-ocr page 1-
mamp;samp;immmimamimBmiimsmatsssim
DE DROES YAN HET PAAKD.
EENE OP 0NDEI1VIND1NG STEUKEKDE,
pkahtiscsie: #9632;BAwraiiKiasiKCi:
OM BEN DROtS, ZOO ALS HIJ IH ZIJKE VERSCHUIENUE VORMEN BIJ
HET PAABD VOÜBK0HT, OP EESE GE1HAKKELIJKE ES ZEKEUE
WIJZE TE ONUEUKENHElaquo; , EM HEM DOOU EKNE BUELHATIGE BEHAN-
BELINS 'ZEKEIl EN SP0ED1G IE GENgZEraquo;.
TOOK
LANDHUISHUUDKUNDIGEN, VEEARTSEN, OFFICIEREN DEK
KAVALLERIE EN ARTILLERIE, PAARDENHANDELAARS ,
BEZMTERS EN LIEFHEBBERS VAN PAARDEN, ENZ.
IGNATZ ELLERBROCK.
Vecarts der Ecrste Klasse, Oucl Paanlcnarts lgt;U laquo;le ^'edcrlnnd-sclie Ardlleric; Oud Leeraar In lt;lc DIerenkunde en Vceteelt
aan het L.andliulsliouclcliJk Instituut onder Dlrectie van den Eleer K^KLAAU; Lid van de Vercenlging van Veeartsen in het
Koningrljk llauovcr; Lid van de Vcreenlging van Veeartscn
van het Konlngrijk Wurtemberg en aangrenzentte Staicn;
Eild van de Vereeulglng van Duitsche Veeurtscn.
OUDEWATER,
A. J. A. ROLDANLS.
c 306
mmsams^ss^gg^s
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
llllllllllllllllllllll
2856 147 4
-ocr page 5-
Wlt;M'
DE DROES VAN HET PAiRD.
EENE OP ONDEEVINDINa STEUJTENDE,
PRAKTISCHE HANDLEIDIJVG j
OM BEN DEOE8, ZOO ALS HIJ IN ZIJNE VER-
SCHILLENDE VOEMEN BIJ HET PAAED VOOEKOMT,
OP EENE GEMAKKELIJKE EN ZEKEEE
WIJZE TE ONDEEKENNEN, EN HEM DOOE
EENE DOELMATIGE BEHANDELING ZEKEE EN
SPOEDIG TE GENEZEN.
LANÜHÜISHOUDKÜNDIGEN, VEEARTSEN, OFFICIEREN
DER KAYALLER1E EN ARTILLERIE, PAARBENHANDELAARS,
BEZITTEKS EN LIEFHEBBERS VAN PAARDEN, ENZ.
IRIViamp;TK KliE/KKBROCH.
Veearls der Eersle Klasse, Oud-Paardenarls bij de Nederlandselia
Artillerie; Oud-LemarMcihramp;ittmiJatnde en Veeleett aan het
LandliuishoudelijkJil!t^^ojä{^Mjrv^m^van den Heer en-
klaaii; Lidjjlftäamp;ramp;eetmingikAUföejfKlsenin het Ko-
ningrijk Umkefi; Lidm^qJ^-eenig^t^ tan veearlsen
van het ^0mi^rijlt^^^^^0^aangren2piide Staten;
LidiSnde YerÖfailgiigQiamp;Jpitscheik^tsen.
H
1852.
#9632;UK
-ocr page 6-
-ocr page 7-
DE DROES DER PAARDEN.
DE VEDSCIIIJNSRLGN , EEKTEEEENEN, AANLEIDENDB OORZAKEtf , BEHANDELING EN GENEZ1KG VAN DEN DROES.
INLEIDING.
De droes is eene zeer dikvvijls voorkomende, het paar-dengeslacht eigene, inwendige ziekte , welke bij voorkeur het jonge paard aantast. Dezelve beslaat in eene ontsleking van de eerste wegen der ademhalingswerktuigen; en wel is het eene meer eigenaardige ontsleking van het slijmvlies van den neus en de keel, waardoor eene mcer dan gewone afzonde-ring van slijm veroorzaakt wordt, en waarmede iu de meeste gevallen tevens eene opzetling en verzwering van de onder de kaak gelegene klieren gepaard gaat.
De droes kan ten alle tijde ontslaan ; hij is aan geen jaar-gelijde gebenden, en hoewel het vroeger als een algemeene regel aangenomen werd, dat het paard slechts eens in zijn leven door den droes wordt aangelast, zoo is evenwel later door veelvuldige voorbeelden bewezen , dat het paard meer-malen in zijn leven die ziekte kan krijgen. Intusschen is het niet tegen le spreken, dat, Indien het paard eens door
1
-ocr page 8-
den droes aangelast geweest is, en (zoo als men zieh alsdau uildrukl) behoorlijk uilgedroesd heeft, het voor den Iweeden keer niel zoo hevig aangelast wordt, ligler en spoediger lier-stelt en slechts bijkomende, nadeelig werkende omstandig-heden de genezing bemocijelijken. Wij voor ons schrijven liet Iwcemaal voorkomen van den droes bij helzelfde paard, allijd aan builengewoon werkende oorzaken loe.
De droes komt bij het paard in drie verschiliende hoofd-vormen voor, en met regt onderscheidt men hem A. in een' goedaardigen , B. een' gevaarlijken of boosaardigen en C.een' verslagen droes. Deze onderscheiding is voor de wijze van behamlelen en genezen van bijzonder gewigt; weshalvo wij ook de wezeullijke onderkenningsteekenen van deze verschil­iende vormen naauwkeurig en duidelijk zullen aangeven.
A. 1. VEBSCHUNSEI-EN EN KENTEEKtNEN VAS DEN GOED-AAIID1GEN DROES.
De droes kau zelfs als ziekte voor goedaardig aangezien worden, indien hij onder zeer geringe ziekteverschijnselen op-treedt, en de natuur zieh daarvan als van een middel tot her-stel van een' ziekelijken ligchaamstoestaml bedient. Degoed-aardige droes openbaart zieh onder verschiliende vormen, welke naar hunne heerschende verschijnselen, ook eene ver­schiliende en eigenaardige geneeswijze vereischen. De meest voorkomende vorm onderscheidt zieh door de volgende ver­schijnselen. Hot door den goedaardigen droes aangelaste paard of veulen wordt lusleloos; het verliest zijne gewone leven-digheid en vrolijkheid; het betoont zieh trager en meer ver-moeid; op de weide zondert het zieh van de overige paarden af; het is gevoeliger voor de koude dan vroeger; zoowel voor koude buitenlucht, als voor het koude water. Het oog staat flaauw en heeft zijnen levendigen, vrolijken en goedaardigen blik verloren; in den binnenslen ooghoek vindt inen vcelal eene ophooping van slijm; het haar heeft zijnen glans verloren, ligt niel meer zoo glad op het lijf als vroe-
-ocr page 9-
ger, maar is ruw, sloffig, vuil en raeer overeinJ staande; de eellust vermindert; het paard kaauwt en eel(namelijk in het hegin) langzamer, en laat later ook meer of minder van zijne gewone voederportie in de Mb en ruif liggen. Door-gaans eet het ook liever hooi en slroo, soms zelfs liever het strooisel in den stal dan haver; eveneens drinkt liet lie­ver zuiver water dan tneeldranken. Het gaat meer dan ge-woonlijk en vroegcr liggen en blijft dan ook stiller en lan­ger liggen. Van lijd tot lijd hoort men het hoeslen; deze hoest is in hel eerst nog vast en krachlig, en wordl in het begin der ziekte veroorzaakt, doordien de indringende bui-tenlucht bij de inademing het imls zeer gevoelig gewordene slijmvlies der keel sterk prikkelf, zoodat men aan dezen hoest reeds merken kan , dat er eene ontsteking plaats heeft, welke altijd in de eersle wegen der adetnhalings-werktuigen huis-vest. later en bij vermeerderde uitvloeijing uit den neus, wordt hij rawer en raauwer, maar blijft cchlor krachlig en vol; hij wordt inlusschen alsdan niet zoo dikwerf gehoord. Beziet men het slijnivlies van den neus, zoo vindt men het meer hoog rood gekleurd dan in den gezonden toestand; zoo ook is het binnonsle van den mond warmer dan gewoonlijk, en veelal zelfs beet.
llebben deze geringe verschijnselen eenige dagen aange-houden, dan ziet men uit den neuseenig water vloeijeii,dik-wijls uit een, maar doorgaans dadelijk uit beide neusgaten. Deze walerachtige uitvloeijing verändert langzamerhand en in slechts weinige dagen in een dik slijm, dat in bet begin wit is, maar spoedig wilgeel en tevens taai wordt. Doorgaans is het uitvloeijende slijm zonder den minsten reuk; bet kleeft rondom de neusgaten vast, zoodat bet zieh hier opboopende, de opening van den neus meer of minder verkleeft, en de neusgaten als toegesmeerd schijnen; binnen körten tijd gaat de taaibeid van de uitvloeijende stof over, en de slijm-etter verändert in de den goedaardigen droes zoo zeer karakteriserende gele, dikke en elterachtige uitvloeijing. Met het begin van deze uitvloeijing uit den neus, of spoedig
1*
-ocr page 10-
daarna beginnen de klieren onder de kaak op te zelten, cn als min of raeer groole verhevenheden van cene of meerdere trauen op te zwellen. 1s deze opzwelling der klieren in het begin ook slechts nog gering, zoo zijn deze evenwel reeds warm en gevoelig, zelfs veroorzaakt het eenigzins hard aanvoe-len en drukken op dezelve bet paard gevoelige pijn. Deze opzwelling der klieren wordt langzamerband sterker en groo-ter, de hardheid derzelve verdwijnt, zij wordt gevoeliger en weeker, en spoedig kan men in bei binnenste er van dui-dolijk eone golving en verzwering gewaar worden , zij wordt zoo als men zieh gewoonlijk uildrukt, rijper. Deze ver-andering in de klieren neemt meer en meer toe, de geheele klier gaal in verettering ovw; verändert ten laatste in een abees, welke openbreekt, (of geopend wordt,) eneendikke, gele elter ontlast.
Bij deze zeer goedaardige verschijnselen is de pols gewoon­lijk vol , en van koorlstoesland is weinig of niels te ontdek-kenj evenzoo blijft ook de adembaling regelmatig, hoewel men soms een soort van snuiven hoort, dal inlusseben alleen veroorzaakt wordt, doordien de aanklevende uitvloeijing om de neusgalen den doortogt der in-en uitgeademde lucht meer­malen eenigzins belemmert. De most en pis worden regel­matig en in belioorlijke boedanigbeid en boeveelheid ontlast.
Deze vei'schijaselen bouden bij zoodanigen goedaardigen droes doorgaans 10 tot 14 dagen aan; alsdan beginnen al deze loevallen weer langzamerband le verdwijnen. Het eerst wordt men de beterschap gewaar, door dal de entlaste pis dik en troebel wordt; wcldra ziet men ook , dat het paard weer vrolijker wordt en weer meer eellust krijgtj het baar begint op nieuw glad en glanzig op het lijf te]iggen,de oogen worden weer helderder, en spoedig kan men alle teekens van gezondheid aan het uitgedroesde paard waarnemen. Zulke van den droes herslcklc paarden , bij welke die ziekle dezen geregcldcn en ligten gang genomen heeft, groeijen na den .#9632;jdoop er van gewoonlijk veel beler dan te voren.
-ocr page 11-
2. DROES MET KOORTSTOEVALLEIT.
Soms gebeurt liet, dal de droes dezen zoo liglen loop niet volgt, en onverwachts, nadat de hiervoren aangegevene ge­ringe ziekteverschijnselen voorafgegaan 7.ijn, en het paard reeds meermalen pijnlijk en sterk gehoest heefl, hel door een koorls-achtig sidderen, (waarbij hilte en sterke koude afwisselen,) overvallen wordt; gewoonlijk neeint men dil sidderen waar, kort nadal het paard koud water gedronken hecft, of nadat het, na eene met helzelve voorgenomene beweging, waarbij het warm geworden is, weer in rust komende, koud wordt. Na zulke koorlsachtige rillingen, welke zieh dikwerf herha-len, hlijft het paard met necrhangend hoofd geheel slil, af-gemat en cenigzins verdoofd voor de krib, of in een' hoek van den slal slaan; zijne eellust houdt gehee! op; het oog dat in het begin nog troebel en llaauw is , wordt spoedig rood en onlstoken, waarbij dan de ooglcden meer of min gezwollen zijn; de pols wordt klein, snel en onderdrukt, iiij is niet meer zoo vol en duidelijk te voelen, veelal is hij zelfs krampachlig; de ademhaling wordt moeijelijker, korler en over hoi algemeen meer beangsiigd; de neusgaten worden daarbij wijd geopend; de hoest wordt crger en daarlnj kor­ler endroog; hij is daarbij wel sterk en krachlig, maarzeer pijnlijk; uit den neus vloeit geen of slechts eenig dun en wa-lerig vocht, en ondauks het sterkere hoeslen , wordt de ont-lasling uit den neus niet vermeerderd; de klieren onder de keel worden pijnlijker en veel sterker opgezet, en dikwerf zwellen le gelijkertijd ook de oorklieren pijnlijk op. Hebbea echter deze verschijnselen eenigea tijd geduurd, en wordt het paard daarbij doehnalig behandeld, dan vermeerderl de uit-vloeijing uit den neus en wordt spoedig dikker en etlerachliger. Daarna nemen dan ook de koorlsverschijnselen weer af, de opzwelling der klieren gaat in een regelmalig beloop van eltering over; deze klieren koinen echlcr doorgaans in zoodanige gevallen niet zoo spoedig en gemakkelijk (en onder zulke geringe ziekte­verschijnselen, als le vorcn opgegeven zijn) lot hare rijpheid.
-ocr page 12-
Zooalsbij den geheelgoedaardigen droes; zijn zij intusschcn cenmaal opengebroken, (of geopend,) en hecft zieh een be-hoorlijk rijpe, dikke, gele ctler onllast, en is alsdan tevens daarmede eene dikkere, overvloedigeruilvloeijinguit den neus verbonden, dan volgt ook weldra gewenschte genezing, en wel doorgaaus in 18 tot 21 dagen.
DE KOOIJERDROES.
Op andere tijden valt bet voor, dat in den loop der toe-nemende geringe verschijnselen van den goedaardigen droes de opzvvelling der klieren onder de kaak zter groot en aan-zienlijk wordl, zoodat de geheele kaak daardoor opgevuld en vol is, (zoo als men dat zegl). Mceslal zijn dan ook de beide klierafdeelingen aan beide kanten aan de binnenzijde der achterkaak opgezwollen; somwijlen wordt deze op­zvvelling zoo aanzienlijk dat het strotlenhoofd daardoor za-mengedrukt en alsdan de doorgang van luclit door de keel be-lemmerd wordt; alsdan kan bet paard nietdan zeer moeijelijk slikken; zelfs kan deze drnkking op de keel soms zöö erg worden , dat het paard volstrekt niets meer doorslikken kan, en tevens onder een aanhoudend hoeslen beangstigd enuilerst bezwaarlijk adembaalt; het paard staat alsdan met uitgespreide beenen naar lucht te hijgen, en is alsdan gedwongen, om kop en bals zoo veel bet dit eenigzins doen kan, regt naar voren uit te strekken, en in deze moeijelijke posilic le blijven, lot de opgezwollene klieren na behoorlijke rijpwording openbre-ken, (of geopend worden,) waardoor dan na de ontlasting van den opgehoopten etter uit de uilgezworene klieren, (en bet daardoor ophouden der drnkking op de keel, verbon-den met eene meerdere ontlasting uit den neus), de benaauvvd-ste toevallen weer afnemen, en bet paard ook weer spoedig instaatis, om een weinig voedsel door te slikken. De uitvloei-jing uit den neus, de ontlasting van eller uit de klieren en
^^^^^^^^^H
-ocr page 13-
de hoest verminderen langzamerhand en bij eene doelmalige behandeling houdt ten laatsleookditgeheelenalop, endege-wenschte genezing volgt in gewone gevallen in 18 toi 21 dagen; soms ook eerst later.
4. GOEDAARDIGB DKOES MET OXTSTEKING VAN IIET SLIJM-VL1ES IN DE KEEL.
In scmmige gevallen neemt men bij de aan droes lijdende paarden, bij de vroeger aangegevene gewone verschijnselcn, eene zeer groote bitte in bet binnenste van den mond waar; waarbij echter de klieren onder de kaak of in belgeheel niet, of slechts zeer weinig opgezwollen zijn; zulke droesigc paarden gedragen zieh bijna op dezelfde wijze, als hierbo-ven opgegeven is; zij houden den kop regt vooruit gesto-ken, balen met meer moeijelijkheid en benaauwdbeid adem, en hoesten zeer veel en doorgaans pijnlijk; zulke zieke paar­den kunnen ook niet behoorlijk slikken, en veelal ziet men bet genolene drinken en gekaauwde voedsel door de neus-gaten naar builen terugvlocijen, waarmede dan soms een dikke en soms zelfs walgelijke ctler uitvloeit. Bij dezen vorm van den droes ligt de oorzaak dezer builengewone ver-schijnselen in eene hevige onlsteking van de kcel en de ach­terste opening van den neus, op welke deelen zieh tevens een of meer klieren ontstekend opgezet hebben en verhard zgn; deze gaan echter laier in vereltering over, en breken open. Zoodra dit geschied is, volgl bij de in groote hoe-veelheid volgende ontlasling van gele en dikke etter door den neus, zelfs dik werf ook uit den mond, eene spoedig toenemende belerschap van het belemmerde slikken, en het terugvloeijen van het genolene drinken cn voedsel uit den neus houdt op. In körten tijd wordt dan ook de uitvloeijende stof uit den neus van beterc hoedanigheid, vermindert langzamerhand ; en men kan mel hol geheel ophouden van de elterachtigc uilvloeijing in 12—18 dageu genezing verwachten.
-ocr page 14-
8
5. GOEDAARDreE DHOES MET ONTSIEKING VAN IIET SLUMVLIES VAN DEN HEUS EN DE KEEL , MET ONVEBMOGEN VAN TE SL1KKEN.
Het gebeurt ook soms bij den droes, dat de opgegevene verschijnselen geenszins in een' lievigen graad optreden, zelfs de klieren onder de kaak niel noemenswaardig opzwellen en de onllasling uit den neus gering is; de ademhaling ge-schiedt echter benaauwder, en lelkens vloeit na het drinken, hetzij van zuiver water of meelwater, onmiddelijk het grootste gedeelte uit den neus terug, zonder dat men evenwel be­merken kan, dat het zieke paard hiervan groolen hinder heeft. Het zieh voordoen van den droes onder deze verschijn­selen geschiedt inlusschen vrij dikwerf; maar hoe walgelijk en zelfs gevaarlijk echter dit onmiddelijke terugvloeijen van het genotene drinken door den neus ook möge schijnen, zoo is het toch geenszins zoo gevaarlijk, alshet welgelijktj want het berust alleen op een onvermogen der spieren van het strottenhoofd en de achterste opening van den neus, om zieh te kunnen zamenlrekken helwelk door eene ontsteking in dezelve veroorzaakt wordt. Bij eene doelmatige behandoling verändert deze toesland echter spoedig.
-ocr page 15-
DE OOEZAKEN VAN DEN DEOES.
DE OORZAKEJf, WAARDOOIl DE DI10ES BIJ HET PAARD KAN
ONTSTAAS , KAN MEN TEN EEBSTE IN DAARTOE AANLEID1KG
GEVENDE OOBZAKEN, EN TEN TWEEDE
IN DAARTOE DISPONERENDE OORZAKEN OSDERSCIIEIDEN.
DE AANLE1D1NG GEVENDE OORZAKEN.
Tot de aanleidende oorzaken zijn die te rekenen, welke door hare inwerking, de funclien der huid en der slijmvlie-zen stören; hiertoe behooren : a. Plotselinge verandering in de weersgesleldheid, te allen lijde van het jaar; voorname-lijk van zeer warm en droog in plolseling koud en nat weer; zoo ook als het aanhoudend streng winlerweer plotseling in dooi overgaat.
b.nbsp; nbsp; Plotselinge verandering van den wind, voornamelijk als de zuidewind eensklaps naar het ooslen of noordooslen omslaat; aanhoudende oostewinden sehijnen den aanleg van het paard voor den droes op te wekken, want veelal ziet men dan den droes onder de paarden meer algemeen heerschen.
c.nbsp; nbsp; Ook de invloed van ruw, koud en nat weer in het voor-en najaar, heeft insgelijks dikwerf een algemeene droes on­der vele paarden ten gevolge. In dezen tijd zijn namelijk
-ocr page 16-
10
de paarden bijzonder aan het koudevalten blootgesteld, en geen uihvendige invloed is nadeeliger en veroorzaakt cerder droes, dan het valten van koude bij een bezweet ligchaam, op welke wijze zulks ook möge gesclüeden; helzij door het schielijk drinken van koud water, hetzij door eene hevige regenbui, of door het iang slilstaan op eene toglige plaats; doorgaans ziet men ook door het valten van koude een zeer boosaardigen droes onlstaan, en wel voornamelijk, als de droes in het najaar onlslaat; evenzoo ziet men in het voor-Jaar een meer algemeen heerschende droes ontstaan, die uit-sluilend aan het valten van koude is loe te schrijven; zulks geschiedt te ligler, wanneer men het jonge, gevoelige, nog zoo zeer aan de warme slalluclit gewoon zünde paard, plotseling en onvoorhereid bij koud, raw, nat weder in de weide doet.
d.nbsp; nbsp; Evenzoo ziet men ook dikwerf droes ontslaan, als een paard uit läge lamlslrekmi in eene ver verwijderde hooge land-streek gebragt wordt. Hei schijnt dat door het verschii in verhouding van voedsel, drinkwaler, wijze van verpleging en klimaat, zeer ligt eene ziekelijke aancloening der slijm-vliezen veroorzaakt wordt, welke doorgaans in eenen meer hevigen droes onlaardt. Zoo \veet men door ondervinding, dal de meesle in Vricslcmd en Groningen gefokle paarden den droes krijgen, als zij naar hooger gelegene provincien, als Gclderland enz. overgebragt wonlen.
e.nbsp; nbsp; Hoewcl ook door velen aan hei gebruik van siecht en bedorven voedsel, als muffig en slofl'erig hooi en haver, be-vroren en berijpt gras, en het drinken van bedorven water,. de oorzaak van het ontstaan van den droes loegeschreven wordt, zoo onlslaal door deze oorzaken evenwel volgens onze ondervinding veeleer eene geheel andere ziekle dan de droes. Werken echter te gelijkerlijd met deze schadelijke dingen nog andere aanleidcnde oorzaken, waarloe ook vooral dan het valten van koude en het ouderdrukken der buiduil-waseming kumien geroliond worden, al-dan onlslaal de droes ook zooveel te cerder.
-ocr page 17-
11
f. Verder geven slechle en togtige, als ook dompige en te warme stallen, aanleiding tot het ontstaan van den droes, vobral als het paarcl daarbij nog siecht opgepast en ver-zorgd wordt.
DE DISPONEnENDE OORZAKES VAN DEN DROES.
Wat de disponerende oorzaken aangaat waardoor de droes ontstaal, zoo leert ons de ondervinding, dat de droes eene cigenaardige zielte daarstelt, welke alleen aan het paarden-geslacht eigen is; en wij mögen vaststellen, dal het paar-dengeslacht bij uitsluiling de gesteldheid hezit, die voor de ontwikkeling van den droes vereischt wordt. Zlj is gelegen in de ligchaamsverrigting en in de eigenlijke levenswerking en ontwikkeling van het lijmphatiek stelsel en het klierge-stel van het paard.
Ion algemeenen aanleg, zelfs eene hijzondcre vatbaarheid voor den droes kan men bij de meeste paarden vaslstellcn; en deze is op zekercn ouderdom en in zekere maandcn door de aanleiding gevende oorzaken buitengemeen slerk. Zoo zijn jonge paarden en veulens het meest voor den droes valbaar in den tijd hunncr groolste ontwikkeling, cn voornamelijk ook in den tijd van het verharen en het verwisselen van landen.
Deze aanleg wordt bij de werkingdcr uitwendig schadelijke invloeden, en des te meer als deze werking längeren tijd aanhoudt, bij sommige paarden zoodanig verhoogd, dat als dan de rainste aanleidende uilwendige oorzaak reeds voldoende is, cm het paard op eene hevige wijzeden droes tedoenkrij-gen. Genoemde aanleg voor den droes wordt bovendien door eeneondoelmatigeverpleging en verzorging van het jonge paard buitengewoon slerk verhoogd ; maar kan ook teveus door eene doelmatige wijze van behandeling verpleging eu voeding zeer verminderd worden. Dal voorts bij eene aangeborene ziekelijke zwakheid het jonge paard zooveel te minder in Staat is, om aan de vele aanleidende oorzaken wederstand le bieden, zal naauwclijks noodig zijn te berinneren.
-ocr page 18-
12
Dß AANSTEKEL1JKHEID VAN DEN DBOES.
Wal de aanslekclijkheid van den droes aangaat, zijn de meeningen van deskundigen verschillend. Zoo houden som-mige den droes voor aanslekend; andere daarentegen voor niet aanslekend; het is echter door de ondervinding veelvul-dig bewezen, dat de droes voor ecne aanslekende ziekte raoet aangezien worden. Dimmer echter wordt de aanstekingsstof door de lucht van het eene paard op het andere overgebragt; maar alleen door eene onmiddelijke aanraking van den uit-vloeijenden etter uit den nous van droesige paarden kan de droes op gezonde paarden overgebragt worden; bovendien is deze aanstekelijklieid geenszins zoo hevig, als door sommigen beweerd wordt. Het is iiamelijk door veelvuldige ondervin­ding bevestigd , dat niet alle droesige paarden de ziekte over-breugen, zoo ook dal het droesige paard niet in ieder stadium der ziekte aansteldng veroorzaken kan. fflen mag het zelfs met het volle regt er voor houden, dat de droes alleen in den hoogsten graad aanslekend is; daarentegen zuilen zulke paarden, welke slechts weinig droesen en bij welke voorna-melijk de uitvloeijing uit den neus slechts zeer gering en de uitvloeijende slof bijzonder goedaardig is, niet 1 igt de aan­stekingsstof op andere paarden overbrengen.
Hot uitbreken van den droes hangt geheel van de working van uit wendige schadelijke invloeden af, en doordien deze le gelijkerlijd op meor andere paarden werken, zoo is dit de oorzaak, dat men ook dikwerf tc gelijkerlijd op denzelfden stai bij meer paarden den droes ziel ontslaan; en zulks heeft aanleiding gegeven tot de vastaangenomene onderstelling, dat de droes steeds aanslekend is; maar juist door helgelijklijdig werken van dezelfde schadelijke invloeden op onderscheidene paarden, wordt het door andere deskundigen daarvoor gehou-den, dat de droes niet aanslekend is. Hol meer algemeen ver-spreide gevoelen, dat de droes, onder den naam van kooijer-droes bekend, le allen tijde voor aanslekclijk le houden is, zoude hierdoor zieh even gemakkelijk lalcn wederlcggen. Men
-ocr page 19-
13
zou echter le ver in zijne uitspraak gaan, door le Lewcren, dat de droes nimmer aanstekend is; bovendien is het bewe-zen, dat die paarden, welke eene bijzondere valbaarheid voor den droes bezitten, ook het eerst er door aangetast worden, zoodat het gelijktijdig heerschen van den droes onder ver. scheidene paarden op denzclfden stal niet altijd aan eene aan-steking mag toegeschreven worden; maar dat zulksveel meer zijnen grond in het gelijktijdig werken van schadelijke in-vloeden op versciieidene paarden te gelijk heeft gehad. Intus-schen is het toch tevens ook door veelvuldige voorbeelden bewezen, dat, als de kooijerdroes bij een paard op den stal uitgebroken is, en (lit niet onmiddelijk van de gezonde, en uit den slal verwijderd wordt, de naast helzelve staande paarden cveneens den droes krijgen , en dan zoude men gerust mögen en knnnen beweren, dal de aansteking van den droes door onmiddelijke overbrenging van den droesstof van het aangelasle paard op het slijmvlies van de neus van het ge­zonde paard gesehiedt. Echter mag ook weer niet uit het oog verloren worden, dat er reeds meerdere valbaarheid voor den droes bij de paarden op dezen stal bestond; dewijl daze later droesig gewordene paarden aan dezelfde nadeelig wer­kende invloeden onderworpen waren , als bei eerste droesige paard. Ncemt men het eerst droesig gewordene paard van de gezonde weg, dan heeft men het door veelvuldige voorbeel­den bevestigd gezien, dat men het uilbreken van den droes op den stal stiiiten kan.ende ziekte zieh bij dit eene paard be-paall. De aanhoudende en onmiddelijke aanraking van den droesstof van het zieke paard op het slijmvlies van den neus vaneengozond, werkt zoo ongunstigop het laatste, datdaar-door niet slechts de bij hetzelve nog sluimerende aanleg zoo veel te eer en heviger ontwaakt, en de valbaarheid voor den droes daardoor vermeerderd wordt, maar het paard dan ook zoo veel te ligter den droes krijgt. Deze onmiddelijke aan­raking van den droesstof is dan ook de oorzaak, dat een paard meermalen in zijn leven door den droes kan aangetast worden.
-ocr page 20-
14
De vclükel van de aanstekingsslof van den droes is eens-deels in de uilvloeijende slof uit den neus van het droesige paard, en anderdeels in den elter uit de in verzwering over-gcgane klieren onder de kaak gehuisvest; beide kunnen den aanslckenden droesstof ophet gezonde paard overbrengenj en deze daadzaak pleit loch ten slerkste voor de bevestiging der aanstekelijkheid van den droes. Hoe verscher de uitvloeijende stof of de etter is, hoe eer wordt het droesgift overgedragenj door de vrije lucht, door de wärmte en het uitdroogen daar-entegen wordt de aanstekingskracht van het droesgift aan-zicnlijk verminderd.
VOORZEGOING VAX DEN AFLOOP VAN DEN DKOES.
Hoewel men den droes over het algemeen genomen, voor eenc weinig gevaarlijke ziekto houden kan en mag, welke doorgaans schielijk en geniakkelijk aüoopl en geneest; zoo mag inen evenwel denzelven ook geenszins, in alle zijne vor-men, voor ecne geheel onbeduidonde ziekte aanzien, dewjjl dezelve bij eene ondoehnalige hehandeling zoo dikwerf eenen zeer onguustigen uitgang neemt; overigens kan men zieh de volgcnilo verschijnselen, (naar onze ondervinding) bij de voor-zegging ten nulle maken. Hoe minder het paard door de ziekte aangelast wordt, hoe liglere ziekteverschijnselen zieh voordoen, hoe vrolijker het paard hlijft, hoe meerdeeellust gewenscht blijft, hoe spoediger zieh uitvloeijing uit den neus vertoont, hoe eerder de verharde klieren in elter overgaan, #9632; zooveel le gunstiger mag men de voorzegging stellen; van velen wordt het ontstaan en verzamelen van slijm in de oog-hocken voor een goed teeken gehouden. Hoe dieper het paard de kop laat hangen, hoe dofler en bewusleloozer hetzelve met laag neerhangende kop blijft slaan, hoe me-digvuldiger zieh de koorlsrillingen herhalen, en hoe sterker deze zijn; hoe moeijelijker en benaauwder de ademhalingis; hoe sneller en slerker de pols slaat; hoe minder de eetlust is; hoe moeijelijker het slikken is ; hoe langer het duurt, voor
-ocr page 21-
1 15
ilal de uitvleeijing uit den neus plaats vindt en hoc langer liet duurt, voor dat de gezwollene klieren in ellering over-gaan, voor zooveel te ongunsliger meet men de voorzegging stellen. Hoe wilgeler, dikker, in zieh zelvcn meer zamen-hangende, hoe reukeloozer de uitvloeijende slof uit den neus en de elter uit de klieren is, zooveel le meer hoop is er op eene spoedige gewenschle genezing; hoe misselijker, water-achliger, dunner, groenachtig, aschgraauw de uilvioeijing nit den neus is, hoe nicer dezelve zieh om den rand van de neus hlijft vastkleven en vooral als zij stinkend en hloedig wordt, zooveel te geringer is de hoop op eene goede uit-komst. Als de verharde klieren mocijelijk en eerst na lan­gen lijd in eltering overgaan , hoe langer, pijnlijk en hard men dezelve voelen kan, zonder eenige golving in hel bin-nenste van dezelve te kunnen waarnemen, zooveel le ongun­sliger zij n dezc verschijnselcn, en zooveel le slechter ishet met de hoop op cen spoedig herstel der ziekte gesleld.
A. WIJZG VAN nEHANDELING VAN DEN GOEDAARUIGEN raquo;ROES.
De wijze van hehandeling, welke ter genezing van den goedaardigen droes moet opgevolgd worden, is verschillend naar de vormen en verschijnselcn, onder welke hij zieh ver-toont; voor iederen verschillenden vorrn moet ook eene doelmatige wijze van hehandeling in hel werk gesleld wor­den , wilmen de gewenschle genezing spoedighewerkstclligen.
Als algemeencmaatregelen, welke hij eene doelmatige wijze van hehandeling te alien lijdc en bij alle vormen van den droes dienen opgevolgd te worden, gelden voornaraclijk de volgende.
Voorzigtigheidshalve, is hel aan le raden, het droesende paard zooveel mogelijk van hel gezonde verwijderd te hou-den; men stelle het derhalve of in eenen afzonderlijkcn slal, of houde eene goede ruimte tusschen het gezonde en hel zieke paard, zoodat zij elkander niet met den neus kunnen herei-ken; men voedere on drenke hel droesige paard uit eenen
-ocr page 22-
16
afgezonderd gehoudenen emmer, late het door eenen eigen oppasser verzorgen , geve het een' goeden, ruimen, zindelij-ken stal, eenigzins malig warm gehouden en goed met leg-slroo voorzienj vooral dient er op golet le worden, dal de stal niet toglig is.
1. BF.HANDELING VAN DEN GOEOAAllDIGEN UROES IN Z1JKE SUN GEVAARLIJKE GEDAANTE.
De geringe en min gevaarlijke vorm van den goedaardigen droes, vereischt geene omslaglige en veel minder eene werk-y.arae behandeiing, doordien de natuur van het paard reeds slerk genoeg is, cm de ziekte lot een gewenscht einde te brengen. Men bchoell dan ook niels anders te doen , dan het paard in eenen malig warmen slal, rijkelijk met legstroo voorzien, le plaatsen, hat eenige malen op den dag goed af le wrijven, om de uitwaseming der huid zooveel mogelijk te onderhouden en te bevorderen; en daarna met siechls eene wollen deken te bedekken en warm te houden.
Men behoede het paard voor het vatten van koude, men geve daarom het drinkwater niramer koud, maar met eenig warm waler verslagen gemaakt; en zorge vooral dat er geen logt in den slal zij. Men geve het paard geen heel koorn, maar in plaals daarvan garslemeel of zemelen met water ge-mengd, en steke een fijner hooi in de ruif. Is de ruif in zoodanigen stal hoog , en dan voor het paard te hoog, zoo is het verkieslijk, het hooi nit de knb te lalen eten, Groen voeder is minder te verkiezen dan droog voeder, dewijl het te zeer verslapt; bovendien eel het droesige paard ook bij voorkeur droog voedsel; het voederen van gele wortelen, knollen met een bijvoegsel van fijn gesneden radijs, ramenas of mosterdzaad, is, Indien het paard zulks eten wil, als een geschikt bijvoegsel aan te bevelen. Is de onllaste mest eenig­zins hard en brandig, zoo geve men over iedere voederportie twee ons fijn gestooten engclscli zoul met eene handvol ge-woon fijn keukenzout. Zeer raadzaam is het, het droesige
..
-ocr page 23-
I N H O U D.
DE DROES DER PAARDEN.
Biz. Inleiding................1
A. DE GOEDAARDIGE DROES.
1.nbsp; Verschijnselen en kenteekenen van den goedaardi-
gen droes..............nbsp; nbsp; nbsp; 2
2.nbsp; Droes met koortstoevallen.........nbsp; nbsp; nbsp; 5
3.nbsp; De kooijerdroes.............nbsp; nbsp; nbsp; 6
4.nbsp; Goedaardige droes met ontsteking van het slijmvlies
in de keel..............7
5.nbsp; Goedaardige droes met ontsteking van het slijmvlies
van den neus en de keel; en tevens met onvermo-
gen van le slikken...........nbsp; nbsp; nbsp; 8
De aanleiding gevende oorzaken van den droes. . .nbsp; nbsp; nbsp; 9
De disponerende oorzaken van den droes.....nbsp; nbsp; 11
De aanstekelijkheid van den droes.......nbsp; nbsp; 12
Voorzegging van den afloop van den droes.....nbsp; nbsp; 14
Wijze van Ijehandeling van den droes......nbsp; nbsp; 15
1.nbsp; Dehandcling van den goedaardlgen droes in zijncmin
gevaarlijke gedaanlc...........16
2.nbsp; Behandeling van den goedaardlgen droes, vergezeld
met koorlstoevallen..........18
-ocr page 24-
INHOÜD.
Biz.
3.nbsp; Behandeling van den kooijerdroes. .:.;.. 20
4.nbsp; Behandeling van den goedaardigen droes met onlste-
king van het slijmvlies in de keel......24
5.nbsp; Behandeling van den goedaardigen droes met onlste-
king van hot slijmvlies van den neus en de keelj en tevens met het onvermogen van le slikken. . 26 Behandeling en verpleging der van den droes herslclde paarden...............28
B. DE B00SAARD1GE DROES.
Verschijnselen en onderkenningsteekenen van den
gevaarlijken of boosaardigen droes......29
Verschijnselen hij de lijkopening der aan den boosaar­digen droes gestorven paarden.......31
Oorzaken van den boosaardigen droes......—
Behandeling van den boosaardigen droes......—
Nadeelige gevolgen, die na het doorstaan van den droes achterblijven; derzelver behandeling en geneeswijze. 34
C. DE VERSLAGEN DROES.
Verschijnselen en onderkenningsteekenen van den
verslagen droes............35
Behandeling van den verslagen droes.......37
-ocr page 25-
17
paard reeds vroeg de warme dampen van gekookte garst of hooizaad te laten inademen, om daardoor de uitvloeijing uit den neus te bespoedigen. Krijgt het paard den droes in de weide, zoo is het beter, het op stal te halen, dan in de weide te laten. Men late tevens het drocsende werkpaard niet te zwaar trekken, maar liever van het begin af stil in den stal staan ; want veelal is het onvoorzigtig gebruik maken van het reeds zieke paard de oorzaak, dat de droes zoo dik-werf een siecht uiteinde heeft. Bij zacht en warm weder is het nullig het paard op het wärmst van den dag een half nur zieh in den slap te laten bewegen; echter moet het bij deze bewegingen voor vermoeijenissen en vooral voor het vatten van koude zorgvuldig bewaard worden. De bij zoo-danigen geringen vorm van den goedaardigen droes slechts weinig opgezette klieren onder de kaak, wrijve men met oude reuzei, of met de kwikzalf in; wil en moet men echter sterker werken, zoo neme men: een ons kwikzalf en drie drachmen amoniakgeest, menge dit goed door elkander, en wrijve de klieren viermalen daags daarmede in. Meestal worden dergelijke gering opgezette klieren hierdoorverdeeld, zonder dat zij in eltering overgaan en openbreken. Zelten zieh de verharde klieren bij eene goede uitvloeijing uit den neus echter zoo slerk op, dat men voelen kan, dat zij in ettering zullen overgaan, dan wrijve men dezelve eens of tweemaal daags, met zeer oude reuzei dik en zoo lang in, tot dat de opgezette klier volkomen rijp is, als wanneer zij onmiddelijk dient geopend te worden. Om haar nog spoe-diger in ettering te doen overgaan, kan men zieh van de heemszalf met laurierolie in gelijke deelen vermengd, tot in-wrijving bedienen; bovendien is het zeer dienslig en goed om van tijd tot tijd aan het droesige paard honig of siroop, of extraetmn graminis of vliersiroop te laten likken. Echter ge­schiede dit niet al te dikwerf op den dag, ook houde men daarmede niet te lang aan.
De goedaardige droes zal bij deze wijze van behandeling, in den tijd van 10 tot 14 dagen volkomen genezen zijn.
2
-ocr page 26-
18
2. BEIIANDELING VAN DEN G0EDAARD1GEK DROF.S, VEKGEZELD MET KOOIlTSTOEVALtEN.
Treeill de droes onder hevigcre verschijnselen op, en merkt men cenen bijkomenden hevigen ontstekingstoestandop, (welke zieh het duidelijkst en het eerst door versneide, meer be-naauwde ademhaling, door ecnen sclüelijken, vollen pols, slerke opzetling der klieren, gebrek aan eellust enz. bene-vens een' pijnlijken hoest, bij verminderde uitvloeijing uit den neus openbaarl,) alsdan zal men met deze zachte wijze van bchandeling de gewenschtc genezing niet beroiken; men ga alsdan op de volgende wijze te werk.
Het droesige paard worde onmiddelijk van allen arbeid ver-schoond, en in eenen niet al te warmen, maar legen allen logt beveiligden stal gebragt. Tot wering van den vorderen voortgang der ontsteking, worde onmiddelijk eene aderlating gedaan; echter mag deze noch te aanzienlijk, noch le gering zijn , maar zij moet zieh naar de grootte en sterklc van het paard rigten. Wijders worde van het volgende likmiddel door middel van cene lont 6 ä 8 keeren op den eerslen dag de hoeveelheid van twee hoendereijeren gegeven.
Ko Pulv. lartar. emetici 3 ü-
-------nitr. depurat. 3 ü ß-
------sulph. sodae 5 vi.
#9632;------bace. juniperi 3 viii
------rad. arnicae 5 i.
Dat middel menge men met een pond siroop en eenig
Aaüjierkikg. Ecns vooral moeten wij hier aanmerken, dat wij ome rcccptcn voor een middelmatig groot en goed gevoed paard van 6 of 8 jaren berekend licbben; waarnaar dan do portie by voor-komende gcvallcn Tan oudere of jongere paardea, voor zwakkere en sterkere kan en moet befekend worden ; 00k dient tot narigt, dat al liet opgegevene gewigt naar het gewonc apothekersgewigt berokend is.
-ocr page 27-
19
water Lehoorlijk aan, en geve deze portie op denen dag in. De sterk opgezwollene klieren wrijve men dik en sterk in met de Spaansche vliegzalf; (voor zoodanige zalf neme men 3 ii |3 poeder van Spaansche vliegen op 3 ons varkensreu-zel en vermenge dit met elkander); de ingewrevene zalf worde later 2 4 3 malen op den dag zacht met de vingers tusschen de haren geslreken, zoodat zij goed op de huid ge-rakende , hare werking des te beter doen kan; tevens worde een wollen lap of eene schapenvacht, (met de woltegenhet haar), onder de keel gebenden, om daardoor zooveel wärmte als slechts mogelijk is aan te brengen, en alzoo het rijp worden der klier te bespoedigen. Den volgenden dag na het verbruik van dit raiddel worde aan het paard van het na-volgende likmiddel mecrmalen op den dag, maar slechts in kleine porlien ingegeven.
]^o Pulv. rad. altheae.
------ semin. foeni graeci.
------rad. liquiritiae aaj ii.
------semin. synapi sect; ß.
—#9632;— anlimonii crud. ^ i. Flores suiphuris % i 3.
Men make dit poeder goed dooreengemengd met 1^ pond siroop en water tot eene likking.
Ten minste 2 keeren op een' dag moet bet paard gepoetst worden, om daardoor eene goede uitwaseming te bewerk­stelligen en te bevorderen; om deze bovendien nog meer te onderhouden worde het paard telkens na het poetsen met eene deken gedekt in den slal gehouden. Heeft het paard eetlust, dan worde garstemeel of zemelen, met water ge-mengd, gegeven; heeft het hierin geen' trek, dan geve men het goede haver, echter slechts eenige banden vol, en nim­mer zooveel als het zoude lustenj evenmin geve men het ook zijne gewone voederportie. Tevens worde er goed hooi met eenig stroo in de ruif gestoken; hot drinkwaler worde
2*
-ocr page 28-
20
niet dan met eenig warm Water vermengd, gegeven. Twee ä driemaal daags late men het paard de warme dampen, van gekookte garst, met kokend water overgolen, of gekookt hooizaad inademen. Zoodra zieh nadeze dampbadeneene ver-meerderde uitvloeijing nit den neus vertoont, de ademhaling meer regelmatig wordt, en het paard in het algemeen na het inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;gebruik dezer medicijnen en bij verdere hehandeling gezon-
der geworden is, gevc men slechts van de tweede voor-geschrevene likking dikwijls op den dag, maar telkens zeer weinig. Men herhale echter de inwrijving der nog verharde klier met de Spaansche vliegzalf, en zoodra men eenige weekheid en rijpheid gevoelt, worde zij onmiddelijk geopendj maar alsdan worde ook rondom de nog verharde klieren eene warme pap van 2 a 3 handenvol lijnzaadmeel en eene hand, vol vlierbloemen, met kokend water aangemengd, (waarbij men eenige gesneden uijen voegen kan,) geslagen. Deze pap-omslag worde ten rainste 2 malen daags zoo warm moge-lijk vernieuwd; men verzuime ook niet, om de opening bij meerdere rijpheid der klier te vergrooten. Met dit omslaan van eene warme pap op de klier, benevens het dikwerfinge-ven van kleine portion medicijnen, ga men zoo lang voort, tot' dal men zieh door het geheele voorkomen en de houding van het paard overtuigd heeft, dat de beterschap in het oogloopend toegenomen is. Heeft men zieh hiervan overtuigd, dan worde het eerst voorschrevene likmiddel nog eens herhaald; maar nu in kleinere portie en minder op een'dag, zoodat men de voorschrevene portie in drie dagen in plaats van in iinen dag verbruiktj echter late men nog herhaal-delijk de warme dampen inademen.
Bij zulk eene hehandeling duurt de ziekte veeltijdslS—21 dagen, voor dat de genezing volkomen is.
3. BEnANDELIKG VAN DEN KO0IJEBDROES.
Vertoont zieh bij den droes als hoofdverschijnsel eene builen-gewoon slerke opzwelling der klieren onder de kaak, en tevens
-ocr page 29-
21
van die aan het strotlenhoofd, (waardoor aan zoodanig droe-sig paard de ademhaling belet en het slikken daarbij zeer moeijelijk wordt,) op den voorgrond, alsdan houde men liet droesende paard zeer warm, plaatse het in een' warmen, evenwel van gezonde luclit voorzienen stal, legge het meer dekens op, wrijve en poetse het meermalen op den dag met stroowisschen, roskam en borstel; en smere de verharde klieren met de volgende zalf in:
^o Pulv. rad. cantharid. 5 ii.
------tart. eraetici^S i-
Ungt. mercurial. 3 ß' M. ad unguenlum.
Vöör dat men nogtans deze zalf insmeert, werde de ge-heele opgezwollene plaals met linimentum volatile 3 i., sterk ingewreven; en nadat men aan de mecrdere pijnlijkheid ge-waar wordt, dat deze laatsteinvvrijving gewerkt heeft.worde dan eerst de zalf er dik opgesmeerd, daarna eenige keeren zacht met de vingers tusschen de haren en op de huid in-gewreven , en telkens met eene schapenvacht, (met de wol op het haar,) of met wollen läppen bedekt, cu op alle mo-gelijke wijzen zooveel wärmte als mogelijk is aangehragt. Met de inwrijving der zalf worde onafgebroken tot aan de rijpwording der verharde klieren voortgegaan; als wanneer men hij de minste gewaarwording van oiler daarin, onmid-delijk lot de opening er van besluit, den eller laat uitvloei-jen, en tevens dezen ook zooveel mogelijk met de vingers uit-drukt. Alsdan legge men om, en op de geheele zwelling, (nadat men nogeensde bovengenoemde zalf, nit welke echter nu de tart, emelic. dient weg te blijven, vrij nadrukkelijk op de nog hard geblevene plaalsen ingewreven heeft,) eene dikke warme pap van lijnzaadmeel en kamillenbloemenj en verzuime niel, bij meerdere rijpheid der verharde klieren, de eerste opening zoo ver te vcrgroolen, dat de etler er behoorlijk uitvloeijen kan. Te gelijk met de inwrijving der klieren werde
-ocr page 30-
22
meermalen ilaags de dampbatlen van gekookle garst of hooi-zaad aangewend; echter geschiede zulks bij den hier aange-gevenen vorm van den droes op zoodanige wijze, dat men de kokend heele garst in eene emmer doet, in welke men den neus van hot paard zoekt te brengen; men houde den kop van hetzelve vast, en spreide er eene wollen deken over, welke niet alleen den geheeien kop bedekt, maar tevens ook de emmer omgeeft, zoodat nu alle uit de emmer opstijgende dampen door het paard moeten ingeadcmd worden. Zoodra echter het paard moeijelijker, schielijker en benaauwder adem begint te halen, neine men de deken dadelijk van den kop weg, en houde men met dit lalen inademen van warme dampen op, gunne het paard tijd tot dat het weer rüstiger ademhaalt, en herhale eerst later dez e knur, 3 a 4 maal op een' dag. Kan het paard nog ecnigzins slikken, zoo geve men het in kleine portien vanhetnavolgendelikmiddeleenige malen daags:
Rgt; Pnlv.nbsp; rad. allheae.
------nbsp; rad. liquirit.
------nbsp; semin. foeni graeci 55 3 i.
------nbsp; nbsp;rad. gentian.
------nbsp; nbsp; — arnicae
------nbsp; nbsp; — calami 55 3 ß-
make dit met een pond siroop of honig en eenig water lot eene likking. Eenige malen daags worde aan het paard een meeldrank van garstemeel voorgehouden; of men laat eene daarmede gevulde emmer in ol voor de krib staan, zoodat hot paard wanneer het trek heeft er bij komen en drinken kan. Zoodra het slikken minder moeijelijk gaat, en het paard meer eetlust toont, geve men het gekookle garst met eenig roggemeel, of voedere meermalen op den dag eenige sneden roggebrood, of gele worlds, als de tijd van het jaar zulks medebrengt.
Bij deze behandeling komen de opgezette klieren door-
-ocr page 31-
23
gaans in 3 4 4 dagen lot etlering. Na de opening er van wordt de ademhaling weer regelmaliger, en hel slikken min­der moeijelijk; alsdan houde men met de aanwending der warme dampen (tot onderhouding van de uitvloeijing uit den neus) nog eenige dagen aan, en geve het paard alsilan da-gelijks 4 ä 5 inaal do hoeveelheid van hel volgende raiddel:
Ro Pulv.nbsp; nbsp;bacc. juniperi.
------nbsp; nbsp;rad. liquirit. _
------nbsp; nbsp;— altheae ää 3 '•
#9632;------nbsp; sulph sodae. 5 lv-
------nbsp; nbsp;nilri depurat. 3 'i'-
------nbsp; semin. synapi. __
--------------anisi ää 3 '•
Dezc poedcrs make men met een pond siroop of honig en eenig water tot eene likking. Met hat ingeven der medicijnen, het omslaan met pappen op de verharde klieren, heluitdruk-ken van den etler uit dezelve, het laten inademen van warme dampen, ga men alsdan zoo lang voorl, tot dat men eene gewenschte en in het oogloopcnde heterschap aan hot paard waarneemt. De verzwering in de Jiuid, veroorzaakt door de inwrijving der zeer scherpe zalf, welke soi)is,vooralLij paar-den met eene gevoelige huid zoo aanziemljjk kan worden, dat cr wel eens een geheel sluk arvall(hetwelk inlusschen geene zoo nadeelige gevolgen iieeft, als hot zieh in het eerst wel laat aanzien), worde met warm water en groene zeep dik-werf schoon geraaakl, en daarua met het bekende goulards water, of met water waarin eenige aluin opgelost is, of met een afkooksel van den Aristolocliiaworlel gewasschen en gebet. Het is tevens zeer aan te raden als men nog da ge­ringste verharding in de klieren voelt, zelfs nadat de vroegere opening zieh reeds gesloten heeft, om nog gedurende eenige dagen en nachten er warme pappen om le leggen, on zoo öök deze verhardingen tot etlcring te brengen.
__
-ocr page 32-
24
4. BEUANUELIKG VAN DEN GOEDAARBIGEN MOES MET ONTSTK-KING VAN HET SLIJtlVLIES IN DE KEEL.
Treedt bij den droes als hoofdverschijnsel ontsleking en verzwering in het binnenste van de keel te voorschijn, waarbij dan het genotene drinken en voedsel met den etter van deze binuensle verzwering uit den neus terugvloeit, maar zijn de klieren onder de kaak sleehls weinig opgezet, en is daarbij bet inwendige van den mond builengewoon beet, dan dient men de behandeling op de volgende wijze in te rigten.
Het paard worde in eenea niet al te warmen maar togl-vrijen stal gebouden, met dekcns ombangen en tweemaal daags goed gepoelst en gewreven; heeft het nog eellust, zoo worde gekookle garst, gebrokcn haver of garstemeel ge-gevenj het drink water worde koud voorgezet; er worde wei­nig booi, maar liever goed haverstroo in de ruif gestoken; voor de borst sieke men eene dracht, of men legge eene fontanel onder de borst (tusschen en even achler de voorbeenen;) beide moeten echter door terpentijnolie, of met Spaansche vliegzalf sterkprikkelendegemaakt worden. Verscheidene kee-ren daags, maar telkens in slechts kleine hoeveelheid (hoog-stens die van een duivenei) worde aan het paard van het vol­gende middel ingegeven.
Bo Pulv. radis. calami.
------rad. Jiquirit. _
------— altheae aa J i.
------bacc. juniperi 5 iii.
Flores sulphur. ^ i. Pulv. alumin. crudi. 3 quot;i. ------ nitr. depurat. 3 quot;•
Deze laatsle twee artikelen moeten eerst in 2 ons water opgelost en dan met de pocders vermengd worden; daarna worde bet gebeel met ly pond honig of siroop en eenig waler tot eene dünne iikking gemaakt; echter zoo
__________
-ocr page 33-
25
dik, dat het behoorlijk aan de lont blijft kleven. Tegen de buitengewone bitte in den mond, bestrijke en wassche men denzelven meermalen daags met een verkoelend water; waarloe men Salmiaic 3 i in goeden wijnazijn 5 üi oplosl, en daarbij 5 iii—v honig en 5 iv water mengt.
De geheele keel van onder en buiten worde dagelijks 5 a 6 malen met het volgende ingewreven,
Re ülei therebinthin. — spicae, Amon. liquid. Ungt. canlharid. aa 5 ••
Dit worde tot eene dünne zalf geroerd. Mogten de klieren in den loop der ziekte ecbter sterk opzetten, en wordt men gewaar, dat zij in ettering dreigen over te gaan, dan moe-ten zij zoo spoedig mogeiijk tot rijpheid gebragt, (en wel door inwrijving met de meermalen opgegeven Spaansche-vliegzalf, het bedekken met eene schapenvacht, en het om-leggen van pappen) en zoodra mogeiijk geopend worden; waarna men met het omleggen van pappen nog eenigo dagen aanhoudt, en daardoor de ettering onderhondt. Een der hoofdvereischten in de behandeling van dezen vorm van goedaardigen droes is de onderscheidene malen daags hcr-haalde aanwending der warme dampbaden van gekookte garst of hooizaad; zelfs is het noodzakelijk om 1 of 2 maal daags in plaats van waterdampen, wezenlijk rook te doen inademen.
Men neemtte dien eindeeenigehandenvol fijn gestolen Jene-verbezien, met eene handvol fijne witle suiker vermengd, strooit dit op gloeijende kolen, brengt den neus van het paard boven den rook, en bedekt daarbij de kop met eene wollen deken. Op deze wijze late men het paard gedurende 2 a 3 minulcn den opstijgenden rook inademen, tot dat men ziet, dat de ademhaling van het paard eenigzins benaauwd wordt; waarna men onmiddelijk met het laten inademen van rook uitscheidt.
-ocr page 34-
26
en hot paard weer good tot zijn' adera laalkomen, hether-slelt zieh dan ook spoedig weer. Heeft de lerugvloeijing van het genolen voedsel en drinken uit den neus opgehouden, en kan het paard wel nog niet behoorlijk , maar toch eenig-zins minder raoeijelijk slikken, en houdt levens de elterachlige uitvloeijing uit den neus nog sterk aan , dan ga men eensdeeis met het laten inademen der wanne dampen voorl, maar geve dan ook tevens 5—6 keeren daags de hoeveelheid van een hoenderei van het volgende likmiddel.
Pfgt; Pulv. rad. calami.
------— liquirif.
------semin. foeni graeci.
Flores sulphur, ää 3 '• Pulv. nitr. depural. 3 ii.
------salic. amoniac 3 i (?•
------suiph. sodae 3 v'-
------raurias sodae 3 iii.
Dit worde met Ij pond siroop en eenig water lot eene likking gemaakt. Mögt het huilen verwachting geheuren , dat de klieren onder de keel niet in ellering overgaan, zoo moet zij aanhoudend meermalen daags met het boven aangegeveiic smeersel ingewreven worden. Tevens is het zeer goed, ge-durende den geheelen loop der behandeling , de keel na iedere inwrijving met dit smeersel zoo warm mogelijk door het onr leggen van wollen läppen of van eene schapenvacht gedekt (e houden. Meestal volgl de genezing in 16—18 dagen.
5. BEIIANDKLIJiG VAN DEM GOEDAAIiDIGEN DUOES MET
OSTSTEKIXG VAN HET SLIJJIVLIES VAN BEN KEDS EN DE KEEL ;
EN TEVENS MET OSVEBUOCEH VAN TE SLIKKEN.
Viudt men beneveus de ovcrige verscliijnseien van den dioes, dat de mond huileugevvoou lieet is, en hot genotene drinkwater of dun voedsel onmiddeli.jk door don neus lerug-
-ocr page 35-
27
vloeit, (welk verschijnsel dikwerfbij den tiroes waar le nemen is,) waarbij dan ook doorgaans de klieren onder de kaak sieclits weinig opgezet zijn, dan behandele men dezen vorm van droes op de volgende wijze.
Men houde het paard warm, geve het gekookte garsl ofgarste-meeel met fijner hooi en eenigzins warm drinkwaler. Men trachte de opgezwollene klieren, (al zijn deze ook zeer gering opgezet,) door het inwrijven van de Spaansche vliegzalf, (waartoe men poeder van Spaansche vliegen 3 ij gt; met var-kensreuzel sect; i en kwikzalf 3 ß neeml) tot ettering en rijp-heid te brengen, en daarna zoo spoedig tnogelijk te openen-Daarbij worde de keel na iedere inwrijving , door omge-slagene wollen lappnn of eene schapenvacht zoo warm rao-gelijk gehouden. Nadat het gelukt is, de klier tot etlering te brengen , worden ook hier de pappen van lijnzaadmeel en de vlierbloemen omgelegd, dadelijk de opening gemaakt, de elter er uilgednikt, en hierraede zoo lang volgehouden tot er eene in het oogloopende beterschap waar te nemen is. Te-vens worde 6 ä 8 keeren daags lelkens de hoeveelheid van een hoenderei van het volgende middel gegeven.
fy Flores sulphuris 3*
Pulv. alurnin. crudi 5 (3.
------rad. altheae.
------'— liquirit.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; _
------semin. foeni graeci äa sect; i ^-
------rad. gentian.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,
------serain. synapi ää sect; ß.
Dit worde good onder elkander gemengd, en met een pond siroop (of honig) en eenig water tot eene likking gemaakt.
Tevens lale men het paard 3 a 4 malen daags de warme dampen van gekookte garst of van hooizaad inademen; eens op een' dag verwissele men het lalen inademen van warme dampen, met dat van wezenlijken rook; waarmede men op dezelfde wijze to werkgaat, als het hierbovcn aangcwezen is.
-ocr page 36-
28
Bij deze behandeling volgl meestal ia 16—18 dagen de
gewenschle genezing.
BEHANDELING EN VERPLEGING DER VAN DEN DROES REDSTELDE FAABDEN.
Heeft men bij cene doelmalige behandeling van den in deze opgegevene verschillende vormen te voorschijn tredenden droes, zijndoel, namelijkecneinhet oogloopendebeterschap bereikt, dan vereischt de verpleging en behandeling des her-slellenden nog eenigen tijd eene bijzondere omzigtigheid.
Zoodra zieh de verschijnselen der beterschap vertoonen, zorge men, dat de voedering regelmatig geschiede. Hetisin-tusschen verkieselijk, het paard meer dan 3 maal daags te voederen; maar dan meet ook de voederporlie in verhouding minder zijn; in het begin geve men nog gebroken garst, gurstemeel of zemelen. Bij toeoemende belerschap verwissele men het voeder tegen datgone, helwelk het paard vroeger gewoon was; vooral is alsdan goede haver met eenige ge­broken garst dienslig; zelfs kan men dit in eene groolere hoeveelheid dan vroeger geven, en hiermede eenigen tijd aan-hoiulen, om de verlorene krachten te herstellen. Het drink waler werde in het beginder beterschap steeds eenigzins warm gege• ven; en eecst later ga men tot het gewone koude water over. Is het droesige paard reeds ver in beterschap gevorderd, dan worde het op het warrasl van den dageen nur lang stapvoets afgereden; men gewenne het langzamerhand aan den invloed der buitenlucht, alsdan kan men ook het herstelde paard la­ter, zonder eenige vrees voor nadeelige gevolgen, weer voor het gewone werk gebruiken. is het paard jong en nog niet voor den arbeid geschikt, zoo is de weide voor zijne geheele herstelling zeer voordeelig. Kunnen ook oudere uitgedroesde paarden eenigen tijd na hunneherslellingopde weide gelaten worden, zoo is dit steeds aan te raden. De op deze wijzeuit-gedroesd hebbende paarden genieten na hunne herstelling door-gaans eene volmauktere gezondheid dan zij te vorcn genolen.
i^_i^_
-ocr page 37-
4
Op die plaatsen in den stal waar droesige paarden geslaan hebbeu, mögen niet ear gezonde paarden geplaatst worden, dan uadat krib en ruif en alles, wat door denuitvloeijenden droesstof verontreinigd is geworden, behoorlijk geweckt, af-geschrobd en afgewasschen is. Deze reiniging geschiede voor-zigtigheidshalve onderscheidene malen; en alles worde eerst behoorlijk uitgeJroogd en gelucht, voor dat er weer gezonde paarden op deze plaats opgestald worden. Eveneens nioet de mest dadelijk na bet genezen van het paard van die plaats #9632;verwijderd worden; de eminers, voederbakken en in het algemeen alles, waarmede bet droesige paard in aanraking geweest is, moet eerst behoorlijk gezuiverd worden, voor dat het weer voor andere gezonde paarden gebruikt wordt.
B. VEItSCHUKSELEN EN ONDEBKENNINGSTEEKENEN VAN DEN GEVAABL1JKEN OF BOOSAAHDIGEN laquo;ROES.
De droes verdient gevaarlijk of boosaardig genoemd te wor­den, als hij van zeer hevige toevallen vergezeld gaat en het leven van het paard daarbij in gevaar is. Men neemt alsdan de volgende verschijnselen waar.
AI de hij de beschrijving der onderkenningsleekenen van den goedaardigen droes aangegevene verschijnselen, hebben in steeds toenemende hevigheid hunnen hoogsten graad be-reikt; maar nu verändert den droes door de verwachte krisis, niet zoo als men het wenschte, in den terugkeerenden ge-zondheidstoestand, maar in de volgende verschijnselen, die nu hoe langer hoe duidelijker te voorschijn komen.
Het paard is builengewoon ter neergeslagen, mat en stil, de eetlust gaat meestal geheel verloren, de ademhaling is snel, kort en benaauwd ; de flanken en ribben worden daarbij he-vig en kort opgetrokken, de neusgaten worden ver geopend; dikwerf neemt men hij de ademhaling een rogchelend geluid in de keel waar, somwijlen zelfs geschiedt de ademhaling met een pijnend en gillend toongeluid. Er heeft, of in het geheel geene uitvloeijing uit den neus meer plaats, (dezelve heeft reeds
^^__j
-ocr page 38-
ap
30
langzamerhand opgehouden), of zij is zeer dun en waterach-lig; op andere tijden gebeurt het, dat de uitvloeijing, die vroeger Lij den goedaardigen droes plaats had, wel aanhoudt, maar walgelijker en vuil van Hour wordt, rondom de neus-gaten vastkleeft en deze min of raeer verstopt. De klieren onder de kaak zijn wel opgezwollen, maar zij zijn plat, blij. ven hard en koud, en verraden eene kwaadaardige natuur, want zij zijn moeijelijk en eerst na langen tijd lot ettering te brengen, veroorzaken alsdan eene meer kwaadaardige verzwe-ring, uit welke, in plaats van eene goede dikke etter, eene dünne, stinkende en sciierpe materie vloeit. Dikwerf gebeurt bet ook, dat de hard opgezet zijnde klieren weer gebeel en al verdwijnen. Het paard begint te rillen en te be-ven, wordt over bet geheele ligcbaatn eerst koud en later buitengewoon beet; deze koortstoevallen wisselen elkander later ook meerraalen af; zij herhalen zieh meer en houden längeren tijd aan. De pols is gewoonlijk klein, krampachtig en daarbij gcjaagd; het binnenste van den mond is zeer beet en droog; het hoofd wordt hoe langer hoe meer opgezet. Het paard boost slechts zelden, en dan is de boest pijnlijk, kort, sloolend, raauw, maar met een' vollen toon. Bij het doen sluiten der keel (om het paard opzeltelijk te doen hoesten) hoest het, of zeer ongaarne of meestal in het geheel niet. Het paardlegtzich veelneder,staat spoedig weerop, en herhaait dit onderscheidene keeren in zeer körten tijd. De ontsteking in de keel neemt meer en meer in hevigheid toe, de adem-haling wordt ook hoe langer hoe benaauwder en het paard Staat eindeiijk met uitgestrekten hals en kop uaar adem te hijgen. De mest ontlast zieh weinig, en is dan kleingebald, hard en brandig; de pis is troebel, dik en bruinachtig. Later neinen de koortsachtige rillingen hoe langer hoe meer toe, de pols wordt zeer snel, de ademhaling krampachtig en het be-ven van koude wisselt met feile koortshitte spoediger af, zoo dat het paard hoe langer hoe meer begint te zweelen; de ademhaling wordt snel en als bet ware elk oogenblik moeije-lijker, zoo zelfs dat bet paard ten laatste dreigt to stikken.
-ocr page 39-
^^^^quot;#9632;#9632;1
31
Naar den graad dezer toevallen en de duur er van; is ook de ziekle voor meer of minder gevaarlijk tc houdcn.
VERSCHUNSELEN BIJ DE LUKOPENISG DER AAH DEN BOOS-AARDIGEN DROES CESTORVENE PAARDEN.
Bij paarden, welke aan dezen boosaardigen droes gestorven zijn, vindt men Mj de lijkopening het slijmvlies van den neus en de keel zecr ontsloken, de keel en de geheele neusholte met vuilen etter opgevuldj de verharde klieren onder de kaak zijn ontsloken, en in het binnenste derzelve ontdekt men eenen elterzak. De longen zijn mede ontsloken, en heb-ben op de eene plaats eene roode of donkerroode, op de andere eene bruine of blaauvvachlige kleur, en zwemmen meeslal in eene groote hoeveelheid vuilgeel en bloedig wa­ter ; in het binnenste derzelve ontdekt men veelal verhardin-gen en verzweringen.
OOBZAKEN VAN DEN BOOSAARDIGEN DROES.
De boosaardige droes is mcestal bet gevolg van eene nala-tige en verkeerde behandeling van eenen der bevigste vormen van den goedaardigen droes, zoodat men in het begin der ziekle eerst een' geruimen tijd alle kemeekenen en verschijn-selen van den goedaardigen droes waarneeml. Als zij nog-lans hunnen hoogsten graad hebben bereikl, dan gaan zij in de boven opgenoemde meer kwaadaardige verschijnselen over, en neemt de goedaardige droes den naam van kvvaden aan'. Bij paarden, welke in den herfst den droes krijgen, gaat de goedaardige droes ligter in den boosaardigen over, dan bij paarden die in het voorjaar droesen.
BEHANDELING VAN DEN KWAADAARD1CEN DROES.
Men trachte in de eersle plaats de hcvige ontsteking in de keel te doen verminderen, en doc te dien cindo dadelijk eeno
-ocr page 40-
w^^——
32
slerke aderlating, welke naar omstandigheden Lehoorther-haald te worden; er worde een slerk prikkelend geinaakte dracht (door er tcrpenlijnolie of Spaansche vliegzalf aau te smeren) voor de borst gestoken. Zoodra men echter den vol-genden dag gewaar wordt, dat deze gezette dracht goedge-trokken heeft, (zoodat er eene sterke opzwelling ontstaan is,) dan trekke men dezelve uit, en steke daarvoor eenen lap onder de borst en tusschen de voorbeenen, welke intusschen dan niet door terpeutljnolie enz. prikkelend gemaaktmag worden. Men zelte en appliceere herhaaldelijk klisteere van koud wa­ter, waarbij men eenige lampolie en eenige handenvol zout voege; of men neme daartoe een kamillenafkooksel met eenig zout en groene zeep. Seze klisteere moeten in mime mate en ook dikwerf hcrhaald worden. Voor inwendig gebruik worde 6—8 keeren op een' dag de hoeveelheid van een hoenderei van de volgende likking gegeven.
tyj Pulv. tartar, emetici Ziiß.
------nitr. depurat 5 iii.
------sulph. sodae sect; viii.
------murias amoniae S'-
Camphora Su-Pulv. rad. valerian. ------— arnicae äa 5 i.
Men menge dit behoorlijk dooreen en make bet met If pond vliersiroop tot eene likking. Men zoeke verder zoo spoedig mogelijk de uitvloeijing uit den neus te bevorderen, en wende tot dit einde de dampbaden van gekookte garst of hooizaad, afgewisseld door rookinademingen van op gloeijende koolen gestrooide jeneverbezien en eenige fijne suiker, (zoo als zulks te voren opgegeven is,) aan. Deze inademingen der warme dampen, als ook de berooking, moet zoodanig ge­schieden , dat bet paard eenigzins benaauwd wordt, waarna men er welonmiddelijk mede uitschcidt, doch ze weldra herhaalt.
-ocr page 41-
?S5!^^^^^
#9632;
#9632;
33
De opgezwollen klieren brenge men spoedig lot rijpheid door inwrijving melde volgende zalf:
^o Ungl. canlliarid. g i.
Pulv. suhlimati corros. 5 '• Misce ad ungt.
Deze zalf slrijke men er dik op, en wrijve dieeen weiniquot;
later met de vingers lusschen de haren op de huid. Zijn de
klieren eenigzins slerk en grooter opgezwollen, zoo doe men eene
of meerdere insnijdingen in de verharde klier , (al voelt men
ook, dal er nog geene golving en etlerontwikkeling in het
binnenste is;) bovendien wrijve men nog,• rondora, bovenen
zelfs in deze insnijdingen de opgegevene zalf in. Vooral zijn
deze insnijdingen dan aan te raden, als de klieren zoo erg
opgezwollen zijn, dat zij slerk op de keel drukken, de adem-
lialing belemmeren, en het paard daardoor dreigt te stikken.
Dikwijls vindt men diep in het binnenste van de klier bij
zoodanig insnijden reeds eenen elterzak, na welks ontlasling
dadelijk de hoogst moeijelijke ademhaling eenigzins verbelert.
Heefl men zijn doel bereikt, en de verharde klieren tot ette-
ring gebragt, en ook de uitvloeijing uit den neus weer her-
sleld, begint alles weer den meer rogelrnatigen loop, zoo als
dit bij den goedaardigen droes plaals heeft, te nemen: dan
onderhouile men de ottering der klieren door het inwrijven
der Spaansche vliegzalf, (echter nu zonder den sublimaal;) en
door het omleggen van pappen en bet warm houden en be-
dekken met wollen läppen of eene schapenvacht. Evenzoo ga
men met de aanwending der dampbaden tot bevordering der
uitvloeijing uit den neus voorl. Heeft men door deze behan-
deling eene meer in het oogloopendebcterschap bereikt, dan
eerst worde met het ingeven van de laatst opgegevene lik-
king uilgescheiden, en alsdan van het volgende middel eenige
malen daags bij kleine portion ingegeven:
3
-ocr page 42-
34
I^gt; Pulv. tart, emelici. Squot;-Flores sulphur. Squot;-Pulv. antimon. crud. 5 i.
------rad. allhcae
------— liquirit.
------semin. foeni graec. aa Di|3.
Deze poeders worden met 1 gt;. pond vliersiroop lot cen' lik-king gemaakt. Mpgt het inlusschen ondanks allo aangewende mocite niet gelukken, de verharde en sterk opgezwollene klieren tot eltering te brengen, en op deze wijze het gevaar van le stikken af te wenden , of 00k in andere gevallen, in welke het leven des paards door den hevigen onlslekings-toestand in de keel bcdrcigd wordt, dit gevaar zoo mogelijk te keeren , alsdan hi ijft tot de redding van het leven des diers niets over, dan de zoogenaamde luchtpijpsneede. Men snijdt le dien einde ouder het slroltenhoofd een gat in de keelpijp, steekt daarin een pijpje, en laathet paard op deze wijze adem halen. Nadat deze operalie gedaan is, stelle men alle hulpiniddelen in het werk, cm de verharde klieren zoo snel mogelijk tot eltering te brengen, en verders het zieke paard opdeboven aangegevene wijze te genezen.
NADEELICE CEVOLGEN DIE KA HET DOORSTAAN VAN DEN DROES ACHTER BLIJVEN ; DERZELVER BEHANDELIKG EN GESEESWUZE.
Menigraaal gebeurt het, dat het den droes doorgestaan hehhende paard zijne vorige levendigheid niet lerug krijgt; het wil niet groeijen, en hlijft ruw in het haar; men hoort het van tijd tot tijd hoeslen en kugchen, en vooral neemt men dit waar, als het langen tijd bij droog voedselop den stal blijft; het krijgt opgezwollene, dikke beenen , welke na eenige beweging niet zoo als anders weer dunner worden; het is traag en bij zijn werk spoedig vermoeid; zijnc adem-
-ocr page 43-
35
haling is alsdan ook min of meer moeijelijk. Hierbij zijn we! de eigenlijke en de karakleriserende verscliijnselen van den droes verdwenen; men ziet ten minslen geene uitvloeijing nit den neus; ook is de opzwelling der klieren onder de kaak verdwenen, en evenwel is de genczing slechts schijnbaar.
Voor zulk cen paard is de beste naknur eenegoedeenge. zonde weide, in welke men helgedurende eenengeruimen tijd onafgebroken laal loopen. Ontbreektintusschendegelegenheid tot zulk eene weide, dan gave men bet paard goed, krach-tig, maar ligt verleerbaar voedsel, als: garst, goede haver, gele wortelen, enz ; men late bet slechts malig werken; zelte eene fonlanel voor de borst; (welke men ruim 14 da-gen of 3 weken laat zilien,) en geve van de volgende likking:
Ko Pulv. tart, emetic. ^ ii.
------salic. policbrest. sect; • p.
------sulph. sodae sect; v.
------rad. calam. _
------— gentian. 55 sect; ii.
Deze poeder make men met 1 of Ij pond siroop tot eene likking, en gevo bet paard dagelijks 14 2 keeren, telkens de hoevcelbeid van 2 hoendereijeren; of staat het paard op droog voeder, dan slrooije men bij iedere voedering er de boeveelheid van 14 2 eellepels van over zijn vocdsel.
C. VEItSCHIJHSELEN EN ONDEIlKEItNISGSTEEKEÜfEN VAN DEN VERSLAGEN DBOES,
In de meeste gevalien heeft men bij dezen vorm van droes ook reeds le voren de vroeger aangegevene geringere ziekte-verschijnselen van den goedaardigen droes waargenomen;
3*
-ocr page 44-
.36
maar het paard is en blijft Ireurig en neerslagiig; Iiet groeil nielj zijn haar blijft raw, overeind staan; de huid llgt vast op het lijf j het paard hoest veel, echter niet zoo krachtvol, raauvv en sterk, maar meer kort en pijnlijk; het slijmvlies van den neus blijft bleekrood, wordtsoms zelfs nog bleeker, dan het voor de ziekte was; er volgt ook geenc uilvloeijing nit den neus; evenmin zetten zieh de klieren onder de kaak op; men kan aan het geheele paard eenen bij voortduring zickelijken toestand bemerken; maar de natuur sclüjnt de kracht niet te hebhen, om eene bepaalde onlstcking te ont-wikkelen. Deze toestand duurt eenigen tijd, tot dat er ein-delijk en geheel onverwachts, dan op daze, dan op eene andere plaats van het ligchaam opzvvellingen verschijnen. Deze op-zwellingen zijn koud, gaan niet in verzweringen over, maar verdwijnen meestal weer. Dit verdwijnen geschiedt soms plotseling in denen nacht; maar te gelijker tijd ontdekt men dan ook weer op andere plaatsen even schielijk opgekomen gezwellen; maar ook deze verdwijnen weer; en zoo verwisselen zij menigvuldiginaal van plaats, lot dat eindelijk een derzelve bij eene doelmatige behandeling staande gehenden wordt, en alsdan bij eene naauwkeurigc be­handeling tot verzwering of vercllering overgaal, of toch in dezelve kan gebragt worden.
Be voornaamste plaatsen , waar deze opzvvellingen ont-staan, zijn: op de dikte der billen, op het krnis, op de lendenen, op de schoft, op de ribben (en vooral aan de valsche ribben.) Soms neemt deze opzwelling het geheele boven-ste gedeelte aan het achterbeen in; in andere gevallen ont­dekt men de zwellingen aan de binnenzijde der achterbee-nen, of ook wel op die plaats, alwaar vroeger de Castratie waargenomen is; (in dit laatste geval ziet men het paard bij zijne overige ziekteverschijnselen tevens kreupel gaan; meestal wordt in het begin de oorzaak van dit kreupel gaan geheel •over het hoofd gezicu, tot dat zieh ten laatste eene slerke opzwelling in deliezen vertoont, welke in verzwering overgaat;) broken deze opzweliingen, nadat zij tot eeuc rijpe vemve-
-ocr page 45-
11 '#9632; '
^
37
ring gebragt zijn, open, dan geven zij doorgaans eene groolfe lioeveelheid elter op. Men houdt hct allijd voor een goed teeken, als er eene rijkelijke hoeveelheid etter onllasl wordt, doordien men alsdan doorgaans eene volkomene genezing van hel uitgedroesde paard, kan voorzeggen en verwachten; zulke groole verzweringen hebben dan ook den naam van kritische verzweringen verkregen.
Zwakke, slappe en tengere paarden en vculens zijn meer aan den verslagen droesonderhevig, dan goed gevoede, sterke en krachtige paarden. Veellijds ziet men ook den verslagen droes bij zulke paarden ontstaan, welke reeds droesig wa­ren, maar bij welke de naluurgeen kracbtgenoeg had, oin de ziokle tot een gewenscht einde te brengen, en bij welk dus slechts eene onvolkomene genezing had plaats kunnen heb­ben. Zoo ook ziet men den verslagen droes ontstaan, als de goedaardige droos ondoelmatig is behandeld; als bij als het ware meer opgestopt, en niet door eene rijkelijke ontlasting (jit den neus, en het opcnbreken der zwerende klieren tot een soed einde aebrast is.
BEHAMDE1IXG VAN DEN VERSLAOEN DROES.
Zoodra men gewaar wordt, dat de droes niet den goed-aardigen loop, van ontlasting uit den neus, en het in ettering overgaan der klieren onder de kaken , aanneemt, maar zieh daarentegen dan hier, dan daar opzwellingen vertoonen: dan steke men onmiddelijk eene fontanel onder de borst, makediedoortepentijnolie, spiekolie,ofSpaansche vliegzalfsterk prikkelend, zoeke daardoor eene sterke zwelling en ette­ring, en daardoor eene krachtige afleiding voort te brengen; lloe spoediger en sterker deze fontanel opzet, enhoesterker de verzwering wordt, des te meer hoop is er op herslelling van het zieke paard. Voor inwendig gebruik geve men het paard C ä 8 keeren daags van het volgende middel:
-ocr page 46-
38
Bfi Pulv. tart, eraetici 5quot;'-
------salic. amoniac. 3 ß-
Flores sulphur. sect; ii.
Sulphur, aurali antimonii 5 i (?•
Pulv. anlimon. crud. 3 i ß.
------rad. allheae.
------— liquiriliae^ ää o i |5.
------— arnic. 3 i.
—nbsp; nbsp;sulph. sodae oj.
—nbsp; nbsp;murias sodae 5 iii.
Deze poeder gemengd zijnde, worde met 2 pond siroop tot cene likking gemaakt. Twee A drie malen daags worde het paard geborsteld en geroskamd, om de huid goed zuiver te maken, en de huiduitwaseming zoo veel raogelijk te bevor­deren. Zoodra men hij het poelsen de eene of andere opge-zwollene plaals waarneenu, schere men het haar van deze plaats af en vvrijve er dadelijk de yolgende zalf in:
Bo Pulv. cantharid. 3 quot;•
------sublimat. corross. 5 sect;•
Axung. porci ^ i /?• M. ad. unguenlum.
Het is altijd goed eenigen üjd vöör dat men deze zalf in-wrijft, de gezwollene plaats cerstmeteen smeersel (vanterpen-lijnolie en vliegende goest in gelijke mate vermengd) sterk in te wrijven , en als deze plaats dan weer droog en pijnlijk geworden is, vervolgens de zalf op le smeren; ziet men des anderen daags dat da zwelling dezelfde blijft of zelfs grooler wordt, zoo wrijve men de zalf onraiddelijk nogeens dik er op, en zoeke de zwelling zoo spoedig mogelijk tot eltering te brengen. Zoodra men eenige golving (of zwap-ping) er in voclt, meet men dadelijk deze zwelling openen; men trachte verders door het hcrhaaldc inwrijven der zalf deze zwelling eenigen tijd eltcremle le houden. Op deze
I
-ocr page 47-
39
#9632;wijze moelen alle gezwellen, welke men onldekt, behan-delil worden. Het ondcr behandeling zijnde paard worde daarblj steeds in een' luchtigcn stal gehoudcn. Aan hetzelve worde de heele haver onllrokken, en daarvoor garstemeel of zemelen met goed hooi en haverstroo gegeven. Ilet drinkwater worde steeds met ecnig warm water vermengd, en des daags worde hot paard een dekopgelegd, (om door de wärmte de huiduilwaseming te bevorderen;) des nadits geve men hetzelve rijkelljk legslroo. Zoodra de ziekte aan de betere hand is, (helwelk men kan onderstellen, als het paard vrolijker en lieriger wordt, het levcndiger en helderdcr uit deoogenziet, het quot;haar zieh gladder op het lijf begint te leggen, de eetlust vermeerdert, de pis eerst withruin en troebel, en daarna hel­der wordt, de mest weeker en in rijkelijker hoeveelheid outlast wordt,) dan late men het paard bij goed en warm weder een uur stapvoets afrijden; en alsdan ga men ook langzamerhand wecr lot do gewone voedering over. Het is bij dit alles zeer aan te raden, met de bovengenoemde likking te hlijvcn volhoudcn lot de volkomene beterschap volgt. Heeft men de overtuiging verkregen, dat de vroegere goed-aardige droes door eene verkeerde behandeling opgestopt is, (zoodat bij eene vroegere behoorlijkeuitvloeijing uitdenneus, deze te vroeg door zamentrekkende middelen is teruggedre-ven,) alsdan verzuime men niet door herhaalde aanwending van dampbaden , de te vroeg gestople ontlasling uit den neus weer te voorschijn le doen komen , en alsdan den droes door de reeds aangegevene meer doelmalige behandeling tot een gewenscht einde le brengen; waarbij men dan nog een' ge-ruimen tijd met het ingeven van de likking, zelfs nog eeni-gen tijd nadat het paard schijnbaar geheel genezen is en uitgedroesd heeft, voortgaal. Daarna geve men het paard als een zeer heilzamc nakuur, eene goede weide. Duurt het opkomen en verdwijnen der gezwellen langen lijd.zon-der dat men in slaat is, om daarin eene regelmalige ver-zwering le kunnen voorlbrengen; of duurt deze ziekelijke toesland zoo lang, dal het geheele geslel van het paard
-ocr page 48-
wm^m^mmm
40
daardoor lijdt, dat het afvalt en mager wordl; zoo is hel liij zoodnnige gevallen meermalen gelukt, ecnen rcgelmatigcn gang in de loop van den droes te brengen, door zulk een paard naast een sterk uit den neus uilwerpend droesig paard te stellen, om op deze wijze door eene vrijwillige aanste-king den gewonen en goedaardigen droes voort te brengen. Op eene andere wijze zal men dit doel ook kunnen berei-ken , en daardoor dan den droes voorbedaclitelijk kunnen inenten, door van de uitvloeijing uit den ncus, of van den elter uit de zwerende klieren van door den goedaardigen droes aangetaste paarden, eene hoeveelheid op het slijmvlies van den neus van het paard, bij hetwelk men door vrijwillige inenting den droes wil doen ontstaan, te wrijven, en zulks eenige keeren le herhalen. Heeft men op de eene of andere wijze dit zijn voorgesteld doel bereikt, dan trachte men door de hier te voren aangegevenbehandelingswijze, dezenvrijwillig voortgebragten droes wcer te genezen.
-
-ocr page 49-
-ocr page 50-
-ocr page 51-