|
|||||||
lypwamp;m^r
|
|||||||
|
|||||||
^f
|
|||||||
|
|||||||
M 1 D D E L
|
|||||||
|
|||||||
V E E P E S T
|
|||||||
|
|||||||
ZONDER VOORBEDACHTZAAMHEID.
|
|||||||
|
|||||||
Door een X^audbou-vrei*.
|
|||||||
|
|||||||
|
|
||||||
|
|||||||
UTRECHT,
J. J. H. KEMMER.
1806.
|
|||||||
|
|||||||
2697
|
|
||||||
.*Ä W
|
|
||||||
|
|||||||
|
^ .raquo;.
|
|
|||||
|
|||||||
|
||
|
||
|
||
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
inn
|
||
|
||
3088 204 1
|
||
|
||
|
||
r?.. _#9632;.
|
||
|
||
/ C. ttjj
|
||
|
||
HI 1 D D E L
|
||
|
||
TE6EN DE
|
||
|
||
V E E P E S T
|
||
|
||
ZONDEB VOORBEDACHTZAAMHKID.
|
||
|
||
ÜOOI' CiOII IjJllaquo;laquo;llOlaquo;-V*rOI-.
|
||
|
||
#9632; .,#9632; . #9632;
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
U T E E C H T, I. J. M. KEMMER.
1SG6.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
VOORBERIGT.
|
||
|
||
Daar ik vernomen heb, dal er reeds veel over de ziehte van het vee geschreven is, hoewel het mij onbekmd is van welken aard, zoo kon het wel zijn dal dit mijn schrijveu, met sommige andere Schrij-vers overeen mogl komm, hoewel het Indien mijn weten is; ik draag echter dit werkje met vertron-wen aan mijne landgenooten op.
Geleerdheid wordt in dit werkje niet gevonden; het is slechls een eenvoudig zamenslel, om te he-antivoorden waarvoor het hestemd is. Het middel dal daarin voorgesteld wordt, behelsl geen middel dat aan het vee geschiedt, maar het ivijsl slechls op Hem, Wiens het vee op dukend bergen is. Mögt het den Schepper van hemel en aarde beha-
|
||
|
||
*
|
||
|
||
|
||
IV
gen, hei diensthaar te maken, ddar waarvoor het bestemd is; niets zou er meer verblijdend tvezen, als ölt en de tijd daaraan besteed, zou f/enoeg be-antwoorden aan hei doel van den
December 1865.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ScHRIJVER.
|
||
|
||
|
||
Waaiidk Landoenooten !
Onder de veelsoortige viervoetige dieren, die wij op de aarde aantreffen, munt bijzonder uit het rund-of rundervee.
Het rundvee werd onder het Oude Verbond veel gebruikt tot ofFeranden. Zij werden daartoe gebruikt omdat het een rein dier was, want het volk van Israel mögt niets ten offer brengen dat onrein beschouwd werd.
Dit volk was zeer talrijk in vee, vooral trof men er veel ossen aan, die bijna uitsluitend voor den land-bouw gebruikt werden, hetwelk men tegenwoordig in sommige streken van ons vaderland nog aantreft, zoo-als in Gelderland en Noordbraband.
Dit dier, hetwelk nog tot op heden aanwezig is, en nog dezelfde reinheid bezit als onder het volk van Israel, is zeer noodzakelijk voor de maatschappij, daar het ons zeer vele noodwendigheden oplevert, welke voor den menselj onmisbaar zijn. Duizenden van menschen verdienen door dit dier hun brood, hetzij door den landbouw of in den handel; in een
|
||
|
||
|
||
IV
gen, hei dienstbaar te maken, däär waarvoor hei bestemd is; niets zou er meer verblijdend wezen, als dii en de lijd daaraan besteed, zou yenoeg be-anhvoorden aan hei doel van den
December 1865.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; SCHRT.IVER.
|
||
|
||
|
||
Waaudk Landgenooten !
Onder de veelsoortige viervoetige dieren, die wij op de aarde aantreffen, munt bijzonder uit het rund-of rundervee.
Het rundvee werd onder het Oude Verbond veel gebruikt tot offerajiden. Zij werden daartoe gebmikt omdat het een rein dier was, want het volk van Israel mögt niets ten offer brengen dat onrein beschouwd ward.
Dit volk was zeer talrijk in vee, vooral trof men er veel ossen aan, die bijna aitsluitend voor den land-bouw gebruikt werden, hetwelk men tegenwoordig in sommige streken van ons vaderland nog aantreft, zoo-als in Gelderland en Noordbraband.
Dit dier, hetwelk nog tot op heden aanwezig is, en nog dezelfde reinheid bezit als onder het volk van Israel, is zeer noodzakelijk voor de maatschappij, daar het ons zeer vele noodwendigheden oplevert, welke voor den mensclj onmisbaar zijn. Duizenden van menschen verdienen door dit dier hun brood, hetzij door den landbouw of in den handel; in een
|
||
|
||
|
||
6
|
||
|
||
woord, het is een dier, hetwelk den mensch tot groot nut verstrekt.
Door alle tijdeu been hebben er oiuler deze diereu verscliillende ziektens geheerscht , waar duizenden beesten aan gestorven zijn, waarouder bijzonder de lougziekte uitstak, maav dit schijnt geheel uit ons geheugen te zijn, hoewel zij tot op heden nog heer-schende is, en velen aan de gevolgen daarvan doet sterven.
Nu bestaat er echter eene ziekte, welke veei hevi-ger en besrnettelijker is, welke men de typhus noemt. Eene ziekte, waarvan een ieder den mond vol heeft. Nu, zij bestaat er werkelijk, maar of dezelve wel zoo hevig is als de geleerden zeggen, betwijfel ik.
Deze ziekte is in de tweede helft van dit jaar in het west- en zuid-westelijk gedeelte van ons vaderland uitgebroken, en heeft onder het menschdom veel schrik en vrees teweeggebragt, hetwelk ook niet te verwunderen is.
Toen deze genoetnde ziekte in ons vaderland bekend werd, werden er in de vergaderingen van 's Lands be-stunr verschillende maatregelen genomen, die aan het publiek door verordeningen, aanplakbilletten en in de couranten werden kenbaar gemaakt, maar welke maatregelen waren het? Ja, mijne geliefde iezers, het zal niet noodig wezen u dit te melden; het was met een woord, gebod op gebod en regei op regel. Ook op de meeste plaatsen in ons vaderland werden de week-en jaarmarkten geschorscht; geen vee mögt er meer naar het buitenland worden vervoerd, bovendien moest de politic, de railitairen enz. het sterktste toezigthou-den, of deze of gene geen overtreder van het gegeven gebod was, hoofdzakelijk moesten zij zorgen dat de
|
||
|
||
|
||
landbouwers of veehouders geene beesten vervoerden naar andere gemeenten, vooral waar de ziekte hcer-schende was, zelfs het vee in de weide mögt niet eens
i
iff eene andere wordeu overgeplaatst, cm zoo men zeide de besmetting te voorkomen, of de beesteu niet te eten hadden, daar werd niet naar gevraagd, het was eene wet, en al wat tot eene wet is mag niet over-treden worden.
Niettegenstaande er echter de strengste maatregelen genomen werden, heeft de ziekte toch niet opgehouden, eeu bewijs, dat al die maatregelen nul.van waarde zijn. In sommige plaatsen van ons vaderland was het zoo erg, dat de gezonde met de zieke beesten werden af. gemaakt, zelfs de kleederen die men aanhad, moesten in de kuil worden gewaxpen waarin deze dieren begra-ven werden, waarop dan ongebluschte kalk, pik, teer enz. gedaan werd, opdat men het begravene niet op-delven eu in comsuraplie brengen zoude. O welk eene verregaande dwaaslieid van die zoogenaamde geieerden onzer dagen; het is een gruwel voor Neerlandsch volk. Een volk van wien men zegt dat zij in beschaving en ontvvikkeling zoo zijn doorgedrongen.
Zoo als ik hoorde was in de geraeente R. een land-bouwer, bij welke de ziekte onder het jonge vee was uitgebroken. De veearts en iuspecteur-veearts kwam en waardeerde de gezonde en zieke beesten, om dezelve te doen afmaken, waarbij tevens besloten werd dat de boomen die op het land stonden, waarin het vee liep, tot op den grond toe moesten worden afgezaagd, en dat de hekken, horden en melkblokken verbrand moesten worden, en hij zieh op zijne hofstede twee maanden moest opsluiteu, zeker opdat hij de pest niet versprei-den zou. Als de beeren die deze verordeningen op-
|
||
|
||
|
||
8
|
||
|
||
raaakten, eens begrepen dat zij aau een veel heviger pest onderhevig waren, zouden zij voorzeker zulke ver-oi'deningeu niet daarstellen, neeu mijne landgenooten, zij zouden geene andere middelen nemen, dan die middelen, waarover God Zijne goedkeuring en Zijnen zegen kon geven, oaaar dit wordt bij de meesten op den achtergrond geplaatst en niet eens over gedacht: een ieder leeft naar het goeddunken zijns harten voort.
Dat besluit ward opgedragen aan den Heer Burge-meester dier gemeente, welke het goedkeurde en het vonnis teekende. Het kon evenwel zijne kracht nog niet uitoefenen , omrede de leden van den gemeenteraad het mede moesten onderteekenen.
Zij wilden het echter, (ten spijt van de uitvinders) niet onderteekenen, dus kon het geen doorgang hebben. Het werd evenwel opgezonden aan de Provinciale Staren, nogthans had het geene gunstige uitwerking, daar de eigenaar, zoo mij verhaald werd, zoo eene gesmeedde gruweldaad niet wilde toestaan.
Bn welke middelen worden er meer aangewend, middelen die veel erger zijn dan de besraetting zelve, veel heviger dan de pest, middelen welke tegenstrijdig zijn, oradat zij aangewend worden tegen het gebod van God in, middelen die de proef niet doorstaan kunnen; neen het zijn geene middelen, want zij worden aangewend eer de ziekte bij iemaud aanwezig is, en wie zijn rede-lijk gezond verstand gebruikt, gaat toch niet naar den geneesheer wauneer hij niet ziek is, want die zou hem vragen of hij krankzinnig was; en zoo is het ook met de beesten. Dan worden er nog middelen aangewend tot reinheid der stallen, waar het vee des winters Staat.
Wat zijn de geleerden onzer dagen niet behulpzaam voor hunnen medemensch, niets laten zij onbeproefd,
|
||
|
||
|
||
alles wordt aangewend oin de ziekte te keeren, en toch, welke middelen er ook worden aangewend, alles blijft vruchteloos, niets heeft er nog geholpeu, niet een.
Maar waarom wordt het loopen of rijden der paarden längs de publieke wegen niet verbodeu, want ik hoorde onlangs een geleerde zeggen, dat ook het paard vat-baar voor besmetting is, maar dan moesten al die beeren te voet gaan, wanneer zij naar de komedien, concerten, bal's en dergelijke vermakelijkheden gingen.
Wij zouden Kaast zeggen: al die beeren zijn krank-zinnig , hunne hersanen zijn geheel vervuld van al die uitvindingen; wee dus een land die zulke beeren tot boofden hebben, die Gods woord en wet verwer-pen, en dat alles noemt men geleerdheid, vooruitgang en beschaviug, en wanneer men dezelve legen wil gaan overeenkomstig Gods getuigenis, dan zijn zij ge-lijk een briesschende leeuw die zijn prooi nadert, dan wordt men bespot, veracht en vocr kleingeestigen uit-gemaakt.
0! ongelukkige wetenschap onzer dagen; diep ge-vallen inenscbdom! Zou zulk een land bet volk nog langer dragen kunnen?
Is dat alles tot dankbaarbeid en vergelding voor die vijftigjarige rust en vrede die wij genoten bebben? daar wij kort geleden het genoegen hadden het vijftigjarige feest te vieren van Neerlandsch onafhankelijkheid?
Zijn dat die trouwe zonen der vaders, die hun goed en bloed bebben feil gebad voor de vrijbeid?
Wat zeide God tegen het volk van Tsrael, wanneer zij Zijne geboden en inzettingen verwaarloosden ? Be-dreigde Hij ze niet met den vloek, wanneer zij Zijne wetten veronachtzaamden ? Welke straffen kondigde Hij hen niet aan?
|
||
|
||
|
||
10
En zondeu die geboden, weleer aan Israel gegeveu' hunne waarde verloren hebben? Zou die God van Israel niet meer leven? Heeft Hij opgehonden te zijn? De onverschilligen onzer dagen mögen het denken, maar neen, mijne lezers, die God van ouds'leeft nog, regeert nog en is nog dezelfde, ook die wet van Israel wordt van Neerlandsch volk geeischt en met straf bedreigd, indien zij dezelve niet volbrengen. Ja, geleerden onzer dagen, die meent de wetenschap te bezitten, gij nioogt dat alles bespotten en belagchen, inaar weet, hoe vernuftig gij ook zijn moogt, denkende dat alles nit de natuur voortvloeit, dat God over alle deze dingen die gij nu verwerpt, u eens zal doen komen in het gerigt, wie weet hoe spoedig, want de dood kunt gij niet wegredeneren, sluit gij de deur er voor toe, zij dringt het venster door en beneemt u het leven. Gij moogt veel eer en aanzien genoten hebbeii, icaar ai die eer en pracht gaat met u ten verderve. Gave God u dit bijtijds eens te gevoelen, opdat het u drukken en dreige möge, en u niet eerder deed rüsten voov dat gij Hem verheerlijkte, en Hij u redde van het anders gewisse verderf.
Kan het anders of God moet een land en volk be-zoeken? Tegen datzelfde Israel zegt Hij: indien zij mij verlaten, zal Ik ook van hen wijken; Hij zal het straffen niet onthouden met pest aan menschen en beesten.
En als wij nu op ons zelven zien, een ieder in het bijzonder, hoe wordt er dan beantwoord voor dien zegen aan ons bawezen, wordt dezelve niet met hoon en smaad beantwoord, ja een ieder beantwoordt het met zonden en overtredingen; dit alles is zeker tot dankbaarheid voor de ontelbare zegeningen en uitreddingen aan ons bewezcn?
|
||
|
||
|
||
11
[Joe getuigt daar de Zondag niet van, hoe wordt die?] dag niet ontheiligd en oneer aangedaan, door op dezilve te koopen en te verkoopen en alle vermakelijk-lieden toe te laten; wat worden er op dien dag geen pleiziertogten gedaau met de spoortreinen, die zelfs voor minder geld dau op de gewone dagen, heeu en weder rijdeu, om zoo de menschen maar van het eene noodige te onttrekken. Hoe getuigeu er de godsdienst-huizen niet van, daar soms de predikers voor ledig-staande zitplaatsen het woord moeten voeren-, door ouden en jougen, rijken en armen wordt dezen dag geschonden , zelfs door de overheden, die in de eerste plaats verpligt waren voor te gaan, vertreden zelfs het gebod met de voeten. Zoo hoorde ik eens een Pre-dikant zeggen, dat wij den Zondag zoo streng niet behoefden te houden, als het volk van Israel; misschien omdat het volk van Israel niet zoo in goddeloosheid ontwikkeld was, als het volk van Nederland. Hoe wordt ook Zijnen naam niet misbruikt, gelasterd en bespot, zieh onder alles uog verhardende. Hoe, nu nog? terwijl Gods oordeelen niet alleen bedreigd worden, maar heerschende zijn? ja, nu nog! op dit oogen-blik nog staat men den Schepper van hemel en aarde tegen, nog gaat men voort Hem te tergen en te lästeren, nog is er geene verootmoediging voor den Vorst des hemels, nog is er geene opmerking, nog gaat men voort Zijne geboden te overtreden, te doen wat kwaad is in Zijne oogen, maar ook nog is het einde niet, want de Heere komt en is alreeds gekomen. Hier en eiders getuigt het de roede van Zijne älmagtige hand, hierin het bezochte vaderland met veepest, waaraan er al reeds twee duizend .gestorven zijn, eiders weder de vreesselijke heerschende cholera, welke ook al reeds
|
||
|
||
|
||
12
duizenden slagolfers gekost heeft en nog steeds voort-woedt, en wie weet wat ons nog te wachten staat, want bij alle die rampen van pest aau menschen en beesten, van hongersnood en dergelijken, zijn er nog geene opiuerkingen, nog zoekt men het waar het niet te vinden is, nog tast men als een blinde in de duis-ternis rond; de een zegt, daar komt het van daan, weer een ander, hier ontstaat het uit: Zoo redeneert men; maar de juiste oorzaak er van wordt over het hoofd gezien en verworpen, geen besef gevoelende vanwaar die break ontstaat.
Zoo is het tegenwoordig met Neerlaudsch volk ge-steld, zoo diep zijn zij gezonken en onherstelbaar verloren , wanneer God zelf niet van Zijn' hoogen troon in genade op ons nederziet. Helaas! het volk van Nederland heeft zeer zwaar gezoudigd, velen, ja zeer velen zijn derzelver overtredingen.
Maar de lezer zou haast zeggen: ik dacht dat dat boekje een schrijven bevatte, waarin een middel aan de hand werd gedaan, on ik heb het al bijna doorge-lezen, maar het tot nog toe er niet in gevonden, want het bevatte tot opschrift: „middel legen de veepesl, zonder voorbedachlzaamheid,quot; en wat ik tot nog toe gelezen heb, niets van dat middel; ja mijne lezer, gij zult het er ook niet in vermeid vinden. He! zult gij zeggen, dat schijnt mij vreemd; en toch is het werkelijk zoo. Gij zult misschiun van de veronderstelling uitgaan, dat ik een uitwendig midde! bedoel; zijn dit uwe gedachten, dan zijt gij bedrogen, neen, geene uitwendige noch voorbedachtzame middeleu, een inwendig middel wil ik u aanwijzen, een middel om tot God te gaan, met alle onze overtredingen en onge-regtigheden.
|
||
|
||
|
||
13
Ja inaar, zult gij misschien /.eggen, zulk een middel kau loch niet dienstbaar vvezun tot genezing van het zieke vee, daarvoor had gij ook zulk eon oraslagtig schrijven niet behoeven te maken, dit had gij veel korter en met minder woorden kunnen zamenstellen; het is waar mijne lezers , ik $iam het bijna met u in, maar ik heb eene bedenking er tegen, zij is deze: wanneer er een geneesheer bij eene zieke komt, dan zal hij wel het eerst den toestand van zijn patient onderzoeken., wil hij aaar zijn oogmerk een goed middel voorschrijven , dat. ander des Heeren zegen tot genezing dienen kan; defd hij zulks niet, dan kon het wel'eens plaats hebben, dat hij een verkeerd middel voorsohreef. Zoo is het ook met aiijn schrijven, waarde lezer. In het kort heb ik de oorzaak nagegaan, waarom God Neerlandsch volk tegenkomt, overeenkomstig Zijn ge-tuigenis en u tevens te doen zien, hoe vvij nog ver-hard blijveu en middelen aanwenden die ongeneeslijk zijn, strijdig met den wil van God, strijdig met Zijne heilige wet en geboden.
Indien het echter wordt aangewend ujet vereeniging van alle harten en banden door Neerlandsch Vorst en ondeidanen, om denKoning der Koningen en den Heer der Heeren te voet te vailea, en Hern onze schulden en ongeregtigheden te belijden, Hein om vergiffenis en uit-delging van straf door Zijn goddelijk zoenbloed te bidden , of het Hem behage ünoge Zijne oorcieelen een einde te doen nemen. Gave God het cens dat dit de begeerte mögt worden van onzen veeigeliefden Koning en zijn dooi'luchtig Huis, van de kleinen tot de grooten, van de rijken tot de arme hutbewoners, en dat er een vasten en bidden mögt plaats vinden in de harten van een.dieg gezonken land en volk. Wie weet, zeide de
|
||
|
||
|
||
14
Koning van Nineve, God mögt zulks wenden en berouw hebben en Hij rangt Zieh wenden van de hittigheid Zijns toorns, opdat wij niet vergingen, Jona IV: 9, en ziet, God was hen genadig, Hij spaarde ds stad, want Hij zag hare werken, dat zij haar bekeerden van baten boozen weg, en bet berouwde God over bet kwaad dat Hij gesproken had, hen te zullen doen en deed het niet, vers 10.
En wie weet wat God nog doet, Zijne hand is niet verkort, heeft Hij het niet getoond aan een verhard Israel ? Heeft Hij het ook niet bewezen aan een Neer-iandsch volk? Heeft Hij het niet dikwijls getoond als de nood op het hoogst was, dat Zijne almagtige hand uitkomst gaf? Vraagt het eens aan Neerlandsch oude strijders bij den slag van Waterloo, en bovendien heeft Hij op vele wijze getoond de Eedder te zijn.
0, indien er Hem maar in opregtheid om gevraagd werd, uit behoefte des harten. Vooral is dit uwe verpligting, niet naar het vleesch, maar naarden geest, niet besneden met steenen messen , maar met den H. Geest ingegrift in het hart. 0 volk van God, mögt gij eens tusschenbeide staan, als weleer Mozes voor het volk van Israel, daar hij, wanneer zij gezondigd hadden, als het ware de middelaar was, die tusschen beide trad om voor het volk te bidden. Mögt het u eens geschon-ken worden, uwe knien te buigen voor het verharde volk van Nederlaud , want het gebed eens regtvaardigen vermag veel. Och, dat er met David eens mögt worden uitgeroepen: „Ik heb gezondigd , maar wat hebben deze scbapen gedaan ?quot; 2 Kron. IV,
Indien dit middel, dat ik u, mijne laudgenooten , aanbeveel, alzoo worde opgevolgd, gewis! God zou het gebed verhooren. niet om het, maar op het gebed, want
|
||
|
||
|
||
15
de mond der waarlieid zet;t: roept inij aan in den dag der benaauwdheid, en 1k zal er u uithelpen, en gij zolt Mij eeren. O, mögt dit het gebed zijn of worden , volgens het getuigenis van Paulus, toen hij aan zijnen geestelijken zoon Timotheus schreef: „ik vermane voor alle dingen dat gedaan worden smeekingen, gebeden . voorbiddiugen en dankzeggingen voor alle menschen , voor koningen en allen die in hoogheid zijn, 1 Tim. II: 1.
Nu mijne waarde Lezers, ik eindig met de wensch eu bade, dat het gelezene dieustbaar mögt wezen , kon het zijn, tot behoudenis vau uw eigen leven , en dat het onzer aller behoeften worden of wezen möge, eene ware behoefte: wij allen hebben gezondigd , daarom overkomt ons dit kwaad.
30 Nov. 1865.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;DE schkuver.
|
||
|
||
'
|
||
|
||
|
||
n
|
||
|
||
|
||
|
||
!
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
-f /# $* #9632; /' •- quot;
|
||
|
||
|
||
SOEK quot; • ' OELLI :
|
||
|
||