Les fastes militaires des Indes Orientales
VAN'
MET PORTRETTEN, PLANS EN KAARTEN.
DEEL 11.
«Eim. maiNiwvi K. jon. i.ikema.
's GKAVKMIAOK IS7(1.
IEEELAIDS HELDENFEITEN
S. oct.
NEERLANDS HELDENFEITEN
IN
OOST-I NDIË.
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
a k
n I
mi
KEWEUKT N'AAli
Les fastes militaires des Indes Orientales
MET PORTRETTEN, PLAMS EN KAARTEN
DEEL II
BELINFANTE. — JOH, IJ KEMA. 's GRA V EN 11 AGE 1870.
• OORLOGEN 01' SUMATRA EN VERDERE KRIJGSVERRICHTINGEN TOT AAN HET JAAR
De oorlog op Midden-Java, die ons zooveel inspanning en opoll'e-vingen had gekost, was dan door de volharding van generaal de Koek tot een goed einde gebracht, en het was nu noodig , om tot een betere regeling der zaken in Djokjokarta over te gaan, ten einde een herhaling van dergelijke bloedige conflicten te voorkomen.
Den ll(le» Maart 1830 reeds, zoodra het hoofdbestuur de onderwerping van den gevaarlijken muiter vernomen had, werd door den gouverneur-generaal een commissie benoemd, bestaande uit Mr. 1*. Merkus en ,1. I. van Sevenhoven, later aangevuld door den resident van Soerakarta en den commissaris II. G. Nahuys, welke reeds gewichtige diensten bewezen had.
Men zal zich herinneren, dat Djokjo de betaling der oorlogskosten
op zich genomen had, die echter zoo hoog geloopen waren, dat
generaal de Koek het zelfs onraadzaam had geacht, om het
bedrag aan de weinig ontwikkelde voogden van den jongen sultan
mee te deelen; van betalen zou dan ook wel geen sprake wezen,
en daarom eischte mon een afstand van grondgebied, hetgeen tevens '
om staatkundige reden gewensoht scheen. Men had toch gezien dat
het bestuur der vorsten van Djokjo en Solo veel te wenschen
overliet, hetgeen vooral betrekking had op die streken, welke ver
9
van den zetel van het bestuur gelegen waren; daarom werd im overeengekomen dat Soekawati, Padjang, A lata ram en Goenong Kidoel onder het onmiddellijk beheer van de beide vorsten zouden blijven; de overige landen zouden rechtstreeks onder het Nederlandsch gezag komen. De regeering verbond zich daarentegen om aan den sultan van Soerakarta voor de inkomsten van die landen een som van / -JC^OÜd, aan dien van Djokjo /' 182,000 'sjaars uit te betalen. De sultan van Djokjo maakte geen bezwaar, om dit tractaat te sluiten; doch die van SoerakartffNJie steeds onze trouwe bondgenoot geweest was dien men zelfs belooningvvoor zijn verknochtheid voorgespiegeld had, gevoelde zich diep verongelijkt door het voornemen van het gouvernement om hem een gedeelre van zijn grondgebied te ontnemen. Hij verliet dan ook den 7™ Juni stil de hoofdplaats, om volgens de gewoonte der Javanen over de zaak te gaan nadenken endroomen; zoodra men dit vernam, sloeg de commissie de schrik om 't harte, want met dat «mijmeren en hulp van bovennatuurlijke krachten zoeken,quot; was ook Dipo Negoro begonnen. Daarom liet men hem onmiddellijk volgen; door den resident van Nes en Sollewijn werd hij achterhaald, waarop Nahuys hem naar Samarang liet overbrengen. Tot loon van zijn goede diensten werd hij nu naar Arnboina gebannen.
Men zal het ons ten goede houden dat wij, ook wat deze aangelegenheid betreft, niet onze ingenomenheid met de politiek, in gindsche gewesten gevolgd, kunnen betuigen; integendeel, zulke arbitraire handelingen mogen somwijlen door den ernst der omstandigheden met onverbiddelijkheid zijn voorgeschreven en daardoor wellicht minder streng veroordeeld worden, men zal toch moeten erkennen dat de wijze, waarop men Dipo Negoro gevangen nam en thans weer zich van den sultan van Soerakarta ontdeed — die in zijn eenvoud van oordeel was, dat vermindering van grondgebied nu juist geen belooning kan heeten, — bezwaarlijk strekken kon om de van nature reeds wantrouwende Javanen een onbeperkt vertrouwen
3
in onze regeering to doen stellen, en van die gevoelens, welke meermalen eene toenadering in den weg stonden, heeft men in de meeste oorlogen het uitvloeisel kunnen opmerken.
En zoo is het dikwerf gebeurd, dat do inlanders zich niol ten onrechte verongelijkt achtten en in opstand kwamen, als wanneer j onze troepen de zaak in 't reine moesten brengen, die door het bewind bedorven was, en de verbittering, welke dan bij de oproerlingen op te merken was en die men zich veelal wel kon verklaren, heeft doorgaans de taak van ons leger niet gemakkelijker gemaakt.
In plaats van den gebannen sultan vau Soerakarta, onzen bondgenoot gedurende tien oorlog met Dipo Negoro, werd nu de Pan-geran l'oerbojo tot sultan benoemd, die als Pakoe Boewono Vil den 1 troon beklom en zich aan de door het gouvernement gestelde voorwaarden onderwierp. Uit het geannexeerd grondgebied werden nu de residentiën Banjoemas, Bagelen, Madioen en Kediri gevormd, waarin tevens vroeger verworven grondgebied werd opgelost.
Verder in 't midden latende, of tegenover den banneling van Am-boina de rechtvaardigheid, althans de edelmoedigheid, wel in't oog gehouden was, moet overigens erkend worden dat op deze wijze de zaken in de Vorstenlanden op afdoende wijze geregeld waren { en dat de oppermacht van de Nederlandsch-lndische regeering op Java thans duurzaam bevestigd was.
Wij hebben bij de beschrijving van den oorlog op Midden-Java meermalen den kommissaris-generaal du Bus de (Ihisignies genoemd, en zulks in den regel als een man, die den verdienstelijken opperbevelhebber do meest mogelijke moeielijkheden in den weg heeft gelegd, doordat hij wat de te volgen oorlogvoering betrof in gevoelen met hem verschilde. Die handelwijze van den kommissaris-generaal sproot intusschen steeds uit een gevestigde, zij 'took moeielijk te deelon overtuiging voort en de fout lag minder aan hem dan aan het verderfelijk systeem, om in oorlogstijd den krijgsman te laten controleeren door menschen, die,
1*
4
hoe verdienstelijk overigens, geen verstand van krijgszaken hebben, /ooais wij dit reeds hebben uiteengezet.
Voor zoover hij in zijn eigenlijken werkkring bleef, heeft du l!iis de (ihisignies veel voor Java gedaan, en de bezuinigingen, door hem ingevoerd, waren werkelijk eene levensbehoefte voor de kolonie geworden. Als een gevolg van die bezuinigingen had de verdeeling in de residentiën eenige verandering ondergaan; Krawang werd bij Buitenzorg, daarna Buitenzorg bij Batavia gevoegd, ook werd Uresik aan Soerabaya, Banjoewangi aan Bezoeki toegevoegd, terwijl daarentegen de tot dus ver bij Bantam behoorende Lampongsche districten, wegens kleine onlusten aldaar, een afzonderlijk assistent-residentie werden.
De zending van du Bus was grootendeels van linancieelen aard, en dus iaat het zich hooren dat hij steeds en overal zuinigheid predikte, en met leedwezen zijn plannen door den langdurigen en kostbaren Java-oorlog dvvarsboomen zag. Daarom volgde hij op de andere eilanden een stelsel van onthouding, dat niet altijd in het belang van de zaak kon worden geacht, zooals de toekomst leeren zou; ofschoon hij in zooverre verantwoord was, dat niet alleen redenen van finan-cioelen aard hem noopten om, 't mocht kosten wat het wilde, den vrede te bewaren, doch evenzeer het algeheel gebrek aan beschikbare troepen. Tal van bepalingen, ten deele reeds vóór zijne aankomst van uit Nederland voorgeschreven, waren hiervan het gevolg en dat velen daarvan ontevredenheid opwekten, zal men licht kunnen nagaan. Tot zelfs de ambtenaren in actieven dienst zagen hunne traktementen belangrijk verminderen. Reeds onder van der Capellen was uit het moederland last ontvangen om een vijfjarige begrooting voor Nederlandsch-lndië op te maken, opdat die door den koning zou kunnen vastgesteld worden; het eerste ontwerp, dat de hoofddirectie van linanciën indiende, kon aan du Bus niet voldoen, en eerst den D2'icquot; November 1828 kon men tot een resultaat komen, waarop de begrooting den 3'luquot; Januari daaraanvolgende door den kommissaris-
generaal werd bekrachtigd. Dc inkomsten bedroegen rnim lOi miliioen, de uitgaven bijna 05 millioen gulden; er was dus een batig slot van ongeveer 9 millioen, dat echter door de speciale bc-grootingen van 1820, 1827 en 1828 tot op 2 millioen verminderd en ten slotte dooi' de kosten van den Java-oorlog zelfs overschreden werd. Men zag zich in het moederland tins weer genoodzaakt, bij te springen, moest hiertoe nieuwe leeningen sluiten, en de regeering te 's Hage werd zeer teleurgesteld door de financieele uitkomsten, die do kommissaris-generaal verkregen had, te meer omdat du Bus steeds de meest gunstige voorspellingen gedaan had. Ue ontevredenheid der Nederlandsche regeering had ten gevolge, dat du Mus de (xhisignies den ambtenaar de Linge naar het moederland zond . die op Texel aankwam op het oogenblik, dat de nieuw benoemde gouverneur-generaal van den Bosch zou uitzeilen. Deze vertrok zonder dc Linge te spreken en daar die ambtenaar ook te 's 11 age geen gehoor mocht verkrijgen, moest hij onverrichter zake naar Java terugkeeren.
Behalve groote veranderingen in het administratief beheer, bracht du Bus ook de invoering van het nieuw Indisch muntstelsel tot stand, waarvan de grondslagen bij besluit van 12 September waren vastgesteld. Wij hebben reeds gezien, dat de financiëele heivormingen zeer ten nadeele van liet leger kwamen en dat het generaal de Koek eerst na lang aanhouden mocht gelukken, verandering in den toestand te brengen.
Met zou ons in dit werk te ver voeren, om al de verbeteringen door dn Bus de Ghisignies op den voet te volgen, toen van den Bosch den 10 Januari 1830 hot bestuur over de koloniën in den [ndischen Archipel aanvaardde, bleek liet dat het stelsel van du Bus te zeei' met het zijne streed; er schoot voor den kommissaris-generaal dus niets anders over als naar het moederland terug te keeren, na een vierjarig verblijf op Java, vele bewijzen van zijn werkzaamheid en doorgaans goede inzichten achterlatende. Want
()
hem komt de eer toe, orde en regelmaat in de administratie gebracht en vele nieuwe cultures ingevoerd te hebben, ofschoon liet hem niet gegeven mocht zijn, de vruchten van zijn werken te plukken.
liet was al weder onder eenigszins ongunstige omstandigheden, dat de gouverneur-generaal van den Bosch de teugels van het bewind in handen nam. Wel waren de onlusten op Java onderdrukt, maar de vroegere rust was op verre na nog niet teruggekeerd; elders begon de gedwongen lankmoedigheid van het gouvernement, zooals wij dadelijk zullen zien , bedenkelijke gevolgen te hebben en daarbij hadden de bezuinigings-maatregelen van du Bus de (thisignies alom ongenoegen verwekt en ten overvloede niet eens doel getroffen.
Het voorname doel, waarmee van den Bosch uitgezonden was, bestond daarin, dat hij de financiën zoodanig verbeteren moest dat de koloniën niet, zooals tot dusver, Nederland op zware onkosten te staan kwamen, doch voordeden zouden gaan opleveren, liet middel dat van den Bosch hiertoe ontworpen en voorloopig aan de goedkeuring des konings onderworpen had, was uitbreiding der bestaande cultures, waarvan de producten tegen lagen prijs aan het gouvernement geleverd moesten worden. Het eerst werd een aanvang mei. de culture van indigo in de Preanger-regentschappen gemaakt; daarna trok de regeering zich de suikercultuur aan, en nadat de gouverneur-generaal een reis ondernomen had om zich persoonlijk van de verkregen uitkomsten te overtuigen, gaf hij aan de Nederlandsche regeering verslag van zijne bevinding, tevens met het oog op zijn gezondheidstoestand verzoekende, dat reeds een eventueele opvolger mocht worden aangewezen. Men machtigde hem, op den ingeslagen weg voort te gaan, en toen de uitkomsten nog niet bevredigend waren, werden de culturen van thee en tabak, daarna ook de zijdeteelt aanzienlijk verbeterd , alhetgeen zeer noodig was, daar de Belgische opstand ons land in geldelijke moeie-
7
lijkheden gewikkeld en men dus een batig slot zeer noodig had. I let zoogenaamde «cultuurstelselquot; bleek thans een weldaad. zoowel voor Indiö zeil' als voor het moederland te zijn. Nu eerst werd duidelijk, welke schatten het rijke Java in zijn schoot verborgen hield; schatten, die slechts voor het tasten waren, om een bron van zegeningen over onze natie te verspreiden. Wat men ook tegen dit stelsel moge aanvoeren, het kan niet gezegd worden dat het den Javanen ten kwade kwam; over 't algemeen heelt men bij do invoering daarvan dan ook geen noemenswaardigen tegenstand bij de bevolking ondervonden, alleen oproerigheden in Cheribon. in Bantam, Hagelen en Pasoeroean uitgezonderd, die zonder veel krachtsinspanning bedwongen werden.
Ken opstand der Chineezen, in Krawang den 8stcquot; .Mei 1832 uitgebroken, had een andere oorzaak en nam daji ook oen ernstiger aanzien aan. Men had de proef' genomen om zoogenaamde bannelingen, alzoo misdadigers, gronden te laten bebouwen en had bij die dwangarbeiders een paar honderd Chineezen gevoegd, welke daarover zeer ontsticht waren en in opstand kwamen, liet gelukte Michiels, hen tot onderwerping te brengen, waarbij ruim 200Chineezen het leven verloren.
Van den Bosch verlangde steeds onbeperkte volmacht, die hem door de Nederlandsche regeering gaarne verleend werd; men voldeed tevens aan zijn wensch om J. C. Baud tot zijn opvolger te benoemen, maar slechts voorloopig, en zoodanig dat de nieuwe titularis zich geheel naar de inzichten van Van den Bosch zou moeten voegen.
23 Januari 1833 werd Baud vice-president van den Baad van Indiö en 2 Juli achtte Van den Bosch het verkieselijk, als kom-missaris-generaal op te treden, waarna Baud gouverneur-generaal ad interim werd. Van den Bosch kon zich nu meer bepaald met het cultuurstelsel en tevens met de aangelegenheden op Sumatra bezig houden, dat hij, voor zoover het tractaat van 1824 liom veroorloofde, geheel onder Nederlandsche heerschappij wilde brengen:
eensdeels om daardoor voordeel van dit uitgestrekt en rijk gebied te trekken, ten anderen omdat de verhouding tegenover de Pad ris van dien aard geworden was, dat een krachtiger optreden onvermijdelijk werd.
Zoo naderen wij de oorlogen op Sumatra, waaraan wij tiians onze aandacht zullen wijden.
Toen de oorlog op Java ten einde gebracht was, en men dus de handen weer vrij had, deelde de gouverneur-generaal den resident zijn denkbeelden mede betreffende de onophoudelijke onlusten, die het schoone Sumatra verwoestten. Men besloot daartoe alvorens Lintau, Hond jol, de L en XIII kotta's te onderwerpen, en zoo mogelijk ook de Batta-ianden. Daarom werden in Juli 18.'52 de 'i1', :?c en ic compagnie van het lstl' bataljon infanterie onderluitenant-kolonel Vermeulen Krieger naar Sumatra gezonden, alsmede IJOU man van het legioen van Sentot, die zooals wij gezien hebben in Nederland-schen dienst was overgegaan, '1 vuurmonden en 2 mortieren; die troepenmacht werd voorloopig over verschillende plaatsen van Sumatra verdeeld en Vermeulen Krieger bezette met twee compagniën het fon van der Capellen.
Niet uitsluitend uit een politiek oogpunt was de meer volledige onderwerping van Sumatra wenschelijk; de houding, die de Pad ris, dank zij de gedwongen werkeloosheid van het gouvernement, hadden aangenomen, deed ernstige onlusten vreezen. Hoewel met een gedeelte der Padris op de Westkust van Sumatra vrede gesloten was, waren die van Bondjol zeer vijandig gestemd, en meermalen was de vrees ontstaan, dat de gemeenschap tusschen onze posten zou worden afgebroken.
Ofschoon vooralsnog ons gevaarlijke verwikkelingen gelukkig bespaard bleven, had onze gemoedelijke houding toch een ongunstige werking, en in 1820 had de moord op den Arabier Said Salimoe'1 Djafried gepleegd, waarvan men de Padris beschuldigde, den vrede ernstig in gevaar gebracht.
O
In de üovenlamlen was het niet beter gesteld. Kajoe Tanam was daar in verzet gekomen en luitenant Bergman was op een kleine expeditie, welke ten doel had om den muiter tot onderwerping le brengen, gedood.
Dit was reeds in het jaar 1827 geschied; doch men had zich niet bij machte gevoeld, om die misdaad te stratTen.
liet kostte den resident de Stuers veel beleid om de Westkust vredelievend te regeeren; evenwel hadden er in en in I8k20
expedities iu de Bovenlanden plaats, om onlusten te dempen, die daar ontstaan waren.
Nadat men in de maand Juli van hot jaar 1S3'2 den doortocht van den Marapalm en Lintau verkend had, bevonden zich 7 com-pagniën . versterkt met 1500 Maleiers, en een paar vuurmonden vereenigd, met liet dool om een aanval op Lintau te beproeven, terwijl door eenige demonstratiën de aandacht van het bedreigde punt werd afgeleid. De vijandelijke werken te Lintau moesten in 'tl'ront worden aangevallen door de hoofdmacht, onder de persoonlijke leiding van den resident en militairen bevelhebber; twee andere kolonnes zouden, onder bevel van Vermeulen Krieger en Veltman, de positie der Padris in de flank aanvallen.
Den quot;iS6quot; Juli, 's morgens vroeg, opende de vijand liet vuur, doch Vermeulen Krieger, die hem onverwacht in «Ie linker llank aanviel, wierp hem terug, waarop het centrum oprukte en de Padris op de vlucht joeg, dis op de kolonne Veltman stieten, welke hun aanval afsloeg en hun nederlaag voltooide. Reeds hadden eenige kampongs hunne onderwerping aangeboden en langzamerhand bezetten onze troepen geheel Agam, steeds meer en meei Bondjol naderende, dat in de vallei Alahan-Pandjang gelegen is en als het brandpunt van den tegenstand kon beschouwd worden.
Dat die tegenstand bleef voortduren, bleek uit de inspanning, waarmee Vermeulen onderscheidene bentings moest veroveren; maar eerst toen geheel Agam aan ons onderworpen was. eindigde
10
liij den veldtocht en tie vermoeide soldaten keerden naar liet lort van der Capellen terug, om eenige rust te genieten.
Een paar maanden later werd tot de beslissende expeditie tegen üondjol overgegaan, en de moedige en beleidvollo Vermeulen Krieger rukte den Ü0quot; September aan liet hoofd van 300 fuseliers, Europeesche soldaten en Boegineezen, met quot;2 vuurmonden, waarbij zich weer eenige Maleische troepen hadden aangesloten, tegen de sterke werken van Matoea op; de Padris boden daar niet veel tegenstand. Nu moest de verdedigingslinie tusschen Matoea en de Vlll Kolas genomen worden, die daarentegen met hardnekkigheid verdedigd, doch na een bloedige worsteling, welke drie uren duurde, bestormd en genomen werd, bij welke gelegenheid tie onversaagde aanvoerder ernstig gewond werd, zoodat liij het bevel aan kapitein de Quay moest overgeven. Na deze schitterende overwinning onderwierpen de Vlll Kota's zich en in die streek, nabij Soengei-poea, werd een versterking opgeworpen, die den naam van Vermeulen Krieger ontving. Die krijgsbedrijven hadden gunstige gevolgen; de Maleiers, zoolang door de Padri's onderdrukt, schudden liet gehate juk thans af en werden niet te versmaden bondgenooten voor ons.
Luitenant-kolonel Elout, die tot resident en militairen komman-dant ter westkust van Sumatra was benoemd, in plaats van de Stuers, en in Maart 1831 te Padang was aangekomen, volgde thans een wijze staatkunde, trachtte de Maleische hoofden in de vallei van Alahan-Pandjang en aangrenzende landen aan zich te binden, benoemde daarom den toewankoe Moeda tot regent van Alahan-Pandjang, bepaalde dat er een fort, Amerongen genaamd, nabij de hoofdplaats van Ran gebouwd moest worden en liet ten overvloede nog een aantal versterkte posten aanleggen, die zoowel tot steunpunten voor onze troepen als tot het vergemakkelijken van de communicatie dienden.
Men meende nu niet beter te weten, of Sumatra was tot rust gebracht; doch een invloedrijk Padri-hoofd. Toewankoe Tambosei,
ilie ons gouvernement weinig genegen was, maar voor hot oogen-blik zich niet vijandig betoonde, maande Elout aan, om zijne troepen te laten terug trekken. De resident gaf daarop ten antwoord: «DimAna Companie masokh dija bejkin dija poenja khoeboeran d.i.: «daar, waar de Compagnie haar gezag vestigt, graaft zij ook haar graf,quot; waarop Toewankoe Tamboesei zich de woorden: sodija bedil, dat is zooveel als: «houd je wapenen dan maar gereed!quot; liet ontvallen.
Elout was vertrokken, zonder veel gewicht daaraan te hechten; maar het volgende jaar reeds zou het blijken, welke bedreiging in die paar woorden lag opgesloten.
Agam was geheel bedwongen en Veltman werd tot civiel en militair bevelhebber in de onderworpen landen benoemd, in de Bovenlanden van Padang had Vermeulen Krieger, van zijne wonde hersteld, het bevel weder overgenomen van kapitein de Quay, die door den resident naar Batavia was gezonden, om den stand van zaken te ontvouwen, nadere bevelen en in elk geval versterking te vragen.
Weinig dacht men, te midden van de kalmte die op dit tijdstip overal in den Archipel heerschte, dat men aan den avond van gewichtige gebeurtenissen stond, die Sumatra tot het tooneel van een worstelstrijd zouden maken, waarop men te Batavia in 't minst niet voorbereid was.
In Januari van het volgende jaar vernam Vermeulen Krieger de onrustbarende tijding, dat soldaten tusschen de onderscheklono posten vermoord waren en dat de houding van de bevolking vijandig werd, waarom hij besloot, in de richting van Bondjol op te rukken, ten einde zich op de hoogte der zaak te stellen. Ontegenzeggelijk ware het beter geweest, wanneer hij dit niet persoonlijk had gedaan; daar hot weinig scheelde, of hij was daarbij omgekomen.
Door een detachement onder bevel van luitenant Schouten vergezeld, begaf hij zich naar de plaats, waar de laatste moord begaan
was, ten einde het gebeurde to onderzoeken. Hij liet de hoofden der Vil Loerah's ontbieden, opdat die liem de noodige inlichtingen /ouden kunnen verschalï'en; doch deze weigerden te verschijnen. Vermeulen Krieger begon nu onraad te vermoeden, rukte zonder vertraging verder op en. in de VIII Kota's gekomen, deed hij nogmaals een poging, om zich met de hoofden te verstaan. Slechts twee daarvan verschenen; doch ook hunne houding was van dien aard, dat de overste in zijn vermoedens versterkt werd. De ken-teekenen werden zoo ongunstig, dat Vermeiden Krieger in de nabijheid van Pisang, waar het misdrijf denkelijk gepleegd was, besloot te blijven, alwaar Wautier, kommandant van het garnizoen te Bondjol, zich met een detachement hij hem zou voegen.
Ofschoon Vermeulen Krieger nog de hoop bleef voeden, dat alles in der minne geschikt zou kunnen worden, versterkte hij zich met zijne troepen in de kampong Pisang, waai klaarblijkelijk de moord begaan was, daar men een stuk van een kapotjas vond, dit-aan een der verslagenen toebehoord had. De berichten werden meer onrustbarend, al rapporteerde de kommandant van Bond jol ook dat aldaar alles rustig was; men vernam, dat de bevolking in troepen het land doortrok en het aanschouwen van vuren, op de omringende bergen ontstoken, kon niet strekken om de soldaten gerust te stellen.
Vermeulen Krieger dacht nu alsnog een laatste poging te wagen en wist Toewankoe-nan-Tinggi. een der invloedrijkste hoofden, over te halen, om een eigenhandigen brief van den kolonel aan de hoofden van Pisang te brengen; doch deze kwam spoedig onverrichter zake terug en bracht de jobstijding, dat de bevolking-van de VII Loerah's, ook die van Bondjol, in volslagen opstand was on met dure eeden bezwoer, de ongeloovigen te zullen verjagen.
liet detachement, waarvan niet meer dan 80 man van vuurwapenen waren voorzien, was op verre na niet sterk genoeg, om met eenige kans op een goeden uitslag zich in Pisang staande
13
te hoiulen; het gevaar werd dreigend, daar gewapende troepen op ilo naburige bergen zichtbaar werden , zoodat het zelfs bedenkelijk werd geacht om den bode, die met verzoek om onmiddellijk versterking naar het fort van der Capellen gezonden werd , over dag te laten vertrekken, zoodat hij in den nacht vertrok.
De positie van Vermeulen Krieger, omringd door eene vijandelijke bevolking die openlijk van kwade bedoelingen had doen blijken, was verre van bemoedigend, en al de koelbloedigheid en moed van dien krijgsman waren noodig, om zich eruit te redden. En ten overvloede kwam er aan de voorposten een Javaan, «lie tot de bezetting van Bondjol behoord had en de treurmare overbracht dat de Padris het garnizoen aldaar overvallen, de schildwachten vermoord en daarna de gansche bezetting, iü man sterk, waarvan 'J7 Europeanen, over de kling gejaagd had. Ook Wautier, degar-nizoenskommandant, was gesneuveld.
Dit laatste bewees zonneklaar dat de opstand op onrustbarende wijze uitgebarsten was en Vermeulen Krieger zag nu duidelijk in, dat hij zich met zijn kleine macht onmogelijk in het hart van 's vij-ands land zou kunnen staande houden, omringd of liever ingesloten dooi- een aangroeienden drom rebellen. Trouwens, er was weinig heil te verwachten van een verdediging der kampong Pisang: veeleer was het hier zaak om zonder de minste vertraging, die de onzen zeer zeker noodlottig zou zijn geworden, op Again terug te trekken en het gouvernement ten spoedigste in kennis te stellen met de gevaren , die ons gezag ter westkust van Sumatra bedreigden. Er werd dus tot den terugtocht besloten, en die terugtocht, een toonbeeld van overleg en tegenwoordigheid van geest des bevelhebbers, van moed en krijgstucht der ondergeschikten, zal ten allen tijde een der schoonste bladzijden van 'lit lijvig geschiedboek blijven.
Behalve de kloekmoedige Vermeulen Krieger, telde het kleine 'letachement vier officieren, namelijk de luitenants Perk van Litii,
14
Schouten, Bouman en Schoch , zoomede de Javaansche Tonimongong. De bevelhebber had te kiezen tnssclien twee wegen : die door de XII Kota's of door de VIII Loerah's. De laatste was minder moeie-lijk en tevens te verkiezen, omdat men liet fort Vermeulen Krieger in de nabijheid had; hoewel een spion, die zicii als padri verkleed liad. teruggekomen was met het bericht, dat de rebellen de brug over eon snelvlietende stroom, die dezen weg doorsneed, afgebroken en in de nabijheid zich in hinderlaag gelegd hadden.]
Er was dus geen keuze: men moest door de VII Loerah's gaan. ofschoon men de zekerheid had, een overmachtigen vijand op zijn weg te zullen vinden. Na zijne manschap ten zeerste op het hart gedrukt te hebben, om vooral niet lichtvaardig te vuren en, wat ei ook mochte gebeuren, een aaneengesloten geheel te blijven vormen, bracht Vermeulen Krieger tevens de officieren en minderen op de hoogte van de wijze, waarop hij den terugtocht wilde bewerkstelligen, en toen, nadat luitenant Bouman zich op zijn bevel aan het hoofd der voorhoede had gesteld , begon die merkwaardige tocht den Ik2'lcquot; Januari 183:5 des morgens om acht uur.
Aanvankelijk had men een steil bergpad te volgen, dat slechts den marsch uit de llank gedoogde. Weldra bleek de kleine kolonne gevolgd te worden door een massa goed gewapende, schreeuwende en tierende Padris, wier aantal weldra tot '2000 klom, die eerst een wijden kring om het detachement vormden, dat stil doormarcheerde. in den allerhachelijksten toestand en alleen bemoediging vindende in de onbegrijpelijke kalmte van den kommandant, die met meesterlijke overwinning op zich zeiven zelfs voor zijne ondergeschikten zijn bezorgdheid wist te verbergen. De minste of geringste aarzeling zijnerzijds — en allen waren reddeloos verloren.
Mochte dat passief voortrukken van de kleine bende een wijle den opstandelingen ontzag ingeboezemd hebben, naarmate de kring vernauwd werd, nam ook de vermetelheid der Padris toe, en enkelen durfden de soldaten tot op 50 pas naderen, onder het uitstooten van
15
woeste kreten, die zelfs den onversangdsten soldaat dooi' merg en been gingen.
Zij drongen meer o|i, daar hun nadeien straffeloos geschiedde; gelukkig waren slechts enkelen hunner van vuurwapenen voorzien, anders ware het lot van den troep al dadelijk beslist geweest. Gewapend met lansen en zwaarden, waren de stoutmoedigsten tot opk20 pas vooruitgedrongen en maakten zich gereed om het bloedbad te beginnen, toen een kort uitgesproken kommando weerklonk, het detachement halt en naar heide kanten front maakte, met koelbloedigheid aanlegde en op het bevel «vuurquot; zijn kogels met wisheid onder de dicht opeengepakte menigte zond, zoodat het gekerm dei gekwetsten het zegevierend gehuil van den vijand verving.
De les was op het juiste moment gegeven. Men kon den tocht vervolgen, na te midden van de algemeene verwarring de geweren geladen te hebben. Intusschen bleef het gevaar zoo dreigend, dat Vermeulen Krieger, ten einde ten minste eenige kans te hebben om de vele hinderpalen te boven te komen, de bagage moest achterlaten, toon men den weg versperd vond. Hierbij moest men tegen een steile berghelling op en zag zich weer omringd dooi'den vijand, die groote steenen neerwierp. Een levendig vuur onderhoudende, met leeuwenmoed vechtende voor zijn leven, wist men de Padris in bedwang Ie houden en ten laatste de kruin van den berg te bereiken, waar de soldaten niet meer blootgesteld waren aan de hagelbui van steenen. die hen van naburige hoogten geteisterd hadden.
IJoor het goed gerichte snelvuur der reeds gedunde schare was het gelukt, den vijand weer op een behoorlijken afstand te krijgen; er was dus een oogenblik verademing. Vermeulen Krieger zag thans, welke verliezen hij geleden had; drie man waren gedood en twaalf gewond. Het grootste verlies echter moest hij ervaren, toen hij den troep eenige verversching wilde geven en tot zijn schrik ontdekte, dat het meerendeel der kalebassen met arak en de
16
kleine rijstvoorraad verloren waren gegaan; een onherstelbaar verlies; onder deze omstandigheden. Een der soldaten had een kalebas met arak gevonden en die leeggedronken; hij was zoo door den drank beneveld , dat hij niet voort kon. Men moest hem aan zijn lot overlaten en de straf volgde op het misdrijf; een laatsten blik naar achteren werpende, moesten de troepen het nog ontwaren, hoe een enkele klewanghomv den ongelukkige het hoofd van het lichaam scheidde.... En voort ging het nu weer, den berg af langs een breeden weg. waarop de kolonne aan de steen- en lansworpen der Padris bleef blootgesteld. Nu en dan stortte een der onzen ter aarde, doodelijk getroll'en; het afscheid was dan kort; hij gaf zijn wapen en patronen aan de makkers, die tot dusver gespaard waren gebleven, en de moeitevolle en gevaarlijke tocht werd gevolgd, slechts halt houdende om door een welgericht vuur een paar hoeloebalangs of voorvechters neer te strekken, die de onzen wat al te dicht op de hielen kwamen.
Zoo wist men ten minste den vijand op een honderd pas afstands te houden en kon, hoezeer langzaam en onder tal van moeielijkhe-den en gevaren, den terugtocht vervolgen. Met zeer veel inspanning het water doorwadende, kwam men aan den overkant van een breede rivier en langzaam naderde men de kampong der Loerahs, steeds achtervolgd door den woedenden vijand. Meer dan een rampzalige zonk neder, uitgeput en onmachtig om verder te gaan, en smeekte dan als laatste weldaad aan zijn krijgsmakkers, om hem den doodsteek te geven. En wel moest de toestand hopeloos zijn, dat aan die bede, zij het dan ook niet zonder tegenstreven , voldaan werd.....
Want een afgrijselijke dood, een beestachtige verminking wachtte hem, die den muiters levend in handen viel.
En verder ging de gedunde, steeds kleiner wordende hoop , alleen kracht ontleenende aan het voorbeeld van den onversaagden aanvoerder. die schijnbaar geen vermoeidheid kende. Steeds den vijand op den noodigen afstand houdende, sleepten zij zicli voort; maar onop-
17
fioudelijk knalden do schoten en lloteu do kogels. Nu bereikten zij de laatste dei' vijandelijke kampongs; maar ieder oogenblik kun de opstand zich uitbreiden en dezelfde kampong, die voor 't oogenblik bevriend kon genoemd worden, zou misschien een kleine poos later de wapenen tegen de kleine uitgeputte schaar keeren. Evenwel meende men nu in veiligheid te zijn maar de llauwe straal van hoop op het bleeke gelaat van de langzaam voortkmiponde manschappen verdween, toen zij ditmaal in front door een goed onderhouden geweervuur begroet werden, zoodat weer een aantal hunner dood of gewond neerstortte.
Do terugtocht werd hun afgesneden door een bende Padris, die zich in hinderlaag gelegd hadden; deze durfden echter hunne verschansing niet verlaten en hun vuur werd door de soldaten mol zooveel kracht beantwoord, dat men hot gevaarvol défilé kon doortrekken en weldra zich in veiligheid bevond; althans zoo lang do opstand niet oversloeg naar de streek, waar de soldaten mi wal verademing vonden na don met hovenmenscholijke inspanning volvoerden tocht, omringd als zij waren door duizenden Padris.
Zoo bereikte men den post van liookit-Koeriri, en toen eerst koude het overschot der moedige schaar zich gered noemen. Van de I Pi man, die Pisang hadden verlaten, waren slechts W overgebleven: ongeveer twee-derde gedeelte was op dien tocht, dat toonbeeld van volharding en inspanning, bezweken.
Behoeft het nog uiteengezet te worden, wat die terugtocht te be-teekenen heeft gehad? Vermeulen Krieger, die den noodlottigen veldtocht in Rusland had bijgewoond, heeft erkend dat het lijden in do onmetelijke sneeuwvelden van hot Russische rijk nog over-trolfen is geworden door al quot;1 geen ilie 112 man moesten doorslaan op den korten, maar gevaarvollen marsch van Pisang naar Boekit-Koeriri, in welke laatste plaats zij door de bezetting met open armen ontvangen werden, en de verpleging ontvingen, waaraan zelfs do moedigste en krachtigste hunner zoo dringend behoefte hadden.
IS
Moge mon niet kunnen ontkennen, dat Vermeulen Kriegei' boter gedaan liadde waimoor hij oen zaak van betrekkelijk ondergeschikten aanl niet in persoon was gaan ondorzoeken, 't geen immers even goed door oen minder ambtenaar haddo kunnen geschieden, hij hoeft zijne onberadenheid, noem het zoo zacht mogelijk: onvoorzichtigheid, ten volle uitgewischt door de moedige en beleidvolle wijze, waarop hij do zijnen uit do kaken van een schijnbaar wissen dood heeft weten te redden.
Deze gebeurtenissen werden gevolgd door den lagen moord , op den l,tequot; luitenant van lievervoordon gepleegd. Door vijanden omringd en slechts overeen gering aantal Maleiors te bevelen hebbende, vond hij den post te Loebo-Sikaping afgeloopen; een ontzettend schouwspel leverde hij op. De officier van gezondheid M. J. W. C. do Groot on U) Europeesche soldaten waren verraderlijk overvallen en allen op de wreedaardigste wijze vermoord. Terugtrekken van daar bleek van Bevervoorden onmogelijk te zijn; hij stelde zijn soldaten voor, dat ieder hunner afzonderlijk trachten zou, de waakzaamheid tier Padris te verschalken, daar hun anders onvermijdelijk de dood te wachten stond. Doch zij weigerden, hun aanvoerder te verlaten en dus verbeidde hen een dergelijke terugtocht als Vermeulen Krieger. omstuwd door dichte drommen vijanden, met zooveel talent had weten te volbrengen. Zij wisten de bergen van Bondjol te bereiken, niet dan nadat menigeen onder het lood der l'adris gevallen was; zoo dwaalden zij rond. aan gebrek ten prooi, en sleepten een ellendig leven voort, toen zij ten onverwachtste ontdekt werden door een vrouw, die in de nabijheid in een rijstveld werkte. In een oogwenk waren zij omsingeld; hoe moedig zij ook om hun leven kampten — zij vielen allen op een enkele na, die wist te ontkomen en dit drama verhaald heeft. Alleen van Bevervoorden bleef zich nog, met gebroken sabel, als eeu wanhopige verdedigen en zijn edel voorkomen deed de muiters aarzelen, om ook hem den doodsteek te geven. Doch weldra zag hij zich aan een hagelbui van steonen blootgesteld,
19
zoodat hij weerloos op ilc knieën zonk, zich niet meer staande kunnende houden; toen naderde hem een der l'adri-lioolden, ^reej) hem onverwacht aan en drukte den ongelukkige een kris in de borst. Kn toen — toen moet hij hem het nog warme hart uil het lichaam hebben gerukt, opdat de rebellen zouden zien, dat het hart van een Europeaan er volmaakt zoo uitzag als het hunne.
Luitenant Engelbert van iievcrvoorden was civiel bevelhebber in I'riaman geweest; zijne pogingen om daar den opstand te beteugelen, had hij met zijn leven moeten eindigen. Die opstand nam met onrustbarende snelheid in omvang toe en de vermetele houding-der rebellen deed thans denken aan de dreigende woorden van hun hoold «Toewankoe Tamboesei,quot; die nu bezig was, ontijdig dat graf voor de Hollanders te graven.
Het fort Amerongen was nauw ingesloten dooi' do rebellen, onder aanvoering van Toewankoe Tamboesei /.(gt;11; het waren l'adris. versterkt door de bevolking van Rau, die door middel van loopgraven het werk naderden en zich, nadat de verdediging dagen lang volgehouden was en de krachten der zwakke bezetting uit-geput waren, tot een stormenderhandschen aanval voorbereidden.
Dit zou de val van het werk on de dood van de dappere bezetting zijn, want hoe zouden zij die dichte drommen van vijanden kunnen afslaan, wanneer deze de borstwering zouden beklimmen, daar men reeds gebrek aan munitie, zelfs aan levensmiddelen had. Van die onversaagden zelfs maakte zich een onwederstaanbare beklemdheid meester, toen zij de rebellen in den avond van den zevenden dag bamboezen ladders zagen aansleepen en dus den volgenden mcr6en, misschien nog wel denzelfden nacht, do ontknooping konden verwachten. Hun lot ware niet twijfelachtig geweest, wanneer er in dien uitersten nood geen hulp ware gekomen, liet was luitenant Poland, c .1 dier oflicieren wiens naam menigmaal in dit geschiedboek zal voorkomen, welke zeer bij tijds tot ontzet kwamen opdagen en de belegeraars in het holst van den
20
nacht overviel, zoodat deze, meenende te zijn ingesloten, met overhaasting de vlucht namen, een auntal wapenen van allerlei aard in de loopgraven achterlatende.
Poland had het bevel over het lort Amerongen nu overgenomen; hij sommeerde de invloedrijkste hoofden van Kan om tot hem te komen, en zij onderwierpen zich weer aan het Nedeiiandsche gezag. daar Poland hun vergilïenis schonk. Alsnu liet hij geen tijd verloren gaan om het fort in een voldoenden staat van tegenweer te brengen, waartoe 300 inboorlingen aan de fortilicatiën moesten werken.
Ook op andere punten had de bevolking in de Bovenlanden een onrustbarende houding aangenomen, en op de meeste plaatsen was de communicatie tusschen verschillende door ons bezette posten dermate onveilig geworden, dat die zoo goed als afgebroken kon worden beschouwd. De Maleiers hadden blijkbaar gemeene zaak met de Padri's gemaakt; er was een algemeene opstand beraamd en met ons gezag ter Westkust van Sumatra ware het gedaan, wanneei niet met de meeste energie werd opgetreden.
Te eer was deze opstand noodlottig, omdat men daarop in't minst niet voorbereid was geweest; de schijnbare kalmte, welke alom ge-heerscht had. was do stilte geweest, die een orkaan voorafgaat.
Zelfs zij, die tot dusver onze zijde gekozen en hardnekkig tegen de Padris gestreden hadden, keerden de wapenen tegen ons, en wel moet men met bezorgdheid zich afvragen, wat de oorzaak van dien algeheelen ommekeer van zaken kon wezen ?
Het bleek van lieverlede, dat deze oorlog min of meer uitgelokt is door bepaalde verkeerdheden, die men begaan of toegelaten had, zonder te kunnen vermoeden, wat de vreeselijke gevolgen daarvan zouden wezen. Hoofdzakelijk waren het de vele diensten, die van do Maleiers gevorderd waren. Men had zich in den Maleier bedrogen; de Javanen mogen tot zekeren graad onderworpen, gewillig en gedwee zijn, do Maleier is van nature vol eigenwaarde
21
en een zekere lieiiieid maakt een hool'dtrek van zijn karakter uit. «Int door onze krijgsoversten niet genoegzaam in aanmerking genomen werd. Vooral de opinmpaelit had zeer him tegenzin opgewekt en een schijnbare nietigheid, namelijk het verbieden van hun zeer geliefde hanengevechten, had veel kwaad bloed gezet en hun wrevel opgewekt. Bedenkt men daarbij dat de bevolking veel te lijden moet gehad hebben van de troepen, waarvan het zedelijk gehalte er in den laatsten tijd nu juist niet op verbeterd was, vooral niet wegens de moeielijkheden, aan de aanvulling verbonden en de demoralisatie, welke altijd en overal een onvermijdelijk gevolg is van een langdnrigen oorlogstoestand; neemt men dit alles in aanmerking, dan is het minder raadselachtig, waarom zoo eensklaps een opstand uitbarstte, nadat de zaden van ontevredenheid reeds sedert lang waren rondgestrooid en zich weliger ontwikkeld hadden, dan men vermoed had.
Dus was het den Padris gemakkelijk gevallen om de Maleiers op te ruien en eindelijk over te halen, om gemeene zaak met hen te maken tegenover de Nederlanders, die als gehate verdrukkers werden beschouwd.
Intusschen had luitenant-kolonel Elout, zoodra die het gebeurde vernomen bad, zich zonder verwijl naar het tooneel der onlusten begeven, waar hij zich schijnbaar neerlegde bij de huichelachtige verzekeringen der voornaamste hoofdeii, en op deze wijze, zonder zich natuurlijk op het dwaalspoor te laten brengen, een uitbarsting in de Bovenlanden van Padang wist to voorkomen.
Daar de Europeescbe soldaten zeer gehaat bleken te zijn, werd liet korps van öentot naar de posten in het binnenland gezonden; doch diens houding begon weldra verdenking op te wekken. Van lieverlede moest men ervaren, dat hij plannen beraamde om zich van het gezag over de inlanders meester te maken en dat hij meer eigen ver helling beoogde, dan getrouw aan de zaak van het gouvernement bleek te zijn.
2 9
De omstandigheden maakten liem zoo stoutmoedig, dat hij liet masker reeds wat begon te laten vallen en in zijn brieven niet meer die onderworpenheul toonde, welke hij in 't eerst bad ten toon gespreid. Mij matigde zich den titel aan van Mobamed Ali-Bassa. en langzamerhand bevestigde zich het vermoeden, dat bij met den vijand beulde, waarom bij van Padang teruggeroepen en met een zending naar Batavia belast werd. Eenmaal daar aangekomen, liet ile gouverneur-generaal, die reeds gewaarschuwd was, hem niet weer vertrekken. Ook van andere gevaarlijke personen wist men zich oi) dergelijke wijze te ontslaan; maar het doel, dat men hiermede beoogde, werd niet bereikt. Integendeel, het scheen alsol' de opstand hierdoor nog meer werd aangewakkerd, want in de laatste ilagen van Mei kwam Again , dat tot nu toe rustig gebleven was, mede in opstand, en verscheidene districten namen zulk een vijandige houding aan, dat wel tot wapengeweld moest worden overgegaan.
De resident vestigde zijn hoofdkwartier in bet fort van der ('a-pellen en gaf bevel, om den militairen post te Boea, die door de oproerlingen ingesloten was, te ontzetten, aan welke opdracht voldaan werd door majoor de Quay.
De tijdingen, die inkwamen, werden meer en meer bedenkelijk; de gemeenschap tusschen de forten de Koek, Vermeulen Krie-ger en Koeriri was afgebroken en de Padris begonnen de redoute van Tambangang in den rug te vallen. En steeds bedenkelijker werd de toestand. De post te Goegoer-Sigandang, eene redoute, was dooide muiters overrompeld en men vond er de deerlijk verminkte lijken van de soldaten der bezetting, die allen waren omgekomen, slechts een inlandsch soldaat uitgezonderd, welke verslag van bet gebeurde geven kon.
Luitenant-kolonel Elout, beseffende dat niet mocht worden stilgezeten, daar langer onderhandelen aan zwakheid zou geweten worden, vereenigde de troepen van de Quay met de zijne, om den opstand
in Again te onderdrukken. De koloune. sterk ongeveer 5üü man, behalve eenige Maleisehe troepen, bezette Boeno-anipo. bereikte na een bloedig geveoiit met de muiters het fort de Koek en wist de gemeenschap met de verschillende posten te hersteilen. Gelukkig dat Poland zich in Itauhad weten te handhaven, waar hij eenige kampongs tot onderwerping gebracht en met veel beleid de rust bew aard luid.
Van alle kanten overigens werden de berichten meer onrustbarend; Toewankoe Tamboesei had zich van Padang-lawas meester gemaakt en de Padris schenen tot een strijd op leven endood besloten.
Wel was ile toestand gevaarvol geworden; liet behoud van Sumatra stond hier op het spel. De regeering, den ernst der omstandigheden gevoelende, zond nu den generaal-majoor Riesz aan het hoofd van 1100 man naarPadang, om den opstand met kracht te onderdrukken, terwi jl van den Bosch in persoon aldaar verwacht werd.
Den 1SUquot; Juni kwam generaal iliesz te Padang aan en trad als civiel-commissaris op. Dadelijk werd nu een voldoende troepenmacht naar Agam gezonden, thans het hoofdpunt van den opstand geworden.
Alle krachten werden ingespannen en verschillende kolonnes, onder «le bevelen van majoor dn Bus en Eiler en kapitein de Vos van Steenbergen, rukten op. De eerste kolonne bestond uit de 3% 5e en (i1, compagnie van het 'i'quot; bataljon infanterie, de tweede uit de 3e, 4': en 0° compagnie; voorts 300 man depot-troepen . wat kavalerie en 10 artilleristen: totaal 38 officieren en 1078 minderen, waaronder 340 Europeanen.
De troepen onder bevel van du Bus, adjudant van den gouver-neur-generaal, zouden in Agam opereeren en men besloot zich van Kamang meester te maken, waartoe nu al de beschikbare macht saamgetrokken en in drie kolonnes verdeeld werd, aan wier hoofd majoor du Bus, luitenant-kolonel Elout en majoor de Quay zich stelden.
Men zou de linie van Kamang 's morgens vroeg van drie kanten aanvallen, waartoe de drie afdeelingen zich in beweging stelden; doch de kolonne onder majoor du Pus. die hel eerst voor de ver-
•gt;4
ster kinyen des vijands aankwam, word teruggeslagen, en dc majoor, die zich aan het iioold zijner troepen geplaatst had, sneuvelde.
Ue tweede kolonne onder Klont, waarbij zich generaal Uiesz bevond, was evenzeer tot den terugtocht gedwongen, terwijl de kolonne de Quay door schier onoverkomelijke moeielijkheden haar marsch vertraagd zag. Van die bezwaren kan men zich nauwelijks een begrip vormen: dan eens tegen steile rotswanden op, waartegen de soldaten zich met behulp van touwen moesten opwerken; dan weer tot aan de knieën door het water wadende, in hun marsch belemmerd door den vijand, die door de bevolking der naburige kampongs versterkt werd, wisten zij toch de linie van Kamang te bereiken en den tegenstand des vijands te breken, op hetzelfde oogenblik dat de kolonne Klont, die op nieuw den aanval beproefd had, op een ander punt de vijandelijke versterkingen vermeesterde. Daarna werd de vijand uit Aran verjaagd, en na een aantal bloedige gevechten — want de muiters weken niet zoo spoedig voor onze wapenen — werd do rust weer wat hersteld en Loebo-Limbatoe had een werk voltooid, dat den naam Veltman bekwam, liet ware ondoenlijk, al de operatien in details te volgen; de omvang van dit werk zou driemaal grooter moeten worden en zelfs dan nog zou menig wapenfeit, schijnbaar van ondergeschikten aard, maar belangrijk door do omstandigheden waaronder het volvoerd word, onvermeld moeten blijven.
Nadat Agam en de L Kotas weder min of meer tot onderwerping waren gebracht, besloot generaal Uiesz voorloopig niet verder te gaan; eerstens omdat hem de macht daartoe ontbrak met het oog-op het gering vertrouwen, dat men in de bevolking kon stellen; ton tweede, omdat de kommissuris-generaal van den Hoscli in de maand Augustus te Padang verwacht werd, en Uiesz hot plan van don veldtocht alvorens aan zijn oordeel wenschte to onderwerpen.
In den aanvang van Augustus bevonden Uiesz en Klont zicli te
I'adang, om den kommissaris-generaal to ontmoeten. Intussclien liad het leger een gevoelig verlies geleden door den dood van Veltrnan, een zijner moedigste en beleidvolste officieren, die up het fort van der Capellen ovei'leden was. Te eer werd do komst van van den Hoscli met ongeduld verbeid, omdat do muitelingen ons niet lang inot rust zouden laten en zelfs de toestand van den onversaagdon luitenant Poland hachelijk was geworden, waarom majoor Eilers naar Ran gezonden word en het bevel van hem overnam.
Den igt;39tcquot; Augustus kwam do kommissaris-generaal te Padang aan en met de hem eigen voortvarendheid verlangde hij, dat zoodra doenlijk tot een aanval op Bondjol zou worden overgegaan, nadat hij alvorens met generaal Uiesz en overste Elout beraadslaagd had, zonder zich echter met hunne opinie te kunnen ver-oenigen. Want ofschoon beiden hom dat oporatioplan ontraadden, gelastte hij toch dat men zoodanige maatregelen zou treilen, dat üondjol den ll'1quot;quot; September in ons bezit zou zijn.
Destijds had men ter oostkust van Sumatra over 3277 man troepen to beschikken, waarvan echter hot grootste doel, namelijk 2000 man, inlandsche. ')
') Dii' ti'ocpcn Ixistouden tiit de volgende ut'deelingcii:
!
Xamcu der Korpsen. Officieren. , Minderen. I Totaal. Euro-i Inlan- Kuro- Inlan- Of(i- Min- |t)eanen ders. Ipeiiuen ders. cienMi.j (leren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Zooals wij gezien iiel'bcn, was slechts een gedeelte daanan be-seliikbaar voor de operatie, die wij thans zullen beschrijven; overal smeulde liet vuur onder de ascli en moesten troepen aanwezig blijvon, om de weerspannige bevolking in bedwang te houden.
liet zou weldra blijken . dat van den Bosch ongelijk had gebad met de bezwaren van generaal Uiesz en It.-kolonel Klont in den wind te slaan; hoewel bet zich laat verklaren dat bij, boe eer hoe liever, het brandpunt van den opstand wensebte te veroveren. Na van Sevenhoven . toen reeds dooi' hem tot civiel commissaris bestemd , te Padang te hebben gelaten, hield bij zich nu voorloopig met den aanval op Rondjol bezig, liet drie kolonnes formeeion onder bevel van Elout, de Quay en Filers, en bepaalde dat de kolonnes langs verschillende wegen naar du hoofdplaats zouden oprukken. De kolonne de Quay vertrok nu uit de L Kotas, de tweede onder Elout verliet Mengoppo en de derde onder bevel van Eilers kreeg bevel om zich naar Loebo-Sikaping te begeven en te wachten totdat een der beide andere kolonnes daar ter plaatse zou zijn aangekomen.
Die geheele operatie mislukte. De vijand, die eerst door onderhandelingen tijd had zoeken te winnen , had intusschen allo toegangen naar bondjol versterkt; buitendien had men met groote bezwaren te worstelen, door het lastig terrein veroorzaakt.
Do kolonne Elout bevond zich li September voorde versterkingen van Pangkalan, die genomen werden, waarna de kolonne, niettegenstaande de zeer vijandige houding van de bevolking en de weinige hulp, die zij van de inlandsche hulptroepen had, zegevierend verder voortrukte, maar ten onverwachtste bevel kreeg om terug tquot; trekken. De kommissaris-generaal namelijk bad, ongelukkig iets te laat, ingezien dat zijne bevelen niet zoo gemakkelijk uit te voeren waren als hij dit in den aanvang gedacht had en dat zijn raadslieden. die zich tegen de volvoering van het plan verklaard hadden, wel eens gelijk konden hebben. Tot overmaat van ramp bereikte
dit hevelde beide andere koloimes niet, waardoor de terugtoclit slechts ten deele hewerksteliigd werd en vooral de derde kolonne, nn niet moer door de eerste ondersteund, in een henarden toestand werd gebracht.
De derde kolonne had zich volgens do bekomen opdracht den 17quot;' te Loebo-Sikaping bevonden, en meenende dat de bevelen van den kommissaris-generaai even prompt door de andere kolonnes volvoerd waren, was zij verder opgerukt; doch in de nabijheid van Hondjol gekomen, begon men in te zien, dat alles niet zoo voor den wind gegaan was, als van den Bosch dit verwacht had en dus zag Klont, zonder ondersteuning met zijn kleine macht volstrekt niet tegen den vijand bestand, zich genoodzaakt op eigen verantwoording den terugtocht te aanvaarden, die in den nacht van den l!)dequot; September zou beginnen, en hij de nadering der Padris maakte zich een vreese-lijke paniek van de inlandsche troepen, daarna ook van de anderen meester. Do terugtocht werd weldra een verwarde vlucht, een twintigtal weerlooze gekwetsten moesten achtergelaten worden en werden het ofl'or van den wreeden vijand, en alleen do duisternis van den nacht behoedde de kolonne voor den ondergang. In een treurigen toestand kwam zij voor het fort Amerongen aan. Die catastrophe was niet zoozeer aan de troepen te wijten, die in een on-houdbaren toestand waren gebracht, maar veeleer aan den ondoor-dachten aanval, die zonder de noodige kennis van het terrein en van de macht des vijands bevolen was.
Een laatste poging om langs anderen weg Bondjol te f'or-ceeren, mislukte evenzeer; ditmaal hielden de troepen zich dapper, maar worden toch evenzeer door de goed verdedigde werken der opstandelingen tot staan gebracht. Van den Bosch had nu overtuigend ingezien, dat zijne plannen voor het oogenblik onuitvoerbaar waren; te veel nadeelige invloeden waren over hot hoofd gezien, inzonderheid de dikwerf onoverkomelijke bezwaren, die het terrein opleverde. (gt;11 ook de onwil en lafhartig-
OS
lioicl dor koelis, ilie meermalon o[) een hcslissoiitl oogeiiblik df vlucht kozen.
Vooralsnog was aan de verovering van Bondjol niet te denken, en daarom zag van den llosch hiervan af, zich er toe bepalende, het bestuur op de westkust van Sumatra te veranderen. Hij ontsloeg Elont, die vervangen werd door van Sevenhoven; tot militair bevelhebber werd luitenant-kolonel Bauer benoemd. Voorts werd aan generaal Hiesz opgedragen, om met van Sevenhoven tie militaire aangelegenheden verder te regelen; en in do maand Februari van het volgende jaar keerde van den Bosch naar het moederland terug, waar hom een belangrijke werkkring wachtte.
De netelige ((iiaestie op Sumatra tot een oplossing te brengen, was hem niet mogen gelukken; zells het district liau, dat door Poland bedwongen was, begon weder een vijandige houding aan te nomen, vooral omdat de beruchte Toewankoe Tamboesie in dat district verschonen was en het in volslagen opstand had gebracht.
Hij begon hot fort Amerongen in te sluiten en die insluiting word ton slotte een formoele belegering. Een naburig werk, dat hetzelfde lot onderging, was des nachts door de bezetting verlaten, die op Amerongen teruggetrokken was, doch dit fort niet had mogen bereiken. Ten nauwste ingesloten, zonder lioup op ontzet, verdedigde men hot fort; maar do levensmiddelen begonnen te ontbreken, en de nood steeg zoo hoog, dat paarden, zelfs honden werden verslonden en — ook hieraan begon gebrek te komen. Een volle maand had de moedige bezetting de verdediging volgehouden; or was geene keuze: of de hongerdood of terugtrekken en het lort prijsgeven. Tot hot laatste moest worden besloten; men baande zich een weg door don ovormachtigon vijand, en zoo werd het fort Amerongen don '28stcquot; November ISiK) verlaten, nadat men het veertig dagen lang verdedigd had. Hierdoor ging het district Kau voor ons verloren.
29
De vijand vcnvoeslo de verlaten versterking en de opstand weid aldaar nu door niets meer belemmerd.
Luitenant-kolonel Bauer, bij besluit van 13 October 18315 tot militair bevelbebber der Oostkust van Sumatra benoemd, was Februari 1831- te Padang aangekomen en dadelijk van oordeel, dat met doortastendheid moest gehandeld worden, en dit zou ook geschied zijn. wanneer hij niet in zijne plannen belemmerd was geworden. Hijna tegelijk met zijne komst was het civiel bestuur in banden van den resident Francis overgegaan. Ongelukkig ontstond er weldra verschil tusschen deze beide autoriteiten . daar Bauer ingevolge de instructien van van den Bosch den krijg mot alle kracht wilde doorzetten, terwijl de resident daarentegen op vredelievende wijze de rust wilde herstellen, hetgeen ook de opinie was van den legerkommandant de Stuers, die reeds dezelfde staatkunde was toegedaan geweest. De onderhandelingen hadden echter even weinig gevolg als vroeger, terwijl het groote nadeel was. dat Rauer zich in zijne plannen gedwarsboomd zagen weder alle nadeelen ondervond van het verderfelijk stelsel om in oorlogstoestand de macht niet aan een persoon toe te vertrouwen. Onder deze omstandigheden kon er in het jaar 183i niot veel van be-teekenis verricht worden, hoewel toch op liondjol het oog gevestigd bleef en de wijziging, die in bet Opperbestuur plaats greep, verandering in den toestand bracht.
Den 23equot; Februari 1835 was namelijk generaal Kerens te Batavia aangekomen, om als luitenant-generaal op te treden en. na een verblijf van een jaar, in de plaats te treden van Bauer, die tenslotte de inzichten van de Stuers deelde en voor onderhandelen was. Deze laatste moest om gezondheidsredenen het bevel over het leger aan generaal Cochius overdragen.
In het begin van 1835 werd nu tot de belegering van Bondjol overgegaan; een der belangrijkste krijgsverrichtingen, die in de Indische geschiedenis zijn opgeteekend.
30
Do belegering lieel't niet uüiulor dan twee en een half jaar ge-' iluunl, ilaar de Padiis in dit sterke bolwerk al limine inaclit ver-eenigd luidden ; daarentegon was aan het bezit van die go wichtige plaats voor liet gouvornemont alles gelegen, dowijl men kon aan-nomon dat na do verovering van dio positie do tegenstand in do l'adangsche Bovenlanden gebroken zon zijn.
(laan wij thans over tut dio belegering, zoowel eervol voor den vijand die zich moedig staande hield, als voor onze troepen , wier vasthomlendheid en moed boven allen lof verheven is.
In den nacht van quot;20 op -1 April I8.'rgt; rukten twee kolonnes van l'.amhang en Matoea op: zij waren respectievelijk onder kom-mando van majoor Prager en van kapitein Kraft. Deze kolonnes beoogden eene expeditie, die onder opperbevel van luiteiumt-kolone! lianer tegen Bondjol gericht was.
Daartoe moesten, voordat men do vallei van Alhan-Pandjang, waarin de hoofdplaats üondjol gelegen is, kon inrukken, de versterkingen van een kampong genomen worden, 'tgeen don ,'idcquot; Mei geschiedde, waarna men dien post tot aan 7 .luni bezet hield, ten einde eenigo versterkingen op te werpen en de gemeenschap te vergemakkelijken. Dio voorbereidende maatregelen waren hoogst noodzakelijk en bewezen, dat men de le volvoeren taak niet licht schatte; men had alle recht om een hardnekkige verdediging te verwachten, daar alle tegenstanders zich te Bondjol vereonigd hadden en die plaats tot het uiterste zouden verdedigen.
Nadat Padang-lawas, in de nabijheid van de hoofdplaats gelegen, met een verlies van Pi dooden en 72 gewonden genomen was, werd de marsch naar Bondjol vervolgd, terwijl men tevens het terrein voor de vijandelijke werken, die het belangrijke punt beschermden, begon to verkennen, liet was reeds gebleken, dat de vijand over geschut te beschikken had.
Bondjol zelf was door een borstwering omringd, die stormvrij
31
was gemaakt «loor auwer-auwer, namelijk een schier onver-nielbare haag van bamboesdoorn, waarop het geschutvuur niet de minste uitwerking had. Ten noorden gedoogde het moerassig terrein niet, dat men de stad naderde; ten oosten en ton zuiden was zij door dicht hout aan het oog onttrokken. Als men overweegt, dat de vijand, veilig daarachter opgesteld, de nadering dor troepen zonder de minste moeite kon beletten, en dat hij ovci duizenden en duizenden gewapenden te beschikken had, terwijl vooreerst aan geen insluiting te denken viel, dan zal men zich kunnen voorstellen, hoe moeielijk en langdurig de belegering dreigde te worden.
Rauer oordeelde, dat van een on verhoedschen of stormenderhand-sclien aanval onder deze omstandigheden geen sprake kon zijn en dat men moest beginnen met de heuvelen en hoogten, die de troepen overal in 't rond domineerden, te bezetten; want deze zouden anders aan onophoudelijke aanvallen zijn blootgesteld, maar vooral zou men zich niet kunnen dekken tegen het vuur, dat do vijand van af die hoogten zou onderhouden.
Tevens begon men aan do oostzijde der plaats een batterij op te werpen, ten einde Bondjol in brand te schieten; het bevatte namelijk een aantal stevig gebouwde huizen, benevens een moskee, en een tweede moskee buiten aan den rivierkant. Werkelijk gelukte het. op enkele plaatsen brand te verwekken, die echter telkenmale dooi' den vijand gebluscht werd.
Geregeld werden er 's nachts een paar granaten in de sterkte geworpen — men had twee houwitsers in batterij, — doch die bleken weinig kwaad te doen; iedere voorwaartsche beweging werd met een hevig vuur begroet en de vijand schoot zóó juist, bij voorkeur op de officieren mikkende, dat Hauer zich genoodzaakt zag hun te gelasten, om epauletten en sjerp af te leggen.
Vooreerst moest men zich meester maken van twee kampongs, Djamba en Kola genaamd, ten noord-oosten van de hoofdplaats
32
geloypn: doch de aanval werd afgeslagen en kwam ons op zware verliezen te staan.
Slechts zeer langzaam vorderde men en alle pogingen, om nabijgelegen kampongs te nemen . mislukten ; alleen de kampong l,oebo-ambatjang werd ld Juli door kapitein Sutherland genomen.
De troepen waren in de lage vallei voor Bondjol gelegerd; van geregelde communicatie met andere plaatsen was men nagenoeg verstoken. De omringende kampongs waren weinig te vertrouwen, en ten overvloede kwamen allerlei ziekten de belegeraars teisteren, zoodanig dat het al in 't begin van Augustus noodig was, om versterking te vragen.
Desniettemin werd er niet stil gezeten ; het was onvermijdelijk, om de bentings te nemen die op de steile rotswanden, welke het dal insluiten, waren opgeworpen. Een achttal van die werken viel de onzen in lianden: maar dit kostte moeite, want de ]'ad lis li lelden vastberaden stand en werden eerst na herbaalde aanvallen verdreven. Maar van lieverlede vielen alle werken ten zuiden van Bondjol onze troepen in handen. De hoogten ten westen, die de stad domineerden, waren onbereikbaar, daar diepe ravijnen haar van onze legerplaats scheidden.
De vijand was zeer actief; meermalen deed hij uitvallen, bij voorkeur des nachts, en tegenover die werkdadigheid moesten wij weldra een meer lijdelijke houding aannemen, wegens het toenemend aantal zieken, waaronder ook de kommandant der troepen behoorde. Luitenant-kolonel Bauer namelijk was zwaar ziek geworden en zijn toestand werd zoo gevaarlijk, dat hij het bevel aan majoor Prager overdroeg en naar fort de Koek moest vervoerd worden.
Majoor Prager bleef het opperbevel voor Bondjol voeren, totdat generaal Cleerens ter vervanging van luitenant-kolonel Bauer gekomen was, welke laatste naar Java vertrok, alwaar zijn ziekte een doodelijken afloop had.
De positie der liciegeraais weid zoo Ijcnunl, dat men onderiian-dolingen opende, die, zooais zich gevoegelijk iaat verklaren, tot geen goeden uitsiag ieidden; de belegering moest dus, onder de ongunstigste omstandigheden, worden voortgezet. Hevig woedde de koorts; vooral ook werd men belemmerd door het gebrek aan een goede gemeenscha]) en dientengevolge liet gemis van het noodige belegeringsgeschut; want met 2 houwitsers, 2 zesponders en een (Joehoornmortiertje, waaruit onze artillerie voor Bondjol tot dusverre bestaan had, was dit brandpunt van den tegenstand der l'adris niet te bedwingen.
Oen IS'1011 November begon het zwaar geschnt te werken, hetgeen den moed der troepen, door ziekte en tegenspoed verllauwd, weer wat opwekte. Intusschen was de nieuw benoemde militaire kom-mandant ter Westkust van Sumatra, generaal-majoor ('lecrcns. op het oorlogstoonecl aangekomen, met belangrijke versterking van troepen I).
De reeds genoemde moskee buiten Bondjol werd door onze granaten in asch gelegd. Overigens richtte het gescbutvuur tegen dc doornbamboe al zeer weinig uit, maar men ontdekte, toen de hc-doelde moskee afgebrand was, een versterking met doornwerk omgeven, waarin bres geschoten werd.
Cleerens achtte het nn noodzakelijk, die versterking te nemen, hetgeen in den vroegen morgen van den 4dcquot; December 1830 beproefd werd. De Padris verdedigden zich ook hier met een onversaagdheid, die ben opnieuw als een geduchte vijand deed kennen; /ij begroetten
I) .\!:i aimkoimt, van ('lecrcns (cldc tiicii voor Houdjol ;
Inlantonc.............i7 l'l man
\i'lilloric ............. IS8 //
(ren itit.rocpcn............ Oi ,/
Ollfjereirelde liiil{iti'oepeii...... 4000 n
'l'e samen . . 5994 man.
Onder die onirereivelde troepen zijn ook de Maleiselie linlptroepen iforekend.
3
34
■ Ie (iwpt'M, waarvan il*1 voorlioode «Inor (umi /waroii inisl begunstigd gojtaderil was, mof ren Ir vond ig gciwocrvuur. Twoomaal roods was inon ternggeslagon on viiu litoloos stelde gonoiaal ('loorens zicliaan hot lioold der troepen om 0011 derden aanval aan to voeren. Wij mooston tot don toiugtocld hosluiten, nadat die noodlottige dag ons op l.'5(gt; dooden en gowomlcii was te staan gekomen.
Voorloopig bleef' men nu liondjol bescbieten, waardoor bet zoodanig geteisterd werd dat toewankoe inian, die do plaats mot zooveel beleid on bardnokkigbeid verdedigd bad , weer onderhandelingen aanknoopte. Dit was een lichtstraal aan den zwarten horizon, dien de onzen voor zicb zagen; doch ook maar oen enkele flikkering — want de onderhandelingen waren oven spoedig weer afgesprongen als zij aangeknoopt waren, en goeu voetstap verder kwamen de belegeraars, die voortdurend door kwaadaardige koortsen bezocht werden.
Ook generaal Cleerens werd nu ziek, zóo hevig, dat hij den l.quot;)'lcquot; Februari IS;57 op zijne beurt Iloudjol verlaten moest en vervangen werd door generaal Cochins, die bij besluit van 15 Januari te voren tot commissaris voor de aangelegenheden op Sumatra benoemd was.
Cochins vond de zaken in weinig bemoedigenden toestand; do belegeringswerken — want men was tot een geregeld beleg overgegaan — bestaande in 25 redoutes of andere versterkingen, waren zéér langzaam gevorderd , minder nog ten gevolge van den tegenstand der Padiis, dan wel wegens de ongunstige weersgesteldbeid.
Cocbius wilde een eind aan de zaak maken; want anders zouden do dreigende bewoordingen van den Padri hier ton volle bowaar-hoid worden.
Alvorens tot vernieuwde aanvallen over te gaan, besloot Cocbius nog oen poging to wagen om toewankoe Iman tot onderwerping te brongen en zond bom oen parlementair; doch do l'adris weigerden op do gestolde voorwaarden zich to ondorworpon.
liet betrof nu, do oommuninitie des vijands met het binnenland
35
al Ir snijlt;k!ii, waailoc ili' versterkte kampoiiy I'adang-Jioc^oe, ton westen van liondjol gelogen, moest genomon worden, 'tgeen na de iioodige verkenningen en nadat de doorziekten gedecimeerde troepen met twee kompagnieën van liet üü bataljon versterkt waren, geschiedde, waartoe men nog oenige werken opgeworpen had om deze operation te steunen.
Den l2lt;Ssttquot; Juni had de artillerie, waarmede expresselijk voor dit doel opgeworpen batterijen bewapend waren, in de versterkingen van de kampong Padang-Roeboe bres geschoten, zoodat de stormender-handsche aanval met het aanbreken van den dag kon worden ondernomen; de sappeurs voorop, om oen toegang te maken en do randjoes, die de stormvrijheid verzekerden, op te ruimen, dat ondei hot levendig geweervuur des vijands geen gemakkelijke taak was.
Majoor do Sturlor leidde den aanval, waarvoor bestemd waren quot;2 Kuropooscho, 2 Ambonoosche kompagnieën en ocne kompagnie Javanen. De kapitein der genie Ondaatje had eenige sappeurs en 21)0 Maleiors van fascines voorzien om de gemaakte bres to bekronen.
Deze operatie werd mot don hesten uitslag volvoerd. De bros werd bekroond en Padang-lioeboo genomen; generaal Cochins he-tuigde aan de troepen in een dagorder zijn grooto tovrodonheid. Een aanval, den volgendon dag door lt;lo Dad ris tegen twee pas opgeworpen redoutes ondernomen, werd afgeslagen.
Do behaalde voordeeion werden door anderen gevolgd, ofschoon aanhoudende regens de loopgraven meermalen onbruikbaar maakten en de koortsen een onrustbarend aantal slachtolTors, ook onder de officieren, maakten.
liet was echter ook voor den vijand duidelijk, dat een meer go-rogeld plan van aanval gevolgd werd en dat generaal Cochins beter vorderde dan zijne voorgangers; daarbij word onze toestand aanzienlijk veel boter, toen het hoofd van do kampong Kota-Kotjil zich onderwierp, waarna de gemeenschap in onzen rug veilig kon plaats hohhen. Cochins gevoelde zich nu sterk genoeg om liondjol
3'
8(i
/Hl aim ü' vallen; tot nn loc Wiis steeds het hescliioten van de liool'dphuits uityezonilord te^eii de voor- en nevenwerken ^eope-reerd.
Hegunstigd door liet vnnr van al onze batterijen, word 's avonds een vliegende sappe gemaakt, waaraan men twee nnr lang werkte, zonder door den vijand ontdekt te worden; maar toon werd een lievig geweervuur op de sappe geopend, zonder «lal liet echter den vijand gelukte den arbeid te verhinderen, totdat hij op het denkbeeld kwam, om het terrein aldaar met het water van een naburige beek te inundeeren, dat het werk zeer belemmerde.
Niettegenstaande tegenspoed van allerlei aard, wist men het vijandelijk hoofdwerk te bereiken en Cochins dacht ei' aan, een mijn aan te leggen, om op deze wijze een gedeelte van de borstwering-te laten springen; maar de grond was te vochtig en er werd besloten, om aan het kanon het laatste woord te gunnen.
Meermalen werd in Bondjol weer brand verwekt, die telkens met behendigheid gebluscht werd, hoewel somwijlen de vlammen oen paar uur lang woedden. Men maakte do loopgraven beter begaanbaar, door den bodem mot lascines te beleggen en bleel het kanonvuur goed onderhouden, daar het meerendeel der huizen reeds verwoest en er oen bres ontstaan was, die de hulris evenwel ongeschikt voor een bestorming maakten.
De belegering was blijkbaar haar laatste periode ingetreden en de moed der onzen werd niet weinig verlevendigd door de tijding, dat de bezetting van Bondjol tot onderwerping geneigd was en alleen door vrees voor de wraak van toewankoe Iman en zijn fanatieke l'adris weerhouden werd om zich aan het Nederlandsche gezag to onderwerpen, zoolang zij met hunne vrouwenen kinderen ziidi nog in de macht van de oorlogspartij bevonden.
Den Augustus was luitenant-kolonel Michiels voor Bondjol aangekomen, ten einde ('leerens te vervangen; alzoo do vierde op-perbevelhehber gedurende deze gedenkwaardige belegering. Ook
37
Michiels was van ouidoel, dat spomlig tot de licstoi'ming kon worden overgegaan; nuuir alvorens wddc hij zich het hezit van tie domi-neereudo hoogten, in de iiabijlield van de hooldplaats vcrzekeien. daar het. zoolang die in de macht van don vijand hieven, ondoenlijk /.on wezen, om in Bondjol na de eventuëele verovering daarvan stand te honden.
Die hoogten, van elkander gescheiden dooi'diepe ravijnen, werden zoo goed als onneembaar geacht; althans de strijd om het hezit ervan zou zware verliezen hebben gekost. Doch men ontdekte, na eenige zorgvukligu verkenningen, een zeer bruikbaar voetpad, dat de bestorming moer uitvoerbaar maakte, en dit besloot men te volgen.
De Stnrler werd belast met den aanval op die posten, welke ten dooie ons in handen violen; op bevel van Michicls liet men van de vervolging des vijands al' en haastte zich, om zich o[) de pas bezette hoogte te versterken en na een nieuwe verkenning in den nacht van den li11quot;quot; op den 15(lcquot; Augustus de andere position op Dookit-Tordjadi aan te vallen, waartoe de Stnrler in den volgenden nacht zich op weg begaf'. Een dier werken vond men door den vijand verlaten; oen ander werd in do diepste stilte genaderd, zoodat de l'adris overvallen worden en na het lossen van eenige geweerschoten haastig de vlucht kozen. Nog dienzeH'deu nacht waren wij in het bezit van de geduchte hoogten, en nu besloot luitenantkolonel Michiels om geen oogonblik tc laten verloren gaan en de behaalde voordooien te vervolgen. Mot het aanbreken van den dag verliet hij mot een kompagnie de 's nachts bezette hoogte en drong zonder eenigen tegenstand to ontmoeten Bondjol van de westzijde binnen, terwijl majoor van der Schalk van de andere zijde de belegerde plaats binnenrukte. — Zij was verlaten.
Zoodra de sterke bergstellingen, die tot op het laatste oogonblik der lielogering in de macht des vijands gebleven waren en zelfs na de verovering van Dondjol gevaarlijk zonden zijn gehleven .
door (iiizo niuciligt' troepen stoi'mendei'liaml genoineti waren, liad /icli een (licpc niDedelousheid van de l'adris meester gemaakt, die het mittelooze van verderen tegenstand hadden ingezien en ook bevreesd waren geworden dat zij zouden worden ingesloten.
De bezetting had den vorigen nacht plaats de verlaten en ook toewankoe Inum was natinirlijk ontsnapt, üocli dat was zoo erg niet. want het was aan te nemen — en de gevolgen hehhen de jiiisthriil daarvan ijewezen — dat met den val van Bondjol, de hooldplaats der l'adris. de tegenstand gebroken zou zijn.
Het bijkans onneembare liondjol, bet sterkste bolwerk der l'adris, waarin zij ons twee en een hall' jaar getart hadden, was dan gevallen; niet dan na veel lijden en ontberingen, veel inspanning van de zijde onzer troepen, wie allo eer toekomt, al moge de wijze, waarop de belegering aanvankelijk ondernomen en geleid is geworden. aanleiding tot een zeer gegronde afkeuring hebben gegeven.
Vooral de koortsen en dyssenterie hadden de gelederen gedund: en de vermoeiende dienst, de langdurige regentijd, do geïnfecteerde lucht en de vochtige bodem, waaruit ongezonde dampen opstegen, hadden er den gezondheidstoestand niet beter op gemaakt.
Na de inneming van Bondjol word het Micluels duidelijk, hoe het mogelijk was geweest, dat de muiters zoo langen tijd weerstand hadden kunnen bieden; de wallen, nergens minder dan a2.5M. hoog, waren met een zekere kennis van versterkingskunst aangelegd, omringd door een gracht en stormvrij gemaakt door ondoordringbaar auwer-auwer, en behoorlijk voorzien van traversen en gedekte stellingen, waarin de vijand voor de uitwerking vm ons vuur beveiligd was. De bressen waren nog moeielijk beklimbi;ar en zoodanig door den vijand met barrikades versterkt, dat een bo-storming voorzeker nog niet geslaagd zou zijn, ten minste nlol zonder een igt;root bloedbad. Wat de positie zoo sterk had gemaakt, was de welige ()ostersche plantengroei, die een groot deel van de wallen aan hel oo^ onttrokken bad; aan een opruiming dier
39
sti'uikeu en boomen, onder liet directe vuur dos vijan s, was niet
te denken geweest.
Na den val van üondjol was de macht der l'adris gelieel vernietigd, en liet verzet in de Padangsche Bovenlanden voor goed geëindigd; de Ijovollung, door den langdurigen tegenstand in 't eerst in liare meening versterkt, dat Bondjol onneembaar was, werd bevreesd, nu de Nederlandsche wapenen gezegevierd hadden, en aller-wege volgden onderwerping en gehoorzaamheid.
Maar toewankoe Iman, aan liet hoold van een aantal 1'adris, gal den moed nog niet op, en wilde in het binnenland den krijfi voortzetten; doch de tegen hem uitgezonden troepen bleven hem zoo op de hielen, dat hij zich reeds den fc28sllt;:quot; October moest overgeven.
Hij werd nu naar Batavia getransporteerd en als staatsgevangene naar Amboina overgebracht.
De gouverneur-generaal erkende ten volle, welke belangrijke dienst door de troepen, welke den Padri-opstand bedwongen hadden, den lande bewezen was, en droeg generaal Cochius op, om zijn tevredenheid en erkentelijkheid aan olïicieren en minderen kenbaar te maken. Luitenant-kolonel Michiels word kolonel, en de kapitein der genie ündaatje, die zich bijzonder onderscheiden had, tot majoor bevorderd. De genietroepen hadden hier, wegens de ongewone gesteldheid van het terrein, dat de grootste bezwaren voor een geregeld beleg opleverde, een moeitevollen arbeid gehad.
Hoe goed do opstandelingen het gunstig gelegen Bondjol ook versterkt hadden, bet blijft altijd een opmerkelijk l'eit dat die plaats, omgeven door eene borstwering van ongeveer twee-en-een halven meter kommandement, ruim twee jaren weerstand heeft kunnen bieden aan lüiropeesche aanvalsmiddelen, die ter beschikking stonden van kundige en ondernemende bevelhebbers.
Alleen dit feit doet ten volle de eigenaardige bezwaren besef-i'en, aan de oorlogvoering in Indië verbonden; beter nog dan een
40
voniiouwdo opsorniiHiig van al ilc moeiolijkheden, die iiatuiu1, grond en klimaat in ilon weg leggen.
In de Vorstenlanden rnocht de tegenstand onderdi iikt zijn , toe-wankoe Tamhoesei hleol' nog altijd in de omstreken van l!aii in opstand, zoodat thans de wapenen tegen hem moosten gekeerd worden.
Intusschen had liet Opperbestuur gehoor gegeven aan den raad van Cochins, en het hmgerlijk en militair bestuur ter Westkust van Sumatra weder in één persoon vereenigd, namelijk kolonel Michiels; een man, die voor die veelomvattende taak ten volle berekend hleek te zijn. Zijn eerste werk was, nadat hij opgetreden was, de rust op Sumatra verder te herstellen.
De Xlli Kota's werden tot onderwerping gebracht en een aantal versterkingen aangelegd, waarop ook daar ter plaatse de bevolking weer aan het werk ging, om den gezegenden bodem te bebouwen, die zoo ruimschoots den arbeid beloont.
Thans had men de gelegenheid, om met toewankoe Tamboesei af' te rekenen, waartoe majoor van üeethoven in November van het Jaar 1837 aan het hoofd van '1500 man Kuropeanen en inlandsche hulptroepen naar Uau gezonden werd en menig voordeel behaalde, zoodat de opstandeling naar zijn eigen grondgebied gedreven werd. Daarbij bepaalden zich voorloopig de krijgsverrichtingen, want de troepen hadden ook nu weder zooveel dooi' afmatting en door het klimaat te lijden, dat een der kompagnieën niet meer dan 18 man onder de wapenen had. Onder deze omstandigheden ware liet roekeloos geweest, tegen de vijandelijke versterkingen op te rukken; ten overvloede werd majoor van Beethoven ziek tengevolge van de ontberingen en groote vermoeienissen, waarmee men te worstelen had.
41
In do maaiul Mei van liot volgende jaac hei'vatte de majoor FJnck-laan Westonbery do oporatiën, doch stiet liot hoolil voor l.oolx)-antó; bij don aanvul daarop word hij zwaar gewond, zoodat hij hel bevel moest overgeven aan kapitein Schoch. Toowankoo Taniboosei had zich versterkt te Daloc-daloe, dat mot veertien vimrmonden ho-wapeml was, doch had eenige bentings moeten verlaten, daar hij van Daloe-daloe vreesde algcsncdon to worden.
Igt;i(! bentings werden dadelijk door Schoch bezet; doch deze ollicior sneuvelde, bij gologenheid van een aanval togen do versterkingen van iMahoempaug. Majoor liojel, dooi' Michiols gezonden, kon eveninin tegen luit moordend klimaat, on werd doudolijk ziek; maar kapitein de beau, die het kornmando van hem overgonumeii had, vervolgde het o[)eratieplan tegen Dakxi-daloe, en kwam lODeeombor IX3S voor die werken aan, waarvan men, daar het hoold van den opstand zich persoonlijk daar bevond, een heldhartige verdediging verwachtte. Kolonel Michiols, die met allo kracht en maobt oen eiml aan den opstand wilde maken, kwam thans zeil' met versche troepen op het oorlogstooncel aan.
Dientengevolge viel Daloe-daloe ons in handen, en dat wel na een minder hevigen tegenstand dan men verwacht had. Misschien is de reden van die llamvc verdediging geweest, dat toowankoo Tamhoesei reeds in den aanvang van don strijd sneuvelde; althans, dat hij bij die bestorming omgekomen is, kan mot eenige zekerheid worden aangonomon, daar men sedert niets moer van hom vernomen heeft. —
Nu eerst kon men ten volle zeggen, dat de Pad ris tot onderwerping waren gebracht, daar hun laatste versterking gevallen on aan hun gevaarlijken invloed in de Dattah-landon een einde gemaakt was.
Hiermee was echter pas oen begin gemaakt met do uitvoering van het veelomvattende plan, dal van don Uosoh gevormd had. Volgons zijn verlangen was hel uoodig. vorsohillendo stapelplaatsen
42
van den binnonhandel to bezetten, welke geheel in handen van de Kngelsche kooplieden aan de staat Malakka was, en zoo doende Smiiatra meer (iroductiel' voor ons te maken; daarom werden aldeelingen troepen tot diep in de biimonlaiulen gezonden, om daar geschikte pnnten te bezetten, hetgeen wel voel tegenkanting van de zijde der Kngelschen veroorzaakte, doch zonder tegenstand van de inlandsche bevolking geschiedde.
Minder schielijk ging hot op de Westkust, namelijk in het noorden, alwaar men in aanraking met de Atjelineezen kwam, die niet slechts sedert geruimen lijil Tapanoeli bedreigd, maai' zich met de l'adris vereenigd hadden. Do uitbreiding onzer macht ter Westkust van Sumatra was een der voornaamste oorzaken geweest, dat hel met de macht van Atjeh aldaar gedaan was, zoodat de verhouding tot de Atjehneezen, die reeds sedert lang ons instinctmatig als hun grootste vijand hadden beschouwd, zeer gespannen was.
Daarbij verkeerden wij, door een artikel van hot tractaat van 1824, in een eigenaardigen toestand tegenover dien kleinen, maai hrutalen roofstaat; bij dat tractaat namelijk hadden wij de tweeslachtige verplichting op ons genomen, om voor de veiligheid van den handel te zorgen en tevens om de onafhankelijkheid van Atjeh te eerbiedigen; en daar die handel juist door de zeerooverijen van de Atjehneezen veel had te lijden, kan men nagaan, dat ons door dat tractaat danig d handen gebonden werden. De ijverzucht der Kngelschen was nog altijd zoo groot, dat de minste of geringste tuchtiging, die Atjeh van ons gouvernement ontvangen zou, als een schending van de genoemde overeenkomst zou beschouwd worden.
liet zou weldra blijken, dat het nog zoo gemakkelijk niet zou zijn te vervullen, wat in IS'2i de Nederlandsche gevolmachtigden hadden beloofd, namelijk: «dat het Nederlandsche gouvernement zou zorgen, zijne betrekkingen met Atjeh in dier voege te regelen, dat deze Staat, zonder iets van zijne onafhaiikelijklieiil te verliezen. den zeevaarder en handelaar ilie heslendige veiligiicid zou aanbieden, welke
43
er niet sclicen te kunnen hesüum rlun door de gematigde uitoefening van Europeesclien invloed.quot;
Kr bleef onze regeering weinig anders over, dan de veiligheid van den handel te hehoeden door «vriendsehappelijke vertoogenquot; te richten tot de regeei'ing van het door partijwoede verscheurde Atjeh-neesche rijk en dooi- nu en dan eens onze vlag te vertoonen; 'tgeen zeer zeker meer geregeld hadde moeten geschieden, dan sinds het jaar 1824 het geval is geweest.
(iedarende de langdurige oorlogen in Midden-.lava en tijdens de l'adrische oorlogen, ware er in elk geval geen gelegenheid geweest om door kracht van wapenen een eind te maken aan de overmoedige houding van Atjeh; maar buitendien kwam het niet met do staatkunde van de Indische regeering overeen, om zich met dien roolgierigen staat in te laten, en men bepaalde zich er toe, nu en dan eens een oorlogschip langs de Atjehneesche kusten te laten kruisen en op deze wijze min of moer te waken tegen den zeeroof en ook tegen den slavenhandel, dien de Atjehneezen op l'oeloe-Nias dreven.
In hot jaar 1829 had het hestuur der Westkust een poging aangewend, om Baroes, dat vroeger aan de Oost-Indische Compagnie behoord had, te bezetten; doch die poging was mislukt. Uit weerwraak werd onze post te Tapanoeli dooi' de Atjehneozen afgeloo-pen. En in 1830 had men een tractaat gesloten met den lladja van Troemon, die tot dusverre aan Atjeh onderworpen was geweest, daarbij diens onafhankelijkheid van den sultan erkennende, dat oen tegenover Atjeh vijandige handeling was geweest, welke trouwens door het Opperbestuur niet was goedgekeurd.
Sedert was de spanning heviger geworden en de Atjehneezen bekreunden zich al zeer weinig om het Nederlandsch-lndisch bestuur, zoodat zij nagenoeg strall'eloos hun zeerooverijen vervolgden en zelfs het Amerikaansdie goeveriiement zich genoodzaakt hail gezien om, toen in Kebmari I8.'gt;1 liet Amerikaansche schip l'Viendship te Koeala-
44
Hatoo gepIüiuhM'd m do goza^voordor mot oen paar soliopolingon vfM'inooi'd was. hot I'rogat Potoiuao to zonden oiu Kooala-1latoo to tuchtigon on o[) doze wijzo zoll' zich genoegdoening to vei'schallen. 'tgoon ton minste oenigon indruk maakte.
Tweo jai'on later word do Nodorlaiulsolio schooner «Dolfijnquot;, mot /' i 50,000 aan zilver- on Uoporgold aan boord, tnssolion I'adang on Natal algoloopon; do kommandant van do korvet van Speijk vond het vaartuig in Atjoh, on nu begreep men toch do nitlovoring van dit vaartuig te moeton vragen; doch de sultan weigerde dit, nochtans zich bereid verklarende daarover met don gouvornenr-gonoraal in liriefwissoliiig te ti'oden.
Dit verzoek had eone zonding van don luitenant-tor-zoo dor l8quot; klasse van Loon, kommandant van don schoener ('hró, on don ambtenaar Hitter ten gevolge, die do opdracht hokwamen om oen hriol' van don gouverneur-generaal over te brengen on do Doll'ijn in ontvangst te nomen. Tevens word hun de geheime lastgeving verstrekt, om dat gewest in oogenschouw te nemen en te ondorzoekon. op wat wijzo de [)operhandel dienstbaar aan onze nationale belangen zou te maken zijn.
Do heeren van Loon en Uittor hraebton een hoogst helangrijk rapport uit, waarvan het eerste gedeelte in hoofdzaak over de goo-graphio on etlmographio van Atjoh handelde en het tweede aan den staatkundigen toestand gewijd was.
Daaruit bleek, dat do Atjehneozen, die zich weinig om onze tarieven bekreund haddon en den sinokkelhandol op groote schaal dreven, wol eenigormato door verkeerde handelingen van de No-derlandscho ambtenaren daartoe warou gebracht, althans rechtmatige grieven hadden, vooral in hot loven geroepen door de kleingeestige vexation van ons tarief en door willekeurige handelingen dor gouvorno-ments-ambtenaren tegenover Atjehneesche handelaren, hotgoen do hoiilo gocommitteenkm in linn zaakrijk rapport onbewimpeld tor konnis van don gouverneur-goneraal i)rachton. Wij lezen in dat rappoj t :
«Iiidioii iillcs waailicid is, wat liioronitmit do cornrnissic werd övcrhaakl, dan kan liiiiinc vrees niet ongegrond genoonid worden. «Veelvuldig zijn il(? klachten over de eigendmikelijke handelwijze der «gezagvoerders dier krnishooten, die zich vroeger veie geweldda-mligheden moeten hehijen veroorloofd. waarvan verscheidene Atjeh-«neezen het slachtoHor geworden zijn. Te Teioemon en te Singkel «werd d(* commissie naai' den alloop van ecnige dier voorvallen ge-«vraagd, in welke verscheidene lamiliën van die [daatsen betrokken «waren, waarop zij (de commissie), als daarmede niet bekend, weinig «kon antwoorden. Uok wist zij niet veel te zeggen, toen de hoofden «te Papoe haar te kennen gaven, dat zij niet veel vertrouwen «konden stellen in de vrieiulschappelijke gevoelens van het Gouver-«nement, niettegenstaande een groot Heer (Michiels) vroeger hier «een contract gesloten had, dewijl korten tijd daarna nog vijf ol' «zes menschen door de opvarenden der kruisbooten waren ver-«moord.... Hij het onderzoek, deswogens op Pontjan in het werk «gesteld, is de commissie wel te weten gekomen, dat in den omtrek «van dit eiland in 1831 of 1835 zoodanige gewelddadigheden ten «aanzien van Atjelmeesche prauwen van Padang of Natal komende, «en werkelijk behoorlijk van passen voorzien, hebben plaats gehad, «doch dat daarbij lieden vermoord zijn, schijnt daarbij onbekend te «zijn gebleven, evenals ook te Padang zelf, waar echter het bestuur «de handelingen dier gezagvoerders niet alleen, maar ook van den «posthouder dier plaats, ten volle heeft afgekeurd, en de opgezon-«den gevangenen, onder teruggave van de hun afgenomen eigen-«dommen, weder naar hunne haardsteden heeft doen terugkeeren. «Doch het werkelijk gebeurde is zuidwaarts niet ten volle rucht-«baar geworden, maar heeft noordwaarts (de Atjelmeesche peperahavens) daarentegen een nadeeligen invloed op het vertrouwen «omtrent ons uitgeoefend en ons daar in een ongunstig daglicht «doen voorkomen.
Wat het eigenlijk doel der zending betrof, leverde deze niet de
Ui
minste ivsiillaton op. Do siilhm disclilo ccn len^oiiiichti^ vofluuil op, namelijk dat «Ie Dollijn naar l'edir verzonden en daar verbrand was, on dat niets van dat sdüp in zijn bezit was als het kind van den vermoorden gezaghebber, dat bij bereid was nit te leveren, wanneer men hem schadevergoeding verzekerde voor drie prauwen, die hem waren ontnomen, d. w. z. die door onze kruisers waren geconlisqueord, omdat zij voor Atjehneesche havens bestemde slaven bevat hadden. De waarheid echter was, dat de schoener, waarvan het geschut zich ten deele te Atjeh bevond, deels op een van des sultans schepen, welke op de roede van l'edir verbrand was, doch dat die vorst zich. van de gelden meester gemaakt had.
Daar de sultan weigerachtig bleef om eenigc genoegdoening te geven, gaven de gecommitteerden als hunne meening te kennen, «dat de verschillende uitvluchten van den sultan genoegzaam doen zien, dat bij niet genegen is om goedwillig aan do vordering van het (louvernement toe te geven, en dat zoowel deze handelwijze, als de moeielijkheden, waartoe het Atjehneesche bestuur reeds zoo dikwerf' heeft aanleiding gegeven, het noodzakelijk maken om de eer van het Nederlandsch-lndisch gouvernement met klem te handhaven en den sultan door strenge, doch passende maatregelen te dwingen om aan de dezerzijdsche billijke eischen te voldoen.quot;
Wol is waar zou, wanneer de Regeering die verstandige raadgeving gevolgd had, dooi- kooplieden van Singapore en Penang een vreeselijk misbaar gemaakt zijn; maar liet ware waarschijnlijk beter geweest, wanneer de Indische regeering destijds iets krachtiger ware opgetreden; dit zon aan de aanmatiging van Atjeh paal en perk gestold en wellicht een oorlog voorkomen hebben, die latei-onvermijdelijk zon blijken te zijn.
En zeer zeker zou Groot-Rrittanje de overeenkomst van 1824 niet zoo vei hebben uitgestrekt, om op den duur van ons te eischen, dat wij ons stralfeloos door don Atjehnees moesten laten hoonen.
Toch ware ook toen reeds een oorlog bezwaarlijk geweest, daar
47
men iiicl heler niccinlr ic wclun of (Irool-Atjoli was ^ood Itcvnlkt. en svcl in stiial. om (M'ii liiirdnokkijic üigeiiwiHjf le liicdcn.
In't midden latendti, ol' hot tiosliuir in dit op/iihl li; laken is geweest, liebbou wij slrclils Ic constiitccien, dut vrees voor verwikkelingen met iMigeliind en ton deelt' nok hediiclitheid voor een ooi log met Atjeh den liaad van Indië deed besluiten om in het geval te berusten; alleen werd den resident van Sumatra's Westkust opgedragen, om alsnog door middel van geschikte inlanders met den sultan van Atjeh iu onderhandeling te treden, tei hekoniing van de gevorderde voldoening.
Het is hoogst twijfelachtig, ol'aan die opdracht nog voldaan is. Spoedig zouden do omstandigheden nochtans het Gouvernement dwingen, om handelend op te treden. De Atjehneezen nestelden zich namelijk in l3aroes en durfden zich vermeten, een aanval op onze posten te ondernemen, zoodat wij, ten gevolge van de groote lankmoedigheid der regeering, formeel door Atjeh bedreigd werden. Daarom werd er besloten, om ter Westkust hot Nederlandsche gezag tot llaroes, Tapoes en Singkel uit te strekken; die gewesten waren onafhankelijk van den sultan van Atjeh, hoewel hij er meermalen zijne vermeende rechten op had laten gelden, en dus kou men ze in bezit nemen, zonder in conllict te geraken met Engeland.
In April '183!) was een expeditie naar liaroes vertrokken, welke plaats zich onderwierp, terwijl te r.atoe-grigi een versterking opgeworpen was, die de Atjehneezen trachtten te nemen.
Te Itaroes voerde luitenant-kolonel Roeps het hevel; dezelfde moedige en beleidvolle krijgsman, die in den oorlog met Dipo-Negoro zoo groote diensten bewezen had. Men had hem opgedragen om zoo min mogelijk olfeusief op te treden, daar de troepen te liaroes niet sterk genoeg waren, om naar behooren te kunnen ageeren. Maar toen de Atjehneezen zich rondom deze plaats nestel-tien en zich verslerkten , kon hij dit niet langer werkeloos aanzien. I lij
■is
den I liui'iiiulilr ^■wapende veikoiuiiiifion, die liij iici'soonlijk leidde. Hij eene daarvan trof lit'in het vijandelijk lood, dat Item liet hart doorboorde.
(Jroot was het verlies, dat het Nederlandsch-lndisch leger leed door den dooil van dien jeugdigen on bekwamen hoofd-olïicier, welke op iJ.^jarigen leeftijd den heldendood stierf.
Zijn dood zou spoedig gewroken worden; want reeds don .\|iril daaraanvolgende bevond Michiels zich te; IJaroes, aan het hoofd van 700 man, behalve de equipage van een escader, dat Tapoes en Siniikel beschoten had, hetgeen echter weinig had uitgewerkt. Hit escader, onder de bevelen van den scheepskapitein Kdeling, bestond uit de korvet «de Triton,quot; het stoomschip «de Phoenixquot; en de schoeners «l'iladesquot;, «Kameleonquot; en do «Anadiomènequot;'. Nog altijd hield de vijand zijne versterkingen voor liaroes bezet, waarop Michiels de onvermijdelijke noodzakelijkheid inzag, om den Atjohnees daaruit te verdrijven.
Nadat het geschutvuur des vijands tot zwijgen was gebracht, werd eon aanval op het onverschanste vijandelijke werk ondernomen, hij welke gelegenheid luitenant lüscbofl hot eerst de borstwering beklom en de Atjehneesche vlag afrukte, welke vermetelheid hij mot zijn leven betaalde; want met de roode vlag in de hand stortte hij neer, door elf klewanghouwen getroffen.
Doch hij had zijn manschap den weg der overwinning gewezen; het belangrijkste werk was genomen, on de vijand, wien don moed daardoor eensklaps henomen was, trok op Tapoes en Singkel terug, wapenen en munitie achterlatende.
Nu moesten de wapenen tegen Singkel gekeerd worden, alwaar de Atjehneezen zich onder bevel van Mohamed Arief geconcentreerd hadden. Alleen werd de aanval vertraagd doordat men niet over een voldoende munitie kon beschikken; maar zoodra in het gebrek voorzien was. werden do troepen geëmbarkeerd en , ter plaatse aangekomen, werd den 24st';quot; Mei door Michiels met de operatii'ii hegonneu.
49
!)(gt; f roepen, niet meer dan 700 mild sterk, inkten, na geland f zijn, langs don oever naar TeJo-berame op, welke marsch zeer moeielijk was, vooral daar een aantal door do kracht dor golven ontwortelde boomen den tocht belemmerden.
Op ('c wallen van verschillende vijandelijke werken wapperde de witte vlag, en desniettemin werd van daar op onze troepen gevuurd. Men had slechts een stuk berggoschut bij zich, waarmee niets van aanbelang tegen den vijand te ondernemen was. Er werd echter zwaar geschut ontscheept, hetgeen groote bezwaren opleverde, daar de landingsplaats door het vuur der Atjehneezen bestreken werd.
Zoodra een paar zware vuurmonden aan land waren, was hel geschut der Atjehneezen spoedig tot zwijgen gebracht; toen worden de aanvalskolonnes geibrmoerd en na een onverschrokken aanval werd de vijand uit zijne wei ken verjaagd en de verraderlijke witte vlag door do Nederlandsche driekleur vervangen. De vijand stak nu de kampongs, die hij bezet gehouden had, in brand en trok op Teroemon terug.
Bijzonder onderscheidde zich dc adelborst de Casombroot, zoowol bij het moeitevol ontschepen van hot geschut, als bij de bcstorminu, van een der vijandelijke werken.
Na de inneming werd in Singkol oene bezetting gelaten, onder bevel van majoor Schlosser, en Michiels koorde naar Padang terug. Ilet dool was hier volkomen bereikt; de iMaleische bevolking onder-wierp zich aan ons gezag en van af dat tijdstip kon Singkol gerekend worden, tot do Nederlandsche bezittingen to behooron, terwijl voor het oogenblik de invloed der Atjehneezen daar ter plaatse niet meer te duchten was.
Dat men niet ton onrechte bevreesd was en blool'voor den naijver van Engeland, bleek overtuigend na de inbezitneming van Singkol, waartegen de Kngelsche kooplieden der Straits Settlements luide hunne stem verhieven en toen reeds een misbaar maakten, alsol hun al heel wat onrecht werd aangedaan !
5(1
Kr word alzou ^oiv^nld voortgo^iiun np ilcn wog, dion van iUmi Üoscli aangewezen had. Deze, inliissdiea naar Nederland leiiingekeerd , bleel zich met de ciangelegenlieden op Sumatra bemoeien en zond den toenmaals evenzeer ia 't moederland verwijlenden ilaad van Indiö Merkus met oen memorie, die hem tot richtsnoer strekken moest, naar Sumatra, om thans het inwendig bestuur nader te regelen, den handel op Nederland uit te breiden en de cultures aan te moedigen — opdat Sumatra maar groote geldelijke voordeelen zon afwerpen, welke in Nederland, wegens de groote kosten die het hardnekkig volhouden van koning Willem 1 in zake van de IJelgische quaestie vereischte, zeer goed gebruikt konden worden.
Den 3Usli;quot; Mei 18-iU overleed do landvoogd Kerens, die opgevolgd werd door Merkus, welke in t einde van datzellde jaar, na zijne zending op Sumatra volbracht te hebben, naar Batavia terugkeerde; tot zoolang had de Raad van Inclië M. C. S. W. graat van llogen-dorp de tunctiën van gouverneur-generaal waargenomen.
Weder dreigde de rust op Sumatra verstoord te worden en met schrik zag men de kenteekenen eener herhaling van de bloedige oorlogen, waarvan dat eiland eerst kortelings getuige was geweest; het was alleen aan het vastberaden optreden van den resident der Bovenlanden van 1'adang en niet minder van kolonel iMichiels te danken, dat ditmaal de opstand in de geboorte werd gesmoord.
In het begin van IS'il kwam Kalie Radja Atsal Negrie Priangang in opstand; hij was regent van het district Batipo.
Zoodra had de resident het belangrijk nieuws niet vernomen, of' hij liet kolonel Michiels waarschuwen en begaf zich dadelijk te paard, slechts vergezeld van eetiige inlandsche hoofden, naar fort de Koek. Die tocht was zeer gevaarlijk; zoozeer, dat de bedoelde inlanders hem verlieten, en nagenoeg alleen vervolgde hij den weg door de wildernissen van Singalang, ten einde het brandpunt van den opstand te bereiken en door zijne tegenwoordigheid de uitbreiding daarvan zuo mogelijk te verhoeden.
51
Hi) kwam ^ocn niiiuiut Ir vroeg. Na ecu vcmiuciondcM en ^c-vaarvollen tocht dooj' oen woeste landstreek, welks bewoners men al zeer weinig vertrouwen kon, stond hij onverwachts voor de oogen der bezetting van hot fort en te midden van brandende puin-hoopen, die overal in 't ronde hein op den ernst der omstandigheden wezen. Zijn bewonderenswaardige kalmte en geestkracht gaven de bezetting haar zei (Vertrouwen terug, dat werkelijk eenigermatc geschokt was door gebeurtenissen, even onverwacht als ontmoedigend; want men denke er niet licht over, zich met weinigen in een versterking te bevinden, schijnbaar in vollen vredestijd, doch eensklaps door vijanden omringd, die alles in 't rond plat branden en tot den verraderlijksten aanval op een niets kwaads vermoedende bezetting in staat zijn. Hoe menigmaal toch zijn de bewakers van een post of versterking door een plotseling in opstand geraakte bevolking aangevallen en, zonder zich te kunnen verdedigen, op do laaghartigsto wijze vermoord.
Getuige de aanval op het geretrancheerde kamp van Goegoer-Malintang, 0]) een paar mijlen gelegen van Batipo, waar de opstand uitgebarston was. Een klein garnizoen van 50 man, onder don luitenant dor infanterie ,1. 13. Banzer, moest dit uitgestrekte kamp bewaken. Zonder nog te weten, wolk onweer er aan do lucht broeide, werd dit zwakke garnizoen op hot onverwachtst aangeval-Ion door eon horde opstandelingen, minstens '2000 man sterk. Onmogelijk te beletten, dat de muiters zich van do uitgestrokto buitenwerken meester maakten en allo woningen verbrandden, en /oo snel geschiedde dit alles, dat onze soldaten, die van geen patronen voorzien waren, zich mot de bajonet een weg door do dichte drommen hunner aanvallers moesten banen, ton einde hot roduit to bereiken, waar ton minste eonige kans op verdediging bestond.
Zij bereikten het dan ook — als door oen wonder; maar waren toen ook ton nauwste door do 40voiidige overmacht ingesloten, on dat in een kleine redoute, mol do vrouwen en kinderen, die do
52
vmleiliging zoer belemmordon, on — wol van munitio — uid van lovonsmiildolon voor/ion.
/oils di iiikwator ontbi'ak. Kn dat wil wat zejgt;gon voor don zwaar gewonde, dio naar lafonis smaclit on niets vindt om don ^iooicn-don dorst dor koorts to stillon.
Nauw was mon — /.ij liot dan ook voorloopi^ in voiliglioici, ol' mon hodaclil dat do Initenant-kwartiormoostor Ko|t|)ol, die op lt;'011 paarliondoid |ias van liet rodnit woonde, aan do genade van do verwoede bende was overgeleverd; hij, [tas zwaar ziek geweest, mot zes weerlooze kinderen! De sergeant van Holy vraagt vrijwilligers, om beni behulpzaam te zijn in hot waagstuk dat hij, door pliohtbosef' en monsclilievendhoid gedreven, wenscht te bestaan. Kn het gelukte die braven, om do ongolukkigen to redden van oen wissen, van een vreeselijken dood.
Nu werd do kleine redoute, waarin die mannen, vrouwen en kinderen opeengepakt waren, zoo goed mogelijk in staat van tegenweer gebraeht; docb dit kon niet zóó spoedig geschieden, of de vijand beproefde een aanval.
Was er gebrek aan levensmiddelen, des te minder aan buskruit, dat in groote hoeveelheid aanwezig was, 'tgoen tevens gevaarlijk voor de bezetting was, waarom Banzor, die geen oogenblik /.ijn koelbloedigboid verloor, een alang-alang-dak , dat ontbrandbaar was, liet wegnemen.
Er waren in het huskruitmagazijn vele gevulde projectielen, en vooral mot behulp daarvan gelukte hot den belegordou, om don aanval af te slaan, dien do muiters ondernamen. Trots de randjoes en hot lievig vuur van de kleine bezetting, was het bun gelukt de gracht te bereiken; doch de onzen lieten thans granaten, waarvan do Imit aangestoken was, over do borstwering in do gracht vallen, alwaar zij onder den dicht opeengohoopten vijand oen algrijselijke verwoesting aanriolitten. /ij, die niottogenstaande het vuur der onzen, de kruin van de horstwering wisten te bereiken, werden met
53
de bajonet teruggedreven; maar vooral de vreoselijke uitwerking der granaten en het geweervuur deden ilen vijand aldeinzen.
De storm was dus afgeslagen; maar zoodanig, dat een tweede niet met gerustheid onder de oogen kon gezien worden. Een jio-ging, om don kommandant van liet fort de Koek met dien haclie-lijken toestand bekend te maken, was mislukt; de inlander, dio zich daarvoor beschikbaar stelde, had, door de duisternis begunstigd, de redoute verlaten, doch was door den vijand op eenigen afstand van het kamp ontdekt en wreed vermoord.
liet gebrek aan levensmiddelen, vooral echter do nijpende behoefte aan drinkwater, deed zich levendig gevoelen; daarbij waren eenige soldaten gewond, en onbeschrijfelijk waren do folteringen welke zij door die ontbering moesten verduren. Men trachtte Tlanzer over te halen, om zich door den vijand heen te slaan; doch deze moedige of/icier wilde niet dan in de alleruiterste noodzakelijkheid de hem toevertrouwde sterkte verlaten en was besloten om. wanneer het niet mocht gelukken een tweeden storm af te slaan, den brand in liet kruit te steken en met vriend en vijand in de lucht te vliegen.
Een ware verkwikking gal hun een hevige regen, die den volgenden nacht viel; door de verdroogde lippen der ongelukkigen werd dit water met gretigheid genuttigd, zoodat die stortbui eene ware lafenis gaf. Maar tevens maakte hel overvloedige hemelwater een aantal vuurwapenen onbruikbaar, zoodat de toestand was, om wanhopig te worden.
Men achtte zich niet meer iu staat om een tweeden aanval van den zoo overmachtigen vijand af te slaan, die hagelbuien steenen in het werk wierp, zoodat nagenoeg geen enkele der verdedigers meer ongedeerd was. En toen de muiters opnieuw tot een stormen-derbandschen aanval overgingen, meende de bezetting dat haar laatste uur geslagen was.
(lelukkig werd die aanval niet met zooveel stuutinoodigheid door-
gezet als de eerste maal, en toen de granaten weer haar bloedige uitwerking luidden, trok de vijand; terug.
Thans moest Banzer wel zwichten voor den aandrang van zijn onderhebbenden, die zich een weg door den vijand wilden banen of' in den strijd tegen do geduchte overmacht bezwijken, liever dan een ellendigen marteldood te sterven. Hij zag in, dat hel onder deze omstandigheden en zonder de minste kans op ontzet, ondoenlijk zou zijn de redoute te behouden en dus was het beter, haar thans nog te verlaten, nu de manschap tot tegenweer in staat was, dan wanneer de uitputting, tengevolge van gebrek aan voedsel, lien tot ecu weerlooze prooi voor den vijand zou hebben gemaakt.
In den nacht van don 27Btcquot; op 288Uquot; Februari zoude de bezetting na vier dagen, vier lange dagen den ongelijken strijd te liebben volgehouden, do redoute verlaten.
Dit geschiedde in de grootste stilte; '2 officieren, 2 onder-officieren, 7 Europeosche en 19 inlandsclie soldaten, met de vrouwenen kinderen, verlieten in het holst van den nacht het werk, .'5 gekwetsten achterlatende, die niet te vervoeren waren en het hoofd moesten bieden aan een paar duizend opstandelingen, — weerloos.... Neen, weerloos waren zij niet, lioe zwaar gekwetst ook; zij hadden slechts ile lont in 't kruit te steken, om den vijand een ontzettende les te geven; zij zonden dat doen. — Niet den marteldood — den heldendood besloten zij te sterven. —
Wij zullen de kleine kolonne, waarvan alle manschappen gekwetst waren, niet op haar gevaarvollen tocht door de wildernissen volgen ; een tocht, die voor de moesten noodlottig was. Wat die tocht geweest is.' Beter dan een woordenrijke beschrijving, zal de eenvoudige vermelding van de volgende cijfers die vraag beantwoorden:
Er waren in den nacht van den 27Btcquot; op 288tcquot; Februari 2 officieren en 28 minderen uit do redoute vertrokken; één officier en slechts
een tiental minderen bereikten het fort de Koek, nadat zij, aan de onhosclirijrolijkslo eilendo ton prooi, oen ardoeling van do kolonne iMichiols hadden ontmoet, die hen van het noodige voorzien en in veiligheid gebracht had.
Do luitenant-kwartiormeoster Koppel, nog niet eens geheel van zijne ziekte hersteld, had den almattenden tocht niot ten einde kunnen volhouden; hij had '2 ondcr-ol'licleren en een paar soldaten, die hem voortgeholpen hadden, gesmeekt, — bevolen om hem aan zijn lot over te laten; doch zij hadden eerst toegegeven, toen oen bende Padris hen op quot;t spoor gekomen was en hen omsingeld had, zoodat zij zich met de blanke wapenen een uitweg moesten banen.
Men hoelt van den beklagenswaardigen ol'licier niets meer vor-nomen.
* *
*
Do drie gekwetsten, welke als 't ware met de brandende lont in de hand don vijand waren blijven afwachten, hadden woord gehouden; zij zijn met een honderdtal opstandelingen in de lucht gevlogen.
De namen van dit drietal zijn gelukkig aan de vergetelheid ontrukt; het waren de sergeant-vuurwerker Johan George Schelling, de luselior Frans Marien en do inlandsche soldaat Sosmito.
Verscheidene districten van de IV en VI Kota's, ook van Agam. dat ons reeds zooveel moeite gegeven had, waren in volslagen opstand, toen Michiels, aan het hoofd eener kolonne van Padang opgerukt, aankwam. Kn nu werd met zooveel beleid en doortastendheid te werk gegaan, dat het oproer bedwongen werd en in't begin van Maart had de weerspannige regent zich onderworpen.
VIII.
UK KM'EÜITIEN NAAI! HAM.
Rehalvc aan do Westkust van Sumatra, word er aan do overige Buitenbezittingen weinig de hand gehouden; waar (|iiaesties dreigden te ontstaan, werd de moest mogelijke omzichtigheid in acht genotnon, omdat men huiverde, op onkosten gejaagd te worden; hot kultuurstelsel daarentegen moest met kracht ingevoerd worden, opdat de Nederlandsch-lndische bezittingen dan toch eindelijkeons voordooien zouden afwerpen!
Weldra zouden weer belangrijke diensten van het leger gevorderd worden. Ternauwernood was do rust op Sumatra wat hersteld, of expedition naar ISali, naar Palembang, vervolgens naar Borneo en andere eilanden, waren onvermijdelijk geworden.
Volkomen rustig was het in de Bovenlanden nog niet; alvorens tot do beschrijving van de Balische expedition over to gaan, blijlt ons nog eenige krijgsbedrijven op Sumatra te verhalen, alwaar in ilo Batta-eilanden weder een weerbarstig hoofd, namelijk de radja Soassa, in opstand was gekomen; Michiels, intusschen met den (itulairen rang van goneraal-majoor begiftigd, zond er dadelijk een expeditie heen, die den weerspannige bedwong.
Ren jaar later moest er een korps onder de bevelen van den lnitenanl-knloiiol Sutlierland naar de V Kota's gedirigeerd worden.
57
die aan de Oostkust van Sumatra grenzen; door het nemen van de beide hoofdplaatsen, Ajer-angat en Solok-hamba, werd ook aldaar de rust hersteld, terwijl luitenant-kolonel van Swieten de 111 Kota's, die zieh verzetten, weder tot onderwerping bracht.
Zoo bleef men voortdurend aan 't schermutselen en telkenmale moesten er kleine expedition worden uitgezonden, om nu eens oproerige hoofden tot reden te brengen, dan weder zeeroove-rijen te beteugelen. He bevolking was nooit te vertrouwen, getuige den verraderlijken aanslag op het leven van een ollicier, die naar het eiland Nias gezonden was om opmetingen te doen. Wij zullen evenwel niet langer bij die krijgsbedrijven van meer ondergeschikten aard stilstaan, doch ons naar Bali begeven, alwaar onzen troepen harde ervaringen stonden te wachten.
[let eiland Bali of Klein-Java is een dor Kleine Socnda-eilauden, welke groep ten Oosten van Java gelegen is. Bali, 105 □ geogra-phische mijlen groot, heeft den vorm van een onregehnatigen driehoek, een vulkanischen grond, en telt 700.000 inwoners.
De bodem is over 't algemeen bergachtig en verheft zich in de «Piek van 13aliquot; tot meer dan 11000 Meter boven de oppervlakte der zee. Men vindt er onderscheidene rivieren en groote meren, zelfs één meer dat in omtrek niet minder dan 12 geographische mijlen lang is.
De bevolking, waarschijnlijk afkomstig van de kust van Koroman-del, is krachtiger en grooter dan de Javanen; zij houdt zich hoofdzakelijk met den landbouw bezig, ofschoon zij lui en veelal losbandig is, waartoe het overdadig gebruik van opium niet weinig bijdraagt. De vrouwen daarentegen zijn meer huiselijk en arbeidzaam.
Heeds Cornelis Houtman bezocht dit eiland en werd er door de inlanders zeer goed ontvangen; later heelt men zich mindei'met hen ingelaten, doch van lieverlede begon de weerspannigheid der eiland-
58
bewoners bedenkelijk te worden en in het jaar 1840 moest er een expeditie hoengezoiulen worden, lietgeon zeer zeker reeds vroeger het geval zou zijn geweest, wanneer men zich meer met de zaken bemoeid had. Uali had zijn onafhankelijkheid weten te bewaren, doch toen er in INil en 185.') verdragen waren gesloten tusschen de in-landsche vorsten ') en ons gouverjiement, zag men al spoedig dat de 1 ialineezen er op nit waren, om de gesloten overeenkomsten niet na te komen, en dat zij een vijandige houding begonnen aan te nemen.
Vooral de radja van I Moling had reeds herhaalde malen reden tot ongenoegen gegeven en alle vertoogen onzerzijds waren in den wind geslagen. Hij had zich niet ontzien, de Nederlandsche vlag te hoonen, en toen hij daarover ter verantwoording werd geroepen, nam hij een dubbelzinnige houding aan, zoodat het gouvernement niet langer mocht aarzelen, maar hem tot reden brengen moest.
Men verwachtte, dat de tegenstand niet zoo gemakkelijk te overwinnen zou zijn; daarom werd een aanzienlijke vloot uitgerust, bestaande uit '23 oorlogsbodems en oen zeventiental andere vaartuigen; die vloot telde 1'280 koppen en was bewapend met 115 vuurmonden.
Den '20'°quot; Juni I84() verscheen zij, onder opperbevel van den vice-admiraal E. 1!. van den Bosch, tor roede van Bezoeki, om eene week later op de reede van Bleling te arriveeren.
Aan boord van de oorlogs- en transportschepen bevond zich een expeditionair korps, sterk l/ÜO man, waarvan 4()ü Europeanen, onder bevel van luitenant-kolonel Bakker en bestaande uit;
het liK bataljon infanterie, kommandant majoor C. A. de Brauw;
drie kompagnieën van hot 14ac bataljon, onder bevel van majoor L. A. Boers;
'j Het ciImikI Mnli is in aclit t.iimclijk onaflmukclijkc rijkjes vcidwlil, die lic-stuurd worden door iiilaiulschc vorsten of opperhoofden.
59
een berg-batteiij, onder bevel van kapitein VV. K. II. Feuilletau de Bruin, met i,eserve-[)ark onder luitenant II. Valckenier ');
een detachement genietroepen, onder luitenant I). J. Uldenbeck;
500 man hulptroepen van Madura.
Men had don oproerigen radja een ultimatum van driemaal vier-en-twintig uren gesteld, dat den I7'iequot; Juni, den ilag waarop de expeditie voor lileling verscheen, juist verstreken was; den volgenden morgen debarkeerden de troepen onder do leiding van den zeeofficier de Smit van den liroecke, onder de krachtdadige bescherming van het scheepsgeschut.
Men talmde niet, maar ging zonder verwijl tot den aanval over, die met den besten uitslag bekroond werd, ofschoon aldra opnieuw de vaan des opstands zou worden opgeheven.
Hoewel duizenden Balineezen — hun aantal werd op niet minder dan 10,000 geschat, — op de been waren om de landing te beletten, mocht hun dit idet gelukken en de troepen stelden zich op in de sawah's, die de versterkingen van Bleling omringden.
Do kampong van Bleling werd van de zeezijde verdedigd door een retranchement, bestaande uit twee rijen boomstammen, mot bamboes aan elkander bevestigd; de tusschenruimte was met stee-non aangevuld. Daarin waren schietgaten gespaartl voor 50 vuurmonden; tie epaulementen waren dik l'/a a 3 meter en zcilt; a zcucn meter hoog. Nog waren er twee batterijen, op dezelfde wijze aangelegd; alzoo een geducht sterke positio, waartegen door onze troepen in de llank werd opgerukt, terwijl de vloot haar geschutvuur op het fort richtte.
De beschikbare macht was verdeeld in drie aanvalskolonnes, onder de bevelen van de majoors do Brauw en Boers, en van kapitein J. F. Lo-mon. Do eigenlijke aanval was aan majoor dc lirauw met zijne koloime opgedragen, terwijl de beide andere kolonnes haar zouden steunen.
') 4 kuiious (3poiulci's), i huuwitsors cu i mortieren vun N'/j ecutimeler.
60
Moediif i'iikte de eerste kolnmio ten aanval op, doch werd met /.oo'n moorddadig vum begroet, vooral van een batterij die men nog niet ontdekt had, dat men terugtrekken moest op de derde kolonne, welke terugtocht door luitenant E. C. K. Mappé met een goeil onderiiouden geweervuur gedekt werd. Gelukkig bracht de artillerie, die een gunstige positie gekozen had, de lialineezen tot staan, niet dan nadat onze mariniers, die met hen handgemeen waren geraakt, een aanzienlijk verlies geleden hadden. Beter slaagde de tweede kolonno, die op de llank werkzaam was en op liet punt stond om een kampong, in de onmiddellijke nabijheid van den kraton der vorsten, aan te vallen, maai- order kreeg om de eerste kolonne te ondersteunen, die den aanval hernieuwde. Niet het minst tengevolge van de voortreltelijke bediening van ons geschut, werden de vijandelijke werken genomen en de kampong door de granaten der vloot in brand gestoken.
De werken, door den vijand voor onoverwinnelijk gehouden, waren niet bestand geweest tegen de volharding onzer troepen, die op het slagveld bivouakkeerden en gedurende den nacht nog een paar aanvallen van de verwoede Balineezen moesten afslaan: den volgenden morgen rukten de onzen — die aan officieren geen verliezen geleden hadden, uitgezonderd de zee-oflicier L. F. van lloogenhuize, welke doo-delijk getrolfen was geworden — tegen de hoofdplaats Singa-lladja op, welke verwoest werd. De vorsten van Karang-Assem en van Hieling kwamen hunne onderwerping aanbieden en de bevolking keerde naar hare woningen terug, daar haar aan 't verstand gebracht werd dat zij niets meer te vreezen had; en toen de gouverneur-generaal Jan Jacob Uochussen, die in hebruari ISio deze hooge betrekking aanvaard had, op lgt;ali aankwam, vond hij den vijand onderworpen en in een dagorder kon hij , op grond van eigen bevinding, zijn hoogste tevredenheid aan de troepen betuigen.
De bevelhebber der expeditie werd tot kolonel bevorderd en met de vorsten van Karang-Assem en 1'deling werden nieuwe tractaton
gesloten, ilic huiiiio vorpliolitin^on te^onovcr do Nnflcilnndscli-lnllis(•||(, rogoiM'in^ nailer rtïgtilchMi, /oorncilc ilc door litüi te vergoeden kosten. Doch die vrodosvoorwaarden, don l'2dl'quot; Juli fietee-kend, zouden door den lialinecs met voeten getreden worden.
Wel had men niet blindelings op de rcchtseliapenheid der vorston vertrouwd en te I'doling een lort gehouwd, dat door !20() man bezet werd , om de bevolking in bedwang te houden en lt;le naleving der gemaakte overeenkomsten te verzekeren; doch men had niet verwacht dat de oorlog zoo spoedig opnieuw ontbranden zou. als aldra liet geval bleek te zijn.
Nog geen twee jaren waren verstreken, toen een tweede expeditie naar Hall moest gezonden worden; een onderneming, die ons wrange vruchten zon doen plukken. Men hadde reeds eerder moeten handelen.
De vorsten begonnen, met zich te onttrekken aan de betaling der oorlogskosten en de gezanten, die zij naar Batavia moesten zenden om van hunne onderwerping te doen blijken, verschenen niet in de hooidstad van Nederlandsch-lndië. Met zwakke garnizoen in het foil aan de kust van I!leling werd ingesloten en eenige gestrande vaartuigen waren door de üalineezen stralTeloos afgeloopen.
En nog bleef de regeering aarzelen.....
Hoewel men reeds van den aanvang af gezien had , dat de gesloten vrede den vorsten van Dali geen ernst was geweest, had men toch de hoop gekoesterd, dat de zaak langs vredclievenden weg zou kunnen behandeld worden; eerst in Maart 1848 werd er besloten een tweede expeditie naar het eiland Bali.
Wèl was er lang gewacht; do indulgentie van het gouvernement was haast zwakheid te noemen, liet schijnt, dat de gebeurtenissen in Nederland, in verband met de zeer onrustbarende geruchten die tegen het jaar 1818 uit de overige doelen van Kuropa naar Batavia kwamen , de Bcgeering beducht deden zijn voor dergelijke verwikkelingen , althans het raadzaam deden achten, om de hoofdstad niet te zeer van garnizoen te ontblooten.
()2
Wij goloovoii dut ilic vi'ooh ttiniclijk (jiiyoyrond, ton minste ovor-droven was; docli daarin is do oonigo oplioldoring to zookon voor eeno lauwheid, die anders onverklaarbaar te noemen ware, en die ons duur te staan is gekomen.
Do tweede expeditie naar Hall, daarenboven onvoldoende saamge-stold, zou oen verwoeden tegenstand ontmoeten. Zij bestond uit 109 otlicieren en '2205 onder-offlcieren en minderen, waaronder 775 Europeanen; eindelijk 300 koelies. De generaal-majoor van der Wijck was met liet opperbevel belast ').
Den 7dequot; Juni van het Jaar 1848 zon de landing bewerkstelligd
') De saincnstelling ilcr cxpcdilioimiiv troopcn was ;ils vol^'t;
OppcrhcvcllicbhiT : ^cueraal-inajoor ('. van der Wijck.
Adjudanten: de kapitein T. van ('apellen en luitenant. U. .). van der Wijck.
Tweede ijevelhebbei'; Initenant-kolone! A. II. \\ . de Kook.
Chef van den generalen stal': Initenant-kolonel J. van Swietcn.
Sons-ehet' van den staf: kapitein S. von Stampa.
Adjudant: luitenant W. Beijerinek.
Koinmandunt der genie.: kapitein K. C. ('. Steininetz.
Adjudant; luitenant S. H. Deeleman.
Intendanoe: luitenant M. van Weddingen.
Chef' van den geneeskundigen dienst; majoor M. M. (i. Wassink , met de otli-eiereu van gezondheid C. J. Serie en K.. L. Meijer.
De landmacht bestond verder uit:
liet .'idc en 1 3''c bataljon infanterie, ieder 7 a 800 man sterk; kommandunten : luitenant-kolonel H. I'1. J. H. Ie Bron de Vexela en J. li. .1. Sntberland.
Ken detachement ka valeric, onder bevel van luitenant ('. S. Ulilenbeck.
25 Europceselie kavaleristen , onder ritmeester Couperus.
90 man genie-troepen onder luitenant ILaitink.
l)c artillerie bestond uil: 2 balve berg-batterijen , onder kapitein li. .). keilerman (d dricponders en 2 honwitsors), alsmede een reserve van 8 Coeboorn-mor-licren en een reserve-park van 8 zesponders, tor bewapening van versterkte position ; bet reserve-park onder kapitein van Maanen.
300 man Madnroosohe hulptroepen.
De /.oernacht, onder de bevelen van den kapitoin-ter-/,eo Sterk, bestond nil 4 stooinschepen en 5 schoeners, mot 72 vuurmonden en 7,MI koppen; 0 krnisboo ten, 10 prauwen en I kleinere vaartuigen. Huitendien nog elf Iransportscliopon, die door het gouvernement gehuurd waren.
fill
wnn leu , 11,'H lal ui vtirons i'on kolomir ondor majnoi- I-quot;. S. Sor^ tc Tinmr-Saiigsil gcdfhaikcord was, ton einde, in verhaml met hot geschut van dc vloot, die landing te dekken.
Do landingstroepen waren verder ingedeeld in di ie koloniies, onder de bevelen van den luiteauiit-kolonel Sutherland (!'), Ie liron de Vexela (3quot;) en majoor de Vos (i'), terwijl die van Sorg de ko-lonne vormde.
Do eerste kolonne stelde zich links van de tweede op; zij werd spoedig door de beide andere kolonnes gevolgd, maai' het ontschepen van het geschut vereischte eenigen tijd. Do vijand scheen die vertraging aan aarzeling toe tc schrijven en bestookte onze troepen zoodanig, dat generaal van dei W'ijck een krachtdadigcn aanval op de kampong Doenkoelan gelastte, waartoe de ;{'• kolonne de opdracht ontving, terwijl de ¥, half deployeerende, de linker llank moest dekken, tic le kolonne ecliter de landingsplaats bezet moest blijven houden.
De kloeke aanval werd met den besten uitslag bekroond; de kampong werd veroverd on gaarne hadde van der Wijck do behaalde voordeden vervolgd, doch de troepen waren tc zoor afgemat.
Na den nacht rustig tc Boonkoelan te hebben doorgebracht, werd den volgenden morgen vroeg tol den aanval op Djaga-Raga overgegaan, de hoofdplaats van hot rijk van onzen voornaamsten tegenstander, waarheen een nauw défilé toegang verleende, dat goed versterkt was; namelijk door twroe redoutes, die elkander uitstekend llankeorden en door broede grachten mot elkaar verbonden waren. Die werken, op zich zeiven reeds sterk, waren gedekt door de rivieren van Boonkoelan en van Sangsit; ten overvloede bevonden zich achter deze werken nog anderen, welke men niet eens zien kon. Ook hier wedijverden dus natuur en kunst om de vijandelijke position schier onneembaar te maken; de wallen waren overvloedig van geschut voorzien en alle accessen, ook de bermen, mot levende bamboedoeri begroeid, zoodat daar geen doorkomen mogelijk was.
04
l)i' vijand lid ons ongcstoon I i iade ren, znkor van ounlccl «lal zijno imsific» lt;gt;011 aanval niel holiool'do td linchtciii; lt;l»^ diepe stilto, die (dI zelfs ia de onmiddellijke nabijheid der werken bleel' heer-sol len, had iets onheilspellends. De eerste koloime ging vooro]) en werd gevolgd door de iV' en V , terwijl de 'J' lïoenkoelan tnoesl hezet honden en de connminieatie mot de vloot onderhonden.
De mortieien werden nu op een paar honderd pas van de heide redoutes in batterij gehraoht; de kolonnes onder de bevelen van de luitenant-kolonels Sutherland en Ie ürou de Vexela stelden zich op '21)0 pas daarachter in slagorde op, en de 4° kolonne met de kava-lerie vormde de reserve.
Nog steeds bleef een doodelijko stilte hoersohen; hot schoon dat do vijand ons in oen hinderlaag wilde lokken, doch men liet zich niet tot onvoorzichtig avanceeron verleiden. Zoodra onze mortieren in batterij waren, openden deze liet vuur, en nu kwam de vijand eensklaps to voorschijn en vuurde van allo kanten, zonder onze troepen echter voel kwaad to doen.
Oo opporbovelhebber liot do vijandelijke positie thans in front, en gelijktijdig in do rochterllank aanvallen; ton einde dien aanval into leiden en verder to steunen, werden de overige vuurmonden op slechts oen honderdtal passen van een der beide redoutes opgesteld, hotgoen trots do grootste mooielijkheden van hot terrein on hot mi hotor gericlite vuur dor nalinoezon geschiedde. Ons hevig geschutvuur dood dat dos vijands mel kbaar verllauwon; van dit oogenblik maakte do kolonne Sutherland gebruik om te avancooren on zoo mogelijk tusschen boido redoutes door vooruit te dringen, terwijl aan don rechtervleugel dor vijandelijke! stelling oen omtrekkende bewoging beproefd word. Do gonoomde kolonne word in haar vaart go-stuit door 0011 breedo gracht, lt;S a 10 meter diep, wolko de beide hontings verbond. Die hindernis kon don voortgang der onzen slechts 0011 korte poos vertragon; weldra was hot ravijn overgetrokken en do bezetting van do grootste benting, thans bevreesd dat
65
zij zou worden ingesloten, trok terug, zoodat onze troepen het werk verlaten vonden.
Te betreuren was het, dat de aanval op den rechtervleugel met minder succes volvoerd werd; een kompagnie van het bataljon, onder bevel van kapitein Dostal, had zich van een kleine redoute meester gemaakt; dit werk maakte deel uit van een defensielijn, welke de voornaamste versterking met het ravijn van Boenkoelan verbond. In die benting was men evenwel aan het vuur dor aangrenzende werken blootgesteld, dat de onzen zware verliezen berokkende. Men avanceerde in 't eerst, doch de Balineezen begonnen het verloren terrein te herwinnen; zij formeerden drie kolonnes en, met gevelde lans, deden zij een hardnekkigen aanval op de kleine schare, die aanvankelijk stand hield en den vijand gevoelige verliezen toebracht. Doch iedere gaping in de vijandelijke gelederen werd telkens in een oogwenk weer aangevuld ; de getalsterkte der Balineezen was verpletterend, en thans was het onze beurt om te wijken.
Ook in het centrum heeft men met onoverkomelijke hinderpalen te worstelen. Het hoofdwerk der Balineezen biedt nog altijd tegenstand; in waarheid een heldhaftige tegenweer is het, dien de Balineezen blijven volhouden, trots het plongeerend en moorddadig vuur van onze artillerie.
Vruchteloos plaatst overste le Bron de Vexela eigenhandig een ladder tegen de rechter face der redoute; zijne dapperen kunnen hem niet volgen, want de ladders zijn te kort om met behulp daarvan de kruin der zware borstweringen te bereiken. Doch geen nood — overleg zal redding geven, waar de gebrekkige hulpmiddelen te kort schieten. Kapitein Steinmetz en luitenant Deeleman hebben van stormladders een brug over de diepe gracht weten te maken; wel een hoogst onvoldoende en gevaarlijke brug, maar die de onzen toch den overtocht toestaat, zoodat twee kompagnieën de oscarpe bereiken en zich naar de keel van het werk spoeden. De
()()
Balineezen echter liouden stand; de onztMi bevinden /.ich tusschen twee vuren on worden zoo goed ontvangen, dat zij tot den torng-toclit gedwongen worden en zich — daar de gebrekkig gecon-struëerde brug dien niet meer toelaat —midden door de vijandelijke drommen moeten heenslaan. En wat het noodlottigst was, er ontstond behoefte aan munitie; te midden van die worsteling opleven en dood begon men gebrek aan patronen te krijgen.
De Balineezen begonnen nu van het defensieve tot het oifensieve over te gaan, waardoor de toestand van onze zwaar beproefde troepen hachelijk werd. Tal van officieren zijn reeds gesneuveld; een der gebroeders Uhlenbeek, doodelijk gewond, geeft zich zelf het genadeschot, ten einde niet in handen van den overwinnenden vijand te vallen. Van alle kanten avanceert deze laatste, want de terugtocht is onvermijdelijk; dezen ordelijk te verrichten, zonder dat hij in een overhaaste vlucht ontaardt, ziedaar het eenige wat onzen troepen overblijft, die nog meer te lijden hebben door de gloeiende hitte en de onbeschrijfelijke bezwaren van het terrein, dan door het vernielend vuur van den overmachtigen Balinees.
De zaak was verloren, de toestand hopeloos ; doch het terugtrokken geschiedde met een bewonderenswaardige koelbloedigheid en disci-[iline. De van alle kanten opdringende vijand werd in bedwang gehouden door de kolonne de Vos, die den moeielijken terugtocht dekte en zij vervulde hare taak zoodanig, dat de troepen zich aan het strand konden verzamelen, waar men zou bivouakkeeren.
Nu eerst konden de geleden verliezen ten volle overzien worden. Aan officieren had men '/v) aan minderen '/m verloren; buiten gevecht gesteld waren kapitein Macdonald en de luitenants Ardesch, Dickman, Drager, Penning Nieuwland en van Heemskerck — behalve nog de gesneuvelde officieren.
Niet alleen het goed onderhouden vuur des vijands had die zware verliezen veroorzaakt, ook was menig krijgsman van afmatting gestorven. en daarbij was Timor-Sangsit zoo ongezond, dat tic bijeenge-
(57
roepen krijgsraad liet omloenlijk achtte, om met de onvoldoende strijdmacht de operatiën te vervolgen; men meende van de volvoering der bekomen opdracht te moeten afzien en besloot, zonder verwijl naar Batavia terug te keeren.
De expeditie was alzoo mislukt; wij hadden het hoofd gestootou en bloedige verliezen geleden. Toch bleet' er een bezetting in het Nederlandsche werk te Bleling achter; men kon dus, hoe pijnlijk de alloop mochte zijn en hoezeer onze invloed op het eiland lgt;ali ook verminderd was, van de ongelukkige tweede expeditie naar Bali met vertrouwen zeggen: «tout est perdu, fors l'honneur.quot;
Want onze troepen hadden hun plicht gedaan, wat men ook moge aanvoeren tegen de traagheid, waarmee het gouvernement tot de expeditie was overgegaan, en de alweer onvoldoende samenstelling van het korps, met do volvoering der zware taak belast. En hoezeer men de leiding der operatiën door den bevelhebber moge afkeuren, men moet erkennen, dat de soldaat schier het onmogelijke gedaan heeft en voor de dubbele overmacht van bevolking en klimaat gezwicht is.
Vooral waren do Balineezen ten zeerste verbitterd geworden door de overdreven eischen, welke de regeering hun na den alloop der eerste expeditie gesteld had; men had in waarheid de edelmoedigheid, die ten allen tijde den overwinnaar betaamt, wel wat uit het oog verloren — en dit is een kwaad dat doorgaans, zoo als ook hier, zich zelf straft.
* *
*
Be tweede expeditie naar Bali was alzoo niet met dien goeden uitslag bekroond, welke men had mogen verwachten; de tijding-van den ongunstigen alloop werd in de maand Augustus in het moederland ontvangen.
Wat het reeds onvermijdelijk geweest, ten tweedenmale de wapenen tegen Bali te koeren, ten einde de vorsten voor het niet-nakomen der tractaten te tuchtigen en tevens aan de bevolking van
Ob
de Nederlandscho bezittingen te toonen, dat een dergelijk verzet niet stralleloos zou geschieden, na de noodlottige uitkomst van de tweede expeditie was liet een dure pliclit, om zonder verwijl tot een derde te besluiten.
Daardoor ook zou aan de bewoners van den Indischen Archipel de slechte indruk ontnomen worden, die altijd liet gevolg van een mislukten veldtocht is; te eer noodzakelijk in een kolonie, waar weinige duizenden soldaten, millioenen in bedwang moeten houden, zoodat alles er aan gelegen is, zorg te dragen dat het prestige, hetwelk alleen zulks mogelijk maakt, niet geschokt worde.
Zonder aarzelen werd alzoo aan de Nederlandsch-Indische regee-ring volmacht verleend, om ten derdenmale een expeditie tegen Bali gereed te maken; in het moederland zat men niet stil en werden eenige oorlogschepen uitgerust, om do zeemacht in Indië daarmee te versterken; namelijk: de fregatten «Prins van Oranjequot; en ))Sambrequot;, het korvet »Boreasquot;, de schoenerbrik «Amboinaquot; en het stoomschip «Phoenixquot;.
Ter aanvulling van het Nederlandsch-Indische leger werd er een werving geopend; ook werd aan het Nederlandsche leger de gelegenheid geschonken, om aan den beraamden veldtocht deel te nemen, en zoo algemeen was de geestdrift, dat het vastgestelde kontingent verre zou zijn overschreden, wanneer men den wensch bevredigd hadde van allen dio zich aanmeldden.
Het stoomschip «Phoenixquot; lichtte reeds den '20'ten September het anker. Ten einde van de zeilschepen, die eerst den 12dcquot; October zouden uitzeilen, zooveel mogelijk partij te trekken, zouden de fregatten een deel der troepen vervoeren; aan boord van de «Prins van Oranjequot; werden 150 man, op de «Sambrequot; 100 man geëmbarkeerd.
Het was dank zij de zorgen van den kapitein-ter-zee van der Plaat, kommandant der marine te Willemsoord, dat de schepen op den bepaalden tijd konden vertrekken.
Z. K. 11. prins Hendrik, in hot begin van dit jaar tot schout-bij-
69
nacht benoemd, vereerde de zeilree liggende schepen met een bezoek, ten einde aan hen, die aan de expeditie zouden deelnemen, een bewijs van zijne bijzondere belangstelling te geven.
In de laatste dagen was de gelegenheid tot zeilen ongunstig geweest, daar de wind Z.W. en W.Z.W. was; in den morgen van den I2'lcquot; October echter kwamen het stoomschip «Cycloopquot; en de particuliere stoombooten «Noordholland'' en «Amsterdamquot;, die do oorlogsbodems tot buiten het Schulpengat sleepten, waarna de zeilen in top gezet werden en de reis aanvaard werd.
Intusschen had men ook in Indië de hand aan 't werk geslagen. In Augustus was de generaal-raajoor titulair A. V. Michiels, civiel cn militair gouverneur ter Westkust van Sumatra, naar Batavia ontboden, alwaar men hem over de samenstelling der 3e expeditie raadpleegde, daar hem het opperbevel zou worden opgedragen. Niet alleen was hij een ervaren krijgsoverste, die ten volle het vertrouwen van de armee genoot; maarte eer was hij hier de rechte man, omdat hij met de omstandigheden bekend was en dus met kennis van zaken de sterkte en de indeeling der expeditionaire troepen kon bepalen.
Het jaargetijde was ongelukkig te ver gevorderd, om dit jaar reeds de vijandelijkheden te kunnen hervatten, ofschoon het raadzaam werd geacht, hoe eer hoe beter .daartoe over te gaan; maar gedurende den kwaden moesson is de Noordwestkust van het eiland Bali voor zware oorlogsbodems niet te genaken, en daarom werd er besloten, dat de expeditie in de maand Maart van het volgende jaar zou vertrekken.
Intusschen bleef het fort te Bleling bezet en de kusten werden geblokkeerd, dat aan den handel der Balineezen veel schade toebracht en tevens den invoer van wapenen belette. Verder kwam men te weten, dat, behalve de vorst van Bangli, alle vorsten tegen ons hadden samengespannen en dat met kracht aan de versterkingen van Djagaraga, ook aan de verdedigingslinie van Singa-Uadja gewerkt werd. Hoewel de tweede expeditie ons, wegens haar korten
70
(luui', woinig bijzonderheden betreirende het oorlogstooneel had doen kennen, wist men toch dat do positie te Djagaraga zoo sterk was. dat men ze slechts door een geregelden aanval zou kunnen nemen.
Generaal Michiels, al liet gewicht van deze derde expeditie be-sell'ende, daar zij niet mislukken mocht, had zich in de maand November in persoon aan boord van het stoomschi|gt; do »Etnaquot; naar Bleling begeven, om liet terrein wat te verkennen; voornamelijk den weg van Singa-Uadja naar Djagaraga, die wellicht zou kunnen dienen om de vijandelijke werken te omtrekken. Tevens bleek liet hem, dat er zwaarder geschut moest worden meegenomen, dan te voren hot geval was geweest.
Achtereenvolgens kwamen de schepen uit Nederland, die van at'het Kanaal hun eigen weg volgden, in de maanden Januari en Februari te Batavia aan; het korvet Boreas arriveerde te laat om aan de expeditie te kunnen deelnemen. De uit het moederland aangevoerde troepen werd ten deele bij het 7quot; en 13quot; bataljon ingedeeld, terwijl het overige deel de hoofdplaatsen van Java moest bewaken.
Den IS*16quot; Maart embarkeerde aan boord van de »Etnaquot; de opperbevelhebber on gouvernements-commissaris A. V. Michiels.
De derde expeditie was als volgt samengesteld:
adjudant van den opperbevelhebber, kapitein jhr. T. van Capellen;
de staf, bestaande uit; luitenant-kolonel C. A. de Brauw, infan-terie-chef;
ritmeester S. von Stampa, kavalerie sous-chef; kapitein If. C. Staring, infanterie-adjunct; den dirigeerenden officier van gezondheid lc klasse G. Wassink, chef van den geneeskundigen dienst; den auditeur-militair mr. C. J. van Haastert; den adjunct-intendant M. van Weddingen, en den adjunct-aspirant-intendant J. C. van Oosterum.
De troepen bestonden uit;
71
Hot iiquot; bataljon (luit.-kol. T. Poland)......lOlU man,
» r)e » ( » » A_. H. Helbach) .... '.'DU »
» 7' » ( » « B. F. J. II. ie Bronde Vexela) '.'OO »
» 13' » ( » » .1. van Swieten) .... 101U »
Te samen . 38*20 man.
De artillerie, onder bevel van hntenant-kolonel A. Mcis, bestond uit de 2° kompagnie zesponders (vier kanons en vier houwitsers van 10 centim.); de 3'' kompagnie drieponders (vier kanonsen twee mortieren van 11% centim.), en een belegerings-park, bestaande uit 4 mortieren van 20, vier van i l'A en twee lange houwitsers van 15 centim.: alzoo te samen 24 vuurmonden.
De genie en sappeurs, te samen 200 man, stonden onder kom-rnando van den luitenant-kolonel A. M. Dibbets; bet detachement kavalerie, sterk 30 ruiters, werd gekommandeerd door den 21'quot; luitenant F. A. Stevn; voorts 300 man hulptroepen onder kapitein .1. Pieplenbosch; eindelijk 4000 man hulptroepen van Lombok.
De marine had tot kommandant den vice-admiraal J. i'. Machiei-sen: adjudant de luitenant-ter-zee 2C klasse F. A. A. Gregory, /.ij bestond uit de volgende oorlogschepen:
1. Fregat Prins van Oranje, met 500 koppen; kommandant ; kapitein-ter-zee J. F. ü. Bouricius.
2. Fregat Rijn, met 300koppen; komm.: kap.-ter-zeeF. A. Jöhr.
3. Fregat Sambre, met 320 koppen; kommandant: kapitein-tor-zee H. Ferguson.
4. Korvet Argo, met 180 koppen; kommandant: kapitein-ter-/ee C. van der Hart.
5. Stoomschip Hekla, mot 80 koppen; kommandant: kapiteinluitenant J. H. Sterk.
0. Stoomschip Phoenix, met 00 koppen; kommandant: luitenant 1' klasse J. May.
7. Stoomschip Vesuvius, met 00 koppen; kommandant: luitenant lc klasse J. H. Camp.
72
8. Stoomschip Etna, met 90 koppen; kommandant: luitenant 1° klasse ,1. A. Eschauzier
(». Stoomschip Borneo, met i0 koppen; kommandant: luitenant lL' klasse K. Frasei'3).
1Ü. Stoomschip Samarang, met 50 koppen; kommandant: luitenant le klasse J. D. Wolterbeek.
11. Stoomschip Onrust, met 45 koppen; kommandant: luitenant '2'' klasse T. A. Nieuwenhuizen; zoo mede G schoeners, te samen 'JSO koppen.
27 transportschepen en, om bij de landing dienst te doen: de schoener Doris met 12 gewone kruisprauwen, 18 prauwen-mayang en 8 vlotten, samengesteld uit 0 landschouwen.
Het landingsbataljon, sterk 302 mariniers (onder-officieren en manschappen), stond onder bevel van den kapitein-ter-zee J. F. D. Bouricius; adjudant, de lquot; luitenant der mariniers J. L. le Mahien, en was samengesteld uit 2 kompagnieën, zoomede 3 kompagnieën matrozen.
Op den 1 4llequot; Maart embarkeerde de vice-admiraal Machielsen O]) het fregat «Prins van Oranjequot;, en aanvaardde het bevel over het eskader.
De ingezetenen van Batavia gaven in het gebouw der sociëteit Concordia een bal ter eere van den kommandeerenden generaal en verdere officieren.
's Morgens van den 15'lcn werden het 7C en 13° bataljon door een gedeelte der burgerij uitgeleide gedaan en ingescheept; de overige bataljons infanterie, zoo mede de andere wapens, hulptroepen en koelies, embarkeerden op andere koopvaardijschepen en kustvaarders in hunne garnizoenen. Later voegde zich het stoomschip »Heklaquot; te Giliang bij het eskader.
ij Wegens ziekte vervangen door den lcquot; officier luitenant-ter-zee 2° klasse .). ü. de Man.
2) Idem door den lequot; oflicier luitenant-ter-zce lc klasse F. J. E. van Gorkum.
73
Om elf uur was alles gereed en weldra verkondigde een saluut van 21 schoten, dat het eskader de reede verliet.
Opdat de geheele strijdmacht gelijktijdig voor Bali zou aankomen, moesten ile schepen van Batavia naar het eiland Giliang stevenen, aldaar de troepen van Samarang afwachten en dan vereenigd de reis naar Bali voortzetten.
Nadat die vereeniging den '25quot;cn Maart had plaats gehad, kreeg men den 20stcn de Piek van Bali en Lomhok in het gezicht, en den 30tcquot; kwam men ter reede van Sangsit aan, alwaar de schoeners «Saparoeaquot;, «Circequot; en «Bankaquot;, waarvan de heide eerstgenoemde tot het blokkade-eskader behoorden, de schepen hun ligplaatsen aanwezen.
Eenige mijlen meer westelijk kon men het fort Beliling zien liggen , dat in ons bezit was gebleven; daar achter, nog meer westelijk, de versterkte kampong Singa-Radja, die in 1846 door de onzen ingenomen was.
Het plan van den opperbevelhebber was, om de macht voor Sangsit te verzamelen en daardoor den vijand in den waan te brengen, dat men weder, evenals bij de tweede expeditie, daar ter plaatse zou landen en een vernieuwden aanval op Djagaraga beproeven; des nachts echter zou men in stilte verzeilen, de troepen aan het strand voor het fort Beliling ontschepen, Singa-Radja trachten te nemen en alzoo een vast punt zien te bekomen, als uitgangspunt voor verdere operation. Doch ten gevolge van oen verkenning naar Singa-Radja, door eenige officieren van den staf gedaan, waarbij gebleken was dat die belangrijke plaats niet sterk was bezet, besloot de opperbevelhebber om het oorspronkelijk plan te wijzigen, zoodra doenlijk de grootst mogelijke macht te verzamelen, en den volgenden morgen reeds vroegtijdig te landen.
Zoodra het admiraalschip ten anker gekomen was, kwam de chet van den generalen staf, luitenant-kolonel de Brouw, aan boord om uit naam van generaal Michiels den admiraal te verzoeken, nog
74
(lieiizelfden nacht om 3 uui' ul do ingescheepte troepen te doen landen, zoo mede de mariniers en tie daartoe bestemde matrozen. Deze hadden zich reeds gedurende de reis met veel ijver op ile exercitie met hot geweer toegelegd; doch de admiraal had niet begrepen, dat men ook de matrozen de landing wcnschte te zien meemaken, en dus wees hij alleen de mariniers aan om mede te gaan.
Toen do ))Argo'' en de »Sambrequot; ter roede kwamen, bestond do geheele beschikbare macht uit vier kompagnioën van het 7e bataljon en de mariniers der drie oorlogschepen; door den adjudant van den admiraal was reeds bij voorbaat een plan tot hot debai-keeren der troepen ontworpen, 'twelk goedgekeurd was; hierbij was echter aangenomen, dat al do schepen tegelijk voor den wal zouden komen. Daar dit nu niet het geval was, werden in hot plan natuurlijk de noodigo wijzigingen gebracht en de landing zou geschieden door middel van de prauwen-mayang en de sloepen dor oorlogschepen; elke kruisboot kon 50, de prauwen-mayang groot-model konden 25, de kleine prauwen 15 a '20 man innemen.
Alles was dus gereed voor de landing en reikhalzend zagen de troepen het oogenblik naderen, dat zij zich met den vijand zouden kunnen meten en het geleden echec wreken.
Niet 'alleen met het oog op haar gewicht — want haar mislukken zou de noodlottigste gevolgen hebben gehad — maar ook op de krijgsverrichtingen zeiven was deze derde expeditie veel belangrijker dan do beide vorigon; daarom zullen wij, alvorens tot de landing en de verdere operation over te gaan, nog een blik op den geographischen en ethnographischen toestand van het tooneel des oorlogs werpen, daarbij do beschrijving van de eilanden Dali en Lombok door baron P. Mollvil do Carnbreo tot leiddraad nemende.
Het eiland Bali, tusschon Java en Timor gelegen, is door bodem en klimaat even moeielijk voor het voeren van een aanvallenden oorlog als de Eovonlanden van Padang; hoofdzakelijk wegens de sawah's, den door diepe ravijnen doorsneden grond en het gebrek
75
aan water; ook hel vervoer vau levcusmiddclen eu ki'ijgsbelioel'tcn gaat met groot bezwaar gepaard.
Op de noordelijke helling van de bergketen, die zich in liet midden van liet eiland verheft, vindt men het koninkrijk Bieling; meer oostwaarts Karang-Assem en Klonkong. in het midden bevindt zich liet koninkrijk Bangli, in het zuiden zijn Gianjar en liadong gelegen.
Een aantal rivieren stroomen van de bergen naar de kust en vermeerderen de groote vruchtbaarheid van (len grond.
Wat de bevolking betreft, zij heeft regelmatige trekken en eon schrander oog; de Balineezen zijn dapper, van nature goedaardig, energiek en wel gehecht aan hun gebieders; maar behalve het gebruik van opium, doet ook het nuttigen van sterken drank, onder anderen een soort van arak dat door de Chineezen van Java gedestilleerd wordt, hun veel kwaad; inzonderheid de grooten of r/oeslis zijn zeer daaraan verslaafd.
Daar liet volk weinig in gemeenschap met andere volkeren is gekomen, vindt men op Bali nog geheel op zich zeiven staande zeden en gewoonten. De kleeding is eenvoudig; gewoonlijk loopen de Balineezen blootshoofds en dragen om het lijf [alleen een sarong (een lap katoen), die tot halverwege de dij reikt.
Verzot zijn ook zij, evenals de gansche bevolking van den Archipel, op hanengevechten; er is haast geen Balinees of hij heeft een haan, die met de meeste zorg gevoed en voor het gevecht gedresseerd wort. De vorsten bezitten er somwijlen honderden.
Knodsen en pieken vervaardigen zij met veel smaak en deugdelijk; gevest en sciieede worden prachtig geciseleerd ; daarentegen zijn hunne vuurwapenen van het allerminst allooi, hoewel zij bij lt;lc derde expeditie percussie-geweren hadden, die door de onzen tijdens de tweede expeditie waren achtergelaten. Daar do bevolking, zooals reeds werd aangestipt, 7u0,000 zielen groot is, wonen er ongeveer 0650 O]) een vierkante geographischo mijl; wat de getalsterkte der bevolking betreft, moeten de verschillende Staten als volgt ge-
76
rangschikt worden: Gianjar, Badong, Tabanan, Mengoei, Kionkong, Karang-Assem, Bangli, Pojangan en eindelijk Bleling.
Daar ecliler ieder volwassen Balinees mee ten strijde trekt, moet men rekenen, dat minstens 100,000 man in 't veld gebracht kunnen worden. Genoeg om te doen zien, dat den onzen een zware taak te wachten stond.
Doch glansrijk zou die vervuld worden. — Ten vier uren in den morgen had de ontscheping plaats en weldra waren al de troepen aan land gezet.
Nadat de manschap op het strand verzameld was, begon de marsch landwaarts in, naar Singa-Radja, onder bevel van luitenant-kolonel de Brauw. Nog geen enkel schot werd aan boord van de schepen vernomen, vanwaar men met kijkers den marsch der troepen kon gadeslaan; stil de kampong genaderd, trok men die om en toen de weinige Balineezen daar de vlucht kozen, rukte men de kampong binnen. Deze is tie aanzienlijkste van het rijk Be-liling. De weg van het fort daarheen loopt door schoone sawah-velden; aan weerskanten was hij door middel van borstweringen afgesloten en aan het einde bevond zich een aarden wal a cheval op den weg en voorzien van schietgaten, zoodat het bij een middelmatige verdediging niet doenlijk zou geweest zijn, de kampong binnen te komen.
Door de koelies werden nu uit de magazijnen bij het fort de noodige levensbehoeften voor twee dagen naar Singa-Radja gebracht, hetgeen onder bedekking van detachementen infanterie geschiedde, die tevens de koelies wat in 't oog hielden.
))ln de bezette kampong,quot; zoo leest men in de beschrijving dei-derde Balineesche expeditie door den kapitein-ter-zee J. O. H. Arntzenins, vervaardigd naar destijds door den auteur gemaakte aanteekeningen; een zeer belangrijk geschrift, dat ons tot leiddraad zal strekken; — «in de bezette kampong vond men een menigte pas gebruikte zaken, die bewezen dat de inwoners eerstop het aan-
/1
rukken van liet bataljon lt;le wijk hadden genomen. Een aantal huisdieren en andere provisiën waren in de woningen voorhanden en strekten den soldaten tot een versterkend maal. De woningen werden tot logies voor de manschappen ingericht, voorzoover ze van klei waren opgetrokken; die van hout of steen waren gebouwd, werden betrokken door de officieren.
))l)eze verblijven waren over het algemeen zeer armoedig; ze bevatten een enkel klein vertrek, waarin het geheele huishouden bij elkander logeert. Met huisraad bestond gewoonlijk uit 2 a 3 baleh-baleh's of slaapplaatsen van bamboes.
«Op bet erf der woningen vindt men de begraafplaats van het gezin, welke slechts een kleine ruimte beslaat, wijl het hier gebruikelijk is de lijken te verbranden; meermalen deelen de vrouwen der aanzienlijken in het lot van hun afgestorven echtgenooten. Na de plechtigheid wordt de asch in kleine urnen onder afdakjes van atap bijgezet op de begraafplaats, waar dagelijks door de nabestaanden wordt geofferd.quot;
Dienzelfden morgen meldde zich onder parlementaire vlag een gezantschap aan, bestaande uit eenige priesters en personen, tot het gevolg van den koning van Karang-Assem behoorende.
Op het fort bij den opperbevelhebber toegelaten, betuigden zijde bevreemding van hun gebieder over de krijgstoerustingen, daar hij een getrouw onderdaan van hot Nederlandsche gouvernement was. Generaal Michiels liet zich echter niet om den tuin leiden en gaf de afgezanten te verstaan, dat als de vorst dan zoo'n getrouw onderdaan was, deze zich ten spoedigste bij hem te vervoegen had, om bevelen te vragen.
Intussehen waren den l8'011 April de overige schepen van Batavia voor anker gekomen, en in den morgen van den 2(lequot; April werd nu ook het IÜe bataljon gedebarkeerd; daar de nu aanwezige macht voldoende werd geoordeeld. werden do mariniers weder ingescheept. Nadat de overige infanterie, zoo mede een deel der artillerie ge-
7S
land was, rukte tie luitenant-kolonel Melbach met hot I1' bataljon naar Singa-Radja op.
Nadat ook hot 3° bataljon, onder luitenant-kolonel Poland, benevens de hulptroepen van Madura, de nog ontbrekende koelies en artillerie ontscheept waren, bevond de opperbevelhebber zich inden avond van don 4dequot; niet de geheele macht onder de wapens, om don koning van Ivarang-Assem te ontvangen, die de vergunning verzocht en verkregen had, om tot den generaal te komen; doch er verschenen slechts een paar inlanders die meedeelden, dat tengevolge van regen do rivieren gezwollen en do bruggen vernield waren, zoodat do vorst niet had kunnen komen.
Daar het gezantschap ook den volgenden dag niet kwam opdagen, besloot de generaal niet langer te wachten, maar de operation te beginnen en de hoofdvorstorking Djagaraga to naderen. In verband hiermede verzeilde oen gedeelte der scheepsmacht tot genoemde kampong, zoodat zich aldaar 3 fregatten, i schoeners en 8 koopvaarders bevonden; aan boord van die schepen zag men de in de kampong achtergoblovon bewoners met al hunne eigendommen naar het binnenland vluchten.
Bij nader inzien besloot de opperbevelhebber nog één dag te wachten, om den koning van Karang-Assem mot den rijksbestuurder van Beliling in de gelegenheid te stellen, alsnog hunne onderworping aan te bieden.
Den 7lItquot; April kwamen dan ook, reeds vroeg in den morgen, een groot aantal manschappen van Djagaraga naar de kampong Sangsit, die nog niet door onze troepen bezet was. Hun wapens bestonden uit pieken on krissen; enkele waren van geweren voorzien. lüj hunne nadering werden de troepen te Singa-Radja langs den weg op twee gelederen gesteld, do artillerie op do llankon.
De koning van Karang-Assem, die zelf tegenwoordig was, liet den generaal vragen, of' hij met 2000 man do rivier mocht overtrekken; niet wetende dat er zoovelen bijeen waren, liet de ge-
79
neraal weten, dat de gansclie macht kon volgen, die zich nu, ten getale van ongeveer 10,00(1 man, vlak tegenover de troepen opstelde.
De vorst, de rijksbestuurder en de rijksgrooten werden door den opperbevelhebber in den kraton ontvangen; de adjudant van den gouverneur-generaal, jhr. van Capellen, diende tot tolk. De rijksbestuurder, die het Maleisch machtig was, scheen hier de voornaamste persoon te wezen; want de vorst zelf — die op een stool was gaan zitten, terwijl do minderen om hom heen op don grond hadden plaats genomen —, zeide nagenoeg niets.
Namens den opperbevelhebber werden den vorst nu de navolgende eischen gesteld: vooreerst moest hij onverwijld een gezantschap, uit de aanzienlijkste personen van zijn rijk bestaande, naar Batavia zenden; voorts moesten de sterkten van Djagaraga geslecht worden. De verdere eischen van de Nederlandsche regeering zou hot gezantschap te Batavia vernemen. Tevens werd hun meegedeeld , dat roeds den volgenden morgen naar Sangsit zou worden opgerukt.
Deze voorwaarden worden onvoorwaardelijk door don koning van Karang-Assem aangenomen; tevens beloofde hij, de vorsten van Beliling en Klonkong evenzeer tot onderworping te zullen aanmanen.
Den 8stcquot; April trokken, zooals het voornomen geweest was, hot I :'e bataljon en do borgbatterij naar Sangsit, langs een smallen weg die voor de artillerie hoogst moeiolijk was; gelukkig worden tie troepen niet in hun marsch gestoord door don vijand, die overigens volstrekt niet van plan was om zijn woord te houden. Na een marsch van ongeveer vijf uren arriveerden zij te Sangsit, welke plaats ook verlaten was en bezot werd. De beide volgende dagen werd de beweging door de overige troepen gevolgd; ook de verdere scheepsmacht kwam nu voor Sangsit ton anker, behalve do schoeners «Circequot; en »Ambonquot;, die tusschen Beliling en Sangsit moesten ob-sorveeren.
Wederom liet de vorst van Karang-Assem verzoeken om, thans vergezeld van den vorst van Beliling en diens rijksbestuurder, den
generaal te ontmoeten. De opperbevelhebber verklaarde zich nogmaals hiertoe bereid.
In ilcn vroegen morgen van den 13,lcquot; April was alles tot ontvangst van de hooge personaadjes gereed; ditmaal waren ook de états-major dor op de reede liggende schepen grootendeels tegenwoordig.
Op den 18 a 20 pas breeden weg waren drie bataljons in gesloten kolonne opgesteld; vóór de tent, waarin de samenkomst zou plaats hebben, stond een bataljon, zoo mede de kavalerie met de batterijen en de hulptroepen in rij en gelid.
's Morgens ten 10 ure kwamen langs den grooten weg de eerste Balineezen aan; weldra volgden de vorsten van Karang-Assem en l'eliling, heiden te paard, lüj den opperbevelhebber gebracht en gevolgd door hun hofstoet, namen zij op hun zetels plaats; ook thans ging de goestie djilantiek weder naast denverst op den grond zitten. Nu groeide het aantal volgelingen zoozeer aan, dat de breede weg weldra door een ondoordringbare massa bezet was; allen waren goed gewapend met pieken, sommigen met geweren 'van allerlei soort; men merkte zelfs lontroeren daaronder op.
Het voorkomen van den vorst van Karang-Assem, open en flink, stak gunstig af bij dat van den vorst van Beliling, die een lijdend, gemeen uiterlijk had; ook was hij blijkbaar zeer gejaagd en over 't algemeen schenen de Ualineezen zoo bevreesd te zijn, dat een kleinigheid voldoende zou zijn geweest, om hen van hunne wapenen gebruik te doen maken. Nog meer dan te Singa-Radja was de toestand tamelijk precair, en allicht hadde die ontmoeting tot een afschuwelijk bloedbad kunnen leiden.
Door jhr. van Capellen werd weder aan den rijksbestuurder meegedeeld , dat wanneer de vorsten gezind waren aan de gestelde voorwaarden te voldoen, hun geen leed geschieden zou; de generaal zou don volgenden Zondag naar Djagaraga oprukken en er do Neder-landsche vlag hijschen. — Ook nu logden beide vorsten de plechtig-ste beloften af en vertrokken na vernieuwde vriendschapsbetuigingen.
bl
Hoewel zij verzekerd hadden, dat do wog naar Djagaraga dooi Imnne onderhoorigen begaanbaar was gemaakt en dat men in de bentings lires gemaakt had, aclitte Miciilols liet inut geraden om daar blindelings op te vertrouwen; liij liet door eenige staf-officieren eene verkenning doen en al spoedig deed men de ervaring op, dal er nog niets geschied was.
Den 14lt;lcl1 zond Micliiels luitenant-kolonel Meis, majoor Steinmetz en do kapitein-adjudant van Capelien naar den rijksbestuurder, om hem nog eens goed aan 't verstand te brengen, dat hot volstrekt niet de bedoeling van den generaal was om oen bloot bezoek af te leggen en te Djagaraga eene vei tooning te makon; maar dat hi j onvoorwaardelijke overgave eischte.
De ontwijkende antwoorden, die men bekwam, deden het raadzaam achten, de onderhandelingen af to breken.
In den vroegen morgen van den -I5llcn April rukte de generaal met liet 5quot; en 13c bataljon, benevens de artillerie, in de richting van Djagaraga op: hot 7° bataljon had bevel gekregen om de rivier bewesten Sangsit te volgen, om zoo mogelijk de versterkingen te omtrekken en in den rug te vallen. Ieder man had voor Si uren brood; verder werden geen provision moegenomen, hoewel er vivres voor twee dagen gereed waren om te volgen, liet 3° bataljon bleef te Sangsit om do magazijnen, en de mariniers waren geland om het strand te bewaken.
Wegens den hobbeligen, door houtgewas moeilijk begaanbaren weg. had de artillerie grooto hinderpalen to overwinnen. Op tien minuten van de wallen der versterkingen, stiet men op een diep, breed ravijn, waarover de genie in zeer korten tijd met het meegevoerde bamboes een brug sloeg, die men overtrok, waarna op ongeveer 1000 pas van de wallen halt gehouden werd. In liet verschiet vernam men weldra geweervuur; het 7'' bataljon was dus reeds in een gevecht gewikkeld, waarop de troepen van deze zijde zoo spoedig mogelijk naderden en hot vuur openden, dat door den vijand levendig beantwoord werd.
Ü
S2
ilet l;gt;1- bataljon, midden voor de vijandelijke werken opgesteld, werd door een hevig kruisvuur bestookt; de helft van het 5% onder majoor Rocqué, werd in westelijke richting gezonden, om met liet 7e in gemeenschap te komen.
Intusschen trachtten 8Ü0Ü ;i 10000 man uit do versterkingen aan de oostzijde onze troepen te omtrekken; zij koesterden liet voornemen om hen in den rug aan te vallen. De kapitein der mariniers, die aan liet strand bevel voerde, vernam dit nog tijdig en liet den admiraal om versterking vragen, waarop onverwijld aan al de oorlogschepen de last werd verstrekt, om de nog aan boord zijnde mariniers to doen landen, zoodat zich tegen den middag te Sangsit 210 onder-officieren en mariniers bevonden. Het bleek, dat de Ba-lineezen de oostelijk gelegen versterkingen verlaten hadden, om de Madureesche hulptroepen, die een gedeelte der batterij en de ambulance moesten dekken, aan te vallen; doch na eenige schoten der batterij en door het goed gericht infanterie-vuur werden zij teruggedreven.
Tot driemaal toe trachtte het 13° bataljon de meest westelijk gelegen bonting te bestormen; doch het moorddadig vuur des vijands maakte het ondoenlijk, op deze wijze er binnen te dringen. Tot aan net invallen der duisternis werd het vuur onderhouden.
liet vervoer der gewonden, ten allen tijde een groote moeielijk-heid bij eon in het binnenland gevoerden oorlog in deze gewesten, leverde ook nu vele bezwaren op; zij moesten 3 a 4 palen ver door koelies naar het strand worden gedragen in een soort van hangmatten , aan een bamboes hangende. Gekwetst waren luitenant-kolonel Meis van de artillerie, majoor Sorg, de kapiteins Vorstenbosch en Reiger, de luitenants Donleben, van Uouveroy, Munter en 85 minderen; gesneuveld waren de luitenants van Swieten en Prager, en 18 minderen. Des nachts werd er gebivouakkeerd.
Intusschen had do kolonne onder het bevel van luitenant-kolonel Le Bron de Vexela, met '20 sappeurs en voorzien van 2 handmor-
88
tieren, de bedding der ten westen van Sangsit stroomende rivier gevolgd, grootendeels tot over de knieën dooi' het water gaande; op deze wijze was het haar gelukt, de westelijke versterkingen van achteren te naderen, zonder door don vijand te worden ontdekt, waarna do soldaten mot veel moeite den rand van het ravijn wisten te bereiken en — thans eerst ontdekt door de Ralineezen, die hun een hagelbui van kogels en pijlen toezonden — de ben-tings bestormden; met liet gevolg dat aldra drie daarvan en nog vóór hot vallen van den avond reeds vijf werken aan den vijand ontweldigd waren. De aanval, tien volgenden morgen vroegtijdig hervat en thans in het front ondersteund, was overweldigend, zoodat reeds 's morgens om zeven uur de hoofdversterkingen van Djagaraga in onze macht waren.
Het 1quot; bataljon bivouakkeerde in de veroverde bentings. Gelukkig waren de verliezen onzerzijds gering te noemen; dien dag waren gesneuveld de luitenant Derens en 8 minderen; gewond luitenant-kolonel de lïrauw, kapitein Ilappé en 49 minderen.
Dat de tegenstand en dus ook ons verlies niet grootor was, kwam, doordat do Balineezen, bevreesd te worden ingesloten, den nacht te voren bij duizenden de wijk naai' hot gebergte genomen hadden; zelfs de rijksbestuurder had in tijds een goed heenkomen gezocht, liet meerendeel hunner dooden en gekwetsten hadden zij medegevoerd ; in de sterkten werden er slechts een honderdtal gevonden. De vijand liet vooreerst niets meer van zich zien en bleek zelfs de achter de versterkingen gelegen kampong verlaten te hebben. Het gelieele verlies aan onze zijde bedroeg, behalve de gesneuvelde en gewonde officieren, — waarbij door een nachtelijk alarm te Sangsit, waarvan men nooit de reden te weten gekomen is, nog luitenant von Schimmelman kwam, die een kogel in 't hoofd kreeg: ge-.ri0, gewond 138 man.
«Het Nederlandsche leger,quot; zoo schreef de kapitein-ter-zee Arnt-
zenius, ))had zich op den 15Jcquot; April in alle opzichten bewondcrens-
C»*
84
waardig gedragen. Om dit good to kunnen beoordoolen moet men in liet oog houden, dat tegen een minst genomen vijfmaal sterkeren vijand werd geageerd, die in zijn sterkten goed lag verschanst-Daarentegen hadden onze troepen hij de ondragelijke hitte en het lastig terrein met dorst en uitputting te kampen gehad, terwijl de volgende nacht in stede van rust en versterking aan te brengen, in de grootste onrust werd doorgebracht. Allen, bijna zonder uitzondering, hadden zich evenzeer onderscheiden; vele gewonden moesten zelfs met geweld uit het gevecht worden verwijderd.
«quot;Wanneer men allo omstandigheden in aanmerking neemt, zooals het groote aantal inlanders in de sterkte, het betrokkelijk groote aantal hunner vuurwapenen, hun sterke positie, het kruisvuur waarin onze troepen hadden geageerd en eindelijk den langen duur van den strijd, dan zal men moeten toegeven, dat hot verlies van ons leger gedurende die beide dagen niet groot kan worden genoemd. Daarvan moet do oorzaak voornamelijk gezocht worden in 's vijands weinige bedrevenheid in de behandeling van vuurwapenen, in do inferieure kwaliteit dier wapenen en eindelijk in de onhandigheid bij het gebruik hunner bogen, waardoor van de duizenden pijlen. die zij op onze troepen afschoten, slechts weinigen dool troffen.
«Voorts wordt men als vanzelf gedwongen te erkennen, dat al wat men vroeger wel eens heeft verhaald van adsistentie, die de Balineezen zouden gehad hebben van Europeesche krijgskundigen, ongegrond is; alleen dit zou men kunnen zeggen, dat zij zich in het bezit bevonden van eenige goede vuurwapens van Engelsch maaksel. De kogels waren meest van verschillend kaliber en bevatten stukjes steen of porselein, tor besparing van lood, waaraan zij gebrek schenen te hebben. Enkelen dier kogels, van bukskaliber, waren met een koperen spiraalveer aan elkander verbonden en moesten het effect van kettingkogels doen. De wonden, door deze kogels veroorzaakt, schreef men eerst toe aan de uitwerking van granaten.
))Üp liet slagveld, maar meer nog in do beatings, werd een menigte pijlen en bogen gevonden. Do bogen waren van een hard en vezelachtig hout vervaardigd, met koorden van pezen of rotting; de pijlen waren rieten van 4 a 5 voet lengte, sommigen met zeer scherp geslepen ijzeren punten met weerhaken, van allerlei vorm, docli het meerendeel met puntig gesneden houten vooreinden. Daar deze pijlen in do lucht werden geschoten en dus in den val moesten treilen, was het treffen zeer onzeker, waardoor zij zeker niet zoovele verwondingen hebben veroorzaakt, als hun aantal zou hebben doen verwachten. Door zulk een pijl met een ijzeren drietand werd de luitenant-kolonel De Brauw in de zijde getroffen; men was verplicht de wonde zeer te vergrooten, ten einde er den pijl uit te halen.
»Ook het geschut, waarvan de vijand zich bediende, stond bij het onze ten achter. Behalve de houwitser van 11 '/2 duim, bij tie vorige expeditie door de onzen achtergelaten, en welke nu tot achter de tappen geladen werd teruggevonden, zoodat het afschieten waarschijnlijk hot springen van het stuk tengevolge zou gehad hebben, vond men nog twee ijzeren kanonnen van 0 pond en twee van i pond, zeven ijzeren lilla's op lage rolpaarden en eenige wal-busgeweren. Natuurlijk is een vijand aldus uitgerust niet op den duur tegen Europeesche troepen bestand, al zijn ook klimaat en terrein in zijn voordeel; maar toch zou hij het, bij minder moed en volharding van do zijde der aanvallers, een geruimen tijd kunnen uithouden.....
» .... De hoofdversterkingen van Djagaraga, na de vorige expeditie zeer uitgebreid en verbeterd, bestonden uit een groot aantal, 10 a 12, bentings van meer of minder omvang; bijna allen hadden door bedekte wegen gemeenschap met elkander, terwijl de toegangen door traversen waren afgesloten. Het geheel was aangelegd op een hellend terrein tusschen rivieren of bergstroomen, wier water werd geleid door diepe grachten voor tie versterkingen; bovendien waren
86
de wallen beplant met scliier ondoordringbare heggen van bamboe, nopal, bamboe-doeri en bezet met scherpgepunte bamboezen, om de van bniten aandringende vijanden liet stormen op deze bentings ondoenlijk te maken. Daarenboven was de omtrek tot op verren afstand van wolfskuilen voorzien, die zoowel voor de infanterie als de artillerie zeer lastig waren.
«Men zal niet kunnen gelooven met hoeveel overleg de Balineezen hier hadden partij getrokken van de middelen ter verdediging dier wallen, hun door de natuur aan de hand gedaan. Rondom de bentings waren zware verhakkingen, die onder het vijandelijk vuur onmogelijk waren op te ruimen, ook al was men reeds aan de andere zijde van de gracht, die wel 20 voet breed en minstens 42 a 15 voet diep was, gekomen.
«Djagaraga bestond uit een aaneenschakeling van sterkten, met ravijnen op de beide flanken, waarvan de uiterste kleine werken wel l1/, uur van elkander gelegen waren. Zoo bevonden zich eenige kleine werken aan de westelijke rivier, welke de hoofd versterkingen aan die zijde dekten of althans de nadering van dien kant moesten bemoeilijken; deze werken waren het, die door liet 7quot; bataljon het eerst werden genomen.
«Zoo lagen er ook dergelijke werken aan de oostzijde, tegen de kampong Soeter. Onder de nieuw aangelegde werken, namelijk sinds de vorige expeditie, was er een, de benting van den Goestie Dji-lantiek genaamd, welke door het kuisvuur der omringende sterkten werd beschermd. Deze benting was vierkant, door Iiooge aarden wallen omgeven, bijna 2% el dik, en samengesteld, zooals later bij het slechten bleek, uit klapperboomen, waartusschen zware klei was gewerkt. Hieraan hadden, volgons de verklaringen van een paar gevangen Balineezen, 10,000 man gedurende een halfjaar quot;cwerkt. De benting was op de vier hoeken met geschut van licht kaliber gewapend en bij den opbouw waren door de wallen bamboezen gelegd, waardoor, bij wijze van schietgaten.
87
do verdedigers hun geweren op den naderenden vijand konden lossen.
«Door liet doen van proefschoten iiad men geobserveerd, waai buiten de beuling de meeste kogels nedersloegon, en op die plaatsen bamboe-doerie geplaatst. Ais de troepen bij het voorwaarts rukken zich aan deze, oppervlakkig beschouwd geringe, hindernissen niet stoorden en, daarin verward, werden opgehouden, werd er vuur gegeven, waarvan de schoten vrij zeker dool troffen. Ook op hel terrein voor de andere bentings had men dergelijke hindernissen aangelegd.
«De benting van den goestie was aan den achterkant door drie zware deuren van djatiehout gesloten. Zij lag geheel op zich zelf en iiad een zeer sterke bezetting, wat men van den aanvang af zeer duidelijk van de schepen had kunnen zien, wijl de verdedigers zich. vooral des avonds, op de wallen vertoonden.
«Aan de binnenzijde der wallen van deze en andere bentings waren zeer ingenieus bedachte afdaken van bamboes gemaakt; deze moesten dienen om de holle projectielen op te vangen, die zij reeds van vroeger als zeer gevaarlijk kenden. Door de sterke helling rolden de granaten in zes daartoe gegraven putten, welke met water waren gevuld, waarin zij smoorden. De geheele inrichting der benting bewees, hoever de Balineezen reeds gevorderd waren in de versterkingskunst. Hoewel, zooals reeds gezegd is, bijna al de sterkten door bedekte wegen verbonden waren, gaven echter de traversen voor de kelen te kennen, dat men, de eene benting genomen zijnde, die uit de andere nog zou trachten te beschieten. Uier zou de vijand echter, wegens ons beter geschut, niet tegen ons bestand zijn geweest.
«De meest oostelijk gelegen benting was door het 3e bataljon bezet. De manschappen lagen daar onder dc genoemde afdaken op den grond en hadden veel van do hitte te lijden. Spoedig werd er overgegaan tot het vernietigen der sterkten, waartoe de inlandsche on
88
Alnkaansdie konipaynieëii worden gebezigd. Met spaden en liou-weeleu werd de benting van den goestie grootendeels gesleclit en de grond, nadat de verliakkingen verbrand waren, in de grachten gewerkt. Men kan nagaan, welke ongehoorde inspanning men zich getroost had bij het opwerpen dier wallen, daar het slechten ons reeds zooveel moeite kostte. In ile wallen der overige bentings maakte men mijnen, waartoe men kruit bezigde uit de kampong Soeter, waar men (il vaten kruit had gevonden.
«De lijken der gesneuvelde vijanden werden in kuilen begraven. Door het nemen van doelmatige voorzorgen mocht men er in slagen, ile nadeelige gevolgen van onreinheid en schadelijke uitdampingeu te voorkomen.
«Men gist, op grond van opgaven door bevriende vorsten verstrekt, dat in de verschillende sterkten een getal van 18 a l20ÜÜ() Balineezen zijn geweest. .Met zekerheid kan men aannemen, dat vooral ons geschut eene groote slachting onder hen heeft aangericht, al is het getal van C'OUÜ dooden, dooi'den vijand opgegeven, ook als overdreven te beschouwen, liet geschut van onze zijde gebezigd, bestond uit: i houwitsers, 1 mortier van 20 duim, 2 mortieren van 11% duim en i kanonnen a (i pond.quot;
Zooals wel te verwachten was, benam de val van Djagaraga een groot deel der Balineezen den moed en weldra meldden zich een aantal hoofden aan, om den opperbevelhebber te verzoeken, naar hun kampongs terug te mogen koerenende aan de kusten gebouwde paddie te mogen snijden en weghalen. Niet alleen werd dit toegestaan, maar strenge bevelen werden gegeven om hen, die vrijwillig terugkeerden, geen letsel te doen. Tevens werd door den opperbevelhebber, op aanwijzing van eenige districtshoofden, Dewa Madei Rai, afstammeling van de' vroeger onttroonde vorsten van lïeliling, tot hoofd aangesteld en met het stoomschip «Etnaquot; naar Sangsit gebracht. Toen hij echter voor de hem toegedachte waar-
diglieid bedankte, werd zekere (Joestie Madei Rai in zijne plaats benoemd.
Was het voornaamste gedaan, toch bleef or aan de Oostkust nog zeer veel te verrichten over; daarbij hadden de troepen reeds veel geleden, vooral ten gevolge van dyssenterie, welke ziekte doorliet gebruik van liet water der sawah-velden zeer werd bevorderd, zoodat de iiospitaalschepen verscheidene malen naar Soerabaja moesten gesleept worden, om de lijders in het hospitaal aldaar te doen verplegen. Daarom gaf de vice-admiraal Machielsen order, uit de bemanning der oorlogschepen een bataljon van lt;KJ0 man samen te stellen, ten einde zoo noodig aan land dienst te doen; dit bataljon werd onder bevel van den kapitein-ter-zee Bouricius gesteld.
Zoodra de koelies, wier getalsterkte zeer verminderd was, met 45Ü Javanen waren aangevuld, besloot de generaal om, zoodra de zaken bier maar eenigszins geregeld waren, het tooneel des oorlogs naar de Oostkust over te brengen.
Alvorens kwam de vorst van Bangly met 2000 man hem zijn opwachting maken in het hoofdkwartier te Sangsit; die kwam zijn onderwerping aanbieden. Voorloopig werd hem liet bestuur ook over de kampongs van Karang-Assem opgedragen, die zich aan hem onderworpen hadden, en mede over het landschap Payangan, dat vroeger tot zijn rijk behoord had.
Toon de werken te Djagaraga vernield waren, kon het :}'• bataljon naar de kwartieren te Sangsit terugkeeren; daarentegen werden op Beliling, waar het .V bataljon met de hulptroepen zou achterblijven, gebouwen voor kazerneering gemaakt.
Nadat einde April de »Bankaquot; en ))Bandaquot; naar de Laboean-Amok en Oedjong gezeild waren om daar de kusten te verkennen, werden maatregelen getrolïen voor de vveder-inscheping der troepen, die voor do expeditie naar de Oostkust bestemd waren. Vroeg in den morgen begon die inscheping, zoodat in den loop van den dag het geschut en een groot gedeelte van de troepen aan boord waren en
ÜO
in den avond van den volgenden dag alles voor het vertrek gereed was.
Nog vóór het vertrek was een gezantschap van den vorst van Saleinparang op liet eiland Lombok aangekomen, met verzoek om met 8000 man aan de operation togen Karang-Assem te mogen deelnemen, hopende op deze wijze hersteld te worden op den troon van Karang-Assem, eenmaal door zijne voorvaderen ingenomen. De opperbevelhebber behield zich de inwilliging van dit verzoek voor.
Den 9dequot; Mei 's avonds 9 uur ging de vloot bij prachtig maanlicht onder zeil. Door de beide vooruitgezonden schoeners waren langs de kust eenige versterkingen geobserveerd; de bevolking scheen niet voornemens te zijn, veel tegenstand te bieden.
De Laboean-Amokbaai binnenloopende, vond men een, door een steile hooge klip beschutte plaats, die bijzonder geschikt bleek te zijn voor het debarkeeren der troepen; daarachter bevond zich een uitgestrekt klapperbosch tot aan het steil oploopend land. Meer rechts zag men uitgestrekte rijstvelden.
Des namiddags kwam ook het stoomschip «Etnaquot; met den opperbevelhebber ten anker en deze gelastte, dat den volgenden morgen, namelijk Zondag den 15JenMei, het halve 13e bataljon onder luitenant-kolonel van Swieten zou landen, het terrein verkennen, eu tevens eeu weg zoeken naar het nabij zijnde Padang-Cove; doch toen men het genoemde half bataljon op vlotten aan land bracht, bespeurde men van de hooge campagne van de «Prins van Oranjequot;, rechts van het klapperbosch een menigte Balineezen, gewapend met lansen en geweren, die blijkbaar voornemens waren do landing te beletten, 'tgeen onverwijld ter konnis van den opperbevelhebber werd gebracht, die nu van inzicht veranderde en bevel gal', dal oogenblikkelijk de hoele macht moest landen.
De landing leverde niet de minste moeiolijkheid op, alleen uitgezonderd voor het geschut, vooral de Oponds batterij, waarvan hot aan
91
wal brengen en later het vervoeren naar l'adang-Cove veel bezwaren opleverde.
De vijand liet het debarkeeren ongeiiinderd zijn gang gaan en zoodra onze troepen oprukten, trok bij terug. Toen de infanterie geland was, begon men bet zeer bergachtige terrein te verkennen. Een gedeelte van het 7U bataljon stiet op een aantal Balineezen, doch bet goed onderhonden vuur dreef hen spoedig naar het gebergte; ook het 3C bataljon, dat meer linksaf oprukte, bereikte na eenige schermutselingen de reeds genoemde kampong Padang-Cove, die niet versterkt was en in bezit genomen werd, waarna de opperbevelhebber in den kraton aldaar zijn hoofdkwartier vestigde. Ook de artillerie, de overige infanterie en do koelies marcheerden nu naai Padang-Cove, terwijl het 1He bataljon bestemd werd om de communicatie met de vloot te onderhouden.
De troepen betrokken de woningen in de eerst kortelings dooi' den vijand verlaten kampong; aldra ontstond er gebrek aan goed drinkwater, zoodat men met vaartuigen uit de Amokbaai water moest aanvoeren. De opperbevelhebber besloot nu, zonder verdere vertraging de wapenen tegen Karang-Assem, daarna tegen Klong-kong te keeren, daar ziekten van allerlei aard de sterkte der troepen voortdurend verminderden; om die reden ook meende bij met vrucht gebruik te kunnen maken van het aanbod, door den vorst van Salemparang gedaan, welke zijn woord gestand bleef en 4000 man hulptroepen beschikbaar stelde.
Ook de rijksbestuurder van Karang-Assem verklaarde zich bereid, daar hij met eenige rijksgrooten den vorst was afgevallen, om zich bij liet Gouvernement aan te sluiten; doch de opperbevelhebber, hoewel de propositie niet van de hand slaande, wantrouwde hem lt;;n achtte het bedenkelijk om de operation tegen Klongkong te beginnen, met de kans om soms verraderlijk in den rug te worden aangevallen. Daarom werd bet raadzaam geacht, alvorens te Karang-Assem de zaken op deugdelijken voet te regelen en eerst daarna
92
met Klongkong af to rekenen. De Lomboksche hulptroepen werden iloor een paar stoomschepen afgehaald en kwamen in de Amokbaai aan, waarna /ij op last van den opperbevelhebber vereenigd werden met die van Karang-Assem , onder bevel van Goestie Made Djoen-goetan, den rijksbestuurder, ten einde zich naar het binnenland te begeven en Karang-Assem in den rug aan te vallen.
Drie kompagnieën van het 5° bataljon onder luitenant-kolonel llelbach, benevens een gedeelte van het gevormde marinier-bataljon met «Ie 3ponds-batterij, zouden ingescheept en den 21stcquot; met de 1'regatten «Prins van Oranjequot; en «Rijnquot; benevens do «Dolliinquot; en »Saparoeaquot; naar Oedjong worden gesleept, alwaar de landing ditmaal zou geschieden.
In den morgen van den 2lsten verlieten de transportschepen de Laboean-Amokbaai en stevenden bezuiden het Groen-ciland naar Oedjong. Men liet het anker vallen voor een sterke benting, die reeds veroverd was door de Lomboksche troepen, welke zich dapper geweerd hadden.
Zoodra ook de «Etnaquot; mot den opperbevelhebber aan boord gekomen was, kwam er bericht, dat de koning van Karang-Assem, door bijna al de zijnen verlaten, door de Lomboksche troepen gedood was en dat de vorst van Beliling, vergezeld van diens rijksbestuurder, de vlucht had gekozen.
Het bleek aldra werkelijk, dat de Lomboksche troepen de hoofdplaats van het rijk Karang-Assem bezet hadden, terwijl de vorsten van dat rijk en van Beliling niet meer te duchten waren, zelfs al mocht het gerucht van hun dood niet bevestigd worden.
De opperbevelhebber, alleen door zijn adjudant vergezeld, had zich nu naar het strand begeven en bezocht do aldaar gelegen benting; na nog een aantal afgezanten van hot hoofd der Lomboksche troepen ontvangen te hebben, achtte hij den toestand hier bevredigend en gaf bevel aan de troepen, om naar de Laboean-Amokbaai en verder naar Padang-Cove terug te keeren, ten einde onverwijld
93
over te gaan tot de operatiën tegen Klongkong. dat wegens de stei'ke branding aan de kust uiot over zee te naderen was, doch le voet bereikt muest worden. Gin de magazijnen te Padang-Cove te bescliermen, bleven daar twee kompagnieën achter; daarentegen zon ook het marine-bataljon aan de operatiën deelnemen. De man zou voor éen dag vivres meenemen; verder zon het noodige voor twee etmalen worden aangevoerd.
De troepen moesten langs het strand naar de kampong Cassoemba en verder naar Klongkong oprukken; het marine-bataljon volgde. Men naderde een tempel ol' bedehuis, bij Soengjeh-Lawas aan het strand gelegen; het bleek dat aldaar aan de zeezijde versterkingen waren aangelegd, die dooi' den vijand bezet waren.
Op een plateau, dat zich in de onmiddellijke nabijheid van den tempel bevond, werden de troepen bataljonsgewijze in gesloten kolonne opgesteld; waarna de artillerie een paar granaten in die werken wierp en de tirailleurs hun vuur openden, dat door den vijand beantwoord werd, zonder de onzen veel verlies te berokkenen. Eindelijk in 't nauw gebracht, waagde hij een uitval, die geen resultaten opleverde. Nadat het bedehuis genomen was, werd in twee gedeelten verder tegen de kampong Cassoemba opgerukt, die men van verschillende kanten wilde aanvallen, waartoe het 3' en het marine-bataljon langs hot strand avanceerden, het ö0, 7e en 13° batterij met de berg-batterij meer landwaarts in gingen.
De eerste kolonne werd, toen zij de kampong naderde, door den vijand vol moed aangevallen; maar het kartetsvuur en een bajonet-aanval van een paar kompagnieën dreven hem op de vlucht. Ook de tweede kolonne sloeg een verwoeden aanval af en dwong den vijand, na gevoelige verliezen, alquot; te deinzen.
Tegen drie uur in den middag was men het riviertje, dat bij de kampong in zee valt, genaderd; do geweren werden aan rotten gezet en de manschap, door de hitte zoowel als door den marsch door het mulle zand afgemat, genoot eenige rust, hoewel slechts
91
ecu uur lang, want reeds om vier uur gaf'tie generaal aan de batal-jons-kommandanten bevel oin do kampong verder in te rukken en met hun manschap bezet te houden.
Op de markt van de kampong word liet hoofdkwartier gevestigd; wegens de uitgestrektheid van de kampong werd alleen do kom door onze troepen bezet. De kapitein-ter-zee Arntzenius geeft de volgende beschrijving van die kampong:
«iüjna overal in do kampong waren de huizen door een door-gaanden muur van klei van den weg of de laan gescheiden, waarin zich op zekere afstanden deuren of poortjes bevonden, die gesloten konden worden en zoo smal waren, dat er geen twee personen tegelijk door kondon gaan. Uit do laan zulk oen poortje binnengaande, vond men achter den muur een aantal huizen bij elkander staan, sommigen van steen; deze schenen de voornaamsteu te zijn, doch waren zeer bekrompen, anderen van hout op palen en waarschijnlijk bestemd voor bewaarplaatsen; een derde soort was van klei opgetrokken. De beide eerste soorten waren van deuren en vensters voorzien en werden met sloten dichtgedaan. Rondom de meeste huizen was nog een muur van klei opgetrokken, zoodat elk erf afzonderlijk kon verdedigd worden.
«De manschappen moesten nu kompagniesgewijze eenige dor bij elkander staande huizen voor nachtkwartier betrekken. Bijna overal hoorde men bij het doorzoeken der huizen nog schoten vallen, want een aantal bewoners hadden do woningen niet willen verlaten en stelden zich bij het binnentreden te weer of vielen zelfs de manschappen met lans en kris aan, waarna zij dan spoedig werden afgemaakt. Aan hen dio zich wilden verwijderen, gaf men daartoe de gelegenheid, terwijl anderen, oin hen onschadelijk te maken, in verzekerde bewaring werden genomen. Overal trof men de bewijzen aan, dat de inwoners eerst zeer onlangs de wijk hadden genomen; in onkelen vond men den pot nog to vuur staan.
«De bewoners van de kampong waren blijkbaar zeer welgesteld.
want niot alleen zag men veel goed huisraad, maar zelfs een aantal voorwerpen van gemak en weelde. Op de erven bij de woningen lip[)cn allerlei huisdieren; weldra was hieronder door de vermoeide-manschappen een groote slachting aangericht en liad men overal vuren ontstoken om hot middagmaal gereed te maken.quot;'
Er werden nu veldwachten en door deze weder werd een linie schildwachten uitgezet, ten einde tegen een nachtelijken aanval te waken; daarom ook werd den manschappen, die niet voor den veiligheidsdienst aangewezen waren, gelast om in liunne kwartieren geheel gekleed en met de wapens bij de hand te gaan slapen, ten einde in geval van alarm spoedig op de daartoe bepaalde plaatsen te kunnen aantreden. Do veldwacht van het 7quot; bataljon lag het meest om de west vooruit; die van het Marine-bataljon bevond zich op ongeveer lUO pas van do kampong in de onmiddellijke nabijheid van het strand.
De nacht was duister en regenachtig; er was dus alle reden om een overvalling te verwachten. Nu en dan hoorde men eenige schoten vallen, door den vijand op onderscheidene punten gelost; doch die bleken een loos alarm te zijn. Toch zou het blijken, dat de genomen voorzorgsmaatregelen hoogst noodig waren geweest; want toen men in de kampong in diepe rust lag en gedurende eciiigon tijd niets de nachtelijke stilte gestoord had, werd men eensklaps, nadat een paar schoten gevallen waren, door een gelederenvuur opgeschrikt. De veldwacht van het 7quot; bataljon die, zooals reeds werd aangemerkt, het verst vooruit lag, werd overvallen, doch weldra ondersteund door het geheele bataljon, dat een geregelden aanval moest afslaan.
Die aanval geschiedde onder een woest geschreeuw van «Amok ' en 't in brand steken van eenige woningen, waardoor het terrein verlicht werd; deze fantastische verlichting was echter niet in het voordeel van den vijand, want nu kon men het veldgeschut behoorlijk op de Balineezen richten, en het kartetsvuur maakte dan ook een ontzettende slachting onder de dichte vijandelijke drommen.
Kon toevallige omstandigheid had do spoedige ontdekking van den vijand in do hand gewerkt; de veldwacht was. nadat deze geplaatst en zulks door de vijandelijke spionnen bespied was, door den ba-taljons-kommandant na het invallen van de duisternis nog een paar honderd pas vooruit geschoven. Zoo kwam het dat de Balineezen zeer onverwacht zich tegenover de schildwachten bevonden, die dadelijk alarm maakten, zoodat de vijand al spoedig liet geheele bataljon tegenover zich had.
Door het 7e bataljon teruggeslagen, trokken do Balineezen nu 0[) het strand aan, alwaar het Marine-bataljon ouder de wapenen stond, hen tot op 40 of'50 pas liet naderen en toen een twee-ge-ledereuvuur op hen opende, dat ook hier de dolle menigte met bebloede koppen deed afdeinzen. Ook het 3quot; bataljon sloeg den aanval af, zoodat den vijand weder een gevoelige les werd gegeven; toch zou ten onverwachtste ook ons een zware slag worden toege-hracht. Door de duisternis begunstigd, hadden eenige Balineezen tot midden in de kampong weten dooi' te dringen en eenige artil-leriepaarden met krissen getrolfen. En toen de bevelhebber des morgens om 4 uur bevel gal om een lichtkogel te werpen, ontving hij een geweerschot in het dijbeen en stortte neer. Op zijn veldbed naar Padang-Cove en verder aan boord van de »Etnaquot; gebracht, moest zonder verwijl tot de amputatie van het been worden overgegaan. Doch die pijnlijke operatie kon hem niet redden; nog denzelfden avond bezweek generaal Michiels aan de gevolgen van die wonde, en het opperbevel werd thans overgenomen door den oudsten officier, namelijk luitenant-kolonel Van S wieten.
Als een loopend vuur had de treurmare zich dooi- bet leger verspreid; na aankomst te Padang-Cove — waarheen, zooals wij zien zullen, teruggetrokken werd om nadere instructiën van den gouverneur-generaal af te wachten — werd door overste van Swieten de volgende dagorder aan de troepen uitgevaardigd ;
1)7
I'adang (JJai.i), 26 Mei iHilt.
Oflicieren, ouder-officioron en soldaten!
Het smart mij IJ te moeten mededoelen, dat onze bevelhebber, de generaal A. V. Michiels, heden nacht te elf uren gestorven is aan de gevolgen der wond, die hij den vorigen nacht bekomen heeft.
Geheel Nederlandsch-lmlië zal over dit verlies rouw dragen, dat nu de verdiensten van dezen bekwamen man voor altijd zal moeten missen, en diep vooral zal de smart zijn van hen, die hij altijd ter overwinning had aangevoerd. Smartelijk is dit ongelukkig toeval te meer, daar met do verovering van den heiligen tempel te Soengeh-Lawas en de inname van Cassoemba, aan het laatste deel dezer expeditie voldaan was, hetwelk bestond om de Klongkongers hun favoriet Amok-plaats te ontnemen, hun legermacht te verslaan, en de eenigc kampong te veroveren, waar versterkingen waren aangelegd.
Tot de verdere regeling der politieke zaken moeten naar de instructie van Zijne Excellentie den Minister van Staat, Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, in geval van afsterven van den opperbevelhebber, nieuwe bevolen aan Z. Exc. gevraagd worden: wij zullen deze hier afwachten.
Laat ons intusschen een traan schenken aan den veel geachten opperbevelhebber, dien wij op zulk een ongelukkige wijze verloren hebben.
De Ltiil.-Kolonel rvaaru. Kommandant der troepen van de 3° Balineesche Expeditie.
van SwiETEN.
De dood van generaal Michiels gaf een groote verandering in den verderen loop der operation. Hij toch was vooi'nemons geweest, om naar Klongkong op te rukken en aldaar den vijand aan te vallen; doch luitenant-kolonel van Swieten was een ander gevoelen toege-
98
daan, riep daarom eon krijgsraad samen, en verschillende overwegingen deden besluiten, om op Padang-Cove terug to trekken. Vooreerst namelijk overwoog men, dat de Dewa Agong van Klongkong wel gestraft, maar niet onttroond zou worden; die tuchtiging had, na het verslaan van zijne krijgsmacht en vooral na de verovering van de versterkte kampong Cassoemba, in voldoende mate plaats gehad. Doch wat vooral ook in de weegschaal werd gelegd, was het aanstaand gebrek aan munitie — er was slechts voor eenige dagen meegenomen — zoodat zij van Padang-Cove zou aangevoerd moeten worden; daarbij was door ziekte de strijdmacht, die reeds door hot achterlaten van troepen te Beliling in sterkte verminderd was, aanmerkelijk gedund, zoodat men over niet meer dan 2500 man te beschikken had, terwijl mede door sterfte en ziekte de koe-liemacht zeer was afgenomen en deze nu reeds nauwelijks voldoende was om de vivres en verdere benoodigdhodon aan te brengen. Ten overvloede hadden de troepen, die in het verzengend klimaat reeds acht weken lang in 't veld waren, dringend behoefte aan rust. Neemt men ten slotte in aanmerking, dat men in lang niets gehoord had van de bevriende vorsten, noch van de Lomboksche hulptroepen, zoodat van lieverlede het vermoeden moest ontstaan dat er onwil, misschien wel verraad in 't spel was gekomen, dan zal men kunnen nagaan, waarom de meerderheid der leden van den krijgsraad van oordeel was, niet door onvoorzichtig' voortrukken den afloop van den, onder zoo gunstige voorteekenen begonnen veldtocht in gevaar te moeten brengen, maar de operation voorloopig te staken, totdat er in de dringendste behoeften zou zijn voorzien.
De aanval was in den morgen niet herhaald; van een overhaasten terugtocht, waarvan men den schijn moest vermijden, kon hier dus geen sprake zijn. Reeds om elf uur was alles voor het vertrek naar Padang-Cove gereed. Er werd met pelotons in gesloten kolonne gemarcheerd, het 3e en half 5quot; bataljon voorop, daarna de artillej'ie
99
en het marine-bataljon, terwijl het 7': en liet Ki0 bataljon de ko-lonne sloten.
Zoo werd de vermoeiende marsch door liet mnlle zand aanvaard en na een paar uur liet riviertje bij Soengeh-Lawas bereikt, alwaar men den brandenden dorst hoopte te lesschen; doch het water was brak en nagenoeg ondrinkbaar. Tegen vier uur kwam men te Padang-Cove aan, zonder den vijand zelfs gezien te hebben; nu werden de oude kwartieren weer betrokken, terwijl het marine-bataljon naar de oorlogschepen terugkeerde, daar men zijne diensten aan land vooreerst niet meer noodig had.
Vooral ook dit bataljon had zich uitstekend gehouden en welverdiend was de dagorder, waarin de kommandant zijn tevredenheid aan de manschap openbaarde.
Zondag den 2G»tcn Mei verliet de «Etnaquot; de reede, ten einde het stoilelijk overschot van den gesneuvelden opperbevelhebber naar ■lava over te brengen. Tevens vertrok de kapitein-adjudant jhr. van Capellen, om het gebeurde aan den gouverneur-generaal te rapporteeren en instruction te vragen.
Ook de gouverneur-generaal liet de verdiensten van den dapperen en talentvollen Michiels alle recht wedervaren. Den 3lsttquot; was de «Etnaquot; te Batavia aangekomen; het dooi' leger en natie geleden verlies had algemeen weerklank gevonden en de vreugde over de tot dusver behaalde overwinningen getemperd. In de volgende bewoordingen werd het afsterven van generaal Micbiels bekend gemaakt aan het leger, welks grootste sieraad hij geweest was, en tevens werd een welmeenend woord aan zijne nagedachtenis gewijd.
dag - o lin e n.
Üflicieren, onder-ofiicieren en soldaten!
De dappere bevelhebber, die U zoo menigmaal lor overwinning voerde, de Generaal-Majoor A. V. Michiels, die U en mij zoo dier-
100
haai' was. die Uw cu mijn vertrouwen bezat, is niet meer! Hij is den heldendood gestorven.
Ik ontving lieden het onverwacht on treilend bericlit, dat hij iiij het vervolgen van zijn roeini'ijke krijgsverrichtingen op Bali, bij het afweren van een nficlitelijken aanval des vijands van het veroverde Cassoemba, op den '2r),,lt;n dezei' doodolijk gewond on kort daarna overleden is.
Schitterend heeft hij do eer onzer wapenen gehandhaafd; met grootmoedigheid en beleid heeft hij de onderwerping en bevrediging der wederspannige rijken van Bali voorbereid.
Op het punt van de eervolle en moeielijke taak, welke ik hem opdroeg, ten einde te hrengen, werd hij ons ontrukt!
Met het stoomschip, waarmee hij van hier vertrok, is zijn stof-felük overblijfsel hier aangebracht. Op morgen zal ik met U daaraan de laatste eer bewijzen. Zijn naam zal prijken in de geschiedenis van Nederlandsch-lndië. zijn nagedachtenis zij steeds in eere. en hlijve liij tijdgenoot en nakomeling in dankbare herinnering.
Gegeven te Batavia, den niquot;1quot;1 Mei 1849.
De Minister van Staat, Gouverneur-Generaal van Ncderlandsch-lndië en Opperbevelhebber van '/.r. Ms. Land- en Zeemacht beoosten de Kaap,
De plechtige begrafenis, met militaire honneurs, had op den lsu'n Juni plaats; alle militaire autoriteiten en een aantal ambtenaren en aanzienlijke ingezetenen namen daaraan deel.
Te l'adang-Cove moest de meest mogelijke waakzaamheid in acht quot;■enomen worden; want den 28'uquot; Mei ontdekte men, dat bij de
O *
vernielde Tempat Dewa nabij Soengeh-Lawas weer een aantal vijanden bezig waren, de plaats opnieuw te versterken. Zoodra echter de «Heklaquot; daarheen gezonden was en men met den (iOponder
101
onder den vijand geworpen had, verspreidden de lialineezen zirli spoedig. Toch werd er gelast, dat liet marine-bataljon steeds gereed moest zijn om op het eerste sein aan land te gaan.
Onderwijl werd de gezondheidstoestand er niet beter op. Vooral het gebrek aan drinkwater liet zitdi dringend gevoelen; de aanhoudende waakzaamheid. die in acht moest worden genomen, werkte daar zeer ongunstig op, en reikhalzend begon men naar het einde der expeditie uit te zien. De opperbevelhebber wilde daarom nog een poging doen om den vorst van Klongkong tot onderwerping te brengen; hij zond den 28squot;:quot; .Mei eenige hoofden van ile Lomboksehe hulptroepen naar Klongkong, om den Dewa Agong te doen verstaan dat, hoewel onze wapenen in alle opzichten hadden gezegevierd, men om verder bloedvergieten te vermijden hem aanbood zich alsnog te onderwerpen, als wanneer hij op den troon zou blijven; zoo echter binnen acht dagen op dit aanbod geen voldoend antwoord werd ontvangen, dan zouden de vijandelijkheden hervat en hij zou met de uiterste gestrengheid gestraft worden.
Den l'tcquot;Juni kwam het antwoord, dat de Dewa Agong van Klongkong een bijeenkomst had verzocht met den Goestie Gedeh Rai van Lombok; dit werd door den opperbevelhebber goedgekeurd. Tevens werd aan de vorsten voorgesteld om, indien zij in onderwerping wenschten te komen, op den r»ilc» te Padang-Cove te verschijnen, welke uitnoodiging aan alle bevriende vorsten was gericht.
Weinig op de beloften der Balische grooten vertrouwende en steeds met wantrouwen vervuld tegenover de Lomboksehe hulptroepen, besloot de bevelhebber, om zeer voorzichtig te zijn; en daar het niet tot de onmogelijkheden behoorde, dat de inlanders onderling onaangenaamheden konden krijgen of misschien ook wel gezamenlijk onze troepen onverwacht konden aanvallen, waren deze allen in den morgen van den onder de wapenen en de landingsprauwen lagen langs tie zijde der schepen om het marinebataljon zoo noodig oogenblikkelijk te kunnen debarkeeren.
10-i
Ter hoogte van Soengeh-Lawas had de bedoelde bijeenkomst plaats. De Dewa Agong bleek vredelievend gestemd te wezen en algemeen verwachtte men een goeden uitslag van de onderhandelingen, weinig vermoedende dat men opnieuw het zwaard zou moeten trekken. Zoo vast overtuigd van het einde der vijandelijkheden was men, dat met het inschepen der veldbatterij een aanvang werd gemaakt, daar de gunstige tijd daarvoor weldra zou verstreken zijn.
Den 5Jl'quot; Juni had do »Borneoquot; den bestuurder van Beliling gebracht, om de vergadering bij te wonen. Met ongeduld wachtte de opperbevelhebber de instructiën van Batavia en besloot daarom de bijeenkomst, die den 0dequot; zou plaats hebben, uit te stellen tot den IOJequot; Juni.
Thans vernam men, dat door den gouverneur-generaal de volgende beschikkingen genomen waren:
Hertog Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach werd benoemd tot opperbevelhebber van de 3° Balische expeditie; de waarnemende bevelhebber, luitenant-kolonel van Swieten, werd belast met het speciaal bevel over de landmacht en tevens werden bij een later besluit aan laatstgenoemden hoold-ofl icier de politieke aangelegenheden be-trellende Bali opgedragen. Tevens werd van Batavia de kompagnie walbusschutters van het 1° bataljon en van Soerabaja het halve I4e bataljon, onder majoor Wetzelaar, naar Bali gezonden.
Voordat de hertog van Saksen-Weimar op het tooneel des oorlogs aankwam, was de toestand weer danig verergerd en de waarnemende bevelhebber had zich genoodzaakt gezien om te handelen, /.onder de gevraagde instructiën te kunnen afwachten.
Tot groote verbazing van den bevelhebber verklaarde de Dewa Agong van Klongkong, dat er den lÜ,len geen gezanten voor hem zouden verschijnen en ook van Dewa Pahan Radja van Gianjar ontving de bevelhebber een brief, waarin hem te verstaan werd gegeven, dat de Dewa Pahan wel genegen was vrede te maken, mits men
103
van ouzo zijde verontschuldiging aanbood en tevens schadeloosstelling voor het verwoesten van den tempel van Cassoemba.
Er mocht niet gedraald worden met het stralTen van die trouwe-looze handelwijze, daar de vijand blijkbaar ons om den tuin had geleid en van de gelegenheid gebruik maakte om zich beter te versterken en hulptroepen te ontbieden.
Wel was liet gebrek aan koelies een groote belemmering; doch gelukkig was do gezondheidstoestand der troepen wat verbeterd. Zonder dus de komst van den nieuwen opperbevelhebber af te wachten, werd dadelijk naar Klongkong opgerukt, nadat het marine-bataljon den lÜ111quot; Juni te Padang-Cove aan wal was gekomen en, in overleg met den kommandant der marine, twee stoomschepen waren aangewezen om, onder het oprukken van het leger, langs het strand de beweging te volgen en den vijand door granaatvuur te verjagen. Ten einde het gebrek aan koelies goed te maken, kregen al de koopvaardij-kapiteins bevel om do iulandsche zeevarenden aan wal te zenden.
Hoewel de kommandant van het marine-bataljon, kapitein-ter-zee Bouricius, hooger in rang was dan de waarnemende opperbevelhebber, bleef hij het kommando over dat bataljon vervullen.
Nadat men om vier uur te Padang-Cove aan het strand gereed stond en de 2' kompagnie, uit matrozen van het fregat «Prins van Oranjequot; samengesteld, gedesigneerd was om onze stelling en de provisiemagazijnen te bewaken, trok het 3quot; en 7C bataljon, door het maanlicht begunstigd, mot pelotons in gesloten kolonne naar Soengeh-hawas, gevolgd door het marine-bataljon en de overige troepen; het bleek, dat de vroeger vernielde werken aldaar hersteld en uitgebreid werden, terwijl bovendien ranjoe's en bamboe-doerie het strand voor de troepen onveilig maakten.
Ten einde den arbeid te belemmeren, werden door het scheepsgeschut granaten onder de vijanden aan het strand geworpen en toen de artillerie met goed gevolg kon werken, begon de veldbal-
104
toi'ij hem in hot front te bestoken, welk vuur hij met zijn licht geschut beantwoordde, ilocli weldra de wijk nam naar de hooger gelegen kleine werken, van waar hij door kompagniën van het .jc bataljon verdreven werd.
Voor den tempel werd de troepenmacht in twee kolonnes verdeeld; ile eene, bestaande uit het üü en Tquot; bataljon en de bergbattorij, trok door de sawah's landwaarts in, het 3° en het marine-bataljon met de Oponds-batterij langs het strand; het 13c bleef bij de bagaadje. liet kartetsvuur deed den vijand overal terugdeinzen, waar het vuur ile;' stoomschepen strand en aangrenzend terrein niet reeds had schoongeveegd; de woningen in de kampong droegen de kenmerken dat de bewoners hun tilbare have hadden meegevoerd. Tegen elf uur waren de verschillende Iroepenafdeelingen in het centrum van do kampong bijeen. Men had nog geen noemenswaardigen tegenstand ontmoet; het was dus waarschijnlijk, dat de vijandelijke macht te Klongkong geconcentreerd zou zijn, waar de bevelhebber haar nu wilde opzoeken. Daarom gaf hij de stoomschepen bevel om naar Padang-Cove terug te keeren. De landmacht betrok het zuidelijkste gedeelte der kampong, het 3C bataljon bivouakkeerde onder den blooten hemel; het geheele leger werd door een linie van voorposten omgeven. De enkele bewoners, die in de huizen waren achtergebleven, vielen • Ie soldaten verwoed aan en werden neergestooten.
Dien avond meldde zich zekere koopman aan, Lange genaamd, een Nederlandsch agent, die te Koeta in het rijk Badong gevestigd was; deze deelde den bevelhebber mede, dat de radja van Badong en die van Tabanan den dag te voren met 1GOOO man te Klongkong waren aangekomen om als bemiddelaar op te treden, en do heer Lange zelf was dien morgen op wegnaar Klongkong, toen hij hot geschut hoorde.
Te Klongkong had hij den Dewa Agong aan het hoofd van 3300 man aangetrolfen, die zich allen tot don laatsten man zouden verdedigen; koning Kassieman was echter door den vorst van Klongkong gemachtigd om vrede te sluiten.
105
IA Kolonel van Swieteri gaf zijn verlangen te kennen dat onmiddellijk een gezantschap van rijksgrooten aan liet hoofdkwartier moest verschijnen, om naar Batavia te worden gezonden en den gouverneur-generaal vergilï'enis te vragen en tevens uit zijn mond de nadere voorwaarden vernemen. Op verzoek werd een officier, namelijk ritmeester von Stampa, naai' Klongkong gezonden, om de vredesvoorwaarden over te brengen.
Toen deze aldaar aankwam, vond hij werkelijk den Dewa Agong met zijn priesters gereed om een verwoeden tegenstand te bereiden; het voornemen was, om met lans en kris onze troepen aan te vallen en zoo den dood te zoeken, waardoor een ontzettend bloedbad zou zijn aangericht, terwijl de geduchte overmacht van den vijand voor de onzen allicht gevaarlijk hadde kunnen worden.
quot;s Morgens van den l8'Un Juni waren ritmeester von Stampa en «ie lieer Lange al terug, meldende, dat de Dewa Agong zich verbonden had, binnen vijf dagen het gevorderde gezantschap te zullen zenden; hij verzocht, dat men den doorhem geschreven beleedigen-den brief, als niet geschreven zou beschouwen. Tevens liet hij den opperbevelhebber verzoeken, om naar Padang-Cove terug te trekken; doch deze verklaarde, te zullen blijven tot de aankomst van het gezantschap en wanneer dit den ir)(,equot; niet was verschenen, zou onherroepelijk naar Klongkong worden opgerukt.
Behalve een valscli alarm, verliep de nacht zonder stoornis; Maandag den ll111quot; Juni werd het meer oostelijk gedeelte der kampong betrokken, alwaar de woningen door den brand bijna niets geleden hadden. Ongelukkig ontstond er weer bram! in een der woningen; door het huis omver te halen, werden verdere ongelukken voorkomen.
Ue vorsten begonnen te beselTen. dat het nu ernst was; want reeds in den namiddag van den 12'1lt;'quot; kwam de heer Lange aan het hoofdkwartier met een gezantschap, uit personen van aanzien bestaande. Den volgenden dag werden deze naar Padang-Cove gevoerd, om van
106
daai' niet de «Ilekluquot; naar Batavia te worden overgebracht. Den l'2,kquot; kwam ile «Etnaquot; met den nieuw benoemden bevelhebber, den hertog van Saksen-Weimar-Eisenach, en het halve 1 ie bataljon ter reetle aan en nog denzelfdeu avond kwam de tijding, dat de hertog den volgenden morgen debarkeeren en zich bij het leger vervoegen zou.
Te negen ure aan land gekomen, liet hij de troepen voor zich delileeren, waartoe deze naar het strand waren opgerukt; de nieuwe bevelhebber betuigde zijn tevredenheid over het uiterlijk en de houding der manschap.
Saksen-Weimar had niet veel van aanbelang meer te verrichten; dc vorsten waren — en ditmaal oprecht gemeend — reeds in onderwerping gekomen en dus werd besloten, het JJalineesch gebied te verlaten. Alvorens had nog een bijeenkomst van den bevelhebber met de vorsten plaats; den '14llcquot; Juni namelijk, 's morgens om negen uur, werd de geheele troepenmacht aan het zuidwestelijk ge-leelte der kampong opgesteld en het gebouw, waarin de bijeenkomst zou plaats hebben, door het -Hquot; bataljon omringd en van binnen door de kompagnie walbusschutters bezet.
üe bevelhebber had toegestaan, dat de vorsten zich door 12 a lüOÜÜ hunner onderdanen, mits ongewapend — dat is de kris gedekt op den rug dragende, zooals de inlanders gewoon zijn in vredestijd te doen — mochten doen vergezellen.
Langzaam zag men den trein naderen; zoowel bij vorsten als onderdanen was een groote schuwheid voor de troepen op te merken, en bij hot slaan der tamboers en het spelen der muziekkorpsen, dat tor hunner eer geschiedde, zagen zij verschrikt rond.
Het waren de vorst van Badong, de radja üewa Pahang van Gianjar, de radja Monak van Mengoei en vele rijksgrooten, ook van Klongkong. Do vorst van Badong moest hertog Bernhard van Saksen-Weimar, die op eeu verhevenheid gezeten was, met het hoofd ter aarde gebogen, langzaam naderen, ten blijke van zijne onderwerping; daarna werd den vorsten en rijksgrooten door kapi-
107
tein van Capellen, die weder de taak van tolk op zich genomen liad, te verstaan gegeven, dat de beleediging, waarvoor hun afgezanten den gouverneur-generaal verschooning zouden vragen, hun voorloopig werd vergeven, en dat die afgezanten den wil van Zijne Excellentie nader zouden vernemen.
Nadat deze formaliteit was afgeloopen, kregen de bijeengekomen vorsten verlof om met hun gevolg te vertrekken; de kommandanten van het 13s en 14e en van het marine-bataljon ontvingen bevel ten vier ure naar Padang-Cove af te marcheeren. De overige troepen zouden den volgenden morgen vroeg volgen.
Den ir)'10quot; Juni werden bovengenoemde bataljons, de batterijen en 450 koelies ingescheept; den volgenden dag de overige troepen, behalve het .'}e bataljon, dat den l?'16quot; volgde.
De transportschepen werden met de infanterie naar Samarang en Soerabaja gedirigeerd; de voor Batavia bestemde schepen moesten zich naar üiliang begeven, om daar het admiraalschip af te wachten eu dan de reis naar Batavia te vervolgen. Het stoomschip «Etnaquot;, met den hertog van Saksen-Weimar aan boord, stoomde over Be-li ling naar Java.
Ten einde de zaken nader te regelen, bleven luitenant-kolonel van Swieten en kapitein van Capellen, tot commissarissen voor de Balische zaken benoemd, nog eenigen tijd aan boord van de »Phoenixquot;, om bij de verschillende vorsten de zaken te regelen. Intusschen had de opperbevelhebber, toen de troepen het oorlogs-tooneel verlieten, de volgende dagorder uitgevaardigd:
dag-o u u E li.
Derde Balische Expeditie.
Hoofdkwartier Pahang (Bam), den i()llcquot; Juli ISiü.
liet is met een waar gevoel van vreugde, dat ik aan de ofiicie-ren, onder-ofiicieren, soldaten en matrozen der land- en zeemacht,
108
uitmakende tie derde Balische expeditie, kan bekend maken, dat do oorlog tegen de lialische vorsten geheel en wel ten voordeele van liet Nederlandsche Gouvernement is geëindigd.
Deze roemvolle uitkomst is men alleen aan uw dapperheid, aan uw krijgstucht en liet beleid uwer bevelhebbers verschuldigd. Gij liebt een nieuwe eervolle bladzijde aan de geschiedenis van het Indische leger gehecht.
Het heelt mij leed gedaan, geen getuige van uw heldendaden te hebben kunnen zijn; zij zullen echter niet minder onnitwischbaar in mijn geheugen bevestigd blijven.
Leve de Koning!
De I.uil.-Generaal Komm. der 3° Balische Expeditie, B. Hertog van Saksen-Weimak enz.
Den 25,ten Juni, na een afwezigheid van drie maanden en tien dagen, kwam het eskader op do reede van Batavia terug, hetgeen door een saluut van 21 schoten werd aangekondigd. De te Batavia achtergebleven troepen, de schutterij en een aantal ingezetenen begroetten de dapperen on bereidden hun een waardige ontvangst. Ook de gouverneur-generaal bleef niet achter, om hulde te doen aan 'tgeen door de troepen verricht was. Dadelijk na aankomst van het expeditionaire korps werd uitgevaardigd de volgende
t) A g - o R D E li.
Do krijgsmacht, welke den vijand op Bali bevochten heeft, is van daar roemrijk teruggekeerd. .Moed, beleid, krijgstucht en volharding, te midden van ontberingen, hebben onder een gloeionden hemel weder onze dappere land- en zeemacht gekenmerkt.
De eer onzer wapenen en van onze oud-Iiollandsche vlag is op Bali gehandhaafd, en ontzag is ingescherpt voor Nederland's
109
heerschappij in Oost-liidu'. 's Koniiigs land- en zeemacht liebbon zich weder verdienstelijk gemaakt bij bet vaderland.
Gegeven te Batavia, den Juni 18i9.
J)c Minister van. SI aal, Gouverneur-Generaal van Nederlandsch- Tndiö, Opperbevelhehher van Landt- en /eemachl heouslen de Kan]) de Goede Hoop,
Rüciiussen.
%
Üok te Samarang werden tie troepen met geestdrift ontvangen: later werden te Batavia de militairen, die aan de expeditie hadden deelgenomen, door de burgerij onthaald en op hot Waterloo-plein was een groot volksfeest georganiseerd; ter eere van de officieren werd een souper, met een bal besloten, in de sociëteit de Harmonie gegeven; een kleine belooning voor al de ontberingen, gedurende die moeielijke expeditie geleden.
Do achtoi gebleven commissarissen voor de Balische zaken benoemden Radoe Dewa Gedeh Tankeban, koning van Bangly, tot vorst van Beliling, die zich moest verbinden om als rijksbestuurder aan te stellen den Pongawak van Beliling, (ioestio Made iUvi. Oj) den troon van Karang-Assem werd geplaatst Anak Negoerab Ketoet Karang Assem, vorst van Matarum, die alzoo liet vroeger door zijn voorzaten geregeerde land weer onder zijn beheer gebracht zag.
De derde expeditie had in allo opzichten doel getroll'on; want toon de commissarissen al de vorsten den •Hlt;lcquot; Juli te Koeta, ton huize van den heer Lange, hadden ontboden om de vredesvoorwaarden te vernemen, verschonen allen on gaven blijken van hunne goede gezindheid; zonder dat do minste of geringste moeiolijkhcden werden in den weg gelegd, onderteekendon allen den kV11quot; Juli de akten van overeenkomst. Na nog op Lombok de zaken becreiVende Karang-Assem geregeld te bobben. verlieten ook de commissarissen den
110
Juli met do «Phoenixquot; de kust, om de terugreis naar Batavia te ondernemen.
Nadat de tractaten aan de Balisclio vorsten door den gecommitteerde, kapitein-adjudant van Capeilen, waren uitgereikt, besloot de gouverneur-generaal, dat ook de bezetting te Beliling zou worden ingetrokken en den eersten November kwamen de achtergebleven troepen te Soerabaja aan. Be expeditie was glansrijk afgeloopen, al had zij langer geduurd dan men verwacht had. Zij was het leger op zware verhezen te staan gekomen; niet uitsluitend aan gesneuvelden en verminkten, maar ook aan hen, die later aan de gevolgen van ziekten en de doorstane vermoeienissen bezweken.
Sedert die tuchtiging hebben orde en rust op Bali geheerscht. Jn het bijzonder zijn de verkregen resultaten, natuurlijk naast het beleid der opperbevelhebbers, verkregen door de dapperheid van het 7U bataljon infanterie, dat onder de bevelen van den onversaagdon le Bron de Vexela, wiens naam reeds zoo menigmaal in dit geschiedboek kon vermeld worden, Djagaraga ten val bracht, en welverdiend was het, dat het vaandel van dat bataljon met de Militaire Willemsorde bekroond werd.
Vele belooningen werden geschonken aan hen, die zich door moed en beleid hadden onderscheiden. Al dadelijk na de terugkomst der troepen, was de luitenant-kolonel van Swieten tot kolonel benoemd en aan vele ofdcieren werd de Militaire Willemsorde uitgereikt, terwijl enkelen, ook de heer C. M. Lange, politiek agent van liet Nederlandsch gouvernement op Bali, tot ridder van den Ne-derlandschen Leeuw werden benoemd en een aantal officieren, on-der-offlcieren en manschappen van land- en zeemacht krachtens 's Konings besluit van den 11'11quot; December d849, nquot;. ii, eervol vermeld werden k2).
IX.
])E VEI! DE I! E KlUJfiSVERRK'IITINGEN TOT AAN DE EXPEDITIEN
NAAR BONI.
Hot groot belang van do expedition naar Bali heeft ons er liet laatste hoofdstuk geheel aan doen wijden, ton einde het geregeld verhaal daarvan niet te moeten afbreken. Alvorens echter verder te gaan, moeten wij een — zij het met 't oog op den aard van dit geschiedboek ook vluchtigon — blik op den politieken toestand van die dagen werpen.
Reeds in Februari 1845 was Jan Jacob Rochussen tot gouverneur-generaal benoemd geworden, die den 20'tcquot; September zijn betrekking aanvaard had. Niet alleen de expedition naar Hali, hoeveel inspanning die ook vereischt hadden, maakten zijn taak moeielijk; maar vooral de staatkundige woelingen in Europa, hoewel die gelukkig in Neêrlandsch-Indiö geen noomenswaardigen weerklank vonden, terwijl de gestadige veranderingen van het Opperbestuur in Nederland op den gang van zaken aan geno zijde van den Oceaan belemmerend moesten werken.
liet verlangen naar een herziening van de Grondwet was zoo algemeen geworden, dat zij geen langer uitstel gedoogde, en niet meer dan natuurlijk was het, dat bij die herziening in I8i8, toen de nicer liberale beginselen der oppositie eindelijk ingang begonnen
to vinden, ook liet bestuur der koloniën, dut men bij de wet geregeld wilde hebben, een belangrijke wijziging zou ondergaan. Zoo liet bet zich aanzien; doch liet liberale beginsel vond een zoo kracii-tige bestrijding, dat een transaktie tusscben beide partijen er het gevolg van was en art. 5!gt; en (10 der Grondwet, op de koloniën betrekking hebbende, gaven gelegenheid tot verschillende uitleggingen, zoodat men naar gelang van omstandigheden ze kon toepassen, /ij luidden, na aanneming dor Grondwet, als volgt:
»Art. 59. De Koning heeft hot opperbestuur der koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeeleu.
Do reglementen op bet beleid der regeering aldaar, worden door de wet vastgesteld.
Het muntstelsel wordt door de wet geregeld.
Andere onderwerpen, deze koloniën en bezittingen betrellende, worden door de wet geregeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan.
Art. CO. De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een omstandig verslag geven van het beheer dier koloniën en bezittingen, en van den staat, waarin zij zich bevinden.
De wet regelt de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen.quot;
Bovendien word in Add. art. 5 bepaald:
«De wetten op het beleid der regeering in de koloniën en bezittingen van hot Rijk in andere werelddeeleu, worden binnen drie jaren na de afkondiging dezer veranderingen in de Grondwet voorgedragen.quot;
Do minister van koloniën en de gouverneur-generaal werden dus slechts weinig in hun bestuur van de Nederlandsch-lndische gewesten gebonden; toch ware het heilzaam te achten geweest, wanneer dat bestuur bij de wet geregeld was geworden, waaraan de behoefte zich juist in dezen tijd dooi' de gedurige afwisseling van ministers zeer deed gevoelen. Want toen de minister van koloniën G. L. Baud. die van 18i0—1848 met bijna onbeperkte macht over Indië
113
gelieovsclit had, afgetreden was, werd eerst de tijdelijke minister van marine .1. ('. Rijk met het departement van koloniën belast (25 Maart 1848); vervolgens werd G. L. Baud tot minister van koloniën benoemd (21 November 1848), en aldra door E. 15. van den Hosch vervangen (18 Jimi 1849). Eerst toen het eerste Ministerie Thorbecke in November 1849 aan het bewind kwam met C. F. I'iiinid als minister van koloniën, verbeterde de toestand.
Door die herhaalde verwisseling van ministers was de indiening van bet bovenbedoelde wets-ontwerp natuurlijk vertraagd; en toen de wet aangenomen was, voldeed zij slechts ten deele aan de wen-schen der liberalen, daar men het niet lot vaststelling bij de wet van alle maatregelen van bestuur had kunnen brengen. Vooral dr. W. li. baron van lloëvel, een erkend voorstander van de liberale beginselen tegenover Indië, bleef jaren lang met talent daarvoor strij-dm, nadat hij zitting in de Tweede Kamer had genomen, en wist liet zoover te brengen, dat het tweede Ministerie Thorbecke ze in haar programma opnam.
Na de l'-alischc expeditiën was er voor onze troepen eenige rust. hoewel zeer kortstondig; behalve een paar kleine expeditiën van ondergeschikten aard, hadden er in de eerste twee jaren geen krijgsverrichtingeii plaats. Ook de zeerooverijen waren wat vermin-•lenl, nadat men in het jaar 1818 zich wogt;er ernstig daarmee bemoeid had.
Men was namelijk er toe overgegaan, om de zeeroovers in hun eigen land op te zoeken en alzoo het kwaad met wortel eu tak uit te roeien; grootendeels waren zij afkomstig uit Magindanao of van de Soeloe-eilanden. Daar Magindanao aan Spanje behoorde, kon men dat moeielijk tuchtigen; daarentegen konden de Soeloe-eilanden, vooral nalangingi, welks sultan tie zeeroovers begunstigde, openlijk getuchtigd worden. Daarom was in 1847 een expeditie daarheen gezonden, die echter niet veel te beteekenen had. omdat men wegens do moeiclijkheden met Hall niet over een groote macht tc
8
114
beschikken luul. Twee schepen onder van Braam Houckgeest, mei den commissaris van den Dungen Gronovius aan boord, vertrokken in April 1848 naar Balangingi, om den sultan een brief van het gouvernement te overhandigen, en daar het antwoord van den vorst onvoldoende werd geacht, werd zijn hoofdplaats tien April beschoten en eon !20tal slaven bevrijd. Toen kwam de gouverneur-generaal der Philippijnen tusschenbeide; deze verklaarde, dat de Soeloe-eilanden aan Spanje behoorden en, vooral ook wegens het ongelegen tijdstip, werd van verdere pogingen afgezien.
Wij zeiden zooeven, dat de staatkundige woelingen in Europa 'ieen weerklank vonden in Nederlandsch-Indië; daarom toch was men op Java volstrekt niet onverschillig gebleven voor de politieke gebeurtenissen iit liet moederland, en het aftreden van minister Baud en do Grondwetsherziening hadden een zeer begrijpelijke opgewondenheid veroorzaakt, terwijl een aantal ingezetenen van Batavia, waaronder hooggeplaatste ambtenaren, zich vereenigd hadden om do bezwaren van de Europeesche bevolking kenbaar te maken en daartoe een vergadering hadden belegd, waarop liet nog al onstni-inio- was toegegaan. Men had zich echter bepaald tot het opstellen van een adres aan den koning. — Wij moeten ons tot dezen vluch-tigen terugblik op de politieke gebeurtenissen in 1848 beperken en hot oog wenden naar Palembang en de Lampongsche districten, waar onze krijgsmacht weer do gelegenheid had, om de Neder-landsche driekleur lier omhoog te houden.
Do politieke toestand in de l !o ven landen van Sumatra liet nog altijd voel te wenschen over en ons gezag in die streken kon zich niet dan met de meeste inspanning staande houden. Geheel onderduikt waren de onlusten in de binnenlanden van Palembang niet; steeds heerschte er oen spanning, welke door den rijksbestuurder scheen onderhouden te worden en men wil zelfs, dat hij in stilte de onlusten aanvuurde, ten einde zich onmisbaar te raaken. Daarbij
115
was een groote fout van uns gouvernement, dat liet zijn gezag niet wist te doen eerbiedigen, maar de rustige bevolking door woeste horden van elders liet overvallen en berooven, zonder er aan te denken, do schuldigen te strail'en. Het gevolg daarvan was, dal de bevolking niet alleen zijn vertrouwen in onze macht verloor, maar weldra zich met de roofstaten verbond, om ten minste een deel van den buit te verkrijgen.
Reeds in I8-J8 had de Kranga VVira Lentika, lioofd van Lema-tang, do wraak ondervonden van de Passoemahs, en de ruwe bewoners der grensstaten overstroomden de binnenlanden en durfden zich zelfs tot in de nabijheid der stad Palembang vertoonen. In 183U barstte er een opstand in Lobo-Poeding uit, wegens de heffing dei-landrenten; in 1835 werden onze troepen meer dan veertig dagen lang te Kaban ingesloten. Herhaaldelijk hadden overal in deze streken vijandelijkheden plaats; in 1841 en '42 werden eenige Euro-peesohe soldaten weerloos vermoord en eenige machtsontwikkeling was nn en dan noodig, om de rust weer wat te herstellen.
In het jaar 1845 werd onze post bij Moeara-Klingie aangevallen en meer andere ongeregeldheden werden gepleegd, die doorgaans ongestraft bleven, zoodat er niet, de minste achting meer voor ons gouvernement bestond en de onbeschaamdheid der kwalijkgezinden toenam, naarmate de regeering zich meer machteloos toonde.
Zooals wij reeds aanstipten, stookte de rijksbestuurder van Palembang liet vuurtje nog aan. Deze, een pangeran van liooge geboorte, schoonzoon van den onttroonden sultan Mahmoed-Hader-Kddin en genaamd pangeran Krawa Djaja, was in 1823 tot rijksbestuurder aangesteld; maar men had zich zeer in liem bedrogen. In plaats van in den geest der regeering te handelen, werd de bevolking door hem gekneveld en uitgezogen, zoodat de landrente een belasting voor de bevolking werd, veel zwaarder dan de belastingen vroeger door den sultan geheven. Daarbij wist hij het te doen voorkomen.
alsof die drukkende lasten door liet Nederlandsche gouvernement
«•
^ci'ischt weiden en hij juist ui wat in zijn vermogen was deed, om die te vellichten. Hij wist dus veel invloed te bekomen, zoo zelfs. dat liet hem maar een wenk kosten zou om liet volk iu opstand te brengen, terwijl hij het gouvernement zoo gehaat maakte, dat krachtdadige tusschenkomst onzerzijds hoogst noodzakelijk was geworden.
Toen de resident Steinmetz in 184lt;S aangekomen was, had deze den stand van zaken al spoedig doorgrond en het was aan de verstandige administratie van de heeren van den Bossche en Walland te danken, dat de bevolking weer wat tevreden gesteld weidende verderfelijke invloed van den rijksbestuurder begon te verminderen. Jammer was het dat men, met die heilzame uitwerking van een goed bestuur voor oogen, zich tot halve maatregelen bleef bepalen; altijd een fout, die later dubbel moet geboet worden.
13e rijksbestuurder vervolgde met goed succes zijn trouwelooze staatkunde; hij wist de inboorlingen op zijne hand te houden, dooi zich als hun beschermer voor te doen, en geraakten zij in opstand. zoo kostte het hem niet veel moeite om dien te onderdrukken en zich schijnbaar daardoor bij het gouvernement verdienstelijk te maken, dat zijne diensten dan ruim beloonde.
Dit ondermijnde zeer ons gezag on moest al spoedig tot een uitbarsting leiden. De bevolking van Ampat-Lawang, een onderdeel der assistent-residentie Tebing-Tinggi, residentschap Palembang, een der oorlogzuchtigste van Palembang, kwam meermalen in verzet en die geest van verzet was zoo algemeen geworden, dat in IS.quot;quot;»!! overal, waar de Enropeesche macht zich in de binnenlanden niet ter dege liet gelden, veeleer vijandigheid dan onderwerping heerschte.
Toen luitenant-kolonel de Brauw tot resident en tevens civiel- en niilitair bevelhebber van Palembang benoemd was, vond hij bet land in een onrustbarenden toestand; hij moest vernemen, dal de landrente met grooten tegenzin, up vele plaatsen in 'I geheel niet werd
117
opgebraclit; ilat oen ilivisie-komrnaiulaiil lt' Gncnong-Maniksa boloe-difid was gowonlon en /.clls dal woei' eeni^e soklalen door inwoners van Linlang-Kiri voi'tnoord waren, waarom de lïrauw hoL besluit narn, zich in persoon naar Tebing-Tinfgt;gi te begeven, om die streek wat meer van nabij gade te slaan.
Daartoe vertrok hij den 7dcquot; Juni 1857 uit Palcmbang, slechts vergezeld van eenige troepen en van den heer van den Hossche. die daar zeer bekend was; op deze wijze wilde hij liet doen voorkomen, als werd ei'een gewone inspectiereis ondernomen. Hij moest spoedig ontwaren dat de zaden van den opstand, door den listigen rijks-bcstuurder uitgestrooid, reeds wortel hadden geschoten. Te Ampat-Lawang had zich aan het hoofd van de beweging oen zeker avontu-rier gesteld, die zich den wijdsehen naam van radja Tiang-Alam had toegeëigend en weldra den pangeran van Moeara-i'inang, zijn noel. wist over te halen om gemeene zaak met hem te maken.
Vruchteloos wendde de resident pogingen aan om Tiang-Alam tot onderwerping te brengen; hel bleek integendeel, dat de bevolking zich versterkt had te Üedjong-Ali, waarom de lirauw de noodzakelijkheid inzag, om gewapenderhand Ampat-Lawang tot reden te brengen.
Alsnu kroeg een kolonne van Kit* man, rnortioren en 300 koelies met de noodige levensmiddelen, onder bevel van kapitein C. Meijer, bevel om den militairen post, dien zij bezet hield, te verlaten en naar Üedjong-Ali op te rukken.
De troep had een zeer moeielijken weg te volgen; eerst moest bij Oelo-Menkoeda een brug van bamboes over de Moesie geslagen worden; daarna ging de tocht door een ware wildernis: zwaar bont mot ondoordringbaar struikgewas en gebladerte, dan weer naakte rotsen met snelvlietende stroomen. Toon de Moesio overgetrokken was, kwamen er gezanten van radja Tiang-Alam en don pangeran van Moeara-Pinang, om hun beider onderwerping aan te bieden ; doch de Lirauw stelde weinig vertrouwen in him oprechtheid en
118
gal' te kennen, ilat hij lien te (loenong-Maiaksa wel spreken zou. Daarop gal'hij bevel om den volgenden moi'gen van ()eloe-Menkoeda op te nikken in de richting van (loenong-Maraksa, en den pan-geran Hadji in diens doesson te bezoeken, daar deze op onze hand scheen te zijn.
Men had den volgenden dag een weg te volgen door een bergachtige streek en legde eon alstand van verscheidene palen af langs een smal, in de rotsen uitgehouwen voetpad, dat meermalen door zwaar hout onbegaanbaar was. De pangeran Hadji, die zich bij de kolonne bevond, ging een eind vooruit, toen men zijn doesson genaderd was, ten einde te zien ol alles voor de ontvangst van den resident gereed was; maar men kwam weldra berichten, dat '2(10 rebellen langs den weg in hinderlaag waren gelegen, en nauw was de voorhoede onder luitenant Schmit genaderd, ol' er werd eensklaps een hevig geweervuur geopend, terwijl ook een paar stukken geschut, met schroot geladen, hun lading tegen haar uitbraakten. Kr was hier geen tijd tot beraad; de soldaten waren in het nauwe delilé aan een moorddadig vuur blootgesteld van achter de borstwering van de benting, die den weg afsloot; die benting werd bestormd, in een oogwenk veroverd en vervolgens geheel geslecht. Kn , weêr vergezeld van eenigo hoofden van Am pat-La wang, werd de tocht vervolgd, totdat men den top van den berg bereikt, had, waar men eenige rust genoot.
(let was op die hoogten, dat men den kommandaut het onrustbarend bericht kwam brengen, dat de hooiden van Ampat-Lavvang verraad in den zin hadden. Er was evenwel geen terugtreden meer mogelijk; zonder dat men de hoofden liet bespeuren, dat zij gewantrouwd werden, bleef men zc met de moeste zorgvuldigheid gadeslaan, ten einde in geval van gevaar onmiddellijk meester van den toestand te zijn. Het bewustzijn nogtans, dat op een enkel sein alles de wapenen tegen ons keeren zou en de koelies, ouder gewoonte, dan amnnitio en leveusmiddelon zouden wegwerpen, strekte niet
119
om «Ion toestand miiidoi' donker in te zien. Den volgenden morgen vervolgde men weder zijn weg tegen steile bergen op, en langs .smalle voetpaden, die slechts gedoogden, dat de manscliap op één gelid marcheerde. En die weg leidde onder een ondoordringbaar bladerendak heen, dat nooit een enkelen zonnestraal doorliet; meermalen werd hij algesneden door diepe ravijnen, waarvan hel overtrekken veel overleg en inspanning vereischte, en daarenboven knalden telkens in het dichte groen geweerschoten, zonder dat men wist, waai' de kogel vandaan kwam. Doch wat men wèl wist, al ware hel dat een onvvederstaanbaar voorgevoel dit aan de afgematte, weinig opwekkend gestemde manschap zeide: dat de schijnbaar goedge-zinden niet te vertrouwen waren en dat de positie dus meer netelig nog was dan in 't hart van het vijandelijk land.
Men had (ioenong-Maraksa bereikt, gelegen oj» een plateau, quot;20(1 voet hoog; aldaar bevond zich de dessa van pangeran Hadji. Diens zoon l'ara'ipa kwam kolonel de Brauw te gemoet en verzochl hem, den doesson binnen te komen. Deze was van nature reeds tamelijk sterk aan de samenvloeiing van twee rivieren, de Lintang-Kirie en de Lintang-Karan gelegen; men had voor tie borstwering een diepe gracht gegraven en een epaulement van auwer-auwer opgeworpen.
liet kostte den bevelhebber maar een enkelen oogopslag om te zien, dat hier verraad in 't spel was; de inboorlingen, allen gewapend en in groot aantal verzameld, namen een uittartendc houding aan; in de huizen werd ontdekt, dat er opium gebruikt was, een bewijs, dat men zich op iets bijzonders voorbereid had; het was duidelijk, dat er voor onze vermoeide troepen nog aan geen rnsl gedacht kon worden.
Nog geen uur was men in den doesson geweest, toen radja Tiang-Alain met een paar duizend man oprukte. Kr was voor kolonel de Brauw geen twijfel meer mogelijk, dat het hier lijlsbehoud gold; zonder verwijl gaf hij zijne bevelen: met een 'KJtal soldaten en de pradjoerits trok hij den vijand te gemoet en het de hoofdmacht in
120
den doesson iuhter als reserve, met den driiig(gt;ndeii last, om zich ^laar in ieder geval staande te houden.
liet zal blijken, dat dit goed gezien was.
De kleine aldeeling word buiteu den doesson in koloime opgesteld . terwijl eenige tirailleurs vooruit gezonden werden. Aldra kwam een duizendtal muiters haar te gemoet; hun houding deed hunne he-doelingen waarlijk niet twijfelachtig zijn. Daarom o|iendeii onze tirailleurs het vuur, toen de rebellen tot op een paar honderd pas genaderd waren; dit bracht hen een oogenblik tot staan, maar een honderdtal mannen, met lansen gewapend, vallen de tirailleurs aan en banen zich een weg naar den doessou, alwaar thaus mede uit de huizen op onze troepen geschoten wordt.
Ware men iets meer vertrouwend te werk gegaan, men zon het slachtoirer van die meer dan verraderlijke handelwijze zijn geweest en weinig luidde het gescheeld, ol de kolonne hadde hier tot op den laatsten man den dood gevonden, liet was alleen de koelbloedigheid van kolonel de li ra uw en de goede discipline der soldaten, welke hen voor den ondergang behoedde en hen zells ten slotte in het voordeel blijven deed. Heeds waren enkelen zwaargewond, vooral luitenant Willekens en de ordonnauce van den kolonel, zoomede de beide zonen van den tommongong Astra dl lladja; doch niettegenstaande het moorddadig vuur uit de huizon en het opdringen dei' vijanden van buiten, wist kapitein Meijer met de weinige soldaten die hem overgebleven waren, in den doesson stand te honden. Zoo goed gericht was het vuur der onzen, dat reeds enkele muiters den doesson gingen verlaten — en nauw bad kolonel de Hrauw bemerkt, dat de eerste heldenmoed van de tegenpartij wal bedaard was, ol' bij begreep, dat een stoutmoedige maatregel misschien een eind aan den benarden toestand der zijnen zou kunnen maken; niettegenstaande de geringe macht waarover hij to beschikken had, gelastte hij een algemeenen aanval, en de vijand, die dit zeer zeker niet verwacht had, sloeg op de vlucht, zoowel
121
liiiitcn nis hiimcn ilcn doesson, die üii/c ti ucpen, op iiitnoorli^ing van den [)iiiig(Miiii llailji, waron biiiiicngokoincii — orn ct'ii dcr liciligstc adat's dcr iiiljoorliiigon mei voeten getreden te zien.
Zoeilia men den docsson van een lioold is binneiigetreden en door lieni ontvangen, dan is men niet alleen tegen iedere vijandelijklieid gevrijwaard, maar men mag /ieli toevertrouwen aan de oer van den gastheer.
Niet alleen dat die seliandelijke trousvelooslieid gestrenge tnclili-ging verdiende, maar geheel Ani|iat-Lawaiig was hlijkhaar in vollen opstaml, zoodal de kleine machl gtiheel onvoldoende was, om hier de zaak in quot;t reine te hrengen. Zelfs was het verhlijr t(^ (ioenong-M arak sa, aan nieuwe vorradei'lijke aanvallen blootgesteld, hoogst onveilig; daar te hlijven met een zeer zwak garnizoen en verstoken van alle hulpmiddelen was ondoenlijk ; vorder voort te rukken zonder koelies want het grootste aantal daarvan had reeds bij den eersten aanval liet hazenpad gekozen was geheel onuitvoerbaar en zou de kleine kolonne onvermijdelijk ten verderve gedoemd hebben; er bleef dus niets anders over als terug te trekken op Tebing-Tinggi, voorwaar ook al geen gemakkelijke laak, daar het aan te nemen was, dat de brug, over de iMoesie geslagen, wel vernield zou wezen. Daarbij zon de mai'seh belemmerd worden door een dertigtal gewonden, die dubbel leden omdat zij van alle heelkundige hulp verstoken waren; want den vorigen dag was de ollieier van gezondheid ,1. 1!. Klee al gesneuveld.
Kolonel de LJrauw wist luitenant Heisterkamp, die te Tebing-Tinggi hevel voerde, den last te doen toekomen om zieh met .')() manende henoodigde koelies naar Oeloe-lMenkoeda te begeven, ten einde daar een nieuwe brug te slaan; iutussehen liet hij de doesson iu staat van verdediging brengen, ten einde oen onvorhoedschen aanval hel hoofd te kunnen bieden, en als de vijand weder kwam opdagen, kon men hem met vertrouwen afwachten. Werkelijk verscheen die dan ook den volgenden morgen, 'iOÜ man sterk.
De lirauw had de hoofden, die niet tot Goenong-Maraksa behoorden.
122
verzameld en ducn weten, hoezeer hij over het gepleegd verraad verontwaariligd was; hot plan, om terug to trekken, voor hen vor~ borgeiulo, liad hij hot integend(!el juist doen voorkomen, als wachtte hij versterking af',. om dan de schuldigen hun rechtmatige stral te doen ondoj'gaan. Deze bedreiging had ton gevolge dat do bewoners van (ioonong-Maraksa, beducht dat zij in do eerste plaats aan do beurt zouden komen, zeer ondorworpon en gedienstig waren en zelfs aan do bevestiging van den doosson mee hielpen, ten einde van hun goede bedoelingen te doen blijken.
Ton onverwachtste kwam Paraipa opdagen en meedeelon, dat do rebellen zich wenschten te onderwerpen; kolonel de Itranw wist zijn blijdschap over die onverhoopte wending der zaak te verhelen en stolde do volgende voorwaarden : vooreerst liet ontruimen en slechten der benting; voorts moest do bevolking naar hare doessons terugkeeren, terwijl het zijn uitdrukkelijke begeerte was, dat de radja Tiang-Alam on de pangeran Moeara-Pinang zich onvoorwaar-ilelijk onderwierpen. De angst van de beide hoofden was oorzaak, dat do onderhandelingen den gehoelen dag duurden en eerst toen de resident er iu toegestemd had, om hun schriftelijk vorgillonis to schenken, verklaarden zij zich bereid, zich te onderwerpen, en do vijand trok tegen tien middag af.
Do terugtocht naar Tebing-Tinggi word nu ondernomen den 2'lcn Juli. Nog vernieuwde aanvallen vreezende, had kolonel do Prauw dc hoofden van Ampat-Lawang doen uitnoodigen, hem te vergezellen; zulks heelt de kleine kolonne voor verraad bewaard, want dit zou hun het loven hebben gekost. Zóó, dank zij de onversaagdheid eu bovenal de tegenwoordigheid van geest van kolonel de Prauw, bereikten onze troepen do versterking Tebing-Tinggi.
Ten spoedigste moest nu tot een expeditie naar Ampat-Lawang worden overgegaan, daar ook te Lematang-Oeloe een opstand was uitgebarsten, al weder door den trouweloozen rijksbestuurder aangestookt; zoodra de resident dus te Palombang teruggekumen was.
123
vroeg hij niet alleen tiet ontslag van dien inlamlschen ambtenaar, maar tevens de noodige versterking, om de gebeurtenissen, die te wachten waren, het hoofd te kunnen bieden. Knden ÜSquot;1'quot; Augustus bracht de »Ardjoenoquot; de lastgeving dei' iiooge Hegeering, om den rijksbestuurder, wiens ontslag reeds vroeger door de residenten Steinmetz en Meis govraagd was, naar Batavia over te brengen, terwijl die bodem tevens de gevraagde troepen had meegebracht.
Men hoopte nu, door de verwijdering van den rijksbestuurder, almee de voornaamste aanleiding tot moeielijkheden uit den weg geruimd te hebben; doch in de verwachting dat alleen hierdoor de rust hersteld zou wezen, zag men zich bedrogen en eene expeditie naar de tkiveulanden van Paletnbang bleek dringend noodig te wezen.
Ken korte beschrijving van het oorlogstooneel is wenscbelijk. I'alembang, nagenoeg geheel uit alluviaanschen grond bestaande, is slechts bebouwd langs de rivieren, die door het land stroomen, voornamelijk de Moesie, welke het land over zijn geheele lengte doorsnijdt; zij heeft de volgende zijtakken: de Lintang, de Kikim , Klingie, Lakitan , Zemalang, ügan, enz., en valt bij I'alembang in zee. liet land, slecht bevolkt, is hoewel zeer rijk — weinig hekend; de verschillende doessons zijn hoogst gebrekkig met elkander verbonden, evenzeer als onze militaire posten, die langs de oevers van de genoemde rivieren gelegen waren.
Tebing-Tinggi als uitgangspunt voor de operation kiezende, zag men aan gene zijde daarvan weldra de bergen zich tot -2000 voet hoogte verhellen, en dezen bergketen moest men eerst achter den rug hebben, alvorens Ampat-Lawang te bereiken. De afstand van Tebing-Tinggi naar I'alembang is 170 [talen en van daar voerde wel een tamelijk goede weg door de provincie Kikim, het middelpunt van den opstand, maar die weg werd op onderscheidene punten afgebroken door snelvlietende beken en een overdadigen plantengroei.
Niet alleen hel reeds genoemde district Lematang-üeloe was in
124
verzet gekomen, maar ook Kikim, Moosie-Ocloo en Anipat-Lawang; niet minder dan 'iti mai'ga's namen daaraan deel.
De voorgenomen expeditie zonde rnimsclioots inoeielijklieden van allerlei aard opleveren, al ware liet alleen wegens den grooten al-stand en liet woeste der landstreek. Kr was een post te Lawat, waarvan de bezetting door de muiters ingesloten was en dringend hulp behoelde; dus werden de troepen 't eerst daarheen gezonden : namelijk drie kompagnieën met '2 Coehoorn-mortieren, die aan boord van hot benoodigd aantal prauwen de rivier opgingen, terwijl een vierde konipagnie den weg te voet allegcle, 't geen weldra ook door de overige troepen moest geschieden, daar tie stroom te sterk was, om er tegenop te gaan.
De marsrh van I 'alemhang naar Ampat-Liwan^ heelt den soldaat zware heproevingen opgelegd; de hitte was onuitstaanbaar en ell man vielen neer, zonder dat men hen met niogelijkheid weeropde been kon brengen.
Die tocht is gedenkwaardig geworden door het moedig gedrag \aii sergeant Kranevoet. die den (j'lLquot; Septenibei' te iMoeara-Semangoes aankwam met eenige prauwen, wolke slechts door 10 man geëscorteerd werden. Ken laOtal muiters vielen hen aan, doch werden door het goed gericht geweei'vuur in 't eerst terug gedreven; van die oogenblikkelijke aarzeling maakte Kranevoet gebruik, om snel de louwen te laten los snijden, waaraan de hem toevertrouwde prauwen bevestigd waren, en de korporaal lieyl, die dit wilde verrichten, begaf zich te water, doch werd doodelijk ge trollen voordat hij de vaartuigen had kunnen los maken. Ken inlaudsche fuselier, dien het eindelijk gehikte, ze los te snijden, moest het evenzeer met den dood bckoopen, want hij werd door drie geweerkogels getroffen. Onder een herhaald salvo van den vijand dreven de weinige overgeblevenen — slechts Kranevoet met 5 man — in de losgeraakte prauwen don stroom af, en kolonel de Iirauw verzekerde dat de prauwen, die door hunne dapperheid den vijand betwist waren, door meei' dan 7(t kogels waren getroffen.
Diiar men to Tol)inlt;;-Tiiingi zooveel troepen mogelijk wilde vereenigen, wiiren daiir nog twee küni|)agnieëii van l'iiicünbiing' heengezonden, en de mobiele kolonne kwam, na schier onofgebroken in schermutselingen gewikkeld te zijn, den iH31''quot; te Tebing-Tinggi aan. Daar mocisten onze troepen noodzakelijk eenige rust genieten , waarom do bevelhebber er zijn hoofdkwartier vestigde; alleen liet iiij de bentings, die de vijand in de omstreken opgeworpen had. slechten en.aldus den weg naar Am pat-la wang vrij maken, bij welke krijgsverrichtingen de kapitein Campbell en luitenant van Leijden zich zeer onderscheidden.
Aan de aanmaning van den resident, om naar hun doessons terug te keeren, gaven slechts weinige inwoners gehoor.
Oen l?'1'quot; September werd de kompagnie van het 7'' bataljon van Palembang gezonden naar Moeara-Klingie om het garnizoen aldaar van levensmiddelen te voorzien; de kommandant van dat fort had een aanslag verijdeld van den radja Tiang-Alam, die verzocht hadjjnet eenige prauwen, — waarmee hij voorgaf, zich naar Palembang te zullen begeven om zijne onderwerping aan te bieden — vrij te laten passeeren. Men had gedaan alsof men zijn verzoek inwilligde; maar toen de prauwen aankwamen, werden zij met een hevig vuur begroet. De radja, die zich aan het hoofd zijner troepen bevond om het fort van de landzijde aan te vallen, bevond zich dus niet aan boord van die prauwen. Men had — 't geen in een der-gelijken guerilla-oorlog met onbeschaafde volkeren welhaast niet te vermijden is — de rebellen met gelijke munt betaald en daardoor waarschijnlijk het werk te Moeara-Klingie behouden. Ten overvloede werd radja Tiang-Alam door onze troepen vervolgd, ook dooi het garnizoen van Tebing-Tinggi; maar hij wist te ontkomen en naar Anipat-Lawang terug te keeren.
Intusschen hadden de operatien van onze kolonne gewenschte resultaten gehad. Toen de resident de Hrauw Palembang verliet, waren Tebing-Tinggi, Labat en Moeara-Klingie door vijanden om-
126
ringd on door beiitings, welke dc vijand overal in 't rond opgeworpen had, van de communicatie naar buiten afgesneden; /es-en-twintig districten waren in volslagen opstand en do muitors durfden zich weer tot in de nabijheid dor hoofdstad vertoonon. Thans was inon reeds zoover gevorderd, dat de gemeenschap tusschon do ver-sclhllondo forten onderling hersteld was, dat de muiters overal waren teruggeslagen on verjaagd, en in Ampat-Lawang begon de bevolking in hare doessons terug te koeren. Toch bleef do houding dor- bevolking altijd nog onrustbarend, hetgeen te eer bedenkelijk werd geacht, omdat onder het garnizoen van Tebing-Tinggi een besmettelijke ziokto was uitgebroken, die reeds een 15ütal krachtige mannon had weggesleept. Het was hoogst noodzakelijk, den opstand in Ampat-Lawang mot energie te onderdrukken; doch de gevreesde ziekte had do bezetting van boven-gonoomd fort tot op 800 man gesmolten en die kleine macht, vor-eenigd met het overschot dor kolonne Pison, welke Lematang getuchtigd had, was op verre na niet voldoende om don tocht naar hot muitende Ampat-Lawang te ondernemen. Want een échec zou de resultaten, door zestien verschillende gevechten verkregen, geheel verloren doen gaan.
Men moest dus al weder afwachten en daarom kwam hot niet geheel ton onpas, dat radja Tiang-Alam on eonige hoofden hunne uo/indhoid te kennen gaven , om in onderwerping te komen. Hoezeer
n c 1
kolonel do Krauw niet zoor veel vertrouwen in de oprechtheid van hunne bedoelingen stelde, achtte hij hot staatkundig, om met do hoofden in onderhandeling te treden, als voorwaarde stellende dat zij zich in persoon bij hem moesten vervoegen; radja Tiang-Alam word evenwel buiten die onderhandelingen gehouden, omdat men hem 'l minst van allen vertrouwde. Kolonel de Krauw kwam nu met hen overeen om een wapenstilstand te sluiten; de voor-waardon waren in negen artikelen vervat, maar mot liet oog op radja Tiang-Alam was er een tiende geheim artikel aan toegevoegd.
127
waarbij alien zich verantwoordelijk verklaarden voor diens liande-lingen.
Kort daarna bracht deze radja weder Oeloe-Pangie in opstand en zijne troepen bezetten Lobo-Lenkon, waaruit zij weldra verjaagd werden; te Oeloe-Pangie ging dit echter minder gemakkelijk, daar de muiters zich verschanst hadden in Kebang-Agong, waarheen de majoor Pison met zijne kolonne door een zeer woeste en eenzame landstreek oprukte en de vijandelijke werken veroverde, zonder dat het hem gelukken mocht, den vijand van daar voor goed te verdrijven.
Al werd kolonel de Brauw door de ziekten, die schrikbarende verwoestingen onder de troepen aanrichtten en buitendien reeds door hun geringe getalsterkte zeer in de uitvoering van zijne plannen bemoeielijkt — toen hij einde December te Palembang aankwam, kon hij met genoegdoening op de tot hiertoe verkregen resultaten terugzien, daar in Kikim de rust hersteld, de gemeenschap met Lahat niet meer afgebroken, en mede in Lewatang ile opstand bedwongen was, terwijl hij de troepen voor vier maanden ruim van leeftocht voorzien had achtergelaten, na de leiding der zaken en het bevel over de troepen te Tebing-Tinggi aan majoor Meis te hebben overgelaten.
Zoo brak eindelijk het jaar 1852 aan, toen do eigenlijke expeditie naar Ampat-Lawang zon plaats hebben. Verre zouden wij ons bestek overschrijden, wanneer wij de verdere krijgsverrichtingen aldaar met eenige uitvoerigheid wilden behandelen; hetgeen voorafgaat, zal do eigenaardige moeielijkheden in 't licht gesteld hebben, welke men aldaar te overwinnen had, — gefolterd door een gevaarlijk klimaat en epidemische ziekten, telkens op het dwaalspoor gebracht dooi' do trouweloosheid van hoofden en bevolking, en voortdurend gewikkeld in schermutselingen, die niet minder overleg en moed eischten dan menig grooter gevecht.
Maar er blijven ons belangrijker expedition te verhalen over, en
128
dus noodzaakt do beperkte omvang van dit werk ons, om hier tot een meer vluchtig overzicht ons te bepalen.
Nadat in April van het jaar 1852 versche troepen onder luitenant-kolonel Helbacb waren aangekomen, werden de wapenen opnieuw tegen radja Tiang-Alam gekeerd, die iu zijn verzet bleel' volharden, in twee kolonnes rukte men tegen Linga op, dat genomen werd; een week later werd de hoofdplaats van den opstand hezet en de hoofden kwamen ouk hier in onderwerping. Vruchteloos had men getracht, zich van den persoon van Tiang-Alam meester te maken; dezen gelukte het te ontkomen en hij wist een aantal districten in opstand te houden, hoewel voor bet einde van T)!? nagenoeg allen zich onderworpen hadden. Voortdurend wist de radja de tegen hem uitgezonden troepen te ontkomen, en hij maakte het ons zoo lastig , dat in 1855 wederom twee vliegende kolonnes moesten worden geformeerd. Eerst in het volgende jaar wist men hem. niet door wapengeweld, maar door onderhandeling, over te halen om bet hoofd in den schoot te leggen en dankbaar was het gouvernement, dat hem Salatiga tot verblijfplaats aanwees, van dit lastig en gevaarlijk individu ontslagen te zijn.
Non was de rust in «lie streken niet duurzaam hersteld; eer
fquot;»
dan men hail kunnen verwachten, ontstonden wederom onlusten in Lematang-Oeloe en Moesie-Oloe; in 1857 moesten daar herhaalde malen troepen worden heengezonden. Kindelijk dan achtte men den vrede hersteld — maar opnieuw barstte de opstand uit en de opstandelingen, die zicli in het dorp Djati verschanst hadden, verdedigden zich met zooveel hardnekkigheid, dat het dorp eerst in 1850 in handen van onze troepen viel en dat nog wel ten gevolge van verdeeldheid onder de muiters.
Ook in Djambi ontstonden moeiel ijk heden. Hoewel dit tot de residentie Palembang behoorde, weigerde Uatoe .labja Tsalioe'd'diu , de vorst die in 1855 den troon hekloinmen had, om de Nederlandsche souvereiniteit te erkennen; hij had er zich toe bepaald, eenvoudig
129
liet Nedcrliindsch-liulisch gouvernement kennis te geven, dat liij uls sultan den Djambischen troon beklommen had. Zoowel om hem lot reden te brengen, als om de verouderde tractuten van 18.'};{ en 'iU te vernieuwen, werd de resident van Palembang naar Djambi gezonden; de sultan was echter weigerachtig, en ook hierheen moest een expeditie gezonden worden, onder bevel van majoor van Langen.
Nadat men den weerspannigen sultan vervallen van den troon verklaard had. werden de operation begonnen; de landing had zonder groote moeielijkbeden plaats, de goed verdedigde vijandelijke bentings werden genomen, maai' de kraton werd met waren leeuwenmoed door den vijand verdedigd.
Kn toen eindelijk de kraton onze volhardende troepen in handen viel, bleek het dat de sultan naai' het binnenland was gevlucht; de kroonprins evenzeer. De resident wilde dezen op den troon zijn vaders idaatsen, doch zulks werd geweigerd, en zoo werd ten slotte zekere l'anembaham Uatoe, een oom van den onttroonden vorst, toj. sultan van Djambi verheven.
Van meer belang waren de gebeurtenissen ter Westkust van Sumatra, alwaar de C'liineezen het de regeering reeds sedert gerni-rnen tijd lastig gemaakt hadden; daarom werd de eoinmissaris Mr. A. Drins daarheen gezonden, die het noodzakelijk achtte, dat er een punt in het door hen bewoond gebied door troepen bezet werd, opdat er eeniji toezicht in die streek zou wezen. Dientengevolge begaf hij zieb in den aanvang van IM.').'! met den militairen bevelhebber op de Westkust, majoor Andresen, daarheen, terwijl twee kompagnieén er in bezetting gelegd werden. Weinig goeds voorspelde het, dat, toen Mr. Drins te Sepang aankwam, deChineezen de plaats verlieten. Weldra zouden de kwade bedoelingen der (Jhi-neesche bevolking nog beter blijken; want nadat de commissaris de zaken te Sepang geregeld en de terugreis aanvaard had, werd hij. slechts door majoor Andresen, eenige ambtenaren en 4 man vergezeld, te Kedongong overvallen, en zonder eenigen twijfel zouden
130
allen vermoord zijn, waimoer niet een detacliement infanterie, dat toevallig aanwezig was, hen ontzet had. Nu begaf' men zich weder naai' Sepang, en do Chineezen, die de plaats hadden ingesloten, werden van daar verjaagd. Ook verdreef majoor Kroesen de muiters uit een aantal door hen bezette versterkingen; doch de macht, die men beschikbaar had, was op verre na niet voldoende mil ze tot onderwerping te brengen.
liet was noodig geworden, met meer doortastendheid tegen de Chineezen op te treden; hiertoe werd een expeditie uitgerust, die (er sterkte van '2200 man, onder bevel van den tot luitenant-kolonel bevorderden majoor Andresen, naar Borneo's Westkust vertrekken zou.
liet was eerst den l.'}dcquot; Mei van het volgende jaar, dat de troepen te r.entoenan landden, waarop naar Siugkawang werd opgerukt, dat men vier dagen later, na een zeer af'mattemlen marsch, bereikte en door de Chineezen verlaten vond Aanvankelijk hadden deze eeu krachtdadigen tegenstand willen bieden; maar reeds deu 2Ssl''quot; van dezelfde maand verscheen er een deputatie, welke do onderwerping der Chineezen kwam aanbieden. Veel had biertoe bij-gedragen bet beleidvol opereeren van majoor de Brabant, die l.o-habang hun ontweldigd had, terwijl kapitein Nauta zich van Koelor had meester gemaakt. Andresen wilde do gevraagde vergillenis wel verleenen, mits de Chineezen te Montrado, welke plaats door onze krijgsmacht zou bozot worden, do aankomst der troepen knielend zonden afwachten. En zoo geschiedde bot.
Doch daarmee was de opstand nog lang niet onderdrukt. De eigenlijke hoofden daarvan bleven in de omstreken zich schuil houden, zoodat meermalen detachementen moesten worden uitgezonden, welke niet konden beletten dat de Chineezen Montrado gaandeweg geheel insloten, op de voornaamste toegangswegen ben-tings opwierpen en zelfs de transporten levensmiddelen en krijgsbehoeften oplichtten, zoodat er weldra gebrek begon teheerscben.
131
liiingzamerliainl iiitnssclien kwam er vorbotering in lt;loii toestand; *''' Gliineezeu gingen weer aan liet werk en thans werd liet bestuur geregeld; Montrado namelijk werd een assistent-residentie, terwijl de Cliineezen onder een hoofd kwamen, dat den naam van «kaptliavquot; verkreeg, in stilte echter werd er door de Chineesclic leiders een bondgenootschap opgericht, genaamd het «Drie-vingc-renverbondquot;, dat alom schrik in :t rond verspreidde.
Alle pogingen om iets betrell'ende dit gevaarlijk en geheimzinnig verbond t(* vernemen, bleven vruchteloos; wel werden een paar verdachten gevangen genomen, maar er waren niet veel ophelde ringen uit hen te krijgen, en eerst toen men er een in handen kreef. die overgehaald werd om de schuilplaatsen der leiders aan te duiden, kon dat bond met wortel en tak worden uitgeroeid.
liet was de Chinees Eng-Fung, die de hoognoodige aanwijzingen deed, en de waarnemende assistent-resident, kapitein Verspijck, besloot nu, om zich in persoon naar de aangewezen plaats te begeven : want men had te doen met listige vossen, die men niet zoo heel gemakkelijk zou in handen krijgen. Met eenige troepen hegal Verspijck zich op weg, om den schuilhoek van bet bestuur te zoeken; die was in een eenzaam en moeielijk genaakbaar oord gelegen, en heel wat bezwaren had men te overwinnen, voordat men zijn doel bereikte. En toen men op de aangewezen plaats was aangekomen — waren do vogels gevlogen.
Evenwel leverde toch deze tocht de geweuschte resultaten op: want al mochten de hoofden bij tijds een goed heenkomen gezocht hebben, men vond de statuten der behoorlijk georganiseerde ver-eeniging en de namen dor leden, zoodat het (iouvernement thans de schuldigen kende en zich voor hen wachten kon.
Door de voortvarende handelwijzo van kapitein Verspijck wasalzoo de kracht van het Drie-vingeren verbond gebroken, en door het geregeld uitzenden van patrouilles wist men de rust verder te handhaven, alleen uitgezonderd te Larah, waar oneenigheid on(sta;in
U*
132
was tussL'hoii de mij uwe Heers en den pachter der mijnen. Aldaar bevond zich een militaire post onder bevel van luitenant Mekern, die gewaarschuwd werd dat de Chineezen kwaad in den zin hadden, doch niet veel acht sloeg op die waarschuwingen, liet gevolg was, dat hij zich in den nacht van 11 op 12 Juli 1850 liet overvallen en in den strijd, die nu volgde, het loven verloor. De bezetting, van den eersten schrik bekomen, wist de muiters weer te verjagen, en toen er versterking van troepen was aangekomen, werd ook hier dio laatste oproerigheid onderdrukt.
Was in Montrado de rust thans duurzaam hersteld, maar al te spoedig werd de aandacht van de regeering weer gevestigd op liandjermasin, alwaar de bevolking plannen koesterde om in opstand te komen, 't geen de Nederlandsche ambtenaren daar ter plaatse niet ontgaan was, zoodat men zich op de te verwachten gebeurtenissen kon voorbereiden.
Hier zaten de moeielijkheden weer in de troonsopvolging, die al zoo menigmaal bezwaren in 't leven geroepen had; wel droeg do toen regeerende sultan Mam nog in blakenden welstand de kroon, maar er waren toch reeds geschillen gerezen over den eventuëelen opvolger, waartoe in het jaar 1859 zekere pangeran Tamdjid'oellah was aangewezen, die echter minder aanspraken had dan de kleinzoon des sultans, I lidajat'oellah , en daarbij minder gezien was dan deze. Een derde pretendent was llaboe Anom, die reeds in 185(t uit Martapoera gebannen moest worden, omdat hij onrust stookte en door zijn woelingen hoogst gevaarlijk werd. De kleinzoon des sultans werd toen tot rijksbestuurder benoemd en bloei' dit, toen de sultan in het jaar 1857 kwam te overlijden. De eenmaal aangewezen troonsopvolger, pangeran Tamdjid'oellah, beklom den troon; hij resideerde te liandjermasin en daar hij zeer weinig invloed op zijne onderdanen kon uitoefenen, zocht hij steun bij den Neder-landsi'hen resident; de eigenlijke regeerder was I lidajal'oellah, de rijksbesluurder. die zeil'ontevreden hehendig ook onder de bevol-
133
kin^ ontevroilenticul wist to vei'wckkcn en tclkctis met den resident overhoop lag.
Zoodra men to Batavia vernam, dat de bevolking oproerig gestemd begon te worden, werd do »Ardjoenoquot; naar Bandjermasin gezonden. Toen werd alles, althans schijnbaar, daar nog in orde bevonden; maar ternauwernood veertien dagen later werden de berichten uit verschillende streken van de residentie /00 onrustbarend, dat den resident de oogen geopend werden en hij zich genoopt zag, aan de regeering versterking van troepen te vragen. Niet alleen haastte men zich aan dit verlangen te voldoen, want in 1850 word een expeditie onder bevel van den luitenant-kolonel Androsen mot don moesten spoed naar' het bedreigde punt gezonden; maar tevens moest onderzocht worden, in hoeverre tie resident de schuld droog van de verwarring, die in Bandjermasin schoen te hoerschen.
Alvorens echter tot de beschrijving van de expeditie naar Bandjermasin over le gaan, noopt de chronologische volgorde dor gebeurtenissen ons, om het oog te wenden naar een ander eiland van den Üost-liulischen Archipel, namelijk het eiland Celebes. Beods in het vorige jaar was tot bet zenden van oen expeditie naar «lit eiland besloten, ten einde het weerspannige Boni tot onderwerping te brengen, en in Kebruari 1850 kwam hot expeditionaire korps aldaar aan. De beide expedition naar Boni waren al'go-loopen, voordat in Bandjermasin do taak volvoerd was; ten einde het verhaal van de gebeurtenissen to Bandjermasin niet telkenmale te moeten afbreken, zullen wij deze expeditie en do beide expedition naar Boni ieder afzonderlijk behandelen, verlaten daarom voor-loopig Bandjermasin 011 noodigen den lozer uit, om mot ons zich naar Celebes te begeven, alwaar wapenfeiten worden bestaan, die gerekend mogen worden tot do merkwaardigste te bohooren , die wij te boekon hebben.
Bij do beschrijving van de krijgsverrichtingen in Boni, hobbon wij oen welkomon leiddraad in hot even degelijk als doorwrocht
184
werk van tien kapitein M. T. II. Pereluer '), dat in 1872 het licht zaï' , en waaraan menige bclan^wekkenile hijzoiulerheul zal ontleend worden. Niet alleen werd dat geschiedboek naar ofliciëcle hronnen hewerkt, doch door het raadplegen van de veelzijdigs te gegevens wist de schrijver een volledigheid te bereiken, dieV.ijn werk een blijvende waarde verzekert.
') IV Hoiüsclic expi'ditii1 in I en I8(i0, volgens ol'l'u'irrh; hroinicil l)t'-werkl door M. I. II. IVrclarr, ridder der Militaire Willemsorde, kapitrin der inlaiiterie bij hel Nederlaudscli-liidisclie le^er. 2 deeien. Leiden , (1 mdlli. Kol li, IS72.
X.
UK liK.IDK HON 1 S( 11K EXl'ICDITIli.N l\ 185{gt; I,SOU.
Boni met lid undorlioori^e rijk Lamoeroe is oen inlanftscho Slaat op lid oihuul (,'elcbcs, staal ondor boschoi rnin^ dcr Ncilcr-lamleii, en is gelegen op 1° 3U' Z.lireedte en 20quot; 'il'ü.Lengte. Ilt.'l gronsl ten Noorden aan Wadjo, ten Oosten aim de goll van Itoni , ten Zuiden aan de Tangka-rivlei' en de Gouvemenicnts-eilaiulen, ten Westen aan de IJerg-regentschappcn dec Noordenlisti icten, aan Tanettc, Mario-Sopong, de rivioi' de Walanaë en liet meer Tcmpe (grensbepaling van don vrede in KSOO).
liet is lang, van liet Noorden naar bet Zuiden, 05 en breed i.'. palen, en telt 200,000 inwoners.
liet lloniscbe rijk bestaat uit de volgende Paüli's ol Va/al-eilandeii; a. Tjietta, met ilc booid-negorijen Lempong, Üewocu^ae, l!e-lawa-Kampieri, Tjientjo, Data, Talio, Mardewala en Uarang:
h. lione-tanga, bestaande uit de landschappen 1'alakka. Awam-l'one, Tjiena en Barabo;
c. .Viljanga-la of Lili-ri-adja (de westelijke Vazal-oilanden), bestaande uit de laiidschappen l'itoe-pailjoeng-tame . Limampauoewae. I'attang-lvaie, Talloempanoewa, Lappa-ri-adja, Baltainpidange en .Vnnangee;
(l. Lili-ri-laoe ol' de oostelijke Vazal-lauden. bestaande uil de
18(1
laiiilscliii[»pcii : Sibooloo, Wawo-Hoeloe-ri-uwiiiifi, Tiill()i!ii-Liiii[iu-i'i-awiing en Awang-Taiigku. Voorts hoeft ineii nog I'i op zich /elven staande neyorijon, die goon vazal-staten zijn.
Hot land is vmchtbaaiquot;, inzonderheid de bergstreken. De bergen /.ijii met welig groeiend struikgewas, veelal ook niet bosschen Ix1-dekt. doch verhellen zich hoogstens tiOOO a '2500 voet boven den zeespiegel; de voornaamste bergtoppen zijn in het Zuiden en /nid-westen : de Pondre ('2540 voet), de Pationgie ('2230 voet), de Kala-misoe ('2220 voet) en de Tara[)ong ('2000 voet); in het Noorden en Noordwesten de lioewa (1(300 voet) en de Tamping (1130 voet).
Het land wordt door zeer veel rivieren doorsneden, waarvan de voornaamste zijn : de Walanaë, aan den voet van don Piek van lionthain ontspringende, het zuidwestelijk gedeelte van lioni door-loopendo en tegenover de kampong Seenkang in ihi Tjenrana vallende; deze laatste ontspringt op den berg Latiboedjong en van het Noorden in zuidelijke richting, daarna in zuid-oostelijke richting stroomonde, valt zij door vijl' mondingen in zee.
Do regeeringsvorm van lioiu is monarchaal. Dat is in naam: want eigenlijk kan het hoolil van den Staat niet veel van aanbelang buiten de rijksgrooten doen, die in alles hun invloed doen gelden, terwijl daarentegen het volk letterlijk niets heeft in te brengen.
De regeering van hot Donische rijk bestaat in de. eerste plaats uil oen leenvorst. die den titel voert van aroem pone, ook wel patta-rnangkaoeö (d. i. «de; regeerende vorstquot;)- Vóór den oorlog van 1850 on ISl'O werd hij door den Nadat, in overeenstemming met de aristocratie, gekozen en in zijne waardigheid bevestigd; volgens artikel 20 van het in DSOO te Palaka gesloten contract moet die bevestiging thans door het (iouvernonent geschieden. De eigenlijke regeerder is ook hier do rijksbestuurder, met don titel van Tornari-lalang; deze, is het hoofd van de Aroe Pitoo's of zeven prinsen en van den geheelen lladat, door wien hij vroeger onder 's vorsten goedkenring gekozen en ontslagen werd; volgens art. 27 van hel
137
contract van I Si)(I. moot liij door hot Nodcrlaiidscli-liidiscli f^on-vornoment hoócdigd. in zijne waardigheid bevestigd oT ontslagen worden.
Door dien anibtonaai' worden, als liool'd van den lladat of liijks-raad, alle zaken van justitie, politie of Imishoiideiijkcii aard hehan-'leld. Hij is de» meest invloedrijke man van het gansche rijk en moet dan ook van koninklijken bloede zijn. liet laat zich hooren , hoeveel macht die ambtenaar kan uitoelbncn en hoe verderfelijk bij kan werken, als hij zijn invloed ton kwado wil aanwenden.
Voorts bestaat do regocring uit lt;le loden van den lladat, zeven in getal; doze loden, wier botrokking erfelijk is zoowel in mannelijke als vi'oiiwelijko linie en doorgaans van vader op kind overgaat, dragen den naam van Aroe Pitoe's ol' do zovon vorston, die de volgende ofiiciëele namen dragon :
I. Among Oedjong, onaischeidelijk verbonden aan de betrokking van Tomarilalang malolo;
'2. Aroe Tanette-ri-attang;
Aroe Ta;
'k Aroe Tibodjong ;
Aroe l'ontjong;
lt;gt;. Aroe Tanette-ri-awang, en 7. Aroe Matjoge.
Ook aan hen is de bobartiging der bolangen van vorst en volk opgedragen en zij gaan over allo zaken van bestmir, met uitzondering van handel- en scheepvaart, die tot de bevoegdheid van den sjabandar of havenmeostor, en godsdienst of huwelijk, die tot de bevo(?gdbeid van don priesterraad behooron.
Nog verdient vormelding do njomna-tongang, of bet hoofd der lO zendelingen van Roni, die bij bet vergaderen van den lladat nooit mag ontbreken en belast is met hot overbrengen dor bevelen van den vorst en don Rijksraad naar allo doelen van liet rijk. De bewoners van Roni belijden den Mi)liamediianschen godsdienst .
18«
die hun in hill door dc Uoeginoozen werd opgedrongen; uiteilijk iieiiieii /.ij linn godsdicnslpliehten met veel stipllieid waai' lt;'11 lieb-l)en /ell's eenigcn aanleg tot dwce[)/iiclit, inzondcrheid wanneer vorst en priester lien daartoe, om staatkundige redenen, aanzetten.
Van een geregeld krijgsbestuur is uatiiiirlijk geen sprake. Wel lieel't men in vredestijd een l'angoeloe-lonipüna-djiwaë, ol'liootd van liet krijgswezen; doeli eigenlijk is die maar liet hool'd van een zeker soort van politie, die den vorst besehermt en zijn bevelen doet eerbiedigen en uitvoeren. In oorlogstijd treedt dan ook een poengawa als opperbevelhebber op, die door den vorst gekozen wordt en volstrekt geen krijgskenuis bel loeit te bezitten. Trouwens in vredestijd wordt aan versterkingskunst oi' exercitie niets gedaan; alleen bij dreigend oorlogsgevaar worden ten spoedigste bentings opgeworpen en de verscliilleiule landschappen, districten en kampongs leveren (ian liun contingent. In gewone omstandigheden hangt de diensttijd geheel al' van de willekeur van den vorsten den l'angoeloe-lompona-djiwaë; in oorlogstijd worden bet aantal manschappen en bnn dienstverplichting bepaald naarmate van den aard des 00rlogs, maar op een ieder, die ojigeroepen wordt, rust de verplichting om aan den strijd deel te nemen.
Ilet leger moet in zijn eigen onderhond voorzien; de behoeften zijn trouwens niet groot: wat rijst 011 vruchten, heel veel meer heelt de Ikmisclie krijgsman niet noodig.
lietreH'ende de bewapening der krijgslieden en de versterkings-kinist iler lioniërs, vindt men in l'erelaer's werk eenige bijzonderheden, die hier mogen volgen:
De hooldwapenen der voetknechten zijn de lans, de klewang en de kris. Slechts weinigen zijn met buksen, donderbussen en geweren gewapend, en dat zijn dan nog maar oude, verroeste vnnrwa-penen met silexsloten, die bij een algemeen gebruik meer schade onder tie eigen landslieden dan onder den vijand zouden aanrichten.
139
De bewaponin^ van don lioiiisclirn ruiter bestaat uit een of twee lansen, waaronder de onmisltare strikians, en een klis. De ruiters dragen ook veelal een maliëu-koUier of liaiIjoe-rantc ol oen laniena.
liet eer.stgenoerndo dekkingsniidilel is vervaardigd van deugdzaam stalen, ijzeren ol' koperen ringetjes van 5 streep middellijn, welke aan elkander gesoldeerd zijn, en heelt den vorm van een mansborstrok met mouwen, en eene al'meting van ()3 Nederl. duim lang en 58 breed.
De lamena heelt veel overeenkomst met onze kurassen, met dal onderscheid echter, dat de borst- en achterdekstukken niel van geplot ijzer, maar van koperen ol' stalen up elkander geschoven schubben vervaardigd zijn.
De badjoe-rante weegt van 3.95 tot 5/(3 Ned. pond; de lamena zou iets zwaarder zijn. Heide beschermende kleeden zijn bestand tegen lans- en krissteken, alsook tegen klewang- en sabelhouwen; maar dat de lamena zelfs tegen den geweerkogel zou dekken . zoo-als de üoniërs beweren, behoort geheel en al tot het onwaarschijnlijke, en zal menigeen, vertrouwende op de deugdzaamheid van zijn pantser, gevoelig teleurgesteld zijn.
Om zijne munitie mede te voeren, heeft de Uonische strijder een soort patroontasch, die hetzij van gevlochten stroo, heizij van linnen of ook wel van hertenvel vervaardigd, meteen linnen band gewoonlijk over den rechter schouder gedragen wordt. Zijne munitie bestaat, althans voor den geweerd ragende, uit eenig kruit in een bamboezen koker, uit ettelijke kogels, die zelden van het kaliber van het vuurwapen waarvoor zij bestemd werden, maar meestal van kleinere afmetingen zijn, en uit een Hink pak uitgeplozen saoe, of buitenste omkleedsel van de klappernoot, om tot proppen te dienen; terwijl ook ettelijke de voorziening hebben, om een paar reserve-vuurstee-uen, een schroefdraaier en aftrekker mede te voeren. Maar wat bij een inspectie van de IJonische strijders zeer zeker in iedere
140
ji.itruonhisili zou aiiiigotrolVon woitlcn on dat soms liij gomis van icdcmi uikIcicii iitlioud, is con pruimpjo sirio.
Iliiinic uvorigc draaybaro wapoiion , als lansen, krisson, klewangs rn/,. zijn in don regol van uittmintondo kwaliteit on woi'dcn goed oiiderliondcn.
In hot open veld gehruikt do Bonier goon geschut. Wol echter positiogeschiit op zijne hontings, dl' ook wel hij vei'stci'kte kampongs. i)o artillerie-voorraad is uiterst gering on wat zij nog bozitton. is volstrekt van onwaarde, daar hot hijna allo oude ijzeren kanonnen zijn, in- en uitwendig mottig van gallon en ingevreten roost, van zoor vorschillend kaliher, doch nooit zwaarder dan van (gt; pond. Ivikelc motalen stukken, goschenkon van de vroegere Oost-Indische ('(ini|iagnio aan de vorsten, moeten hiervan uitgezonderd worden on kunnen als hruikhaar geschut aangemerkt worden.
Zijn de stukkon slecht en als onhruikhaar te beschouwen, mot do aH'niten is het nog erger gestold. In don regel bestaan die uit oen lomp on gebrekkig namaaksel van onze r olpaarden oi' ook wel van onze scheepsalluiten , en zijn daarenboven zoo ond en wrak, dat liet gevaar voor de bodieningsmanschappen niet gering te schatten is.
(tok di' [)rojoctiolen laten voel te wenschen over. Zelden behben /ij kogels van h(gt;t gowonschte kaliber on bezitten zij die, dan is do voorraad daarvan zoo luttel, dat hij niet noemenswaardig is. Veelal wordt dan ook van stukken oud ijzer, steenon on andere harde zolfstandighoden gebruik gemaakt en daarmede de vuurmond in don re^el volgepropt on overladen.
Igt;,it met dergelijke te samen geraapte bendon, zoo gebrekkig gewapend als hierboven beschreven is, niet veel belangrijks uit to voeren valt, vooral tegenover geregelde troepen, ligt voor de hand. hiel iter mag men naar dat alles don Lkmiër te velde niet gering schatton. In do eerste plaats is hij niet van persoonlijken moed ontbloot on is do (iranu' hoogliis (Üoogiiioos) door hol wuosto validen aanval voor onze inlandscho militairen een niet te verachten strijder. JJekond
141
mot do woeste landouwen van ('elohos, wool hij meesterlijk gobrnik te maken van do voordeeion, welke oen zoo yeaceidenteord en dicht begroeid terrein allerwege aanbiedt, en is hot hem meermalen gehikt onze kolonnes, zooals de geschiedenis van onze vroegere oorlogen kan aantoonon, door welgeplaatste hinderlagen, door zijn |gt;lotsoling optreden met eeno groote overmacht op pimton, waar onze strijdmacht nl'zich niet kon ontwikkolen, of van hare wapenen het gewenschte gebruik niet kon maken, gevoelige nederlagen toe te brengen.
Omtrent de versterkingen, welke de Doniërs gewoon zijn aan te leggen, valt nog het navolgende mede to deelon. Daarvan kennen zij drie soorten, als: 1quot;. de benteng reliwo, zijnde een in den regel onregelmatige vierkante redoute, die geheel gesloten is. Zelden wordt deze tegenover Europeesche troepen gebruikt, dewijl nion vreest, zich na het brosschieten, bij de daarop volgende bestorming, uiot spoedig genoeg uit de voeten te kunnen maken; quot;2quot;. de bentong talloe, zijnde drie kleine versterkingen, welke te samen in den vorm van een driehoek aangelegd worden en elkaar onderling vri j wel bestrijken; de benteng sipoewe of halve benteng wordt gewooidijk in den vorm van een halven cirkel of ook wel van eon vierkant. waaraan de achterzijde ontbreekt, aangelegd. Deze soort versterking is steeds aan ilo, van den vijand afgewende, zijde geheel open. Inden regel worden deze bentengs, wanneer zij door terreinhindernissen tegen eeno omtrekking beveiligd zijn, door de Honiërs hardnekkig verdedigd; maar o wee! wanneer dit niet hol geval is; gewoonlijk worden alsdan slechts een paar salvo's op don aaurnkkonden vijand gelost en zoekt ieder, zoodra slechts een schijn van omtrekking bespeurd wordt, oen goed heenkomen.
De borstweringen worden aan het strand veelal uit klipsteen mot klei zoosteil mogelijk opgezet. In de binnenlanden worden zij meestal van aarde vervaardigd en, om docooriugen zoo steil mogelijk te holibon. gewoonlijk mei bamhoehordon bekleed. Niol zelden heil
14.-2
men, ü|) eon alstuml van een of twee ellen, twee reien klapper-sliunmen in den grond en vult de tnsschenruimte met aarde en steenen aan.
Achter de horstwering wordt ook wel een hank et aangetrof-l'en; zelden echter vuurt de lioniër over de kruin, maar worden door de dikte van de borstwering kokers van uitgeholde pinang-hoornen of van dikke hamboe gelegd, waardoor de verdediger ongezien den aanvaller kan bestoken. Uit de profielen van de versterkte hoofdplaats Boni Meek, dat die kokers niet altijd ondoelmatig aangelegd waren en soms een vrij bestrijkend sehot toelieten.
De chicane-middelen, welke om die versterkingen, tot verkrijging van storm vrijheid. gebezigd worden, zijn vooreerst een sarapping, zijnde een staketsel of omheining van doornbamboe, welke op een kleinen afstand van den wal, maar onder liet werkzame geweervutir geplant wordt en waarbij men zorgt de doornen (tjaranga) naar hoven. ten deele naar heneden te leiden en stevig tegen de dicht bij elkander ingeheide hamboezen te binden. Dit geschiedt om het over-klantercn of het onderdoor kruipen te verhinderen. Achter dat staketsel, rechthoekig daarmede worden gewoonlijk toeda-toeda's of Spaansche ruiters geplaatst, echter zoo, dat tusschen twee toeda's niet meer ruimte is, als om een paard door te laten. Wordt nu hef staketsel geforceerd en jaagt er een ruiter door, dan vindt hij zich deerlijk verschalkt, wijl hij, om zoo te zeggen, zich in eene fuik hevindt en niet meer wenden kan. Wijders is het terrein tot aan de horstwering zooveel mogelijk door wolfskuilen, randjoe's en soera's (heide benamingen van voetangels van bamboe of ander hard hout) tegen bestorming beveiligd, liet gebruik van grachten is niet inheemsch. maar schijnt men dit van ons afgekeken te heh-hen; althans de hoofdplaats Honi was lijdens de laatste oorlogen gedeeltelijk door grachten van verschillende prolielen verdedigd.
143
Een en kei woord overdo vroogero ^oscliicderiis van lioni. Maldicl moet in 1(107 op zijne reis naar Amboina het eerst de zuidkust van Celebes hebben aangedaan; eehter is het niet best na te gaan. van wanneer onze eerste vestiging op dat eiland dagteekent. De eerste factorij der Compagnie werd in het jaar 1018 door den koning van Makassar geplunderd en men was haar zeer vijandig ge/.ind, totdat in '1(»30 door Anthonie van Diemen een duurzame vrede werd gesloten, waarbij de Compagnie een handels-monopolie bekwam, doch zich niet op liet eiland mocht vestigen.
Destijds regeerde in lgt;oni een zekere koning, Lama-Daramma, die het zijn rijksgrooten zoo lastig maakte, dat de sultan van Makassar de wapenen opvatte, om hem tot reden te brengen; nadat de Boniëis geslagen waren, werd hun land bij Makassar ingelijfd. Toen zij in opstand kwamen, werden zij op nieuw verslagen, en nu vervielen zij in slavernij.
I'rins Aroe Palaka, die zijn vader en quot;rootvader wreedaardiquot; zaquot;
' n fquot;1 ' O
ter dood brengen, was er nu op uit, zijn landgenooten aan de harde overlieersching te onttrekken; hij wist zich echter te beheerschen en zijn tijd af te wachten.
Ken geschikte gelegenheid daartoe werd hem aangeboden dooi den oorlog, welke de Oost-Indische Compagnie tegen Makasser mi-dernam 1).
De rijksbestuurder Aroe Krongrong liet namelijk door de slaven, waaronder zich niet minder dan 10,000 Honiërs hevonden, eendracht graven om het fort l'anakoekang; een zwaar werk, waarbij zij ten overvloede zoo mishandeld werden, dat Aroe Palaka de gelegenheid thans schoon achtte om in opstand te komen en naar Sopeng te trekken, alwaar in idierijl een leger verzameld werd: doch Aroe l'alaka, die zich aan het hoofd daarvan ijesteld had . werd na ccniue
') Vorgolijk Doel 1, blad/. I0lt;i.
144
mot ill wisselem I yoluk gevoerde gevechten geslagen en gevaiigen genomen. Do marteldood ware zijn deel geweest; maar hij wist te ontsnappen , begaf'zieli wederom naar Sopeng en bood woldra opnieuw een sterk Makassaarsch leger een dapperen tegenstand. An-dormaal verslagen, ontkwam hij onder velerlei avonturen en wierp zich tiiuus in do armen der Compagnie, aan welke hij, zooals wij vroeger gezien hebben, gewichtige diensten U'wezen iieei't.
De expeditie, onder de bevelen van Speelman tegen Makassar ondernomen, leidde tot het Uongaaisch tractaat, waarop bij latere verdragen steeds is teruggekomen (DiCw) ').
Toen do Makassaren kort na hot sluiten van het tractaat dit schonden, werden door Speelman de wapenen weder opgevat en het trotsche Makassar voor goed gefnuikt. Kn naarmate dit dieper zonk, verhiel'zich het rijk lioni, waarop, volgens artikel lü van het zooeven genoemd tractaat, Makassar geen aanspraak meer maakte. De in IGivJ verjaagde koning van Doni beklom weer den troon en hij henoemde den dapperen Aroe l'alaka tot bevelhebber van zijne troepen.
Verkeerden de l'oniörs destijds op vortronweJijken voet met de Compagnie, het bleek weldra, dat men lioni met tc veel toegovend-lieiil beliamlelde; steeds was de macht van Doni toegenomen en meermalen was het zeer trouweloos tegenover ons te werk gegaan, en toen eindelijk, nadat men ruim anderhalve eeuw lang aan den toenemenden hoogmoed van lioni voedsel gegeven had en in |Sk24, toen de Oost-lndi sche bezittingen door de Kngclschen weder aan Neilerland waren overgegeven, het liongaaische tractaat ging herzien, kwam lioni in verzet, en wij hebben reeds beschreven, hoe de koningin zelfs weigerde de vergadering hij te wonen, die dc gouverneur-generaal van der Capellen belegd had. In IS-Ji kwam het reeds tot vijandelijkheden, en de inoeitev(dle krijgstochl, dooi
11 Vri'iivlijk Drcl I , hind/. IOX
^eruTiinl villi (icon h^cn lioni ondoniomen harl. — hoo glansrijk die uit oen krijgskuiidi^ oogpunt ook eindigde — niet ton volle do gowensolito resultaten oplevei'do. Wol weten wij, dat do fiore koningin van Boni hare hoofdstad verwoest zag on met hare rijksgroo• ton naar liet gohorgto moest vluchten; doch daarom was J5oni nog niel tot onderwerping gebracht.
liet kostte hooi wat moeite en tijd, voordat het tot het gewijzigde r.onggaaische tractaat toetrad, hetgeen eerst in hot jaar 18MS goschiedde. en nog verliepen or acht jaren, voordat die zaak defmi-tiot' geëindigd was.
Was or onder doze omstandigheden wol voel heil van Boni's onderwerping te verwachten ? Zou Boni, dat moer dan 150 jaren lang do voornaamste Staat van Celebes geweest was. zich op don dinn kiinnon vereenigen mot oen bondgenootschap, dat hot ongeveer gelijk met do andere Staten maakte; zou het goedschiks de Nedorlandsch-Indische rogoeriiig als hoolll blijven erkennen
Wol was do toestand toen min ot'meer bevredigend, doch hot kon do aandacht dor Nedei'landscli-Jndisclie rogeoriiig niet ontgaan, dat do verwijdering meer en moor toenam, terwijl dientengevolgo do handel van Colcbos van lieverlede zich van Makassar naar Sin-gapoero begon te verplaatsen; tevens moest men aldra hespeiiron. dat op de westelijke kustplaatsen van Celebes do lieorschziicht dor aldaar gevestigde Bonii'rs zich op hedenkolijko wijze begon te opon-haron, niettogenstaanile het ernstig en herhaald protest van don gouverneiir van Colohes en Onderhoorighoden. zelfs van den gon-vornonr-genoraal, die zich genoopt zag. zeil naar Makassar te gaan. nni de krisis zoo mogelijk tot een gewenschto oplossing te brengen. Daartoe bogal' lloclmsson zich in 18iiI op reis: maar hot mocht hom niet gelukken, aan do bestaande spanning een einde te maken.
(Tonoomde landvoogd had hij zijn vertrek naar Batavia don gon-vernenr een eigenhandig gesehroven Mota ter hand gesteld, waarin hij zijn zioiiswijzo lielrellende de Biniiseho aangologeiihedon had nit-
146
coii^ozcl. Diiiiiiii sti'iiiililc duidelijk door, dat llodiussoii toon reeds een oorlog met l'oni iu liet verscliiot zag, daar de lioniërs in hnn triitsrhheid de vredelievende staatkunde van de regeering aan /wakheid /.ouden toeschrijven, en daarom betoogde hij de wensciielijkiieid. om een |uint in de haai van l'oni te bezetten, opdat men dit rijk steeds in hedwang zon kunnen houden. Kn hij eindigde /ijn belangrijk schrijven, waarvan de jnistbeid /00 spoedig blijken /011, met ile opmerking ;
id iet voornaamste punt van ons streven moet zijn de verbetering van de rontracten met de vorsten van Celebes , omdat het vernieuwde i'.onggaaisehe verbond ons alle bandelssuprematie heeft ontnomen, /onder /ell's de samenwerking tot wering van /.ee- en strandroot daarvooi in de plaats te stellen, en ons niet de onbedingdo souve-reiniteit ovei de in- en opge/etenen der gouvernements-distrieten waarborgt; terwijl dat contract ons de suprematie over de vorsten van Celebes heelt ontnomen, welke vroeger, onder de werking van het verdrag van ItillT. althans rechtens bestond.quot;
Weldra ontstond er oneenigheid over het bezit van eenige landen en eilanden aan de Oostkust van Celebes. Deze streken, gelogen van at Menado tot aan het eiland l'angasene. hadden vroeger aan Ternate behoord, doch waren bij het verdrag van I(gt;81} door de Oost-Indische Compagnie in bezit genomen als veroverd gromlge-biod, hetgeen door den sultan van Ternate was goedgekeurd. Doch de koning van Honi liet daarop /ijne aanspraak gelden, en eerst na langdurige onderhandelingen bracht men hem tot de erkenning, dat die pretentie geheel ten onrechte was. Hoezeer Moni's vorst schriftelijk /ijn ongelijk erkend had. schreel' hij reeds in 't volgende jaar aan den gonverneur van Makassar, dat hij volstrekt niet /ijn aanspraken op die landen bad opgegeven en hij bloei' daar /ijn stode-liondor aanstellen . /onder /icb om de vertoogen van ons gouvernement Ie bekreunen.
Tal van uebenrtenisseii deden de bestaande spanning nou toene-
men; onder anderen de gevan^eiineining van een der sledehoudeiv die van medeplichtigheid aan zeerooverij verdacht en naar Soei'abaija gevoerd werd, waar hij in de gevangenis overleed. Koning A roe Poegi achtte zich daardoor zeer gekrenkt, en ditmaal niet geheel ten onrechto.
Van zijn kant maakte hij weer inbreuk op hot vernieuwd Dong-gaaisch tractaat, en grooter en grooter werd de verwijdering. De afgevaardigden van ons gouvernement moesten aan liet Honische hol herhaalde malen heleedigingen ondergaan en de overmoed der Honiërs begon alle perken te buiten te gaan; maar engelachtig was de lankmoedigheid van ons gouvernement.
Zelfs ging de koning van lioni zoo ver, het gouvernement te beschuldigen van een aanslag op zijn leven, door middel van een hem overhandigden brief', waarop duizeling en zelfs ziekte zonden gevolgd zijn! Kn bij een bezoek, dat de gouvernements-tolk llam-bergé den koning van Boni op diens buitenverblijf'te Palatte bracht, moest hij ontwaren, dat eenige prauwen aldaar de Nederkmdsclic vlag ten onderste boven voerden; niet nil onhandigheid, zooals men in '( eerst nog wilde aannemen, maar op last van koning Aroe l'oegi, en om de Nederlanders te hoonen.
Heeds meer dan eens had bet zenden van een expeditie naar lloni het onderwerp van ernstige overwegingen iiitgeinaakt; maar staalkundige redenen van allerlei aard hadden er liet gonvcrnemenl steeds van doen afzien. Te eer was dit te betreuren, omdat de in omloop zijnde geruchten hetrellende een tuchtiging van lioni den koning van dat rijk ter oore gekomen waren, waarom l'oni een oud verbond met Sopeng en Wadjo — het Tellong Poedji of Zilver verbond genoemd — vernieuwd had. ten einde ingeval van een aanval gezamenlijk onze krijgsmacht het hoofd te bieden.
Men zal zich kunnen voorstellen, hoe verkeerd het werkte dat die beraamde expeditie, waarvan hel plan ilen Itonisclien vorsl al lang en breed bekend was. mW plaats greep, 'tgeen door de overmoedige lïoiiiërs nafmirlijk aan onvermogen ol'aan vrees werd loegeschreven.
1U'
14S
l)»1 rp^oeriii^ bc^i'Poi) ilil ton voile, on zoodni mon ilo IkukIoii weei- wal. l uim hail, word in 1857 ilnor lt;lon toeninaligen goiivonionr gonoraal Pahml tol oon oxpoditio naar Boni hosloten. Hnrh alwoder liet men dit voornomen varen.
Ditmaal was daar echter reden voor: koning Aroo Poegi was namelijk in don aanvang van laatstgenoemd jaar overleden en opgevolgd dooi' zijne weduwe Basse Kadjooare. die van liaro troonsbeklimming in een beleefd schrijven aan den gonvernonr van Makassar kennis gaf. Bit geschiedde wel volgons oon overond gebruik ; maar men meende hierin toch een klein bewijs van toenadering to mogen zien en hoopte, dat do dood van don ons zoo vijandig ge/inden koning do zaken ton goede zou koeren. Woldra zou blijken, dat liet Bonischo hof ons noj; oven vijandig gestemd was; vooral door de kwade bejegening, die do zendeling-leoraar Dr. Mal-thes, welke een vvotonschappelijko reis door Boni wilde doen, moest ondervinden, en toen do gouverneur van Makassar do vorstin schriftelijk om inlichtingen dienaangaande vroeg, word zijn zendeling op ilo meest kwetsende wijze ontvangen.
Hot hoonen van onze vlag bad op nog grooter schaal plaats
dan te voren.
In bet laatst van 1857 werd den gouverneur konnis gegeven, dat de koningin van Boni aan allo handelspranwon bepaaldelijk hevel oewven had om, zich in do watoren van Boni bevindende, de No-
r~i rgt;
landscho vlag omgekeerd te voeren. Bit bericht word door de verklaringen van inlandscho hoofden bevestigd, ja zelfs zekere Soolo-watang Matjegc,. oen dor plaatsvervangende Aroo l'itoe's, doelde mode, dat zij, die do vlag nrcl omgekeerd voordon, mot slagen gestraft werden.
Nu toch was het ondoenlijk, om voor die daad langer de ongeil te sluiten en don V1'quot; Bocemher 1X57 verzocht do gouverneur aan do koningin schriltolijk. hem te willen medo.le(den. ol een zoodimiuo last oen(gt;veii was en wal men daaruit moest opma-
1 M)
kiMi. is liiiiii uinlcr t lircii^cmlc. ikil lict (iin^i'kccrd \noi en
van ilc volgons ilc hogrippon 'lor blanko nutirn oen tcükcn
van minachting is.
De koningin gal Iii6ru|) te kennen. «lat nicmaml zicli to beniocion had mot hot voeron van eon vlag binnen hot Bonische rijk on des-/ol(s wateren, on luon do regeering daarmee geen genoegen nam. bekwam men outwijkonde on leiigenar.htigo antwoorden. Do vorstin verklaarde!. dat /.ij liet omgekeerd voeren van onze vlag niet bevolen had: q|schoon liet haar ten laste gelegde toil door eenige rijksgroo-tiüi in hare tegenwooi'difiheid was beaamd gowoi'den.
Den li!'1'quot; November 1858 noodigde de gouverneur-generaal, welke met die ontwijkende antwoorden goen genoegen nemen kon. de bevelhehbers van land- en zeemacht uit. om hem een voorstel to doen betreltonde de e\entnëele samenstelling dor expeditie.
Men wane niotdat uitshiitond de beleodigin^. onze vlag aangedaan . de oorlogsverklaring ton gevolge had: op allerlei wijze bloei de vijandige gezindlioid van lloni zieh openbaren. De lïonisoho rogeeiinji zette andei'e hootden tegen ons (jp. en /oils ontzag zij zich niet. om in het noordon van hot gouvornements-district Maros onze inlandsdie soldaten, die do post te Tjambaja bezet hielden. tot desertie over te halen, ton einde op deze wijze wapenen en munitie te bekomen. Wol werd door de noodigo ^arnizoons-voraiidering daar paal on perk aan gestold; maar men za^ duidelijk, dat met geduld en toegeellijkheid het dool niet bereikt kon worden en dat zeer zeker hel oogonblik was aangebroken om de wapens tegen lloni op te vatten.
De konnnandanten van land- en zeemacht achtten de volgende strijdkrachten noodig, om met vrucht tegen Iloni te kunnen agooren :
Landmacht. Drie bataljons infanterie, waarvan de inlandsche kompagnioen mei '2tl rn.m hoven de tormalie zonden zijn versterkt.
Kon eskadron kavalerio
lion halve tipoiider-battorij. nil twee kanons en twee houwitsers bestaande.
150
Ken liiilvu Spoiidci-hatU'iij uls ljuvcii, met liijvoc^in^ van no^ twee dl', zuo mogelijk , vun vier liandmortiereu.
Keu koiii|)agiiie sappeurs.
Ze(gt; macli t. Ken korvet, acht stooiiiscliepen en drie scliu(;iiei's.
Voor den transpoi tdienst worden alsnog lÜOÜ koelies en '20 koop-vaai'dijseliepen , benevens eenige kleinere inlandselie vaartuigen noodi^ geacht.
De gdiiveineni-generaal had oorspionkelijk het voornemen gekoesterd, om liet opperbevel over de expeditie op te dragen aan den legerkommandant, den luitenant-generaal van Svvioten, en dan tevens dien opper-ullicier tot civiel regeerings-commissaris te benoemen ; zeer te bejammeren is het, dat aan dat voornemen, waarhij liet militair en civiel gezag in denzeHden persoon vereenigd zouden zijn geworden, geen gevolg is gegeven.
Doch generaal van Swieten zelf verhiel' zijne stem tegen dit plan, iictoogende, dat de legerkommandant niet aan het hoofd van een expeditie behoort te worden geplaatst, waarvan lu^t verkeerde bij de ongelukkige tweede llalische expeditie gebleken was. De regeering moest voor dat betoog zwichten en liet het bij nader inzien aan den legerkommandant over. om een opperbevelhebber te kiezen; zijne keuze vestigde zich op generaal-majoor E. C. C. Steinmetz.
Doze werd intusschen niet bekleed met het civiel gezag; tot regeerings-commissaris werd benoemd de heer I' J. 13. de Perez, vice-president van don Raad van Neerlandsch-lndië.
Ofschoon die keuze op zich zelve door de antecedenten van den lieer de Perez voldoende gerechtvaardigd werd, daar deze van IM1 -'(!• als g o uverneur van Celebes op zeer vriendschappelijken voet met het Itonische hol verkeerd had en hij wei met de aangelegenbeden aldaar vertrouwd geacht kon worden; ofschoon dus in dil opzicht bezwaarlijk eene betere keuze hadde kunnen gedaan voideii. werd die benoeming toch zoowel in Nederlandsch-lndië als in hot moederland ten zeerste afgekeurd. Zij gaf aanleiding tot
151
mtrr|i('ll;iU('ii in iIe TwüimIc Kiitnci' t'ii ilc woorilvociilcis ont/eg'li'ii iian ih^ii ^uiivoiiu'ui-ficiuM'ual op grond van art. van liet ivgcc-lings-i'Gglüment liet recht, orn den vico-iJrcsidcnt van don llaad van Ncerland.sdi-lndu' mot oen dusdanige zending to belaston.
Dit artikel luidt aldus :
»1)0 gouvornour-generaal kan aan de lodon van don Haad van NiM.lorlandscli-lndiö bijzondoro comniissiön updragon on lion mol zondingon in NiHlorlaiidsch-liidii' bolaston. mits belialvo don vico-prosident twoo loden tor hooUiplaats aanwezig blijven.quot; waaruit mon alloiddo dat wol de leden van den Raad, doch niot do virc-picsidonl. met zondingon mucliten wui'den belast, en alleen dan. wanneorlwoo loden mot don vice-pi'osidont tur lioul'dplaats aanwezig bleven.
Dit echter was niot, t geen in die benoeming t meest mooi argokouid worden; het was ito lont. die hier op nieuw begaan word, om het civiel en militaii gezag niet in één persoon te vor-oonigon . dat roods bij zoo ineiiige gol(!genlieid bolemmereiid bleek te weiken.
Daarom had do logorkumniandant zich torecbl logen het bonno-mon vun oen civiolon rogoorings-i'ommissaris verklaard; doch de goavornour-gonoraal. die1 do rnoordorhoid der leden van don Ihnul op zijne band bad . volbarddo in zijn oomnaal genoinen beshiil on ging zolls vorder, door te bepalen, dal wanneer do regeerings-e.omniissaris moebt ziek wordon ol' komen te overlijden, niel generaal Steininetz. maar de gouverneur van Celebes in zijne plaats znn behooren op te treden.
Do expeditie word ilsnu met bereid en Int sland gobraclil ; bepaald dat bel expoditioiiairo gesteld ; |
dc'ii meesion spoed verder vdnr-don December IS'iS werd korps algt; volgt zou zijn saam |
152
I AM (MACHT.
1 ti I ii n t o i'i Hot 1)'', lict lU1' dm het IV bataljon, resportio-vi'lijk toen to Willem I, lUitavia on Sooi'ahaija in ^anii/non. He iiilaiKischo kurnpagniëii zoiiticii mot 21) man bovon do yowono Idi'inatio wui'don voi'storkt.
K a v a 1 o c i o. lOon oskadron, waarvan oca halvo kdinjui^nio to nomon van Iiatavia on oon lialvo konijiaynio van Salatiga.
A i't i I I (! r i o. Echo lialvo ••[(undor-battoj ij, Ijostaando nit quot;J ka-iidiis on 2 lionwitsei's, to nomon van Salatiga; on oono lialvo o|i()nilcr-battorij. (i|» golijko wijzo samongostold, nicl bijvnoging van iki^ twoo, of zoo mogolijk van vior liandmorlioton, to nomon van I iatavia,
S a [) |i o ii r s. Eon koinjiagnio, waarvan oono lialvo to nomen van liatavia on do andoro lialvo van Soorabaija.
ZEEMACHT.
M. korvet Modusa, bijaldien doze bosiliikbaar zou zijn. M. stuomsclioiien (ironingen. (iodoli, Amsterdam, Mora[)i, IMioonix , Madura, Celebes on Admiraal van Kinsbergen. /.. M. seiioeners Sylpb, Lansier en Uembang, benevens zos kruisbooten.
Van al doze sclie[)on zon door den kommandant dor o.\|jeditie, zoo noodig, ton bohuovo der 0[)eratiön to land, kunnen bosdiikl wordon over oen detachement mariniers en matrozen, sterk 20(1 man. i{).
Men ziel dus, dal althans hij de samenstollmg van de ox[)odilie aan de adviezen dor bovelliehbers van land- en zoornacht gevolg was gegeven.
Vooi hot transport van Iruopon werden 21 koo|)vaardij.schopon gehuurd ').
'l Mr mimciii van die koopviiardijsclicpi'ii waren
1. .lohanna Gcortruida , ^czagvcxil'dci' : Fliuis •
2. Alblasscrdum, « TIkicii ;
3. Elisabctli, // li arms:
153
liet kan niet ;iiiil('rgt; pe/.egd worden als. ilal ile tliaiiN oiKlcrnomen um lüji (loor de Nederlandsche bovolkin^; op de eilanden van den Arcliipel werd goedgekeurd; volgens veler opinie had men reeds veel te lang daarmee gedraald. Kn dat de eindelijk vastgestelde expeditie door liet, leger met geestdrift begroet werd. zal welkeen vernieldiiig belioeven.
Kn toch zonden weer velerlei ontheringen en vermoeienissen hel deel zijn der braven, die thans naar Makassar zouden vertrekken, om het lïunische llijk, dat ons zoolang stralleloos getart en helee-digd had, tot reden te brengen. Men kan wij herhalen hel zieb in Kuropa hezwaarlijk een begrip vormen van den aard dier ontberingen, welke trots de beste zorgen der intendance bij een expeditie m die verre gewesten onvermijdelijk zijn; men kan zich zoo moeielijk een voorstelling maken van het eigenaardige dier
1. |
.Icddo . |
^■(•ziiifvori'dcr |
van dei' i loi'Vi |
5, |
Middclliur-, |
(luwcliaiid . | |
(i. |
(licrilion . |
liners ; | |
7. |
LiiiKlhoinv |
it |
l\Iciiiiiuhurfi : |
s. |
b'oriiiiiKliiiM Kinmii . |
Kaïiji'c ; | |
li, |
Tcnmii'. |
('ars : | |
1 0. |
Tag'iil . |
a |
(Jöbi'l . |
11. |
Willcin III. |
van den linr^ : | |
1 3. |
Susaiiiui. |
\ OII k ; | |
1 M. |
\ DOi'd-IWiilmnl . |
link ; | |
M. |
Kvcnliiia Mlisiibclli |
Tolljcs : | |
1 5. |
Slud Scliicdani . |
Wulp ; | |
1 (i. |
I'rc.sidi'iit, Vim liijckcv nrscl , |
Vcrmv . | |
1 7. |
l'Ucclni , |
\N cji'inan : | |
1 s. |
Susaniiii l'jlisiibctli . |
ii |
lt; )ii\v(gt;liaiid : |
1 it. |
Waterloo, |
n |
Duiukcr ; |
2 0. |
N(!|)tiinus, |
n |
Si'Jjjiiirmaii ; |
2 1, |
A read ia . |
// |
( iri'l'fkcs ; |
22. |
Omlcrkork a. d. Ainsicl . |
// |
Kramer; |
23. |
Argo, |
van 'IViiitiim . ei | |
2 4. |
VVilliclmiiia Luria . |
n |
l'oohnan. |
154
oorlo^voorin^ in don IndiscluMi Arcliipol. Ook de anteiii' van mIc lionisflii' i^xiioditii'ii. kiijgsgobonrtonisson oj) Cclobos in IcS,')!) en IS(iOquot; wijst daiu'üp, en üigon (M'varing gal' hem de woorden in de pen, die wij hier laten volgen:
».la zeker werd de tijding met gejuieh liij het leger ontvangen •mi dat tiiettegenstaande de tallooze gevaren, die onder de oogen ^eticden. niettegenstaande de vele ontberhigen, dit» geledeit, niel-legenstaande de vermoeienissen en uitputting, die getrotseerd zullen moeten worden. Neen, laat de bovenlip zich niet onmerkbaar tol een glimlacli krullen bij dat woord: gevaren. Wij geven gewonnen. dat die in ons Indië minder schitterend , niinder in het oogspringend zijn als in Kuropa, alwaar ouder oorverdooveud geraas van trommen, hoorns en trompetten, duizenden en nog eens duizenden strijders zich o[» elkander storten, de een den anderen aanmoedigende, terwijl het gebrom van honderden kanoiinen, het gekraak van tienduizendtallen van geweerschoten de lucht doen trillen en zell's den minst moedigen aanvuren en hem van kruitdamp dronken maken. Maar voor den Nederlandsch Indischen soldaat zijn de oorlogsgevaren in hunne nederigheid en bescheidenheid niet minder te duchten, en wordt dit genoegzaam aangetoond door de percentsgewijze opgaven van dooden en gekwetsten, die soms de verliezen, bij de moorddadigste Kuropeesche veldslagen ondervonden, verreweg overtrellen. ()! het klinkt zoo gering, een achttal dooden en een twintigtal geblesseerden bij zoo'n Indische allaire. Totaal: acht en twintig buiten gevecht gestelden; het is om de schouders op te halen. Maar als men dan het bericht, wat men ter hand had, niet ter zijde geworpen heelt, maar verder leest, dat dit verlies geleden is bij een troepje! van nog geen honderd man sterk sorns; dan wanneer de lezer wijders bedenkt, dat die mannen den dood onder «Ie oogen getreden eu de slachtollers onder 's vijands staal en lood gevallen zijn zonder opwekkende krijgsmuziek . zonder grootsprekende en snoevende ainspraken nai hen ter slachtbank te leiden, zonder
155
iillo die toonoelaulitigo vcrtuoningcMi. waardooi' de ooi'logcn in Imi-ropa /icli konrncfkon, lt;1uii /.al hij il(!ii waren moed van liet Itidisclic ie^ec inzien en waardecrcn.
«En van do ontberingen en vormooieni.ssen bij een Indiselien v(!ldtoelit, zuilen wij daar veel van zeggen ! leder, die zich een denkbeeld kan vormen van een tropisch gewest, alwaar de zegeningen iler beschaving nog niet zijn doorgedrongen, zal gereedelijk besellen, dat hij de mildste bepalingen voor de voeding van den militair, toch nog in zoo een gewest ontzaglijk veel gebrek wordt geleden, meer dan iemand, hoe bekend ook met de liuropeesche legers en hunne voorzieningsmiddelon, zich voorstellen kan; en dal. wat de vermoeienissen hetrel't, aldaar bij volstrekte afwezigbeid van wegen, te midden eener weelderige vegetatie, en te midden van • ■en het onderste boven gekeorden bodem, waardoor de terreinhindernissen zich tot in het oneindige vermenigvuldigen, geen vergelijk met het schier overal bebouwde Europa, dat bovendien met een dicht net van allerhande soorten van gemeenschapsmiddelen overdekt is, te maken valt.quot;
Alles was er op aangelegd, om voor bet einde van I85S tc vertrekken; doch het vertrek moest uitgesteld worden , daar de militaire intendance wegens den omvang van de taak, die op haar rustte, niet tijdig gereed kwam.
Generaal Steinmetz hield 21 December eene inspectie over een deel der troepen, die de expeditie zouden meemaken, waarna bij naai Willem I vertrok, om aldaar do, voor de expeditie bestemde, troepen in oogenschouw te nemen, hetgeen ten slotte ook te Soerabaija geschiedde.
Den 1'-'°quot; Januari 185Ü kon de opperbevelhebber zich aan boord van de wIVinces Ameliaquot; inscbepen . welk vaartuig dienzeiïden dag te Soerabaija het anker lichtte. Den dag te voren waren de troepen van Batavia vertrokken, en den I3dcquot; verlieten die van Willem 1 en Salatiga de roede van Samaraug; den 2l»slcquot; word door
15()
liet nvci ijic dod dor trociicn Socriihiiijn vt'ilaton en allen strvciiilcn • in naaf de reedo van Itonthain. aan de Zuidkust van Makassar, wciki' tot ;djgt;onioono vor/umc;l|ilaats was aangewezen. Dat de trc)e|)(;n van Soci'aiiaija een volle weck later li(;t anker lichtten, was hot ^evdl^ van een verzuim der rogeering, die den resident aldaar niol de noodige hevelen tot liet iniinren van transportscliepen had doen tuekomon.
De reis geselnedde niet zonder kk'ine tegenspoeden en vertraging \aii allerlei aard; zoo moest de «Xoord-Hrabantquot; naar Soerabaija lenig, omdat de kornhnizen van dien hodem zoo ondoelmatig waren. dal er gevaar voor hrand hestond ; de laadschouwen. aan hooid van het selii|p waarop dt' o|)|)erbevelhebher zich bevond . kantelden, /nodal een deel van de daarin geladen honwmaterialon in zee vielen; en niet meer dan drie van de acht meegenomen laadschouwen bereikten de reede van Honthain , alwaar nu van lieverlede de onder-seheidene vaartuigen, die aan de expeditie deelnamen, arriveerden.
De ))l'rin.ses Ameliaquot; echter deed Bonthain niet aan . maar stoomde direct naar Makassar, alwaar zij eerst den lU'16quot; Januari aankwam . waarop generaal Steinmetz een wapenscliouwing over het garnizoen hield en over de mobiele kolonne, die daar tei plaatse reeds samengesteld was, sterk 100 man, om de Noorder-districten te dek ken.
De gouvernements-commissaris de l'ei'ez was den dag te voren aangekomen, voorzien van een aantal geschenken, o. a. 50 bokalen en een aanzienlijke hoeveelheid laken en llnweel van allerlei kleur, zilveren serviezen enz., enz... die echter niet gebruikt zijn. daar Üoni's vorstin zich alles behalve tot een minnelijke schikking geneigd betoonde!
Intusschen had de gonverncments-commissaris aan «Dasse Kad-loeare Amiel lladie Aki! Iladia, koningin, en den lladat van lloniquot; een ultimatum doen toekomen, waarin de ons bekende grieven van liet Nederlaudsch-lndische gouv(M'nemenl waren blootgelegd, en
157
wiuuiii tcviüis vciiiK'ld wci'il. welke ^('iKx^dofMnii^ verluiweid. Itie geiioe^doeiiinj; hestond in liet volgende:
»1 in scliriCtelijke en geheel iluidelijke erkeiining \iiii schuld, en verzoek om vergilleiiis door de koningin en den Iladal viinlioni:quot; »1! in hel plechtig hijsdion der N'cderlandsche vlag i)|i eene. in overleg met den c.oinmissai'is te bejialen plaats en hel sahieeren daarvan met quot;21 kanonschoten in het hij/.ijn van de koningin en den lladat van Honi »111 in de vernieuwing en beëediging, ten overstaan van den commissaris, door de koningin en den lladat van lioni, in opvolging van het aloud goede gebruik, van het lionggaaisrli contract in ISigt;4 te Oedjoeng 1'andang vernieuwd, ter vej'vanging van het in het jaar I(i(i7 met den admiraal Speelman gesloten lloiilt;i-gaaische contract .•IV in de aanneming, ih* onderteekening en de beëediging van de bijgevoegde speciale overeenkomst
'i Die spcciiilc ovonHiiikomst, bnvnUe niet minder dim 31 nrtikclcn. wmirvnii de \oDVimnmstr, tamelijk Imrdc, bepnlinpiMi de volgciidc wmvn :
Art. I. IV koiiingln en de Imdnl vim lioni \crkliirrii voor zirli en Innnir mikomdingou. dut liet liijk vim lioni con Lredfcllc niliminkl \:ni NcdiTliindscli Imlir en a'cvolgelijk ;ds zoodiinifi; is ifcpliwtst onder de oppei'lieerselnnipii v;m Nederlimd.
Art. 2, De koningin en de Imdat vim lioni verbinden zich, linn bnul nimmer aan eenitje blanke mitie anders dan de Nederlandsebe te /.nllen overleveren, noeli daarmede eenige verbintenissen te /.nllen aangiian. zonder de toeslemminn' van bel Xederlandseli-lndiseh (ion vernement.
Ari. 3. De koningin en de badal van lioni zien voor zieb en limine opvolgers. ten eeuwigen dage, al' van alle vermeende reebten op landen buiten de kusten van bel rijk en de golf vim Boni, of eenig eiland, builen die goll'ijelegrn. of op eeuige supivmatie over andere vorsten-bondgenooten . in strijd met art, •'! van bel lionggaaiselie eontrnel te OedjüiMig 1'andang vernieuwd op den 7'1''quot; Au u'iislns 1824.
Kwuzoo worden aan be! Nederlaudseb-ludisebe (ronviTnemeul leruggesj'evrn dr vroeger door de Oost-lmliselie Compagnie in leen gegeven en tbans nog door tlal rijk bebeel'd wordende eilanden lionuerale en Ivulao.
158
)gt;\ in ilt' oniiiiddclliikc uitlevering floor den Doeloeng van Lamoeroe van negen militairen, die uit liet garnizoen te Sigeri ontvlucht zijn en nog onlangs zich bij don Doeloeng bevonden; en voorts van alle overige deserteurs, dip zich binnen het rijk van lgt;oiii bevinden.quot;
Wanneer binnen drie maal vier en twintig uren na de ontvangst van dit document de eiscli van het gouvernement niet onvoorwaardelijk was aangenomen. of wanneer binnen dien gestelden termijn door het opwerpen van versterkingen aanstalten tot verzet mochten gemaakt worden, dan zou aan lioni de oorlog worden verklaard.
Toen den 5den de zendelingen met dit ultimatum den wal naderden in een sloep van de «Prinses Amelia'', werden zij door de bevolking verre van vredelievend ontvangen en men achtte het zelfs onraadzaam, te landen, zoodat de sloep onverrichter zake aan boord terugkwam.
Het bleek dat de gewapende Europeanen, die zich in de sloep bevonden hadden, liet wantrouwen der Honiërs hadden gaande
\rt. -t. Do koniiigiu cu de hadat van Boni vovbiiidcn zich giumc versterkingcu up Ie werpen, zonder voorkennis van liet Nederlandseh Indiselie (lotivernenienl . en om zelfs die versterkinijen, welke met die voorkennis inoeliteii op^eworijen zijn , o]) eerste annzegginji te sleclilen.
\rt. 5. Ten einde liet Nederlandseh Indische Gonvernement schadeloos te stellen \nor lt;lc kosten der oorlogsuitriistiiif;, die hetzelve vcrplieht is jjeweest te niiiken, om . des noods door kracht van wapenen. herstel van grieven van Boni tc verkrijgen, staan de koningin en de hadal van Honi in vollen eigendom en sonvereiniteit aan het Nederlandseh Indische (ionverneinent ui. tlt;ni einde daarover nnar welgevallen Ie beschikken, een gedeelle lands, binnen het land van Honi, Ier kenze van het Nederlandseh Indiselie fionverneinent en bij nizonderlijke acte te omschrijven.
Voorts zullen de koningin en de hadat van lioni hot noodige werkvolk en niiiterialen verstrekken, voor de dmirstelling en het voortdurend onderhond wm eene. op dien algeslaan wordenden grond op te richlen sterkte, en daarbij belioo-n'iidc (ioini'l'liemenls gebonweii, en znlks voor de eersle nmid zondi'i' bi'lalinu', en daarnii in den vervolge legion billijke betaling der nniteriulen. die het land oplevert, en van het werkvolk, wanneer dat moelil geëisehl worden.
159
^ctiiiiiikt; Kien ilc zniKlolin^cn (Icmi vulycinlcii mur^cn in ocn Viiailui^ , waarin zicli weetic ^owapoiiden Itovomhüi, t(ini^ilt;\varri('ii, werden zij ontvangen door drie rijksgrooten. die hol nltirnatnni naar l)e-hooren in ontvangst namen. Drie dagen later kwam liet verzoek van de koningin om uitstel voor do beantwoording daarvan, daar zij luire bondgenootcn moest raadplegen; de gonvornoments-ooni-missaris stond haai' hoogstens één dag toe, doch zooals men wel verwacht had — de vorstin liet niets naders van zich hooren. on toen werd zonder vertraging aan het rijk Roni de oorlog verklaard in de volgende howoordingen:
«In naam dos Konings!
liet Nodorlandseh-lndisch gouvernement gedwongen zijnde, tegen hot rijk van Roni oorlog te voeren, zoo vaardigt de gouverneur-generaal van Nederlandsch-lndië, na den Raad van Noderlandsch-hidie te hebben gehoord, dit manifest uit aan hel volk van lioni on aan de vorsten van het eiland Celebes, opdat hot aan oen iegelijk blijke, dat het N.-l. gouvernement niet dan na alle middelen, om den vrede met het rijk lioni te bewaren, te hebben uitgeput, er toe overgaat, om deszelfs rechtvaardige zaak en oude rechten door de wapenen te handhaven.
«Sedert verscheidene jaren heeft het rijk van Roni de door dal rijk bezworen contracten en de souvereine rochton van het Nedor-landsch-lndische gouvernement geschonden en zich oen opperheer-schappij over de overige vorsten van Celebes willen aanmatigen.quot;
Na, vermelding van al do grieven, welke men tegen Roni had aan te voeren, luidde het slot:
»Kn daar het rijk van Roni, niettegenstaande alle pogingen van liet Nedorlandsch Indische gouvernement, om langs den wequot; des \redes horstel van doszell's grieven Ie vorkrijgen, weigerachlm hlijfl, daaraan te voldoen; '
))Zoo is het;
Kif)
«dal iii' ^imvcrnmr-ji't'ncntal van Xodpiiaiiilscli-ludii' aan hot rijk \;iii lioni ilnn oorlog verklaart i'ii ilt1 veranlwodivlelijkheid van lt;lo govolgen daarvan op dat rijk doet ruston.
nDaar oclitor do ^ouverneiir-genoraal door inedi'lijdcn bowogen is mot lion, dio door do lui!'dnokkilt;gt;lieid van hol bostmir van hot rijk-van Honi govaar loopon van ongelukkig te worden, zoo wordt hot volk van lioni uitgouoodigd. om zich niet togen do wapenen van hot Noderlanseh-lndischo gouvememei\t te verzotten, maar van ondorwoi'ping to doon blijken; zullende zij. die hioraan voldoen. in hinmo personen en eigondommen worden beschermd: terwijl /ij. dio zioli willen verzotten, door do stralTondo hand van hot Noder-landsch-lndisoho gouvernement getrollen worden.quot;
Ziedaar dus de oorlog aan Honi verklaard, liovongenoemd matd-fost intnssohon is niet in handen van do koningin gekomen 011 zelfs brachten oenige gewapende sloepen, die tot hot doen oener verkenning den wal naderden on de lioniërs te wapen deden snellen, bet leven van onze zendelingen in gevaar.
Nu, men kan niet zoggen, dat het Nedot landseh-lndiseb gouvernement, door het rijk van lioni den oorlog aan te doen. met over ijling is te werk gegaan.
Kerst was bet plan geweest, bij do kampong Tjonrana de operation aan te vangen, en van uit Patiro een omtrekkende beweging naar l'.adjoa te maken; doch men bad daarvan afgezien en Itadjoa werd tot operatie-basis gekozen, alwaar de troepen ook zonden landen. Don II'1''quot; Kebrnari werd door den opperbevelhebber oen uitvoerige debarkements-order uitgevaardigd; troepen, koelies en iiescbnt moesten in drie gedeelten debarkeeren. Voorts was o. a. henaald. dat ieder infanterist met 5Ü patronen zou landen, waarvan 20 in den ransel gepakt moesten blijven; de artillerie- en genie-parken moesten tot nader order aan boord blijven . en het debarkeeren moest zoodanig geschieden .dat het slrand door het 1quot; gedeelte
I HI
dat hot strand omstreeks 5% uur in den morgen zou zijn bereikt. De landing zou gedekt worden dooi' kleine stoomschepen, gewapende sloepen en kruisbooten; bet tweede gedeelte moest zicb tegen 7 uur, het derde op een nader te bepalen tijdstip gereed bonden.
Vooreerst was bet plan, de kampongs voorbij de landingsplaats en de daartusscben gelegen versterkingen te nemen; die aanval zou geschieden onder de leiding van kolonel J. yV. Waleson, welke tot tweeden bevelhebber benoemd was. De reeds dooi' ons vermelde mobiele kolonne in de Noorder-districten zou, bij wijze van demonstratie, naar de Boniscbe grens oprukken en tevens zou de kommandant der zeemacht met alle schepen, die voor de voorgenomen landing niet benoodigd werden, een demonstratie tegen Tandjong l'atiro ondernemen.
Den Februari 1859 had alsnu de landing plaats; eerst de-
barkeerde ingevolge de gegeven order bet 1' gedeelte, bestaande uit do ;V! en 4e kolonne met bijbeboorende artillerie- en genietroepen. De ontscheping geschiedde onder de leiding van den luitenant-terzee I'' klasse Hijk; de opperbevelhebbel'volgde, achter dekolonne zich bevindende, de beweging. De vijand liet de sloepen tot dicht bij den wal naderen en opende toen het vuur, dat dadelijk door onze oorlogsschepen beantwoord werd. Niemand werd door het vijandelijk vuur gedeerd, doordat de Doniërs te hoog aanlegden. Zoo naderde men den wal; doch toen men dezen tot op 150 pas genaderd was, belette de ondiepte de vaartuigen om verder te gaan. zoodat de soldaten dooi het water badende, aanland moesten komen.
Zoodra het eerste gedeelte van hel expeditionaire korps geland was, werden drie aanvalskolonnes geformeerd en thans werden de kampongs Lonrai, l'.ola-Teloe-Telang en liadjoa genomen, na een kortstondigen tegenstand. Dat deze zoo lauw was, had men te danken aan de demonstratie van een gedeelte der vloot tegen Tandjong l'alim, waar een hevig kanonvimr de Doniërs — die natiuniijk aan geen krijgslist daehlen nitlokle om li' ^aan zien .
Ifr2
wal (t ^iiando was, on zod kwam liet, lt;lat de voornaamsti1 iioolden niet hot ifi'os liiirnici itiitoi's /.icli Iioimi spooddon nin aldra to orvaron, dat zij /ich om don tuin haddon laton loidon. Imi toon /.ij toruffkoenlon. /00 snol do paarden kondon vlieden. worden zij door oen kompa^nie van do mariiu.'-divisio en oen paar pelotons infanterie dor kolonne op de vlnoht gedreven. Do hnoldmacht liet zich niet zoo dadelijk uit het veld slaan, en met 1000 man. hohalve oen :KH)tal I ,liters, ondernam do vijand weder oen verwoeden aanval op do .3' en V kolonne; doch ook deze aanval werd afgeslagen en do vijand trok al naar kampong Tjiloë. Intnsschon was de landing ongestoord voortgezet en weldra waren do vier overige kolonnes met een dool der Opondor-battorij aan land gezet, waarna op hot terrein aehter de genomen kampongs gebivonakeerd word; hot •gt;' bataljon op don rechter-, het II1' op den linkorvlengol. achter ieder daarvan de hoH't van de marine-landingsdivisie, allen in carré 011 mot geschut op de vleugels en in do tusschenruimte, daar do bataljons twee aan twee op 125 motor afstand van elkander waren gelegerd. De veiligheidsdienst werd door '210 man waargenomen.
De landing was dus, zoowol ten grvolge van de discipline en den onvermoeiden ijver der troepen, als onder begunstiging van de goed yclnkto krijgslist tor vordooling van do macht des vijands, bij uitnemendheid geslaagd en zoo kwam hot. dat binnen drie uren tijds ;d D200 man met een halve hatteiij aan wal waren, terwijl oen paar nron later hot gehoole expeditionaire korps, met uitzondering van de kavalorio, op Uonischon grond stond. Kvenwel had do ontsche-pinu van hot geschut vi'ij wat moeite en inspanning gekost, daai dc vlotten met do vuurmonden roods op \1\ pas van het strand 11 do modder waren vastgeraakt.
Do gehoole operatie was ons op geen verliezen van aanbelang te slaan gekomen; oen Knropoosch matroos was gesneuveld. 0011 ge-wmid. /oodra do troepen him bivouak betrokken haddon. worden Ie aangreiizende kampongs, nadat daar do bruikbare materialen
lo8
nil weg^civucdd waicn, in asdi gelegd, met uitzondering van enkole gehouwen, die vooi' liet hoordkwartier en de arnbidance gescliikl werden bevonden, liet verbranden van die kampongs was noo-dig voor de veiligheid der troepen; later echter heeft men. zooals wij zien zullen, onnoodig geheele kampongs in vlammen doen opgaan en daardoor lievige verbittering doen ontstaan niet alleen, maar tevens de bevolking het terugkeeren naar hare haardsteden onmogelijk gemaakt.
Dat de eerste nacht op vijandelijk grondgebied niet rustig zon worden doorgebracht, bleek reeds om li uur des avonds, toen onze troepen door een hevig geschreeuw van den vijand gealarmeerd werden, 'tgeen echter geen verdere gevolgen had; nog eenige malen gedurende den nacht werden zij verontrust, zonder dat een ernstige aanval ondernomen werd.
Terwijl den volgenden dag de kavalerie en tevens het verder materieel werd ontscheept, werd het hooldkwarlier, dal al dadelijk in de kampong gevestigd was. versterkt, ten einde stormvrijheid te bekomen en desgevorderd zich met kracht tegen ecu aanval te kunnen verdedigen.
Den It)'1''quot; l'ehriun i werd het rijk van Iioni door den opperhevel-hebber in staat van blokkade verklaard. De dag verliep onder veelzijdige werkzaamheden, en zoo brak de tweede nacht aan.
On/.c troepen werden ditmaal wedei driemaal gealarmeerd . zon lei dat een aanval dooi' den vijand heproeld werd; de volgende nachten echter herhaalde zich dit niet. Den I'i'1'quot; hracht men hef hivouak verder in orde: inzonderheid werden de noodige hygiënische voorzorgen genomen.
Den I511quot;quot; februari stelde de tweede kommandant, kolonel Waleson. zicli aan het hootd van de kavalerie. om ten noord-westen van het hivonak een verk(!iining te doen; men ondervond geen vijandelijkheden. nCsrbnon hel met Imoge maisstruiken begroeilt;l terrein den vijand alle i;elegenlieid aanbood, om zieh in liiiiilcriaaii te h^uüen.
1(54
Doze verkenning werd gevolgd door een andere, op grooter scliaal. waartoe liet ;i' en KV bataljon, do kavalerie en oen halvo kompagnio sa|i[)enrs hestomd werden, met eenigo artillerie, terwijl het I I('bataljon hot bivouak moest blijven bewaken, liet voornemen van don opperbevelhebber was, om zoo mogelijk die verkenning uit te breiden tot een aanval op de hoofdplaats van Boni.
!)on lO1'1'quot; 's morgens om zes nur rukte men in zuid-wostolijke richting op, alwaar men een meer gunstig terrein hoopte te vinden; doch men zag zich hierin bedrogen en bereikte aldra een moeiolijk terrein, met hoog opgaande ma'isplanton begroeid. Daarna werd een meer noordelijke richting ingeslagen, en men stiet op de kampong Tjiloë, welke door den vijand bezet was. liet IÜe bataljon kreeg bevel. om haar to nemen, '1 geen zonder voel moeite geschiedde, daar de lioniörs na een matte verdediging terug trokken. l?etor werd do tegenstand volgehouden in een veldwerk, aan de noordzijde van de kampong gelegen; doch een stormenderhandsche aanval, daar tegen ondernomen, deed ook dit veldwerk ons in handen vallen. Twee lila's, die men daarin aantrof', werden vernageld.
Het !V' en I0e bataljon, die zich ter doge geweerd hadden, ver-eenigden zich nu ton noorden van do kampong Tjiloë en ten zuiden van do kompong Lona; in de nabijheid daarvan was de vijand in do ma'isstruiken verborgen, doch onderhield oen eerbiedigen afstand met onze troepen, en toen het halve I4C bataljon op last van den opporbovolhobber hot bivouak verlaten had om don vijand in don rug aan to tasten, was deze niet meer te vindon. Do kampong Lona werd nu in brand gestoken on do troepen keerden naar hun bivouak terug.
Die dag was ons op 10 doodon, waaronder een officier, en gewonden , onder welke mode oen oflicier, te staan gekomen ; eorstgo-nnomde oflicior, do l1' luitenant van Wielik Schelfhout, was met zovon lanssteken doorboord in hot maïsveld gevonden; hij was, door-dal zijn tirailleurs to onbesuisd voornif gesneld waren, door de
165
lionii'is uvoi'valloii. Naast con wolvonlieiuli1 tuvmloiilKiiils-ljctuigiiiy. zag daai'utn do opperbcvolliebbci' zicli gonoupt. bij daguiiloi' do volgende woorden lot do troepen te richten ;
mEoii goed soldaat kenmerkt zich niet .slechts door dapperheid, maar ook door stipte gehoorzaamheid aan de bevelen zijnor oilioioron en aan de signalen.quot;
Don 18,lcquot; word do aanvallende beweging togen do hooldplaats van Uoni hervat, waai'too godesigneord werden het linkor-hali' hol 10' en hot W* bataljon infanterie, do marine-landingsdivisie, do kavalerie, do halve (iponder-batterij, vei'storkt met de sectio houwitsers van do halve IJpondor-batterij on \ mortieren, zoomede do kompagnie sappeurs. Deze troepen verlieten 's morgens om zeven uui' het bivouak. Aan ilen voorgenomen tocht naar de hooldplaats Itoni werd echter geen gevolg gegeven, want hot terrein bleek mol zulke hooge maïsstruiken begroeid te wezen, dat men van een even-tuëelen vijandelijken aanval een schromelijke verwarring verwachtto. waarom de opperbevelhebber eensklaps den terugweg deed aannemen en tic troepen weer het bivouak liet betrekken.
Nadat de opperbevelhebber een krijgsraad had belegd, beslool men, de onderneming tegen Boni te doen voorafgaan dooi' liet maken van een genoegzaani broeden weg door do dichte maïsvelden.
Intusschen had do komniandant dor zeemacht de opdracht uiit-vangen om do versterkingen aan de monding van do Tjenrana-rivioi te nomen; doch daar do marine-landingsdivisie met de troepen opgerukt was, had hij niet over oen voldoende macht te beschikken, waarom hij den opperbevelhebber verzocht, die divisie weder k r zijnoi beschikking te stellen. Dienselfden dag uog word zij aan boord van do «Maduraquot; ingescheept, waarbij bepaald werd dat zij, zoodra do Dooogde krijgsverrichting zou zijn algeloopen, zich weer bij do troepen moest vervoegen, liet verkennen van hot terrein aan de mondingen dei' gonoemdo rivier en het in bezit nomen van do vei -
slorkin^oii ulduur st()iiil in wcliiiiiil niet do borimirKlc (Ini.i'Ziinio vcsti^iii^ o[) ilcn rocliteronvoi' (Ier Tjonrana, 't^oon door (Ion ^oiivci-iicur-gcncraal l{oclms.soii reeds verlangd was en aan welk voorne-iikmi men llians uil voering wonsclite te gcvon.
/00 stonden de /aken, toen onzen troepen ten onverwaelitste een /ware slay trol; de opperbeveJIicbljer werd, toen hij zieli geheel alleen hniten de voorposten lx gal om te zien. of een in de kampong liadjoa ontstaiK! hrand gevaren kon opleveren, in den arm gesclio-ten. /onder dat menden vijand, die liet scliot gelost had, in handen krijgen kon. De wonde, die generaal Steinmetz ontvangen had, Meek zoo ernstig te zijn, dat hij het bevel moest overdragen aan den ' weeden bevelhebber. Dil geval namelijk was voor/ien in de instructie les opperbevelhebbers; want in artikel 15 daarvan was bepaald:
«lüj ontstentenis van den kommandant en chef, treedt de benoemde 2 kommandant, de kolonel der infanterie J. A. Waleson. als bevelheitber dezer expeditie op en valt alsdan in dezelfde reehten en verpliehtingen, den generaal K. (J. t'. Steinmetz toegekend of voorgeschreven.quot;
(leneraal Steinmetz nam l)ij dagoi'der afscheid van de ti'oepen en werd geévacneerd, na alsnog, onder nadere goedkeuring van den gouverneur-generaal, luitenant-kolonel Kellerman tot tw(KMlen be-velhebber benoemd te hebben. Deze was voornemens naar Boni op te rukken, doch toen volgens het door den krijgsraad beraamde plan de genie begonnen was met in het dicht begroeid terrein oen weg te maken, ontmoette men oen hevig verzet en de nieuwe opperbevelhebber zond hom bevel, om naar liadjoa terug te koeren.
Niet dan na groote inspanning en met verlies van I gesneuvelde en II gewonden, had men over oen lengte van 1500 pas oen weg gebaand tot aan don rand van do kampong Lona, hetgeen onder 'iial'^ebroken schermutselingen geschied was. Die tegenstand was zelfs /00 groot geweest, dat kolonel Waleson besloot, het opruimen van het terrein niet vorder voort te /etten.
107
(ieliikkigiT shia^tli' dc iiuiiine, 'lir zooiliii He marinc-lainliii^s-divisic goairiveenl was. do vourgunonioii operaliön bogon. Oiidci bodokking vun de .stoomschepen «Celebesquot;, »Maduraquot;, «Admiraal van ICinsbeigen''. «Amsterdamquot; en Lansierquot;, die do vijandelijke werken door een krachtig geschutvunr teisterden, weiden een barkas en /es sloepen, met 9U Europeesche onder-ol'liciei'en en matrozen liewapend, naar den wal gezonden, op eenigen alsland gevolgd door do landingsdivisie. De Boniërs hadden met vier gewapende vaartuigen in de voornaamste monding der rivier post gevat en trachtten door oen goed onderhouden vuur, zoowel uit die vaart,ligen als uit de versterkingen aan den rechteroever, de landing te beletten. Die landingen de daarop volgende aanval werden door Janmaat met geestdrift ondernomen en vele matrozen gingen tot aan den hals door het wator. Na de gewapende vijandelijke vaartuigen verjaagd te hebben, waarvan twee weder de Noderlandsclie vlag ten onderste boven voerden, bereikte men de kampong Tjen-rana; doch geen vijand liet zich meer zien. zei I's niet toen een paai huizen in brand gestoken waren. Zoowel de versterking op den rechter- als die op den linkeroever der rivier was door onze moedige manschap genomen en drie vuurmonden waren den onzen in handen gevallen; terecht betuigde de kommandant der zeeniaclit zijn groote tevredenheid. Alle bezwaren waren met moed en volharding overwonnen, terwijl de kapitein-luitenant-ter-zee Mit-thijssen, die met de leiding der operatiën belast geworden was. veel tot dien uitstekenden uitslag liad hijgedragen ; want wat yeelt de onversaagdheid der onderhoorigtMi. wanneer de gegeven hevelen niet oordeelkundig zijn!
Kr moet hier te eer up de onversaagdheid der troepen gewezen worden, daar er hij dun aanvang van het gevecht een (ingeluk aan boord van een der oorlogsbodems voorviel, dat wel geschikt was om een ontmoedigenden indruk te weeg te brengen. Ter nauweruood had de «Amsterdamquot; hel vuur geopend, oj'eeii ijzeren kanon van (»0 pon d
108
sprong en i iclittf con gotliit-lito voi'woo.sting op dien budcrn aiui; con man werd op de pluats gedood en twiuilf'worden gewond door do stokken van den, mot een ontzettenden knal springenden vuiirmond. Men heeft, nadat een nanwlettend onderzoek naar de reden van die ramp was ingesteld, haar toegeschreven aan het gebruiken van krans-proppen; die, welke voor het tweede schot gebezigd werd, schijnt te zijn omgevallen.
Na alloop van de operatie tegen Tjenrana, voegde de landingsdivisie zich weder hij de landmacht. Dien dag, den 208t''quot; Februari, scheen de vijand een algemeonen aanval op onze troepen beraamd te hebben; want een zeer groot aantal Üoniërs, te voeten te paard, naderde in dichte drommen het front van onze stelling. Het was voldoende, het eskadron kavalerie hen tegemoet te zenden, om hen te nopen, naar de naburige kampongs terug te trekken.
Intusschen diende het door de zeemacht behaalde voordeel vervolgd te worden en de nieuwe opperbevelhebber nam thans in overweging ol het raadzaam was, van Tjenrana een een duurzame vestiging te laten maken, volgens het door de regeering gemaakte plan.
Ue verkenning, dooi' de marine gedaan, had echter doen zien, dat de kleinste oorlogsbodems van den minsten diepgang niet eens ten allen tijde de mondingen der rivier door kunnen. De opperbevelhebber achtte het om die reden onraadzaam, aan het plan der regee-i ing gevolg te geven; want als men daar ter plaatse een versterking maakte, zou de bezetting daarvan wellicht geruimen tijd niet door oorlogsschepen te genaken zijn. en dewijl die bezetting nil den aard der zaak niet groot zou zijn en toch krachtige aanvallen kon te doorstaan hebben, was lt; leze plaats voor het opwerpen van een duurzame versterking dus ten eenenmale ongeschikt.
Daarentegen achtte de opperbevelhebber Hadjoavoel beter daarvoor geschikt; niet alleen was dit in de onmiddellijke nabijheid der iioofd-[ilaats van lïoni gelegen, maar Badjoa stond van oudsher reeds i)ij de inlandsche kojplielen als een aanzienlijke handelsplaats
169
bekend, terwijl ilc komiruuitlant fier rniiiiiic vei'klaaiile. dat de reede aldaar een veilig! atikerplaats aanbood.
Daarom word dooi'deti o[ii)orbevclliel)bor aan den ^onvcriieiiieiits-t'uininissaris het voorstel gedaan, om van het oorsiii'onkelijke vo(»i-nernen af te wijken en te Badjoa een (brt te houwen, waartoe de heer dc l'erez machtiging gal'. Voorloopig achtte men het nog onraadzaam , tegen Boni op te rukken. De gezondheidstoestand was bevredigend te noemen en de chef van den geneeskundigen dienst had dan ook verklaard, dat een permanente vestiging te Iiadjna om gezondheidsredenen niet nadeelig zou zijn. Tot dusverre was de sterfte niet meer dan: voor de ofliciercn 2% , voorde Europeesclic soldaten 2, voor de inlandsche ruim 15 ten honderd, en dat, hoewel het weder zeer ongunstig was geweest. Den Februari was de
gekwetste generaal Steiumetz met de «Amsterdamquot; naar Soerahaija overgebracht; de leiding der operation zou dus door kolonel Waleson hlijven geschieden.
De gouvernements-commissaris achtte het nu raadzaam, hulptroepen van lionthain te ontbieden; hoewel men aanvankelijk het aanbod van den koning van Goa, die mot hulptroepen aan den veldtocht had willen deelnemen, van de hand geslagen en het geprefereerd had, om zonder de hulp van inlandsche troepen het trotsche Boni ton onder te brengen. Te eer was het te betreuren . dat de l'erez daar thans toe overging, omdat die maatregel toch geen resultaten opleverde; want de regent van Bonthain verzocht herhaalde malen uitstel, en alzoo had men geheel nutteloos den schijn aangenomen, alsof de aanwezige strijdmacht niet voldoende was om de operation te vervolgen, hetgeen de Boniërs kondon vernemen en dan den tegenstand zou doen toenemen.
liet weder was er niet beter op geworden en het regende zon aanhoudend, dat het meermalen vastgestelde [dan van een aanval op de hoofdplaats telkenroize werd verschoven; eenmaal reeds hadden de troepen aangetreden gestaan , doch de ondernomen tocht
170
Uiigt; iil^'dast. VciUet'nI w.is «lit diiilen, 'twclk door de Honiërs a.01 tnaclitolooslioid word toogosohi'ovcüi; doch don 2lt;S8U:quot; eindolijk word do too I it naar do I ioo(d plaats Uoni ondcrnomon, waartoo do maiiscliap voor twee dagen van vivres voorzien word, maar overigens zoo lioht mogelijk bepakt was.
Do aanval word door kolonel Waleson met veel tact ondernomen. Ton oorste maakte hij niet gebruik van den — met zooveel inspanning gobaandon weg door do maïsvelden, boewol oen paar kom-pagnioön dion weg moesten volgen om don vijand, die ons natnurlijk van dozen kant zou verwachten, in dezen waan te versterken; do hooldinaclit daarontogen zou den weg inslaan, dien do vorige opperbevelhebber den Kohrnari verkend en toen minder doelmatig bevonden had.
Om /.es inn dos morgens verlieten do troepen het bivouak om aanvaardden den tocht in de volgondo orde :
Do voorhoede, onder bevel van luitenant-kolonel Kollerman . bestond uit oen kompagnio van het 10' hataljon, het i'echtor hall' I 'i'. vooral'gogaan en gevolgd door een peloton van de landings-divisio. een sectie kavalerie lt;)|) den vleugel '), twee houvvitsej's ((gt;|ionders) on een halve kompagnie sappeurs.
(gt;p ongeveer 200 pas daarvan volgde de booldinucht onderdo porsooidijko leiding van don opperbevelhebber, bestaande uil hel '.V bataljon met een sectie artillerie op don vleugel, do ambulance on do koelies. quot;2 kanons van (i en 2 kanons van 2 pond, zoomede oen sectie kavalerio op den vleugel en een kompagnie van het hataljon.
Wederom op ongoveer 200 pas daarvan volgde de achterhoede, onder bevel van majoor Smits, bestaande uit het 10'' bataljon. 2 kanons van O pond, een sectie kavalerio op don vleugel, de mor-
') In di' ImkiTllmk luul mm irii open vlaklc. zoixlal de koloini!', diwcn ucn' volgdlldi', -dcdlts van iN'llr /.ijdr kon worden bcstookl.
171
lieren en een Imlve koni|iii^iiie siipiienrs. toiwijl ile koliume ^esln-ton weril door een peloton van het 10' bataljon.
Ken afstand van een paar palen was men voortgegaan, /.oihUm nolt;i- iiits van don vijand vernomen liebhen; maar toen (K^kolonne zicli in een dolilé bevond, werd /.ij hevig door den vijand hestookl. Di' nit^ang van dat delile werd hestreken door het vuur nit eenigo pas opgeworpen hentings. zoodat deze moesten genomen worden. Alvorens wier[»en de heide houwitsers. die zich hij de voorhoede bevonden, eenige granaten in de vijandelijke werken, waarna de aanval door de liraillenrs van het 10'' bataljon. onder de moedige aanvoering van den eersten luitenant von Uelow, geschiedde. Men kwam nu tegenovei de kampong Maloë, waarin de vijand zich genesteld had. die onze verder aanrukkende troepen op een moorddadig geweervuur onthaalde. De voorhoede had nu de. tweeledige taak te volvoeren om het rechter gedeelte der — uit twee, door een maïsveld gescheiden, doelen bestaande — kampong in bezit te nemen, en tevens de gemeenschap tnsschên de beide dealen daarvan open te houden.
Thans begon het gevecht een ernstiger aanzien te bekomen; een paar duizend man ruiterij vertoonden zich, zoodat de troepen carré lormeerden en aldus de verwoede aanvallen van die ruiterscharen alwachtten. Tevens maakten de vijandelijke scherpschutters mei veel tact van alle kleine terreinvoorwerpen gebruik en bestookten van daar onze troepen, die werk genoog hadden, met de herhaalde aanvallen van de lionische ruiterij al'te slaan. Doch ons geschut bewees uitstekende diensten en de kartetsen richtten geduchte verwoestingen onder de dicht opeengepakte ruiters aan, terwijl ook de inlanterie door haar gelederenvuur schrik en verwarring onder hen bracht.
Niet alleen de voorhoede en het centrum werden aangevallen; onverwacht wierp zich ook een aldeeling ruiterij, uit de kampong Maloë komende, op de achterhoede, en die aanval was zoo onverhoeds en onstuimig, dat de tirailleurs zich met overhaasting in de carre's moesten begeven. Slechts aan een gedeelte van hen gehikte dit; de
172
amliTc tiiiülkuus en s;i|t|)üiii's inooston zich voor lt;]o curn'S op den ^rond \vei'|K'ii, uaaniii oen ^olcdorenviuir en een |uiai' kartetssclio len de ruiterij tot staan brachten en weldra terugdreven.
Onderwijl hadden kapitein van Leyden en luitenant von lielow niet hunne tirailleurs de kampong Maluë van vijanden gezuiverd en de voorhoede stelde zich weder in beweging, om den uitgang van hel delilé te lorceeren. Weder werd een moorddadig geweer-vuur uit een benting, die links voorwaarts gelegen was, op onze langzaam avanceerende troepen gericht. Doch de tirailleurs bestormden ook dit werk en nu kon men achten, dat de hardnekkige tegenstand des vijands vooreerst gebroken was. Een groote moedeloosheid volgde op de vermetelheid der Boniërs en daardoor viel het onze moedig voortsnellende tirailleurs niet moeielijk, den vijand te beletten dal hij zich verzamelde.
Niets verhinderde onze strijdmacht thans, te deboucheeren in de vlakte, waarin de hoofdplaats van het rijk Boni gelegen was.
Men meende met de vijandelijke hooldrnacht te doen gehad te hebben; nu eerst bleek het, dat die nog niet aan het gevecht had deelgenomen, maar zich op ongeveer 1UÜÜ pas van de rechterllank opstelde.
Thans evenwel was die üonische troepenmacht zoo er^ niet meer te duchten; eens het delilé verlaten hebbende, was het gevaar voor de ouzen geweken. Ten spoedigste stelden de troepen zich in linie op en hun goed onderhouden vuur, vooral ook nu weder de granaten en kartetsen die de artillerie onder de dichte ruiterdrommen zond, bracht deze in verwarring; de paarden werden schichtig en spoedig zag men de I Jon hts met dolle overhaasting de vlucht kiezen.
Omstreeks II V, uur in den morgen was de ruime vlakte door ons artillerie- en inranterie-vnur geheel schoongeveegd. Desniettemin was de opperbevelhebber van oordeel dat de hoofdplaats zelve, die de vermoeide troepen thans voor zich zagen, tot het uiterste verdedigd zou worden, waarom iiij alle viuirinonden tot een batterij vereenigde
173
en lioni krachtig liet beschieten. Dit vuur werd crlitci' tot allci verwondering door den vijand niel licaiitwooi d. waarom aan de tirailleurs bevel gegeven werd, om met inaclitneming van de noodige voorzichtigheid te avanceeren. Nog hooger steeg de verbazing, toen men bespeurde dat Boni — de hoofdplaats van liet machtige en overmoedige Kijk üoni — geheel verlaten was.
Al de troepen waren nu vereenigd op een plateau vóór Boni. liet I0'! bataljon werd met een |ielotoii sappeurs en een paar vuurmonden naar de naburige kampongs gezonden; ten vier ure kwam dat bataljon terug, zonder in een dier kampongs tegenstand ondervonden, zelfs een spoor van den vijand gezien te hebben.
De hoofdplaats van Üoni was thans in ons bezit, ofschoon zij nog niel dadelijk dooi' de troepen bezet werd; Uoni was getuchtigd en aan het eerste gedeelte der opdracht was alzoo voldaan. Niet onverdiend was de lof, die onzen braven werd toegezwaaid; maar |iiist daarom dubbel jammer was het, dat men de behaalde lauweren bezoedelde door brandstichting, waar dit niet tot eigen veiligheid gebiedend noodig was. Behalve de hoofdplaats zelve, waarvan minstens een-derde gedeelte door brandstichting verwoest werd, staken «Ie troepen ook de verschillende kampongs inbrand, die zij doorzochten en verlaten bevonden — een volmaakt onnoodig wandalisme. dat een smet op onze wapenen deed kleven, en tevens aan alle' toenadering den pas afsneed. In de onmiddellijke nabijheid van de hoofdplaats werd thans een bivouak betrokken; de opperbevelhebber handelde zoo, om de Boniërs gelegenheid te geven tot onderhandeling, van welke gelegenheid natuurlijk door den vijand geen gebruik werd gemaakt. Dat er gebivouakkeerd werd, geschiedde tevens, om niet den schijn op ons te laden, dat wij een nachtelijke ontmoeting in het open veld duchtten; hetgeen van de zijde des opperbevel-hehbers nog al tamelijk ver gezocht was.
Ten overvloede moest er, op verzoek van den koning van (ioa. nog een tempel in de hoofdplaats vernield worden , welke den vorigen
^('S|iaanl was. Daartoe urnlcii ilcii volgenden iiiorgen ile marino-laiulingsdivisit' en eont1 kdinpaynie van het !(•' bataljon met eenige sappeurs uitgezonden en weldra verteerden de vlammen liet gebouw. dat der bevolking beili^ was. Dit was een weerwraak, omdat in een vroegeren oorlog de lioniërs een missigbit van den vorst van Goa ontbeiligd badden; zeer te betreuren is bet, dat deopper-bevelbebber aan de door dien vorst uitgeoefende pressie breit toegegeven. — Kone verkenning van de omstreken gal'tot geen enkele ontmoeting aanleiding en er werd naar Dadjoa teruggekeerd, nadat op den terugweg nog eenige kampongs in brand gestoken waren, liet bivouak was niet verontrust geworden; maar een paar kompag-nieën van lu't I ie bataljon, die in de rii bting van kampong Lona oprukten, waren op bun terugtoclit een geruimen tijd door een diebten drom lioniërs gevolgd geworden.
Wij badden ditmaal weinig manschap verloren; slechts een l.quot;gt;tal dooilen en gewonden. Men vond m de, door den vijand verlaten, hoofdplaats^ zware vuurmonden en twee llt;Sponders, vooi'onze artillerie onbruikbaar, waarom zij vernageld werden.
De Boniërs daarentegen hadden zware verliezen geleden; zelfs vele vorstelijke telgen waren onder bet moordend lood gevallen.
Nadat de hoofdplaats in ons bezit was en de operation gestaakt konden worden, daar bet hoog tijd geworden was om vóór den aanvang van den regenmoesson aan bet tweede gedeelte van de opdracht der rogcering te voldoen, werd de landingsdivisie weder ingescheept.
Kr moest nu worden overgegaan tot bet maken van een blijvende versterking, waartoe, zooals wij reeds aanstipten, liadjoa gekozen was. nadat men om overwegende redenen Tjenrana minder geschikt had geoordeeld. De redoute van Uadjoa, die noggebeel ontworpen moest worden, moest aan de volgende vereisebten voldoen: Iquot;. dat zij een storinvrije gesloten versterking behoorde te wezen, bewapend met viei zware viiurmonlt;len. met genoegzame bnineiirnimte voor buisvestiiig van •') ol'licieren. '2tl(l soldaten en koelies; iiquot;. dat dit werk bel
strand bciionnlcii en Ite/iiiilon de versterkin^ kraclit(liiililt;i zou kiin-tieii bestrijken.
Aan die opdracht voldoende, ontwierp de kapitein-ingenienr Ver-stec^ een vierkante redoute, met /eer kleinlt;'bastions aan de lioeken, slechts dienende tot f'i'aclitsverdediginfi. Die bastions waren door caponnièi'es met inlknteriobanket aan bet werk verbonden. De borstweringen waren 2..'gt; meter hoog en 2 meter zwaar ontworpen; het werk werd omgeven door een natte gracht, breed op den bodem !gt;, van boven 10, diep 2% meter. De binnenruimte werd ingenomen door logementen en magazijnen.
Men moet niet uit het oog verliezen , dat de genie hier een zeer moeielijke opdracht te vervullen had; want bij bet vertrek der expeditionaire troepen van .lava was den chef der genie meegedeeld, dat bij de uitrusting niet op het maken van blijvende versterkingen belioelde gerekend te worden. En nu moest men dit met zeer onvoldoende middelen verrichten. Daarom moesten de gebouwen bestaan uit een houten geraamte, en de wanden moesten met bamboe, alleen het kruitmagazijn zon met planken bekleed worden.
Aan de sappeurs werd een 400tal soldaten en koelies toegevoegd, en zoodra het ontwerp van kapitein Versteeg door den opperbevelhebber goedgekeurd was, werden de werkzaamheden met energie aangevangen. Alvorens aan den eigenlijken bouw kon begonnen worden, moesten de noodige materialen worden aangevoerd, en daar de dunne bamboe voor het maken van het bivouak gebruikt was, moest zij in de naburige kampongs worden gekapt.
liet ontwerpen van de plannen was geen gemakkelijke taak ge-woest; dit was geschied in een bedompt lokaal, onder een drukkende hitte en met hoogst onvoldoend teekengereedscbap. De arbeid van den tnilitairen-ingenieur is soms zoo geheel wat anders als die van den gewonen bouwkundige!
I let opwerpen van de borstweringen werd zeer bemoeielijkt door .lanboudende regens, die de grachten telkenmale deden vol loopen;
\
176
voorts vond mon i)|i de luin^c^cven plaats een koraalbank, zoodat meer mot pikhouweel dan met de schop moest gewerkt worden. Daar het bleek, dat eenige transportschepen gebakken steencn aan boord hadden, word liet project in zooverre gewijzigd, dat hel buskruit-magazijn door do sappeurs, welke konden metselen, van steen werd opgetrokken; zoo mode worden do beschikbare stoonen voor prolilmuren, landhoofden van bruggen, fornuizen enz. aangewend.
Gelukkig worden onze troepen onder die veel omvattende en zeer bezwarondo bezigheden , waaraan ook de infanterie en do artillerie deel namen, door den ontmoedigden vijand met rust gelaten; do operation werden dan ook niet verder vervolgd, en alleen worden nu en dan kleine trocpen-afdeolingon uitgezonden, om verkenningen to doen, voor zoover de veiligheid dit gebood.
Daar in de richting van Pantjola-rivier nog kampongs bezet waren, was een kolonno, onder do bevolen van luitenant-kolonol van Hulton, naar do kampongs 1'apollo, Walena, Maloangin, Pantjola on andere aangrenzende kampongs on gehuchten gezonden, om die in brand to stoken. Men zag nergens oen spoor van den vijand en alleen in l'antjola worden drie Doniörs gevangen genomen, die medodoeldon dal zooals trouwens roods afdoend gebleken was — do overmoed van de bevolking voor een diepe verslagenheid plaats gemaakt had. Vorder doolden zij mode dat de koningin, van wie men tol dusverre nog niets vernomen had. naar Pasompa on dat Ambona Salongke naar Sopong was gevlucht; voorts, dat de Rijksbestierder op de grenzen van Wadjo zich bevond, om de verstrooide benden zooveel mogelijk' ie verzamelen. Tevens kwam men te weten , dat Pasompa tor doge versterkt was, maar dat or misschien gebrek aan levensmiddelen bestond,
Dil was er', daar do blokkade behoorlijk geliandhaafd werd. niet boter op worden. Dat do bevolking echter, al liet zij weinig of uiots van zich zien, nog aan geen ondorworping dacht, bleek uit do wijzo. waarop oon paar sloepen van do prinses Amelia door do
177
bezetting van de kampong, ten noorden van Sindjai gelegen, begroet werden. Ook op andere punten werden nog geweer-, zelfs kanonschoten gewisseld.
Intusschen begon de gezondheidstoestand minder bevredigend te worden; op den O*10quot; Maart waren er 101 zieken, en reeds (57 naar Makassar geëvacueerd, en men was genoodzaakt, een tweede vaartuig tot hospitaaischip in te richten. Niet enkel de zware arbeid in het ongezonde klimaat liet zijn nadeeligen invloed gevoelen, maar evenzeer het gebrek aan goed drinkwater. Kwaadaardige koortsen en buikziekten begonnen de troepen te teisteren; daarbij begon de regenmoesson nu te naderen en met de meeste inspanning moest aan de redoute gearbeid worden, opdat de troepen, die reeds veel geleden hadden, voor het invallen van dat regenseizoen ten minste onder dak zouden zijn.
Weldra begonnen de ziekten ontzettend veel slachtoffers te eischen ; een week later was het getal zieken reeds van 101 tot 210 gestegen, behalve een 200tal ongestelden,die in het bivouak behandeld werden.
Ten overvloede werd de civiele regeerings-commissaris dooi' een beroerte getroffen en overleed den I7d('quot; Maart aan de gevolgen daarvan. Volgens do instruction van den gouverneur-generaal moest iiij in zijn functiën worden opgevolgd door den gouverneur van Makassar, den heer Schaap, die den 258tequot; van dezelfde maand reeds te Üadjoa arriveerde.
Met de «Merapiquot;, welke hot lijk van den heer do Perez naar Soerabaija overbracht, werden wederom (ilt;S zieken geëvacueerd.
Kn steeds onrustbarender werd de gezondheidstoestand, 't geen, in verband met den rusteloozen en afmattenden arbeid — thans waren er 1200 man onder leiding van de genie aan 't werk — en de staking der vijandelijkheden, op het moreel van den troep niet gunstig werken kon.
Kapitein l'erelaer hangt in zijn werk dan ook een weinig bemoedigend tafereel van den toenmaligen toestand op:
12
!7S
«Over (la^ was liet gedurende ettelijke uien ondragelijk lieet. Dan snakten onze arme soldaten aamechtig naar een koeltje on wisten /ich niet voor de brandende zonnestralen te bergen; maar weldra vertoonden zich dikke zwarte wolken aan den oostelijken gezichteinder en schenen uit de zee op te duiken. Voortgezweept door felle winden, bedekten zij in weinige oogenblikken liet geheele uitspansel, harstten in hevige onweders los, waarbij de hitte dooi'een doordringende koude vervangen werd, en de plasregens bet geheele terrein in een modderpoel herschiepen en de arbeiders dwongen, het werk aan liet lort te staken. Niet zelden gebeurde het, dat onze manschappen doornat, verkleumd van koude eene toevlucht in hun bivouakliutje willende zoeken, dat hutje, dat beschermende dak door den slagregen ingestort of' door den stormwind omver gewaaid vonden. Kan men zich zoo'n toestand denken? Op een onherbergzaam strand, waar geen der inwoners zich liet zien en van toenadering niets te bespeuren was; gedund door eene vreeselijke ziekte, wier naam alleen reeds hier in Europa de harten doet ineen krimpen en de beurzen losmaakt, om de grootste olfers tot voorzorgs-maatregelen te brengen; soms zonder dak, soms zonder droog plekje om het moede hoofd neder te leggen, steeds au qui vive om door den vijand niet verrast te worden, o! gelooft, ons, in dergelijke omstandigheden is het lot van den Nederlansch-lndischen soldaat niet benijdenswaardig. En toch, ziet eens die mannen aan; geene weekhartigheid, geene verwaarloozing van dienstplichten; integendeel, bij de meesten werd bij die rampen de ontwikkeling van hoogere geestkracht opgemerkt, en maar bij zeer weinigen een gevoel van ontmoediging ontwaard. Gelatenheid en kalmte, die echt militaire deugden bij wederwaardigheden, kenmerkten onze braven; en het is verblijdend te kunnen boekstaven dat geen geval van insubordinatie of indiscipline zich heeft voorgedaan in die omstandigheden, waarin do banden der krijgstucht noodzakelijk losser moesten worden. Kn middolorwijl tastte do vroosolijko kwaal om zich hoen, sleurde
179
menigeen uit hel midden dier dapperen weg en moest wel de meest onversaagde ziel, de meest geharde strijder, liet moest onverschillige gemoed, hoogst ernstig gestemd, be se Hen, dat hier op geen ijzeren gestel te rekenen viel.
«Ware er in die dagen maar eenige afleiding gekomen; had de vijand zich maai' vertoond, al ware het dan ook met groote#over-
macht geweest; dan.....zoude er eene vreugdekreet opgegaan
zijn en zoude men weinig van de beproevingen bespeurd hebben, welke onze soldaten te doorstaan hadden; maar neen, geïsoleerd waren en bleven onze braven, en hadden alleen aan de ziekten een onzichtbaren vijand te bekampen. En mocht al eens een schot uil de maïsvelden knallen en aller harten opspringen, het was slechts een sluipmoordenaar, die onze koelies bij het gras snijden voor de paarden bestookte en spoorloos verdwenen was, wanneer eenige gewapenden toesnelden om het terrein te doorzoeken.quot;
Om de troepen wat afleiding te verschalTen, werden eenige vor-kenningstochten ondernomen, die juist het omgekeerde van het beoogde doel ten gevolge hadden; want de zeer vermoeiende mar-schen leverden niet 't minste resultaat op, nergens werd eenige tegenstand ondervonden, en ten overvloede werkten de doorstane vermoeienissen weder ongunstig op den gezondheidstoestand.
Den l2()8tcquot; Maart waren de gelederen zoo aanmerkelijk gedund, en de zoogenaamde gezonde manschap kun zoo weinig geschikt geacht worden om in het veld gezonden te worden, dat men in ernstige overweging begon te nemen, om gebruik te maken van de bevoegdheid, den opperbevelhebber bij artikel 13 van diens instructie toegekend; dat artikel namelijk luidde:
«Is 's gouvernements oogmerk bereikt, de bezetting en bevestiging van het nieuwe grondgebied behoorlijk geregeld , en kan een gedeelte der troepen gemist worden, dan zal hij (de bevelhebber) dal naar hunne respectieve garnizoenen lerugzenden, (en einde de
ISO
bezwarende onkosten der expeditie zooveel mogelijk te verniin-deren.quot;
«Ook hij zeil' koert terug, zoodra zijne tegenwoonligheid niet
langer vereisclit wordt.''
liet is bevreemdend, dat men in dit artikel aanleiding heelt kunnen vinden om zich gemachtigd te achten, do expeditie te staken. Met hoeveel succes deze aanvankelijk bekroond was, men kon niet zeggen dat het oogmerk van het gouvernement behoorlijk bereikt was, zoolang de Boniërs nog geen blijk van eemge toenadering gaven, zelfs van plan bleken te zijn, de vijandelijkheden te hervatten; want de kommandant der zeemacht had vernomen dat de Roniërs weder aanstalten maakten om de mondingen der Tjenrana op nieuw te veroveren, en die officier had zelfs noodig geoordeeld om den opperbevelhebber voor te stellen, de in aanbouw zijnde versterkingen des vijands alsdan te vernielen: kolonel Waleson echter had dit onraadzaam gevonden, daar alles er aan gelegen was, om zoodra doenlijk de redoute te Badjoa te
voltooien.
Dat de Boniërs getuchtigd waren, en alzoo aan de letter van het eerste gedeelte der opdracht voldaan was, behoeft geen betoog; desniettemin blijft de vraag, of de tuchtiging wel in die mate geschied was, als zulks zeer zeker door de regeering bedoeld was
geworden.
Doch andere bezwaren mochten zooveel te zwaarder wegen. Be toestand der troepen liet uit een hygiënisch oogpunt alles te wen-schen over; op den Maart waren er officieren onder genees-
kim(liquot;-e behandeling of reeds geëvacueerd, en töi Europeeschc sul-daten, 103 Amboineezen en 202 inlandsche soldaten. Steeds nam dit aantal op onrustbarende wijze toe ; ten overvloede begon de gevreesde eholera onze troepen te teisteren. Van 20 tot :gt;gt;l Maart waren 1/ man aan de Aziatische ziekte overleden.
De troepen bleven door dien toestand gedrukt en het vermoeiend
181
gTondwGi-k, i'ucils oiiiltir ^ovvonc umstaiidigliodon ^cliiiul. strekte weinig orn do uooi'slachtige maiischa[i o|» te beureu.
I)(* opperbevelhebber was tot do inscheping van do liooldmacht hosloton, voor het geval dat do regeorings-ooramissaris wegens slaat-kiindigo redenen daar geen bezwaar tolden maakte; dezo, do lieer Schaap, keurde het embarkement goed, on nu bepaalde de bevelhebber, dat de achterblijvende bezetting van do redoute zou bestaan uil oen inlandsclie on eon halve Kuropeescho kompagnio van hot 14' bataljon infanterie, mot '25 man artillerie en 25 man genietroepen. Tevens zouden te Boelokomba, tot bescherming van do zuidolijko ilistricton, twee inlandsclie kompagnieën achterblijven, terwijl ook hot garnizoen van Makassar versterkt word met 1 % kompagnio Euro-poescho en I kompagnio inlandscho soldaten. Alvorens echter van voltrokken sprake kon zijn, moest eerst de redoute mot hare logomenton voltooid wezen, waaraan nu met allo inspanning gewerkt werd. hoewel voortdurend do cholera om zich heen greep; in twee dagen tijds (2—3 April) bezweken vier olïicieron, onder welke do oilicior van gezondheid do Kantor, aan die vreoselijke ziekte.
Hoe traag do werkzaamhodon in de oogen dor ongeduldige manschap schijnbaar vorderden, toch kon men rokonon dat het lort reeds don 9'-quot; April in verdedigbaren toestand zou zijn gebracht, zoodal do twee maanden, die; voor do workzaamliodon uoodig waren go-acht, niet eens daaraan besteed waren. Kolonel Waleson achtto de omstandigheden van dien aard, dat hij don moest mogelijkon spoed mot de inscheping wonschte te maken, waarom roods don 2'lrquot; oen aanvang word gemaakt met hot ombarkeoren van de artillerie-voortuigen, vooi zoover die gemist konden worden, en van de bagage, welke oriicioron on troepen reeds konden ont-boren.
Nadat do gouverneur van Makassar naar de hoofdplaats van /.ijn gouvernement vertrokken was, zou ten spoedigste ook een aanvang gemaakt worden mot do inscheping der troepen.
182
Eerst zuiulen tie kavaleiie on de aiiillerie aan de beurt komen. Kr was natuurlijk zwaar geschut van .lava ontboden; zoolang dit niet aangekomen was, zou het lort bewapend worden mot2 kanons en - houwitsers van do üpondor batterij, wolko hiertoe achterbleven. Daarna zouden do drie kompagnieën van het i1' bataljon, welke niet to Badjoa moesten blijven, ombarkeeren, daar deze troepen op Makassar moesten dienst doen. üet laatst zouden do troepen worden ingescheept, die naar Java zouden torugkooron.
Kapitein llijkens van het 14e bataljon was benoemd tot militairen koinmandant en civiel gezagvoerder te Badjoa. Zijne instructie luidde: bij oventuoele toenadering en opening van vredesonderhandeling van don kant van het Bonische hof, do zich daartoe aanmeldende personen te verwijzen naar den gouverneur van Makassar en hunne aanraking met dien hoofdambtenaar gemakkelijk te maken.
Behalve dat do permanente bezetting van het fort te Badjoa do ijevolking in bedwang houden moest, zouden de kusten thans go-blokkeerd blijven. Met het handhaven van die blokkade werden belast: het stoomschip «Groningenquot;, do schroofkorvetten «Medusaquot; en «Prinses Ameliaquot;, het stoomschip «Maduraquot;, de schoenerbrikken «Lansierquot; on «Sylhpquot;, benevens do kruisbooten Nquot;. ii, 50 on 55.
Tot het onderhouden van do gemeenschap tusschen Badjoa on Makassar werden bestemd het stoomschip «Merapiquot;, do schoonor-brik «Hom bangquot; en do kruisboot Nquot;. 3.
Doch voordat do troepen geëmbarkeerd waren, kwam hot transportschip «Suzannaquot; op de roede, met do gevraagde twaalfponders aan boord, die tot bewapening van de redoute moesten dienen.
Tevens bracht die bodem eon brief mode, waarin do logerkom-mandant, die blijkbaar moor moedeloosheid bij de Boniërs onderstelde dan hot geval was, als zijne mooning te kennen gaf, dat de expeditie volstrekt niet gestaakt mocht worden, zoolang na de behaalde voordeeion niet tevens een staatkundige beslissing verkregen was.
183
Van 11 it. laatste was nug geen sprako zelfs; ^eon zweem van toenadering had men ontdekt, laat staan dat er een staatkundige beslissing zou verkregen zijn.
Die brief was den Maart geschreven; sedert dezen datum was dooi' de verwoestingen, welke do cholera en andere ziekten aanrichtten, de toestand verslimmerd. Nogtans werd de opper-bovelhebber door dit schrijven van het militair departement in een neteligen toestand gebracht. Bevelen van hooger hand noopten hem om te blijven; het gezond verstand, zijn innige overtuiging echter drongen hem, om de troepen geen dag langer onder zulke ongunstige omstandigheden op vijandelijk grondgebied te laten.
Uehalve dat het expeditionaire korps belangrijk gedund was, daar den Squot;1'quot; April niet minder dan !)8'2 man aan boord van de zieken-schepen behandeld werden, waren de overige troepen zoo alge-mat, dat men hen niet in staat achtte om een eventucelen aanval van den vijand af te slaan. En luidens de geruchten zou deze niet uitblijven; want men ontving te Makassar tijding, dal de Boniërs het voornemen hadden om de redoute af te loopen, en zelfs aan een inval op ons grondgebied dachten.
De opperbevelhebber verkeerde dus in een der moeielijksto go-vallen, voor een expeditie-kommandant denkbaar; eenerzijds bevelen uit Batavia, die hem de handen bonden, en de kans dat dc redoute te Badjoa, door een paar kompagnieën bezet, den vijand op den duur niet het hoofd zou kunnen bieden; van don antieren kant de overtuiging, dat de troepen bij een langduriger verblijf op het strand te Badjoa verder zouden wegsmelten en in geen geval meer in staat waren, om een tocht naar het binnenland te ondernemen.
Van die overwegingen uitgaande, riep kolonel Waleson een krijgsraad samen, bestaande uit den chef van den geneeskundigen dienst, den kommandant der genie, zoomede de kommandanten van het 3L' en 10' bataljon, en vroeg hun, of de soldaten, die nog gezond waren, in staat zouden zijn om aanvallenderwijze te werk
184
te gaan. Daar die oflioieren imameni als liuu gevoelen to kennen gaven, dat zulks nicl het geval was, besloot de opperbevelliebbei', /it'h aan het onvermijdelijke te onderwerpen.
De redoute was thans gereed, en nadat zij door de cliels van diensten nauwkeurig in oogenschouw was genomen, bleek zij bij uitnemendheid aan de gestelde eischen te voldoen, en den 10quot;quot; April werd de Nederlandsehe driekleur, begroot door oen saluut van hot schoepsgoschut, met pleohtigheid geheschen. Nadat do daartoe aangewezen troepen de redoute bezet hadden, nam do cpporbcvolhebbor alsi'.hoid van hen, om zich aan boord van do «Johanna Gecrtruidaquot; to begevon en naar Makassar te vertrokken. Hot duurde evenwel tot don I3dcquot;, voordat hij vertrok, hot bevel overdragende aan luitenant-kolonel van Hulton, die de verdere inscheping zou besturen.
Itij zijn vertrek had do opperbevelhebber — die bijzonder tevreden over de verrichtingen der zeemacht bleek te zijn — , en vóór dat do oorlogsbodems vertrokken, die niet voor het handhaven der blokkade waren aangewezen, een dagorder uitgevaardigd, waarin hij de gewichtige diensten erkende, welke de marine bij die gelegenheid bewezen had '). Van een ollicieolo tevredenheidsbetuiging van den opperbe-
') De bedoelde dagorder luidde nis volgt:
„Ol'lieieren en mindorc zeelieden der Houische expeditie '
a(»ij hein den hoon Neêrlunds vlug, door liet, troisehe Boni mingedaan, gewroken, door zijne benden bij meerdere gevechten te verslaan, zijne hoofdstad te nemen en Ie verbranden met nog een aantal van kampongs,
„Aan Uwe vereenigde pogingen, aan Uwe inspanning onder de moeielijksie (inistandigheden. is het gelukt in het hart van het Honisehe kroonland eene versterking op te werpen, waarvan Neêrlands onbesmette drieklour voortaan wapperen zal.
«tiij hebt U allen mijne onverdeelde tevredenheid verworven, en in al'waeliling dat. 1 die van boogere band geworde, dank ik U voor de vele bewezen diensten.
i/l 1 mi , die zieli ondersebeiden hebben, zal de welverdiende beloon ing niet ontgaan.
Men gedeelte Uwer keert naar hunne stations terug, een ander gedeelte blijft ie Celebes achter, tol handhaving der blokkade.
185
velhobber aan do landmacht vinden wij in kapitein Porolaors werk geen gewag gemaakt; ook zij heeft vele en goede diensten bewezen en de verschillende wapens hebben niet alleen in het gevecht, maar ook — schoon uit den aard der zaak met weinig opgewektheid bij het opwerpen van de versterking te Madjoa rnimschuots stol tol tevredenheid gegeven.
Ofschoon kolonel Waleson de onrustbarende berichten hetreiïende de voornemens der Uoniörs wol overdreven moest achten, eischte toch do voorzichtigheid, dat men zo niet geheel in don wind sloeg. Daarom had hij do dotachomonten van hot li0 bataljon onverwijld naar do plaats hunner bestemming gezonden en last gegeven, dat hot 10 bataljon volgons het oorspronkelijk voornemen naar lïatavia, hot .'t1' daarentegen, dat minder verliezen te betreuren had, ton spoedigste naar Makassar zou vertrokken, opdat deze stad in geval van oen aanval een krachtigen weerstand zou kunnen bieden.
Nadat do troepen ingescheept waren, worden de transportschopen tot buiten straat Saleijer gesleept on men was zoo ijverig in do weer geweest, dat het laatste transportschip al den 24'tcquot; April do reis aanvaardde.
De eerste expeditie tegen hot rijk lïoni was dus algeloopon: roemvol voor onze troepen en beurediyend, olschoon niet n/doend. wat don verkregen uitslag aanbelangt. Doch die veldtocht was ons op zware verliezen te staan gekomen: 528 man '). namelijk :}|ti
laal.s(.(! bnveol ik jum, voort, te giuui in trouwe pliehtshcU'iiehtiug. Hoe mcci' zi'Hopoircrinfi' en toewijding, lior meer oor.
«1 toofdkwurticr Üadjoa. don '.l'10quot; April 1852.
uDc kolonel, kontuutudunl en chej' der Honisc/n- expodilii'. n VVaIiKson.quot;
') Do verliezen bedroegen voor de verschil lende korpsen :
Hel ;V' biitaljon inliintorie verloor ^1 I'luropeaiieii en dl Amboinei'/.en;
« 'O6 quot; « n 72 u ii (53 Inliiiulers;
n ' 'l' // // ii ïMI ii n 72 n
186
Europeeschr on 212 inlandscho soldaten, waren gesneuveld of over-loden, zoowel op het oorlogstooneel als later tengevolge van de expeditie.
Do kleine bezetting van Uadjoa bleef dus op het weinig herbergzaam strand van Boni achter, om deze versterking aan den vijand to betwisten: reeds op zich zeil een zware taak voor een garnizoen vun slechts 180 man, vooral wanneer de Honiërs door het vertrek van de hoofdmacht weder stoutmoedig mochten worden.
En oneindig moeielijk dreigde die taak te worden, toen de ziekte bleef voortwoeden. Men had gehoopt, dat na het vertrek der overige troepen de gezondheidstoestand verbeterd zou zijn ; maar nog voordat iiot laatste gedeelte der vertrekkenden de reede verlaten had, zag de komnmndant van Badjoa zijn manschap tot 1 lü valiede manschappon verminderd, en het aantal zieken scheen zich niet tot die zeventig te zullen bepalen.
I hulde de vijand onder deze omstandigheden een aanval ondernomen, het zou ondoenlijk zijn geweest dien af te slaan. Gelukkig had men zich niet bedrogen in de overwegingen, die tot tie keuze van üadjoa als permanente versterking geleid hadden; want de communicatie tusschen de bezetting en de oorlogsbodems, die de roede bewaakten, werd geen oogenblik afgebroken, zoodat de zieken door gezonde soldaten konden vervangen en het garnizoen geregeld van hot noodige kon voorzien worden.
Wel to verwonderen was het, dat de vijand niet al dadelijk de
de kavalcric viui .lavu verloor 36 Europeanen ;
h (ipoilflei'-hiitteni n 17 « equot; ö Inliimlei'P;
„ 8ponrier-batterij n 'gt; « « I n f'11
a (Ir konipuifiiic sappeurs « 3 « «Iquot; «
to samen 316 Europeanen en 313 Inlaiulors.
totaal...... 528.
Ilrl aantal nianscliappen. dal hel 5'' hulaljon, de ilelaehenicnlen artillerie en kavaleric van Celebes eu de koelies verloren hebben, staat niet vermeld.
187
bezetting begon te verontrusten ; te meer, daar bij niet wars van vijandelijkheden scheen te zijn, zooals aldra bleek door den aanslag op liet stoomscliip «Groningenquot;.
Dit vaartuig namelijk stiet den l)'10quot; Mei ter hoogte van Sindjai voor de Tanka op een batik en alle pogingen, in het werk gestold om het weer los te krijgen, waren vruchteloos. Dadelijk schoolde het volk aan 't strand te samen en vuurde met klein geschut op het stoomschip, zonder evenwel eenige schade aan te richten.
Toen de duisternis hegon in te vallen, hield dat schieten op, 'tgeen de kommandant van de «Groningenquot; niet had durven beantwoorden, daar hij vreesde dat de schokken, door de losbranding van het geschut veroorzaakt, het schip, dat van voren vastgeraakt was, zouden benadeelen.
Des nachts vernam de zeer waakzame manschap het geluid van dajongs ol' pagaaien in liet water; men kon door de duisternis op grooten afstand niets onderscheiden, doch vermoedde dat de vijand het schip wilde afloopen. Ten einde hem eens een lesje te geven, hield men zich doodstil aan boord en liet den vijand ongestoord naderen, na do vuurmonden met kartetsen geladen te hebben. Tol verwondering van de schepelingen duurde het tot middernacht. voordat men iets van den vijand vernam, ofschoon deze onbevreesd naderde en slechts door den hevigen wind belemmerd werd. Om een uur zag men eindelijk de prauwen zich op de donkergrauwe watervlakte afteekenen. Men liet ze ongestoord zoover naderen . totdat ze goed onder schot waren, en hoewel de Doniörs geweerschoten losten, beantwoordde men dat vuur niet dadelijk. Maar eensklaps veranderde de toestand; donderend klonk de losbarsting van een dertigponder in den stillen nacht en die vuurmond, gericht op het grootste en meest bemande vaartuig, zond zijn lading kartetsen onder den dicht opeengehoopten vijand. En meteen knetterde het geweervuur der schepelingen.
■
188
Een angstig scliioeLiwen en gillen on men veinam niets moer van lt;loii vijand.
liet gehikte niet, 'io wGroninyoii' van lt;lo rnoddorbank to kiij^on. dan door do vcrcenigdo pogingen van hot stoomscliip ))Mora[)i en de «i'rinses Ameliaquot;, en eerst nadat de «Groningenquot; 15,000 pond steenkolen over boord geworpen had.
De eerste Bonischo expeditie was afgeioopen, zonder dat — hoe nood de troepen zioii ook hadden gehouden en hoeveel inspanning van hen gevergd was - de beoogde resultaten verkregen waren. De houding van den vijand bewees, dat er nog in de verste verto neon sprake van een staatkundige beslissing kon zijn en dat zells de tuchtiging, welke het weerspannige Boni ondergaan had, niet voldoende was geweest oin zijn trots to Inuikon, zelfs niet om hel van verdere vijandelijkheden at te houden, getuige de aanval tegen het stoomschip «Groningen beraamd.
Tegen het beleid des opperbevelhebbers verhiel'zich menige stem; tal van brochures zagen het licht, waarin de geheole loop van de expeditie werd afgekeurd en de verkregen resultaten ongeveer tot nul worden gereduceerd; zelfs in do Tweede Kamer werd, toen hel traetaai omtrent de regeling van do grenzen dei' Nederlandsche en l'ortugeesche bezittingen op Timor en aanhoorige eilanden in behandeling was. het beleid zeer afgekeurd en over traagheid in do voorbereiding der expeditie en in het ageeren tegen den vijand geklaagd.
Geheel onbillijk zijn die klachten niet; evenwei moot men rekening houden met de grooto bezwaren, die moesten worden overwonnen. Zeer onrechtvaardig daarentegen was de beschuldiging, dat de troepen niet naar behooren zijn verzorgd geworden; dit is, de omstandigheden in aanmerking genomen, in zeer voldoende mate geschied. Hel eenige, wat men de autoriteit met grond ten laste lemren kon. was het gebrek aan versch vleesch; maar men was
189
Vim do meenin^ uitgegaan, dat lioiii kuibouwii in overvloed bezat (Mi had niet voorzien, dat de vijand met vrouwen, kinderen en vee liet binnenland zou intrekken en oji den duur tot toenadering ongezind zou blijken te zijn.
De ware oorzaak van de ellende, waarmee bet laatste gedeelte van deze expeditie gepaard ging, was bet opwerpen van de redoute; liet is een overbekende zaak, dat in die gewesten bet ontgraven van grond, vooral aan liet strand, in verreweg de meeste gevallen ziekten doet ontstaan; zoo ook hier. Want tot op den dag, dat de mansrbap aan bet grondwerk was gezel, kon de gezondheidstoestand zeer bevredigend genoemd worden, doch van al dit tijdstip is hij zeer verminderd en ten laatste zoo onrustbarend geworden. dat de oliperbevelhebber, zieh grondende op de adviezen van de chefs van diensten, tot het staken van de expeditie moest besluiten.
Ofschoon het altijd moeielijk is, zelfs voor hen die aan een veldtocht deelnamen, om de operatiën af'te keuren en te verzekeren, dat de alloop gunstiger zon zijn geweest, wanneer anders ware geageerd geworden, schijnt ons toch de door velen gedeelde meening, dat het beter ware geweest wanneer men zich in de hoofdplaats zelve versterkt had, op goede gronden te berusten. Ten eerste hadde men dan niet grond aan het strand behoeven te verwerken, alwaar men doorgaans op koraalbeddingen stuit, die ongezonde uitwasemingen verspreiden, zoodra de grond geroerd wordt; ten tweede hadde een duurzame vestiging in de hoofdplaats van Boni meer indruk gemaakt, dan het vertoeven in een redoute op een strandplaats.
liet gedeelte van de opdracht, dat door onze troepen moest volvoerd worden, namelijk de afstrafling van het rijk l'oni, is inlus-schen glansrijk vervuld en niemand zal betwisten, dat de eerste lloiiische expeditie, al heeft zij niet voldoende resultaten o|)geleveid. wederom o|inieu\v voldingend den moed en de volharding van onze troepen heeft bewezen.
190
Te Makassar aangekomen, moest kolonel Waleson meer en meer ervaren, dat de geruchten van een inval des vijands schromelijk overdreven, zoo niet geheel uit de lucht gegrepen waren, en hij besloot om het 3e bataljon, het peloton kavalerie van Batavia en de halve 3ponder-batterij naar Java terug te zenden, daar die troepen tlians best yernist konden worden en tevens dringend eenige i'ust noodig hadden. Op bevel van hoogerhand moest hij echter dit voornemen laten varen, en de troepen werden in bamboeloodsen onder dak gebracht; de regeering had namelijk gelast, dat die troepen, zoodra zij weer wat op hun verhaal zouden zijn gekomen, naar de Noorder-districten moesten worden gezonden, om in verband met de mobiele kolonne aldaar te handelen. Hoewel die kolonne door onophoudelijke marschen in woeste, bergachtige streken veel vermoeienissen doorstond en door besmettelijke ziekten zwaar geteisterd werd, waren de resultaten van hare werkzaamheid niet zeer belangrijk, daar zij het Bonische grondgebied niet bereikte en last ontving om te Tanradjare een kamp te betrekken. Toch had kolonel Waleson nog liet voornemen, om van dien kant tegen het Bonische rijk te ageeren; want dat de paden dooi' de bergpassen aldaar onbegaanbaar waren, moest aan het regenseizoen worden toegeschreven. Na alloop daarvan zou de communicatie gemakkelijker te onderhouden zijn. De kommandant der mobiele kolonne, majoor Ardescli, werd naar Makassar ontboden, na het bevel aan majoor Heisterkamp te hebben overgegeven.
fntusschen had de kommandant van de redoute te Badjoa een moeielijke taak to vervullen. Het gerucht liep, dat er eene partij in l!oni was, die de koningin wilde onttroonen en Aroe Palakka — die bij het volk zeer bemind, doch hij de koningin en dn rijksgrooten gevreesd was, waarom hij scherp gadegeslagen en weldra zelfs als staatsgevangene beschouwd werd — tot koning te kronen. Daarom besloot kapitein IJijkens zich met hem in verbinding te stellen en
191
hij zond een gevangen Uoniër naar A roe Palakka met een briefje, waarin iiem werd meegedeeld dat, ais hij voor de Nederlanders partij wilde kiezen, hij van hen niets te duchten had. Zooals men verwachtte, was hij dadelijk bereid om zich bij ons aan te sluiten, en hij zond een vertrouwde met een brief aan kapitein Rij kens, waarin hij verzocht dat de troepen hem uit zijne gevangenis zouden komen bevrijden en onbewimpeld verklaarde, onze partij te kiezen ').
Of) Aroe Palakka kon men dus rekenen, en dit was al voel gewonnen. In 't begin van Juli verscheen hij met een gevolg van honderd man in de hoofdplaats van Celebes, werd met open armen ontvangen, goed gelogeerd en verzorgd, en degouvernements-com-missaris wist hem over te halen, zijn invloed aan te wenden om zoo mogelijk de bevolking van Boni, Sindjai enz. tot onderwerping te bewegen.
Daartoe vertrok hij den 4,lcquot; Augustus op het stoomschip «Maduraquot; met den Nederlandschen secretaris voor inlandsche zaken Hakker naar Boelekomba, en verspreidde eene proclamatie onder de bevolking.
Dat curieuse document was aldus gesteld :
i) IV overzetting van den brief van Aroe Pnlakkn is :
//Mijn groot aan den kapitein van liadjoa !
«Ik heb uwen brief gezien en alles verstaan wat dezelve behelst, (üj wilt quot;wd met mij en ik wil nw broeder zijn. Ik begrijp itirl wat die oorlog beteekeut: ik heb nooit willen veehten tegen de kompiignie. Als ik geweten had dat er oorloquot;' /.oude komen, zon ik sedert lang weggegnan zijn, want ik wil niet zoo niet liet (rou\ernement. Ik wil met mijne bevolking bij hetzelve overkomen; ik ben altijd voor het Gouvernement geweest en wil niets met Roni te maken hebben. Ik vraan genade aan den kapitein van liadjoa; ik wil niet vechten voor Honi; moeht er gevochten worden, dan kom ik onmiddellijk over bij het (ionvernement. Als ik kan, vlucht ik naar Makassar; doch-ik word tot heden te streng bewaakt door mijne vijanden; mijne goederen zijn allen weggenomen door de koningin van Honi en zij wil ze niet teruggeven, ofschoon ik het al verscheidene malen verzocht heb. Ik vraag assistentie van de kompagnie om mij te bevrijden en verzoek antwoord terug.
192
))l' li O C L A .M A T l E
komende van Aroe Palakka en gericht tot de grooten en geringeren t)ii(ler liet volk van lioui, Sindjai enz.
«Hoort allen naar lietgeen ik zeggen zal.
»1 let Netlerlandsclie Gouvernement heeft den oorlog niet gewild, maar is daartoe gedwongen geworden door beleedigingen van Itoni.
«Zelfs toen het met een groot tal van schepen en vele soldaten voor liadjoa lag, lieett het Gouvernement aan de koningin en den lladat de keus gelaten tusschen vrede en oorlog.
«Gehoor gevende aan de stem van slechte raadslieden, heeft de koningin liet laatste verkozen.
)iDaaruit zijn ontstaan gebrek en armoede voor den kleinen man, en terwijl duizenden daarvan het slachtoller worden, blijft zij steeds doof om een stap tot vrede te maken.
«Zij kan dit ook niet. omdat zij krankzinnig is, onder vreemden invloed verkeert en slechte raadslieden (Datoe Sawito) bij zich bewaart; terwijl de goedgezinden worden verwijderd, gelijk dit met mij is geschied.
„Hel Gouvernement, eenmaal den oorlog begonnen, zal dien nief eindigen, vóór het voldoening hoeft verkregen.
«Daartoe bezit het tal van krijgsvolk en vele groote en kleine schepen, waartegen lioni niet bestand is.
«Handel, landbouw, visscherij werken niet.
ftlleeds zijn armoede en gebrek hoog gestegen en zal hot voortzetten van den oorlog dit kwaad nog erger doen worden.
«De koningin bezit geen Donisch hart; omdat zij anders wel medelijden met haar land en volk zou betoonen.
«IJoni is nooit grooter en machtiger geweest, dan toen het in hondgenootschap met het goevernement leefde.
«Mn is het ongelukkig, omdat de koningin luistert naar den raad van vreemden, die meer het kwade dan het goede verlangen.
11)3
wiMijiic vooroudcis en daai'oiidor ilc.' groote Aroe l'alaka (l'atla Malampoö gamana), dio vroeger met belinlp dor Compagnie lic.l rijk van lioni van uit de slavernij gered on naar de iioogte hooit gebraolit, die vooronders liebbon op hun sterfbed Imnne nakomelingen doen beioven, steeds in vriondscbap met de Nederlanders te leven.
«Daarom heb ik mij nu naar Oedjoeng Pandaug (Makassar) begeven en ben daar wel ontvangen en behandeld.
«Daarom roep ik nu een ieder uwer, die rust ol' vrede verlangt, die handel, landbouw, vissoherij en bedrijvigheid wensebt te zien terugkeoren, om zich aan mijne zijde te scharen.
«Daar waar men mijn raad opvolgt en zich bij mij voegt, zal de oorlog dadelijk ophouden en bescberming worden verleend; terwijl niemand meer bemoeielijkt zal worden ol' bevreesd behoeft te zijn over hetgeen gebeurd is.
id)il beloof ik u allen plechtifilijk.
wAlzoo zijn mijne woorden.
«Geschreven te Makassar op heden 25 Juli des juurs 1850.quot;
liet laat zich hoeren, dat het resultaat van Aroe Palaka's belangwekkend staatsstuk niet zeei' groot was; toch was hot van veel waarde, dat bij voor ons gewonnen was. Men trachtte nu mot bet honische hof onderhandeliugon aan te knoopen en oen paar vertrouwde personen worden door don assistent-resident van Maros daarheen gezonden om do koningin en den Nadat er op te wijzen, dat het Nedorlandseh gouvernement wel tot vergevensgezindheid bereid was, wanneer men voor rede vatbaar mocht blijken te zijn, doch dat aan don anderen kant als voorwaarde werd gesteld, dat aan de gestolde eiscben zou worden voldaan. Zoo niet. dan zonden de vijandelijkheden niet gestaakt worden, alvorens zulks door geweld van wapenen vork regen zou zijn Men maande de vorstin
dus aan, om onverwijld gezanten naai Makassar te zenden, ten
li!
194
oiiulo een nieuwo ovei oenkomst o]) nador meo te fleelon voorwaarden te sluiten.
l)n/e zendelingen worden idot bij de koningin toegelaten, naar men voorgaf, omdat zij liare drift niet zou kunnen beheerschen, daar zij van geen vrede wilde hooren; de Rijksbestierder echter nam kennis van don inhoud der missive en overwoog dien met Aroe l'otodjo, den bevelhebber der Bonische krijgsmacht.
liet antwoord, dat zij gaven, deed zien dat het hun geen ernst was om tot een vredelievende beslissing te geraken; zij stelden namelijk als eerste vredesvoorwaarde, dat de redoute ontruimd en de golf van Boni door onze vloot verlaten zou worden.
Trouwens men verwachtte ook niet anders, en kolonel Waleson had reeds in Juni bericht ontvangen, dat slechts op het gunstige jaargetijde gewacht werd om een tweede expeditie naar Boni te ondernemen; werkelijk werd bij gouvernements-besluit van 20 September IS59 bepaald, dat de landmacht voor deze expeditie zou bestaan uit:
liet V' en het li' bataljon infanterie, respectievelijk van Sama-rang en Batavia;
een eskadron kavalerie, waarvan 7* zich te Salatiga en 7 op Celebes bevond ;
een halve Bponder-batterij met 4 handmortieren, op Celebes aanwezig, met eene sectie bespannen houwitsers van 12 centimeter, van Salatiga; en een halve kompagnie sappeurs, mede op Celebes aanwezig. Tevens zou ten dienste der expeditie gebruik gemaakt kunnen worden van do bezettingstroepen van Celebes en Onderhoorigheden, namelijk het halve .7' bataljon eu het garnizoensbataljon , alsook de aldaar behoorende artillerie en kavalerie.
Verder zouden SOÜ koelies worden meegenomen. Tegen het oorspronkelijke voornemen van liet Departement van Oorlog om ket-tinggangers mee te nemen, had hel Hoog (lerechlshol van Neder-
195
liiiiilscli-lndic zich verzet, daai' in de vonnissen van die veroordeelden bepaald vermeld stond, waar zij dat vonnis moesten ondei'gaan.
Bij gouvernements-besluit van 5 October 1859 was bepaald, wolke ooriogsscliepen aan de expeditie zouden worden toegevoegd. Na vervanging van het stoomkorvet «Prinses Amelhiquot; en de stoomschepen «Maduraquot; en «Lansierquot; , allo drie tot het blokkade-eskader behoo-rende, zou de zeemacht bestaan uit:
de stoomschepen «Gedehquot; en «Admiraal van Kinsbergenquot;, de stoomkorvet «Medusaquot;, de schroefstoomschepen «Soemhingaquot; en «l'aliquot; en de schoenei brikken »Item bangquot; en «Padang.quot;
Tot opperbevelhebber dei' expeditie werd benoemd hntenanl-generaal .1. van Swieten, kommandant van het Nederlandsch-lndisch leger, wien de majoor der infanterie Staring als chef van den sla! werd toegevoegd; de zeemacht werd gesteld onder de bevelen van den kapitein-ter-zee Courier dit Dnbikart, dieevenwel wegens zieklc als zoodanig vervangen werd door den kapitein-luitenant ter zee Westerouen van Meeteren.
Kn nu werd met de meeste energie, onder de zorgzame leiding van generaal van Swieten, de hand aan '1 werk geslagen, om de noodigo en veelomvattende toebereidselen te maken voor de tweede Honisebe expeditie.
Hoezeer men zich ook beijverde om nog meer spoed te maken dan de eerste maal geschied was, toch altijd moest er eenig geduld worden uitgeoefend, voor dat alles gereed was; maken wij hiervan gebruik om ((en vluchtigen terugblik te slaan op de verrichtingen van de mobiele kolonne in de Noorder-districten van Celebes.
Te Pankadjene waren in de maand Mei onder do troepen gevallen van dyssenterie geconstateerd; tot op dat tijdsti|i echter was ook aldaar niets van den vijand vernomen en eenige verkenningen naar de Uerg-regentschappen hadden doen zien. dat de bevolking lot dusverre aan geen vijandelijkheden dacht.
I DC»
Daarentegen had men reeds vroeger moeielijkheden ondervonden met liet aan Sopeng leenroerige landsehap Mario-ri-Wixwo, welke verwikkelingen thans den toestand nog kwamen complieeerun.
In den aanvang van lcS5S namelijk was er oneenigheid ontstaan tnsschen Basso Iiatoe l'oetie, hoofd van Mario-ri-Wawo, en zekeren Lasangadjie Datoe van Bakka, echtgenoot van ile koningin van Tanette, mede aan ons leenroerig. De zaak werd door eerstgenoemde onderworpen aan de uitspraak van den gouverneur van Celebes; deze stelde Datoe l'akka in het ongelijk on veroordeelde dien prins tot het schadeloos stellen van de tegenpartij. Maar toei, Basso Batoe Boeli die gelden wilde betalen, weigerde Datoe Mario-ri-Wawo ze aan te nemen; en toch was hij het geweest, die de beslissing aan den Nederlandsehen ambtenaar overgelaten had.
Alle pogingen, om hem tot inkeer te brengen, leden schipbreuk o11 zijne onverzettelijkheid en zelfs ontzag hij zich niet, een inval in Tanette te doen en eenige kampongs af te loepen.
Dit werd door den gouverneur van Celebes terecht als een schending van het Bonggaaisch tractaat beschouwd, en Datoe Mario-ri-Wawu werd aangezegd, zich te Makassar te komen verantwoorden; maarondei den invloed van Honi weigerde hij, te verschijnen, en de gouverneur van Celebes deed aan het Opperbestuur het voorstel, om hem door kracht van wapenen tot reden te brengen. Er was door het Gouvernement besloten, dat na afloop van de expeditie tegen Boni een afdeeling. tut de expeditionaire troepen behoorende, zoude kunnen aangewend worden, om ook die zaak in orde te brengen, voor het geval dal dit niet reeds door minnelijke schikking mochte geschied wezen.
Dit oogenblik scheen thans aangebroken. Kr waren troepen beschikbaar, de Doniërs hielden zich rustig, en er was door den gon-vernenr van Makassar aan Datoe Mario een ultimatum van 14 dagen gesteld; wanneer hij zich dan niet onderworpen had, zou het Gouvernement hem tuchtigen.
Zeer te betreuren was het, dat men die zaak had aangeroerd.
197
zonder de macht te hebben om haai lot een ^oede oplossing te bi'ciigen. Igt;e zendeling, die den brief voor Datoe Mario uverbraeht, werd niet eens bij liem toegelaten , maar ontving door tussi lie.iikomsl van Datoe lïotto, den vader van Datoe Mario, ten antwoord, dat deze laatste zich met den vorst van Sopon^! te Boni bevond en dat men de troepen met de wapens in de hand zou afwachten.
Toen nu de gouvernements-commissaris tot vijandelijkheden wilde overgaan, meende kolonel Waleson dat do troepen, die zoozeer door ziekte geteisterd waren, niet sterk genoeg waren om dien tocht ie aanvaarden; te eer achtte hij liet onraadzaam, zich met Mario-ri-\Vawo in te laten, daar dit landschap ten oosten door Sopeng en Boni begrensd werd, en vorst Datoe Mario op vertrouwelijken voet met die Hij ken verkeerde, zoodat men alle kans had om Sopeng — dat tot dusverre de onzijdigheid bewaard had — de wapenen tegen ons te zien keeren en bij een inval in Mario-ri-Wawo tevens op de lïonische krijgsmacht te stuiten. Daarom was het niet goed geweest. ons met Datoe Mario te bemoeien on de regeering te Batavia, beslissende dat de tuchtiging van dien vorst tol hetere tijden diende uitgesteld te worden, kon do opmerking niet weerhouden dat het verkeerd was geweest, tot het stellen van een ultimatum over te gaan, als men niet de zokorhoid had om aan de gedane bedreiging gevolg te kunnen geven.
Zulks moest natuurlijk schadelijk werken, en zoodra het ultimatum overhandigd was, vernam men reeds onrustbarende geruchten van een voorgenomen inval in onze Noorder-districten, zoodat kolonel Waleson het noodig oordeelde, onze mobiele kolonne te versterken en den kommandant dier kolonne te gelasten om een kom-pagnie van het garnizoons-bataljon naar Sigeri te zenden, en daarvan een detachement van 50 man naar Tanette te dirigeeren. Kn toen de geruchten aanhielden, dat Tanette door een inval weid hedrei^d. werd het garnizoen van de hoofdplaats met ')1 man van het I 'c bataljon versterkt.
Kolonel Waleson had zii'li in porsoon hegeven naar Maros, waarop 'Ie 1 ionicrs een aanval biM'aanuleii; vei'volgens zette liij de i'eis voor! over l'ankudjeue, Sigeri (üi Tauotte, de troepen overal aanmaneiKh» otn, als de vijand een aanval mocht beproeven, goed stand te hou den, maar hij keerde naar Makassar terug, van oordeel, dat al de heriditen van hcraamde invallen als naar gewoonte zeer overdreven waren. En toen deze bleven aanhouden, begon men te begrijpen dat de vijand door liet uitstrooien van die looze geruchten ten oogmerk had, onze troepen door noodeloos mareheoren af te matten. Daarom werd door kolonel Waleson gelast, dat voortaan de verdediging der 1 !erg-regentsehappen aan de bevolking kon worden overgelaten; alleen dan, wanneer een aanzienlijke vijandelijke machI zich mocht vertoonen, zoude men haar moeten aantasten.
lie kominandant der mobiele koloime te 1 'ankadjene vernam, dat de lioniërs te l'adjora, te Uiabaloe en te Tamelassa op de accessen naar lam rijk versterkingen hadden opgeworpen, die goed bezet waren. Desniettemin begonnen de herhaalde geruchten, waarvan tot heden niets bewaarheid was geworden, op den duur vervelend te worden, ofschoon van den anderen kant de vijand weer te weinig te vertrouwen was om er geen aandacht aan te schenken. Kn eindelijk had er een inval plaats; de kominandant der mobiele koloime bekwam namelijk do tijding, dat de Uoniërs den i;}1'quot;quot; Augustus Tjamba binnengerukt waren.
Majoor Heisterkamp besloot mi onverwijld met twee kompagnieën naar Maros en van daar naar Tjamba op te rukken, terwijl majoor lielle met een kompagnie infanterie en een sectie ^ponders Maros moest bezetten.
Aan zijne koloime, samengesteld uit de l'' kompagnie van het garnizoensbataljon en de ¥ van bet .V bataljon, waren handmortieren toegevoegd.
Den eersten ila^ bereikte men Somangi, doch den volgenden morgen moest oen bergpas worden doorgetrokken, langs een onbegaan-
190
baren weg en meermalen iloor een nauw ilólih'' üisselien bijkans loodrechte rotswanden.
Na een bij gevolg zeer al'mattenden marsch te Lahoeadja aangekomen, veinam majoor Heisterkamp, dat door de hier gestation-noerde tiocpen verkenningen gedaan, doch geen vijanden ontmoet waren, hoewel daarom nog volstrekt niet op de bevolking kon gerekend worden.
De regent van Tjamba, wien de last verstrekt was om zidi bij don kommandant aan te melden, liet weten, dat do Jjoniërs hem beletten om aan dat bevel te voldoen. Men kon dus betreilendc don vijand niets te weten komen, noch wat zijn getalsterkte betrol. noch waar hij zich had opgesteld. Men moest slechts afgaan op de berichten van een inlandsch hoold te Maros, Daeng iMarewa genaamd, die eenige aanwijzingen wist te geven, waar de vijand zich ophield.
Tc Laboeadja had de kolonne-kommandant zijne troepen met een kompagnie van het 3° bataljon versterkt en nu word op de volgende
m
wijze naar Tjamba opgerukt: aan het hoofd bevond zich laatstgenoemde kompagnie — even als do anderen in kompagnies-kolonno-met oene voorhoede van 30 man. Onmiddellijk na de lc volgde de 2' kolonne (lt;le \K kompagnie van het 5' bataljon), daarop de koelies en de ambulance, en ten slotte kwam de 3U kolonne, bestaande uil een kompagnie van het garnizoens-bataljon. lüj de 1° kolonne he-vond zich de kommandant. zoo mede hot hoofd Daeng Marewa.
Aan een rotsachtig terrein gekomen, meldde Daeng Marewa dat de vijand zich daar bevond, ofschoon men in quot;t eerst geen spooi van hem zag.
Langzaam, voorzichtig en goed opsluitend voortgaande, ontdekte men weldra achter de rotsblokken eenige inlanders, gewapend met geweren en lansen. Hot bleek, dat de vijand zich op een allergunstigst, schier ongenaakbaar terrein, op steile rotsen dij terrassen vormden, had opgesteld, met het kennelijk voornemen om ons hier
200
den doortocht te betwisten. De l' kolonne, den nauwen bergpas verlaten hebbende, betrad thans oen kleine kale vlakte, midden voor ile vijandelijke stelling gelegen en lormeorcle eene pelotons-kolonne, om bet ravijn dooi1 te gaan; eensklaps werd de stilteal'ge-broken door de geweerschoten, die de goed gedokte vijand van uit /.ijn srluiilhoeken op onze deploycerende troepen richtte, welk vuur dadelijk door onze tirailleurs beantwoord werd. Dit vuur, hoewel versterkt door dat van de tirailleurs der 2° kolonne, had weinig resultaten, waarom aan de 1° kolonne gelast werd, het ravijn over Ie trekken en zoo mogelijk den vijand in den rug te vallen. Ook bier bleken de lioniërs bevreesd voor een omtrekkende beweging 'e /.ijn; want onmiddellijk verllauwdc hun vuur.
Wel kon de h kolonne er niet in slagen, de vijamlelijke stelling le omtrekken en onverrichter zake moesl zij zich weder bij de lioordniufht voegen; maar toen thans de gezamenlijke kolonnes oprukten. werd men niet meer door den vijand bestookt en het bleek, dat de beweging van de 1' kolonne hem tot een tamelijk overhaasten terugtocht genoopt bad. Slechts een uur had het gevecht geduurd; toch was de positie, welke de vijand bezet had, van nature sterk en met oordeel gekozen.
Nu eerst vervoegde de regent van Tjamba zich bij kolonel Heisterkamp. Wel is waar vermoedde men, dat hij het met den vijand eens was, maar de bewijzen ontbraken — al meenden eenige sol-dateu zijn paard, een vos, te midden van de vijanden gezien te hebben. Maar men liet toch geen wantrouwen blijken.
Zonder verderen tegenstand te ontmoeten te Tjamba aangekomen , zag men dat de bevolking met tilbare have in het gebergte gevlucht was; de troepen bivouakeerden buiten de kampong, en toen men vernam dat de üoniërs weer over de grenzen waren getrokken, besloot de kolonne-kommandant tot den terugtocht naar l'ankadjene. Een kompagnie van het bataljon bleeC te Laboeadja.
Ook op andere plaatsen trokken de Doniërs over dlt;' grenzen en
201
hadden eenige schermutselin^on plaats. Weldra hoorde men dan daar ter plaatse; niets meur van don vijand , totdat hij weer ergens anders /.icli vertoonde. Zoo vernam o. a. de niilitairc kom-mandant to Sigei i, dat de vijand van uit Mario-Wawo over hanioc-roe eti Tanette zich op ons grondgebied vertoond had; dientengevolge rukte kapitein Wiegand met zijne kompagnie het landschap Itanga in, zoomede kapitein Termytelen, de militaire kormnan-dant te Sigeri. liet gelukte hun den vijand te verrassen, en ook hier werd hij over de grenzen gedreven. Hoezeer alzoo van ernstige gevechten geen sprake was, neemt dit niet weg dat onze troepen groote vermoeienissen te doorstaan hadden; slechts zelden konden zij den vijand tot staan hrengen, zoodat ilii onophoudelijk heen (Mi weer rnarcheereu den soldaat op den duur zeer moest verdrieten.
De pogingen, door Aroe l'alaka aangewend om de hewoners van Sindjai te bewegen, onze partij te kiezen, waren totaal mislukt en zijne gezanten, die te Sindjai de vroeger vermelde proklanuitie hadden willen verspreiden, waren vermoord. De bevolking deed zell's -Ti September een inval op ons grondgebied.
liet was duidelijk, dat er onder den invloed van lioni gehandeld word. Ook op andere plaatsen van Celebes openbaarde zich telkenmale eon onrustbarende geest van verzet.
I'.ij voorbeeld de regent van Gelissong, genaamd Daong .Maliera. was wegens oneerbiedigheid jegens den civiolen gezagheliber door den gouverneur van Makassar ontslagen; doch bij weigerde do i ijksornamenton uit te leveren, hotgoon eerst gesellieddo toon een kompagnie infanterie naar (iolissong gezonden werd.
Daar dat verzet in het Gelissongsche aanhield, had kolonel Wa-leson de '2' kompagnie van het I iL' bataljon, onder kapitein Hoekers, met eene sectie dpondors daarheen gezonden; op haar rnarsch door bot Goareoschc grondgebied — waarvan den koning kennis wasge-geven, terwijl deze de kampong lionto Xompo tot nachtkwartier bad aangewezen — moest in die kampong een Knropeosch onderollicier
202
wegens /iekte achter blijven; na liel vertrek der troepen werd die ongelukkige aizoo midden in een bondgenootscliappelijk land ziek en weerloos door sluipmoordenaars gedood.
Kapitein Hoekers ontmoette den IS110quot; te 1'aleko de kolonne van Leyden; vereenigd rukten zij naar Lassong o[), om dit te tuchtigen. zoomede naar Loa, waar de woningen van gouvernements-arhelders door de bevolking verbrand waren.
Het bleek echter, dat de rust zonder verder wapengeweld herstelde, en daarom was liet te bejammeren, dat de civiele gezaghebber, de beer W. O. Uurgemeestre, zich niet ontzag, om eigenhandig de woning van het weerspannig hoofd van Polong 1 iankang in brand te steken; deze weinig voegzame daad betaalde hij niet zijn leven, op verzoek van den kolonne-kommandant om de troepen te Takalai een belioorlijke verzorging te bereiden, had de heer ljurgemeestre zich bereid verklaard, mot een paar man vooruit naar Takalai' te ^aan, tevens zich latende ontvallen dat hij van plan was, om op zijn doortocht te Solonga het huis van bovengenoemden regent in bramI te steken. Hoewel hom dit door kapitein van Ley den ernstig werd ontraden, stak hij, te Solonga aangekomen, — niettegenstaande de 1 luitenant Penning Nieuwlaud, die als stal'-ol'licier aan de kolonne toegevoegd en als kwartiermaker met hem meegegaan was, hem nogmaals nadrukkelijk aanmaande om dat niet te doen — persoonlijk de bedoelde woning in brand. Het volk verzamelde zich nu, bedreigingen lieten zich hooron on 3t)U man, met lansen gewapend, kwamen aangeloopen. Daar do onvoorzichtige, behalve door luitenant Penning Nienwland, slechts dooi' 'i inlandsche oppassers vergezeld was, bleel er niet anders overals een overhaaste vlucht. Snel wierpen zij zich te paard, achtervolgd door een tierende menigte; maar wijl deze te voet was, zouden zij zeer zeker ontkomen zijn, wanneer de heer rgt;urgemcestre niet van het paard was gevallen. Met zijn oppasser werd hij door lanssteken gedood, zonder dat aan redding zells gedacht kon worden.
20:5
Luitenant Penning Nieuwiand wist te ontkomen en kwam ongedeerd te l'aleko aan. Een dotaoheinent kavalerio werd uitgezontlen, ten einde te zien wat er van den heer lïurgemecstrc geworden was: men vond de beide lijken. De bevolking trok wei terug in den boseh-rand, maar trachtte liet detachement te omtrokken; mot ruim KHJd man vervolgde zij de kleine ruiterschaar en gelukkig had kapitein Van Leyden een detachement iiiüiuterie onder kapitein Reekers de kavalerio te gemoet gezonden, dat door zijn rottenvuur de vervolgers tot staan bracht.
Toen men goed en wel te Takalar gearriveerd was, bleek het, dat een Europeesche korporaal, die tie bagage vergezeld had, zoomede een inlandsche oppasser, door de bevolking vermoord waren De rust weid echter verder niet verstoord, waarom een kompagnic inl'anterie, de berg-artillerie en de. kavalerio naar Makassar teru^ gezonden werden; te Jionto Nompo gekomen, liet il(^ koning van (Joa in hunne tegenwoordigheid diie inlanders, die schuldig waren bevonden aan den moord op den Europeeschen sergeant gepleegd ter dood brengen.
liet bovenstaande zal voldoende zijn, om den geest van de bevolking ook in de ons onderworpen en de bevriende staten te kun non beoordeelen. Omtrent den invvendigen toestand van het rijk lioni tegen het tijdstip, dat de tweede expeditie zou vertrekken, liepen de berichten zeer uiteen.
Nu eens hoorde men verzekeren, dat er ongenoegen was ontstaan tusschen de koningin en den Rijksbestierder, terwijl er tengevolge van de onalgebroken blokkade hongersnood heerschte; dan weder hadden oorlogzuchtige berichten do overhand, en men vernam geruchten van allerlei invallen op Nederlandscb grondgebied en van een wanhopigen tegenstand, die beraamd werd. Zooveel was echtei zeker, dat Honi's vorstin achterdochtig was en dientengevolge vele maatregelen trol', welke zeer het misnoegen gaande maakten. De verdeeldheid, die er lindens de berichten in Ünii hoorschte .
204
schoen nogtans don vijaiKi niet te beletten, zich te Pasempa, zoomede te l'ampaiuiea en op onze grenzen te verschansen; voorts zon de koningin, vooi' het geval dat zij wederom rnocht overwonnen worden, naar Soopa do wijk nemen mot al do rijkssieraden, ten einde daardoor te beletten, dat Aroe Palaka tot koning van lioni zon worden nitgeroci)en. Het is toch van algemoene bekendheid dat do inlanders bij liet proclameeron van een voi'st de rijkssieraden urgent achten. De toekomst zon moeten loeren, in hoever al die tijdingen waarheid bevatten; doch al mochten zij ten dooie overdreven wezen, genoegzaam toch bleek er uit, dat men in '1 mins! niet don tegenstand had opgegeven en dat de koningin, zell's dan niet wanneer zij het onderspit zou moeten dolven, besloten was, zich aan het gouvornomont to onderwerpen.
Koeren wij thans naar üatavia terug, waar met spoed hot noodigo voor een tweede expeditie naar lioni bijeongobracht was.
Den lU'1quot;quot; October bad do gouverneur van Celebes en Omler-hoorighedon, tevens goiivernoments-commissaris voor ile Uoniscbo /aken, zich ingescheept om te repatrieeren; zijn opvolger was de hoer A. S. K. Jansen, di(gt; levens als civiel regoerings-commissaris was opgotreden.
(ireneraal van Swieten deed inmiddels al wat in zijn vermogen was, om de samenstelling dor expeditie zoo volledig mogelijk to doen zijn.
Kon zeer verstandige maatregel was, voor de transport vloot ') niet de roods gebruikte koopvaar» I ij schepen te bezigen, omdat dio -molstoHon kondon bevatten; die schepen werden dns afgedankt en 17
') Die li'iinsportvlool hcslonil uil do volgende koopviiardijschupcu
de l'liilips vun Marnix , gcziigvocïdcr; l'l. Van Duyn ;
n Willem I . // Niedleld ,
„ .loliaima, fi 1gt;. I'icard;
1
undoi'o llt;oopvlt;ianliJs(',lR!|)(3n in^ehuunl. ilic flitniiiiil op vrij wnt hctn en voordeeliger voorwaarden werden verkregen dan hij de eerste expeditie, toen men geen tijd luid gehad om deze aangelegenlieid met zooveel zorg en zuinigheid te behartigen.
Dat generaal van Swieten thans tot opperbcvelhehher benoemd was, moest bevreemding baren, nadat hij reeds vroeger eemnaal als zoodanig was aangewezen en toen als zijne meening to kennen gegeven had, dat 's lands belang een andere keuze eisebte. bij welke zienswijze men zich had neergelegd. Toen evenwel de gezondheid van kolonel Waleson zoodanig geleden had , dat de leger-kommandant een voordracht moest doen, om hem door een anderen opperbevelhebber te vervangen, had de gouverneur-generaal te kennen gegeven, dat de zaken in Honi niet met genoeg voortvarendheid behandeld werden en dus verlangde hij, daar niemand zoozeer voor die gewichtige taak berekend was als luitenant-generaal van Swieten, dat deze het opperbevel zoude aanvaarden.
Olschoon van Swieten, als legerkommandant, bij zijne zienswijze bleef, dat die benoeming in beginsel onraadzaam was. moest
de Locvfistcin , ffcznu'vucnlci': Vonck : | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mocsi ir iSocmbaiju de Iroepcu insohupcu. |
206
liij ditmaal toegeven; maar van zijne zijile stoml liij er op, (lat niet, zooals bij de eerste expeditie bepaald was, wanneer er verschil van meening moclit ontstaan tusschen den civielen regeerings-rommis-saris en den opperbevelhebber, eerstgenoemde de beslissende stem zon hebben, maar dat de beslissing aan den bevelhebber dor troepen zon zijn.
Ileeds den l()c,cquot; October waren de voorbereidende maatregelen zoover gevorderd dat do opperbevelhebber liet vertrek der troepen vaststellen kon; dit geschiedde zoodanig, dat alle schepen, wanneer alios goed ging, ongeveer gelijktijdig op de aangegeven verzamelplaats zouden aankomen, waartoe evenals voor de eerste expeditie, wedor de reede van Bonthain was aangewezen. Nog werd hel gonvernoments-stoomtransportschip «Javaquot; ter beschikking van den opperbevelhebber gesteld, om tot hot overbrengen van depêches, krijgsbenoodigdlieden enz. oen geregelde vaart te onderhouden tusschen liadjoa en Batavia ol Soerabaija. Voorts werd aan de ox-peditio een artillerie-park toegevoegd ter bewapening van op to werpen versterkingen; dit park bestond uit 4 korte bronzen zesponders met toebehooren.
Don October vertrok generaal van Swieten van Batavia naar
Samarang, om ook aldaar een oog over alles te laten gaan, onvervolgens begaf hij zich naar Soerabaija, den chef van den staf, majoor Staring, te Samarang achterlatende. Don 31 verliet hij Java met liet sehroefstoomschip «Soembingquot; on den 3'le11 van do volgende maand stapte hij te Makassar aan land.
Don kil29tcquot; te voren was het 11' batal jon van Batavia naar Bonthain vertrokken, don quot;i.quot;»810quot; word hot 41' to Samarang geëmbarkeerd; kavalerie en artillerie werden den 0acn November ingescheept on door do BGodoliquot; op sleeptouw genomen.
/oodra generaal van Swieten to Makassar aangekomen was, had hij hot bevel van kolonel Waleson ovorgonomon: hot bleek hem, dat or van toenadering van lioni's zijde geen sprake was. Juist hot
207
omiiokoerde ; hot goruclit liep, dut li((t |iliiii IjcMiuimd was om den -jciuquot; November de redoute te Uadjoa met een ^roote overmacht aan te vallen, waartoe de vorstin al hare vasallen had opgeroe|)('ii. Overigens hadden de tallooze onrustbarende geruchten , die sedert het staken der vorige expeditie in omloop waren geweest, zich volstrekt niet bewaarheid.
in plaats van lionthain, was Boelekomba tot verzamelplaats aangewezen en in den avond van den K)'1'quot; lag de vloot er voor de roede, om wederom een expeditionair korps aan land te brongen. dat Boni tot reden brengen moest.
Van Swieten had de weinige dagen, die hij te Makassar had kunnen vertoeven, zich natuurlijk zeer ten nutte gemaakt en door kolonel Waleson zich in alle bijzonderheden laten voorlichten. Na wikken en wegen werd in overleg met den civielen commissaris lansen het volgende plan vastgesteld.
Korstens zou men overgaan tot de verovering van tie, aan hol üoniscbe rijk behoorende, landschappen Kadjang en Sindjai, wolkc men of bij het gouvernements grondgebied inlijven, of aan Aroe l'ala-ka in leen geven zou; voorts koesterde men het voornemen, do hoofdplaats van Boni, alsook Pasempa on Pampanoea te nemen. Zoo dan nog geen onderwerping verkregen was, zou de expeditie toch geëindigd worden, maar men /.ou de kusten gestreng blijven blokkeeren, zoolang tot de vrede gesloten zou zijn.
Nadat nog eenige troepen van Makassar naar Boelekomba waren gezonden, had generaal van Swieten zich den 15lt;1lt;'11 naar het tooneol dos oorlogs begeven en vond te Boelekomba een mobiele kolonno van de daar aanwezige troepen saamgestold. Deze kolonno, versterkt met 2()() volgelingen van Aroe Palaka en 101) man hulptroopon van Boelekomba on lionthain, bad do opdracht ontvangen, om van laatstgonoemdo plaats naar Sindjai to gaan en dat landschap, zoomede hot landschap Kadjang, to veroveren.
Tot kommandant dior kolonno was do majoor Staring benoomd:
208
hij werd vorge/.cld door don rosidonl Hakker, lt;!!(' vroeger in militairen dienst geweest was cn daarom mot hot bevel over de linl|)-troopen beiast werd. Nadat den lil'1'quot; do mobiele kolonne vertrokken was, verplaatste do vloot zich van lioolokomba naar Sind.jai, ton einde gecombineerd met haar op to treden. Zoodra majoor Staring in de naliijhoid van Sindjai was gekomen, moest hij or bivouakeeren on door een voorat overeengekomen signaal aan do vloot bekend ma-kon, dat hij op do bestemde plaats gearriveerd was; dan zou een gedeelte van de hoofdmacht landen en den aanval op Sindjai van de /eezijde beproeven, terwijl ook do oorlogsschepen met hun vmn den voorgenomen aanval zouden ondersteunen.
Men rokende, dat de genoemde kolonne vijf dagen zou noodig hobhen om den afstand van Roelekomba naar Sindjai af te loggen : het was den kolonne-kommandant vergund geworden, om als hij reeds 's morgens mocht aankomen en do kans schoon zag, den aanval op Sindjai te ondernemen, ofschoon hij gehouden was om in elk geval het bepaalde signaal te geven.
Don openden do stoomschepen »Soombingquot;, »(Todehquot;, »I gt;a 1 i' on «Admiraal van Kinsborgenquot;, zoomede oen paar kruisbooten en een gewapende barkas hot vuur op do vijandelijko versterkingen aan de Tangka-rivier, ton einde 's vijands aandacht van de mobiele kolonne al'te leiden; dat vuur bad echter weinig uitwerking, daar tlo sche pen den wal niet dicht genoeg kondon naderen. Meer resultaten had het vuur van de «Medusaquot; on «Lansierquot; togen do werken te Magara-Dombang gehad, zoodat men meende te mogen aannemen, dat die versterkingen geen noemenswaardigon tegenstand moei konden bieden. Volgens do afspraak, met den kommandant dor mobiele kolonne gemaakt, zou de landing niet voor den -iiquot;quot;'quot; kunnen plaats hebben.
Deze laatste was 's morgens om (i uur van den vertrokken,
met Aroe Palaka aan hot hoofd; daarop volgde oen kleine voorhoede (oen sectio infanterie on eenigo hussaron). vervolgens de hotdd-
•J 09
iiiuclit, bostiumde uit lt;lc infanterie, il(! moi'tieion, lt;l(! ^appouis en een sectie berg-artillerie met ambulance on/,.; eindelijk een sectie infanteiio als acliterboede. Met den te volgen weg was men geheel onbekend en moest dus afgaan op de gidsen. In de nabijbeid van kampong Danoang werd 's avonds bet bivouak betrokken, nadat men zicb in noord-oostelijke richting van de zee verwijderd had; de nacht ging zonder stoornis voorbij, en den volgenden morgen weni do tocht in noordelijke richting vervolgd, 's Morgens om half' ell' kwam men bij een benting aan, Hatoe-Booronge genaamd, die verlaten was en vernield word; doorgemarcheerd zijnde naar de kam-|)oiig Pamboeleng, vernam men dat de Honiërs zich te Itatoe-Karopa verschanst hadden en , liocwel de weg naar Sindjai niet daar lanp -loiddo, besloot de koionne-kommandant toch een omweg te ma-kon , ten einde zich met don vijand te meten.
Na een allervermoeiendsten marsch zouden de troepen juist een uurtje rust nomen, toen eensklaps de tijding kwam, dat do hulp-troopen van Aroe Palaka, die zooals wij weten vooraan liepen, mol den vijand slaags geraakt waren. Maar zoodra men hen to hul{i gekomen was on de troepen hot vuur van den vijand beantwoord hadden, lilies deze onverwacht den aftocht, en zonder voider verontrust te worden werd het bivouak betrokken.
Den volgenden dag, namelijk den 'il31''quot;, werd de tocht naar Sindjai vervolgd, langs een zeer moeielijken weg, nu eens steil togen borg-liollingen op, dan over smalle, maar diepe en snelstroomonde riviertjes. Men ontmoette op zijn weg een aarden borstwering, wolke ile vijand opgeworpen had om een nauw voetpad te bostrijkon, waai langs do troepen naderden. Door de voortvarendheid van don resident Hakkers werd dat werkje genomen, voordat de hoofdmaolit aan don strijd had kunnen deelnemen; maar tegen ilon middag sliet men weder op eeue versterking, welke op don linkeroever van do rivier Antjorang gemaakt was. Do vijand begroette do hulptroo|ieii. die. langs den andoren oever naderden, met oen moorddadig salvn
210
«lat hou tol staan braclit; /.ij weigerden te avanceeron. maar do koloiiiie-kotnmaiidaiit, die onmiddellijk op de hoogte van liet voorgevallene was, liet dadelijk een paar pelotons geregelde troepen oprukken. Kapitein Snijder had in een oogwenk den toestand overzien; het was ondoenlijk om het vijandelijk werk ongedekt te naderen. Maar hij ontdekte een waterleiding, die boven de oppervlakte der rivier aangelegd was en een goede dekking tegen het geweervuur der Boniërs opleverde. Deze waterleiding volgende, bereikte hij de rivier, zonder een man verloren te hebben, en bedreigde den vijand van achteren; inmiddels was het andere peloton, onder ile bevelen van den Isquot;'quot; luitenant van Kuempol, dapper geavanceerd, had de rivier doorwaad en was de versterking binnengedrongen. Dr vijand had toen do vlucht gekozen en was in de naburige dichte hosschon do vervolging ontkomen. Do versterking, die met veel beleid was aangelegd, word geslecht on do hoofdmacht trok nu weder den bergstroom over; vooral voor do artillerie ging dit mot groote bezwaren gepaard en toen eindelijk de geheele kolonne aan de overzij was, waren allen blijkbaar zoo afgemat, dat het ondoenlijk was verder to inarcheeron, waarom in do nabijheid van kampong Antjorang gebivouakeerd werd.
Vijandelijkheden hadden hier niet meer plaats; daarentegen scheen de natuur de taak van den vijand te hebben overgenomen, want moeielijker terrein, steiler hellingen, snolvlietendor stroomen mot schier loodrechte oevers, waren niet te bedenken. Meer dan vermoeid sleepte do manschap zich voort; de paarden konden de vuurmonden niet meer voortkrijgen — en tot overmaat van teleurstelling kwam, toon men Sindjai genaderd was, een deel der bevolking onze troepen tegemoet, vredelievend en onderworpen; want dien morgen hadden de andere troepen, welke volgens do gemaakte overeenkomst geland waren, do werken te Sindjai, alsmede die to Mangara Hombang genomen,
Men kan nagaan, hoe verdrietig gestemd do /.mdor-kolonne was.
na die ontmoediynide mcdedeoling; zij toch had gelioo|)t, na de voorbeeldelooze inspanning, die vijf dagen lang van haar geëisciit was, dooi haai' uandeel in do te behalen lauwei'en t*1 worden schadeloos gesteld; en nu waren diezelfde vermoeienissen, welke haai recht op eenige compensatie gaven, juist oorzaak dat zij te laat was gekomen. Des te zwaarder viel haar het laatste gedeelte van den weg; vooral toen men ten slotte pas omgeploegde rijstvelden moesl doortrekken en do raderen der vuurmonden in den drassigen bodem zonken. Eerst in den middag van den '2G,tcquot; bereikte men Mangara üomhang en kon eindelijk wat rust genieten.
In den morgen van den 248lcn had de opperbevelhebber een lan-ilings-divisie, bestaande uil 'JOU mariniers en matrozen, onder kom-mando van den hiitenant-ter-zee Koops, voorts het I' bataljon en een paar hand mortieren doen landen; er was een kolonne geformeerd bestaande uit de marine-landingsdivisie en drie kompagnieën infanterie onder bevel van majoor Kroesen ; de andere helft van liet l1' bataljon, waarbij de opperbevelhebher in persoon zirh llt;c vond , diende als reserve.
Wij hebben den uitslag reeds vernomen; ook hier was het de vrees, zich den terugtocht algesneden te zien, welke de lioniërs de wijk had doen nemen, al de versterkingen van iMangara-üonihan^ ontruimende en niet minder dan vuurmonden achterlatende. Niet onwaarschijnlijk is het , dat de nadering van de zniderkolonne den vijand bekend was gemaakt en er toe bijgedragen heeft, om hem de goed aangelegde versterkingen na een zoo zwakke verdediging te doen verlaten ; zoodat in dit geval genoemde kolonne niet te vergeefs zich zooveel ontberingen getroost had. I loogstwaarschijn-lijk was hier geen ontmoeting niet den vijand meer te wachten : de inarine-laiulingsdivisie werd weder naar de schepen gezonden.
Nadat den 'il8quot;-'1' ook liet 11' bataljon, dat nog niet aan de ope-ratiën deel genomen had. aan wal gekomen was, hegif generaal van Swieten zich daannedc na;ir de kampong l'alaiiLi Xipa . waarheen
14quot;
*21'2
liet 'ij halaljon tnot do artillorie (gt;ii tic iimbnlanct! zich roeds bc-iicvcii luid. Ui' iipiK'i'hovcllu'ljlx'i werd daar opgewacht door liet hoofd van de l\aiii|iuii^ . die /ijiii1 onderwerping kwun aanhieden . tevens vor/ekerende , dat de hevolking in de hosschcii govlarht was. maar niots liever wensehte dan tei'iig te keeren.
(ieneraal van Swieten , oen geheel ander beginsel toegedaan dan tijdens «Ie eerste expeditie naar Uoni had vonrge/eten on veel moer heil ziende in een voegzame welwillendheid dan in het vernielen en plat hranden van moskeeën en lmi/,on . ontving hot hoofd van lialan^ Nipa good; hij staakte de troe|venbewegingeii on stelde do kampongbewonors in de gelegenheid om hunne woningen weer op zooken. Kn die gematighoid werkte zoo gnnstig . dat ook andere hooiden zieh kwamen onderwer|ion en de inwoners in hnnne kampongs torngkoerden.
Onder de hand had generaal van Swieten last gegeven, dat er op een ^esehikt emplacement nabij Ka lang Nipa oen vierkante redoute zou gemaakt worden: deze versterking zon geen aarden borstwering bekomen, maar stormvrijlioid en verdedigingsvormogen verkrijgen door oen zware palissadeering. De bevolking hielp zells mode aan het aanbiengen van de uoodige materialen. Zoodra de wOrkzaandieden onder leiding van den kapitoin-ingenienr van Walcheren voldoende gevorderd waren , maakte de generaal aanstalten om naar lïadjoa te vertrekken; tot militairen kommandant te Ka-lang Nipa werd benoemd kapifein Wiegand . die met 100 man en twee zesponders achterbleef.
Thans zouden ten t woeden male de wapenen togen de hoofdplaats van lioni gekeerd worden . nadat de zoon van .Vroo l'alaka tot regent van de veroverde gewesten was benoemd geworden. Alvorens te vertrokken, worden den ;gt;0,,equot; November de hooiden daarvan door den opperbevelhebber bijoengeroepen en linn nogmaals te verstaan gegeven, dat Sindjai en Kadjang door liet Nedorlandsche gonvernemeiit in fiezit waren genomen; hij sloldo don inilitairen
(Mi nviclcn aan lien voor. ilriiktc llt;a|iitoiii \\ ic^anil
iio^nuuils i)|i hot hart om lt;le zaken «laar vonlcr met hczailijudlicid to regolen, «mi toon woril, nadat dit eerste gedeelte van het niil-worpen jilan met succes volvoerd was. tot de verwezenlijking van het tweede en voornaamste overgegaan.
Dat do bezetting van Itadjoa het hard te verantsvoorden had. /nu maar al te duidelijk hlijken, toen het eerste gedeelte van de troe-lienmacht dc'i tweede Iïonischo expeditie aldaar aankwam. Deze troepen waren onder de hevelen gesteld van den ehel van den ge-ncraliMi stal. majoor Staring, die in last had om een goede hivmiak-plaats uit te zoeken en den opmarsch naar lioni. waartoe generaal van Swieten zoodra mogelijk wilde overgaan, voor te bereiden.
Majoor Staring vond het garnizoen te liadjoa in den heklagens-waardigsten toestand; de grootste helft was ziek, en ook de gezonden waren zoo uitgeput, dat de ISoniërs lot op hel glacis kon-dt'n komen, zonder dat hmi zulks belet kon worden. Ilij nam hel bevel van kapitein Uijkens over. un liel zonder verwijl zijne troepen deharkeeren en zich onder de bescherming van het lort begeven; toen later de overige troepen aankwamen, konden ook deze onmiddellijk landen, hetgeen geschiedde, zonder dal de vijand zich liel zien. De landing had dan ook plaats zonder wederwaardigheden, alleen geraakten door een ongeval een aantal paarden te water, die echter allen , op een na . gered werden.
Ten eiiide een geschikt oord voor hel hivouak le vinden, had majoor Staring een verkenning ondernomen naar de kampongs Tjiloc on Lona , die tijdens de eerste expeditie grootendeels in aseh gelegd waren en thans zoo'n weligen plantengroei toonden, dal men zich niet dan met moeite een weg daardoor heen kon banen. In de nabijheid van eerstgenoemde kampong vond men eindelijk een hron. in welks nabijheid zich een geschikte gelegenheid om te hivoua-kecren bevond.
Den i}'1quot;1 December 's avoiuls kwam generaal van Swieten te liadjoa
214
aan; hij vond de (rot'iicn naai' heliooivn en goriM^I om o|i
]iot eerste hevel te vertrekken. De upiierhevelljobber gelastte nu. dal alle iMiropoeselie soldaten, die doel uitgemaakt luidden van de lie/etting van liadjua, naar Makassar zouden overgebraclil worden, /ooiiiede de inlandselie soldaten die ziek waren. Met voornemen van generaal van Swieten was om naar l'alaka o|) te rukken, dat lui-dens de beiirhten een zeer geschikte kantoimementsplaats wezen moest, en van daar uit tegen I'asempa en I'ampanoea te upe-reeren.
Toen de aml)ulaiu;e, de vlvres enz. ontscheept waren, werd den (t'11quot; Decemher bepaald voor den marsch naar l'alaka. Ueeils bij voorbaat bail de chef van den stal', wiens goede zorgen door den opiierhevelhebber zeer geroemd waren, den weg van Ikdjoa naar Tibodjoiig zooveel mogelijk bruikbaar gemaakt, 's Morgens zeer vroeg begon de tocht; eerst ten zuiden van kampong Tjiloë, daarna in meer noordelijke richting, totdat men om (i uur in den morgen zich op den grooten weg naar lioni bevond, alwaar generaal van Swieten zich bij de troepen voegde en bet opperbevel overnam. De spits hestond uit ini'anterie met eenige kavalerie; voorts marcheerden de troepen in deze volgorde:
Kerst onder de bevelen van majoor Kroesen drie kompagnieën van bet V hataljon. een peloton kavalerie, twee houwitsers van de veldbatterij en oen detachement sappeni's, de voorhoede vormende; op eenigen afstand daarvan, doch zoodanig dat de kolonne zoo min mogelijk verlengd word. volgden de kavalerie, het overige gedeelte van bet V bataljon, de artillerie en het Uquot; bataljon. Voorts moliiele ambulancen en vivres-park, behoorlijk gedekt door kompagnieën infanterie. De sappeurs ruimden alle hindernissen op, die zich voordetien .
Aan de voorwacht was opgedragen om al de kampongs, die in de marschroute lagen, op te ruimen en den vijand, als die zich mocht vertoonen. te verdrijven; wanneer men op groote vijandelijke afdee-
21?)
linden stiiiton z(iu. riiucst daarvmi aan 'Icn IicvcIIicIiIht faiiport gemaakt worden.
Men was reeds Tibodjung genaderd, zoiulei nog iel^ van de lioniëi's vernomen te hebben; maar toen men de vlakte van Hom bereikt had. stiet men op oen uitgestrekte, door palissadeering stormvrij «emaakte, borstwering. De bevelhebber had last gegeven dat de onzen niet het vuur mochten openen; zoodra zij onder het bereik va n hunne vuurwapenen waren gekomen, openden de lioniërsde vijandelijkheden. waarna de tirailleurs der voorhoede niet in gebreke bleven dit te beantwoorden. Eensklaps werd onze kolonne ook in de linker llank bestookt van uit de kampong Hola Salempa. waarom generaal van Swieten aan kapitein van Us last gal'om met drie kompaguieën de kampong van vijanden te zuiveren, terwijl de kavaierie bevel kreeg, om den rechtervleugel der vijandelijke positie te omtrekken en hem den terugtocht te beletten.
Heeds waren de beide houwitsers van de voorhoede begonnen, met de hool'dversterking der Honiërs te bewerpen; nadat aan dit vuur door de overige stukken, tot een batterij vereenigd, was deelgenomen. begon het vuur des vijands te verminderen, en toen gingen ile tirailleurs vooruit om de borstwering te beklimmen. doch werden door de reeds genoemde palissadeering tot staan gebracht.
Ouder het weder verlevendigende vuur van de Honiërs moest een gedeelte van de palissadeeriug, uit ougeklool'de bamboe bestaande, worden opgeruimd; menig dappere werd neergeschoten en bij deze gelegenheid werd luitenant Hoven zwaar gewond en nia|oor Kroe-sen door twee geweerkogels getroilen. Doch slechts een korte poos kon ilie versperring de onzen ophouden; weldra was een gedeelte van de palissaden opgeruimd, de borstwering beklommen, en de vijand zag van verdere verdediging ai.
Inmiddels was ook de versterking, op onze rechterllank gelegen, door de troepen van kapitein van Os genomen, en de kavaierie had zich een weg gebaand door de versterkingen, die ile vijand tnsschen
216
lioiii «Mi l'iihi Siihüiipa had gemaald, .luisl hij tijils vcrsch»non onze ruiters, om don vliichtenden vijand den torugtochtswcg al'to snijden, terwijl de artillerie, zoodra de hoof'dvorsterking door den vijand (iiitrninid was, met alle krachtsiiispanning haro stukken op de wallen gehi'aeht had. om de wegtrekkende Boniërs nog op eenige goed gerichte kartetsschoten te onthalen.
(ieneraal van Swicten had bevel gegeven dat aan hen, die genade /.ouden vragen, geen leed mocht geschieden; doch de Ikmiërs vei-smaadden dit, hoewel de eenige weg naai- Pasernpaal'gesnedcn was: zij weigerden om de wai)ens neer te loggen en toen de kavalei'ie een eharge maakte, verdedigden zij zich man tegen man, met lans en kris. Maar op den duur konden zij geen stand houden, en in wanorde sloegen zij, in noordelijke richting, op de vlucht.
Niet genoeg kon het élan geroemd worden, waarmee onze troepen gestreden en de zege bevochten hadden; zeer zeker was het hieraan toe te schrijven, dat onze verliezen niet meer bedroegen dan i ge-Hienvelden en ±2 gewonden, behalve I doode en igewonden bij de kavalerie; bij de charge in de vlakte tusschen Boni en I'asempa was luitenant Koenen door een krissteek in den buik getrollen.
De achterhoede, welke een uur latei' dan de hoofdmacht van üadjoa vertrokken was, had inmiddels de kolonne bereikt, waarop verder naar Palaka word opgerukt; spoedig ook werd zij weer door de kavalerie gerejoigneerd, welke den vijand had vervolgd en berichtte, dat er geen spoor meer van hem te zien was geweest.
Zonder verzet te ontmoeten, werd de marsch vervolgd en Palaka bereikt, waar men een genoegzaam aantal huizen dacht te vinden, h'n einde daar een kantonnement te betrekken; men kwam er ten hall 'A ure aan, na een meer dan vermoeienden marsch door de rijstvelden, waarbij de artillerie veel oponthoud ondervond, hoewel Inch de snelheid harer bewegingen de algemoene aandacht trok.
Hadden onze troepen zich met de hooi) gevleid, na den harden een aangename verpoozing en verkwikkelijke rust in een tame-
217
lijk bcwoonhuai' oord zullcu vimlon - ^i-oot was ilo toleurstel-lin^. De Ixiricliton hetreH'ciulo Palakii waren zoor overdreven geweest; men vond slechts enkele schamele woningen, zoodat or geen sprake van kon zijn, de troepen onder dak te brengen; daarbij werden zij door een geduebte regenbui begroet, zoodat aan '1 in orde brengen van bet bivouak of' bet gereed maken van voedsel niet te denken was, en eerst tegen den avond, toen bet weder wal o|iklaardc, kon er iets tot verzorging van den soldaat gedaan worden.
Toch sliepen onze braven goed na den wèl besteden da^!
Den volgenden morgen werd een aanvang gemaakt met bet bouwen van een kantonnement; want boezeer Palaka den opperbe-velhebber bijster was tegengevallen, bleef deze toch bij zijn eenmaal genomen besluit om Palaka tot uitgangspunt voor verdere operatien te kiezen, en daarom moest van verdere krijgsverrichtingen \vorden algezien. totdat troepen en paarden goed onder dak zouden zijn gebracht en een geregelde communicatie tusscben die plaats en Dad-joa kon onderbouden worden, waartoe met vrucht gebruik werd gemaakt van karren met trekossen. Generaal van Swieten was namelijk op ile gedachte gekomen, om eon zekere hoeveelheid karren met trekossen mee te nemen , en ook een aantal draagzadels, van de overtuiging uitgaande, dat men op Celebes een voldoend aantal pikolpaarden zou kunnen bekomen ; zoo niet. dan zou men in het uiterste geval de kavalerie kunnen laten afstijgen, om de paarden tijdelijk als vrachtdieren aan te wenden. Daarom waren er !U) karren te Passaroeang en 5!) draagzadels te Soerabaija besteld . waarbij men schatte dat iedere kar een draagvermogen had gelijkstaande met een twintigtal, elk draagpaard een vermogen gelijkstaande met dat van een viertal koelies.
Wanneer de transportdienst tusscben liadjoa en Palaka door middel van koelies had moeten geschieden, dan zou dit weer op menig menschenleveu zijn te staan gekomen.
Thans kwam ook Aroe Palaka aan, die over land van Sindjai
gekonuMi was. Wel hud mon |ugt;tii uiol vijumlig ontviui^en, doe li cvciimiii sclicoii hij bij do bovolkin^ /00 boinind lo zijn. dut/ij hom als haai roddoi' hoschouwdo; althans hot mocht hom niot golukkon, mol haat' in aanraking to komon.
Do hmoniing van üoni had ovenwol indruk go maakt; roods don 7quot;quot; Deoemhoi' moldde zich /.okoro Ambo Kam pa aan, the uitnaam dor hovulking van oen vijlligtal kampongs kwam, welko zich wiklon nndoiworpen, (lonoraal van Svvioton 15a 1' to kennen, dat do bevolking onbevreesd in hare kampongs kon terugkeeren en dat haar -0011 lood geschieden zou. mits zij don arbeid hervatte, alsol'er niets gebeurd was.
Tevens richtte van Swioten een proclamatie tot de Aroe l'octi's \an Üoni; dit stuk — waarin do koningin vervallen van den troon werd verklaard, maar door hot gouvernement geen troonsopvolgei benoemd on do bevolking in hare keuzo vrij gelaten word, was als volgt gesteld :
«Deze briel'. yericht aan de Aroe l'itoe's van lioni, komt van mij. don bevelhebber van alle strijdkrachten in Ntulei'landscb-liulii1.
))lJot oogmerk van dit schrijven is. om 11 uit te noodigen tot hot kiezen van oen anderen vorst over uw land, onder welke voorwaarde ik u den vrede en het sluiten van een nieuw verbond met het Nedorlandsche gouvernement aanbied.
«Men zegt mij. dat uwe koningin verklaard heei't zich nimmer to zullen onderwerpen en liever het oor to leenon aan do verkeerde raadgevingen van haren oom, Datoe Sawito; inblazingen, die mol goou ander dool goschiedon, dan om iiet land 011 volk van lioui to gronde te doen gaan.
«Ik verklaar haar daarom, krachtens het recht dor overwinning, van do rogooring vervallen en noodig uliodon uit, Aroe l'itoe's van Üoni, om oen andoren vorst te kiezen.
»01 wilt gij tor wille oeiior stijlhooJdigo vrouw, die hot geluk
219
van liiuii' volk niet vcr/.orgt. in ^clirck en onnisl hlijvcii loven, in stede van n te buigon voor de omveeislaanhare maclit van liet Ne-doiliindselie gouvernement, uwe kampongs weder op te houwen, uwe velden te heplauten en uweu zeehandel te hervatten.
»(iij denkt wellicht, dat ik over ecnige maanden weder vertrek-ken zal. Neen, zoo den vrede, dien ik u aanhied, nii^l will aaniKiinon, blijf ik inet mijne soldaten in uw land en zal ik hel onder het N'ederlandscbe gouvernement stellen en zeil' regeeren. evenals niet Sindjai is geschied.
«Wilt gij tot mij komen om mijne voorwaarden te vernemen. dlt; beloof u dan vrijgeleide, om ongehinderd te komen en te ^aan.en zal u de gelegenheid geven ook den gouverneur van Celebes en nnderlioorigheden te ontmoeten.
«Nogtans. ol'gij die voorwaarden aanneemt ol uiet. knul ^ij aan nw volk doen weten, dat allen naar hunne kampongs mogen tern^-keeren, hunue velden bebouwen, bazar houden en de visscherij openen. Alleen de zeehandel blijft gesloten tot gij een verbond mei het gouvernement zult hebben aangegaan.
»lk beloof' n plechtig, dat aan niemand van uw volk eenig leed zal worden geilaan. indien uw volk geen verraad pleegt, noch aan mijne soldaten noch andere onderhoorigen eeni^ leed doet.
))\Vij voeren den oorlog niet tegen uw volk, dat daaraan geene schuld heelt, en wenschen het niet ongelukkiger te maken dan het reeds is. Onze slagen zijn alleen tegen de koningin gericht, die ons beleedigd heeft en het verbond van Oedjong Pandang niet heel'l willen nakomen.
«Aldus geschreven m mijn hoofdkwartier te I'ai.aka, den 7'1'quot; December llt;S;j(J. Ik, de bevelhebber der Nederlandscbe krijgsmacht over geheel Neilerlandsch-ludië.
»VAN SwiETEN.'
Heeds den volgenden dag kwamen ecnigc hooiden zich ondorwer-
2-20
pen; omlor lien iiicrktr men it ü|) , ilic tot di; lijl'wad.l ilci- koningin liolioonlen. Dü/c laatste was luidens de tlians in^ewonuen hericliton met Datoc Sawito naar Sopeng ol' Loenoe gevluclit. /ouilca zij den voor haar zoo noudlottigen uitslag van liet trellbn nabij de hoofdplaats vernomen had. Ofschoon de mededeelingen he-trell'ende de getalsterkte der Uoniörs, die in de vlakte vanBoni go-streden hadden, zeer uiteen liepen, bleek reeds uit de overhaaste vlnclil dor vorstin, dat men daar met de hoofdmacht had te doen gehad; de oom der koningin, zoomede de bevelhebber harer krijgs-machl en een aantal rijksgrooten, hadden aan het gevecht deelgenomen . zoodat werkelijk een beslissende overwinning behaald was.
Den Ullcn December besloot generaal van Swieten in persoon Pa-sempa te gaan verkennen; een geduchte sterkte, in de rotsen uitgehouwen en slechts genaakbaar langs een smal pad, zóó sterk duoi natuur en kunst, dat een Engelsche krijgsmacht in 1811 or te vergeefs een aanval tegen ondernomen had. liet werd dan ook door de üoniërs hot «sterkequot; genoemd en hij een eenigszins kraehdadige verdediging zou het de onzen op zeer gevoelige verliezen zijn le staan gekomen. Mocht men echter de loopende geruchten gelooven. dan was die sterkte ontruimd, zoo hevig was de schrik geweest na de overwinning, door onze krijgsmacht behaald.
Xogtans achtte de opperhevelhebber het wenschelijk, zich door drie kompagnieën te iloen vergezellen, en met zijn stal'en den kommandant der artillerie bega! hij zich naar l'asempa.
Men kon twee wegen volgen, die echter op korten afstand voor de versterking samenkwamen . het waren voetpaden, in de rots uitgehouwen, nu eens over hooge, met dicht struikgewas begroeide berg-ruggen , dan door diepe ravijnen, en toen rnen zich tegenover het vijandelijk werk bevond, zag men voor zich een 1(H) voet hooge borstwering, mede in de rots uitgehouwen; terwijl de nadering bo-vendien hemoeilijkt werd door werken . in de llank gelegen.
Wanneer deze sterkte goed verdedigd was geworden, ware /.ij
221
scliioi onnociriImar geweest, en lid is iian hol kraclitif; niitrrdcn van ^unciaal van Swieton in den aanvang van den voldtoclil en do daardoor ontstane paniek te danken geweest, dal I ioni's koningin de schrik om 'I harte geslagen is en zij in haar angst de vlucht gekozen heeft , zonder meer te denken aan de verdediging van die sterkte, waarop niet ten onrechte de hoop van lïoni gebouwd was. Generaal van Swieten toch ondervond hij zijn nadering van de gedachte sterkte geen zweem van tegenstand, en daar hinnen gekomen, ontwaarde hij de sporen van een zeer overhaaste vlucht; zelfs vond men in de woning der koningin een honderdtal geweren voor den inlander kostbare wapenen, die hij niet licht achterlaat.
Van de rijksornamenten was geen spoor te vinden, zooals men wel verwacht had; zeer zeker had dc vorstin die mede genomen, ten einde het gouvernement in het aanstellen van een opvolger te bernoeielijken. Toen men zich binnen in de sterkte bevond, bleek liet nog beter, hoe ontoegankelijk deze rotsvesting reeds hij oen middelmatige verdediging te achten was; zelfs was het slechten der vestingwerken hier ondoenlijk en men moest zich bepalen tot liet verbranden der verdedigbare wachthuizen, die hier en daar op de wallen gebouwd waren, alles met een onmiskenbare ervarenheid in de versterkingskunst.
Generaal van Swieten koerde nog denzellden dag naar Palaka terug; het halve bataljon, dat aan de verkenning deelgenomen had. bleet dien nacht in de sterkte bivouakeeren en aanvaardde den volgenden dag den terugtocht.
Thans werden de noodige beschikkingen genomen om naar l'am-panoea op te rukken, waartoe kapitein Steek, van den stat'der expeditie, en de luitenants Penning Nieuwland en de Mochemont bevel kregen om den weg te gaan verkennen; tevens zou een ba-taljuii tot hiinne hesehikking gesteld worden om de hindernissen op te ruimen, die zich mochten voordoen 's Morgens vroeg vertrokken /■ij en hereikten zoiidei tegenstand te oiidorvinden de kampong
222
Mitjii, Dp quot;J [mien al'stand van I'aluka; liet hoofd daarvan kwam onzo of'lioicMcn vi^Midsdiappelijk tegemoet en de bevolking legde eer nienwsgïengheid dan vijandigheid aan den dag. Uit ingewonnen mliclitingen l)leek echter, dat, hoewel Aroe Palaka ais gids was meegegaan, men een verkeerden weg had ingeslagen, daar de thans gevolgde naar het gebergte liep en voor geschut onoverkomelijke bezwaren opleverde. Na een zeer vennoeienden tocht moest men dus onverrichter zake terugkeeren.
Was reeds door de wijze, waarop tie bevolking van Mitjo onze troepen tegemoet gekomen was. gebleken dat de Boniërs zelven niet den oorlog wilden; duidelijker bleek nog, dat dit het geval was, of althans dat onze zegevierende wapenen die vredelievendheid hadden doen ontstaan, doordal een der rijksgrooten, Aroe-Tanette-ri-awang, zich kwam aanmelden eu verklaarde, zich te on-i lerwerpen.
(ieneraal van Swieten vroeg hem, op welke voorwaarden lioni /irii wilde onderwerpen; hij gatten antwoord, dat Üoni tot geen tegenstand meer in staat was en .lat men alzoo genegen zou zijn om vrede te sluiten op de voorwaarden, die de generaal zou goedvinden te stellen. Tevens wilde hij het doen voorkomen, alsof de lladat den oorlog niet gewild had, maai dat de koningin, ondt i den noodlottigen invloed van haar oom Datoe Sawito verkeerendo. buiten dat staatslichaam om gehandeld had. Op de oprechtheid van die verzekering viel wel wat af te dingen, en lioogstwaarscliijnlijk zon de lladat van lioni een andere opinie zijn toegedaan geweest, wanneer, in plaats van voorspoed, eens rampen ons deel waren • 'cwoest; doch hot was al veel gewonnen, dat een der Aroe l'i-toe's het hoofd in den schoot legde en verklaarde, dat het Hijk lioni overwonnen en marhteloos aan de voeten van den o\ei winnaar lag.
Nadat de wequot; van l'alaka naar liadjoa. die veel geleden bad. hersteld was. gal generaal van Swieten bevel, dat den l,.ldCM smur-
£23
n0,|s 'looi' lt;!(gt; liijoCdrnacht naar l'arnpanooa moest op^oruki worilcn. I'alaka. word toovortrouwd aan de hoede van Miajoor I leistei llt;aiii[j. die '(•% koinpu^nic Ix'ldeld. helialve de rnansclKi|i die wegens lirlitc ongesteldheid kwartierziek was, terwijl de overige tro('peii liet kan-tonnement verlieten; namelijk:
I- kompagnieën van liet V' bataljon, van het I lr en I'A konipagnie van liet bataljon inlanterie, zoomede de ge/.ameiilijkc artillerie, de ka valer ie en het detachement sappenrs. waarhij ook Aroe I'alaka zich met zijn volgelingen voegde. De soldaat was voorzien van mondvoorraad voor twee dagen, en voor acht dagen levenshelioel'len werden meegedragen door de koelies, die de kolonne volgden.
Met laat zich hooien, dat toen men den li'11'quot; quot;s morgens zeer vi'oe^ zich op marsrh begaf, niet de weg werd ingeslagen, welke een paar dagen te voren verkend was, maar men koos een meer noordelijke richting; ofschoon de hevolking weinig oorlogzuchtig meer gestemd was, werd de marsch toch ondernomen geheel alsof men zich tegenover den vijand bevond.
Tevens had de opperbevelhebber last gegeven dat do marine oen llotiljo. nit drie krnisbooton en vier gewapende barkassen bestaande, naar de Tjenrana zenden zon. die de rivier opvaren en zooveel mogelijk gelijktijdig met do troepen te l'ampanoea a;m-komen moest.
De weg, door do landmacht gevolgd, mocht niet zoo onbogaanbiiai wezen als die, welke Aroe I'alaka hij vergissing was inyesla^en. toch leverde hij tal van mooielijkheden op. Kerst rijstvelden, waar • Ie dijkjes, die ze omgeven, vooral aan artillerie en voortuigen veel belemmeringen opleverden; daarna de Djoaliring-rivior. welke werd overgetrokken ; vervolgens een zoor heuvelaclitig terrein, doorsneden met een aantal riviertjes, die wol doorwaad kondon worden, maar veel oponthoud gaven ; hij al'wisseling dichte bosschon en wildernissen, eindelijk weer rijstvelden, moerassig en met allerlei inndor-I lissen.
224
Zoo bereikte men na eon toclit, waarvan het voorgaande een hegri|» llt;aii gevon, ile kampong Lantja. waar gebivonalcoerd werd; ile noodige voorzielitigheid werd 's nachts niet nit het oog vei loren. maar de rust werd ook hier geen oogenblik verstoord.
Den lD(1,'n werd de inarseh vervolgd. Titans zouden onzen troepen nog andere ervaringen te wachten staan, want een aanhoudende plasregen doorweekte den grond zoodanig, dat de raderen der kanonnen meer dan een halven meter in de modder zonken en de paarden, die zich inspanden om ze er uit te krijgen, uitgleden en struikelden, zoodat de infanterie een handje helpen moest, en zoo, sleepende en sjouwende, telkenmale uitglijdende op den drassigen bodem, ging men langzaam voort, en iedere paal, die men allegde. kostte wel een uur en meer ploeterens.
Zoo kwam het, dat men eerst om drie uur in den middag de kampong Timoeroeng bereikte, hoewel de afgelegde afstand onder lt;gt;ewone omstandiüheden niet meer dan twee uur gaans was. Igt;e bevolking van die kampong naderde met de witte vlag, sloot zich bij Aroe l'alaka aan en bleek in alle opzichten zeer vriendschappelijk gezind te wezen. Heerlijk verkwikte de rust, die men in dit bewoond oord genoot — almee de eerste bewoonde kampong, die de troepen in 's vijands land aantroffen; zij hadden gaarne daar iets langer vertoefd, want de tot dusver afgelegde route was niet malsch geweest en menigen zweetdruppel had men over de gloeiende wangen zien stroomen — wanneer de regen althans niet bij stroomen neerviel en de manschap tot op 't hemd nat maakte. Daarbij waren eenige gevallen van cholera voorgekomen van zeer acuten aard, die wel eenige verslagenheid onder de troepen gebracht hadden.
Den volgenden morgen moest men weer verder; Pampanoea moest bereikt worden, want de Donische volkssage zeide, dat zoolang I'asempa en Pampanoea niet genomen waren, l'.oni niel overwonnen was. I'asempa was vrijwillig door den vijand verlaten.
225
zoudia de kleine bezetting van die geduchte sterkte vernomen had dat de hoofdmacht der Boniërs in de vlakte van Boni van haar torugtochtsweg was afgesneden, en alles was er generaal van Swieten nu aan gelogen, dat ook Pampanoea door onze troepen bezet werd.
De nog af te leggen weg zou echter ditmaal meevallen. Binnen drie uur was Pampanoea bereikt on — in de oogen der inlanders Boni feitelijk ten onder gebracht. Ook hier was de bevolking onderworpen , en zonder verzet werd voldaan aan het bevel van generaal van Swieten, om een voldoend aantal huizon voor do troepen te ontruimen, daar hij eenige dagen daar ter plaatse dacht te vertoeven.
liet was wel duidelijk te bespeuren, dat de inlander onder den indruk was van do zegepraal onzer wapenen en van het, in zijn oogen, voclbeteekenende feit dat een aanzienlijke krijgsmacht met een machtige artillerie zich bevond in hetzelfde Pampanoea, waar do bevolking steeds in veiligheid de gehate blanken getart had.
Hehalve dat hel bezetten van die plaats dus een diepen indruk op do bevolking maakte, was deze plaats ook gunstig gelogen om in aanraking te komen met Wadjo, niet ver van Pampanoea verwijderd. Sopeng en l.oewoe, welke rijken nooit eon bondgenootschap met ons gouvernemont aangegaan hadden en het steeds vijandig gezind waren geweest
Generaal van Swieten schroefden volgenden brief aan don vorst van Wadjo:
»l)oze briof, gericht aan den Polla . waarnemendon Matoewa van Wadjo, komt van mij .1. van Swieten, den bevelhebber der krijgsmacht in Nedorlandsch fndië.
»lk geef ii kennis dat ik mot mijne krijgsmacht te Pampanoea gekomen hen, na de lionische strijders in hun hoofdzetel le IVmi en lo Pasempa to hehben verslagen. Ik ben hier bekomen , omdat de volksoverlevering zegt . dat zoo lang Pasempa «liet sterkequot; en Pampanoea «hel rijkequot; niel genomen zijn, men geen overwinnaar
'220
is. De llonit'is zijn ilns nu don^delijlv verslagen en hol Nerterland-sclic gouvenioinent tneestiM' van liet land-
«Mijn oogmerk is wijders om u te doen kennen, dat onder volken , die aanspraak op beschaving maken en in vriendschap wen-schen te leven, het gebruikelijk is. dat zij onderling verdragen van vriendschap en vrede sluiten. Vooral volken, diode zee bevaren en hamlel drijven, mogen zich aan dusdanige verdragen mot naburige en machtige volken niet onttrekken.
«Dit is echter door uw volk niet gedaan. Gij hebt nooit met liet Nederlandsche gouvornement een verdrag willen sluiten en nu onlangs bij do verdediging van Honi oenige strijders tegen mijne krijgsmacht doen vechten. waarvan or een door mij is gevangen genomen.
»11; zonde n dus als vijand kunnen behandelen, omdat gij de onzijdigheid hebt geschonden. Ik wil editor edelmoedig zijn on in stede van verdelging, vrede aanbieden.
«Tot dat einde roep ik u en don lladat op, om zelf, of door een behoorlijk daartoe gemachtigd gezantschap, oen verdrag van vrede en vriendschap te komen sluiten.
„Wij zullen u geono onaannemelijke voorwaarden opleggen, noch ons in de inwendige aangelegenheden van uw land mengen; maai wij zullen niet langer dulden , dat gij u aan hot sluiten van een verdrag met ons onttrekt.
«Deassistent-resident.I. A. liakkois, die n dezenbriofoverbrengt,heelt mijn volkomen vertrouwen; wat hij u zegt, isalsol het van mij kwam. Spreekt en raadpleegt met hem, hij zal u niet dan ten goede raden.
«Aldus geschreven in mijn hoofdkwartier te Pampanoea denK)'11quot; December IS5U door mij, bevelhebber der krijgsmacht in Neder-landsch Indië.
«VAN SWIETEN.quot;
De assistent-rosidenl Hakkers begaf zich in persoon naar Wadjo en sprak don waarnemondon vorst, die wel genogen was om een
227
i'unlmct te sluiten , iniiar verkhiardo dul men niets kon tot stand brengen, zoolang de vorst niet gekozen was. De monding der Tjenrana zou afgesloten blijven, totdat een verbond met Nederland zou zijn gesloten.
Ook de llotille, die een dag na de aankomst van dotroepen arriveerde, had nergens een spoor van verzet, veeleer voorkomendheid ontmoet en de kapitein-luitenant ter zee Kroel' bracht een brief mee van Daeng Paringang, aan generaal van Swieten gericht, die beter nog dan al het voorgaande zal doen zien, hoe groot de moedeloosheid onder den vijand was en hoe uitstekend de kundige opperbevelhebber, door zijn krijgsbeleid en kennis der Bonische toestanden, in zeer korten tijd het doel van den veldtocht had weten te bereiken.
De brief, dien genoemde zee-oflicier aan den opperbevelhebber overbracht, was onderdanig genoeg gesteld:
«Ik geef aan Toean Besaar ') kennis, dat de koningin van l?oni, benevens de man, wien zij de verdediging van Tjenrana had toevertrouwd , van hunne aanspraken daarop hebben afgezien. Tengevolge! van dien is do l ladat van Tjenrana bij mij gekomen om troost bij mij te zoeken.
»lk neem de vrijheid, den Toean liesaar kennis te geven, dat de lladat van Tjenrana in mij zijn vertrouwen stelt.
«Wij hebben er op gerekend, dat het gouvernement. hetwelk ons overwonnen heeft, — want wij erkennen deugdelijk overwonnen te zijn, — zich stil zoude houden.
«Wij wachten nu slechts, wat do lladat van Boni beslissen zal en zullen ons bij mijn zoon Aroe Palaka vervoegen ; opdat Zijne Hoogheid onze onderwerping aan het gouvernement bronge, waarvan ons geluk ol ongeluk afhankelijk zal zijn; want de geheele bevolking is verstrooid en verontrust.
«dit zijn mijne woorden.quot;
l) Grootr Iher; claanui'c werd generaal van Swieten bedoeld.
15*
228
Daaraan was liet volgende naschrift tne^evoe^d
»Ook maak ik Toean liesaar bekend en roep zijn medelijden in , dat zijne slaven alhier zeer bevreesd en onrustig zijn, indien zij niet spoedig mijn zoon Aroe Palaka ontmoeten en zijne Hoogheid ons bij Toean Hesaar brenge.quot;
Welke genoegdoening moet generaal van Swieten gevoeld hebben, toen hij dit schrijven van een der grootwaardigheid-bekleeders van het weleer onbuigzame en ongenaakbare llijk Boni ontving. «Wij erkennen deugdelijk overwonnen te zijn!quot; — daar moet den lioniër diep van overtuigd zijn geweest, om dio woorden te kunnen neerschrijven...
Do moedeloosheid van lïoni bleek even onbetwistbaar uit een brief'van den opperbevelhebber der Bonische troepen aan Aroe Palaka, waarin hij zich bereid verklaarde, de rijks-ornamenten in handen van generaal van Swieten te stellen, en te kennen gaf dat hij zich wilde onderwerpen.
Generaal van Swieten had nu te onderzoeken , in hoever het reeds vroeger beraamde plan om een permanente versterking aan de monding van de Tjenrana op to werpen, uitvoerbaar was; de kapitein der genie van Walchren kreeg bevel. om de landstreek daar nogmaals op te nemen; inzonderheid een eiland, dat de vorige gouverneur van Celebes tot dit doel geschikt had geacht. Nabij de kampong Paringang, op den linkeroever der rivier, vond hij op een heuvel eene versterking , waarin de bevolking veel vertrouwen scheen te stellen.
Zijn voornaamste onderzoek gold bet bedoelde eiland , Kaloekoe Siratoe genaamd , gelegen in de samenkomst van do beide rivierarmen. Kapitein van Walchren kon niet ontkennen, dat dit eiland voor het beoogde doel heter dan eonig ander punt geschikt was, daar het alle schepen, van nil zee komende, zou kunnen beletten
22!)
om do rivioi' op te Viircn; hij vond dun uuk in 't midden van het eiland dc oveiblijlsolen van een ('ort, waarvan de borstwering met kalksteen was opgezet. Wanneer dat fort gebouwd was, kon niet worden nagegaan; men was van het bestaan daarvan steeds onkundig geweest. Wellicht was het reeds ten tijde vim Speelman gebouwd ; maar bij gebrek aan zekere gegevens was het moeilijk om dat met zekerheid aan te nemen , ook al duidden dc overblijfselen ;ian , dat het reeds zeer lang geleden moest zijn opgeworpen; doch ile plantengroei is in den Archipel zoo welig en het metselwerk verweert zoo gauw, dat men op geen honderd jaar na bepalen kon, vanwaar dc herkomst wezen moest.
Dc lionicrs hadden van die versterking gebruik willen maken om ons te beletten, den Tjenrana op te stoomen ; want drie vuurmonden stonden op don zuidelijken tak der rivier gericht en waren nog geladen.
Dc opperbevelhebber zag evenwel van het plan, om daar oen werk tc maken, delinitiel at', ofschoon dc conclusie van genoemden genie-officier luidde, dat het eiland Kaloekoe Siratoe oen zeer gc-schikt punt voor oen vestiging was tc achten. Generaal van Swictcn overwoog namelijk dat dc bank, die zich voor do mondingen der rivier bevond, voor de oorlogsbodems gevaarlijk was en dat hel bedoelde eiland niet aan Itoni , maar aan Wadjo toebehoorde, zoodat het in bezit nemen van Kaloekoe Siratoe ons onvermijdelijk in verwikkeling met dat laatste Rijk brengen zou. Ten overvloede oordeelde de opperbevelhebber, dat een duurzame bevestiging van de Tjenrana niet eens noodig was, om dit gedeelte in bedwang (e houden, daar wij thans met de situatie voldoende bekend waren.
De blijken van zucht tol toenadering hielden aan en de koning van Sidenring berichtte dat Sopong tot een bondgenootscliap genogen was, waarom de generaal aan den Nadat een brief schroef, waarin hij tc kennen gaf, dat het zijn voornemen was geweest, om Sopeng te komen strall'cn voor zijn dubbelzinnig gedrag, maar dat hij jegens
230
land en volk uddmoedig wilde zijn en lieu in de gelegenheid stellen zou, om de zaak iu der minne te lermmeeren, een verdrag van vrede en vriendschap met do Nederlansch-ludische regeering te ^hiilen en de quaostie met Da toe Mario, die nog altijd hangende was gebleven, uit de wereld te maken.
«Intussehen zal,quot; zoo eindigde de minzaam gestelde brief', «zoolang door ii aan deze oproeping niet voldaan is, de handel over zee voor het volk van Sopeng verboden en de Tjenrana gesloten blijven, en zult gij liet even als de voortvluchtige vorstin van l'oni u zeiven te danken hebben, wanneer later Sopeng door mijne strijdmacht genomen en gij als een overwonnen vorst van inv troon vervallen verklaard en uit uw land verdreven wordt.
«Want het is mijn vast voornomen, niet met mijne troepen teni^ te gaan, voordat de zaken van Boni geregeld zijn, Sopeng en Wadjo een tractaat met hot gouvernement hebben aangegaan. en de zaak van Mario vered'end is.quot;
Ten overvloede werd de assistent-resident Bakkers nogmaals naar Wadjo gezonden om het sluiten van een verdrag te bespoedigen; want zonder eenige aansporing onzerzijds zou het zeer lang kunnen duren, getuige het verkiezingswerk in Boni. Dadelijk na de, opde krijgsmacht van dat Rijk behaalde, beslissende overwinning had generaal van Swieten de Aroo-Pitoe's opgeroepen, zooals wij weten; maar behalve A roe Tanette-ri-awang had nog geen enkele aan de oproeping gehoor gegeven.
Opdat de expeditie niet te lang duren zou, vond van Swieten het raadzaam — tevens met het oog op den naderenden winterrnoes-son ■— om de kiesheeren eons wakker te maken en zond hun een brief van den volgenden inhoud ;
«De luitenant-generaal, bevelhebber der Nederlandsche strijdmacht in het rijk van Boni, aan allen, diodezen zullen zien of' hooren lozen, doet weten:
231
»diit hi j mi veertion ilugeii gelelt;len aan de A roe IMtoo's van Boni oene iiitiiooiligin^ gezonden heelt, om tot lieni te kuriien. om (!on nieuwen vorst te kiezen en over de behingen van liet land te raadplegen;
«dat tot heden aan die oproeping nog niemand voldaan heelt dan Aroe Tanette-ri-awang, hetgeen hij voor een blijk van geringe belangstelling in Boni's lot voor de toekomst moet houden.
«Dat hij nu andermaal do Aroe l'itoe's van Boni oproept, om binnen den tijd van 14 dagen zich in zijn hooldkwartier in de kampong l'alaka te begeven; ten einde mot hem en den gouverneur van Celebes over de belangen en do regeering van het land te raadplegen.
«Dat allen, die aan deze oproeping nalatig blijven, van hunne waardigheid znllen worden ontheven en dooi' andere personen /lillen worden vervangen; en zoo de rijkssieraden voor dien tijd niet uitgeleverd zijn, zullen zij alsmede worden vervallen verklaard en door anderen worden vervangen.
«Aldus gegeven in mijn hool'tlkwartier te Pampanoea . den 'i'J'1''quot; December 1859.
»VAN SWIETEN.quot;
Men had gerekend 8 a 10 dagen in l'ampanoea te blijven en daartoe had de man voor 2 dagen levensmiddelen bij zich gehad, terwijl de koelies, zooals wij gezien hebben, nog voor 8 dagen vivres meegevoerd hadden. Behalve het nadeel, dat hij een langdurig verblijf alle benoodigdheden over grooten alstand moesten worden aangevoerd, begon ook de gezondheidstoestand te verminderen, zoodal generaal van Swieten besloot, om naar l'alaka terug te trekken.
Den 208U quot; Decern bei' had de terugtocht plaats, met prachtig weder, zoodat de weg — die bij den aantocht tot veel moeielijkheden en oponthoud aanleiding gegeven had, nn droog was, waardoor men den afstand in een dag minder allegde. Dadelijk na aankomst te l'alaka, op welk tijdstip de expeditie feitelijk geëindigd geacht
232
kon wonlcii, vannligiIe de opperbevellichhei' de voI^imhIc ilagordor iiaii zoo- on luudiuuclit uit :
»l)o ^ouvoi'noui'-^onerual lioeCt niij bij toiegrarn van den ■27'quot;quot; do/or gonuiclitiyd, otn aan dc krijgsnmolit, die dool heeftgonoinon aan do oporatiëu togen Sindjai en Doni, lioogstileszeUs tevrodenlieid on geiukwcnsoheii te betuigen met don goeden uitslag.
wik kwijt mij met geluk van doze opdraolit on bedank allo mijno \va[ienbioedei,s, van den geringston tot den lioegsten, voor do goede medewerking en dapperheid daarbij betoond.
«Do oorlog kan nu ais geëindigd worden beschouwd. Wat nog te duen overblijft, is de taak dor diplomatie, ondersteund door den sterkon arm.
wlioni is onderworpen en wat daaraan ontbreekt, zal zonder muoite worden aangevuld. De rijkssieraden, door do voortvluehtigo koningin medegenomen, zullen worden uitgeleverd. Wadjo kiest oen Aroe iMatoewa en zal mot bot Gouvernement een oontraot sluiten. Sopeng is daartoe eveneens genegen on moet dan tevens liet geschil met Datoo Mario verelVenen. Geschiedt dit niet, dan zal er eene operatie tegen dat land moeten plaats hebben.
»Uwe goede houding in het gevocht en uwe goede tucht na hetzelve, hebben die goede uitkomsten bevorderd. Dank en eero /.ij u daarvoor toegebracht.
«lioofdkwartior I'alaka, December 185!).
«De luitenant generaal, adjudant des konings in buitengowonen dienst, kornmaiulant van hot Indische leger en chol der krijgsmacht van de 2''Donischo oxpoditio.
)gt;v.vn swieten.quot;
Wolvcrdiond was dio erkenning van do dionston. vvolke hot expeditionaire korps den lando bewezen had. —
233
Do gczondlioiclstoc.sluiul li(!l iiu^ weinig te wenschon ovei', on ile bevolking .sloot zich van lieverlede meer bij de troepen aan , bare waren te koop aanbiedende; van alle kanten bevestigden zich de ingekomen berichten betreH'ende de goede gezindheid der bevolking en toen de civiele regeerings-eommissaris — die, zoolang de wapenen moesten beslissen, te Makassar gebleven was, waar zijne tegenwoordigheid vereischt werd — den '2,.)8U:quot; te l'alaka aankwam, na üontbain, Itoelekombai en Sindjai bezocht te bebben, vond bij overal den toestand hoogst bevredigend. Wel bleven eenige der voornaamste hoofden nog in gebreke, om op te komen ten einde een nieuwen gebieder te kiezen, maar dit dralen moest meer worden toegeschreven aan een beschroomdheid, den inlander eigen. dan aan kwade bedoelingen.
De invloed der koningin was gebroken; men zou het haar nirmmT vergeven, dat zij het sterke Passempa verlaten bad, zoodat bet zonder slag of stoot onze troepen in banden gevallen was. Kn men begon tevens te ervaren, dat de bevolking niet ongenegen was om Aroe l'alaka den troon te zien beklimmen, ofschoon eenige rijks-grooten tegen hem waren en er tevens eenige beletselen te overwinnen bleven. Vooreerst was hij wat doof; en de Uoniür is van oordeel dat iemand, die een of ander lichaamsgebrek heeft, door Allah geteekend is. Voorts had hij een bijzit, die vroeger slavin geweest was, daarom reeds door de grooten geminacht werd en ten overvloede wegens hare heerschznchl en aanmatiging zeer gehaat was. Men drong er dus op aan, dat deze dame hem niet vergezellen zou; doch meermalen zocht zij hem op, en was dan weinig bereid, om weer hoen te gaan.
Ten einde de kosten der expeditie niet onnoodig te bezwaren, besloot generaal van Swieten om het I 'iquot; bataljon naar Soerabaya terug te zenden, en de beide kompagnieën van het S1-naar Makassar, liuitendien drongen de gebeurtenissen op liorneo tot een spoedig einde van de üonische expeditie; de oorlog op liorneo toch, die
234
nagonoog gelijktijtliy met de Iionischo oiitbruiicl was. docli vanwaar wij tijilelijk den blik alweiiddon ten einde beide oorlogen geregeld te kunnen beschrijven —de oorlog op liorneo eischte groote inspanning.
De eentonigbeid van bet leven in het kampement te Palaka weid gebroken door een leest, dat de opperbevelhebber op oude-jaarsavond aan de ol'licieren gat, en dat zich door gastvrijheid en een gullen toon kenmerkte; er was dan ook alle aanleiding, om ilit leest aangenaam te doen zijn, liet doel der expeditie was glansrijk bereikt en de of'licieren waardeerden den bevelhebber, wiens kunde en overleg zoo scboone uitkomsten hadden doen verwerven, terwijl omgekeerd van Swieten niet de man er naar was — als zoo menig ander — om over 't hoofd te zien, wat zijne onderhoorigen gedaan hadden om hem de taak gemakkelijk te maken.
Ken verstandige maatregel was, dat generaal van Swieten met den aanvang van I8Ü0 de blokkade ophiel'; do vijand had de kracht onzer wapenen ondervonden en voldoende de strallende hand van hel gouvernement gevoeld. Nu hij echter onderworpen was en genade vroeg, diende ook van onzen kant eenige toenadering plaats te grijpen.
Mede op staatkundig gebied avanceerde men goed. Weder kwam een dei' Aroe-I'oeti's zich onderwerpen, zoodat thans nog vijl kiesbeeren afwezig waren, die evenwel te kennen gegeven hadden, dat zij met den rijksbestierder naar Palaka zoude komen.
Tijdingen uit Sopeng en Wadjo luidden zeer bevredigend; de Datoe van eerstgenoemd rijk was bereid, een tractaat met onze regeering te sluiten en in Wadjo was Datoe Pamana, tweede broeder van den koning van Sidenring, door den lladat tot koning gekozen , zoodat thans ook aldaar een einde aan de krisis zou gemaakt worden
En toen een deel der troepen bet Uonische grondgebied verlieten, kon men zeggen dat lioni ten onder gebracht was. De rijkssieraden werden denkelijk uitgeleverd; Sopeng, Wadjo en Loewoe waren genegen , om tractaten met het Nederlaiidsch-Indisch gouvernement te
sluiten, «Ie zaak van Datoe Maiio-ii-awang was behoorlijk geregeld en Lawüo was beroid om de deserteurs der bezetting van Sigori uit te leveren; welke manschappen, zooals mon zich lieriimeren zal. kort voorden aanvang der eerste expeditie in lgt;oiueen tocvluclitsooiil hadden gevonden, en volmondig kon generaal van Swietcn in een dagorder tot de troepen zeggen;
«Nimmer nog is de macht van hel gouvernement op liet eiland Celebes zoo groot geweest als thans. Een betere kennis van hel binnenland en een goede verkenning van de rivier de Tjenrana stellen ons in staat, om dezen invloed te behouden.
«Dit alles is aan uwe volharding en aan uwe toewijding voor 's konings dienst te danken. Waren de diensten van ai de ondei -deelen der krijgsmacht niet overal dezelfde, zij hebben niettemiii daaraan een aandeel gehad, dat niet gemist had kunnen worden Kik tier onderdeelen heelt, zoowel te water als te land, elk volgens zijne specialiteit, tot de verkregen uitkomsten bijgedragen en aandeel inden verworven roem onzer wapenen verkregen. Laat dan nimmer door eenigen naijver uw aandeel aan de behaalde voordeeion verduisteren.
«Reeds is de blokkade der Bonische kust opgeheven en ik ben op middelen bedacht, om het maritieme station in de golf van lioni geheel op te hellen en de korpsen der landmacht naar hunnr respectieve garnizoenen te doen terugkeeren , ten einde niet te lan^ door den toenemenden westrnousson hier te worden vastgehouden en u beschikbaar te maken, wanneer het noodig is, andere vijanden van onze heerschappij te bestrijden.
win andere stations of in uwe garnizoenen teruggekeerd , weest indachtig aan het uitmuntende gedrag, dat gij bier gehouden hebt. en aan uwe verplichting om daarin te volharden.
))lk zal uwe diensten en uwe houding niet vergeten en ze steeds gedenken als de voortrelfelijkste, die ik gedurende mijne millitairc loopbaan heb bijgewoond.quot;
230
IV/.c vlcinidc howoortlinyoii luuldcn dulibele wiuudc , flaar zij llt;\vamou van dun op|)erbevclliohbor van het Nedorlaiidsch-JiulLsclic lo^er, van den held van liali en Boni!
Dat generaal van Swieten blijkens ilie dagorder voor den wesl-nioessoii beducht was, zou niet zonder grond blijken te zijn; den d(Uquot; januari waren twee kompagnieën van het 'ie bataljon, benevens de te Makassar thuisbehoorende artillerie en kavalerie, naar de hoofd-plaats vertrokken, maar de overige troepen werden een geruimen tijd door den westmousson opgehouden, zoodat de »Louis Meijerquot;, met de kompagnie kavalerie aan boord en naar Samarang bestemd, naar de reede van Makassar de wijk nemen moest, evenals de «Geertruida Maria'quot; met de 7C kompagnie kavalerie cn de üponder-batterij aan boord. De hevige westewind belette dit schip, de reis naar Java te vervolgen en twee maanden lang moesten de troepen te Makassar blijven, voordat de terugreis kon vervolgd worden.
De overige troepen sleten intusscben in bet kampement to Palaka. waar de westinoussor, zich duchtig liet gevoelen, hoogst vervelende dagen. De onderhandelingen werden vervolgd en gingen uiterst langzaam; de stand van zaken was zoodanig geworden, dat or van militaire operation geen sprake meer was, maar toch was het onraadzaam, Doni van troepen te ontblooten, voordat alles daar voor goed geregeld was.
De assistent-resident Bakkers, in wiens voorzichtigheid en beleid men veel vertrouwen stelde, was naai' Sopeng gezonden, alwaar Aroeng Oedjong, de rijksbestuurder van lioni, zich bevond ; bot doel dor zending was, om dezen over te halen, de rijkssioraden uit te leveren. Wel zou men ze, zooals reeds werd aangemerkt, in bel uiterste geval kunnen ontberen; maar toch werd bet van waarde geacht, ze in bezit te hebben, daar de kans op nieuwe verwikkelingen hierdoor niet weinig verminderde.
De beer Bakkers slaagde bij uitnemendheid in de hem opgedragen zending, den 'iO'11''11 reeds werden de rijkssieraden te l'alaka aan
237
i|lt;' beide re^eerin^s-eornrnissarissen tor IuiihI gestold. Ilicmdooi- was dus niet alleen liet zegel gedrukt op do behualdo ovei wiiiiiingeii, maar die rijksornamenten, waaraan de bevolking een groote \vaarde hechtte, hadden later in handen van een moor doortastend en gevaarlijk tegenstander dan Boni's onttroonde vorstin, eon gevaarlijk wapen kunnen worden.
Zij werden begeleid door Aroe Tanotte-ri-awang en Aroe Tibod-Jong, on door een groote volksmenigte gevolgd ; generaal van Swieten nam ze met de meeste plechtigheid in ontvangst, omstuwd door een schitterende stat', en een voor een werden zij den opperbevelhebber ter hand gesteld, die afzonderlijk daarvoor een tent had laten opslaan. Ook hierin toonde generaal van Swieten don volksaard te kennen en hij handelde politiek, door te eerbiedigen wat don inlander heilig is.
Nu de sieraden in ons bezit waren, stond niets het verkrijgen van een eind-resultaat in den weg, en do militaire rogoorings-commis-sans kwam met zijn ambtgenoot overeen, om Aroe Palaka te doen kennen dat het oogenblik was aangebroken, om tot de keuzo van een nieuwen vorst over to gaan.
Alvorens worden hem eenigo vragen gedaan, opdat men de zekerheid zou bekomen, dat do keuzo naar 's lands gebruik geschiedde en niet, zoodra de krijgsmacht het strand van l!oni verlaten zon hebben, do burgeroorlog ontbranden zou. Aroe Palaka gaf als zijne overtuiging te kennen, dat hot kiesrecht berustte bij de Aroe Pitoe's, die vooraf beraadslagen met do vazallen en hunne ondorhoofden ; dat de lladat de kiesogdboid had, om afwezige Aroe Pitoe's te vervangen of wel de verkiezing wettig was, wanneer niet allo kies-heeren daarbij tegenwoordig waren; ook vroeg men hem: indien de keuzo 0|) n valt, zult ge dan hot land zonder bozwaren kunnen besturen, ook wanneer de rijksbestuurder mocht weigeren, aan de verkiezing doel to nemen. Aroe Palaka schatte de mooielijkheden. die hierdoor zouden ontstaan, niet licht; daarom stolde bij voor.
238
om de kiesheeiüii ilen tijd te geven , naar l'alaka te komen . daar zij, als men slechts geduld had, hoogstwaarschijnlijk zouden verschijnen, hoewel hij er niet voor kon instaan.'
Ook werd hem nog gevraagd of' het verdrag, waarvan men hom het ontwerp lozen liet . de goedkeuring der rijksgrooten zou wegdragen; hij gaf als zijn overtuiging to kennen, dat Nederland het recht had , Honi in te lijven en dat het edelmoedig van het Gouvernement was. den Honiërs hunne onafhankelijkheid te laten behouden.
De commissarissen achtten het dus raadzaam om pogingen in t werk te stellen, ten einde den rijksbestuurder aan do verkiezing te doen deelnemen , en do heer Bakkers werd afgevaardigd . om Aroeng Hedjang over te halen, naar Palaka te komen.
liet antwoord van den sluwen ouden man, aan liollelijkheid — maar tevens aan vastberadenheid niets te wenschen overlatende, luidde :
«Ik bedank den generaal en den gouverneur van Celebes voor het medelijden, dat zij met mij vluchteling hebben, en u mijnheer, voor de moeite die gi j voor mij, om nogmaals hier te komen, gedaan hebt.
«liet spijl mij, dat ik aan uw verlangen, om mede naar Palaka te gaan, niet voldoen kan; maar ik gevoel mij niet in staat om bij dit onaangename weder de reis noch over land, noch over zee te doen. Wel is waar, is die reis door u gedaan en wordt die niet als gevaarlijk beschouwd; doch wij inlanders, dit is u bekend, reizen niet zoo als ulieden dat gewoon zijl te doen; wij moeten altijd veel gevolg medenemen, wat gewoonlijk onze tochten lang en moeielijk maakt. Ik hoop niet dat de heeren commissarissen het mij ten kwade zullen duiden, ol het aan onwil toeschrijven; want zoodra het weder eenigszins gunstig is, zal ik naar Palaka komen en daar de commissarissen mijne onderwerping en mijne erkentelijkheid voor het mij betoonde medelijden aanbieden. Ook heb ik
230
ril ilc Aroo I'iloc's. van lict Do^onblik dat wij ^ovluclil zijn. ons beschouwd, als niot meer tot den lladat van lioni te Ijeliooren.quot;
In andere woorden dus: de rijksbestuurder bedankte er voor, om naar Palaka te komon. Mon wilde hem dit echUn' niet zoo kwalijk nemen , daar liij blijken van goede gezindheid gegeven had door de rijkssieraden al' te staan. Toen de heer Makers hem vroeg, wat hij er van dacht, als Aroe Palaka eens gekozen morlit worden, gaf' hij te kennen dat zijns inziens die keuze een weldaad voor Üoni zuu wezen, hoewel ook hij weer doelde op de verkeerde handelwijze van Aroe Palaka, door de vrouw, welke zoozeer de ergernis der Bonische rijksgrooten opgewekt had, nog langer in zijn tegenwoordigheid te dulden.
liet bleek gedurende dit vrij langdurig gesprek tevens, hoe verontwaardigd hij was geweest over de volmaakt onnoodige en onverantwoordelijke brandstichting, die het geschiedverhaal van de eerste IIonische expeditie ontsiert en waartegen de menschkundige en verstandige generaal van Swieten ditmaal zoo krachtig gewaakt had.
De beide commissarissen waren van oordeel, dat het ondoenlijk was, langer te wachten en besloten, tot de verkiezing van den vorst over te gaan, al waren slechts twee van de zeven kiesheeren aanwezig. Eerst had men in overweging genomen , om het Neder-iandsch-Indische gouvernement kiesheeren te doen aanstellen, krachtons het recht der overwinning, en alzoo gevolg te geven aan de bedreiging, die generaal van Swieten in zijn brief van den December te voren gedaan had. Pgt;ij nader inzien vreesde men ('( liter voor latere verwikkelingen, daar het zeer waarschijnlijk was, dat de vijf kiesheeren zich met den rijksbestuurder voreenigen en hot don nieuwen vorst zeer lastig maken zouden.
Daarom noodigdo men de beide kiesheeren, die zich te Palaka bevonden, nit om met de Soolawatang's en de Palili's tot do keuze van een vorst over te gaan. Den'2S,t''11 Januari vergaderden de meeste
240
Honisolie rijksgiooteii, on met alf/emecHC slcmmcii werd Aroe I'aluka tot koning van Boni verkozen 5).
Deze keuze kwam geheel met onze wensclien en belangen overeen; vooreerst was de vorst ons oprecht toegedaan , hoewel men wel eenige vrees gekoesterd had . dat hij een rol speelde en de eerste gelegenheid de beste aangrijpen zou, om het juk af te schudden, dat hom word opgelegd i hij was daarbij een verstandig man . niet aan drank of opium verslaafd en, naar nu overtuigend gebleken was, in waarheid do lieveling des volks.
Doch wat vooral do kroon op den arbeid zotto, was do wijze • waarop do verkiezing geschied was on do volkomen onderwerping aan ons gouvernement, die onbetwistbaar bleek uit de volgende woorden, welke do kennisgeving van do gedane keuzo besloten:
«Daarom verschijnen wij allen voor den generaal en voor don gouvoi nonr van Celebes om hun medelijden af to smeekon ; omdat hot land van Boni aan hen behoort door kracht der overwinning ; on opdat do generaal en do gouverneur ons hun medelijden zullen schenken, door tot vorst van lioni te benoemen den persoon, dion wij wonschon tot onzen heer on gebieder to mogen bobben ; opdat hij hot welzijn van hot land en van liet Gouvernement zal kunnen helpen bevorderen en ook tot hot welzijn van het volk van Boni kan strekken; on wellicht dan ook weder gestand kan doen, do vroeger bestaan bobbende trouwe vriendschap van onze vorige vorston, on wij 1'oniërs door Gods zegen nimmer moor ondorvindon mogen do rampen on onheilen, welko ons onlangs hobbon gotrolfon.quot;quot;
Wol diep vernederd moest hot rijk Boni zijn, om zoo van zijn ondorworping to doen blijken.
Do commissarissen wonschten don nionwen vorst van Boni met do op hom govallon konzo geluk, waarbij zij moodooldon dat hot hen verhougdc. Aroo l'alaka tol dio waardigheid vorhovon Ie zien
daarbij getoond had, een oprecht vriend van liet Gouvernement te zijn en zij hoopten, dat Jioni onder zijn bestuur geluk en vredezon genieten «en niet zou vergeten, dat hot Gouvernement deszeif's vader is, die ds macht bezit om te beloonen en te stralTen.quot;
Een kleine waarschuwing ten slotte kon geen kwaad!
Tevens was de volgende proclamatie tot het Bonische volk gericht :
))P R O C I, A M A T I E :
«Wij, J. van Swieten, luitenant-generaal, bevelhebber der Nederlandsche krijgsmacht in het rijk van Boni, en A. .1. F. Jansen, gouverneur van Colebes en Onderhoorigheden, beiden commissarissen van hot Gouvernement van Noder-landsch-Indiö, maken bij dezen aan de prinsen, do hooiden en het volk van Boni het navolgende bekend :
«Do vorstin van Boni Basso Kadjooara, ook genaamd Amiol lladi Akil Hadia, beeft door haar oneerbiedig gedrag en het gepleegd verzet jegens hot Gouvernement van Nederlandsch-Indië, aanleiding gegeven tot den oorlog tegen Boni en tot al de ongelukken, de nadee-len en de schande, welke daaruit voor de prinsen, de hooiden en het volk van Boni zijn voortgevloeid.
»Die vorstin heeft, na do verovering van hot land van Boni dooide wapenen van het Gouvernement, hot land verlaten en do rijks-ornamenten aan hot Gouvernement overgegeven.
))Met Gouvernoment gevoelt evenwel medolijdon met het land van Honi; omdat Iioni do oudste vriend van hot Gouvernoment op Colebes is.
«liet Gouvernement wil dan ook slechts een gedeelte van hot land van Boni, namelijk de landen Oud-lioelokomba, Kadjang en Sindjai tot aan do rivier Tangka, ten toeken van behaalde overwinning, in bezit en onder eigen bestuur nemen; doch het Gouvernement wil hot overige gedeelte van het rijk van Boni, van af de Tangka tot de Tjonrana, als een leen door een vorst en den lladat
^42
van r.oni laten besturen, overeenkomstig de gewoonten des lands en zonder zich daarmede te bemoeien.
«De Aroe Pitoe's hebben mitsdien, overeenkomstig 's lands gebruik , tot vorst gekozen:
«aiimed singkariioe hoekka aroe palaka.
)gt;Die keuze is aan het Gouvernement en aan ons aangenaam, omdat Aroe Palaka sedert lang een oprechte vriend van het Gouvernement is; omdat hij door hot grootste gedeelde der bevolking van Boni als vorst gewenscht wordt; en omdat wij met de prinsen, de hoofden en het volk van Boni de hoop koesteren, dat lïoni onder het bestuur van Aroe Palaka gelukkig zal zijn en tot welvaart zal geraken.
«Om al deze redenen hebben wij namens het Gouvernement van Nederlandsch-Indië besloten :
«Ten eerste. De vorstin Basse Kadjoeare, ook genaamd Amiel Hadi Akil Hadia, vervallen te verklaren van de vorstelijke waardigheid in het rijk van Boni, met last, dat zij nimmer weder in het gebied van Boni mag worden toegelaten.
«Ten tweede. Als vorst van Boni te erkennen en aan te stellen: Ahmed Singkarroe Roekka .\roe Palaka.
«Wij vertrouwen dat gij allen, prinsen, hooiden en volk van Hoiii, dezen nieuwen vorst, door don wil van het Gouvernement en de keuze der Boniërs op den troon verheven, zult eerbiedigen en gehoorzamen; opdat geluk en vrede in het land van Boni mogen heerschen en de vriendschap van het Gouvernement niet weder verbroken worde.
»Aldus gedaan te Palaka in het land van Boni, op den IK)quot;0quot; Januari 1860.
))Dc commissarissen van wege hel Gouvernement van Nederlandsch-Indië,
)),!. van swieten.
«A. J. F. Jansen.quot;
243
Nu had spoedig de installatie van Boni's nieuwen koning plaats. Voor deze gelegenheid werd gebruik gemaakt van een loods, die reeds opgeslagen was voor een feest, dat de oflicieren hun hoog-gewaardeerden bevelhebber wilden geven.
Generaal van Swieten hield een aanspraak, waarin Aroe Palaka aangemaand werd om getrouw aan het Nederlandseh-Indisch gouvernement te blijven en zijn onderdanen goed te regeeren; hij was door de woorden, die hem werden toegevoegd, zoo aangedaan, dat hij geen woord kon spreken, maar ten bewijze van zijn goede he-doelingen den commissarissen de hand drukte.
Behalve de teekenen der koninklijke waardigheid werd hem ook een vlag geschonken, mot de belofte, dat een vlag van zijde, in Nederland geweven en met het Nederlandsche wapen er in geborduurd, hem ter vervanging van die meer eenvoudige zou worden gezonden.
Ook had generaal van Swieten zijn sabel aan den vorst geschonken. welk geschenk door dezen zijn loven lang op den hoogsten prijs is gesteld.
Kort daarna, namelijk den .lquot;10quot; Februari, werd ook hot geschil met Mario-ri-Wawo vore (Tend, waarna aan Datoo Basso BatoePoeti vergiffenis geschonken werd. Don volgenden dag werd bet verdrag met Sopeng onderteekend, en negen dagen later dat van Boni, in tegenwoordigheid van alle autoriteiten, terwijl Aroe Palaka met den geheelen lladat en de voornaamste rijksgrooten de plechtigheid bijwoonde. Het thans gesloten verdrag voldeed aan de eischen, die do civiele regeerings-commissaris bij den aanvang der eerste expeditie aan de koningin van Boni gesteld bad; tevens was in bot verdrag-een artikel opgenomen, waarbij aan de onttroonde koningin hot verblijf op Bonisch grondgebied ontzegd werd.
liet koninkrijk Boni was ilns een leen geworden van Nederlandsch-Indië; de landschappen Kadjang, Sindjai en Oud-Boelekomba echter waren direct onder het Nederlandsch-Indisch gouvernement gekomen.
10quot;
244
En hiermee waren de aangelegenheden met Honi voor goed geregeld. Een laatste formaliteit werd nog vervuld: do commissarissen richtten een schrijven tot de overige vorsten van Celebes, om hen ot'liciüel in kennis te stellen met den nieuwen stand van zaken, waarbij van de gelegenheid gebruik werd gemaakt om ongezocht ook tot hen een enkel waarschuwend woordje te spreken.
«De Boniërs zijn allerwegen in en buiten hun land geslagen'', dus schreven de commissarissen, «ze zijn van de zee verdreven. Hunne versterkingen te Badjoa, te Boni, te Sindjai, te Pasempa en elders zijn genomen en vernietigd. Do menschen zijn verspreid als de bladeren der boomen door den stormwind. Hun handel is gestaakt. Hunne kampongs zijn verbrand en verwoest. Hunne paddi-velden zijn niet bewerkt. Vele menschen zijn omgekomen. De hoofden en het volk zijn verarmd. De weerspannige vorstin is uit het land verjaagd.
«Al dat nadeel, al dat leed, al die schande hoeft Boni zich op den hals gehaald, omdat het 't Gouvernement niet eerde en omdat het zich boven alle andere landen van Celebes wilde verhellen.
«Dit kan tot voorbeeld strekken voor hen, die liever de vijanden dan ile vrienden van het Gouvernement willen zijn en andere vorsten willen vernederen.quot;
Uit dit fragment, en andere brieven en proclamaties, zal men de eigenaardige wijze hebben opgemerkt, waarop generaal van Swieten overeenkomstig het bevattingsvermogen van die wel sluwe, maar toch minder ontwikkelde menschen wist te spreken. Het is nog lang niet aan iedereen gegeven, om zich voor den inboorling goed verstaanbaar uit te drukken en meer dan eens moet het gebeurd zijn, dat een proclamatie of een ultimatum — zooals o. a. dat van den heer de Perez — niet goed begrepen is geworden door hen, tot wie dat stuk gericht was.
De onttroonde vorstin had eerst oen toevluchtsoord in Wadjo gezocht; daarna was zij naar Soepa gegaan en van daar vertrok een
245
zendeling naar Makassar, om voor de diep gevallen vorstin vergil-fenis te vragen. De gouverneur van Celebes stelde haar, in een uitvoerig schrijven, ten volle verantwoordelijk voor de rampen die over Boni waren gekomen, maar schonk uit naam van het Gouvernement haar vergilfcnis, echter haar aanmanende, om zich niet meer met de zaken van Boni in te laten. Dit schrijven van den gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden, vindt men onder de Bijlagen 0).
Het duurde tot don lquot;lcquot; Maart voordat de rijksbestierder, Aroeng Oedjong, in onderwerping kwam. Toen de assistent-resident hem echter had weten over te halen om den opperbevelhebber te bezoeken, scheen hij nog tot meerdere toenadering genegen te zijn. En toch werd het de 318te Augustus, voordat hij er in toestemde, om zijne taak als rijksbestierder weder te aanvaarden. Aroe Palaka gaf daarvan behoorlijk kennis aan het Gouvernement en verzocht hot, die benoeming goed te keuren.
Jn allo opzichten waren rust en vrede dus hersteld.
* *
*
Nu de zooeven genoemde landschappen bij onze bezittingen waren ingelijfd, achten do commissarissen een permanente vestiging te Badjoa overbodig en dus werd bevel gegeven om de redoute aldaar te slechten.
Reeds in Januari had een der bataljons het oorlogstooneel verlaten , en 1 Februari vertrokken weder een paar kompagnieën; de overige troepen hadden natuurlijk een zeer eentonig leventje. De l)1'1' Februari daarentegen was een ware feestdag. Toen hadden de gezamenlijke officieren in de reeds genoemde loods, die met ruim honderd en vijftig vlaggen versierd was, een feest bereid, dat in de annalen der krijgsgeschiedenis wel eenig is te noemen.
Trots de gebrekkige hulpmiddelen had men, met de opmerkelijke
24(3
viiidingtijkheid, die den ol'licier doorgaans eigen is, de houten loods herschapen in een prachtige feestzaal met Cliinecsche verlichting; in meubels en servies was op even excentrieke wijze voorzien; het geheel bood een verrassenden aanblik aan, en een zeer aardige beschrijving van dit leest vindt men in het reeds meermalen genoemde werk van kapitein Perelaer.
Nu — onze officieren mochten trotsch zijn op hun generaal; want zelden is een veldtocht zoo in allo opzichten met volkomen succes bekroond geworden, als deze. De bevolking verkeerde op vriendschappelijken voet niet onze troepen; de koning bood onzen officieren zelfs een hertenjacht aan, en een der officieren, die een bezoek bracht aan Datoe Mario-ri-Wawo, werd gul en hartelijk ontvangen.
En hoe stond het met de verliezen, die wij te betreuren hadden; ten allen tijde de schaduwzijde, aan iedere overwinning onafscheidelijk verbonden; de dissonnant, welke steeds door het zegelied heentrilt.....
De gezondheidstoestand was bevredigend gebleven, zooals uit onderstaande statistieke opgave blijken kan :
Den 3l8lcquot; Januari waren 290 zieken in behandeling, waarvan 140 kwartierziek en 55 geëvacueerd waren. Overleden waren slechts 40 Europeanen, 12 Amboineezen en 8 inlandsche militairen. En van de 1100 koelies, onder welke in dergelijke omstandigheden de sterfte zoo groot is, waren niet meer dan 43 overleden en '237 ziek ').
965 7« 458 365
') In lu't fichecl waren cr 18(54 zieken geweest, wanrvan 99 overleden. Kr waren namelijk goneeskmulig beliandeld ;
Europeanen.........
Afrikanen..........
Amboineezen en Inlanders.....
Inlanders, niet lot liet leger helioorende .
1864
waarvan hersteld waren :
217
Als oon bewijs vooi' do goede gezindheid van Aroe l'alaka kan nug liet volgende dienen :
liet vertrek van generaal van Swieten naderde; maai' hij wilde Boni niet verlaten alvorens er voor gewaakt te hebben, dat dc be-graafplaats te Palaka, waar zijn overleden wapenbroeders rustten, behoorlijk verzorgd zou worden. Daarom had hij dien grond willen koopon en hij dacht er aan, om een vertrouwd persoon de hoede van dat plekje grond op te dragon. Toon de assistent-resident Bakkers den koning van Boni daarover gesproken had, ontving generaal van Swieten hot volgende schrijven:
)dk deel den generaal mede, dat de hoer Bakkers bij mij is geweest en mij heelt to kennen gegeven, dat do generaal bet stukje grond wenscht te koopon, waarin hot lijk van den majoor begraven is.
«Aangenaam is het mij, dozen wensch van den generaal te vernemen. Doch dat stukje grond kunnen wij niet gelijkstellen mot de hulp, die het Gouvernement ons heelt betoond, die wij Boniërs allen niet genoeg in waarde weten te roemen; maar waarvan Allah alleen kennis draagt.
«Indien dat stukje grond eigendom van Boni ware, zoude de generaal daarover naar willekeur kunnen beschikken; hoeveel moer dus nu, daar die grond mij zelvon toebehoort.
«Daarom wensch ik, dat het Gouvernement mij do gunst bewijze om die begraafplaats als eeno schenking aan te nemen; ik wensch tevens die graven doen bewaken en verzorgen, en wanneer hetnoo-
Europcunen.........
Afrikauon..........
Amboincczen eu liiliimlcrs.....
Inlaiidcrs , niot tol het leger behooremle
820 63
•I I li
zoodat 135 in beliaiulcliug bleven, waarvan 82 Europeanen.
IfiiO
248
ili^- zul zijn hot gcdcnkteekon to doen aanwitten, zal ikHvel in staat zijn dit ook to doen.
«Alzoo zijn inijiie woordon.
«Gosclnoven to Pa la ka , den Januari 18(i0.quot;
Do opporbovoihobber dankte den koning in oen beloofd acbrijvon voor diens welwillendheid. Wollieht ook was deze oen gevolg van een geschenk in geld, dat de commissarissen don koning gegeven hadden om den missighit, die tijdens do eerste expeditie door de onzen verbrand was, weer op te bouwen ').
Alvorens naar Java terug te koeren, brachten de beide commissarissen nog een plechtig bezoek aan den koning van Boni, die mot zijne Rijksgrooten hen ontving.
Men deelde Aroe 1'alaka mede dat de troepen binnen weinige dagen Boni zouden verlaten. Eenigszins zonderling klonk 's konings wensch bij het afscheid nomen: «dat het niet do laatste maal mocht wezen dat hij generaal van Swieton zon ontmoeten.quot;
Do civiele rogoeringscommissaris voegde er bij wijze van «Amen' l)ij: men hoopte, dat die ontmoeting dan ureclelicucnd zou zijn, waarmee Aroe Palaka van harte instemde.
') Olc schenking ging vergezeld vim dezen brief:
«Wij doen Uwe Hoogheid weten, dut wij mefc veel leedwezen hebben gezien, dat de hegraafpluats der Uonisehe vorsten, mi de eerste inneming der kampong Boni , door vunr grootendeels is vernield geworden.
«Het Gonvornenient is besehaamd en verstoord over deze onbehoorlijke vernieling; want het. is de wil van het Gouvernement om de heilige plaatsen zelts in den oorlog te ontzien en de godsdienstige gebruiken van allen, die onder deszei I's beseherming leven, te doen eerbiedigen.
«Maar Uwe Hoogheid weet, hoe het in den oorlog toegaat. He soldalen, wanneer zij door den strijd opgewonden zijn , volgen niet altijd de bevelen op.
«Het is de wenseh van het Gouvernement en van ons om de schade, welke aan de begraat'plaatsen is toegebracht, te herstellen; opdat wij daarover niet langer besehaamd hchocven te zijn. Tot dat einde bieden wij Uwe Hoogheid en den Hadat van lioni hiernevens aan eene som van .r)(H) gulden.
«Geschreven te I'm.aka, in het land van Boni, den 31'1quot;quot; •lannari 1800.quot;
24lt;J
Toch is het to begrijpen, dat men geneigd was, in die woorden een zekere ironie to vinden; volkomen vertrouwd had men Aroe Paiaka aanvankelijk niet, en hot zou niet tot de onmogelijkheden behooren dat hij, evenals indertijd zijn grooto voorganger van denzelfden naam, zich aan onze voogdijschap wilde onttrekken en misschien wel do wapenen tegen ons keeren zou. Hij scheen zoo onnoozel niet te zijn, als hij er uit zag, en de doofheid, waaraan hijgesouf-freerd had toen de koningin van l?oni nog den troon bekleedde, bleek zoo erg niet geweest te zijn.
Doch de uitkomst heeft geleerd, dat Aroo Paiaka in waarheid ons van harte toegedaan is geweest. Nog elf jaren duurde zijne re-geering, zonder dat hij een enkele maal een poging heeft aangewend om zich tegen ons te verzetten. Dit was misschien meer een gevolg van onverschilligheid en luiheid dan van onkreukbare trouw; want Z. M. bemoeide zich gedurende zijne regeering weinig mot de staatszaken, wijdde zich met een zeldzame voorliefde aan het vis-schen en liet alles over aan den rijksbestuurder, den ouden Arocng Oedjong, die met vaste hand hot bewind voerde.
Hot gevolg hiervan was, dat toen Aroe Paiaka in 1871 stierf, er niet veel aan hem verloren werd; doch in elk geval blijkt uit het bovenstaande dat do woorden, die hij generaal van Swieten tot afscheid toevoegde, in 't minst geen verborgen boteekenis hebben gehad.
Nadat generaal van Swieten or nog eens op gewezen had, dat men zoo noodig steeds raad kon vragen aan den gouverneur van Makassar, eindigde dit ol'iicieel bezoek, en toen men eenige spijzen gebruikt had, vertrokken de commissarissen met hun staf.
Voor l!oni behoefde men in den eersten tijd niet beducht te wezen; de onderwerping was volkomen, en toen de krijgsmacht vertrok, bleef de verstandhouding tusschen onze rogeering en die van lïoni zeer vriendschappelijk. Daarentegen hadden Loewoe en Wadjo zich weer teruggetrokken, toen onze troepen de Tjenrana
250
hadden verlaten. De Datoe van Loewoe begon weer allerlei nitvluch-ten te zoeken en moeielijkheden in den weg te leggen, en een oogenblik dreigden vijandelijkheden aldaar onvermijdelijk te zijn. Volgens zeggen van den Datoe was reeds een gezantschap naai' de commissarissen gezonden; op de vraag van den assistent-resident Bakkers of dit gezantschap voorzien was van het rijks-zegel, had hij ten antwoord gegeven, dat dit zegel nooit buiten de grenzen van liet rijk mocht komen. De heer Bakkers, die wel begreep dat er onnoodige bezwaren gemaakt werden om de afdoening der zaak te vertragen, verlangde dat hem het zegel zcu worden meegegeven, hetgeen zonder vorm van proces geweigerd werd; hij dreigde nu, do kampong Palopo te doen beschieten. — Dit hielp, liet zegel werd hem overhandigd en nogmaals werd hem plechtig verzekerd, dat er een gezantschap was afgezonden, waarvan men echter nooit een spoor gezien heeft.
Althans toen het oogenblik, dat de troepen Boni verlaten zouden, aangebroken was, toen was er nog geen gezantschap komen opdagen. Deze quaestie echter was niet van zoo overwegend belang, om een nieuwe expeditie naar Loewoe en Wadjo te organiseeren, en te oer besloten de commissarissen, om die rijkjes niet door kracht van wapenen tot een bondgenootschap te dwingen, omdat men elders do troepen hoog noodig had.
Den 2',equot; Maart, namelijk den dag dat de beide commissarissen van Boni's koning afscheid genomen hadden, vertrokken weder drie kompagnieën van Pampanoea naar Badjoa, om ingescheept te worden ; ook vertrokken de artillerie en de sappeurs.
Den 5',cquot; verlieten de gezamenlijke transportschepen de reede van Hadjoa; de bevelhebber had, om do reis te bespoedigen, premiën uitgeloofd voor hen, die 't eerst te Batavia zouden zijn aangekomen. De generaal was den dag te voren aan boord van de «Soembingquot; gegaan en zijn mede-commissaris aan boord van de «Medusaquot;; Aroe Palaka deed hen tot. aan Badjoa uitgeleide.
251
En daar zij nofj; niet konden vertrekken, omdat er tiog 't een en ander te behandelen was, kwam Aroe 1'alaka twee dagen later een bezoek aan boord van tlo «Medusaquot; brengen; hij bezichtigde alles en had inzonderheid oen onbeperkten eerbied voor de zware vmirmondon. Na nogmaals een hartelijk afscheid van de commissa-rissen genomen te hebben, ging hij weer aan wal.
Den 7(lcquot; Maart lichtten de «Medusaquot; en de sSoembingquot; het anker, om hun bestemming te volgen. Generaal van Swieten bezocht op de terugreis nog de posten te lionthain en üalang Nipa, en kwam den IC)'1''quot; te Batavia aan, waar hij met saluutschoten ontvangen werd.
Achtereenvolgens kwamen nu ook de overige troepen ter reede van liatavia aan, na veel van de westewinden geleden te hebben; zelfs was de »Gedehquot;, welke drie transportschepen op sleeptouw had, op de .lava-rif gestooten, daar men te veel oostelijk had aangehouden; do transportschepen, die zeil bijgezet hadden, konden zoo spoedig hun vaart niet stuiten, zoodat zij op elkander stieten en er een niet onbelangrijke schade ontstond. Gelukkig was hot ongeval door de «l'hoenixquot; gezien, die de beide vaartuigen, welke hij sleepte, liet ankeren en toon de vier schepen, die danig in elkaar verward zaten en op de klippen vastgeraakt waren, hulp verleende. Men beijverde zich om het tuig, dat deerlijk gehavend was, zoo spoedig mogelijk te herstellen en zette de reis voort. Den -20squot;'quot; arriveerden de troepenschepen te Batavia en een gedeelte der troepen zette eerst den 'JU9'quot;quot; van do volgende maand voet aan land.
Veilig kan men zeggen, dat nooit een expeditie zoo volkomen met een goeden uitslag bekroond is geworden, als deze; hetgeen in de allereerste plaats moet worden toegeschreven aan de kunde en hot beleid van generaal van Swieten, ofschoon niet minder aan de volharding en de voorbeeldige plichtsbetrachting der troepen.
Evenwel moet het de aandacht hebben getrokken, dat deze expeditie weinig schitterende waponfeiten heeft opgeleverd, en dat zich al zeer spoedig moedeloosheid van de Boniërs heeft meester gemaakt.
252
Hot mag niet uit 't oog verloren worden, dat dit — naast liet beslissend en doeltrellend optreden van generaal van Swieten — tevens een gevolg is geweest van de wapenfeiten tijdens de eerste expeditie verricht. Al moge deze tot geen beslissend resultaat geleid hebben, liet is toch een feit, dat ook toen de troepen bij geen enkele ontmoeting in het nadeel zijn geweest, zoodat de Boniërs reeds een gevoelige les ontvangen hadden, vóórdat generaal van Swieten verscheen, om hen voor goed tot reden te brengen.
Wat het niet sluiten van een tractaat met Wadjo en Loewoe betreft, daaraan werd dooi' de regeering niet zoo bijzonder veel ge-liecht en de gevolgen hebben dan ook doen zien, dat daardoor in geen enkel opzicht nadeel is ontstaan, zoodat het eene verkeerdheid zou zijn geweest, die rijkjes door kracht van wapenen tot liet sluiten van een verbond te dwingen; te meer, daar goed beschouwd, het recht niet aan onze zijde zou zijn geweest.
Want nooit te voren waren door ons tractaten met die landschappen gesloten en het ging dus moeiclijk om ze, tegen hun zin, daartoe te dwingen.
De troepen werden, toen zij hun feestelijkcn intocht in de hoofdstad van Neerlandsch-Indië deden, door do bevolking met geestdrift ontvangen. Vlaggen en tropheëen verleenden aan don weg, dien zij moesten volgen, een feestelijk aanzien, en van harte werden hun allerlei ververschingen aangeboden.
Zoo ooit oen ovatie der burgerij tot eer strekte, dan was zulks thans liet geval.
In allo opzichten kunnen de krijgsverrichtingen der beide Bonische expeditiën strekken, om op nieuw te bewijzen, welke uitstekende elementen ons Nederlandsch-Indisch leger bevat; een armee, die zoowel in voor- als tegenspoed bewondering afdwingt.
Wie zal dit ontkennen? En toch — hoe traag is hot gouvernement, om iets voor hot leger, voor den soldaat tc doen.'
253
Wij weten zeer goed, dat die klacht evenzeer op ons leger in liet moederland van toepassing is, dat — zoolang afacJiaflbKj der jilaalx-vervanging do Edelmogende heeren te 's llage niet uit eigenbelang wakker maakt — nog altijd even stiefmoederlijk bedeeld wordt als dat in ïndië. Maar men is eer geneigd, voor de wapenbroedersin Indiö een lans te breken; want hier heeft de armee in vredestijd een, zij 't niet aanlokkelijk, toch dragelijk bestaan, en is de ure des gevaars daar, dan zal jil wat liefde voor zijn land heeft, te wapen snellen, en de jammeren, de ellende, zullen door het gansche volk gedeeld worden.
Hoe geheel anders is dit in Indië. Daar een aaneenschakeling van expeditiën met hare veelsoortige gevaren en ontberingen, in woeste landstreken, op grooten afstand van do beschaafde wereld verwijderd; daar een moeitevol leven, dat vroegtijdig de krachten uitput en de gezondheid ondermijnt, terwijl de bewoners der hoofdplaatsen ter nauwernood weten, dat op zooveel honderd of duizend palen afstands gestreden, bloed vergoten — wat voel erger is, geleden wordt.
Is hot niet onverantwoordelijk, den soldaat onverschillig te behandelen, van wien ten allen tijde zooveel inspanning, zooveel onbegrijpelijke zelfverloochening moet gevorderd worden ?
Zoo menigeen heeft daar in nog veel kernachtiger en overtuigende bewoordingen op gewezen; maar jaren zijn verloopen, en steeds bleef alles bij 't oude.
«Leger en vloot toch,quot; zoo schreven twee Oost-Indische officieren, welke een paar jaren later bij de beschrijving van een expeditie, waarbij de troepen opnieuw zich met roem overladen liadden, een dergelijke verzuchting niet konden weerhouden, «leger en viool toch zijn ten allen tijde gereed om op te rukken tegen eiken vijand van hot Gouvernement; onder do officieren zijn er velen, die mot roem als aanvoerders kunnen optreden. Het Indisch leger bezit vele eigenschappen in zich, om een goed leger te zijn, ook ondanks de heterogene bestanddeelen waaruit hot is zamengesteld; ook bij
de overtuiging, dat niet alles wordt gedaan om zijn goeden geest op te wekken, zijn lot te verbeteren, zoo in 't algemeen als individueel.quot;
Ondanks de stiefmoederlijke behandeling die het ondergaat; ondanks den geest van malaise, van ontevredenheid, die zich al meer en meer ontwikkelt, zal dat leger niet vragen of dat oprukken noodig zij; het zul oprukken en strijden met geestdrift; het zal overwinnen en daarna terugkeeren, om weer gereed te staan tot nieuwen strijd. Het zal een getrouw werktuig zijn in de hand van hen, die den last tot oprukken kunnen geven en die dat bevel aan de natie moeten verantwoorden: terwijl het leger zelf een niet minder zware verantwoording zal hebben te doen van de wijze, waarop het dien last volvoerde.
Men vrage ons echter niet, of 't Indisch leger zich tegenwoordig gelukkig acht!
De grieven die het kan aanvoeren zijn velen, en oven gewichtig als talrijk; de opsomming er van zou ons thans te ver leiden; men boude die in petto. Genoeg! Het Gouvernement wete. dat 't meer dan tijd is, zich het leger in Indië meer aan te trekken; dat het zich tot nog toe een beter lot heeft waardig gemaakt; dat er een tijd kan komen, waarop de eenige hoop op dat leger zal gevestigd zijn; dat het dus zaak is te zorgen, dat het ook dan, en dan vooral, ter beschikking sta, evenals thans, met hart en ziel!
En die tijd is wellicht niet verrel Niet altijd zult gij alleen strijd hebben te voeren tegen inlandsche stammen; andere vijanden kunnen opdagen, gewapend en aangevoerd even goed, zoo niet beter, dan uwe troepen. Ze zullen u met te meer onstuimigheid aanvallen, omdat eene overwinning op u hun eene prooi leveren zou, schoon genoeg om zich ten uwen koste te verrijken.
Om zulk een aanval te trotseeren, behoeft gij allereerst uw leger, maar uw leger versterkt en verbeterd; bezield met te grooter geestdrift, naarmate liet zwakker is dan do tegenpartij.
Die geestdrift op to wekken on levendig to houden, zij dus uw streven!
Daartoe is hot echter noodig, van stolsel te veranderen. — Overdreven bezuiniging of inkrimping moet plaats maken voor mildheid en uitbreiding; onverschilligheid voorware belangstelling; zucht tot behoud en handhaving van 't bestaande voor opolfering en verbetering.
Doch waartoe u den weg gewezen, die reeds zoo lang u is getoond door anderen, door moei- bevoegden dan wij; een weg die toch niet door u wordt ingeslagen, omdat uw gehoele stelsel voor Indië alleen schijnt te berusten op de bevoordeeling van liet moe-derland uit de middelen en zelfs ten koste van Indië; omdat het u ter harte zou gaan het te vervangen door een ander stelsel, dat u niet direct hetzelfde zou opleveren, maar waarbij Indië-zelf meer baat zou vinden.
Bedenkt toch, dat Indië niet meer is wat het vóór 4814 was, boe belemmerd ook in zijne ontwikkeling door een minder verlicht stolsel; bedenkt dat de Inlandsche bevolking ondanks u en door u heeft geleerd; dat de Europeesche maatschappij, zoo al niet in kennis, u althans in energie vooruit is; maar vooral bedenkt, dat begeerige blikken van uit den vreemde op uwe bezittingen geslagen worden; dat licht dreigende wolken van onder den politieken horizon, soms met verwonderlijke snelheid, kunnen opdagen, en dat uwe toekomst wezenlijk van liet ongeschonden behoud van Indië afhangt!
* *
*
In de laatste jaren is men van do waarheid van dergelijke beschouwingen overtuigd geraakt; maar meer ingrijpend nog zullen de hervormingen moeten zijn, die worden ingevoerd.
Intusschen blijft hot geëerbiedigd Hoofd van den Staat nooit in gebreke, onderscheidingen toe te kennen, telkens als een wapenfeit
256
van eenig' aanbelang heelt plaats geluid; zoo ook na de Ronisclie expedition.
Hij besluit van 4!1 Februari 1800, nquot;. 70, werd generaal van Swieten bevordei'd tot kominandeur dor Militaire Willemsorde, en bij besluit van den 2'23lequot; Juni, nquot;. 00, werden eervolle belooningen geschonken aan allen, die zicb bijzonder hadden onderscheiden. De lijst der gedecoreerden vindt men in Bijlage 7 van tilt Deel.
XI.
I)K KXI'KHITIK NAAK HANDJEliMASI.I.
Terwijl op Celebes de rust hersteld was en de troepen naar linn garnizoensplaatsen terugkeerden, woedde op Borneo nog de strijd, die daar ongeveer gelijktijdig met den oorlog mot lioni ontbrand was. In het jaar 1859 was een expeditie onder bevel van don lui-tenant-kolonel Andresen naar nandjermasin gezonden, om de onlusten aldaar te bedwingen (biz. 133). Wij zullen thans den loop van doze evenzeer merkwaardige expeditie volgen : ook hier — willen wij den omvang van dit werk niet overschrijden — tot beknoptheid gedwongen, waarom wij voor meerdere bijzonderheden verwijzen naar het interessante work van W. A. van Rees ')• Daarin komt een / uitvoerige beschrijving van de residentie Zuider- en Wester-ardce-ling van Borneo voor, waarvan wij bet voornaamste hier laten volgen.
De residentie «Zuider- en Oostcr-ardeeling van liorneoquot;, grenzende ten noorden aan hot rijk van Solokh, ten noordwesten aan üroenai ol' Dorneo-proper, ten westen aan do residentie »Wester-afdeeiing van Dorneoquot;, ten zuiden aan de Java-zee on ton oosten miiii do
door \V \, van Hees. i dln
') De naiKlji'Viniisinsclic kiijtf van ISS'.I Aniliciii. Igt;. A. riiioiuc, iMi.j,
17
258
straat van Makassar, is samengesteld uit onderscheidene provinciën, die deels aan liet onmiddellijk gezag van liet Nederlandsche gou-vernement zijn onderworpen, deels geregeerd worden door leen-plichtigo vorsten. Volgens opgaven der Hoofden bevat zij eene lie-volking van 513.314 zielen.
Het zuidelijk gedeelte der residentie bestaat uit de volgende aldeelingen ;
Zuider-afdeeling, waarbij het leenplichtige rijk Kottaringin of Kottawaringin en een gedeelte van het landschap Djelei behoort. Deze afdeeling wordt bestuurd door een. civ-elen gezaghebber. Zij grenst ten noorden aan de Kapoeas- en Melawie-rivieren, ten oosten aan de Groote Daijak of Kahaijan, ten zuiden aan de Java-zee, ton westen aan een gedeelte van Djelei en de rivier van dien naam; zij iieeft een oppervlakte van ±; 1000 □ geographische mijlen, met een bevolking van ± 35000 inwoners, waarvan % Daijaks en 'i Maleiers, en is verdeeld in 8 districten.
Cii'oot- en Klein-Daijak, ten noorden begrensd door het Kaminting-gebergte, ten westen door do Zuider-afdeeling, ten zuiden door de Java-zeo, ten oosten door de afdeeling Bekompay en Doesoen, en bestuurd door een ei vielen gezaghebber, heeft een uitgestrektheid van ^ 1500 □ geographische mijlen met een bevolking van omstreeks 54.ÜOO zielen, en is uit 0 districten saamgesteld.
iiekompay en Doesoen, onder een militairen en civielen gezaghebber, heeft ten noorden van zich Koetei en de Wester-afdeeling van Romeo, ten westen de Oroote en Kleine Daijak, ten zuidenen oosten bet sultansrijk van Bandjermasin; bet beslaat 1250 □ geo-graphische mijlen, is bevolkt door ruim 0000 Maleiers en 28.000 Daijaks en in 11 districten verdeeld, waarvan 3 onder één hoofd.
Itamljermasin (5650 inw.), onder het rechtstreeksch beheer van den resident, die in de hoofdplaats Bandjermasin zijn verblijf houdt, grenst ten noorden aan de rivier van dien naam en aan die van Martapoera tot aan Martaraman, ten oosten aan Hiam Kanan, ten
259
zuiden aan Tanah Laut, ten westen van Tabanio aan de .lava-zee en de soengej Barito tot Schans van Thuyl.
Tanah Laut, met eene bevolking van 8HU() inwoners, is aan de noordzijde door het sultansrijk en het landschap Koesan, westelijk door Sembanban en voor het overige door de zee begrensd; verdeeld in 17 districten.
liet sultansrijk van Bandjermasin, onder onze suprematie, was gelegen tusschen Bekompay, Passir, Tanah Boemboe, Koesan en de afdeeling Bandjermasin, en was verdeeld in 10 districten; het aantal zielen wordt op 217.ÜÜ0 begroot.
Het oostelijk gedeelte der residentie beslaat een oppervlakte van ± 4930 □ geographisc.he mijlen, telt 235.000 inwoners en bevat:
Het leenplichtig landschap Tanch Boemboe, begrensd door Passir, het sultansrijk van Bandjermasin en de straat van Makassar, en is in elf onderdeden gesplitst.
Het sultansrijk Passir, ingevolge contract van 18 November 1850 onder de opperheerschappij van het gouvernement, grenst ten noorden aan Koetei; ten westen aan Doosoen en het sultansrijk van bandjermasin; ten zuiden aan Tanah Boemboe en ten oosten aan de straat van Makassar. De sultan Machmoed Man houdt zijn verblijl ter hoofdplaats Passir.
Het sultansrijk Koetei, een erfleen van het gouvernement, heeft Berou ten noorden, Doesoen ten westen, Bekompay on Passir ten zuiden en de straat van Makassar ten oosten van zich.
Het leenplichtig landschap Berou bestaat uit de gewesten Samba-lioeng, Goenong Teboer en Boeloengan, die elk door een sultan worden geregeerd. De bevolking is voor het grootste gedeelte van Moegineeschen oorsprong.
liet moerassig en boschrijk land ten westen der schoone Barito, die in den regentijd tot boven de Teweh met stoomschepen bevaarbaar is, heeft tot aan Sampit het/.oHde karakter en is in den west-mousson tot op 2 a 3 dagen stoomens van het strand geheel overstroomd. De gemeenschap kan dan steeds onderhouden worden mot
17*
260
kleine vaartuigen (djoekongs) van eenige duimen diepgang, waarmede do inboorlingen zich overigens gemakkelijk verplaatsen.
In den oost-inousson strekt die drassige streek zicli slechts tot een halven dag stoomens van het strand uit, ongeve(!r tot de hreedte van Schans van Thuyl en Kwalla Kapoeas.
Heoosten de liarifo is liet land oven boschrijk, doch over het algemeen minder laag en verheft het zich meer boven de oppervlakte dor zee, naar gelang dat men de bergketen nadert, die do oostelijke grens van het liandjerscho rijk en de westelijke grens van Koetei, Passir, Tanah lioemboe enz. uitmaakt, en waarvan de hoogste toppen niet honger dan 2000 voet zijn.
Do voornaamste rivieren, die in de westelijke richting stroomen, ontlasten zich in do liarito; zo zijn: do soengej's Lahej, Teweh, Mantallat, Avo, Karrouw, l'attay. Negara en Martapoera. Tot do meest belangrijke plaatsen bohooren Bamijermasin, Martapoera, Marabahan, Negara, Amoonthay en Margasarie. Alle andere kampongs bestaan slechts uit oen gering getal huizen.
Tnsschen de Negara en Barito is het terrein moerassig, doch diie mijlen oostwaarts van Negara wordt liet hooger. Mot uitzondering van den vierhoek, gevormd door do liarito, Martapoera en Tabanio is do bodem van Tanah Luit droog en heuvelachtig.
De volgende bijzonderheden geven eenig donkbeeld van het ho-stuur der opgenoemde landschappen tot het jaar 1859.
Onder toezicht van den civielen gezaghebber werden in de Zuider-aldeoling kampongs- en districtshoofden aangesteld.
Den pangerang, wion hot rijk van Kottaringin in leen was afgestaan. word oen rijksbestierder toegevoegd.
In de afdeeiing Groot- en Kloin-Daijak bevond zich oen rondreizende civiele gezaghebber, die zijn verblijf te Poeloo Detak hield, alwaar ook hot voornaamste hoofd, tommonggong Djaja Negara, bekend onder den naam van Nicodemus, resideerde. Met do titels van tommonggong, radin of patch hadden de verschillende districten
261
hun ci^oii hooiden, ili(! in iedorc kolta door do ondston worden bijgestaan 011 hun gozag rncci' ol'immler deden gelden, naarmiite hot lt;listrict dichterbij of' vcrderal' gelegen en do bevolking al of niol ojt de plaats gevestigd was. Do meest verwijderde districten wei den zelden bezocht en het onbeduidend bestuur tier hoofden veranderde er gewoonlijk zonder voorkennis van den civiclen gezaghehher. («o-schillen en twisten der Daijaks werden door de kampongshoolden uitgemaakt ol', zoo noodig, voor de districtshoofden en den civielen gezaghebber gebracht. Groote dielstallen, moorden, koppensnellen enz. kwamen tot den resident ol' voor den landraad. Bij de beslechting eener zaak werd de adat steeds geraadpleegd. Diep iti het binnenland bestonden nog, bij gebrek aan bewijzen, de Godsgerichten, en was het nemen van weerwraak niet ongewoon.
De districten der afdeeling Bekompay en Doesoen werden bestuurd door hoofden, die den titel van pembekkel, tommonggong ofdemang voerden; de kampongs in de afdeeling liandjermasin stonden onder onbeschaafde hooiden, die den titel van pembekkel of kiay voerden: in de afdeeling Tanah Laut waren de hoofden, evenals in Bekompay en Doesoen, onbezoldigd.
In het sultansrijk werd de sultan in hot bestuur bijgestaan door den rijksbestierder en den pangerang llatoe of sultan Moeda. Do rijksbestierder (Mangkoe Boemi) was in den regel do oudste broeder, de sultan Moeda de oudste wettige zoon des sultans. Do troonsopvolging had in rechte linie plaats.
Volgens het contract van IS'iC» moest de uitvoerende macht geheel in handen van den rijksbestuurder berusten. Sultan Adam dood evenwel de moeste regeoringszaken zelf af; do onbeduidendheid van zijn zoon pangerang Mangkoe Doorni Kentjana en van zijn klein/oon Tarndjid lllah, die do betrekking van rijksbestierder onder hem waarnam, dwong hom daartoe. Tamdjid lllah, later zelf don troon bestijgende, wilde op dit punt het voetspoor zijns grootvaders volgen, on gaf daardoor aanleiding tol groote verwikkelingen.
262
He (listricts-lioofden of mantries met den titel van kiay of tom-monggong, werden naar willekeur aangesteld ol' ontslagen. Soms ontvingen /ij een aanstelling voorzien met liet zegel van den sultan ol' rijksbestierder; in verwijderde landstreken evenwel niet. Knkele mantries waren belast met het bestuur van eenige kampongs olquot; met liet helTen van tolrechten; andoren maakten do hofhouding des sultans uit, volgden hem bij groote feesten en op reis of bewaakten den kraton gedurende afwezigheid van den vorst. — Sommige kampongs-hoofden voerden den titel van kiay on werden dan onder do mantries opgenomen; gewoonlijk heetten zij pernbekkel, bij uitzondering loerah.
Zonder vaste bezoldiging, ontvingen de hoofden slechts eenmaal 's jaars, in de maand Moeloed, een geschenk van den sultan. Zij lieten echter hun ondergeschikten genoegzaam opbrengen, om zich zeiven aan vadzigheid te kunnen overgeven.
Te Negara en Alabioe bijv. moest ieder landbouwer van een soerat taboes (verlofsbrief) voorzien zijn en daarvoor vier gulden aan het districtshoofd betalen. Voor het afbakenen van het padie-veld eischic laatstgenoemde andermaal vier gulden, terwijl de sultan op zijn beurt vier gulden liet opbrengen, wanneer de padie te veld stond.
li ij het aanstellen der hoofden, werd de keus der bevolking niet geraadpleegd. Ook het aantal hoofden in een district hing geheel af van de willekeur des sultans of rijksbestierder.
Alle bevelen van den sultan werden door den Mangkoe lioemi aan de hoofden en door dezen aan de bevolking kenbaar gemaakt.
In het jaar 1251 der Mohamedaansche jaartelling (1835), vaardigde sultan Adam een reglement uit, dat tot aan de ontbinding van hot rijk in kracht is gebleven en voorschriften bevatte omtrent ile uitoefening van het recht, de naleving van den Koran, overliet voltrekken en ontbinden van huwelijken, het beslechten van geschillen over grondeigendom enz. Den priesters, ilhakims, was uit-
263
sluitend do bodeeling van liet reel it opgedragen. Zij waren gehouden zich naar de Moliamedaansche leerstellingen te gedragen , doeh weken er, door partijdigheid cn baatzucht gedreven, willekeurig van al'.
De ilhakim's waren onderscheiden in panghoeloe's, kadhli's. rnul'ti's en chalipah's. De ilhakim-hesaar of' hoold-kadhli, de hoofd-mul'ti, hoofd-panghoeloe cn hoofd-chalipah hielden hun verblijf te Martapoera. lloofd-kadhli pangerang Sjerif lioesin, sultan Adam's schoonzoon, vestigde zich echter in 1851) te Bandjermasin.
Was er een moord gepleegd en kon de moordenaar zich niet verstaan met do bloedverwanten van den vermoorde over de som gelds, noodig om zich van de straf vrij te koopen, dan wendde men zich tot de mangkoe-boemi. Deze gaf alsdan een bevelschrift uit om den moordenaar te vatten en voor den panghoeloe te brengen, die de zaak onderzocht en voor den mufti bracht. Deze maakte schritte-lijk het vonnis op, meestal de doodstraf. Door de handen van den panghoeloe en mangkoe-boemi kwam daarna het vonnis tot den sultan, die liet bekrachtigde. Dienaren van den rijksbestuurder brachten den veroordeelde naar een padang (open vlakte) buiten de plaats en maakten hem met lans- en krissteken af. De partij, in wiens voordeel de zaak was beslist , ontving een afschrift van het vonnis (soerat poetoesan) cn betaalde daarvoor vier gulden. Misdaden, moorden zelfs, die niet dooi' de bloedverwanten werden aangegeven, bleven ongestraft, liet recht werkte slechts dan , wanneer het geldelijke voordeden aanbracht, want na het verelfenen van elk geschil eischte de ilhakim een zekere som van beide partijen.
Behalve de doodstraf' door middel van lans- of krissteken, bestond vroeger de ilhoekom kaminting, een pijniging, waarbij de beklaagde in zittende houding met do slapen tusschen een houten draaibank, waarmee de kamiri-noten verbrijzeld worden, geplaatst en doorliet aandraaien der schroef' tot bekentenis gedwongen werd.
Rottanslagen (gewoonlijk op dieven toegepast), zóólang herhaald, totdat de schuldige bij herhaling bewusteloos was neergezegen.
264
Gevangenisstraf, niet langer dan een jaar.
Sltiiling in liet Mok, waarin de schuldige dag en uaclil niet een arm of been gedurende een jaar gesloten werd.
Martapoera, ook Kajoe Tangi en lïoemi Slamat genaamd, waar de vorstelijke kraton zich bevond, was van oudsber de zetel der regeering. Sultan Tamdjid lilah week van de adat af en hield zijn verblijf te Üaiuljermasin. Stierf er een sultan, dan pleegde men zijn lijk gereinigd naar de mesdjid of missigit te brengen en het niet ter aarde te bestellen, voordat de vorstelijke familie en het volk uit den omtrek waren te samen gekomen, om een opvolger te kiezen. Deze wijze van regeling der troonsopvolging was echter vervallen, sedert er een contract met het Nederlandsche gouvernement was gesloten.
Aan de waardigheid van sultan was het bezit dor rijkssieraden onafscheidelijk verbonden; een sultan zonder rijkssieraden was niel denkbaar. De voornaamste bestonden in een gouden stoel en pajong; een paar krissen — baroe-lembah en nagu-selira genaamd — met gouden scheeden en gevesten in diamanten gevat; een zwaard — tampayan; een vijftal lansen — sie rnaroeta, kala martjoe, sie-sassa, kalontaka en sie matjan; eenige gouden en zilveren schilden; eenige kanonnen en gammelangs; een diamant van ISO en een van 70 karaat. In de laatste jaren berustten de meeste sieraden bij njahi ratoe Kamala Sarie, terwijl kiay Adipati pangerang IJatoe en llidayal er eenigen in gebruik hadden.
In de eerstvolgende maand Moeloed na de troonsbestijging, had de zalving des sultans plaats; want zonder zalving was geen vorst gewettigd. Op den geboortedag van den profeet, als alle hoofden uit het rijk waren bijeengekomen, zat de sultan voor zijn kraton op de padoe-doesau, een zetel voor de plechtigheid op de alon-alon opgericht. Met het heilig water van de Kwalla lüntjau of van Tjandi — een badplaats in Amoenthay — door baboreh welriekend gemaakt, besprenkelden de prinsen van den bloede den uitverkoren vorst en voerden hem vervolgens naar den kraton om Zijne Hoogheid drie-
2(55
maal te wogen: ocrst met Spaansc-lic matton, dan met lijnwaad en cjndelijk met vmchton. Kn als men wist hoe zwaar de vorst woog, ging men or toe over om hem twoomalen te meten : eerst met een gouden draad en daarna met oen zilveren. Vervolgens word er zeven dagen on zeven nachten loost gevierd; alle hooiden, prinsen en prinsossen tandakton dan mode.
Do zalving van Tamdjid illah hooit door llidayat's toedoen nooit plaats gehad.
Do inkomsten des sultans sproten voort nil do belastingen op do rijstbouwors, uit do, opbrengsten der hooldgoldon en tollen, en uil de goud- en diamantmijnen.
liehalvo do reeds vermelde djawian van vier guldon moest do hmdbonwer in do streek tusschen Negara en Alahioe nog zes-on-twintig gulden grondhnur betalen (üi bovendien nog een gantang rijst per jaar aan des sultans schrijver. In hot gansche land bracht men oen tiende van den oogst aan den sultan op, die dit onder de panghoeloo's, de bewakers van den mesdjid, do Hooiden en behoel-tigen moest verdoelen. Under do inkomsten des sultans moesten nog de heerendionston gerekend worden. Deze hoorendionston b(!-stonden in het leveren van tweehonderd weerbare mannen (nil Alabioe, soongoj Bonar en Kaloewa), van welke steeds oen vijlde als ocrewaebt ol' barissan, gedurende twee maanden bij den vorst dienst dood; en hot verschallen van bet noodige personeel (uil Amandit), lot oppassing van dos sultans paarden. Die weigerde, betaalde zeven gulden boete. Op gelijken voet moesten iedere maand zestig bakten-betalers, zonder eonigo vergoeding, oen maand lang bij den sultan werken. Do bakten-betalers, die dezen dienst nog niet verricht hadden, werden in de maanden llamadlan, Moelood en Dzoél-ilbaidjah dooi' hunne kampongs-hooiden naar do hooldstad gevoerd om wayang, toppeng enz. voor den vorst te spelen.
Het verleenon van adellijke titels, die van vader op zoon overgingen, hing van de willekeur des sultans al'. Do adellijke praedi-
266
eaten waren die van pangerang, ratoe, goesti en andin. Mannelijke afstammelingen van den regeerenden vorst ontvingen bij Imnne geboorte den titel van pangerang; vrouwelijke die van goesti, later ratoe. De titel van goesti kan echter ook blijvend zijn; des sultans wettige vrouw voerde insgelijks den titel van ratoe.
Kinderen van adellijke vrouwen en onadellijke mannen heetten andln. liet was niets ongewoons, dat aan prinsen ol'prinsessen van den bloede een ol' moer landschappen in apanage, of een gedeelte der tol-opbrengsten werden geschonken.
De inboorlingen wonen, zoowel voor hun gemak als tol hun veiligheid, meestal in groote huizen bijeen, zoodat vele kampongs slechts uit één woning bestaan. In de districten Pocloe Petak, Be-neden-Kapoeas en Doesoen Ilir, staan de huizen op 3 a i voet hooge palen; in de bovenlanden zijn zij met hooge palissaden omringd.
Met uitzondeling der heidensche Daijaks, belijdt de Bandjersche bevolking het Mohamedaansche geloof, dat zich onder de leiding iler priesters in de meest dweepzieke vormen vertoont. In weerwil | van zijn wantrouwenden, valschen en sluwen aard, stolt het volk in zijn priesters een onbeperkt vertrouwen, gehoorzaamt hun blindelings en betoont hun, niettegenstaande hunne afpersingen en in 't oog vallende ondeugden, een onbegrensde onderdanigheid. j Aan den heilloozen invloed der priesterkaste, dooi' den vorst met ( zooveel macht bekleed, is hot gedeeltelijk toe te schrijven dat do opstand, in 1859 uitgebroken en aanvankelijk tegen het sultans-bestuur gericht, van lieverlede een ander karakter aannam en in een godsdionstkrijg ontaardde.
Do konnis dor priesters bepaalt zich bij uiterlijke vormen; zij «■prevelen gebeden, waarvan zij den zin niet kennen; zij vasten en reinigen zich dagelijks en volvoeren de besnijdenis naar de voorschriften van den Koran. Hun streven is niet, het volk godsdienstig onderwijs te geven of zedelijk te verbeteren; maar «Ie hoerschende bijgeloovigo begrippon te bestendigen en dieper wortel te doen
267
scliieton, ten einde zich zei von gemakkelijk te kunnen verhellen. Zij kweeken het bijgelool aan door het uitgeven van djimats (talismans), die do eigenaars voor rampen behoeden en onkwetsbaar maken. Voor djimats is hun alles goed: ringen, brieljes met kaba-listischo liguren ol' een geschreven spreuk uit den Koran, stukjes katoen, kleine kleedingstukken enz. üe Bandjerces betaalt don dji-mat goed en werpt zich, lafhartig ais hij is, met blind vertrouwen ^ op hot noodlot in het grootste gevaar. Komt hij in den strijd om, in weerwil van zijn onkwetsbaarheid, welnu, het paradijs staat voor hem open; want hij deed een godgevallig werk, hij streed tegen de ongeloovigen.
Het maken van proselieten onder de Daijaks behoort ook tot de taak der priesters. Met de Ngadjoes van Pooloe Petak en Zuider-aideeling gelukte het hun vrij wel, zell's bij eenigen die in hunne jeugd christelijk onderwijs van de zendelingen ontvingen.
Overigens leei't de priester, zooals reeds aangeteekend werd, ten koste van do bevolking. Hij, die don tulband draagt, behoeft zijn handen niet to bezoedelen met don gewonen arbeid dor stervelingen ; toch zijn er priesters, die handel drijven en onder do gegoeden vindt men zelfs roeders en scheopsgezagvoerders.
De Bandjorees, fatanicus en fatalist, geloolt aan do macht van afgestorvenen, aan goede en kwade geoston. Hij hecht vooral groote waarde aan bootedooningen en draagt mildelijk bij tot opbouw en onderhoud van langgars of bodehuizen, die', behalve de tempels, in eiken kampong worden gevonden. Do grondtrekken van zijn karak-'gt; ter: lafhartigheid, luiheid, wraakzucht, bijgeloovigheid, wantrou-) won en sluwheid, verloochent hij zelden.
Do taak van den geschiedschrijver is niet gemakkelijk; dit moest do schrijver van hot o. i. oven belangrijk als onpartijdig geschreven work «do Bandjermasinscho krijg van 1859—18(33quot;, ruimschoots ondervinden. Menigon ruwen aanval moest hij verduren, zelfs in
268
anonytne i-ouraut-Hi'tikels. Wal men vooral lt;leii auteur tot oen verwijt maakte was, dat hij met twee maten gemeten luid en de diensten, door de marine gedurende den liandjersclion krijg bewezen, niet naar beliooren had gewaardeerd. Een en ander heelt hem genoopt, kort na het verschijnen van bovengenoemd werk, een tweede aan dit onderworp te wijden '), waarin hij alle bezwaren, die men tegen zijn arboid aanvoert, woderlegt en bij den onpartij-digen lezer de overtuiging vestigt, dat bij zijn taak met nauwgezetheid vervuld heeft, zoodat men zijn werk gerustelijk kan raadplegen cn daaraan oen blijvende waarde mag toekennen.
Wij hebben gezien, hoe de toestand in Bandjermasin zoo onrustbarend was geworden, dat do resident de noodzakelijkheid bad ingezien om meer militaire macht aan te vragen. De overmoedigheid was, onder anderen te liatang lialangan, zeer groot; aldaar luidde panghoeloe Abdoel Gani reeds in de missigit aan de saamgestroomdc menigte een geschrift voorgelezen, dat, voorzien van het zegel van sultan Adam's broeder, in het bedehuis aangeplakt was en waarin volzinnen voorkwamen als deze:
»1 let volk van hot Bandjersche rijk was gelijk een troep schapen. De sultan geleek een tijger die de schapen mishandelt en verslindt, In alle doelen van het rijk verllauwde het zuivere geloofquot; — dus toen reeds de strekking om van deze (jiiaestie een godsdienstoorlog te maken, — «slechts in Benoea Lima werden de leerstellingen van het Islamisme behoorlijk nageleefd. Niet sultan Tamdjid lllah, maar pangerang llidayat en Soeria Mataram waren de beschermers van het rechte geloof.quot;
Hot was intusschen meer cn meer gebleken, dat de resident voor een groot doel schuld luid aan den treurigen stand van zaken, en de kolonel der infanterie Androsen kwam den 'iü81quot;quot; April te liand-
i) 1)(' liandjii'nmsiusdu' krijfï van 1831)—ISijy, mulw tocrgolioht door \\. A van Hues. Arnhem, 1). A. l'lncim;, 18(17.
269
jermasin aan on nam den l9Uquot; Mei hot civiel bestuur over, op last lt;lor rogeering «Ion resident voorloopig schorsende. Tevens had do j);Vrdjoonoquot; con inlandsche kompagnio aangebraclit. Kolonel Androsen achtte het iil dadelijk i'iuidzaam om Martapoera, tusschen Pengaron en Kalangan gelegen, te bezetten, waartoe kapitein Uhlman last kroeg, die' don rijksbestierder zoggen moest, dat hij slechts in last had om de bevolking tegen oproerlingen te beschermen.
Do rijksbestierder wilde kapitein Uhlman wel ontvangen, maar zonder troepen. Dit was reeds verdacht; doch woldra kwamen lijken van Europeanen voorbijdrijven, do vijandelijkheden werden aller-woge geopend en men ontving bericht, dat in Kalangan alle Europeanen vermoord waren en dat Pengaron en Marabahan door do oproerige bevolking bedreigd werden. Driehonderd muiters beproefden een aanval op Pengaron, waar luitenant lieockman bevel voerde.
Hot bleek al dadelijk, dat diens positie zeer netelig was, daar er van Dandjor geen vivres kwamen en een aantal matrozen en koelies deserteerden. Daarbij was Pengaron — bestaande uit de woningen der geëmployeerden aan de mijnon aldaar — dooi' een lien-velrij begrensd, welke don vijand, die onder de bevolen van pangerang Antassari het plaatsje ingesloten had, veroorloofden om het te dominee ren.
Do kommandant had dien post zoo goed mogelijk versterkt, door een paar bastions op te werpen en hom door een palissadeering to omringen. Den tJlt;S3quot;'n April had men gelukkig in tijds vernomen, dat in hot naburige bosch zich oen aantal gewapondon verborgen hadden, die blijkbaar oen aanval beoogden; ieder was dus opzijn post om hen te ontvangen. Woldra naderden de muiters, schreeuwende en tandakkonde; do voorvechters, van talismans voorzien, voorop.
Een veldstuk mot schroot geladen wordt op hen gelost en er vallen eenigen, wier talisman niet geheel aan do eischen bleek to beantwoorden! Do anderen lieten zich niet alschrikkon en begonnen do palissaden op te ruimen; maar liet goed gericht geweervuur der
270
onzen benam hun spoedig den lust daartoe en toen de voorvechters op den loop gingen, volgden de anderen. Deze mislukte aanval had eigeidijk — gecombineerd met een anderen aanval — eer moeten plaats hebben, maar was te vroeg geschied.
De toestand van luitenant Beeckman was zeer moeielijk. Vooreerst durfde men de koelies niet vertrouwen; maar het bleek weldra dat men de matrozen der laadprauwen, die een deel der bezetting uitmaakten, nog minder kon vertrouwen; want in een enkelen nacht deserteerden er vier-en-negentig. Ten tweede ging de approviandeering met vele bezwaren gepaard, terwijl de bode, die den militairen kommandant te Bandjer op de hoogte der zaken brengen moest, wei'd afgemaakt. Overigens was de vijand, die de kleine sterkte ingesloten hield, zoozeer niet te duchten, want vernieuwde aanvallen werden zonder moeite afgeslagen; doch hij had het slachtvee buit gemaakt en er zou spoedig behoefte aan rijst en zout ontstaan, zoodat de rantsoenen verminderd moesten worden. Verscheidene weken verliepen en de toestand werd meer en meer hachelijk, want de insluiting was van dien aard, dat de bezetting geheel afgesloten was; er begon gebrek te heerschen, terwijl de gewonden en zieken niet eens een goede verpleging bekwamen, daar de officier van gezondheid Diepenbroek door een kettingganger vermoord was.
Nadat opnieuw een nachtelijke aanval afgeslagen was, kwam er een brief van pangerang Antassari, waarin een meer vredelievende toon werd aangeslagen; men wantrouwde echter zijne bedoelingen en geen oogenblik verflauwde de waakzaamheid. Maar lang kon de kloeke kommandant van Pengaron het niet meer uithouden — en toch zou hij er niel licht toe besluiten om de sterkte te verlaten en gebruik te maken van den eenigen uitweg, die voor hem open stond; namelijk de aanwezige prauwen te nemen, daarmee zoo mogelijk de kust te bereiken en zoo — hopende dat er vroeg of' laat een schip mocht komen, dat hen zou kunnen opnemen — zijne manschap voor den ondergang te behoeden.
271
Twee dagen had de insluiting geduurd en de nood was hoog gestegen, toen liet een boodschapper, van Bandjermasin komende, gelukte om tot de onzen door te dringen en liun liet blijde uit-ziclit van naderend ontzet te openen. Weldra zou kolonel Andresen komen.
Deze was intusschen benoemd tot opperbevelhebber en gouverne-ments-comniissaris; de resident, welke, zooals wij reeds vermeldden, tijdelijk was afgezet, werd nu vervangen door den nieuw aange-stelden resident Hosch, en zoodra de noodige versterking aangekomen was, werd Bandjermasin in staat van beleg verklaard.
Den lsten en 2J';quot; Juni waren gearriveerd: 5 kompagnieën van het 9° bataljon infanterie, 43 artilleristen met 4 bronzen kanonnen van 3 pond, 2 houwitsers en 2 mortieren, alsmede een halve kompagnie sappeurs.
Het plan was, om naar Martapoera op te rukken en in aanraking Ie komen met den rijksbestuurder llidayat. Op dit oogenblik meende kolonel Andresen, dat de rijksbestuurder goedgezind was en geloofde den opstand in de geboorte te zullen smoren, door aan den wensch, zoowel van de rijksgrooten als van de bevolking, toe te geven en llidayat op den troon te plaatsen. Hierdoor zou aan de groote ontevredenheid, welke tengevolge van sultan Tamdjid's bestuur heerschte, een eind gemaakt worden; want niet alleen dat de bevolking op do hand van den sluwcn rijksbestuurder was, maar men vermeende algemeen, dat het testament van den vorigen sultan Adam, waarbij Tamdjid als opvolger was aangewezen, een ondergeschoven stuk was, zoodat deze wederrechtelijk den troon beklommen had.
Ofschoon men dus hoopte, de onlusten te bedwingen door zich met llidayat te verstaan, werd de tocht naar Martapoera toch volvoerd, geheel alsof men zich in vijandelijk land bevond; eerst een voortroep, welke zich aan boord van de «Boniquot; bevond, daarna de hoofdmacht, aan boord van de «Celebesquot;, en eindelijk do reserve, bestaande uit vier gewapende schepen met een deel der landings-
272
divisie. Luidens de geruchten was de kraton bezet door 3000 man, onder bevel van pangorang Antassari, de missigit door 50(gt; man; ook het residentiehuis zou door den vijand bezet zijn.
Den Iil,cquot; Juni vertrokken, kwam onze krijgsmacht in de bovengenoemde volgorde den volgenden dag te Martapoera aan; voor den missigit ten anker gekomen, zond men pangerang SjerifHoesin met hadji Isa aan land, die op zich genomen hadden om Antassari over te halen, geen tegenstand te bieden.
Hierin naar wensch geslaagd zijnde, keerden zij terug. Kolonel Andresen, die reeds aan land gegaan was, begaf zich nu naar bet residentiehuis en ontving den rijksbestuurder; men ondervond hier geen vijandelijkheden. Nog dienzelfden dag (13 Juni) werd de kraton door den voortroep bezet, waarna de hoofdtroep mede ontscheepte on nabij den kraton een bivouak betrok.
Den I4den belegde kolonel Andresen een vergadering, waarbij hij met den rijksbestuurder en de hoofden den toestand hesprak en hen aanmaande, om vijandelijkheden te voorkomen. De reeds go-pleegde wanordelijkheden kwamen hier natuurlijk ter sprake en vooral ook het gruwelstuk, dat den l3quot;1quot; Mei te voren te Kalangan gepleegd was; aldaar waren namelijk een twintigtal mannen, vrouwen en kinderen met afschuwelijke wreedheid vermoord geworden en de booze wereld zeide, dat Hidayat's oom de belhamel geweest was — zolls dat Ilidayat hevel gegeven had tot het verwoesten van Kalangan.
Andresen hail reeds het voornemen te kennen gegeven, om Ilidayat tot sultan te verhelTen, wanneer dezo onschuldig aan die misdaad zou wezen; het was daarom, dat deze alle medeplichtigheid loochende, nn reeds bij een vroeger gehouden getuigenverhoor hadden een paar Handjereezen verklaard, dat ilidayat in 't openbaar die schanddaad zeer bad afgekeurd en bij bet aanschouwen van de geroofde goederen tranen geplengd zon hebben....
Tut nog toe kon men nog aan 's man's goede bedoelingen geloo-
273
ven, ofsclioon later overtuigend gebleken is, dat hij wol degelijk bevel gegeven heeft om Kalangan te verwoesten. Twee brieven, op zijn last geschreven waarin eenige priesters tot opstand werden aangezet, vielen kolonel Andresen in handen, welke den rijksbestuurder bij zich liet ontbieden, ten einde hem daarover te ondervragen.
Ilidayat, wiens geweten alles behalve gerust was, achtte het niet geraden om te komen, verliet Martapoera, en weigerde hardnekkig terug te keeren.
Hoe hot mogelijk was, dat kolonel Andresen na het gebeurde nog er aan denken kon, om in Ilidayat vertrouwen te stellen, is raadselachtig.
Hij belegde een vergadering van 30 hoofden en verzocht hun om den rijksbestuurder op te zoeken en mee te doelen , dat deze niet bevreesd behoefde te zijn. Intusschon laat het zich ten deelo verklaren, dat kolonel Andresen zoo sprak, daar de hoofden hem als hunne mooning te kennen gaven, dat do rust niet zon torugkeeron, voordat sultan Tamdjid werd afgezet, tonvijl hnns inziens do voortvluchtige rijksbestuurder de aangewezen man was om de kroon te ontvangen.
Kolonel Andresen bleef aan deze politiek vasthouden, koorde nu — zonder dat men Ilidayat had kunnen overhalen om uil zijn schuilhoek te voorschijn te komen — naar llandjormasin terug, na den kapitein-luitenant-tor-zee van Hasselt hot bevel over do troepen to hebben overgedragen, en riep ook daar do hoofden bijoon, die zich evenzeer voor onttrooning van don sultan verklaarden. Tamdjid dood alsnu afstand van den troon (25 Juni) en word aan boord van hot stoomschip «Ardjoenoquot; naar Ratavia overgebracht, waarna voor-loopig het bestuur opgedragen werd aan do pangorangs Soeria Mat-ram on Mohamad Tambak Anjer.
ITadde men Ilidayat weten over te halen om torng lo koeren, hij ware bijkans zeker in plaats van den onttroonden snllan aangosfold.
274
en kolonol Andresen, zijn eenmaal ingenomen standpunt behoiulende, zond zelfs otiderscheidene prinsen en invloedrijke hoofden af, om hem tot terugkeer te bewegen.
Alles te vergeefs. Midayat wou blijkbaar niet gelooven, dat het den regeerings-commissaris ernst wezen kon om hem op don troon te plaatsen; hij wantrouwde den Nederlandschen gevolmachtigde, en trok al dieper en dieper het land in.
Het was thans overtuigend gebleken, dat er van Hidayat niets te verwachten was; liij vond het niet wenschelijk om zich te liand-jermasin te vertoonen, en zeker had hij genoeg op zijn geweten, om dit onraadzaam te doon zijn.
Intusschen was, dadelijk nadat de troepen te Martapoera waren aangekomen, namelijk 15 Juni, een detachement van 250 man met eenige artillerie en genietroepen langs de Riam Kanan naar liet bedreigde Pengaron opgerukt, hetwelk, zonder dat men noemens-vvaardigen tegenstand ontmoette, bereikt werd, waarna de belegeraars, die een algemeenen aanval in den zin hadden, een goed heenkomen zochten.
Dit was een gelukkige dag voor de moedige verdedigers van de sterkte, welke ternauwernood op dezen naam kon bogen; want de uitgestrekte plaats werd in hoofdzaak door de palissadeering beschermd, terwijl de stormvrijheid door wat chicanes vermeerderd was geworden.
Do vijandelijkheden werden van weerszijden voortgezet; er hadden gevechten plaats bij Poeloo Petak, alwaar het zoutpakhuis, nabij den oever der rivier iets hooger dan de kampong gelegen, in staat van verdediging gebracht en mot 40, daarna met 00 man onder de bevelen van luitenant Bichon bezet werd. Don 0llPquot; Juni was do «Montradoquot;, gezagvoerder do llaos, te Pooloe Petak aangekomen, had oen drie-ponder ontscheept en oen verkenning gemaakt naar eon versterking der Daijaks, to soengej Besaran, bestaande uit oen tamelijk hooge en zware borstwering, waarin boven de waterlijn schietgaten ge-
275
spaard waren. Die versterking werd eenigen tijd beschoten, doch beantwoordde het vuur levendig.
Den 22'lcn werd den komraandant van Poeloe Petak bericht, dat de vijand een aanval daarop in den zin had; de nacht ging echter voorbij, zonder dat die aanval plaats greep. De civiele schoener «Tjipanasquot; werd nu uitgezonden met de gewapende barkas, mede te l'oeloe Petak aanwezig, om den vijand op te zoeken; op 800 meter van de sterkte geraakte men werkelijk met hem slaags, en een hardnekkig gevecht werd geleverd, zonder dat men hem aan 't wijken brengen kon. Maar toen den volgenden dag de «Mon-tradoquot; met zijn zwaar geschut aan het gevecht deelnemen zou, bleek het dat den vijand toch een goede les gegeven was, daar deze zijne versterkingen te soengej Besaran verlaten had. Weldra echter zou de aanval vernieuwd worden; de geleden schade werd door Soelil, op last van pangerang Antassari, hersteld en het voornemen was nu, om met versterkte vlotten de stoomschepen bezig te houden en intusschen met de hoofdmacht den aanval aan de landzijde te beproeven. De vlotten bestonden uit een geraamte van zware boomstammen, gedekt en bomvrij gemaakt door een dubbele rij losse balken; er waren schietgaten aangebracht, die met schuiven konden gesloten worden.
De vijand was zoo stoutmoedig, dat in den nacht van 215 op 24 Augustus de aanvoerder der Daijaks in persoon met een paar man een schildwacht overrompelde en binnen de sterkte drong, waarbij luitenant Hichon door een lanssteek doodelijk getroll'en werd.
liet gelukte de bezetting niet zonder inspanning om den onver-wachten aanval af te slaan. Luitenant-ter-zee Clill'ord Kocq van li reugel, kommandant van de «Tjipanasquot;, trad tijdelijk als bevelhebber der sterkte op, totdat de luitenant der infanterie Verstege, welke hem zou vervangen, aangekomen was.
Dat de vijand niet gering geschat mocht worden, zou zeer spoedig nog meer overtuigend blijken, toen hij een aanval op den
18'
27(5
kraton te Martapoeru, ons hoofdkwartier, beproefde; een aansla#, die tie noodlottigste gevolgen voor ons zou gehad hebben, wanneer hij op een ander uur was ondernomen,
In den namiddag van den 30,tequot; Juni namelijk, rukten een duizendtal Daijaks, goed gewapend, onder aanvoering van demang Lehman, tegen den kraton op, overvielen den schildwacht, liepen de poort open en drongen in de versterking door, terwijl ook van den anderen kant de vijand zich een weg dooi- de palissadeering aldaar wist te banen. De voorsten waren reeds genomen tot aan de woning van luitenant-kolonel Boon van Üstade. Toevallig was de bezetting onder de wapens, daar er wapeninspectie gehouden werd; anders ware er een hevige verwarring ontstaan, die niet anders als tot een gruwelijk bloedbad aanleiding gegeven had. Thans was de drieste aanval gelukkig spoedig afgeslagen; doch hij boezemde eenige onrust in, daar het nu bleek hoe groot de overmoed van den vijand was en hoe er met meer energie behoorde te worden opgetreden, wilde het Nederlandsch gezag niet voor goed alhier verloren gaan.
!)e stoutmoedigheid des vijands nam met den dag loe. Hij begon overal bentings op te werpen en verdedigde zich daarin met moed en beleid; zoo werd het fort te Tabanio, dat in 1854 door onze troepen ontruimd was, door hem bezet. Nadat de luitenant-ter-zee Cro-nenthal met den civielen schoener ))Boniquot; en een paar gewapende sloepen daarheen gezonden was, om liet fort te verkennen, ging deze verder dan de lastgeving bedoelde, ontscheepte zijne manschappen, maar werd met zoo'n hevig vuur begroet, dat men onverwijld /iih weder inschepen moest. Zoodra kolonel Andresen vernam, dat de onzen hier een échec geleden hadden, besloot hij het fort Tabanio in persoon te gaan verkennen en tevens zich op de hoogte te stellen van don toestand te Poeloe Petak. Met zijn adjudanten met een detachement van 70 man stoomde hij, aan boord van den «Boniquot;, naar Miirabahan en Poeloe Petak. Na die plaatsen bezocht te hebben, vertrok bij uaar Tabanio; een fort met een Imogen steenen
277
muur en door ecu natte giaclit onigevcii. liij do vorkenning liloek lioni dut in do onraidclollijke nabijlioiil van hot fort gelogenlioid was om geschut op to stellen, cu het terrein was van dien aard, dat na ontscheping van de troepen deze den vijand konden beletten om te ontkomen. Dit was van groot aanbelang, eerstens omdat men de overwinning nu meer volkomen kon maken, ten tweede omdat te Tabanio de gevaarlijke demang Lehman, algemeen beschouwd als do rechterhand van Midayat, bevel voordo en het van hoogewaa' dc was, dien persoon in handen te krijgen.
De kapitein-luitenant-ter-zee van Hasselt, welke het bevel over het hooldkwartier voerde, werd aangewezen om Tabanio te veroveren. Nadat de luitenant-ter-zee 1L' klasse de llaes in zijne plaats naar Martapoera gezonden was, vertrok hij met een eskader, bestaande uit de ))A.rdjoenoquot;, do öMontradoquot;, «Celebesquot;, «Onrustquot; en »lgt;oniquot;: een detachement van 70 man infanterie bevond zich aan boord.
Men arriveerde den t27alcquot; Augustus, ontscheepte dadelijk twee twaalfponders en schoot daarmee bres in den muur. waarna tot een stormenderhandscheii aanval werd overgegaan. De detachements-kommandant der infanterie, luitenant van Dam van Isselt, was de eerste die, met den sergeant-hoornblazer van Laar, het fort over de bres binnendrong; do vijand bood toen geen noemenswaardigen tegenstand meer en zocht zijn heil in een overhaaste vlucht. Wel jammer, dat men het, tijdens de verkenning aangewezen, punt niet bezet had; want nu ontkwamen de muiters , en ook demang Lehman, zoodat veel van de waarde der behaalde overwinning verloren ging.
Men vond 15 kleine vuurmonden, waarvan enkelen onbruikbaar waren, liet fort werd door luitenant van Dam van Jsselt men HO man infanterie hozet en de beide twaalfponders, waarmede bres geschoten was, werden er achtergelaten.
Al moesten de opstandelingen tot heden overal liet onderspit delven, hun onbeschaamdheid verminderde niet. De kommandant van Martapoera had in last, om door herhaalde verkenningen te
278
beletten, dat de vijand zieh in de ntibijlieid van het hoofdkwartier vei'zatnoldc. In het laatst van September kreeg kapitein Schill bevel otn te onderzoeken ol' te üoenong Lawak, op twee uren gaans van Martapoera, een sterke banting was opgeworpen, 'tgeen volgens de geruchten het geval moest wezen. Met 50 man infanterie en een houwitser rukte bij op en stiet werkelijk op een versterking, op een heuvel gelegen; het bleek een sterke redoute te wezen, van liooge palissaden met vier bastions, elk met een vuurmond bewapend , en van een meer dan voldoende bezetting voorzien.
Aan kapitein Schill' was slechts de last verstrekt, om de vijandelijke positie te verkennen; doch hij kon den lust niet bedwingen om, eenmaal daarvoor aangekomen, ze meteen te nemen. Voor-waai' geen gemakkelijke taak.
Nadat het vuur geopend was tegen de achterzijde, welke zich '1 best voor een aanval eigende, en terdege door 't vijandelijk geschut beantwoord was, gaf Schill last om de sterkte te bestormen, en zulks geschiedde, trots de viervoudige overmacht van den goed ge-dekten en gewapenden vijand, met zooveel moed en voortvarendheid, dat dernang Lehman, ook hier weder de ziel van den tegenstand, het geraden achtte om langs den anderen kant zich in veiligheid te stellen, de drie vuurmonden en zelfs drie vaandels in handen van den overwinnaar latende.
Dit was een schoone overwinning, die den overmoed der muiters een weinig kalmeerde, liet gevolg van deze en andere behaalde voordeden was, dat men rondom Martapoera de handen wat meer vrij kreeg en het oorlogstooneel meer noordelijk werd verplaatst.
Kvenwel bleef het in het sultansrijk, ook daar waar de vijand tijdelijk verdreven was, voor de Europeanen hoogst onveilig en zelfs werden er op de residentie-prauw, waarin kolonel Andresen zich bevond, toen hij van eene verkenning naar liandjermasin terugkeerde, geweerschoten gelost door pangerang Lehman, die zich met do zijnen aan den osver iti hinderlaag had gelegd.
279
Te vergeefs trachtte de militaire bevelhebber door kracht van wapenen den steeds toenemenden opstand te onderdrukken; maanden waren reeds verloopen en de toestand was er veeleer op ver-slimmerd.
liet begon meer en meer te blijken, dat kolonel Andresen niet voldoende op de hoogte van den eigenlijken politieken toestand was. Steeds bleef' hij zijn hoop bouwen op den weerspannigen rijksbestierder en pogingen aanwenden om dezen over te halen, naar Martoepoera terug te keeren, niettegenstaande llidayat hardnekkig bloei weigeren om zijn schuilhoek te verlaten en het genoegzaam bekend was, dat pangeran Lehman, die 't ons reeds tamelijk lastig maakte, zijn vertrouwde was.
Kolonel Andresen, die reeds, nadat de vorige sultan Tandjid üellah afstand van den troon gedaan had, moest ontwaren dat hiermee de opstand niet geëindigd was, had te laat ingezien, dat llidayat den opstand aanmoedigde, dat de quaestie van de opvolging bijzaak was geworden, en dat Antassari, demang Lehman en andere ondernemende hoofden in naam van llidayat handelden — welke laatste wel als sultan bevel voerde, doch niet door den Nederlandschen gouvernements-commissaris tot die waardigheid wilde verheven worden; hetzij omdat hij dezen wantrouwde, hetzij omdat hij meer heil in den huldigen stand van zaken zag.
liet gouvernement begon aldra te besetien, dat hier krachtiger moest gehandeld worden; daarom werd kolonel Andresen eervol ontheven van zijn betrekkingen in Itandjermasin en in zijn plaats als opperbevelhebber, tevens tot waarnemend resident, benoemd de majoor Verspijck, terwijl de resident Nieuwenhuyzen tot gouvernements-commissaris voor de Bandjersche aangelegenheden aangesteld werd.
Toen een ondernemend en vastberaden man als Verspijck als opperbevelhebber optrad, schoon do kracht van den opstand dadelijk te vermindoren.
260
Voordat majoor Vcrspijck aangekomen was, had kolonel Aiulcesen nog een laatste poging aangewend, om zich mot ilidayat te verstaan; hij had eenige hooiden naai- Amoenthay gezonden, waar de rijksbestierder zicli bevond, welke door een deel van het volk als snltan uitgeroepen en omringd was van 2000 man, die ieder oogenblik konden oprukken om zich met de troepen van Antassari te vereenigen.
Niet dan met de meeste moeite gelukte het een deel van het gezantschap, om tot hem door te dringen. Weder putte hij zich uit in huichelachtige verzekeringen en betuigde dat het alleen de pressie was, welke zijne omgeving op hem uitoefende, die hem belette om aan het aanzoek van kolonel Andresen gehoor te geven.
liet gezantschap vertrok, na Ilidayat een ultimatum van 20dagen gesteld te hebben; maar do nieuwe gouvernements-commissaris liet zich niet langer dooi' hem om den tuin leiden. Reeds dadelijk werd het plan gevormd, om Ilidayat op te zoeken en te vatten; waartoe naar Tanah Laut en, als dit onderworpen zou zijn, naar Amoenthay zou worden opgerukt. Alvorens moesten evenwel de noodige strijdkrachten aanwezig zijn.
De troepenmacht in Bandjer, die tijdens het uitbreken dor vijandelijkheden, namelijk 20 Mei 1859, uit slechts 0 oiïicieren, ii Kuro-peescho en lOi inhmdsche soldaten had bestaan, bedroeg na aankomst van ile «Ardjoenoquot; in hot geheel iO officieren, 370 Europeanen en .quot;»77 inlanders, waarvan weldra een honderdtal gesneuveld of gewond waren. Overwegende, dat met die betrekkelijk kleine macht de posten Bandjermassin, de schans van Thuyl, Marabahan en l'oeloe Petak verdedigd moesten worden, zoo bleef er niet veel voor de operatien over en ondoenlijk was het, met de noodige veerkracht te handelen, zoolang er geone versterking gekomen was.
Tevens bleven 53 man het fort Tabanio bozet houden, dat de bevolking van Tanah Laut in bedwang hield.
Daarom had majoor Verspijck onverwijld oen half bataljon infan-
281
terie en oen sectie drioporulers aangeviiiagd, zondoi' daarom stil te zitten totdat de gevraagde versterking zou zijn gekomen.
Do eerste operation werden met goeden uitslag bekroond; daar een bende opstandelingen to Soenkey zich voreenigd had, om een aanval oji onzen post te soengoj liaya to beproc\on, werd een ko-lonne ondoi' do bevelen van kapitein JJenscliop gezonden naar Mooning; zij was sterk !()() infanteristen, oen dotacheinont Ha[gt;poiirs, een drioponder en oen mortier, on moest te Soenkey zich vereenigon met een kolonne onder kapitein («raas. Nadat do vereeniging naar behooron liati plaats gehad, rukte men togen de kampong iMoening ()[gt;, maar werd ton onverwachtste door een honderdtal geheel in 'twit gekleede Daijaks overvallen, die in de alang-alang zich in hinderlaag gelogd hadden. Do aanval was zoo onverhoeds, dat er wanorde ontstond onder do troepen, vooral onder de koelies, die oen onrustbarend geschreeuw aanhieven; do troepen weken en een oogenblik zelfs bleven de vuurmonden met hun bediening zonder verdediging. Spoedig was de paniek geweken on do oflicieren wisten hun man-schaf» den strijd te doen hervatten.
De vijand werd werd nu op de vlucht gedreven, Moening in brand gestoken en een bivouak in de nabijheid betrokken. Gebrek aan levensmiddelen dwong do kolonne om terug to koeren; op haar terugmarsch werd zij geen enkele maal door den vijand verontrust, zoodat deze ook hier weder do kracht onzer wapenen ondervonden had.
De «Onrustquot;, die voor l'oeloo Petak gestationneerd was, verdreef den vijand uit een benting, bij soengej Bosaran opgeworpen; bij die gelegenheid sneuvelde de pembekkel Soelil, wat zijn bende deed verloopen, waarna do bevolking uit die streek geheel ontmoedigd werd en hare kampongs weer opzocht.
Majoor Vorspijck was thans besloten, om Tanah Luit te bezetten, Zelf de leiding der operatiën op zich nemende, vormde hij het plan om langs drie verschillende kanten op te rukken; een kolonne moest
282
van Miirtapoem naar l'hloiarie, con ander over Talokli, een baikas langs Sawaragan gaan.
Verspijck. die /.icli aan boord van do «Boniquot; bevond, kwam in den middag van don lO'1quot;quot; December to Talokh aan; de branding was zoo lievig, dat men niet aan land komen kon en dus naar Ta-banio terugstoomde, om daar to debarkeeren en langs het strand naar Talokh te marcheeren. Den llat!quot; werd l'leilmrie bereikt, alwaar de woning van den pcmbekkcl Joesoef bezet en in staat van tegenweer gebracht weid. De opperbevelhebber trachtte nu do kampongbe-woners, die gevlucht waren, over te halen om terug te koeren; dit mocht gelukken. Reeds een vijftal dagen na zijn aankomst was kampong l'leiharie weder bevolkt. De luitenants Epke en 1'erné werden met 70 man infanterie, eenige artilleristen, een drieponder en een mortier daar achtergelaten, en majoor Verspijck keerde naar Martapoera terug, waar hem niet lang rust gegund werd, want hij kwam te weten, dat tie muiters in de nabijheid van Moening een sterke henting haddon opgericht, alwaar oen aanzienlijke strijdmacht zich onder Lehman en andere hoofden vereenigd had.
Den ÜH810quot; December rukte hij met een kolonne infanterie en sap-peurs met drieponders en ',i mortieren, 200 man sterk, naar Martapoera op; de voorhoede stond onder hovel van kapitein Schill', bij den hoofdtroep bevond zich majoor Verspijck, de achterhoodo werd aangevoeld door luitenant van Schendol.
Zoo sloeg men den weg in naar Soengkcy, dat men zonder tegenstand te ondervinden bereikte en er een bivouak betrok. Tegen den middag van den volgenden dag bereikte men de bedoelde versterking, welke gelegen was op een heuvel, Moengoe Thayoj'genaamd ; het bleek een henting te zijn van gebastionneerdon vorm, bestaande uit hoogo boomstammen; aan den voet van den heuvel stroomde een riviertje, dat overgetrokken werd door de voorhoede, waarbij de artillerie zich voegde. De henting opende hot vuur onder een vree-sclijk geschreeuw van do opstandelingen; onmiddellijk weid dat
283
lilavuur beantwoord, on wol mot zooveel.juistheid, dat al .spoedig oen kanonkogel den vlaggostok trol'. Nadat do benting door een gued ondcr-liouden gianaatvuin1 geteisterd was, werd tot do bestorming overgegaan. In den looppas snolden de kompagnie van kapitein Graas en de pelotons onder de bevolen van de luitenants Verstege en Epke vooruit, drongen door de dichte alang-alang heen en bereikten de palissadeering.
Het geschut des vijands had een poos gezwegen; men daciit, om met te meer juistheid zijn schroot uit te braken, wanneer de onzen door de palissadeering zouden worden tegengehouden. Doch er viel geen schot meer; de vijand had den aftocht geblazen. De omtrekkende beweging, door de pelotons Verstege en Epke gemaakt, had den verdedigers den moed benomen; trouwens, de geruchten waren wederom zeer overdreven geweest. Wel bevond pangarang Lehman zich in een naburige kampong, maar hij wus tijdens den aanval niet eens in do benting geweest.
Nadat de vijand uit do kampongs in den omtrek verdreven was, werd de genomen benting van twee cirkelvormige bastions voorzien; er werd een kazerne en een oflicierswoning gebouwd, en een bezetting in het werk gelegd, liet weder was zoo ongunstig, dat majoor Verspijck hot ondoenlijk achtte, om voor het oogenblik de operation to vervolgen; daarom aanvaardde hij met het overige der kolonne den terugtocht, na kapitein Scliill' tot kominandant van Moengoe Tbayor benoemd te hebben. {;gt; Januari 1800.)
liet kan niet anders gezegd worden, ol sedert het optreden van majoor Verspijck werden do krijgsbewegingen met goeden uitslag bekroond, de opstand begon minder krachtig te worden en do zaak scheen reeds ten dooie gewonnen — toon de verraderlijke handelwijze van Toemonggoeng Soerapati, hoold van de Boven-Doesoen, een ware ontsteltenis onder de onzen verspreidde.
Antassari had sedert eenigen tijd Amoenthay verlaten en bevond zich bij het zoo even genoemde hoofd, zijn bloedverwant; de geruchten zeiden, dat dit hoold met Antassari gemeene zaak wilde
284
maken, lioewol men niet beter meende te weten, ofquot; Soeiapati was liet gouvernement getrouw gebleven. De «Onrustquot; werd nu naar de Teweh gezonden, om te onderzoeken, wat er waar was van de onrustbarende geruchten betrellende kwade bedoelingen van Soerapati, welke met Antassari aan het hoofd van HÜÜÜ man Bandjermasin zou bedi'eigen.
Luitenant Bangert, wien de leiding tier onderhandelingen was opgedragen, had in last om Soerapati, ten bewijze van de oprechtheid van diens goede gezindheid, uit te noodigeu om Antassari uit te leveren; zekere Hadji Mohamad Taïb, die al meermalen in dei gelijke gevallen van dienst was geweest, was hem toegevoegd.
Terwijl men schijnbaar op den besten voet met Toemonggoeng Soerapati verkeerde en deze vriendschappelijk aan boord van het stoomschip ontvangen werd, had eensklaps een der schamlelijkste en meest trouwelooze aanvallen plaats. De geheele bemanning — vijftig man met inbegri|j van de olTicieren — werd vermoord.
Hier volgt liet verhaal van deze catastrophe, zoooals dit meegedeeld is door genoemden Hadji Mohamad Taïb, die de vrcesolijke slachting ontkwam en den Ul8tequot; Decerabor alleen terugkeerde, welk verhaal volkomen bevestigd is door de bekentenis van drie opstandelingen , tot de bende van Soerapati behoorende, welke einde ISO'i den onzen in handen vielen.
«Toen wij te Lontcnteoer aan de Teweh kwamen,quot; dus verhaalde Taïb, «zond luitenant liangert mij met brieven naar Soerapati en Ariapati.
Den volgenden dag kwam Soerapati met een gevolg van vijftien personen, familieleden en mantri's, in een groote en verscheidene kleinere prauwen zich aanmelden.
Ik maakte luitenant Bangert opmerkzaam, dat de prauwen onoverdekt waren, 'twelk aanduidt dat men vijandelijkheden in den zin heeft, daar er in gewone omstandigheden onder een atappen dak gevaren wordt.
285
Soerapati echter word aan l)Ofml toegelaten; de prauwen mot de roeiers moesten op eenigen afstand van de «Onrustquot; op stroom gaan liggen.
Soerapati met zijne zoons on zijn schoonzoon, vier of'vijf personen te samen, gingen in de kajuit en bloven er een half uur bij de heeren Bangert en van do Volde. Ik bleef toen bij do overige tien man vnn het gevolg op het dok; do andere odioieren bevonden zich ook daar, spraken do mantri's toe en dronken met hen oen glaasje drank. Sommige ofCicioron waren ongewapend, eenigo droegen een ponjaard.
Inmiddels was het middag geworden; de matrozen verspreidden zich, de meeste gingen naar benoden. Slechts twee soldaten, met geweren gewapend, stonden op post.
Na alloop der conferentie zag ik de hoeren Bangert en van do Volde boven komen, gevolgd door Soerapati en zijne vier of vijf zonen. Bangert was ongewapend, van do Volde droeg oon ponjaard. Men bood Soerapati aan, hem bet schip to laten zien. Van de Velde brengt Soerapati bij een stuk geschut. Banjert geleidt lbon naar hot andere. Eensklaps trekt deze zijn klewang, schreeuwt «amokquot; on brengt Bangert een slag too, waardoor hij nedertuimelt.
Op hetzelfde oogenblik hoeft Soerapati zijn geleider oon klowang-houw toegebracht. Van de Velde trekt nog zijn ponjaard, werpt zich op Soerapati, verwondt hem aan het voorhoofd, doch wordt daarna afgemaakt. Do ofRcioron springen door don koekoek in don longroom; do matrozen vluchten in den kuil.
Op hot geroep van amok zijn do roeiers van do grooto prauw, die op stroom lag, snel voor bet schip gekomen, enteren hot on springen op het dek. In een oogenblik waren er wol (U) man op liet schip.
Omdat ik mij buiten hot gevecht wilde houden, vluchtte ik langs een ankerketting in mijne prauw, on roeide naar wal.
Een menigte prauwen, deels in hot gevolg van Soerapati mede-
286
gekomen, deels acliter Lontonteoer verscholen, voeren nu pijlsnel oj) do ))Onrustquot; af. In een oogwenk bevonden zich vijf a zeshonderd man aan boord en plunderden naar hartelust. Ik hoorde geen enkel schot vallen. Waar dc twee schildwachten gebleven zijn, weet ik niet.
Nadat het plunderen eenigen tijd geduurd en ik mij verborgen had in een huisje op een rakit, zag ik vijf Europeanen in het wit gekleed — wellicht stokers uit de machinekamer — op het dek komen, hunne pistolen afschieten, en over boord springen. Dadelijk werden ze nageroeid en in het water afgemaakt.
Later begon bet schip te zinken; hoe dit kwam weet ik niet. Men bleel evenwel door plunderen, totdat het dek onder water was. Daarna roeiden de prauwen op.
Gedurende die gebeurtenis kwam er een weinig rook uit den schoorsteen , ik geloof van het vuur uit de kombuis.
Toen alles geëindigd was, ben ik spoedig de rivier afgeroeid, om bet ongeluk mede te deelen.
Dus luidde hot verhaal, dat Had ji Mohamed Taïb van dit schandelijk verraad gaf. Uit bet volgende kan nog blijken, niet hoeveel sliiwbeid die aanval volvoerd was. Toen de inboorlingen het schip enterden, hadden zij een slok water in den mond en spogen dit op de zundgaten der kanonnen, opdat in geval dc manschap aan boord, trots het onverwachte van den aanval, de overhand mocht bekomen, de kanonnen geen vuur zouden geven; doch deze voorzorg wason-noodig geweest; er was ternauwernood een pistoolschot gelost. Verdediging was, daar de manschap ongewapend overvallen was, haast niet mogelijk geweest. Hehalve de luitenant-ter-zee van de Velde en luitenant liangert, werden bij die gelegenheid vermoord : de luitenants ter zee ^ klasse van Pestel, van der Kop enltraam, zoomede de ollicier van gezondheid Dilg en de adjunct-administrateur Waldeck.
En vooreerst moest die misdaad ongewroken blijven; want boe-
287
zeer majoor Verspijck iiiui zijn eerste opwelling gaarne gevolg had gegeven en reeds spoedig had bepaald dat de «Montradoquot; naar Lon-tonteoer zou stoomen — hij moest vooreerst dit plan laten varen.
Het alloopen van do «Onrustquot; kon niet alleen genoegzaam over den geest der bevolking doen oordoelen, maar was eenigermate aan te merken als een antwoord op het kort te voren (17 December) door de regeering genomen besluit, om Bandjermasin niet meer aan een inlandsch vorst af te staan.
liet thans aangebroken jaar 1864 verliep evenzeer, zonder dat men don tegenstand kon fnuiken.
Nadat, een verkenningstocht naar (Jadoenghad plaats gehad, kwam liet stoomschip «Surinamequot; den hS'11'quot; Januari aan, en een paar dagen later liet stoomvaartuig «Bennettquot;; majoor Verspijck was nu bij machte om Lontonteoer te tuchtigen en die taak werd opgedragen aan den luitenant-ter-zee istc klasse de Haes. Hij had in last om naar Lontonteoer te stoomen, de vijandelijke benting aldaar te veroveren, en den Toemongong voorbeeldig te stralTen; tevens moest hij onderzoeken, hoe de zaak zich had toegedragen, en daarom twee man, die de slachting ontkomen waren, te weten: oen bediende van den administrateur Waldeck en een politie-oppasser van Marabahan, opsporen. De stoomschepen «Boniquot; en «Surinamequot;, een barkas en ijzeren laadbooten werden aangewezen tot dit doel; wat de landmacht betreft, was aan do 3P en ()c kompagnie van het 7° bataljon, gesteund door eenige artillerie en genietroepen, de taak opgedragen, om hun krijgsmakkers te wreken.
Majoor Verspijck hield den Januari een inspectie over de
kleine expeditionaire macht en sprak haar ongeveer als volgt aan: «Het verraad van Soerapati eischt een bloedige wraak, het bloed uwer vermoorde makkers kan slechts door het blood dor moordenaars afgewasschen worden; de straf moet zijn als do misdaad, hevig, indrukwekkend.
«Iedere Daijak of Maloier, wiens medeplichtigheid bewezen wordt.
28H
moet zondor eonige genade over do kling gejaagd, iedere kampong, waarin zich eeoig voorwerp van dc »Onrustquot; afkomstig mocht bovimteii. in de asclt gelegd worden. Slechts zwakken en kinderen
moot men sparen.
Niet alleen een gevoel van wraak moet de expeditie bezielen; dc eer onzer wapens, door het verlies van een oorlogsbodem aangerand, moet worden hersteld.
Door list en valschheid moge een Hoofd, dat zich een vriend van hot gouvernement noemde, er in geslaagd zijn, om Neerlatids vlag met voeten te treden, zijn wapenen onschadelijk te maken, zijn dienaren wreedaardig om te brengen — die zege van een oogenblik moot den schuldigen duur te staan komen.quot;
Luide werden die woorden toegejuicht eu de expeditie vertrok, brandende van verlangen om de moordenaars te tuchtigen. Hot tooneel des onheils genaderd zijnde, werden de verschillende kampongs in de nabi jheid daarvan nauwlettend onderzocht en voor zoover de schuld der bewoners bleek, verbrand; zoo kwam het dat men eerst den 9lt;,equot; Februari voor Lontonteoer aankwam, zoodat de vijand zich op de komst der onzen had kunnen voorbereiden.
Hot was bekend, dat de muitors den dertigponder van de «Onrustquot; aan wal hadden gebracht; van het schip zelf was niets meer te zion, hoewel men de plek terugvond, waar het vaartuig gezonken was. De mannen van Soerapati hielden goed een oog in 't zeil; want toen de «Surinamequot; zich tegenover een pas opgeworpen en half voltooide versterking bevond en liet vuur opende, werd het stoomschip getroiïon door een projectiel, met groote juistheid uit don vuurmond geschoten. De luitenant-ter-zee, die met de «Surinamequot; vooruitgestoomd was, gaf thans hot overeengekomen signaal tot debarkeeren; maai- lt;lo afstand, waarop de overige vaartuigen zich bevonden, was te groot, zoodat men het sein niet hoorde. Mot stoomschip moest dus terugkeeren en ontving, weder togenover de bonting gekomen, een tweede schot, dat hot nog erger
289
havende; do beide ketels werden doorboord, de macbine werkte niet meer, en zoo kwam de «Surinamequot; in tamelijk ontredderden toestand weer bij do «Boniquot; en de «Andrakquot; aan. Eerst den 17llequot; was een der ketels genoegzaam hersteld.
Nadat de «Montradoquot; en de «Onrustquot; aangekomen waren en met eerstgenoemd stoomschip de bonting verkend was, werden ISO man infanterie ontscheept, die onder kommando van kapitein Ravesteijn do vijandelijke positie zouden omtrekken. Terwijl de stoomschepen hun vuur op de bonting openden en alzoo den vijand bezig hielden, avanceorde de kolonno met omzichtigheid door het heuvelachtig en dicht begroeid terrein. Na een marsch van een uur bleek men in den rug van de versterking te zijn gekomen, want een paai'kanonkogels van de schepen vlogen over de manschap heen, zoodat kapitein Ravesteijn het overeengekomen sein gaf, waarna het vuur aan boord der schepen gestaakt, werd. Dat sein bestond in een marsch door alle tamboers en hoornblazers, 'tgeen natuurlijk ook door de muiters vernomen werd en ontsteltenis onder hen verspreidde; want een aanval van do landzijde hadden zij in 't minst niet verwacht. Zij waren trouwens daar togen niet bestand, daar hot veldwerk — alleen bestaande uit een borstwering met een enkele llank — van achteren geheel open was.
lleeds toen het trompetgeschal weerklonken had, was door een paar opstandelingen het hazenpad gekozen, en toon de voorhoede der kolonno onder luitenant de Jongh uit het bosch kwam en in den stormpas op do benting aanrukte, volgden de anderen hun vluchtende wapenbroeders en het veldwerk viel verder zonder slag of stoot de onzen in handen, liet werd met den grond gelijk gemaakt. Was de tegenstand niet groot geweest, evenmin waren de verliezen des vijands belangrijk; slechts 4 dooden vond men. Dit was niet een voldoende tuchtiging, en daarom bleef de «Colebesquot; met do «Boniquot; en «Andrakquot; nog voor Lontonteoer, terwijl de andere stoomschepen — die te veel diepgang hadden om ze
290
lunger daar tor plaatse to durven honden, wijl de waterstand soms onverwachts aanzienlijk daalde — naar Bandjermasin werden teruggezonden.
Den 24quot;tequot; landde men te Bahan, waar do woning van Soera-pati zlcli bevond. Deze was zoo verstandig geweest om liet binnenland in to vluchten, waar men hem met do geringe macht, waarover men te beschikken had, niet licht zou vindon. Do strafoefening bepaalde zich dus tot hot vernielen van kampongs on vruchtboomon -en daarmee moest men tevreden zijn.
Nog altijd was majoor Verspijck door de omstandigheden belet geworden om naar Amoenthay op te rukken, waar Djalil, oen van llidayat's gotrouwsto aanhangers, zich ter dego versterkt had. Thans maakte majoor Verspijk in persoon don tocht mede. on na moeielijkheden van allerlei aard zegevierend het hoofd geboden to hebben, bereikten onze soldaten Amoenthay. Een paar detachementen waren ter verkenning vooruitgozonden. die berichtten, dat Djalil's versterking uit oen groep huizon bestond, welke door oen houten borstwering omringd waren; men moest een missigit voorbij, die moeielijk te naderen was wegens de ongelijkheid van don bodem on den zeer woligen plantengroei op de begraafplaats, welke haar omringde.
De eerste huizon genaderd zijnde, wierpen zich eenigo Daijaks woedend op onze voorhoede en sloegen als bezetenon in 't rond. Met sabelhouwen on bajonetsteken werden zij ontvangen; maar als go-vloeste duivels, mot gapende wonden in 't lijf, drongen zij door, en 't kostte do grootste moeite om die voorvechters, welke de moeste doodsverachting aan don dag logden, op eerbiedigen afstand te houden.
Nadat het schrootvuur de missigit eenigon tijd bestookt had, gaf majoor Verspijck bevel om dat gebouw stormenderhand te nemen. Met waren heldenmoed springt kapitein Graas, zonder zich er om te bekreunen hoovoel vijanden hij tegenover zich vinden zal, door oen venster naar binnen on ziet oen aantal blanke wapens op zich gericht. Hij zou die vermetelheid ontegenzeggelijk mot den dood bekocht
291
hebben, wanneer sergeant Dekker on een inlandscli faselier hem niet even kloekmoedig gevolgd waren. Tegen znlk een moedsbetoon is geen inlander bestand.
Nu werd Djalil's versterking aangevallen en, na een hevig gevecht, zijn de mannen, die de vier huizen, waaruit zi| bestond, verdedigden, allen gedood en de sterkte, die omringd was door een borstwering van op elkaar gestapelde balken, is den vijand ontrukt.
He overwinning was volkomen, dank zij de groote onversaagdheid waarmede de aanval geschied was; want de versterking was slechts te naderen geweest langs een smalle loopplank....
In quot;t geheel waren zestig Daijaks gesneuveld. De benting van Djalil en de kampong werden in brand gestoken, en in de missigit werd een bivouak betrokken. Zoo schitterend was hot behaalde succes, dat onderscheidene hoofden in die streek zich kwamen onderwerpen, en er werd nu een militaire post opgericht.
Onze wapenen waren dus overal zegevierend. Dubbel te betreuren was liet daarom, dat de expeditie-kommandant niet genoeg troepen had, om met de hem eigen voortvarendheid te kunnen handelen. Nu moest de post te Amoentbay weer met 135 man bezet worden, terwijl verder te Martapoera, te Pengaron, Moengoe Thayor, Ikindjermasin, Mataraman, Pleiharie, Tabanio, Poeloe Petak en Marabahan een vaste bezetting noodig bleef; daarbij waren — ofschoon de gezondheidstoestand, met het oog op de vele vermoeinissen waaraan de troepen waren blootgesteld, niet ongunstig te noemen was — k20U man in 't hospitaal. Hoezeer majoor Verspijek dus begreep, dat er niet alleen oiTensief moest worden opgetreden, maar vooral dat er onaffjcbrokcn geopereerd moest worden, toch was het hem ondoenlijk, dit te volvoeren met de onvoldoende strijdkrachten, waarover hij te beschikken had.
»lloe zwaar de hem opgelegde taak was,quot; — zoo schetst majoor van Rees den toenmaligen toestand , — «valt zelfs bij een oppervlakkige beoordeeling van den toestand gemakkelijk te begrijpen.
19*
De strijd dion liij moest voeren, bezat geheel het eigenaardig kenmerk van een krijg tegen Indisclie volken; geen leger dat verslagen moet worden ; geen kaarten; terreinbeschrijving of statistieke opgaven, om volgens de regelen der strategie een operatieplan te maken . niets van dat al; maar een bevolking die heden vredelievend, morgen vijandig gezind is, die u 's morgens gastvrij ontvangt en 's avonds de verborgen wapenen opvat om n te bestrijden; die naar rust hakende zich vrijwillig aan n onderwerpt en even vrijwillig den eersten dweepzieken priester of den eersten ondernemenden persoon ten strijde tegen u volgt; een land, zoo uitgestrekt als Nederland, waar de opstand overal smeult en broeit, waar nu en dan slechts eon vlam uitslaat, maar vaak geen spoor van vuur, geon rook moer is te ontdekken, als men naar het punt ijlt om don brand te blus-sohen; eon land zonder geregeld bestuur, met onkundige, onwillige, verraderlijke hoofden, die ieder een eigen vijandig doel booogen, en even dikwijls verwisseld moeten worden, als men zelf verplicht is van richting te veranderen; geen eigenlijke brandpunten van den opstand of, als ze er zijn en vermeestord worden, dadelijk weder nieuwe brandpunten in een verwijderde streek; eon vijand, die zich in kleine prauwen even gemakkelijk op de tallooze soengej's beweegt, als hij te voet met zijn lichte wapenrusting door de dicht begroeide wildernis gaat, waarin hij geboren werd; een vijand vaneen tijger-aard. loerend, sluipend, zelden zichtbaar, die gewoonlijk n van achteren, bij verrassing bespringt, en slechts oen enkele maal — door don honger gedreven — in dolle, blinde woede 11 in front aanvalt.
Tot het bestrijden en ten onder brengen van zoodanig volk moest inon kracht togen kracht, list tegen list, geduld en volharding logenover dweepzucht en opgewondenheid, overleg en oordeel tegenover aangeboren sluwheid, grootmoedigheid en eerlijkheid tegenover verraad en bodrog stellen; men moest don vijand slag leveren, waar hij in zijn overmoed stand hield, hom zijne sterkte
293
oiitwi'iiigen, ouvct'scliillig waar liij ilic opwiorp, en /ieli mccstci' maken van de liooülcominunicaticlijnen, hoe gebrekkig die ook waren; men moest langzamerhand een reelcs van posten oprichten. waar-dooi' de bevolking in toom gehouden, de vijand gedwongen werd om id' de wapenen neer te leggen of' liet land te verlaten. Was het bestuur in een onderworpen gewest gevestigd, dan kon menzon noodig den cirkel uitbreiden, eenige posten van ondergeschikt belang ophelVen en de hoofdposten laten bestaan. Op die wijze had de chel' der expeditie reeds in den aanvang gehandeld met Soengch Rava, dal hij na hot bezetten van Moengoe Thayor, als tnsschenpunt van l'engaron, had laten vervallen. Was er eens een post te Kendangan opgericht, dan zou Mataraman opgeheven kunnen woi'denen Moengoe Thayor veel minder bezetting behoeven. Stelselmatig en gestadig voortgaande, zooveel de omstandigheden het zouden toelaten, moest een beleidvol gebruik onzer wapenen ten laatste den opstand overwinnen.
Onmogelijk kon de expeditie-kommandant zijn taak volvoeren niet de reeds gedunde krachten.
Op nieuw werd dus versterking door hem aangevraagd. Doch naarmate hij de handen vrij kreeg, volvoerde hij zijne plannen zoogoed mogelijk. Zoo werd Amawang bezet en Poeloe Kanamit veroverd (Maart IS(iO); in de volgende maand vestigden wij ons te Barahei-ie, en werden posten te Baleh en aan de Kahayar opgericht, alles mei ongeloofelijke inspanning en trots onvermoeiden tegenstand.
Onze manschap hield zich goed, hoewel er veel, zeer veel gevorderd werd; niet weinig droeg het uitstekend voorbeeld, dat de oflicieren gaven, er toe bij, om den geest zoo goed te doen blijven. Een enkel voorbeeld uit velen : Na langdurige en vermoeiende dag-marschen was de manschap van kapitein SchilV uitgeput, en zelfs het schoeisel was onbruikbaar geworden, zoodat de soldaten barrevoets liepen en zich de voeten gruwelijk verwondden aan de randjoes.
294
Alles luidden zij zonder pruttelen verdragen; maar toen zij blootsvoets den marsch moesten vervolgen, even als de inboorling, toen werd het den soldaat te erg, cn enkelen gaven bun ontevredenheid zoodanig luebt, dat zulks den kompagnies-kommandant tor ooro kwam. Deze was zoo reebtsehapen om in te zien, dat er in waarheid te voel gevergd moest worden van den soldaat, voor wien geen oogenblik van rust en verademing mocht aanbreken. Hij was er de man niet naar. om zijn onderboorigen door machtsvertoon of' bedreigingen het zwijgen op te leggen; maar hij zelf, die nog geschoeid was, trok zijn schoenen uit, slingerde ze weg en riep uit: »als jullie geen schoenen aan hebt, kan ik ze ook wel missen!quot;
Zulke voorbeelden wekken! «Leve kapitein SchilT!quot; riep de troep, dien weer een riem onder 't hart was gestoken.
Al ile inspanning, die de soldaat zich moest getroosten, bad gelukkig in zooverre resultaten gehad, dat gedurende de laatste maanden de toestand zeer in ons voordeel veranderd was. Wel is waar was ile opstand nog lang niet onderdrukt; maar de kracht daarvan was gebroken, zoodat die een minder hachelijk aanzien had gekregen; de benden van Lehman en Antassari waren verloopen, en die hoofden hielden zich schuil. Ilidayat begon berouw te krijgen van zijn verzet.
Was reeds verleden Jaar bepaald, dat Bandjermasin een Neder-landsch wingewest zou worden, thans achtte men het oogenblik gekomen om hij wijze van overgang tot een geregeld civiel bestuur' het veroverd grondgebied to verdeelen in militaire kommandementen. Bandjermasin zou door majoor Verspijck bestuurd worden; de twee andere afdeelingen, waarin Bandjer verdeeld werd, kwamen onder het bestuur van majoor Koch en kapitein van Üijen. Inmiddels hoorde men dat Ilidayat zich met Lehman en Antasssri in het gebergte bij Amawang ophield en strooptochten liet ondernemen. Majoor Verspijck begaf nu zich in persoon naar Amawang, om te zien wat er aan do hand was, Aldaar vernam hij, dat de
205
vijand zicti werkelijk in oostelijke i'ichtiiig moest oplioiuleri. Nadat nu verschillende troepen-afdeelingen uitgezonden waren, bleek liet, dat de vijand overal zonder voel moeite verdreven werd en er van een aanzienlijke vijandelijke macht geen spoor te vinden was. Verspijck liet kapitein Koch daarom te Amawang achter en keerde naar Bandjer terug.
De stand van zaken was dus belangrijk verbeterd voor ons; de streek, waar de troepen opereerden, was van muiters gezuiverd en voortdurend kwamen er meer districtshoolden hunne onderwerping aanbieden.
De gouvernements-commissaris achtte thans het oogenblik gekomen, om een proclamatie tot de bevolking te richten, waarbij haar bekend gemaakt werd dat »het zelfbestierend rijk van Bandjermasin had opgehouden te bestaan, en do landen, uitgemaakt hebbende het vervallen verklaarde rijk van Bandjermasin, voortaan zouden ressorteer en onder het direct gebied van het Nedeiiandsch Indische gouvernement in de Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo.quot;
Dientengevolge werd de bevolking ontheven van de gehoorzaamheid aan de dynastie, welke lot dusverre over Bandjermasin geregeerd had, om die voortaan te betoonen aan de, over haar aangestelde, Europeesche ambtenaren en hoofden.
»llct streven van het nieuwelings over u ingestelde beslnui' zal zijn bevordering van uw welvaart en handhaving daartoe van recht, orde en veiligheid,quot; dus eindigde de proclamatie. «Een nieuwe dageraad is daarmede voor u aangebroken en ik durf hopen, dat gij door eerbied voor en vertrouwen in hen, die ik tot hot bestuur over u geroepen heb, in uw eigenbelang de verwachtingen zult verwezenlijken, welke ik van dien dageraad koester, en het (iouver-nement buiten de noodzakelijkheid zult houden, u andermaal zijn tuchtigende hand te doen gevoelen.
»Uw godsdienst zal geëerbiedigd blijven; doch daarentegen zult gij ook die van andersdenkenden hebben te eerbiedigen. Zij die
9
I
A
296
daarvan afwijken eti otulci de leus van godsdienstijver onrust verwekken , dan wel anderen leed berokkenen, zullen met onverbiddelijke gestrengheid deswege smadelijke strall'en tot loon ontvangen.
»Het is de uitdrukkelijke wil van Z. M. den Koning, dat ieder barer onderdanen zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid belijdt, behoudens de bescherming der maatschappij en hare leden tegen de overtredingen der algemeene verordeningen op bet strafrecht. Daarnaar zult gij u hebben te gedragen; want's Konings wil, die niets anders dan het welzijn en bet geluk van allen beoogt, vermag door niemand miskend, veel minder overtreden worden.
«De belastingen, onder welke benaming die ook in bet Bandjer-masinsche rijk hebben bestaan, blijven voorloopig in stand. Intus-schen beraam ik middelen oni die belastingen, welke mij voor uw volkswelvaart schadelijk toeschijnen, op te hellen en te vervangen door anderen, die gelijkmatiger drukken moeten.quot; Eindelijk werd in de proclamatie omschreven, welke heerendiensten de bevolking vervullen moest.
Bandjermasin, hoewel nog in opstand, was alzoo feitelijk bij ons grondgebied ingelijfd.
De proclamatie echter had een gansch anderen uitslag dan die, waarmei! de gouvernements-commissaris zich gevleid had; de krijg barstte met vernieuwde hevigheid uit, want de priesters wisten er een religie-oorlog van te maken en do bevolking tegen ons gouvernement op te zweepen. Kn zoo kwam bet dat, na vele afmattende marschen en een onophoudelijk schermutselen, de opstand in de noordelijke provinciën ter nanwernood bedwongen was, often onverwachtste brak die weer in 't midden van Uandjermasin uit. Den Augustus werd bericht ontvangen, dat de versterking te Mar-tapoera van alle zijden ingesloten was, en den 'iT8quot;quot; kwam de vijand in dichte drommen opdagen. Kapitein Paternoster de Montlion, die slechts over een bezetting van 100 man te beschikken bad, liet den vijand stil naderen en begroette hem toen met kartetsen; de
207
muiters dropen al', maar horliaaldcn 's avonds don aanval olschoon wederom zonder resultaten.
Wol te verwonderen was die onverwachte opstand in het hart van een land, dat onderworpen was; de regent werd van medeplichtigheid verdacht. .Majoor Verspijck besloot met kracht to handelen, den regent die onder zware verdenking lag, te laten arresteeren, en de kampongs Martapoera en Kajoe Tangie te doen tuchtigen.
Een detachement, ter versterking der bezetting van Martapoera gezonden, sloeg zich moedig door den vijand heen en bereikte do sterkte; kapitein Montlion was nu in de gelegenheid om aanvallen-derwijze te werk te gaan en op deze wijze de opstandelingen in bedwang te houden. — Zeer bij tijds kwam het halve J3C bataljon van Java aan, zoodat majoor Verspijck thans met de noodige macht optreden kon, om de rust te Bandjermasin te herstellen. Hij vertrok met ile aangekomen versterking naar Martapoera, en nu kwamen de mufti en de panghoeloe vergilïenis vragen voor de schuldige bevolking, verklarende dat zij zich tot opstand had laten verlokken door eenige dwepers; doch nu geweldig berouw hadden. Verspijck bracht hun hunne ondankbaarheid onder het oog en stelde vooi'taan elk hoofd verantwoordelijk voor al, wat in zijne woonplaats zou geschieden. Al de pembekkels en kampongshoofden moesten verschijnen en waren tegenwoordig bij een strafoefening, die afschrikwekkend werkte; want vijf man, door den krijgsraad der dood veroordeeld — een van hen was de schoonvader van sultan Tamdjid — werden opgehangen en hun lijken moesten een etmaal blijven hangen. Dit werkte zoo heilzaam, dat overal de wapenen werden ingeleverd en de bevolking oj) nieuw trouw aan het Gouvernement zwoer.
Ook elders moest men, al werd de rust ter nauwernood meer verstoord, steeds op zijn hoede wezen; te Amawang werd een patrouille overvallen door een 50tal inlanders, die zich in hinderlaag hadden gelegd en mede op andere plaatsen, waar schijnbaar vrede
'298
hcei'sclite, verruim men somwijlen zeer onverhoeds, dut er vijande-lijkheden gepleegd werden.
intnsschen bleek het overtuigend, dat sultan Ilidayat wel degelijk de ziel van den opstand was, en er zou aan geen einde van den oorlog te denken zijn, wanneer die man niet gevangen genomen werd. En toch had zich te Bandjermasin zijn aanstelling tot sultan bevonden, door den gouverneur-generaal geteekend!
De opstand in Martapoera scheen oppervlakkig een alleenstaand l'eit, doch eigenlijk was dit niet zoo. In werkelijkheid was door Hidayat en Antassari besloten om hoog spel te spelen, de aandacht der onzen naar hot noorden te trekken en van Martapoera af te leiden, en daar dan een beslissenden slag te slaan. Dooi' de gebrekkige samenwerking, welke steeds bij alle operation der inlanders op oen uitgestrekt oorlogstooneel valt op te merken, was de onverhoedsche aanval op Martapoera te vroegtijdig geschied en dus mislukt. Evenwel begon de vijand, tot groote teleurstelling der onzen, weder een grootere krachtsontwikkeling ten toon te spreiden: enkel en alleen het gevolg van de bovengenoemde proclamatie van den gou-vernements-commissaris. De weerspannige bevolking, zoowel als de hoofden die haar leidden, hadden zich altijd met do hoop gevleid, dat de Nederlandsch-lndische regeering Ilidayat als sultan erkennen zou; doch do inlijving van Bandjermasin bij Nederlandscli-Indië, hij proclamatie den volke bekend gemaakt, had die hoop in rook doen vervliegen. Voor Ilidayat was thans alle kans verkeken, en ook Antassari en do andere grooten hadden niets meer to verwachten. Men veroenigde zich, om allo krachten in te spannen ten oinde zich vrij te vechten, en de sluwe aanstokers van den oorlog, die slechts te winnen, weinig te verliezen hadden, namen de priesters in den arm, die het volk opruiden en van den opstand een heiligen godsdienst-oorlog maakten. Mot is ondoenlijk om den guerilla-oorlog, welke nu weer ontstond , in allo bijzonderheden to volgen; do belegering van Goenong of Doekit Madang echter, waarde
2!){)
vijand zich in con redoute op oen heuvel versciianst luid, kan ons doen zien, hoezeer 's vijands hardnekkig verzet weder was toegenomen.
J)e opstandelingen verdeelden zich in kleine benden, vielen onze troepen aan, versperden de wegen, en beschoten en harceleerden de onzen op allerlei wijze. Hun stoutmoedigheid nam niet weinig toe. toen zij hier en daar eenige voordeelen behaald hadden, daar men de onvoorzichtigheid had gehad, tegenover hen een afdeeling jonge Javaansche soldaten te stellen, die hun kommandant in den steek lieten, waarvoor eenigen voor den krijgsraad te recht stonden. Dientengevolge gaf' do evpeditie-kommandant last, dat men niet meer dan Vn deel ongeoefende soldaten in het vuur mocht brengen; dit bevel was evenwel niet altijd op te volgen.
Men had vernomen, dat de vijand den stellen, 500 voet hoogen heuvel, Goenong of Boekit Madang genaamd en ten N. O. van Amawang gelegen, bezet had. De Brauw, met :i0 man op verkenning gezonden, zag de muiters bezig met een redoute van dubbele rijen palissaden te maken. Met zijn geringe macht slaat hij den voorpost des vijands terug en dringt door tot de redoute, die nog niet geheel voltooid is. Niet bij machte om haar te vernielen, trok hij op Amawang terug, en rukte den volgenden dag weder met 150 man naar Goenong op; doch de aanval werd afgeslagen, doordat weer de Javaansche soldaten hun aanvoerder niet durfden volgen.
Ken tweede bestorming mislukte evenzeer en de I3rauw, door een kogel gewond, vroeg om versterking. Kapitein Koch, die te Amawang bevel voerde en daar zelf op een aanval bedacht moest wezen, zond slechts 12 man, zoodat de Brauw het onraadzaam achtte, om op nieuw een bestorming te wagen. Zoodra Koch zelf versterking bekomen had, begaf hij zich met lv20 man, een drieponder en oen mortier naar (Joenong Madang; een vierkante redoute van 20 a '25 meter in het vierkant en bestaande uit zware boomstammen, hoog 2,.) a J meter. Nadat van twee kanten op de redoute gevuurd was, zonder dat de kanonkogels de borstwering deerden,
9
300
terwijl de granaten cr overheen vlogen, trok kapitein Kocli, zonder oen storm te beproeven, naar Amawang temg.
Majoor Verspijck was ontevreden over dit dralen en zond im majoor Schuak, die met het halve i:V bataljon van Java gekomen was, met 50 man naar Goenong Madang, met bevel om de redoute
te nemen, hetzij door bestorming met behulp van laddeis, ol wol dooi
bres te maken. Onder de hand had kapitein Koch met 195 man, een houwitser, een drieponder en een mortier op de schier ongenaakbare sterkte een derden aanval beproefd. Ook doze was afgeslagen, zonder dat men don vijand eenig nadeel berokkend had, en kapitein Koch was door een kogel doodelijk in do borst getrollon. (18 Sept.).
Ditmaal had men weder geen stormladders meegenomen en beging dezelfde fout als kapitein Koch, door voel munitie te verspillen, zonder eenig resultaat te bekomen, waardoor do vijand overmoediger werd. Majoor Schuak liet do redoute door een tirailleur-linie omsingelen, welke aan hot onafgebroken vuur des vijands blootgesteld was; zelfs deed do vijand een uitval tegen de manschap, die vlak voor do benting een batterij opwierp. Doch toen sergeant Higrenant den volgenden morgen vroeg de redoute naderde - vond hij haar verlaten.
De vijand had, vooral toon een paar granaten m de benting gesprongen waren, ingezien dat liij op don duur tegen do ovoinucht niet bestand was. Ofschoon die benting zeer sterk was, daar hot thans bleek dat hij uit vier rijen palissaden bestond, waarvan de buitenste rij op 1 meter van de tweede geplaatst was; hoewel de redoute zeer gunstig op een heuvel gelogen was. moet liet meer aan do wijze, waarop de operation geleid werden, dan aan het onge-gewoon vordodingsvermogen geweten worden, dat men herhaalde malen het hoofd stiet en dat do inneming van die redoute zooveel bloed gekost hooit. Zij werd geslecht; do vijand had in noordelijke richting de wijk genomen.
*
301
Reeds een maand geleden was hel plan beraamd om dn bezetting-van Tabalong te overvallen en over de kling te jagen. Kapitein van Oijen kwam te weten, dat een priester voornemens was, thans (14 September) dien aanval te ondernemen. Do aanslag werd verijdeld, doordat twee hoofden van het complot werden gevangen genomen; deze bekenden den ganschen toeleg en daar het bleek, dat hadji Abeloellah, welke in de nabijheid woonde, medeplichtig was, zond van Oijen een detachement van 09 man onder bevel van luitenant van Emde uit, om den schuldige te vatten en naar Tabalong te voeren.
Die kleine tocht kan doen zien, beter nog dan al het voorgaande, hoe vreeselijk en bloedig de expedition in die streken kunnen zijn.
Toen men St. Malang behoedzaam genaderd was, kwamen eenige gewapenden de kolonne tegemoet en van Kmde sprak tot de zoons van den hadji, welke door een kogelwond aan zijn legerstede gekluisterd was:
«Verwittigt uw vader van mijne komst, zegt hem dat de assistent-resident van Oijen, vernemende dat de hadji ziek en hulpeloos is, besloten heeft, hem te doen overbrengen naar het buis van den regent te Amoenthay en liem daar te laten verplegen, daar het voor den officier van gezondheid in onze bonting ondoenlijk is, dagelijks den grooten afstand naar kampong Soenjeh Malang af te leggen, van Emden had intusschen aan de luitenants Verspijck en van der Wijck, welke onder zijne bevelen gesteld waren, last gegeven om met hunne pelotons do woning te omsingelen, zelf een peloton hij zich houdende, van Emde ging nu met 15 soldaten en eenige inlandsche politic-dienaren, welke tot dit doeleinde waren meegedaan, naar de voorgalerij van A.bdoellah's woning, alwaar zich elf mannen en vier vrouwen bevonden; hij verlangde hij den gewonde te worden toegelaten, daar hij dezen wilde laten vervoeren, waartoe een liangmat en dragers aanwezig waren.
Nadat hij zich er van overtuigd had, dat Abdoellah zich in de woning bevond en na eenige woorden met hem gewisseld te hebben,
802
begaf 1 lij zieli weer naar buiten en wachtte, met eenige hadjis rustig pratende, de komst van den arrestant af. Weldra verscheen deze in de draagbaar. Op dat oogenblik bevonden zich negentien Mohame-danen in de voorgalerij, terwijl 15 soldaten met hot geweer bij den voet stonden; van Emde stond met de getrokken sabel onder den linkerarm eu verloor Abdoellah goen oogenblik uit bet oog; naast van Emde stond een van Abdoellah's zonen, die de kolonne naar Amoenthay zou volgen.
Te midden van de doodsche stilte, die op't afscheid nemen volgde, prevelde Abdoellah een vers uit den koran; dit was bet toeken tot amok maken. Snel al de gedachte trokken zijn volgelingen klewang en kris, en wierpen zich op de soldaten; voordat van Emde op tegenweer gedacht kon zijn, had hij twee geduchte houwen over bet hoofd ontvangen.
Nu ontstond een gevecht, man tegen man, zoo vreeselijk alsnog maar zelden aanschouwd was. van Emde worstelt met een van zijn aanvallers en weldra ligt bij mot negen wonden, waaronder twee kogelwonden, en wordt met moeite uit het strijdgewoel gedragen.
«Tiebacb, een jeugdig onderofficier, nog geen 19 jaar oud, staat hier door vijanden omringd en verricht wonderen van dapperheid,quot; zoo leest men in bet werk van van Kees. «Hij verdedigt zicb als een held, doet al zijne tegenstanders in bet stof bijten en keert ongedeerd uit bet gevecht. Wirosentiko, hoofdman der dwangarbeiders, staat alleen, slecbts met de kris gewapend, tegenover twee vijanden, die hem reeds eenige bouwen en steken hebben toegebracht; doch ile breede stroom bloed, die uit den hals van een hunner gutst, toont dat Wirosentiko niet in gebreke bleef zijne wapenen te gebruiken. Een tweede steek in den buik doet den hadji neertuimelen; de andere, nog niet gewond, werpt zicb nu met woede op den mandor en doet hem terugdeinzen tot op den rand der galerij. Daar geraken beide van de been. De üandjerees wil van die gelegenheid gebruik maken om zijn afgematten vijand een laatsten
303
krissteek too te brengen; docli liooveel bloed do banneling ook verloor, H'j geeft den strijd niet op en grijpt met de rechterhand den snel neerdalenden arm van zijn aanvaller, die nu als in een schroef besloten is. liet geldt hier 't leven; do staroogende blikken toonen, dat beide hun laatste krachten inspannen. Verspijck. die den strijd van slechts weinige seconden heeft gezien, springt toe en klieft met een forschen slag van zijn getrouw zwaard den Bandjerees den schedel; deze, altijd nog op zijne knieën, slingert stuiptrekkend zijn breed wapen naar den oflicier en stort toon dood neer.quot;
Zoo was het overal een tweegevecht op leven en dood, tot een van de twee tegenstanders, uit een aantal gapende wonden bloedende, don laatsten adem uitblies — on zijn overwinnaar zich op een ander werpen kon. En nog was de strijd niet gedaan. De vier vrouwen, met wie luitenant Verspijck — welke het kommando had overgenomen — medelijden had, waren in huis gebleven; om te beletten dat zij hot slachtolTer van dit bloedbad werden, had hij een schildwacht bij de deur gezet. Maar eensklaps hebben die furiën, met klewang en kris gewapend, zich op den soldaat geworpen; in oen oogwenk zijn hem zeventien diepe wonden toegebracht. Zij werden door de verwoede soldaten afgemaakt. Zeven-en-twintig lijkon lagen op den grond, waarvan drie dor onzen, terwijl wij nog elf zwaar gekwetsten haddon. Wel was het een afgrijselijk bloedbad, dat hier was aangericht!
Het overschot der kolonne koerde naar Amoenthay torug met don doodelijk gewonden van Emde, die weldra te midden van zijn
krijgsmakkers den geest gaf.. ..
* *
*
Het was oen vreeselijke oorlog, dio daar in Randjermasin gevoerd werd, en trots de bovenmenschelijke inspanning der troepen, dio onophoudelijk door de soms onbegaanbare streken trokken om don
304
plotseling zich vertoonendon on even snel weer verdwijnenden vijand te vervolgen of' op te zookon; trots de wonderen van dapperheid, nauw (o golooven toonbeelden van geduld en volharding, brak het einde van 18(51) aan, zonder dat de toestand noemenswaardig veranderd was.
Do opstand strekte, zich uit over een uitgebreid terrein, dat zeer onvolledig bekend was en, bedekt met moerassige wouden, doorsneden mot talrijke snelvlietende stroomen, don troepen de grootste mooielijkhodon in don weg logde.
Hot eonige stelsel, dat tegenover een dergelijken vijand to volgen is, word toegepast: men wist, door het vestigen van posten in do onderworpen gedeelten, den opstand to beperken. Doch do bezetting van die posten, voortdurend aan onverhoedsche aanvallen blootgesteld, had een zeer vermoeiondon garnizoensdienst en werd tevens door de herhaalde troepenbewegingen en verkenningstochten afgemat. Mot eonige voordeel van de zoo groote uitgestrektheid van het oorlogstooneel was, dat er geen eenheid van handelen bij don vijand bestond; ware dit het geval geweest, de toestand der onzen zou hachelijk zijn geweest. Wij hebben aan den aanval op Marta-poora gezien, hoe dooi- gebrekkige samenwerking een vooraf beraamd plan, dat ons noodlottig had kunnen worden, geheel mislukte, zoodat men aan een op zich zelf staand feit moest denkon.
Zoo brak hot jaar 1861 aan. Welke pogingen men ook aanwendde om Hidayat of een zijner getrouwen in handen te krijgen, steeds wisten zij te ontkomen. Gaandeweg begon do opstand zich tot do moor afgelegen oorden te bepalen; meermalen werden daar troepen-afdeelingen heengezonden. Ook do marine bewees, evenals bij menige vroegere gelegenheid, uitstekende diensten; trouwens in „een enkelen oorlog heeft zij zulk een werkzaam doel aan do operation genomen als in Bandjermasin.
Meermalen werd Hidayat uit zijn schuilhoeken opgejaagd; maar doorgaans bleef men in hot onzekere, waar hij zich bevond. Met voordacht
305
verspreidde do vijand aangaande des sultans verblijf de tegenstrij-digsle geruchten en de bevolking, die nog altijd op zijne band was, deed baar best om de onzen voortdurend op het dwaalspoor te brengen. Jn Maart werd opnieuw een zijdelingscbe poging aangewend om hem tot onderwerping te bewegen; ook thans weder zonder resultaat.
Nu en dan scheen de energie van den vijand te herleven en meermalen bleven expedition der onzen zonder cenige uitkomst, veelal doordat de gidsen niet te vertrouwen waren en hen op bet dwaalspoor brachten; zoo mislukte een tocht naar Goenong Tongka en een expeditie naar Montallat ging met zooveel tegenstand gepaard, dat onze manschap op schier wonderdadige wijze aan een wissen dood ontkwam. Doch over 't algemeen was en bleef het voordeel aan onze zijde en, hoewel langzaam, avanceerden wij overal; somwijlen werd Hidayat dicht op de hielen gezeten en in Juni werden zijne vrouwen gevangen genomen. Ondoenlijk is het, die onafgebroken schermutselingen hier verder in allo details te volgen, ofschoon menig wapenfeit nog vermelding verdiende, — want geen ontmoeting mot den vijand had er plaats, of er viol oen of ander bewijs van moed en zolfverloochoning to boeken.
Hot was do taktiek dos vijands om, door horhaaltle samentrokking van strijdkrachten op verwijderde plaatsen, onze troepen voortdurend in beweging te houden en af te matton; werd dan een expeditie gezonden naar bet punt, dat ernstig bedreigd scheen, dan loste de vijandelijke bende zich weer op. Men kan nagaan, boe vermoeiend en tevens ontmoedigend dit voor onze troepen was, die zulk een zware taak te vervullen hadden. Eén voordeel had dit alles; zij werden bij uitnomendheid geoefend in deze wijze van oorlogvoeren, want telkenmale, als er supplitietroepen uit Java kwamen — in de maand Juli zelfs tweemaal bleek het, boo die kleine oorlog hun vreemd was.
Hidayat, die zich op de grenzen van hot oude sultansrijk te Halon-
'2U
300
lliilon bevond, word ook daar niet mot rust golaton; oen kolonno van iSO man, onder de bevelen van Schopens, ging den Augustus van Pongaron naar Pramassan Amandit; een tweede kolonne van inlandsche soldaten, onder bevel van een districtshoofd van Amoenthay, sloeg dezelfde ricliting in. Oie tocht leverde niet de minste resultaten op; men stiet ten laatste op een wildernis, die het verder voortdringen belette en de kolonnes, zwaar geteisterd door koortsen en buikziekte, keerden onverrichterzake terug. Een aanval van majoor Schnak op Pagger, waar Pangerang Singa Terbang een beuling op een heuvel had opgericht, mislukte, nadat een stormen-derhandsebe aanval was afgeslagen, waarna men het onraadzaam achtte, den aanval te vernieuwen; evenwel ging de vijand, hoe sterk de door liem betrokken stelling ook was, wegens gebrek aan hot noodige. spoedig uiteen. Daarentegen werd de bestorming van eenige bentings, die de vijand te Batoe-Poetih gebouwd had, met een schitterenden uitslag bekroond. De Veer de Rochemont rukte met 120 mau en 'i mortieren naar die bentings op; de voornaamste, lang 50, breed 'm pas, bestond uit een palissadeering van 4 meter hoog, van schietgaten en banket voorzien; nadat de artillerie het werk met granaten bestookt had, werd dit van twee kanten tegelijk bestormd. De zeer talrijke vijand, onder de bevelen van goesti Matalie en tom-monggong Singa Anom, kan dien doortastenden aanval geen weerstand bieden, kiest de vlucht en laat een groote hoeveelheid buskruit en andere krijgsbehoeften achter. Ook viel den onzen in handen de vlag van Antassari. namelijk twee gekruiste zwaarden op een geel veld, een tjap en o. a. ook oen hangmat, afkomstig van de «Onrustquot;.
Meer nog begon de toestand ten goede te keeren. In Tanah bant, eerst bet brandpunt van den opstand, was de rust hersteld en onze post te Datoe Tongko kon geslecht worden. Zeer werd men verrast, toen denumg Lehman weer in dit gewest viel; maar zoodra er troepen tegen hem uitgezonden werden, trok hij in noordelijke richting terug en zijne benden losten zich weldra
307
op. Ie meer moet ilie inval bevreemding opwekken, omdat diezelfde demang Leiiman, tot nog toe een onzer gevaai-iijkste tegen-stiinders, blijken van toenadering gaf en zelfs genegen bleek te zijn. om zicli te onderwerpen.
Den llt;S'igt;quot; September namelijk had de regent van Martapoera een brief van demang Lehman ontvangen, meldende dat deze en llidayat zirh l)ij den goenoong Plawangan bevonden en aldaar het antwoord op dit schrijven zouden afwachten. Onder het zegel en de handtee-kening van demang Lehman stond ongeveer het volgende te lezen :
gt;:'Ik 'leb nu overwogen, dat ik niet moer in staat ben, onzen quot;-e-bieder met levensmiddelen, oorlogsbehoeften enz. te ondersteunen: dil is de reden dat ik niet meer den strijd tegen het Gouvernement kan volhouden.
»Wannoei gij u in staat gevoelt, mij bij bet Gouvernement volmaakt te maken, mijn schuld uit te wisschen en die van alle muitelingen met de hoofden die onder mij zijn, dan verzoek ik van n oen bewijs, waarop uw tjap en uw handteekening staan.
«Wanneer ik vergiffenis van den Orang-Besaar krijg, zal ik al de bevelen van het Gouvernement opvolgen. Wanneer mij genoegzaam levensonderhoud gegeven wordt, zal ik alle muitelingen in mijn district en die mij bekend zijn, van hun dwaalweg terug brengen.
»lk beloof verder voor het Gouvernement tegen de ongehoorza-men te zullen strijden.
«Mocht bet Gouvernement mij niet willen verschoonen, dan zal ik toch Martapoera binnenkomen, om aldaar de beslissing van mijn lot af te wachten. Al mochten ik en mijne volgelingen leven, wat helpt dat, wanneer wij geen vergillenis kunnen erlangen; het is boter dan dat wij sterven.
«Op dozen brief verwacht ik binnen '24 uren antwoord.
«Geschreven op Donderdag, 1 '278.
20'
308
Tevens werd de boodschap overgebracht, dat wanneer men de onderwerping van demang Lehman mocht aannemen, ook llidayat zich zon overgeven.
Kon men met dien brief den onverwachten inval in Tanah Laut rijmen, welke kort daarop plaats greep?
Majoor Verspijck was dan ook volkomen in zijn recht, dat hij den slnwen Lehman wantrouwde; daarom liet hij door den regent antwoorden. dat men bereid was zijn onderwerping aan te nemen, mits hij zelf to Martapoera kwam om de voorwaarden te vernemen, mocht hij binnen 5 etmalen niet verschenen zijn, dan zou hij weder als vijand behandeld worden.
Demang Lehman verscheen niet. Het waarschijnlijkst is, dat hij evenals llidayat nu en dan ernstig er aan dacht om zich te onderwerpen; maar met de wankelmoedigheid, hem eigen, op het beslissend oogenblik terugdeinsde en bang werd voor de wraak van het Gouvernement. Want die anders onverklaarbare handelwijze kon bezwaarlijk alleen aan dubbelzinnigheid worden toegeschreven.
Alvorens echter op een afdoend herstel van do rust te hopen was, moest Antassari te Goenong Tongka worden opgezocht, waartoe een expeditie werd algezonden onder bevel van kapitein van Vloten, die tot dusver kommandant van Amoenthay was geweest, liet expeditionaire korps zou bestaan uit 320 man infanterie, 1 houwitser en 2 mortieren met de noodige artilleristen, en toO koelies, welke troepenmacht te Ampah zou vereenigd worden. Te Ampah «j-ekomen, liet van Vloten een versterkt magazijn bouwen; nadat kapitein de Roy van Zuidewijn met 170 man infanterie, 1 mortier on 200 koelies aldaar was aangekomen (25 September), begaf van Vloten zich met 200 man, 120 koelies en 1 houwitser naar llamo-nia, op een d marsch van Ampah gelogen, daar men vernomen had dat de vijand er twee sterke bentings had aangelegd. Die ben-tings waren in eikaars onmiddellijke nabijheid gelegen, slechts door een riviertje gescheiden en door verhakkingen omringd. De voor-
309
wacht der kolonno, omloi' kapitein Labaar, trok de, aan de andere zijde der rivier gelegen, benting links om; luitenant Schade van Westrmn ging met 40 man de rivier over, om gelijktijdig de andeie benting te omtrekken. Intusschen bad de houwitser bet vuur geopend; de lquot; luitenant der artillerie van den lioek kreeg al dadelijk, toen hij den vuurmond op de benting richtte, een geweerkogel in de borst en stierf kort daarop.
Luitenant Schade van Westrum nam, trots een dappere verdediging, de kleinere benting; docli de grootere leverde haast onoverkomelijke bezwaren op, daar die door randjoe's, bamboe paggers en verbakkingen schier ongenaakbaar was. De vijand onderhield een levendig vuur en stelde zooveel man buiten gevecht, dat van Vloten het wenschelijk vond om den nacht at'te wachten en dan, onder begunstiging van de duisternis, tie sterkte te bekruipen. Maar dit was niet noodig; de vijand durfde niet een nieuwen aanval afwachten en ontruimde onverhoeds het werk.
Men ziet dus, dat de oorlog nog op onderscheidene punten bleef voortduren en wel verwonderd was men, toen eensklaps, den '2deM October, demang Lehman kwam opdagen en zich bij den resident van Martapoera aanmeldde. Hij onderwierp zich zonder eenig voorbehoud en zijn voorbeeld werd door een groot aantal hoofden gevolgd, die den eed van trouw en gehoorzaamheid aan majoor Koch, welke de functiën van resident waarnam, allegden.
Majoor Verspijck had last gegeven, dat demang Lebman meteen twaalftal der voornaamste hoofden naar Handjermasin komen moest, om vergilfenis te vragen. Ofschoon zij steeds met wantrouwen vervuld waren en telkenmale hunne vrees aan den dag legden dat zij te Handjermasin zouden gearresteerd worden, verschenen zij toch voor Verspijck, allen met krissen gewapend.
Verspijck bad zulks ditmaal toegelaten, ten einde te toonen, dat men niet bevreesd voor hen was; maar gal' hun toch te kennen, dat hij verlangde dat zij voortaan, volgens het gebruik, voor
310
den VtM'tcgemvooiFtliger van liet (iuuveriioment oiigo\Vii|gt;eiKl 20111 len voiscliijncn.
Zij betuigden ook hier, dat liet linn ernst was, zich te onderwerpen; daarna verlangde majoor Verspijck 0111 deniang Lehman alleen te spreken. Hij wees dezen er op, hoe menigmaal reeds liet-zellde betuigd was, maar dat de regeering telkennialo om den tuin geleid was, zoodat men eigenlijk weinig vertrouwen in zijn betuigingen kon stellen. Lehman zeide, dat hij bet bestuur daarvan zou overtuigen door de andere hoofden op te zoeken en tot onderwerping over te halen, waartoe hij een tjap van den resident verzocht.
Verspijck stelde hem in de gelegenheid om te volvoeren, wat hij beloofd had; desniettemin werd aan de postkommandanten de last verstrekt, om ten zeerste op hunne hoede te zijn en Lebman slechts zoodanige hulp te verleenen, dat bij niet gevaarlijk worden kon. De gevolgen van zijne bemoeiingen werden spoedig merkbaar en het scheen werkelijk, dat hij ditmaal oprecht te werk ging; want een tal van hoofden kwamen hun onderwerping aanbieden en de bevolking keerde naai' hare kampongs terug. Mot hot opsporen van Ilidayat slaagde hij minder gelukkig; wellicht kon men daaruit alleiden, dat hij ook nu weder niet ter goeder trouw was, ofschoon t ook zeer goed mogelijk kon wezen, dat Ilidayat niets van bem wilde weten, nadat hij de zijde van de regeering gekozen had.
Mochten de zuidelijke provinciën in rust verkeeren, in het noordelijke begon het oorlogsvuur met verdubbelde hevigheid te ontbranden. Het bleek daar, dat de priesters de band in't spel hadden en den godsdienstoorlog predikten; vooral zekere hadji Bador, een dweper van de ergste soort, had een gevaarlijken godsdienstijver bij de bevolking weten op te wekken, en de regent van Amoentbay, dat opnieuw het brandpunt van den opstand werd, vermeende dat de duivel in de bevolking gevaren was. Nu zag Antassari de kans schoon en zond zijn zoon Mas Said met eenige goesti's, om het vuur van den opstand verder aan to blazen.
81 I
Die godsflienstdrijvcnj bcn-atip hcainiuil (eigenlijk : in (/crcf/elrlr aide oodrlf/diut, mot loopassiii^ op tien heiligen oorlog) waarbij ecu aantal dwcepzuchtigcii liartstoclitelijke gebeden opzonden oiii onkwetsbaar te worden en dan in een toestand van razernij de troepen aanvielen — die geestdrijverij dreigde den opstand weder onrustbarende dimensiën te doen aannemen en daarom werden de rnulti en de voornaamste pangboeioe's van Martapoera iiaarAmoen-tbay gezonden, ten einde hun invloed ten goede aan te wenden en de bevolking aan 't verstand te brengen, dat het beratip beamaiil zondig en strijdig mot do wet van den Proleet was; de resultaten bleven niet uit, daar zij, die den Islam oprecht waren toegedaan, aan hun overredende taal wel het oor leenden.
Intussehen bleef men omtrent Lehman nog altijd in bet onzekere. Deze had volgens het verlangen van den resident al zijne vrouwen opgezonden, terwijl het reeds door de onderwerping van vele hooiden was gebleken, dat hij met ijver werkzaam was. lüi in een zijner brieven, aan den resident van Martapoera gericht, schreef hij:
))\Vat mij betreft, moet ik u verklaren, dat ik nimmer mijn eed en mijne belofte zal verbreken; ik heb op den Koran bezworen, dat ik het Gouvernement gehoorzaam zal zijn.
«(ïod de Allerhoogste is getuige van dezen heiligen eed; ik zal dus nimmer mijn heilige belofte verbreken.
«Al de bevelen der groote lleoren en van u, zal ik op de, kruin van mijn hoofd leggen en naar mijn vermogen ten uitvoer brengen.quot;
Ten opzichte van llidayat bleven zijn pogingen zonder gevolg en Verspijck, die het daarom beter oordeelde dat Lehman terugkeerde , zond dezen een lastgeving om onverwijld te Uandjer te komen. Lehman verklaarde zich bereid om aan die oproeping gevolg te geven, maar gaf in overweging om hem eenig uitstel te verlee-nen. Zoo hij llidayat gesproken had en hem niet kon overhalen om
312
tcntg te koeren, /.ou hij zich te Bandjciniasin komen aantnolden. Het gevraagde uitstoi weid hem verleend.
Dat majoor Verspijck niet de dupe was van dergelijke handelingen, kan o. a. blijken uit onderstaanden lastbrief, door hem uitgegeven aan zekeren pangerang Moeda — een niet minder lastig heer dan Lehman — die evenzeer zijn onderwerping aangeboden en zich bereid verklaard had, om liet Gouvernement van dienst te zijn.
Do lastbrief luidde :
»1)0 majoor-resident en kommandant der troepen in de Zuideren Uoster-afdeoling van Borneo draagt bij dezen den pangerang Moeda Mohamad Ariep Ulah, hoofd van Tjingal, Menoengool en Bangkalaiin op, om zich naar het district Margasarie te begeven, ten einde aldaar te trachten, de ongehoorzame en vijandelijke bevolking tot beterschap en onderwerping aan het Gouvernement terug to brengen. Wordende hij daartoe door mij gemachtigd om de hulpmiddelen aan te wenden, die hij noodig oordeelt.
«On nc s'// lie pax Irop. Le prudence exiye, (pion Ie traite aoec éijards; main 'pi'on soit prudent.
)}De resident der '/.uider- en üoder-afdeeliny van Borneo,
«Verspijck.quot;
Kerst den 42t»quot;uquot; December kwam Lehman te Martapoera terug en deelde de heuglijke tijding mede, dat Hidayat zou volgen. Hij gaf don volgenden brief van den hoofd-opstandeling aan den regent over:
wiJeze brief is van mij, tiw zoon Hidayat Oellah, kleinzoon van wijlen sultan Adam en echte zoon van wijlen sultan Abdoel liach-man. komt door (rods hul[) voor het aanschijn van mijn doorluch-tigen vader, pangerang Djaya l'amenang, regent van Maitapoera.
«Omtrent mij en mijne broeders iioop ik dat u, mijn vader, al liet mogelijke zult verrichten , opdat wij gelukkig mogen zijn.
313
«Ik fiool), dat gij voor mij vergillen is van don (irooten Hoer te Martapoera en te üandjermasin zult alsrueolvoti, opdat ik stoods te Marta[)oera mag wonen en niet van het eiland JJorneo verwijdonl worde. Ik begeei' slechts, dat het Gouvernoment medelijden mot mij zal hebben en mij eenige tegemoetkoming zal schenken, opdat ik daarvan met mijne vrouw, kinderen cu broeders kan leven.
«Geschreven op '21 Djoeniadil Awal, 1278.quot;
Thans aarzelde majoor Verspijck, welk antwoord hij geven zon. Ili-dayat moest van liorneo verwijderd worden, dit stond vast; diens verzoek kon dus niet ingewilligd worden. Doch schroei' rnon hem dit, dan was het tion tegen één, dat hij zich bodenkon on niot komen zou. En Verspijck was te rechtschapen, om zelfs in do verste verte de gedachte aan verraad te kunnen verdragen, 'tgeen trouwens ook niet zou gestrookt hebben mot de waardigheid van het Gouvernement, welks vertegenwoordiger bij was.
Daarom gaf hij Hidayat ten antwoord , dat hem, en desverkiezende zijn familie en een klein gevolg, een vrijgeleide naar Martapoera zou verstrekt worden, om aldaar zijn vergiffenis te verzoeken. Daar zouden hem de voorwaarden worden meegedeeld , waarop bij die vergillenis kon verwerven; mocht hij die onaannemelijk vinden en verlangen terug te keeren naar de plaats van waar hij gekomen was, dan zou men zich niet daartegen verzetten, en hij kon ongehinderd zijn schuilhoek in de wildernis woei' opaoekon.
De brief werd 1 Januari 1852 geschreven en ter hand gestold aan Lehman, welke Hidayat zon opzoeken; waar deze zich bevond, werd door Lehman geheim gehouden, maar men meende te kunnen opmaken, dat dit niet zoo heel ver van Martapoera verwijderd kon wezen.
liet gelukte Lebman werkelijk, om Hidayat naar Martapoera te geleiden, waar deze zich den 2dstcquot; Januari in deerniswaardigen toestand, hongerig en van alle middelen ontbloot, aanmeldde. Zoodra
314
Verspijfk daarvan bericht kreeg, begal' hij zich naar Martapoera om met llidayat over de voorwaarden zijner onderwerping te onderhandelen.
Den ;iU,tcquot; .laruiari had de bedoelde samenkomst plaats in de pen-dopo van liet residentiehuis te Martapocra, alwaar behalve majoor Verspijck en llidayat o. a. tegenwoordig warende majoor Koeh, de regent van Martapoera pangeiang Djaya l'amenang en Lehman. Veigezeld van dezen laatste en een aantal pangerang's, goiïsli's en andere hooiden, verscheen Midayat om half ell'in ile vergadeiing. De expeditie-kommaiulant richtte nu de vraag tot hem, met welk dool hij zich naar Martapoera begeven had; llidayat verklaarde volmondig, dat hij gekomen was om vergiüenis te smeeken voor hetgeen hij misdreven had. Een dergelijke verklaring legden alle hoofden afquot;.
liet antwoord luidde, dat pangerang llidayat zijne woorden niet onder cede behoelde te bevestigen, daar zijn vorstelijke afkomst vertrouwen in zijn woord deed inboezemen; de overigen moesten den gevorderden eed alleggen.
Nu richtte Verspijck het woord tot llidayat, wiens houding in alle opzichten kalm en waardig was, en maakte hem de voorwaaiden bekend, waarop de vergill'enis geschonken werd; vooreerst mocht hij in geen geval op Borneo blijven, maar moest na verloop van 8 dagen Borneo verlaten; de gelegenheid zou hem daartoe worden aangeboden. Niet alleen voor het spoedig herstel van den vrede en het bestendigen der rust, maar ook voor zijn eigen welzijn en geluk was dit noodzakelijk. Bleef hij op Borneo, zijn naam zou al te dikwerf tot het plegen van slechte handelingen gebezigd worden en hij zou, schuldig of niet, bij het Gouvernement in verdenking komen; door hot verlaten van Borneo werd dit alles voorkomen. — Ten tweede werd geëischt, dat hij zich vooreerst naar Batavia zou begeven, waar hem een verblijf op Java aangewezen en hem een toelage geschonken zou worden, groot genoeg om met zijn bloed-
315
eti aanvenvaiiteii oiibeki'otiipon to kmincn loven. Voorts mocht tn'j /.icli door 11ozon naar Java laten vorgozollcn on eindelijk, moest hij voor zijn voitrok oen publicatie uitvaardigen aan de bevolking van IUindjormasin, waarin hij in 't openbaar schuld bekende on verzocht, dat zij, uit lioMo voor hom en tot haar eigen welzijn, tot orde on rnst terugkoeren zou.
Ilidayat üollah gal' ton antwoord, dat hij bereid was om die voorwaarden aan te nomen en nader zou opgeven, wie hij gaarne moe naar Java nemen zou; dat hij er al aan gedacht had, zulk oen publicatie aan hot volk te richten en reeds den tjap had opgesteld, welke zoo noodig overeenkomstig hot verlangen van den resident kon gewijzigd worden.
Ion slotte drukte de oxpeditie-kommandant zijn verlangen uit, 'lat Ilidayat mot zijn gevolg zich niet te IJandjormasin zou ophouden, maar naar schans van Thuyl zou stoomon, om aldaar het oogenblik al te wachten, dat hij naar Batavia zou worden overgebracht. üok hiertoe verklaarde hij zich bereid.
Lehman verzocht, om met Ilidayat mee naar Batavia te mogen gaan en daarna naar liaridjermasin tc mogen terugkeeren; dit verzoek werd ingewilligd.
Na eenige Ibrmaliteiton was de vergadering geëindigd. Ilidayat was dus in onderwerping gekomen, na drie jarenlang in opstand te zijn geweest, ol' liever, zooals weldra bleek, ten speelbal te zijn geweest van onwettige hooiden, die van zijn naam gebruikgemaakt hadden. Alzoo liet hij hot ton minste voorkomen, toon hij dien-zcllden dag een partikulier onderhoud mot majoor Koch had. lijj die gelegenheid doolde hij nog op de beleediging, welke hij eenmaal van den vroegeren resident had ondergaan — dezelldo, die wegens zijn zorgeloosheid en weinige geschiktheid voor dio betrokking was algezot geworden — die hem in tegenwoordigheid van vele inlandsche groeten had toegevoegd : gij zult Tamdjids orders gehoorzamen, eu zoo niet, dan zal ik u daartoe dwingen.
310
Nu zou mcti zeggen dat do opstand onderdrukt, dat de langdurige krijg geëindigd was. Al was die oorlog rijk aan onverwachte gebeurtenissen, aan seliier ongeloofelijke catastrophen, nu mocht men toch vertrouwen stellen in de oprechtheid van llidayat en Lehman. — Het laatste bedrijf van het drama was nog niet afgespeeld. —
Er restte nu, Antassari en Amin Üellah tot onderwerping te brengen. Op de vraag aan llidayat, hoe men zich 't best van lien kon meester maken, had hij te kennen gegeven dat, nu hij het land verliet, zij spoedig hun aanhang zouden verliezen.
Het vertrek van llidayat was bepaald op 3 Februari. Doch om \ uur in den nacht te voren ontving Verspijck onrustbarende berichten. llidayat had zich met zijn gevolg in twee laadprauwen iuge-scheept; toen die door het districtshoofd in een ijzeren prauw gevolgd waren, had llidayat zicli aan wal begeven en was te midden van een dichten drom gewapend volk verdwenen. Men gal' te kennen, nicl te zullen toelaten dat llidayat vertrok.
Demang Lehman had, lioe ongeloolelijk ook na al het gebeurde, tóch een dubbelzinnige rol gespeeld. Zie hier wat ei' gebeurd was.
Den dag, eerst voor het vertrek bepaald, had er een samenkomst plaats gehad met een aantal hoofden, in tegenwoordigheid van een groote volksmenigte, en een der pangerangs had gezegd : «indien pangerang llidayat naar Java gaat, is het beter dat wij amok makenquot; — en dadelijk had Lehman zich met dit plan ucrecaiyd. »Welnu,quot; had de ander vervolgd, toen hij zag dat zijn plan Lehman's goedkeuring mocht wegdragen; «als pangerang llidayat heden avond naar de benting gaat, moeten wij allen met hem meegaan en als llidayat zich verwijdert, zullen wij nog even wachten, dan zal demang Lehman, door met het hoofd te knikken, het toeken tot don aanval geven.quot;
Doch toen llidayat zich 's avonds naar de benting begaf, waar majoor Koch met nog een olïicier gezeten was en Lehman weldra met zijn volgelingen binnen kwam, scheen dezen laatste de moed inde schoenen te zinken; want van amok maken kwam niots, ofschoon
het plan uiet opgegeven werd, daar Lehman quot;s avonds opnieuw zijn voornemen te kennen gaf, om llidayat door geweid te beletten. Borneo te verlaten. Don volgenden dag, als deze aan boord zou gaan, wilde men amok maken, daar «als llidayat wegging, men geen zon of maan meer hebben zou,quot; — on Lehman sprak tot het volk ; «Als llidayat morgen vertrekt, zullen wij de stoomboot alloopen.quot;
Gelukkig kwam het zoover niet. llidayat was, zooals wij gezien hebben, reeds ontvlucht. Ken oogenblik kon Verspijck de opwelling niet onderdrukken om geweld te gebruiken; de vrees echter, dat hieruit een vreeselijk bloedbad zou ontstaan, zonder dat men don trouweloozen vorst in handen krijgen zou, bracht hem van dit voornemen terug. Daarom schreef Koch aan Lehman, die natuurlijk ook een goed heenkomen gezocht had, en vroeg om opheldering.
Tot antwoord kreeg hij een eerbiedig gestold schrijven van den demang, waarin verzocht werd om aan hot verzoek van de bevolking te voldoen, zooals dit uitgedrukt was in onderstaand schrijven:
«Dit verzoekschrift komt, uit naam der bevolking van IMartapoera, van ons, onderdanen van don grooten Heer.
«Wij smeeken uwe genade af en verzoeken duizendvoudig, dat pangerang llidayat niet van Martapoera verwijderd worde; laat hom slechts als eenvoudig inwoner te Martapoera blijven.
«Zoo de groote Heer hem evenwel van Martapoera wil wegzenden, dan zullen wij en de geheele bevolking met hem medegaan: doch wij hopen dat deze onze bede door den grooten lieer goedgunstig zal worden overwogen.quot;
Nog een laatste poging, om de zaak in dor minne to eindigen, besloot Verspijck te wagen; hij liot Lehman oproepen, om ophol-dering te komen geven en zond llidayat een brief, waarin hij hom wees op de gevolgen, die zijne handelwijze zou hebben, en hom onder hot oog bracht, welke goede bohandoling hij ondervonden had, tevens zich bereid verklarende om zijne wenschen in overweging te nemen, doch hem aanradende om geen stap verder te gajin.
318
Van Lohman ontving hij een ontwijkend antwoord, en wat ili-dayat betreft, liij vernam dat deze 'snachts om 12 uur met zijn vrouwen en de prinsen de omstreken van Martapoera verlaten Itad.
Nu was het geduld van Verspijck (thans luitenant-kolonel) uitgeput. Na liet onmogelijke gedaan te hebben om door lankmoedigheid den weifelenden muiter vertrouwen in te boezemen, was hij met ondank beloond en bedrogen; thans zou hij toonen, dat zijn doortastendheid hem niet begeven had.
De duur van het vrijgeleide was verstreken; Hidayat en Lehman konden dus weder als vijanden beschouwd worden. Volgens ingewonnen berichten bevond Lehman zich nog te Passeyangan. In allerijl werden twee kolonnes onder de bevelen van de kapiteins Kngel en Schepens geformeerd, om den verrader op te sporen en gevangen te nemen; doch de listige demang was reeds verdwenen. Passeyangan en de aangrenzende gedeelten van Martapoera werden in brand gestoken, de missigit verwoest en de bevolking aangezegd, dat ieder, die met wapenen in de hand werd gezien, zonder genade zou worden neergeschoten.
De flinke maatregelen van Verspijck werkten gunstig. Der bevolking sloeg de schrik om liet harte; er werd verboden, dat rijst aangevoerd werd, ten einde haar te dwingen om mede te weiken tot het opsporen van de weerspannigen, en allo hoofdtoo-gangen van Aboelan naar de Martapoera-rivier werden bezet, terwijl patrouilles de streek doorkruisten en de veelhoek, gevormd door de l'andjermasin-rivier, de Antassan-Soeton en de van daar naar Stamboel loopende lijn geheel werd afgesloten, zoodat Hidayat niet verder ontkomen kon en aldra door hot nijpendst gebrek zou gedwongen worden om zich over te geven.
Intusschen schreef Lehman met de grootste onbeschaamdheid brief op brief, om zijn onschuld te betuigen en van zijn goede bedoelingen te doen blijken.
Reeds in den nacht van 2)} op 2i Kebruari werd luitenant-kolonel
819
Verspijck oen brief gebracht, waarin ook liidayat opnieuw vcrgillenis vroeg en waarvan de toon aan liet oprechtste berouw deed denken.
«De reden dat ik, uw zoon, mij gedragen heb als iemand die de vlucht nam,' zoo schreef bij, «is dat men mij, mijne moeder, inijue vrouwen en kinderen schrik aangejaagd beeft; mijne handen werden zelfs door vele menschen vastgehouden en ik, uw zoon, werd met geweld meegetrokken. De redenen, waarom ik met mijn prauw aanlegde is, dat men mij van den wal toeriep dat de regent mij gelastte aan land te komen.quot;
En in den ellendigsten toestand, zwak, ziekelijk, in lompen gekleed, verscheurd door don honger, verscheen llidayat, eenmaal rijksbestuurder en sultan van het voormalig rijk Bandjermasin, om medelijden en vergilTenis af te smeeken.
Die vergilTenis werd hem beloofd. Maar bij moest onverwijld zijn nog voortvluchtige bloedverwanten oproepen en met ben naar Java vertrekken. En 's avonds van den Wquot;' Maart lichtte de »Boniquot; bet anker, om, onder toezicht van den 1011 luitenant Versteghe, pangeraug llidayat en diens bloedverwanten naar Batavia over te brengen.
De opstand bad nu zijn kracht verloren; als Hoofd der Kerk, misten de priesters door zijn vertrek alle voorwendsels, om bet volk voor hem in beweging te houden. Wel zouden Antassari en Lehman, wiens verraad overtuigend gebleken was, ons nog eenige moeite kunnen veroorzaken; doch het grootste gevaar was nu geweken. Vooral Antassari had in bet Noorden de onzen voortdurend bezig gehouden en hoewel de pangarang llidayat al lang voornemens was geweest om zich te onderwerpen, was de oorlog blijven voortwoeden. Zoo bad Antassari in de nabijheid van kampong Pelarie op een 200 voet hoogen heuvel, Goenong Tongka, een versterking opgericht. Nadat men die versterking genaderd was in twee ko-lonnes, onder de bevelen van de Roy van Zuidewijn en van Vloten, ging de laatste, vermeenende dat de benting niet sterk bezet was, zonder aarzelen tot de bestorming over; hij stelde zich aan
320
liet liooi'd van eon stonnpeloton en werd, op 40 pas van de banting door een dichte randjoe-beplanting tegengehouden, door een hevig geschut- en geweervuur geteisterd. Van Vloten ontving een doode-lijk schot; toen hij viel, ging in de benting tot driemaal toe een luid. uittartend vreugdegeschrei op. Dadelijk ontving de Hoy, die aan den rechteroever der rivier positie genomen had en de versterking beschoot, bevel om naar don linkeroever te komen en eenoogenblik later, om het kommando over te nemen. Hij vond van Vloten reeds stervende; diens laatste woorden waren: «Soldaten, houdt je flink!quot;
Nadat de ontstane verwarring wat hersteld was, werd de bestorming nu van twee kanten ondernomen, doch zij mislukte , omdat de kolonne Labaar, die van de andere zijde den aanval steunen zou, niet daaraan deel nam, wijl de hulptroepen weigerden te stormen. Luitenant Vetter, die den aanval reeds begonnen was, kreeg dus de geheele bezetting tegen zich, en was verplicht, terug te gaan. Ten overvloede vernam de Roy van Zuidewijn dat er geen artillerie-munitie meer was; slechts ^ granaten en 4 kartetsen. Er was dus aan geen aanval meer te denken; echter nam de zaak onverwacht een gunstige wending, daar de muiters, die door het artillerie-vuur veel geleden hadden, door de duisternis begunstigd de vlucht namen.
Nadat Goenong Tongka genomen was, verspreidden Antassari's benden zich.
Toen llidayat geëvacueerd was, besloot Verspijck den opstand ten spoedigste verder den kop in to drukken; daartoe werd bij proclamatie aan do bevolking bekend gemaakt, dat ieder die zich aan het beratip beamaal overgaf of anderen daartoe overhaalde, ook hij die eon orang beamaiü verborg, zou gevangen genomen worden en wegens hoogverraad tegen het Gouvernement voor een krijgsraad zou terecht staan.
Dit hielp. Verder werden in do maanden INlei en Juni de muiters
321
onder Lehman, Amiii Oeluli en andero lioofdcn, die don stiijil no^ volliielden, uit Allei en Amandit verjaagd, waarna zij terugtrokken naar de bovenlanden van Petap, alwaar zij wegens hot rnoeielijk terrein zich veilig achtten.
Zij hadden buiten don waard gerekend. Don •i.V0quot; Juni werd een kolonne van lt;S() man, onder kapitein van Bonnekom uitgezonden, om den vijand in liet onherbergzaam gebergte op te sporen. «Van Goenong Tampang tot aan Langkap,quot; dus sciireef overste Vorspijck in een dagorder, waarin hij de manschap dank zei voor den betoonden moed e)i de zeldzame volharding, »van üoonong Tampang tot aan Langkap beproefden do muitelingen ons tegen te honden; doch al hunne pogingen baatten niets. In weerwil van hot voor Iion /00 gunstig terrein, van hun driemaal sterkere macht, van bot aanhoudend vuur on van de vermoeienissen, waarmede de onzen te kampen hadden, werd do vijand op den 2ü8t(quot;quot;, iJ75ten en '28,tcquot; Juni overal verjaagd en daar, waar hij weer ernstig poogde stand te houden, als to Goenong Batoe en bij Boekit Datap, met groot verlies geslagen, liij Langkap werd zijn kampement gevonden on vernield.
Men kon don opstand nu onderdrukt noemen; want die bepaalde zich tot hot bevechten en tuchtigen van op zich zolven staande rooverbemlen.
Een duro verplichting rustte nog op onze troepen; het alloopen van de «Onrustquot; was nog altijd ongestraft geblovon. Hiertoe word thans overgegaan on don 2)lstcquot; November werd aan boord van do «Celebesquot;, «Admiraal van Kinsbergenquot;, «Roniquot; en «Tjonranaquot; een troepen-macbt ingescheept, onder bevel van luitenant-kolonel Anemaet; do algomeeno leiding der operation nam Vorspijck in persoon op zich. Van tegenstand was ternauwernood sprake; want do bevolking aan de Boven-Toweh nam do vlucht en do talrijke versterkingen aldaar worden verlaten bevonden. Klko kampong of' bonting, waarin voorwerpen van do «Onrustquot; bewaard werden — do bevolking scheen daar oen bijgeloovigo waarde aan toegekend te bobben — word in
322
ascli gelegd on er werd oen proclamatie op daartoe geschikte plaatsen aan de kust aangeplakt, waarin de bevolking telken,jare met zulk oen tuchtiging bedreigd werd, wanneer zij niet voldingende bewijzen van hare onderwerping gaf. Een geregeld onderzoek der begane misdaad echter was ondoenlijk.
Ook hier hadden de troepen veel te verduren gehad ; van '2— December aanhoudende en vermoeiende tochten langs, door den regen, onbegaanbare wegen en daarbij gedurende het grootste gedeelte van den tocht slechts -i rantsoen.
Weldra keerde overal de bevolking terug en onderwierp zich. Zij, die nog in de wildernis bleven schuilen, onder de bevelen van mannen als Lehman en Am in Oellah, zouden verder door de politie onschadelijk gemaakt moeten worden.
Luitenant-kolonel Verspijck had het bevel overgedragen aan ITappé, onder wiens bestuur nog oen aantal hoofden zich onderwierpen, zoodat de oorlog geëindigd was.
Do expeditie naar Bandjermasin is zeer zeker oen zeer moeiolijke geweest, die ons op zware verliezen te staan gekomen is. zoowel wegens het groot aantal bloedige gevechten :ds wegens do ontzettende inspanning, die van de troepen moest gevorderd worden. Maar zij, dio er aan deel namen, hebben zich dan ook een onver-welkbaren krans gevlochten.
De namen van de officieren, welke deel uitmaakten van liet expeditionaire korps, vindt men in Bijlage S.
MINDE VAN MKT TWEEDE DUEL
AANTEEKENINGEN
KN
B IJ LAGEN.
1) Samenstelling van de derde Balische Expeditie.
i tl'l'KllliKVUI.IIliüliEH ION' COI VKHNKMKNTS-COM.MISSA Hls ;
üenoraal-Majoor A. V. Miciiikls.
adjudanten:
Kapitein jonkh. T. van Capellen.
lquot;1 Luitenant W. A. C. Ardesch, Infanterie.
1quot; Luitenant P. li. Uhienbeck, Genie.
Luitenant-tei-zee '2e kl. P. F. Uhienbeck, vervangen door
Luitenant-ter-zee 2C kl. W. II. de Jonge.
staf :
Luitenant-Kolonel C. A. de Rrauw, Tnlanterie-Chef.
Ritmeester S. von Stampa, Kavalerie-Souschel'.
Kapitein II. C. Staring, Inlanterie-Ad joint.
Dirig. Officier v. Gez. lc kl. G. Wassink, Geneeskundige dienst.
Mr. C. .1. van Ilaastert, Auditeur-Militair.
M. van Weddingen, Adjunct-Intendant.
,1. C. van Oosterum, Adjunct-Aspirant-Intendant.
4
■ nl'Mnlerie.
3« B a t a I ,j o n. Luitenant-Kolonel T. Poland. Majoor J. E. 11. Libonrel. Luitenant-Adjiid. G. Eschauzier. Bctaalni. lu Luit. P. M. La Gordt Dillió. Üfficior van Goz. I.. Sclireinor. Kapitein J. W. Macdonald. ), jhr. V. M. De Urauw. » J. E. Scheltens, » 11. Maier. « P. J. Nack. » 11. van Houten. » C. L. Sclmkking. l1' Luitenant E. C. K. W. von Snliini-melmann. » R. F. de Seyll. n W. van Rissen. » li. II. J. Rijks. » G. Willemsen. o G. D. A. van Golstein. » N. Hendriks. 2e Luitenant A. A. K. Camauer. ii A. C. Ilardenberg. i) A. A. G, Frappier. .1 G. S. J. J. D. Bijl de Vroe. ii C. Pantekook. i) J. II. Moor rees. ii C. Grolman. ii W. E. F. van Heemskerc.k. ii 11. I. Daniels. » .1. F. Egó. i) T. W. Schroder. » M. Baaij. i) C. L. Schroder. » C. J. Westenberg. S0 B a t a I j o n. Luitenant-Rolonel A. II. Helbach. Majoor T. E. Roqué. Luitenant-Adjud. G. P. de Neve. Betaalmeester L. V. J. E. de Sturler. Officier van Gez. L. Stabel. |
Kapitein J. 11. C. Scliultze. » G. J. Poolman. » F. T. Engelenburg. » J. Schwab. o W. P. Kress. » J. F. Sorg. Ie Luitenant W. A. J. J. Walter. » L. de Ncrrte. » M. L. G. van den Berg. » J. F. Schoenmaker. » J. A. Daniels. » J. W. H. Sindikus. Luitenant L. C. C. van Oijen. » G. L. C. C. van Vugt. » H. W. van Oijen. )j B. Loggere. b A. J. P. II. C. de Ner^e. ii J. W. König. b .1. C. Termijtolen. b .1. Kress. b A. Struiken. » C. J. Meijer. b J. L. D'llarvant. b G. .1. van Egten. 7C Bataljon. Luit.-Kolonel B. F.J. 11. LeBron de Vexela. Majoor J. M. Hemmes. Luit.-Adjud. A. A. Yske. Betaalm. L. J. Prins. Officier van üez. G. J. Filet. Kapitein E. C. F. llappé. ii N. A. Dessart. » II. W. Buijs. » C. H. Boon v. Ostade. » J. C. A. H. Hachez. » C. A. F. W. Wollweber. 1ü Luitenant II. Raat. » F. M. Barberino. J. L. van Zee. » F. Crena. « A. J. (Jampliuis, |
5
i' Luitenant .1. II. ihuin. 'iquot; Luitenant .1. II. II. A. Riicke. » F. Luyks. » P. F. E. F. J. Saueressig. » A. W. F. Heyligors. » G. Nioborg. » J. d. G. 11. Strengnacrts. i) C. Deren s. » 11. L. Veenhugzen. » Heckler, i) J. C. llarmsen. i) C. T. van Kugen. » D. M. J. Moltzer. IS0 Bataljon. Luitenant-Kolonel J. van Swieten. Majoor F. J. Sorg. Luitenant-Adjudant L. J. W. van Rou-veroy. Betaalmeester J. W. Oosterhout. Officier van Gez. J. R. A. Dauer. Kapitein J. C. J. Smits. » jhr. D. M. Gevers. » A. 11. J. G. van Hamel. |
Kapitein Vorstenbos. » I). T. Reiger. v II. I). van Wely. » .1. II. Crena. lquot; Luitenant G. F. Giltay. 0 A. C. van Rijn van Alkemade. » 11. A. Steenmeijer. o M. W. dc Val. i) J. H. Penning Nicuwland. » P. van Swieten. 2c Luitenant F. G. iioirmann. » M. F. Smets. i) L. F. Donleben. » I!. A. J. van der Schriuck. » C. A. Schuak. » jhr. J. L. E. Bourcourd. » 11. Bauei'. » J. C. W. Prager. » G. J. C. A. Cochins. » 11. von Ziwet. » Kriesvekl. » K. G. Fritzen. » F. G. Steek. |
Artillerie.
Luitenant-Kolonel A. Meis. Majoor W. A. Kuijck.
Luitenant-Adjudant .1. Seelig.
2° K o m p a g n i e. pd. Kapitein 1!. J. Kellerman. Luit. J. Sikkens. 1« igt; A. J. Ij. de Casombroot. 2C » J. C. E. do Mol van Otterloo. 2° » P. Schellenbach. 2U » J. Brouerius van Nidek. 3e K o m p a g n i e. pd. Kapitein T. J. van Maanen. lquot; Luit. J. L. Moerman. |
2° Luit. A. G. de liaan. 2quot; » B. J. Eekhout. B c 1 e g e r i n g s p a r k. Kapitein J. Alberti. 1° Luit. .1. F. Kramer, lu » P. II. Koster. i) G. W. Kusky. 2C » .1. W. E. Knijpers. 2e » J. Niemantsvcrdriet. |
(i
(Menie en Mnpiieurs. Luitonant-Küloiuil A. 11. Dibbcts. .Majoor K. C. C. Stoinmctz. Luitonant-Adjiul. K. E. \V. Bonwensch. 10 ü ii k o in p a g n i O' lo Luit. K. A. ilaitink. lo gt;gt; L. II. Deoloman. lo lt;gt; II. liluckman. |
'Jo Luit. A. W. Egter van Wissokcrla'. Mavalerie. '2e Luitenam E. A, Steyn. Hulptroepen. Kapitein J. Pieplenboscli. Betaalmeester G. II. Orouw. |
nu l)K DIRECTIE VAN Igt;KN (lENEESKUNIIlUEN DIENST.
Do Officier van Gozondlieid C. \V. I!. Volgt.
Adjoint van don Ofticior van Gezondheid 1« kl.: do Officier van Gozondlioid 3okl VV. C. do Nies.
OP DE ZIEKENSCJIEPEN EN AMBULANCE.
Do Officieren van Gozondlioid: M. O. Ilobinow; J. E. C. E. Sehramin; E. W. E.
Sclioll; L. P. Kervel; II. li. T. Eontanos.
Eorstaanwozondo Apotheker: J. II. Hoogland.
KOMMANDANT;
Vice-Admiraal J. P. Maciiielsen.
adjudant :
Liiitonaut-tor-zee 2e kl. E. A. A. Gkeoohv.
ADMINISTRATIE :
Adjunct-Administrateur J. J. VVinsser.
E r o g a t Prins va n O r a n j o. (500 k o p p e n.) Kommandant: Kapitein-tor-zee J. F. D. Bouricius.
Kapt.-Lt. Ie o(f. H. E. Stort Luit.-t.-z. lo kl. E. T. Verster. » C. P. de Brauw. Luit.-t.-z. '2e kl. A. II. Schreuder. gt;gt; VV. de Eremery. i) Jhr. A. Klerck. |
Luit.-t.-z- '2o kl. J. O. II. Arntzonius. » A. M. J. van Asperen. Adelb. Ie kl. A. Kerkwijk. » P. J. liuijskes. » J. II. H. E. Kniphorst. » A. Dronkors. |
7
Adelb lu kl. Jlir. L. II. VV. M. de Sjteui s. » G, F. U. Hose. » Jhr. C. J. F. van der Wijck. » J. H. M. A. Padtberg. 011'. v. Gez. Ie ld. J. P. Terbeek. » 2e ld. E. F. Leese. |
Uil. v. Gez. 3e Id. II. L. Veriihout. 011. v. Adiu. Je ld. C. A. Jeukel. Kapt. der Mar. L. A. Ernst gnd. van Sievert. Ie Luit. d. Mar. L. .1 A. baron Quarles de Quarles. |
Fregat Rijn. (300 koppen.) Kommandant: Kapitein-ter-zee F. A. Johr.
Lt.-t.-z. Ie kl. Ie off. A. Wouters, i) le kl. G. II. Cuschm an. » le kl. J. C. Baak. » 2e Id. J. W. van Rhijn. 'gt; 2c kl. J. C. H. van de Velde. 'gt; 2e kl. C. J. C. Kuijs. Adelb. 1 e Id. jhr. P. \V. Teding v. Berkhout. Fregat Sa ni b r Kommandant: Kapitei Lt.-t.-z. ie kl. le oil. A. Nooij. Liilt.-t.-z. le kl. P. VV. van Druten. » G. II. Nouhuijs. » '2e kl. U. J. G. Storm v. 's Gra- vesande. » » J. 11. G. Jordens. » 'gt; A. .1. van de Poll. i) gt;gt; J. A. 11. Hugenholtz. Adelb. le kl. A. Rietveld. i) O. van Slooten. » F. II. P. van Alphen. Korvet A r g o Kommandant : Kapitein- Luit. Ie kl. Ie oil'. M. C. van Vreeland. Luit. ie Id. A. Hoek. Luit. '2e kl. jhr. .1. It, E. von Schmidt aul' Altenstadt. » P. v. d. Velden Erdbrinck. » N. C. Sieburg. |
Adelb. Ie kl. C. T. ilackstroh. » N. C. de Fremery. 011. v. Gez. Ie kl. J. W. Kelk. » 3e kl. J. B. Klee. 011'. v. Adm. Ie kl. G. P. van Bijsterveld. le Luit. der Mar. P. E. Kindt. ?. (3'2U koppen.) i-ter-zee II. Ferguson. Adelb. le kl. G. F. Servatius. » J. II. A. W. baron van Ileerdt tot Eversberg. » li. P. Struick. » F. J. G. van Thiel. 011. v. Gez. Ie ld. G. T. Pop. » 2e kl. C. M. van Stoekum. « 3e kl. F. J. G. A. Sineets. 011. v. Adm. Ie kl. A. M. Westerouen van Meeteren. Ie Luit. der Mar. J. L. le Mahieu. . (180 k o p p e n ) ter-zee C. van der Hart. Adelb. i e kl. jhr. .1. E. Ileemskerck v. Beest. » VV. Sluijterman van Loo. Oil. v. Goz. 2e ld. VV. Peters. gt;) 3e kl, II. Evertse. 011'. v. Adm. 2e kl. P. C. VV. Anemaet. 2e Luit. der Mar. C. G. Ziervogel. |
8
Stoomschip 11 c k I a. (80 k o p p e n.) Koiniuitndant: Kapitcin-Luitonant J. 11. Sterk.
Luit. 2c kl. lr. R. Toewater, Ie ofl'. i) jlir. 11. P. Klerck. » P. Koning. |
Luit. 2e kl. K. II. A. Machielsen. Ofl'. v. Gez. 2o kl. L. Ascherberg. üil'. v. Adm. 2e kl. J. S. Spanjaard. |
Stoomschip P li o e n i x. ('J0 k o p p e n.) Komniandant; Luitenant le kl. J. May.
Luit. 2e kl. J. Andreae, le ofl'. » J. Iloelofs. gt;) jlir. .1. 11. van Capellen. |
Luit. 2e kl. J. E. Buijs. Ofl'. v. Gez. Sc kl. J. Swaving. Off. v. Adm. 3e kl. A. J. Sinclair. |
Stoomschip Vesuvius. (90 k oppen.) Kommandant: Luitenant 1c kl. U. Camp.
Lt.-t.-z. 2e kl. J. Groll, 1c off.
« P. M. van der Haak.
» P. Buddingh,
Stoomschip Etna. (90 k o p p e n.)
Kommandant; Luit. le kl. .1. A. Eschauzier, vervangen door den luit.-t.-z.
2e kl. J. G. de Man.
Luit.-t.-z. 2c kl. J. J. A. ü. Phall'. Off. v. Gez. :)e kl. O. D. Sectscn. Ofl'. v. Adm. 2e kl. R. J. C. Verboon.
Luit. 2e kl. J. G. de Man, 1c off. Luit.-t.-z. 2e kl. jhr. W. 11. de Jonge, o D. A. J. D. de Graaf. » jhr. A, van de Poll. |
Luit.-t.-z. '2e kl. C. A. 1?. D. Rijk. Adelb. le kl. D. van der Gronden. 011'. v. Gez. 2e kl. L. Rautter. Olf. v. Adm. 3e kl. A. A. Lagaay. |
Stoomschip Borneo. (40 k o p p e n.)
Kommandant: Luit. lo kl. E. Eraser, vervangen door den luit.-t.-z. le kl.
F. J. E. van Gorkum.
Luit. '1c kl. F. J. E. van Gorkum, le off. Luit.-t.-z. 2e kl. R. W. G. Arendson ile Wolir. lt;gt; A. A. 's Gracuwcn. |
Adelb. le kl. jhr. J. Pompe van Meerquot; dervoort. Ofl. v. Gez. 3c kl. 11. de Hoos. |
Stoomschi |j S a in a r u n g. (50 k o |i j) e n ) Kominandant: Luitenant 1c KI. J. I). Wolterbuek.
Ijiiit. 2c kl. I'quot;. A. van den Uerg. » U. M. Bluckman. |
Adclb. 1c kl. F. C. Troin|). OH', v. Gez. 3e kl. J. C. Spitzur. |
S t o o m s c h i p ü n r u s t. (45 k o p p e n.) Kummandant: Luit. '2c kl. T. A, Nieiiweulmizcn.
Luit. '2e kl. A. A. A. Gaymans.
» \V. ü. A. van Bonnekom.
Schoener li a n d a. (éü k o p p o n.)
Konmiandant: Luit. ie kl. G. Vogcljjoot.
Luit. Ie kl. P. Beelaerts van Emniicli- ! Luit. '2c kl. jhr. A. Meijer.
hoven. i Ofl'. v. Gez. 3e kl. C. F. VV. Juzi.
Ofl'. v. Gcz. 3e kl. A. Lilienfeld.
Luit. '2e kl. \V. F. v. Erp Taalman Kip. ' 011', v. Adm. 3e kl. E. A. Zillesen.
Schoener S a p a r o e a. (45 k o p p e n.) Kommandant: Luitenant 1c kl. A. D. Kluijskens.
Luit. Ie kl. F. Hansen. Luit. '2e kl. jhr. II. Quarles van Uflbrd. |
Luit. 2e kl. J. C. J. van de Kastcele. Off. v. Gcz, 3c kl. J, T. G. T. Klu-'o, |
Schoener D o I f ij n. (47 k o p j) c n.) Kommandant: Luitenant Ie kl. 0. J. Berghuis.
Luit. 2c kl, A. J. van Kuijk Wittermans, » K, F. R. Andreau. |
Adclb. Ie kl. jhr, N. A. Ilolmbcrg de Beek-feit. 011'. v. Gcz. 3c kl. A. B. A. F. v. Koningslow. |
Schoener A m b o i n a. (50 k o p p e n.) Kommandant; Luitcnant-ter-zcc le kl. P. Dibbets.
Adclb. Ie kl. baron F. W. vau lleeckeren
van Walicn.
Oll'. v. Gcz. 3e kl. J. C. A, von Könicslöw,
Luit. '2c kl. .1. P. G, Muller.
baron VV. 11. van lleerdt.
10
S c li u e n u r U a n k a. ('tfi k o |i p u n.)
Kominandant ; Luitunant 1o kl. J. J. Machielsen.
Luit. '2e kl. E. M. C. Haak. I Adolb. Ie kl.jhr. J. K. Ij. Gcy vati l'ittius.
» D. J. Brouwer. | 011'. v. Gcz. 3e kl. A. II. Thepass.
Schoener Circe. (3(3 koppen.)
Kominandant: Luitenant-ter-zee 2e kl. J. M. J. Brutel de la Rivière.
011'. v. Gez. 3e kl. G. F. A. Schneider.
Luit. 2e kl. A. graal'van Limburg Stirum. i) II. Schokker.
K0MMAN1IANT :
Kapitein-ter-zee J. F. D. Bouricius.
ADJUDANT :
1c Luitenant dor Mariniers J. L. Le Mahieu.
GENEESKUNDIOE DIENST :
Officier van Gezondheid 2e kl. \V. Peters.
Oflicier van Gezondheid ;Je kl. II. Evertse, gewond en vervangen door den Officier vai! Gezondheid 3e kl. Vernhout.
MariBlera.
le Ko m pag n ie. Kapt. L. A. Ernst genaamd van Sievert, Luit.-t.-z. 'ie kl. J. O. II. Arntzenius. '2e Luit. C. G. Ziervogel. Adelb. le kl. jhr. N. A. Holmberg de Beckfelt. i) N. C. de Fremery. |
2e Konii)agnie. le Luit. L. J. A. baron Quarles deQuarles. » P. E. Kindt. Luit. 2e kl. J. A. II. Hugenholtz. Adelb. le kl. O. van Sloten. » jhr. J. K. L. Gey v. l'ittius. |
I-uit. lo kl. G. P. de Grauw. Luit. 2u kl. W. de Fremery. » jhr. A. Klerk. Adell). lekl jhr. C. J. F. van dor Wijck. » jhr. L. H. W. M. de Stuers. |
4e K ü uipagn i o. Lult. ie kl. J. C. Baak. Luit. 'ie kl. jhr. J. E. li. von Schmidt auf Mtenstadt. o jhr. J. 11. vau Capellen. Adelb. lekl. C. T. llackstroh. i) VV. Sluijtcrman van Luo. |
5e Kompagnie.
Aiit.-t.-z. Ie kl. G. II. Nouhuijs, o 2o kl. F. II. Toewater. » '2e kl. jhr. A. van dor Pol. |
Adclb. Ie kl. jhr. J. 11. A. W. van Ileordt tot Eversberg. » P. W Struiek. |
lJ) STAAT der ollicieren en onderoflicieren, wolko zich in de tweede en derde Balische expedition (1848 en 1819), ol wei bij een daarvan hebben onderscheiden, en aan wie, bij 's Konings Besluit van den 11 December 1840 n0. 44, is toegekend:
a. De Militaire Willemsorde. 1. Ijandmacht.
Van de 3° klasse.
Luitenant-Kolonel A. H. W. baron de Koek.
id. C. A. de Brauw.
id. T. Poland.
id. A. Meis.
Majoor-Adjudant van den üouv.-Gen. J. Vertholen.
Majoor F. J. Sorg.
id. W. A. Kuijck.
Ritmeester S. von Stampa.
Kapitein E. C. F. Happé.
Van de 4C klasse.
Luitenant-Kolonel A. II. Ilelbach.
id. B. F. J. H. Le Bron de Vexela.
iti. Pangerang Adie Negoro.
Dirig. Officier van Gezondheid 1° klasse G. Wassink.
Majoor C. de Vos.
id. II. G. Hoon.
id. E. C. C. Steinmetz.
id. J. M. Hommes.
Kapitein II. C. Staring.
13
Kapitein-Adjudant van den Gouv.-Gen. jlir. T. van ( Officier van Gezondheid lc klasse C. W. I!. Voigt. Kapitein P. J. Naek.
id. |
.1. W. Macdonald. |
id. |
Jhr. V. M. de Brauw. |
id. |
J. F. Sorg. |
id. |
F. T. Engelenburg. |
id. |
G. J. Poolman. |
id. |
C. I I. Boon van Ostade. |
id. |
J. C. A. II. Hachez. |
id. |
A. 1 L.T. G. van Hamel. |
id. |
IT. D. van Wely. |
ill. |
J. 11. Ciena. |
id. |
.1. C. J. Smits. |
id. |
n. T. Reiger. |
id. |
11. J. Kellerman. |
id. |
T. J. van Maanen. |
ic Luitenant L. llijsendaal.
Oflioier van Gezondheid 2c klasse F. van der Veer.
id. J. II. Scholten.
1quot; Luitenant C. F. ,T. Kern.
id. J. R. Penning Nieuwland id. M. II. Dickmann. lc Luitenant-Adjudant W. A. C. Ardesch. le Luitenant E. A. Ilaitink.
id. L. II. Deeleman.
id. G. Willemsen.
id. A. A. C. Camauer.
id. J. F. Schoemaker.
id. J. A. Daniels.
iquot; Luitenant-Adjudant G. P. de Nove. id. A. A. Uske.
14
l1' Luitenant 11. Raat.
kl. J. II. liaan.
id. M. W. de Val.
id. J. F. Kriimer.
id. P. II. Koster.
1« Luitenant-Adjudant L. .1. W. van Rouveroij.
I1' Luitenant A. C. van Rijn van Alkemade.
2U Luitenant F. Luijkx.
id. F. G. Steek.
id. A. A. ü. Frappier.
id. F. G. Hoffmann.
id. 11. von Ziwet.
id. A. W. Egter van Wissekerke.
Luitenant-Adjudant G. J. Eschauzier.
'2e Luitenant A. (J. llardenberg.
id. |
G. S. J. J. D. l)ijl de Vice. |
id. |
M. Raaij. |
id. |
11. J. Daniels. |
id. |
W. E. F. van Meemskerck. |
id. |
11. A. Termijtelen. |
id. |
J. W. König. |
id. |
J. H. II. A. Riicke. |
id. |
L. F. Donleben. |
id. |
R. A. J. van der Schrieck. |
id. |
jhr. J. L. E. Bourcourd. |
id. |
J. C. E. de Mol van Otterloo. |
id. |
A. G. de liaan. |
id. |
B. J. Eekhout. |
2e Luitenant-Adjudant J. Seelig. Adjudant-onderofficier J. C. Stoltenbach. id. A. N. Mopp.
id. K. W. J. van lleetnskerck.
15
Adjiulant-ondeiofïicier vaandeldrager .1. van Morsen. Adjudant-onderofficier 15. J. van Üostraeten.
'd. A. J. Aberson.
Sergeant-majoor K. van der Heijden.
id. fi. II. Krieger.
id. ,1. If. C. Ueusche.
Sergeant N. van der Kolk.
id. |
J. |
F. Hille. |
id. |
F. |
Muller. |
id. |
J. |
F. Ilt;\ J. Pistor. |
id. |
.1. |
F. Mohrmann. |
id. |
A. |
K. van Eekeren |
id. |
J. |
van Meggelen. |
id. |
II. |
A. Bosman. |
id. |
.1. |
S. Socp. |
id. |
J. |
P. Hubertus. |
id. |
J. |
de Leeuw. |
Van de klasse.
Kapt.-ter-zee J. F. I), llouricius, Kommandant van Zr. Ms. fregat Prins van Oranje.
Van de 4C klasse.
Luit.-ter-zee 4C kl. J. Maij, Kommandant van Zr. Ms. stoomschip Phoenix.
Luit.-ter-zee 1' kl. J. C. Baak, dienende op Zr. Ms. fregat Rijn. Luit.-ter-zee 1° kl. C. P. de Prauw, dienende op Zr. Ms. fregat Prins van Oranje.
Kapitein der Mariniers L. E. Ernst, genaamd van Sievert, dienende als voren.
16
Luit.-ter-zee '2C kl. F. A. A. Gregory, Adjud. bij den Vice-Adniiraal, lievclli. van Zr. Ms. Zeetnacht in O. I. cm Inspect, der Marine.
Luit.-ter-zee 2e kl. F. II. Toewater, lc Officier op Zr. Ms. stoomschip Hekla.
Luit.-ter-zee 2C kl. jhr. W. II. de Jonge, waarnemend Officier oi) Zr. l\rs. stoomschip Etna.
Luit.-ter-zee 21 kl. J. O. II. Arntzenius, dienende op Zr. Ms. fregat Prins van Oranje.
Luit.-ter-zee 2e kl. A. .1. van de Poll, dienende op Zr. Ms. fregat Sambre.
1C Luitenant der Mariniers baron L. .1. A. (juarles ile Qnarles, dienende op Zr. Ms. fregat Prins van Oranje.
I). De Orde van den Nedcrlandschen Leeuw. f. liandmncht.
Kolonel .1. van Swieten.
Officier van Gezondheid P klasse P. Bleeker.
id. C. ,T. Serlé.
Adjunct-Intendant M. van Weddingen.
Officier van Gezondheid 2quot; klasse K. L. Meijer.
id. C. Loefllcr.
Politiekagent van het Nederlandsch Gouvernement op Pali C. M. Lange.
Offic. van Gezondheid P kl. J. W. Kelk, dienende op Zr. Ms. fregat Rijn. id. 2° kl. bij do Marine A. Syriër,
id. W. Peters, dienende op Zr. Ms. korvet Argo.
Offic. van Administratie P kl. C. A. ,Teckel, op Zr. Ms. fregat Prins van Oranje.
■'gt;) NAMEN der officieren, welke deel aan de lsu' fïonisclie ex|)editie hebben genomen.
oi'i'iiUBEVioijiisnnER:
(ieneraal-Majoor K. C. C. Stkinmkt/.
Kolonel der infanterie ,T. A. Wamcsox, Lgt;quot; Kommandant, tevens
cbel van den staf'.
AOJUDANTEN' :
Kapitein der infanterie C. L. Schrüder.
Iu Luitenant id. S. Meijors.
Luitenant ter zee ^ kl. C. J, D. Wolterbeek Muller.
lc Luitenant der infanterie II. J. vanLitb, Adjud. van den komm.
STAF :
Luit.-Kol. der artillerie.!. F. S. Brunsveld van Iluiten.ï
Kapitein der infanterie G. S. .1. J. I). lüjl do Vroe. ( Staf-oflicieren.
i(l- id. K (i. Steek. j
Kapitein ter zee I!. 11. Staring, Kommand, der zeemacht. Luit.-Kolonel der artillerie U. J. Kellerman, Kommand, der artillerie. 1' 'jll'tenant id. C. .). Essers, Adj. v. d. artil.-komnmnd. Ritmeester W. W. A. Royen, Kommand, der kavalerie.
Kapitein der genie W. F. Versteeg, Komm. der genie en sappeurs. Onder-Intendant 2quot; kl. 11. K. Keiler, Chef der milit. administratie. Officier van Gezondh. 1-kl. F. W. F. ScholI, Chef v. d.Geneesk. dienst.
1«
a) INFANTERIE.
Gam izoen s - ba t al j on van Celebes en ü ndor hoo r ig li e de n.
Majoor W. A. C. Ardesch ; Korpschef en koiiiin. der kolonne in de Noorder-distr. Kapitein J. C. TVnnytelen. Ie luit. C. C. P. Scheepens; Bataljonsadjudant. » J. J. II. Popta. » A. II. J. Berg. |
12e luit. H. J. van Bobben. » C J. T. Ruempol. li J, T. Scheltema. » li. Uiorn. ii J. GroeBbeeK. » J. de Nijs. |
3o Bataljon.
Majoor N. Kloesmeijer; Komniandant. Kapitein E. Pauw. » J. C. W. Pragor. » J. L. J. II. Pel. » A. C. van der Bonn. » C. J. Meijer. » J. F. Bruigom. Ie luit. .T. Schnijder; Bataljons-adjud. « B. J. van Bosstraeten. » M. E. F. L. von Schauroth. » C. G. Gchne. |
Ie luit. II. P. J. Honnus. i , J ucuetachecru » W. H. van Wielik \ vim hut Neder- Schelfhout. rquot;Jaclquot;-'lc,lt;er- » J. A. M. Bnnnier. 2e luit. A. G. Drossaers. » J. II. Romswinckel. » C. J. van Sfhouwenburfr; Ad- joint bij den generalen staf. u C. Graue. H. M. A. J. J. Voigt. » A. Peltzer. |
5e Bataljon (gedetacheerd gedeelte).
Majoor II. T. Heisterkamp; Komniandant. Kapitein M. Baay. » B. Loggere. « J. II. T. Wiegand. Ie lult. .1. C. Albrecht. » E. G. Weyland. » J. A. P. Reinders van der Veer. » R. II. G. Ruempol. |
Ie luit. J. Riethagen. » F. C. P. Varkevisser. 2e luit. G. L. N. Britt; fungd. adjndunt. » M. E. van Zuylen. » J. I?. Mao.k. » li. van Moerkerken. » J, II. A. van llerk. |
lOo Bataljon.
Luit.-kolonel J. C. J. Smits; Kommand. Kapitein W. C. M. van der llucht. )« O. F. de Ravallet. « G. J. Muller. » A. F. de Vassy. ii O. P. Frantzman n. » F. K. N. van Bijlevelt. Ie luit. U van Below. |
Ie luit. T. C. .1. van Dentzsch; Bataljons-adjudant, i) J. K. Schcltens. » L. C. Eras; gedetacheerd van het Nederlandschn leger. ii VV. J. G. van Swieten. ii (i. Bakker. » R. W. I). Tboinasset. |
11)
le lull. !•:. .1. Valckenaer. 2t' luit. li. W. Meijer. o li. E. Mekern. |
2u luit. L. G. Diepenheim. » C. J. A. van Dentzsch. u L. A. Culhiril. |
14(! O a t a 1 j o n. Majoor T. J. Bolle; Koiiiiuandant. Ie luit. Kapitein \\'. lüjkens; Militaire koimnan-dant te Radjoa. )gt; P. L. Stennekos. » II. F. van der Ree. » J. van Leyden. » H. A. 15. W. L. von Koch. n L. de Kroon. le luit. l1quot;. J. Reekers. C. Beerens; Bataljons adjud. i' .1. G. 11. Groos; fjedetar.heerd van het Nederlandsche leger. b) KAVAl.HUIK. Ritnieester W. W. A. Uoyen; Korps konunandant. i) J. II. M. Brnyns. .1. Sodenkamp. P. J. van der lleyde. \V. M. van Runge. üc luit. Ie luit |
F. N. E van Oordt. C li. 11. van Dentekom. C. L. H. von Freytag^ Gedela, van üverstraten. (clicenl vhh C. J. 11. van Vlierden. ' leger. O. Igt;. llook. L. A. van den Uorg. II. M. Wagner. II. L. F. de Jacquier de Loni- pret. VV. E. lierkliolst. /liet Neder-I imidsrhf Ie luit. P. van der Putt. || F. A. E. van Altena. )i F. van Utenliove. » A. F. Huygen. ii II. K. E Porie » W. G. Lehnkerring. |
lt;■)
Luit.-kolonel R. J. Kellcrman; Kom-
inandant dor artillerie.
Kapitein .1. Nieiuantsverdriet; Koinmand.
der '2e konip. zware veldbatterij.
« II. W. Rrongers; Koinm. der I8e kemp. lichte veld- en berg-batterij.
le luit. C. M. .1. W. Rijnen.
cl) SAPPEURS.
Kapitein W. F. Versteeg; Kommandant Ie luit. J. P. Ermeling.
der genie en sappeurs.
Ie luit. A. Stijman.
r) ADMINISTRATIE.
Ondei-intend. '2e kl. 11. K. Keiler ; Chef : le luit.kwartieriu. C. Pabst; Retaalm. van
A UT1 LI.KR IK.
Ie luit.
L. T. Roers.
H. W. N. M de Graauw.
A. Ilaga.
11. W. Verbrugli.
G. S. Noderveen Pieterse.
G. A. Heibel.
G. P. Risschon.
'2e luit.
luit. J. P. van der Eb. » J. G. M. A. Carlier.
der militaire administratie. Aspirant-intend. A. van lieerde; toegevoegd aan den chef. |
bet 14e bataljon. F. A. P. J. Hees; Retaalm v. h. 10e bat. 9.* |
£0
li'liiit.-k\v:ii tionn. D. Bocm': llotnalm. van lipt 3p bataljon. » G. II. Bosman; Bn- taalm. van rin kavalerie, |
aitillorio pn sappeurs. Adjufl.-ontloroffic. G. L. C. F. Ilcos; lio-taalmeoster van de koo-iips. |
f) OENBESKUNDKiE dienst.
Offio. v. gez. Ie kl. F. \V. F. Scholl; Chef van den geneesk. dienst. » .T. Wrede; toegevoegd aan den chef. Üffic. v. gez. ie kl. C. A. de Ncvu; toege-voegd aan don chef. » F. A. Wothniar; toe gevoegd aan den chef. i' P. .1. 't Hooft; toege voegd aan den chef. |
Offic. v. gez. lie kl, H. Schreudei's; toegevoegd aan den chef. gt;i P. Ruitinga; toege voegd aan den chef. ^ C. W. Foreman: toe gevoegd aan den chef. » I). J. Visscher; toege voegd aan den chef. L. A. L. de Kanier; toegevoeod aan den c.lief. |
Kapt.-t.-zee li II. Staring; Kommand. der zeemacht. n) 1{ a d e r s t o o m Kapt.-Ier-zee li. II.Staring; Konnnandant. Luit.-ter-zee lekl.J. II. K. Crpes; leOflic. i) 2e kl. A. M. Simon. » » F. VV. Voswinkel Dor se I en. p' P. J. van Druynen; Adj. van den kapt.-t.-zee. a a .1. F. van Kervel. Adelborst le kl. C. ten Bosch. » .T. J. Engelvaart. /gt;) R a d e r s t o o m s c Kapt.-Luit. P. Matthijsen ; Konnnandant. liiiil .-t -zee 2e kl. i. K. L. Gey van Pittins ; le Officier. » )gt; .1. P. van Rossum. » o A. .1 A. Kellncr. |
Luit-t.-zee '2e kl. P. .1. van Hrnyncn ; 1 Adjud. van den kommand. s c h i p »G e d e h.quot; Ie Luit der mariniers S. A. Roos; lasl mot het toezicht op de mariniers. Officier v. gezondh le kl. W. Kraake; Belast met het toezicht op den geneesk. dienst aan boord der oorlogsbodems. Officier v. gezondh. 'ie kl. C. A. II. linnte. Officier v. administr. 2e kl. R. A. W. .'a-cobze ; Belast met do administratie van het vivreschip »Argo.quot; h i p bA in ster d a in.quot; Luit.-t.-zee 2e kl A. F. van Snchtelen Offic. v. gezondh. 2e kl. C. F. T. Hummel. Ofllc. v. adm. 2e kl. J. J. A. '1'. Elders. Schoepsklerk .1. G. Bebelaar. |
21
c) l( ii d ti r s l u u ui i Kapt.-Luit. K. M. C. Haak; Kummandant. Luit.-t.-zoo lt! KI. C, A. B. I). Rijk ; IcOl'fic. gt;) '2o kl. P. ten Hoscli. gt;) ij 11. 1'. Kunig. gt;; i) A. .). A. Kellnur. (I) liadurütuo m s iiiiit -t.-zec lo kl. W. li. I?. Escher; Koniin. i) 2e kl. M. J. Bijieveid; leüllic. i) i) F.L. F. K.jhr. von Pestcl. » » 11. Dyserinck. c) Kaderütuu in s Luit.-t.-zee 1c kl. 11. 1'. Klerck ; Küininund. » 'Je kl. J. 1*. C. Uravenhorst; le üflicier. « i) J. Spanjaard. ƒ) 11 a d u r s t o o m s Lnit.-t.-zee le kl. J. A. v.d. Velde; Koinm. ') 'Je kl W. Sluyterman van Loo; le Officier, i) o VV. Stellens. lt;;) 1! a d e i' b t o o m schip ))A d Luit.-t.-zee'2e kl. P. Roodzant; Komm. gt;) » R. J. A. Buuricius; le Officier. •gt; » P. Swaan. h) Korvet »P r i Kapt.-Lnit. A, 1). Chuck son; Koininand. I,nit. t.-zee lo kl. W. K. van Gennep, le Ollic. Later vervangen door den Init.-t.-zee le kl. Mansvelt. Lint.-t.-zee 2e kl. G. F. Servatins. i) » W. II. F. van Oordt. » » Jlir. R. Tindal. i) S t o o in s c li i p 2e k Kapt.-Luit. M. T. Courier dit Uubicart; Konnnandant. Lnit.-t.-zec2ekl.G. A. E.Fauchey; leOI'fic. » » .1. 1). J. v. der llegf^e Spies. W. F. Meijen. |
chip I'M e I ii p i.quot; Adelborst le kl. L. G. C. Wacliendorll van Rijn. Officier v. gezondh. 'ie kl. li Oarsten. Oflic. v. adm. 3e kl. D. C. van der llart. Scheepsklerk P. Pisuisse. chip dP li o e n i x.quot; Adelborst le kl. J. Isebree Moens. Officier gt;. gezondh. 2e kl. II. livcrtse. Oilicier v. adm. 3e kl. IJ. M. E. Crovccoeur. chip »M a d u r a.quot; Adelborst le kl. J. 11. Coinniijs. Oflic. v. gezondh. 2e kl. A. A. Grondhout. Offic. v. adm. He kl. C J. C. Uoltzapllel. chip «C e I e b e s.quot; Luit.-t.-zee 2e kl. U. A. C. van Kervel. Adelborst le kl. U. M. U. de Swart. Offic. v. gezondh. 3e kl. J. de Clercq Zubli. Offic. v. administr. 3e kl. 0. \V. Gobius. in i r a a 1 van K i n s b e r g e n.quot; Adelborst lo kl. J. van Burg. Officier v. gezondh. 3e kl. J. Idsinga Offic. v. admin. 3e kl. J. II. C. ten Hoove. uses A m e 1 i a.quot; Luit.-t.-zee 2o kl. C. M. J. Swaan. Adelborst lo kl. Jlir. G. A, van Nispun. » C. .1. Marinkelle. Ullic. v. gezondh. !!o kl. F. .1. G, A. Snieets. Ollic, v. administr. 2o kl. J. Boom. Scheepsklerk W. C. Lenting. lasso »0 r o n i n g en. Luit.-t.-zee 2o kl. \V. M. Visser. Officier v. gezondh 2o kl. M. J. Cylveer. I Offic. v. administr. 3o kl. F. C. Schaalje. Scheepsklerk E. Eeg. |
;') Zoilschoonerbrik »R em bangquot;
Luit.-t.-zee le kl. C. A. L. II. baron van Heeckeren; Kotnandant. i) 'io kl. F. li. T. Troestcr; le officier. » » A. Snoek. |
Adelborst le kl. W. van Oorschot. Üffic. v. gezondh. 3e kl. jbr. M. C. F. J. de Hotte. Adjunct-administrat. C. Fubri. |
k) Zei Ischoene rb r i k «Lansierquot;.
Luit.-t.-zee. le kl. J. J. 15. de Jonsre Üu-draat; Konnnandant. » '2e kl. J. C. A. van Asperen; 1 e officier. Luit.-t.-zee 2e kl. K. \V. K. vonLeschen. |
Adelborst Ie kl. 11. J. van Uroekhuyzen. üffic v. gezondh. 3e kl. J. li. Coomans de Ruyter. Oflic v. administr. 3c kl. J. K. Appelins van lloboken. |
I) Zeilschoenerbrik «Sylphquot;.
Luit.-t.-zee le kl. J. K. van de Kruysse Luit.-t.-zee 2e kl. J. M. L. A. P. Wirix.
Pilaar; Kommandant. Üffic. v. gezondh. 3e kl. W. Littel. » 'ie kl. 11. K. Koning; le offic. i üffic. v. administ. 3e kl. A. J. Looijen.
4)
NAAMLIJST der ollicieren, welke deel liebl)eii genomen aan de 'i110 Bonische expeditie en tijdens die expeditie op voet van oorlog geweest zijn.
ÜPPEHÜEVEl.lIEliUEU :
Luitenant-Generaal .1. van Swieïen.
adjudanten:
Kapitein der ai'tiilerie J. G. A. Kempees.
r Luitenant der kavalerie jhr. H. W. 1^. de Koek.
staf :
Majoor der infanterie 11. O. Staring, Chef van den staf.
Kapitein der infanterie F. G. Steek, quot;)
I toecevoefnl
» » » .1. L. J. 11. Pol, gt; ^
laan den ehei. lc Luitenant der infanterie 1'. M. J. Penning Nieuwland,)
«. INKANTERUi.
I) G ai'li i z o u n s - bil t iil.j on van Celebes en Ondorhoorigheden.
■ie luitenant 11. J. van Dobben, i) J. C. \V. Staderniaii. » J. T. Scheltenia.
Majoor W. A. C. Ardesch; Korps-kom
mandant.
Kapitein J. C. Tennytelen.
» A. Raayniiikers.
Ie luitenant J. J. 11. Popta. » A. II. 1. Ucrg. » C. J. T. Ruempol.
1!. üiorn. J. Groesbeek. J. de Nijs.
'2) 2e Bataljon (Afrikaanschc kompagnie).
Kapitein V.J. Spoltie ; na vertrok van kapt. | 'ie luitenant L. W. G. (iout. Rij kens civ. en mil. koniin. te Uadjua. I » J. C. F. Scbultz,
24
3) ;i.! Uutiiljoii.
iMajoor N. Kluesiauijui'; Korps-koiinn. Kapitein K. Puuw. » J. C. W. Prager, J. L. J. II. Pel; later tuegev. aan den stal dor expeditie. quot; A. C. van der lioun. o C, J. Meijer. quot; J. I1'. Jirnigom. Ie luitenant li. J. van Bosstraeten, » M. E. F. L. von Scliaurutli. ■i) 4e li Majoor C. M. II. Kroesen; Korpskoni- mnndant. Kapitein W. van Os. » H. (i. J. li. Meyners. P. F. K. F. J. Sauoressig. » N. 11. Kornelissen. » C. J. Westenberg. » J. I'. G. Verhoell'. Ie Luitenant F. Ilubeek; Bataljons-Adjudant. » A. J. Royen. » L. de Paauw, 5) 5e B a t a I j o n Majoor II. 1'. Heisterkamp; Geruimen tijd komni. der inob. kol. inde noord.-distr. Kapitein M. liaay. » lï. Loggere. J. 11. T. VViegand; Mil. en civiele gezagh. te Balang-Nipa. « J. Sclmijder. Ie Luitenant J. C. Albrecht. » E. G. Woyland. » J. A.P Reinders v. der Veer. |
Ie Ijiiitenaut C. (.i. (ielme. 0 11. P. J. llonnus. 2e o J. 11. Romswinukel; Gedetacheerd v. h. Nederl. leger. » A. G. ürossaers. « C. J, van Schouwenburg; Adjoint bij de gener. stal'. » C. Graue. » II. M. A. J. J. Voigt. » A. Peltzer. a t a I j o ii. Ie Luitenant P. L. J. Dogaert; tied, van het Nederl. leger. » C. II. A. F. Catenius. » J. A. K. de Penasse. » ti. F. van Huls. -e 'i A. H. van Aalst. 'gt; E. 1'. van iler Swaagh. » J. K. J. Chanibry. » 1. W. I). A. Mac üillavry. » J. Kövekamp. Inlaiidsch le luitenant J. Rakarias. ') A. Meijer. (gedetacheerd gedeelte) Ie Luitenant R. H. G. Rueinpol. » i. Riethagen. » F. C. P. Varkevisser. » G. L. N. liritt; l 'ung. adj. bij de mob. kol. In de noorder-distr. '2e Luit. M. E. van Zuylen ; Fung, betaalm. bij de mub. kol. in de noord.-distr. » J. li. Mack. » li. van Moerkerken. » J. li. A. van Merk. |
0) lie B a t a I j o n.
Majoor II. II. .1. Jalink; Korpskoinmand. Kapitein VV. Koek. » II. A. M. Latour. gt;) F. M. S. van Zuylen. » G. li. T. Wiggers van Kerchem. |
Kapitein A. Struiken. » E. II. Doerrleben. le LuitcnantG. P. Gorissen; Balaljons-Adj. » A. A. M. van Leersum. » J. T. F. Renaud. |
lo Luitenant VV. C. II. KichhdltV,; Getlo-cheoid van liet Ned legei'. » II. van lleyningen. J. K. Schucii. 'gt; C. Preij. II. M. T ei'steege. |
Luitenant li. C. E. van Daalcn. » 1'. W. Boers. L. M. II. J. Harkey. ■' M. J. II. Sauei'. L. F. Nix. 'gt; A. Hamakers. |
7) 14e 15 a t. u I j o n.
. J. liellt1: llt;or|».s-konnnan(lant. VV. Uijckens; Mil. en civiele gezaghebber te liadjou. 1'. \j. Steunekes. II. F. van der Koe. .1. van Leyden. II. A. li. VV. I., von Kuch. L. di' Kroon. F. .1. Reekers. C. Ueerons; Hataljons-Acljud. tiedctacheerd v. h. Ned. leger. J. (i. II (iroos. K. N. E. van Oordt. C. 1!. II. van Ueutekoin. Majoui' I Kapitein Luit. |
Ie Luit. C. L. 11. von l'reytag van Over stralen ; Hataljons-Adjndant. Gedet. van het Nederl. leger. 'gt; C. .1. II van Vlierden; tledet. van het Nederlandsche leger. W. A. J. J. Kraal. quot; F. V\'. Meijer. 2e Lnit. G. I). Hoek. » L A. van den Uerg. 11. M. Wagner. 11. L. F. de J; ic(|ui('r de Luminet. VV. H. lierkholst. » F. Lucher. |
lgt;) KAVAI.KIUK
Majoor .1. Wolll; Korps-konnnandant.
Uitineester VV. VV. A. Koyen.
» F. M. Koning.
Ie Luitenant A. Koenen.
o W. M. van liunge.
Ie Lnitunant F van Utenhove.
» A. I''. Ilnygen.
•2e Luiten. F. M. E. A. A. draal' von llacke. » VV. G. Lelmkeriug.
J. 11. liruuwers; Adjudant.
•i Iquot;. A. E. van Altena.
c) AUTILLKKIIS.
Majoor I. 1'. van liloenicn VV'aanders; K ori)s-koniinandant. Kapitein II. VV. Drongers. Ie Luit. .1. .1. de Uochemont, » P. L. IK-rail; Gedet. v. h. Nod. leg |
Ie Luit. A. ILiga; Ad •gt; P. C. Lans. » tl. IS. Nederveen Pieterse. lt;gt; O. 1'. liisscholl'. !ant. |
lt;l) GEN IK UN SAl'l'KUliS,
Kapitein M. A. van Walchren ; Korps- 2lt;! Luitenant .1. P. van der Eb,
komniandant.
C. G II. Coster.
c) MIMTAIUK ADMINISTUATIK.
Onder-lntend. 2e kl. L. V..I, E. de Sturler; 1 2e Luit.-kwartierni. (i. L. C. F. Mees;
('hel der administratie. ' Toegevoegd aan den chel'.
26
Luitunant der infaiiteriu L. C. Eras; Belast m. d. vivi es. » » L. T. Blasius ; Bel. m. de transp.park. lt;gt; » C. F. van Casteren; Bel. met hulptroep. |
Ie Luit.-kwartierm. J. F. Timmermans Betaalm. v. h. 4e bat. inf. l2e o « J. C. St ravers; Betaalm. van de art., kav.ensap. Adj.onder-olf. » C. F. Peters; Betaalm. van het He bat. inf. |
f) GENEESKUNDIGE DIENST.
Dir. Oil', van gezondh. 2e kl. E. A. Lange; Chef van den geneeskundigen dienst. Officier v, gezondh. in kl. J. U. T. Hornelot Moens. » » J. T. Bosnians. |
Oflic. v. gezondh. 2ekl. L. O. de Visser. » gt;) P. J. t Hooft. » » G.A.P. v.Steonvelt. gt;) 3e kl. P. Ruitinga. » i) J. J. Postma. |
Kapt.-Luit. J. J. Westerouen van Meeteren; Kommand, der zeemacht. Ter vervang, v, d. kapt. ter zee Courier dit Dubecart. |
Luitenant-ter-zee 2e kl. P. .1. van Druynen; Adjudant. |
1) Sch roefkorvet »M e d u s a.quot;
Kapt.-Luit. J. J. Westerouen van Meeteren; Lt -t.-zee 2e kl. S. Krayenholl' van de Leur.
Kommandant. Adelborst le kl. 11. H. van Baaien.
Luit.-t.-zee lekl. A. N. L. Kooi)s; le Offic.en Offic. van gezondh. Ie kl. \V. C. A. llajenius.
komm. der landingsdiv. » 2ekl. C. Noordewier.
2ekl.U. B. Guyot. i) F.W.Voswinkel Dorselen. |
Oflic. v. administr. 2e kl. J. J. F. A. Elders. Scheepsklerk J. G. Bebelaar. |
2) Raderstoom schip sG e d e h.quot;
Kapitein-Luitenant A. F. Siedenburgh: Kommandant,
Verder personeel van het état-major als bij de le expeditie, behalve de luite-nant ter-zee 2e kl. van Druynen.
3) S c h r o e f s to o in s c h i p »Baliquot;.
Luit.-t.zee lekl. J. H. jhr. van Cappellen ; Kommandant. quot; )gt; P. J. Buyskes; le Oflic. ■gt; 2e kl. G. C. C. Thie^ens. » » J I). A. van den Steen. |
Luit.-t.-zee 'ie kl. C. Vermeer. Oflicier v. gezondh. 2e kl. C. S. Wierts van Coehoorn. Oflic. van administr. 3e kl. G. 1.1. C. Fraser. |
27
4) S c li r o o f s t o o ni s c hip »S o e in li i n g
Luit.-t.-zne 2e KI. A. J. Visser.
Olïicier van gezondh. 2e kl. W. J. Criimer Ie Officier. j van Dauingartcn.
8 » G. J. Coster. Officier v. adininistr. 3e kl. \V. F. Gouwe.
5) Raderstoo m schip »M a d u r aquot;.
liet état-major als bij de le expeditie.
G) R a d e r s t o o m s c h i p »1' h o c n i x
Eta(-rnajor als liij do le expeditie (behalve Jhr. von 1'estel, door den luitenant-ter-zee 2e kl. C. Schuylenburg en de administrateur Crevecoeur, door den olficier van administratie 3e kl. C. J. S. Court vervangen.)
7) R aderstoo m schip » A d m i r a a 1 van K i n s b e r g e n.quot; Luit.-t.-zee 1 e kl. W. K. v. Gennep: Komm. Luit.-t.-zoe 2e kl. J. van Bui'g.
Kapt.-Luil. A. J. Kroof; Kommnndant. Luit.-t.-zoe kl. C. J. [*. jhr. von Mühlcn;
2o kl, VV. I'', v. d. liurg; le Oil. ■gt; A. K. van Suchtelen. |
Officier v. gezondh. 2e kl. J. Idsinga. Oflic. v. administr. 3e kl. W. II. F. Vogel. |
8) Schoener brik «Lansierquot;. Luitonant-ter-zoe le kl. J. J. I). de Jonge Oudraat; Kommandant. liet overige gedeelte van het état-major als bij do lo expeditie.
| 9) S c h o o n e r b r i k dR e in b a n gquot;.
Luitenant-ter-zee lo kl. A. L. Palm; Komniandant.
liet overige gedeelte van hot état-major als bij de lo expeditie.
Stoomschip »E t n aquot;.
Luit.-t.-zoo tie kl. C. L. J. d'llamecourt; Kommandant. gt;) i) G. T. Sorvatius; I e ()fï. » 'i J. C. II. liooloo. |
Luit.-t.-zee 2e kl. J. van Assen. » i) J. C. Schotel. Oflic. v, gezondh. 2e kl. .1. J. v. Wageningen. Ofüc. v. administr. 3e Id. I. II. C. ten llovo. |
5) Hot proces-verbaal dor vergadering, waarih Aroe Palaka tot Koning van Uoni gekozen werd, was als volgt gesteld: )gt;Wij alliior aanwezige Aroe l'itoo's van lioni hebben eene vei'ga-dering belegd, ten einde na te gaan, wie geschikt en waardig zal wezen om tien titel van koning van Boni te voeren, en die wij als onzen lieer zullen kunnen erkennen.
Alzoo op heden Vrijdag den 3'lcquot; dag van hot licht lladjab dezes jaars met eikanderen beraadslaagd en zijn, na onze keus op oenen persoon te hebben laten vallen, overeengekomen, om ons tot den generaal en den gouverneur van Celebes te wenden:
«Laewang Daeng Magassing, Aroe van Tanette-ri-awang; «La Mappe Daeng Pasari, Aroe van Tibodjong; »l,a Mangoelooang Daeng Riolo, Soelewatang van üedjoeng; «La 1'aioerang Daeng Massawe, Soelewatang van Tanette-ri-attang; »1. Mappa Daeng Patanga, Soelewatang van Tanette-ri-awang; «La Mamma, Soelewatang van Tibodjong;
»1. Lietjoe, Soelewatang van Pontjeng;
)gt; hagoelong Daeng Pabela, Soelewatang van Matjoge;
«Lasalasa Daeng Mamrapi, Soelewatang van Ta;
«Lasaka, Tjilaong;
»Abdoer Rachman, Kalief van Boni;
«La Sapanjana, Imam van id.
«To Batje Daeng Mamela, Pangoeloe Djowa;
«Larioe Daeng Parabba, Among goeroe anakkaraeng.
))De Hadat van Boni Tanga:
«La Sadoe Daeng Pa roek ka , Pabitjara van Palakka;
«Lamoe Daeng-ri-Boko, Soelewatang van Tjina;
«Laoemarang Daeng Pagalla, Soelewatang vati liarobo; «Pamangatie, Matoewa van Kadieng.
»1)0 Hadat van Lili-ri-laoe:
«Patiro I. Pamoelang Daeng Makaloe;
»Ualla Kadjoe La Parewa, Aroe van Salampe;
igt;9
«La lïorra, Soelewatang van Maroangin;
))La Ralla Daeng Mangassa, Soelewalang van Sarnpobia;
«La Horio Daeng Pawawa, Soelcwatang van Paiijoli;
))La Garabba Daeng Mallolongan, Soelewatang van Kalibong;
))La Batjo Daeng Maroa, Soelewatang van Doeloe;
))La Mallarongan Daeng Matika, Soelewatang van Balieng;
«Aroe Maroi (eene vrouw);
«Aroe Salangketo (eene vrouw);
«La Oeta Anrong Tonra;
«La Sadoe Daeng Maladda, Soelewatang van Mei'oe; bTo Renko, Soelewatang van Salomeko;
»].a Noohoeng, Soelewatang van Done;
))La Makkoe palla Daeng Mallorokang, Aroe van Doeloetanah; «Aroe Patempé (eene vrouw);
»1. Tjalüe, Aroe van Tjanie.
))De Hadat van Lili-ri-adja:
«La Banga Daeng Marankan, Soelewatang van iMampoe; «La Makoerage Modanrang Poelawang;
«La Pabali Daeng Pateko Pasoelle, Datoe van Tieengo; «La Marala Daeng Honmng, Soelewatang van Ponré;
«La Dawi, Soelewatang van Tinioeroeng;
«La Hoempa Daeng Paolo, Soelewatang van Aniali;
«La Sipadji Daeng Patapa, Soelewatang van Sailon; «La Mochamma Daeng Mapata, Sjabandhar;
«La Panning, Djoeroebasa;
«Abdoer Rahim. Djoeroetoelies van Boni;
«LaMampawa Daeng Mangerang, Anrong goorne Pakalawang epoo «La Maroodanie, Anrong goeroe Pakalawang ('|)op; «La Moehamma, Anrong goeroe Pakalawang epoo;
))Zoomede de aanwezige prinsen :
«La Mamma Daeng Siroea;
«La Hobo Daeng Pawakkang;
'M)
«Lu Sanibologe Daeng Maimbba;
«La Saramping Daeng Painring;
»1. Tjelo Daeng Matiro;
»La Patjoke Daeng Patobo;
«La Madapoengan Daeng Maseie ;
wLa Patawari Daeng Masiki;
«La Mappa Daeng Mananrang;
»La Pege Daeng Mapoera;
»1. Tjeba Daeng Mabati;
«La Kapi Daeng Patjida;
«La Pakea Daeng Paropo;
»La Panege Daeng iManaba;
»1. Pakea Daeng Matarroe;
wLa Malaganwi Daeng Paloeiang;
wf.a Patü Daeng Taselang;
)) La Padongi Daeng Matarang;
«Soemanga Roekka Karaeng Pawawo, Aroe van Talopasa;
»To Benro La 1'otjopo, Aroe van Kampiri;
»La Rabe, Aroe van Mentjong;
»La Madiolo Daeng Paesa;
»1. Kalaboe Daeng Padjarang;
»La Padaringan Daeng Marola, Soolewatang van Panjeli;
))To Adi Daeng Mapata;
))La Djadjoko Daeng Sitarroe;
))La Parinring Daeng Silasa;
«La Rappa Daeng Pageling;
«La Manrappi Daeng Mamala Pationgi;
«La Tjamma Daeng Pawawa;
»rgt;a Makawaroe Daeng Patanga;
«alsook nog de kleine vazallen, die ons hunne keuze liebben medegedeeld, om bekend te stellen, dat wij allen mot elkander zijn overeengekomen om aiimed singkauuge uoekka auoe pa la ka den
31
eenigen, diou wij geschikt achten om liet welzijn van liet land cmi het volk van Boni te kunnen zoeken te bevorderen, tot vorst van Boni te zien benoemd.
))A1 ware er ook voor het tegenwoordige een tweede of derde persoon van zijns gelijken binnen het land Boni aanwezig, wij zouden toch eenparig en met allo harten voor Aroe Palaka gestemd zijn, dien wij Boniers meenen, immer het welzijn van ons te zullen bevorderen.
«Daarom verschijnen wij allen voor den generaal en voor den gouverneur van Celebes om hun medelijden af' te smeken; omdat hot land van Boni aan hen behoort door kracht van overwinning; en opdat de generaal en de gouverneur ons hun medelijden willen schenken, door tot vorst van Boni te henoemen den persoon, dien wij wenschen tot onzen heer en gebieder te mogen hebben; opdat hij het welzijn van hot land en van het Gouvernement zal kunnen helpen bevorderen en ook tot het welzijn van het volk van Boni kan strekken; en wellicht dan ook weder gestand kan doen, do vroeger bestaan hebbende trouwe vriendschap van onze vorige vorsten, en wij Boniörs door Gods zegen nimmer meer ondervinden mogen do rampen en onheilen, welke ons onlangs hebben getroü'en.quot;
«Geschreven op den 4dcn van het licht Radjabquot; (28 Januari IHüO).
0) «Antwoord van den gouverneur van Celebes en on
der hoorigheden op het geschrift van de gewezen vorstin van Boni, die thans Aroe Pasempa genoemd wordt, overgebracht dooi' den Pabitjara van Soepa.
«liet is mij aangenaam geweest het geschrift ontvangen te hebben van haar, die thans Aroe Pasempa genoemd wordt; omdat ik dat geschrift beschouwen wil als een bewijs, dat zij tot betere gedachten gekomen is en weder het modelijden zoekt van hot Gouvernement.
» »/O
«Zij zegt niet alleen geliaiuleld to hebben; maai1 den wil te hebben opgevolgd van de raadsheeren, de prinsen en de hoofden van Boni. »Zij zegt jegens Boni goene schuld te hebben.
))Zij zegt dat Singkarroe Uoekka de eerste is geweest, die den oorlog wilde en de eerste die haar den rug toekeerde.
))lIot volgende doe ik daarop tot antwoord dienen.
)dlet is mij bekend, dat de vorst of vorstin van Boni niet alleen het land bestuurt. Het is mij bekend, dat vele raadsheeren, prinsen en hoofden hunnen wil kunnen bekend maken aan den vorst, en dat deze soms verplicht is dien wil op te volgen.
gt;dlet is mij bekend dat velen den oorlog wilden; omdat zij te blind waren om de macht van het (iouvernement te zien, en omdat zij vergeten hadden de weldaden door het Gouvernement gedurende tweehonderd jaren aan hunne voorouders, aan hen en aan hunne kinderen bewezen.
«Maar het is mij tevens bekend, dat de raadsheeren en prinsen niet licht tot verzet togen het Gouvernement zouden besloten hebben, indien de vorst A.roe Poegi en zij, die hem opvolgde, niet liever de vijand dan de vriend van het Gouvernement hadden willen zijn.
»()ok is het mij bekend, dat niet alle raadsheeren en prinsen den oorlog boven den vrede verkozen. Er waren er velen, die den wijzen raad gaven om de oude vriendschap met het Gouvernement niet te verbreken. Maar die werden niet aangehoord; zij werden beleedigd, omdat hunne woorden niet aangenaam waren. Wat met den ouden Aroe Tibodjong geschiedde, wat vroeger en later met La Mapangara Aroe Sionri, met Aroe Timoeroeng en Aroe Palaka voorviel, kan daarvan ten bewijze strekken. En de kleine man, namelijk do handelaren en de landbouwers, hebben die ook lt;len oorlog gewenscht? Ik geloof neen; want die zullen wel begrepen hebben, dat zij door den oorlog de meeste schade zouden lijden, win den brief, welken ik met den generaal te Palaka aan alle
38
vorsten van Celebes lieb geschreven, staat vermeld, dat de gewezen vorstin liasse Kadjoeare het land van Boni ongeinkkig heeft gemaakt.
«Dat is de waarheid, en dat zal altijd de waarheid blijven.
«Zij heeft, wel is waar, niet alleen gehandeld; maar als vorstin, als de voornaamste onder alle prinsen en bezitster van de ornamenten . was zij verantwoordelijk voor de handelingen der Boniörs.
«Velen waren schuldig jegens het Gouvernement en jegens Boni : maar zij was om die reden de meest schuldige.
»Alle Boniörs, zoowel grooten als kleinen, die wij deswege ondervraagden, hebben verklaard, dat het lange verzet van Boni hoofdzakelijk aan haar te wijten was en dat allo raadsheeren haren wil gevolgd hadden.
«Wat verlangde het Gouvernement van Boni? Niets anders dan behoud der oude vriendschap en eerbied voor deszelfs vlag; alsmede dat de vorst van Boni niet over de andere vorsten van Celebos zoude heerschen.
«Had de vorstin Basso Kadjoeare de brieven van den vorigon gouverneur beleefdelijk beantwoord, had zij eenig blijk gegeven , dat zij vriend wilde blijven, zooals zij vroeger was on zooals de oude vorsten van Boni waren, de oorlog zou dan niet hebben plaats gehad; want het was niet het verlangen van hot Gouvernement om Boni ongelukkig te maken of te vernederen. Het Gouvernement za^i gaarne do grootheid en hot welzijn van Boni. De Compagnie heeft tweehonderd jaren geleden de Boniörs uit de slavernij verlost. Wat do Boniörs later geworden zijn, hadden ze aan do Compagnie te danken. Waarom zou dus hot Gouvernement het ongeluk van Boni willen, indien de Boniörs vrienden waren gebleven !
»Er is nooit op Celebes een vorst, die de vriend van hot Gouvernement was, ongelukkig geworden.
«Do gewezen vorstin Basso Kadjoeare verwijt nu aan Singkarroo Koekka Aroe Palaka, dat hij do oorsto was van do Prinsen, die don oorlog tegen het Gouvernement verlangdon. Hot is moeielijk
3
34
in do harten dor mensohon to lozon. Missohion is hot waar, wat van Singkarroo lloekka gezegd wordt. Maar ik kan het niet geloo-ven; want hij is altijd beschouwd en heeft dikwerf getoond een vriend to zijn. Daarom heeft hij vroeger met Aroe Sienri het land vim l?oni verlaten.
«Doch is het waar, dat hij do eerste was om te strijden, hot is oveneens waar, dat hij do eerste was, die het modelijden van hot Gouvernement zocht. Daardoor heelt hij aan Doni oen grooton dienst bewezen; want daardoor is de oorlog verkort en is de straf verzacht, welke Boni moest treffen, wegens hot verzet tegen hot Gouvernement.
»In het geschrift van haar, die Aroe Pasempa genoemd wordt, is nog vermeld dat Singkarroe lloekka oen zendeling hoeft afgevaardigd, om do goederen te vorderen, welke zij uit Boni heeft medegenomen.
«Dit is volstrekt niet het verlangen van het Gouvernement. Ik heb or geen last toe gegeven en van die zaak eerst bericht erlangd, toen de heer Wijnmalen van Pare-Pare terugkwam.
«Ik heb toen dadelijk aan Singkarroe Rookka geschreven, dat het bericht mij zeer verwonderd had en dat ik die handeling niet kon goedkeuren. De woorden, welke ik daarover aan hem gericht heb bij mijn brief van den 2()8tequot; Mei jl., luiden aldus :
))»Mijne meening hierover is, dat, indien de gewezen vorstin goederen heeft modegenomen, welke aan het land van Boni toebe-hooron, zij goed zal handelen, door dezelve aan Boni terug te geven ; maar dat men haar daartoe niet dwingen kan, omdat zij Boni verlaten heeft als vijand. Wat betreft hare eigendommen, welke zij heeft medegenomen, die kunnen niet terug gevorderd worden; want hot blijven liare eigendommen, waar zij zich ook bevindt.quot;
«Aldus waren mijne woorden over deze zaak. Er blijkt duidelijk uit, dat hot mijn verlangen is, dat van Aroe Pasempa niets worde afgenomen of gevorderd van hetgeen haar toebehoort. Zij behoeft
35
iiiols af' te govon van hare eigendommon; maar wat aan het land van 15oni behoort, kan zij terugzonden of afgeven.
«De Pabitjara van Soepa, die liet voormelde geschrift overbracht, heeft ook medegedeeld, dat Aroe Pasempa hem had opgedragen, om voor haar vergiffenis te vragen en het medelijden van hettiou-vernement af te smeeken.
«Hiervan is in het geschrift niets vermeld; maar ik heb evenwel geloof gehecht aan de woorden van den Pabitjara, omdat hij door haar herwaarts gezonden is en ook een brief van Aroe Alita medebracht.
wlliervoren zeide ik, dat de gewezen vorstin schuldig was jegens het Gouvernement en jegens lïoni. Maar het Gouvernement is edel en grootmoedig, liet wil gaarne een overwonnen vijand vergeven , wanneer met een oprecht hart vergiffenis gevraagd wordt.
«Ik wil gelooven dat Aroe Pasempa oprecht is; want zij is ongelukkig en van elkeen verlaten. Tot wien kan zij zich nu heter wenden dan tot het Gouvernement?
«Van wie anders kan zij hulp, bescherming en modelijden verwachten ?
Zij handelt verstandig door op het Gouvernement en op mij te vertrouwen.
Ik wil haar daarom niet verstoeten en schenk haar uit naam van het Gouvernement vergiffenis, in de hoop, dat zij en hare kinderen en kindskinderen deze weldaad nimmer zullen vergeten.
«Maar in het nieuwe contract van Boni is bepaald dat zij nooil moer in dat land mag terugkeeren. Dit is de wil van het Gouvernement. Daarin kan geeno verandering komen.
«Ik wil dit geschrift eindigen met goeden raad aan Aroe Pasempa ; namelijk:
«Ten eerste. Zij trachte nimmer om weder binnen l'oni te gaan; want daaruit kan voor Boni en voor haar slechts ongeluk voortvloeien.
30
«Ton tweede. Zij bomoeie zich niet mot iietgeen in üoni gebeurt; want daaruit kan slechts onrust ontstaan, tot nadeel van baar, van hare kinderen en van Boni.
«Ten derde. Zij spore steeds hare kinderen en kindskinderen aan, om zich aan het Gouvernement te hechten; opdat zij immer het medelijden on de bescherming van hot Gouvernement genieten.
«Ton vierde. Zij poge niet hare zonen op den troon van Boni te doen verhellen. Indien het de wil van God en van het Gouvernement is, dat hare zonen later vorston van Boni worden, dan zal het geschieden, zonder dat zij, Aroe Pasempa, zich daarvoor moeite geve.
«Ten vijfde. Zij blijve rustig te Saepa, Alita of elders in Adja Tamparang wonen en geve mij konnis, wanneer zij zich in oen ander land wenscht te vestigen.
«Indien Aroe Pasempa geene voldoende middelen heeft om to loven overeenkomstig haren stand, dan kan zij zich tot mij wenden om hulp.
«Wanneer zij mijn voorschreven raad opvolgt, dan kan zij steeds op het medelijden van hot Gouvornomont en van mij rekenen.
»Al zoo zijn mijne woorden.
«Geschreven te Makassar, den t23aten Augustus 18(50.
»l)e f/ouverueur van Celebes oh Onderhooriijhedoi,,
«Jansen.quot;
7) STAAT van de oil kieren der zeernaelit, die zich hij de eer,st( en tweede Hoiusclie expeditie hebben unilei'.schoiden.
hem•K.MI» TOT:
liidder der W' klasse van de Mililairc Wüleins-Ürde. I'. A. Matthijsen, kapiteiii-luiteiiant-lci'-zec.
liiddcr der ¥' klasse van de Mililairc Willems-Orde. Igt;. II. Staring, kapitein-ter-zee, bevelhebbei' der zeernaelit bij di I' expeditie.
,1. .1. Westorouen van Mecteren, kapitc.in-tcr-x.ee, bevelhebber dei
zeemacht bij de 'i0 expeditie.
,lhr. ,1. 11. van Oapellen, kapitein-luitenant-ter-zee.
W. 11 F. Escher, luitcnant-tei-zee der 1quot; klasse.
J. iV. van de Velde, »
J. J. 15. de Jonge üudraat, «
II. I*. Klerck, W. K. van Gennep, J. II. K. Croes, A. N. L. Koops, 0. A. U. I). Rijk, .1. 1*. C. Gravenhorst, M. J. lüjlcveld , W. 11. F. van Gordt, W. F. van der Burg, II. R. Koning,
))
»
»
))
Initenant-ter-zec der klasse.
))
))
»
»
,1. C. A. van Aspcren,
l». Swaan,
F. W. Voswinkel Dorselen, P. J. van Druijnen,
»
»
38
,1. I'quot;, van Kervel, luitenant-ter-zee der 'J0 klasse.
S. A. Hoos, le luit. bij het korps mariniers,
li. Carsten, olïio. van gezondh. der 2° klasse. J. B. Coomans de Ruiter, » » 3C »
Ridder der Orde van den Nederlandschcn Leeuw.
Kapitein-luitenant-ter-zce, A. D. S. Clarkson. » E. M. C. Baak.
» A. J. Kroef.
UHic. van gezondh. der le klasse, W. Kraake.
» » administr. » » J. Boom.
Eervol vermeld.
Luitenant-ter-zec der h klasse, J. K. van de Kruijsse Pilaar.
» C. A. L. 11. baron van lleeckeron.
» P. J. Buijskes.
» W. Sluiterman van Loo.
» P. Roodzant.
» G. E. A. Fauchy.
» jonkh. C. J. P. von Mühlen.
Luitenant-ter-zee der 2C klasse, W. F. Mcijen.
A. M. Simon. R. J. A. Bouricius.
» J. Spanjaard.
J. P. van Rossum. P. ten Bosch. W. Steflens.
» jonkh. R. Tindal.
II. Dijserinck. A. J. A. Kellner. K. W. E. von Leschen. A. F. van Suchtelen.
39
Luiteiiaiit-tor-zee der '2' klasse, C. .). M. Swami.
» X. J. Visser.
» S. Kraijcnhol' van de Leur.
« J. van liurg.
» L. G. C. van Wachendorll van Ilijn.
» J. II. Commijs.
» C. ten l?osch.
» 11. 13. van Daalcn.
Uf'lic. van gezondh. der 2' klasse, C. A. 11. Bünte.
» 11. Evertse.
» A. A, Grondhout.
» W. J. Cramer van Baumgarten. Ullic. v. administr. der 2U klasse, li. A. Z. Jacobze.
« Jquot; » IJ. M. E. Crevecoeur.
OFFICIEHEN der landmacht, Indische ambtenaren en personen tot hot civiel bestuur behoorende, die zich bij de 1° Bonische expeditie hebben onderscheiden.
BENOEMD TOT:
Ridder der 3° klasse van de Militaire Willems-Ordc,
Luit.-koionel, kornmandant der artillerie en later ^ kommandant
der expeditie, R. .1. Keilerman.
Majoor en sous-chei' van den gcneralen stal, G. S. J. J. L). Bijl dc
Vroe, van de infanterie.
Kapitein, toegevoegd aan den staf der expeditie, I'. G. Steek.
llidder der 4C klasse van de M Uil ai re Willems-Orde.
Luit.-kolonel, adjudant van den gouv.-generaal van Nederl. [ndië, J. F. S. Brunsveld van Muiten, artill. (staf van den gouv.-gen.)
40
Majoor N. Kloesmeijer, van de infanterie.
Majoor T. .1. Belie, » » »
Kapitoin-adjiKlant bij den kommandant on cliel' der expeditie ^
L. Schroder, van do infanterie.
Kapitein S. Meijers, van de infantorio.
OKiciei' van gezondheid lquot; kl., chef der expoditioimaire geneeskundige dienst, F. W. F. Schoii.
Kapitein J. Sehnijder, van de infanterie.
» W. C. A. van der ilucht, »
iiitmeestcr \V. W. A. Iloijen, »
lUtmeester i'. J. van der ileijde, »
1° Init.-adjudant van den kommandant der expeditionnaire artillerie,
C. J. Essers, van de artillerie.
Ic luitenant C. M. J. W. Rijnen, » » »
» A. llaga » » »
» J. P. van der Eb, »
» A. G. Drossaers, »
» J. li. Romswinckei, »
» G. P. BischolT, »
(Jepensionneerd lc luitenant der infanterie, J. A. Bakkers.
Oflicier van gezondheid 3° klasse, P. Ruitinga.
luitenant L. A. Collard, infanterie.
2C » W. G. Lehnkering, kavalerie.
Officier van gezondheid 3e klasse C. W. F. Foreman.
lic luitenant B. Biorn, infanterie.
» genie en sappenrs.
» infanterie.
» »
» artillerie.
41
Eere-sabel.
Liiitonant-koloiiel ,1. C'. J. Smits, van do infanterie.
» 15. J. van Bosstiaeten, » » »
1r luit.-adj. bij don 2°quot; kommand, d. expeditie, li.J.van l.itli, infanterie. Kapitein M. K. K. L. von Sclianroth, inlanterio.
I' Initenant VV. .1. O. van Swieton, »
llidder der Orde van den Nedcrlandsehen Lccaui.
Kolonel, chef van don staf en 'i0 komm. dor oxped., later opgetr.
ais komm. en chef dor exped., J. A. Waloson, van de infanterie. OHicior van gozondli. lc klasse, J. Wrodo,
Kapitein W. liijkens,
J. G. Weijergang, handelaar.
Eervol vermeld.
» »
Kapitein E. Panw, » C. J. Meijer, » 11. K. van der Ree, » Ij. de Kroon ,
Ritmeester J, A. M. Brnijns, Kapitein II. W. Brongers,
» M. Raaij,
1° luitenant C. G. Gelme, 1c luit.-adjud. H. P. J. Hennus,
» II. K. E. Porie, Kapitein .1. C. Albrecht, »
» G. L. N. Britt, »
Ir luitenant M. E. van Zuijlon, » » J. J. H. Popta, »
van de infanterie.
» kavalerio.
» artillerie.
» infanterie.
» kavalerio.
» infanterie.
»
»
»
»
»
»
»
»
42
Officier van gezondli. 3C klasse, J). J. Visscher.
lc luitenant A. Peltzei', van de infanterie.
Ic luit.-adjudant B. E. Mekern, » » »
'2e luitenant J. 13. Mack, » » »
Milit. ambt. 3e kl., direct, van een hospitaalschip, T. A. (lieseko.
OFFICIEREN, alsmede personen tot liet civiel bestuur behoorende, die zich bij de 2° Jkmische expeditie onderscheiden hebben.
15ENOEMD TOT:
Ridder der [V' klasse van dc Militaire Will cms- Orde. Luitenant-kolonel 11. C. Staring, van de infanterie.
Ridder der ¥' klasse van de Militaire Willems-Orde.
Dirigeerend officier van gezondheid 2° klasse, E. A. Lange.
Majoor J. Wolil, van de kavalerie.
» J. T. van Bloemen Waanders, van de artillerie. Kapitein-adjudant J. G. A. Kempees, » » »
Majoor W. van Os, » » infanterie.
Kapitein II. G. J. L. Meijners, » » »
» P. F. E. F. J. Saueressig, » » » » N. II. Kornelissen, » » »
» M. A. van Walchren, » » genie en sappeurs.
lc luitenant-adjudant van den gouverneur-generaal van Neerlandsch-
Indië, jonkh. H. W. L. do Koek, van de kavalerie.
Ic luitenant, toegevoegd aan den staf der expeditie, P. M. J. Penning Nieuwland, van de infanterie.
Officier van gezondheid 2C klasse, L. O. de Visser.
43
1quot; luitenant L. tic Paauw, » ü. F. van Huls, » A. Koenen, Ritmeester W. M. van liunge, !c luitenant F. van Utenhove,
J. J. de llochcmont, 1'. L. Berail, J. II. Brouwers,
» » » »
9.1!
F. M. E. A. A. graal von Hacke, van de kavalerie. Eere-sabel.
Kapitein A. J. lloijcn, van de infanterie.
Ridder der Orde van den Ncderlandschen Leeuw.
ünder-intend. d. '2C kl. L. V. J. E. de Sturler, van tie administratie. Officier van gezondheid 2° klasse J. G. T. Bernelót Moens.
Titulaire rang van kapitein.
Gepens. 1° luitenant der infanterie J. A. Bakkers, civiel bestuur.
Eervol vermeld.
Üflicier van gezondheid 2C klasse, G. A,. I*. van Steenvelt. 1° luitenant 0. 11. A. F. Catenius, van de infanterie.
»
»
artillerie.
infanterie. »
9.«
S) NAMEN dei' of'lidereu, dit' hebben deelgenomen aan do
expeditie naar Handjerrnasiii van l^r)'.)—18(i3.
Ol'1'EUHEVELllEHÜEIl :
Kolonel A. J. Andrksen. Daarna: Luitenant-Kolonel (i. M. Veksi'I.ick.
Kapitein G. F. do Uavallet, Chef van den staf.
Ic Luitenant E. W. Pfeil'er, » » » »
Kapitein C. L. U. A. M. do lloy van Zuydowijn, C-liel' van den stal.
le Luitenant li. M. A. Broers.
Garnizücns-ko m p u g u i c.
Kapitein L Uliliiiiiiin •gt; H. G. (IcWolfl van Wcsterroodc. » J. F. RruigutH. le luit. C. Hangert. |
! Ie luitenant A K. Bcecknian. » C. C. van den Viijhoelf. : 2e » II. W. C. Potthast. » J. J. Bichon. |
Infnnterle.
7o li a t a I j o n.
Majoor A. de Veer de Hocliemont. Ir luit.-adj. A. F. Cateau van Rosevelt. » II. P. J. Ilcnnus. Kapitein S. Meijers. » K. F. van Langen. » J. Koch. » K. .1. B. Eichelberg. » II. II. O. Peltzer. » A. van der Hurk. v C. Ravesteijn. |
Kapitein K. van der Heijden. » W G A. L. van Bennekum. » C. W. II. Thelen. » C. G. Gehne. » A. Ij. T. Veunhuizen. » J. M. D. F. de Jongh. » J. de Rode. » P. J. L. van Sternbach. le luitenant \V. G. Munters. » V. L. Schwartz. |
45
le liiitonant |
C. F. van Casteron. |
'ie luitenant |
W. A. Schmilan. | |
)gt; |
J. A. Quack. |
» |
J. A. Vetter. | |
t) |
T. M. Verspijck. |
» |
A. H. Selliger. | |
0 |
II. T. A. van Kindi'. |
AV. H. Haak van der fioes. | ||
» |
A. P. W. Meis. |
rt |
C. J. van den Vrijhoeiï. | |
)) |
W. A. Al biecht. |
» |
K. J. B. van der Abeelen. | |
)) |
E. C. Krusse. |
)) |
J. A. Wouters?,. | |
» |
P. E. J. 11. van Dompseler. |
» |
0. A, Vogel. | |
)) |
P. J. Blok. |
)) |
J. L. H. Beyens. | |
») |
G. C. R. R. de Graelï. |
rt |
G, ü, Ebell, | |
)) |
W. 0. 11. Eichholtz. |
)) |
0, Balabrega. | |
jhi'. J. II. C. van der Wijck. |
i) |
J. Pattcha. | ||
» |
A. A. van Sorgen. |
J. .1. Spoelstra, | ||
» |
.1. II. Albrecht, |
)) |
A. van der Straten, | |
» |
E. Heek. | |||
9e Ti a t |
a 1 j o |
n. | ||
Luit.-kol. |
C. II. Boon van Ostaile. |
le luitenant F. C. Timmler. | ||
Majoor |
C. F. Kocli. |
» |
H, T. Tissen, | |
ligt; luit.-adj. |
II. Brnggeman. |
II, C, Magnin. | ||
» |
J. VV. E. Verst ego |
» |
G. Bakker, | |
)) |
V. L. Reuter. |
» |
P, Blondeau. | |
)) |
F. van Haatten. |
» |
J, A. van Gort. | |
Kapitrin |
T. C. H. van Vloten. |
» |
W, J. G. van Dam v Isselt. | |
» |
L. J, Rhode. |
0, J, C, Hamming, | ||
» |
J. B. Sterke. |
» |
II, VV, F, de Bruijn, | |
» |
II. W. van Oijen. |
rt |
C', G, II. F, van Schendel. | |
o |
M. L. Engel. |
n |
A. J. ,1. L. Prinsen. | |
» |
P. E. Hartsteen. |
i) |
C F. van Middeldijk. | |
» |
.1. II. Logeman. |
t) |
II. W. C. A. Thieme. | |
» |
I). M. .1. Molt/er. |
» |
J. P. Penning. | |
0 |
A. M. Lobaar. |
» |
A. H. Schade van West rum | |
» |
W. li. Graas. |
P, E. Perk. | ||
» |
A. II. B. SchifT. |
» |
W. J, Having,a. | |
)) |
F. C. L. II. Roudier. |
)) |
I. J. W. E. Verstege. | |
L. B. PaternosterdeMontllon. |
2e |
» |
II. L. Ilempeniiis. | |
n |
J. L. \V. Benschop. |
» |
M. T. II. Perelaer. | |
» |
C. C. Schepen s. |
» |
T. Munder. | |
» |
Epke. |
ï. J, A. R, van Ende, | ||
» |
F. van Genderen. |
I), M, Terwerda. | ||
0 |
F. Schneider, |
R. Perne. | ||
« |
H. Spoelder. |
0. A. von Plotz. | ||
1tgt; Inilenant |
P. P. J. Eypen. |
ï) |
J. 11. Thieme, | |
» |
F'. P. Cavaljé. |
A |
•T. M. van de Groen. |
40
'2e luitonuiit R II Clurkson. » A. W. II. Poroluer. n F, .1. ï.. Walpot, i) A. 11. J. Borf». |
'ie lultonnnt W. J. K. Tlilcinp. a P. van Kyk. » VV. U, Staats. » J. W. Aufderheule. |
1 So It a t a I j o ii.
Luit -kolon. P. O. A. Anomaot. Majoor O. A. Schimk. Ie luit -adj. A. lid Braauw. o 11. II. Bowier. Kapitein J. van der Haas. d C. J. Hiesz. i) J. M. Bruin. )i A, M. van der Hnclit. » W. D. Bode. o C. L. C. Tilion. o J. llnbeck. d R. II. Roile. » G. 11. Vos. » T. C. F. Rodlich. » J. C. Hamakers. igt; H. C. L. Weijtingh. » J. M. J. F. do Jongli. u F. C. A. Stoecker. » H. Brinkgreve. » K. W. H. do Coenens. » P. F. L. von Ilombracht. » G. van Vuuron. Ie luitenant S. J. Boers. » O. 11. J. Muller, i) J. P. SinagRo. » J. H. Romswinckel. |
Ie luitenant J. F. Solieltema. » L. .T. F. C van Undo. » P. M. Ockorse. i» M. van Delden. n J. L. Engelhardt. « jhr. F. II. Voogt. igt; K. ,1. B. Bol. » P. A. C. 11. T. A. Werd- inuller van Klgg. » J. 11. de Fremery. » .1. F. J. Strengnaorts. 2e » M. W. Croos. ii J. II. Hoyol. gt;i F. de Lannoy. » II. Hamakers, i) R. J. Krantz. » H. M. Vink. » K. A. Berg. i) P. J. Meijboom. » J. Vasseur. » li. Kramer. « J. G. Meijer. ;gt; R. G. Maschron. igt; J. J. van Borg. » 11. W. Witselaar. |
Kommandant E. T. W. Borel. Kapitein E. K. Brands. » M. S. du Pui. Ie luitenant J. B. Essers. » W. W. Verbrugh. » 11. van den Hoek. |
Ie luitenant A. C. 11. Winter. » C. D. Rirnio. » G. E. C. GufTroy. 2o » W. 11. Niepco. Magazijnm. Engelhardt. igt; Knipscliild. |
47
Mnppoura.
Ie liiiti'nant C. II. SolH'|mrs. » K. F. Ciispfirsz, |
lo liiitunant M. C. van Dalen Wet-tors. |
gi'v.. Inkl. G. F. Charlinr, chef. n J. G. X. lirookinnijei'. '2o kl. II A. ,1. Bernard. » .1. M. 0. E. Ie Rutte. » .I.J. VV. E van Riemsdijk » P. S. A. van llura. i) S. Hartog. » G. Luchtinans. » E. Henjamins. » G. Brummen. n M. II de Vogel. » II. Gildeineister. » F. Ferk. 3okl. C. F. Diepenbroek. » M. .1, Gaaijmans. » K. P. Bakker. » P. C. van Goens. « L. C. A. Roinbach, |
Oflic. v. gez. 3e kl. A. II. Dettingmeijer. i) n » )■gt; 11. van Lonkliorst. n » » !• M. vun Andringa. a n » c A. C. Hoogeveen. ii » » n J. M. de Jongh. )gt; » » i) J. Stammler. » v 0 » A. J. II. van der Mijl Dekker. A. J. R. Natan. C. L. van der Burgh. J. II. Qonda Quint, J. Goslings. C. II. E. Deelken. H. H. Dieperink. » » » » J. F. F. Ermerins. » » n » E. Tall. Apotheker 2e kl. F. Heckmeijer » » » » 0 » » n » » B » )gt; ft )) |
Onder-intend. lo kl. C. C van Ahennie. » 2e kl. W. M. de Jongh. Fung, onder-intend. S van Ilaastert. Adjunct-intendant A. 0. Gelondemans, » » H. de Haas. Ie Inil.-kwartienn. R. Douglas. » » S. J. van Coevorden. |
Ie luit.-kwartierm. A. Velde. » » N II. W. Iloeby. '2e » » M. van den Bergh 'gt; ft E. J. Vissers. » igt; A. Kiemeny. i » J. Mulder. » » C. F. Reisig. |
48
NAMEN dor stoomschepen, dio aan de expeditie hebben deelgenomen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GOIIVERNEMENTS-STOOMnOOTEN EN KRUISnOOTEN. |
lioni, gezagvoerder Kuipers.
Tjipanas, » I luisman.
Van Os, » Glaser.
Rrennett, » Bloem ink.
Kiuisboot N0. 7, » Abdoel ilacliim.
» » '21, » Akip.
» » 2H, » Sidjo.
» » 39, » Serondol.
» gt;•gt; 42, rgt; Sariman.
wjaiigttoiikoelttH
oStuu/sü \SiUUj-tH Dnlh'jd
DJAGAKAGA
iWoV. Aiaav
'\-
Harlen beesten cilnruJ
/'quot;M.-nif/jon tin n
_) quot; / '
vVXW
jjo'r*
/packathunn.
' oMinoe
m .
(;»(i CofiuloL-
wvan VAAawü: Cove
/ /
rj)eDoutlWi.steu
TERREINSCHETS
van af dc baai van PADANG-COVK tot de KAMPONG CASSOEMBA
/icH Hug*
\v ■'
KORT UA.N.JOKy
I
WAN CI K/
A'r'v rang*-
Bano'lyof liali Turn on
\\\\\m
llelaiuji
l\gt; \;i n Mil n
. ' ___
Plt;W ;
u ;
sJviHvmjrAsseur7
«•kor I I / I ! 6 . ^ 1 Mcngoei y/fa Z.O.Uoek. i\v- ■ H'tLSSoemb, Piunu ' JioefnK ___} Tjortam \ Y^fi Mongo oi j-A*o/y»' \ Tab an kan I 6 v 'IVibanlui ns I |
Oedjong quot;—iy? , . . „wboean quot;—^ Jh'oen eilund Amok v ^' / .■■■ '/iiHiaC V Z'l'ttar Mr/tdlquot; ' -lt; = ♦ ♦ ♦ --- Bcdohms van I Soengch I. a was ;L- 111 Sl:;:;, quot;\ :!(' m |
------- ------*•—. •vrrr?'/////■'
/ -----
/^Os\ ....gt;gt;^ .
Benlinjr /V- —
^ X7 '
^ ^ I 1
_liltMii c I j Kiiinitonu'
^svn::
! / f I /
'V ■
/1 .~
r^muiu,
t ^ '-MW
PUN DtRVtRSURKtNGtN
VAN DJACARACA (11(40)
%.S/?
y
fhi.
M?'quot; ^ ''
\y....... / \ ;A • /
t 5» ' \ '11
' / ne
_Nicuw
„ aaiigolc'ide
)ïf- lioiiling-
.ih.S 'quot;quot;U.--!
_. , ^jr
...quot; i f -Ï-
' Olltlc
ISontin^' beul i
v »gt;■ *
^ öf .•£?;
•/2 5-\B(iiquot;
~ ? ■. -v ,r-
É# | |
1 ^ |
', 'quot;■• ■' ;- |
1^^ |
jffyfquot;Ufa Tt'ttotquot;
~ 13 r fritquot;
Beiilino-
tOApr/T utei
quot;quot;iifjooalleii
- '•/;7 quot; ' - - .1,
'i tvJ.t! •-;■ f,. ■
\ Miij
\-gt;:-
A^S-
u . .' oan het / quot;■quot;*quot;■ ^ ^ I_I t_j t_j MdriJiebaMjon
Hi
I ; ^Pwl \ A /7^%.
. ^ ' £S
air. 4?;
rl i i i
f quot;I i.ü-U..
X-gt;x •j'.
/r^ ïi.
fequot; * A'-
* pp »s.5fp«»'2s;
n n n □ □ n 1
Kcnting-van don Gocslu' j
1 ^l|8tvflt;v : -l:^- ■.%
llataljon
iMMM-
11,1' Hnlafjon
N \
'quot;quot;s
' V»
I I|I I{I i{I
V-U},
• ' r^ vW
\ ■.(UU'
1
i .....-U--------V C1-® bee rara
-V. L-^i L-J L-i L-i Lj »—i I ' f
^ r^9 Kawporuj (assoetnha
■ -% \
% *
l\ t\ ■ I ?
D I E i D 0
•w
!;■ ; 1' i
- s %
0
\j
gt;-gt;;.
•■»gt;?« - -
*;*• -» „y# ■
«.■ ..«i- j'^Sé •«i .•j. ,.-!■» ; ' ___ «ill
^ i
r4f
____rdpGetiip
I ijoleyl
sy ///■:.
'////■
,-cv#^Av;--:v
v*ft • -«o- quot; —
...A* -Squot;.
'V.
v.quot;. .
:nL!i
!A
L O £
\Sfiirilo ..g
V# fquot;
-•
^ 07W,/
! o
^Lnfanla
mtiruj
............'
O? Pari«(
* o Ti/tisi
gt; T9Bim,ko
A t A .
/imyAo 1
O
fkiioa
/quot; 0 Muluftfi
r~gt;J ^ ^ W rV/ \}U'Mri4t
T A M} P A H ANC
Wo
n'ratif/ o Mi Ut
,
o tfihxi f-ï 0 Muf/fn/u
A'iOióo JJHaii
Q Jttunrn'
I O
(Mvf
Djargiovl
()f.' iiiMuja lt;
. o ilitvti
^TflSinm
TrtUtni/
lt; Ö
Lffpufo
-»?quot; : -
t
Jütrnii
,t ' ' KtUhri
JL E LrR A
Vlo
\
I AftiuHr
On.ufjo
_ ,. . *Jkoteiutnb
•^Ktniuu/ \ /umipoi'h' ' T
Wxm
► f-t-*-*
.0 Lt\nm {
'kabaja ^4
^ Hi/num
Btu-oanst r fk «;'F ,. »3^ TF. ,
rtmfK' ^ tiïtr-JtK XK K / ui T ^
^ • ■■■, V ____
/hnifhfyiiHr
leiloi'r/iiintH'
.H/tAfi/ n'0nut*t
/ T
i
a/tohi 0 Tjüui/ii/r
vV V
7^ 0? Bcttoe mfrjuu»
tgt;rtO» TOOtop
2=
i
, N
V.N -v
i ~7— ♦ar'1' v quot; -♦-*/. j. - ' •
Y*..VatvV-Xcniw/s^v_£lt;.'----,X r aoHoifr
} Isi/nOa-r quot; Htt/w * \ tg M r-Ó-^t^n
joni
fit/w/o , vuN^0
vgt;-v^ M .■■ ■ lr^ï7 x—v .o/
~ 1 — «i, o 'i*-
/^f'
*r»N.
UttJitM' i-r. 0 vjkt/ti .
0 Teuietle
«'y
f /hoi' /MtOl'
09 Riiiro
öV^/Z/'/r/
N/Xskvm
^AWóv'/Moïvwt
»' t
(^A th'; '/quot;quot;lt;/
-............ , ..........
'/T.t DJt:XE\
quot;quot;Tv
Mttlmthi'
?p/lr/«. / J r* tf. wr; ; N, / / { / [J-O/UK'tl ^ ^
) ' \
■ v-
. Jta
Q/
lt;flUIlt;'
' T'J S«l«n;jln»to
^4fin!uttiro
;
TjifnsJiï
^/►e \
3CA1GVS S AH^SCw^l
^ - -ö ijoifiiientj. iwr/
ftotonTfnttoe
riïtwvj^
MOtltf-llifh't
jAiifj : .
; jJluni/n/M oomiximj
N 0
C O A
'xdi
Mmt V' ;
ori |}olilt;i
To*Ha,rwM/ó~^-~r-~ / ( '• /■' Tf t/ra/ttrlt;$ A
.0 J»
Piflyju
IO
) Jloitl
, _______-j5 Jlnhnt pmifiiJijf
'WMSSFk. Z
ü J A S (i
\ 'v.
M(BA
toy i m^e \n lt;.). Jf \ C
■f fo'lamp;WOV '^Sr» JwwLtmo
Wlt;iWt' /^* gt; . I j'~~Tii)'.,Ii'lw rnlfcL
(
\ ^ IhrsilW/tHy
09 Unci olt;» liocloe
.W/f'.hs' ƒ
cC, o \ ^ r Kgt; Ac
yty/wA
L C K
y amp;• f ■ t
ftirii o'
v.
i\'(ifjilt;i O ERA T è A
sOflAm
_. 'LtkwtMHWifqrintj
AvA
Mjafii/n
. y/mo/t
(Wi/tfrïi
T.ïuj(it\ 0? LttGsaju^
nJa
x^.
yV/tufa
Ol'Lfissjx»
\
lt;gt;
KAMiT VAN
V.Vv
s
e n aangrenz o n d o I an d en.
(ZUID-WEST CELEBES)
.v./A /; )•/•;/,'
LU
Bij den uitgever JOU. IJKEMA te 's Uage is verschenen:
EN
DOOR
CHARLES DARWIN, M. A., P. R. S. enz. MET HOUTSNEEFIGUREN.
Uit hel, Engelsch vertaald en yan Aanteekeningen voorzien
DOOK
Dr. H. HARTOGH HEUS VAN ZOUTEVEEN.
deelen royal JS® prijs /■ 1J.60 gebonden/'14.80.
HET UITDRUKKEN DER GEMDEDSAANDDENIN6EN
DOOR
CHARLES DARWIN. MET PMOTOGRAPHISCHE EN ANDERE AFBEELDINGEN. Uit hot Engelsch vertaald on van Aanteekeningen voorzien
DOOR
Dr. H. HARTOGH HEUS VAN ZOUTEVEEN.
I deel royal 8«. prijs / 7.7Ü gebonden f 8.30.
UKR
lederlandsche Oost-Indische Bezittingen
DOOK
Diroktoui- van .le Instelling voor on^rwijB in de taal- on volkenkunde van Nederlandaoh ludië
t© ueiit.
'2 deelen royal 8° formaat prijs f 8.25.
DOOR
Gonnnaudeur, Offi(Mor 1*11 Uiddor van voraolicitlone Onion.
Oud-Kulonel de»' Artilluriu.
Prya f '2.50.
4