt hij na
den Heer Majoor m.....die nu zedert eeni-
gen tijd uit den dienst der Engelfihe Compa-
gnie in dien van deezen Ifidiaatifihen vorst was
NA DE OOST-iNDieN. 3
overgegaan» Hij voorzag hem van de ruim-
fte bewijzen voor zijne fchuldvorderinge, en
bekleedde hem met 't karakter van zijn Am-
basfadeiir. Dat nu de Engelfche natie gewoon
is de allernauwgezetfte rechtvaerdigheid te
betrachten, wanneer zij met eenige andere
natie over hoop legt om 't hebben en hou-
den, is waereldkundig; en de onze behoeft
haare boeken niet op te flaan, of haare casfa
na te zien, om zich te herinneren met de
levendigfte dankbaarheid aan de edehnoedig-
heid, in welke zij onlangs jegens ons za
mild was. Getrouw aan dit karakter, nam
't ministerie, bij 't hernieuwen van de Char-
ter, der Compagnie een klei» ftuivertje af; en
den Heer M..... niet erkend, veel min getree-
den hebbende in 't onderzoek dier prctenfie,
ontfloeg 't haar van de bezwaarlijkheid dier'
fchuldvergoeding. Dan deeze, weinig gefteld
op dergelijke vifites en ambasfades, fchreef
aan alle haare bezittingen, den Heer Majoof
A %
indien hij daar ergens verfcheen, di-
rekt weêr in 't eerst vertrekkende fchip in te
pakken, en na Europa te rug te zenden.
Dit fteide dien heer in de noodwendigheid,
of gaf hem ten minfte aanleiding, om over
land na de Staaten zijner MogolfcJie Majesteit
(waarvan zo een ieder weet Delhi de •
Hoofdftad is; te fteevenen, ten welken einde
hij zich in Conßantinopokn bevondt; waardoor
ik getroond wierd de vette potten van T?era
te verlaaten, om... ora gelegenheid te heb-
ben, dit le fchrijven.
't Was nu in den zesden jaare der ver-
drukkinge van dc Hoornfche - wortels en der
Goudsbloemen, duidelijker in 't negende jaar
vóór de volkomen invoering van 't Kristen-
dom in Z^veedich Lapland, of noch duidelijker
in de maand Rehiel-eval 1199 van dtHegira,
dat ik mij opmaakte, om...
Maar hola! men gaat niet over land na de
Oost-Indien als met de treJcfchuit na Haar-
lem.
tem. Eer ik mij opmaakte, was 'er noch
wat te koop; dit moet de Lezer ook weeten!
Vooraf moet ik mijn Lezer eens de pols
voelen, om zijne complexie te kennen, wat
ïiij denkt beter te zijn , alleen of met een
compagnon te reizen. Zea: mij eens, zoo gij
meerderjaarig zijt, dunkt 't u wel appetijte-
lijk fleêkind gemaakt te worden, aan de lei-
band te loopen? Is 'er wel een ding in de
waereld, dat meer plaifier doet, dan zijn ei-
gen zin te doen? C) principaal aan iemand,
di€
C*) Is mij dit nu niet altoos mogen gebeuren op mij-
ne Afiatifche omwandeling, mijn voorneemen is mij 't
hart dubbel op te baaien in haare befciirijvinge, zonder
te denlcen aan eenig iccurmeester der geestelijke waa-
ren, zonder ergens na te luisteren, dan naar mijne eigen
grillen, 't Zou in de daad eene groote hardvochtigheid
2ijn. van iemand te vorderen, dat hij zich altoos geneerde.
Prmilerim fcripUr delirus inersque viieri,
^um mea delictant me mala, vel denique fallmt,
2}iamßpere a ringt.
'^O'^at. Ub.n. E^ist. 2. F. is6.
A3
-ocr page 24-die zo eigenzinnig is, als een kat! Zeker
wanneer ik van hier {^AmjlerdaiTi) na Haarlem
trek, zit ik liefst niet alleen in de fchuit, en
mits mijn gezelfchap niet ftora is, zal ik 'er
altoos eenige leering of tijdkorting uitvis-
fchen. (*) Maar een tocht na de Oost Indien,
't is als een huwelijk, en hoe vecle gelukki-
gen geeft 't? (f) Maar altoos alleen te. zijn!
-Zet vier menfchen vier weeken nacht en
dag bij een, 't is hondert tegen één, dat zij
zich affchuwelijk verveelen, en zich erger
dan alleen zullen reekenen. Ik houd 't met de
Ita^
c*) J'obferve en mes voyages cette practique, pour
apprendre toujours quelque chute par la comrDunicatïon
d'autres (qui est une des plus belles cf^hoie» ^ui puisfe
estre) de ramener toujours ceux avec qui je confère aux
propos des chofes qu'ils fcavent le mieux,
montagne Fol. J,chap. XVI,
Çt)gufppe boni: numero vix funt totiden, quot
Tluharum portes, vel clivitis ostia JVili.
juvenal. Satyr, XHI. F, 2S,
-ocr page 25-Italiaanen'. è meglio andar folo, che mal accompa'
gnato. 'k Zeg mija gevoelen, en laat ieder zijn
meug: maar zo iemand mijner Lezers in 't ge-
val komt 5 over land na de Oost - Indien, te ftuu-
ren, en hij een Hollander is', raad ik hem fterk
af een paar Engelfchen tot zijn reisgezellen te
neemen. In dergelijke coalitie gegijzeld, zou
hij even onafhanglijk worden, als, in 't vrije
Engeland, de oppofitie 't is van de kroon.
Veele Schrijvers, waarvan de eerfte gelo-
gen en de rest de een den ander inoetcn
hebben uitgefchreeven, verheffen hemelhoog
de Miizulmanfche gastvrijheid. Volgends dee-
ze zijn de Turkfche gewesten een ander lui-
lekkerland. Met dit gelnnf mogt men ver-
hongeren; 'k wil niet zeggen verfmagten: want
men komt noch al overal fonteinen tegen. Maar
zijc toch indachtig aan 't franfche fpreek-
woord: qiiil ne faut jias s^emharquer fans bis-
cuit en verkiest men 't firmament niet tot
den henicL van zijn ledikant te hebben, zo
A 4nbsp;doet
doet men voorzichtig zich van eene tent te
voorzien; want 't reegent in Natoliën geene
caravenferais-, ook is'eene matige tent beter,
dan een ordinair dergelijk hotel.
Op eene tocht, als ik nu aanvang te be-
fchrijven,moet ik mijne lezers,vooreerst on-
der 't oog of 't oor brengen (want ik moet
't hun alles ten duidelijkfte doen verllaan,
en dat in de beste order: daar houd' ik bij-
zonder van) dat hier niet te denken is aan
fchuiten of beurtfchepen; neen, is men eens
't kanaal van Confiantinopolen, den Tijger en
den Euphraat over, zo loopt men weinig ge-
vaar zich de kouzen te befpatten. Derhalven
blijven 'er een reizenden noch vier andere
çquipagiën over.
I. Die, waarvan men nergens in de wae-
reld plaifier-geld betaalt, en diç de natuur,
zo als zij ons uit de hand laat flippen ,
ons prefent gaf, zeker ten gebruike; fchoon
aan fommige oorden, geen honderd mijlen
na de oostindiën. 9
van hier, 't bijna eene fchande wordt, 'er
zich van te bedienen, een paar beenen met
voeten aan 't einde.
II.nbsp;Maar deeze equipagie heeft ook haare
bezwaarlijkheid; en hoe ligt zij in den be-
ginne voortloopt, maakt de holderdebolde-
righeid ^van den weg en de hitte fvan 't
klimaat haar binnen weinige uuren zo
zwaar als lood. Ook fpoedt «ij maar flap-
jes. Om deeze reeden geeven ettelijke Pel-
grims de voorkeur aan een tachtaravan (die
ik, zodra de mist en mijn humeur wat opge-
klaard zal zijn , eens zal afteekenen.) Ik
voor mij, noch mijne compagnons (cn hier
in waren wij 't eens) hielden niet veel, ons
de airs van kraamvrouwen te geeveu.
III.nbsp;Voor iemand, die groote haast heeft,
is een Montgolfier een zeer goed voertuig.
Voor ons zou dit wat volle omflagtig ge-
weest zijn; zelfs zo pasfaatwindcn 'er 't ge-
bruik van toegelaaten hadden.
IV. De gebruikelijkfte en de bruikbaarfte
(koetzen, wagens, karren of postehaizen
moet men om de bergaehtigheid der wegen
vergeeten) is een paard , en verdient verre
den voorrang boven de kameelen, wier ftoteri-
ge tred iemand een gevoel geeft, als hij
lijdi (*) dien een kies getrokken wordt.
(*-) Er is noch eene andere equipagie; dezelve
legt achter de bank en wordt geheel vergeeten: maar
niet van mij.^ 't Is waar men kan ze alleen in vlakke
landen gebruiken , maar aldaar kan zij van grooten dienst
weezen.' Ik meen de ftelten. In geval men ons, zodra
Wij op onze natuurlijke (lellen goed kunnen voortfchar-
relen, bier aan duingt; en voetwijze gewenden, zouden
wij zeeker en gemaklijk op Reiten, die onze lopers vier
voeten verlengden,kunnen voortfchuiven ,en dus den bes-
ten ruiter achter ons laaten. Was 't niet, dat men mij mijn
nieuwemethodevan oorlogen (zie D.I. 355) zo verbitterd
hadt, ik zou 't durven waagen deezen of geenen Oor-
logsrainister een plan voor te leggen van eene brigade of
van een legioen van iïetof««. De cavalleristen zijn duur te
fcouden. Mijne fidtisten behoeven noch haver, noch hak-
zei.
-ocr page 29-Luiden van 't land hebben hunnen eige
paarden, waarop zij groote wegen afleggen;
maar voor een vreemdeling verdienen huur-
paarden de voorkeus, volgens: Cavalh di vet-
tura fa profito amp;c.
Men vindt in Conflantinopoïen befl:endig voer-
luiden , die de reizenden reehts en links na al-
lerlei oorden van de uitgeftrekte Turkfcjie
heerfehappije brengen.
Mijne beide reisgezellen en de auteur van
dit monument (_an are an 72ive percnniusT)
drie luiden van diepe ervaring en niet klei-
ner voorzichtigheid,doorkneed van menfchen-
kennls, keeJcen met bedaardheid uit, I.AVA-
TER over de Gelaatkunde, galenus over
de Temperamenten in de hand, na een
meest
zei, en toch mogten zij even goede dienften doen. De
fielt zou hun tevens ten paard, ten pallasch, en wie weet
of niet mettertijd ook wel ten karabijn kunnen ftrekken.
'k Hoop toch niet, dat men mij hierover ook van on-
kristelijkheid zal befchuldigen.
meest belovenden Catterchi-hacM , alias voer-
man. De witte baard van Hadgi-hacU won hem
fchielijk ons toetrouwen,'t geen 't te fluitene
traktaat fpoedig applaneerde, bij welk 't getal,
de qualiteit der paarden — de plaats waar-
heen — de dagen waarin — de prijs waar-
yoQr — de dag van 't vertrek waarop — 't
drinkgeld daarbij in de allerklaarfte bewoor-
dingen, in tegenwoordigheid van den dra-
goman en kancelier fignor pis-ani, geftipu-
leerd werden. En fchoon deeze ftipulatie
ettelijke rarapfpoeden leedt, veele Kristen
Mogendheeden zouden zich fchaamen, zo
zij wisten, hoe itipt onze Muzulman ze na-
kwam.
De zorg nu voor onze paarden den vroo-
nie hadgi-bachi hebbende overgelaaten,
namen wij op ons die voor de tent, reis- huis-
raad,keukengereedfchap (*) (die voor den kel-
der
(*) 't Weinige omflagtige van dit alles ftak zeer lec.
v«n-
-ocr page 31-der lag ik, om zekere reedenen, mij alleen
op de fchouders: en in di: artikel raad ik de
vendig af bij dien dikken catalogus van huisraad en ira-
boel van alle zogenaamde verlichte volken: artikelen,
die voor hun een behoefte geworden zijn , en waarvan
de verplaatzing of't gemis hen lam of ellendig maakt. Dc
ondervinding leert best, hoe eenvoudigheid van leevens-
wijze en geluk naauw aan elkander verbonden ftaan. De
tent was 't vertrek, waarin wij bezoek ontvingen; zij
was ook onze eet-zaal en doorgaands onze flaap-kamer.
Een tapijt llrekte ons ten matras cn beddelaken; een
mantel ten deeken; de zadel en Sjabrak ten oorkusfen
en floop. Ook diende de tent ons ten pakhuize. De
kisten en koffers maakten daarin een middenfchot, waar
achter de bedienden eene manier van apart vertrek von-
den. - Ons keukengereedfchap was zo eenvoudig
als onze fchaft, zelden meer dan één gerecht tevens:
fchaapen-vlecsch of hoenders roet rijst, of rijst met fchaa-
penvleesch of hoenders, flaè met eijeren of omgekeerd,
enz. aangediend op een tafel niet van mahognij - hout
maar van aarde, op we!ke de algemeene hofmeesteres
van 't menschdom doorgaans een tafel-laken van gras
(preid-
-ocr page 32-belanghebbenden niet te vergeeten eene goe-
de voorraad van limonade - fijroop, Cijpri'-
fche wijn en rum of arack) voorzagen ons van
■ fnaphaanen (*), pistoolen, kruit, ijzer, lood,
za-
fpreiddc. _ Een koper vertint fchaaltje,door een oog
aan een ketting bij 't zadel opgehangen, leste onze water.
^ijn - brandewijn - en punchdorst. - Een k twee
kasferollen dienden tot kook- ftoof- en braad-pannen j
hunne dekzels tot fchotels, enz.
Hem, dien deeze eenvoudigheid van leeven als een
brug tot 't geluk fchijnt, zal men misfchien tegenwer-
pen, dat 't geluk alleen beftaat in 't voldoen der behoef,
tens, dat alzo de maat van 't genieten afhangt van 't
getal der behocftens, die men voldoen kan. Maar bij wien
is de ondervinding noch zo in haar kindsheid, om geleerd te
moeten worden , dat de hebbelijkheid van genieten ons ge-
voel voor 't genieten vereelt ? daar te leurfteuing cn gemis
ons lang knaagen. En dit is de reeden, waarom zij, die
zich baaden in den wellust, of liever in de verveeling
van den overloed, verre afzijn van die gelukzaligheid,
welke de behoeftigen hun toedenken.'
Ook hadden wij in ons gezelfchap een paar fnap-
-ocr page 33-zabels, attagans, hansjaaren, van gebeden-
boeken, van cervantes, horatius,
seneca, van oud-linnen , zalven, pluk-
zel , eompasfcn en thermometers, en fta.
ken ons 's daags voor ons afreizen in on-
ze Turkfihe reis-kleeding. De Muzulma?:s ^
die alleen den Tulbant dragen, bedienen zich
meest op de reize van eene Tartaarfche kal-
pak, dat is, een lakenze muts met een dun-
ne, bonte rand. Nu is deeze dragt ook den
Franken geoorloofd. Alzo kan men een Mu.
zulman van geen onmuzulman onderkennen,
en meenig een gaf mij zijn Sakm-Aleikum (f)
/mjen: want de Turkfche vrouwen vallen niet niiii
fnapachtig, dan andere. Eene derzei ven , eene zo-
gende vrouw, droeg befiendig haar zogelfng op den arni;
hadt dus weinig bellier over haar paard. Meenigtnaal be-
wonderde ik den moed en 't beleid deezer moeder, in
't alklimmen van de fteilfte bergen, of 't rijden op den
kant van diepe afgronden. Affcliuwelijke gezichten !
(t) rreede zij «« Mögt dft 't formulier aller men.
fchen zijn en gep^aktifeerd worden 1
(waarop men andwoordt akikmi-falèm) eene
paerl, die zij aan een ongelovigen nimmer
weetens zouden wegfmijten. Welk een voor-
recht 1
Men kan langs twee wegen van hier te
Rotterdam komen. 'Er zijn 'er meer dan twee,
langs welke men over land van Conflantim-
folcn de Oost-Indiën inreist.
De eerfte die, welken wij namen, en dien
ik zo aanflonds v2LnKonak tot Komk,z\s ook
dit woord gaa befehrijven.
Een andere gaat van Jleppo regelrecht door
de groote woestijne na Basforay dat is , na
•'t einde van de Perfifche golf.
Een derde gaat van Alepp door de klei-
ne woestenije op Bagdad, van waar men,den
Euphraat afzakkende, in Basfora komt.
De vierde gaat van Alexandrien op Suezy
alwaar men zich op de Roode Zee infcheept.
Een vijfde brengt u van Conßantinopolen
in een kaïk, waarmede men roeijen en zei-
len
NA DË OOST-INDiëN. 1/
len kan, op de Z^xant Zm langs de kusten
van Natoliën. Men ftapt in Tréizonde v;m
de wal, en gaat zo Zuid-Zuid-Oost op.
Vergelijkt men deeze onderfcli^ide wegen,
zal in 't fluk van gemak, onkostbaarheid,
genoegen, veiligheid, de laatfte, waarvan ik
niet weet, dat tot hiertoe eenig reiziger ge-
bruik maakte, verre den voorrang verdie-
nen. Is men bang voor de zee, men houdt,
't kort onder de wallis de wind tegen, men
roeit onder een ftaand zeiltje j is't weêr flecht, ,
men blijft aan dc wal; de meenigvuldige
dorpen geeven beflendige afvvisfeling van
gezichten, en geleegènheid tot dagelijkfchen
aankoop van allerlei vervcrfching; de
zee verkoelt de hitte van 't klimaat; de-
flaap is ieder nacht gerust aan de wal; ruï-
nen, enz. kunnen den liefhebber van oud-•
heeden meenigwerf den tijd verkorten; men
vermoeit zieh niet in een vaartuig, men kan
'er in fchrijven, leezen, en veelerlei dingen
in verrichten, die 't een bijzondere behendig-
heid zou vorderen te paerd te doen, ten
ware dat men opgevoed was onder de Par-
then. (*)
De reis van Confiantimpolen kan volbragt wor-
den in een of twee weeken tot in Tréizonde. (j)
Van hier zijn 'er drie ä vier dagreizens tot
Erzerum., van daar zes tot Diarhekir, waar-
uit men in vier dagen te Moful, en in vier
andere te Bagdad komt. Stel de reis den
Eu'
(*) Equls omni tempore vectantur : illis publica ac
privata officia obeunt: fuper illos ire, confistere, merca-
ri, colloqui etc- etc.
justin us, Lib. XLI. Histor.
(t) De Heer de tournefort treuzelde over dit
endje zeven- en- twintig dagen. Dan deeze heer was
gedwongen de vaart van den Paclia, in wiens gevolg
. hij was, te volgen, even als een boot zich moet regelen
naar 't vaartuig, waaraan quot;t op fieeptouw legt. Ook
reist een kruidkundige, wiens bedoeling is nieuwe ont-
dekkingen in 't planten-rijk te doen, niet met de voort-
varendheid van iemand, die haast heeft.
1
N A D E O O S T-l N D I ë N. I9
Euphraat af tot Basfora op tien dagen. Alle
deeze dagen, gevoegd bij de dertig, gevor-
dert om van hier in de refidentie des Sultans
te komen, zo kan men in tweeënzeventig
dagen over land in de Qou-lndiën komen.
De meest gebruikelijke route was langen tijd
de Me Zee. Keizer abdul-hamid heeft
«.ieeze vaart verboden. Zijn Hattif-Chenf
is allermerkwaardigst. Ik heb 't zelve hoo-
ren leezea. 't Spijt mij, 't niet uitgefchreeven
te hebben. Zo ik 't ergens vind, zal ik 't
mijne lezers mededeelen. De Keizer fpreekt
in 't zelve mannen-taal.
Ongezouten zegt hij den Earopeaa.en
de waarheid. Hij wrijft hun zonder compli-
menten hunne woeligheid onder de neus;
hoe zij eerst,onder voorwenJzel van hunnen
handel voorttezetten, zich in afgeleegen ge-
westen indringen, vervolgens de zwakheid
'er van befpieden , de ingezeetenen, om 't
land te zwakken, tegen hun vorst, en on.
^ ^nbsp;der
-ocr page 38-der elkander opftooken,^voortgaan met ze te
veroveren, en eindigen met de landzaaten
'er uit te jaagen, ze in llavcrnij te brengen,
of van verdriet te doen fterven. Hij ftaaft
zijne gezegdens met voorbeelden. Zulke lui-
den, eindigt hij, (en hier mede beoogt hij
de Engelfchen, geene andere vreemde na-
tie deeze zee bevarende) zou, zonder te
willen haar geleegenheid te geeven, om in onze
heerfchappij huis te houden, gelijk zij in
Indostan gedaan hebben, 't onveilig zijn de
Roode Zee langer beftendig op en neer te
laaten vaaren, eonnexiëii te formeeren met
onze afgeleegene en zwakke bezittingen, en
de heilige ftad (jSlekka') te naderen.
Dit is wat mij 't geheugen 'er van voor de
pen brengt: maar 't geen weinige wee-
ten is, dat de Engdfche Ambasfadeur om
dk verbod, op voordragt der Engdfche Oost-
Indifche Compagnie (•) aangehouden heeft;
ten
(*) Da Heer capper is in dienst van zijne Oost-
In-
-ocr page 39-NADEOoSTlNDlëN. 21
ten einde te beletten het afdruipen der in haa-
ren dienst rijk geworden bedienden, met
hunne fehatten, langs deezen weg.
(Langen tijd na dit afgefehreeven was,
viel mij 't werk van den Heer gapper in
de hand. Met vergenoegen zag ik bij dien
fehrijver, daar hij fpreekt van dit verbod
des Sultans, dat mijn geheugen, beter be-
houdende 't geen 't zelve voor ettelijke jaa-
ren zich inprentte, dan 't geen 't zelve zoekt
te bewaaren, in mijnen tegenwoordigen leeftijd,
noch niet geheel verboren is.
Tnbsp;^^
ind.fche Compagnfe geweest, cn fchijnt geheel onkundig
van de waare toedracht van zaaken. Volgens hem
moest de afgezant der Engelfrhen bij de Porte arbeiden
aan de herroeping van dit verbod. Om mijne gezeg-
den , reeds door den aart der zaaken waarfchijnelijk
gemaakt, meer te ftaaven. zal ik 'er bijvoegenj dat ik
^it opteekende in Conßantinopolen uit den mond van
den Heer w— zeer wel onderricht omtrent 't geen
'er bij zijn gezant voorging; en die behalven dat een
boezemvriend was van den Heer balde win, den
conful of agent der Engelfchen te Cairo.
De Heer capper noemt dit verbod een
firman. (*) Hierin, dat is, in een beuzeling,
bedriegt hij zich; een firman is een pas-
poort, een brief van vrij-gelei, een fauf.
conduit, c^n reizenden Frank in deeze gewes-
ten onontbeerlijk, 't Was des Sultans Hat-
tif-Cherif of eigenhandig onderteekent ver-
bod. Maar't geen niet eene beuzeling is,daar
't ftrijdt tegen gezond verftand en goede
manieren, is de naam, welken die fchrijver
'er aan geeft, dien namelijk van ttn fieltachtig
fiukje. Cf)
Even zeer beleedigende Zijn deezes fchrij.
vers gedagten over den burgerlijken flaat der
Turken, wier leeven en eigendom volgens
zijne uitfpraak, van de grillen des Sultans
(♦) ONDERRiCHTtifGEN wegens 't reizcH over
land enz, uit Europa na de Indien, door j. capper,
Esq. Amßerdam 1786. bladz. I7, bij den heer YnteMA.
(t) XIII.
-ocr page 41-na de oost-inijlën. 23
afhangen. Hier omtrent zoude hij zich beter
hebben kannen onderrechten bij den Heer por-
ter, van wien, als meer dan tien jaaren
Engelfchen afgezant in Conflantinopoïen geweest
zijnde, de woorden zwaarer weegen. (*)
Dat deeze natie in Turkijën veele huizen
van negotie heeft, is een ieder bekend, 't
Is echter vreemd dezelve factorijen te noe-
men; een woord, waardoor mijn bedunkens,
racer of min verfterkte kantooren verftaan
worden (f) : 't geen hier 't geval niet is.
Nadat deeze heer betoogt heeft de noodwen-
digheid en 't belang van de vaart langs de Roo-
de-Zee , voor 't Engekch gouvernement, bouwt
hij op dat belang 't recht, toekomende aan
deeze natie op die vaart, en wil den Sultan
of Soherif van Mekka de macht ontzeggen,
oni 't zelve te beletten. Deeze natie en de
Mm-
(♦) viii.
(t) XII.
B4
-ocr page 42-alnbsp;PELGRIMAGIE
UmhvkWi zijn buiten-ordinaris verwend.
Zij zijn gewoon den baas te fpcelen. Tot
eene van beide deeze natiën moet men be-
hooren,om eene Mogendheid 't recht te wil-
len betwisten om, naar welgevallen huize-
iijke fchikkingen te maaken. (*) Ondertus-
fchen heeft de Porte, weinig zich ftooorende
aan dergelijke vonnisfen, mee de Franfchen
onlangs een verbond aangegaan, bij 't welk
hun deeze vaart uitnuitende wordt toege-
ftaan.
Spreckende van de ontworpene verdeeling
van 't Ommanjche Rijk,zegt hij, dat die verdee-
lingenkel afhangt van 'tdael,'t geen't aan En-
geland mögt behaagen daarin te neemen. Indien
dit zeggen, waarvan ik de ongerijmdheid, was
'taiiderzints hier de plaats, tastbaar zou kunnen
maaken voorde vooringenomenheid zelve, ge-
komen is ter ooren van haare Rus • Keizerlijke
Ma.
C) XV.
-ocr page 43-Majesteit, of die haarer ministers, zal men
zich den buik hebben vastgehouden van lag-
ehen over deeze (*) fnorkerije.)
En hiermede den heer gapper eontinua-
tie van gezondheid gevvenseht hebbende,
keeren wij weder tot ons onderwerp, om
op te merken, hoe 't overtollig voortaan
is, iemand, behalven een Franschman afte-
raaden, zijn leeven te ftellen in de handen
der onbedreeven Turkfchc zeelui.
Ik zal dit begonnen vergelijk der onder-
fcheiden routes na 'de Oost Indien hiermede
befluiten: die over de Roode Zee. is de ge-
vaarlijkfte, die door de groote woestenij de
vermoeijendfte, oogfchijnelijk de kostbaar-
fte (t), de onze de verveelendfte, de laat-
fte de vermakelij kfte.
Al
C*; XXV.
Ct) Zeker moet ik, reeds voor de komst mijner
beide reis-gezellen in ConJlaiUinopokn, zwanger gegaan
Jicbb^ïn raet't ontwerp om t'eeniger tijd van daar na de
B 5nbsp;Oost-
niet de rechte of beste wegen zijn. Welk
eene verwaandheid eene zaak beter te willen
weeten , dan zo veclc wijze luiden, zo
veel belangs hebbende bij een goed overleg!
Niets is onvoorzichtiger, wanneer 't 'er op
aankomt tijdingen zo wel fpoedig als zeker
na afgeleegene oorden te zenden, dan zich
in de handen van Neptumis en iEolus ge-
vangen te geeven, en zich aan de wi'sfelval-
ligheeden van de baaren bloot te ftellen. —
't Is gebeurt, dat een fchip in tien dagen
van St, Petersburg in Texel kwam : dan 't
hof van Rusland, eene tijding in den Haag
fpoedig moetende hebben, zendt zijne Cou-
riers over land, offchoon zij de reize ia
niet min dan zeventien dagen kunnen doen.
Deeze regel fchijnt niet waargenomen te
worden, in het tegenswoordig geval. Enge-
land zendt een Courier over Frankrijk na
Livorno — van hier fcheept hij zich in
op Alexandrien^ trekt de lendengte over van
Suez —
-ocr page 45-NA DE O O S T-I N D I ë N. Z^)
Suez — en fcheept zich aldaar weder in,om
de Roode Zee afzakkende in de Indijche te
komen — of hij fcheept zich te Livorno in
op Latichea^ Scanderoon ^ reist van daar over
land na Aleppo, en trekt vervolgens de
groote woestijne door, om in Basjorc^ cxi
de Perfifche golf aan te komen. (*)
't Een en ander is onzeker en langwijlig.
Dat 't onzeker is, zal niemand van onder-
vinding, geen Zee-man ooit tegenfpreeken.
Tegen-wind en flecht weêr kunnen een fchip
uit Texel na Havre-de-Grace beftemd, in
Noonveegen en misfchien eerst na zes maan-
den op de beftemde plaatze brengen. Zo
in de Middelandfche Zee reguliere winden,
'er een trapje zeekerheids meer aan geevcn,
die zekerheid verdwijnt wederom voor de
meenigvuldige aldaar heerfchende ftilte.
De
C*) Indien ik wel onderricht ben, kost dergelijke
Courier meer dan ƒ jo^ooo.
niet de rechte of beste wegen zijn. Welk
eene verwaandheid eene zaak beter te willen
weeten , dan zo veele wijze luiden, zo
veel belangs hebbende bij een goed overleg!
Niets is onvoorzichtiger, wanneer 't 'er op
aankomt tijdingen zo wel fpoedig als zeker
na afgeleegene oorden te zenden, dan zich
in de handen van Neptunus en iEohis ge-
vangen te geeven, en zich aan de wi'sfelval-
ligheeden van de haaren bloot te ftellen. —
't Is gebeurt, dat een fchip in tien dagen
van Petersburg in Texel kwam : dan 't
hof van Rusla?id, eene tijding in den Haag
fpoedig moetende hebben, zendt zijne Cou-
riers over land, offchoon zij de reize ia
niet min dan zeventien dagen kunnen doen.
Deeze regel fehijnt niet waargenomen te
worden, in het tegenswoordig geval. Enge-
land zendt een Courier over Frankrijk na
Livorno — van hier fcheept hij zich in
op Alexandrien^ trekt de lendengte over van
S)iiez —.
-ocr page 47-na de o o s t-i n d i ë n.
Suez — en fcheept zich aldaar weder in,om
de Roode Zee afzakkende in de Indijche te
komen — of hij fcheept zich te Livorno in
op Latichea, Scanderoon, reist van daar over
land na ^leppo, en trekt vervolgens de
groote woestijne door, om in bas/ore^ cxl
de Perfifche golf aan te komen. (*)
't Een en ander is onzeker en langwijlig.
Dat 't onzeker is, zal niemand van onder-
vinding, geen Zee-man ooit tegenfpreeken.
Tegen-wind en flecht weêr kunnen een fchip
uit Texel na Havre-de-Grace beftemd, in
Noonveegen en misfchien eerst na zes maan-
den op de beftemde plaatze brengen. Zo
in de Midddandfche Zee reguliere winden
'er een trapje zeekerheids meer aan geeven,
die zekerheid verdwijnt wederom voor de
meenigvuldige aldaar heerfchende ftilte.
De
C*) Indien ik wel onderricht ben, kost dergelijke
Courier meer dan f jo^ooo.
De Heer capper vertrok in 't begin van
September 1778 uit Engeland en kwam eerst
den 30 December van 't zelve jaar in Basßj-
ra aan. Een Courier van Frankrijk omftreeks
dien zeiven tijd afgezonden, ontmoette hem
gelijktijdig bij Basfora.
Onze Oost-hidifclie Compagnie, die, ge-
lijk ik wel heb hooren zeggen, geen geld
heeft weg te fmijten, zendt 's jaars vier
pakketbooten. Behalven de ongewisheid
van alle zee-tocht, is dit middel kostbaar.
Men mag ieder pakketboot, bij_ den eerftcn
aanbouw, gerust taxeeren op ƒ 18,000. De
equipagie, die meest bellaat uit dertig kop-
pen, zal, kost- en maandgelden voor Of-
ficieren en gemeenen door een gellaagen, der
Compagnie ƒ 1,500 's maands kosten.
Wannneer men de reizen van alle de pak-
ketbooten door een flaat, moet men ieder rei-
ze op vijf maanden ftellen; geevende dus
voor ieder tijding heen en weêrom ƒ 15,000.
Voeg
(
r
NA DE OOST-lNDlëN. 3!
Voeg nu hier bij de interest van een kapi-
taal van ƒ18,000, item 't geen dit vaartuig
jaarlijks verliest, en kost aan onderhoud
van easco, tuigagie en zeilen, 't geen men
zeer zeker te zamen op ƒ 1500 mag begroo-
ten, zo kost ieder tijding heen en weéroni
der Compagnie ƒ 15,500.
De eenvoudigfte, natuurlijkfte, zekerfte,
fpoedigfte en verre weg de minst kostbaare
manier ora uit Europa tijdingen te hebben
in Indi'én is deeze: Twee maaien in de
maand vertrekken brieven over Weenen na
Conflantinopoïen. Die brieven zijn van hier
tot in de Turkfl:he refidentie één maand oud.
De minister te Conßantinopolen verzoekt of
neemt een Tartaar, of rennenden postboode,
die, beftendig vcrfche paerdenneeraende, in drie
weeken de brieven bezorgt na Basfora.
Men
C) Men kan, zegt de Heer c A p p e r , de vaart op
de Rook Zee niet praktikabel zijnde, of den weg,
dien
-ocr page 50-Men kan een dergelijkeu Tartaar door-
gaans, naar mijn geheugen, voor honderd
ducaaten aanneemen. (*) De legging van
Basfora is zeker geleegener tot 't verder
brengen der tijdingen voor de Engelfche,
dan voor onze bezittingen. Met dit al geev'
ik des kundigen in ov^erweeging, iquot; of niet
de vaart uit de Perfifche Golf met kleiner,
lig-
dien ik zo aanftonds lieb befchreeven, neemen, of de
brieven van Conßantinopolen zenden na ^leppo, en zo na
Basfora. Dit laatfte zou waarlijk de mijl op zevenen
Z'jn. Ik kan niet begrijpen, waarom men de brieveji
van de Turkjche hoofdftad na Aleppo zou zeuden daar
'er een rechte weg van dezelve over Diarhekir, Mofal,
en Bagdad is, welken weg deeze heer niet wel fehijnt
gekenc te hebban.
Zodra 't komen en gaan van deeze postbooden
eens op een vasten voet was ingericht, zou ieder post-
büode, daar hij toch van Basfora na Conflantimpölen tc
rug moet, papieren uit de Indien voor Europa kun-
nen medeneemen ; zonder iets, misfchien een beuzeling,
boven de honderd ducaaten, te kunnen eifcheii.
ligter bemande vaartuigen, dus op eene min
kostbaare wijze dan die der pakkttbooten,
kan volbragt worden, 2®. of, vijftig reizen
door een geflaagen, dezelve niet in veer-
tien dagen na Ceijlon, en in dertig dagen na
Batavia zal kunnen worden volbragt. Zodat
langs deezen weg men in onze Oost Indiën in
ongevaer drie maanden tijding kan beko-
men. ~
Lezer, ik onderftel, dat men u eene eeni-
ge maal met de trekfehuit van Leijden op
den Haag gevaaren zijnde, vroeg naar de
bijzonderheeden, die de zinnen treff n van
een opmerkzaam waarneemer, bedaard bij
ieder meer of min belangrijk voorwerp op
deezen weg neêrgezeten. Misfchien zou dee-
ze vraag u doen lagchen. Zeker zoudt gij 'er
op kunnen antwoorden; ,, de beweeging van
dit tafereel is te fehielijk, om 'er alle de
deelen van te kunnen waarneemen; dubbel
wel moet 't u zijn, indien ik u mijne op-
merkingen omtrent de meest in het oog-
lopende bijzonderheeden mededeele.quot; (*) —
Men prefenteert bij de ParijfiheResmuramrs
lijsten van 't geen de kok fchaft. 't Is een
goed gebruik; ftaat u de pot niet aan, gij
'zoekt uw fortuin elders.
Ik zal dit voorbeeld der Parijfche Restaurateurs
volgen negative, en u,mijne vrienden, zeggen,
wat ik niet op fchotel heb'. Mijne collega's reisbe-
fchrij vers zijn in de gewoonte hunne fchriften aan
te vullen met een zoó van bijzonderheeden, van
hoogdraavende kleinigheeden, ook van beuze-
lingen, (t) daar zij zich vleijen, dat de lezer
even-
ed) En nogtans leeze ik bij verfcheide reizigers dier
ftreeken, die dezelven zo ongevaer als wij doorkruist en
dus doorgaans'er geene tabernakelen in gebouwd hebben,
een aantal van bijzonderheeden. 't Koude zweet kan
mij uitbreeken, wanneer ik mij wil gaan verbeelden, van *
waar zij den tijd hebben kunnen fpaaren, om dit alles
optemerken en op te teekenen.
(t) Waiineer ik van eens anders kleinigheeden fpreek',
beöog ik daarmeè niet indirect, groote zaaken aan te
kon-
-ocr page 53-NA DE OOS T-r N D I g N. gj
evenveel belang zal neemen, in 't verhaal,
als zij namen in de ondervinding. Hier van
ben ik afkeerig, en in deeze mijne onthou-
ding, want ik zal 'er maar enkel van fpree-
^en, moet men een goed deel zclfsverlooch-
ning erkennen. Maakt ook geen ftaat op
veele kramerije van pjiyftca, hinoria naturalis
jurisprudentia, theologia, enz. gij zoudt u be«
droogen vinden. En toch ftaat 'er van 't
een en ander wat in. 't Geen ik op fehotel
heb,///O zweemt veel naa een Oleopodrigo
in
kondigen. Ik fprak eigenlijk van kleinigheeden, die offchoon
gecscorteert met een grooten apparatus Scientificus%c.htet
geleerde beuzelingen blijven. Ik ben niet in den waan ie-
mand iets te leeren, vergenoegd zo ik nu en dan eens
kan doen lagehen; liefst om een ander.
iVbf) equidem hoe fludeo, lullatis ut mihi nugis ,
Pagina tiirgescm. — — —,
~ ■Sccreti loquimur.
PERsiüs Sat. V. VS. 19.
(*) Aiitnenta, quae acclpimus, quamdiu in qualitate
fua perfeverant amp; folida innatant, male ftomacho oneri
C 2nbsp;fuüt
in welk gerecht een kenner, alle de ordinai-
re en extraordinaire keuken-ingredienten k!»a
proeven ; en gelijk door de vermenging dee-
ze Oko een geheel nieuwen fmaak verkrijgt,
mögt alzo dit boekje, door de vreemdheid
der famenftellitig behaaglijker worden! item,
als ik mijn zeggen, door aanhaalingen, nu
eens zoek te ftaaven, dan eens op te fehik-
ken, mögt men mij daar niet verdenken van
een ige gtX^oxàt poeheemaakerijeX ——
't fs ongemanierd een huis, waar men wel
onthaald is, te verlaaten zonder affcheid te
neemen. Nimmer verliet ik eene plaats met
ZO veel hartzeer, als ik gevoelde, toen ik,
met
funt, at cum exeo.quod erant, mutata funt, turn denium
in vires amp; fanguinem transeunt.- Idem in his quibus
aluntur ingénia praestemus ; ut quaecunque haufimus, non
patiaraur intégra esfe, ne aliéna fint; fed in digeriem
quandam concoqantur. alioqul in memoriam ire posfunt,
non in ingenium. —- Fit concentus ex disfonis. tale
hoe praefens opus vola
a. Macrobu in faturm]. Uh, I.
-ocr page 55-na oe oostindlën.
met mij-e reis-compagnons in de kaïk flapte,
die ons nanbsp;voerende, mij, zo als ik
dagt, voor altoos van Conßantinopokn zou
gaan fcheiden.
Nu raaken wij, zo als wij hier zeggen,
onder de lijn. Onze karavane beftondt uit
veertien paerden en van tien tot veerden
perzoonen, waarvan 'er zeven te paerd ge-
fteegen waren. Na veel pakkens en herpak-
kens, na vroeg gezadelt te hebben , reeden
wij Iaat af, en kwamen in eene groote ka-
ravenferai ons leger neêrflaan. Wel te recht
zeggen de Latijnen principium difficile (fchoon
't fims niet jucundus was) want onze eerfte
rustplaats te Ghehize was onder eene opene
gallerij, aan welke paerden en allerlei vee
gebonden was.
Oudtijds, zegt men, droe^ Ghehize den naam
van Lyhisfa. Men verhaalt, dat a n n i b a l hier
ter plaatze begraaven ligt. 't Is mogelijk. Men
kan zich bezwaarlijk een denkbeeld vormen
C 3nbsp;van
58 pelgrimagie
van 't afmattende eener oostcrfche pelgrima-
gie. Meenigmaal vindt men zich te lui, om
deeze of geene merkwaardigheid na te loo-
pen. Indien 'er noch eenige overblijfzels
dier graftombe in weezen zijn, kan ik mij-
ne lezers 'er geen befcheid van geeven.
Mag ik mijne lezers hier herhaalen ('t
geen met waarheid door verfcheide mijner
voorgangers is opgemerkt) niemand, welke
zich op deeze reize begeeft, moet zich
voorfteilen' daarop te zullen ontmoeten, dat
genot, 't geen men bijna overal elders op
reize, zelfs voor een gedeelte in Rusland^ te-
genkomt; genietingen waaraan een fatzoene-
lijk man zo gewoon plagt te zijn,dat hij niet
anders weet of 't hoort zo. Tenzij hij lang
ongelukkig wilde zijn, moet hij alle deeze
gencugtens vergeeten, Mijne beide reis-ge-.
zeilen hadden zich tot hun geluk leevendig
van dit voorgevoel doordrongen. Zij waren
hief wijzer jn, dan hun reisgezel, --
AI.
-ocr page 57-\
Alle natiën der aarde, ten minfte alle na-
tiën die ik ken, hebben dit gemeen, dat zij
alle ieder zeer goede opinie van zich zeiven
hebben. Is 'er eene, die boven de andere in
verdiende uitfteekt, zeker fleekt zij tiendub-
bel uit in pretenfiën : want wat fterveling
zal de Britten betichten al te geringe gedag-
ten van zich zeiven te hebben! Wij Neder-
landers , die •voorwaar geene reeden hebben ,
om den neus zo hoog in den wind op te ftee-
ken, wij hinken ook dapper aan dit eiivel.
De Turken., die wij niet wel voor Mojfen
kunnen uitmaaken, befchouwen wij nedrig
als barbaaren. Nu deeze barbaaren hebben
in een oord, waar aan de natuur noch fteen-
groeven noch keijen fchonk, in een oneffen
bodem, een fteenweg ter lengte van vier- en
vijftig uuren aangelegd: want deeze ftraat-
wcg ftrekt zich uit van Insmid of Nicome-
dia tot in Boli. Dit ftuk arbeids wcrdt
be-
(♦■) De heer ta ver nier reisde ook langs deezen
C- 4nbsp;weg.
begonnen en voltooii onder de regeering
van MAHOMED (hier is een klad op mijn
papier gevallei; en de posten op Natolicn
gaan te irregulier, om 'er informatiën van te
bekomen) den IIH^n of I!''.«quot;. 't Is misfchien
mijnen leezer meer onverfchillig, wien van
beiden 'er de eer van toekomt, dan te onder-
vinden aan rijtuig, ribben , hals en beenen ,
hoe in dit klein, vermogend en volkrijk
landje de publieke wegen voorbeeldeloos
flecht zijn. 't Is niet anders; en noch kruist
een arme pasfagier door oorden, waar,fchoon
de wegen vol gaten zijn, men hem ieder
haverklap tollen afperst, even al ging hij
over Turkfche tapijten of Spaatifche mat-
ten. -
Den tweeden avond na ons afreizen, kwamen
wij
weg. H;j bewonderde dit Werkdulc zo zeer, dat hij 't
fteide boven alles, wat de Straatenmakers bij eenige na-
tie daar rtelden. 't Is wat fterk: msdium tenuers btati.
wij in Nicomedia, de hoofdftad yan Bythini'ên. De
Turken leeven met onze taal, als wij met de
hunne, hebbende den naam van 'Nicomedia
verhaspelt in dien van Ismid, Insmid of Isnik-
tnid. Deeze ftad vindt men op bijna alle.
kaarten aan 't einde der golf van deezen
naam. Edoch vergisfen zich hierin de aar-
drijkskundigen: want daar dezelve maar
achttien uuren van Scutari aflegt, en deeze
golf zich veel verder land-inwaarts uitftrekt,
legt dezelve noch een geheel ftuk wegs van
't einde.
Vol.?ens berichten, op de plaats genomen,'
dus echt (fchoon wij ze onze leezers gecn-
zints voor Evangelie willen opdringen, hem
de ruimfl:e vrijheid latende aan de echtheid
van dit ende volgende berichten te twijfelen,
als niet in ilaat geweest zijnde daarvan voor
notaris en getuigen eene beëedigde verklaa-
ring te neemen) flrekt zich 't grondgebied
van dit tachalik of gouvernement uit over
C ^nbsp;Kod-
Kodgia-Hi, Ekindar,, Ak-hisfar, Abfafi Akja.
zir^ Sarifciair, Pazaamp;r-Kioi, Sapangie, Ghnevéy
Keuslejunis, Kara-Muskul, Carafiu, Samanü,
Kaudiri, Sule ,Pazaarfni:w^^ïU\t men kan op-
maaken, hoe druk de Gouverneur of Pacha
*t hebben, moet, ten minfte zo hij zijne zaa-
ken wil nagaan,
r* Niet meer overeenkomst hebben de Hol-
landfcTie fteden onder elkander, dan de
fche in Kkin-Afiën. De huizen gelijken veel
na de tent van een janklaaze-fpel. De op-
en neergeflageii luiken maaken dezelve van
voren open, welke opening door jalouzi-
en,fasfinetten noch glazen vengfters geflooten
worden. Aan den binnenkant hebben zij
een breeden toonbank, waarop koopwaaren
worden uitgeftalt, en waarop een Muzulman
half wakker, half flaapende, zijn pijp rookt
of waarop hij, 'k moet zeggen, eer zit te
knusfelen, dan te werken.
De ftraaten zijn 'er veel-al eng en \ tegen-
over-
overgeftelde van fnoer-recht, doch bijna al-
toos gepaveid, met een voetpad of padje aan
den kant der huizen. Voor zo verre de aart
van den bodem 't mede brengt, bouwt men de
fteden, even als NicGtnedia, op 't hangen
van een berg of heuvel, waardoor men geleegen-
heid heeft voor waterleidingen en fonteinen.
Hierop zijn de Turken niet min, (maar met
meer reeden) gefteld, dan de Amjlerdam-
tners op frontispicen aan de gevels van alle,
meer dan gemeene geftichten, en welke fron-
tifpicen de a (2? » van hunne bouwkundi-
ge vindingskragt fchijnen te zijn.
De menfchen fterven hier als elders en
worden begraaven zo als ik elders ge-
zegd heb. En de treurige cijpres herinnert u
hier bij den ingang der fteden, reeds van
verre, aan de kerkhoven.
Even als in Stamboul^ bejegent men al-
hier bij de inkomst van de ftad, en ieder
wijk, van dezelve een legio van honden.
Zo
-ocr page 62-Zo deezer getier den vermoeiden reiziger
niet een weinig baloorig maakt, moet hij
van een geduldige eomplexie zijn.
Ik heb niet kunnen waarneemen, dat
hier zvvaare koophandel gedreeven wordt.
Houc en planken worden echter uit deeze
plaats na de hoofdftad gezonden, in barken,
die men alhier bouwt.
Men kan noch gaan zien de ruïnen vaa
een paleis en kiosk, door amurath den
VI, die een groot liefhebber was van jaa-
gen (op welk zoort van wild en van wel-
ke jagt, heb ik niet kunnen uitvorfchen)
gebouwd: dan verkiest men zich die moei-
te niet te geeven, men verliest 'er ook
niet veel bij.
Niet grooter is de gelijkheid der fteden
onder een, als de ongelijkheid van den land-
ftreek is, vertoonende nu een paradijs,
vol groen, vol geboomte, zo fierlijke als
fehaduwrijke plataanen (cn om eenen een
wei-
-ocr page 63-na de oost-indiën. 45
weinig geeraelijken reiziger te tandtergen ofte
tantalifeeren, eene zoort van wilgen, wier
bloelzera een reuk heeft als room met
aardbeien) van verkwikkelijke beeken, ge-
nietingen, die men des te leevendiger leert
fmaaken door de beroovinge, welke men
'er tot een paar maaien daags van kan on-
dervinden.
Men meent nimmer genoeg gezegd te
hebben tot lof van 't bergachtige van een
land. Zeker niets is eentooniger, vervee-
lender dan een vlak land; echter ligt men
't aangenaame van gebergtens voor 't ge-
zicht in de eene fchaal om ze te weegen
tegen de bezwaarlijkheid voor 't gevoel,
die zij ten gevolge hebben, kon 't wel zijn,
dat 't al geen goud is, wat 'er blinkt. —
Naarmaate men zich van de hoofdftad
verwijdert, worden de Kham (herbergen
voor reizenden) en Karavmferais dunner ge-
zaaid. Maar met eene goede tent beklaagt
men zich 'er niet over; is 't ook, dat
de Kkrvan-BacU alias Ëlkian-BacM ^ slMsl^
\ hoofd der karavane, u (*) wakker maakt,
door u de tent over 't hoofd te doen
vallen. Wanneer men den voorgenomen
weg heeft afgelegd, zoekt de Kkrvan- Bachi
een bekwaame plek gronds, ora zijn Ko-
nak
(*) Schoon 't de reizenden zijn, die hem in dienst
ftellen en in beweeging brengen, zo hebben of nee»
men zij een zoort van gezag aan. Is iemand een zoe-
k
tertje, zo tpeelen zij geheel den baas over hem. Indien
iemand, tot dat flag van luiden behoorende.die overal na
ftaan gaapeii, van de hoop was afgeraakt, zouden zij
zich genoeg vergeeten, om hem met geweld 'er na
toe te brengen. Dit kon onze oude papa met ons,
zeker niet met mij, gedaan krijgen. -- Een vreem.
deling, bovenal is met deeze klanten niet weinig op.
gefcheept, die veeltijds overal langs den weg fchulden
maaken: waarom ziJ u meenigmaal ter vern:ijdinge hun-
ner fchuldeifchers een flecht legerfteê bezorgen, of een
omweg doen maaken.
na » e oos t-i n d i ë n. 47
nah te houden. Hiermede gaat 't aldus toe.
In 't vierkant fteekt hij vier lange ijzere
bouten, aan wier einden oogen zijn, in
den grond. Door deeze oogen haalt hij
een touw, waar aan hij de paarden, die
nu afgepakt zijn, vast maakt. Dan wordt
de tent opgeflaagen, de goederen wor-
den geborgen ~ de pot gaat te vuur —
men verkwikt zich — gaat eeten en legt
zich te flaapen, zonder nodig te hebben de
veêren op te fchudden.
Van tijd tot tijd houdt men voor zieh
en paarden twee, drie rustdagen. Dit noemt
men daar te land Otourak.
Aldus uitgerust fleepten wij, flakken door
kunst, (^offchoon wij onze tent juist niet op
den rug droegen) ons over Sahwigia, Kan-
dek, Dusje, om te komen tot in BolL Dee-
ze ftad, die door een Mufelim geregeerd
wordt, zou, was 't niet dat zij op onzen
weg ki en beftemd was tot een Otourak,
niet verdienen, dat een eenigzints gemak-
lijk reiziger van 't paard affteeg, of van
de fopha opftondt, om haar te bezien; ten
zij hij een oudheidkundige en begeerig
was, of dit Boli ook Hadrianopolis mogt ge-
weest zijn, eene verleegenheid, waaruit wij
geene mogelijkheid zien hem te redden.
Dit open plaatsje legt in eene valei op 't
hellen van een heuvel, verfraaid door eene
rijke verfeheidenheid van geboomte; eiken,
olmen, plataanen, abeelen, larixen, beuken,
enz.
Zo iemand, met een Rhinoceros, en een
Orang-üutang 'er boven op, 's middags om
twaalf uuren, door de Kalverftraat kwam
dwaalen, zou hij niet wel meer bekijks heb-
ben kunnen, dan wij hier hadden. De
Khan, waarin wij gehuisvest waren, fchoon
de beste van de plaats, was zo doorluchtig,
dat wij onzen neus niet konden fnuiten, of
iets
-ocr page 67-NA de O O S T-I N D r ë jf. 49
iets anders min geruchtmakends verrichten»
zonder waargenomen te worden.
Buiten BqU kan men gaan zien, gefteld dat
men niet te lui is een uur te loopen om eene
beuzeling te zien, twee heete baden, wier
wateren rijk ia ijzer zijn, waarvan de Bo-
Ikurs in alle fanfen gebruik maaken.
Van BoU gaat hier de gewoone landftraat
na de Oost-Indien over
Gheredé, klippen , bergen, fteile afgron-
Bainder, | den, fmalle wegen langs dezelven ,
Cerchcs, uitgebrande vuurbergen metlava's,
Emurli, J brandende hitte,elende en verdriet.
En gij ó Tofta! fchoon niet de geringfte
der broederen, was 't niet, dat onder blinden
één-oog koning was, verdiende gij wel eene
bijzondere melding, zo niet uwe ingezete-
nen eens afgematten reizigers dankbaarheid
wonnen, met hem voor een beuzeling zuure
melk (*) en ververfchingen aan te bieden!
Ook
C*) De Twhn zjn uitßeekende liefhebbers van deeza
Dnbsp;li^ost»
-ocr page 68-Ook eeten de luiden hier zeer overvloedig, en
zonder eenige fchade voor 't gezicht, de rijst;
men kan de allerbeste voor noch geen ftuiver
't pond koopen. (*)
kost, die zij Jouwn noemen, 't Is hua dagelijkseh
eeten. 't is zeer gezond. Zij droogen dit flremzel van
zuure melk uit, zodat 't 'er uit ziet en zo droog is, als
puimfteen. Dit gedroogde goed, onvatbaar voor bederf,
neemen zij mede op de reize,- en wanneer zij geene ver-
fche Jouwn kunnen bekomen, vergruizen zij 't, en ma-
ken 'er met water op nieuws karnmelk van. 't Zelve
was zeer ligt doenlijk voor onze zeevarenden, 't Zou
eene heilzaame praktijk zijn. Men kent de anti-fcorbu-
tieke, de anti'bilkufe, de miti-Jeptiekt kragt van deezen
drank.
C*;) Ik heb noch onder mijne papieren eene Flora Afia
Minoris: Aodii met allen eerbied voor den Heer dexoUR,
nefort, een verhaal als 't mijne beftendig af te brec-
ken met •— hier groeide de Elxagnus Spinofa — daar
bloeide de Thuja-Orientalis, in 't Turksch zus, in 't
Turksth zo, is dunkt mij, even zo onfaifoenüjk, als
aardlt;
-ocr page 69-N A D E O O S T I N D I è' N. 5t
. Langs wegen, die niet veel beter zijn, en
met even onaangeiiaame aandoeningen, fuk-
kelt men over Haägi-Hamza, Osmanfijk, (de
vermeende geboorte - plaats van den eerften
vorst der regeerende familie) oudtijds Pimo-
lis, Hadgikoi en Amaßa.
f~beeze ftad, was 't ook alleen, dat zij de
geboorteplaats van strabo was, verdient
een ogenblik onze opmerking, ook ora
haar eige waardij: Want Amaßa is groot,
handeldrijvende, volkrijk in Turken, Grieken
en Armeniërs. Ik Jierinner mij niet 'er Jooden
in gezien te hebben. Des kundigen weeten
de moeite, die 'er aan vast is, te bepaalen de
bevolking van eene plaatze, in landen, waar-
in men geboorte- en fterflijsten houdt. De
aardbeijen op te disfcben met zuurkool, of kerzen met
rammenas.
Misfchien zal ik voor de liefhebbers dit fchotekje aparï
opzetten. Maakt echter op geen hoofd-fchotel ftaat.
Da
-ocr page 70-53nbsp;pelgrimagie '
Turken laaten de menfchen op, en van 't
toneel komen, zonder 'er notitie van te nee-
men. Hoe nu mijne medebroeders, reizigers
en reisbefchrijvcrs op 't echte fpoor geko-
men zijn der bevolkinge van alle deeze plaat-
zen, is mij een raadzel. Zij begroeten de
inwoners van Jmafia op 15,000 zielen. Op
't uiterlijk aanzien, zou 't mij niet vreemd
doen, zo dat getal dubbel was.
Voor luiden van een ongeduldig geftel is
geene kastijding zo fcherp, als eene herhaal-
de teloorftelling. De reis wordt gemeenlijk
zo afgeftooken, dat men tegen den avond
aan zijn Konak of Otourak komt. Hoe ge-
maklijk de beweeging van 't paerd is, men
wordt op 't laatst nioê. Men fnakt na 't
ogenblik der affteiginge. Nu is Jmafia om-
geeven van hooge bergen, van welke men
deeze ftad, op een grooten afftand, ontdekt.
Deeze bergen liggen zo tot elkander , dat in
't afklimmen men ieder ogenblik meent te
na ö b o o s t-i n d i ê n. 53
zullen daar zijn. Intusfchen heeft men we-
derom een anderen berg voor zich te beklim-
men. Vermoeidheid en honger na rust
maakten, dat de'heer M...,raeenende nu digt
aan de ftad te zijn, den voerman met onze
bagagie, en onzen tolk vooruitzendt,
om ons eene bekwaame herberg of Khan
uit te zoeken, met affpraak, om ons ver-
volgens te gemoet te komen. Nu is deeze
«ad zo regulier, zo breed, zo recht van
ftraa-
0 Gij Vorsten der aarde, gij die reedß verre weg te
Teel hooi op ,uvv vorlc neemt. Gij die, u beklaagende quot;
over den last der regeeringe . u alle. veroorlooft, om
uwe domeinen te vergrooten, een van uwe groote on-
gelukken is. te moeten kijken door een geleenden bril!
Wij, die geene vorsten zijn. noeii zullen worden, wij
arme Pelgrims, ondervonden deeze waarheid. Want
eene der grootfle kwellingen deezer reize was de nood-
zaaklijkheid van een to/A, die ons op veelerlei manier 'c
leeven onaangenaam maakte, en ons dagelijks onder
Contributie ft^lde.
ftraaten als de Amknne Cité van Parijs of de
buurt van ét Zeedijk te Amfterdam. Dit veroor?
zaakte,dat wij eenige uuren omdwaalden, zonder
onzen tolic te kunnen vinden, in eene vreemde
ftad, bij donkeren avond, in een land, waar
niemand ons, wij niemand ten minfte niet dan
zeer gebrekkig verftonden. Geene geringe ver-
leegenheid ! De herinnering kan mij doen
zvveeten,
P Die Conjlaminopolen gezien heeft, en van eene
ftad,gebouwd op heuvelen, in zijne verbeel-
ding 'er eene kan maaken in 't diepfte eener
vallei, kan zich een denkbeeld van Amafia
maaken. Zo als in de eerfte, loopt men hier
regens Moskeen met Minarets, Khans, Be-
festans, Pazaars, Turkés of Graftomben van
grooten. Serails, Medresfés, De vloed /m,
waarover vijf bruggen leggen, doorfnijdt haar.
Pehalven met de gewoone levensbehoef-
tens, houden de Amafianen zich druk beezig
pet de zijde-teelt, van welke 't produkt ia.
nieenigte na de hoofdftad en na Bntfa (waar
veele en ])loeijende zijden - ftoffen fabrieken
[_zijn) gezonden wordt.
'c Eerfte dorp, waaraan men achter Ama-
fta komt, heet Turkal, niet de fraaifte, zeer
zeker de zonderlingfte plaats, die ik immer
zag. Ik durv'. niet hoepen mijne lezers
'er eene flaauwe fchets van voor dèn geest
te brengen. De huizen, of liever hokken,
van Turkal zijn gebouwd van leem of ftroo,
de daken van dezelve ftolfagie, gemaakt als
terrasfen, de ftraaten niet gepaveid, maar
bedekt met even dezelve leem, ais de hui-
zen en terrasfen. De bodem oneffen, zodat
de terrasfen van 't zelve huis aan de eene
zijde van 't huis boven, aan 't andere eind®
met dc ftraat gelijk zijn. De ftraaten zelve
zijn zo regulier als die van Molkweerunu
Dit geheel maakt van Turkal ('t geen ik
de aardrijkskundigen voortaan verzoek den
bijnaam te geeven van 't zonderlinge) 't vol-
D 4nbsp;lee-
leedigfte doolhof, dat ooit menfchen-lia'-'den
maakten; en ik, leefde ik ook de jaaren van
NiïSTOR, zal nimmer vergeeten, hoe ik
van ftraat op dak, vaa dak op ftraat, langs,
door en over zijne paleizen (meenigmaal niet
weetende of ik in de ftraat dan boven op
een huis was) tot doodzweetens toe heb-
bs.omgedwaalt. Want bij alle de andere mifa-
riën, kwam noch de ondragelijke hitte, teeke-
nendenuwel voortaan de fchad van fahren-
HETT 117 graaden. Vaar eeuwig wel! Wat
geeft de menseh zich al nodelooze moeite! —
Waarom ? om zich te doen opmerken!- van wie?
Men beweert, dat voor een anders welge-
fteld mensch, niets dc maag meer verfterkt,
dan 't koude water: dan mijns bedunkens
is 't onvoldoende , om op tc weegen't vermo-
gen der hitte, om de maag te bederven.
't Was niet mijne eetlust alleen, die zich
verloor.
Naarmaate wij dieper landwaarts introk'
}(en, en wij meer vorderden in den zomer,
beterde 't niet met de hitte. Hadt augus-
tus gekeft in deeze gewesten, voorzeker
zou hij meer dan drie teugen over den
maaltijd gedaan hebben (*). Bij mijn aankomst
in Tokat was ,ik meer afgemat,dan iemand, die
drie nachten achtereen gewaakt heeft.j Men
beklaagt zich over de onherbergzaamheid
der Jokatterr, dan voor ons ftonden alle
Khans open. Deeze ftad overtreft Jmafia in
grootte, even als Ldjden Haarlem. Haare re-
geering, met eene volksregcering niets ge-
meen hebbende, beftaat of beftondt uit een
Musfelim, Janisfaar Aga en een Mollah.
Deeze zorgen met veel fucces voor de
vreedZaame zamenwoninge haarer inwoners.
En toch verfchillen hunne opiniën, in 't tttik
van 't godsdienftige vrij wat meer dan die
der Voetiaanen en Coccejaanen'. want dezelven
beftaan uit Jooden, Christenen cn Muzulman.
mn,
(♦) süBToNiüs in Vita An^^ust. C. 77.
D 5
-ocr page 76-«é»,welkelaatfle als zijnde van de prédominan-
te kerk of Moskee, voor hunnen openbaaren
godsdienst (en werdt deeze niet wel onderhou-
den, zou 't niet te wijten zijn aan gebrek aan
kerken: hebbende de Armeniaamn alleen 'er
zeven) de fraaifte gebouwen hebben, waaraan
zij zo wat per fas en hefas gekomen zijn. Dit
ziet men op meer plaatzen, en noch wel
wat anders.
Eene der fmagterigfte (leedjes in Europa is
Elzeneur^zlhotvjîà geleegen in de vaart van ...
tot acht duizend fchepen. Tokat heeft in
't geheel geene fcheepvaart, maar veele
karavaanen. Dan fchoon ze niet haaien in
getal, bij dat zo evengenoemd, laat 't niet
na veel handeldrijvender en bloeijendcr te
zijn dan Elzeneur. Smirna^ Conflantinopoïen ^
Angora, Diarhekir, Moful, Erzerim^ Trebizon-
ne zenden karavaanen herwaarts. Dus of
niet dus heeft men hier overvloed van ruu-
wc materiaalen, die ook hier verwerkt wor-
den.
den. - Ook legt eene rijke zijden-teelt den
Tokatten geene wind-eijeren.
Deeze Otourak hieldt ons drie dagen op, in
welke mij twee meer vreemde avontuuren be-
jeegenden, dan meenig een in geene twintig
jaaren voor de boeg kwamen. Ik mogt ze
wel vertellen: maar... maar de Lezer zou 'er
misfchien wat op .te zeggen hebben^
Op den weg van Tokat na Sivas zagen
' wij eene meenigte Kiurden of Kiurdestanners,
met of bij hun vee, geleegerd onder tenten,
van een halfklootfche gedaante, zoo laag
dat een ordinair mensch 'er bezwaarlijk in
zitten kan, bedekt met een donkerbruine
^ftoffagie. Schoon 't klimaat in deeze gewes-
ten meer zondigt door hitte dan koude,is 't
fraaije weêr 'er echter niet zo beftendig,datzo
rampzalige tenten niet fomtijdseene flechte wo-
ning geeven moeten: en nochtans kan't niet an-
ders zijn, of de verkoudheid moet onder de
, helft deezer menfchen zeer ongemaklijk zijn:
pelgrimagie
want de vrouwen draagen een ronde, zilve«
re, al vrij zwaare, ring door den neus.
Niet veiliger kan men langs de Heeren-
en Keizersgragten op helderen dag gaan, dan
wij voorbij de tenten deezer pasfagiers trok-
ken. Des niet te min, 't zij laster, 't zij
waarheid, hebben deeze vrienden den naam
van 't meum en tuum wel eens te verwar-
ren.
De Groote Heer is met deeze gasten meer
of min, zo als wij 't hier noemen, opge-
feheept. Zij zijn niet verder zijne onder-
daanen, dan 't hini of hun opperhoofd be»
haagt. Want ook zij hebben 'er een bij ie-
der volkerfehap (pmplade). Hoe verre des-
zelfs gezag zich uitftrekke, of hij erflijk
dan verkieslijk regeere, of hun adeldom,
(want ook zij hebben htmne prinfen) met
den bezitter uitfterve, dan of zij de krank-
zinnigheid hebben dien erflijk te maaken,
zijn alle flukken, mij geheel onbekend.
na de OOST-INDiëN. 6t
Men zalquot; mij gelooven, zo ik verhaale,
dat deeze luiden zeer gehard zijn van ge-
ftel. Zij hebben zeer goede paerden, waar
mede zij zeer gezwind en behendig weeten
om te gaan. Hunne wapenen beftaan, zo ik
niet mis heb, in houwers en lancen. Moet
ik 'er pijl en boog bij doen?
't Is beter met deeze klanten te eeten dan te
vechten. Den Grooten Heer abdul-hamid
(zijne ziel ruste in vrede!) bekroop voor
weinige jaaren de lust, hen onder te brengen.
Ten dien einde beval hij den Pacha van
Orfa tegen hen met een macht van twaalf-
duizend man optetrekken. Zijne (des Pacha's)
meerderheid deedt hem, in eene bijna hollatid-
fche flaaperigheid, verwaarloozen , voorpos-
ten en wachters uittezetten. Zal men mij
gelooven (ik geloof 't: want ik heb 't uit
den mond van een heilig man) zo ik verhaal
dat de Prins teimur, zijnde hij de man,
waar op 't gemunt was, zich aan 't hoofd
van eene uitgeleezene troep van vijftig rui-
ters gezet hebbende, daar mede in eene don-
keren nacht zijnen vijand op 't onverwaclitst
zo gevoelig op de ribben kwam , en hem, en
zijne poppen, even als don qüichot die
van Mr. piETER, door een floeg, zodat ieder
met achterlaatinge van wapenen, tenten, en
bagagie, de een met een gat in de kop, de
ander met een uitgeflagen oog, om een goed
heenkomen zogt.
Men heeft ze zedert maar laaten dwaalen.
't Zij vrees, die, als men weet, de din-
gen door een vergrootglas ziet, 't zij wezen-
lijk gevaar, bij onze komst in Sivas, fprak
men in alle Khans, Koffijhuijzen en Komme-
nijen, zo fterk van de onveiligheid des
wcgs, dat wij 't oirbaar vonden hier voor
eerst halte te maaken. Alzo hadden wij meer
dan tijd deeze ftad van binnen en van bui-
ten te bekijken.
Ik lees hier en daar veel kwaads van
vat,
-ocr page 81-vas, maar gelooft mij, lieve Lezers! 't is
laster. De huizen van deeze ftad, op eenen
kleinen heuvel, omringd van eene aardige val-
lei, zijn gebouwd van leem, echter zijn
zij netjes,hun bouwtrant is al vrij behaaglijk,
de ftraaten van geene verveelende ongeregeld-
heid, veel tierig opgroeijend geboomte verfraait
deeze ftad niet min dan 't de Hollandfck fïedcn
pleegt te doen. Men zou hier te vergeefsch
zoeken een St. Pieters Kerk of Louvre, maar
ook geene bedelaars-hutten; en een 'Nederlander
vindt zeer veel behaagen in de algemeene
welvaarcndheid van den burgerftand, begroot
wordende, in gedrukte boeken, op vijftien
duizend zielen.
Ds omleggende landftrcek van dit fteedje
is alleraangenaamst. Overal bewijzen u de
bouwlanden, draagende allerlei graan, béhal-
ven rijst, de arbeidzaamheid der bewooners.
Te vergeefsch zou een reiziger den Shas-
[er zoeken uit te hooren, of niet hier of hier
omtrent, 't flagveld geweest is, waarop
p o m p e j u s den armen m i t h r i d a x e s zo
bitter in den baart zat. Te vergeefsch zou
hij zich moeite geeven. Hun ftilzwijgen is
evenwel niet een uitwerkzel van achterhou-
dendheid: even als in meenigen priiikenbol,
de deftigheid 't is, of 't masker van de niets-
beduidcndheid.
't Is niet 1- moet ik zeggen geoorloofd?
zeer zeker niet veilig, de ftraaten des Groo-
ten Heers te doorwandelen, zonder voorzien
te zijn van een firman , of een Keizerlijk
paspoort. Beroofd van deezen talisman, zou
iemand een fchrikkelijk gevaar loopen, te boe-
ten voor zijne onvoorzichtigheid ; en de heer
G... die, hiervan verftoken, aangemerkt wierdt
als fpion , hadt, 'er haperde maar weinig
aan, bijna door een hennippen veiigfter een
uitzicht in de eeuwigheid gekreegen. 't Zijn
de vreemde Ministers, die den reizenden ie-
der
der van zijne natie deezen firman van de
Porte bezorgen. Bij gelulc had ik met meer
dan eenen Be//en Effendi kennisfe, zodat ik
des noods tien firmans voor één zou hebben
kunnen bekomen-
Wij hadden buiten dit noch 't voordeel
van een brief van voorfchijvinge des Groot-
Vizirs aan alle Vachas , Aga's, Mufelim;^
Hollahs en Kadis, op onzen weg, ten ein-
de ons te befchermen en behulpzaam te zijn.
Na mij te, Sivas vier dagen verveelt' te
hebben, bekwamen wij een geleide van ette-
lijke Ghebegis of gewapende mannen.
Ik heb geene genoegzaame kunde van
't militaire, om ze te beöordeelen, als fol-
daaten, maar als menfchen mag ik zeggen,
dat zij welgemaakt, fterk en zeer gehard
Waren tegen de vermoeijing. Zij vergezel-
den ons te voet, en fcheenen des avonds
. niet meer afgemat, dan wij, die te paard ge-
zeeten waren. De hitte was toch zeer druk-
Enbsp;ken-
kende. Zij gedroegen zich met meer rede-
lijkheid en befcheidenheid, dan men on-
der de Kristen-Militairen fomtijds opmerken
kan.
Deeze dekten tevens eene geld-expeditie
van 100,000 piasters, die de Groote Heer
naar Orfa zondt. NB. om deeze fomme te
vervoeren, waren twintig paerden nodig,
kunnende ieder paard niet meer dan 5000
piasters op zijn pakzadel laaden. Deeze
trek doet zien den inwendigen Haat des
handels, wisfel-alfaire,en circulatie van fpe-
ciën in Tiirhifèn.
Ons gezelfchap vermeerderde hier noch inet
een Tartaar-Agafi of Courier van den Groo-
ten Heer, en zijn knegt.
Gerust nu als in Abrahams - fchoot, bega-
ven wij ons, welgemoed, op den weg naar
de hoofdftad van Mefopotami'én over Delihi-
las, Alagia.Han , Hadzan-Tchekbl ^ Hekim-
Han,
-ocr page 85-tjan, Guerin, SoUman Ana, Disjinle, Ma^
den^ Kar put, Arguni. -
Er zijn luiden, zij raapen een hoorntje
van 't ftrand, tuuren 'er een half uur op,
en roepen uit: ziet eem hoe merkwaardig !
Deeze klasfe van menfchen {^Duitschland
is 'er het vruchtbaarfte in) was in ftaat een
geheel boekdeel te fchrijven over dit ftukja
van mijn tocht; en dit boekdeel mogt noch
wel zo belangrijk uitvallen, als de Reis van
Profesfor pallas door eenige buurten van
Rusland, of de Verhandeling van den Heef
.... Cwaarora zich meer vijanden gemaakt?)
over de Oorwurmen.
De merkwaardigheeden voor mijn bijzien-
de gezicht waren: i® liadzan-Tchekhi, meer
een voorwerp voor de teken- dan voor de
fchrijfpen. 'k Wil evenwel beproeven, wat
ik met de laatfte mag uitdrukken,nbsp;/r^;»
mes grandia. Hor at. De Hadzan-Tchelebiaa'
Kers zijn een herdersvolk, leevende van de
E anbsp;vee-
68 pelgrimagib
vee-teelt. Zij fchijnen uit verfcheide natiën ^
doch meest uit Kiurden te beftaan. Een ge-
deelte daarvan bezit een dorp, eigenlijk
van dien naam, geleegen op den top van
een berg. Veelen zijner huizen hebben zo
•wat van de TurkalUfche bouworde. Zodra
de weiden met gras bedekt zijn, daalen zij
met hun vee in de valei. Hier flaan zij een
cirkel van armhartige tenten in 't rond,
waardoor hun des avonds thuiskomend
vee, beftaande in fchaapen, geiten, ezels,
koeijen, kameelen,enz. als ingeQooten wordt.
Dit krioelt den nacht in deezen cirkel door
een, maakende een der discordantfte concer-
ten, die 't mogelijk is zich op aarde Voor
te ftellen. Ovör 't algemeen zijn de Hadzan-
TcJielebiaamrs een apart mismas van volk.
De vrouwen, waarvan 'er veele zilvere rin-
gen door de neus dragen, zijn eer fraai dan
lelijk. Zij fchijnen 't te voelen. Haare eer-
baarheid is een {lelletje kleiner dan die der
Dames van Conftantimpokn. 'Er kwam een
fpannetje van drieën achter onze tent hun.
keren. Maar...
Schoon een volk, rijk in vee, fchijnen
2ij, uit hoofde van armoede, flecht te lee-
ven. Wij lieten een fchaap flachten. Eene
deezer drie Dames verzocht ons een ftuk
van de vacht, waar aan een weinig vet was
te mogen affnijden. 't Was voor haar een
lekker beetje.
aquot;. Aan deze zijde van den Euphraat legt
Maden. Terwijl wij hier pleisterden, kwam
ons iemand bezoeken, in 't gewaad eens
Dervis of Bedelmonniks. Deeze man hadt
de wispeltuurigheid des fortuins, bijna even-
veel ondervonden als de medelijdenswaardige
l ode wijk XVI. Van prinfelijke afkomst,
want hij was in Bengaakn een Nabab ge-
weest, opgevoed in den overvloed eens
Jfiatifchen wellustelings, bij erfnis meester
geivorden van een overgrooten fchat, dien
hij door een geUikkig gevoerden oorlog aan-
zienelijk hadt vermeerderd, was hij — eens
jong, gezond, bezitter van ongeveer twin-
tig millioenen ponden fterlings, geëerbie-
digd, onbepaald heerfchende over den wil
zijner onderdaanen, ontzien van zijne nabuu-
ren — nu een afgeleefde, ar.T!e, onaangezie-
ne bedelmonnik. (*)
Misfchien zegt iemand is deeze merkwaar-
digheid niet uitfluitend aan Maden eigen. —
't Was 'er niet erger ora.
De Euphraat, wiens water alhier troebel
is, als dat van de Maas bij Rotterdam, heeft
'er niet wel de breedte van. Ter deezer
plaatze is een regulier veer, tot overbren^
ginge van pasfagiers en goederen. Men giert
door den ftroom den Euphraat over.
Naauw-
JJsfte adeo res hmanas vis ahdita queedam
Ohterit. et pukhros fasces, fievasque fecures
froculcare, «f ludiirio fibi habere videtur.
tUCRET, lib. V. VS. IZ, ÏJ,
-ocr page 89-Naauwlijks is men aan de andere zijde,
of hier doet zich een der akelijkfte toonee-
len voor, welke ik ergens zag, de bergwer-
ken van Maden. Niets dan enge, fleile,
kromme paden, over een dorren {leengrond,
overal afgronden, dorre bergen. De onder-
vinding alleen kan iemand een denkbeeld
geeven, hoe een reiziger van blijdfchap 't
hart, door al dit treurige toegegrendeld,
open gaat, wanneer hem, neêrgeflaagen, als
of zijn beste vriend hem afgeftorven was,
ettelijke uuren voortgefukkelt, eindelijk eeij
enkele boom zi:h voordoet.
Deeze bergwerken geeven veel koper, en
ook wat zilver. De ertz wordt in korven op
den rug naar een grooten watermolen gedraa-
gen, en aldaar gezuivert. 't Koper is al-
hier zeer overvloedig, en een vierde min
waard dan elders.
3°. Bij deeze akeligheeden fteekt des te
treiFender af Karput of Karput-Omfi gelee-
E 4nbsp;gen
gen twaalf uuren van Maden^ in eene der
heerlijkfte valleijen van den aardbodem. Ze-
ker Sultan, 'k zal niet zeggen welken, vondt
deeze fituaatie zo heerlijk, dat hij hier den
zetel van zijn rijk wilde vestigen. Wij roe-
men op eene ftad, van wiens wallen men
vijftig dorpen telt. 't Getal van die, welke
deeze vallei rijk in vee, in wei-, bouw- en
bebouwd land en fraaije bosfchen omringen,
loopt verre over de hondert. Niets zou
mij doenlijker zijn dan de naamen der mee-
ften dier dorpen hier neêr te zetten. Deeze
arbeid zou een weinig verveelende zijn.
Wie zou mij leezen ? Laaten wij van iets
anders praaten.
Na dan vijftig dagen over dat gedeelte der
aarde door dik en dun, over berg en dal
gekriskrast, en twee hondert zeventig uuren
tc hebben afgelegd, deeden wij niet zonder
hartelijke blijdfchap, en bij een taamelijken
omloop van kijkers, ('er was veel volks op
lt;3e been, wordende 'er juist juftitie ge-
daan) ons van voren en van achteren opnee-
mende, onze intreê in de hoofdftad van Me-
fjpotaniiën, Diarbekir.
Reeds op een affl;and van meer dan twee
uuren van deeze ftad, houdt de vreemdheid
eener onverwachte vertooninge den reizen-
den in opgetoogenheid; niet weetende wat
te maaken van de lava, waarmede de weg
en 't veld rondsom bedekt is. Stelde hij zich
voor, aan een vuurbrakenden berg te komen,
hij zou zich bedriegen. Elders hebben haa-
re uitbarftingen, fteden en gehugten inge-
zwolgen, maar deeze volkaan , waarvan, zo
veel bekend is, geene fpooren meer over
zijn, heeft aan Diarbekir, wiens poorten,
wallen, torens, huizen en ftraaten, alle van
lava zijn, de geboorte gegeeven. De tiitge-
ftrektheid van. deeze ftad, hebbende in haar
omtrek twee uuren, geflooten door rijf poor-
ten, 't masfieve van haare gebouwen, want
E 5nbsp;men
men heeft hier veele huizen van drie ver-
diepingen , gevoegd bij de onmeetbaare hoe-
veelheid van lava noch voorhanden, kunnen
een denkbeeld geeven van welke grootte
die volkaan moet geweest zijn.
Diarhekir , geheel onderfcbeiden van alle an-
dere Turkfche fteden, kon fraai zijn, bijal-
• dien zijne ftraaten réchter en wat breeder
waren. De gevels der huizen zijn niet aan-
zienelijk. Hunne deuren zijn 'er zo laag,
dat men bijna bukken moet om 'er in te ko-
men. De oproeren fchijnen die voorzorg te
vorderen. Wij logeerden in een Khan, die
men zonder fnoeverij een groot hétd mögt
noemen; in 't midden van 't welk eene
groote plaats, waarop eene fontein, rondom
welke twee hooge gallerijen, met ijzere bal-
luftraden,de bewoners naar hunne vertrekken
leiden.
't Is op de geloofwaardigheid mijner
voorgangers, dat ik al wederom de inwoners
dee-
■t,
1/
'l
na e» e o o s t-i n d i ë n. 75
deezer aanzienelijke ftad op 50,000 zielen
begroot. Noch innbsp;^o fpraken de
mannen van DiaMr^ beliep dezelve over
de 400,000 menfchen. Een heirleger van
fprinkhaanen verwoestte hunne velden. Hun-
ne verwoesting fleepte hongersnood, deeze
eene allerverfchrikkelijkfle ziekte, en deeze
eene buitengewoone fterfte na zich. Kelata
r^ero Ik verzoeke mijne lezers 't niet te
gelooven; 'k geloof 't zelve niet.
Men ontmoet alhier eene groote verfchei-
denheid van natiën en gezindheden. Turken,
Turkomannen, Jrmmiërs, Jacohiters, SorianerSf
Grieken en Chaldeuwers. De Turken laaten hen
alle ongeftoord onder hen leeven: maar veele
Kristenen zijn hier ter ftede zo groote vrien-
den onder elkander, als katten en honden.
Aan 't hoofd der regeering van Diarhekir
ftaat een Pacha van twee paarden-ftaarten,
die zijne refidenrie houdt in de citadel, wel-
Jie tegen de ftad aanftoot. Ik hebbe 'er niet
oiu
-ocr page 94-76 pélgrimagie
ora gedagt mijne opwachtingen bij zijn
Excell. te maakenj dus kan ik niets dan van
hooren zeggen (en van hooren zeggen,enz.)
fpreeken over zijn inborst, levensmanier,
familie,quot; afkomst, inkomften, fortuin, enz.
In Turkifèn vallen de vifites bij groote hee-
ren wat kostbaar; met ongevulde handen is
men niet zeer welkom.
De huizen zo als ik gezegd heb, zijn alle
gebouwd van lava, van eene zwartachtige
verwe. De Heer S...... beweert, dat dit
de hitte vermeerdert. Hier in heeft zijn eer-
waarde abuis. Deeze kleur zwelgt eer de
lichtftraalen in, dan dat zij ze affloot. En
dat fteenen huizen koeler zijn dan houten is
een feit, offchoon de mannen van Diarhekir
en die van Paramaribo, dwars tegen de ree-
den en ondervinding in, 'er aan blieven te
twijfelen.
Zoo als in de hoofdftad gaan hier de
vrouwen ook langs de ftraat, met dit onder-
fcheid,
-ocr page 95-fcheid, dat zij gebakerd zijn in een ftuk
blaauw geftreept linnen, (die der Kristen-
vrouwen is wit,) bij wijze van een falie,
en over haair fluijer een zwarten lap van
paardehair dragen. In 't algemeen worden
de Turkfchamp; vrouwen mansfchuwer, naarmaa-
te men zich van Conftantinopkn meer verwij-
dert. Meenigmaal zijn ons op de groote
wegen vrouwen bejegend. Zij hadden de
onbeleefdheid,zo als wij haar naderden,zich
om te draaijen, om zich van achteren te laaten
zien. De Pacha van Diarhekir moet een bij
uitftek geftreng waarneemer van den Koran
zijn. Een arme drommel van een Armeniër
in wien de ingetogenheid niet de hoofd-
deugd was, vergat zich, en ging zich ver-
flingeren op eene Turkfche gerieflijke juf-
frouw, meenende 't hem geöorlooft te zijn,
om van deeze prto franco gebruik te maa-
ken. Hij reekende zonder den waerd. De Pacha
wilde 't niet hebben. Mahomed is voor
deeze ongelukkigen, gemeenlijk een toe-
vlucht. Mijn Armeniër boodt zich aan Mn-
' zulman te worden, 't Mögt niet helpen;
hangen moest hij. Men trekt 't lijk , alvoo-
lens 't te beäardigen, ('t geen niet gefchiedt,
ten zij 't drie dagen heeft gehangen,) den
overrok of heniesch af, en bedekt die op de
gerechtplaats met aarde, zodat de zoom ér
een paar duim van uitfteekt. Ik telde vijf
van deeze heniefchen.
Ik leez' ergens, dat de Diarbékirrieters ver-
deelt zijn in twee partijen, dielt; van den Fa-
cha, en die van de luiden van de wet Uhle-
ma's. Dergelijke zotternijen mag ik niet na
vertellen. Opdat een volk partijfchappen
hebbe, moet 't veel knapper, veel verftan-
diger zijn. Veele fabrieken, uit zijde
en wolle, veele verwerijen, veele katoen-
drukkerijen helpen de Diarbekirrieters aan de
kost. Ook is hier de ftapel van den galnoo-
ten-handel.
-ocr page 97-Indien roüsseau hier geleeft hadt, zou
hij misfchien te rug gekomen zijn van zijne
vooringenomenheid tegen de geneeskunde:
want nergens, behalven te Bachßzerai, hoor-
de ik zo veele menfchen,als men zegt, door
de neus praaten.
Ik vond hier eene misfie van de Pfopagcut'
da^ beftaande uit twee Framiskaaner monnik-
ken. Hun daarzijn was ons nut en aange-
naam: maar dit collegie te Rome moet wel
beneveld zijn, zo 't meende, dat deeze
beeren in de mogelijkheid zija te voldoen
aan 't oogmerk hunner zendinge, de uit-
breidinge hier op aarde van 't Koning-
rijk van den Heere j. c. Dat ooit eenig
misfionaris zou hebben durven denken aan
't bekeeren eens Muzulmans, fchijnt mij
ongelooflijk. Dit beftaan zou hem en zij-
nen profeliet 't leevèn kosten.
Moetende alzo de zielen der ongeloovi-
gen overlaaten aan 't ongeluk van haar
nood-
-ocr page 98-noodlot, zoeken zij zich te verhaalen op
hunne lighaamen. C) ^^ houden in hun
klooster zo wat potjes na, waaruit zij de
gaande en komende bedienen, 's Avonds in
de uilenvlucht • fluipt 't fchoone geflacht bij
deeze vroome vaders in, om van hen ge-
troost te worden. Een deezer heeren fcheen
mij van een fterk geftel te zijn.
Zo hier op aarde geleeden te hebben, een
•
O Men heeft mij verhaalt, dat dit hufi geleegenhefd
geeft, om misfchien eenige zieltjes te bevvaaren. Wan-
neer zij geroepen worden bij jonge zieken, hebben zij
ze wel eens, onder den tijtel van geneeskundige be-
handeling, gedoopt. De Muzulmannen, noch on.
kundiger in den godsdienst van den Heere j. c.
als in de geneeskunde, ftaan 'er bi), en zien den
doop als eene zoort van Topicum of plaatzelijk middei
en 't leezen van 't formulier,'t gebed, aan a!s eene ma-
nier van onttoveren. Welke kragt dit H. Sacrament,
aldus toegedient, hebbe, mogen des kundigen b®-
flisfen.
fl A Ö É O Ó S T-t N D f ë N. 8'i
recommandatie - brief is op den hemel, kati
'c hun eerwaarden niet wel kwaad gaan»
■want 't geen die arme menfchen lijden moe-
ten, met de Wolle peij, inleen klima^/é
als dat van Diarhekir, is onbefchrijflijklt;
Een van hen wees mij,' in een der gaanderij-
en $ ijzeren ftaa Ven, welke de zon nimmer koii
befchijnen, en die, zo hij verzekerde , iii
de hondsdagen zo heet waren, dat men zé
met de hand niet kon aanvatten, 't Is
wat fterk. Die man hadt voorwaar zeef
teêre (*) handen!
pDigt bij Diarbekir ontfpringtmet Zeef geringe
faeginzels de rivier de Tijger, 't Is maar bij mi-
raculeus reegenachtig weêr,dat dezelve bevaar-
baar
(♦) Misfchien fprak de man waarheid; want ik lees
bij NiEBuHR, dat dc N. W. wind alle vaste lig^
ch^amen als hout en ijzer, offchoon zij in de fchaduW
flaan, zo heet maakt lt; als waren zij der zonneftraalen
blootgeMd. Zie bladz. 6.
baar is. Voor een reiziger door 't klimaat
en beweeging afgemat, valt 't pijnelijk, zijn
paard of kameel niet eer te kunnen ver.
wisfelen tegen een vaartuig, voor dat hij
gekomen is in de oude ftad Ninive, die nu
Moful heet. Zelfs noch hier is deeze ri-
vier zeer ondiep. Dit gebrek aan water
zoekt de kunst te verhelpen, door eene
fcheepvaart, die eenig in haar zoort is. De
Tijger wordt bevaaren met houte vlotten,
die drij ven op leedere zakken, welke zo net
gemaakt zijn, dat men ze kan opblaazen ;
eene operatie, die men doorgaans 's avonds
herhaalt. Deeze vaartuigen noemt men
Kiekik. Men heeft 'er van onderfcheidene
grootte. -
Niet meer is een arme zeeman, na drie
maanden reizens, 't fpek met groene erwten
moe, dan ik nu was 't paerdrijden. Ik
ftel mijne reisgezellen voor, ons te Moful
op zulk een vaartuig in te fcheepen, om
daar
-ocr page 101-(Jaar mede dien ftroom na Bagdad aftezak-
ken, en onze paarden, fchoon tot deeze ftad
aangenomen, te laaten drijven. Ook hierin
konden wij 't niet eens worden. De heer
M..... en ik begonnen toch al vrakjes te
worden; en fchoon hij tien jaaren in Ben-
galen en Indostan geleeft hadt, maakte de
groote hitte hem doorgaans onpasfelijk en
zomtijds ziek. (*) Met dit vertreuzelen van
onzen tijd, waren wij ondertusfchen aan
den zelfkant der hondsdagen genadert, en
de reis voorhanden was verre van de aan-
genaamften. Tusfchen Diarhekir en Moful
legt de zandwoestijne Gezira, in vergelijking
van welke de Mooker-hdj een paradijs is:
want daar kan men noch water en genever
vinden. Hier moet men beiden, 't eerfte
in
C*) IvKs, fchoon lang in de O. Indiën geleeft
hebbende, bevondt zich in 't zelve geval. Zie' zijne
fi-eize.
i,
in Iedere zakken, de andere in vlesfen of
vaten mededraagen.
Geen ongeluk komt alleen; daarom waai-
jen hier bij horten en ftooten, in deezen
jaartijd, zekere pestilentieele winden, be-
kend bij den naam van Sam, ^mum, Sami-
el of Sameli. Hij waait, doch zelden, tot
onder de rook van Diarhekir. Deeze wind
heeft de eigenfehap, in twee minuuten ie-
mand al 't hair van 't lijf te fchroeijen;
in vijf minuuten doodt hij, bedekkende 't
lijk, met een zwarte korst. Bij geluk wordt
dezelve door een zwavelachtige lucht aange-
kondigd. (*) Om 'er zich voor te behoeden,
wendt
(*) „ Een ander kenteeken van deezen wind C^egt
de Beer niebuhr, Uj wien men blodz. 7. een omßandig
herkht hier omtrent vinden kan') zou zijn, dat de lugt in
dat gewest, van waar hij komt.gantsch roodagtig word.quot;
Ook kan men mijn gezegdens van deeze winden noch
bevestigd vinden bij lind, in zijne Proeve over de ziek,
tens dsr Europeërs, Boek II. i Hoofdftuk. Bladz. 14.
wendt men zich en vee, met hoofd en kop,
'er van af, legt zich met neus en mond op
de aarde. De Samdi waaijen in fmalle'ban-
den en ondiepe laagen, en komen, zegt
men, altoos uit de groote zandwoestijne.
De couriers van den Grooten Heer, ge-
noodzaakt ten allen tijde de woestijne door-
te trekken, meenen een voorbehoedmiddel
tegen hunne verdervende kragt te vinden
in een deeg, gemaakt uit ftremzel van zuu-
re meljs en knoflook- Ik zag 't hen berei-
den.
Zo veel lekkers zou ook den hardnekkigften
léiziger tot nadenken brengen. Maar...
quot; Niets heeft mij, bij 't leezen der Esfais
van MONTAiGNE, min behaagt dan de
hebbelijkheid, waarvan deeze ridder zich
niet kon geneezen, ora te fpreekeu van zich
zelven. Thans daar ik, die geen ridder ben,
maar 't had kunnen zijn, en noch iets meer,
2ic en fchrijv', komt mij dit zwak ver-
fchonclijker voor. 'k Voel hoe verlei-
delijk 't is. Lezer! mag ik 'er noeh eens
over ftruikelen?
Van alle menfchelijke figiiuren, die over
den aardbodem omdwaalen, is 'cr niemand,
die zich zo ligt verveelt dan ik,, in alles.
Neem ik eene portie ectcn op 't bord,
bijna nooit (duizendmaalen ben ik 'er be-
fchaamd over geweest) zal ik 't orberen; al
was 't ook fchelvisch met aardappelen. Pas
heb ik één arm in een nieuwen rok, of 't
verveelt mij 'cr den anderen te moeten in-
Hecken, (*) Had ik ooit gewaagd mij voor
immer aan den band des huwelijks te leg-
gen, die band zou mij geen immerduurende
band
Q*^nbsp;- quid tam dextro pede concipis, ut
Conatus mn pmiteat, votique peracti.
JUVENAL. tejir. X. V. 4.
IInbsp;Et qucB modo yoverat, odie,
ovid, Metamor. lib. XI,
-ocr page 105-band geweest zijn. (Ik herinner mij noch-
tans voor ruim twintig jaaren drie volflaa-
gen achtereenvolgende weeken mijne op-
wachtinge aan één en dezelve perzoon
gemaakt te hebben. Dan hoe was ik dit
moê! drie ftraaten zou ik omgeloopen heb-
ben, om 't huis niet meer te zien.) Ben
ik te Parijs, zo wil ik te Londen, ben ik in
Europa^ zo wil ik in een ander waerelddeel
weezen, enz. (*)
Een ogenblik. - Misfchien komt mij
iemand, met eene geheele fcheepslading
wijsheids vraagen: waarom zich van eene
zo
Ik meende altoos , dat dit iets zonderlings in mijn
Jimneur was. Cicero heeft nogtans gezegt: „ Nemo
„ est quin ubivis, quam ibi, uhi est, esje malitr Hoe
zeer ik vol van eerbied ben voor deezen fchrijver, hoe
gaerne ik eok veel gezags aan zijn zeggen geneegen
ben te hegten , zou ik denken, dat dit veel te algemeen
gefprooken, en dat Zijn Ed. Groot-Achtbaare hierin de
p'ank mis is,
ZO kwaade hebbelijkheid niet geneezen ?
Mijn vriend ! is u ooit een graat of fplinter
tusfehen de tanden blijven zitten? en was
't, in fpijt van alle de Logica's van de aar»
de, u wel mogelijk met de tong 'er af te
blijven? - Even als 'er volgens vader
SE NE CA geen kwaad is zonder vergoeding
ge, alzó heeft deeze ligtzinnigheid, dit be-
ftendig verhuizen ook zijn nut. Men kan
meloenen en watermeloenen eene gedaantq
naar believen geeven, als men ze noch klein
in eene vorm inklemt. Alzo wordt onze
ziel gcïncarfereerd binnen de vormen en mo^
dificatiën, die haar beftendig drukken. De
verftpdigfte zelve worden, zonder 't te wee-
ten, als gdncrufteerd met de vooroordeelen,
opiniën, manieren van denken van hen , met
wien zij verkeeren. De beftendige omgang
met dezelve menfchen is als te leeven in
gen parfuim-winkel. Gaat 'er in verkeeren.
en gij zult, ook onwillens, in uwe klederen
reuk meêdraagen.
Nimmer integendeel hegt zich de mot
aan 't bont, 't geen beftendig gedraagen
wordt. Even zo moeijelijk kleeft 't kinder-
achtige van willekeurig aangenomen gevoe-
lens, de ftuipen van 't enthufiasmus, de gal,
de beneeveling van partijfchap, 't gif der
religie-haat aan hem, die beftendig verplant
I wordt.
Nu dan, voor een zo lief gcftelletje is
' twee maanden verveelends eene eeuwigheid.^
Ik was nu mijne Oostindifche Pelgrimagie
zo beunbsp;dat ik liever met don qut-
' c h o t in 'c hol van Monte Sinos nedergedaalt
^ou hebben, dan dezelve te vervorderen.
Hier bij kwam de hitte, afmatting, be-
zwaar«
C*) Auiii üer, mmeratque dies, fpatieque vianm
M'tifHr vftqm.
claudian. Lib. II. vs. 137-
FS
-ocr page 108-zwaarlijkheid van de reize voorhanden, lus»
teloosheidi enz. enz. enz.
't Een en ander bragt mij op den inval,
't roer een weinig om te gooijen, en in de
verandering van koers een remedie te zoe-
ken voor mijn kwaal.
INIijne beide reisgezellen verlieten mij.
Och Lezer! vraag mij niet of de fchei-
ding mij traanen kostte. 'k' Wilde niet
gaerne onbeleefd zijn, en ook niet gaerne
liegen.
'k Bleef nu moeder- of vaderziel alleen.
De tolk en bedienden waren voor en door ons
drieën aangenomen, om ons te brengen
na Bagdad, 'k Moest nu tot mijn verdriet,
fchaa (fchande? God lof neen!) ondervin-
den , wat 't is te drijven op eigene wieken:
want 't weinige Turksch, 't geen applicatie
en nood mij in de harfens gebragt hadden,
gaf helaas! maar kleine ftoppeltjes, waarmee
ik
-ocr page 109-ik pas langs den grond met vallen en op-
ftaan huppelen kon.
Ik verliet nu mijn Khan, en nam mijn
intrek bij zijne Heiligheid , Monftgnor giu-
SEPPO IV. Patriarch der Chaldeeuwen, wien
de Hemel 't goede aan mij beweezen, wil
vergelden! Ik kan 't niet doen. De man
is denkelijk dood. Deeze Heer is of was
een perzoon van geleerdheid, zeer kundig
in de Oosmfche taaien, van een gezond oor-
deel, eenige bereisdheid, hebbende verfcheide
jaaren geftudeert te Rome bij de Propagatida.
Monftgnor verkoos met mij in 't Laüin te
converfeeren. Dit gaf onze gefprekken eene
ongelooflijke gemaklijkheid en leevendigheid.
Zijne ziel dorstte na eene omwentelinge,
die hem verlosfen mogt van onder 't Ma-
zulmanfche juk. Zijn gebed was immer voor
den voorfpoed van Rusland. Uit deezen
hoek verwachtte hij zijn verlosfer. Men
kan
-ocr page 110-kan hier uit opmaaken, iioe zeer hij Ri/s^
land kende !
Hier zat ik in ongevaar een veertien da-
gen te koekeloeren. Eindelijk vond ik een
voerman, die mij m Jrz-rum, oï Erzerum^
hoofdftad van Armeniëtizou brengen. Zijne
heiligheid beval mij den cauergi of voerman
aan, als zijn eigen zoon: maar voerlui zijn
't overal, 't Was op den raad van den pa-
triarch , die meende, dat wij dagelijks dor-
pen en gehuchten zouden doortrekken, dat ik
verzuimde, mij van voorraad te voorzien.
Dit verzuim bragt mij op eene veertiendagige
reize, meer dan eens in verleegenheid.'t Was
niet, dat 't ontbrak aan de geleegenheid om
voorraad te koopen: maar de voerman ver-
koos niet 'er gebruik van te maaken. In ftcê
van te volgen den grooten weg, lopenden
door veele dorpen en gehiigten , hieldt
hij zich veeltijds een paar mijlen 'er af.
Schraalhans was dus keukenmeester, 'k Weet
niet door welk toeval ik onder andere
kleinigheeden ook eenige Neiirenbergfche bril-
len vond. Voor deeze deed ik verfcheide
maaltijden.
Hoe de dorpen en fteden hier 'er uitzien,
kan ik niet zeggen bij autopfie. 't Land is
doorgaans fraai, wel bebouwd, vol berg en
dal. Meer dan eens is 't gebeurt, dat men
ons voor ftruikrovers kwam waarfchuuwen.
Zo trokken wij inderijl met pak en zak na
eene andere boerenkermis.
Een reizende wordt ook noch op eene
andere manier uitgekleed. Men weet zeker,
of misfchicn weet men 't niet zeker, dat alle
Rajds, dat is, onderdaanen, gebooren in de
ftaaten van den Grooten Heer, en niet be-
hoorende tot de publieke moskee, gehouden
zijn den Sultan een jaarlijksch hoofdgeld te
betaalen, en waar van de taxatie zo wat
willekeurig fchijnt te zijn, bedragende voor
den gemeènen man en gemecne vrouw om-
ftreeks
-ocr page 112-PELGRIMAGIE
ftreeks' dc drie piasters. Wij waren nu
met vallen cn opflaan voortgefukkeit af en
aan een paar mijlen van PallL 's Avonds
komt 'er een paar luiden te paard aanrijden.
Ik zag terftond aan de eerbiedvolle houding
mijner reisgezellen, dat 't knaapen van geen
klein formaat waren. Ik vernam zedert, dat
't de waiwoode van Palli was met zijn
fchrijver. Ieder, behalven den Miizulmau-
fchen voerman, telde hem, na wat woorden-
haspelinge eenig weinig geld toe. Ten laat-
fte kwam de beurt aan mij. Vermoedende
uit mijne equipagie, dat ik beter bij kas
was, eischte hij hondert piasters van mij.
Hier bij hadt een zonderling kwalijk ver-
ftaan plaats. Dc lezer gelieve te weeten, dat
in 't Turksch us drie — jus hondert is. Wei-
nig
cn- 't Hoofdgeld of Charadge, van de Ammilrs ^n
Gwte,indeezeProvinciebetaa!t, beloopt alleenop 150,00c»
piasters.
nig droomende van een zo buitenfpoori-
gen eiscli , weetende niij zelven niet ver-
plicht tot 't betaalen van eenig hoofdgeld,
bragt ik hem onder 't oog een Frank en mat
een firman van den Keizer voorzien te zijn;
dat ik nogtans uit vijandfchap tegen alle ge-
haspel hem de drie piasters zoude geeven.
Zijn Ed. Geftr. hieldt mij voor een fpotvo^
gel, die met hem den draak ftak. Zijn toon
werdt ernftiger, welhaast dreigde hij mij na
PßUi te willen Heepen (en hadt hij dit ge-
daan, was ik voorzeker verlooren geweest
in eene plaatze, waar ik niemand zou vinden,
fpreekende eene mij bekende taal) Ik haal-
de mijn firman voor den dag, hij nam ze
verkeerd in de hand, zijn Schrijver was ee-
ven ongeletterd. Niemand der pasfagiers
kon ze leezen. Genoeg, na veel gehaspels,
na mij een half uur lang door zijn barfen
toon, en Muzulmanfche manieren te hebben
beurtelings laaten ontrusten en vertoornen,
moest
-ocr page 114-moest ik dien Icncvelaar twintig piasters tóamp;
tellen.
Dit voorbeeld raade ik alle reizenden e£i
niet reizenden re volgen. De vreede def
ziel alleen is veel waard. Een recept waar-
j/an ik niet altoos gebruik maakte* (*}
't Was op een morgen van den fraaiften
dag van de waereld, dat ik de hoofdftad van
Armeni'èn introk. Zeker moet zedert den is
September 1701 (toen de Heer joseph pit-
TON DE TOURNEFORT zc verliet)geen
Frank haaren bodem meer bctreeden hebben*
Ik had oneindig veel bekijks, fchoon 'ervan
buiten toch niets vreemds aan mij te zien
was. De Erzeroumers gelijken veel de Drenquot;
thequot;
Convênit a litibus quantum licet, et nesdo an paull»
plus etiam quam licet, abhorrentem esje. Est enim non modo
liberale, paullulum nonnunquau dé jure fuo decederefed «n-
terdum etiam fructuofum.
CICERO f/g Offic. Hb. II. cap. i?.
-ocr page 115-na üe oos-f-iNDieN. 97
i}temars\ zij ftonden een half uur mij te be-
gaapen, en liepen dan van mij af. Zeker
betrachtten zij mij met zo veel aifectie als
een arme Israëliet 't gedaan wordt van eenen
fuprafijnen Voetiaanjchen leeraar. Men wees
mij van alle Khans af. Mijne bagagie was
toch omflagtig genoeg, om den kastelein al-
le zorg voor de betaalinge te ontneemen.
Hier haperde 't niet aan. Men hieldt mij voor
een ongeloovigen,voor een onreinmonfter. Na
een geruimen tijd van herodes tot Pila-
tus gedwaalt te hebben, vond ik (*) ten
laatlïen een Khan, waar denkelijk de nee-
ring niet druk liep. Hier had ik pas een uur
tijds gehad, om, op mijn elleboog geleund,
mijne zotte kuuren te overpeinzen , of
Monfieur de kastelein liet mijn goed 't huis
uitdraagen, en zei mij onmiddelijk de huur
op.
(*) Nullus ïn wie fuît mâ, qui mgere vellet.
martial. Lib. iii. ep. 28,
~ ■ G
-ocr page 116-Op. Nu ftond ik geheel alleen (want de
voerman mij eindelijk onder dak gekreegen
hebbende, was nu van mij, afgegaan) of
liever zat ik op mijn goed op de ftraat,
omringd van eene talrijke fchaare van man-
nen en kinderen van Erzeromn. Stokftil zat
ik. r*)
'k Had nu ruim den tijd gehad 't gebed
Onzes Heere een paar douzijn maaien,tes«-
tabile, uittebidden , en even zo veele maaien
't zweet van mijne tronie aftewisfchen;
toen eindelijk mijne verlosfing kwam op-
daagen.
De Turken zijn in de vaste verbeeldinge,
dat alle Franken, die komen reizen in hun
land, geneesheeren zijn. De Armenische Es-
culaapen fcheenen niet veel in crediet te
ftaan. Een Muzulman, wiens zoon krank
c*) c«rlt;e lens loquuntur, ingentes ftupent.
sb nec. Hippol. Act. IJ. Sc. III.
-ocr page 117-was, erbarmde zich mijner, en liet mij tot
zijne wooninge ingaan. Men zag mij, on-
der mijne andere roere nde goederen, een
huis-apotheek openen, en terftond blies de
Faam in — door — en om Erzeroum de komst
van den fiellamenk Hekim-Bachiis, van den
Hollandfchen Doctor. Nooit begon eenig artz
met zo gelukkige voorteekenen, eene zo tal-
rijke praktijk. De kranken overl/^pen mij
tot die hoogte, dat ik, in baloorigheid, 'er
verfcheide maaien een arm vol teffens van
de deur uitzette. Ondertusfchen verftoken
van een tolk, zij mij niet — ik koeijen voor
karsfen-boomen verftaande, heb ik 't der pij-
ne niet waardig gefchat, een dag-boek van
mijne Erzeroumijche praktijk te houden.
Gij, geestelijke glaazen-flijpers! gij, die
voor 't hart, voor 't geweeten 't zelve zijt,
't geen een van der bilt, een dol-
lond, van deijl, hirschel voor 't
oog zijn! helpt, helpt toch een bijzienden
G 2nbsp;mensch
mensch uit zijne verleegenheid, beflist bij-
aldien ik nu per abuis den dood van fomrai-
ge deezer klanten, in 't boek des noodlots,
eenige bladzijden vervroegt had, wie 'er
zal de fehuld van draagen, de patiënt of de
doctor?
Men kent de valfche toonen van de bazui-
ne der Faame, die praatachtige dame, toch
meer winderig dan praatachtig: want helaas,
door hoe veele vrijers wordt zij niet vruch-
teloos tot praaten gekittelt! 't Gerucht van
mijne wonderwerken liep als een lopend
vuur. Men verzekerde ftellig, dat mijn
aankijken of mijne beroering alleen de luiden
van de lamheid, vallende ziekte, kanker,
enz. genas. Zo veel ftaat is 'er te maaken
op zulke vertelzeltjes! (*)
C*) Majorem fidem htmim adhibent üs, qua mi intelligunt,
Cupidine Immani ingmü Hbentius obfcura creduntur.
TACiTüS, Bister, lib. I, C. 27.
-ocr page 119-De Mufti kreeg 'er de fnof van ; offchoon
Zijne' Hoog-Eerwaarde woonde buiten de
ftad. Na een waereld zoekens, vondt men
eindelijk aan den tol een Armeniër, die zo
wat Italiaamch rabraakte, Deeze moest,
tot zijn en mijn verdriet, ten tolk dienen.
Mijnheer de Mufti begon muf te worden.
Zijn fpiegel, en noch duidelijker zijne
vrouwen, hadden hem gezegd, dat hij oud
was. Gezeegend was hij met alles, wat 'c
leeven genoeglijk maaken kan, land, huis en
goed, behalven jeugd. Deeze vleide hij zieh
in mijne kraam te koopen. Zijn Eminentie
vernederde zich mij aan zijne zijde op de
fopha te laaten zitten. Ik troostte hem zo
goed ik kon. Hij verzogt mij te blijven,
tot 't volbrengen van de Ttuur. Ik maakte
zwarigheid. Hij boodt mij vier beurzen
(ruim ƒ 2,000.) Ik lloeg 't plat af. Zijn
Eminentie verftondt geene contradictie, gaf
mij een graauw, en joeg mij de deur uit.
Deeze boosheid — hij bezat geene haatdragend-
heid — was fehielijk over. 's Anderendaags
kwam de tolk mij aanbieden zo veel geld
ik wilde, op voorwaarde van te blijven,
'k Had 'er geene ooren naa. Aan praktijk ont-
brak 't mij niet. Deeze vrolijkheid hadt
noch geen tien dagen geduurt, wanneer de
tolk mij kwam waarfchuuwen van des Muf-
ti's voorneemen, om mij, door tusfchen-
komst van den Pacha, te arresteeren. Ik
pakte mijn kantdoos in, verkraamde mij na
een dorpje — en ging mij onder den rook van
de ftad verbergen. Een klein vertrekje
met een val-licht was, mag ik zeggen,
mijn kerker. Van hier fchreef ik mijne Tris-
fia, zijnde de navolgende Erzeroumiana.
De ftad Erzeroum-, gebouwd op 't hangen
van een berg, onderfcheidt zich nergens
door van't gros deiTurkfche fteden, dan door
haare grootte. Ook is zij luchtiger gebouwd,
ïk kgn niet zeggen of dit laatfte 't alleen is;
maar deeze ftad heeft een,een weinig apart,
aanzien. De hooge bergen, die dezelven om-
ringen en lang met üieeuw in den voorzomer
bedekt blijven, onderhouden de frischheid
van den dampkring. Mijn geftel, door hit-
te uitgeput, fcheen te willen herleeven.
De warmte was evenwel noch aanmerke-
lijk. —
' De Heer de tournefort klaagt over
gebrek aan brandhout, 't geen de Erzerou-
mers dwingt zich in hunne keukens te bedie-
nen van gedroogde koemist; een goor par-
fuim! C) Dit is zedert verandert. Waar zij
brandhout van daan haaien, weet ik met,
maar wel, nergens hier gedroogde koemist te
hebben zien ftooken. Ook is 't omgeleegen
land thans niet zo kaal van hout-plantzoen,
als deeze groote Kruidkundige aldaar be-
weert. Ook heb ik op deeze reize veel
flech-
(♦} ^^ Lsvani, tom. II- P» 3»
G4
flechteren wijn gedronken, dan die van
Erzeroum, waarover zijn hooggeleerde zoo
klaagt. (*) In drie- en- negentig jaaren ver-
anderen de dingen fterk.
Op welken grond deeze fchrijver haare
bevolking op 18,000 Turken, 6,000 Armenim
en 40 Grieken begrootte, is mij onbekend;
zo als die voor de bevolkinge van de Arme-
mérs, in 't geheele land, op 6o,qoo en van
de Grieken op 10,000 gefteld.
De beweeging der menfchen langs de ftraa-
ten doet aanftonds vermoeden, dat Erzeroum
eene plaats is, waar veel omgaat. De groot-
heid van den tol, en de meenigte van koop-
waaren , leggende ' in haare pakhuizen , de
drukte onder haare bedienden, de moeijelijk-
heidj die 'er in is, om fpoedig geholpen te
worden, zou èr iemand anderzints van kun-
ïjen overtuigen. Armeni'èn en Erzeroum legr
ge«
fd, md.
t
gen op den weg van veele Caravaanen, ver-
voerende meest Oosterfche, kostbaare Produk-
ten. Deeze betaalen voor hun tranßt drie
ten hondert. Ik moet bij den tollenaar zeer
in de kas geweest zijn: want ik herinner
mij niet een penning te hebben uitgebuidelt.
In 't algemeen Cnoch eens gezegd) dc Turk-
Jche tollenaars zijn de Knstdijkße van den
mij bekenden aardbodem. Koper is hier in
overvloed. Veele handen verwerken 't. Maar
de Erzeroumcrs hebben een te lijn gehoor om
te gedoogen, dat een zo harfenbreekend, zo
anti-raufikaal handwerk,' als dat der koperfla-
gers, midden onder hen gedreeven zou wor-
den, hebbende deeze werklui (waar ziet men
dit meer?) na de voorftad gebannen.
Ik heb te veel hoogachting voor den even
aangehaalden Kruidkundigen, om zijn hoogge-
leerden te willefi betwisten, dat Erzeroum
oudtijds was Theodofiopolis. Den oudheidkun-
jJigen houdt dit wakker, maar den llaatsman
G 5nbsp;mectj
meer, wanneer ik hem vertelt zal hebben,
dat deeze ftad in de fchat-kist des Grooten
Heers meer dan zes hondert beurfen ftort.
Dit is te weinig, als men nagaat, dat de
Pacha, of liever de Beglierbeij (deeze laat-
fte ftaat tot den eerften als een Advocaat tot
een Procureur, of een Veld-Maarfchalk tot
een Generaal) drie hondert beurfen inkomen
heeft. Deeze disproportie is (fchoon in 't
kleine) noch wanftaltiger dan die van 't in-
komen des Konings van England tot dat der
Dergelijk inkomen voor een Gouverneur
loopt verre over de kerf. Voeg hier bij, 't
geen hij 'cr bijvoegt, half eerlijk, half
oneerlijk, zo behoeft een vreemdehng zich
niet te verbaazen over de fchatten, welke
deeze heeren overgaaren.
Zo als in de meeste fteden van Turkijen,
alzo hebbe ik hier niets zonderlings opge-
merkt: maar 't geen mij getroffen heeft, was
de fchoonheid eener uitgeftrekre vallei, aan
den voet van de ftad, verfraaid door eene
buiten gemeene rijkheid van weelig groeijen-
de veldgewasfchen. Ook waren veele der
bergen in 't hangen bebouwd. Dit heerlijk
tooneel, noch treffender door 't fraai weêr,
zou een -iegelijk, die niet in arrest was,
't hart van blijdfchap ontflooten hebben.
Verder vinde ik noch onder mijne anakcta
deeze pretieufe annotatie: De reizigers, die
den wil na ErzerQum hebben, behoeven zich
niet te voorzien van fcheerbekkens. Men
heeft 'er hier, groot genoeg, om twaalf
menfchen tevens uit intezeepen. Voor *t
overige, al lieten zij zich ook niet fcheeren,
zij zouden altoos genoeg gefchooren zijn.
Eindelijk zal men wél doen de beide oo-
gen wijd open te hebben, bij 't aanneemcn
van den voerman, waaronder veele fchelmen
zijn.
Basta van Erzeroum,
Noch
-ocr page 126-Noch eens moet mijn Armenifche tolk op
't töoneel of op 't papier verfchijnen, was
*t ook uit dankbaarheid: want hij was 't,
die mij een voerman bezorgde op Irebizonde.
Deezen dienst erken ik, en nogtans was dee-
ze voerman, een Ammïér van natie en ge-
zindheid, benevens madame zijne ega, flecht
volkje. De kennis, die wij zamen maakten,
was dat deeze dame, gelijk de meeste Ar-
menifche vrouwen , van eene colosfaale gedaan-
te, mij beftalj'zo als haar man mij van mijn
zadel beroofde, 't Was zeer beleefd van
hem, dit te doen den laatften dag van mij-
ne pelgrimagie.
Met dit gezelfchap ben ik tien dagen op-
gefcheept geweest; fchoon hij zich verbon-
den hadt, mij in zeven dagen in Trebizondc
te bezorgen. Naar mijn geheugen heb ik
noch nergens van deeze natie gefprooken.
Daar nu de geleegenheid 'er zich zo fchoon
toe opdoet, zal ik 'er in ééns van zeggea,
'£ geen
-ocr page 127-ȣ geen ik 'er van gezien, van gelioort,
van ondervonden en geleezen heb. Lezer,
fchrik niet!
't Is tien jaaren geleeden dat een boer in
Rinlatid eene reizende uitplunderde en ver-
moordde. Hij werdt achterhaald. De vrouw
hadt in haare korf eenige pastijtjes gehad. De
rechter vraagt hem, of hij dezelve hadt
opgegeeten? — De hemel verhoede! 't was
('tWas in de vasten! de hemel weet,wan-
neer de Armeniërs niet vasten. Dit vasten tast
de ribben geheel anders aan, dan dat der
R. Katholijken. Niots, Tïat geleeft heeft, of
leeven kan, is hun geoorloofd. Geen visch,
geene oesters, geene mosfelen, geene eije-
ren, boter, melk of olie. Zij maaken van
vruchten, meest pruimen, een zoort van
deeg, 't geen* uitgekookt, taai wordt. Dit
rollen zij op als een lap. Met deeze lorren,
brood
-ocr page 128-brood én water maaken zij eea poespas.
Chacun fon goût.
Zo was mijti voerman, (*) bijgeloovig
cn flecht, misfchien noch bijgelooviger dan
flecht. (t)
Niet meer fleeken de Westphaalfihe gras-
maaijers af bij de Hollanders, dan de Armeni-
ers 't doen bij de rest der bewoners van
Conflantinopoïen. Al 'ï morfige, al 't ver-
moeijendfte werk wordt door hen verricht.
Hiertoe fchijnt de natuur hen beftemd te
heb-
(♦) Merk wel op, dat hier van een Armeniër in Ar-
menien gefprooken wordt. Onder die van Conflantino-
poïen ontmoet men zeer veele hupfehe, eeriijke, aartige
vermogende, weldoende menfchen. Aan veele van hen
heb ik groote verplichting gehad.
(t) Is iemand, niet te vreeden met de gekheeden zij,
ner lansdluï, nieuwsgierig, hoe de zotternijen van ande-
re natiën 'er uitzien, hij kan eene fchoone warande
van 't domfte bijgeloof en religieufe kuuren deezer na-
tie, bij tour nef ort, tom. II. p. i6i. doorwandelen.
hebben. Hun leest, bovenal hunne vleesch-
lijkheid is in 't ooglopende. 't Stoflijke
fchijnt als 't onftoflijke te verdringen.
't Stoflijke 't geen —mag ik 't zeggen? —
bijna als despoot heerscht over 't geestelijke ,
en de dijk der eerbaarheid en ingetogenheid
dagelijks doorfl:eekt, fchijnt op de Armeniërs
niet zo veel invloed te hebben. Ten minfte
de zamenleeving van beiderlei fexen onder
hen is voorbeeldeloos. Ik heb met dee-
ze natie veel omgang gehad, en vijftig
maaien heeft men mij verzekert, dat mee-
nig man, fchoon dertig jaaren gehuuwd,
zijns ega's aangezicht nimmer aanfchouw-
de. (*} De vryagie is een transactie, ge-
dree-
(*) Dit zo zijnde, moet de Heer tournefout
abuis hebben, wanneer hij zegt, dat de vrouwen
's avonds 't licht uitdoen, voor dat zij den Jluijer afleggen.
Nimmer zag ik deeze dames Cfchoon ik 'ér wel meê na
bed, of na de fopha ging) met haare mans na bed gaan.
•t Zou vreemd zijn, dat de man nimmer 't eerst wak-
ker
dreeveii door wederzijdfche aanverwanten eu
bekenden. Een Armem'ér handde zijne vrouw
ker wordende, den tijd niet eens.hebben zou, om haar
te bekijken.
„ Tous les Joirs elles éteignent la chandelle avant que de fe
dévoiler.quot; Tom. II. p. 167.
Deeze, 't zij weezenlijke, 't zij gewaande, ingetogen-
heid der Armenifche bedgenooten herieevendigt in mijn
geheugen een grap, onlangs innbsp;voorgevallen,
die ik mijzelven 't vermaak niet mag weigeren te ver-
haaien, noch de wreedheid hebben mijne lezers te ont-
houden. Men zogt 'er overal een perzoon, beticht met
hoog verraad : ook werden de gevangenisfen, in dat ge-
West van eerlijke luiden talrijk bewoond, doorfiiuffelt.
Bij toeval vondt zich in een dier huizen een perzoon,
die in eene intime verftandhouding met des cipiers egâ
leefde, 't Geval wilde, dat Haar Ed. zich juist in haa-
res vriends kamer, en in ; ik fchaam' mij 't zeggen, bed
bevond, toen de cipier mét den conftapel ook dit ver-
trek kwam doorzoeken. De man fprong in allerijl uit
't bed, en werdt van den gerichtsboden erkent de ge-
zogte niet te zijn. Doch fchoon nu mevr. tot over de
ooreiï
-ocr page 131-eer als zijne dienstmaagd, dan als eene ge-
zellin. 't Is de vrouw, die in perzoon
hem, thuis gekomen, water aanbiedt, om
hem te wasfehen. Hiervan was ik oogge-
tuigen. Maar ik heb niet gezien, dat zij
hem de voeten wasfehen, fchoon 't ook
gebeurt.
Men kan bij den Heer de tournefort
omftandig bericht haaien van hun gods-
dienst en van hun kerk-beilier. Men be-
hoort zulke heilige zaaken niet te ont-
heiligen, door ze te plaatzen tusfchen mij-
ne
ooren onder de dekens kroop, zag men wel dat 'er
iemand onderlag. Om zijne vriendin te redden, kwam
hij op den inval lakens en dekens van 't voetenein-
de, tot over de halve mensch-lengte opteflaan, en
de onnozele cipier en conftapel hun oog een wijl
vermaakt hebbende, verklaarden dat dit de gezogte
perfüon niet was. Zou die cipier ook een Ammër ge-
weest zijn ?
H
-ocr page 132-ne ongewijde verhaalen. Zij zouden 'er
in pasfen, als een crucifix in een muf co.
Niet grooter is de eentonigheid van 't
vaaren in een Hollandfchc trek-fchuit, dan
was de afwisfeling der toneelen op dee-
zen bij uitftek bergachtigen weg, opleve-
rende nu als 't* land van belofte, dan
een dorren bodem, waar geen fprinkhaan
fchaduw zou hebben kunnen vinden, waar
*
wij gedwongen waren onze fpijzen over
gedroogde paerden-mist, die wij hier en
daar opzamelden, te kooken.
Na twee dagen voortzukkelens begon-
nen wij den berg Taunis te befteigen. De
praat ging in de Caravane, dat 't de berg
Ararat was , die een weinig verder en tus-
fchen Georgien en Perfen inlegt. Schoon
nu deeze berg misfchien niet zo hoog is als
de Ararat, zou noach evenwel zijne ark
hierneêrgezet kunnen hebben, zonder eenige
gev/eetenswroegingen : want wij befteedden
twee volle dagen, om dien te beklimmen.
Twee volle dagen! Zijn kruin is zo kaal
als de kruin van een Muzulman, en even
onbewoond.
Niet mogelijk is 't op de vaste wal, op
een eiland of fchier-eiland flechter weêr
te hebben, dan wij alhier hadden. Om 'er
zich een denkbeeld van te maaken, zou de
Lezer een douzijn maaien den weg van 't
Meum Diep na de Helder in een Maart-
fche bui kunnen heen en wéér wandelen.
Maar laat ik 't hem liever afraaden; hij
mogt zich eene ziekte op den hals laaden.
Deeze aanval van hagel, fneeuw, regen
en wind fprak ons des te nadrukkelijker
aan, naarmaate wij ontbloot van tent wa-
ren, en 't firmament nu tot den hemel van
ons ledikant hadden. Wij verkasten zo
fpoedig als doenlijk; 's morgens bij onzen
aftocht was 't oproer in den dampkring zo
H anbsp;hef.
heftig, dat 't bijna onmogelijk was de paar
den te doen voorwaarts gaan.
Waar is 't altoos kermis?
Van deezen berg ontdekte ik dan einde'
lijk, fchoon wij 'er noch vijf dagreizens
af waren,-dc Zwarte Zee,. Niet meer op-
geruimd is 't humeur eens auteurs, als zijn
geluk hem een nieuwen inval heeft inge-
blaazen, of als hij zijn werk, was 't ook
in de Vaderlandfche Letteroefeningen^ gepree-
zen vindt, eens verliefden als zijn meisje
hem toelacht, eens gepijnigden, wanneer
men hem de fcheen-fchroef losdraait, niet
aangenaamer is den zeeman, uit O. of W.
Indiën gekomen, 't gezicht van de wal en
dat van de loots - fchuit, die op hem aan-
houdt, (principaal wanneer de lucht be-
trekt, en hij beducht is voor ftorm) niet
vrolijker zeg ik, is iemand onder eene dee-
zer omftandigheeden, dan ik 't was op 't
gezicht van de Zwrte Zee, die mij verwij-
de-
deren moest van een land, waarvan ik nu
tot aan de keel begon vol te worden.
Wij befteedden noch drie dagen om den
Taurus af te klimmen , e;i kwamen na
noch» twee dagen eindelijk in Trebizonde,
zonder eeni.'je ontraoe.tinge, waerdig om 'er
een ftuk papier, een ogenblik des Lezers
aandacht aan te beileeden.
Ik herinner mij echter, dat ik zonder naden-
ken te veel op den kant eener fteilre rijdende,
daar reeds half in afgegleid, zonder fchielijk
toegefprongene helpers, veel apparentie had,
daar in nedergeftort, mij en mijn paerd den
hals te breekeii; waar door ik in de onmo-
gelijkheid zou gebragt geweest zijn, van
dit pretieus product in de kraam te komen:
iets*, dat voor de geleerde waereld een irre-
parabel verlies geweest zou zijn.
De goede Hemel, die kruis naar kragten
geeft, hadt 't zeer wel afgeprikt: want bij
mijn komst in TreUzonde was ik zeer mat,
H 3nbsp;en
en zo ftijf, dat ik nu voortaan noch op
noch van 't paard zou hebben kunnen ko-
men.
Voor dat ik van mijn Armenifchen caU
tergi affcheid nam, had ik een klein pro-
eesje met Zijn Ed. voor den Kadi Ar-
me Hekiinl wat was uw bedrijf! uwe zaak,
fchoon de allerrechtvaerdigfte, zelve te willen
bepleiten in eene u zo weinig bekende
taal, en dat voor een Kadi, die in fteê van
te zoeken u te verdaan, zich amufeert met
zijne L.zen te knippen. Een leeven-
dig gevoel van de verongelijking zou
mij bijkans krankzinnig van fpijt gemaakt
(*;) Dergelijk proces had ik te Diarhekir met mijn
voerman; en fchoon hij een Muzulman , met een groene
tulbant (ten bewijze van zijn gedaane bedevaart na
Mekka') was, won ik 't zelve, en bekwam een re-
llitutie van ongeveer hondert piasters. Maar toen had
ik 't voordeel een der monnikken tot mijn tolk en ad-
vocaat te hebben.
hebben. Ik was toch zo ongehikkig niet
als de Groot-Kancelier van Polen sul-
kowskij, wien 't gegraauw van den Kus-
ftfchen Minister en Generaal igelstroiim
onlangs eene beroerte op 't lijf joeg.
De onkosten van 't proces beliepen drie
min een oortje.
Op deezen tijd woedde 'er in Tréizon-
de een zwaare pest; en fchoon ik de bril
niet op had, meen' ik verfcheide ftcrven-
den en geftorvenen op de ftraaten te heb-
ben zien leggen, 't Is met de pest ccn
vreemd ding. 't Is ■ opmerkenswaardig, hoe
de Franken, bij hun komst in de Levant,
'er 't meê op 't lijf hebben, hoe zij hard.
nekkig voorneemen ze op geen afftand te
genaaken, hoe 't woord pest alleen hen
doet killen en ijskoud worden. Naauwlijkfi
zijn zij 'er een paar jaar geweest, of de
fchrik is over, cn zij wandelen door de
ftraaten van de hoofdftad, meenigmaal op-
«4nbsp;ger
gepropt met menfchen, die of aangeftooken
kunnen zijn, of met aangeftookenen kun-
nen omgaan, zonder aan deeze ziekte te
denken. Zo ftondt 't met mij gefchaapen ,
en wij doorkruisten Tréizonde, als of 'er
geen pest in de waereld was.
Ik heb deeze ftolTe j in't vorige deel bl. 356,
meteen woord aangcroert. Verfcheide luiden,
voor wier fmaak ik achting, in wier oordeel
ik vertrouwen heb, hadden gewenscht iets
meer opzettelijks daar over te vinden. Ik
zal hier ter plaatze deeze nalatigheid vervul-
len. Dit zal mij geleegenheid geeven een
verhandeling over de Pest, welke ik in 1788
in dc doof pot van den St. Petersburgfchen
boekhandel begraaven had, gedeeltelijk we-
der op te reekenen, en tevens eene zo won-
derfpreukige , als fchadelijke dwaaling van
een geaccrediteerd fehrijver, en de onnauw-
keurigheid van een ander (die zo nauwkeu-
rig waant te weezen, dat hij bijna op ieder
bhidZ- van de Aphorismi van boerhaave
een gebrek of eene dwalinge kan vinden)
beide ^hoogleeraaren, te ' wederleggen. Eén
dr. tegen twee Profesforen ! een klopje te-
gen een bulhond !
Ik ben niet vergeeten de recommandatie
van Vader la fontaine:
Qiiand l'abfurde est outrâ, on M fait trop d'honneur.
En voulant ^ar raifon combattre [on erreur.
Noeh die andere van Groot-vader Salomon:.
„ Een mensch, die van den wegh des verftants af-
„ dwaalt, zal in de gemeijnte der dooden rusten.quot;
spreuken , cap. XXI. vs. l6.
Maar 't erediet van een Profesfor is zo
groot (de meenigte ftttpet in titulis) en de
dwaaling is zo nadeelig, dat ik mij gedwon-
gen vond over de reedenen, welke mij van
deeze wederlegginge mogten afhouden, heen
te flappen.
De menfchelijke reeden is eene malloot (*)
die
(*) La Raifon fournit d'apparence à divers effects, Cesi
un pot à deux an»s, qWon peut faiftr à gauche à dextre.
MONTAIGNE, Vol. V. Ch. XIL
H 5nbsp;.In.
-ocr page 140-die zich, alles op den mouw laat fpelden.
Niets is te ongerijmd, ora zich in de har-
fens der ftervelingen te nestelen. (*) De
geleerden, van welke men met terentius
zeggen mag: Nee fadum inteUigendo omnia, ut.
nihil intelligant, zijn dikwijls ellendige mar-
telaaren van deeze ftruikelbaarheid. Dit was
*t geval met wijlen den heer m. stoll, on-
langs veel geacht hoogleeraar te Weenen, die
't gewaagt heeft, te ftellen en quafi te be-
toogen, dat de pest geene aanfteekende ziek-
te is.
„ Hij (zegt hij) die de aanftceking der
5, ülkrkymadaartigfte. koortze, de wreedc pest,
„ wil-
Inter ccttera mortalitatis incommoda hq^ est , caliga
tnencium ; nec tantim necesfitas errandi, fed errortim amor.
s E N E c. de Jra. Lil. IJ. c. g,
(*) Nihil tam ahfurde did potest, quod non dicatur ai
aliqiio philofopltonm.
CIC. de Divinat. Lib. II. c. sS.
-ocr page 141-na de OOS T-I N D lë N I23
wilde ondcennen, en ftellen, dat zij eene
„ gemeene,oorzaak heeft, wel gelijkelijk op
„ alle werkende, doch op alle geen lütwer-
5, king kunnende hebben; of die hij van 't
„ faifoen, van eene fchadelijkheid van 't
,, lucht-geftel, en meer gefchikt tot 't baa-
„ ren van rot - ziektens dan op veele andere
„ jaaren, wilde afleiden, dan bij voorbeeld
„ van baaien wol, of van een brief, ge-
„ zonden uit verre afgeleegene plaatzen,
5, waarin die ziekte woedt, zou voor-
5, waar wel een wonderfpreuk zeggen, dan
„ met hoe helder fchitterende waarheid!
,, hoe nuttig een gevoelen in die treurige
„ tijden, die de Hemel verre van ons wil
„ verwijderen!quot; (*)
Pit
O Qui ipfum malignisßm« fehris , dirae nempe pestis
contagium negare , et morbi gravisfimi caufam ftatu-
eret populärem, omnibus quidem ex sequo adplicatam,
fed haud in omnibus efficacem, quamve ab anni tempo-
re
Dit gevoelen is zo ellendig zwak , dat
't eenigile 't geen mij bijkans zou verleegen
maaken, weezen mogt van welke zijde 't
ZL'lve te beftrijden.
De
re amp; coelo gravi, ac producendis morbis fepticis prae
multis aliis idoneo potius repeteret, quam e. g. a lanse
farcina, aut etiam ab epistola a locis quam maxime disfi-
tis, quos nïorbus premit, ad nos transmisfa, paradoxon
utique diceret, fed quam luculenta cum veiitate! quam
Utilem luctuolis, quae amp; Superi longe removeant, tempo-
ribus, fententiam: Ratio Medendi. Pars Prima, p, 40.
Edir. Leid.
Quodfi pestis contagium ex remotisfimis terris ad nos
transferri posfit, fuamque etiam longo tempore vim mor-
bificam confervet, fixioris illud indolis esfe oportet, amp;
variülofó miasmati confimüe. At qua ratione venenutn
hoe fixum amp; funame contagiofura, fi nostras in terras fe-
mel illatum fuerat, exulare posthac inde poterit, et in-
tègres centum annos noftris a plagis abesfe ? Contagium
certevaiiolofum, ex quo in Europam delatum est,num-
quam diutius a nobis abest, fed varias regionum nostra-
rum partes obit amp;c. Part, Prima, p. 4a,
na de oost-indiën. 125
De Heer stoll noemt de pest eene al-
lerhvaadaartigfle koortze. Hier in flaat zijn
hoogl. al aanllonds den bal mis, om deeze .
eenvoudige reeden: omdat 'er ook eene pest
is zonder koortze.
Om te betoogen, dat deeze ziekte gee-
ne eige zaadftoffe heeft, maar uit een be-
derf van de lucht geboren wordt, neemt hi]
zijne toevlucht ook tot titus livius, een
fchrijver zeker van zeer groot gezag in ge-
neeskundige zaaken!
Ten einde deeze dwaaling van den Wcener
hoogleeraar in een helder licht te ftellen,
om den dampkring te zuiveren van deezen
blaam, verzoek ik dan hier te mogen inlasfeii
een ftuk eener verhandeling, welke ik over
dit onderwerp te St. Petersburg in 1788 liet
drukken, in welk ftuk ik mij, met mijne
geheele Logica, tegen dit gevoelen verzet;
en daar ieder een Fransch verftaat, 't on-
ver-
vertaald te mogen laaten. Ik heb 'er geen
patientie toe.
MEMOIRE SUR LA PESTE.
„ L'air, les eaux et les aliments ont mie
influence marquée fur le corps animal.^ C'eft
de cette fource que découlent, en très gran-
de partie, la fanté et les maladies.
Les vertus médicatrices du corps vivant
foufFrent un certain degré d'infalubrité dans
les trois chofes fus-mentionne'es, fans que
la fanté s'en reffente fenfiblement.
Mais.lorfque leurs qualités nuifibles furpaf-
fent le contre-poids des efforts de la natu-
re confervatrice de la fanté, elles plongent
le corps humain dans des maladies dange-
reufes.
Ainfi lorfque l'air, les boiffons, et les
aliments s'écartent an plus haut degré de
leur falubrité requife , cette aberration, foit
NA DE OOST-indiSN. la^
de ces trois fupports de la vie réunis, foit
d'un d'entre eux, engendre des fievres pu-
trides, pourprées, pétéchiales, malignes.
Heureufement c'eft là le terme, où l'ef-
ficacité de leurquot; infalubrité doive s'arrêter ,
quelque grande qu'elle puiffe d'ailleurs être.
Et fi les fièvres qui en font la fuite, fe
trouvent être contagieufes, fi elles fe répan-
dent fur une population entiere, ce n'eft
que parceqne cette population refpire le mê-
me air, boit la même eau , prend les mêmes
nourritures.
Ceci ell: tellement fenfible que pour fe
préferver de pareilles maladies épidemiques,
on n'a qu'à refpirer un air fain, prendre des
eaux et des nourritures bienfaifantes.
Je n'oferois cependant pas avancer, que,
foit dans les exhalaifons, foit dans les excré-
«
tions des malades, qui ont des fievres putri-
des au fuprême degré malignes, il n'y ait
rien capable d'infecter quelquefois 'les liu.
meurs
-ocr page 146-meurs d'ailleurs faines des perfonnes, qui
fe trouvent auprès de ces malades. Je
eroirois plutôt le contraire, et je confeille-
rois volontiers tous ceux, dont les devoirs,
ou dont les relations ne les obligent pas de
s'en approcher, d'en éviter la communica-
tion.
Ce caraélère de pouvoir généralement fe
garantir des maladies malignes, en appor-
tant l'attention reqiiife fur les trois eaufes,
d'où elles naiffent, les diftingue d'une manié-
ré fenfible des maladies peftilentielles, con.
tre lesquelles le plus haut dégré d'attention
fur tout ce qui concerne la fanté, fur tout
ce qui puiffe enfanter la maladie, n'a gueres
de pouvoir, n'efl fouvent qu'infruélueux,
autant que le germe de ces maladies pefti-
lentielles trouve l'occafion de fe dépofcr fur
le corps humain, et y faire éclore fes ef-
fets meurtriers.
Mais il eft heureufement vrai de l'autre
eô-
-ocr page 147-côté, — que jamais la plus grande infalu-
brité de l'air, des eaux, et des nourritures,
n'enfantera la pefte, à moins que par le
contaél amp; la contagion le germe peftilentiel
n'ait été apporté, dans le corps de celui qui
foufFre cette maladie.
C'efl; line vériré qui n'a pas été recon-
mie de tout temps. Cette ignorance a fait,
qu'on n'a pas fongé autrefois, à en arrêter
les progrès, au moyen des quarantaines amp;
des cordons.
L'air furtout a été presque de tout temps
en très mauvaife odeur, et en a porté tout
feiil le blâme. L'on s'iinagina que ce flui-
de effentiel à la vie, pouvoir dégénérer à un
point, capable de produire des pedes. L'on
étoit au moins dans la ferme perfuafioa qu'il
pouvoir être le véhicule des germes de cette
maladie. Mais les effets falutaires des qua-
rantaines et des cordons ont donné un dé-
Inbsp;men-
-ocr page 148-menti formel aux partifans de cette opinioa
erronée.
Pour en faire fentir la fauffeté, d'une ma-
nière plus palpable, pour difculper, une fois
pour toutes, l'atmofphere de tout blâne, et
pour déraciner jufqu'à l'ombre de doute, je
prie mon Lcileur de fe rappeller ce qiù fe
paffe à Conllantinople et dans le Levant.
Les ravages de la pelle dans ces contrées
font connus de tout le monde. Les Francs
y reftent cependant exempts de cette cala-
mité, quoiqu'ils vivent au milieu des pefti-
férés amp; des cadavres , amp; qu'ils refpirent le
même air avec les Turcs. S'il arrive de
temps à autre que quelqu'un d'entre eux en
tombe la victime, ce n'eft que lorsque la mala-
die ne ravage pas encore affez, pour reveil-
ler, pour inqu'é;er leur fécurité, et pour com-
mander les précautions,dont on connoîc toute
l'efficace, mais auxquelles on craint d'avoir
recours, parceqn'elles gênent ou interrom-
pent
pent le commerce de la vie. Mais dès qu'u-
ne grande mortalité les avertit d'un danger
urgent, ils fçavent parfaitement bien s'en
garantir, en coupant toute communication
d'avec tout ce qui les environne, tout ce
qui eft capable de leur apporter le germe de
la pefte. Pour cet effet, ils s'encloîtrent euy
et flirtout leurs domeftiques, et vivent tant
que la maladie ravage avec une furie extra-
ordinaire, c'eft-à-dire pour plufieurs mois
eonfécutifs, ifolés, féparés du refte du mon-
de. Chaque maifon a fon pourvoyeur qui
lui fournit les vivres. Celui-ci vivant par-
mi les pestiférés, n'eft pas alors admis dans
les maifons des Francs, dont la porte efl:
généralement interdite à tout le monde. On
fait entrer les provifions par une petite fe-
nêtre ou lucarne, avec la précaution de les
faire jetter dans de l'eau, amp; de les bien la-
ver , avant que de les maiiier. En un mot
tout article, apporté dehors, n'eft admis fans
I 2nbsp;avoir
avoir été au préalable lavé, vinaigré, paifu-
raé. Quand on n'eft pas au fait de ce qui
fe pafle au Levant, on a de la peine à fe
figurer, combien on eft fcrupuleux à obfer-
ver ces précautions. Lorsque par exemple
le chat d'un des voifins s'avanture à venir
roder dans la cour .d'une-maifon ainfi féque-
ftrée, on tire deffus, et on le tue fans mifé-
ricorde. De cette maniéré les Francs vi-
vent , au milieu des peftes les plus dès-
aftreufes, faufs amp; fains, fans en craindre l'at-
teinte.
Ces notions préliminaires étoient abfolu-
ment néceffaires pour amener,pour conftater et
pour faire fentir d'une maniéré irréfragable
cette vérité confolante: — que jamais la
pefte ne fe manifefte dans l'homme, à moins
que par la contagion, fon germe n'y ait été
apporté de dehors.
Cet énoncé m'a paru longtems fi clair, et
tellement avéré de nos jours par l'expérien-
ce,qu'il pouvoir, dans mon opinion, fe pas-
fer d'une démonftration ultérieure. Cepen-
dant comme, dans un examen poftérieur, je
vois, que ce même énoncé n'eft pas auffi
clair aux j'eux de tout le monde, et qu'un
auteur célébré par fa vafte éruditon, en fait
• de médecine, ainfi que refpedable par fon
grand crédit, acquis par une expérience et
pratique confommées, le met de nos jours
en qtieftion, dans un ouvrage fur la pefte,
dans lequel il a recueilli un précis de tout
ce qu'on a écrit fur cette matiere, je l'ai
cru de la bienféance d'avoir égard à une fi
grande autorité, et d'entrer dans les détails
des preuves capables d'en faire fentir Tcvi-
dence.
L'écrivain que j'ai en vue cft l'illuftre Mr.
de haen, qui s'eft juftement acquis une
très grande réputation, dans la charge im-
portante de premier Profeffeur de Médecine,
dans l'univerqté de Vienne. Il lui eft échap-
I 3nbsp;pé
pé de dire (*) „ Ex praemisfis quippe conftitit
5, et-ml ignos exiflere morbos, qui pefli quidem
,, fimillimi, peftikntes tamen minime funt ; et
„ ipiam forte peftem a caufa interna in fin-
„ g ilari horaine nafci, absque vel ullo, vel
„ nota' ili aliorum contagio.quot;
Et dans un autre endroit (f): — „ fpon-
,, teque eandim (peftcm) nafci pojje graviffimo-
„ rum fententia Virarum efiquot;
Tout le monde eft plus ou moins difpofé
à fe laiffer fubjuguer ou fdduire par une
gr.inde autorité : Miis je prie le Le^eur ju-
dicieux de donner un moment d'attention
«ux conlîlérations fiiivantes.
11 y a environ mille millions d'hommes
qui
(*) Ratis Medmdi Vol. IV. pag. 263. Edit. Leyd. Ce-
lui-ci et Sydenham font à peu près les feuls auteurs que
j'ai pu conlulter, dans la compofuioii de ce ^Mémoire. Etant
en voyage je me trouve très peu de livres, et très éloi-
gné Oi Sevaftc.ple en Tauride) de toute bibliothèque,
(t) Ibid. p. 263.
qni couvrent la fiirface de notre globe. Par.
xni ces hommes il y en a de toutes fortes de
complexions, de toute efpece de cacochy-
mies, de cachexies, dont les humeurs en
un mot s'écartent des humeurs faines,en tout
fens poifiDle. Ils y vivent, fous l'influence
indéterminée des fix chofes non-naturelles,
variées d'une infinité de façons. Dans ce
grand nombre il y en a donc qui refpirent l'air
le plus infea, le plus méphitique, qui boi-
vent des eaux croupisfantes, qui fe nourris-
font d'aliments malfains, qui vivent dans un
climat plutôt chaud que tempéré , qui font
par état obligés de faire des exercices vio-
lents, et qui réuniffent en eux feuls tout l'at-
tirail posfiblc d'infeaion et de putridité. Main-
tenant que ceux qui croyent,que la pelle peut
naître et fe développer par l'aftion du corps
animal feule, fans aucune communication
avec des chofes peftiférées, m'expliquent,
pourc^^oi dans cette variété infinie de dévia--
1 4 .
tions perpétuelles de la fanté, il ne s'en trou-
vent pas toujours quelques unes qui f'identi-
fient avec la pefte? pourquoi celle-ci ne
fait point de ravages non.interrompus ?
pourquoi depuis la pefte de Marfeille, c'eft
à dire, depuis foixante et quelques années,
l'Europe, fi l'on en excepte fes confins du
côté de la Turquie, a été conftamment à
l'abri de ce fléau? fi, dans ce dernier temps,
la guerre l'a apporté jufqtj'à Mofcou, cela ne
prouve rien en faveur du fentiment oppofé :
au contraire cette maladie e'toit très vifible-
ment due à la communication avec les
Turcs, voituriers perpétuels du germe pefti-
lentiel.
Ea vérité il faudroit être d'une partialité
fans égale, pour ne pas convenir, combien
peu il eft vraifemblable que, dans l'aélivité
de l'économie animale variée à l'infini, fous
toutes les circonftances poffibles, que dans
des millions de millions de poffibilités, il
.nbsp;ne
ne fe manifefteroit de nos jours aucune réa-
lité, qu'enfin le corps animal pouvant déve-
lopper de fon fein (ainfi que Mr. de haen
le fuppofe poffible) le germe peftilentiel, on
ne le verroit à tout moment naître, dans
des régions qui n'ont aucune liaifon avec
les Turcs en Europe, en Afie ou en Afri-
que.
Ces raifonnements doivent fuffire pour
faire fentir, comme on dit a priori, l'erreur
de ce fameux écrivain. Que le Lecleur ajou-
te maintenant à ces confidérations, qu'il eft
en général très aifé de fuivre la filiation de
la contagion peftilentielle, et d'en faire or-
dinairement remonter l'origine jufqu'aux
Turcs. Les bornes de ce Mémoire, et ma
pofidon préfente me défendent de mettre
fous les yeux de mon Ledleur les preuves de
cette vérité que je pourrois tirer de l'hiftoi-
je 'des pelles. Si d'ailleurs on les a vu naî-
tre tout-à-coup, dans des pays, environ-
1 5nbsp;nés
nés des régions faines, on auroit tort d'en
inférer que la pefte peut fe manifefter abfo-
lament fans aucune contagion. On n'a qu'à
fe rappeller, combien il eft facile de trans-
porter le germe de ce mal fur une grande
étendue des plages, fans que celles-ci en
resfentent le moindre dommage, ce germe
reftant enveloppé dans des bardes et des
marchandifes, obftacles qui l'empêchent de
faire éclore fon virus meurtrier. C'eft un
fait conftaté par l'expérience, reconnu par
les plus célébrés praticiens, avoué par Mr.
de haen lui-même : „ Et vicina régna ab
hac labe iramunia effe pcffunt, et nihilo-
„ minus res peftiferae nobis inde afferri.quot;nbsp;j
etc. lib. cit. p. 263. —
Oue des ennemis de l'Empire Ottoman le
bonheur eft grand d'avoir à faire à des gensnbsp;!
auffi bornés que les Turcs ! Plus rufés, ounbsp;|
peut-être moins généreux, ils porteroient, '
en dépit de toutes nos précautions , le fléau
peftilentiel et la défolation, partout félon
leur gré. Dans des mains habiles le mias-
me en fourniroit des armes mille amp; mille
fois plus traitreffes que la poudre-à-canon ,
mille et mille fois plus ravageantes que le
fer! Avec cette nouvelle amp; redoutable ma-
nière de faire la guerre, les Mufulmans im-
primeroient une telle terreur à leurs enne-
mis, qu'ils fe garderoeint bien de venir fe
frotter à eux. - Cet imprimé ne percera
jamais jufqu'à eux: fans cela je me ferois
prefqu'un crime d'avoir pû réveiller le chat
qui dort. (*) -
Ajoutez à ce que nous venions de dire ,
Dit is in 1788 in St. Petershurg, bij de Keizer-
lijice Academie der WeetenIchappen gedrukt. Niemand
heeft.'er iets op te zeggen gevonden. Nogtans is 't tast-
baar , welke Mogendheid hiermede beoogt wordt, 't
Was dus overbodig, dat iemand in of uit England zich
hierover belgde.
que la médecine, dépourvue jufqu'ici d'un
diagnoftic folide du mal en qu.ftion, n'ayant
pu réuffir à pofer des limites fûtes et inva-
riables, pour fe'parer la pefte des fievres
putrides malignes, il eft très poffible qu'on
s'eft trompé quelquefois, en annonçant une
épidémie comme peftilentielle, qui dans le
fonds n'étoit qu'une fievre putride maligrte.
Cette remarque fert en même temps de con-
tre-poids à l'autorité des gens, qui bienque
d'ailleurs très inftruits croyoient que la pefte
pouvoir gagner un malade, fans aucune con-
tagion. Cette erreur fur l'origine de cette
maladie étoit autrefois très générale. Le
plus habile obfervateur du fiecle paffé, le
grand Sydaiharn n'en étoit pas exempt. En
affignant la difpofition morbifique de l'air
(aêris âifpofiùo morbificaj (♦) comme l'une
damp;s
C») SïDENHAM Opufcul. Uiiiverfa. Cap. H. S. avoue ce-
pendant que coae difpolition de l'air feule ne fuffit pas
pour
-ocr page 159-des caufes de ce fléau, il s'eft expofé à fe
voir donner le démenti par l'expérience des
quarantaines et des cordons, qai arrêtent la
pro-
pour enfanter la pefte; mais qu'il faut encore que le
germe en ait été apporté de dehors; que néanmoins,
lorfque la maladie a fait beaucoup de ravages, l'atmof-
phere commence a être infcfte à un point qu'elle
feule peut propager la pefte: — adeo ut ad triftiffi-
„ mae aegritudinis propagationem jam non amplius vel
„ fomite, vel perfonali confortio opus Ht, verum quem-
„ cunque hominem, vel fummâ curâ a pefte corrcptis
„ femotum, ipfe aër cum fpiritu intro fubiens, per fe ac
„ fuo Marte inficçre valeat, modo ille corpus habeat
„ humoribus ad afflatum recipiendum paratis , refertum.quot;
Pag. 131-
Or comme la pefte ne fe manifefte plus à Londres,
depuis plus d'un ficcle, il faut ou que S fe fuit trom-
pé, en avançant que la difpoHtion peftilentielle de l'air
y retournoit tous les 30 ou 40 ans, ou que l'air ne foit
plus fufceptible d une pareille difpolition, ou qu'on ap-
porte plus de foin à empêcher la communication avec des
perlonnes et des effets empestés. Et c'est le veritable cas.
propagation du virus, fans être capable d'em-
pêcher que le même air , transporté par les
vents, palfe toute une plage fans l'inf-cter.
En affurant que cette difpoficion peftileniiel-
le de l'atmofphere de Londres renaiffoit tous
les quarante ans, il nous a prouvé encore,
qu'il n'étoit pas infaillible.
Soyons de bonne foi. Si nous fommes
maintenant affurés , que pour gagner la pef-
te, il faut avoir été expofé à fa contagion,
la médecine eft redevable de cet accroiffe-
raent de lumieres à la vigilance éclairée des
gouvernements, à la figeffe des polices, qui
laiflant les médecins raifonner fur la nature
amp; fur l'origine de la pcfte, ont entrevu la
poffibilité de fe garantir de cette contagion,
en mettant au moyen des vifites, des quaran-
taines et des cordons, des empêchements à
la communication entre des pcrfjnnes et des
efF.ts empeftés et des endroits fains. Le
fuccès conftant de cette pratique juftifie mon
principe, lequel efl:: — que jamais la perte
ne fe manifeile dans le corps humain, à
moins que par la contagion fon germe n'y ait
été apporté de dehors.
De cette vérité auffi utile que confolante
découle directement une autre également fen-
fible, mais jusqu'ici moins fentie: qu'il efl
poffible d'cKtirper totaiement de deffus la ter-
re le virus peftilentiel.
C'eft un fait avéré dans toutes les pertes,
qu'elles caufent plus de dégât dans le com-
mencement que dans la fuite ; — que leurs
miasmes confinés dans un certain diftrict,
ne trouvant plus de quoi ralimenter , pour
ainfi dire , par la communication avec d'au-
tres pays, condamnés quo fi à n'exercer leurs
ravages que dans une enceinte bornée, per-
dent bientôt de leur virulence, que c'ert un
poifon qui fe confume lui-même.
Pour détruire donc les germes de la con-
tagion pefl:ilentielle , on n'a qu'à empêcher
tous
-ocr page 162-tous les moyens de communication des en-
droits infectés avec des endroits fains.quot; —
„ Bijaldien de aanfteeking van de pest uit
„ de afgelecgenfte landen tot ons verbrugt
„ kan worden, en haare ziekmakende kragt
„ lang behouden, zo moet (fpreekt de Heer
5, stoll;) zij van een meer dan gemeen
5, vast weezen, en der fmet-flofFe der
5, kinderziekte gelijk zijn. Nu, hoe kan dit
„ zo vast t^*^ en in den hoogften graad be-
(*) 't Is buitengemeen moeijelijk eene zelfs half juiste
fchaal te formeeren van de betreldielijke vastlieid of vlug-
heid van de zaad-lioffen of feminia der aanfteekende
ziektens. Verftcken van deezen maatftok, is al onze re-
deneering, en zo ook die van Profest stoll, niet meer
dan een gefcherm in *t w/ld. Betracht men evenwel
de eenvouwigste middelen, waardoor men waaren, van
befmette plaatftn, en door befinette arbeiders in de
fcliepen geladen, rein maakt, en als ompest, 'k beoog
't luchten; zo moet deeze zaad-fiof al vrij vlug, en
den
-ocr page 163-„ fmetlijk gif, eerst overgebragt in onze hn-
„ den, van daar weder gedreeven worden,
„hoe kunnen, hondert jaaren achtereen,
„ die landen 'er bevrijd van blijv'en? De be-
„ fmetting der kinderziekte, eens in Euro-
„ pa aangebragt, is nimmer een geriiimen
„ tijd van ons af, maar doorloopt verfcheide
„ onzer gewesten, enz.
't Is onnozel! met evenveel, ja veel groo-
ter recht mogt ik vraagen, waarom (gefteld
zijnde dat de pest geene bijzondere zaad-
ftoff'e heeft, gefteld zijnde, dat eene ontaar-
ting van de lucht, eenige faux pas in^de na-
tuurlijke huishouding, gevoegd bij de lee-
venskragten, bekwaam zij, zonder medewer-
king van eenig fmet, die ziekte in 't men-
denkeüjk niet zo vast zijn, als die der kinderziekte,
gt;vaarvan in eene gematigde luchtsgelleldheid. (want de
vorst dood: haar zo wel, als die der pest) de aanftee-
kende kragt door een even lang luchten niet mogt ver-
lüoren gaan.
ü
-ocr page 164-fchelijk ligchaara te ontwikkelen) waarom
die kragten werkeloos, waarom de natuur-
lijke oorzaaken van de pest voortaan over
de hondert jaaren afweezig blijven?
't Antwoord op de vraage van den hoog-
leeraar biedt zich van zelven aan. 't Is dat
de pest, even gelijk 't gaat met alle aanftee-
kende ziektens, die zich gelijktijdig over een
zeker district, -over een zeker aantal van
menfchen algemeen verfpreiden, verhindert
zich verder uit te breiden door de voorzor-
gen der regeeringen, zichtbaar in de beftel-
linge der cordons, quarantaines, lazareths;
't is ,zeg ik, dat zij heftig in den aanvang,
allengs in vuilaartigheid afneeme, bij gebrek
van verfche flacht-offers uicflerve; en, voor
zoo verre men waakzaam geweest is , in 't
'[ reinigen, liever 't vernielen en verbranden
van alles, wat zwanger mag gaan van haar
zaadftoffe, voor altoos verdwijne. 't Is
II1» herhaale ik, dat men ten onzen dage
de
-ocr page 165-de grootfle oplettendheid gebruikt, om alle
gemeenfchap, alle aanraaking tusfchen per-
zoonen en zaaken, die befraet zijn, of 't
kunnen zijn, en die, welke 't niet zijn,
voor te komen. Dezelve voorzorgen zouden
volftaan, om ook de kinderziekte uit een
land te houden; en indien de moogendhee-
den van de aarde, nu meest-al verbon-
den om elkander te vernielen, eens de
handen in een floegen tot uitroeijinge
van pest, kinderziekte, en welke andere
ziekte eene zaadftoffe heeft, niets zou mo-
gelijker zijn, dan haar met wortel en al te
vernielen : zodanig, dat dezelve nimmer,
welke pairten de natuur ons ook mogt ipee-
len, weder op 't tooneel zouden verfchij-
nen, en men veilig alle de geneeskundige
werken over dezelven, als ballast, in 't vuur
zou kunnen fmijten.
't Een en ander volftaat, om de vraagen,
door den hoogleeraar op bladz, 42. 43. 44-
K 2nbsp;en
en 45. gedaan, of nodeloos te maaken, of te
beantwoorden.
En nu tot u, mijn heer den profesfor
cullen! met u heb ik ook nog een ap-
peltje te fchillen.
Errare humamim est', ook moet iedereen,
en bovenal een fchrijver, weetende bij on-
dervinding quam fit jibi curta fuppellex, 't
voorbeeld en de bekende les van hora-
Tius volgen:
Vtnm uhiplura nitent in carminé, non ego paucis,
OJfendar maculis, quas aut incuria fudit,
An humana parum cavit prudentia.
Ik voel de waarheid van dit alles met den
leevendigften indruk: maar wanneer een auc-
teur meent zo fcherpziende van oog te zijn,
dat hij b jna op ieder bladzijde van boer-
haave's Aphorismi een gebrek of eene
dwaa'
-ocr page 167-dwaaliiig kan uitvinden (*), moet hij van zes-
fen klaar zijn, moet zijn werk van alle kan-
ten, bij dag- en kaarslicht bekeeken kunnen
woeden, zonder vreeze voor de allergering-
fte onnaauwkeurigheid;— verdient hij niet,
dat iemand hem iets door de vingeren ziet.
In 't hoofdftuk van de pejt (f) zegt
gij,
(*) „ I believe, there are very few pages of his
Cboerhaave) Aphorismis, in which tliere does not
occur foine error or defect. First Lines of the Practice of
Phyjic, bij william cwllen. Vol. i. p. XLII.
(t) Vol. If. §. DCLXXI en XXII. Niets is
den voortgang der weeten fchappen, meer hinder-
lijk, dan de meenigte van boeken, O boven al
dier
(*3 Ut omnium rtntm, fic litlerarum quoque labor mus intmpe-
rautia. NB. Zo fprak voor ruhn 1700 jaaren Vader se nec a.
(epist. 106,) en niemand heeft 'er hem eene misdaad van gj.
maakt; otl'choon hij 't getal der boeken vermoerJerde met aen
diklien foliant; maar toen ik onlangs over dien zondvloed van
boeken klaagde, hadt men de bilijkheU, mij te befcliuldigeii,
«ct mij zeiven overlioop le leggen. Zo hangen de vonnisfeu
K 3nbsp;der
gij, fpreekende van de quarantaines; „ wij
„ zijn verzeekerd, dat de quarantaine van
dier geenen, welke in een regulieren leertrant zekere
weetenfchap, of zekeren tak van weetenfchap behande-
len. Al veeltijds dezelve fchotels, maar opgedischt in
eene andere opvolging, 't Zelve eeten, met een ander
fausje! Een geleerde meent zijne voortgangers hier of
daarin een vlieg te kunnen afvangen, en om eene klei-
nigheid moest een geheel nieuw boek of werk van eeni-
ge boekdeelen in de waereld komen. De tijd, vermoord
in't arbeiden door alle deeze System ATA, compendia,
synopses, elementa,primae l in e a e , CnZ. enZ.
in dit kort en lui leeven, is oaherftelbaar verlooren. Dit
heeft de Heer cullen niet gevoelt, of hiet willen
voelen, 't Is toch oneindig gauwer gedaan, een lap
aan
der menfchen en der critici af van 't glas waardoor, van 't
oogpunkt waaruit men de zaaken befcliouwt» — Onmogelijk
is 't iets neêr te fchrijven op zo vaste voeten, 't geen raea
niet kan los nikken, of belaclilijk maaken, wanneer een uit-
fpiaak door geen oordeel beftierd, door geene goede trouw
worde ingeboezemd.
„ perzoonen zonder gevaar veel korter kan
„ zijn dan van veertig dagen; en in dat geval,
aan een anderzins Tchoon gebouw te fpijkeren, 't te vermaa-
ken , dan het te floepen, en een geheel nieuw gebouw te maa-
ken. Gelleld, nu al, dat de vorderingen in de geneeskunde
zedert den dood van boerhaave zo groot z'jn, zo als
de Heer cullen (blijkens, zeker! de verkorte fterflijs-
ten, en 't verhongeren der doodgravers en aanfprekers:
want de waare, de eenige toetsfteen van den voort-
gang der geiieei^kunde, is eene mindere flerfie op een
gegeeven getal dooden, eene fpoediger en fmakelijker
geneezing) met zo vee' vertrouwen ftelt, was 't voor
de ftudie der medicijnen vrij wat profitabeler geweest,
deeze laatere ontdekkingen bij manier van moten, cor-
rectiën, additamenta, errata,-im 't werk van boerhaa-
ve te naaijen, dan een geheel nieuw Systema te zamen
te fmeeden. Dan d^t laatfte is veel glorieufer.
Een geheel nieuw Systema! 't Is toch alles geen goud,
wat 'er blinkt. Zo boerhaave geleeft hadt, zou
hij, fchoon overtuigd van hier of daar in te hebben te
kort gefchooten, hartelijk hebben gelagchen over del;zen
K 4nbsp;Schot-
5j ZOU dü uitvoering van de quarantaine
„ nauwkeuriger en meer zeker zijn; voor
„ zo
Scliotjchsn verbeeteraar, wanneer hij zo dapper in d®
M'cêr is, met 't vergallen van de bot.
't Geen den Ho'ogleeraar van Edimburg belgt in dien
van Leijden, is 't geen hij noemt de humoral patJiology,
de denkbeelden van mijnen Waardigen Landsman over
de ontaarting der vochten en 't verwaarloozen der vital
pwers. Schoon in 't zamenftel van 't raenfchelijk lig-
chaam , 't overwicht der vlceibaare boven de vaste dee-
len een feit is, fchoon de laatfte aan min ontaartingen
dan de eerfie, uit hunnen aart onderheevig zijn, moet
in de pathologie niet zo zeet op deeze, als wel op 't
geen deHeercuLLEN noemt the moving, the vital powers,
het irritable, het Jolidum vivum, het actuofum (*) op de tur-
lata oeconomia cereliri acht eellaagen worden, (f)
In
Alzo doopte 't de Heer n. s. albinus. De Heer
GAUBIUS plagt In zijne Pathologifche lesfen te verhaalen,
dat 't deeze Heer was, die in zijne Pliyfiologifclie collegiën,
onder (tien naam, de aandacht zijner Toehoorders, over deeze
eigenfehap van 't dierlijk ligcliaam, 't eerfte opwekte, waarme-
de luiden van eene groote reputatie, geholpen door arbeid en
proeven, dezulve reputatie over geheel Europa z:er vergrootten,
(t; » Thcre c.iu bi no fort of doubt, that the phsnomens
»Of
-ocr page 171-„ ZO verre de verzoeking om die te bree-
„ ken voor een groot gedeelte zou wegge-
„ nomen zijn.quot;
Dit
In vitium ducit culpa fugn, fi caret ane. — en dum
vkant vtia, in contraria currwa , zege horatius. Dit
is 't geval ruim en rijkelijk met den Edimburgfchen
Hüogleeraar. Toegcftaan zijnde, dat die van Ldjden,
in zijne befpiegeling der ziektens. 't JoUdum vivjm, de
vital en de movins powers van de dierlijke huishouding
te veel uit 't oog verlooren lieeft, is 't ook zeer zeker,
dat
„ of tlie animal oeconoiny in health and ii ficknefs, can only
„ be explained by conadering the ftate and sffecticns of the
,, primary moving powers in it.quot; In tlie I'lofacc. XXX.
, The affections of the motions and moving powers of the
„ animal oeconomy, must cei'iainly be the leading inquiry
„ in confidering the di.-^eafes of the human lody.quot; id. I,VI.
„ If at the fame time we reflect how frecinently he (bohr-
„ HAAve) and his followers have employed the ftippofition
„ of an acrimony or lentor of the fluids, as caufes of dieafes,
„and for directing the practife ; we muist, as I apprehend,
^^ be fatisfied, that his fyS'em is not only deficient and in.
compl-te, but fal'acious and apt to mislead.quot; XL.
K5
-ocr page 172-Dit moet men van zo een wijs man niet
vertrouwen iii den wind gefchermd te zijn.
dat deeze laatden de aandacht van den Heer cullen
geheel opgeflorpt hebban. In 't onderzoek der naaste
oorzaak van de koorts is zijne opmerking enkel ge-
keerd naar fpasmi amïlt;s. De anorexia, de nau^a is
('t geen wij gaerne bekennen meenigmaal 't geval te
zijn) 't uitwerkzel van de zamengetrokken huid-vaatjes:
't geen hem doet vergeeten, dat een onreine maag ook
duizend maaien de oorzaak van walging en braking
wee'/cn kan. Ook is in deeze theorie de paring van
Spasmus en .Atonia zeer vreemd. _ Met een woord om
te befluiten: niemand kan ontkennen, dat in alle
ziektens de eerfte drijfveêren des leevens, 't zenuwge-
fiel lijden. De zonde van den Heer cullen legt
hierin , d;it hij de beweegingen der vital powers ver-
re weg te vee! als protopathice afwijkende van de ge-
zondheid aanmerkt: eene ketterij, die ten gevolge heeft,
dat men met antijpasmodica en anodyna te veel fpeelt
zorgloos omtrent 't wegneemen van de materieele oor-
zaaken der ziekten, vergeetende 't fuMata caujjci tolli.
tur effccpus.
Ds
-ocr page 173-IVij zijn verzekerd, zegt gij! Zo hebt gij
zeker proeven genomen, of iauten neemen,
De kooking der ziekte-doffe,haar kritieke uitwerping,
de werkzaamheid der Natuur (*) ter bevordering der
herflelling, 't oude plan van haar naar de oogen te
zien, de volbloedigheid, de kwaadzappigheid, alles war-
taal in deooren van deezen (neus?)—- wijzen man. Den
zieken humectantia, dilusmia, demulcetaia, temperantia te
geeven, zo als een voorzichtig arts doet in morbi nas-
certes, alles broddelwerk. Men moet 'er maar met den
franfchen flag over flaan; 'er op of 'er onder. — Opi-
um en Kina (f) zijn voorwaar plecht-ankers: maar geen
voor-
f*) „ Altho tlie vis mcdicatrix naturx must unavoidably be
received as a fact; yet wherever it is admitted, it tlirov.s
,, an obfcurity upon our fystem; and it is only where the im-
„ potence of our art is very manifest and conliderable, that we
,, ought to admit of it in practice.quot; XXV, vid. Lll, XXXh',
xxxni.
Ct) — „ The particular practice of the late Baron Van Swie.
ten —upon which the editor very properly obftrves : That the
ufe of the bark, in iiueruiitting fevers, appears very rarely ia
that ptactile; and we know very well where Van Swieteu lear-
ned
hoe lang of hoe kort 't zaad van de pest in
't menfchelijk ligchaam kan worden omgedraa-
gen,zonder dat 't kiemt! Waarom een zo cu-
rieus ftuk verborgen gehouden? Neen, mijn
heer cullen, zo lang deeze proeven niet
genomen en herhaald zijn, zo lang dit
poinct niet, muurvast is bepaald, zal 't
altoos veel raadzaamer, veiliger, verftan»
diger zijn , de quarantaine op den ouden
voet te laaten, dan door 't volgen van uw
advies, een land in 'c gevaar te brengen van
deezen droevigen geesfel.
Even onbedacht, even los en onraauw-
keurig is 't geen gij 'er op laat volgen:
„ Met betrekking tot de quarantaine van
» goe-
voorzichtig zeeman werpt zijn plecht-anker uit, dan lu
nood.
red ihat relerve.quot; //to« j«quot;quot;«nbsp;pmalur et extra; doch
veel meer, als man 'er maar in 't wild op inhouwt, dan wan-
neer men te voorzichti-; is. XXiV,
„ goederen, deeze kan niet volftaan, ten
„ zij de verdachte goederen ontpakt en
„ gelucht worden, zo wel als de andere
„ middelen, gebruikelijk ora de befmetting,
„ die zij misfchien bij zich hebben, te ver-
„ helpen; en zo dit alles behoorlijk ge-
„ fchiedde, zo is 't waarfchijnclijk, dat de
„ quarantaine voor goederen even zo bekort
„ zou mogen worden.quot;
't Geen ik van perzoonen zoo aanftonds ge-
zegd heb, is ook op waaren toepaslijk. Maar
kan men wel onnauwkeuriger zijn, dan over
één kam zo verfehillende zaaken te fcheeren
ojs goederenl Zal men ijzeren ftaaven, por-
celein of balken, zal men drogerijen in
quarantaine bswaaren als manufactuuren,
wol of katoen? Moet de pregife ftaat van
befmetting op den tijd der inlaadinge niet
nauwkeurig gade geflaagen worden? en
moet men even lang in quarantaine houden
een fchip, dat zes maanden en- een ander,
dat
-ocr page 176-dat drie weeken reis heeft? Moeten de goe-
deren in eene winterkoude als die van 1740
even zo lang gelucht worden, als in een or-
dinair hondsdagen - weêr ? —
Stapte ik nu van dit onderwerp af, zo
mogt de Lezer wel denken , dal deeze lan-
ge zij-ftap enkel ingericht was, om de
tvveegenoemde Heeren de revue te doen pas-
feeren. Ik wil niet ontkennen, dat zij 'er
mij aanleiding toe gaven; en zo de Lezer
uit deeze digresfie eenig licht trok, moet hij
*er hun voor verplicht zijn.
Misfchien, nu dit alles daargelaaten,
vraagt mij wel iemand, wat is dan de pest,
enz? Deeze vraag is een weinig anti-philofo-
phisch (*). In 't onderzoek der weezens is
de
Qtii curiofus postulat totum fuee
Patere menti, ferre qui mi Juficit
Medkcritatis cmfcientiam fuce.
Judex iniquus, (sstimator est malus
de beftemming van den mensch, den wijsgeer
en aitz, voor den winkel te mogen kijken,
'er 't uithangbord van buiten te begaapen,
bij poosjes eens door een reet te gluuren;
maar zich te willen voorfteilen in den win-
kel zelven in te dringen , om te zien wat
'er in te koop is, ijdele rook! Men mag 'er
na flaan; maar verkoop geene gisfingen voor
i:nbsp;v/aarheeden.
De pest is eene ziekte, die haar eige, mij
onbekende C) zaadftoffe heeft. Laat den
al-
■ •nbsp;Suique natumque: nam rerum parem
Nos fche pauca, multa mirari jubet.
Hic primus error auctor est pejoribus.
Nam qui fateri nil potest incognitum,
Falfo mcejfe est, placet ignoramiarn.
Magis quiescet animus, crrabit minus
Cotitentus eruditione paraUli.
Nec quirret illam, fi qua quarentem fugit.
Nescire qucedam magna pars fapiemke est.
H. GROTIüS.
Volgens een oud, lang achter de bank gefmeeten
ge-
-ocr page 178-aüergezondfteii mensch een van die ziekte
aangeftookenen mee 't tipje van.den vinger
beroeren, en 't kan vveezen dat deeze zaad-
ftolTe, in weinig tijds, dc masla der vochten
van dien allergezondften mensch dodehjk
bederve. Da uitbarfting van haar gift is zich
zeiven zeer ongelijk: 't zij dat 't gif kan
verfchillcn in icherpheid, 't zij 't zaad der
ziekte altoos 't zelve, langzaamer of fpoe-
diger, kiemt, in reeden der faifoenen en ge-
ftellen, waar in 't valt. Deeze ziekte heeft
drie aangezichten.
gevoelen, is 't zaad van de pest dierlijk qcmmum ani-
trmuni) Aan dit gevoelen is men in de Levant en Tur-
• kijën algemeen gehegd. Verfcheide geïfoleerde daadzaaken
fchijnen 'er voor te pleiten. - Men weet , welk
eene doodvijandin koude en vorst zijn van infekten. IMen
heeft de klederen der aan de Moskoufche pest verftorve-
nen laaten doorvriezen, en ze misdadigers aangetrokken.
Zij bleeven gezond. — En was 't nu alzo, wat zou
'rbaaten in de praktijk!
1°. De lijder, — mag men hem zo noe-
men? wordt, zonder eenig voorafgaande ge-
voel van ongefteldheid, op een bof dood
neêrgeflaagen. Binnen weinige uuren wordt
't lijk kool-zwart, of zvvartvlekkig en geeft
een afgrijzelijken flank van zich. 't Is aller-
rijkst in bcfnietting. Men heeft niet veel ap-
petijt om zulke lijken te ontleeden. Men zou
naar oogenfchija de geheele masfa van bloed
bedorven en de gal verrot vinden.
De pest doet zich voor als een aller-
kwaadaartigfte rotkoorts, afloopende van 3 tot
10 dagen, vergezeld met walging, ijsfelijke
drukking voor 't hart, brandende hitte, wer-
pende 't fraet door pest-builen, karbunkels en
pest-koolen of antJiraces uit, waarvan de uit-
botting echter de lijdenden niet altoos bui-
ten gevaar ftelt.
30. De lijder is niet gezond, niet ziek,
fleept zich met zijne lusteloosheid ettelijke
dagen voort, krijgt zonder bewustheid vaa
162 PELGRIMAGIE
eenige werkelijke ziekte, een pestbuil, enz.
en blijft doorgaans behouden.
In 't eerfte geval blijft niets te doen; in 't
tweede, zoo de lijder bloedrijk is, gelijk
doorgaans gebeurt , aderlaa^ên en de anti-
phlogistique methode, daarna verkoelend-zweet-
drijvende middelen; in 't derde eampher, hee-
te ahxipharmaca, verfterkende anti-feptique
middelen, heete zweetdrijvingen.
Als men bij dit klein fchetsje nu gaat zit-
ten peinzen, zal men inzien de reeden, waar-
om de artzen zo droevig kijven over de ge-
neeswijze. De ziekte verfchillende, hebben zij,
die een algemeen formulier van geneezen aan-
raaden,alle onrecht. De natuur heeft nu fpoo-
ren, dan een breidel nodig. —
Ik zette koers na Trebizonde, met voornee-
men mij op Conftannnopolen in te fcheepen;
en ik arriveerde in de Krim. Ik had mij
voorgenomen eenige Reis-aanteekeningen op
't papier te brengen, en ik heb eene verban-
de«»
deling over de pest gefchreeven; Zo gaat
't met de menfchelijke voorneeraens! —
Twee Hollanders, elkander onbekend, zuh
len de een den ander niet toefpreeken, in
Amflerdam-, zet ze in Parijs, en terftond zul^
len ze vrienden zijn. Zet een paar Europe.
canen van onderfcheide natiën in Natoliën, en
zij zullen 't worden.
Ik was noch geene drie volle dagen in
Trebizonde geweest, toen een man, wiens
voorkomen op dien tijd geene aantrekkeiidd
kragt hadt, mij kwam opzoeken. Ik zal
zelfs
(♦) Zo ftaat 't gefchaapen met alle Natiën j allé ftan-
dcn, alle leevenstijden. Cicero dagt hierover aldus:
mnm amicitix, corroioratis jam confimatisque ingmiis é?
aetatibus judkanie Junt. De amicitii, cap. 20. Zeker be-
fchouwde cicero de vriendfchap als de graasde boterlt;
die niet eer volmaakt is, voor dat zij recht doorgraasd
wordt. Maar heeft zij niets gemeens'«iet de pekelha-
ring * die de tong 't aangenaamst kittelt, Waöneer zi}
tiieuw is?
La
-ocr page 182-PISLGRIMAGIË
zelfs de initiaale letter van zijn naam ver-
mijden, om met vrijheid van hem te kun-
nen fpreeken. 't Was voorwaar een der
eurieufte pasfagiers van de waereld! Nimmer
klommen in 's menfchen-harsfens vreemder
projecten. Hebbende hoorende fpreeken
van die legio ftraathonden, welke in de Turk-
fchenbsp;omloopen, zonder iemand toe te
■hoeren, begaf hij zich derwaarts met inten-
tie, om ze tc vangen, ze te villen en met
de huiden eene fpeculatie te maaken. —-
In dtKrim zwom hij in een oceaan van goud,
te distilleeren uit de urin: maar, o fataliteit
boven alle fataliteiten! nimmer werdt iemand
zo ontijdig bevallen van emeSiranguria! Vzn
welke natuur ze was, zal de lezer wel raa-
den, wanneer hij weet den ouderdom van
den patiënt, beloopenden ruim 25 jaaren.
Nu onlangs hadt hij zich beezig gehouden,
door 't maaken van zout-keeten den Perekop-
fchen zouthandel te verleggen, na Natoliën,
Hij
-ocr page 183-NA DE OOSTtNDiëN. 1^5
Hij was meer dan eens in leevensgevaar:
want men hieldt hem voor een fpion.
Deeze man gaf mij een bezoek. (Hier
kan ik des lezers gedagten raaden.) Bin-
nen weinige uuren , werden wij zeer groote
vrienden. Ons van elkander te trekken, zou
paarden-werk geweest zijn. Alzo behoefde
hij zich niet in 't zweet te werken, om mij
met hem na de Krim over te troonen, van
welk fehier-eiland hij mij wonderen, in
ivelk hij mij goude bergen beloofd hadt.
't Wachten na fcheeps - geleegenheid gaf mij
die, om deeze ftad op te neemen. 'k Zal
de wreedheid niet hebben mijnen lezer te
/
onthouden 't refultaat mijner bemerkingen.
Even als alle ondermaanfche dingen onder-
heevig zijn aan afwisfeling, alzo zijn 't ook
fteden, en daaronder Tréizonde. (*). Ander-
zints
Mum tnim mundi mtursm totius cetas,
al.o^uc alius flatus excipsre omnia dehet.
h 3nbsp;Nse
-ocr page 184-zints kon ik mijne lezers verzoeken, den
Heer tournefort hier over na te zien,
Deeze beroemde fchrijver zegt, dat de
bevolking van deeze zeeplaats gering is. Zij
is zedert toegenomen : want ik zag overal
de ftraaten vol menfchen. Verfcheide hand-
werken, boven al die in koper, waarvan de
fabrieken hier overal verfpreid zijn door de
ftad, honden hier de luiden beezig. De
legging van Trcbizonde aan de Zee, maakt
't zelve tot een lading-plaats (échelle) op
Conjiantinopokn,
De fcheepvaart moet ook zedert een eeuw
hebben toegenomen; fchoon ik de vaartui-.
gen, die aan de beneden zijde van de ftad,
door een uitfteekenden hoek van 't land ge-
dekt wordende voor ruim een derde flree-
iVffC mantt ulla fui fimilis res : ommia migrant,
Qmnia commutât natura, ^ vertere cogit.
luçret, Lib, V. vs. 826.
-ocr page 185-leen wind van 't compasj niet geteld hebbe,
waren dezelve veel meenigviildiger dan ten
tijde van den Franfchen kruidkundigen. 'Er
lagen 'er naar gis tusfchen de tachtig en hon-
dert.
De Turkfche en Griekfche fcheepvaart, van
welke ik hier kan fpreeken en ook zwijgen , le-
vert geene vaartuigen van vijf hondert last,
gelijk de fluiten van Zaandam (de grootflie
raag van ruim hondert lasten zijn) maar ook
zeer zeker levert dit laatfl:e dorp op verre
na geene zo fcherpzeilende fchepen. Mee-
nigmaal hebben wij te Bujiick-dere ons ver-
wondert, Turkfche Saïken, tegen wind en
fl:room, uit 't kanaal de Zwarte Zee te zien
inzeilen, en dat noch met een tamelijken
gang. Beide Zaandamfche en Turkfche fche-
pan hebben dit gemeen, dat zij van achter
zeer hoog zijn opgetimmert, met dit onder-
fcheid, dat van 't achter-werk bij de eerfl:e
alles van vuuren — bij de laacLte dit, za
L 4nbsp;als
als *t geheele fchip, van eke-hout getim.
merd is. Deeze manier van bouwen geeft hun
geleegenheid twee kajuiten boven elkande^
ren op hunne wijze, dat is eene laage wijze
te hebben. Aan beide boorden van 't fchip
hebben zij, ik kan 't niet anders noemen,
als kippeurhokken, die zij u debiteeren voor
hutten ten gebruike\van pasfagiers. Zij
haaien hun anker thuis met een klein gangr
fpil, ftaande achter bij de kajuit. Een el-
lendig gemartel! Hun tuigagie is verfchil-
lend van dat hier te land. 't Zelve komt 't
naast aan dat- der polacres. Hebbende geene
marsfen, zo kunnen zij in een oogenblik ,
bij 't opkomen van een bui, raas en zeilen
ftrijken. Hunne zeilen zijn doorgaans van
dun doek. Ik meen 'er gezien te hebben,
die wit en blaauw geftreept zijn. Zij hebben
meenig zoort van vlaggen, rood en wit,
horizontaal gebandeert, ook groene, en
ik gt;yeet niet al welke anders, veeltijds van
zijde. Altoos hebben zij op fleeptouw eene
machtig zwaare barkas, grooter of zo groot
als die van een fchip van hondert ft. kken.
Dit houden zij vermoedelijk voor een waar-
borg, ora zich daar meê in geval van nood
te kunnen bergen.
't Is niet zo zeer de zwartheid van de
Zv/artt Zze (*), alhoewel 't 'er ook nu en
dan hier en daar, boven al voor den Do-
nauw fpooken kan) die haar, deezen naam
bezorgd heeft, als wel de zwartheid, de
donkerheid der harfens van hen, die ze be-
vaa-
(♦) Men is aan deeze zijde van de waereld in de
verbeelding, dat dit vaarwater alleen voor kleine fche-
pen praktikabel is. Men vergist zich; z'j is diep genoeg
voor fchepen van lOO ftukken, zeker van de Krm, den-
kelijk van 't Jzofsche Meir, tot aan de Turkfche hoofd-
ftad. — Veele luiden meenen, dat de Zwarte Zes be-
vriest. Ik heb een paar frisfe winters in de Kr'm door-
gebragt , en 'er nooit ijs in waargenomen, dik genoeg
pm een mos te kunnen doen op fchaatzen rijden.
L5
-ocr page 188-vaaren. (*) 't Zou mij kwalijk ftaan, te be-
flisfen, wat bij hun meer beneden peil is,
(*) Ik ken maar ééne zaak in de waereld, die mij
meer vermaakt, dati een Duitjeher te hooren fpreeken
van Zee-zaaken. In deeze aandoening werd ik beves-
tigd, toen mij onlangs de Reis van Mr. n. e. kle-
mann in de hand viel. Spreekende van de Zwarte Zee,
iquot; zegt hij bladz. 103. „ Zij ziet 'er inderdaad zeer
zwart uit.quot; 'k Herinner mij, dat ik onlangs van Cher.
fon te St. Petersburg gekomen, door eene Dame gevraagd
werd, of de Zwarte Zse vi'el zo zwart is, dat men haar
water in üeê van inkt zou kunnen gebruiken, 't Welk
ik beamende, mij 't onnozel vermaak gaf, haar Ed. in
deeze onfchuldigfte aller doolingen te laaten. Zij is
niet zwarter, dan de Oost-, Noord- 01 Mddellandjehe Zao.
- Op zijn tocht van Oczakow na Kinbutn zegt hij
a°. bladz. 106. „ Tegen den avond verlooren wij Oczakow
„ uift gezicht.quot; Zou men niet zeggen uit dergelijke taal,
dat tusfciien die
twee plaatzen ten minfte een afftand is,
tweemaal.zo groot als tusfchen Vrankrijk en Engeland in de
Hoofden! En nogtans herinner ik mij zeer wel, van
^e borstweering van Kinburn de overzijde van Oczakow te
heb-
-ocr page 189-de theorie of de praktijk; denkelijk toch de eer-
fte. Dan hebben zij niet veel kunde, zij heb-
ben des te meer bijgeloof »waarin zij denjDee-
neriy
hebben zien leggen. 3quot;. Van die zelve tocht fpree-
kende, zegt hij (Jbid.^ „ Ik wandelde derhalven ge-
,, troost over de Zwarts Zee.quot; Gevolglijk bevriest de
Zifarfg Zee. Maar wat fterveling, behalven een Duit.
fcher, noemde deeze plas, zijnde niets meer dan de
Dnieper, verbreed door den Bog, zich alhier in dezelve
ontlastenden ,de Zee! - Ik heb ergens geleezen, dat
MACROBius zfcu gefchreeven iiebben, dat de Toritus
Euxinus tien cubiti dik bevriest. Dit heb ik bij deezen
fclirijver niet kunnen opdelven, fchoon ik doorliep zij-
ne wiewaauwerij over dit ftuk (sA tü r n al. Lib. VII.
cap. 12.) waarin hij ons onderricht, dat 't zoet water
der meenigvuldigc rivieren, die zich hierin ondasten,
boven drijvende, als olie op 't water, alleen bevriest.
De waarheid is deeze, dat deeze rivieren in voor-
jaar en herfst ijsfchollen kunnen kruijen, (wantdat zij be-
bevriezen ,is zeerzeker; en ik ben zelve den BoristJienes,üoch.
vier mijlen van de zee , te voet overgegaan) welke ijsfchol-
len voor aan haare monden eenigen tijd kunnen blijven
^drijven. Dit is 't al, en hiermede verzoek ik verlof,
O,-» van deeze koude materie te mogen »fftappen.
nen^ Jumne.n Purtugeezen(*')At loef affteekeii.
Zij hadden onder mijne goederen een kistje met
medicijnen gezien of gerooken. Toen wij nu
vannbsp;overftaken na de Krim, hadden wij
Hecht weêr en bijafwisfelingtegen-wind,welke
ons tot tweeniaalen uit 't gezicht van de
Krim na de kusten van Natoliën re rug dreef.
Zeker rooken zij onder die drogerijen iets,
waarvan hunne pa na hie a (de H. IMaagd)
vapeurs kreeg: want zij wilden met allen ge-
weld mij dwingen dit over boord te fmijten.
Ik protefteerde 'er tegen: en wij kwamen
toch in de Krim.
Niet
c*) Den Portugeeze matroozen is de h. a n t o n i u s een
fchutsengel. Zijn beeld vaart altoos meêj eene zinnebeeld
van de waereld! Gaat 't voor wind en ftroom, wordt hij ge-
flikflooid; maar krijgen zij tegen-wind en flecht weêr,
dan zo binden zij hem een touw om den hals, laaten
hem van de ra4 vallen, en beuken hem dapper af. Tan.
tus est periurbata mentis fedibus Juis puljx furor, ut
Jic Dit placentur , quemadmodum ne homines quidem feeviatit,
Aucüstinus de Civit. Dei. Lib. IV. c, lo.
na de O O s t-t n d 1 ë n. 173
Niet grooter is hun bijgeloof, dan hunne
onbefchoftheid, waarmeê nimmer Hollandfche
of Frksfcht Zee-boer zo ruim begaafd was,
welke laatfte de eerfte toeh verre overttelFen
in eerlijkheid.
Scheepvaart en Koophandel fchijnen hier
hunne eerfte eenvoudigheid te hebben be-
houden. De eigenaar of eigenaars der laa-
dinge vaaren ('t geen veel-al beftaat in te
treuzelen langs-de kust) met 't fchip meê
verkoopen die op de plaatfe der beftemmin-
ge, en brengen hunne retouren zelve mede.
Asfurantie op deeze vaartuigen is, naar mijn
beste weeten, onbekend. Na den vreede van
Kutchuk-Kainardgi, waarbij den Rusfen de
vrije vaart door 't kanaal van Conflantimpo-
Im voorbehouden werdt, is 'er eene Asfuran-
tie-Compagnie voor Rusfen en Oostenrijkfche
vlaggen, die deeze wateren bevaaren, te
Trkst opgericht. Edoch deeze heeft de tee-
ring. Of eu welke avarij 'er betaald wordt,
wel-
»
174nbsp;pelgs.imag1è
welke de prijs is Van de vracht, bodeniurij
enz., enz. zijn alles voor mij geheimen.
Misfchien is de lezer nieuwsgierig naar
de historie van mijne res gestcamp; in deeze Zee-
ftad (fchoon eigenlijk dit boekje behoort
toegewijd te zijn aan de befchrijving der
landen, hunner bewooners en hunner moree-
le idiofyncrafiën, en niet aan die der fata
des reizigers) maar misfchien heeft hij in 't
geheel geene nieuwsgierigheid, 't 'Zal 'cr niet
aan doen. Voor dat ik mij infcheep, wil ik
tot mijne fatisfactie, met weinige woorden
de lotgevallen van Trehizonde, aan de herin-
nering van mijne Lezers en van mij zeiven
herroepen.
Men leidt (doch zonder mij raad gepleegt
te hebben) den naam van Trebizonde van 't
Griekfche woord Trapezus, tafel, en, in 't te-
genwoordig of gemeen GriekscJi, tafellaken.
Deeze etymologie is een weinig poëtisch en
ik zie ter waereld geene vermaagfchap, tus-
fchen
fchen eene tafel en de figuur van 't tegens-
woordige Trebizonde. De Turken, die onze
naamen verknoeijen , hebben van Trebizonde
Trahezamp;un of Taraboza, zo als van Adriampc-
len Andrinopol gemaakt. Oudheidkundigen
mogen deeze fl:ad een eerften aanlegger gee-
ven! zeker is 't, dat zij zeer oud is. xe-
NOPHON, die circa vier hondert jaaren voor
den Heere j. c. bloeide, pleisterde alhier
een maand met zijne tien duizend Grieken.
Een lang bezoek voor zo veele gasten! In
xenophons plaatze,zoa ik 't wat korter ge-
maakt hebben. Diodorus siculus
merkt op , dat Trebizonde eene Griekfche ftad
is, gefticht door eenige emigranten van Ä'w-
pe, afkomftig van de Mikfi'érs. Bij 't ver-
driet der neêrlaagen van mithridâtes
kwam noch dat van 't verlies van Trebizonde,
geworden een domein der Romeinen, die on-
der Valeria72us door de Scphen of Tartaaren
daaruit gejaagd werden.
Ik heb in weêrvvil van alle mijne pogingen
tot dit nuttig werk aangewend, niet kunnen
ontdekken, in welk jaar of in welke eeuw
't licht des H. Euangelimus ter deezer
plaatze opgeftooken is; veel min wie dit zo
gevaarlijk handwerk (want met zo wel ker-
kelijke als politieke innovatiën is meenig-
maal de hals gemoeit) ondernam: maar,
zonder mij voortaan in godgeleerde of kerke-
lijke zaaken te willen fteeken, 't kwam mij
voor nodig- te hebben gefnooten te worden.
De Griekfche keizers zijn 'er lang heeren
van geweest. Langen tijd was Irehizonde de
hoofd-plaats van een hertogdom, ftaande ter
befchikking van de Griekjche Keizers. Zij
feheurde zich in 't vervolg van hunne heer-
fchappij af, tot dat, in 1461, mahomed
de II. 'er david commenus uit verdreef.
Zedert is zij altoos een Turksch eigendom
gebleeven (*}
Wat
(♦j In dit artikel hebbe ik de vrijheid gebruikt den .
Heer
-ocr page 195-Wat is 't ongélukkig te rijden over dö
tong der faam en eene groote vermaardheid
te bezitten! Hadt de burger van Gerieve (hoe
ftreelend onder deezen enkelen tijtel boven
de burgers van eene ftad van Genevs, eene
der alJefverlichtile — maar ook tevens eene
der kwarrelachtigfce fteden van Europa —;
zodanig uit te fteeken, dat men daardoof
alleen gekend zij!) zich in mijn geval be-
vonden, hij zou 'er vi'ei anders over gekermt
hebben. Wij lagen nu, om 't flechte weêr,
ruim een dagreizens van Trehizonde anderhalf
mijl uit de wal van Platina geüakerdi Op
een vroegen morgen zien wij een vaartuig
van
Heer de tourNefort vari verre (en we! Zo verre^
dat de rc!ierpziend(le criticus 't, zonder mijn zeggen^
niet zou gezien hebben) te volgen (Vol. II. p. loo.)
zo als deeze heer die gebruikte van anderen raad ta
pleegen: eene onvermijdelijke noodzakelijkheid, wanneer
men fpreekt van zaaken vt5(5r onzen tijd gebeurt, of
gt;vaarvan men geen ooggetuigen geweest is of kan zlijw.
M
-ocr page 196-van twintig riemen van de wal komen. Aan-
ftonds de kijkers voor den dag. Zij liouden
op ons aan. Wij ontdekken 'er een detache-
ment gevVapende mannen in. 'Er liet zich
eenige verleegenheid onder ons befpeuren.
Men begreep toch welhaast, dat ik wederom
de fteen des aaiiftoots was. Ik doorliep in-
derijl met mijn geheugen de leevensgefchie-
denis van hipp ocrâtes, galenus en
alle de Medici Principes. Geen van hen ge-
noot immer zo veel eers. Zo ftatelijk met
zo veel omflag te worden afgehaald! Mijne
vrienden kennen de kleinheid mijner ambitie.
Nimmer had ik ook groote liefhebberij, bij
flecht weêr met roei-vaartuigen door de Zee
te pagaaijen: C) principaal als de dingen
- Velut minuta magno
Deprenja navis in man, vejaniente vento.
CATULL. epigr. XXIII.
-ocr page 197-gefchapen ftaan, zo als virgilius die be-
fchrijfi. (•)
o! Allerlieffla hoofd-pijn, hoe meenig-
maal hebt gij heeren en dames niet geholpen
uit de nood! Maar... Ik kleedde m\] prestisfimo
uit, en wierp mij in 't bed, waarin ik noch
geen tijd had één Jve Maria uit te bid-
ben, toen een gewapend man, met een ftate-
lijsen tred , den militairen doorgaans eigen,
de kajuit inftapte, met verzoek zodra moge-
lijk den Janisfaar Aga te komen bezoe-
ken. --
Men kan achter de brieven van den Mar-
quis d'ESTRADES leczon, of hooren lee-
zen, wat 'er al te doen was, eer deaninis-
C*) Qaaiix uU alterno procurrens gurgite pmtus.
Nunc ruit ad terras fcopulisqiie fuperjacit undam,
Spumeiis, extremamque Jinu perfundit arenam :
Nunc rapidus retro atque cestu revoluta reforbens
Sax a fugit, littusque vado lahente relinquit.
mJ*
ters befterad voor den Nimweegjchen vreede 't
't eens waren over 't voorloopig cerimoni-
eel. Deeze onderhandeling alleen duurde zes
weeken, en de Hollandfche Ambasfadeur B —
hadt in dien tijd meer dan zes maaien een knip.
Onze onderhandeling duurde korter en ge-
fchiedde onder een kopje kolFij. Krijgslui zijn
gewoon te commandeeren, en fpeelen gaeine
den baas. Ik bemerkte aan 't rinforgando van
ftem en gebaarden van den Officier , dat alle
mijne remonflrantiSn hooi gedorst waren,
en dat men mij mkm vokns in 't vaartuig
gedraagen zou hebben. Mijn hoofdpijn
moest overgaan. Het geen mijne moeite be-
taalde, was 't gezicht eener heerlijke lands-
douw , zagte heuvelen , verkwikkende bee-
ken, allerlei bouwland, allerweeligst opge-
groeijend Mais.
Mijne terugkomst was niet even glansrijk.
Ik moet iets in mijn voorkomen hebben,
de luiden buiten - ordinaris voor mij innee-
men-
-ocr page 199-mende. Mijnheer de Janisfaar Aga wil-
de mij bij zich houden, dan deeze vlieger
niet opgaande, het Z. E. mij voor oud
vuil op de wal ftaan , en zorgen hoe weêr
aan boord te komen.
Deeze was de eenige avantuur, welke
mij op de reize van Trehizonde tot aan Si-
mpe bejeegende. Wij fpoedden ongevaer
als een l.is over een geteerden plank,
in de hondsdagen: want wij waren omtrent
veertien etmaalen op dien weg.
Lan.T- wachten döet wel lieven:
O Fortes pejoraque pas[i
Meeum ftepe viri: nunc vim pellite curas,
Crai ingsns iterabimus aqutr, (♦}
Toen ik de vlag van 't huis des Rusjiquot;
fchen Confuls den Heer forstman zag
waaijen, was mijne vreugde uitfteekende,
lt;;*) HoRAT. lil. I. od. 7.
M3
-ocr page 200-en zij werdt noch grooter, toen ik bij zijn
Ed. mijn intrek nam, om daar eenige da-
gen uit te blaazen. De geheele fcheep-
vaart op Sinope is zeer gering, die der
Rusfifche vlaggen niet noemenswaardio-
i»*
Echter onderhoudt hier, en waar al niet?
't hof van St. Petersburg kostbaare confu-
laaten, met dragomans, canceliers, enz.
Koophandel is van deeze confulaaten, die
de Ottomanfche Porte ongelooflijk vervee-
len, 't voorwendzel — bemoeialiigheid, list
en üaat kunde, de waare drijfveer. De
Heer forstman befchouwde zijn verblijf
in Sinope als een der gequalificeerdfte bal-
lingfchappen, beroofd van 't vergenoegen
om zomtijds in een paar jaar eenig ordent-
lijk aangezicht te aanichouwen. Qn-
ze aankomst in zijn refiientie gaf hem
niet min vreugde, dan zijn daarzijn 't ons
deedt.
Reis, Schipper of Kapitein, ons nu
-ocr page 201-niet geheel zonder protectie vindende,
was voortaan zo geen octaaf, zeker een
quint min buffelachtig dan voorheen.
Sinope . legt, mag men anderzïnts op de
berichten der zeevaarenden aangaan, op den
hoek van Natoliën, die 't meest uitfteekt
na de Krim: offchoon zij , in meest alle
kaarten, op een zekeren afftand daarvan
wordt gefteld. Wanneer men van deeze ftad
na dit Krim de Zv/arte Zee overfteekt, en zich
in haar midden bevindt, kan men, bij helder
weêr, aan beide zijden de kusten zien. Hier
uit laat zich haare breedte, misfchien van
twaalf ä vijftien geographifche mijlen,'t land
aan beide kanten noch al vrij hoog zijnde ,
op maaken,
Tournefort, bij wien men de his-
torifche berichten deezer refidentie van
ItiiTHRiDATES kan opflaan, fpreckt (*)
(*) l om. II. p, 93.
-ocr page 202-van haare rpe visfcherijen. Denkelijk heb.'
ben zij 't voorbeeld van onzen haring-vangst
gevolgd; ten zij de visfehen niet in den tijd
waren, bij ons verblijf aldaar.
Een liefhebber van oude opfchrifcen kan
zich alhier te goed doen, doch ik raadc
hem aan zich te voorzien van touwen,
krammen, ladders en kijkers: want men
vindt hier, al vrij overal, 'er ftukken en
brokken van tusfehen 't gemetzelde. — Wat
mij aangaat, vraag 'er mij niet na; ik val
een weinig in den finaak van dien dwarspaal
van een wijsgeer diogej^es, alhier geboo-
ren ruim 300 jaaïen voor den Heere j. p.
bezwaarlijk, mag ik anders maar ongeftoord
zo voor mij zeiven wegtreuzelen, bekommer
ik mij over 't geen iiiijne buuren gelooven,
doen of zeggen: en zo iemand zou, niet
gevaar van hals en beenen te breeken, khm-
men na een brok van eene infcriptie,om wei-
fee in haar geheel te leezen, was zij bij zija
leei
-ocr page 203-leeven gehouwen, hij niet van den ftoel zou
opgedaan zijn!
Deeze ftad fcheen mij eer toe- dan af te
neemen. De Groote Heer heeft hier voor
ettelijke jaaren een admiraliteits - werf laaten
aanleggen. Bij mijn tijd ftonden 'er twee
fchepen van linie op ftapel, wordende gebouwd
naar de teekening van den Heer le r..door
den Koning van Frankrijk zaliger — tot dat
einde na Conflaminopokn gezonden, 't Is
eene verftandige inrichting. In den omtrek
van Sinope zijn veele bosfchen. Edoch de
Porte zou wél doen te waaken op den fluik-
handel van 't hout, waarvan de uitvoer be-
halven na de havens van den Grooten Heer
verboden is, op confiscatie. Deeze waak-
zaamheid wordt noodzaakelijker, in reeden
der voordeden, die de overtreeders bij 't
zondigen vinden. Onze Reis gaf zich aan
als den wil te hebben na de Turkfche Refiden-
fis. Digt bij Sinope legt Unnia. Hier nam
M 5nbsp;hij
hij een lading planken in, die hij in de
Krim met een winstje van 3 à 4 kapitaalen
ging verkoopen, alwaar men 'er brood-gebrek
aan heeft.
Niets was doenlijker dan deeze voor de
Porte zo nadeelige fluikerij te ftremmen, door
de fehippers borg te ftellen laaten voor de
ontlaadinge op de plaats hunner voorgewen-
de beftemming.
u^u plaijir de vous revoir dans la Crimte !
il
SP E-
-ocr page 205-na de oost-INDiëN. iS?
SPECIMEN
Anthemis Tinctoria. Berheris Cretica.
Anthirrinum minus. Biscutella Auriculata.
Arhutus Unedo.nbsp;Borago Orientalis.
Argemone.nbsp;Buxus Sempervirens.
Asperula Crasftfotia.nbsp;. «i
Asphodelus Fistulofus.- Calendula Officinalis.
-Ramofus.nbsp;Cardamen.
Astragalus Dumetorum. Carduus Marianus.
-Christianus. Cebis Orientalis.
Chäidonium Corniculct-
Bellis Annua.nbsp;tum.
Cis»
Wij wenschten alle onze Lezers iets naar hun
fmaak voortedisfchen. Hierom deelen wij hun alhier dit
f«e km-d meê. En daar eenigen de llaä met — anderen
zonder toe-kruid gebruiken, leggen wij 't op een fcho-
teltje apart.
Cistus Laudamfer,
Citifus Spinofus.
Clematis Orientalis.
Coniza.
Convulvulus Lineatus.
Ceris Siliquastrum.
Cornu Mafcula,
Crategus foliis lanatis.
Cucuhalus Orientalis.
Daphne Pontica, '
Dipfiacus lahrum Fmris.
Elaagnus Spinofia.
Erica Multifiora,
-- Vidgaris.
Esculus Hypocastanum.
Eruca.
Euphorbia pilulifim,
'.....- fylvatica.
I M A G I S
Filago Annua,
Genista Lufitanica.
Gundelia,
Hedyfiarum.
Hyocciamus Aureus.
Hypericum Orientale.
Jasminum Fructicans,
llex.
Iris Germanica.
Ifatis Armena.
Lavendula Stoechas,
Laurus Nobilis,
Leontice-Leontopetalum,
Leucoïum /Estivale,
Lichen Coralloïdes.
Lilio-Asphodelus.
ZA
-ocr page 207-Maha Arhorea.
Mespilus Cotonaster.
m- Craîcegus.
NA DE OOST-INDICN. 189
Lithofpermum Officin-rep. Pforoléa BHuminofa.
Lonicera Caprifoüum.nbsp;—, ' 1
Lychnis Orientalis. Quercus /Egylops.
Myrthus Italica.
Onosma Orientale.
Teganum Oi-yala.
Philitraa Media.
Plantago Lagopus.
Platanus Orie?nalis.
Poa Bulbofa.
Polyganum Auriculare.
Populus Alba.
Potamogeton Puftlhm.
primula Feris,
Prunus.
Rhammus Barbarea.
Rhamnus Paliurus.
Rhinanthus Orientalis.
Rhododendrum Ponticum,.
Ricinus Communis.
Robinia.
Rosmarinus officin.
Rubia Tinctorum.
Ruscus Aculeaius.
•- Hypogloßlis.
She.
Sahina.
Salix Babylonica.
•- Caprcea.
-AEg;yptiaca,
--Horminum,
Salvia Praienfis,
-ocr page 208-Sier ar dia Jivznfis.
Silene Vaccaria.
^ifymbrium Sophia.
Smyrnium Perfoliatum.
•- Oh/fatum.
Spatium Junceum.
Spiraa Lccvigata.
Statice Echinus.
Syringa Vulgaris.
Tulipa Sylveflris.
Thuja.
Tußilago Petaßtes.
Verhascum Osbeckii.
Verojika Iridentata.
Viburnum Opulus. '
ZygophiUum Fabago.
ACHT-
-ocr page 209-Be KRIM, of TAÜRiëN,
Ergo erat in fatis Scythiam quoque vifere nostris.
OV ID.
Ongetwijfeld zal de geëerde Lezer, bij 't
doorbladeren van den vorigen Bundel, innig
betreurt hebben, dat 't eenen zo opmerk-
zaaraen reiziger, bij 't doortrekken van 't
belangrijke land van Klein-Afiën, aan tijd
ontbrak, om zijne aandacht vaster te klee-
vcn
I
ven aan 't geen de historie der natuur, der
zeden, gebruiken, gewijde en ongewijde
pleehtigheeden, enz. zou hebben kunnen
verrijken, 't Is duizend jammer!
Twee jaaren bragt ik bijna in de Krm of
TaurJéW door. Mag 't derhalve mij niet ge-
beuren, in deezen Bundel, met eenige lee^
zenswaardige merkwaardigheden den Lezer
te betaalen zijne moeite van -'t kezen, zo
blijft mij niets' anders over , dan om te zien
na een ander excuus.
Om hem een Haaltje te geeven van 't geen
ik in de mars heb, gaa ik voor hem op-
hangen 't tafereel der lotgevallen van dit
fchier-eiland , zo als 't zelve mij door den
geleerden Mirza isouph-bachi is mede-
gedeeld ; in welk tafereel bijaldien eenig cri-
ticus of fouten in de ordinantie, of eenig co-
pij-werk (want of ook onder de Taumre»
de ziekte der letterdieverij heerfclie, is mij
onkekend) mogt ontdekken, hij wijtte dit:
énkel den teekenaar. Niet zodra zal intus-
fchen van een of ander mij iets ter ooren
gekomen zijn, of ik zal zijne Tartaarfche
prinfelijkheid daarover per miffive beftraf-
fen.
De ilaatsgefteldhcid of conftitutie van dit
fchier-eiland heeft meer dan ééne afwisfe-
ling ondergaan; en in de daad was 't an-
ders, 't zou te verwonderen zijn, daar 'er
voor geen andere kwaal, kies-pijn misfchien
uitgezondert, zo veele doctoren gereed ftaan
als voor de politieke, 't zij kwaaien, 't zij
eige - gefteldheeden of idio-Jyncrafiën. Dan
't is met de conftitutiën en haare nukken als
met goude orlogie-kasten en haare bulten;
men flaat 'er de eene bult uit, en 'er komen
'er drie anderen voor in de plaatze. —
Hoe wenfchelijk was 't, dat adam bij
zijne andere talenten nog hadt gevoegd dat.
van te kunnen fchrljyen, dat hij zo wel de-
«erfte auteur als de eerfte mensch was ge«-
Nnbsp;weest.
wecst. Gczeeten, terftond bij zijn kotnst
in de waereld, met de pen achter 't oor,
zou, in zo verre hij een ijverig werkman
was geweest, dat werk ons geene wind-ei-
jeren gelegd hebben. De aarde toen nog,
om zo te fpreeken, warm uit de oven ge-
komen zijnde, zou zijn arbeid, ons een echt
bericht hebbende gegeeven van haar fabriek,
der nakomelingfchap de fpijt hebben kunnen
befpaaren van lucht - kafteelen gebotiwd te
hebben; de inventarifatie van linnaeus
zou gefneeden- brood geweest zijn, en wij
zouden, zo zijne kleine• kinderen dit fpoor
gevolgd hadden, de historie van de wieg en
bakermat der menlchen-kinderen op onzen
duim kennen. — Misfcden, zegt iemand,
maak ik het papa adam wat volhandig. En
eilieve waarom kon eva hem geen handje
geholpen hebben? eva, die nu met haar
leêgen tijd geen weg wist! De ledigheid is
een duivels oorkusfen. Wie weet, hoe vee-
le
Ie onheilen dit aan 't menkhdora zou befpaarc
hebben!
Nu 't legt 'er dan toe j en gedaane dingen
geen keer neemende, zo blijft ons, gedoerat
ora omtetasten in de duisternisfe, in 't feher-
merlicht, niets overig, dan 't hoofd te floo-
ten, zo meenigmaal wij 't waagen te wroe-
ten in de beftooven archieven onzer natuur-
genooten.
BERICHT AAN DEN LEEZER,
Mag ik u wel verzoeken de volgende aan'
haaling over te flaan. (a) 't Is niet uit min-
ach'
(o) 'k Mögt 'er wel bijna bijvoegen, ook dit Berich
tan den Leezer. Zommige menfchen zijn zo vreesachtig,
zo zwak, dat zij bang worden voor hunne eige feha.
duuw; anderen zijn zo beneveld door partijfchap,
dat Zij alles fcheef en overal kwaad in zien, 't Is ook
eene oude mode om meer te hooren wie fpreekt, dan wat
gezegd wordt; uit den mond of de pen van den een iets
biïs-
Na
-ocr page 214-achting voor V werk vö;^ i s o u p h-b a c h Ï,'
dat ik hierop aandring.—-De historie van't
mensch-
tnisfcMen te bewonderen, zeker te dulden, wat men
bij een ander voor kerterij uitmaakt. De wijste der
koningen van onzen tijd mag voorwaar mesr zeggen
dan ik.
,, Cet inftinct général des hommes qui les anime i
fe procurer le plus grand bonheur posfible, donna lieg
à la formation des différens genres de gouvernement.quot;—
,, Asfurémenc aucun homme est né pour être l'es-
clave de fes femblables.quot; —.
„ Ne faudroit-il pas être en démence pour fe figurer
((Ue des hommes ont dit à un homme leur femblable:
nous vous élevons au-desfus de nous, parce que nous
airaoDS l'esclavage.quot; -
„II est tout-à-fait évident que le Souverain n'a
aucun droit fur la façon de penlèr des Citoyens.quot; —,
„ On appelloit tyrans ceux qui f'emparoient avec
violence du gouvernement, er qui ne fuivant que leurs
pasfions et leurs caprices pour guides, renverfoient ies
loix et les principes fondamentaux, que la fociété avoit
établis pour fa confervation.quot;'__
J» Dans
-ocr page 215-menschdom in 't groot, is de historie van
een grooten hoop fchelmen^ die zonder eenige
ach--
1, Dans les aristocraties, l'abus que les premiers men-
bres de l'Etat font de leur autorité, est pour J'ordinairs
la caule des révolutions qui s'en fuivent.*'_
„ Nous avons remarqué que les citoyens n'ont accor-
dé la prééminence à un de leurs fembiables, qu' en
faveur des fervices qu ils attendoient de lui.quot; _
„ Les Princes, les Souverains, les Rois ne font donc
pas revêtus de l'autorité fuprême pour fe plonger impu-
nément dans la débauche et dans le luxe: ils ne font
l'as élevés fur leurs concitoyens, pour que leur or-
gueil infulte avec mépris à la fimplicité des moeurs^ à
la pauvreté , à la mifere amp;c.quot; ____
„ iVlais le mal arrive à fon comble, fi des ames perverfes
parviennent à perfuader au Souverain «|ue fes intérêts
font différents de ceux de fes fujets. alors le Souverain
devient l'ennemi de fes peuples, fans fçavoir pourquoi;
ii devient dût, févere, inhumain amp;c.*' _
„ Au reste comme le Souverain est le chef d'une fa.
mille de citoyens, le pere de fes peuples, dans toutes
le9
-ocr page 216-achtinge voorrecht of billijkheid fluisterende
enkel naar den dwang hunner driften, alleen
van 't overwicht hunner fterkte gebruik maa-
ken, om over elkander te heer fchen, dat is,
elkander ongelukkig te maaken en te vernie-
kn. -En keertmen'toogvan'thuishou-
den der natiën onder elkander, na't huishouden
van ieder natie in haar zelve, die zich door
wetten onderling verhonden, zou men zeggen ^
met oogmerk van de hoogst mogelijke geluk-
kigmaaking , eene droevige ondervinding zal
cns keren, dat -wettendie moesten die-
nen , om de zwakken te verdeedigen tegen de
jïerken, in ds handen van heerschzuchtige, on-^
hedreevenen wreederegenten, de middelen zei-
ve van verdrukkinge dikwerf geworden zijn,
dat
les occafions il doit fervir de dernier réfuge aux malheu-
reux, tenir lieu de pere aux orphelins, fecourir les veu-
ves, avoir des entrailles pour le dernier miférable amp;c.„- (*)
W zou immer iemand gedroomt hebben,dat de grooteItoning
v»n V^^Ufen een 20 gruuwzaamc Jacoiija guweeft is?
iat deze(inverfchillig onder welken naam., van
regemen^protectors,koningen,onder-koningen^
ftedehouders, hospodars ^fomereinen, nabobs,
keizers^czaars enfulmns)meestal de paalenvan
't hun betrouwd gezag verre overireeden heb'
bende, die overtreeding doar geweld alken kun-
nende handhaaven, hun magt dikwerf door on'
rech'tvaardigheid^verbeurtverklaaringMlling-
fchap, gevangenis, lijfjiraffen en menigvuldige
wreedheid hebben moeten aan denganghouden :
waardoor 't, helaas l gebeurt is ^ dat dc men-
fchen doelwit, waarom zij zich in maat'
fchappijvereenigden, de vermeerdering van ge-
lukt en de opoffering van''t minst mogelijk ge-
deelte hunner natuurlijke vrijheid, fchier over-
al gemist hebbende^ hier door^ en door zijne
lange reeks van gevolgen, 't fpoorbi'pterge^
raakt zijn, en zich met allerlei zedelijk kwaad
bemorst hebben.
„Herodoot zegt (*), dat de eerfte be-
-ocr page 218-„ zitters van dit land waren de Cimhren. Bij
„ hun aankomst in dit fchier-eiland droeg
„ 't zelve den naam van Tauro-Scythiën.
5, Deeze Cimbreii noemden 't geheele land,
„ kasteelen, havens, engtens met den naam
5, van CimmeriscJi,
„ De Afiatifche Scythen, bekénd toen cn-
„ der den naam van Tamen, of Tauro-Scy-
j, then, door de vervolging hunner buuren
j, de Mefageeten, 't benaauwd gekreegen heb-
„ bende, klommen den berg Taurus af, die
„ een gedeelte uitmaakt van 't Caucafifihe ge-
„ bergte, en verdreeven de Cimhren uit hun
„ land.
. „ Deeze vluchtelingen ftaken den Pontus
„ Euxinus over, vestigden in Klein-Jfien
„ eenq volkplanting, en waren de eerfte
j, ftichters van Sinopel
„ Van hier al verder voortriikkende, dee^
» den zij een inval in Lydien, en plunder-
den aldaar uit de beruchte ftad der Arden,
n t.ei5
-ocr page 219-«F A u R I ë N. aol
„ ten tijde der regeering van arde gy-
„ GES. (*;
„ Van hier werden zij gedreeven door
5, alluattes, den opvolger van gy-
„ GES. (t).
„ De Tauro - Scythen, onder .'t verjaagea
5j der Cimbren, en 't beftendig voortrukken
„ oostwaarts na de zijde van 't Caucafifcjis ,
„ gebergte, landden aan in Medié'n (§), on-
„ der de regeering van cyaxares, 633
„ jaaren voor de geboorte van J. C. alwaar
„ zij zich neêrfloegen. Dan dit duurde niat
„ lang: want na eene regeering van 18 jaa-
„ ren vonden zij zich gedivongen door de
„ Medeiï, welken 'er hen van verdreeven
„ om te rug te keeren na hun vaderland.
„ Toen zij nu in hun land terug kwamen,
„ moesten zij hunne flaaven beoorlogen,
(♦) HEROD. Lib. IV, 16, Ct) ibid.
f, ld. Lib. XI. VS. 12. Q id- Lib.L vs. 103. et îq(î,
N5 ,
-ocr page 220-,, die in hun afweezen hunne vrouwen en
5, dochters gehuuwd hadden.
„Niet lang hierna troJj darius, de
,, zoou van hystaspes, over den Domuw,
5, met eene geduchte legermacht, en viel
„ den l^auro ■ Scythen in Besfarabiè'n aan.
„ Dan deeze oorlog was hem niet geluk-
» iiig-
„ Na deeze mislukte onderneeming der
)gt; Perfen, zonden de hnifche en nog meer de
„ Mileftjche Grieken overal volkplantingen langs
„ den oever van den Pontm Euxinus, Deeze
„ kolonisten lagen, in 't oostelijk gedeel-
j, te van 't Taurtfche Cherfonefus, den grond-
„ flag van een koningrijk, ftrekkende hun-
„ ne heerfchappij noch verder dan de Cimme'
„ rifche Bosphorus, die een gedeelte maakt
^ van Ajiën.
„ Men vindt in de jaarboeken van dat
{♦)herod. Lib. V.
-ocr page 221-t a u r. i ë Tsr. ao3
„ koningrijk, op 't jaar 437 voor den Hee-
„ re J. C. dat die koningen zich noem,
„ den archeanactides. De naamen
5, hunner opvolgers vs^orden gevonden in dc
„ Historie van diodorus siculus, tot
,, aan sparteus, geftorven in de i24fl:e
„ Olympiade, d. i. 280 jaaren voor onze
„ tijdreekening.
,, Dit koningrijk duurde tot den tijd vati
j, parisades, welke zijne ftaaten afftondt
,, aan mithridates (*).
3, Deeze vorst werdt door pompej us^o jaa-
„ ren voor onze tijdteekening overwonnen. Dit
„ bragt de meesten der Tauro-Scythen onder
Roomjche heerfchappij: dan verfcheide '
„ bleeven meester van zommige oorden,
5, meest toch in de nabuurfchap van de Pa-
J, lm Mceotis. De naam van den berucht-
,9^fl:en hunner vorsten was odinus, zoon
(♦) strabo, Lib. VII.
-ocr page 222-„ van tridülphus, wiens naam te voren
» wassiGGER. Ten einde niet te worden
j, overheerd door de Romeine», begz{ hij zich
,, na de westelijke districten.
„ Tegens 't einde van de eerfte en 't be-
„ gin der tweede eeuw waren de Bospho-
„ rers noch onder de volkeren, die genoeg
„ hun best deeden, om het Roomfche juk
„ aftefchuddenrmaar de keizer trajanus,
„ D E c E B A L ü s, en geheel Daden in
„ 103 overwonnen hebbende, wendde zijne
„ wapenen tegen de Ameniers^ de lyrkrs
„ en de Cokhiers, en dwong de Bosphorers
5, hem cijnsbaar te zijn. (♦)
„ Adrianus, de opvolger van traja«
„ Nus, eerst alle de Dynastiën van den
„ Bosphorus en Tauro-Scythkn hem cijnsbaar
„ en zijne vasfallen gemaakt hebbende, ver-
„ eerde hij vervolgens c0tis met den tijtel
»gt; vaa
(») Dion en kusebivs. p, üb. j. c. j.
-ocr page 223-fy van koning der Bosphorers; hij ftondt hem
„ toe den diadeem te draagen, geevende hem
„ tefFens verfeheide fteden, onder anderen
Cherjon,
,, cotis ftierf in 134 van onze tijdree-
„ kening. Men gaf terftond van dit over-
„ hjden kennis aan adrianus, en ver-
„ zogt hen een anderen koning te verkie-
„ zen.
„ Tegens 't einde van de derde eeuw
„ verklaarde de Tijran cRiso den oorlog
„ aan den Keizer di ocletianus. De
„ eerfte werdt geflaagen en geheel overwon-
j, nen door ohristiaan papias, een
,, Cherfonsch vorst, en ftedehouder van den
„ Roomfihen Keizer, (f).
„ Ten tijde van diogenes, zoon van
,, diogenes, Prins van Cherfion, bevestig-
,, de constantijn de groote dezelve
,, voor-
(*) const. porphyrooenetes, Inflit, F»Ht.
Csp. ultimo.
„ voorrechten, die diocletianus aan
j, de Cherjonieten hadt verleent, ja zelfs
„ voegde hij 'er noch nieuwe voorrechten
bij. O
„ Verfcheide jaaren hierna vergaderde de
„ kleinzoon van bovengezegden c R i s o
„ een leger, zamengefteld uit 4e inwoners
„ van de Palus Mceotis of 't Jzowfche Meir,
„ waarmede hij de Cherfinkten beoorloogde;
» dan hij werdt geflaagen en overwonnen
„ h\\ Kaffa, door supolitha, welke toen
„ ter tijd aan 't hoofd van 't prinsdom van
„ CherJoji was. Na deeze overwinning breid-
^ den de Cherfinkten hunne grenzen uit,
„ ten koste van de Bosphorers, die integen-
„ deel zich vonden gedwongen de hunne in
j, te krimpen, (f)
„ 't Gevolg hiervan was, dat een ander
„ Sauromaaty ook een vorst van Bosphorus,
„ een ander leger van de ingezeetenen van
„ de Palus Maotis bijeen raapte, om de
I
„ hoon,zijne voorouders aangedaan,te wree-
» ken. Een pharnaces, zoon van een
„ heer van denzelven naam, overwon hen in
„ een tweegevecht, en ftelde hun grondgc-
„ bied vast op veertig mijlen.
j, Deeze grenzen van de Bosphorers bleeven
,, in die bepaaling tot aan den tijd van
5, eONSTANTijN P O R P H YR O G E N E T E S,
„ die de helmftok van 't Griensch Keizer-
,, rijk in handen nam, en een einde maakte
„ van 't Koningrijk der Sauromaaten, in den
„ Cimmerifchen Bosphorus (*),
„ Alle fchrijvers komen hierin overeen,
„ hoe van dit tijdftip 't koningfchap van
„de Tauro-Scychen afhing van den Keizer
,, van Conflantinopoïen.
„ In 't jaar 695 van onze tijdreekening
„werdt keizer justinianüs rhinoti-
„ net is, van den throon afgezet zijnde
„ door leo pATRicius, in ballingfchap
,, gezonden na Cherfon,
„ Na verloop van tien jaaren keerde hij
,, na Conjiantinopolen te rug, en befteeg ten
9, tweede maal de throon, in den jaare 705
„ Reeds toen wreekte hij zieh van 't ongelijk
„ hem, zo hij,meende, in zijne ballingfchap
„ door die van Cherfon aangedaan.
„ In de negende eeuw zondt de Keizer
„THEOPHiLUS na Cherfon een generaal
„ spoTHARoeANDiDUS. Zedert dien
5, tijd hebben anderen, verkoozen door de
,, Keizers, hem opgevolgt, (*)
„ In 't jaar 985 belegerde woladimir,
Czaar van Rusland, Cherfin met een ont-
„ zachlijk leger. Hij was op 't punt om
„ 'er zich meester van te maaken j dan zich
(») ld. lib. II. Cap. 42.
-ocr page 227-verzoent hebbende met de keizers b a s i-
„ Liüs en const antin us, door 't hu-
„ vvelijk met hun zuster Anna, liet hij Cher-
5, fon vrij, en keerde te rug na zijne ftaa-
„ ten,
„ Hieruit blijkt, dat zedert de neerlaag
„van MITHRIDATES door POMPEJUS
3, tot aan 't einde van de .iii'^'^ eeuw, 't Tau-
,, risch Cherfonefust niet alleen cijnsbaar , maar
j, zelfs onderworpen v/as aan de Keizers
,, van Conjlünimopokft.
„ Op 't einde van de twaalfde, en 't be-
}, gin van de dertiende eeuw, 't Griekfche
„ keizerrijk op de wreedfte wijze geleeden
hebbende door de kruisvaarten, zo ver-
looren de keizers 'dit fehier-eiland uit 't
oog. Das bleef 't zelve ten prooi voor
„ den eerden, die 't wilde veroveren.
,, Dit verlokte de Gentieezen de Zwarte - zes
„ met eene groote vloot intefteeken, hier
„ vervolgens zich meester te maaken van
O
5gt;
de
ï»
-ocr page 228-„ de beste kusten van de Krim, en de ftapel
j, van hun koophandel te Theödofm of Kaffa
,, te vestigen.
„ In 't begin van de dertiende eeuw, dee»
j, den de Tartaaren , afilamraelingen van
„ Gengis-khan, een inval in Europa. Hier
„ plunderden zij veele fteden, en verover-
,, den ook de Krim, die nu voortaan door
„ hen Klein-Tartarijën genaamd werdt.
,, Dit bragt de Genueezen, bezitters van
Theodofia en van eenige andere zee-kusten,
„ in de noodzakelijkheid van zich te on-
derwerpen aan de Tartaarfche prinfen , die
„ wel wilden gedoogen, dat zij 'er bleeven
„ en hunnen handel dreeven, mits zij hun
„ cijnsbaar wierden.
jj De Tartaaren aldus in de plaats trecden-
„ de van de oude Cimhren, van de Tauro-
„ Scythen, van de Romeinen en van de Grie-
„ ken, werden de meesters van dit gehee-
j, Ie fchier-eiland. In de veertiende eeuw
na
-ocr page 229-5, na de geboorte van J. c. vestigden zij
„ e;in nieuwen ftaat, en verkooren zich een
„ despotiek vorst; wien zij den tijtel van
Han of Khan ga/en.
, In 1475 verdreef mahomed de II,
,, die Conflantinopoïen nam, de Genueezen uit
dit fchier-eiland, en dwong de Tartaa-
9, ren voortaan zijne vasfallen te zijn.
,, Zij behielden nochtans zekere voor-
„ recnten tot in 1585, wanneer de Sultatf
„ AMURATH of MURAD hen noodzaakte,
„ zich geheel te onderwerpen aan zijne
„ heerfchappij.
„ Van dit tijdftip bleeven de Krimfl;he
Tartaaren voortzukkekn, onder eene re-
geering, half onderworpen, half vrij, tot
„ in den jaare 1774, op welken tijd haar
„ Rus-Keizerlijke Maj steit cathartna
de II. bij de vreede van Kainardgi van
„ den Sultim bedong, dat de Tartaaren
„ voortaan onafhangliik zouden zijn.
5»
Ein-
„ Eindelijk gaf de opftand deezer laatst-
„ gemelde Volkeren geleegenheid aan de
„ Keizerin van Rusland, om zich van de ge-
„ heele Krim meesteresfe te maaken , zon-
„ der nogtans. eenige aanfpraak te forraeeren
„ op de perzoonen of den eigendom der Tar.r
„ taaren , die haare Keizerlijke Majesteit de
„ genade hadt de vrijheid te laaten te blijven
j, of te verhuizen.
„ En nu ten beduit gaa ik mij in 't zweet
„ werken, ora u een denkbeeld te geeven
5, van den rijken oogst van zegeningen, welke
„ deeze ftaats-omwenteling over ons Tartaareu
„ uitftortte.quot;.......
Pas waren deeze woorden koud, of 'er
kwam belet; en de draad van 't gefprek
eens gefcheurd, bleef altoos afgebroken! —
Bijaldien de Heeren A. B. C. D. eene
acte pasfeerden, waarbij zij volftrekt hun
geheel fortuin, alle hunne bezittingen ter-
ftond afftonden, zonder eenige aanfpraak
- :nbsp;, .nbsp;op
op eenig gedeelte van dezelven, noch op
interest noch op kapitaal , hunne vrienden
zouden terftond die heeren voor innocent en
de acte voor nul en van geener warde doen
verklaaren. Dit was juist 't geen de laatfte
Kiian deedt, toen hij aan de Keizerin van
Rusland de Krim afftondt, en de Muzulmaa
befchouwde dien afftand als ongeldig. Voor
partikulieren is recht; maar van natie tot
natie geen. 't Is zo als ik gezegd heb
(bladz. 195.) en den beleedigendén blijft
geen andere toevlucht, dan den ufurpateur
zo wat in petto de huid vol te fchelden (*).
Hai
(*) Den zwakken blijft tegen overmacht en geweld
geene andere toevlucht dan list , (in onze regeering
weet men dit op zijn duimpje,) ofte kermen en tè
klaagen : welk laatfte men noemt in termen van 't corps
diplomatique, (men mögt 't meenigmaal noemen Jéfuiti-
• qui^ remontrances ? 't Verwaarloosde militaire weezen
liet den verdrukten Muzulman alleen over te fchermut-
zelen met deeze wapenen, tegen 't kru'd , ijzer, lood,
^^ •nbsp;O 3nbsp;zil-
-ocr page 232-Had ik voor ettelijke jaaren kunnen voor-
zien, dat ik, heden deri 14 April 1790, mij-
ne
zilver, goud en Mennmkte kneepen van 't kabinet van
Peterslurg.
Zo groote, dikke, vette, corpulente boeken te fchrij ven
mijn zwak was, had ik nu de gelegenheid, om zonder eenig-e
moeite een anderhalf dozijn bladzijden hierin te lasfen, met *t
vertaaien der Jeremiade, welke't ministerie van abdi;!,-
hamed vreedzaamer gedagtenisfe, aan de ministers van
aUe Moogendheden , dien van Rusland uitgezonderd. liet
uitgaan. Liever wil ik de room, die ik daarvan in de
Canceiarij der HoUandJche Ambanj'ade te Conftantinopolen
laffchepte, 't Publiek, of liever mijne Lezers, toedienen.
a. Oe verheevene Porte heeft niet nagelaaten haar
aandacht te vestigen op 't artikel, 't geen behelst de
onafhanglijkheid der Tartaaren van de Krim, 't geen
medebrengt; „ dat voortaan geene troepi:n van eene, der
beide mogendheeden in de Krim zoude komen. Dat
de Tartaaren , in 't algemeen , de verkiezing zouden
doen van hun Han of Khan , eenftemmig, zonder in
hunne verkiezing belemmert te worden , noch door ge-
weld, noch door verzoüken, van welken kant 'r ook
ziin
-ocr page 233-ne reis - aanteekeningen zoude hebben zitten
in orde te brengen, zo was ik in de moge-
lijk-
zijn mag; en dat de keus vallen zou in de familie van
GENGIS RAN.quot; enZ.
h. 't Hof van Rusland hiertegen hadt nauvvlijks den
vreede gedooten , op deeze voorwaarde ,of 't gebru ikte
alle mogelijke middelen, om in zijne partije te lokken
shahin.GUERAI, welke, geduurende den oorlog,
verdreeven was door de Tartaaren. Deeze aangemoedigd
door dolgoroucki en andere Officieren, wier naa-
men bij ons noch niet zijn vergeeten , werdt gezonden
na de Kuban, Jedisfar, de Nogais, ds Circasfiërs, en
andere Tartaarjche vorftcn , vergezeld van een aanzien-
lijk gevolg, en overvloedig voorzien van geld, ten einde
deeze luiden te verleiden. Edoch dit mislukte hem, en
ter nauwer nood ontfnapte hij hunne handen.
c. Dan dit mislukken kon 't Hof van St. Petersburg
niet doen terug komen van 't plan 't geen het gemaakt
hadt, en 't deedc i5,oco Kajakken ter onderfteuning van
den evengenoemden shahin-goerai ,die den Tar-
taaren nu een gruwel was , aanrukken, in fpijt van de
traktaaier. 'tLiet van een anderen kant hem onderfteu-
O 4
lijkheid geweest mijiie lezers een omftandig
bericht medetedeelen van deeze meer curieu-
nen , door den Generaal prozorowski, die aan 't
hoofd van 45,000 Muskovietm, de behendigheid hadt
door Perecop de Krim intedringen.
c.nbsp;Dit openbaar geweld vvas oorzaak,dat d.gherai,
de vorige Khan van de Krim, welke waardigheid de
Tartaarfche natie, door eene geheel vrije C*) verkiezing,
hem hadden opgedraagcn , van de regecring werdt ge
zet. Deze ftaats-omwenteling heeft allerlei ongeluk ,
onrechtvaardigheid, argelistigheid en bedrog, ten nafleep
gehad.
d.nbsp;De verhevene Porte heeft niet nagelaaten dezen
inbreuk op 't traktaat den Minister van Rusland ondet
't oog te brengen, doch zonder baat. Zij begreep zeer
wel, dat Rusland alleen beoogde zijn ontwerp, om zich
mees-
(J-) In 't midden van dit fchier-ciland , op den weg van
y!chmquot;JJjed na Karazmfzaaar , toonde de Heer Gouverneur
kachowski mij een heuvel, waarop de Miiza's , dat is de
aanzienelijutlen dcs vülks, in de opene ludit vergaderden, om
zich een Chef, Uan oï Khan te vevkicïen; een werk, waaime-
dfi.'t al veeltijds ging, als tnet de vrije verkiezing eens Ko.
„ings vaa Poolen.
fe dan honorable transactie, zo als ik dezel-
ve ontving uit den mond van den Heer •
werklijken ftaats-raad , ridder en gouverneur
K.... den principaalcn agendaris des Prinfe
po-
meester te maaken van de Kr.m, dieper te doen worte-
len. Zij verkoos geduld te neemen.
e. Bovengemelde Generaal Prozorowski, dreef zij-
ne buiienfporigheden zo verre, fchepte de maat zijner
onrechtvaardigheden zo over. Helde zoo veele furnume-
rairen op de lijst der rampzalige flachtoffers, dat, ein-
delijk.de Tartaaren van de Krim en de Kubanméémn
mond weigerden sh a hi n-guer i i te erkennen als
hun KHAN , en, noch druipende van 't bloed hunner
ongelukkige medeburgers, bij de verheevene Porte kwa-
men liiieeken om bij Rand tegen hunne verdrukkers.
ƒ. Uit dit alles blijkt zonneklaar, dat 't gedrag van
Rusland ftrijdig is met 't geen waaraan 't zich verbondt,
met het geen mogendheden de een der andere vcr-
fchuldigd zijn , ftrijdig met, en ondraaglijk voor, de
eer en belangen der verheevene Porte. Alle welke ia-
breuken en mishandelingen zij oirbaar vindt te brengen
ter kennisfe van alle de Vorften der aarde.
1'otbmkin; den ' hoofd-roervink van dit
'transport, AI deeze konkele-foeferij, en al
dit politiek gemors mishaagde mij en mis-
fchien zou ik zeggen (/? tam in potestate msird
esfet oblivisciy quam tacere. tacit, in vitd Agric.')
ik heb 't opzettelijk vergeeten. Maar 't geen
ik niet heb kunnen, noch verduuvven noch
vergeeten, was dat de laatfte khan, noch
heer zijner domeinen, de uniform van Kapi-
tein van de Rus-Keizerlijken Garde droejo;.
Een Prins, die bij uitfterving van 't manlijk
oir der Sultans, onmidlijk opvolgde als heer
van 't uitgeftrekte Turkfche Keizerrijk, draagt
de Rusffche uniform; wordt van heer —knegt,
van baas ■— fteêkind! 'k Weet niet waarover
mij meer te verwonderen, over de laagheid van
den een, of over de infolentie van den ander.—
Geen ding laat zich uit zo veele gezicht»
punten bekijken als een fchier-eiland, of't
moest een eiland zijn. Zeker zou ik de
aandacht, 't belangneemende der lezers eer
uit-,
-ocr page 237-uitputten, dan dit onderwerp geheel afklui-
ven. Ik wil 'er hun alleene enige, en wel,zo
ik hoop, de beste reepjes van voorfaijd.-n. —
Om te beöordeelen de aangeleegenheid dee-
zer verovering voor Rusland, moet men
zich zetten in den ftand van zaaken, zo als
zij waren vóór deeze gebeurtenis, en dit als
' een axioma, een postulatum voor uitzetten,
dat Rusland denkelijk bedoelt , zeer ze-
ker bedoelde, den Sultan uit ConfiaU'
thiopokn te removeeren, en alle zijne Europe-
aanfche domeinen, den Archipel misfchien
uitgezondert, in te (lokken. Men mag 'er
tegen ftaggelen, men mag 't ftijf en ftrak
ontkennen, geloof mij, Lezer, 't is zo; ge-
loof een fchrijver, die dit even zo goed
weet, als of catharina de II, 't hem
zelve in 't oor geluistert hadt. Wanneer ik
nagaa 't gemorrel van peter den I. omtrent
Jzow^ zou ik durven wedden, dat deeze
groote Czaar dit plan reeds in zijne harsfens
fmeedde.
220 D E K R I M, O F
Men moet de verovering van de Krim al-
zo befchonvven als een middel ter bereiking
van dit doelwit. En welk ander doelwit
kon 't kabinet van St. Petersburg hierbij wel
hebben ? Kon 't alleen zoeken, zijne domei-
nen uit te breiden, door de Krim te voegen
bij zijne uitgeftrekte heerfchappij ? neen.
Deeze zijn reeds maar altegroot. Moest 't
zoeken de Tartaaren te overheeren, ten ein-
de zijne grenzen in veiligheid te ftellen?
Maar de Tartaaren waren toen niet meer ge-
ducht, en deeze hadden, zo als is geblee-
ken, meer van Rusland , dan dit van de Tar-
taren te vreezen.
Behalven den aanwas der lauwrieren vancA-
T H A RIN A 11. die deeze omwenteling met een
fris blaadje ging vermeerderen, moest dit fchier-
eiland , een haarer domeinen geworden,
het fl-eunpunkt weezen, waarop de zo lang
bedoelde verovering van Conflantmopolen rus-
ten zou. Men kan ook goud te duur koo-
pen.
pen. L'.iat een Miiskovieter niet meer waardij
hebben dan een zwarte Afrikaan, die nu,
de een geflaagen door den ander, vijf hondert
guldens a-.m de markt kost, en laat men nu
de lijst opmaaken van alle die lijken, welke
't neemen, en bovenal 't behouden van dit
wingewest aan Ruüand hseft gekost; en 't
zal blijken, dat, wilde men, om't fchade-
loos te ftellen, dit land bij de el verkoopen,
men de lappen duurder zou moeten betaalen
dan 't beste Engelfche laken.
Rusland, alhoewel 't verkrijgen van derge-
lijk rustpunkt en de vermeerdering van glo-
rie, 't hooftdoehvit van deeze verovering
was , behoefde de Krim voorwaar tot de
beoogde expeditie geenzints. Voor de
veroveiing daar van was dit rijk reeds
meester van de Zwarte-Zee door de marine
van Cherfon en Taganrok, van beide welke
plaatzen de Rusfifche vlooten, zonder eenige
zorg voor dit fehier-eiland, 't geen hun niet
dee-
-ocr page 240-deeren kon, na de Turkfche hoofdftad kon*
den ftfjevenen. —
Hondcrtraaalen heb ik de uitfteekende
vruchtbaarheid van de Krim hemelhoog hoo-
ien verheffen. Jn Conflantinopolen noemde
men 't zelve de gevveezene koorn-fchuur van
van deeze refidentie. De Heer w.... een
Engehch koopman van veel waereld- en zaa-
ken-kennis, verzekerde mij,dat noch onlangs
tusfchen de 800 en 1,000 fchepen in Caffa
een lading koorn innamen. Mij,die de Krim
bijna in haar grootfte lengte doorreisde, is
dit onbegrijpelijk. De bodem van dit land,
dat is, in de valleien, beftaat uit een krijt-
achtigen, mergelachtigen, zeer vetten klei-
grond. Wanneer 't nu achtereen drie dagen
regent, kunnen geen acht osfen de ploeg
haaien door dit land. Heeft de warmte
den grond uitgedroogt, zo wordt liij ft, en-
hard en verzet zich tegen alle bewerking.
T A tr r i e n. a23
Alzo zijn de dagen, bekwaam tot 't bewerken
van 't land, weinig in een jaar.
Overvloed van allerlei welriekende krui-
den, groeijende op de meenigvuldige heu-
vels maaken hier de fchapen - teelt zeer
gemaklijk. 't Krimfche fchapenvleesch over-
treft dat van Engeland in keurlijkheid van
fmaak. De wol integendeel is grof. De
Tartaaren maaken 'er dikke kleden van. Men
verkoopt de okka of drie ponden voor een
fchelling.
't Zuidelijk gedeelte van dit fchier-eiland
geeft druiven in overvloed, en de wijn van
Sudak is aangenaam, zweemt na een ligte
Champagnedoch kan als noch niet be-
waart worden. Misfchien is dit artikel
vatbaar voor groote verbeetering.
Pas waren de Muskovieten meesters van dit
land, of zij ftreelden zich in de hoop op
rijke mijnen, die de bergachtigheid van 't
land, de fteenachtigheid van den grond,
't
-ocr page 242-'t kwijnen van 't krom en kronkelend hout-
gewasch niet onwaarfchijnlijk maakten. Dee-
ze hoop is helaas ? in rook verdwcenen.
Om mijne lezers eene fchilderij voor te
hangen van de Krim in haar tegenwoordigen
ftaat, onderftel ik dat hij een denkbeeld
heeft van den voorleedenen. Dat hij zich
nu voorftelle eene prachtige, rijke hofftede, bij
voorbeeld een Adrichm (*); dat hij hier een
compagnienbsp;huzaaren met zijne ver-
beeMinge inquartiere geduurende zes weeken ,
dat hij uit dit contrast vervolgens opneeme de
verganklijkheid van 't ondermaanfche fchoone.
Niet min desperaat ziet 'er de Krim uit.
De meenigvuldige dorpen zijn fteenhoopen,
waaruit de militairen al 't hout, tot 't ftoo-
ken van hunne kagchels, gehaalt hebben.
De fteden grotendeels verlaaten, de hui-
zen
(*) Adrichem, eene der fehoonfte buitenplaatzen, in
Holland, is een oud-adelijk huis, gelegen bij de Biver.
wijk. 'c Zelve behoort aan Mevrouw van kinsbergbn. ,
^en veel-al ingeftort, fonteinen verdroogd
of vernield. De havens leeven- en fchepen-
loos. De velden zeer zelden en aoch zeld-
zaamer goed gebouwd»
Gelijk de partiknlieren, alzo hebben de
natiën haare phyfionomie. De Rus/en zijn
zeer geneegen, wanneer zij zich een gat in
den kous gedopt hebben, de naald weg ta
fmijten of te verflingeren. De landbouw
nu vordert veel vooruitziendheid, eene aan-
houdende , geduldige arbeidzaamheid — en
de Ri/sfen houden van oogsten veel, van
ploegen en zaaijen weinig. Alzo is in dit
land, 't geen van den kant van 't natuurlijk
fchoon, kan wedijveren met Itali'èn, aan alleS
gebrek. Armoede en elende! de aarde, dié
borst, welke 't ganfche menschdom voé-
den moet, verwaarloost wordende.
En wat is 'er geworden van die groote
bevolking! (*) waar zijn die handen, welke
dit
Men heeft mij verweeten gebrek aan welleevend.
Pnbsp;heid
-ocr page 244-dit land bebouwden! Zeker beloopt nu 't ge-
tal der inwoners van de Krim op geen
30,000. Welk een heirleger van familiën ,
hun have, en goed of ten prooi aan
den veroveraar gelaaten of 't zelve
voor fpotgeld weggefmeeten hebbende, is
gevlucht van 'onder de diamante fcepter van
catharina de II, en vindt zich gedora-
pelt in armoede, en verfmagtl Zij, die ge-
blee-
îieîd jegens Milady craven. 't Spijt mij , 't fpijt
mij geweldig ! waiit zij, die mij zo vriendelijk beftraften,
zijn de welleevendheid zelve, 't Is mij toch liever, dan
befchuldigt te kunnen worden van gebrek aan waar-
heidfpreekendheid. Deeze Dame, fpreekende van de
Crimfche Tartaaren, zegtr „ — je puis dire à leur hon-
neur (y;aorom toch honneur?) qu'ils ont tous prêté fer-
ment de fidélité, excepté quelques-uns qui iè (ont reti-
rés vers le Mont Caucasfe, amp; qui s'en font repentis de-
puis, mais trop tard.quot; Dit is even belachiijk als onnauw-
keurig. Volgéiis de berichten van den Heer Gouverneur
bleeven zijn, fleepen een kwijnend leeven in
dit kerkhof.
Ik ben , herhaal ik, van dit fchier-eiland'
bijkans twee jaaren bewóoner geweest, ik heb
't doorreist van Sevastopokn tot aan Perekop,
welke affland omtrent zijne grootfte lengte
uitmaakt; ik heb de fteden Sevastopokn., Ba-
laclava, ^Bachziferai, Achmetdsjed, Karazoupa^
zaar, Koslow, Perekop bekeeken, en overal
deeze bedroevende gezegdens bev/aarheid
gevonden. -—
De Prins orlow kreeg 't eens in den zin
een Hollandfche boerderij buiten St, Petersburg
aan te leggen; en daar 'er noch geen wei
voor één enkel kalf was, liet hij ftallen voor
twee hondert koebeesten, eiiz. bouwen.
kachowskij bedraagt hunne bevolking noch geene
30,000 zielen. Ook zouden men fteekenblind moeten
gijn, zo men de verlaatenheid van land en ftad niet
kemericte.
Dergelijke trekken kan men in 't bedrijf det
Muskovkten meer waarneemen. In dit ont-
volkte land heeft de Prins potemkiN
prachtige wegen, met piramidaale fteenen werst-
paaien laaten oprichten. De weinige in de Krim
overgebleevene Tartaaren zullen of uitllerven
of aftrekken; en nogthans heb ik met mijne
eige oogen dien zelven Prins P........ met een
teekening van een moskee, in den fmaak van
de St. Sophia, in Bachziferai te bouwen, zien
laboreeren. Men hangt in 't voorjaar een
mosfe-kan uit, en de mosjes komen 'er in
nestelen. Zou die man de menfchen voor
mosfen misfchien aangezien hebben? Zeker
waardeerde hij ze niet veel meer. Mat hij ze
bij zich zelven af?
Hield ik mij nu met 't openleggen van
Tauriën . op, zo als voor zestien jaaren zijne
gefteldheid was, zo viel ik in eene dubbele
fout,ik zou mijn Lezer vertellen wat geweest
is,wat hij vinden kan bij mijne voorgangers,
en hij zou blijven in de onkunde van zijn
tegenwoordigen ftaat. Dan van deezen
laatften heb ik reeds genoeg gezegd, om
hem te doen bevroeden deszelfs vervallenheid.
Zedert nu de Riisfen 'er meester van ge-
worden zijn, hebben zij de ftad Sevastopokn
gaan aanleggen, met wiens befchrijving»
als iets fplinter nieuws, ik mij een oogen-
blik gaa ophouden. — Op de kaart van de
Krim zult gij aan den Zuid-Westelijken uithoek
van dit fchier-eiland vinden eene plaats Achti-
jaar. Hier heeft de Zwarte Zee voor eeuwen
drie inhammen geformeert. De diepte van 't wa-
ter is genoegzaam, om fchepen van hondert
kanonnen vlot te houden. De ftrekkin^ dier
inhammen is zoodaanig , dat welke wind
'er ook waijen mag, dezelven bevaarbaar
blijven voor kleine floepen. Een fchip van ze-
ventig ftukken wordt met een tros aan de wal
vastgemaakt. Op eene breedte van circa drie
honderd roeden loopt de grootfte deezer
P 3
230 DE krim, OF
inhammen ter diepte van anderhalf uux
N. N. O. landwaarts. Deeze inham alleen kon
dienen ten bergplaats voor de Marine van alle
deMogendheeden van Europa, de onze zelve
'er bij. De kleinfte van de drie zou noch
twintig linie-fchepen kunnen bergen. De
wurm is 't eenige gebrek van deeze ha-
yen. Met behulp van wél-aangelegde duc^
d'alven zou men de fchepen met 4 winden
van 't compas kunnen in zee brengen.
Scvastopokn, fchoon eene ftad in de kinds-
heid, telt reeds circa 540 huizen, groot
en klein, zo als de luiden te kerk komen;
maar meest van eene povere bouworde,
alle van fteen gebouwd. Afbraak van ge-
bouwen is hier overal voorhanden. Men
trekt de muuren dik van fteenen op, die
men niet verbindt met kalk, maar met klei
en water. Van buiten worden zij bepleis-
tert en zijn zij wit. Dc hoofdftraat loopt
orotrent paralcl met den oostelijksten der
drie
-ocr page 249-drie inhammen. De trap, waarmede men
uit de wal gaat na 't huis van den com-
mandant , 't folideste huis van de geheele
Krim, is aanzienelijk genoeg, al leidde hij
u ook na den tempel Salomons.
Deeze plaats was den Tartaaren onver-
fchillig, en hadt den Turken zo niet be-
hooren te zijn. De Rusfen hebben hier de
hoofdplaatzen hunner Marine van de Zwarte
Zee. Deeze Marine beftondt in mijn tijd
uit drie fchepen van zeventig ftukken (*)
twee groote fregatten van vijftig ftukken,
acht van vier en veertig ftukken, en een
half dozein kleine vaartuigen. Een nieuw-
na-
(*) Een deezer Schepen verloor in den laatften oorlog
zijne masten, en kwam door den ftroom 't kanaal van
Canjiantinopolen indrijven. Een van de beide anderen
heette Slava Catlmina, de Gloris van Catharina. Dit fchfp
werdt omgedoopt. Zeker vondt men niet gepast de
glorie van haare Rus-Keizeriijke Majesteit in de handen
van N E p T u N u s, van den God der winden en dien des
oorlogs te fteüen.
P4
-ocr page 250-nagel van zeventig ftukken verongelukte
op zijne reize van Chtrfon Iierwaarts aan
^den N. W. uithoek van de Krim, Tara-
nafoet, op eene droogte, die niet in de kaart
ftaat. De Rmfen houden veel van ver-
tooning; hunne zeventigers zijn eigenlijk
^iet meer dan zestigers: want zij hebbein
niaar dertien ftukken in de laag.
Hunne fregatten hebben 't gebrek van niet
lang genoeg te zijn voor de ftukken (*), die
(♦) Men weet zeer wel, dat de heeren Zee.Officie-
ren niet gemalilijk vallen (en ik misbillyk 't nietj om
zich te laaten beieeren door iemand, die niet van de
profesfieis; maar ik verzoek de vrijheid, om hun in
eonfideratie te geeven, of de praktijk der Rusjen, die
in 't midden hininer batterijen meest altoos eene liggen-
de mortier of een ftuk van een ongemeen zwaar caliber
hebben leggen, nfet met vrucht zou kunnen worden
nagevolgd? De verwoesting hiermede, gelaaden met
fchroot, aan te rechten op 't wand en volk, is onbe-
fchrijaijk, ffas heb ik dmr wer. gedaaul
zij voeren. Dit zou in tijd van actie de
beweeging der luiden, die 't gefchut be-
dienen , noodwendig moeten belemmeren.
Geene zaak is 'er ook, die misfchien meer
geduld, oplettenheid en aanhoudens vor-
dert dan de marine en 't bouwen van fche-
pen; bij gebrek waarvan men niet dan brod-
del-werk maakt- Hunne fchepen gelijken
al niet zelden die kinderen, welke, om te
ondervinden wat gefchreeven ftaat (DeuterO'
noraium V: 6.) noch eer zij 't ftruikelend juffer-
fchap met 't uiterfte tipje van den vinger heb-
ben aangeraakt, ab inteßato door den neus
praaten; hunne fchepen, zeg ik, komen wel
eens met 'c vuur in de waereld, of lopen
'er meê van ftapel. Dit zullen mijne lands«
luï wel gelooven,
Ik heb, in den jaare 1787, aan boord
van 't Admiraals-fchip eene campagne op
Zwane Zke, in gezelfchap van ii fche-
pen, gemaakt. Alhoewel ik geen zee»
Pnbsp;man
man ben, fpreek ik toch niet geheel van
hooren zeggen.
Zonder van luiden, die mij met vriend-
fchapsbewijzen (want ter eere der Rtisjifche
natie moet men dit zeggen, dat zij jegens
de vreemden van eene voorbeeldelooze hups-
heid zijn) overlaadden, kwaad te willen fpree-
ken, zal men 't mij niet euvel opneemen,
zo hunne Zee - OfFieieren mij gebrekkig in
ondervinding, in Zeemanfchap voorkwamen.
Ik heb op die reize de gelegenheid gehad,
alle hunne fchepen te bezien; en daar 't
de plicht eens historie - fchrijvers niet meer
is, niets onwaars te fchrijven, als iets waars
te verzwijgen, behoor ik hier te fchrijven,
hoe 't onmogelijk is voor eenig Zee-Officier
op aarde, om fchip en volk in boter orde
te houden, dan was de bodem, gecomman-
deert door den heer uscahow.
Ook zijn hunne onderofficieren geene to-
veraars. Ik ken of kende geen kwartiermees-
ter ,
TA U R I ë N- 235
ter, die ordenlijk de floep aan boord kon
liggen.
Pas was deeze campagne ten einde, of de
oorlog tegens de Turken barstte uit. De Rmfen
bericht gekreegen hebbende, dat een esquader
nu van den vijand zich in de buurt van den Do-
nau ergens ophieldt, of men 'er ging in de
herfst-equinox van 't zelfde jaar met de gehee-
le magt (vis confilii expers mok, amp;c.) de equi-
nox ! op af. Af en aan van de mond dier groote
rivier werden zij beloopen door ftorm. Ik
heb ze mast- en ftengenloos zien terug ko-
men , op één enkel fregat na, onder bevel van
den Engelfchen heer wilson, 't geen de
zijne behieldt. Een ander ging mee man en
muis verloren.
Daar jju de masten over land uit Cherfoa
door osfen herwaarts moesten worden gelleept,
kan men ligt uitcijferen, welke kosten,
wel-
(*) Ik heb ieder mast kant en klaar op 10,000
roebels, dat is ƒ 12,500 hooren begroeten.
welke vertraaging die ten gevolge hadt.
Evenwel behoort dit niet enkel geweeten
te worden aan onervarenheid. (♦) De materi-
(») „ La pluk nous empêchait quelquefois de voir les ci.
„tes de Turquie, et nous fumes vingt quatre heures fans
„ appercevoir Ventrée du Canal. Le feptieme jour notre pilots
„ Grec, le feul à bord du vais]eau qui eût été à Conjlantino.
„ pie, s'enivra au point de ne pouvoir parler, encore moins
„ de gouverner le vaisfeau. Les Officiers alarmés tinrent
„ ctnjeil avec tout r equipage; J'avois par hazard une carte de la
„ merneire et de l'entrée du canal, es fut notre feul guide
Voyage de MilwJy cravbn, Lett. XLV. Offchoon
de Rusfifche Zee-Officieren verre afzijn van de be-
kwaamheid der Officieren van de natie deezer Edele
Dame, is 'rechter wel te gelooven , dat hunne beest-
agtigheid zo verre zou gaan, zich op die tocht zon^
der kaart te begeeven? Itidien de Ofïicieren van dit
vaartuig (waarvan de toenmaalige Kapt. Lt. . . . . ^ig
eerfte was, een knap Officier, een moedig jongman ;
piet zeer gelchikt, om zich zo fpoedig te allarmeeren,^
te vol van conduite, om in een gevaarlijk oogenblik me^
'nbsp;equipagie. krijgsraad te houden; za als
hij
-ocr page 255-T A u R 1 ' ë N.
aaien, waar van hunne fchepen gebouwd,
waarmede zij toegetaakelt worden, draagen
liij dit getoont heeft in eene allergevaariijlcfte gelegen-
heid) 't haar Ed. hebben doen gelooven , zo moeten
zij de gek geftooken, of haar Ed. een compliment
hebben willen maaken. Daar 'er onder de drie niet één
was die Engelsch- en maar één was, die zeer kreupel
Fransch fprak, is dit vermoedelijk een kvvalijk verftaan
geweest: of misfchien de fout der vertaalinge ? Ik heb
met dit zelve vaartuig, zijnde een fregat, niet van 36,
maar van 18 ftukken (de Franfchen noemen ze corvette,
de Rtisfen esn fchoner') de reize uit Sevast^olen na de
Turkfche refidentie en te rug gedaan, Ik heb hen een
gelchreeven kaart zien hebben, die zij door obfervatiën
beftendig fcbeenen nader te willen brengen tot de vol-
maaktheid. Ca) Zeker is 't ook, dat in 't veilig aandoen
(a) De lieer »10 r » cj i n 0 f , 't hoofd van de \dmiraliteit,een mïn,
wiens vader Minister der Marine te St. Petersburs geweest is, dia
den zeedienst onder de Eiigclfclien leerde, eeii man van groo-
te kunde, en wiens goede hoedanigliaeden hem de liefde ea
eerbied van slle,die hem kennen,doen winnen,een fflan met ö^n
woord uit duizenden, kennende de gebreken van alle de kaar-
ten.
238 D E K R I M, O F
voor eene goede portie 'er de fchuld van.
Laat een officier, bij voorbeeld, ook de
uiterfte oplettendheid hebben, om 't wand wel
aan te zetten, nogtans zoo dit wand van flecht
touw geflaagen is, zal 't flingeren van 't fchip
de hoofdtouwen beftendig doen rekken; de
mast te veel fpeeling gekreegen hebbende, zal
ze noch meer uit elkander rekken, waardoor,
dezelve zijn fl:eun kwijt geraakt zijnde, kans loopt
om over boord te bruijen. 't Rusftsch ijzer wil
ook
van dit kanaal , het meer aankomt op eene vaste
landkennis, dan op de kaart. Toen wij ons af
en aan daar van bevonden, waren wij onzeker, of 't O.
dan W. van ons af was. Bij geluk lag 'er een visfcher
onder de wal, bij wien de floep informatie ging haa-
ien.
ten, welke de Rusfen of eenige andere natie van de Z-xane
Zee hebben, ging reeds voor 6 jaaren zwanger met 't nodig
ontwerp, ora een nieuwe en nauwkeuriger kaart daarvan
te laaten opmaaken. 't Zou mij dus niet verwonderen, da:
V.usland alleen 'er de beste van tijk is.
ook wel knappen: iets zorglijks voor hem
die kent de puttings, en?, en. —
Peter de I, de fchepper der RusfiJcJie
Marine, was zeer zuinig, maar niet Voor
't Zee-weezen. Zijne inrichtingen draagen 'er
overal fpooren van. Elders worden zij ge-
volgt, maar de Marine van de Zwarte Zeamp;
is op zijn zielverkoopers uitgerust. Zij heefc
bijna aan alles gebrek; en veel van 't geen
zij heeft, is prullen-goed.
In 1788 werdt de prins potemkin te
Sevastopokn verwacht. De fchepen lagen op
20 goed als de rheê. Men is bij alle natiën
in de gewoonte, ze, om 't nut en om
*t oog, beneden de waterlijn te befmeerenj
met eene eompofitie uit talk, zwavel en
loodwit. Deeze ingrediënten ontbraken j
ea men kwam op den inval, even voor
de aankomst zijner doorluchtigheid, ze
met kalk en water te befmeeren. 't Was
de Kapt. Wilson alleen, die deeze be-^
lachelijke praktijk niet navolgde.--
Een der voordeelen eener despotieke re-
geeringsforni boven eene republikeinfche, is
te kunnen hebben fchepen, gebouwd op
ééne mal. Ik heb niet anders waargenomen,
of zij bleeven alle in linie voortzeilen. In
't zeilen zijn zij echter geene hardlopers.
Deeze geheele Marine mag goed zijn,
om een zomer-campagne mede te maaken,
langs de kusten der Zwarte Zee, maai ik voor
mij, ik zoude mij niet gaarne daarop infchee-
pen voor eene verre reize na O. of W. Indien»
De Rusfifche zQQ-vn^gt in deeze wateren
kan geen ander dan olfenfief oogmerk heb-
ben; tegen wien? — tegen de vredelievende
Turken.
't Is niet mogelijk verfoeilijk leelijker
fchepen zich te verbeelden, armzaliger uit
gerust, morfiger en van een meer bedelachtig
t A u r i ë n. a4t
aandien, dan zijn de galjooten, die van Td.
^anrok op Sevastopokn vaaren.
Even voor mijn vertrek vän deeze laatfte
plaats, werdt alles wat tot den zee-dienst be-
hoort, uit de eerfte herwaarts verplaatst. Ook
ging men te Sevastopokn zwanger met een
ontwerp om hier een adrairaliteitswerf aari
te leggen; iets dat van wegens den bodem
zeer doenlijk is, met weinige kosten. Tus-
fchen Cherfon, waar nu de fchepen worden
gebouwt, en Ockzakow legt eene droogte,
waarover men nu de fchepen met kamee-
len brengen moet. Deeze omflag zoii
vermijd worden , zo men deizelven in dé
Krim bouwde ; maar ook zouden dé
fcheepsmateriaalen j die nu den Ènieper af-
zakken, als dan met transport - fchepen
herwaarts vervoert moeten worden.
De Rusfen hebben te Sevastopokn een pak-
ketboot aangelegt, op Confiantinopokn. De-
Zelve vaart, of voer, in Vredens tijd eens
Qnbsp;'s maands^
's maands. Men betaalt een ducaat voor
de pasfagie. Een klein geld ! Men zoekt
de eoniniunicatie en beweeging met de Turk-
fche refidentie zo veel mogelijk te bevorde-
ren.
Ik bevond mij te Sevastopokn, toen de
Turken een van de zijde der Rusfen aller-
onverwaehtften oorlog (♦) aanvingen. In
hoe verre de Muzulmans tot deezen ftap
bereehtigt waren door de handelwijze
Qro-
O Eén gevoel van militaire meerderheid, en da vre-
delievende tijdingen uit Conßantinopolen verdreevcn alle
gedachten van ooriog. Noch lang geloofde men de
Muzulmans te kunnen plaagen, voordat zij tot dit ui-
terfte zouden komen. Dus was men van de zijde van
Rusland op 't afweeren van vijandelijkheeden niet be-
dacht. Bij mijn laatfte verblijf in C. merkte ik, in
eene converfatie met dén Heer Ambasfadeur a .
dat 't de Engelfchen waren, verftoort dat men hun tractaat
van commercie te St. Pétersburg niet hadt willen ver-
nieuwen-, dieaanīrteaI deezen oorlog beftooken.
irr
I
(procédés) der Muskoyieten is mijne zaak, en
was 't ook mijne zaak, daa nog liier de
plaats niet te onderzoeken. Maar wan-
neer eene mogendheid zwanger gaat van
vijandlijkheid , behoort zij eerst vooraf
zich te laaten beleereii omtrent de voor-
deden, waarmede zij de vijandelijkheeden
kan beginnen. Ook deeze kleine voorzorg
verwaarloosden de Muzulmans.
Daar de ingang van Sevastopokn door
geene vestingwerken gedekt was, daar de
fchepen veeltijds zo leggen in de haven, ^
dat zij van geene defenfie zijn, zou 't
zeer doenlijk geweest zijn door niiddd van
branders de geheele Rusfifche Marine in
ééns te verniden.nbsp;flri
Om hun deeze verzoeking te beneeraen,
Werdt men bedacht hier en daar batterij-
en aan te leggen; waarmede men in een
maand tijds klaar kwam. Ik heb dit werk ge-
zien, en met den Heer ingenieur F....wdke
Q 2nbsp;het
het zelve beHierde, om de Hechtheid van
dat werk gelagchen. Bij voorbeeld, de plat-
te - formen., die i8 ponders droegen, be-
ftonden van plankjes van i duims deelen.
't Kanon lag op gebrekkige fcheeps - affui-
ten, enz. enz. Zeker is 't, dat deeze
werken een maar eerJgzints onderneemen-
den vijand niet behoorden af te fchrik-
ken (*).
Even zo verwaarloosden de Turken htm
kans op Cherfon. De werken van deeze
nieuwe vesting noch niet voltooit zijn-
de , hadden de Turken , welken fterk in
niagt zich bevonden in 't nabijgeleegen
Besarabiën, deeze van achter opene ftad,
en in den aanvang van den oorlog maar
zwak
(*) Met meer vrucht, dunkt mij, onder verbeetering,
hadt men zich van de oorlogfchepen, vertuid op die
poincten, waar hunne batterijen 't inkomen best ko»..
den vFeeren, hebben mogen bedienen.
T A U U I C N. 245
Zwak bezet, van die zijde in te vallen, 'er
een overheerlijk park van artillerij, van
100 ftukken, alles zwaar metaal gefohut, te
vermeesteren, de arfenaalen van de admirali-
teit of uit te plunderen of te verbranden,
en hunnen vijand een zo gevoelige neep toe
te brengen, dat zij lang onbekwaam blee-
ven met voordeel den oorlog voort te zet-
o
teu. —
i
En om (hiermede afftappende van deii
oorlog) over te gaan tot hen, welke den
oorlog bedienen , zal ik met 'een enkel
woord reppen van de Rusfische landmilitie
(van de Marine, die mij beter bekend was,
is gönoeg gezegt) die in dit fehier-eiland
in bezetting legt. Aan 't hoofd van de-
Zelve bevondt zich de heer generaal en
riJder kachowskij, broeder van den
gouverneur. De geheele armee van Rus-
land pleegt gemeenlijk in divifiën verdeelt
te worden, die ieder ongevaer r 0.000 man
9 3nbsp;fterk,
atyS O K if R I M, OF
fterk, doorgaans in de gouvernementen
van Rusland verfpreid zijn. Ik geloof niet
dat de Kfimjche bezetting in mijn tijd zo
fterk was, waarvan eene der oorzaakeu
aanftonds blijken zal.--- Ik heb 't ge-
noegen gehad verfcheide regimenten nu
gekampeert , dan gekantonncert te zien.
Ik zal niets zeggen van de bekende fchoon-
heid deezer dappere manfchappen.---
De kavallerij is zo, zo. — Men weet, maar
men weet ook niet, dat de post van kol-
lonel qf overfce de voordeeligfte in den
geheelen Rusfifihen landdienst is. Zijne
voordeden , boven al in de kavallerij , zijn
overgroot; en beloopen wel eens dertig dui-
zend roebels 's jaars. In noch gelukkiger
omftandigheeden , als een Hollandsch zee-ka-
pitein , wanneer hij alleen en op zich zeiven
een linie-fdiip in de Middelandfche Zee com-
mandeert , is zijn aanzien groot; en,
wanneer zijn kamp van onder den arm van
T A U R I ë N. «47
enig fuperieur offieier is, zijn gezag des-
potisch. (*) Even als de Hospodards vaa
Moldaviën, van Wallachijen des Sultans leeven
in zijn ferrail, te hunnent naäapen in duodt'
cimo , alzo houden deeze kollonels eene
foort van hofftaat. 't Is vermaakelyk (na-nbsp;(
melijk als men 'er niets mede te doen
heeft) om te befehouwen. In hunne voor-
portaalen ordonnancen en onder-officieren —•
in
C*) Om den Lezer Teen 'leevendig denkbeeld te
geeven van de uitgeftrektheid van dit land , Van de
grootheid der armeen , en de wit in 't bellier, moet
hij weeten , dat eens een geheel regiment , een geheel
jaar vermist is gebleeven , zonder dat 't krijgs-collegio
wist, waar 't geftoven of gevlogen was. iJe/ofa refao.
Wat aangaat des kollonels auetoriteit of invloed , heb ik
n)et eigen oogen gezien, dat de braave kollonel, mijn
vriend, de Heer B... zich niet phjficss in den ftaat do
rechtheid bevindende, (even sis dit aan a l e x a n d e r
van MacedoniSn gebeurde,) zijn adjudant verkoos fchccf
te loopen.
Q4
-ocr page 266-ifl de tweede kamers fubalterne officie^
ren — in de derde de ftaf, met een of
meer begunftigde of vrijpostige kapiteins ;
---—. eindelijk , wanneer i'c den overften
^s morgens een bezoek kwam geeven, vond
ik, deeze vertrekken doorgegaan, hem ein-
delijk in zijne intima -pmétralia, zijn heilig- ^
dom, onder kappers handen. Terwijl zijn
luitenant-kollonel. door de kamer op en neêr
trappelde , zpgt hij zich wel eens den tijd
te korten met, 't zij zijne gouvernante, ge-
zelfchaps-julFrouw , of zo als de lezer haar
gelieft te tijteleeren : want zij houden veel
van 't fchoone geflacht. Nu, dit is geene
partikulariteit. Men behoeft geen kollonel
te zijn , om een goeden fmaak te hebben ;
maar '% geen eene partikulariteit onder hen
bij mijn tijd was, beftondt in hunne affectie
ypor zilvere waterpotten ; liever dan dit
meubel te misfen, liever dan 't geen 'er
pp rijmt, in iets anders te doen, zouden
t a u r i ë n.nbsp;249
zij, als 't wars , eene ifchuria geleeden heb-
ben, enz. en^. - Eehalven dit krijgs-
volk onderhoudt 't gouvernement noch een
hoop Kofukken, die bij de legers den dienst
van ligte troepen, van huzaaren vertreeden.
Deeze menfchen zijn Rusland van grooten
dienst; zij kosten den Staat zeer weinig,
en doen veele dienllen. Himne paarden
zijn klein, maar zeer gehart. De ruiter
heeft een lange piek en zabel. Zij zijn de
behendigfte rijders, welke men kan uit-
denken. Zij kunnen zich noch armoediger
dan de Muskovifchè foldaat behelpen. Zij
fchijnen even zo morfig van binnen als van
buiten te zijn: want hun bijgeloof is walg-
lijk. Hunne armzalige tenten, die zij zich
zelve (daar 't krijgscommisfariaat ze hun
niet toekent) van hoepels, teenen, lappen
en lorren aan elkander naaijen, en waarin
zij als een nest van jonge katten of honden
onder elkander leggen, zijn in meenigte
Q 5nbsp;be-
behangen met de koperen beeldjes hunner
heiligen. In deeze Hinkende onoogzien-
lijkheid van ziel en ligchaam, fteeken dc
Saporawfche Kofakken bovenal uit ; men
zou meenen in 't midden eener peuplada
enkel van fchooorfleenvegers te leeven.
Toen dit, of een groot gedeelte van
dit Veehoeders - volk zich aan de heer-
fchappij van Rusland^ 'k moet niet zeg-
gen onderwierp , maar 'er zich bij voeg-
de , voorbehieldt 't zich zekere voorrechten,
't Zal zich niet beklaagen van al te groote
naauwgezetheid, in 't vervullen van 't aan-
gegaane verdrag, 't Ondervindt de waar-
heid van 't zeggen: geeß men luiden ec:i
vinger, zij neemen de heek hand.
Onder de andere diensten , welke de
Küjakken doen, is ook die van 't bedie-
nen der posten, 't Gouvernement geeft
de paarden, en 't voêr. (♦) Men kan ze
op
Hier zijn die arme nienfclien gehuisvest in ellen-
dige
op aarde niet flechter vinden, dan in Tau-
riët!. Gras of hooi is 'er fchaarsch, haver
zo goed als niet. Wanneer deeze uitge-
hongerde, (ik heb ze van boosheid hout
zien knauwen), fqueletten een rijtuig tegen
een berg, of door een vallei, als de reegeti
de klei heeft week gemaakt, op- of doortrék-
ken zullen, is 't tobben eindeloos; en ik
herinner mij, eens mij in de noodwendig-
heid bevonden te hebben, om door 't onver-
mogen der postpaarden, mij van de Alma
na Jchmedsjed te moeten laaten üeepen door
een lartaar en vier. osfen, welker naamen,
dc
tlige hutten van teenen, riet, ftroo of leem aaneengc.
piakt. Somtijds graaven zij zich halfin den grond, en
bauwen zich , wat men hier noemt Semlenka's. Geea
volk op aarde wist zich immer zo te behelpen; dan hoe
zeer zij ook meesters in die kunst zijn, kan 'c echter
r.-et misfen, of zij moeten , bij een meenigmaal vrij
\ innige koude, in zulke luchtige paleiaen veel uit ftaan.
de Heer weet, of ze niet reeds lang ont-
flaapen zijn! ze een millioen maaien gehoort
hebbende, ik hier tot eene eeuwige\ gedagte-
nisfe neêrfchrijve : tata r a, gag ara,
TRiAKosié en escylc : in welk ge-
zelfchap ik een geheelen dag zukkelde,
fchoon beide plaatzen nie-t boven de vier
uuren van elkander afleggen. —
't Is gebeurt, dat philofoophen en niet-
philofoophen zich pijnigden om reeden te
zoeken van iets, ^voordat zij zich moeite
gaven, om 't daarzijn van dat iets vast te
maaken. 't Is ongerijmd; maar 't is even
ongerijmd van iets 't daarzijn te looche-
nen , omdat men 'er geene reeden voor vin,
den kan. Dus is nogtans de gang van
redeneeren van Milady graven, wanneer
Zij zegt,quot; p ne yois rien qui puisfe justifier
Vidée commune qut ce pays est malfain, (•)
't ïs
(♦) Lettr. XXXVIII,
-ocr page 271-T a u r i e n. 253
't Is mogeli'k; maar de ongezondheid
van dit land legt buiten kijf. 't Is een feit
't geen men op de aangezichten der Rusfen,
in de fterfboeken hunner regimenten, in
de zwakheid der compagaiën leezen kan.
Deeze ongezondheid kan nergens dan in
de lucht, misfchien ook 'c water? leg-
gen. (•) Zo lang de equipagien der oor-
logfchepen in de ^ivastopolfche kafernen
lee-
(*) De fehuld moet zeker leggen in eene van beide
^e hoofdftoffen, wier fchadelijkheid door de fterflijkheid
alleen kenbïar wordt: want anderzints kenmerkt zich
dit fehier-eiland door geene in 't oogloopende teekenen
van ongezondheid. Men ontmoet 'er geene heirlegers
van infekten; de dierlijke fpijzen bederven 'er niet fpoe-
üiger dan elders; de avondluchten zijn 'er niet nadeelig;
de metaalen roesten 'er niet bij uitftek; de verandering
tus chen de hitte van den dag en nacht is niet geweldig,
enz. Zou 'er iets in 't bijzonder geftel der Muskovieten
zijn, 't geen zich niet verdraagen wil met de Krimi Ik
heb 'er altoos gezond geleeft.
leeven, kwijnen zij, fterven zij uit; zodra ko-
men zij niet aaa boord en in zee, of zij luiken
op, offchoon zij dezelve voedzels, zeer zeker
min vervcifchingen genieten. Zij, die te
Karazou-pazaar, Inkerman, Pebeck, zelfs ook
xz Sevastopokn geleeft hebben, (die dood zijn
kunnen niet fpreeken, of hever zijn, fchoon
dood, de fpreekendfte getuigen) zullen de
ongezondheid van dit klimaat gereedlijk er-
kennen. Op meer dan ééne plaats was de
bezetting te zwak van mans, ora de gewoone
militaire diensten te doen; te Beheck is
tweemaalen een geheel regiment uitgeftor-
ven.
En welke is de reeden van deeze fterf-
te en ongezondheid ? Te Sevastopokn, waar
ik meest mijn verblijf hield , behoeft
men 'er niet lang na te zoeken.
't Hooge land, 't geen in deeze inham-
men de fchepen veilig maakt voor de win-
den , maakt dezelve onveilig voor de men-
fchen.
fchen. Men heeft gemakshalve, of ora
eenige andere reedenen, de onvoorzichtig-
heid gehad de kafémen onder aan 't wa-
ter, ieder bij zijn fchip (*) dus tusfchen
het hooge land in, te bouwen. De lucht
kan in deeze laagten niet omgeroerd wor.
den door de winden. De zee zelve blijft
in deeze floppen hangen. De hitte van
de luchtfl:reek verheft dit bijna ftilftaande
water in dampen. Deeze zijn de oorzaaken
van de menigvuldige ziektens der SevastopoU-
, waaronder men weinigen vindt van eene
bloei-
(*) De Rusfifche zee-macht is geheel .inders ingericht
dan de onze. Zij zijn, onbegrijpelijk hoe! op den inval ge-
komen, dat fchepen te hebben zonder matroozen, zo
profitabeJ is als te hebben matroozen en geene fchepen.
Zij hebben een vast corps van zee-luï. Ieder equipagie
blijft niet op, maar bij, zijn fchip, ook wanneer't niet
in dienst gefield is. Zij zouden een esquader in zee
hebben , eer men elders noch gezeeten is, oni te deli*
bereeren.
bloejjende gezondheid. De Rmfen, welké
anders zo hard, zijn als een taaije fpijker,)
kunnen zich niet wel verdraagen met de
Krimjche lucht of 't water. In Sevastopolen
kwijnen zij, en treeden vroegtijdig van 't
toneel. En echter is deeze plaats hun noch
de gezondfte. Tweemaalen, herhaal' ik, is
een geheel regiment bij Bebeck nitgeftorven.
Op veele plaatzen is hier de grond krijt-
en kalkachtig. Zou 't niet mogelijk wee-
zen, dat 't water, loopende over deezen
bodem, zich innig vermengde met aardach-
tige deelen, en dus gefchikt werdt om ver-
ftoppingen en tusfchenpoozende koortzen te
baaren? --
Te vergeefs zou men zich in 't zweet
werken, om de beftendige bewoners van
groote fteden, in welke hun de genietingen,
zonder dat zij 't weeten, als in den mond
vliegen, een denkbeeld te geeven van alle
de beroovingen, die men lijdt, leevende in
een
-ocr page 275-T A ü R I ë K. 257
een land, 't geen fchaarsch en flecht be-
bouwd is, in een land, 't geen door fcheep-
vaart en handel geene communicatie heeft
met andere landen. Dit is 't geval met Tau-
riën, zodra Rusland den oorlog voert tegen
den Grooten-Heer. Mst groot recht mag
Milady craven zeggen, dat tusfehen de
Krim en Puhawa een enkele woestenij is. 'tIs
niet anders, en noch is in deeze laatfl:e
plaatze zelve niet veel te bekomen. Kijkt men
nu den afftand op de kaart na, tusfehen dit
fehier-eiland en Moskm, bedenkt men dat
alles per as moet worden overgebragt, zal
jnen even kunnen bezeffen, dat dit geen lui-
lekkerland is. De natuur heeft 'c in de
daad bijna overal (ik zonder' alleen uit eenige
landen tusfehen de keerkringen, alwaar de
zachtheid van 't klimaat den bewooners in de
lucht een voldoende Alma-Viva doet vinden,
alwaar de voorbeeldelooze mildheid der na-
tuur , hun de behoeften voor de moeite van 't gaa-
pen in den mond fteekt, en hen van allen arbeid
Rnbsp;ont-
-ocr page 276-358 d e k r i m, o f
ontflaat , uitgenomen dien om de muskie-
ten, mombieren, enz. van zich af te flaan
—. en zich 't zweet van de tronie te vee-
gen: welk een en ander hun noch al eenige
beezigheid kan verfchafièn!) de natuur heeft't
bijna overal zo ingericht, dat voor arbeid bijna al-
les te koop is; maar zij heeft 't ook zodaanig
tevens ingericht, dat men bij haar niet, als
of men met penningen in de hand te markt,
als of men bij den bakker om brood
gaat, terftond geholpen wordt. Om te oog-
ften de vruchten van eenigen arbeid, die
met vooruitzicht en beleid moet worden aan-
gelegt, moet men geduld hebben, en bij aan-
houdendheid blijven voortärbeiden. Dit is
nu juist de imborst niet der Muskovieters,
die, gelijk ik te kennen heb gegeeven, door-
gaans flordige landbouwers, armzalige hove-
niers zijn. Deeze nalaatigheid is eenigzins
te verfchoonen. Maar zelden plant men een
boom, zonder vooruitzicht op de vruchten ;
T A u R I ë N.quot; 359}
niemand 4 arbeidt gaarne voor een ander. Al-
zo zijn de eommandanten en officieren der
bezettingen van de Krim enicel en alleen die
geenen, van welke men eenigen landbouw en
verbeeteringen mag verwaehten (want wat
betreft de foldaaten, deeze, als zij hun
brood, quast (*) zout en uijen hebben, lee-
ven als koningen, zo zij te hooi en te gras
een flok garelka , dat is een niet lekkere
brandewijn, mogen proeven) deeze, zeg ik,
zijn 't alleen, die zich op den land-
bouw, de vee-fokkerij, de hovenierij zouden
kunnen toeleggen. Dan hun beftaan is zo
onzeker, hunne verplaatzingen zijn zoo mee-
nigvuldig, dat ieder de dingen laat leggen,
zo als hij ze vindt. De Tartaarm werken
niet veel meer, dan hunne weinige behoef-
ten vorderen.
(») Een drank uit meel en water gegist, als een zoort
van dun bier, hebbende eenige overeenkomst met ver»
goorden mol.
Gewis zou ik een fraagterig leeven in de
Krim geleid hebben , ten zij de heer Ad-
miraal en Ridder Graaf marco voino-
v i s c H, de commandant van Sevastopolen, mij,
zonder ophouden , van alles voorzien, mij
met eindelooze beleefdheeden overftelpt en
zomtijds over-en-overlaaden hadt. ——
Voor een reiziger, die niet lang op ééne
plaatfe blijft, voor eenen fchrijver, die zo wat
over de voorwerpen heen huppelt, heb ik mij
al vrij lang — 'k kan 't zelve niet begrijpen, hoe
't mogelijk is! met al dit huishouden opge-
houden. Nu willen wij eens een wandelingje
rondsom Sevastopolen gaan doen; iets,'t geen
de voeten meer dan de oogen beezig houdt.
Oost-Zuid-Oost van dit fteedje heeft de
zee of de natuur in 't land verfcheide kleine
inhammen gemaakt. De wal of oever beitaat
doorgaans uit een kalk-fteen. 't Kabbelen
van de zee heeft ze, een klein vierde uurs
van dit fteedje, uitgekolkt, en deeze ho-
len.
len, die veelerlei ongedierte ten verblijf, en
den voorbijganger ter wegmofFelinge van on-
reinigheid geftrekt hadden,dienen,helaas! tot
een logement voor hun, die uit eenig land van
den Grooten Heer gekomen, de quarantaine (•)
moeten houden. Na tijds. omftandigheden
duurt zij van drie tot zes weeken. Dezelve
is nergens door afgeflooten. Eenige fchild-
wachten beletten de communicatie.
De kennis, die ik met den jongen heer
K... te Conjiantinopolen gemaakt had, was mij
van nut. Door zijn voorfpraak bij den heer
Gouverneur, duurde dit mijn koekeloeren
maar tien dagen. Toen ik voor de tweede
maal, benevens den Kusfifchen heer Envoyé
B u L G A K 0 w uit de Turkiche hoofdftad, in
die zelve quarantaine mij begaf, duurde zij
maar
(») De Duitfchers noemen ze met een zeer expresfi-
ve benaminge Cmvnact. Men zoekt 'er altoos uit te
fpartelen.
maar twee dagen, 't Was mij groote vreug-
de; maar betraciite ik de aangelegenheid dier
voorzorgen, moet ik 'er 't gebrek van ver-
oordeelen. Ook heeft men reeds een paar maa-
ien de vruchten dier achteloosheid geplukt.
Mijn voorneeraen was deezen text te doen
dienen tot eene, zo mijne eigenliefde mij in
*t oor luisterde, heilzaame predikatie voor
mijn Vaderland, waarin de voorzorgen, om
dit ongeluk, bijna zo ongelukkig als burger-
oorlog , afteweeren, verre af zijn, ten zij mij
het geheugen al wederom eene part fpeelt,
van geëvenredigd te zijn aan 't gevaar. On-
gaerne loop ik over een papieren zoldertje.
Ik klopte aldus hier en elders aan,om hulp,
ora partikulariteiten. Te vergeefseh gaf ik
mij die moeite. Dat zij, welke deeze ftof-
tagie in hun winkel hebben, 't ftreelend ge-
noegen genieten, voor hun vaderland 'er een
nuttig gebruik van te maaken!
Voorbij deeze quarantaine komt men aan
-ocr page 281-T A ü R I ê fï. 463
, groote ruïnen, de overblijfsels (zo als men zegt)
van 't oude Cherfonefus ! Men kon bij mijn
tijd noch eenig geheel maaken van de poort na
den zeekant; doeh dit zal niet lang duuren,
bij aldien veele eommandants zulke groote
vijanden zijn van oudheeden , als wijle de
Admiraal mackenzie, die met zeer veele
jiodelooze moeite een ftuk metzelwerk,
in form van een vunrtooren, of baak, in
een der inhammen bij Sevastopokn, deedt
flechten.
Aan de overzijde van dit fteedje legt In-
kermann , een plaatsje, dat niets te beduiden
heeft, behalven de ruïnen van een klooster
(reeken hoe weinig 't te beduiden moet heb-
ben!) gehouwen in een fteenrots, bij wijze
van een flakkenhuis. 't Staat leeg; maar
dat, welk op den weg van Babklava op de
uiterfte boord van een over de zee, hangende
klip gebouwd is, werdt noch door een Bis-
fchop en eenige Griekfche muniüken bewoont.
R 4nbsp;Ils
-ocr page 282-üé4 ®® KRIM, OF
Ik zie geen kans mijne eerlijke, onbereisde
landslui een denkbeeld te geeven van een zo
woeste kluizenarij.
Veel twist is 'er onder de godgeleerden
geweest (zij zijn nu vreedzaam, maar hielden
oudtijds veel van kijven) waar eigenlijk 't pa-
radijs geleegen heeft. Zo zij zich beijvert had-
den, ieder voor zich en de hunnen, hun ver-
blijf hierop aarde liever tot een paradijs te maa-
ken , zij zouden hun tijd beter befteed hebben,
't Mag zo zijn; dan, hadden zij de vallei
van Baidar ruim vier uuren, ten Z. O. van
Sevastopolen geleegen , gezien, zij zouden 't
eens geworden zijn. Baidar is, gelijk de
valleijen doorgaans, omringd met bergen, be-
wasfchen met veelerlei zoort van geboomte,
waarvan 't gezicht des te aangenaamer Is
naarmate dit Schier-eiland maar fchaarsch
van hout, 't geen 'er zelden recht op groeit,
voorzien is.
En, ten zij mijn lezer nu reeds moede
is^
-ocr page 283-T A O R I ë , N. a,6s
is, verzoeke ik hem, daar wij toch op
marsch zijn, met mij de andere plaatzen van
Taurihi, die ik gezien heb, te willen door-
loopen: wij zullen ons niet lang ophouden.
Ora van Sevastopokn na Bachziferai te rei-
zen, moet men een grooten inham overvaa-
ren. 't Zal misfchien hondert jaaren, gefteld
dat dit eens gefchiede, aanhouden, voordat
men een regulier veer zal vinden; voordat
men 't nodig hebben zal. Aan de overzijde
van Sevastopokn legt een post van de Kofak-
ken, die met een handgeweer 't fignaal gee-
ven, waarop een floep van de andere zij-
de den pasfagier gratis komt afhaalen.
Pas heeft men drie, vier wersten gereeden
(zeven wersten maaken een Puitfche mijl)
of 't land neemt een woest, romantiek aan-
zien, een bodem, veeltijds dor en heuvelach-
tig ; enge défilés tusfchen hoog , onbe-
groeid gebergte. Bij Belbeck kan men op-
merken (ook niet opmerken) de vervalle
kliekjes van de kafemen, die aan de uitge-
R 5nbsp;ftor.
mms
llorvene of verhuisde post der mihtairen
hebben toegehoort.
Men vindt op de kaart hier geteekent de
Flettve Beibeck. Men hadt ze met groote letters
behooren aan te teekenen. Al hadt men ook
heide oogen open in de Kibitka (een Rusfifche
ligte flaap-wagen met een halven kap) zou
men moeite hebben ze te ontdekken. Op
alle de kaarten van dit Schier-eiland vindt
men talrijke rivieres zelfs fleuvés. Ik bemin
geen grootfpraak. Nimmer heb ik ergens
eenige dier wateren zien bevaaren, of bevaar-
baar gevonden, niet met een minst diep gaand
praamje. 'Er is tusfehen de Alma en Jch-
medsjed een adertje van water, waarover ie-
mand ,. ik zal niet zeggen fpringen, maar
'hinkelen kan. Bij de Aardrijkskundigen ont-
moet men het onder den naam van Fleuve de
'Jiülganach Twintig maaien heb ik met den
Heer w.... die een laadgoed bij de Alma,è:\^
bij de Bulgamckhamp;eh, hier overgereeden en
•hier over gelagchen. De Alma, welke ook
een
-ocr page 285-T A V R I ë N. z6j
een vloed genaamd wordt, kan veeltijds te
voet, bijna altoos met rijtuig worden door-
reeden: ten zij een ftortregen dezelve voor
een ogenblik hadt doen zwellen, 't Zelve
is 't geval met de Salgiris, digt bij Achmed-
fjed. Men legt hier en daar een keifteen,
en men ftapt dien vloed over, zonder zich
de enkels nat te maaken, zelfs met omge-
keerde fchoenen, zonder natte voeten te
krijgen. Zo nogtans de kunst aan dit ge-
brekkige te gemoet kwam, en dit wa-
ter over eene breede oppervlakte verfpreid,
in een enge vaart kon dringen, geloov' ik
dat de Alma en Salgirh voor kleine vaartui-
ge» bevaarbaar zouden gemaakt kunnen wor-
den. En dit zij genoeg van deeze waterach-
tige materie.
Bachfiserm, de voormaalige refidentie der
Khans, legt tusfchen twee bergen. Een
bang mensch zou vreezen 'er onder begraa-
ven te worden: zo digt hangen zij over de
ftad 1 Schoon dit Schier-eiland onkenbaar
wordt.
-ocr page 286-208 DE KRIM, OF
wordt, moet Bachfizerai meest noch gefchikt
blijven, om een'reizenden een denkbeeld
van zijnen vorigen ftaat te geeven. Mijne
lezers hebben vermoedelijk geleezen 't eerste
deel mijner curieufe reis-aanteekeningen; zij
kennen alzo Conßantinopokn. Nu verfchillen
beide deeze fteden in rijkdom en aanzien, als
V Grayenhage en Scheveningen.
Arme Bachßzeraiers\ Gij ziet 'er alle uit
als luiden, die hun proces verlooren heb-
ben. Gij, talrijke fchaare, die zonder neus
loopt, n ftaa ik 't toe treurig te zijn: want
't is een infaam verlies; al houdt men ook
niet van fnuiven.
En nu tot den oorlog, u haat ik noch
meer, dan 't geen die van Bachfizerai den neus
doet verliezen. Was 'er een god van dit
helsch bedrijf, zou ik, die zwak, vreedelie-
vend en door den eerften fchreeuwleelijk te
vervaaren ben, mijn gering vermogen willen
opofferen, om u te verdelgen, zo als gij
vef
-ocr page 287-r A ü R 1 6 N. 269
verdelgt, al wat onder uw bereik komt.
Hiervan befchreit men de fpooren, zo dra
als men tusfchen de bergen dier oude Tar-
taarfchi hoofdftad in eene uitgeftrekte vallei,
tusfchen deeze ftad en Achmedsjed afdaalt, en
noch niet genadert aan de fabriek of destruction ,
zich noch baden mag in een der heerlijkfte
gezichten van den aardbodem. - Wanneer
men uit Bachfzerai komt, loopt de weg
aanftonds een weinig rechtsaf na Achmedsjed.
Drie hondert roê van dien weg hadt on-
langs een der laatfte Khans een heerlijke
Moskee van gehouwen fteen, in den fmaak
— maar een weinig grooter, — van de
Luvherfihe Nieuwe Kerk te Amfterdam laaten
bouwen. De kozijnen waren van marmer.
Van nabij heb ik dit werkftuk bekeeken, en
mij met veel verontwaardiging gebelgt over
de veeltijds ongelukkige moeite, welke 't
Rusfisch zoldaaten-weezen zich gegeeven
hadt, om dit OQch niet afgebouwd werkftuk
2/0 d e krim, of
te vernielen. Zo gelijk men oudtijds gelooft
heeft, gebouwen, bijzonder kerken, ook be-
zielt worden, kunnen zij hun troost vin-
den in de nabijgeleegen graftombes en fon-
teinen, van lood en eieraaden uitgekleed,
ó Oorlog! oorlog! enz. enz. — looo enz.
Rechtsaf van Bachfizerai, dat is N. O.
vier uuren, door een heerlijken, maar niet
bewoonden, veel min bebouwden landftreek
voortgaande, komt men aan Semphyropk. Dit
is eene nieuwe ftad, waar men den zetel van
't gonvernement geplaatst heeft. Deeze ftad
heeft eene aangenaame legging bij de Salgi^-
risi aan de overzijde van welke, ettelijke inva-
lieden hun Proveniers-huis hebben. Behalven
deeze laatfte telt Semphyropk noch geene twin-
tig huizen. Deeze natie bemint meer dan eeni-
ge andere natie 't bouwen. Zeker zou zij
anderzints bovenal dien omflag gefteW heb-
ben, of Achmedsjed, 't welk hier onmidde-
lijk tegen Semphyropk aanftoot , wat op tc
T A .U- K . 1 ë W.
lappen, 't geen ^toos ligter valt dan een
nieuwe ftad uit denV grond op te beginnen ,
of zij zouden Bachfizerai tot de refidentie
hebben kunnen behouden. Ik weet niet
waarom zij dit laatfte niet gedaan heb-
ben.
Zo 'er in de waereld iets was, bekwaam
om dt Tartaaren, moedeloos, te moeten lee-
ven onder een kristen-gouvernement, moe-^
deloos over de eenzaamheid, waarin zij lee-
ven, afgefcheiden van Veele hunner maagen,
bekenden en geloofsgenoöten, welke Tauricit
verlieten, moedeloos, huii vaderland vernielt
te zien, zou 't zeker moeten weezen 't
hupseh, minzaam, eerlijk, arbeidzaam, Wïi-
riig heersehzuchtig gedrag van zijne exc..
den werklijken Staats-Raad, Ridder en heer
Gouverneur kachowsky, een man, te.
doordringend van oog, om niet te kijken
door de gaten van den preêkftoel, te weinig
tiupe van iets, om de Tartaaren niet eveit
272 DE-'K RIM, OF
zo- befcheiden te behandelen als de Kristenen,
te veel menfchenvriend, ora geen mede-
lijden te hebben met de verdrukten.
- De heer Gouverneur is gewoon de vreem-
delingen met de uiterfte beleefdheid te ont-
vangen. Niets is gemaklijker, voor zo verre
men een weinig voorfpraak heeft, dan een
ftuk gronds, *t geen hier in meenigte na
eigenaars wacht, gratis te verkrijgen, of
voor een appel en een ei te koopen. D2
Heer W_____ wiens landgoed de fchilderach-
tigfte legginge bij de Jlma heeft, en eige-
naar van eenige honderde morgen besten
gronds is, befteedde misfchien geen ƒ 4,000.
De leevensmanier alhier zweemt een wei-
nig na die in de W. Indiën. De gastvrijheid
is hier algemeen. Daar 'er geene herbergen
jsijn, brengt ieder zijn beddegoed in de ki-
hitka mede, en flaat zonder veele compli-
menten zijn legerfteê naar welgevallen ne-
der. Ik heb den Heer ♦♦♦ zien inkeeren
bij
-ocr page 291-Wi
A ü R I ê N.nbsp;273
bij dea Gr. W...... en aldaar veertien dageu
verblijven: offchoon zij eikanderen doodelijk
haatten.
Da broeder des Gouverneurs van denzel-
ven naam, de Generaal en Chef kachows-
Kij, houdt zijn verblijf te Karazou-pazaar.
Hier is een zeer groot huis gebouwd, 't
geen een lieve legging bij 't geboomte en 't
geen een fraaije tuin heeft. De ftad van
deezen naam was, eertijds misfchien zo
groot als Delft, nu zeer vervallen. Men
maakt 'er noch wat Turksch rood en groen
maroquin of Saffia.
Tusfchen deeze plaats en Perekop zou men,
om iets meer dan eene woestenij en ruïnen
waar te neemen, een fchrander waarneemer
moeten weezen. De weg is alhier noch door
geen werstpaalen afgehaakt; en daar 't ge-
fneeuwt hadt, moesten wij een weinig dwaalen
en omdwaalen. 't Was 's morgens dag, toen
wij door Perekop trokken ,'t geen mij toefcheen
Snbsp;niets
-ocr page 292-274 ß E KRIM, OF
niets dan de benaaming eener vesting
te hebben overgehouden; en welke fortifi-
catiën, zedert de Rusfen meesters van de
Krim zijn, onnodig geworden zijn.
Bij Perekop wordt veel zout gemaakt. De
Tartaaren vervoeren het op groote, twee-
wielige karren, getrokken door een paar
kameelen (iets, dat men alleen hier ontmoet;
daar deeze dieren elders dienen, om te draagen.)
Dit zout wordt na Giusleve gebragt. Ik zag
'er eenige fcheepsladingen van in de laatfte
plaatze leggen. Hier fcheept men 't in na
deeze en geene oorden van Turkijen.
Giuslevé is door zijne nieuwe heeren eerst
Koslow genaamd; daarna héefc de Prins p o-
TEMKiN haar den naam van Eupatoria ge-
geeven. Even zo heeft Kajfa zijn ouden
naam van Theodofia hernomen. Die prins
fehijnt min een liefhebber van de oudheid,
dan van doopen en wedsrdoopen, geweest
te zijn. Om mijne lezers te doen bezeffen,
welke de voormaalige aangeleegenheid van
Eupamia geweest zij, zou hij 't kunnen
vergelijken bij Rotterdam. Deeze ftad was
voorzeker ééns fchoon, welvaarende, nu
ontvolkt, en in malkander vallende. De
ruïnen van de publieke gebouwen, moskeen ,
baden,waterleidingen, enz. getuigen,wat zij
voortijds was.
Zo 'er eene ftad is, welke weinig fchijnt
geleeden te hebben bij de laatfte ftaatsöm-
wenteling , moet 't Balaklava zijn ; maar
ook was zij nimmer iets van aangeleegenheid.
Hier heeft de natuur, als met een bijl,
een kleuf in de klip van de zee zijde gehou-
wen, niet veel breeder dan om twee fche-
pen naast elkander te kunnen doorlaaten;
en daar de zee krom om de rotzen heen-
loopt, zo heeft de natuur 'er een kom van
gemaakt. De fcheepvaart uit de Ottomanifche
bezittingen houdt veel van Balaklava, en
noch kwijnt zij. De Commandant van de
S 2nbsp;plaats,
■ ^
plaats, een Albanees, bewoont 'er 't beste
huis, Deszelfs vengfters waren niet van
glas, maar van geolied papier.
De Heer Ridder van kinsbergen heeft
voor eenige jaaren eene fraaije kaart van de
Krim, in-4to. vellen,laaten uitgeeven.'t Is dee-
ze kaart, welke wij, in een verkort beftek ge-
volgt, 't publiek hier mededeelen. Doch wij
zijn veel fpaarzaamer geweest in plaatzen
aan te wijaen ; omdat dezelve verlooren zijn
gegaan ; omdat de fteenhoopen, welke 'er
ook noch van leggen, niet zouden kunnen
betaalen de kosten van 't fnijden haarer
naamen. De rest, 't geen wij 'er bijgevoegt
hebben,zijn kleinigheeden.
M. montaigne befchuldigt (met welken
grond flaa ik over, daar die Ridder aan dit
euvel zelve dapper hinkte) Aristoteles,
van zijn neus overal in te fieeken. Aristo-
teles verftondt zich tog op veele zaaken:
behalven 't maaken van goede Elèves. Wat
zou
-ocr page 295-20U die man, zo hij mijn boekje, zo hij
bovenal 't Tableau de Paris van merciek.
geleezen hadt, zeggen? — Hoe bont nu ook
mijn arbeid 'er van binnen moge uitzien,
fpreekt mij mijn geweeten vrij, den^ koophan-
del zelfs niet met 't uiterfte tipje van mijne
pen te hebben aangeraakt.'! Is niet dat ik een
hair beter ben, dan de Heer mercier;
ook niet, dat ik, mij eens daarmede praktika'
liter afgegeeven hebbende, leergeld gaf, en
mij deerlijk brandde; de heerfchappij, de
despotieke heerfchappij der omftandigheeden
houdt mij te rug, verbiedt mij gebruik te
maaken van eene Memorie van den Heer
VAN kINSBERGEN, over den Koophandel
van dc Zwarte Zee, dis Z. E.,ongeneegen ie-
mand ('k laat ftaan iemand, wien hij zedert
vijfentwintig jaaren nimmer iets weigerde)
afteOaan, mij wel wilde vergunnen, 't pu-
bliek en mij ten nutte te maaken. Deeze
Heet, altoos vol van ijver voor dien Siaat,
S 3nbsp;aan
aan wien hij zijne diensten heeft toegewijd»
gaf, wanneer hij, bij zijn terugkomst uit de
Krim, van een ieder hooggeacht en van H.
K. M. wegens zijne gedaane. diensten, op den
rechten prij:; werd gefteld (eenhoofdige regee-
ringen zijl de tuin der militairen) aan ca-
tharina II. deeze Memorie over. Ik ben
geen bevoegd rechter: maar iemand, die
bekwaam was om aan 't hoofd van een Com-
mercie Collegie te zijn, verzekerde mij,
*t was een meester-ftuk. -
'Nunc pauUo majora canamm. ó Zanggo-
dinnen! durv' ik u noch onder de oogen
zien! hoe weinig verftaa ik mijn belangen!
Had ik niet zo bitter u geaffronteert, hoe
zou eene invocatie mij hier te pasfe komen!
om mijn ftijl, een ftijl, zo bont als een jan-
pottagie-wambuis, te verheffen en in de
hoogte te onderhouden. De grootfte merk-
waardigheid, die ik in Tauriën kon waarnee-
men , was H. K. Majesteit catharina
T A U R I ë N. 279
de Ilde,benevens Z. K. Majefteit josephus
den Ilden: toen zij, gevolgt van een langen
ftoet van gezanten en groote heerfchappen, dit
nieuw wingewest' kwam bezoeken. Nimmer
beleefde dit fehier-eiland zulk een ker-
mis.
Nimmer zag men duidelijker bewaarheid 't
zeggen, dat de waereld een fpeeltooneel is,
waar van den hoofden ftof in de oogen ge-
worpen wordt. Zo deeze groote Vorstin
deeze bezittinge beoordeelt heeft naar 't ui-
terlijk aanzien, bedroog zij zich. Langs
de zoom der wegen, (bijzonder in de vlakte
tusfchen Jchmed-fjed en Bachfizerai) door wel-
ke zij, de Krim doortrekkende,reizen moest,
plaatfte men van afftand tot afftand Tartaaren,
bezig om 't land te bebouwen. In Bachfitzerai liet
men winkeliers van elders komen, om een
vertooning te maaken van handel, van ver-
tier en welvarendheid. Men bouwde in haast
voorgevels van huizen , achter welke niets
S 4nbsp;ftak.
ftak. Speelde raeii ooit de comedie zo ir»
't groot!
De Keizer josephus gaf zich altoos,
gelijk een ieder weet, en onze natie in 't
bijzonder, veel beweeging. Hij ftak zijn
keizerlijke neus in en achter alles, en hadt
denkelijk veel moeite, ora niet te lagchen
over dit apen-fpel.
— hem vixit qui hene latuit, zegt naso ,
maar catharina II. denkt anders. Ze-
ker was 't oogmerk deezer lange, bezwaar-
lijke reize, ora zich tamp; doen kronen als
(*) Ook ko.«baare. Er is een verfchil tusfchen de ge-
leerden, of deeze reis ii dan 17 railiioenen Roebels ge-
kost heeft. Zij alleen mogen 'er zich over verwon-
deren, die niets gezien hebben van al dien omflag. van
die kisten met kostbaarheeden, welke H. K. M-overal uit-
deelde, enz. enz. Hadt men 'er koper voor gekogt.om
een gedeelte van 't papieren-geld, wiens krediet wan-
fecit. en waarmede Huslartd overkropt is, te realifeeren,
men zou die forame beter hebben befteed.
TAURlêN. a8l
Koningin van Tauriän. Bij mijn laatfte ver-
blijf in St. Petersburg, verhaalde mij iemand,
bekend in de galonnen-fabriek, dat al het ge-
reedfchap, nodig tot deeze politieke trans-fub-
.ftantiatie, als: gehemelte, kwasten, enz. in
die fabriek reeds beftelt waren. Waarom dit
geen voortgang gehad heefc, blijft een raad-
zel. Misfchien verbeeldde zij zich, in haare
bezitting noch niet genoeg gevestigd te zijn!
Niet duidelijker fpreekt de Krim van de
verganglijkheid des ondermaanfchen,dan haa-
re Oppervoogdes. Laat de welfpreekendheid
haare vermogens verfpillen in 't verdeedigen
van den ouderdom; voor mij is een grijs
hoofd, een leevenloos oog, een ingevallen
mond, een rug gebukt na de aarde, om we-
der te keeren» van waar men gekomen is,
een recht fomber gezicht.
't Was de heer mo mono ff, die haar
troostte, en haar verkwikte in de oogen-
S 5nbsp;blik-
blikken, waarin zij de zorgen voor een
zo Groot Rijk van den hals kon fchui-
ven.
Behalven alle deeze door en door doorluch-
tige Perfonaadiën bevondt zich tevens in
dit fehier-eiland noch iemand, geen Keizer,
Koning of Keurvorst, neen iemand, wien
de Fortuin zo ver gebragt hadt, dat hij
door zulke luidjes zich kon doen naloopen,
en die catharina ongevaer zo behandel-
de, als M. LAUZUN 't Madquot;t de mont-
pensier, klein-dochter van hen rik IV.
durfde doen; doch zonder na-weeën; ik
bedoel Z. H. den Prins p. t. m. k. n. Groot-
Gouverneur en Stede-houder van Tauriën en
't Katharinaflawfche Gouvernement, enz. enz.
enz. Daar dezelve, na de Keizerin, de eerfte
perzoon in dit Schier-eiland was, zou 't
eene groote onbeleeftheid voorwaar zijn,
deezen vermaarden man llilzwijgende voor-
bij
T A u R I ë K. a83
bij te gaan: principaal daar ik zo veel goeds
van hem te vertellen heb. (*)
Beaucoup en mt parlé, mais peu l'ont hien connu..
HEN R1A DE. Chant II. V. 45.
Toen scipro door beleid en dapperheid,
door het te boven komen van veele hinder-
paalen, het voer/iowe zo gevaarlijk of gevreest
Carihago overwonnen hadt, bekwam hij den
eer-
co Om den lezer eenig denkbeeld te geeven van 't
groot gezag van deezen man in Rusland, moet hij wee-
ten , dat alle Gouverneurs in 't Rusjifche Rijk gehouden
zijn, jaarlijks den Procureur-Generaal een ftaat over te
zenden van de ontvangene en uitgegeevene penningen,
en zich deswegens bij hem te verantwoorden. Edoch
H. K. M. kon goedvinden, omtrent den P. P... eene
uitzondering te maaken, en door een eigenhandig be-
velfchrift CEmmenoi Vkaze-) den Senaat aan te fchrijven,
dat haare Gunfteling reekening en verantwoording zijner
twee groote Gouvernementen., aan haaren perzoon, dat
is, zo ongevaer in 't geheel niet , doen zou.
284 de krim, of
eernaam van africanus; toen de Prins
potemkin, zonder gevaar, door list en
gewelt, de heerfchappij van Taurïèn, waarvan
Rusland nu niets hadt te vreezen, onder-
gebragt hadt, bekwam hij den naam van
TAüRiTSKOi. Zo deeze luiden elkander in de
EUzeeJche velden ontmoeten,zullen zijde een
den ander vreemd aanzien. Misfchien vraagt
de lezer, wie was toch de man, die eens
zo veel geruchts maakte? Zo gerucht te
maaken en verdienften te hebben 't zelve
wäre, zou deeze vraag geen andwoord vor-
deren. C)
Misfchien zal 't volgende ftuk hier in te.
pasfe komen, (f)
Pli-
(•;).'tls met de karakter-fchetzen als met de befchrij-
vingen der planten j hoe Jpsdficisßmi een Btionieus die
Qok uitduide , 't zijn veeltijlt;)s raaar wind-eijeren. Eeabalf
uui gemeeitzaame omgang le^t ieniand b^ter kennen,
dan twintig bdefari;vtngen.
(t} 't ZeLve is rag, in i793. uit ^t. Fettrtburg met een
brief.
-ocr page 303-Plinius merkt ergens (*) op, hoe
't zwaarer valt een pomtrait wel te co-
piëeren, dan een, trelFend in gelijkheid,
naar 't leeven te msaken. Zeker llondt
deezen geraanierden, verftandigen man,
deezen bevalligen, vernuftigen Schrijver , de
hand beter tot fchrijven, dan tot teekenen.
Een pourtrait, eene teekening eens meeftsrs
wel te copiëeren, valt zo veel ligter, als 't
zwaarer houdt, trieven eens plinius te
fchrijven, dan die uit te fchrijven. Lever-
den na da jaarboeken der menschheid één
éénig model op, om op 't zelve den P. P.
aftegieten, met eenige kans van welgelij-
kendheid , 't was zo goed als gedaan werk,
brief, geteekent*** Jki toegezonden. Wij laatenden
inhoud voor reekening van den zender, of de zendfter.
(■») _ est arduum fimilitudinem fingere ex vero,
tum longe diffieillima est imitationis imitatie. Lib. IV.
ep. XXVIll.
tie waereld, of, om wat zediger te zijn,
een paar douzein lezers, een fchilderij voor
te houden van eene der vreemdfte eompofi-
ties, die 't der fortuin behaagde op ,'t to-
neel des leevens te laaten omwandelen.
Die mijn origineel gekend hebben, ftaat
't vrij mijn werk te betichten van gebrek
aan uitvoerigheid; maar de omtrekken, die
ik 'er ftukswijze van gaa haaien, zullen 'er,
fchoon eene luchtige fchetze, toch ook een
welgelijkende fdhoimte in doen erkennen.
Vindt iemand 't geheele werk wanftaltig,
vol tegenllrijdigheeden, vol afwijkingen van
't gewoone fpoor der natuur, hij wijte dit
aan de vreemdheid, aan de zwartheid mijns
origineels.
Niets voorwaar is gemaklijker, is veiliger,
is profitabeler, dan de lofreedenaar te zijn
van de grooten; 't geen zij in hun leeven
goeds of onverfchilligs hadden, te vertoo-
nen, door 't vergrootglas der vleijerij, ten
ein-
-ocr page 305-einde met deeze valfche munt een voordee-
ligen handel te doen; de voorfprask te zijn
hunner zwakheeden, in één woord, hen te
vergooden. Jk heb deez2 laagheid veracht,
op een tijd, toen ik bij, dat is, onder hem
leevende, mij daarmeê den weg tot 't for-
tuin had kunnen baanen. Hij is niet meer,
en ik vertrek van daar, waar vrees voor zij-
nen aanhang, mij de veder uit de hand mogt
laaten vallen, 't Is noch nijd, noch wrok ,
noch iemands oorblaazing, die mijn fchrijven
beftieren; 't is de waarheid. Vertoont zij
den man leelijk en zwart, aan wien legt de
fchuld ? Men bedient zich van geen roo-
zen-rood, wanneer men den duivel of een
fchoorfteenveger moet fchilderen.
Deeze inleiding zal vreerad klinken. De
domfte boekhouder eeniger reederije van
Zaandam^ ftelde niemand tot Opper-ftuur-
man aan, op een zijner fluiten, of hij moet
eenige bekwaamheid hebbenden voorwaar!
CA*
-ocr page 306-288nbsp;P. T. M. k. N.
cathartna II. (catharina ! al dikwcrf geWOO«
de waasfem van 't gebraad te ftellen boven 't
gebraad zelve) catharina verdientgt;toch ze-
ker den naam niet van dom. Zo zelden nu
ook de natuur al het juweelige haarer gaven
op één hoofd vereenigt, even zo bezwaar-
lijk valt 't te gelooven, dat eene Vrouwe
als deeze groote vrouw (*) tot haa-
ren Groot-Vizir zou genomen hebben een
man, geheel zonder verdienften , ienwnd ,
die veel meer had van een wol-baal, dan
van een diamant, 't Publiek, oordeelende
door de confufe undulatim van de altoos
te fchelklinkende toonen van de bazuin der
Faam, verwacht in dien man, 't zij een
richelteu — een eugenius — een de
ruiter — een daguesseau— een ci-
cero, (t) of ^^^ colbert. Ach, arm
pu-
C«;) Deeze is de tijtel van Haare Rus-Keizerlijke Ma-
jesieit in alle Ukazen.
Wanneer de Prins P. 't van agne luiheid kon
ver-
-ocr page 307-publiek , boe Wordt gij bedroogen! En kan
men u beklaagen,daar gij gewoon zijt, hen,
die u de waarheid zeggen, zo boos aan te
zien als een fpinnekop ? De zaak is dee-
ze. De verftandiglle luiden hebben hunne
en haare vlaagen van gekheid (•). Dit is
't lot der menschheid. Geeft alzo wat toe
aan de zwakheid , lusten , grillen, en2. van
catharina alextewna. En nu gaa ik,
niet een penceel, maar wel een Remhrantfche
kwast, in de vuist neemen , ora u te zeg-
gen , hoe 't eigenlijk ftondt met mijnen
held, den Prins P.....
D^ STER NE hadt een kamerdienaar, een
meester in 't maaken van ftrop-kouzen. Ca-
tharina II. hadt een Major^domo , die
een
verwerven, was hij in ftaat alleriieftijkst, allerwelfprea.
kendst te zijn. Maar dit was een witte raaf.
C*) » NuUum ingenium fine mixtura dementia.^*
Pliniüs-
T
-ocr page 308-290nbsp;P. T. M. K. N.
een baas was in alle de listen der Theologia
Polemica.nbsp;1
In zijne duistere en niets beteekenende
jongelingfchap , fehijnt zijne opvoeding ,
waarin hij niets dan de Godgeleerdheid der
Griekfche Kerke, een oppervlakkige waasfera
der N. Historie ,'benevens de Franfche taal
geleerd hadt, hem tot den geestelijken ftand
beftemd te hebben. En och of hij, ora zijn Vader-
land, om Turkijen, om der menschheid wille
aan deeze beftemming voldaan hadt! Zijn ge-
flacht, bij welk weezens,onbekwaam licht uit
zich zelve te geeven,gewoon zijn hun luister
te gaan leenen,was zeer gering; en daar ieder
den mond vol hadt van den zoon, hoorde ik
nimmer van den vader fpreeken. Zijn groot-
vader was een gering man. De oude Heer
B R. w. R. kende hem, een klein amptje aan
de Admiraliteit waarneemende. Dan hierin
vindt de redelijkheid geen verwijt ; en zo
de fortuin , behalven zijne uit- en infleekende
talenten , hem noch bovendien begaafd hadt
met groote, en den Staat wezenlijk nuttige
deugden, en daar door gebragt tot die hoog-
te van aanzien j zou de geringheid van zijn
afkomst hem üever tot eer ftrekken; -=
Hadi: :de fortuin hem van zwakke , onge-
zonde ouders doen geboren worden — hadt
de Engelfche ziekte zijne leest ingedrukt,
gebogcheld — of hadt dezelve fortuin hem
doen geboren worden onder de regeering
van een peter L of fredrik , hij zoii
niet meer bemerkt voortgeleefd hebben j
dan de lantaarnpaalen langs de publieke we-
gen. 'k Heb mis ; hadt hij geleefd onder
den vader des grooten frederiKs, hij
zoude voor zijne eolosfaale figuur wel hon-
dert en meer ducaaten handgeld bekomen , als
een nieuwe HERCULES in een der eerfte gé-
lederen der Potsdatnmers gefigureerd, en zijnö
flaapvrouw gevoelige dienften hebben kun-
nen bewijzen.
T %nbsp;Ëti
-ocr page 310-292nbsp;p. t. m. k. n*
En dit zou 't al geweest zijn. Ei lieve
wat anders; wat, behalven eene patagonfche
geftalte, en 't medeloopen der omftandighe-
den , wat in 't ooglopends hadt deeze Mus-
kovifche cajanus voor zich! was 't zijn
verftand ! zijne bevalligheid! zijne aartig-
heid ! zijne minzaamheid! zijne heldendaa-
den ! zijne deugden !
. Weinig menfchen zijn gefchikt op den
duur vrienden te blijven. De vrouwen on-
derfcheiden zich niet van de mans door
meerdere beftendigheid , en de Prins van
oRLow , een man van de interesfantfte
figuur, de lieftaligfte inborst , hieldt einde-
delijk op * de vertrouwde vriend van ca-
tharina II. te zijn. Deeze groote Keize-
rin , mag men haare Majefteit uit haare be-
drijven beöordeelen , fchijnt te behoeven,
een vertrouwd vriend , tot wien zij in den
nood haar toevlugt neemt. Deeze plaats
was nu openi en daar de P. P.... door zijne
fi.
-ocr page 311-figuur zo veel boven de andere hovelingen
uitftak, als hij door zijne andere hoedanig-
heeden beneden 't gros der menfchen daal-
de , begon hij, reeds bij 't afftervend favo-
rietfchap des Prince orlow C) in 't oog
gelopen hebbende , nu meer bemerkt te wor-
den. 't Is mijne zaak niet,hier open te leg-
gen
(*) De Prins w. ..Ki verhaalde mij hieromtrent de
volgende Anecdote. De Prins O. merkende waar 't
heen liep , verzogt zijn mededinger tot zich, en ver-
klaarde hem, indien hij 't in de gedagten durfde nee-
men hem den voet te ligten, hij hem den hals zou
breeken. De ander, om zich van alle verdenken te zuive-
ren, doorftak, ten einde zich leelijk te maakea,'t eene oog
met een fpeld, waaruit hij zo wat fcheelzag. Ikftaavoor
de echtheid van deeze vertelling niet in.-Zeker is't,
dat hij dit niet effectueerde. Tijd , reizen en afwee-
zen zijn fterke koelmiddelen. Eenige jaaren daarna
ontmoette de Prins O. den Heer Z... toen hem zijne dis-
grace was aangekondigd , die hier over desperaat was:
Mijn vriend, zeide hij hem , troost u, len in 't zelvt
geval geweest, en kb mij 'er zo kwaad niet bj bevondm,
gen de bewijzen van verdienften , die zij ,
beftemd om de aüergelukkigfte der fterve^
Kiigen te worden, ter hand moeten ftellen,
bevorens zij de vertrouwde vriendfchap der
Keizerinne waardig gekeurd, gedeclareerde
favorietten worden, 't Is genoeg, hij werdt
het; en hij opende zijn loopbaan van for-
tuin , toen H. K. M. hem Kamerjonker maak^
te i een tijtel aan 't hof, die hem gelijk
in rang met een Brigadier in de armée
ftelt. Wie wist voor dit tijdftip dat 'ef
een sotemkin in de waereld was?
Zeker moeten de gunften van de fortuin ,
hem noch niet fteeken blind omtrent zich zei-
ven gemaakt hebbende, hem zijne weinige ber
voegdheid tot den militairen-ftand toen heb-
ben dosn gevoelen, Maar dit duurde niet
lang- Bezefiènde hoe in zijn vaderland ,
geheel militair , geen aanzien , geen gezag,
enz. te verkrijgen was, dan door den krijgs-
dienst, befloot hij het te waagen , onder den
Veld-
-ocr page 313-Veld - Maarfchalk romanzow, een ftuk
van een veldtoeht bij te woonen. 't Diep
ftilzwijgen omtrent zijn aanweezen in 't oor-
logsveld doet genoeg bevroeden, dat hij
enkel de partij eens dilettanti moet gefpeeld
hebben, 't Is mij uit ooggetuigen geblee-
ken , die zijn toen noch niet veel beduiden-
den perzoon opmerkten, dat hij de man
niet was , die de bot vergallen, die, den
foldaaten ten voorbeeld, 't gevaar in den
mond loopen zou , noeh die bekwaam was
om in 't zelve, die voor een bevelhebber zo
onontbeerlijke bedaardheid van geest te be-
houden.
Zich zelven aldus ten profijte van zijn
Vaderland opgeofferd hebbende , keerde hij
weder tot zijne Souveraine, om zich te baa-
den in al den wellust des Favoriteitfchaps.
Zonder in St. Petersburg geleefd te hebben,
kan niemand zich recht voorftellen, wat ding
een Favoriet is. 't Is een product van den
T 4nbsp;Ktis-
Kusftfchen bodem, niet vöortkomende op den
Ijouden grond,maar in een broeikas,begroeit
met Dulcajnaraovko^iexi, ora welke te ftoo-
ken , Peru en Mexiko metaalloos zouden maaken-
Bij de algemeen verfpreide maare der voorbed-
delooze pracht van deeze uitgeftrekte hoofd-
ftad, van den ongemeen fchitterenden luis-
ter van dit hof, in 't midden der tegens*
v/oordige regeering (want behalven den
toeneemenden ouderdom , en de met de jaa-
«
ren toeneemende walg van alle étalage van
fchijnbaare of enkel fchitterende grootheid,
hebben verfcheidene reedenen , vooral de
goedkoopheid van papier ter fabriceering
van Bank-Nooten , de welvaart van dit land
fterk aangetast, den ftaat van veele dingen on^
kenbaar gemaakt,) zullen zij zich verbeelden,
wat men noemt, een Groot Heer, veele en
rijke klederpn, veel gouds, veel gelds , veel
edele gefteenten, een ftoet van bedienden
ih rijke livprijen, fraaije koetzen, kostelij-
ke
ke paarden ; nu , tusfciien zulken Grooten
Heer en een Favoriet, is een zo groot onder-
fcheid als tusfchen den P. p....,en sut-t^y,
en zo als de laatfte, ware hij van den ande-
ren een tijdgenoot geweest, voor hem den
hoed niet zou afgenomen hebben, zo vindt
men andersom meenig Rusfisch Edelman, van
de zo even befchreevene qualiteit, die 't
niet beneden zich zou reekenen, den Favo-
riet te fchoeijen en te ontfchoeijen.
Om in. een paar, of in een paar hondert
woorden uit te drukken, wat perfonagie
deeze gelukkige fterveling is , heeft men
2ich te herinneren aan de onbepaalde magt
der Souverainen van dit groote Rijk, die
zij hebben of neemen over 't land, de goe-
deren en perzoonen van 24,000,000 men-
fchen , wier geluk en ongeluk van hunnen
wenk afhangt. Even als nu de Turkfche Kei-
zers , gemakshalve , hun gezag den Groot-
Viziers afftaan, alzo zou 't geen mirakel
T $nbsp;zijn.
2ijn , dat die van Rusland zich onbepaald
lieten beheerfchen door haaren vertrottwden
vriend. Deeze 'er als de plaats van ver-
treedende, wordt als 't kanaal, de uitloop
aller gunflen , de brug tot alle bevorderin-
gen, de pijnftiller der bedrukten, over wier
hoofd zwaare vonnisfen hangen.
Blag ik nu , Lezers , aan de zijde deezer
Ichetze , hangen die van de ongelooflijke
weelde, (wier onbereekenbaare vernieling u
bekend is) haar , die hier een iegelijk
(d, i. I ) zijn koorti doet opëeten, terwijl
't noch op 't veld ftaat, ('k niógt wel zeg-
gen , eer 't noch is uitgezaaid,) en hoe
desperaat deeze alle berooid en verachterd
in hunne finantiën zijn. NB. Ik heb een
Groot Heer gekend , die met een inkomen
van 500,000 roebels , door brouillerie tus-
fehen debet en credit, zo geld- en crediet-
loos gevi^orden was, dat hij zvveette van
angst , waar eindelijk 15,000 roebels van
daan te haaien, hem nodig voor de reize
van St. Petersburg na Moskow. Alzo moeten
Hoofdftad en Hof krioelen van follicitan-
ten, van hen, die hunkeren, en de een den
ander bij 't portaal der Fortuin verdringen -
en vertrappen. Alle deeze ridders , wel de-
gelijk van de droevige figuur, vloeijen tot
den Premier-minister en Thefaurier deezer
Godinne , de een om bevorderinge , geene
ter bekominge van een post, zommige om
gratificatiën , decoratiën, ettelijke ter afdoe-
pinge van litigieufe pretenfiën, om kwijt,
fchelding van misdaaden.
Niet zo dra fchijnt 't daglicht des Favo-
riets , (die , *t fpreekt van zelve, altoos ge-
logeert is in een ftuk van 't paleis, com-
municatie hebbende met de vertrekken van
II. K. M. die bediend wordt uit haare keuken,
kelder en door hjare liverije) in dit, mag
ik 't zeggen ? gelukkig cn gelukkigmakend
brandpunt ; de toegangen waartoe , de
ftraat,
-ocr page 318-folliciteerende Statuea , zonder een eenigeri
toe te fpreeken, of iemand aan te zien.
En Iiiervan is zo goed als geen uur in
h etmaal uitgezondert. Ik herinner mij, op
mijn manier, (d. i. op eene non-chalante ,
mij weinig belovende manier), bij den Heer
z. R. t. scH (*), in gezelfchap van 150
heerfchappen mijn cour gemaakt, en de ge-
lukzaligheid genoten te hebben , ora met
hem te fpreeken, op 't flag van één uur na,
middernacht. En waarom zo laat ? omdat
de man vooraf, na 't foupé, zijne partij
moest affpeelen.nbsp;/
Even weêrgadeloos is 't aanzien des Fa-
voriets in alle gezelfchappen van de hoofd-
ftad J
(*) Dat 't gantfche St. Peterhurgfche publiek deezen
Heer zes weeken te voren als Hufaren^Kapt, in de
Muficaalfche Club hadt gekend, 't aanzien toen hebbende
van om 25 roebels verleegen te zijn j nu begraaven
onder goud en juweelen ^ en vergoodt
ftad : want ieder , fclioon hij hem ook al
niet nodig hebbe , zoekt wél met hem te
zijn, maakt 't zich eene eer, van hem toe-
gefproken te worden, met hem bekend, en
hem iets meer dan onverfchiUig te zijn.
Komt hij in een gezelfchap, allen rijzen op ,
zich niet zettende voor dat hij gezeeten is.
De Veldmaarfchalk O , was hij ook een
grijzaart, ruimt ijlings de eerfte plaatze den
jongen gunfteling deezer grillige godinne.
Alle cajokeren hem, en, was 't mogelijk,bij de
drukte der huisfelijke beezigheeden , den tijd
'er toe uit te breeken , de kragt 'er toe
te befpaaren , de fchoonfte vrouwen zouden
alle mogelijke infchikkelijkheid voor hem
ge-
Geen land in de waereld is 'er, waar de rangen
onder de menfchen , militaire en niet militaire , zo
naauw afgemeeten zijn , als Rusland ; maar voor een
Favoriet , al was hij ook niet meer dan een Kaptein,
wijkt een Veld-Maarfchalk.
folliciteerende Statuea , zonder een eenigen
toe te fpreeken, of iemand aan te zien.
En Iiiervan is zo goed als geen uur in
't etmaal uitgezondert. Ik herinner mij, op
mijn manier, (d. i. op eene non-ehalante ,
mij weinig belovende manier), bij den Heer
z. R. t, scH (*), in gezelfchap van 150
heerfchappen mijn cour gemaakt, en de ge-
lukzaligheid genoten te hebben , om met
hem te fpreeken, op 't flag van éën uur na.
middernacht. En waarom zo laat ? omdat
de man vooraf, na 't foupé, zijne partij
moest affpeelen.
Even weérgadeloos is 't aanzien des Fa-
voriets in alle gezelfehappen van de hoofd-
ftad :
C») Dat 't gantfche St. Peterhurgjche publiek deezen
Heer zes weeken te voren als Hufaren^Kapt. in de
Mvficaalfche Club hadt gekend, 't aanzien toen hebbende
van om 35 roebels verleegen te zijn j nu begraaven
onder goud en juweelen, en vergood.
ftad : want ieder , fchoon hij hem ook al
niet nodig hebbe , zoekt wél met hem te
zijn , maakt 't zich eene eer, van hem toe-
gefproken te worden, met hem bekend, en
hem iets meer dan onverfchillig te zijn..
Komt hij in een gezelfchap, allen rijzen op ,
zich niet zettende voor dat hij gezeeten is.
De Veldmaarfchalk (1), was hij ook een
grijzaart, ruimt ijlings de eerfte plaatze den
jongen gunfteling deezer grillige godinne.
Alle ca joker en hem, en, was 't mogelijk, bij de
drukte der huisfelijke beezigheeden , den tijd
'er toe uit te breeken , de kragt 'er toe ,
te befpaaren , de fchgonfte vrouwen zouden
alle mogelijke infchikkelijkheid voor hem
ge-
1nbsp; Geen land in de waereld is 'er, waar de rangen
onder de menrchen , militaire en niet militaire , zo
naauw afgemeeten zijn , als Rusland ; maar voor een
Favoriet , al was hij ook niet meer dan een Kaptein,
wijkt een Veld-Maarfchalk.
gebruiken ; en veele mans, gedachtig, alS
't elders reegent, 't op hen kon druipen,
mogten 'er wel meê in den fchik zijn.
Dat aan eenen predikant , wien 't domme
gemeen, gewoon wel eens eene partij zot-
ternijen , gevloeid uit een eerwaarden mond,
voor godfpraaken op te florpen , bedorven
heeft, 't hoofd van verwaandheid draaije,
dat hij nimmer iemand de eerfte groete, oft
moest [vóór deezen] een burgemeester zijn, ver-
dient verfchooning ; en dat een favoriet een
weinig infolentie aanneemt, moet worden toe-
gegeeven; ook heeft de burgerij van St. Ve-
tenhiirg 'er gedult meê. Maar wanneer hij,
alle decorum aan eene zijde zettende, zich
alleen iets, de rest een niets reekent, waar-
aan hij niets verfchuldigt is , alle maat-
fchappelijke overeenkomst met de voeten
treedt , reeds, in den ochtendftond zijner
verheffinge, de voornaamfte van den lande,
(waarvan eenigen hem voor de publieke
zaak
-ocr page 323-zaak moeten fpreeken) een half dozijn uuren,en
te vergeefsch, laat wachten , in 't midden hun-
ner zich fans façon de hairen laat uitkammen ,
ieder een aanziet,niemand toefpreekt,met den
voet zit te trappelen, of een deuntje te flui-
ten (*) , zich, op deezè of dergelijke ma-
nier , dagen , weeken , ja jaaren laat achter
na loopen , als dan mag men zich belgen.
Wanneer hij in 't midden van den oor-
log , offchoon de veldtocht reeds geöpent
is , de commandanten van legers, corpfen
of vlooten laat (f) zuchten öm hunne in-
itruc-
(*) Wijle de Heer B____een man van kunde en opvoe-
ding , was 'er ooggetuigen van. Om 4 uuren van de
anti-chambre, van den nocl: piep-jongen/avar/er, te rug
gekomen , was hij 'er tot aan de keel toe vol van, en
riep : fi eiquot; merjogemr flegèl heb ik nog nooit gezien.
(t) In de maand Meij 1789 was zijne anti-chambre
vol van Officieren , die of na hunne destinatie wacht-
tçn C*)» bunne inftructiën ontvangen moesten, waar-
aan
, Dit uitftellen, dit vertraagen, dit iu de var en over «len
-ocr page 324-30Önbsp;' p. T. M. K. N.'
ftractiën, terwijl hij, ten aanzien van aMe de
bewoners zijner/«gü^re avti-chamhre weinige
werkzaamheid van zijnen geest verfpilt met
't uitzoeken van flaalen voor eene livrei
met \'t opfehikken van een bijbel , met 't
uitfpreiden zijner diamanten (1) ; wanneer
hij,
aan de P. P.....geen moeds genoeg gehad hadt een ogen-
blik te denken;offchoon 'er haast bij wes,en veelen vau
hen een maand reizens van hunne destinatie waren.
Eensklaps vertrok hij, en liet hen ftaan kijken als gek-
ken. Zijn nagebieeven Secretaris bewaarheidde letter-
lijk het tel maître , tel valet ; hij hadt de onbefchaamd-
heid een aantal van luiden van distinctie, van jaaren
en merite, uuren, uuren te laaten wachten, terwijl hij
Zich in zijn flaapkamer amufeerde,
IiBop laaten loopen van affairen , dit eeuwigduurende /âftra,
(morgen) is de algemeene mode in dit land. Driemaal gelukkij
is de man , die met Haare K. Majefteit direct tt doen heeft.
Di'eze Vorstin is een voorbeeld vin werkzaamheid en orde.
Nimmer laat zij iemand zucliten om antwoord of uitflag.
Vreemd is 't.dât zij Haare Ministers vergunt zo liederlijk te zijn.
1nbsp; Orafkeeks dien tijd kwam hij op den inval een
Ka.
-ocr page 325-hij, midden in den oorlog, militairen van ver-
diensten moedeloos maakt en van 't leger
verjaagt; wanneer hij zich zo verre vergeet,
van eenen Ambasfadeur - Extraordinair en
Plenipotentiair der eerfte Mogendheid van
Europa, belast met zaaken van de aller-
hoogfte aangeleegenheid, als een kind, ach-
ter zich te laaten naloopen , en hem in 't
aanfchouwen van honderden, het verzogte
papier , zonder hem aan te zien , eindelijk
over den fchouder toereikt (*) ; wanneer ,
door zijne zorgeloosheid en befluiteloosheid,
men't beleg eener vestinge (f), te laat begonnen,
met
Kapél op zijn Poolsch Landgoed op te fcliildlt;en , en
een Bijbel niet edele gefteenten te vercieren. Dit hieldt hem,
in zulke kostelijke ogenblikken, een geheele week bezig.
(*•) 't St. Petei-burgfche publiek is ooggetuige ge-
weest, hoe de Graaf C.... op een masquerade den P.
p. achter na liep, enz.
Ct) Wijle de heer Generaal M.... vertreedde den post
,an Generaal Veldtuig-meester, geduurende mijn verblijf in
V 2
3o8nbsp;V. t. m. k. n.
met achterhating van eene kostbaare artil-
lerij , zou hebben moeten opbreeken , ten-
zij de hopeloosheid en fchaamte zijner luite-
nants hen gedwongen hadt, hem tot't loopen
van ftorm te doen toeftemraen, en een zond-
vloed van menfchenbloed te vergieten; wan-
neer hij, in plaatze van den loldaat door zijn
voorbeeld te bemoedigen , terwijl hij in
gevaar van zijn leeven , voor hem laurie-
ren (*) plukkende, ftorm loopt, zich op een
afftand houdt, en aldaar weent, een crucifix
ktischt en met zijne traanen bedauwelt (f);
Cherfon. Hij verhaalde, bijna met traanen in de oogen,
hoe alj zijn aanhouden bij den P. P. om te voorzien in
^paerden, nodig vöor de Artillerij, te gebruiken in de
aanftaande bele(^ering van Oczakow, verlooren moeite
was. Dit fleepte 't ongeluk van duizenden na zich.
(*) Na 't neemen van Ockzakow, gaf de Keizerin hem
om den hoed een lauwrierkrans van fmaragden.
Ct) Dit quot;heb ik uit den mond van een ooggetuigen,
(3ie op eenp afgeleegene batterij naast hem ftondt. I.i
lÉ^
wanneer hij den Zee-Officier beveelt een
Ihiie-fchip té bemannen met een bataillon gre-
nadiers, en daarmede, zelfs zonder roer gan-
gers, 'k laat ftaan onderofficieren, zo toege?
rust, binnen agt dagen zee te kiezen (*) ;
wanneer hij honderden , die hij gelukkig
mogt maaken, zo hij alleen van zich verkrij-
gen kon de pen opte vatten en te teekenen,
jaaren laat zuchten en verfmagten (f), alsdan
laat
zee- gevecht op de Liman van Ockzakm werdt de jon-
ge heer F..... ligt gekwetst. Nu, zeide de P. P. met
traanen in de oogen, zal 't goed gaan, wijl dit jonge kind
noch g«® zonden voor God heeft. De Graaf D.... een
Franschman, die 't hoorde, hadt moeite om zijne door-
kluchtige hoogheid niet in 't aangezicht nittelagchen.
(*) Dit gebeurde mijn Vriend W . .
(i-) Men zag zomtijds geheele ftapels met gefiatteerde
requesten op zijne tafel 'leggen, die geen effect konden
hebben, wijl hij te luï was, om ze te teekenen. Men
verhaalt, hoe door eindeloos aanhouden, iemand, na ver-
loop van meer dan een jaar, verkreegen hadt, dat zijn
laat hij overal den bedorven favoriet , den
nechten oorlogsminister, den Hechten ftaatsman,
den flechten krijgsman, den flechten admiraal,
en den flechten mensch zien- Wederom wan-
neer hij in 't midden zijner ^bevolkte anti-cham-
hre, omringd van zijie gunftelingen,zichneêr-
zetjzich van zijnen popowa, z\]nfactotum,
zijne écrins Iaat brengen, zijn juweelen op een
zwart fluweel uitfpreidt, ze bekijkt, en nu,
zijn oog op zijne afgodendienaars rondflaan--
request geteekent zou worden: ook nam hij indedaad
de pen op, maar 't ongeluk wilde, dat een hairtje in
de punt zittende, hij 'er niet meê kunnende fchrijven ,
ze weg wierp. Nooit kwam 'er iets van. — Ik ftelde
heitrquot; zekex papier ter band. Hij'zette zich in de daad
neêr: men zou 'gezwooren hebben, dat hij 't ging
leezen, maar ziet, eene beuzeling kwam 'er tus-
fehen ; en ik, 'er nimmer van hoorende, verioor da
moeite, geduurende een langen tijd, op zijne orders
aangewend. Ik verzogt hem om ohtllag uit den dienst;
hij vertrok na de Zwarte Zee, zonder 'er aan te den-
ken; en ik, ongenegen om veele honderden uuren heea
en weer te reizen, gaf 't mij zelve.
de , iedereen hoop geeft onder de begunftig-
den te zijn, hen een half uur in eene dood-
ftille opgetogenheid houdt, en daarna den
heelen bras laat inpakken, zonder iemand
een hembds-knoopje te fchenken wanneer
hij een oog van liefde op eene Dame heb-
bende katen vallen, ze van 't hoofd tot aan
den navel met diamanten behangt, ze daarme-
de een avond laat pronken, (f) en ze daarna
haar wederom afneemt; wanneer hij zich voor
't publiek vertoont in eene ö«;Wi?,waarin meenig
man verleegen mogt zijn zich van zijne êga te
laaten zien, tenzij de kaers, op 't punt van uit-
gaan, in de pijp brandt, ten zij de gordijnen
digt toegetrokken waren , of hij reeds vijftig
jaaren met haar gehuuwd was geweest^ dan
zo mag men twijfelen, aan zijne mildda(^igheid,
edelmoedigheid, ingetogenheid.
Zie-
Van deeze grap zijn veele getuigen,
(f) Dit gebeurde de Graavin S..... zou een Oost-
Indischvaarder zo leeven met eene juffrouw van 't ftaa-
fihi.padl
Ziedaar den buitenften omtrek van den
man, wien gij wenschte te kennen. Of de
gunften der fortuin, zeer gefchikt om haare
lievelingen te bederven, aan onze kwade
hoedaanigheeden alleen meer kragts bijzetten,
dan of zij 'er geheel nieuwe doen gebooren
worden, laat ik geheel onbeflist. Zeker is 't,
dat deeze godin zich uitputte in troete-
ling. Dit en een Herculifche ligchaamsfterkte
en geftalte uitgezondert, hadt deeze man
niets groots, maar veel zonderlings, veel te ■
genftrijdigs, veel mishagelijks.
In den omgang was hij jegens, zijne meer-
deren (NB.) walglijk hoog, jegens zijne gelij-
ken, hoe? kan ik niet, kan niemand zeggen,
daar- hij geene gelijken hadt; jegens zijne
minderen buiachtig; meest-al behandelde hij
ze als fchoen-fchoonmakers; en even als een
koning 't niet beneden zich reekent, een
hond te ftreelen, alzo kon hij bij enkele vlaa-
g^n een boer toefpreeken. Rondsom zich
ver-
-ocr page 331-verfpreidde hij ontzag, floot hij de monden,
beklemde hij de ademhaaling. Hij was eer fl:il-
zwijgend dan praat-ziek, niet uiilist,maar uit
luiheid, uit hoogmoed. Zijn lievelings postuur
was, met zijn rechter voet trippelende, te
zitten mijmeren, even als of hij zwanger
ging met de diepst uitge^agte ontwerpen;
en na zo een geruimen tijd gezeeten te heb-
sen, verloste hij doorgaans van een beuze-
ling,deeze of geene verfnapering. Zijner natie
gelijl:, was hij een flaaf van 't kaart-fpel, maar
kort van geheugen in 't betaalen zijner fpeel-
fchulden; waarom men liefst niet dan om
klinkende munt met hem fpeelde. De deug-
delijkheid van zijn maag zou een min pro-
dukten-rijk land dan Muskoviën voor een
hongersnood hebben doen vreezen. In 't
drinken was hij fober; nimmer hoorde ik
hem met dronkenfchap betichten. In zijne
leevenswijze was hij geheel ongeree-
gelt.
Hoogstmogelijk woelig en even zo traag,
traag van ligchaam, traag van geest en
nogtans een liefhebber van 't fchaak-fpel; zich
zelven zettende in de noodwendigheid zijnen
geest ingefpannen te houden, en te lui om
een minuut te denken; een liefhebber van
oorlogen en te vreesachtig om dien te voe-
ren; nu bijgeloovig, dan vrijgeestig, doorgaans
ondraaglijk trots (*) , tenzij de vrees hem
hmanifeerde , altoos onverzadelijk gierig,
fchoon buiten 't geval om van zijne fchatten
gebruik te maaken..
Ziedaar noch eens den man zo veel ik hem
gekent heb. Het leeven en daaden van groote
mannén,meest-al befcheenen van 'tzonnelicht,
ver-
(*) Bijaldien zijne beleezenheid hem bij syl^-a tn
kennisfe bragt, fchijnt hij zich op dit origineel gemo-
delleert te hebben: Fmpejus 23 anms natus fummo hnore
« sylla habitus, ut cui uni venienti asfurgeret, capia
nudaret, In notis ad lucanüm, Lib. I. Zo was ik
ooggetuigen, hoe hij voor den Prins van N*»*, in de
kamer komenden, eens eventjes van de ftoel wipte.
p. T. M. K. N.
verkreegen zekere publiciteit, eu kwamen ter
kennisfe van een ieder. Die van den P. P. t. m.
gefchiedden-meer bü 't kaars- of wasch-
licht, hadden niet zo veele getuigen, en ko-
men niet onder 't bereik van den historie-
fchrijver. 't Geen hij 'er van weet, is , dat
deeze held zonder moed, werkzaamheid, veel
min voortvarendheid of orde, duizend zaaken
aanroerde, en niets afdeedt, zich met alles
bemoeide, en in alles was een breeken-been ,
één fteek-fpel uitgenomen, waarin zijn
Aa-vt; nimmer kreukte.
Was de hoofdrol zijns leevens privaat, zijn
dood'is publiek. Wij hebben in plaat afgebeeld
't fterven van e p a M r n o n d a s, van den Chev.
b ayart , des Gen. wol ff; zij ftortten hun
bloed voor 't Vaderland. Even zo hebben wij
den dood van den P. P. • • • die hem in eene der
vlakten van 't Catharmafiawfche gouvernement
overviel, in print afgebeeldj ook ftortte hij
ziin bloed; hij ftierf aan den rooden-loop.
-ocr page 334-Ten befluite ; zijn lijlc werdt na Cherfon
gebragt, alwaar zijne nagedagtenis behouden
blijft door een prachtige graftombe, gebouwt
op de vdbefieede kosten van H. K. M. waar-
op door de weinig misdadige hand des leu-
genachtigen fteenhouwers, zijne groote daaden
vermeld ftaan. De arakomelingfchap, niet veel
flimraer dan haare voorvaders, zal mis-
fchien zich de moeite geeven , die in 't
voorbijgaan te leezen, ze te gelooven; maar
de van zijn huishouden-vertrek tot aan zijne
boeken - kamer bereisde Journalut, zal den-
kelijk deeze karakter-fchets van partijdigheid
verdenken. Een grievend vooruitzicht!
einde van 't tweede djeel (♦).
C*) Ik zoude, zonder te vallen in de zonde der
Mufid (die een en 't zelve thma, of grondgedagte,
in vijf of zes inaaten afgeloopen, eindeloos herhaalen .
en 't zelve deuntje telkens nu een quint hooger dan laa-
ger
ger aanheffen, of 't geen noch misfelijker is, op eene
onbarmhartige manier quaß variëeren) noch lange kun»
nen rekken; ik zoude, bovenal de Natuurlijke Historie
van dit Schier-eilartd inroepende , zonder dezelve onna.
tuurlijk te maaken , zonder te fchrijven in de kokkinje.
fmaak van vader F. v. B *** dit deel met noch eens
zo veel bladz. kunnen recruteeren: bijzonder zo ik, te luï
geweest zijnde om mijne eige oogen te gebruiken, mij
wilde bedienen van die des Heeren hablitz , welke
dit geleerd boedel-houden van Prof. pallas afneusde,
en onlangs een werk in folio hier over uitgaf. -
Dan dit alles juist zo niet in mijn trant vallende, bleef
dit fteeken in de pen; en de Lezer, ten zij hij de boe.
ken als de varkens bij 't pond koopt, mag dit verfcho-
nen; of, zo hij zulks niet verkiest, 't laaien.
é
In htXeerflc deel moet geplaatst worden:
HoxPIan van Conßantinopokn tegen overbl.
Het Ser rail. . . . , 3 a.
Het Kanaal van Conßantinopokn, waar 't u-
belieft.
In het tf/eedc deel:
Het Gezicht van Sinope, bij Sinope.
De Kaart van de Krim. . . 076
' 6/
aa/
J
.V • ï'
:
r . ■ •
v-J.
■ /.
-ocr page 340- -ocr page 341-