-ocr page 1-

DE GROEI VAN DEN BUITENLANDSCHEN
HANDEL EN SCHEEPVAART VAN JAPAN
SEDERT HET JAAR 1900
EN ENKELE BESCHOUWINGEN NAAR
AANLEIDING DAARVAN

ht

J.E.NIEUWENHUIS

3IBLI0THEEK DE«
RIJKSUNfVERSITEfT
UTRECHT.

-ocr page 2- -ocr page 3-

mmmm^^mmmmm

-«(«fes

WMmk.

; ,

■-•'■■'■'m '

:

...

-ocr page 4- -ocr page 5-

DE GROEI VAN DEN BUITENLANDSCHEN HANDEL EN
SCHEEPVAART VAN JAPAN SEDERT HET JAAR 1900 EN
ENKELE BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING DAARVAN

-ocr page 6-

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3871 7587

-ocr page 7-

DE GROEI VAN DEN BUITENLANDSCHEN
HANDEL EN SCHEEPVAART VAN JAPAN
SEDERT HET JAAR 1900
EN ENKELE BESCHOUWINGEN NAAR
AANLEIDING DAARVAN

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN DOCTOR IN DE RECHTSGE-
LEERDHEID AAN DE RIJKS-UNIVER-
SITEIT TE UTRECHT. OP GEZAG VAN
DEN RECTOR-MAGNIFICUS DR. H.
BOLKESTEIN, HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJS-
BEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VAN
DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER RECHTSGELEERD-
HEID TE VERDEDIGEN OP WOENSDAG
20 MAART 1935, DES NAMIDDAGS TE
4 UUR, DOOR

JAN ELTJO NIEUWENHUIS

GEBOREN TE HOOGKERK

H. VEENMAN amp; ZONEN • WAGENINGEN • 1935

BIBLIOTHEEK DEH
RIJKSUNIVERSITEIT

U T R E H T.

-ocr page 8-

X

-ocr page 9-

Aan mijn ouders
Aan mijn vrouw

-ocr page 10- -ocr page 11-

Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij een gunstige gelegen-
heid U, Hooggeleerde
Cosquino de Bussy, Hooggeachte promotor,
mijn oprechten dank te betuigen voor Uwe leiding en belangstelling
bij het samenstellen van dit werk.

U Hooggeleerde Verrijn Stuart, ben ik dank verschuldigd voor
de aanwijzingen die
U mij hebt willen geven.

Hooggeleerde Westra, ik ben U zeer erkentelijk voor Uwe vriende-
lijke raadgevingen.

-ocr page 12-

VJ-v-

it.'m

as

«r

-ocr page 13-

INLEIDING

Zooals algemeen bekend is, zijn de buitenlandsche handel en scheep-
vaart van Japan in de laatste decennia snel gegroeid.

Dit werk beoogt door middel van een statistisch onderzoek dezen
groei nader te belichten. Indien men echter de opkomst van den bui-
tenlandschen handel en scheepvaart in cijfers heeft vastgelegd, komt
de vraag op, welke beteekenis de toenemende belangrijkheid van Ja-
pan in het internationale ruilverkeer heeft, zoowel voor de welvaart
van Japan zelf als van andere landen. Bij de behandeling van deze
vraag werd in het bijzonder aandacht geschonken aan de beteekenis
van den Japanschen buitenlandschen handel en scheepvaart voor de
Europeesche en Aziatische landen.

Het onderzoek leidde verder tot een beschouwing over de gevolgen
van de industrialisatie van Japan en andere Aziatische landen, voor
zoover die gevolgen betrekking hebben op het internationale ruilver-
keer.

De vele tabellen van Hoofdstuk 1 en 2 geven, voor zoover mogelijk,
cijfers vanaf het jaar 1900.

Aan de directe opmerkingen waartoe de tabellen aanleiding gaven,
zijn dikwijls beschouwingen van meer algemeenen aard vastgeknoopt,
hetgeen gezien moet worden als een poging om de bestudeering van
het uiteraard dorre cijfermateriaal eenigszins aantrekkelijker te maken.

-ocr page 14-

HOOFDSTUK I

DE JAPANSCHE BUITENLANDSCHE HANDEL
VAN HET JAAR 1900 AF

Algemeene Opmerkingen

Met den buitenlandschen handel van een land wordt bedoeld de
ruil van goederen tusschen dit land en andere landen. Het is bekend,
dat deze ruil van goederen de belangrijkste plaats inneemt in het in-
ternationale ruilverkeer. Dat is ook zeer begrijpelijk, immers in de
meeste gevallen vindt een ruil tusschen de landen plaats om over goe-
deren te kunnen beschikken, die de ruilende landen zelf niet of niet in
voldoende mate bezitten. Dit eenvoudige feit is van groote beteekenis,
omdat daarin de toenemende onafhankelijkheid van het Oosten ten
opzichte van het Westen ligt opgesloten. Want, zooals men later zal
zien, heeft er in de Oostersche landen een toenemende industrialisa-
tie plaats, (Japan is reeds een belangrijk industrieland) waardoor het
Oosten hoe langer hoe meer goederen gaat produceeren, die het vroe-
ger door middel van ruil van grondstoffen tegen Westersche indus-
trieproducten moest verkrijgen.

Alvorens djfers van den Japanschen handel te geven is het noodig
iets te zeggen over de statistieken, door Japan en andere landen van
den buitenlandschen handel gehouden.

Bij de bestudeering van statistische gegevens moet men steeds be-
denken, dat de statistieken van een land over verschillende jaren, of
die van verschillende landen over dezelfde jaren, lang niet altijd zon-
der meer vergelijkbaar zijn. Allerlei factoren maken dat onmogelijk;
als voornaamste daarvan noemen wij:

Ie De verschillende methodes van classificatie der goederen in de
statistieken der landen.

2e De manier, welke toegepast wordt om de grootte van den import
en export te bepalen.

3e Uitbreiding of verkleining van grondgebied.

4e Verandering van de goudwaarde van den munt.

-ocr page 15-

5e D e verschillende behandeling van de categorieën van den handel,
zooals transitohandel, her-export en her-import.

Voor de goederen van den transitohandel etc. worden soms afzon-
derlijke statistieken gegeven, maar dikwijls zijn deze goederen begre-
pen in de algemeene statistieken van den export en import.

De transitohandel van Nederlandsch Indië was vóór 1913 begrepen
in de algemeene tabellen. Japan geeft van den transitohandel aparte
tabellen, evenals Nederland.

Er zijn geen twee landen, die dezelfde methode van het samenstel-
len der statistieken hebben. Toch zijn er twee hoofdsystemen nl. het
Continentale en het Anglo-Saxonsysteem.

Het is niet onze bedoehng de methode van registratie der verschil-
lende landen na te gaan, maar het is duidelijk, dat de cijfers van de
landen, die hetzelfde hoofdsysteem gebruiken, in het algemeen beter
zijn te vergelijken dan die van landen, waarbij dat niet het geval is. i)

De volgende landen passen het continentale systeem toe: Japan,
Nederlandsch-Indië, Nederland, China, Duitschland, Itahë, Zweden
enz. Het
Anglo-Saxonsysteem wordt o.a. door de volgende landen ge-
bruikt: Vereenigde Staten van Amerika, Groot-Brittannië, Britsch-
Indië, Australië enz.

Om een zuiver inzicht te verkrijgen in de beteekenis van de cijfers,
die de statistieken der landen van den buitenlandschen handel ver-
schaffen, moet men het volgende in het oog houden: De cijfers, die
voor den import worden geregistreerd, houden meestal, behalve den
prijs der goederen, ook de kosten van transport, assurantie en derg. in.
De meeste landen berekenen de waarde van den export echter naar de
prijzen, waarvoor de goederen door het buitenland zijn gekocht, ver-
meerderd met emballagekosten en de transportkosten van de goede-
ren, tot aan de grens van het eigen land. In het algemeen worden dus
de exporten berekend: f.o.b. (free on board) en de importen c.i.f.
(cost, insurance and freight).

De transport- en verzekeringskosten kunnen een belangrijk deel
van de waarde der goederen uitmaken. De invoer van Brazilië geeft
daarvan een frappant voorbeeld. Zoo waren de cijfers, de waarde aan-
gevende van de in 1913 in Brazihë geïmporteerde goederen, c.i.f. 20%
hooger dan de waarde berekend naar f.o.b. Natuurlijk is een dergelijk
groot verschil geen regel. De Hgging van een land en den aard van de
geïmporteerde goederen hebben daarop veel invloed. Het is begrijpe-

Verg. Memorandum sur le commerce international et sur les balances des
paiements 1912-1926, Vol. 2, pag. 5 en volg.

-ocr page 16-

lijk, dat door de hierboven aangeduide redenen de waarde van den to-
talen wereldimport in een zeker jaar de waarde van den totalen
wereldexport moet overtreffen. De volgende djfers geven daarvan
over een drietal jaren een overzicht.

Millioenen dollars

Jaarnbsp;Importnbsp;Export

1926nbsp;32.117 29.770

1927nbsp;33.740 31.380

1928nbsp;34.475 32.233

Aan het eind van deze algemeene opmerkingen moet nog gewezen
worden op de verschillen, die er tusschen de landen bestaan, wat be-
treft de registratie van het geïmporteerde of geëxporteerde goud.
Landen zooals Zuid-Afrika en Austrahë rekenen het goud als te be-
hooren tot de andere goederen. De meeste landen, die goud expor-
teeren en importeeren hebben evenwel afzonderlijke statistieken voor
den import en export van goud.

Ook Japan heeft voor den invoer en uitvoer van goud afzonderhjke
tabellen; het goud is dus niet begrepen in de statistieken van de goe-
deren.

Tenslotte moeten wij nog opmerken, dat de statistieken van
den buitenlandschen handel van Japan alleen betrekking hebben op
het eigenlijke Japan, daaronder begrepen Karafuto (Japansch Sacha-
lin), Chishima of de Koerillen-eilanden en de Luchu-eilanden of
Rioe-Kioe. Korea (Chosen) en Formosa (Taiouan) en andere bezit-
tingen zijn daar evenwel niet bij in begrepen. Er bestaan natuurlijk wel
afzonderlijke gegevens van den handel tusschen het buitenland en
Korea en Formosa. We zullen ze volledigheidshalve apart vermelden.

Voor het verkrijgen van de statistische gegevens, die betrekking
hebben op den buitenlandschen handel van Japan, zijn in hoofdzaak
gebruikt de verschillende jaargangen van Résumé Statistique de 1'Em-
pire du Japon, (Cabinet Imperial. Bureau de la Statistique Générale)
en daarvan speciaal de hoofdstukken getiteld: „Commerce Extéri-
eurquot; en verder de statistieken, die de Volkenbond van den buiten-
landschen handel der diverse landen verschaft.

Als de cijfers soms om bepaalde redenen niet geheel met elkaar

1) Mémorandum sur le commerce international et sur les balances des paie-
ments. Vol. 3, 1926-1928, pag. 5 en volg. en Mémorandum sur les balances des
paiements et sur les balances du commerce extérieur, 1910-1923, Vol. 2, pag.
5 en volg.

-ocr page 17-

overeenstemden, is getracht toch steeds zooveel mogelijk gelijkwaar-
dige gegevens met elkaar te vergelijken. Niet altijd echter was dat mo-
gelijk, maar in die gevallen waren de verschillen niet van dien aard,
dat ze afbreuk zouden doen aan de waarde van de conclusies, die er
uit getrokken werden.

DE TOTALE WAARDE
VAN DEN JAPANSCHEN EXPORT EN IMPORT

We zullen allereerst de totale waarde van den Japanschen import
en export over de verschillende jaren nagaan. De waarde wordt uitge-
drukt in miUioenen yen.

Bij het beschouwen van de cijfers moet men bedenken, dat Japan
in December 1931 den gouden standaard verUet, hetgeen inhoudt, dat
in de jaren na 1931 de goudwaarde van den Japanschen buitenland-
schen handel veel geringer is dan de betrekkelijke cijfers doen vermoe-
den. De cijfers gelden alleen voor het eigenlijke Japan, dus niet voor
Formosa en Korea (behalve de cijfers van vóór 1911, die ook betrek-
king hebben op Korea).

Tabel P)

Jaar

Waarde in millioenen yen

Jaar

Waarde in millioenen yen

Export

Import

Totaal

Export

Import

Totaal

1900

204

287

491

1917

1603

1036

2639

1901

252

256

508

1918

1962

1668

3630

1902

258

272

530

1919

2099

2173

4272

1903

290

317

607

1920

1948

2336

4284

1904

319

371

690

1921

1253

1614

2867

1905

322

489

811

1922

1637

1890

3527

1906

424

419

843

1923

1448

1982

3430

1907

432

494

926

1924

1807

2453

4260

1908

378

436

814

1925

2306

2573

4879

1909

413

394

807

1926

2045

2377

4422

1910

458

464

922

1927

1992

2179

4171

1911

447

514

961

1928

1972

2196

4168

1912

527

619

1146

1929

2149

2216

4365

1913

632

729

1361

1930

1470

1546

3016

1914

591

596

1187

1931

1147

1236

2383

1915

708

532

1240

1932

1410

1431

2841

1916

1127

756

1883

1933

1861

1917

3778

Vgl. Financial and economic annual of Japan, 1933, pag. 124. Annual
return of the foreighn trade of Japan, 1933, pag. 2 en 3.

-ocr page 18-

Als men de bovenstaande getallen nader beziet, blijkt, dat tot 1930 de
Japansche handel een snellen bijna ononderbroken groei vertoont.
In het eerste en tweede jaar van den wereldoorlog valt een dahng te
constateeren, maar daarna gaat de waarde van den Japanschen buiten-
landschen handel met sprongen naar boven. Vooral de export stijgt
zeer snel. Dit is zeer begrijpelijk, immers in die jaren waren vele lan-
den, in het bijzonder de Europeesche, niet in staat handel te drijven.
Japan heeft een goed gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid
om zijn buitenlandschen handel uit te breiden. Na den oorlog volgt
omstreeks 1921 een scherpe inzinking, welke de algemeene econo-
mische depressie van dien tijd weerspiegelt. Daarna volgt de „boom-
periodequot;, die in 1930 plotseling door een sterke depressie wordt ge-
volgd en ook in de waarde van den Japanschen export en import tot
uiting komt.

Uit een eenvoudige berekening volgt, dat de goudwaarde van den
Japanschen buitenlandschen handel in 1931 en 1932 resp. ongeveer
40% en 60% minder bedroeg dan in 1929. Deze daling komt tennaas-
tebij overeen met den achteruitgang van de waarde van den totalen
wereldhandel in dezelfde periode.

Uit de absolute cijfers, die wij gaven, is de voortdurend groeiende
beteekenis van Japan op de wereldmarkt duidehjk af te lezen.

Deze groei wordt evenwel nog beter belicht als wij, den export en
inport in het jaar 1899 (uitvoer 210 millioen yen, invoer 220 millioen
yen) op honderd stellende, nagaan hoeveel dan de export en import
naar verhouding in de volgende jaren heeft bedragen. Dus export =
100 en import = 100 voor het jaar 1899. Over de volgende jaren krij-
gen wij dan de verhouding:

Jaren

Export

Import

1899

100

100

1905

151

222

1910

217

210

1915

332

237

1920

908

1043

1925

1057

1130

1930

700

703

1932

671

651

1933

886

871

Voor het jaar 1932 en 1933 moet rekening worden ge-
houden met de verminderde goudwaarde van de yen.
De officieele verhouding dollar-yen is: 100 goud yen
= 49.846 goud dollar.')

Hieronder volgen voor enkele jaren de wisselkoersen
dollar-yen.

In 1900: 100 yen = 49.35 dollar.
1905nbsp;49.41

1909nbsp;49.64

1924nbsp;41.20

1926nbsp;47.10

1928nbsp;46.40

1929nbsp;46.10

1930nbsp;49.40

1931nbsp;48.90

1932nbsp;28.10

1)nbsp;Vgl. Balances des paiements, 1931-1932, pag. 37.

2)nbsp;Deze cijfers zijn door ons zelf berekend.

3)nbsp;Vgl. Annuaire statistique de la Société des Nations, 1932-1933, blz. 261.

-ocr page 19-

Met behulp van deze wisselkoersen kan men de goudwaarde van
den Japanschen import en export bepalen, hetgeen voor een zuivere
vergelijking noodzakelijk is. Overigens bepaalt de goudwaarde van
den Japanschen handel niet zijn volledige beteekenis in het wereld-
goederenverkeer. Zoo dient er op gewezen te worden, dat de lage
Japansche prijzen een grootere export van goederen beteekenen dan
de exportwaarde daarvan doet vermoeden, hetgeen imphceert een ster-
keren druk op de afzetmogelijkheden van Europeesche fabrikaten in
het Oosten.

Dit moet men ook in het oog houden bij de beschouwing van de
cijfers, die hieronder volgen en die ten doel hebben de beteekenis van
Japan in den wereldhandel te verduidelijken. Onderstaand tabelletje
geeft het aandeel van de waarde van den Japanschen export en -im-
port in de waarde van den totalen wereld export en -import weer, uit-
gedriikt in procenten. De absolute waarde van den Japanschen uit-
voer en invoer in miUioenen dollars is tevens aangegeven.

Jaren

Export

Import

Dollar (millioenen)

Percentage

Dollar (millioenen)

Percentage

1913

315

1,72

363

1,86

1925

910

2,96

1019

3,17

1926

929

3,18

1086

3,48

1929

969

2,93

1000

2,81

1930

707

2,67

744

2,56

1931

547

2,89

589

2,83

1932

388

3,05

395

2,84

Men ziet, dat het Japansche aandeel in den wereldhandel sedert
1913 zeer aanzienlijk is gestegen. In de crisisjaren zijn de procenten
echter lager dan in de jaren 1925 en 1926. Dit is merkwaardig, omdat
vooral in de jaren na 1929 de Japansche concurrentie zich sterk doet
gevoelen. De verklaring van dit feit moet gezocht worden in de bui-
tensporig lage prijzen, waartegen Japan in de crisisjaren groote hoe-
veelheden goederen naar het buitenland uitvoert. De lage prijzen van
de Japansche exportproducten veroorzaken, dat de Japansche con-
currentie op de wereldmarkt zeer sterk is, maar bovendien, dat de to-
tale waarde van de uitgevoerde goederen betrekkelijk gering blijft.

Aangezien de goederen, die Japan uit het buitenland invoert, groo-

1) Vgl. Mémorandum sur le commerce international, 1912-1926, pag. 12 en
13 en Annuaire statistique de la Société des Nations, 1932-1933, pag. 168 en 169.

-ocr page 20-

tendeels betaald moeten worden met de waarde van den export, is het
zeer begrijpelijk dat ook het percentage, dat het aandeel van de waarde
van den Japanschen import in de totale waarde van den wereldim-
port aangeeft, in de laatste jaren lager is dan men zou vermoeden. Op
de gevolgen, die de lage prijzen van den export voor de welvaart van
Japan hebben, wordt later nog terug gekomen.

DE GROEI VAN DEN BUITENLANDSCHEN HANDEL EN DE
VERANDERINGEN, OPGETREDEN IN DEN EXPORT EN IMPORT
EEN GEVOLG VAN DE INDUSTRIALISATIE

De wel zeer snelle expansie van den Japanschen buitenlandschen
handel doet de vraag opkomen, waaraan die geweldige groei te danken
is. Deze vraag in haar algemeenheid gesteld is moeihjk te beantwoor-
den, want die groei hangt samen met de opkomst van Japan tot groote
mogendheid, die de kennis van het Westen op verbluffend snelle wij-
ze, zooal niet geheel zich heeft eigen gemaakt, dan toch in haar dienst
heeft weten te stellen. Bij de beantwoording van de vraag zou men m
de eerste plaats moeten letten op de innerlijke geaardheid van het Ja-
pansche volk. Het valt echter buiten het bestek van dit werk hierop

dieper in te gaan.

De groote groei van den buitenlandschen handel is echter direct een
uitvloeisel van de industriaüsatie van Japan. Door de industriahsatie
werd het productievermogen van het land zeer sterk vergroot, hetgeen
een snelle uitbreiding van den export en import tot gevolg had. Wij-
zend op het volgende viertal verschijnselen toont
Loohuis de toene-
mende industrialisatie sedert het begin van deze eeuw aan. i)

le De trek van de bevolking van het platte land naar de steden. Hij
geeft daarvan cijfers, die de werking van deze tendenz duideHjk
doen uitkomen.

2e „De wijziging in de beroepsstructuur. In 1909 vond nog 53,9%
der bevolking van Japan een bestaan door het verrichten van
werkzaamheden in dienst van den landbouw, in 1925 was dit
percentage gedaald tot 44,7%.......quot;

3e De verandering in de samenstelhng van in- en uitvoer. Het aan-
deel van industrieproducten in den invoer nam sterk af, in den

uitvoer echter toe.nbsp;..

Loohuis geeft de volgende cijfers van de veranderingen, die zijn

T G Loohuis: De verhouding tusschen den tropischen landbouwprdel
en de Industrie-centra der gematigde zone in haar beteekenis voor het huidig
aspect van het koloniale vraagstuk in Zuid-Oost-Azie. Proefschrift 1931, blz.
79 en 80.

-ocr page 21-

opgetreden in den Japanschen invoer van het jaar 1922 af tot en met
1927. (Vgl. Sansom and Macrae, Report on Economic conditions in
Japan 1928, pag. 28.)

INVOER IN JAPAN (INCL. KOERILLEN EN HOKKAIDO)
In procenten der totale invoerwaarde

Jaar

Grondstoffen

Halffabrikaten

Fabrikaten

Voedsel en
dranken

1922

43,8%

20,6%

19,3%

15,3%

1923

50,2%

18,0%

18,2%

12,6%

1924

47,5%

18,4%

19,2%

14,1 %

1925

58,0%

12,7%

13,5%

15,2%

1926

56,4%

15,0%

13,2%

14,7%

1927

55,1 %

15,9%

13,3%

14,8%

4e „Toename van het aantal industriëele bedrijven, arbeiders en

capaciteit der machines...quot;
Van Kol geeft de volgende overzichten van de veranderingen in den
Japanschen in- en uitvoer.

Ten eerste een overzicht, afkomstig van Dr Heber, Japanische
Industrie-Arbeit (1912):

EXPORT EN IMPORT
In procenten van den totalen import en export

1868

1899

1909

Toename

Afname

Uitvoer

Grondstoffen...........

3,9%

15,0%

10,0%

6,1 %

Halffabrikaten .........

93,0%

56,0%

52,0%

41,0%

Heelfabrikaten .........

2,7%

24,0%

32,0%

29,3%

Diversen ..............

0,4%

5,0%

6,0%

5,6%

Invoer

Grondstoffen...........

10,4%

42,5%

43,0%

32,6%

Halffabrikaten .........

15,1 %

12,5%

13,7%

1,4%

Heelfabrikaten .........

60,0%

36,0%

33,3%

26,7%

Diversen ..............

14,5%

9,0%

10,0%

4,5%

Een tweede overzicht uit: Japan and her Exhibits. San Fransisco,
1915 pag. 61, waar een andere indeeling is gevolgd.

H. H. van Kol, De ontwikkeling der grootindustrie van Japan. Rapport
samengesteld ingevolge opdracht van den Minister van Koloniën, Den Haag,
1916, pag. 173 en 174. .

-ocr page 22-

1877

1893

1903

1913

Uitvoer.

Grondstoffen...........

7,7%

10,7%

10,5%

6,6%

Halffabrikaten.........

46,8%

40,8%

48,0%

53,0%

Heelfabrikaten .........

3,3%

24,9%

27,4%

29,1 %

Voedingsmiddelen ......

38,5%

20,2%

11,2%

9,4%

Invoer.

Grondstoffen...........

4,1 %

21,3%

28,5%

40,1 %

Halffabrikaten .........

24,3%

20,1 %

13,5%

19,4%

Heelfabrikaten .........

54,1 %

33,5%

24,7%

23,3%

Voedingsmiddelen......

12,2%

22,7%

32,4%

16,2%

Uit de gegeven cijfers blijkt, dat de grondstoffen een voortdurend
grooter deel uitmaken van den import. In den uitvoer daarentegen
daalt het aandeel van de grondstoffen.

De indeeling der goederen is moeilijk, hetgeen tot uiting komt in
de verschillen, die er bestaan in de cijfers, die de auteurs voor dezelfde
jaren geven. De grootere import van grondstoffen en de sterkere ex-
port van industrieproducten valt echter in beide overzichten op.

Wij zullen later zien, hoe enkele producten in den Japanschen bui-
tenlandschen handel een zeer groote plaats innemen. Het is evenwel
wenschelijk eerst nog een gedetailleerder overzicht te geven van den
import en export volgens de groepen van goederen zooals wij die in
het „Résumé Statistiquequot; i) vinden.

In den loop der jaren is de indeeling der goederen ongeveer de-
zelfde gebleven en wel als volgt:

I. Aliments, boissons et tabac en état naturel.

II. Aliments, boissons et tabac préparé partiellement ou entièrement.
III. Matières brutes.

1) Résumé statistique de l'Empire du Japon. De betreffende jaargangen.
Hoofdstuk Commerce Extérieur.
In 1913 is te Brussel een andere classificatie van de goederen aangenomen en wel :
I. Animaux vivants. II. Objets d'alimentation et boissons. III. Matières brutes
ou simplement préparées. IV. Produits fabriqués. V. Or et argent non ouvrés et
monnaies d'or et d'argent.

Volgens deze classificatie was de waarde van iedere groep uitgedrukt in pro-
centen van den totalen import, resp. export, voor Japan als volgt:

Jaren

Import

Export

I

II

III

IV

V

I

II

III

IV

V

1927

1928

1929

-

12,5%
10,9%
9,1%

64,5%
64,6%
66,9%

22,6%
24,4%
24,0%

0,4%
0,1%

7,5%
8,8%
8,3%

42,8%
43,5%
42,3%

47,1%
47,5%
49,3%

2,6%
0,2%
0,1%

Zie Annuaire Statistique de la Société des Nations, 1932-1933, pag. 170 en 171.

-ocr page 23-

IV. Objets fabriqués servant de matériels dans la fabrication des autres
objets.

V. Objets fabriqués entièrement.
VI. Autres objets.

We gaan eerst het aandeel van iedere groep in de waarde van den

totalen import en export na. i)

Tabel IIa.

EXPORT (in millioenen yen)

Jaar

I

II

III

N

V

VI

1900

1

1901

1902

1903

1904

1905

1906

1907

1908

14

27

41

170

121

4

1909

18

30

37

201

123

4

1910

20

32

40

225

137

4

1911

21

31

40

213

137

5

1912

22

33

44

365

156

7

1913

25

37

51

328

185

6

1914

26

37

45

306

168

8

1915

37

43

45

323

243

16

1916

47

57

59

541

381

42

1917

73

99

81

726

588

35

1918

92

118

102

752

854

39

1919

65

85

109

906

901

32

1920

45

97

140

679

963

25

1921

30

49

79

551

524

19

1922

44

61

85

842

582

23

1923

39

52

81

701

558

17

1924

46

67

105

862

705

21

1925

55

92

163

1090

878

27

1926

49

98

140

882

852

23

1927

54

91

137

852

831

26

1928

47

116

90

861

813

44

1929

48

112

90

913

937

48

1930

42

87

65

546

691

38

1931

39

65

45

439

533

27

1932

27

78

52

520

700

33

1933

30

128

74

539

1032

59

Voor het jaar 1933 is gebruik gemaakt van de gegevens van Annual return
of the Foreighn trade of Japan 1933, part I, pag. 2.

Door afronding van de cijfers zijn afwijkingen van geringe afmetingen moge-
lijk. Deze opmerking geldt ook voor de andere tabellen.

-ocr page 24-

Tabel IIamp;.

IMPORT (in millioenen yen)

Jaar

I

II

III

IV

V

VI

1900

1901

1902

1903

1904

1905

1906

1907

1908

41

27

153

84

127

3

1909

32

19

169

72

99

2

1910

26

19

231

83

103

3

1911

36

16

232

100

126

4

1912

50

23

299

123

121

4

1913

77

43

354

127

124

4

1914

52

27

329

96

87

5

1915

20

18

340

98

51

5

1916

15

17

432

202

85

7

1917

20

17

564

323

104

8

1918

129

47

855

458

169

11

1919

260

92

1094

451

261

16

1920

129

93

1260

509

328

16

1921

115

94

757

324

311

13

1922

195

95

828

391

365

16

1923

167

84

998

359

358

16

1924

254

94

1167

452

472

15

1925

295

97

1493

328

349

11

1926

243

107

1342

357

315

13

1927

223

101

1202

348

290

15

1928

209

90

1165

383

333

17

1929

214

57

1224

356

346

19

1930

148

61

829

236

255

17

1931

111

47

684

181

198

14

1932

131

30

839

201

220

11

1933

131

42

1181

329

220

14

-ocr page 25-

Tabel Ilia.

EXPORT

Jaar

I

II

III

IV

V

VI

1900

1901

1902

1903

1904

1905

1906

1907

1908

3,8

7,0

10,9

45,0

32,1

1,2

1909

4,4

7,4

8,9

48,6

29,7

1,0

1910

43

7,0

8,8

49,1

29,9

0,9

1911

4,6

7,0

9,0

47,6

30,7

1,1

1912

4,2

6,2

8,4

50,3

29,6

1,3

1913

3,9

5,9

8,1

51,9

29,2

1,0

1914

4,4

6,4

7,7

51,8

28,4

1,3

1915

5,3

6,0

6,4

45,7

34,3

2,3

1916

4,2

5,1

5,2

48,0

33,8

3,7

1917

4,5

6,2

5,1

45,3

36,7

2,2

1918

4,7

6,0

5,2

38,6

43,5

2,0

1919

3,1

4,0

5,2

43,2

42,9

1,6

1920

2,3

5,0

7,2

34,8

49,4

1,3

1921

2,4

3,9

6,4

44,0

41,8

1,5

1922

2,7

3,7

5,2

51,4

35,5

1,5

1923

2,7

3,6

5,6

48,4

38,5

1,2

1924

2,6

3,7

5,8

47,7

39,0

1,2

1925

2,4

4,0

7,1

47,3

38,1

1,2

1926

2,4

4,3

6,8

43,1

41,6

1,8

1927

2,7

4,6

7,0

42,8

41,7

1,2

1928

2,4

5,8

4,6

43,7

41,2

2,3

1929

2,2

5,1

4,2

42,5

43,6

2,4

1930

2,9

5,9

4,6

35,5

47,0

2,6

1931

3,4

5,7

4,0

38,3

46,5

2,1

1932

1,9

5,5

3,7

37,0

50,1

2,3

1933

1,6

6,9

4,0

29,0

55,4

3,1

Tabel III geeft het aandeel van de waarde van iedere groep
van goederen aan, in procenten van de totale waarde van export
en import. De cijfers van 1908-1925 zijn uit het „Résuméquot; overge-
nomen, die van 1926—1933 zijn berekend uit de gegevens van de
vorige tabel.

De djfers van tabel III, die zich beter leenen voor vergelijking dan
die van tabel II, geven een duidelijk beeld van de verschuivingen in

-ocr page 26-

Tabel III6.

IMPORT

Jaar

I

II

III

IV

V

VI

1900

1

1901

1902

1903

1904

1905

1906

1907

0,8

1908

9,4

6,2

35,2

19,3

29,1

1909

8,1

4,9

42,9

18,2

25,3

0,6

1910

5,5

4,2

49,8

17,8

22,1

0,6

1911

7,0

3,1

45,1

19,5

24,6

0,7

1912

8,0

3,6

48,5

19,8

19,6

0,6

1913

10,6

5,9

48,4

17,4

17,0

0,6

1914

8,7

4,5

55,2

16,2

14,6

0,8

1915

3,7

3,4

63,8

18,5

9,7

0,9

1916

1,9

2,2

57,1

26,7

11,2

0,9

1917

2,0

1,6

54,5

31,1

10,0

0,8

1918

7,7

2,8

51,3

27,4

10,2

0,6

1919

12,0

4,2

50,3

20,8

12,0

0,7

1920

5,5

4,0

53,9

21,8

14,1

0,7

1921

7,1

5,8

46,9

20,1

19,3

0,8

1922

10,3

5,0

43,8

20,7

19,3

0,9

1923

8,4

4,3

50,3

18,1

18,1

0,8

1924

10,4

3,8

47,6

18,4

19,2

0,6

1925

11,5

3,8

58,0

12,8

13,6

0,4

1926

10,2

4,5

56,5

15,0

13,3

0,5

1927

10,2

4,6

55,2

16,0

13,5

0,5

1928

9,5

4,1

53,1

17,5

15,2

0,6

1929

9,7

2,5

55,2

16,1

15,6

0,9

1930

9,5

4,0

53,0

15,3

16,5

1,7

1931

9,0

3,8

55,3

14,6

16,0

1,3

1932

9,2

2,1

58,7

14,0

15,4

0,6

1933

6,8

2,2

61,6

17,2

11,4

0,8

den buitenlandschen handel van Japan. Laten wij eerst de cijfers van
tabel III voor den export en import
van groep I en groep II bekijken.
Voor den export geldt, dat het aandeel, dat de voedingsmiddelen,
dranken en tabak in procenten van den totalen export uitmaken, in
den loop der jaren eenigszins is gedaald. De import van deze artikelen
is procentsgewijs ongeveer op dezelfde hoogte gebleven, in ieder geval

-ocr page 27-

niet gestegen. De cijfers van tabel II laten zien, dat het importover-
schot van voedingsmiddelen etc. in de jaren na den oorlog aanmerke-
lijk is gestegen, maar sedert 1929 sterk is gedaald. In de jaren 1913,
1928 (géén crisisjaar) en 1931 overtrof de waarde van den import van
voedingsmiddelen etc. de waarde van den export daarvan met res-
pectievehjk 58,136 en 54 millioen yen. (De waarde van groep I en II
bij elkaar opgeteld).

Men ziet, dat de waarde van het importoverschot van voedings-
middelen etc. in 1931 geringer was dan in 1913, hoewel de waarde van
den buitenlandschen handel in 1931 veel grooter was dan in 1913.
Japan is dus wat betreft de voedselvoorziening niet in zulk een mate
afhankelijker van het buitenland geworden, als men, met het oog op
den snellen bevolkingsgroei, wel zou kunnen vermoeden. De import
van voedingsmiddelen is in absoluten zin wel aanzienlijk gestegen,
maar dat geldt ook voor den export.

In groep III, de grondstoffen, valt, zoowel wat den export als den
import betreft, in den loop der jaren een groote verandering waar te
nemen. Het aandeel van de grondstoffen in den export is aanzienlijk
gedaald, terwijl dat in den import sterk is gestegen. Zooals we reeds
zagen, wijst dat op een toenemende industrialisatie van Japan, hetgeen
verder blijkt uit de cijfers van groep V: stijging van het aandeel, dat de
fabrikaten in den export uitmaken en daling van het aandeel daarvan
in den import.

Hoe is het te verklaren, dat, terwijl het bevolkingscijfer snel steeg,
de waarde van den import van voedingsmiddelen in verhouding tot de
waarde van den totalen import niet sterk toenam? Allereerst moet er
op gewezen worden, dat Korea en Formosa voor de voedselvoorzie-
ning van het eigenlijke Japan belangrijker zijn geworden. Aangezien
de handel van deze eilanden met Japan niet in de gegeven cijfers be-
grepen is, komt de invoer van voedingsmiddelen uit die gebieden niet
in de tabellen II en III tot uiting. Ten tweede bleek het landbouw-
areaal van Japan nog voor uitbreiding vatbaar te zijn, terwijl boven-
dien de productie toenam door intensievere landbouwmethoden.

Volgens Roos steeg de binnenlandsche productie van rijst (het
hoofdvoedsel van den Japanner) van 0,85 koku in 1880 tot 1,06 koku
per hoofd der bevolking in 1920, maar de consumptie van rijst steeg
eveneens en wel van 0,95 koku per hoofd der bevolking in 1890 tot
1,15 koku in 1920 (een koku 1,8 hl).

H. Roos Je., Japan in den Grooten Oceaan; academisch proefschrift.

-ocr page 28-

Roos verklaart het feit, dat Japan in de behoeften van het volk kan
voorzien, aldus: „Japan kan de behoeften van de stijgende bevolking
bevredigen hoofdzakelijk doordat die behoeften nog gering en uni-
form blijven.quot;

Dit geeft evenwel nog niet de verkaring van den relatief geringen
invoer van voedingsmiddelen en dranken en de daartegenover staande
stijging van grondstoffen in den import. De sterke stijging van het
laatste kan niet anders dan voor een goed deel het gevolg zijn van een
verandering in de behoeften van het Japansche volk (Het is hier on-
verschillig, welke die nieuwe behoeften zijn; de middelen, die Japan
gebruikt ter verhooging van het politieke prestige, zijn in dezen zin
ook nieuwe behoeften.)

De industrialisatie, die invoer van grondstoffen eischt, geeft de mo-
gelijkheid om behoeften te bevredigen, die men zich bewust werd
door de aanraking met het Westen, en leert bovendien nieuwe behoef-
ten kennen. De behoefte aan voedingsproducten steeg natuurlijk ook
naarmate het bevolkingscijfer rees, maar lang niet zoo sterk als de
vraag naar industrieproducten. Dat is ook zeer begrijpelijk, immers
men kan wel meer eischen aan toebereiding en grootere variatie van
het voedsel gaan stellen, maar de hoeveelheid zal per hoofd van de be-
volking niet sterk toenemen. Daarentegen is de vraag naar nijverheids-
producten steeds voor uitbreiding vatbaar.

Aan deze vraag naar meer fabrikaten kan slechts door verdere in-
dustrialisatie worden voldaan. Het land is echter arm aan grondstoffen,
zoodat groote hoeveelheden van deze goederen geïmporteerd moeten
worden. Een gedeelte van de industrieproducten, die uit de grond-
stoffen vervaardigd worden, dient tot betaling van de geïmporteerde
goederen, terwijl een ander deel voorziet in de eigen behoefte. In
„Deutschland als Industriestaatquot; lezen wij, dat slechts ^/g deel van
de productie der textielindustrie dient voor de betaling van de be-
noodigde grondstoffen i). Tengevolge van de lage prijzen van de ge-
exporteerde goederen betaalt Japan de voor de industrie benoodigde
grondstoffen duurder dan het Westen. Natuurlijk niet wat betreft den
prijs der grondstoffen, die Japan invoert, die zal ongeveer dezelfde
zijn als de prijs, die de Europeesche landen moeten besteden. Japan
geeft echter in ruil voor een zekere hoeveelheid geïmporteerde goede-
ren een grootere hoeveelheid andere goederen (meest industriepro-
ducten) terug als betaling.

1) Dr Hubee, Deutschland als Industriestaat, 1901, pag. 213.

-ocr page 29-

Het zou voor Japan natuurlijk voordeeliger zijn, als de prijzen der
uitgevoerde artikelen even hoog waren als die van de artikelen, die het
Westen exporteert, maar dat voordeel zou ten koste gaan van een
minder snelle ontplooiing der industrie. Om dit goed te verstaan moet
men bedenken, dat het land zelf arm is aan grondstoffen. Uit de stij-
ging van den invoer van grondstoffen, welke men met behulp van ta-
bel n en III na kan gaan, blijkt, dat Japan voor de voor de industrie
benoodigde grondstoffen in steeds sterkere mate op het buitenland is
aangewezen. De invoer van grondstoffen is echter niet mogelijk als daar
geen prestaties aan het buitenland in den vorm van goederen of dien-
sten tegenover staan.

Japan staat op de internationale markt echter niet alleen. Ook ande-
re landen wenschen goederen of diensten te ruilen. Hierin ligt opge-
sloten, dat een land moet kunnen concurreeren, indien het buiten-
landschen handel wil drijven.

Zou Japan dus op de wereldmarkt dezelfde prijzen vragen als
andere industrielanden, dan zou zijn afzetgebied ten zeerste vermin-
deren, hetgeen automatisch tot een geringeren import van grondstof-
fen en dus tot een vermindering van de industriëele productie
Zou
leiden.

Ondanks het bovenstaande kan men zich afvragen of de buiten-
sporig lage prijzen, waartegen Japan zijn producten aan het buiten-
land levert, de welvaart van het land ten goede komen. Hierboven
werd reeds gewezen op de behoefte aan een ruim afzetgebied, dat
slechts door middel van lage prijzen kan worden verkregen. Het lijkt
ons echter waarschijnlijk, dat Japan, ook al waren de prijzen aanmer-
kelijk hooger, de concurrentie met andere landen best zou kunnen
doorstaan. WeUicht zou zelfs de totale waarde van den export, on-
danks de kans, dat de hoeveelheid uitgevoerde goederen zou vermin-
deren, dientengevolge grooter worden en dus ook de mogelijkheid van
import, hetgeen de binnenlandsche productie ten goede zou komen.
De zeer lage prijzen moeten dan ook gedeeltelijk verklaard worden uit
de zucht naar een zoo groot mogelijk afzetgebied, waarvan het land
later de vruchten zal kunnen plukken, maar waarvoor het zich voor-
loopig nog groote offers getroost.

Hoe is het mogelijk, zoo zal men vragen, dat Japan goederen kan
exporteeren tegen prijzen, die door andere landen niet zijn te bena-
deren? Dit is een gevolg van het feit, dat de verandering van het be-
hoeftencomplex van het Japansche volk geen gelijken tred heeft ge-
houden met de snel gestegen en nog voortdurend groeiende producti-

-ocr page 30-

viteit van den arbeid van het volk.

Het grootere voortbrengingsvermogen van Japan is het resultaat
van de aanvaarding van de Westersche productietechniek. Aangezien
de behoeften van den Japanschen arbeider zich niet zoo snel hebben
ontwikkeld, is hij met een, van Westersch standpunt beschouwd, bui-
tengewoon laag loon tevreden.

Het is ook niet mogelijk, dat de Japansche arbeider nu reeds hooge
loonen zou verdienen. Als oorzaken daarvan noemen wij:

Ie De lage prijzen van de geëxporteerde artikelen. De ontwikke-
ling van den Japanschen export is gebaseerd op lage prijzen
voor de uitgevoerde goederen. De exportindustrieën kunnen
de goederen slechts goedkoop aan het buitenland leveren, als
de productiekosten laag zijn. Daar het arbeidsloon een belang-
rijk element van de productiekosten is, is het duidehjk, dat de
arbeider, die in de exportindustrieën werkt, geen hooge loonen
kan verdienen.

2e De noodzakehjkheid van kapitaalvorming. De industriëele op-
bouw eischt groote kapitalen, die slechts verkregen kunnen
worden ten koste van zekere offers, waartoe ook de arbeider het
zijne bijdraagt. Kapitaalvorming beteekent in wezen niets an-
ders dan sparen en het behoeft geen nadere toelichting, dat men
zich daarvoor tijdelijk bepaalde behoeften moet ontzeggen. In
den tijd van de opkomst van de Westersche industrieën zag men
ook het verschijnsel dat de fabrieksarbeider zeer lang werkte
voor weinig loon.

De toenemende industriahsatie van Japan weerspiegelt zich, zooals
we zagen, zeer duidelijk in de wijzigingen, die de Japansche buiten-
landsche handel onderging. Het onderstaande overzicht geeft van de
voortgaande industrialisatiecijfers voor enkele belangrijke industrie-
producten. Het is zeer moeilijk om van de fluctuaties der industriëele
productie een juist beeld te geven, omdat de statistieken hiervan zeer
moeilijk zijn samen te stellen, terwijl tusschen de landen onderhng
groote verschillen in de methoden van registratie bestaan. Toch heb-
ben de onderstaande djfers een zekere algemeene waarde. Zij geven
allereerst voor acht belangrijke Japansche industrieproducten de
kwantiteit der productie aan en verder een algemeene index van de
industriëele productie van Japan en bovendien ter vergehjking van de
Vereenigde Staten en België.

Als de gemiddelde industriëele productie over de jaren 1921 tot

-ocr page 31-

1925 = 100 gesteld wordt, krijgen we de volgende cijfers voor Japan: 1)

JAPAN

Industriëele
productie van:

'32

'31

'29

'30

'28

'25

'26

'27

'24

Katoenen garens .
Katoenen weefsels
Ruwe zijde
Steenkool .
Koper.....
Papier.....
Bleekpoeder
Soda .....
Generale index .

131
160
160
99
124
180
144
225
153

118
145
175
111
137
188
149
177
149

120
147
180
98
131
183
123
197
147

130
161
177
121
125
195
186
180
159

114
123
125
111
110
128
128
136
122

118
135
154
119
106
158
130
135
132

114
145
158
121
110
179
143
151
140

122

134

135
111
110
143
111
126
124

97
108

109
106
106
112
125
115

110

VEREENIGDE STATEN. Basis : 1923

Generale index____| 95 | 104 | 108 | 106 | 111

BELGIË. Basis : 1923 — 1925 =
Generale index .... | 104 | 102 | 116 | 127 | 135

1925 = 100
119
I 96 I 81

100

136 I 121 I 106 I 91

64

De cijfers van U.S.A. zijn het gemiddelde van ongeveer 50 industrie-
producten, die tezamen plus minus 80% van de totale industriëele
productie omvatten. De algemeene index van de Japansche industri-
eele productie toont een voortdurend stijgende lijn, alleen eenigszins
onderbroken in de crisisjaren. Als wij de cijfers voor de Vereenigde
Staten en België ermee vergelijken, blijkt er een groot verschil ten
gunste van de Japansche industrie te bestaan.

De veranderingen in den Japanschen import en export opgetreden
sedert 1900, worden ook duidelijk door de volgende tabel aangetoond.
Zij geeft aan, welke producten Japan respectievelijk in 1900 en 1931
exporteerde en importeerde, benevens de waarde in millioenen yen
(alleen de belangrijkste goederen, die werden ingevoerd resp. uitge-
voerd, zijn vermeld).

Zie Annuaire Statistique de la Société des Nations 1932-1933, pag. 148
en volg.

-ocr page 32-

Tabel IVa.

EXPORT 1900

IMPORT 1900

Artikelen

Waarde

Waarde

Artikelen

Rijst....................

Agarwieren ..............

Plantenlijm ..............

Lèches..................

Thee....................

Geraffineerde kamfer .....

Sigaretten ...............

Ruwe zijde ..............

Zijde....................

Uitschot van zijde ........

Zijden weefsels ..........

Taffetas.................

Zijden zakdoeken.........

Katoenen garens .........

Wit katoenlinnen.........

Katoenlinnen ............

Tenjiku (katoenlinnen) ....

Vlechtwerk ...----.......

Koper (ruw en bewerkt) ...
Lucifers ................

Europeesche parapluies ...

Lakwerk.................

Porcelein en aardewerk....

Traan----..........----

Steenkool ...............

3,6
0,9
1,0
1,2
8,1
3,0
0,7
44,7
1,0

3.2
17,4

0,9

4.3
20,6

1,8
1,8
0,5
4,0
12,7
5,8
0,9
1,0
2,5
0,9
13,7

Rijst...................

Meel ..................

Peulvruchten...........

Versche eieren ..........

Zalm en forel ...........

Witte suiker ............

Bruine suiker ...........

Indigo .................

Aniline ................

Ruwe katoen ...........

Katoenen garens ........

Katoen linnen ..........

Gebleekte katoen ........

Bedrukt katoen .........

Katoen-satijn -----------

Wol...................

Wollen garens ..........

Laken .................

Wol-mousseline .........

Satijn..................

Hennep ................

Leer en geprepareerde hui-
den .................

IJzeren staven ..........

IJzeren platen ..........

Rails..................

IJzeren staven ..........

IJzeren spijkers..........

IJzeren buizen ..........

Weefmachines ..........

Locomotieven ..........

Stoomschepen ..........

Vensterglas .............

Papier..................

Petroleum ..............

Oliekoeken uit planten ....

Oliekoeken uit traan......

Steenkool ..............

9,0
3,9

4.8
1,2
2,2

15,6
11,0

3.9
1,3

58,5
7,0

5.6

1.3
2,0

3.7
3,9

1.8

3.0

7.4

1.1

1.7

2,1
1,0
6,2

4.8
5,2
2,2

3.0
0,8

1.1
2,6
1,0
2,0

14,2
3,7
1,2
2,1

-ocr page 33-

IMPORT 1931

EXPORT 1931

Artikelen

Waarde

Waarde

Artikelen

Rijst....................

Erwten .................

Agarwieren..............

Tarwemeel .............

Thee...................

Geraffineerde suiker.....

Bier ...................

Conserven..............

Afval van zijde..........

Steenkool ..............

Hout en planken.........

Plantaardige oliën .......

Kamfer (geraffineerd) ....

Ruwe zijde .............

Katoenen garens ........

Ijzer ..................

Vlechtwerk voor hoeden..

Traan .................

Lucifers ...............

Zijden weefsels .........

Katoenen weefsels .......

Linnen weefsels .........

Katoen flanel...........

Foelards ...............

Katoenen handdoeken ...

Tricot..................

Hoeden ................

Knoopen...............

Papier..................

Cement................

Porcelein en aardewerk ...
Glas- en glaswerk .......

Geel koper..............

Manufacturen ..........

Luchtbanden............

Machines en onderdeelen.

Parapluies ..............

Borstels ................

Lompen en onderdeelen..
Speelgoed ..............

16,0
5,0
10,2
9,5
8,0
15,0
3,0
19,0

2.4
15,0
10,0

5.2
3,0

355,0

8.5
7,0
1,8
1,9
1,4

83,0
199,0

1.4

1.5

1.6
2,0

21,0

10.5

4.7
21,0

9,0
19,0
6,5
3,0
10,0
5,9

13.6
0,4

2.3

7.8
10,0

Rijst......................................7,0

Tarwe..................................32,9

Erwten ................nbsp;37,3

Suiker -----............nbsp;15,6

Vogeleieren...................3,0

Leer......................................7,2

Oliehoudende artikelen ...nbsp;14,5

Rubber..................................13,2

Ruwe soda .............nbsp;2,7

Ruwe ammoniumsulfaat..nbsp;15,9

Phosfaten -----.........nbsp;7,2

Koolzaadkoeken.........nbsp;44,3

Ruwe en gesponnen katoennbsp;296,3

Andere plantenvezels ....nbsp;13,7

Wol......................................86,1

Steenkool............................28,3

Ijzer-en andere ertsen ...nbsp;14,6

Hout en planken..........43,4

Leer......................................4,4

Chin. eetwaren (fu) ...........7,9

Bijtende soda ............8,2

Teer-kleurstoffen........nbsp;7,3

Wollen garens ..........nbsp;12,4

Papierpulp.........--------11,8

Gegoten metaal..........11,2

Rails en spalken..........nbsp;0,5

Andere ijzerwaren .......nbsp;36,3

Lood (blokken en platen).nbsp;8,1

Zink (blokken en platen) .nbsp;3,1

Tin......................................3,5

Essences....................0,8

Petroleum..............nbsp;36,0

Katoenen stoffen ........nbsp;4,4

Wollen weefsels..................10,0

Papier........................5,4

Horloges en onderdeelen ..nbsp;2,5

Automobielen...........nbsp;16,3

Machines............................50,9

-ocr page 34-

Bij een beschouwing van tabel IV valt op, dat de export in 1931
industrieproducten omvat, die in 1900 nog niet werden uitgevoerd,
of althans toen een dergelijk geringe waarde vertegenwoordigden, dat
ze niet afzonderlijk in de statistieken werden vermeld. De export om-
vat in 1931 een veel grooter aantal artikelen dan in 1900. De import
bestaat in 1931 voor een groot deel uit grondstoffen en andere materi-
alen, die Japan behoeft voor de industriëele productie en welke het
land zelf niet, of nog niet in voldoende mate, vervaardigt.

Hiervóór werd duidelijk gemaakt, dat de groote groei van den bui-
tenlandschen handel een gevolg is van de industrialisatie. We willen
er hier nog op wijzen, dat een ander gevolg van de Japansche indus-
trialisatie is, dat dit land minder afhankelijk is geworden van
Europa. (Daartoe heeft de toenemende beteekenis van andere landen,
die ook industrieproducten leveren en waarvan in de eerste plaats de
Vereenigde Staten genoemd moeten worden, eveneens bijgedragen.)
Daar Japan zelf industrieproducten is gaan fabriceeren kan het voor-
zien in behoeften, die het vroeger door middel van ruil met de Euro-
peesche industrielanden moest bevredigen.

Aangezien Japan vele en goedkoope industrieproducten aan de an-
dere Aziatische landen wil leveren, zijn ook deze landen voor den ruil
van hun agrarische producten tegen fabrikaten in veel mindere mate
dan voorheen op het Westen aangewezen.
In het feit, dat zoowel Japan
als het overige Oosten onafhankelijker van het Westen zijn geworden,
moet men de ruimere beteekenis van de Japansche industrialisatie voor
den tegenwoordigen tijd zien.

Daar in de toekomst ook in het economisch bestel van andere Oos-
tersche landen verdere veranderingen zijn te verwachten (de toene-
mende industrialisatie van China en Britsch-Indië wijst reeds daarop),
zal op het gebied van het internationale ruilverkeer, naar het ons voor-
komt, een tijdperk van onevenwichtigheid ontstaan, omdat de Ooster-
sche industriearbeider, zoolang zijn behoeftencomplex niet sterk ver-
andert, met lage loonen genoegen neemt. De ruil van Westersche goe-
deren tegen Oostersche producten zal daardoor bemoeilijkt worden.
Vele factoren kunnen deze ontwikkeling in tegengestelden zin beïn-
vloeden. Wij zullen daarop echter later nog terug komen.

-ocr page 35-

DE EXPORT EN IMPORT VAN DE GOEDEREN, DIE IN DEN
JAPANSCHEN BUITENLANDSCHEN HANDEL DE BELANG-
RIJKSTE PLAATS INNEMEN

Merkwaardig is voor den Japanschen handel de groote plaats, welke
de ruwe zijde en de textielproducten in den uitvoer en de ruwe katoen
in den invoer innemen.

In 1899 bedroeg de export van zijde, thee, koper en steenkool 52%
van de waarde van den totalen uitvoer,

De ruwe zijde alleen besloeg in 1900 ongeveer 23% van den totalen
export. In de jaren daarop is de belangrijkheid van de zijde in den
uitvoer, in procenten van den totalen uitvoer, nog aanmerkelijk
grooter geworden, terwijl het aandeel van de thee, koper en steenkool
terughep.

Het is wenschelijk op de beteekenis van den zijdeuitvoer eenigs-
zins dieper in te gaan. In de laatste jaren is naast de productie van
ruwe zijde die van kunstzijde ontstaan, hetgeen voor de positie van
de Japansche boeren, die nog steeds een zeer groot percentage van
de bevolking uitmaken, zeer pijnlijk is. Want uit de zijderupsenteelt
trekt de Japansche boer een belangrijk deel van zijn inkomsten, dat
hij zeer noode kan missen.

Hieronder volgt de jaarlijksche productie van ruwe zijde en kunst-
zijde van het jaar 1923 af en bovendien de wereldproductie van deze
artikelen in metrieke tonnen.

PRODUCTIE VAN RUWE ZIJDE
Totale productie van Azië en Europa

Jaarnbsp;Tonnbsp;Jaarnbsp;Ton

192nbsp;3......... 39.900nbsp;1928..................58.395

192nbsp;4......... 43.970nbsp;1929..................61.410

192nbsp;5......... 47.210nbsp;1930..................59.750

192nbsp;6......... 50.380nbsp;1931..................58.090

192nbsp;7......... 53.675nbsp;1932..................50.500

Productie van Japan

Jaarnbsp;Tonnbsp;Jaarnbsp;Ton

192nbsp;3..................25.335nbsp;1928..................39.691

1924nbsp;..................28.414nbsp;1929 ..................42.346

192nbsp;5..................31.066nbsp;1930..................42.619

1926nbsp;..................34.349nbsp;1931..................43.811

192nbsp;7..................37.051nbsp;1932..................40.300

Vgl. het reeds aangehaalde werk van Van Kol, pag. 168.
Annuaire Statistique de la Société des Nations, 1932-1933, pag. 98.

V 31

-ocr page 36-

Voor sommige landen van Azië, o.a. China, zijn niet de productie-,
maar de exportcijfers genomen, wegens gebrek aan volledige pro-
ductiecijfers. Wat Japan betreft, zijn het de productiecijfers. De
exportcijfers van ruwe zijde zijn voor de Aziatische landen aanmerke-
lijk lager dan de productiecijfers. Bovendien hebben wij hier in
sommige gevallen met schattingen te doen.

PRODUCTIE VAN KUNSTZIJDE
Wereldproductie

Jaarnbsp;Tonnbsp;Jaarnbsp;Ton

1923.. . 49.900nbsp;1928................174.390

192nbsp;4........ 66.350nbsp;1929 ................208.480

1925nbsp;........ 86.000nbsp;1930................199.630

192nbsp;6........ 101.420nbsp;1931................224.180

192nbsp;7........ 140.250nbsp;1932 ................232.490

Productie van Japan

Jaarnbsp;Tonnbsp;Jaarnbsp;Ton

1923nbsp;........ 354nbsp;1928 ................7.494

1924nbsp;........ 620nbsp;1929................11-961

192nbsp;5................1.451nbsp;1930................16.311

192nbsp;6................2.268nbsp;1931................21.212

1927nbsp;................4.763nbsp;1932 ................29.204

We zien, dat de totale wereldproductie van ruwe zijde is gestegen,
echter niet zoo snel als het aandeel van Japan daarin.

Als men de prijzen van de zijde in 1932 met die van voorafgaande
jaren vergelijkt, valt een enorme daling waar te nemen, tot ongeveer
één vierde van de prijzen der goede jaren, i) De prijs van ruwe zijde
is nog sterker gedaald dan die van kunstzijde, hetgeen begrijpelijk
is, daar de ruwe zijde eenige malen (drie, vier of vijf maal) duurder is
dan de kunstzijde, terwijl er in de laatste jaren vooral vraag naar
goedkoope producten is.

De productie van kunstzijde in Japan, die in 1923 nog slechts
354 ton bedroeg, is in een tiental jaren tot bijna 30.000 ton gestegen.
De beteekenis van deze groote productiestijging wordt nader onder-
zocht bij de bespreking over de zeer voorname plaats, die de uitge-
voerde zijde en textielproducten in den Japanschen export innemen,
en welke volgt, nadat eerst de uitvoer van deze goederen in cijfers is
vastgelegd.

1) Vgl. Annuaire Statistique de la Société des Nations 1932-1933, pag. 98.
32

-ocr page 37-

DE WAARDE VAN DE UITGEVOERDE ZIJDE VAN 1900 AF EN HET
AANDEEL DAARVAN (IN PROCENTEN) IN DE WAARDE VAN
DEN TOTALEN EXPORT VAN JAPAN

Jaar

Waarde
(mill. yen)

%

Jaar

Waarde
(mill. yen)

%

1900

45

23

1917

355

22

1901

75

30

1918

370

19

1902

77

30

1919

624

30

1903

74

26

1920

383

20

1904

89

28

1921

417

34

1905

72

22

1922

670

42

1906

110

26

1923

566

40

1907

117

27

1924

685

39

1908

109

29

1925

880

40

1909

124

30

1926

734

37

1910

131

29

1927

742

37

1911

129

29

1928

733

38

1912

150

29

1929

784

37

1913

189

30

1930

417

29

1914

162

28

1931

355

32

1915

152

22

1932

382

28

1916

267

24

1933

391

21

Duidelijk blijkt uit deze tabel de groote belangrijkheid van de zijde
in den export over de geheele periode. In de oorlogsjaren valt een
daling waar te nemen in de procenten, hoewel de absolute waarde van
den zijdeexport in dien tijd zeer sterk is gestegen. Deze daling valt
aldus te verklaren: In de oorlogsjaren waren de Europeesche landen
voor een goed deel van de Oostersche markten uitgeschakeld. Daar-
door ontstond voor Japan een gunstige gelegenheid om den export
van nijverheidsproducten naar de Aziatische en andere landen sterk
uit te breiden. Aangezien de Europeesche landen ook vóór den oorlog
geen leveranciers van beteekenis van zijde (van de zijderups) waren,
is het begrijpelijk, dat de zijdeuitvoer van Japan minder van den
wereldoorlog heeft geprofiteerd dan andere industrieproducten. In de
Aziatische landen, waar Japan een groot deel van zijn export afzet, is
vooral een groote vraag naar textielgoederen. De textieluitvoer van
Japan is in de jaren van den wereldoorlog dan ook sterk gestegen,
naar verhouding nog veel meer dan die van de zijde.

Deze cijfers zijn afkomstig uit de betrekkelijke „Résumé'squot;

-ocr page 38-

In de jaren 1912-1920 bedroeg de waarde van de uitgevoerde tex-
tielproducten ongeveer:

Jaar

191nbsp;2..........

191nbsp;3..........

191nbsp;4..........

191nbsp;5..........

191nbsp;6..........

Jaar

1917.

1918.

1919.

1920.

Millioenen yen
105
140
150
180
210

Millioenen yen
340
510
550
550

Deze cijfers zullen in werkelijkheid nog hooger geweest zijn, aan-
gezien de bronnen, waaruit ze zijn berekend, slechts de uitvoerwaarde
van de voornaamste artikelen vermelden, i)

De uitvoer van textielproducten

In den uitvoer van textielproducten valt op, dat het aandeel van
de katoenen garens daarin zeer snel is gedaald en dat van katoenen
weefsels zeer sterk is gestegen, hetgeen wijst op een verdere afwerking,
dat wil zeggen verdere industriahsatie in dezen tak van nijverheid.

Het is niet onaardig ook hiervan eenige cijfers te geven. We gaan
daarvoor over eenige jaren het aandeel van de katoenen garens
en van katoenen weefsels, uitgedrukt in procenten, in den totalen
export (naar de waarde), na.

Tabel VI

Jaar

Garens

0/
/O

Weefsels

%

Jaar

Garens

%

Weefsels

%

1912

10,0

5,0

1925

5,5

19,5

1913

11,3

5,3

1926

3,6

21,1

1919

5,5

13,5

1927

2,0

19,0

1920

8,0

17,0

1928

1,4

18,5

1921

6,5

16,5

1929

1,3

19,7

1922

7,2

13,9

1930

1,1

19,1

1923

5,5

16,6

1931

0,8

17,8

1924

6,2

18,5

1932

1,6

21,2

Dit tabelletje spreekt voor zich zelf en heeft dan ook weinig com-
mentaar noodig. Alleen moet erop gewezen worden, dat het aandeel

Zie de verschillende jaargangen van het „Résuméquot;.
Zie dezelfde bronnen als die van de vorige tabel en „Mémorandum sur les
Balances des Paiements en sur les Balances du Commerce Extérieur 1910-1923,
Vol. 3, pag. 354 en 355.
Verschillende djfers zijn afgerond.

-ocr page 39-

van garens en weefsels tezamen in den totalen export, in procenten
uitgedrukt, is gestegen. Als men b.v. het jaar 1912 vergelijkt met
1930, valt een groei van 15% tot plus minus 20% waar te nemen.

We geven tenslotte ook nog de cijfers van 1900 en 1901.

In „Résumé Statistique de l'Empire du Japonquot;, 1904, pag. 46 en
47 staat het volgende vermeld over den uitvoer van katoenen artikelen
voor de jaren 1900 en 1901.

Export 1900

Export 1901

(in millioenen yen)

(in millioenen yen)

Coton filé .....................

20,6

21,5

Toile blanche de coton ..........

1,8

1,4

Toile de coton .................

1,8

1,3

Toile de coton dit Tenjiku .......

0,5

0,8

Totaal....................----

24,7

25,0

De waarde van de uitgevoerde textielgoederen bedroeg in 1900
ongeveer 13% van de waarde van den totalen export en in 1901 bijna
10%. Zooals men ziet, neemt de coton filé in deze jaren het leeuwen-
aandeel in in den export van textielproducten. Bovendien blijkt, dat
het aandeel van katoenen artikelen in den totalen Japanschen uitvoer
omstreeks het begin van deze eeuw slechts de helft bedroeg van dat
der laatste jaren.

Nemen we den uitvoer van zijde en textielproducten tezamen, dan
blijkt duidelijk de in 1900 reeds bestaande, maar nog steeds verder
gegroeide eenzijdigheid van den Japanschen uitvoer.

Deze eenzijdigheid wordt geaccentueerd door het feit, dat Japan
voor den zijdeuitvoer bijna geheel op de Vereenigde Staten is aange-
wezen, terwijl China en Engelsch-Indië een zeer groot deel van de
afgewerkte katoenen stofifen koopen. De Vereenigde Staten nemen
ongeveer 96% der zijde af en China bijna 46% der katoenen stoffen, i)
Vooral in den tegenwoordigen tijd is een dergelijke eenzijdigheid
gevaarüjk. Dit geldt in de eerste plaats voor de zijde, die een kostbaar
product is en in de gegeven omstandigheden afhankelijk, wat de

Dr H. N. ter Veen: De sociale beteekenis der Industrialisatie van Japan.
Amsterdam, 13 Nov. 1933, pag. 18.

-ocr page 40-

exportwaarde betreft, van het conjunctuurverloop in een enkel land. i)

Het is daarom zeer begrijpelijk, dat de prijzen van de ruwe zijde
nog sterker zijn gedaald dan die van de kunstzijde. De snelle produc-
tiestijging van kunstzijde bewerktsteUigt natuurlijk eveneens een
waardevermindering van de zijde, verkregen van de zijderups. De
Japansche landbouwer, die een belangrijk deel van zijn inkomen trekt
uit de zijderupsenteelt, komt door dit alles voor groote moeilijkheden
te staan. In het „Algemeen Handelsbladquot; van 19 Aug. 1934 komt
een artikel voor: „Japans landbouwzorgenquot;, dat zeer lezenswaardig is.
De prijsdaling wordt daarin als volgt aangeduid: „De catastrofale
prijsdaling van de zijde wordt het beste uitgedrukt door de prijsindex
van witte cocons, die, het gemiddelde 1922-1926 op 100 gesteld, in
Mei 1934 tot 26,4 was gedaald, na in 1933 nog 61 te zijn geweest.quot;

Het verbruik van Japansche zijde in de Vereenigde Staten daalde
van 1927 tot 1933 van 500.093 balen tot 432.993, dit is met 14%,
terwijl daarentegen het verbruik van kunstzijde in de Unie in dezelfde
jaren een stijging van meer dan 100% vertoont. Uit deze cijfers blijkt,
dat de ruwe zijde de concurrentie met de kunstzijde niet vol kan
houden. Het wil ons voorkomen, dat de ruwe zijde ook in de toekomst
het onderspit zal moeten delven. Indien dat inderdaad het geval
mocht zijn, gaat de Japansche landbouw een zeer moeilijken tijd te-
gemoet. En hoewel verandering in de productie van den Japanschen
landbouw op den duur geen achteruitgang van de welvaart behoeft te
beteekenen, zal daarvan toch gedurende de overgangsperiode een
nadeeligen invloed uitgaan op de materieele welvaart van het land.
Immers, iedere verandering van productie gaat gepaard met een zeker
kapitaalverlies en eischt bovendien nieuwe kapitaalvorming, hetgeen
niet anders dan met offers gepaard kan gaan.

De positie van den export van ruwe zijde is dus tengevolge van de
beide factoren: concurrentie van de kunstzijde en eenzijdige oriën-
teering op de Vereenigde Staten, niet sterk.

De positie van den textielexport is aanmerkelijk beter, doordat
die ten eerste veel meer markten omvat, terwijl er bovendien in de
landen waarop de uitvoer is aangewezen, een stijgende behoefte aan
de goedkoope Japansche textielproducten bestaat (we denken hier
onder anderen aan den snellen groei van den uitvoer van deze artike-
len naar Nederlandsch-Indië).

1) Hetzelfde werk, pag. 31: „The decreased export to the United States was
mainly caused by the smaller export of raw silk due to the depression in that
country...quot; (Japan Times yearbook, 1933, pag. 214).

-ocr page 41-

Naast den uitvoer van ruwe zijde, kunstzijde en textielgoederen is
eveneens van beteekenis die van zijden weefsels. Wij zullen het aan-
deel daarvan in den totalen export van goederen eveneens in procen-
ten, naar de waarde, uitdrukken (waarde in millioenen yen).

Tabel VII

Export van zijden weefsels

Jaar

Waarde

%

Jaar

Waarde

%

1900

17

8,0

1924

126

7,1

1905

28

8,8

1925

117

5,3

1912

30

5,7

1926

133

6,7

1913

40

6,3

1927

140

7,0

1919

162

8,0

1928

134

7,0

1920

158

8,3

1929

150

7,1

1921

90

7,3

1930

101

7,0

1922

108

6,7

1931

82

7,4

1923

92

6,5

1932

110

8,2

Het aandeel van de zijden weefsels blijkt ongeveer op dezelfde
hoogte te zijn gebleven. Men moet echter bedenken, dat voor de
laatste jaren, in het gegeven percentage, ook het deel, dat de uitvoer
van kunstzijden weefsels omvat, is begrepen. De kunstzij de-export
bedroeg in 1930, 1931 en 1932 respectievelijk 2,4; 3,6 en 4,5% van
de waarde van den totalen export.

Alles bij elkaar genomen büjkt het totale aandeel van zijden en
katoenen artikelen in het begin van de twintigste eeuw minder dan
50% te bedragen; in de jaren vóór den oorlog is dat aandeel gestegen
tot ruim 50%, terwijl het na den oorlog van bijna 60% tot soms 70%
stijgt. In den allerlaatsten tijd (1931 enz.) daalt dat percent^e weer
beneden de 60%, hetgeen er op wijst, dat Japan een groeiende afzet
heeft van de nieuwe artikelen, waarmee het in den laatsten tijd op de
markt verschijnt. 2)

Deze nieuwe exportproducten verhoogen de stabiliteit van den
Japanschen handel, temeer daar Japan ook nieuwe markten voor zijn
uitvoer heeft verkregen. We zullen daarop echter later nog terug
komen en willen er hier alleen nog op wijzen, dat deze verandering
in den export van groote beteekenis is, zoowel voor Japan zelf als

Dezelfde bronnen als die van de vorige tabel.

Dr ter Veen noemt in zijn reeds genoemde werk op pag. 31: wollen goede-
ren, kunstzijde, bier, glas, gloeilampen, papier, speelgoed, rijwielen, chemica-
liën, cement en schepen.

-ocr page 42-

voor andere landen en daarvan wel in de eerste plaats voor de Euro-
peesche landen.

Een land als Japan, waarvan de bevolking steeds nieuwe behoeften
leert kennen, die alleen bevredigd kunnen worden door bij de produc-
tie gebruik te maken van de moderne technische hulpmiddelen, is
voor een groot deel aangewezen op ruilverkeer met andere gebieden,
aangezien het zelf niet voldoende beschikt over de grondstoffen, be-
noodigd voor de nieuwe takken van nijverheid. Het areaal, waarover
de Japansche landbouw beschikt, is te klein om, door middel van ruil
van agrarische producten tegen industrieproducten, te voorzien in de
nieuw gevoelde behoeften, i) Het land zou zelf, indien noodig, mis-
schien ondanks de toenemende bevolking, in de behoefte van voe-
dingsmiddelen kunnen voorzien, want, zooals we vroeger reeds zagen,
is het verschil tusschen de ingevoerde en uitgevoerde voedingsarti-
kelen naar de waarde betrekkehjk gering. Doordat het land echter
andere eischen is gaan stellen, eischen, die door de regeering worden
aangemoedigd niet alleen om, naar het ons voorkomt, tot verhooging
van de materieele welvaart van de individuen te dienen, maar ook
om daardoor de kans te krijgen politieke idealen te verwezenlijken,
kon het land zelf niet meer in de behoefte aan agrarische producten
voorzien. Japan werd daardoor hoe langer hoe meer voor de voor-
ziening hiervan en van andere grondstoffen afhankeüjk van den
buitenlandschen handel.

Er werd reeds op gewezen, dat import niet mogeUjk is, indien daar
geen export (van goederen, diensten of kapitaal, waarvan voor Japan
de beide eersten slechts in aanmerking komen), tegenover staat. Dus,
als Japan de goederen, die het noodig heeft, in voldoende mate wil
blijven importeeren, moet het zorgen dat het goederen kan expor-
teeren.

Het is daarom voor Japan van groot belang over een zoo stabiel
mogehjken export te beschikken, welke stabihteit door een grootere
variatie van uitvoerproducten verhoogd wordt. Dit kan de ruil van
de Westersche industrielanden met de Aziatische landen echter niet
ten goede komen, immers het vermindert, althans tijdehjk, de moge-
lijkheid van den uitvoer van industrieproducten uit het Westen, het-
geen impliceert een moeilijkeren import van Oostersche agrarische
producten. De aanwezigheid van veel Westersch kapitaal in de Azia-
tische landen is daarom, in het belang van de Europeesche landen,

1) Volgens Dr ter Veen is slechts 15,4% van den bodem voor landbouw ge-
schikt, pag. 7.

-ocr page 43-

wenschelijk, temeer daar de ontwikkehng van het Oosten steeds ver-
der voortschrijdt. Want uit het in het Oosten belegde kapitaal trekt
Europa inkomsten in den vorm van uit het Oosten geïmporteerde
goederen, die voor de welvaart van de Europeesche landen onmis-
baar zijn.

Het is in verband met het hierboven besproken beperkte agrarische
productievermogen van Japan en de snel groeiende bevolking duide-
hjk, dat Japan is voorbestemd om steeds meer een industrieland te
worden. Deze industriahsatie is door de regeering ter hand genomen.
Politieke motieven speelden daarbij een groote rol. En nog steeds
stellen de leidende figuren de industrie in dienst van de pohtieke
expansie.

De imperiahstische neigingen van Japan vinden steun bij de ideolo-
gieën, die in het volk, of althans in een deel daarvan, leven, i)

Het is echter onvermijdelijk, dat het volk op den duur aan de nieuw
gevoelde behoeften zal wenschen te voldoen. Er zijn reeds teekenen,
die daarop wijzen. De taak van de Japansche industrie zal dan ook
steeds meer moeten worden: voorzien in de nieuwe behoeften en in
de behoeften van het belangrijke bevolkingsaccres.

Het probleem van de voorziening in de nieuwe behoeften is het
voornaamste, dat van den bevolkingsgroei komt ons inziens pas op de
tweede plaats. Wij brengen dit naar voren, omdat verschillende
schrijvers den indruk wekken alsof deze verhouding andersom zou
zijn, of te weinig nadruk leggen op de veranderingen, die plaats
vinden in het behoeftencomplex van een volk, dat in voortdurende
aanraking met de Westersche beschaving staat en wat Japan betreft,
de Westersche methoden van voortbrenging heeft overgenomen.

We zullen nu den invoer van enkele belangrijke Japansche import-
producten nagaan. Verreweg het voornaamste importartikel is de
ruwe katoen.

Zie o.a. Grondijs : Wat wil Japan.
2) Vgl. het reeds genoemde werkje van Dr ter Veen, pag. 16.
ä) Zie o.a. H. Roosjr: Japan in den Grooten Oceaan. J. Witte: Japan
zwischen zwei Kuituren, pag. 147, Leipzig, 1928.

-ocr page 44-

Tabel VIII

De import van ruwe katoen i)

Jaar

Waarde

n /

Jaar

Waarde

0/

(in mill, yen)

%

(in mill, yen)

/o

1900

59

21

1917

330

32

1901

60

24

1918

514

31

1902

79

29

1919

666

31

1903

70

23

1920

721

31

1904

73

20

1921

438

28

1905

111

23

1922

428

23

1906

83

20

1923

513

26

1907

116

• 24

1924

605

25

1908

90

21

1925

923

36

1909

108

27

1926

726

31

1910

159

34

1927

625

28

1911

157

31

1928

550

25

1912

200

32

1929

573

26

1913

233

32

1930

362

23

1914

220

37

1931

296

24

1915

217

40

1932

447

31

1916

274

36

1933

1 604

32

Bij het beschouwen van deze tabel valt op, dat de waarde van de
ingevoerde ruwe katoen, uitgedrukt in procenten van de waarde van
den totalen import, in de oorlogsjaren grooter is dan in de meeste
andere jaren. Dit correspondeert met den grooteren uitvoer van
textielproducten in dien tijd (verg. tabel VI).

Als men tabel I bekijkt, ziet men, dat de waarde van den export in
de oorlogsjaren sneller is gestegen dan die van den import (wat zeer
begrijpelijk is), maar verder is over de geheele periode, waarover ons
onderzoek zich uitstrekt, de waarde van export en import bijna
steeds in ongeveer dezelfde mate toegenomen. Daarom is het op-
merkelijk, dat het aandeel van de waarde der ruwe katoen in de totale
waarde van den invoer lang niet zoo sterk is gestegen in den loop der
jaren als dat van de textielproducten in den uitvoer.

Vergelijkt men b.v. de procenten van de eerste jaren van deze tabel
met die van andere jaren, dan valt daarin, in het algemeen, geen groot
verschil waar te nemen. Doet men datzelfde echter met tabel VI, dan
vindt men een duidelijk verschil in percentage. (Zie pag. 34 en 35).

Hoe is die snellere stijging van de waarde der geëxporteerde

1) Dezelfde bronnen als die van de vorige tabellen.

1) Vgl. Annual return of the foreign trade of Japan, 1933, part. I, pag. 373.

-ocr page 45-

textielproducten ten opzichte van de waarde der geïmporteerde ruwe
katoen te verklaren ?

Het is niet onwaarschijnlijk, dat de behoefte aan katoenen artikelen
van het Japansche volk minder snel is gegroeid dan de productie
daarvan, zoodoende bleef er een grootere hoeveelheid van die goederen
voor export beschikbaar.

Een andere en concretere factor is echter de wijziging in den export
van textielproducten zelf. Bij tabel VI werd er reeds op gewezen, hoe
de export in de latere jaren veel meer weefsels en veel minder garens
is gaan omvatten. Dit wijst op een verdere afwerking der producten,
wat een grootere waarde van de uitgevoerde textiel beteekent.

De belangrijkste landen voor den import van ruwe katoen zijn de
Vereenigde Staten, Britsch-Indië en China. Uit deze landen werd in
1932 voor respectievelijk ongeveer 321, 92 en 19 millioen yen inge-
voerd. In 1933 waren deze cijfers respectievelijk 382, 169 en 24 mil-
lioen yen.

De import van suiker
Een ander artikel, dat in het begin van deze eeuw behoorde tot de
beide belangrijkste importproducten van Japan, is de suiker. Ook
hiervan gaan we op de bekende manier de veranderingen na die tus-
schen 1900 en 1933 in den import zijn opgetreden.

Jaar

Waarde
(in mill, yen)

%

Jaar

Waarde
(in mill, yen)

%

1900

27

9,4

1917

12

1,1

1901

33

13,0

1918

34

2,0

1902

14

5,2

1919

58

2,7

1903

21

6,6

1920

60

2,6

1904

23

6,2

1921

70

4,3

1905

14

2,9

1922

64

3,4

1906

24

5,7

1923

53

2,7

1907

20

4,1

1924

64

2,6

1908

20

4,6

1925

75

3,0

1909

13

3,3

1926

84

3,5

1910

13

2,8

1927

76

3,5

1911

9

1,8

1928

65

3,0

1912

16

2,6

1929

31

1,4

1913

37

5,1

1930

26

1,7

1914

22

3,7

1931

16

1,3

1915

15

2,8

1932

3

0,2

1916

13

1,7

1933

13

0,7

zakelijk door ons zelf berekend.

-ocr page 46-

De in het begin der twintigste eeuw belangrijke beteekenis van den
import van suiker is in de latere jaren verminderd en in de allerlaatste
jaren
zeer miniem geworden. (Men moet bij de beschouwing van den
buitenlandschen handel bedenken, dat de ruil tusschen Japan en
Korea en Formosa en de ruil van deze laatste gebieden met het bui-
tenland in deze tabellen niet is begrepen.) Nederlandsch-Indië, dat
van 1905 af bijna in den geheelen Japanschen import van suiker voor-
ziet, ondervindt daarvan de pijnlijke gevolgen. In de laatste jaren
voert Japan veel suiker in uit Formosa. Maar om de hierboven reeds
aangeduide reden komt dat niet in de statistieken tot uiting, i)

Het is onmogelijk en ook niet noodig om van alle import- en export-
artikelen afzonderlijke tabellen te geven voor alle jaren. We zullen
van den Japanschen rijstinvoer en petroleuminvoer nog een volledig
overzicht geven, terwijl voor de andere belangrijke artikelen van den
Japanschen buitenlandschen handel met een beknopter schema zal
worden volstaan. (Zie pag. 45 en volg.).

Tabel X

De import van rijst

Waarde
(in mill, yen)

Waarde
(in mill, yen)

Jaar

%

Jaar

%

1900

1901

1902

1903

1904

1905

1906

1907

1908

1909

1910

1911

1912

1913

1914

1915

1916

3.1

4.7
6,6

16,4
16,0

9.8

6.2
6,3
5,3
3,5
2,0

3.5
4,8

6.6
4,2
1,0
0,4

1917

1918

1919

1920

1921

1922

1923

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

1933

6
90
162
18
28
61
31
71
121
51
79
34
23
20
7
12
12

0,6

5.3

7.4
0,8
1,8

3.2

1.5
2,9
4,7
2,1

3.6
1,5
1,0

1.3
0,6
0,8
0,6

12
18
52
60
48
26
31
23
14
9
18
30
48
25

) De waarde van de hier gegeven cijfers wordt soms beïnvloed door de
moeilijkheid om over een aantal jaren uit de verschillende jaargangen der ver-
schenen statistieken zuiver vergelijkbare gegevens te krijgen. Immers er bestaat

-ocr page 47-

Rijst is nog steeds het hoofdvoedsel van den Japanner, hoewel de
tarwe in de laatste jaren aan beteekenis wint. De rijstbouw is voor de
boeren, die een groot deel der bevolking uitmaken, het voornaamste
middel van bestaan. De productie van rijst per cho (= 0,9917 ha) is
gestegen, evenals het verbruik per hoofd der bevolking.

In de eerste jaren bestond er naast den import van rijst een, in ver-
houding daarmede, nog vrij belangrijke export van rijst.
Deze export
is van steeds geringere beteekenis geworden.

Over de verschiUende jaren vertoont de rijstimport groote varia-
ties, wat verklaard
zal moeten worden uit een beteren of slechteren
oogst in een bepaald jaar.

Uit de cijfers bhjkt, dat Japan voor zijn hoofdvoedsel niet afhanke-
hjker van het buitenland is geworden. Ook dit wijst, evenals de tabel-
len II en III, op een mindere afhankelijkheid ten opzichte van de
voedselvoorziening van het buitenland dan verschillende schrijvers
willen doen gelooven (die als oorzaak ervan dan de toename der be-
volking noemen). Er zij hier nogmaals op gewezen, dat de afhanke-
hjkheid van Japan ten opzichte van het buitenland hoofdzakehjk de
grondstoffenvoorziening betreft.

In de oorlogsjaren was de rijst-import zeer gering. In dien tijd zal
er dus, wegens stagnatie in den import, inderdaad een tekort aan
rijst geweest zijn. In 1918 en 1919 zien wij dientengevolge een grooten
import van rijst, welke in 1920 weer tot zeer geringe proporties terug-
loopt.

Sedert 1928 is de import van rijst vrij onbelangrijk in vergelijking
met de waarde van den totalen import.

De rijstimport is hoofdzakehjk afkomstig uit Siam. In 1932 en
1933 voerde Siam ongeveer voor respectievehjk 10 en 11 millioen
yen in. i)

De import van petroleum

De invoer van petroleum wordt op dezelfde manier nagegaan als
de invoer van de vorige artikelen. Hieronder volgen dubbele cijfers
voor sommige jaren. Deze djfers geven afzonderlijk den invoer

wel eens verschil in de categorieën waarin de goederen in den loop der jaren werden
ondergebracht. Zooveel mogelijk is getracht door vergelijking van verschillende
statistische gegevens aan dit bezwaar te ontkomen. Mochten de gegevens van
een bepaald jaar niet geheel zuiver zijn, dan zal het verschil echter niet van dien
aard zijn, dat het afbreuk zal doen aan de conclusies, die getrokken werden.

Vgl. Annual return of the Foreign trade of Japan, 1933, Part. I, pag. 330.

-ocr page 48-

van kerosene en van benzine plus petroleum aan. In de eerste jaren
bestaat de geheele petroleumiraport bijna uitsluitend uit kerosene, dit
is gezuiverde petroleum. Na 1918 is echter het aandeel van benzine
en ruwe petroleum veel grooter geworden.

Tabel XI i)

Jaar

Waarde
(in mill, yen)

%

Jaar

Waarde
(in mill, yen)

%

1900

14

4,9

1917

5

0,5

1901

15

1918

7

1902

15

1919

22 ( 7)

1903

11

1920

21 ( 8)

1904

18

1921

17 ( 7)

1905

12

2,5

1922

19 (17)

1,0(0,9)

1906

12

1923

15 (21)

1907

14

1924

14 (31)

1908

15

1925

13 (33)

1909

12

3,0

1926

12 (38)

0,5 (1,6)

1910

14

1927

1911

13

1928

31 (52)

1912

12

1929

35 (51)

1913

11

1,5

1930

38 (46)

1914

1931

36 (45)

1915

1916

quot;s

1932

37 (55)

6,4 (totaal)

6

1933

35 (68) !

5,4 (totaal)

Speciaal in de laatste jaren is de petroleumimport aanzienlijk ge-
stegen.

De afhankelijkheid van het buitenland ten aanzien van de olie is
Japan een doorn in het oog, wat te begrijpen is, want bij eventueele
conflicten met andere mogendheden zal de olievoorziening een
groote rol spelen.

In verband hiermee geven wij een overzicht van den Japanschen
petroleuminvoer uit verschillende landen. In „Résumé Statisque de
1'Empire du Japonquot; van 1904 en 1933 vinden wij,respectievelijk op
pag. 52 en 77 de volgende cijfers van den Japanschen keroseneïmport
(waarde in duizenden yen) :

) Dezelfde gegevens van de vorige tabellen en „Mémorandum sur les balan-
ces des Paiements... 1910-1923quot;, Vol. 2, pag. 352 en 253 en Mémorandum sur
le Commerce International... 1912-1926, Vol. 2, pag. 518 en 519.
Deze cijfers zijn vergeleken met die van het Statesman's Yearbook.

-ocr page 49-

Colonies russes de l'Asie...........

Etats-Unis......................

Colonies Hollandaises de l'Inde ....
Autres Pays .....................

1900
2.412
10.775
976

1901
1.932
11.789
1.222

1902
2.840
12.097

Total.........

14.136

14.943

14.937

Indes Néerlandaises ..............

Etats-Unis ......................

Autres Pays .....................

1930
12.645
21.206
4.016

1931
12.636
19.522
3.836

1932
14.512
18.703
3.319

Total.........

37.867

35.993

36.533

Van den totalen oheimport, die in 1933 ongeveer 100 millioen yen
bedroeg, was plus minus voor 59 millioen yen afkomstig uit de Ver-
eenigde Staten; uit Nederlandsch-Indië ongeveer
22 millioen en uit
Aziatisch Rusland omstreeks
10 milhoen yen.

DE EXPORT EN IMPORT VAN ANDERE
BELANGRIJKE GOEDEREN

De reeds behandelde goederen zijn hier, om een gemakkelijker ver-
gelijking mogelijk te maken, nogmaals vermeld.

TABEL XII_GEËXPORTEERDE GOEDEREN 2)

Jaren:

1900

1907

1908

1913

1919

1920

Waar- o/
de

Waar-
de /o

Waar-
de /o

Waar-
de /o

Waar- o,
de %

Artikelen

Waar- „/
de /O

Visch etc.........

Thee............

Suiker..........

Hout.....____...

Koper...........

Steenkool........

Zijde............

Uitschot van zijde.
Katoenen garens ..
Zijden Weefsels ..
Katoenen Weefsels
Bonneterie .......

Vlechtwerk......

Papier...____....

Aardewerk .......

Mach. en onderd.
Lucifers .........

3
12
2,6
9

29
19

117
6

30
29

12
13
8,5
7,5

25
20

150
11
54
30

26
9

2,8

5.5

2.6
12

2,2
1,6

2.5

1.6
4,5

3.8
30,0

1,7
11,3

6.3

5.4
1,7

1.5
0,5
1,1
0,4

1.9

14
10
16
10
28
24
189
11
71
40
34
11
9
3
7

2,5
12

16

22

24

38
624

114
162
280

39

25
23
17
33

17

31
29

45
383

152
158
335
36

23
31
17
28

13

45
3,2
21
17

9,5
7

9,4

2,5
5,8

) Vergelijk Annual return of the Foreign trade of Japan, Part. I, pag. 354.
Zoowel naar de absolute waarde als in procenten van den totalen export,
waarde in millioenen yen.

-ocr page 50-

Jaren:

1921

1922

1924

1925

1926

Artikelen

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Visch etc. ........

15

1,2

16

1,0

23

1,3

23

1,0

23

1,2

Thee ............

18

1,1

13

0,7

15

0,7

12

0,6

Suiker............

16

1,3

19

1,2

28

1,6

32

1,5

34

1,7

Hout ............

15

1,2

14

0,9

14

0,8

20

0,9

18

0,9

Koper ...........

0,3

0,3

0,2

0,1

Steenkool .........

36

3,1

24

1,5

22

1,3

33

1,5

31

1,6

Zijde ............

417

33,7

670

41,9

685

38,9

880

39,6

734

37,2

Uitschot van zijde .

13

0,8

19

1,1

28

1,3

15

0,7

Katoenen Garens ..

81

6,5

115

7,2

110

6,2

123

5,5

71

3,6

Zijden Weefsels....

90

7,3

108

6,7

126

7,1

117

5,3

133

6,7

Katoenen Weefsels .

204

16,5

222

13,9

327

18,6

433

19,5

416

21,1

Bonneterie ........

13

1,0

18

1,1

22

1,3

31

1,4

26

1,3

Vlechtwerk .......

6

0,4

5

0,3

6

0,3

5

0,3

Papier ...........

19

1,5

16

1,0

16

0,9

20

0,9

19

0,9

Aardewerk ........

21

1,7

22

1,3

25

1.4

35

1,6

33

1,7

Mach. en Onderd. .

13

1,0

14

0,9

10

0,6

10

0,5

9

0,5

Lucifers ..........

16

1,3

16

1,0

9

0,5

9

0,4

7

0,4

Opmerking: Sommige cijfers zijn in deze tabel niet ingevuld. Dit
vindt zijn oorzaak in het feit, dat wij onze gegevens uit verschillende
bronnen moesten halen. Daardoor werd een zuivere vergelijking
soms onmogelijk. Open plaatsen beteekenen dus lang niet altijd dat
een bepaald goed in zeker jaar in het geheel niet werd uitgevoerd.

Doordat de cijfers werden afgerond, zijn zij niet altijd absoluut
nauwkeurig.

Opmerkingen waartoe de cijfers van Tabel XII aanleiding geven.

De koperexport, vóór den oorlog belangrijk, is daarna tot zeer ge-
ringe proporties teruggeloopen.

Het aandeel van steenkool in den uitvoer is eveneens verminderd.
Op de verandering, ingetreden in den export van katoenen garens
en katoenen weefsels, werd reeds vroeger gewezen.

Een product, dat zich zeer snel een plaats van beteekenis in den
export heeft verworven, is de kunstzijde.

Belangrijk in den uitvoer zijn in de laatste jaren ook de kleeding-
stukken, terwijl verder de beteekenis van chemische en pharmaceu-
tische producten grooter is geworden.

-ocr page 51-

Jaren:

1928

1929

1930

1931

1932

Artikelen

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Visch etc. ........

17

0,9

22

1,1

18

1,3

10

0,9

8

0,6

Graan- en Peulgew.

37

2,0

44

2,1

29

2,0

31

2,8

32

2,3

Gecons. Voedingsart.

23

1,2

26

1,2

22

1,5

19

1,7

23

1,7

Thee ............

12

0,6

12

0,6

8

0,6

8

0,7

8

0,6

Suiker............

38

2,0

30

1,4

27

1,9

15

U

8

0,6

Voedsel en Dranken

28

1,5

27

1,3

25

1,7

20

1,8

25

1,8

Hout ............

18

0,9

21

1,0

15

1,0

10

0,9

11

0,8

Oliën, Vetten en Was

25

1,3

27

1,3

30

2,1

14

1,2

20

1,5

Steenkool .........

25

1,3

23

1,1

22

1,5

15

1,3

13

1,0

Zijde.----........

733

38,4

784

37,3

419

29,2

357

31,8

383

28,0

Uitschot van zijde..

10

0,5

8

0,4

3

0,2

Chem. en Pharm.

Prod..........

33

1,7

31

1,5

26

1,8

21

1,9

29

2,1

Katoenen Garens ..

26

1,4

27

1,3

15

1,1

9

0,8

22

1,6

Vezels en Garens ..

15

0,8

17

0,8

14

1,0

10

0,9

17

1,2

Zijden Weefsels,...

134

7,0

150

7,1

66

4,6

43

3,8

50

3,7

Kunstzijden Weefsels

35

2,4

40

3,6

61

4,5

Katoenen Weefsels .

355

18,5

415

19,7

274

19,1

200

17,8

290

21,2

And. Weefsels.....

40

2,1

44

2,1

36

2,5

25

2,2

34

2,5

Bonneterie........

33

1,7

37

1,7

30

2,1

21

1,9

27

2,0

And. Kleeding.....

51

2,6

67

3,2

54

3,7

53

4,7

63

4,6

Vlechtwerk .......

8

0,4

9

0,4

7

0,5

4

0,4

6

0,4

Papier............

26

1,3

26

1,2

28

1,9

21

1,9

14

1,0

Aardewerk ........

35

1,8

37

1,8

27

1,9

19

1,7

23

1,7

Glas- en Glaswerk .

13

0,7

13

0,6

10

0,7

7

0,6

9

0,6

Metalen..........

36

1,9

44

2,1

58

4,1

39

3,5

49

3,6

Mach. en Onderd. .

11

0,6

15

0,7

15

1,0

14

1,2

11

0,8

Schepen..........

14

0,7

19

0,9

16

1,1

12

1,1

19

1,4

Lucifers..........

5

0,3

4

0,2

3

0,2

1

0,1

1

0,1

11

0,6

14

0,6

12

0,8

10

0,9

15

1,1

Postpakketten .....

29

1,5

30

1,4

21

1,4

16

1,4

23

1,7

And. Artikelen ....

71

3,8

81

3,9

71

5,1

58

5,2

72

5,3

Hoewel uit deze tabel duidelijk blijkt, dat de Japansche export
vooral in de laatste jaren meer artikelen is gaan omvatten en daardoor
sterker is geworden, valt toch het groote aandeel van enkele producten
in den totalen uitvoer op. Zooals reeds eerder werd opgemerkt, is
het voor de toekomst van den Japanschen buitenlandschen handel
wenschehjk, dat hierin ook verder een verandering bhjft optreden.

-ocr page 52-

GEÏMPORTEERDE GOEDEREN

Tabel XIII

Jaren:

1920

1919

1913

1907

1900

Waar- „/
de /o

Artikelen

Waar- o/
de /O

Waar- o/
de

Waar- „/
de /o

Waar- o,
de

%

Rijst .............

Boonen en Erwten .

Suiker............

Oliekoeken........

Hout.............

Ijzer (gegoten etc.).
And. Metalen .....

Kerosene .........

Benzine en ruwe Pe-
troleum .......

Wol..............

Katoen (ruw)......

Wollen Weefsels ...
Ijzer (staven etc.) ..
Constr. Materiaal ..
Mach. en Onderd. .

Tarwe............

Dranken ..........

Steenkool.........

Wollen Garens ....

Chem. Prod. ......

Papier............

Art. van Papier ....
Meel.............

18
48
60
151
23
42

21

8
122
721
31
216
23
111

162
35
58
135
11
58

22

7
61
668
12
170
24
89

6,6
1,4
5,0

5.4
0,4
1,7
1,9

1.5

48
10
37
40

3
12
14
11

0,4
16
234
12
44
8
37
12
7

4
10
40
12

1
2

31

20
21

9
4,i
27
5

1

14

14

2,2
32,0
1,7
6,1
1,1
5,1
1,7
1,0
0,6
1,4
5,4
1,6
0,2
0,4

14
116

totaal

35

4
59

16

Opmerkingen bij Tabel XIII

Als men de cijfers van den invoer van de verschillende artikelen
nagaat, valt een stijging van het aandeel van sommige voedingsartike-
len op, o.a. van tarwe. Daartegenover staat echter een daling van den
invoer van rijst en suiker, speciaal in de laatste jaren.

Het aandeel van petroleum in den totalen import is aanmerkelijk
gestegen, evenals dat van wol. Belangrijk in den Japanschen import
zijn verder, naast de ruwe katoen, o.a. boonen en erwten, oliekoeken,
hout, metalen (speciaal ijzer), petroleum, mineralen, chemische en

-ocr page 53-

Jaren:

1921

1922

1924

1925

1926

Artikelen

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Rijst.............

29

1,8

61

3,2

71

2,9

121

4,7

51

2,2

Boonen en Erwten .

25

1,5

40

2,1

61

2,5

70

2,7

61

2,6

Suiker............

70

4,4

64

3,4

64

2,6

75

2,9

84

3,5

Oliekoeken........

94

5,9

99

5,2

103

4,2

107

4,2

124

5,2

Hout....---------

43

2,7

85

4,5

129

5,3

77

3,0

104

4,4

Ijzer (gegoten etc.).

19

1,2

20

1,0

25

1,0

18

0,7

21

0,9

And. Metalen.....

53

2,8

50

2,0

52

2,0

72

3,0

Kerosene .........

17

1,0

19

1,0

14

0,6

13

0,5

12

0,5

Benzine en ruwe Petr.

7

0,5

17

0,9

31

1,3

33

1,3

37

1,6

Wol..............

32

2,0

55

2,9

88

3,6

121

4,7

86

2,6

Katoen (ruw)......

438

27,3

428

22,7

605

24,7

923

35,9

726

30,6

Wollen Weefsels ...

31

1,9

50

2,7

62

2,5

57

2,2

29

1,2

Ijzer (staven etc.) ..

126

7,9

134

7,1

171

7,0

81

3,2

102

4,3

Constr. Materiaal ..

20

1,2

19

1,0

18

0,7

8

0,3

10

0,4

Mach. en Onder. ..

120

7,5

114

6,1

129

5,3

89

3,5

90

3,8

Tarwe......... • •.

59

3,1

74

3,0

71

2,7

93

3,9

46

2,5

47

1,9

33

1,3

36

1,5

Steenkool.........

17

0,9

29

1,2

25

1,0

28

1,2

Wollen Garens ....

49

2,6

63

2,6

56

2,2

32

1,4

Chem. Prod. ......

78

4,1

112

4,6

131

5,1

155

6,5

Papier............

31

1,6

38

1,6

32

1,2

31

1,3

Art. van Papier ....

6

0,3

8

0,3

5

0,2

4

0,2

pharmaceutische producten, machines en onderdeelen en verder
enkele voedingsartikelen.

De cijfers van Tabel XII en XIII zijn uit verschillende bronnen afkomstig.
De gegevens vanaf 1912 zijn overgenomen uit verschillende Volkenbondsuit-
gaven:

a.nbsp;Memorandum sur les Balances des Paiements et sur les Balances du Com-
merce Extérieur 1910-1923, Vol. 2, pag. 352-355.

b.nbsp;Mémorandum sur Ie Commerce International et sur les Balances des
Paiements 1912-1926, pag. 520 en volg.

c.nbsp;Statistiques du Commerce Extérieur 1930, Vol. 3, pag. 169 en volg.

d.nbsp;Statistiques du Commerce Extérieur 1931-1932, Vol. 3, pag. 166 en volg.
Verder zijn gebruikt de verschillende Jaargangen van Résumé Statistique de

l'Empire du Japon, en

Statesman's Yearbook. Statistical and historical annual of the States of the
World.

Sommige cijfers konden niet worden ingevuld om de reden, die reeds werd
aangeduid bij Tabel XII.

-ocr page 54-

Jaren:

1928

1929

1930

1931

1932

Artikelen

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Vleesch en Melkprod.

24

1,1

24

1,1

34

2,2

32

2,6

24

1,7

Tarwe............

68

3,1

71

3,2

42

2,7

33

2,7

50

3,5

Rijst.............

34

1,5

23

1,0

20

1,3

7

0,6

12

0,8

Boonen en Erwten .

68

3,1

79

3,6

50

3,2

37

3,0

42

2,9

Suiker............

65

3,0

31

1,4

26

1,7

16

1,3

3

0,2

Dranken en Voedsel

25

1,1

26

1,2

22

1,4

19

1,5

21

1,5

Huiden en Leer....

19

0,8

20

0,9

14

0,9

12

1,0

12

0,8

Ammonium Sulfaat

36

1,6

48

2,2

30

1,9

16

1,3

7

0,5

And. Meststoffen ..

11

0,5

17

0,8

11

0,7

7

0,6

4

0,3

Oliekoeken........

87

3,9

76

3,4

66

4,3

44

3,6

35

2,5

Zaden .....----...

26

1,2

35

1,6

24

1,6

18

1,5

17

1,2

Ruwe Rubber .....

28

1,3

34

1,5

18

1,2

13

1,0

16

1,1

Hout.............

111

5,1

88

4,0

53

3,4

43

3,5

35

2,5

Ijzer (gegoten etc.).

33

1,5

42

1,9

21

1,4

13

1,0

14

1,0

And. Metalen .....

68

3,1

59

2,7

38

2,5

25

2,0

42

2,9

Kerosene.........

31

1,4

35

1,6

38

2,5

36

2,9

37

2,6

Benzine en ruwe Pe-

troleum .......

52

2,4

51

23

46

3,0

45

3,6

55

3,8

And. Oliën........

27

1,2

26

1,2

21

1,3

17

1,4

20

1,4

Steenkool.........

37

1,7

43

1,9

34

2,2

28

2,3

27

1,9

And. Mineralen....

44

2,0

51

2,3

46

3,0

29

2,4

35

2,5

Wol..............

112

5,1

102

4,6

74

4,8

86

7,0

88

6,2

Katoen (ruw)......

550

25,1

573

25,9

362

23,5

296

24,0

447

31,3

And. Vezelstoffen ..

28

1,3

29

1,3

16

1,1

14

1,1

17

1,2

Chem. en Pharm.

Producten .....

63

2,9

63

2,8

47

3,0

46

3,7

54

3,8

Wollen Garens ....

32

1,5

19

0,8

14

0,9

12

1,0

5

0,3

Wollen Weefsels ...

31

1,4

20

0,9

11

0,7

10

0,8

10

0,7

Papier............

25

1,1

25

1,1

22

1,4

23

1,9

26

1,8

Papieren Artikelen .

6

0,4

6

0,3

5

0,3

4

0,3

6

0,4

Ijzer (staven etc.) ..

101

4,6

98

4,4

54

3,5

27

2,2

35

2,5

Bewerkte Metalen..

20

0,9

23

1,0

15

1,0

12

1,0

8

0,6

Mach. en Onderd. .

92

4,2

121

5,5

86

5,5

51

4,1

61

4,3

Schepen ..........

49

2,2

41

1,8

23

1,5

18

1,5

16

1,1

Instr. en Uurwerken

26

1,2

25

1,1

16

1,1

12

1,0

17

1,2

And.Artikelen ....

167

7,6

188

8,7

143

9,3

131

10,6

129

9,0

-ocr page 55-

DE HANDEL VAN JAPAN
MET DE VERSCHILLENDE CONTINENTEN

We hebben den export en import van goederen behandeld, zonder
speciaal te letten op de plaats van bestemming der geëxporteerde
goederen en op den oorsprong van de geïmporteerde goederen. Het
is noodig nu daaraan de aandacht te besteden, immers het is ook van
belang te weten met welke landen Japan handel drijft.

We gaan eerst den handel van Japan met de verschillende conti-
nenten na en daarna den handel met de verschillende landen.

Om den export naar en den import uit de verschillende deelen der
wereld te bepalen, wordt de volgende verdeeling toegepast:
Continent I omvat Azië (ook Aziatisch Rusland).

II ,, Europa (ook Europeesch Rusland).
III „ Noord-Amerika(ookCubaenCentraal-Amerika).
rV „ Zuid-Amerika.
V „ Afrika.

VI „ Oceanië (o.a. Austrahë, Nieuw-Zeeland en Ha-
waii).

De cijfers hebben alleen betrekking op goederen (dus het goud
daarin niet begrepen).

We geven, zooals steeds gedaan werd, naast de cijfers van de abso-
lute waarde, de waarde van den export naar (respectievelijk import
uit) de verschillende continenten, uitgedrukt in procenten van de
totale waarde van den export (respectievelijk import).

De gegevens werden hoofdzakelijk gevonden in de betrekkelijke
„Résumé'squot; en verder in enkele Volkenbonds-uitgaven. Het was
onmogelijk bij ieder jaar de pagina's van deze werken te noemen.
Getracht werd voor ieder continent de cijfers vanaf het jaar 1900 te
verschaffen. Het was echter niet mogelijk de gegevens voor Zuid-
Amerika en Afrika van 1900 af tot 1913 afzonderlijk te vermelden.
Voor Zuid-Amerika geldt, dat van 1900 af tot 1913 de cijfers van dat
continent zijn begrepen in die van Noord-Amerika. Hetzelfde geldt
voor Afrika ten opzichte van Oceanië.

We gaan eerst den export van Japansche goederen naar de verschil-
lende continenten na.

-ocr page 56-

EXPORT (waarde in millioenen yen)

Jaar

Totale
Export

Azië

Europa

Noord-
Amerika

Zuid-Amerika

Afrika

Oceanië

Waar-
de

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

Waar-
de

%

198

94

47,5

43

22,0

56

28,3

6

3,0

252

108

42,8

59

23,4

76

30,1

8

3,2

258

98

38,0

66

26,0

84

32,5

7

2,7

289

131

44,7

70

23,0

86

29,4

8

2,8

319

131

41,0

72

22,5

105

33,0

9

2,7

322

159

49,3

54

17,0

97

30,0

9

2,6

424

194

45,6

86

20,3

130

30,7

10

2,4

432

191

44,0

94

21,7

136

31,5

11

2,6

378

153

40,5

84

22,0

126

33,0

13

3,4

413

169

41,0

96

23,0

136

33,0

10

2,5

458

186

40,6

109

24,0

149

32,0

11

2,5

447

177

39,5

105

23,5

148

33,0

13

3,0

527

219

41,5

114

22,0

176

33,4

15

2,9

632

276

43,6

147

23,3

190

30,0

1,7

0,3

2

0,3

14

2,1

591

277

47,0

92

15,5

202

34,0

0,5

0,08

2

0,4

16

2,7

708

342

48,0

126

18,0

212

30,0

1,5

0,2

2

0,3

25

3,5

1127

505

45,0

216

19,0

353

31,0

3

0,3

10

0,9

39

3,4

1603

704

44,0

335

21,0

496

31,0

7,6

0,5

21

1,3

39

2,4

1962

936

47,7

298

15,2

560

28,5

37

1,9

48

2,5

83

4,2

2099

955

45,5

195

9,3

857

40,8

21

1,0

25

1,2

46

2,2

1948

998

51,2

196

10,0

593

30,4

39

2,0

40

2,0

83

4,2

1253

620

49,5

175

6,0

512

40,9

4,5

0,4

9

0,7

32

2,5

1637

672

41,1

148

9,0

748

45,7

10,4

0,6

12

0,7

47

2,9

1448

587

40,6

80

5,5

623

43,0

12

0,8

25

1,7

42

2,9

1807

757

42,0

175

9,7

765

42,3

18

1,0

41

2,3

51

2,8

2306

1001

43,4

153

6,6

1033

44,8

18

0,8

43

1,9

59

2,6

2045

903

44,2

129

6,3

890

43,5

17

0,8

43

2,1

62

3,0

1992

845

42,4

148

7,4

867

43,5

21

1,0

51

2,6

61

3,0

1972

835

42,3

160

8,1

859

43,5

21

1,1

44

2,2

53

2,7

2149

915

42,6

147

6,9

948

44,0

23

1,1

60

2,8

55

2,6

1470

704

48,0

125

8,5

529

36,0

16,4

1,1

57

3,9

36

2,4

1147

505

44,0

102

8,9

442

38,5

10

0,9

59

5,1

27

2,3

1409

678

48,0

126

8,9

459

32,5

13

0,9

86

6,1

47

3,4

1) Voor de meeste jaren geldt, dat de plaats van bestemming van een klein deel der goe-
deren niet bekend is. De cijfers, die daarop betrekking hebben, zijn hier evenwel met
vermeld-

Tabel XIVa

1900

1901

1902

1903

1904

1905

1906

1907

1908

1909

1910

1911

1912

1913

1914

1915

1916

1917

1918

1919

1920

1921

1922

1923

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

-ocr page 57-

Als men den export van Japan naar de verschillende deelen der
aarde aan de hand van tabel XIV bestudeert, komt men tot de volgen-
de conclusies:

De export uit Japan naar Europa is tot in de oorlogsjaren, wat de
absolute waarde betreft, aanzienlijk gestegen. Het percentage, dat
aangeeft welk deel van de waarde van den totalen Japanschen export
werd uitgevoerd naar Europa, bleef in dien tijd echter op ongeveer
dezelfde hoogte. Na den oorlog daalde de waarde van den uitvoer
naar Europa zeer snel.

De waarde van de naar Noord-Amerika uitgevoerde goederen, in
het jaar 1900 reeds belangrijk, is sedert dien nog zeer sterk toegeno-
men, zoo zelfs, dat ook in de procenten een vermeerdering valt waar
te nemen. De export naar Zuid-Amerika, Afrika en Oceanië is in den
loop der jaren belangrijker geworden; vooral de uitvoer naar Afrika
heeft snel aan beteekenis gewonnen.

Het voornaamste afzetgebied voor de Japansche goederen vormen
de Aziatische landen. In de jaren waarover ons onderzoek zich uit-
strekt, betrok Azië voor ongeveer 40 k 50 % van de totale waarde van
de door Japan geëxporteerde goederen. Percentsgewijs liep het aan-
deel, dat dit continent afnam, na de eerste jaren van deze eeuw tot aan
de oorlogsjaren, eenigszins terug. In de oorlogsjaren steeg dat aan-
deel, maar het verminderde omstreeks 1922 weer eenigermate, om
in de allerlaatste jaren opnieuw te stijgen. Het percentage, dat aan-
geeft welk deel van de waarde van den totalen Japanschen export naar
Azië ging, vertoont in den loop der jaren echter geen groote schom-
melingen. Daarentegen zijn, zooals later zal blijken, de procenten,
die aangeven welk deel van de waarde van den totalen import der
voornaamste Aziatische landen afkomstig was uit Japan, in denzelfden
tijd, aanmerkelijk gestegen (zie pag. 62 e.v.). Hieruit kan men aflei-
den, dat de waarde van Japanschen export naar verhouding sneller is
toegenomen dan die van den import der Aziatische landen. Indien
de import van deze landen in dezelfde mate gestegen was als de
Japansche export, zou de Japansche concurrentie in het Oosten
natuurlijk lang niet zoo sterk gevoeld worden als nu het geval is.

Bleek uit tabel XIVa, dat de Aziatische landen het belangrijkste
afzetgebied voor den Japanschen export zijn, uit tabel XTV6 volgt, dat
een groot deel van den Japanschen import uit deze landen afkomstig
is. De waarde van de goederen, die Japan uit Azië invoerde, vormde
een percentage, varieerende tusschen de 30 en 50 van de waarde van
den totalen Japanschen import (in 1915 zelfs 56,7%). In de oorlogs-

-ocr page 58-

Vervolg Tabel XIV5.

IMPORT (waarde in millioenen yen)

Jaren

Totale
import

Azië

Europa

Noord-
Amerilia

Zuid-
Amerilta

Afrika

Oceanië

Waar-
de

Waar-
de

iVaar-
de

7.

iVaar-
de

7o

Waar-
de

Vo

iVaar-
de

7o

waar-
de

V.

1900

287

88

30,7

126

43,9

63

21,9

6

1901

256

106

41,4

97

38,0

43

16,8

7

1902

272

119

43,8

94

34,6

49

18,0

5,5

1903

317

166

52,3

96

30,3

47

14,8

7

1904

371

180

48,5

120

32,3

59

15,9

9

1905

489

186

38,0

183

37,4

105

21,5

10

1906

419

165

39,4

170

40,6

80

19,1

7

1907

494

190

38,5

195

39,5

82

16,6

13,5

1908

436

167

38,3

176

40,4

79

18,1

10

1909

394

177

44,9

148

37,6

57

14,4

9

2,2

1910

464

226

48,7

164

35,3

57

12,4

12

2,5

1911

514

217

42,3

194

37,7

84

16,4

13

2,6

1912

619

260

42,0

203

32,9

130

21,0

19

3,1

1913

729

348

47,7

220

30,2

127

17,0

3

0,4

7

1,0

15

2,1

1914

596

305

51,1

159

26,7

98

16,5

3

0,4

7

1,1

15

2,5

1915

532

302

56,7

79

14,8

104

19,5

3

0,6

6

1,2

32

6,0

1916

756

368

48,7

108

14,3

206

27,2

7

0,9

9

1,1

48

6,3

1917

1036

476

46,0

82

8,0

362

35,0

14

1,4

40

3,8

40

3,9

1918

1668

813

48,7

83

5,0

634

38,0

21

1,3

39

2,4

58

3,5

1919

2173

1074

49,4

163

7,5

773

35,6

18

0,8

55

2,5

66

3,0

1920

2336

943

40,4

305

13,1

879

37,6

32

1,4

88

3,8

75

3,2

1921

1614

665

41,2

282

17,5

590

36,6

5

0,3

17

1,0

45

2,8

1922

1890

738

39,2

414

22,0

620

32,8

8

0,4

17

0,9

90

4,8

1923

1982

814

41,1

437

22,0

537

27,0

10

0,5

23

1,1

101

5,1

1924

2453

999

40,7

581

23,7

713

29,0

9

0,4

22

0,9

128

5,2

1925

2573

1214

47,2

448

17,4

705

27,4

8

0,3

41

1,6

154

6,0

1926

2377

1018

42,8

416

17,5

755

31,8

12

0,5

41

1,7

132

5,6

1927

2179

873

40,0

388

17,8

740

34,0

10

0,5

36

1,7

127

5,8

1928

2196

903

41,0

404

18,4

694

31,6

12

0,6

32

1,5

137

6,2

1929

2216

858

38,7

420

19,0

724

32,7

14

0,6

43

1,9

139

6,3

1930

1546

633

41,0

280

18,1

490

31,7

7

0,4

24

1,6

98

6,4

1931

1236

494

40,0

200

16,2

378

30,6

7

0,6

18

1,5

117

9,5

1932

1431

451

31,5

225

15,7

550

38,4

5

0,3

27

2,0

140

9,8

1933

1917

-ocr page 59-

jaren nam de import uit Azië percentsgewijs toe. Toch was die stijging,
behalve in de jaren 1914 en 1915, niet zoo erg groot. Dat is ook begrij-
pelijk, want toen in de oorlogsjaren de invoer uit Europa, waaruit Ja-
pan in de eerste plaats industrieproducten betrekt, snel terugliep, kon-
den de Aziatische landen, die leveranciers van grondstoffen zijn. Eu-
ropa's plaats niet innemen.

Het is daarom logisch, dat de snelle daling van den invoer uit Eu-
ropa in de oorlogsjaren niet gepaard is gegaan met een evenredige
stijging van het aandeel van Aziatische goederen in den Japanschen
invoer, maar correspondeert met een groote toename van den import
uit Noord-Amerika. Want Noord-Amerika levert, behalve grondstof-
fen, ook industrieproducten. Men moet daarom aannemen dat, toen
Europa in den oorlogstijd grootendeels voor den internationalen han-
del verloren was, Noord-Amerika voor Europa in de plaats getreden is
wat betreft den invoer van bepaalde industrieproducten in Japan.

Na den oorlog heeft Europa terrein terug kunnen winnen, maar dit
continent heeft niet meer zoo'n groote beteekenis voor den Japan-
schen import als vroeger. Het blijkt dus dat de oorlog het proces van
de groeiende onafhankelijkheid van Japan ten opzichte van Europa
heeft versneld. De oorlog heeft dus niet alleen den groei van het Ja-
pansche ruilverkeer bevorderd, maar heeft dat verkeer bovendien,
voor een deelgt; in nieuwe banen gestuwd.

Niet alleen Japan is door den oorlog onafhankelijker van Europa
geworden, maar ook de andere Aziatische landen. Deze landen zijn
meer goederen uit Japan gaan betrekken, terwijl verder de handel
tusschen het Oosten en de Vereenigde Staten is toegenomen.

Men kan in het algemeen zeggen, dat door den oorlog, tengevolge
van de uitschakeling van Europa, de gebieden rondom den Grooten
Oceaan meer met elkaar handel zijn gaan drijven.

De grootere onafhankelijkheid van deze landen ten opzichte van
Europa blijkt uit het feit, dat Europa tegenwoordig een grooter per-
centage van zijn goederen naar de Vereenigde Staten, Canada,
Britsch-Indië, Japan, China en Australië zendt, terwijl daarentegen
deze landen een geringer percentage van hun import koopen in Euro-
pa. Dat wil zeggen, dat Europa voor zijn invoer meer op deze landen
is aangewezen, terwijl dezelfde streken voor hun import minder van
Europa afhankelijk zijn.

Hoewel de Japansche invoer uit Europa in procenten aanzienlijk is

Mémorandum sur le Commerce International et sur les Balances des Paie-
ments, 1912-1926, Vol. I, pag. 53 en 54.nbsp;^^

-ocr page 60-

gedaald, is de absolute waarde van den invoer uit Europa in de jaren
na den oorlog veel hooger dan in de eerste jaren. Alleen in de crisis-
jaren valt ook daarin een zeer sterke vermindering waar te nemen,
die nog beter opvalt als men de geringere goudwaarde van de yen in
1932 in rekening brengt.

Hoewel deze daling gedeeltelijk voortvloeit uit den slechten toe-
stand van den wereldhandel, moet men ook letten op de Japansche
industriëele ontwikkeling, die in de allerlaatste jaren geleid heeft tot
productie van artikelen, die vroeger niet of slechts in geringe mate wer-
den geproduceerd. Deze goederen, die Japan nu zelf fabriceert, moes-
ten voorheen worden geïmporteerd en het land was daarvoor groo-
tendeels op het industrieele Europa aangewezen.

Uit de tabel kan men tenslotte nog aflezen hoe, naast den invoer
uit Noord-Amerika, de import uit Oceanië belangrijker is geworden.
Zoowel in absolute waarde als in procenten valt een constante ver-
meerdering waar te nemen. In de laatste jaren komt zelfs bijna 10%
van de totale waarde van den import uit Oceanië. Zooals men later
zal zien is Austrahë verreweg het belangrijkste gebied voor dezen
import.

De invoer uit Afrika vertoont een, zij het niet groote, stijging, die
uit Zuid-Amerika is daarentegen eenigszins gedaald.

De export en import van Japan tezamen beschouwd, komt men tot
de conclusie, dat de buitenlandsche handel van Japan zich meer en
meer oriënteert op de gebieden, gelegen rondom den Grooten Oceaan,
welke rijk zijn aan grondstoffen. De toenemende industrialisatie van
Japan, die den invoer van groote hoeveelheden grondstoffen eischt,
werkt dezen gang van zaken in de hand. Azië, Noord-Amerika en
Oceanië zijn voor den buitenlandschen handel van Japan verreweg
het belangrijkste. De beteekenis van Azië is voor den Japanschen ex-
port nog grooter dan voor den import. Hetzelfde geldt voor den handel
met Noord-Amerika.

Werd vroeger een groot deel van den Japanschen uitvoer naar Eu-
ropa geëxporteerd, in de laatste jaren is dat deel zeer sterk terugge-
loopen. Europa's deel in den totalen Japanschen uitvoer daalde ook
gevoehg, maar naar verhouding lang niet zoo sterk als de export van
Japan naar de Europeesche landen.

-ocr page 61-

DE HANDEL VAN JAPAN MET DE VERSCHILLENDE

LANDEN

Alleen van de landen, die voor den buitenlandschen handel van Ja-
pan belangrijk zijn, worden door mij cijfers gegeven.

Voor ieder land wordt nagegaan hoeveel de waarde van den export
naar (resp. import uit) dat land in een bepaald jaar was. Bovendien
wordt vermeld hoeveel die waarde bedroeg, uitgedrukt in procenten
van de totale waarde van den Japanschen export (resp. import).

Men zal moeten bedenken, dat vergelijking over een aantal jaren al-
tijd eenigszins moeilijk is. Hierover werd reeds aan het begin van dit
hoofdstuk een opmerking gemaakt.

De explicaties, gegeven bij de behandeling van den handel tusschen
Japan en de continenten, gelden in vele gevallen ook hier. Veel com-
mentaar zal bij deze cijfers dan ook niet worden gegeven.

-ocr page 62-

Jaren.................

1900

1901

1912

1913

1919

1920

1921

1922

1923

1924

1925

1926

1929

1930

1931

1932

Landen

waar-

waar-

waar-

waar-

waar-

waar-

'L

waar-

°lo

«'aar-

7.

waar-

waar-

waar-

waar-

0/

waar-

01

waar-

01

waar-

0/

waar-

01

de

%

de

de

de

de

de

de

de

7o

de

7o

^de

de

h

de

h

de

de

10

de

lo

Duitschland............

3,5

1,8

5

2,0

13

2,6

13

2,1

1

2

0,2

4

0,2

3

0,2

9

0,5

12

0,5

8

0,4

13

0,6

11

0,8

8

0,7

9

0,6

België.................

0,3

0,5

3

0,6

4

0,6

3

0,1

4

0,2

0,4

2

0,1

1

0,1

3

0,2

2

0,1

1

0,1

3

0,1

2

0,1

2

0,2

4

0,3

Frankrijk..............

19

9,6

27

10,7

44

8,3

60

9,5

67

3,2

72

3,7

35

2,8

79

4,8

26

1,8

86

4,8

59

2,6

42

2,1

44

2,1

26

1,8

16

1,4

21

1,5

Italië..................

7

3,5

13

5,2

18

3,5

29

4,7

6

0,3

6

0,3

2

0,2

5

0,3

3

0,2

6

0,3

8

0,4

5

0,3

6

0,3

6

0,4

3

0,3

6

0,4

Nederland..............

0,1

0,3

0,5

0,1

1

0,1

7

0,3

8

0,6

10

0,9

12

0,9

Or. Brittannië...........

11

5,6

11

4,4

30

5,7

33

5,2

111

5,3

98

5,0

33

2,6

54

3,3

40

2,8

61

3,4

60

2,6

59

2,9

63

2,9

61

4,1

52

4,5

60

4,3

Europeesch Rusland.....

1

1

2,5

0,5

5

0,8

334

2

0,1

1

0,1

0,1

0,2

2

0,1

China..................

32

16,2

43

17,1

115

21,8

155

24,5

477

22,7

410

21,0

287

22,9

20,4

272

18,8

348

19,3

468

20,3

422

20,6

347

16,1

261

17,7

156

13,6

155

11,0

Hongkong..............

39

19,7

42

16,7

29

5,5

34

5,3

59

2,8

74

3,8

59

4,7

65

4,0

55

3,8

79

4,4

74

3,2

53

2,6

61

2,8

56

3,8

37

3,2

18

1,3

Philippijnen............

1

2,5

1,0

6

1,1

6

1,0

19

0,9

34

1,7

18

1,4

18

1,1

18

1,2

24

1,3

29

1,3

28

1,4

31

1,4

28

1,9

20

2,7

22

1,6

Britsch-Indië...........

9

4,5

10

4,0

24

4,5

30

4,7

117

5,6

192

9,8

85

6,8

97

5,9

100

6,9

135

7,5

173

7,5

156

7,6

198

9,2

129

8,8

110

9,6

192

13,6

Fransch Achter Indië----

0,1

0,1

0,3

0,1

1

0,2

2

0,1

3

0,1

1

0,1

1

0,1

1

0,1

2

0,1

4

0,2

6

0,3

3

0,1

2

0,2

2

0,2

2

0,1

Ned. Indië.............

0,4

0,7

4

0,8

5

0,8

57

2,7

107

5,5

54

4,3

47

2,9

41

2,8

59

3,3

86

3,7

75

3,7

87

4,1

66

4,5

63

5,5

100

7,1

Kwantung.............

28

5,2

30

4,7

150

7,1

114

5,8

78

6,2

72

4,4

68

4,7

73

4,0

102

4,4

100

4,9

124

5,8

87

5,9

66

5,8

121

8,6

Aziatisch Rusland.......

3,5

1,8

2

0,8

4

0,7

4

0,7

71

3,4

23

1,2

14

1,1

U

0,7

5

0,3

4

0,2

3

0,1

5

0,3

15

0,7

27

1,8

15

1,3

13

0,9

Siam...................

0,2

1

0,2

3

0,1

4

0,2

3

0,2

6

0,3

4

0,3

4

0,2

8

0,3

9

0,5

11

0,5

9

0,6

5

0,4

9

0,6

Straits Settlements......

9

1,7

10

1,6

30

1,5

36

1,8

22

1,7

21

1,3

21

1,5

23

1,3

45

2,0

41

2,0

28

1,3

27

1,8

19

1,6

26

1,8

Australië...............

3

1,5

3

1,2

9

1.7

9

1,4

31

1,5

58

3,0

22

1,7

37

2,2

33

2,3

42

2,3

47

2,1

52

2,5

44

2,1

25

1,7

18

1,6

37

2,6

De Kaap en Natal......

0,5

0,1

0,5

0,1

8

0,4

8

0,4

4

0,3

5

0,3

5

0,3

6

0,3

10

0,4

11

0,5

13

0,6

14

1,0

19

1,6

16

1,1

Egypte................

0,3

0,3

1

0,2

1

0,2

16

0,8

31

1,6

5

0,4

6

0,4

18

1,3

27

1,5

25

1,1

23

1,1

31

1,5

29

2,0

23

2,0

42

3,0

Argentinië.............

1

0,2

1

0,2

11

0,5

24

1,2

2

0,2

7

0,4

7

0,5

8

0,5

8

0,4

6

0,3

9

0,4

4

0,3

5

0,4

8

0,6

3

1,5

3

1,2

5

0,9

5

0,8

25

1,2

22

1,1

13

1,1

14

0,9

14

1,0

15

0,9

21

0,9

25

1,2

27

1,3

18

1,2

13

1,1

9

0,6

Chili...................

0,2

0,1

3

0,1

2

0,1

0,3

0,3

1

0,1

2

0,1

2

0,1

2

0,1

3

0,1

2

0,2

1

0,1

Vereenigde Staten.......

53

26,8

72

28,5

169

32

184

29,2

828

39,5

565

29,0

496

39,6

732

44,7

606

41,8

745

41,2

1006

43,6

861

42,1

914

42,5

506

34,4

425

37,1

445

31,6

Opmerkingen naar aanleiding van tabel XV.

De export van Japan naar de Europeesche landen is, naar verhou-
ding, sterk gedaald. Engeland is voor den Japanschen uitvoer het be-
langrijkste van deze landen.

De export naar China is in het algemeen gegroeid, ook in procen-
ten. In de allerlaatste jaren valt evenwel een aanzienlijke vermindering
van den export naar China te constateeren.

Men mag echter aannemen, dat deze daling tijdeUjk zal zijn, omdat
ze veroorzaakt wordt door pohtieke moeilijkheden. Nog veel sterker
dan naar China is de export naar Britsch-Indië gestegen. In het jaar
1900 ging 4,5% van den totalen export van Japan naar Britsch-Indië,
terwdjl in 1932 dat percentage 13,6 bedroeg.

De export naar Kwantung is zeer aanzienlijk toegenomen.

In Nederlandsch-Indië vond Japan een afzetgebied, dat vooral in
de laatste jaren snel aan beteekenis won. In 1912 ging 0,8% van de
waarde van den totalen Japanschen uitvoer naar Nederlandsch-Indië.
In de jaren 1922 en 1932 bedroeg dat percentage resp. 2,9 en 7,1. Zeer
belangrijk voor den Japanschen uitvoer zijn de Vereenigde Staten. In
de jaren 1900,1922 en 1932 ging resp. 26,8%, 44,7% en 31,6% van de
waarde van den totalen export van Japan naar de Vereenigde Staten.
Verschillende landen zooals Egypte, De Kaap en Natal, Siam, Straits-
Settlements en Argentinië, die in het begin van de twintigste eeuw nog
geen beteekenis hadden voor den Japanschen export, zijn in den loop
der jaren in meerdere of mindere mate afnemers van Japansche goede-
ren geworden.

-ocr page 63-

Opmerkingen naar aanleiding van tabel XV.

De export van Japan naar de Europeesche landen is, naar verhou-
ding, sterk gedaald. Engeland is voor den Japanschen uitvoer het be-
langrijkste van deze landen.

De export naar China is in het algemeen gegroeid, ook in procen-
ten. In de allerlaatste jaren valt evenwel een aanzienHjke vermindering
van den export naar China te constateeren.

Men mag echter aannemen, dat deze daling tijdehjk zal zijn, omdat
ze veroorzaakt wordt door politieke moeihjkheden. Nog veel sterker
dan naar China is de export naar Britsch-Indië gestegen. In het jaar
1900 ging 4,5% van den totalen export van Japan naar Britsch-Indië,
terwijl in 1932 dat percentage 13,6 bedroeg.

De export naar Kwantung is zeer aanzienhjk toegenomen.

Jaren.................

1900

1901

1912

1913

1919

1920

1921

1922

1923

1924

1925

1926

1929

1930

1931

1932

%

waar-

waar-

waar-

waar-

waar-

waar-

quot;L

^aar-

'la

waar-

waar-

waar-

01

waar-

al

waar-

0/

waar-

0/

waar-

0/

waar-

Landen

de

de

'la

de

h

de

la

de

de

de

..«Je

de

'la

de

/o

de

lo

de

h

de

h

de

la

de

la

de

la

Duitschland............

3,5

1,8

5

2,0

13

2,6

13

2,1

1

2

0,2

4

0,2

3

0,2

9

0,5

12

0,5

8

0,4

13

0,6

11

0,8

8

0,7

9

0,6

België.................

0,3

0,5

3

0,6

4

0,6

3

0,1

4

0,2

0,4

2

0,1

1

0,1

3

0,2

2

0,1

1

0,1

3

0,1

2

0,1

2

0,2

4

0,3

Franllt;rijk..............

19

9,6

27

10,7

44

8,3

60

9,5

67

3,2

72

3,7

35

2,8

79

4,8

26

1,8

86

4,8

59

2,6

42

2,1

44

2,1

26

1,8

16

1,4

21

1,5

Italië..................

7

3,5

13

5,2

18

3,5

29

4,7

6

0,3

6

0,3

2

0,2

5

0,3

3

0,2

6

0,3

8

0,4

5

0,3

6

0,3

6

0,4

3

0,3

6

0,4

Nederland..............

0,1

0,3

0,5

0,1

1

0,1

7

0,3

8

0,6

10

0,9

12

0,9

Gr. Brittannië...........

11

5,6

11

4,4

30

5,7

33

5,2

111

5,3

98

5,0

33

2,6

54

3,3

40

2,8

61

3,4

60

2,6

59

2,9

63

2,9

61

4,1

52

4,5

60

4,3

Europeesch Rusland.....

1

1

2,5

0,5

5

0,8

334

2

0,1

1

0,1

0,1

0,2

2

0,1

China..................

32

16,2

43

17,1

115

21,8

155

24,5

477

22,7

410

21,0

287

22,9

20,4

272

18,8

348

19,3

468

20,3

422

20,6

347

16,1

261

17,7

156

13,6

155

11,0

Hongkong..............

39

19,7

42

16,7

29

5,5

34

5,3

59

2,8

74

3,8

59

4,7

65

4,0

55

3,8

79

4,4

74

3,2

53

2,6

61

2,8

56

3,8

37

3,2

18

1,3

Phiiippljnen............

1

2,5

1,0

6

1,1

6

1,0

19

0,9

34

1,7

18

1,4

18

1,1

18

1,2

24

1,3

29

1,3

28

1,4

31

1,4

28

1,9

20

2,7

22

1,6

Britsch-Indië...........

9

4,5

10

4,0

24

4,5

30

4,7

117

5,6

192

9,8

85

6,8

97

5,9

100

6,9

135

7,5

173

7,5

156

7,6

198

9,2

129

8,8

110

9,6

192

13,6

Fransch Achter Indië----

0,1

0,1

0,3

0,1

1

0,2

2

0,1

3

0,1

1

0,1

1

0,1

1

0,1

2

0,1

4

0,2

6

0,3

3

0,1

2

0,2

2

0,2

2

0,1

0,4

0,7

4

0,8

5

0,8

57

2,7

107

5,5

54

4,3

47

2,9

41

2,8

59

3,3

86

3,7

75

3,7

87

4,1

66

4,5

63

5,5

100

7,1

Kwantung.............

28

5,2

30

4,7

150

7,1

114

5,8

78

6,2

72

4,4

68

4,7

73

4,0

102

4,4

100

4,9

124

5,8

87

5,9

66

5,8

121

8,6

Aziatisch Rusland.......

3,5

1,8

2

0,8

4

0,7

4

0,7

71

3,4

23

1,2

14

1,1

11

0,7

5

0,3

4

0,2

3

0,1

5

0,3

15

0,7

27

1,8

15

1,3

13

0,9

Siam...................

0,2

1

0,2

3

0,1

4

0,2

3

0,2

6

0,3

4

0,3

4

0,2

8

0,3

9

0,5

11

0,5

9

0,6

5

0,4

9

0,6

Straits Settlements......

9

10

1,6

30

1,5

36

1,8

22

1,7

21

1,3

21

1,5

23

1,3

45

2,0

41

2,0

28

1,3

27

1,8

19

1,6

26

1,8

Australië...............

3

1,5

3

1,2

9

1,7

9

1,4

31

1,5

58

3,0

22

1,7

37

2,2

33

2,3

42

2,3

47

2,1

52

2,5

44

2,1

25

1,7

18

1,6

37

2,6

De Kaap en Natal......

0,5

0,1

0,5

0,1

8

0,4

8

0,4

4

0,3

5

0,3

5

0,3

6

0,3

10

0,4

11

0,5

13

0,6

14

1,0

19

1,6

16

1,1

Egypte................

0,3

0,3

1

0,2

1

0,2

16

0,8

31

1,6

5

0,4

6

0,4

18

1,3

27

1,5

25

1,1

23

1,1

31

1,5

29

2,0

23

2,0

42

3,0

Argentinië .............

1

0,2

1

0,2

11

0,5

24

1,2

2

0,2

7

0,4

7

0,5

8

0,5

8

0,4

6

0,3

9

0,4

4

0,3

5

0,4

8

0,6

Canada.................

3

1,5

3

1,2

5

0,9

5

0,8

25

1,2

22

1,1

13

1,1

14

0,9

14

1,0

15

0,9

21

0,9

25

1,2

27

1,3

18

1,2

13

1,1

9

0,6

Chili...................

0,2

0,1

3

0,1

2

0,1

0,3

0,3

1

0,1

2

0,1

2

0,1

2

0,1

3

0,1

2

0,2

1

0,1

Vereenigde Staten.......

53

26,8

72

28,5

169

32

184

29,2

828

39,5

565

29,0

496

39,6

732

44,7

606

41,8

745

41,2

1006

43,6

861

42,1

914

42,5

506

34,4

425

37,1

445

31,6

In Nederlandsch-Indië vond Japan een afzetgebied, dat vooral in
de laatste jaren snel aan beteekenis won. In 1912 ging 0,8% van de
waarde van den totalen Japanschen uitvoer naar Nederlandsch-Indië.
In de jaren 1922 en 1932 bedroeg dat percentage resp. 2,9 en 7,1. Zeer
belangrijk voor den Japanschen uitvoer zijn de Vereenigde Staten. In
de jaren 1900,1922 en 1932 ging resp. 26,8%, 44,7% en 31,6% van de
waarde van den totalen export van Japan naar de Vereenigde Staten.
Verschillende landen zooals Egypte, De Kaap en Natal, Siam, Straits-
Settlements en Argentinië, die in het begin van de twintigste eeuw nog
geen beteekenis hadden voor den Japanschen export, zijn in den loop
der jaren in meerdere of mindere mate afnemers van Japansche goede-
ren geworden.

-ocr page 64-

Opmerkingen naar aanleiding van tabel XVI

De Japansche invoer uit de Europeesche landen is, sedert den we-
reldoorlog, percentsgewijs aanzienlijk gedaald. Van deze landen zijn
Groot-Brittannië en Duitschland belangrijk voor den Japanschen im-
port.

Uit China voert Japan ongeveer 10% van den totalen invoer in.
Britsch-Indië is voor den import eveneens van groote beteekenis, hoe-
wel in den laatsten tijd een geringer percentage van den import uit dat
land afkomstig is.

1) Verg. de bronnen bij de vorige tabellen vermeld en verder Memorandum sur
les Balances des Paiements et sur..., 1910-1923, Vol. 2, pag. 349-351.

Mémorandum sur le Commerce International et sur... 1912-1926, Vol. 2,
pag. 515-517.

Vgl. Statistiques du commerce extérieur, 1931 en 1932, pag. 165. en Sta-
tistiques du commerce extérieur, 1930, Vol. III, pag. 168.

Jaren.................

1900

1901

1912

1913

1919

1920

1921

Landen

waar-
de

7o

waar-
de

7.

waar-
de

7o

waar-
de

7o

waar-
de

7.

waar-
de

7.

waar-
de

Duitschland............

29

10,1

28

10,9

61

9,8

68

9,4

0,3

12

0,5

48

3,0

Belgie.................

8

2,8

6

2,3

9

1,5

9

1,3

4

0,2

8

0,5

Frankrijk..............

8

2,8

4

1,6

5

0,8

6

0,8

9

0,4

14

0,6

12

0,7

Italië..................

0,5

0,2

0,2

0,1

0,8

0,1

1

0,15

0,7

2

0,1

2

0,1

Nederland..............

0,8

0,3

0,4

0,2

Groot-Brittannië........

72

25

51

20

116

18,7

123

16,8

128

6,0

235

10,0

184

11,4

Europeesch Rusland.....

0,2

0,1

0,3

0,1

China..................

30

10,4

27

10,5

55

8,9

61

8,4

322

14,8

218

9,4

192

11,9

Hongkong..............

11

3,8

11

4,3

0,9

0,1

1,3

0,2

2

0,1

2

0,1

1

0,1

Philippijnen............

2

0,7

3

1,2

5

0,8

8

1,1

16

0,8

16

0,7

18

1,1

Britsch-Indië...........

24

8,3

43

16,8

135

21,8

173

23,7

319

14,7

395

17,8

210

13,0

Fransch Achter Indië....

4

1,4

4

1,6

11

1,8

25

3,4

124

5,8

21

0,9

19

1,2

Nederlandsch-Indië......

5

l.T

5

2,0

19

3,1

37

5,1

66

3,0

69

2,9

70

4,4

Kwantung.............

26

4,2

31

4,2

162

7,5

197

8,4

120

6,9

Aziatisch Rusland.......

6

2,1

5

2,0

0,7

0,1

0,8

0,1

5

0,2

4

0,2

7

0,4

Slam..................

0,5

0,2

1

0,4

4

0,7

6

0,8

30

1,4

3

0,1

11

0,7

Straits Settlements......

5

0,8

5

0,7

28

1,3

17

0,8

24

1,5

Australië...............

2,5

0,9

1,8

0,7

13

2,1

15

2,1

57

2,6

62

2,7

36

2,2

De Kaap en Natal ......

37

1,7

74

3,2

3

0,2

Egypte................

1,5

0,5

2

0,8

6

7

1,0

16

0,8

13

0,6

12

0,7

Argentinië .............

2

0,1

4

0,2

0,8

0,1

Canada.................

2

0,3

6

0,3

5

0,2

9

0,6

Chili...................

2

3

0,4

14

0,6

25

1,1

3

0,2

Vereenigde Staten .......

63

21,9

43

16,8

127

20,5

122

16,8

766

35,2

873

37,4

574

35,6

De import uit Kwantung is aanzienlijk en percentsgewijs ongeveer
op dezelfde hoogte gebleven, in tegenstelling tot den import uit Ne-
derlandsch-Indië. (In 1913 was 5,1% van de waarde van den totalen
import uit Nederlandsch-Indië afkomstig, in 1932 was dat percentage
nog slechts 2,8).

De invoer uit Australië is snel gestegen (In 1913 ongeveer 2,1% en
in 1932 reeds 9,3%).

Verschillende andere landen, o.a. Canada, hebben meer beteekenis
gekregen voor den Japanschen import.

Verreweg het belangrijkste is de invoer uit de Vereenigde Staten.

De goederen uit dit land afkomstig vormen bovendien een steeds
grooter deel van de waarde van den totalen invoer.

1922

1923

1924

1925

1926

1929

1930

1931

1932

'«'aar-I

7.

waar-

7.

waar-

7.

waar-

7o

waar-

7o

waar-

7.

waar-

quot;1

waar-

7.

waar-

7.

U?® 1

de

de

de

de

de

de

lo

de

de

Hl

5,9

120

6,1

145

5,9

124

4,8

145

6,1

157

7,1

106

6,9

73

5,9

72

5,0

15

0,8

19

1,0

29

1,2

12

0,5

14

0,6

16

0,7

8

0,5

5

0,4

6

0,4

18

1,0

22

1,1

33

1,3

33

1,3

25

1,0

26

1,2

17

1,1

12

1,0

21

1,5

3

0,3

4

0,2

4

0,2

3

0,1

7

0,3

8
5

0,3
0,2

4
3

0,3
0,3

4
3

0,3
0,2

4
4

0,3
0,3

232

12,3

237

12,0

313

12,8

227

8,8

170

7,2

153

6,9

93

6,0

63

5,1

79

5,5

3

0,1

3

0,2

4

0,3

1

0,1

186

9,9

205

10,3

238

9,7

215

8,3

239

10,1

210

9,5

162

10,4

146

11,8

129

9,0

0,7

2

0,1

1

1

0,1

0,6

0,6

1

0,1

15

0,8

13

0,7

18

0,7

17

0,7

19

0,8

18

0,8

11

0,7

9

0,7

10

0,7

254

13,4

306

15,4

388

15,8

574

22,3

391

16,5

288

13,0

180

11,7

133

10,8

117

8,2

17

0,9

10

0,5

18

0,7

49

1,9

25

1,0

10

0,4

8

0,5

6

0,5

6

0,4

72

3,8

73

3,7

92

3,8

103

4,0

103

4,3

77

3,5

60

3,9

46

3,7

40

2,8

131

6,9

149

7,5

176

7,2

177

6,9

157

6,6

166

7,5

121

7,9

90

7,3

77

5,4

18

1,0

17

0,8

15

0,6

15

0,6

24

1,0

23

1,0

37

2,4

31

2,5

31

2,2

23

1,2

12

0,6

18

0,7

24

0,9

14

0,6

21

0,9

19

1,2

7

0,6

11

0,8

19

1,0

25

1,3

31

1,3

37

1,4

40

1,7

42

1,9

29

1,9

22

1,8

25

1,7

82

4,3

97

4,9

120

4,9

150

5,8

128

5,4

133

6,0

94

6,1

113

9,1

134

9,3

4

0,2

0,7

1

1

0,1

1

1

0,1

2

0,1

1

0,1

3

0,2

11

0,6

21

1,0

17

0,7

33

1,3

32

1,3

26

1,2

16

1,0

14

1,1

20

1,4

0,5

2

0,1

3

0,1

2

0,1

2

0,1

3

0,1

3

0,2

3

0,2

3

0,2

17

0,9

24

1,2

40

1,6

37

1,4

64

2,7

69

3,1

46

3,0

36

2,9

40

2,8

7

0,4

7

0,4

5

0,2

5

0,3

9

0,4

10

0,5

3

0,2

3

0,2

1

0,1

596

31,4

512

25,8

671

27,4

665

25,9

680

28,6

654

29,5

443

28,6

342

27,7

510

35,6

61

-ocr page 65-

Opmerkingen naar aanleiding van tabel XVI

De Japansche invoer uit de Europeesche landen is, sedert den we-
reldoorlog, percentsgewijs aanzienlijk gedaald. Van deze landen zijn
Groot-Brittannië en Duitschland belangrijk voor den Japanschen im-
port.

Uit China voert Japan ongeveer 10% van den totalen invoer in.
Britsch-Indië is voor den import eveneens van groote beteekenis, hoe-
wel in den laatsten tijd een geringer percentage van den import uit dat
land afkomstig is.

Verg. de bronnen bij de vorige tabellen vermeld en verder Memorandum sur
les Balances des Paiements et sur..., 1910-1923, Vol.
2, pag. 349-351.

Mémorandum sur le Commerce International et sur... 1912-1926, Vol. 2,
pag. 515-517.

Vgl. Statistiques du commerce extérieur, 1931 en 1932, pag. 165. en Sta-
tistiques du commerce extérieur, 1930, Vol. III, pag. 168.

Jaren.................

1900

1901

1912

1913

1919

1920 i

1921

Landen

waar-
de

7.

waar-
de

7o

waar-i
de !

7.

waar-
de

7.

waar-
de

7.

waar-
de

7,

waar-
de

7.J

Duitschland............

29

10,1

28

10,9

61

9,8

68

9,4

0,3

12

0,5

48

3,0

Belgie.................

8

2,8

6

2,3

9

1,5

9

1,3

4

0,2

8

0,5

Frankrijllt;..............

8

2,8

4

1,6

5

0,8

6

0,8

9

0,4

14

0,6

12

0,7

Italië..................

0,5

0,2

0,2

0,1

0,8

0,1

1

0,15

0,7

2

0,1

2

0,1

Nederland..............

0,8

0,3

0,4

0,2

Groot-Brittannië........

72

25

51

20

116

18,7

123

16,8

128

6,0

235

10,0

184

11,4

Europeesch Rusland.....

0,2

0,1

0,3

0,1

China..................

30

10,4

27

10,5

55

8,9

61

8,4

322

14,8

218

9,4

192

11.9

Hongkong..............

11

3,8

11

4,3

0,9

0,1

1,3

0,2

2

0,1

2

0,1

1

0,1

Philippijnen............

2

0,7

3

1,2

5

0,8

8

1,1

16

0,8

16

0,7

18

1,1

Britsch-Indië...........

24

8,3

43

16,8

135

21,8

173

23,7

319

14,7

395

17,8

210

13,0

Fransch Achter Indië....

4

1,4

4

1,6

11

1,8

25

3,4

124

5,8

21

0,9

19

1,2 1
. 1

Nederlandsch-Indië......

5

1,7

5

2,0

19

3,1

37

5,1

66

3,0

69

2,9

70

4,4!

Kwantung.............

26

4,2

31

4,2

162

7,5

197

8,4

120

6,9!

Aziatisch Rusland.......

6

2,1

5

2,0

0,7

0,1

0,8

0,1

5

0,2

4

0,2

7

0,4;

Siam..................

0,5

0,2

1

0,4

4

0,7

6

0,8

30

1,4

3

0,1

11

i

Straits Settlements......

5

0,8

5

0,7

28

1,3

17

0,8

24

1,5'

Australië...............

2,5

0,9

1,8

0,7

13

2,1

15

2,1

57

2,6

62

2,7

36

2,2

De Kaap en Natal ......

37

1,7

74

3,2

3

0,2 1

Egypte ................

1,5

0,5

2

0,8

6

7

1,0

16

0,8

13

0,6

12

0,7!

Argentinië .............

2

0,1

4

0,2

0,8

0,1 i

Canada.................

2

0,3

6

0,3

5

0,2

9

0,6

Chili...................

2

3

0,4

14

0,6

25

1,1

3

0,2

Vereenigde Staten .......

63

21,9

43

16,8

127

20,5

122

16,8

766

35,2

873

37,4

574

35,6;

De import uit Kwantung is aanzienlijk en percentsgewijs ongeveer
op dezelfde hoogte gebleven, in tegenstelling tot den import uit Ne-
derlandsch-Indië. (In 1913 was 5,1% van de waarde van den totalen
import uit Nederlandsch-Indië afkomstig, in 1932 was dat percentage
nog slechts 2,8).

De invoer uit Austrahë is snel gestegen (In 1913 ongeveer 2,1% en
in 1932 reeds 9,3%).

Verschillende andere landen, o.a. Canada, hebben meer beteekenis
gekregen voor den Japanschen import.

Verreweg het belangrijkste is de invoer uit de Vereenigde Staten.

De goederen uit dit land afkomstig vormen bovendien een steeds
grooter deel van de waarde van den totalen invoer.

1922

1923

1924

1925

1926

1929

1930

1931

1932

^-aar-

waar-

waar-

Of

waar-

0/

waar-

0/

waar-

waar-

waar-

quot;L

waar-

'L

l^de

de

7o

de

lo

de

h

de

/O

de

lo

de

lo

de

lo

de

1 0

Hl

5,9

120

6,1

145

5,9

124

4,8

145

6,1

157

7,1

106

6,9

73

5,9

72

5,0

15

0,8

19

1,0

29

1,2

12

0,5

14

0,6

16

0,7

8

0,5

5

0,4

6

0,4

18

1,0

22

1,1

33

1,3

33

1,3

25

1,0

26

1,2

17

1,1

12

1,0

21

1,5

3

0,3

4

0,2

4

0,2

3

0,1

7

0,3

8

0,3

4

0,3

4

0,3

4

0,3

5

0,2

3

0,3

3

0,2

4

0,3

232

12,3

237

12,0

313

12,8

227

8,8

170

7,2

153

6,9

93

6,0

63

5,1

79

5,5

3

0,1

3

0,2

4

0,3

1

0,1

186

9,9

205

10,3

238

9,7

215

8,3

239

10,1

210

9,5

162

10,4

146

11,8

129

9,0

0,7

2

0,1

1

1

0,1

0,6

0,6

1

0,1

15

0,8

13

0,7

18

0,7

17

0,7

19

0,8

18

0,8

11

0,7

9

0,7

10

0,7

254

13,4

306

15,4

388

15,8

574

22,3

391

16,5

288

13,0

180

11,7

133

10,8

117

8,2

17

0,9

10

0,5

18

0,7

49

1,9

25

1,0

10

0,4

8

0,5

6

0,5

6

0,4

72

3,8

73

3,7

92

3,8

103

4,0

103

4,3

77

3,5

60

3,9

46

3,7

40

2,8

131

6,9

149

7,5

176

7,2

177

6,9

157

6,6

166

7,5

121

7,9

90

7,3

77

5,4

18

1,0

17

0,8

15

0,6

15

0,6

24

1,0

23

1,0

37

2,4

31

2,5

31

2,2

23

1,2

12

0,6

18

0,7

24

0,9

14

0,6

21

0,9

19

1,2

7

0,6

11

0,8

19

1,0

25

1,3

31

1,3

37

1,4

40

1,7

42

1,9

29

1,9

22

1,8

25

1,7

82

4,3

97

4,9

120

4,9

150

5,8

128

5,4

133

6,0

94

6,1

113

9,1

134

9,3

4

0,2

0,7

1

1

0,1

1

1

0,1

2

0,1

1

0,1

3

0,2

u

0,6

21

1,0

17

0,7

33

1,3

32

1,3

26

1,2

16

1,0

14

1,1

20

1,4

0,5

2

0,1

3

0,1

2

0,1

2

0,1

3

0,1

3

0,2

3

0,2

3

0,2

17

0,9

24

1,2

40

1,6

37

1,4

64

2,7

69

3,1

46

3,0

36

2,9

40

2,8

7

0,4

7

0,4

5

0,2

5

0,3

9

0,4

10

0,5

3

0,2

3

0,2

1

0,1

31,4

512

25,8

671

27,4

665

25,9

680

28,6

654

29,5

443

28,6

342

27,7

510

35,6

61

-ocr page 66-

DE HANDEL TUSSCHEN DE VOORNAAMSTE AZIATISCHE
LANDEN EN JAPAN

Om de beteekenis van Japan voor den buitenlandschen handel van
de Aziatische landen duidelijker te doen uitkomen, gaan we voor de
meeste van deze landen na, hoeveel de waarde van de goederen, geïm-
porteerd uit (resp. geëxporteerd naar) Japan bedroeg, uitgedrukt in
procenten van de waarde van den totalen import (resp. export).

Door dit te bepalen krijgt men eveneens inzicht in de belangrijk-
heid van de Japansche concurrentie in het Oosten (die in het bijzonder
den Europeeschen handel met Azië treft), want hoe grooter de import
van Japansche artikelen in de Aziatische landen is, hoe minder ruimte
er voor den import van goederen uit andere landen overbüjft.

Als eerste land nemen we China.

De djfers hebben alleen betrekking op goederen en geven aan, hoe-
veel de waarde van de import uit en de export naar Japan bedroeg en
bovendien, hoeveel procent van den totalen Chineeschen invoer af-
komstig was uit Japan en hoeveel procent van de waarde van den to-
talen uitvoer Japan als land van bestemming had.

CHINA

Waarde in millioenen haikwan taels

Jaar

Import

Export

Waarde

%

Waarde

%

1913

119,3

20,3

65,5

15,9

1923

211,0

22,3

198,5

26,3

1926

336,9

29,4

211,7

24,5

1929

323,1

25,2

256,4

25,3

1930

327,2

24,6

216,6

24,2

1931

295,7

20,4

265,0

29,2

1932

151,0

14,2

114,6

23,2

De import van Japansche goederen is in 1931 en 1932, ook percents
gewijs, aanzienlijk gedaald. Dit moet verklaard worden uit de con-
fhcten tusschen China en Japan. Overigens was het aandeel van Ja-
pansche goederen in den totalen Chineeschen invoer tot 1931 grooter
dan in 1913. De uitvoer uit China naar Japan is sedert 1913, ook in
procenten, aanmerkelijk toegenomen.

1) De cijfers die hieronder volgen zijn afkomstig uit verschillende Volken-
bondsuitgaven.

-ocr page 67-

CEYLON
Waarde in millioenen Rupees

Jaar

Import

Export

Waarde

%

Waarde

%

1913

4,1

2,1

0,9

0,4

1923

5,4

1,9

1,8

0,5

1926

9,8

2,4

1,7

0,3

1929

10,8

2,5

2,1

0,5

1930

9,3

2,9

1,5

0,5

1931

10,7

4,7

1,3

0,6

1932

13,2

6,7

1,2

0,7

Het aandeel van Japansche goederen in den totalen import is, voor-
al sedert 1930, sterk toegenomen.

BRITSCH-INDIË
Waarde in millioenen rupees

Jaren

Import

Export

Waarde

0/
/O

Waarde

%

1913

47,8

2,6

226,7

9,2

1923

140,0

6,2

431,0

13,2

1926

168,5

7,2

435,4

13,6

1929

228,7

9,2

339,4

10,6

1930

168,9

9,1

263,6

10,5

1931

138,6

10,2

177,2

10,8

1932

192,8

14,4

116,8

8,7

Van Nederlandsch-Indië gaan we eerst na hoeveel dit gebied in-
voerde uit (resp. uitvoerde naar) het Moederland en daarna hetzelfde
ten opzichte van Japan.

In Febr. 1920 werd de waarde van 1 rupee vastgesteld op 0,48666 dollar.
Sedert 1 April 1927 is de goudwaarde van 1 rupee gelijk aan 0,36499 gouddollar.
Vóór het jaar 1920 was de waarde van 1 rupee gelijk
aan 0,32444 dollar.

-ocr page 68-

NEDERLANDSCH-INDIË
Waarde in millioenen guldens

Jaren

Import

Export

Waarde

0/
/o

Waarde | %

Nederlandsch-Indië ten opzichte van het Moederland

1913

145,3

33,3

172,6

28,0

1921

269,7

25,0

214,2

18,0

1925

150,0

18,3

276,0

15,5

1929

187,0

17,8

231,0

16,0

1930

139,0

16,7

177,0

15,3

1931

83,8

15,4

130,1

17,4

1932

58,1

15,7

103,5

19,1

Nederlandsch-Indië ten opzichte van Japan

1913

6,8

1,6

35,8

5,8

1921

86,1

8,0

109,1

9,2

1925

90,1

11,0

94,9

5,3

1929

115,0

10,9

48,0

3,3

1930

100,0

12,0

46,0

4,0

1931

92,6

17,0

33,1

4,4

1932

78,4

21,3

23,7

4,4

Zoowel voor Britsch-Indië als voor Nederlandsch-Indië geldt, dat
de import van Japansche goederen in den loop der jaren zeer aanzien-
lijk is toegenomen. Dat blijkt het duidehjkst uit de procenten.

De handel tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië is aanzien-
lijk verminderd, hetgeen de groeiende onafhankelijkheid van het Oos-
ten ten opzichte van de Europeesche landen weerspiegelt. Uit de
hierboven vermelde cijfers volgt dat dat voor een niet gering deel aan
de opkomst van Japan is te danken.

BRITSCH-MALAKA
Waarde in millioenen S.S. dollars {1 S.S. dollar = 0,845 gulden [momenteel})

Jaren

Import

Export

Waarde | %

Waarde | %

1913

12,9

3,5

5,4

1,7

1923

18,1

3,1

29,6

4,4

1926

34,9

3,3

40,0

3,1

1929

23,2

2,6

38,7

4,2

1930

24,9

3,5

41,8

6,2

1931

17,9

3,9

49,7

11,6

1932

4,5

12,5

-ocr page 69-

De export uit Britsch-Malaka naar Japan is enorm gestegen, het-
geen verband zal houden met het feit, dat Britsch-Malaka grondstof-
fen levert, waaraan Japan behoefte heeft. De invoer uit Japan ver-
toont in de procenten geen groote veranderingen.

FILIPPIJNEN

Waarde in millioenen Peso {1 peso = 0,5 dollar)

Jaren

Import

Export

Waarde

%

Waarde

0/
/o

1913

6,8

6,4

7,8

8,2

1922

17,2

10,7

11,8

6,2

1926

23,2

9,7

14,6

5,4

1929

23,9

8,1

14,3

4,3

1930

25,9

10,5

8,7

3,3

1931

22,0

11,1

7,2

3,4

1932

7,8

2,7

De import uit Japan is procentsgewijs toegenomen, evenwel niet
veel. De export naar Japan is zeer aanmerkelijk gedaald, doordat de
export van de Filippijnen, meer nog dan de import, zich hoe langer
hoe meer oriënteerde op de Vereenigde Staten.

SIAM

Waarde in millioenen Baths i)

Import

Export

Jaren

%

%

Waarde

Waarde

0,5
7,3
7,2
5,1
6,0

0,6
14,5
15,9
8,2
8,0

1913/14
1926/27
1929/30
1930/31
1931/32

2,1
9,2
16,6
11,4
5,8

2.3
5,2
8,1

7.4
5,8

De waarde van de eerste drie jaren staat uitgedrukt in millioenen
ticals

Japan is voor den buitenlandschen handel van Siam van grootere
beteekenis geworden, hetgeen het duidelijkst uitkomt als men het
jaar 1913 vergelijkt met de volgende jaren.

In 1913 was de waarde van 13,123 ticals = 1 pond sterling. In April 1927
werd de waarde van 11 ticals = 1 pond sterling. Sedert Mei 1932 is de waarde
van 11 bath = 1 pond sterling.

-ocr page 70-

Als men den import van de verschillende Aziatische landen tezamen
beschouwt, blijkt, dat de waarde van de Japansche goederen, die deze
landen invoeren, sedert het jaar 1913 zeer aanzienhjk is gestegen. Dit
geldt niet alleen voor de absolute waarde, maar in het algemeen ook
voor de procenten. Men kan zich afvragen hoe dat mogelijk is met het
oog op de, in verhouding tot de waarde van den totalen wereldhandel,
nog steeds betrekkelijk geringe waarde van den Japanschen btuten-
landschen handel. (De Japansche export bedroeg in 1932 nog slechts
3,05% van de waarde van den wereldexport; de Japansche import
2,84% van den wereldimport). Van de waarde van den totalen Japan-
schen export gaat ongeveer de helft naar de Aziatische landen (zie ta-
bel XIV).

Men krijgt dus de volgende schijnbare tegenstrijdigheid: Japan
voert in 1932 goederen uit naar Azië voor een bedrag gehjk aan slechts
ongeveer 1,5% van de waarde van den totalen wereldexport, terwijl
desniettegenstaande blijkt, dat de Japansche goederen een zeer be-
langrijk deel van de waarde van den totalen import der Aziatische
landen uitmaken. De verklaring hiervan is eenvoudig als men bedenkt,
dat het Oosten betrekkelijk weinig importeert. Daardoor is het mo-
gelijk, dat Japan met een relatief geringen uitvoer naar Azië een groot
deel van dit afzetgebied voor industrieproducten veroverde. De be-
trekkelijk geringe importcapaciteit van Azië blijkt uit de volgende dj-
fers: De totale import van alle Aziatische landen (dus ook Japan) be-
droeg in 1928 tezamen 4.584 miUioen dollar (d.i. 13,3% van den we-
reldimport), de import der Europeesche landen daarentegen bedroeg
19.464 millioen dollar (d.i. 56,5% van den wereldimport)

Vroeger werd er reeds op gewezen, dat de Japansche concurrentie
in het Oosten voor Europa benauwend is door de lage Japansche prij-
zen. Door het geringe importvermogen van het Oosten wordt deze
concurrentie nog gevaarhjker, immers die geringe importcapaciteit
maakt de mogelijkheid voor Europa om fabrikaten te ruilen tegen
Oostersche grondstoffen etc., die Europa niet kan missen, kleiner.

Behalve van bovenstaande Aziatische landen geven wij ook nog de
cijfers van Austrahë en de Vereenigde Staten.

1) Deze djfers zijn overgenomen uit: Mémorandum sur Ie commerce inter-
national et sur les balances des paiements. Vol. Ill, 1926-1928.

-ocr page 71-

AUSTRALIË
Waarde in millioenen Pond Sterling

Jaren

Import

Export

Waarde

%

Waarde

%

1913

1,0

3,2

1,4

2,4

1921/22

3,6

3,5

8,0

6,2

1925/26

4,4

2,9

11,0

7,4

1928/29

4,7

3,3

11,5

8,0

1929/30

4,2

3,2

6,6

5,2

1930/31

2,4

4,0

9,5

9,1

1931/32

2,4

5,5

11,7

10,8

De handel tusschen Australië en Japan is zeer belangrijk gegroeid,
vooral de export naar Japan is snel gestegen (men vergelijke de pro-
centen), doordat Australië een belangrijke leverancier is van grond-
stoffen en voedingsmiddelen, welke Japan noodig heeft.

DE VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA
Waarde in millioenen dollars

Jaren

Import

Export

Waarde

%

Waarde

%

1913

99

5,5

63

2,5

1923

346

9,2

264

6,3

1926

401

9,0

261

5,4

1928

432

9,8

259

4,9

1930

279

9,1

165

4,3

1931

206

9,8

156

6,4

1932

134

10,1

135

8,4

Het bUjkt dat de handel tusschen de Vereenigde Staten en Japan
zeer sterk is toegenomen, ondanks de snelle industriahsatie van Japan
en den lagen levensstandaard ervan. Men ziet hier dus, dat een land,
dat gebruik maakt van de moderne techniek bij de productie en daarbij
een lagen levensstandaard behoudt (niet voor altijd) nog zeer goed kan
ruilen met een land, waar de levensstandaard zeer hoog is. Het is zelfs
zoo, dat naarmate de industriahsatie van Japan verder gaat, de ruil
snel in omvang toeneemt.

Is dit feit niet in strijd met de vroeger geponeerde stelhng, dat de
industrieele ontwikkehng van het Oosten nadeelig moet zijn voor de
ruil tusschen de Westersche landen en het Oosten ?

-ocr page 72-

Wij meenet! van niet. De groei van de ruil van goederen tusschen
Japan, met bijzonder lage loonen, en de Vereenigde Staten met zeer
hooge loonen, is gevolg van het feit, dat deze beide landen elkaar noo-
dig hebben om in de wederzijdsche behoeften te voorzien. Japan kan
momenteel niet of moeilijk de goederen produceeren, die de Ver-
eenigde Staten leveren, terwijl het voor het laatste land voordeeliger
is zekere goederen uit Japan te importeeren.

Er zijn wel bijzondere factoren, die den handel tusschen Japan en de
Vereenigde Staten begunstigen, nl.

le Het hooge peil, waarop de Amerikaansche industrie staat. Hier-
door is het mogelijk, ondanks hooge loonen, toch betrekkelijk
goedkoop te produceeren en dus ook te exporteeren.

2e De natuurlijke ligging van de beide landen.

3e Het feit dat de Vereenigde Staten, in tegenstelling met Europa,
behalve industrieproducten ook grondstoffen leveren, waaraan
Japan behoefte heeft

Als gevolg van deze omstandigheden kunnen de Vereenigde Staten
de concurrentie van de Europeesche landen in het Oosten gemakkehjk
doorstaan. En het is dus te begrijpen, dat de Vereenigde Staten in den
wereldoorlog en daarna de plaats van de Europeesche landen gedeel-
telijk hebben ingenomen, voorzoover betreft den handel met Japan
en andere Oostersche landen.

Uit het voorgaande is gebleken, dat het Oosten in steeds grooteren
omvang goederen uit Japan is gaan betrekken, waarvan het gevolg is
geweest, dat Europa afzetgebied verloor.

De goederen, die het Oosten importeert zijn hoofdzakelijk indtis-
trieproducten. Hier komt de vraag op, welke de gevolgen zijn van een
verdere industrialisatie van de Aziatische landen voor Europa.

Europa zet in het Oosten industrieproducten af. Iedere industriah-
satie van andere, en dus ook van Aziatische landen, beteekent een
nieuwe concurrentie. De concurrentie van een geïndustrialiseerd
Oosten is gevaarlijk vanwege de lage loonen, waarmee de Oostersche
arbeider tevreden is. De Japansche concurrentie van den tegenwoor-
digen tijd geeft daarvan een voorbeeld.

Het Oosten is niet genegen van Europa industrieproducten te be-

1) Zoo werd in de jaren 1930, 1931 en 1932 resp. ongeveer 50; 50 en 70% van
de geïmporteerde ruwe katoen uit de Vereenigde Staten betrokken.

-ocr page 73-

trekken, indien het die goederen zelf goedkooper kan maken. Slechts
wanneer het Westen in staat is tegen lagere prijzen te leveren of als
het producten fabriceert, die het Oosten, ook nadat de industrie tot
ontwikkeling is gekomen, niet kan voortbrengen, is ruil van Euro-
peesche industrieproducten tegen Oostersche grondstoffen mogelijk.

Dit houdt in, dat tengevolge van de industrialisatie van het Oosten
verschillende Europeesche industiTeproducten ten opzichte van Azia-
tische grondstoffen goedkooper worden. Dat wil zeggen, dat Europa
voor een gegeven hoeveelheid Oostersche agrarische producten een
grooter kwantum fabrikaten moet afstaan dan voorheen.

We moeten hierbij opmerken, dat er verschillende factoren zijn, die
deze voor Europa ongunstigen invloed van de industrialisatie van het
Oosten in tegenstelden zin kunnen beïnvloeden:

Als eerste factor noemen we de aanwezigheid van veel Westersch
kapitaal in het Oosten. Hoe grooter de deelname daarvan bij de indus-
trieele ontwikkeling van het Oosten is, hoe minder de nadeelige in-
vloed van ontwikkeling gevoeld zal worden. Want de vruchten, die het
in de Aziatische landen belegde kapitaal afwerpt, komen in den vorm
van geïmporteerde Oostersche grondstoffen etc., het Westen binnen.
Deze factor is evenwel eenigszins onzeker, daar de kapitaalbeleggers
in de eerste plaats rendement van hun kapitaal verwachten en boven-
dien niet te groote risico's willen loopen. Daardoor hangt de grootte
van het kapitaal, dat gestoken wordt in Oostersche ondernemingen
ten nauwste samen met de prijzen op de wereldmarkt, etc.

Een tweede factor, die kan maken dat op den duur de industrieele
ontwikkeling van het Oosten ook gunstig op de welvaart van Europa
zal werken, is de te verwachten verdere industrialiseering van de land-
bouw en grondstoffen-voorziening in het Oosten. De diensten van de
moderne techniek komen ook de productie van landbouwartikelen
en grondstoffen ten goede. Er zijn in het Oosten nog groote, dun be-
volkte gebieden, die zich bijzonder goed leenen voor de productie van
grondstoffen. Komt de bevolking van deze gebieden tot aanvaarding
van het Westersche productiesysteem, dan zal de voortbrenging van
grondstoffen aanmerkelijk stijgen, hetgeen tot gevolg moet hebben,
dat de grondstoffen ten opzichte van de fabrikaten goedkooper wor-
den.

Een derde factor, die de ruil van Westersche industrieproducten
tegen Oostersche grondstoffen, ook in de toekomst, ten gunste van
het Westen kan beïnvloeden, is de vindingrijkheid van den Wester-
schen geest.

-ocr page 74-

De nieuwe uitvindingen, die gedaan worden op het gebied van de
techniek en die in dienst van de productie worden gesteld, zijn nog
steeds in hoofdzaak afkomstig van Westersche wetenschappehjke
onderzoekingen.

Dit feit moet in de ruil van goederen voor het Westen een voor-
sprong beteekenen, indien het Westen aan het „kunnenquot; het „wer-
kenquot; paart.

We hebben gezien, dat het groote gevaar van de Japansche concur-
rentie voor het Westen schuilt in het feit dat Japan het Westersche
productiesysteem aanvaardde, zonder dat de levensstandaard van het
volk naar evenredigheid steeg. De veel grootere voortbrenging, die
een gevolg is van de industrialisatie, dient voor een belangrijk deel tot
verhooging van het concurrentievermogen en niet tot verhooging van
den levensstandaard. Toch moet uiteindehjk de grootere productie-
capaciteit in dienst gesteld worden van de welvaart van het volk. We
weten niet hoe snel het proces van de verandering van het behoeften-
complex zal verloopen en welke factoren den gang van dat proces zul-
len vertragen of versnellen. Het is echter duidehjk, dat zoolang de
lage levensstandaard van het Japansche volk blijft bestaan, daarvan een
voor het Westen nadeeligen invloed zal uitgaan. Het is daarom te ver-
wachten dat het Westen een minder prettigen overgangstijd zal moe-
ten doormaken. Hoe lang die tijd zal duren, is natuurhjk onmogehjk
te zeggen, temeer daar er ook verdere industrialisatie van andere
Aziatische landen plaats heeft.

-ocr page 75-

DE BUITENLANDSCHE
HANDEL VAN KOREA EN FORMOSA

De handel van Korea en Formosa met andere landen dan het eigen-
lijke Japan is niet erg belangrijk. De export en import van deze ge-
bieden hebben hoofdzakelijk betrekking op het eigenlijke Japan.

Om eenig idee te krijgen van de belangrijkheid van Japan voor den
Overzeeschen handel van Korea en Formosa, geven we de waarde van
de goederen resp. geïmporteerd uit en geëxporteerd naar Japan in de
jaren 1928 en 1932.

KOREA

1929nbsp;1932

Export naar Japan____................ 310 millioen yen 282 miUioen yen

Import uit Japan.....................315 millioen yen 259 mülioen yen

FORMOSA

Export naar Japan____.......----..... 239 millioen yen 223 millioen yen

Import uit Japan .....................140 millioen yen 133 millioen yen

Belangrijke uitvoerproducten van Korea zijn:

Rijst, boonen, visch, meststoffen, ruwe zijde, ijzer, suiker, steen-
kool, enz. (verreweg het voornaamste is de rijst-export).

Belangrijke invoerproducten zijn:

Katoenen weefsels,gierst, ijzer, zijden weefsels, machineriëen, tus-
sorzijde, meststoffen, suiker, rijst enz. (De laatste jaren is de rijstim-
port vrij onbelangrijk).

Belangrijke exportgoederen van Formosa zijn:

Thee, suiker, kampfer, steenkool, visch, katoenen weefsels, enz.

Belangrijke importgoederen zijn:

Meststoffen, petroleum, tarwe, soyaboonen, opium, zakken, ijzer,
steenkool, enz.

Van de vreemde landen is China voor den export en import van
Korea het belangrijkste. Daarnaast zijn de Vereenigde Staten voor den
import in Korea van beteekenis.

Voor den buitenlandschen handel van Formosa met landen, andere
dan Japan is China ook verreweg het belangrijkste.

Voor den export van Formosa zijn verder van beteekenis de Ver-
eenigde Staten en ook Nederiandsch-Indië. (in 1929 werd voor een
bedrag van ruim 4 millioen yen naar Nederlandsch-Indië uitgevoerd).
Naast den import uit China voert Formosa voor een bedrag van eenige

-ocr page 76-

beteekenis uit Duitschland, Britsch-Indië en de Vereenigde Staten
in. 1)

We gaan de waarde van den overzeeschen handel van Korea en
Formosa met landen, andere dan het eigenlijke Japan na, vanaf het
jaar 1900. De cijfers van den buitenlandsche handel van Korea van
vóór 1911 zijn begrepen in die van het eigenlijke Japan.

Waarde in millioenen yen

Jaren

Korea

Formosa

Export

Import

Export

Import

1900

11

14

1901

8

13

1902

14

10

1903

11

11

1904

12

13

1905

11

11

1906

10

13

1907

10

11

1908

9

17

1909

12

13

1910

12

20

1911

6

20

13

20

1912

6

26

15

19

1913

6

31

13

18

1914

6

24

13

13

1915

9

18

15

13

1916

14

22

32

15

1917

19

30

40

21

1918

17

41

33

34

1919

20

96

36

64

1920

23

96

35

60

1921

21

76

24

40

1922

17

96

31

37

1923

20

98

29

39

1924

22

98

43

46

1925

24

105

48

56

1926

25

124

49

62

1927

28

114

45

66

1928

32

118

34

58

1929

36

108

33

65

1930

26

89

23

45

1931

13

53

19

31

1932

29

62

18

31

Vgl. Financial and Economic Annual of Japan, 1933, pag. 226 en 227 en
249 en volg.

Zie de betreffende Jaargangen van Résumé Statistique de l'Empire du Japon.

-ocr page 77-

DE IMPORT EN EXPORT VAN EDELE METALEN

In de verschillende statistieken vinden we de volgende cijfers ver-
meld over den ruil van edele metalen tusschen Japan en het buiten-
land. 1)

Tabel XVII.

IMPORT EN EXPORT VAN GOUD EN ZILVER

Jaren

Goud

Zilver

Totaal

Import

Export

Import

Export

Import

Export

Balans

1900

9

52

3

5

12

57

45

1901

11

11

-

3

11

14

3

1902

30

-

2

2

32

2

- 30

1903

25

17

3

2

28

19

- 9

1904

5

106

29

2

34

108

-f 74

1905

20

15

11

2

31

17

- 14

1906

37

23

10

3

47

26

- 21

1907

7

19

1

-

8

19

11

1908

17

4

1

-

18

4

- 14

1909

79

6

1

-

80

6

- 74

1910

17

22

-

3

17

25

8

1911

5

22

1

3

6

25

19

1912

10

21

1

7

11

28

17

1913

1

21

-

6

1

27

26

1914

7

26

2

4

9

30

21

1915

24

41

-

4

24

45

21

1916

100

22

1

6

101

28

-73

1917

387

151

5

3

392

154

-238

1918

1

1

4

-

5

1

-4

1919

326

1

2

4

328

5

-323

1920

392

-

12

4

404

4

-400

1921

130

-

9

-

139

-

-139

1922

1

-

1

2

2

2

-

1923

-

-

-

5

-

5

5

1924

-

-

4

-

4

-

- 4

1925

-

22

-

-

-

22

22

1926

-

32

1

4

1

36

35

1927

-

36

9

14

9

50

41

1928

-

-

2

3

2

3

-F 1

1929

-

-

-

3

-

3

-f 3

1930

9

309

1

2

10

311

4-301

1931

9

420

2

2

11

422

-H411

1932

-

112

-

9

-

121

-M21

1) Vgl. Statistique du commerce extérieur, 1931 en 1932, pag. 168.
Statistique du commerce extérieur, 1912-1926, pag. 522. Verder de ver-
schillende jaargangen van het „Résuméquot;.

-ocr page 78-

Bij de beschouwing van tabel XVII vallen twee perioden van groote
goudverschuivingen op.

In de eerste periode, tijdens de oorlogs- en naoorlogsjaren, valt een
grooten import van goud te bespeuren. Zooals we vroeger reeds
zagen, steeg de waarde van den Japanschen export van goederen in de
oorlogsjaren zeer snel. De Japansche handelsbalans, in de meeste
jaren passief, was in dien tijd sterk actief. Men kan aannemen, dat het
buitenland in deze periode het groote exportoverschot van goederen
van Japan in goud betaalde.

De tweede periode, die we bedoelen, dateert van het jaar 1930 af
en valt samen met den crisistijd, waarin Japan den gouden standaard
verliet. In deze periode exporteert Japan echter veel goud, doordat
het voor de Japanners in dezen tijd voordeelig is zekere betalingen
aan het buitenland in goud te doen.

Hieronder volgt een tabelletje, dat aangeeft, in welke mate de goud-
voorraad van de Bank van Japan is verminderd. Ter vergelijking
geven we ook de cijfers van de goudreserves en van het tegoed in het
buitenland van Nederland. (De cijfers gelden voor het eind van het
jaar).

GOUDDRESERVES
(Waarde in millioenen^

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

Japan {gouden yen):

Goud in het land

(Bank van Japan).

1175

1155

1127

1087

1085

1087')

826

470

425

Goud in het buitenl.

en tegoed in 't bui-

tenland .........

326

258

230

186

114'gt;

83

-

-

-

Nederland (gulden):

Nederl. Bank......

505

443

414

400

435

447

426

887

1083

Buitenl. tegoed.....

112

247

187

168

220

220

247

86

71

Zie Annuaire Statistique de la Société des Nations, 1932-1933, pag. 221.
Provisorische Cijfers.
Op 30 Juni.

Deze goudreserves zijn die van de centrale banken. Er zijn in het land ook
nog andere voorraden.

-ocr page 79-

DE BUITENLANDSCHE HANDEL
EN DE POLITIEKE EXPANSIE VAN JAPAN

De politieke expansie van Japan wordt dikwijls beschouwd als een
absolute noodzakelijkheid voor de welvaart van het land. Ook wordt
wel beweerd, dat het land nieuwe gebieden noodig heeft, om een deel
van de talrijke bevolking te spuien.

De snelle bevolkingsgroei, het geringe landbouwareaal en het feit
dat het land arm is aan grondstoffen, vereischt, zoo meent men, uit-
breiding van het territoir met gebieden, die rijk zijn aan allerlei
producten.

Is deze redeneering geheel juist? Wij meenen van niet. (Hierbij
moet direct worden opgemerkt, dat er wel andere redenen kunnen
zijn, die politieke expansie wenscheHjk maken, maar het gaat hier
over de vraag of die expansie voor de welvaart van het Japansche
volk onvermijdelijk is).

De omstandigheden, die tot politieke expansie zouden moeten
leiden, werden hierboven genoemd. Om de noodzakelijkheid daar-
van te kunnen beoordeelen, moet men echter letten op de gevolgen
van de politieke activiteit. Deze zijn niet onverdeeld gunstig voor
de welvaart van het land. In de eerste plaats zijn zeer groote uit-
gaven voor het in stand houden van leger en vloot noodig, het-
geen speciaal voor een kapitaalarm land als Japan zeer bezwaarlijk
mag worden genoemd.

Indien de pogingen tot politieke expansie slagen, blijft steeds het
gevaar van repressaillemaatregelen van andere mogendheden aan-
wezig. Om dit gevaar af te wenden is een sterke defensie noodig, het-
geen blijvend vele kosten met zich meebrengt. Bovendien moeten de
veroverde gebieden gedeeltelijk nog worden ontgonnen, waarvoor
eveneens groote kapitalen noodig zijn, die hoofdzakelijk door Japan
verschaft moeten worden. Dus voor en aleer het land uit het nieuwe
territoir de begeerde goederen kan betrekken, staat het voor groote
offers, die voor Japan zeer zwaar zijn.

Indien het nu onmogelijk was om, anders dan via politieke expan-
sie te voorzien in de goederen, waaraan het volk behoefte heeft, zou
ondanks de bovengenoemde bezwaren die expansie ook uit econo-
misch oogpunt onvermijdelijk zijn.

Er is echter nog een andere wijze waarop het land de beschikking
over de benoodigde goederen kan verkrijgen, nl. de buitenlandsche
handel. De buitenlandsche handel dient te groeien, zoowel de import

-ocr page 80-

als de export. Deze groei is niet anders te verkrijgen dan door middel
van verdere industrialisatie.

De industrialisatie schept vele bestaansmogelijkheden, zelfs in
landen, waar de bodem den mensch betrekkehjk weinig heeft aan te
bieden. De welvaart van een land hangt dan ook lang zoo nauw niet
meer samen met den rijkdom van den bodem als vroeger. De econo-
mische geschiedenis van Japan sedert de tweede helft van de 19e
eeuw bewijst dat reeds. De snelle economische expansie van Japan
was het gevolg van de industrialisatie van het land, waarmee de groei
van den buitenlandschen handel ten nauwste samenhangt. Of de
welvaart van het Japansche volk door uitbreiding van het territoir,
hetgeen zooals we zagen, met zeer veel kosten gepaard gaat, sneller
zal toenemen, is zeer de vraag. Immers de energie, die vereischt is,
voordat Japan de vruchten van zijn politieke activiteit kan plukken,
kan ook gebruikt worden voor de uitbreiding van de industrie, land-
bouw, etc. van het eigen land, hetgeen de eigen productie ten goede
moet komen.

Een voorbeeld van de kosten, die de exploitatie van nieuwe gebie-
den medebrengt, geeft Mandsjoerije. Mandsjoerije, het gebied, dat
Japan sedert korten tijd binnen zijn pohtieke machtssfeer heeft ge-
trokken, is rijk aan verschillende delfstoffen (o.a. steenkool en ijzer).
Toch houdt deze rijkdom niet in, dat exploitatie van Mandsjoerije
voor de welvaart van Japan gunstiger is dan ruil van goederen met het
buitenland, waardoor Japan ook de beschikking over deze grondstof-
fen kan krijgen. Zoo is het gehalte van het ijzererts laag, slechts 35% i),
hetgeen de productiviteit van de ondernemingen natuurlijk niet ten
goede komt. De ohewinning uit oheleien gaat in Mandsjoerije ook
veel moeilijker dan in andere streken van de aarde; desniettegenstaande
nemen de Japanners de exploitatie van de oheleien daar met energie
ter hand.

De welvaart van het Japansche volk is, zooals we zagen, sterk af-
hankelijk van den ruil met het buitenland. Indien deze ruil goed
functionneert, is politieke expansie geen levensvoorwaarde.

Het is echter denkbaar, dat de buitenlandsche handel, hetzij ten
gevolge van oorlog, hetzij door andere oorzaken, stagneert.

Hoe zouden de behoeften van het Japansche volk bevredigd moeten
worden, als de import uit het buitenland, tengevolge van oorlog, on-

1) W. E. Boerman, Overdruk uit de „Volkenbondquot;, pag. 2.

-ocr page 81-

mogelijk zou zijn geworden en Japan geen politieke zeggenschap zou
hebben over grondstoffenrijke gebieden?

Het antwoord op deze vraag kan kort zijn. Vele behoeften zouden
in dat geval niet bevredigd kunnen worden, want wegens gebrek aan
grondstoffen zou een groot deel van de Japansche industrie niet kun-
nen produceeren. Het is echter zeer twijfelachtig, of zelfs bij een ruime
grondstoffenvoorraad de behoeftenbevrediging van het volk in oor-
logstijd verzekerd zou zijn. Immers, in tijd van oorlog zou een groot
deel van het productieapparaat in dienst van leger en vloot gesteld
worden; op de behoeften van het volk zou pas in de tweede plaats
gelet worden.

Eén der grootste gevaren, die een volk in tijden van oorlog te
duchten heeft, is de mogelijkheid van voedselgebrek. Loopt de voed-
selvoorziening van Japan vast, als, tengevolge van oorlog, de import
van goederen gestaakt zou worden? Hiervoor werd reeds met cijfers
aangetoond, dat Japan voor de voedselvoorziening niet in zeer sterke
mate van het buitenland afhankelijk is.

Het is in dit verband wel interessant den import van voedings-
middelen en dranken van Japan te vergelijken met dien van Duitsch-
land, een land, dat, evenals Japan, streeft naar economische onafhan-
kelijkheid ten opzichte van het buitenland en dus ook zoo weinig
mogelijk voedingsmiddelen importeert.

In de jaren 1931 en 1932 importeerde Duitschland resp. voor 2024
en 1528 millioen mark aan voedingsmiddelen, d.i. 28,4% en 30%
van de waarde van den totalen import in die jaren. Daartegenover
stond een export van resp. 403 en 217 millioen mark, d.i. 3,7% en
3,5% van de waarde van den totalen export.

Als men den Japanschen import van voedingsmiddelen (zie tabel
II en III) met deze cijfers vergelijkt, blijkt duidelijk, dat in tijden van
nood het Japansche volk niet, zooals Duitschland in den wereldoorlog,
aan hongersnood is blootgesteld.

Werd hierboven gezegd, dat een voldoende beschikking over grond-
stoffen het Japansche volk niet kan vrijwaren voor een zeker gebrek
aan allerlei artikelen in oorlogstijd, hier moet er nog op gewezen
worden, dat de kans op gewapende conflicten in het Oosten door de
politieke activiteit van Japan zelf ten zeerste vergroot wordt.

De onrust, die teweeggebracht wordt door de politieke aspiraties,
blijkt duidelijk uit de achterdocht, die de Japansche kapitaalbeleg-
gingen in het buitenland wekken. In hoeverre men terecht achter deze

1) Vgl. Statistique du Commerce Extérieur, 1931 en 1932, pag. 20.

-ocr page 82-

economische expansie pohtieke bijbedoehngen zoekt, is moeiUjk te
zeggen. Het kan echter niet ontkend worden, dat in het algemeen die
beleggingen critisch beschouwd moeten worden, want Japan is een
kapitaal-arm land en kan zich dus niet, zooals verschillende Wester-
sche landen, een belangrijken export van kapitaal veroorloven. De
economische opbouw van het eigen land vraagt nog veel kapitaal en
het is daarom verwonderhjk, dat Japan belangrijke kapitalen steekt
in ondernemingen in den vreemde, die lang niet altijd behoorhjke
rendementen in het uitzicht stellen.

Behalve tengevolge van oorlog kan de Japansche import door
andere oorzaken stagneeren. In onzen tijd doet zich eenigermate een
dergehjk geval voor. De algemeene depressie gaat gepaard met een
vermindering van den handel tusschen de volken. De handel van
Japan met het buitenland ondervindt daarvan ook de nadeelen. De
waarde van de geëxporteerde en de geïmporteerde goederen is in de
crisisjaren zeer veel gedaald. Dit houdt echter niet in, dat de hoeveel-
heid van de ingevoerde goederen, die het Japansche volk voor zijn
behoeftenbevrediging noodig heeft, in dezelfde mate is verminderd,
want de prijzen der goederen zijn ook zeer sterk gedaald.

Het volgende tabelletje geeft een indruk van de dahng van den
Japanschen handel, wat de waarde betreft en wat aangaat de vermin-
dering van den buitenlandschen handel naar het gewicht der goede-
ren. Ter vergehjking geven we ook de djfers van Nederland en
Nederlandsch- Indië.

In „Annuaire Statistique de la Société des Nations 1932-1933quot;,
pag. 162-168 vindt men de volgende djfers:

Importations et exportations de marchandises, lingots et espèces.
Commerce special (en millions).

Pays et unité
monétaire

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

Japon (yen)

Import

2411

2487

2307

2107

2136

2169

1517

1218*

1383«

Export

1761

2242

2008

1961

1913

2104

1742

1539

1483

Balance

-650

-245

-299

-146

-223

-65

225

321

100

Indes néerlan-
daises (gulden)

Import
Export

703
1557

863
1813

924
1599

927
1656

1030
1590

1166
1488

922
1191

610»
798

395*
577

Balance

-f-854

H-950

675

729

560

322

296

188

182

Pays Bas
(gulden)

Import
Export

2378
1802

2535
1915

2471
1766

2576
1942

2726
1995

2782
2048

2460
1780

2501
1426

1947*
1201

Balance

-576

-620

-705

-634

-731

-734

-686

-1075

-746

-ocr page 83-

Importations et exportations de marchandises, hngots et espèces.
Commerce en poids (en miUiers de tonnes métriqes).

Pays

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

Japan

Import

16795

14731

16987

17772

20181

21181

18635

18263

17733

Export

4351

5918

6090

5785

6485

6206

6246

5295

5955

Indes Néerlan-
daises

Import
Export

7741

2926
9829

3461
10466

2866
10223

2221
8342

1726*
8571

Pays Bas

Import

22654

25398

28347

28619

29851

30989

31395

29900»

24589*

Export

10126

12336

15822

14338

15725

16302

16606

16819

13992

Men ziet, hoe zelfs in de moeilijke tijdsomstandigheden van tegen-
woordig de import en export van goederen naar het gewicht grooter
is dan in de jaren 1924 en 1925. Natuurlijk kan een wijziging in den
aard der geruilde goederen mede invloed gehad hebben op dezen gang
van zaken. Maar dit neemt niet weg, dat men uit de cijfers in het
algemeen mag concludeeren, dat ook in den crisistijd de voorziening
van Japan met goederen van vreemden oorsprong vrij normaal is ver-
loopen.

De noodzakeUjkheid, dat het land grootendeels „selfsupportingquot;
zou moeten zijn, om de behoeften van het volk te kunnen bevredigen,
is ook in deze jaren niet gebleken. In verband hiermee dient nog opge-
merkt te worden, dat ook in andere landen, die wel in meer of mindere
mate „selfsupportingquot; zijn, de tegenwoordige economische moeilijk-
heden gevoeld worden. De depressie vertoont zich over de geheele
wereld, hetgeen een aanwijzing is, dat pohtieke expansie de moei-
hjkheden van een land in onzen tijd niet kan opheffen.

Tenslotte geven wij nog een weerlegging van de gedachte, dat
Japan nieuwe gebieden voor emigratie noodig zou hebben. De prac-
tijk bewijst, dat de Japanner slechts ongaarne het eigen land verlaat.
Korea en Formosa huisvesten betrekkehjk weinig Japanners.
Mandsjoerije trekt wel ieder jaar honderdduizenden Chineezen, maar
de Japanners bhjven achterwege.

Klaarbhjkehjk moeten de bestaansmogelijkheden van het Japan-
sche volk op eigen bodem worden gezocht. Zooals reeds werd gezegd,
is verdere industriahsatie daartoe het voornaamste middel.

Chiffres provisoires ou estimés.

-ocr page 84-

Ons inziens is met de gegeven beschouwingen voldoende aange-
toond, dat de noodzakehjkheid van pohtieke expansie, uit welvaarts-
oogpunt, in het geheel niet evident is.

Al mogen er aan die expansie voor de behoeftenbevrediging van
het Japansche volk in sommige gevallen zekere voordeelen verbonden
zijn (o.a. een gemakkehjker afzetgebied voor de Japansche fabrikaten),
de nadeelen zijn voor Japan zeer groot, vooral, omdat het land
financieel zwak staat, terwijl het productievermogen in verhouding
met dat van andere mogendheden ook nog niet zeer groot is, wat niet
behoeft te verwonderen, want de economische opkomst van Japan
dateert tenslotte van nog betrekkelijk korten tijd.

Het is dan ook zeer de vraag of Japan financieel en economisch
sterk genoeg is, om politiek op een dergelijken grooten voet te blijven
leven als het tegenwoordig doet.

Indien de waarde van pohtieke expansie voor de nationale welvaart
van Japan zeer twijfelachtig is, doet zich de vraag voor, waaruit deze
expansiezucht dan verklaard moet worden.

Twee oorzaken zijn, naar het ons wil voorkomen, daarvoor aan te
wijzen.

Ten eerste: De lange tijd van afzondering van het buitenland, voor-
dat met het verschijnen van Ferry's vloot in 1853 Japan gedwongen
werd de havens te openen voor de Westersche mogendheden. Onge-
veer twee en een halve eeuw had Japan zoo goed als geen communi-
catie met het buitenland. Alleen de Hollanders dreven, zooals bekend
is, nog eenigen handel met het land.

In dien langen tijd was Japan in geen enkel opzicht afhankehjk van
het buitenland. Het volk werd, goed of slecht, gevoed met de op-
brengst van eigen bodem. Zoodoende werd een geest van autarkie
geschapen. De economische opkomst van Japan sedert de laatste helft
van de negentiende eeuw, leidde echter tot een voortdurend groeiende
afhankelijkheid van het buitenland wat betreft de grondstoffenvoor-
ziening. Dit strijdt met de autarkische ideeën van de Japanners.
Slechts door politieke expansie is het mogeüjk de vroegere economi-
sche zelfstandigheid, althans grootendeels, te herwinnen.

Het streven naar autarkie alleen kan echter de zucht naar politieke
grootheid niet verklaren. Immers, de politieke aspiraties strekken
zich veel verder uit. Een Groot-Japan, Japan de leider van het ont-
wakende Oosten, Japan heerschend over landen en zeeën, dat zijn
de idealen, die het Japansche volk hoe langer hoe meer bezielen. De

-ocr page 85-

leidende personen, die deze idealen propageeren, vinden bij het
Japansche volk een daarvoor ontvankehjk gemoed.

Dit streven naar politieke grootheid is eenigszins bevreemdend,
als men bedenkt dat het land zich langen tijd moedwillig van den
buitenwereld heeft afzonderd.

In Japan is echter steeds een krijgshaftige geest aanwezig geweest,
die het duidelijkst tot uiting komt in de idealen der Samoerai's

Of deze geest echter een voldoende verklaring geeft voor de snel
in omvang toenemende politieke wenschen, valt te betwijfelen, waar-
mee wij niet willen ontkennen, dat de oude ideologie van het feuda-
lisme, die volledige gehoorzaamheid en overgave van den volgeling
aan den leider eischt, een sterke kracht is waarop het Japansche volk
steunt bij den bouw van het imperium. Het lijkt ons echter zeer waar-
schijnlijk, dat deze oude ideologie meer middel dan oorzaak is. De
Japansche autoriteiten doen alles om deze oude Samoeraigeest bij het
geheele volk te doen herleven en de volksziel raakt inderdaad hoe
langer hoe meer daarvan doordrongen. Wat is de oorzaak van de
gretigheid, waarmee het volk luistert naar de prediking dat Japan een
groote politieke roeping heeft?

Dr Richard Behrendt wijst op de noodzakelijkheid van nieuwe
zedelijke fundamenten, van nieuwe idealen voor het Japansche volk,
dat door de snelle emancipatie in Westerschen zin haar oude levens-
waarden verloren zag gaan.

Deze nieuwe idealen en levenswaarden vond men in de verkon-
diging, dat Japan een groote roeping heeft te vervullen, niet alleen
voor de grootheid van de eigen natie, maar ook ten aanzien van andere
Oostersche landen, die bevrijd moeten worden van de Westersche
overheersching. Hiervoor te strijden en te sterven maakt het leven
beteekenisvol. Hierin vond het volk nieuwe zedelijke steunpunten
voor de oude, die door den vloed van Westersche ideeën waren weg-
geslagen. Het Japansche volk heeft een zeer dringende behoefte aan
nieuwe levenswaarden, want de verandering van Oud-Japan tot
Nieuw-Japan is zeer snel gegaan. Welke groote spanningen moesten
een dergelijken overgang in de ziel van het Japansche volk in het
leven roepen!

Als men let op de wrijvingen en botsingen waartoe de industriali-

1) Vgl. o.a. J. J. L. Duyvendak, China tegen de Westerkim, pag. 71 en Dr
L. N. Grondijs, Wat wil Japan? pag. 34 en volg.

Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik 1933. I. Dr Behrendt:
Japans politischer Aktivismus, pag. 82 e. v.

-ocr page 86-

satie in het Westen leidde en nog leidt, mag het verwonderhjk heeten,
dat het Japansche volk een dergelijk aanpassingsvermogen aan de
nieuwe toestanden heeft getoond, dat het voor ontwrichting bewaard
is gebleven. We meenen, dat
Behrendt inderdaad goed heeft gedaan
met de diepere oorzaken van de Japansche politieke expansiezucht
te zoeken in de noodzakelijkheid van een uitlaat voor de spanningen,
die veroorzaakt zijn door de intense aanraking van den Westerschen
en Oosterschen geest. Zelfs
Haushofer „...ein Vertreter jener Rich-
tung, die fest stets bereit ist politische Forderungen durch den Nach-
weis objektiv zwingender Notwendigkeiten zu rechtfertigen — moet —■
auf die Frage: Woher stammt die Energiequelle zu diesem Erweitern
des Raumes? — antwoorden: Reiner Druck der Not; Übervölke-
rung ist es nicht.quot;

Het was noodig eenige bladzijden aan de politiek van Japan te
wijden, want de politieke gedachte beheerscht het economische leven
van Japan en heeft dientengevolge ook invloed op den buitenland-
schen handel.

De politieke idealen leiden er toe, dat de economische ontwikkehng
in dienst gesteld wordt van de politieke expansie. Hoe sterker Japan
economisch is, hoe grooter de kans op militaire successen.

De idee van autarkie, die zonder pohtieke expansie niet te vervul-
len is, is op haar beurt weer een voorwaarde voor de verwezenhjking
van politieke idealen. Immers het is onmogehj k voor Japan om een oor-
log vol te houden als het voor de grondstoffen op andere landen is aange-
wezen. Zoo gezien is de verovering van Mandsjoerije van groot gewicht,
omdat daardoor den grondslag voor verdere expansie werd gelegd.

De noodzakelijkheid van pohtieke expansie terwille van de natio-
nale welvaart hebben wij bestreden op grond van het feit, dat Japan
voordeeliger door middel van vreedzame ruil de beschikking over de
gewenschte grondstoffen kan krijgen. Er bestaat in het buitenland
genoeg gelegenheid om de benoodigde goederen te importeeren.

In den tijd toen de Hollanders hun staatkundig gezag in verschil-
lende deelen van het Oosten gingen vestigen, waren de toestanden
geheel anders. De pohtiek van de Oost-Indische Compagnie was
geheel gericht op bevordering van handelsbelangen. Men hoopte
door middel van ruil de waardevolle Oostersche producten te ver-
krijgen. De historie van de Nederlandsche kolonisatie bewijst hoe
men echter nolens volens gedwongen werd tot vestiging van het

1) Haushofer, Japan und die Japanner, 1923, Seite 127.

-ocr page 87-

Nederlandsche souvereine gezag in de koloniën. Zonder dat gezag
had de ruil niet plaats kunnen vinden en zouden de voordeelen, die
de handel met het Oosten bracht, verloren zijn gegaan. De intriges
van de Inlandsche grooten, de vele oorlogjes tusschen de verschillende
stammen, het gevaar van verdringing door andere Westersche mogend-
heden maakte ruil zonder politieken invloed onmogelijk. De vesti-
ging van het Nederlandsche gezag in de koloniën berustte dan ook
gedeelteHjk op economische gronden. Ook in onzen tijd is de aan-
wezigheid van dat gezag, mede uit economische overwegingen, wen-
schehjk, nu echter in de eerste plaats uit oogpunt van de welvaart van
de Inheemsche bevolking.

Om niet verkeerd te worden begrepen, leggen wij er nogmaals den
nadruk op, dat het niet de bedoeling is geweest aan de pohtieke ex-
pansie van Japan alle waarde te ontzeggen. Slechts de economische
zijde ervan werd bekeken en dan nog wel uit oogpunt van Japansche
welvaart.

De Japansche politieke expansie is ongetwijfeld, zoowel voor Japan
zelf als voor andere landen, van groote beteekenis. Voor de rust in
Mandsjoerije b.v. hebben de Japansche troepen veel gedaan, wat wel
bhjkt uit de groote massa Chineezen, die er in de laatste jaren heen
trekken. Bovendien vormt de mihtaire macht van Japan in Mandsjoe-
rije een belemmering voor de pohtieke activiteit van Sovjet-Rusland
in China,

De politieke aspiraties van Japan houden evenwel ook vele gevaren
in, vooral omdat ze hoe langer hoe grooter omvang aannemen. Allerlei
verwikkehngen en conflicten zijn daarvan het gevolg. Het gevaar is
niet denkbeeldig, dat de politieke leuzen van Japan de tegenstellingen
tusschen het Westen en Oosten verscherpen, hetgeen voor beide
partijen nadeelig is te achten, maar in het bijzonder voor het Westen,
dat voor de bevrediging van zijn behoeften in sterke mate op Ooster-
sche producten is aangewezen, terwijl daarentegen de Aziatische
landen door de voortgaande industriahsatie economisch onafhanke-
hjker worden.

Aan het slot van deze paragraaf willen wij er nog op wijzen dat
wij ons bewust zijn, dat aan het feit van de Japansche pohtieke
expansie niets veranderd wordt, onverschillig of men daar economi-

Vgl. voor de vestiging van het Nederiandsch gezag in de koloniën o.a.
A. D. A. de Kat Angelino, Staatkundig beleid en bestuurszorg in Neder-
landsch-Indië, Tweede Deel, pag. 2 en volg.

-ocr page 88-

sche of andere verklaringen voor geeft. Het is echter wenschelijk de
werkelijke oorzaken te kennen, om de juiste houding, die er tegenover
gesteld moet worden, te kunnen bepalen. Indien men aanneemt, dat
de voornaamste oorzaak van de Japansche politieke aspiraties gezocht
moet worden in de geestesgesteldheid van het volk, dat met innerlijke
conflicten worstelt — gevolg van de aanraking met de Westersche be-
schaving —■ zal men de kans op een plotselinge heftige uitbarsting
ook grooter achten.

Het is zoowel voor Japan als voor de andere naties te hopen, dat
het doorzettingsvermogen, de energie en de kennis van het Japansche
volk in andere dan politieke banen geleid wordt.

De Japansche staatsschuld

Hierboven werden als een ernstig nadeel van de politieke expansie
zucht van Japan de groote uitgaven voor het in stand houden van een
groot leger en vloot genoemd. Grootendeels tengevolge van de groote
uitgaven voor defensiedoeleinden is de staatsschuld van Japan in de
laatste jaren zeer snel gestegen. Hiernaast volgen cijfers omtrent de
staatsschuld, volledigheidshalve vanaf het jaar 1900.

De Japansche staatsschuld is sedert het jaar 1900 bijna steeds ge-
stegen. Na den oorlog tusschen Rusland en Japan is zij meer dan
verdubbeld. In de jaren van den wereldoorlog valt echter een lichte
daling waar te nemen, die verband zal houden met den algemeenen
voorspoed, dien het land toen tengevolge van de groote winsten van
den buitenlandschen handel en scheepvaart genoot. Na den oorlog is
de staatsschuld regelmatig grooter geworden, in de laatste jaren echter
in een zeer versneld tempo.

In het „Algemeen Handelsbladquot; van 23 December 1934 vindt men
een beschouwing over de Japansche begrooting voor het jaar 1935-
1936. De begrooting voor dit jaar is vastgesteld op 2190 millioen yen.
Daarvan zal 750,3 millioen of circa 35% geleend moeten worden.
De totale Japansche staatsschuld zal dientengevolge tot boven de
10 milliard yen stijgen, terwijl in het jaar 1930-1931 de schuld nog
geen 6 milhard yen bedroeg.

De zeer groote uitgaven voor de defensie bUjken uit de volgende
cijfers: In 1926 bedroegen de militaire uitgaven 443 millioen yen, of
27% van de begrooting; dat percentage bedraagt voor het begrootings-
jaar 1935-1936 niet minder dan 47%. De „Japan Timesquot; komt zelfs
tot 56%, indien de indirecte uitgaven voor militaire doeleinden erbij
gerekend worden.

-ocr page 89-

Tabel XVIIL

DE JAPANSCHE STAATSSCHULD
(millioenen yen)

Jaren

Binnenlandsche

Buitenlandsche

Totaal

leeningen

leeningen

1900/01

389

98

487

1901/02

405

98

503

1902/03

433

98

531

1903/04

441

98

539

1904/05

661

605

1266

1905/06

900

970

1870

1906/07

1050

1146

2196

1907/08

1089

1166

2255

1908/09

1062

1166

2228

1909/10

1417

1166

2583

1910/11

1203

1447

2650

1911/12

1116

1437

2553

1912/13

1066

1428

2494

1913/14

1055

1529

2584

1914/15

992

1515

2506

1915/16

1028

1461

2489

1916/17

1097

1370

2468

1917/18

1160

1339

2499

1918/19

1269

1311

2580

1919/20

1482

1311

2794

1920/21

1820

1424

3244

1921/22

2185

1359

3544

1922/23

2450

1359

3809

1923/24

2576

1621

4197

1924/25

2833

1507

4330

1925/26

3520

1479

4999

1926/27

3711

1461

5172

1927/28

3744

1453

5397

1928/29

4380

1451

5831

1929/30

4513

1447

5960

1930/31

4477

1479

5956

1931/32

4715

1473

6188

1932/33

5664

1390

7055

Behalve door de uitgaven voor leger en vloot is de staatsschuld ge-
stegen tengevolge van den steun, die verschillende takken van nijver-
heid, scheepvaart,
enz. noodig hebben.

Zooals uit tabel XVIII blijkt, is de schuld aan het buitenland in de
laatste jaren niet gestegen, maar zelfs eenigszins gedaald. Het Japansche

-ocr page 90-

volk heeft dus de groote bedragen, die in den laatsten tijd door den
staat zijn geleend, weten te verschaffen, hetgeen, gezien de over het
algemeen gering financieele draagkracht van het volk, verwonderhjk
mag heeten. De betrekkelijke armoede van het Japansche volk doet
echter verwachten, dat de staatsschuld niet lang meer in het sneUe
tempo van de laatste jaren zal kunnen stijgen.

We wezen als oorzaak van de groote stijging der staatsschuld in de
eerste plaats de militaire uitgaven aan.

Deze uitgaven zijn voor de welvaart van Japan fnuikend. Wehs-
waar geven zij tijdehjk een groote bedrijvigheid in verschillende tak-
ken van nijverheid, maar aangezien ze geheel improductief zijn, is er
in de toekomst geen verhooging van de welvaart van te verwachten.
Dit zou wel het geval zijn als deze gelden voor productieve doel-
einden, zooals wegenaanleg, ontginningen, etc. werden besteed. Hoe-
wel stijging van de staatsschuld dus lang niet altijd uit welvaartsoog-
punt een nadeel behoeft te beteekenen, de uitgaven voor de defensie
zijn dat wel.

Economisch zijn de subsidies, die de regeering in verschillende
vormen geeft en die eveneens een stijging van de staatsschuld veroor-
zaken nog wel te verdedigen. Men kan zich nl. op het standpunt
stellen, dat de Japansche handel en scheepvaart zich dientengevolge
kunnen uitbreiden, waarvan de vruchten in latere jaren geplukt
kunnen worden.

Men krijgt evenwel soms den indruk, dat de subsidies van de re-
geering niet louter op dergehjke motieven zijn gebaseerd, maar dat
ook politieke overwegingen een rol spelen. De ongebreidelde concur-
rentie van Japan op de wereldmarkt, waarvan het volgende een beeld
geeft, leidt tot een dusdanige opvatting. Britsch-Indië is, evenals
Japan, een land met goedkoope werkkrachten. Er wordt ongeveer
15 k 20% duurder geproduceerd dan in Japan. Desniettegenstaande
klimt Japan lustig over tariefmuren van ongeveer 75% heen. i)

Er werd reeds op gewezen dat de motieven, die tot een dergehjken
verliesaanbrengenden export leiden, welhcht tweeërlei zijn, nl.:

Ie De wensch van Japan om afzetgebied te veroveren.

2e Politieke overwegingen. Indien het Japan gelukt de Westersche
mogendheden van het Aziatisch afzetgebied voor industrieproducten
te verdrijven, is de kans op politieke Japansche penetratie in het
Oosten grooter.

1) Rede van Prof. Wisseling voor de Vereeniging voor de Staathuishoudkunde
en de Statistiek. Alg. Handelsblad, 4 Nov. 1934.

-ocr page 91-

HOOFDSTUK H
DE JAPANSCHE SCHEEPVAART

Behalve den ruil van goederen is ruil van diensten tusschen de ver-
schillende landen mogehjk. Uit de diensten, die een land aan andere
landen bewijst, trekt het inkomsten, die de materieele welvaart van
het land ten goede komen. Deze diensten kunnen in allerlei vorm
worden bewezen en ontvangen.

Belangrijk zijn in de eerste plaats de kapitaalverschaffingen aan het
buitenland en ook de scheepvaart. Verschillende Westersche landen,
o.a. Nederland, hebben veel kapitaal in het buitenland belegd en
spelen ook op scheepvaartgebied een groote rol. De Oostersche
landen daarentegen leenen in normale tijden in het buitenland, terwijl
zij tevens voor de internationale scheepvaart van zeer geringe be-
teekenis zijn. Alleen Japan vormt, voor zoover het de scheepvaart be-
treft, op dezen regel een uitzondering. De Japansche scheepvaart is,
sedert de openstelling van het land voor het Westen, snel gegroeid.
Als oorzaken daarvan zijn aan te wijzen:

le De bemoeiingen van regeeringswege. Evenals de opbouw van
de industrie door het gouvernement werd ter hand genomen, werd
door de regeering de stoot gegeven tot de opkomst van de Japansche
scheepsbouw en scheepvaart. Ook daarna heeft de regeering de
scheepvaart en industrie geleid en gesteund, de eerste echter in ster-
kere mate.

2e De groei van den buitenlandschen handel, welke vele en be-
trouwbare overzeesche verbindingen met het buitenland noodzakehjk
maakte voor den aanvoer van grondstoffen en voor den uitvoer van
fabrikaten.

3e De hgging van het Japansche eilandenrijk, waardoor de groei
van de scheepvaart vergemakkelijkt werd.

De beteekenis van de landen rondom den Stillen Oceaan in het
internationale handelsverkeer is steeds grooter geworden en het is
duidelijk, dat de Japansche scheepvaart daarvan profijt heeft ge-
trokken.

-ocr page 92-

De regeeringssteun aan den Japanschen scheepsbouw en scheepvaart

De steun, die zoowel de scheepsbouw als de scheepvaart in ver-
schillende landen genieten, berust in vele gevallen niet alleen op
economische motieven; andere overwegingen spelen daarbij vaak een
groote roL Ook de scheepvaartpolitiek van Japan wordt mede door
andere dan economische motieven bepaald. De politieke expansie
van Japan eischt naast een goede oorlogsvloot ook een behoorhjke
koopvaardijvloot.

Niet alleen Japan acht een sterke nationale scheepvaart van buiten-
gewoon groot belang, ook andere landen hechten aan een eigen koop-
vaardijvloot bijzonder groote waarde, grooter dan op economische
gronden is te verklaren. Dat de belangstelling en steun, die de scheep-
vaart van verschillende landen geniet, niet alleen op louter econo-
mische gronden is gebaseerd, kunnen wij het best duidelijk maken door
hier een uitspraak van Sir
Arthur Salter aan te halen: „Merchant
shipping has troughout history occupied both in the pubhc mind and
in the economic system of the world a place alltogether out of propor-
tion to either the human effort or the capital which it represents...
But the steamships by which the communications of the world are
maintained and its products and manufactures exchanged, have never
exceeded in number some 8000. The men employed in manning
them amount to some 450.000 and those in building them to perhaps
another 250.000, small numbers compared with the 8.000.000 persons
occupied in agriculture in a single country such as France. The total
value of all the ocean-going ships in the world before the war was not
more than some £ 300.000.000, that is less than the capital invested
in two Enghsh railway companies.quot;

Uit deze aanhahng leest men, dat de beteekenis van een eigen
scheepsbouw en scheepvaart voor de welvaart van een land, in het
algemeen, niet zoo groot is als men vaak geneigd is aan te nemen.

Wij zullen hier op de motieven, die de regeeringen van Japan en
andere landen ertoe bewegen de scheepsbouw en scheepvaart te sti-
muleeren en beschermen, niet nader ingaan. Het zij genoeg, dat wij
constateeren, dat verschillende landen in een groote koopvaardijvloot
een instrument van pohtieke macht zien.

De Japansche scheepvaart is in den loop der jaren op verschillende
manieren door de regeering gesteund. Speciaal aan het eind van de

Allied shipping control, Carnegie Endowment for International Peace,
„Economic and social history of the worldwarquot;, British series 1921.

-ocr page 93-

negentiende en het begin van de twintigste eeuw werd de scheeps-
bouw gestimuleerd. In het jaar 1896 trad een wet in werking, die
vergoeding waarborgde voor den bouw van schepen, grooter dan 700
ton. De schepen moesten van ijzer en staal gemaakt worden en,
voor zoover mogelijk, van Japansch materiaal. De bouwpremie be-
droeg 12 yen per ton voor schepen beneden 1000 ton en 20 yen per
ton voor schepen boven 1000 ton. Daarnaast werden scheepvaart-
subsidies toegezegd.

In 1910 werd in den steun aan den scheepsbouw eenige verande-
ringen gebracht.

In den tijd van den wereldoorlog kwam de scheepsbouwindustrie
tot grooten bloei. De uitschakeling van de Europeesche landen kwam
zoowel de Japansche scheepvaart als den scheepsbouw ten goede. Er
werd op de Japansche werven druk gebouwd voor het eigen land,
maar ook voor het buitenland.

Vanaf het jaar 1918 tot 1932 genoot de Japansche scheepsèoïziv geen
directen steun meer, zooals hierboven werd beschreven. Wel bleef
de scheepi;aarf indien tijd direct gesteund, nl. door middel van subsi-
dies aan verschillende scheepvaartmaatschappijen.

In 1918 werden de scheepsbouwpremies afgeschaft, omdat de fi-
nancieele lasten zwaar werden, terwijl bovendien het doel van de
Japansche regeering: een eigen scheepsbouwindustrie, bereikt was.
Toch bleef het gouvernement den scheepsbouw indirect helpen door
het verschaffen van allerlei faciliteiten. Zoo werd op 21 April 1921
een wet uitgevaardigd, waarbij scheepsbouwmateriaal, machines en
onderdeelen, die niet in Japan gemaakt konden worden, werden vrij-
gesteld van invoerrechten.

Een ander middel dat de Japansche regeering toepaste om, toen, in
de jaren na 1918 de werven, tengevolge van den snellen aanbouw in
de oorlogsjaren en den aankoop van goedkoopere buitenlandsche
schepen, een kwijnend bestaan leden, den nationalen scheepsbouw te
steunen, was het verkenen van gemakkelijke credietvoorwaarden.

In 1926 was de toestand op de Japansche werven zoo slecht,
dat de regeering er toe overging 20.000.000 yen onder de particu-
here werven te verdeelen. Omstreeks 1927 werd de bedrijvigheid

1) Finanzielles und Wirtschafliches Jahrbuch für Japan, 1908, pag. 182 en 183.
Vgl. Regulation and Promotion of Pacific Shipping, by Eliot Grinnell
Mears, pag. 37 en volg.

Vgl. Economische Verslagen van Nederlandsche Diplomatieke en Consu-
laire Ambtenaren, 1931, pag. 37.

-ocr page 94-

op de werven wat grooter.

In den herfst van 1932 waren het scheepsbouwbedrijf en de aanver-
wante industrieën, evenals de scheepvaart zelf, echter weer zeer luste-
loos. Verschillende omstandigheden werkten daartoe mee, zooals:
boycot van Japansche goederen in China, het verlaten van den gouden
standaard door vele Westersche landen, de algemeene economische
depressie, etc.

De Japansche regeering was gedwongen om in te grijpen. Er werd
een wet in het leven geroepen, die als belangrijkste doel had, te komen
tot de vervanging van oude schepen door nieuwe. De wet houdt in,
dat er vanaf 1932 premies worden gegeven voor den bouw van sche-
pen boven 1000 ton, tezamen 200.000 ton metende. Daartegenover
zal het sloopen van oude schepen tot een totaal van 400.000 ton moe-
ten staan. De eigenaars van de oude schepen worden door speciale
subsidies schadeloos gesteld. In totaal is voor de premies en subsidies
een bedrag van 11.000.000 yen uitgetrokken, verdeeld over drie jaar:
het eerste jaar 1.250.000 yen, het tweede jaar 5.500.000 yen en het
derde jaar 4.250.000 yen.

De resultaten van de wet van 1932 waren direct merkbaar. De
scheepswerven en aanverwante bedrijven toonden oogenblikkehjk een
grootere bedrijvigheid.

De nieuwgebouwde, goed uitgeruste schepen zullen grootendeels
gebruikt worden voor de vaart in den Grooten Oceaan op de routes
naar Noord-Amerikaansche havens.

Dat er voor de vernieuwing van de Japansche koopvaardijvloot wel
iets te zeggen valt, moge blijken uit de volgende cijfers, die een ver-
deehng van de schepen naar den ouderdom geven.

SCHEPEN VAN MEER DAN 100 TON
(Toestand eind Juni 1929)

Aantal

Tonnen (duizend)

Schepen onder 5 jaar............----

161

331

386

916

Schepen van 10-15 jaar .............

694

1303

Schepen van 15-20 jaar .............

170

335

Schepen van 20-25 jaar .............

180

347

Schepen boven 25 jaar ..............

468

926

1) Vgl. het reeds genoemde werk van Mears, pag. 56 en 57.

-ocr page 95-

Om de cijfers duidelijker te doen spreken, geven wij ook de cijfers
van Nederland voor hetzelfde tijdstip. De handelsvloot van Nederland
telde eind Juni 1929, 241 schepen onder de 5 jaar, tezamen metende
621.000 ton en 218 schepen, metende 147.000 ton, boven de 25 jaar. i)

Wij laten hieronder de cijfers volgen van de subsidies door het
Japansche gouvernement aan verschillende scheepvaartmaatschap-
pijen uitgekeerd. Alleen de totale bedragen worden vermeld, dus de
door iedere scheepvaartmaatschappij ontvangen gelden worden niet
afzonderhjk vermeld.

In millioenen yen (met één decimaal)

Jaar

Bedrag

Jaar

Bedrag

1903

6,8

1915

8,4

1904

3,9

1916

7,2

1905

2,2

1917

6,8

1906

4,9

1918

6,1

1907

8,4

1919

5,6

1908

8,6

1920

5,8

1909

11,1

1921

7,8

1910

11,6

1922

7,5

1911

12,2

1923

7,6

1912

11,9

1924

8,5

1913

11,5

1925

7,3

1914

11,2

Over de laatste jaren zijn de subsidies die de beide belangrijkst ge-
steunde scheepvaartmaatschappijen genieten
Nippon Yusen Kaisha
(Noord-Amerika-route):

1930..........nbsp;2.341.449 yen

193nbsp;1....................2.865.140 „

1932nbsp;....................2.865.140 „

1933nbsp;....................2.865.173 „

193nbsp;4....................2.747.163 „

Nippon Yusen Kaisha en Osaka Shosen Kaisha (Zuid-Amerika-
route):

1)nbsp;The Marine Almanac, 1929-1930, pag. 163.

2)nbsp;Vgl. de verschillende jaargangen van Financial and Economic Annual of
Japan.

») Vgl. Economische Verslagen, 1931, pag. 7 en 8.

-ocr page 96-

1930nbsp;....................2.227.026 yen

193nbsp;1....................2.186.932 „

193nbsp;2....................2.218.078 „

1933nbsp;....................2.043.672 „

1934nbsp;....................2.058.454 „

In „Economische verslagen van Nederlandsche diplomatieke en
consulaire ambtenarenquot;, waaruit deze cijfers zijn overgenomen, wor-
den nog een vijftiental andere maatschappijen genoemd, die ook
subsidie genieten, maar in veel geringere mate.

De gesubsidieerde hjnen hebben zekere verplichtingen tegenover
de Japansche regeering. Zoo moeten de schepen, die de vastgestelde
routes bevaren, aan bepaalde eischen van tonnage en snelheid vol-
doen. De passagiers- en vrachttarieven kunnen slechts met toestem-
ming van de regeering worden vastgesteld. De regeering kan, als het
algemeen belang het eischt, op elke route schepen koopen of in ge-
bruik nemen, tegen schadeloosstelling. De regeering kan, eveneens
in het algemeen belang, in bepaalde omstandigheden de schepen en
bemanningen van elke route requireeren.

Door deze laatste bepahngen heeft de Japansche regeering, in
tijden van nood, direct de beschikking over een deel van de koop-
vaardijvloot.

Wij nemen aan, dat met het bovenstaande de beteekenis van de
regeeringsinterventie op het gebied van den scheepsbouw en scheep-
vaart voldoende is weergegeven.

De beide andere oorzaken, die mede de snelle opkomst van de
Japansche scheepvaart verklaren, nl. de groei van den buitenland-
schen handel en de hgging van Japan, spreken voor zichzelf en vorde-
ren dan ook geen nadere bespreking. (Alleen zullen wij later de be-
teekenis van deze beide factoren met cijfers nader illustreeren.)

Wel dient er hier nog op gewezen te worden, dat de lage levens-
standaard van het Japansche volk ook op scheepvaartgebied het con-
currentievermogen ten zeerste verhoogt. Het feit, dat de geheele be-
manning van een Japansch koopvaardijschip ongeveer evenveel ver-
dient als de kapitein van een Westersch schip, komt de uitbreiding
van de scheepvaart natuurlijk ten goede.

De groei van de Japansche scheepvaart in cijfers

De Japansche handelsvloot is sedert het jaar 1900 snel gegroeid,
zoowel wat betreft het aantal schepen, als de totale tonnage. Tot dezen

1) Vgl. Economische Verslagen, 1931, pag. 27.

-ocr page 97-

groei hebben de mechanisch voortbewogen schepen veel meer bijge-
dragen dan de zeilschepen.

De mechanisch voortbewogen schepen zijn te verdeelen in stoom-
schepen en motorschepen. In de laatste jaren stijgt het aandeel van

Tabel XIX.

AANTAL SCHEPEN EN DE TOTALE BRUTO-TONNAGE
(In duizenden tonnen, i))

Jaren

Stoomschepen

Zeilschepen

Aantal

Tonnage

Aantal

Tonnage

1900

1329

543

3850

321

1901

1395

584

4026

337

1902

1441

610

3977

336

1903

1570

663

3934

329

1904

1815

798

3940

329

1905

1988

940

4132

337

1906

2103

1042

4547

354

1907

2223

1116

4728

366

1908

2304

1160

5379

384

1909

2366

1198

5937

404

1910

2545

1234

6392

414

1911

2844

1387

8192

452

1912

3064

1443

10296

495

1913

3286

1528

13169

570

1914

3487

1593

14552

609

1915

3636

1623

17498

671

1916

3882

1718

20629

745

1917

4042

1850

24136

896

1918

4775

2338

28702

1092

1919

5203

2870

31990

1208

1920

5810

3047

34871

1273

1921

6094

3206

36095

1260

1922

6312

3296

35629

1259

1923

6169

3361

38725

1270

1924

6716

3565

39866

1263

1925

7223

3547

40679

1270

1926

7779

3662

42161

1267

1927

8091

3729

43243

1273

1928

8149

3812

45102

1303

1929

8341

3862

46512

1228

1930

8490

3968

47964

1336

1931

8077

3974

48977

1335

1) Vgl. de verschillende jaargangen van Financial and Economic Annual of
Japan. Hoofdstuk: Communications.

-ocr page 98-

de motorschepen in de koopvaardijvloot voortdurend. De volgende
cijfers geven voor enkele jaren de totale tonnage van de motorschepen
weer, op 30 Juni: in 1928,157.000 ton;in 1931,512.000 ton; in 1932
570.000 ton. i)

In de voorgaande tabel zijn de motorschepen niet afzonderhjk
vermeld, maar zijn ze begrepen in de cijfers, die van de stoomschepen
gegeven worden.

De tabel geeft het aantal en de bruto-tonnage aan, zoowel van de
geregistreerde- als van de ongeregistreerde schepen. Bovendien
moet worden opgemerkt dat de cijfers alleen betrekking hebben op
het eigenhjke Japan. Er bestaan wel statistieken van de schepen, die
respectievelijk in Korea, Formosa en het pachtgebied Kwantung
worden geregistreerd, maar die worden hier niet vermeld.

Men ziet, hoe snel de Japansche handelsvloot in grootte is toege-
nomen. Twee perioden van bijzonder snelle toename van de totale
tonnage vallen op, nl. de tijd van den Russisch-Japanschen oorlog en
de jaren van den wereldoorlog. Tijdens den oorlog met Rusland was
er behoefte aan transportgelegenheid, waarvan het gevolg was een
snellen aanbouw van stoomschepen. In den wereldoorlog valt een
nog grootere vermeerdering van het aantal en tonnage der schepen
waar te nemen, hetgeen begrijpehjk is, in verband met den groei van
den buitenlandschen handel van Japan en de uitschakeling van de
koopvaardijvaart van verschillende andere landen.

Behalve de in deze tabel aangegeven schepen bezit Japan nog een
vloot van zoogenaamde koku-schepen. Dit zijn kleine vaartuigen van
Japansch model, die worden gebruikt voor het binnenlandsche ver-
keer te water. De koku-schepen hadden in 1902 een totalen inhoud
van 2.351.950 koku en in 1931 van 499.647 koku (1 koku is ongeveer
gelijk aan ^/lo ton). ®)

De snelle opkomst van de Japansche scheepvaart bhjkt ook nog uit
het volgende:

Volgens Lloyd's Register of Shipping nam Japan in 1913 de zeven-
de en in 1931 de derde plaats in, in de rij van de belangrijkste zee-
varende naties. Het percentage, dat de tonnage van de handelsvloten

Vgl. Annuaire statistique de Ia Société des Nations, 1932-1933, pag. 178.
De geregistreerde schepen meten meer dan 20 ton.
Vgl. Résumé Statistique de l'Empire du Japon, 1909, pag. 86 en 1933,
pag. 90.

-ocr page 99-

der verschillende landen vormde van de totale wereldtonnage, was
voor beide jaren als volgt:

1913nbsp;1931

1.nbsp;Gr. Brittannië en Ierland ..nbsp;40%nbsp;1.nbsp;Gr. Brittannië en Ierland ..nbsp;29%

2.nbsp;Vereenigde Staten..................11%nbsp;2.nbsp;Vereenigde Staten................19%

3.nbsp;Duitschland............................11%nbsp;3.nbsp;Japan........................................6%

4.nbsp;Noorwegen ..........--------5%nbsp;4.nbsp;Duitschland........________6%

5.nbsp;Frankrijk................................5%nbsp;5.nbsp;Noorwegen............................6%

6.nbsp;Italië........................................3%nbsp;6.nbsp;Frankrijk................................5%

7.nbsp;Japan......................................3%nbsp;7.nbsp;Italië........................................5%

8.nbsp;Nederland..............................3%nbsp;8.nbsp;Nederland..............................4%

Aantal en tonnemaat van de Japansche zeeschepen

Hieronder volgt een tabel, die het aantal schepen boven 1000 ton,
dat Japan bezit, aangeeft en bovendien de totale tonnage van die
schepen. Schepen beneden de 1000 ton komen voor het verkeer op
de groote oceaan-routes niet in aanmerking. Deze vaartuigen dienen
hoofdzakelijk voor de kustvaart en voor het verkeer tusschen de eilan-
den, hetwelk de Japansche wet geheel voor de nationale schepen
reserveert.

Over de jaren, waarin de cijfers van de tonnage werden weggelaten,
vonden we in de statistieken geen gegevens. Uit den gestadigen groei
van het aantal schepen kan men echter, ook voor die jaren, de toename
van het aantal tonnen ongeveer afleiden.

Zooals te begrijpen is, zijn de schepen boven 1000 ton bijna alle
stoom- en motorschepen. Bij vergelijking met tabel I blijkt, dat de
totale tonnemaat van alle mechanisch voortbewogen schepen bijna
geheel voor rekening van de schepen van meer dan 1000 ton komt.

De Japansche schepen bevaren alle oceanen en zeeën van de
wereld, maar de Stille Oceaan-vaart is toch het belangrijkste. De
Britsche, Amerikaansche en Japansche vlaggen domineeren in den
Grooten Oceaan.

Het tabelletje op pag. 97 geeft de nationaliteit van de schepen
weer, die voor de overzeesche verbindingen van de volgende, rondom
den Grooten Oceaan gelegen landen, het belangrijkste zijn: Britsche
Dominions, China, Japan, Filippijnen en de Vereenigde Staten.

Uit: Regulation and Promotion of Pacific Shipping by Eliot Grinnell
Mears, pag. 41.

-ocr page 100-

Tabel XX. i)

Schepen van meer dan 1000 ton

Mechanisch voortbewogen

Jaren

schepen

Zeilschepen

Aantal

Tonnen (1000)

Aantal

Tonnage (1000)

1903

197

512

1904

241

632

1

2

1905

292

744

-

_

1906

321

827

_

1907

339

890

1

2

1908

337

930

1

2

1909

339

964

1

2

1910

338

995

1

2

1911

380

1131

1

2

1912

388

1173

1

2

1913

406

1254

1

2

1914

414

1309

1

2

1915

416

1331

1

2

1916

437

1421

1

2

1917

457

1532

1

2

1918

516

1859

2

3

1919

727

2357

3

5

1920

750

2521

3

5

1921

777

2731

2

4

1922

800

2835

2

4

1923

816

2905

2

4

1924

867

3116

3

6

1925

862

2

1926

886

2

1927

903

2

1928

918

3380

2

1929

924

2

1930

919

4

1931

914

3562

4

In het jaar 1930-1931 waren de Japansche schepen nummer één
in de havens van China en Japan zelf. In de havens van de FiUppijnen,
Canada, Vereenigde Staten en Austrahë kwam de Japansche vlag
respectievelijk op de derde, vierde, vijfde en zesde plaats.

Verder is uit het tabelletje van pag. 97 gemakkelijk af te lezen, dat
de Britsche vlag in het algemeen in de havens van de bovengenoem-
de landen de belangrijkste plaats inneemt.

Vgl. Résumé Statistique de l'Empire du Japon en Financial and Economic
Annual of Japan, daarvan verschillende jaargangen.

-ocr page 101-

RANKING OF LEADING FLAGS IN FOREIGN TRADE BY COUN-
TRIES (BASED ON SHIP TONNAGE ENTRANCE, 1930-1931)

Flag

Austra-
lia

New-
Zealand

Canada

China

Japan

Philip-
pines

United
States
of

America

British United Kingdom

1

2

1

2

2

2

2

Canada...............

-

4

-

-

-

-

-

Australia ..............

5

1

-

-

-

-

-

New-Zealand ..........

2

-

-

-

-

-

-

German...............

-

-

5

5

4

5

4

Japanese...............

6

-

4

1

1

3

5

3

-

3

6

5

4

3

United States ..........

4

3

2

4

3

1

1

Van de buitenlandsche schepen, die de Japansche havens binnen-
kwamen, moeten in de eerste plaats die van Britsche nationaliteit ge-
noemd worden, daarop volgen die van de Vereenigde Staten, Duitsch-
land en Noorwegen.

De voornaamste scheepvaartverbindingen van Japan met over-
zeesche landen zijn die met Noord-Amerika. Dit is in verband met
het drukke handelsverkeer tusschen Japan en de Vereenigde Staten
begrijpehjk.

De waarde van de goederen, verscheept uit en naar Japan, in
Japansche en vreemde koopvaardijschepen

Bij tabel XXI op blz 98, die aangeeft hoeveel de waarde bedroeg
van de goederen, die uit Japan werden verscheept in Japansche of
vreemde schepen, dient te worden opgemerkt, dat in werkehjkheid de
cijfers van Japansche schepen iets te laag en die van vreemde schepen
iets te hoog zullen zijn, als gevolg van het feit, dat er in alle jaren voor
een betrekkehjk klein bedrag aan goederen is verscheept, waarvan
men niet weet door schepen van welke nationaliteit die goederen
werden vervoerd. Dat bedrag is gevoegd bij de waarde van de goede-
ren, getransporteerd door vreemde schepen, hoewel is aan te nemen,
dat ook Japansche schepen een deel van deze goederen hebben ver-
voerd. De afwijkingen, die dientengevolge zijn ontstaan zijn echter
van geringe beteekenis. Alleen de jaren 1922 en 1923 vormen hierop
een uitzondering. Toen was het bedrag aan goederen, verscheept in
schepen van onbekende nationahteit, respectievehjk 910 en 680 mil-
hoen yen. In die beide jaren is de waarde, aangegeven voor Japansche
schepen, veel te laag en die voor vreemde schepen veel te hoog. De
oorzaak hiervan moet gezocht worden in het verloren gaan van de

-ocr page 102-

Tabel XXL •

DE WAARDE VAN DE UIT JAPAN GEËXPORTEERDE GOEDEREN
(waarde in millioenen yen)

Jaren

De waarde van de door Japansche
schepen uitgevoerde goederen

De waarde
van de door

vreemde
schepen uitge-
voerde goederen

De totale
waarde van de
uit Japan ver-
scheepte goe-
deren

Stoomschepen

Zeilschepen

1906

185

1,5

237,5

424

1907

181

1,5

245,5

428

1908

159

1,3

214,7

375

1909

185

1,2

226,8

413

1910

214

0,7

243,3

458

1911

218

0,3

229,7

447

1912

277

0,4

248,6

526

1913

327

0,3

303,7

631

1914

354

0,4

235,6

590

1915

489

0,6

217,4

707

1916

789

0,9

321,1

1111

1917

1206

1,0

313,0

1522

1918

1663

1,9

212,1

1877

1919

1649

2,4

443,6

2095

1920

1521

1,5

413,5

1936

1921

965

1,0

284,0

1250

1922

638

1,1

996,9

1636

1923

623

0,1

823,9

1447

1924

1168

0,1

638,9

1807

1925

1641

0,1

662,9

2304

1926

1468

-

576,0

2044

1927

1445

-

546,0

1991

1928

1414

0,1

555,9

1970

1929

1589

0,1

554,9

2144

1930

1074

0,1

392,9

1467

1931

827

0,1

316,9

1144

1932

1002

401,0

1403

scheepvaartstatistieken van de haven van Yokohama, tengevolge
van de groote aardbeving in dien tijd.

De waarde van de goederen uit Japan geëxporteerd in zeilschepen,
is zeer gering. Buitenlandsche zeilschepen waren te weinig, om ver-
meld te worden.

De tabel laat zien, dat met de stijging van de waarde van den Japan-
schen export een grooter vervoer door Japansche schepen correspon-
deert. Het percentage van de goederen, vervoerd door Japansche
schepen, is in den loop der jaren aanmerkelijk grooter geworden. Uit

-ocr page 103-

DE WAARDE VAN DE IN JAPAN GEÏMPORTEERDE GOEDEREN
(waarde in millioenen yen)

Jaren

Japansche schepen

Vreemde
schepen

Totaal

Stoomschepen

Zeilschepen

1906

86

2,2

328,8

417

1907

180

1,9

309,1

491

1908

166

1,5

266,9

434

1909

176

1,0

217,0

394

1910

201

0,4

261,6

463

1911

222

0,1

287,9

510

1912

244

0,6

370,4

615

1913

337

0,2

387,8

725

1914

319

0,2

273,8

593

1915

388

0,2

141,8

530

1916

561

0,3

184,7

746

1917

822

0,6

206,4

1029

1918

1448

1,6

215,4

1665

1919

1795

1,4

376,6

2173

1920

1559

0,5

776,5

2336

1921

1159

0,5

454,5

1614

1922

840

0,2

1048,8

1889

1923

952

0,2

1014,8

1967

1924

1463

-

979,0

2442

1925

1701

-

867,0

2568

1926

1464

-

906,0

2370

1927

1371

-

804,0

2175

1928

1389

0,1

798,9

2188

1929

1373

0,1

840,9

2214

1930

927

0,6

618,4

1540

1931

770

0,1

465,9

1236

1932

866

0,1

564,9

1431

een eenvoudige berekening volgt, dat in 1906 door Japansche schepen
circa 44% van de totale waarde der uitgevoerde goederen werd ge-
transporteerd. In 1932 bedroeg dat percentage ongeveer 71%.

De waarde van de goederen, die in Japan werden geïmporteerd en
het deel daarvan door Japansche schepen aangevoerd, is voortdurend
gestegen.

In 1906, 1907 en 1932 werd respectievelijk ongeveer 21%, 38% en

Men vergelijke voor beide tabellen de verschillende jaargangen van:
Financial and Economic Annual of Japan. Hoofdstuk Foreign trade.

-ocr page 104-

61% van de totale waarde van den Japanschen import aangevoerd
door Japansche schepen.

Zoowel uit de tabel van den uitvoer als van den invoer bhjkt, dat
de Japansche scheepvaart in de jaren van den wereldoorlog sterk is
toegenomen.

De opmerking, gemaakt bij de tabel van den uitvoer voor de jaren
1922 en 1923, geldt ook voor de laatste tabel. De waarde van de
goederen, uitgevoerd in Japansche schepen, is voor deze jaren dus veel
te laag, terwijl de cijfers, genoteerd voor vreemde schepen, veel te
hoog zijn.

De totale tonnage van de oceaanschepen, die de Japansche havens
binnenkwamen en verlieten

De hgging van Japan heeft tot gevolg, dat een groot aantal schepen
de Japansche havens bezoeken. Op bladzijde 185 van „Annuaire
Statistique de la Société des Nations 1922-1933quot; vinden wij daar-
omtrent eenige cijfers over de jaren 1923-1932. Ter vergeUjking
vermelden wij ook de cijfers van de Vereenigde Staten en Nederland.

MOVEMENT OF OVERSEAS SHIPPING
The tonnage of vessels entered and cleared. {In 000's Register tons)
With cargo and in ballast

1923

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

Japan:

Entered.....

Cleared......

37548
37054

42747
43290

43031
43067

49209
49407

49312
49811

52272
51820

55197
55387

56432
56354

54771
54670

53967
53994

United States:
Entered.....

Cleared-.....

66319
66624

68292
68910

69378
70229

76934
79041

74310
75440

80208
80664

82602
82343

81253
81307

72782
73501

64837
64446

Netherlands
Entered.....

Cleared......

19329
19234

23770
23728

27303
27129

36604
36591

33717
33637

33766
33679

32302
32248

31539
31239

28369
28231

23166
22849

Uit bovenstaande cijfers volgt, dat zeer veel schepen de Japansche
havens aandoen, naar verhouding meer dan men zou verwachten met
het oog op het percentage, dat de tonnemaat van de Japansche koop-
vaardijvloot uitmaakt van de totale wereldtonnage. Uit een vorig
tabelletje bleek, dat dat percentage in 1931 circa 6% bedroeg en dat
van de Vereenigde Staten en Nederland respectievelijk 19% en 4%.

-ocr page 105-

Indien men let op deze percentages en de djfers, die gegeven werden
van de binnengekomen en uitgevaren schepen der Amerikaansche en
Nederlandsche havens, wordt het duidelijk, dat de Japansche havens
zich over een druk bezoek mogen verheugen.

De inkomsten, die Japan door middel van zijn scheepvaart
uit het buitenland trekt

Japan is een land, dat voor zijn welvaart over buitenlandsche goede-
ren moet kunnen beschikken. In hoofdstuk I werd er reeds op ge-
wezen, dat Japan hoofdzakeUjk grondstoffen moet importeeren. Van
die grondstoffen worden industrieproducten gemaakt, die gedeelteüjk
voor de betaling van de ingevoerde goederen dienen. In hoofdstuk I
bleek echter ook, dat de waarde van de door Japan ingevoerde goede-
ren in bijna alle jaren, uitgezonderd de oorlogsjaren, de waarde van
den export overtrof.

Behalve voor den import van goederen heeft Japan nog andere be-
tahngen aan het buitenland te doen. (Zoo moet b.v. rente betaald
worden voor leeningen, die de Japansche staat in het buitenland ge-
sloten heeft.)

Hoe kan Japan zijn schulden aan het buitenland voldoen en aldus
zijn betalingsbalans sluitend maken?

Allerlei middelen staan het land ten dienste. Eén daarvan is de
scheepvaart. Indien Japansche schepen aan vreemde naties diensten
bewijzen, ontstaan er Japansche vorderingen op het buitenland. Wij
zullen nagaan, hoe groot die vorderingen over een aantal jaren waren.

Het was helaas onmogelijk de beschikking over de Japansche be-
tahngsbalansen van 1900 tot 1923 te verkrijgen, zoodat hieronder
slechts de gegevens van het jaar 1923 af vermeld staan. Er dient nog
op gewezen te worden, dat de samenstelling van de betalingsbalansen
moeihjk is, omdat dikwijls volledige en betrouwbare gegevens niet
aanwezig zijn. Men doet dus goed de onderstaande cijfers met een
zekere reserve te beschouwen.

Door middel van de scheepvaart trok Japan over de jaren 1923-
1931 de volgende bedragen, in den vorm van vrachtloon, uit het
buitenland:

-ocr page 106-

VRACHTLOON (niet van passagiersvervoer)

Jarennbsp;millioen yennbsp;Jarennbsp;millioen yen

192nbsp;3........ 165nbsp;1928........ 187,4

192nbsp;4........ 167,8nbsp;1929 ........ 205,3

192nbsp;5........ 181,7nbsp;1930........ 161,2

192nbsp;6........ 175,1nbsp;1931........ 140,2

192nbsp;7........ 186,0

In deze bedragen zijn begrepen de transportkosten van de in Japan
geïmporteerde goederen, voor zoover die door Japansche schepen ver-
voerd werden. Aan het begin van hoofdstuk I werd reeds opgemerkt,
dat de waarde, die voor de ingevoerde goederen wordt geregistreerd,
ook de transportkosten inhoudt. Het vrachtloon, dat door de Japan-
sche scheepvaart geïnd werd voor het vervoer van de in Japan in-
gevoerde goederen, wordt voor de jaren 1924-1930 op respectievelijk
74, 72, 78, 93, 103 en 69,5 millioen yen geschat.

De havenrechten door Japansche schepen in het buitenland betaald

Japan trekt door middel van zijn scheepvaart inkomsten tiit het
buitenland, maar daartegenover staan ook uitgaven. O.a. moeten
havenrechten betaald worden. In de Japansche betalingsbalansen
vinden wij daaromtrent de volgende djfers:

HAVENRECHTEN

Jaren millioen yennbsp;Jaren millioen yen

1924nbsp;........ 35,4nbsp;1928........ 46,1

1925nbsp;........ 36,5nbsp;1929 ........ 47,9

192nbsp;6........ 43,8nbsp;1930........ 40,9

1927nbsp;........ 37,0nbsp;1931........ 40,6

De inkomsten, die Japan in den vorm van havenrechten van buiten-
landsche schepen trekt, zijn gering, hoewel wij reeds eerder zagen,
dat betrekkelijk veel vreemde schepen de Japansche havens aandoen.

Vanaf 1924-1931 werden de volgende bedragen aan havenrechten
geïnd: 2,6; 2,8; 3,1; 1,9; 3,5; 3,8; 3,2; en 3,0 millioen yen.

Als oorzaken van het feit, dat Japan niet meer inkomsten uit het

Deze djfers zijn, evenals die van de beide vorige tabelletjes, afkomstig uit:
Balances des Paiements 1931 en 1932, Vol. II, pag. 140 en Memorandum sur le
Commerce international et sur les Balances des Paiements 1926-1928, Vol. II,
pag. 141 en volg.

-ocr page 107-

buitenland trekt door middel van zijn belangrijke scheepvaart zijn te
noemen:

Ie. De diensten, die de Japansche scheepvaart aan het buitenland
bewijst, zijn gering in verhouding tot de grootte van de koopvaardij-
vloot. De scheepvaart staat grootendeels in dienst van het eigen land.
Alleen voor de scheepvaartverbindingen tusschen de Chineesche
havens spelen de Japansche schepen een belangrijke rol. Verder
vormen de groote hjnen hoofdzakehjk verbindingen tusschen Japan
en het buitenland.

2e. De lage vrachtprijzen. Reeds eerder werd gezegd, dat de be-
manning van de Japansche schepen zeer lage loonen verdient; daar-
door is het mogehjk, dat de Japansche scheepvaart zeer sterk concur- -
reert.

Zijn deze lage prijzen noodzakelijk? Men mag verwachten, dat de
Japansche scheepvaartondernemingen zonder veel moeite hoogere
prijzen zouden kunnen bedingen. Op de scheepvaartconferenties, die
in de laatste jaren gehouden werden ter regehng van de internationale
scheepvaart in den Grooten Oceaan, waren het steeds de Japanners,
die de vrachtprijzen zoo laag mogelijk hielden.

Welke redenen zijn voor een dergehjke ongewone houding aan te
wijzen? De eerste kan zijn, dat de Japansche scheepvaart door een zeer
scherpe concurrentie andere mededingers zooveel mogelijk tracht te
verdringen, om als dat gelukt is, de vruchten te plukken.

Men kan echter ook van meening zijn, dat achter de zeer lage Japan-
sche vrachtprijzen pohtieke bedoehngen steken. Deze laatste opvat-
ting is te verdedigen met een beroep op het feit, dat de Japansche
regeering als tegenprestatie voor de subsidies, die zij aan belangrijke
hjnen toekent, medezeggenschap eischt bij het vaststellen der tarieven.
Het is niet onmogehjk, dat de Japansche scheepvaartpohtiek mede
door andere dan economische motieven beheerscht wordt. (In hoofd-
stuk I werd reeds hetzelfde van de Japansche handelspohtiek gezegd.)

-ocr page 108-

HOOFDSTUK III
SAMENVATTING

Als we de resultaten van ons statistisch onderzoek betreffende den
buitenlandschen handel en scheepvaart van Japan in een résumé
vastleggen, krijgen we de vólgende conclusies:

le De buitenlandsche handel en scheepvaart van Japan zijn in de
laatste decennia zeer belangrijk geworden. Vooral de oorlogsjaren
zijn voor den groei van den Japanschen buitenlandschen handel en
scheepvaart zeer gunstig geweest.

2e De oorzaak van de zoo snel groeiende beteekenis van Japan in
het internationale ruilverkeer moet men primair zoeken in de aan-
raking van het land met het Westen, secundair in de industrialisatie
van het land.

3e De industriahsatie is door de regeering ter hand genomen en
wordt nog steeds door haar aangemoedigd.

4e Door de industrialisatie is de aard van den Japanschen export
en import veranderd, in dien zin, dat de export meer industrieproduc-
ten is gaan omvatten en de import meer grondstoffen.

5e Hoewel Japan in den loop der jaren goederen is gaan expor-
teeren, die vroeger niet werden uitgevoerd, zijn nog steeds enkele
producten in den export van zeer groote beteekenis. Dit komt de sta-
bihteit van den buitenlandschen handel niet ten goede. Het is daarom
wenschelijk, dat de Japansche export steeds meer soorten van goede-
ren gaat omvatten, hetgeen in de laatste jaren in een versneld tempo
gebeurt.

6e De industriahsatie op zichzelf kan den snellen groei van den
buitenlandschen handel en scheepvaart niet verklaren. Men moet
daarbij bedenken dat Japan de voor de industrie vereischte grond-
stoffen voor een belangrijk deel uit het buitenland moet betrekken,
zoodat de industrialisatie een zeer snelle stijging van den invoer ver-
oorzaakte. Voor de betaling van den invoer is echter uitvoer noodig,
zoodat ook de export moest toenemen. De ligging van Japan maakte
overzeesch transport noodig, waardoor de Japansche scheepvaart van
den toenemenden ruil tusschen Japan en het buitenland profiteerde.

-ocr page 109-

7e De export van Japan werd ten zeerste vergemakkelijkt door den
lagen levensstandaard van het volk en bovendien door het feit, dat
de Japanner, beter dan de Westerhng, de behoeften van andere Oos-
tersche volken weet te peilen, zoodat Japan met producten op de
wereldmarkt verschijnt, die zeer in de smaak van het Oostersche pu-
bhek vallen.

Evenals voor den export waren de lage loonen een stimulans voor
de scheepvaart.

Dat de Japansche arbeider met zeer lage loonen genoegen neemt,
moet grootendeels uit een minder ontwikkeld behoeftencomplex ver-
klaard worden.

8e De beteekenis en invloed van den Japanschen export zijn groo-
ter dan men uit het aandeel van de waarde van den totalen Japanschen
uitvoer in de waarde van den totalen werelduitvoer zou afleiden: Ten
eerste, omdat de uitzonderUjk lage prijzen tengevolge hebben, dat de
hoeveelheid goederen, die Japan uitvoert, grooter is dan de totale
waarde ervan doet vermoeden. Ten tweede, omdat een groot deel
van den Japanschen export naar de Aziatische landen gaat, waardoor
de ruil tusschen het Oosten en het Westen bemoeihjkt wordt. Aan-
gezien Europa, dat minder nog dan Noord-Amerika, de Oostersche
grondstoffen, etc., die met industrieproducten betaald moeten worden,
kan missen, zijn de gevolgen van de Japansche concurrentie zeer
ongunstig voor de Europeesche landen. Japan dwingt Europa tot
levering van fabrikaten aan het Oosten tegen lagere prijzen dan voor-
heen, want de Oosterling betrekt zijn goederen daar, waar ze het
goedkoopst zijn. Indien Europa niet aan de Aziatische landen kan
verkoopen, moet dat op den duur leiden tot een verminderden im-
port van tropische producten.

Men kan de gevolgen van de industrialisatie van Japan en van
andere Oostersche landen op het gebied van het internationale ruil-
verkeer in het kort aldus formuleeren: De industrialisatie van het
Oosten gaat gepaard met het verdwijnen van den onvoordeehgen
voet, waarop het Oosten met het Westen ruilt.

Ter toelichting het volgende:

Vóór de industrieele opkomst van het Oosten (in de eerste plaats
van Japan), was de toestand in groote trekken aldus: Door de grootere
kennis van het Westen kon het zijn industrieproducten, met relatief
geringe offers verkregen, op voordeelige wijze ruilen tegen agrarische
producten uit het Oosten. In het feit, dat het Oosten wilde ruilen, hgt
opgesloten, dat het in dien ruil voordeel zag. Het Oosten leverde ech-

-ocr page 110-

ter voor de ontvangen industrieproducten een relatief groote hoe-
veelheid grondstoffen, voedings- en genotmiddelen. Het deed dat,
omdat het
zelf niet in staat was de begeerde goederen te produceeren.
Indien het Oosten zelf de productie daarvan ter hand had kunnen
nemen, zou het waarschijnlijk niet genegen geweest zijn groote hoe-
veelheden agrarische producten aan het Westen af te staan voor
hetgeen daarvoor in ruil gegeven werd. Het verschil van de prijzen
van de door het Oosten geïmporteerde fabrikaten en de prijzen van
de grondstoffen, waaruit die industrieproducten werden vervaardigd,
geeft in groote hjnen (transportkosten, etc. buiten beschouwing ge-
laten) het revenue aan, dat het Westen voor zijn industrieele arbeid
ontving. Dit revenue was groot, gevolg van de meerdere technische
kennis van het Westen.

Dat de toestand inderdaad zoo was en in verschillende gevallen
nog zoo is, is te verduidehjken met behulp van statistische gegevens.
Europa heeft voor zijn industrie veel grondstoffen uit het Oosten
noodig. Als men echter den export van de Europeesche landen over
een aantal jaren nagaat, bhjkt, dat slechts een gering deel van dien
export in den vorm van fabrikaten naar de Aziatische landen gaat.
Duitschland, een belangrijk industrieland, dat veel grondstoffen uit
het Oosten moet importeeren, voerde in het jaar 1913 nog 75% van
de totale waarde van zijn totalen export naar Europeesche landen mt;
in 1926 was dat percentage tot 70% teruggeloopen. Naar de Aziatische
landen exporteerde Duitschland in 1926 slechts 8,6% van de waarde
van zijn totalen uitvoer, terwijl de import uit deze landen 10,3% van
de totale waarde van den invoer bedroeg. In 1913 waren deze cijfers
voor den export 5,9%, voor den import 9,4%.

Hoewel de industrialisatie van het Oosten beteekent, dat de on-
gunstige voet, waarop het Oosten met het Westen ruilt, hoe langer
hoe meer verdwijnt, behoeft deze industrialisatie nog geen vermin-
derde welvaart voor het Westen te beteekenen, want tusschen indu-
strielanden onderhng is ruil van goederen ook zeer goed mogehjk,
zooals de ruil tusschen de Europeesche landen reeds bewijst. Indien de
productie in het Oosten hoe langer hoe meer op Westerschen leest
geschoeid wordt, zal ook de productie van agrarische goederen worden
opgevoerd, wat aan de voorziening van het Westen met tropische
goederen ten goede moet komen. De lage levensstandaard van den
Oosterschen arbeider doet echter een wanverhouding tusschen het

O Vgl. Mémorandum sur Ie Commerce International et sur les Balances
des Paiements. Vol. II, pag. 64 en 65.

-ocr page 111-

concurrentievermogen van het Oosten en Westen verwachten, met
alle voor het Westen onaangename gevolgen van dien. Het is daarom,
ook voor het Westen, te hopen, dat het voordeel van een Westersche
productietechniek in de Aziatische landen aan alle lagen van de Oos-
tersche bevolking ten goede komt. In Japan is dat nog niet het geval.

9e De Japansche politieke aspiraties kunnen grootendeels niet uit
economische motieven verklaard worden. De welvaart van het Japan-
sche volk zou, meer dan bij grootscheepsche militaire acties, gebaat
zijn bij een verstandige handels- en scheepvaartpolitiek.

De politieke idealen moeten voor een groot deel verklaard worden
uit de behoefte aan nieuwe geestelijke waarden. Door den stortvloed
van vreemde Westersche ideeën temidden van de oude Japansche
cultuur ontstond het gevaar van geestelijke en maatschappelijke ont-
wrichting.

10e Voor de politieke expansie van een land zijn groote energie,
wilskracht, durf en doorzettingsvermogen van het volk noodig. Deze
deugden zijn ook voorwaarde, indien een volk een zekere graad van
welvaart wil bereiken. Daardoor ziet men dikwijls het verschijnsel,
dat een land, dat zijn politieke macht weet uit te breiden, ook econo-
misch sterker wordt. Dit houdt evenwel niet in, dat pohtieke expansie
voorwaarde voor verhoogde welvaart van een land zou zijn.

1 le De handels- zoowel als de scheepvaartpolitiek van Japan wordt
beïnvloed door andere dan economische doelstellingen. Het gevolg
daarvan is, dat de prijzen zoo laag mogelijk gehouden worden.

Het verlaten van den gouden standaard in December 1931 heeft
opnieuw het concurrentievermogen van de exportindustrieën ver-
hoogd. De waarde van den buitenlandschen handel, in yens uitge-
drukt, is
daardoor sedert het jaar 1931 voortdurend gestegen. In 1931
bedroeg de waarde van den export 1147 en van den import 1236 mil-
lioen yen. Op 20 December 1934 bedroeg de totale waarde van den
lütvoer 2080 millioen yen en van den invoer 2180 millioen yen. Men
moet echter bedenken, dat de goudwaarde van de yen sedert het jaar
1931 met 63% verminderde. Als men dat in het oog houdt, wordt het
duidelijk, dat de geïmporteerde goederen ten opzichte van de ge-
exporteerde goederen zeer duur geworden zijn.

Gevolg daarvan is geweest, dat de loonen niet verhoogd konden
worden, zoodat het Japansche volk over het geheel genomen arm is
gebleven, ondanks een groote bedrijvigheid in de exportindustrieën

1) Vgl. Economische Verslagen van Nederlandsche Diplomatieke en Con-
sulaire Ambtenaren, 28ste jaargang No. 9.

-ocr page 112-

en andere takken van nijverheid. Een ander gevolg van de buiten-
sporig lage prijzen van de Japansche exportartikelen is, dat verschil-
lende landen pogingen gaan doen de Japansche goederen zooveel
mogehjk te weren. Indien de prijzen hooger waren, zou dat gevaar
waarschijnlijk minder groot zijn. Bovendien zou bij hoogere prijzen
de waarde van den export, ondanks de kans, dat de hoeveelheid uit-
gevoerde goederen zou verminderen, wellicht toenemen, hetgeen
vermeerdering van de welvaart van het Japansche volk zou beteeke-
nen, omdat dientengevolge meer goederen geïmporteerd zouden
kunnen worden.

Zooals we zagen heeft de Japansche regeering zoowel op de in-
dustrie als de scheepvaart veel invloed. Men mag dan ook verwach-
ten, dat de regeering de lage loonen, waarop de uitbreiding van de
exportindustrie en van de scheepvaart is gebaseerd, goedkeurt. Als
men naar de reden van deze goedkeuring zoekt, ontkomt men niet
aan den indruk, dat zij gedeeltehjk op andere dan economische over-
wegingen berust.

-ocr page 113-

LIJST VAN DE TABELLEN

Tabel 1. pag. 13. De waarde van den totalen Japanschen export en import in
de jaren na 1899.

Tabelletje pag. 15. Het aandeel van de waarde van den totalen Japanschen ex-
port en import in de waarde van den totalen wereldexport en -import.

II en III. pag. 19 tot 22. Verdeeling van den export en import in verschillende
groepen van goederen, van het jaar 1908 af.

Tabelletje pag. 27. De industrieele productie van Japan in de jaren na 1923.

rV. pag. 28 en 29. De waarde van de belangrijkste goederen, die Japan in
de jaren 1900 en 1931 exporteerde en importeerde.

Tabelletje pag. 31 en 32. De wereldproductie en de productie van Japan van
zijde van de zijderups en kunstzijde van het jaar 1922 af.

V. pag. 33. De uitvoer van zijde in de jaren na 1899.

VI. „ 34. De uitvoer van katoenen garens en weefsels.

VII. „ 37. De uitvoer van zijden weefsels in de jaren na 1899.

VIII. „ 40. De invoer van ruwe katoen in de jaren na 1899.

IX. „ 41. De invoer van suiker in de jaren na 1899.

X. „ 42. De invoer van rijst in de jaren na 1899.

XI. „ 44. De invoer van petroleum in de jaren na 1899.

XII. pag. 45-47. De uitvoer van de belangrijkste exportproducten in de
jaren na 1899.

XIII. pag 48-50. De invoer van de belangrijkste importproducten in de jaren
na 1899.

xrv. pag. 52 en 54. De handel van Japan met de verschillende continenten
in de jaren na 1899.

XV. pag. 58 en 59. De uitvoer van Japan naar verschillende landen.

XVI. „ 60 en 61. De invoer in Japan uit verschillende landen.

Tabellen pag. 62 e.v. De import uit en de export naar Japan van verschillende
Aziatische landen en van Australië en de Vereenigde Staten.

Tabel pag. 72. De overzeesche handel van Korea en Formosa met landen
andere dan Japan, van het jaar 1900 af.

XVII. pag. 73. De Japansche export en import van goud en zilver in de jaren
na 1899.

Tabelletje pag. 74. Goudreserves van Japan en Nederland in de jaren na 1923.

Tabelletjes pag. 78 en 79. Invoer en uitvoer van Japan, Nederlandsch-Indië en
Nederland, naar de waarde en naar het gewicht in de jaren na 1923.

-ocr page 114-

XVIII. pag. 85. De Japansche staatsschuld van het jaar 1900 af.

Tabelletje pag. 90. Verdeeling van de Japansche schepen naar den ouderdom
(toestand eind Juni 1929).

Tabel pag. 91. Subsidies door het Japansche gouvernement aan verschillende
scheepvaartmaatschappijen verleend.

XIX. pag. 93. Aantal en bruto-tonnage van de Japansche stoom- en zeil-
schepen in de jaren na 1899.

XX. pag. 96. Aantal en tonnemaat van de schepen van meer dan 1000 ton,
van het jaar 1903 af.

XXI. pag. 98 en 99. De waarde van de goederen, die uit of naar Japan werden
verscheept, in Japansche of vreemde koopvaardijschepen, van het jaar
1906 af.

Tabelletje pag. 100. De tonnage van de schepen, die de havens van Japan, de
Vereenigde Staten en Nederland binnenkwamen en verlieten van het
jaar 1923 af.

Tabelletje pag. 102. De bedragen, die Japan door middel van zijn scheepvaart
uit het buitenland inde, in de jaren na 1922.

-ocr page 115-

STELLINGEN

I

De voedselvoorziening van Japan is, in vergelijking met ver-
schillende andere industrielanden, niet in sterke mate van het buiten-
land afhankelijk.

II

De meening, dat de werking van het economisch motief zich bij
niet-cultuurvolken minder sterk zou doen gelden dan bij cultuur-
volken, is niet juist.

III

De industrieele ontwikkeling van het Oosten heeft tot gevolg, dat
de onvoordeelige voet waarop het Oosten met het Westen ruilt, ver-
dwijnt.

IV

Dat maatregelen, die in het Westen ter verhooging van de welvaart
dienen, in het Oosten vaak fiasco lijden, moet verklaard worden uit
het feit, dat het begrip welvaart voor den Oosterling niet denzelfden
inhoud heeft als voor den Westerling.

V

In art. 61 van de grondwet wordt gesproken over organen, waaraan
de regeling van de inwendige aangelegenheden van Nederlandsch-
Indië etc. wordt overgelaten. Welke organen bedoeld zijn is niet
duidelijk.

VI

Bij den opbouw van den Volksraad is het parlementaire stelsel van
ons land te veel als voorbeeld genomen.

-ocr page 116-

Het koningschap zal aan beteekenis winnen, indien het steeds meer
het symbool van de eenheid van de deelen van het Koninkrijk der
Nederlanden wordt.

VIII

De verandering van Rusland van weinig geïndustrialiseerd tot ge-
ïndustrialiseerd land, die met de revolutie is begonnen, is van blijvende
beteekenis.

IX

De wetenschappelijke vorming van den Indologischen student
wordt geschaad door de verbrokkeUng der studie. Verbetering zou
gebracht kunnen worden door den student aan het begin van zijn
studie, in plaats van tusschen taalkundig candidaats- en economisch
doctoraal examen, of omgekeerd, te laten kiezen uit twee hoofd-
richtingen, nl. de taalkundige en de economische richting.

-ocr page 117- -ocr page 118-

SSV®

f3

m

O,

-ocr page 119-

wmimM

ïîiiiils®

-ocr page 120-

■J'X-M-;

• 'nbsp;•' - -nbsp;— ■nbsp;....... ■■■ ■ ^r. V vïj

-ocr page 121-

■ï-H.v;

yj-ï- •■s'y-nbsp;'«säßnbsp;'„■ ■ - A M if^t^öaÉ®®^-^*^nbsp;•

-ocr page 122-