-ocr page 1-
-ocr page 2-

w *

w

HH

1-3

O

j w S w

O H

3 O

O P Ö S

lt;C u.

H Z w u

-ocr page 3-
-ocr page 4-

w w

O

X

H lt;

*

O 5 O

w

1-3 lt;

Qi H

Z Ö u

-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

CATECHISMUS

OF

KORT BEGRIP

DER

CHRISTELIJKE LEER

VOOR

EERSTBEGINNENDE KINDEREN.

lliTzieiir uitgave met Msschoppelijke goedteuriag.

ROTTERDAM. Gedrukt voor rekening van REZ.

-ocr page 8-

G O E D K E U K I N G,

Dit Kort begrip der christelijke leer, seder ccne halve eeuw in onze Kerk in gebruik en meer dai eenmaal herdrukt, is daardoor gebleken steeds eei gunstig onthaal te hebben gevonden. Op eene voo jeugdige kinderen bijzonder bevattelijke wijze wordei hier de hoofdwaarheden der christelijke leer voorgesteld Door de wijzigingen in vorm en uitdrukking, bij dez» nieuwe uitgave hier en daar aangebracht, achten wij da de bevattelijkheid er van nog gewonnen heeft.

Diensvolgens is het onze wensch, dat onze onder hoorige geestelijken zich van deze door ons goedgekeurdt uitgave zullen bedienen.

Gegeven te Utrecht, '24 Januari 1883.

f JOHANNES HEYKAMP,

Aartsbisschop van Utrecht.

Haarlem, 26 Januari 1883.

f CASPARTJS JOHANNES RINKEL,

Bisschop van Haarlem.

Schiedam, 28 Januari 1883.

t CORNELIS UIEPENDAAL,

Bisschop van Deventer.

-ocr page 9-

KORT BEGRIP

DER

CHRISTELIJKE LEER.

EERSTE LES.

God en zijne volmaaktheden.

1. Vr. Wat is God?

Antw. God is degene, die alle dingen gemaakt heeft en die Heer en Meester van alle dingen is.

2. Vr. Heeft God een lichaam, zoo als wij, menschen ?

Antw. Neen, God heeft geen lichaam zoo als wij, menschen; God is een Geest.

3. Vr. Ziet en weet God alles?

Antw. Ja, God ziet en weet alles, ook onze meest verborgen gedachten.

4. Vr. Kan God alles?

Antw. Ja, God kan alles, want Hij is almachtig.

1

-ocr page 10-

4

5. Vr. Hoe heeft God getoond, dat Hl] almachtig is?

Antw. God heeft getoond, dat Hij almachtig is, door hemel en aarde uit het niet voort te hrengen.

6. Vr. Waar is God?

Antw. God is overal; in den hemel, op de aarde en ook in de hel.

7. Vr. Wat doet God in'den hemel?

Antw. In den hemel maakt God het geluk

uit der gelukzaligen.

8. Vr. Wat doet God op de aarde?

Antw. Op de aarde bestuurt en onderhoudt

God alle dingen.

9. Vr. Wat doet God in de hel?

Antw. In de hel straft God de booze geesten en zondaars.

10. Vr. Draagt God ook zorg voor ons? Antw. Ja, God draagt ook zorg voor ons;

want alles wat wij zijn of hebben, komt van God.

11. Vr. Waartoe zijn wij jegens God verplicht?

Antw. Wij zijn verplicht God te aanbidden, te danken, te dienen en Hem boven alle dingen te beminnen.

-ocr page 11-

5

TWEEDE LES.

Gods eeuwig bestaan en 's menschen zalige toekomst.

12. Vr. Is er een tijd geweest, dat God er niet was ?

Antw. Neen, er is geen tijd geweest, dat God er niet was; God is van alle eeuwigheid.

13. Vr. Bestond God dan al lang, voordat hemel en aarde door Hem geschapen zijn?

Antw. Ja, God bestond al eeuwen en eeuwen vóór de schepping van hemel en aarde, zonder ooit een begin gehad te hebben.

14. Vr. Tot hoelang zal God zijn?

Antw. God zal zijn tot in alle eeuwigheid,

dat is: zonder einde.

15. Vr. Zullen wij eenmaal het geluk hebben van God te zien en zijne heerlijkheid te aanschouwen ?

Antw. Ja, zoo wij hier God beminnen en dienen, zullen wij na onzen dood het geluk hebben van Hem te zien en zijne heerlijkheid te aanschouwen.

16. Vr. Hoe weten wij dat?

Antw. Dat weten wij, omdat God het ons beloofd heeft.

1*

-ocr page 12-

7=

6

17. Vr. Heeft God ons ook nog meer beloofd ?

Antw. Ja, God heeft ons ook nog de mid- , delen beloofd, die noodig zijn om tot dat geluk ^ te komen.

18. Vr. Wat is het eerste van die middelen? * Antw. Het eerste van die middelen is: het

geloof in Jezus Christus, den Zaligmaker der wereld.

DERDE LES.

De allerheiligste Drieëenheid.

19. Vr. Is er meer dan één God?

Antw. Neen, daar is maar één God.

20. Vr. Is er meer dan één Persoon in God?

Antw. Ja, er zijn drie Personen in God.

21. Vr. Hoe worden die drie goddelijke Personen genoemd?

Antw. Die drie goddelijke Personen worden genoemd: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

22. Vr. Is ieder van die drie goddelijke Personen God?

Antw. Ja, ieder van die drie goddelijke Personen is God; de Vader is God, de Zoon is God en de Heilige Geest is God.

-ocr page 13-

23. Vr. Zijn die drie goddelijke Personen in alles volkomen aan elkander gelijk ?

Antw. Ja, die drie goddelijke Personen zijn in alles volkomen aan elkander gelijk, want zij zijn even heilig, even wijs, even machtig, even goed, even rechtvaardig, enz.

24. Vr. Hoe komt het, dat zij in alles aan elkander gelijk zijn?

Antw. Zij zijn in alles aan elkander gelijk, omdat zij maar een éénig God zijn.

25. Vr. Hoe noemt men die vereeniging der drie goddelijke Personen in één God?

Antw. Die vereeniging der drie goddelijke Personen in één God, noemt men gewoonlijk het geheim der allerheiligste Drieëenheid of Dric-vuldigheid.

VIERDE LES.

De engelen.

26. Vr. Welke zijn de voornaamste sohejise-len, die God geschapen heeft?

Antw. De voornaamste schepselen, die God geschapen heeft, zijn de engelen en de menschen.

27. Vr. Waardoor zijn de engelen en de menschen de voornaamste schepselen ?

Antw. De engelen en de menschen zijn de voornaamste schepselen, omdat zij God kunnen kennen, liefhebben en dienen.

-ocr page 14-

8

28. Vr. Waarom kunnen de andere schepselen, zoo als de beesten, boomen, planten, enz. dat niet doen ?

Antw. Die schepselen kunnen God niet kennen en liefhebben, omdat zij niet met verstand nocl? wil zijn begaafd.

29. Vr. Wat zijn engelen?

Antw. Engelen zijn geesten, bestemd om zonder lichaam te leven?

30. quot;Vr. Waar heeft God de engelen geplaatst? Antw. God heeft de engelen geplaatst in den

hemel.

81. Vr. Tot welk doel heeft God de engelen geschapen?

Antw. God heeft de engelen geschapen, om Hem in den hemel te dienen en te verheerlijken, en daardoor eeuwig gelukkig te wezen.

32. Vr. Dragen de heilige engelen ook zorg voor ons?

Antw. Ja, de heilige engelen bidden voor ons, bewaren ons tegen velerlei onheil en helpen ons om God te dienen.

VIJFDE LES.

De booze geesten of duivelen.

33. Vr. Zijn alle engelen heilig gebleven? Antw. Neen, niet alle engelen zijn heilig

gebleven.

-ocr page 15-

9

34. Vr. Hoc noemt men dc engelen, die niet heilig gebleven zijn?

^ Antw. De engelen, die niet heilig gebleven zijn, noemt men hooze geesten of duivelen.

35. Vr. Hoe zijn die engelen duivelen geworden ?

Antw. Uie engelen zijn duivelen geworden door zich tegen God te verheffen.

86. Vr. Hoe zijn zij daarvoor door God gestraft ?

Antw. Zij zijn tot hunne straf door God verdreven uit hunne plaats van geluk en verwezen naar het eeuwig vuur.

37. Vr. Wat doen de duivelen ons hier op t,aarde ?

Antw. De duivelen zoeken ons tot het kwaad te verleiden en tegen God te doen zondigen.

38. Vr. Wat moeten wij doen om door hen niet verleid te worden?

Antw. üm door hen niet verleid te worden, moeten wij waken en bidden.

ZESDE LES.

De mensch.

I 39. Vr. Wat is de mensch?

Antw. De mensch is een redelijk schepsel, gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God.

-ocr page 16-

10

40. Vr. Waarin is de mensoh het beeld en de gelijkenis van God?

Antw. Hierin is de menscli het beeld en de gelijkenis van God, dat hij eene ziel heeft met vele eigenschappen, die ook in God zijn, maar in God oneindig volmaakter.

41. Vr. Uit hoeveel deelen bestaat dan de mensoh ?

Antw. De mensoh bestaat uit twee deelen, namelijk: ziel en lichaam.

42. Vr. Welk is het voornaamste van die twee deelen?

Antw. Het voornaamste van die twee deelen is de ziel.

43. Vr. Waarom is de ziel het voornaamste deel ?

Antw. De ziel is het voornaamste deel, omdat zij het leven aan het lichaam geeft en ons doet denken en willen.

44. Vr. Wat is dan ons lichaam als de ziel er van gescheiden is?

Antw. Als de ziel van ons lichaam gescheiden is, dan is het lichaam dood en vergaat tot stof.

45. Vr. Kan de ziel ook sterven?

Antw. Neen, de ziel is onsterfelijk, dat is: zij kan niet sterven noch vergaan.

-ocr page 17-

11

ZEVENDE LES.

De schepping van den mensch.

46. Vr. Tot welk doel heeft God den mensch gemaakt ?

Antw. God heeft den mensch gemaakt om Hem te kennen, te beminnen, te dienen en om hier namaals eeuwig gelukkig te zijn.

47. Vr. Hoe heette de eerste man?

Antw. De eerste man heette Adam.

48. Vr. En hoe heette de eerste vrouw?

Antw. De eerste vrouw heette Eva.

49. Vr. Waarvan heeft God Adam gemaakt?

Antw. Het lichaam van Adam heeft God

gemaakt van aarde; maar de ziel heeft hij gemaakt uit niet.

50. Vr. Waarvan heeft God Eva gemaakt?

Antw. Het lichaam van Eva heeft God gemaakt van een ribbe van Adam, maar de ziel heeft Hij ook gemaakt uit niet.

51. Vr. Waar werden Adam en Eva door God geplaatst?

Antw. Adam en Eva werden door God geplaatst in het aardsche Paradijs.

-ocr page 18-

12

52. Vr. Wat was liet aardsche Paradijs?

Antvv. Het aardsche Paradijs was een over-

schoone lusthof, waarin God allerlei soort van boomen geplant had.

ACHTSTE LES.

De val van de eerste mei schen.

53. Vr. In welken staat leefden Adam en Eva in het Paradijs?

Antw. Adam en Eva leefden daar in een zeer gelukkigen staat.

54. Vr. Waarin bestond het grootste geluk van Adam en Eva?

Antw. Het grootste geluk van Adam en Eva bestond hierin, dat zij God kenden en beminden en geene neiging hadden tot het kwaad.

55. Vr. Zijn Adam en Eva lang in dien gelukkigen staat gebleven?

Antw. Neen, Adam en Eva zijn niet lang in dien gelukkigen staat gebleven, maar hebben dien spoedig verloren.

56. Vr. Waax'door hebben zij dat geluk verloren ?

Antw. Zij hebben dat geluk verloren, doordien zij ongehoorzaam aan God geweest waren door te eten van eene vrucht, die Hij hun verboden had.

-ocr page 19-

13

57. Vr. Welke vrucht was dat?

Antw. Het was de vrucht van eenen boom, die genoemd wordt: de boom der wetenschap van cjoed en kwaad.

58. Vr. Was die vrucht kwaad?

Antw. Neen, die vrucht was niet kwaad, maar dit was het kwaad, dat zij aan God niet gehoorzaamden.

59. Vr. Wie bracht Adam en Eva tot die ongehoorzaamheid ?

Antw. Adam en Eva werden tot die ongehoorzaamheid gebracht door den overste der duivelen.

60. Vr. Hoe heeft de duivel hen verleid?

Antw. De duivel vertoonde zich aan Eva

in de gedaante eener slang en heeft haar zóó verleid; en Adam werd verleid door het voorbeeld van Eva.

NEGENDE LES.

De cjevoUjen van den val der eerste menschen.

61. Vr. Zijn Adam en Eva na hunne zonde in het Paradijs gebleven?

Antw. Neen, na hunne zonde zijn Adam en Eva uit het Paradijs verdreven.

-ocr page 20-

14

62. Vr. Wat zijn Adam cn Eva geworden door te zondigen tegen God?

Antw. Door te zondigen tegen God zijn Adam en Eva vijanden van God en ongelukkige slaven des duivels geworden.

63. Vr. In welken toestand waren zij dan vervallen?

Antw. Zij waren vervallen in een toestand van doodzonde en eeuwige verdoemenis.

64. Vr. Zijn Adam en Eva alleen zoo ongelukkig geworden door hunne ongehoorzaamheid ?

Antw. Niet alleen Adam en Eva zijn door hunne ongehoorzaamheid zoo ongelukkig geworden, maar ook al hunne nakomelingen.

65. Vr. Wie zijn die nakomelingen?

Antw. Die nakomelingen zijn alle menschen,

omdat zij allen van Adam en Eva voortkomen.

66. Vr. Worden dan alle menschen met hunne zonde geboren?

Antw. Ja, alle menschen worden met de zonde van Adam en Eva geboren.

67. Vr. Hoe wordt die zonde genoemd?

Antw. Die zonde wordt de erfzonde genoemd.

-ocr page 21-

15

TIENDE LES.

De menschivording van den Zoon Gods.

68. Vr. Heeft God de menschen gelaten in den staat van zonde en verdoemenis?

Antw. Neen, God heeft de menschen niet in den staat van zonde en verdoemenis gelaten, maar Hij heeft hun vergund, dat zij vergiffenis konden ontvangen en zalig worden.

69. Vr. Hoe heeft God hun dat vergund? Antw. Dat heeft God hun vergund, door

hun een Verlosser te beloven en dien te geven.

70. Vr. Wie is die Verlosser geweest? Antw. Die Verlosser is geweest onze Heer

Jezus Christus.

71. Vr. Wie is onze Heer Jezus Christus? Antw. Onze Heer Jezus Christus is Gods

Zoon, die mensoh geworden is door aan te nemen een lichaam en eene ziel gelijk wij hebben.

72. Vr. Wordt de Zoon Gods nog met andere namen genoemd ?

Antw. Ja, de Zoon Gods wordt ook genoemd: het Woord of de eeuwige wijsheid des Vaders.

2

-ocr page 22-

16

78. Vr. Heeft de Zoon Gods, door mensch i,e worden, opgehouden God te zijn ?

Antw. Neen, de Zoon Gods heeft, door mensch te worden, niet opgehouden God te zijn, want Jezus Christus, de menschgeworden Zoon van God, is God en mensch te zamen.

74. Vr. Hoeveel naturen zijn er dan in Christus?

Antw. Er zijn dus twee naturen m Christus: de goddelijke en de mensohelijke natuur.

75. Vr. Sedert wanneer is Christus de Zoon van God?

Antw. Christus is van alle eeuwigheid de Zoon van God, even als God de Vader en God de heilige Geest van alle eeuwigheid zijn.

76. Vr. Sedert wanneer bestaat Christus als mensch ?

Als mensch bestaat Christus sedert Hij de menschelijke natuur heeft aangenomen, vierduizend jaren na de schepping van Adam en Eva.

ELFDE LES.

De geboorte en de benamingen van Jezus Christus.

77. Vr. Waar werd de menschgeworden Zoon Gods, onze Heer Jezus Christus, geboren?

Antw. Onze Heer Jezus Christus werd geboren te Bethlehem, in eenen stal.

-ocr page 23-

17

78. Vr. Wanneer vieren wij het feest van zijne geboorte?

Antw. Het feest van zijne geboorte vieren wij op Kerstdag, den vijfentwintigsten December.

79. Vr. Wie is de moeder van onzen Heer Jezus Christus?

Antw. De moeder van onzen Heer Jezus Christus is de heilige maagd Maria.

80. Vr. Wie is de vader van Christus?

Antw. Naar de goddelijke natuur van Christus is God de Vader van alle eeuwigheid zijn Vader.

81. Vr. Heeft Christus naar zijne menschelijke natuur ook een vader gehad?

Antw. Neen, naar zijne menschelijke natuur heeft Christus niet dan een pleegvader gehad.

82. Vr. Wie was die pleegvader van Christus?

Antw. Die pleegvader van Christus was de heilige Jozef, de man van Maria.

83. Vr. Wanneer heeft Christus den naam Jezus ontvangen?

Antw. Den naam Jezus heeft Christus ontvangen, toen Hij, acht dagen oud zijnde, besneden is.

2*

-ocr page 24-

18

84. Vr. Wanneer vieren wij dien dag van de besnijdenis van Jezus Christus?

Antw. Dien dag van de besnijdenis van Jezus Christus vieren wij op Nieuwjaarsdag.

85. Vr. Wat beteekent de naam Jezus? Antw. De naam Jezus beteekent Zaligmaker

of Behouder.

86. Vr. Wat beteekent de naam Christus? Antw. Christus beteekent Gezalfde.

87. Vr. Hoe werd Jezus nog genoemd? Antw. Jezus werd ook de Messias genoemd.

88. Vr. Wat beteekent de naam Messias? Antw. Messias beteekent ook Gezalfde.

TWAALFDE LES.

Tiet lijden en sterven van Jezus Christus.

89. Vr. Was het noodig, dat de Zoon Gods mensch werd om ons uit den staat der zonde en verdoeming te verlossen ?

Antwr. Ja, om ons te verlossen was het noodig, dat de Zoon Gods mensch werd; want zonder mensch te zijn kon Hij niet voldoen voor onze zonden en ons vrijkoopen.

-ocr page 25-

19

90. Vr. Wat werd cr dau vereischt om voor onze zonden te voldoen en ons vri} te koopen?

Antw. Om te voldoen voor onze zonden en ons vrij te koopen moest Christus kunnen lijden en sterven om zoo de straf te dragen, die wij verdiend hadden.

91. Vr. Kon Christus dan lij den en sterven? Antw. Ja, Christus kon lijden en sterven

naar zijne menschelijke natuur.

92. Vr. Voor wie is Christus gestorven? Antw. Christus is gestorven voor alle

menschen.

93. Vr. Welken dood is Christus gestorven? Antw. Christus is den dood des kruises gestorven.

94. Vr. Waar is Christus gestorven?

Antw. Christus is gestorven op de plaats

genoemd Kalvarië, buiten Jeruzalem, de hoofdstad van het Joodsehe rijk.

95. Vr. Hoe wordt de dag genoemd, waarop Christus gestorven is ?

Antw. De dag, waarop Christus gestorven is, wordt Goede Vrijdag genoemd.

96. Vr. Wat had Christus 's avonds te voren gedaan ?

Antw. Christus had 's avonds te voren het heilig Sacrament des Altaars ingesteld met brood en wijn te veranderen in zijn Lichaam en Bloed.

-ocr page 26-

20

97. Vr. Wanneer vieren wij de gedachtenis van die instelling?

Antw. Wij vieren de gedachtenis van die instelling op Witten Dnntlerdag.

98. Vr. Wat had Christus nog geleden op dien dag, toen Hij gestorven is?

Antw. Op dien dag was Christus bespot, gegeeseld en met doornen gekroond.

DERTIENDE LES.

De dood en de verrijzenis van Jezus Christus.

99. Vr. Wat wil het zeggen, dat Christus gestorven is ?

Antw. Dat Christus gestorven is, wil zeggen; dat zijne ziel gescheiden is van het lichaam.

100. Vr. Waar bleef de ziel van Christus, nadat Hij gestorven was?

Antw. Nadat Christus gestorven was, daalde zijne ziel neder ter plaatse, waar de zielen der gestorven rechtvaardigen waren.

101. Vr. Waar bleef het lichaam van Christus na zijnen dood?

Antw. Na den dood van Christus werd zijn lichaam in een nieuw steenen graf gelegd.

-ocr page 27-

21

102. Vr. Waar bleef de Godheid van Christus? Antw. De Godheid van Christus is ver-

eenigd gebleven met zijne ziel en met zijn lichaam.

103. Vr. Is Christus dood in het graf gebleven ?

Antw. Neen, Christus is niet dood in het graf gebleven; maar Hij is ten derden dage verrezen, dat is: levend uit het graf opgestaan.

104. Vr. Hoe wordt de dag genoemd, waarop Christus verrezen is?

Antw. De dag, waarop Christus verrezen is, wordt Paschen genoemd.

VEERTIENDE LES.

De hemelvaart van Jezus Christus, en de neder daling des Heiligen Geestes.

105. Vr. Is Christus na zijne verrijzenis nog op aarde gebleven?

Antw. Ja, Christus is na zijne verrijzenifi nog veertig dagen op aarde gebleven.

106. Vr. Wat heeft Christus gedurende die veertig dagen op aarde gedaan?

Antw. Gedurende die veertig dagen heel! Christus zich meermalen aan zijne discipelen vertoond, met hen gesproken, gegeten en ge dronken.

-ocr page 28-

107. Vr. Bn wat geschiedde op den veertigsten dag?

Antw. Op den veertigsten dag is Christus opgevaren ten hemel, terwijl zijne discipelen het zagen.

108. Vr. Wanneer vieren wij de gedachtenis van die Hemelvaart?

Antw. Wij vieren de gedachtenis van die Hemelvaart op Hemelvaartsdag.

109. Vr. Wat is Christus voor ons in den hemel?

Antw. Christus is voor ons in den hemel onze Hoogepriester, onze Middelaar en Voorspreker bij God, door wien wij alles verkrijgen.

110. Vr. Zal Christus vandaar ook eens wederkomen?

Ant. Ja, Christus zal op het einde der wereld wederkomen met groote macht en heerlijkheid.

111. Vr. Wat zal Christus dan komen doen?

Antw. Christus zal dan alle menschen komen

oordeelen.

112. Vr. Wat is er gebeurd, nadat Christus ten hemel was opgevaren?

Antw. Tien dagen, nadat Christus ten hemel was opgevaren, heeft Hij den heiligen Geest gezonden.

-ocr page 29-

23

Ho. Vr. Wie is de heilige Geest?

Antw. De heilige Geest is de derde persoon van de heilige Drievuldigheid.

114. Vr. Wie hebben den heiligen Geest toen ontvangen ?

Antw. De apostelen en discipelen van Christus, de heilige vrouwen en meer anderen, die met hen te zamen waren, hebben toen den heiligen Geest ontvangen.

115. Vr. Op welke wijze daalde de heilige Geest op hen neder?

Antw. De heilige Geest daalde op hen neder onder het geluid van een krachtigen stormwind en het verschijnen van vurige tongen.

116. Vr. Wanneer vieren wij die nederdaling van den heiligen Geest?

Antw. Die nederdaling van den heiligen Geest vieren wij op Pinkster, dat is het feest van den vijftigsten dag na Paschen.

VIJFTIENDE LES.

De voortdurende nederdaling des heiligen Geestes.

117. Vr. Worden wij ook deelachtig aan den heiligen Geest ?

Antw. Ja, wij worden ook deelachtig aan den heiligen Geest.

-ocr page 30-

24

118. Vr. Wat werkt God door den heiligen Geest in ons uit?

Antw. God werkt door den heiligen Geest zijne genade in ons uit.

119. Vr. Tot welk doel wordt de heilige Geest ons dan gegeven?

Antw. De heilige Geest wordt ons gegeven om ons heilig te maken en heilig te doen leven.

120. Vr. Wanneer zijn wij heilig geworden?

Antw. Wij zijn heilig geworden, toen wij gedoopt werden en daardoor den heiligen Geest ontvingen.

121. Vr. Hoeveel gaven van den heiligen Geest zijn er?

Antw. Er zijn zeven gaven van den heiligen Geest, die men gewoonlijk noemt: den Geest van wijsheid en verstand; den Geest van raad en sterkte; den Geest van Wetenschap en godvruchtigheid; en den Geest van de vreeze des Heeren.

122. Vr. Hoeveel vruchten van den heiligen Geest telt men gewoonlijk?

Antw. Men telt gewoonlijk twaalf vruchten van den heiligen Geest, die men noemt: liejde, blijdschap, vrede, geduld, goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, getrouwheid, zedigheid, eerbaarheid en reinheid.

-ocr page 31-

25

123. Vr. Kunnen wij den heiligen Geest en dus ook de genade der heiligmaking verliezen?

Antw. Ja, wij kunnen den heiligen Geest, en dus ook de genade der heiligmaking verliezen, en dit geschiedt door doodzonde.

ZESTIENDE LES.

Het geloofsbegri]) der Apostelen.

124. Vr. Waar vindt men de voornaamste waarheden beschreven, die een Christen gelooven

moet ?

Antw. De voornaamste waarheden, die een Christen gelooven moet, vindt men beschreven in het geloofsbegrip der apostelen of de twaalj artikelen des geloofs.

125. Vr. Hoe luidt dat geloofsbegrip dei-apostelen ?

Antw. I. Ik geloof in God den Vader, deu almachtigen Schepper van hemel en aarde.

II. En in Jezus Christus, zijnen eenigen Zoon, onzen Heer.

III. Die ontvangen is van den heiligen Geest, geboren uit de reine maagd Maria.

IV. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus: die gekruist, gestorven en begraven is.

V. Die nedergedaald is ter holle, en ten derder dage verrezen van de dooden.

-ocr page 32-

26

VI. Die opgeklommen is ten hemel, en zit aan de rechterhand Gods, zijns almachtigen Vaders.

VII. En vandaar zal komen oordeelen de levenden

en de dooden.

VIII. Ik geloof in den heiligen Geest.

IX. De heilige Katholieke Kerk; gemeenschap

der heiligen.

X. Vergeving der zonden.

XI. Verrijzenis des vleesohes.

XII. En het eeuwig leven. Amen.

ZEVENTIENDE LES.

Het feeken des kruises.

126. Vr. Zijn wij verplicht ons geloof te belijden?

Antw. Ja, wij zijn verplicht ons geloof te belijden met woorden en met werken.

127. Vr. Welk teeken zijn wij gewoon te gebruiken om belijdenis te doen van ons geloof?

Antw. Het teeken, waarmede wij belijdenis doen van ons geloof, is het teeken des kruises.

128. Vr. Hoe maakt men het teeken des kruises ?

Antw. ^ In den naam des Vaders en des Zoons en des . heiligen Geestes. Amen.

-ocr page 33-

27

129. Vr. Wat beduidt het teeken, dat wij met de hand maken ?

Antw. Het teeken, dat wij met de hand maken, beduidt, dat wij in Jezus Christus den gekruiste gelooven en daar belijdenis van doen.

130. Vr. Wat beteekenen de ivoorden, die men er bij uitspreekt?

Antw. De woorden, die men er bij uitspreekt, beteekenen, dat wij het geheim der goddelijke Drieëenheid gelooven en onze werken daaraan opdragen.

131. Vr. Behooren wij van het teeken des kruises dikwijls gebruik te maken?

Antw. Ja, wij behooren van het teeken des kruises dikwijls gebruik te maken: vóór en na het gebed, als wij slapen gaan of opstaan, en bij meer andere gelegenheden, waarin wij ons met God bezighouden.

ACHTTIENDE LES.

De verscheiden soorten van zonde.

132. Vr. Wat moet men doen, om een heilig leven te leiden en in den hemel te komen?

Antw. Om een heilig leven te leiden en in den hemel te komen, moet men het kwaad vluchten en het goede doen.

-ocr page 34-

28

133. Vr. Welk kwaad moet een Christen vluchten ?

Antw. Een Christen moet de zonde vluchten.

134. Vr. Wat noemt men zonde?

Antw. Zonde noemt men alle gedachten, begeerten, woorden, werken en verzuimen, die aan God mishagen.

135. Vr. Is er nog eene andere zonde dan de erfzonde?

Antw. Ja, er is nog eene andere zonde dan de erfzonde, namelijk: de dadelijke zonde.

136. Vr. Wat is dadelijke zonde?

Antw. Dadelijke zonde is die zonde, die wij door onzen eigen wil doen, nadat wij tot het gebruik van ons verstand gekomen zijn.

137. Vr. Zijn die zonden altijd even zwaar?

Antw. Neen, die zonden zijn niet altijd even

zwaar; want zij zijn óf doodzonden, of dage-lijksche zonden.

138. Vr. Wat zijn doodzonden?

Antw. Doodzonden zijn die zonden, waardoor God zwaar vertoornd wordt en die ons werpen in den staat van verdoeming.

139. Is die zonde zeer te vreezen?

Antw. Ja, die zonde is zeer te vreezen, want zij is het grootste ongeluk, dat een mensch kan overkomen.

-ocr page 35-

29

NEGENTIENDE LES.

Vervolg der voorgaande les.

140. Vr. Eene zonde, die men dagelijks doet, is dat eene dagelijksche zonde?

Antw. Neen; eene zonde, die men dagelijks doet, kan wel eene doodzonde zijn; en die is te verschrikkelijker, naarmate men er eene gewoonte van maakt.

141. Vr. Wat is dan dagelijksche zonde?

Antw. Dagelijksche zonde is eene zonde, waardoor God niet zwaar vergramd wordt, en die de eeuwige verdoemenis niet verdient; maar die evenwel aan God mishaagt en eene groote staf waardig is.

142. Vr. Moeten wij de dagelijksche zonde ook schuwen?

Antw. Ja, wij moeten de dagelijksche zonde ook schuwen, want zelfs de kleinste zonde mishaagt aan God en benadeelt de ziel.

143. Vr. Wat noemt men hoofdzonden?

Antw. Hoofdzonden noemt men die zonden,

die de oorsprong van vele andere zonden zijn.

144. Vr. Hoeveel hoofdzonden zijn er?

Antw. Men noemt er gewoonlijk zeven, namelijk : hoovaardiglieid, nijd, gierigheid, onkuisch-heid, gulzigheid, gramschap en traagheid.

-ocr page 36-

30

145. Vr. Zijn de honfdzonden altijd doodzonden?

Antw. Neen, de hoofdzonden kunnen doodzonden of dagelijksche zonden zijn.

14fi. Vr. Wat leidt ons tot de zonde?

Antw. De bekoring leidt ons tot de zonde.

147. Vr. Wie zijn het, die ons tot de zonde bekoren ?

Antw. De duivel, de wereld en het vleesch bekoren ons tot de zonde.

TWINTIGSTE LES.

De Christelijke deugden.

148. Vr. Welk goed moet een Christen doen?

Antw. Een Christen moet de christelijke deugden beoefenen en aan de geboden van God en van de heilige Kerk gehoorzamen.

149. Vr. Welke deugden moet men beoefenen jegens God ?

Antw. De deugden, die men jegens God moet beoefenen, zijn: het geloof, de hoop en de liefde.

150. Vr. Hoe worden deze drie deugden gewoonlijk genoemd?

Antw. Deze drie deugden worden gewoonlijk de di'ie goddelijke deugden genoemd.

-ocr page 37-

31

151. Vr. Welke plichten hebben wij jegens onze medemenschen ?

Antw. Jegens onze medemenschen hebben wij verscheiden plichten, die alle hierop uitkomen: dat wij niemand kwaad-, maar iedereen goed moeten doen.

152. Vr. Hoe noemen wij onze medemenschen ook nog ?

Antw. Wij noemen onze medemenschen ook onze evennaasten.

153. Vr. Hoe moeten wij dan God, en hoe onze evennaasten beminnen?

Antw. Wij moeten God beminnen bovenal, en onze evennaasten gelijk ons zeiven.

154. Vr. Moeten wij ons zei ven dan ook liefhebben ?

Antw. Ja, wij moeten ook ons zeiven liefhebben.

155. Vr. Wanneer hebben wij ons zeiven lief?

Antw. Wij hebben ons zeiven lief, wanneer wij

God dienen gelijk Hij van ons eischt.

156. Vr. Welke deugden betamen den kinderen het allermeest ?

Antw. De deugden, welke den kinderen het allermeest betamen, zijn: gehoorzaamheid, vlijt, oprechtheid, godsvrucht en leerzaamheid.

-ocr page 38-

32

EEN EN TWINTIGSTE LES.

De geboden Gods en die der heilige Kerk.

157. Vr. Hoeveel geboden Gods zijn er? Autw. Er zijn tien geboden Gods.

158. Vr. Hoe luiden de tien geboden? Antw. 1. Bovenal bemint éénen God.

2. Niet ijdelijk zweert of spot.

3. Den dag des Heeren zult gij vieren.

4. Eert vader en moeder met goede manieren.

5. Met wil of met werken slaat niemand dood.

6. Doet geen overspel noch onkuischheid snood.

7. Wacht u van stelen en onrechtvaardig leven.

8. Gij zult geen getuigenis der valschheid geven.

9. En begeert niemands echtgenoot.

10. Noch iemands goed, hetzij klein of groot. Of anders:

1. Eén God aanbid. 2. Niet ijdelijk zweer. 3. Den Zondag vier. 4. Eer vader en moeder. 5. Ontneem nooit de eer of het leven van uwen broeder. 6. Doe geen onkuischheid, niemands vrouw onteer. 7. Steel niet. 8. Geef geen valsch getuigenis. 9. Begeer noch vrouw, 10. Noch iets dat anderen eigen is.

159. Vr. Hoeveel geboden der heilige Kerk zijn er?

Antw. Men telt gewoonlijk vijf geboden der heilige Kerk.

-ocr page 39-

quot; 1

33

160. Vr. Hoe luiden die vijf geboden der Leilige Kerk ?

Antw. 1. Op Zondag en heiligen dag boor Mis; het is een gebod.

2. Biecht uwe zonden, eens ten minste alle jaren.

3. Ontvang te Pasohen het Sacrament van onze Altaren.

4. De heilige dagen vier tot eer en dienst van God.

5. Op vastendag zult gij u naar kerkge- \ bruik versterven. Vrijdags en Zaterdags gedenk het vleesoh te derven.

Of anders:

1. De geboden heilige dagen zult gij vieren,

2. En dan ook Mis hooren met goede manieren.

3. Geen geboden vastendagen zult gij breken.

4. Gij zult uwen priester, ten minste eens 's jaars, uwe biecht spreken.

5. Nuttigen omtrent Pasohen het Lichaam des Heeren.

TWEE EN TWINTIGSTE LEW.

De goddelijke genade en het gebed des Heeren.

161. Vr, Kunnen wij door ons zei ven en door onze eigene kracht het kwaad vluchten en het goede doen?

Antw. Neen, niet door ons zeiven of door

-ocr page 40-

34

onze eigen kracht kunnen wij het kwaad vluchten en het goede doen; wij kunnen dit niet zonder de hulp van Gods genade.

162. Wat is die genade Gods?

Antw. Die genade Gods is eene bovennatuurlijke hulp of kracht, ons door God geschonken.

163. Vr. Wat werkt de genade Gods in ons uit?

Antw. De genade Gods verlicht ons verstand om het goede te kennen, en versterkt onzen wil om het goede te doen.

164. Vr. Door welke middelen ontvangen wij gewoonlijk de genade Gods?

Antw. Wij ontvangen gewoonlijk de genade Gods door het gelted en door de Sacramenten.

165. Vr. Welk is het voornaamste gebed, waarmede wij God moeten bidden?

Antw. Het voornaamste gebed, waarmede wij God moeten bidden, is het: Onze Vader.

166. Vr. Waarom is dit het voornaamste gebed ?

Antw. Het Onze Vader is het voornaamste gebed, omdat onze Zaligmaker zelf het ons geleerd heeft en hetwelk daarom het gebed des Heeren wordt genoemd.

-ocr page 41-

35

167. Vr. Hoe luidt het geheel des Heeren of het Onze Vader?

Antw. Onze Vadei'! die in de hemelen zijt; geheiligd zij uw naam; uw rijk toekome; uw wil geschiede op de aarde als in den hemel; geef ons heden ons dagelijksch brood ; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren; en leid ons niet in bekoring; maar verlos ons van den kwade. Amen.

DRIE EN TWINTIGSTE LES.

Het aanroepen der Heiligen en het : wees gegroet.

168. Vr. Mogen wij tot de Heiligen ook bidden ?

Antw. Wij mogen ook wel tot de Heiligen bidden; maar alleen, opdat zij voor ons zouden bidden en van God verkrijgen wat wij noodig hebben.

169. Vr. Mogen wij de Heiligen dan niet aanbidden ?

Antw. Neen, aanbidden mogen wij de Heiligen niet, want men raag niemand aanbidden dan God.

-ocr page 42-

36

170. Vr. Van welke Heiligen zullen wij de gebeden verzoeken?

Antw. Wij zullen de gebeden verzoeken van alle Heiligen in het algemeen, omdat zij allen door God bemind worden; maar in het bijzonder van onze Patronen en Engelbewaarders en vooral van de heilige maagd Maria, de moeder des Heeren.

171. Vr. Met welke gebeden zal men tot de heilige maagd Maria bidden?

Antw. Men zal tot de heilige maagd Maria bidden met gebeden, die door de heilige Kerk zijn goedgekeurd en voornamelijk met de groetenis des engels of het Wees gegroet?

172. Vr. Wanneer heeft de engel Maria met die groetenis aangesproken?

Antw. De engel Gabriël heeft Maria met die groetenis aangesproken, toen hij haar boodschapte, dat zij de moeder zou worden van Jezus Christus.

173. Vr. Hoe luidt de groetenis des engels of het Wees gegroet?

Antw. Wees gegroet, Maria vol van genade! De Heer is met u; gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht uws lichaams, Jezus. Heilige Maria, moeder Gods! bid voor ons zondaren, nu en in de ure onzes doods. Amen.

-ocr page 43-

37

174. Vr. Hoe moeten wij gesteld zijn, als wij bidden ?

Antw. Als wij bidden, moeten wij het doen met diepe aandacht en eerbied.

VIEE EN TWINTIGSTE LES.

De heilige Sacramenten.

175. Vr. Wat is een Sacrament?

Antw. Ben Sacrament is een teeken of uitwendige zaak, door Christus ingesteld, tot onze heiligmaking en om ons zijne genade in te storten.

176. Vr. Hoeveel Sacramenten zijn er?

Antw. Er zijn zeven Sacramenten.

177. Vr. Welke zijn die zeven Sacramenten?

Antw. T)e Doop, het Vormsel, het heilig

Sacrament des Altaars, het Sacrament van Penitentie, het laatste Oliesel, het Priesterschap en het Sacrament des Huwelijks.

178. Vr. Mogen al de zeven Sacramenten meer dan éénmaal ontvangen worden?

Antw. Neen, er zijn drie Sacramenten, die niet meer dan éénmaal mogen ontvangen worden.

-ocr page 44-

38

179. Vr. Welke Sacramenten mogen niet meer dan éénmaal ontvangen worden?

Antw. De Sacramenten, die niet meer dan éénmaal mogen ontvangen worden, zijn: de Doop, het Vormsel en het Priesterschap.

180. Vr. Waarom mogen die Sacramenten niet meer dan éénmaal ontvangen worden?

Antw. Die Sacramenten mogen niet meer dan éénmaal ontvangen worden, omdat zij een eeuwig merkteeken in de ziel drukken.

181. Vr. Welk merkteeken ontvangt men in die Sacramenten?

Antw. In den Doop ontvangt men het merkteeken van Christen en kind Gods; in het Vormsel het merkteeken van krijgsknecht van Christus, en in het Priesterschap het merkteeken van dienaar van Christus.

VIJF EN TWINTIGSTE LES.

De Sacramenten der dooden.

182. Vr. In hoeveel soorten worden de zeven Sacramenten doorgaans verdeeld?

Antw. De zeven Sacramenten worden doorgaans in twee soorten verdeeld; namelijk: in Sacramenten der dooden en Sacramenten der levenden.

-ocr page 45-

39

183. Vr. Wat bedoelt men met Sacramenten der dooden?

Antw. Met Sacramenten der dooden bedoelt men die Sacramenten, welke ingesteld zijn voor hen, die dood zijn naar de ziel.

184. Vr. Wanneer is men dood naar de ziel?

Ant. Men is dood naar de ziel, als men in

staat van doodzonde is.

185. Vr. Wat doet dan de doodzonde?

Antw. De doodzonde berooft de ziel van

het geestelijk leven, dat is, van de genade en vriendschap Gods.

186. Vr. En welke is de uitwerking van de Sacramenten der dooden?

Antw. De uitwerking van de Sacramenten der dooden is, dat zij de zonde vergeven en de ziel herstellen in de genade en vriendschap Gods, die zij door de zonde verloren had.

187. Vr. Hoeveel Sacramenten der dooden zijn er ?

Antw. Er zijn tivee Sacramenten der dooden, namelijk: de Doop en het Sacrament van Penitentie.

188. Vr. Waarom heeten die twee Sacramenten ; de Doop en het Sacrament van Penitentie, Sacramenten der dooden ?

Antw. De Doop en het Sacrament van

-ocr page 46-

40

Penitentie heeten Sacramenten der dooden, omdat zij aan de ziel, die dood is door de zonde, bet geestelijk leven teruggeven.

189. Vr. Wat is het geestelijk leven der ziel?

Antw. Met geestelijk leven der ziel is, God beminnen boven alle dingen.

ZES EN TWINTIGSTE LES.

De Sacramenten der levenden.

190. Vr. Hoeveel Sacramenten der levenden zijn er ?

Antw. Er zijn v/jf Sacramenten der levenden.

191. Vr. Welke zijn die vijf Sacramenten der levenden?

Antw. De vijf Sacramenten der levenden zijn: het Vormsel, het heilig Sacrament des Altaars, het laatste Oliesel, het Priesterschap en het Sacrament des Huwelijks.

192. Vr. Waarom noemt men die Sacramenten, Sacramenten der levenden?

Antw. Die vijf Sacramenten noemt men Sacramenten der levenden, omdat men levend moet zijn naar de ziel, om die Sacramenten waardig te ontvangen.

-ocr page 47-

41

19S. Vr. Floe moet men dan gesteld zijn om die Sacramenten waardig te ontvangen?

Antw. Om die Sacramenten waardig te ontvangen, moet men in staat van genade, dat is: zuiver van doodzonden zijn.

194. Vr. Wanneer is men zuiver van doodzonden ?

Antw. Men is zuiver van doodzonden, als men God boven alles bemint en zijne geboden onderhoudt.

195. Vr. Waartoe dienen dan die wjfy Sacramenten der levenden?

Antw. Die vijf Sacramenten der levenden dienen om het geestelijk leven in ons te bewaren en te versterken.

196. Vr. Begaat men groote zonden door een Sacrament onwaardig te ontvangen?

Antw. Ja, door een Sacrament onwaardig te ontvangen begaat men eene schromelijke heiligschennis.

ZEVEN EN TWINTIGSTE LES.

De Doop en het heilig Sacrament des Altaars.

197. Vr. Welke is het noodzakelijkste van de zeven Sacramenten ?

Antw. Het noodzakelijkste van de zeven Sacramenten is de Doop.

-ocr page 48-

42

198. Vr. Waarom is de Doop het noodzakelijkste Sacrament ?

Antw. De Doop is liet noodzakelijkste Sacrament, omdat men zonder den Doop niet zalig kan worden.

199. Vr. Welk is het waardirjste van de zeven Sacramenten?

Antw. Het waardigste van de zeven Sacramenten is het allerheiligste Sacrament des Altaars.

200. Vr. Waarom is dat het waardigste?

Antw. Het heilig Sacrament des Altaars is

het waardigste, omdat Jezus zelf daarin tegenwoordig is.

201. Vr. Hoe is Christus zelf daarin tegenwoordig ?

Antw. Christus is zelf daarin tegenwoordig met ziine Godheid en menschheid, zooals Hij in den hemel is, maar bedekt onder de gedaanten van brood en wijn.

202. Vr. Wanneer is het, dat Christus daarin tegenwoordig komt?

Antw. Het is in de heilige offerande der Mis, dat Christus daarin tegenwoordig komt.

203. Vr. Wat geschiedt er dan in de offerande der Mis?

Antw. In de offerande der Mis worden brood en wijn veranderd in het Lichaam en Bloed van Jezus Christus, en zoo wordt Christus aan God tot een offerande opgedragen.

-ocr page 49-

43

ACHT EN TWINTIGSTE LES.

De uitwerking der Sacramenten.

204. Vr. Wat worden wij door den Doop? Antw. Door den Doop worden wij Christenen,

dat is: leden van Jezus Christus en zijne Kerk.

205. Vr. Wat worden wij nog meer dooiden Doopt

Antw. Wij worden bovendien door den Doop kinderen van God, tempels van den heiligen Geest en erfgenamen des eeuwigen levens.

206. Vr. Wat ontvangen wij door den Doop ?

Antw. Door den Doop ontvangen wij do vergiffenis der erfzonde en de heiligmakende genade.

207. Vr. Wat ontvangen wij door het Vormsel ?

Antw. Door het Vormsel ontvangen wij de volheid van den heiligen Geest.

208. Vr. Wat maakt ons het Vormsel? Antw. Het Vormsel maakt ons volkomen

Christenen en krijgsknechten van Jezus Christus.

209. Vr. Waartoe verplicht ons die hoedanigheid ?

Antw. Die hoedanigheid verplicht ons, om ons geloof vrijmoedig te belijden en er trouw naar te leven.

-ocr page 50-

44

NEGEN EN TWINTIGSTE LES.

Vervolg van de vorige les.

210. Vr. Wat ontvangen wij in het heilig Sacrament des Altaars?

Antw. In het heilig Sacrament des Altaars ontvangen wij het waarachtig Lichaam en Bloed van Jezus Christus tot een geestelijk voedsel voor onze ziel.

211. Vr. Wat ontvangen wij door het Sacrament van Penitentie?

Antw. Door het Sacrament van Penitentie ontvangen wij de vergiffenis van de doodzonden, die wij na onzen Doop gedaan hebben.

212. Vr. Wat wordt er vereischt om aan die vergiffenis deelachtig te worden?

Antw. Om aan die vergiffenis deelachtig te worden, worden er drie dingen vereischt, namelijk: berouw, belijdenis en voldoening.

213. Vr. Wat ontvangen wij door het laatste Oliesel1.

Antw. Door het laatste Oliesel ontvangen wij de genade om zalig te sterven, of om weder in gezondheid hersteld te worden.

214. Vr. Wat ontvangt men door het Sacrament des Priesterschaps ?

Antw. Door het Sacrament des Priesterschaps ontvangt men de macht en de genade, die noodig zijn om de kerkelijke bedieningen waar te nemen.

-ocr page 51-

45

215. Vr. Wat ontvangt men in het Sacrament des Huwelijks ?

Antw. In het Sacrament des Huwelijks ontvangen man en vrouw den goddelijken zegen over hot tusschen hen gesloten huwelijk.

DERTIGSTE LES.

De dood en het bijzonder oordeel.

216. Vr. AVat is het einde van 's menschen leven op aarde ?

Antw. Het einde van 's menschen leven op aarde is de dood.

217. Vr. Wat is de dood?

Antw. De dood is de scheiding van ziel en lichaam.

218. Vr. Wie zijn aan de noodzakelijkheid van sterven onderworpen ?

Antw. Alle menschen zijn aan de noodzakelijkheid van sterven onderworpen.

219. Vr. Wat is de oorzaak van die noodzakelijkheid van sterven?

Antw. De oorzaak van die noodzakelijkheid van sterven is de zonde van onze eerste ouders, Adam en Eva.

-ocr page 52-

46

220. Vr. Moeten wij dikwijls aan ons sterven denken?

Antw. Ja, wij moeten dikwijls aan ons sterven denken en daardoor ons altijd tot den dood bereid houden.

221. Vr. Waarom moeten wij ons altijd tot den dood bereid houden?

Antw. Wij moeten ons altijd tot den dood bereid houden, omdat wij niet weten, wanneer, waar en hoe wij zullen sterven.

222. Vr. Wat geschiedt aan ieder mensch na zijn dood?

Antw. Terstond na zijn dood wordt ieder mensch geoordeeld.

223. Vr. Hoe wordt dat oordeel gewoonlijk genoemd?

Antw. Het oordeel van ieder . mensch na zijnen dood wordt gewoonlijk het bijzonder oordeel genoemd.

224. Vr. Wie zal de rechter zijn, die dat oordeel houden zal?

Antw. De rechter, die dat oordeel houden zal, is Jezus Christus onze Heer.

225. Vr. Waarover zullen wij geoordeeld worden ?

Antw. Wij zullen geoordeeld worden over al onze gedachten, begeerten, woorden, werken en verzuimen.

-ocr page 53-

47

EEN EN DERTIGSTE LES.

Het algemeen of laatste oordeel.

226. Vr, Zal er alleen een hij zonder oordeel gehouden worden over ieder mensch na zijnen dood ?

Antw. Neen, er zal ook nog een algemeen of laatste oordeel gehouden worden over alle menschen met ziel en lichaam.

227. Vr. Zullen dan alle menschen, die gestorven en wier lichamen vergaan zijn, weder levend worden?

Antw. Ja, alle menschen zullen weder levend worden, dat wil zeggen: hunne zielen zullen zich weder met hunne lichamen vereenigen.

228. Vr. Hoe noemt men gewoonlijk die herleving van alle menschen?

Antw. Die herleving van alle menschen noemt men gewoonlijk: De verrijzenis ten jongsten dage of de verrijzenis des vleesches.

229. Vr. Wie zal na die verrijzenis het algemeen oordeel houden?

Antw. Christus zal ook dit algemeen oordeel houden.

230. Vr. Hoe zal Christus ten oordeel verschijnen?

Antw. Christus zal ten oordeel verschijnen op een wolk met groote macht en heerlijkheid.

-ocr page 54-

48

231. Vr. Zal dit oordeel in het openbaar geschieden?

Antw. Ja, het algemeen oordeel zal geschieden in tegenwoordigheid van alle engelen en menschen.

232. quot;Vr. Wanneer zal het algemeen oordeel plaats hebben?

Antw. Het algemeen oordeel zal plaats hebben in den laatsten dag of op het einde der wereld.

233. Vr. Wanneer zal het de laatste dag of het einde der wereld zijn?

Antw. Den dag van het einde der wereld of van het algemeen oordeel kent niemand dan God alleen.

TWEE EN DERTIGSTE LES.

De Iremel en het vagevuur.

234. Vr. Waarheen gaat de ziel, als zij door Christus geoordeeld is?

Antw. Als de ziel door Christus geoordeeld is, gaat zij naar den hemel, naar het vagevuur of naar de hel.

235. Vr. Wat is de hemel ?

Antw. De hemel is een plaats van alle vreugde en zaligheid.

-ocr page 55-

49

236. Vr. Wat is de oorzaak van die groote vreugde en zaligheid?

Antw. De oorzaak van die groote vreugde en zaligheid is het volkomen bezit en aanschouwen van God.

237. Vr. Wie gaan naar den hemel?

Antw. Naar den hemel gaan allen, die in

de genade en vriendschap Gods uit dit leven scheiden.

238. Vr. Wat leidt tot zulk een zaligen dood? Antw. Tot zulk een zaligen dood leidt ons

een deugdzaam leven.

239. Vr. Wat moet onze grootste bezorgdheid zijn gedurende dit leven?

Antw. Onze grootste bezorgdheid gedurende dit leven moet zijn, dat wij niet voor de aarde, maar voor den hemel leven.

240. Vr. Wat is het vagevuur?

Antw. Het , vagevuur is een plaats van zuivering en voldoening.

241. Vr. Wie gaan naar het vagevuur? Antw. Naar het vagevuur gaan de zielen,

die wel in de genade Gods sterven, maar nog niet ten volle voor hunne zonden voldaan hebben.

-ocr page 56-

50

242. Vr. Zullen die zielen daar altijd blijven?

Antw. Neen; die zielen zullen daar niet altijd blijven; maar, nadat zij genoegzaam gezuiverd zijn of aan Gods rechtvaardigheid voldaan hebben, gaan zij over in den hemel.

248. Vr. Kunnen wij die zielen daar ook te hulp komen ?

Antw. Ja, wij kunnen de zielen in het vagevuur te hulp komen door onze gebeden, aalmoezen en andere goede werken en voornamelijk door de heilige offerande der Mis.

DRIE EN DERTIGSTE LES.

De hel en de eeuwigheid des toekomenden levens.

244. Vr. Wat is de hel ?

Antw. De hel is een plaats van de verschrikkelijkste straffen en ellende.

245. Vr. Welke is de zwaarste ellende in de hel?

Antw. De zwaarste ellende in de hel is: beroofd te zijn van het zaligmakend aanschouwen van God.

246. Vr. Wie gaan naar de hel?

Antw. Naar de hel gaan zij, die onbekeerd , in staat van doodzonde, sterven.

-ocr page 57-

51

247. Vr. Zal het lichaam ook deel hebben ian de vreugde des hemels of aan de straf 3er hel, zoowel als de ziel ?

Antw. Ja; het lichaam zal, na de verrij-:enis, ook deel hebben aan de vreugde des iemels of aan de straf der hel.

248. Vr. Hoe lang zullen hemel, hel en /agevunr duren?

Antw. Hemel en hel zullen duren tot in alle seuwigheid, dat is: zonder einde; maar het vagevuur zal bij het laatste oordeel ophouden ;e bestaan.

249. Vr. Hoe worden dood, oordeel, hel en ïemel gewoonlijk genoemd?

Antw. Dood, oordeel, hel en hemel worden gewoonlijk de vier uitersten van den mensch ïenoemd, omdat zij hem slechts op hel einde iijns levens kunnen overkomen.

-ocr page 58-

BLADWIJZER.

Kind:

God en zijne volmaaktheden..........3

Gods eeuwig bestaan en 's menschen zalige toekomst. 5

De allerheiligste Drieëenheid..........fi

De engelen................7

De booze geesten of duivelen.........8

De mensch......... .......9

De schepping van den mensch.........11

De val van de eerste menschen.........l'i

De gevolgen van den val der eerste menschen . . . 13

De menschwording van den Zoon Gods. .... 15

De geboorte en de benamingen van Jezus Christus . 16

Het lijden en sterven van Jezus Christus.....18

De dood en de verrijzenis van Jezus Christus ... 20 De hemelvaart van Jezus Christus, en de nederdaling

des Heiligen Geestes...........21

De voortdurende nederdaling des Heiligen Geestes . 23

Het geloofsbegrip der apostelen.........25

Het teeken des kruises............26

De verscheiden soorten van zonde........27

Vervolg der voorgaande les. .........29

De Christelijke deugden...........SC

De geboden Gods en die der heilige Kerk .... 32

De goddelijke genade en het gebed des Heeren. . . 33

Het aanroepen der Heiligen en het: Wees gegroet . 35

De heilige Sacramenten............8

De Sacramenten der dooden..........3lt;.

De Sacramenten der levenden.........4C

De Doop en het heilig Sacrament des Altaars . . . 41

L)e uitwerking der Sacramenten........43

Vervolg van de vorige les......... .44

De dood en het bijzonder oordeel........45

Het algemeen of laatste oordeel........47

De hemel en het vagevuur..........48

De hel en de eeuwigheid des toekomenden levens. . 50

-ocr page 59-
-ocr page 60-
-ocr page 61-
-ocr page 62-
-ocr page 63-