DE WERKZAME BESTANDDEELEN
VAN BULBUS SCILLAE
■ ............ .....
vi*-.
■ Î5
i-r;
' - t ^
-ff
•vfe^^vî-
ri-
s
1 .
' ''•■S-*'
L-V -nbsp;.-TVnbsp;•
-ocr page 7-DE WERKZAME BESTANDDEELEN
VAN BULBUS SCILLAE
lt;v-nbsp;r^
-ocr page 9-DE WERKZAME BESTANDDEELEN
VAN BULBUS SCILLAE
PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN DOCTOR IN DE WIS- EN NATUURKUNDE AAN
DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG
VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS Dr. C. W. VOLLGRAFF,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN
EN WIJSBEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN
SENAAT DER UNIVERSITEIT IN HET OPENBAAR TE
VERDEDIGEN OP MAANDAG 27 APRIL 1936, DES NA-
MIDDAGS TE 3 UUR
DOOR
FRITS HIJMEN JOHAN PICARD
GEBOREN TE DRIEBERGEN
N.V. DRUKKERIJ P. DEN BOER — UTRECHT
SENATUS VETERANORUM TYPOGRAPHUS ET LIBRORUM EDITOR
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
AAN MIJN OUDERS
-ocr page 12-... _____r-^fij^j
hrj.
J |
Bij het alslaiten van mijn Universitaire studie, zij het mij
vergund, aan U, Hoogleeraren, Oud-Hoogleeraren, lectoren
en assistenten aan de Rijks Universiteit te Utrecht, mijn dank
te betuigen voor Uw leiding bij mijn wetenschappelijke
vorming.
Hooggeleerde B ij 1 s m a, Hooggeachte Promotor, de tijd,
welke ik in Uw instituut mocht doorbrengen, zal mij steeds
in herinnering blijven, als de prettigste van mijn studie.
Voor Uw leiding en Uw vriendschappelijk medeleven, niet
alleen in, maar ook buiten mijn werk, ben ik U zeer veel dank
verschuldigd.
Hooggeleerde de Graaf,
Voor de gelegenheid, die U mij gaf, om mij als Uw assis-
tent, in zelfstandig optreden te bekwamen, ben ik U zeer
dankbaar.
Zeergeleerde L e H e u x,
Voor Uw groote kennis, en technische vaardigheid bij het
opereeren, die U mij steeds met groote vriendelijkheid en
bereidwilligheid ten dienste stelde, betuig ik U mijn harte-
lijke dank.
De Heeren Geurtsen, van Haren en Heckman
ben ik zeer verplicht voor hun medewerking bij het tot stand
komen van dit werk.
Mejuffrouw Hoekstra, U betuig ik m'n erkentelijkheid
voor Uw hulp bij het persklaar maken van dit proefschrift.
Verder dank ik het personeel van het Pharmacologisch
laboratorium voor de altijd bereidwillige hulp, die mijn werk
zeer verlicht heeft.
Aan alle vrienden en collega's, die mij deze tijd tot een
onvergetelijke maakten, betuig ik hier mijn oprechte en
innige dank.
li?-;?-
i -KI
Inleiding . .
Hoofdstuk I
II
III
IV
V
VI
Samenvatting
Litteratuurlijst
blz. 1
11
22
24
48
59
63
66
68
/
De oudste afbeelding van de Scilla Maritima komt voor in een Dioskurides
Handschrift uit fiet begin van de 6e eeuw na Cfir.
INLEIDING.
De zeeajuin (Scilla maritima L, Urginea scilla
Baker) is een tot de familie der Liliaceën behoorende
plant. Het voorkomen ervan is uitsluitend beperkt
tot het Middellandsche zeegebied.
Vermeld dient hier te worden, de zeer bijzondere
groeiwijze van de Scilla.
De bloei vindt plaats in 't begin van de herfst,
en duurt van September tot October. De stengel
met bloemen bereikt dikwijls een hoogte van meer
dan 2 meter, waarvan het bovenste gedeelte de
bloemen draagt. De bloemen zijn voor 90 % wit en
reukeloos; in Algerië komen zacht rose gekleurde
bloemen voor, die een lichte hyacinthengeur ver-
spreiden, hetgeen, naar men zegt, een aanwijzing
zou zijn voor de groote werkzaamheid der bol.
De bladvorming vindt plaats als de bloemstengel
reeds lang verdord en afgevallen is, n.1. tegen de
lente (in het Middellandsche zeegebied van Januari
tot Maart). Deze bladvorming is zeer weelderig, zoo-
dat de vlakte, waarin de bol groeit, dan geheel als
met een groen tapijt bedekt is. In Mei of Juni gaan
de bladeren langzamerhand vergelen en verdorren,
waarop ze tenslotte afvallen. De bol droogt dan in
de zomer (Juli—Augustus) in, waardoor het reserve
voedsel sterk geconcentreerd wordt. Het gunstige
moment voor de oogst is hiermede aangebroken
(Augustus—September).
Deze eigenaardige groeiwijze der plant is de oor-
zaak van haar naam bij de Arabieren, die de Scilla
,,gekke plantquot; noemen, en van de overtuiging der
oude Grieken, dat de Scillabol krankzinnigheid
genas.
De geschiedenis van de zee-ajuin als medicinale
plant is reeds zeer oud. Reeds in de tijd van het
nieuw Egyptisch rijk (Papyrus Ebers ± 1500). maar
waarschijnlijk (de papyrus Ebers wijst terug op nog
veel oudere recepten b.v. uit de tijd van de grootste
Egyptische geneeskundige Imhotep — de Imouthes
der Grieken ~ in 't begin van de dynastie ±3150
voor Christus' geboorte) al veel eerder werd de
Scillabol voorgeschreven tegen waterzucht en hart-
zwakte.
Hier volgt het recept uit de papyrus Ebers
(A. Stoll Ein Gang durch biochem. Forschungs-
arbeiten) .
Dadel-meel
Zeeajuinnbsp;2
Amamu Plant 1/3
Zoet bier 1/3 dena
Tehebu-boom 1/2
koken, zeeven, en gedurende 4 dagen innemen.
De oudste zeer duidelijke teekening (zie plaat)
van de plant, komt voor in een Dioscurides hand-
schrift uit de 6de eeuw na Christus, de bol werd
hier v.n.1. als middel tegen waterzucht gebruikt.
Hoe hoog b.v. de Grieken de Scilla plant schatten,
blijkt wel uit het feit, dat zij er zelfs een tempel aan
wijdden. Zij gebruikten de bol tegen waterzucht, als
rattenverdelgingsmiddel, als middel tegen rheuma-
tiek, en ook werd de bol door zijn hoog suikergehalte
gebruikt om er alkoholische dranken uit te bereiden.
De Scilla maritima als zoodanig, is als genees-
middel nooit geheel vergeten, zelfs nu komen bijna
in elke Pharmacopee nog recepten voor, bereid uit
deze bol.nbsp;,
Ook als rattenverdelgingsmiddel is zij al zeer oud,
en 't spreekt vanzelf, dat zij als zoodanig vooral op
de plaats van herkomst n.1. het Middellandsche zee-
gebied — Algerië — werd toegepast.
In de middeleeuwen werden versehe bolfrag-
-ocr page 21-menten te zamen met vleesch of vet verwerkt tot
een zeer actief rattenverdelgingsmiddel.
Ook werd, en wordt nog daar ter plaatse een
afkooksel of aftreksel der bol gebruikt als middel
tegen parasitaire insecten. Eigenaardig is een ge-
bruik van de bol op de Balearen, waar zieke olijf-
en vijgeboomen werden behandeld met Scillabollen;
en wel op de volgende manier: de wortels van de
zieke boom worden omringd door 4—6 bollen, die
door hun weelderige bladgroei het aantasten der
wortels door parasieten blijken te verhinderen.
(Waarschijnlijk zal het hooge oxalaatgehalte van
de bol hiertoe wel bijdragen).
Nadat de Scilla een tijdlang veel gebruikt was als
geneesmiddel (Boerhaave, van Swie ten) 1^),
werd zij in de 19'^® eeuw op de achtergrond ge-
drongen door de toepassing van digitalispreparaten.
Dit op de achtergrond geraken van een vroeger
zoo hoog geschat geneesmiddel, moet m. i. voor-
namelijk worden toegeschreven aan de volgende
oorzaken:
1^. De wisselende samenstelling al naar gelang
de plaats van herkomst en de tijd van oogsten.
2®. De vermindering der activiteit door bewaren.
3*^. De onaangename nevenwerkingen (aantasten
der slijmvliezen, braken, maagpijnen enz.).
40. Verdringing door andere geneesmiddelen.
Doseering was natuurlijk om bovengenoemde
redenen zeer moeilijk, zoodat het digitalis-extract,
dat constanter van samenstelling is, meer en meer
veld won.
De in 't wild groeiende digitalisplant is waar-
schijnlijk al constanter van samenstelling dan de
Scilla; later toen de digitalisplant kweekproduct
werd, was dit zéker het geval.
Misschien is ook een van de oorzaken het feit,
dat langzamerhand de leiding in de nieuwere genees-
kunde overgenomen werd door West-Europa, waar
de digitalisplant inheemsch is.
Ook de mode kan in de geneeskunde een groote
tS^^ de Scilla nooit geheel in onbruik geraakt
en bleven in de meeste Pharmacopeeën nog scilla-
extracten, tincturae, aceta enz. bestaan, vooral m
Amerika. In Frankrijk schatten de klinici de waarde
van de bol als diureticum hooger dan de digitalis, en
combineeren de twee ook wel.nbsp;, , ,
Reeds sedert de aanvang van het tijdperk der
moderne chemie, is er getracht uit de Scillabol
preparaten te verkrijgen, die doseerbaar en goed
houdbaar waren; twee der voornaamste eischen,
waaraan een geneesmiddel moet voldoen.
Tot 1921 (Stoll 4)) is dit eigenlijk met gelukt.
Als we de litteratuur over de bestanddeelen der bol
van vóór 1922 nagaan, zien we, dat er behalve
eeniqe gunstige uitzonderingen zooals bwins • ),
Tarmerstaedtnbsp;Vogelnbsp;Dixon en
Haynes Schlubach e.e.a., geen onder-
zoekers zijn geweest, die er in geslaagd zijn, een
chemisch, en vooral pharmacologisch goed gedeh-
nieerd preparaat uit de Scilla te bereiden. Wel vin-
den we daarentegen een groote hoeveelheid zeer
verwarrend werkende namen gegeven aan Stötten,
die bijna allen onzuiver zijn; en waarvan de meesten
in pharmacologisch opzicht dezelfde werking ver-
toonen.nbsp;„.
Tal van kristallijne producten (Bley
Buschmann lo)). nog meer stroopjes (Merck
11)) en amorphe stoffen (Vogel Jarmer-
staedt 6), Kopacsewski 12) werden uit de
bol bereid.nbsp;-
Allerlei werkingen werden aan deze stoften toe-
gekend, waarvan er ook verschillende in de handel
werden gebracht. (Merck 4)).
Om alle preparaten, die in de loop der tijden (1812
Vogel—1926 Kopacsewski) uit de Scillabol
bereid werden uitvoerig te bespreken, zou dit proef-
schrift te uitgebreid moeten worden, en daarom on-
overzichtelijk.
Evenwel wil ik hier in 't kort de voornaamste
eruit vermelden en hunne werking toetsen aan de
nu bekende feiten.
Het lijstje dat hier nu volgt geeft in de eerste
kolom aan, de namen van de stoffen, met de naam
van de onderzoeker, die ze isoleerde; in de tweede
kolom de werkzaamheid volgens de onderzoeker;
terwijl de derde kolom aangeeft de bestanddeelen,
die naar onze meening de stof bevatte.
scillatine (Vogel, Bley,
Lebordais 15)
scillame (Jarmerstaedt)
scülitoxine (Merck)
scillipikrine (Merck)
scillamorine (Waleszki)
scillenine (Waleszki)
scillidiuretine (Kopacsewski)
xanthoscilinine (Buschmann)
sdlline (Merck)
sinistrine (Schmiedeberg 13)
scilline (Riehe, Remont)
hartwerking
hartwerking
hartwerking diurese
hartwerking
onbekend
onbekend
diurese
hartwerking
diurese
geen werking
geen werking
rattoxine scillareen B
misschien zuiver R
scillareen B (onzuiver)
ingedampte tinctuur
scillareen kleur-
stoffen en suikers
sinistrine scillareen
scillareen
onbekend
sinistrine A B
Uit dit lijstje zien we, dat bijna geen enkel pre-
paraat kan bogen op zuiverheid. De eenige zuivere
preparaten waren het sinistrine van Schlubach,
en de gele naalden van Buschmann, welke laat-
sten wij niet hebben kunnen terugvinden.
Bijna zuiver was verder het scillitine van Lebor-
dais en Bley die aangeven hun stof kristal-
lijn te hebben verkregen.
Jarmerstaedt geeft voor zijn scillaïne de bruto
formule (CeHjoOs)!!; ook Kopacsewski geeft
brutoformules, die evenwel sterk aan verandering
onderhevig waren.
De groote moeilijkheden die de oudere onder-
zoekers bij het bereiden hunner preparaten onder-
vonden, werden grootendeels veroorzaakt door het
feit, dat de eenige tot nu toe verkregen zuivere en
kristallijne stof n.1. scillareen A, thermolabiel en
zeer gemakkelijk door fermenten te splitsen is
Het is dan ook praktisch onmogelijk, om op de
oud bekende manier van extraheeren met alkohol of
andere oplosmiddelen, het scillareen A kristallijn te
verkrijgen, als niet eerst de fermenten onschadelijk
gemaakt zijn.
In de 20®'® eeuw kwam ook van medische zijde
weer nieuwe belangstelling. In 1906 wezen Dixon
en Haynes op de goede hartwerking van Scilla-
preparaten; ze slaagden er o.a. in een standari-
seeringsmethode te vinden.
Mendel!) igig kwam weer op de Scilla terug
en publiceerde een reeks van therapeutische suc-
cessen bij gebruik van de gedroogde Scillabol.
Markwalder (een leerling van Straub)
onderzocht in 1920 de werkzaamheid van versehe
en gedroogde bol en ook van de extracten, tinc-
turae, aceta, oxymelles enz. uit de handel.
Hij vond dat de te weinig gebruikte bol een
groote werkzaamheid vertoonde t.o.v. het kikker-
hart en in dit opzicht niet achter stond bij digi-
talis. Het is het onderzoek van Mark wa 1 der, dat
tenslotte de stoot heeft gegeven aan het nauwkeurig
en voorzichtig chemisch onderzoek van de bol.
Verder is het aan A. Stoll 4) gelukt, de op het
hart werkende glucosiden in zuiveren vorm te ver-
krijgen, welk onderzoek eigenlijk de sluitsteen vormt
van het chemisch onderzoek naar de actieve stoffen
uit de Scilla maritima; later zal blijken dat met het
vinden van het scillareen toch nog niet alle kwesties
waren opgelost, en dat er behalve het scillareen
stellig nog twee andere pharmacologisch actieve
bestanddeelen uit de bol geisoleerd kunnen worden.
Aangemoedigd door zijn succes met de Secale
cornutum heeft A. Stoll omstreeks 1920 het Scilla
probleem ter hand genomen, en dit na eenige jaren,
pharmacologisch, voor zoover de hartwerking be-
treft, volkomen opgelost. Stoll ^) en medewerkers
slaagden erin uit de Scillabol in ieder geval het hart-
middel zuiver te bereiden, waardoor natuurlijk een
geweldige stap in de goede richting werd gezet.
Om terug te komen op de geschiedenis voor 1922,
wijzen we erop, dat zoo goed als alle pogingen in
de 19quot;^^ en begin 20®'^ eeuw, om uit de Scillabol een
doseerbaar en houdbaar preparaat te fabriceeren
mislukt waren. Vandaar dat men zich moest behel-
pen met tincturae, aceta, oxymelles, extracten enz.,
met als gevolg dat een eertijds ook bij ons in Neder-
land (Boerhaave i®), van Swietennbsp;zoo
hoog geschat geneesmiddel, totaal verdrongen werd.
Door het op groote schaal aanwenden van de
Scillabol als rattenverdelgingsmiddel, kwam deze
weer op de voorgrond, en was het alleen zaak: de
verschillende poeders in bewaarbare vorm af te
leveren.
Verschillende methoden worden gevolgd om de
bol te stabiliseeren; o. a. door drogen der versche
bolfragmenten bij 100°, en b.v. door ze bloot te
stellen aan damp van kokende alkohol en azijnzuur
(stabiliseeren activeeren).
Met deze laatste methode (Danzel i^)) slaagt
men er inderdaad in, een houdbaar en zeer actief
poeder te verkrijgen, dat als rattengif zeer goed
bruikbaar is.
Danzel zelf zegt hierover het volgende:
,,La stablactivation met a pro fit les avantages de
la stabilisation sous ses deux formes et ceux de
l'activation acétique particulière à la scille rouge.quot;
La stablactivation de la scille rouge (stabilisation
et activation simultanées), consiste en effet dans
l'action stabilisante des vapeurs alcooliques, à la
température optimun et prolongée de 75° C., super-
posée simultanément à l'action activante des vapeurs
d'éléments acétique et acétylés entrainés mécanique-
ment sur le chromogène qu'elles séparent de ses
combinaisons organo-végétales, dans les conditions
nécessaires à la destruction des oxydases et à la
libération et à la conservation du pigment rougequot;.
Dit product werd o.a. ook te Amsterdam bij de
bestrijding van ratten gebruikt.
Hierover werd rapport uitgebracht door Dr. L. W.
van Esveld i®).
Toen S toll e.m. er in geslaagd waren, het
scillareen zuiver te bereiden, meenden zij, dat hier-
mee alle raadselen van de Scillabol opgelost waren,
m.a.w., dat alle werkingen van de bol teruggebracht
konden worden tot die van het scillareen.
Het is ons evenwel duidelijk geworden, dat deze
meening niet juist is.
In de eerste plaats is scillareen zeer weinig giftig
voor ratten. Het is een bekend feit, dat ratten weinig
gevoelig zijn voor glucosiden uit digitalis, er ook
voor hiermee pharmacologisch verwante glucosiden.
Verschillende schrijvers merken dan ook op, dat het
vrijwel onmogelijk is, om door scillareentoediening
een rat te dooden. De roep van de bol als rattengif
moet dan ook wel op de aanwezigheid van een of
meeri andere bestanddeelen berusten. Deze ver-
onderstelling wordt nog versterkt door het feit, dat
de roode bol veel giftiger voor ratten is dan de witte;
alhoewel het gehalte aan scillareen van beide zeker
geen groote verschillen vertoont. Over dit punt zijn
dan ook verschillende meeningen uitgesproken. Zoo
wordt hier en daar opgemerkt, dat het hooge oxa-
laatgehalte wellicht de giftigheid voor de rat veroor-
zaakt. Moge deze meening in zekeren zin al juist zijn;
namelijk in zooverre het oxaalzuur tot een vergif-
tiging bij zou kunnen dragen, dit kan weer niet het
groote verschil tusschen witte en roode bol ver-
klaren, want beiden bevatten oxalaat. Uit het vervolg
van dit werk zal nog blijken, dat bovendien een zeer
groot deel van de toxiciteit van de bol wordt ver-
kregen bij het isoleeren van de zuivere rattoxine,
welke zuivering natuurlijk met verliezen gepaard
gaat, zoodat wij zeker aan het oxalaatgehalte van
de bol geen groote beteekenis mogen toekennen bij
de analyse van de voor ratten giftige werking.
DanzePS) schrijft de giftige werking aan de kleur-
stof toe. Dit zou een ongedwongen verklaring geven
van het verschil tusschen roode en witte bol; wij
zullen echter nog zien, dat zijn meening onjuist is.
In de tweede plaats achtten wij het gewenscht de
meening van Stoll, als zoude door het scillareen,
behalve de werking op het hart, ook de geheele diu-
retische werking van de bol worden verklaard, aan
een nader minutieus onderzoek te onderwerpen.
Wel is waar bestaat hier een groote moeilijkheid:
De roep van Scillabol als geneesmiddel tegen water-
zucht berust voornamelijk of geheel op therapeu-
tische resultaten; verkregen bij patienten die leden
aan waterzucht tengevolge van hartaandoeningen.
Wordt door een geneesmiddel de hartsfunctie ver-
beterd, dan kan reeds daardoor ook het oedeem ver-
dwijnen. Geeft men dus aan een dergelijke patiënt
scillareen, dan kan de diuretische werking een ge-
volg zijn van de verbetering van het hart, geheel
zooals dat ook door digitalis kan worden bewerkt.
Om de vraag te beantwoorden, of scillareen de ge-
heele diuretische werking van de Scillabol vertegen-
woordigt, moet men dus de vraag zoo stellen: is
scillareen in de praktijk een sterker diuretisch wer-
kend middel dan digitalis? Het is aan gegronden
twijfel onderhevig, of de klinische rapporten vol-
doende houvast geven om deze laatste vraag beves-
tigend te beantwoorden. Ook experimenteel is de
vraag omtrent de diuretische werking van scillareen
onderzocht. Ik zelf heb bij intacte honden door
scillareen geen diuretisch effect teweeg kunnen
brengen.
Gremels ^3) hgefj. ^jj j^gj. hart-long-nier-prepa-
raat een diuretische werking door scillareen kunnen
opwekken. Dit was echter ook het geval 'met digitalis
glucosiden. Een verschil tusschen digitalis en scilla-
reen is dus ook op deze wijze niet vast te stellen.
Al kan men dan ook niet met zekerheid de mogelijk-
heid uitsluiten, dat scillareen in de praktijk sterker
diuretisch werkt dan digitalis, evenmin kan men nog
met zekerheid verklaren, dat scillareen het eenige
diuretisch werkende bestanddeel van de Scillabol is.
De mogelijkheid moet nog worden opengelaten, dat
naast de op het hart werkende glucosiden (d.i.
scillareen) nog een of meer specifiek diuretisch wer-
kende stoffen in de bol aanwezig zijn.
We hebben ons dan ook tot taak gesteld te trach-
ten de twee volgende vraagstukken op te lossen:
a)nbsp;Is er behalve scillareen nog een andere diure-
tisch werkende stof aanwezig en zoo ja welke is
die stof.
b)nbsp;Aan welke tot nu toe onbekende stof moet de
toxiciteit voor ratten toegeschreven worden.
Hoewel wij ons niet in 't bijzonder met het door
Stoll 4) geïsoleerde scillareen hebben bezig ge-
houden, zou een geschrift over de Scilla niet volledig
zijn indien dit allerbelangrijkste bestanddeel daarin
niet genoemd zou worden. Daarom zullen we in een
afzonderlijk hoofdstuk het scillareen, zij het dan in
't kort, ter sprake brengen.
HOOFDSTUK I.
Methodiek der pharmacologische proeven,
We hadden ons tot taak gesteld de vraag te beant-
woorden, welke stoffen in de Scilla werken op de
diurese, en welke stoffen werken toxisch bij ratten.
Wijl dit antwoord slechts kan worden verkregen
door middel van dierproeven, willen wij in dit hoofd-
stuk in 't bijzonder de methodiek der diurese proeven
beschrijven, terwijl de proeven op ratten en de che-
mische methodiek meer in 't kort besproken zullen
worden.
Proeven over diurese behooren tot het moeilijkste
gebied van de experimenteele pharmacologie. Niet
zoo zeer door de ingewikkeldheid van de technieken,
als wel door de moeilijkheid om uit de op eenigerlei
wijze verkregen resultaten conclusies te trekken, die
voor de therapeutische toepassing bij de zieke
mensch van belang zijn. Het verschil toch tusschen
zieke menschen en gezonde dieren kan soms groot
zijn. In het eene geval weegt dit zwaarder dan in het
andere. Wanneer men b.v. wil weten of een stof een
te trage darmbeweging kan aanzetten, dan is het in
de regel voldoende om te weten, dat een normale
darm door deze stof geprikkeld wordt; de ervaring
heeft geleerd, dat dan eigenlijk steeds de zieke darm
in dezelfde richting wordt beinvloed. Is het gebied
waarop men werkt de diurese, dan weegt het ver-
schil tusschen ziek en gezond veel zwaarder. Bij een
gezond individu (mensch of dier) bestaat een zeker
evenwicht tusschen opgenomen en uitgescheiden
hoeveelheden water en zouten, een evenwicht dat
weliswaar niet geheel gefixeerd is, doch dat toch
binnen betrekkelijk nauwe grenzen wordt gehand-
haafd. Vindt even een vermeerderde uitscheiding
plaats, dan verzetten zich onmiddellijk de regulee-
rende functies van het hchaam tegen verder verlies,
terwijl bij tijdelijke verminderde urine-afscheiding
de regulatie omgekeerd werkt. Bij een ziek orga-
nisme, dat eenigen tijd lang te weinig water en zout
uitscheidt, is blijkbaar deze regeling defect. Dit defect
kan op verschillende oorzaken berusten: ziekten van
het hart, van de nier, van de lever, van de organen
met interne secretie, van het centrale zenuwstelsel,
komen hiervoor in aanmerking.
Het kan nu zijn, dat een zeker middel diuretisch
werkt bij de eene ziekte, bij een andere niet of
nauwelijks. Het zou ook kunnen zijn, dat een middel
bij verschillende zieken diuretisch werkt, maar bij
gezonden niet. Dit plaatst ons nu voor deze vraag:
wij onderzoeken de Scillabol en hieruit verkregen
fracties; wanneer wij nu van een fractie geen diure-
tische werking kunnen aantoonen, is het dan juist
om te concludeeren dat dit niet de fractie kan zijn
welke bij de zieke mensch voor de klinisch waar-
genomen diuretische werking aansprakelijk te stellen
is? En als eens het onderzoek van alle fracties nega-
tief uitvalt, mogen wij dan zeggen: de klinici hebben
zich vergist, Scillabol werkt niet diuretisch?Dit laat-
ste zou zeker een ongeoorloofde conclusie zijn, een
middel dat zoo lang de roep van diureticum bij een
aantal klinici die het geregeld gebruiken, handhaaft,
moet wel aan de er aan toegeschreven eigenschappen
voldoen.
De techniek is daarom op de volgende grondslagen
opgebouwd: laten wij nagaan, of v/ij met eenigerlei
fractie op eenigerlei wijze een diuretische werking
kunnen aantoonen. Is dit eenmaal het geval, dan
wordt het waarschijnlijk, dat wij daarmee het diure-
tische principe van de Scillabol in handen hebben.
Om dit met zekerheid aan te toonen, zal het noodig
zijn om met deze fractie ook bij zieken met gestoorde
diurese klinische proefnemingen te doen.
Drie technieken hebben wij ten slotte aangewend:
10. Bij intacte honden en bij intacte menschen.
2®. Bij gedecerebreerde katten.
Bij gedecerebreerde katten met intraveneu-
zen inloop.
1 A. Honden,
Het dier dat vanaf 17.00 vorige dag geen voedsel
of water meer gekregen had, werd des morgens
tusschen 9.00 en 10.00 uur behandeld met een ste-
riele katheter, zoodanig dat zooveel mogelijk alle
urine ontnomen werd (ledigen).
Telkens na ongeveer 1 uur werd de behandeling
herhaald, en de opgevangen hoeveelheid urine ge-
meten.
In deze urine werd iedere keer het NaCl-gehalte
en bij eenige proeven ook het suikergehalte bepaald
(methode Volhard voor NaCl en Shaffer Hartmann
voor de suiker).
Na een periode van 3—4 uur werd de te onder-
zoeken stof toegediend (per os met maagsonde of
door intramusculaire injectie), daarna werd de proef
weer 3—4 uur voortgezet en de verkregen resultaten
in tabelvorm opgeschreven. Als voorbeeld volgt hier
een tabel van een normale proef, dus zonder toe-
diening van eenige stof.
Tabel I
tijd = uur van urine afname.
Hond A 9.1 Kgr. | ||||
Normaaltabellen. | ||||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
10.00 |
— |
— |
— |
— |
11.20 |
11 |
0.244 |
0.336 |
0.138 |
12.30 |
10 |
0.231 |
0.328 |
0.143 |
2.40 |
23 |
0.208 |
0.368 |
0.177 |
3.40 |
10 |
0.184 |
0.305 |
0.166 |
4.40 |
8 |
0.194 |
0.258 |
0.133 |
Hond B 7 Kgr.
Normaal-
Tijd |
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut | |
9.30 |
— |
_ |
_ |
_ |
10.30 |
8 |
0.300 |
0.400 |
0.133 |
11.30 |
7 |
0.310 |
0.360 |
0.166 |
12.30 |
6 |
0.348 |
0.348 |
0.100 |
2.30 |
10 |
0.375 |
0.312 |
0.083 |
3.30 |
5 |
0.371 |
0.308 |
0.083 |
4.30 |
4.5 |
0.364 |
0.266 |
0.075 |
5.30 |
3 |
0.340 |
0.170- |
0.050 |
Uit deze en soortgelijke andere proeven blijkt, dat
gedurende een honger- en dorstdag de hoeveelheid
urine per minuut weinig verandert, of wel geleidelijk
afneemt, terwijl hetzelfde het geval is met de uit-
scheiding van keukenzout.
1 B. Menschen.
Proefpersonen, die een constant ontbijt hadden
genoten bestaande uit 2 sneedjes brood met boter
1 kop thee, ledigden hun blaas om ± 9 uur, en ver-
volgens ongeveer om het halve uur. Na een normaal-
periode van 2—3 uur, werd de te onderzoeken stof
per os genomen, waarna de proef werd voortgezet
gedurende 2—3 uur.
Ook in deze urine werd het NaCl-gehalte bepaald,'
en de uitkomsten als boven neergeschreven. Metho-
diek 1 B werd alleen toegepast voor sinistrine, hya-
cinthine en saccharose als vergelijkings-suiker.
Hier volgt een normaaltabel van een proef bij
menschen, en een tabel voor saccharose.
Controleproef bij menschen.
Tabel II | ||||
Tijd |
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut | |
9.20 |
geledigd |
— |
— |
— |
9.50 |
16 |
0.98 |
5.22 |
0.533 |
10.20 |
17 |
0.90 |
5.10 |
0.566 |
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
10.50 |
14 |
0.96 |
4.50 |
0.466 |
11.30 |
19 |
0.91 |
4.32 |
0.473 |
12.00 |
13 |
0.99 |
4.29 |
0.433 |
12.40 |
18 |
0.92 |
4.14 |
0.450 |
1.00 |
8 |
1.03 |
4.12 |
0.400 |
Evenals bij de proeven met |
honden. |
zien we bij |
menschen een zeer geleidelijke afname van de hoe-
veelheid urine per minuut, gepaard gaande met een
afname van de hoeveelheid keukenzout per minuut.
Tabel III
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
10.05 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.25 |
15.5 |
1.21 |
9.38 |
0.78 |
10.50 |
18 |
1.23 |
8.85 |
0.72 |
11.12 |
17 |
1.28 |
9.45 |
0.73 |
11.15 |
10 gr. suiker |
in 10 cc |
H2O | |
11.47 |
24 |
1.35 |
9.28 |
0.68 |
12.15 |
18 |
1.37 |
8.70 |
0.65 |
12.45 |
21 |
1.38 |
9.35 |
0.68 |
13.05 |
17 |
1.31 |
9.74 |
0.74 |
13.25 |
9.5 |
1.29 |
7.25 |
0.56 |
We zien dat bij inneming van een dosis saccharose
p.o. de hoeveelheid urine en de hoeveelheid NaCl
per minuut wel iets, maar toch niet noemenswaard
stijgen.
2^. Gedecerebreerde katten.
3*^. Idem met intraveneuzen inloop.
Een kat wordt gedecerebreerd (vagi intact ge-
laten). Hierna wordt een snede gemaakt in de linea
alba en de blaas vrij geprepareerd. Men pakt de
blaas links en rechts van de mediaanlijn met een
pincet vast en knipt een gat in de wand. In de ont-
stane opening wordt een blaascanule gebracht en
de blaaswand door middel van een tevoren gereed
gelegde ligatuur stevig vastgebonden. In de canule
bevindt zich hiertoe een gleuf. Natuurlijk moet
ervoor gewaakt worden dat de beide ureteren vrij
blijven. De canule is door middel van een gummi-
slangetje verbonden met een uitgetrokken glas-
buisje, dat uitmondt boven een druppelteller. Door
het vallen van een druppel op een spiraalveertje,
dat verbonden is met een Mareysche tambour, wordt
deze een weinig ingedrukt: door deze drukverande-
ring wordt weer een andere tambour, die door
middel van een gummislang in verbinding staat met
de eerste, in beweging gebracht. De trillingen van
deze laatste worden door een schrijfstift aangetee-
kend op een beroet papier, gespannen op een kymo-
graphion.
Bij was bovendien in de vena jugularis een
canule ingebracht, om het dier constant te kunnen
doorstroomen. Dit werd verkregen door een klein
electro-motortje, dat telkens een constante hoeveel-
heid vloeistof per minuut in de vena drukte. (Phy-
sisch Adviesbureau Dr. Bleeker).
De bedoeling van deze opstelling (ontleend aan
E. E. Nel s O n, J. of Pharmacol. 52. 185) was, een
groote hoeveelheid vloeistof voor uitscheiding be-
schikbaar te stellen, in de hoop daardoor duidelijker
diuretische werking te verkrijgen. Deze hoop is niet
verwezenlijkt.
Alle uit de Scilla Maritima bereide fracties werden
door middel van methoden 1 A, 2 en 3 onderzocht,
terwijl methode 1 B, zooals reeds gezegd, alleen bij
sinistrine toegepast werd.
Methode 1 A, 2 en 3 werden eerst getoetst aan
bekende diuretica als Coffeine en Natriumacetaat.
Hier volgen eenige tabellen en graphieken van
proeven met bekende diuretica. Zooals uit tabel IV
en curve IV, blz. 32, te zien is, kan men met deze
methode zeer goed een diurese beïnvloedende wer-
king vaststellen.
Tabel IV
Hond A |
12M Kgr. | |||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
CIO? urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.00 |
— |
— |
— |
— |
10.00 |
14 |
0.650 |
1.50 |
0.23 |
11.00 |
12 |
0.620 |
1.24 |
0.20 |
12.00 |
10 |
0.640 |
1.09 |
0.17 |
1.50 |
2 gr. in 5 |
cc NaCl 0.9 % intramusculair. | ||
2.00 |
26 |
0.600 |
1.32 |
0.22 |
3.00 |
17 |
0.540 |
1.51 |
0.28 |
4.00 |
13 |
0.630 |
1.39 |
0.22 |
1.50 |
2 gr. natrium acetaat intramusculair. |
Alleen bij methode 3 duurde het vrij lang (soms
3 uur) voordat een zekere constantheid bereikt was;
hartzwakte was waar te nemen alvorens tot injectie
kon worden overgegaan. Daarom, en ook al om de
reeds genoemde reden, hebben we tenslotte methode 3
geheel laten vervallen en alleen gewerkt met 1 A,
1 B en 2. Van groot belang bij methode 2 en 3 was
de rustige ligging Van het proefdier. Onjuiste wijze
van decerebreeren geeft aanleiding tot allerlei bewe-
gingen; tijdens deze bewegingen perst het dier dik-
wijls een straaltje urine uit z'n blaas, zoodat dan van
druppels tellen geen sprake is. In de hersenholte
kunnen dan weer bloedingen optreden, wat weer tot
nieuwe storingen aanleiding kan geven. Tijdens de
proef werd het dier ook zoo min mogelijk aangeraakt
en werd er tevens voor gezorgd dat de lichaams-
warmte op peil bleef.
De inloop-vloeistoffen (Na2S04-oplossing, sac-
charose en glucose-oplossing) werden door een
lange spiraal geleid die in een thermostaat op 38°
gehouden werd. Om te zorgen dat het proefdier niet
te veel vocht verliest, werd de ademhalingslucht
2
-ocr page 36-door water geleid. De dieren hadden steeds eiqen
ademhaling.
De proeven met de ratten zullen nu in 't kort be-
sproken worden.
De methode die wij hierbij volgden, week in zoo-
verre af van die van Winton 20)^ die steeds met
minstens 40 ratten werkte voor één bepaling, dat
wij met maximaal 5 ratten werkten, meestal met
3 dieren voor één bepaling.
Ook maakten wij geen gebruik van de ingewik-
kelde formule van Winton. Onze methode bevat
natuurlijk vele fouten, evenwel had zij het voordeel
van sneller werken en bovendien onderzocht W i n-
ton ± 16 poeders en extracten terwijl wij minstens
6 maal zooveel fracties moesten onderzoeken, wat
bij gebruik van de formule Winton ± 2000 ratten
zou hebben gekost. We zullen dan onze D.D. ook
niet anders opgeven, dan voorzien van het teeken
Bij onze methode rekenden wij b.v. als volgt:
Stel 3 albino ratten (gewicht 200—300 gr.) die
ieder 200 mgr./Kg. preparaat p.o. kregen, na 24 uur
vasten;
.nbsp;= J = t. ( = niet gestorven,
t = dood m 24—60 uur).
3 volgende ratten kregen ieder 300 ma /Ka
hiervan 2 = f 1 = .nbsp;^'
dan namen we 250 mg./Kg. als D.D. aan.
De dood volgde bij verschillende dieren eerst na
± 60 uur.
Dieren die ziek werden, maar herstelden, reken-
den wij =
Toediening geschiedde door menging met het
haddennbsp;^^nbsp;^^
'Wijfjes ratten zijn gevoeliger dan mannetjes,
UehiZ^^nbsp;slotproeven rekening
Methodiek van de onderzoekingen op het kikker-
hart.
Van een kikker (rana esculenta) wordt het cen-
trale zenuwstelsel verwoest.
Daarna wordt de borstkas geopend en het hart
vrij gelegd; dan worden de beide takken van de
aorta afgebonden; één daarvan, de rechter, wordt
centraal van de afgebonden plaats ingeknipt en in
de ontstane opening de Straub-canule gebracht.
De canule wordt zoover doorgevoerd, dat zij met
de punt tot in den ventrikel van het hart komt. Als
dit gelukt is, wordt de canule door middel van een
te voren onder den aorta gelegden draad, vast-
gebonden. Men heft de canule nu een weinig op,
zoodat het hart wat naar voren komt en brengt een
ligatuur aan, die gelijktijdig alle vaten die naar het
hart gaan, afbindt. Onder de ligatuur worden de
vaten dan doorgeknipt, zoodat het hart vrij aan de
canule hangt. Aan de punt van het hart wordt een
serre-fine bevestigd, die naar een hefboom gaat, op
deze wijze kunnen de contracties van het hart op-
geteekend worden.
De canule die wij gebruikten had een inhoud van
2 cm^. Ze werd gevuld met kikkerringer-oplossing,
die nu en dan ververscht werd. Na een uur, als het
hart constante contracties maakte, werd de Ringer-
vloeistof vervangen door de te onderzoeken oplos-
sing, waarvan verschillende verdunningen bereid
waren.
Over de chemische methodiek zullen wij kort zijn.
Gegeven zal worden een schema van bewerking,
waaruit kan blijken welke fracties onderzocht
werden. De niet werkzame bestanddeelen zullen
onbesproken blijven, terwijl aan 't scillareen van
A. Stoll e.m. een afzonderlijk woord gewijd
zal worden.
Schema van scillareen bereiding.
800 gr. versche bol 650 gr. (NH4)2S04
wrijven en persen
I perssap
filtreeren
II rest
uitschudden met azijnester
Ia
filtraat
uitschudden met
azijnester
ester toevoegen
aan IIA
lal
rest
uittrekken aether
Ia4nbsp;laj
nihil waterige zoutoplossing
waterdamp destillatie
nihil rest las
met Ba ('OH)j behandelen
filtreeren. Altraat
droogdampen en opnemen
in CH3OH
Ib
rest
slijm
uittrekken met
azijnester
ester toevoegen
aan IIA
IIA
azijnester oplossing
indampen en opnemen
in abs. alkohol
IIA2
oplossing
IIAi
rest te
verwaarloozen
IlA^a
rest
Scilla tannoiden
IIB
reit uittrekken met abs alkohol
indampen
uittrekken aether
oplossing
in HjO
Al
rest in
alkohol
to
O
UB, rest
IIB2 oplossing
droogdampen
opnemen in HjO
IIAjb oplossing
indampen
vetten
CH3OH oplossing
droogdampen
opnemen in HjO
CO2 doorleiden
rest
opnemen in H2O
C,
Cl
II. 780 gr. versche bol in 4.5 L. aceton (in 3 porties)
aceton-water oplossing.
indampen (vacuum)
I rest = 20 gr. acetonpoeder
extractie met azijnester
IA esteroplossing
rest IB
oplossen in HjO
= tinctuur Tj
III. 670 gr. versche bol 2.5 L. aceton (24 u.).
flltreeren en persen
fikraat Inbsp;rest
aceton afdampen
rest met Pb (ac)
behandelen en
flltreeren
IA
Altraat
behandelen met
Pb (OH) ac
affiltreeren
IB
neerslag
uittrekken met alkohol
affiltreeren
lAi
fikraat
ontlooden
indampen
neerslaan met
alkohol
lAj
neerslag
uittrekken met
alkohol
flkreer
IB
fikraat
indampen
IB2
neerslag
oplossen in azijnzuur
ontlooden
flltreeren
lAjb
neerslag
opslibben in HjO
ontlooden
IA,b2
fikraat
indampen
Alle fracties werden onderzocht op hun werk-
zaamheid op het kikkerhart, op hun toxiciteit voor
ratten, en op hun diuretische werking.
De elementair analyses werden verricht door Dr.
Ing. H. Schoei Ier, Berlijn Schmargendorff.
IB2 fikraat
indampen
IA,a
fiilstraat
sinistrine indampen
HOOFDSTUK II.
Het scillareen.
, A. Stoll e.m., Kreis, Sutter,
Hoff mann e.a.
Het is aan A. Stoll e.m. te danken, dat de zee-
ajuin weer een eervolle plaats inneemt onder de
medicinale planten. Zonder hem, zou de bol thans
alleen nog gebruikt worden als rattengif. De ge-
dachte om inplaats van gedroogde bol, uit te gaan
van versche is niet nieuw, maar de reden waarom
oudere onderzoekers uit de versche bol toch geen
zuivere glucosiden konden bereiden, ligt in het feit,
dat de Scillabol een ferment bevat, dat het zeer
werkzame glucoside, zeer snel splitst. Stoll heeft
dit ingezien, en ervoor gezorgd, dat de fermenten
buiten werking gesteld werden, b.v. door uitzouten
met (NH4)2S04. Bovendien vond hij in aethyl-
acetaat een prachtig oplosmiddel voor scillareen.
De concentratie van het scillareen in de verschil-
lende fracties, is te volgen met twee methoden. I. de
werking op het kikkerhart (1/40 mgr. zuiver scil-
lareen doodt een kikker van 30 gr.) en 2° de z.g.
Liebermansche Cholesterine reactie met H2SO4 en
azijnzuuranhydride. Hiermede geeft scillareen A een
roodkleuring, overgaande in blauw, en scillareen B
een directe blauwkleuring.
Door Stoll werd toen aangegeven de vol-
gende methode voor scillareen bereiding uit Scilla
Maritima.
2 Kgr. versche zeeajuin worden in stukken ge-
sneden en met 1.6 Kgr. (NH4)2S04 gestampt. De
verkregen brei uitpersen en de rest weer stampen.
De fijne rest wordt nu met 6 L. azijnester 12 uur bij
kamertemperatuur geroerd, waarna de oplossing
door talk gefiltreerd wordt en in vacuum bij 25°
ingedampt. De droogrest wordt nu met aether uit-
getrokken. Opbrengst 1—10 gr. (scilla tannoides).
Door behandeling met Pb (OH) 2 verkrijgt men
het scillareen A B mengsel zuiver. Stoll scheidt
dan volgens bepaalde methoden A en B en komt
tenslotte tot zuiver gekristalleerd scillareen A, waar-
van hij nu volgens latere publicaties, de structuur
tracht op te helderen. Het is hier niet de plaats op
de chemische eigenschappen van scillareen dieper in
te gaan. We verwijzen hiervoor naar de publicaties
van Stoll en medewerkers. Volgens de laatste
publicatie van Stoll (Helv. Chim. acta 18, 1257) is
de bruto-formule C36H52O13, en bezit het aglukon
Sterine struktuur.
Onze scillareen preparaten zijn alle volgens de
methode van Stoll verkregen, terwijl we tevens
gebruik maakten van scillareen ,,Sandozquot; en van
gekristalliseerd scillareen A ..Sandozquot;.
Het is ons evenals de ontelbare andere onder-
zoekers als Rothlin Oliaro 25), jg Pre-
mankurnbsp;Diaz Grafnbsp;Dubins-
kaja 29) enz. duidelijk gebleken, dat scillareen aan-
gezien moet worden als het specifiek op het hart
werkende bestanddeel der Scillabol.
We vonden voor de grensdosis. die een geisoleerd
hart in ± 50' tot stilstand bracht, de conc. 5 X 10-^
terwijl de conc. 1 X 10—^ nog therapeutisch werkt.
Onze eigen preparaten stemden hierin volkomen
overeen met die van ..Sandozquot;.
HOOFDSTUK III.
Zooals in het voorgaande is uiteengezet, was een
van de belangrijkste gedeelten van dit onderzoek,
het opsporen van een eventueel specifiek diuretisch
bestanddeel van de Scillabol.
„Om met Scillabol extracten toename van diurese
te verkrijgenquot;, zegt Withering 20)^ ^^^oet de
dosis zoo groot genomen worden, dat de patienten
er misselijk van wordenquot;.
Aangezien uit klinische en uit pharmacologische
gegevens bekend is, dat hartmiddelen (digitaUs,
strophanthine, enz.) in groote hoeveelheden eerder
een remming van de diurese veroorzaken, wat in
mijn eigen proeven ook voor scillareen bleek op te
gaan (zie tabel IV^), kan men uit dit gezegde van
Withering reeds opmaken, dat de werkzame
dosis van het diuretische bestanddeel in een vrij
groote hoeveelheid bol aanwezig moet zijn. Dient
men aan een gezonde hond nu een dergelijke groote
dosis bol toe, dan zal men dus naast de diuretische
stof ook vrij veel giftige stoffen (zeker scillareen en
rattoxine) toevoeren. De giftigheid van de bol belet
ons dan al spoedig om met de dosis omhoog te gaan.
Toch heb ik eerst geprobeerd, om met een zoo
volledig mogelijk extract uit de bol een diuretische
werking bij honden en katten te voorschijn te
roepen.
Wij hebben de bol als zoodanig niet aan proef-
dieren ingegeven, maar ons bepaald tot het geven
van extracten, tincturae en aceta.
We zijn begonnen met de tinctuur te onderzoeken,
omdat deze wel de meeste stoffen zal bevatten en
ook 't gemakkelijkste te bereiden is. Voor de berei-
ding werd steeds gevolgd het recept der Ameri-
kaansche pharmacopee, omdat de Amerikanen nog
de meeste recepten met Scilla M. gebruiken,
bolpoeder (gedroogd) 100 gr.
alkohol (70 %) tot 1000 C.C.
Daar deze tinctuur voor proefdieren te sterk is,
gebruikten we verdunningen hiervan 1:10.
De proefdieren waren honden en katten, de
methoden 1 A en 3.
Tabel IV a
Hond C 8 Kgr. | ||||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.30 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.30 |
161/2 |
0.654 |
1.75 |
0.27 |
11.30 |
8 |
0.698 |
0.91 |
0.13 |
12.30 |
8 |
0.621 |
0.81 |
0.13 |
14.00 |
injectie van |
1 cc. onverdunde tinctuur | ||
(hond is na |
30 min. ziek) | |||
14.30 |
14 |
0.596 |
0.72 |
0.12 |
15.30 |
5 |
0.668 |
0.60 |
0.09 |
16.30 |
21/2 |
0.672 |
0.27 |
0.04 |
Uit deze tabel is te zien dat de geconcentreerde |
_____________________________ (1
2 mgr. scillareen en 0.5 mgr. rattoxine).
Tabel IV b
Hond C 9 Kgr. | ||||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.30 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.30 |
15 |
0.55 |
0.138 |
0.25 |
11.30 |
10 |
0.59 |
0.095 |
0.167 |
12.30 |
9 |
0.61 |
0.091 |
0.15 |
1.30 |
8 |
0.62 |
0.081 |
0.133 |
3.20 |
4 cms t 1 : |
; 100 intramusculair |
injectie | |
3.30 |
16 |
0.60 |
0.079 |
0.133 |
4.30 |
10 |
0.54 |
0.090 |
0.167 |
5.30 |
7 |
0.58 |
0.065 |
0.111 |
3.20 injectie van 4 cc t, 1 : 100 intramusculair.
Eenige werking is te bespeuren, vooral in ver-
gelijking met een normaaltabel (zie I) en IV«^,
Hond A 12 Kgr.
Normaaltabel.
Tijdnbsp;urinenbsp;% NaCl
10.00nbsp;19nbsp;0.63nbsp;0.202nbsp;0 32
innnbsp;0.184nbsp;030
12.00nbsp;19nbsp;0.59nbsp;0.131nbsp;0 22
200nbsp;22nbsp;0.54nbsp;0097nbsp;0 18
300nbsp;8nbsp;0.52nbsp;0073nbsp;0 4
4.00nbsp;6nbsp;0.52nbsp;0.052nbsp;'
hoeveelheidnbsp;^g. NaCl
cm®
0.10
0.07
unne
per minuut per minuut
We zien bij de normaaltabellen een qereqelde
afname van de hoeveelheid NaCl en urine per min.
Tabel V
Hond B 7.2 Kgr.
hoeveelheidnbsp;^g. NaQ
Ti)dnbsp;urmenbsp;% NaCl per minuut
9.00nbsp;14nbsp;0.74nbsp;0.178 ' 0.24
0.22
0.19
11.05 mjectie van 5 cc t, 1 : 100 intramusculair.
Ook hier is eenige, hoewel zeer weinig werkinq
te bespeuren. Hoogere doses konden wij niet geven
daar sommige honden bij injectie van 4_10 cc t'
1 :10 reeds vergiftigings-verschijnselen vertoonden'
üij de doseering werd rekening gehouden met het
scillareengehalte van de tinctuur, in verband met
de groote giftigheid hiervan voor honden (letale
dosis 0.160 mgr./Kg.).
^ De tinctuur: 1 : 100 bevatte aan droge stof
/ mgr./cc. Hiervan was ± 0.2 mgr. summascil. en
0.1 mgr. rattoxine. Honden kregen dus 0.8 mgr
cm® urine
per minuut
10.00nbsp;13nbsp;0.70 0 154
11 00nbsp;12nbsp;0.69 0.131
11.05nbsp;5 cm3 t 1 :nbsp;100 intramusculair.
12.00nbsp;13nbsp;0.68 0.134
3.00nbsp;11nbsp;0.64 0 115
^•00nbsp;5.5nbsp;0.62 o:056
summascil. en ± 0.4 mgr. rattoxine, ± 30 mgr. andere
stoffen (vetten en kleurstoffen v.n.1.).
gtt/min.
kat 2.2 Kg.
6o
5-0
40
30
ö.ï cc.T, l; 100
M
tijd
io 40 eöitxLfv.
Bij de kat (methode 3) zien we, zooals uit de
graphiek III blijkt, een zeer geringe werking, waar-
uit slecht conclusies getrokken kunnen worden.
De doses, die een kat intraveneus verdraagt, zijn
zoo gering, dat ons hier al zeer spoedig een halt werd
toegeroepen.
Samenvattende kunnen we zeggen, dat de werking
van de tinctuur op honden en katten volgens onze
methodiek een zeer geringe is.
Waar nu de galenische extracten een zoo geringe
werking bleken te bezitten, ben ik overgegaan tot
het onderzoeken van afzonderlijke bestanddeelen, of
van fracties der extracten, in de hoop minder giftige
fracties te vinden, die dus in grootere hoeveelheden
konden worden gegeven, en hierin het diuretische
bestanddeel aan te zullen treffen. Dit zou natuurlijk
alleen gelukken, wanneer niet de toxische stoffen zelf
voor de diuretische werking aansprakelijk te stellen
zijn, dat zijn de glucosiden met sterke hartwerking
(summascil, scillareen) of het rattengif (rattoxine).
Daar scillareen A kristallijn te verkrijgen is, en
ook, dank zij Stoll 4), Kreis, Suter e.a., scilla-
reen B niet zoo buitengewoon lastig te bereiden is,
^jn we begonnen met het onderzoek van scillareen
Gebruikt werden „Scillareen Sandozquot; (A B)
kristallijn scillareen A (ons welwillend ter beschik-
king gesteld door Prof. Rothlin, waarvoor wij
hier onzen dank betuigen) en eigen preparaten.
Gebruikte methoden 1 A, 2 en 3.
Over scillareen als diureticum is o.a. geschreven
door Gremels 23), Hirsch 32), Costapag-
niotis 33) eanbsp;^ »
Volgens deze schrijvers werkt scillareen, evenals
andere digitalisachtige glucosiden, versnellend op
de diurese. zoowel bij 't intacte dier, als bij hart-
iong-mer preparaten volgens Starling 22)
werking is zoowel renaal (vaatwerking) als extra-
renaal.
Uit ons onderzoek bleek evenwel, dat scillareen
niet of maar zeer weinig versnellende werking ver-
toont op de diurese. zoowel volgens methode 1. 2
als 3. zelfs vonden wij vrij dikwijls een remming
(graphiek V) inplaats van een versnelling. Hier
volgen eenige tabellen n.1. VI. VII en graphieken
IV. V van proeven met scillareen A en summascil
op de boven beschreven methoden.
gtt/min.
JO
ho
30
lo
Uiiéky
LOtt Si
tijd
-ocr page 47-
Hond A |
12H Kgr. | |||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.00 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.00 |
24 |
0.734 |
2.93 |
0.40 |
11.00 |
15 |
0.712 |
1.78 |
0.25 |
12.00 |
11.5 |
0.714 |
1.35 |
0.19 |
1.50 |
injectie. |
0.79 |
0.11 | |
2.00 |
13.2 |
0.725 | ||
3.00 |
7.2 |
0.718 |
0.86 |
0.12 |
4.00 |
7.2 |
0.697 |
0.84 |
0.12 |
5.00 |
6 |
0,702 |
0.70 |
0.10 |
1.50 injectie van 11/2 cc = 0.06 mg./Kgr.
scillareen A B intramusculair
Tabel VII
Hond C |
8 Kgr. | |||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.00 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.00 |
16 |
0.542 |
1.40 |
0.26 |
11.00 |
8 |
0.484 |
0.63 |
0.13 |
12.00 |
8.5 |
0.496 |
0.70 |
0.14 |
1.50 |
injectie van |
0.7 mgr. |
scillareen. |
0.13 |
2.00 |
17 |
0.504 |
0.65 | |
3.00 |
8 |
0.502 |
0.65 |
0.13 |
4.00 |
15 |
0.464 |
0.78 |
0.17 |
5.00 |
5 |
0.483 |
0.44 |
0.09 |
1.50 |
injectie van |
11/2 cc = |
: 0.09 mgr./Kgr. | |
intramusculair |
Het blijkt uit onze proeven dat, tenminste met
onze methodiek, geen of weinig versnelling van
diurese met scillareen te verkrijgen is. Zooals op
blz. 10 werd gezegd, sluit dit niet uit, dat bij hart-
lijders scillareen wel degelijk diuretisch kan werken,
even goed als digitalis glucosiden, strophanthine enz.
De werking van het rattoxine op de diurese, wordt
in het hoofdstuk over deze rattendoodende stof be-
sproken.
Daarna hebben wij de proeven voortgezet, eerst
-ocr page 48-met een extract uit de bol zonder scillareen, door n.1.
het droge bolpoeder 14 a 15 maal te extraheeren met
aethylacetaat, gelukte het, de rest zoo goed als
scillareenvrij te verkrijgen. De resten werden steeds
getest op een kikkerhart. Uit het scillareenvrije bol-
poeder bereidden we met 30 % alkohol een tinctuur
(tg) en van deze tinctuur werd weer met genoemde
methodes de diuretische werking bepaald.
Hier volgen de tabellen en graphieken (I en II).
Tabellen VIII, IX en X.
gtt
gtt
X kat XB Rg.
70
6o
so
4o
O.icc.Tj l: 10 =5-mg.
■fo
^tijd
.téü
O zo 6o iTÓm,.
Tabel VIII
Hond B |
8 Kgr. |
hoeveelheid | |
Tijd |
urine |
9.00 |
_ |
10.00 |
26.5 |
11.00 |
21.5 |
12.00 |
19.0 |
2.00 |
25.0 |
2.10 |
injectie 5 |
3.00 |
13.2 |
4.00 |
14.4, |
5.00 |
7 |
6.00 |
5.5 |
2.10 |
injectie 5 |
cc
% NaCl |
mg. NaCl |
cm^ urine |
per minuut |
per minuut | |
0.656 |
2.78 |
0.44 |
0.654 |
2.45 |
0.36 |
0.644 |
2.06 |
0.32 |
0.654 |
1.37 |
0.21 |
t^ 1 : 10 | ||
0.662 |
1.46 |
0.22 |
0.682 |
1.63 |
0.24 |
0.641 |
0.71 |
0.11 |
0.655 |
0.60 |
0.09 |
cc t2 1 : 10 intramusculair.
-ocr page 49-
Hond 8 Kgr. | ||||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCI |
per minuut |
per minuut |
9.30 |
— |
— |
— |
— |
10.30 |
17.5 |
0.684 |
1.95 |
0.29 |
11.30 |
16.2 |
0.678 |
1.83 |
0.27 |
12.30 |
14.0 |
0.683 |
1.57 |
0.23 |
2.30 |
12.0 |
0.675 |
1.33 |
0.20 |
3.20 |
injectie 5 cc t2 1 : 1. |
0.23 | ||
3.30 |
28.0 |
0.688 |
1.58 | |
4.30 |
15.4 |
0.691 |
1.80 |
0.26 |
5.30 |
12.0 |
0.673 |
1.46 |
0.20 |
6.30 |
9.0 |
0.652 |
0.98 |
0.15 |
3.20 |
injectie 5 |
cc t2 intramusculair. |
Tabel X
Hond |
B 8 Kgr. hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® uijne | ||
Tijd |
urine |
% NaCI |
per minuut |
per minuut | |
9.00 |
_ |
— |
— |
— | |
10.00 |
14.4 |
0.407 |
0.975 |
0.24 | |
11.00 |
15 |
0.382 |
0.961 |
0.25 | |
12.00 |
15 |
0.350 |
0.873 |
0.25 | |
2.00 |
22 |
0.350 |
0.700 |
0.20 | |
2.10 |
injectie 8 |
cc ts 1 : |
10. |
0.20 | |
3.00 |
14 |
0.375 |
0.820 | ||
4.00 |
12 |
0.382 |
0.764 |
0.20 | |
5.00 |
12 |
0.340 |
0.680 |
0.20 | |
2.10 |
injectie 8 |
cc t2 1 : |
10 |
intramusculair. |
Hieruit zien wc, dat tg niet sterker werkt, ja eerder
zwakker dan tj. Evenwel konden we de t2 dosis
sterk vergrooten, zonder nadeelige gevolgen voor
het dier. Zooals uit de tabellen blijkt, wordt de
werking nu veel sterker, zoodat we kunnen zeggen
dat t2 in sterke concentratie diuretisch werkt.
Door het extraheeren met aethylacetaat waren
uit de bol verdwenen: Scillareen A en B, een gedeelte
van het rattengif en de vetten. De overblijvende
stoffen waren dus kleurstoffen, suikers en even-
tueele andere bestanddeelen.
y* * f- ^ ^
V'
j»»
gtt
^BTkat,
Ac
30
iö
•2.6 kg.
0.5quot; cc. -lt;5C./\ B
tijd
I
iO 40nbsp;•HU.'W..
Hond 9 Kgr.
hoeveelheid
Tijd
9.30
10.30
11.30
12.30
12.30
2.00
3.00
4.00
5.00
De kleurstof heeft blijkbaar geen invloed op de
IkT'nbsp;quot;quot;nbsp;overblijft de suiker en
onbekende, wellicht sporen van bekende bijmeng-
De volgende stap is daarom geweest: de isolatie
van de suiker uit de Scillabol.
In 1879 isoleerde Schmiedeberq «) voor het
eerst een insulineachtige stof uit de Scillabol. die hij
sinistnne noemde.nbsp;'
Schlubach en Flohrsheim 9) hebben later
urine
geledigd
10 cc
8 cc
7 cc
10 mgr/Kgr.
10 cc
6 cc
5 cc
3 cc
cm® urine
per minuut
0.600 1.000 0.17
0.610 0.810 0.13
0.600nbsp;0.700nbsp;0.11
kleurstof in 4 cc ringer-alkohcl
intramusculair.
0.680 0.11
0.630nbsp;0.10
Tabel XI
mg. NaCl
per minuut
% NaCl
0.612
0.630
0.625
0.646
De eerste noemde hij Sinistrine A en de tweede
Sinistrine B; deze suikers zijn resp. di en tetra
anhydro fructosanen.
a I A = - 25.3° en a g B = - 30,6°.
Van sinistrine B hebben we o.m. de volgende
eigenschappen vastgesteld: het is een wit, zeer licht,
hygroscopisch poeder, oplosbaarheid in water ±
100 gr. in 100 cc.; oplosbaarheid in abs. alkohol = O,
in alkohol van 80 % weinig, onoplosbaar in aceton,
aether enz.
Niet te vergisten, noch met bakkersgist, noch met
cultures van Bact. coli (mondelinge mededeeling
van Dr. Schlemper), noch met pancreassap.
Hydrolyseerbaar met 1 % HCl op kokend water-
bad (na ± 1 uur volledig).
Uit geconcentreerd waterige oplossing slaat
Sr (OH) 2 de suiker neer; deze eigenschap werd
door Rosenthaler 35) gebruikt voor het aan-
toonen van sinistrine.
Het percentage sinistrine in de bollen hangt af
van het jaargetijde. Het is naar onze meening het
hoogste vlak na de oogst, en het laagste in Januari
en Februari. Hoe de afbraak van sinistrine in de
bol verloopt is nog niet bekend, maar het is zeer
goed mogelijk dat dit over tusschenproducten gaat,
die aanleiding kunnen geven tot verschil in opvat-
ting over de suiker zelf. Het is daarom aan te raden,
steeds vlak na de oogst de bol te analyseeren.
Colin en Chaudin 36) hebben beweerd, dat al
naar het jaargetijde, de samenstelling der suiker
wisselde en dat er in het voorjaar maar één suiker
voorkwam, die 6 fructose 1 glucose mol. bevatte.
Hoe dit ook zij, de sinistrine uit onze bollen ver-
kregen, is wel degelijk een uit 2 soorten suiker be-
staande stof n.1. sinistrine A « g = ± — 25 en
sinistrine B a g = — 33°.
-ocr page 52-meff?nbsp;by hydrolyse
met 1 % HCl volledig gesplitst in fructose.
ba°h »Ttafals
bnf v^-a- -
De rest wordt 3 maal met tezamen 4 L. water
koud uitgetrokken en telkens uitgeperst De sSme
iandeTdTr^ worden zoolang'm'et loodazi He-
is noodia ^40?)''quot;nbsp;hiervoor
verkrijg.
kelijk volum'e. Hierna worlt-doi^dTcapiSTHquot;
damp ingezogen en verder ingedampt to\ van quot;el
volume De rest wordt met 5 maal zijn volume aan
M1 fell'squot;'-nbsp;^^ —e Bquot;
abs^alkTu'quot;quot;quot; weggedampt. en de rest met
abs. alk. behandeld tot conc. 85 Hierbij slaat dan
sinistrine A neer. Mol. 324
We verkregen tenslotte een suiker met een hooge
graad van zuiverheid. Geheel silicaat vrij kondfn
we de suiker niet maken, steeds bleef er een asc^
gehalte van 0.5 1.5
Met de sinistrine (A' B) hebben we nu een
Tktnbsp;^^
In 't begin werd de doseering zeer laaq gehouden
^^^nbsp;- dfer'en groote
hoeveelheden kunnen verdragen zonder onaan!
genaamheden. werd de doseering opgevoerd tot
maximaal 0.2 gr./Kgr. dier en 0.3 gr./Kgr. mensct
De resultaten van de proeven vindt men in de
volgende tabellen XII, XIII, XIV, XV, XVI en
XVII, curven VI, VII en VIII.
Tabel XII
Hond |
C 9.2 Kgr. | |||||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut | ||
10.25 |
geledigd |
— |
— |
— | ||
11.26 |
13 |
1.49 |
5.46 |
0.37 | ||
12.26 |
22 |
1.49 |
5.46 |
0.37 | ||
2.36 |
70 |
1.04 |
5.60 |
0.54 | ||
3.41 |
39 |
1.12 |
6.70 |
0.60 | ||
4.30 |
28 |
1.13 |
5.64 |
0.60 | ||
5.26 |
22 |
1.17 |
4.61 |
0.40 | ||
10.45 |
injectie van |
2 cc = |
78 mgr. sinistrine. | |||
Tabel XIII | ||||||
Hond |
B |
7 Kgr. hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® tirine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut | ||
9.30 |
geledigd |
— |
— |
'— | ||
10.20 |
38 |
0.601 |
4.50 |
0.76 | ||
11.14 |
54 |
0.430 |
4.30 |
1.00 | ||
12.48 |
43 |
0.851 |
3.80 |
0.48 | ||
3.06 |
70 |
0.880 |
4.50 |
0.56 | ||
3.51 |
33 |
0.730 |
5.30 |
0.73 | ||
4.42 |
19 |
0.790 |
3.00 |
0.38 | ||
5.31 |
15 |
0.790 |
2.82 |
0.31 | ||
12.00 |
injectie 2 cc |
: = 78 |
mgr. |
sinistrine. | ||
Tabel XIV | ||||||
Hond |
B |
7 Kgr. hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut | ||
9.25 |
geledigd |
— |
— |
— | ||
10.25 |
5 |
0.425 |
0.354 |
0.083 | ||
11.25 |
3.75 |
0.426 |
0.266 |
0.063 | ||
12.30 |
2.75 |
0.368 |
0.162 |
0.042 | ||
2.18 |
8.5 |
0.280 |
0.220 |
0.079 | ||
3.25 |
7.5 |
0.316 |
0.394 |
0.125 | ||
4.25 |
10 |
0.265 |
0.048 |
0.015 | ||
11.55 |
0.9 gr. sinistrine in |
4 cc |
intramusculair. |
36 | ||||
Tabel XV | ||||
Hond B |
8.7 Kgr. | |||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
10.10 |
geledigd |
— |
— |
0.32 |
11.00 |
16 |
0.654 |
1.87 | |
11.05 |
toediening |
van 2 gr. S. |
p.O. |
0.50 |
11.50 |
25 |
0.936 |
4.68 | |
1.40 |
65 |
0.886 |
5.06 |
0.60 |
2.35 |
43 |
0.760 |
5.93 |
0.80 |
3.55 |
27 |
0.850 |
3.83 |
0.45 |
4.30 |
14 |
0.810 |
2.06 |
0.25 |
11.05 |
2 gr. sinistrine in 10 HgO p.O. |
Tabel XVI
Hond A |
9.1 Kgr. | |||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.20 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.10 |
7.5 |
0.278 |
4.17 |
0.15 |
11.00 |
8.5 |
0.294 |
4.73 |
0.17 |
11.50 |
8.0 |
0.304 |
4.86 |
0.16 |
12.40 |
6.0 |
0.321 |
3.85 |
0.12 |
12.50 |
toediening |
van 1.5 gr. s. p.o. |
0.40 | |
2.10 |
36.0 |
0.328 |
13.12 | |
3.00 |
14.0 |
0.298 |
8.40 |
0.28 |
4.05 |
14.0 |
0.301 |
6.62 |
0.22 |
5.25 |
12.0 |
0.345 |
5.18 |
0.15 |
12.50 |
1.5 gr. sinistrine p.o. |
(maagsonde). |
Tabel XVII
Hond A 9.1 Kgr.
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.30 |
geledigd |
— |
— |
— |
10.30 |
15 |
0.278 |
7.00 |
0.25 |
11.20 |
8.5 |
0.372 |
6.30 |
0.17 |
12.15 |
8.5 |
0.351 |
5.75 |
0.16 |
1.45 |
17.0 |
0.318 |
5.90 |
0.19 |
1.50 |
toediening |
van 3 gr. |
sinistrine p.o. | |
2.40 |
18 |
0.279 |
9.10 |
0.33 |
3.30 |
15 |
0.410 |
12.50 |
0.30 |
4.45 |
26 |
0.345 |
12.10 |
0.35 |
5.30 |
11 |
0.320 |
7.65 |
0.25 |
1.50 |
3.0 gr. sinistrine maagsonde in 10 cc |
H2O. |
graphieken VI en VII ziet men dat bij katten de
hoeveelheid urine dikwijls 10 maal zooveel werd
als normaal.
De werking hield in 't algemeen IV2—3 uur aan.
Nieuwe toevoer van sinistrine gaf dan weer nieuwe
stijging van diurese (graphiek VIII), alhoewel nooit
meer zoo sterk als de eerste maal.
Als de sinistrine uit twee deelen bestaat, is het
interessant te weten of de werking aan sinistrine A
of B moet worden toegeschreven. Nu was bekend
dat de hyacinthenbol, evenals de scilla, sinistrine
bevat. We hebben toen op de bekende methode de
suiker uit de hyacinthenbol bereid, en vonden voor
de specifieke draaiing a g = ± — 33°
We hadden hier dus te doen met sinistrine B, daar
de mogelijkheid vrije fructose sinistrine A en B
uitgesloten was. (Het product reduceerde Fehling-
sche oplossing niet). Werkte deze hyacinthine nu
diuretisch, dan was uitgemaakt dat sinistrine B in
ieder geval diuretisch werkte, natuurlijk niet, dat
ook A niet diuretisch werkt.
Bovendien is de controle van dit onderzoek door
middel van hyacinthine nog in een ander opzicht
van belang. De bedenking kon altijd nog worden
opgeworpen, dat de sinistrine die wij toedienden
niet geheel zuiver was, dat bij de suiker dus wel-
licht een andere stof in kleine hoeveelheid aanwezig ,
kon zijn, en dat deze verontreiniging de diuretische
werking uitoefende. Als de suiker uit de hycinthen-
bol nu ook diuretisch werkte, was de kans, dat deze
suiker eveneens met een verontreiniging gemengd
was, welke ook weer diuretisch moest werken,
uiterst gering.
Hier volgen eenige tabellen van de werking van
hyacinthine (tabellen XVIII en XIX).
Hond A 9.1 Kgr. | ||||
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
10.02 |
geledigd |
— |
— |
— |
11.03 |
9 |
0.846 |
1.254 |
0.148 |
11.55 |
9 |
0.848 |
1.094 |
0.125 |
12.45 |
7 |
0.877 |
1.234 |
0.140 |
2.25 |
15 |
0.719 |
1.079 |
0-150 |
2.35 |
toediening |
van 1.82 |
gr. H. p.o. |
0.155 |
3.20 |
8.5 |
0.735 |
1.254 | |
4.10 |
16 |
0.678 |
2.271 |
0.320 |
5.00 |
14 |
0.557 |
1.560 |
0.280 |
5.30 |
6 |
0.425 |
0.850 |
0.233 |
2.35 |
1.82 hyacinthine in |
10 cc (maagsonde). |
Tabel XIX
Hond B |
7 Kgr. | ||
hoeveelheid |
mg. NaCl | ||
Tijd |
urine |
%NaCl |
per minuut |
9.00 |
geledigd |
— |
— |
10.00 |
10.0 |
0.646 |
1.075 |
11.00 |
9.0 |
0.653 |
0.983 |
12.00 |
9.0 |
0.641 |
0.963 |
1.50 |
toediening |
van 1.0 |
gr. H. p.o. |
2.00 |
16.0 |
0.651 |
0.870 |
3.00 |
14.0 |
0.680 |
1.823 |
4.00 |
24.0 |
0.600 |
2.400 |
5.00 |
10.0 |
0.584 |
0.973 |
1.50 |
1.0 gr. zeer zuiver |
hyacinthine in |
Het blijkt dat de werking gelijk is aan die van
sinistrine, en in het vervolg zullen we de naam
hyacinthine vervangen door sinistrine.
De waarschijnlijkheid dat het de sinistrine zelf is,
die diuretisch werkt, en niet de verontreiniging,
wordt hierdoor ook wel zeer groot. Dit wordt ook
nog ondersteund door het feit, dat steeds verder
voortgezette reiniging de diuretische werking met
in het minst verzwakte, zie b.v. tabel XIX.
cm® urine
per minuut
0.167
0.150
0.150
0.133
0.283
0.400
0.167
5 cc
intramusculair.
Over de diuretische werking van suikers is veel
geschreven, o.a. Hamburger 37)^ Brasol 38)
Hartwick 39)^ Arrous ^o), Mayard ^i),
Bernheim en Schlagernbsp;maar steeds
blijkt dat, hoewel bijna alle suikers (en hiervan
v.n.1. de Polysacchariden) eenige werking ver-
toonen, deze toch steeds pas opgewekt wordt door
zeer groote hoeveelheden.
Rietsuiker en lactose werken b.v. pas bij een
doseering van gt; 2 gr./Kgr. lichaamsgewicht, terwijl
de sinistrine in onze bepalingen reeds werkte bij
een doseering van 0.1 gr./Kgr. Hoe deze werking
tot stand komt, is moeilijk uit te maken.
We hebben enkele proeven gedaan in de richting
van het uitvinden of het renale of extrarenale wer-
king is en gebruikten daarvoor de volgende methode.
Een gedecerebreerde kat wordt ontnierd. Hierna
worden haemoglobine en NaCl gehalte van het
bloed bepaald en na een uur nogmaals. Blijft het
bloed constant van samenstelling, dan wordt over-
gegaan tot intramusculaire injectie van 0.2 gr./Kgr.
sinistrine in 0.85 % NaCI oplossing. Vervolgens
wordt om het uur haemoglobine en NaCl gehalte
bepaald.
Is de werking nu uitgesproken extrarenaal, dan
zal in het bloed haemoglobine en NaCl gehalte
zakken, gebeurt dit niet, dan kan de werking renaat
zijn. Uit de volgende tabellen zien we dat het zakken
van haemoglobine gehalte ongeveer binnen de proef-
fout valt (hier ± 10%), terwijl het NaCl gehalte
voorbijgaand daalt.
Tabel XX
Kat 2.2 Kgr.
10.00 ontnierd
10.15 onthersend 12.50 injectie 0.65 gr. sinistrine in
4 cc H2O intramusculair.
-ocr page 59-10.40 Ie bloedafname
haemoglobine 104
cloornatrium 0.560
0.7 gr.
0.7 gr.
cc =
100
100
97
114
102
102
90
91
96
90
91
87
94
84
94
90
93
93
92
90
11.40 |
hb |
103 |
chl |
0.555 | |
12.10 |
hb |
107 |
chl |
0.570 | |
1.10 |
hb |
103 |
chl |
0.555 | |
2.20 |
hb |
92 |
chl |
0.480 | |
3.00 |
hb |
94 |
chl |
0.375 | |
4.00 |
hb |
91 |
chl |
0.490 | |
5.00 |
hb |
101 |
Tabel XXI
Kat 1.55 Kgr.
Kat 1.55 Kgr. 11.40 injectie 4 cc
10.00 ontnierd 3.40 injectie 5
10.15 onthersend
Ie bloedafname
100
100
99
99
102
101
99
99
88
85.5
90
67
87
87
99
10.30
hb |
105 | |
chl |
0.565 | |
11.00 |
hb |
102 |
chl |
0.657 | |
11.30 |
hb |
107 |
chl |
0.585 | |
12.00 |
hb |
94 |
chl |
0.520 | |
12.40 |
hb |
100 |
chl |
0.515 | |
1.20 |
hb |
96 |
chl |
0.490 | |
2.10 |
hb |
99 |
chl |
0.477 | |
2.45 |
hb |
99 |
chl |
0.516 | |
3.25 |
hb |
98 |
chl |
0.531 | |
4.10 |
hb |
97 |
chl |
0.511 |
4.40 hbnbsp;99nbsp;94
Chinbsp;0.480nbsp;84
5.10 hbnbsp;90nbsp;85
Chinbsp;0.465nbsp;81
5.40 hbnbsp;101nbsp;97
Chinbsp;0.535nbsp;94
Van een extrarenale werking is dus weinig te
bespeuren; wel is eigenaardig de daling van het
N^l gehalte tot 67 % van de normale waarde.
De resultaten met bovengenoemde proeven ver-
kregen, zullen we zeker niet als maatgevend aan-
nemen, daarvoor is het aantal proeven (3) veel te
gering geweest.
Om uit te maken of een diureticum renaal of extra-
renaal werkt, zou de methode beschreven door
F rij da 21) gevolgd moeten worden, waarbij de
omstandigheden hier toch nog iets ingewikkelder
zijn dan bij de stoffen die F rij da onderzocht.
Polysacchariden kunnen in de darm reeds worden
gehydrolyseerd, terwijl dan de ontstane monosaccha-
riden worden geresorbeerd. Als dit met sinistrine
gebeurt, zal er fructose ontstaan. Ik heb nu eerst
nagegaan, of fructose dezelfde diuretische werkina
heeft.nbsp;^
Tabel XXII
Hond A 9.1 Kgr.
11.50 injectie 2.5 gr. Fructose in 10 cc intramusculair.
2.40 injectie 1.0 gr. Sinistrine in 5 cc intramucculair.
hoeveelheidnbsp;„g. NaClnbsp;cm® urine
T.,dnbsp;urinenbsp;% NaCl per minuut ^ r^Zt
6.0nbsp;0.263nbsp;3.57nbsp;0 133
11.05nbsp;5.5nbsp;0.343nbsp;3.77nbsp;ano
1-47nbsp;4.8nbsp;0.351nbsp;3.70nbsp;0.114
3.27nbsp;5.6nbsp;0.102 10.28nbsp;1.018
5.05 15nbsp;0.194nbsp;5.70nbsp;0.293
-ocr page 61-Uit deze tabel blijkt dat fructose geen sterke wer-
king vertoont, ja zelfs bij gelijke dosage totaal geen
effect heeft, alleen, zooals ook in de literatuur aan-
gegeven is, bij zeer hooge doseering werkt fructose
De kans dat sinistrine in het lichaam afgebroken
wordt tot fructose, en als zoodanig werkzaam is,
is dus vrijwel uitgesloten.
Het bovenstaande voert ons dus tot de conclusie,
dat sinistrine zeker voor een belangrijk deel, onge-
splitst of hoogstens tot sinistrine A gesplitst wordt
qeresorbeerd, en dat hydrolyse tot fructose ook in
het lichaam lang genoeg duurt om de sinistrine nog
gelegenheid te geven om een diuretische werking
uit te oefenen.nbsp;j • •
Ik heb nu nagegaan, of sinistrine als zoodanig m
de urine is aan te toonen, met name, of in deze vloei-
stof na de toediening van sinistrine een vermeerde-
ring is te vinden van de hoeveelheid stof die na
hydrolyse reduceert.
Tabel XXIII
Hond 8.65 Kgr.
% suiker uitgedrukt in fructose
(bepaling volgens Shaffer Hartman (micro)
hydrolyse
Tijd hoeveelheid voornbsp;nanbsp;9-
10.00nbsp;geledigdnbsp;1.74nbsp;1.86 -nbsp;O-U
11.00nbsp;5 ccnbsp;1.68nbsp;1.94nbsp;0.08nbsp;0.26
12.00nbsp;4 ccnbsp;2.20nbsp;2.30nbsp;0.07nbsp;0. O
1.50nbsp;7 ccnbsp;1.86nbsp;2.04nbsp;0.06nbsp;0 18
1.50nbsp;sinistrine per Kgr. in 20 cc H^O (maagsonde).
2.50nbsp;6 ccnbsp;2.18nbsp;2.88nbsp;0.10nbsp;0.70
3.25nbsp;12 ccnbsp;1.12nbsp;1.49nbsp;0.27nbsp;0.37
4.25nbsp;10 ccnbsp;2.08nbsp;2.62nbsp;0.20nbsp;0.54
5 10nbsp;5 ccnbsp;1.14nbsp;1.49nbsp;0.11nbsp;0.35
-ocr page 62-Hond 8.70 Kgr.
Tijd hoeveelheid voornbsp;nanbsp;g.
wannbsp;6.54%
0.00 geledigd —nbsp;_ 5.85%
11.05 2 gr. sinistrine in 4 cc p.o
11.50 25 cc 1.90% 4.68 9.36 %
1.40 65 cc 1.28% 5.06 8.86 % 0.60
Al tlnbsp;0.65 % 5.93 7.60 % 0.80
3.35 27 cc 0.72 % 3.83 8.50 % 0.45
4.30 14 cc 0.76 % 2.06 8.10 % 0.25
Hier dus wel eenige vermeerdering van redu-
ceerende suiker na hydrolyse. Toch vinden we
aangenomen dat de vermeerdering 1 % bedraagt'
nog slechts 90 mgr. van de 2 gr. sinistrine teruq in
de urine van honden die p.o. 0.2 gr. Kgr. sinistrine
gekregen hadden. Sinistrine wordt dus in de hoe-
veelheid die wij toedienen, in het lichaam geab-
sorbeerd.
Tot slot volgen nog eenige tabellen van be-
palingen aan proefpersonen, die de sinistrine per os
innamen, in doses van 0.1 tot 0.2gr/Kgr. lichaams-
gewicht.
Voor de methodiek verwijzen we naar voor-
gaande bladzijde (methode 1^).
Tabel XXV
I.nbsp;Proef met sinistrine 100 mg/Kgr.
T,.nbsp;.N.a Si-S
1015nbsp;27nbsp;0.95nbsp;8 55nbsp;0 9
10.20 100 mg/Kgr. = 8.35 gr. suiker (sinistrine in
0.32
0.50
11.45
12.15
12.45
1.28
1.13
1.00
55 |
1.28 |
10.90 |
32 |
1.41 |
18.00 |
34 |
1.58 |
21.00 |
30 |
1.65 |
16.50 |
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
9.00 |
geledigd |
— |
13.00 |
— |
9.30 |
35 |
1.11 |
1.17 | |
10.00 |
24 |
1.15 |
9.22 |
0.80 |
10.15 |
100 mg/Kgr. |
= 6.75 gr. |
sinistrine in |
10 cc H2O. |
10.30 |
29 |
1.24 |
12.00 |
0.97 |
11.00 |
38 |
1.16 |
14.65 |
1.27 |
11.25 |
33 |
1.49 |
1970 |
1.32 |
11.55 |
40 |
1.42 |
19.30 |
1.33 |
12.20 |
30 |
1.38 |
16.60 |
1.20 |
I. Proef met sinistrine 0.2 gr./Kgr.
- 0.3 gr./Kgr.
hoeveelheid
urine
15.0
21.0
gr. sinistrine
27.0
40.5
41.0
33
34.5
Tijd
10.00
10.30
10.32
11.00
11.30
12.00
12.30
1.00
1.40
1.30
p.o.
1.17
1.65
1.68
1.71
1.59
20
mg. NaCl
per minuut
7.0
9.1
in 20 cc HgO.
10.5
22.3
23.0
18.8
18.2
% NaCl
cm® urine
per minuut
0.5
0.7
0.9
1.35
1.37
1.10
1.13
hoeveelheid
urine
20.0nbsp;1.20
20 gr. sinistrine in 50
II.
Tijd
9.15
9.45
10.15
10.16
10.45
12.15
12.45
1.15
% NaCl
10.5
8.0
cc H2O.
13.2
19.8
15.2
15.0
mg. NaQ
per minuut
cm® urine
per minuut
0.75
0.67
0.97
1.83
1.33
1.07
II. |
*) | |||
Tijd |
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | |
urine % NaCl |
per minuut |
per minuut | ||
9.30 |
geledigd |
— |
— |
_ |
10.00 |
16 cc |
1.05 |
5.60 |
0.52 |
10.30 |
18 |
1.03 |
6.14 |
0.60 |
11.00 |
20 |
0.98 |
6.50 |
0.67 |
11.00 |
20 gr. sinistrine |
per os. | ||
11.30 |
35 |
1.32 |
15.30 |
1.17 |
12.00 |
50 |
1.10 |
18.40 |
1.67 |
12.30 |
35 |
1.42 |
16.60 |
1.17 |
13.00 |
30 |
1.44 |
14.40 |
1.00 |
13.30 |
24 |
1.48 |
11.85 |
0.80 |
*) Totaal afgescheiden 175 cc urine in lYi uur tegen 90 cc normaal,
2.300 gr. NaCl in V/z uur tegen 0.9 gr. normaal.
Als eenig bestanddeel van de Scillabol dat een
duidelijke diuretische werking uitoefent, werd ge-
vonden de sinistrine. Dezelfde suiker, geïsoleerd
uit de hyacinthenbol, vertoonde deze werking ook.
Het ligt dus voor de hand te denken, dat de
Scillabol zijn roep als diureticum, en wel als sterker
diureticum dan digitalis, te danken heeft aan zijn
gehalte aan sinistrine.
Indien dit juist is, moet dan ook bij de klinische
doseering van de Scilla een voldoende hoeveelheid
sinistrine worden toegediend.
Acetum Scillae (1 :10) zal waarschijnlijk ongeveer
3 % sinistrine bevatten, de Nederlandsche tinctuur
(1:5), ongeveer 6 %. De doseering is volgens
Pinkhof en van der Wielen tot 5 gram
acetum of tot 2.5 gr. tinctuur per dag, dat wil zeggen
tot 150 mgr. sinistrine per dag. Voor een mensch
van 60 Kgr. beteekent dit 2.5 mgr. sinistrine per Kg.
per dag. In het licht van bovenstaande proeven lijkt
deze dosis veel te klein om een diuretische werking
van eenige beteekenis uit te oefenen. Toch mag men
deze conclusie niet zonder meer trekken. In de
eerste plaats is de dosis, door Pinkhof en van
der Wielen aangegeven, laag wat de op het
hart werkende stoffen betreft. Zij zelf toch geven
aan, dat deze dosis acetum Scillae met digitalis mag
worden gecombineerd.
Bulbus Scillae in poeders, pillen, infuus of decoct
wordt volgens Pinkhof en van der Wielen
gegeven tot 0.5 per dag. Daarin zal gemiddeld aan-
wezig zijn ongeveer 200 mgr. sinistrine. Ook deze
doseering schijnt te laag om een behoorlijke diure-
tische werking door sinistrine te verkrijgen.
Dat echter de huidige doseering laag is, blijkt
wanneer wij zien dat Withering 3 maal daags
1 gr. gedroogde bol geeft, Dit is alleen mogelijk bij
op onjuiste wijze gedroogde bol, waarin een groot
deel van het scillareen vernietigd is. Op deze wijze
wordt per dag ongeveer 2.0 gr. sinistrine gegeven,
wat nog wel laag is volgens bovenstaande proeven,
maar toch onze doseering begint te naderen. Klinisch
onderzoek zal nog moeten uitwijzen of bij zieken
deze hoeveelheid sinistrine voldoende is, of wellicht
door de werking van de hartglucosiden sterk wordt
ondersteund.
HOOFDSTUK IV.
Onderzoek naar het rattendoodende bestanddeel
der Scilla Maritima.
Reeds in de grijze oudheid werden bolpoeders en
versche bollen gebruikt als rattenverdelgingsmiddel,
en dit gebruik heeft zich door de geheele geschiedenis
weten te handhaven. Ook nu is de Scillabol nog altijd
één van de beste, zoo niet het beste, rattenverdel-
gingsmiddel. Bij de onlangs te Amsterdam georga-
niseerde rattenverdelging in het groot, is o.a. met
veel succes gebruik gemaakt van de Scilla maritima.
Zooals uit de inleiding van dit proefschrift be-
kend is, bestaan er van Scilla m. twee varieteiten
n.1. de witte en de roode varieteit.
Win ton 20) de eerste die proefondervin-
delijk aantoonde, dat de roode bol veel giftiger is
voor ratten, dan de witte varieteit. Dit feit was
trouwens reeds in de middeleeuwen door de praktijk
uitgewezen, alhoewel er door het voortdurend ge-
bruik van de roode bol, en door de moeilijke uiter-
lijke onderscheiding van beide varieteiten, weinig
of geen aandacht aan geschonken werd. Clafe-
mont heeft in 1922 ook al op 't verschil in giftig-
heid van de witte en roode varieteit gewezen.
Win ton bepaalde nu de doodelijke dosis (D.D.)
voor ratten, van gedroogde bolpoeders van beide
varieteiten. De poeders werden bereid door gehakte
versche bolfragmenten te drogen bij 105°, gevolgd
door fijn wrijven in een mortier. Hij komt dan tot
een D.D. voor roodebolpoeders van ± 0.6 gr./Kgr.
dier, terwijl de witte varieteit ongeveer 10 maal
minder giftig is. D.D. hiervan gt; 6.0 gr./Kgr.
Fijne verdeeling van de poeders heeft door de
-ocr page 67-betere absorptie-mogelijkheden natuurlijk invloed,
het fijnst verdeelde roode poeder was ongeveer
2 maal zoo giftig als het grove. {D.D. fijnst ver-
deelde poeder 0.35 gr./Kgr.
We geven hier voor 't gemakkelijke overzicht een
tabel, die eigenlijk een bladzijde verder zou moeten
komen, en die aangeeft de verhouding der giftig-
heid voor ratten van witte en roode varieteit met
het scillareen gehalte.
Roode variëteitnbsp;Witte variëteit
qiftiqheid voor ratten gesteld:nbsp;giftigheid voor ratten
scillareen gehalte gesteldnbsp;scillareen gehalte
Hieruit is dus duidelijk te zien dat, hoewel de
witte bol iets meer scillareen bevat, zij toch 12y2
maal minder giftig is dan de roode.
Win ton 20) trachtte verder het doodende be-
standdeel te concentreeren. Hij extraheerde de droge
poeders met water, dampte het extract in tot klein
volume en liet deze stroop uitvloeien in aceton,
waardoor suikers en eiwitten uitvlokten. De aceton
oplossing werd ingedampt tot droog. De rest be-
stond uit een roodachtig poeder, waarvan hij de
D.D. voor ratten bepaalde (beide varieteiten wer-
den aldus behandeld):
D.D. roode bol extract 0.035 g./Kgr.
D.D. witte bol extract gt; 0.800 g./Kgr.
dus voor de witte meer dan 20 maal zoo groot.
Het acetonpoeder van W i n t o n beteekende dus
een 10-voudige concentratie van het vergif in ver-
gelijking met de oorspronkelijke giftigheid van het
bolpoeder.
Bij de extractie gaat 25 % verloren, of blijft in
't bolpoeder achter. Extractie met alkohol en in-
dampen van het extract, leidt tot bijna hetzelfde
resultaat, hoewel alkoholextractie nog meer van de
actieve stof in het poeder achterlaat. Zij moet ge-
schieden met ±70% alkohol, waardoor tot 80 %
van de rattendoodende stof geëxtraheerd kan wor-
den; bovendien heeft de alcoholische extractie dan
het groote voordeel van direct sterkere qifconcen-
tratie.
Uit bovenstaande tabel trekt Win ton zeer
terecht de conclusie, dat alleen summascil (scilla-
reen A B) niet de oorzaak van deze toxiciteit
voor ratten kan zijn; het was trouwens allang be-
kend, dat ratten zeer ongevoelig zijn voor digitalis-
achtige glucosiden. Gunn o.a. toonde aan dat
ratten p.o. en subcutaan 30 maal de D D stro-
phanthine (uitgerekend per Kgr. konijn) kunnen
verdragen.
Ten overvloede werd door Win ton nog de
D.D. van scillareen bepaald. Hij vond dat 0.2 gr
scillareen per Kgr. nog niet doodelijk was voor
ratten. Rothlin bevestigde dit voor summascil
(hij gaf 250000 K.E.) en zelf hebben wij aan ratten
van 150—300 gr. hoeveelheden scillareen A B te
slikken gegeven van 10—20 mgr., zonder dat de
dieren er ziek van werden.
De conclusie van Win ton, dat scillareen A
en/of B met aangezien mogen worden voor de oor-
zaak van de toxiciteit voor ratten van de Scillabol,
is dan ook ons inziens zeer juist.
Een kleine controle-berekening bewijst ons dit
nog eens duidelijker:
als^DD^quot;quot; we (Winton) 0.2 gr./Kgr. scillareen
1 Kgr. versche bol bevat (Stoll 4)) 0 4—4 gr
zuiver scillareen, dat zou dus uitgedrukt in Kilo-
grammen rat overeenkomen met 2—20 Kgr. rat
1 gr. versche bol per Kgr. rat is absoluut doode-
lijk, dus 1 Kgr. versche bol komt overeen met min-
stens 1000 Kgr. rat. Zelfs al was het scillareen
10 maal giftiger, en bevatte de bol 10 maal zooveel
scillareen, dan zou er toch nog een andere giftige
stof bij moeten zijn om tot 1000 Kgr. rat te komen.
Vooral ook omdat de giftigheid vrijwel constant is,
terwijl 't scillareen gehalte wisselt.
Daarbij komt nog dat Winton zijn extracten
droogde bij 100—105°, terwijl volgens Stoll
scillareen A, dat % van 't totaal scillareen gehalte
uitmaakt, reeds bij 70° ontleedt.
Welke onbekende of reeds bekende stof uit de
roode scillabol moet nu aansprakelijk gesteld wor-
den voor de giftigheid voor ratten? W i n t o n geeft
hier al eenige eigenschappen aan, waaraan de stof
moet voldoen:
1*^. giftig voor ratten,
2®. betrekkelijk thermostabiel,
oplosbaar in water, verdunde alkohol en
aceton,
40. ontleding bij koken met verdunde zuren en
alkaliën,
5®. lang zonder ontleding te bewaren,
scillareen A valt al af op
scillareen B op 1®.
Logisch was te veronderstellen dat de roode
kleurstof, die in de roode bol aanwezig is, de oor-
zaak der giftigheid is, temeer omdat het een stof
moest zijn die in de roode bol wel, maar in de witte
niet voorkwam, en omdat de kleurstof heel aardig
voldoet aan de eischen door Winton gesteld, be-
halve — zooals later bleek — aan de belangrijkste,
n.1. 10.
Tot deze veronderstelling komt ook D a n z e 1 ),
hij zegt o.m.:
„Des maintenent il semble acquis, que Ie
principe actif raticide de la scille urginée rouge
est un chromogène que la stabilisation a pour
effet de mettre a I'abri des actions prolongées
et complexes de lair, en evitant den modifier
la nature et la compositionquot;,
en verder:
„il semble bien, que du point de vue raticide,
le pouvoir ratoxique de la scille est dü au
chromogène de la scille rouge seulequot;.
Zooals we reeds eerder opmerkten, leek deze op-
lossing logisch en juist, en ging het er alleen maar
om, deze kleurstof te isoleeren en verder biologisch
te onderzoeken.
Wij zijn begonnen met een bepaling van de D.D.
voor ratten van de versche Scillabol (roode).
Voor D.D. versche bol vonden wij gemiddeld
1.0—1.5 gr./Kgr. 1 Kgr. versche Scillabol doodt dus
700—1000 Kgr. rat.
We hebben toen getracht de kleurstof uit de bol
te isoleeren. Hiertoe werd de versche bol in stukjes
gehakt met de hakmachine, en met 21/2 maal zijn
gewicht aan aceton koud geëxtraheerd onder toe-
voeging van calcium carbonaat voor neutrale reactie.
Het extract werd ingedampt in vacuum bij 30°, en
de droge rest geëxtraheerd met aether om de vetten
eruit te verwijderen.
Het droge poeder bleek zooals Win ton reeds
bepaald had, een toxiciteit te bezitten van ± 50
mgr./Kgr. Daar het verkregen poeder glanzend rood
was, oploste in water en alkohol, niet in aether,
benzol enz., scheen het op dit punt dat Dan zei'
gelijk kreeg, en dat de kleurstof verantwoordelijk
was voor de giftigheid. We wisten evenwel dat in
dit poeder al het scillareen nog aanwezig moest zijn.
zoodat we zeker geen zuivere stof in handen hadden,
temeer daar er nog veel suiker in het poeder aan
te toonen was.
Scillareen is oplosbaar in aethylacetaat, de kleur-
stof, zooals bleek, niet. Het poeder werd daarom
6 maal geëxtraheerd met 10 maal z'n gewicht aan
aethylacetaat. In het extract kon met de Lieber-
mannsche reactie geen scillareen meer worden aan-
getoond.
De droge rest werd nu opgelost in water, en neer-
geslagen met bas. loodacetaat. Het neerslag werd
uitgekookt met alkohol en water, en opgeslibd in
alkohol.
Door ontlooding kregen we een sterk roode alko-
holoplossing van de kleurstof.
Deze vloeistof werd in vacuum tot droog ver-
dampt en de droge rest opgenomen in water,
weer neergeslagen, nu met versch geprecipiteerd
Pb(OH)2. Het neerslag werd op dezelfde wijze als
boven behandeld.
We kregen tenslotte een droog poeder, niet
kristallijn (ook niet na 6 maal zuiveren op boven-
genoemde manier, en 6 maal neerslaan uit alkohol-
oplossing met aether, en afkoelen op —- 15°), sterk
rood glanzend, oplosbaar in water, alkohol, azijn-
zuur. (Zie hoofdstuk V).
Van deze 6 maal gezuiverde, 6 maal met aether
uit alkohol neergeslagen kleurstof werd de D.D.
voor ratten bepaald.
Als de kleurstof giftig was, dan moest de D.D.
± 10 mgr./Kgr. zijn, berekend op het kleurstof-
gehalte van de bol dat 5—10 gr. op 1 Kgr. versche
bol bedroeg. Het bleek dat de kleurstof in 't geheel
niet giftig was.
500 mgr./Kgr. had totaal geen effect op ratten en
grootere doses te geven, had geen zin.
De conclusie was dus, dat noch scillareen, noch
de kleurstof iets uit te staan hadden met de ratten-
doodende werking der Scillabol.
Het was nu evenwel duidelijk geworden, dat de
-ocr page 72-giftige stof wel in het aceton extract en dus in het
m vacuum gedroogde poeder aanwezig was, immers
we verkregen uit 1 Kgr. versche bol 32 gr. aceton
droogrest, waarvan de D.D. ± 50 mgr./Kgr. was,
en dus overeenkwam met 640 Kgr. rat. De D.D. van
de extractie rest was ± 1/4 van de oorspronkelijke,
zoodat ±70% van het rattengif in de aceton was
overgegaan. 1 Kgr. versche bol ± 850 Kgr. rat
geëxtraheerd ± 650 Kgr.
Het acetonpoeder werd nu zooals eerst, ontvet en
daarna opgelost in water. De kleurstof werd neer-
geslagen met Pb(OH)2, en het fikraat van het Pb
neerslag ingedampt tot droog. De rest was een gele
stroop, die in vacuum gedroogd (100°), en daarna
gepoederd werd.
Het gedroogde poeder werd hierna, om verlost
te zijn van scillareen, nog 4 uur lang gedroogd bij
105—110°, hoewel 't natuurlijk om meergenoemde
redenen nu niet zoo noodzakelijk was het scillareen
kwijt te raken.
Het verkregen gele poeder was sterk toxisch
De D.D. bedroeg ± 2.0 mgr./Kgr.
Daar er uitgegaan was van 1 Kgr. versche bol
en we 1.2 gram van het gele poeder verkregen,
hadden we nog 600 Kgr. van de oorspronkelijk aan-
wezige 850 Kgr. rat behouden.
Het gele poeder werd nu weer opgelost in water,
en de oplossing met dierlijke kool grondig uitgeschud
en gefiltreerd, het filtraat was kleurloos en niet
toxisch, zoodat de actieve stof aan de kool geadsor-
beerd bleek te zijn.
De met water uitgewasschen kool werd bij 100°
gedroogd, en daarna met kokende alkohol van 90 %
geëxtraheerd.
Het alkohol extract werd drooggedampt en de
rest in vacuum bij 56° gedroogd. De residu bestond
uit ± 120 mgr. van een lichtgele, iets hygroscopische
stof, waarvan de D.D. voor ratten bepaald werd
op 250—300 y/Kgr. dier.
Dit poeder werd nu weer opgelost in aethylace-
taat, de oplossing gefiltreerd en ingedampt. De rest
werd in water opgenomen, gefiltreerd, weer met
kool geschud, en tenslotte uit alkohol op de boven
reeds beschreven methode verkregen.
iWe hadden toen 80 mgr. van een lichtgeel
(niet kristallijn) poeder waarvan we de D.D. op
± 200 r/Kgr. vaststelden. We zullen voor deze stof
in dit proefschrift verder de naam van „rattoxinequot;
gebruiken.
Om wat meer van deze stof te verkrijgen werd
toen uitgegaan van 1 Kgr. gedroogde bol, zooals
die in de handel wordt gebracht tot het dooden van
ratten en bewerkt (geactiveerd „stablactivéquot;)
volgens de methode van Dan zei Uit deze
1 Kgr. bol werd op de bovenomschreven methode
verkregen 750 mgr. van het rattoxine D.D. 200
y /Kgr.
Deze 750 mgr. werden zoover mogelijk gezuiverd,
o.a. door 5 maal adsorbeeren aan kool enz., door
3 maal neerslaan met aether uit aethylacetaat op-
lossing enz., maar het is ons niet gelukt de stof in
kristallijne toestand te verkrijgen.
Een analyse van de verst gezuiverde fractie gaf:
4.063 mgr. stof = 9.020 mgr. CO2
2.500 mgr. HgO
berekend voor formule Ci5H2oOe
60.64 % C
6.83 % H
32.53 % O
gevondennbsp;60.80 % C
6.77 % H
32.43 % O
Mol. Gew. uit vriespuntsdaling in ijsazijn 300.
-ocr page 74-^re■»^•c
De werking op het kikkerhart bhjkt uit curve I.
Concentratie 1 :10000 werkt toxisch (geen scilla-
reen werking).
De werking op de diurese blijkt uit de tabel; geen
enkele werking is te zien.
r
D.D. voor gedecerebreerde katten (intraveneus)
0.5 mgr./Kgr. dier. Merkwaardig is dat bij sub-
cutane injectie van 6 D.D. bij een rat, dit dier wel
ziek wordt, maar toch in leven blijft, zoodat de
verhouding der giftigheid p.o. en subcutaan ±6:1
is. Ook Kopacsewski vond dit verschil bij de
scillitine (verhouding 4:1).
De vergiftigingsverschijnselen bij ratten zijn de
volgende.
Het begin van de werking is te zien aan de eigen-
aardige scheeve houding van het dier, dan volgen
een verlamming van de achterhand (niet altijd) en
hevige krampen tot aan de dood toe.
Bij sectie bleken er weinig of geen afwijkingen
nieren normaal
hart (stilstand in systole)
dikwijls waren er bloedingen in de maaq opge-
treden.nbsp;^
Hond C 8 Kgr.
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
10.20 |
geledigd |
— |
— |
— |
11.20 |
14 |
0.580 |
1.35 |
0.23 |
12.20 |
13 |
0.585 |
1.27 |
0.22 |
1.50 |
20 |
0.555 |
1.23 |
0.22 |
1.50 |
injectie van |
4 cc = |
1.0 mgr. R. intraveneus. | |
2.50 |
11 |
0.564 |
1.04 |
0.18 |
3.50 |
9 |
0.573 |
0.86 |
0.15 |
4.50 |
7 |
0.585 |
0.68 |
0.12 |
1.50 |
injectie van |
1.0 mgr. Rattoxine intraveneus. |
totaal geen werking met methode 1.
Hiermede was dus de concentratie van het ratto-
xine, die door Wilton op het 10-voudige was ge-
bracht, gestegen tot het 1000-voudige van de oor-
spronkelijke. en ons doel n.1. het vinden van de
rattendoodende fractie, bereikt.
Lebourdais (1848) en later Bley (1850)
hebben uit de Scillabol op de volgende manier een
stof bereid, die zij scillitine noemden en die waar-
schijnlijk identiek is met ons rattoxine.
Een waterig afkooksel van zeeajuin werd met
Pb acetaat behandeld, en afgefiltreerd. Het filtraat
werd uitgeschud met kool, en de kool uitgekookt
met alkohol.
De drooggedampte alkohol rest noemde hij scilli-
tine. Over de pharmacologie van dit scillitine is
zoover we konden nagaan, niets bekend.
Het vinden van kristallijn scillareen door Stoll,
heeft in 't begin de indruk gevestigd, dat nu alle
chemische problemen der Scillabol opgelost waren,
en het is de verdienste van Win ton geweest, er
op te wijzen, dat er nog andere pharmacologisch
sterk actieve stoffen in de bol aanwezig moeten zijn.
Het rattoxine is een glucoside en het is onze
bedoeling om dit onderzoek voort te zetten en te
weten te komen welke onzuiverheden ons product
nog bevatte, het is o.i. zeer waarschijnhjk dat ons
produc verontreinigd was met omzetting producten
van sollareen A en B. Jammer is het, dat ovL de
lange kristallen (naalden) van Bley (1850) phar-
macologisch zoo weinig bekend is. Het kan zifn dat
hij scillareen A m handen heeft gehad, maar even-
goed is het mogelijk, dat hij zuiver rattoxine dus
misschien het sterkst werkende gif onder alle ratten-
HOOFDSTUK V.
De kleurstof uit de Scillabol.
Behalve het rattoxine, isoleerden wij als onbe-
kende stof uit de bol een roode kleurstof, waarover
reeds eerder in dit proefschrift werd bericht.
Danzel i®) was van meening, dat deze kleur-
stof en de voor ratten zoo toxische stof identiek
waren, maar zooals reeds gezegd is, was deze kleur-
stof in 't geheel niet giftig voor ratten of andere
dieren.
Ook op de diurese was met onze methode geen
werking aan te toonen, en de werking op het kikker-
hart was zooals uit bijgaande curven blijkt, pas in
grootere concentraties toxisch.
Het vinden van de kleurstof berust eigenlijk op
een vast loopen der methode Stoll, om behalve
scillareen, nog andere stoffen uit de bol te isoleeren.
Door het mengen van (NH4).2S04 met de ge-
hakte versche bol was, behalve vetten, scillareen en
rattoxine, het isoleeren van andere in water oplos-
bare stoffen uit de rest zeer moeilijk geworden. Wel
was het (NH4)2S04 met Ba(OH) 2-water weg te
krijgen, maar tevens veranderde dan de kleurstof in
een zwartachtig product, waar natuurlijk niet veel
mee te beginnen was.
Hierom hebben we later de versche bol direct met
aceton behandeld, en het extract, onder toevoeging
van CaCOs voor neutrale reactie, in vacuum bij 25°
ingedampt tot droog. De droge rest werd dan met
aether en aethylacetaat in soxhlet geëxtraheerd; het
residu bevatte nu enkel kleurstof en suiker.
Uit dit mengsel werd dan de kleurstof met
Pb (OH)2 neergeslagen. Later werkten we met de
tinctuur, omdat deze meer kleurstof bevat dan het
acetonextract.
Kleurstofbereiding;
De waterige oplossing van de tinctuurdroogrest
werd met versch gepraecipiteerd Pb (OH)3 behan-
deld het neerslag afgezogen, gewasschen en daarna
met kokende alkohol geëxtraheerd.
Hie^oor wordt het oplosbare scillareen verwii-
tfi Unbsp;c'^/nbsp;opgeslibt in waterige
alKohol en H2S doorgeleid tot verzadiging. Na fll-
treeren verkregen we een roode vloeistof, die nu met
zeer w^nig Pb(OH)2 behandeld werd en gefil-
reerd. De alkoholische oplossing werd nu in vacuum
tot droog ingedampt.
Het resteerende poeder bestond uit glinsterende
blaadjes van een fraaie roode kleur, loste slecht op
m water zoowel als in alkohol. eerst bij verwarmen
ging dit oplossen goed.
Uit 96 % alkohol liet de kleurstof zich met aether
neerslaan, zoodat we daar gebruik van maakten om
de stof te zuiveren. Na 6 maal neerslaan met aether
verkregen we een rosa poeder dat met felroode kleur
oploste in water en alkohol. maar daaruit niet ge-
kristalliseerd kon worden verkregen. De waterde
oplossing werd verschillende malen met dierliiL
kool p.a. geschud en weer met Pb(OH)2 neer-
geslagen. het is ons evenwel niet gelukt de kleurstof
kristallijn te verkrijgen.
Een bepaling van het aschgehalte van de verst
0.04 % aschrest overbleef, hetgeen zeer qerinq te
noemen is.nbsp;o s ^
Hoind A 9.5 Kgr.
Tijd
1^30nbsp;9 0.500 0.75
1.50 intramusculaire injectie van 5oquot;mJr. K. in 5 cc^HgO
-ocr page 79-
hoeveelheid |
mg. NaCl |
cm® urine | ||
Tijd |
urine |
% NaCl |
per minuut |
per minuut |
2.00 |
12 |
0.505 |
0.66 |
0.13 |
3.00 |
10 |
0.400 |
0.68 |
0.17 |
4.00 |
7 |
0.465 |
0.55 |
0.12 |
5.00 |
5 |
0.491 |
0.39 |
0.08 |
Zooals uit de tabel en curve te zien is, werkt de
kleurstof niet op de diurese of op het kikkerhart.
Tenslotte zijn we er toe overgegaan, de verst ge-
zuiverde stof te analyseeren.
gevonden 5.318 mg. = 10.570 CO2
54.22 % Cnbsp; 2.360 H2O
4.93 %Hnbsp;54.20% Cl
40.85 % O klopt met formule C23 H25 O13 = 4.93 % H berekend
40.87 % O
Dat deze kleurstof een glucoside is, bewees het feit
dat bij hydrolyse in waterige oplossing met 10 % HCl
gedurende 3 uur op kokend waterbad, een in water
onoplosbare stof ontstond met daarnaast glucose.
De onoplosbare stof was een oranjekleurig amorph
product dat weer tegen alle verwachting in niet
wilde kristalliseeren. Koken met dierlijke kool, neer-
slaan uit abs. alkohol met H2O enz., was niet
voldoende om de stof zoo zuiver te krijgen, dat zij
kristalliseerde.
Aschbepahng gaf 0.03 % asch.
Uit de bijgaande tabellen blijkt, dat ook het
aglukon noch diuretisch, noch op het kikkerhart,
noch op ratten eenige werking uitoefent.
Analyse gevonden
5.011 mgr. geeft 11.240 CO2 61.27% C klopt met formule
1.10 H2O 4.23 %H
34.60 % Onbsp;Ci7 Hi4 O7
C 61.25 %
Glucose bepaling (Bertrand) =nbsp;H 4.24 %
O 34.51 %
100.0 mgr. stof geeft 35.3 mgr. glucose
Mol. gew. dus ^^ X 180 = 510 (gevonden 509)
Hieruit kunnen we dus besluiten dat de bruto for-
-ocr page 80-mule van de kleurstofnbsp;is en van het
aglukon Ci7Hi407.
Uit de verschillende reacties, b.v. kleuromslagen
met basen en zuren enz., maakten we op, dat deze
kleurstof een anthocyaan-achtige kleurstof is, maar
daar we de pharmacologie van de bol als hoofdzaak
wilden beschouwen, zijn we op de chemie der kleur-
stof niet verder ingegaan.
Overigens is het ophelderen van structuren in de
glucosiden reeks, een werk dat meestal zeer lanqe
tijd vergt (Stoll b.v. werkt al jaren aan het krit
tallijn scillareen A). en dat zeker waard zou zijn er
atzonderlijke publicaties aan te wijden.
Onze conclusie is dan, dat de kleurstof pharma-
cologisch gesproken van geen interesse is.
Hond C 8 Kgr.
hoeveelheidnbsp;^g. NaCl cm® urine
Ti,dnbsp;urmenbsp;% NaCl per minuut per min,ÏLt
0.2
0.17
0.17
9.00nbsp;geledigd
10.00nbsp;12nbsp;0.643nbsp;1 29
11.00nbsp;10nbsp;0.647nbsp;1.08
12.00nbsp;10nbsp;0.652nbsp;1.05
1.50nbsp;20 mgr. aglukon in 4 cc 0.85 % NaCl
9nnnbsp;oonbsp;^ ^^nbsp;intramusculair.
2.00nbsp;22nbsp;0.621nbsp;1.11 0 18
3-00nbsp;9nbsp;0.631nbsp;0.95 0 5
4.00nbsp;9nbsp;0.612nbsp;0 92 0 5
5-00nbsp;7nbsp;0.631nbsp;0.76 0 2
-ocr page 81-HOOFDSTUK VI.
De andere bestanddeelen der Scillabol.
We hebben reeds de belangrijkste stoffen die uit
de Scilla geisoleerd werden, besproken. Dit waren
achtereenvolgens:
10. Scillareen A en B,
2^. het rattoxine,
30. de sinistrine A en B,
40. de kleurstof.
Om volledig te zijn, zullen we in het kort nog de
andere door ons gevonden bestanddeelen vermel-
den, en tevens de stoffen die door vorige onder-
zoekers gevonden zijn, o.a. door Claremont
Analyse van de bol:
water gehalte versche bol tusschen 80 en 90%,
wisselend al naar gelang jaargetijde, verschheid en
plaats van herkomst.
De verdere getallen zijn omgerekend op droog
bolpoeder:
Reduceerende suikers (C) 3 — 12 %
niet reduceerende suikers (C)30 — 60 %
(kort na de oogst het grootst)
kleurstoffennbsp;± 5 %
Si O2 )nbsp;0.4—1 %
gt; aschgehaltenbsp;asch 4 — 5 %
CaO )nbsp;2.5 — 5 %
vezel (Claremont)nbsp;2.5 — 6.5 %
vettennbsp;± 10 %
scillareen tannoiden (Stoll) 0.8 — 1.5%
rattoxinenbsp;± 0.1 %
Coffeine (volgens Ewins)nbsp;0.02 %
vochtnbsp;4 — 5 %
-ocr page 82-verder Na, K, en Mg in zeer kleine hoeveelheden en
het ferment scillarenase, dat scillareen A splitst m
pro-scillaridine A en glucose.
Het Calcium komt in de versche bol voornamelijk
voor als oxalaat. De oxalaatkristallen zijn onder het
microscoop zeer duidelijk te onderscheiden, ze liggen
binnen de cellen in raphiden bundels.
De versche bol vooral de schil, heeft huidprikke-
lende eigenschappen. Hakt of snijdt men een versche
bol in stukjes zonder handschoenen te gebruiken,
dan dringen de vlijmscherpe kristalnaaldjes in de
huid. en veroorzaken daar een 'ondragelijke jeuk.
De vroeger zoo geroemde rheumatiek genezende
kracht, was wel voornamelijk aan het bestaan van
deze calcium-oxalaat kristallen te danken. Door het
inwrijven van de huid met Scillabol wordt deze
sterk geïrriteerd en warm. Ook de jeuk zal wel bij-
qedraqen hebben tot het afleiden van het pijngevoel.
Een gedeelte van het Calcium en het Natrium en
Kalium en Magnesium komen voor als silicaten.
De suikers zijn reeds genoemd, behalve de redu-
ceerende. die vertegenwoordigd worden door de
glucose en de saccharose. De vetten leveren bij ver-
zeeping vitosterinen en verschillende vetzuren, o.a.
propionzuur.nbsp;.
Pharmacologisch zijn ze volkomen onbelangrijk.
Literatuur hierover: Buschmann i»), Clare-
mont 41).
Coffeine hebben wij wel aangetoond, maar met
quantitatief bepaald; de cijfers zijn van Ewins ^j.
Coffeine is een zeer sterk diureticum. zoo dat de
vraag bij ons gerezen is of de Coffeine aansprakelijk
gesteld kan worden voor diuretische werking.
Evenwel is de hoeveelheid Coffeine zoo gering,
dat we met deze mogelijkheid verder geen rekening
meer gehouden hebben.
Rest ons nog te vermelden dat in de versche bol
-ocr page 83-zeer veel slijmstoffen voorkomen, die het bijna
^mogelijk maken, een geconcentreerd waterig
extract te bereiden. Toevoeging van aceton of alko-
S doet de slijmstoffen neerslaan zoodat wi, be-
halve ^ de suikerbereiding steeds werkten met
alkohol of aceton extracten.
HOOFDSTUK VII.
Samenvatting.
De pharmacologie van de roode Scillabol is door
middel van eigen proeven en door litteratuuronder-
zoek onderzocht.
Scillareen A en B zijn de bestanddeelen die op
het hart werken. Bij het intacte dier is hun diure-
tische werking zeer gering. Met het isoleeren van
het scillareen door A. Stoll e.m. is het scilla-
probleem niet geheel opgelost, daar scillareen met
toxisch is voor ratten.
Het rattendoodende bestanddeel werd door ons
qeisoleerd, evenwel waarschijnlijk nog niet in een
qeheel zuivere vorm. Het is een ongekleurd, stikstof-
vrij qlucoside dat in hoeveelheden van 0.2 mgr. per
Kqr rat de dood binnen 60 uur veroorzaakt. We
zouden dit glucoside de naam van rattoxine willen
geven.nbsp;o i i l u
Verder isoleerden we volgens Schlubach en
Elsner uit de bol een suiker, n.1. de Sinistrine,
waarvan we de pharmacologische werking onder-
^quot;^S^Sstrine werkt 10 maal sterker diuretisch dan
andere suikers als b.v. lactose en saccharose; belang-
rijk is vooral haar sterke zout-uitdrijvende werking.
Klinische resultaten zullen moeten worden afp-
wacht om de werking in de praktijk te kunnen be-
oordeelen. In totaal bevat de Scilla Maritima vol-
gens onze meening drie pharmacologisch belangrijke
stoffen, n.1.:
1«. scillareen (summascil),
20. rattoxine,
30. sinistrine.
Over het rattoxine wordt het onderzoek nader
voortgezet.nbsp;__
RESUMÉ.
Par moyen de propres experiences et de la litté-
rature, nous avons étudiée la pharmacologie de la
scille rouge.
Le scillarène A et B sont les substances fonction-
nant sur le coeur.
Sur l'animal intacte, leur action diuretique est tres
^^ En'isolant le scillarène, A. Stoll e c n'ont pas
pas encore résolu entièrement le problème de la
scille, parce que le scillarène n'est pas toxeique chez
des rats.
Nous avons isolé, cependant problablement ne p.as
encore dans un état très pur, le principe raticide.
Il s'agit d'un glucoside, décoloré et desazote, qui
entraine la mort dans 3 jours en quantités de
0.2 mgr./Kgr. rat. Nous proposons pour ce glucoside
le nom de ,,rattoxinequot;.
Enfin nous avons preparé suivant la methode de
Schlubach et Eisner un sucre, la sinistrine,
dont nous avons étudié l'action pharmacologique.
L'action diurétique de la sinistrine est de 10 X plus
active, que celle d'autres sucres comme p.e. lactose
et saccharose: surtout son action se concerne
d'éloigner le sel du tissu.
Il faut la pratiquer dans la clinique, pour en luger
l'effet.nbsp;, ^
De notre avis, la scille rouge entient 3 substances
qui sont importantes du point de vue pharmaco-
logique:
1^'. le scillarène.
2quot;. la rattoxine.
3quot;. la sinistrine.
Papyrus Ebers.
Dioscurides.
I.nbsp;Mendel.
Ther. der Gegenw. 1918, 16—20.
II.nbsp;Dixon en Haynes.
Biochem. J. P, 1906. 62.-
UI. Markwalder.
Klin. Wschr. 1922, 212.
IV. Stoll e.m.
Verb, der Schweiz. Naturforsch, ges,
1927, II, 132—134. 271.
Idemnbsp;1932, 331, 435.
Ein gang durch biochem. Forsch. Arbeit. Berlin, 1933.
Helv. chim. acta. 16, 703-733, 1933.
Idemnbsp;16, 1049, 1933.
Idemnbsp;17, 641—64, 1934.
Hoppe-Seyler Zeitschr. 222, 24—38, 1933.
Schweiz. Med. Wschr. 57, 1169 (1927).
5.nbsp;Ewins.
J. of Pharmacol, a. Ther. 3, 1912, 155.
6.nbsp;Jarmerstaedt.
Arch. f. exp. Path. 11, 22.
7.nbsp;Vogel.
Ann. de Chimie 1812, 83, 147.
8.nbsp;Schlubach.
Ber. 62, 1491—93.
9.nbsp;Bley.
Arch. d. Pharm. 1850, 141.
10.nbsp;Buschmann.
Arch. d. Pharm. 257, I. 79 (1919).
11.nbsp;Merck.
Pharm. Zeitschr. 286 (1879).
Merck's Jahresber. 1911, 113-5.
12.nbsp;Kopacsewski.
C. r. Acad. Sei. Paris 158, 1520 (1914).
Bioch. J. 66, 501
en Henrijean C. r. Acad. Sei. P. 183, 376 (1926).
13.nbsp;Schmiedeberg.
Hoppe Seyler s Zeitschr. 3, 130 (1879).
14.nbsp;Riehe, Remont.
Cit. Buschmann 10.
15.nbsp;Lebordais.
Arch. d. Pharm. 1848.
16.nbsp;Boerhaave.
Element. Chim. 2, 122.
17.nbsp;van Swieten.
18.nbsp;Danzel.
Extrait du Bull. d. 1. Soc. franc, d. Ing. Col. 1935.
19.nbsp;van Esveld.
Verslagen en mededeeling. betreff, de Volksgezond-
heid Juh 1934.
20.nbsp;Winten.
J. of Pharm. 31, 123 (1927).
Idemnbsp;31 137 (1927).
21.nbsp;L. Frijda.
Proefschrift Utrecht 1934.
22.nbsp;Starling.
Proc. of the roy. soc. of med. 97, 321 (1925).
23.nbsp;Gremels.
Arch. f. exp. Path. 157, 92 (1930).
24.nbsp;Rothlin.
Schweiz, med. Wschr. 49, 1169 (1927).
25.nbsp;Oliaro.
Revue de Pharm, e. d. Ther. exp. Dec. 1932.
26.nbsp;de Premankur.
J. of Pharm. 31, 35 (1927).
27.nbsp;Diaz.
Ann. Inst. Modelo Clin. Med. 13, 397.
28.nbsp;Graf.
Arch. f. exp. Path. 140, 355 (1929).
-ocr page 88-29.nbsp;Dubinskaja.
Z. eksper. Biol. i. med. 10, 122 (1928).
30.nbsp;Withering.
An. Account of the Foxglove and some of the medical
uses (Duitsche vertaling, blz. 19).
31.nbsp;Fragge en Stevenson.
Pharmac. J. 7, 421 (1866).
32.nbsp;Hirch.
Arch. f. exp. Path. 160, 220 (1931).
33.nbsp;Costapagianotis.
Arch. f. exp. Path. 167, 674 (1933).
34.nbsp;Schmiedeberg.
Zeitschr. f. phys. chem. 3, 114 (1879).
35.nbsp;Rosenthaler en Kohli.
Apot. Ztg. 1097 (1930).
36.nbsp;H. Colin en Chaudin.
Bull. Soc. Chim. biol. 15, 1520 (1933).
37.nbsp;Hamburger.
Biochem. Zeitschr. 1922 (128) 185.
38.nbsp;Brasol.
Arch. f. exp. Path. 1884, 211.
39.nbsp;Hartwich.
Arch. f. exp. Path. Ill, 94 (1926).
40.nbsp;Arrows.
Arch. f. exp. Path. 85, 359 (1920).
41.nbsp;Claremont.
Analyst. 1922, 60.
42.nbsp;Hirchfeld.
Kyklos Jahrb. d. Inst. f. Gesch. d. Med., Band 2, 163.
43.nbsp;Handbuch der Pflanzenanalyse.
44.nbsp;Storm van Leeuwen.
Algemeene Pharmacologie
45.nbsp;A. Hefter.
Handbuch der Pharmacologie.
46.nbsp;Kurtz.
Dissertation Erlangen 1893.
/m
-ocr page 89-kleurstofnbsp;kleurstof
0,4 mgrop 1 cc Ringer 0,1 mgr op 1 cc Ringer
rattoxinenbsp;agiukon van de kleurstof
1 mgr op 1 cc Ringer 0,4 mgr op 1 cc Ringer
-ocr page 90- -ocr page 91-De meening van Danzel, dat de kleurstof uit
de roode varieteit der Scilla maritima aangezien
moet worden voor de rattendoodende stof, is niet
juist.
Bij de ijking van atropine bevattende genees-
middelen, is het wenschelijk, de chemische methode,
en de biologische methode van Pulewka, naast
elkaar aan te wenden.
Arch. f. exp. Path 169, 482 (1933).
178, 439 (1935).
Bij de door histamine veroorzaakte bloedsdruks-
daling, spelen de huid en spiervaten een zeer
groote rol.
Dragomir Matieff en Max Schneider.
Pflüger's arch. 236 (1935) 605.
De onderzoekingen van Stanley, over het virus
der mozaïkziekte bij tabak, rechtvaardigen de con-
clusie, dat dit virus van niet-levende aard is.
Stanley — Science t. 28 Juni 1935, p. 644.
Het biedt geen voordeelen, het geslacht Citro-
bacter als een nieuw geslacht in te voeren.
Werkman, Gibbon ^ Journ, of Bact. 23, 1932, 167.
-ocr page 92--ifSiamp;i
, H.
■■■■ ■ m-- ■
m
...
-ocr page 93-De vermelding van Schmitt dat bij alkalismelt
van Kalium sulfanilaat, aniline sulfaten ontstaan,
is met juist.nbsp;Woroshtzow en M. M. Schemjakin.
Ber.69,1, 148 (1935).
De vorming van hydroxamzuren uit aldehyden en
hydroxylaminen, berust primair op een additie. Ue
hypothese van An geli moet verlaten worden.
Oddo en Deleo - Ber. 69, 294 (1936).
De solidus-liquidus curven van mengsels van
zwaar en gewoon water, vallen niet samen.
A, Eucken en K. Schäfer.
Zeitschr. f. Anor. Chem. 225.
319.
De dampdrukmetingen van Baur en Brunner
bij hoogkokende metalen, zijn aan bedenkingen
onderhevig.nbsp;^^^^nbsp;^^^^ ^^
Het ware te wenschen, dat pas afgestudeerde
Nederlandsche chemici in de gelegenheid gesteld
werden, zich te specialiseeren in die takken van
industrie, waar thans meestal, uit hoofde van hun
meer gespecialiseerde opleiding, buitenlandsche
krachten gebruikt worden.
m
in
■ y gt;'gt;
^m.'-;... «'w
' ^^^^
•ijl.. -11.»nbsp;.quot;'V' - - ••nbsp;•quot;•'nbsp;Vnbsp;i!,. yt,!.-^nbsp;». .quot;il
J-
^
\ «■f/i''
^^ ^ -'S. «
r-
quot;^tüiJufUayis-voor PsychoptrTAfc-
t« Avereest, sj^
lO'-.«