|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
#9632;••'#9632;te
|
||
|
||
m IK^UNIVERSITEIT TE UTRECHT
quot;......Illlllll..........
2041 9192
|
||
|
||
|
|||
0
|
|
||
|
|||
OVER DE SCHUßPT DER SCHAFEN,
|
|||
|
|||
DOOK
|
|||
|
|||
F. C. HEKMEIJER.
|
|||
|
|||
, -vlaquo;.
|
#9632;/c\
|
||
|
|||
.-j #9632;.#9632;#9632; x.:^'.-- .-gt;v y
|
|||
|
|||
|
||
Overgedrukt uit de Landbouwkundige Almamak voor het jaar 1857.
|
||
|
||
|
||||
OVER
|
|
PEN,
|
||
|
||||
Deze bekende huidziekte ontstaat op tweeerlei wijzen : 1deg;. of van eel/, dus oorspronhelijk, of 2*. door besmetting. Tot de oorzaken van de eerste wijze van ontstaan, de zelfs-ontwikkeling, — zooals later zal blijken, eigentlijk geen schürft —, behooren vooral aanhoudende nat- of vochtig-heid, voornamelijk koude regen, deze werkt daarom bij het schaap nadeeliger op de huid dan bij andere dieren, omdat de digtheid van de wol het droogworden der huid be-let; daardoor geraakt de laatste in een waterzuchtigen toe-stand , vooral aan de bovenste deelen des ligchaams, van den nek tot aan den staart. De schürft op deze wijze ontstaan, vooral in verbinding met karige voeding en siechte verzorging, is algemeen bekend onder den naam van natte, vochtige of regenschurft, ook wel hongerscliurft genoemd, wanneer die bij in siechten, vermagerden toestand verkeerende schapen wordt gevonden. Deze soort van schürft bij het schaap onderscheidt zieh door twee voorname bijzonder-heden van de 2laquo; soort, waarop wij vooral de aandacht
|
||||
|
||||
|
||
vestigen : namelijk 1deg;. dat zij, zoo lang zij de naam van rogenschurft verdient, niet besmottelijk is, door aanraking dus niet op andere schapen wordt overgebragt of daarvoor nadeelig is, en 3deg;. dat zij van self kan genezen, zonder de aanwending van geneesmiddelen , wanneer de regen ophoudt, de dieren goed opdroogen, gezonde stal en voedsel hebben en warm en droog worden gehouden, — eene zelf-genezing, welke bij de 2deg; soort van schürft in den regel niet tot stand komt, daar deze steeds verder om zieh grijpt en meestal vroeger of later den ondergang van het dier ten gevolge heeft; deze soort vordert dus steeds eene geneeskundige beliandeling. — Wat zoo aanstonds gezegd is geldt echter alleen zoo lang de zooge-naarade regenschurft geen hoogen graad heeft bereikt of ver-ouderd is, want dan gaat zij in de 2deg; soort over. Zonder in eene breedvoerige beschrijving dezer ziekte en de verschillende vormen er van te treden , zij het genoeg alhier te vermelden, dat de ware of 3e soort van schürft gekaraktiseerd is door de aanwezigheid in de huid en onder de opperhuid van kleine diertjes, die den naam van sclmrftmyten (Sarcoptes scabiei) hebben verkregen, tot de erde der ongevleugelde inseoten (Aptera)behooreu en in de rangschikking der dieren tusschende houtspinncn (phalangium) en spinnen (Aranea) het beste hare plaats vinden. Gaat de regenschurft in de ware schürft over, dan ontwikkelen deze diertjes, zonder dat wij verder we-ten op welke wijze, zieh in de zieke plaatsen der huid, maken daarin meer of minder bogtige kanalen en nesten, en eenmaal voortgebragt, planten zij zieh door voortteling en eijeren leggen voort. Gewoonlijk liggen de eijeren onder de opperhuid of digt er bij. Hieruit komen, ten längste na verloop van 16 dagen, de jonge mijten te voorschijn, (bij droog en warm weder meestal iets vroeger), en op deze wijze vermeerderen ze spoedig op eene verbazende wijze.
|
||
|
||
|
||
Zoodra zij uit de eijeren zijn to voorschijn gckomen gaan ze de opperhuid op gezonde plaatsen doorboren en schijnen zij van de afscheiding, die daarvan het gevolg is te leven. Zijn er groote korsten op de huid aanwezig dan zijn ze meer aan den omtrek van deze dan in het midden er van te vinden, en waar zieh nieuwe korsten zullen vormen, heeft de huid een groenachtig, opgezet voorkoinen. In den winter en bij koud weder zitten ze daarentegen meer onder het midden der korsten en zijn ze soms zeer moeijelijk te vinden. De mijten zijn vrij taai van leven. In drooge wärmte sterven zij spoedig, bij vochtigheid engeringe koude blijven zij daarentegen, van de huid afgenomen, soms drie weken en langer leven. Deze omstandigheid leert ons, dat wij de plaatsen waar schurftige schapen zieh hebben opgehouden , gedurende een geruimen tijd moeten vermijden , wil men besmetting van gezonden voorkomen. Het zijn deze mijten, die de eenige oorzaak zijn van de besmettelijkheid der schürft; met andere woorden : waardoor de schürft van het eene dier op het andere wordt overgebragt. De mijten loopen namelijk over de wol, geraken in het ligstroo, op den bodem van den stal, aan kleeden, kleederen en alle roonverpen, waar-mede de schapen in aanraking komen of waaraan zij zieh schüren , en door die voorwerpen worden ze, of wel door het naast elkauder loopen of liggen, op andere schapen overgebragt en aan deze daardoor de schürft medegedeeld. Veelvuldige proeven hebben be wezen, dat de mijten, op andere dieren overgebragt, de eenige oorzaak der besmetting zijn en geenszins de in de schürf tpuisten gevormde vloeistof of vochtigheid, of de korsten — wanneer deze n.l. geene mijten of eijeren van hen bevat—, daar deze ingeent zijnde, geene schürft daarstelt. Bij deze proeven is daarenboven gebleken, dat alleen de vrouwelijke mijten kunnen besmetten, niet de mannelijke, want brengt
|
||
|
||
|
||
men deze over; dan ontstaat er wel eenig uitslag, maar dit verdwijnt na den dood der mannelijke mijten wederom van zelf, — het is geene ware schürft. — Uit het mede-gedeelde blijkt ten duidelijkste, dat de schürft gemakkelijk van het eene schaap op het andere kan overgaan, en de ondervinding leert ons ook, dat deze voor den schapenhouder hoogst nadeelige ziekte, eenmaal in eene kudde aanvvezig, bij verzuim geen enkel voonverp er van verschoont, maar alle aandoet.
Schurftige schapen wrijven zieh gaarne tegen voorwerpen, zij krabben met de voeten, of bijten en wrijven aan de plaatsen waar de ziekte aanwezig is; zij bibberen met de lippen wanneer men ze krabt op plaatsen waar zij jeuktegevoelen. Door een en ander wordt de wol verward en verontreinigd en gaat ook verloren. — Op zoodanige plaatsen moet men bij het onderzoek van het dier vooral zijn aandacht vestigen. Is de schürft zeer verouderd, dan ziet men soms geheel kale huidplekken, of wel deze met korsten bedekt, of de huid is perkamentachtig en verdikt geworden. De dieren worden mager, hoesten, worden koortsig en sterven ein-delijk, hetgeen echter gewoonlijk eerst na maanden, na een jaar en zelfs later plaats heeft. — Is het weder koud en droog, dan breidt zieh de ziekte in de kudde zoowel alsop het lijdende dier slechts langzaam uit. — Bij warm en vochtig weder geschiedt de verbreiding veel sneller.
De schürft kau met verschillendehuidziekten worden verwis-seld, ook met de huidaandoening meermalen door de schaaps-luisvlieg (Hippobosea ovina) en schaapsluis (Peoticulus ovis) veroorzaakt. De kenner weet ze echter spoedig te onderschei-den; — alleen de aanwezigheidder schurftmijten karaktiseert de schürft; welke mijten zieh als kleine witte kogeltjes of pun-tjes voordoen en op een zwart voorwerp gebragt, doorgaans
|
||
|
||
|
||
9
eenige beweging maken, vooral wanneer men ze bij koud weder met de warme adem verwartnt. Kau men zieh met het bloote oog niet van derzelver aanwezigheid overluigen, dan neemt men een vergrootglas en zelfs het mikroskoop te hulp.
Wat moet worden gedaan wanneer deze ziekte in eene kudde is uitgebroken? Het eerste streven moet zijn tebe-proeven, of men door het dadelijk afzonderen der zieke dieren van de nog gezonde de verdere Verbreitung paal en perk kan stellen , hetgeen bij oplettendheid zeer dikwijls het geval is. De af te zonderen zieke schapen slagt men, of men on-dewerpt ze aan eene behandeling ter genezing. In geen geval mögen ze met gezonde in aanraking worden gebragt. Is echter het aantal aangedane dieren zeer groot, ofbestaat er gegronde vrees, dat reeds een groot aantal zijn besmet, dan moetea al de schapen, zoodra het weder ziüks toelaat, aan eene geneeskundige behandeling worden onderworpen. — jraquo; Deze behandeling wordt, zoowel met opzigt tot de geheele kudde als tot elk ziek schaap in eene algemeene en plaat-selijke verdeeld. — Bij de plaatselijke, die echter geenszins aanbeveling verdient, worden de zieke plaatsen op de huid op-gezocht en bevochtigd of besmeerd met dusgenaatnde sohurft-middelen, als : terpentijnolie, teer, afkooksel van tabak, van nieswortel, de carotte-saus of carotte-vocht ofzweet.de loog van Walz en zelfs oplossingen van hevige vergiften; de laatste gaau wij met stilzwijgen voorbij. Terwijl daardoor de zieke plaatsen op de huid meermalen genezen, ontstaan echter op andere plaatsen der huid van hetzelfde dier, of bij een ander schaap der kudde, op nieuw schurftplekken, en men is daardoor genoodzaakt aanhoudend en onafgebroken te smeeren en te wasschen, om de ziekte niet te veel in de kudde de overhand te doea verkrijgen. Slechts zelden gelukt het op deze wijze de schürft uit eene besmette kudde te verdrijven.
|
||
|
||
|
||
10
lutusschcn is men soms genoodzaakt, zoo als bijr. bij strenge koude, op deze wijze te handelen. — De algemeene behan-deling verdient vcrreweg de voorkeur. Daarbij wordt de geheele huidoppervlakte met de geneesmiddelen in aanraking gebragt, en al de dieren der kudde daaraan onderworpen, zelfs zij die nog niet besmet schijnen te zijn. In dit geval vooral is het zaak zoodanige quot;geneesmiddelen aan te wen-den , die geen nadeeligen invloedjj op de gezondheid uitoefe-nen en tevens goedkoop zijn. Hierdoor kan in körten tyd de ziekte in de kudde aanwezig, worden uitgeroeid. — Het bad waarin het geheele schaap, dat, zoo^dit kan, vooraf moet geschoren worden, wordt gedompeld, bestaat nit zeer onderscheidene middelen. Bekend is de loog van Walz, die het vermögen heeft om in körten tijd de schurftmijten te dooden, en boven alle middelen onzes erachtens de voorkeur onder deze omstandigheid verdient. Het bestaat uit 4 deelen ongebluschte of versah gebrande kalk in water lang- t,, zamerhand tot eeue brij gemaakt, waarbij men 5 deelen potasch (of in de plaats daarvan 12 maal zoo veel asoh van beukenhout) voegt en naauwkeurig onder elkander mengt; daarna voegt men er bij 6 deelen hertshoornolie (ol. corn, cervi) en 3 deelen teer, (of bij gebrek van de laatste nog 3 deelen hertshoornolie); deze massa goed onder elkander geroerd zijnde, voegt men er langzamerhand en steeds roe-rende bij : 200 deelen gier of pis van runderen en 800 deelen water om ze te verdünnen. Deze hoeveelheid wordt gerekend voor een aantal van 500 schapen voldoende tezijn. Oordeelt men het noodig, dat deze kwalijkriekende saus niet sterk genoeg is, dan voegt men er slechts wat minder water bij. Het bijvoegen der olie, zonder dat deze met de overige opgenoemde zelfstandigheden eerst vermengd is, ver-sterkt de saus niet, oradat de olie steeds op het vooht blijft
|
||
|
||
|
||
11
|
||
|
||
drijven. — Waldinger heeft in der tijd voorgeslagen er zwavel hij te voegen. ' Dit is echter overbodig en doet niets ter zake af, — Funke raadt aan in pleats van de runderpis, die van den mensch te nemen, omdat deze raeer ammoniak-houdende is; hij meent ook, dat de hertshoornolie zeer ge-schikt door de deenolie (oleum petrae) kan worden vervangen, die veel goedkooper is. — In zeer hardnekkige gevallen hebben sommigen het noodig geoordeeld er bijtende sublimaat bij te voegen; Walch bijv. deed bij 600 pond der sausS oncen sublimaat en 4 oncen salammoniak; dit middel wordt echter dadelijk ontleed, terwijl de sublimaat, als een der sterkste vergiften zijnde, met de meeste omzigtigheid moet worden behandeld; deze bijvoegselen schijnen dus overbodig te zijn. Bij de aan-wending der saus rekent men, dat voor elk schaap nog geen 2 ponden benoodigd is; ongeschorene schapen vorderen iets meer, naarmate de vacht dikkeris, omdat daarin een gedeelte blijft hangen. In elk geval moet van het vocht zoo veel gereed gemaakt worden, dat ook het laatste schaap daarin geheel kan worden gedompeld. Over de wijze waarop dit indom-pelen geschiedt, zullen wij, als genoegzaam bekend, niet verder handelen; alleen merken wij aan, dat het geheele ligchaam door de vloeistof moet worden besproeid en dat men in Duitschland rekent, dat 4 mannen op eenen dag een getal van 4 of 500 schapen kunnen indompelen, en de huid met de saus bevochtigen. Het beste is, de schapen vooraf te scheren, kan dit echter, zoo als bijv. in den winter, niet, dan zorge men dat de dikke wol het aanraken der huid door de saus niet belette, terwijl men daarbij op-merke, dat bij deze schapen door het minder snel opdroo-gen, de saus veel langer op de huid inwerkt. De hevigst aangedane dieren neemt men gewoonlijk het eerst onder be-handeling, daarna de minder lijdende en eindelijk de slechts
|
||
|
||
|
||
12
verdachte. — Het bad moet op den 7. en den 14, dag na de eerste wassching worden herhaald, waartoe de saus op nieuw moet worden bereid. In die tasschen dagen geeft men naauwkeurig acht, welke schapen zieh op nieuw wrijven en krabben en deze moeten telkens op de jeukende plaatsen, met een afzonderlijk gehouden gedeelte van de saus op de aangedane plaatsea worden bevochtigd. Het is daarbij tevens zaak, om tusschen de baden in telkens de huid te onder-zoeken, ten einde te zien of er nog levende mijten rond-loopen, of hier of daar aanwezig zijn. Men zorge dat kort na het bad de schapen geen regenbui treffe, omdat daar-door de werkzaamheid van de saus zeer wordt verminderd en een 4* en zelfs 5raquo; bad, met tusschenpoozen van 8 dagen, noodzakelijk kan worden gemaakt, waardoor meer-dere kosten en moeite ontstaan. Droog, warm weder is het gunstigste voor de werking van het bad. Worden de ongeschorene schapen in den winter aan de behandeling onderworpen, — dat zelfs bij dragtige schapen en zuig-lammeren zonder na deel kan geschieden, — dan moet het vocht door warm water laauw worden gemaakt en de schapen na het bad dadelijk in den stal worden gebragt, geenszins naar buiten in de vrije lucht. — Wendt men dit bad met zorgvuldigheid aan, en ziet men de schapen in de dagen tusschen de baden naauwkeurig na, dan kan men met veel zekerheid eene grondige en volkomene genezing voor-spellen. Men zorge daarbij echter steeds, dat geen enkel dier der kudde, onder het voorwendsel dat het niet besmet is, van deze behandeling worde uitgeslooten, om dit later weder bij de behandelde en herstelden te laten loopen. Evenzoo zijn de stallen, de horden, ruiren, voederbakken, enz. naauwkeurig te zuiveren, vddr men de schapen daarmede weder in aanraking brengt, omdat aan deze en andere zaraquo;
|
||
|
||
^m^m
|
||
|
||
13J
ken, waarmede de schurftige schapen in aanraking zijn ge-weest, gemakkelijk zieh mijten kunnen geheoht hebben en daardoor de kudde op nieuw worden aangestoken of besmet. De huid (het vel) der behandelde dieren wordt door de prikkelende werking der vloeistof hooger rood gekleurd en de wol groeit daarna in het oogloopend snel. Kan men geene schurftmijten na dezc behaudeling bespeuren, en blijkt de genezing volkomen te zijn, dan is het evenwel nogzaak de schapen gedurende eenigen tijd, 4 ä 5 weken, van de anderen afgezonderd te houden en naauwkeurig gade te slaan of de ziekte ook soms nog bij enkelen is ontstaan of aan-wezig is.
Mögt het geheel indompelen onnoodig worden geacht, hetzij van elk schaap of van de geheele kudde, zoowel om dat de koude, de winter, dit verhindert, als omdat slechts enkele stukken der kudde zijn aangedaan en deze dan nog sleehts hier en daar, dan kan deze loog van Walz, waar-van men dan slechts eene geringe hoeveelheid bereidt, ook dienen om de aangedaae plaatsen mede te betten of te be-vochtigen, hetzij ter herstelling, hetzij in afwachting van beter en geschikter weder om de indompeling te bewerkstelligen , en alzoo te zorgen, dat de ziekte zieh vooraf niet te zeer in de kudde of op de enkele voorwerpen uitbreidt. De schürft meer in den herfst en den winter, zoo als reeds gezegd is, dan in andere saisoenen voorkomende, wordt hare genezing niet zelden bemoeijelijkt door gebrek aan goede weide en voedsel. Is de ziekte onder de geheele kudde verspreid, dan is het voor den eigenaar hoogst bezwaarlijk de schapen onder deze omstandigheden te behouden. De dieren worden dan meestal geslagt of verkocht, zoo als van zelf spreekt tot schade van den eigenaar. Daarom is het zaak door een goedkoop en zeker werkend geneesmiddel,
|
||
|
||
|
||
14
|
||
|
||
zoo als de loog van Walz en de beide volgende, de dieren te trachten te genezen,
Een ander middel, dat hier te lande veelvuldig ter gene-zing van de schürft der sehapen wordt gebniikt is de zoo-genaamde carottv-saus, ook wel carotte zweet, spinnat of spinwater genoemd, en dat met andere bestanddeelen ver-mengd, te houden is voor een uittreksel van tabak. Het is donker-bruin, bijna zwart en heeft de dikte van gewone dünne stroop, Bij het gebruik of de aanwending herinnere men zieh, dat het geenszins, even als de loog van Walz, geschikt is om als indompelingsmiddel te dienen, maar alleen om hier en daar plaatselijk te worden aangewend. Het kan niet gebruikt worden om de geheele huid er mede te bevochtigen, of zelfs een groot gedeelte er van, wijl de ondervinding leert dat het alsdan plotseling als vergift werkt, hetwelk aan zijn groot gehalte aan nicotine, dat hoogst vergiftig bestanddeel van den tabak, moet worden toegeschreven. Ik ken meerdere voorbeeldeu, waarbij door de aanwending dezer saus op eene te groote huidoppervlakte van het schaap vergiftigingstoevallen en de dood volgden. Ook bij andere huisdieren, vooral bij den bond, nam men dit waar. Bij de aanwending van deze saus houde men dit steeds in het oog. De wijze waarop het overigens wordt aangewend, is ongeveer de volgende : op de door schürft aangedane huidplaatsen Scheldt men de wol van elkander; met de rug van een mes, of een houtje wrijft men de korsten los, zoodat de huid zieh raauw voordoet. Die plaats wordt met de saus bevochtigd, door ze er op te gieten, of wel door die met een dotje van werk, vlas of een linuen lapje er op te brengen en in te wrijven. Ook de omtrek dezer plckken moet daarmede worden bevochtigd, om de daar soms aauwezige mijten te dooden. Het middel werkt uitstekend ,
|
||
|
||
|
||
lo
|
||
|
||
en meestal is eene enkcle bevochtiging voldoende om de mijten to dooden en das die plekken te doen herstellen. Even als bij bet slechts plaatselijk aanwenden van de loog van Walz, moeten de schapen dikwijls zorgvuldig worden onderzocht, ten einde te zien of zieh op andere plaatseu der huid ook op nieuw schurftige plekken hebben ontwikkeld, en deze onmiddelijk op dezelfde wijze worden behandeld en met de saus gebet. Somtnige beweeren, dat men de schapen, bij welke al de schurftige plekken naauwkeurig op deze wijze zijn gebet, gerust dadelijk daarna, zonder gevaar dat zij de ziekte zullen verbreideu, bij gezonden kan laten loopen; — eene meeniug, die wij geenszins kunnen omhelzen, omdat, al raoge het middel in staat zijn de mijten, die er mede in aanraking komen, onmiddelijk te dooden, de mijten die los tusschen de wol rondloopen, niet worden gedood, eh juist deze gaan het geraakkelijkste op andere dieren over. — In elk geval raden wij ten deze voorzigtigheid aan.
In den laatsten tijd is door onzen landgenoot A. Jor-r its ma te Bochum, een miidel tegen de schürft en het ongedierte bekend gemaakt, door hem Doccumenm genaamd, en dat voor 50 centen de kan, met inbegrip van kruik, vracht, manden, wordt afgeleverd. Wordt het ter ver-d'rijving van ongedierte aangewend, dan kan het met 3 deelen warm water worden vermengd. — Hoewel de zamen-stellende deelen van deze wassching tegen de schürft geheim worden gehouden door den uitvinder, weten wij dat het echter geen voor de gezondheid van het vee of voor den mensch schadelijk bestanddeel of vergift bevat, en het is daarom en omdat wij hier en daar van de gunstige uitwer-king van dit middel tegen schürft der schapen hebben hoo-ren gewagen, dat wij het ten zeersteten gebruike aanraden. Zoodanige voor de gezondheid beide van mensch en dler
|
||
|
||
|
||
16
onschadelijke middelon raoeten worden aangeprezcn, vooral wanneer ze daarenboven in prijs en deugdzaamheid met andere, die soms bij een onvoorzigtig gebruik nadeelig kunnen werken, zoo als met bet spinnat bet geval is, kunnoii wedijveren.
Volgens onze overtuiging zijn de opgenoemde 3 mengsels, en bepaaldelijk het eerste, wanneer bet geheele dier meet worden ingedompeld en dat door gebeel Duitschland wordt aangewend, de beste middelen, die wij kennen tegen deze voor den schapenhouder zoo nadeelige ziekte. — Wij weten wel, dat er behalve de opgenoemde nog eene menigte andere middelen bestaan, en ook bier en daar zelfs in ons land worden aangewend (*) tegen deze ziekte, alsmede dat men ook de carotte-saus heeft voorgeslagen nog sterker werkzaam te maken door er andere zakeu bij te voegen. Al die mengsels en bijvoegselen zijn ecbter boofdzakelijk hevig werkende vergiften, zoowel voor dieren als voor den mensch, en hebben door verzuim of veronachtzamiug reeds menig noodlottig gevolg gehad. Op de onachtzaamst mogelijke wijze wordt daarbij dikwijls met ontzettend groote hoeveel-heden rattenhruid en andere vergiften omgegaan, en het is te wenschen, dat de handel daarin en in andere vergiften
|
||
|
||
(*) Onder de voor de gezondheid weinig of niet scliadelijke middelen beeft men vroeger groote verwachting gekoesterd van de aanwending van zwavellever (hepar aulphuris) en gezwavelde kalk (sulplmretuni calcü) ook bij de schürft der schapen. In den vorm van baden, -wasschingen of zalven aangewend, herstellen zij inderdaad de schürft. Dan aan de toedicning van dit middel zijn moeijelijkheden verbonden, die de aanwending verbieden. Zij verft namelijk de wol geel, en deze kleur gaat door wasscben niet verloren, daarbij isdeze'wffl slechts bezwaarlijk teverwen, zij neemt moeijelijk eenige kleurstof aan, waarom de uit zulke wol vervaardigde stoEfen gevlekt zijn. Daarenboven lost dit middel het uit-wendig overtreksel der wol op, verbindt zieh met de vette massa van betmerg, maakt het hard, droog en gemakkelijk breekbaar. Zolke wol kan niet in den handel gebragt worden, omdat de fabrikanten ze niet willen. Nahet scheren aangewend, zijn zij minder nadeelig; -bij andere dieren, honden bijv,, werken ze zeer günstig. Eene oplossing van chUmrkalk (1 op 10 deelen water), waarin de mijteu in 14-23 minuten Kterven, maakt de wol bleek en hard. TerpentijnoUe lost het wolzweet op, maakt de vezel droog, doch ditberstelt zieh later spoedig, enz.
|
||
|
||
|
||
17
meer möge worden bepcrkt door wettelijke bepalingen; ook daarora, dat het meermalen gebleken is, dat het vlecsch van dieren met dat en andere middelen beliandeld, door den mensch gebruikt, soms hoogst nadeelig voor zijne gezondheid is. Wij mögen daarom niet medewerken tot eene meerdere aamvending er van. Tot deze met vergifl bedeelde middelen tegen de schürft der schapen behoort ook het sedert 1847 hier te lande in de dagbladen veelvuldig aangeprezen indompelingsmiddel van Thomas Bigg, te Landen, dat in de laatste dagen wederom meer ter sprake is gebragt, en voor de aamvending waarvan een bijzonder indompelingstoestel is bekend gemaakt (*). Die toestel schijnt doelmatig, doch is de prijs/'120:— wel watte hoog; maar het tniddel zelfs verdient geene aanbeveling wegens zijn groot gehalte aan rattenkruid, zoo als de onderzoekin-gen van de Provinciale Commissie van Geneesk. Onderzoek en Toevoorzigt te Groningen (f) en van anderen (*•) leeren, — waardoor het zelfs schadelijk op de banden en armen van hen die het in aanwending brengen, inwerkt. Wij waarschuwen alzoo, gelijk tegen de aanwending van elk middcl dat arsenicum (rattenkruid) bevat door den nieU geneeskundigen, den landman of herder ook ten zeerste tegen de aanwending van dit middel van Th, Bigg.
Men geeft een aantal middelen op, die in staat zouden zijn de dieren voor de schürft te behoeden. Niets van dat alles is waar. Koude, vochtige lucht, siechte verpleging, te weinig en bedorven voedsel, te heete, siecht geluchtte stallen, maken, zoo als wij reeds gezegd hebben, het lig-chaam voorbeschikt en zijn de dieren, daaronder levende, niet alleen vatbaarder voor de besmetting, maar ontwikkelen
1*1 Landb. four. No. 37, 1856.
(tl GroniDgcr cour. 1848, 17 ftlaart. - Repertorium, em. I. jaarg. bladz. 3fi0.
(•*) Landb. cour. 1856 No. 20 en meer anderen.
|
||
|
||
|
||
18
zieh bij hen bij voorkeur de mijten oorspronkelijk. Outtrek de schapen aan deze schadelijke invloeden en ge handelt voorbehoedend tegen de schürft.
Bij goed gevoede, krachtige dieren is de schürft over het algemeen gemakkelijker te genezen dan bij zulke, die onder tegenovergestelde verhoudingen leven. Men heeft in den laatsten tijd in Prankrijk een aantal proeven genomen, vvaar-uit zou blijken, dat deze krachtige, sterke schapen veel minder vatbaar zijn voor de schurftbesmetting dan anderen; alsmede dat bij de eerste de overgebragte mijten in den tijd van 3—24 dagen sterven en de schürft das van zelf genas. Toen men deze zelfde schapen mager en zwak had gemaakt, vermenigvuldigde de overgebragte mijten zieh buitengewoon, zoodat in 3—4 maanden bijna al de wol verloren ging. Wij hebben vroeger gezegd, dat de schürft niet van zelf genas wanneer ze in eene kudde is uitgebroken, dewijl dan steeds nieuwe besmetting plaats heeft. De ondervindiug leert echter, dat wanneer men het schaap afsondert, goed verzorgt en vooral krachtig voedt, de schürft soms zonder de aan-wending van geneesmiddelen, van zelf herstelt.
Ofschoon nu over het geheel krachtige schapen minder vatbaar zijn voor de besmetting dan magere, zwakke, leert echter de ondervinding, dat in eene kudde ook dikwijls de eerste, ja zelfs vette hamels evenzoo schurftig zijn als de laatste. Zijn de laatstbedoelde over het geheel moeijelijker te genezen, men wijte dit niet aan de schürft als zoodanig, want deze is dezelfde, maar aan het daarmede gepaard gaande gebrek aan bloed, waterzucht, krachteloosheid, enz.; terwijl het verder bekend is, dat bij zwakke dieren, of bij welke sora-mige werktuigen van hun ligehaam ziekelijk zijn, ongedierte of parasieten van elk soort zieh gemakkelijker en spoediger vermeerderen, dan in het omgekeerde geval.
|
||
|
||
|
||
19
|
||
|
||
Men heeft waargenomea, dat de schürft de schapen cm-vruchtbaar maakt en tot miskramen en venverpen van het jong (verlammen) aanleiding geeft; ook daardoor is de ziekte voor den eigenaar der kudde nadeelig.
Veelvuldige proeven hebben geleerd, dat de overplanting van de schaaps-schurft-mijt op den mensch niet geluktj dat de schürft van het schaap dus niet op den mensch overgaat. De mijten sterven, overgebragt zijnde op den mensch, nadat zij op de huid eenige prikkeling en roodheid hebben ver-oorzaakt, na verloop van 3—4 dagen.
De schaaps-schurft-ziekte behoort gerangschikt te worden onder de beamettelijke ziekten, dewijl daaraan lijdende schapeu met andere gezonde in aanraking gebragt, aan deze laatste de ziekte mededeelen. De smetstof is echter van een geheel anderen aard dan die van vele andere veeziekten (kwadedroes, miltvuur.longziekte); slechts door overdraging der mijten en bepaaldelijk van de zwangere moedermijten, of van de eijeren gaat ze op andere schapea over. Door dus slechts deze overdraging onmogelijk te maken, voorkomt men de besmetting; waartoe het verhinderen van aanraking van gezonde met zieken behoort, alsmede het soms uit kwaadwilligheid overplanten er van. Een streng stelsel van afzondering toegepast op de besmette kudde, is dus voldoende om verdere verspreidiug te voorkomen. Daar verder de sohurftige schapen steeds ge-negen zijn zieh aan voorwerpen van onderscheiden aard te schüren, blijft meestal een vlok wol, grooter of kleiner daaraan hangen. In die vlok kunnea nu mijten en eijeren van hen aanwezig zijn, waardoor de besmetting kan worden verbreid, wanneer gezonde schapen daarmede in aanraking komen; zelfskan de wind die vlok overbrengen. Menbrenge alzoo geene gezonde schapen op plaatsen, waar kort geleden eene besmette kudde heeft geloopen of gelegen. Ik zeg kort
|
||
|
||
|
||||
|
20
geleden : want de mijten, die zieh op deze wijze aan vreemde voorwerpen bevinden, of onder het loopen van het ligchaam afvallen, kunnen geeuszins gedurende langen tijd blijven bestaan. Bij droog en warm weder sterven de mijten, van het ligchaam genomen, spoediger (in 3 of4dagen), dan bij matige koude en vochtigheid. Proeven hebben geleerd, dat de mijten op de doode huid, aan wo!, enz. gehecht, onder gunstige omstandigheden, 15—20 dagen, volgens Prof. He-ring zelfa boven de 3 weken, bij konde in een toestand van verstijving, levendig blijven. De schürft kan alzoo 15—20 dagen, ja boven de 3 weken nadat op deze of gene wijze de mijten het ligchaam hebben verlaten, door aanra-king der voorwerpen waarop zij zieh bevinden, worden ver-breid op gezonden. Bij het behandelen van de huiden van schurftige schapen zij men hierop bedacht. — Zoo lang de schürft bestaat, dat is : zoo lang er levende mijten aanwezig zijn, heeft ze het vermögen om te besmetten; maar daaruit volgt niet, dat wanneer een gezond bij een schurftig schaap wordt gebragt, het eerste ook stellig in een bepaalden tijd moet besraet worden; dit hangt van vele toevallige omstandigheden af. Proeven hebben geleerd, dat soms het bij elkander zijn van eenige uren niet voldoende was daartoe. Blijven ze eenige dagen bij elkander, dan gaat de ziekte bijna zeker over. — Is het schaap besmet, dan breekt de ziekte niet dadelijk uit. Naauwkeurige proeven genomen om dit punt, dat voor de Vee-artsenijkundige politie en geregtelijke vee-artsenijkunde van gewigt is, op te helderen, hebben geleerd : dat tusschen den 10. en den 16. dag na de besmetting, de ziekte uitbreekt; nimmer duurd dit 21 dagen. — Wanneer dus de kudde 3 weken nadat' ze verkocht is vrij is van schürft, was ze dit waarschijnlijk ook op het oogenblik van den koop of verkoop. — Ik zeg
|
|
||
|
||||
|
||||
|
||||
21
waarscMjnlijk, want niettegenstaande al het aangevoerde, kan de ziekte zieh nog later openbaren, wanneer nl. de besmetting door de eijeren van de mijten geschied is. — De tijd, die de eijeren na gelegd te zijn noodig hebben voor dat zij openbreken en de jonge mijtjes er uit te voorschijn komen, is bij alle soorten van mijten nog niet naauwkeurig
|
||||
|
bepaald, en hangt cok van omstandigheden af; bij warm en droog weder komen ze er vroeger nil te voorschijn, dan
|
|||
bij koude. Waarnemingen hebben geleerd, dat zij niet na den 16'deg; dag, nadat ze gelegd zijn openbersten en de jongen geboren worden of er uit kruipen. Men begrijpt alzoo ge-makkelijk, dat door deze eijeren besmette schapen later de schürft kunnen verkrijgen dan zij, die door de mijten zelf zijn aangestoken.
Besmette schapen kunnen alzoo nadeel toebrengen aan onbesmette kudden, en in geval van koop en verkoop kunnen er verschillen rijzen daarover, of de schapen al of niet reeds vddr den verkoop door de schürft waren besmet, enz. enz, Het wetboek van Strafregt Ccode penal) voorziet in het eerste geval; Art. 459 daarvan luidt : nieder bonder of oppasser van dieren of van melk- of slagt-beesten, die verdacht zijn van aangedaan te zijn van besmettelijke ziekte, die niet dadelijk kennis daarvan zal gegeven hebben aan den maire (bnrgemeester) der gemeente, waar zij gevonden worden, en die zelfs vddr dat de maire op die kennisgeving geantwoord heeft, deze dieren of melk- of slagtbeesten niet opgesloten
|
||||
|
||||
|
houden zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis n zes dagen tot twee maanden, en eene geldboete van zestien t twee honderd franken.quot;
Art. 460. raquo;Desgelijks zullen gestraft worden met een
|
|||
|
||||
gevangenis van twee tot zes maanden ^ en eene geldboete van honderd tot vijf honderd franken, diegenen, die in
|
||||
|
||||
|
||
weerwil van het verbod der regering, hunne besmette dieren of beesten onder anderen aullen laten loopen.quot;
4ri. 461. ilu gevalle uitdit laten loopen onder andere beesten, eene besinotting onder ander ree ontstaan is, zul-len diegenen, die het verbod der regering overtreden zullen hebben, gestraft worden met eene gevangenis van twee tot vijf jaren, en eene geldboete van honderd tot duizend franken. Alles onverminderd de uitvoering der wetten en ver-ordeningen betreffende de veeziekten, en de oplegging der straffen daarbij geraeld.quot;
Men ziet dat deze wetten ook op andere besmettelijke veeziekten toepassing hebben (*). — In de gevallen van geschillen bij koop en verkoop voorziet het Burgeflijk Wetboek, III Boek, V Titel, 2laquo; en 3. Afdeeling, enz.
Eindelijk ten slotte nog een woord over het vleesch van geslagte schurftige schapen. Gelijk over geheel Duitschland is het slagten van schapen aan de schürft lijdende ook bij ons niet verboden. Bij vette hamels, bij zeer kleine kudden, bij gebrek aan eene goed afgezonderde weide, of het ontbre-ken van wintervoeder is dit afslagten dikwijls voordeeliger dan de genezing, Aan het vleesch dezer dieren is niets bijzonders op te merken, en het is gebleken voor den mensch ouschadelijk te zijn. Zijn de dieren zeer vermagerd en ten onder gekomen, of nog tevens aan andere ziekten lijdende, dan meet het gebruik door den mensch daarvan worden afgeraden, gelijk ook dan wanneer de dieren met schurft-middelen, waarin rattenkruid of kwikmiddelen of andere vergiften aanwezig waren, zijn behandeld; immers het is bekend, dat het vleesch van dieren die in- of uitwendig met
(•) Het geregtshof in Noord-Soltand heeft op den 17 September 1849 een landman veroor' deeld in acht gulden boete en zea dagen gevangonisatraf, omdat bij het rotkreupel onder zijne schapen had en daarvan geene kennis had gegeven aan den Burgemeester der plants waar de schapen zieh bcvoodeu, dewijl deze ziekte voor .andere schapen besmettelijk is.
|
||
|
||
|
|||
23
|
|||
|
|||
vergiften zijn behandeld, voor de gezondheid van den mensch zeer nadeelig kan zijn. Het ware tewenschen, dat hieromtrent bijzondere wettelijke bepalingen bestünden. De Artt. 1B40— 1545 van het aangehaalde BurgerUjk Wetboek schijnen mij toe daarop zeer goed van toepassing te zijn. — Op grond van het bovenvermelde zij men met de vellen en wol van de geslagte schapen voorzigtig, opdat deze de ziekte niet ver-spreiden. Op een afgezouderde plaats drooge men ze of geve ze dadelijk aan den looijer.
|
|||
|
|||
UtrecM 4 Dec. 1856.
|
|||
|
|||
.•
|
t
|
||
|
|||
|
||
|
||
|
||
|
||