De waarheid onkenbaar gemaakt.
DOOIl
H. HÖVEKER.
T WEEDE .1) K l' K.
ogt;ac:oo
AMSTERDAM,
HÖVEKER amp; ZOON.
1882.
Q-l
Iemand , die met belangstelling dit geschrift gelezen heeft, besloot de kosten te dragen tot eene afzonderlijke Gratis uitgave, waarvan ook UEd. een Exemplaar wordt aangeboden.
Wanneer ook anderen zich tot een gratis-verspreiding opgewekt gevoelen, wordt hun medegedeeld , dat van de eerste uitgave 25 Ex. a ƒ 4,— , 100 Ex. tegen / 12,50 bij de uitgevers zijn te bekomen.
OF
De waarheid onkenbaar gemaakt.
DOOK
T \v kk i gt; i-; i) i ; iT je.
■ISS2
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2204 4626
Iemand , die met belangstelling dit geschrift gelezen heeft, besloot de kosten te dragen tot eene afzonderlijke Gratis uitgave, waarvan ook UEd. een Exemplaar wordt aangeboden.
Wanneer ook anderen zich tot een gratis-verspreiding opgewekt gevoelen, wordt hun medegedeeld, dat van de eerste uitgave 25 Ex. a ƒ 4,— , 100 Ex. tegen / 12,50 bij de uitgevers zijn te bekomen.
De waarheid onkenbaar gemaakt.
AMSTEKUA^E, HÖVEKER amp; ZOON.
im t I IH m I lim têl m it, m ~ ~ 1 1 1
-
Bij mijn Jquot; o-jarig Jnbilé wees ik in mijne levensschets op mijne vreugdevolle ervaring, dat alle beloften Gods in Jezus Christus ja en amen zijn, en dat de zelfbewustheid: „God is waarquot; de hoogste heerlijkheid des menschen uitmaakt.
In eene Bijlage, onder den titel: „abraham of de Theologie der Schriftquot;, wenschte ik te wijzen op de ontfermende genade Gods, dat, nu 's menschen verstand, wil en oordeel door de zonde verduisterd zijn, Hij tn den weg van het kinderlijk geloof een ander orgaan, het vertrouwen op zijne beloften, heeft aangewezen, waardoor men weder met God kan ivorden v ere enig d en zijne zaligheid weder kan genieten.
In het geschrift, dat ik thans aanbied, wensch ik de heerlijkheid van dit goddelijk leven, dit heilig organisme, verder te ontwikkelen; maar daarmede tevens op het groote gevaar te wijzen, dat deze hoogheerlijke weg der waarheid opnieuw door het mensche-lijk verstand wordt onkenbaar gemaakt.
Het liefst zal dit verstand zich onafhankelijk maken van alle Godsopenbaring, om eindelijk onbeperkt
te hcerschen in den waan des ongeloofs. Maar indien het stuit op de macht der openbaring, die immer nog in de Christenheid het hart van den niensch beheerscht, dan heeft dit verstand overvloedige vormen, om die openbaring te kneden naar des menschen aard e,n aanleg, indien slechts het misleidend doel wordt bereikt.
Daarom bestaat er gevaar dat ook zij, die aan Gods openbaring vasthouden, evenzeer door het men-schenverstand worden verstrikt, dat imnici' het organisme van het kinderlijk geloof wil vervangen, en liefst in naam der waarheid, de waarheid onkenbaar maakt.
Het gevaar ligt naderbij dan men vermoedt; de tijden kunnen spoedig komen dat men door dogma's over den Heiligen Geest den Heiligen Geest wederstaat en uitbluscht; en dit geschiedt, indien men zonder de zalving des Heiligen, het heilige wil beoor-deelen en daardoor versteent.
OF
DE WAARHEID ONKENBAAR GEMAAKT.
Zeker zijn er in de geschiedenis van Israel weinige mannen bekend, die zooals Hiskia, tot zulk eene mate vau geheiligde kennis van het wezen Gods waren doorgedrongen als deze waarlijk godvruchtige vorst. Tn zijn reformatorischen ijver handhaafde hij niet slechts Gods instellingen met kracht, maar ook dan wanneer die wetten schijnbaar moesten worden overtreden om het noodzakelijke doe! te bereiken, zag hij tegen dezen schijn niet op; en wij weten dat de Heer daarop zijne goedkeuring gaf.
Immers, hij riep niet slechts het volk van Juda tot een plechtige viering van liet Pascha des Heeren, maar liet ook het afvallige Israel daartoe uitnoodigen, hoewel zulk een on-geheiligde menigte niet kon gerechtigd worden daaraan deel te nemen.
Evenzoo toonde hij zich verheven boven den onheiligen eerbied, welke de koperen slang werd toegebracht, die voor 700 jaren op Gods bevel door Moz.es was opgericht, opdat zij, die door vurige slangen waren gewond, daarop tot hunne genezing zouden zien. Maar toen dit teeken van Gods genade tot een voorwerp van afgoderij werd gemaakt, verbrijzelde hij het voor het oog der verbaasde menigte en noemde het Nehustan, dat is koperwerk. (Zie 2 Kon. 18 : 4).
6
Zulk eene verbreking van den vorm, om een hoogheerlijk doel te bereiken, toonde ons ook de fleer, toen Hij op een Sabbat een kreupelen, maar door Hem genezen man. gebood zijn bed op te nemen en weg te dragen. Met welk een schrik en afkeer beschouwde de menigte Hem, die als de Messias, do beloofde der vaderen optrad, en zich niet ontzag, orn alzoo een uitdrukkelijk gebod Gods te overtreden. Neen, dat op deze wijze de waarheid van hare boeien moest worden verlost en vrijgemaakt, dat kwam geen Israëliet in de gedachten, en wel zal het aanvankelijk ook voor zijne discipelen moeielijk genoeg geweest zijn de diepte zijner woorden en werken te begrijpen.
En toch wat deed Hiskia, wat deed de Heiland anders dan hen door de waarheid vrijmaken van de banden en boeien der verstijving en versteening, waardoor de heerlijkste Godsgedachten onkenbaar werden ?
Was dan de roepstem van Hiskia tot terugkeer tot den God der vaderen niet meer dan de uiterlijke Israelietische reinheid? Was dan de vernieling van een gedenkteeken van Gods ontferming geene weldaad, nu het een voorwerp van afgoderij was geworden?
Moest de heerlijke Godsgedachte van den Sabbat niet weder worden tevoorschijn geroepen, nu een versteende vorm-dienst die had onkenbaar gemaakt?
Maar is deze versteening van Gods openbaring niet verdwenen, toen de belofte van den Heiligen Geest werd vervuld , en de Geest des levens in al zijne vrijmakende kracht tevoorschijn trad ? Toen immers werden de banden der onwaarheid verscheurd en de macht der waarheid weder teruggezien op aarde.
Voorzeker, hij, dien de Zone Gods vrijmaakt, is waarlijk vrij, en ondervindt zijne vrijmakende kracht; maar alleen dan wanneer men voortgaat zich door Hem te laten vrijmaken en steeds zich in de goddelijke vrijheid, dat is der waarheid oefent; anders wordt de mensch weder opnieuw door het juk der dienstbaarheid, dat is der onwaarheid, bevangen.
7
Helaas, indien er ooit iets is, dat den afval der men-schen van God verkondigt; indien er iets is, dat het veilles van de heerlijkheid Gods aanschouwelijk maakt, dan is het voorzeker deze noodlottige verstijving en versteening van Gods openbaring aan menschen.
Zouden wij het kunnen gelooven, indien wij het niet lazen , Openb. 'i : 5, dat reeds in de dagen van den geliefden discipel des Hoeren, Johannes, deze versteening werd aanschouwd, cn dat wel in de gemeente van Ephese, aan welke Paulus zulk een voorlreflelijkcn brief had gericht, en wier opzieners zulke nadrukkelijke vermaningen (Hand. t20) van hem hadden ontvangen ?
Zouden wij het hebben vermoed, dat de lieer der heerlijkheid hen bedreigt met liet onttrekken van zijne genade, omdat limine eerste liefde was verkoeld, en dat temidden van een ijver voor de waarheid, waaraan de bezielende kracht zijner liefde ontbrak ?
Helaas, zijne bedreiging is vervuld; de doodslaap der versteening is gekomen over deze eertijds zoo voortrelïelijke gemeente.
Hoe, zouden wij vragen , is deze versteening mogelijk, cn dat zoo kort na de uitstorting des Heiligen Geestes?
O dit is zeer mogelijk, indien het groote doel van Gods openbaring aan ons : de w e d e r v e r e e n i g n g m c t Hem, door ons wordt bedekt en verborgen onder eene menigte denkbeelden, die op zichzelven waar kunnen zijn, maar de eigenlijke Godsbedoeling omsluieren en eindelijk onkenbaar maken
En dit zal geschieden, wanneer Christus niet door het geloof in ons hart blijft wonen. en wij niet onophoudelijk door dien goddelijken liefdegloed ons laten verwarmen; het zal geschieden, indien de vermaning des Heeren wordt verzuimd :
Gelijk de rank geene vrucht kan voortbrengen uit z i ch z e I v e, a I z o o ook g ij niet, zoo g ij in M ij n iet b 1 ij ft.
8
Wanneer het goddelijk leven begint te kwijnen, dan kwijnen ook de ootmoed en de liefde; dan waagt zich de vermetelheid om het onmogelijke te beproeven en door te dringen tot de kennis van de verborgenheden van Gods Wezen;
dan wil de mensch goddelijke dingen kennen en doorzien,
iets, dat alleen aan de reinen van hart door den Heiland wordt toegezegd.
Ja, deze versteening van Gods openbaring is alleszins mogelijk indien door onwaakzaamheid het gebed wordt verzuimd en het geheugen het goddelijk leven moet vervangen.
Ach, dan komen dit herinneringsvermogen en wellicht groote natuurlijke bekwaamheden in de plaats van het goddelijk leven, en de arme mensch weet dan zelf niet dat het wezen der waarheid voor hem meer en meer onkenbaar is gt;
geworden.
Indien wij met eenigen ernst deze noodlottige zelfmisleiding gadeslaan en er ons voor willen vrijwaren, is het vooral noodig Gods openbaring in haar geheel en niet in enkele afzonderlijke doelen ons voor oogen te stellen. Dan zullen wij al dadelijk opmerken, dat niets zoozeer de zelfmisleiding in de hand werkt, als de meening, dat ons verstand, ons oordeel, genoegzaam in staat is in goddelijke en bovenzinnelijke dingen uitspraak te doen.
En dit geschiedt niet slechts bij hen, die wij gewoon zijn liberalen of modernen te noemen; maar evenzeer bij hen,
die met de meeste beslistheid de leer van onze ellende en onzen afval van God, en daardoor de verduistering van het verstand belijden.
De juiste kennis van al deze waarheden en het verdedigen der belijdenis van dezen treurigen toestand waarborgt geenszins dat men niet in deze noodlottige vergissing blijft verkeeren.
Maar van deze treurige zelfmisleiding van ons verduisterd verstand wil Gods openbaring ons verlossen, indien wij den aard dier openbaring met eenige opmerkzaamheid gadeslaan.
Hoogst gewichtig is het woord van Patilus, wanneer hij waarschuwt v o o r de opgeblazenheid des verstands.
9
il i e liet Hoofd niet behoudeud, uit welke het geheele lichaam door de samenvoegselen en s a m e n b i n d in ge n voorzien en tezamen gevoegd zijnde, opwast met goddel ij ken wasdom.
In deze woorden ontdekt hij ons de groote bedoeling van Gods openbaring. De van Hem afgevallen menscb, voreerfigd met Christus, ontvangt zijn goddelijk leven en zijne goddelijke krachten; doch alleen dan kan dit leven organisch werken , indien zijn hart en wil zich onlosmakelijk met Hem vereenigen , en van Hem onophoudelijke bezieling ontvangen. Zoodra dit gebedsleven wordt nagelaten, behoudt de mensch wel zijn geheugen en zijn verlicht verstand, en beoordeelt daarmede geestelijke dingen, maar het is het verstand des vleesches en daarom mist het den juisten blik, de bezielende kracht van het goddelijk leven, en maakt de mensch zijn eigen denkbeelden tot een Nehustan, waarvoor hij zich neder-buigt. Het eigenlijke wezen der waarheid wordt voor hem onkenbaar.
Wanneer het Hoofd wordt behouden, zogt Paulus, dan wordt do geheele persoonlijkheid van den mensch doordrongen van goddelijk leven , en dit goddelijk leven is een terug-keeren van het door de zonde verloren leven der liefde. Uie genade ontvangt hij van Christus tot zijn eigen opbouwing in de liefde; daardoor alleen wordt de macht van het oude leven, do macht der zelfzucht overwonnen.
Indien wij met deze groote Godsgedachte de geheele Schrift bezien, dan ontdekken wij reeds op de eerste bladzijden het doel van Gods openbaring met ons.
De geschiedenis van Kaïn en Abel is goddelijk onderwijs , het ontdekt ons de afdwaling van het verduisterd verstand.
Niet opeens is Kaïn een broedermoorder geworden. O neen, maar zijne godsdienstigheid versteende en weid een sleur-dienst. Nu wordt hem de vreugde en blijdschap van Abri in zijn naderen tot God tot een last en ergernis.
Doen de beide broeders dan niet hetzelfde?
Oflert Kaïn ook niet even goed als zijn broeder tien Hcere ?
10
Vanwaar clan die onbillijke partijdigheid ? vraagt zyn argwaan. De arme Kaïn weet het niet, de macht der zelfzucht he 'ft zijn \erstand verduisterd. Hij weet het niet dat hij zichzelvcn van deze genade Gods berooft; ook dan nog beseft hij di t niet, als die aandoenlijke woorden van God gehoord worden : »Is er ook voor u geen belooning evenals voor Abel ?quot;
Helaas, Kaïn luisterde meer naar zijn verduisterd verstand dan naar de stemme Gods; en wat was het einde ?
Daarentegen : wat was het kenmerk van Henoch en Noacli, die tegenover eene geheel verdorven wereld stonden en haar veroordeelden door de macht van hun geloof. Wij lezen het: Zij wandelen met God.
Ziedaar het goddelijk organisme, dat het verstand alleen kan verlossen van zijn onzalige banden der zelfzucht en zinnelijkheid.
Op meer uitvoerige wijze wordt ons dit aangewezen in de geschiedenis van Abraham. In hem wordt zeer bijzonder de weg aangetoond dtr verlossing uit het noodlottig zelfbedrog van het van God vervreemd menschelijk oordeel.
Indien het mij gelukt is door mijn geschrift: «Abraham , of de theologie der Schriftquot; eenigszins den weg dei-verlossing uit deze onzalige banden aan te toonen, dim zien wij, hoe gering de beginselen des geloofs waren, maar zich verder in hem ontwikkelden van een verlaten van zichzelven en van alle eigen begrippen tot een toevluchtnemend vertrouwen op Hem, die alleen het verstand heeft, die meer en meer erkend wordt waardig te zijn het geheele hart te bezitten. Wij zien trapsgewijze een levend geloof tevoorschijn treden en tot een sterkte opwassen, die in staat was tot eene geloofsgehoorzaamheid, welke de menschheid van alle eeuwen heeft doen verbaasd staan.
Maar door Abraham ontvangen wij nu tevens het goddelijk onderwijs, op welke wijze de verloren heerlijkheid Gods, het goddelijk verstand weder in den mensch wordt geplant, en hoe het hart des n?enschen weder met God kan worden ver-
eenigd. Wij zien het duidelijk, het is eene openbaring Gods , die Abraham riep tot handelingen, strijdig met zijn eigen begrip, met zijn gezond verstand. Er wordt dan ook wel een onophoudelijke worsteling zichtbaar tusschen zijn verstand en de Godsopenbaring, totdat het eigen verstand zich eindelijk gewonnen geett, om alleen van Gods verstand te leven.
Ziedaar het goddelijk onderwijs der Schrift: niet door het verstand, maar door het geloof heeft Abraham leeren leven. Wat voor hem vei'boi gen was, is ons geopenbaard: Het Lam, dat geslacht is van vóór de grondlegging der wereld, had dit goddelijk organisme, dat de plaats van het verdorven verstand zal innemen, teruggebracht op aarde.
Gelijk Abraham geloofden ook Izaak en Jakob. En waar het berekenend verdorven vorstand een anderen weg wil inslaan , zal het een leven van jammeren na zich slepen.
Laat ons de geschiedenis van Jozef beschouwen. Geen eigen begrip, geen berekenende plannen, maar de gemeen-schap met God, het vragen naar zijn wil maakt zijn weg tot een aandoenlijk heerlijken geloofsweg, die noch in tegenspoed, noch in voorspoed, noch in den kerker, noch op den troon, zich eigenmachtig een weg baant tot wedervereeni-ging met zijn teederminnenden vader, maar acht geeft op hetgeen God hem in zijne droomen heeft geopenbaard, en steeds alleen op Hem, den God der waarheid wacht, die dan ook zijn vertrouwen zoo schitterend heeft bekroond.
Wat maakte Mozes tot den zachtmoedigsten man der wereld? Was het zijne opleiding aan het hof van Farao? Ja, daar ontving hij de noodzakelijke voorbereiding tot zijne roeping; maar de volkomen en geheele wegwerping van eigen wijsheid, van eigen persoonlijkheid had hij in zijn veertigjarige afzondering verkregen; deze gaf aan de macht van het goddelijk leven ruimte, om hem geheel te beheerschen; daardoor werd een ootmoedige wandel met God geboren; deze ontlediging van eigen wil en wijsheid stelde hem in
gt;1
staat het geoote Godswerk, de redding van Israel, te volvoeren.
En zal deze voor zijne taak berekende persoonlijkheid thans den weg kunnen gaan vóór veertig jaren door hem betreden ? Zal hij nu genoeg zelfstandig zijn om de redding van Israel te kunnen ondernemen ? Wij weten beter. Integendeel, meer dan ooit zal liet nu het stiptelijk volgen van Gods wil zijn, hij zal ons in zijn volkomen getrouwheid als dienaar des Heeren voor oogen staan. Als zoodanig moet ook hij ons tot een voorbeeld zijn; hij leert ons dat onze eigenlijke heerlijkheid bestaat in het kennen en getrouw volgen van hetgeen God beveelt.
En aan het einde van zijne loopbaan gekomen, wat zal de slotsom zijner ervaringen, wat zijne medcdeeling aan Israel zijn? Hij zegt het: sDe wonderwegen van God met u, o mijn volk, hebben geen andere bedoeling gehad dan dat gij zoudt leeren, dat de mensch niet alleen bij brood leeft, maar van ieder woord, dat uit Gods mond uitgaat.quot;
Hoogst gewichtige woorden, die ons de gedachten Gods tot onze redding ontvouwen: de mensch kan alleen geestelijk leven bij hetgeen God openbaart.
Deze Godsgedachte, het laatste woord door den middelaar van het Oude Verbond gesproken , zal het eerste zijn van den Middelaar des Nieuwen Verbonds, bij de aanvaarding zijner roeping, en het eenige woord, dat eindelijk over alle wijsheid der menschen zal zegevieren.
De mensch leeft alleen bij Gods openbaring, en de volledige openbaring Gods, door den Heer der heerlijkheid verkondigd , is het Evangelie.
Het is de blijde boodschap: iii;t iconixkri.ik der hemklen is nabij gekomen. En wanneer zal, hetgeen nabij was, worden aanschouwd? Johannes zegt het ons: dan zal hot worden gezien, wanneer het groote verlossingswerk zal zijn geschied, wanneer Jezus verheerlijkt zal zijn, wanneer Hij de belofte des Vaders zal hebben ontvangen eu den Heiligen Geest zal hebben uitgestort, dan zal het koninkrijk Gods worden gezien ;
dan zal het openbaar worden dat de raensch leeft van lietgecn bij God verborgen was van vóór de grondlegging der wereld, maar nu in al zijne lieerlijkheid is geopenbaard.
Gods koninkrijk was gekomen, toen Jezus verheerlijkt was; en wat kon men toen aanschouwen? Paulus zegt het ons: »Het Koninkrijk Gods is gerechtigheid en vrede en blijdschap door den Heiligen Geest.
Ziedaar de eigenschappen der burgers van dit koninkrijk; zij zullen kinderen des vredes zijn, geroepen om gewapend met goddelijke krachten, dit vrederijk uit te breiden tot aan de uiterste grenzen der aarde.
Met koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, is de prediking des Heeren; want Hij, de Koning van dit rijk, is gekomen en met Hem het goddelijk organisme, dat eene nieuwe menschheid zal doen aanschouwen. En deze nieuwe menschheid , waarin zal zij zich onderscheiden van de wereld?
De Heer zal het ons in korte woorden in de zeven zaligsprekingen zeggen; maar deze korte woorden zijn van zulk een alles beslissend karakter, dat daaraan een ieder zich kan beproeven zonder zich te vergissen, of hij al dan niet tot de burgers van dit koninkrijk behoort.
De mensch leeft geestelijk van Gods openbaring. Maar de openbaring Gods van zijn wil en wet heeft Israel verbroken. Het moest wel openbaar worden dat het vleesch door de zonde krachteloos is geworden, om die wet te volbrengen.
Maar daardoor zijn Gods wil en wet niet vernietigd. Neen, hetgeen den mensch onmogelijk was, heeft God gedaan, zendende zijn Zoon in de gelijkheid des zondigen vleesches de zonde, veroordeelende in het vleesch. Daarom kan nu ook zijne goddelijke kracht in den mensch geopenbaard worden. Woonde Gods wet in het diepste van het wezen van den Zone Gods, Hi j zal deze genade mededeelen aan allen, die in Hem gelooven; ook zij zullen den heelde Gods gelijkvormig worden.
Want Hij is het leven en het licht der menschen.
Hij is de ware wijnstok.
Hij is de fontein des levens.
Hij. is de zon der gerechtigheid.
Hij is alles in allen.
Maar op welke wijze openbaart zich deze goddelijke kracht in den mensch?
Wij hebben slechts te letten op de reeds vermelde eerste openbare prediking des Heeren. Geen nieuwe voorschriften, geen nieuwe wet voor Nieuw-Testamentische toestanden. Niets van dit alles. Hij zal bij zijn optreden aan Israel de ontwikkeling doen kennen van het goddelijk leven, dat Hij kwam schenken, dat Hij kwam geven aan het verarmde Israel, dat alle begrip daarvan had vernietigd door zijn rampzaligen vormdienst.
O neen, geen nieuwe voorschriften, geen verstandelijk vaststellen van juiste sluitredenen ontvangen wij, maar de openbaring van een nieuwen toestand; een nieuwe mensch-held is het, die door zijne genade zal worden aanschouwd. Hij doet de eigenschappen kennen, die de burgers van zijn koninkrijk zullen kenmerken. Hij schetst het nieuwe leven van het nieuw organisme, dat zijn goddelijke tusschenkomst had daargesteld.
En nu laat ons met opmerkzaamheid gadeslaan, waarin dit nieuwe leven zich zal openbaren.
Het zijn zeven zaligsprekingen. Het is een zevenvoudige straalkrans, van Hem geschonken, die het licht der wereld is.
Zalig, zegt de Heer, zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen.
Alzoo de ontdekking van onzen jammerlijken toestand door onzen afval van God, de ontdekking onzer armoedeaan liefde, die in zelfzucht is ontaard, de smartelijke bewustheid van het verlies van Gods heerlijkheid, van zijne gerechtigheid en heiligheid; dezen armen wordt het koninkrijk der hemelen toegezegd.
Hij, die deze armoede gevoelt, wien de bewustheid van dezen rampzaligen toestand met droefheid vervult, wordt door den Heer zalig genoemd, omdat het terugkeeren tot de waar-
15
heid is. De blinddoek van het egoïsme is verscheurd en de mensch ziet zichzelveii in zijne ware gedaante. Hij gevoelt dat hij vervreemd is van het goddelijk leven en daarom doodarm is geworden. — Maar het eigen leven verliezende is hij vatbaar geworden, om door de genade deel te verkrijgen aan de eigenschappen der burgers van het koninkrijk der hemelen; waartoe hij thans is overgegaan.
Maar ofschoon hij een burger van Gods koninkrijk is geworden, daarom zal het gevoel zijner armoede niet verdwijnen ; integendeel, het zal groeien en toenemen, omdat de zelfkennis van de burgers van Gods koninkrijk steeds wassende is; daarom zegt de Heer:
Zalig zijn zij, die treuren, want zij zullen vertroost worden. De droefheid van den arme van geest is eene droefheid naar God, die een onberouwelijke bekeering werkt. Gezegend ontwaken uit den doodslaap der zelfzucbt en zinnelijkheid. Maar daardoor zijn deze nog niet verdwenen; neen, zal de arme van geest waarlijk een burger van het Godsrijk zijn, dan zal er een strijd ontstaan tusschen vleesch en geest, en de diepte der zelfzucht en zonde moet den waarlijk ontwaakte steeds een stof van treuren zijn, want daardoor wordt hem in alle afschuwelijkheid het bederf ontdekt, dat zich immer in hem tegenover de genade des nieuwen levens blijft stellen. Deze strijd echter zal eene goddelijke vrucht achterlaten, want de vertroostingen des Heiligen Gees-tes zullen niet ontbreken, en eenmaal in al hunne volheid worden genoten.
O het treuren over onze armoede is noodig, want dan wordt een nieuwe noodzakelijke genade in het gemoed gewrocht, de Heer zegt het:
Zalig z ij n de zachtmoedig en, want z ij zullen de aarde beërven.
Merkwaardige woerden, de zonde, de zelfzucht, zich immer willende uitbreiden, altijd in eer, in aanzien, in macht, in bezit willende klimmen, welk een bedriegelijk werk doet zij den geestelijk ontwaakte aanschouwen!
Helaas, de mensch kan zijne verloren heerlijkheid niet ver-
■16
geten, maai' zoekt die te herstel'en met zijn verduisterd verstand, met zijne door de zonde verlamde krachten, en oogst niets dan zelfbedrog en zelfmisleiding. Desniettegenstaande zal hij den duizemlinalen tevergeefs gevoerden strijd hervatten, altijd de waarheid zoekende, altijd naar het geluk grijpende, wellicht zijn geheele leven door, totdat hij teleurgesteld en vermoeid eindelijk weder tot de aarde terugkeert, tevergeefs een ijdel droombeeld nagejaagd hebbende.
Maar heerlijk uitzicht van den geestelijk ontwaakte! Temidden van den geestelijken strijd wordt de zelfzucht, de oude zoude ontdekt en bestreden. Neen, deze aarde kan geen paradijs meer opleveren, hier is geen andere plaats der ruste dan in de willooze overgave van eigen persoonlijkheid, van lot en weg in de hand van Gud. O hij weet het, de gierigheid is de wortel van alle kwaad, en het: wat baat het den mensch, zoo hij de geheele wereld wint en lijdt schade aan zijne ziel, is een woord des Hoeren, dat hij zich herinnert en telkens weder herinnert bij hot zelfzuchtig streven, dat ook den Christen gedurig aangrijpt. Neen, niet het goed dei-wereld, onze wandel is in den hemel, dat behoort het kenmerk des Christens te zijn, en daarnaar strevende worde de aarde verlaten en de oude natuur gedood. Maar hoe merkwaardig, de zachtmoedige, die de aarde niet meer zoekt, ontvangt de belofte haar te zullen beërven, reeds hier in het begin en eindelijk eeuwiglijk.
Wonderbare genade, die de ootmoedige, de zachtmoedige reeds hier geniet! Lezer, gij hebt het immers wel opgemerkt hoezeer de zachtmoedige, al is hij ook arm naar de wereld, reeds hier een voorsmaak geniet van de eeuwig toegezegde erfenis? Terwijl dikwijls vermogenden naar de wereld, en zelfs wellicht zij, die den naam van rechtzinnig dragen, nog met een begeerig oog naar tijdelijke dingen uitzien en in hun onrustig hart den onvrede daarvoor moeten dragen, zingt de waarlijk zachtmoedige, hoe arm ook naar de wereld, hier reeds het lied der dankbaarheid voor de aardsche zegeningen, die hij geniet.
17
En zou hij niet, nu hij een anderen schat in het oog heeft gekregen, die hem door den Heer der heerlijkheid is toegezegd !
Welk eene diepte der gedachten des Heeren, die ons in zulke korte woorden de kracht zijner heerlijkheid ontsluit!
En nu, was de wet Gods het uitvloeisel van Gods wezen en in haar onderhouding de liefde tot God en den naaste begrepen, de machteloos geworden mensch is niet in staat een enkel harer geboden te onderhouden. Toch moet zij weder het richtsnoer zijner daden wor'en , zal de mensch weder in Gods gemeènschap kunnen deden en daardoor zalig zijn.
Deze zaligheid zal weder des menselien deel zijn, maar langs een geheel anderen weg dan de mensch immer heeft vermoed. Het zal zijn een hongeren en dorsten naar do gerechtigheid , waarin het wezen Gods bestaat.
Zalig zijn zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zij zullen verzadigd worden, zegt de Heer.
Welk eene diepzinnige openbaring Gods. Het'is het middenpunt der zeven zaligsprekingen, waarin tevens de geheele wet Gods is opgenomen.
In dit enkel w oo r d, i n d e z e v i e r d e z a I i gs pr e k i n g is do geheele Godsopenbaring aan mensch en s a a m g e v a t.
God en mensch ëen; deze Godsbedoeling wordt niet vernietigd doordien de mensch zijne onschuld verloor. Neen, deze Godsbedoeling moet worden bereikt, en zij wordt verkregen door den tweeden Adam, die de zaak des menschen op zich nam en voleindigde. Maar hetgeen Hij voor den mensch deed moet ook organisch in hem werkzaam zijn, opdat, ge-lijk wij het beeld van den eersten Adam hebben gedragen, wij nu ook het beeld van den tweeden Adam mogen dragen. De eerste, uit de aarde, aardsch; de tweede, de Heer, uit den hemel; de eerste tot eene levende ziel, de tweede tot een levendmakenden Geest.
En nu, welk eene gedachte 1 de Heer uit den hemel deelt
18
den mensch zijn levendmakenden Geest mede, die hem zicli-zelven in zijne armoede doet kennen , die hem daarover doet treuren en hem zachtmoedig maakt; maar nu ook hijgend doet uitzien naar de verloren heerlijkheid Gods.
O hier wordt van geen geringe zaak gesproken. Hij , die de pijn van honger en dorst naar aardsche spijs of drank heeft gevoeld , zal kunnen verstaan wat de Heer bedoelt.
Hier heeft hot zelfbedrog zijn eindpaal gevonden, hier is voo r geen ze 1 fmisleidingmeer plaats.
Neen, hier wordt van geene beschrijving van 's menschon bederf gewag gemaakt, geen juiste uiteenzetting van verschillende denkbeelden over den val des menschen, in de kennis waarvan zich ook nog de arme eigenliefde kan bewegen; neen, hier is sprake van een hijgend verlangen; hier wordt van een sterk begeeren gesproken, als van een dooi' honger en dorst gepijnigde; hier wordt gewag gemaakt van een innerlijk smachtend uitzien naar reinheid van hart en wandel, naar gerechtigheid en heiligheid, waardoor de verloren heerlijkheid Gods terugkeert in den mensch.
En deze toestand van begeerig uitzien naar reinheid is een blijvende hier op aarde, omdat de strijd tusschen vleesch en geest een blijvende is; maar die honger en dorst zullen verzadiging vinden. God zelf heeft voorzien in dezen reddeloozen toestand. Hij heeft dit gedaan in de openbaring van den Zoon zijner liefde, en voor hern, die in deze verlossende liefde gelooft , is dit heerlijk resultaat verkregen.
En nu, een naar Gods beeld hongerende en dorstende wordt barmhartig. Hooit wat de Heer zegt: Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. O, nu de eigenwaan in bewustheid van eigen ellende is veranderd, nu wordt de medemensch met andere oogen aangezien ; de trotsche zelfgenoegzaamheid ; voor welke de gebreken van anderen steeds naakt en geopend zijn, is verdwenen, nu eigen machteloosheid diep wordt gevoeld, en men van niets anders kan leven dan van de barmhartigheid Gods. Gezegende honger en dorst naar gerechtigheid, hoe vernedert en verteedert gij de» mensch, en maakt hem zacht
cn toegankelijk voor zijne omgeving en ohtiermehd voor anderen. — Maar ook hier wordt aan liet zelfbedrog een perk gezet. Geene beschrijving van het wezen der barmhartigheid , goene leerstellingen daarover; neen, onze lieer hoeft een nauwkeurigen maatstaf gegeven, alleen den barmhartigen zal barmhartigheid geschieden. Het heilig organisme is geen schijn, maar wezen. Is de Heer barmhartig en genadig, ook de verloste zondaar heeft deze eigenschap van Hem ontvangen.
Hij. die hongert en dorst naar de gerechtigheid kan nu medelijdend, verdraagzaam, ontfermend en meêdpogend zijn, zelfs voor de boozen en hen, die hem tegenstaan; door deze goddelijke genade poogt hij de ellende der monschen weg te nemen, of zoo dit niet mogelijk is, te verzachten. Maar door dezen heerlijken arbeid woidt in het gemoed eene andere zaligheid daargesteld. Neen, het goddelijk organisme is in den rnensch niet vruchteloos of krachteloos; daar waar de diepte van eigen ellende wordt gevoeld, waar Gods beeld aanvankelijk het hart heeft overwonnen, daar worden ook de beginselen van die vereeniging met God genoten, daaruit is eene nieuwe heerlijkheid geboren:
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. Goddelijke heerlijkheid wordt hier beloofd. Dit is het eeuwige leven, zegt de Heer, dat zij U kennen en .lezus Christus, dien Gij gezonden hebt. O gezegende belofte des Heeren: Wij zullen komen en woning bij hem maken. Goddelijke heerlijkheid, hoe doorstroomt gij weder het hart van den van God afgevallen mensch! God woont weder in zijn gemoed volgens zijne belofte: Ik zal onder hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.
W elke gedachte! het hart weder een tempel Gods geworden. Gereinigd door het geloof, mogen wij met ongedekte aangezichten de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwen, en naar dit beeld veranderd worden van heerlijkheid tot heerlijkheid door des Heeren Geest.
Zij zullen God zien, zegt de Heer, en met Hem al. wat
20
met zijne heerlijkheid in verhand staat. — Gods oponlamp;ing wordt nu naar 's menschen vatbaarheid voor hem ontsloten, zelfs de diepten Gods zullen voor de reinen van harte niet te diep zijn. Geen kennis zoo hoog, geen wetenschap zoo schijnbaar ontoegankelijk , die niet zou kunnen doorgrond worden door de reinen van hart, die geroepen zijn God te aanschouwen.
Maar langs geen anderen weg dan de organische, in de zaligsprekingen aanschouw(I.
Tevergeefs mat gij u af, o wijsgeer, tevergeefs is uw pogen, o mannen van kennis en wetenschap, om tot de kennisse Gods en der waarheid te komen, indien gij den weg niet wilt bewandelen, u door den Redder der wereld aangewezen. Staakt uwe vermoeiende pogingen; de kennis van hetgeen waar is, kunt gij zonder Hem niet bereiken.
Maar ook uw pogen is tevergeefs, gij, die uwe kennis dor waarheid steeds bij menschen of hunne geschriften zoekt; hoe gewichtig die u ook mogen voorkomen, zij zullen u geen nut aanbrengen, zoolang zij u niet alleen op den Heer en zijne goddelijke bezieling wijzen. Neen, dan zijn het Nehus-tans, die voor u de waarheid onkenbaar maken.
Hoort nog eens wat de Heer zegt: Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt.
Hoort het allen, gij vermoeide zoekers ; waarlijk gij zult nergens rust vinden dan bij Hem, de Redder uwer zielen. Gaat tot Hem, opdat Hij u den weg der zaligsprekingen doe bewandelen, waar alleen de waarachtige kennis Gods te vinden is.
Waar ■ de kennis Gods het hart heeft overwonnen, daar is de vredemaker geboren, daar worden de kinderen Gods aanschouwd. Want, zegt de Heer: Zalig zijn de vrede-makers, want zij zullen Gods kinderen worden genaamd. Gods kinderen, welk een naam! Gods kinderen,
een met den Zone Gods,..... is deze eer en heerlijkheid
niet onmetelijk ?
'21
Maar nu ook heeft God hun een grooten arbeid aangewezen. Is de wereld sedert de zoude er is gekomen, vervuld met wrevel, onrust en wanorde, de vredemaker weet zijne roeping. Een kind van God werkt het werk zijns Vaders, en hij kan werken, want de Heer der heerlijkheid heeft het hem gezegd: Indien gij in Mij blijft en mijne woorden in ii blijven, zoo wat gij wilt zult gij begeeren en het zal u geschieden.
Goddelijke genadekracht stroomt hem toe, want aan den vredemaker is gezegd: dezelfde dingen, die ik doe, zult gij ook doen, en gij zult meer doen dan deze, want Ik ben heengegaan tot rnijn Vader. Ik ben gezeten op den troon mijner almacht en heerlijkheid!
Waartoe zou hij niet in staat zijn , die de toezegging heeft:
geen ding ZAL u onmogelijk zijn.
Alzoo niet langs den weg van het menschelijk oordeel, niet langs den weg .van het juiste weten, niet langs den weg van het veeleischeud verstand. Neen, langs den weg der gehoorzaamheid des geloofs, wordt de wedervereeniging met God verkregen, en de zeven zaligsprekingen spreken nog immer tot de verarmde mensehheid , die toch maar altijd den weg des verstands tot zijn gids kiest en daardoor den eeni-gen weg versmaadt om weder tot het goddelijk verstand te komen. Is dan Gods openbaring iets anders, dan dat dit heerlijke, maar door de zonde verduisterd verstand, weder in al zijne heerlijkheid zal kunnen werkzaam zijn? In Jezus Christus zijn alle schatten der wijsheid verborgen, maar van deze verborgen schatten der wijsheid en kennis kan niemand gebruik maken, dan die naar zijne stem hoort, om zijn goddelijk leven, het heerlijk organisme te ontvangen, in de zaligsprekingen nedergelegd.
Onbegrepen staan daar immer die heerlijke zaligsprekingen des Heeren, evenals het onbegrepen Gebed des Heeren, dat, helaas! nu en dan tot een toevoegsel van menschelijke gebeden wordt verlaagd. - - Daarom is de weg van het
22
verarmde Christendom bezaaid met Neimstans, die allen verkondigen: ook hier heeft menschenwerk het goddelijke vervangen, ook hier is de waarheid onkenbaar gemaakt!
De geheele Godsopenbaring beweegt zich om een groot doel: de wedervereeniging van den mensch met God. En welke andere prediking moet worden gehoord, dan deze: God was in Christus de wereld met zich zei ven verzoenende, harezonde haar niettoer eken en de, en nn kan de roepstem worden gehoord: Laat u met God verzoenen. Dit goddelijk woord is het woord des He eren door den vredemaker, want aan hem is in zijne mate gezegd: »Predik het Evangelie aan alle creaturen.quot;
Maar zal die roeping met een gewenscht gevolg worden bekroond, dan hooren wij den Heer de merkwaardige woorden spreken tot zijne discipelen; «Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk ik ü lief gehad heb.quot; En wat is de bede tot zijn Vader: «Dat zij allen een zijn, ge lijk er wijs Gij Vader in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons éen zijn, opdat de wereld geloove, dat Gij Mij gezonden hebt.quot;
Maar is deze heerlijke eenheid der liefde mogelijk onder zondige menschen, al zijn zij oik vredemakers geworden?
Ja, zij zal mogelijk zijn. Laat ons op de ontzaglijke woorden letten, die de Heiland tot zijn Vader spreekt:
Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die gij mij gegeven hebt, opdat zij een zijn gelijk als wij een zijn.
Indien wij deze woorden met eenigen ernst gadeslaan , dan moeten wij tot het besluit komen: dat of de mond der waarheid heeft onwaarheid gesproken, of er is cenc ontzettende aanklacht tegen ons Christendom, dat het de heerlijkheid van Christus verworpen heeft en nog verwerpt, om eigen wijsheid te volgen, die dikwijls den Heer der heerlijkheid bestrijdt onder den schijn van Hem te dienen.
O dat wij over deze bergen van ongerechtigheid van eene door menschenverstand verbijsterde Christenheid, waardoor het Evangelie in zijn loop belemmerd wordt, ons niet onge-
voelig bctoonen, maar dien toostaud diep betreuren. O, dat wij met diepen ernst naar de stem des Heeren hooren , als Hij tot zijn Vader bidt;
Ik in hen en Gij in Mij, opdat ztj volmaakt zijn in een1. Maar nu volgen er woorden, en verneem uwe ellende, o verdeelde Christenheid! waarom het ongeloof alle banden ver-breekt en het Christendom verwerpt, gij hebt dc vervulling onmogelijk gemaakt van Christus bede:
Opdat de wereld dekenne , dat gij mij gezonden hebt
en hen hebt liefgehad gelijk gij mij liefgehad hebt.
Hooi t het, gij twistende Christenheid, hoort wat uw Heer van zijn Vader bidt. Dan alleen zal de wereld in Christus gelooven , dan alleen zal zij tot de kennis der waarheid komen en die belijden, als die eenheid der liefde wordt aanschouwd.
Ach, slechts eenmaal heeft de wereld die heerlijkheid der eenheid van de discipelen des Heeren gezien.
Er is een tijd geweest van onuitsprekelijke vreugde, er is een tijd geweest, dat er van hen geschreven stond : zij waren een hart en éene ziel; en wij vinden tevens de heerlijke zegepraal, dat duizenden bij duizenden Jezus als hun Heer erkenden en de gemeente des Heeren zich alom uitbreidde.
Maar, ofschoon zich nog immer overal dezelfde heerlijkheid openbaart, waar het goddelijk leven in waarheid wordt aanschouwd, sedert dien tijd werden er wederalom Nehus-tans opgericht, eu menschenwijsheid in de plaats van de wijs-heidGods gesteld, waardoor de waarheid onkenbaar gemaakt werd.
Zullen wij die Nehustans allen in herinnering brengen? Maar dit zou de perken van dit geschrift overschrijden. Laat ons onze oogen slechts wenden naar de dagen, toen Gods Woord in allo talen kon worden gedrukt en een ieder met eigen oogen Gods openbaring kon raadplegen.
Nu men met eigen oogen Gods waarheid kan onderzoeken , zal nu de waarheid zich geen baan breken en do onwaarheid doen wijken?
24
Helaas, dezeltVle dwaling van alle eeuwen wordt opnieuw aanschoud.
Gods openbaring is de openbaring van de verborgenheid des geloofs; maar de arme menscli meent immer, dat hij die openbaring moet leiden door het kanaal van zijn verstand, en die goddelijk reine openbaring tot een stelsel moet formeorcn, dat hem een meer juist begrip der waarheid zal moeten geven, en natuurlijk, deze verstandstheologie zal hij dan Gods openbaring noemen.
Terwijl de gehoele openbaring Gods ons aantoont dat des mensclien verstand verduisterd is, en het geloof in Christus het heilig organisme der wedcrbaring schenkt, ons in de zeven zaligsprekingen nedergelegd, meent hij dat een goed geformuleerd leerstelsel, waarin ook noodzakelijk het geloof in Christus en de wedergeboorte is opgenomen, meer doelmatig zal zijn.
Helaas! welk een wanbegrip, dat onze oogen allerwege aanschouwen.
Daar zien wij duizenden verdedigers der waarheid optreden, elkander bestrijdende en veroordeelende, allen voor zich alleen de waarheid hebbende, zonder dat er dikwijls een enkel kenmerk van het heilig organisme, het levend Christendom wordt gezien, door den lieer in de zaligsprekingen vermeld.
Is het wonder dat er overal eer.e geesteloosheid, eene dorheid wordt bespeurd, die men wenscht, dat de Heer door eene milde uitstorting van zijn Geest doe verdwijnen.
Maar deze eisch is onredelijk en .zal niet worden vervuld. Goil is onveranderlijk. Wat Hij in den weg der geloofsgehoorzaamheid heeft beloofd, kan langs geen anderen weg worden verkregen. Daarom zullen wij moeten veranderen, en onze Nehustans nederwerpen, om den weg te gaan, door den Heer zelf aangewezen.
O, de ellende des tijds, hoezeer is zij in tegenspraak met de grootsche beloften van den Heer dei- heerlijkheid 1 Hij heeft met klare woorden tot ons gezegd: sik heb u dezelfde heerlijkheid gegeven, die mijn Vader Mij gegeven heeft. Gij zijt in staat elkander lief te hebben; alles, wat ik u ge-
'25
zogd lieb, is. opdat mijne lilijdsclia|) in u blijve en uwe persoonlijke vreugde volkomen zij.quot;
Laat ons daarom tot den eenvoud des geloofs wederkeeren, ilie elke persoonlijkheid en iedere geloofsbelijdenis, waardoor Christus verheerlijkt wordt, met dankbaarheid ontvangt als eene gave Gods. Maar een geschenk worde geen wetgever, het stelle zich niet in de plaats van den Heiligen Geest. Wat Gods Woord ons heeft medegedeeld concentreert zich immer om eene groote Godsgedachte: dat do van Hem vervreemde mensch verduisterd in het verstand en zonder kennisse Gods: dat deze van een tegenstander Gods een vredemaker worde, een burger van het Godsrijk en vrede brengende op aarde.
Ja voorwaar, hij is geroepen om gelijk zijn Heer een vredemaker te zijn. Daartoe is hij door riem gevormd, daardoor zal hij het licht der wereld en het zout der aarde zijn.
Maar alleen langs den door Hem aangewezen wettigen weg.
Er is geen anderen weg te kiezen, op geen andere wijze worden er kinderen Gods gevormd.
En hoe zal de wereld dit licht en dit zout ontvangen?
Laat ons hooren wat de heer zegt: Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, als u de menschen smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen n spreken, om mijnentwil.
Dit zal hun lot zijn.
Maar dan is hun werk onvruchtbaar en nutteloos?
O neen. Het is noodzakelijk voor den vredemaker evenzeer als voor de wereld.
l)e vredemaker zal daardoor geoefend worden in Godgewijde deugden en vatbaar blijven voor den gedurigcn invloed des Heiligen Geestes. — De wereld, na zich afgemat te hebben in den vergeefschon strijd tegen den ootmoed en de liefde, tegen het geduld, de zachtmoedigheid en de lijdzaamheid van den vredemaker zal eindelijk de heerlijkheid van het Chris-
26
tendom ontdekken, en zal tot overtuiging vati zonde komen ; de zonde van ongeloof' in den Heer der heerlijkheid zal zij zien, en eindelijk zal de waarheid zegevieren over de leugen.
Indien deze beschouwingen waarheid bevatten, dan kan het ons niet meer bevreemden, dat ons tegenwoordig Christendom in zulk een machteloozen, vreugdeloozen toestand verkeert. Indien toch de laatste woorden des Heeren deze alles over-klimmende genade doen hooren: dat hetgeen hij gesproken had, do bedoeling had, dat zijne goddelijke blijdschap in hen mocht blijven en hunne blijdschap vervuld mocht worden, dan moet deze treurige toestand daaraan worden toegeschreven, dat op de woorden des Heeren zoo weinig acht is geslagen.
O, ik neem de vrijheid daarop allen, die eenigen invloed op anderen kunnen uitoefenen, te wijzen, daar de nood der tijden dit noodzakelijk maakt. Waarlijk, hem die oogen heeft om te zien, kan het niet ontgaan, dat het wezen dei' godzaligheid, het heerlijk organisme van het geestelijk leven weinig meer wordt aanschouwd, en het Christendom zich oplost in krachtelooze godsdienstigheid zonder invloed, omdat het zonder bezielend leven is.
Helaas, de ijver voor de handhaving van sommige leerstukken kan dit niet vergoeden; dezen worden integendeel Nehus-tans voor het volk, omdat dan daarop voornamelijk de aandacht wordt gevestigd, en niet op het goddelijk organisme, waardoor deze leerstellingen alleen kunnen worden verstaan en hare bezielende kracht ontvangen.
Waarjijk er moet een algemeen ontwaken bij ons komen, een terugkeeren tot de woorden van Christus; de bewustheid moet terugkeeren dat de geheele openbaring zich om dit heilig goddelijk organisme schaart, omdat dit alleen de herstelling des menschen in zich bevat.
Waarlijk het moet bij ons tot klaarheid komen, dat het Christendom van onzen tijd het kinderlijk geloof heeft verlaten en op den ouden bodem van het verstand is teruggekomen; al wordt dat verstand in een rechtzinnigen mantel gehuld, het is niets anders dan de oude dwaling om door het menschelijk
'27
verstand liet goddelijke te willen heoordeelen, en juist daardoor de waarheid onkenbaar te maken.
Laat ons elkander op dit bedrog van de macht der duisternis opmerkzaam maken.
Terug naar de gedachten Gods zij onze leus, al zou deze leus een voorwerp van afkeer worden.
Terug naar de woorden van Christus, naar het goddelijk organisme, dat Hij gaarne mededeelt aan een iegelijk, die in Hem gelooft.
Daaraan alleen is de heerlijkheid van het Christendom verbonden, dit alleen geeft het diepe inzicht in de verborgenheid der Schrift, dit alleen geeft de kennis van onszelven, de kennis der waarheid, de kennis van Gods volmaaktheden, want alleen het goddelijk leven vormt de reinen van hart, en dezen alleen zullen God zien en alles wat uit Hem is.
Niet langer het noodlottig zelfbedrog, dat wij over goddelijke waarheden zouden kunnen oordeelen zonder het goddelijk leven, dat alleen in staat is het heerlijk verband van de geheele openbaring ons te ontdekken. De verstandstheologie verbrokkelt dit heerlijk verband en maakt het onkenbaar.
Daarom terug tot de heerlijke openbaring Gods, terug tot de noodzakelijkheid van het goddelijk leven in ons. Niet langer in onszelren en anderen eene zelfsmisleiding geduld, die hot goddelijke van zijn heilige wijding tracht te beroo-ven.
Waar geen armoede des Geestes is, waar geen kinderlijke ootmoed wordt bespeurd, waar geen honger en dorst naar gerechtigheid is, waar geen heilige wandel bestaat, waar geen barmhartigheid, geen medelijden, geen streven naar reinheid des harten is, daar is ook nog geen vredemaker, en daar kan de mensch geen licht der wereld, geen zout der aarde zijn.
O, wij kunnen liet worden, want Jezus heeft er ons toe geroepen; maar zoolang de vruchten des Geestes niet aanwezig zijn , zoolang er geen beginselen worden gezien van het heilig organisme van het goddelijk leven, zoolang de nieuwe menschheid in Christus niet openbaar wordt, zoolang
28
wij ontbloot zijn van liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof', zachtmoedigheid, matigheid, zoolang zijn wij nog geen ware discipelen van Christus en onvatbaar om te arbeiden in het rijk des Heeren.
Indien wij deze beschouwingen samentrekken, moet het ons duidelijk zijn, dat de geheelc openbaring zich concentreert in de groote Godsgedachte: «Jezus Christus is ons gegeven tot wijsheid, tot rechtvaardigmaking, tot heiligmaking eu volkomen verlossing. In Hem zijn alle schatten der wijsheid en der kennis verborgendaarom is Jezus Christus ons gegeven , opdat wij door Hem leven zouden.
Waar dit in waarheid wordt geloofd, daar verklaren wij : «dat wij met Hem begraven zijn door den doop in den dood , opdat gelijke wijs Christus uit de dooden is opgewekt tot heerlijkheid des Vaders, akoo ook wij in nieuwheid des levens wandelen zouden.quot;
Waarin dit nieuwe leven bestaat, wordt ons duidelijk in de zeven zaligsprekingen voor oogen gesteld. Deze organische'weg van geloofsgehoorzaamheid is hot werk des Heiligen Geestus, is het resultaat van het volbrachte verlossing werk van Christus , daaruit wordt de reinheid des harten geboren, waardoor het mogelijk wordt. God en goddelijke dingen te kennen; zijn Wezen, zijne gedachten in zijn woord nederlegd te verstaan , hetgeen buiten het in Christus geschonken loven eene onmogelijkheid is.
Nu zijn God en mensch weder een geworden, nu kunnen
29
zij weder samen wandelen. Nu is de menscli een vreilema-ker in het Godsrijk geworden, en kan van de schatten, die Christus voor hem heeft verworven, gebruik maken. Aanvankelijk gevoelt iiij de kracht zijner belofte : «Indien gij in Mij blijft en mijne woorden in u blijven, zoo wat gij wilt zult gij begeeren en het zal geschieden.quot;
Hoe groot wordt nu weder de menscli I Ja, hij was eenmaal naai' Gods beeld geschapen, maar dat beeld is in het slijk der zonde geworpen. Arm en beroofd , en desniettemin met zijn verstand alles willende bevatten, naar alles grijpende en niets kunnende verkrijgen, is hij ten prooi eener ontzettende misleiding, die wellicht tot op den dag van Christus komst nog niet is geweken. Matth. VII; 22.
Maar nu ook, welk een hoogheerlijke verlossingsweg is door God daargesteld. Het kruis van Christus is de Boom des levens. Door Hem wordt de mensch de goddelijke natuur deelachtig, en daarmede alles wat de uitgestrekste begeerten van een naar Gods beeld geschapen mensch kan vervullen.
Nu overtreft zijn geluk de stoutste verwachting. Alle onzalige banden zijn verbroken; nu kan de mensch door de werking des Geestes de werkingen des lichaams dooden. Nu wordt zijn verstand van de boeien der onwaarheid verlost; nu het vrijgemaakt is door den Heiligen Geest, is hem de toegang tot alles wat liefelijk is, al wat welluidt, ontsloten. Nu de oogen door liet goddelijk verstand zijn ontsloten, kan hij van kennis tot kennis klimmen, ja zijn de diepten Gods niet ontoegankelijk.
Maar deze heerlijkheid beweegt zich altijd binnen de_perken van het goddelijk organisme. Alleen daar woont goddelijk licht, alleen daar woont goddelijk verstand en goddelijke kracht.
Overal waar de eigenwijsheid zich buiten dezen goddelijken cirkel plaatst, heerscht weder het oude egoisme met al zijne onzalige vruchten; hoogmoed, onvrede, twist en de oude verwarring, al weten zij zich ook onder geestelijke namen te verbergen; daar woelen weder de oude verdorvenheden, die, met hoeveel moeite ook door het verstand bedwongen, toch weder tevoorschijn treden, die, helaas, wellicht door
90
het zelfbedrog Voor toenemende zelfkennis worden gehouden; daar wordt het goddelijk licht van wijsheid eii heilige vreugde vervangen door onheiligen ijver en partijdrift, daar wordt de broederliefde uitgedoofd, daar wordt het zout van het machtig genadeleven geworpen in den ijdelen waan der zelfgenoegzaamheid, daar wordt de mensch weder onvruchtbaar tot een heiligen wandel en godzaligheid. Helaas, daar worden weder de Nehustans gezien , daar wordt de waarheid weder onkenbaar.
En wat is het gevolg? De wereld geloofd niet meer in Christus, nu zijne discipelen onkenbaar zijn geworden.
Daarom mogen wij elkander wel gedurig het woord dos Heeren toeroepen:
»Waak dan te allen tijd, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al die dingen die geschieden zullen, — (het ontzettend oordeel dat hem wacht die, onder welken vorm ook, zichzelven en niet den Heer dient,)—■ en te staan voor den Zoon des Menschen, —- (en niet zich voor Hem zoekt te verbergen als Hij komt op de wolken met groote kracht en heerlijkheid.)
Waak dan, want gij weet niet in welk uur de Heer komen zal.
Laat ons denken aan de vermaning van Paulus:
Ik bid u dan, broeders! door de ontfermingen Gods, dat gij uwe lichamen stelt tot eone levende, heilige en Gode welbe-hagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds , opdat gij moogt beproeven welke de goede, en welbehagelijke, en volmaakte wil van God zij.
En evenzoo aan den trouwen raad van Petrus:
Ons zijn de grootste en dierbare beloften geschonken, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid.
31
En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd , cn bij de deugd kennis.
En bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid , en bij de lijdzaamheid godzaligheid,
En bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen.
Want zoo deze dingen bij u zijn, en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onzen Heer Jezus Christus.
En zoo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig koninkrijk van onzen Heer en Zaligmaker Jezus Christus.
■' .'f -
.
fe- ■■ --t-;,'-,
WÈÊmm
-
■
f .
, ■ ■ ..:v^:
v;.v':r:M
■
-te:::-' ::
■óVV
ft : V- ' ; •
v; ■: ::-V: ■
■ v f
m
l:K
gt;• ■■ ■ , - „•
■
■
.
*gt;
.-X-
r .te/
■-t -:
ysr.;' - •'
^-te -
'
te
..te'-: •
te. -.r.te-te, ■
tte
- ' te. v . v-, ;■ •;* , ■ •■•= •, •;»
-
■ .- ■ ' ■ ■ ' ' • - • r -•• ' , . . . , • • -'
- • • 'te . ■ 1 ■ - quot; - - ' . r ;v ■, ■/ , .
: - ' \ - = ■ ■-Vquot;^ • ■, ■ - • .
te^-te' ■■ ■ ....... ■■ . .:; ' ; ' v „---vte-.:-
_____
■ ; ;-v v.
- ' , :•quot; • .--te-, v; •; r-^ir
•• :v
:,'S'
Bij de uitgevers zijn tevens verkrijgbaar van denzelfden schrijver:
Een Vijftigjarig Jubile.........t 0.10
Abraham, of de Theologie der Schrift . . . . - 0.10
Bovenstaande geschriften eenigen tijd gratis verkrijgbaar, zijn thans in den handel gebracht.
Voorts zijn vroeger van hem verschenen:
Opstandingskracht.........../0.10
Wat waar is.............- 0.15
Aan wien is de overwinning van de macht der
duisternis verzekerd?.........- 0.15
Op welke wijze kan de ongcloovige moderne geestesrichting des tijds tot een zegen voor de kerk van Christus worden aangewend? . . . . - 0.15
Gedachten over den oorsprong, de rechten cn de verplichtingen van het Ouderlingschap. De macht der persoonlijkheid........- 0-60
Door den dood tot het leven. Proeve van beantwoording der vraag : V\ at is de oorzaak van het vreugdelooze Christendom van onzen tijd . . - 0.15
Joses, of hoe men een apostel kan worden . . - 0.15