-ocr page 1-
#9632;:im-
.laquo; '%%
9. ... -*'* gt;
gt;^ WH1-
^ a H
;v*v^,.
gt;^
f^ V
f^
-JUs^-X
-ocr page 2-
.
-ocr page 3-
#9632;
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2912 817 4
-ocr page 5-
C,s
•m-
wimmm
OVER DE
KENTEEKENEN VAN DE WARE
RÜNDERPEST,
ES
DE MIDDELEN OM DEZE VEEZIEKTE VOOR TE KOMEN,
DOOR
D. HEILBRON.
J€ed. Doctor te Amslerdam, Lid van de Hollandsche Alaatschappij van Wetenschappen te Haarlem.
BEKROONO BOOR DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ
VAN WETENSCHAPPEN TE HAARLEM , IN
DEN JARE 1824.
c,lt;d^SEamp;dgt;laquo;
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632;#9632; - 1/
'.: :#9632;#9632;#9632;#9632;#9632;#9632; '
Te Haarlem, by
raquo;e Wed. A. liOOSJES, plaquo;. ISAraquo;.
Ma
-ocr page 6-
.
#9632;.
:
#9632;
#9632;
#9632; •
Gtärukt tif de £rven f. toosjes.
-ocr page 7-
VERHANDELING
I
TEraquo; BEANTWOORDINO DEB
V R A G E:
fTeÜe zijn de zelere ienleekenen van die ware veepest, welke ygt; voor dertig en meer jaren vele noordelghe gevesten en ook raquo; ons oaderfand heeft geteisterd? Zijn er genoegtame rede-ygt; nen behend om vast te stellen, dat die zielte in deze lan-raquo;den nimmer ontstaat zander btsmetting ? Zoo ja, zyn dan .raquo; de middelen, velke in nahurige rgken worden 'aangewend, raquo; om den in. en doorvoer van die besmetting vbor te komen, *. genoegzaam geruststellende, of blijft er voor. ons vaderland * deswegen* nog eenige vrees overig, en wat han en moet raquo; men in dat geval aanraden, om „lie gtvaren van besmet-raquo; ting zooveel mogelgh weg te nemen'/'
DOOR
D. H E I L B R O N,
Med. Doctor te Amsterdam.
Aaa wen op de algemeene jaarlijksche vergadering der Mkat-
laquo;chappij, den 22 Mei 1824. de gouden eereprijs en de
premlaquo; van honderd vijftig guldens zijn toegewezen.
J
-ocr page 8-
'
#9632;
-
k
Met de hernicuwde uifgavc dezer belangrijkc Verhan-deling hebhen Directeuren der Hollandsche Maatschappi; van Wetenschappen zieh fen doel gestcld, Hezehe ineer algemcen vcrhrijgbaar te doen zijn.
. - - #9632;
. #9632; #9632; ' #9632;' - '
-ocr page 9-
V ER H A N D ELIN G
OVER
DE KENTEEKENEN VAN DE WARE VEEPEST, EN DE
MIDDELEN OM DEN IN- EN DOORVOER VAN DIE
BESMETTING VOOR TE KOMEN, EN OM ALLE
GEVAREN VAN BESMETTING ZOO VEEL
MOGELIJK WEG TE NEMEN.
5
1 1
fi.i i
•lt;8*8S^8gt;laquo;bbraquo;
INLEIDIMG.
JJe ziekle ondcr het rundervee, bekend onder de bena-ming van vee- of runderpest, sedert haar beslaan in Eu­ropa de aandacht der beroemdstc Natuur- cn Geneeskundi­gen tot zieh getrokken hebbende, en ook hier le Lande door
CAMPER , VIKK , ENGELMAN , NOZEMAN , VEERMAN , MONCHY , de
vier Haagsche Docloren , en meer anderen , zoo ernslig on-derzocht en bearbeid zijnde , zoude men met- redenen kunnen aarzclcn eene poging te doen ter oplossing van de door de Hollandsche Maatschappij voorgcslclde vraag , nopens de ge-meldc ziekte, en alzoo bij de reods bestaande uilgebrcide Schriften dienaangaandc iets van belang te willen bijvoe-gen (*), ware het niet, dat men , volgcns de premissen de­zer vrage , bij hare oplossing, het oog allerbijzonderst moet gevesligd houden op het meerder licht, dat, sedert deze ziekte hij ons heefl gewoed, in latere tijden in andere
(*) Behalve de hier gemeide Vaderlandsche Schrijvers, wier Schriften wij te algemeen bekend oordeelen, om dezelve nader te oraschrijven, vindt men bij dezelve ook (en vooral bij den eerstgemelden) eene talrijkc Igst van buitenlandsche Schriften nopens dit onderwerp aangeteekeud.
1
-ocr page 10-
(2)
landen over dezelve verspreid is: Het is ook ecne be-kende zaak, dat, hoezeer ons Vaderland, dank zij het Op-perwezen, sedert het jaar 1780 of daaromtrent, van deze plaag is bevrijd gebleven , of dat ten minste, wannecr men het beslaan derzelve vermoedde, zij geenszins met die al-vqrnielende woede en uilbreiding als Toorheen is waargeno-men; zij echter in latere tijden in Polen, Oostenrijk, Si-lesie , Pruissen, en in meerdere gcdeellen van Duitsch-land, in drie verschillende tijdperken , als van 1795—1799, van 1807—1810 en van 1812—1815 , op eene vrij crn-ernstige wijze heeft gewoed; welke gebeurtenissen, zoovele Geneeskundigen bezig gchouden hebbende (*) , natuurlijk aanraquo;
(*) Men behoeft slechts den geest der Duitsche geleerden tc kennen, om overtuigd te zijn, dat het nader verschijnen dier ziekte tot veelvuldige Schriften aanleiding gegeven heeft, on-der welke de volgende de mecste oplettendheid verdienen :
Ploucquet , Belehrung über die Hornviekseuche , 1796.
Busch , Unterricht für den Hessischen Landman , die Löserdur-re , oder Viehpest zu kennen , zuheilen, und vorzubeugen , 1196.
Vogler , Die Verbannung und Rettungsmittel bey gegen-ivärtige grassirende Vieseuche , 1796.
Moricke, Abhandlung über die Natur und Heilung der ge­genwärtige Vieseuche, 1797.
Mezler , Bemerkung über die Hornviehseuche des Jahres 1796, 1797.
Reich , Richtige und Gewissenhafte Belehrung, über die Viehseuche und die Inoculation, 1797.
Yon iioven, Versuch über die gegenwärtige Hornvieseuche.
Acicerman , Nähere Ausschlüsse über die Natur der Rind-viehseuche.
Pessina , Anleitung zur Heilung der Rindviehpest, 1802.
Keck . Der we^ die Rindvieseuche auss zu rotten , 1803.
Hering, über die Rinderpest und deren Tilgung, 1812.
Riebe, Anleitung zur Kenntniss der Rinderpest, 1813.
Steiner , Entwurf einer Schuts-cur gegen die Löserdurre, u. s. W. 1817.
Am-pach auf gbunfelden , Practische Lehre von den Her-delrankheiten oder Seuchen der grössen Hmssaugthhre, u. s. w. 1819.
-ocr page 11-
#9632;#9632;
(3)
Iciding mocsten gcvcn tot eeno ontwikkeling van nadcre gc-voelcns en dcnkbeclden omtrent de gcmeldc zickle , of ten minste tot leerzame ondcrvindingen en waarnemingen , waar-van bij de oplossing der voorgeslelde vraag een doclmatig gebruik behoorde gemaakt te worden. Wij moeten echter onzen roorouders regt laten wedervaren , en ons van deze naderc inlichting gcen te onbepaald denkbeeld maken, om­trent het hoofddoel aller bespiegclingen in het uitoefenen der Genees- of Veearlsenijkunde; immcrs ten aanzicn namelijk der wezenlijke geneeskundige voorbehoeding en genczende behandeling dier ziekte, zljn even zoo weinig vorderingen gemaakt als in vorige dagen. Het ontbrak trouwens in latcre tijden ook niet aan veelvuldige en zelfs legen elkander slrijdende aanprijzingen, zoowel van algemeene als soortelij-ke behandeling dier ziekte. Dan was het de ontslckingwe-rende, dan wederom de zoogenoemde gastrische geneeswij-ze, die gebezigd zou worden; terwijl de verdedigers van het Browniaansch stclscl, bijzonder dc Italiaansche Arisen , allcen de prikkelende geneeswijze wilden aangewend hebben. Anderen namen hun toevlugt tot soortelljke middelen: de een' wilde de houlskplen, de ander' de kwikmiddelen als het ware hulpmiddel in dezen beschouwen ; zelfs heeft bteiner den turbith minerale als voorbehoedmiddel in dezen aange-raden. De Hoogleeraar reich , anders een groot voorslander van de inenling dier ziekte , deed den voorslag, op grond van het gevoelen van p. mitschel , de dierlijke smelsloffen voor geoxydeerde stikstof houdende , om de vette olien , als water- en koolstof bevaltende, in dezen in- en uilwendig
I
r
Kausch , iu verscheidene zijner Schriften.
Sick , über die Pestirankheiten , 1822. enz.
Door deze opgave vleijen wij ons, op de plaatsen in de Ver-handeling, alwaar wij van deze Schrijvers melding makeu , van nadere aanhalingen hunner Schriften ontheven te zijn ; daar, wanneer wij ons op andere, onder de bovenslaande opgave , niet begrepen schrijvers , zullen beroepen , hunnc Schriften te ge-lijk zullen aangeduid worden.
-ocr page 12-
laquo;#9632;
(4)
tc lateraquo; gebruiken; terwijl door franck en pksina eindelijk het inwendig gebruik van hel zeezout-zuur werd aangeprc-
zen. ----- Behalve echter, dat de buitengewone groole slerf-
te, bij de laterc plaals gehad hebbende epizolien, zoodat op sommigc dorpen in Silesie niet een eenig runderbcest is overgebleven, geen le gunslig denkbeeld omtrent alle die aangeprezene behandelingen opleverl, en dat ook de meeste der voorstanders van de. eene of andere geneeswijze zelf erkennen , dat de behandeling, door hen aanbevolen, slechts in den eersten aanvang der ziekle eenig nut konde aanbren-gen en in den gevorderden Staat derzelye alle hulp nutte-loos bevonden is-; zoo betuigen een aanlal, uit veeljarige on-dervinding, gcloofbare en bevoegde mannen, als ribbf, , KACSCH , am-pach , sick , enz. de genoemde genccswijzen , in alle tijdperken der ziekte , beproefd , en mecslal nulteloos, ja zelfs nadeelig bevonden te hebben, en komen ten dien aanzien volkomen overeen met Lelgecn reeds vöor ruim vijf-lig jaren , door onzen Landgenoot monchy (in de Verband, dezer Maalsch. 11 Dcel), nopens het onloereikcnde van eeni-ge geneeskundige behandeling in dit geval, is aangeloond; terwijl het daarenboven als een meest afdoend bewijs voor de als nog bcslaande onzekerhcid der geneeskundige behan­deling in dezen kan aangezien worden , dat de meeste Ge-neeskundigen van onzen tijd de gelegenheid gehad hebben die ziekte in hare voile woede te zien, en zelfs de eene of andere geneeswijze hebben aangeprezen , toch op het einde eenslemmig verklaren , dat deze plaag voor als nog behoort beschouwd te worden als een onderwerp , minder betrekke-lijk tot de eigenlijke Veearlsenijkunde, maar des le meer tot de zoogenoemde Vee-artsenij-Politie, en milsdien bet be­werkstelligen van zoodanige polilieke maatregclen, als waar-door dezelve afgeweerd, en, zieh vertoonende, hare uil-breiding voorgekomen kan worden, op den voorgrond moet gesteld worden.
Dit lhans zoo algemeen aangenomen gevoelen is inmid-dels van de vroegslc fijden af, dat deze ziekle zieh in Eu-
LC
-ocr page 13-
f 5 )
ropa hecft begonnen te vertoonen, ook niel geheel en al onbekend geweest, daar loch-ten alien lijde, door rneerdc-re Gouvernemenlen, pogingen zijn aangewend , om de uil-breiding dier ziekle door polilieke maatregelcn le keer te gaan. Zelfs het sedert de laalste 30—40 jaren algemeen aangeprezen , ja wettig aanbevolen dadelijk dooden van ziek of verdacht vee, is reeds door lancisiüs aangeraden en in den jare 1713 te.Rome in ovcrweging genomen, doch door de • meerdcrheid der Kardinalen verworpen; wanneer ook binnen 7 of 8 ihaanden niel minder dan 30,000 sinks rund vee door de ziekle zijn weggesleept ; daar in het nabij-gelegen Caprara, door het dooden van vijf zieke ossen, de verdere uilbrciding der ziekle geheel en al is gesluil. En zoo vervolgens is deze maatregel, in vroegcre jaren , in Zwitserland, Engeland, en meerdere gewesten, met vrucht werkslellig gexnaakt, gelijk zij ook hier te Lande , in het jaar 1799, wetliglijk is ingevoerd, en door de allerbclang-rijksle oprigting van een Veefonds des te eerder in werking kan gebragt worden; zoodat, hclgeen in latere jaren ten dien opzigle is voorgedragen, höofdzakelijk strckt, om denbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;j
reeds van jaren herwaarts gekocslerde gevoelens nader te staven. Wij kunnen inlusschcn niel onlveinzen , dal om-trenl deze ziekle echter nog onzekcrheden schijnen bestaan te hebben , welke verdienen nader opgeheldcrd le worden, en waaronder bijzonder behoorl de belangrijke zekere her-k(?nning derzelve. Immers geen vreemdeling in de geschie-denis der Vcearlsenijkunde zijndc , zal men gaarne loestem-men, dal bij hcl onlslaan van koorlsige ziekle onder het rundervee meermalen Iwijfelingen plaals hadden nopens den waren aard van zoodanige ziekle, en men niel zclden in-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,
het geval geweest is, sommige koorlsige zieklen met de wa­re runderpesl te verwarren. Getuigen hiervan de menig-vuldige twistgedingen, welke bij zoodanige gelegenheid on­der de kunsloefenaars builenlands hebben plaals gehad ; —^ de klagten der latere Fransche Geneeskundigen (zieh thans op het Veearlsenijkundige toegelegd hebbende) over het mis-
gt;-
-ocr page 14-
( 6 )
hi uik, helwelk in soortgelijkc gevallen van de bcnaming besmettelij'ke veeziekte gemaakt is; en cindelljk hetgeen wij hier le Lande, in onze tijdcn, ondervonden hcbben. Zoo heeft zieh in den jare 1796 , in een gedeelte der Provincie Gelderland, eene zifekte onder het rundvee verloond, welke van sommigen voor de ware runderpest werd aangezien, helgeen echter van eene andere zijde ernstig is tegengespro-ken, voor welk laatst gevoelen, volgens de uilkomst, de mecste waarschijniijkhcid bestond, naardien deze ziekte, zonder dat er maalregelen van belang genomen waren, die, volgens de bekend geworden officieele slukken, eerst zouden worden daargesteld, onbemcrkt van zelve verdween, zonder de minste sporen na te laten, daar loch de ware runderpest, in vroegere dagen hier te Lande eens versehe­nen zijnde, jaren achtereen bleef voorlwoeden en eene vreeselijke slagting onder het vee maakte; tcrvvijl cr ver-volgens eene soorlgelijke, doch vrij meer aanmerkclijke ge-beurlenis in den jare 1814 in de Provincie Utrecht plaats had , wanneer eene zecr ernstige ziekte onder hcl rundvee zoo overluigend voor de ware runderpest werd gehouden, dat men noodig oordeelde de gemelde wet van 1799 in werking le brengen , en echter ook , in dit geval , het be-slaan der ware runderpest bclwiifeld is (*); welk laalst ge­voelen wij ook (zonder ons dienaangaande in eenige bijzon-derheden in le laten) niet als ongegrond kunnen beschou-wen, bijaldien, zoo als op bladz. 45 van het aangehaalde sluk is aangemerkt, de incnling bij die ziekte zonder gevolg gebleven is; uil welk alles dan volgt, dat men met de dia­gnosis in dit geval nog niel zoo ver gevorderd is dat men daarop volkomen vertrouwen kan.
Vervolgens is het een niet minder gewiglig, doch ook niet genoegzaam ontwikkeld punt in dezen, om op goede gronden te bcpalen , hoedanig deze zickle in afzonderlijkc gewesten onlslaal, of met andere woorden , of deze ziekte
(*) P. krauss, over den aari en geneeswijze eener Feeziei-fe, enz, 1814.
it
L
-ocr page 15-
altijd ailccn uit ecnc van ciders aangebragte besmetting ge­boren wordt, dan of zij zieh in eenig gewest van zeke zoa kunncn onlwikkelen ? van welke omstandigheid loch alleen dc mogelijkheid afhangt, om het indringen dezer plaag in eenig gewest al of niet te kunncn afwercn , terwijl dan ook de maatregelen , welke ter bereiking van het oogmerk in do­zen kunnen of bchooren werkslellig gemaakt te worden , zieh uit de gemeide opsporing moeten onlwikkelen.
Uit dit oogpunt de voorgeslelde prijsvragc beschouwende, vermeenden wij dan ook ecnc proeve tot derzelver oplossing le mögen nemen, en om ten dien einde onze denkbeelden zoo geregeld als duidelijk voor le dragen , hebben wij de vol-gende verhandeling, welke wij bij dezen de eer hebben der geeerde Maatschappij aan te bieden, naar gelange der vrage, in vier afzonderlijkc afdeelingen gesplitst. In de eersle van welke wij, na de zwarigheden omtrent eene vol-doende diagnosis der runderpest in hare moeijelijke onder-schciding van andere gelijksoorlige koortsige zieklen van het rundvee uiteen gezet te hebben ,' de bijzondere omslandig-heden trachlen aan te loonen , op welke de ware herken-ning dezcr ziekte, volgens lalere ondcrvindingen, schljnt te beruslen: terwijl in de tweede afdeeling de redenen worden onlwikkeld, om welke men met grond schijnt te künnen vaslslellen, dat deze ziekle, in onze gewesten, nimmer zonder aangebragte besmetting onlstaat, helwelk ons tevens gelegenheid geven zal, om de nosologische klassificalie dier ziekte juist te kunnen bepalen. In de derde afdeeling zul-len wij , als het resullaal van onze voorgaande opsporing, nopens het oorspronkelijk onlslaan der ziekte, onderzocken, welke maatregelen omtrent den m- en doorvoer van ziek vec, in andere gewesten, plaals hebben, waardoor ons Vadcrland kan gerekend worden voor de besmetting bevei-ligd te zijn. Deze echter niet genoegzaam voldoende zul-lende bevonden worden, zuilen wij in de vierde afdeeling de middelen voorstellcn, welke wij vermecnen, dat uit dien hoofde in dit Rijk bij de hand bchooren genomen te wor-
:,
l
i
-ocr page 16-
(8)
don ; even wd geenszins, wannecr dc zickle reeds bestaat, heiwelk, gehcel buiten dit bestek gelegen ligt, zoo als wij daaromtrent in de verhandeling zelve ter bchoorlijke plaalse nader zullen verklären, maar alleen, om alien gevaar van bet aanbrengen der besmetting le voorkomen, en alzoo do runderpesl uit ons Vaderland volslrekl af le weren.
wDgguCMpi'IOigBltlaquo;laquo;
EERSTE AFDEELIWG.
Algemeene bedenkingen omtrent eene voldoende on.'
derkenning der ware runderpest, met aanwij-
zing van de zekere kenteekenen dier ziehte.
% 1, Volgens helgecn de geschicdenis ons lecrt, omtrent bet eerste onlslaan van de ziekle onder hot rundvee in jElaquo;-röpa, schijnthet, dal dezelvc zieh in de jaren 1709—1710 bet eerst in dit werelddeel becft verloond; wanncei- zij zicb uit Aziatisch-Turkije en Dalmatic door Italie , Ilonga-rije, Polen, en zoo vcrvolgcns door geheel Europa, op eene moorddadige wijze, beeft verspreid , en tot 1719 is blijven voortwoeden; terwijl zij in bet jaar 1714 bier le Lande, volgens de aanleekeningen, tusschen twee- en drie-maal bonderdduizend stuks vec wcgsleeple, en van daar naar Engeland was overgevoerd.
Deze wijze van voorlpianting, welke ingt; Italie uil een' ce-nigen zieken os zoude zijn onlslaan, en in lalcre tijden op soortgelijke wijze is waargenomen, zoo als in den jare 1741, wannecr zij wederom van land tot land , en hier tc lande in bet jaar 1744 doordrpng , wijders wederom in hei jaar L758, teen zij tot 1780 , of wel nog cenige jaren later, bleef aanbouden, en zoo vervolgens, in lalere jaren in meerdere vreemdc rijken zoodanig plaals gebad heefl, (waarbij nog in aanmerking kwam, dal onverminderd alle overigc buisdic-yen in djo gcvallcn onaangetast bleven, die zickle echter
4
-ocr page 17-
1 ;
- ( 9 )
van hel eene rund op hei ander o'ok Lljzondtr dt)or de inenting werd overgedragen) bragl de geneeskundigcn dade-lijk op het vermocden, helwclk , voorloopig gezegd , zieh meer en meer bevesligde, dal dezc plaag moesl beschouwd worden, als onlslaande uil eene cigenaardige smclslof, al-leen op het rundervee wcrkzaam , en zieh door besmelling voorlplantende; en men zochl dus van de vroegsle lijden af eenige overeenkomst lusschen deze ziekte en soortgelijke be-' smeltende zieklcn onder de menschen ; zoo vergeleek ba-mazzini, en anderen met hem, dezelvemetde kinderpokken; engelman wilde eene overeenkomst met de mazclen , lerwijl in onze dagen hildebrakdt (über den Typhus) dczelve voor eenzelvig met den Typhus contagiosus verklaarl; sick (über die Pesthrankheiten) eene vergelijking zocht te vinden lus­schen deze veeziekle en de Amerikaansche gele koorls, welke hij de IKestindischepestnoemi, en cindelijk hufeland (üter die Kriegspest) vermeent, datzij met de ware menschenpesl behoort gelijk gesteld te worden. Omtrent welke verschillende gevoelens wij noodig oordeelen aan te merken, dal het ons is voorgekomen, dal, zoo al zoodanig eene systhemalische nosolo-gische klassificatie minder noodzakelijkmögt geoordeeld worden, wanneer het om de geneeskundige behandeling te doen wa­re ; in dit geval echter, bij hetwelk alles van doelmatiglaquo; polilieke maalregelen af hangt, en hel zoo zeer op eene juis-te onderscheiding van gclijksoortige ziekten aankoml, zoo-danige op de eigenaardigheden der ziekte gegronde nosolo-gische rangschikking nict moct uil het oog verloren worden , toi welke wij dan ook zollen lerugkomen, na al de bij uil-sluiling bij de runderpest plaals hebbende bijzpndcrhedcn le hebben ontwikkeld ,• lerwijl wij lhans den aard dier ziekte , en bijzonder de bedenkingen dienaangaande, in oveivvegiiig zullcn nemen.
sect; 2. Het moel inderdaad in den eersten opslag vreemd schijnen , dat omtrenl eene ziekte, zoo als de runderpest, zoo dikwerf waargenomen en omschreven, nog eenige. on-zekerheid ten opzigle barer onderkenning zou bcslaan; in-
4
ml
-ocr page 18-
#9632;'
i 10 )
micldcls worth i.it minder cnverklaarbaar, wannecr wij in aanmerking nemen, dal men bij do onderkenning in dezen , even als bij de ongestcldheden van den mensch, meestai het oog op de zickelijke verschijnselen en toevallen heeft gevesligd, daar inlusschen, behalve dat het bij het vee over het algemeen zecr moeijelijk is , om uit deze omslan-dighcden eene voldoende diagnosis op te maken , uit hoofde van het gcmis van die inlichting, welke den arts van den lijdenden mensch, nopens het geen dezelve gevoelt., kan gegevcn worden, deze verschijnselen , ook zondcr de even-gemelde zwarigheid, bovendicn niet toereikcnd kunnen ge-acht worden, om bet- al of niet beslaan der ware runder-pesl met zekerheid te bcpalen; welk denkbeeld reeds onzen groolen camper niel geheel vreemd schijnt geweesl te zijn , ten minste (bladz. 6i van zijne lessen over dc veepest) eenige verschijnselen der ziekle, als bewijzen voor het be­slaan dezelve opgevendc, volgt daarop dadelijk, vooral wannecr de hesmclting hier of daar in de nabuurschap reeds hespeurd is; zoo dal de ziekelijke verschijnselen al-leen door dien naauwkeurigen naluuronderzocker niet voor geldig geiroeg gehouden zijn; lerwijl ook door paulet (in zijne Vee-Arlzenijkundige Schriften) , en door meerdere la-tcre schrijvers, ten crnsligsle wordt gewaarschuwd , om zieh #9632; in deze gevallen niet door de gedaanle der ziekle te lalen misleiden , en van hetwelk wij vermeenen de redenen op de overluigendsle wijze te zullen kunnen onlwikkelen , na cene omschrijving van de toevallen en verschijnselen, wclke deze ziekle vergezellen, en na den dood gevonden worden; al-zoo na eene volledige opgave van dc gedaanle der ongesteld-heid , onder welke de runderpest in het algemeen begrepen wordl, le hebben lalen voorafgaan.
sect; 3. Het beloop der runderpest in vroegere tijden , en zoo ook door onze Ncderlandsche schrijvers, op eene algemecne oppervlakkige wijzc beschreven zijnde, heeft men in latere tijden gelracht daaromlrenl eene mcer regelmalige orde daar te stellen , en volgens den gang der ziekle, bijzonder die bij
-ocr page 19-
(11)
de incntingcn is waargenomen , dezelve op de volgende wijze in drie verschillende tijdpcrken to splitsen.
Onder liel ccrsle tijdperk wordt verstaan hel plaats heb-bend lijdverloop van het oogenbhk, dalhetdier besrnet is ge-raakt, lot dal de ziekle uilbarsl; en door sick op niel ineer en niet minder dan op zeven dagen, door anderen wederom op vijf of zes bepaald wordt; door pessina daarenlegen tot den veertienden dag gerekt wordt. Gedurendc helzelve willen sommigen bij de beesten cenen vermecrderden eellust en levendigheid waargenomen hebben, zoodal zij soms wild werden en loglig schenen, welke bedriegelijke tierigheid echter langzamerhand verändert in eene zekere treurigheitl en loomheid, die bijzonder kenbaar zoudc zijn, aan hel eigendunkelijk afzonderen ,van zoodanig beest van de oven-gen , en den druiligen gang, die met ongelijke schreden ge-schiedl. Voorts zoude men soms ook waterige oogen en een kuchje bij de dieren bespeuren, welke twee laatsle verschljn-selen echler door engelman en later door pessina en anderen als de beginselen der voorhanden zijnde ziekle zijn aange-merkt; lerwijl voor het overige alle naluurlijke verriglingen in cenen behoorlijken slaal schijnen le zijn. Daarenlegen verklaart sick , zieh op zijne vceljarige ondervinding beroe-pende, in dil tijdperk geene de minsle verschijnselen van ongesleldheid te hebben ondervonden, zoo als ook mecrdere schrijvers, welke de laalsle epizolicn waargenomen hebben, de vermelde builengewone levendigheid niet schijnen te heb-hebben opgemerkt. Inlusschen komen alle waarnemingen van alle tijden overeen, en waaromtrent dc incnlingcn veel inlichtingen gegeven hebben, dal er lusschen hel oogenblik van aangebragle besmetlihg, en de uilbarsling der ziekle een tijdvcrloop bestaal, in helwelk de beeslen of volmaakt gc-zond zijn , of ten minsle zoodanig schijnen te zijn',- allhans , dal de soms plaats hebbende voorloopigc verschijnselen van ongesleldheid naauwelijks bemerkt en mecslal over hel hooid gezien worden, zoo dat de ziekle, zoo als camper zieh reeds heeft verklaard, met den slag waarschuwt, om wclke
\
i
#9632;if-
*
i
-I
-ocr page 20-
( 12 )
redenen dan ook tie corsle kcnbare zickelijke verschijnselfn , waaronder hot twecde tijdpcrk der zirkle begrepen wordt, als de aanvatig dorzclve kunnen beschouwd worden.
Dil lijdperk of de wezenlijkc aanvang der zickte kondigt zieh aan door cenen ernsligen aanval van koorlsige bewx-gingen , aanvang nemende met Irillingcn , beving, afwisse-lende koude der ooren en horens, waarop ccne volgende hilfe met vermeerderde polsslagen tot 70 , 80 slagcn in eene minuul, welke koorls enkele malen aflalende , doch meeslal aanhoudende bevonden is, waarna zieh de volgende ver-schijr.sclen en toevallcn onlwikkclen. De afschciding der melk bij de mclkkoeijen en herkaauwing verminderen meer laquo;n meer, en houden gehccl op , schoon cr nog een zweem van eellust bestaat, welke echter allcngs verdwijnl; bet dier schudt onwillekeurig met het hoofd , en laal helzelve bene-vens de ooren bangen (*). De hoest, het zij die bevorens nl of niel bespeurd is, wordt thans duidclijk waargenomen, is zeer dioog en krampachlig, do ademhaling is benaauwd ; de flanken slaan gcweldig; de baren staan verward en bor-slelig tegen elkandci-, lerwijl de huid allengs vastraakt; de tranende oogen worden onlsloken , en het wenkvlics, in den gezonden staal naanwelijks zigtbaar, zweit op en verloonl zieh als ern rood blaadje , welke onlsleking zieh dan ook uilslrekt lot do neushclle , de mond en de keel, bij welk laatst toeval de dieren, bij de minste doorzwelging, blijken van erge pijnrn geven. De pislozing vermindert, en helgeen geioosd wordt, hecft eene donkcre kleur; lerwijl de bewe-
{*) Volgens de aanteekeningen vanENOELMAN en \iKKhad bij de kalveren, door de ziekie 'aangetast, eene zwelling van het hoofd plaats. Opmerkenswaanlig is het intusscher., dat in de. laterc aanteekeningen en beschrijvlngen dier ziekte , in Duitamp;ch-land scdert een groote twintig jaren voorgevallen , noch Van dit verschijnsel, noch van de kalvereu , over het geheel bijzondere melding gemaakt wordt. Mogelijk dat in die landen, minder zoogenaainde aanhouders gevonden worden, en het grootste ge-deelte rundvee, van huiten inkomende, in volwassen vee be­staat.
-ocr page 21-
#9632;
• ( 13 )
ging der dieren mcl de groolste Iraagheid geschicdt, daar zij, of met zeer ongelijkc schredcn of met het bverkools-loopen van een der achlerbecnen , zieh met mocile van de eene naar de andere plaals begeven. Inmiddels de zieklc toenemende , vermeerdert de koorts toi 110 polsslagen en nicer in cen minnut, die echter zeer ongelijk zijn. Het vocht uil de oogen en neus verkrijgl eene lijmige en snottr-rige hoedanigheid , de inoiid geraakt vol schuim ; het dier schijnt allergevoeligst voör alle aanraking, vöoral op den rug , is zeer onruslig en steent bij aanhoudendheid ; herkaau-wing , inelkafscheiding en eellust zijn bijna verdwenen ; en er heeft een buitengewone verstopping van den afgang plaals, waardoor de buik niet zelden zeer opgezet wordt.
Deze versloplheid verändert gemeenlijk in eene even zoo allerhevigsle loslijvigheid, met welk verschijnsel het derde tijdperk der ziekte een' aanvang neemt, of zoo als sick , uit hoofde dat de ziekte nu tot een einde komt, hetzelvehet tijdperk der crisis noemt, schoon hij ook erkenl, dat de dieren veelmalen reeds in het tweede tijdperk sterven.
In dil derde tijdperk, hetwelk nu eens vroeger dan cens later zijn aanvang neemt, verergeren niet alleen alle de vo­rige omslandigheden, maar zij veranderen ook min of mecr van gedaanle; de polsslagen vermenigvuldigen , worden zwak en onregelmatig , de oogen staan zeer flaauw ; en het vocht nit dezelve wordt dikker en ctterachlig; zcodanig wordt oojc het slijm uil den neus en de kwijl uit den mond, welke laai schuimend , zeer slinkend en somwijlen bloedig is, en aan de bovenlippen blij ft vastkleven , zonder dat het dier, zoo te zeggen , likkebaardl. Het inwendige der mond, de long en het landvleesch zien bleek , en zijn veelal mel puistjes bezet, en hier en daar ontveld. Het dier knarst vreesclijk met de waggeknde landen ; de verzwakking en angst nemen toe ; de dragende koeijen verleggen hunne onvoldragen kal-veren. Alle natuurlijke verriglingen, waaronder ook de pis-lozing, schijnen stil te staan; tcrwijl bij eenen onwilickeu-rigen afgang , eene wankleurige, ellerachlige , en zeer slin-
I
-ocr page 22-
{ii)
keude sloJ geloosd wortll met gcweldige pcrsingen; waarbij op lid laalst, waarschijnlijk door de verlamming der sluil-spicrcn van den endeldarm, dezelve wordt uit hel ligchaam gepersl met toenemende onvvillekcurige spuiling van den stin­kenden mesl; vvannecr zieh dan ook bij dc koeijen een el-lerachlig slijm uit het vrouwelijk schaamdeel ontlast, waarop dan de dood volgt. In dit laalsle tijdperk der zickte wor­den dan ook in de meestc gevallcn , ja, bijna altijd op de oppcrvlakle dos ligchaams van het verraagerd en rank ge­worden dier , zvveren, etterbuilen of eigenlijk eene soort van pokaardigen uitslag onldekt, welke zieh tot de liezen uit-slrekken, terwijl söms ook eene soort van wind-gezwellen ontstaat, dewelke bij de minste aanraking als perkament mi­schen. De leekenen, eene gunstige uitkomst belovende, bestaan (in het voorbijgaan gezegd) voornamelijk in het na-tüurlijk worden van den mest, en de vermindering der el-lerachlige lozing uit oogen, neus en mond, in eene meer vrije ademhaling , in eene aanhoudende malige wärmte der hoornen , ooren, en eindelijk in cenige blijkcn van begeerle naar voedsel.
Het onderzoek der gestorven beesten hier tc lande , bij-zonder door camper , vink , engelmatj , en de vier Haagsche Docloren , en , in latere tijden, door zeer vele buitenland-schc deskundigen te werk gesteld, heeft de volgende resul-talcn opgeleverd ; welke natuurlijk verschillend gewijzigd wa­ren , naarmatc de verschillende lijdperken of den min of meer gevorderden slaat der zickte , of ook naarmatc dat ecn laquo;f ander inwendig deel minder of meerder was aangetast.. Bij hel openen der geslorven dieren, (vooral wanneer de zickte eenigeh lijd heeft voorlgeduurd) wordt hel bloed dun en als slijmachlig zamenhangend bevonden, daar het vleesch soms rood en versch, in andere gevallen wederom zwart-achlig is cn bedorven voorkomt. De hersenen leveren wei­nige bijzonderhcden op, zijnde somlijds cenigzins ontstoken en met bloed , somlijds ook met eene walerige stoffe opge-vuld. Daarenlegcn worden de mond, dc tong, hel
#9632;;
-ocr page 23-
T
#9830;
( 15 )
landvleesch , en alle de zieh aldaar bevindende deelen , als : de slokdarm, strot, cnz., vcclal ontsloken of oolc met gan-greneuse plekken gevonden. De longen zijn veelal uitgezel met veel slijm in de luchtvaaljes, somwijlen ook erg ont­sloken , en met gangreneuse plekken bezet, daar ook en-kele malen , verzweringen, ettcrzakken en waterblazen in dezelve waargenomen worden ; het hart zelve is zelden veel veranderd, daarentegen het hartzakjc dikwerf hevig onlsto-kfen. Voor het overige vindt men in de borslholte bijna altijd eene aanmerkelijke hoeveelheid waterige sloffe, die dan cens naar de gele kleur, dan wederom naar de roode otci-helt en soms ccn' zeer kwaden reuk heeft.
In de ingewanden van den buik zijn de veranderingen meer aanmcrkelijk bevonden; het netvlics en darmvel zijn min of meer onlstokcn en hebben veel gangreneuse vlekken; de pens of eerste maag, door lucht opgezet en gespannen , be-vat veel stinkend voedcr, de rokken derzclve zijn als van-eengeweken, en laten zieh gemakkelijk scheiden; somlijds worden er ook teekencn van ontstcking in dezelve gevon-den , welke echter door sommigen , aan het gebruik van hee-te prikkelcnde gcncesmiddelen worden toegeschreven. De hoove of tweede maag bevindt zieh bijna in denzelfden slaat, doch over het geheel in cenen minderen graad. Het bock of derdc maag is altijd brandig ineengekrompen en te za-mengeschroeid,; het vocder, waarmedc zij opgepropt is, in den gezonden slaat brijachlig zijnde , is zoodanig ingedroogd , dal het zieh lot slof laat wrijven ; terwijl de opperhuid der bladen bij het uilhalen van dit harde voedsel aan helzelvc blijft vaslkleven. De lebbe of vierde maag is somtijds ge­heel ledig, dan wcdcroin, met eene bloedige stinkende stof opgevuld, zij verliest mede zeer ligt hare inwendige rokken, terwijl zij bovendien , in verre de meesle gevallen , ja , bijna altijd, in eenen hevigercn slaat dan de derde maag ontslo­ken , en met fondc gangreneuse vlekken ran verschillemlo groolle bczaaid is, hetwelk zieh tot den twaalfvingerigcn dann, en toi alle de dunne darmen uilstrckt; deze laalstge-
#9632;?
m
-ocr page 24-
(16)
melde zijii , hehalve de cvcngemclde verschijnselen van ver-slerving, welke sommige gclijk stellen met ditzelfde verschijn-sel, na hei gcbruik van sommige vergiften, met cen pik-zvvart slijm ovcrlrokken , terwijl de dikke darraen , minder onlsloken , daarentegen , vecl nicer dan de dünne darmen, met eene stinkende slof zijn opgevuld, en de geringelde dar­men daarenbovcn dikwerf met zwercn bezel, en soras door Karde drekslöSeh verstopt zijn. De lever en mill heeft men Mjzondcr jn hcl jong volsappig vec, hard cn onlstoken be-yonden, doch dezelve vertoonen zieh oök somlijds week en murw. De galblaas is in hei algemeen zeer nitgezet (vol-gens vink en eenige lalere schrijvers echter niet allijd), cn met cene waterige stinkende gal beladen; enkele malen wordt zij eenigzins brandig bevonden, heiwelk echter meer ge-woonlijk in de galleidcrs plaats heeft. De overige buiksin-gewandon , als de nieren, de lijfmocder bij de koeijen en de blaas schijncn geene aanmerkelijke bijzonderheden op te le-veren , somwijlcn echter zijn zij icts onlstoken of met tecke-nen van verslerving , en de blaas met zwarte pis opgevuld ,
sect; 4. Hoezeer nu dil, volgens de vroegsle en laalste aan-teekeningen , onlworpen tafereel, de ware runderpest voor-slelt, zoo blijkt echter reeds gedeellelijk uil die opgave zelvc , en hctwelk door alle waarnemingen volledig gcslaafd wordt, dat deze ziekte zieh op verre na niet allijd , in de voorschreve regclmatige- orde , of ook zoo gelijkvormig ver-toont; zoodat niet alleen een aanmerkelijk verschil plaats heeft , omlrent den tijd van den afloop dcrzclvc, welke, zieh gewoonlijk van den achlslen tot den dcrlienden dag be­palende , zieh somwijlen tot den veertienden dag, en lan­ger, uilstrekl, daarentegen wederom zoo spoedig afloopt, dat de nilgäng der zickle (zoo als bijzonder engelman schijnt ondervonden tc hebben (*)) met den tweeden of derden dag is beslisl, maar dal dil ook het geval is ten aanzien van de
(*) Deszelfs waarnemingen vindt men in het VI Deel van de Verhandelingen der Maatschappij.
-ocr page 25-
quot;
( 17 )
legcnnatuurlijlce tocvallen en rerschijuselen in dezelve, wel­ke niet allecn in afzondcrlijke cpizolien, maar ook in ecn en dezelfde epizolie , ja zclfs op een' en denzelfden slal of weide, bij de rerscheidene zieke beeslen, verschilleud ge-wijzigd worden bevonden.
Daar uit rolgt dan ook dadelijk , dat, ofschoon dc even-gemclde afwijkingen somwijlen van bijzondere, met do hoofd-ziektc niets gemeen hebbende, omstandigheden, als b. v. van eenc bijzondere luchlsgestelheid, van gocde of siechte oppassing, voeding, en van zoovele redenen meer kunnen afhangen; zoodanige ongelijkmalige vorm der ziekte, even-wel geen voldoende maalslaf kan opleveren, om hel beslaan der ware runderpest allcen uit dezelve af te leiden , hct-welk bovendien des te onzekerdor kan geoordecld worden , naardicn meerdere korlstondige, koorlsige zickten van het rundvee bijna onder dezelfde gedaanle vcrschijnen , omlrcnt welke het ons geoorloofd zij , in het voorbijgaan, eenc af­zondcrlijke aanmerking in het midden te brengen.
sect; 5. Onder de ongesleldheden van het rundvee, mode van eenen zeer ernstigen aard , en dikwerf algemeen heer-schende , zouden, volgens de rangschikking derzelve, in de veeartzenijkundige handboeken . hier het longen-vuur, het mill-vuur en het lenden-vuur, bijzondcr de twee eerstgemel-de, in aanmerking moeten genomen worden. Wanneer wij inlusschen in overweging nemen: 1deg;. dat in den vorm dier ongesteldheden naauwelijks eenig ondcrscheid plaats heeff, en dat wel alleen naarmale dat bij de algemecne ongesleld-heid een of ander inwendig deel min of meer ziekelijk is aangedaan ; 2deg;. dat men zelfs, omlrent deze plaalselijke aan-doeningen, veelmalen onzekcr is , welk deel het lijdende is; zoo dat zelfs kaüsch , die bijzonder het mill-vuur zoo ernstig heeft onderzocht, het met zieh zelven niet schijnt eens te zijn , of in die ziekte wezenlijk de milt, of wel de longen worden aangetast; en dat, eindelijk , 3deg;. het wezen­lijk karakter dezer ongesteldheden zoodanig overcenkomt, dat zij allen onder de zoogenaamde te zamengcstelde ziekten
2
A
-ocr page 26-
( 18 )
kunnen gerangschikt worden , welke met eene synocha aan-vangen eh spoedig tot typhus overgaan; zoo schijnt het, volgens de thans meer opgehclderde geneeskundige denk­beeiden , doelmatigcr, althans zoo veel de nosologische klas-sificatie dier ongesteldheden aangaat, om , zonder bij de evengemelde onderscheidene verdeeling en benamingen te blijven stil staan, dezelve onder de generische categoric van typhus te, rangschikken (*) , op welke gronden wij dan ook vermeend hebben in dezen te kunnen volslaan, met zoo wel de overeenkomst als het ondcrscheid, tusschen de in-derdaad zcer aan elkander grenzende runderpest en typhus, aan te toonen: onder welke laatste categorie de bovenge-melde onderscheidene ongesteldheden dan ook behooren be-grepen te worden. Na welken uitstap wij tot ons onderwerp terugkeeren.
sect; 6. Zoodanigc ongesteldheden nemen dan ook hären aan-vang met koorlsige bewegingen, met al de daaronder begre-pen wordende verschijnselen. Men ontwaart alsdan bij het vee beving, afwisselende koudc en bitte van horens en oo-ren, cen' vermeerderden en in het vervolg ongelijken pols-slag ; als ook eene vermindering of wel geheele ophou-ding van de herkaauwing en melkafscheiding. De oogen, die in den beginne der ziekte ontstoken zljn , worden allengs flaauwer ; de mond raakt vol slijm , de tong is bezel met puislen of pukkels; en op het einde der ziekte wordt uit de oogen , ncus en mond eene dikke lijmige slof outlast; wljders kugehen de dici en, hebben eene mpeijelijkc ademhaling, ziin vrij benaauwd , gevoelig voor al de aanraking , knarsen met de tanden , hebben overeindstaande haren ; krijgen som-
{*) Het lomt ons ook niet onwaarschijnlijk voor, dat de zoo-senaamde dolheid bij het rundvee, welke loch dik-werf, zonder gpnoegzame gronden, voor het gevolg van een' dollen honds-beet wordt begroet, mede voor eene typhysche ziekte moet gehou-den worden, en dat. dan ook, bij eene algemeene ongesteld-beid,. de. hersenen plaatsclijk zijn aangedaan, zoo als wij we-ten, dat bij den typhus der menschen dikwerf het geval is.,
_~_^_Ma
^MBM
-ocr page 27-
( 19 )
lijds hier en daar zwcllingen en builen; en bezwijken op het einde door cenc algemeene vcrzwakking , die dikwerf met eenen loopachtigen afgang verzcld is; terwijl bij schou-wing, voor zoo verre die in dcze ziekten is enderno-men, het bloed, de ziekte eenigen tijd geduurd hebbendc, slijmig en snolterig is bevonden; en tcrens aanmerkelijke verwoeslingen in de borst en buiksingewanden zijn aange-troffen; zoodat, behalre dat zieh de longen of milt mecstal in eenen bijzonderen tegennatuurlijken Staat befinden, ook dc lever, de uitgezette galblaas, magen en darmen zieh ont-stoken en gangrcneus vertoonen ; gelijk ook de derde maag met hard droog voedsel is opgevuld. En behoeven wij meer dan deze, op daadzaken gegronde, schets, om van de ge-lijkTormigheid der meer yermelde ongesleldheden overtnigd le zijn ? — Men wilde trouwens, omlrent sommige in beide ziekten plaats hebbende Terschijnsclen, eenig ondcrscheid bemerkt hebben; zoo als, bij voorb., dat de Tochtlozing uit de oogen, neus enz. in de typhysche ziekten zeldcn zoo ettcrachtig, als in de ware runderpest zouden wezen, dan alleen kort voor den dood ; dat bij deze ziekten de her-kaauwing veranderde; dal de hoest bij dezclve vcel heviger zou wezen ; en dat, eindelijk, bij de ontleding de borst-deelen meer ontaard, het bock of de dcrde maag, daar-enlegen, minder ineengeschroeid, dan bij de runderpest werden aangetroffen. Doch in aanmerking nemende, dat zoowel in de runderpest, als in de overige typhysche zie­kten zooTcle wijzigingen plaats hebben , zal men ligt bo-grljpen, dat de voormelde geringe afwijkingen van te wei-nig belang zijn, om van dezelve iets wezenlijks in dczen af ie leiden.
sect; 7. Inmiddels konde zieh de vraag opdoen, of onver-minderd de omschrerene gclijkvormigheul dier verschillcnde ziekten echter geene toevallen of verschijnselen bij de ware runderpest wordeti waargenomen, welke, als alleen deze ziekte eigenaardig, en dus als zoogenoemde pathognornische teekenen konde beschouwd worden. Dan ook de aangewen-
-ocr page 28-
(20) -.
(k pogingen, dienaangaande, hebben geene zekere resulla-len opgeleverd; zoo heeft engelman (bladz. 252 van zijne nadere aanmcrkingen over de runderpest, in bet VII Deel der Verhandelingen der Maatschappij) , de roode pukkels op de long , als een zeker kenleeken der ziekte opgegeven ; daar echter , behalve dat een tijdgenoot van denzelven (camper , biadz. 74 van gemelde lessen) verklaarl, op de long nim­mer iels mcrkwaardigs gevonden te hebben, dit zelfde ver-schijnscl ook bij de gemelde lyphysche ziekten somtijds plaals heeft. Zoo vervolgens heeft men, in vroegere dagen, ver-meend , in de verschij nselen, welke bij de onlleding in som-mige deelen gevonden werden, het karakteriserende dier ziek­te te kunnen ontdckken; zoo is het dunne, snotterige bleed, de over het algemeen plaals hebbende (door vikk echter niet altijd waargenomen) uilzetting der galblaas; en bijzon-der de tegennatuurlijke gesteldheid van het boek of van de derde maag als karakteriserend in dezen beschouwd ; tcrwijl in Duitschland zoo veel prijs op de laatstgemelde verschijn-selen gesteld is, dat de runderpest door sommigen, wegens de haar verzellende uitgezctte galblaas , die Übergalle , en door anderen , uit hoofde van de buitengewone droogte van het voedsel in het boek (in het Hoogduitsch Löser geheeten) die höserdurre genoemd werd.
sect; 8. Bij nader inzien is het echter gebleken , behalve de door geneeskundigen algemeene erkende zwarigheden , om in korlstondige koortsige ziekten uit de inwendige gesteldheid der deelen, en vooral der buiksingewanden a posteriori eene voldoende diagnosis der plaats gehad hebbende ziekte op te maken, dat de evengemelde omstandigheden bovendien., niet bijzonder eigen aan de runderpest zijn ; maar, zoo als boven reeds is aangemcrkt, ook bij andere lyphysche koortsen van het rundvee, en de gesteldheid der derde maag , zelfs na sle-pende ongesteldheden, zoodra maar de herkaauwing niet als naar gewoonte geschiedt (misschien niet altijd in dien ergen graad), meermalcn plaats hebben. Do meergemelde sick vermeent iatusschen, dat de Staat van de vierde maag ol
-ocr page 29-
( 21 )
iebbe in (lit geval, uithoofde van den allerhevigslcn graad van onlsleking derzclve, en van de menigle en in gfedaanlc verschillcnde gangreneuse vlekken, op de de inwendige op-pervlakte derzelre, als onderscheidingsteeken , mecrder op-lettendhcid zou verdienen , dan de derde maag, in welke de gezegde verschijnselen in cenen minderen graad plaats hebben. Deze verschillende omslandigheid dier twee magen , komt ook inderdaad met de ondcrvinding van velen overeen, zoo als wij bij de opgave van het - beloop der ziekle (sect; 3.) ook gewag daarran gemaakt hebben; zelfs heeft men, volgens de ondervinding van reich , bij meerdere zieke beeslen, vroeg-lijdig geopend, in de vierde maag reeds beginselen van ont-steking waargenomen , zonder dat nog in de overige deelen iels van dien aard was te ontdekken. Desnieltegenslaandc verkiaart bebkhey echter, dal de boeren hier le lande, reeds voor vele jaren , op deze aandoening der lebbe opmcrkzaam waren, welke zij de roo of roode maag noemden, en dat, #9632;waarop het bier voornamelljk aankomt, dit verschijnsel, nicl alleen bij de -ware runderpest, maar ook bij het (zooge-naamd) longenvuur is waargenomen.
In latere lijden heeft kausch (Journal van hüfeland XXVIII Deel) vermeend, ecn eigenaardig kenleeken der ware runderpest gevonden te hebben , in de plaalsclijkc brandige ontvellingen , welke zieh op het tandvlecsch en in de keel bij deze ziekle vertoonen, en helgcen hij verkiaart in de epizolien van 1807 en 1808 allijd ondervonden te hebben. Ondertusschen, behalve de onzekerheid, of dit verschijnsel, ten tijde van camper in de runderpest reeds waargenomen, en voor cene soort van spruw gehenden, niet ook in andere koorlsige ziektcn van deze veesoorl plaats heeft, zoo laat kausch zelf, op deze aanleekcning, dadelijk volgen , dal hij echter veel zwarigheid zou maken , om eene plaats hebbende epizotie onder het rundvee , alleen nil hoof-de van het gemis van gemeld verschijnsel, voor geen ware runderpest le verklären , lerwijl ook, volgens de latere waar-nemingen, onder anderen van pessiha , ribbe , sjck , enz.
-ocr page 30-
i
\l
( 22 )
aan dil verschijnsel gccne groole waanie kan gehecht wor­den. Van eenig mecrder belang zcu misschien de op het cinde zieh vertoonende uilslag in de rnnderpest kunnen be-schouwd worden , ten minste is de pokachlige vorm van dit exanthema aanmerkelijk onderscheiden van de gezwellen of zoogenaamde pestkolcn, die zieh soms op het einde der o-verige typhysche ongesleldheden vertoonen. Doch ook daar-omtrcnt valt aan te merken, niet alleen, dat bij dezen pok-achligen uitslag (lot welk verschijnsel wij in het vervolg nog eens zullen terugkomen) , zoo als in sect; 3 reeds is aangc-merkt, en de runderpest ook dezelfde verschijnselen op de huid, als bij de overige koortsige zieklen , worden waarge-numen , en dit zelfvoor dat de eerslgemelde uitslag ten voor-schijn komt; maar dat ook de eerstgemelde ziekte soms zoo spoedig afloopt, dat de beesten dikwerf sterven, zonder dat men eenigen uitslag ontwaart, even als uilgebreide epizolien van lyphysche ziektcn zijn waargenomen, in welke bij de beesten , in den geheelen loop der ziekte, gf en zwecm van eenig gezwel of buil plaats had.
sect; 9. In zooverre op de overtuigendste wijze betoogd heb-bende, dat, ofschoon er eenige min of meer uitstekende toevallen en verschijnselen in den loop der runderpest wor­den waargenomen , het echter zeer bezwaarlijk, ten minste zeer onzeker, kan gerekend worden , om dcze ziekte van andere gelijkvormige (doch niet eenzelvige) ongesteldheden, uit hare gedaante behoorlijk te onderscheiden , en dat men, op deze wijze, aan zeer erge mislastingen zou blootgcsteld zijn ; vloeit daaruit ook voort, dat men , om de zekere ken-teekenen dezcr ziekte wel te kennen, het oog dient te ves-tigen op zoodanige kenmcrkende omslandigheden, welke de-zelve , buiten hären vorm , afzonderlijk eigen zijn , en door Welkeh alle twijfel in dezen kan weggenomen worden.
Deze bijzonderheden inmiddels in het naauwst verband slaande met de primitive oorzaak dier ziekte, zien wij ons genoodzaakt, ten einde het onderscheid tusschen de run­derpest en gclijksoortige ziekten, en de zieh daaruit ont-
r i;fl
i„
'I
i
i
i^^^^M
-ocr page 31-
( 23 )
wikkelendc zekeie kenteekencn der eerstgemelde des le dui-dclijker, naar ons inzien, aan te toonen, om ons eenigzins uilvoeriger le verklaren, omtrent de eerste aanleidende oor-zaak dicr zickte en de haar eigcnaardige bijzondcrheden , waaruit, zoo vvij ons vleijen , de ware kenteekenen dezer ziekte zieh, als het ware, van zeke zullen ontwikkelen.
sect; 10. Zoozeer het eerste ontstaan der runderpest in het eerste decennium der laalst verloopene eeuw , en de nadere vcrschijning derzelve in latere jaren , zoo als reeds in den eerslen aanvang dezer verhandeling voorloopig is aangemerkt (sect; 1), de gegrondste aanleiding hebben gegeven, om de eerste aanleidende corzaak dezer ziekte, aan ccne afzonder-lijke eigenaardige smetstof uit uäziatisch-Turkije in Europa gebragt, toe te schrijven; heeft het toch niet aan tegenover-gestelde gevoelens, dienaangaande, onlbroken; en zonder ons op te houden bij de zieh zelve wederleggende omslan-digheden, aan welke het ontstaan dezer ziekte werd tocge-kend, als wormen in het bloed, lever- en zuigslakken, in-geslokte inseklen , giftige planten, honig- en meeldauw , enz., zullen wij allcen in aanmerking ncmen , dat de oorzaak dezer zickte, zelfs door eenige kundige veearlsen gezocht is, in harde en langdurige winters , en belette uilwaseming, in het tedigt bijeendiijven, verhaaste dagreizen en daaruit ontstane verhitting, in mishandeling of siechte oppassing van het rundvee. Wanneer wij intusschen over wegen , dat het ontstaan dezer ziekte niet in het minst aan ecnig bijzonder jaargetij schijnt verbonden te.zijn, dat de zickte wijders, zoo wel in het warme zuiden als in het barre noorden plaats gehad heeft; dat zij ook wel op de warme stallen, als in de opene weiden, hare woede uitoefent; en dat, eindelijk, het op stal staand of stilstaand grazende vee, even zoo als het van eiders körnende vee door de zelve wordt aangetast; dan mögen wij met grond besect;luiten , dat het ontstaan dezer ziekte niet aan soortgelijke algemeene omstandigheden, maar aan eene eigenaardige smetstof hären oprsprong verschul-digd is; hetwelk ook ten sterkste bevcsligd wordt, niet al-
-ocr page 32-
(24 )
i
N
15
leen door de reeds gemclde wijzc, op welke de ziekle zieh roortplant, maar ook door de mogclijkheid, om de zicktc van het een op het ander beest door de inenling over te dragen; door de zeldzaamhcid dezer ziekle, welke niet wel plaats zou hebben, bijaldien dezelve ran algcmcene oorzaken afhing; voorts door dc mogclijkheid , om haren voortgang door polilieke maalregelen te sluilen, en door meerdere af-zonderlijke omstandigheden, die zieh in het vervolg zullcn ontwikkelen.
Inmiddels kunnen wij niet onaangemerkt laten voorbij-gaan , dat de erengemelde bijzonderheden , totraquo; staving vaa de eerste oorzaak der runderpest, ons al dadelijk een aan-merkelijk onderscheid tusschen evengemelde ziekte, en do overige tjphysche koorlscn, aantoonen, uit hoofde dat deze koortsen, in legenoverstelling der ware runderpest, veel cerder van de bijzondere jaargetijden schijnen af te hangen , en mccstal, of in de heele zomers of in den beginne van den herfst, ten voorschijn komen ; — dat ook de inenling hij dezelve nimmer in aanmcrking is gekomen , — dat zij wij-ders geenszins ender de zeldzame koortsen kunnen gerekend worden , daar er toch , zelfs hier te lande , zelden een jaar verloopt, zonder dat zieh hier of daar, zoo als men zieh gelieft uit te drukken , het longen- of miltvuur verloonen , en dal eindelijk de stuiting dier ziekle geene zoodanige poli-tieke maatregelen, als de ware runderpest, uit hoofde van hare engen ccslijkheid , behoefl , maar die zeer wel door eene gepaste geneeskundige behandeling bcreikl kan worden.
sect; 11. De eersle oorzaak dier ziekte alzoo algemecn aan eene eigenaardigc smetsloffe toegeschreven wordende, hcb-ben sommigen gclracht de bestanddeelen derzelve op schei-kundige gronden te verklaren, en die voor vlug loogzout, gezwavelde walerslofgas, of' voor gezuurde stikstof gehou-den, ten gevolge waarvan dc bckende zure berookingen in deze, even als in andere bcsmeltende ziekten, zijn aange-prezen, om de smctstof te vernielen; bchalve echter, dat fret tot nog toe pntbreekt aan voldoende en orertuigende bewijr
m
-ocr page 33-
( 25)
zen van hot grootc nul dicr berookingcn over hcl algcmcen , uit welke wcderkeerig de bestanddeelen der smelsloffen zou-dcn kunnen worden afgelcid; zoo schijnen ook dc proeven van den heer sick, voor zoo verre wij uit de analogic kun­nen opmaken, niet zcer günstig voor dcze gevoelens uilge-vallcn te zijn : deze stelde eene met stof, uit ecne schapen-pok bezwangerde, inentingsnaald bloot aan eene zeer ge-concenlreerde zure berooking in een welgesloten glas; ver-moedende, dat deze smetstoffe daardoor hare besmettende cigenschap zou verliezen; doch een volkomen gezond schaap met deze naald ingcent hebbende , werd helzelve, als bij gewone inenting , van dezelfdc ziekte aangctasl; wclke proe­ven vervolgens in bet militaire hospitaal en in de zooge-noemde charite te Berlijn op dezelfde wljzc herhaald, en ook zoodanig afgeloopen zijn; zoodat zieh omtrent de in-nerlijke bestanddeelen dicr smetstof weinig laat bepalen (*). Alleen schijnt men 5 volgens dc kwaadaardige en vernielende wijze, op welke zij zieh in iedere epizolie vertoond, met grond' te mögen besluitcn, dat zij eene eigenaardige viro-siteit bezit.
sect; 12. Een even zoo omslagtig en moeijelijk te beslissen (voor dit bestek ook minder belangrijk) onderzock zou het opleveren, wanneer wij in het breede wilden uitweiden , om­trent de verschillende wegen, door welke deze smelstof in een dier wordt opgenomen , of ook ten aanzien eener juisle bepaling van de onmiddelliike uitwerking derzelve op het dierlijk ligchaam; vergenoegen wij ons dus met op alge-meenc ziektekundige grondbegiiiselen de wegen lot het op-nemen der smetstof te bepalen , lot de huid, de longen , de
(*#9632;) la weerwil dezer vruchtelooze aanwending der zure be-rookingen op deze smetstof in substantie, zoo gelooven wij toch, dat dezelye voor als nog als een der voomaamste werkdadige middelen bescliouwd en aangewend behooren te worden, bij het zoogenaamde desinfecteren van besmette plaatsen, wanneer de smetstof zieh in de lucht verspreid en, zoo te zeggen, gasvor-mig geworden is.
-ocr page 34-
( 26 )
tnaag en hct darmkanaal, en hare uilwcikselen op lict dicr-lijk ligchaam le beschouwen alseenen soorlelijken vreemden prikkel op hot algemecn organisme , en afzonderlijk op het reproduclive slelsel, alzoo op de werkluigen der ademhaling , der galbereiding, en inzonderheid der spijsverlering werk-zaam, helwclk door eenc bijzondcre valhaarheid van het rundvee (zonder welke vatbaarheid geene reactie, en dus geene ongesteldheid, kan ontstaan) , eene medewerking ver-oorzaakt, en zieh vervolgens, door eenc mcer en meer toenemende assimilatie, zoodanigin het ligchaam verspreidt, dat de mindere of mcerderc vloeibare deelen van helzel-ve het vermögen vcrkrijgen, om dezelfde smetssof op andere gelijksoortige dieren over tc dragen.
sect; 13. De latere ondervindingen hebben ons inmiddels eenige afzonderlijke hoedanigheden dezer smetsloffe doen kennen, door welken een aantal bedenkingen omlrent de ziekte, voor het groolsle gedeelte uit den weg geruimd wor­den , en die ons ook nader tot de meer ?ekerc herkenning derzelve brengen , en waaronder de volgende behooren:
In de eerste plaals, dat deze smetstof met of zonder on-middellijke aanraking wordt overgedragen, en ofschoon zij , hetgeen de inenlingen ons geleerd hebben, haren voornamen zelel heeft in het uit oogen , neus en mond vloeljend etter-achlig slljm , zoo is men echter door beproefde waarnemin-gen overluigd, dat door vermenging of andprzins, in alle uilvloeisels van het zieke dier, waaronder ook het afgetapte bleed en de mest, hct smetgift huisvest. De eerstgemelde wijzc van besmelting (per contactum) bepaalt zieh dus niet alleen lot de inenling van dier tot dier, maar stickt zieh uit tot alle voorwerpen, die met de smetstof in aanraking zijn gekomen of op welken hel smelgift kan blijven kleven , zoo dat, behalve het bleed , de mest, de huiden (bijzonder wegens de daarop ziltende haren) en verdere deelen van het zieke beesl, ook de stallen , de stalgereedschappen, het voeder, vervolgens de kleederen van personen, die slechts in de nabijheid der [aangestokene kernen, en zelfs katten,
Is
-ocr page 35-
(27 )
honden en huisrogcls, ook zoogcnaamde koevliegcn als dra­gers dezer smctstoffc kunnen beschouwd worden. — De besmetting, zonder onmiddcllijke aanraking (ad distans), schijnt voornamelijk te geschieden door de uilwaseming en de uitademing der zieke becsten , waardoor de luchlslroom, de zicke dieren omringendo, eene aanslckende cigenschap verkrijgl, waaromtrent echter ccnig onderschcid is opge-merkt, naarmate dat hel zieke vee, in beslolen stallen of op weiden geplaatst is; daar in het eerste geval de geheele stal als besmettend te houdcn is, in de open lucht echter daaromtrent eenige bcpalingen , schijnen plaats te hcbben , zoo als ondcr anderen hering vermeent, dal in de heelste dagcn de besmettcndo luchtstroom zieh niet verder dan vijf Bijnlandsche voeten, in koud weder daarcntegen tot twintig dier voeten zou uitstrekken. Sick wil daarentegen verzeke-ren, dat het meergemcld vermögen van dien luchtstroom , in alle gevallen, niet verder dan tien (waarschijnlijk ook Rijnlandsche) voeten werkzaam is bevonden, aan welke ei-genschap der smetstoffe, om door zoovele wegen aan ge-zonde dieren overgedragen te worden, dan ook voornamelijk de zoo schielijke voortgang en het gevaarvoUe der runderpest, kan tocgeschreven worden, en wij bovendien mcerdere op-helderingen in dezen verschuldigd zijn, dien wij echter,. om herhalingen zooveel mogelijk te vermijden, tot nadere gelegenheid zullcn besparcn.
Vervolgens komt in de tweede plaats in aanmerking, dat de smetstoffe, volgcns algemeeue ervaringen, alleen werk-^ zaam is op het rundvee , met uitzondering van alle andere zelf herkaauwende huisdieren, welke bijzonderhcid zieh niet alleen tot de overdraging der smetstof van ziek op gezond vee bepaall, maar zieh ook uilslrekt tot de gevolgen, wclko uit het genot of behandeling der bezwekene beestcn onlstaan. Immers weten wij nit de veelvuldige ondervindingen, dat in de gewone typhysche koortsen, en bijzonder bij het mill-vuur, na het genot van het vleesch , of door het behande-len der krengen , voor den mensch zoo wel als voor dc
-ocr page 36-
Ill
( 28 )
orcrige huisdieren , soms zecr vrecselijke, maarook cigenaar-dige gevolgen onlstaan , hclwelk bij de ware run derpesl nim­mer het geval is, waaromtrenl wij onder zoovcle schrijvers, die zulks befestigen, ons slcchts op een der vroegslen en op cen der laatslen , alzoo op camper en sick , zullen beroepen. Wei is waar, dal het vleesch der aan de runderpcst geslor-ven beesten , even als bij gewoon vleesch , soms het geval kan wezen , een schadelijk voedscl kan opleveren , toch zal hel-zelve , hetzij het vleesch gegeten , het doodc dier afgehaald of andcrzins behandeld, nimmer de zöogenaamde zwarte blaar met de haar vergezellende toevallen ten gevolge hebben.
In de derde plaats, en waarvan de' evengcmelde zoo zeer verschillende gevolgen der lijkcn in de onderscheidene ziek-len waarschijnlijk voorlspruilen, dat bij de rotling der aan de runderpest geslorven beesten , ten minste kort na den dood , geen buitengewoon bederf of stank plaats heeft, daar bij de krengen der aan meergemelde typhysche ziekten , bijzonder aan het longen- en miltvuur, integendeel, dadelijk na den dood een zeer sterk bederf en bijna ondragelijke stank wordt waargenomen.
In de vierde plaats, eindelijk , dat, volgens de overtni-gendste proeven , inzonderheid met de inenlingen , gcbleken is, dat allerzeldzaamste (en misschien dan nog twijfelachti-ge) gevallen uitgezonderd, deze aansteking geene ui twerking heeft gehad op de zoogenoemde gebeterde beesten , hoezce r het trouwens enkcle malen kan gebeuren, dat de smetslof werkeloos blijft op een dier, heiwelk de ziekle niel gehad heeft, wanneer , even zoo als in alle besmellende ziekten , zclfs van den mensch , plaats heeft, de ons onbekende, ech­ter onmisbare , valbaarheid bij zoodanig dier ontbreekt.
sect; H. Deze tot hierloe ontwikkelde omslandigheden , de runderpest bijzonder eigen , strekken dan niel alleen lot na-dere overtuiging van het algemeen aangenomen gevoelen, omlrenl de primitive oorzaak dier ziekle, maar ook om het reeds boven aangeduid aanmerkelijk onderscheid lusschen de­ze en andere koortsige ziekten van die vecsoort zoodanig
I
m
I
fcgt; -
-ocr page 37-
( 29 )
van nabij le doen kennen, dal zij meerendecls tevcns voor kenschetsende tcekenen dier ziektc kunnen gehouden wor­den. Daar de gemelde cigcnschappen zieh inmiddels eerst, gedurende den voorlgang der ziekte , onlwikkelen , en hot, in dit geval, ran het uiterste belang is , om de ziekte bij hare eerste verschijning dadehjk ran andere te kunnen on-derschciden , is men in lalere jaren op nog eenjge andere afzondcrlljke cigenschappen in dezen opmcrkzaam geworden, welke dan eck , als de hoofdzakelijke kenleekcnen der run-derpest, zijn erkend., en uit de volgende bestaan :
1deg;. Dat bij de verspreidlng der ziekle een geographische gang wordt waargenomen , zoodat men meestal in staat is, om bij eene naauwkeurige opsporing den loop derzclve, van haar eerste ontstaan af tot hare meerdere uitbreiding toe, geregeld te rolgen; zoo blijkt het (om dit nadcr te betoo-gen) uit de naauwkeurigsle aanteekeningen , omlrenl den gang dezer plaag bij hare eerslc verschijning in Europa (waarvan wij reeds voorloopig melding gemaakt hebben) , dat zij in het jaar 1709 uit Azie, voor haar oorspronkelljk vaderland le houden , door Groot-Tartarije en längs de Kaspische Zee , in de noordoostelijke zoogenaamde Steppenlanden; alzoo op de grenzen van Rusland, Hongarije en Polen aange-bragt, en aidaar twee jaren op eene zeer erge wijze gewoed hebbende, door den veehandel uit dife streken , en bijzon-der door de zoogenaamde Hongaarsche en Podolische ossen, langzamerhand en weze'nlijk op eene geographische wijze door een groot gcdeelte van Europa is doorgedrongen; zoo is die ziekte in 1710 en 1711 längs Venetie , en wel door een' enkelen Hongaarschen os, op het landgoed van den Graaf boromei , aangebragt en door deszelfs bedienden op-genomen, naar Italic vervoerd , helwclk onder anderen de groote haller verklaart zoo zeker geschied te zijn, als dat het schip van den Kapiteln chateau, in het jaar 1720, de menschenpest uit de Levant naar Marseille aangebragt heeft, waarop zij zieh in de jaren 1712—1714 uit lialie en Pie-mont in de Zuidelijkc Provincien van Frankrijk uithieidde:
-ocr page 38-
( 30 )
f
lerwijl zij, le gelijkcr tijd, uit Hongarije en Polen naar hol grootste gedcelte van DiUtschland, Zwitserland, De-nemarken , Mecklenburg , Braband en naar ons Yaderland afzakte, van waar zij verder naar Engeland is overgevoerd. En even zoo duiden alle latere aanteekeningen aan, dat in alle op de eerste volgende epizotien, van die van hct jaar 1741 af tol die van 1812—1815, de ziekte zieh op zoo-danige wijze in eene min of meer geregelde loopstrcck, van dorp lot dorp , van provincie tot provincie, en van rijk tot rijk hecft ontwikkeld; waarbij dan ook is waargenomen, dat de uitbreiding der ziekte, sneller of langzamer, of ook in eene grootere of kleinere uitgestrektheid geschiedde, naar mate de meerdere of mindere gelegenheid, om de smet-stof, hetzij door veehandel als anderzins , van de eene plaats naar de andere over te voeren.
Vervolgens heeft de ondervinding 2deg;. geleerd, dat een ziek dier volstrckt geen nadceligen invloed op gezondc beestcn heeft, dan nadat de ziekte van hetzelve tot eenen zekeren trap van volkomenheid geklommen is. Een dier alzoo, dat aangestoken is, en gewoonlijk den 7den of 8sten dag daarna in het tweede tijdperk der ziekte tredende, of wezenlijk ziek wordende, krijgt eerst, eenige dagen later , bijzonder wanneer de oogen beginnen te tränen, en uit den neus en mond een dikke slijm geloosd wordt, het vermö­gen , cm andere te besmellen, zoodal, in gewone gevallen , zoodanig ziek dier , in het algemeen , kan gerekend worden den elfden of twaalfden, nadat het zelf besmet geraakt is, voor anderen aanstekend te zijn.
Terwijl eindelijk, ten 3deg;., bij den gang dezer ziekte nog eene aanmerkelijke bijzonderheid is opgemcrkt, en die van dc evengemelde onbesmetlelijkheid in het eerste tijdperk schijnt af le hangen; dat, namelijk, bij de eerste aange-bragle besmelling, in een' stal of onder een' troep rundvee, in den beginne slechts een of twee beesten aangestoken wor­den , na het cerslgemcld tijdverloop van gemeenlijk 11a 12 dagen , eenigen meer, dc derdemaal wedcrom ccnigen
-ocr page 39-
( 31)
mecr, zoodal de aansteking, als hel ware, in cene rekcn-kundige opklimming , hoe langer hoe uilgebreider, en door hct vermenigvuldigen van zieke dieren, als van zoovele dra-gers der smetstof, eindelijk algemeen wordt.
sect; 15. Dus in aanmerking nemende, dal bij de overige lyphysche ziekten, aan welke het rundvee bloot staat, geen spoor van zoodanigen gang le vinden is; -— dat deze ziek­ten censklaps, op eene weide, in een gebucht, ja zclfs in een' eenigen stal ontstaan, en zieh ook tot zoodanige plaats blijven bcpalcn , zonder dat in de nabijheid of in verdere streken eenig ziek rundvee van dien aard gevonden wordt; — dat zelfs , wanneer zoodanige ziekten enkele malen alge­meen heerschende schijnen to worden, men te gelijk de al-geraeene natuurlijke oorzaken derzelven zal onldekken, zoo als bij voorb. in de jaren 1816—1817 in de Zuidelijke Provincien van ons Rijk het geval geweest is; wanneer eene aanmerkelijke slerfte ondcr hct rundvee plaats had. welke van sommige, echter zecr ten onregte, voor cene epizotie contagieuse was gehouden, daar deze algemecne ongeslcld-heid toch allcen was veroorzaakt door nalte weiden , voch-tige stallen, bedorven voeder en meer dergelijke nadcelen, altemaal gevolgcn van de ongunstige luchlsgcsteldhcid in het jaar 1816; zoodat de beesten, aan deze nadcelen niet bloot-gestcld, ook onaangetast bleven; — wijdcrs overwegende, dät wij in de laatstgemelde ziekten geen den minsten schijn aantrcf-fen van de voorschreven vcrschillende tijdperken, van aanste­king, van de uitbarsling der ziekle , en het vermögen tot verdere aansteking; en dat mitsdien dc omschreven Irapsgewijze op­klimming van hct getal zieken bij de runderpest, in die geval-len , in geen aanmerking' kunnen genomen worden , zoo als inderdaad dc veclvuldige ondervindingen ten alien tijde aan-toonen , dat deze ziekle zieh in een dorp, weide of slal verloonende, in legenoverstelling van de runderpest, dade-lijk in den beginne alle, of ten minsle de mcesle beesten , die aan dezelfdc algemecne oorzaak blootgesleld waren , donr die ziekle overvallcn worden gt; zoo schijnl ook het gevoelen
-ocr page 40-
I
( 32)
allergcgrondst le zijn, om lt;ic in de vorige sect; ontwikkcldc drie bijzonderheden, bij de runderpest waargenomen, als de zekere roorafgaande karaktcriscrende bijzonderheden dicr zielle te beschouwen, door welke wij bij eene naauwkeurige oplettendheid, reeds bij den eersten aanvang eener koortsige zickte onder hei rundvee, voor alle mistasling behoed wor­den ; terwijl dan , in het vervolg, de meerderc van ons inedegedeclde afzonderlijke eigenschappen dier ziekte, als ook eenige boven mede reeds aangevoerde min of meer uilslc-kende ziekteverschijnselcn en ontdekkingen na den dood, a posteriori, tot nadere staving, van het wezen der ziekte in aanmerking konden genomen worden; onder welke laat-sle dan bijzonder behooren het vroeg ophouden van de hcrkaauwing en mclkafscheiding, het bnitengewoon ontaarde en stinkende slijm, nit neus en mond outlast werdende; volgens kausch de gesteldheid van het tandvleesch en de keel ; de slaat der derde en, volgens sick , der vierde maag; en eindelijk de allezins karakteriserendc pokach-tige uitslag, zoo als omtrent dit laatstc verschijnsel nadcr zal blijken.
En hiermede ons vleijende, zoowel het hoofdzakelijke on-derscheid tusschen de ware runderpest en de gewone koort­sige ziekten onder het rundvee , als ook de gronden , op wel­ke de herkenning der eerstgcmelde ziekte schijnt te moetcn berusten, op eene meer of min duidelijkc wijzc ontvouwd te hobben, zullen wij thans beproeven, om ook het tweede lid der voorgestelde vraag op te losscn , en gaan dus over lot de tweede afdeeling
I
#9632;
lill
i i
: #9632; #9632;
'
.
-ocr page 41-
#9632;
(33)
TWEEDE AFDEELING.
Bevattende de redenen ', die aanleiding geven, om vast
te stellen, dat de runderpest nimmer, zander aange-
bragte besmetting van elders, in onze gewesten ont-
staat, en de grootendeels zieh daaruit ontwikke'
lende ziektekundige rangschikking dier ziekte.
sect; 16. Hoezeer uit Let bctoogde geblekeri is, dat dc ecr-ste aanleidendc oorzaak dezer zickle oorspronkelijk in Aue geboren is, en van daar door verschillende wegen in Euro-pa is verspreid, zoo zou loch in overvreging komen , of dit allijd het geval gewecst zij, dan of die ziekte, hetzij als een gewrocht der luchtsgesteldheid, of door eene afzonderlijke zoogenaamde ziekelijke afscheiding in een ziek dier, zieh van zclve konde ontwikkelen, zonder dat zij van ciders behoefde aangebragt te worden. Deze bedenking, welke ünzer (über die ansteckende Krankheiten) , omtrent de besmetlende zick-ten over het algemeen, rceds voor veertig jaren heeft opge-worpen, schijnt toch, in den eersten opslag, niet van al­len grond ontbloot te zijn: want niet alleen , dat het nict onder de onmogelijkhedcn kan gerekend worden, dat zieh in sommige hevige ziekten, oorspronkelijk misschien uit geene besmetting ontstaan, door de cvengemelde ziekelijke afsebei-dingen, een scheikundig produkt konde ontwikkelen , het-welk voor gezonde voorwerpen, als eene smetstof, de nadec-ligste gevolgcn kan hebben, zoo als wij gelooven , onder an­deren , het geval in den persloop te zijn; maar de onder-vinding heeft ons ook gelcerd, dat meerdere besmettende ziek­ten , de ware menschenpest uitgezonderd, oorspronkelijk uit verre gewesten of andere werelddeelcn overgebragt, zoo als b. r. de kinderpokken, de venerische zickte , enz., zieh zoo-danig hebben ingencsteld , dat zij in geheel Europa als in-heemsch kunnen bcschouwd worden, ten minste, dat zij kunnen ontstaan , zonder dat de smetstoffe van verafgelegene
3
-ocr page 42-
i
( 34)
landen behoeft ingevoerdte worden. Bovendien zijn somtijds bii de runderpest eenigc bijzonderheden waargenomen , welke men als onverklaarbaar oordeelde, en mede menigen twijfel omtrent bare aanleidende oorzaak deden ' ontstaan , waaron-der Toornamelijk behooren, dal deze ziekle zieh enkele ma­len op eene plaals verloonde, zonder dat men Tcrmeende, eene aangebragle smetslof tc kunnen ontdekken , en dat wij-ders de ziekte, b. v. in eencn stal woedende, het vee opver-dere afgelegene stallen door dezelfde ziekte werd aangctast, daar andere, tusschenbeide gelegene, stallen van de besmet-ting vrii gebleven zijn. Onverminderd zelfs, dat eenig vee, uit den eerst aangcstoken stal, door die in het midden gele­gene stallen vervoerd en in dezelve zelfs overnacht hecft.
sect; 17. Behalve echter, dat, zoo als even nader zal blijken , eene omtrent honderdjarige ondcrvinding , als eene meest afdoende drangreden, ten bewijze van het tegengesleld gevoelen kan gelden , vermeenen wij , omtrent het evenge-zegde , cenige tegenbedenkingen te maken en in het midden te brengen. In de eerste plaats alzoo moeten wij in over-wcging geven , dat het denkbeeld , dal die ziekte zieh in on-ze gewesten van zelve konde ontwikkelen, niet is overeen te brengen met het reeds boven , tot een ander einde aange-merkt, zeldzaam verschijnen derzelve , van welke soms in tien , twinlig en meerdere jaren , in het beschaafd Europa, ten minsle in de noordelijke gewesten, als ook in ons va-derland , geen spoor te vinden is, in weerwil dat bijna jaar-lijks zeer ernstige koortsige ongesteldhedcn onder het rund-vee plaats hebben, uit welke zieh toch eens eene zoodanige smetstoffe moest ontwikkelen ; hetwelk bovendien des te op-merkenswaardiger is, naardien'meerdere besmettende ziekten onder het menschdom, die min of meer in onze gewesten in-heemsch zijn geworden , zoo als de gemeide kinderpokken, de mazelen, enz., gemeenlljk om de drie of vier jaren, in een en helzelfde oord te voorschijn komen en waarschijnlijk altijd hier of elders aanwezig zijn.
Yervolgens koroen ten dezen aanzien in aanmerking de
-ocr page 43-
( 35 )
spocdige voortgang der besmetting, en dc buitengewone slcrf-te, welke bij deze ziektc in de noordeiijke gewesten, en bij-zonder in ons vaderland zoo geducht zijn ondcrvonden , dat, bij de günstigste bcrekening, ten minstc twee derden der aangctaste beesten zijn weggeslecpt, in wccrwil dat dieziek-te in de landen, aan de grenzen van het Aziatisch Tur-hij'e gelegen , in welke zij , in het jaar 1709 , het cerst aan-gebragt, de vreeselijkste gevolgen gehad heeft, thans aldaar veel van derzelver hevighcid heeft verloren , en men ' boven-vendien bij meerdere proeven bevonden heeft, dat het rund-vee nil dczc strcken , in andere -gewesten , minder vatbaar is voor dc besmetting, en , besmet zijnde, minder gevaarlijk wordt aangetast, welk aanmerkelijk onderscheid intusschen allcen van den meerderen of minderen vreemden aard der smetstof schijnt af te hangen.
Immers hebben de ondervindingen , bij den loop der \ve-zenlijk besmettende ziekten van de vroegste tijden af, ge-leerd, dat, hoe vreemder eene smetstof, ten aanzien van den besmetten , is, hoe spoediger de aanstcking; hoe he-viger de wederwerking , in het besmette ligchaam, en hoc ernsliger de gevolgen zijn, Aangaande welke bijzonderhcid wij ons slechls hebben te beroepen op de mecrmaals aange-haalde kindcrpokken, en ons de vreeselijke slagting te her-inncren , welke deze ziekte, bij hare allercerstc verschij-ning , op zoovele plaatsen veroorzaakt heeft. Hufeland noemt deze bijzonderheid dass Gesetz der Heterogenität en slaaft zulks door meerdere voorbeclden , onder anderen , dal de Amerikaansche inboorlingen op lang na niet zoo al-gemcen en zoo gevaarlijJc door de gele koorls worden aan­getast , als de in dit land zieh bevindende, en bijzondcr de jongst aangekomene , Europeanen.
Het zoo even genoemde dan ook toepassende op de run-derpest, welke door hufeland , bij gemelde gclegenheid, medc is aangestipt, en in aanmerking ncmende , dat, vol-gens de naauwkcurigste aanteekeningen van hibbk , die ziek­te , sedcrt zij in de gemelde aan Turkijc grenzende landen
-ocr page 44-
. ; .
(36 )
voorhet cerst was aangebragl, naderhand tot het jaar 1813, reeds een en derlig malen in dezelve is ingevoerd, en dat dezelve ook, volgcns de aanleekeningen bij viborg , renold en meer anderen, in die slreken, bljzonder in Wallachije en de Ukraine , bijna altijd hier of daar aanwezig is; — zoo schijnt daaruit le volgen , dat deze ziekte, in evenge melde gewesten, juist door hare mcnigvuldige verschijning, inderdaad min of meer inheemsob geworden is, waardoor dan hare uilbreiding in doodelijkheid minder hevig bevonden wordl; daar toch in het tegenovergestclde geval (lusschen beiden gezegd) het geheele geslachl van rundvee aldaar reeds gcheel en al moest uilgeroeid wezen ; terwijl de builengewone aanslekende en vernielcnde kracht, welke zij in onze ge­westen uiloefcnt, de gegrondste aanleiding geeft, om die ziekte geenszins, als zieh in onze geweslen van zelve ont-wikkclende, maar als een gewrocht van eene onzen beeslen gehcel vreemde smetslof te beschouwen.
sect; 18. Helgecn wijders de voormelde bedenking belreft, dat dc runderpest soms zou plaats gehad hebben, zonder dat er eene aangebragtc besmelting was aan te wijzcn, daarom-trent komt dadelijk in aanmcrking, of in zoodanig geval de ziekte wel voor de ware runderpest moest gehouden wor­den ? Ten minste de meesle der door ons zoo dikwerf ge-noemde latere schrijvers verklaren eenparig, in de zomer-maanden , bij de ware runderpest mcermalen ook andere typhysche ziekten, onder het rundvee aangetroffen te heb­ben , en erkennen te gelijk , de bijna onoverkomelijke moeije-lijkheden , om die vcrschillende zieklen alsdan behoorlijk te on-dcrschciden , zonder alle de afzonderlijke eigenschappen der cerstgemelde allernaauwkeurigst op te sporen ; maar ook loe-geslaan , dat in zoodanige nopens de oorzaak twijfelachtige gevallen, de versehenen ziekte de ware runderpest geweest ware, dan zoude in overweging komen , of cr eenig voor-beeld bestaat, dat deze ziekte (om ons tot ons Vaderland te bepalen) in ons gewest ooit in hare ware gedaante zooda­nig gei'solcerd is uilgcbarsten, dat zij ook niet in andere
i
-ocr page 45-
(37 )
nabij of verdcr gelegene oorden, ja zelfs naburige geweslen aanvvezig was of geweest ware? waaromtrent wij toch door de ondcrvinding van het tegengeslelde overtuigd worden, daar die Treeselijkc plaag zieh nimmer in ons gewesl heeft verloond, zonder te gelijk hier of ciders bestaan le heb-ben. Dien ten gerolge schijnt dan ook de voorohderstel-ling, dat die ziekle soms zonder aangcbragle besmelling is ontslaan , weinig grond le hebben , wanneer wij slechls wil­len lerugzien op de onderscheidene wijzen , (in sect; 12 bree­der omschreven) op welke de smelslof dezcr ziekle kan wor­den opgenomen en oycrgedragen. En daaruil gebleken zijn-de, hoe vele vehicula dicnaangaande in aanmerking komen, en hoe vele wegen er dus openslaan , om de ziekle van de cene plaals naar de andere voort le planten , dan is het al-lezins niel te verwondcren, dat' men in sommige gcvallen . bij de uilbarsling derzelve, tuiten slaat geweest is , de wijze van aangebragle besmelling na te gaan;daar het onzes erach-tens , om evengemelde redenen , inlegendeel bijna onmogelijk schijnt, om bij eene min of meer uilgestrckle epizotie zoo-danige gevallen , vooral onder den min opleltenden landman , zonder de alleruilersle voorzorgen te kunnen voorkomen (*). Wij kunnen, bij deze gelegenhcid , ook niet onaangeroerd
(*) Wij zouden vermeenen het oordeel onzer lezers te korl te doen , wanneer wij ons verder wilden uklaten omtrent de door alle geneeskundigen erkende, soms onverklaarbaar schijnende, aanbrenging en uitwerking der verschillende smetstofien, of ook het ter nedergestelde omtrent de runderpest , door voorbeelden van zoodanigen aard, bij andere besmettende ziekten, wilden staven. Inmiddels kunnen wij niet nalaten . een eenig zoodanig voorbeeld, van hetgeen eeV der beroemdste Arisen , wijlen den Weentr hildebrand, zelf is overgekomen, hier even aan te stippen. Deze in Podolie eenen zwarten rok aangetrokken heb-bende, welken hij anderhalf jaar te voren ook eens had gedra-gen , bij de behandeling van een' lijder aan de scharlakenkoorts , werd eensklaps door dezelfde ziekte aangetast', en waaruit zij zieh, in die plaats, alwaar zij te voren niet algemeen hekend was , op eene ernstige wijze verspreidde.
#9632;#9632;
J
-ocr page 46-
ll.i
( 38}
iaten , dat zelfs in de epizotien hier te lande, in dc jaren 1796 en 1814, van welke wij in de Inleiding dezcr Ver-liandeling melding gemaakt hebben, en waaromtrent het bestaan der ware runderpest, om andere gegronde redenen, betwijfeld en bestreden is; het oorspronkelijk ontslaan dier ziekten echter geene zwarigheid daaromlrcnt kan oplevcren , naardien in beide die jaren de runderpest loch in de na-burige gewesten voorhanden geweest is, en de Provincie Utrecht bovendien in het jaar 1814 omringd was van vreem-de troepen, waarbij zieh ook waarschijnlijk vreenid vee zal bevonden hebben ; zoo dat (zonder ons echter wederom ee-nige beoordecling aan te matigen) de mogelijkheid bestaan heeft, dat de ziekte in ons rijk is overgedragen. Even zoo laat zieh cmdelijk de gemelde vrecmd schijnende onregelma-tige verspreiding dier ziekte op de eenvoudigste wijze ver­klaren, zonder dat men aan eene zieh van zelf ontwikke-^ lende smetstof behoeft te denken , door slechts in aanraer-king te nemen de bij sect; 13 , N0. 2 ; aangetoonde verschillende tijdperken van besmetting, uitbarsting en het aanstekend vermögen, bij deze ziekte, en bijzonder in het oog te hou-den, dat een aangestoken dier eerst den 11 dequot; of 12lt;'en dag, nadal het de smetstof ontvangen heeft, voor anderen be-snicttend w;ordt. Stellen wij dus b. v. , dat een beest op de stal A besmet geworden, gedurende het meergemelde eerste tijdperk, alzoo nict in Staat de smetstof voort te plan-ten , door de stallen B , C , D , wordt vervoerd , zelfs op de-zelve overnacht, doch bij de uitbarsting der ziekte , of iels la­ter , op den slal E geplaatst wordt, en aldaar eene nieuwe be­smetting veroorzaakt, dan is het immors zeer natuurlijk , dat de eerste besmetting, op den stal A allem met den slal E in aanraking gckomen zijndc , de lussclienbeide liggende stal­len B , C , D , in deze besmetting nict gedeeld hebben, en in dit geval van de ziekte bevrijd moesten blijven.
sect; 19. In zoo verre dan gelracht hebbende de gronden voor eene zelfontwikkeling dier smetstof te wederleggen, en levens de redenen aan te vvijzen, uit welke bet legen-
-ocr page 47-
( 39 )
overgcsleld gevoelen a priori kan afgeleid worden, zullcn wij thans lot nadere staving van dlt laatsle nogmaals tot de gcschicdenis der ziekte terugkceren.
Uit deze weten wij, dat, nadat deze plaag in het jaar 1711 door zoogcnoeinde Hongaarsche en Podolischc ossen in Italic, Duitschland, ook tot ons vaderland doorgedron-gen en in het jaar 1719 vcrdwenen was, zij in het ver-volg ran tijd nimmer lc voorschijn is gekomen, dan bij plaats gehad hebbende oorlogen ; zoo heeft zij zieh na het gemeld jaar 1719 , wederom het eerst vertoond in 1741 , bij het uitbreken van den Sdesischen, vervolgens in 1756— 1758, bij den zoogenoemden zevenjarigen oorlog, waarop zij, na in den jare 1780 geheel opgehouden te hebben, se-dert den aanvang der Fransche omwentelings-oorlogen van 1795 , in eene meerderc of mindere uitgestrcklheid, mcennalen op nieuw is uitgebarsten , tot dat zij met, het jaar 1815 we­derom schijnt verdwenen te zijn; terwijl zij ook buitendien in den oorlog , in 1788 , tusschen Rusland, Oostenrijk en Turkije , zieh in Oostenrijk heeft vertoond , zonder echter verder door Duitschland overgevoerd te worden, hetwelk ook , bij de latere epizotien, in sommige Duitsche en zelfs naburige oorden , gewoed hebbende , sedert dc laalste dertig jaren hier te lande betgeval geweest is.
Deze algemeene ondervinding gaf zelfs aanlciding , dat sommigen de runderpest als een onmiddellijk voorlbrengsel van den oorlog beschouwden en de eerste aanlcidende oor-zaak, aan de veelvuldige ongemakken , aan welke de bees-ten , in geval van oorlog, bloolstaan, toeschreven. Inmid-dels overwegende , niet allem , dat bij de oorlogen , voor dat deze ziekte , in 1709 , in Europa gebragt was, zelfs de zoogenaamde dertigjarige oorlog daaronder begrepen, niets van dien aard is waargenomen , maar dat dit ook het geval geweest is, bij meerdere in onze dagen voorgevallenc oorlogen, zoo als b. v. die van de Vendee, bij de aanval-leh van vreemde troepen , hier te lande, in de jaren 1793, 1794, 1799 en 1809, en eindelijk in den zesjarigen oor-
-ocr page 48-
r
m^m^^mmm
(40)
log 1808—1813, in Span/e, hij alle welke geen schijlaquo; van rundcrpest to vinden was,- terwijl zij, sedert hot jaar 1741 , inlcgendeel als ccn altijd Irouw Terzcllend verschijn-sel ondervonden is bij alle ernstige oorlogen, in welke Turkije, Rusland, Polen, Oostenrijh en Fruissen ge-wikkeld waren; — zoo blijkt daaruit, dat deze zickte geenszins als een onmiddellijk gcvolg Tan den oorlog op zieh zelre kan aangezien worden , maar van eene bijzondere om-standigheid, met welke dezclrc gepaard gaat, afhangt, en die bevonden is, allern tc bestaan in den veehandel in en door eyengemelde rijkcn, doof welken handel, orer het algemeen, en bijzonder wanneer die landen in Staat van oorlog zijn , het rundvee voor het grootste gedeelte uit - de aan de Turksche grenzen liggende corden getrokken en voor het grootste gedeelte Hongaarsch en Podolisch rundvee jngevoerd wordt, onder hetvvelk zieh dan slechts een eemg ziek beest behocft te bevinden, — hetwclk, hetzij door zelf aangestoken te zijn, hetzij door het aankleven der smelstof als anderzins , in Staat is andere aan te steken, — cm de­ze plaag algemeen te doen worden ; waaromtrcnt wij het niet onvoegelijk geoordeeld hebben, zoo wel tot naderc opr heldcring, van de wijze van de voortplanting dezer smel­stof, als ter overtuiging van de mocijelijkheid, die soms plaats kan hebben , cm het spoor van den loop dier aan-sleking naauwkeurig tc bepalen, eene schets van eene zoo-danige uit een eenig dier zieh ontwikkelende algemeene ver-spreiding der ziekte te ontwerpen.
Onder een7 troep osscn b. v. in de verdachte landen ver-zamcld, en vervoerd wordende, wordt na eenige dagen reizens, een eenig beest ongesteld; deze ziekte' intusschen , niet gekend of wel gekend, maar gcenc voorzorgen hoeger naamd omtrent dezelve genomen wordende, wordt dit zieke beeist verder gedreven, tot dat het crnstig ziek is geworden, of van zelve sterft of onder een en ander voonvendsel ver­kocht , in stilte van kant gemaakt wordt; de ziekte bij dit heesl inmiddels zoo verre gcvorderd gewcest zijndc, dat
*•
-ocr page 49-
(41 )
laquo;cnc tweedc aanstcking is mogel ijk geworden, zoo worden, gedurendc de reis, wederom een of twee ongesteld, met welke op dczclfde wijze gehandeld wordt, en zoo ver?ol-gens worden , naarmate den kleineren of grooteren reisweg tot aan de bestemdc plaats, meerdere becsten aangestoken, ziek verkocht of geslagt. Belial ve dat nu door deze gering schijnende en onbemerkle verliezen van ecnig vee uit dien grooten hoop, zoo te zeggen , het zaad der runderpest op meerdere plaatscn gestrooid is, en het bestaan dier plaag in die oorden eersl door de vermeerdering van zieken wordt herkend, zoo wordt ook de overige troop schijnbaar ge-zond vee , ter beslemder plaalse gekomen , verkocht en naar meerdere onderschcidenc plaalsen gedreven. Onder dit vee zieh intusschen zeer waarschijnlijk meerdere beesten bevin-dende, welke, schoon niet wezenlijk ziek echter de smet-slof opgevangen hebben, is, als het ware, de weg tot eene algemeene vcrspreiding dier ziekte, door meerdere gewesten, ja door een groot gedeclle van Europa , gebaand , waarvan , zoo als wij gezien hebben, een eenig beest de eerste oor-zaak geweest is.
sect; 20. Indiervoegc zijn wij uit de geschiedenis der 011-derscheidene epizotien van runderpest overtuigd, niet al-lecn, dat hot verschijnen dezer ziekte, nadat zij voor den eerslen keer uit Asiatisch- Turhije in Europa was inge-voerd, zieh naderhand ten alien tijde tot afzonderlijke tijd-beslekken , lot de oorlogen , door een of meerdere der voor-noemde vijf Mogendheden gevoerd, heeft bepaald , maar dat ook hare uitbreiding in de Noordclijkc gewesten, in ons Yaderland, tot in het naburig Engeland toe, altijd met het vroeger ontstaan der ziekte in boogere landen in het naauwst verband gestaan beeft, zoo dat de ziekte in de zoo evengemelde gewesten nimmer is ondetvonden, zonder dat zij tc gelijk of bevorens in de laalstgemplde landen plaats gchad heeft, en hare verschijning alzoo in onzc gewesten kan gerekend worden, mede een naauwc (schoon raeer mid-dellijke) betrekking lot de voornoemde afzonderlijke tijdbe-
-ocr page 50-
pi
stekken gehad te Iiebben. Verrolgens heeft de ondervinding gelccrd, dat de uilbreiding dier zickte, onverminderd haren anderzins zoo spoedigen voortgang, aanmerkelijk is beperkt, naarmale de meerdere of mindere betrekking , en den min­deren in- en uitvoer van rundvee, van het eene gewest naar het andere. Zoo is de ziekte in de landen, welke, ten opzigte van den veehandel, met de Noordelijke gewes-len in geene betrekking slaan , als b. v. in Spanjc, Por­tugal en meerdere Overzeesche gewesten, nimmer onder-vonden. Vervolgens heeft men ook bevonden , dat in den voornoemden Turkschen oorlog, in den jare 1788 , wan-neer het oorlogstooneel aan de grenzen van Turkije ge-plaatst was , en dus ook de aanvoer van rundvee naar die streken geschiedde, de epizolie, welke zieh in het Oos-quot;lenrijksche begon te vertoonen voor den ovengen Duitsche bodem, en natuurlijk voor de meerdere naar onze grenzen •gelegene gewesten geene de minste gevolgen gehad heeft, hetwelk eindclijk ook in dit rijk is ondervonden , daar hetzel-ve bij de laatste Franschc omwenlelingsoorlogen, wanneer de uitvoer van ons inlandsch vee naar de legers zeer aan­merkelijk geweest is, de invoer van vreemd vee daarentegen , door de buitengewone consumtie bij de legers en door an­dere omstandighcden, geheel en al was opgehouden, on-Terminderd , dat de ziekle in andere nabijgelegene gewesten hevig woedde, waaraan het in vroegere jaren zoo erg deel genomen heeft, evenwel van dezelve bevrijd is gebleven.
Uit alle, welke aangehaalde daadzaken wij dan vermee-nen, dat er genoegzaam gegronde redenen bestaan , om ook bij gevolgtrckking vast te stellen , dal deze ziekle , in onze gewesten, zieh zonder eene aan gebragte besmetting, nim­mer van zelve zoude kunncn onlwikkelen.
sect; 21. Na alzoo alle de bijzonderheden der runderpesl, zoo wij ons vleijen , uitvoerig aangeloond te hebben, is het ons , om reeds gcmelde redenen , niet geheel overtollig voor-gekomen, om ons thans, omtrent den aard en de ziekte-knndige rangschikking dier ziekte , op de korlsl mogclijkc
#9632;H
Up-
#9632;#9632;i.
I
11
I in!
i^L
-ocr page 51-
( ^3)
wijze te Terklaren. Zonder dus in wijdloopige onderzoekin-gen tc treden , zullen wij allcen aanmerken, dat de runder-pcst, volgens den gewonen gang van hare zickleverschijnse-len , even als de overige lyphysche zieklcn van het rundvee, mede onder de voorschreven zamengcstclde zieklcn van cul-lek schijnt te moelen gerckend worden— dat de ziekte-ver-schijnselen en loevallen, in dcze ziekte ook, even als bij de overige genielde ziekten , naar male van de bijzondere luchls-gesteldheid, den slaat van het aangetasle dier en den za-menloop van meerdere bijkomende omslandigheden , verschil-lend gewijzigd kunnen worden; — dat eindelijk het onder-scheid tusschen deze en andere lyphysche ziekten , in de oor-spronkelijke oorzaak, en derzelver afzondcrlijks eigenschap-pen en uitwerkselen bestaat, even zoo als tusschen de ware menschenpest en den zoo naauw aan dezelve grenzenden ty­phus hot geval schijnt te zijn; met welke eerstgemelde plaag die ziekte van het rundvee, in zoo vele opzigten overecn-cenkomt, dat zij als het evenbeeld van dezelve beschöuwd en, omlrenl hare zieklekundige rangschikking, onder dezelf-de klassc gebragt moet worden.
Beide immers, zoowel de menschen- als runderpest, heb^ ben hären oorsprong in het Oosten. Beiden vertoonen zieh niet in Europa, ten zij door besmetting aangebragt, \van-gt; neer zij dan ook, zonder aan eenig jaargetij of luchlsgcsleld-heid gebenden te zijn, zieh op eene bijzondere, spoedige en vernielende wijze versprciden , welke bij geene andere zsekr ten van mensch of vee immer werd waargenemen. Even als in de runderpest, worden de toevallen en vcrschljnselcn bij de pest der menschen ook verschillend gewijzigd bevonr den; zoodat die ziekte met den naam van Proteus bestem-peld is, en sommige arisen dezelve in verschillende soorten hebben willen afdeelen , tcrwijl echter deze ziekte, zoo wcl als de eerstgemelde , in alle die gevallen haar eigenaardig karakter blijft behouden. Bij de menschenpest worden ver-volgens, overeenkomslig de algemecne wet der dicrlijkc be-smellende ziekten, om zieh door een of ander abnormaal
-ocr page 52-
#9632;
1quot;
( *'* )
Terschijnsel op de huid te karaktcriscren (*), in den voort-gang der ziekle de liesbuilen waargenomen; tcrwijl bij dc runderpesl, op het einde der ziekle , meeslal een zieh tot de liezen uitslrekkend pokachlig uilslag te voorschijn komt, welke zieh door dcszelfs bijzonderen vorm van alle soorlge-lijke verschijnselen, bij andere vceziekten, onderscheidl. Wei is waar, dal de zieke bceslen somlijds sterven , nog voor dat dit exanthema verschijnl. Hoe veie voorbeelden beslaan er echter ook van menschelijke peslzieken , die gc-storven zijn, voor dal dc liesbuilen zieh gevormd hadden ? tcrwijl ook het bijzonder maaksel van de huid van het rund-vce, in legenovcrslelling van die van den mensch, boven-dicn een' aanmerkelijken hinderpaal meet oplevercn, om zoodanige eruplie op eene gcmakkelijke wijze te lalen door-dringen. Eindelijk strekt zieh deze even aangctoonde cen-zelvigheid ook uit lot de middelen , welkc naar aanleiding van den aard en van het ontstaan dcrzelvc, bij de hand dienden genomen te worden, ten einde het verschijnen dcr­zelvc , in den volslrekslen zin , te kunncn afwercn . waar-omtrent de aangewende pogingen , ten opzigle van de pest der menschen, onder 's Hcmels zegen, met de gelukkigstc gevolgen bekroond zijn ; tcrwijl de opgelegde taak vorderl, dat wij thans onderzoeken , wclke maalrcgclen elders werk-stellig gemaakt zijn , door wclke dit rijk zou kunncn gere-kend worden, voor altijd, van deze plaag bevrijd te zijn , waarmede wij ons zullen bezig houden in de volgende af-deeling
(*) Bij de hondsdolheld schijnt eeue uitzondering in dezen plaats te faebben; is het echter beslist, dat deze ziekte onder de wczeniijke besmettende ziekten moet gerukerid worden ?
#9632; #9632;
f
. #9632;.
m
.
-ocr page 53-
#9632;i
#9632;#9632;
C *5-)
DERDE AFDEELING.
Strekkende ten bewijze, dat de maatregelen , in de nw
burige Rijken, omtrent den in- en doorvoer van bo-
smet vee genomen , geenszins ah geruststellend
voör ons Vaderland kunnen gehouden worden.
sect; 22. De maatregelen, tot welke men , uit boofde van de tot nog toe plaals hebbende ongelukkige cigenscbap der runderpest, om voor geene geneeskundigc voorbeboeding of wezenlijke genezing vatbaar te zijn, toevlugt moest ne-men , om de wocde dier ziekle tegen te gaan, kunnen , over bet algemeen, tweeledig beschouwd worden. Zij moetcn in de eersle plaats de slrekking bebben om bet aanbrengen, of soms bet insluipen der besmelting, in den volsten zin geheel en al te kunnen afweren; — en in de twecde plaats , de besmetling voet gekregen hebbende, bare voortplanling zoo spoedig mogelijk te sluitcn , of dil laatsle ook niet meer kunnende geschieden , de dreigendc gebeele vernieling van bet rundvee voor te komen, ten minsle te lenigen.
Ten opzigle der twee laatstgemclde puntcn, zal men de vroegere en latere publicatien, verordeningen, enz. verge-lijkende, wel in zoo verre een verscbil aanlrefien, dat in de cerste melding gemaakt wordt van de geneeskundige voorbeboeding en behandeling der ziekte, betwelk echter volgens de veelvuldige ondorvindingen dienaangaandc, in dc latere dagen met regt is weggelaten. Voor bet overige schij-nen zij, omtrent de hoofdpuntcn, betrekkelijk de middelen ora eene uitgeslrekte voortplanling der ziekle voor te komen , bijna overeen te stemmen. — De afzondering van bet zieke, van bet gezonde vee, de verwijdering van alle met de smel-stof mogelijk bezwangerde voorwerpen, bet dooden der eersle zieken en van bet met grond verdacht vee, en eindelijk de insluitingen der besmelte plaatsen, welkc,. naarmate bet grooler en minder gevaar, in latere tijden, in ruime en
-ocr page 54-
( 46)
enge insluilingen zijn verdeeld, zijn de algemeen aanbevo-lene middelen; tenvijl in wanhopende gevallcn, ora ten minsle iels te redden , eene algcmeene inenling wordl voor-geschreven.
Voor zoo verre het even gezegde op ons Vaderland loe-passeli'jk is, meet men erkennen, dat door de oprigling van het vcefonds in hetzelve , waardoor hel bezwaar omtrent de gcldmiddelen, in sommige landen de groolste hinderpaal, ora bij den besten wil krachtdadige middelen werkstellig te maken, geheel en al is opgeheven, hier te lande de grond gelegd is, om , bij het onverhoopt ontstaan der ware run-derpest, haar door doelmatige maatrcgelcn dadelijk en vol-koraen te keer te gaan.
Hot is trouwens ook niet minder waar, dat de wet, no-pens deze ziekte in hot jaar 1799 bij ons gecmaneerd, voor aanmerkelijke wijzigingen vatbaar is, bijzonder ten opzigte van het aanbevolene dooden van gezond vee , van de bepa-lingen der insluilingen en van het onbepaalde strenge verbod van de inenting, hetwelk ook door de Commissien van Landbouw is erkend, door sommige van welke ook reeds voor acht jaren ccnige wijzigingen dienaangaande zijn voor-geslagen (*). Inmiddels vermeenen wij ons in deze verhan-deling in gecn verder onderzoek , omtrent deze cvengemclde maatrcgelen, zoo wel wal andere rijken, als het onze be-treft, te moeten of te kunnen inlatcn. Want behalvc dat eene uilgebreide ontwikkcling, dienaangaande, voor het groolste gedeelte moest ncderkomen , op het na- of afschrij-von van alora bekende en grootendeels echsluidcnde publica­tion , wellen enz., zoo schijnt zulks ook in het geheel niet ovcreenkomslig, met den wezenlijken aard der voorgeslelde vraag.— Deze iramers, met uitzondering van het eerstelid, in haren zamenhang overwegende , blijkt het duidelijk, dat het docl in dezen niet kan gewcest zijn, om bij de maatre-gelen te blljven stil slaan, welke plaats moeten hebben,
(*) Verbaal van het verfiandelde in de algemeene Vergade-ring wit de respective Commissien van Landbouw , 17 Junij 1815,
11:1
I
IS'
i:
-ocr page 55-
Tlf
( quot; )
wauneer de zieklc vverkclijk bestaal, daar lid loch in dit geval van weinig of geen belang zou wezen , to wclen: of de smetslof zieh al of nict van zelvc kondc onlwikkelen; of ook, welke bepalingen , in andere geweslen, omlrent den ire- en doorvoer van besmet vee bestünden. Het oogmerk hier dus allecn geweest zijnde, cm, nadat men zieh over-luigd konde houden , dal het onlstaan der runderpest allijd door eene van elders aangebragle besmetling wordt veroor-zaakt, de middelen op te sporen, door welke zoodanige in-voer der smetslof in onsrijk ten eenemaal belet en de ziekle uit helzelve verbannen konde worden, zoude het loch, be-halvc het reeds aangevocrde , eene zeer in het oogloopende tegenslrijdigheid wezen , wanneer men, bij de daarstelling der maatregelen, om de ziekte geheel en al af te weren , te gelijk dc le pas kernende voorzorgen , bij het wczenlijk beslaan derzelve wilde onlwikkelen; om welke redenen wij dan ons in dezen allecn hebben bepaald tot het onderzoek , in hoe verre de voorzorgen omlrent den in- en uitvoer van besmet of verdacht vee , in andere landen tot heden loe aan het oogmerk hebben voldaan.
sect; 23. Onder de maatregelen, welke dan in de lan­den , die, nil hoofde van hare ligging, bijzonder in Oos-tenrijk en Pruissen, tot dat cinde als het geschiktst gcoordeeld zijn, komt het eerst in aanmerking, dat men , in navolgmg van de voorzorgen omlrent den invoer van de pest der menschen te werk gesteld , het ingevoerde vee op de grenzen , aan hot houden van zoogenoemde quarantaine onderwicrp ; waaromtrenl in vroegere dagen echler eene aan-merkelijke mislasling plaats had , met die quarantaine slcchts op drie tot vier dagen te' bepalen , zondcr in aanmerking te nemen, dat loch meerder tijd gevorderd wordt, om van de volslrektc onschadelijkheid van zoodanig vreemd vee verze-kerd te zijn, waarom dan ook in de Pruissische landen de-ze bepaling nadcrhand lot ecn en twintig dagen is uitge-rckt. Inmiddels hceft men in latere tijden ondervonden, wölk aanmerkelijk onderschcid, bij de uitvoering van deze
-ocr page 56-
( 48 )
n
Toorzorg, bij den mensch of het vcc plaats hccft, en dat dezelvc in hlaquo;t laatste gcral, zoo wegens de te grootc, soins onoverzienbare ophooping van vee, als wegens dc door de vee-handclaars in het werk gestelde bedriegerijen, en meer andere omstandigheden, met zoovele zwarigheden verzeld ging, dat men noodig oordeelde dezen maatrcgcl af tc schaffen, en door cene andere, doch gelijksoortige onder de benaming Tan Revisionen (herzicningen) te vervangen. — Volgens deze bepaling, op welke men reeds in vroeger tijden , en zelfs hier te lande, bedacht geweest is , en die als een gewijzigde quarantaine beschouwd kan worden, zou de vcehouder bij het aanbrengen van vreemd vee, eene lijst mocten over-leggcn van het getal en de uitcrlijke kcntcekcncn van het door hen ingevoerd vee; vervolgens moest dil vee in afzon-dcrlijk daartoc bestemde lokalen gcplaatst en gedurende cenigen tljd dagclijks, door deskundigen (revisoren) on-derzocht worden. Het getal van het vee vervolgens bij ie-der onderzock met de overgelegde lijst overeenkoraende en het vee gezond bevonden wordende, zou het van gezond-hcids-passen en andere merkteckens voorzien, langzamer-hand losgelalen en vorder gedreven worden. Hoezeer nu deze voorzorg in den ccrsten opslag, vooral bij een gering gelal van vreemd vee, zoo uilvocrbaar, als voldoendc konde geoordeeld worden, is dezelve echter bij dc ondcrvinding zoo weinig aan het oogmerk voldoendc bevonden, dat zij naauwclijks ingevoerd, wederom tor zijdc gcstcld werd. Waarop door den meer gemelden sick het invocren van een Viebegleitungs - systema werd voorgestcld , hetgeen een-voudig behelsdc, dat het vee, van dat het op de grenzen koml, tot dat het ter markt gebragt wordt, van eenen daartoe aangcstelden pcrsoon , als geleider, verzeld moest worden, waardoor op eene voldoendc wijze zou kunncn worden nagegaan , welke verandering omtrent den gezonden staat van zoodanig vee plaats had. Bchalvc echter dat ribbe en anderen nader verklaard hebben, dat deze maatregel nog tc karig is te werk gcsleld, om hare uitvoerbaarhcid en •
in'
-ocr page 57-
(49 )
nuttigheid tc kuniicn beoordcelen, zoo volgt buitendicn, uil de hier boven gedanc opgarc, hoc oraslagtig en kostbaar deze maatregel moet wczen, vooral wannecr het getal Tan vee aanzienlijk ware ; en hoezecr men van de kundc en cerlijkheid van zoodanige geleiders behoort overtuigd te zijn, om bun die gewigtige taak toe te vcrtrouwen.
sect; 24. Uit al het aangevoerde blijkt alzoo dadelijk, dat de middelen, dienaangaande te werk gesteld, op verre na niet zoo voldoende zijn , of misschien immer zoo voldpcnde kunnen worden, als het belang der zaak vordert; en waar-omlrent als een nader bewijs, uit de ondervinding afgeleid, in aanmerking komt, niet alleen, dat de; rundcrpest in de laatste jaren, evenwcl in Duitschland mccrmalen, dric tot vier achterccnvolgende jaren voortgewoed en tot meerderc gewesten is doorgedrongen, terwijl de bepcrking der uit-breiding in sommige gevallen alleen aan toevallige omstan-digheden moest toegescbreven worden, helwelk toch indcr-daad geene aanlciding geeft, om zieh omtrent het nut dier voorzorgen een zeer gunstig denkbeeld te vormen; maar dat ook de evengcmelde sick zelf (in zijn laatst uitgegeven , en door ons genoemd geschrift) alzoo naauwclijks twee jaren geleden, den wensch heefl geuit, dat in de hooger gelege­ne landen zoodanige maatregelen omlrent de rundcrpest, konden worden genomen, dat meerdere gewesten, waaron* der ook de Nederlanden, voor allijd van de besmetting bevrijd konden blijven. Wanneer wij nu daarenboven in aanmerking nemen , dat bij het ontstaan der runderpest waar het ook zij, toch altijd in die gewesten eene belcm-mcring in den veehandel moet plaats hebben, hetwelk na-tuurlijk aanleiding geeft, dat de veehouders moeite noch kosten, zelfs geen wetten zullen ontzien , om zieh van hun vee door allerhande omwegen te ontdocn; en wijdcrs in het oog houden, hoevelc wegen , zoo van de landzijde als aan den zeckant openstaan, door welke het vee konde worden ingevoerd, dan behoeft het naar ons inzicn, geen vcrder bctoog, om zieh overtüigd tc houden, dat wij ons
'4
-ocr page 58-
(50)
hier le lande in geencn deele kunnen rerlaten op de ver-rc na niet gcruttstclicnde middelen, wclke builcnlands, het-zij in do naburige of verdere gewesten, omtrent den in­en doorvoer ran rundvcc bij de hand genomen en zclfs al-daar geenszins voldoende beronden zijn, en dit wcl niet allecn ten aanzieu van het vervoeren van bet gemelde vee zelvc, maar cok van alle zoodanigc zclfstandigbcdcn, wel­ke, als dragers der smetstof, de ziekte bij ons konden doen ontstean, zoo dat men in ons gewest op afzonderlijke voorzorgen-moct bedacht zijn, om alle gevaren in dezen tc vermijden, waaromtrent wij, tot slot dezer Verhandeling, onze gevoelens zuHen opgeven, in de volgende afdeeling
I til
#9632;
- #9632;
VIERDE AFDEELING.
Voordragende de middelen, welke kunnen en behoo-
ren aangewend te worden, om alle gevaar van
besmetting weg te nemen.
Ü :
i:
sect; 25. Naardicn het uit de vorige Afdeeling genoegzaam gebleken is, hoe weinig de vermelde maatregelen, om­trent het inkomen en verder verspreiden van het rundvee in andere landen aan het oogmerk hebben voldaan, kunnen wij geene gronden vinden , om deze nict loereikende en op zijn best genomen halve maatregelen als beveiiigende middelen voor ons rijk aan te prijzen, en moeten het dus als geheel overtollig achten, om van deze inderdaad algemeen haken­de , en, als het ware, van zelve begrepen wordende inrig-tingen eene nadere beschrijving te geven. Mitsdicn ons al­lecn willende bepalen, tot het voorstellcn van ecnen zooda-nigen krachtdadigen maatregcl, door welken het bclang-rijke doel wezenlijk schijnt te kunnen bereikt worden, moe­ten wij onbewimpeld verklaren , dat het eenige middel, om
-ocr page 59-
twm
(si)
deze plaag van ons rijk af te houdcn, naar ons inzien, in de eerste plants schijnt te bestaan in den, in schijn stren­gen , bij de uitkomst echter zoo beslissenden als heilzamen maatregcl, om, wanneer de runderpest elders plaats heeft, onder de zoo even nader te melden bepalingen, hetzij een gedeeltelijk of algemcen kordon, zoo van de landzijde, als van den zeekant, om ons eigen land te trekken en hoege-naamd geen rundvee, of anders besmetbare voorwerpen, in hetzelve door te laten. Ten einde dit echter op eene doel-malige wijs kan geschieden, nemen wij de vrijheid aan te merken , dat zoodanig ontwerp toch altijd onder de aandacht van ons geeerbiedigd Gouvernement moetende gebragt wor­den , de eerste stap in dozen ook van hetzelve behoort te-geschiedeh, met aan dc buitenlandsche zaakgelastigden van dit rijk, de Consuls in de handclstedcn, en bijzonder in de zeehavens, die op het vaste land van het meer beschaafd Europa (Spanfe en Portugal allecn uitgezonderd) resi-deren , allerbijzonderst aan te bevelen, om, zoodra in de lan­den , in welke zij zieh bevinden, eene ziekte onder het rundvee onlstaat, welke op goede gronden voor ware run­derpest gehouden wordt, niet alleeh onmiddcllijk aan gemeld ons Gouvernement kennisse daarvan te geven, maar ook van tijd tot tijd , van de mindere of meerdere uitbreiding dicr ziekte, berigt in le zenden, alsmedc van de aldaar genomen zijnde maatregelen.-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; '
sect; 26. Naarmate nu den min of meer gunstigen inhoud dier mcdedeelingen , de mindere of meerdere nabijbeid aan ons rijk , van de beSmelte landen , provincien enz., en , naarmate de wijze , op welke het vervoer van het rundveä, in die besmette oorden te land of te water geschiedl, zou de gemelde maatregel gewijzigd mocten worden, hetwelk wij niet onvoegzaäm geoordeeld hebben, om door de vol-gende voorslagen nader op tc heldefen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; f:;
Bijaldien naraelijk de tljdingen zoo ontrustend waren, dat laquo;r eenigc vreezc bestond voor eene algemcene rerspreiding der ziekte in meerdere landen te gclijk, zoo als in vrocgere
-ocr page 60-
.
(52)
jaren is ondeironden, dan moesl hct verbod zoodanig alge-meen wezen, dat binnen cencn , naar omstandigheden te bepalen lijd , hocgenaamd geen rundrec niet allecn , maar ook geene versehe runderhuiden, zoogenoemde koeharen , zelfs geen ongeschoren schapen , (de Spaansche uilgenomen) in dit rijk, te land of le water, zouden mögen worden in-gevoerd , wanneer dan ook geene zoogenaainde gczondheids-passen of soortgelijke geluigschfiften in aanmcrking mögen genomen worden; terwijl hot vreemde vee of al de aange-bragte erengemelde voorwerpen, in dit geval, dadelijk op de grenzen moeten teruggewezen worden; en bij de minstc overtreding van dit verbod , behalve bet bepalen van eene allerslrengslc ligchamelijke straf, zoo voor den invoerder als voor den onlvanger, al bet ingeroerde, beneVens alle andere runderbeesten , onder welke dit een en ander ver-mengd geraakt is, onmiddellijk en zonder eenige schadever-goeding gedood en met huid en haar begraven moet worden. Bijaldien men echter op meergemelde wijze, de verzeke-ring had, dat maar eenige aan ons rijk grenzende streken, door die ziekte aangetast waren, terwijl, ten aanzien van andere, zplfs naburige gewesten, helzij door gepasle maal-rcgelen als anderzins, niets van dien aard te vreezen was , als-dan zou het meergeincld verbod zieh alleen tot de grenzen, nablj de besmelte kndstreken liggende , moeten bepalen, zoodat, wanneer de ziekte b. v. op de nabij ons gelegen grenzen y^n bet Fransehe Rijk plaals had, alle invoer van vee aan de Zuidelijke en Zuid-ooslelijke grenzen van dit rijk moesl verboden zjjn ; hetwelk, even zoo op onze ten Oosten liggende grenzen moest plaats bebben, wanneer de ziekte in de Pruissisehe bezittingen längs den Rijn en Westfalen wortel had gevat; terwijl, wanneer de ziekte ontstond in Oost-Friesland, of zelfs in hooger gelegen landen of in andere plaatsen , van welke bet, vee te water ingevoerd werd, het verbod zieh dan ook natuurlijk, lot den invoer le water, onder dezelfde strenge vöorzorgen , als boven yer-raquo; jjield, moest uitstrpkken.
-ocr page 61-
(53 )
sect; 27. Naardien men echter, hetzij dat de gcmelde ver-bodswet zieh , om evengemeldc redenen , slechts lot 66a of ccnige dislriklen bepaalde, of dal de ziekte nog zoodanig verwijderd was, dat er nog geen grond bestond, ora de ge-melde wet in working te brengen , wanneer dan ook alle of mecrdere wegen tot den invoer van vee in ons rijk open waren, gcvaar konde loopen, dat door de reeds boven aan-gehaalde kunstgrepen en slinksche handclingen der veehou-ders, verdacht vee van verre gewesten hier le lande ingevoerd werd, zoo schijnt de volgende voorzorge bier, m de tweede plants, in bijzondere aanmcrking te komen, dat, namelijk, zoodra men berigl heefl, dat in eenig gewest van Europa hetwelk met de overige in handclsbetrekking Staat, de wa­re runderpest bespcurd wordt, geen vreemd buitenlandsch vee door de mindere of meerdere openstaande wegen, in ditnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i I
rijk zal mögen worden ingevoerd, van welke streck bet ook möge komen, dan onder de volgende voorwaarden: 1deg;. dat aan den geleider van bet vee , bij deszelfs vcrlrek uit een ander gewest, een wettig bewijs, liefst voor ecn der vermel­de zaakgelastigden af te geven, ter hand gesleld wordt, hou-dende de bevestiging, dat dit vee geen gemeenschap gchad heefl met de oorden, in welke de ziekte plaats hecft, noch met runderbecsten uit dezelve; 2deg;. dat dczc geleider op de-zelfde wijze zal worden voorzien van eene naauwkeurige wellige lijst van bet getal en van alle uiterlijkc kenleekc-aen van hel door hem aan le voeren vee; 3deg;. eindelijk , ilat bij zijnc aankomst op de grenzen van dit rijk, bij niel zal vermögen dezelve le overtreden of, te waler kernende, zijn vee le lessen, zonder beide de gemeide lijsten aan de eerst nabij zijnde. plaats hebbende auloriteit over le leggen , door welke alsdan , van de wettigheid dier lijsten en van bet overeenkomende, omtrent bet aangebragt vee met de onder Nquot;. 2 vermelde lijst, in den volsten zin pverluigd, eene schriftelijkc order lot den invoer van dit vee zou gegeven worden, hetwelk echter zou moeten worden geweigerd, wanneer, volgens de overgelcgde lijst, bij dil
-ocr page 62-
I
( raquo;^ )
transport , ook zelfs slechts een cnkcl sinks vee gemist werd, tcnzij dal door voldoende en belangelooze gctuigen bewezen wer^, dat zoodanig becst niet door eene ziekte, welke hot ook zij, maar door andere redenen, omgekomcn was: alle , welke voorzorgen dan ook, naar den aard der zaak bijzondcr gewijzigd, op den inyoer van de vermelde besmetbare voorwerpen zouden moeten toepasselijk gemaakt worden.
sect; 28. Hoe zeer nu deze voorgestelde maatre^elen , vol-gens den aangetoonden aard van het ontstaan der rundcr-pest, misschicn als de mecsl geschikte, kunnen beschouwd worden , cm die met zooveel grond gevreesde plaag uit ons rijk gehcel en al le verbannen, en die voorzorgen ook, uit-hoofde van de beslaande inrigtingen hier te lande , omtrent den landbouw en veearlsenijkunde, in den uitersten zin kon-den gehandhaafd worden, zou nogtans, omtrent het ten uilvoei- brengen dezer maatregelen in bedenking kunnen kö­rnen , dal de buitenlandsche veehandel door zoodanige af-sluiting belemmerd werd , alsmede de moeijelijkheid, om, uit hoofde van de ligging van ons rijk, zulk eene algemeene afsluiting le bewerkstelligen; doch daaromtrent vail in de cerste plaats aan te merken, dat de belemmerde buitenland­sche veehandel misschien niet van zoodanig groot belang schijnl le wezen, daar loch de anderzins , bij het ontstaan der mecrgemelde ziekte, zoo zeer belemmerde binnbnland-sche handel, juist door de gcmelde voorzorgen, binnen de geheele uitgeslreklheid van het rijk, zonder de minsle bc-letselen ongcsloord geschieden kan. Wanneer wij ons in-tusschen , uit hoofde onzer weinige kennis van dien handel, in zoo verre mogten bedriegen, dal hcl nadeel dezer be-lemmering inderdaad van aanmerkelijk (doch nimmer alge-mecn) belang konde wezen , dan geven wij in overweging, of dil evenwcl in bet minsle in vergelijking komt met die zware verliezcn, aan welke men, bij de verspreiding der wa­re runderpest blool slaal,door welke (om maar cenige voor-beelden le geven) hier tö lande, in het jaar 1714, tusschen
fei
IH
I r 111
m
..
-ocr page 63-
,(55)
tic 200,000 en 300,000 runderbeesten, en binnen zes maan-den yan hot jaar 1769, alleen in de Provincien Holland en Friesland, van 286,637 sluks 208,345 weggesleept zijn, terwijl yervolgens , aangaande hot bezwaar omlrent eene al-gemcenc afsluiting op de grenzen van ons rijk wij ook van onze zijde zouden vermeenen de grenzen van dil bestek te . overlreden, wanneer wij ons daaromtrent in eene uilvoerige onlwikkeling wilden inlaten; deze maatregel immcrs alleen door en van wege het Gouvernement kunnende daargesleld worden, schijnt het ook hel gevoeglljksle, om de bewerk-stcllingcn deszclvcn aan de wijsheid en waakzaamheid van hetzelve over te laten, hetwelk wij ook mögen vcrlrouwen, altijd geneigd te vinden , om door daadzaken de gegrondheid te bevestigen van het volgende, door een' onzer grootsle wijsgeeren gezegde:
// n'y a que la volonte qui manque aux hom­ines, pour se delivrer d'une infinite de maux; un Souverain qui le veut Men , pent preserver ses e'tals de la peste.
LEIBNITZ.
-?;
r^
-ocr page 64-
-ocr page 65-
-ocr page 66-
IB ] 1
-ocr page 67-