-ocr page 1-

DE STAATSSCHULDEN

GETOETST AAN DE BEGINSELEN

DER

STAATSïmSIIOlDKlJl^DE.

-ocr page 2-

g aü J u KO 8 ^À A

-ocr page 3-

DE STAATSSCHULDEN

GETOETST AAN J3E BEGINSELEN

DER

s T a a r s h V I s h o t 1) iv u x 1) k.

EENE PROEVE
TER VETIKETJGING VAN DEN GllAAD

VAX

DOdTOR DE REGTEN

AAN DE

UTRECHTSCHB HOOGESCHOOI.,

DOOK,

II. HOOFT GRAAFLAND.

------

riKECllT.

13. 1) E K M M A.

1 8 5 1.

f)

j

-ocr page 4-

(fî; r?. fo-nbsp;» fW

iï ^ji amp; /4 I

«Ploratiiv lacrymis aœissa pecunia ycris.'

JUVENAI.IS.

»Mille circonstances imprévues accélèrent ou retardent
un bouleversement ; mais on peut affirmer que les États
endettés, qui s'étourdissent sur leurs dangers, arri-
veront à la banqueroute, de même que la mort est
certaine , sans que l'époque en soit connue.»

-ocr page 5-

1 M 11 O II 0.

Bl.

INLEIDING..............

EERSTE HOOEDSTUK.
Over de staatsschulden in het algemeen.

§ 1. Begrip van staatsschuld........5.

§ 2. Oorzaken der staatsschulden..............quot;

§ 3. Iets over de historie der staatsschulden ...nbsp;8.

§ 4. Over de vormen der staatsschulden ....nbsp;19.

§ 5. De effektenhandel ..........

§ 6. Het beursspel . . .............27.

§ 7. Rijzing en daling der effekten......31.

TWEEDE HOOEDSTUK.
Over de leentngen.

§ 1. Begrip van leeningen

I. GEDWONGEN LEENINGEN.

§ 2. Onmiddellijk gedwongen leeningen.....

§ 3. Gevorderde voorschotten op de belastingen . . 40.

-ocr page 6-

BL

§ 4. Achterstanden {arriérés, Aui^gaberückstdiide) .nbsp;43.

§ 5, Papieren geld............43.

§ 6. Borgtogten en consignatiën.......47.

II. vrijwillige leeningen.

A.nbsp;Foor korten tijd.

§ 7. Gevraagde voorschotten op de belastingen. .nbsp;48.

§ 8. Kredietpapier............49.

B.nbsp;Voor langen tyd.

a. waarbij ali.een intrest betaald wordt,

§ 9. Met een'bepaalden tijd voor de aflossing(anbsp;51.
§ 10. Met een' onbepaalden tijd voor de aflossing

{a rente perpétuelk perpetual annuities) .nbsp;53.

h. Waarbij nevens den intrest een gedeelte van

het kapitaal terugbetaald wordt.

§ 11. Eigenlijke tijdrenten {annuitiesfor terms, oiyears). 54.

§ 13. Lijfrenten {annuities for life., rentes viagères).nbsp;56.

§ 13. Tontinen {tontines).........58.

c. waarbij bij de aflossing avinsten
kunnen ten deel vallen.

§ 14. Loterijleeningen...........59.

§ 15. Welke is de beste soort van leeningen? . .nbsp;63.

§ 16. Wijzen, waarop de leeningen gesloten worden.nbsp;64.

§ 17. Over intrest of rente.........71.

.»I

-ocr page 7-

BL

§ 18. Over het staatskrediet........79.

§19. Conversie van staatsschulden...... 87.

§ 20. Wat is gunstiger, dat de regering van vreemden

leent, of van ingezetenen?......91.

DERDE HOOFDSTUK.
Over delging van scliuld.

§ 1. Over delging van staatsschulden in het algemeen. 96.

§ 2. Over amortisatiefondsen........106.

§ 3. Over een staatsbankroet........117.

TIERDE HOOFDSTUK.
Hadeelen der staatssebulden.

§ 1. De natie wordt armer........125.

§ 2. De staatsleeningen geven aanleiding, dat er
meer verkwist wordt, en meer oorlogen ge-
voerd wcfrden...........131.

§ 3. Belastingen.........' • . 136.

§ 4. Ongelijke verdeeling der goederen.....138.

§ 5. Het beursspel...........143.

§ 6. Een staatsbankroet.........quot;

VIJEDE HOOFDSTUK.
I^e apologie der staatsschulden wederlegd.

§nbsp;1-nbsp;De natie wordt rijker.........144.

§nbsp;2.nbsp;De staatsschulden bevorderen vrede en rust .nbsp;151.

§nbsp;3.nbsp;Gunstige ofonschadelijke verdeeling der goederennbsp;153.

§nbsp;4.nbsp;Staatsschulden bevorderen de circulatie. . .nbsp;162.

-ocr page 8-

Bh

§ 5. Leeningen van den staat beletten, dat de ka-
pitalen uit het land gaan.......165.

§ 6. De staatsschulden zijn een prikkel voor de re-
geringen , om zich goed te gedragen . . .166,
BESLUIT............... 168.

...... ,..... ^..--—

-ocr page 9-

L IJ S T

TAW DE MEESTE DER AANGEHAALDE WERIiEM.

Ackersdyck, (/.) Nederlands Financiën. Nationale Schuld,

Amsterdam, 1843.

// // Vervolg, Utrecht, 1843.

//nbsp;// Over Belastingen en Bezuiniging, Utrecht,

1849.

BaiUy , (A.) Histoire financière de la Prance depuis l'ori-
gine de la monarchiejnsquala fin de 1786, Paris, 1839.

Blanqui aine, Histoire de FÉconomie politique en Europe ,
depuis les anciens jusqu'à nos jours, 3e édition, Pa-
ris, 1845.

Bresson, (/.) Histoire financière de la Trance depuis
l'origine de la monarchie jusqu'à l'année^ 1828, Pa-
ris, 18-29.

Cohen, {B.) Compendium of Finance, edition, Lon-
don, 1828.

. . . ., (Mr.) Over de Belastingen, het Beheer der
Geldmiddelen, de Staatsonkosten, en de Bezoldiging
«ier Ambtenaren, staande de Eepnbliek der Vereenigde
Nederlanden, Amsterdam, 1837.

Broz, (ƒ.) Économie politique ou Principes de la science
des Richesses , 2e édition , Paris , 1846.

-ocr page 10-

Hngels, (Mr. P. H.) De Geschiedenis der Belastingen in
Nederland, van de vroegste tijden tot op heden, met
eenen beknopten inhoud der tegenwoordig in werking
zijnde Belastingwetten, Rotterdam, 1848.

Feller., (Dr. JE) Archiv der Staatspapiere, enthaltend
den Ursprung, die Einrichtung und den jetzigen Zu-
stand der Staats-Anleihen , 2« Auflage , Leipzig , 1834.

Ganilh, De la science des Einances, et du ministère de
M. le comte de Villèle, Paris, 1825.

// Dictionnaire analytique d'Economie politique, Pa-
ris et Bruxelles, 1826.

^^all, (Mr. F. A. van) Proeve van een onderzoek omtrent
de Schuld van het Koningrijk der Nederlanden, Am-
sterdam , 1840.

Hamilton, (J2.) An Inquiry concerning the Eise and
Progress, the Redemption and present State, and the
Management of the National Debt of Great Britain
and Ireland, the edition, Edinburgh, 1818.

Eüllmann, {K. B.) Deutsche Einanz-Geschichte des Mit-
telalters, Berlin, 1805.

Klvit, [A.) Primae lineae collegii diplomatico-historico-
politici, Lugduni Batavorum, 1780.

Kops, (Mr. J. L. de Bruyn) Beginselen van Staathuis-
houdkunde, Leyden en Amsterdam, 1850.

Lihawetz-Oierhauser, (Dr. A.) Die europäischen Staats-
Schulden vergleichend dargestellt, Wien, 1850.

Malthis, Principes d'Économie politique considérés sous
le rapport de leur application pratique, édition, Paris,
chez Guillaumin et Ce, 1846.

Mac Culloch, {J. R.) A Treatise on the principles and
practical influence of Taxation and the Funding System,
London, 1845.

•if. '
f »

-ocr page 11-

Metelerkamj), {It) De Toestand van Nederland in ver-
gelijking gebragt met die van enige andere landen
van Europa, Rotterdam , 1804 ^

Montesquieu, Esprit des Lois, Paris , 1B45.

Nebenius, (F.) Der öffentliche Credit, Carlsruhe und
Baden, 1820.— Auflage, 1er, Allgemeiner Theil,
Karlsruhe u. Baden , 1829.

{Osiander, {H. F.)) Geschichtliche Darstellung der nie-
derländischen Finanzen, seit der wiedererlangten Selbst-
ständigkeit des Staates in 1813, Amsterdam, 18^9.

Osiander, {H. F.) Geschichtliche Darstellung der nie-
derländischen Finanzen von 1830—33, Stuttgart, 1834

{Pinto, (I.)) Traité de la Circulation et du Credit. Con-
tenant une
Analyse raisonnêe des Fonds d'Angleterre,
amp; de ce qu'on appelle Commerce ou Jeu d'Actions,
Amsterdam, 1771.

Rau , (Dr. K. H.) Lehrbuch der politischen Oekonomie,
Heidelberg. Ir Band. Volkswirthschaftslehre, 5e Ausgabe,
1847.— Her Band. Yolkswirthschaftspolitik, 3e Ausg.,
1844 —
Iiier Band. Einanzwissenschaft, 1« Abtheilung,
3e Ausg., 1850 ; 2e Abth., Ausg., 1846.

Ricardo, (i?.) Oeuvres complètes, traduites en Français
par MM. • Constancio et A. Eonteyraud , Paris, «hez
Guillaumin et C® , 1847.

8ay, {J.-B.) Traité d'Économie politique, Paris, chez
Guillaumin et Ce, 1841.

'/ // quot; Cours complet d'Économie politique pra-
tique, Bruxelles, 1843.

Schmidts, (C. Z.) Histoire raisonnêe des Ponds publics de tous
les États de l'Europe et de l'Amérique , Amsterdam , 1824.

Sinclair, {J.) The History of the public Eevenue of the
British Empire, the 3J edition, London, 1803 amp; 1804

-ocr page 12-

Stnitli, (A.) Kecherclies sur la Nature et les Causes de la
Richesse des Nations, traduction du comte G. Gar-
nier , Paris, chez Guillaumin et C«, 1843.

Schuld (De) van den Staat als Aanwinst van het Na-
tionaal Vermogen, uit den tegenwoordigen Staat van
Engeland toegelicht, 's Gravenhage, 1839.

Storch, (jff.) Cours d'Économie politique, ou Exposition
des principes qui déterminent la Prospérité des Na-
tions, St.-Pétersbourg, 1815.

Tex, (Mr. C. A. den) Over den invloed van Staatsgeld-
leeningen op de vermeerdering of vermindering van den
nationalen rijkdom. (In de Nederlandsche Jaarboeken
voor Eegtsgeleerdheid en Wetgeving, verzameld en
uitgegeven door Mr. C. A. den Tex en Mr. J. van
Hall, 3e deel, Amsterdam , 1840.)

VoortMysen, {E. van) Hz., De Directe Belastingen, in-
zonderheid die op de Inkomsten, Utrecht, 1848.

Wagenaar, {J.) Vaderlandsche Historie, 2e druk, Am-
sterdam, 1752.

-ocr page 13-

1 N h E 1 I) l N G.

}let is billijk, dat elk lid der inaatscliappij, in evenre-
digheid van zijn verinogen, bijdrage, om die maatschappij,
welke hein veiliglieid van persoon en goederen waarborgt
en
7.00 vele andere onberekenbare voordeelen verschaft,
in stand te houden. Een staat heeft in het algemeen geen
eigene bezittingen en dus ook geen eigene inkomsten,
althans geene, die toereikend zouden zijn, om in zijne me-
nigvuldige behoeften te voorzien '); er blijft dus geen
ander middel over, dan dat de ingezetenen een gedeelte
van hunne inkomsten afstaan, met andere woorden, be-
lastingen opbrengen. Belastingen intusschen, hoe noodza-
kelijk ook, zijn een kwaad, omdat zij eene opoffering-
van den belastingschuldige vereischen; alleen omdat de
staat van zijnen kant voordeelen schenkt, worden zij met
billijkheid opgelegd, en kan de staat vorderen, dat zi j
zonder gemor en ontevredenheid gedragen worden. Het is

1) Slalen kunnen eigene bezittingen bebben , zoowel bodpin {do
meinen)
als kapitalen. Domeinen waren vroeger eene hoofdbron der
openbare inkomsten. Met hunne kapitalen kuniien de staten onderne-
mers van nijverheid zijn, doch in den regel is ziilics af te raden, on
heeft het ooii geen plaats, behalve wat de munt en het postwezen
tgt;etrelt. Uomeineu leveren meestal veel minder op dan particuliere
grondeigendommen ; in de meeste takken vau nijverheid zal de slaat
minder goed slagen.

-ocr page 14-

duidelijlc, dat, \vanneer de belastingschuldige in de voor-
deelen, die de staat hem schenkt, geene vergoeding of
geen evenredige vergoeding vindt voor de offers, die van
hem geeischt worden, de eenige grond, waarop hunne
biilijkheid rust, wegvalt. Zoo zegt de groote I'ransche
staatshuishoudkundige, J. B. Say:

//Quand les peuples ne jouissent pas des avantages que
l'impôt peut leur procurer, quand le sacrifice auquel il
les soumet n'est pas balancé par l'avantage qu'ils en reti-
rent , il y a
iniquité. Ce bien leur appartient ; on ne sau-
rait,' à moins de commettre
un vol, ne pas leur donner
en échange un bien qui le vaille '). — toutes les fois que
le sacrifice qu'il impose ne tourne pas au profit du peuple,
qu'il n'est pas employé à pourvoir à la satisfaction de l'un
ou de l'autre de ses besoins, il y a une
violation àu droit
de propriétéquot;

Het voordeel dus van elke uitgaaf moet tegen de opof-
fering, die zij vereischt, opwegen'). Slechts noodza-
kelijke, of nuttige uitgaven zijn aan den staat veroor-
loofd'). Voortreffelijk zegt de schrandere Montesquieu =) :

1)nbsp;Cours complet, pag. 492.

2)nbsp;Cours complet, pag. 430. Vg. Slorch, IV, pag. 128; Rau. 111, § 28.

3)nbsp;.Man sollte keine Ausgaben beschlieszen , deren Aufbringung den
Bürgern ein gröszeres üebel zufügt, als das durch sie zu Wege ge-
brachte Gute beträgt, .(ßa«, III, § 468). -
--voter une dépense , c'est

décider que l'avantage que l'État doit en tirer est assez grand pour
balancer le sacrifice
qu'elle occasionne.« (Say , Cours complet, pag. 489.)

4)nbsp;Noodiahelijke uitgaven zgn dezulke , zonder welke de staat niet
zou kunnen bestaan, of in gedurig gevaar verkeeren zoo , zooals het
onderhoud van een leger . de jaarwedden der overheden , enz.
Nuttige
zijn dezulke, die het algemeen welzijn bevorderen, zooals uitgaven voor
inrigtingen van ouderwijs, liet aanleggen van wegen , kanalen, enz.

5)nbsp;Livre XIII, ch. 1.

-ocr page 15-

»Pour bien fixer ces revenus (de F État), il faut avoir

égard et aux nécessités de l'État, et aux nécessités desnbsp;|}

citoyens. Il ne faut point prendre au peuple sur ses besoinsnbsp;1'!

réels, pour des besoins de l'État imaginaires.— Il n'y a riennbsp;|

que la sagesse et la prudence doivent plus régler que cette

portion qu'on ôte et cette portion qu'on laisse aux sujets.

Ce n'est point à ce que le peuple pent donner qu'il fautnbsp;|

mesurer les revenus publics, mais à ce qu'il doit donner.'/nbsp;|

Hoe vaak echter hebben de regeringen zich aan verspillin-nbsp;i,

gen schuldig gemaakt! De geschiedenis van schier alle volken
kan daarvan ten bewijze verstrekken. Daar de inkoftisten
nbsp;[jj

van den staat uit de inkomsten der ingezetenen gevondennbsp;||

worden , zoo is het duidelijk, dat wat de regering verspiltnbsp;|

door de ingezetenen moet worden opgebragt; hoe meernbsp;|

de staat verteert, hoe minder de ingezetenen overhouden.nbsp;i|j

En niet aUeen, dat de regeringen verteerden, wat jaar-nbsp;|j

lijks door de ingezetenen uit hunne inkomsten werd op-
gebragt : verkwistingen van allerlei aard, kostbare oorlogen
en andere buitengewone omstandigheden deden maar al te
dikwijls een tekort ontstaan. Men durfde niet altijd zulke
hooge belastingen opleggen als noodig zouden geweest zijn,
hierin te voorzien, en moest dus naar andere middelen
zoeken, om de tekorten te dekken. Een uitmuntend mid-
del vond men daarvoor in het maken van
staatsschulden,
dat al meer en meer op eene groote schaal is te baat ge-
nomen. Men ziet zich dan niet tot spaarzaamheid ge-
drongen en behoeft de uitgaven niet te beperken.

De staatsschulden en de belastingen, die er het gevolg
van zijn, zijn in de nieuwere tijden tot zulk eene hoogte
opgevoerd, dat men zulks bij oude schrijvers omtrent
de vroegere volken aangeteekend vindende, geneigd zoude
zijn, hunne berigten voor fabels te houden. Dan helaas !

-ocr page 16-

liet zijn geene fabels, maar trfiurige waarlieJen; de meeste
staten gaan onder eenen drnkkenden scliuldenlast ge-
bukt')!

Worden die staatsschulden door sommigen als hoogst
nadeelig en verderfelijk afgeschilderd, er zijn er weêr
anderen, die als verdedigers daarvan zijn opgetreden.
Het kwam ons niet onbelangrijk voor de gronden, die van
weerszijde worden aangevoerd opzettelijk na te gaan, te
onderzoeken, welken invloed de staatsschulden op de wel-
vaart der volken uitoefenen. De Staatshuishoudkunde, de
weteifSchap, die de welvaart ten onderwerp heeft, en de
oorzaken leert kennen, die haar te weeg brengen, of ver-
nietigen, zal daarbij de toetssteen moeten zijn.

De overweging van de voor- en nadeelen der staats-
schulden zullen wij vooraf doen gaan door eene beschou-
wing van de wijze, waarop die staatsschulden ontstaan
en gedelgd kunnen worden.

1) In Europa lijn er slechls weinige slalen, die geene schulden hebben,
t. w. het koningrijk Zweden (imlien men daar het papierengeld uit-
ïondert), het groothertogdom Toskanen , de meeste Zwitscrsche kan-
tons , de republiek San Marino en de vorstendommen Lichlenstein,
Lippe-Dotraold en Lippe-Schaumburg.
{'lie Uknweli-Oberluiuscr, i,. 36.)

-ocr page 17-

EEE8TE HOOFDSTUK.
Over de staaisschuldeu in het algemeen.

§ 1-

\

Beyrij) can tslaalsschuld. r

Eene schuld is eene verpligting om aan een' ander
iets te geven.

De openbare of staatssc/mlden zi jn die schulden, welke
de regeringen in naam der natiën hebben aangegaan.

Ue staatsschuld of schuld van een' staat in de ruim-
st« beteekeuis omvat alles, wat de staat, uit welke oor-
zaak ook, verschuldigd is (verpligt is om te geven).

,In eene engere beteekenis noemt men staatsschuld wat
de staat geleend, of waarvoor hij zich schuldenaar erkend
heeft.

§ 2.

Oorzaken der slaatsscktihlan.

Eeu privaatman moet zijne uitgaven naar zijne inkom-
sten regelen; maar die regel kan op den staat van geene
'oepussing zijn. De staat heft zooveel van de inkomsten
der ingezetenen als tot de gewone uitgaven benoodigd is;
dat is , de inkomsten worden naar de gewone uitgaven ge-
regeld , terwijl bij den privaatmau liet omgekeerde plaats
vindt. aiuu'cr dt' slaat nu buitengewone uitgaven doet.

-ocr page 18-

zijn de gewone inkomsten dikwijls niet toereikende en
moeten er middelen gezocht worden, om in het tekort te
voorzien. Die buitengewone uitgaven bestaan vooral in
oorlogskosten. Volgens Adam Smith heeft de Amerikaansche
oorlog aan Engeland meer dan 100 millioen p. st. gekost').
Say vermeldt, dat de oorlogen van Napoleon aan Erankrijk
alleen 5000 millioen franken gekost hebben '). Het is ech-
ter niet slechts in oorlogstijden, dat de inkomsten ontoerei-
kende zijn. Verkwistingen, eene kostbare staatshuishouding,
te
hoogeTaming van verwacht wordende inkomstendoen
maar al te dikwijls te midden van den vrede verbazende te-
korten ontstaan. Somtijds ook worden er staatsschulden
gemaakt tot hoogst nuttige uitgaven, b. v. tot het droog-
maken van meren , het aanleggen van spoorwegen , enz.

Heeft de staat eigene bezittingen, domeinen, dan zou
hij er in kunnen voorzien door deze te vervreemden;
doch dikwijls zullen zij niet eens hiertoe voldoende zijn.
Gesteld echter dat zulks het geval is, dan kan het nog on-
raadzaim zijn tot vervreemding over te gaan *). Oudtijds
verzamelden de meeste staten een schat, om daaruit bui-
tengewone uitgaven te bestrijden , doch dit is een zeer
ongeschikte maatregel geworden').

1)nbsp;Smith , 11 , pag. 636 , in nola I.

2)nbsp;Say, Cours complet, pag. 445, in nota 1.

Zie wat verschillende oorlogen aan Frankrijk, Engeland en ons
vaderland gekost hebben, bij
den Tex, 1)1. 174, 175.

3)nbsp;Dit heeft in ons vaderland dikwijls plaats gehad ten opzigle
onzer Oost Indische bezittingen.

4)nbsp;Zie Hoofdst. III, § 1.

3) «Te dier lijd waren de volken niet rijk genoeg, om in geval
van nood die belastingen op te brengen , welke de Regering tot het
tiitvoeren vati groote otidcriicmiiigcn noodig had. Iedere Staal verza-
nu
Ulp zich dus eenen scbat , die vooraf was vergaderd uit hetgeen ni

-ocr page 19-

Het is verkeerd, om kapitalen renteloos te laten liggen, die
nuttig aangewend nieuwe rijkdommen zouden doen out-
staa'n ; terwijl het voorhanden zijn van zulk eenen schat al
ligt tot onnoodige uitgaven zal voeren®). Om de buitengewone
uitgaven van deu nieuweren tijd,
vooral de oorlogskosten,
te kunnen dekken , zou de schat ook al zeer groot moe-
ten zijn.

Een ander middel, om in de buitengewone behoeften
te voorzien, bestaat daarin, dat de staat vrijwillige giften
{dons gratuits) vraagt. De ingezetenen moeten dan groote
vaderlandsliefde bezitten, waarop niet altoos te rekenen
valt. En is men tot die giften gedwongen, gelijk o. a.
in ons vaderland meermalen heeft plaats gevonden, dan
zijn zij niet anders dan als belastingen aan te merken,
aan welke men den naam van
vrijwillige giften verkiest
te geven. Voorzeker eene bittere ironie !

Smith, Ricardo en Say stellen voor, om in het te-
kort , dat door buitengewone uitgaven ontstaat, te voorzien
door het heffen van buitengewone belastingen. Maar door
de belastingen zoodanig te verhoogen, als tot dadelijke

den oorlog op vreemde volken was veroverd. Athene had den zijnen ;
de overige vrije Staten van Griekenland (zelfs het armoedige Lacedaemoa
niet uitgezonderd), de Koningen van Perzië , van Macedonie, de Ptole-
méen in Egypte, zelfs de kleine Koningen van Judea , hadden ieder
den hunnen : zoo lang Rome een vrij Gemeenebest was, bezat hetzelve
cenen zeer grooten schat , en onderscheiden van deszei Is eerste Keizers
verzamelden aanmerkelijke sommen , om de buitengewoine uitgaven in
lijd van nood daaruit te vinden.»
(den Tex, bl. 170) Vg. Mac Cui-
loch ,
pag. 396, 397.

1)nbsp;---those who amass treasure,» zegt MacCuUoch (pag. 397),

•withdraw , in so doing , a corresponding amount ol capital from the
great work ol' production.»

2)nbsp;Ran, Hi, § 464 . Sinrlnir , I, fag. .331 ff.

-ocr page 20-

(iekJdjig viui grootc buitengewone uitgaven, zooals voc.r-
namelijk de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren mede-
brengt, zoude vereischt worden,zoude men der nijverheid
en den nationalen rijkdom eenen gevoeligen slag toebren-
gen. Men zoude de meesten noodzaken hunne kapitalen
aan te spreken en dus tegen dien hoofdregel zondigen,
dat de belasting alleen op het inkomen, niet op het ka-
pitaal , drukken mag. De boom mag niet omgehakt worden,
opdat men meer vruchten zou kunnen plukken.

Wij zullen hier later op terugkomen.

Er blijft nog over om te leenen. En is men dan werke-
lijk tot hooge buitengewone uitgaven verpligt, dan verdient
dit middel tot hare bestrijding de voorkeur. Leeningen
hebben het voordeel, dat zij de gevorderd wordende lasten
verligten, door ze over een aantal jaren te verdeden. De
regering verkrijgt op die wijze de kapitalen, die het best
aan hunne bestemming kunnen worden onttrokken, en zal
sjjoediger het geld bij elkander hebben, dan wanneer zij
tot drukkende buitengewone belastingen overging.

Het is dan ten gevolge der omstandigheid, dat de in-
komsten onevenredig zijn aan de uitgaven, dat men
staatsschulden maakt.

§ 3.

Jets over rle historie der staatsschulden.

'/ De Ouden kenden ook wel schulden, die de Staat be-
talen moest. Niets natuurlijker dan dit.--maar het

stelselmatig schuldenmaken en het daarstellen van geves-
tigde Staatschulden behoort alleen bij de nieuwere Vol-
ken tc huis')./'

1,1 lm Jet , M 171, in nula.

-ocr page 21-

GariiieT zegt hieromtrent het volgende'): //De staats-
schulden , de staatsgeldleeningen, de kredietmiddelen
en al die scheppingen van denkbeeldige eigendommen,
waarvan het genot berust op de belastingen, welke onze
naneven eenmaal zullen verkiezen te betalen, zijn fictiën,
die aan de ouden geheel onbekend waren, zelfs in die
verbasterde tijden, in welke de spitsvindigheid van het
sophismus de plaats innam dier gezonde en opregte phi-
losophie, welke aan hun openbaar en huiselijk leven tot
rigtsnoer strekte. Die volken zouden nooit hebben kun-
nen begrijpen, hoe eene regering voor altijd de plaats
van schuldenaar tegenover hare onderdanen kan innemen,
en hoe deze als eenig onderpand van hunne schuldvorde-
ring de belastingen aanzien, die zij zelve in de toekomst
zullen opbrengen. Deze uitvinding, waarbij het zeer twij-
felachtig is, of de volken en regeringen er zich mede
geluk moeten wenschen, behoort geheel tot ons nieuw
Europa.

Het is wel niet zonder voorbeeld , dat in dringenden
nood, de hoofden der regering zich voor het oogenblik
met de beurs van eenige rijke burgers geholpen hebben,
waimeer de schatkist geheel uitgeput was; maar die lee-
ningen , persoonlijk door de overheden en op hun woord
gesloten, moesten op eenen bepaalden tijd, die zeer spoedig
aanbrak, afgelost worden.//

In de middeleeuwen waren de financiën van den staat
veelal niet afgescheiden van die van den vorstDeze

1)nbsp;l'réface de Garnier , voor het werk van Smith, pag. XXVlI, XXVIII.

2)nbsp;Zoo leenden do Romeinsche consuls gedurende den tweeden
I'iinischei) oorlof; eene som . die iii drie termijnen betaald moest
worden. (Zie
Livius , Ub. XXIX, cup. 10, lib. XXXI, cap. 13.)

3)nbsp;Uüllmann , Deutsche Fmam-Qcschichlc, S. 24i—2i6.

-ocr page 22-

bestreed zoowel de uitgaven van den staat als zijne par-
ticuliere uit dezelfde inkomsten. De vorsten leenden ook,
maar zij verbonden zich persoonlijk. Men kwam nog niet
dadelijk tot een stelsel van geldleeningen, zooals wij het
tegenwoordig kennen, waarbij de staat aansprakelijk is
voor de schulden, door de regeringen aangegaan,, en
de aflossing in den regel niet plaats vindtDe per-
soonlijke schulden der regerende vorsten zijn echter veelal
allengs in staatsschulden pvergegaan, al waren die schul-
den zelfs niet uitsluitend tot bestrijding van staatsuitgaven
gemaakt. Ook leende men vroeger zeer dikwijls onder
verband van vaste goederen , of van daartoe aangewe-
zen belastingen. De nieuwe belastingen, die men tot dit
einde tijdelijk plagt in te voeren, zijn veelal eeuwigdu-
rende geworden; dikwijls werden zij, voordat nog de
oude schuld afgelost was, op nieuw verpand. De zeker-
heid, door die belastingen gesteld voor de terugbetaling
van kapitaal en intrest, bleef allengs alleen voor den in-
trest behouden^).

En slechts spaarzaam werd vroeger het middel der
geldleeningen te baat genomen. De staatsuitgaven zijn
eerst later zoo groot geworden, toen de meerdere bescha-

1)nbsp;Say merkt nog op: «Quand le pouvoir d'un prince est asseï
élendu pour qu'il puisse violer ses engageniens sans beaucoup de difli-
cullés , quand c'est le prince qui contracte personnellement , et qu'on
peut craindre que ses obligations ne soient pas reconnues par son suc-
cesseur , les prêteurs répugnent à toute avance de fonds, à moins
qu'elle n'ait un termeoi'i leur imagination se repose.quot;
{Traité, pag 542)

2)nbsp;Zelfs roerende goederen werden somtijds tot pand gegeven. De
Engelsehe koningen Hendrik III , Eduard 111 en Hendrik V verpandden
de kroonjuweeleu en andere koninklijke sieraden.
{Sinclair , I, pag.
.382 , 384 , 387 )

3} Smith , tl , pag. 621 ; Mac Cutloch , pag. 427.

-ocr page 23-

ving nieuwe behoeften deed ontstaan. Veel ook, dat nü
door den staat bekostigd pleegt te worden, behoorde toen
tot de particuliere uitgaven der gemeenten, of van bijzon-
dere instellingen. De kerk b. v., de universiteiten voorza-
gen in hare eigene behoeften. De oorlogen, die groote
bron der staatsschulden, waren lang zoo kostbaar niet
als tegenwoordig, en werden dan nog grootendeels op
eigene kosten gevoerd; de leenmannen moesten den vorst
met een aantal hunner onderhoorigen in den strijd bij-
staan. En daarbij had men nog de gewoonte, om eenen
schat te verzamelen, een maatregel, toen minder onge-
schikt, omdat men minder in de gelegenheid was, om te
leenen; handel en nijverheid hadden nog geene groote ka-
pitalen doen ontstaan.

Het kenmerkend onderscheid tusschen de vroegere en
hedendaagsche leeningen ligt daarin, dat men zich vroe-
ger verbond , om kapitaal en intrest te betalen, terwijl he-
den in den regel slechts de betaling der renten beloofd wordt.

Ware m?n by de oude handelwijze gebleven, dan zou-
den de staatsschulden nimmer tot zulk eene hoogte geko-
men zijn. Nu zijn zij zoo groot geworden , dat eene geheele
aflossing wel immer tot de
pia vota zal blijven behooren.

Het gezamentlijke bedrag der Europesche staatsschul-
den, wordt op 32,000 millioen Ned. guldens berekend').

Daarvan hebben eene staatsschuld:

1) Zie Liknwelz-Oberhnuser, S. 33 ff., en de Europische Slaals-
schnlden {Ome Tijd ,
D. VII , bl 52 volgg.) Men vindt daar het jnisie
tgt;edrag der onderscheidene slaalsschniden opgegeven , in wellie verhou-
zij staan tot de staatsinkomsten . tot de uitgestrektheid van het
grondgebied, enz.

Voor de geschiedenis der staatsschuld van verscheidene landen ïie
men
Cvhrn , Compendium o/ Finance , en Ncbenius, Ie .Viisgabe.

-ocr page 24-

onilfr 1 millioen :
Sclawarzburg-Rudolstadt,
Eeusz,

Scliwarzburg-Sondersliausen en
Modena.

tusschm 1 en 50 millioen :

Waldek,
Nassau,

Hessen-Homburg, ,
Parma,
Oldenburg,
de Jonische eilanden,
Anhalt-Dessau,
Mecklenburg-Strelitz,
Saksen-Altenburg,
Anhalt-Bernburg,
Hessen (keurvorstendom),
Lübeck,

Saksen-Meiningen-Hilburghausen,

Saksen-Coburg-Gotha,

Bremen,

Nassau,

Frankfort,

Anhalt-Kothen ,

Saksen-Wei mar,

Brunswijk,

Mecklenburg-Schw erin ,
W urtemberg,
Griekenland,
Saksen,
Hannover en
Baden.

-ocr page 25-

tünchen de 5U en lüO millioen :

Hamburg.

tusschen de 100 en 1000 millioen :

Beijereii,

Denemarken met Holstein,

de Kerkelijke Staat,

Sardinië,

Sicilië,

Portugal,

België en

Pruissen.

hoven de 1000 millioen:

ßusland,

de Nederlanden, .
Oostenrijk,
Frankrijk ,
Groot-Brittaiije en
Spanje.

Dufresne de Saint-Léon begrootte in 1824 liet bedrag
der gezamentlijke Europesche staatsscbulden op 38 ïi
40,000 milliocn franken.
{Say, Cours complet, pag. 51!)
iii nota 2). Indien die berekening juist is geweest, zouden
de staatsschulden sedert meer dan ^ zijn toegenomen.

De Duitsche schrijver P. von Reden berekent, dat de
Europesche staatsschulden van 1848 tot 1850 met onge-
veer 1300 millioen Thalers (2340 millioen Ned.) vermeer-
derd zijn.

Men meent, dat de Italiaansche republieken, wier nij-
verheid en handelsgeest de eerste instellingen van krediet

-ocr page 26-

deden ontstaan, ook de eerste zijn geweest, die de lie-
dendaagsche staatsleeningen in praktijk liebben gebragt').
//Spanje//, zegt Smith , /^schijnt dit systema aan de Ita-
liaansche republieken ontleend te hebben. — De Spaan-
sche staatsschuld is van zeer oude dagteekening. Dit
koningrijk was reeds zeer met schulden bezwaard voor het
einde der 16« eeuw, omtrent honderd jaar, voordat Enge-
land eenen penning verschuldigd was.//De Engelsche staats-
schuld klimt niet hooger op dan tot het jaar 1688, in-
dien men eene som van 664,000 p. st. uitzondert, die
in 1697 door het parlement aan de schuldeischers van
koning Karei II gegeven werd, tot eene gedeeltelijke ver-
goeding voor de schade, die zij in 1672 bij het ban-
kroet van dien vorst geleden hadden. Maar sedert is de
staatsschuld van Groot-Brittanje met rasse schreden tot
eene ontzettende hoogte geklommen. In 1697 , het jaar
van den Rijswijkschen vrede, beliep zij reeds meer dan
21 millioen p.; in 1714, na den Spaanschen succes-
sie-oorlog 54 m. In 1763 had zij het cijfer van 139 m.
bereikt, waarvan in 1775 bij het uitbreken van den
oorlog met Amerika 10 millioen waren afgelost. Die oor-
log vermeerderde de schuld met 121 millioen, zoodat zij
bijna verdubbeld werd. Nog ontzaggelijker was de schuld-
vermeerdering gedurende den oorlog met de eerste Fran-
sche republiek. In 1817 was de schuld tot 848 millioen
gestegen. Thans beloopt zij 798 millioen, waarvan de
renten en administratiekosten 28 millioen bedragen

1)nbsp;Blanqui, Hist, de I' Ècon. pol. ; torn. I, pag. 269. Vg. Smith,
II, pag. 6i3.

2)nbsp;Smith , 11 , pag. 643.

3)nbsp;Smith, 11, pag. 633 suiv. ; Sinclair, vol. I, part. II, ch. 4,
Hamilton, pari 11; Cohen, pag. 196 ff. , pag. 260 11'. ; Mac Cultoch,

-ocr page 27-

lu Frankrijk werden eerst in 1789 , bij de omwente-
ling, de financiën van den staat van de bijzondere van
den vorst afgescheiden').

De koningen hadden eene onbeperkte magt en stelden
derhalve de natie zoowel voor hunne particuliere schulden
aansprakelijk, als voor die, welke zij ten behoeve van
den staat aangingen. Ook de Fransche koningen hebben
menigvuldig het hulpmiddel der leeningen te baat geno-
men en hunne goederen verpand. Dikwijls hadden zij
zeer weinig krediet. Men verhaalt o. a., dat toen Karei
quot;VIII in 1494 op zijnen togt, om het koningrijk Napels
te veroveren, van de Yenetianen geld wilde leenen, deze
eenen Franschen koopman Jacques Lepelletier tot borg
verlangdenHendrik H verbood eens dat particulieren
zouden leenen, voordat eene leening, welke hij zelf doen
wilde, gesloten was

In Frankrijk schijnen reeds zeer vroegtijdig eeuwigdu-
rende renten bekend te zijn geweest. Althans Bailly ver-
meldt'), dat Philips de Lange in 1316 bij zijne troons-
bestijging de schatkist sterk bezwaard vond, zoowel met
eeuwigdurende renten
{rentes perpétuelles) als lijfrenten.
Frans I heeft echter die wijze van geld op te nemen
voornamelijk in zwang gebragt; bij zijnen dood vereisch-
ten de eeuwigdurende renten eene jaarlijksche som van

pae. 4i9, 445; Nebenius, 1er Ausg, , 1er Anliang, 3er AbscluiiU.

Onder de hierboven opgegeven cijfers is zoowel de vlollende als de
Bevestigde schuld begrepen.
firesson, 11, pag. 15T.

2)nbsp;Poux-Franklin, Discours sur les qualités nécessaires au né-
gociant

3)nbsp;Bailly , 1 , pag. 253.
-i) I , pag. 8-.

-ocr page 28-

75,000 Ui-res. Buitendien was liet land nog met reuicu

bezwaard, voor welke bepaalde inkomsten verbonden waren.

Tn 1599 onder de regering van Hendrik IV waren do
eeuwigdurende renten tot meer dan drie millioen gestegen,
vertegenwoordigende een kapitaal van 41 millioen. De
gansehe staatsschuld beliep toen ruin 300 millioen. Door
het wijs beheer van Sully werd de financiële toestand
van Frankrijk daarop zoodanig verbeterd, dat de renten-
betaling hij den dood van Hendrik IV niet meer dan
6 millioen vereischte. De verkwistingen van Eichelieu
lieten het rijk bij den dood van Lodewijk XIII met
eenen rentenlast van 47 millioenenquot;bezwaard,welke onder
het bestuur van Mazarin tot 52 millioen opklom. De
groote Colbert brngt dit cijfer op 23 millioen terug.
Manr na zijnen dood kende de verspilzucht van Lode-
wijk XIV geene palen meer; de staatsschuld, welke hij
ann Prankrijk achterliet, wordt op 2000 millioenen be-
groot. Onder het regentschap werd de geheele Pransche
staatsschuld door den beruchten Law met papier afgèlost;
maar de ingetrokken actiën deden spoedig weder eene
nieuwe staatsschuld ontstaan
ten bedrage van 1700 mil-
lioen. En ondei de regering van Lodewijk XV en
liO-
dewyk XVI nam de schuldvermeerdering zoodanig toe,
dat er in 1786 280 millioenen voor de jaarlijksche ren-
ten gevorderd werden.

De omwenteling bragt de grootste verwarring in de
financiën ; Erankrijk werd met papier overstroomd. Voorts
werden in 1797 de renten door het Uitvoerend Bewind
op i teruggebragt (tiers-
réduits of consoVdés). Napoleon
bediende zich weinig van de hulpmiddelen van het krediet,
zoodat de Eransche staatsschuld in 1814 niet veel meer
dan 1250 millioen franken bedroeg. Maar van dien tijd

-ocr page 29-

af is zij weder ontzaggelijk vermeerderd geworden. Op
den 1 Januarij 1848 beliepen de jaarlijks te betalen ren-
ten 210 millioen franken. Sedert zijn de financiën op
nieuw zeer veracbterd door de Pebruarij-omwenteling').

Evenals in de meeste andere landen van Europa bestond
er ook in de Nederlanden in vroegere tijden geene af-
scheiding tusschen de financiën der staten en der ver-
schillende vorsten. De graaf of hertog bestreed zoowel
zijne eigene als de staatsbehoeften uit de opbrengsten
der domeinen, regaliën, schattingenen vrijwillige giften
of
beden'). Ook de Nederlandsche vorsten voorzagen dik-
wijls in buitengewone behoeften door te leenen of hunne
goederen te verpanden Menigvuldig hebben zij geleend
van de steden *) en de staten der gewesten, die allengs
eigene inkomsten verkregenquot;). Men had meer krediet voor
eene- stad dan voor de vorsten, die er meestal niet veel
zwarigheid in vonden, om hunne schulden onbetaald te
laten. Daarom haalde de vorst, die leenen wilde , ook dik-
wijls de steden over, om geld voor hem op te nemen bij
wijze van
verzegeling, namelijk schuldbrieven onder haar
zegel (d. i, ten laste der stad) te creëren

De vorst beloofde dan wel die verzegelingen te zullen
lossen'), maar het bleef veelal bij de belofte

1)nbsp;Bressoti, Bnilly , Cohen, pag. 1 ffquot;. , pag. 264 ff.; Nebenius ,
Ausg. , 2er Anh., öer Absclin.

2)nbsp;fv„genaar , Vad. Hist D. II. , bl. 29: Klcit, § 773 , § 801.

3)nbsp;Eugds , Gesch der belitsUtigen , bl. 42.
'') Engels, bl. 43.

5)nbsp;Kirnt, § 1023 sqq.

6)nbsp;Engels, bl. 5,3.

7)nbsp;Zie o. a. lVage„aar , D. IV, bl. 480, V, bl. 9.

8)nbsp;Zie 0. a. IVagenaar U. iV , bl. 473 , D. V, bl. 12 cn H7. Vg. bl Ii.

-ocr page 30-

Doch ook de staten der gewesten en der steden hadden
schulden, waarvoor zij alleen aansprakelijk waren'). Dik-
wijls namen zij geld op , om de toegestane beden te vinden.

Onder de republiek hadden de souvereine provinciën
elk hare eigene financiën en schulden.') Daarenboven had
raert nog de schulden der Generaliteit. Bij de staatsrege-
ling der Bataafsclie republiek van 1798 werden al die
schulden tot eene massa zaamgesmolten en voor nationale
schulden verklaard. Bij diezelfde staatsregeling werd de
schuld der vernietigde O. I. Compagnie, beloopende ruim
134 millioen, op den staat overgedragen. Van 1795 tot
1804 stegen de jaarlijksche renten van 18 tot 34 millioen.
Onder Lodewijk Napoleon werd het kapitaal der schuld nog
met 90 millioen vermeerderd. In 1810 bedroeg de staats-
schuld van ons vaderland 1264 millioenen; Napoleon
bragt van 1241 millioen de renten op | terug. In 1814
kwam men, ofschoon met eene goede bedoeling, op-het
ongelukkige denkbeeld, om die vernietigde schuld weder
in het leven te roepen, en was men dwaas genoeg om
het nominale kapitaal te vergrooten, ten einde' het ver-
schil van intrest tusschen de onderscheidene deelen der
staatsschuld weg te nemen. Zoo verkreeg men eene wer-

1)nbsp;Zeeland had reeds in 1529 eene schuld van meer dan 57,000
ponden. In l5i4 bedroeg Holland's schuld bijna 200,000 gulden. Zij
werd in 1547 afgelost. Maar in 1554 had Holland reeds weder 47,000
gulden aan jaarlijksche renten ten zijnen laste.
{IVagenaar , D. IV ,
bl. 508, V, bl. 275 , 301 , 403.)

2)nbsp;Holland en Zeeland waren steeds het meest met schublen bezwaard.

.In 1655 had Holland 140 millioen aan rente- en schuldbrieveo ten

zijnen laste. {Wagenaar, D. XIl, bl. 434 ) Vg. over Holland's schul-
den:
Tegenwoordige slaat der Vereen. Tiederlanden , D. XI, bl. 298 ,
in nota; Mr.
D ... ., Ooer de Belastingen, bl. 19 in nota 13.

Holland's schuld bedroeg in 1795 422 m. {Engels, bl. 160.)

-ocr page 31-

kelijke scliuld van 523 millioen, rentende 2'/^ % en eene
uitgestelde van 1146 millioen, welke allengs door uitlo-
ting in werkelijke moest overgaan. Ofschoon België slechts
weinig schuld aanhragti deden aanhoudende tekorten en
de noodlottige instelling van het Amortisatie-Syndicaat
de schuld in het tijdvak van 1815 tot 1830 zoodanig
toenemen, dat zij verdubbeld was geworden. Na den
Belgischen opstand is de schuldenlast nog aanhoudend
verzwaard; bij het begin des jaars 1841 bedroegen de
renten der staatsschuld meer dan 46 millioen. De finan-
ciële toestand van Nederland is echter na 1843 verbeterd
ten gevolge van de overname van een gedeelte der schuld
door België en de maatregelen tot reductie. Het nominale ka-
pitaal onzer staatsschuld bedraagt tegenwoordig ruim 1200
millioen, waarvoor 36 millioen renten betaald worden ').

§ 4.

Over de vormen, der staatsschulden.

In de eerste plaats komt hier de vlottende schuld
{floating delt, dette flottante, schwebende Schuld)
in aan-
merking.

Wanneer de regering tot dadelijke uitgaven verpligt
is, terwijl de inkomsten om ze te dekken eerst later
moeten binnenkomen , wanneer er dus eene
tijdelijke
onevenredigheid tusschen uitgaven en inkomsten ontstaat,
of wanneer de inkomsten ontoereikende worden bevonden,
(doordat b. v. de belastingen niet de som opgebragt
hebben, op welke zij geraamd waren, of doordat men
uitgaven heeft moeten doen , waarop men niet gerekend
had), terwijl men hoopt in dit tekort later te zullen kun-

1) CoicH, pag. 43 ff., 146 ff.; Schmidts, Osiander, van Hall.

-ocr page 32-

Tien voorzien, (b. V. door eene opbrengst der belastingen
boven de raming, of door op andere uitgaven iets uit te
sparen) , sluit de regering intusschen eene leening. Zulke
leeningen , die voor korten tijd worden aangegaan, met
eene vaste tijdsbepaling voor de aflossing, stellen de vlot-
tende schuld daar.

De Fransche minister Roy gaf deze definitie ') : '/Ce
sont ces emprunts à échéance, que nous nommons
dette
flottante,
ce sont ces engagemens remboursables, soit
qu'ils aient pour objet un déficit réel ou une avance de
fonds, soit qu'ils aient pour objet de subvenir à des
paiemens pour lesquels les fonds ne sont pas encore rentrés.'/
Die tijdelijke leeningen worden op verschillende wijzen
aangegaan ; de regering neemt geld op bij rijke kapitalisten
of bankiers , of zy erlangt een voorschot op de belastingen,
of zij geeft rentegevend kredietpapier uit, enz.

liet geschiedt dikwijls, dat er ten tijde der aflossing
een nieuw tekort ontstaat, zoodat men weder tot derge-
lijke maatregelen de toevlugt moet nemen. Slaagt men er
niet in,om de vlottende schuld eindelijk ten gevolge van
een batig saldo te kunnen aflossen, of verminderen, dan
blijft er niets anders over, dan ze
geheel of gedeeltelijk in
gevestigde schuld te veranderen. Op die wijze zijn de vlotten-
de schulden in vele Europesche staten de oorsprong geworden
van een aanzienlijk gedeelte der gevestigde staatsschuld

1)nbsp;Zie bij Bau, III, § *91 , in nota a.

2)nbsp;In ons land heeft men de gewoonte, scbalkistbilletten uit te
geven , tegen 4, of 4Vgt; »• Somtijds bedient men zich echter van
een goedkooper middel; men geeft namelijk schatkistbilletten in be-
leening , waarvoor dikwijls niet meer dan 2'/, ƒ, betaald moet worden.

3)nbsp;Nebenius, S. ,127.

l)e Fransche vlollende schuld beliep op den len Maart 1850,

-ocr page 33-

De gevestigde schuld [f-unded debt, detle constltuée ol
comolidée, funäirte Schuld)
is die schuld, voor welker
rentenbetaling de regering jaarlijks te zorgen heeft, terwijl
er omtrent de aflossing of niets bepaald is , of deze eerst
na een lang tijdsverloop moet ]3laats hebben.

In de meeste staten worden de renten na verloop van
elk haK jaar uitbetaald. Die uitbetaling pleegt veelal aan
de bank opgedragen te worden.

Nog andere vormen , waaronder eene staatsschuld voor-
komt, zijn de voorschotten op de belastingen, de achter-
standen , het papierengeld , de borgtogten en consignatiën.
Zij kunnen als leeningen beschouwd worden, gelijk wij

nader zien zullen.

De schuldbekentenissen of schuldbrieven, die de staat
afgeeft, worden effeUen, oi certificaten, of publieke fond-
sen [stocks, effets piiblics)
genoemd. Zij zijn of op naam
van den houder, de zoogenaamde inschrijvingen op het
Grootboek') der publieke schuld, of aan toonder [au porteur).
Deze laatsten worden algemeen verkozen, omdat zij ge-
makkelijker verhandeld kunnen worden. Men is bevri^jd
van de formaliteiten en onkosten, die anders met eene
overdragt gepaard gaan'). Ook kunnen zi^j, die elders
wonen, de renten bekomen, zonder dat zij op de plaats der
uitbetaling eenen gevolmagtigde behoeven aan te stellen.
Bij de eflekten op naam kunnen echter
cowpons') aan

783, 443 franken, (lievue des. deuc Monies, Bruxelles, 1850,

«quot;quot;n- II , pag. 497.)

1) Een Grootboek is een algemeen register van al de schutdeischers
eenen staat. Elke schuldeiseher staat in alphabetische orde voor
®®ne grootere of kleinere som ingeschreven.
-) Vg. Burgertyh Wetboek . art. 668 en 669.

3) Coupons zijn gedrukte brieljes , waarop de renten uitbetaald wor-
dsn Zij blijven dikwijls langen tjjil als. geld in omloop.

-ocr page 34-

toonder gevoegd worden, waardoor men dan ook bij deze gee-
nen gevolmagtigde tot bet ontvangen der renten noodig heeft.

Bij de inschrijvingen hebben de rentheffers het voor-
deel , dat zij tegen diefstal en verlies gewaarborgd zijn, en
de regering, dat zij het vernlogen der ingezetenen beter
beoordeelen kan, daar elke overdragt op het Grootboek
moet aangeteekend worden. Ook behoeft zij dan voor geene
valsche coupons te vreezen.

Men heeft den renthefiers dikwijls de keuze gelaten ').
Een eff'ekt is geen werkelijke rijkdom; die een eflekt
bezit, heeft alleen de hoop en het regt daarvoor goede-
ren te zullen ontvangen. Elke schuldbekentenis is slechts
een
teeJcen van rijkdom. //Die öffentlichen Schuldurkunden,'/
zegt Nebenius , //oder die dadurch vorgestellten Kapita-
lien sind keine wirklichen Warthe im nationalökonomischen
Sinne; sondern nur Anweisungen auf künftige Werthe,
in denen die Eegierung die Mittel zur Erfüllung ihrer
Verbindlichkeiten findet.//

Schuldbekentenissen van bijzondere personen zijn min-
der geschikt, om verhandeld te worden dan die van rege-
ringen. Zal men aan eene schuldbekentenis waarde hechten,
dan moet men den schuldenaar en zijne omstandigheden
kennen; men moet weten, of hij den wil en de middelen
bezit, om de verpligtingen , die hij op zich genomen heeft,
na te komen. Wanneer de schuldenaar een privaatman is,
zullen slechts weinigen met dien wil en die middelen be-
kend zijn, maar is het eene regering, dan kan ieder, in
den regel althans, beoordeelen, in welke mate hij op
haar bouwen kan.

1) Vg. hieiliij Kebemits, VII, .3, § 7 ; Ra», III, § r.OC.
3) IS'ebcnins, S. 503.

-ocr page 35-

Er zijn vele redeueii, waarom ellekten gaarne gewild
zijn; de veelal hooge renten, de gemakkelijkheid,
waarmede men zijn geld, zelfs kleine sommen, beleggen
en weder dadelijk terugbekomen kan'), de gemakkelijke
en in den regel stipte betaling der renten, de gemakke-
lijke bewaring, de omstandigheid, dat zij gewoonlijk vrij
zijn van belastingen niet in beslag kunnen genomen
worden, dat men zijn vermogen geheim kan houden, dat
men een voorschot bekomen kan onder verband zijner
effekten , dat zij gewoonlijk als borgtogt aangenomen
worden, enz.: ziedaar vele aanlokselen , die ten allen tijde
den afzet bevorderen.

§ 5.

Be effektenhandel.

De effekten zijn eene koopwaar, waarin steeds veel han-
del gedreven wordt. Wanneer er instellingen van amorti-
satie bestaan, treden ook de regeringen onder de koopers op
Nieuwe lejeningen zetten in den regel aan dezen han-
del, eene groote
levendigheid bij. De hoop op rijzing doet_^
gretig koopen; rijzen de effekten dan worden zij weder
door andere speculanten gekocht, die op verdere rijzing

hopen; dalen zij, dan ontstaat er veel vraag van dezulken,

die eene vaste geldbelegging zoeken en door de hoogere
renten worden uitgelokt. Immers hoe minder men voor
eenen schuldbrief te betalen heeft, hoe hooger de renten

1) Soms moet men ïich dan echler een giooter of Uleiner verlies
getrooslen.

Nog onlangs werd in Frankrijk het voorstel verworpen om bij
^fe overdragt van schuldbrieven op den staat een regt te hell'eu (vau
1
centime vuor eiken franc rent»).

-ocr page 36-

zijn, die men trekt. Als men voor een efiekt, rentende
4 , niet meer den 80 betaalt, geniet men inderdaad 5

De kapitaalwinsten') en de rentenstand zijn in de
verschillende landen ongelijk. Er bestaat echter altijd een
streven naar gelijkheid, welke door den effektenhandel
op de eenvoudigste wijze wordt verkregen; de schuld-
brieven van het armere land , dat een goed krediet bezit,
zullen, bij een onbelemmerd verkeer , naar het rijkere
land vloeijen^).

De effektenhandel wordt niet weinig bevorderd door
de instelling der
heurzen^), welke men in alle groote
handelssteden vindt, en door de omstandigheid, dat men
bij dien handel met geene lastige formaliteiten, of groote
onkosten te maken heeft. Bij ons behoeft men niet eens
eenen makelaar te gebruiken. In Engeland kan men zich
insgelijks naar verkiezing, al of niet van eenen tusschen-
persoon bedienen. In Frankrijk is men verpligt de hulp van
twee wisselagenten
[agents de cJiange) in te roepen '). —
Onder de voornaamste contracten, waaytoe de eflekten-
handel aanleiding geeft, komt in aanmerking :

1°. de koop en verkoop a comptant {fnarché au comp-
lant, far mouey
of cash).

1)nbsp;Kapita.ilwinsten (Knpilnlgewinnsten) zijn de vruchten, die een
kapitaal oplevert, als het tot de voortbrenging gebruikt wordt. Zij
moeten onderscheiden worden van de winsten, die de ondernemer
als belooning voor zijne talenten en moeite plukt.
(ludustriegewinnslen )

2)nbsp;Vg. Nebenius, )X , 1, § 7.

3)nbsp;Te Londen heeft men eene afzonderlijke effektenbeurs (Stock
Exchange)
en handelsbeurs (Royal Exchange). In de meeste andere
landen worden op eene zelfde beurs effekteu en andere koopwaren
verhandeld.

i) Zie Code de Commerce , art. 76.

5) Ncbenius, IX, 2, § 10; Feller, Archiv, S. 2o7 fl.

-ocr page 37-

De verkooper levert de eflekten, of zorgt voor eene
overschrijving in het Grootboek der publieke schuld en
ontvangt ook terstond den bedongen prijs.

Te Amsterdam geschiedt de levering en betaling den
dag, nadat het contract gesloten is.

2°. de koop en verkoop op tijd {marché a terme, for
account
of for time), waarvan de beruchte Law het eerste
voorbeeld gaf.

De kooper komt met den verkooper overeen, dat de
effekten eerst later tegen eenen bepaalden prijs zullen
geleverd worden. Die tijdkoopen zijn ;

a. zulke, waarvan niet kan worden afgeweken. {ïtiar-
chés fermes, achats ou ventes fermes).

Zij worden gesloten :

a. fixe. A b. v. verbindt zich om aan B 10 Russische
obligatiën te leveren à 105 °/„
op 1' April fixe.

ter keuze van eene der partijen. De kooper bedingt,
dat hij ook binnen den gestelden termijn, welken dag hij
zal goedvinden, de levering der eflekten zal kunnen vra-
gen , of de verkooper, dat hij naar believen zal kunnen
leveren. Die de keus heeft, is gewoonlijk gehouden de
andere partij een dag vooraf te waarschuwen.

De leveringtermijn wordt ook wel in twee tijdperken
verdeeld, in het eerste van welke de kooper de levering
niet vragen mag, terwijl hij het in het laatste tijdperk
dagelijks doen kan.

zulke, waarvan men op den tijd, dat de levering
zou moeten geschieden, kan afzien , waarvoor eene premie
{arrha poenitentialis) betaald wordt. Die premiekoopen
{marchés libres, achats ou ventes a prime) zijn :

«• om te leveren { pour livrerDe kooper geeft eene premie,
doch behoeft, b. v. bij doling, dc eflekten ook niet te nemen.

-ocr page 38-

(ï. om te ontvangen [powr recevoir). De verkooper geeft
eene premie, en heeft daarvoor de bevoegdheid, om de
effekten te doen aannemen.

/. om te leveren, of te ontvangen. Die de premie geeft,
kan de effekten of vragen, of ze laten aannemen.

De premie wordt gewoonlijk vooruit betaald en op 5
tot 10 % van den bedongen prijs gesteld.

Te Parijs noemt men opérations de prime contre jyrime,
als men tegen eene premie, om te leveren bij A koopt en
tegen eene premie, om te ontvangen bij B verkoopt; ten
tijde der levering wint men dan natuiirlijk altijd bij een
van beiden.

3°. de verkoop op prolongatie {^m,archê a report). Als
men geld wil opnemen en effekten bezit, die men behouden
wil, verkoopt en levert men die effekten , welke men over-
eenkomt binnen eenen bepaalden tijd terug te zullen nemen.

4°. het huurcontract bij de loterijleeningen. Die geen
lot heeft en toch zijn geluk bejiroeven wil, huurt op eenen
tijd, dat er eene trekking zal plaats hebben, een lot van
eenen ander. Deze behoeft echter geen lot te bezitten, om
aldus te verhuren; hij laat den speelgrage slechts een num-
mer aanwijzen, en belooft hem den prijs, die er op vallen
mogt, te zullen betalen. Men kan alzoo loterijondernemer
worden zonder een enkel lot te bezitten. De eene loterij
wordt als het ware geënt op eene andere.

Bij loterijleeningen sluit men ook wel een contract van
verzekering, waarbij de verzekeraar aanneemt voor het
lot, waarop geene winst mogt vallen, een an der te zullen
leveren.

5°. Het beleeningcontract {emprunt ou pret sur dépot
d^effets puhlia).
Wil men geld opnemen, en daarvoor zijne
effekten ten onderpand geven , zoo sluit men een koop-

-ocr page 39-

contract met een regt van wederinkoop, om de bij de wet
bepaalde formaliteiten te vermijden, voorliet geval, dat
men niet aan de overeenkomst voldeed (b. v. bij daling
der effekten het
surplus') niet vermeerderde). Maakt de
geldopnemer binnen den bepaalden tijd van' dit regt geen
gebruik, dan worden de ellekten verkocht, en hij ontvangt
wat zij opbrengen boven de som, die hem op die effekten
was voorgeschoten.

§ 6.

Het beursspel

De handel in effekten {stoclcs trade), die eene ware be-
hoefte bevredigt, door hen, die hun geld in staatspapieren
willen beleggen, en anderen, die het weder op eene andere
wijze verlangen aan te wenden, in de gelegenheid te stel-
len, dit
doel te bereiken, moet wel onderscheiden worden
van eenen windhandel, welken men het beursspel
{stock's
jolhery,
Differenz-Geschäft, jeu de la hourse, agiotage
in de wijdste beteekeiiis) noemt. De begeerte, om door
gewaagde ondernemingen, die zelfs somtijds de krachten
van den speculant verre te boven gaan, eensklaps rijk
te worden, en de zucht tot spel, geven aanleiding tot
• dien windhandel, welke op de gedurige prijs-verandering
der publieke fondsen gegrond is. In het koopen van effek-
ten, om ze later duurder te verkoopen, ligt niets onge-
oorloofds; elke handelaar koopt, om zijne waren op den

1) De efrekten, die men ten onderpand geeft, hebben eene meerdere
waarde
{surplus) dan de som, die er op wordt voorgeschulen.

-ocr page 40-

geschiksteii tijd weder in den liandel te brengen; maar
het zoogenaamde beursspel bestaat in het sluiten van eenen
schijnkoop. A b. v. komf met B overeen, dat deze hem
op eenen bepaalden tijd eene partij effekten tegen eenen
bepaaalden prijs leveren zal; men heeft echter geene le-
vering op het oog; doch is het tijdstip daar, waarop zij
zou moeten geschieden, dan vraagt men alleen of de
koers der efiekten gerezen, of gedaaald zij, of dus ook
de waarde dier effekten, die het onderwerp der overeen-
komst uitmaken, vermeerderd of verminderd zij ; het ver-
schil wordt voor de bedongen partij effekten berekend
en betaald in het eerste geval door B aan A, in het
laatste door A aan B.

Men ziet, er heeft hier eene bloote weddingschap plaats ;
de levering, het criterium, dat eenen werkelijken handel,
eene werkelijke ruiling aanwijst, ligt niet in de bedoeling
der partijen®). Men behoeft dus niet eens de effekten te
bezitten; die slechts geld genoeg heeft, om het verschil
tusschen den bedongen prijs en de waarde der effekten
op den dag, waarop zij geleverd hadden moeten worden,
te betalen, kan eenen koop en verkoop sluiteu voor het
bedrag van millioenen.

Te regt merkt Pinto aan ') : //Excepté donc ceux qui
reçoivent et qui transportent réellement les fonds, le
reste qui compose la foule des actionistes et des joueurs,
n'achete amp; ne vend que ce qu'on appelle en termes d'art,
du vent.» Winst of verlies hangt van het toeval af, of

1)nbsp;Die rijiing voorspell lieet; /oMewr à lu hausse (iuW in Engeland) ;
die daling verwacht.
joueur d la baisse (bear).

2)nbsp;Nebenius, S. 57Û.

3)nbsp;pag. 303.

-ocr page 41-

op den bepaalden tijd de eflekten gerezen of gedaald zijn.
Het is een spel; tegen de winst van den eenen staat altijd
het verlies van den anderen over. Duizenden hebben reeds
hunnen ondergang bewerkt door zich aan dat spel over
te geven.

Zoowel de Engelsche als Pransche') en andere wetge-
vingen hebben getracht dit misbruik tegen te gaan; maar
vruchteloos, daar het hoogst moeijelijk is aan iemand te
bewijzen, dat hij eenen koop of verkoop gesloten heeft,
zonder de levering te bedoelen. Dat echter velen slechts
eenen schijnkoop sluiten , blijkt daaruit, dat het bedrag
der koopcontracten zoo groot is, dat het onmogelijk zou
zijn zelfs aan de helft daarvan, door werkelijke levering,

gevolg te geven

Effekten en actiën in wegen, kanalen, banken en an-
dere ondernemingen worden voornamelijk tot voorwerp
van dezen windhandel gekozen; men speelt echter ook
in allerlei andere waren, in granen, in olie, in vlas.
In ons vaderland heeft men zelfs in tulpen en andere
bloemen gespeeld.

Het sluiten van eenen tijdkoop (m.archê a terme) is
een noodwendig vereischte voor het beursspel, terwijl de
premiekoop
{m.arcU a prime), de tijdkoop, met het regt,
om van het contract afstand te doen, de strekking heeft,
bet verlies binnen zekere palen te houden. Men
kan ech-
ter eenen tijdkoop sluitende, eenen werkelijken handel
bedoelen.—

l^oor agiotage, in eene naauwere beteekenis, verstaat
men de bedriegelijke kunstgrepen, waarvan zich de beurs-

1) Zie Code pénal, art. 421, 4-gt;2. Vg. Burg (Vefi., art. 1825,
2j
Rau, 1, § 440, in nota c.

-ocr page 42-

spelers bedienen, om de efl'ekten te doen rijzen of dalen,
naarmate zij •wenschen te koopen, of te verkoopen. Daar-
toe behoort het nitstrooijen , of doen nitstrooijen van val- 1
sehe tijdingen'), het aanbieden van hoogere prijzen dan
de verkoopers vragen®), het verkoopen van een deel der
effekten, die men zich wenscht aan te schaffen, maar
onder voorwendsel van angstige bezorgdheid ter markt
brengt

Zoo plegen ook zij, die eene leening met eene regering
gesloten hebben, de effekten hier en daar ter markt te
brengen, en aan hunn,e correspondenten last te geven,
ze voor eenen bepaalden prijs aan te koopen, welken
prijs zij allengs hooger stellen. Deze koop en verkoop
met gesloten beurs wordt eenigen tijd voortgezet, totdat
er eindelijk werkelijke koopers, door den schijnbaar wil-
ligen aftrek, uitgelokt, optreden.

Op de zedelijkheid en de welvaart eens volks oefent
het beursspel eenen all ernadeeligsten invloed uit. Op de
zedelijkheid, //omdat het,// zooals Storch zegt *) //voor
elk, die een weinig geld bezit, het vooruitzigt opent,
om zich zonder bekwaamheden en zonder nijverheid te
verrijken ten koste zijner medeburgers, welke hij in den
grond helpt.// Die zich aan het spel overgeeft, laat den
arbeid varen, en verwacht alles van de blinde fortuin,
waarbij hij niet schroomt het welzijn van zijn gezin in
de waagschaal te stellen. Die hartstogt wakkert de zelf-
zucht aan en wordt vaak de bron van allerlei misdaden.

1)nbsp;Zie daarvan voorbeelden bij Siorch, III, pag. 239.

2)nbsp;Zie hieromtrent de strafbepaling van den Code pénal, art. 4J9.

3)nbsp;Zie Nebenius, S. 631 ff.

4)nbsp;111 , pag. 237. ■

-ocr page 43-

liet beursspel werkt noodlottig op de welvaart, omdat
de verplaatsing van rijkdommen, die daarvan het gevolg
is, in den regel nadeelig zal zijn; het vermogen, dat men
als het ware door eenen worp met dobbelsteenen ver-
kreeg, zal veelal even spoedig verspild worden, als het
gewonnen werd. Daarbij komt nog, dat de krachten en
kapitalen, die aan het beursspel gewijd worden, voor de
voortbrenging verloren gaan.

§ 7.

Rijzing en daling der effekten.

De koers der effekten, d. i. de prijs, voor welken zij
aan de beurs verkocht worden, is aan menigvuldige ver-
anderingen • onderhevig. Den eenen dag wordt een effekt
duurder verkocht dan den anderen. Na afloop van de beurs
wordt de koers opgemaakt uit de verschillende koopcon-
tracten, die er gesloten zijn geworden. Derhalve wordt de
prijs niet bepaald door de bestaande hoeveelheid van effekten,
maar door de hoeveelheid, die er van ter markt komt

Gelijk bij alle waren brengt ook hier meerdere vraag
dan aanbod rijzing, het omgekeerde daling te weeg.

Maar welke zijn nu de oorzaken, die tot meerdere
vraag of tot meerder aanbod aanleiding geven ?

In de eerste plaats behooren hiertoe de politieke ge-
beurtenissen , waarmede het staatskrediet als liet ware hand ,
aan hand gaat. Say geeft hiervan een voorbeeld. //Toen
Bonaparte consul was geworden,quot; zegt hij®), //rezen de

1)nbsp;Sny , Cours complet, pag. 172

2)nbsp;Stiy , Cours complet, pag. 521 . in nola.

-ocr page 44-

publieke fondsen. Men meende te regt, dat de belastingen
ouder eene krachtige en standvastige regering altijd stipt
zouden voldaan worden. Intusschen was men voor de
overwinning bij Marengo niet verzekerd, dat de nieuwe
regering zich zoude kunnen staande houden, en de fondsen
rezen langzaam. Men wist, dat de eerste consul de Alpen
overgetrokken was; maar zijn toestand in Italië was zeer
gevaarlijk en men verbeidde den uitslag. Op zekeren
dag, op het uur van de beurs, vielen er op grooten afstand
eenige donderslagen. Men dacht, dat het de kanonnen
waren, die het winnen van eenen veldslag aankondigden:
dadelijk rezen de fondsen.//

//De invloed van politieke gebeurtenissen,» zegt Nebe-
nius '), //is afhankelijk van de hoegrootheid der gevaren,
waarmede zij den vasten wil en de hulpmiddelen der
regering, d. z. de grondslagen van het staatskrediet, be-
dreigen, en van de hoegrootheid der buitengewone in-
spanningen , die men maakt, of die te gemoet worden
gezien, en die niet kunnen nalaten, de huur der kapita-
len te verhoogen.//

Buitenlandsche gebeurtenissen zullen veel minder ligt
eene zoo groote daling bewerken dan binnenlandsche. Een
buitenlandsche oorlog b. v. kan wel het vertrouwen ver-
minderen , dat de regering hare verbindtenissen zal
hunnen
nakomen, maar niet noodwendig, dat zij zulks ook zal willen.

//Bij binnenlandsche beroeringen daarentegen, die voor
eene omverwerping der regering beducht doen zijn, moet
men, als eerste gevolg der anarchie, eene verftietiging
der staatsschuld verwachten').//

1) s. 618.

i) Nebeniiis , S. 620.

-ocr page 45-

Bij het uitbarsten vau eenen oorlog zullen de fond-
sen dalen, niet altijd zoo zeer ten gevolge van een
verminderd staatskrediet, als omdat men nieuwe gelegen-
heden om zijn geld te beleggen te gemoet ziet, van
welke men meer voordeel verwacht. Er worden dan niet
alleen nieuwe leeningen geopend, maar de oorlog doet
veel vraag ontstaan naar verschillende voortbrengselen,
waardoor aanvankelijk handel en nijverheid toenemen.
Bij het terugkeeren van den vrede zullen de effekten we-
der rijzen, omdat die gelegenheden zullen verminderen,
terwijl ook het krediet, zoo het geschokt mögt zijn ge-
worden, in den regel meer gevestigd wordt.

J^enen grooten invloed op den koers hebben oorlog en
vrede, onafhankelijk van den invloed op het staatskre-
diet en de behoefte aan kapitalen, door het afbreken of
de herstelling van het verkeer tusschen de volken, want
hierdoor wordt de gelegenheid benomen of geopend tot
eene gelijkheid in de kapitaalwinsten en den rentenstand
in de verschillende landen, waartoe, zooals wij reeds
vroeger hebben opgemerkt, altijd een streven bestaat').

Eene andere oorzaak van ongelijke verhouding tusschen
aanbod en vraag, ligt in de meerdere of mindere le-
vendigheid van handel en nijverheid; in tijden van bij-
zondere levendigheid neemt men zijne kapitalen nit de
fondsen terug, omdat men op
andere wijzen grootere voor-
deelen kan trekken; het aanbod vermeerdert en de eflek-
ten dalen; in tijden van verslapping vindt het omgekeerde
plaats en de eflekten rijzen. Rijzing is dan het gevolg
van verminderde welvaart. Men kan dus niet zeggen, dat
'ijzing altijd een gunstig teeken is.

1) Nebeniuê, S. 622.

-ocr page 46-

Maar de rijzing of daling, die het gevolg is van meer-
dere of mindere levendigheid van handel of nijverheid,
zal zich langzamer opdoen dan die, welke van politieke
gebeurtenissen of van het staatskrediet afhangt.

Van de agiotage (in de naauwste beteekenis), waardoor
men kunstmatig rijzing of daling te weeg brengt, heb-
ben wij reeds in de vorige § gesproken. Zij kan nimmer
duurzaam zijn.

Onder de velerlei andere oorzaken, welke bf meer vraag,
óf meer aanbod te weeg brengen, behoort ook de amor-
tisatie, omdat het staatskrediet daardoor zoo zeer beves-
tigd wordt.

-ocr page 47-

TWEEDE HOOFDSTUK.
OTer de Ijeeniiigen.

§ 1-

Begrip van leeningen.

Wanneer iemand een kapitaal') afstaat aan een ander,
die belooft de ontvangen waarde, na korteren of länge-
ren tijd, te zullen wedergeven, dan sluiten die personen
eene
leening. Die het kapitaal afstaat heet uitleener of
geldschieter {prêteur) : die het ontvangt leener of geldop-
nemer [emprunteur).
Say drukt het aldus uit : //C'est l'acte
par lequel le prêteur cède à l'emprunteur l'usage d'une valeur.
L'emprunt suppose la restitution ultérieure de la valeur
empruntée, soit en une seule fois, soit au bout de certains
termes, comme dans l'emprunt viager.//

Staatsleeningen, emprunts publics, zegt Say'), //sontles
valeurs empruntées par un gouvernement au nom de la
société qu'il représente.// En als zoodanig moeten alle wij-
zen van geldheffing beschouwd worden, wanneer de staat

1)nbsp;Door kapitaal verstaan wij stoffelijke voortbrengselen , de vruch-
ten van menschelijken arbeid. Wij nemen het hier in de wijdste be-
teekenis, waarin bet zoowel de voortbrengsele n omvat, die de monsch
tot bevrediging zijner behoeften verteert, door ,Say
fonds de consom-
*»atioH
genoemd, als die, welke bestemd worden, om nieuwe voort-
hengselen te doen ontstaan, het kapitaal in engeren zin, door Say
We' den naam van
fonds de reproduction bestempeld.

2)nbsp;Say , Epitome des principes fondamentaux de l'Économie politique ,
«e vinden achter het Traité, in voce emprunt.

3)nbsp;Épitome , in voce.

-ocr page 48-

zich daarvoor verbindt, hetzij tot eene volkomene terug-
gave, hetzij tot eene betaling van renten, of tijdrenten
(annuïteiten), hetzij tot eene loterij ').nbsp;.

Wanneer de staat ambten of bedieningen verkoopt, leent
hij ook; de bezoldigingen daaraan verknocht, moeten dan
voor een gedeelte als renten beschouwd worden').

De staatsleeningen zijn daarin van privaatleeningen onder-
scheiden, dat de privaatschuldenaars in den regel tot aflos-
sing gehouden zijn, terwijl gewoonlijk de regeringen zich

niet uitdruhkelijh tot aflossing verbinden, maar hiertoe

overgaan , wanneer het haar goeddunkt.

In vroegere tijden, toen de financiën van den vorst
dezelfde waren als die van den staat, plagten de vorsten,
wanneer zij leenden, veelal hypotheek te geven op hunne
goederen, quot;gelijk wij gezegd hebben. Thans worden de
staatsdomeinen slechts zeldzaam verpand

Voor de zekerheid der schuldeischers doet het ook wei-
nig af, daar er geen middel bestaat, om den staat, die
aan zijne verbindtenis mogt wiUen te kort komen, tot
nakoming daarvan te dwingen. De meeste staten heb-
ben geene domeinen, eenigzins aan hunne schuld geëven-
redigd en zullen dus, door bij enkele leeningen daarop
hypotheek te geven, al ligt hun
krediet benadeelen, dewijl
de meening zou kunnen ontstaan, dat de niet door hy-
potheek gedekte schuld minder zeker ware').

1)nbsp;Say, Cours complet, pag. 514.

2)nbsp;In Fi-ankrijk heeft het verknopen van bedieningen op de schande-
lijkste wijze plaats gehad. Ann sommige waren adeldom en v.ijdom
van belastingen verknocht. Zie
Bresson , I, pag. 30 sniv.nbsp;^

3)nbsp;Onlangs heel't de Oostenrijksche regering eene leening van 'i h
millioen gesloten, en op de staatsgoederen gehypothekeerd.

4)nbsp;Nebenius, S 393.

-ocr page 49-

Bij voorschotten op de belastingen zijn de te innen be-
lastingen als het ware hypothekair verbonden.

Somtijds blijft, een staat voor eenen anderen staat borg.
Zoo zijn Engeland, Eusland en Erankrijk voor Grieken-
land borg gebleven. Zulks kan tot allerlei verwikkelingen
aanleiding geven.

Terwijl een particulier niet leenen kan dan bij eene
vrijwillige overeenkomst, kan de staat ook dwingen, om
te leenen. Dit geeft aanleiding tot eene hoofdverdeèling der
leeningen, in
gedwongen en vrijwillige. Alleen de laatste be-
rusten op het krediet. Vooral de gedwongen leeningen hebben
croote nadeelen. Zij worden voegzaam aldus onderscheiden;

1.nbsp;Onmiddellijk gedwongen leeningen ,

2.nbsp;Gevorderde voorschotten op de belastingen,

3.nbsp;Achterstanden,

4.nbsp;Papieren geld,

5.nbsp;Borgtogten en consignatiën.

De vrijwillige leeningen worden voor horten of voor
langen tijd gesloten.

Tot de eerste soort behooren :

1.nbsp;Gevraagde voorschotten op de belastingen,

2.nbsp;Kredietpapier.

Bij de tweede soort kan men weder onderscheiden:

a. Leeningen, bij welke men alleen intrest betaalt,

h. Leeningen, bij welke men nevens den intrest een ge-
deelte van het kapitaal teruggeeft,

c. Leeningen, bij welker aflossing winsten kunnen ten
deel vallen.

De leeningen, bij welke men alleen intrest betaalt, hebben :

1.nbsp;een' bepaalden,

2.nbsp;een' onbepaalden tijd voor de aflossing.

T^e leeningen, bij welke gedurige aflossing plaats heeft, zijn l

-ocr page 50-

1.nbsp;eigenlijke tijdrenten,

2.nbsp;lijfrenten,

3.nbsp;tontinen.

De leeningen, bij welker aflossing winsten kunnen ten
deel vallen, zijn de loterijleeningen.

I.

gedwongen leeningen.

§ 2.

Onmiddellijk gedwongen lemiingen.

Hierdoor moeten die leeningen verstaan worden, waarbij
de ingezetenen tegen wil en dank onmiddellijk aan de re-
gering leenen moeten. Wat het regt betreft, valt het niet
te ontkennen, dat gelijk de staat hét regt heeft, om be-
lastingen op te leggen, hij evenzeer bevoegd is, om ge-
dwongen leeningen te doen. In beide gevallen beschikt de
staat over den eigendom der ingezetenen; de belastingen
ontnemen daarvan een gedeelte voor immer; de leeningen
houden, althans stilzwijgend, de voorwaarde in, dat men
het eenmaal terug zal bekomen'), en leveren den geld-
schieter nog vruchten van zijn kapitaal op. Om echter
billijk te zijn, zouden de gedwongen leeningen evenals
de belastingen,
alle ingezetenen moeten treflen,die daar-
toe in staat zijn, in evenredigheid van hun vermogen.
Niets verdient grootere afkeuring dan enkele standen of
personen willekeurig uit te kiezen.

Bij gedwongen leeningen stelt de regering zelve de voor-

1) M.iii heelï. daarenboven gelejjenheid, ora d )or verloop der schuld-
bekentenis de geleende som terug te krijgen, hoewel niet altijd londer
verlies.

-ocr page 51-

waarden; doch dit voordeel kau niet tegen de groote na-
deelen opwegen, die er aan verknocht zijn. Zg doen
het volkomen gemis van krediet onderstellen, en mogt die
onderstelling ongegrond zijn , zoo zullen zij haar tot waar-
heid makenHet is een maatregel, die slechts langzaam
en niet zonder groote kosten kan worden ten uitvoer ge-
legd , en tot allerlei lastige onderzoekingen en kwellingen
aanleiding geeft. En altijd zal het hoogst moeijelijk, ja
schier onmogelijk blijven, om elks vermogen te leeren
kennen en dus naar eenen billijken maatstaf te bepalen,
hoeveel ieder zal moeten leenen. Buiten volstrekte nood-
zakelijkheid behooren zij nimmer plaats te vinden. In
alle opzigten verdienen vrijwillige leeningen verre de voor-
keur, vooral ook ten opzigte der algemeene welvaart,
omdat alsdan die kapitalen worden uitgeleend, die het
best en het gemakkelijkst aan hunne bestemming kun-
nen worden onttrokken.

Gedwongen leeningen zijn reeds vroeg alom in zwang
geweest. In 1572 liet Prins Willem I te Leiden eene ge-
dwongen leening uitschrijven, //met belofte van dezelve
penning bij de staten te doen rembourseren uit de eerste
penningen die zy zullen bekomen//').

In drie jaren, van Julij 1672 tot Mei 1675, hadden
er in Holland zeven gedwongen leeningen plaats, tegen
den intrest van 4% ')-

«) R««, III, § 486.

-) Zie de publicatie , getrokken uit de Afieesinghs-Boektn van het
Arcbiel' dor stad Leiden , dour Jhr. IK
J. C. Rammelman Elsevier, in,
de
Kromjk van hel historisch Geselschap le Utrecht voor 1847, bl.
171 , 172.

lUr. n.....(Jpgj Jg Belastingen, bl. 1S4 Vg. Engels, bl.

1S8,1S9,

! lt;

' )

}

-ocr page 52-

In Frankrijk werd bij eene wet van den 20eii Mei 1793
eene gedwongen leening uitgeschreven van niet minder
dan 1000 millioen, welke alleen de rijken treffen moest')•

§ 3.

Gevorderde voorschotten op de belastingen.

Wij hebben vroeger gezegd, dat de regering soms uit-
gaven doet, terwijl de inkomsten, om ze te bestrijden nog
niet voorhanden zijn, en dat zij dan intusschen eene lee-
ning aangaat.

Zij anticipert alzoo op hare inkomsten, en verteert ze
vooruit. //L'anticipation//, zegt Ganilh , //est un mode
d'emprunt public; il est afiecté sur Ie revenu de l'état
qui n'est pas encore échu, ni peut-être même produit.//

Onder de wijzen, waarop zulk eene anticipatie plaats
vindt, behoort hier in de eerste plaats vermeld te wor-
den , het vorderen van een voorschot op de belastingen,
die later zullen verschuldigd zijn. Wanneer de regering
zulk een voorschot
eischt, gaat zij eene gedwongen
leening aan, slechts daarin van de in § % vermelde
onderscheiden, dat de ontstane schuld binnen kort zeker
gedelgd wordt, namelijk op den tijd, dat anders de be-
lastingen hadden moeten betaald worden. De uitleeners
hebben dan zelve het middel tot aflossing in handen.

De korting {disconto), die men den belastingschuldigen
hierbij toestaat, is hunne intrest. De maatregel kan echter
in weerwil van die vergoeding (die dan nog altijd van de
willekeur der regering afhangt) zeer drukkend zijn : die

1) Bresson, II, pag- 195.
3)
Dictionnaire, in voce.

-ocr page 53-

liuii geld nog nuttig konden aanwenden, moeten het vroe-
ger missen ; anderen zijn misschien genoodzaakt zelve te
leenen ; het is zelfs mogelijk, dat zij daarvoor hoogeren
intrest moeten geven dan de hun toegestane korting be-
draagt.

Eene andere soort van gedwongen leening, door welke
de regering in staat gesteld wordt op hare inkomsten te
anticiperen, is, dat zij diegene, welke iets te vorderen
hebben, dwingt, om daarvoor rentegevend kredietpapier
aan te nemen. Over het kredietpapier zullen wij later
handelen

De regering moet zich zooveel mogelijk wachten voor
zulke anticipatiën. Immers zij handelt niet anders dan de
privaatman, die b. v. op zijn pensioen geld opneemt. Gelijk
deze in nieuwe verlegenheid zal geraken op den tijd,
dat hij zijn pensioen zou genoten hebben, zoo zal
meestal ook voor de regering een nieuw tekort ontstaan
op den tijd, dat de belastingen hadden moeten binnen-
komen, of het kredietpapier door haar teruggenomen
moet worden. Daarbij komt nog, dat zij hare inkomsten
verminderd ziet tot het bedrag van de toegestane korting ,
of van den intrest van het kredietpapier.

Say laat zich hevig tegen de anticipatiën uit. //Ges anti-
cipations//, zegt hij®), //à des époques de paix, où les
re'coltes ont été bonnes et l'industrie florissante, annoncent
un défaut d'économie, qui accuse la facilité qu'ont les
gouvernements de dépenser,
non-seulement leurs revenus
réguliers, mais tout l'argent qu'ils peuvent trouver, à
quelque titre que ce soit ; disposition qui, si elle n'est

1)nbsp;Zi« § 8 van dit Hoofdstuk.

2)nbsp;Cours complet, pag, SIS.

-ocr page 54-

pas contenue par un système représentatif réel et sévère,
n'a de bornes que la banqueroute.quot;

§

Achterstanden {arriérês, Ausgaherückstände).

De overdragt van kapitalen bij leeningen geschiedt
veelal in den vorm van geld. Men kan echter ook onmid-
dellijk leenen, hetgene men zich anders voor de geleende
geldsom aanschaft, zonder dat. de handeling daarom een
ander karakter bekomt.

De rijke koopman, die aan den kleinhandelaar waren
op krediet geeft (d., i. die hem de waren levert zonder
daarvoor den prijs te ontvangen, tegen belofte, dat die
later zal betaald worden), leent evenals hij, die aan dien
kleinhandelaar geld zou verstrekken, om er de waren ä
comptant voor te koopen.

Ieder dan, die op krediet koopt, wordt leener of schul-
denaar van den verkooper. Zoolang de schuld niet betaald
is, heeft de verkooper geleend. Evenzoo heeft de rege-
ring geleend, zoolang zij den prijs niet voldaan heeft, van
hetgene haar geleverd is. En heeft zulks plaats zonder
overeenkomst, waarbij de verkoopers zich in den vorm
van hoogere prijzen intrest hadden kunnen bedingen, dan
maakt de regering zich aan groot onregt schuldig.

Wanneer de wetgeving geen middel aan de hand geeft,
om haar evenals den privaatschuldenaar tot betaling van
zulke schulden te noodzaken, is het eene gedwongen leening.

Maar de regering handelt niet alleen onregtmatig door
aan hen, die, op hare eerlijkheid bouwende, haar
geleend
hebben, hetgeen hun wettig toekomt, te onthouden, daar-

-ocr page 55-

door misschien velen in grooten nood of het ongeluk te
storten, zij benadeelt ook grootelijks zich zelve.

Niets ondermijnt zoo zeer haar krediet, of geeft meer-
dere aanleiding tot allerlei misbruiken. Bij nieuwe aan-
koopen zal zij zeer duur moeten betalen, omdat men zich
zal willen waarborgen tegen de kans, om lang onbetaald
te blijven. De achterstanden getuigen van eene verwarde
staatshuishouding. //Ze zoolang mogelijk,// zegt Nebenius
//door bezuiniging, en als het niet anders zijn kan, door
verhooging van belastingen of hulpmiddelen van krediet
te vermijden, en dan ook voor geen 'offer terug te dein-
zen , wordt zoowel door de billijkheid als door het finan-
cieel belang geboden. Nimmer kunnen de hoogste renten
of de drukkendste belastingen eene handelwijze regtvaar-
digen of zelfs verschooning doen vinden, welke van
enkelen een offer verlangt, dat men voor de gezament-
lijke ingezetenen te groot acht.//

§ 5.

Papieren geld.

Wanneer de regering papieren geld in omloop brengt,
dan leent zij , evenals eene bank leent, die briefjes uit-
geeft. Elke houder van papieren geld heeft aan de regering
geleend, gelijk elke houder van een bankbriefje aan de
bank. Daar zij aan dat papier eenen gedwongen koers
geeft (d. i.'elk noodzaakt, om het in betaling aan te ne-
is het eene
gedwongen leening.

De regering kan het papieren geld op tweederlei wijze
quot;1 omloop brengen; doordat iemand haar goud of zilver

1) S 316.

-ocr page 56-

geeft iii plaats van liaar papier '), of doordat zij er mede
betaalt. In het eerste geval ontvangt zij de waarde, die zij
leent; in het tweede heeft zij die waarde reeds genoten.

De schuld wordt afgelost, wanneer de regering het papier
intrekt en aan eiken laatsten houder goud of zilver uitbe-
taalt , of het papier in betaling aanneemt. Het weder in
omloop brengende leent zij op nieuw.

Wanneer de regeringen niets omtrent eene intrekking
van het papieren geld bepalen, wordt hierdoor aan den
maatregel het karakter eener leening niet benomen. De
meeste soorten van leeningen hebben deze eigenschap , dat
zij niet door de regeringen worden afgelost dan wanneer
het haar goeddunkt.

Het gedeelte der staatsschuld, dat door papieren geld
wordt gevormd, onderscheidt zich daardoor, dat er
geene renten van betaald worden. Deze eigenschap heeft
het papieren geld bij velen eene aanbeveling doen vin-
den. Maar er bestaan gewigtige gronden, die tegen de
invoering van zulk een ruilmiddel pleiten.

Zal niemand er schade bij lijden dan moet het voor-
eerst zijne waarde blijven behouden, tot welk einde er
niet meer dan de hoeveelheid mag worden uitgegeven,
die voor den omloop vereischt wordt. Het is eene al-
gemeene waarheid, dat, zoodra er van een ruilmiddel
meer aanwezig is, de waarde van hetzelve daalt. Be-
staat nu dit ruilmiddel in metalen geld, dan zal het
overtollige als metaal worden uitgevoerd , naar die landen.

1) Hij die zulks dtiet, ontvangt in dat geval voor eene werkelijke
waarde iets, dat geene werkelijke waarde bezit, maar waaraan slechts
eene waarde gehecht wordt, omdat men weet, dat men er mede zal
kunnen betalen.

-ocr page 57-

welke hieraan de meeste behoefte hebben. Say heldert dit
met een zeer goed voorbeeld op: als in een land 1000
voertuigen genoegzaam aan de behoefte voldoen, en men
te weeg brengt, dat dit getal tot 1500 wast, dan
zullen er 500 overtollig en nutteloos zijn, waarom men
zoeken zal er 500 aan buitenlanders over te doen. Mogt
alzoo het metalen geld in waarde gedaald zijn , spoedig zal
het weder rijzen, indien ten minste de uitvoer der meta-
len geoorloofd is. Doch papieren geld heeft geene waarde
in het buitenland; door uitvoer kan dus de daling niet
worden tegengegaan. En hoe ligt zal eene regering in
tijden van nood er toe komen, om zich door eene
bovenmatige uitgifte van papiertjes , welke niets kos-
ten , voor den oogenblik uit de verlegenheid te hel-
pen. De daling kan echter niet uitblijven. Niemand zal
het papier in betaling nemen zonder
agio; of de prijs van
alle waren zal stijgen. De ondervinding heeft geleerd,
dat eene regering, noch door de zwaarste straffen op
het nemen van agio, noch door het bepalen van een
maximmi voor de waren, deze gevolgen kan voorkomen.
Groot verlies vloeit er uit voort voor dezulken, die
vaste inkomsten hebben, of wier inschulden van oudere
dagteekening zijn: de regering magtigt als het ware alle

schuldenaars, en dus ook zich zelve, om vroeger aangegane
geldelijke
verbindtenissen slechts gedeeltelijk na te komen.
Tegen het voordeel door die onregtmatige voldoening van
schulden verkregen, staat het nadeel over, dat nu alles
'veel duurder geworden is.
De schok aan het privaatkre-
diet toegebragt,
zal ook de voortbrenging belemmeren en
bij gevolg de bronnen verminderen, waaruit de regering

1) TraiU, pag. ni.

-ocr page 58-

putten moet, terwijl hare inkomsten niet meer toereikende
zullen zijn.

Het gebruik van papieren geld is zeer gevaarlijk en ont-
aardt ligt in misbruik. //Nur fortdauernde helle Einsicht//,
zegt Eau '), //und Festigkeit der Eegierang kann vor
dem Miszbrauche bewahren, und es giebt keine aüszere
Schutzwehr oder Bürgschaft, die nicht späterhin , wenn
jene Eigenschaften den Eegierungen fehlen, vereitelt wer-
den könnte.//

Op dien grond is dan ook het plan van Eicardo be-
streden, om aan de bank het regt te ontnemen, om pa-
pier uit te geven, en zulks uitsluitend aan de regering
toe te kennen, die dan voor een gedeelte der staatsschuld
van de rentenbetaling ontlast zoude worden, en evenals
de bank gehouden zoude zijn, om niet meer papier uit
te geven dan voor den omloop vereischt werd, en het op
vertoon tegen goud in te wisselen. Eicardo houdt dit
plan voor uitvoerlijk zonder gevaar voor misbruik en
zonder nadeel voor den handel

Een groot nadeel van het papieren geld is nog, dat het nage-
maakt wordt, waarvoor men bij metalen geld minder te vree-
zen heeft. //En Angleterre,// zegt Say , //Ie nombre des con-
damnés pour crime de contrefaçon des billets de banque, a été
effrayant. C'est un triste cortège du papier-monnaie ; et si
avec beaucoup d'ordre et de conduite on peut y trouver
un agent économique des transactions sociales, d'un autre
côté la tentation qu'il ouvre aux faussaires, et à laquelle

1)nbsp;m, § 489.

2)nbsp;Ricardo , Plan d'une Banque nationale, in Oeuvres, pag. 699
suiv. Vg.
Principes, in Oeuvres, pag. 336 suiv.

3)nbsp;Cours complet, pag. 215.

-ocr page 59-

ils succombent trop souvent, est un contre-poids qu'il n'est
pas permis de négliger.'/

Eene regering, die tot de uitgifte van papieren geld over-
gaat, moet alles in het werk stellen, om het papier voor
depreciatie te bewaren. Daartoe moet er niet meer van
worden uitgegeven dan de behoefte aan dat circulatiemid-
del vereischt. De gelegenheid, om het-papieren geld aan de
regering zelve in betaling te geven, zal ook veel bijdra-
gen, om het zijne waarde te doen behouden.

§ 6.

/

Borgtogten en consignatiën.

Een deel der staatsschuld pleegt gevormd te worden
door de gelden, welke sommige ambtenaren of pachters
van dezen of genen tak der staatsinkomsten als borgtogt
stellen moeten, of welke in geregtelijke bewaring gege-
ven worden. De staat erkent zich schuldenaar en betaalt
intrest, totdat de borgtogt of consignatie niet langer ver-
eischt wordt. Daar de staat zich verbindt, de borgtog-
ten of geconsigneerde gelden alsdan terug te geven, kunnen
zij als leeningen beschouwd worden. Men zou denken,
dat de staat, niet wetende, op welk tijdstip hij tot terug-
gave zal genoodzaakt zijn, die gelden altijd beschikbaar
zou moeten houden; dit behoeft echter niet, daar er ge-
durig nieuwe sommen gestort worden in plaats voor die,
Welke men terugvraagt.

Zoowel Say als Eau beschouwen de borgtogten als ge-
dwongen
leeningen'). Het is waar, als men een ambt aan-
genomen , of eenen tak der staatsinkomsten gepacht heeft,

1) Say, Traité, pag. 542; Rau, III, § 48G.

-ocr page 60-

4S

is men ook gedwongen, om scliuldeischer van den staat
te worden (tenzij men het reeds is, of volstaan kan,
met hypotheek te geven op vaste goederen), doch die daad
was vrijwillig. Het stellen van horgtogt is als eene voor-
waarde, die men vooraf weet te zullen moeten vervullen.

Consignatiën zijn somtijds ook vrijwillig.

Voor de renten der borgtogten van rekenpligtige amb-
tenaren is op onze staatsbegrooting voor 1851 eene som
van ƒ 17,100,00 uitgetrokken. In 1825 werd de intrest
van 5 op 47» gesteld quot;).

Tot deze soort van leeningen behoorde ook het amht-
geld
zijnde //een furnissement bij de civile Beampten —
te doen,'/ hetwelk o. a. in het jaar 1716 in ons vader-
land gevorderd werd. Elk beambte bekwam voor zijn
fournissement eene rentegevende obligatie').

t -
■ t

11.

V K TJ W IT, I, I G E I. E E N T N G E
Voor korten tijd.

§ 7.

Gevraagde voorschotten op de 'belastingen.

Deze onderscheiden zich gunstig van de gevorderde
voorschotten, doordat er geen dwang bestaat, maar eene
vrijwillige overeenkomst plaats vindt. Nu treden alleen
die belastingschuldigen toe, die hun geld vroeger missen

1)nbsp;Iq liet geval namelijk, dat men effekten of andere papieren voor
borglogt geeft.

2)nbsp;Zie bet Koninklijk Besluit van den 12 Junij 1823.

3)nbsp;Groot Placaet-Boeck, D. V, pag. 1017. Zie over dat ambtgeld:
Mr. ü ... ., Over de Belast., bl. 133, en Engels,h\. 1G5-1(gt;7.

-ocr page 61-

kunnen en met de hun daarvoor toegestane korting te-
vreden zijn. Het blijft evenwel altijd een maatregel, die
zoo veel mogelijk vermeden moet worden.

Veeltijds plegen de ontvangers de voorschotten te doen ').
Zij behalen daardoor groote winsten, ten koste der natie
Op het Fransche budget van 1825 b. v. is als premie aan
de
receveurs-génémux voor de anticipatie hunner stortin-
gen eene som van 2,600,000 franken uitgetrokken. Zulk
eene vermindering der staatsinkomsten leidt noodwendig
tot het opleggen van nieuwe belastingen, tenzij men in
liet tekort, dat er waarschijnlijk uit voortvloeit, voorzie
door nieuwe anticipatiën, totdat eindelijk de vlottende
schuld zoodanig is toegenomen, dat men ze in gevestigde
moet veranderen.

Het opnemen van gelden op belastingen, die nog niet
verschuldigd zijn, is reeds vroeg in gebruik geweest').
Bij gemis van krediet was deze wijze van leenen dikwijls
de eenige toevlugt, om in de geldverlegenheid te voorzien.

§ 8.

Kredielpapier.

Wij hebben reeds gezegd , dat de regering op hare in-
komsten kan anticiperen , door rentegevend kredietpapier
^it te geven, dat zijn' beloften aan toonder, dat zij over
eenigen tijd zekere som zal betalen. Men noemt die kre-
quot;l'elpnpieren , schathisibilletten , exchequer hills, hons
Jjons du trésor, Schatzlcammerscheine,
enz.

Engeland doet het de bank.

V

S- Bresson , I, pag. 59 sniv.

O. a. bij yVagenaar D. IV, bl. 472 en D. V , bl. 41, hoe
j'ls in ons vaderland op de beden geanticipeerd werd.

-ocr page 62-

Zij worden niet alleeu door de regering als geld in
betaling gegeven, maar ook door baar aan banken ') of
kapitalisten tegen geld afgezet. Evenals bij het papieren
geld heeft ieder, die deze kredietpapieren') ontvangt,aan
de regering geleend. Is zulks gedwongen, dan is het
weder eene gedwongen leening. Dit geschiedt b. v. in oor-
logstijd, wanneer de regeringen levensmiddelen en andere
benoodigdheden requireren, welke zij met schriftelijke be-
loften in plaats van met geld betalen. Er bestaat intusschen
groot onderscheid tusschen kredietpapier en papieren
geld; het eerste geeft intrest^), moet noodzakelijk na
eenen korten termijn, die in het papier staat uitgedrukt,
worden afgelost, behoeft nimmer door de ingezetenen on-
derling in betaling te worden aangenomen, bevat eindelijk
eene aanwijzing op eene waarde, welke het vertegenwoordigt.

De exehequer lills in Engeland, die in 1766 door
Montague ingevoerd werden , geven renten van den dag

1)nbsp;Indien de banken tegen schatkistbillettcn aan de regeringen geld
verstrekken, ontstaat er gevaar , dat zij niet in staat zullen zijn de

brieljes te voldoen .

2)nbsp;Wanneer men hredietpapier , papier van vertrouwen , in de wijdste
beteekenis neemt , dan behoort er ook het papieren geld toe. In een'
engeren zin echter verstaan wij door kredietpapier het papier, dat eene
waarde vertegenwoordigt , waarop het eene aanwijzing bevat. Men
vertrouwt , dat er eene werkelijke waarde voorhanden zal zijn , waar-
tegen men zijn papier na eenen bepaalden tijd zal kunnen inwisselen
B,.looft men bij de uitgifte van papieren geld het later te zullen
inwisselen, zooals met onze muntbilletten geschied is , dan heeft hel
het dubbele karakter van papieren geld en van kredietpapier, in die

naauwere beteekenis.

3) Papieren geld geeft zelden intrest. De Portngesche apolices, sedert

1797 uitgegeven, gaven in den beginne 6»/o. (Zie R««. I, § 203
in nota
e.) De Turksche kaymes werden in 1841 tegen la'/o
In het volgende jaar werd die intrest tot op Ü«/o verminderd. (Z'e
Reçue des deux Mondes , Bruxelles 1850 , tom. U, pag. 849.)

-ocr page 63-

af, dat zij worden uitgegeven, de navy Hlls ') eerst na
een halfjaar. Het parlement bepaalt jaarlijks het bedrag,
tot hetwelk de
exchequer hills mogen worden uitgegeven.
De bank neemt er een gedeelte van

Volgens de financiële wet van 1847 mogen de lons in
Frankrijk niet meer dan 310 millioen franken beloopen

In ons land heeft men voor een kapitaal vany 9,799^950
aan schatkistbilletten tegen 4 quot;/(, uitgegeven; bovendien
is de uitgifte van schatkistbilletten tegen 4Yj '/j tot
een kapitaal van 8 millioen veroorloofd

B. Voor langen tijd.

a. WAARBIJ ALLEEN INTHESÏ BETAALD WOEDT.
§

Met eerC bepaalden tijd voor de aflossing (à terme).

Leeningen, waarbij men zich verbindt, om op een be-
paald tijdstip, of op bepaalde tijdstippen af te lossen,
behooren tot de oudste soort. Vroeger zou men geene
schuld hebben durven maken zonder iets omtrent de af-
lossing te bepalen, //On se fût efi'rayé//, zegt Droz , //de

1) De navy hills, waarmede men somtijds de bezoldijjingen der zee-
lieden voldoet, lijn onder de regering vau Karei II in zwang gekomen.
Men begrijpt, dat die lieden dikwijls genoodzaakt zijn hun kredielpapier
quot;iet groot verlies door woekeraars te laten disconieren. (Zie hierover
Jiecue Britannique, Janv. , 1850, Bruxelles, page 188). Dat die be-
'aling hunnen ijver weinig aanmoedigt, kan men o. a. zien uit het
van Samuel Pepys, waar hij vermeldt, dat zij iu 1667, toen
quot;nze de Ruiter met zyne zegepralende vloot op den Theems gansch
'^quot;geland schrik aanjoeg, zich aan geen gevaar wilden bloot geïen ,
^•^o Qien hunne
bills niet voldeed. Zie over dat dagboek vun S. Popys ,
Brii^^ Janv. ,850, pag. 17 suiv.).

-) A'eienius , le Ausg. S. 34 amp; 35 des Anhangs.

Rau, III, § 491 , in nota d.

Zie de wetten van 28 Apr. 183i, 27 Dec. 18i0en30 0cl. I81S.

pag. 335.

-ocr page 64-

contracter une dette saus apercevoir le moment de l'éteindre.quot;
Men zou ook niet ligt geldschieters gevonden hebben,
die genegen waren op die wijze te leenen. Zulks werd
eerst mogelijk bij de uitbreiding van het staatskre-
diet.

. Het is in het algemeen der regeringen af te raden
eenen vasten tijd voor de aflossing te bepalen. Allerlei
onvoorziene omstandigheden kunnen te weeg brengen, dat
men de tot aflossing bestemde fondsen tot andere einden
heeft moeten gebruiken; dat er misschien zelfs een tekort
bestaat in plaats van het overschot, waarop men gerekend
had. Komt men zijn woord niet na, dan handelt men
niet alleen trouweloos, maar men brengt ook het staats-
' krediet eenen gevoeligen slag toe. Om dit voor te komen
moet men dan tot nieuwe leeningen de toevlugt nemen,
hoe ongunstig de oogenblik daartoe ook zijn moge. Al
kan men geld bekomen tegen even gunstige voorwaarden,
dan verliest men er nog altijd de kosten der operatie bij').

En ware men eens in staat de schuld aftelossen voor
het vastgestelde tijdstip, dan wordt zulks door eene der-
gelijke bepaling verhinderd.

Heeft de regering zich verbonden , om op bepaalde
tijdstippen een gedeelte der schuld te zullen aflossen,
dan zal zij het onpartijdigst te werk gaan, wanneer zij
door het lot laat beslissen, welke eflektenhouders zullen
worden afgelost.

De leening van 7 Ys millioen, in 1850 door Oostenrijk
aangegaan, waarvan wij vroeger met een woord gewag
gemaakt hebben, moet reeds na drie jaren worden af-
gelost.

\) A'g. Ganilh, DicI in voce aimuilé.

-ocr page 65-

Met een onbepaalden tijd voor de aflossing {a rente
perpêtuelle, perpetual annuities).

Is er geen vast tijdstip voor de aflossing bepaald , dan
zijn er vier gevallen mogelijk :

1°. dat beide partijen (de staat en de fondsenhouders),
wanneer het haar goeddunkt, kunnen opzeggen ;

2quot;. dat de schuldeiseher alleen zich dat regt .voorbe-
houdt ;

3°. dat het alleen aan den schuldenaar toekomt;

4°. dat geen van beiden mogen opzeggen.

Uit hetgene wij in de vorige § gezegd hebben, is het
blijkbaar, dat het niet aan de fondsenhouders moet vrij-
staan de schuld op te zeggen, daar de regering hierdoor
dikwijls in grcote moeijelijkheden zou kunnen gebragt
worden en zich genoodzaakt zien, eene nieuwe leening te
sluiten, in den regel op veel nadeeliger voorwaarden, daar
de fondsenhouders juist in ongunstige tijden het meest
van hun regt zouden gebruik maken. Zij zouden zelfs
kunnen zamenspannen, om de regering in het naauw te
brengen, ten einde zicli op die wijze hoogere renten te
bedingen.

Het moet daarentegen aan de regering geoorloofd zijn
op te zeggen, wanneer het haar goeddunkt. Zij kan dan
aflossen, zoodra zij hi«rtoe de noodige middelen bezit,
of van den verlaagden rentenstand gebruik maken, om
•ie renten te verminderen.

^it is dan ook de gewone voorwaarde, waarop de he-
dendaagsche leeningen gesloten worden. De regering houdt
uitdrukkelijk of stilzwijgend het regt aan zich,, om naar
welgevallen te kunnen aflossen. Soms belooft zij, zulks

-ocr page 66-

niet dan na verloop van zekeren tijd te znllen doen. De
geldschieter of zijn regtverkrijger bekomt alleen het regt,
om de jaarlijksche renten te vorderen. Hij koopt als het
ware eene eeuwigdurende
rente. In Frankrijk pleegt men
zich dan ook de
staatsschuld niet als zeker geleend ka-
pitaal voor te stellen, maar als eene hoeveelheid verschul-
digde renten. De regering heeft echter de aflossing steeds
voor geoorloofd gehouden').

Wanneer noch de staat, noch de fondsenhouder het
regt heeft, om op te zeggen, kan de schuld niet anders
worden gedelgd dan doordat de regering aan de beurs
onder dé koopers optreedt.

Zoo heeft Rusland in 1822 bij Rothschild eene 5 pCts.
leening aangegaan, die niet mag worden afgelost.

h. WAARBIJ NEVENS DEN INTKEST EEN GEDEELTE VAN
HET KAPITAAI, TERUGBETAALD WORDT.

§ 11.

Eigenlijke tijdrenten {annuities far terms, of years).

Leeningen met tijdrenten zijn zulke leeningen , waarbij
men eene rente toezegt, die den gewonen intrest te boven
gaat; dat meerdere moet als eene gedeeltelijke aflossing
van het kapitaal beschouwd worden.

Na eene langere of kortere reeks van jaren') is op die
wijze de schuld gedelgd. Zal evenwel de uitleener, wan-
neer de laatste renten hem betaald zijn, zijn kapitaal
terugbekomen hebben, dan moet hij van den beginne

1) Hau , III, § 494 , in nota c.

9) Men heeft short en long annmties, voor 10, 20, 30 , 45—.
98, 99 jaren.

-ocr page 67-

af het meerdere bedrag (t. w. hetgeen hij ontving boven
deji gewonen intrest) hebben belegd tegen renten van renten.

Say zegt : '/Une annuité est une rente annuelle qui
//comprend chaque année le remboursement d'une partie

//du principal.//

Het is intussehen moeijelijk de kleine gedeelten, die
men telkens van zijn kapitaal terugbekomt, te beleggen.
Ligt zal men daarbij in de verzoeking komen, om ze
als inkomsten te verteren. De vemietigiüg van kapitalen
wordt dus door zulke leeningen bevorderd.

Ook voor de regering verdienen zij geene aanbeveling.
Hare leeningen hebben meestal reeds de vernietiging van
een kapitaal ten gevolge gehad; zij moet daarna geen
aanleiding geven, dat ook het tot aflossing gevormde
kapitaal verteerd worde. De moeijelijkheid voor de rent-
hefiers, om de kleine gedeelten kapitaal te beleggen, zal
deze soort van leeningen ook weinig gezocht maken bij
zulken, die hun kapitaal onverminderd aan hunne erfge-
namen wenschen na te laten De regering kan alleen op
de deelneming van verkwisters rekenen, die niet schro-
men hun kapitaal te verteren.

Maar er is nog een andere grond, waarom deze lee-
ningen aan de regering zijn af te raden. De aflossing van
het kapitaal moet op
bepaalde termijnen (telkens wanneer de
renten betaald worden) plaats hebben; de daaruit voort-
vloeijende nadeelen (onmogelijkheid, om bij eene daling van
den rentenstand de renten te verminderen, om vroeger
dan men overeengekomen is de schuld af te lossen, enz:)
zijn dus aan deze leeningen verbonden.

Het is voornamelijk in Engeland, dat men annuïteiten

t) Cours cunijtlet , jiag. 51* , iii nola 'i.

-ocr page 68-

heeft uitgegeven, deels afzonderlijk, deels als premie bij
andere effekten ').

§ 12.

Lijfrenten {annuities for life, rentes viagères.)

Het leenen tegen lijfrenten bestaat daarin, dat men den
geldschieter eene rente toezegt, zoolang hij leeft. De hoe-
grootheid van die rente hangt af van den waars chijnlij ken
levensduur van den geldschieter, of van den persoon op
wiens lijf hij de rente vestigen, wil. Van een even groot
kapitaal kan men natuurlijk eene hoogere rente toeken-
nen, wanneer zij op het lijf van eenen grijsaard, dan wan-
neer zij op dat van eenen jongeling gevestigd wordt.

Daar men den waarschijnlijken levensduur niet van el-
ken deelnemer berekenen kan, zoo maakt men klassen
van verschillende leeftijden, b. v. van 10—20,van 20—30
jaar, enz.

Men ziet, de lijfrenten zijn slechts eene wijziging der
eigenlijke tijdrenten, van welke wij in de vorige § ge-
sproken hebben. Deze worden gedurende een bepaald aan-
tal jaren uitbetaald; de lijfrenten tot aan deu dood van
een' aangewezen persoon, welke vroeger of later kan
plaats hebben. Het is eene soort van spel. Wint de geld-
schieter, d. i. blijft hij leven, nadat hij gerekend moet
worden het kapitaal reeds terugbekomen te hebben, dan
verliest de geldopnemer (de staat), en omgekeerd.

Vooral in Frankrijk heeft men die leeningmethode aan-

1) In Engeland pleegt men bij eene leening verschillende soorten
van 8laatsp:ipicreu uit te geven , die dan
scrips genoemd worden ,
terwijl zij gezamcnllijk
omnium heeten. (Zie Rau, UI, § 495 in
nota c.)

-ocr page 69-

gewend. Ook in ons vaderland liei^fl men in vi'oegere tijden
menigvuldig lijfrenten verkocht. Het verkoopen van los- en
lijfrenten was toen de meest gebruikelijke wijze van leenen.

Onze staat moet op dit oogenblik nog f 120,600,47
aan lijfrenten uitkeeren.

Al de nadeelen, die aan de tijdrenten verbonden zijn,
vinden hunne toepassing bij de lijfrenten. Zij werken zelfs
de vernietiging vau kapitalen nog meer in de hand; hij,
ten wiens behoeve ze gevestigd zijn, weet, dat hij voor
zijn leven gewaarborgd is ; hij zal dus nog veel minder
dan de uitleener tegen tijdrenten zorg dragen, om het
kapitaal te beleggen. Ook kan men gerust aannemen, dat
men bij lijfrenten van het doel uitgaat zijn kapitaal te
verteren en zich niet om zijne erfgenamen bekommert.

Say zegt ') : //elles (les ventes viagères et les tontines)
sont immorales : c'est le placement des égoïstes : elles fa-
vorisent la dissipation des capitaux, en fournissant au
prêteur un moyen de manger son fonds avec son revenu,
sans risquer de mourir de faim//.

Nebenius legt geen beter getuigenis af. //Zij kan ech-
ter//, zegt hij //na zijne meening geuit te hebben, dat
de regering op deze wijze met voordeel leenen kan,// zich
deze armelijke hulpbronnen niet ten nutte maken, zon-
der eenen van hare eerste en heiligste pligten te schen-
den, den pligt, om de zedelijke vorming der staatsbur-
gers, voor zooveel zulks onder haar bereik ligt, te
bevorderen, en alles na te laten, wat aan onzedelijke nei-
gingen een welgevallig middel tot hare bevrediging ver-
schaft, of drijfveeren verslapt, welke voor het algemeen

1)nbsp;p„g, 542.

2)nbsp;S. Zit.

-ocr page 70-

weldadig werken. Zij wekt de zelfzucht op tot gering-
achting der natuurlijke banden des bloeds, zij onderdrukt
de prikkels tot arbeidzaamheid, zij verzwakt door de ver-
tering van kapitalen, waartoe zij aanleiding geeft, een
gewigtig hulpmiddel tot verbetering van den toestand der
maatschappij

§ 13.

Tontinen {tontines).

Tontinen zijn van de eigenlijke lijfrenten slechts daarin
onderscheiden, dat bij den dood van eenen deelnemer
de renten, die hij genoot, het aandeel der overgeblevenen
komt vergrooten, totdat eindelijk de laatst overblijvende,
zoolang hij leeft, de volle renten trekt van het kapitaal,
dat bij de sluiting der leening, door allen, die er aan
deel namen, is ingebragt. De regering vindt geen baat
bij den dood van eiken deelhebber, zooals bij de lijf-
renten. Tontinen plegen in klassen afgedeeld te worden,
naar de verschillende leeftijden der deelnemers. Telkens
wanneer er een sterft, vermeerderen dan de inkomsten van
diegene, die met hem tot dezelfde klasse behooren. Soms
echter wordt er voor de langstlevenden een
maximum
vastgesteld.

■ Zij heeten tontinen naar den naam van hunnen uit-
vinder , zekeren Italiaan Tonti , die zich in Frankrijk
vestigde.

Zij verdienen nog meer afkeuring dan de lijfrenten,
daar zij aan de zelfzucht nog meer voedsel geven; en
ieder belang doen hebben bij den dood zijner mededeel-

1) Vg. hierliij Mac CuUoch, pag. 430,431.

-ocr page 71-

nemers Zulke speculatiëii op het leven van anderen moes-
ten met kracht worden te keer gegaan.

//Alle diese Mittel // zegt Nebenius '), //Kapitalien für
die Staatsbedürfnisse herbeizuschaffen, sind verwerflich und
zudem in der Eegel unergiebig, da man, je besser der
Zustand der Sittlichkeit eines Volkes ist, um so mehr
auf ein kleineres Publicum eingeschränkt ist.//'

De renten der bij ons bestaande Nijmeegsche tontinaire
lijfrenten door den staat te betalen bedragen /10,000,00.

c. waallbij bij de arlossinq winsten kunnen
ten deel vau,en.

4

§ 14.

Loterijleeningen.

Bij deze in den nieuweren tijd veelvuldig gebezigde
wijze van leenen bekomen de geldschieters benevens de
zekerheid, dat binnen zeker aantal jaren de schuld be-
taald zal worden , de kans, om buitengewone winsten te
erlangen. De regering hoopt hierdoor goedkooper dan
anders te zullen leenen; zij bouwt op de speelzucht der
ingezetenen.

De schuldbrieven, die bij deze leeningen worden uitge-
geven , heeten
loten. In den regelgeven zij geene jaar-
lijksche renten, dat is, niet elk jaar of half jaar kan de
houder van een lot over renten beschikken, maar bij de

1)nbsp;s. 343.

2)nbsp;Men heeft lotei'ijleenlngen , die in korten tijd, b. v. in 13 jaar,
moeten afgelost worden; er zijn er ook die 40, 50 jaar lang duren.

3)nbsp;Bij de tweede leening der Oostenrijksebe regering in 1820 werd
den houders van een lot eene jaarlijksche rente van 4»/, toegezegd.
[Rau, 111, § 501 in „ola c).

-ocr page 72-

uitloting worden hem de renten betaald voor elk jaar,
dat er sedert het tijdstip, dat de leening gesloten werd,
verloopen is. Daarbij worden dan echter geene renten van
renten berekend.

Op vastgestelde tijden wordt een bepaald aantal schuld-
brieven (loten) uitgeloot. Op sommigen vallen grootere
of kleinere winsten, naar het gemaakte plan; op de ove-
rigen worden slechts het kapitaal en de verschuldigde
renten uitbetaald.

De winsten worden voornamelijk gevonden uit de ren-
ten , die de regering geniet van de renten, die eerst bij
het uitkomen van een lot door haar uitgekeerd moeten
worden. Want men moet zich voorstellen, dat de rege-
ring elk jaar eene gelijke som voor rentenbetaling en
aflossing afzondert, evenalsof het eene gewone leening
ware, die jaarlijks gedeeltelijk moet worden afgelost').

Soms ook moeten de deelnemers zelfs een gedeelte van
het kapitaal op het spel zetten; niet altijd bekomt men
bij loterijleeningen het geleende kapitaal geheel terug.
Tevens wordt de uitkeering van winsten gemakkelijk
gemaakt door de omstandigheid, dat de deelnemers,
door het uitzigt op winst, gewoonlijk tevreden zijn, dat
de renten voor elk jaar tegen eenen lagen stand berekend
worden. //Der Theilnehmer,'/ zegt Nebenius , //an einem
Lotterie-Aulehen bewilligt an dem Miethgelde für seine
Kapitalien, unter irgend einer Form, eiuen Nachlasz,
dessen Betrag er als Taxe für die Befriedigung seiner

1)nbsp;Für die Regierung sind sie (die Lotterie-Anleihen) nicht anders
ju betrachten , als einfache veriinsliche Anleihen mit einem festen
Tilgeplane.»
{Rau, III, § 503.1

2)nbsp;S. 348.

-ocr page 73-

Spiellust oder für das Vergnügen bezahlt, sich in ange-
nehmen Hoflhungen wiegen zu können.»

Men heeft allerlei middelen uitgedacht, om zulke lee-
ningen aanlokkend te maken; men berekent b. v. hoogere
renten voor een lot, waarop geene winst gevallen is, laat
dikwijls eene trekking plaats hebben, betaalt de prijzen
spoedig uit, enz.')

Het is ontegenzeggelijk een voordeel voor de regering^
indien zij door op deze wijze te leenen, het geld
tegen lagen intrest bekomt. Maar men heeft hier we-
der het nadeel, dat de aflossing gedwongen is, en dat
men nimmer kan converteren. Het aantal der deelne-
mers is daarbij beperkt; het gemis van jaarlijksche
renten maakt de loten alleen geschikt voor rijke per-
sonen, die of andere inkomsten hebben, of in staat
zijn, om zooveel loten te nemen, dat zij er op rekenen
kunnen jaarlijks eenige hunner nummers te zien uit-
komen

Maar, vraagt Nebenius, welk eenen invloed oefent zulk
eene leening op de zedelijkheid des volks uit

-//Dat de gelegenheid, om de zucht tot het spel te be-
vredigen ,'/ geeft hij hierop ten antwoord, //die zucht
opwekt, haar voedsel geeft en vermeerdert, is uit vele
treurige ervaringen evenzoo bekend, als het de verder-
felijke gevolgen der heerschende neiging tot hazardspelen
zijn ; de vernietiging van den welstand en het huiselijk
geluk van zoo vele gezinnen; de verslapping der drijf-
veeren van arbeidzaamheid; de zedelijke verdorvenheid,

Vc. Rau, III . § 501.

2)nbsp;Kau, III, § 503 . iSebnUus , S. 34G.

3)nbsp;ISebenius, S. 350,331.

-ocr page 74-

waarmede eindelijk de vertwijfeling vau den ongelukkigen
speler gepaard gaat; het verlies van zoo vele kapitalen ,
die door de inzetters aan de vruchtbare plaatsing ont-
trokken, door den gelukkigen winner gewoonlijk in de
bedwelming des geluks verspild worden. Daarom moet men
elk nieuw aangeboden middel tot bevrediging van dien
ongelukkigen hartstogt, die van de luimen des geluks
erlangen wil, wat slechts de vrucht van den arbeid en
der spaarzaamheid zijn moet, in het algemeen als schade-
lijk en verwerpelijk beschouwen'). Loterijleeningen zijn
zulks meerder, naarmate het gedeelte van het kapitaal
en de renten, welks verdeeling aan het toeval overgelaten
wordt, grooter is, en de onbeduidendheid van den inzet
de deelneming der minder vermogenden of armere standen
meer veroorlooft.'/

Men moet daarentegen erkennen, dat de loterijleenin-
gen ook weder eenigzins tot het vormen van kapitalen
aanleiding geven, daar velen, wier lot uitgekomen is,
niet alleen het kapitaal, maar ook de opgeloopen renten
op nieuw zullen beleggen. Bij gewone leeningen zouden
zij al ligt die renten verteerd hebben, veelal ook uit
hoofde der moeijelijkheid, om kleine sommen te plaatsen.
Nog minder zouden de renten van renten tot een kapi-
taal gevormd zijn geworden, gelijk geschiedt, wanneer
de regering ze als winsten op enkele loten uitbe-
taalt ').

Om den windhandel te leeren kennenwaartoe de lo-
ten aanleiding geven, verwijzen wij naar de beschrijving
van het huurcontract bij de loterijleeningen op bl. 20.

1)nbsp;Vg. Mac CuUoch, pag. 312—314.

2)nbsp;iSebenlus, S 351,352.

-ocr page 75-

Men lioude echter in het oog, dat de naam van wind-
handel niet moet worden toegepast op de overeenkomst,
waarbij men een lot verhuurt, dat men werkelijk bezit.

Verschillende maatregelen kunnen er genomen worden,
om de nadeelen der loterijleeningen te beperken. Daar-
toe behoort vooreerst, dat de loten zoo hoog gesteld wor-
den , dat minvermogenden geene deelnemers kunnen wor-
den; dat men niet te veel aan het toeval o verlate, door
slechts kleine winsten uit te deelen, en niet anders dan
de renten van renten tot dit einde te bestemmen ; dat men
eindelijk de hoogste prijzen voor de laatste trekking be-
ware, opdat de koers aanvankelijk niet te veel rijze en
velen hierdoor groote verliezen ondergaan.

§ 15-

Welke is de beste soort van leeningen?

Deze vraag kan niet onvoorwaardelijk beantwoord wor-
den. Het antwoord hangt van de omstandigheden af.

Zoo kan men b. v. wel in het algemeen vaststellen,
dat de regering geenen tijd voor de aflossing bepalen moet,
dat zij alleen zich het regt dient voor te behouden, om
naar wela-evallen af te lossen, maar men zal tevens moe-
ten erkennen, dat er andere gronden kunnen zijn , b. v.
de gelegenheid, om tegen zeer lage renten te leenen, die
het raadzaam maken, deze regelen buiten toepassing te
laten. De leeningen intussehen hebben altijd plaats ten
koste der ingezetenen; de regering moet er daarom op
^it zijn, om tegen de minst bezwarende voorwaarden in
het bezit der vereischte kapitalen te geraken, zonder
daarbij de belangen der algemeene welvaart, en de hoo-
gere belangen der zedelijkheid des volks uit het oog te

-ocr page 76-

verliezen, noch de eeuwige voorschriften van regt en bil-
lijkheid te veronachtzamen.

§ 16-

. Wijzen, waarop de leeningen gesloten worden.

Er zijn voornamelijk twee wijzen, waaroj) eene rege-
ring eene vrijwillige leening sluit; zij neemt onmiddel-
lijk van elkeen grootere of kleinere sommen aan; of zij
bedient zich van de tusschenkomst van maatschappijen,
bankiers of andere groote kapitalisten.

In het eerste geval worden al de voorwaarden door de
regering gesteld, Avelken intrest zij geven zal, wanneer
het geld moet gestort worden, enz. Zij maakt bekend,
hoe groot de som is , die zij verlangt en noodigt daarop
een ieder uit, zoowel rijken als minder vermogenden, om
aan de leening deel te nemen en voor grootere of klei-
nere sommen in te schrijvenZoo kwam b. v. in 1844
in Nederland de leening tot stand van 127 millioen, te-
gen 37/).

Wanneer er voor meer ingeschreven wordt dan de re-
gering noodig heeft, kan zij van elke inschrijving een
evenredig deel aftrekken, of aan de eerste inschrijvers
den voorrang geven

1)nbsp;Meestal evenwel zullen de kleinste sommen niet beneden zeker
bedrag mogen blijven. Bij eene leening der Fransche regering in 1818
werd een
maximum van 150,000 en een minimum van 2300 franken
vastgesteld.
{Nehenius , Ie Ausg S. 64).

2)nbsp;Het behoeft naauwelijks vermeld te worden , dat het geenszins de
gunstige voorwaarden waren , die iemand tot inschrijving uitlokten ,
maar sommigen er toe gedreven werden door vaderlandsliefde, anderen
door de vrees voor eene belasting op het inkomen , waarmede de re-
gering gedreigd bad.

3)nbsp;Rau , III, § 504.

-ocr page 77-

Op deze wijze kan het echter lang duren eer voor de
gansche som is ingeschreven. Schielijker bereikt de re-
gering haar oogmerk, wanneer zij zich van de tusschen-
komst van groote kapitalisten of maatschappijen bedient,
die de vereischte som voorschieten, en het regt bekomen,
om de daarvoor ontvangen schuldbekentenis der regering,
in een bepaald aantal kleinere schuldbekentenissen (effek-
ten) te verdeden, welke zij vervolgens in het klein af-
zetten. Die geldschieters plegen hierbij groote winsten te
behalen ; door b. v. eene percentsgewijze belooning
(provisie)
te ontvangen; door reeds van den beginne af de volle
renten te trekken, hoewel het kapitaal niet op eens, maar
in termijnen gestort wordt; door de effekten voor eenen
hoogeren prijs te verkoopen, dan zij er voor gegeven
hebben, enz.

De regering kan tot het voorzegde einde, met een' of
meerdere kapitalisten (veelal groote bankiers), maatschap-
pijen of banken, onmiddellijk in onderhandeling treden,
of zich de concurrentie ten nutte maken, door hen uit te
noodigen, om schriftelijke verklaringen te doen, op welke
voorwaarden zij de benoodigde som zouden willen verstrek-
ken. Die de gunstigste voorslagen doet, verkrijgt dan
natuurlijk den voorrang.

Deze methode nu, hoewel op zich zelve aanbevelens-
waardig, kan op eene wijze in toepassing gebragt
worden, die haar als allerverderfelijkst mag doen be-
schouwen. Droz') noemt haar eene heische uitvindins:
jy quot;) verklaart er zich tegen in de heftigste bewoordingen,
anneer namelijk de regeringen niet scliromen, om den

AVi

rag. 336.
2)
Cour, romph,, p,g. 5,9.

-ocr page 78-

hoogsten intrest te geven, en er niet op zien, of het land
meer of minder met schulden bezwaard worde, vinden zij
zich door dat verlcoopen der schuldbekentenissen aan den
meestbiedende in staat gesteld, om altijd geld te beko-
men , zelfs wanneer zij zeer weinig krediet hebben. Ont-
vanr^t de regering voor elke schuldbekentenis de volle som,
die er in staat uitgedrukt, b. v. ƒ 100 voor elke schuld-
bekentenis van ƒ 100 rentende ö'/o, dan leent zij «
pari
(tegen 100 quot;/o), en geeft werkelijk ook niet meer dan
detoegezegde rente, 5%. Maar wanneer er geene koopers
optreden, die de schuldbekentenissen h pari willen over-
nemen, geeft zij eene hoogere rente dan de uitgedrukte.
Indien zij b. v. voor eene schuldbekentenis van ƒ 100,
rentende Ö»/» niet meer dan ƒ 50 bekomen
kan, dan leent
zij eigenlijk tegen lO»/». Zoo overtreden de regeringen
dikwijls hare eigene wetten, eenen hoogeren dan denwet-
telijken intrest betalende Ofschoon nu de wetenschap
leert, dat een wettelijke intrest hooge afkeuring verdient,
uitgenomen voor die gevallen, in welke men hieromtrent
geene overeenkomst mögt getroffen hebben, valt het nog
meer af te keuren, dat de regering het voorbeeld geeft

van wetovertreding.

Maar de hooge intrest is nog het eenige nadeel niet,
dat den staat hierdoor berokkend wordt. Hoe minder elke
schuldbekentenis opbrengt, hoe meer er moeten worden
nitcre-even, om de benoodigde som te erlangen. Stellen

1)nbsp;WeUd^ké intrest. in bijna alle lanJen vastgesleU , noemt men
dien intrest , boven welken men volgens de wet niet leenen mag.

2)nbsp;Het verdient hierbij wel eenige opmerking, dut ook de paus
leent in weerwil der canonieke wetten , die zulks verbieden. (Zie
Corp.
iur. can.
C. 14, qu. 4 , c. 7 amp; c. lO : -si quis usuram aceeperU ;
npinam facit , vita non vivit., — X, de usuris , c. 4 )

-ocr page 79-

wij weder, dat zij niet hooger dan tegen SOquot;/;, door de
contractanten met de regering worden overgenomen, dan
moet deze eens zoo veel schuldbekentenissen afgeven,
om dezelfde som te bekomen, met andere woorden, zich
schuldenaarster erkennen voor eene som , eens zoo groot
als zij ontvangen heeft. Ongelukkig het land, welks toe-
komst alzoo aan het tegenwoordige wordt opgeofierd!

Het is intussehen eene algemeene gewoonte geworden
Slechts zelden worden de schuldbekentenissen door de
régeringen tegen 100°/(, afgezet. Bij de eerste leening der
Pransche regering in 1817, kon zij voor eene schuldbe-
kentenis van 100 franken ä 5°/„ geen hoogeren prijs ma-
ken dan 55 franken'). Zij gaf dus eigenlijk bijna 10y„,
{t. w. 9'/,j). In 18-32 bragt eene leening voor Donna
Maria van 2 millioen pond st. ä niet meer dan 47Y„op

Men kan hieruit nagaan, welke ontzaggelijke winsten
ten koste der natiën door de contractauten met de regerin-
gen gemaakt worden. Zij weten er in te slagen, om de ef-
fekten met winst te verkoopen, waarbij zij somtijds zelfs
niet aarselen, om list en bedrog te gebruiken Dikwijls
is hun uitgebreid krediet alleen genoegzaam, om de nieuw
gecreëerde fondsen gretige koopers te doen vinden. Du-
fresne de Saint-Léon brengt hiervan een merkwaardig
voorbeeld bij '): Ik heb,// zegt hij , //terwijl ik in de
administratie was, eene leening tegen lijfrenten twee ja-
ren zonder gevolg geopend zien blijven. Enkele geldscliie-

l) Say, Cours complet, pag. 518, in nota 1; Nebenius, le Ausg.
S, 27.

Rau, III ^ g 496, in nota e, alwaar men vele andere voorbeel-
^an beneden pari verkochte leeningen vindt opgegeven.
Zie boven bl. 30.
i) Zie l,ij
Say, Cutirs complet, pag. 517 in Bota.

-ocr page 80-

ters kwamen lang na elkander opdagen; liet geld kwam
niet. Voor de eerste maal speculeerden er bankiers ; zij
verzochten, om voor de geheele som, die er nog van de
leening overig was , in te schrijven: hun voorslag werd
aangenomen. De koninklijke schatkist maakte bekend,
dat de leening gesloten was; dat zij geen geld meer van het
publiek zou aannemen. Terstond wilde het publiek aandeden
in deze leening, welke het daags te voren versmaadde; en
de bankiers, die ingeschreven hadden, verkochten duur-
der, omdat de verbeelding verhit werd.'/nbsp;;

Zoo ontstonden de verbazende rijkdommen der Gold-
smids,Barings, Rothschilden en van zoo vele anderen.

Indien de regeringen de efiekten voor hare eigene re-
kening in het klein verkochten, door ze b. v. aan die
groote bankiers in commissie te geven, zouden zij den
staat misschien groote voordeden aanbrengen.

Maar zal men vragen, welke kapitalisten zijn rijk ge-
noeg, om zulke ontzettende sommen voor te schieten?
Het antwoord valt ligt te geven. Zij komen met de re-
gering overeen, dat zij de benoodigde som in termijnen
zullen storten. Na de eerste storting brengen zij al
dadelijk efiekten ter markt. Door de opbrengst wor-
den zij in staat gesteld, om den tweeden termijn te vol-
doen , en zoo vervolgens. Somtijds behouden zij geen en-
kel efi'ekt voor zich zdve.

Het zal niet onbdangrijk zijn tot nadere ophddering

1) De gebroederé Goldsmid waren de eerste kapitalisten in Engeland ,
die leeningen van de regering overnamen. Voor dien tijd (n92) «as
zulks een monopolie van de bank geweest.
(Revue Brit. Janv. , 1 '
pag. IS).

-ocr page 81-

van het gezegde hier een fragment te laten volgen uit
een belangrijk artikel vau J. Tansky, Eidder van het
legioen van eer, geplaatst in het
Journal des Bébats van
15 Dec. 1844, en overgenomen in het Adres van ver-
scheidene houders van Spaansche effekten aan de
Junta,
belast met het bestuur der staatsschuld te Madrid ').
Men ziet daaruit, op welk eene wijze de 3 pCts. leening
van Spanje grootendeels gesloten is. //De contracten wa-
ren van verschillenden aard; de aanzienlijkste betroffen
de verpachtingen van de voornaamste takken der staats-
inkomsten, zooals het-zout, de tabak, het zegelregt, de
mijnen van Almada, enz.; maar de schandelijkste waren
de kleine contracten, waaraan de regering voldeed door
de
Uorauzas, d. z. wissels op de thesauriers en de in-
tendanten der provinciën. De handelwijze, waarvan men
zich bediende, om ze te verkrijgen, de winsten, die men
er door genoot, zijn even wonderlijk als onzedelijk.

Een of ander gewaande kapitalist, uit Madrid of de
provinciën, somtijds een vreemdeling, vervoegde zich bij
den minister en bood hem eene leening aan, van 4 mil-
lioen franken b. v. Indien hij protectie had, of door mid-
delen, welke ik niet te veel wil omschrijven, de beamb-
ten , die bij den minister in het meeste krediet stonden,
voor zich wist te winnen, of de bijzondere welwillend-
heid van Z. Exc. wist te verwerven, werd zijn aanbod
aangenomen, en werd hij
contratista van de regering. De
minister gaf hem aanstonds als waarborg voor 4'millioen
papieren op den staat over. Met die papieren slaagde de
con-
tratista
er gemakkelijk in, om bij den eersten den bes-

1) lgt;it adres, iu de Fransche laai opgesteld, verscheen deu 11 JInntj
18.gt;0 als Bijvoegsel bij het Handelsblad in hel licht.

-ocr page 82-

ten bankier een millioen aan contanten te leenen, welke
hij in de schatkist stortte. Na deze eerste storting ont-
ving de geldschieter wissels van de regering op de eene
of andere provincie, dikwijls op de provincie, wier in-
tendant of thesaurier hij kende. Die staatsbeambten , die
nimmer geld hadden , om het aan de regering op hare
aanvrage te geven, vonden het zonder moeite, om het
aan de
contraüstas te verschaffen, waarbij zij gewoonlijk
I2Y0 voor intrest afhielden. Men heeft mij zelfs verze-
kerd, dat somtijds de intendanten zelve de naamlooze
geldschieters waren. Alzoo bewerkstelligde de
contratisia
de tweede storting van een millioen met geld, dat hij
reeds ontvangen had. De derde storting geschiedde meest
altijd in kredietbrieven van Squot;/») die koers hadden aan
de beurs, en op welke eene netto winst behaald werd
van 757o. Alzoo ontving een geldschieter 257„ van den
staat, hetgeen hem op 4 millioen een millioen intrest
gaf; op 2 in papier gestorte millioenen won hij l'/j
millioen; in het geheel 2,500,000 franken. Maar hij
moest 25Yo intrest betalen, voor het eerste geleende
millioen, 127o intrest, voor 4 millioen, aan den gedien-
stigen intendant, hetgeen zijne winst met 730,000 fran-
ken verminderde. Bovendien moest hij geschenken ge-
ven aan de beambten van het algemeen bestuur, welke
men wel op 270,000 franken zou kunnen begroeten. Al-
dus won een
contraüsta, in den tijd van 6 a_9 maanden,
17
j millioen op eene leening van 4 millioen, zonder
eenen cent uit te geven.
In Spanje, dat nog heden in ge-
munt geld het rijkste land is, en dat onmetelijke rente-
loos liggende kapitalen heeft, bedroeg de loopende
intrest
van het geld dan ook van 25 tot 307;. De bankiers trok-

ken inderdaad al liet

geld

naar zich toe, en wilden

-ocr page 83-

liever zaken doen met den staat of de contratidas, dan
de ondernemingen van nijverlieid of handel begunstigen,
terwijl de rustige renteniers, deze verkwisting van's lands
jjenningen ziende, en de regering zonder magt, zonder
krediet, aan de intriganten en beursspelers overgeleverd ,
hunne fondsen liever naar het buitenland zonden dan ze
in de handen van die ware bloedzuigers der schatkist te
wagen.'/

§ 17.

Over intrest of rente.

Wanneer iemand aan eenen ander een kapitaal leent,
pleegt hij zich, nevens de teruggave van de geleende
waarde, eene vergoeding voor den tijd, dat hij de vrije
beschikking over zijn' eigendom missen moet, met andere
woorden, eenen
huurprijs te bedingen.

De reden hiervan is eenvoudig; de eigenaar kan zijn
kapitaal als werktuig voor de voortbrenging gebruiken,
wanneer het hem , benevens eene belooning als onderne-
ming , kapitaalwinsten zal opleveren: hij kan het ook
verteren, waardoor hij zich allerlei genot zal verschafien.

Hij zal dus eene vergoeding verlangen, omdat hij b
van de verwerving dier winsten afziet, bf zich genietingen
ontzegt.

Die vergoeding of huurprijs wordt niet altijd uitdruk-
kelijk genoemd ; de rijke koopman b. v., die aan den
kleinhandelaar waren op krediet levert (leent), bedingt
^leh den huurprijs in den vorm van eenen hoogeren prijs
^oor die waren.

Wanneer de overdragt van kapitalen in den vorm van
geld plaats heeft, draagt de huurprijs den naam van in'
trest of rente. Gewoonlijk wordt deze bij het jaar bere-

-ocr page 84-

Icend, en in honderdste deelen (percenten) van liet kapitaal
uitgedrukt. Wanneer men voor korter dan een jaar leent,
of den intrest vooruit laat afhouden
[disconteren), geniet
men eigenlijk hoogeren intrest dan men uitspreekt, daar
men, den intrest als kapitaal uitzettende, op nieuw intrest
kan trekken.

De intrest zal hooger of lager zijn, naarmate de uit-
leener meer of minder gevaar loopt, om zijn geld of
wat hij ook moge geleend hebben, niet terug te bekomen.
Dat gevaar hangt van velerlei omstandigheden af: of de
leener rijk of arm is, voor vlijtig, kundig en eerlijk, of
voor lui, onbekwaam en oneerlijk bekend staat; van het
doel, waartoe hij leent, van de meer of minder doelma-
tige wetten, om den schuldenaar, die in het nakomen
zijner verbindtenis nalatig mogt blijven, tot betaling te
noodzaken, van de kans, om met in waarde verminderde
munt, of papieren geld betaald te worden, enz.

Hetgene voor dat gevaar vaii verlies bedongen wordt,
wordt door de staatshuishoudkundige schrijvers de^rmie
van verzekering genoemd.

Zoo'bestaat de intrest uit twee deelen: uit eene scha-
deloosstelling voor de vrije beschikking over zijn kapi-
taal, welke de eigenaar missen moet (den eigenlijken
huurprijs), en uit eene schadeloosstelling voor de kans
van verlies.

Bestaat er geen het minste gevaar, doordat de uitleener
b.
V. een onderpand bekomt, dan valt het laatste bestand-
deel geheel weg. Bij groot vertrouwen (krediet), zal het
zeer gering zijn.

Maar buiten de premie van verzekering zal de intrest hoo-
ger of lager zijn, naarmate de verhouding is tusschen de
vraag naar en het aanbod van beschikbare Lipitalen.

-ocr page 85-

Is er meer vraag dan aanbod, dan zal de intrest liooger,
in het omgekeerde geval, lager zijn.

Sommigen vragen naar kapitalen tot een vruchtbaar ,
anderen tot een onvruchtbaar verbruik. Die ze tot een
vruchtbaar verbruik (tot eene of andere ouderneming van
handel, van nijverheid) verlangt, zal echter geen hoogeren
intrest geven, dan de som, die hem, na aftrek van eene
winst of belooning als ondernemer, kan overblijven ').

Hieruit volgt, dat de gemiddelderentenstand {taux
(le Viniérêt) in een land afhankelijk is van de hoe-
grootheid der winsten, die men in dat land verwer-
ven kan door een kapitaal aan te wenden. Leveren
de ondernemingen groote voordeden op, dan zal de renten-
stand hoog zijn, omdat er veel vraag zal wezen naar
kapitalen, en de ondernemers tevens in staat gesteld zul-
len zijn, om hoogen intrest te geven. De hooge renten-
stand kan alzoo het gevolg wezen van groote levendig-
heid en bedrijvigheid; maar hij kan ook eene andere
oorzaak hebben, dat er namelijk weinig kapitalen zijn.
Men heeft derhalve geen regt, om eenen hoogen ren-
tenstand altijd als een gunstig, of altijd als een ongun-

1)nbsp;Die blool de verleiing der geleende kapitalen op liet oog heeft ,
«al iu den regel eene hooge premie vua verzekering moeten betalen. Vau
daar, dat de vraag der verkwisters naar kapitalen, die ligt te bewegen
»ijn , om eenen hoogen intrest te geven , de mededinging der nijveren
quot;iet uitsluit.

2)nbsp;Alleen, wanneer men bij den intrest, den eigenlijken huurprijs, af
geseheiden van de premie van verzekering , beschouwt, kan men zeggen, dat
er een
gemiddelde rentenstand bestaat. Want de premie van verzekering is
ieigt; allen tijde verschillend, grooter of kleiner , iu evenredigheid van
het gevaar. Deze er bij rekenende, zou men van geen gemiddelden
rentenstand kunnen spreken.

-ocr page 86-

stig toeken aau te merken; evenmin vermag men uit
den lagen rentenstand altijd het besluit af te leiden,
dat er overvloed van kapitalen bestaat; lage intrest kan
evenzeer een ongunstig teeken zijn, dat namelijk de ka-
pitalen weinig gevraagd worden, hetgeen verslapping in
de nijverheid aanduidt.

De intrest kan soms te gelijk hoog en laag zijn. Wan-
neer door politieke omstandigheden , in oorlogstijd b. v.,
het gevaar der meeste ondernemingen groot is, vraagt
men hoogen intrest; maar voor eene onderneming, die
alsdan geen gevaar oplevert, leent men gaarne tegen
lagen intrest.

In het algemeen is lage intrest als een voordeel te be-
schouwen, omdat men daardoor in staat gesteld wordt,
vele ondernemingen te doen, die men anders zoude moe-
ten nalaten, daar er na aftrek van den intrest voor het
kapitaal, geene winst zou overblijven Yoor den ondernemer.

De premie van verzekering, zooals wij zagen, hangt van de
omstandigheden af, waardoor de kans ontstaat, om kapi-
taal , of intrest, of beiden te verliezen. Wanneer eene re-
gering leent, zou men meenen, moet het gevaar, en der-
halve de premie van verzekering al zeer groot zijn. Want het
doel, waartoe de regering leent, is in den regel niet an-
ders dan om te verteren (onvruchtbaar te verbruiken);
men heeft geene middelen, om haar tot nakoming harer
verbindtenisson te noodzaken ; ook leent zij gewoonlijk ,
zonder iets omtrent de aflossing te bepalen, zoodat men
wclligt nimmer meer de geleende som terug zal ontvangen.

Evenwel leert de ondervinding het tegendeel. Eene re-
gering leent zelfs dikwijls tegen lageren intrest dan de
nijvere man. De oorzaak, waarom men bij leeningen aan
eene regering het gevaar weinig acht, ligt
hoofdzakelijk

-ocr page 87-

in de groote liulpmiddelen, die zij bezit, om althans de
renten te voldoen, terwijl men zich om de aflossing min-
der bekreunt, daar men ten allen tijde aan de beurs
gelegenheid vindt, om zijn kapitaal terug te bekomen
Tegen het verlies, dat men misschien daarbij lijden zal,
staat de kans over om te winnen. Voorts rekent men te
veel op het groote belang, dat een staat heeft bij het
behoud van zijn krediet, dan dat men acht zoude geven
op de oude waarschuwing: //I/een niet aan iemand, die
magtiger is dan gij ; en zoo gij hem geleend hebt, houd
het voor verloren quot;)'/.

De koers der efiekten is geen zekere maatstaf van den
rentenstand, omdat de politieke omstandigheden en het
staatskrediet daarop te grooten invloed uitoefenen, of
omdat vraag en aanbod in ongelijke verhouding staan.
Ook is de koers der verschillende efiekten onderscheiden,
al geven zij eene gelijke rente

De intrest, dien regeringen betalen, wordt uitgedrukt
in verhouding tot de werkelijk geleende som, of in ver-
houding tot een nominaal' kapitaal. In § 16 van dit
hoofdstuk hebben wij reeds gezien, waarin dat laatste be-
staat. Wanneer de regering voor hare schuldbekentenissen
tegen zekere rente minder bekomt dan het bedrag der
schuldbekentenis, dan leent zij tegen eene hoogere rente
dan zij uitspreekt, en zij kent den geldschieter in naam
een kapitaal toe, grooter dan het kapitaal, dat zij ont-
vangen heeft.

1)nbsp;«La possibilité de vendre fait regarder comme nul Ie danger de
Barder..
{Say, Cours complet, pag. Sl7).

2)nbsp;Spreuken nan Jezus , den zoon van Sirach , Hoofdsl. VIII, vs. 15.

3)nbsp;Zie henodrn bl. 85. Vg. Fiicardo, Principes, pag. 276, 2-7.

-ocr page 88-

Men heeft voor het eerst een grooter nominaal kapitaal
toegekend in Engeland onder koningin Anna; maar niet
dan na den Amerikaanschen oorlog kwam deze methode regel-
matig in zwang'). Van 1793 tot 1817 heeft men in
Groot-Brittanje voor een bedrag van 879, 289, 943 p. st.
aan schuldbrieven uitgegeven, waarvoor maar 584, 874,
557 p. ontvangen is, zoodat aan de selmldeischers 294,
411, 386 p., bijna '/g meer toegekend is, dan zij wer-
kelijk geleend hebben Frankrijk leende van 1815 tot
1823 1,457,223,920 franken, en moest zich voor 2,068,
787,320, dus voor 616,466,400 meer schuldenaar ver-
klaren .

De redenen, die eene regering nopen, om de schuldbe-
kentenissen beneden haar nominaal bedrag te verkoopen ,
zijn voornamelijk deze:

1°. In ongunstige tijden kan zij dikw^ijls geen geld
bekomen tegen den gewonen intrest; zij moet eenen hoo-
geren geven. Wanneer zij nu zelve een' wettelijken in-
trest bepaald heeft, vindt zij hierin het middel, om de
wet te ontduiken. //Die Sache//, zegt Nebenius , *) //bleibt
aber nicht verborgen, wenn man sie auch nicht bei ihrem
Namen nennt.//

2°. De regering wil gelijkheid in de verschillende dee-
len der staatsschuld. Zoo werden in 1814 bij ons alle
soorten van schulden, ook van 5, 6 en 7 quot;/„ gt; gelijk-
vormig gemaakt tot ééne soort, van 2'/^

Zij wil ook voorkomen, dat de intrest niet in allerlei

1)nbsp;Mac CAilloch , pag. 4.35,439.

2)nbsp;Mac CuUoch , pag. 4iö. Vg. pag. 439 amp;.

3)nbsp;Rau, UI, § 496 , in nota a.

4)nbsp;S. 370, in nota.

-ocr page 89-

kleine breuken worde uitgedrukt, betgeen tot laslige
berekeningen aanleiding geven zou.

3quot;. Hoopt de regering eenen lageren intrest te zullen
bedingen, dan anders het geval zoude zijn, omdat de ef-
fekten, waarbij een groot nominaal kapitaal wordt toe-
gekend, bijzonder gewild zijn, zoowel door hen, die eene
vaste geldbelegging zoeken, als door de speculanten. Deze
laatsten hopen door verkoop op het kapitaal te winnen.
Hoe meer toch een eflekt onder pari staat, des te grooter
speelruimte blijft er voor rijzing over'). Ook heeft men
niet ligt voor aflossing te vreezen , daar zulks der regering
niet mogelijk zoude zijn zonder groote opofieringen, het-
geen de efiekten zelfs tot boven pari kan doen rijzen,
iets, dat zeker niet geschieden zou, als men eene aflos-
sing tegen pari te duchten hadde Uit diemoeijelijkheid,
om af te lossen en te converteren volgt, dat hij, die eene
vaste geldbelegging zoekt, verzekerd is, hooge renten te
zullen blijven trekken , al daalt de rentenstand. En mogt
er al worden afgelost, dan won hij op zijn kapitaal.

Uit dien hoofde worden b. v. 3 pCents tegen 75 boven
4 pCents tegen pari verkozen.

Maar deze methode moge voor de schuldeischers van
den staat voordeelen opleveren , voor den staat is zij
allernoodlottigstDe staatsschuld wordt ontzaggelijk

1)nbsp;«Plus il y a de distance entre la valeur vénale de la rente et
son capital plus il y a de latitude pour les joueurs ii la hausse et à
'a bais.se. Quand le pair est atteint, toute chance cesse, et le jeu
finit, ou du moins il est circonscrit dans un cercle si étroit qu'il n'offre
que peu de séduction à la cupidité.»
{Ganilh, de la science des

. pas- 36.)

2)nbsp;Rau, m , § 495. Vg. Nebenius, S. 356.

3)nbsp;Indien namelijk de schuldbekentenissen ver beneden hun bedrag
worden verkocht. Een
klein verschil, om te vermijden , d»t de intrest

-ocr page 90-

vermeerderd, eene aflossing tegen pari misschien voor
altijd onmogelijk gemaakt. De eenige weg, die er in den
regel overblijft, is de eflekten tegen den marktprijs in te
koopen. Maar ook in dat geval zal de regering meestal
meer moeten teruggeven dan zij ontvangen heeft. Door
dat inkoopen zelf zullen de fondsen rijzen. De vraag
wordt vermeerderd, en het staatskrediet meer beves-
tigd').

Een ander groot nadeel is, dat de regering zich de ge-
legenheid afsnijdt, om in gunstiger oogenblikken , als
de rentenstand lager, of het krediet verbeterd wordt,
de renten te verminderen.

De regering doet veel beter met schuldbekentenissen ,
rentende 5 , tegen pari uit te geven dan 4 pCts tegen
80. In béide gevallen betaalt zij 5 quot;/„, doch in het laat-
ste blijft steeds de gelegenheid open om af te lossen ,
zonder meer te moeten teruggeven dan men ontvangen
heeft, en de mogelijkheid, om bij eenen lageren renten-
stand de renten te verminderen. Zoodra zij echter voor
de eflekten meer dan 80 bekomen kan, geeft zij lageren
intrest dan 5 7o-nbsp;voordeel zal echter nimmer zoo

groot zijn, dat het de weegschaal ten gunste van dit
systema zou kunnen doen overslaan. //Wir glauben —,'/ zegt
Nebenius '), //dasz eine Regierung, die sich genöthigt
sieht, zu
hohen Preisen Geld aufzunehmen, sich niemals
eine
angemessene Erleichterung (d. i. eine solche, welche
eine Ersparnisz an Zinsen gewährt, deren Anhaüfung bis

in eene kleine breuk worJe uitgedrukt, of om de eCfeliten maer aftrek
te doen vinden bij de bankiers , die de leening overnemen is geheel
iets anders.

1)nbsp;Vg. beneden hl. 119.

2)nbsp;S. 378.

-ocr page 91-

zum Zeitpunct des Sinkens des Ziiisfuszes dem Verlust
an Kapital gleich kommt, in der Zinsenlast, durch die
Verschreibung eines bedeuteud höhern Nominalkapitals
versehaflen kann.//

Het zal altijd beter zijn, zelfs tegen de hoogste renten
te leenen, dan tegen lage, met toekenning van een groot
nominaal kapitaal ; want volgens de ondervinding en de
waarschijnlijkheid laat het zich niet veronderstellen, dat
de rentenstand zoo lang hoog zoude hlij ven, dat het toeken-
nen van een grooter nominaal kapitaal voordeeliger uit-
k warne. Maar, zooals Smith zegt'), //ziclr uit den oogen-
blikkelijken nood te helpen is iets, dat hen, die het meest
onmiddellijk met het bestuur dér staatszaken belast zijn,
voornamelijk bezig houdt. Wat de lossing van het be-
zwaarde staatsinkomen betreft, dit is eene zorg, welke zij
aan de nakomelingschap overlaten.//

Te regt merkt Coquelin aan: //Offrir aux créanciers de
l'état une augmentation future de capital, en échange
d'une perte d'intérêt présente, c'est en quelque sorte dé-
placer les rôles, c'est mettre la prévoyance de l'avenir du
coté des hommes qui meurent, et ne laisser à l'état, qui
doit vivre, que le souci du présent.//

§ 18.

Over het staatskrediet.

Of de voorwaarden, waarop een staat eene leening sluit,
gunstig of ongunstig zijn, hangt zoo zeer van zijn
krediet af, dat het ter dezer plaatse wel eenige beschou-
wing verdient.

1)nbsp;n, pag. 621.

2)nbsp;Rerue des deux Mondes, ivril, 1813, pag. 132.

-ocr page 92-

Aan liet woord krediet lieeft men de ongerijmdste be-
grippen gehecht. Men heeft er een middel in gezien, om
rijkdommen te scheppen, eene dwaling, welke ontzag-
gelijke nadeelen na zich gesleept, en het ontstaan van
groote staatsschulden niet weinig bevorderd heeft.

Zoo schreef o. a. een Russisch staatsman '): //der Staats-
kredit ist im vollen Sinne des quot;Worts ein unerschöpfli-
cher Schatz. — Der Kredit vermindert nicht, sondern
vergröszert die Kapitalien der Nation — die Masse des
Geldcapitals wird verdoppelt.quot; Ook de Fransche president
Louis Napoleon schijnt aan het krediet eene tooverachtige
uitwerking toe te schrijven. In eene aanspraak bij de
opening der bijeenkomst van den algemeenen raad van land-
bouw en koophandel zeide hij®): «Het krediet, dit moeten
wij niet vergeten, is het zedelijk beginsel der materiële
belangen; het is de geest, die aan het ligcliaam leven
geeft; het geeft door het vertrouwen aan alle voortbreng-
selen eene tienvoudige waarde, terwijl het wantrouwen
die waarde ten eenen male vernietigt.'/

Krediet in het algemeen is het vertrouwen, dat iemand
de middelen en den wil bezit, om zijne aangegane ver-
bindtenissen na te komen.

Het krediet is actief of passief, d. i. iemand kan dat
vertrouwen in een en ander stellen , of iemand kan dat
vertrouwen aan een' ander inboezemen. De eerste is degene ,
die krediet
geeft; de laatste, hij, die krediet hekomt.

Nebenius drukt het aldus uit'): n Credit bezeichnet das

Fon einem Russischen Staatsmanne.

1) lieber den Staatskredit.
Loipzis , 18iO.

-ï) Zie Ned. Staatscvurant van 1830 , No. 86.
3) S. 1.

-ocr page 93-

SI

Vertrauen , das man in die Wirksamkeit eines Verapre-
chens setzt, wodurch eine physische oder moralische Per-
son, gegen empfangene Werthe, zur künftigen Leistung
von Gegenwerthen sich verpflichtet, so wie die Fähigkeit,
vorhandene Werthe gegen ein solches Versprechen, in
freiwilliger Uehereinkunft, von andern Personen sich zu
verschaflen.v

Ilet staatskrediet is het vertrouwen, dät men koestert
omtrent de middelen en den wil der regering. Zoowel het
staats- als het privaatkrediet staat in naauw verband met
den hoogeren of lageren trap van welvaart en zedelijk-
heid eens volks, en met de meerdere of mindere veran-
derlijkheid van het circulatiemiddel, hetwelk bij dat volk
in gebruik is '). Regeringsvorm, wetgeving en regtsple-
ging hebben mede eenen gewigtigen invloed.quot;quot;

Bij het staatskrediet komen bijzonder de volgende om-
standigheden in aanmerking; de verhouding van het na-
tionale inkomen tot de loopende uitgaven van den staat
in het algemeen, en in het bijzonder tot de renten der
staatsschuld, de aard der bronnen van dat inkomen, de
quot;Wijze, waarop het verdeeld wordt onder de ingezetenen,
de verhouding der staatsbehoeften tot hot inkomen van
den staat, de bestaande belastingstelsels, het gedrag van
liet financiële bestuur jegens de schuldeischers, de inrig-
tingen tot verzekering hunner regten, de jaarlijks be-
schikbare middelen tot werkelijke vermindering der schuld
vredestijd, de toeneming van de bevolking, van dert
landbouw, van de nijverheid, de aard der belemmeringen,
elke die toeneming, de verbetering der belasting-

1) zi« Neienius, i, § 3.

-ocr page 94-

stelsels of van liet financiële bestuur in liet algemeen in
den weg staan, de inwendige politieke toestand der
landen').

De meerdere of mindere magt van eenen staat oefent
in het algemeen weinig invloed op zijn krediet uit. Het
krediet van eenen zeer kleinen staat kan zelfs veel uit-
gebreider wezen dan van eenen staat van den eersten
rang. In tijden van groote politieke beroeringen zijn de
schuldeischers van groote en van kleine staten aan dezelfde
wisselvalligheden blootgesteld. Dikwijls werden de schuld-
eischers in hunne regten zelfs daar niet verkort, waar
het land zijne zelfstandigheid verloor, of zij deelden in
het lot van de schuldeischers van den staat, die verove-
raar werd

Het staatskrediet is van het privaatkrediet daarin on-
derscheiden , dat men bij het eerste nog meer moet over-
tuigd zijn van den vasten en ernstigen wil des schulde-
naars , om zijne aangegane verbindtenissen na te komen.
In eenen goed geordenden staat toch geeft de wet de
middelen aan de hand, om den privaatman, bij wien
de wil eens mogt ontbreken, tot het nakomen zijner
verbindtenissen te dwingen ; den staat kan men niet dwin-
gen, hoe groot zijn vermogen
ook zij; alles hangt van
zijne eerlijkheid af. Hiervan moge Spanje ten getuige
strekken!

Het nut van het privaatkrediet is aan geen twijfel
onderhevig. Zonder krediet is bijna geene leening denk-

1)nbsp;Nebenius, S. 269.

2)nbsp;Nebenius . S. 280.

3)nbsp;Hoe doeltreffender hieromtrent de wetten ïijn , des te bloeij«quot;-
der , des te uitgebreider zal ook het krediet wezen.

-ocr page 95-

baar, en door leeningen komen vele kapitalen , in handen
van degene, die ze nuttig aanwenden, terwijl de eigenaars
zelve hiertoe ongeschikt, of ongenegen zijn. Wel wordt
er soms door privaatpersonen enkel geleend, om te ver-
kwisten , doch dit is slechis eene uitzondering op den
regel, dat zij tot een winstbelovend doel of vruchtbaar
verbruik geld opnemen. Door het krediet wordt het spa-
ren bevorderd; bestond het niet, dan zouden er veel min-
der kapitalen gezameld, veel meer verteerd worden. Ook
zouden de ruilingen dan veel omslagtiger zijn; men zoude
meer goud en zilver als ruilmiddel noodig hebben, enz.

Wat het nut van het staatskrediet betreft, hieraan
is door sommige schrijvers getwijfeld geworden. Say')
en Storch ontkennen dat nut. Zij gaan van de onder-
stelling uit, dat eene regering
nimmer leent dan tot
een slecht einde, dat de leeningen eener regering onvoor-
waardelijk verderfelijk zijn, dus ook alles, wat haar
daartoe de gelegenheid verschaft. Maar zelfs, wanneer dit
waarheid ware, zou men toch nooit kunnen begeeren, dat
eene regering krediet miste. Zulks zoude immers te kennen
geven, dat zij bf de middelen, bf den Avil niet bezat, om
hare verbindtenissen na te komen. Is het niet te wenschen,
dat de staat of elk ander schuldenaar vertrouwen verdient,
zich vertromven waardig toont?

Men moet evenwel erkennen, dat het staatskrediet tot
groote misbruiken aanleiding kan geven, en zeer dikwijls
gegeven heeft. Maar
dbus^is non tollit usum. Het is .pr
®ede als met het buskruid, dat hoe gevaarlijk ook,
echter onmiskenbaar nut heeft.

1) Cmirs complet, paj;. 499,,quot;,22.
Iquot;, p^B. ino, IV, pag. 58.

-ocr page 96-

Ook liet staatskrediet heeft onniiskenhare voordeelen '):
staatsleeningen-
hunnen tot zeer nuttige, of noodzakelijke
doeleinden worden aangegaan, tot het aanleggen van nut-
tige werken, die anders moeijelijk tot stand zouden ko-
men , tot het verdedigen van 's lands vrijheid en onaf-
hankelijklieid Kleine staten worden er door in staat ge-
steld , om zich tegen de aanvallen van magtige vijanden
te verdedigen. Het krediet maakt dikwijls ongelijke strijd-
krachten gelijk. Men kan op de hulp en de kapitalen
van andere landen rekenen. Door het krediet vloeijen de
schuldbekentenissen van een staat ook naar het buiten-
land, en worden er alzoo minder kapitalen aan de nij-
verheid onttrokken. Met het krediet stijgt de magt van
eenen staat, worden zijne onafhankelijkheid en zelfstan-
digheid op hechte grondslagen gevestigd

En eens aangenomen, dat eene regering moet kunnen
leenen, valt het ligt te begrijpen, dat zij volstrekt geen
krediet bezittende, geene geldschieters zal vinden; dat zij
bij weinig krediet in ongunstige voorwaarden zal moeten
toestemmen, en hoogen intrest betalen. Men kan éven-
wel niet onvoorwaardelijk stellen, dat in evenredigheid
van haar grooter krediet de intrest lager zal zijn. De

1)nbsp;Zie Nebenius V , § 7.

2)nbsp;Say brengt hiertegen in, dat dikwijl.quot;! zij, die de regtvaardigste zaak
voorstaan, geen krediet vinden , terwijl de hulpmiddelen van het krediet
aan hel onregt ten dienste staan.
{Cours complet, pag. 522). M^ar houdt
een wapen op een nuttig werktuig te zijn, omdat het zoowel tot
eenen onregtmiuigen aanval , als tot eene weUige verdediging kan
dienen ?

3)nbsp;Het krediet van Engeland, zegt Say , doet het thans onder dien
schrikbarenden schuldenlast gebukt gaan.
(Cours complet, pag. 523). Maar
Engeland is daardoor ook in staat geweest, om de magt van eenen Na-
poleon weerstand te bieden.

-ocr page 97-

premie van verzekering staat wel is waar in onmiddellijk ver-
band met het krediet, maar de huur, het andere bestanddeel
van den intrest, hangt van te veel andere omstandighe-
den af, als van de meerdere of mindere hoeveelheid van
beschikbare kapitalen, de meerdere of mindere gelegen-
heid, om kapitalen aan te wenden, enz. Het is dus mo-
gelijk, dat een staat, die een bloeijend krediet bezit,
hoogeren intrest moet geven dan een staat, die veel min-
der krediet verdient. De hoogere huurprijs, dien de eerste
betalen moet, overtreft dan de premie van verzekering,
die van den laatsten gevorderd wordt.

Het middel, dat Say voorstelt, om de misbruiken van
het krediet tegen te gaan, met behoud daarvan tot
nuttige einden, is ondoeltrefi'end. //De staten,'/zegt hij'),
'/die in het genot zijn van eene werkelijke volksverte-
genwoordiging , moesten niet toestemmen dan in speciale
leeningen, leeningen ten behoeve van eenen oorlog, van
eene onderneming, waarvan het doel bepaald aangewezen
werd. Welligt zou de onmogelijkheid, om geld te vin-
den voor eene noodlottige onderneming, voor eenen oor-
log , die met de belangen des lands weinig overeenkom-
stig ware, verhinderen, dat men er toe overging. En ,
nadien de regering desniettemin er bij bleef, om tot een
slecht einde te willen leenen, zou het haar gelukkig on-
quot;^ogelijk zijn, haar doel te bereiken. Eene kamer van af-
gevaardigden , die het gevolg zoude zijn van bedrog,
herleiding of geweld, zoude vrij met hare stem eenen
antinationalen maatregel mogen bekrachtigen, de geld-
schieters zouden niet voor den dag komen; zij zouden
kunnen vreezen, dat eene verstandigere regering, eene meet

') Cours compltl, jwj; «3.

-ocr page 98-

verlichte volksvertegenwoordiging in het vervolg aan de
verbindtenissen, door hunne voorgangers gesloten, geen
gestand mogten doen.//

Het eerste, wat hij aanvoert, is een zuiver praeceptum
morale
; wat het laatste aangaat, — wie ziet niet in, dat
eene regering zelfs voor het noodzakelijkste einde geen
geldschieters zoude vinden, die altijd zouden te duchten
hebben, dat eene volgende vertegenwoordiging, regtens
of onregtens, de maatregelen der vorige voor verkeerd
verklaarde? Tot welke misbruiken zou zulks geen aan-
leiding geven? De geldschieters zouden dan zelve moe-
ten nagaan, of een maatregel geschikt ware, of niet. Neen,
de verbindtenissen, eenmaal door de wettige regering van
eenen staat in zijnen naam aangegaan, moeten heilig en
onschendbaar zijn. Die geleend heeft aan den staat, heeft
op diens zedelijkheid en hulpmiddelen gebouwd.

Eene regering, die haar krediet behouden en bevesti-
gen wil, moet voor geen ofler terug deinzen, om de aan-
gegane verbindtenissen stiptelijk na te komen; zij moet
den nationalen rijkdom zoeken te vermeerderen door het
daarstellen van nuttige werken en inrigtingen ; zij moet
buiten noodzakelijkheid van de hulpmiddelen des krediets
geen gebruik maken, in tijden van vrede de staatsschuld
verminderen. Het staatskrediet toch is niet onuitpiattelijk.
Het is moeijelijk te bepalen, wanneer men tot de uiterste
grens zal gekomen zijn, maar er bestaat eene grens. Het laat
zich denken, dat eene regering bij den besten wil einde-
lijk haar krediet verliest, wanneer namelijk de staats-
schuld zoo groot geworden is, dat men verwachten moet,
dat het nationale inkomen, na aftrek van het noodige
levensonderhond der ingezetenen, niet meer toereikende
zal zijn, om dc renten te voldoen.

I

-ocr page 99-

*

ïn wanneer het krediet eenmaal geschokt of verloren
is, wordt het niet gemakkelijk hersteld. Het zal intus-
sehen spoediger terugbekomen worden, wanneer zulks'
een gevolg is van buitengewone rampen, dan wanneer de
oorzaak aan de regering te wijten is. Onder de nadeelen,
die uit een geschokt krediet voortvloeijen, moeten de ver-
liezen, welke de schuldeischers van den staat lijden, niet
het minste geteld worden. Zelfs eene latere vergoeding,
kan hen niet schadeloos stellen, die intussehen genoodzaakt
zijn geweest, zich van hunne schuldbekentenissen te ont-
doen.

§ 19.

Conversie van staatsschulden.

Door conversie (schuldverandering) wordt eene oude
schuld door eene nieuwe vervangen. Gewoonlijk heeft men
daarbij de vermindering van de renten der staatsschuld
ten doel. Die vermindering kan geschieden, wanneer het
aanbod van beschikbare kapitalen en het krediet van den
staat zoodanig is, dat de regering tegen lagere renten
kan leenen, dan zij tot nu toe betalen moest.

Of zulks werkelijk het geval is, blijkt vooral uit de
omstandigheid, dat de openbare fondsen boven pari staan.
Wanneer b. v. de effekten, rentende 5 , voor 125 ver-
kocht worden, trekken de koepers inderdaad niet meer
dannbsp;en de regering kan er uit afleiden, dat zij

eene nieuwe leening zou kunnen sluiten tegen 4

Eene regering, die converteren en de renten verminde-
ren wil, nioet zorgen door tusschenkomst van bankiers,
of op andere wijzen eene som ter harer beschikking te heb-

-ocr page 100-

ben, om hen, die in de hun voorgeslagen vermindering
geen genoegen nemen, te kunnen aflossen. Maar als het
regte tijdstip tot de conversie gekozen wordt, zullen niet
velen hun kapitaal terug verlangen; want de rentenstand
zal dan laag zijn, zoodat zij hun geld niet op eene meer
voordeelige wijze zullen kunnen beleggen'). Daarom be-
hoeft dan ook de beschikbare som betrekkelijk niet zeer
groot te zijn. De regering kan ook de operatie tegen zekere
provisie aan bankiers opdragen.

Die maatregel tot vermindering van den schuldenlast
mag niet verzuimd worden, zoodra de gelegenheid er
zich toe aanbiedt. Worden er van sommige deelen der
staatsschuld hoogere renten betaald dan van andere, dan
behoort men natuurlijk te trachten, het eerst de hoogste
renten te verminderen. Geeft de geheele staatsschuld de-
zelfde rente, dan kan men, om eene minder groote som
ter beschikking voor eventuele aflossing noodig te hebben,
door uitloting de renthefTers aanwijzen, die het eerst
tusschen aflossing of vermindering hunner renten zullen
moeten kiezen.

In ons land, gelijk wij reeds vroeger opmerkten, wer-
den bij de wet van dennbsp;Mei 1814 alle soorten
van schulden, ook die van 5,6 en 7% geconverteerd ,
in eene zelfde soort van quot;/(,, waarvoor men het ka-
pitaal denkbeeldig vergrootte, zoodat derentenverminde-
ring slechts in naam plaats had. Zoo wordt conversie
eene noodlottige operatie. Schatten zijn er in ons koning-

1) Men pleegt de toestemming der rentiieffers in eene rentenver-
mindering ook nog wel door bijïondere bepalingen te verwerven. Men
belooft hun b. v. gedurende eenen bepaalden tijd geene nieuwe con-
versie te zullan beproaven. {Itau , lil, § 511.)

-ocr page 101-

rijk op die wijze verspild geworden'). Eene conversie
brengt altijd kosten mede. Wanneer men dus voor oude
schulden nieuwe maakt, die even groot zijn, terwijl
men geene rentenvermindering daardoor te weeg brengt,
heeft men slechts geld in het water geworpen. En
hoe moet dan een maatregel beoordeeld worden, w^aarbij
den schuldeischers een grooter nominaal kapitaal wordt
toegekend, terwijl bovendien de rentenlast niet alleen
dezelfde blijft, maar zelfs voor het vervolg de mogelijk-
heid eener rentenvermindering wordt afgesneden ? Als
toch de renten zeer laag zijn, ver beneden den gewonen
gemiddelden rentenstand, zullei;! zij nimmermeer kunnen
worden verminderd.

Hoewel er niets onbillijks ligt in eenen maatregel tot
rentenvermindering, als die het gevolg is van meerdere
welvaart, van ophooping van kapitalen, van toenemende
moeijelijkheid, om ze aan te wenden, van den lageren
rentenstand en van een meer bevestigd staatskrediet®).

1)nbsp;«Jaarlijks werd op nieuw geconverteerd, aUijd met meerder
verlies, en de ligtzinnigheid was zoo ver gekomen — wij mogen het
'liet vergeten — dat, toen een schrander lid der Staten-Generaal
bewees, dat men zonder eenige noodzakelijkheid het Rijk met veel meer
schuld bezwaarde , dan de sommen , die men leende, de Minister hem
niet wederlegde , maar hem spottende te gemoet voerde , dat wanneer
men staatsschulden op die groote schaal daarstelde , het bekrompen
■Was op eenige millioenen te zien.«

{Ackersdyck, Ned. Fin., bl. ll amp; 12).

2)nbsp;«Den huijvader, die, om zich eenige middelen of verruiming
te verschaffen, grootere lasten voor het vervolg op zich nam , of
afstand deed van de gelegenheid, om later zich met minder bezwaar
te bevrijden , zoude men onverschoonlijk vinden; — omtrent den
Staatsman , die hetzelfde voor de Natie doet , is geen ander beginsel
toepasselijk.»
{Ibid. bl. 19.)

R««, m, § 510.

-ocr page 102-

moet men evenwel zorgen, de renthefiers zooveel mogelijk
voor verlies te beveiligen, en daarom b. v. de conversie
niet op eens, geheel onverwacht, bewerkstelligen. Ook is
het onedel door eene plotselinge bijeenbrenging van ka-
pitalen den renthefiers schrik aan te jagen, en hen alzoo
te dwingen, om zich eene rentenvermindering onder den
gemiddelden rentenstand te laten welgevallen ').

Eene vrijwillige conversie benadeelt het krediet niet;
zij zal veeleer strekken, om het te bevestigen, daar zij
het bewijs geeft van den wensch der regering, om den
schuldenlast te verminderen, en hare hulpbronnen te ver-
meerderen.nbsp;•

De billijkheid eischt, dat eene regering, die de renten
verminderen wil, de keus moet laten tusschen renten-
vermindering en aflossing. Eene willekeurige rentenver-
mindering is niets anders dan een staatsbankroet. Daaraan
bestaat geen twijfel. Moeijelijker is de vraag te beantwoor-
den , of
elhe gedwongen conversie, zelfs tegen behoorlijke
schadeloosstelling, voor ongeoorloofd te houden is. De
gevoelens zijn daaromtrent verschillend. Aan den eenen
kant grondt men zich op het regt van onteigening ten
algemeenen nutte, dat den staat toekomt; aan den an-
deren kant beweert men, dat de staat nimmer het regt
heeft, om zijne eenmaal aangegane verbindtenissen bui-
ten toestemming der wederpartij later te wijzigen. Uit
dien hoofde is dan ook de wet van den 27. Sept.
1841, waarbij onze uitgestelde schuld, voor zoover zij
nog niet in werkelijke was overgegaan ') , daarin gecon-

1)nbsp;Vg. Nehenius, S. 303,306.

2)nbsp;De uitgestelde schuld bedroeg op dat tijdstip omstreeks 900
millioen ; lij werd , op eene waarde van 71 millioen berekend, in de
rentegevende geconverteerd.

-ocr page 103-

verteerd werd, door sommigen lievig gegispt geworden').

In Engeland lieeft men dikwijls met groot voordeel
geconverteerd. In 1716 werden de meeste renten op 5%
gebragt; in 1727 op 4; in 1749 op 3. De conversiën,
die er van 1822 tot 1844 tot stand kwamen, veroor-
zaakten op nieuw eene aanzienlijke rentenvermindering
van bijna 3 millioen p. in het jaar

In 1640 verminderden de staten van Holland den in-
trest hunner schulden van ö'/^ tot öquot;/» , hetwelk in
1649 ten opzigte van de schulden der Generaliteit werd
nagevolgd'). In 165 5 bewerkte de raadpensionaris Joan
de Witt eene vermindering van de renten, die de provin-
cie Holland te betalen had, van 5 op 47o, waardoor jaar-
lijks 4 tonnen schats uitgewonnen werden

Bij alle deze conversiën liet men de keuze tusschen
rentenvermindering en aflossing.

§ 20.

IFa( is gunstiger, dat de regering van vreemden
leent, of van ingezetenen ?

Onderscheidene schrijvers beschouwen het leenen van
buitenlanders als zeer nadeelig. Eaynal beweert, dat men
daardoor als het ware eene of meer provinciën aan den
vreemde verkoopt. Blackstone en Ilume keuren die han-

Zie Louis Drucker , De icrlre beginselen van het Staalscrediet,
H^-ondér met betrekking tol Nederland, verdedigd
enz., Amtiterdam, 1842.

2)nbsp;iWac Culloc.h, pag. 446 amp;.

3)nbsp;Groot Placaet Boeck, D. I, bl. 1304. Zie ook bl. 1502.
Groot Vlacaet-Boeck , ü. I, bl. 1504.

ïi) Groot PlacaetBoeck, D. I, bl. 1306; Wagenaar, D. XII,
bl. 431.

-ocr page 104-

delwijze uiet minder afMontesquieu ') somt het puder
de nadeden der staatsschulden op, dat vreemden, als zij
vele schuldbrieven bezitten, jaarlijks eene aanmerkelijke
som aan renten trekken. Voor het volk, dat alzoo steeds
schuldenaar is, moet de wisselkoers ongunstig zijn, voegt
hij er bij.

Zij, die beweren, dat het leenen van buitenlanders, aan
welke men schatpligtig wordt, nadeelig is, verliezen
geheel uit • het oog, dat wanneer aan eene regering,
die leenen wil, de kapitalen door het buitenland ver-
strekt worden, eene even groote hoeveelheid iulandsche
kapitalen in handen der ingezetenen blijft, die voort-
durend inkomsten opleveren. Het is voor eene natie
voorzeker een groot nadeel, wanneer de regering
tot een onvruchtbaar verbruik geleend heeft. Maar wat
gunstiger is, dat de kapitalen door buitenlanders, of
door ingezetenen verstrekt worden, is eene vraag, die
weder niet onvoorwaardelijk kan worden beantwoord. In
het eerste geval moet de natie renten aan vreemden uit-
keeren, maar zijn ook hare eigene kapitalen in wezen
gebleven; in het laatste geval behoeft zij die uitkeering
uiet te doen, terwijl hare kapitalen verminderd zijn ge-
worden. Het antwoord hangt dus hiervan af, of da ka-
pitalen, die behouden blijven, meer of minder inkomsten
afwerpen dan de renten bedragen, die men voor de
geleende sommen aan het buitenland moet uitbetalen.

Voor een land, dat niet rijk is, zoodat er nog voor
vele takken van nijverheid naar kapitalen gevraagd wordt,
moet het als eene gunstige omstandigheid aangemerkt

1) Zie bij Mac Culluch , pag. 4i4.
?) Esp. des Lois, Li». X.\.H , ch. 17.

-ocr page 105-

worden, dat liet genoeg krediet bezit, om vreemden als
geldschieters te erlangen. De inlandsche kapitalen, die
daardoor behouden blijven, zullen meer vruchten opleve-
ren dan de renten bedragen, die aan het buitenland be-

lt;

taald worden.

In een land daarentegen, waar de vruchten, die men,
door een kapitaal aan te wenden, verwerven kon, bene-
den-het bedrag der renten bleven, zoude het wensche-
lijk zijn, dat alleen ingezetenen de geldschieters waren.

Bestaat er een onbelemmerd verkeer en een goed kre-
diet , dan heeft men als een gevolg van het streven der
kapitaalwinsten en van den rentenstand in de verschil-
lende landen naar gelijkheid, te verwachten, dat de schuld-
brieven althans voor een groot gedeelte naar het rijkste
land zullen vloeijen. Zoo kan het geschieden, dat de ren-
ten eener leening, die in het land zelf gesloten is, aan
buitenlanders moeten betaald worden, en omgekeerd, wan-
neer men in het buitenland leent, dat ten laatste alleen
ingezetenen de schuldeischers worden ').

Onbsp;'

Wat den on^unstis-en wisselkoers betreft, waarvan

Onbsp;ö

Montesquieu gewaagt, dit zou dan alleen waar zijn, wan-
neer het land , dat geld heeft opgenomen • van zijnen
kant nimmer eenige vordering had, hetzij insgelijks uit
eene leening, hetzij op eene andere wijze ontsproten,
die er tegen opwoog. Het is zelfs mogelijk, dat de wis-
selkoers integendeel ongunstig staat voor het land , dat
iiet geld geschoten heeft, wanneer b. v. het land, dat
schuldenaar geworden is, er vele waren heeft ingevoerd.

Eene regering moet niet zoeken te beletten, dat hare
onderdanen in buitenlandsche leeningen aandeel nemen.

1) fin«, UI , § 475.

-ocr page 106-

Want daar meii bij alle geldbeleggingen in liet buiten-
land aan meer gevaren is blootgesteld, en ook liet overma-
ken van gelden dikwijls met groote kosten gepaard gaat,
zal men er niet toe overgaan, indien men zijne kapitalen
even voordeelig in het land zijner inwoning aanwenden
of plaatsen kan. Alleen door hoogere renten kan men
uitgelokt worden, om aan het buitenland de voorkeur te
geven. Het valt wel niet te ontkennen, dat dit dikwijls
ten nadeele der inlandsche nijverheid geschiedt (met name
in ons vaderland hebben de hooge renten, door buiten-
landsche regeringen aangeboden, vele kapitalen aan de
nijverheid onttrokken); maar de pogingen der regeringen,
om zulks tegen te houden, kunnen als ijdel beschouwd
worden').

Evenmin moet de regering wenschen te beletten, dat
vreemden in het bezit harer schuldbrieven komen. Daar-
door toch worden er kapitalen aan de inlandsche nij-
verheid teruggegeven. Zelfs moet men bij het sluiten
eener leening de mededinging van buitenlandsche ban-
kiers gedoogen. Aan inlanders, die minder gunstige
voorwaarden stelden, de voorkeur gevende, zou de
regering haren pligt jegens de belastingscliuldigen uit
het oog verliezen.

De kapitalisten, die aan eene buitenlandsche regering
uitleenen, genieten de volle uitgedrukte renten; terwijl
inlandsche rentheffers er moeten aftrekken, wat zij in de
belastingen tot hunne eigene betaling bijdragen.

i) Onze regering begon met zeer ongunstig te denken over hi-t
aandeel nemen aan buitenlandsche geldleeningen. Zie Wet van 2»
Aug. 1816. Deze wet werd echter bij eene latere , van don 31 Mei
1824, behoudens eenige bep-ilingen , ingetrokken.

-ocr page 107-

Wij ontvangen jaarlijks vele millioenen van vreemde
staten en keeren waarschijnlijk minder dan de helft op
onze beurt aan vreemden uit. Uit het gezegde is het
echter blijkbaar, dat men daarbij niet mag vergeten, dat
als zulks niet het geval ware, onze kapitalen ook voor
onze nijverheid behouden waren gebleven.

-ocr page 108-

DERDE HOOFDSTUK.
Over delging van schuld.

§ 1.

Over delging van staatsschulden in het algemeen.

Elke regering moet het zich tot eenen duren pligt stellen,
op delging der staatsschuld bedacht te zijn, zoodra de
omstandigheden zulks gedoogen. //De dringende noodzake-
lijkheid ,'/ zegt Rau'), //om de schuld te verminderen,
volgt uit de beschouwingen van de uitwerkselen der schul-
den en uit den blik op de geschiedenis der staten, welke
in den nieuweren tijd veel meer nieuwe schulden opeen-
stapelden, dan zij in de daartusschen gelegen tijden van
vrede weder aflosten.// Van 1689 tot 1815 zijn er o. a.
in Engeland gedurende 66 jaren van oorlog 803 milli-
oenen p. st. geleend, en gedurende 62 jaren van vrede
slechts 45 p. st. afgelost geworden

Ook Nebenius dringt er ten sterkste op aan, dat men
in tijden van vrede en rust tot delging overga, opdat
men door, gedurige opeenstapeling van schulden niet
eindelijk tot het punt kome, waarop de rentenlast, ge-
voegd bij de andere noodzakelijke staatsuitgaven, alle
beschikbare middelen der regering wegneemt, en het

1)nbsp;Rnu. Ill, § 31,1.

2)nbsp;Hamülon, p,t(j. 32,102.

-ocr page 109-

gemis van krediet de natie de prooi van eenen nabuur
doet worden, of het geringste buitengewone voorval
een bankroet na zich sleept , dat jammer en ellende
over duizenden brengt, en het gansehe maatschappelijk
gebouw op zijne grondslagen doet schudden, of waarop
men het uiterste beproevende, om zijne verbindtenissen na
te komen, belastingen op belastingen stapelt, welke steeds
minder opbrengen en meer drukkend worden, en het volk
in nood en vertwijfeling brengen

'/Eine Regierung,« zoo vervolgt Nebenius®), quot;diefest
und unerschütterlich bei dem Grundsatz beharrt, in den
Zeiten der Euhe, wo möglich, so viel zu tilgen, als in
den Zeiten der Noth geborgt worden, schützt sich selbst
gegen die Gefahr übereilter und leidenschaftlicher Unter-
nehmungen, indem mau mit desto gröszerer Mäszigung
seinen Credit benutzt, und bei dem Ueberschreiten der
Linie, welche das wahre und dringende Bedürfnisz be-
zeichnet, um so gröszern Widerstand findet, je sicherer
die Generation, welche die Schulden macht, auch darauf
rechnen darf, zur Tilgung noch beitragen zu müssen.

Das entgegen gesetzte System führt unvermeidlich end-
lich einmal zum Ruin, so lange auch unerwartete glück-
liche Ereignisse die furchtbare Crisis oft verzögern, und
so -W'ohlfeü auch die Kapitalisten des Landes ihre neue
Anhaüfungen anbieten mögen.//

Middelen tot delging kunnen gevonden worden uit de
gewone inkomsten van eenen staat, of uit buitengewone.

Buitengewone inkomsten verkrijgt de staat in de eerste

1)nbsp;Nebenius, S ^jg

2)nbsp;l. a. p.

-ocr page 110-

plaats, door vervreemding zijner eigene bezittingen. Wij
bebben vroeger reeds opgemerkt, dat de staat door ver-
koop zijner domeinen in buitengewone behoeften zou kun-
ven voorzien. 'Doch de regering moet bij vervreemding
acht geven, of de tijdsomstandigheden daartoe gunstig
zijn. In tijden van oorlog zal zij geenen hoogen prijs

kunnen maken.

In het algemeen kan men echter vaststellen, dat in
tijden van vrede de vervreemding van domeinen een ge-
schikte maatregel is, om eene bestaande staatsschuld ge-
heel of gedeeltelijk te delgen. Domeinen toch leveren
meestal weinig aan den staat op; zij worden niet met
denzelfden ijver als particuliere eigendommen behartigd-,
terwijl het bestuur bovendien veelal kostbaar is. Verkocht
zijnde zullen zij meer
opleveren; het nationale inkomen zal
derhalve vermeerderen en den staat zullen nieuwe belastin-
gen toevloeijen. Mogten de, opbrengsten der domeinen
echter meer bedragen, dan die te verwachten voordeelen ,
gevoegd bij de te betalen intresten, dan doet men natuur-
lijk beter de domeinen te behouden. Ook moet men er
niet te veel op eens van verkoopen, opdat er geen te lage
prijzen worden aangeboden

Bovendien kunnen er nog bijzondere omstandigheden zijn,
die het onraadzaam maken tot vervreemding over te gaan.
Zoo wordt de verkoop van gronden op Java tot ondersteu-
ning onzer financiën door velen voor onraadzaam gehouden.

Somtijds vallen aan eene regering buitengewone inkom-
sten ten deel door uitbetalingen van andere staten , sae-

■i) Vg. Mmius, S 42I,45gt;2; Rau, III, § 94.

1) Zoo moesl Fra.ikrijk na den val van Napoleon verscheidene hon-

dei Je millioenen a-in «Ie verbondene mojendlie'en uilkeeren.

-ocr page 111-

cularisatiën, afkoop van aan den staat belioorende
tienden, enz. Zulke sommen tot vermindering der 'staats-
schuld aan te wenden, is voorzeker allezins aan te
bevelen.

Nog kan eene regering zich buitengewone inkomsten ver-
schaffen door het hefl'en van buitengewone belastingen,
hetzij door de reeds bestaande te verhoogen, hetzij door er
nieuwe in te voeren.

Hiertoe behoort het meermalen voorgestelde plan,
om de staatsschuld op eens te delgen, door eenen alge-
meenen omslag op de bezittingen der ingezetenen. Eicardo,
een voorstander van aat plan , laat zich aldus uit'): '/Een
land, dat zich in de verlegenheid gebragt heeft, welke
dit kunstmatig systema na zich sleept, zou wijs hande-
len met er zich uit te bevrijden door de opoffering van
een gedeelte van zijn kapitaal, toereikend om zijne schuld
af te lossen. Het gedrag, dat aan een' particulier voegen
zou, voegt insgelijks aan eene natie. Een particulier, die
een vermogen bezit van 10,000 p., dat hem 500 p. op-
levert, waarvan hij 100 p. 's jaars betalen moet, bezit
inderdaad niet meer dan 8000 p., en hij zou even
rijk zijn, als hij voortdurend 100 p. 's jaars betaalde of
in eens 2000 p. opofferde. Maar wie zou, zal men vra-
gen , de kooper zijn van de eigendommen , die hij zou
moeten verkoopen, om zich die 2000 p. te verschaffen?
Het antwoord is dood eenvoudig. De schuldeischer van
den staat, welke die 2000 p. ontvangen moet, zal behoefte
hebben, om zijn geld te plaatsen, en geneigd zijn, om
het aan den grondeigenaar of aan den fabrijkant uit
te leenen , of van hen een gedeelte der eigendommen te

i

Priiidpes, pag. 221,222.

-ocr page 112-

koopen, welke zij verkoopen willen. De kapitalisten zelve
zouden er veel toe bijdragen, om deze uitkomst te be-
werken

Maar is het reeds ondoenlijk, de jaarlijksche belastin-
gen gelijkmatig te verdeden, en den regel, dat ieder in
eveni-edigheid van zijn vermogen tot de staatsbehoeften
moet bijdragen, in volmaakte toepassing te brengen, hoe
drukkend zal de ongelijkheid niet zijn, wanneer men zulke
buitengewone hooge belastingen moet opleggen ? Is het
niet onmogelijk, om het inkomen van eiken ingezeten
naauwkeurig te weten te komen ?

Zulk een omslag is niets anders dan eene belasting op
het vermogen. Velen zullen van hunne eigendommen
moeten verkoopen, om hun aandeel te vinden. Hoe kan
men echter aannemen, dat hetgeen zij te koop aanbieden
juist den renthefters zal passen? Laat zulks het geval
zijn, hoe vele ondernemers zullen hunne nijverheid moe-
ten inkrimpen en van de winsten, die zij daardoor
verwerven, moeten afzien; hoe velen in het algemeen
zullen bodem of kapitalen moeten vervreemden, die hun
grootere voordeelen opleveren dan het aandeel, dat zij in
de belastingen, om de renten der staatsschuld te vinden,
moeten opbrengen ! Men zegt, zij zullen kunnen leenen.
Daargelaten, dat de rentheflers hunne afgeloste kapitalen
in buitenlandsche fondsen, of ondernemingen steken, zoude
er door het verschillend krediet der leeners eene nieuwe
ongelijkheid ontstaan ; de een , in den regel de armste,
zoude eenen hoogeren intrest moeten betalen dan de ander.
Mac Culloch, die het plan voor onuitvoerlijk en onre^t-

1) Vg. RicarSo , Essni sur le système des dettes consolidées et sur
l'amortissement,
in Oeuvres, pig. 745.

-ocr page 113-

vaardig lioudt, eindigt met te zeggen ') ; '/The chances
indeed, are ten to one that any
hond fide attempt on the
part of government to carry it into effect would 'end
either in hankruptey or revolution.//

Men heeft ook voorgesteld, om de staatsschulden naar
den maatstaf der belastingen op de ingezetenen over te
dragen De onkosten aan de inning der belastingen en *
de administratie der staatsschuld verbonden, zouden daar-
door worden uitgespaard; terwijl men niet meer aan dt-n
staat zou moeten betalen, maar aan een of meerdere aan-
gewezen renthefiers. Voor de belastingschuldigen zou
zulks ongetwijfeld veel onaangenamer zijn , al mogten
sommigen in staat wezen, om zich door aflossing van
hunne verpligting te bevrijden. En den renthefiers zoude
het vele verliezen berokkenen. Ook deze maatregel mag
als onuitvoerlijk beschouwd worden.

In naauw verband hiermede staat het voorstel van Smith,
Ricardo en Say '), waarvan wij reeds met een woord mel-
ding gemaakt hebben , dat de staat buitengewone uitgaven
zoude dekken door het hefi'eu van hoogere belastingen,
in plaats, van door leeningen.

Smith zegt ongeveer het volgende: Wanneer men,
om eene uitgaaf te dekken, eene belasting oplegt, dan
ontneemt men den ingezetenen slechts een gedeelte hun-
ner inkomsten. Een gedeelte van de belasting , die hun
wordt opgelegd, zouden zij ongetwijfeld tot kapitaal ge-
vormd hebben, maar het grootste gedeelte zouden zij'

1)nbsp;pag. 465.

2)nbsp;firt«, in, § 518, in nota c.

3)nbsp;Zie boven bl. 7 amp; 8.
Sto(A, h, p^J, 6,37-G.-!!)

-ocr page 114-

]0:2

oiivruchfcbaai liebben verbruikt. Op die wijze dus wordt
het ontstaan van nieuwe kapitalen meer of minder verhin-
derd , maar bestaande kapitalen worden niet noodwendig
vernietigd. Maakt men echter staatsschulden, dan wordt
het nationale kapitaal verminderd, doch daar aan de bur-
gers minder wordt afgevraagd, kunnen zij ook veel beter
sparen en nieuwe kapitalen verzamelen. Gedurende den oorlog
moest men belastingen opleggen; dan zou elk verlangen
er van bevrijd te zijn en de oorlogen zouden zeldzamer
worden. Men zou minder kapitaal kunnen opleggen gedu-
rende den oorlog, maar daarna zou men zulks des te meer
kunnen doen, omdat men geene renten zou moeten betalen.
Hierbij moet men nog bedenken, dat als de staatsschulden
groot geworden zijn , de voortdurende belastingen, die
er uit volgen, zoo hoog worden, dat zij somtijds na den
vrede het opleggen van kapitalen evenzeer in den weg staan
als eene oorlogsbelasting het gedurende den oorlog zou
gedaan hebben.

Ricardo zegt'): '/Indien de kosten van eenen oorlog 40
millioen 'sjaars bedragen, en het aandeel van een' parti-
culier, ter voorziening in deze jaarlijksche uitgaaf, 100 p.
is, zal hij, indien men de volle en onmiddellijke betaling
dezer som van hem vordert, zijn best doen, om spoedig
100 p. op zijn inkomen te besparen. Volgens het systema
der leeningen vordert men van hem slechts den intrest
dier 100 p. of 5 p. in het jaar; hij denkt, dat hij vol-
staan kan met die 5 p. op zijne vertering uit te sparen,
en bedriegt zicli, meenende even rijk in kapitaal te zijn
als te voren. De natie en hare regering alzoo redenerende
en handelende, besparen slechts den intrest van 40 mil-

Ij Principes, pag, 221.

-ocr page 115-

lioeii óf 2 millioen; en zij verliezen niet alleen al den
intrest of de winst, welke 40 millioenen kapitaal vrucht-
baar aangewend zouden opgeleverd hebben, maar zij ver-
liezen nog 38 millioen, het verschil tusschen hetgene zij
besparen en huune gewone vertering'/').

Eicardo wil, dat zij, die de hooge oorlogsbelasting
niet kunnen betalen, leenen zullen van de kaïjitalisten,
die anders aan de regering zouden geleend hebben

Say deelt in zijn gevoelen. Men moet bedenken, zegt
hij , dat de natie ten gevolge der leeningen bij het
einde van den oorlog met
eenen jaarlijkschen last bezwaard
blijft, welken men aanvankelijk meende, dat de krachten

der natie zoude te boven gaan.

Hiertegen valt ongeveer hetzelfde in te brengen als
tegen het voorstel, om op die wijze
eene bestaan de staats-
schuld te delgen.

Mac Culloch wijst ook op het voordeel, dat buitenge-
wone belastingen het gevolg zullen hebben, dat de m-
gezetenen trachten, het verlorene weder iu te winnen,
terwijl zij bij leeningen slechts zoeken den intrest te be-
spareu Hij gelooft mede, dat de ingezetenen dan meer
zouden verlangen van oorlog bevrijd te zijn, en dat de
regeringen meer tot spaarzaamheid zouden genoopt wor-
den Mac Culloch is echter niet blind voor de nadee-
len van drukkende belastingen , en wil daarom iu bui-
tengewone behoeften, naar de omstandigheden voorzien

i
i

') Vg. Ricardo, Essai, pag. TU suiv.

2)nbsp;Ricardo, Essai, pag. 739. Vg. Principes, pag. 219,221.

3)nbsp;Cours complet, pag. 32t.
pag. 404 amp;c. ; 417.

•gt;) pag. 407.
6) pag. 409.

-ocr page 116-

liebbeii : door buitengewone belastingen , indien die kunnen
worden opgelegd zonder de nijverheid en den nationalen
rijkdom te benadeelen, en de regering krachtig genoeg
is, om dien maatregel door te zetten ; anders door lee-
ningen , of deels door belastingen, deels door leenin-
gen').

Wij gelooven intusschen, dat de buitengewone uitga-
ven der regeringen over het algemeen zoo groot zijn, dat
men niet dikwijls in de gelegenheid zal zijn, om de ver-
eischte sommen enkel of grootendeels uit belastingen te
vinden, zonder de nijverheid te benadeelen, en dat het dus
in den regel beter zal zijn, tot leeningen de toevlu^
te nemen.

Maar de regering moet voorzeker in tijden van oorlog
en nood de belastingen vermeerderen, opdat niet alles op
de toekomst geschoven worde. In zulke tijden gevoelen
ook de ingezetenen de noodzakelijkheid van zwaardere
opofleringen, waaraan zij zelfs allengs min of meer ge-
woon raken, zoodat men niet dadelijk bij den vrede
alles op den ouden voet behoeft te herstellen, maar zich
in staat gesteld ziet, om de gemaakte schuld weder lang-
zamerhand te delgen.

Wij hebben over de middelen tot delging, uit buiten-
gewone inkomsten voortspruitende, gesproken. Zal de staat
uit de gewone inkomsten hiertoe gelegenheid vinden, 'dan
moeten de uitgaven door de inkomsten overtrofl'en wor-
den, zoodat er een overschot blijft. Dit kan plaats heb-
ben ten gevolge van eene conversie, waarbij de renten

1) Pi;. 39lt;lt;,ilO,414/(18

-ocr page 117-

verminderd zijn geworden, door eene beperking in de
uitgaven, door eene rijkere opbrengst der bestaande be-
lastingen. Voor het overschot koope men effekten in, of
losse men een gedeelte der schuld af. Reeds het eerst-
volgende jaar zal men dan waarschijnlijk al meer kunnen
delgen, daar men minder renten te betalen heeft. Dit is
het eenig ware middel'). Velé begoochelingen heeft men
zich gemaakt, omtrent de werking van een zoogenaamd
amortisatiefonds, doch zulk eene instelling heeft te veel
tegen zich , gelijk wij in de volgende § nader zullen on-
derzoeken. En altijd komt het hierop neder, dat om te
delgen de inkomsten de uitgaven moeten overtreffen. Zijn
de belastingen, in verhouding tot het nationale inkomen
niet te hoog, dan kan men ze tot dit einde eenigzins
vermeerderen, of tijdelijk enkele nieuwe invoeren, hoewel
zulke tijdelijke belastingen dan ongelukkig dikwijls in
eeuwigdurende veranderen.

Een troostgrond, die er overblijft, wanneer wij den
ontzettenden schuldenlast van Europa overzien, is, dat
het geld steeds minder waard wordt en de rijkdom der
natiën aangroeit, ten gevolge van de toenemende ont-
wikkeling der nijverheid. Zoo men dus zorgde, dat er
geene nieuwe schulden bijkwamen, zou de last allengs
minder drukkend worden. De vermindering in de waarde
van het geld brengt te weeg, dat men hoe langer hoe
minder schuldig wordt, en inderdaad minder belastin-

') 'Il a été arilhraéliquement prouvé — , que nul rernboursement
verualile ne peut avoir lieu que par des revenus supérieurs à la
dépense ; et que , quant à la manière d'opérer ce remboursement,
la plus simple est la meilleure j e'esl-à-dire que lorsqu'on a
un excédant de recette , il faut se buter d'acheter des inscriptions
de rentes, et les annuler,'
{Sag, Cours rnmpht , pag. 527).

-ocr page 118-

gen behoeft op te brengen voor de renten der staatsschuld,
al blijft het nominaal bedrag hetzelfde, terwijl de aan-
groeijende rijkdom de opofferingen, die gevorderd worden ,
verligt, en meer tot aflossing in staat stelt.

§ 2.

Over amortisatiefondsen.

Een kapitaal, waarvan de renten steeds bij de hoofdsom
gevoegd worden, is spoedig ontzaggelijk aangegroeid.
Wanneer de intrest 5 bedraagt, heeft het zich binnen
15 jaren reeds verdubbeld ; binnen 23 jaar is het tot het
drievoud, binnen 29 tot het viervoud aangewassen, enz.
Één cent zou door zulk eene plaatsing van renten op
renten sedert Christus geboorte tot duizende millioenen
zijn aangegroeid. Dit heeft op het denkbeeld gebragt van
amortisatiefondsen.

Eene regering, die een amortisatiefonds {sinhinrj fund,
fonds cVamortissement)
wil daarstellen, keert eeiunaal, of
jaarlijks eene grootere of kleinere som aan een , met de
amortisatie belast, bestuur uit, hetwelk daarvoor aan de
beurs schuldbekentenissen der regering koopt. De regering
gaat voort met de volle renten der staatsschuld te beta-
len , en keert aan het bestuur van het amortisatiefonds,
evenals aan eenen gewonen renthefler, de renten uit vau
de fondsen , die het ingekocht heeft. Zoo wordt het ge-
noemde bestuur in staat gesteld, om al meer en meer
schuldbekentenissenquot; in te koopen, totdat het ze eindelijk
allen in handen heeft.

De schuldbekentenissen worden vernietigd, de schuld is
gedelgd en de rentenbetaling houdt op.

Zoolang de fondsen beneden pari stann is het opkoopen

-ocr page 119-

aan de beurs [raclud) het voordeeligsl , maar als zij boven
pari gerezen zijn , is aflossing
{rem.Jjonrsem.ent) natuurlijk
te verkiezen

De schuld zal het spoedigst gedelgd ziju, wanneer de
regering jaarlijks eene som
{dotatie) aan het bestuur der
amortisatie uitkeert en steeds voorgaat met de renten
der ingekochte fondsen te betalen

Wanneer zij de amortisatiekas jaarlijks met zekere som
doteert, en de uitgespaarde renten, hetzij tot andere uit-
gaven, hetzij tot vermindering der belastingen aanwendt;
of slechts eenmaal. onder voortdurende uitkeering van
de renten der ingekochte fondsen, zal de staatsschuld
eerst na een langer tijdsverloop gedelgd worden.

Soms legt men ook wel aan eene amortisatiekas de
verpligting op, om zekere allengs afnemende uitgaven, b. v.
pensioenen te voldoen, onder toewijzing van bepaalde in-
komsten , die aanvankelijk misschien niet eens toereikende
zijn, om de opgelegde uitgaaf te bestrijken, maar eerst
later eene jaarlijksche dotatie voor de amortisatiekas zul-
len uitmaken.

Men heeft aan een amortisatiefonds de wonderdadigste
uitwerkselen toegeschreven, vooral in Engeland, waar zulks
o. a. te wijten is geweest aan de geschriften van Dr. Price,
en aan den minister Pitt, die de theoriën van Price
in praktijk heeft willen brengenMen zag er niet alleen
een middel in, om zonder opofieringen de staatsschuld te
delgen, maar zelfs, om schatten te verwerven. Price b. v.
de aanranding van het eerste amortisatiefonds (van 1716)

'll Frankrijk mogen de staatspapieren niet worden ingekocht ,
ïcodra ïij boven pari gerezen zijn.
{Rau , UI , § 49S , in nola h )
2)
Mac CuUvch, pag. 151 ; Cohen, p.g 21 i.

-ocr page 120-

betreurende, roept het volgende uit'); //Could it have
escaped the hands 'of violence it would have made us the
envy and terror of the world, by leaving us at this time
not only
tax-free, but in possession of a treasure, greater
perhaps than ever was enjoyed by any kingdom.//

Men beweerde ook, dat de staatsschuld door de wer-
king van een amortisatiefonds snel zoude verminderen, al
deed men nieuwe leeningen, al leende men de sommen,
die men aan de amortisatiekas uitkeerde, dat de oorlog
de schoone uitkomsten van die inrigting zelfs zoude be-
vorderen //Mais qui ne voit,'/ zegt Say '), //que si Ton
remplace les dettes remboursées par des dettes nouvelles ,
on ne rembourse rien en eflet ?//

Het is intusschen waar, dat, wanneer men slechts een-
maal eene betrekkelijk geringe som aan eene amortisatie-
kas toewijst, en de aangroeijing van zulk een kapitaal,
waarvan de renten steeds bij de hoofdsom gevoegd wor-
den, berekent, men de verrassendste uitkomsten verkrijgt,
dat men juist berekenen kan, binnen welken tijd eene
geheele staatsschuld gedelgd zal zijn, maar men vergeet
daarbij, dat alleen uit de inkomsten der ingezetenen
hiertoe het middel kan gevonden worden, dat al die
schoone uitkomsten slechts het gevolg zouden zijn van
de belastingen door de ingezetenen opgebragt, om de ren-
ten der fondsen, die in het bezit der amortisatiekas ge-
komen zouden zijn, te voldoen.

Mac Culloch heeft dit ten duidelijkste uiteengezet. //l)e
waarheid is,'/ zegt hij*), //dat een amortisatiefonds, al

1)nbsp;Zie bij Mac Culloch pag. 450.

2)nbsp;Mac Culloch , pag, 452.

3)nbsp;Cours complet, pag, 527.

4)nbsp;pag. 451,452.

-ocr page 121-

bestoud het zelfs uit eeu zuiver overschot vaji de inkom-
sten , uimmer renten van renten oplevert. Onderstel, om
zijne werking op te helderen, dat er in de schatkist een
overschot zij van een millioen aan comptant geld, en
dat het tot een amortisatiefonds worde aangelegd. Eerst
zouden de commissarissen, met het bestuur van dit fonds
belast, voor eene waarde van een millioen aan effekten
koopen, en aan het einde van het jaar het dividend of
den intrest van deze effekten ontvangen, welke te voren
aan den schuldeischer van den staat werd betaald. In-
dien dit dividend öquot;/« ware, of 50,000 p., zouden de
commissarissen daarvoor meerdere effekten inkoopen, en
bij gevolg bij het einde van het
tweede jaar 52,500 p.
hebben, om een' nieuwen aankoop te doen, bij het einde
van het
derde jaar 55,125 p., en zoo vervolgens. Dit
nu is het wat Sir Nathanael Gould, Dr. Price en Mr.
Pitt de aflossing der staatsschuld noemen door een amor-
tisatiefonds , dat renten van renten zoude opleveren; maar
het is duidelijk, dat welke vermindering er in het be-
drag der staatsschuld op de gemelde wijze moge ontstaan,
zij te weeg wordt gebragt door een gedeelte van
de op.
brengd der belastingen
tot hare delging aan te wenden.
Het is waar, dat door eenige gegeven som tot aankoop
van efl'ekten te besteden, en voorts aanhoudend de di-
videnden der alzoo gekochte effekten tot de aflossing der
schuld aan te wenden, hare vermindering op dezelfde
■^vijze tot stand zal komen, als wanneer de oorspronke-
lijke som door hare eigene werking, met uitzetting van
renten op renten vermeerderde ; maar het is hoog noodig
te weten, dat, ofschoon de uitkomsten dezelfde zijn, de
wijzen geheel verschillen. De schuld wordt verminderd,
omdat het gedeelte van de opbrengst der belastingen ver-

-ocr page 122-

eischt, om de dividenden of intrest van de effekten, door
de commissarissen van het amortisaticfonds gekocht, te
betalen, in plaats van aan de belastingschuldigen kwijt
gescholden te worden, voortdurend van hen gevorderd
en tot den aankoop van nieuwe effekten besteed wordt.
Het is de grootste begoocheling te onderstellen, dat de
schuld ooit verminderd is geworden, of verminderd kan
worden, door de werking van een onafhankelijk fonds,
door renten op renten vermeerderende. Om een kapitaal
op deze wijze te doen vermeerderen, moet het in eene of
andere voortbrengende nijverheid worden aangewend, en
moeten de winsten, in plaats van als inkomsten verteerd
te worden, regelmatig bij de hoofdsom worden gevoegd, om
een nieuw kapitaal te vormen. Het is onnoodig te zeggen,
dat zulk een amortisatiefonds naoit bestond. Die, welke
in dit en andere landen zijn daargesteld, hebben allen op
leeningen of op de opbrengst van belastingen gesteund,
en hebben nimmer eenen enkelen schelling van de schuld
door hunne eigene werking afgelost.//

De oplossing derhalve van iets , dat aan velen een
raadsel toescheen, is dood eenvoudig; het is eene ij dele
begoocheling, te danken, dat men eene staatsschuld zon-
der opofleringen, zonder dat het iemand iets kostte, zoude
kunnen aflossen. //Or il n'y a qu'un moyen de se libérer// ,
zegt Say ') //c'est de consacrer chaque année une part
de ses revenus, à former un nouveau capital jusqu' à ce
qu'il soit devenu aussi considérable que celui qu'on a
emprunté et consommé. Tous les miracles de la caisse
d'amortissement et de l'intérêt 'composé, se réduisent ù
cette opération vulgaire.'/

[

1

1) Cours complel, pag. 526.

-ocr page 123-

De dwalingen, waardoor men zicli heeft laten wegsle-
j-en , hebben intusschen treurige gevolgen gehad. Zij hebben
als het ware zand in de oogen geworpen en zijn de oorzaak van
eene ontzettende vermeerdering der staatsschulden geworden.

Dikwijls heeft men voor alles de amortisatie willen
voortzetten, al bestond er niet alleen geen overschot,
maar zelfs een tekort'). Men loste dan met de eene
hand af, en leende met de andere. Hadden de nieuwe
leeningen op gunstiger voorwaarden geslc-ten kunnen wor-
den dan de oude, die men afloste , dan zou men er nog
baat bij gevonden hebben, maar het tegendeel had plaats^).
Dit ligt ook in den aard der zaak'). Wanneer men amor-
tiseren wil, terwijl er een tekort in de staatskas bestaat,
en door leeningen in het tekort voorziet, moet er te meer
geleend worden, om het verschuldigde aan het bestuur
der amortisatie uit te keeren. Daar nu leeningen in den
regel op ongunstiger voorwaarden gesloten worden, naar-
mate zij grooter zijn (immers hoe grooter de vraag is, des
te hooger zal de intrest wezen), en de fondsen aan het
bestuur dei amortisatie meestal duur te staan komen *) ,

1)nbsp;Volgens Dufresne de Salnl-Léon (l.ij SmM , II, pag. 626 in
nota) is het devies eener amortisatiekas: JV'oii'
me langere.

2)nbsp;In Üroot-Briltanje bedroegen iu 1817 de jaarlijksche renten 557,
858 p. meer dan zij zouden bedragen hebben, indien men sedert 1794
niet elk jaar meer geleend ha.1 , om met delgen te kunnen voortgaan.
Qlac Culloch. pag. 459.) In Frankrijk verloor men 103 millioen
'••anken, doordat men door elkander eene rente van 1 frank 'voor

fr. inkocht, en voor elke, nieuwe, die meu uilgaf, slechts 15^/.
'r. bekwam.
{Rau, III, § 521 in nota li.)

Vg. Nebenius , S. 445 ; Mac Culloch, pag 459.

^ AQossing kan geen plaats hebben dan tegen pari ; inkoop wordt
door de viaag , die hij doet ontstaan , zelf de oorzaak van rijzing ; op
kommervolle oogenblikkeu zal de amortisatiekas veelal minder in staat
zijquot;, om le koopen dan iu lijden van vrede en rust , enz.

-ocr page 124-

valt het ligt te begrijpen, dat in den regel de prijs, welken
dat bestuur voor de oude schuldbekentenissen zal moeten
betalen, hooger zal zijn dan die, welken de regering be-
komt voor de nieuwe, die zij uitgeeft.

Delgen, wanneer men niet eens in de vereischte uitga-
ven voorzien kan, is eene groote dwaasheid. Inrigtingen
tot schulddelging worden op die wijze inrigtingen tot
schuldmaking').

Te regt merkt Mac Culloch op : //Borrowing money
to pay off debt, unless when it is obtained at a lower
rate of interest, never serves any purpose other than to
increase its amount and to entangle and perplex the pu-
blic accounts.//

//Eine planmäszige Schuldentilgung ,// zegt Nebenius '),
//welche , neben neuen Anlehen , fortgesetzt wird , ist eitel
Blendwerk, und jeder Tilgungsplan, der diesz nicht seyn
soll, beruht auf der Voraussetzung, dasz der festgesetzte
Ponds nicht nur aus einem Ueberschusz der Staatseinnah-
men entnommen, sondern dasz auch während des ganzen
Zeitraums, wofür der Plan berechnet ist, niemals das Ver-
hältnisz zwischen dem, für jede Periode berechneten, Til-
gungsfonds , und dem Gesammtbetrage der Staatsschuld
ungünstiger werde,//

Lang zijn deze dwalingen in Engeland gekoesterd ge-
worden, totdat eindelijk de schriften van Hamilton en
Eipardo de oogen deden opengaan.

In 1829 heeft men in Engeland tot stelregel aangenomen ,
nimmer te delgen, zoo er geen werkelijk overschot bestaat *).

1)nbsp;Zie Ackersdyck, Ned. Fin. , bl. 38.

2)nbsp;pag. 434.

3)nbsp;S. i29.

4)nbsp;Hhic Cullorh , pag. 461.

-ocr page 125-

Hamilton toonde aan, dat liet amortisatiefonds in plaats
van de schuld te verminderen ze vermeerdeerd had, en
bewees , dat het bedrag der inkomsten boven de uitgaven
het eenige werkelijke amortisatiefonds is, waardoor eene
staatsschuld kan worden afgelost.

Aan instellingen tot amortisatie zijn vele nadeelen ver-
bonden. Het is gevaarlijk, groote sommen ter beschikking
te stellen van een ligchaam, wiens operatiën uit den aard
der zaak geheim moeten zijn; want is de stand zijner
zaken openbaar, weet men, dat er door het bestuur der
amortisatie zal gekocht worden, dan zullen de efl'ekten
rijzen, terwijl het in zijn belang ligt, om voor prijzen
beneden pari in te koopen ').

IJdel is de bewering, dat men door die rijzing de ge-
legenheid bekomt, om eene rentenvermindering te be-
werken. Want de rijzing is in zulk een geval kunst-
matig te weeg gebragt; zij is dan geen gevolg en geene
aanduiding van overvloed van kapitalen of lage kapi-
taalwinsten. Bij eene rijzing, die niet in deze laatste
omstandigheden hare oorzaak heeft , kan men niet
verwachten, dat men tegen gunstiger voorwaarden zal
kunnen leenen, en in dat geval alleen zal het tijdstip
der conversie daar zijn.

Het bestaan van een aanzienlijk fonds, dat men als
bet ware voor de hand heeft, zal de regering al ligt tot
onnoodige uitgaven nopen, al ligt tot eenen oorlog aan-
leiding geven, dien men anders zou vermeden hebben.
quot;Een amortisatiefonds,'/ zegt Smith®), //hoewel ingesteld,
om oude schulden te betalen, maakt de middelen, om

'' ^'■wjn Kops. bl. 2ilt;).
2) Smilh, II ,

-ocr page 126-

er nieuwe te maken bijzonder gemakkelijk//Vermeer-
dering van belastingen gaat dikwijls met moeijelijkbeden
of tegenkanting gepaard; ieder ziet zich ongaarne ge-
noodzaakt, om zijne beurs te openen, maar laat er zich
minder
aan gelegen liggen, dat zulk een fonds wordt
aangetast'). Zoowel in Engeland en Frankrijk als in ons
vaderland zijn de amortisatiekassen aangerand geworden.

Het is dan ook om deze reden, dat Ricardo zich te-
gen iristellingen van amortisatie verklaart.

Voorts moeten zulke plannen van amortisatie zoodanig
op tijd werken, dat men wel vooruit kan verzekeren,
dat er intusschen de eene of andere omstandigheid in den
weg ?al komen, die ze zal verijdelen , of althans zal doen
wijzigen =gt;). Wanneer men de geschiedenis der verschil-
lende amortisatiefondsen nagaat, zal men hiervan ten volle
overtuigd worden *). En al kwam er niets tusschen beiden ,

1)nbsp;.De Republiek van Noord-.\merika is, zoo ik meen , de eenige
staal, die zijne schuld eenmaal heeft geamortiseerd; - Doch die
schuld was klein in evenredigheid van de middelen. In bijna alle an-
dere staten hebben de
insldlingen tot amortisatie slechts bijgedragen ,
om de staatsschuld te doen toenemen , en onze staat heeft voor de
historie der financiën het voorbeeld opgeleverd , hoe ver men het in.
dit opzigt brengen kan.»
{Aokersdyok, Over Belastingen en Be.mm-
ging,
bl. 42.)

2)nbsp;Smith, II, pag. 632 ; Mac Culloch, pag. 463. Vg. pag. 450.

3)nbsp;Nehenius, S. 432 «. ; R«« . UI, § 521.

4)nbsp;Reeds aan het eerste amortisatiefonds, in 1716 in Engeland door

Walpole ingesteld, werd'door dien minister zeiven na eenigen tijd eene an-
dere bestemming gegeven.
(Mac, Culloch, pag. 449.450 ; Ke.ue des

deux Mondes, Juillet, 1849, pag. 41.)

Zie hoe vele veranderingen er sedert in de Engelsche amortisatie-
plannen hebben plaats gegrepen bij
Ricardo, Essni, pag. 713 suiv.;
JSelenius, Ie Ausg., S. 42 des Anhangs ; Cohen, pag. 200.

Ook in Frankrijk is men dikwijls van het gemaakte plan afgeweken.
Zie
Riu . in , § 520 , in nota d.

-ocr page 127-

al bleef de vrede ongestoord, zoude het nog zeer moeije-
lijk zijn, de belastingen in tijd van vrede even hoog te
houden als gedurende den oorlog. Men zal niet altijd
den wensch naar verligting geheel onbevredigd kunnen
laten '). //In de eerste plaats ,// merkt Smith aan , //is
dit amortisatiefonds, wanneer men zelfs veronderstelde,
dat het nooit aan zijne bestemming onttrokken werd, in
het algemeen volkomen onevenredig aan hetgene vereischt
zoude worden, om de gansche, gedurende den oorlog ont-
stane, schuld te delgen®), in een tijdsbestek als dat is,
gedurende hetwelk men met reden verwachten kan, dat
men vrede zal houden; en in de tweede plaats wordt dit
fonds bijna altijd tot iets anders aangewend.//

Eindelijk zijn zulke instellingen onnoodig. Men ver-
krijgt dezelfde uitkomst zonder ze tot stand te brengen.
Wanneer de regering eens voor zekere som effekten heeft
ingekocht, welke zij aanstonds vernietigt, zullen de uit-
gespaarde renten haar reeds het eerstvolgende jaar in staat
stellen, om op nieuw effekten in te koopen en te ver-
nietigen. Gesteld dat eene regering een jaarlijksch overschot
hebbe van een millioen ; daarvoor een millioen aan schuld-
bekentenissen ingekocht hebbende, kan zij het tweede
jaar voor een millioen inkoopen plus de intresten, die

1)nbsp;Kebenius , S. 431; Rau, III, § 520. Vg. Mac Culloch pag, 465.

2)nbsp;n, pag. 631.

3)nbsp;Sinclair slelt voor (I, pag. 377), om tot stijving eener amorti-
«at'ekas aan eiken ingezeten de verpligting op te leggen , om bij zijnen

«en minste de helft van zijn zuiver jaarlijks inkouieii aan den
s Jat te vermaken , op straffe van nietigheid van het testament. Van
nalatenschap van iemand , die
ab inlcstato stierf, zou het inkomen
Tan een geheel jaar moeten gevorderd worden. Zulk een
income-tax
- u met alleen een harde maatregel zijn omtrent de erfgeuameu, maar
quot;quot;leiding geven tol het aantasten der knpiialen.

----'-v^yu^^-L-.v

-ocr page 128-

zij van liet eerst gedelgde millioen niet meer te betalen
heeft. Zij geniet dan evenzeer het voordeel der renten
van renten. Er wordt niets verloren, al keert de schat-
kist niet regelmatig de renten aan eene andere kas uit.
Men bespaart zelfs door deze handelwijze de hooge') ad-
ministratiekosten van het amortisatiefonds

Doch hetzij er een amortisatiefonds besta, hetzij niet,
men delge nimmer, zoo er geen werkelijk overschot be-
staat '). Eene delging , wanneer er geen overschot is,
zou met den arbeid der Danaiden kunnen vergeleken
worden. Het is eene ij dele operatie, alleen geschikt, om
het oog te verblinden en het kwaad te verergeren. //On-
der alle denkbare plannen//, zegt Nebenius , //blijft het
eenvoudigste het beste, om namelijk in tijden van vrede
zoo veel
mogelijk op de gewone inkomsten uit te sparen,
om de gedurende den oorlog geklommen schuld te ver-
minderen , en tot dit einde zich des te meer in te span-
nen en des te spoediger te handelen, hoe drukkender de
schuldenlast geworden is.//

Niet minder juist zegt Say'), //quune nation, non plus
qu'un particulier, ne s'afiranchissent d'une dette et des
obligations qu'elle impose, qu'en proportion de la su-
périorité qn'on parvient à maintenir de leurs recettes
par-dessus leurs dépenses, et qu'on la rembourse ù me-
sure qu'on a des sommes disponibles. Tout autre amor-
tissement est un pur charlatanisme. //

1)nbsp;Hoe aanmerkelijk die kosten zijn zie men o. a. bij Smj , Cours
complet,
pag. 526, in nota 2.

2)nbsp;Say, Cours complet, pag. 526.

3)nbsp;Vg. Achersdyck, Over Belastingen, bl. iS.
i) S. 450.

5) Co«)quot;j complet, pag. 527.

-ocr page 129-

117
§
3.

Over een staatsbankroet.

Het eenvoudigste en gemakkelijkste middel, om zich
van eene staatsschuld te bevrijden, is een staatsbankroet;
maar geen middel voorzeker is onregtmatiger en schande-
lijker.

De belastingschuldigen worden bevoordeeld ten koste
der schuldeischers van den staat, die op de eerlijkheid
van de regering vertrouwende, hun wettig eigendom hebben
afgestaan. Het is eene berooving van den eenen, om aan
den anderen te schenken'). Het voordeel der belasting-
schuldigen kan ook niet opwegen tegen het nadeel, dat
door de rentheffers geleden wordt. Deze zijn oneindig
minder in aantal dan gene; de som aan de laatsten ont-
nomen brengt dua veel grooter verlies voor hen te weeg,
dan dezelfde som , aan de eersten geschonken, dezen winst
oplevert; dezelfde som, die nu onder de belastingschuldigen
verdeeld wordt, moet in veel meer deelen gesplitst worden.
Sommige rentheffers zullen alle middelen van bestaan v^erlo-
ren hebben en den hongerdood moeten duchten; geen belas-
tingschuldige, al moet hij voortdurend voor de renten
opbrengen, zal zich ligt tot dit uiterste gebragt zien. En
hoe diep beklagenswaardig zijn minderjarigen, gestichten
en inrigtingen, wier vermogen volgens de wet in de

quot;llepudiation bij a natio», of which Uie crcdilois form a portion,
1» to defraud and impoverish one portion of the community to en-
rich others, by making tliem receivers of stolen goods.» ((fK.
Ëllù) ,
Queslwnii and Answers suggested hij a consideration of some of the ar-
rangements ami relations
o/'. London „ 1848 , pag. 1(!2.)

-ocr page 130-

staatspapieren van het land, dat ophoudt te betalen, moest
belegd worden !

Door een staatsbankroet wordt een der gewigtigste voor-
schriften der zedelijkheid overtreden. Heilig moet het eens
gegeven woofd zijn ; naauwgezet moet elke aangegane ^
verbindtenis worden vervuld. Schande en verguizing is het
regtmatige loon van individuen en volken, die trouweloos
handelen. De verbindtenissen omtrent de schuldeischers na
te komen is zulk eene onmiskenbare verpligting voor den
staat, dat men het als overbodig kan beschouwen zulks
in eene gïondwet te vermelden').

Men wachte zich voor de dwaling, dat de nationale
rijkdom door eene vernietiging van de staatsschuld on-
middellijk zoude vermeerderd worden. Een bankroet kan de
geleende en verteerde waarden niet weder te voorschijn bren-
gen. AVordt de staatsschuld afgelost, dan kan men evenmin
aan de eenmaal vernietigde waarden het aanzijn terug-
geven , maar de sommen, die men terugbetaalt, zullen
in, den regel uit nieuwe besparingen, uit
nieuw gezamelde
kapitalen bestaan, waarmede het vroegere verlies hersteld
is. Doch een bankroet is niet het gevolg van eene nieuwe
voortbrenging : tegen de winst van sommigen staat een
gelijk verlies van anderen over. //Contracter une dette,//
zegt Say , //c'est se charger d'un fardeau dont la
banqueroute elle-même ne saurait vous libérer, puisque
sou eflét ne serait pas d'augmenter les revenus des parti-

1)nbsp;Zie art. 173 van onze Grondwet ; art. 14 der Consiilulion de
la république Française,

Een staat, die zich niet schamen zou, een bankroet uit te spreken,
zal voor dien maatregel niet terugdeinzen, omdat het in de
grondwet
geschreven staat.

2)nbsp;Zie bij liicardo, Oeuv., pag 223 in nola.

-ocr page 131-

culiers de tout ce que Timpot leverait de moins; mais
seulement d'augineiiter les revenus des contribuables (qui
ne' paieraient plus cette portion de Fimpot) aux dépens
des rentiers (qui ne la recevraient plus).//

Zijn het intusschen buitenlanders, die door het ban-
kroet getrofl'en worden, dan moeten de renten, die hun
betaald werden, als eene vermeerdering van het nationale
inkomen aangemerkt worden; terwijl de geleende kapita-
len, ofschoon zij onvruchtbaar verbruikt werden, niet
gestrekt hebben, om den nationalen rijkdom te verminderen.

Eene regering, die de schuld doorhaalt, spaart ook de
perceptiekosten van de tot rentenbetaling vereischte be-
lastingen , en de administratiekosten der staatsschuld uit.
Zij verliest daarentegen haar krediet, en snijdt zich
voor het vervolg de gelegenheid af, om zelfs bij de drin-
gendste noodzakelijkheid door vrijwillige leeningen de
vereischte ondersteuning te bekomen. Althans, zoo zij
nog geldschieters vinden mögt, zal zij zich zeer harde
voorwaarden moeten laten welgevallen. De premie van ver-
zekering zal zeer hoog worden. Het wantrouwen, dat
de regering inboezemt, zal haar bij al hare handelingen
duur te staan komen.

Vraagt men, welken invloed een staatsbankroet op de
nationale welvaart zal uitoefenen'), dan kan men niet
ontkennen, dat na een lang tijdsverloop de daardoor ge-
wijzigde verdeeling der jaarlijksche inkomsten voordeelig
zal werken, dat de tegenwoordige belastingschuldigen meer
kapitalen zullen verzamelen, dat diensvolgens de voortbren-
ging, dan ook niet langer door zulke hooge belastingen

') Een bankroet is een diefstal j weshalve elke beschouwing dien-
aangaande eigenlijk als onnoodig zou kiinnen beschouwd worden.

-ocr page 132-

belemmerd, zich meer zal uitbreiden'). Maar aanvanke-
lijk zullen duizenden hun brood missen; de belasting-
schuldigen zullen niet
naar dezelfde voortbrengselen vragen
als nu de rentheffers, althans niet in dezelfde verhou-
ding , weshalve de voortbrenging zich zal moeten wijzi-
gen , hetgeen nimmer zonder verlies gepaard gaat Slechts
langzaam zal het maatschappelijk gebouw zich herstellen
van den schok, door zulk eene geweldige omkeering daar-
aan toegebragt.

Een staatsbankroet kan bij een ontzettend onweder ver-
geleken worden, dat ofschoon vreeselijke verwoestingen
aangerigt hebbende, doordat het de lucht gezuiverd heeft,
ten laatste als heilzaam moet worden erkend.

Maar welke voordeelen ook aan een staatsbankroet
mogen verbonden zijn, altijd zullen zij te duur gekocht
worden, met het ongeluk van zoo velen, met opoffe-
ring van regt en billijkheid, met verlies van krediet en
van eer.

De abt Terray, contr.ólaur-général des finances onder
Lodewijk XV en Lodewijk XVI dacht er geheel anders
over. Zijn grondregel was, dat er elke eeuw een ban-
kroet zijn moest, om de financiën van den staat in het
gelijk te brengen, en dat een koning niet behoefde te
aarselen, om te leenen, omdat het hem vrijstond, de

f) Volgens Ricardo zou men , om den invloed van een staatsban-
kroet op de welvaart te bepalen , moeten weten , wie het geld op de
nuttigste wijze besteden zou , de renlbeffer , of de belastingschuldige.
Cit bel enkele oogpunt van nuUigheid voor de natie , meent hij , zou
bet dus meer , of minder wenschelijk kunnen zijn , dat een bankroet
den belastingschuldige van de rentenbetaling ontsloeg. Zie
Ricardo ,
Principes,
p««. 219,220.

2) Vg. Ganilk, IHcl. in voce hanqucrmUe.

-ocr page 133-

oude reuten niet meer te betalen, wanneer zij lang ge-
noeg bestaan hadden—

Een staatsbankroet bestaat niet bloot daarin, dat men
door de geheele staatsschuld de pen haalt, willekeurig de
renten vermindert, terwijl men hetzelfde kapitaal blijft
toekennen, of omgekeerd; neen, behalve
zulke openbare
bankbreuken kan op eene bedekte wijze hetzelfde geschie-
den. Zoo heeft er b. v. eene bedekte bankbreuk plaats,
wanneer de nominale waarde van het geld verhoogd, of
■zijne waarde verminderd wordt. De wet van den 22 equot;
Maart 1839, waarbij bepaald werd, dat de Nederlandsche
gulden ruim 3 azen minder fijn zilver zoude bevatten,
was derhalve, ofschoon men daarbij
geene kwade bedoeling
had, eene bedekte bankbreuk De regering ontsloeg eiken
schuldenaar, en dus ook zich zelve, die zoo vele milli-
oenen verschuldigd was, van de verpligting, om evenveel
terug te geven als men schuldig was Zoo was het ook
een bedekt staatsbankroet, toen Law de Eransche staats-
schuld met papier afloste. Dat papier was minder waard
dan de som, die het uitdrukte.

Wanneer de regering eene belasting legt op de renten
der efl'ekten, heeft er eveneens een bedekt bankroet plaats.
Want zij betaalt minder dan zij beloofd heeft Die
maatregel valt alleen te verdedigen, wanneer de regering
van haar regt, om belastingen te heffquot;en, gebruik makende

^)'Bresson , I, pag. 5quot;8. ,
Vg.
Burg, Welb. , art. 1793.

3) Montesquieu wil in den nood de rentlieffers het minst ontzien
hebben. (Zie ],iv. XXII, ch. 18). Ook Say wil niet, dat de effekten
onbelast blijven, (/ie
Cours complet, pag. 499). Vele andere scbrij-
*'ers zijn mede hevig tegen de rentheffers te velde getrokken.

-ocr page 134-

eene belasting op het inkomen der ingezetenen legt. Dan
bestaat er geene reden, waarom de effektenhouders zouden vrij
blijven. De ingezetenen, die buitenlandsche eflekten bezit-
ten, zullen echter in staat zijn , de belasting te ontduiken.
Alleen de houders zijner eigene schuldbekentenissen kan
de staat zeker treflen. En tot de buitenlandsche houders
zijner eflekten zal hij den maatregel niet kunnen uit-
strekken, zonder zich aan trouweloosheid schuldig tema-
ken en zijn krediet te benadeelen.

De Engelsche regering heeft echter niet geschroomd
ook van de eflekten, die aan buitenlanders toebehoorden,
de ingestelde belasting te hefl'en. Sir Eobert Peel heeft
getracht dien maatregel te verdedigen').

Maar het valt ligt, wanneer men onregt plegen wil,
een of ander voorwendsel te vinden. Toen Silezië nog aan
Oostenrijk behoorde, had Oostenrijk eene leening ten be-
hoeve van Silezië aangegaan, waarin vooral ons vaderland
aandeel nam. Het aan Pruissen hebbende moeten afstaan,
wilde Oostenrijk niet betalen, terwijl Pruissen beweerde,
met de schuld van Silezië niets te maken te hebben. Wij
leden er intusschen groot nadeel bij.

Zoo weigerde ook Eusland, toen het het groothertog-
dom Warschau bekwam, de schuld te erkennen, die Sak-
sen op dat land had aangegaan. Onderscheidene staten
van Amerika hebben geweigerd hunne schulden te beta-
len, onder voorwendsel, dat de leeningen niet in den
wettelijken vorm gesloten en grootendeels voor onrede-
lijke prijzen verkocht waren geworden

1)nbsp;Zie de gronden door Peel aangevoerd , benevens de wederlegging
bij
E. van Voorlhuyscn , II , bl. 44 , 4S.

2)nbsp;Rtm , Hl , § 48ï, in nota d.

-ocr page 135-

Alle krachten behooren te worden ingespannen, om
een staatsbankroet te verhoeden. Maar heeft het eenmaal
plaats gehad, dan is het schier ondoenlijk, het aangedane
onregt weder goed te maken, daar de schuldbekentenissen
gedurig van de eene hand in de andere overgaan.

Nog menigvuldiger zal dit geschieden in lijden van
krisis en beroering, wanneer de staat heeft opgehouden te
betalen. Altijd zullen er velen genoodzaakt zijn, zich
van hunne efiekten te ontdoen, hoe laag de prijs, die er
misschien nog voor geboden wordt, ook zijn moge. Wil
de regering daarna het geleden onregt herstellen, door de
doode'of passive schuld, hetzij op eenmaal, hetzij allengs
door uitloting weder in het leven te roepen, 200 maken
zij, die de effekten voor lagen prijs gekocht hebben,
ongehoorde winsten, terwijl zij , die de schade hebben
geleden, hun verlies niet vergoed zien. De eersten ont-
vangen als het ware een geschenk, waarvoor aan de natie
nieuwe lasten zullen moeten worden opgelegd, en zij zelve,
die door het bankroet benadeeld zijn geworden, waar-
schijnlijk insgelijks zullen bijdragen.

Liefdadige inrigtingen en andere zedelijke ligchamen
zullen wel het meest hunne papieren behouden hebben en
derhalve nog het best kunnen worden schadeloos gesteld.
In het algemeen echter zal de maatregel niet aan het
voorgestelde doel beantwoorden, en wel des te mmder,
naarmate er meer tijd sedert het bankroet verloopen is

Iets anders is het intusschen, wanneer de regering,
zonder een' oogenblik opgehouden te hebben de schuld
te erkennen, ten gevolge van een' oorlog, of andere bui-
tengewone omstandigheden , slechts achterlijk gebleven is ,
in de voldoening der renten. In zulk een geval mag men
onderstellen, dat nog velen hunne cllekten behouden zul-

-ocr page 136-

len hebben, althans zoo de betaling niet lang opgeschort
is gebleven. De opgeloopen renten zullen echter al ligt
de middelen der staatskas te boven gaan; uit dien hoofde
pleegt men dan ook voor de verschenen en onbetaald
gebleven coupons, nieuwe schuldbekentenissen uit te rei-
ken '). Zoo handelde o. a. Eusland in 1816 ten opzigte
van ons vaderland, nadat het gedurende 1813, 1814 en
1815 de renten niet had uitgekeerd

Geheel onmogelijk is het, om een staatsbankroet te
herstellen, dat door de depreciatie van papieren geld
wordt te weeg gebragt, en waartoe eene te groote uit-
gifte van dat ruilmiddel noodwendig leiden moet. Het
papieren geld komt onophoudelijk in andere handen; hij,
wien men eene schadeloosstelling geeft, heeft er misschien
het minst bij geleden.

De regering zal echter wel doen met haar in waarde
gezonken papier hoe eerder hoe beter tegen den koers in
te trekken, opdat er door verdere daling geene nieuwe
verliezen geleden worden.

1)nbsp;Men noemt dit liet consolideren der coupons.

2)nbsp;Nebenius , le Ausg. , S. 49.

-ocr page 137-

VlEllDE nOOEDSTUK.
Hadeelen der »taatsschiildeu.

§ 1-

Be natie wordt armer.

Het grootste nadeel, dat in het maken eener staats-
schuld gelegen is, bestaat in de vernietiging der geleende
kapitalen, die in den regel onvruchtbaar verbruikt wor-
den. Particulieren kunnen rijk worden al leenen zij ; zij
leenen gewoonlijk niet dan tot een vruchtbaar verbruik,
waarbij het kapitaal in stand gehouden wordt, terwijl
bij den staat meestal het omgekeerde plaats vindt. Het
is klaar, dat wanneer de geleende kapitalen onvrucht-
baar verbruikt w'orden, het nationale vermogen vermin-
dert, voor zoo veel de geleende som bedraagt. En het
inkomen, dat zij opleverde, is voor de natie verloren ').

quot;De Nationale rijkdomquot;, zegt den Tex®), /'is werke-
lijk verminderd, wanneer het kapitaal, hetwelk aan den
Staat is opgeschoten, vernietigd wordt door het ge-
bruik, hetwelk de Regering van hetzelve heeft gemaakt
Oorlogskosten noodzaken den Staat tot eene geldleening.
ï^e sommen, hierdoor verkregen, worden besteed tot het

1)nbsp;Zie bij Say , Traité, pag. 541 , Tableau four indiquer In mar-
che des valeurs dans les emprunts publics.

2)nbsp;M. 183.

-ocr page 138-

aankoopeû van levensmiddelen, kleederen, oorlogsbehoef-
ten , tot het daarstellen van magazijnen, hospitalen, tot
het verleenen van fouragiën en tafelgelden aan Opper-
oflBcieren, enz. Wanneer de oorlog geëindigd is, is ook
die voorraad verbruikt en houden de daargestelde inrig-
tingen op te bestaan. Van hetgeen dus voor die groote
sommen was aangekocht, bestaat niet meer. Dit alles is
verdwenen, en niets is er overig, hetwelk hetzelve ver-
tegenwoordigt. De millioenen kapitaal, welke tot die uit-
gaven zijn besteed, mogen al misschien zijn in handen
der ingezetenen, zoo namelijk de aankoopen der benoo-
digdheden niet buitenslands hebben plaats gehad ; doch
de voorraad, welke aangekocht werd, was ook kapitaal,
was rijkdom, en deze is verbruikt en onherroepelijk verloren. //
Zal de staatsschuld worden afgelost, dan moeten de
ingezetenen de geleende en verteerde waarde op nieuw
voortbrengen. //Le mal//, zegt Say'), //que fait un gou-
vernement lorsqu'il emprunte est irremediable. Il est com-
mis du moment qne l'emprunt est négocié et son pro-
duit consommé; car une valeur consommée ne peut plus
être recouvrée. Il faut qu'elle soit produite de nouveau.
Si l'on se dispense de la rembouiser, on fait tort au
prêteur. Si on la rembourse, on fait tort au contribuable;
car il faut alors qu'il produise par ses sueurs et avec les
instruments qui sont sa propriété, le capital
tout entier
qui a été emprunté, accru de tous les frais, de tous les
profits usuraires , de toutes les dilapidations , cortège or-
dinaire des opérations de finance.»

Doch niet alleen door die vernietiging van kapitalen

I) Cours complet , pag, S28.

-ocr page 139-

wordt de natie armer; ook daardoor, dat er nu minder
zal worden Yoortgebragt, minder nieuwe rijkdom zal
ontstaan.

//Naarmate het kapitaal van een land vermindert,// zoo
spreekt Eicardo//verminderen zijne voortbrengselen, en,
bij gevolg zullen, indien de regering en de natie voort-
gaan met dezelfde verteringen te maken , terwijl de jaar-
lijksche wedervoortbrenging afneemt, de hulpmiddelen van
het volk en van den staat met eene steeds toenemende
snelheid afnemen, en ellende en ondergang er de onver-
mijdelijke gevolgen van zijn.// v

De sommen, die geleend worden, worden reeds als
kapitalen tot de voortbrenging gebezigd, of zij bestaan
uit nieuwe besparingen, die weldra als kapitalen tot de
voortbrenging aangewend zouden zijn geworden. In beide
gevallen gaan zij voor de nijverheid verloren; zij worden
daaraan onttrokken, of zij worden er niet in gebezigd.
Het valt wel niet te loochenen, dat de leeningen den
prikkel tot besparen versterken, dat men, wanneer de
gelegenheid, om op die wijze vruchten te trekken van het-
geen men bespaart, niet bestond, een deel der geleende
sommen niet opgespaard, maar verteerd zou hebben, doch
de prikkel tot besparen is buitendien te sterk, dan dat
men niet zou mogen aannemen, dat het grootste deel
toch gespaard zou geworden zijn, hetwelk men dan nut-
tig zou aangewend hebben. Dit geldt ook van de som-
den, die in den vorm van belastingen voor aflossing der
staatsschuld, zelfs van die, welke voor de rentenbeta-
^'ng worden opgebragt. Zonder die belastingen zou er
ongetwijfeld meer door de belastingschuldigen verteerd

1) Principes, pag. 12j,122.

-ocr page 140-

worden, maar een gedeelte van hetgeen zij opbrenger»
zouden zij zeker als kapitaal aangelegd hebben.

Ziet men reeds in, dat de voortbrenging zal verminde-
ren door de bloote omstandigheid, dat er kapitalen aan
de nijverheid onttrokken worden, nog meer valt dit in
het oog, wanneer men let op het gevolg, dat hieruit
voortvloeit, dat namelijk de rentenstand rijst, of eene
daling daarvan verhinderd wordt.

Immers, wanneer de vraag naar kapitalen dezelfde blijft,
moet het verminderd aanbod te weeg brengen, dat de
prijs der kapitalen stijgt, terwijl een vermeerderd aanbod
dien prijs zou hebben doen dalen. Daarbij komt nog, dat
de regeringen dikwijls hoogen intrest geven, zoodat zeer
vele kaxjitalisten liever hunne kapitalen aan haar zullen
afstaan dan aan de nijverheid. //Wie zou,// vraagt Storch
//tegen 5 of 6 % ^^^n den landbouw, aan de fabrijken,
aan den handel willen uitleenen , als men eenen leener vindt,
die altijd bereid is, om eenen intrest van 7 of 8 te
betalen ?//

Hooge intrest werkt nadeelig op de voortbrenging.
Gelijk lage intrest tot vele nieuwe ondernemingen zal
aanleiding geven, zullen dan vele ondernemingen moeten
gestaakt worden, omdat zij na
aftrek van den intrest geene
winst voor den ondernemer overlaten®). En de onderne-
mer , die zijne nijverheid kan blijven voortzetten, zal met
eene mindere winst moeten tevreden zijn. Hierdoor ver-
mindert de prikkel om te sparen, en eene nijverheid uit
te breiden, of te beginnen, hetgeen ook nadeelig op 'de
voortbrenging werkt.

1) 111 , pag. 13S.
9.) Vg boven hl. 74.

-ocr page 141-

erkt liooge intrest nadeelig op de voortbrenging,
niet minder doen zulks de belastingen, een ander, en
noodzakelijk gevolg der staatsleeningen. Dikwijls belem-
meren zij het verkeer , veroorzaken zij tijdverlies, brengen
zij lastige formaliteiten mede, bezoeken van ambtenaren
(die niet zelden in kwellingen ontaarden) enz., welke om-
standigheden allen de voortbrenging belemmeren.

Voorts verhoogen de belastingen de kosten van voort-
brenging der waren, waarop zij drukken. Op wien die
verhoogde kosten ten laatste nederkomen, kan niet on-
voorwaardelijk gezegd worden. Het han^t van de om-
standigheden af'). Gesteld, dat de ondernemer er in
slaagt, om de verhoogde kosten door den verbruiker
te laten dragen, dan zal deze wegens den geklommen
prijs naar minder voortbrengselen vragen ; zijne inkom-
sten toch rijzen niet al rijst de prijs der waren Velen
zullen ook niet meer naar een voortbrengsel vragen,
omdat het genot, hetwelk hun dit voortbrengsel ver-
schaft , niet opweegt tegen de grootere opoffering, die
het nu vereischt. Gesteld, dat de verhoogde kosten alleen
den ondernemer treffen, dan ziet hij zijne winsten ver-
minderd , wordt hij misschien genoodzaakt, om zijne nij-
verheid te laten varen.

Wanneer eindelijk de verhooging op beiden drukt, zal
de afzet verminderen, of de winst, naarmate de verbrui-
ker. of de ondernemer meer getroffen wordt. In elk geval
zal de voortbrenging door de verhoogde kosten afnemen.

Wanneer een voortbrengsel duurder wordt vermindert
natuurlijk de vraag.
Hoe duurder iets is, hoe minder

VfT. E. tan Voorlhmjsen, I, bl, 38.
2) Squot;!/, Cours comple', p-.g. 501.

-ocr page 142-

personen liet zich zulhiti kunnen aansehaifen. De vermin-
dering van vraag werkt nadeelig op de voortbrenging, omdat
hoe grooter de vraag is, hoe meer er
wordt voortgebragt.

Daar men slechts een voortbrengsel koopen kan door
een ander voortbrensel in plaats te geven (geld is slechts
de vorm, waaronder koop en verkoop gesloten wordt) ,
volgt hieruit, dat verminderde voortbrenging tot vermin-
dert- van vraag aanleiding gevende, op nieuw de oor-
zaak wordt, dat er minder wordt voortgebragt'). Al te
hoog opgevoerd, zoodat de ingezetenen ze niet langer
uit Iranne inkomsten bestrijden kunnen, zullen de belas-
tingen der voortbrenging eenen doodelijken slag toebren-
gen, omdat de kapitalen, de voorwaarde tot voortbrenging,
dan worden aangetast, en moedeloosheid zich van de
voortbrengers meester maakt.

Verlies en winstderving vloeijen alzoo uit de staats-
schulden voort.nbsp;I

Wij mogen echter ter dezer plaatse niet nalaten op te
merken , dat ofschoon de leeningen der regeringen in den
regel een onvruchtbaar verbruik ten doel hebben en den
nationalen rijkdom verminderen, ook het omgekeerde kan
plaats hebben. Soms worden er staatsleeningen aangegaan
tot een vruchtbaar verbruik, tot het daarstellen van open-
bare werken zooals wegen en kanalen, havens en dokken,
dijken, enz., waardoor de voortbrenging mogelijk gemaakt
en bevorderd wordt. Leeningen wel verre van den natio-
nalen rijkdom te verminderen zullen hem dan ver-
meerderen. Het is intusschen bekend, hoe vele openbare
werken ook door bijzondere ondernemingen van kapitalisten

1) Smj , Cours complel, pag. 100,164.

-ocr page 143-

en maatseliappijeu tot stand zijn gekomen. Slechts een
zeer klein gedeelte der staatsschulden is door het opnemen
van gelden tot de bovengenoemde einden, ontstaan.

Wanneer de staat leent, om eene schuld af te lossen ,
worden er ook geene kapitalen vernietigd. Er heeft dan
slechts eene verwisseling van schuldeischers plaats, en de
nationale rijkdom blijft in denzelfden toestand.

§ 2-

De staatsleeningen geven aanleiding, dat er meer verkwist
wordt, en meer oorlogen gevoerd worden.

Leeningen geven een gemakkelijk middel aan de hand,
om geld te bekomen. Bij den tegenwoordigen rijkdom
der maatschappij kost het meestal weinig moeite, om
eene leening te sluiten. Als men maar hooge renten be-
loven wil, zijn er bijna altijd geldschieters te vinden.
Efl'ekten zijn gaarne gewild *). En de gevolgen der lee-
ningen worden dikwijls langen tijd voorbijgezien; leenin-
gen hebben het eigenaardige, dat zij de natie omtrent
den waren toestand der zaken verblinden; men stapelt
schulden op schulden, en wanneer men dan eindelijk uit
den noodlottigen droom ontwaakt, heeft het kwaad eene
hoogte bereikt, waarop schier geene herstelling meer te
hopen is

//Aan de natie,// zegt Mac Culloch'), quot;is zulk een
systema insgelijks welgevallig. In plaats van eene aan-
merkelijke som te moeten opbrengen in den vorm van

1) Zie boven bl. 23.

Vg. Ricardo, Essai, pag. quot;40.
402.

-ocr page 144-

belasti)igeii, behoeft zij slechts den intrest dier som te
betalen. Zulk een geringe last, die niemand tot aanmer-
kelijk groote inspanning of aanzienlijke beperking in zijne
uitgaven noodzaakt, wordt algemeen zonder morren ge-
dragen. Zulk eene wijze, om in de kosten van eenen
oorlog te voorzien, schijnt meer dan de helft van zijne
lasten te ontnemen; en wij staan er niet langer verwon-
derd over, dat de regeringen algemeen een sj'stema aan-
nemen , dat, terwijl het haar de rijkste hulpmiddelen
verschaft, bij de onderdanen zoo veel bijval vindt'/ ').

//Het is duidelijk,// merkt Mac Culloch verder aan,
//dat een financiële maatregel, welke de onvermijdelijke
gevolgen van den oorlog vermomt en de natie misleidt
omtrent haren werkelijken toestand, geene gezonde be-
ginsels tot grondslag kan hebben. Dit is echter klaar-
blijkelijk het geval met het systema der staatsleeningen.
Het noodzaakt werkelijk geen enkelen ingezeten, om ten
eenigen tijd eenige buitengewone opofiering te doen : en
in dit opzigt gelijkt het volkomen op die zeer gevaarlijke
ziekten, die langzaam en onmerkbaar het ligchaam bin-
nensluipen en hare kwade kenteekenen niet eerder ver-
toonen, dan nadat zij al de levensdoelen aangetast en
de geheele dierlijke huishouding gekrenkt hebben. De
eenige middelen, die hetgeen in eenen oorlog verkwist
en vernield wordt, kunnen herstellen, zijn de nijverheid
en spaarzaamheid der ingezetenen: zullen nu die deug-
den in beoefening gebragt worden, dan moeten de inge-
zetenen den invloed van de uitgaven des oorlogs op hun
particulier vermogen ten volle leeren beseffen. Het eigen-

'i) Vg. hierbij Smit/i , 11, pag. 6.'?I.
2) pag. 403.

-ocr page 145-

aardige gebrek van bet systema der staatsleeningen be-
staat daarin, dat het de natie hieromtrent misleidt en
geen plotselinge inbreuk maakt op haar genot. Het na-
dert langzaam en bijna ongemerkt. Het vordert slechts
geringe onmiddellijke opofieringen; maar het laat nimmer
varen, waarvan het zich eenmaal meester gemaakt heeft;

I

daar de noodzakelijkheid tot nieuwe oflers, die zoowel
uit eigene eerzucht, onregtvaardigheid en dwaasheid als
uit die der naburen ontspringt, even dringend als immer
blijft bestaan. Zulk een systema is bovenal bedriegelijk
en verraderlijk. Het veroorzaakt belasting op belasting,
van welke er naauwelijks eene ooit weder wordt afgeschaft;
zoodat de eigendom en nijverheid der natie, alvorens zij
uit hare zinsverbijstering ontwaakt en haren tegenwoor-
digen toestand gewaar geworden is, waarschijnlijk met
eenen veel grooteren voortdurenden last zijn bezwaard.,
om slechts den
intrest der staatsschuld te voldoen, dan
vereischt zou geworden zijn, om al de kosten van den oorlog
te bestrijden, zoo zij den last in eens op zich genomen had.'/
Ook Eicardo maakt op dit nadeel der staatsleeningen
opmerkzaam. //Het is een systema,// zegt hij'), //dat de
strekking heeft, om ons mindör vlijtig te maken, om ons
omtrent onzen toestand te verblinden.// Tot staving van
zijn gezegde voert hij aan, dat, wanneer men van elk zijn
aandeel vordert in de kosten van eenen oorlog, de in-
gezetenen trachten zullen , deze som op hun inkomen uit
te sparen, terwijl, wanneer de staat leent, slechts zooveel
minder door hen zal verteerd worden, als de belasting
voor de rentenbetaling bedraagt

1)nbsp;Principes, pag, 221.

2)nbsp;Zie boven bl. 102 en 10:! de eigene woorden vari llicardo.

-ocr page 146-

Die verblinding nu wordt nog vermeerderd door de
kortstondige meerdere welvaart, die uit de vertering van
de geleende kapitalen voortvloeit. Voornamelijk zal dit
plaats bebben, wanneer het buitenland de kapitalen le-
vert; en geen der inlandsche kapitalen aan zijne bestem-
ming onttrokken wordt. Voor den oogenblik zullen vele
handen werk vinden, onderscheidene takken van nijverheid
eene grootere uitbreiding erlangen, de handel dikwijls
in levendigheid toenemen. In oorlogstijd zien wij ook
vooral den landbouw zijne voortbrengselen gunstig af-
zetten. Op velerlei personen worden inkomsten overgedra-
gen , die niet nalaten de vraag naar allerlei waren te
vermeerderen. Wanneer dan eindelijk de geleende kapita-
len verteerd zijn, doen zich allengs de noodlottige ge-
volgen gevoelen. Niet altijd echter gaan dan nog de oogen
open; meermalen heeft men na het eindigen van eenen
oorlog de afneming der nijverheid aan den teruggekeerden
vrede toegeschreven, in plaats van de oorzaak te zoeken
in den verminderden rijkdom en de vernietigde kapitalen.

Leeningen dan geven een gemakkelijk middel aan de
hand, om geld te bekomen. Maar te regt zegt Mac Cul-
loch '), '/dat de gemakkelijkheid der operatie slechts in
eenige gevallen een voordeel is, terwijl zij in andere een zwaar
gebrek kan zijn.quot; Zij geeft namelijk aanleiding, dat de
regeringen ligter tot onnoodige uitgaven overgaan, dat er
meer verkwist wordt. '/It Avould scarcely be more impru-
dent/- , zegt Hume, '/to give a prodigal son a credit
in every banking shop in London, than to empower a
statesman to draw bills

in tliis manner upon posterity.*

1)nbsp;I«!;. 40.3.

2)nbsp;Zie l.ij Miif Culloch, pug. 112.

-ocr page 147-

De regering, die de geuiakkelijklieid , waarmede zij zal
kunnen leenen, vooruitziet, ontslaat zicli van den pligt,
om te sparen, merkt Smitli aan'). //On pose en fait,'/
zegt Say, //ce qui doit être en question ; car la nécessité
d'une dépense doit toujours être un point en question —
Ceux qui en tiennent les rênes (du gouvernement) ne con-
sidèrent pas l'argent du même oeil que les contribuables;
ils n'y voient qu'un moyen puissant de satisfaire leurs
vues personnelles, de réaliser les rêves de leur ambition,
de leur vanité, de leur cupidité et. quelquefois, de ce
qu'ils imaginent être le bien de l'État// ').

Men kan gerust aannemen, dat vele onnoodige en ver-
keerde uitgaven nimmer zouden liebben plaats gehad,
indien het hulpmiddel der leeningen onbekend was. Is
men verzekerd, dat men niet zonder moeijelijkheden of
ontevredenheid te verwekken geld kan bekomen, dan zal
het noodzakelijke of wenschelijke eener uitgaaf vooraf
meermalen gewikt en gewogen worden.

Onderscheidene schrijvers vestigen ook bijzonder daarop
de aandacht, dat de staatsschulden de oorlogen gemak-
kelijker maken en daardoor vermenigvuldigei^. Men kan
wel niet ontkennen, dat er, zoo er geene staatsschulden be-
stonden , enkele oorlogen zouden voorgekomen zijn , en
dat zij derhalve ook uit dit oogpunt gezegd kunnen
worden eenen noodlottigen invloed uit te oefenen. Men
bedenke evenwel, dat hoe wenschelijk het ook ware,
dat er nimmer geoorloogd werd (elke oorlog, afgezien
van alle andere beschouwingen , moet als eene ramp be-

1)nbsp;11 , paj. G16.

2)nbsp;Cmtrs compht, p.ig -488.
3quot;)
Cours complet , pag. IS7.

-ocr page 148-

scliouwd worden om deu nadeeligen invloed, dien de
welvaart ondervindt), die daadzaak niet is weg te nemen.
Het is geschied, toen de staatsschulden onbekend waren
en het geschiedt nog. En wanneer er dan oorlog gevoerd
wordt geven juist de leeningen het middel aan de hand,
om de vereischte uitgaven over een aantal jaren te ver-
deden, en ontheffen zij van de noodzakdijkhdd, om die
drukkende oorlogsbdastiugen op te leggen, wdke zeker
aan de nijverheid nog meer naded zouden toebrengen dan
de leeningen.

Jielastingen.

Wat de regering leent, wordt meestal onvruchtbaar ver-
bruikt. Particulieren wenden in deu regd het gdeeude
kapitaal nuttig aan, zoodat het hun de renten oplevert,
die zij aan den gddschieter betalen moeten, benevens eene
winst, waardoor zij hunne nijverhdd beloond zien. Het
IS duidelijk, dat de regeringen, die de gdeende kapitalen
verteerd hebben, uiet in staat zijn, de renten te betalen
dan door bijdragen uit de inkomsten der ingezetenen te
heffen. De particulier houdt het kapitaal in stand en kaïi
het dndelijk teruggeven; de regering kan zulks weder
met anders dan door uit de bijdragen der ingezetenen
een kapitaal te verzamelen.

De staatsschulden derhalve bezwaren de inkomsten der
bdastingschuldigen met den last, om aan den staat zoo-
veel op te brengen, als noodig is tot betaling der jaar-
lijksche renten en tot aflossing, wanneer die soms plaats
heeft. Hoe grooter de staatsschuld is, hoe meer er moet
worden opgebragt, hoe minder de bdastingsdiuldigen over-

-ocr page 149-

houden. quot;Si L'État est obligéquot; , zegt Say , //de payer
tous les ans deux cents millions d'intérêts à ses créan-
ciers, les contribuables ont deux cents millions
de moins
à dépenser chaque année pour les besoins ou les plaisirs
de leurs familles,'/

Aile belastingen, hoe noodzakelijk ook, hebben groote
nadeelen. Belastingen zijn een noodwendig gevolg der
staatsschulden; derhalve moeten ook de nadeelen der be-
lastingen als een bezwaar tegen de staatsschulden ingebragt
worden. Ons bestek gedoogt niet, al die nadeelen op te som-
men; wij zullen slechts op enkele punten opmerkzaam maken.

Wij hebben reeds gezien, welk eenen nadeeligen invloed
de belastingen op de voortbrenging uitoefenen, en hoe zij
het ontstaan van kapitalen in den weg staan. Hoog op-
gevoerd, zullen de belastingen tot landverhuizing aanlei-
ding geven. -quot;De wensch,'/ zegt Ricardo -), //om zich met
zijn kapitaal naar een ander land te begeven, waar men
van zulke lasten vrij is, wordt eindelijk onwederstaan-
baar, en eindigt met te zegevieren over den ingeschapen
weerzin, om aan zijn vaderland en de voorwerpen fijner
eerste genegenheid vaarwel te zeggen'/ quot;). Men beseft, dat
vooral zij, die kapitaal bezitten , in de gelegenheid zijn,
om zich op deze wijze aan de belastingen te onttrekken.
De staat verliest zijne beste burgers.

De kapitalen, die zij medenemen, gaan voor de in-
landsche nijverheid verloren, de daaruit voortvloeijende
inkomsten worden buiten 's lands verteerd ; de last wordt
nog drukkender voor de overgeblevenen.

1)nbsp;Cours complet, pag. 52ti.

2)nbsp;Principes , pag. 221.

3)nbsp;Vg. Smith, 11 , pag (142; Sny , Cotirs C(J,nplet , pag, 491.

-ocr page 150-

De belastingen, wanneer zij hoog zijn, hebben ook
het nadeel, dat zij de regeringen beletten, om er te heften
tot daarstelling of instandhouding van nuttige inrigtin-
gen, welke de stoffelijke en zedelijke welvaart des volks
zouden bevorderd hebben. Men zoude in ons vaderland
op vele besnoeijingen kunnen wijzen, die nimmer zouden
hebben plaats gehad, zoo de hooge belastingen, ten ge-
volge onzer ontzettende staatsschuld, het woord
Bezuini-
ging
niet tot eene algemeene leus hadden gemaakt.

Dat hooge belastingen nadeelig werken op de zede-
lijkheid eens volks is door vele schrijvers aangetoond. De
zucht tot ontduiking geeft aanleiding tot bedrog en
meineed. En wat spoort meer de sluikerij aan dan
zware
belastingen

//Les charges imposées à la société par les gouverne-
ments chers,// zegt Say »), //ont encore le fâcheux efîet
d'y multiplier les attentats contre les personnes et contre
les propriétés. La vie y devient si difïicile et la disparité
des fortunes si grande, que toutes les passions y fermen-
tent et qu'une multitude de gens, pressés par le besoin,
cherchent à se soutenir par le crime.'/

§ 4.

Ongelijke verdeeling der goederen.

Het grootste nadeel eener staatsschuld, zooals wij
reeds gezegd hebben, ligt in de vernietiging der ge-
leende kapitalen. Wat de rentenbetaling betreft, hebben
wij opgemerkt, dat het van de omstandigheden afhangt,
of het beter is, dat de renten aan uitlanders dan aan

I) Ciiurs coiiifilfl , piijr. ifH.

-ocr page 151-

ingezetenen betaald worden. Tn het eerste geval zijn de
inlandsche kapitalen in wezen gebleven, die inkomsten
blijven afwerpen; in het laatste zijn die kapitalen ver-
dwenen , maar worden er ook geene renten aan eene vreemde
natie uitgekeerd. In het eerste geval is het jaarlijksche
inkomen der natie even groot gebleven, maar moet men
er de som, die aan renten betaald wordt, aftrekken; m
het laatste is het nationale inkomen verminderd, maar
behoeven er ook geene renten afgenomen te worden.

Wanneer dus ingezetenen het geld geschoten hebben ,
wordt het nationale inkomen niet verminderd door de
betaling der renten. Die omstandigheid brengt alleen te
weeg, dat er als het ware eene delegatie plaats heeft ten
behoeve der renthefiers, die regt verkrijgen op een deel
van de inkomsten en bezittingen hunner medeburgers. De
staat belast zich met de zorg, om dit uit den zak
der belastingschuldigen in den zak der renthefiers over
te dragen. Velen hebben in- die delegatie eene oorzaak
gezien van de ongelijke verdeeling van het nationale in-
komen, en schilderen het als eene groote hardheid af,
dat het arbeidende gedeelte der natie van zijne gewonnen
vruchten moet afstaan ten behoeve dier geldschieters,
die, naarmate zij voortgaan met aan de regering te leenen,
zonder moeite en inspanning al grooter en grooter aan-
deel bekomen aan de goederen, die jaarlijks voortgebragt
worden. Hevig pleegt men daarbij tegen de renthefiers en
in het algemeen tegen alle renteniers ') uit te varen, welke

1) Ken renlcnier is iemaiiJ, die inkomsten geniet zonder genood-
zaakt le zijn daarvoor te arbeiden. Die inkomsten zijn nioi altijd ren-
ti'ti van gi'leende gelden ; maar ook opbrengsten van iiiiizen , landerijen ,
en andere brzittingen , sinecnrcn , enz.

-ocr page 152-

men als bloot verterende ledSn der maatschappij beschouwt.

Men vergeet dan, dat, wanneer de regering tot groote
buitengewone uitgaven overgaat, het juist een voordeel
is voor den belastingschuldige, dat hij slechts den jaar-
lijkschen intrest behoeft te betalen van de som, dien de
regering van hem zou gevorderd hebben, zoo zij geene
staatsschuld gemaakt had. Die som levert hem misschien
grootere winsten op dan zijne bijdragen tot de renten dezer
staatsschuld. De geldschieter, die vrijwillig aan den staat
leende, heeft hem dus dienst gedaan. En ook deze draagt
als belastingschuldige tot de rentenbetaling bij.

Men vergeet verder, dat de verteringen van den staat
eiken belastingschuldige armer maken, hetzij de
regering,
om hare uitgaaf te bestrijden, leent, hetzij zij eene hef-
fing doet. In het eerste geval verliest de
belastingschul-
dige als het ware den intrest van een kapitaal; in het
tweede verliest hij dat kapitaal zelf. Dit zou geheel op
hetzelfde nederkomen, zoo het behoud van het kapitaal
hem geene winsten boven het bedrag van den intrest
verschafte. Nu hij het kapitaal behoudt is het echter na-
tuurlijk, dat hij den intrest als belasting opbrengt, op-
dat de geldschieter vruchten plukke van de kapitalen,
aan de regering afgestaan. Niets is billijker. Het is
waar, dat er vele luije en vadsige lieden onder de
renteniers zijn. Maar vindt men die ookquot; niet onder de
overige standen, bepaaldelijk onder de laagste klasse?
Een rentenier behoeft niet lui en vadsig te zijn,
omdat
hij rentenier is Velen' zijn eerst renteniers geworden
nadat zij een werkzaam leven geleid hebben; het is alle-
zins billijk, dat zij nu de vruchten van hunnen vroegercji

O Vj. ,h llruiin Kops, bl. 214 , i„ i,„ta.

-ocr page 153-

lil

arbeid rustig geuieteu. Het is ook goed, dat er mcn-
scben zijn, die zich niet met stoffelijken arbeid behoeven
bezig te houden. Een volk kan eerst tot beschaving ko-
men, wanneer niet meer allen in de noodzakelijkheid zijn,
stoflelijken arbeid te verrigteu, om in hun onderhoud te
voorzien. Welk een' gunstigen invloed heeft de beoefening
van kunsten en wetenschappen niet op de welvaart gehad?
hoe vele uitvindingen en verbeteringen heeft niet de nij-
verheid aan haar te danken ? Iemand, die zich met on-
stofielijken arbeid bezig houdt, draagt misschien meer
tot den rijkdom bij dan honderd werklieden

Een kapitalist is een nuttig lid voor de maatschappij ,
door zijn kapitaal te
verhuren, neemt ook hij aandeel aan de
voortbrenging; door het aan de regering te leenen, bewijst
hij eene gewigtige dienst aan de belastingschuldigen,
zooals wij gezegd hebben. Wat nu de delegatie ten be-
hoeve der rentheffers betreft, deze maakt de ongelijkheid
der fortuinen niet grooter dan zij was. Wij zullen dit
door' een voorbeeld zoeken op te helderen.

Stel, dat iemand E genaamd / 100 behoeft en het
regt heeft, belastingen te heffen van 3 hem ondergeschikte
personen, A, B en C. Stel verder, dat A een kapitaal
van ƒ 10,000, B van / 5,000 en C van / 2,500 bezit,
dat hun een inkomen van / 500 , van ƒ 250 en van
ƒ125 oplevert. Indien nu E, om de som van ƒ 100
te bekomen, heffingen doet in evenredigheid van ieders

2) «Si les hommes dispensés de travaux pénibles donnent l'exemple
des vices , il est juste que le mépris public serve de correctil' à ce
funeste exemple. Mais , lorsque les hommes indépendans cultivent leur
intelligence , et nous apportent de- nouvelles lumières , on doit bénir
le sort de leur avoir fait des loisirs , dont ils se plaisent à léconder
l'usage,«
(Droz, pag, 229,)

-ocr page 154-

vermogen , dan zal A/57,14'/,, B/28,57'/,, C/M,28V,
moeten opbrengen. Die getallen staan tot elkander in de-
zelfde verhouding als de vorige; de fortuinen zijn der-
halve in gelijke verhouding gebleveu.

Laat ons nu zien, welke de uitkomst wezen zal, wan-
neer E de som van ƒ 100 verkiest te leenen, b. v. van A.
A is niet in staat, dat geld van zijn inkomen af te ne-
men , maar tast zijn kapitaal aan, zoodat hij f 50 aan
inkomsten verliest. E keert hem echter ƒ 50 intrest uit,
en laat dien door de gezamentlijke belastingschuldigen
opbrengen in evenredigheid van hun vermogen. A zal dan
zelf ƒ 28,57'/, moeten bijdragen, B ƒ 14,28*/, en C
f 7,147,. De inkomsten van A worden alzoo op/471,42®/,,
van B op ƒ 235,71%, van C op / 117,857, terugge-
bragt. Ook nu blijven de fortuinen in dezelfde
verhouding,
en wordt het gezamentlijke inkomen van ƒ825 in dezelfde
evenredigheid verdeeld als het vroegere inkomen van/875.

Wij hebben hier aangenomen, dat elke belasting-
schuldige in volmaakte evenredigheid met zijn
vermo-
gen bijdroeg. Het is echter onmogelijk, dien regel volkomen
in toepassing te brengen. De grootste fortuinen zullen
altijd in mindere verhouding door de belastingen getroffen
worden. Daar nu de staatsschulden de belastingen ver-
hoogen kan men niet ontkennen, dat er wel eenige grond
bestaat, om hierin eene oorzaak van eene minder gelijke
verdeeling der goederen te zoeken.

Maar eene veel grootere ongelijkheid in die verdeeling
wordt te weeg gebragt door het schandelijke beursspel ,
en de wijze, waarop de leeningen dikwijls door de rege-
ringen aan den meestbiedende verkocht worden. De fórtui-
nen , die daardoor ontstaan , worden ten koste van anderen
verkregen.

-ocr page 155-

§ 5.

Het beursspel.

'/L'agiotage est fils de remprunt'/, zegt Droz '). Dat
verderfelijke spel is uit de staatsschuldeu voortgevloeid,
eu vindt in haar gedurig nieuw voedsel. Wij hebben bo-
ven het onzedelijke en nadeelige van het beursspel aan-
getoond.

§ 6.

Een staatsbankroet.

Het is ontwijfelbaar, dat, als men steeds voortgaat met
schulden op schulden te stapelen, een bankroet ten laatste
onvermijdelijk wordt.

Alle andere beschouwingen daargelaten, zullen de be-
lastingen, welke eene regering haren ingezetenen kan
opleggen, eindelijk de uiterste grens bereikt hebben.

Ook het onzedelijke en nadeelige van een staatsbankroet
hebben wij vroeger uiteengezet, zoodat wij zullen over-
gaan tot het volgende hoofdstuk.

1) pag. 337.

-ocr page 156-

YIJFDE HOOFDSTUK.

lie apologie der staatsschulden
wederlegd.

§ 1-

Be natie wordt rijker.

Hoe ongeloofelijk het ook schijnen moge, onderschei-
dene schrijvers hebben in het maken van staatsschulden
een middel gezien, om de natie te verrijken Zij meenden,
dat een schuldbrief de som verdubbelde, waarvoor men
zich schuldenaar erkende, dat men niet alleen de kapitalen
in handen der schuldenaars, maar ook de schuldbrieven
in handen der schuldeischers, als even vele waarden
beschouwen moest. Isaac Pinto heeft o. a, gezegd : //La
création des fonds publics, quand on les fait à propos ,
et qu'elle n'excede point la sphere de la puissance, est
une
AlcJiymie réalisée, dont souvent ceux-mêmes, qui
l'operent n'entendent pas tout le mystere.'/ Berkeley be-
schouwde //the public funds as a mine of gold//

Van daar vindt men dan ook somwijlen de staatsschuld-
bekentenissen (efiekten), die in handen der ingezetenen

1)nbsp;Essai sur Ie Luxe , gedrukt achter zijn Traité de la Circulation,
pag. 338.

2)nbsp;Zie Mac Culloch , pag. 399. Over de hooge iDgenomenheid van
verscheidene schrijvers met het systema der staatsleeningen , zie men
Sinclnir, I, pag. 364.

-ocr page 157-

1 1.5

waren, bij liet nationale vermogen opgeteld. Bij Meteler-
kamp ')
o. a. vindt men een kapitaal van 600 millioen
aan inlandsche schulden onder onzen rijkdom opgegeven.

Zelfs in onze dagen is er een schri^jver opgestaan, die,
zoo mogelijk, nog verder gaat dan Pinto.

De bloote vennelding van den titel van zi-jn geschrift
is voldoende, om aan te toonen, welke ongerijmde be-
grippen hij verkondigt. Die titel is:
Be Schuld van
den Staat als Aanwinst van het Nationaal Vermogen,
toit den tegenwoordig en Staat van Engeland toegelicht
Aardig laat de schrijver der verdichte Lettres de Sidy
Mahmoud à son ami Hassan
') zich omtrent dit dwaal-
begrip uit, in deze woorden : //le ministre des finances
(à Paris), qui est la sagesse en personne, a pour prin-
cipe , que plus on fait de dettes , plus on s'enrichit. Aussi
on n'y regarde pas et on fait tout pour parvenir au com-
ble de la richesse.//

De omstandigheid, dat eene schuldbekentenis waarde
heeft voor den bezitter, omdat zij hem regt geeft op de
uitkeering van inkomsten , heeft die schrijvers in den waan
gebragt, dat de schuldbekentenis op zich zelve eene wer-
kelijke waarde daarstelt, dat men door het vervaardigen
van zulke papieren den rijkdom vermeerderen, kapitalen
verdubbelen kan. Zij zagen ^an den eenen kant het over-
gedragen kapitaal in handen des schuldenaars en aan den
anderen kant den schuldeischer niet armer worden, maar

1) De Toestand van Ned. , 1, bl. 60.

2j Wij zullen ons niet vernioeijen met al de dwalingen van dit ge-
schrift te wederleggen , maar verwijzen naar de beoordeeling van Prof.
den ïex , ui de
Ned. Jaarb. voor Ueglsgel. en Welg. , 1). II , bl.
352, volg.

3) Paris, 1825, pag. 58.

-ocr page 158-

dezelfde inkomsten beliouden. Zij zagen den schuldeischer
zelfs de schuldbekentenis verkoopen, dik-vvijls voor eene
hoogere som dan hij had uitgeleend. Maar zij verloren
geheel uit het oog, dat eene schuldbekentenis zelve nim-
mer vruchten afwerpt, dat , als het overgedragen kapi-
taal vernietigd wordt, die inkomsten (renten) aan den
geldschieter uit de inkomsten van andere kapitalen vol-
daan worden, en dat, wanneer de schuldbekentenis
door den schuldeischer verkocht wordt, en hij alzoo zijn
kapitaal terugontvangt, de kooper in zijne plaats treedt,
en op zijne beurt in plaats van een werkelijk kapitaal,
dat vruchten oplevert, het papier bekomt, dat alleen regt
geeft, om van een' ander inkomsten te vorderen. Het is
zoo hoogst eenvoudig , dat, als iemand y 1000 bezittende,
die aan een' ander leent tegen behoorlijk bewijs, hierdoor
geen
ƒ 2000 kunnen ontstaan. Dat benijs veroorzaakt
alleen, dat er een overdragt van inkomsten plaats grijpt.
Neen, door schuldbekentenissen brengt men geene nieuwe
waarde voort. Vooral die van regeringen vertegenwoordi-
gen sommen, die lang verteerd zijn. //Die Activ-Kapi-
talien der Glaübiger sind keine neuen Werthe,// zooals
Nebenius zegt'), //sondern nur traurige und schmerzhafte
Erinnerungen an die vernichteten.// Wanneer men al de
schuldbrieven der aarde vernietigde, zou de wereld er niets
armer door worden.

wm

Doch niet alleen door het ontstaan der effekten, heeft
men beweerd, wordt de natie ten gevolge eener staats-
schuld rijker; ook daardoor, dat er meer zou worden voort-
gebragt, meer nieuwe rijkdom zou ontstaan.

() S. 669.

-ocr page 159-

Ell wei, zegt men clan vooreerst, omdat de nijverlieid
aangemoedigd wordt. Indien immers de regering de ge-
leende sommen verteert (onvruclitbaar verbruikt), ver-
meerdert zij de vraag naar vele voortbrengselen; de on-
dernemers dier takken van nijverheid zetten meer af;
velen zullen zelfs een hoogeren prijs maken dan vroeger,
omdat de vermeerderde vraag den prijs heeft doen stijgen.
Ziedaar een prikkel voor de nijverheid, en eene oorzaak
van meerdere voortbrenging: Hoe meer er gevraagd wordt,
hoe meer er wordt voortgebragt.

Wij daarentegen beweren , dat, zoo men zich niet ge-
heel door den eersten schijn*laat verblinden, men tot de
overtuiging komen zal, dat de nijverheid op den duur
meer zou afgezet hebben en dus meer aangemoedigd en
bevorderd zou geworden zijn, wanneer de regering niet
geleend had. Dan waren de verstrekte kapitalen in han-
den der geldschieters gebleven. Gesteld, dat deze die ka-
pitalen insgelijks onvruchtbaar verbruikten, dan zou hun
verbruik dezelfde uitwerking op de nijverheid hebben, als
dat der regering. Waarschijnlijk echter zouden zij ze
vruchtbaar verbruiken, door ze in de nijverheid aan te
wenden. En dan zal dat vruchtbaar verbruik niet slechts
vraag naar arbeid en voortbrengselen doen ontstaan, maar
ook de nationale inkomsten zullen hierdoor vermeerderen.
Die meerdere inkomsten', hetzij ze weder tot kapitalen
aangelegd, hetzij ze verteerd worden, zullen op nieuw
de vraag naar arbeiders en voortbrengselen doen toenemen.

Wanneer derhalve de kapitalen in wezen blijven, is
men in staat, om op den duur naar voortbrengselen te
vragen, en waarschijnlijk wel in toenemende mate, ter-
wijl de vraag der regering, hoe groot zij aanvankelijk ook
zijn moge, uit den aard der zaak spoedig moet ophouden,

-ocr page 160-

iiainclijlc met liet verdwijnen der geleende sommen ').

Belastingen zijn het onvermijdelijke gevolg der staats-
schulden. Ook daarin heeft men eene oorzaak van meer-
dere voortbrenging gezien. Die belastingen, zegt men,
i?ijn een spoorslag geweest tot grootere vlijt, tot meer-
dere krachtontwikkeling. Allerlei verbeteringen en nut-
tige uitvindingen, waardoor men rijkere uitkomsten ver-
krijgt,' heeft men daaraan te danken').

Men wijst dan vooral op Engeland, waar de nationale
rijkdom voortdurend nog meer geklommen is, dan de
steeds aangroeijende staatsschuld.
Post hoe, ergo propter
hoe
heeft men gezegd. Sommige schrijvers beweren daarente-
gen , dat Engeland niet in bloei is toegenomen
door zijne
staatsschuld, maar
in weerwil van zijne staatsschuld. En-
geland's rijkdom zou nog veel grooter geweest zijn, zeg-
gen zij, zoo ze niet bestaan had'). //Quand je vois l'in-
dustrie prospérer dans un pays dont l'administration est
vicieuse, dois-je penser//, vraagt Droz , '/que ce pays
serait encore plus riche s'il était bien administré, ou
dois-je croire que le moyen d'enrichir un État est de le

mal administrer.quot;

Ilet is mogelijk, dat de Engelschen, en in het algemeen

1)nbsp;Vg. M. Monjean bij Malllms , pag. 356 iu nota.

2)nbsp;Zié in/.onderheid Ganilh , De la science des Finances , pag 3 -
10 , U , 13 , Introduction, pag. XXXII sniv.en
X)«c(., alwaar bij 0. a. refit
in voce
Consommations : «Je ne crois pas m'abuser en avançant que la
consommation
/a plus „icieuse est encore utile k la production jus-
qu'à l'épuisement des facultés
des producteurs , épuisement évidem-
ment
illusoire dans un système social , qui ouvre le monde entier
aux capitaux , au travail , i. l'industrie et au commerce d« tout le
pays..

3)nbsp;Zie o. a. Ricardo, Principes, pag. 122.

i) p^g. 341.

-ocr page 161-

alle volken, minder zouden voortgebragt hebben, indien
er geene staatsschulden bestonden, maar desniettemin
zouden zij dan rijker geworden zijn. Men vergeet te veel,
welke uitkomsten de kapitalen, die nu vernietigd zijn
geworden, zouden hebben opgeleverd, terwijl de inge-
schapen zucht der menschen , om hunnen toestand te ver-
beteren en nieuwe behoeften te bevredigen, welke de voort-
gaande beschaving doet ontstaan , hen evenzeer tot meerdere
vlijt en krachtontwikkeling aanspoort en tot verbete-
ringen en uitvindingen leidt. En indien de belastingen
door den prikkel, dien zij gaven , meer hebben doen voort-
brengen , hebben zij dit ook weder weggenomen. Veron-
dersteld derhalve, dat de zware belastingen rijkdommen
hebben doen ontstaan, die anders niet zouden zijn voort-
gebragt geworden, wat hebben de voortbrengers aan eenen
rijkdom gehad, die hun geen genot aanbragt ? '/Les
accroissements de l'industrie//, zooals Say zegt , »ne sont
un bien que lorsqu'il en résulte un accroissement de bien-
être pour ceux qui produisent.'/

Eindelijk beweert men nog, dat de staatsschulden eene
natie rijker maken , doordat zij het sparen der ingezete-
nen bevorderen. Er ligt namelijk een prikkel tot sparen,
zegt men , in den vaak hoogen intrest, dien de regerin-
gen betalen, en in de gemakkelijke geldbelegging, die
eene staatsschuld aanbiedt.

Wij mogen ook hier wederojn vragen , wat baat
het voor de algemeene welvaart, indien ten gevolge
der staatsschuld aan den eenön kant meer gespaard wordt
dan anders zoude geschied zijn, maar aan den anderen

Ij Cours complet, img. .quot;,09.

-ocr page 162-

kaut kapitalen vernietigd worden'). Het sparen is een
gevolg van de' zuclit der menschen, om hunnen toe-
stand te verbeteren. Ook zonder staatsschulden is er
gespaard, en zou er gespaard worden. Dan misschien wel
in mindere mate, maar de vernietigde kapitalen waren
in wezen gebleven, en het nu bespaarde zou door de
ingezetenen verteerd zijn geworden, en hun allerlei genot
verschaft hebben. Besparingen , die niet strekken, om eene
natie rijker te maken , of meer te doen genieten , verdienen
geene toejuiching.

De staatsschulden verschaffen eene gemakkelijke geld-
belegging , zegt men; * zoowel groote als kleine sommen
kan men eiken oogenblik plaatsen en weder terugnemen.
Wij stemmen toe, dat de geldbelegging in staatspapieren
eene gemakkelijke wijze is, om inkomsten zijner kapi-
talen te genieten. Er wordt noch arbeid , noch inspanning,
noch groote bekwaamheid toe vereischt. Ook. ontkennen
wij niet, dat het een voordeel is, dat handelaars en in-
dustriëlen in de gelegenheid zijn, om van de sommen
of besparingen, die zij voor den oogenblik niet in hunne
nijverheid kunnen aanwenden, vruchten te trekken. Maar
wij vragen niet naar hetgeen het belang van enkelen
dienstbaar is, wij vragen wat het algemeen belang mede-
brengt, En dan moeten wij antwoorden , dat deze omstandig-
heid niet langer als gunstig te beschouwen is, wanneer
men bedenkt, dat hetgeen enkelen voordeel en gemak
verschaft, aan velen nadeel en moeite aanbrengt. De be-

1) «Mais qù.ind il serait vrai que la facilité qu'on vous offre de
placer vos accumulations , en provoquât quelques-unes , quel avantage
en résulte t-il pour la société si ces accumulations ne sont faites que
ponr être anéanties?»
{Sny , Cours complet, ]iag Sl.'i).

-ocr page 163-

lastingscliüldigen immers worden genoodzaakt meer op
te brengen , om de renten der staatsschuld te voldoen.

Voorts vergete men niet, dat, als de staatsschulden aan
den eenen kant den prikkel tot sparen versterken, het
sparen aan den anderen kant bemoeijelijkt wordt door de
verhoogde belastingen.

Bestonden er geene staatsschulden, dan zou de rijke
kapitalist, om Inkomsten te genieten, of zelf ondernemer
van nijverheid moeten worden, of aan anderen, die er meer
genegen of geschikt toe waren, zijne kapitalen moeten
afstaan. Men zou grootere behoefte gevoelen aan spaar-
kassen en kredietinstellingen , aan welke men zijne bespaarde
penningen tegen voldoenden waarborg kon toevertrouwen.

Al die dwalingen nu zijn zeer gevaarlijk, daar zij
aanleiding kunnen geven, dat de regeringen daarmede
overeenkomstig handelen. Men zal ligtvaardig staatsschul-
den maken, wanneer men meent rijkdommen te scheppen
door het uitgeven van schuldbrieven, en de nijverheid te
bevorderen door veel te verteren. Men zal zonder aarse-
ling de belastingen verhoogen, wanneer men zich voor-
spiegelt, dat men daardoor aan de voortbrenging meer

uitbreiding en rijkere uitkomsten verschaft.

§

Be staatsschulden bevorderen vrede en rust.

Rau meent'), dat de staatsschulden als een onderpand
van den vrede mogen aangemerkt worden, daar zij van
het voeren vau oorlogen zouden terug houden, welke de

1) III , § 48i.

-ocr page 164-

grenzen des krediets of het vermogen des volks, om be-
lastingen op te brengen , konden overschrijden. Ook
Nehenius gelooft, dat het belang , hetwelk de na-
tiën , door hunne deelname aan de buitenlandsche
leeningen , bij elkanders welvaart hebben, den vrede
bevorderlijk is.

Het valt moeijelijk te bepalen, welken invloed in dit
opzigt aan de staatsschulden moet worden toegeschreven.
Wij zouden intusschen vreezen, dat die staten, welke
in hun belang eenen oorlog dienstig of noodzakelijk mog-
ten rekenen, zich weinig door dergelijke beschouwingen
lieten terughouden.

Van allen grond ontbloot is de bewering van Gentz
en anderen, dat eene staatsschuld eenen waarborg ople-
vert voor de inwendige rust des lands, daar zij zoo velen
belang doet hebben , bij de bewaring van orde en de duur -
zaamheid van den bestaanden regeringsvorm; geen ver-
mogen toch is daarbij aan meer noodlottige kansen bloot-
gesteld , dan dat der renthefiers. //Dit dwaas en ondoordacht
zeggen// , zoo spreekt een ongenoemd schrijver , //betee-
kent niets: tegen één' renthefiér zal men toch veilig hon-
derd burgers van den Staat kunnen overstellen, die een
deel van het zuur gewonnen geld moeten opbrengen, om
den renthefiér te voldoen, die dus een tegenovergesteld
belang hebben.//

Veeleer zien wij juist in de belastingen, welke
eene staatsschuld na zich sleept, eene aanleiding tot
misnoegdheid, verstoring van orde, en eene omkee-

1)nbsp;S. 666.

2)nbsp;Zie Slaalsschuld, NatioHaal Vermogen , bl. 105,106,

3)nbsp;iVenschen , Veric:ichlingcii, lliliiglen vun ^c:lerlllll,l, Xmst., 1H3'.) ,
bl 23.

-ocr page 165-

ring van zaken. Menige bladzijde der geschiedenis zoude
dit kunnen bevestigen.

§ ■3. .

Cmnsüge of unsc/iadeljke verdeeUng der goederen.

Wij hebben getracht in § 2 van het vorige hoofdstuk te
betoogen, dat de klagten over eene ongelijke verdeeling
der goederen, ten gevolge der staatsschulden als zeer
overdreven kunnen beschouwd worden, en gezocht-aan
te toonen, hoe onbillijk de grieven zijn tegen de rente-
niers als zoodanig. Maar ook Malthus dwaalt, die zeker
aantal van onvruchtbaar verbruikenden , van personen , die
niet onmiddellijk stoffelijke goederen voortbrengen '), nood-
wendig rekent, om de goederen, die voortgebragt wor-
den te verteren, en in eene staatsschuld een nuttig werk-
tuig ziet tot verdeeling dier goederen'). Het nut dier
onvruchtbaar verbruikenden bestaat volgens Malthus daarin ,
dat zij tusschen de voortbrengselen en het verbruik een
evenwigt daarstellen, waardoor die voortbrengselen de
hoogste ruilwaarde bekomen

De verteringen der gezamentlijke grondeigenaars, ka-

1)nbsp;Hiertoe moeten zoowel diegene gerekend worden, die persoon-
lijke diensten bewijzen, of onstoflelijken arbeid verrigten , zooaU
leeraren van de godsdienst, geneesheeren , dienstboden , krijijslieden ,
ambtenaren, geleerden, enz. als zulke, die inkomsten genieten zon-
der in eenig opzigt aan de voortbrenging deel te nemen. Malthus
onderscheidt de personen , die door eene vrijwillige overdragt van in-
komsten bestaan (zooals de geneesheeren, pleitbezorgers, dienstboden),
van hen , die uit de opbrengst der belastingen hnn onderhoud erlangen
fzooals de staatslieden , soldaten , effektenhouders).

2)nbsp;Mallkus, Principes, iiv. 11, sect. IX.

.3) Ihid. pag .36I.

-ocr page 166-

pitalisteu , ondernemers , werklieden zouden niet voldoende
zijn , om den voortbrengselen hunne waarde te doen behou-
den. Waren er nu geen onvruchtbaar verbruikenden, dan
zouden de voortbrengers waarschijnlijk minder voortbren-
gen; maar dit zou hij als nadeelig voor den nationalen
rijkdom beschouwen, die grooter zal zijn, naarmate er
meer voortgebragt en verteerd wordt. Hij acht echter die
onvruchtbaar verbruikenden slechts noodwendig in zekere
verhouding tot de voortbrengers. In te groot aantal zou-
den zij tot verarming en ondergang des lands leiden.

Om de meening van Malthus duidelijk te doen kennen ,
zullen wij de volgende plaats uit zijn werk overnemen :
//Indien de onvruchtbare arbeid de bovenhand heeft,
zal de betrekkelijk geringe hoeveelheid van stoffelijke
voortbrengselen, die ter markt gebragt wordt, de waarde
der gezamentlijke voortbrengselen doen dalen, wegens de
vermindering in de hoeveelheid. Indien aan den anderen
kant de voortbrengende klassen te talrijk zijn, zal de
waarde der voortbrengselen dalen, wegens den overma-
tigen aanvoer. Het is duidelijk, dat elke vermeerdering
van waarde, alsmede het vermogen, om over eene groo-
tere hoeveelheid van in- en buitenlandschen arbeid te be-
schikken , uit zekere verhouding tusschen die twee klas-
sen voortvloeit; en men kan veilig besluiten, dat onder
de oorzaken, die noodzakelijk zijn, om eene verdeeling
te bewerken, geschikt, om het evenwigt te behouden en
de ruilwaarde der gezamentlijke voortbrengselen te ver-

1)nbsp;Principes , pag. .368.

2)nbsp;Onvrnchihare arbeid is die , welken wij onstoffelijken arbeid ge-
noemd hebben , .allen arbeid , die niet onmiddellijk rijkdom voort-
iM-et.gi .. ,,„oals Mallhus zegl. Zie zijn geschrift :
Ues Définitions en
Economic pnliHque ,
geplaatst achlor de Principes, pag. .';22.

-ocr page 167-

meerderen, men het onderhoud stellen moet vau zeker
getal verbruikers, die zich niet met de onmiddellijke voort-
brenging der
stoflelijke goederen inlaten. Zal deze klasse
tot Aanmoediging der nijverheid strekken , dan moet haar
getal in elk land en op elk tijdstip verschillen, naar-
mate der voortbrengende krachten, en de gunstigste uit-
komst vloeit blijkbaar voort xiit de juiste verhouding
van dit getal, tot de natuurlijke hulpmiddelen van
den grond, deu stand der nijverheid en de smaken der
natie.'/

Meer aardig dan juist worden de stellingen van Mal-
thus door Say voorgedragen, wanneer hi.] zegt ') : '/Mal-
thus regarde comme un bien, qu'il y ait des rentiers
désoeuvrés ; il en résulte que les gouvernements font une
oeuvre méritoire en
augmentant la dette publique, c' est-
à-dire en
grevant d'impôts les contribuables. Le même
auteur approuve qu'il y ait dans la société un certain
nombre de consommateurs
oisifs qui veuillent bien se
charger de la douce fonction de jouir
sans rien faire.»

Malthus heeft nergens gezegd, dat de onvruchtbaar
verbruikeuden ledig moesten blijven ; hij acht het slechts
noodzakelijk uit het oogpunt van den rijkdom, dat niet
alle leden eener maatschappij voortbrengers worden van

stoflelijke goederen.

En dat hij niet elke staatsschuld, hoe groot ook,voor
eene weldaad houdt, kan weder- uit zijne volgende woor-
den blijken : //Ik ben intusschen niet minder doordron-
gen van de nadeelen, welke uit eene groote staatsschuld
voortvloeijen. Ofschoon deze schuld in verscheidene op-

1)nbsp;Cours complet,nbsp;408,iOÜ.

2)nbsp;Principes, paj. 367,308.

-ocr page 168-

zigteti eeu nuttig werktuig tot verdeeling is , moet men toe-
geven , dat het werktuig zeer belemmerend en z'eer gevaar-
lijk is. Vooreerst kunnen de inkomsten, om den in-
trest van zulk eene schuld te betalen, niet dan door
middel van belastingen geheven worden; en daar belas-
ting, zoodra zij zekere grenzen te buiten gaat, niet ligt
kan nalaten nadeel toe te brengen aan de voortbrengende
krachten, loopt men altijd gevaar van een der elementen
des rijkdoms te verzwakken '), terwijl men er een ander
zoekt te versterken. De tweede gewigtige tegenwerping,
die men tegen eene groote staatsschuld kan inbrengen,
is, dat allen, die er niet onmiddellijk belang bij hebben,
bij gevolg de groote hoop des volks, overhellen tot
het denkbeeld, dat de vernietiging der staatsschuld eene
spoedige en krachtdadige verligting zou aanbrengen; het
is genoeg, dat dit denkbeeld , gegrond of niet, gekoes-
terd wordt , om die soort van inkomen eenigermate
wisselvallig te maken ^ en om een land aan het gevaar
van eene groote omkeering in de fortuinen bloot te stellen.
De derde tegenwerping tegen zulk eene staatsschuld is,
,dat zij aanmerkelijk de onheilen verzwaart, welke uit de
veranderingen in de waarde der munt voortvloeijen. Wan-
neer de munt in waarde daalt, bevinden de personen ,
die lijfrenten bezitten , alsmede zij , die vaste inkomsten
hebben , zich zeer onregtvaardig beroofd van het aandeel,
dat hun in het nationale inkomen toekomt; wanneer de
munt in waarde rijst, kan de last der belastingen , tot
den intrest der schuld benoodigd, zoodanig verzwaard
worden, dat zij eenen grooten nood onder de voortbren-
gende klassen veroorzaakt; en dit soort van lijden, dat

T

1) Vr; Vnhhus, l'rincijies pnj. 3(gt;,'i , 3r.6 , .3!t.gt; , 3S)8.

-ocr page 169-

-zich eensklaps doet gevoelen , moet noodwendig het ver-
trouwen, dat men ni de geldbelegging m openbare fondsen

koestert, veel verminderen.

Om deze en nog meer andere redenen zou het misschien
wenschelijk zijn, dat men de schuld trapsgewijze vermin-
derde, en zorgde, dat zij in de toekomst niet vermeerderde,
al werd het zelfs erkend, dat hare vroegere uitwerkselen
den rijkdom gunstig geweest zijn, en dat de verdeeling
der goederen, die er het gevolg van geweest is, in de

tegenwoordige omstandigheden, de belemmeringen , die den
handel in den weg gelegd zijn, meer dan vergoed heeft..

De bewering nu, dat er tot vermeerdering van rijk-
dom een grooter of kleiner aantal menschen zijn
moet,
die niet onmiddellijk voortbrengen, houden wij met Say
voor geheel onjuist'). Wij ontkennen niet, dat een groot
aantal van hen, die persoonlijke diensten bewijzen, of

onstoffelijken arbeid verrigten hoogst nuttig zijn, ja. zelfs

onontbeerlijk voor de maatschappij, (zonder personen , die
orde en rust handhaafden en den eigendom beschermden ,
zou zelfs de voortbrenging onmogelijk zijn), en dat er
re-tmatig inkomsten op hen worden overgedragen, maar
wij ontkennen de nuttigheid dier onvruchtbaar verbrui-
kenden als zoodanig').
Het is alleen de voortbrenging,

Correspondence d'Èconomie polilique , geplaatst achter ...n Co«rs c„m-

v!el pag. 623 suiv.

Dat „iet elkeen zich met stoffclijken arbeid behoeft bezig te hou-
den . is niet afhankelijknbsp;„et
bestaan eener staatsschuld ; de toe-
nemende rijkdom en het stijgen der grondrente is daarvan de oorzaak
Kapitalisten blijven vrij van de noodzakelijkheid , om stoffelijken arbe.d
te verrigten , betzij zij hunne kapitalen in de nijverheid aanwenden
hetzij zij ze aan de regering leenen. F.ene staatsselnild is dus ,n elk
geval tot dit einde geheel onnoodig.

-ocr page 170-

die in staat stelt, oin te koopen ; zij, die niets voortbrengen ,
kunnen geenen afzet der voortbrenselen van andereu te weeg
brengen. Men koopt geen voortbrengsel dan met een ander
voortbrengsel. Waarom worden er geene voortbrengselen aan
armen gesleten; waarom koopen zij niet ? Omdat zij niets
voortbrengen. Indien de armen kapitaal konden huren en
geschiktheid om te arbeiden bezaten, dan zouden zij ook
kunnen koopen en afzet aan de voortbrengers bezorgen.
Wanneer wij de onvruchtbaar verbruikeuden zien koopen
en de nijverheid hare voortbrengselen aan hen zien afzet-
ten , dan heeft zulks plaats, omdat de voortbrengers in-
komsten op hen hebben overgedragen. Maar den afzet kunnen
zij niet vermeerderen, want had er geen overdragt plaats
gehad, dan waren die voortbrengselen in handen der voort-
brengers gebleven, die ze zelve zouden verbruikt hebben.
Het is derhalve eene groote dwaasheid een rentheffer
van den staat b. v., ooit als nuttig, laat staan noodzake-
lijk , te beschouwen, alleen omdat hij de goederen, die
voortgebragt worden, helpt verteren. Wanneer wij ons
voor een' oogenblik al de onvruchtbaar verbruikendeu weg
denken , dan zouden de overgebleven
voortbrengende
klassen voorzeker rijker zijn en zich zeer goed aan eene
vermeerdering van genot kunnen gewennen.

Malthus zou het als een groot onheil beschouwen,
indien al die personen ook als voortbrengers optraden
Wanneer alle leden eener maatschappij, de rijkste niet
uitgezonderd, stoffelijke goederen voortbragten, zonder
daarom hunne tegenwoordige bezigheden te moeten ver-
waarloozen, zou de algemeene rijkdom grooter worden.

1) Ook de Sismondi is dit gevoelen toegedaan. Zie zijne Nouvemtje
principes d'Économie polilique ,
liv, II, ch. 3, pag. 79,82.

-ocr page 171-

De njke, die zelf iets voortbrengt, of eene uitgaaf ach-
terwege laat, moet het daardoor uitgespaarde, altijd op
de eene of andere wijze aanwenden; hij zal er zich een
ander voortbrengsel, of een ander genot voor verschaffen , en
dan wordt slechts de afzet van den eenen voortbrenger door
den afzet van eenen anderen voortbrenger vervangen, of
hij zal het bespaarde als kapitaal aanwenden. En wan-
neer men een kapitaal aanwendt, ontstaat er noodwendig
vraag naar arbeiders en voortbrengselen. Malthus gelooft
niet° dat eene natie onvoorwaardelijk door sparen rijker
wordt'). Maar Say heeft in het helderste'^daglicht gesteld,
dat besparingen altijd tot vermeerdering van welvaart lei-
den. Hoe meer er gespaard wordt, hoe meer kapitalen er
verzameld worden, des te meer inkomsten worden er ver-
kregen. En elke vermeerdering, hetzij van kapitalen, hetzij
van inkomsten, verspreidt nieuwe welvaart, doet vraag
ontstaan naar arbeid en voortbrengselen.

En men vreeze niet, gelijk Malthus en de Sismondi,
dat men immer in het algemeen te veel zou kunnen
voortbrengen. Elke mensch streeft naar genot; en de men-
schelijke behoeften kunnen als onbegrensd worden beschouwd.

Zij klimmen met het klimmen der beschaving Als men de

maatschappij in massa neemt, laat het zich niet denken,
dat er een tijd zal komen, waarop men van alles te veel
hebbe. Van eene zelfde soort van voortbrengselen kan
„,en m evenredigheid te veel voortbrengen; men vmdt

1)nbsp;Zie Principes, pag. 393,394 en Hv. II, seet. III.

2)nbsp;.Je conviens- , zegt Say {Cours complet . pag. 409) -que, dans un
ét.t donné de la civilisation, les besoins d'une nation sont bornes ;
.nais ceue même nation . devenue plus riche et plus civilisée , a d'au-

' res besoins à satisfaire ; et bien bardi me semblerait le public.ste
qui croirait pouvoir en assigner le terme.»

-ocr page 172-

dan geen afzet. Men vindt ook geen' afzet, omdat zij ,
die wel zouden wenschen te koopen, liet niet kunnen.
Wanneer wij die millioenen over de^gansche aarde aan-
schouwen , die nog aan alles gebrek hebben, dan mag
de vrees voor te grooten overvloed vooreerst nog wel
achterwege blijven. Men bekommere zich minder om
verbruikers, dan om voortbrengers te bekomen. Men zoeke
hen, die nu niets hebben, om in ruiling aan te bieden,
in voortbrencters te veranderen. De vrees voor overmaat
van rijkdom , mag even voorbarig genoemd worden, als de
bekommering van sommigen over de gevolgen van eene
plotselinge aflossing eener groote staatsschuld. Vooreerst
bekommere men zich daarover niet.

Groot is ook de dwaling, dat eene iulandsche staats-
schuld geen nadeel zoude te weeg brengen, omdat het
nationale inkomen door de betaling der renten niet ver-
minderd , maar slechts anders verdeeld wordt. Melon heeft
dit aldus uitgedrukt: //Les intéréts sont payés de la main
droite ä la main gauche.'/ Maar men vergeet dan geheel, dat,
wanneer er eene staatsschuld gemaakt is, er vooraf kapitalen
door de regering verteerd zijn, waardoor het nationale inko-
men verminderd is geworden, en dat er dus minderte deelen is.

Sommigen hebben ook in die vertering van kapitalen
geene vermindering van rijkdom gezien: de kapitalen,
die de regering verteert, komen tot het volk terug, zeg-
gen zij. De regering toch koopt er allerlei benoodigd-
heden voor , laat er voor arbeiden, //Les gouvernemens,//
zoo leest men bij Dufresne de St. Leon , //rendent

I) Du Crédit public , ch. quot;22.
1)
Elu.hs dît Cré lil public , png. 31.

-ocr page 173-

toujours H la circiilatioii les fonds qu'ils en letirent par
remprunt, puisquils n'empruntent que pour payer.//

Ja, het geld komt tot de ingezetenen terug, als de
aankoopen binnen 'slands gedaan worden; maar eerst dan,
wanneer zij er aan de regering de voortbrengselen of den
arbeid,dien zij verlangt, voor geleverd hebben.

Zoo komen ook de sommen, voor de renten der staats-
schuld opgebragt, weder tot de belastingschuldigen te-
rug. De renthefiers toch bewaren hun geld niet. Hamilton
doet het bespottelijke van zulke redeneringen ') uitkomen.

1) Om daarvan eene selioone proeve te leveren nemen wij het vol-
gende over uit het geschrift:
Slaatsschuld , Nationaal Vermogen :

•Wat gebeurt er , wanneer de Slaat - (wij spreken alleen van ge-
regelde en gevesligde Staten) — bij wijze van herhaalde
leeningen,
geldsommen opneemt uit het Nationale Vermogen , dat is, door do
gezamenlijke geldskrachten der
Ingezetenen geleverd?

Vooreerst , zullen die geldsommen slechts lijdelijk aan het Natio-
nale Vermogen onttrokken zijn ;

Want zij v4oeijeu niet slechts onmiddelijk door de Staats-uitgaven
wederom in de massa der Nationale inkomsten terug , — dien len ge-
volge zelfs tijdelijk het voor den Staat beschikbare gedeelte van die
inkomsten stijvende , en alzoo het (juist daarin meest wezenlijk be-
staande)
vermogen van den Staat onderhoudende,

Maar zij zullen ook eerlang door die lerugvloeijing in de Natio-
nale
inkomsten en gedurige herhaling van de gelijke virerende werking
bij elke vernieuwde
leentng , noodzakelijkerwijze , — (ten gevolge van
het
buitengewoon groote bedrag der alzoo in de massa der Nationale
inkomsten uitgevloeide
Staats-uitgaven) — zich oplossen in eene nieuwe
kapitalisatie van bezittingen of geldskrachten, en derhalve ook in het
Nationale
vermogen terugkeeren, — hetwelk alsdan daahendoven de
uit het bezit der
effecten geboren geldskrachten verkregen heeft ,—

_ Welke vermeerdering van geldskrachten, mits de beweging en
werking daarvan niet door eenen zeldzamen zamenloop van omstandig-
heden (gelijk bij ons te lande vóór 1814) gestremd zij , zoo zeer lot
bevordering der
algemeene welvaart zal kunnen strekken

- en daardoor een zooveel ruimer bedrag der algemeene inkomsten
voor den Slaat beschikbaar zal kunnen stellennbsp;^^

-ocr page 174-

door liet geval voor te stellen '), dat quot;een dief, overtuigd
van het geld eens toopmans gestolen te hebben, zich ver-
dedigde met te zeggen, dat hij den koopman geen nadeel
toebragt, omdat het ontstolen geld geheel of gedeeltelijk
weder tot dezen gekomen zou zijn door den verkoop der
waren, waarin hij handelde.

§ 4.

StaatsscJmldm hevorderen de circulatie.

Ook dit hebben de verdedigers der staatsschulden als
een voordeel aangevoerd. Leeningen, zoo spreken zij, bren-
gen kapitalen in omlobp, en de efiekten doen daarenboven
eenen levendigen tak van handel ontstaan. Alzoo vermeer-
dert de circulatie (omloop), welke groote levendigheid
verspreidt, aan vele menschen arbeid verschaft en de na-
tionale welvaart doet toenemen.

Maar de kapitalen , welke de regering leent, worden
niet in omloop gebragt; zij worden vernietigd, en derhalve
aan den omloop onttrokken. Het geld echter, de vorm,
waarin de kapitalen aan de regering geleend worden,
komt in omloop. Wanneer hij , die aan de regering leent,
de voortbrengselen bezat, welke zij noodig heeft, zou hij

— dat alsdan het hooge bedrag van bet voor de interessen der
Staatsschuld te heffen gedeelte der
belastingsn — (welk bedrag al
wederom, door de Staatsuitgaven , bij wijze van rente-betaling ; on-
middelijk aan de houders der effecten , en , door de verteringen van
dezen , in de massa der Nationale inkomsten terug vloeit —) slechts
een ingebeeld (! !) bezwaar oplevert.» (bl. SO en 21. Vg. bl. 12).

1)nbsp;Hamilton, pag. 35.

2)nbsp;Kapitalen zijn stoffelijke voortbrengselen, goederen. Wanneer zij
in den vorm van geld bestaan, kunnen zij dadelijk in alle andere
soorten van goederen verwisseld worden.

-ocr page 175-

haar geen geld geven. Heeft hi] voortbrengselen, ^¥elke zij?
niet verlangt, dan moet hij die eerst tegen geld ruilen;
de regering verwisselt dat geld tegen hare benoodigdheden;
zoo komt het geld weder in omloop, maar het kapitaal,
dat de regering er voor geruild heeft,
wordt onvruchtbaar
verbruikt, verteerd en aan den omloop onttrokken.

Worden daarentegen de kapitalen niet aan de regering
geleend, maar in de nijverheid aangewend, dan komen zij
in omloop. Stel, dat A een
kapitaal bezit, voortbrengselen
heeft opgespaard, b. v. ruw katoen. Een ondernemer B,
die ook een kapitaal bezit, maar in den vorm van geld,
koopt daarvoor het ruwe katoen. Dan is A even rijk ge-
bleven ; hij bezit een even groot kapitaal als vroeger, in

den vorm van geld. Thans echter bestaat het kapitaal van B

in ruw-katoen. B laat er garen van spinnen, en verkoopt
het aan een' anderen ondernemer C. Deze geeft hem echter
een grooter kapitaal in geld dan hij aan A gaf, omdat
het garen meer waard is dan het ruwe katoen ; dat meer-
dere is de belooning zijner nijverheid. C laat het garen
weven en verkoopt de weefsels aan eenen groothandelaar
D, die alweder meer betaalt dan C, omdat de weefsels
m^r waard zijn dan het garen. D zet de weefsels, waarin
zijn kapitaal is overgegaan op zijne beurt af aan klein-
handelaars, deze eindelijk aan de verbruikers. Ook de
kleinhandelaars bekomen huime kapitalen met winst terug.
De verbruikers betalen de weefsels uit hunne inkomsten.

Men ziet, er gaat hierbij geen kapitaal verloren, terwijl
de circulatie der goederen (in het gestelde geval ruw ka-
toen) de waarde dier goederen verhoogd, en alzoo den
algemeenen rijkdom vermeerderd heeft. Wanneer nu echter
het ruwe katoen door B onvruchtbaar verbruikt, vernie-
tigd ware geworden, doordat hij er b. v. schietkatoen en

-ocr page 176-

daarvan een vuurwerk vervaardigd had, dan was het aan
den omloop onttrokken geworden , maar het geld, waarmede
hij het, kocht zoude altijd aan den omloop teruggegeven zijn.

De omloop, waardoor de goederen eene meerdere waarde
verkrijgen , is zeer gunstig en vermeerdert den algemeenen
rijkdom, maar een bloote omloop, een bloote overgang
van de eene hand in de andere, waarbij de waarde der
goederen niet vermeerderd wordt, en die niet de kortste
weg is, om de goederen tot de verbruikers te doen komen,
veroorzaakt slechts nutteloozen arbeid. De levendigheid,
die daardoor ontstaat, kan niet als een gunstig teeken
worden aangemerkt. Wat zou de algemeene rijkdom er
door bevorderd worden, indien het ruwe katoen onveranderd
tot den groothandelaar kwam, of de weefsels door hem,
in plaats van aan de kleinhandelaars, aan eenen anderen
groothandelaar werden afgezet, die ze daarna aan dezelfde
kleinhandelaars overgaf?

Men kan hieruit nagaan, dat de nationale rijkdom door
den effektenhandel niet wordt vermeerderd. Die papieren
hebben op zich zelve geene waarde, de natie zoude even
rijk blijven, al - werden ze allen vernietigd. De circulatie
kan derhalve aan de effekten geene meerdere waarde bij-
zetten. Omdat zij echter een regt geven op eene bepaalde
hoeveelheid goederen, brengen zij verplaatsing van rijk-
dom te weeg. Den eenen dag wordt er meer waarde
aan gehecht dan den anderen; den eenen dag geven
zij dus aanspraak op eene grootere hoeveelheid goederen
dan den anderen. Daardoor kan men er ook winsten mede
behalen, doch wat de een wint, verliest de ander. Die
zijn papier verkoopt, ontvangt eene werkelijke waarde,
maar nu heeft de kooper een papier; door die ruiling zelve
kan de nationale rijkdom onmogelijk vermeerderen.

-ocr page 177-

Een voordeel, dat de staatsschulden voor de circulatie
opleveren, is, dat zij een gemakkelijk middel aan de hand
geven, om wissel- of andere schulden te vereflenen. Wan-
neer Eno'eland b. v, eene groote som aan Nederland ver-
schuldigd is, en effekten ten laste van onzen staat bezit,
heeft het slechts die papieren op eene onzer beurzen te
gelde te laten maken, om de schuld te voldoen.

§5

Leerlingen van den staat beletten, dat de
kapitalen uit het land gaan.

Nog wordt als een voordeel van eene staatsschuld aan-
gevoerd , dat zij verhindert, dat de kapitalen uit het
land gaan. Eene staatsschuld is het beste middel, zegt
men, om den uitvoer van het geld te beletten

Het kan voorzeker een groot nadeel zijn voor den na-
tionalen rijkdom, dat er kapitalen naar het buitenland
gezonden worden, die met voordeel in de inlandsche nij-
verheid hadden kunnen worden aangewend. Zonderling
ma£r het echter genoemd worden, zulks te willen ver-

Onbsp;O

hinderen, door die kapitalen te vernietigen, gelijk pleegt
te geschieden, w-anneer ze aan den staat geleend worden.
Op die wijze wordt de nationale rijkdom verminderd, en
moeten er belastingen worden opgelegd, terwijl zij naar
het buitenland gezonden, al konden zij ook met meer
voordeel
in de inlandsche nijverheid aangewend worden,
voortdurend aan de natie, die ze uitleent, inkomsten op-
leveren, tot -ivelk doel zij ook mogen worden aangewend.

Leenin£?en aan het buitenland moeten voor het uitlee-

1) Zie Sinclair, pag. 360,361.

-ocr page 178-

neiide land zelis als een voordeel worden beschouwd, als
de kapitalen, die men uitleent, bij het ontbreken van
die gelegenheid tot geldbelegging niet zouden verza-
meld zijn geworden. In dat geval toch stellen de renten,
die men van het buitenland ontvangt, eene vermeerdering
van de nationale inkomsten daar, die men anders zoude
gemist hebben.

§6.

De staatsschulden zijn een prikkel voor de regeringen,
om zich goed te gedragen.

De stand der eflekten wijst de openbare meening aau,
heeft men gezegd derhalve stelt eene staatsschuld een
prikkel daar voor de regeringen, om zich goed te ge-
dragen. De Heidelbergsche hoogleeraar Zachariä heeft
voornamelijk op dit voordeel de aandacht gevestigd.
//Wenn—, so darf man wohl behaupten// zegt hij o. a.'),
dasz kein (gröszerer) Staat ohne Schulden seyn darf,
wenn seine Angelegenheiten mit Stetigkeit und Besonnen-
heit verwaltet werden sollen. — Für die altgriechischen
Freistaaten, für den römischen Freistaat, für das altrö-
mische Reich, war es ein groszes Unglück, dasz sie
keine Schulden hatten.//

Aardig is de volgende opmerking van Say, die ook
van dit verdedigingmiddel der staatsschulden melding
maakt:
nSe hien condiiire pour les créanciers de l'état,
c'est payer exactement les arrérages de la dette;
se bien

1)nbsp;IJeber das ScUutdenwesen der SUuilen des lieuligcn Europa ,
Leipzig , 1830.

2)nbsp;Traité, pag. üiü.

-ocr page 179-

conduire pour le contribuable, c'est dépenser peu. Le
prix courant des rentes oifre à la vérité un gage de la
première manière de se bien conduire, mais nullement
de la seconde.quot;

Daarbi], komt nog, dat de stand der effekten niet in
onafscheidelijk verband staat tot het krediet der regerin-
gen. De effekten zullen ongetwijfeld laag staan, waar de
regering trouweloos handelt en geen krediet bezit, maar
men mag daarom nog niet tot het omgekeerde besluiten,
namelijk, dat wanneer de effekten laag staan of dalen,
de regering trouweloos handelt of haar krediet verliest.
Er zijn te velerlei omstandigheden, die op den koers der
effekten invloed uitoefenen, gelijk wij vroeger gezien
hebben.

Diep zoude het land te beklagen zijn, waar de rege-
ring buiten den effektenkoers geene prikkels overhield, om
zich goed te gedragen en voor het heil en de belangen
der onderdanen te waken.

-ocr page 180-

BESLUIT.

Wij hebben onze taak ten einde gebragt; wij hebben

de wijzen beschouwd, waarop eene staatsschuld ontstaat,

en men voorstelt haar weder te delgen; wij hebben de
voor- en nadeelen, die er mede gepaard gaan, in over-
weging genomen.

Wanneer wij nu vragen, welke de uitkomst zij van dit
onderzoek , dan komen wij tot de volgende slotsom

Leeningen zijn het beste middel, om in groote buiten-
gewone uitgaven te voorzien. Onder die leeniugen verdie-
nen de vrijwillige de voorkeur, en wel in het algemeen
die, waarbij de staat zich het regt voorbehoudt, om de
sommen, die hij , hetzij door tusschenkomst van bankiers,
hetzij onmiddellijk van eiken kapitalist ontvangt, naar
welgevallen te kunuen aflossen, zonder een grooter no-
minaal kapitaal toe te kennen, waardoor men , om zich
tijdelijke voordeelen te verschaffen, het nageslacht met
eenen grooteren last bezwaart dan noodig is. De staat zij
er intusschen op uit, de aflossing zooveel mogelijk te be-
werkstelligen en late geene gelegenheid voorbijgaan, om
door conversiën de renten te verminderen.

Bij de leeningen moet men noodwendig onderscheiden , tot
welk doel zij worden aangegaan : tot een vruchtbaar, of tot
een onvruchtbaar verbruik. Leeningen tot een vruchtbaar ver-

-ocr page 181-

bruik zullen meestal de welvaart vermeerderen; tot een ou-
vruclitbaar verbruik aangewend, hebben zij het nadeel, dat er
kapitalen vernietigd worden. Er kunnen echter omstandighe-
den zijn, dat ook de leeningen tot een onvruchtbaar verbruik
het heil der natiën bevorderen , wanneer zij b. v. strekken,
om de nationale eer of onafhankelijkheid te handhaven.
Tot zulk een einde kan geen öfter te zwaar genoemd worden.

Maar het roekeloos schuldenmaken, waardoor niet in
een of ander opzigt eenig voordeel verworven wordt, is
onverantwoordelijk. //— wie door eene onbepaalde goed-
keuring tot het sluiten van Staatsgeldleeningen onberaden
aanspoort,'/ schreef de hoogleeraar der Te.K , //ik zou
bijna vreezen, hem van verraad jegens het Vaderland te
moeten beschuldigen.// De staat, die leerlingen sluit, roept
de hulp in van volgende geslachten. Leeningen zijn als
eeu wissel op de nakomelingschap getrokken. Aan het te-
genwoordige geslacht kan het regt hiertoe niet ontzegd
worden , mits het zorg drage. dat er om zoo te zeggen eene
waarde voor dien wissel aanwezig zij '), voortreffelijke wegen,
doelmatige kanalen, een onbesproken naam, een onafhanke-
lijk volksbestaan. //Wie door schulden het vermogen zijner
erfgenamen en opvolgers vermindert,// zegt Rau'), //kan
wel is waar door hen niet tot geregtelijke verantwoording
worden opgeroepen, maar des te grooter is zijne zedelijke
verpligting, hen niet onbedachtzaam de gevolgen eener
vroegere vertering op de schouders te laden, vooral, daar
hij niet weet, welke staatsuitgaven zij zelve te bestrijden
zullen hebben./'

1)nbsp;bl. 193

2)nbsp;V;;. de Brmjn Kops , bl. 217.

3)nbsp;ni, § 472.

-ocr page 182-

Op zich zelve kan eene staatsschuld nimmer als eene
weldaad worden beschouwd; mogen er enkele voordeelen
aan verbonden zijn (b. v. de gemakkelijke geldbelegging,
die zij aanbiedt), de nadeelen, die er tc^GIlOVGr 5
zijn oneindig veel grooter. Door de vernietiging van ka-
pitalen, die in den regel plaats vindt, wordt middellijk
en onmiddellijk de nationale rijkdom verminderd, terwijl
de belastingen, het noodzakelijke gevolg der leeningen,
om van andere nadeelen niet te spreken, de
nijverheid ,
de groote bron van welvaart, belemmeren.

Leeningen zijn een gevaarlijk hulpmiddel, dat ligt
kan misbruikt worden, en 'reeds groote rampen aan de
maatschappij berokkend heeft. Eene klimmende staatsschuld
doet een bankroet te gemoet zien, en verzwakt een rijk
ten opzigte van andere rijken, die zich de hulpbronnen
van het krediet minder ten nutte maakten.

Gelukkig de staat, wiens regering van de zuivere begiu-
seleu der wetenschap doordrongen is, — wiens regering nim-
mer tot eene
uitgaaf of eene leening besluit zoo zij niet nut-
tig is of noodzakelijk, en onbekrompen spaarzaamheid met
goed overleg weet te paren ! Gelukkig de staat, wiens
hnanciön met wijsheid worden beheerd!
De financiën
maken een gewigtig deel van de staatshuishouding uit.
//Het geldt niet bloot stoffelijke belangen; al de politieke,
en zedelijke rampen, die volken doen te gronde gaan,
zijn onvermi.idelijk met de financiën van den staat ver-
bonden'/ ').

I) Ackersdijcl!, Ned. Fin., 1gt;1. 13.

-ocr page 183-

t it e s e s.

T.

Ji. 1 Dig. in quib. caus. pign. tac. sensu restrictive
est accipienda, non producenda ad eos, qui ad reficiendum
pecuniam aliudve crediderint.

IT.

Mulier rei donatae propter nuptias est domina con-
stante matrimonio.

HI.

Testamentum factum contra praecepta Nov. 115 ipso
jure nullum est, utique quod ad heredis attinet insti-
tutionem.

IV,

Jure nostro superficiarius non est dominus aedium.

-ocr page 184-

V.

Minime probandmn Servitutes discontinuas usucapi non
posse.

VI.

Actio civilis, quae ex facto illicito nascitur, quod non
poenali actioui locum dat, praeter eam actionem, quae de
injuria datur, finitur demum per
30 annorum praescriptio-
nem, quod mihi quidem probandum non videtur.

VII.

Perperam consult, de Pinto (Themis, V, pag. 276 sqq.)
statuere videtur in societate commenditaria, quae dicitur,
sociorum nomina in singulis titulis, qui iis
exhibentur,
esse inserenda.

YIIT.

In art. 254. C. M. vocabulum uitdrukkelijk peculiarem
significationem habere uon videtur.

IX.

Kegimen carcerum Auburnicum minus commeiidandum
videtur quam illud, quod dici solet
Pennsylvano-Phila-
delphicum.

X.

Accurate liossi (Traité de Droit pénal, liv. Ill, ch. 13);

-ocr page 185-

'/Il n'existe aucune peine qui réunisse toutes les qualités
désirables, moins encore une peine qui les réunisse toutes
au même degré.//

XI.

Legem poenalem aequalem esse decet, nulla persona-
rum habita ratione.

XII.

Ministerio publico liberum non est delicti querelam
non persequi.

XIII.

Jure gentium nulla sunt utpote turpia pacta in frau-
dem vectigalium tributorumque alterius regionis inita.

XIV.

Civitas ut provideatur magnis expensis extraordinariis
pecuniam mutuam sumat.

XV.

Leges jubentes pecuniam in debitis yublicis collocare
non probandae sunt.

XVL

Avarus publicae prosperitati minus nocet quam pro-

digus.

-ocr page 186-

xvn.

Leges usurariae improbandae sunt.

xvin.

Civitas ludos publicos {loterijen) instituens non pro-
banda.

XIX.

Erravit scriptor Gallicus Bastiat dicens (Sophismes
économiques, pag. 74) : //N'est-ce point un axiome in-
contestable en économie politique que les impôts, à la
longiie, retombent sur le consommateur?//

KP

-ocr page 187-

liij den uitgever dezes is te gelijkertijd versclieiien:

BESCHEIDEN ANALYSE der proeven van een ontwerp
van wet op liet beleid der regering in Nederlandscli
Indië van Mr.
a. a. van vloten en den lieer ï. van
swieten
, door Mr. r. w. j. c. bake , Advokaat en Pro-
cureur te Soerabaya.......Prijs ƒ 0,75.

HOE DE DUITSCHEE DENKT over Nederland en
zijne Koloniën......2« druk Prijs / 1,15.

BAKE, een woord over de regeling van het bestuur in
Nederlandsch Indiën.......Prijs /0,70.

BEZUINIGING op de Eegterlijke Organisatie door S.

Prijs / 0,30.

SCHONENBERG EN ZOON, goudsmeden te Utrecht.
Adres aan de Tweede Kamer der Staten - Generaal,
inhoudende verzoek tot wijziging der wet op den
Waarborg van Gouden en Zilveren werken.

Prys/ 0,15.

-ocr page 188-

174

•f

m

ft

^.îv ^k WotWL .OA« .9 -W jtnbsp;loofa , Karil'W«

/ : . . . •nbsp;ai toa^««

^oâIISLBÎÎ-ioto TOKäl SaHOBTIUa 3QH

1

l»b qo iow sflisbtw M îtaorfâY »feiöfcooifai

SJStfl- V'

»!