Z!gt;. /wvv,
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2449 543 8
DE GEPROJECTEERDE NATIONALE GELDLEENING
en daarmede In verband staande vraagstukken.
Geen onderwerp is van meer algemeen belang dan de muntkwestie. Zoowel de millionair, met een inkomen van tonnen gouds, als de behoeftige, die van giften leeft, zijn bij de handhaving der waarde van het algemeen ruilmiddel betrokken. De heeren Vrolik en Pierson hebben dit duidelijk aangetoond. Hun aan de regeering gericht rapport, door de dagbladen ter kennisse van het publiek gebracht, verdient deswege hooge waardeering. Alleen is daarin, dunkt mij, niet genoeg de aandacht gevestigd op de oorzaken der zoogenaamde depreciatie van ons ruilmiddel en de vrees voor nog dieper ingrijpende waardevermindering.
Ten onrechte worden deze aan het wegvloeien van het goud en de beperktheid van den nog aanwezigen goudvoorraad bij de nederlandsche bank toegeschreven. 13eide zijn de gevolgen , geenszins de redenen van het kwaad.
Voor de betalingen aan het buitenland wordt, bij gebrek aan andere remises, in den regel tot den uitvoer van edele metalen toevlucht genomen, en daar onze rijksdaalders en guldens ah metaal in andere landen slechts met een verlies van p. m. vijftien percent kunnen worden gebezigd, zoo kan, bij dusdanige behoefte, alleen het goud dienst doen. De verzending van goud naar Engeland, Duitschland enz. bij een zeer hoogen stand van den wissel op die landen is dus onvermij-
2
delijk en zal door een tijdelijk verhoogden voorraad in de kelders der bank niet worden gestuit.
Maar nu ontstaat de gewichtige vraag: van waar deze behoefte aan remise naar het buitenland?
Men wijt deze eenvoudig aan de vermindering der intrensieke waarde onzer rijksdaalders en guldens. Docli toen het hier te lande circuleerende geld slechter, veel slechter was dan het nu is, toen het uit gesnoeide, verminkte, tot in het ongeloofelijke geschonden muntstukken bestond, was de wissel op Holland niettemin algemeen gewild en werden dikwerf alle mogelijke middelen opgezocht om zich remises op Holland te verschaffen.
Sedert dien tijd is de uitvoer onzer inheemsche producten en van die onzer overzeesche bezittingen op zijn minst verdrievoudigd, het bedrag der van andere landen te innen rente en kapitaals-aflossingen is reusachtig aangegroeid, en desniettemin zijn wij verlegen om remises naar het buitenland en bevreesd, dat elk goudstuk van hier wordt weggezonden.
Van waar dit abnormale verschijnsel, deze onnatuurlijke stand van zaken? Ze zijn aan twee oorzaken toe te schrijven, die met elkaar in nauw verband staan: aan de uitgifte van eene overgroote som fiduciaire munt en de zucht tot aankoop van vreemde effecten.
De ondervinding heeft geleerd, dat overal en ten allen tijde de aanwezigheid van eene onevenredig groote som fiduciaire munt het verdwijnen van het edel metaal ten gevolge had, en te dezer zake doet het niets af, of het papier volkomen soliede is, gelijk de noten der banken van Engeland, Prankrijk, Nederland en Duitsch-land, op elk oogenblik tegen klinkende munt verwisselbaar, of dat ze slechts een schijn geld zijn, zooals de billetten der banken van Rusland en Griekenland. Dit heeft sir Robert Peel bij het voorstellen der thans nog in Engeland vigeerende bankwet zeer wel begrepen, ja het was de hoofdgedachte van zijnen hoogst gewichtigen arbeid. Sir Robert was een der weinige engelsche staatslieden, die hunne werken gaarne ook door den buitenlander gewaardeerd zien, en toen ik door een edelman uit een oud-hollandsch geslacht, den verdienstelijken
3
lord George Bentinck, bij den grooten Engelschen staatsman geïntroduceerd was, wilde deze zich wel de moeite getroosten, in eenige bijzonderheden omtrent zijne bank-wet te treden en betoogde vooral met nadruk de noodzakelijkheid om de uitgifte van papier door de bank binnen vaste grenzen te beperken. Een tijdvak van omstreeks veertig jaren heeft de juistheid der zienswijze van den hoogbegaafden financier gestaafd. Wel is in tijden van grooten finantiëelen nood eenige malen door de regeering, die zich eene wBill of indemnityquot; voorbehield, aan de bank de vergunning verleend, om één millioen pond sterling in billetten van een klein bedrag, boven het wettelijk vergunde maximum uit te geven, doch dit was slechts eene tijdelijke vergunning, die telkenmale zeer spoedig weer ingetrokken werd.
Sommigen hebben het bij de wet vastgestelde cijfer van omstreeks veertien millioen pond sterling, nagenoeg gelijkstaande met het kapitaal der deelhebbers, welke de engelsche bank boven haren voorraad aan edel metaal mag uitgeven, te gering geacht, vooral met het oog op den omvang, welken allengs handel en nijverheid in Engeland verkregen hebben. Doch niemand is het in den zin gekomen eene emissie te bepleiten van zesmaal het bedrag van het kapitaal der bank, gelijk thans in Nederland geschiedt, i. e. eene uitgifte van meer dan tachtig millioen pond.
Ook met betrekking tot de grootte der bevolking is de som der thans in Nederland aanwezige fiduciaire munt geheel buitensporig. In evenredigheid daarmede zouden de duitsche banken gerechtigd moeten zijn om meer dan 100Ü miliioen gulden, d. i. meer dan 1700 millioen mark, in fiduciaire munt, d. w. z. in niet door edel metaal gedekte noten in omloop te brengen. Daaraan denkt niemand.
Het is ten opzichte der moeielijkheden, welke men thans tracht te overwinnen, vrij onverschillig of de honderd millioen gulden fiduciaire munt door de neder-landsche bank of door het rijk uitgegeven zijn. Alleen zouden in het laatste geval jaarlijks vier millioen gulden aan rente op de nationale schuld bespaard en dienten-
4
gevolge meer dan een drukkende belasting afgeschaft of althans verzacht kunnen worden.
■Of nu de bank, met opoffering van drie millioen gulden ten koste der belastingplichtigen in den lande, twintig millioen gulden zilverstukken in den smeltkroes werpt, als zilverbaren verkoopt en daartegen goud verkrijgt zal weinig baten; de goudstukken zullen op dezelfde wijze als tot nu toe wegvloeien en het kostbare experiment zal wie weet hoevele malen hernieuwd moeten worden. Alleen eenige bankiers en speculanten zouden er hun voordeel mee doen.
Men mag derhalve ook eerlang de instelling van een «Syndicaatquot; of een //Consortiumquot; van bankiers en handelaren te Amsterdam verwachten, met het doel aan de leden de voordeden te verzekeren, welke de //transactiënquot; met de Nederlandsche Bank zullen opleveren, in de eerste plaats den aankoop tot den laagst mogelijken prijs der te versmelten nederlandsche muntstukken en de levering tot den hoogst mogelijken prijs van de koopsom in goud, voorts het voorrecht bij den weder-aankoop van dit goud bij den eventueelen weder-uitvoer naar buitenslands en andere daarmede in verband staande //operatiën.quot;
Daarbij wordt uit den aard der zaak gerekend op de bereidwilligheid der Bank, om door het disconteeren van wisselbrieven, het beleenen van effecten enz. de //manipulatiequot; te //faciliteeren.quot; Het gevolg daarvan zal zijn eene nieuwe uitgifte van fiduciair papier, m. a. w. bestendiging of zelfs verergering van het kwaad, dat men beweert te willen verhelpen.
Een radicale genezing van het kwaad is slechts van eene inkrimping van het beloop der fiduciaire munt te verwachten. En daartoe bestaat gelukkig de gelegenheid. Bij de bankwet van 18G3 is vastgesteld, //dat de verhouding waarin det gezamenlijk bedrag van bankbiljetten, bankassignatiën en rekening courant saldo's door munt of muntmateriaal moet zijn gedekt, wordt bepaald bij koninklijk besluit.quot; Dit is dan ook op 16 April 1864 geschied, waarbij de waardeberekening van het zilver op f 104.75 per K.G. werd aangenomen. Maar even als bij een later besluit, van 20 Juni 1880,
I
____
die waarde op tachtig gulden is verminderd, zoude nu een K. B. kunnen verordenen, dat het bij de bank aanwezige edel metaal tachtig percent der loopende verbintenissen moet bedragen. Om eenen schok in de handelszaken te voorkomen, zoude dit in dier voege kunnen geschieden, dat gedurende twee jaren elke drie maanden eene verhooging van vijf percent van den aanwezigen metaalvoorraad geëischt werd. Langs dien weg zou de natuurlijke stand van zaken, gelijk deze sedert onheugelijke tijden bestond, allengs hersteld, zou de waarde der aanwezige rijksdaalder- en guldenstukken, mits er geen nieuwe aanmunting plaats heeft, gehandhaafd worden, al mocht die van het zilver in baren ook nog tien of twintig percent verminderen. Zilverstukken met het nederlandsch muntstempel zullen dan alom een gewild artikel zijn en blijven.
Overigens schijnt de geringschatting van het zilver minder uit natuurlijke oorzaken dan uit maatregelen der regeering voort te vloeien. Door de uit Frankrijk ontvangen milliarden was Duitschland te voornaam en te trotsch geworden om zich nog langer met het zilver te behelpen. Het werd als het ware in den ban gedaan. Andere naburige landen zagen zich genoopt dit voorbeeld te volgen en trachtten zich tegen hun zilver goud te verschali'en. Zoo stroomde eene menigte zilver naar de eenige groote markt, die daarvoor bestaat, naar Londen en moest natuurlijk de prijs aanmerkelijk dalen. Nu is het eeu algemeene regel, dat eene gevoelige prijsvermindering steeds wantrouwen in het artikel, dat daaraan onderhevig is, verwekt. Zoo was het ook met het goud toen de ontdekking en ontginning der rijke mijnen van California en Australië massa's van dit metaal naar Europa deden stroomen. Staathuishoudkundigen van den eersten rang drongen toen aan op demonitiseering van het goud. Michel Chevalier betoogde in eene reeks van meesterlijk gestelde artikelen in het Journal des Débats, dat de staat volstrekt geen recht had aan zijne schuldeischers betaling in zilver te weigeren en hun in stede daarvan goud op te dringen en dat het eene berooving van eiken crediteur zoude zijn, de afdoening zijner schuldvordering in goudstukken
6
te gedoogen. Krachtiger argumenten dan Michel Cha-valier toen tegen het goud in het midden bracht, kunnen de haters van het zilver moeielijk daartegen aanvoeren. De waarheid is, dat noch staathuishoudkundigen, noch staatslieden, hoe hoog ook geplaatst, bij machte zijn een der beide edele metalen, die sedert duizenden van jaren in zwang waren, tot nietigheid te doemen. Het minst het zilver, omdat, hetgeen zelfs door de bimetalisten niet genoeg in aanmerking wordt genomen, een land wel zonder goud, doch niet zonder zilver zoude kunnen bestaan. Voor de duizend kleine benoodigdheden van het leven is het zilver onmisbaar, men kan om slechts iets te noemen de keukenmeid niet met goud naar de markt zenden en evenmin met koper, omdat zij zich dan door een zakkendrager zoude moeten doen vergezellen en wie weet hoeveel tijd met het verwisselen of tellen zoude verspillen. Men zoude verbaasd staan over eene statistiek, welke opgeeft hoeveel in eene groote stad, bijv. in Amsterdam, in éene week voor deze kleine benoodigdheden vereischt wordt. Landen met een gouden standaard hebben zich derhalve verplicht gezien, groote hoeveelheden zilverstukken aan te munten, en daar dit eene gunstige gelegenheid was om aan den haai van het vasteland, den fiscus, ruime voeding te bezorgen, zoo is die aanmunting veelal op eene wijze geschied, die met de beginselen van rechtvaardigheid moeielijk is overeen te brengen.
Wordt de boven aanbevolen maatregel, zonder zich veel om den wrevel van enkele individuën te bekreunen, ten uitvoer gebracht, zoo zal er een overvloed van vreemde wissels ontstaan en dientengevolge waarschijnlijk veel goud naar de bank terugkeeren. De honderd millioen fiduciaire munt zijn niet door den reëelen handel gebezigd, die in de laatst verloopen jaren niet meer kapitaal dan vroeger vereischte, maar grootendeels of uitsluitend tot den roekeloozen aankoop vau vreemde effecten, roekeloos vooral met het oog op de gevaarlijke praktijken der grieksche woekeraars en van den Council of foreign bondholders. Moeten de te kwader ure aan de bank ontnomen millioenen aan haar worden terugbetaald , zoo zullen dezelfde effecten naar buitenslands
7
terugkeeren, zij het dan ook zonder winst of zelfs met eenig verlies en de opbrengst zal den goudvoorraad der bank stijven.
Zoo zal, den buitensporigen weg verlatende, de natuurlijke stand van zaken weer intreden, zonder dat het noodig is vele millioenen op te offeren, die men ten onrechte, om speculatiën in vreemde effecten te begunstigen, van de belastingplichtigen zoude vorderen. Men zou dan niet tot kunstmatige, vele miliioenen verslindende, hulpmiddelen zijne toevlucht belaoeven te nemen.
Reeds nu, nadat ten gevolge van het verhoogde disconto bij de bank, de som der circuleerende fidu-ciaire munt met eenige millioen is verminderd, zijn de wisselkoersen zooveel gunstiger voor Nederland geworden, dat er vooralsnog geen goud meer naar andere landen kan worden verzonden. Tocli was dit slechts een miniatuur-maatregel.
De bewering dat de circulatie van honderd millioen fiduciaire munt een noodzakelijk vereischte voor handel en rijverheid is, wordt door de geschiedenis gelogenstraft, alsmede door het feit, dat er millioenen naar liet buitenland zijn gestroomd, niet in bankbiljetten of zilverstukken, die buitenslands geen betaalmiddel zijn, maar in goudstukken, voor zoover deze nog konden worden gevonden.
Even ongegrond is de bewering, dat goud volstrekt noodig zoude zijn, indien te eeniger tijd de aankoop van groote hoeveelheden graan of andere noodzakelijke levensbehoeften buitenslands zoude moeten geschieden. Nederland zou dan, gelijk ten allen tijde, zeer licht, veel lichter dan de meeste andere landen, de middelen tot verevening van het gekochte weten te vinden, zonder juist goud daartoe te bezigen.
De nederlandsche bank lieeft voorzeker diensten aan den lande bewezen, door met milde hand en meestal tegen eene matige rente voorschotten aan handel en nijverheid te verleenen! Maar het creëeren van honderd millioen gulden fiduciair papier, dat vooral ten gevolge der meer en meer aangroeiende behoeften van bankiers, agenten voor buitenlandsche geldleeningen en speculanten in publieke effecten ontstond, heeft tot groote nadeelen
8
geleid, hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend den tegen-woordigen , ougunstigen staat van zaken teweeggebracht. Daardoor werd in de laatste jaren de illusie geboren, dat er omstreeks 250 millioen gulden onbclegd geld hier aanwezig zijn, terwijl de som in wezenlijkheid slechts omstreeks de helft bedroeg. Bedwelmd door dien zoeten waan hebben de regeering en staten-generaal tot vele overgroote uitgaven besloten, wier volstrekte noodzakelijkheid door menigeen betwijfeld wordt, werden de prijzen der landerijen en gebouwen op een avontuurlijke hoogte gebracht en werden, buiten en behalve voor het reëel aanwezige kapitaal, nog voor meer dan honderd millioen gulden fictief kapitaal vreemde effecten gekocht en over het algemeen eene speculatie in deze effecten aangewakkerd, die, onder de tegenwoordige omstandigheden, als allergevaarlijkst en aller-noodlottigst voor de algemeene belangen beschouwd moet worden.
Men zal mij wellicht van inconsequentie beschuldigen, omdat ik in vroegere jaren meermalen zelf den aankoop van zekere publieke effecten heb aanbevolen. Het is waar, dat ik , veertig jaar geleden, in eenige brochures, in dagbladartikelen en gesprekken den aankoop van toen nog weinig hier bekende portugeesche schuldbrieven en, vijf en twintig jaar later, de deelneming in de rumeensche staatsleening heb aangeraden, omda't mij, met het oog op de antecedenten dier landen en hunne vooruitgaande materieele welvaart, een 2% p. c. allengs tot 5 p. c. opklimmend portugeesch fonds tot den koers van 28 a 30 en een door de domeinen van den staat gewaarborgd, binnen vijf en twintig jaren a pari aflosbaar, 8 p. c. rumeensch papier tot den koers van 72 p. c. zeer prijswaardig schenen. Inderdaad werden tengevolge dier aansporing vele millioen neder-landsch kapitaal in portugeesche schuldbrieven belegd en toen eenige jaren daarna de vrijwillige conversie dier schuldbrieven in een 4 p. c. effect aan de houders werd aangeboden en de koers derzelve tot op 70 p.c. klom, merkte een der aanzienlijkste engelsche dagbladen op, dat de nederlandsche kapitalisten door hunne belegging in die fondsen eene winst van meer dan een millioen
9
pond sterling behaalden. De toenmalige minister van finantiën te Lissabon, de baron Toial, die zeer veel tot verbetering van het openbaar crediet des lands heeft bijgedragen, heeft in particuliere brieven als zijne meening te kennen gegeven, dat deze raming zelfs beneden de waarheid bleef. De rumeensche obligatiën der leening van 1867 zijn voor het grootste gedeelte reeds afgelost en het resteevend bedrag zal, tot leedwezen der houders, binnen weinige jaren mede ter aflossing komen.
Doch hoe dit zij, toen ik de genoemde effecten met gemoedelijke overtuiging aanbeval, heerschten over bet algemeen in de betrekkingen tusschen staten en hunne schuldeischers de beginselen van eerlijkheid en goede trouw. Men wist toen niets van grieksche woekeraars, welke aan geldbehoevende regeeringen, tegen exorbitante rente, leeningen doen onder voorwaarde, dat zij alleen met uitsluiting van alle anderen betaald worden; men wist toen niets van een Council, die tegen een loon van zoo en zoovele tonnen gouds de staten behulpzaam is hunne buitenlandsche schulden op een derde, een zesde of een negende te verminderen, ja, ook wel zelf het initiatief tot zulke bedrijven neemt, en telkens de voorwaarde inlascht, dat wie zich niet op zekeren tijd aan zijne bepalingen omtrent de schuldvermindering onderwerpt, geheel zijne vordering verbeurt; er waren toen geene comptoirs te Parijs en geene bankiers te Londen, gereed om bankroete of zelfs frauduleus bankroete regeeringen,, door de negociatie van nieuwe leeningen te schragen en mocht de een of ander zich verlaagd hebben de rol van handlanger van een trouwe-loozen debiteur te spelen, hij zou de algemeene verachting op zich hebben geladen, niet, gelijk thans, zich in openbare blijken van achting en sympathie hebben mogen verheugen. Thans nu buiten het gevaar van opstanden, misgewassen, hongersnood, epidemiën en oorlog, het nog veel grooter gevaar bestaat, onder het bereik van zekere lieden te Parijs en Londen te vallen, welke, voorgevende de belangen der schuldeischers waar te nemen, deze verguizen en vernietigen, — thans is elke belegging in effecten van landen, welke buitenlandsche leeningen aangaan, een vermetel
10
waagstuk. En het ware zeer te betreuren indien, door het circuleerend medium op een kunstmatige licogte te handliaven, daaraan voortdurend voedsel werd gegeven.
Daarom moet de schrijver dezer regelen de voorstellen der heeren Vrolik en Pierson, hoezeer dan ook in dagbladen, brochures, door kamers van koophandel en het gros der amsterdamsche beurs toegejuicht, aller-bedenkelijkst achten. Doch nog gevaarlijker acht hij hunne denkbeelden omtrent den aard en wijze van plaatsing der ophanden zijnde nationale geldleening.
II.
Indien, gelijk de heeren Vrolik en Pierson verzekeren, de vrees voor depreciatie van ons ruilmiddel den buitenlander terughoudt aan de ophanden zijnde nationale geldleening deel te nemen, eene gedachte, die in eene dezer dagen verschenen, overigens welgeschreven brochure over de muntkwestie nog meer op den voorgrond wordt gesteld, indien derhalve deze leening bij birmenlandsche kapitalisten moet worden geplaatst, zoo heeft de min gunstige toestand van ons muntwezen althans dit gelukkig gevolg, dat vele millioenen nationaal kapitaal behouden zullen blijven. Immers engelsche, pruisische, belgische of andere volkomen soliede geachte eii'ecten zullen niet worden gekocht, want deze geven geene hoogere of zelfs nog mindere rente dan de nederlandsche. Bij de voorliefde, die nu eenmaal hier te lande voor belegging in papieren bestaat, zouden de beschikbare millioenen dus tot aankoop van schuldbrieven, ten laste van staten, wier finanticn minder geregeld zijn, gebezigd worden en vermoedelijk iets vroeger of later eene prooi worden der grieksche woekeraars en van den Council of foreign bondholders.
Ten onrechte zou men den schrijver dezer regelen beschuldigen, dat hij door persoonlijke grieven tot deze aanmerking geleid wordt. Hij komt er rond voor uit, dat hij de bedrijven der grieksche woekeraars en van den Council verafschuwt, dat hij geene bewoordingen in de beschaafde taal weet te vinden om zijne verachting en zijnen afkeer van hunne praktijken uit te drukken, doch
11
zijne beschouwing is van zuiver objectieven aard, gelijk uit de hierna te vermelden feiten overtuigend zal blijken.
Mochten de nedc-rlandsche renteniers zich niet raet eene rente van vier percent Js jaars willen vergenoegen, laat dan de regeering, hoezeer het hoogstwaarschijnlijk niet noodig zal zijn, een intrest van 4 !/^ of zelfs 4 % percent betalen. Beter eenige tonnen gouds jaarlijks op te offeren dan (50 , 80 of 100 millioen kapitaal aan vermindering of vernietiging bloot te stellen.
Eene nationale leening zal zooveel te gretiger door de nederlandsche kapitalisten worden genomen, indien deze door eenige maatregelen der regeering op de gevaren oplettend worden gemaakt, waarmede elke belegging in buitenlandsche leeningen ten laste van niet volkomen solied geachte staten gepaard gaat, zoolang de thans in zwang zijnde praktijken niet door den strafrechter of op eenige andere wijze zullen gestuit zijn.
Bij wijze van uitgifte van een 3 p. c. a pari aflosbaar effect, zoude de door den staat benoodigde som door eene annuïteit van 4 p. c. gedurende een tijdvak van 50, hoogstens 60 of 70 jaren, verkregen kunnen worden en daar de opbrengst der leening voornamelijk tot aflossing van schatkistbilletten en andere geen spoed vereischende uitgaven bestemd is, zou de plaatsing zonder tusschenkomst van bankiers en commissionairs geleidelijk daar 's rijks agenten kunnen geschieden, zooals in den jongsten tijd de uitgifte der schatkistbilletten. Het rijk zal dan de benoodigde som onder vrij wat gunstiger voorwaarden verkrijgen dan bij buitenlandsche bankiers, die toch de obligation natuurlijk met voordeel voor hen zeiven aan nederlandsche kapitalisten zullen trachten over te doen.
it In Geldsachen hort die Gemüthlichkeit aufzei de pruisische minister Hausemann reeds voor vele jaren. Toch mag ook in financieele aangelegenheden de nationale waardigheid niet uit het oog worden verloren. En dan moet men vragen: is het eener natie, die sedert eeuwen aan vreemde regeeringen en vorsten overgroote sommen heeft ter leen verstrekt, is het der hollandsche natie waardig, wanneer zij ten eigen behoeve geld noodig heeft, tot den buitenlander hare toevlucht te nemen,
IE
eene verredering, die men zich zelfs in de liachelijkste omstandigheden, bijv. in de jaren 1830 en 1831, niet heeft willen getroosten?
Het is hoogst twijfelachtig of een nederlandsche geld-leening inderdaad buitenslands beter dan in Nederland zoude geplaatst kunnen worden. Maar al ware het zoo, zijn eenige percenten of fractiën van percenten het waard, dat wij deswege onzen alouden rang van linan-cieele macht zouden willen verbeuren? '
Het argument, dat, ten einde het plaatsen der nieuwe nationale leening buitenslands te bevorderen , voor een bedrag van twintig millioen gulden, rijksdaalders in de smeltkroes geworpen en met een verlies van eenige millioenen tegen goud omgezet moeten worden , is derhalve in alle opzichten verwerpelijk.
Over het algemeen komt het mij voor, dat en de heeren Yrolik en Pierson en andere zeer geleerde aian-nen de veranderde omstandigheden met betrekking tot kapitaalbelegging niet genoeg of wel in het geheel niet in aanmerking nemen. Zij zouden anders, in stede van op maatregelen aan te dringen, welke de plaatsing eener nationale leening buitenslands zullen bevorderen, al het mogelijke doen om zoodanige solide geldbelegging voor de binnenlandsche kapitalisten te reserveeren en deze van den aankoop van dubieuse buitenlandsche eli'ecten terug te houden.
De nederlandsche regeering kan niet beletten, dat door grieksche woekeraars aan staten, die geld behoeven , tegen exorbitante rente voorschotten worden verstrekt, onder voorwaarde, dat zij alleen met uitsluiting van alle andere schuldeischers worden betaald; zij kan den Council of foreign bondholders niet beletten, tegen een loon van zoo en zooveel tonnen gouds met regeeringen de overeenkomst te sluiten , dat hunne buitenlandsche schulden op 'een derde, een zesde of een negende zullen worden verminderd; zij kan ook niet verhinderen, dat in die overeenkomsten de door den hoofdman van den Council uitgedachte clausule wordt ingelascht, volgens welke allen, die zich niet binnen zekeren termijn de vermindering hunner vordering en de korting van ettelijke percenten ten behoeve van den
13
Council laten welgevallen, hunne rechten verliezen of althans het hun toekomende onder de toestemmenden verdeeld zal worden; de regeering kan niet beletten , dat zekere Comptoirs te Parijs en zekere bankiers te Londen nieuwe leeningen van bankroete staten aan de markt brengen, evenmin dat aanzienlijke handelshuizen in Duitschland en ook in Nederland openlijk blijken van achting en sympathie aan de handlangers der bankroete staten geven; zij kan niet beletten, dat door de manoeuvres van listige agioteurs, de effecten van staten, die hunne schulden eigenmachtig en te kwader trouw op een negende of een tiende hebben gereduceerd, tegen hoogeren prijs genoteerd worden, dan die van eerlijke staten; zij kan niet beletten, dat het stelsel van list, geweld en bedrog, dat sedert twintig jaren aan de Theems en de Seine zoo welig groeit, allengs ook aan de boorden van den Amstel aanhangers vindtmaar zij kan toch het een en ander doen om het nationale kapitaal, vooral om de kleine renteniers in de provinciën eenigszins te beveiligen.
Men zal wellicht in het midden brengen, dat onder de bestaande omstandigheden geen nadenkend man voortaan zijn vermogen in effecten ten laste van staten, die buitenlandsche leeningen sluiten, zal beleggen; dat geen voorzichtig huisvader de welvaart van zijn gezin zal willen doen afhangen van het »boii plaisirquot; van doortrapte grieksche woekeraars, van den vermetelen, niets ontzienden Council en van gewetenlooze bankiers en speculanten. Doch niet een ieder geeft zich de moeite, velen ontbreekt ook de gelegenheid den stand van zaken te overwegen. Op de regeering rust derhalve de zedelijke plicht de ingezetenen zooveel mogelijk tegen zulke praktijken te beveiligen, waarbij het vooral op de nederlandsche kapitalisten gemunt is.
Zij behoort derhalve in de eerste plaats er voor te zorgen , dat alle nationale geldleeningen zoo mogelijk uitsluitend door inlandsche renteniers genomen worden. Doch daartoe moet de regeering zich niet beperken. Al mochten andere regeeringen lijdelijke toeschouwers blijven van handelingen van arglist en bedrog, van
14
handelingen voor welke de min gekuischte taal eene meer treffende uitdrukking heeft, zoo behoeft dit toch geen reden van werkeloosheid voor de nederlandsche regeering te zijn, wier onderdanen meer dan eenige anderen door die praktijken bedreigd worden.
Toen voor eenige jaren een verschil bestond tusschen zoogenaamde duitsche en nederlandsche belangen, las men in eenige dagbladen : «Die Hollander sind reich genug, sie ersticken in ihrera Pett.quot; Laat de regeering dan toonen, dat ze nog niet geheel gestikt zijn.
Zeer terecht is het collecteeren van loten in vreemde loterijen, waarbij het belang der ondernemers, regeeringen of particulieren op den voorgrond staat, verboden. ïoch betreft het hier meestal slechts geheel onbeduidende sommen, niet vele millioenen, gelijk bij publieke efi'ecten. Ook gaat het bij de loterijen in den regel eerlijk toe, er hebben daarbij geene bedriegerijen, geene fraudes plaats; men ziet daar nooit zulke stuitende feiten als bij de onder de auspiciën van den Council tot stand gebrachte bankroeten, euphemisch //conversienquot; genoemd, waar geldschieters tegen buitensporige rente ten volle betaald, daarentegen zij, die denzelfden debiteur onder eervolle voorwaarden hun vermogen toevertrouwden, als bedelaars behandeld worden.
Bij de traditiën van den nederlandschen handel kan de regeering bezwaarlijk den invoer van nieuwe buiten-landsche leeningen verbieden, maar zij kan dien door scherpe, fiscale bepalingen zoowel ten opzichte van personen als zaken binnen enge grenzen beperken; zij kan b.v. een buitengewoon hoog zegel op vreemde effecten leggen, zij kan hen, die zulke effecten invoeren of handel daarin drijven, aan een zeer hoog patentrecht onderwerpen, zij kan de nederlandsche bank beletten voorschotten op buitenlandsche effecten te geven, zij kan ook hare ambtenaren aanschrijven, correctioneele vervolgingen in te stellen tegen bankiers en handelaren, welke nieuwe schuldbrieven ten laste van bankroete of zelfs frauduleus bankroete debiteuren aan de markt brengen of op eenige andere wijze aan deze gevaarlijke praktijken hulp en bijstand verkenen.
15
Bij de volksvertegenwoordiging zullen zulke maatregelen zeker bijval vinden. Er is geen lid der staten-generaal die niet onder zijne kiezers ettelijke telt, welke slachtoffers dier oneerlijke praktijken geworden zijn.
Minstens dertig a veertig millioen gulden nederlandsch kapitaal werden in de buitenlandsche turksche geld-leeningen van 1863, 1865 en 186!) belegd en minstens vijf duizend huisgezinnen zijn door de wanbetaling van Turkije gedeeltelijk of geheel te gronde gericht. En zeer 'ten onrechte zoude men hen lichtvaardigheid of roekeloosheid of zucht tot een overdreven hoog rente-uenot verwijten. Toen zij de turksche schuldbrieven bij inschrijving of aankoop ter beurze verwierven , stonden deze hooger in prijs dan de vijf percents schuldbrieven van Italië en de zes percents der Yereenigde Staten van Noord-Amerika. Men had vertrouwen in Turkije, ten behoeve van welks integriteit drie mogendheden een verschrikkelijken oorlog hadden gevoerd; de openbare schuld van Turkije, ook thans nog niet buitensporig groot, was toen zeer matig en men wist dat het rijk, met een uitgestrekt en vruchtbaar grondgebied, allengs zijne hulpbronnen zou kunnen ontwikkelen. Wel is waar heeft Turkije sedert dien in eenen oorlog de nederlaag geleden, maar heeft gelijk lot niet ook andere staten getroffen? In allen gevalle mocht men een billijk accoord verwachten en dit zoude hoogstwaarschijnlijk ook iets vroeger of later tot stand gekomen zijn, indien de grieksche woekeraars en de Council met zijne helpers niet deze hoop verijdeld hadden.
Uit de statistieken omtrent het recht van successie en andere opgaven blijkt, dat verreweg het grootste gedeelte der in Nederland aanwezige vreemde effecten zich niet in de hoofdstad, maar in de provinciën bevindt. Daar vleien zich de belanghebbenden dat zij casu quo op de zorg en den ijver van bankiers, makelaars en commissionairs mogen vertrouwen. Voorheen rustte dat vertrouwen op goede gronden, doch de loop der tijden schijnt ook hier eenige verandering te hebben aangebracht.
Zeventig jaar geleden, toen de oostenrijksche finantiën, tengevolge van ongelukkige oorlogen, herhaalde mis-
16
gewassen en andere rampen, in den hachelijksten toestand verkeerden, toen liet crediet van den staat zoo diep gezonken was, dat men te Weenen voor een wissel van 100 gulden op Augsburg 1800 gulden in het keizerlijk papiergeld moest geven, zouden obligatiën der in Holland, bij Goll amp; Co., Osy amp; Co. enz., genegotieerde leeningen in de gedepreciëerde papieren munt afgelost worden. Een aantal deftige makelaars en commissionairs, in den Doelen te Amsterdam vergaderd, protesteerde daartegen op krachtige wijze; vijftien jaar later werden dezelfde obligatiën, allengs in hare rechten hersteld, weder a pari verhandeld. Toen op 1 October 1823 Terdinand VII, met verguizing van zijne daags te voren, op 30 September, afgelegde plechtige i/heiligequot; verklaring, alle onder den constitutioneelen regeerings-vorm gesloten geldleeningen voor nul en van geener waarde verklaarde, protesteerden weder aanzienlijke makelaars te Amsterdam tegen de schending van de rechten hunner principalen, en tien jaar later in 1834 werden de verguisde titels, de zoogenaamde Cortes-leeningen, bij een algemeene regeling der schuld, op volkomen gelijken voet met de monarchale schulden behandeld. Zoo ook toen krachtens de wet van 1 Juli 1851 de obligatiën der 3 pets. spaansche uitgestelde schuld van 1831 in een zoogenaamde amortisabele, spottenderwijze miserabele schuld genaamd, geconverteerd zouden worden, werd te Amsterdam een comité opgericht, dat met energie werkzaam was, met dat gevolg dat eindelijk eene regeling tot stand kwam, waarbij het effect eene vijf- of zesmaal hoogere waarde verkreeg. Doch wat gebeurt er nu? Onder de auspiciën van den Council of foreign bondholders komt eene conversie — de nazaat zal het stuk met een geheel anderen naam bestempelen —tot stand, waarbij bepaald wordt, dat de Irades, waarbij zekere inkomsten aan de zoogenaamde bankiers van Galata toegekend werden, gehandhaafd, dat daarentegen Trades, met dezelfde keizerlijke handteekening ten behoeve der buitenlandsche schuldeischers van Turkije uitgevaardigd, als waardeloos beschouwd worden; dat dientengevolge aan de grieksche
17
schuldelschers te Galata volle betaling zal geschieden, de buitenlandsche schuldeiscliers daarentegen zich met een erbarmelijk quantum zullen moeten vergenoegen; dat daarenboven een paar millioen gulden in klinkende munt aan den Council en zijne medehelpers zullen worden uitgekeerd. Turkije is, gelijk reeds boven aangehaald, volstrekt geen arm land, zijne finantiën staan niet slechter dan die van menigen anderen staat en zijne openbare schuld is, vergeleken bij die van eenige andere landen, niet buitensporig. Men mocht dus verwachten, dat zulk een oneerlijk, gedrochtelijk voorstel nauwelijks in aanmerking zoude worden genomen. Doch wat geschiedt er? Het wordt in eene te Amsterdam gehouden vergadering van makelaars en beunhazen, die zich als vertegenwoordigers der houders van turksche schuldbrieven in Nederland voordoen, zonder eenige tegenspraak goedgekeurd, er wordt daarenboven nog dank gevoteerd aan den vriend des hoofdmans van den Council, die deze zoogenaamde conventie mede hielp tot stand brengen. De heeren makelaars en commissionairs handelden zeker te goeder trouw; zij dachten vermoedelijk dat onder hunne cliënten in de provinciën sommigen, die vertrouwen stelden in Turkije, door de wanbetaling van hunnen debiteur te gronde gericht zijn en dat het wenschelijk is aan deze lieden althans een droog stuk brood te bezorgen, zonder er op te letten, dat de mede-schuldeiscliers van hunnen debiteur te Galata, die volstrekt geen meerdere rechten hebben, in pracht en weelde leven en soms feestpartijen geven, waarvan een enkele meer kost dan een deftig huisgezin in Holland in een geheel jaar verteert.
Nog een andere overweging heeft wellicht de amster-damsche heeren geleid. Yolgens de theorie van zekere Comptoirs te Parijs en zekere bankiers te Londen , hebben schuldeiscliers van een en staat volstrekt geen reden zich over eene zoogenaamde regeling hunner vorderingen te bezwaren , indien de beurswaarde daardoor niet vermindert of zelfs iets wint. Er worden bijv. eenige duizend pond sterling 6 p. c. turksche schuldbrieven ter beurze a 16 percent verhandeld. Nu wordt er
18
eene conventie gesloten , waardoor het effect vermoedelijk eene waarde van 17 percent zal verkrijgen ; daartegen kunnen zich volgens hunne meening slechts eigenzinnige lieden verzetten. Of de schuldeischers de obligatiën bij inschrijving tijdens de emissie of bij aankoop ter beurze met 60 a 70 percent betaald hebben, of ze hun met rente van het belegde kapitaal meer dan 100 percent kosten, daarop komt het volstrekt niet aan; het effect werd ter beurze 16 genoteerd en de houder moet zich geluk wenschen , iets te bekomen , dat denkelijk 17 waard is.
Dit trouwelooze argument is overigens in het onderhavige geval niet eens toepasselijk. Want de obligatiën der turksche buitenlandsche schuld, die 18 a 20 percent golden toen er ernstig aan eene regeling gedacht werd , zijn nu ruim '/j minder waard.
Deze fransche argumentatie is inderdaad niets anders dan het uitloven eener premie voor handelingen van list en bedrog. Immers, hoe oneerlijker, hoe schandelijker een staat zich jegens zijn schuldeischers gedraagt, des te meer zal de waarde zijner schuldbrieven dalen en des te goedkooper zal hij zich volgens deze theorie van zijne verbintenissen kunnen losmaken.
Deze gedragslijn der amsterdamsche heeren makelaars en commissionairs is ook nog uit een ander oogpunt betreurenswaardig. Sinds lang is het bij de autoriteiten te St. Petersburg bekend, dat de Council of foreign bondholders, tegen een loon van zoo en zooveel duizend pond sterling, regeeringen behulpzaam is, om hunne buitenlandsche schuld op een minimum van rente te reduceeren en haar van alle aflossing van kapitaal te ontslaan; men weet ook, dat de Council bij machte is gesloten overeenkomsten ten uitvoer te brengen, door inlassching der door zijnen tegenwoordigen hoofdman uitgevonden clausule, dat, wie zich niet binnen zekeren termijn aan de vermindering der schuldvordering en den afstand van zekere percenten ten behoeve van den Council onderwerpt, uitgesloten en zijn aandeel ten behoeve der toestemmenden geconfisqueerd wordt. Doch afgezien van alle andere overwegingen, was de rus-
19
sische regeering bevreesd voor den wrevel der hollandsche kapitalisten, wier sympathie door haar op hoogen prijs wordt gesteld. Men heeft te Petersburg nog niet vergeten, dat aanzienlijke russische geldleeningen te Amsterdam geplaatst werden, reeds op een tijdstip toen buitenlandsche effecten in alle andere landen van Europa nog eene terra incognita waren en dat ook gedurende den Krimoorlog Nederland machtigen finantieelen steun aan Rusland verleende. Nu men te Petersburg weet, dat de Hollanders, die men wel eens wtaaiquot; noemde, zoo toegevend, zoo buitengewoon toegevend geworden zijn, dat ze dank voteeren aan de lieden, die hun in ruil van duur gekochte effecten een sobere aalmoes bezorgen, en nu men ook te Amsterdam eenige neiging schijnt te bespeuren om in de door den Council voor zich bedongen voordeden te participeeren, zal de russische regeering, althans te dezen opzichte, wel minder schroom gevoelen.
Hoogst bedenkelijk is ook de omstandigheid, dat de Council zich daarop beroemen kan, dat door zijn toedoen tot stand gebrachte conversiën (lees: bankroeten) het crediet der betrokken staten wonderbaarlijk verhoogd hebben. De nieuwe grieksche effecten worden te Parijs en Londen op 80 a 85 pc. genoteerd. Een nieuwe turksche leening werd door de zoogenaamde bankiers te Galata aan een consortium van aanzienlijke huizen in verschillende landen, ook tegen een koers van meer dan 80 percent, overgedaan, en is alleen uit hoofde van den hachelijken stand der parijsche beurs tot nu toe niet aan het publiek aangeboden.
Andere staten, welke hunne verbintenissen nakomen of de rente hunner schuldbrieven niet met acht negende, maar, gelijk Spanje bij de jongste conversie, slechts met omstreeks twee vijfde verminderen, moeten het verduren, dat hunne schuldbrieven veel minder gewaar-• deerd worden. Uit een materieel oogpunt is derhalve wel geen krachtiger aansporing denkbaar om staten, die onder een aanzienlijke buitenlandsche schuld gebukt gaan, tot doortastende maatregelen, met behulp van den Council, te doen besluiten.
20
Daar hier zoovele vreemdsoortige feiten ter sprake gebracht worden, zullen vooral zij, die zich door deze feiten hebben trachten te verrijken, twijfel aan de juistheid trachten te verwekken. Laten deze lieden de volgende vragen beantwoorden :
is het waar of niet, dat de Council of foreign bondholders met Nieuw-Grenada en eenige andere Staten in Amerika overeenkomsten heeft gesloten, welke door de meeste en aanzienlijkste belanghebbenden afgekeurd en in weerwil van hun verzet doorgezet werden ?
Is het waar of niet, dat de Council, onder beding van groote winsten voor hem zeiven, met de spaansche regeering in iS76 eene overeenkomst ten opzichte der achterstallige coupons gesloten heeft, tegen welke de comite's der spaansche schuldeischers in onderscheidene hoofdsteden van het Continent ten sterkste geprotesteerd hebben, zonder dat deze protesten iets mochten baten?
Is het waar of niet, dat de Council in het voorjaar van 1878 een agent, den heer Underdown, naar Athene gezonden heeftom, voorgevende de meerderheid der buitenlandsche grieksche fondsenhouders te vertegenwoordigen, met de grieksche regeering eene overeenkomst te treilen, volgens welke het haar vergund zoude zijn veel minder aan de buitenlandsche schuldeischers te geven, dan zij zelve eenige jaren vroeger uit eigen beweging had aangeboden ?
Is het waar of niet, dat aan dezen agent opgedragen was, uit naam der buitenlandsche schuldeischers toe te staan, dat zij ontzet werden van hunne rechten op de domeinen en inkomsten van den staat en dat hunne schuldvorderingen eens voor al op een negende gereduceerd, daarentegen de binnenlandsche schuldeischers ten volle betaald zouden worden , mits er een bedrag van £ 36,000 der nieuwe schuldbrieven als loon aan den Council en zijne deelgenooten werd toegestaan?
Is het waar of niet, dat meer dan drie vierden der grieksche fondsenhouders herhaaldelijk tegen deze eigenmachtige en willekeurige handelingen protesteerden, dat
21
zij eindelijk, met notarieele opgaaf der seriën en nummers hunner titels, de conventie openlijk afkeurden, die zij als een verachtelijk schelmstuk beschouwden?
Is het waar of niet, dat gedurende twee jaren uit de door de grieksche regeering voor de buitenlandsche schuld bestemde gelden eene som van nagenoeg anderhalf millioen gulden door den Council aan het kleine hoopje houders uitgekeerd werd, dat zich diens eischen liet welgevallen?
Is het waar of niet, dat toen desniettegenstaande meer dan drie vierden der obligatiehouders de inlevering hunner schuldbrieven bleven weigeren, de Council en zijne medehelpers in een menigte van dagbladen, in Engeland en op het vasteland, zelfs in de provinciën, b. v. in de Uaarlemsche Courant, aankondigden, dat, wie niet op zekeren dag de schuldbrieven ter conversie, volgens de door den Council vastgestelde bepalingen zoude inleveren, ook voor het vervolg elke aanspraak op eenige betaling verbeuren en zijn aandeel ten bate der toegetredenen besteed zoude worden?
Is het waar of niet, dat de grieksche regeering in de maand Januari 1879 in een aan het comité der grieksche fondsenhouders te Amsterdam gericht officieel rescript de verklaring aflegde (.onmogelijk aan de buitenlandsche schuldeischers meer dan een negende hunner vordering in nieuw papier te kunnen toestaan, ook niet in de toekomst, omdat daardoor een nog slechter stand van zaken dan de tegenwoordige zoude geboren worden.quot;
Is het waar of niet, dat de grieksche regeering tegelijkertijd geldschieters in den lande, vrienden en naast-bestaanden der ministers, welke onder exorbitante voorwaarden leeningen met den staat hadden gesloten, volledig betaalde en op deze wijze meer dan honderd millioen franken, wettelijk aan de buitenlandsche schuldeischers behoorende, aan de vrienden uitkeerde?
Is het waar of niet, dat de directie der amster-damsche beurs (Vereeniging voor den effectenhandel) zich door deze feiten tot het besluit genoopt zag, om onder dagteekening van 23 September 18S0 openlijk
22
te verklaren: wque considérant que le Gouvernement hellénique par ces actes arhitraires, a perdu tout droit
a la conjiance puhlique........decide.....
que dorénavant tons les emprunts émis ou a émettre par le Gouvernement de la Grèce, seront exclus de la cote officielle de la Bourse d'Amsterdamquot; etc. en van dit besluit aan alle regeeringen en alle beurzen kennis gaf?
Is het waar of niet, dat op hetzelfde tijdstip de heeren Hambro amp; Son te Londen, hoezeer met alle deze feiten bekend, zich niet ontzagen een nieuwe leening van Griekenland aan de markt te brengen en de kapitalisten tot deelneming aan te sporen?
Is het waar of niet, dat dezelfde heeren Hambro amp; Son daarna eene aanzienlijke leening met het koningrijk Italië hebben aangegaan en dat een der oudste bankiershuizen te Amsterdam als agent is opgetreden, om hier te lande inschrijvingen op die leening te verzamelen?
Is het waar of niet, dat dit bankiershuis herhaaldelijk in later door den druk algemeen bekend geworden brieven werd uitgenoodigd te verklaren :
«Misleid of overrompeld te zijn geworden met betrekking tot de italiaansche leening en dat het stellig nimmer eenig deel in de zaak zoude hebben genomen , indien intijds zijn aandacht op het feit was gevestigd, dat deze is op touw gezet door lieden, die nog onlangs de geldleening van een frauduleus bankroeten staat hebben trachten te plaatsen P'
Is het waar of niet, dat deze verklaring nimmer door het oude eerbiedwaardige huis is afgelegd?
Alsof het par le temps qui court de eenvoudigste zaak van de wereld ware leeningen voor een bankroeten staat te negocieeren en zoodoende de beroofde schuld-eischers alle kans te ontnemen, betere voorwaarden van hunnen trouweloozen debiteur te verkrijgen!
Is het waar of niet, dat laatstelijk gelijke manoeuvres als tegen de buitenlandsche grieksche ook tegen de turksche fondsenhouders zijn in praktijk gebracht?
Is het waar of niet, dat ook te Constantinopel bedongen werd: volledige betaling der grieksche schuld-eischers, der zoogenaamde bankiers te Galata, berooving
23
der builenlandsche schuldeischers van de hun wettelijk verpande speciale inkomsten en van de bedongen aflos-sineen, vermindering der hun toekomende rente op omstreeks een tiende en uitkeering eener som van omstreeks zestien tonnen gouds voor commissieloon aan den Council en zijne medehelpers?
Is niet ook hier weder de door den hoofdman van den Council uitgevonden clausule in toepassing gebracht, dat de weigerachtigen niets zullen ontvangen, maar hun aandeel ten bate der toestemmenden gebruikt zal worden ?
Is het waar of niet, dat deze oneerlijke overeenkomst, waarbij de belanghebbenden zelfs van de hoop op toekomstige betere voorwaarden beroofd worden, door eene vergadering van makelaars en commissionairs te Amsterdam is goedgekeurd , en zelfs dank is gevoteerd aan den vriend van den hoofdman des Councils, die daarbij werkzaam was.
Men zoude bij deze vragen nog vele andere kunnen voegen , doch zij zijn voldoende om te doen begrijpen aan welke gevaren vooral kleine renteniers zich blootstellen , wanneer ze hun vermogen in buitenlandsche effecten beleggen, althans in zoodanige , die in Engeland genegocieerd of in de engelsche taal gedrukt of uit eenigen anderen hoofde geschikt zijn door den Council in behandeling te worden genomen.
Lieden, welke belang hebben bij de door den schrijver gewraakte praktijken , zullen hem wellicht van voortvarendheid, radicalisme of wat dies meer zij, beschuldigen. Hij is sinds lang daaraan gewoon en zal het zich niet aantrekken. Toen in 1839 de nederlandsche financiën in een hachelijken toestand verkeerden, heeft hij niet alleen in dagbladartikelen , maar ook in een afzonderlijk geschrift van 4. vellen druks (Mississippi, Nederlands financieele nood; Nederlands aanspraken ; op ere-diet; Reddingmiddelen) zijn gevoelen over bestaande misbruiken rond en ruiterlijk te kennen gegeven en middelen tot herstel aangewezen. Niet zachtzinnig was de taal der opposanten; klein het aantal der voorstanders.
III.
Daar hier zoovele vreemrlsoortige feiten ter sprake gebracht worden, zullen vooral zij, die zich door deze feiten hebben trachten te verrijken, twijfel aan de juistheid trachten te verwekken. Laten deze lieden de volgende vragen beantwoorden :
is het waar of niet, dat de Council of foreign bondholders met Nieuw-Grenada en eenige andere Staten in Amerika overeenkomsten heeft gesloten, welke door de meeste en aanzienlijkste belanghebbenden afgekeurd en in weerwil van hun verzet doorgezet werden ?
Is het waar of niet, dat de Council, onder beding van groote winsten voor hem zeiven, met de spaansche regeering in 1876 eene overeenkomst ten opzichte der achterstallige coupons gesloten heeft, tegen welke de comité's der spaansche schuldeiscbers in onderscheidene hoofdsteden van het Continent ten sterkste geprotesteerd hebben, zonder dat deze protesten iets mochten baten?
Is het waar of niet, dat de Council in het voorjaar van 1878 een agent, den heer Underdown, naar Athene gezonden heeft om, voorgevende de meerderheid der buitenlandsche grieksche fondsenhouders te vertegenwoordigen, met de grieksche regeering eene overeenkomst te treüen, volgens welke het haar vergund zoude zijn veel minder aan de buitenlandsche schuldeischers te geven, dan zij zelve eenige jaren vroeger uit eigen beweging had aangeboden ?
Is het waar of niet, dat aan dezen agent opgedragen was, uit naam der buitenlandsche schuldeischers toe te staan, dat zij ontzet werden van hunne rechten op de domeinen en inkomsten van den staat en dat hunne schuldvorderingen eens voor al op een negende gereduceerd, daarentegen de binnenlandsche schuldeischers ten volle betaald zouden worden, mits er een bedrag van £ 36,000 der nieuwe schuldbrieven als loon aan den Council en zijne deelgenooten werd toegestaan?
Is het waar of niet, dat meer dan drie vierden der grieksche fondsenhouders herhaaldelijk tegen deze eigenmachtige en willekeurige handelingen protesteerden, dat
21
zij eindelijk, met notarieele opgaaf der seriën en nummers hunner titels, de conventie openlijk afkeurden, die zij als een verachtelijk schelmstuk beschouwden?
Is het waar of niet, dat gedurende twee jaren uit de door de grieksche regeering voor de buitenlandsche schuld bestemde gelden eene som van nagenoeg anderhalf millioen gulden door den Council aan het kleine hoopje houders uitgekeerd werd, dat zich diens eischen liet welgevallen?
Is het waar of niet, dat toen desniettegenstaande meer dan drie vierden der obligatiehouders de inlevering hunner schuldbrieven bleven weigeren, de Council en zijne medehelpers in een menigte van dagbladen, in Engeland en op het vasteland, zelfs in de provinciën, b. v. in de Haarlemsche Courant, aankondigden, dat, ■wie niet op zekeren dag de schuldbrieven ter conversie, volgens de door den Council vastgestelde bepalingen zoude inleveren, ook voor het vervolg elke aanspraak op eenige betaling verbeuren en zijn aandeel ten bate der toegetredenen besteed zoude worden ?
Is het waar of niet, dat de grieksche regeering in de maand Januari 1879 in een aan het comité der grieksche fondsenhouders te Amsterdam gericht officieel rescript de verklaring aflegde ,-onmogelijk aan de buitenlandsche schuldeischers meer dan een negende hunner vordering in nieuw papier te kunnen toestaan, ook niet in de toekomst, omdat daardoor een nog slechter stand van zaken dan de tegenwoordige zoude geboren worden.quot;
Is het waar of niet, dat de grieksche regeering tegelijkertijd geldschieters in den lande, vrienden en naast-bestaanden der ministers, welke onder exorbitante voorwaarden leeningen met den staat hadden gesloten, volledig betaalde en op deze wijze meer dan honderd millioen franken, wettelijk aan de buitenlandsche schuldeischers behoorende, aan de vrienden uitkeerde?
Is het waar of niet, dat de directie der amster-damsche beurs (Vereeniging voor den effectenhandel) zich door deze feiten tot het besluit genoopt zag, om onder dagteekeniug van 23 September 1880 openlijk
22
te verklaren: «que considerant que le Gouvernement kellénique par ces actes arhitraires, a perdu tout droit
a la confiance pullique........decide.....
que dorénavant tons les emprunts émis ou a émettre par le Gouvernement de la Grece, seront exclus de la cote officielle de la Bourse d'Amsterdamquot; etc. en van dit besluit aan alle regeeringen en alle beurzen kennis gaf?
Is het waar of niet, dat op hetzelfde tijdstip de heeren Hambro amp; Son te Londen, hoezeer met alle deze feiten bekend, zich niet ontzagen een nieuwe leening van Griekenland aan de markt te brengen en de kapitalisten tot deelneming aan te spoien?
Is het waar of niet, dat dezelfde heeren Hambro amp; Son daarna eene aanzienlijke leening met het koningrijk Italië hebben aangegaan en dat een der oudste bankiershuizen te Amsterdam als agent is opgetreden, om hier te lande inschrijvingen op die leening te verzamelen?
Is het waar of niet, dat dit bankiershuis herhaaldelijk in later door den druk algemeen bekend geworden brieven werd uitgenoodigd te verklaren ;
«Misleid of overrompeld te zijn geworden met betrekking tot de italiaansche leening en dat het stellig nimmer eenig deel in de zaak zoude hebben genomen , indien intijds zijn aandacht op het feit was gevestigd, dat deze is op touw gezet door lieden, die nog onlangs de geldleening van een frauduleus bankroeten staat hebben trachten te plaatsen?quot;
Is het waar of niet, dat deze verklaring nimmer door het oude eerbiedwaardige huis is afgelegd?
Alsof het par le temps qui court de eenvoudigste zaak van de wereld ware leeningen voor een bankroeten staat te negocieeren en zoodoende de beroofde schuld-eischers alle kans te ontnemen, betere voorwaarden van hunnen trouweloozen debiteur te verkrijgen!
Is het waar of niet, dat laatstelijk gelijke manoeuvres als tegen de buitenlandsche griekscbe ook tegen de turksche fondsenhouders zijn in praktijk gebracht?
Is het waar of niet, dat ook te Constantinopel bedongen werd: volledige betaling der grieksche schuld-eischers, der zoogenaamde bankiers te Galata, berooving
23
der buitenlar.dsche schuldelscliers van de hun wettelijk verpande speciale inkomsten en van de bedongen aflossingen, vermindering der hun toekomende rente op omstreeks een tiende en uitkeering eener som van omstreeks zestien tonnen gouds voor commissieloon aan den Council en zijne medehelpers?
Is niet ook hier weder de door den hoofdman van den Council uitgevonden clausule in toepassing gebracht, dat de weigerachtigen niets zullen ontvangen, maar hun aandeel ten bate der toestemmenden gebruikt zal worden ?
Is het waar of niet, dat deze oneerlijke overeenkomst, waarbij de belanghebbenden zelfs van de hoop op toekomstige betere voorwaarden beroofd worden, door eene vergadering van makelaars en commissionairs te Amsterdam is goedgekeurd , en zelfs dank is gevoteerd aan den vriend van den hoofdman des Councils, die daarbij werkzaam was.
Men zoude bij deze vragen nog vele andere kunnen voegen , doch zij zijn voldoende om te doen begrijpen aan welke gevaren vooral kleine renteniers zich blootstellen , wanneer ze hun vermogen in buitenlandsche effecten beleggen , althans in zoodanige , die in Engeland genegocieerd of in de engelsche taal gedrukt of uit eenigen anderen hoofde geschikt zijn door den Council in behandeling te worden genomen.
Lieden, welke belang hebben bij de door den schrijver gewraakte praktijken , zullen hem wellicht van voortvarendheid, radicalisme of wat dies meer zij, beschuldigen. Hij is sinds lang daaraan gewoon en zal het zich niet aantrekken. Toen in 1839 de nederlandsche financiën in een hachelijken toestand verkeerden , heeft hij niet alleen in dagbladartikelen , maar ook in een afzonderlijk geschrift van 4 vellen druks (Mississippi, Nederlands fmancieele nood ; Nederlands aanspraken ; op ere-diet; Reddingsmiddelen) zijn gevoelen over bestaande misbruiken rond en ruiterlijk te kennen gegeven en middelen tot herstel aangewezen. Niet zachtzinnig was de taal der opposanten; klein het aantal der voorstanders.
24
Doch van lieverlede hebben niet alleen aanzienlijke staatslieden, een L. C. Luzac, een Kempenaer, Dirk Donker Curtius, Dam van Isselt, Thorbecke en anderen den schrijver in hoogst vleiende brieven hunne sympathie met zijne denkbeelden betuigd, maar werden deze ook met uitzondering van een enkel, door de volgende regeeringen met goed succes ten uitvoer gebracht. De schrijver vermeldt dit niet, om zich daarop te verhoovaardigen, hetgeen op zijnen leeftijd dubbel bespottelijk zoude zijn, doch om aan te sporen zonder vooringenomenheid de door hem geopperde meeningen te overwegen. Dit geldt vooral hen, welke schrikken bij de gedachte aan eene inkrimping van de bevoegdheid der bank tot uitgifte van fiduciair papier en eene beperking van den handel en de speculatie in buitenlandsche publieke effecten.
De massa der bevolking zoude zich zeker daarover niet bezwaren maar wel zoude zij en zouden vooral de belastingplichtigen gegronde aanleiding tot bittere grieven vinden in het noodlottige feit, dat ten gerieve van eenige bankiers en speculanten eene buitensporige circulatie van fiduciair papier in stand gehouden en daardoor de noodzakelijkheid van millioenen verslindende operatiën geboren werd, wier gevolgen ten haren laste komen.
Mogen er krachtige maatregelen worden genomen, alvorens het laatste goudstuk uit Nederland verdwijnt, alvorens Nederland den hoogen rang, dien het tot nu toe in de finantiëele wereld bekleedde, verbeurt en alvorens ook de houders van russische en andere vreemde effecten door de praktijken van doortrapte, grieksche woekeraars en van den vermetelen, niets ontzienden Council of foreign bondholders, het grootste gedeelte van hun inkomen en hun vermogen verliezen !
Voorschoten, Februari 1883.
LOUIS DEUCKER.
(Geplaatst in de Frov. Gron. Cour. van 23 Februari 1883.^