SPECIMEN CHEMICUM
de
CONJI^CTIOMBIIS CHEIICIS lETALLORÜM,
QÜOD,
annüente summo numine,
ex auctoritate rectoris magnifici
PETRI JOHANNIS ISAÄCI DE FREMERY,
MATH. MAG. PHll. NAT. MED. ET AHT. OBST. DOCT. ET PEOF.,
nec non
AMPLISSIMI SENAÏUS ACADEMICI CONSENSU
et
xoBiLissiMAE FACÜLTATIS MATHESEOS et
PHILOSOPHIAE NATURALIS DECRETO,
sumjiisoue is
matiiesi et philosophia natueali honoribus ac privii-egiis ,
IN ACADE.1HA UHENO-TRAJECTINA ,
rlik ac legitime conseqbendis,
ekuditorum examini submittit
JANUS HENRICUS CE00CKEW1Ï, Henr. Fil.
amstelodamensis.
ad diem xxiv m. junii cioiocccxlviii , hora ii.
——
AMSTELODAMI,
APUD C. G. VAN DER POST.
CI3IDCCCXLVIII.
typls b. bakëi 8.
'V.V
VERHANDELING
SCHEIKUNDIGE METAALVERBINDINGEN.
-ocr page 4-«
.^feo/liuWioaavJMiÄt
(.
over
SCHEIKUNDIGE METAALVEllBINDIMEN,
ter verkrijging
VAN DEN GBAAD VAN
DOCTOR m DE WIS- EN NATUURKUNDE
UTRECHTSCHB H OOGES C H O O L.
J. H. CROOCKEWIT, Hz.
AMSTERDAM,
C. G. van der POST.
1848.
-ocr page 6- -ocr page 7-I N H 0 ü I).
Bladi.
inleiding....................
8.
............................
zilver-amalgama..................
14.
zuivere kristallen...........
meer kwik bevattende kristallen......
zilver-amalgama, dook uitpeksing der laatst
genoemde kristallen verkregen, oe onmid-
. . 21.
dellijk bereid...........
.... 25.
...........................
. . . . a9.
tin-amalgama.............
33
...............................
zink-amalgama..................
. 39.
..............................
.................................
smeltpunten der amalgama's............
densiteit der amalgama's.............
verbindingen van koper en tin.........-68.
verbindingen van koper en zink..........88.
-ocr page 8- -ocr page 9-Eerst in de laatstverloopene jaren zijn de atoom- en
aequivalent-gewigten der enkelvoudige ligchamen bepaald
geworden; voor het eene ligchaam heeft men deze, voor
een ander gene verbinding hiertoe aan het onderzoek on-
derworpen , naarmate en de bereiding en het voorko-
men der verbinding, en hare geschiktheid voor de ana-
lyse, dezelve boven eene andere deden verkiezen. De
behoefte aan de kennis dezer getallen, noopte de schei-
kundigen reeds, toen de wetenschap nog in haar eer-
ste tijdperk verkeerde, hieromtrent onderzoekingen in
het werk te stellen. Zij begrepen, dat de scheikunde
naauwelijks aanspraak op den naam van wetenschap kon
maken, wanneer er niet een verband bestond, maar
vooral ook dit verband niet gekend werd, tusschen de
onderscheidene verbindingen, die de ligchamen met
elkander kunnen aangaan. Wie kan dit verband opmer-
ken uit de procentische zamenstelling van zwavelzuur en
1
-ocr page 10-zwavelig zuur, van loodoXyde en loodoxydul, van zoo-
vele andere ligchamen? En toch, hoe eenvoudig en
kenmerkend zijn de formulen dier ligchamen, wanneer
men hunne atomistische zamenstelling beschouwt.
Latere scheikundigen, toegelicht door de vorderin-
gen, die de wetenschap gemaakt heeft, hebben thans
de atoom-gewigten voor de ligchamen bepaald met eene
(') » Ein wichtiger Fortschritt in der kenntnisz von den quanti-
tativen MischungsverhäUnissen zusammengesetzter Körper, ist der
Chemie durch die Entdeckung zu Theil geworden, dasz die Che-
mische Verbindung sehr vieler Stoffe mit einander nicht in einem,
sondern in mehren bestimmten Verhältnissen erfolgt, so dass die
Bestimmtheit der Art eines zusammengesetzten Körpers sich nicht
blosz in einem, sondern in mehreren Verhältnissen derselben
Stoffe, aus denen er zusammengesetzt ist, zu erkennen giebt, und
dasz auch diese Verhältnisse wieder in bestimmter und
einfacher Beziehung zu einander stehen. Diese wichtige
Erweiterung in der Kenntnisz der Verbindungsverhältnisse der Kör-
per ist es besonders, welche die Atomenlehre in Anspruch nimmt.quot;
Karsten, Philosophie der Chemie, S. 194.
» Es ist der Atomenlehre nicht genügend, die Mischungsverhält-
nisse eines zusammengesetzten Körpers zu kennen, sondern sie
will, indem sie aus einer ihr bekannt gewordenen procentualischen
Zusammensetzung des Körpers die den Mischungsgewichten gleich-
gesetzten Atomengewichte berechnet, zugleich die Zahl der Atome
eines jeden BestanJtheils erfahren, welche sich in dem zusammen-
gesetzten Atom befinden.quot;
Ibid. S. 199.
-ocr page 11-naauwkeurigheid, die voor de meeslen geenen twij-
fel meer overlaat: en het nut, van de hypothese van
Pkoüt, als zouden de atoomgewigten der verschillende
ligchamen, alle veelvouden van het atoomgewigt van
het hydrogenium (gelijk 6.25 genomen) zijn, is alleen
daarin te zoeken, dat dezelve zoovele onderzoekingen
omtrent dit belangrijke onderwerp heeft uitgelokt;
want de uitkomsten hebben de gemaakte onderstelling
tegengesproken.
Zoo kennen wij nu ontelbare verbindingen in het an-
organische en organische rijk, zoowel naar hare pro-
centische als atomistische zamenstelling; wij kennen van
de meeste metalen hunne verbindingen met zuurstof,
chlorium , bromium, iodium, phosphorus en zwavel;
van de meeste oxyden met de verschillende zuren; van
zoovele zouten met'elkander tot dubbelzouten enz., om
bij de onbewerktuigde ligchamen te blijven. Of de me-
talen zich echter onderling in eene scheikundige en dus
ook atomistische verhouding verbinden, hieromtrent ver-
keert de wetenschap zoo niet in het onzekere, ten
minste zij bevindt zich nog voor eenen ongebaanden
weg C^). De natuur levert ons een enkel voorbeeld op
» La chimie des alliages est encore bien imparfaite. Plu-
sieurs d'entre eux n'ont encore jamais été examinés, et les pro-
portions variables de presque tous, sont encore incornues. Les
alliages des métaux sont beaucoup mieux connues des artistes et
1 «
-ocr page 12-van bepaalde vereenigingen van metalen, doch slechts
zeer weinige, bij welke geen metalloïde voorkomt. Wan-
neer de vermelding en de analyses dezer mineralen ons
eenig licht kunnen aanbrengen, zullen wij ze ter ge-
schikter plaatse vermelden.
Bebzelids heeft reeds voor vele jaren, toen hij zijn
Lehrbuch der Chemie het eerst in het licht gaf,
ondersteld, dat vele metalen zich in eene chemische ver-
houding verbinden, en dat in de gewone alliages, deze
verbindingen in een' overvloed van een der aanwezige
metalen opgelost zijn (s). Konde men deze verbindin-
gen van de mengsels waarin zij opgelost zijn, scheiden,
tallooze onderzoekingen, rijk aan belangrijke uitkom-
sten, zouden voor de hand liggen, want het onmid-
dellijk daarstellen dezer verbindingen, door bijv. de in
atoomverhouding afgewogene metalen bij elkander te
des manufacturiers, que des chimistes: mais un travail suivi sur
ces mélanges, contribuerait essentiellement sans-doute au perfec-
tionnement de quelques unes des branches les plus importantes de
l'industrie humaine.quot;
Thompson, Système de chimie par Riffadlt, Torn. I. pag. 308.
Dit werd in het jaar 1809 ter neder geschreven ; de wetenschap
is sedert weinig in dit punt gevorderd.
» .... si l'on peut en apparence former les alliages en tou-
tes proportions, c'est qu'ils sont généralement solubles les uns
dans les autres, ainsi que dans les métaux eux-mêmes.quot;
Domas, Chimie, Tom. II. pag. 55.
-ocr page 13-smelten, kan nimmer juiste uitkomsten geven; bij de
temperatuur loch, waarop de metalen smelten, wordt
steeds een gedeelte der eene of andere stof geoxydeerd
of vervlugtigd; naarmate de smelting langer duurt zal
dit verlies ook grooter zijn
Van dit oogpunt uitgaande, zijn nog nimmer, voor
zooverre ons bekend is, analyses of onderzoekingen om-
trent alliages ondernomen, behalve van de kristalliseerbare
verbinding van kwik en zilver, en eenige weinige ande-
ren. Wij hebben dus aangevangen met die verbindin-
gen , welke door kristallisatie uit een vloeibaar metaal
zich afeonderen, om verder, door het gevondene toe-
gelicht, onze onderzoekingen tot andere metaalverbin-
(■») Je ferai seulement remarquer, que j'ai dû analyser chimi-
quement tous les alliages, quoique j'eusse pour la plupart combiné
les métaux dans les rapports de leurs poids atomiques, ou des
multiples les plus simples de ces poids. Mais l'inégale oxydation,
ou la vaporisation partielle d'un constituant avait souvent et con-
sidérablement altéré ces rapports.quot;
Wertheim, De l'élasticité et la ténacité des alliages,
Compt. Rend. Tome XVI. pag. 998.
• Kopp deelt eenige proeven hierover mede ; hij heeft het meng-
sel geanalyseerd, dat hij verkregen had, door afgewogene hoeveel-
heden lood en tin bij elkander te smelten, en vindt belangrijke
verschillen.quot;
Hermann Kopp, Ueber die Modification der mittlem
Eigenschaft, S. 77 und folg.
diugcn uit te strekken. Dat wij slechts een klein ge-
deelte van al hetgeen hierin te doen is, behandeld
hebben, ligt in den aard der zaak, en voor een ge-
deelte in het doel, waarmede het volgende geschreven
is; maar nu de weg mij door mijnen hooggeachten
leermeester, den Hooggeleerden Heer G. J. Mdlder
voorgeschreven is, zal het mij gemakkelijker zijn, de
begonnen onderzoekingen nader te vervolgen.
De verbindingen van eenige metalen met kwikzilver,
kristalliseren uit eene oplossing in genoemde vloeistof:
door die kristallen van aanhangend kwik te bevrijden,
verkreeg men amalgama's, die door de analyses bleken
aan de vereischten der onderstellingen te voldoen. Op
de gevondene zamenstellingen werden formules toege-
past, eenige physische eigenschappen, zoo als smelt-
punt en specifiek gewigt van dezelve bepaald, en ge-
tracht, deze in eenig verband met die zamenstelling
te brengen; zoo toetste en onderzocht men den aard
der verbinding. Verder hebben wij het gevondene op
eenige alliagesi van koper, tin, lood enz. toegepast,
andere en weder meer zamengestelde (van drie meta-
len) tot nadere onderzoekingen uitstellende.
Of het behandelde een dadelijk praktisch nut zal
hebben, beweeren wij niet, maar houden toch vol,
dat hoe uitgebreider onze kennis aan de ligchamen,
die onze aarde ons oplevert, wordt, des te meer voor-
uitgang iu de toepassing te verwachten is (s). Men kan
zich dus niet verwonderen, dat van alles wat uit een
praktisch oogpunt over alliages in zoovele scheikundige
en technologische werken opgeteekend is, niets vermeld
wordt, als zijnde meerendeels onscheikundig en voor
ons doel volstrekt niet bruikbaar. Eerst dan is er
grooter vooruitgang in de praktijk te verwachten, wan-
neer de theorie rekenschap zal kunnen geven van alle
verschijnselen, die in het dagelijksche leven opgemerkt
worden.
(5) Noot 2 , tweede gedeeUe.
-ocr page 16-GOUO-AHALG AiUA.
Het goud, tot de bereiding van deze verbinding
gebezigd, was voor een deel door sulf. prot. ferri
nedergeploft uit eene oplossing van onrein goud in
koningswater, nadat deze door praecipitering met wa-
ter en affiltrering van chloorzilver was gereinigd: deels
■
het dusgenaamde cornetten-goud, dat door de essayeurs
na een goud-essay als zuiver goud wordt gewogen. Bij
kleine gedeelten werd dit goud in tot ruim 120° ver-
warmd kwik gedompeld, en werd na eenigen tijd ge-
heel opgelost; dit geschiedt echter niet zoo spoedig,
als men uit de snelheid, waarmede het kwikzilver
goud aantast, zoude opmaken. Plotseling toch is de
verbinding aan de oppervlakte der zeer dun geplette
plaatjes tot stand gekomen, maar dan schijnt er eeni-
gen tijd noodig, voordat het kwik die verbinding kan
oplossen, of wel eene daaronder gelegene laag kan
amalgameren. De oplossing bekoelende scheen helder
te blijven, maar met een ijzeren staafje in dezelve
roerende, kon men een kristallyn praecipitaat telkens
tegen de kanten van het porceleinen vat aandrukken,
zoo als ook bij andere amalgama's is opgemerkt. Dit
nederslag werd afgezonderd door uitpersing in zeem-
leder, en eindelijk door de handpers zooveel mogelijk
van de laatste sporen van vrij kwikzilver bevrijd. Het
amalgama is helderwit, paarlglanzend, hard, met eene
fijne kristallyne breuk. Foürcroy geeft op, dat het
soms donker-, soms licht geel gekleurd is (i).
1.9838 gr. werden afgewogen, en in een porcelei-
nen kroesje verwarmd, om het kwikzilver te verja-
gen , en het goud als metaal terug te houden; maar
hoe voorzigtig de warmte ook aangebragt werd, men
kon het spatten niet voorkomen; de kwikdampen liet
men tevens behoedzaam tegen een koud porceleinen
plaatje sublimeren, tot er zich eenige bolletjes vorm-
den, waaronder zich dus geene spatjes amalgama kon-
den bevinden; bij verdamping echter liet elk dezer
bolletjes een metaalglanzend vlakje achter. Het goud
is dus onder deze omstandigheden een weinig vlugtig
(') fobrcrov, Système des connaissances chimiques; To-
me VI. pag. 366,
geworden, en de proef, die 0.5320 gr. goud of
27.32°/„ terugliet, moet te laag zijn uitgevallen.
3,4800 gr. verloren in gedestilleerd water, bij
temperatuur, aan gewigt 0.2320 gr,; de densiteit van
dit amalgama is dus 15.000.
Bij onderscheidene proeven, tot bepaling van het
specifiek gewigt, ook van andere amalgama's, hebben
wij den arëometer van Nicholson gebruikt, doch de
uitkomsten liepen te veel uit elkander, dan dat wij er
ons vertrouwen aan konden schenken. Daarom hebben
wij niet ééne proef, hierdoor verkregen, vermeld;
het werktuig, uitmuntend in zijne soort en voor vele
proeven hoe verkieslijk ook, voor ons doel niet ge-
voelig genoeg oordeelende. Ik heb dus voor deze be-
palingen gebruik gemaakt van flesclijes, die tot stop
een fijn ingeslepen buisje hadden, en welke tleschjes
eerst met water alleen, daarna met de afgewogene
hoeveelheid amalgama en water gevuld, gewogen wer-
den. Hieruit is het verschil tusschen het gewigt der
stof in de lucht en in gedestilleerd water bekend;
waar soms kleine verschillen in uitkomsten zijn, die
kan men toeschrijven aan luchtbelletjes, welke hard-
nekkig aan de stotfen bleven kleven, schoon men alles
in het werk stelde, om die zooveel mogelijk te ver-
wijderennbsp;De temperatuur bij de verschillende
Het verschil, dat door deze luchtblaasjes dikwijls in de
-ocr page 19-Avaarneiningen is over het algemeen zoo weinig veran-
derd, dat men eene correctie voor dezelve binnen de
grenzen der proef rekende, en dus overbodig heeft
geacht.
Van eeoe tweede bereiding werden 1.4219 gr.
amalgama in verdimd salpeterzuur, dat geheel vrij van
zeezoutzuur was, goed uitgekookt, en het overblijvende
goud afgespoeld, gedroogd, gegloeid en gewogen; er
bleven 0.43345 gr. goud of 30.48°/„ terug.
1.95755 gr. amalgama als voren behandeld, gaven
0.60795 goud of 31.05°y„.
4.2558 gr. verloren bij 91° aan gewigt in water
0.2879 gr., dat voor de densiteit 14.782 geeft.
Dat het specifiek gewigt dezer tweede bereiding bijna
0.3 lager was dan dat der eerste, en men opgemerkt
had, dat het aan luchtbellen toe te schrijven verschil juist
aan den anderen kant lag, deed het vermoeden ontstaan,
of al het kwik wel goed afgezonderd was. Dezelfde stof
werd dus nog eenmaal geperst en de analyse herhaald.
1.3954 gr. dezer stof Heten aan goud terug 0.45525
gr., dus bevat de verbinding 32.637„ goud.
proeven kan teweeg gebragt worden, is aanmerkelijk, en onder
anderen in het oog vallende in » de ontleding van eenige ko-
persoorten,quot; door mijnen vriend H. Onnen , Ofiicier der Ar-
tillerie. Scheikundige Onderzoekingen, gedaan in hel
Laboratorium te Utrecht, Deel IV, pag. 566.
4.9412 gr. verloren bij 10° iii water aau gewigt
0.3206 gr., dus is de densiteit gelijk 15.412.
Deze 4.9412 gr. lieten aan goud terug 1.5901 gr.
of 32.181 goud.
De doorgeperste vloeistof werd ook op goud onder-
zocht; 4.6650 gr. lieten 0.0046 gr. goud of 0.10%
terug.
Het is blijkbaar, dat het laatst onderzochte amal-
gama als het zuiverste, als het minst (misschien geen)
vrij kwikzilver bevattende, te beschouwen is. De
formule AuriHyd^, voor het atoomgewigt van het
goud 2456.72 (Berzelios) , van het kwikzilver 1250.9
(Erdmann en Marchand) aannemende, geeft 32.75%
goud, waarmede onze verbinding geheel overeen-
komt.
Dat het overvloedige kwik nog eenig goud bevat,
willen wij toeschrijven aan de waarschijnlijkheid, dat
een weinig amalgama opgelost is gebleven; geene for-
mule toch kan hier de waarheid voorstellen.
Thompson maakt melding van een goud-amalgama,
dat 2 deelen goud en 1 deel kwikzilver, of 66.66°/o
goud zoude bevatten: wanneer dit eene fout in de
opgave is, en 2 deelen kwik op 1 deel goud moest
beteekenen, zoude het met onze analyse benaderend
overeenkomen.
Ook Dcmas, Chimie, Tome Hl. pag. 710, geeft
dezelfde zamenstelling op, maar vermeldt niet, het zelf
onderzocht te hebben.
Uit het bovenstaande volgt dus, dat door goud in
kwik op te lossen en te doen bekoelen, er een amal-
gama kristallyn uit wordt afgescheiden, hetwelk be-
»
staat uit:
Gevonden.nbsp;At. Betekend.
Goud . . . 32.63 32.18 1 32.75
Kwik . . . 67.37 67.82 4 67.25
z IL V E B-A MAL« AM A.
I. zdivere kristallen.
4 ä 5 gr. gekristalliseerde nitras argenti werd in
I2 liter gedistilleerd water opgelost, en in een cylin-
dervormig glazen vat, in welks midden een bolletje
kwik van 5 ä 6 gr. zich bevond, ter kristalschieting
weggezet. Na 8 dagen had een mat metaal bodempje
het kwikbolletje vervangen, uit welks midden en kan-
ten lange, fijne, glanzende zuilvormige naaldjes opge-
schoten waren; sommige dier kristallen hadden aan
hunne uiteinden dunne metaalglanzige plaatjes beves-
tigd. De minder schoon gekristalliseerde bodem werd
van de kristallen afgezonderd, alles goed afgespoeld
en op 100» gedroogd. De zamenstelling dier verbin-
dingen werd óf door gloeijing, óf op den natten weg
(door praecipitering en weging van het chloorzilver)
bepaald. Bij de eerste dezer behandelingen kon men
niet bemerken, dat de stoffen spatteden, of dat er
zilver vlugtig werd ; integendeel, men verkrijgt immer
iets meer zilver dan door den natten weg bepaald
wordt, omdat niet al het kwik bij de gloeijing ver-
dampt ; in den handel toch komen zilverbaren voor,
bij Avelke omdat zij baren zijn, het metaal in ge-
smolten staat heeft verkeerd, die dikwijls nog merk-
bare sporen van kwikzilver bevatten
Aan den anderen kant mist het chloorzilver, uit
eene door lang koken alleen nitr. deutox. hydrarg. en
nitr. arg. bevattende oplossing, de bijzondere eigen-
schap om, aan het zonnelicht blootgesteld zijnde, zwart
te worden. Men kan dit daaraan toeschrijven, dat het
chloorzilver, gepraecipiteerd wordende, eene kleine hoe-
veelheid oplosbaar deut. chlor, hyd. met zich voert,
waardoor men ook bij dergelijke omstandigheden een
weinig te veel zilver in rekening brengt Zoo groot
(■) quot;» Quoique 1'actiori du feu sépare le mercure de l'amalgame
d'argent, comme on le voit dans le traitement de quelques mines
d'argent, les dernières portions de ce métal volatil sont très dif-
ficiles à obtenir, et il semble que le mercure est un peu' fixé
par l'argent.quot;
Fodrcroi', Des conn. chim. Tom. VI. pag. 317.
CHAtDET heeft deze mindere kleursverandering het eerst waar-
genomen bij de behandeling van kwikzilverhoudende zilveralliages,
in het jaar 1835.nbsp;. i
Zie Chaddet, l'Art de l'Essayeur, laatste pagina.
-ocr page 24-zijn evenwel de verschillen niet, die hierdoor te weeg
kunnen gebragt worden, dat zij op onze proeven eenen
belangrijken invloed zouden kunnen hebben, die, schoon
met de uiterste zorg genomen, uit den aard der be-
reidingswijzen van de stoffen , kleine verschillen moe-
ten opleveren.
d'Arcet schrijft evenwel nog in 1836 : » la présence du cuivre,
du plomh, ou de tout autre métal, dans la dissolution de l'ar-
gent, n'influe pas d'une manière sensible sur la quantité de sel
marin nécessaire pour le précipiter, c'est-à-dire que la même
quantité d'argent, pur ou allié, exige pour sa précipitation une
quantité constante de dissolution de sel marin.quot;
d'Arcet, Manuel complet de l'Essayeur, aug-
mentée par Vehgnaud , pag. 146.
De Heer van Sbtten, Essayeur aan 's Rijks Munt, heeft voor
een paar jaren hieromtrent eenige proeven genomen; 0.003 gr.
kwik bij 0.945 gr. zilver opgelost zijnde, praecipiteerden volkomen
mede. Het is niet waarschijnlijk, dat de grens hier verre van af
ligt, schoon door directe proeven hieromtrent niets bewezen is.
Gemelde proeven vindt men in A. van Beek, Over het Essay
op den natten weg, van kwikzilverhoudende zilver-
alliages, bl. 4—8.
Wanneer men de omstandigheid in aanmerking neemt, hoe be-
zwaarlijk het is, om kwikzilver in salpeterzuur geheel te deutoxy-
deren, zoo zoude men het waargenomene met meer waarschijnlijk-
heid aan de vorming van calomel (Cl^Hyd^) kunnen toeschrijven ;
maar de proeven van van Setten spreken dit indirect tegen. Men
kan toch niet onderstellen, dat bij deze steeds eenig protoxijde zou
overgebleven zijn. De zaak is echter nog niet verklaard.
De slecht gekristalliseerde massa woog 0.8944 gr.
en liet na gloeijing terug 0.2260 gr. zilver of 25.277„.
0.3868 gr. zuivere kristallen gaven na gloeijing 0.0996
gr. zilver of 25,757„. gloeijing smolten de kristal-
len niet. 2.051 gr. dezer laatsten werden in salpeter-
zuur opgelost, goed verwarmd en de vloeistof bekoeld
zijnde door keukenzout gepraecipiteerd; het chloor-
zilver, op vooraf door slap salpeterzuur uitgetrokkene
en gelijk gewogene fdtra verzameld zijnde, werden deze
goed uitgespoeld en gedroogd op 100% totdat zij niet
meer aan gewigt verloren. Men bekwam aldus 0.6720
gr. chloorzilver, bevattende 0.5058 gr. zilver of24.66°/o.
0.1425 gr. derzelfde kristallen gelijk behandeld, ga-
ven 0.0474 gr. chloorzilver of 0.03568 gr. zilver, dat
is 25.03%.
Bij eene volgende bereiding in evenredigheid meer
kwikzilver dan boven genomen hebbende, bevonden wij
ook, dat de kristallen zelve meer kwikzilver bevatte-
den, zoo als uit de daarop ingestelde, straks volgende
analyses, blijken zal. Bij eene tweede bereiding dus van
den zoogenaamden arbor Dianae, vermeed men deze
onzekerheid, door in verhouding de helft minder kwik
dan bij de eerste bereiding gebezigd was, te gebruiken.
De kristallen schoten langzamer aan, daar ook de vloei-
stof wat meer verdund genomen was; zij waren langer
en dikker, doch hadden overigens hetzelfde voorkomen.
2
-ocr page 26-0.8034 gr. (lezer kristallen lieten bij gloeijing 0.2241 gr.
zilver terug of 27,89quot;'/„.
1.0289 gr. verloren bij 4° temperatuur in water aan
gewigt 0.0822 gr.; de densiteit is dus 12.517.
Deze 1.0289 gr. gaven 0.37465 gr. chloorzilver of
0.2820 gr. zilver, gelijk 27.405%.
Er waren in het laboratorium der Utrcchtsche Hoo-
geschool, waar het mij vergund is geworden alle ver-
melde proeven te nemen, schoone kristallen van eenen
vroeger bereiden arbor Dianae voorhanden.
0.7347 gr. van deze stof lieten bij gloeijing over
0.20175 gr. zilver, of bevatten 27.46°/„.
De formule ArgiHyds stelt 26.44''/„ zilver voor,
wanneer men voor het atoomgewigt van het zilver
1349.01 met Makignac aanneemt.
Dat deze twee, op verschillende tijden door verschil-
lende menschen bereide verbindingen juist dezelfde
zamensteUing hebben, mag ons doen besluiten, dat
zij de eenvoudigste, de standvastigste verbinding van
zilver met kwikzilver voorstellen en de eerst geana-
liseerde kristallen doen beschouwen, als eene verbin-
ding van deze kristallen met zuiver kwik, of wel met
meer kwikhoudende kristallen. De formule toch, die
met de eerste bereiding overeenkomt, Arg^Hydi«^, die
25,267„ zilver voorstelt, is als veel te zamengestehl
te beschouwen, en zij is toch de eenige, die met
de gevondene uitkomst overeenstemmende, te bereke-
nen is.
Het zilver-amalgama is (behalve eene verbinding
van kwikzilver met selenium) de eenige verbinding van
kwikzilver met een ander metaal, die in de natuur
gevormd voorkomt.
Hayer heeft dit mineraal, afkomstig van Moschel-
landsberg, in Rhija-Beijeren, onderzocht, en het za-
mengesteld gevonden uit 25.007„ zilver en 75.00%
kwik (3).
Volgens CoRDiEH is een dergelijk mineraal zamenge-
steld uit 27.50°/„ zilver en 72.50% kwik (4).
Beide door de kunst bereide verbindingen komen
dus in zamenstelling met die in de natuur gevonden
worden, overeen. Klaproth deelt echter ook de ana-
lyse van een natuurlijk zilver-amalgama mede, 'dat uit
SG'/o zilver en 64°/o kwikzilver zoude zamengesteld
zijn (5). Ook Dümas spreekt van een in octaëders en
dodecaëders gekristalliseerd amalgama, dat 34.65°/o
kwik (hij meent waarschijnlijk zilver), zoude bevat-
ten (ö).
(3) Crells Annalen, Band II. S. 90.
Philosophical Magazine, Tom. XIV. pag. 41.
(') Klaproth, Beiträge, Band I. S. 183.
C) DïmaS, Chimie, Tome III. pag. 673.
II. meer kwik bevattende kristallen.
Men verkreeg deze kristallen op juist dezelfde wijze
als de bovenvermelde , met dit verschil, dat men be-
trekkelijk meer kwikzilver gebruikte. Zij schoten ook
even zoo aan, alleen scheen de bodem, waarop zij
zich vestigden, een bolletje kwik te zijn, terwijl bij
het verzamelen zich de kristallen tot eene vloeibare
metaalmassa vermengden; men droeg zorg dat de kris-
tallen zich niet met het overvloedige kwik vereenig-
den; zij werden afgespoeld en tusschen filtreerpapier
gedroogd.
2.0817 gr. gaven bij voorzigtige gloeijing 0.2615 gr.
zilver, en bevatten dus 12.56°/o.
0.8511 gr. eener tweede bereiding gaven 0.1101 gr.
chloorzilver, of 0.08287 gr. zilver, dat is 9.74%.
De formule Arg^Hyd^, 11.88°/o zilver voorstellende,
voldoet aan de analyse der eerste bereiding.
Een amalgama 8 deelen kwik op een deel zilver, of
ll.ll°/„ zilver bevattende, is door de Académiciens van
Dyon geanalyseerd
De naar de zamenstelling der tweede bereide stof be-
rekende formule is ArgiHydquot;®, die Q.öQquot;/» zilver voor-
stelt. Of deze beide formules aan de atomistische za-
(') ThÊNARD, Traité de Chimie, Tom. I. pag. 496.
-ocr page 29-menstellingen dezer twee verbindingen voldoen, willen
wij niet beslissen.
III. zilver-amalgama, door üitpersing der laatst
gebrdikte kristallen verkregen e\ ook onmid-
dellijk bereid.
Tusschen zeemleder werden de laatste, meer kwik
bevattende kristallen, zoo sterk mogelijk uitgeperst;
eene schoone, op mat zilver gelijkende, fijn kristallyne
stof bleef terug; het doorgeperste kwik had, even als
bij de goud- en volgende amalgama's, de eigenschap
verloren, van bol tegen de kanten van een glas aan te
staan, terwijl een druppel op glas verschoven wordende,
een langwerpig uiteinde vertoonde (faire la queue).
1.3501 gr. van dit amalgama lieten bij gloeijing
0.2676 gr. zilver terug, dat is 19.82V„.
2.0418 gr. verloren aan gewigt in water bij 4°
0.1538 gr.; de densiteit is dus gelijk 13.276,
5.4594 gr. eener andere doorpersing lieten bij gloeijing
1.1095 gr. zilver terug, en bevatten dus 20.32''ƒ„ zilver.
3.6192 gr. der doorgeperste vloeistof gaven bij
gloeijing 0.0673 gr. zilver, of 1.867„. Hier wordt
niet herhaald, hetgeen bij het goud-amalgama is aan-
gevoerd ; indien deze vloeistof eene chemische verbin-
ding van kwikzilver en zilver ware, de formule
ArgiHydlt;5°, die 1.76°/„ zilver voorstelt, zoude met de
analyge overeenkomen.
Hetzelfde amalgama werd op eene andere wijze be-
reid; dun uitgeplet kupelzilver werd bij kleine stukjes
in tot 130° a 140° verwarmd kwik opgelost. Bij be-
koeling scheidde een kristallyn praecipitaat zich af,
dat uitgeperst werd, en volkomen op het laatst ge-
analyseerde geleek.
2.6370 gr. amalgama gaven 0.7454 gr. chloorzilver,
dat is 0.5611 gr. zilver of 21.151.
3.1517 gr. eener andere doorpersing gaven bij gloei
jing 0.6390 gr. zilver, en bevatten dus 20.27''/„ zilver.
De zamenstelling van dit amalgama, op twee ver-
schillende wijzen bereid, blijkt dezelfde te zijn; de
formule Argi Hyd^, die 21.24°/o zilver voorstelt, is
die, welke met de analyses overeenkomt.
Uit deze proeven blijkt, dat er meerdere amalga-
ma's van zilver bestaan. Terwijl wij op zeer onder-
scheidene wijze verschillende, en op dezelfde wijze de-
zelfde zamenstelling derzelve hebben gevonden, zoo
meen ik, dat wij de volgende mogen vaststellen:
Gevonden. |
At. |
Berekend. | |||
Zilver |
. 27.89 |
quot;quot;quot;27^41^ |
27.47 |
1 |
26.44 |
Kwik |
. 72.11 |
72.59 |
72.53 |
3 |
73.56. |
100.00 |
100.00 |
100.ÖO |
100.00 |
Deze verbinding houd ik voor de zamenstelhng vau
eenen zuiver ontwikkelden arbor Dianae. Zij komt
ook in de natuur voor.
Gevonden.nbsp;At. Betekend.
Zilver . 25.27 25.75 24.66 25.03 5 25.26
Kwik . 74.73 74.25 75.34 74.97 16 74.74.
100.00 100.00 100.00 100.00 100.00
Ik zou aan deze verbinding geene waarde hechten,
indien zij niet in de natuur voorkwam. Zij komt
toch overeen met die, welke Hater ontleedde:
Zilver. , . 25.00
Kwik . . . 75.00.
Eene derde verbinding is door Klaproth en Diimas
gevonden:
Kiaproth. |
Duba-s. |
At. |
Berekend. | |
Zilver. |
. . 36.0 |
34.65 |
1 |
35.0. |
Kwik . |
. . 64.0 |
65.35 |
2 |
65.0. |
100.00 |
WO.00 |
100.00 | ||
IV. |
Eene vierde en vijfde verbinding gaven het volgende;
maar het blijft de vraag, of zij beiden als zelfstandige
verbindingen kunnen worden aangezien:
24 | ||||
Gevonden. |
Ac. Dyon. |
At. |
Berekend. | |
Zilver |
. 12.56 |
11.11 |
1 |
11.88 |
Kwik |
. 87.44 |
88.89 |
8 |
88.12. |
100.00 |
100.00 |
100.00 | ||
V. |
Gevonden.
. 9.74
. 90.26
At.
1
10
Berekend.
9.69
90.31.
100.00
At. Berekend.
1 21.24
4 78.76.
Zilver
Kwik.
100.00
VI.
Eindelijk bestaat er eene zesde:
Gevonden.
Zilver. . 19.82 20.32 21.15nbsp;20.27
Kwik . . 80.18 79.68 78.85nbsp;79.73
100.00 100.00 100.00 100.00 100.00
Vergelijken wj I, II, VI, zoo schijnt 11 te bestaan
uit 4 (Ag^Hyds) ■ AgiHyd^ = AgSHyd»«.
Dus hebben wij Ag^Hyd®
AgiHyd3
AgiHyd^.
De anderen blijven twijfelachtig.
-ocr page 33-BISMIITH-AMALO AMA.
Chemisch rein bismuth Averd in een porcelelnen
kroesje gesmolten, en in verwarmd kwikzilver uit-
gegoten; een weinig oxydul, dat aan de oppervlakte
der vloeibare massa kwam drijven, werd verwijderd.
Na bekoeling werd, door uitpersen tusschen zeemle-
der, een schijnbaar eenigzins grover dan bij de vorige
amalgama's, kristallyn praecipitaat verkregen. Dit amal-
gama was ook een weinig grijzer gekleurd dan de
zilver-kwikverbinding; maar na eenige dagen bewaard
te zijn, werd het zelfs vrij donker gekleurd, waar-
schijnlijk door de vorming van een weinig oxydul aan
de oppervlakte; ook is hetzelve alsdan zeer bros ge-
worden. Ter bepaling van het bismuth-oxyde, werd
het afgewogen amalgama in zuiver salpeterzuur opge-
lost, de vloeistof in een kolfje kokend door carbonas
ammoniae geneutraliseerd: het praecipitaatafgefiltreerd,
uitgespoeld en in een porceleinen kroesje gegloeid,
totdat al bet kwik-oxyde en koolzure kwik-oxyde ver-
jaagd waren, waarvan men verzekerd was, wanneer
het bismuth-oxyde bekoeld, eene heldere citroengele
kleur had, en op een blinkend koper- of ijzerplaatje,
boven het gloeijende kroesje gehouden, geen kwik
gesubhmeerd werd (i).
2.903 gr. amalgama gaven 1.401 gr, bismuth-oxyde
of 1.257 gr. bismuth, gelijk 43.31%.
7.155 gr. der doorgeperste vloeistof gaven 0.041 gr.
bismuth-oxyde of 0.0368 gr. bismuth, gelijk 0.51%.
3.6135 gr. eener tweede bereiding gaven 2.163 gr.
bismuth-oxyde of 1.9438 gr. bismuth, gelijk 53.79quot;/o.
6.462 gr. derzelfde stof verloren in water aan ge-
wigt 0.648 gr., dus is het specifiek gewigt gelijk 9.975.
10.355 gr. der tweede bereiding, nog eens door-
geperst, gaven 6.7113 gr. bismuth-oxyde of 6.0312 gr.
bismuth, gelijk 58.24°/o.
Deze verschillen in do uitkomsten zijn te groot,
dan dat iemand ze aan de fout der proefneming zoude
willen toeschrijven. Wij zullen bij de tin-, lood- en
zink-amalgama's niet herhalen, maar hier aanvoeren,
dat men door vele voorbereidende proeven, die wij
niet verzwijgen willen, tot de overtuiging is gekomen,
O AI de in het vervolg gebruikte filtra zijn van hetzelfde
papier genomen, uit hetwelk door verdund zeezoutzuur de zouten
opgelost waren; dit is door spoelen met water verwijderd; elk
Hltrura bevatte nog, daar zij immer van dezelfde grootte geknipt
werden, 0.0012 gr. asch.
dat er eene betrekkelijk groote drukking noodig is,
om het mechanisch gebonden kwikzilver van de amal-
gama's te verwijderen. Een persje, waarmede eene
aanzienlijke mate van kracht kon worden uitgeoefend,
is hiertoe ingerigt; door dit middel alleen, hetgeen
wij eerst hebben aangewend, nadat wij reeds vele
analysen van amalgama's volbragt hadden, hebben wij
overeenkomende uitkomsten kunnen verkrijgen. Waar-
schijnlijk is het, dat immer nog een weinig kwik bij
het amalgama ingemengd blijft, maar die hoeveelheid
is te klein, dan dat zij op de proeven eenen grooten
invloed kan uitoefenen; alleen zoude de berekening der
aangenomene formule hierdoor eenig verschil met onze
proeven kunnen opleveren.
4.1076 gr. zeer sterk uitgeperst amalgama gaven
3.0214 gr. bismuth-oxyde of 2.7168 gr. bismuth, dat
is 66.14°/„.
2.2218 gr. derzelfde stof gaven 1.6142 gr. bis-
muth-oxyde, of 1.4506 gr. bismuth, dat is 65.30°/„,
De formule Bi^Hydi komt met deze zamenstelling
overeen;, zij stelt 68.0% bismuth voor, wanneer het
atoomgewigt van het bismuth gelijk 2660.75 volgens
Lageriuelm genomen wordt. De proef heeft wel eenig
bismuth te weinig gegeven, maar uit het medegedeelde
is het gebleken onmogelijk te zijn, uit dit amalgama
al het kwik te persen.
5.0103 dezer stof verloren bij 9° in water 0.4767
gr., dus is de densiteit gelijk 10.510.
5.5344 gr. der zelfde stof verloren in water 0.5309
gr., dus in de densiteit gelijk 10.425.
Alleen Tbénard handelt over eene verbinding van 4
deelen kwikzilver met 1 deel bismuth, of bevattende
20°/„ bismuth; zij is deels kristallijn, deels vloeibaar,
en wordt gebruikt tot het vertinnen (étamer, verbis-
muthten?) van glazen bollen: voor ons doel is zij on-
geschikt (»).
Een welgevestigd bismuth-amalgama bestaat, naar
onze proeven, uit:
Gevonden. |
At. |
Berekend. | |
Bismuth . |
. . 66.14 65.30 |
1 |
68.0. |
Kwik . . |
. . 33.86 34.70 |
I |
32.0. |
100.00 100.00 |
100.00 |
(») Thénard, Chimie, Tom. I. pag. 496.
-ocr page 37-T I K-A M A 1. G A M A.
Ruim 10 gr. Banka tin werd in een porceleinen
kroesje gesmolten, en bij ruim 4 malen dit gewigt
kwikzilver, dat tot 130° a 140° verwarmd was, ge-
voegd; even als bij de bereiding van het bismuth-
amalgama is waargenomen, kwam ook hier een wei-
nig tin-oxydul, dat onder het smelten gevormd was,
boven drijven. Bij bekoeling zetleden zich kristal-
len af, die fijner en minder glanzig dan die der bis-
muth-verbinding schenen te zijn; door eene vrij sterke
loupe beschouwd, hadden zij echter het voorkomen
van bolletjes, en misten al het scherpe, dat eiken
kristalvorm kenmerkt. Door zeemleder werd het over-
vloedige kwikzilver van het praecipitaat afgescheiden,
dat een mat zilverwit voorkomen had, zeer hard was,
en na eenigen tijd bewaard te zijn, noch bros werd,
noch van kleur veranderde. Tot de bepaling der za-
menstelling werd eene afgewogene hoeveelheid amal-
gama in zuiver salpeterzuur opgelost en gekookt: het
overvloedige zuur werd verdampt, dewijl daarin anders
een weinig tin-oxyde opgelost blijft, en dit op een
filtrum verzameld, uitgespoeld, gegloeid en gewogen.
1.9520 gr. der eerste bereiding gaven 0.8535 gr.
tin-oxyde, of 0.67099 gr. tin, dat is 34.38''/„.
3.9225 gr. der tweede bereiding gaven 1.6460 gr.
tin-oxyde, of 1.2940 gr. tin, dat is 33.00°/„.
5.479 gr. der tweede bereiding, nog eens doorge-
perst, gaven 2.9424 gr. tin-oxyde, of 2,3132 gr. tin,
dat is 42.22%.
4.015 gr. der vloeistof van de eerste bereiding ga-
ven 0.0190 gr. tin-oxyde, of 0.0149 gr. tin, dat is
0.37t.
13.7075 gr. der vloeistof van de tweede bereiding
gaven 0.0615 gr. tin-oxyde, of 0.04835 gr. tin, dat
is 0.357,,.
De uitkomsten dezer proeven verschillen te veel
met elkander; men perste daarom de bij eene derde
bereiding verkregene stof, door middel van de hand-
pers uit.
5.6016 gr. dezer stof gaven 3.3676 gr. tin-oxyde,
of 2.6475 gr. tin, dat is 47.267„.
3.0421 gr. der zelfde stof, nog eens doorgeperst,
gaven 1.8298 gr. tin-oxyde, of 1.4385 gr. tin, dat
is 47.29%.
Berekenen wij naar 735.3, of het atoomgewigt van
-ocr page 39-het tin volgens Berzeliüs , deze uitkomsten, en brengen
wij dezelfde fout in rekening, die wij bij het bis-
muth-amalgama vermeld hebben, dan bekomen wij:
At.nbsp;Berekend.
Tin...... 5 49.48.
Kwik..... 3nbsp;50.52.
als de meest waarschijnlijke zamensteUing van een goed
gevestigd tin-amalgama.
6.3128 gr. verloren in water bij 4°, 0.6710 gr.
aan gewigt; de densiteit is hieruit gelijk 9.408.
5.7326 gr. verloren bij 4», 0.6120 gr. aan gewigt,
dus is de densiteit gelijk aan 9.366.
Berzelics (i) en Daübe.nton maken in hunne schei-
kundige werken melding van een tin-amalgama, dat
uit 3 deelen kwikzilver en 1 deel tin of 257„ tin
zoude bestaan, welke verbinding in de praktijk veel
in gebruik is. Maar al kon men deze verbinding zoo
zamengesteld bereiden, dat niet wel mogelijk is, daar
men, wanneer men de afgewogene hoeveelheden bij elk-
ander voegde en verwarmde, immer te weinig kwik-
zilver in het mengsel zoude behouden: zij is voor ons
doel ongeschikt, omdat de eenvoudigste formule, die
haar kan voorstellen, St^^Hyda® is.
Thénard spreekt, behalve van deze verbinding, van
eene die vloeibaar is en die 1 deel tin op 10 deelen
(gt;) Berzeuus, Traité de Chimie, Tom. I. pag. 468.
-ocr page 40-kwikzilver, of Q-OQ«^, tin zoude bevatten; dit amal-
gama wordt, volgens hem, door de warmte ontbon-
den, daar alsdan het tin geoxydeerd wordt (»).
Daubenton heeft aan de kristallen van de door hem
gevondene verbinding eenen cubischen vorm waargeno-
men. Sage beschrijft dezelve echter als dunne, aan
de kanten afgeseherpte plaatjes, die zich vereenigen,
en dan veelhoekige tusschenruimten bevatten (3).
(=} ThéNARD, Chimie, Tom. I. pag. 495.
(3) FOURCROY, Traité des connaissances chimiques, Tome
VI. pag. 25.
li O O D-A M A I.« ü M ü.
Ter bereiding van deze verbinding werd even als bij
de reeds behandelde metalen tc werk gegaan: eene
zekere hoeveelheid zuiver lood werd gesmolten, en in
verwarmd kwikzilver uitgestort; na bekoeling werd
het ontstane kristallijne praecipitaat door uitpersing
tusschen zeemleder afgezonderd. Dit amalgama had
volmaakt het voorkomen van de verbinding van tin met
kwikzilver, was evenwel iets blaauwer gekleurd; na
eenigen tijd bewaard te zijn, werd die kleur vrij
donker blaauw-grijs, maar de stof echter niet bros.
Het lood werd als zwavelzuur lood-oxyde gewogen;
het amalgama werd hiertoe in zuiver salpeterzuur op-
gelost, en het overvloedige zuur verdampt; door toe-
voeging van veel verdund zwavelzuur werd de gevormde
sulfas plumbi onoplosbaar gemaakt. Dit werd verza-
meld, uitgespoeld en gebrand; bij het branden werd
door herhaalde bevochtiging met zwavelzuur voorkomen,
dat de kool van het fdtrum eenig zwavelzuur lood-oxyde
kon herleiden.
2.838 gr. der eerste bereiding gaven 1.616 gr.
sulfas plumbi of 1.100 gr. lood, dat is 38.76%.
5.046 gr. der tweede bereiding gaven 2.472 gr.
sulfas plumbi of 1.6891 gr. lood, dat is 33.47%.
5.164 gr. der tweede bereiding nog eens met de
handen doorgeperst, gaven 2.629 gr. sulf. plumb. of
1.7705 gr. lood, dat is 34.28°/o.
11.902 gr. der doorgeperste vloeistof, gaven 0.1560
gr. sulf. plumb.'Of 0.1025 gr. lood, dat is 0.876o/„.
3.544 gr. der stof, tot de eerste proef gebruikt,
verloren aan gewigt in water bij 0° 0.285 gr., dus
hieruit is de densiteit gelijk 12.786,
Van eene derde bereiding is het amalgama door de
handpers uitgeperst; door dit middel alleen is het ons
gelukt van verschillende bereidingen of doorpersingen
(waar het hier alleen op aankomt) gelijke uitkomsten
te verkrijgen,
8.8314 gr. dus behandeld amalgama gaven 6.4789
gr. sulf, plumb. of 4.4270 gr. lood, dat is 50.13%.
3.6445 gr. eener andere doorpersing gaven 2.6878
gr. sulf. plumb. of 1.8349 gr. lood, dat is 50.35%.
De formule PbiHyd^ komt hiermede overeen; de-
zelve geeft 50.85°/o lood, voor het lood het atoom-
gewigt 1294.5, door Berzelids bepaald, aannemende.
Het amalgama der derde bereiding, eerste proef,
had eene densiteit gelijk 12.120, want 3.6445 gr.
stof verloren bij 8° in water 0.3007 gr. aan gewigt.
7A89i gr. der derde bereiding, tweede proef,
verloren bij 8° in water 0.6278 gr. aan gewigt, of
het specifiek gewigt is gelijk U.930.
Alleen bij Thompson vindt men opgegeven, dat de
Académiciens van Dyon een kristallijn amalgama bereid
hebben, dat gelijke deelen lood en kwik bevatte; dit
is dus de door ons geanalijseerde stof geweest. De
bijzonderheid, door Bekzelius (i) en Foürcroy op-
gegeven, dat eene verbinding van 1 deel lood, 1 deel
bismuth en 3 deelen kwik in de gewone temperatuur
vloeibaar is, en door zeemleder kan geperst worden,
is voor ons doel van geen belang.
Het lood-amalgama beslaat dus:
Gevonden.nbsp;Al. Berekend,
Lood . . .'quot;50jr'quot;quot;50!35 1 50.85.
Kwik . . . 49.87 49.65 1 49.15.
100.00 100.00 100.00
(') Berzeliüs, Traité de Chimie, Tom. I. pag. 475.
{') Foürcroï, Chimie, Tom. VI. pag. 79.
XiniK-illlIAK.G AIHA.
Ook de bereiding van deze verbinding wijkt in
niets van de reeds behandelde af; de verwarmde
vloeistof scheen bij bekoeling geheel vast geworden te
zijn, terwijl men toch in evenredigheid als bij vorige
proeven, kwikzilver genomen had; door uitpersing
werd evenwel nog eenig kwik verwijderd, waardoor
men de verzekering verkreeg, niet te weinig toege-
voegd te hebben. De vaste massa had geheel het
voorkomen van het lood-amalgama; na eenigen lijd
bewaard te zijn, verkrijgt het de blaauwe kleur, aan
het zink eigen, en wordt ook zeer bros ; aan de af-
zonderlijke kristalletjes was door eene goede loupe,
geen bepaalden vorm te erkennen. De zamenstelling
dezer stof werd gevonden door eene afgewogene hoeveel-
heid in zuiver salpeterzuur op te lossen en te koken,
het overvloedige zuur te verdampen, en door carbo-
bonas sodae, de vloeistof steeds kokend blijvende,
te verzadigen. Het praecipitaat werd verzameld, met
kokend water goed uitgespoeld en gedroogd. Het
fdtrum werd vervolgens voorzigtig van het praecipitaat
zooveel mogelijk bevrijd, en dan verbrand, opdat door
de kool van het papier niet eenig zink-oxyde her-
leid , en het gevormde zinkmetaal vlngtig zoude wor-
den; daarop werd al het praecipitaat in het kroesje
verzameld, en door gloeijing het kwik-oxyde en kool-
zure kwik-oxyde verdreven, dat men aan de kleur
van het terugblijvende zink-oxyde gemakkelijk kon er-
kennen. Dit duurde echter vrij lang, daar het zink-
oxyde de warmte uiterst slecht geleidt.
6.486 gr. amalgama verloren in water bij 0° 0.600
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 10.810.
Deze 6.486 gr. gaven 1.8975 gr. zink-oxyde, of
1.5229 gr. zink, dat is 23.4S°/„.
6.5586 gr. eener tweede bereiding, door de hand-
pers uitgeperst, gaven 2.33885 gr. zink-oxyde, of
1.8772 gr. zink, dat is 28.62°/„.
4.9419 gr. derzelfde stof, van eene andere door-
persing, gaven 1.8082 gr. zink-oxyde, of 1.4513 gr.
zink, dat is 29.37quot;/„.
De formule , die aan deze zamenstelling beantwoordt,
voor het zink het atoomgewigt 406.59, door Axel en
Erdmann bepaald , aannemende, is:
At.nbsp;Berekend.
Zink...... 3nbsp;32.8.
Kwik...... 2nbsp;67.2.
-ocr page 46-De proef heeft als maximum
Zink == 29.377o
gegeven; het is zeer waarschijnlijk, dat ook hier,
even als bij het bismuth- en tin-amalgama, kwik bij
het sterk persen is teruggehouden.
7,1399 gr. der laatste bereiding, eerste analyse,
verloren in water bij 4° 0,6909 gr. aan gewigt, dus
is de densiteit gelijk 10.334.
4.3305 gr. der laatste analyse, verloren bij 8° in
water 0.4301 gr. aan gewigt, dus is de densiteit ge-
lijk 10.070.
Omtrent dit amalgama vinden wij bij de schrijvers
niets bijzonders opgeteekend. Berzeliüs zegt dat twee
deelen kwikzilver en een deel zink, of 33.33''4 zink,
een kristallijn amalgama vormen (i). Pott noemt den
kristalvorm rhomhoëdrisch (»),
(') Berzeliüs, Traité de Chimie, Tome L pag. 483,
(») Foürcroy, Chimie, Tom. V. pag. 373.
C A D !H I V M-A M A ï. O A M A.
Door een glazen staafje werden eenige stukjes cad-
mium metaal beurtelings onder verwarmd wordend
kwikzilver gedompeld gehouden, waarna zij geheel
opgelost werden; een weinig gevormd oxydul, dat
boven kwam drijven, werd, toen de vloeistof nog
warm was, afgeschept; bij bekoeling ontstond een kris-
tallijn praecipitaat. Door uitpersing werd het over-
vloedige kwik verwijderd; het terugblijvende amalgama
had geheel het voorkomen der zilver-verbinding, scheen
echter iets grover gekristalliseerd, en was ook iets har-
der. Men onderzocht de zamenstelling, door het af-
gewogen] amalgama in salpeterzuur op te lossen; het
overvloedige zuur te verdampen, met carbon, potass.
te neutraliseren, en het praecipitaat verder als bij de
zink-analyse te behandelen. Bij de gloeijing onder do
voorzorgen bij het zink-oxyde genomen, werd evenwel
nog eenig cadmium vervlugtigd, daar men toch onmo-
gelijk het filtrum geheel en al van het praecipitaat kan
bevrijden, en het cadmium-oxyde veel spoediger dan
het zinkoxyde door de kool herleid wordt, zoo als
de eerst vermelde proef ons deed ondervinden. Men
heeft dus bij deze bepalingen het praecipitaat van carb.
cadm. en hyd. op vooraf gelijk gemaakte filtra verza-
meld, en deze zoo lang op 100° gedroogd, dat zij
niet meer aan gewigt verloren. Vervolgens werd een
deel van het praecipitaat afgewogen, en van deze hoe-
veelheid door gloeijing het cadmium-oxyde bepaald (i).
2.4667 gr. der eerste bereiding, door de pers uit-
geperst, gaven 0.4655 gr. cadmium-oxyde, of 0.4071
gr. cadmium, dat is 16.51''/„. Hier was een weinig
cadmium verviugtigd.
3.1859 gr. derzelfde stof gaven 4.0008 gr. carb.
en oxyd. cadm. en hyd. ;
1.2115 gr. van dit praecipitaat bevatten 0.1957 gr.
cadm. oxyde, dus de stof 0.6471 gr. cadm. oxyde
of 0.5659 gr. cadmium, dat is 17.767o.
3.6322 gr. eener tweede bereiding gaven 2.9850 gr.
carb. en oxyd. cadm. en hyd. ;
1.6212 gr. van dit praecipitaat bevatten 0.3969 gr.
cadmium oxyde :
(') »11 faut éviter la présence du filtre ou de ses débris dans
la calcination du carbonate de cadmium, car le charbon du pa-
pier ramènerait une partie du cadmium à l'état métallique, et
celui-ci se volatiliserait.
Dumas, Traité de Chimie, Tom. III. pag. 233.
-ocr page 49-dus de stof 0.7308 gr. cadmium-oxyde of 0.6391 gr.
cadmium, dat is 17.60''/„.
De formule Cad®Hyds eischt 18.22°;o cadmium
en komt met de gevondene uitkomsten overeen; het
atoomgewigt van het cadmium is, volgens Stromeuer ,
gelijk 696.77 genomen.
5.0647 gr. der eerste stof verloren bij 8° in water
0.4367 gr. aan gewigt; dit geeft voor de densiteit .
12.600.
5.7835 gr. der tweede bereiding verloren bij 8° in
water 0.4498 gr. aan gewigt^ het specifiek gewigt is
dus gelijk 12.636.
Volgens Berzeliüs is de formule, die op het
cadmium-amalgama toepasselijk is, CadiHyd», die met
de door hem opgegevene analyse (21.74''/„ cadm. en
78.26°/„ hyd.) geheel overeenkomt; wij hebben geene
andere dan de vermelde verbindingen kunnen daar-
stellen. Ook zoude de densiteit van dit amalgama
grooter dan die van kwikzilver zijn, dat onze proeven
ook tegenspreken (3). Hetzelfde deelt Dbmas mede van
een cadmium-amalgama, dat zeer hard is, eenen oc-
taëdrischen kristalvorm heeft, en 27.78quot;/„ cadmium
zoude bevatten (4).
(«) Berzeliüs, Chimie, Tom. I. pag. 418.
(3) Men vergelijke hetgeen over dit amalgama bij de bepaling
van het smeltpunt volgt.
(♦) dumas, Chimie, Tome III. pag. 225.
-ocr page 50-Uit het door mij ontlede amalgama, meen ik de
volgende zamenstelling te mogen afleiden :
Gevonden.nbsp;At. Berekend.
Cadmium . . 'iT^Te^lÏTleO 2 18.22.
Kwik..... 82.24 82.40 5 81.78.
100.00 100.00 100.00
Het verschil is in rede van de onvermijdelijke fout,
die in de bereidingswijze van het amalgama ligt opge-
sloten.
P O T A S S I ü M - A M A li O A M A.
Een hoofdvereiscMe bij de bereiding van deze verbin-
ding is het afgesloten houden der lucht. Wij zijn hierin
volkomen geslaagd, door in een reageerbuisje de stuk-
jes potassium-metaal, door uitknijping tusschen filtreer-
papier van peteroUe bevrijd, onder kwikzilver gedom-
peld te houden,, door middel van een ander, in het
eerste vrij goed sluitend reageerbuisje. Op deze wijze
vulde eene dunne, doch vrij hooge kolom kwikzilver, de
tusschen de twee buisjes overblijvende ruimte, en werd
aan de door de warmte ontwikkelde potassium-dampen
gelegenheid gegeven, om door het kwikzilver opgenomen
te worden. Toen er geene dampen meer ontwikkeld
werden, liet men de gevormde verbinding, dus van de
lucht afgesloten, bekoelen; eene kristallijne verbinding
zette zich hierbij aan de kanten van het buisje vast.
Het overige kwik werd afgegoten en door middel der
pers door zeemleder geperst; een schoon wit, parel-
glanzend, grof kristallijn amalgama bleef terug. Hier-
van werden, zoo spoedig mogelijk, twee proeven af-
gewogen, doch reeds de eerst bepaalde hoeveelheid
scheen een weinig vochtig te zijn geworden, en bij de
tweede weging viel dit nog duidelijker in het oog,
schoon de glazen kast der balans gesloten was, en
kaustieke kalk in dezelve de vochtigheid der lucht kon
opnemen. Ook was dit het geval met de stof in het
buisje teruggebleven, die verzameld, uitgeperst en af-
gewogen werd.
Wij hebben dus gemeend de procentische zamen-
stelling dezer verbindingen minder naar het gewigt van
eene zekere hoeveelheid aan de analyse onderworpen
amalgama, (daar zelfs bij de eerste weging een weinig
potassium in potassa is veranderd,) dan Avel naar de som
der gevondene hoeveelheden, der aan het onderzoek
onderworpene stoffen, te moeten terugbrengen. Duide-
lijk blijkt ook uit de drie proeven, dat de stof, die
van dezelfde bereidingswijze afkomstig, langer aan den
dampkring blootgesteld en het laatst gewogen is, en
dus iets van buiten heeft opgenomen, minder kwik-
zilver in hare zamenstelling bevat, dan elke voorgaande.
De stof dus op een horologieglas afgewogen, werd in
water uitgestort, en de op het glas klevende, door
den invloed der lucht gevormde potassa-oplossing, er
naauwkeurig bijgespoeld. Onder ontwikkeling van wa-
terstofgas , begint het amalgama spoedig naar een kwik-
bolletje te gelijken; het duurt evenwel langer dan men
verwachten zoude, eer al het amalgama ontleed is,
zelfs al ondersteunt men de werking door verwarming.
Het kwik, tot een bolletje te zamengeloopen, werd
afgefiltreerd, goed afgespoeld, op filtreerpapier ge-
droogd, en daarna eenigen tijd onder den exsiccator ge-
plaatst en gewogen.
De verzamelde potassa-oplossing werd onder toevoe-
ging van een weinig zeezoutzuur tot genoegzaam droog-
wordens verdampt, het terugblijvende zout in alcohol
opgelost, en hierbij zooveel chloridum platini gevoegd,
tot er geen praecipitaat meer ontstond; dit werd op
gelijkgemaakte fdtra verzameld, door alcohol uitge-
spoeld, op 100° gedroogd en gewogen.
0.6416 gr. amalgama uit de oplossing door uit-
persing verkregen, gaven 0.6312 gr. kwikzilver of
gs.ssquot;/».
0.7596 gr. der zelfde stof gaven 0.7417 gr. kwik-
zilver of 97.64°/„.
0.9747 gr. der kristallijne uitgeperste verbinding,
gaven 0.9230 gr. kwikzilver of 94.70''/„.
De 0.6416 gr. gebruikt amalgama gaven 0.0499
gr. chlorid. platin. et pot. of 0.00963 gr. potas-
sium.
De 0.7596 gr. gebruikt almagama gaven 0.0602 gr.
chlor. plat. et pot. of 0.01162 gr. potassium.
Eindelijk de 0.9747 gr. gebruikte stof gaven 0.0989
gr. chlor. plat. et pot. of 0.01908 gr. potassium.
In deze proeven is het bewijs voor het door ons
aangevoerde opgesloten, dat men potassa en een wei
nig vochtigheid als amalgama mede zou gewogen, heb-
ben.
Wij hebben dus bij de eerste proef, 0.6312 gr.
kwikzilver verbonden gevonden met 0.00963 gr. po-
tassium, hetgeen 98.SOquot;/, kwik en 1.50°/,, potassium
als de zamenstelling der onderzochte stof geeft.
Bij de tweede proef waren 0.7417 gr. kwikzilver
met 0.01162 gr. potassium, of 98.46°/„ kwikzilver
met 1.540/0 potassium verbonden.
Bij de andere stof, die, daar ze niet uit kwikzilver
gekristalliseerd, en daarom ook voor minder zuiver te
houden was, zijn 0.9230 gr. kwikzilver met0.01908
gr. potassium, of 97.dK kwik met2.030 0 potassium
vereenigd.
De formule op de beide eerste proeven toepasselijk,
is KaliHyd^s, die 1.53°/„ kalium voorstelt; de aan
de zamenstelling der andere stof beantwoordende is
KaliHyd^°, die 1.92''/„ kalium bevat, het atoomge-
wigt van het potassium met Marignac gelijk 488.94
aannemende
(■) Dat 1 atoom van een metaal zich met 20 en 25 atomen
van een ander metaal zovide verbinden, behoort voorzeker onder
Volgens Berzeliüs (») bestaat er een amalgama van
potassium, dat 11°/lt;, potassium bevat; dit kan uit eene
kwikoplossing door kristallisatie (zoo als het door ons
verkregene), of ook door destillatie in eene atmospheer
van waterstofgas afgezonderd worden. Eene andere ver-
binding, die 2.227o potassium bevat, is, volgens hem,
hard en heeft het voorkomen van zilver; of dit de
door ons geanalyseerde kristallijn afgezette stof is, zul-
len wij niet bepalen.
Tuénabd maakt melding van eene kristallijne verbin-
ding, die l.SS'/o potassium bevat (3).
de uitzonderingen , die de scheikunde oplevert; dit is echter niet
de eerste slof, die door eene zoo zamengestelde formule voorge-
steld wordt. bobssingault meent wel verbindingen van goud en
zilvef in de natuur aangetroffen te hebben, die hij wil voorstellen
door Arg'Aur=, Arg'Aur- en andere. (Ann. de Chim. et de
Phys. Tome XXXIV. pag. -408.) Rose spreekt alleen deze formules
tegen, omdat hij goud en zilver in 23 verschillende verhoudingen ,
van 60.49% goud tot 98.96o/„, beeft gevonden. {PoggÉnd. Ann.
Band. X. pag. 313.) Kersten daarentegen geeft op, een mineraal
geanalyseerd le hebben, dat 96.95% arsenicum en 3.05o/o bis-
muth bevat, en welks zamenstelling hij uitdrukt door Ars®°Bi'.
(schweigger, Joumal für Physik und Chemie, Band Uli.
pag. 377.) Ook Berzeliüs spreekt deze formule niet tegen. (Ber-
zeliüs, Jahresbericht, Band IX. pag. 192.) Men vergelijke
hetgeen hierover volgt bij de alliages van zink en lood.
(») BeRZELIUS, Chimic, Tom. I. pag. 301.
(5) ThéSARD, Chi mie, Tom. I. pag. 495.
-ocr page 56-Eindelijk hebben wij ook opgemerkt, hetgeen Ber-
zeliüs aangeeft, dat dit amalgama zich sterk op ijzer
hecht, welk metaal door zuiver kwik volstrekt niet
aangedaan wordt. Ook voor het platina wordt deze
eigenschap waargenomen.
Uit deze onderzoekingen meenen wij tot de volgende
verbindingen met waarschijnlijkheid te mogen besluiten :
Gevonden. |
At, |
Berekend. | ||
Potassium. |
. 1.50 |
1.54 |
1 |
1.53 |
Kwikzilver |
. 98.50 |
98.46 |
25 |
98.47 |
100.00 |
100.00 |
100.00 |
II.
Gevonden. |
At. |
Berekend. | |
Potassium . |
. 2.03 |
1 |
1.92 |
Kwikzilver. |
. 97.97 |
20 |
98.08 |
100.00 |
100.00 |
SMEtTPUKTEI« DBB A1IIAK.GA1MA'««.
De verschillende stoffen, die in de natuur voorko-
men, kunnen wij slechts door het waarnemen van
hare eigenschappen onderscheiden; maar die eigen-
schappen alleen te kennen, is evenwel voor de weten-
schap niet voldoende (ï). Het was Lavoisier, die dit
het eerst, wat de analytische scheikunde betreft, be-
greep; hij zag in, dat men alleen door naauwkeurig
te wegen de zamenstelling eener stoffe kan leeren
kennen; dat men door te wegen in de analytische
scheikunde de betrekkelijke Maat leert opsporen,
waarin deze of gene eigenschap zich voordoet. Op
vele zoogenoemde physische eigenschappen, onder wel-
ke het smeltpunt en de densiteit der ligchamen eene
eerste plaats bekleeden, heeft men eene zoodanige
(») » Eine Eigenschaft kann bei verschiednen Körpern mit ver-
schiedner Intensität (quantitativ betrachtet, mit verschiedner starke)
vorhanden sein.quot;
Kopp, üeber die Modification der mittlem
Eigenschaft, pag. 1,
.V
..Quantitätsbestimmungquot; reeds langen tijd toegepast;
maar bij de niet enkelvoudige stoffen heeft men eerst
eene betrekking tusschen deze eigenschappen en hare
zamenstelling kunnen opmerken , toen men deze naauw-
keurig heeft leeren kennen.
Schködeu en Kopp hebben deze eigenschappen het
eerst in »Hypothetische mittlere en Modificirte mittlere
Eigenschaftquot; onderscheiden. Met de eerste eigenschap
beteekent Kopp bijv. het smeltpunt eener verbinding
van twee ligchamen, berekend uit de smeltpunten van
elk dezer ligchamen; de andere genoemde eigenschap
zoude hier het waargenomene smeltpunt voorstellen
Aan eene korte beschouwing dezer beide eigenschap-
pen voor de waargenomene amalgama's zullen wij dit
hoofdstuk wijden, terwijl wij de onderscheiding , die
Kopp tusschen waargenomene en berekende quot; Modificirte
mittlere Intensität der Eigenschaftquot; maakt, niet nader
zullen onderzoeken; dan toch zoude dit gedeelte te
uitgebreid worden, en ons te ver van het voorgestelde
plan afvoeren, terwijl wij in de laatst gemaakte on-
derscheiding niet die voordeelen kunnen vinden, welke
(») » Fast immer aber findet man durch Beobachtung für die
Mischung nicht diese hypothetische mittlere Intensität, sondern
sine Erhöhung oder Erniedrigung derselben. Wir nennen diese
beobachtete Intensität die Modificirte mittlere.
KOPP, pag. 12.
-ocr page 59-door den ontdekker opgegeven worden. De weinige door
hem medegedeelde resultaten kunnen, wat het smeltpunt
betreft, de hypothese niet bewijzen; en wilden wij dus
de gegevene formules — indien wij die als waar aanne-
men — aan de smelt-puntwaarnemingen, die voor groote
uaauwkeurigheid niet wel vatbaar zijn (3), van onze
stoffen toetsen, dan hadden wij van elk amalgama
minstens drie of vier verbindingen móeten daarstellen,
van deze alle zamenstelling en smeltpunt moeten on-
derzoeken , om de drie of vier onbekenden, in de for-
mules voorkomende, te kunnen oplossen, eer wij het
»Modificirte mittlerequot; smeltpunt der thans onderzochte
verbinding berekenen konden. Deze redenen alleen
kunnen als voldoende beschouwd worden, waarom wij
er niet nader intreden.
Het tot de bepaling van het smeltpunt gebezigde
amalgama was immer dat, wat, door de pers uitge-
perst, door de analyse gebleken is het minst mecha-
nisch verbonden kwik te bevatten. Op eenen gevoe-
ligen thermometer , met eene schaal in centigraden ver-
deeld, werd de temperatuur afgelezen. Tot dit einde
Koechlin geeft eenige smeltpunten op van alliages, die het
aangevoerde bewijzen :
2nbsp;deelen zink en 1 tin smelt op 250° à 580°
3nbsp;. ■ 1 » . 260° à 300o.
Dumas, Chimie, Tom. III. pag. 220.
4» .
-ocr page 60-werd in een dun glazen buisje het amalgama uiterst
langzaam onder een weinig ohe verwarmd, terwijl
men door kleine bewegingen van den thermometer,
die op het amalgama rustte, kon opmerken, in wel-
ken toestand het laatste zich bevond. Het punt, waar-
op hetzelve boterachtig (voor kleine indrukselen vat-
baar) werd, kon men minder naauwkeurig dan dat
van vloeibaarheid waarnemen; wij hebben het naar
onze beste overtuiging opgeteekend. Voor de goud- en
zilver-verbinding heeft men dit onderzoek moeten op-
geven, daar het kwik verdampte eer het amalgama
gesmolten was; voor de potassium-verbiading om eene
andere reden, namelijk de spoedige opneming van
zuurstof en vochtigheid; zoo werden de amalgama's van
Boterachtig op Qeamolten op
Het eerst geanalyseerde tin-amalgama, bevattende
34.38°/„ tin, smelt op 89°.
De formule, door Kopp (■*) aangegeven , ter bepa-
ling van het hypothetische gemiddelde smeltpunt e is
(») Kopp, Mittlere Eigenschaft, pag. 35.
-ocr page 61-Anbsp;B
c = — « ^ (?
anbsp;b
~A B
— —
a b
als A, a , a, de procentische gewigtsdeelen, de den-
siteit en het smeltpunt van het eene zamenstellende,
B, b, (3 , van het andere zamenstellende ligchaam zijn.
De gemiddelde uit de gevondene zamenstellingen
aannemende, zoo heeft men voor de amalgama's van
A a anbsp;B b ^
Bismuth . . 65.72 9.822 264°. Rüdbekg 34.2813.598—39°.
Tin ... . 47.27 7.291 230°. Berzelids52.73
Tin (1'te an.) 34.38 7.291 230°. » 65.62 »;
Lood . . . 50.24 11.352 325°. Büdberg 49.76 » »
Zink . . . 29.00 6.862 412°. DANiëLL 71.00
Cadmium . . 17.68 8.694 360°. » 82.32
De formule voor deze verschillende waarden dus oplos-
sende, vindt men e voor
Smeltpunt |
Smeltpunt | |
berekend. |
gevonden. | |
Bismuth-amalgama . |
. 180.9°. |
242°. |
Tin- » . . |
. 143.1°. |
162°. |
Tin- .. (1ste |
an) 93.9°. |
89°. |
Lood- » . , |
, . ISS.Oquot;. |
172°. |
Zink- » • ■ |
. 162.8°. |
198°. |
Cadmium- » • • |
. 40.0°. |
70°. |
Het is zeker l)elangrijk te achten, dat het waarge-
nomen smeltpunt van die verbinding, welke door
geene chemische formule uitgedrukt wordt, en door de
onderzoekingen ook schijnt geene chemische verbinding '
te zijn, (wij meenen het eerst geanalijseerde tin-amal-
gama), genoegzaam overeenkomt met het hypothetisch
gemiddelde. De verschillen, die hieromtrent bij de
overige amalgama's opgemerkt worden, doen ons zien,
dat in het amalgama beide metalen, of een van bei-
den , zich in eenen gansch anderen dan den natuurlijken
toestand bevindt; dat er door hunne verbinding eene
omstandigheid, welke laat zich niet bepalen, geboren
is, die ze voor den invloed der warmte, als het ware,
minder gevoelig maakt. Dat dit door formules uitge-
drukt kan worden, willen wij niet bestrijden, maar
gelooven, dat er nog een tal van onderzoekingen om-
trent dit onderwerp moet in het werk gesteld worden,
eer men de berekeningen bewezen zal hebben, en er
het volle vertrouwen aan schenken mag.
DENSITEIT DER AMALGAMA'S.
Het specifiek gewigt is eene van die eigenschappen
der ligchamen, waarvan men reeds in de vroegste tij-
den , vooral wat de anorganische stoffen betreft, het be-
lang heeft ingezien; het is die eigenschap zoo eigen-
dommelijk aan elk ligchaam, welke om de juistheid,
waarmede ze waargenomen kan worden, en om de
eenvoudigheid der proefneming, onder de belangrijkste
geteld mag worden. Hoezeer men aan de densiteit,
zoo al niet de zuiverheid eener enkelvoudige stof tot in
gedeelten van procenten toetsen kan, zij is toch een mid-
del , om, met een enkel ander kenmerk verbonden, een
onfeilbaar oordeel over dezelve te kunnen uitspreken;
en even zoo met eenige wijziging voor de zamengesteldc
onbewerktuigde ligchamen (O- Bij de meeste chemische
verbindingen (eenige weinige evenwel uitgezonderd) heeft
er, op het oogenblik dat zij daargesteld worden, con-
tractie en tevens warmte-ontwikkeling plaats of deze
beide physische verschijnselen in eene naauwe betrek-
king met elkander staan, is niet bekend. Dat de ont-
wikkelde warmte voor een deel aan de contractie is
toe te schrijven, zou wel waarschijnlijk zijn, indien
deze warmte-ontwikkeling ook niet waargenomen werd
bij de verbindingen van ligchamen, die eene kleinere
dan de gemiddelde densiteit hebben (3).
eenige uitzonderingen van contractie
-ocr page 65-bij verbindingen van metalen op ; 19 alliages noemt hij,
wier densiteit grooter is dan het gemiddelde specifieke
gewigt der zamenstellende metalen; 16 daarentegen bij
welke die densiteit kleiner is (■♦). Wij zullen deze niet
opnoemen, daar er toch geene zamenstelling bij ver-
meld is. Dat dit bij verschillende alliages vau dezelfde
metalen van grooten invloed is, blijkt uit hetgeen door
Küpfer hieromtrent onderzocht is; voor eene verbin-
ding (om alle zijne proeven niet te' vermelden) van
atomen tin met 1 atoom lood, heeft er noch con-
tractie, noch uitzetting plaats (de »hypothetische mit-
tlere Eigenschaftquot; is gelijk aan de »Modificirtequot;), ter-
wijl bij negen andere verbindingen derzelfde metalen,
contractie waargenomen wordt (s).
Voor de onderzochte amalgama's willeu wij de hy-
pothetische gemiddelde densiteit eens met de waargeno-
mene (Modificirte) vergelijken: deze densiteit J noe-
mende, zoo is die volgens Kopp en anderen
A =
(P p) D d.
P d 4- p D.
als P en D de procentische gewigtsdeelen en de den-
siteit der eene zamenstellende stof, p en d der andere
zamenstellende stof zijn.
Men heeft dan voor het
Pnbsp;Dnbsp;Pnbsp;d
Goud-amalgama. . . 32.65 19.253 67.37 13.598
Zilver-kristallen . . 27.59 10,474 72.41
Zilver-amalgama .. 21.15 ,, 78 35
(') DUMJkS, Chimie, Tom. UI. pag. S66.
-ocr page 67-Bismuth-amalgama . 65.72 9.822nbsp;34.28 13.598
Tin-amalgama. . . 47.27 7.291nbsp;52.73
Lood-amalgama . . 50.24 11.352nbsp;49.76
Zink-amalgama. . . 29.00 6.861nbsp;71.00
Cadmium-amalgama. 17.68 8.694nbsp;82.32
De formule voor deze verschillende waarden oplos-
sende, zoo vinden wij voor:
Hypothetische gemid-nbsp;Modificirte (waar-
delde densiteit.nbsp;genomene) densiteit.
Goud-amalgama. . . 15.037nbsp;15.412 («)
Zilver-kristallen. . . 12.572nbsp;12.517
Zilver-amalgama. . . 12.809nbsp;13.276
Bismuth-amalgama . 10.855nbsp;10.468
Tin-amalgama . . . 9.651nbsp;9-387
Lood-amalgama. . . 12.369nbsp;12.025
Zink-amalgama. . . 10.584nbsp;10.202
Cadmium-amalgama. 12.362nbsp;12.618
Er heeft dus contractie plaats bijnbsp;het goud-, zilver-
en cadmium-amalgama, voor denbsp;andere onderzochte
(«) Wij hebben voor deze densiteiten de gemiddelde uit de
proeven gevondene genomen , en eene correctie voor temperatuur
overbodig geacht, daar deze over het algemeen niet veel verschilde,
en op de derde decimaal slechts invloed kan hebben, voor d«
juiste naauwkeurigheid , van welke men uit den aard der proeven
niet geheel kan instaan. Vergelijk noot 2, pag. 10.
verbindingen dilatatie (r). Volgens Filhol is de coëf-
ficiënt van contractie 5 (8),
(■) Hier versclimen wij, wat het tin-amalgama betreft, met
Daniëll; bij de mededeeling van zeer belangrijke proeven, over de
werking van kwikzilver op sommige metalen, laat hij volgen: . Es
kann, wie ich glaube, wohl wenig Zweifel leiden, dass die Kraft,
welche die Zinnstangen in Quecksilber getaucht, in vier dreiseitigen
Prismen und zwei Endpyramiden theilt, aus der machtigen con-
traction der integrirenden Theile des Metalls hei ihrer Verbindung
mit dem Quecksilber entstand. Es ist in der That bewiesen. dasz
das daraus hervorgehende Amalgama eine weit grössere Dich-
tigkeit besitzt, als es denn specifischen Gewichte seiner Bestand-
theile nach haben müsste, und dass demnach eine Zusammenrückung
der Molecule statt findet.quot;
J. F. Daniëll , Ueber gewisse Erscheinungen bei Einwirkung
des Quecksilbers auf verschiedene Metalle.
POGG. Ann. Band XCVI. pag. 270.
Wij vinden, hetgeen hier als bewezen wordt opgegeven, ner-
gens in de vele scheikuudige werken, door ons geraadpleegd,
opgeteekend; wanneer het amalgama niet van al het mechanisch
ingemengd kwikzilver bevrijd is, zal men immer eene grootere
densiteit, dan door ons gevonden is, waarnemen.
C) filhol, Ann. de Ch'im. et Physique. 3« Serie. Tom.
XXI. pag. 433 . On conçoit facilement, qu'il ne sera possible de
déterminer par le calcul la densité d'un composé, que lorsque la
loi qui régit le changement de volume, qu'éprouvent les corps en
se combinant, sera bien connue.quot;
Filhol , ibid. pag, 420.
-ocr page 69-D
als D de döor de proef gevondene en A de berekende
densiteit is. Wij verkrijgen dan de volgende coëfficiënten:
Goud-amalgama . . . 0.0243 van contractie
Zilver-amalgama. . . 0.0351nbsp;»
Cadmium-amalgama. 0.0203
Zilver-kristallen. . • 0,0044 van dilatatie
Bismuth-amalgama. . 0.0370
9
Tin-amalgama. . . . 0.0281nbsp;»
Lood-amalgama . . • 0.0260
Zink-amalgama . . . 0.0374
Bij de zilver-kristallen is de volumen-verandering der
zamenstellende metalen uiterst gering; men zoude de-
zelve kunnen beschouwen als niet te bestaan, wanneer
men eene fout van i procent in de densiteits-bepaling
wilde aannemen. Voor het bismuth-amalgama is de
dilatatie zeer aanzienlijk, voor de tin- en loodverbin-
ding bijna dezelfde.
Wanneer wij nu op deze amalgama's, hetgeen door
Kopp over de atoomvolumina bekend gemaakt is
toepassen, zoo meenen wij een bewijs te meer gevon-
den te hebben, én voor de juistheid der aangenomene
p) HERMXSN kopp, üeber das specifische Gewicht von
chemischen Verbindingen.
formules én der proefnemingen, zoowel de analytische
als die, welke de densiteit belreffen.
De atoomvolumina nemen wij met Kopp aan te zijn
voor het
Goud. .
Zilver.
Bismuth
Tin. .
Lood .
Zink..
Cadmium
Kwikzilve
. = 130
. = 130
. = 270
. = 101
. = 114
. = 58
. = 81
. = 93.
Zoo vinden wij voor het atoom-volumen van het
goud-amalgama
= ^ = 490.5.
Waargenomene densiteit 15.412
Onderstellende dat het goud met deszelfs gewoon
atoomvolumen in de verbinding treedt (lo), zoo is het
Dat deze onderstelling geoorloofd is, zal blijken uit de ver-
gelijking der van het kwikzilver, in de verbinding getreden zijnde
verschillende atoomvolumina; berekende men het atoomvolumen
der verschillende metalen, van de onderstelling uitgaande, dat
het atoomvolumen van het kwikzilver in alle verbindingen hetzelfde
was, men zoude tot geene vergelijkbare resultaten geraken.
s SCHÓMR a vu , que lorsqu'après avoir calculé le volume spé-
cifique d'une série de combinaisons analogues (oxydes, chlorures.
AuiHyd
atoomvolumcn van het goud-amalgama, miuus het atoom-
volumen van het goud, gelijk viermaal het atoomvolu-
men, waarmede het kwikzilver in de verbinding treedt:
of 490.5 — 130 = 360.5 = 4 x 90.1.
Er heeft dus contractie plaats gehad, daar het atoom-
volumen van het kwikzilver in de verbinding door 90,
buiten de verbinding door 93 voorgesteld wordt.
Voor het zilver-amalgama de formule ArgiHyd* ge-
bruikende, zoo is het atoomvolumen = 479.2; hier-
van dat van het zilver = 130 afgetrokken, geeft voor
het atoomvolumen van het kwik ia de verbinding
87i (quot;).
sulfates) on déduit du volume de chacune des combinaisons le
volume des parties constituantes correspondantes, on obUent
souvent le même reste pour exprimer le volume de la partie con-
stituante commune. Ainsi en retranchant du volume spécifique
des azotates, le volume des métaux qui entrent dans leur compo-
sition, on obtient toujours pour reste le nombre 558, qui exprime
le volume spécifique de l'acide azotique, de même pour les car-
bonates,quot; etc.
FILHOL, pag. 427.
Men vergelijke hetgeen bij de behandeling van hetzelfde onder-
■werp medegedeeld is bij de alliages.
Jquot;) Het zoude ons niet onwaarschijnlijk voorkomen, dat hier het
atoomvolumen van het zilver-amalgama ook 490 moet zijn; de
overeenstemming van atoomvolumen van goud en zilver, van za-
menstelling van goud-en zilvcr-amalgama , maken dit waarschijnlijk.
De cadmium-verbiDding door de formule Cad^Hyd®
voorstellende, heeft tot atoomvolumen 606; hiervan
tweemaal dat van het cadmium afgetrokken, blijft 444
over, of 89 voor het atoomvolumen van het kwik in
het cadmium-amalgama.
De zilverkristallen, atomistisch doorArg^Hyds voor-
gesteld, hebben 408 tot atoomvolumen, dat 278 voor
Hyd3 of 93 voor het volumen van elk atoom kwikzil-
ver in de verbinding, voorstelt.
Het bismuth-amalgama (BiiHyd») heeft tot atoom-
volumen 373.7; hiervan 270 afgetrokken, geeft 103.7
voor het atoomvolumen van het kwik (la).
Het tin-amalgama (StsHyds) heeft tot atoomvolumen
schoon het niet geheel uit de proeven blijkt. Men neme evenvïel
in aanmerking, dat wij niet die amalgama's geanalyseerd hebben,
die geheel met de formules overeenkomen, en dat dus de gevon-
dene densiteit niet die is, welke aan de stof, door de formule
voorgesteld, zoude eigen zijn. Een half % verschil in de densi-
teit, zoude hier de atoomvolumina der beide amalgama's gelijk
doen zijn.
(quot;=) Hier vinden wij een belangrijk verschil in het atoomvolumen
van het kwik, met de andere amalgama's, waarbij ook dilatatie
plaaU heeft; maar het zoude ongerijmd zijn, om dit aan de
densiteitsbepaling toe te willen schrijven, daar de gemaakte fout
dan veel te aanmerkelijk zoude moeten zijn. Ook voor dit amal-
gama is-het verschil tusschen berekend en waargenomen smeltpunt
grooter dan by een der anderen*
792: hiervan 5maal dat van tin (101) afgetrokken,
geeft voor het atoomvolumen van het kwikzilver in de
verbinding 97.
Het lood-amalgama (Pb^Hyd^) heeft tot atoomvolu-
men 211.5; hiervan dat van het lood afgetrokken,
blijft 97.5 voor dat van het kwikzilver.
Eindehjk heeft het zink-amalgama (ZnsHyd®) tot
atoomvolumen 365; hiervan 3maal 58 afgetrokken,
geeft 95.5 voor het atoomvolumen van het kwik in
de verbinding.
Zoo vinden wij dus ook, dat in de amalgama's,
bij welker vorming contractie heeft plaats gehad, vol-
gens de gemaakte hypothese, het kwikzilver ook met
een kleiner atoomvolumen verbonden is. Bij de ver-
binding van kwik en zilver tot zuivere kristallen, is
genoegzaam geene contractie noch dilatatie waargeno-
men, en ook vinden wij kwik en zilver met hun
»
gewoon atoomvolumen in dezelve voorhanden. In de
tin-, lood- en zink-amalgama's is het kwikzilver met
grooter (gedilateerd) atoomvolumen voorhanden. Indien
deze eigenschappen de formules, voor de amalgama's
zoo al niet volkomen bewijzen, wij meenen toch dat zij,
met andere proeven in verband gebragt, bijna geenen
twijfel meer overlaten; eene kleine verandering toch
in dezelve zoude het atoomvolumen van het amalgama
aanmerkelijk vergrooten of verkleinen, en de schoone
5
-ocr page 74-overeenstemming, die wij nu vinden, geheel doen
vervallen
Wij willen dit hoofdstuk besluiten met aan te voe-
ren, dat Küpfeu de densiteiten bepaald heeft van eenige
verbindingen van tin met kwikzilver en lood met
kwikzilver, en meent bij beiden contractie waar te
nemen. Koppnbsp;die deze proeven mededeelt,
zoekt die verkregene uitkomsten op analytische wijze
door eene lijn voor te stellen, maar vindt'dan zulk
eene onregelmatige figuur, dat hij de proeven van
Kopper in twijfel meent te moeten trekken. De uit-
komsten, door Kopp zeiven verkregen, bij hel onder-
zoek naar de densiteit van eenige verbindingen van
cadmium en kwik, welke ook Stromeueu voor speci-
fiek zwaarder dan kwikzilver hield, komen geheel
met ons resultaat overeen. Zijn factor 1 -h Z, die
de »Modificationquot; moet voorstellen, vinden wij voor
ons amalgama, bevattende 82.32°/„ kwikzilver, gelijk
1.0207, terwijl hij die = 1.0159 vindt voor eene
verbinding van cadmium met 80.22°/o kwik, en gelijk
1,0254 voor eene verbinding van cadmium met 86.SBquot;/,
kwik. Kopp zelf beschouwt dezo beide verbindingen als
Aangaande het bismuth-amalgaraa verwijzen wij op vorige
aanmerkiTig.
(quot;) Ueber die Modification der Eigenschaft von Her*.
Kopp, pag. 88.
mengsels van kwikzilver met cadmium; wij hebben eene
chemische verbinding van deze twee metalen onder-
zocht , terwijl echter de »Modificationquot; genoegzaam de-
zelfde is gevonden. Of deze dus wel als kriterium
tusschen eene chemische en mechanische verbinding
beschouwd kan worden, dit meenen wij hier niet
bevestigd gevonden te hebben.
VERBINDIIVGEIV VAW KOPER EW TIW.
Eene in de praktijk veelvuldig gemaakte aanmerking
is, dat bij het gieten van een of ander voorwerp, dit,
ofschoon het gebruikte metaalmengsel goed homogeen
was, op onderscheidene plaatsen niet dezelfde hoeda-
nigheid bezit. Vooral heeft men dit waargenomen bij
groote voorwerpen, in loodregtstaande vormen gegoten,
bij welke het specifiek gewigt der onderste deelen dik-
wijls dat der bovenste overtreft. Onbekend is het, of
men hiervoor in eene verbinding der metalen de oor-
zaak moet zoeken, dan of aan de grootere drukking,
die de onderste lagen ondervinden, deze vermeerdering
in densiteit moet toegeschreven worden; ten einde dit
op te lossen, hebben wij de volgende proeven geno-
men.
üe metalen, die wij gebruikt hebben, zijn bijna
scheikundig zuiver te noemen. Het tin was Banka-tin ,
dat gewoonlijk 99.8a9''/„ tin bevat; het koper, dat van
eene beste kleur en qualiteit geacht werd te zijn, van
Kngelschen oorsprong, werd in eenen potlooden kroes
zonder deksel gesmolten, opdat, zoo er tin of lood in
mogt voorhanden zijn, dit te gelijk met eenig koperoxyde
zoude kunnen geoxydeerd en verwijderd worden. Het
metaal werd daarop gegrenailleerd ; 396 gewigtsdeelen
koper, (op welks oppervlakte echter een weinig oxydul
zich gevormd had) werd nu onder veel houtskoolpocder
in eenen potlooden kroes gesmolten, waarbij 735.3 ge-
wigtsdeelen tin (1 atoom) gevoegd werden. Met een ijzer,
dat om het metaalmengsel niet te verontreinigen, met
eene klei van fijn gestootene Hessische kroesen met pijp-
aard en water gevormd, besmeerd was, werd de ge-
smoltene massa goed door elkander geroerd (ï). In eenen
ijzeren vorm, die horizontaal staat, met hetzelfde meng-
sel besmeerd, werd dit alliage, dun vloeibaar zijnde,
uitgegoten: 2 a 3 minuten duurde het eer het mengsel
va.st was geworden. De staaf had 34 m.m. doorsnede en
was ruim 11 voet lang. Door deze afmetingen betrekke-
lijk groot te nemen, hoopte men een belangrijk onder-
scheid in zamenstelling en densiteit op onderscheidene
plaatsen der staaf waar te kunnen nemen. Het gevormde
(') Ik neem hier de gelegenheid waar, om den Heer van Boom',
Affinem te Amsterdam, mynen dank te betuigen voor de bereidwil-
ligheid, waarmede Zijn-Ed. mij tot het vervaardigen dezer alliages
én met hulpmiddelen én met praktische inlichtingen heeft willen
bijstaan.
alliage was hard e» zeer bros, genoegzaam wit, met
eene lichtblaauwe, loodkleurige tint; de oppervlakte der
staaf heeft van onderen volstrekt geen kristallijn voor-
komen, is echter van boven grof bladerig gekristal-
hseerd; de breuk is van onderen, van boven en in
het midden grof kristallijn.
Een rein stukje metaal werd aan het onderste ge-
deelte afgehakt; door een' ligten slag verdeelde dit zich
in een tal van bladerige kristalletjes, die afgewogen en
in salpeterzuur opgelost werden. Wordt hiertoe sterk
salpeterzuur gebezigd, en de vloeistof niet aanhoudend
verwarmd, zoo blijven enkele stukjes hardnekkig aan
de werking van het zuur weêrstand bieden. Het ge-
vormde tin-osyde werd afgefdtreerd, de zure vloeistof
uitgedampt en het daarin opgeloste tin-oxyde ook op het
filtrum gebragt; dit goed uitgespoeld, verbrand en het
tin-oxyde gewogen.
0.55495 gr. van het onderste deel der staaf gaven
0.4756 gr. tin-oxyde of 0.3739 tin, dat is 67.38''/„.
1.2449 gr. van het bovenste deel der staaf ga-
ven 1.0683 gr. tin-oxyde of 0.83985 gr. tin, dat is
67.46%.
0.4876 gr. van het bovenste deel der staaf gaven
0.4161 gr. tin-oxyde of 0.3271 gr. tin, dat is
67.09''/„.
De doorgeloopene vloeistof werd voorzigtig verza-
-ocr page 79-meld, voor een deel verdampt en goed verwarmd;
nu werd door potassa kaustica zwart koper-oxyde ge-
praecipiteerd ; dit werd op een fdtrum gebragt, uitge-
spoeld, verbrand en gewogen.
' De vloeistof der 0.4876 gr. stof voor de tinbepa-
ling gebruikt, gaf 0.1968 gr. koper-oxyde of 0.15712
gr. koper, dat is 32.23°/„.
Tot 'de bepaling van het specifiek gewigt werd een
stukje metaal aan een paardenhaar, van de manen
genomen, aan een korte daartoe ingerigte schaal op de
balans, eerst in de lucht, daarna in gedestilleerd water
gewogen.; het verlies van het deel van het paarden-
haar, dat in het water hing, werd niet in rekening
gebragt, daar het geheele haar slechts 0.0093 gr.
woog; de temperatuur was 8°.
25.4448 gr. van het onderste deel der staaf, ver-
loren in water 3.1624 gr. aan gewigt; dus is de
densiteit gelijk 8.0461.
13.9618 gr. van het bovenste deel der staaf ver-
loren in water 1.7374 gr. aan gewigt; dus is de
densiteit gelijk 8.036.
Eene dergelijke staaf werd gegoten van een mengsel,
dat dezelfde betrekkelijke hoeveelheden koper cn tin
bevatte. In den kroes liet men het alliage, steeds on-
der koolpoeder, zoo lang verblijven, dat het dik vloei-
baar en op het punt van te stollen wa§; men ver-
wachtte, dat er zich nu onderscheidene lagen van ver-
schillende zamenstelling zouden gevormd hebben, die
in de fuselier, welke verwarmd was, voorzigtig uitge-
goten zijnde, zich verder zouden afzetten, en door de
analyse opgespoord konden worden. De kleur der staaf
is aan de oppervlakte en op de breuk aan de eerst
onderzochte geheel gelijk, doch heeft nergens aan de
oppervlakte een kristallijn voorkomen, schoon de breuk
van die der eerste staaf niet te onderscheiden is.
0.55205 gr. van het onderste gedeelte gaven
0.4647 gr. tin-oxyde, of 0.36533 gr. tin, dat is
66.18t.
0.7813 gr. van het bovenste gedeelte gaven 0.6619
gr. tin-oxyde of 0.52036 gr. tin, dat is 66.60»/„.
1.3674 gr. van het bovenste gedeelte gaven 1.1511
gr. tin-oxyde of 0.90495 gr. tin, dat is eö.!?quot;/».
1.3897 gr. van het bovenste gedeelte gaven 0.5981
gr. koper-oxyde of 0.47S5 gr. koper, dat is 34.367°(»).
C') In enkele gevallen, wanneer twee analyses derzelfde stof on-
derling zooveel verschillen, dat eene gevolgtrekking uit de eene
uitkomst gemaakt, niet geheel door de andere bevestigd wordt,
schoon deze verschillen, de aan de proef toe te schrij-
vene niet overschrijden, heeft men gemeend, de keuze te
moeten laten afhangen van de bepaling van het andere
ligchaam. Hier is hot niet onduidelijk, dat aan de laatste der
twee analyses van het bovenste doel der staaf de voorkeur moet
gegeven worden,
22.0751 gr. van het onderste gedeelte verloren bij
O» in water 2.7207 gr. aan gewigt, dus is de densi-
teit gelijk 8.1101.
24.1522 gr. van het bovenste gedeelte verloren
in water 2.9948 gr. aan gewigt, dus is de densiteit
gelijk 8.0659 (3).
» Het onderscheid tusschen de bovenste en onderste
gedeelten der beide staven is niet noemenswaardig; én
voor procentische zamenstelling én voor densiteit kan
men de gevondene verschillen aan de proefneming toe-
schrijven. Bevatte de staaf'65.00''/„ tin, zij zou juist
door de formule Gu^St^ voorgesteld worden, maar wij
hebben eenig koper-oxydul (de oppervlakte van het ge-
bezigde koper) voor metaal gewogen, en moesten dus
iets meer tin tot uitkomst verkrijgen; juist dit echter
had ons tot belangrijke resultaten kunnen leiden. Ver-
bindt namelijk Cu^ zich met St^ dan had men dit
lighaam afgezonderd, onder of boven in de staaf moe-
ten aantreffen, immers wanneer het door het gieten
Meissner bemerkte, »dass ein aus derselben Legirung gegos-
senen Cylinder nicht in seiner ganzen Ausdehnung von gleicher
Dichte ist. In Cylindern, welche während des Gusses senkrecht
standen, hatte bald der untere, bald der obere Theil das
grossere specifische Gewicht, und die Verscheidenhcit zeigte sich
sowohl bei langsamer als schneller Erkaltung.
Kopp, Uehcr Modific. der Eigens, pag. 73,
-ocr page 82-ran deze staven voorgestelde doel bereikt was {■*). Dat
deze verbinding werkelijk bestaat, blijkt uit het vol-
gende.
Evenredige gevvigtsdeelen koper en tin, als tot het
gieten gebruikt waren (dus iets meer tin dan CuiSti)
goed gesmolten en onder elkander geroerd, liet men
(') Dussaussaï is hierin beter geslaagd dan ik; of dit aan het*
toeval, dan aan het andere ' metaalmengsel, door mij gebezigd ,
moet toegeschreven worden, zal ik niet beslissen. Ik wil zijne op-
merkingen om het praktisch belang hier mededeelen, » Dès que le
refroidissement, en coulant des grandes pièces de canon ou des
lingots de bronze, commence, l'alliage atomique le moins
fusible qui puisse se produire cristallise et la masse
prend du rétrait ; mais bientôt la pression du colonne métallique
force l'alliage liquide à s'écouler dans l'espace vide qui s'est fait
à la circonférence, ou à remonter vers le haut du moule. De
là un partage qui s'établit de telle sorte, qu'à quelque distance
de la base inférieure du lingot, et à son centre se trouve le ma.
ximum de cuivre, tandis qu'à la circonférence du lingot vers la
base inférieure et dans toutes ses parties à la base supérieure, se
trouve le maximum d'étain. C'est ce que mettent hors de doute
les expériences faites sur des lingots carrés ou méplats de treize
pouces de hauteur :
Lingot carré de 13 pouces de hauteur.
à la surface h 6 pouces au ccnUe à 6 pouces à la base supérieure
de la hase.nbsp;de la base.nbsp;c. i d. du jel
Cuivre 98,9nbsp;100.6nbsp;100.Ö
Dumas. Chimie appl, aux Arts. Tome 111. pag. .IlO.
-ocr page 83-in den kroes zoo lang bekoelen, tot een deel van het
mengsel gestold was, terwijl het overige deel vloeibaar
bleef. Nu werd het vloeibare metaal voorzigtig uitge-
goten, zoodat in den kroes een bodem (koning, regu-
lus) vaslgeworden metaal, met grof bladerig kristallij-
nen oppervlakte, terugbleef.
1.7054 gr. van het afgegoten metaal (dat wij in
het vervolg kortheidshalve vloeistof willen noemen),
gaven 1.4892 gr. tin-oxyde, of 1.1707 gr. tin, dat
is 68.227„.
2.1199 gr. derzelfde vloeistof gaven 1.8394 gr. tin-
oxyde , of 1.4461 gr. tin, dat is 68.21''/„.
16.6572 gr. der vloeistof verloren in water bij 14°
2.1199 gr. aan gewigt; dus is de densiteit gelijk
7.8575.
4.0516 gr. van den regulus gaven 3.3541 gr. tin-
oxyde, of 2.6369 gr. tin, dat is 65.097».
Het te veel genomen tin is dus in de vloeistof
overgegaan; de regulus is juist als Cu St^ te zamen-
gesteld; de chemische verbinding (regulus) heeft alzoo
een hooger smeltpunt (zij stolt eerder) dan de mecha-
nische (de vloeistof) (5).
(=) Dat deze wijze van beschouwing uiet geheel nieuw is, wil ik
hier gaarne erkennen, maar meen tevens, dat cr, van dit gczigts-
punt uitgaande, nog nimmer analyses van metaalverbinilingen zijn
ondernomen. Hetgeen met een ander oogmerk door Rodbbrg over
16.7214 gr. van den regulus verloren In water
2.0716 gr. aan gewigt; de densiteit is dus gelijk 8.072.
verschillende .Metalllegirungenquot; is in het werk gesteld, is voorze-
ker allerbelangrijkst; eenige gevolgtrekkingen, door hem als waar-
schijnlijk opgegeven, doch in geenen deele bewezen, worden
door mijne onderzoekingen bevestigd. Alleen door quanütatieve
analyses kan men onomstootelijk het bestaan van chemische me-
taalverbindingen bewijzen, en dit schijnt Rddberg zelf te gevoelen,
door het woord scheint te gebruiken, wanneer hij zegt: .Das
allgemeine Resultat, dasz man aus sämmtlichen Beobachtungen
ziehen kann. Scheint folgendes zu seyn. Wenn zwei Metalle in
irgend einem Verhältnisse zusammengeschmolzen werden, so bildet
sich immer aus dem einem Metalle, und aus einem Theile des
andern eine nach einfachen Atomenverhältnisse zusammengesetze
Legirung, die ich derhalb chemische Legirung nennen wil.
Die geschmolzene Massa ist nur ein Gemenge von dieser chemischen
Legirung und von dem in Ueberschuss vorhandenen Metalle.quot;
Rüdberg, üeber eine allgemeine Eigenschaft der
Metalllegirungen. Pogg., Ann. BandXCIV. pag. 247.
Twee eigenschappen leiden hem tot dit besluit: wanneer men
namelijk de tijden waarneemt, waarin een thermometer, die de
temperatuur van een gesmolten alliage kan aangeven, telkens om
10° wordt afgekoeld, zoo vindt men eene zekere temperatuur .ein
durchaus festen Punkt,quot; waarop de thermometer veel langer dan
op eene andere blijft stilstaan. Die temperatuur is voor mengsels
van verschillende metalen verschillend; voor lood- en tinverbindin-
gen b. V. 187° C., voor die van lood en bismuth 143°, van tin
en zink 204° enz. Op deze temperaturen zouden de chemische ver-
bindingen der metalen vast worden, en door de vrykomende la-
Op gelijke wijze als de eerste staaf, werd nu eene
staaf gegoten van een mengsel , 792 gewigtsdeelen
tente warmte de verkoeling van het overblijvende vloeibare metaal
vertraagd worden. Is een der metalen in grootere hoeveelheid dan
tot de vorming der chemische verbinding noodzakelijk is, aanwe-
zig , zoo zou dit metaal en het alliage niet op dezelfde tempera-
tuur vast worden, maar het overvloedige voorhanden metaal ge-
woonlijk het eerst vast wordende, zoude hierdoor ook warmte ont-
wikkelen, waardoor het »beweglicher Punktquot; op den thermometer
waargenomen wordt. (Bij ternaire verbindingen zouden er twee zulke
punten, waarvoor hij zelf nog geene verklaring weet, op te merken
zijn). Tot verder bewijs voert hij het volgende aan, pag. 2481
«die Richtigkeit dieser Ansicht bestätigt sich auch noch dadurch,
dasz, wenn man die fliessende Masse auf einem kalten Körper aus-
gieszt, die Masse, wie sich beobachten laszt, nicht bis zum Erstar-
ren flussig bleibt, sondern eine mehr oder weniger lange Zeit vor-
her, je nachdem es die Lage des beweglichen Punktes mit sich
bringt, augenblicklich das Ansehen eines Mörtels annimmt, welcher
sich während des Erkaltens mit immer grösserer Schwierigkeit um-
ruhren laszt. Bei die chemische Legirung ist dies nicht der Fall.quot;
Genoemde eigenschap hebben ook wij, bij hot bekoelen der van
den regulus afgegotene vloeistoffen waargenomen.
De bedenkingen door Erman aangevoerd: Bemerkungen über
die Ursache der Stockung im Erkalten gewisser flüssigen
Legirungen. PoGG. Ann. Band XCVI. pag. 282, toonen aan, dat
Rüdbergs onderstelling en gevolgtrekkingen nog stellige bewijzen noo-
dig hebben. Erman meent, dal het gemelde stilstaan van den ther-
mometer alleen aan eene verandering van volumen van de geheele
metaalinassa is toe te schrijven , en dat hiervoor geene andere oorzaak
koper en 735.3 tin of Cu®Sti voorstellende. Ook
hier heeft de analyse doen zien, schoon deze verbin-
ding meer koper bevatte dan die der andere onder-
zochte staven, en dus tot de door Düssaüssay gebe-
zigde naderde, dat het doel niet bereikt is.
2.4964 gr. van het onderste gedeelte gaven
1.5640 gr. tin-oxyde, of 1.22956 gr. tin, dat is
49.25°/„.
11.9158 gr. verloren in water bij 13° 1.4114 gr.
aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 8.443.
2.3100 gr. van het bovenste gedeelte gaven
1.4441 gr. tin-oxyde, of 1.1353 gr. tin, dat is
49.ist.
De formule Cu^St^ heeft tot zamenstelling 48.147o
tin.
Van dezelfde metalen werden evenredige gewigts-
te vinden is, dan die, waarona een thermometer, die in zuiver
■water, da* genoegzaam de temperatuur, -waarop hetzelve het maxi-
mum van densiteit bereikt, gedompeld is, zoo lang stilstaat of ui-
terst langzaam daalt. Het antwoord en de verdediging van Rud-
BERG, Pogg. Ann. Band XCVII, pag. ol7, zouden ons hier te ver
afleiden; wij meenen in het medegedeelde een bewijs geleverd te
hebben voor de noodzakelijkheid van directe proeven, en voor de
belangrijkheid van analyses van chemische metaalverbindingen.
Wat vóór deze omtrent de door mij onderzochte verbindingen on-
derstelling en gewaagde onderstelling was, is, zoo ik ver-
trouw, nu zekerheid geworden.
deelen, als bij de laatste proef gebezigd zijn, onder
dezelfde voorzorgen bij elkander gesmolten, en nadat
een deel van het mengsel in den kroes gestolt was,
werd het nog vloeibare metaal uitgegoten. De regulus
en vloeistof hadden, even als de staaf van die zamen-
stelling, eene blaauwachtig witte kleur, waren zeer
kristallijn op de breuk, uiterst hard en bros; de
vloeistof scheen op de breuk iets fijner gekristalliseerd
te zijn.
2.7535 gr. van den regulus gaven 1.6960 gr. tni-
oxyde, of 1.3333 gr. tin, dat is 48.421.
De formule Cu'^Sti geeft 48.147„ tin.
Ook hier is weder aanvankelijk meer tin genomen
dan de formule voorstelt, en dit moet dus ia de
vloeistof teruggevonden worden , wanneer men niet aan
eene toevalligheid de gevondene overeenstemming wil
toeschrijven. Om dit te bewijzen, heb ik mij de
moeite gegeven, om van al de gemaakte chemische
verbindingen, ook de afgegotene vloeistoffen, aan de
analyse te onderwerpen, en van dezelve de densiteiten
le bepalen
Veel belangrijks, den regulus betreffende, zijn wij daardoor
te weten gekomen; maar eene beredeneerde vergelijking tusschen
samenstelling en densiteit der vloeistoffen, gelijk bij de reguli ge-
schied is, heeft tot geene resultaten kunnen leiden; en dit kan
ons ook Biet verwonderen. Immers zij zijn in zamenstelling niet
0.9568 gr. der vloeistof gaven 0.6226 gr. tin-
oxyde, of 0.4895 gr. tin, dat is 51,16''/„.
24.7067 van den regulus verloren bij 14° in water
2.9023 gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 8.512.
16.9026 gr. der vloeistof verloren in water 1.9861
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 8.510.
Hoeveelheden, die zich genoegzaam tot elkander
verhielden als een atoom koper en drie atomen tin,
werden wederom afgewogen; op gelijke wijze, als bo-
ven vermeld is, werd een alliage door smelting daar-
gesteld , hetwelk men langzaam liet bekoelen, en ook
door uitgieting in regulus en vloeistof scheidde. De
regulus is volkomen als de vroeger beschrevene, doch
schijnbaar iets witter; zoo ook de vloeistof, die op
de breuk fijn gekristalliseerd is.
1.7015 gr. van den regulus gaven 1.7837 gr. tin-
oxyde, of 1.4023 gr. tin, dat is 82.41°/„.
zoodanig van de reguli, bij welke zij behooren, verschillende (meest
allen bevatten meer dan 90% van den regulus), dat deze op
de densiteit grooten invloed kan hebben; misschien behoort ook
eene andere, meestal geene of veel fijnere kristallijne structuur
tot deze beletselen. Wij hebben evenwel gemeend^ alle onze be-
vindingen en proeven, schoon zij dan tot nog toe tot geen ander
resultaat voeren, dan dat zij onze andere proeven bevestigen, te
moeten mededeelen; dikwijls toch heeft men vele verkregene re-
sultaten als onbruikbaar verworpen, die, naderhand toegelicht,
voor de wetenschap van groot belang waren.
De formule CuaSl' geeft 82.25»/„ tin.
14.9042 gr. van den regulus verloren bij 14* in
water 2.9478 gr. aan gewigt, dus is de densiteit ge-
lijk 7.652.
2.5697 gr. der vloeistof gaven 2.7365 gr. tin-
oxyde, dat is 2.1513 gr. tin, of 83.72%.
Een weinig vloeistof is dus nog'aan den regulus
blijven kleven.
22.7012 gr. der vloeistof verloren in water 2.9718
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 7.639.
Drie atomen koper en een atoom tin werden bij
elkander gesmolten. Bij bekoeling werd niet een deel
der vloeibare metaal-massa plotseling vast en bleef
het andere deel nog eenigen tijd dun vloeibaar, maar
de gansche hoeveelheid werd steeds taaijer en taaijer,
zoodat het bezwaarlijk was, den tijd waar te nemen,
op welken men het vloeibaar blijvende metaal moest
afgieten. Hiertoe is het, naar ons oordeel, gunstigste
oogenblik waargenomen; er werd slechts eene betrek-
kelijk kleine hoeveelheid vloeistof afgezonderd.
De regulus verschilde in uiterlijk voorkomen en op
de breuk genoegzaam niet met dien, welke de formule
Cu®Stï tot zamenstelling heeft.
0.8819 gr. gaven 0.4681 gr. tin-oxyde, of 0.3680
gr. tin, dat is 41.73%.
-ocr page 90-De eenvoudigste formule, diè met deze zamen-
stelling het naast zoude overeenkomen, is CuSSt® ;
«
zij stelt 42.61''/o tin voor.
11.0298 gr. verloren bij 13° temperatuur in water
1.2933 gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk
8.513.
1.8241 gr, der vloeistof gaven 0,9745 gr. tin-
oxyde of 0,7661 gr, tin, dat is 42.00%,
#
27.2191 gr. verloren in water 3.1397 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 8.669.
Daar de afgegotene vloeistof meer tin in hare za-
menstelling bevatte dan de regulus, en deze evenwel
te weinig bezat, om aan de naastbijkomende eenvou-
dige formule te voldoen, zoo herhaalde ik de analyse
van den regulus.
1.3762 gr, gaven nu 0,7293 gr. tin-oxyde, of
0.57335 gr. tin, dat is 41.66°/o, dat volkomen met
de eerste analyse overeenstemt.
üit het aangevoerde, wat de zamenstelling betreft,
meen ik niet eenen grond te hebben, om den zoo
onvolkomen verkregen regulus als eene chemische ver-
binding , als Cu^Sf^, te mogen beschouwen. Dit met
lietgeen bij de bekoeling van het mengsel is waarge-
nomen in verband gebragt, doet mij besluiten, dat
indien de verbinding CuSSt® bestaat, zij stellig niet
op de wjze van vroeger verkregene chemische verbin-
dingen daargesteld wordt.
Nog eene aanmerking bUjft hier echter overig: daar
namehjk ook de afgegotene vloeistof eene belangrijke
hoeveelheid tin in hare zamenstelling minder bevat
dan de formule vereischt, zoo had men kunnen ver-
wachten, dat daar er te weinig tin in de gansehe
massa aanwezig was, men eenen regulus zoude ver-
kregen hebben, die tot formule b. v. CusSt» (dat is
meer koper dan Cu5St=^) zoude hebben, en het alzoo
overvloedig aanwezende tin in de vloeistof zoude over-
gegaan zijn. Maar dat hiervoor eene grens bestaat is
zeker; immers anders zoude men tot regulus immer
de meest koperhoudende chemische verbinding, die
koper en tin met elkander kunnen vormen, welke
deels volgens onze onderstelUng, deels uit vroegere
proeven gebleken is de moeijelijkst smeltbare tc zijn ,
moeten verkregen hebben. Wij vinden dus in deze
laatste proef een bewijs voor het bestaan van affiniteit
tusschen regulus en vloeistof, of liever, de regulus
wordt door de vloeistof met eene zekere kracht op-
gelost gehouden , welke kracht het vermogen der che-
mische verbinding om te kristalliseren, en door be-
koeling afgezonderd te worden, zeer kan wijzigen.
Tot direct bewijs dat de verbinding Cu^St® op zlch-
6 »
-ocr page 92-zelve niet bestaat, hebben wij den laatst verkregen
regulus met een weinig tin te zaraengesmolten, en bij
bekoeling uitgegoten, als wanneer wij wederom ge-
noemde zamenstelling niet verkregen hebben.
1.5561 gr. van den regulus gaven 0.8930 gr. tin-
oxyde, of 0.70204 gr. tin, dat is 45.11''/„.
44.32°/o tin worden door de formule Cu''St3, of
wel door Gu°St^ -I- Cu^St», voorgesteld. De eerste
dezer verbindingen is gevonden te bestaan en afgezon-
derd ; de tweede heeft men wel niet als zoodanig
kunnen verkrijgen, maar er bestaat geene reden,
waarom zij, schoon niet afgezonderd kunnende wor-
den , niet in verbinding kan aangetroffen worden; de
scheikunde levert hiervan vele voorbeelden op. Dat
evenwel nog vele proeven het aangevoerde nader moe-
ten bevestigen, voor dat het nu onderstelde als be-
wezen kan beschouwd worden, wil men hier tevens
gaarne erkennen.
Ten slotte heeft men eene verbinding bereid, die
meer koper dan eene der andere bevatte: ook hier
nam men bij bekoeling waar , hetgeen bij den voor-
1 aalsten regulus is opgemerkt, en kon men om deze
reden maar zeer weinig vloeistof afzonderen, zoodat
de regulus onmiddellijk weder gesmolten werd, waar-
na bij bekoeling onder dezelfde verschijnselen weder
een weinig vloeistof werd afgegoten. De regulus is
uiterst hard (?), doch veel minder bros dan eene der
vroeger verkregene verbindingen; zij laat zich met
moeite kloven, doch heeft op de breuk geen kristal-
lijn voorkomen; dezelve is geel gekleurd, met eenen
roodachtigen weerschijn; gevijld zijnde, is zij vrij hel-
der lichtgeel
2.9025 gr. gaven 0.9099 gr. tin-oxyde, of0.7153
gr. tin, dat is 24.64quot;'/o.
De formule Cu^Sti geeft 23.63°/„ tin (»).
(7) La dureté du bronze augmente avec la proportion de l'étain.
Dumas, Chimie. Tom. III. pag. 521.
(«) Een alliage, dat 22lt;gt;/o tin bevat, is volgens ThéNARD, licht
grijs gekleurd en op de breuk fijn kristallijn. De tam-tam of gongf
der Chinezen bevat 20°/o tin.
Thénard, Traité de chimie. Tom. I. pag. 503.
(») DDSSACSSAY heeft bij het gieten van een stuk kanon eene
bepaalde metaalverbinding weten af te zonderen, die, door lang
vloeibaar te blijven, zich van het andere metaal afscheidde. Hij
vond dezelve zamengesteld uit 19lt;gt;/o tin ennbsp;koper, dat met
de formule Cu'St' overeenkomt.
Dumas, Chimie. Tom. III. pag. 515.
Door onze proeven is gebleken , dat de door ons gevolgde schei-
dingswijze niet alleen verre te verkiezen is, maar zelfs, dat de
bovengenoemde nimmer, zonder toevalligheden, goede resultaten
kan opleveren.
27.2041 gr. stof verloren bij 14« in water 3.0745
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 8.848.
4.0464 der afgegotene vloeistof gaven 1.3510 gr.
tin-oxyde, of 1.0621 gr. tin, dat is 26.2T'L.
4.6386 gr. der tweede vloeistof gaven 1.5382 gr.
tin-oxyde, of 1.2097 gr. tin, dat is 26.077„.
9.5367 gr. der vloeistof verloren in water 1.0700
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 8.913.
Het is opmerkelijk, dat de beide vloeistoffen zoo
weinig van elkander in zamenstelling verschillen, dat
zij dezelfde mogen genoemd worden, en dat tevens
de regulus, die toch 1|7„ tin minder bevat dan de
vloeistof, nog 1% tin meer bij de analyse oplevert,
dan de naastbijkomende eenvoudige formule voorstelt.
Het is moeijelijk te bepalen, of men door den regulus
meermalen om te smelten en uit te gieten de be-
doelde zamenstelling zal verkrijgen; de zaak uit het-
geen wij van de andere verbindingen hebben geleerd,
en de wijze, waarop het mengsel bekoelt, beschou-
wende, meenen wij dit ontkennend te moeten beant-
woorden.
De volgende chemische verbindingen kunnen wij dan
vaststellen, en hebben wij ook afgezonderd :
Berekend.
82.25 tin.
......17.75 koper.
65.00 tin.
...... 35.00 koper.
48.14 tin.
......51.86 koper.
Cu'Sta...... 44.32 tin.
(Cu^Sti GuSSt») . . 55.68 kopet.
GcTonden.
82.41.
17.59.
100.00.
65.09.
34.91,
100.00.
48.42.
51.58.
100.00.
45.11.
54.89.
100.00.
VEBBIKDINGEiV VAN KOPEB EN ZINK.
Het zink, tot de daarstelling dezer verbindingen ge-
bezigd, had eene schitterend witte blaauwachtige kleur
en eene schoone kristallijne breuk; het was vrij van
ijzer en van lood. De verkregene verbindingen heeft
men op de volgende wijze geanalyseerd: de afgewogene
hoeveelheid werd in salpeterzuur opgelost, het over-
vloedige zuur voor een deel verdampt, en na verdun-
ning met water en toevoeging van een weinig zwavel-
zuur door doorvoering van gas acidum hydrosul-
furicum zwavelkoper gepraecipiteerd; dit werd oogen-
(') De toevoeging van een weinig zwavelzuur, door Rose aan-
gegeven in zijn Handboek voor Analytische Scheikunde,
Deel II. pag. 166 en 167, is gansch niet overbodig; bij eena
analyse toch door ons bewerkstelligd, en die hier niet vermeld
wordt, heeft men dit nagelaten, en nieUegenstaande de vloeistof
door acid. nitricum zuur was geweest, vond men toch sulfuretum
zlnci bij het sulfuretum cupri ingemengd. Het salpeterzuur wordt
door het zwavelwaterstofgas ontbonden, en kan daardoor het zink
Biet meer opgeloit houden.
blikkelijk op een filtrum verzameld, en door water,
dat met hydrogenium sulfuratum verzadigd was, uit-
gespoeld, totdat het zinkzout verwijderd was. Het
sulfuretum cupri werd met het filtrum in koningswater
gedigereerd, totdat de afgescheidene zwavel helder geel
gekleurd was; deze werd afgefiltreerd, de koperoplos-
sing uit het filtrum uitgespoeld, deze uitgedampt en
door potassa caustica, die volkomen silica vrij was,
geneutraliseerd en verwarmd; het zwartbruine koper-
oxyde werd op een aschvrij filtrum verzameld, uitge-
spoeld, gedroogd, gebrand en gewogen.
Eene hoeveelheid koper en zink, die tot elkander
stonden als een atoom koper tot twee atomen zink
werden afgewogen; in eenen potlooden kroes werd het
koper onder houtskoolpoeder gesmolten en daarna het
zink er bijgevoegd; er verbrandde evenwel nog eenig
zink. De metaalmassa werd goed geroerd, en toen bij
langzame bekoeling een deel was vast geworden, werd
het vloeibaar gebleven metaal voorzigtig uitgegoten. De
verkregen regulus is op de breuk schitterend wit, uiterst
fijn hladerig gekristalliseerd, en vettig op het gevoel,
even als sommige magnesia mineralen; de vloeistof
heeft hetzelfde voorkomen, doch schijnt niet zoo fijn
gekristalliseerd te zijn; beide zijn zeer bros.
1.7973 gr. van den regulus gaven 0.8157 gr. koper-
oxyde of 0.65024 gr. koper, dat is 36.19°/..
De formule CuSZn« stelt 36.887o koper voor.
22.8359 gr, verloren bij 13° temperatuur in water
2.8763 gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 7.939.
1.6922 gr. der vloeistof gaven 0.7373 gr. koper-
oxyde of 0.5889 gr. koper, dat is 34.80°/„.
Het verschil in zamenstelling van den regulus met
de formule ontstaat dus weder door de aanwezigheid
van een weinig vloeistof.
20.1284 gr. vloeistof verloren in water 2.5313 gr,
aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 7,952,
Hoeveelheden, door een atoom koper en een atoom
zink voorgesteld, werden als boven bij elkander ge-
smolten en uitgegoten.
De verkregen regulus is uiterst hard, doch niet
bros, grof kristallijn op de breuk ; de kristallen heb-
ben een mat geel voorkomen, op het Fransche
groene goud (=») volmaakt gelijkende; het metaal ge-
vijld zijnde, zoo is de kleur roodachtiger; zoo ook is
het uiterlijke der vloeistof, schoon ze veel fijner ge-
kristalliseerd is.
2,1705 gr. van den regulus gaven 1,6077 gr. koper-
oxyde of 1.2836 gr. koper, dat is 59.14%.
De formule CuSZn» stelt 59.36°/„ koper voor.
(=) L'or vert, dont on fait usage en bijouterie, contient 0,108
parties d'of et 0,âÔ2 d'argênt.
d'Arcët, Manuel d« l'Ejsayeur. pag. 65,
-ocr page 99-23.7176 gr, verloren iu water bij 13° temperatuur
2.8839 gr, aan gewigt, dus is de densiteit gelijk
8.224.
1.6989 gr. der vloeistof gaven 1.1091 gr. koper-
oxyde of 0.8864 gr. koper, dat is 52.18°/„ (3).
Ten laatste werd 790 gewigtsdeelen (±: een atoom)
koper en 400 (een atoom) zink bij elkander gesmolten,
goed doorgeroerd, en bij bekoeling uitgegoten. De
regulus was harder en brozer dan de voorgaande,
kristallijn op de breuk; zij had eene lichtgele kleur
met eenen duidelijken groenachtigen weerschijn; zoo
ook de vloeistof, die fijner gekristalliseerd was.
1.7886 gr. van den regulus gaven 1.4786 gr. ko
per-oyde of 1.1705 gr. koper, dat is 65.44°/».
De formule Cu^Zni stelt 66.16°/„- koper voor.
30.9488 gr. verloren in water 3.6881 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 8.392.
1.7151 gr. der vloeistof gaven 1.3570 gr. koper-
oxyde of 1.0834 gr. koper; dat is 63.11°/„.
Ook bij de uitkomsten dezer beide laatste reguli is
het verschil met de onderstelde formules in dezelfde
rede als bij den eersten regulus, en aan dezelfde oor-
zaak toe te schrijven.
(3) De densiteiten van deze en de volgende vloeistof zijn beide,
om de vele luchtbellen, die van de fijn gekristalliseerde oppervlak-
te onmogelijk te verwijderen waren, in het oogvallend veel te laag
uitgevallen; ik acht het daarom ongepast ze hier mede te deelen.
Wij hebben dus de volgende chemische verbindingen
afgezonderd:
Berekend.nbsp;GeTonden.
Cu3ZnS
■ ■ ■ ■ 63.12 zink. 63.81.
100.00. ^ 100.00.
40.64 zink. 40.86.
„ , 66.16 koper.nbsp;65.44.
Cu»Zn* .... ^
33.84 zink.nbsp;34.56.
-ocr page 101-TERBINDINOEIV VAN KOPEB EN LOOD.
Koper en zuiver lood (») werden bij elkander ge-
smolten in verhouding van een tot twee atomen, en
bijzonder lang met den met vuurvaste klei bestreken
spatel geroerd; bij bekoeling werd het vloeibaar blij-
vende metaal uitgegoten; er verbrandde bij de behan-
deling eenig lood. De verkregen regulus was lood-
kleurig, met eene zeer zachte roodachtige tint; aan
de oppervlakte gepolijst zijnde, werd deze in de lucht
na eenige dagen matgraauw; de breuk is volstrekt niet
kristallijn, de geheele massa uiterst zacht en op het
gezigt goed homogeen. De vloeistof is in alle deze
eigenschappen aan den regulus gelijk.
Tot bepaling van het lood werd eene afgewogene hoe-
veelheid in verdund salpeterzuur opgelost, en dit zuur
zooveel mogelijk verdampt; na verdunning met water
werd er veel rein zwavelzuur bijgevoegd, waardoor sulfas
(') Het gebruikte lood wordt als zoodanig door de essayeurs be-
schouwd en gebruikt bij de zilver-essayproeven op den droogen weg.
plunibi gepraecipiteerd werd ; de aanwezigheid van veel
zwavelzuur maakt dit zout onoplosbaar (=). Het praeci-
pitaat verzameld zijnde, werd door zwavelzuurhoudend
water uitgespoeld, gedroogd, gebrand en gewogen; ook
bij de branding werden eenige druppels zwavelzuur toe-
gevoegd, opdat, indien door de kool van het papier
van het filtrum, eenig sulfas plumbi herleid was, dit
weder gevormd zoude worden.
2.1157 gr. van den regulus gaven 2.6042 gr. sulfas
plumbi of 1.7806 gr. lood, dat is 84.157„.
De naastbijkomende eenvoudige formule Cu^^Pbs stelt
83.06''/o lood voor.
Hier is het verschil der proef met de berekening
ruim !quot;ƒ„; maar wanneer men in aanmerking neemt,
dat de vloeistof ruim ISV^ meer lood bevat, zoo kan
eene zeer kleine verontreiniging met deze, de oorzaak
van eene belangrijke fout zijn.
19.0842 gr. verloren bij 13° in water 1.7748 gr.
aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 10.753.
2.7607 gr. der vloeistof gaven 3.9728 gr. sulfas
plumbi of 2.7146 gr. lood, dat is 98.70°/».
24.7437 gr. verloren in water 2.2182 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 11.155.
Feu atoom koper en een atoom lood werden weder
(=) Remigius Fresenids, Anleitung der cliemischen quanti-
tativen Analyse, pag. 10'2 cn 167.
bij elkander gesmolten, goed geroerd en na bekoeling
uitgegoten. De regulus, midden doorgehakt zijnde ,
is zeer zacht, en heeft eene blaauwachtig witte (grijze)
kleur, met een' roodachtigen weerschijn; de breuk is
volstrekt niet kristallijn; zoo ook de vloeistof, bij
welke de roode weerschijn naauwelijks is waar te ne-
men. Aan de buitenste oppervlakte is de regulus
merkelijk rooder gekleurd, en blijkbaar (3) van eene
geheel andere zamenstelling , zoo als de volgende ana-
lyses aantoonen.
2.0117 gr. uit het midden van den regulus gaven
2.2815 gr. sulfas plumbi of 1.5576 gr. lood, dat is
77.430/0.
De formule CuiPbi stelt 76.58''/„ lood voor.
30.6876 gr. verloren in water bij 14° 2.9578 gr.
aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 10.375.
2.8271 gr. der buitenste oppervlakte van den re-
gulus gaven 1.7601 gr. sulfas plumbi, of 1.2027 gr.
lood, dat is 42.54°/„.
3.3653 gr. der vloeistof gaven 4.4183 gr. sulfas
plumbi, of 3.0190 gr. lood, dat is 89.71°/„.
(') DU gedeelte van den regulus is niet homogeen, daar men ,
nieuegenstaande het langdurige roeren bij het smelten, nog duide-
lijk vele kleine stukjes koper in de massa onverbonden kon op-
merken, om welke reden men naar geene met do zamenstelling
overeenkomende formule heeft gezocht.
37.6242 gr. der vloeistof verloren in water 3.4550
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 10.890.
Eindelijk werden op bovengenoemde wijze twee ato-
men koper met een atoom lood gesmolten en uitge-
goten. De regulus was blaauwachtig wit gekleurd,
met eenen donkeren paarsachtigen weerschijn, zeer
zacht, niet kristallijn op de breuk; op sommige plaat-
sen en in het midden blijkbaar niet homogeen, daar
men vrij groote stippen koper duidelijk kon onderken-
nen ;.zoo ook de vloeistof. Van beide mengsels heeft
men een deel der oppervlakte gepolijst, om daarvan
tot de analyse eenige kleine stukjes af te hakken;
deze deelen schenen homogeen te zijn, anders had
men de verkregene stukjes niet aan het onderzoek
onderworpen; maar nadat de gepolijste oppervlakte
eene maand aan de lucht was blootgesteld geweest,
was dezelve zwart geworden, en kon men weder
met het bloote oog nog onverbonden stipjes koper
ontdekken. Wij deelen dus hier alleen de analyses
mede, om het bewijs te leveren voor de niet-homo-
geniteit der mengsels. Immers men heeft SS'L ko-
per en 62''/„ lood bij elkander gesmolten, en in de
deelen van den regulus en der vloeistof, die onder-
zocht zijn, heeft men meer dan 80% lood gevonden;
dus is er veel koper op sommige plaatsen , of vrij,
of met zeer weinig lood verbonden gebleven.
2.4031 gr. van den regulus gaven 2.8256 gr. sulfas
plumbi of 1.9307 gr. lood, dat is
19.7178 gr. verloren in water 1.8544 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 10.633.
1.9242 gr. vloeistof gaven 2.2540 gr. sulfas plumbi
of 1.5401 gr. lood, dat is 80.041.
De densiteit der vloeistof kon men niet met eenige
juistheid bepalen, daar er geen plekje in dit staaQe te
vinden was, hetwelk voor de proef eenig vertrouwen
kon verdienen.
De twee volgende chemische verbindingen tusschen
koper en lood hebben wij afgezonderd :
GuaPbs
Cu»Pbï
Berekend. |
Gevonden. |
83.06 lood. |
84.16. |
16.94 koper. |
15.84, |
100.00. |
100.00, |
76.58 lood. |
77.43, |
24.42 koper. |
22.57, |
100.00. |
100,00. |
VERBINiniIVOEW VAN TIN EN ZINK.
700 gewigtsdeelen (een atoom) tin werden iu eenen
potlooden kroes onder houtskoolpoeder gesmolten, en
daarop 800 (twee atomen) gewigtsdeelen zink toege-
voegd; het vloeibare metaalmengsel werd goed geroerd,
en na langzame bekoeling uitgegoten. De verkregen
regulus is glanzend wit, met eene lichtblaauwe tint,
op de breuk schoon bladerig gekristalliseerd (ï); de
vloeistof is in kleur noch breuk van den regulus te
onderscheiden. Het tin werd op gelijke wijze, en on-
der dezelfde voorzorgen als hij de koper- en tinver-
bindingen is geschied, bepaald.
5.7825 gr. van den regulus gaven 3.5282 gr. tin-
oxyde of 2.7737 gr. tin, dat is 47.977o.
(') En alliant l'étain et le zinc à parlies égales, on obUent un
alliage, qui, d'après M. Koechlin, est presque aussi ténace et
résiste aussi bien au frottement que le laiton.
Dumas, Chimie. Tome III. pag. 220.
-ocr page 107-De formule St^Zn!» gtelt 47.507„ tin voor.
11.4357 gr. verloren in water bij 13» 1,6129 gr.
aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 7.096.
2.4984 gr. der vloeistof gaven aan tin-oxyde 1.5450
gr. of 1.2146 gr. tin, dat is 48.16quot;/,,.
23.7162 gr. verloren in water 3.2956 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit 7.196.
Een atoom tin en een atoom zink op gelijke wijze
behandeld, zoo verkreeg men eenen regulus, die zil-
verwit was, met eene zeer zacht gele tint; dezelve
is zeer hard en op de breuk fijn kristallijn. De kleur
der vloeistof schijnt nog helderder wit te zijn.
1.7531 gr. van den regulus gaven 1.4667 gr. tin-
oxyde of 1.1531 gr. tin, dat is 65.77°/„.
20.1281 gr. verloren in water 2.8290 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 7.115.
2.7724 gr. der vloeistof gaven 2.5452 gr. tin-oxyde
of 2.00095 gr. tin, dat is 72.171.
13.8160 gr. verloren in water 1.9126 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 7.224.
De analyse van den regulus levert een verschil van
ruim lj°/„ op met de naastbijkomende formule St^Zn*,
die 64.407o tin voorstelt; aan eene verontreiniging met
de vloeistof kan het verschil toegeschreven worden. De
regulus zelf is andermaal onder koolpoeder overgesmol-
ten, bij welke behandeling toch weder een weinig
zink verbrandde (»); bij bekoeling heeft men eene
kleine hoeveelheid vloeistof kunnen afzonderen.
1.9730 gr. van dezen tweeden regulus gaven 1.629
gr. tin-oxyde of 1.2809 gr, tin, dat is 64.92''/„.
1.9529 gr. der tweede vloeistof gaven 2.0646 gr.
tin-oxyde of 1.6231 gr. tin, dat is 83.10°/o.
Wij hadden verwacht, dat deze regulus nog beter
(hij verschilt slechts H), met de formule zoude over-
eengekomen zijn; het is echter niet onwaarschijnlijk,
dat de oorzaak hiervan gelegen is in het, wat de vo-
rige verbindingen aanbetreft, betrekkelijk kleine ver-
schil in smeltbaarheid der beide metalen.
Bij de verbindingen van lood en zink zal men hierop
nader terugkomen.
Gewigtsdeelen tin en zink , die tot elkander ston-
den als twee atomen tot een atoom, werden op ge-
lijke wijze behandeld. Regulus noch vloeistof verschil-
den in kleur noch voorkomen met de laatst behan-
■n uf
delde.
1.7255 gr. van den regulus gaven 1.7184 gr. tin-
oxyde of 1.3509 gr. tin, dat is 78.301.
De formule St^Zni stelt 78.34°/„ tin voor.
C) Om deze reden heeft het omsmelten van den eerst verkre-
gen regulus zeer zelden dat groote voordeel, hetwelk men op-
pervlakkig zoude meenen te kunnen verwachten.
25.3539 gr. verloren in water 3.5045 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 7.235.
4.9621 gr. der vloeistof gaven 5.3819 gr. tin-oxyde
of 4.2311 gr. tin, dat is 85.29quot;/„.
20.2570 gr. der vloeistef verloren in water 2.7856
gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 7.272.
Hier zoude men meenen, dat de zoo even gemaakte
aanmerking regtstreeks tegengesproken werd, daar de
zamenstelling van den regulus met de formule juist over-
eenkomt, maar men houde in het oog, dat het gezegde
alleen geldt voor metaalverbindingen, die niet op het
oogenblik, dat de regulus zich door kristaUiseering
van de vloeistof afscheidt, uitgegoten zijn. Doet men
dit iets te vroeg, zoo moet dit zoo langzaam geschie-
den (opdat ook niet de regulus, nog zeer zacht zijn-
de , met de vloeistof medegevoerd worde, hetgeen wel
eens heeft plaats gehad), dat in dien tijd stellig een
deel der vloeistof, aan den regulus blijvende hangen ,
vast wordt, en als regulus geanalyseerd wordt; giet men
te laat uit, zoo heeft er alsdan onvolkomene schei-
ding plaats , zoo als reeds vroeger opgemerkt is. Hoe
meer de smeltpunten der twee in verbinding getreden
metalen van elkander verschillen, of liever, hoe ver-
der de smeltpunten van den regulus en de vloeistof
van elkander gelegen zijn, des te langer zal dit gun-
stige oogenblik duren. Bij de laatste verbinding
schijnt het geluk ons zeer gediend te hebben, dat wij
juist het korte gepaste oogenblik voor het uitgieten
hebben waargenomen.
De volgende chemische verbindingen van tin en
zink zijn door ons afgezonderd:
Berekend. |
Gevonden. |
47.50 tin. |
47.97. |
52.50 zink. |
52.03. |
100.00. |
100.00. |
64.40 tin. |
64.92. |
quot; 35.60 zink. |
35.08. |
100.00. |
100.00. |
78.34 tin. ' |
78.30. |
quot; 21.66 zink. |
21.70. |
100.00. |
100.00. |
St^Zn» .
St^Znï . .
St^Zni . .
TEBBINDllVGKW VAN TIN EN LOOD.
De bereiding der verbindingen van tin en lood ver-
schilde in niets met die van tin en zink; bij een atoom
tin in gesmolten toestand werden twee atomen lood
gevoegd, het gesmolten mengsel goed geroerd, en bij
bekoeling uitgegoten. De verkregen regulus is schoon
glanzend wit, op de breuk fijn bladerig kristallijn, en
vrij zacht, daar hij door den nagel gekrast wordt: de
vloeistof is als de regulus, doch op de breuk niet kris-
tallijn. Het tin is op gelijke wijze als bij de vorige
proeven bepaald.
1.9556 gr. van den regulus gaven 0.5398 gr. tin-
oxyde of 0.4244 gr. tin, dat is 21.717„.
De formule StiPb® stelt 22.12°^o tin voor.
20.8419 gr. verloren in water bij 15° temperatuur
2.0914 gr. aan gewigt, dus is de densiteit gelijk
9.966.
2.6408 gr. der vloeistof gaven 0.7061 gr^ tin-
oxyde of 0.5558 gr. tin, dat is 21.05°/„.
UAiii^ gr. verloren in water 1.6462 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 9.990.
Gewigtsdeelen, voorgesteld door een atoom tin en
een atoom lood, werden weder op gezegde wijze behan-
deld. De bekomen regulus is een weinig graauwachtig
wit, vrij zacht en naauwelijks merkbaar op de breuk
gekristalliseerd; de vloeistof is iets witter van kleur.
1.9402 gr. van den regulus gaven 0.8961 gr. tin-
oxyde of 0.7045 gr. tin, dat is 36.31°/„.
De formule StiPb^ geeft 36.23°/„ tin.
17.9080 gr. verloren in water 1.9064 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 9.394,
2.8781 gr. der vloeistof gaven 1.5198 gr. tin-oxyde
of 1.1948 gr. tin, dat is 41.51»/„
(') Bij eene vergelijking van den regulus St'Pb= met de daarbij
behoorende vloeistof, met den regulus St'Pb' en zijne vloeistof,
vindt men dat de eerste regulus in zamenstelling weinig met zijne
vloeistof verschilt, en dat deze genoegzaam met de vóór de smel-
ting afgewogene hoeveelheden van beide metalen overeenkomt,
terwijl de regulus SfPb' ruim 57, met de afgegotene vloeistof
verschilt. Aan het meer of minder geoxydeerd worden van een
der metalen bij de verschillende smeltingen, is, hoe belangrijk
deze invloed ook wezen kan. dit groote verschil niet alleen toe
te schrijven, maar men kan dit verklaren, namelijk, hetgeen
vroeger ook al is aangemerkt (doordat de beide metalen weinig in
smeltpunt met elkander verschillen, de regulus cn vloeistof dit ook
weinig zullen doen) dat het oogenblik, waarop al de regulus is
16.1588 gr. verloren in water 1.7344 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 9.316.
De regulus, welken men bekwam door twee atomen
tin met een atoom lood op gelijke wijze te behande-
len, was in uiterlijk voorkomen en op de breuk ge-
heel aan den laatst bekomenen gelijk; de vloeistof
scheen nog witter te zijn, en geleek bijna volmaakt op
zuiver zilver, schoon zij bij vergelijking nog iets
blaauwachtig gekleurd was.
1.5813 gr. van den regulus gaven 0.9480 gr. tin-
oxyde of 0.7453 gr. tin, dat is 47.13lt;'/„.
De meest overeenkomende eenvoudige formule is
StsPbi», welke 46.00quot;'/„ tin voorstelt.
27.1525 gr. verloren in water 3.0465 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 8.914.
2.5683 gr. der vloeistof gaven 2.0927 gr. tin-oxjde
of 1.6452 gr. tin, dat 64.061.
vast geworden, moeijelijk te kiezen is; wordt er veel regulus met
de vloeistof uitgegoten (!«'« geval, waar ook weinig metaal geoxy-
deerd of verviugtigd is, daar regulus, vloeistof en de voor de
smelting afgewogene zamenstelling gelijk zijn), zoo zal deze minder
in zamenstelling met den regulus verschillen, dan dat het grootste
deel van den regulus gestold zijnde (2äe geval, waar onder het
smelten een deel metaal geoxydeerd of verviugtigd is), slechts
weinig vloeistof is verwijderd; wij hehhen deze opmerking hier
noodig geacht, terwijl zij bij een paar andere verbindingen eene
gelijke tegenwerping kan toelichten.
20,9465 gr. verloren in water 2.4630 gr. aau ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 8.505.
De analyse van den tweeden regulus komt volmaakt
met de formule overeen; de verschillen, die de beide
andere reguli met de aangenomene formules opleveren,
ontstaan duidelijk door eene verontreiniging met de
vloeistoffen. De volgende verbindingen hebben wij afge-
zonderd :
Berekend. |
Gevonden. |
22.12 tin. |
21.71. |
' 77.88 lood. |
78.29. |
100.00. |
100.00. |
36.23 tin. |
36.31. |
' 63.77 lood. |
63.69. |
100.00. |
100.00. |
46.00 tin. |
47.13. |
54.00 lood. |
52.87. |
100.00. |
100.00. |
StiPb»
St»Pbi
StaPba
VEBBINDINGEIV VAN XINK EIV LOOD.
In eenen potlooden kroes werden 2600 gewigtsdeelen
lood, die twee atomen voorstellen, gesmolten en als-
dan ruim 400 deelen of een atoom zink toegevoegd.
De .massa gesmolten zijnde, werd langen tijd geroerd,
en nadat bij langzame bekoeling een deel vast gewor-
den was, het vloeibaar blijvende metaal uitgegoten; op
gelijke wijze werden een atoom lood en een atoom zink,
en een,atoom lood en twee atomen zink behandeld.
De drie verkregene reguli waren in aanzien niet van
elkander te onderscheiden, zoo min als de afgegotene
vloeistoffen. Iedere regulus was blaauwachtig wit, hard
en zeer grofbladerig kristallijn op de breuk; iedere vloei-
stof daarentegen graauwachtig grijs gekleurd, zeer zacht
en volstrekt niet kristallijn op de breuk. De bepalingen
van het lood geschiedden op volmaakt gelijke wijze en
onder dezelfde voorzorgen als bij de koper-loodver-
bindingen is aangegeven.
2.2842 gr. van den eersten regulus gaven 0.1247 gr.
sulfas plumbi of 0.0852 gr. lood, dat is Z.l^y.
14.0784 gr. verloren in water bij 15° 2.0258 gr.
aan gewigt, dus is de densiteit gelijk 6.949.
3.6743 gr. der vloeistof gaven 5.3493 gr. sulfas
plumbi of 3.6579 gr. lood, dat is 99.55%.
30.8447 gr. verloren in water 2.7443 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 11.239.
Men had voor deze proef bij elkander gesmolten
86°/„ lood en 14% zink.
1.3618 gr. van den tweeden regulus gaven 0.0549
gr. sulfas plumbi, of 0.0375 gr. lood, dat is 2.76°/„.
12.9653 gr. verloren in water 1.8858 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 6.875.
3.1738 gr. der vloeistof gaven 4.6082 gr. sulfas
plumbi of 3.1488 gr. lood, dat is 99.22°/„.
20.4968 gr. verloren in water 1.8224 gr. aan ge
wigt, dus is de densiteit gelijk 11.247.
Voor deze proef had men bij elkander gesmolten
76% lood en 24°/„ zink.
1.3380 gr. van den derden regulus gaven 0.0659 gr.
sulfas plumbi of 0.0450 gr. lood, dat is 3.37°/„.
19.0503 gr. verloren in water 2,7579 gr. aan ge-
wigt, dus is de densiteit gelijk 6.908.
3.9299. gr. der vloeistof gaven 5.6601 gr. sulfas
plumbi of 3,8675 gr. lood, dat is 98.67»/„.
21.9630 gr. verloren in water aan gewigt 1.9734 gr.
dus is de densiteit gelijk 11.130.
Voor deze proef had men bij elkander gesmolten
6r/„ lood en 39-/0 zink.
Wat de vloeistoffen betreft: wij aarzelen niet om
te zeggen, dat zij uit enkel lood bestaan; de kleine
verschillen toch, die wij in hare zamenstellingen aan-
getroffen hebben, kunnen tot geen ander besluit lei-
den ; het zoude zelfs onverklaarbaar te noemen zijn,
indien zij juist dezelfde waren. Immers, zoo als wij
reeds vroeger aangehaald hebben, indien men het
kleine verschil in smeltbaarheid, dat er tusschen lood
en zink bestaat, in aanmerking neemt, zoo zal men
ligt begrijpen, dat hierin geene scheidingswijze te vin-
den is, om lood chemisch rein van zink af te zon-
deren.
Het is toch inderdaad opmerkelijk, dat, hetzij het
oorspronkelijke metaalmengsel 867o lood, hetzij het-
zelve 617„ lood bevat, de afgegotene vloeistoffen niet
belangrijk (») van elkander verschillen. Het aangevoerde
is ook op de densiteiten van toepassing, welke iets
onder elkander en ook iets met zuiver lood verschillen.
(') Dat de vloeistof en het mengsel, dat het meeste zink be-
vatte, ook iets meer zink, dan die van een ander met zich ge-
voerd heeft, is beter te verklaren, dan wanneer het omgekeerde
had plaats gehad; hetzelfde geldt voor de densiteiten.
Wat den reguli aangaat, dezelve schijnen ons toe
met lood verontreinigd zink te zijn; Zn^oopb» toch
is eene chemische verbinding, die wij ons niet
kunnen voorstellen; dezelve heeft 96.10°/„ zink en
3.90% lood tot zamenstelling. Hetgeen over dit onder-
werp bij de vloeistof van het tin-amalgama en bij pot-
assium-amalgama aangevoerd is, willen wij niet her-
halen, maar er alleen bijvoegen, dat eene verbinding
van een atoom van het eene metaal met twintig of
vijfentwintig atomen van het andere, nog geheel iets
anders is dan eene verbinding van een atoom met
honderd of negentig atomen. Van het eerste vinden
wij in de anorganische scheikunde een voorbeeld in
den aluin, waarvan een atoom zich met 24 ato-
men kristalwater verbindt; van het laatste geen en-
kel; eindelijk, wij gelooven niet, dat uit het be-
staan van de eerste verbinding tot dat der laatste mag
besloten worden. Berzeliüs noemt het potassium-amal-
gama »eine uebersättigte Metalllegierung (a).
warren de la rüe heeft mikroskoptsche prismatische kris-
tallen weten af te zonderen, die 90,0% zink. 6,0% lood, 1,44°/
koper en 2,S6o/o ijzer bevatteden. Hij brengt die onder dl forquot;
mule Zu=4=Pb'Cu^Fea. Berzeliüs. dit mededeelende. voegt er bij:
•Dieses Gemenge von krystallisirte Verbindungen seheint also in
dieselbe Klasse von übersättigten Metalllegirungen zu gehören , wie
die krystallisirte Amalgame von Kalium , Natrium u. s. w.
Berzemus, Jahresbericht für 1845, Band XXVI. pag. 197.
-ocr page 119-Dat de drie geanalyseerde zink-reguli lood bevatten,
is ligtelijk met het kristalliseeren en de wijze van schei-
ding in verband te brengen; dat deze hoeveelheden in-
gemengd lood in de drie reguli niet juist dezelfde zijn,
kan men aan een klein verschil in snelheid der bekoe-
ling (de daarvan afhangende kristalschieting) en aan het
tijdstip van uitgieten toeschrijven. Wij houden het dus
voor zeker, dat uit deze proeven blijkt, dat zink en
lood zich volstrekt niet chemisch verbinden, tenzij
er eene andere wijze mogt bestaan, om zulk eene ver-
binding te erlangen.
Wij willen hier bijvoegen, dat men deze verbinding met onze
proeven in verband gebragt, kan beschouwen, als zuiver zink ver-
ontreinigd door Fe'^Zn'!^ (?) Cu^Pb^2 (Cu'Pb'), welke beide
laatste verbindingen door ons zijn afgezonderd. Men zal het ons dus
niet euvel duiden, wanneer wij dus van den grooten Berzeliüs in
meening verschillen, en deze krystallijne stof wel als »ein Gemenge
krystallisirte Verbindungenquot; beschouwen, doch geenszins brengen
tot dezelfde klasse van verbindingen, tot welke het kalium-amal-
gama behoort.
DENSITEIT DER AFOEZONDEBDE CHEMISCHE
METAALVERBINDINGEN.
Even als bij de amalgama's geschied is, willen wij
nu ook van de afgezonderde chemische metaalver-
bindingen de densiteiten naar hare zamenstellingen be-
rekenen, en deze met de waargenomene vergelijken.
Men heeft alsdan in de formule pag. 58 voor,
PDnbsp;Pd
Cu^^Stsnbsp;Cu = 17.59nbsp;8.850 St = 82.41 7.291
Cu^Stinbsp;Cu = 34.91nbsp;8.850 St = 65.09
Cu^Stinbsp;Cu = 51.58nbsp;» St = 48.42
CuSZnSnbsp;Cu =: 36.19nbsp;Zn = 63.81 6.862
CuSZn»nbsp;Cu = 59.14nbsp;» Zn = 40.86
'Cu'^Zninbsp;Cu = 65.44nbsp;. Zn = 34.56
Cu'^Pbsnbsp;Cu = 15.84nbsp;gt;. Pb = 84.16 11.352
CuiPbïnbsp;Cu = 22.57nbsp;.. Pb = 77.43
St^Zn''nbsp;St = 47,97nbsp;7.291 Zn = 52.03 6.862
StiZninbsp;St = 64.92nbsp;.. Zn = 35.08
StaZninbsp;St = 78.30nbsp;» Zn = 21.70
StiPb»nbsp;St = 21.71nbsp;„ Pb = 78.29 11.352
StiPbïnbsp;St = 36.31nbsp;,, Pb =: 63.69
StsPb«nbsp;St = 47.13nbsp;» Pb = 52.87
-ocr page 121-De formule voor de verschillende waarden oplossende, eu de
coëfficiënt van contractie d berekenende naar de formule â =
pag. 61, zoo vinden wij de volgende waarden voor :
Hypothelischenbsp;llypolhetischa
(gemiddelde)nbsp;(gemiddelde)
densiteit vol-nbsp;densiloil vol-
gens analyse.nbsp;gens formule.
Cu^^Stinbsp;8.020
Cu3Zu5 7.469
Cu^Pbsnbsp;10.865
CuïPh'nbsp;10.671
StiPb®nbsp;10.124
7.527
7.770
8.022
7.482
7.920
8.065
10.833
10.646
7.059
7.132
7.1935
10.107
9.445
9.037
.Modificirtequot; Coëfficiënt van contractie
densiteit. |
volgens bereke- |
volgens bereke- |
7.652 |
0.0166 |
0.01635 |
8.072 |
0,03765 |
0.0374 |
8.512 |
0.0578 |
0.05755 |
7.939 |
0.0592 |
0.0563 |
8,224 |
0.0376 |
0.0370 |
8,392 |
0.04145 |
0.0390 |
10.753 |
—0.0104 |
0.00745 |
10.375 |
—0.0285 |
—0.0261 |
7.096 |
0.0049 |
0.0052 |
7.U5(ï) |
—0.0026 |
—0.0024 |
7.235 |
0.0057 |
0.0058 |
9.966 |
—0.0158 |
0.0142 |
9.394 |
—0.0051 |
0.0054 |
9.025 |
0.0036 |
—0.0013 |
(') Wanneer bij deze densiteits-bepaling de stof 0.008 gr. aan gewigt minder
verloren had, zoo zoude deze waargenomene densiteit volmaakt met de berekende
gelijk zijn; wij willen gaarne erkennen, dat bij de grootst mogelijke naauwkeu-
righeid , een zoo klein verschil op 20 gr. ligt plaats kan vinden.
Bij al deze verbindingen verschilt de naar de ana-
lyse berekende densiteit niet noemenswaardig met die,
welke naar de formule berekend is, en daardoor wor-
den de coëlHcienten van contractie ook niet twijfel-
achtig ; alleen bij de twee verbindingen van koper en
lood zijn deze verschillen betrekkelijk groot, en daar-
door ontstaan, dat men tot de densiteits-bepaling eenen
regulus heeft gebezigd, die iets meer lood bevatte, dan
de formule voorstelt, waarbij het groote specifieke gewigt
van dit metaal moet in aanmerking genomen worden ;
dezelfde opmerking geldt ook voor de verbindingen van
tin en lood, schoon bij deze de verschillen belangrijk
minder zijn. Volmaakte overeenkomsten tusschen ana-
lyse en berekening kan men wel niet verwachten,
en zelfs, indien men die in deze gevallen gevonden
had, zij zouden ons aan onze eigene analysen doen
wantrouwen; met andere woorden: er zoude alsdan
stellig eene oorzaak eener onbekend blijvende fout
aanwezig zijn, die de onvermijdelijke compenseerde.
De atoomvolumina dezer chemische verbindingen en
die, met welke de enkelvoudige ligchamen in vereeni-
ging getreden zijn, willen wij hier op gelijke wijze,
als bij de amalgama's is geschied, berekenen. Voor
het koper neemt Kopp het atoomvolumen gelijk 44
aan; die van de overige metalen zijn reeds medege-
deeld. Voor
Cu=St5 is het atoomvolumen=584, en hierin dat van het tin onveranderd stellende is 39.5 dat van het koper.
Cu^Sti |
)) |
)gt; |
= 140.1 |
» |
» |
» |
» |
jgt; |
39.0 » |
» | |
CuaSti |
n |
)i |
= 179.4 |
D |
» |
» |
» |
quot; |
39.2 .. |
igt; | |
Cu3Zns |
» |
)) |
= 405.7 |
}) |
» |
koper |
» |
» |
igt; |
54.7 van |
hét zmk. |
CuSZn» |
» |
» |
= 243.3 |
)) |
)\ |
» |
» |
n |
» |
55.6 .. |
» |
Cu'^Znï |
» |
» |
= 142.8 |
)gt; |
0 |
» |
» |
» |
}gt; |
54.8 .. |
» |
StïZn» |
1) |
» |
= 218.2 |
» |
n |
tin |
» |
n |
}) |
58.5 .. |
» |
StiZni |
)) |
» |
= 160.5 |
» |
» |
n |
» |
)) |
59.5(lt;^) quot; | ||
StaZn» |
» |
= 399.1 |
» |
» |
)) |
n |
57.9 .. |
» | |||
St^Ph» |
» |
= 333.6 |
» |
» |
)) |
» |
» |
» |
116.3 van |
het lood. | |
StïPh» |
u |
» |
= 216.0 |
» |
» |
» |
n |
» |
115.0 .. |
)) | |
StsPh» |
» |
» |
= 531.3 |
» |
» |
« |
0 |
» |
» |
114.2 .. |
» |
Cu»Pb3 |
» |
» |
= 435.0 |
» |
» |
koper |
» |
» |
=115.7 . |
» | |
» |
» |
» |
1) » |
» |
n |
lood |
n |
» |
= 46.5 van |
het koper. | |
CuïPhï |
n |
n |
.. = 163 |
B |
» |
koper |
» |
» |
» |
=119.0 » |
lood. |
O» |
» |
n |
n )i |
11 |
» |
lood |
» |
» |
= 49.0 .. |
koper. |
(«) Tusschen het atoomvolumen van het zink bij de verbinding St'Zn» en dat der beide andere (St'Zn» en SfZn') bestaat eenig
verschil, daar het eerste grooter dan het aangenomene (58), de beide andere aan heuelve genoegzaam gelijk rijn. Wij meenen
Voordat wij eeu aigemeeu besluit opniakeu nit deze
berekeningen, en dit is ook op hetgeen bij de amal-
gama's behandeld is, toepasselijk, willeu wij eene
aanmerking, door Bekzelids opgeworpen, mededeelen;
dezelve is van groot belang. Volgens Bekzelics moei
men zich de verandering vau atoomvolumen eener
chemische verbinding (b. v. van twee enkelvoudige
ligchamen) iu vergelijking met het atoomvolumen der
zamenstellende stoffen, voorstellen veroorzaakt te zijn,
door de verandering der atoomvolumina (eigenlijk de ver-
andering van de onderlinge afstanden der atomen) het zij
van beide, hel zij van een der zamenstellende ligchamen,
waarbij eene of meerdere , voor de verschillende ver-
bindingen onderscheidene factoren, moeten in reke-
ning gebragt worden, die de onderlinge plaatsing der
zamengestelde atomen iu de berekening moeten voor-
stellen. Aan het verzuimen van deze factoren zoude
toe te schrijven zijn, waarom de verschillende onder-
zoekingen van Avogauko , Kopp, Schröder , Löwig en
echter hier te moeten opmerken, dat wij tot atoomvolumina die
genomen hebben, welke Kopp aanprijst, maar wanneer wij de
atoomgewigten en densiteiten, door ons als de verkiezelijkste be-
schouwd, tot het berekenen der atoomvolumina gebruiken, zoo
vinden wij belangrijke verschillen. Alsdan is het atoomvolumen van
het zink niet 58 , maar 59 1 , en van het koper niet 44, maar
43.8. Waar men bij de enkelvoudige stoffen nog bijna 2°jo in het
onzekere is, zal men voor de zamengestelde geene volco^^kte over-
eenkomst kunnen verwachten.
(jEBHahut , schoon andere beginselen len grondslag leg-
gende , alle tol meer of minder bevredigende uitkom-
sten hebben geleid (3).
De waarde en dus ook de invloed dezer factoren is
onbekend, maar het is toch opmerkelijk, dat, ter-
wijl in onze onderzoekingen tusschen de verschillende
verbindingen van dezelfde metalen, noch in densiteit,
noch in coëfficiënt van contractie, noch in atoomvo-
lurnen der verbinding, eenige betrekking of doorgaand
verband is op te merken, de atoomvolumina, waar-
(5) »Wenn sich die Grundstoffe durch chemische Vereinigungs-
kraft vereinigen, und dadurch ein fester Körper entsteht, so ver-
ändert sich das Verhalten , und es kommt eine neue Kraft hinzu ,
welche, so weit es jetzt vermuthet werden kann, die Grundstoffe
vereinigt, entweder in völliger Beruhrung oder in unendlich klei-
neren Entfernungen , zu neuen zusammengesetzten Atomen, die
durch die Zusammensetzungskraft zusammen gehalten werden, mit
allen den Ungleichkeiten in der Entfernung, welche durch einfache
Zusammenhangskraft, durch die geometrischen Formen und durch
die Temperatur, wie sie bei den festen Grundstoffen vorkommen,
bestimmt werden. Es ist also klar, dass wenn man das Volum
von dem Atom eines Grundstoffs, welches vermuthlich sowohl in
abgeschiedenen als aueh in gebundenes Zustande unveränderlich
ist, besUmmen will, man es mit mehreren, ihren Werth nach
nicht bestimmbaren Factoren zu thun bekommt, von denen doch
das berechnete Resultat der Untersuchung abhängt. Mao darf
sich also nicht verwundern, wenn verschiedene Forsche; dabei zu
ungleichen Ansichten gelangen,
ÜERZELIUS, Jahresbericht für 1845. band XXVI. pag.
-ocr page 126-mede de grondstoffen in verbinding zijn getreden, bij
de gemaakte onderstelling (4) evenwel zoo juist met
elkander overeenkomen. Men zou dus uit deze be-
rekeningen kunnen afleiden, dat de onbekende fac-
toren, voor de onderscheidene onderzochte verbindingen
van dezelfde stoffen, niet merkbaar verschillende zijn.
Wij achten het dus niet overbodig hetgeen wij hier-
over berekend en medegedeeld hebben, en toch ook
Berzeliüs, niettegenstaande zijne bedenkingen, heeft er
ons toe uitgenoodigd, als hij schreef (5): »Dessen un-
» geachtet haben allen Untersuchungen in dieser Be-
» siehung vielen Werth, und wir müssen hoffen, dass
» wir zuletzt, wenn auch vielleicht langsam, zu einer
»approximativ richtigen Kenntniss kommen können.quot;
De uitkomsten onzer berekeningen in woorden za-
menvattende, zoo hebben wij gevonden, dat er con-
tractie plaats heeft, wanneer koper en tin zich ver-
eenigen; dat alsdan het tin met het gewone atoom-
volumen in verbinding treedt, en dat van het koper in
plaats van door 44, door 48 voorgesteld wordt (0). Bij
de verbindingen van koper en zink heeft er insgelijks
contractie plaats ; hier is het koper met het gewone
atoomvolumen in de verbinding voorhanden, dat van
het zink is in plaats van 58 gemiddeld gelijk 55 ge-
worden. Bij de verbindingen van tin en zink heeft
contractie noch dilatie plaats gehad; de volumina der
beide metalen zijn in de verbinding onveranderd over-
gegaan ('). Bij de verbindingen van tin en lood is
het atoomvolumen van het tin hetzelfde gebleven,
dat van het lood echter tot 115 gemiddeld gedila-
teerd (8). Over de koper- en lood-verbindingen dur-
ven wij geen })e[)aald oordeel uitspreken: de atoom-
volumina, met welke de beide ligchamen in de ver-
binding zouden aanwezig zijn, verschillen te veel,
dan dat men dit aao de proef kan toeschrijven; of
deze verschillen hiei- voortgebragt worden door de on-
bekende factoren, of wel in den aard der verbinding
zelve gelegen zijn, durven wij niet beslissen (»). .
Ten einde niet in herhaling te komen, zoo meen
ik met een enkel woord in het opsonunen mijner
proeven, berekeningen en redeneringen te kunnen vol-
staan 5 veel is daaromtrent reeds bij de vermelding der
proeven zelve medegedeeld. Wij hebben dit verkieslijk
geoordeeld, daar men alsdan het bewijs voor het aan-
gevoerde voor de hand vindt liggen, maar ook tevens
den gang der proeven en van het voorgestelde doel
beter kan volgen. Hoe ik hierin geslaagd ben, laat ik
aan het beter oordeel van den lezer over.
Hetzij mij echter vergund, zonder eenige beoordee-
ling te willen vooruitloopen, hier hij te voegen, dat
ik vermeen voldingend bewezen te hebben, dat de
metalen zich, wat de binaire verbindingen aanbetreft,
in enkelvoudige atoom-verhoudingen met elkander ver-
eenigen. (De hierbij gevoegde tabel geeft hiervan een
duidelijk overzigt (')). Het vermogen dezer verbindingen.
om te kristalliseren, moet bij de meesten als middel
tot afzondering aangewend worden. Bij de metaalver
bindingen, waarbij kwikzilver het eene metaal is, is
dit zeer eenvoudig, schoon men hier een bijna onover-
komelijk bezwaar ontmoet, namelijk de volkomene
afzondering van het mechanisch aanklevende kwik (»).
Ook bij de andere metalen heeft men het kristalli-
serend vermogen, of liever het lage smelpnnt der
chemische verbinding, tot bereiking van hetzelfde doel
aangewend. Er bestaat dus noch in wezen, noch in de
meeste eigenschappen, verschil tusschen een amalgama
en eene verbinding van twee andere metalen. Beide
kristalliseren uit eene vloeibare metaal-massa, doch op
verschillende temperaturen; beide vloeistoffen (moeder-
loogen) bestaan uit het ligtst smeltbare metaal, waarin
een deel der verbinding opgelost is.
Even als bij amalgama's, zoo is ook bij sommige an-
-ocr page 131-dere metaal-verbindingen de densiteit der verbinding soms
grooter, soms gelijk of kleiner, dan die naar de bereke-
ning uit de zamenstelling zoude moeten voortvloeijen. Bij
al de almagama's is steeds het kwikzilver het ligchaam,
dat van volumen verandert, wanneer er verschil plaals
heeft. Als er contractie of dilatatie is opgemerkt, het-
zij deze bij vergelijking der verschillende verbindingen
betrekkelijk grooter of kleiner is, dan is bij allen
het volumen van het kwikzilver, bij de gemaakte on-
derstelling, in dezelfde mate grooter of kleiner gewor-
den. Dit is ook opgemerkt bij de verbindingen van
dezelfde metalen, in welke deze met hetzelfde (veran-
derde of onveranderde) atoomvolumen voorhanden zijn (3).
Waarom wij niet meerdere verbindingen onderzocht
hebben, hiervoor zijn in de Inleiding de redenen reeds
opgegeven. Men kan er bijvoegen, dat wij ons de
aanmerking van den uitsteekenden Berzeliüs hebben
ten nutte gemaakt, wanneer hij bij de vermelding der
proeven van Plaifair en Joüle laat volgen:
quot;Man sieht, dass hier die wissenschaftliche For-
-schung auf einem Fabrikfuss gesetzt wurde, um
»Zeit und Mühe zu sparen, und um viel auszurichten.
»Ohne das streben nach einer solchen Ersparung ta-
»deln zu wollen, bemerke ich jedoch, dass man in
»dieser Art von Forschung am richtigsten auf eine ganz
»entgegengesetzte Weise verfärbt; dass man nämlich
» Zeit noch Mühe spart, um möglichst genaue Resultate
»zu erhalten.quot;
SCHEÏKUWDICS-11 METAALVERBINDINGEN-
GEVONPEIVE zamenstelling.
BEREKENDE
ZAMENSTELLING.
FORMULES.
32.18
37.82
100.00 quot; 100,00
27.89 27,41
72,11 72.59
32.63
67.37
Aui-iHyd^
ArgiHyds
goud.
kwik.
27.47 zilver.
72.53 kwik.
100.00
21.24 zilver.
78.76 kwik.
ArgiHyd*
19.82 20.32
80.18 79.68
100,00
21.15
78.85
20,27 zilver.
79,73 kwik.
12.56 11.11
87.44 88.89
100.00
zilver,
kwik.
100.00
100.00
11.88 zilver.
88.12 kwik.
ArgiHydS
100.00
9.69 zilver.
100.00 100,00
9.74 zilver.
ArgSHydiö.........
(4 (ArgiHyd3) ArgiHyd4)
90.31 kwik. |
90.26 kwik. |
100.00 |
100.00 |
25.26 zilver. |
25.27 25.75 24.66 |
74.74 kwik. |
74.73 74.25 75.34 |
100.00 |
100.00 100.00 100.00 |
68.0 bismuth. |
66.14 65.30 bismuth. |
32,0 kwik. |
33.86 34.70 kwik. |
100.00 |
100.00 100,00 |
49.48 tin. |
47.29 47.26 tin. |
50,52 kwik. |
52.71 52,74 kwik. |
100.00 |
100.00 100,00 |
50.85 lood. |
50,13 50.35 lood. |
49.15 kwik. |
49.87 49.65 kwik. |
100.00 |
100.00 lOlD.OO |
32.8 zink. |
29,37 zink. |
67.2 kwik. |
70.63 kwik. |
100.00 |
100.00 |
18.22 cadmium. |
17.76 17.60 cadmium. |
81.78 kwik. |
82.24 82.40 kwik. |
100.00 |
100,00 100.00 |
1.53 kalium. |
1.54 1.50 kalium. |
98.47 kwik. |
98.46 98.50 kwik. |
100.00 |
100.00 100.00 |
1.92 kalium. |
2.03 kalium. |
98.08 kwik. |
97.97 kwik. |
100.00 |
100.00 |
82.25 tin. |
82.41 tin. |
17.75 koper. |
17,59 koper. |
100.00 |
100,00 |
65.00 tin. |
65.09 tin. |
35.00 koper. |
34.91 koper. |
100,00 |
100.00 |
48,14 tin. |
48.42 tin. |
51.86 koper. |
51.58 koper. |
100.00 |
100.00 |
44.32 tin. |
45.11 tin. |
55.68 koper. |
54.89 koper. |
100.00 |
100.00 |
36.88 koper. |
36.19 koper. |
63.12 zink. |
63,81 zink. |
100.00 |
100,00 |
59.36 koper. |
59.14 koper. |
40.64 zink. |
40.86 zink. |
100.00 |
100.00 |
66.16 koper. |
65.44 koper. |
33.84 zink. |
34.56 zink. |
100.00 |
100.00 |
83.06 lood. |
84.16 lood. |
16.94 koper. |
15.84 koper. |
100.00 |
100.00 |
76.58 lood. |
77,43 lood. |
23,42 koper. |
22,57 koper. |
100.00 |
100.00 |
47.50 tin. |
47,97 tin. |
52,50 zink. |
52,03 zink. |
100.00 |
100.00 |
64.40 tin. |
64.92 tin. |
35.60 zink. |
35.08 zink. |
100.00 |
100.00 |
78.34 tin. |
78,30 tin. |
21.66 zink. |
21,70 zink. |
100.00 |
100.00 |
22.12 tin. |
21,71 tin. |
77.88 lood. |
78,29 lood. |
100.00 |
100.00 |
36.23 tin. |
36.31 tin. |
63.77 lood. |
63.69 lood. |
100.00 |
100.00 |
46.00 tin. |
47.13 tin. |
54.00 lood. |
52.87 lood. |
100.00 |
100.00 |
ArgïHydio
25,03 zilver,
74.97 kwik.
100.00
Bi^yd^......
StsHyds......
PbiHydi ......
Zn3Hyd=^......
CdaHyds ......
KaliHyd^s.....
KaliHyd^^o . . . .
Cu^Sl^.......
Cu^St'.......
Cui^Sti......
Cu7St3.......
(Cu=^Sti ^ CuSSt^)
C«3ZU5 .....
Cu3Zn=^.....
Cu^Ziii .....
Cu^^Pbs.....
CuïPb' .....
StiZn^......
St^Zni......
St=»Zni .....
StiPba......
StïPbi......
StsPba......
T H E S IS S.
I.
Van geen ligchaam kan de scheikunde hewijzen, dat
het een element is.
II.
De verdeeling der stoffen in anorganische en organi-
sche, is in vele gevallen meer willekeurig dan juist.
III.
Alle ligchamen, die wij onder den naam van ex-
tractiefstoffen onderscheiden, zijn scheikundig onbekend.
IV.
Wegen is bij scheikundige quantitatieve ontledingen
naauwkeuriger dan meten.
V.
De scheiding en quantitatieve bepaling van het ko-
per, is van die der metalen, welke in het maatschap-
pelijke leven hel meest voorkomen, de hezwaarlijkste.
VI.
De natte weg is bij het zilveressaijeren, boven den
droogen weg (kupellering) in naauwkeurigheid te ver-
kiezen.
VII.
De pogingen, door eenige Alchimisten aangewend,
om edele uit onedele metalen te vervaardigen, zijn
noch ongerijmd, noch nutteloos te noemen.
VIII.
Ozon is oxygenium in eenen anderen Allotropischen
toestand.
IX.
Wij verdedigen de formule van onoplosbare Inuline ,
gelijk
(Scheik. Onderz. te Utrecht, D. I. pag. 295).
X.
Spons en de hoofdstoffe der zijde zijn dezelfde stoffen.
(Scheik. Onderz. te Utrecht, D. II. pag. 18).
X.
De stof door inwerking van salpeterzuur op kool ver-
kregen, en kunstmatig looizuur genoemd, is een meng-
sei van humas-, crenas- en apocrenas ammoniae.
De hoeveelheid warmte, bij chemische verbinding
ontwikkeld, is als de maat te beschouwen der chemi-
sche affiniteit.
XIII.
De stelling van Hess is valsch, als zoude de som der
ontwikkelde warmte-toeveelheden dezelfde zijn, hetzij
men 1 gr. SO^ H^'O in ééne proef tot S03 20H®0
verdunde, of wel bij 19 proeven 1 gr. S0^-f-H=0 in
S03-i-20H''0 veranderde.
XIV.
De dierlijke warmte wordt hoofdzakelijk door schei-
kundige werking voortgebragt.
XV.
De vroegere verschillen in klimaat, waarvan de la-
gen van sommige landstreken getuigen, zijn aan in-
vloeden, welke nog niet vernietigd zijn, toe te schrij-
ven.
XVI.
De aarde is eenmaal vloeibaar geweest.
XVII.
Wij stemmen met Dr. A. Vrouk in: »van Rusland
is eene grootere depreciatie voor het goud, dan van
Mexico voor het zilver te verwachten.quot;
XVIII.
Het verticaalassige systeem is boven het horizontaal-
assige voor de vliegwerktuigen te verkiezen.
XIX.
Het ontkleurend vermogen van dierlijke kool is en
aan chemische en aan mechanische (physische) krach-
ten toe te schrijven.
XX.
De raengingsmethode, door Resnauit gevolgd, bij
het bepalen der soortelijke warmte van vaste en drui-
pend vloeibare ligchamen, is aan minder onnaauwkeu-
righeden onderworpen, dan de afstralingsmethode van
Ddlong en Petit.
XXI.
Zonder eene naauwkeurige kennis aan de hoeveelhe-
den gebondene warmte, die een ligchaam in zijne ver-
schillende agregatie-toestanden bevat, kunnen geene
proeven, het meten der warmte door verbranding ont-
wikkeld ten doel hebbende, ooit andere dan benade-
rende uitkomsten opleveren.
XXII.
Bodtignt heeft ongelijk, als hij beweert: » 1'équilibre
de la chaleur est une exception et noni une loi, com-
me on l'a admis jusqu'ici.quot;