-ocr page 1-
mm*
KOBT 0SDBBBI6T
•#9660;•r de
RUNDE R P E S T,
aan de Lünburgsclie Landbouwers, A. J. JANNil,
mjraquo; we-äw took rr laquo;lt;• msmot
vunmntrm..
üitgejeffen op kosiep der VAxnaiinu tau Lahmobw w Liilaquo;,,raquo;, met era voctrwoord door
quot;-^S^SJH^1raquo;laquo;^-:
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2912 867 9
-ocr page 5-
C Wi
^
^t-' tamp;U (St'/ly'Ue-
KORT OKDERRIGTnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; lU
Or 3^
over dc
/
RUNDERPEST,
opgedragen
aan de Limburgsche Landbouwers,
door
A. J. JANNE,
RIJES TEE-AETS VOOE HET 5Jlaquo; DISTRICT TAH VEESTAPEI.
Uitgegeven op koslen der Maatscuappij van Lawdbocw ix Limburg,
met een vonrwoord door
C D. Franqninct,
Serrelaris dkr Maataehappij,
e^c--amp;lt;3^6Äggt;^gt;laquo;Sgt;-^^'
MAASTRICHT,
DBUKKEBIJ LEITEE-NTPELS, GBOOTE-STAAT.
-ocr page 6-
#9632;p
^
.
i
-ocr page 7-
!'
VOORWOORD
De strijd dien Nedertand sedert anderhalf jaar te vueren heefi melden gevaarlijksten vijand die ooit de welvaarl van den vaderlandschen land-bouw en meteen den nationalen rijkdom bestookte, is grool, onmetelijk groot. In den beginne nam men zijnen toevluchl lot de wetemchap, in de hoop dal xij dien geduckten, onmeedogenden veetyphus, door de middelen haar ten dienst slaande, zoude kunnen overwinnen. Men sloeg derhalve in den wind de leerrijke ondervinding die vroegere jaren, toen ook de ziekle, zoo onhcilvol, zoo moordend, over Nederland 'l rouwkleed spreidde, ons hodden achlergelalen. /to doorziekingssysteem werd ofjicieel volgehou-den, en Lancizi's stelsel (*), de afmaking, dat is, de radicate uitroeijng der smelstofdoor 't onmiddelijk dooden van 'l aangetaste dier en van alte an­dere die met 'I zieke dier in aanraking waren geweest, werd in ojjßcieele rapporlen als eene slachlerstlieorie uitgekreten.
Nazoo veleverwoestingen te hebben laten aanriihten, erkende men door de wet van IS September, dat de afmaking het eenigste middel ivas. Doch die erkenning werd niet door eene krathtige, met stalen wit doorgedrevene uitvoering gevotgd, deels door natatigheid en geheim verzel, deetsdoorde tegenkantingen van de verbünde, diveeperige tandbouwers zelven. Aange-hitst door de halve maalregelen die men ter zijner keering nam, breidde zieh de veetyphus naar de tot dan toe onbesmetle streken voort. Gelderland en Noordbrabant zijn reeds aangevallen, enlimburg wordt tans bedreigd.
In deze gevaarvotte omslandigheden, moel een ieder wien 'l belang van den timburgschen landbomv, de wetvaart en 't geluk van onsgewest, ter
C) Lancizi was een iialiaansch geneeshecr die In l begin del-18'laquo; eeuw te Rome woon de.
a
i
-ocr page 8-
harte liggen, 't zijne bijbrengen om de pogingen van onze overheden tot zoo mogelijke keering van den lyphus uil onze stallen le helpen bevorderen en 't gewenschte doel te doen bereiken.
De Haatscbappij van Landbouw zal aan dien plicht niet te kort blijven. Met 't gevoel der verantwoordelijkheid die op haar rust, zal zij, gelijk zij tot nu toe gedaan heefl, hare Men, en door dezen alle andere landbouwers blijven aansporen in hun eigen belang , om aan de wenken en de bevelen van 't provinciaal of gemeenlegezag gevolg, en aan de raadgevingen van deskundigen gehoor te geven.
Zij acht hei daarbij noodig, ten eimle de limburgsche landbouwers met den aarden den gang derziekte bekenid te maken, hun cen korl onderricht over de runderpest te geven, waarloe haar uünemend gcschikt voor-komt 't volgend opstel, dal zij van de hand van den allezins verdienstelij-ken veearts, den Heer A. J. Janne, mochl ontvangen.
G. D. F.
\,
Maastricht, 5 Januarij 18C7.
A
-ocr page 9-
V
KORT ONDERR1GT OVER DE RUNDERPEST.
opgcdpagen viiv de i iifiitijiu;figt;(iii: veehoijders.
Voigt alechts de natuur en ontwijkt de besmet-ting, waardoor wo vele beesten in ons land ziek z-ijn , en uw vee zal frisch en gezond blijven.
Bij het aanhoudend verkcer dat er bcstaat tusschen Liniburg en de noordelijkc provincien van ons Rijk, is het niet onmo-gelijk, dat de Runderpest, ook in ons gewest wordt ingesleept. De afsluiting onzer provinciale grenzen, de voorzorgsmaat-regelen van ons gewestelijk bestuur en, zoo wij vertrouwen, demedewerkiiig der limburgsche veehouders zeiven, geven wel genoegzame reden tot geruststelling, en mögt hier of ginds de kwaal zieh vertoonen, dan hebben wij de overtuiging, dat zij door de onmiddeHjke vernietiging der smetstof weldra zal ge-fnuiktworden, en belethare gewone verwoestingen aanterigten, Intusschen is die smetstof zoo vlugtig en zoo kwaadaardig, en zijn de wegen längs welke zij zieh verspreidt, zoo talrijk en zoo verschillend, dat, niettegenstaande alle niogelijke maatregelen die legen hare verbreiding genomen worden, zij onze waak-zaamheid zonde kunnen verijclelcn, en ook den limburgschen veestapel aanranden; en daar hei er in ditgeval op aankomt,-wil men de ramp, bij hare onverhoopte insleping, spoedig be-leugelen, — de eersle ziektegevallen die zieh voordoen met zekerheid te onderkennen, tkm eiinde daarvan onverwijld aan de bevoegde ovERHEiD AAMGiFTE te DOEis, zal eon korl onderrigt over de Runderpest voorzeker kunnen bijdragen, om de vee­houders aan te sporen alles aan te wenden wal in hunne magt Staat tot afwering der verschrikkelijke veeziekte, die nog steeds in andere provincien zoo verdelgend om zieh heen blijft tasten. Maar daartoe is de algemeene medewerking der veehouders
i.
-ocr page 10-
vooral noodig. Het eigen belang, dat elders zoo treurige gevol-gen na zieh sleepte, raoet hier zwichten voor het belang van. alien, want zoo ooit de spreuk laquo; ieder voor zieh raquo; ten onzent werd in praktijk gebragt, even als wij (lit in de thans aange-taste provincien gezien hebben, dan zouden ook hier de nood-lottige uitwerksels van dat verkeerd begrepen eigenbelang niet achterwege blijven, en de limburgsche veehouder er zwaar voor moeten boeten.
De runderpest is vvel de boosaardigste van alle veeziekten. Een maal in eene streck ingesleept, rigt zij meer verwoestingen aan, dan al de andere kwalen van het rundvee zamen genomen. Worden er niet spoedig de strengste maatregelen genomen, om haar in haren voortgang te stuiten, dan gebeurt er wat wij bij onste lande zien : de runderpest tast vernielend om zieh been en vernietigt voor geruiraen tijd de welvaart van den veehouder.
Niet alleen het rundvee bezit vatbaarheid voor de smetstof der runderpest, maar de ondervinding, vooral van de laatste jaren, heeft doen blijken dat dit ook het geval is met andere herkaau-wende dieren, vooral met schapen en gelten. Van deze dieren gaat zij ook weer over naar het rund.
De runderpest bestaat alleen oorspvonkelijk in de steppen­landen van het zuid-oosten van Europa en in de aangrenzende streken van Azie. In de landen van midden- en westelijk-Europa, elaquo; dus ook bij ons, ontwikkelt zij zieh nooit van zelf maar alleen, na insleping der smetstof, door besmetting.
In den regel grijptzij alle dieren aan, die aan de werking van haar besmettend beginsel zijn blootgesteld en doodt meest alien die zij aantast; 5 of 10 en hoogstens 20 pet. der aangetaste die­ren herstellen.
De herstelde dieren, andermaal aan de inwerking der smet­stof blootgesteld, blijven volmaakt gezond en onvatbaar om de ziekte weer te krijgen. . De smetstof is ons in haren aard tot nog toe geheel onbekend. Zij heeft zieh reeds ontwikkeld voor dat men nog duidelijke
-ocr page 11-
— 7 —
verschijnselen van ziek zijn kan waarnemen. Zij is aanwezig in alle gasvormige afscheidingen van het ligchaam, in den neus-en mondslijm, in 't traanvocht, in het bloed, in de uitwerpsels, in amp;5n woord, in alle vaste en vloeibare Stoffen van het ligchaam, en zij blijft nog, na den dood van het zieke dier, in alle deelen van het lijk hare kracht behouden.
Bijzondere vermelding verdient het, dat de smetstof door menschen, door schapen, honden, katten, vogels, enz., of door levenloze voorwerpcn, zoo als hooi, stroo, mest, stalgereed-schappen en alles wat met ecn ziek dier in aanraking is ge-weest, naar verwijderde plaatsen kan worden overgebragt, en alzoo de ziekte zeer verre verbreiden.
Even als bij alle besmettelijke ziekten, die met koorts ge-paard gaan, is men gewoon de verscbijnselen der runderpest te beschrijven naar de verschillende tijdperken der ziekte.
Het ccrsic tijdperk begint op het oogenblik dat de be-smetting plaats heeft en eindigt met de eerste teekenen van koorts. De duur van dit tijdperk is zeer verschillend; gewoon-lijk gaat zulks van 6—8 dagen, zelden langer, maar kan ook wel eens slechts 3—4 dagen, ja in enkele gevallen niet langer dan 24—48 uren duren. Dit tijdperk loopt geheel ten einde, zonder dat er zieh een enkel merkbaar ziekteteeken voordoet. Men noemt het daarom : het verborgen tijdperk.
Tweede tijdperk. Neei'slagtigheid, ongevvone vermoeijenis, waggelende gang zijn de vooiioopers der ziekte; bun duur is 24 uren en dikwerf veel korter. De eetlust bestaat nog, maar is zeer onregelmatig; de diercn nomen het voedsel als met onge-duld; de dorst is verminderd; de herkaauwing langzaam en afgebroken; de dieren houden daarbij in eens op, als of zij in diepe gedachten verzonken waren. Deze voorloopende teekenen gaan gepaard met een körten schorren hoest, die zeer eigenaar-.dig, en dikwerf het eenig teeken is waardoor de beginnende ziekte zieh verraadt, en niet ligt verward kan worden met den hoest waarmede andere ziekten gepaard gaan. De hoest blijft bij de runderpest zelden achterwege en loopt de overige ziekteteekenen wel eens eenige dagen voor. De dieren schijnen
-ocr page 12-
— 8 —
er zeer door afgcmat te worden. De ademhaling is versneld, dan eens korter, dan ecns dieper. In den bloedsomloop en in de uitwendige tenii)eratuiir des ligchaams, merkt men nog geene verandering.
Na dcze eerste tcckens komen op eens koortsrillingen en plaatselijke convulsien der huidspieren. Dc ooren en de hoor-nen zijn, bij afwisseling, kond en warm; de gewrichten zijn stijf en men zietvaak algemeene zamentrekkingdes ligchaams ; de huid is droog, de gevoeiigheid dor lendenen zeer ongewoon. De oogen zijn dof, opgeloopeo en met traanvocht gevuld. De oogieden zijn gezwollen; wciJra wordt het traanvocht verdikt en met een geel-groenachtig slijm vcrmengd; dit alles verdroogt, en er vormen zieh korsten die, om de oogen, in de baren vast-kleven. De pols is versneld; men telt bij de volwassene dieren 60 tot 80 slagen in de miiuuit en tot 100 bij de jongere dieren. De ademhaling is benaauwd; van tijd iot tijd hoort men hoest. Eetlust en herkaauwing zijn zeer onregeimatig of hebben vaak geheel opgehouden. Het slikken gaat moeijelijk, de dorst is he-vig, de mondholte beet, vnil en smeerig. De buikwanden zijn gevoelig, zelfs pijnlijk en gespannen; de algang is vertraagd en moeijelijk, de mesthard en droog. Men hoort buikrommelingen. Depislozing is verminderden moeijelijk, de pis donker gekleurd. Het dier geeft geen melk meer; bet uijer is slap en leeg. Aan sommige deeien des ligchaams ontwikkelt er zieh lucht onder de huid (windbuilen); bij het strijken met de hand over die plaatsen hoort men een perkamentachtig geruisch. Met den avond ver-meerderen al deze verschijnseien. Dit tweede tijdperk duurt 2—3 dagen.
Derde tijdperk. Gedurende dit tijdperk vertoonen zieh nog steeds dezellde verschijnselen; zij nemen echter in hevigheid toe. Het dier schijnt slaperig en gaat veel liggen. Het hoofd gaat op en nedcr. De windbuilen krijgen meer omgang; de dieren vermageren zeer snel; de oogen gaan dieper in de oogkassen; deslijmviiezen zijn bleek, maar op hunne oppervlakte ziet men uitgezette bloedvaaljes loopen met doorzweeting van bleed in de weefsels. Daardoor ontstaan bruin-roode of blaauwachtige viek-
!
-ocr page 13-
— 9 -
ken en streepen, die vooral zigtbaar zijn aan de binnenzijde der lippen, om den rand van de kassen der voor-tanden, den aars en in de scheede {het lijf). Bij de minste drukking op de lenden-streek zijn de dieren zeer pijnlijk. De pols is klein, zwak en steeds versneld. Het bloed is zwart en stolt niet; de ademhaiing is versneld, moeijelijk en gaat met een eigenaardig kreunen ge-paard; de inademing isdaarbij'kort, onvolkomen; bij de uitade-ming is de lucht stinkend en walgeüjk. De mondholte is met een dik kleverig slijm bezet; de tong is slap, de tandea knarsen. Hetslikken gaat met pijn gepaard; de dieren weigeren het drin-ken,en hctvocbtdat men hen wil ingieten vloeit door de neus-gaten weer uit. Somtijds is er verstopping, somtijds ontstaat er diarrhöe. Eetlust en herkaamving hcbben opgehouden. De pis-loziug is nog steeds verminderd, de pis daarbij donkergekleurd en dik. Uit den neus vloeit een dikke, taaije en stinkende slijm. De duur van dit tijdperk is van 2—3 dagen.
'Wierde Tijdperk. De ziekte hee.t't nu hare hoogte bereikt. Het dier is geheel van de beenen en ligt aanhoudend, dan op de eene, dan op de andere zijde. Bij enkele beesten nara men eene volkomene verlammingvan het achterstel waar. Bij sommigen nemen de luchtgezwellen of wind-builen schier het geheele ligchaam in. De ledematen zijn koud en het dier geheel krach-teloos; de pols is klein, week, onregelmatig, tusschenpozend; de ademhaiing onderdrukt, reutelenden gaat gepaard met eene Sterke beweging der neusvleugels en een aanhoudend steunen van het dier; bij elke inademing gaat de mond open; de uitge-ademde lucht heeft een' ondragelijken renk. Nog steeds ziet men de op- en nederwaartsche beweging van het hoot'd. De slijmvjiczen hebbcn eene vuile loodkleur; zij zijn gezwollen, somtijds gedeeltfilijk ontveld, gescheurd en nict zelden met • blaasjes bezet. Do binnenzijde der lippen , voornamelijk der onderlip, en het gehemelte, die in den beginne rood gevlekt waren, vertoonen thans ligte ontvellingen en zijn vaak met witte punten bezet. De flanken zijn hol; de mest overvloedig , stinkend en vaak met bloed doormengd; door de verlamming der kringspieren van den aars, loopt zij onwillekcurig af. De
-ocr page 14-
T
— 10 —
slijm die uit de oogen en den neus vloeit, is thans dik, asch-kleurig en scherp.
Gedurende het derde tijdperk ontvvaart men niet zelden een stilstand en cene schijnbarebeterschap; de dieren zoeken zelfs naarvoedsel. Weldra echter maakt eenenieuwe verhefting der ziekte een einde aan hun leven.
De drachtige koeijen verwerpen; de gevoeligheid is onder-drukt; het steunen laat na; het dier valt en sterft van den 3 tot den 10 dag.
Herstellingstijdperk. Gaat de ziekte niet uit in den dood, dan volgen de teekenen die de aanstaande herstelling te kennen geven, gewoonlijk voor dat de ziekte het vierde tijdperk ingetre-den is; de verschijnselen die alsdan niet zoo hevig en ernstig optraden, verminderen aliengskens; de afgang is niet zoo sterk; over het geheele ligchaam vertoont zieh vaak een huid-uitslag die door sommigen als een gunstig verschijnsel beschouwd wordt. De herstelling duurt zeer lang, somtijds eenige weken.
Behalve de lange reeksdermeerstandvastige verschijnselen, welke wij zoo naauwkeurig mogelijk beschreven hebben, zijn er nog andere ziekte-kenteekenen die, ofschoon minder bestendig, wel eens met de vorige gepaard gaan.
Meermalen ziet men in het begin der ziekte, dat de neerslag-tigheid waarmede de kwaal gewoonlijk begint, vervangen wordt door eene buitengewone levendigheid of opgewonden-heid van het dier, dat alsdan woelig, onrustig en schuw is. De oogappels zijn alsdan verwijd, de oogen levendig; de dieren schudden en slaan links en regts met het hoofd, stampvoeten, vallen met de hoornen tegen den muur, eten gulzig, loeijen en bulken en vertoonen alle teekenen eener geprikkelde working der hersenen.
De jonge en meer sterke dieren worden doorgaans het hevigst aangetasten zijn weldra de slagtoffers der kwaal, zonder dat men bij hen de geheele reeks der beschrevene ziekle-verschijn-selen zielte voorschijn komen. De beesten die vet en zwaar zijn vallen spoedig in geheele krachteloosheid. Niet zelden ziet men bij hen aanzienlijke uitzakkingen van den endeldarrn met bloed-
-ocr page 15-
V
— n —
vlied uit denzelven en uit den neus. Anderen vallen na eenige dagen, als door eene beroerte getroffen; de endeldarra komt alsdan te voorschijn als eene blaas die met bloed gevuld is.
Wanneer de runderpest in eene landstreek uitbreekt, is /ij gcwoonlljk veel kwaadaardiger dan wanneer zij däär eenigen tijd geheerscht heeft.
Zeer zelden gebeurt bet dat enkele dieren aan de besmelting weerstand bieden; stieren en zeer jonge kalveren zouden ligter genezen, terwijl vette en krachtige dieren alsmede dragtige koeijen heviger door de ziekte worden aangetasl.
In den winter breidt zieh de ziekte meer uit dan in de overige saisoenen, wijl alsdan de beesten in de stallen bij elkander staan.
De lijkopening der aan de runderpest gestorvene dieren draagt veel bij tot de onderkenning der ziekte. Na den dood vinden zieh de voornaamste veranderingen in den Squot;quot;quot;quot; en 4,,en maag en in bet darmkanaal.
Vooral in bet cog vallend voor hen die geene geneeskundigen zijn, zijn de volgende lijkverschijnselen : opzetting der derde maagafdeeling [boekmaag of kotiingskop) door verhard en droog voeder. De opperhuid van dit ingewand heeft zieh meestal los-gelaten en kleeft aan de drooge voedermassa vast. Het slijm-vlies van de vierde maagafdeeling, de eigenlijke maag {leb- of kaasmaag), is gezwollen en in hare overlangsche plooijen rood gekleurd met zwart bruine strepen. Hetzelfde vindt men in de dunne darmen, vooral in de nabijheid van de maag. In de dikke darmen zijn die veranderingen minder duidelijk.
De hier vermelde lijkverschijnselen verraden zieh reeds aan de buitenste oppeiviakte der darmbuis, door roode, vaak blaauw-achtige, meer ofmin uitgebreide vlekken. Daarbij is het bloed in de äderen meestal donker gekleurd, ja zwart en zeer vloeibaar; de lever is vervveekt en de galblaas gevuld met dunne ligtge-kleurde gal.
Door welke voorzorgen behooren nu de limburgsche veehou-
-ocr page 16-
1
— 12 —
ders te trachten liun vee legen de smetstof der ruuderpest te behoeden ?
Vooreerst vereischen de maatregelen die door ons Provinciaal Bestuur genomen zijn en nog zullen genomen worden van den kant der veelionders eene strikte uilvoering. Hoe doelmatig die maatregelen overigens ook zijn, kunnen zij dan alleen het doel geheel tretl'en, wanneer zij, die er het ecrste en;het meeste belang bij hebben, de veelionders dus zelve, al het hunne bijdragen oni er de snelle en slipte uilvoering van helpen te bevorderen.
a.nbsp; Zij zullen het aankoopen van nieuw vee, runderen en schapen, alsmede van hooi, 'stroo en mest, zoo veel moge-Ujk achterwege latcn;
b.nbsp; is dat aanschalfen van vee voor hen onvermijdelijk, dan zullen zij de nieuw aangekochte beeslen 8 of 10 dagen in eene algelegene ruimte en onder de verpleging van een bijzonderen pcrsoon, ver van hunne stallen of weiden, af-gezonderd houden ;
c.nbsp; nbsp;vreemdelingen, kwakzalvers, vilders, zoogenaamde palent-veeartsen, verkoopers van geheime middelen, enz., hou­den zij streng van hun erf verwijderd;
d.nbsp; aan de gezondheldstoestand van hun vee dienen zij de de groolste opmerkzaamheid te schenken ;
e.nbsp; doen zieh bij eenig stuks vee verdachte ziekte-teekens voor, dan zal zoodanig vee onmiddelijk van de anderen verwij­derd worden. Laten de ruimte en de inrigting der boer-derij zulks toe, dan zullen al de gezonde dieren in kleinere koppeis afzonderlijkgestald en, mochthct later nognoodig zijn, in afgeslote weiden gedreven worden ;
/'. van ieder verdacht ziekte-geval, moet onmiddelijk kennis gegeven worden aan het plaatselijk bestuur.
Ten slotte dien ik nogmaals aan te merken, dat het onmidde­lijk dooden van aangetaste diei'en onvermijdelijk is, wil de vee-houder zijne stallen niet weldra door de runderpest geledigd zien. Eene treurige ondervinding leert genoegzaam dat elke be-handeling der rnnierpest vruchteloos is. Wat de geneeskunde ook vermag, alles kan zij nietgenezen. Er zijn ja ziektcn die uit
-ocr page 17-
1
— 13 —
hunnen aard ongeneeslijk zijn en wel immer zullen blijven: men denke slechts aan inwendige kanker, hondsdolheid, leering, kwade droes, enz., enz.; en zoo is het ook met de runderpest. Wat is er geworden van al die middelen en midcleltjes, het een soms al ongerijmder dan het andere, die uit alle hoeken van ons land naar de couranten werden gezonden, en daarin gretig op-genomen ? Niets. Men hoort er heden geen vvoord meer over. De runderpest, overal waar zij geneeskundig behandeld werd, toen het doodslaaa (*) het eerste en het eenige middel tot redding was, blijft voortwoeden en hare oli'ers zijn bijna niet meer juist te teilen. Honderde arme beklagenswaardige beeren verliezen hun vee en raken uit hun bedrijf!
Laat daarom de schade van anderen, U limburgsche veehou-ders, tot les verstrekken, en vertoont zieh de verschrikkelijke veepest op uwe stallen, welaan! hoe treurig dit ook heeten mag. denkt dan dat eene korte pljn beter is dan eene lange, en dat het eenige middel om spoedig van de ramp bevrijd te zijn, alleen bestaat in het spoedig afmaken van het pestzieke dier, en in de onmiddelijke vernietiging der smetstof; want het gevaar van be-smetting voor het nog gezonde vee wordt des te grooter, naar-mate een enkel ziek rund op uwe boerderij langer aanwezig blijft.
Roermond, 1 Jannarij 1S67.
(quot;) De wijze waarop de bcesten worden afgemaakl geschiedl in den regel te iang-zaam en wordt daardoor wreedaardig. Daarhij is zij gevaaiink, dcwijl zij gepaard gaat met eene aanmcrkelijke uitstorling van blocd en aizoo'bijdraagt tut de ver-spreiding der smclsstof. Beler is het de zieke en verdachte beeslcn le dooden zonder uitstortisg VAN BiOED. Men gebruikt daartoe een slevig en scherp-gepunt mes waar-mede men den nekband en bet verlengde merg, lusscben het achlerhoordsbeen en den eersten halswervel in eens doorsleekt. De dood volgt daarop oogenblikkeliik en dedieren lijden geen pijn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;quot;
-ocr page 18-
-ocr page 19-
-ocr page 20-
-ocr page 21-
-ocr page 22-
1277**
j
-ocr page 23-