-ocr page 1-
EEN WOORD
OVER raquo;E
f
i *
3
GEEIGT AAN DE
LANDBOUWERS EN VEEHOUDHRS IN DRENTHE ,
DOOR
L. HUBEUET,
Rijlcsveearts te Dwmgeloo, honorair lid van 't genootschap ter bevordering van den landbouw in Drenthe,
UITGEGEVEN
door en voor rekening van het Hoofclbestuur van dat Genoootscliap.
GEDRI'KT TER PROtftteöifc-irtCrSTSCHE E.N ASSER
COURANTDRDKKERIJ.
1866.
601
-ocr page 2-
1nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;'#9632;
T^
#9632;raquo;.-
-ocr page 3-
EEN WOORD
OVER DE
V E E P E S T,
GEEIGT AAN DE
LANDBOUWERS EN VEEHOUDERS IN DRENTHE,
DOOR
L. HUBEITET,
Rijksveearts te Dwtngeloo, honorair lid van 't gmootschap
ter hevordering van den landbouw in Drenthe,
UITGEGEYEN
door en voor rekening van het Hoofdbestirar ran
dat Geaeb^tB^Jap.
f/W
GEDRPKT TER PROVINCU^E DRENTSCHE EN ASSER
COURANTDRDKEEBIJ.
186amp;.
BIBLIOTHSEKnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;|
DBBRGENEESTONDE ?
-ocr page 4-
raquo; Bij iederc gelegenheid dan elkandcr opmerkiaam gcmaakt op raquo; het groote gevaar , dat er gelegen is in het geringste vennim of in ö de minste onvoorzigtigheid .' Het oog gerigt op de onberekenbare na-raquo; deelen , die daarvan bet gevolg kunnen worden, en geweien op de raquo; groote voordeelen , die getrokken kunnen worden , wanneer wij het raquo; Toorregt mögen smaken van de ziekte verscboond tc blijven ! quot;
Een woord aan de veeboiiders in Fries-land , met betrekking tot de veepest. uit-gegeven door Gedeputeerde Staten van Triesland. l.eeuwarden 1866.
BIBUOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2912 847 1
-ocr page 5-
VOORWOOBI).
Het Hoofdbestuur van het Genootschap ter bevordermg van den landbouw in Drenthe meent goed te doen met aan de leden van dot Genootschap rond te deelen het hier volgende „ Woord over de V e e p e s t, door zijn honorair lid L, „ Hubenet,quot; op zijn verzoeh en met zijm medemerldng op-gesteld.
De veepest is eene ramp voor 'tvaderland, maar toil, ah zij daar doordrong , dit voor Drenthe in H bijzonder worden $ de ontwihkelmg der provincie zou daardoor niet alleen voor vele jar en gestnit zijn, maar onze mest-behoevende bouwlanden zouden tot hmne vroegere onvruchtbaarheid terugkeeten.
Be Rijks-, Provinciale en Gemeentebesturen kmnen Wei reglementen en verordeningen mahen , maar de hoop op wering der veepest berust grootendeels op de landbowwers en veehouders zelven ; wijze en met kracht gehandhaqfde reglementen zullen het doel niet bereiken, wanneer de landbouwers en veehouders niet medewerken.
Het Hoofdbestuur wenscht met dit eenvoudige, duidelijke, mtt behulp der beste werken over het ondertcerp opgemaakte geschrifl op de overtuiging ran landbouwers en veehouders te werken.
#9632; #9632;
-ocr page 6-
Möge (lit doel worden bereikt en daardoor tets worden bijgehragt om ons dierbaar vaderland en het gewest onzer inwoning te vrijwaren van de teregt gevreesde ramp.
Het Hoofdbestuur voomoemd,
YAN ECHTEN VAN HOLTHE, Voorzitter.
Van zijnentwege:
OLDENHUIS GRATAMA, Secretaris,
Assen, April 1866.
#£9WS*
-ocr page 7-
Beeds van de vroegste tijden af, zoolang er diereA geleefd hebben, waren dezelve aan heerschende ziekten onderhevig. Ofscboon wij van de eerste tijden, dat de Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;mensch de dieren tot zijne dienst bceft gebezigd, geene
kennis bebben, geeft evenwel de geschiedenis van zeer vroege tijden getuigenis van onderscheidene ziekten onder bet vee. Ten tijde der Grieken en Romeinen reeds, werden daardoor groote verwoestingen onder bet vee aangerigt.
Welke ziekten dit evenwel waren, wordt niet met name genoemd, maar wie zal bet zeggen, of niet dezelfde of dergelijke veepest toen reeds beeft gewoed.
De runderpest, beter veepest, is eene aan de ber-kaauwende dieren, dock inzonderbeid aan bet rundvee eigene, zeer gevaarbjke, tijpbeuse gt; d. i. zenuw-koorts-acbtige, algemeen onder die dieren beerscbende ziekte, welke slecbts door eene uit de Oostelijke en Zuid-Oos-telyk'? streken van Europa en de daaraan grenzende landen van Azie tot one overgebragte besmetting ont-staat, zicb niet oorspronkelijk bij ons ontwikkelt en do dieren slecbts öönmaal aantast.
Hare geschiedenis, voor zoover voor ons van belang, begint met bet begin der vorige eeuw. Sedert dien tijd beeft ze zieh in bet Oostelijk deel van Europa als eene
-ocr page 8-
inlieemsclie ziekte gevestigcl, en heeft ze zieh van daar na-derhand altijd naar de overige deelen van Europa verspreid. quot;Welke de oorzaken zijn, door welke het verspreiden der ziekte begnnsidgd wordt, is ovenmin te verklaren als die , waarom do pokken, de pest en andere mensehelijke ziekten, insgelijks in het Oosten te huis belioorende en tot ons overgebragt, door hare ontwikkeling, als inheem-sche ziekten (allecn door middel van de eigene smetstof) verspreid worden.
Latere nasporingen omtrent de mnderpest, door de Pruissische Begering in het werk gesteld, hebben het volgende opgeleverd:
Zij behoort te huis in het Oostelijk en Zuid-Oostelijk Europa en ontstaat daar in de tiitgestrekte weilanden, bekend onder den naam vaA steppen, gelegen in Hongarije, Moldavie, Podolie, Wallachije en voorts in Rusland , tusschen de Pruth en den Dnieper en vorder tot aan den Don en de Wolga, niet als eene steeds voortdurende besmettelijke ziekte, maar als eene zoodanige, die van tijd tot tijd ophoudt en dan weder nit eigene, aldaar bestaande invloeden te voorschijn komt,
Dit plaatselijk onderzoek van den genecs- en tevens veeartsenijkundige Lorinzer, mag men het best vertnm-weu, daar hij zelf niet alleen de mnderpest in haar ge-boorteland heeft gezien en nagespoord, maar hare vrij zekere oorzaken omschrijft en aantoont.
Hoewel, zogt hg , deze steppenlanden zeer vruchtbaar zijn, zoedat het gras tot zulk eene lengte opgroeit, dat men naauwelijks het ligchaam der beesten zien kan, zoo zijn ze , door eene läge ligging , aan drassigheid en over-stroomingen blootgesteld. Op deze overstroomingen volgen meermalen buitengewone hitte en droogten. Door deze snelle en groote wisselingen bederft het voeder, gebrek neemt de overhand en de levenskrachten van het dier
A
-ocr page 9-
worden uitgeput. — Wanneer in bet byzouder laugckorige regens, stneltende sneeuw on ijsmassa's en de buiteu huniiü booideu tredende vlocden de driften bederven, en de koude nachten bij het lioomvee, dat zieh immer onder den blooten hemel moet ophouden, trilling on onpasselijkhcid verwekken, — wanneer daarop aanhoudeude droogte en brandende bitte den grasbalm verzengen, beeken en bren­nen uitdroogen en de dieren genoodzaakt worden diöper en dieper in de uitdroogende moerassen het voedsel te zoeken en zij zieh met rietenbiezenmoeten vergenoegen, dan zijn de omstandigheden aanwezig, waaronder de tijphus of runderpest ontwikkeld wordt.
Het zijn dezelfde invloeden, waaruit ook bij den mensch meermalen algemeen heerschende ziekten, kwaadaardige en tusschenpoozende koortsen, besmettelijke typhus, ge-paard met persloop, in deze gewesten ontstaan; deze gevaarlijke ziekten onder de menschen hebbeu meermalen te gelijkertijd met de runderpest aldaar geheerscht.
Het vee, dat in die uitgebreide vlakte als het ware in een wilden toestand verheert, leeft in dat vruchtbaar land des zomers van de weiden en des winters van de / -jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;bijeengebragte hooischelven, en is daar zeer menigvuldig.
Aan slagtvee bedroeg de uitvoer 's jaars wel eens van 3 tot 4 maal 100,000 stuks.
In lateren tijd is deze uitvoer, tengevolge van toene-mende veeteelt in het Westen en door andere redenen , zeer verminderd.
Het ras en de eigenschappen der runderen geven er aanleiding toe, dat, ongeacht de runderpest zieh daar oorspronkelijk ontwikkelt, de ziekte in bedoelde landen minder gevaarlijk is ,gt; dan in die landen, waar zij door besmetting wordt medegedeeld.
Do runderpest woedde bij ons van 1713—1719, van 1741—1756, van 1768—1786 en in geringe mate in 1813
-ocr page 10-
8
en 1814. In het tijdvak van 1768—1786 was de tterfte zoo groot, dat tusschen 1 April 1769 en 31 Maart 1770 alleen in de provincie Holland 160,228 runderen bezweken.
In 1714 nam zij in Piemont 70,000 stnks vee weg, verbreidde zieh over Frankrijk, den Elzas en Holland, 'twelk meer dan 100,000 stnks veeverloor. Van 1772 tot 1776 werd Holland bijna van zijn ganschen veestapel beroofd.
In drie tijdperken, van 1714—1720, van 1744—1765 en van 1769 — 1786 werden in Eriesland ongeveer 500,000 runderen door de veepest weggerukt.
Sedert het begin der thans heerschende veeziekte tot den 7den April 1866 zijn in Zuid-Holland reeds ge-storven 16,526 en afgemaakt 9515 runderen. Van de 197 gemeenten dier provincie is de ziekte reeds tot 136 doorgedrongen; tot 7 April zijn er 45,082 besmet, d. i. in 7 maanden in de besmette gemeenten 8 van de 29 of nagenoeg '/• van de runderen. In Noord-Holland ge-storven 394 en afgemaakt 321 runderen. In Utrecht gestorven en door afmaking verloren 1715 runderen.
Sedert het uitbreken der ziekte zijn nu in Engeland 6n Schotland aangetast 213,675 runderen, gestorven 121,571, afgemaakt 48,508 en hersteld 29,741 runderen.
quot;Wrj zullen nu in 'tkort de verschijnselen nagaan.
In den regel heeft zij een zeer regelmatig beloop; men kan 3 tijdperken aannemen:
een tijdperk van besmetting,
een tijdperk van uitbreken en
een tijdperk van de hoogte der ziekte.
Het le tijdperk loopt van het oogenblik dat de smet-stof op het rund is overgebragt tot aan het uitbreken der ziekte. Dit tijdperk duurt tot op den zevendendag en ook soms langer na de besmetting. De verschijnselen, die er in dit tijdperk plaats bobben, zijn verborgen voor cicu waarnemcr.
-ocr page 11-
Met den zesden of zevenden dag, of ook wel later, vertoonen zieh de eerste verschijnselen van koorts, door het overeind staan der haren op den rug en de bijzondere gevoeligheid in de lendenstreek. De dieren zijntraagen loom en hebben een slingerenden, onzekeren gang. Som-migen rekken zieh, geenwen en knersen op de tanden, anderen wisselen dit af met gestadige onrast, al naar-mate de werkzaamheid van het zeniiwleven door deze ziekte wordt onderdrukt of opgewekt. De koorts neemt toe, de neus en spiegel zijn droog, de oogen troebel en het wit derzelve roodachtig, het herkaauwen wordt zeld-zamer, de melkafscheiding vermindert en het dier begint te hoesten.
Met den zevenden of achtsten dag , of ook wel later , breekt de ziekte uit (het 2e tijdperk). Alle verschijuselen van eene ontstekingskoorts vertoonen zieh en wel het meest bij krachtvolle voorwerpen.
De dieren worden zeer onrustig, stampen met de voe-ten , brüllen , trillen, huiveren en staan met zaamgetrok-ken pooten.
De goedgevoede dieren zullen voomamelijk wild en woest zijn; zwakke oude koeijen enkalverendaarentegen trenrig en traag. De temperatuur (dat is de wärmte en koude) van het ligchaam verändert afwisselend. De oogen zijn glänzend, het bindvlies hoogrood geklenrd. De slijmvliezen van den neus zijn droog, rood en heet. Aan het tandvleesch in het algemeen vertoonen zieh kleine roode vlekken, er vloeit kwijl uit den bek. De roode vlekken veranderen spoedig in witte blaasjes, het opper-huidje laat los, er blijven wondvlakten over, die gemak-kelijk bloeden, waardoor zieh in de mondholten eene deeg • achtige , witte , naar etter gelijkende stof ophoopt. De ademhaling is onderdrukt en zwaar, de polsslag menig-vuldig en klein , tot 70 en 80 slageri in de minuut. De
-ocr page 12-
10
hoest is menigvuldiger, diep en klinkt met een hollen toon. De eetlust, het berkaauwen en de melkafscheiding houden nu geheel op. De dieren hebben veel dorst.
De ontlasting van drekstoffen, die tot nu toe geheel had opgehouden, vangt nu weder aan in kleine hoeveel-heden: zwart, droog. Het water is roodbruiu en beider, üit de tot nu toe troebele oogen en droogen neus vloeit nu veel, eerst waterachtige, later slijmige vloeistof. De gevoeligheid in de lendenen is tot pijn gestegen. Dikwijls komen er na de eerste koortsaanvallen op verschillende ligchaamsdeelen windbuilen te voorschijn.
Tot hiertoe komen de eigenaardige verschijnseleu tot aan den tienden dag meer met een ontstekingskarakter, later meer met eene typheuse koorts , met congestie naar de slijmvliezen der ademhalings- en spijsverteerings-organen.
Den tweeden of vierden dag na bet uitbreken der ziekte nemen de opgegevene verschijnselen spoedig toe, de koorts neemt een meer bepaald tijpheus (zenuwachtig) ka-rakter aan; de pols wordt onderdrukt, naauwelijks voel-baar, de hartslag duidelijk, de windbuilen grooter, het dier neemt snel in vleesch en krachten af. In dittijdperk wordt de vrucht veeltijds afgedreven.
De oogen tränen zeer veel, welke tränen, zoowel als de slijmacbtige uitvloeijing uit neus en bek, tot taaije, smerige, etterachtige horsten opdroogen. De adem is onaangenaam en ruikt eigenaardig.
Nu volgt eene bevige ontiasting met voortdurend drin­gen en person ; dezelve is zeer stinkend, eerst zwartacbtig, later met ontvaat bloed vermengd. In dezen toestand heeft de ziekte bare hoogte bereikt, waarop zij eenige dagen blijft staan, om in de meeste gevallen met den dood te eindigen.
Dit tjjdperk wordt vöornivmelijk gekcnmerkt door eenen
-ocr page 13-
lt;
11
algemeenen tijpheusen of zenuw-koortsachtigea toesland. De ademhaling is zeer snel en snuivend, met een pijnlijk steunen. De snelle , trillende, tot 100 slagen in de mi-nuut gestegene liartslag, de kleine, zwakke en onre-gelmatige polsslag en zoovele bedenkelijke verschijnselen geven genoegzaam den liagchelijken toestand te kenneu.
Dit beeld vertoonen de dieien in den regel van den twaalfden tot den zestienden dag nadat de smetstof in het ligchaam is opgenomen of op den zesden tot den negenden dag na het tdtbreken der ziekte; de dieren sterven meest in dit tijdperk onder tandenknersing, ver-draaijing der oogen , angstig steunen en konden adem, terwijl zij zeer vermagerd zijn en alle uitwerpselen een waren peststank verspreiden. De wijzigingen, welke meer-malen in den gang der ziekte plaats hebben, door ver. eeniging met andere ziekten (welke eene onderkenning dikwijls moeijelijk maken), de verschijnselen bij delijkeu van aan de runderpest gestorvene dieren. enz. enz., gaan wij stilzwijgend voorbij, cm dit aan het onderzoek van deskundigen over te laten. 'tWas slechts ons doel een kort en duidelijk beeld der ziekte te geven, opdat men eenigzins zovi kunnen oordeelen en handelen, alseendier ziekteverschgnselen vertoont.
Van de oorzaken der runderpest, als bij ons enkel en alMdn in besmetting gelegen, spreek ik verder niet.
Het is onwedersprekelijk bewezen, dat iedere verspreiding der runderpest in Duitschland, Frankrijk, Italie en nu het laatst in Nederland (in Augustus 1865 uit Engeland) door handelsvee is ingebragt en daama van plaats tot plaats zieh uitbreidde.
Iedere runderpesl-epizootie of verspreiding, is in den regel het eerst door steppenvee overgebragt.
Eenmaal uitgebroken, vindt zjj gelegenheid genoeg om zieh uit te breiden. Elk voorwerp, dat in aanraking met ziek
-ocr page 14-
12
vee is geweest, kail overbrenger der smetstof worden.
De landbouwers moeten daarom geen vreemden in de schüren, of op de stallen toelaten, alle mogelijke zorg dragen voor de gezondheid der dieren en eendragtelijk zamen-werken om het kwaad te weren : zij hebben bet grootendeels in banden. Men verwacbte niet te veel nit de vergaderzalen dee lands, waar men wel belangstellende discussign voert, maar zonder medewerking der landbouwers de besmetting niet kan weren. De smetstof, die in aanraking komt met zoovele duizenden voorwerpen, kan längs allerlei sluip-wegen zicb een weg banen.
Over den aard der smetstof loopen de gevoelens zeer uit elkander.
Sommige veeartsenijkundigen nemen het besmettend vermögen reeds vroeg, zeer vroeg aan, zelfs voor dat de dieren ziek toonen te zijn. Van den waren aard der smetstoffen in het algemeen en van die van de runderpest in het bijzonder, kan de wetenschap weinig met zekerheid zeggen.
Alle schrijvers komen daarin overeen, dat, bij devol-komen ontwikkelde runderpest, het geheele dierlijke lig-chaam in staat is, andere dieren te besmetten en bij deze de runderpest te doen ontstaan, dat alzoo alle deelen en vochten van het ligchaam onmiddelijke voenniddelen der smetstof zijn.
Middelijke voermiddelen der smetstof zyn, integenover-stelling der eersten, die, welke niet tot het zieke lig­chaam behooren, maar slechts daarmede in aanraking geweest zijn, en waaraan de smetstof zieh heeft gehecht, zoo als kl federen, vaatwerk, hooi (zelfs pakhooi inwijn-manden en andere voorwerpen), stroo, lijnkoeken, katoen zaadkoeken, die met smetstof in aanraking zijn geweest, dekkleeden , hoomtouwen, enz. enz.
Het zijn deze laatste (oven als de most, die de smet-
-ocr page 15-
#9632;'
13
stof zelve in zieh bevat) waarvoor de laudbouwers zieh moeten wachten, want het is aan geen voorwerp te zien of te voelen, of op eenigerhande wijze waar te nemen of het bezwangerd is met het gif. Het is daarmede echter niet scheikundig verbonden, want de smetstoffen daaraan kunnen door sommige middelen werkeloos wor­den gemaakt, zonder dat het voorwerp in 't minst ver-anderd wordt.
Daarom, landbouwers en veehouders in Drenthe, gij die door Gods goedheid dusverre bewaard bleeft, zijtten alien tijde op uwe hoede en wacht u voor dit onzigtbare
Ten bewijze, hoe erg besmettelijk de runderpest is, en, tevens, om te doen zien, längs welke geheime wegen, waarop men bijna geen vermoeden lean hebben, de smetstof zieh verspreidt, laten wij , tot waarschuwing om voorzigtig te zijn, hier eenige volkomen bewezen gevallen volgen, door ons overgenomen nit raquo;de Runderpestquot;, bijlage tot de raquo;Landbouw-Courantquot;, van 3 Maart No. 48, welke evenwel met een groot aantal zouden kunnen vermeerderd worden.
Vicq d'Azijr verhaalt: Een zeker heer te Bigorre liet, op eene vcrwijderde vlakte, nit vrees voor de ziekte , een grooten stal bouwen, bragt zijn vee er in en droeg de zorg daarvoor aan i6n persoon op, met streng bevel om zieh niet te verwijderen en niemand daarop toe te laten; lang bleef de kudde vee verschoond, maar op zekeren dag vergat de oppasser de deur te sluiten en verwijderde zieh. De buren , welke groote verliezen ge-leden hadden, werden naijverig; öen derzelve wilde het vee in de verwijderde schnür eens bekijken, betastte e bcvoelde het: — de ziekte brak er eindelijk uit en het vee stierf.
Vcith verhaalt, hoe in 1813 onder ceno kudde veo.
-ocr page 16-
14
welke door Zweedscho troepcu te Leeburg (in Öilezie) werd medegevoerd eu die aldaur des nachts op lict kerkhof verblijf hield, de ziekto werd gebragt. Eenige beeren meiden hadden stroo aangebragt, enjuist doordil stroo werd de smetstof overgeplaut, zoodat eenige dagen later bij 21 veeliouders de ziekte uitbxak.
Buniva deelt mede, hoe een smid aan vele beesten de ziekte had medegedeeld, doordien hij de pestzieke dieren met zijn hand de mest wit het achterdeel verwijderdhad.
Een veearts te Pianezza had aan onderscheidene dieren de ziekte gebragt door het aderlaten met eene vlijm, die besmet was.
Slagters bragten de ziekte over op groote afstanden door het onderzoeken van het vee.
Een smid bragt de ziekte aan zijn eigen vee, nadat hjj vooraf ziehe runderen had behandeld.
In 1814 ging de schoone kudde vee te Eambouillet te gronde, door de volgende besmetting: Eene kndde vee, voor het leger bestemd , werd aldaar gestald. Dit trans­port werd begeleid door 50 oppassers, 66n opzigter en 30 onder-opzigters. De vrouw van een der geleiders ging des nachts heimelijk in den stal, cm de koeijen te mel­ken. Spoedig daama brak de ziekte uit onder de bees-ten, en, niettegenstaande elke hehandeling, stierven zij.
Wanneer de ziekte zieh, na elkander, in de stallen van verschillende eigenaren vertoont, wier woningen een half, 66n, of zelfs meer uren van elkander zijn gelegen, dan bestaan er ligtelijk tusschen deze, vriendschaps- of bloedverwantschapsbetrekkingen, waaraan men aanvan-kelijk niet denkt, maar waaruit men de voortplanting der ziekte, in zoodanige gevallen, gemakkelijk kan ver­klaren.
Een man, vroeger schaapherder, die zicke dieren be-handelde, bragt de ziekte in o dorpon in Praissen.
-ocr page 17-
15
Eckel berigt, dat iu 1850 de ziekte te Hodow (Oostenquot; vijk) gebi-agt werd door melkers.
Vicq d'Azijr verhaalt, dat, hij, bij wijze van proefne-ming, de ziekte overplantte , door kleederen van men­schen , die ziek vee hadden opgepast, op gezonde beesten te leggeu.
Dezelfde proeveu werden in 1796 in Piemont genomen, met dezelfde uitkomsten.
In 1863 werd de runderpest te Lioni gebragt door een lastdrager, die bij zieke runderen geweest was.
Maresch verhaalt, dat een persoon, die aan de pest lijdende schapen gczien had, de ziekte aan zijne eigene koe overbragt.
Te Oudenhoorn ontstond de ziekte door een persoon , welke bij zieke koeijen was geweest.
Te Alphen en omstreken wordt de ziekte meest door pcrsonen verder verspreid, voornamelijk door mollen-vangers en door de knechts, die zoowel ziek als gezond vee verzorgen.
Te Nienwveen is de ziekte gebragt door een schippers-knecht nit Haastrecht.
Te Ter Aar werd de ziekte overgebragt bij een vee-houder, wiens knecht op den 12 Dec. 1865 in de nabij-heid van een ziek kalf was geweest.
Bouleij verhaalt, dat een veebezitter in Engeland, die geheel alleen woonde, de ziekte onder zijn vee bragt, doordien hij nit nienwsgierighoid, om lets van de ziekte te vememen, de markt te Londen ging bezoeken en met dezelfde kleederen bij zijn vee kwam.
Het meest van j alle wordt de runderpest verbreid, dikwijls tot op groote afstanden, door veehandelaars en slagters. Het kan daarom niet genoeg worden aanbe-volen, om in het algemeen geene vreemden op de stallen toe te laten.
-ocr page 18-
16
Onlangs is de ziekte te Haailemmenneev eu later le Zwollerkeispol door veehandelaars overgeplant.
Dit zijn weinige van de menigvuldige voorbcelden, dat de ziekte door menschen wordt overgebragt, maar ook door andere voorwerpen geschiedt dit dikwijls en zeer gemakkelijk.
Naar Marancö kwam de ziekte door lompen, waaron-der stukkcn van koedekken waren.
Niet gezuiverde wollen dekens, die op zieke koeijen hadden gelegen, bragten, zelfs na 3 maanden, de ziekte op eeu stal. (Am. Pach.)
Te Sommariva werd de ziekte gebragt door essen, die aan een touw likten, dat in aanraking met pestziek vee was geweest.
In de aan Eusland grenzende provincign van Oosten-rijk en Pruissen zijn daarom op de grenzen der beide landen quarantaine-stallen opgerigt, waarin het vee eenige dagen moet blijven.
Het gebeele dorp Cardö en omstreken werd besmet door een enkel tonw, dat een boer gekocht had en dat gediend had tot het aanbinden van ossen.
De Utrechtsche Courant van 1866, no. 13 , maakt ge-wag van het verspreiden der runderpest door rijstmeel-zakken.
Dus ieder zij voor zieh zelve eh voor het algemeen wel-zjjn op zijne hoedel
Ook door mest, vleesch, bleed vet, melk, enz., wordt de ziekte zeer zeker en gemakkelijk verspreid.
Het is regtens bewezen, dat ergens, in het Buiten-land, booswichten vleesch van zieke runderen in stallen hebben gebragt, onder hooi en stroo hebben verborgen, in brennen hebben geworpen, cm de ziekte te versprei­den, hetwelk dan ook met zekerheid plaats had.
De ziekte heeft zieh steeds buitengewoon verspreid op
;\^
-ocr page 19-
17
die plaatsen, waar men het vleescli van zieke beesten gebruikte.
Buniva was van het volgende feit getuige: Een land-looper bleef in een stal van bet dorp Frascasco. Hij had in een zak bij zieh 5 ä 6 ponden vleesch van eene zieke koe afkomstig. Zeer vroegverwijderdebij zieh. Deziekte brak er nit en verspreidde zieh door het geheele landschap.
Eibbe verhaalt, dat door een daglooner, die een stnk vleesch van eene pestzieke koe had gekregen, daardoor de ziekte naar afgelegen streken werd overgebragt.
Hofacker zegt, dat het vleesch zoo besmettelijk is , dat het slechts voorbij stallen, met gezonde dieren bezet, behoeft gedragen te worden, om ze te besmetten.
In al de huizen, waar te Bittersfeld vleesch van zieke dieren werd gebragt, ontstond de ziekte.
Klein Bottwar bleef vrij van de ziekte, tot dat er vleesch werd ingevoerd.
Renner haalt een voorbeeld aan, dat de ziekte op een stal nitbrak, door dat er vleesch van een ziek beest voorbij eene openstaande staldenr werd gedragen.
Maresch verhaalt onderscheidene gevallen, waar het vleesch de ziekte op stallen overbragt. In eene huishon-ding, waarvan de meid vleesch van een ziek rund had behandeld, werd de koe, die naast de bedstede stond, waarin de meid sliep, het eerst door de runderpest aan-gedaan.
Een bond, die een stnk vleesch in den bek had, bragt de ziekte aan andere runderen.
Uit Alphen en Moordrecht wordt berigt, dat het ver-voer van vleesch veel tot de verspreiding der ziekte bij-draagt,
Dat het vleesch van pestzieke koeijen ook voor onze Provincie van groot gevaar kan worden, om de ziekte over te brengen, isontwijfelbaar; want, volgens vrij zekeve
-ocr page 20-
18
berigfon, wordt het vlceseh, van ziek en vei'dacht vee afkomstig, tegou zeer läge prijzon, door de buitenschip-pers bij groote lioevoelheden medegebragt en in Over-ijssel ingevoerd en gelost. Ja, zelfs vemamen wij, dat scliippers, komende uit Zuid-Hollaud, Noord-Holland en Utrecht in on/,e Provincie (te Smilde en te Hoogeveen) vleesch aan boord hadden van zieke en verdachte beesten.
Uit dezo weinige opgaven blijkt genoegzaam, hoe erg besmcttend alles is , wat in aanraking is geweest of af­komstig is van pestziek vee.
Nogmaals, laudbouwers van Drenthe! zijt steeds waak-zaatn en op uwe hoede, om niemand, u onbekend, in mve schüren of in de nabijheid van uw vee toe te laten, niets aan te koopen, waarop in de verste verte eenig vermoeden ligt, dat het nit besmette streken komt.
Ook meet men er wel op bedacht zijn, dat schapen dezelfde vatbaarlieid hebben voor de runderpest, gewij-zigd naar den aard der schapen, en dat zij de runder­pest even goed van runderen aan runderen overbrengen als zij die van runderen ovememen en aan schapen me-dedeelen.
Ten einde de groote vatbaarheid, welke het rundvee voor deze verschrikkelijke ziekte heeft, zooveel mogelijk te verminderen, wordt bovenal aanbevolen alles wat tot eene volkomene gezondheidstoestand in het algemeen kan bijdragen, als daar zijn: zuiver, gezond en krachtig voeder; reinheid van vee en stalling; de beesten worden cen of twee malen daags door roskara en horstel gepoetst on somtijds zolfs met water gezuiverd; de mest en vor­dere onreinheden worden dagelijks vervvijderd en niet in de nabijheid, uiaar op verwijderde plaatsen van het vee of den stal verzameld.
Daär, waar zulks wegens de inrigting der stallen doenlijk ilaquo;, worden de steenen of de bevloering dagelijks
-ocr page 21-
19
met water geschrobt en bespoeld. De omgoving, als
muren, stalpalen, enz., enz., worden van tjjd tot tijd
met chloorkalk gewit of aangestreken; het onderste of
beneden g^deelte der mnren, grondhonten, enz., met
bruine teei bedekt, terwijl men steeds en bovenal zorg
drage, dat er eene goede doorstrooming van frissolie en
zuivere lucht plaats hebbe, zonder dat deze aanvoer van
lucht onmiddelijk op de dieren valt en bij wijze van tocht
de gezondheid kan benadeelen. Vooral met de aanko-
mende gftmer- en warme dagen, als het vee des daags
in de weide is en des nacbts wordt gestald, zorgemen,
dat alle staldeuren bij dag worden opengezet, opdat de
buitenlucbt vrij kan binnenkomen; men reinige en zuivere
dezelve, opdat de beesten een frisch, nachtverblijfhebben.
Mögt, niettegenstaande al deze voorzorgen, zoowel
in bet wer en der smetstof, als in de verzorging en rei-
niging van vee en stalling, de smetstof onder nw vee
worden overgebragt en gij vermoeden hebben, dat een enkel
nmd verscbijnselen der gevreesde ziekte vertoont, ver-
zuimt dan niet hetzelve onmiddelijk van de overigen te
verwij deren en dadelijk de hnlp in te roepen van eenen
bekwamen veearts en er kennis van te geven aan den
Burgemeester uwer gemeente, opdat die maatregelen
können worden genomen, welke noodig mogten worden
geoordeeld ter voorkoming van vordere verspreiding der
gevreesde plaag.
.
Ten slotte dit:
Het is niet mogelijk in reglementen of gesehriften aWes
te voorzien; nevens de reglementen moet de landbonwer
en veehouder volstrekt alles vermijden, waaraan slechts
eenig het minste gevaar voor overbrenging der besmet-
-ocr page 22-
20
ting kan verbonden zgn; hij moet rich Mervan door niets ter wereld Men afbrengen; hij moet'medewerken, om de bestaande reglementen te handhaven enhetontduikeu daarvan met alleen afkeuren, maar zelfs Welpen ver­hinderen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ^
Be menseh moet de middelen in 'twerk stellen, die voor de hand liggen en wachte Gods zegen!
(
t:
'T f
-ocr page 23-
-ocr page 24-
^^#9632;#9632;#9632;#9632;#9632;#9632;#9632;i
*—mmmmm
fi'' i'
%
I ;
mjarmtm
jL-^—^^^Jm