Be leer van Zpe Heiligheid PAUS LEO XIII
KAKENDÉ
HET HUWELIJK
VOOR HET
Katholieke Volk
TOEGELICHT DOOR EKN
ailoomoc-^i-lt;3Ca■fyzA.amp;ötamp;K.
Gedrukt bij G. W. vax der Wiel amp; C0. te Arnhem.
Be leer van Zijne Heiligheid PAUS LEO XIII
RAKENDE
HET HUWELIJK
VOOR HET
Katholieke Volk
TOEGELICHT DOOR EEN
Slooviioc-fi-o){a L'TioClefï -p vicytc-t.
---quot;■— —
Gedrukt bij G. W. yax dek Wiel amp; C0. te Arnhem.
Bij de heeren Wijt amp; Zones te Rotterdam is onlangs een geschrift uitgegeven onder dezen titel; „Betoog dat de huwelijksver bindtenis afgescheiden moet blijven van hef sacrament des huwelijksquot;
De verschijning van dit geschrift heeft een sinds lang door mij gekoesterden wensch tot rijpheid gebracht, en mij tot het uitgeven der volgende bladzijden doen besluiten. Thans vooral , na de verschijning van genoemd geschrift, acht ik het noodig de leer van Z. H. paus Leo XIII rakende het huwelijk toe te lichten voor het volk.
De Schrijver.
Op den 10en Februari van liet jaar 18S0 beeft Zijne Heiligheid paus Leo XIII een rondgaan den brief (En-cyldiek) rakende het Huwelijk, uitgevaardigd.
Deze brief was gericht »aan alle Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen en Bisschoppen der katholieke wereld in gunst en gemeenschap met den Apostolisehen Stoel.quot;
Voorwaar, een plechtig Apostolisch schrijven; daarom reeds van zoo groote beteekenis, dewijl het gericht is aan allen die gesteld zijn om de leer van Christus te verkondigen en den menschen te leeren onderhouden al wat Hij bevolen heeft.
Dit plechtig schrijven van paus Leo XIII is derhalve aan de geheele kerk gericht, dewijl het voorschrijft wat er omtrent een hoogst gewichtig punt, het huwelijk, de ganscbe wereld door geleerd, geloofd en onderhouden moet worden.
Hiermede is paus Leo XIII opgetreden als Opperste le er aar der kerk. Nu is door het Vaticaansch concilie vastgesteld: dat de Paus, aldus optredend en tot de geheele kerk sprekende, de onfeilbare leeraar is; dat het de stemme Gods is, die zich dan door zijnen mond doet hooren, en dat de gansche katholieke wereld aan die onfeilbare uitspraak des Heiligen Vaders zich onvoorwaardelijk moet onderwerpen.
4
Ziedaar de reden, waarom dit Apostolisch schrijven van Z. II. paus Leo XIII van een zoo hoog gewicht moet worden geacht.
Dit schrijven van den Paus handelt over het Huwelijk. In duidelijke en stellige bewoordingen verklaart Zijne Heiligheid, wat door allen omtrent het huwelijk geloofd en geleerd moet worden. Luistert: (1)
»Men moet vasthouden, dat van de leermeesters, de Apostelen, is ontvangen, wat onze H. Vaders, de Conciliën en de overlevering der algemeene Kerk altijd hebben geleerd, namelijk, dat Onze Heer Christus het huwelijk tot de waardigheid van Sacrament heeft verheven.quot;
sChristus, de Stichter van het Nieuwe Verbond, heeft in een Sacrament veranderd wat eenvoudig een handeling was der natuur.quot;
))Een ieder moet weten, dat bij de Christenen de vereeniging van man en vrouw, buiten het Sacrament gecontracteerd [aangegaan] , de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist, en, ofschoon gecontracteerd [aangegaan] zijnde overeenkomstig de burgerlijke wetten, geen andere waarde heeft dan die van een formaliteit, of van een door het burgerlijk recht ingevoerd gebruik.quot;
Deze leer van den Heiligen Vader is duidelijk. Volgens deze leer is het huwelijk door de instelling van Christus geheel iets anders geworden dan wat het vóór Christus was. Onze Heer heeft het tot de waardigheid van sacrament verheven: Hij heeft het in een sacrament veranderd.
Waar dit sacrament niet is, daar is dus geen h u w e 1 ij k. De vereeniging van man en vrouw , overeenkomstig de burgerlijke wetten, doch buiten het sacrament aangegaan, is geen wettig huwelijk; het mist
Wij gebruiken Lier de vcrtuliug, door de Tijd geleverd iu hare nos. van 21 en 23 Febr. 1880.
5
de kracht en de hoedanigheid van een huwelijk; het is niets meer dan eene formaliteit. Eene formaliteit is niet de zaak zelve, gelijk een rechtsvorm het recht zelf niet is. De vereeniging van man en vrouw, overeenkomstig de burgerlijke wet, is dus niet het huwelijk zelf; het is slechts een gebruik, door het burgerlijk recht ingevoerd, gelijk er zoovelen in het maatschappelijk leven bestaan, en die somtijds zondig zijn.
De benaming van burgerlijk h u w e 1 ij k, aan zoodanige vereeniging van man en vrouw gegeven, is derhalve eene onjuiste benaming. Het is geen huwelijk; het is iets, dat de hoedanigheid en de kracht, bij gevolg het wezen van een huwelijk mist.
Zij derhalve, die alleen door het zoogenaamd burgerlijk huwelijk en buiten het sacrament zijn vereenigd, leven niet in het huwelijk, maar in eene voor God ongeoorloofde vereeniging. De kinderen, die uit zoodanige vereeniging voortkomen, zijn de vrucht — niet van het huwelijk, maar van eene vereeniging buiten bet huwelijk.
Ziedaar de leer van den Paus, en de gevolgtrekkingen die er noodwendig uit te maken zijn.
Tegen deze leer worden vele bedenkingen geopperd, waarvan wij er eenigen hier achtereenvolgens in het licht willen stellen, om die later door onze bemerkingen te laten volgen. De waarheid toch schroomt het licht nietj zij vreest niets zoozeer als onbekend of verborgen te zijn.
I. Voor de leer, dat «Christus het huwelijk in een sacrament heeft veranderd,quot; wordt in dit schrijven van den Paus geen enkele bewijsgrond, noch uit de H. Schrift noch uit de overlevering, aangevoerd.
Wel zegt de Paus, dat aonze H. Vaders, de Conciliën en de overlevering der algemeene Kerk altijd hebben geleerd, dat Onze Heer Christus het huwelijk tot de waardigheid van sacrament heeft verheven,quot; doch met geen enkel bewijs, noch uit de schriften der H. Vaders,
6
noch uit de Conciliën, noch uit de algemeene overlevering wordt deze bewering gestaafd.
Een bewijs van dien aard is ook niet te leveren. Bij niet één kerkvader vindt men, dat »Christus het huwelijk tot de waardigheid van sacrament verheven/'' of ))in een sacrament veranderd heeft;quot; niet één concilie uit de eerste veertien eeuwen der kerk heeft het geleerd ; aan de gansche oudheid was het onbekend.
De Paus verwijst ons naar het concilie van Trente, doch daar vindt men die leer evenmin. Dit concilie spreekt wel van »de genade, door Christus ons verdiend , waardoor de echtelieden geheiligd worden en de liefde, die uit de natuur is, tot meerdere volmaking wordt gebracht;quot; maar, vooreerst, noemt het concilie hen reeds echtelieden, die door de genade van Christus nog niet zijn geheiligd, dat wil zeggen, die het sacrament nog niet hebben ontvangen; en ten andere gewaagt het concilie nergens van ))het huwelijk in een sacrament veranderd.quot;
Eindelijk, de éénige plaats uit de H. Schrift waarop de Paus zijne leer grondt, zijn de woorden van den H. apostel Paulus, in zijnen brief aan de Efeziërs, Hoofdst. V, 31—32: sDaarom zal de man vader en moeder vei'laten en zijne vrouw aanhangen, en zij zullen twee in één vleesch zijn. Dit geheim [deze verborgenheid] is groot: ik zeg in Christus en in de kerk.quot;
Deze woorden : ))dit geheim is grootquot; geeft de Paus ons in zijn schrijven aldus te lezen: sdit sacrament is groot.quot;
De apostel Paulus bezigt het woord geheim, verborgenheid (mysterie). Niet ieder geheim is wat men in de katholieke kerk onder het woord s acr am ent verstaat. Hetzelfde woord geheim (mysterie) komt in de brieven van den apostel Paulus op meer plaatsen voor, waarbij het niemand ooit in het hoofd is gekomen , dat de apostel er een sacrament bedoelde.
Op de hier aangeduide plaats in den brief aan de
7
Efeziërs spreekt de apostel van de nauwe vereeniging tusschen man en Trouw, en vindt daarin eene g ehe i m-volle afbeelding van de nauwe vereeniging van Christus met zijne kerk.
Aldus hebben de kerkvaders en de geleerdste schriftuitleggers die woorden des apostels verklaard; geen hunner heeft gemeend dat de apostel daar spreekt van hetgeen in de katholieke kerk met het woord s a c r a-m ent wordt aangeduid.
Onder anderen heeft paus Leo de Groote die woorden des apostels alzoo verstaan. »De huwelijksvereeniging zegt hij, »is van den beginne af zoo ingesteld, dat zij behalve de vereeniging der beide geslachten, het geheim van Christus en zijne kerk in zich bevattequot;. (*) Van den beginne, van Adam en Eva af, derhalve lang vóór Christus bevatte de huwelijksvereeniging in zich het geheim van Christus en zijne kerk. Heeft nu de huwelijksvereeniging van den beginne af het sacrament in zich bevat, eeuwen vóór dat het sacrament door Christus was ingesteld ?
Om welke reden is dan in het schrijven van paus Leo XIII, bij het vermelden van die woorden des apostels , in plaats van geheim het woord sacrament gebezigd? Op die wijze was althans ééne schriftuurplaats gevonden , die een schijn van grond kon opleveren voor de leer, dat «Christus het huwelijk in een sacr am ent heeft veranderd.quot;
II. »Christus heeft het huwelijk in een sacrament veranderd.quot; Waar dit sacrament niet is, daar is geen huwelijk. Zij, die slechts volgens de burgerlijke wet zijn getrouwd , zonder het sacrament te hebben ontvangen , zijn niet door het huwelijk vereenigd; zij leven in eene vereeniging, die de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist; zij leven dus in eene vereeniging buitenhethuwelijk. Aldus leert ons de Paus.
(*) Epist. ad Rusticum Narbon.
8
De H. apostel Paulus leert in zrjn eersten brief aan de Korinthiërs (Hoofclst. VII, 12—14) aldus; »Indien een broeder eene ongeloovige vrouw heeft, en zij bewilligt met hem te wonen, dat hij ze niet verlate. En indien eeue geloovige vrouw een ongeloovigen man heeft, en hy bewilligt met haar te wonen, dat zij den man niet verlate. Want de ongeloovige man is geheiligd door de geloovige vrouw, en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den geloovigen man: anders waren uwe kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.quot;
Hier spreekt de apostel van eene vereeniging tusschen een man en eene vrouw, waarvan de een christen, en de ander jood of heiden was. Eene zoodanige vereeniging was natuurlijk buiten het sacrament aangegaan; aan een jood of heiden werd wel geen sacrament van Christus toegediend!
Volgens de leer van onzen paus Leo XIII leefden zulke menschen in «eene vereeniging, die de kracht en de hoedanigheid [bijgevolg, het wezen] van een wettig huwelijk mist.quot; Hunne kinderen waren dus ook onwettig.
Zoolang een der beide partijen jood of heiden bleef, konden zij niet door het sacrament, dat is volgens de leer van den Paus, niet door het huwelijk ver-eenigd worden.
Wat moest de christelijke wederhelft dan doen? Zeker, liever scheiden dan in eene voor God ongeoorloofde vereeniging blijven voortleven? Neen, zegt de heilige apostel; indien de ongeloovige man, jood of heiden, met de christen-vrouw wil blijven samenwonen, dan moet zij hem niet verlaten; en evenzoo, indien de ongeloovige, joodsche of heidensche vrouw met den christen-man wil blijven wonen, moet hij niet van haar scheiden. »Want,quot; dus gaat de apostel voort, »de ongeloovige man is geheiligd door de geloovige vrouw, en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den geloo-
9
vigen man. Want wat weet gij, o vrouw ! of gij nwen man niet zult zalig maken ? Of wat weet gij, o man ! of gij uwe vrouw niet zult zalig maken?quot; Dit is duidelijk. De apostel verklaart dat, zoo zij blijven samenwonen , daarin voor de ongeloovige wederhelft eene voortdurende aanleiding en opwekkende kracht aanwezig is om tot het geloof, de heiligheid en zaligheid in Christus te worden gebracht.
))En — aldus besluit de apostel — ))zoo leer ik in alle kerken.quot;
Indien er, volgens de leer van den Paus, tusschen den joodschen of heidenschen man en de christen-vrouw geen huwelijk had bestaan, omdat zij het sacrament niet hadden ontvangen, dan zou de apostel, de vrouw aansprekende, wel niet van »u w e n man'quot; hebben gewaagd , maar evenals zijn goddelijke Meester tot de vrouw van Samaria, had hij gezegd: »dien gij nu hebt is uw man niet.quot; En zou dan de apostel gewild, ja, bevolen hebben, dat zij buiten het huwelijk, in eene onwettige en zondige vereeniging bleven voortleven? !
Zoo is dan de leer van onzen paus Leo XIII in strijd met de leer, die de H. apostel Paulus, in alle kerken verkondigd heeft.
III. In de kerkelijke geschiedenis lezen wij van christen-vrouwen, die door de katholieke kerk zelfs als heilig en worden vereerd, en nogtans met heidensche mannen gehuwd waren; onder anderen, de H. Monica, moeder van den H. Augustinus. Haar man was een heiden, een afgodendienaar. Zij had, bij het aangaan van haar huwelijk met dien man, het sacrament niet ontvangen. Wie nu heeft ooit beweerd en wie zou durven beweren, dat die heilige vrouw in eene vereeniging heeft geleefd, die, zooals onze Paus leert, »de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk miste ?quot;
Diezelfde christen-vrouwen, met heidenen gehuwd,
10
ontvingen de heilige communie. Zou men, in de eerste en beste eeuwen der kerk, het heiligste dat de christelijke godsdienst bezit, gegeven hebben aan vrouwen, die buiten het huwelijk in eene ongeoorloofde vereeni-ging met mannen leefden ?!
En hoe wordt, te dezen aanzien, tegenwoordig in de katholieke kerk gehandeld?
Het is bekend, dat er vele gemengde huwelijken bestaan, dat wil zeggen, huwelijken tusschen personen waarvan de een katholiek, de ander protestant is. Zoodanige huwelijken worden, in katholieke landen, niet zelden aangetroffen onder de aanzienlijken en hooggeplaatste personen. Die huwelijken worden gesloten zonder het sacrament, alleen volgens de burgerlijke wet.
Dit belet niet, dat aan de katholieke wederhelft de heilige communie wordt vergund.
Zal men hierop antwoorden, dat in vele dier gevallen de belofte is afgelegd, dat de kinderen in den katholieken godsdienst zullen worden opgevoed ? Maar die belofte kan wel niet maken, dat er een huwelijk ontstaat waar geen huwelijk was!
Of zal men zeggen: in zulke gevallen wordt door den paus dispensatie (vrijstelling, vergunning) verleend? Maar de instelling waarbij, volgens den Paus, »het huwelijk door Christus in een sacrament is veranderd,quot; is eene goddelijke instelling. Van eene goddelijke instelling of wet kan de paus geen dispensatie ver-leenen; dit is eene in de katholieke kerk algemeen erkende waarheid.
De H. Thomas van Aquino, die door den tegenwoor-digen Paus Leo XIII als de 1 eeraar bij uitnemendheid wordt aangeprezen , leert uitdrukkelijk, dat alleen God ten opzigte van goddelijke wetten kan dispenseren, doch niet de paus. (*) En mocht men hiertegen willen
(*) Zie de plaatsen in de Summa Theol., aangewezen onder den titel: Solus Deus potest dispensare etc.
11
aanvoeren , dat Christus, die »het huwelijk in een sacrament heeft veranderdaan den paus de macht geeft om van die instelling te dispenseren, dan wijst de H. Thomas op het woord van den apostel Paulus (II Tim. II, 13): »Christus kan zich zeiven [zijne eigene wet] niet verloochenen.quot;
Bovendien: zou de paus dispensatie (machtiging, vergunning) geven tot eene zaak, die door paus Bene-dictus XIV eene sverfoeilijke vereenigingquot;, een »heilig-schendige bandquot; is genoemd?!
IV. Onze tegenwoordige paus Leo XIII leert aan de gansche katholieke kerk: »dat bij de Christenen de vereeniging van man en vrouw, buiten het sacrament gecontracteerd, de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist.quot;
Daarentegen verklaart paus Benedictus XIV, in zijne Breve van 4- Nov. 1741: »De huwelijken, die in de vereenigde Nederlanden onderling tusschen ketters tot heden toe zijn aangegaan en die er in het vervolg aangegaan mochten worden, moet men, hoezeer het voorschrift van het concilie van Trente daarbij niet opgevolgd is, echter voor geldig houden, indien er geene kanonieke beletselen [van bloedverwantschap] bestaan. quot;Wanneer beide echtelieden zich in den schoot der katholieke kerk laten opnemen, blijven zij door het vroeger gesloten echtverbond vereenigd, al wordt hunne wederzijdsche toestemming voor den pastoor niet hernieuwd ; indien echter slechts één van beide echtgenooten, hetzij man of vrouw, zich bekeert, mag geen hunner, zoolang de andere partij leeft, tot een tweede huwelijk overgaan.
»Wat echter die huwelijken betreft, die almede in de vereenigde Nederlanden, zonder het voorschrift van het concilie van Trente in acht te nemen, door katholieken niet ketters worden aangegaan, hetzij een katholieke man eene kettersche vrouw huwt, of eene katholieke
12
vrouw een ketterschen man, zoo vermaant en noodigt Zijne Heiligheid alle bisschoppen, apostolische vicarissen, pastoors, missionarissen en alle andere getrouwe bedienaren van God en de kerk, in gemelde gewesten , ernstig en ten sterkste uit om den katholieken van beide sexe'h. . . . een afgrijzen voor zulke huwelijken in te boezemen. . . . Doch, indien er wellicht eenig huwelijk van dien aard , waarbij het voorschrift van het concilie van Trente niet ware in acht genomen, in die landen mocht zijn aangegaan of (hetgeen God verhoede!) in het vervolg aangegaan mocht worden, verklaart almede Zyne Heiligheid dat zulk een huwelijk, als er geen ander kanoniek beletsel bestaat, voor geldig moet worden gehouden, en dat geen der echtelingen, zoolang de andere partij in leven zal zijn, een tweede huwelijk zal mogen aangaan, . . . voor vast houdende, dat men door zulk een huwelijk, zooals gezegd is, door een eeuwigdurende!! band vereenigd blijft.quot;
De vereeniging van man en vrouw, buiten het sacrament aangegaan, zelfs zonder dat er, naar het voorschrift van het concilie van ïrente, een pastoor bij tegenwoordig was, wordt bier door den geleerden paus Benedictus XIV met den grootsten nadruk verklaard een geldig huwelijk te zijn. En in denzelfden geest verklaart zich die paus in zijn rondgaanden brief (Encykliek) aan de bisschoppen van Polen, onder dag-teekening van den 29 Juni 1748.
Ziedaar twee pausen, beide als leeraars der kerk optredend en eene leer verkondigende, waarmede zij in lijnrechten strijd tegenover elkander staan. Paus Benedictus XIV verklaart voor geldig huwelijk eene vereeniging, waarvan paus Leo XIII ons leert, dat zij ))de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist.quot;
Wie van deze beide pausen is feilbaar geweest?
Of zal men hiertegen nog durven inbrengen, dat de leer van paus Benedictus XIV slechts voor Nederland
13
en Polen gold? Indien »de vereeniging van man en vrouw, buiten het sacrament aangegaanvolgens de instelling van Christus geen «wettig huwelijkquot; is — zooals paus Leo XIII leert, — dan kan deze g o d d e-lijke instelling niet voor eenig land , waar ter wereld, worden te niet gedaan! En bovendien, paus Leo XIII leert aan de gansohe katholieke kerk, door alle landen der aarde verspreid, dat er buiten het sacrament geen wettig huwelijk is.
V. Zonder het sacrament geen wettig huwelijk noch huwelijksband, — aldus leert onze tegenwoordige Paus.
Paus Innocentius I, die in de vierde eeuw heeft geleefd en door de katholieke kerk als heilig vereerd wordt, heeft geleerd: dat het huwelijk vóór den doop aangegaan, voor een waar huwelijk moet gehouden worden ; zoodat hij, die na den doop een ander huwelijk zou gesloten hebben, aangezien moet worden als big a-m u s, dat is, een man die twee vrouwen tegelijker tijd heeft, sdewijlquot; — zegt die paus — »door den doop wel de zonden vergeven worden, doch niet de band des huwelijks wordt ontbonden (').
Deze heilige paus spreekt hier van het geval dat een man, jood of heiden zijnde, een huwelijk had aangegaan , bijgevolg zonder het sacrament te hebben ontvangen. Wanneer die man later zich tot het christendom bekeert en gedoopt wordt, dan, zegt de paus, wordt niet daardoor het huwelijk, vroeger door hem aangegaan, ontbonden; dat huwelijk blijft bestaan; bij het leven zijner vrouw, met wie hij vóór zynen doop was gehuwd, mag hij geen ander huwelijk aangaan.
Hier is het de plaats om aan eene gewichtige gebeurtenis te herinneren, die onder den vorigen paus Pius IX heeft plaats gehad en veel van zich heeft doen spreken.
Een aanzienlijk Israëliet ging tot het christendom over, werd katholiek en gedoopt. De joodsche
(*) Ep. 2. Labbe, conc. torn. II.
14
vrouw met welke hij vroeger gehuwd was en die hem kinderen had geschonken, bleef in haren godsdienst.
Hetzij nu die vrouw met hem wilde blijven samenwonen (gelijk indertijd verzekerd werd) of niet, volgens de leer van den H. paus Innoeentius I, die de leer der katholieke kerk is, mocht hij bij het leven dier vrouw geen ander huwelijk aangaan. Hij wilde dit echter. Wat te doen?
Men heeft voor hem dispensatie (vergunning) van den paus zien te verkrijgen om, tijdens het leven zijner vrouw, een ander huwelijk te sluiten.
Eome heeft die dispensatie verleend.
Door eene familie die op gemeenzamen voet in het huis van dien man verkeerde, is het aan den schrijver dezer bladzijden van nabij bekend, dat het verkrijgen van die pauselijke dispensatie veel moeite en veel geld heeft gekost.
Voor geld is te Eome alles te koop.
Doch waartoe heeft de paus dispensatie verleend? Was de vereeniging door dien joodsclien man met eene joodsche vrouw, buiten het sacrament aangegaan, g e en h u w e 1 ij k geweest, waartoe werd hem dan d i s p e n-s a t i e verleend om een huwelijk te sluiten ?
Was echter die vereeniging, volgens de leer der katholieke kerk en der pausen Innoeentius I en Bene-dictus XIV, een waar en geldig huwelijk, dan is aan dien man door Eome vergunning gegeven om tegelijker tijd twee vrouwen te hebben en alzoo de wet van God te overtreden.
Zal men er tegen inbrengen dat hij vooraf zich van zijne joodsche vrouw had weten te laten scheiden? Maaide katholieke kerk gelooft en leert, dat de huwelijksband slechts door den dood wordt ontbonden, zoodat eerst dan de overblijvende «vrijquot; is om een ander huwelijk aan te gaan (1).
Zie: Matth. V, 33. — XIX, 6 en 9. Mark. X, 11. — 1 Kor. VII, 10, 11, 39.
15
VJ. Er zijn huwelijken die men clandestine noemt, dat wil zeggen , li e i m e 1 ij k aangegaan. In vroegere eeuwen waren ze niet zeldzaam. Zij werden gesloten, niet alleen zonder eenigen kerkelijken vorm of priesterlijke inzegening, maar zonder dat er een priester of eenige getuige bij tegenwoordig was. De kerk heeft die huwelijken altijd veroordeeld en verfoeid. Velerlei onheilen vloeiden er uit voort; men had nooit he't stellig bewijs noch van de wederzijdsclie toestemming noch van de voltrekking des huwelijks; vele mannen , ojj die wijze gehuwd, verstieten later hunne vrouwen en namen andere.
Nogtans heelt de kerk altijd die heimelijk aangegane huwelijken voor geldig verklaard. Het concilie van Trente noemt ze geldige en ware huwelijken.
Zeer wijselijk verordende dit concilie voor het vervolg, ter voorkoming van onheilen, dat het huwelijk in de tegenwoordigheid van twee of drie getuigen en van den pastoor moest worden voltrokken. Daarbij bepaalde echter het concilie niet, dat het voor de geldigheid des huwelijks noodig was dat de pastoor het sacrament bediende: het eisohte alleen de tegenwoordigheid des pastoors als getuige, en om (evenals een notaris) aan de getuigenis der tegenwoordig zijnde personen een wettelijken vorm en een offici ëel karakter te geven.
In zijne reeds boven genoemde Breve verklaart paus Benedictus XIY dat, »indien er wellicht eenig huwelijk, waarbij het voorschrift van het concilie van Trente niet ware in acht genomen, mocht zijn aangegaan of in het vervolg aangegaan mocht worden, zulk een huwelijk voor geldig moet worden gehouden.quot;
Daarentegen leert onze tegenwoordige paus Leo XIII, dat »de vereeniging van man en vrouw, buiten het sacrament aangegaan, de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist.quot;
16
Aldus verkondigt paus Leo XIII eene leer die strijdig is zoowel met de leer der kerk in alle vroegere eeuwen, als met die van zijnen voorganger paus Bene-dictus XIV.
VII. Van het begin der kerk af en gedurende meer dan dertien eeuwen werd een tweede huwelijk nooit met het sacrament ingezegend.
Paus Urbanus III verklaarde, dat, zoo iemand tot een tweede huwelijk overging, dit niet door een priester moest worden ingezegend. Insgelijks beveelt paus Inno-centius IV, dat de priesters degenen die voor een tweeden keer huwen, niet zullen inzegenen.
Met die inzegening werd het sacrament bedoeld. Alzoo werden gedurende meer dan dertien eeuwen de tweede huwelijken aangegaan zonder het sacrament, en nogtans door de kerk voor geldig en wettig gehouden.
Volgens de leer van paus Leo XIII waren zij dit niet. Indien echter deze leer de ware is, dan zou er uit volgen, dat de kerk gedurende meer dan dertien eeuwen door hare leer en praktijk dezen stelregel had gehuldigd; beter is het, de christenen in eene vereeni-ging die de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist, te laten voortleven, dan hen voor den tweeden keer door een wettig huwelijk te vereenigen.
VIII. Eindelijk; eene laatste, doch niet de minst gewichtige bedenking tegen de leer van Z. H. paus Leo XIII is deze.
Het is van algemeene bekendheid dat het huwelijk in de eerste eeuwen der kerk altijd door de wetten' der wereldlijke vorsten geregeld werd. De vorsten stelden , bij hunne wetten, de voorwaarden vast voor de geldigheid van het huwelijk; zij bepaalden wanneer een huwelijk geldig en wanneer het nietig was; zij stelden beletselen, die het huwelijk nietig maakten; zij verboden het huwelijk in zekeren graad van bloedverwant-
17
schap; in één woord, het huwelijk werd, wat de geldigheid of nietigheid betrof, geheel geregeld en beheerscht door de burgerlijke wetten, die de vorsten daartoe uitvaardigden. En die wetten gaven zij door hun eigen macht, onafhankelijk van de kerk.
Nooit is de kerk daartegen opgekomen; integendeel, altijd heeft zij er zich naar gedragen; somtijds gaven de bisschoppen den wensch te kennen, dat het een of ander dienaangaande door den keizer, bij eene wet, mocht worden geregeld. De bisschoppen leerden de geloovigen aan die wetten te gehoorzamen. Onder anderen zegt de heilige bisschop en beroemde kerkvader Johannes Chrysostomus: «Koningen geven wetten, en niet alle altijd nuttig, want zij zijn menschen; maar wij gehoorzamen. Hetzij wij een huwelijk aangaan . . . . of iets anders doen, wij doen dat niet naar eigen goeddunken, maar zooals zij het bevolen hebben; en zoo wij iets doen op eene andere wijze dan hun goeddunkt, wordt het onwettig en nietig.''' (*)
Indien het nu waar is, wat paus Leo XIII leert, dat ))Christus het huwelijk in een sacrament heeft veranderd/' zoodat het huwelijk altijd een sacrament is, dan volgt daaruit: dat de wereldlijke vorsten gedurende vele eeuwen wetten hebben gegeven ten opzichte van een sacrament; dat zij alles wat dat sacrament betrof, bij hunne wetten hebben geregeld; dat zij bepaald hebben wanneer dat sacrament geldig, wanneer het nietig zoude zijn; in één woord, dat zij hebben geheerscht over een der genademiddelen, door Christus aan zijne kerk geschonken; geheerscht over een dier «geheimenissen Gods,quot; waarvan »wij (apostelen), zegt de H. Paulus, sde uitdeelers zijn,quot; dat is, de verzorgers , met het beheer er van belast; geheerscht over een der genadegiften, waarvan de regeling uitsluitend aan Christus', kerk is voorbehouden. En dit alles zou (*) Hom. ad pop. Antiooh.
18
de kerk niet alleen gedoogd hebben, maar goedgekeurd. Welk eene monsterachtige leer!
Ziedaar eenige der gewichtige bedenkingen, die tegen de leer van onzen tegenwoordigen paus Leo XIII worden ingebracht.
En nu onze bemerkingen op dit aller:. Hiermede kunnen wij kort zijn. Uit het boven aangevoerde blijkt:
1°. In de H. Schrift is gsen enkel bewijs voor deze leer van paus Leo XIII te vinden. Immers de éénige Schriftuur-plaats (Efez. V, 32) door den Paus daartoe aangevoerd, is door niet één kerkvader noch beroemd godgeleerde in dien zin verklaard, welken de Paus er aan geeft.
'2°. Deze leer van den Paus is in strijd met de H. Schrift. Volgens den Paus is de vereeniging van man en vrouw, buiten het sacrament, aangegaan, geen wettig huwelijk; terwijl de H apostel Paulus, in zijn eersten brief aan de Korinthiërs, ons leert: dat zelfs de vereeniging van een christenman met eene joodsche of heidensche vrouw (en omgekeerd) een wettig en geldig huwelijk kan zijn.
3°. Deze leer van den Paus is in strijd met de geschiedenis der kerk. Deze toch vermeldt ons van heilige vrouwen, door de kerk als heiligen vereerd, die nogtans met heidensche mannen gehuwd waren, terwijl zoodanige huwelijken voor wettig en geldig waren gehouden.
De leer van paus Leo XIII is derhalve in strijd met de overlevering.,
4°. Zij is evenzeer in strijd met de standvastige praktijk der kerk. In de eerste eeuwen werd aan christen-vrouwen , hoewel met afgodendienaars gehuwd , het heiligste van den godsdienst, de heilige communie, vergund.
19
Zoo wordt ook nog heden bij gemengde huwelijken . door katholieken met protestanten buiten het sacrament aangegaan, aan de katholieke wederhelft, indien er geen andere beletselen zijn, vergund tot de heilige communie te naderen. Zou dit mogen geschieden wanneer de vereeniging waarin zij leven geen wettig huwelijk was?
5°. Deze leer van paus Leo Xlll is in strijd met de leer der oudste conciliën, zelfs met die van het concilie van Trente. Dit laatste concilie heeft evenals de vroegere, de heimelijk en dus buiten het sacrament voltrokken huwelijken voor ware en geldige huwelijken verklaard.
6°. De leer van paus Leo XIII is in strijd met die van vele pausen, onder anderen, Innocentius I en Be-nedictus XIV. Beide deze pausen hebben verklaard dat huwelijken met joden en ketters, natuurlijk buiten het sacrament, wettig en geldig zijn.
7°. De wereldlijke vorsten hebben van de eerste christentijden af eigenmachtig wetten uitgevaardigd, waarbij het huwelijk werd geregeld en de geldigheid of nietigheid er van vastgesteld. Dit hadden zij niet vermogen te doen en het de kerk zoude het nooit hebben gedoogd, indien zij daarmede heerschappij hadden uitgeoefend over een sacrament. Men kende dus de leer niet, dat het huwelijk een sacrament is.
Wat volgt nu uit dit alles? Dit:
het huwelijk is geheel iets anders dan het sacrament des huwelijks.
Het huwelijk is door God in het paradijs ingesteld. Christus heeft aan die instelling niets veranderd: Hij was niet gekomen om de goddelijke instellingen te veranderen, maar om die te bevestigen. Hij heeft dan ook het huwelijk tot de oorspronkelijke goddelijke instelling teruggebracht, met de misbruiken en slechte gewoonten welke ten dien aanzien waren ingeslopen, te
20
veroordeelen, en gezegd: dat het huwelijk moet zijn wat het van den beginne af geweest is, namelijk, de vereeniging van één man met ééne vrouw, en dat hetgeen aldus door God is vereenigd, niet door menschen mag worden gescheiden. Aldus heeft Christus de oorspronkelijke goddelijke instelling bevestigd.
Maar Christus is gekomen om ons de genade te verdienen , die den menschen in eiken staat en toestand des levens noodig is; de genade, waardoor alles wat in dit leven is, geheiligd, Code toegebracht, gezegend en verdienstelijk wordt voor een volgend leven.
Ook voor hen die den huwelijksstaat aanvaarden, heeft Christus gezorgd. Hij heeft hun de genade verdiend waardoor hunne huwelijksvereeniging geheiligd wordt en gezegend, en waardoor zij in staat worden gesteld om als christenen hunne plichten te vervullen en aldus heilig in dien staat te leven.
Tot dat einde heeft Christus een genademiddel verordend , een sacrament ingesteld , hetwelk van oudsher in de katholieke kerk het sacrament des huwelijks pleegt genoemd te worden, of, het sacrament waardoor het echtverbond van man en vrouw ge-heiligd en gezegend wordt. Het is een sacrament , hetwelk aan de echtelieden die het waardiglijk ontvangen, de onmisbare genade van Christus geeft om in het huwelijk zóó te leven, dat zij elkander op den weg naar den hemel behulpzaam zijn en te samen de zaligheid in Christus beërven.
Zoo zijn dus hethuwelijkenhet sacrament des huwelijks twee geheel van elkander onderscheiden zaken.
Het h u w e 1 ij k is de vereeniging van man en vrouw, het echtverbond, volgens de daarvoor bestaande burgerlijke wetten gesloten.
Het sacrament des huwelijks is het genademiddel, door Christus ingesteld om die vereeniging, het echtverbond, te heiligen en te zegenen.
21
Het h u w e 1 ij k behoort tot de verbintenissen van iet burgerlijk en maatschappelijk leven. Als zoodanig behoort het, en heeft het door alle tijden heen behoord tot het rechtsgebied der wereldlijke vorsten. Dezen hebben dan ook ten allen tijde bij hunne wetten het huwelijk geregeld, de voorwaarden voor de geldigheid of nietigheid er van vastgesteld, en somtijds weder dispensatie of vrijstelling van die voorwaarden verleend. Het recht en de macht tot dit alles is hun nooit door de kerk betwist.
Het sacrament des huwelijks daarentegen is een der genademiddelen door Christus aan zijne kerk geschonken, en behoort alzoo uitsluitend tot haar rechtsgebied. Aan de kerk alleen komt het recht toe om alles wat die genademiddelen betreft, bij hare wetten te regelen. Zij stelt hare bedienaars aan tot suitdeelersquot; (rentmeesters) van die genademiddelen en »geheimenis-senquot;, en dezen hebben als getrouwe huisverzorgers volgens de kerkwetten te beoordeelen, aan welke leden van het groot gezin zij die genadegiften mogen uitdeelen, en aan wie zij die moeten weigeren.
Ieder blijft alzoo op het hem door God aangewezen gebied: de wereldlijke vorst, met het huwelijk te regelen voor de orde en het heil der maatschappij; de kerk, met het sacrament te bezorgen tot heiliging van het huwelijk harer kinderen, opdat zij «burgers des hemels5' mogen worden. De bestemming der kerk en het doel van haren ganschen werkkring zijn geheel van geestelijken aard.
Een huwelijk, ofschoon geldig naar de burgerlijke wetten der vorsten, kan echter volgens goddelijke of kerkelijke wetten ongeoorloofd zijn. Een zoodanig huwelijk mag de kerk niet inzegenen, en dan weigert zij het sacrament, omdat dit tot haar rechtsgebied behoort. Niettemin erkent zij een zoodanig huwelijk, overeenkomstig de burgerlijke wetten aangegaan, als geldig
22
en wettig, omdat zij in liet recht der vorsten niet treedt. Aldus geeft zij, naar het bevel van haar goddelijk Hoofd , »den keizer wat des keizers is, en Gode dat Gods is.quot;
Ziedaar de leer der katholieke kerk rakende het huwelijk. Het is »de gezonde leerquot;, waarbij al die monsterachtige dwaalbegrippen vermeden worden, die men in latere tijden getracht heeft in de katholieke kerk in te voeren; de gezonde leer, waarbij de vele onheilen worden afgeweerd, die men door de tegenovergestelde dwaalleer over de kerk heeft gebracht en voortgaat over haar te brengen.
En welke is nu de leer, Katholieken! die u van jongs aan wordt verkondigd?
Deze: dat sChristus het huwelijk in een sacrament heeft veranderdquot;; dat er sbuiten het sacrament geen wettig huwelijk isquot; ; dat ))de vereeniging van man en vrouw, overeenkomstig de burgerlijke wetten doch zonder het sacrament aangegaan, de kracht en de hoedanigheid van een wettig huwelijk mist, en geene andere waarde heeft dan die van eene formaliteit^', dat is, slechts een vorm zonder het wezen der zaak.
Dit leert men u van jongs af aan. Het is derhalve niet te verwonderen dat onder u de uitdrukking wordt vernomen: »wat op het stadhuis geschiedt, beteekent nietsquot; ; dat gij diensvolgens, ofschoon overeenkomstig de wet des lands in het huwelijk vereenigd, u als niet gehuwd beschouwt en snoemtquot;.
Op die wijs leert men u van jongs af minachting voeden voor de wet des lands.
En wanneer er nu onder u zijn, die den treurigen moed hebben om van die minachting openlijk en op in 't oog vallende wijze te doen blijken, dan wordt dit door sommige bladen der katholieke pers, die door priesters bestuurd worden, luide toegejuicht als ware het een heldendaad des geloofs, de eerste christen-tijden waardig.
23
De eerste christen-tijden! Toen leerden de bisscliop-pen en priesters den geloovigen, dat zij eerbied moesten hebben voor de wetten des lands, en zelfs waar die niet nuttig waren, gehoorzaamheid daaraan moesten bewijzen.
Hoe is de leer der katholieke kerk bezoedeld, bij velen ontaard en verbasterd!
Maar gesteld dat het huwelijk, overeenkomstig de landswet aangegaan, niets anders ware dan »eene formaliteit,quot; — wat kwaad is er dan voor u in gelegen, uit eerbied voor de gestelde macht, op betamelijke wijs aan die wet te voldoen? Welk gewin voor den godsdienst, voor de deugd, voor uw godsdienstig leven kan er gelegen zijn in uwe openlijke minachting voor die wet ?
Katholieken! wat, na dit alles, te denken van de pauselijke onfeilbaarheid?
Paus Leo XIII verkondigt aan de gansche katholieke kerk eene leer, die in vierkanten strijd is met de leer en de praktijk der kerk van de vroegste tijden af; in strijd met hetgeen de pausen Innocentius I en Benedictus XIV hebben geleerd.
Zoo is paus Leo XIII van de oude en gezonde leer der kerk afgeweken, en verkondigt hij eene dwaalleer.
Wie dit durft beweren, is voorzeker in de oogen der ijveraars voor de pauselijke onfeilbaarheid, de grootste ketter en booswicht. De H. Hilarius, bisschop van Poitiers, sprak een driemaal herhaalden vloek uit over den tot ketterij vervallen paus Liberius. Hilarius wordt door de katholieke kerk als heilige vereerd, — paus Liberius niet!
24
Zoo heeft dan de tegenwoordige paus Leo XIII een nieuw bewijs geleverd voor de verklaring van paus Adriaan VI: »liet is zeker dat de paus kan dwalen.quot;
Ziedaar dan dat lieillooze leerstuk der pauselijke onfeilbaarheid , dat van den beginne af bij zoovele bisschoppen heftige tegenkanting vond; dat daardoor met zooveel moeite en kunst in de kerk is gebracht; dat nog heden door vele bisschoppen en priesters, wel voor het uiterlijk om vrede's wil is aangenomen, maar in het verborgen niet geloofd wordt, — ziedaar dat leerstuk, de bron van zooveel onheil, door de dwaalleer van paus Leo XIII in het rechte licht gesteld om met juistheid beoordeeld en naar waarde geschat te kunnen worden.
Met welke stoutheid hebben sommige katholieke dagbladen , tijdens de behandeling van dat leerstuk op het Vaticaansch concilie, beweerd: »men had slechts zijnen catechismus te kennen om te weten dat de pauselijke onfeilbaarheid een geloofspunt is.quot;
Hoe! de aartsbisschoppen van Parijs, Weenen, Mun-chen; de bisschoppen Haynald, Strossmayer, Hefele en zoovele anderen, die staande hielden dat het nooit een geloofspunt was geweest en het niet worden kon, en die daarom onder protest het concilie verlaten hebben,— kenden zij hunnen catechismus niet?!
Zal men hierop antwoorden: dat zij en velen met hen later toegevallen zijn en het leerstuk der pauselijke onfeilbaarheid hebben aangenomen?
Maar zij zijn niet de he eren, wel de dienaars der kerk. Als zoodanig zijn zij aan de kerk verantwoording schuldig van hunne leer en van hun gedrag. Ten aanhoore der gansche kerk hebben zij plechtig verklaard : dat de pauselijke onfeilbaarheid noch in de H. Schritt noch in de overlevering eenigen grond had, bijgevolg niet tot de geopenbaarde waarheden behoorde en geen punt des geloofs kon zijn. De geheele wereld heeft
25
dit gehoord. Hebben zij later toegegeven, dan zijn zij aan de kerk die zij dienen verschuldigd, de gronden voor haar open te leggen , waarom zij van geloofsovertuiging veranderd zijn en het nieuwe leerstuk als eene oude waarheid hebben aangenomen.
Dit hebben zij niet gedaan. Zoo b 1 ij f t de invoering van dat leerstuk wat zij van den aanvang af geweest is: een werk der duisternis.
Katholieken ! wenschen wij hierdoor uwen eerbied voor den paus , de bisschoppen, de priesters te verminderen ? Dat zij verre! Neen, eerbiedigt in hen, van den meesten tot den minsten, liet karakter, de waardigheid, de macht en het gezag waarmede zij bekleed zijn, en die in Christus hunnen oorsprong hebben. G-eeft hun eer en draagt hun ontzag toe om Christus' wille. Maar verliest nimmer uit het oog, dat zij menschen zijn, die zeiven kunnen dwalen en anderen op een dwaalspoor leiden. Schenkt geen blinde gehoorzaamheid aan een sterveling!
En wat staat nu de bladzijden te wachten, Katholieken ! die u hier worden aangeboden ? Zij zullen de verbolgenheid gaande maken van onze katholieke dagbladen. Gij zult er voor gewaarschuwd worden: men vreest het licht. Merkt wél op hoe zij er over spreken en wat zij er tegen in zullen brengen.
De Maasbode, of liever een zekere »W.quot; heeft onlangs in de Maasbode een artikel geleverd over het te Botterdam verschenen geschrift: «Betoog dat de huwe-lijksverbindtenis afgescheiden moet blijven van het sacrament des huwelijks.quot; Die eerwaarde »Wquot; is wél bekend: zijn taal en toon zijn die van de »Societeit.quot;
Dat artikel was in de Maasbode op de rechte plaats. Het is toch bekend dat de Maasbode het liefst door die
26
katholiekfin gelezen wordt, voor wie zelfs de Tijd nog te fatsoenlijk is.
Kent gij »de manierenquot; der Maasbode ? Als liet werk eens schrijvers haar niet bevalt en haar te machtig is, begint zij dadelijk met den s chrij v er verdacht te maken en hem met straatvuil te overdekken; en als zij hem dan bezoedeld beeft gelijk zij dat kan, dan schreeuwt zij haren lezers toe : »ziet, boe afschuwelijk! — wat moet dan z ij n werk zijn!quot; Zulke «manieren5' doen, in onzen tijd vooral, den katholieken godsdienst veel kwaad: de fatsoenlijke en denkende katholieken wier getal grooter wordt, schamen er zich over.
En wat heeft de eerwaarde ïiWquot; tegen dat degelijke en geleerde »Betoogquot; weten in te brengen? Niets ; maar hij beeft den man die het in 't hollandsch heeft overgebracht , uitgescholden en verklaard dat hij een jansenist is. Dit laatste meenen wij te mogen betwijfelen; doch wat wij zeker weten is, dat de eerwaarde »Wquot; geen kans ziet om dat «Betoogquot; even grondig te weerleggen als het geschreven is: van daar die verbolgenheid en dat schelden!
Ook de bladzijden die u hier worden aangeboden, Katholieken ! zullen aanstonds door sommige onzer katholieke dagbladen het werk van een jansenist worden genoemd. Wij zullen hen laten raden, want wij kennen hunne taktiek: op die wijs trachten zij den schrijver te ontdekken. Het is hun immers niet onbekend dat er onder onze priesters zijn die, meer verlicht en beter gezind, de gevoelens der ijveraars niet deelen en hunne »manierenquot; verfoeien. Maar wee den priester die dit openlijk durft uitspreken! voor hem is het geen leven meer. Wien kan het verwonderen, dat die beter gezinden onbekend wensclien te blijven?
Wij zullen op het geschrijf tegen deze bladzijden niet antwoorden, maar afwachten of een onzer priesters op degelijke, grondige en fatsoenlijke — vooral ook fat-
27
soenlijke — manier zal weerleggen hetgeen in dat geleerde «Betoogquot; en in deze bladzijden geschreven staat.
Maar wie zal zich daartoe aangorden? De ineesten onzer priesters die nog van studie hun werk maken, leggen zich toe op archaeologie, architectuur, oude kerkmuziek, staatkunde, letterkunde, een weinig filozofie, kerkelijke geschiedenis — maar van de midden en latere eeuwen; niet van de eerste eeuwen der kerk, hierbij vindt men zijne rekening niet; — alleen wat de eerste en voornaamste studie van den priester behoort te zijn, theologie en de studie van de H. Schrift en van de schriften der kerkvaders worden weinig beoefend; de bewijzen dezer studie althans laten op zich wachten.