C~>
|
||||||||||
VRIJMOEDIGE
AANMERKINGEN
D E
T A A L
BETREFFENDE op het NAAMLOOS
GESCHRIFT,
DEN TljTEL VOERENDR:
NOODZAAKELÏJKE VERDEDIGING
D F, R
HANDELINGEN van den SENATUS JUDICIALIS,
DES.
HOOGE SCHOOLE
T E
FRANEKER,
T E G E N S D E',
VOORREDE van den EIGEN-ERFDEN
IN EEN DER VlJF DEELEN, em,
|
||||||||||
Te F R A N E K E R>
Ter Drukkerije van D. v d SLUISy
Boskverkooïer 1778. |
||||||||||
Bladz. î
£ «Ai A 0 A # A 0 A m M$ A©| f SvS * 0 y* v ©y o *? v •§
VRIJMOEDIGE
AANMERKINGEN
D E
T A A L BETREFFENDE op het NAAMLOOS
GESCHRIFT.
■f #%fte befchaaving der kunften en weeten-
ÎC D $ fchappen behoort zekerlijk van men- %%si fchen, in wien zich eenige luft en fmaaktotverheevenedenkbeelden en nuttige uit- fpanningen opdoet, als de fchoonfte en aange- naamfte bezigheid met den grootften ijver be- tragt te wofden : hier onderi kan voorwaar met recht geteld worden de beoeffening onzerNcder- duitfche Taale, welkezoovervloeiendeinwoor- den, als betrekkelijk tôt de oudheexien in onze vaderlandfche gdchiedenisfen voorkomende zeer A dien-
|
||||
2 VRIJMOEDIGE
dienftig is, en voor geene andere behoeft te
zwichten, waarin de Helden der Ouden kunftig' lijk van de Dichteren door groote loftuitingen wierden opgeheft. Hoe zuiverer de flukken in onze moedertaale
gefchrecven zijn, hoe meer dezelve aan kenne- ren buiten twijffel voldoen zullen : dit beken ik, •\vaarde Leezeiy maar kan tôt noch toe niet ge- gereedelijk toeftàan, dat men in eene verhande'' linge, gelijk de voorrede van den Eigen-erfden ZDeenekeurige taal kan vereifchen, dat op dezel- ve terftond eene zeer fterke aanmerking aangaande de verklemende woorden {dnninutïva) zoude gemaakt worderij te meer, daar de Eigen-erfde zich niet voor eenen taal-kenner uitgeeft, en alleenlijk o- ver zaaken handelt De misllagen, welke de fchrijver der iiood%ad-
kelijke rcrdedigïnge de taal betreffende begaatr zijn van zo weinig belang, dat ze niemand in het leezcn zullen hinderen : dus was nooit mij'1 voorneemen geweeft zijn Ed, iets aan te toonefl 3 of aan het algemeen mede te deelen, het welk voor fouten tonde gehouden worden , doch na- der bedenkendedie behândelingden Eigen-erfdeU aangedaan heb ik van mij met kunnen vcrknj- gen mijne weinige aanmerkingen aan hét alge- meen te onthouden. |
||||
A A N M E R K I N G E N. S
ïs het mogelijk, vraage iemand, dat eenMan,
■wiens kundigheeden reeds elders beginnen ver- fpreid te worden , tôt zo eene dwaasheid gevoerd zij van eencn braaven graankoopr of vetten bouw- ioer, gelijkZ.H. Gel. denEigen-erfden in dee- ze nood%. rerded. gelieft te noemen, over keu- righeid in tààle te hekelen. Mogelijk, waarde Leezer, om lof en roera te verwervenj dochdit fchijnt mij niet toe te zijn het bette en ge- &hikïftë middel om zijn' eigen naam te vereeu- wigen, wijl het veel naar laagheid zweemt, en, zo ik oordeele,op zijn beft genoomen een werk fchijnt van eenen wijsneus, welke in aile zaaken als een der kundigften begeert geëerbiedigd te worden, iets, het welkdeFranfchenwaarfchijn- lijk en met recht zouden noemen une nouvelle méthode de pédanterie. XJvtecbfervationes, H.Gel.Heer, overdetwee
eerfte boeken van de Ilias van den verheevenen Griekfchen DichterHoMERus, naar welke veele Geleerden zedertlangen tijdten uiterften verlangd hebben, zullen roeerkunnenftrekkentot het ver- eèuwigén eens naams, dan eene haatelijke verde- d'fging ; doch daar mede fchijnt Z. H, Gel. zich weinig noch te haaften, Dit klein ftukje, waarde Leezer, heb ik niet
opgefteld prn den fchrijver der nood%- rerded. o-
A a ver |
||||
4 VRIJMOEDIGE
verzijne onachtzaamheid door te haalen, mâar
dient eeniglijk om het algemeen voor oogen te ftellen, wat men behoore te denken van iemand, ■\veike een' ander berifptaangaandeeenenmisflag, waar van hy zelf niet zuiver kan erkendworden-. Ailes, het geen de zaaken in de noodz. rerded.
betreft, ben ik met ftilzwijgenheid voorbijge- gaan om niet betigt te mogen worden, van te- gens Z. H. Gel. de pen te hebben opgevat om haatelijkheeden VOOl" te. brengen, tôt welke my geene redenen gegeeven zijn, nog minder hier- in te pasfe komen. Ik zal ailes zo kort, als mogelijk zij, behan-
delen, en mijne aanmerkingen voor ftellen. Eerftelijk vindt men op den tijtel iets tegen-
ftrijdigs in de woorden hewaart met centcnvovr* gefteld met een d. Beide zijn ze deelwooorden (participia), en het eerfte wordt hier gefchree- ven, gelijkdeaantoonendewijze(indicativus)be- hoort gefpeld te zijn, dus zoude ik hewaart als deelwoord fchrijven beivaard, en als aantoonen- de -wîize hewaart, het geen op veele plaatfenniet wordt in acht genoomen. ■ El. i 1. 4 Alkrzuiverli en 1. 8 allerheihaamfi-
De fchrijver fchijnt noch van gevoelen te 2ijn, dat dit woordtie aller aan den overtrefîën- den txap (gradus fuperlativusj eenige krachtbij-
zct-
|
||||
A A N M ER Kl N G E N. 5
zette. Doch kan 'er iets grooter dan het grootfte
zijn? Ik beken weleer in het zelve gevoelenmet den fchrijver geweeft te zijn, doch ben nader- hands tôt een ander overgegaan, het welk met veele naauwkeurigheid de Hr. Huydecoper om- helftin zijne ProevevanTaal-en Dkhtkunde^. 87. Bl. n 1. 1 Zuîk eene braave daad. Het bijvoe-
gelijk naamwoord (adjeclivum) zulk wordt voor het bijwoord (adverbium) %o hier geplaatft, in welken zin hetzelve niet gebruikt wordt,- dan in het vrouwelijk geflagt zulke. L. SOphoud. Inplaatsvano/>A<W?. Het is een
zekere regel in onze moedertaale, dat de werk- woorden, welke in de onbepaalde wijze (infini- tivus) den hebben, als ophouden, in de aantoo- nende wijze gel'peld worden met een tagterded, en in en uitgaande als begeeren zonder t be- ceert het welk de fchrijver bl. m 1.2, wei heeft. aangemerkt, en op meer andere plaatfen, doch bl. xxviu 1. 21 en bl. xliv 1, I en 8 heeft zijn Ed. hetzelve wederom verwaarîoofd, zo dat op zij- ne naauwkeurigheid niet veel kan geroemd wor- den.
L. gJlle partijdigkeidkwalijk Jtaan. Of dit eene
vrijheid voor Dichteren zij, is mi'j onbekendj doch in profà zoude mijne verkiczing niet zijn dus te fchrijven, wijl het bijvoeglijk naamwoord
A 3 aan |
||||
,;f> V R IJ M OED1GE
aan het zelfftandige zo veel krachts niet kan bu-
zetten om het meervouwig als ftaan voor heteen- vouwig getalftaat te gebruiken. Bk v 1. 7 <fot dat de bepaalde zes tnaandcn om
waaren. Dit is volmaakte ft-raattaal, waarom metgezegd, tôt dut de bepaalde zes maanden ge- emdigd waaren^ pf iets diergelijks. ol. vi 1. i Hoogleeraaren van onze hooge fchool.
~Mozt z\]n fchcole, ôm dat in de gemtivus cafcs altijd in zulke naamwoorden een e gevoegd wordt, en dit heeft Z. H. Gel. ook zeer wel opgemerkt in den tijte], alwaar gezegd WQïàtjenatus judia- alis der hoige Jchoole. Bl. vi 1. 4 Niet s als aile beleefdheid. Ik ver-
peelde mij, dat iemand, welke zich een weinig
op onze moedertaal had toegelegd, thans niet
.onkundig kon zijnvanhetonderfcheiddcrwoord-
ties dan en als.
Op deeze plaats komt als voor in den zin van
lehahen, doch dan zoude naar het gevoelen vaa allen, welke eenig geloof verdienen aangaande pnze taaj, hier moeten geplaatft worden dan voor als, wijl het een zekere regel is, dat het woord- , lie dan gebruikt wordt agter anders, nooit, geen, me, met, niemand. Ik zal hier één voorbeeld bijbrengen tôt beveftiging van mijn gezegde. |
|||||
Me-
|
|||||
A A N M ERKINGEN. t
Meus Stoke, Ja.n I. p. 164 naar dedrukopge-
helderd door C. van .Alkemade. Hi ne voer met enen cogghe aliène ?
Ende met anders nijernentg^mm? Dan die met hem in den cogghe waren* Verders wordt 00k dan altijd gebruikt agter
den vergelijkenden trap (gradus comparativus) > het \velk thans zo bekend is, dat ik het onnodig oordeele hieitoe voorbeelden aan te haalen> fchcon Vondel hier in weleer onachtzaam ge- y>reeft is, gelijk uit het aangehaalde van den Hr, Huydecoper in zijne Proeve p. 128 en volgende volkomen blijkt. Z. H. Gel. heeft in deeze onderfeheidinge
grove misfiagen begaan,hetgeenmenzalkunnen zien op bl. VI 1. 4 en 1. S. bl. xiv 1. 2%. bl. xxxjv 1. 7. bl. xxxvii. 1. 7. bl. xxxviii 1. 16. bl. xxxix 1. 15 en zeer veele andere. Doch het zeldzaamft is mij voorgekomen,
het welk gezegd wordt bl. xxv 1. 17 uit den-
zelven bleek meer aïs te duidelijk , en daarente-
gen bl. xxvi 1. 8 eene meer dan bocrfche onbe~
ïeefdheid. Wat moet men uit zo eene meer
dan boerfche lompheid befluiten? mij dunkt, dit
eenige en weinige, dat de fchrijver zeer ver-
A 4 lee-
|
||||
'.& - V R IJ M O E D I G Ë
ïeegen is geweeft om de woordties dan en als
naar behooren te plaatfen. Als Word* dus gebruikt, het zij voor gelijk ■>
het zij voor iets anders. Zo zegt men bij voorbeeld %o fchoon als enz., ook wordt het zelve zomtijds wel overtollig agter gelijk ge- fteld, gelijk als, waar van veele voorbeelden bij de befte fchrijvers in onze moedertaale te vinden zijn. L. i Pnhliti TJpver het alz^meen- Keurige
fchrijvers, zo zij meenen, moeten zuiver ne- derduitfch fchrijven. Daarenboven zoude mijns cordeels beter publijk zijn dan fublïek; doch hier in aan ieder zijne vrijheid gelaatenl BL vin 1. 17 Eere en agtïnge verdedigen. Ik
heb altîjd gemeend, dat de nominativus cafus :was eer en agtïnge gelijk ook de accufativus, welkehier wordt voorgefteld, en dat de genitivus, dativus en ablativns waaren eere en agtïnge. L. 21 Met alleu iever. De fchrijver fchijnt
een groot voorftander van de ie en niet van ij te zijn. Doch ik twijffele, of men iever wel dikwijls dus gefchreeven vinden zal. Bi. ixI.26 Regiers. Voor rechters. Dit wordt
2eer wiilekeurig gebruikt, doch ik zoude lie- ver het dus onderfcheiden, en fchrijven recht voor jus en régi voor refius.
Bl»
|
||||
AÀNMERKINGEN: $
Bl. x 1. $.% De fenaatveranderdt. Ikkanmij
niet begrijpen', dat het een vereifchte is van den onvolmaakten tijd (inperfeaum)omopheteinde deezes woords drie mede klinkers te laaten vol- gen, gelijk ook bl. xi 1-19 opmaaktte en bU xv 1. 12 behoordde, waar voor men gemakke* lijkenzonder tegens de taal te zondigen fcbirij- ven konde veranderde, opmaakie en behoorek , vanncer het den Leezerzo aanitootelijkniet zou- de zijn. Bl. xi 1. io Over de omangenaamheden. HetZOU-
de zekerlijk beter gezegd zijn onaangenaamkeeden9 v/.ji het eenvouwig getal met ei wordt gefchree- ven, qn ei ovcrgaande tôt ee, fpreekt van zelf, dat 'er noch een e behoore tuflchen gevoegd te worden. BL xm 1. 20 Demoeiîewaard. Inde plaatsvan
waardig, het welk Z. H.-Gel. zeer goed heeft in acht genomen bl. vin 1- 9 eer engoede naam zo waard, en ivaardig te zijn. Weshalven ik dit voor een drukfout zal aanneemen. Bl, xv 1. 9 Kcnnisvanteruggaave. Hierdunkt
mij, zal moeten ftaan van de te enz. Doch ik zal mij hier mcde niet ophouden, Bl. xxni 1. 3 Het goedvinden van de Heeren Ee-
ocrdeelaars. Hier loopt -vvederom een miflag in
het oog. Beoordeelaars is de nomin. cafus, maar
degenit. v/elkehier voorkomt, is beoordeelaarea,
A 5 BI;
|
||||
ro VRIJMOEDIGE
Bl. xxvin 1, 9 Indeezendsolhofvanvenyarringen-
Jk weet zeer wel, dat m'en naamwoorden van het onzijdig geflagt zomtijds als het mannelijk kan voorftellen, gelijk de fchrijver op deeze plaats heeft gedaan, doch met een vereifchte, dat men hetwoord hof bij voorb. in hove verandere, an- derzins zoude het bijvoeglijk van het martnelijk en het zelfftandig naaimvoprd van het onzijdig geflagt fchijnen te zijn, en dit zoude tegens aile Tegele aangaan.
Bl. xxxnil. 17 Wïe ofdog die Eigen-erfde magzijn.
Pit is vooi'iemand, welke zo kiefeh inzijnetaale
meenttezijn, nietfraai gezegd. Ik zoude liever
géfchreeven hebben, wïe die Eigen-erfde magzijn,
of, zo dog 'er in moet, tock, wijl bij de keurig-
ite f chrij vers altijd dog ofdoch voor hetLatijnfch
fed en toch in zo eenen zin, gelijk hier, voor-r
komt. Verders bemerk ik hier eene zeldzaame
betekenis van het woord wïe. Dit leezende moet
ik bekennen in verbeeldinge te zijn} dat Z. H.
Gel. ons uitdrukkelijk den naam van den Eigen-
erfclen zoude mededeelen, maar hoe aandagtig
ik het volgende heb geleezen, is de naam mij
echter niet bekend geworden. Dezelveuitdruk-
king vindt men bl. xxxix 1. 7, uit welke ik be-
fpeurd heb de meening des f chrij vers, namelijk, dat
zijn Ed. vasXwie wil tekennen geeven hoedanig een.
BL
|
||||
A A N M E R K. i N G E K îi
Bl. xxxv I- 4 Ylings. Dit woord meteen >• ge-
fchreeven geloove ik een drukfout te zija, wijî Z. H. Gel. in ailes het ondeffcheid tusichen dé lettersjy en ij zeer goed heeft in ackt genoomea. Hierbij komen nochde onduitfche woorden^ welke naar een klein ftukje zeer menigvuldig zijn. Ik zal dezelve korteliik cptellen. Bl. xi 1. \%ïgnoreeren. El. xïV î. 25 en Bl."
xxi 1. 8 conjideratien. Bl. xxi 1 g communie eerdùl Bl. xxn 1. 6 renvoijeerd. Bl. xxin 1. 6 amufante, Bl. xxiv K io frefumtief, 1. 28 gedelïbereerâ. BL xxv 1. ipefenî. 1. 3 iffi/îe. Bl. xxvi 1. 14. gedetail-* leerden. Bl. xxvn 1. 18 élucidâtie. 1. 23 geexami- neerd. Bï. xxvm 1. 3 vïtieus. Bl. xliv 1. 4 «/- proheeren. Z ie daar , waarde Leezer, mijne weinige enkor-
teter loops gemaakte aanmerkingen ôp demisfla-
gen in de noodz verdediginge begaan, welke niet
uitonkuRdigheid maar onachtzaamheid zijn voort-
gefprooten : wie zoude iets anders van eenen Hoog-
leeraar, aan wien mede het onderwijs derVader^
Lzndfchejwgd ïs toevertrouwd^ durven vooronder-
^ellen. Deeze kleine onachtzaamheid kan door
oeffeninge verbeterd worden, gelijk ik insgelijks
hoope, dat men Z. BL Gel. kennisfe zo in de
Griekfche als deeze taale met detoeneemende jaa-
xen verder zal zien aanwasfen.
Zora-
|
||||
îî VRIJMOEDIGE AANMERKINGEN.
Zommige, dunkt mij , zullen tegehwerpen,
datde aanmerkingen inhet einde veel geringer worden, dan ze in het begin geweeft zijn. Dit beken ik, waarde Leezer, het niet nood-
zaakelijk oordeelende in het einde dezelve of diergelijke misflagen te herhaalen, welke ik in den beginne hadde aangetoond, en niet willende fchijnen dit gering ftukjeop zo eene wijze vol- |
|||||
tediger te maaken.
|
|||||